) Digitized by the Internet Archive in 2014 ht^3s://archive.org/details/natuurlykehistor27linn V NATUURLYKE HISTORIE O F UITVOERIGE BESCHRTFING DER DIEREN, PLANTEN E N MINERAALEN, Volgens het Samenstel van den Heer Jt J SY $Y ÓE V of. Met naauwkeurige Afbeeldingen. TWEEDE DEELS, NEGENDES TUK. De KRUIDEN. By de Erven van F. HOUTTUTN. M D C C L X X V I I L INHOUD van dit STUK. V 1 E R D E AFDEELING, D e K R U I D E N, XIII. Hoofdst* Befchryving der TwiN- tigiiankice Kruiden (fco» fandria)* dat is die ten minfte twintig Meeldraadjes hebben ; tot welken dê menigvuldige Shotten van Middag- bloem of Ficoides , Ganferik of Vyf- vingerkruid, Aardbezie s Braamboos , Tormentil, Nagelwortel en anderen > betrokken zyn. Blads. r XIV. Uoofdst. Befchryving der V£EJ> MANKicE Kruiden (Polyan- dria)3 dat is dis veelmeer dan twintig Meeldraadjes hebben , tot welken , on* der anderen , de Maankoppen , Plom * pen * Corchorus , Peonle , Ridder* fpooren, Monnikskappen, Akelei jen, Anemonen , Ranóokelcn , behoor en* ********** 8x * 2 XV* XV. Hoofdst. Befchryving der Twee- magtige Kruiden (Didyna- mia5) dus genaamd, om dat zy vande vier Meeldraadjes twee langer hebben dan de twee anderen : waar toe de zo* genaamde Kransjes - Kruiden 3 gelyk de Melisfe , Thym , Orégo , en veele anderen; als ook de Grynsbloemigen f gelyk het Leeuwenbek-, Vingerhoed- Kruid , enz. , enz. behooren. Bladz. 266 XVI. Hoofdst. Befchryving der Vier* magtige Kruiden (Tetrady- namia) , dus genaamd , om dat van zes Meéldraadjes 3 in derzelver Bloemen , vier langer zyn dan twee anderen , die tegenover elkander Jtaan: gelyk dit plaats heeft in de Kool > Radyzen , Violieren , Lepelbladen, Th'aspi en veele ande- re Kruiden, ■ 593 AAN. AANWYZING der PLAATEN, en der Bladzyden, alwaar de Figuuren aangehaald of befchreeven worden. Plaat LUI. Afbeelding van een der Twi nt igmanmige Krui- den xnaamelyk tegenover Bladz. 33 Fig. i.Het Kaapfe Mefembryanthemum , . of Middagbloem , gemeenlyk Fi- coides genaamd, zo als hetzelve met ten deeie geflootene, ten deele door bevogtiging geopende Zaadhuisjes zig vertoont. Zie bh 35. — 2. Zodanig een Zaadhuisje vergroot, — 3. Hetzelve geflooten en Fig. 4. ge- opend doorgefneeden , zyndè de aan wy zing der Letteren bh 35 > 30 verklaard. Plaat LIV. Afbeelding van Veel- mannige Kruiden. ** ■ Bladz. 139 Fig. U De Corchorus Olitorius uit Oost- indie met zyne Zaadhuisjes. bh 14 r, 2. Een fraaije Japanfche Corchorus met dubbelde Bloemen. bh 14& Plaat Flaat LV. Afbeelding van Veel- mannige Kruiden: tegenover Bladz* 191 Fig. 1. Een Japan fche Anemone of A- nemonoides, . . bh 191» — 2* De Fyfbladzge Clematis uit Ja- pan. * ♦ IQ 205% Waar van de Meeldraadjes by 0 en bet Zaadkunje by Z> vergroot is voorgefteki Plaat LVI. Afbeelding van Twee- magtige Kruiden* - ■ ■ Bladz. 281 Fig. 1. Het Teucrium Ftrginicum uit Japan. i , £/. 2$if De Bloem by A fterk ver- groot. — 2 De Nep et a incana ook uit Ja- pan. . . II. 307, De Bloemkelk van 't gewoone Kattekruid of dergelyke uit Ooft# indie , by Letter B. Plaat LVIL Afbeelding van Tyves* magtige Kruiden* — — - Bladz. 365 Fig. li Fig. I. Een Leonurus Japmkus of Hartgefpan. . . 366. De vergroote Bloem en Kelk by A. * 2, De Phlomis Zéylanka of Oost- — indifch Viltktuid. # KI» Waar van B de Bloem , C den Kelk en D de vier Zaaden, al- len vergroot, aanwyst. Plaat LVIII, Afbeelding van Twee- magtige Kruiden. tegenover Bladz. fggf Fig, i. De Erinus Capenfis of Kaapfe Balfembloera. ♦ W« 54^ A. Een Blaadje daar vsn ver* groot, — 2. De Buchnera cernua van de Kaap. . W. 542* B. De Bloem : C het Zaadhuisje vergroot en by D doorgefaee- den, — 3. De Sibthorpia Europea uit Oost- indie* • ♦ M« SS** Plaat LIX. Afbeelding van Twee- mag riGE Kruiden. — — Bladz. 575 tïgl r. De RuSllia repandaoï Uitge- glipte. ' ♦ . bh 576. 2. De RuSllia ringens of Gryn- zige. < ; K 577- — 3» De RuSllia articulata, Gewricht© of Kort ledige RuSllia. bl. Allen uit Ooftindie. Plaat LX. Afbeelding van Vier- magtige Kruiden. tegenover Bladz. <5n Fig* i. De Draba Muralis uit Ja- Pan- • . . bh 611. 2. De BuniUs Orientalis of Ooster- fche Knodsvrugt. • bh 741, Waar van het Zaadhuisje by Let- ter A vergroot. 3« De Cleome dodecandra of Twaalf- mannige Hederik uit Oostindie* bh 753, By Letter B de Bloem daar van ver- groot. B E- BESCHR YVING DER P L ANTEN. GIERDE AFDEELINGy De KRUIDEN. XIII. HOOFDSTUK. Befchryving ^rTwiNTiGMANNiGEK kui* den (Icofandria), dat is die twintig of meet Meeldraadjes hebben : tot welken de menigvul- dige Soorten van Middagbloem of Ficoides, Ganferik of Vyfvingerkruid , Aardbezie , Braamboos , Tormentil , Nagelwortel en an* deren, behooren* "t^^^^etal van twintig Méeldraad jes , al- % «f niet; maar 'er komt by, dat de- zei ven in den Rand van den Kelk &yn ingeplant, en dus worden 'er ook toe be* trokken die meer hebben dan twintig Meel- draadjes , als zynde daar door van de Veel- mannigen onderfeheiden , in welken de Meel* A draad* li* D*il« IS, Stuk, Twintig mannige Keuider; IV; draadjes hunne ftandplaats op 9t onderfte van Afdeel, de Bloem hebben 9 tegen het Vrugtbegin- Hoofd* ze' aan (*)• Het getal der Meeldraadjes, nog- stuk, thans , is in deeze Klasfc op ver naa zo groot priewy niet als in de volgende. Het eerde Geflagt, dat hier voorkomt, be- hoort tot de Driewyvigen , alzo de Eén- en Tweewyvigen , als allen Boom- of Heelterach- tig zynde , reeds befchreeven zyn. Het voert den naam van SESÜVIüMo Dit heeft een vyfdeeligen gekleürden Kelk, zonder Bloemblaadjes; het Zaadhuisje Eyrond, driehokkig , omgefneeden , bevattende veele Zaadjes. De eenigfte Soort van hetzelve ( i ) is door de t gefuvium JPortula- caflrum* Porlelein- achtig. (*) De duifterheid van het woord Receptaculum heeft my« ne uitdrukkingen daar omtrent verfchillende gemaakt : zie dc Tytels van het X. en XI. Hoofdftuk der Heefteren , als ook het II. D. h Stuk van deeze Nat. Uiftorie ; alwaar ik dar gene , 't welk de Bloemblaadjes , den Kelk , het Vrugtbe- ginzel en de Meeldraadjes famen verbindt, (volgens PhiU Bot. N« 88. Retept&culum genaamd ,) niet oneigen hes Bloemkaije genoemd heb hoewel het in veele Bloemen 3 inzonderheid in de Syngenefta , daar het een weezentlyk Deel is , eigener den naam voert van Stoel. (i) Sefuvinm. Syst. Nat. XII. Gen. 624. p*. 343 . Veg* XIII. Gen. 624. p. 388. jACCfc Ui ft» !$$• T# 9$. Portulaca Fol. Lanceol. convexis &c. Loefl. Itin. 191. Fort. Curas- favica &c. Pluk. -Alm. 303. T. 216* f. i. Herm. Par. zizm T. au, Poit. raarina latifolia. Tlüm. Sf* lk\ 223. £ ICÖSANDRIA. 3 cte voornaamfte Kruidbefchryvers tot het Poi- IV\ felein betrokken geweest. Men vindtze onder FX^L< den naam van Kurasfaiifch leggend Porfelein, Hoofd- met lange , fmalle , glanzige Bladen en roodeSTÜ]U Bloemen , zeer Wel afgebeeld door den fchran-wjjnr^ deren Plükenet* Zy heet Breedbladig Zee- Poffeleifi by PlumieRi RümphIus noemt- ze Crithmas Indicus of Indifche Zee -Venkel en zegt dat zy in Oostindie , naar 't Portu- geefche Petcxil do Mar , van de Hollanders ook Zee- Peterfelie geheten wordt * doch in 't Ma-* leitfch Gelang taut9 dat is Zee- Porfelein» Dit Kruid , dat zo wel in West- als in Oost* Sndie valt, is ook door den Heer Jacquin afgebeeld 9 die het aan de Zeekusten der Kari* bifche Eilanden heeft gevonden en afgebeeld. Het is , zegt hy 5 een Sappige overblyvende Plant > met dikke , ronde 3 gladde* verlpreide* Takkige , leggend - opftygende Stengen : de Blaadjes zyn Lancetvormig , glad en Sappig % dik , gepaard 3 anderhalf Duim lang. Uit de Oxels komen eenbloemige Steeltjes voort , met Reu* keloöze , van buiten groenachtige , van binnen witte , Roozekleurige of paarfche Bloemen 9 diö als uit een famengegroeide Kelk en Bloemblad fchynen te beftaan , als hebbende dubbelde Tippen. De Meeldraadjes waren paarfch. Op Mar- Port. Aizoides &c. SLÓAN. Jam. %%. Hlfl. I. p. 204. Crith* mus Indicus. RUMPH. Amb- VI* p» 165. T. 72. f* i, BüftM. JF/. InL A % II* Deel, u* Stuk» 4 TwiNTIGMANNIGE KRUIDEtf. IV. Martenique hadt hy altoos vier, opKubadrie^ ^xul*" °P Domingo drie ofvierStylcn in deeze Bloemeo Hoofd* waargenomen , en met het getal der Hokjes was stuk» kcc evcn >c zelfde, v%jyr *n Ooflindie houdt men dit Kruid voor het weezen tlykfte Ingrediënt van het Atsjaar, een Verfnapering uit verfcheide Kruiden , Bloemen en Wortelen , die men op gepekelden Azyn vervaardigt , en by allerley Spyzen op Tafel zet , om Appety t te verwekken : wordende der- halve dit Kruid , in de Ambonfe Taal , zo Rum* PHiuszig verbeeldde, ook As/ar geheten. In de Rang der Vyfwyvigen volgt een zeer uitgebreid Geflagt van Kruiden, dat den naam voert van Mesembryanthemum. Middagbloem. Die door den geleerden Breynius aan deeze Kruiden gegeven was , om dat zy meest omtrent den Middag, maar eenige Uuren', de Bloemen ontlooken hebben ; gelyk zyn Ed. het zelf verklaart. Dilleniüs heeft flegts, om redenen , de I in Y veranderd. Het heeft een vyfdeeligen Kelk en menig* vuldige Liniaale Bloemblaadjes ; het Zaadhuisje Vleezig , beneden de Bloem en veelzaadig. De tneeften zyn met vyf Vrugtbeginzels en Stam- pers voorzien, doch men vindt 'er twee Vier- wyvigen en vyf Tien- of veelwyvigen on- der. ICOSAND RIA* Tot dit Geflagt zyn de meeffe Planten, die IV. men te vooren Ficoides genoemd hadt , betrok- AxDuuL* ken : waar uit en derzelver Geftalte en de plaats Hoofd* der afkomst kenbaar is; alzo men den Baar-STÜK* moeder van byna allen op den Zuidhoek van Jj^'^" Afrika 9 genaamd de Kaap der Goede Hope , vindt. Het bevat tusfehen de veertig en vyftig Soor- ten, welke, naar de Kleur, in Wit- Rood- en Geelbloemige onderfcheiden zyn* A. Met Witte Bloemen. (1) Middagbloem met overhoekfe , Spilrond* *• achtige Jlompe Bladen, die aan den Voet mlfemum kanthaairig zyn. "SS™- - ^ • T. 17, f. 34, FABR. Ihlmjl. 24?. IcosAndria* faaare Groeiplaats in Egypte hebben. De an- IV^ dere,die men verkeerdelyk voor Neapolitaanfch^^1;1** heeft aangezien , is van de Kaap afkomftig , zo Hoofd-, wel als alle de volgende Soorten. $TUKm (5) Middagbloem met half Rolronde , enPuim MeJs'mhryn Jlige , onderfcheidene Bladen s gefleeldeanthemum Bloemen en vierdeelige Kelken. ^Imf0* Nagtbloc- Deeze voert dien bynaam, om dat zy, tegenmig. de eigenfchap der raeefte anderen , de geheele Nagt bloeit , zynde de Bloemen over dag fa- mengetrokken. Dus verfpreidt zy , in de dui- fternis 3 een zeer aangenaamen Geur. Do Bloemen zyn van binnen wit , doch in eenigen van buiten rood , in anderen Saffraankleurig* C6) Middagbloem met Spilrondachtige , pui- n ,vr; ü« t j j n ral Spleudens. Jlige , emgekromde > onderfcheidene 9 ge Glanzig. tropte Bladen en Vingerachtige Kelken aan 't end. De Steng heeft witte Stippen op de niet al- ïemiterfte Takken ; de Bladen zyn driekantig rond, (5) Mefembryanthemum Fol. femicylindr. impun&atis dïs~ tin&ts &c. Mes. Fol. Subulatis , femi - cylindr. H. Ctijfl 220. N. 28. R. Lugdb. z%6. N. 28. Mef. Aoftiflomm &c. DlLL. Eltb. T. 2064 f. 262, 2*3* (6) Mefembr. Fol. fubteteretibus impun&atig &c. Mes. Fol. confertis fplendfentibus &c. Dill. Elth* 270. T. 204. f. 260. Ficoides Capenfis Frutescens. ERADL. Succ* I. p, 7, T« 6. A 4 II. Dsil. IX. Stuk. 8 TWINTÏGMANNIGE KrüIDEN; IV, rond , aan de enden fpits, die der Oxelen krom * ^™3JfL* de Bloem geelachtig uit den witten ; de Kelken Hoofd regtopftaande Vinger?.chtig ftomp, zegtdeRid- stukc jer# Volgens Dilleniüs zyn de Bladen Jhb^ feppig 5 bleek groen , met uitpuilende groene Stippen of Wratten , inzonderheid daar het Plantje bloeit > befprengd. Het heeft ongevaar een Voet hoogte.. jifejewbry ^ Middagbloem met Elsvormige, runw pui- ftige 9 famengegroeide Bladen 9 aan de tïm!€l am tippen uitgebreid ; een opjtaande Steng y Gekroond. met een driedeelig Bloemtros je. xxxvit. (37) Middagbloem met platachtige Lancet- Vitg^(tZ[ vormige , puifi ige , uitgebreide , onderfchei- dene f gepaarde en overhoekje> afftandige Bladen. ix. C9) Middagbloem met overhoekfe Lancetvor dg. Tripolium. f7) Mejimbry&r.themum FoL Subulatis , fcabrido * pun&a- tïs Sec. Mef. Frut. foliis albis umbellatis. Fabr. 24.7. Dill. Enk. 277. T. zog. f. 266. Ficoides Africana ere&a terctifoüa &c. Hbhm. Pau T. 166.. ttBADL. Succ. 4. p. 12. T. 34» Pluk. Pbyu ,!7« £ li (37) Mefembr. Fol. planiusmlis Lnnceolatis &c. Mefembr. tortuofum Fol. Sempsrvivi expanfis. Dill. ELth. 234. T. 182. f. 223. Ficoides Capcnfis. Pet. Gaz. T\ 7 8. f. 10. ïic. Afr. precumbens &c. BRADL. I II. p. 7. T. itf. (9) Mefembr. Fol. aJtcrn. Lanceolaris &c. ƒƒ, C//^. 217. 128. & R. Lugdb. 283» N. 11. Mef. Tfipolii folio t Flore Argenteo. Dill. Eltb. 230. T. 175. f* 220. Fic. A&. procumbens &c. Bradl. V. p. 14» T, 47. Fic. Africa^ puik &c Fluk. Mant< 77. T, 320. f. \y ICOSANDRIA. 9 mge platte Bladen , losfe enkelde Stengen i V# en vyf hoekige Kelken. AFvfrETL# XIII* J (Z) Middagbloem , dat ongefteeld is, met byna^TVKè Spilronde , opftygende, puntige famenge- ryT. groeide Bladen en agtwyvige Bloemen. ^(hTmlm . CaUmifor* Deeze vier Soorten zyn door haare bepaalin- me. gen genoegzaam onder fc heiden. Zy komen , Penachtis- gelyk de voorgaanden , in het draagen van witte bf witachtige Bloemen overeen ; zelfs het Uitgebreide , thans hier geplaatst , dat de Bloemen van binnen wit 3 van buken geel heeft. Het Gekroonde groeit Heefterachtig , een Voet of anderhalf hoog en heeft zelfs Kroontjes van witte Bloemen, als die der Asters of Chryfan* then , zeer welriekende. Te agt Uuren 's mor- gens gaanze open > en bly ven dus tot een weinig na den Middag, üeeze is in onze Tuinen ge- in eener dan de overige Soorten , zeid Herman- nus, De drie anderen zyn Kruidig , allen de Bladen met Puistjes hebbende, inzonderheid het Uitgebreide , welks Bladen als die van Don- derbaard zyn en met Zilverachtige Tepeltjes praaien. Het volgende heeft de Bladen als van die wilde Soort van Ader, welke in zoute ^Wateren groeit s Tripolium genaamd , meest glad, (g) Mefembryanthemum acaule , Foh fubtercti b us adfeen* dentibus Öcc. Mill. Di&. T. 176. f. 1. Mefembr. Calami- forme. Dill. Xit'k. 239. T. 386. f. 228. Ficoides Capenh's humilis Ctp&x folio. BK1DL. Suce. II. p. io4 T. 19, Aj II. DEEL, IX STUS. 10 TwiNTIGMANNIGE KrüIDEN. IV. glad 9 doch aan de kanten als met kleine Tand- AFxiiiL Jes gez00mc* Hetlaatfte Penachtig, wegens de Hoofd- rondheid der Bladen , in Engeland getyteld^ heeft stuk* dezelven als bezaaid met ontelbaare fyne groene gtar pukkeltjes (*). Vfge, B. Met roodachtige Bloemen. x. (10) Middagbloem dat ongejleeld is9 met drie* mfhmum kantige Liniaale Puijlige Bladen > aan de feiudiflo" tippen drievoudig gezand. rum Haddievig. Uit enkele Bladen , die kruislings over elkan« der en getropt groeijen , beflaat dit Plantje , *t welk, op Steeltjes van anderhalve of twee Dui- men lang, Bloempjes draagt, die niet alleen in grootte en figuur, maar ook byna in Kleur, met die der Madelieven overeenkomen. Hierom draagt het den gedagten bynaam , welke , ik weet niet by wat toeval, thans, geheel oneigen, is veranderd (i). (li) Mid- (*) 't Woord impunïïatus zal zekerlyk decze Puistjes be- tekenen : want punüata. Folia hebben ingedrukte Stippen of Tutjes. Pbil. Bot, p. 4j. (io) Mtfetybryantbemum acaule , Fol. triquctris Linearibu« &c. H. Cliff. & R. Lugdb. N. 13. Go-JAN Monsp. 243. Me- fembr. Beilid'florum. Dixi-. Eltb. f. 233. (f) In BeUidifotium , naamelyk , (Syfl. nat. Ed. XII. & Veg. XIII , beiden,) terwyl de Bladen geenszins met die der Madelieven fLooken. Daar bevindt zig tegenwoordig al- hier in de Horrus Medicus een Soort , welke Lancetvormige platte Bladen , byna als die der Madelieven , heeft en enkel- de Bloembeden met groote vyfkantige Vrugten, komende het JCOSANDRIA. li (n) Middagbloem met driekantige , driehoe- lv* , Puijtige , onder fclmdene Bladen . xin. Hoofd - Wel vyf veranderingen heeft de geleerde ;Tuk* Dillenius afgebeeld van deeze Soort van xi. Middagbloem, die de Bladen als naar den Griek- ^^^T fchen Letter A gelykende heeft , waar van de ®^jj$L bynaarn. In eenigen zyn zy alleenlyk op de zy-kig. den y in anderen ook op de Rug getand en ver- toonen zig tegen 't Licht als met Gaatjes* Het zyn laage Plantjes, die men ook in onze Kruid- hoven viudt, draagende welriekende Rooze- kleurige Bloemen* ("12) Middagbloem met byna Eyronde , gete- tin pelde > onderfcheidene Bladen 9 die aan de ^ebtarcU tippen gebaard zyn. Van deeze, die hy Gejlr aaide noemt, heeft Dillenius ook Verfcheidenheden. 't Zyn kleine Plantjes , die de Bladen aan de tippen S traals- het Bsllidiforme van den Heer N. L. BURmannüS, oog* fchynlyk , zeer naby. (11) Mefemhryqnthemum Vol. triquetris , Deltoidibus den* tatis &c. //. CUJJ. & R. Lugdb. N. 14. GOUAN Mens?. 244. FABR. Helm/I. 248, Mefembr. deltoides &c. Dill. Elth* f. 243 * 247. Ficus Aizoicjes Afr. eie&a &c. Volk. Hesp. 223» T. 224. f. $. (12) Mefembr. Fol. fuhovatis Papulofis diftin&is &c. H» Cliffl & R. Lugdb. N. 5. Gouan Monsp. 244. FABR. Helm/7. 248. Mefembr. Radiatum &c. Dill. Ehb. f. 234 - 236. Pi* coides Capenfis Frutescens Sic. Bradl. Succ. I. T. 5» is* ficus Aizojdes. VOLCK. Hesp. T. 224/ f. 6, XI» DEBL* IX, STUK. ia TWINTIGMANNIGE KRUIDEN. IV* Straalswyze gebaard hebben, zo wel als de Kei- xiii.' ken, en dit wy staan, zoLinn^us opmerkt, Hoofd- dat die deelen des Bloefems van het uitwendige STUK, der Plant oirfpronklyk zyn. ™r* ('3) Middagbloem met CylindrifcJw getepelde wfhwum onderfcheidene Bladen en ruige Stengetjes. hispidum. Rwfi* Dillenius beeldt deeze af , onder den naam van Haairig Glinfierend Middagbloem:. want de Blaadjes, Wormachtig rond en aan 't end dikker, waar door zy veel tyds nederhangen ; zyn als met ontelbaare glinftercnde Yskorrel- tjes digt bezet , en de Stengen , zo wel als de Takjes , begroeid met fty ve Haairtjes , hoeda- nigenmen in geen andere Soort van ditGeflagt, zegt hy , aantreft. Zy verfchilt naar de Bloe- men, die fomtyds hoog of bleek paarfch, fom- tyds Roozekleurig , fomtyds zelfs Oranje of roodachtig geel , voorkomen , van een aange- naamen Reuk. Het Plantje groeit van één tot twee Voeten hoog en bevindt zig ook in de Akademifche Tuinen» (*4) (1%) Mefembryanthemum Fol. Cylindr. Papuloffs diftinftis &c. Mill. Dïtt. 176. f. 3* Mef. Caule hispido. H, Ciif. & R. Lugèb. N. 7. Mes. Pilofum micans &c. Dill. EUb. p. 289-291. f. 277-28J. Ficoidcs f. Ficus Aïzoides Afr. Fol. longo tenui , Flora Aurantio. Bradl, Succ. IV. p. 13. T. 35» Ficus Aizoides ^eretifoifci &c. Volck. Hesp. T\ 224* f. 2* ICÖSANDRIA» 13 (14) Middagbloem met ruigachtige famenge- IV. groeide Puijiige Bladen en een Haairig^^9 Stengetje. Hoofd- stuk* Van deeze Soort zyn de Bladen Liniaal 9 half xiv. Spilrond , Sleufachtig vlak > ondoorfchynende ti^um en hebben den rand , inzonderheid naar den Voet toe , met eenige Haairtjes , de Steng Wolils* Wollig* (15) M iddagbloem met Els vormige onderfchei- xvf. dene Bladen > die van onderen overal Stip-Sc^™; pelig gedoomd zyn; de Kelken Jlomp. (16) Middagbloem met Elsvormige getropte xyr. e eniger maat e ruuwe Bladen , gedoorndetuZ?***** Kelken en uitgerande Bloemblaadjes. vitgcrand. ByDiLLENius zyn deeze twee daardoor onderfcheiden , dat de eerfte de Meeldraadjes in de Bloem tot een Hoofdje vergaard , de an- dere dezelven uitgebreid heeft. De Kleur der Bloemen, diezig, gelyk in de meeften van dit Geflagt, als gedraald vertoonen, isfchoon hoog pur* f14) Mefembryar.themum Fol. pubescentibiiS &c. H4 Cliff. R, Lugdb. N. 7» (1%) Mefembr. $ol. Subulatis diftin&is &c. R. Clifl*. R. Lugdb» N. *o« Gouan Monsp, 244. Mes. purpureum fca- brum, Stamin. colle&is. Dill. Eltb. f. 251. (16) Meftmbr. Fol. Subulatis congcftis &c. Mes. purp. Icabr. Staminibus expanfis. Dill. Eltb. £ 250. Ficoides Ca- penfis triangulaii folio acuto, Fh purpnreo. PET. Gaz, T# 77. £ 3* II* DEEL. IX» STUK* 14 TwiKti dMAKNiCE Kruiden. IV. purper. Zy gaan niet dan met heeteZonnefchytu AxmEL# op c midden van den Dag 5 open 5 en fluite& Hoofd» zig wel haast wederom t doende zulks eenige stuk. Dagen na malkander. De Stengetjes hebben on* jSf^* derfteuning noodig of zakken naar den Grond. xvii. (17J Middagbloem dat de Leedjes der Sten* ^Ihwum gen uitlogende heeft in famengegroeide y Uncmatum. gefpitfte , geftippelde , van onderen getan* kHaakig" de Bladen. xvin. (18) Middagbloem met Spilrond» driekantige Gedoo!nd. gehippelde onderfcheidene Bladen en getakte Doornen. xix. (19) Middagbloem met Elsvormige getepelde ^ekaob^* onderscheidene Bladen 9 aan de tippen uit* W*. gebreid, en een knobbeligen Wortel, Deeze drie zyn uit haare bepaalingen genoeg* zaam kenbaar. Van de Doorntjes > aan 't end der Bladen zo zigtbaar , openbaart zig niets in de aan- (17) Mefembryafithsmum Artïculis Caulinis termmatïs &c„ /ƒ* Clif. & R. Lugdb. N. 16. Ferr. Hdmft, 248. Mefembr. petfoliatum. Dill. Eltb. f. 239 , 240. Ficoides Afr. &c« BBADJL- Succ. T. 2$ , 27 & 46. BURM* 4/>. T. 26. f. 3. (18 ; Mefembr* Fol. tcreti -triquetris pun&atls diftin&is &c# fi. C/*^. 6: R. Lu%db> N. 3* Mes* Prut. Ramis triacanthis. Dill. Elth, f, 16$. Fic* Africana aculeis iongisiimis &c* Tournf. Mem< de 1705. p. 316* BRADL, S» langer dan^lTmlm de Leedjes ; en leggende Stengen. ™ ti ^ Dunbladig* By Dillenius heet deeze te regt Dun* Uadig Middagbloem. Zy heeft leggende Sten* getjes , die door den tyd Houtig worden, met zeer gladde, vry lange, dunne Blaadjes, die dikwüs omgeboogen zyn. Op 't end der Sten- get jes komen opftaande Steeltjes , met een zeer fchoone After- Bloem, die bleekrood is, doch door de Zonnefchyn als Goudkleurig van binnen wordt, openende zig verfcheide Dagen na mal- kander. (21) (20) Mefembry&mhemum lol. Subfïlifbtmibus glabris dis- tinais &c. H. Clitf. Ups. R. Lugdb. N. 26. FABR, Relmjl. Mefembr. teniiifolium procumbens &c. Diljl, EUb. f. 3|tf» Ficoides Capenfis &c. Braol* Succ* h p, 13. T« $. Moris Hiy?* III. p. 507, $. li. T. 6. f. 6. xi, osei. a> grus* i6 Twintig m'a n n i g e Kruiden IV* (21) Mtddagbloem met byna driekantige , fa> ^xnuL* mengedrukte f kromme , gejtippelde , onder* Hoofd- fcheidene > getropte Bladen > die aan den STÜK* Voet gerand zyn+ XXI. Mefembry anthemum Door den tyd wordt deeze Soort een Boomp- JuZula' je 3 even als het Gekroonde Middagbloem^ hier stoppelig. voor befchreeven , en niet minder bevallig. Uit de Oxels van zyne lange gepaarde Bladen 5 brergt het tropswyze kleinere Blaadjes voort > die tegen 't Licht zig als met veele heldere Stip- pen doorzasid vcrtoonen. Dus groeijen zy Stop- pelachtig , waar van de bynaam. De Bloemen zyn paarfch met geele Meeldraadjes. xxiu C22) Middogbloem met half Rolronde , onge* Cr&sftfo* Jlippelde famengegroeide Bladen (*) , die ^ikbiad.g. aan de Tippen driekantig zyn; en krui- pende half Rolronde Stengetjes. (1 1) Mèjtfhbryantbemum Fol. fu^triquetris compresfis in- curyatis &c. H. Cl$. & R. Lugdb. N. 29. Mes. Frurescen* Fl. purputco rariore. Dill» Eith. f. 267, 268. (22) Mefembr. Fol. Semi - Cylindncis impun&atis conna- tis apice triquetris &c. ƒ/. Cliff. & R. Lugdb. N. 9* GOUAK Mensp. 244. FA BR. Helmft. 249. Mes. Crasfifoliurn repens Fl. purp. Dill. Eltb. f. 257. Ficoides Afric. ïcptans &c* BRADL. Succ. IV. p. 16* T. 38. (*) Hier fchynt Foliis impun&atis met ongeftippelde Bla- den te betekenen; dewyl Dillenius van de Bladen zegt , nullis puneïis Miaia* ï C O S A N D R I A. 17 (23) Middagbloem met byna krom- Sabelige , gejlippelde onderfcheidene Bladen en Spil*^£f^* ronde Takken* Hoofd- stuk. Deeze fchynt ,door haare kleinte , genoegzaam xxur. onderfcheiden te zyn van de Zevenentwin-^^^ tigfte Soort , hoewel thans de Ridder , zo het my voorkomt 3 dezelve daar onder zal begree- achtig. pen hebben. (24) Middagbloem mei Spilrondachtige famen* xxivm gedrukte 3 gejlippelde onderfcheidene Bid- t^°mera't den en gepluimde veelbloemige Stengen, Kroppig, In de oude Planten der voorgaande Soort > komen fomtyds de Blaadjes Kropswyze by el- kander vergaard voor; volgens het Berigt van den geleerden Dilleniüs , die deeze twee byna alleen door de Kleur der Bloemen onder- • fcheidt» Middagbloem met half Rolronde omge- xxw kromde getropte Bladen , die aan den Voet K\znügê van Mefemb ryfinthemum Fel fub a c! naeiform ibus incurvis fmn&atis diftindis &c. H. Clitf. & R. Lugdb* N. 19. Me* fembr. Falcatum minimum. Dill. Eltb. f. 276. Fkoides Afra , Fol. triang. Enfiformi &c. BRAOL. Sucd V. p, 9.T;42. (24) Mefembr. Fol. teretiusculis compresüs &c. Mes. Fai- catum minus Flore Carneo minore. Dill. Eltb. f. 274. (zs) 'Mefembn Fol. femi - Cyluidricis reoirvis 2cc* Me* fcmbr. Loieum. Dill. Eltb* f. B ft, DïFX# IX. STüK# i8 Twintig mannige Kruiden. JY* vén binnen bultig famengegroeid zynyen AFDEEL» i xiu. hangende Stengen* Hoofd- stuk* Deeze Soort , welke de Bladen zeer lang ^iy/wjr- heeft 3 onderfchsidt zie van de anderen , door- dien zy Stengen als Riemen uitgeeft 3 die langs de zyden van den Pot neerhangen en hier en daar bezet zyn met getropte Bladen. Van het Gehoornde Middagbloem , waar mede Dil- le n i v s haar overeenkomftig oordeelde 9 ver- fchiltzj', volgens Linnjeus, aanmerkelyk. xxvl ^og) Middagbloem met gelykzydig driekantige , anlbeZum fpitfe 9 eenigermaate geftippelde .famenge- FiUmeniQ- groeide Bladen y die ruuwe Hoeken hebben j Vezelig. en zeshoekige Takken* Dit heeft aan Stengen van een of twee Ellen lang, die zig niet kunnen ophouden > Zeisfen- vormige Bladen en draagt kleine paarfche Bloe- men , beftaande uit Vezelachtige Blaadjes. AfJYcjJ*r 7) Middagbloem met Bladen krom als een mu" Sabel, ongejlippeld , famengegroeid; aan Kromfabe- ^en RUgj7öek ruuw : Bloemblaadjes Lan» cetvormig* Aan (26) Mefembryantfomum Fol. ssquÜateri - triquetris &c. Me- fembr. Falcatum niajus , Flore purpureo mediocri. Dile. EUb. f. 273. (27) Mefembr. Fol. AcinaciFormibus , impun&aris conna- tis &c. H. Clif. & R. Lu%dh. N. 18. Gouen Mmip. 244. FA BR Hdmft. 249. Mefembr. Acinaciforme , Flore amplisfi- nr> purpureo. Dïli^. Elth* f» 270, 271, IcöSANDRïA* 19 Aan deeze Soort geeft de HeerLi iffrjfcüs thans den bynaam van Falcatum, dat is Zeis* xiii. lènachtig ; dcch een Zeisfen is van binnen Hoofd? fcherp en deeze Bladen gelyken veeleer naar31ÜKr zekere Hakmesfen 5 die een uitwaards kromme n\a*tagr fcherpte hebben ; verfchillende door haare breedte ook van een Sabel, by welke Dil- leniüs ze vergelykt. De zeer groote paar* fche Bloemen maaken deeze Soort aanzierJyk* (a8) Middagbloem met krom - Sabelige Jlompe ^f^H*yJ ongejlippelde 9 famengegroeide Bladen; die ««thema* aan de tippen gedoomd zyn , de Steng tum.a' tweefnydende. .Schaarach* Van deeze is de Steng flap. Zy komt aan de voorgaande naby, zegt de Ridder. C. Met geele Bloemen. (29) Middagbloem met gelykzydige driekanti- xxnei ' ge s fpitfe, gejlrekte , ongejlippelde fa?nen- EJ^£4 gegroeide Bladen ; aan de Kiel eenigermaa- te Zaagtandig : de Steng tweefnydende. Dee- f28) Meftmbryanthcmum Fol. Acinacifbrmibus obtufïs im- punólatisf &c. [ACQ. Hort. T. 26. ( 29) Mefembr. Fol. xqulhted - trlquetris acutls &c. Mes» Fak. majus Flore amplo luteo. DILL. Eltb. f. 272. Ficoi- des f. Ficus Aizoides 8sc. Fru&u maximo eciuii. HERm. Lugdh. 244. T. 245» JMOiliS. Hijl* III. p. 505. S. 12. T. 7. f. h B z Mt Deel, XX. SiviU £0 Twi NTIGMANNIGE KRUIDE& ÏV* Decze munt uit door de grootte van haare A?xinSL* Bloemen, welke, gelyk die vam de Kromftee- Hoofd- lige met groote paarfche Bloemen van Dil- stüic. le n i u s 5 zo even aangehaald, byna een Hand* vi%^wym breed groot zyn en zeer fraay, doch insgelyks hier zeldzaam te belchouwen. Men behoeft zig flegcs de groote After- Bioemen voor te Hellen , om zig de fchoonheid te verbeelden van zodanig eene Bloem, met eene in deZon- nefchyn fchitterende geele Krans en in 't mid- den Oranjekleurige Meeldraadjes. Bovendien is deeze Soort aanmerkelyk door haare Vrugt, dieniet, gelyk in meest alle de tot nog toe be- fchreeven Soorten , zig gelyk de Schepzeltjcs der Pccren , wanneer de Bloemblaadjes afge- vallen zyn en de Vrugt gezet is, voordoet; maar hier de grootte heeft van een kleine Vyg, wordende, deswegen, de Plant genoemd dcFyg der Hottentottcn , als van dit Volk niet alleen, maar ook van de Europeaanen aan de Kaap, met Smaak gegeten wordende. Hierom heeft dit geheele Geflagt den naam van Ficoides be- komen , die thans , misfehien niet geparter , in Middagbloem is veranderd: want Her- mannüs zegt, dat de Vrugt van alle de Soorten , van welke figuur en grootte ook , een zoet Sappig Vleefch bevat , eer dat zy , droog wordende, ryp Zaad uitlevert. Dit kruipend Gewas , dat men ook in de Nederlanden gehad heeft , groeide en bloeide in de EIthamfche Tuin van den Heer She- 1COSANDRIA. 2Ï rARd, in de Provincie van Kent in Engeland, JJ^ nu vvftig Jaar geleeden, en bragt 'er ook ry. X driekan- ^rlbmilm tl&Q EefiïpPeMe onderfclmdene Bladen , aan Serr^zum. den Rughcek aglerwaards Zaagtandig. fcaagtan? ^ s' De Bloemen zyn 9 in dcezc Soort , in 9t midden hol als een Vingerhoedje, 't welk Dil- ;lenxus in geene andere hadt waargenomen. De Zaagtandigheid der Bladen heeft zy ook met (51) Mcfemhryar.thsmum Fel. Subulatis triquetris pun&ttï? &c, FL Cttff. & R. Lugdb. N« 15- Mes. ferratum Floie Ac«> tabtsliformi luteo. Dill, Elth. f. 238, ICOSANDRIA. 23 met zeer weinigen gemeen. Het wordt een IV, Heefter met Houtige dunne Stengen , meer ÏF^*ht dan anderhalf Elle hoog. Hoofd- STUK, (32) Middagbloem met byna Rolronde gete- xxx?r. pelde onder fcheidene Bladen > en eene ruu- ^{^7- We SteTlF* mieans* Tintelend. De Blaadjes en een gedeelte der S tongetjes zyn in dceze Soort als met Zilver -Stippen be- zaaid , 'c welk dezelven voor 't Oog doet tinte- len. De Bloemen, die met verfcheide Oranje- kleurige Blaadjes praaien en in't midden zwarte Vezeltjes, rondom de Meeldraadjes 3 hebben , ve: lieren dit Gewas ook niet weinig. Het maakt een dun - Takkig waggelend Heeftertje * van een of twee Voeten hoog. (33^) Middagbloem met driekantige , fpitfe xxxnr* -groen. gejtippelde , onderfcheidene Bladen > de Kelkblaadjes Eyrond - Hartvormig. Die (31) Mefemhryar.themum Fol. fubcyündr. Papulofls di'h'nff- tlz &c. H. Ca/f. & K. Lugdb. N. 30. Mes. micans F!, phoe- niceo, Filamenris stris. Dill. EUb. f. 282. Hcojdes Cap. tereti folio , Flore Croceo. Fet. Gaz. T. 7. f. 9. Ficotdes Capenfis, Fol. teieti Argenteo &c. Bradl, $u:c. ï. p# 9, T< i. OO Mefenbr. Fol. triquetrs acutis &c. H. C/?#: & R. Lugdb, N. 27. Gouan Monsp* 244. Mes. fcabriun Flore Sulph. convexo. Dill. EUb. f. 243. Ficotdes Afr. Frutes- cens &c. MOEIS. Hifi. UI. p. J07. S. 12, T. 6. f. Ficoi- des Af ra, Caule Llgnofo &c. ëradl. Saw. IV. p. 15, T. 37. Ficoides &c. HeRm. 247. T. 24.3. B 4 II. Deel, is. stuk. n Twintig mannige Kruiden» ^Y* L Dit wordt een Takkig Hceflcrt je van ee$ IJl- riir. ' 'e en meer hoogte, en is derhalve niet zeer Hoofd, natuurlyk uitgedrukt in de Afbeelding vaa 8 }>K' Hermannus, De Blaadjes , die het heeft» een kleine Pink dik , zyn driekantig en ruuw door een menigte van Puistjes , Zeegroen van Kleur. De Bloem , \s morgens open gegaan , gelyk zy verfcheide Dagen agtereen doet » fluic zig op den Middag als de Hitte dei Zon niet kunnende verdraagen , zegt Dillenius (*) , die aanmerkt dat de Zaadhuisjes vyf bokkig zyn', maar door de nattigheid open gaan, bevatten- de in *t midden, onder eene Vliezige Sterf yeele Zandachtige , kleine , donker geele Zaadjes^ (34) Middagbloem met driekantig half Rol- ronde ruuw gejlippelde Bladen, die boven den Voet met een verheven Streep zyn fa- mengegroeid. Jlkfembry yntbemum turn. Gehoornd. Dee- (*) Zyn Ed. h;alr het gezegd aan , van Hermannus , dat de Smaak der Bladen Zoutig is of Waterig laf, naar de hoe- danigheid van den Grond , waar het groeit: want , zegt hy, de Plakten die aan Zee groe>j:n moeten een zouten Smaak heh- ben ; doch \vy weetcn dat dit n et a'toos plaats heeft , cn hier voor zagen wy , dat maar het Eetbaate alleen en het Ge- kroonde aan den Zeek mt groeien zojden. (34) Mefemhryantheraum FoU rriquetro - ferm - Cylindricïs fcalnido ■■- pwn&aris &e. Mes. Fol. Cornieulatis longiortHus & brevioribus. Dill. Eltb. f. 252 , 253, *54- Ficoides Capentis folio tiiangulari. Pet. Gaz. T. 77. f» 10. Ficoides Aliic. reptans &c. ËKADL. $ucq. IV. p. 18. T. 40* ÏCOSANDRIA. 25 Deeze Soort, die Gehoornde van Dille- lv. tiivs gebynaamd is, heeft grooce Bloemen, Afdeel* van binnen bleeker > vm buiten hooger geel fj00Fo# of Oranjekleurig, Zy gaan eerst omtrent denera. Middag open cn beftaan uit fpitfe Blaadjes %£*k%*&h gelykende , voor 't overige , naar de Paarde* bloemen. De Bladen zyn Hoornachtig, korter cf langer, en de Steeltjes, waar aan de Bloe- men groeijen van een Handbreed tot een Span hoog: de Kelk is vyfbladig : de Zaadhuisjes , in figuur naar een Kaasje gelykende^ zyn in vyf- tien of zestien hokjes verdeeld : van boven met een Ster gedekt van even zo veel Straalen , zegt die Autheur, ( 35 ) Middagbloem met platachtige Lancet- xkxv. vorinige, ongeftippelde , uitgebreide > on-amhmum derfcheidene , gepaarde en overhoekfe , af» ex?™f«m. Jlandige Bladen* (36) Middagbloem met platachtige langwerpig xxxvr. Ey ronde , eenigermaate gelepelde, Trops^^^ wyze Samengegroeide Bladen en driebladige tweehocrnige Kelken* Van (3 O Mefembryóntbemum Fol. ptanïusaiHs Lanceolatis &c, Mefembr. tortuofum FoIïjs Sedi exr>»nu>, Dill. Eltb. f. 22?. Ficoides Capenfïs Folio lato acuto. Pet. Gr.z. T. 78. f* 10. Fic Afr. procumbens &c. Sradl. Succ. 111. p. 7. T. i5. (36) Mefembr. Foi. phniusculis oblongo - ovatis &c. Mes. tortuofum Fol. Sempervivi congeftis. Dill. Eltb, f. 2*2» Mes. Foi. pbnis oppoficis &c. H. Cliff. & R, Lugdfj. N. IQ. 1 II. Dhl. u , Stuk, s6 Twintigman nice Krüidew. ïv» Van deeze beiden zyn de Stengetjes krom xnfy en hogtig 3 a's verdraaid , waar van zy den Hoofd bynaam hebben by Dillejnius, die ze door stuk, cje p]aatzjng . f. 5. ÏCOSANORIA, Z-J dan 's namiddags open gaan» Zy zyn uitermaa IV. te fraay en groot 9 Zwavelkleurig geel en glan-AF^u zig, beftaande uit ontelbaare fmalle Blaadjes 3 Hoofd* allengs verkleinende naar het midden 9 alwaar5™» zy de Meeldraadjes Tralieswys' bedekken. De*?'™* Afbeelding ? door den jongen Heer Linn^eus uitgegeven, vertoont deTakkige Steng van dit Kruid , die Kruidig (zegt zyn Ed. ,) een Spar\ hoog y van dikte als een Ganzenfchaft en ruig* haairig is , komende daar in overeen met de Dertiende of Twaalfde Soort , doch door de platte breede Bladen zeer verfchillende. Men vindt in \ W erk van Setja reeds een Takje daar van , volgens de benaaming van Her°» mannüSj afgebeeld. Uit beide blykt, dat de Stengetjes veelal twee Takjes bezyden hec Hoofdtakje uitgeeven , en zig dus als dricdeelig vertoonen- De Bloem heeft van twaalf tot vyf* tien Stylen en even zo veel S treepen op het Vrugtbeginzel , dat plat en glad is , laverende een Vrugt uit met hetzelfde getal van Cellet- jes (*> (38) (*J Germen d-presfum glabrum wordt in Decade II. Rar* Plant. H< Ups. gezegd; des ik niet begryp , wat in de bc- paaling door Germinibus hirtis verftaan v/orde. Meent raen 'er ook de Kelken mede , die weezenrlyk ruighaahig zyn? Voorts fchynt my het Plantje , dat de thans zo berugte Kaapfe Zaadhuisjes , die door de nattigheid open gaan, uit- levert, naast ts komen aan deeze Sooit ; gelyk wy ftuks zullen zien. \l> Deel* IX, Stuk, a8 Twintig mannigê Kruiden. IV. (383 M idda^bloem met driekantig - Rolronde , ^FxuiL* fpitfe, famenge'groeide , Boogswyze, onge- Hoofd- /tippelde onderjcheidene Bladen. stuk. xxxviii.i Aan ieder Knietje van de Steng , die een of ^{Ztri*twee Voeten hoog groeit en van de Takjes , verucuu- welken dezelve uitgeeft , komen twee dikke 5pitsbiadig. Sappige Bladen gepaard voor, van anderhalf of twee Duimen lang en een Pennefchafc dik , byna rond , en in dcrzelver Oxelen bevinden zig kleiner getropte Blaadjes , waar van de middelften , langer dan de overigen , die Hou- ten Pennen , welke dikwils in 't gebraden Vleefch fteeken 3 eenigszins gelyken volgens Dilleniüs. Doorgaans zyn de tippen der Bladen , zowel als de toppen der Takjes, paarfch, en de Bladen vertoonen zig poreus , met klei- ne Gaatjes* De Bloemen komen in Kroontjes voort 9 zy zyn klein en bleek geel , doch ?eer welriekende, wordende van Vrugtjes, die meest vyfhokkig voorkomen , gevolgd. xxxtx. C39) Middagbloem zonder Steng , met half* Koftratum. £0J, Snebbig. Mefembryanthemum Fol. friqiietro - Cylindr, &c. H. Cliff* & R. Lu^db. N. 24. tl. Ups. rag, FABR. Hdmfl. 14.9. Mefembr. Fol. Veruculiformibus , Flor. Mellinis umbellaris. J>ïLï-. Eltb. f. 2>*9- Ficoides Afra arborescens , Fol. tereü glauco, apice purpureo ernsfb Boerh* Lugdb. I. p. 291. (39) Mefewbr. acsue, Fol. femi - Cylindr. connatis exter- ne tubcrculatis. H, Clifj. & R. Lu?db. N. 25. Mefembr. B.oftrum Ardex rcferens. Dill. Eltb* f. 229. ICOSANDRIA. Rolronde > uitwaards geknobbelde , famen* ÏVJ gegroeide Bladen. ^xuu* De Bladen 3 in deeze Soort naar de Sneb van stuk. een Reiger gelykende, heefc dezelve daar van fmtagj* den bynaam. Van de voorgaanden verfchilt^* zy, gelyk de volgende, doordien dé Bloemen op enkelde Steelen , uit den Stoel der Plant groeijen ; gelyk in de Paardebloemen en het Havikskruid. JBreede witte Stippen komen op de Rug der Bladen , doch niet zeer menigvüf- dig , voor. Ook zyn dezelven aan de enden fbm- tyds wat Tandachrig gedoomd. f40) Middagbloem zonder Steng 9 met Kant- xl* haairig getande ge/tippelde Bladen. ringen s* Ieder Blad vertoont als een gaapende Bek metTandbek- Tanden in deeze , tot welke zo wel die naarklê' een Hondsbek als die naar een Katten -Smoel gel y ken , beiden door Dillenius afgebeeld s door den Ridder t'huis gebragt zyn. De Bla- den , naamelyk,zyn Geutswyze hol vanboven, en op de kanten bezet met fcherpe Doornen» 't Plantje draagt Goudgeele Bloemen, waarop vyfhokkige Zaadhuisjes volgen , doch die in de f40) Mrfcmhryantfjemum acaule , Fol. ciliaio - dentatis punaatis. H. Cliff. & R, Lugdb. N. 12. MlLL. Ditl. T, 177. f. 2. Mefembr. Ri&um Canirmm & Ri&utn Felinuni reprefentans. Dill. Eith. f. 231 , 230. Ficoides Afra FoL triangulari Enfiformi crasfo &c, MART, Cast» 30. T. Ut DSEI-ï IX. STUK, 30 TwiNTlCM AJtfNIGE IV. de eene Peerachtig en zeer dun, inde andere byna Klootrond zyn ; in de eene lang gefteeld Hoofd- in de andere byna zonder Steel; welk verfchil stuk, ook in de Bloemen plaats heeft en zelfs is de gedaante niet eenerley. mfeibrr C41) Middagbloem zonder Steng, met geftip* ê pelde Bolachtige Bladen. Dolabrïfor* Byibiadig. Hier is het IaaSe Kaapfe Ficoides , met Bla- den naar Hertshoornen gelykende en geele Bloemblaadjes > dat by nagt bloeit, van Brad- ley , t'huis gebragt. Men weet dat de Hoorens der Damherten aan \ end verbreeden en fom- tyds dus een Bylachtige figuur maaken. De Bloemen zyn van binnen geelachtig, van buiten bleek rood: xy gaan 's namiddags om vier Uu* ren open en bloeijen voorts byna den geheelen Nagt. xltt. (42) Middagbloem byna zander Steng , met ^ongSyk ongelyke, gej tippelde, f amenge groeide Bid- liadig. den* Men Mefcmhryanthemum acaule,Fol. Dolabrifortnibus punc- tatis. ƒ/. Clif. Sc R. Lugdb. N. ip. Gouan Monsp. 244. Mefembr. Fol. DolabriformiJ Dill. Eltb* f. 257. Ficoides Capenfis humilis Sec. Bradl. Succ. I. p. 11. T. 10. (42) Mefembr. fubacaule , Fol. difFormibus pun&atis con- natis. R. Lugdb. N. 31. MiLL. Ditt. T. 176. f. 2. Mefembr. Fol. dtfformilms FlOre lureo. Dill. Eltt>. f. 241, 242. Fi- coide* Mefembr. crasdsfimi et valde fucculento folio, nigris FUu^tis notato. Plus» Alm. 148. T. 325» £ 4« ICÖSANDSIA, 3* Men noemt dit dus , om dat de Bladen te IV. genöver elkander zeer in grootte verfchilleiu ^F^X^L" Men zou het, wegens derzelver wonderlyke Hoofd- Ê^uur; ookwanfïaltig kunnen noemen. Zy zynSTUK* zeer dik en Sappig , van buiten met zwarte J^^* Stippen getekend. Deeze Soort is eigentlyk niet ongeftengd 9 maar heeft de Bloem byna ongedeeld en het Zaadhuisje agchokkig. (43) Middagbloem zonder Steng 9 met drie- xum kantige geheel effenrandige Bladen. cdbhdram. De witachtigheid der Bladen , welke lang * Witachtig, dik en ftyf , glad en glanzig zyn , geeft den bynaam aan deeze Soort, die groote geele Bloe- men op enkelde Steelen draagt en meer dan vyf hokjes in de Zaadhuisjes heeft. (44) Middagbloem zonder Steng , met Tong- xuv. achtige Bladen , die aan den eenen ka?it%"guif&r~ dikker en ongeftippeld zyn. xongMa* De Bladen zyn altemaal eenigermaate Tong- achtig in de Verfcheidcnheden van deeze Soort, wier (43) Mffcmhryantbcmum acauïe, Fol. tnquetris integerrimis. Mes. Fol. robuftis albicantibus. Dill. Elik. f. 232. Ficoides Aft. Fol. trian^alari Eniiformi gïauco crasfo , Fiore amplo Aurco. BRADL. Succ. V. p. 20, T. 43. (44) Mefembr. acauJc, FoL Linguiformibus alrero margine crasfiorjbus impun&atis. H. CÜg. & R. Lugib. N. g. Fabeu Heimjl. 249. Mes. Fol. fcalprato. Dill. Eltb. f. 224. fi9 Fol. Liuguiformi latioie, f. 22;. yo anguftiore. f. 226. j. longiore. f.227. IIi Deel, ix, Sruaj 3a TwiNTlGMANNICE KRUIDËÏfs wier eerfle dezelven naar een Schocnmaakerö ^xmf1 *Snymes gelykende heeft, zo degeleerde Dil- Hoofd- lenius te regt aanmerkt* Voor 't overige stuk. Zyn Zy jn a]je ^Q an(|ercn 0ok aan den eenen die men federt onlangs van de Kaap medegebragt en voor Kaapfche Bloemen ± welke door de nattigheid opengaan , heeft uit* gevent* 't Blykt klaar dat het Zaadhuisjes C fcyn II. Deel* is. Stuk* 34 Twintig mannige Kruiden. IV. zyn van een Soort van Middagbloem : doch xiii. van welke is tot nog toe niet zeker. Volgens Hoofd* de figuur , die rond en platachtig is, als een STUK. Kaasje , en de grootte , zouden zy behooren ^yfwy- ].mmn tot j^et Gehoornde 9 tot de twee eerfte Verfcheidenheden van het Tongbladige, of tot het laatstgetnclde Pookbladige ; maar het Na- middags, uit Zaad van de Kaap geteeld , fchy nen zy allernaast te komen: i. wegens 't Ge- was : 2. wegens de Blaadjes : 3. wegens de Zaadhuisjes; 4. de zwarte Zaadjes , als ook dat hetzelve een Jaarlyks Plaatje af Zaay -Gewas wordt gezegd te zyn. De geleerde Dilleniüs hadt reeds die manier van open gaan der Zaadhuisjes door de nattigheid , in meer dan ééne Soort van Mid- dagbloem , waargenomen. Hy beeldt zulks af in het Tongachtige met breede Bladen , doch 't welke maar negen Straalen heeft en even zo veel Zaadhokjes. Ik vind , in de Hortus alhier , maar agt Hokjes of Celletjes in de Vrugten der Tongbladige Soort. In het Gehoornde was derzei ver getal vyftien of zestierh, 't welk zeer naby komt aan de mynen, zo, die ikom» trent een Jaar geleeden gekogt heb, als in zo- danig een Plantje met twaalf zulke Vrugten , my deezen Jaare door een Oostindifch Schipper van de Kaap bezorgd : doch het Gewas ver- fchilt te veel en komt nader aan de Soort die Namiddags genoemd wordt > om de gezegde redenen. » li ICOSANDRIA. 25 In Fig. t , op Plaat LUI , geef ik de Afbeet IV. ding van myn geheele gedroogde Plantje met A *xuh* zyne Vrugten of Zaadhuisjes , waar van de Hoofd- meeften geflooten , doch twee of drie geopend 8TUK# zyn, geJyk zy, na elfen in 'c Water gcftooken ^a%r te zyn geweest 3 aanftonds beginnen te doen, zynde in eenige Minuuten geheel met Straalen uitgebreid , als nader blykt in de eenmaal in Middellyn vergroote Vrugt, die zig gelyk een After of Sterrebloem vertoont , in Fig. 2. 't Getal der Straalen is van derden tot agetieo in verfchillendc Zaadhuisjes van dit Plantje, grootst in de middelden of groot ften, klems: in de zy. delingfen en kleinften. Voorts zyn de Wortels en Blaadjes, in Fig. 1, ook zeer zigtbaar. Om nu de reden en manier van die zo zon* derlinge uitbreiding eenigszics te verklaaren 9 heb ik een droog geflooten Zaadbuisje perpen* diculaar doorgefneeden , en dan vertoonde het zig als in Fig. 3, waar a den Steel aanwystf b den Stoel > uit eene vooze zelfitandigheid be- f taande, waar op de Scheedjes der Zaaden c % c in 't ronde geplaatst zyn , met de Mondjes van boven open 9 die geflooten worden door de 0- verhangende enden der Vliezige Dekzelend«d, alhier wat opgelïgt ; onder aan welken een bruin gedeelte is > by e , e , dat de fcherpe Ruggen Van die vScheedjes Tangwyze 001 vat.» hebbende twee uitfieekende Puntjes, welke zig düidely- ker voordoen in- Fig. 4» Aldaar is het half door* gefneeden Zaadhuisje , door bevogtiging open- G 2 gaan- UU DEEL« IX, SltMC, 36 Twi NT IGMANNICE KfU7lDEtf. IV* gaande , gelyfc hetzelve onder 't Oog doet 9 A xm!L' voorgeïleW , en dus ziet men , terwyl de Let- Hoofd- teren even 't zelfde aanwyzen als in Fig. 3, dc stuk* verandering hier door veroirzaakt. Het Steekje ryfwyvf a^ ^ gtoe| b en tie Scheedjes c , c, behouden haarc plaatzing , terwyl de Vliesachtige Dekze- len zig met de enden d geheel omflaan, neemen- de met zig het bruine gedeelte e, dat dc ge- zegde twee Puntjes ƒ heeft, die mede tot de fluiting dienen. Voorts ziet men de fi- guur van de gezegde enden : ook vertoonen zig de openingen der Scheedjes duidelyk. Ia dezelven waren eenige Zaadjes, als by g,zyn- de platrondachtig en glanzig zwart ; gehecht aan zekere Draadjes, die op den bodem zitten van het Scheedje. De gedagte Dekzels d , d , d , welke eene Wig- of Bylvormige figuur hebben , zyn de Hoorntjes van denStyl, of Stempels in de Bloe- men geweest , en deeze krimpen door het nat maaken, dat van de buitenzyde gefchiedt,even als zy n£tuurlyk door den Regen of Daauw doen, ter uitwerpinge van het Zaad: zodanig, dat zy op 't laatst geheel agter - over worden getrokken , neemendemet zig het bruine Kapje e > dat aan dezelven vast is en twee Haairdunne Puntjes/, ƒ heeft. Dit gefchiedt onder 't Oog fomtyds vryfchielyk: vervolgens, opdroogende, komen zy allengs wederom in den voorigen ftaat, zig als Bloemknoppen vertoonende; maar hetblyke uit het gezegde duidelyk > dat het geene Bloe- men ICOSANDRIA. men zyn , waar voor fommigen ze hebben aan- ÏV# gezien. De Bloemen van dit Gewas hebben efcn^^f*1' Kroon of Krans van geele Blaadjes en zyn ge- Hoop d- heel anders , gelyk ik bevoorens heb gemeld. STÜK* Hét Kniebloemig Middagbloem , dat onze vier- J™'*sym de Soort is, vondt de Heer Fouskaohl by de Pieramieden te Kairo. Het Loof daar van , bevattende een Waterig Vogt, was het Vee niet aangenaam , maar de Arabieren maakten van het Zaad een Soort van Brood, hun^fmaa- kelyker dan dat van Tarw, doch by de Egyp- tenaaren niet in gebruik. Zy kreegen hetzelve, door de fterk in de Zon gedroogde Zaadhuisjes te kloppen, daar uit; dan werdt het tot Meel ge* malen , dat zy met Water en een weinig Zout mengden , bakkende daar van dunne ongerezen Koeken op een Yzeren Plaat* Ook was op dit Zaad , by de Arabieren Gliuful genaamd, een Prys gefteld. Ean andere Soort , by hun den zelfden naam voerende, welke hy Knoopbloemig noemt , was in Arabie , op woefte Zandige plaatfen, zeer gemeen* A i z o o n. Ficoides. Ik zal den gemeenen naam toepasfcn op dit Geflagt, 't welk een vyfdeeügen Kelk heeft en geene Bloemblaadjes , dus grootelyks van het voorgaande , waar in dezelven zo menigvuldig zyn , verfchillende. De Stamper wordt een Zaadhuisje 3 dat vyfklèppig is , met vyf Hol- ligheden. C 3 Het II, Deel. IX Sxm> Twintig m a tf n ï c e Kruide:?. IV. Het bevat drie ook meest Afrikaahfche Soor- Afdrel. tcn ais v0]gt# ïïn^D" (O Ficoides met Wïgswys' Eyronde Bladen i. en engejleelde Bloemen. Canarjénfi* Men vindt deeze , die naar de gewoone jFÏ- ' coides eeaigszins gelykt , doch breede platte Bladen , als van het Porfelein, heeft , natuur- lyk op de Kanarifche Eilanden. Nissole hadtze, ais een nieuw Geflagt, opgegeven on- der den naam van Ficoidea* Pluk en et noem- de ze Htiislookachtig Kali. Zy is door Volo kamer afgebeeld, by wienze opgekomen was uit Zaad, dat hy van den Edelen Heer She- rard, uit Engeland , hadc bekomen, gelyk menze ook heden in de Openbaare Kruidho- ven aantreft. 5t Gewas heeft veele ronde , roodachtige, fappige Takken, met Blaadjes van gezegde fi- guur, doch grys en éenigermaate Haairig, op den Grond leggende. Uit de Mikjes brengt het ongedeelde Bloempjes voort , als gemeld is, bleek groen , en daar op volgen vyfhoekige Zaadhuisjes , gevuld met zeer kleine glanzig bruine Zaadjes^ (O (ï) Alzoon Pol, Cunelformi - ovatïs , Flor. fesfilihus. Sy.fi. JV is wegens de figuur der Bloemen aan zekere Kruiden Arunct* gegeven , waar van deeze Soort in de Geberg bJ^t£' ten van Ooftenryk, Switzerland en Auvergne , als ook in Virginie, grocijende, de fraaiite is. De Afbeelding 3 welke Tragus daar van ge* geven hack, is door alle anderen overgenomen , doch door my een weinig verbeterd, zegt C a- merarius. Gedagte Autheur noemde ze Pycnocomon , Tabern^montanus Dry- tfiopogon , in 't Hoogduitfch Waldbart, dat is Bofchbaard, Woud - Geitebaard cf Sickblumen , in 't Franfch Barbe de Chevre. 'c Is een Heefterachtig Kruid 3 in 'c wilde dikwils zes Voeten hoog, doch in onze Tuinen laager groeijende. Het onderfteunt zig door zyne lievige Stengen en heeft Bladen, die uit een langen Bladtteel befcaan , gevind met an- dere Bladfteelen , waar van de twee agterftcn Vyf- 1 de twee volgende driebladig zyn , en het end van den grapten Bladfteel is dikwils een* bla- (xo) Spir&a Fol. fupradecompofitis 9 Sp'eis paniculatïs , Floribus dioicis. Aruncus. H. Olijf. 463. R. Lugdk, 27?. CRON. Virg* 111, 77. Barba Caprx Floribus oblongïs. C. B. Pin* 1^3* Baiba Caprar. C A m« Hort* 26, T. $. cs II* DEIU IX, STUX» 4t T W I N T ï G M A Is N I G £ Kl de Steng DrQpwor- Kruidig , de Bloemen als een Kroontje. tel. Dit Kruid heeft den naam van FUipendula f wegens de Knobbelige als aan Draadjes hangen- de Wortelen 3 in de Zuidelyke deelen van Eu- ropa , doch de Duitfchers noemen het Roode Steenbreek of Wüdgarben> de Engelfchcn Drop- wort en wy Dropwortel. Sommigen hebben het , verkeerdelyk , Oenanthe geheten* Men vraagt of het ook het Molon zy van Pliniüs. Het groeit op de V7elden van Ooftenryk en aan de kan- (*) CapfuU fübiispermA, H ALLER, noenuze esnzaad:g , gelyk Tournefort ook dezeiven hadt afgebeeld. (ii) Spir&a Foiiis pinnatis , Foliolis uniformibus ferratis &c. Filipendula Folüs pinnatis &c. Mat. Med. 239. H. Ciïf. 191. R. Lugdb. 277. GOUAtf Monsp. 245. GORT. Belg. 141. Fl. Suec. 404 , 439. Filipendula vulgaris. C, B. Pin. 163. Filipendula. CAM* Epiu 608. Dod. Pempt. 56. Oenanthe Filipendula* Lob. Ic. 72^.^3, Filipendula minor. C. B. Prcdr* 85. ICOSANDRIA. 43 kanten der Hakbosfchen , zegt C tv si u s , zeer IV. menigvuldig. In Switzerland is het niet gemeen, A™^L' zynde hier te Lande, op een Waard aan de Hoofd- Lek, by Wyk te Duurftede , gevonden. STÜK* Het ipreidt zyne lange Bladen langs den Grond n[*ntagy' in 't ronde uit, die bezet zyn met zeer fpits ge- tande Vinnen en kleine Vinnetjes daar tusfehen» De Steng , die naakt is , één of anderhalven Voet lang, draagt een Kroon van meest zesbla- dige Bloempjes uit een zesdeeligen Kelk , met veele Meeldraadjes. Het Vrugtbeginzel, daar tusfehen , wordt een rond Hoofdje , uit een getal van vyftien tot twintig Haauwtjes be- ftaande, zo Ha ller meldt. Tournefort zegt , dat de Zaadcn tot een rond Hoofdje, 'c welk naar een Tonnetje gelykt , vergaard zyn. De Bloemen zyn welriekende zo in dit als in de voorgaande Soort , waar uit men een kragtig Oogwater plagt te deftilleeren. In beiden is de Wortel (amen trekkende . zynde van deeze in de Winkelen onder den naam van Roode Steen- breek Wortel bekend geweest. Men heeft- ze tegen de Aambeijen en den Witten Vloed aangepreezen. Het Kruid hebben lbrnmigen over de Slaa gebruikt , en bevonden dat het de Verteering hielp , zynde fmaakeJyk en zeer verfrisfehende (*). («) Spï- (*) Fabregou, Hijï% des Plant. tnvk* Fat&iè II. DlUfc, IX, STUK» 44 Twijnt igmanni ge Kruiden* IV. (ia) Spirsaa met gevinde Bladen , het ende* AVxm?" lingfe grooter en gekwabd , de Bloemen Hoofd- Trosachtig. STUK* xii. De Latynfche naam , Ulmaria , is aan dit tfim^a. Kruid gegeven , om dat de Bladen veel naar Keynette. die der Ypen of Ölmeboomen gelyken* Men noemt het ook wel, gelyk de eerfte Soort , Gei- tenbaard', doch het voert, in 'tbyzonder, den naam van Regina Prati , in 't Franfch Reine des Préz , dat is Koningin der Velden , waar van de Nederduitfche naam , Reynette , zyne afkomst heeft. Het is by ons,gelyk door geheel Europa , op vogtige lommerige plaatfen , aan Waterkanten , by Haagen en op Velden , hier en daar gemeen. Dit Kruid verfchiltvan 't andere Geicenbaard , zo doordien de Bladen enkel • Vinnig zyn , als doordien de Bloemen niet zulke veripreide Kat- ten maaken , maar digt te famen zyn gehoopt. De Bloempjes heeft hetzelve meerendeeis vyf- bladig, en de Bloemblaadjes zyn niet Eyrond- achtig y maar Spatelvormig. De Zaadhuisjes maaken kromme Haauwtjes uit, ten getale van zes, zeven of agt, vergaard. In (ia) Sftr&a Fol. pinnaus , impari rrrjore lobato, &c# Mat. Med> 241, H. Cliff. ipi. R. Lugdb. 277. GoUAN Jtfonsp. 24.5. Fl. Sues. 405, 440* GORT. Belg. 141. Barba Caprae Flor. compa&is. C. P. Tin. 164. Regina Prati. Dod. Tempt. 57. LOB. Ie 711. HALL. Helv. 307. Ulmaria. Clu-ö. Tann* 6$ 9. I c o s A n D R l A# 45 In kragten verfchilt dit Kruid van de voor- IV. gaanden weinig. De groote Boerhaave ^mi*" hadc het dienftig bevonden, om de ongeregel- Hoofd» de beweeging der Zenuwen te doen bedaaren , STÜK» en verdervende 5 door zyne famentrekkende „f™**®* hoedanigheid. Het Gemeen gebruikte den Wor- tel tegen Buikloop. Het gedeftüleerde Water , zegt H aller, wordt in Koortfen met Uitflag, daar de Geneesheer de Uit waafeming tragt te bevorderen , dikwils voorgefchreeven. (13) Spirsea met Fïnswys' drievoudige Bla- xnr. ; - den , het onefene vyf kwabbig gepalmd. paimlfl Gepalmde* In Siberië groeit deeze , die in geftalte naar de naastvoorgaande gelykt, hebbende het Kruid reukeloos , maar den W ortel welriekende. De Vrugt is als die van het Dropwortel > niet ge- draaid gelyk in de Reynette, Spirsea met drievoudige Zaagswys* ge- xrv, tande, byna gelyke Bladen en eenisermaa- TrifoUat** , . , n7 0 Drieblad!» K. U gepluimde Bloemen. gs. Van (13) Spir&a Fol. pinnato • ternacis , Foliolo impari quln- quejobo- palmato. Jac<*. Hort. 8$. (14) Spir&a Fol. tematïs ferratis fubaqualibus . Flor. fub- paniculatis, FHipendula Foliis ternatis* H. Cliff'. 191. Ups. ijl. R. LugdL zjy. Gro*ï. Virg. 55, 77. Ulmaria majot trifolia , Flore amplo pentapetalo Virginiana. Pi.UK. Mm* 393. T. 255. f. 5. IL DEM* IX, STUK* 46 TwiNTI GMANNICE KRUIDEN. iv# Van dit Virginifch Kruid , bekend in onze AxmfL' Kruidhoven , fchryft de Heer Clayton, Hoofd- dat het witachtige rood bonte , vyfbladige «ruir. Bloemen heeft 3 in een dunne Pluim aan den J^e{wy" top der Stengen vergaard , en langwerpige ge- fpitfte rimpelige Zaagswys' getande Bladen over* hoeks , drie op één Steeltje; de Steng Takkig glad en zwartachtig rood. Men noemt het in Virgïnie Jpecacuanha of Indiaanfch Braakmiddel : want veertig Grein van het Poeijer des Wor- tels, ingegeven, doen zagtelyk braaken. Thans volgen de Veeltvyvigen j dat is die meer dan vyf Stampers of Vrugtbeginzels heb- ben. R ö b ü s. Braamboos. Van "dit Gefla'gt, welks Kenmerken ook hier #n.o. v. voor reeds opgegeven zyn*, heb ik de elf eer- bhJ^zis. fte Soorten , die Heefterig zyn , insgelyks reeds befchreeven % zo dat alleen nog de vier vol- gende ter befchry ving open fiaan , naamelyk x'T. (ia) Braamboos met drievoudige naakte Bla- f,^rt*'s. den en kruipende Kruidige Uithopers. Steen tn ta- nende. Iq Bergachtige Streeken * door geheel Europa , groeic (n) Rubus Fol. ternatis nud's, Flagelïïs reptantibus Her* baceis. R. Lu%dk. 274. Go'.'ANr Monsp. 247» Snee. 411. Lapp. 206, HALL. Heiv. 344- Ger. Prov. 467* JACC^ Vind* 245. Oed. Dan. 134- Chamnerubus Saxatjiis, C. ö« Pin* 110. Rubus Saxatiiis Alpinus. Cl is. Patin. 115, 110. I C O S A N D R I A. 47 groeit deeze veel op Steenrotfern Zy maakt IV; een Plantje van een Voet hoogte, dat uit zyne^^1- Kruidige Stengetjes driebiadige Bladfteelen uit- Hoofd* geeft, met Bladen als der Olmen, doeh nietSTÜK# ruig , zeer famentrekkende van Smaak. Den^iysr V rugten , die het voortbrengt > beftaan uit veel minder Jïesfen , dan in deBrummelen, doch de Besfen zyn veel grooter , helder rood van Kleur en bevatten een zeer aangenaam rins Sap. De Zaadjes , in ieder Bes een , zyn ook fannen« trekkende. (13) Braamboos met drievoudige Bladen, de xnr. Rubus Arïïicus. Noordfchg* Steng eenbloemig en ongedoornd* a?&!cus. Dit Kruidje ? naauwlyks een half Voet hoog, dat de Reuk en Smaak van Aardbeden heeft , groeit in Sweeden , Kanada en Siberië. Het draagt op de Steelen enkelde Vrugten, die uit veele Besfen famengehoopt zyn en zeer naar de Braamboozen gelyken , rood van Kleur* De JRusfen noemen het Knaesnitza > dat is Edele Braamcn, In de Bosfchen van Rusland groeit bet byzonder veel en wordt ook op de Mosplaggen der Rotfen , in de Gebergten van Siberië , ge- vonden. In Lapland firekt het voor de Berg- lui- Cn) Rübus Fol. tematis , Caule inermï unifloro. Mat* JMed. 244. FL Suec. 412, Lapp. 207. T. 5. f. 2. Oed. Dan, 488. H. Clijf. 291* R. Lugdb. 274. Rubus humilis Flore purpureo. Buxb* Cent. V. p. ij. T. 2$. Rubus tiifoiius&c. Amm. Rutb. iSj. IU DEEL, STUK. \ 48 TwINTICMANNlGE KruIÈ>£&. jy4 luiden tot verfnapering en de Geley of Wyd * 'Afdeel» daar van in Nordland gemaakt, wordt als een Hoofd» Gefchenk naar Stokholm gezonden, alwaar men* stuk* ze houdt voor eene Lekkerny. In Tuinen aaft Ptetwy* het Gewas niet , blyvende aldaar onvrugtbaar. w*e' Het zyn v an de lekkerfte Besfen in S weeden , doch hebben dit ongemak 3 dat zy niet van den Stoel willen > alzynzeryp. xiv. (14) Eraamboos met enkelde gekwabde Bladen fatmlfusT en ongedoornde eenbloemige Stengen. AalbésbU- digc Dit Plantje 5 dat byna yan de zelfde hoogte is y groeit op Veenachtige Gronden, in de Bos- fchen van S weeden, Peenemarken en Rusland, menigvuldig. Het heefc Bladen als die der Aal* besfen, en de Vrugten , zo groot als Moerbei- jen , eerst rood en door aanryping geel worden- de , zyn niet minder aangenaam van Smaak als de gedagte Laplandfche. Door die van Wes» teibothnie v/ordt een groote menigte van deezè Braamea , ingelegd , Jaarlyks in de Herfst naair Stokholm gezonden f om tot Toefpyze te ge- bruiken. De Laplanders eetenze , in Rendiè* ren Melk tot Pap gewreeven , mee veel Smaak, en bewaaren de Beslen een geheelen Winter , onder de Sneeuw op de Gebergten begraven , haa- (14) Rdus ToU (implicibiis lobatls &c. Mat. Mei. 244. TL Suec. 413. Fl. Lapp. 20S. T. $. f. i. H. Clïff. 192. R* Lugdb. 279. Charrmuhus foliis Ribes. C. B. Pin. 48o. Mo- rus Noivegica. Till» Abotnu 47. T. ISO. ÖED. Dm* I C O S A N D R t A. 49 haaiende die 's Voorjaars > even fmaakelyk als IV* toen zy geplukt werden , daar uiu Van fom- ^^ff1 migen zyn zy ongemeen tegen het Blaauwfchuit Hoofd-; aangepreezet). 't Is een tweehuizig Gewas • doch STUK* de Wortel van het Mannetje vereenigt zigmet J^^* dien van 't Wyfje onder den Grond , om een Eenhuizige te maaken 3 zo de Heer Söl an- der waargenomen heeft. (15) Braamboos met enkeïde Hartvormige on* xv. verdeelde gekartelde Bladen en ongeblader-^ïüarefa de eenbloemige Steelen. floowto* f Deeze Kanadafche , té vooren Dalibarda ge- tyteld , heeft kruipende Wortelen en Bladen als die der Violen 5 van boven dun befprengd met Haairtjes , zo wel als de Stengetjes of Bloemfteelen , die de langte der Bladen heb- ben en de Bloemen wit» Het draagt vyf Ey- ronde naakte Zaaden en is wegens de Geltal- te hier t'huis gebragt. F R A G 1 1 I A. Aardbezie- Kruid. Dit Geflagt heeft een tiendeeligen Kelk met vyf Bloemblaadjes en de Stoel der Zaaden is Eyrond , Bezieachtïg , afvallende. Het begrypt , in de eerfte plaats , het zeer bekende Kruid 3 welks Vrugten men Aardbeziën noemt, als / (1) Aard- (is) Rubus Fol. fimplicibus Cordat's indivifis crenatis , S<&« po aphylio uniftoro. Sy/i. Kat. Veg XJIL D 50 Twintig mannig e Kruiden. IV* (i) Aardbezie. Kruid met kruipende Staarten* Afdeel* Hoofd- Deeze groeit , door geheel Europa , in de stuk, Bosfchen niet alleen , maar in de Noordelyke i. deelen zelfs op drooge opene Velden , wild^ ÏZIT* en wordt in de middelde deelen , gelyk by Gewoon. OKS 9 overvloedig in de Moestuinen geteeld. Bovendien wordt zy hier te Lande ook in ver- fcheide Bosfchagiën van Gelderland , Overys- fel, Vriesland, ja aan den Duinkant van Hol- land , wild aangetroffen* Men noemtze in 9t Latyn Fragaria, in 't Franfch Fraifier of Frai- fe9 in 't Engeïfeh Strawberry en in 't Hoog- duitfeh Erdbeeren , 't welk met onze benaaming ftrookt. Het Kruid is iedereen bekend. Uit een har- den zwarten Wortel fchiet het lange Bladfteelen niet drie B iaden , welke ovaalachtig zyn , en meer of minder ruig , lichter of donkerer groen , grooter of kleinder* Hier aan zyn de Verfchei- denheden kenbaar , die in grootte , kleur en fi- guur, (i) Fragaria FlagelHs reptantihns, Syjï. Nat. XII. Gen. 633. p. 349- Veg* XIII. p. 396. Mat. Med. 245. //♦ Ciif* 192. K. Lugdb. 274. GOü&N Monsp. 247. Gkr. Prov. 470. KRAM. Auflr. I46. HALL. Helv. 342. FU Suec. 414, 450, Gort. Belg. 144- Fragaria vu'garis. C. B. Pin. 326. Fi. Lapp. 209* GORT. Ir.gr m 80. Gron. Vtrg. $6 , 78. Fragaria Fr. a!bo. C. B. Pin. 326. Fragaria & Fraga. DOD. Pempt* 672. LOB» Ic. 697. Frag. Fr. parvi Pruni magnitudine. C» B. Pin. 3*7. y. Frag. Chïïoë'nfis, Fr. maximo, Fol. Carno- ti$ hhiutft. Dill» Ehh. 145. T. 120. f. 146» Frag. crasfis ct lugolis foliis, Flore & Semiae carens. EOERH* Lugdb+hjp. <$z* ÏCÖ5ANBRIA* 5* guur , bovendien verfchillen. Dus heeft men IV; roode cn witte van de gemeene Soort , die men AF£ft^'è Tamme Aardbefïën noemt 9 en anderen , byna Hoofd- Oranjekleurig , met groote donkere Bladen , 3TÜK* Wilde of ook wel Ëngelfche genaamd, in wiörn^f^ Vrugten , die grooter zyn dan de Tamme, de Zaadjes ingedooken zitten s daar zy uitpuilen op de anderen. Deeze Wilde Aardbeziën hou- den ook vaster aan den Kelk. .Voorts zyn 'er nog die men Ruige noemt 5 wegens de Ruig- heid der Bladen en deeze leveren Vrugten als Pruimen Uk* doch minder aangenaam van Smaak of laffer dan de Tamme 5 die wederom zoeter en minder rinfeh dan de gemelde Ëngelfche zyn. Even 't zelfde meldt Pater Frezier van de Aardbeziën van Chili, by de Stad Concep- tion geteeld wordende ^ met ronder, dikker en ruiger Bladen; de Vrugten doorgaans van groot- te als een Ockernoot en dik wils als een Ey, bleek rood van Kleur en laf. Boerhaavïï badt deeze , in Europa overgebragt en voort- geteeld zynde , in de Leidfe Akademie - Hof 9 als Bloem noch Vrugt geevende , voorgefteld. In 't jaar 1730 bloeide zy in de ElthamfeTuin en heeft federt Vrugt gedragen > doch dezelve wierdt aldaar niet ryp 9 zo Djllenius ver- haalt. De Wortel en de Bladen van dit Kruid zyn openende en wat famen trekkende ; maar de Vrugten overtreffen die grootelyks in gebruik 5 D % £0 XX« Ceeju XX, Sxuis, 52 TWINTIGMANNIGE KRUIDEN. Afdeel 20 °V£T ^afe^ a^s wanneer ZV een der lekker* xiii. * ite Fruit zyn onder de Nageregten en zeer ge- Hoofd ZOnd , als tot Geneesmiddelen* In de Apothee- *TTr*? ken is daar van het Gedeftilleerde Water en vfa. Geest 3 de Julep en Syroop bekend ; waar van de eerften eenigszins Hartfterkectde 5 de laat- ften Verkoelende zyn. In die beide opzigten* echter, kan men uit andere Vrugten veel krag- tiger Middelen bereiden. Het Zaad wordt ge- houden voor Steenbreekende y ten minfte fterk Pisdryvende. Een Pap van Aardebeijen is zeer dienftigop Ontfteekingen. Zy zyn zo Waterig, dat vyf Pond door Deftillatie omtrent vier Pon- den Water uitleveren (*)♦ n. (2) Aardbezie - Kruid met enkelde Bladen* rrag&ria ScnSadi^* Dit heeft de Heer Düchesne aan den Heer Linn-eus gezonden en zelf befchree- ven. Het zou eene Verfcheidenheid van de voorgaande kunnen zyn , want het eerfte Blad is drievoudig; maar het heeft langer Bloemfree- len, kleiner Bloemblaadjes en ingefneeden Kei* ken. ra. (3) Aardbezie - Kruid met een leggende Steng ontmgt en Mm* Blomtakjes. baai. Som* (*) GEOFFR. Mat. Med. III. 489. (z) Fragaria Fol. fimplicibus. Syfi. Nut. Veg. Xtr. Sc XIII. (3 ) Fragaria Cauïe dccumbenfe , Ramis Floriferis laxls* Veg. XIII. Frag. Caule decurabente repente. R. Lugdb. 274. ICOSANDRIA* 53 Sommigen hebben het gewoone Aardbefie- IV. Kruid, toevallig geen Vrugten draagende, voor ^mf1 het Onvrugtbaare aangezien ,* doch de Heer Hoofd Gerard merkt aan , dat men de eigentlvke S*ÜK' onvrugtbaare Soort in Provenccniet wild groei- nia. jende vindt; offchoon Garidell dezelve als zodanig heeft voergefteld. Deeze, meent hy, is een bewys , dat men de Aardebeijen , gelyk hy gedaan heeft , tot het volgende Geflagt zou moeten betrekken. Zie hier de befehryving , welke onze Ridder van dit Onvrugtbaare Aard- bezie- Kruid, dat, volgens hem, in Engeland en Switzerland groeit (*), heeft gegeven, „ Dikke neergedrukte Stronkjes , met Lan- 5, cetvormige Roestkleurige Stoppeltjes gedekt; „ de Bladen drievoudig ftomp Eyrond, Zaag. „ tandig , geüompt , flapper , fcfaairig , Flu- 3, weelig zagt,van onderen witachtig , met zeer a, Haairige Steelen : de Bloemdraageode Sten- 33 gen Draadachtig dun , leggend, flap, met „ kleiner en minder Bladen, De Bloemen cen- „ zaam, gefteeld, wit; geen Staarten", Po- GouAN Mnsp. 247* t>AUB. Paris. If, HUDS. Angl. ïgu Fragaria fterüis. Tournf. ïnfl. 296. C. B. Pin. 327. Lob. Je. 698. Geh. Prov. 470. HAiX. Helv. 342. Frag. fterilis f. minima vesca &c. Aioius. IM. II. p. is$. S. 2. T. 19. f. 5. (*) Volgens Lobel v/ordt het ook in de Nederlanden , op de Roden en in de Bosfchen omtrent Doornik, veel gevon- den. d 3 II. Deel, IX, Stuk. g4 TWINTIGMANNIGE K RUIDEN. IV. Potentilla. Ganferik. Afdeel, xiii. j)e j^]^ en JBloem komt met die van 't Hoofd* stuk* voorgaande overéén; maar het heeft de Zaad* piel%»y* jes , die rcndachtig en naakt zyn, op een klein v'*e' droog Stoeltje zittende. In die Geflagt komen tien Soorten voor met Gevinde, veertien met Gevingerde envyfmet Drievoudige Bladen. Van de eerite heb ik de eerfte Soort , als Heefter ig zynde, reeds be- *ii.d. fchreeven*: des V.St. bl. * *25 • A. Met gevinde Bladen. it. (a) Ganferik met gevinde Zaagswys9 getande ^nf>ltl Bladen > kruipende Stengen en eenbloemigz ziivet- Steeltjes. Van dit zeer gemeene Kruid, is zo wel de Nederduitfche als de Latynfche Geflagtnaam ontleend. Men noemt het gemeenlyk ArgentU ma* in rt Nederduitfch Zilver Jchoon of Zilver* Had en Blik , wegens de Zilverachtigheid der Bladen , welke zeer fterk is 5 wanneer het op de K!ey groeit, zegt de Ridder. Het heeft dien glans fterker op drooge plaatfen en aan de We- gen, f2) Fatenulla FoU pinnatis ferratis Caule repente. M*t* Mei» 246. R. Luzdb. 275. H. CUff". 103. Gouan //. 248. Ger. Prov 467. Hall. Helv. 338. Kram. A*ftr. 146, FL Suee. 41 j. GORT. Belg. 144. Aqjentina. Dod. Pempu 600. Argent. Potentilla. Lo#. Ie. 6s>3- Potentilla. C, B. fin* 521. Cam. Ef>it. 758* ICOSANDRIA. gen 5 dan in de Velden* Ik heb het bier in IV. Holland , zo wel op Veen en Kley , als in A™f*Lt Zandgronden , ja tusfchen de Steenen % even goopp* tierig gevonden , en dus komt het ook in ande- t*ü** re deelen van Europa voor. Het maakt tusfchen de koude en hcete Lugtftreek geen verfchil; zynde in Provence zo gemeen als in Duitfch- land , Rusland en Sweeden. Anferina wordt het insgelyks genoemd, waarvan zekerlykdeHoog- duitfche naam Grenfich en Genfcrich, zo wel als de onze Ganferik, zyne afkomst heeft. De Gaozen , naameJyk, zegt men, wiilen 't gaarn eeten onder 't Voer. By de Engelfchen noemt men het Wild Tanfy,&at is Wild Reinevaren, of Silverweed, dat is Zilverkruid. Wegens de uicneemende kragten f in de Ge- neeskunde 3 voert dit Kruid den naam van Po» tentilla. Het komt byna met de .Kina -Bast overeen , zeid' Boerhaave, wordende de Afloopende Koortfen daar door dikwils wegge- nomen, indien men het uitgepcrfteSap der Bla- den een Uur voor het aankomen ingeeft. Uit* wendig opgelegd dient het tot Bloedftemping , geneest Wonden en Pynlyke Ontftcekingen. Tot de Oorfmerten 9 in Kinderen , dient een weinig van het gekneusde Kruid met Ceruis opgelegd. Het Zaad en de Wortel is, zo wel als 5t Kruid , van eene famentrekkende hoeda- nigheid , en dus dient het Af kookzel , inwen- dig , tegen Loop en Blocdloop. Men kan het in Vleefehnat kooken , als wanneer het dikwils D 4 den lh Deel. IX Stuk. 56 TWINT! GMAKNIGE KrüïDENJ /pdfje* ^Cn ^*tten vlocd geneest* Zelfs wordt hei xÏijl Kmid, dat Zuurachtig is met eenige famentrek* Hoofd, king, ook wel in Moes gegeten* sruiu ^nr. ^ (3) Ganferik met dubbeld gevinde , wederzyds gricc*' Wollige Bladen > de Slippen evenwydig digt wollig. aan elkander , en leggende Stengen» In Siberië komt deeze voor , die naar de, voorgaande gelykc f doch veel kleiner is en de Bladen famengefteld heeft uit Eyronde Wollige Blaadjes, welke Kamswyze verdeeld zyn, De Stengetjes , twee- of driemaal zo lang als d§ Bladen, neerleggende 5 hebben aan 'c end eeni- ge geele Bloempjes. jtfuhifida te) Ganferik met dubbeld gevinde Bladen, de Vteidceüg. Slippen effenrandig, afftandig, van onde~ ren Wollig en leggende Stengen* Van deeze > die in Siberië, Tartarie of ook in Klein Me groeit, heeft de Geftalte insgelyka veel overeenkomst met het Zilverfchoon, (5) (3) Potentiiïa Fol. bi'pïnnans &c. Potent. Fol. pinnatis hiifutis HALL. Goett. II. p. 106. Potentilla Fol. dupli-. cato - pinnatis &c. Gmel. Ms. (4) Potetitilla Fol. bipinnatis &c. FentaphyUoides fupi- num minus &c. Amm* Ruth. ii5* Pcntaphylloides reoensFo- Jiis pinnatis. BüXB. Cent. I. p. 30, T. 49. l« & Penta- phylU Uipina , minor &c. Amm. Rutè. 117». Goian Jftonspi ICOSANDRIA* 5jr (ƒ) Ganferik met gevinde en drievoudige Bla* W* den 3 de buitenjlen grootst , en kruipende ' Staarten. Hoofd- stuk, Deeze gelykt naar het onvrugtbaare Aardhe- j, ^ « fie-Krntd ea heeft de Bladen Fluwcelig met Fragaroi- gehaairde Steeltjes. Zy groeit in Siberië. Mt$xti$- achtig. (6) Ganferik met gevinde oyerhoekfe Bladen t vr. vyf Eyronde gekartelde Blaadjes en W^'Rm^^ regtopjtaande Steng, Die Kruiden 3 welken de vermaarde Tour- nefort, als naar het Vyfvingerkruid gely- kende , Pentaphylloides genoemd heeft , enkel door de Bladen daarvan verfchillende 3zyn, zo wel als dat Kruid zelf 5 tot dit Geflagt betrok- ken. Het tegenwoordige is Aardbezie -draagend Vyfvingerkruid 3 of Vyfblad, door Clusius genoemd , die hetzelve in Neder - Ooftenryk overvloedig vondt groeijen. Het komt ook voor, in Siberië en in Sweeden, meest aan de zyden der Bergen. De Vrugten gelyken raar Aard- (s) PotmUla Fol. pïnnatis tefhatisque &<% Potent. Fo!, no- venis palm itis apice ferratis. HALL. Gjctt* li. p. i0£. (6) Potentilla Fol. pinnatis, ai ternis &c. H. CliJJ. 193. It. JVntgoth. 63 , 7*. Flor* Suec. II. p. 453. Pentaphylloides ere&um, J. B. Hij}. II. p. 398. Moius. Hifi. 11. p. 192. s. 2. T. 20. f. 1. Qmnquefolium Fragiferum. C. B. Pin. $26* CLÜS. Hifi. II. p, 107. GOUAN Monsp. 24 g~ D.5 II. Deel. IX, Stuk» 58 Twintig mannige Kruiden. IV. Aardbeziën , doch hebben niets aangenaams. Het ^Fxhi*L# ^ec'1 ^e on^cr^e bladen vyf -of meer» Vinnig, Hoofd* de bovenften maar drievoudig aan de Steng', KUK- die ongevaar een Voet hoog groeit , zynde rood van Kleur. , vit. (7) Ganferik met gevinde byna egaale Bladen ^üfurc* en langwerpige byna tweedeelige Blaadjes , Gegaffeld. ^e buitenfien famenloopende* VIÏI- , ( 8) Ganferik met gevinde Bladen , de Blaadjes leides, rondachtig , getand , egaal ; de Steng regt- Pimpernel- oj/fflajKfc. Deeze beide Soorten zyn door Tocrke- FOjRT in de Levant waargenomen. Men vindt de 'eerfte ook in Siberië. IX* (9) Ganferik met de onderfie Bladen gevind , (?lva de bovenften drievoudig ; de Blaadjes inge- Z&ju™* fneeden Zaagtandig ; de Steng regtopftaan- de en ruigachtig. Waarom deeze , die in Kanada groeit , den bynaam van Penfyivanifche voere, is my dui- fter. O) (7) Potentilla Fol. pinnstis fubaeqmlibus &c. Pentaphyl- loides Oriëntale fupinum &c. Tourmf. Cor, 21. (8) Potentilla Fol. pinnatis, Folioiis fu->rotund;s &c. Pesi- taphylloides Oriëntale ere&um &c. Tournf. Cor. 21. Büxb. Cent. I. p. 30. T. 48. (9) Potentilla Fol. inferioribus pinnatis &c. 76. Pentaphyllgidcs Canadenfe Fol. Agrimonis* Bofrh. Lu^db, I. p. 40. Penfylva fiica I C O S A W D R I A. 59 (10) Ganferik met gevinde Bladen en gegaffelde IV. leggende Stengen. Ax?nfl Hoofd* In Duitfchland en in Siberië is deeze gevon-sTu*. den , zynde door Gmelin afgebeeld. De r>oteft)Ua Stengen zyn wel een Eile lang 3 doch leggen fupjw? op den Grond ^ en daarom voert deeze Soort 3 Leggend* by uitftek, den bynaam van leggende , die zeer gepast is* Zy komt by J. Bauhinus onder den naam van Pentaphylloides fupinum voor 5 en behoudt by Toürnefort denzei ven. B. Met gevingerde Bladen. (n) Ganferik met zevenvoudige Lancetvormi- JI& ge Zaagtandige , wederzyds een weinig ge R.cgt.* haairde Bladen en regtopftaande Stengen. Dit Gewas behoort eigentiyk tot de Soorten van Vyj 'vinger • Kruid , hoewel het niet van de ge- (10) F'juntilla Fol. pinnat.'s, CauJe dichatomo decumben- te. H. Clif. 193* Ups, 133. R. Lugdb, 275- Fentiph. Alpin. minus fupinum. Pluk. Mm. 28 5. T« 106. f. 7. Pent. fupi- num quorundam. Clus. Hifi- II. p. 107. Pentaph. fpecies. Plore lureo enneaphyiios hirfuta. Amüros. Póyt. T. 4*4. Quinquef. Frag?fero 2ffinrs. C. B, Fin. 326. GmeL. Itin* J. p. 149. T. 27. f. 2. PentaphyJIoidss fupinum. J. B. II. p. 598. TöüRNF. Injl. 298. (11) FotemilU Fol. feptenati's , LanceoIat?s fèrratis 6cc. Po- tentilla Fol. di'gitatls &c. H. Ups. 133. R. Lugdb.zjs Quin- quefolium return iuteum. O B. Fm, 32 >. Quinquefolima altecum vulgate. Dqd. Fewpt, H6. IJ. Di eu IX» Stuk, Co Twintig mannige Kruiden, IV. gemeenfien is , groeiende in Italië en de Zuide- A*xni L ^?ke deelen van VrankrYk aan de kanten der Hoofd- Landeryëa. De Bladen zyn wederzyds groen , stuk. jQqh volwasfen byna kaal , zegt de Ridder. (12J Ganfcrik met vyfvoudige Wigvormige > ingefneedene , van onderen Wollige Bla- den ; de Steng opflaande* C 13 ) Ganferik met ^e Wortelbladen vtf- de Stengbladen drievoudige en eene byna op* jiaande , zeer Takkige Steng. (14) Ganferik met zeven en vyfvoudige Wig' vormige ingefneedene Haairige Bladen 3 en eene opflaande ruige Steng. Van deeze drie is de eerde in Europa vry algemeen , komende zelfs in onze Nederlanden , byzonderlyk in Vriesland , op veele plaatfen in (xz) Patetttilla Fo!. qnJnatls Cuneiformibus JnciHs &c Po- tent. Fol. digitatis &c. Fl. Suec. +tj9 4^4. Potent. Fol. di- gitaais incifo - fermis , Caule eretto. H, CUJf, Kj^. Qum- quefolium Folio Argemeo. C. B. Pin, 325. Pentaph. mi- nus. Cam. Epit. 760. (13) Potentilla Fo!. R'dicalibus quinatis. Caulinis termtrs. B Mant. j6> Quinquefol. mont. luteum ere&um hirfutum, C. Pin. 325. Prodtf 139. RAJ- Eur. 213. HALL. Helvk 340. (14) Potentilla Fol. feptenatis quinatisque Cuneiformibus incifïs piiolls. Quinquef. mont. ereclum hirfurum luteum. MAGN. Monsp. 215. GoVAN Jtfonsp. 249. Quinquef. xt&. minus ang. foliis Monspelhcum. Raj. uts* XII. Potentilla Arger.tea. Verzil- verd. XTII. Intermedia. lftiddelflag. XIV. ffirta. Ruig. / I C O I A N D R I A 6l in de Woudeo , in Bosfchen , laage Gruppels en I IV. Hey- Velden voor, zo A4esse aantekent, ^^f^f* De andere , als een middelflag tusfehen deezs Hoofd* en de Noorweegfe aangemerkt , groeit in Swit-STÜ5* zerland : de derde cmftreeks Montpellier, ^nJ'yg7* ook in Provence en de Pyreneen. Zy verfchilc en munt uit , door de lange ruige Haairen , die onder aan de Bladen en aan de Steng zyn* ( 15 ) Ganferik met zevenvoudige ongefleelde xv. Bladen , zittende op het verbreede Stop-süpTu!fsm Pdtje. p2*T Deeze Siberifche heeft een opftygende 3 Draadachtige, gladde Steng, aan den top ver- deeld , met omvattende Stoppeltjes, die een- zaam zyn en uitgerand. De fmalle Bladen, ze- ven , agt of negen in getal, komen uit de ge- dagte ukranding voorc. Clö) Ganferik met de Wortelbladen vyfvoudig , xvi; Wigvormig, Zaagswyze getand; de Steng-°1*£*\ bladen byna gepaard ; de Takken Draad* achtig dun en neerleggende. (17) (ij) Potmtllla Fol. feptenatis fesfllibus &c Potent. Fol. nevenis,Stipuiisinfidentibus. Gmel. Sib, III. p, 185. T. 17S. 2. (16) PGtentilla Vo\. RndicaUhus quinatis Cuneiformibus ferratis &c. Am. Acad. IV. p. 274. Quinqucf. minus repsns Lanuginofusn luteutn. C. B. Pin. 325. Quinquef. IV. flavo fiore , fecunda Species, Clüs. Hifi, II. Ic. p. 106. Quinque* folio fimilis enneaphylios hirfuta. C. B. 325. Prodr* HALL. Helv. KRAM* Auftr* 14$. D1EL l%f STÜS| 62 TwiNTIGMANNIGE KRUIDEN. Ganferik met de Wortelbladen vyfvoudig AxnE"?L* fiomp met fpitfe Tandjes ; drievoudig aan Hoofd» de Steng die neigt. STUK* xviT. £X3) Ganferik met de Wortelbladen vyfvoudig, rote.nttda „ r , . K zelfs in Lap* land. Zy groeit in de Landen byden Esfenburg * bulten Harderwyk , zegt de Heer deGorter, De laatfte , die de Bloemen zeer hoog geel of Goudkleurig heeft, komt niet alleen in Svvitzer- land , op de Alpen , maar ook op de Bergvelden in Provence , voor. Doch in deeze allen heerfcht 5 tfc&nneèr menze met de Afbeeldingen vergel ykt* een groote verwarring, zo de Heer Hall er aan- (17) Potentilla Fol. Rsdicalïbus quinatis acute ferratis re* tuGs. &c. Fl. Suec. 419. GORT. Bflg* Hs* Potentiila Fol* quinatis inclis &c, Fl. Lapp. ziz* H* Cliff. 194. R. Lugdb* 276. Quinquefolium minus repens luteum. C. B. Pin. 325* Pentaphylluin f. Quinquefolium minus. TAbekn* le. 123. C£D. Dar.. T. 114. (is) Potentilla Fol. Radicalibus quinatis ferratis acunu* tistis &c. Am. Acad. iV. p, 316. HALL. Helv. 339. T* f. 4. Quinqoefol. minus repens Alpinum Aureum. C. B. Pin. ns. Jad^. Vini* 91 , 245» Potent, Fol* marglne Seri- eels dcc. Gïa. Ptqv. 468. SC02. Ann. II. p. SU ICOSA'NDRIA» 63 aanmerkt. WaaiTchynlyk fpeelt dit Kruid in de IV; figuur en 't getal der Bladen , en in de Kleur der Bloemen 5 naar de Groeiplaats. Zo heeft Hoofd. ook de Heer Jacquin deeze laatfte aan hetSTÜïr* Voor j aars -Ganferik ondergefchikt , en Doktor J^j**** •S go po li merktze als eene Verfcheidenheid daar van aan. Door kweeking in de Tuinen worJt de Bloem grocter en aanzienleken De Stengetjes van deeze Kruiden zyn omtrent een half Voet lang , leggende gedeeltelyk op den Grond, (19) Ganferik met vyfvoudige Haairige Btom Pof™{u den en een opfiygende ruige Steng. Canadmfis* Kana* De Heer Kalm heeft deeze in Kanadawaar-daafcht genomen , die de gedaante hadt van het Aard- belle - Kruid , met het Stengetje een Vinger lang. De Biadfteelen 3 en de Bladen van onde- ren , zyn witachtig ruig als Fluweel, (20) Ganferik met vyfvoudige Bladen 3 aan den XX top Oogluikend Zaagt andig; leggendsDraad- achtige Stengen en ruige Stoelen* (21} (19) PotentHU Fol. qulnatïs villoHs , Caule adfeendente hirfnto, Qjimpefollum Canadenfe hurailius. Mopjs. Hi/i. 2L p. 188. (20} Potentilla Fol. quinatïs, apice connïventi ferratis &c« Quinquefclium album. Hall. Helv. 70. Quinquef. album minus. C. B. Piu% 32.5. Pcntaphyllum majus Flore albo. Clus» Hift. II. p. 105. KRAM. Auftr, 14*. GOUAN jMtnsp* 249. GER. Pret/. 469* XL Deel. IX» Stuk, é4 TwiNTIGMANNIGE KRUIDEN» (21) Ganferik met vijfvoudige , aan den top Oogluikend Zaagt andige Bladen ; leggende veelbhemige Stengen en ruige Stoelen* (22) Ganferik met byna drievoudige, Wolli- ge , Oogluikend drietandige Bladen ; een- bloemige Stengen en gewolde Stoelen, (23) Ganferik met zevenvoudige Jlomp Eyron- de 5 Zaagsw ys' getande , Wollige Bladen ; de Steng opjtaande; de Bloemblaadjes kor- ter dan de Kelk en gewolde Stoelen. Deezc vier Soorten kan men uit haare bepaa* liegen genoegzaam onderfcheiden , zo zy niec in malkander loopen. Meest zyn zy tot het Witbloemige Vyfvingerkruid van Clus i us be- trekkelyk , inzonderheid het Geftengde , dat men ook omftreeks Weenen vindt> komendedie beiden tevens in Switzerland voor. Op 't hoog- Ite is dit Kruid een Voet hoog , en de kleine Soort (21) Potentula Fol. quin. apice conn. Quinquef. album niajus. C. B. Prodr. 139* Cautescens. C. B. Pin. 325 Hall. Gpusc. 263. N. 50, 47. Album minus aiterum. C. B. Pm. 325. Quinquef. 2. minus aibo flore. ClüS. Hift. II. p, 105. JacQ. Vind. 24 6. (iz) PoteniiUa Fol. fubternatis tomèntofis conniventi-tri* dentatis &c. -^«1. Acai. IV* p. 316. Heptaphyllurn Argen- teum Alpinum &c. Bocc. Mus. II. p« 20. T. WaUenS. ï C O S A N D R I A. Ö5 Soort een Handpalm. Het Glanzige is op den 1^. Baldus -Berg, in 't Veroneefche, gevonden, en k™$*" Comaroides door den Heer Següier getyteld. Hoofd* Dit heeft de Bladen , die aan de Steng drievou-*™» dig voorkomen, Zilverachtig gefluweeld enni^lygr Bloemen naar die van den Perfikboom gelyken- de. Delaatfte, die de Wortelbladen zeven- en de Stengbladen drievoudig heeft , fchynt aan de Waldenfer Bergen , in Savoije , bepaald te zyn. ( 24 ) Gsnferik met vyfvoudige Bladen , krui* xxivv ^ - , . ra n 1 - PotentillA pende Stengen en eenbmmige Dloemjteeltjes. rotans. Kruipend* Deeze Soort is het Gemeene Vyfvingerhruidy dat alom in Europa voorkomt op vogti'ge plaat- fen. Het groeit by ons in Holland in de Duin- valeijen , in de Wouden van Vriesland , enz. Volgens den Griekfchen naam Pentaphyllon , noemt men het in 't Latyn OuinquefüUum , iü 't Frnnfch Cinquefeuille en in 't Engeifch Cm- quefoil of Vyfbladig Gras. Dodon^us geeft 'er den bynaam aan van Groot , en het heeft, inderdaad , de Stengen veel langer dan de mee- fte fif) Potent illa FoL qu»nat;s , Ccule repente, Peduncu- lis unifloris. Mat, Mei. 247. Fl. Succ. 418 , 455. GöRT. Belg. 14?* R. Lugdb. 27$. N. 7. GOUAN Monsp. 249. GER. Prov. 469. JACQ. Vind. pi. &c. GRON* Virg. 163. Quinque- folium majus repens. C. B« Pin* 325. Quinquef. majus* Don. Pempt. 116. Lob. Ic 6$6. Pennphyllura vu!g3tisliniiijt|is Eaj. Hifi, 6 II. E H. Deel, IX, Stux, <55 T WINT ICMANNI GE K RUIDEN, IV. {[e andere Soorten, hoewel het langs den Grond xui. kruipt , uit de knoopen Wortel fchietende* De Hoofd- Bladen beantwoorden aan debenaaming, en hier stuk. ^Ö0Y js het ie(jereen bekend , draagende door- vtjpelwy' gaans «eele Bloemen. Dit Kruid heeft eene fumen trekkende Wond- heelende hoedanigheid , inzonderheid de Wor- tel , welke deswegen in fommige Apotheeken nagehouden wordt , en fomtyds in Afkookzel tegen den Bloedloop y of ook in Gorgeldran- ken , voorgefehreeven. C. Met drievoudige Bladen. xxy. Ganferik met driev. Bladen, een Takkige Mw}p* opgeregte Steng , de Bloemfteeltjes hovende Sontpci- Knietjes voortkomende. Den bynaam voert deeze, als by Montpellier in Languedok voorkomende 9 doch ik vind 'er by GouAN,in dit Geflagt, geen melding van gemaakt» Zy gelykt zeer naar het Aardbefie- Kruid , maar verfchilt 'er van , door de Stengen een Voet of anderhalf hoog te hebben en droo- ge Vrugten. De Blaadjes zyn Eyrond, ftomp cn egaal getand, (25) Fotentilla Fol. ternatls , Caule Rarooló ere&o &c* H, Ups. 134» Pentaphylloidcs majus ere&um, Flore luteo» Morjs. Hifi. II. p. 193. S. i. T. 20. f. 2. Pentaphylloidcs Fragariae folio. Magn. Monsp. 304» Fragaiia fterilis A'piii? caulescens. Boerh. Lugdk, te p. 42. Kers. ICOSARD felA. 67 (i6) Ganferik met driev* Bladen, een gegaffel- IV. de Steng en Oxel- Bloemjteeltjes. ^JgW Hoofd - Eëcze op de Velden in Noorwegen, Swee-sTun. den, Pruisfen en Kanada, groeijende, heeft de xxvr. Blaadjes Lancetvormïg Zaagswyze getand. iffSff^ (27^ Ganferik met driev. Bladen , die inge-wcp(S; j needen en van onderen Wollig zyn , de kzL'/ ' Steng opftygende. Witbiadfcs Op de Alpen van Lapland en Siberië komt deeze voor, die Bladen als het Verzilverd Gan- ferik* doch drievoudig en breeder, ruiger, van onderen met een Sneeuwwitte Wolligheid heeft. Dë Bloemen zyn geel , de Scengetjes omtrent een Span hoog. (28) Ganferik met driév* Bladen, die getand xxvrir. G randt fio* en ra, Giootblofr* (26) Potenttlld Fol. Caiüc dichotomo Btéi Toumi&* PoU ternatis &c. PL Suec* ^20 , 457, .FA Lapp, 2ii4 H. tljff. 191 • Lfgdb. 275- Ofd. Dan. 277. Quinquefoiium Kir fatum luteum paucioribus laclniis. LOES. Frmf. 218. T. 7o. (27) PotêrjUU Fol. tcmatls Inclds &c. jf& Suec. II. NT. 45 s. Pot. Fol. amplker crenads Sec, Hall. Ggctt. li. p« ios. Ftagiria fteriüs procumbenS &<:. Amm. i£&z£. io#. T. 14. fi 2. GMEL. S^i III. p, T. 55. f. I. (28 j Pu tent HU Fol. ternstis dentatïs &c. Pot. fol. term ïet. Cordatis lutéis. Hall. ift/v. 3*2* T. 6. f. 2. Frag. fierüis ampüsfimo Folio & Flore. Vaill. Par. 55. T. 10. fi 1. Potent. Fol. ternatis dentatis &c. Ger. iV tegen den Buikloop en (*) Dan worden de Beeften gezegd aan 't Meer te, Jlaan % zo de Heer be GORTEB aanmerkr. (f) Het jEoopodium , naainelyk , anders Pcdagrarla naamd ; zie 't voorgaande Sruk« bladz, 231* ICOSANDRIA. 7* en andere Vloeijingea , die uit flapheid der IV, Vaten ontltaan 3 met vrugt, in Afkookzel pf.A^«t. Aftrckzel gebruikt* De Mondfpoeling,daarme- HoofoL de > dient om losfe Tanden vast te tnaaken jns^UK« de Mond. Uitwendig kan men het Poeijer totn£lMm Blccdftemping in Wonden en tegen de fterke vloeijing van Sweeren gebruiken. Die van 't Eiland Ferro bereiden 'er het Leder mede (*). (2) Tormentil met kruipende Stengen en ge- ïi. Jledde Bladen. Kruipende. Hoewel 'er in de voorgaande Soort ook ver- anderingen plaats hebben, met verflrooide leg- gende Stengen ; zo fchynt echter dit Kruid daar van te verfchillen ? dewyl het gedeelde Bladen heeft. In Engeland s omftreeks Oxford f groeit het aan de kanten der Akkeren. In krag* te komt het overeen met de gemeene Tormen- •tilie. G e ü m. Nagelwortel. Hier is de naam van Gè'um, dien Tour* ne fort aan een Gèilagt van Kruiden gegeven hadt, welke thans tot het Steenbreek betrokken zyn, (*) Aft* Hafn. Tom. ï. pi g*# (2) Tormsntilia Caule repenrc, Foliis petïolatis. Huns: ulngl. 197. Pcntaph. minus v'uidc Plore Aureo tetrapetaio. Moris, titfl. II, p. 190. Pentaph, reptans alatum Fol. pro» fimdius feaatis. PjuOt. O*/, 6. 7, T. jg E 4 II. deel» IX, stuk. Twintig mahnige Kküidek, \ zyn , cp den voorgang van den beroemden Ge$* ^F^1, kepus toe een Geflagtnaam gebezigd voor de Hoofd Soorten van dat Kruid , 't welk men Caryophyl- *TUK' lata plagt te hceten. ïo urne fort hadthet- v£"iwr zelve .dus vöörgfefteld , en deswegen geef ik 'er den naam van Nagehvortel aan. Vyf Soorten ? meest Europifche, komen in dit Geflagt voor, naamelyk (i) Nagelwortel met knikkende Bloemen; d® Bloemblaadjes kleiner dan de Kelk ; de Vrug- ten Klootrond , met naakte haakige Baar* den; de Bladen drievoudig . In Virginie komt dceze Soort voor , welke weinig of niet van die van Herman n u s met een kleine Bloem , die wit is , en een Reukq- lcozen Wortel, verfchüt. Ce Wortelbladen zya dubbeld gevind en de Zaadhuisjes niet ruig; de Bloemen tegen 't bloeijcn knikkende. tu (2) Magelwcrtel met opgeregte Bloemen en Uri*n*»M Klootronde Huairige Vnmen. die naakte Gemeen* M ° Haa* (i) Ceum Flor. öutantibiis, Fetaüs Calyce mlnoribus , Fr. globofis &c. Syfi. Kat. XII. Gen. 6;6. p. 3y2, §r^ xi'.l. p, 3.99- H. ClijJ. w. Grok. Virg* $6. Curyophyilara Vir» giiiiann &c, Kerm. Pat. T. p. nu (z) Ceum Flor. eic&is , Fruftu glo'>ofo viliofo &c. jWis*. ilW. 249. //• C>iff. R. GüüAM JftoSf. 250. Gfr, .Pm'. 471- GORT. Belg. HALL. $35. Cuyophyl. lata vulgaris. C. B. Pin. |fi. CaryophyUata- Dcd. ï27« £o«. 693» Cajun 7251 I. Oeum lrir* Virginifcl*. I C O S A N D R I A. 73 Haakige Baarden hebben : de Bladen Lier- Iv« In de mecfte deelen van Europa komt diuruK» Kruid, dat by G es n er os den bynaam heeft Poiygr van Steedfch , op lommerige plaa:fen , in de nta\ Bosfchen en elders, voor. Het groeit, by ons, in de Haarlemmer en Alkmaarder Houten. Men noemt het in 't Latyn Caryophyllata , in 't Franfch Galiot cf Benoite , ïn *z Engelfch Avëns, Herb Bennet , in 't Hoogduitfrh Benedicten^ Wurts en in 9t Nederduicfch Gezegend of Na- gelkruid. Het maakt een Kruid , met opftaande gebla- derde Takkige Stengen van drie Voeren of meer hoogre. De Bladen hebben hunne Vinswyze verdeelingen fpits getand. Op ?t end van ieder Takje komt een enkelde Bloem van vyf geele Blaadjes, die over de vyftig Meeldraadjes be- vat en den Kelk omgeboogen heeft, zo wel als de Stylen : den Stoel en Zaaden ruig, tot een rond Hoofdje vergaard , ieder met een Haakig Baardje. De Wortel is bitter, famentrekkende en vol zuur^ ruikende, als men hem in 't vroege Voor* jaar uit den Grond haalt, maar niet altoos , naar Kruidnagelen. Op Wyn getrokken , verflcrkt hy de Maag , is een Wondmiddel , Bloed vloei* jingen en Roode Loop geneezende. Zyne ver* flerkende hoedanigheid maakt hem dienftig in Afloopende Koortfen , in Uitflaaqcfe of Be- achtig* Afdeel* XtH. Hoofd- E5 fmet* IL DISIm IX» STUK* 74 TwiNTl OMAKNIGE K R ÜI ï) E N, fmettelyke Ziekten en in alle Gevallen , daar xinf L' eene Aapheid der Vaten heerfcht. Hoofd- stuk. (3) Nagel wortel met knikkende Bloemen > lang- cluli Rh werpige Vrugten en gepluimde omgeboogen vuiare. Baardjes. Eeekig. Deezc noemt Lob el Rondbladtg Nagel* kruid der Noordelyke Landen met Wolachtige Bloemem Hy zegt dat de2elve in de JBosfchen van Brabant by Mechelen , als ook in Norman- die, doch inzonderheid in Engeland, overvloe- dig groeije. Men vindtze ook in ruige Laancn en Bosfchen van Vriesland. Voorts is de Groei- plaats in S weeden , alwaar men ze Faorpungar of Baggpungar noemt , op vogdge Velden; in Duitfchland of Ooftenryk , als ook in Provence, op natte Bergweiden. By MonrpelHer groeit die Kruid, dat men Benoite Aquatique tytek , vol- gens Gouan naauwlyks anderhalve Hand- breedte hoog. In Switzerland , daar het zo op de Alpen > als op laage Landen en aan Beeken , voortkomt, heeft Hailer In de Bommen, wier Blaadjes famenluiken tot eene Rolronde figuur , meer dan honderd Meeldraadjes geteld. De (j ) Geum Flöribus nut. Fe. oMonCf. Ariftis plumofis tortis, TL Suec. H. ClijfJ. R. Lug&é GOUAN Monip» GOMT. Belg, 147. HALL. Heiv. 336. KRAM. Auftr. &c. Geum Rivale. TL Lapp. 216. Caryo^h. Aquarica imtante JFlore. C. B. Pm. 321. Car, Septencrionalium. LOB. /*« 6<>4« /S» Caryorh. Aq» alten. C. B. Pm» 3*2. ÏCO'SAND&IJU 75 De Bladen zyn ruig en rond^ naar die van 't IV* Aardveil gelykende , doch driekwabbig, op 'tA™L# end van lange Bladdeelen , waar aan eenige Hoofd» kleine Vinblaadjes ; de Stengen vcelbloemig ; STU^* de Bloemen van buiten roodachtig, en daar optó£/^gjrV volgen Hoofdjes, die zig als uit ruige Veertjes famengefteld vcrtoonen. Het heeft in de Wor- tel weinig Reuk of kragt. (4) Nagelwortel met hellende eenzaame Bloe- u% men en langwerpige Vrugten , die regte Mfn^u ruige Baardjes hebben. sergs, Berg-Nagelkritid noemt men deeze, als op de hoogde Gebergten van Europa , in Ooiten- ryk 3 Switzerland en de Zuidelyke deelen van Vrankryk , groeijende. Hier is de Bloem uitge- breid met geele Blaadjes, de Steng eenbloemig % een Duim breed , 't welk benevens de grootte dit Kruid, dat bovendien een welriekenden Wor- tel heeft , genoegzaam van het voorige onder* fcheidr. De kleine Verfcheidenheid daar vant evenwel, op de toppen van den Baldus -Berg, in 't Veroneefche, gevonden , hadt de Stenget- jes (4) G*um Flor. inclinatis folim'ns , Fru&. oblong. Arift. Plum. te&. Car. Pinn. confertioribusjkc. HALL. Helv. 116. Car. Alpina lutea, C. 6. Pin. 322. Car. Alpina. Pon, Btld. 342. Car» Montana. Cam. Epit. 727. Dod. Pempz. 137. J.OB. Ic. 695. Car. Alpina m'nor. C. B. Pm. Jit. Prodr. 139. Car. Alpina minima , Flore Aureo. 3AHR. Kar. $88. II. DttU IX, Sïüï# r 75 Twintig ma nnice Kruiden. IV. jes geen Handbreed hoog , volgens Bauhi* AFxulL nus: doch mön weet> dat dezelfde Kruiden, Hoofd- doorgaans 3 hoe hooger op 't Gebergte hoe stuk» kleiner groeijen. Clusius vondc het Berg* v;p.elwy' Nagelkruid , in 't Ooftenrykfe, met Stengetjes van een Voer. v« (5) Nagelwortel met eenvormige ingefnetden npmul Bladen 9 de ovérfoèkfih kleiner > en krui* Kruipend. pen tel is hard en Houtig , her- en der waars .3 (trekkende, met eenige zwartachtige Veze* 3, len. Ook fchieten fomtyds de langs den Grond verfpreide Takken Wortels : des men 3, 'er geheele Plekken mede bedekt ziet. Ges-» 3, nerüs noemt dit , zo ik meen , naar fom- ,3 miger gevoelen Herba Cérvi ^enSiMLERUSj 3, in zyn Vertoog over de A Ipen y Hi rtswurtz> H als ook Alpifche Gamanderlyn*" c m tcoSANDRlA. 79- C o m a r u isu Waterbezie. IV. Afdeel; Van die Gdlagt zyn de byzondere Kenmef» Hoofd* jcen, een tiendeelige Kelk metvyf Bïoemblaad- stuk. jes, kleiner dan de Kelk, en de Stoel der Zaa- den Eyrond, bly vende, Spongieus, De eenigftc Soort (1) , zeer bekend onder 1* den naam van Rood Moeras ~Vyf blad 9 voert vTiufir?. hier den Grïekfchen naam Comarum, voor-Fra* R<>od' g&w gebruikt geweest , niet oneigen; dewyl het Kruid een Vrugt heeft als een drooge Aard- bezie* Ik noem het derhalve , aangezien die Kruid in ftiiftaande Wateren en vogtige Lands- douwen 5 zo hier als elders door geheel Euro- pa, zelfs in Proven ce , in Lapland en in Rus- land, voorkomt 5 Wat er bezie. Het heeft de gedaante bynavan het Gemee- ne Vyfvingerkruid , doch de Wortel verfchilt zeer , als beftaande , gelyk die der meefte Wa- terplanten , uit de enkele Steng , welke Ve- zelen fchiet in den Slykerigen of Zandigen Grond. De opftaande Steng is fomtyds een Voet , ook wel een Elle hoog y gebladerd , (l) Comarum. Syfl* Nat* XII. Gen. 63S* p. 3*3» &ég* XIÜ. p 3 95»» CORT. Belg. 147. GFR. Pr®v. 472. FL Lapp. 214. Fl. Suec. 412, 463. R. Lugdb* 27EÊT* IV. ruïgachtig en aan 't end veelbloemig. De AFxm.L Bladen zyn eigenilyk niet gevingerd , of Waai* Hoofd- jerachtig , gelyk zy in de Afbeelding van Lo- stuk. bel en DoDONiEus voorkomen (*) , maat v&ïelwjl' gevind, beftaande uit twee of drie paar Eyron- de Zaagtandige Vinblaadjes , met een endblaad- je , dat grooter is. De Bloem heeft een zeer grooten, donkerrooden , tiendeeligen Kelk, mee de Punten beurtlings kleiner , en d3ar in vyf zeer kleine , Bloedkleurige Blaadjes, Tongswys* gevormd , met ongevaar dertig Meeldraadjes* Eene Verfcheidenheid van dit Kruid, met dik- ke ruige Bladen , is in Engeland en Ierland waargenomen ♦ (*) De Afbeelding van Morison S* t. T, 19. f. 4> al* waar zy niet minder zodanig zsg vertoonen , fchynt naar de gemelde , met eenige goeddunkelyke verandering, ge- kopieerd te zyn. XIV. HOOFD- PoLTANDRIA, 8r XIV. XIV. HOOFDSTUK. Hoofb- Befchryving der Veelmannigè Krui* den (Tolyandria) , dat is die meer dan twintig Meeldraadjes hebben, tot welken, on- der anderen , de Maankoppen , Plompen , Corchorus , Peonie , Ridderfpooren , Mon- nikskappen , Akeleijen, Anemonen, Ranon- kelen, behooren* De Klasfe der Veeimannigen , van welker hoedanigheid reeds meer dan eens ge* 'fproken is, bevat, in de Rang der Eenwyvi* gen, de volgende Gellagten. A c t m A. Kriftoffelkruid. De Kelk en Bloem , beiden , zyn vierbladig in dit Geflagt , welks Vrugc een Bezie is met ééne Holligheid en half Schyfronde Zaaden. Daar komen in voor, de twee volgende Soor* een* Ci) Kriftoffelkruid met een Eironde Tros en t. Sappige Vrugten. sjg* Dit (i) AÖ*4n. 49S. AéUa. H. C!tf. 209. R. Lugdtr. 480. GOUAN Mtnsp. 25 t. n. D£EI* IX, STUK, 8t Veel man nige Kruide». IV. Dit noemt men , ik wc^t niet om welke re- AFxivEU den i Su Krijloffels - K uid en wil dat het de Hoofd- /l&ea van Plikiüs zy ; misfchien, om dat $Tüt. (je f>esfen eenigszins naar die van Vlier gely- EenvJyvi"kcn9 dus getyteld. Het komt in Kanada voor met witte Vrugten , terwyl het onze dezelven zwart heeft. De Groeiplaats is op belommerde vogtige fchuinten der Bergen 3 zo in S weeden als in Duitfchland , Rusland, en de Zuidelyke deelen van Europa. Het Loof gelykt naar dat der Kroon tjesdraagende en de Vinblaadjes naar die van 't Geitenbaard vry veel , zynde helder glanzig groen De hoogte van 't Gewas is zel- den meer dan één of anderhalven Voet. Het heeft guitachtige plat • Vliezige Bloemblaadjes zegt Linn m u s. Dit Kruid is voor Vergiftig gebonden , als den aart hebbende van de Monniks- Kappen: doch fommigen twyfelen daar aan. Doktor Map- pds verhaak, dat de Wortels fomtyds voor die van den zwarten Nieswortel verkogt worden. Van eenigen wordt dit , of de volgende Soort 5 als een kragtig Middel tegen de Vryfterziekte opgegeven, (a) GER. Prov. 374- KRAM. Aufir. 149. Ft. Snee. 431 % 4*4. A&aca Caule inermi. FL Lapp. 217. Aconitum Bacciferam. C. B. Pin. it}. Chriftophoriana. HALL. Helv. soö. Oodw Pempt 402. Död* Purg. 237. CLUS. Pann. 504 Chrift. ata A&aea flinl!. Lob Ic- 682. @ AÖ*a Raeemo ovato &c. XvIill Di& Aconitum Baccis rjiveis. CORN. Canad. 76. T. 77. Cliriltophcrkna Amer. Racemofa , Baccis nivcis. Moaifc él/K Ih p. 8. S. u T, 2, U 7. (a) Krïfloffelkruid ttéÜ zeer lange Tros/en enA^Et drooge Frugten. x\v. Hoofd» Dit Kruid , in Noord - Amerika groeijende , ötük. heeft het uiterlyk aanzien van 'c voorgaande en }}•* wordt aldaar Richweed 9 van fomtnigen Zwarte Racemo/** Slangen- Wortel , geheten. De Bladen of Bloe- GctI05U men Hinken , zo wel als in het andere * de Bloemblaadjes zyn dik > bultig, zeer klein , ge- fteeld > met een Borftelig fpitsje en meer in ge- tal dan de Kelkblaadjes* Sansuinaria* Bloedkruid. Dit heeft een agtbladige Bloem en twee* bladigen Kelk : het Zaadhulsje een Eyrond Haauwtje zynde met ééne holligheid. Maar céne Soort (1) uit Noord- Amerika af- , komftig, komt in dit Geflagt voor* die gemeen- riacLa* lyk Kamdaafch Chelidmium genoemd wordt , ^^J,a% doch byMouiNus den naam van Sanguinaria^&K heeft (i) AU&a Raccmis longlsfïmis Fruclibus fieds. Mat. Med. 253. Grom. tïi%. $?- Chriftoph. Amer. procerior. Dilx.. Elth. 79- T. 67. f. 78. Chnii facie herbe fpicata. Pjluk* Alm. S4* T. 383. f. 3. (ij Sanguinaria. Syft. Kat* Xll. Gen* 64*. p. llff^te XI 11. p. 406. //. C/xjf. 202» FABR» ïïclmflad. 221. GROtf. J'ïrjr. 57. Sanguinana major êc minor , FL fïmplici, 6c ma- jor Flore pleno. Dill. Eltb. 335» T. ±$z. Chelidonium ma- jus Canadenfe acaulon. Corn. Can. nu Moris. II. p« 257. S. 3. T. 11. f. ï. R\J. ISS7 Ranunculus Yiï« ginieafisalbus. Park. Theatr. 327. RAJ, S»^/. si*, F % II, P££L. IX* STUX« 84 Veelmannice Krui j>e x> I^- hecfc bekomen , om ckt de Wortel niet alleen t xivfL maar ook de Stengetjes en Bladen , afo;cfheeden uoro of gebroken zynde, een donker Saffraankleurig Vogc uitgee^en > Tt welk eenigszins naar Bloed gelykt. In dit opzigt heeft het Kruid meer over- eenkomst rret de Stinkende Gouwe * dan in de Geftalte. De Amerikaanen noemen dit Sap Pitt- coon , en de Inwooners van Virginie het Ge* was Bloedwortel. Uit een diaken Vleezigen Wortel , die Wa- terpas in de Grond loopt, veel naar den Tor- mentüle- Wortel gelykende , fchiet het twee of drie Bladen en even zo veel Bloemen , welke 9s Voorjaars in het zig ontrollende Blad zyn be- flooten. Uitgefprcid zweemen die Bladen naar Vygebladen en de Bloemen naar die van de Crocus , doch zig Kroonswys' uitbreidende en dan beftaande uit agt , tien of meer witte Blaad- jes ; 't welk het een klein maar fierlyk Plantje maakt. Op de Bloemen volgen langwerpige ronde fpitfe Zaadhuisjes , bevattende veele Zaadjes. Daar is een Groote van , welke om- trent een half Voet hoogte heeft , en een Klei- nef de helft laager : als ook eene met dubbelde of gevulde Bloemen ; doch dit Plantje is m Europa weinig bekend. Podophyll u M. Eendenpoot. De Bloem is negenbladig , de Kelk driebladig in dit Geflagt ; de Vrugt eene éénhokkige Be- zie, met den Stempel gekroond. Twe* POLYANDRIA. 85 Twee Soorten zyn in hetzelve aangetekend, iv. Eaamelyk Afdeel, XIV. ff) Eendenpoot met Schildvormige gepalmde Bladen. r> Podopbyl- Dit Gewas, ook uit Noord - Amerika oir- fpronglyk , is veel gemeener in de Europifche sSiidbi*. Kruidhoven. Het wordt van de Virginiaanend;£- Mey^/ppel genoemd, om dat de Vtugten , veel naar die der Hondsroos gelykende , reeds in Mey aanrypen. Her. mag een Voet hoogte^ bereiken met zyne Bladen , welke op lange Stee- ten (taan , en de gedaante byna hebben van een Eenden Voet palm , war van het K ruid den naam heeft. In B!ad en Bluern gelykt het naar den «warren Nieswortel ; hoewel de Bloem veel kleiner is. Wegens de Eesten hebben fommi- gen het tot de Nagtfchade betrokken ; doch die fchyren niet Vergiftig te zyn; wordende van zekere Tortelduiven, welken 'er vet van wor- den , .zeer bemind. De Wortel is een groot Braakmiddel en heeft deswegen den naam yan Jpecacuanha , naar welken hy veel gelykt 5 be* komen, (2) fl) Pcdophyllum Fc!. petris païmitis. Syft. Hat. XIX. Gen. 646. p. 359. Veg. XII». p. *o6. P^dophyüura. H. Cliff. 202. R. Lugdb* 4g0. P AB \ . Hdmfï. $4"'. GRON. Virg. 57, 80. Trew. Ehret. T. 29. AnaporiopbyHum Canadenfe Mo- rin!. TOHRNF; ïnft. 239 CATKS8 dr I. p 24- SEL1GM. Vog. I. D. p. 38. T. 48. Acenitifoiia humilis. MENTZ. Pag. T. II» F 3 II. Dul. IX, Stuk,) 86 Veelmannige Kruiden. IV. (2) Eendenpoot met tweevoudige half-Hart- ^F*iv.L* yormige Bladen. stuk*.D* Pit Gewas , door den Heer Colltnson uit !T. Virginie onder den zelfden Gefiagtnaam overge- £m7i-)l~ zonden , is, (volgens den Heer Clayton,) f*rti**' een Soort van Podophylhm of Nelumho> met e * " Hartvormige Bladen , op zeer lange Steelen , „ die cnmiddelykfuit den Wortel voortkomen , „ tweevoudig gefchikt , van onderen Zeegroen, ,3 Het draagt een grootc Lederachtige , geel* achtigo* eenhokkige Vrugt , door rypwording 5, aan den top Dekzclswys' horizontaal gaa- 3, pende, met langwerpige glanzige bminroode 33 Zaaden. De Bloemen heb ik nog niet mogen 3, zien. In 't begin \an Mey verzamelde ik dit 53 Kruid, op een vogtigen tri zeer vrugtbaaren 33 Grond, onder hooge Boomen , in Valeijen en ,3 Kloven der Gebergten." De Heer Lin* W&vs hadt ook te Upfal de Bloemen niet ge-, zien van deeze Plant , en vraagt, of zy niet liever een Soorc van Bloedkrnid zy? C h e l 1 d o n 1 u hu Schelkiuid, Een vierbladigc Bloem en tweebhdigen Kelk heeft dit Geflagc, en de Vrugt is een lang en fmal , eechokkig , Zaadhuisje, Het bevat de vier volgende Soorten, co (z) Fciïophylfam Fol, binatls femi - cordatïs. GBON. Vir*% Polyandrie 87 (\) Schelkruid met Kroonsivys' vergaarde IV. Bloemfieelen. A™vfL# HOOIFD* Deeze Soort voert in 'c byzondcr den naam -tuk. van Chelidonium of ChelidonicL , 't welk zo veel M }• . zegt als Zwaluwen Kruid ; wegens een oude majuu overlevering, dat de Zwaluwen daar mede het Gemeen# Gezigt van haare Jongen hcrftellen of opbelde* ren zouden. Hier van is de Spaanfche naam Ce- lidonia, de Franfche Chelidoine en de Engel fche Celanaine afkom ftig. Het wordt, met den by- raam van Groot, van het Kleine Zwaluwenkruid, dat onder de Ranonkels zal volgen, onderfchei- den. De Duitfchers noemen het Schellwurtz of Schelkraut , Schwalbenkraut en Goldwurtz ; gelyk wv het gemeenlyk Stinkende Gouw hee- ten, misfctiieo wegens het Goudkleurige Sap; of ook Schelkruid en Oogklaar. Die laatlte be- naaming fchynt met de Franfche Eclaire over- eenkomftig Het groeit overal in Europa op Steenige , woelte plaatfen , by Heggen ea Muu- fi) fciïeHÜorMm Pedanculis umbellatis. Syfl. Nat.XlUGen» 647. p. B59- Peg X 11 1. p. 406. Chèlid. Pedanculis mu:ti/Ja- ris. Mat. Mei. -252. ff Cl*ff% 201. R. Lugdb. 478. GOUAM Mcr.sp. 152,. Gkr. V?ov. 371. Kram Auftr. 149. F/, 430,465. Gort. Belg. ms. Chelidonium msjus vu!g#re. C. B. /V». 144. Cheh majus. DOD. Pempt. 4?, Loij. Jt. 760. Fucb$. 865. p. Chel. majus Fol. Qimntis. F* SI* TEEL* IX, STUK. 88 Veelmannige Kruiden, IV. Muuren en fomtyds ook in Akkers en Tut Afdeel. nen ^ komende van zelf voorc uit gevallen Hoofd- Zaad. stuk, j)e geftalte van dit Kruid is genoegzaam be- yi?™Wr kend. iV?en vindt ^et mec Stengen van een Elle hoog., die ruig zyn en getakt, hebbende gevin* de Bladen , wier Vinnetjes gekwabd of dieper ingefneeden zyn , zo dat zy naar Eikenbladen gelykeD, Tot negen Bloemüeeltjes komen aap 't end voort. De Bloem is geheel geel en daar op volgen Haauwtjes als gezegd is. Overal, daar men een Blad of Takje afbreekt , ftort hetzelve een Oranjekleurig Sap uit, dat fcherp en bitter is met eenigen Stank, gelyk de gehcele Plant, doch inzonderheid de Wortels, waar van het Aftrekzei, in Water of Mdkwey, tot een fcragtig Geneesmiddel voor de Geelzugt, Vry- Iterziekte en dergelyke Ongemakken , veel al uit Verpoppingen inde Lever ontftaande , ftrekt. Tegen Oogkwaaien , die uitwendig op het Hoorn- vlies haare zitplaats hebben , is het voorzigtig gebruik van het uitloopende Sap of gedeiiilleer- de Water niet ondienttig. Een aanhoudende beftryking daar mede neemt fomtyds de Wrat- ten weg , zo in- als uitwendig. Het Sap mee Honig gekookt , dient tot dergelyk gebruik en het verdikte Extrakt kan tot Verfierking der Ingewanden worden ingegeven, oo C. B. Pin. ^44. Chel. m. fol. laciniaro* Clus. Hifi* l U p. 203. \ POLYANDRIA. 89 (a) Schclkruid met eenbtoemige Steelen, en de IV, Steng y die glad is , omvattende > uiige- A^?*L« hoekte Bladen. Hoofd- stuk. Onder den mam van Glaucium, een Grickfeh u. woord by de Ouden gebruikt , wegens de Zee-^l/»^ groene Kleur der Bladen toepasfelyk , heeft TouR-t ^euiach- wefort een byzonder Geflagt gemaakt van ,g' cjceze en de volgende Soorten , die zeer naar de Maankoppen gelyken, doch daar van door haa- re Vrugt , welke uk een Hoornachtige Haauw heiraat 3 verschillen. Hierom noemt men het Hoorn - Heul, in 't Franfch Pavot cornu, in 't Engelfch Horned Poppy , in 't Hoogduitlch Qeel Magfamn of Geelen Heul ^ wegens de Kleur der Bloemen,- die van de gewoone Kleur der Papaverbloemen , als ook van die der vol- genden verfchilc. Dit Kruid , dat een Jaarlykfe Plant is, komt in ?t wilde voort , op Zandige plaatfen } door byna geheel Europa en zelfs in Virginie. Hai> LER zegt dat hetoverblyft 9 groeijende op Steen- achtige Oevers in Switzerland. Het fchiet zo hoog niet op als de Maankoppen en heeft een gladde Steng met eenigszins Wollige Bladen: ri de (2) Chelidonmm Pedunculis unifiorïs &c. H. Olijf. 201. R. Ltsgdb. 478. GOUAN Monsp. 252. GER. Prov* 371. Kravj. Aujlr. 149. DALIB. Par. \\z. OFD. Dan. 5$*« GROX. Vitfy 57» 79* Papaver cornicixlatum luteum. C. B. Piuê 171. Lob» Jfc. 270. DOD, Pcmpt. 448, lh Deel. IX, Stuk, po Veelmannige Kroidept. IV. de Bloemen vierbladig en veel grooter dan die AFxfv.L* van de Stinkende Gouwe , met zeer veele Hoofd» Meeldraadjes , uit welker midden een dik ge- stuk* knopte Styl uitfteekt,die vervolgens het Zaad- v£*W3m huisje kroont. Gelyk DioscoRiDEs verzekerd hadt , dat het Glaücion Pisdry vende zy zo laat men he» dendaags in Portugal,* zegt Tour nefor t, de genen , die met den Steen gekweld zyn , een Glas watten Wyn drinken , waar in eene halve Handvol der gekneusde Bladen van dit Kruid is afgetrokken. Tot Zweercn en vooral tot de Kwetzuuren der Paarden, gebruikt men in Provence die zelfde Bladen f*). In Enge» land , daar het overvloedig on den Zandigen Oever van Ornwall groeit, noemt men het, onder 't Landvolk, des wegen Bruife- Root 3 gebruikende het, tegen Kneuzingen, zo in. als uitwendig. Het eeten van een Taart of Paftey , niettemin > waar in de Wortels van dit Kruid , in plaats van die van den Zee - Kruisdiftel , gef daan waren , heefc zonderlinge Toevallen van Uitzinnigheid, die eenige Dagen aanhielden, verwekt (!)♦ VJ . (3) Schelkruid met eenbloemige Steelen • onge* Cornicuia- jleelde Vindeelige Bladen en Jlekelige Som*. Stengé. Dee- (*} Hsrhoris. aux cnviröns de Paris» 336. (\) Lowthorp. Trans. Abridged. II. p. 642. (i) CheUd&mum Fed. uniftoris &c. Chel. hispldum &c. GOUAN POLYANDRIA. 91 Decze Soort, die niet alleen door de roodach- IV. tigo Kleur der Bloemen, maar ook door de fy- Aj£*£u nere verdeeling der Bladen verfchüt 5 groeit in Hoofd. de Ooftelyke en Zuidelyke deelen van Europa. STUK* Zy heeft, behalve de Stengen en Bladen, zelfs J£"**9 de Zaadhuisjes ruig 5 die hier 5 gelykerwys m de voorige en volgende , door een middel fehot verdeeld zyn en dus van de eenhokkigheid der eerde Soort verfchillende. Het Loof is niet Zee* groen. (4) Schdkruid met eenbloemige Steelen > Vin- ™^ deelige Liniaale Bladen ; de Steng ejf en; m»m Hy- de Zaadhuisjes driekleppig. ^a£d. In verfcheide opzigten is deezc , die in de Zuidelyke deelen van Europa groeit , komende op de Akkers in Provenct voor , van de voor- gaanden verfchillende. Zy komt de eerfte en tweede Soort van Maankoppen zeer caby en fchynt dus als een Balterd Kruid aan te mer- ken GoHAN Monsp. 252. GER. Prov. 372. KRAM. Jiufir. 149, Ghucium hirfutura Fiere phoeniceo. Tour ja b. ƒ«/?. 25.}.. pa- paver cormcuktunj pheemecum hiifiitum & glabrum. C. B. Pin. 171. Pap. corn. Fl. phoeniceo. Lor,. 1c, 271. rap. cor- niculamm rubrum. DOD. Pempt. 449. (4) Chelidonium Ped, unifloris , l'oi'üs pinmiiMh Lmearibus &c. Gouan Monip. 252. Ger. Prov. 372. Pap. Caule Ra- mofo. H. Ups. 136. SAUV. Monsp. aj2. Pap. Gom. vioJa- ceum. C. B. Pin. 172. DOD. Pempt, Loii» 272, XI» DEEL. IX SXll£. $1 Vee lm an ni ge KROIDEtf. IV* ken te fcyn. Zy heeft drie Stempels en ftekelïgc ^^^^ Zaadhuisjes, welke met drie K epjes open gaan. Eoofe* In de Woeftynen by Kairo in Egypt< , kwam stuk» c]cn [^eer Forskaohl een Ktuidje voor , vtfe?Wr ^ac hY Twacilfmaimig Schelkruid noemde , heb- bende van tien toe veertien Meeldraadjes, een gekruiflen Stempel , en een vierhoekig ftekelig Zaadhuisje, Het Stengetje was maar ruim een Handbreed hoog (*). Papaver. Maankop. Een vierbladige Bloem en tweebladige Kelk heeft dit Geflagc zo wel als 't voorgaande, doch het Zaadhuisje is Klootrondachtig, eenhókkig9 met open Gaatjes onder den bly venden Stem- pel voorzien* Het bevat de negen volgende, meest Euro- pifehe Soorten , waar van de vier eerfren ftekc- lige, de anderen gladde Vrugten hebben, t. (i) Maankop met Klootrondachtige uit gegroefd fyhidlm. de fiekelige Zaadhuisjes en gebladerde veü\ Bafteid. bloemige Stengen. Ia (*) Flor. jEgypt. Arob. p. 100. (i) Papaver Capfulis fubglobofis torofo hispidis ZccSyfl. XU. Gen. ö^s. p. 360. Veg. X 11. p. 407. GouAflï Monsp. z$2, GEB. Prov. 372. Pap. Fol. ternato- pinnatifïdis &c# H. Cliff. 201. Pap. Caule ramofo. //. Ups. 136. Arge- mone Capitulo breviore. C. B. Pin. 172. Arg. Cap. Iurfutoio» tundo. Mor. Hifi. II. p. 278, S. 3. T. 14. f. 9- Lob. Icrzjt. POLTAKDRIA, 93 In de Zuidelyke deelen van Europa groeit IV, deezc Soort 9 welke Baflerd genoemd wordt,*™™" om dat zy met de voorgaande veel overeen- Hoofd* komst heeft , hoewel nogthans door de Zaad-siyK* huisjes y die ronder en als een Meloen geribd„J/ 'i0*y' Zyn , daar van verfchiüende. Tournefort hadtze tot de Kollebloemen t'huis gebragt. (p) Maankop met geknodfte Jlekelige Zaad - ir. huisjes en een gebladerde veelbloemige Arnm^Z. Stem. Vermin- De Papavers inet ftekelige Zaadhuisjes zyn Argemone genoemd > als diende haar Sap tot wegneeming van Oogvlakken f even gelyk dat van 't Sehelkruid. Deeze heeft de Vrugten veel ïaogcür en dus meer naar die van h voor- gaande Geflagt gely kende, De Bladen hebben driedeelige Vinblaadjes ; de Bloemfteelen zyn ruuw: de Kelken en Zaadhuisjes Haairig. Zy groeit op Zandvelden in Europa, als ook in onze Nederlanden. (3) Maankop met een Jlekelig Zaadhuisje , een n, Alpifch. (2) Papaver C 'pfulis Clavatis hispidis Sec. Pap. Fo!. tern. pïnnatis, Fn anpulato. H. Cliffl 201. R. Lugdb, 419.GOUAN llomp. 252. Ger, Prov. 373. Flor. Suec. 429 , 466. DALIB» Pat 152. Gron* Oriënt. 15 g. Argemone Capitulo longiore. C B. Pin. 17 LOB. / in 't Engelfch Red Poppy of Cornrnfe. Die benaamingen zyn raeesc- al van de Bloemen t welke als fierlyke Roosjes het ftaande Koorn , door ha ire fchitterend rooda Kleur P opluiftercn, en tevens van de overeen- komst met het gewoone Heul, affcomftig. De geftalte is genoegzaam bekend : des ik alleen acht zal geeven op de Verfcheidenheden* Men vindt hetkleiuer engrooter naar den Grond en Groeiplaats, zynde hetzelve grootst aan den Heer H aller voorgekomen in 't Land om- ftreeks Avenches , een Stad in Switzerland. Natuurlyk is de Bloem hoog Menie -rood, met de Nagelen der Blaadjes donker paarfch gevlakt, maar (;) Papaver CipfuUs gïabris globolïs &c. Pap. Fol. pin- narifxd s hispidis , Fru&u ovato. Mat. Med. z$t> H. Olijf. 20 1. R. Lugdb. 478. GOUAN Monsp* 253. GER. Prsv. 373. KB AM. Auftr. 150. Fl. Suês. 423 , 4<5§. GORT. Belg. i49% Pap Caulc mukifl ro , Fohofo hispido Sec. H Ups. i$6+ GRON. Oriënt. 157. Pap. Erraticum radjas» C. B. Pin. in. & pleno fiore & minus. Ibid. Pap. Erracicijm, POD, Pm$u 447. LOB. 275. HALL. Iklv, 303, ö, DIÏJL. IX. STUK, 90 VeELMANNIGB KJRüIDBlf/ IV* maar zy valt ook met wit gemengeld en mea AFxiv\L#tee'tze in de Tuinen, ais bekendis, met dub* Hoofd* beide of gevulde Bloemen , die witte Randen stuk. hebben. Gesnürüs hadcze zelfs geheel wit Eenwy v*&e. J gezien. 't Gewas, dat zig jaarlyks zaait % is kleverig en wat zwaar van Reuk, komende de Bloemen, in hoedanigheden , de kragten van het Heulfap op een verren afftand naderen* Men gebruiktze in Borstdranken en Aftrekzeis als Thee , om den Hoest te verzagten en de Syroop, daarvan gekookt, is ten dien opzigte van een vry alge- meencn dienst, zo wel als het Extrakt of ver- dikte Sap. ïaïawr ^ MaankoP met langwerP{g^ gladde Zaad- huisjes , een veelbloemige Steng met aange» ïwyidaar. drukte Haairtjes en Vindeelige ingefneeden Bladen* In de Noordelyke deelen van Europa groeit deeze onder *t Koorn , volgens Linn^üs. Zy verfchilt door de langwerpigheid der Zaad- huisjes allermeest en verder in Stirie en Sclavonie, de P O t ï A » D U A. 99 de Olie, daar uit geperst, tot bereiding derSpy- zen gebruikt , en de overblyvende Koekjes ge- x^vf U geten werden* Het zelfde , byna , verzekert Hoofd» Wagnerüs in Switzerland plaats te heb-STUK* ben , daar mennet in 't Argow overvloedig zaait* gymaTJ Het Zaad, zekerlyk, heeft zeer weinig van de hoedanigheden der Slaapbollen , en de Olie of Emulfie, daar van gemaakt, is van byzonderen dienst in Hoest en Borstkwaalen. De Koppen zyn als een Slaapverwekkend en Pynltillend middel algemeen bekend. Verfch en gekneusd, met Me!k gekookt en uitwendig als een Pap opgelegd , dienen zy tot verzagting, week- en rypmaaking van Gezwellen. Zy zyn bitter van Smaak en ruiken fterk naar *t Opium , dat men in Afie en Indie,door infnyding, als een Traan of Gomharst overvloedig uit dezelven krygt# In fommige deelen van Europa heeft men het- zelve 'er, op de zelfde manier, in een gunftig Saizoen , ook in kleine veelheid uit bekomen : doch het verdikte Extrakt , door Afkooking bereid , heeft byna de zelfde Eigenfchapperu Sommigen verhaalen , dat men het meefte door kneuzing , uitperfing en verdikking van het Sap, in Klein Afie vervaardigt (*;. Van 't gebruik des Heulfaps, dat de Oofier- fche Volkeren , zo 't fchynt , naauwlyks ont- beeren kunnen , heb ik reeds gewag gemaakt. Onder de Grieken was het bekend by den naam van Opion of Mekoneion , waar van de La- (*) Tournee, ie la M.aU Mm Tom,, I. p» 277* II. Deei. ix» Stuk* G % ICO Veelmannige Krüidek. IV. Litvnfche benaamingen zyn afgeleid. Het heet AFxfv,L# Affion of Amfion byde Arabieren, ehgémeënlyfc Hoofd- Amjwen by de Indiaanen. Uic de Levant ea stuk» Oostindie wordt het ons toegebragt. Door de vi&y*** gewoonte kunnen de Turken het in verbaa- zende veelheid , tor een half en geheel Drach- me of Vierde Loots , zonder merkelyk nadeel, inflokken. Het brengt hunfle^ts in een vrolyken Luim, in Dronkenfchap of Verwoedheid, even als by ons de Sterke Drank. Zy kunnen 'er twee of drie Dagen mede toe , zonder Spyze, Onder de Europeanen dienen eenige Greinen * meer of min , naar het Geitel , tot een heil- zaam Middel in het ftillen van foramige Kwaa- ien en Pynlykheden, die uit een te fterke aan- doenlykheid der Zenuwen ontdaan. Dus is het in de Loop , Roode Loop , Kolyk , Maagpyaen en Jicht, Kies en Tandpyn en andere Onge- makken , dikwils zeer nuttig. Als men van het bette , zuivere Opium heeft , zyn geen Be- reidingen noodig, die men anders overvloedig , tot zogenaamde verbetering of wegneeming der fchadelyke hoedanigheden, in trein gebragt heeft. Eenigen meenden , dat het van eene uitermaate koude natuur was , en voegden het derhalve by zeer heete Middelen : waar uit de Theriaak, Mithridaat , Philonium en dergelyke Elektua- riën meer , gefprootjen zyn. Anderen vervielen tot een vlak ftrydig denkbeeld, en tragttenmet Azyn, Limoen -Sap , Vitriool. Geest en derge- lyken , deszelfs kragt te maatigen. Eenigen ge* P O L Y A N D R I A. IOl gebruikten verfcbeidei ley Zouten , anderen Wyn , IV. Brandewyn of andere Geesten : fommigen meen- 'ir£** L* den het dnor Gisting of Rooflering te verbete FIoofd- ren. Nutteloos zeker en belachelyk t want de8TÜK* verdoovende Eigcnfchap is het eenige dat daar n^on$&ym ïn heerfcht en die moet flegts getemd worden door de veelheid te verminderen, niet door by- voeging van tegen (Irydige zaakten. Evenwel wordt het zeer nuttig by Zweetmiddelen ge- voegd , en helpt derzelver werking : zo dat de gezegde Opiaaten , nocb ook het Laudanum > zo nat als droog, niet onnut zyn. Op 't voetfpoor en gezag van Galenus is het Opium , dat de Ouden zekerlyk gebruikt hadden , een langen tyd uit de Geneeskunde verbannen geweest ; doch in 'c laatst der voor- gaande en in deeze Eeuw inzonderheid, kwam hetzelve wederom in veel achting, na dat fom- mige voornaame Geneeskundigen zig daar van met vrugt als een Geheim bediend en dus in de Geneezing , van veele anders byna ongeneeslyke Kwaaien, veel Roem behaald hadden. Plate- kus, S ylviüs en S ydenham, zyn onder deeze de voornaamften. 't Is echter een Mid- del .welks gebruik alle voorzigtigheid vereifcht, en 't gene men veeleer te min , dan te veel moet voorfchryven. In Heete Ziekten zonder Uitflag, in Koortfen die uit Verpoppingen of dikte des Bloeds ontdaan, en in dergelyke Om- ftandigheden , is het, zonder voorgaande Ont- lastingen , nadeelig , zo wel als in fommige G 3 Ze. XI. Deel. IX. Stuk» VEEk MANN1GE KRUIPEN, Afdbel Zenuwkwaaien. Men vinc^ 00'< Menfchen die Fxiv!L' het niet vcrdraagen kunnen. Anderen gewen* Hoofd- Den 'er zodanig aan , dat zy een groote Gif te STÜK' noodig hebben tot Pynftilling. Van zekere vfaï*™*' Vrouw , my bekend , w'erdt ten dien einde • Weekelyks een Diacbme Laudanum Opiatura gebruikt. Niet onwaarfchynlyk is dit Xieulfap het JXepenthes van Homerus, dat alle zorg en kommer deedt vergeeten, Verwondcrlyk is 't ? dat een zo klein en on- fchadelyk Zaadje , door zyne ontwikkeling in eene vrugtbaare Aarde , een Plant uitlevert , in wier Zaadhuisjes een zo ongemeene kragt en zonderlinge hoedanigheid huisvest , dat één enkel Grein van het verdikte Sap de werkingen van het Zenuwgeftel op de Zintuigen kan be^ letten* Een weinig Opium , 't zy alleen , of met andere dingen gemengd , ingenomen, verwekt een geiusten Slaap , ftilt zwaare Pynen, flopt Ontlastingen en bevordert de Doorwaafeming met een maatig Zweet, Te groote veelheid doet de Menfchen in een diepen Slaap vallen, met verlies van Kennis en Gevoel, Koude der Le* demaaten , Stuiptrekkingen en zwaare Adem* haaling, waar cp fomtyds de Dood volgt. Die 'er niet van fterven , komen doorgaans vry met een ilerken Buikloop of overvloedig Zweet , naar 't Heulfap Hinkende, van eene zwaare Jeukt in de Huid vergezeld. Hierom is in de zodani- gen het gereedfte , door Klyfteeren van onde* ïen, en , zo 't mooglyk is, ook door Olie of P O L Y A N D R I A 103 Braakmiddeleu van boven ^ Ontlafting te maa- IV. ken. Voorts moet men de werking der Inge- Afx^l* wanden en Zenuwen weder tragten op te wek- Hoofd ken 3 door prikkelingen aan de Neus en el-STÜK* ders , door Blaartrekkende Pleifters ,• als ook „^f"*'** ; door het ingeeven van Zuurachtige Dranken* Sommigen willen dat het Bevergeil, anderen dat de Kamfer, hier, een byzonder Tegengift zou zyn. f8) Maankop' met gladde langwerpige Zaad* p***^f huisjes , een veelbloernige effene Steng en Cambri- gevinde ingejneeden Bladm* Pyrenetfdu In 't Prinsdom Wales werdt deeze Soort eerst waargenomen , zynde een overblyvende Plant, die ook in andere deelen van Engeland cn op de Pyreneefche Bergen groeit. Zy ge» lykt meer naar de Kcllebloemen of Koornroo- zen, dan naar het Heul of eigentlyke Papaver- Kruid. In 't wilde bereikt de Steng niet meer dan een Voet, doch wordt in de Tuinen, al- waar het Loof ook groener is, fomtyds wei eea Elle hoog. Zy verdeelt zig in Takjes, die, zo (8) Papaver Capfulis glabris oblongïs &c. HUDS. AngU 203. Vzp. Fol piunatis , Fr. acuminato. H. Clff. 201. R» Lugdb. 479. Pap. Camhr. perennc Flore Sulphurco. Dill* Elth. 300. T. 223. f. 290. Ar^emone Cambro - Britanm- ca lutea. Xoris. Hift. II. p. 297. S. 3. T. 14» f. 12. Pap. Enat. Pyrenakmn Flore fluvo. C. E. Pin. 171. Pr oir. G 4 II. Deel* IX, Stuk, io4 Veelmannïce Kruiden, IV. zowel als de Bladfieelen , ruighaairig zyn, draa» ^FxivEI 6epde Bloemen van maatige grootte, Zwavel- Hoofd geel (*). Daar op vo]gen zeer langwerpige stuk* Zaadhuisjes , van onderen fmaller en aan den vf^Wym tpP eeDigermaate Snuitig, zegt Linn^üs, die aanmerkt, dat dceze Soort vyf of zes en die van 't gewoone Heul of Slaapbollen tien , maar de volgende zestien Stempels heeft* ' plfaver (sO Maankop met gladde Zaadhuisjes , een* 0rtenule, bloemige ruuwe gebladerde Stengen en ge-* K«rtnt$* vinde zaagtandtge Bladen. Dit .is een zeerfraaije Zaay- Plant , gelyk de gemeene Papavers uit Zaad, dat de vermaarde Tour ne fort daar van in Armenië verza- meld heeft, in de Europifche Tuinen voortge- teeld, Zy is over \ geheel zeer ruig5 hebbende een (*) Ccloris pallide flcvl » non lutti [fed] taln quttem ob- tïnet Sulpbur vulgare 9 qui post exficcationem in Aurnnüacum Jokt tranfire , zegt Bijllf.niüS. Hy berispt Morison en RAï , dat zy pallide flavum in luteum veranderd hebben. OviDlus nogth:ins fpieekt van Sulphura lutea. Men houdt gemeenlyk luteus voot bleek geel. 't Schynt dat 'er door zyn Ed. , zo wel als door LiNN/EUS , een rosachtig of O ketgeel mede bedoeld worde. Maar hoe weinig men op die ondedcheiding gedagt hebbe , blykt uit C. BAuhinus, die aan dit zelfde Kruid in Pinace Flores FLAVOS, in Prodrom$ LUTECS toefchryft. (9) Papaver Capfulis glabris , Caulibus unifloris &c. H. Ups. 136. Papaver Fol. pinnaiis Fr. globofb. R. Lugdb. 379. Pap. Oneutale hirfutisijmum , Fl. magno. Tquknf. Cor< 17, Jtin. 111. T. p. IZ7. Comm. Rar* J. p, 3$, POLY ANDRIA. I05 een Penwortel die Bladen uitgeeft van een Voet IV. lang , byna verdeeld gelyk in de Koornroozen. A^EU De Stengen waren aldaar, in 't wilde, gemeen- Hoofd- lyk anderhalf of twee Voeten, hier in deHor-STÜK* tus wel drie of vier Voeten hoog , met grooteni£foil0&y~ roode vyfbladige Bloemen , donker vlakkig ge- nageld, en dus veel naar die der gemeene Kol- lebloemen gelykende* De Zaadhuisjes zyn rond en glad en llegts met twaalf Stempels gekroond, volgens To urnefort, die aanmerkt, dat de Zaadbol vol vuil witte fcherpe hcete Melk zit , zo wel als de Wortel. Men maakte 'er wel geene Opium van , doch de Turken , aan die Drogery gewend , aten de groene Bollen tot verfnapering. Argemone. KlepheuU De Bloem is zesbladig met een driebladigen Kelk in dit Geflagt, het welke de Hoofden of Bolletjes met opengaande halve Kleppen heeft f verfchillende anders weinig van 't voorgaande. Drie Soorten zyn tot hetzelve t'huis gebragt, naamelyk. (1) Klepheul met vyfkleppige Bolletjes en ge* r. doomde, Bladen. Ammmê i-'lt wcstin- difch. (1) Argemone Capfuüs qalnquevaivibus 8cc. Syft. Nat. XII. Gen. 649. p- 360, Veg. Xlll. p. 407. Argemone. H. Cïtff. 201. Ups. 135. B.. Lugdb. 479. Af er. Sur. T, p. 24. Papaver Spinofum. C. B. Pin. 171, Prodr* $3. T. p. 91. G S Pa* II. Deeli IX, Stuk. io5 Veelmannige Kruiden, IV. Dit Gewas , natuurlyk afkomftig uit de West- '**xvi*U in^ën > is in de Zuidelyke deelen van Europa IIooj?d- niet alleen , maar ook in de middeliie deelen , stjk. ia, de Tuinen thans gemeen (*> Men noemt vife?Wr het a*daar drgemone en het is t Gedoomde ra- $aver van Bauhinus , dat een Steng krygt van een Voet hoog, met Bladen naar die vaa den Gezegenden Diftel gelykende, maar zagt en glanzig , met witte Aderen , loopeode de punten in gecle Doornen uit. Dus zyn ook de Steng en Takjes gedoomd , die op 't end Bloemen hebben, geel van Kleur, middelmaa- tig van grootte, waar op een gedoomd Hoofdje volgt , omtrent een Duim dik , ryp zynde zwart , met Klepjes ten halve opengaande en de Zaaden uitlaatende , die rond en zwart , veel grooter dan het andere Papaver - Zaad zyn. Het is een fierlyk Zaay - Gewas , by 't afbree* ken een geelachtig Sap uitgeevende, gelyk het Groote Schelkruid. Merian zegt , dat men het in Suriname Maccaï noemt, groeijende al- daar als een wilde Diftel in de Bosfchen , byna eens Mans langte hoog. Is dit het zelfde ? Volgens Hernandez gebruikt men, in jVlexiko 3 het Zaad als een fterk Purgeermid- del. Goüan zegt, dat de Bloemen wit zyn. On. Papaver fpinofura luteum. Moris. Hij}. II. p. 27?. S. 3. T. i*. f. 5« (*) )k vind echter niet , dat het 'et in 't wilde groeit, jgelyk uit het gezegde van den Bidder zou fchynen. P o t Y A N D R I A. 107 Onder de Italiaanen zou men de Vrugt noe- men Figo tf Inferno of Helfchc Vyg. *xw.U Hoofd* fa) Klepheul met driekleppige Bolletjes, stuk, ff. fo) Klepheul met vierkleppige Bolletjes en een At?emone , 0 Armeniaca^ naakte öteng. Armemfch# De Groeiplaats deezer beiden is door de By-/\ renaica. naamen aangeweezen* Tournefort heeft ******** de eene3 zo wel als de andere > in zyoe moeie- lyke Kruidleezingen ontdekt en eerst gevonden. In Geftalte zweemt de laatfte veel naar het Berg - Heul of Alpifche Maankop , voor be- fchreeven, Sarracenia. Een vyfbladige Bloem met een dubbelden Kelk 5 drie- en vyf bladig ; en een vyfhokkig Zaadhuisje , gekroond met den Schildvorrnigen Stempel. Dus komen de Kenmerken van dit Geflagt voor, 't welk zo even gedagte Kruidkenner benoemd hadt naar den vermaarden Doktor Sarrazi n y Koninglyk Hoogleeraar in de Ontleed- en Kruidkunde , door wien de eerfte Soort uit Kanada was overgezonden; als (1) Sar- (2) Argemone Capfulis trival vibus. Papaver Oriëntale Hy* pecoi folio, Fru&u minirao. Tournf. Cor. 17* (3) Argemone Caps. qtiadri val vibus, Cagle nudot II, Dsiu iz* stuk» io8 Veelmannige Kruiden, IV. (i) Sarracenia met bultige Bladen. Afdeel. xiv. ra\ Sarracenia met geflrekte Bladen. Hoofd* sn;K Deeze Gewasfen groeijen op vogtige plüat- ■sarracemafen in Noord - Amerika. Zy zyn zonderlirg, ^aafiche.' doordicn de Bladen als holle Scheeden uitmaa- n. ken, zynde in de eerfle Soort bultig, kort en ^Geefe °P ^en ^rond leggende, in de andere over- endltaande, zeer lang en Buisachtig, weshalve men die Trompetbloem noemt. Zodanig een Blad was , nu ruim twee Eeuwen geleeden , te Rochel!e5 aan L o n e l gegeven, zyn- de overgebragt door Schippers , die verzeker- den , dat het een Blad van een Harst- of Wie- rookboom ware. Hier twyfelde hy met reden aan ; niettegenftaande hy het , onder die be- naaming , in Afbeelding gebragt heeft. Het was 9 zegt hy , van eene vreemde gedaante , van *t onderfte tot boven aan dea Kapswyzen top dubbeld en als 't ware van twee Velletjes gemaakt , als een Scheede of Trechter van anderhalve Handbreed 5 aan 't end gely kende naar een gaapende Zots • Kaproen, Op dergely- ke fï) Sarracenia Fol. glhhls. Syst. Hatt XU. Gen. «52. p. 361. Veg. XIII. p- 408. H. Clif. 127. GR ON. Virg. 164. Coüophyllum Virginianum. Moius. Hifi. h p. 553. Buca- nepbyllum Americanum £cc. Pluk. Alm. 71. Amaitb. 46. T. 376. £ 6. Limon. peregt. C. B. Pin. 192. 1z) Sarracenia Tol. ftii&is. Ibidem. PlüK. jimakh. f. $. jMjll. Ie. fii. T. 241. Ihuris iimp:di folium. Lob. Ic. II. p 152 Limonmm peregrin* Fol. ïoimi Fioirs Ariftolochiac. C. B. Pin» p o L Y A N D R I A. 10$ ke manier komen ook de Bladen , in de daar IW van gemaakte Afbeeldingen , voor. Linn mvs h*$f0* \ merkt zulks aan als cene Verandering van het Hoofd-* Blad der Plompen; dus buiten 't Water in fhats™K* om *t zelve op te vangen en in te houden , nia°™&r ais door eene byzondere voorzorg der Natuur (*}. Doch hoe komt het dan , zou men mogen vraa- gen , dat zo veel duizend andere Planten der- gelyke voorzorg niet behoeven ? Of, kon dit Gewas daar, in Amerika, zo het van dergelyke natuur ware geweest als de Plompen , ook piet in 'c Water groei jen ? De vergelyking en toepasfing, inderdaad, te ver getrokken , wordt laf en belaehelyk ! Mor i són verbeelde zig3 in tegendeel , dat het Kapje aan 't bovenfte der Bladen, dezelven fluitende, die befchut voor het inloopen van het Regenwater , en dit is ook , uit het maakzel der Bladen, veel aanneemely- ker: terwyl de Scheede van 't Blad voor een gedeelte open is, en dus veel Vogts zou moeten verliezen. Sommigen hebbes de Bladen, in fi- guur, by die der Bloem van Holwortel, (Ari- Jlolochia) en de Plant by 't Limonium vergelee- ken. De Bloemen , ondertusfehen , gelyken , in manier van Groeijing , wel wat naar die van 'c volgende Geflagt. Nym- Sic Metamorphofis Wjmph&A in folium SarraccnU , ui ipfa, Aqw*m pluvialem excipiens ct retinens extra Aquascre$~ tot: mrê Katura providentie l Syst. Nat. Veg. XUI. p» II. Dut. IX* Stuk* 110 VEEtMANNICE KRUIDEN. IV. Nymph^a, Plompen* Afdeel. Hoofd- Welks byzondere Kenmerken zyn. Een stuk* * Veelbladige Bloem, met een vier- of vyfbladi- Eenwr 8cn Kelk: de Vrugt een veelhokkig, geknot , JBezieachtig Zaadhuisje. Vier Soorten , uit alle de Wereldsdeelen , zyn ïn dit Geflagt vervat, naamelyk i* (i) Plompen met Hartvormige efenrandige Xy»p*** Bladen, den Kelk grooter dan de Bloem en Gecie. vyfbladig, ïi* ( i) Plompen met Hartvormige efenrandige Wue" Bladen, den Kelk vierdeelig. Onder den naam van Plompen is dit Kruid bekend in onze Nederlanden, alwaar het, op veele plaatfen , de Rivieren en andere heldere Wateren bedekt met zyne groote breede rond- achtige Bladen , die fomtyds wel zo groot als Pannekoeken voorkomen en derhalve by 't Ge- meen (1) TXywphéa Fo!. Cordatis ifitêgeaimis Cal. JPet. raajore pentsphyüo. Svft. &at. XII. Gen. 6$ 3. p. 361. Peg, XIII. p. 408. H. Ciiff. 203. R. Lugdb. 40S. GoüAN Monsp. 254. GER* Prov. 374» KRAM. *Auftr> i;o. Fl. Suee. 42É , 469. Gort. Belg. 149. &c. Nympha:a lutea major. C. B. PM 193. Nymph. lutca. CAM. Epit. $3$. Dod. Pmpu 535* Lob* Ie. 59+. (2) KympUa Fol. Cord. integerr. Cal. quadrïfïdo. Nymph» Cal. tetiraphyllo , Cor. multiplici. Qmn. Aa&. ch. & Mau Med. 258* Nymph. alba major» G. B. Pin. 193. Nymphaa alba. cam. Ep. 634. Doa. Pr. 58*. Los. /c. w Hall. P O L Y A N D R I A. III meen ook dus geheten worden. Men noemt iv. het Meirbladen en Water - Roozen > wegens de Af£"l* <-;roote Roosachtige Bloemen ; de Engelfchen fiooFO-- Water-Lülj , dat is Water - Lely ; de Duic-*TUK. fchers Wasfer - Giken % Haarwurtz en Seeblu- .Mo™&r «Bew ; om dac die een binnenlandfch Meir een Zee heeten. De Franfchen geeven 'er ook wel den naam aan van Lis d' 'Eau of Blanc d'Eau , doch era'entlyk noemen zy de Plant Nemphar^ naar den Latynfchen naam Nymphm$ die van de Nymphen, of zogenaamde Watergodinnen, afdamt. Het groeit op gedagte pïaatfen door geheel Europa , geworteld zynde in de Grond der 'Wateren ; des het niet dan aan de kanten voor- kome van diepe Graften en Rivieren. In het Zirckniifer Meir van Karniolie behoort het mede tot de Waterplanten , die , na het uit* droogen van dit Meir in de Zomer, door de Boeren als Hooy worden t'huis gehaald, zo Dok- tor Scopoli aanmerkt. Uit een Vezelïgen Wortel fchiec het dikke Bladiteelen 3 tot aan de Oppervlakte van 't Water zig uittrekkende > en hunne Bladen, die altoos vlotten , daar op nederJeggende; tjerwyl de Bloemen zig een wei- taig daarboven verheffen. In dit opzigt komen de beide Soorten overeen > doch verfchillen * Biet alleen in de Kleur der Bloemen, welke in de eene beftendig geel is , in de andere wit; maar ook in derzelver maakzeL De Geele Plompen hebben een Bloem, welke in 11. DEEL* IX» STUK, VeELMANRTGE* KRÜIÖEff* IV. in vyf dikke Kelkbladen , geel van Kleur en ^xivf1" groot-» van veertien tot twintig kleine Bloem- Hoofd- blaadjes bevat als Nageltjes en een menigte stuk» Meeldraadjes , omringende het Vrugtbeginzel, v&™ym dat geen Styl heeft, maar een platten Stempel, met zo veel Sleuven als 'er Hokjes in de Vrugt zullen zyn. De Witte Plompen hebben een vierbladigen of vierdeeligen Kelk, waar in van zestien tot twintig Bloembladen , grooter dan de Kelk , naar 't midden allengs verkleinende tot Meeldraadjes, wier getal by de zeventig is* Hier komen zo veel Stylen voor, als 'er hok- jes zyn in het VrugtbeginzeL De Vrugt van deeze is nagenoeg Klootrond , en, zo wel als die der Geele Plompen, welke eene Peeragtige of Kegelvormige figuur heeft, in veertien Hokjes verdeeld , die gladde Eyrondachtige Zaaden bevatten. In de Geneeskunde zyn de laatften vermaard geweest. Hei: gedeftilleerde Water van de Bla- den en Bloemen worde gehouden voor verfris- fchende en verkoelende; weshalve de Turken hun Sorbet fomtyds daar mede bereiden , zo Tavernier verhaalt. Anderen neemen het uitgeperfle Sap der Bloemen en Bolletjes vol- gens Veslingius* Ook heeft men het tot ftempïng van Bloedftortingen en Vloeijingen dikwils , by andere Middelen gemengd , voor- gefchreeven. De Reuk der Bloemen is eenigs- zins Slaapverwekkende. De Bladen , aan de Voeten gelegd, of in Baading gebruikt, dienen te- P O h * A & D R I A. 113 tegen Hoofdkwaaien. Men heeft *er een Syroop IV; van gemaakt en een Olie, beiden verzagtende en Pynftillende* De Wortel is , in de witte Hoofd- Plompen > famentrekkende , vry dik en rond.*TÜKé. Men heeft 'er , in tyden van gebrek , fomtyds Jt*^ gebruik van gemaakt tot Spyze. Van beiden 3 zo wel de Geele als Witte ^ komt eene Verfcheidenheid voor die kleiner is; zynde zo gemeen niet als de groote. De kleine Geele met een groote Bioem (*), -groeien veel in de Oude Ys fel in Gelderland, als ook by Leerdam en elders, zo de Heer de Gor-* ter fehryft: de kleine Witte Plompen vindc men tusfehen Muiden en Naarden 3 binnens- dyks, in de Braaken. j (3) Plompen met Hartvormige gelande Bladen,, Ny2ll'£a Lotus» Algemeen is deeze bekend onder den naam Egypti- van Egyptifche Lotus, aldaar Nuf ar genaamd, c c% waar ( *) De k'eine Geele Plompen , met een \leme Bloem , be* hooreii tot een ander Geflagt ; zie 't voorgaande Vil. Stuk, biadz. 49 j. Deeze vallen in 't Wyde Sparen by 't Huis te Heemftede en ia de Veencn öp veele plaatfen ^ als ook int Vriesland , enz. {%) Kympbta Fol. Cordatis dentatis. Fl. ZeyL 194. Has* Sfx^. hih. 471. Nymph. Fol, amolïoribus &c. Béown;. Jam. 343» Nymph. tndica &c. BKOWN. Jam. 343- Nymph. Indica &c. SLoan. Jam. 120. Hifi. £ p. z$2. Lotus ^£gyp^ tia; Alp» Aïgypt. 103. 214» T. 213 > *x^. &c. Am- bel. Jiörf. Jf*/. XI. p. 51. T. 20. Kaxatti • Kitjil. RüMFifc VI. p. 172. BURM. Fl. Ind. 11$. m H U. DEEL. IX. SlUÉ* H4 Veelmannigen Kruiden. IV. waar van Veslingtus de Afbeelding heeft AFx?v!" uitgegeven , tot opheldering der befchryvinge Hoofd- van Al pi nu s; welke Autheur echter niet stuk. aiieen de geheele Plant verkleind , maar ook vife?™'4' de Bloemen 5 het Zaadhuisje , Blad. en Wortel , in de Natuurlyke grootte , zeer duidelyk onder zyne Uitheemfche Planten, gelyk Veslin- g i u s erkent , hadt in Plaat vertoond. Dus was dit Gewas dan genoegzaam afgebeeld : des Römphiüs, die hetzelve onder den naam van Kleine Indifche Waterplomp befchryft,met reden de Afbeelding agter weg geiaten heeft. Het groeit niet alleen in Oost- maar ook in Westindle , zo wel als in de Noordelyke dee- len van Afrika, zynde door Forskaohl, eu onlangs , overvloedig by Rofette , in de Slooten der Rystvelden, groeijende gevonden; die aanmerkt , dat de Jonge Bladen effenrandig , de grooten getand , rondachtig , niet Hartvor- mig waren, doch aan den Voet, by den Steel, gefpleeten (*). Deeze Waarneeming, van een fcundig Ooggetuige , doet byna denken , dat 'Alp inüs gelyk had , met deeze Plompen voor een zelfde Plant te houden als de Europi- fche : aangezien dus het onderfcheidend Ken- merk der bepaaling van den Ridder verdwynti Immers zyn Ed. hadt bevoorensook getwyfeld, of 'er wel een Soortelyk verfchil tusfchen bei- den (*) Flor. Mgwu Ar ah. p. ioa. dén ware (*) In Virginie groeijen de gemeene IV* Europifche Witte Plompen , die aldaar zelfs met Fxfy^ gevulde welriekende Bloemen voorkomen , zo Hoofd-: de Heer Clayton meldt ; terwyl Kalm *tuk# die met getande Bladen in JNieuw Jerfey waar- nut™°n genomen heeft (f). Men kan hier uit van de Geftalte oordeeletu Alpinüs zegt , dat het in Egypte wel op plaatfen groeit , daar het Water eens Mans ïangte diep is : zo dat de Blad- en Bloemftee- len dan zeer lang moeten zyn* De Bloem, als een fchoone witte Roos , met eenige geelö punten, is byna drie Duimen breed. De Zaad- huisjes zyn ronde Bolletjes , als eeö Mispel of W&t grooter ^ in de vier Kelkbladen vervat * waar in Zaadjes als Koolzaad. Het Kruid blyfe groeijen op Gronden daar het Water afgeloo» loopen is, maar derft tegen den Winter; waaf uit blykt, zegt hy 5 dat het een Jaarlyks Ge- was is. Het heeft een langwerpig ronden Wor- tel, niet veel grooter dan een Hoender -Ey, van buiten zwart, van binnen geelachtig * Vlee- zig* hard, famentrekkende en zoetachtig vaa Smaak. In deeze Bloemen heeft de delfde eigen* fehap als in onze Plompen plaats. Zy fluiten zig, tëgen den avond,, als een ronde Bol , en duiken onder Water , waar uit zy 's morgens (*J Hort. Gl$i P- 203* (t) GRON. Fl. Virg% p. 81* H 3 IU DEEL» U STUK, n6 Veelmannioe Kruiden; fIV. weder opryzen en zig ontluiken» Zulks heeft: ^lRümphiüs in Oostindie opgemerkt, alwaar Hoofd dit Kruid , dat de Javaanen • Tondjo noemen , stuk* voorkomt met Sneeuwwitte, Roodachtige of v^TWy Roozekleurige , bleek Geele en bleek Blaauwe Bloemen ; wordende , wegens de (ïerlykheid zy- ner Bloemen alleen , by de Huizen van Verrao* gende Luiden aangekweekt ; doch de Chinee- zen kooken , braaden en eeten , zo wel de Steelen als de Wortelen , zegt hy ; even als de Egyptenaaren de Wortels in Vleefchnat kook- ten, volgens Alpinus, hebbende dezelven dan de Kleur byna van Eijerdooiren* Düs twyfelt men geenszins , of deeze Plant zal de echte Lotus van Theoprastüs en Dioscori^es zyn , en wegens het eeten van derzclver Wortelen , Steelen en Bollen , kunnen zekere Indifche Natiën zo wel Loto- phagi genoemd zyn , als wegens het gebruiken der Vrugten van den Lotus -Boom, welke op ver naa geen zo algemeene Groeiplaats heeft (*). Ook verhaalt Pliniüs, dat van het Zaad, naar Geerst gelykende , in Egypte Brood gebakken werdt, niet alleen ligt verteerbaar en fmaakelyk 9 mids verfch zynde . maar ook zeer gezond. Men noemtze Arais el NU , als de Wortel uit den Nyl , doch uit de Meiren by Venetië hadc Alpinüs dergelyke Wortelen bekomen , en merkt (*) z'e het II. Deels. III. Stuk f van deeze Nat. HU farie % biadz. 570* POLYANDRIA. II7 merkt aan , dat de Bladen flegts een weinig IV. kleiner, Zaagswyze getand en meer geaderd, ^v^KLm de Zaadjes ook kleiner zyn dan die van de ge- Hoofd- meene Witte Plompen (*). STUK- (4) Plompen met Schildvormige overal geheele Ny^^ Bladen. Neiumbo. Boondtaa- In de beide Indien komt dit Gewas voor,8^6* 't welk Rumphiüs Groote Indifche Water» plomp noemt , zeggende dat hetzelve van de Europifche Plompen niet alleen in de Bloemen en Vrugten , maar ook daar in verfchille, dat de Bladen zig doorgaans ruim een Voet verhef- fen boven 't Water. Zy hebben Steelen van vier of vyf Voeten lang, met hun tweeën of drieën uit éénen Wortel fpruicende , regt3 een Vin- ger dik, van buiten met fcherpe Puntjes, van binnen met Gaatjes, door welken men blaazen kan, {*) De Plant. Exot. p. 228. Ik kan derhalve niet zien, dat die Autheur ten deezen opzigte van Gevoelen veran- derd zy , gelyk by Rümphius gemeld wordt. Hy zegt immers : Mirum certe eft cur Veieres Lotum tl^mpheét fimi- lem non fecerint &> foliis & Caulibus & Floribus &* Capi- tibus &* vel etiam Radice &c. (4) Nymph&a Fol. peitdtis undique integris. H, C/i/f. 302. TL Zeyl. I19Z* Nymph. Indka Faba Agyptia di&a &cw Herm. Par, T. p. 20 $. Nymph^a Fabifera &c. Pluk» Alm. 267. T. 322. f. 1. opt Taratti. RüMPH, Amb. VI. p. J68. T. 73» Tamara. Hort. MaL XI. p« 59- T. 30. Ben Tima- ra, T. 3*' Nymph. affinis Glandifera Virgioiana* MORls. fBfc. lil. p. 514. Raj. Suppl. 6n* H3 II. Deel* IX. Stuk. ir8 Veelmannige Kruiden. IV. kan , als wanneer daar uit loopt een wit Lyme* Alxiv!L r5£SaP> als Koei jen -Melk, welk zig laat uit* Hoofd- rekken en tot Draaden fpinnen, gelyk van Zy- STÜK. de of Spinnewebbcn* De Bladen , Schildvormig vï&T™y' °P enc* der Steelen gehecht, zyq langwerpig rond * twee Voeten over 't kruis , geplooid als een Zonnefcherm of met Ribben naar den Rand loopende , van boven meest vlak, doch in 9t midden Trechterachtig* De Bloemfteel is lan- ger of wel zes Voeten hoog , en heeft op 't end een Koker van vier Bladen , die zig ont- iluitende de Bloem vertoont , van grootte als de grootfte Zonnebloemen ; want de Bloembladen zyn zeven Duimen lang en vier Vingeren breed , doch verkleinen inwasrds. Men vindt 'er tien buitenften van die grootte en zeven daar bin- nen 5 omringende een Txechterachtig Vrugtbe. ginzel, met eenen Krans van dikke geeleMeel* draaden , die witte Knopjes hébben. De Bloe- men zyn gemeenlyk Roozekleurig of bleek paarfch f doch men vindtze ook van andere Kleuren, gelyk in de voorgaande Soort, en zy worden teffens wegens den aangenaamen Reuk % of uit Bygeloovigheid , van de Chineezen en Indiaanen zeer bemind . De Vrtigt, welke onder den naam van Egyp* tifche Boon van Dioscorides in 't Werk .van Dodoniüs, uit Clusius ontleend, die dezelve een Vreemde Vrugt , naar een Slaapbol gelykende , genoemd hadt , is afge* beeld % PokYANDRlA» H9 beeld (*) 5 zal geen andere zyn dan het Zaad- IV. huis van deeze Plant* Het wordt anderhalve AFj£"U Handpalm breed en wat minder hoog , barften- Hoofd» de door rypwording van boven open, en danlrüïU een menigte Hokjes vertoonende, in ieder van WJ^^r welken een zwarte Boon fchuilt, die van bin- nen wit is , in tweeën fplyt en een groen Kiempje bevat* Men houdt deeze Plant, die in 't Maleitfch Taratti genoemd wordt, voor de Colocq/ia der Ouden* De Wortels zyn eetbaar , zo wel als die der Plompen , doch worden in Oostindie zo veel niet gebruikt als de Zaaden of Boonen * welken men te Batavia nog niet geheel ryp zynde , en dus in de geflooten Bollen , op de Markt brengt , als wanneer zy byna van Smaak zyn als Hazelnooten. De gedroogde of geheel zwarte Boonen komen by Zakjes te koop j maar deeze moeten eerst gekookt of gebraden wor- den , om ze te kunnen kaauwen; 5t welk veel by de Thee gefchiedt. Geweekt zynde , wor- den deeze Boonen bekwaam tot Voortteeling # even als onze Tuinboonen : dan bekleedt men- ze met wat Kley en laatze dus in 't Water zinken ; 't welk op een plaats gefchicdende, daar geen te groote diepte is, een genoegzaa- me (*) In zyn Kruidboek , bladz* 14*9. en is ontleend nit Clus. Exot. Libr. 2. Cap. 13. Men vindize in 't zelfde Kruidboek , bladz. %iz , onder den naam van Egyptifcfó Boone befchreeven. Zie ook DOO. Pempt. p. $ig* H4 II, DHL» IX* STUK» 120 Veelm annig e Kruiden, IV* me aanfokking maakt: want de Wortels loepen ^rxivEl< ^er^ voort cn mcn v*ndt dit Gewas op On- Hoofd diepten in Rivieren of in verfche ftaand.c Wa« stuk* teren 0p java en andere Eilanden menig- vuldig. vige* Mentzeli a. Dit Gefïagt is benoemd ter eere van den Kruidkenner Mentzelius, door wien eea fchoone Lyst van de benaamingen der Plan- ten \ uit de Ouden verzameld , met de Afbeel- dingen van eenige nieuwre zeldzaame Kruiden r aan 't licht gegeven werdt. De byzondere Kenmerken zyn; een vyfbla-, dige Bloem en Kelk, waar onderden langwer- pig Vrugtbeginzel , dat een Rolrond 3 veelzaadig Zaadhuisje wordt, lt De ecnigfte Soort die in Amerika haare Mntzeiia Groeiplaats heeft . heeft de Bladen en Vrug- Pvuuwc. ten ruuw , waar van de bynaam. Het is een Heefterachtige Plant , anderszins naar de Ona* gra gelykende , weshalve Tournefort haar onder dien naam voorgefteld hadt. De Bladen zyn langwerpig, fpits, op de kanten gegolfd en ruuw , nagenoeg als die der Betonie ; de Kelken en V rugten, die uk de Oxels der Bla- den (i) Memzelia. Syfiï Njè& XII. Gen* 670. p- 3^4. XIII. p. 41 f4 H CHff. 49*. Am. Acad. V. p. 393. LOtFl*. lu 223. Mi^ntzella Fol. & ¥1. aspeiis. Puim. Gen, 41. Ic. 174. Bbown. Jam. 24^t Onagra Ainer» Fol. Betonicae, TOüBKF. Inji. 302. PolyAndria* 121 den voortkomen , bezet met Haakige Haairtjes IV. of Borfteltjes. _ Hoofd* Lt O O S A» STÜff. Den naam Loafa , welken de Heer J a c-nia/or'°gfm quin, ten opzigt van dit Geflagt , van den Heer Adanson hadt overgenomen , verandert de Ridder in Loo/a, waar van de Kenmerken , door den eerften, dus opgegeven zyn. Ken vyfbladige Kelk, van ruige Blaadjes, en een vyfblidige Bloem, met Kapswyze Blaadjes, die aan *t end omgeboogen zyn en vyf Honig- bakjes, welke zig tot een fpits Kegeltje famen- voegen , in 't midden van de Bloem. Het Zaad- huisje Tolrond , driekleppig, eenhokkig, vee!- zaadig. De eenige Soort (i) , fchynt veel te gely- T- ken naar het Gewas, datFEuiLLéE noemt ^°?f* ? Brandende Qrtiga van Chili, met Beerenklaaiiw-ttekeiige. Bladen, groeijende aldaar zes Voeten hoog, en de Stengen bezet hebbende met fcherpe Puntjes , de Bladen volkomen als die van de eerfte Soort van Klepheul , hier voor. Te Wee- nen aangekweekt , maakte zy een fraay Jaar- lyks Gewas, met dergelyke Bladen, en aartige geele Bloemen , die de Blaadjes uitgcfpreid en in 't midden een Pieramiede hadden van Ho- JDig* (l) Looft. Syfi. Nat. XII. Gen. *2g*. p. 364. P%g* XIII# p. 4U. lAcq. Ohs, lil. p. i$. T38. Ortiga Chileniïs mens Acanthi folio. FeüILL. Pauv. II. 757» T. 43 £ H 5 II. IX, STUK. 122 Veelmannige Kruiden. IV. nigbakjes of kleine Blaadjes 3 benevens een groot Af£^l* getal van Meeldraadjes, ten minfte vyftien Hoofd- voor ieder Bloemblaadje , zo dat derzelver ge- stuk* tai omtrent tagtig bevonden werdu De Vrugt, v;p?n™y' welke het aldaar, in de open Lugt, totryp- heid bragt, was als gezegd is. Het voorgaande Geflagt komt dit in eenige opzigten zeer naby, zode Heer Jacquin aanmerkt, doch ver» fcbilc in anderen daar van ten hoogde. C i s T ü s, Veldroosje. In dit is ook de Bloem en Kelk vyfbladig; maar de Kelk heeft twee Blaadjes kleiner en het Zaadhuisje is rondachtig. De Soorten, wier getal meer dan veertig is, heeft de Heer LiNNiEüS, naar dat zy Stop- peltjes hebben of niet hebben en naar 't Gewas , in Rangen onderfcheiden. Die van den Eerften, als volkomen Heefters zynde , zonder Stoppel- * it. r>. tjes 3 heb ik reeds befchreeven * : zo dat thans M $T$z-9 maar ^e ovenëen hiev volgen en deeze zyn meeftendeels de genen , welken de vermaarde To urnefort , om dat de Zaadhuisjes een- hokkig waren, van *t Gefjagt van C i st üs3dat dezeiven veelhokkig heeft , onder den Geflagt- ïiaarn Helianthemum hadt afgezonderd. Aan "ee- ze geef ik , om dat de Bloemen als kleine Rooyjtszyn, weshalve men ze ook in 'tFranfch Rofe Canme noemt volgens Baühinus, den naam van Veldroosje. P O t Y A N D R I A. 123 B. Ongeftoppelde laag- Heefterige. iV. Afdeel. O4) Veldroosje* laag ~ Ileefierïg is9 feg-HooFD. gewcte j zonder Stoppeltjes , wz££ gepaarde Lz-stuk. ftioa/f Bladen en Kroontjes -Bloemen. beUntus. De grootte van dit Gewas , dat in Vrank- Gekroond, ryk en Spanje groeit , is volgens Clüsi u s maar een Voeu Het heeft zwartachtige Hou- tige Stengetjes , met zekere Vettigheid bezet; weshalve het van hem onder de Ladanum -gee- vende Ciftus geteld wordt. (is) Veldroosje, dat laag* Heejlerig te, op- xv. Jlygend , zonder Stoppeltjes , niet de 5to-Giadpoor. den over hoeks 5 gebondeld , Draadachtig glad) en Takkige Bloemjieeltjes. Deeze Soort 3 die zeer fmalle getrepte Blaad- jes en geele Bloempjes heeft , groeit op drooge Rotfen in de Zuidelyke deelen van Provence. (16) Veldroosje, dat laag - Heejterig is 9 op- xvr (14) Ciffui Suffrutieofus procumbens exftipulatus Sec. Ciftus fol. Linearibus &c. Guett. Stamp. 2. p. igo. Cilhis Xedon Fol. Thymït C. B. Pin. 467. Ledon decimum. Clvs. Hifi. I. p. 81. Hisp. 3c. p. 167. (15) Cijius SufFr. adfeend. exftip. Fol. alternis &c, Cift. Suftu procurab. Ger. Prov. 394- T. 14. Ciftus humilis Mas- filiotica. Pluk.v4/w. 107. T. 84- £ 6. (16) C(/?«* Suffr. er. exftip. Fol. linearibus, Pediinculis unifloris , Calycibus triphyliis. Mant. 565* Ciftus humilis f. II. QEEI* IX. STUK. Cha" ï24 Veelmannige Kruiden. IV* Jlaande 3 zonder Stoppeltjes : de Bladen AFxivEL* UniaaU de Steeltjes eenbloemig, de lieU Hoofd* ken driebladig. STUK. Eenvfvh Dit is ook een Heeftere je vaneen Voethoog, met roodachtige Takjes, groei jende in de Zui- delyke deelen van Europa. Door een driebladi- gen Kelk te hebben en zestien zeer korte Meeldraadjes 9 die allen vrugtbaar zyn , verfchilt het inzonderheid van de volgende Soort, welke de helft der Meeldraadjes zonder Knopjes heeft. (17) Veldroosje, dat laag-Heefterig is , leg» gende , zonder Stoppeltjes ; de Bladen over- hoeks, Liniaal, rauw- gerand; de Steel» tjes eenhloemig hebbende* Of die hoedanigheid van zestien Meeldraad- jes zonder en zestien met Knopjes te hebben , altoos ftand houde in deeze Soort , is my dui* lier. De fchrandere Gerard merkt de twee aangehaalde van Baühinus, met Fieybla- den , als Verfcheidenheden aan. jPe Bladen zyn glad> aan den rand ruuw>met zeer fyne Doorn- tjes : Chamscifttis Eiicx folio Juteus & ehtlor. C. E. Pin. 455. Pluk. Alm* i^7« T« 83. f. 6. (17) Ciftus Suffr. proe. exftipulatus, Fol. a]t. Lui. &c. Cif'tis Caule ptoc. fol. ait. Fl Snee. 4*5 , 474. GOUAN Jiïonip, 255. GER* Prov. 393. Chamccnftus Encae foiio, luteus humiüor. C. B. Pm. 466. Helianthemum fol. akernis #lguftisfi'.ïiiS. HALL. Hew. 359. XVU, Ciflus Wumana. Haifmaa- Polyandrie, isj? ijcs:de Bloempjes naa,uwlyks grooter dan de ^;x# Kelk, Zy groeit in Vrankryk, in SweerUn en in xiv, ' Switzeriand. De Heer Halles betrdctze **>°ïü- beiden ook tot eene Soort* (18) Veldroosje , dat laag Heefierig £f, xwu, gmde , zonder Stoppeltjes ; met de bladen canu>. gepaard , ftomp Eyrond , ruig en van on« Gtys' deren Wollig > de Bloemen byna in Kroon- tjes. In de Zuidelyke deelen van Europa groeit deeze, die van de Grysheid der Bladen , welke anders naar de Myrtebladen gelyken , haaren naam heeft. Aan 't end der Stengen komen on- gefteelde Kroontjes voort , van Bloemen < met ruige Kelken. Men vindc *er een Verfcheiden* heid van , die de Blaadjes ovaal, wederzyds met dunne Haairtjes befprengd en niet Wol-' lig van onderen heeft. De Portugeefche is het groot tte van Gewas : de Veroneefche heefc Lancetvormige ftompe , drieftreepige, weder- zyds groene en de Kelk twee BorfteÜge Blaadjes. Cl9) (ï$) Ciflus Suffr. prcfcumb. ex&ipulaCus, FoL oppos. obo- vatis &c. Kram. Auftr. 151. Ger. Prov. 397. Gouam Monsp. 256. Chamatciftus Fol. Myrti mmoris incanïs. C. ö. Tin. 466. Chama-c Fo!. Myrti Tatentmae can s & dnereis. J. B. Hift. 11. p. is. Chamaxiïius teitius. Clus. Hift* I» p. 74. fi. Heliamh. Alptnutn Serpüli folio n5gr. hirs. Seg. Ver» III. p, 195» T. 6. £ 2. HeliantSiemum Folt Myrti minoris fubtas incanis. Toürnf. lnfi, 246. SCOP* *4nn* 2. p. J*a«r. 403. K. Dist. ix* Srv%i IM Veelmannige Kruiden* IV. (iy) Veldroosje, dat laag -Heejierig is zonde f ^F£fv.L# Stoppeltjes , met gepaarde Jtekelige Bladen , Hoofd» de onder Jlen Eyrond , de bovenjlen Lan- STtJK# cetvormig; de Takken uitgebreid. Ciftus ixYnkh *n *ta^e k°mt heeste* naalr ^e voorgaan* c 'de veel gelykt , voor. Het is een Heeftcrtje* dat de Steng maar een Span hoog heeft. x.x-. C20) Veldroosje, dat laag - Heejierig is zon» ^foneefch. der Stoppeltjes 5 met gepaarde langwerpi* ge gejleelde Bladen , die vlak zyn en van onderen grys. Ey Marfeille en Verona , als ook in Switzef* land , groeit deeze Soort , welke verandert met Lancetvormige Bladen , die van boven glad zyn, en Ovaale Bladen , boven wat Haairig; doch van onderen hebben zy altoos een digte Wol* lïgheid en zyn grysachtig wit* xxï. 0*0 Veldroosje, dat laag - Heejierig is zon* Engeifcb* w" (19) Ciftus Suïïiutkofus exftipulatus &c. Helianthemum Serpilli folio viliofo , Flor. pallido , Italicum. BARR. Rar. Sio. T. 366. f20) Ciftus Suffir. exftipulatus &c. Helianth. Fol. ad Ter«! ram congeftis &c. Hall. Helv. 359- Hel. luteum Thymï dmioris folio. BARR. Rar. 521. T. 441. (21) Ciftus SurTr. exftip. procumbens &c. Hüds. Angl. no6. Mant. 245. Helianthemum Alpinum Fol. Pilofellx mi* rioxis Fuchfiu J. B. WJU ÏU p. 1*. p o L T A N D R I A. IöJ der Stoppeltjes , leggende % met gepaarde IV; langwerpige omgedraaide Haairige Bladen xiv. en getrojte Bloemen. Hoofd. stuk. Op fommige plaatfen in Engeland groeit dee- Monogy ze, die de Steng naauwlyks een half Voethoog* fcheef en ruuw heeft , Bladen als die van Hy- fop y wederzyds groen en getroste witte koe- kende , doch onder yt bloeijen opgeregte Bloe- men* (m) Ve!droosje , dat laag' Heefierig is , leg- ***** gende > zonder Stoppeltjes „ met gepaarde Oelandicm% langwerpige wederzyds gladde Bladen; ^0elandrcht' Bladjleeltjes gehaaird ; de Bloemblaadjes uitgerand* Deeze is op onbelemmerde Rotfen in Ge- land waargenomen en groek ook, zo 'tfchynt, op naakte Bergtoppen in Provence. Zy heeft een geltreepten ruigachtigen Kelk, C. Ongeftoppelde Kruidige. (13) Veldroosje mgejtoppeld , overblyvende ; xritï, .Tüberaria* (12) Ciftus SufFrut. proc. ex&ip. 6cc. Ger. Prov. 396. Ciftus Heïianth. Fiore parvo luteo. J. B* Hi/l. II. p. 17, FL Suec. 434 9 471- (23} Ciftus exftipul. perennis, Fol. Radicaübus ovstis & GoüAN M z$6. GER /Vav. 3 93- Ciftus Fo'io Planta- ginis. C. Be Pi» 465. Helianthemum Plant, foho perenne* Buxb. Cent. til; p. 33- T. 63. Tuberaria uoftras & major» §3 B. üfrV?. lï, jv 12. zit DsiLt ix, sruaw t28 VeeLmann'igè Kruide^ IV. met Wortelbladen die Eyrond, drieribbigt AFxivEL" Wollig zyn ; de Stengbladen glad, Lan* Hoofd» cetvormig; de bovenjlen over hoeks. STUK. Eenwy Den bynaam heeft deeze Soort daar van be* komen, dat men daar dit Kruid groeit dikwils Truffels of Aardbuilen (Tubera Term} ondei: den Grond vindt. Hierom noemden de Kafti- liaanen het Iterva Turmera, volgens Myconus* De Groeiplaats is in Spanje , Provence eiï Italië- xxiv. (2^) Veldroosje > dat Éruidigis , ongejlop- GutuuL. peld , met gepaarde Lancetvormige drierih» £>iuppeiig4 föge ftiacim en ongeblikte Trosjes. Deeze Soort heeft een bleeke Bloem, dië in het midden met een roodachtige Vlak als een Druppet is getekend , waar van de by- naam. Het is een Jaarlyks Kruidje» groeijen- de niet alleen in de Zuidelyke deelen van Vrankryk en in Icalie, maar ook iö Engeland* ja zelfs by ons op Vlieland, zo de Heer de Gorter aantekent* Het was in 't Bofch van Gramont , by Montpellier , naauwlyks een Handpalm hoog , met witte Bloempjes > heb-* ben* f24) Ciflm Hertaceus exftipulatus &c. Huds.^h£/. 204.. Ciftus annuus &c. GoüAN Monsp. 256. Ciftus fl, palüdo , puni- came ma'ula ïn^gnlto- C+ E« Pin. 465. Helianthemum Fl* maculofo. Col. Ecphr. II. p. 78. T. 77. Ggbt. /fc/g. ifu bcndè paarfche of Roozekleurige Vlakjes. De j^f; Stcelen der Bloemtrosjes zyn Draadachtig dun* Afdeeü (2$) Veldroosje^ dat Kruidig is , ongeftop-^™^ peld , met alle Bladen overhoeks Lancet- xxv. vormig\ de Steng opfiygende. K Stip'ulatus &e* H. Ups. 144. Gouan Monsp, 256% Ci&us Stipulis quaternis. H. Cliff. 475. Ciftus Ledi folio. C. B. Pin. 465. Ciftus Ai> nuus fol. Ledu Lob. ic. II, p. n 8. Ger. Prov. $$z» 1 II. DEEXt IX. SlUH> ijo Veelmannice Kruiden» IV. langer dan de Bloem , en heeft drie opftaan- AFxiv!Lk de > twee uitgefpreide Blaadjes , zegt de Rid- Hoofd- der. STUK» xxyii. (27) Veldroosje, dat Kruidig is9 uitgebreid > Sau&ks. ruig en geftoppeld, met getroste opgeregU wgbiadig. Bloemen en horizontaale doetjes. De Afbeelding , die van deeze by Lob el voorkomt , is door hem ontleend van den ver- maarden Clüsiüs, door wien deeze Soort aan de kanten der Wyngaarden by Salamanca in Spanje , als ook in 't Ryk van Granada , waar menze Terva dei Quadrillo of Quadrilje- Kruid noemde, waargenomen werdt. Het groeit in Italië, by Verona en in Provence. Gehard- merkt aan> dat deeze Soort van de voorgaande naauwlyks te onderfcheiden is 9 dan door de Zaadhuisjes , die langer dan de Kelk zyn , ter- wyl zy in de voorgaande flegts de langte van den Kelk hebben : want voor 't overige komen zy beiden met opftaande of verfpreide Stenge- tjes , met ruigachtige of gladde Blaadjes en de bovenden of geheel of verdeeld voor. Ook is 't opmerkelyk , dat , in de Afbeelding der voor- gaande > de Bladen meer Wilgenbladachtig en fmaller zyn. (27) Ciflus Herbaceus patulus villofus ftipulatus &c. H; Ups. 144. Clif. 206. R. Lugdb, 47$. N. 8. vel 10. Ciftus Folio Salicis. C. B, Pin. 465. Ciftus annuus primus. Clus. Hifi. I. p. 76, Helianth. annuum humile &c SEG. Ver. III. p. 197. T. f* S. Ciftus annuus fol. Salicis. LOB. Ic. II, p« lis. PoL¥ANDRIA* i^t (28) Veldroosje dat Kruidig is , gefloppeld , IV. opftaandc , eenigermaate Wollig , met ge- ^^^Eh* troste eenzaame ongefieelde Bloemen 3 te* Hoofd- gen de Bladen over» stuk. xxmn (29) Veldroosje dat Kruidig is , opjlaande , $£UJ^* gefloppeld , Liniaal - Lancetvormige Nyibooi> gejteelde Bladen en opgeblazen Kelken , mg' grooter dan de Bloem. Mgyptia* CUS. Deeze beide Soorten komen in Egypte voor ^ Egyptifciu' volgens den Ridder , alwaar Forskaohl maar ééne Soort van Ciftus vondt, welke hy Ceftoppelde noemt (f ). Dezelve groeide op zeer drooge Heuvelen , omftreeks Alexandria 5 by de Zoutpannen* Het was een Heefterachtig t'eenemaal Wollig Kruidje P met leggende Stengetjes en getropte ovaale Blaadjes; de Bloe- men aan Trosjes , geel 5 uitgebreid en ftomp. Een Verfcbeidenheid daar van hadt hy in de Woeftynen by Kairo gezien , met overhoekfe , zelden gepaarde en minder getropte Bladen* Misfchien behoort deeze tot de eerfte 9 die vier fpïtfë , Degenvormige > Stoppeltjes heeft, aan (i8) Ctfias Herbaccas Stipulattis erebus, fubtomentofus &c. Mant. 2.4.6. (2,9) Cijlus Kerbaceus erebus Stipa'atus &c« Manu 404. Confer. Cvti- Cifèus pollis infenoribus confertis fuperionbu* oppolitis. BURM. Zeyl. 85. 1\ 36. BuRM. Ind. i^.jACQ* Obs* IIÏ. p. 17- T. 68. (tj Ciftus Supulatas. Flor* J&%ypu Arak p» xoa, I 2 lh Deel. IX, Stuk, 132 Veelmannigb Kruiden, IV. aan den oirfprcng, doch de helft korter dan de A xivf" Bladen (f). E>e andere, door den Heer Jao Hoofd- quin, zo hy verhaalt, uit Zaad geteeld , hadt stuk. ky jecjer Blaadje maar één Stoppeltje, en ver- vige?nWy' f^hilde voor 't overige grootelyks van het Cey- lonfche Plantje, onder den naam van Cyti-Cis- tus door den Heer J.Burmannus afgebeeld. E. Geftoppelde laag Heellerige. xxx. (30) Veldroosje laag- Heeft* geftopp* de Bla- SqulmTtus. den met rondachtige Schubben bedekt heb* Gefchubd. bende» In Spanje groeit deeze , die een Heeftertje is met opftaande Takken van onderen vierhoe* kig ; de Bladen Lancetvormig ovaal , dikachtig , gefteeld , gepaard of drie by elkander : zeer kleine Stoppeltjes en ronde getropte Bloemfteel- tjes. Volgens de Afbeelding van Barre- lier gelykt deeze veel meer naar het zoeven gemelde Ceylonfche , dat de onderfte Bladen getropt, de bovenden gepaard heeft. XXXT. (31) Veldroosje laag- Heeft, geftopp. opftaan- Lippiu de 9 Eenzydig. ( -f) Daar van zal het Wilgbladig Veldroosje , dat ze ook fchynt te hebban , den Spaanfchen naam bekomen. (30} Ciftus Sufft. Stip. Fol. obteftis Squamis orbiculatïs.' Ciftus humilis Flor. eornpa&is in Verticillos , minoris Hali-i mi foliis. BARR. lc4 327. ÊOCC. Mus, II. p. 7$. T. 64. JLOEFL. It. 67. (31; Ciftus Suffr. Stip* ere&us, Fo!. alternis oppofitis<]|il§ Lanceolacis fcabris , Spicis fecundis. Menu z^% P O L Y A N D R I A. 133 de 9 met overhoekfe en gepaarde Lancetvor* IV. wwg* rww* Bladen , de -4afr^» ov 205. Hcüanth. vuig. Petalis Flor. perangus- tis. Dill. 177. T. 145. f. 174. (33) Cifius SufFr. Stip. Fol. infer. orbiculatis, fup. oratis. Ciftus humilis f. Chamarciftus Nummulariae folio. Gouam Monsp. 2^6. Hel. ad Nummulariam accedens. J. B. Hifi. \u p. 20. (34) Cifius SufFr. ftip. Fol. oblongis &c. GouAN Monsp. 13 II* Deel* IX* stuk» 134 Veelmannige Kruiden. Afdeel ^35^ Ve!dr00SJe taa8 ' Heeft* gePpp. met Li* xiv. * niaale gepaarde en overhoekfe Bladen; de Hoofd* Bloem fteelti 'es ruig en kleverig* STUK* ö cilïl'iu- ^ Veldroosie laag-HeeJl. geftopp. leggen- tiriofus. de> met ovaal - Liniaale gepaarde zeer kor* 'xxxvf te 9 Tropswys' vergaarde Bladen. Ihs. (3?) Veldroosje laag - Heeft, geftopp. byna 7bymbla. regtopftaande ; de Bladen Liniaal , van on • xxxvii, deren met twee Sleuven engrys$ de KeU f'V»/: ken effen. Decze vyf Soorten zyn 9 zo door ha are By- naamen 5 als door de Bepaalingen a genoegzaam onderfcheiden, Zy vallen zeer klein en groeijen in de Zuidelyke deelen van Europa \ de twee* de ook op de Bergen van Ooftenryk. De derde heeft i$6* Kram. Aujlr. 151. Charaarciftus rcperis SerpiHifolia lu* tea. C. B. Pin* 466. Charaaciftus fecundus. Clvs. Hifi. j, P- 73. (35) Ci/ïüs Suffe. Sïtf t&U Vwemhus oppoüvs Sec. Ger* Ptov. 394. Chamaciftus incanus Tragongani folio, Barr4 Bar. $iz. T. 415. Hehan ihciBum Thymi folio incano. J. B. llift. II. p. lp, 00 O/?** SufTr. Stip, pröcqmbens, Fel. ovaü- Linearibia &c. Goüan Monsp. 237. Chamaciftus humilis Thymi Folio oliganthes. Barr. Ic. 444* (V) Cifius Suffr. Stip. eie^:. Fol. Linearibus &c. Goüan 257. Ger, /Vn\ 3 9f . Chun^ciftus Fol. Thymi in- ernis. C. B. Pi». 406. Chamacift-. quartus. Clus. //;/?. 1. p. 74. £. Ciftus Stipulis quaternis £cc. y% Ciftus Fol. villas Lanceolatis &c. Hel. f. Gift. humilis Folio Sampfuchi , Ca- pifUlls valde hufmis. J. li. #1$ II. p, 20, Touenk Inft,zm. PoLYANDRIA, I3f heeft geelc, de laatfte witte Bloemen , volgens IV. den Ridder, Hier onder . komen aanmerkelvke Aj">E*u Verfcheidenheden voor en tot deeze Soort heeft Hoofd» Gerard byna alle Berg - Cifti met kleine STÜK' witte Bloempjes t'huis gebragt. Mm0m (38) V 'eldroosje laag -Heefl. gtftopp. met Lan- xxxviit. cetvormig Liniaale Bladen, die van onde^e^ufmam ren Wollig zyn. Getrost, Dit, in Spanje groeijende^ heeft de geftake van Rosmaryn ; de Blaadjes zyn zeer fmal en van onderen een weinig ruig , met Liniaale Stoppeltjes. Het draagt zeer lange end-Trosfen van Bloemen , wier Kelken hoekig en effen zyn y over ééne zyde. (3i0 Veldroosje laag- Heeft, leggende ; met xxxix. Lancetvormige Stoppeltjes , en langwer-Heliant^m pige , omgejlagene > een weinig HaairigeiiyfoybXzr Bladen. dlS' Deeze Soort 3 die men in Duitfchland ge» meen- Cijlus Suffe. Stip. FoU Lanceolato -Lïnearibus &c. Mant. 76. Ciftus Lavendulae folio Thyribides. BAUR. /c. 293. (39) Ciftus SufFr procumbens &c. Gouan Monsp. 257. Ger. Prov. 395» Hall. Helv. 358. Kram. Attftr. 151. TOURNF env. Par. 93. Snee. 433. R. Lu%db. +76. N9? ChatiMcciftiis vulgaris Flore luteo. C. B. Pin. 465. Loes* Prusf. 43. T. 8. Flos Solis Panax Chironium. CAm* Epiu 501. Flos Solis. Dod. Pempt. 193. 1c. 43$. Keyden Y(bp of kieynen Ciftus. Dod. Kruidb. 295, 14 II. DEEL. IXêSTüK, I3Ö Veelmannige Kruiden, IV. meenlyk Heiden - Ry fop noemt , om dat zy heê AFxivEL# Loof als van HyfoP heefc en 'er veeI °P Hooi-d- Heijen of drooge Velden groeit, is in alle Bos. stuk. fchen omflreeks Parys te vinden, zegt Tour* Vi^!KWy' nêforTi Dus icon het ook wel zyn , d&t menze in de Ooftenrykfe Nederlanden vond: ten minfte is zy omtrent de Krytbergen in Engeland , en op droogej Velden in S weeden, niet minder gemeen dan in de Zuidelyke dee- len van Europa. Dit geheele Geflagt van Kruiden heeft 'er by To urne fort den naam Helianthemum van, die eigentlyk Zonne- bloem betekent, of Zonnebloempje *, gelyk de Engelfchen het heeten , doch by de Franfchen noemt men 't ook Hysfope des Préz , dat is Veld-Hyfop. De Afbeelding van Dodon^uschLobel js met de zelfde Houtfnee -Plaat gedrukt als die van de Eerfte laags Ciftus van C l u s i u s , welke Autheur daar van zegt , dat dezelve Bla- den naar die van 't gemeene Helianthemum gelykende, doch kleiner heeft (f). Hierom is ook de Afbeelding , in 't Nederduitfche Kruid- boek van DoDONiEus , beter, zo wel als die van Camerarius, welke dit Kruid vertoont met afgezonderde Stengetjes, tot bo- ven toe bezet met gepaarde Blaadjes , die in de Oxelen twee Stoppeltjes hebben , zynde vry ïuig en allen langwerpig ovaal , zo Hall er zegu (t) CLUS, Rar. Hisp< p. ifsrt Ir. jx i$ |i P O L Y A N D R I A* 137 zegt (!)♦ De Bloemen zyn fomtyds tagög, IV« t fomtyds bleek of Zwavel -geel. Men heeft dit XIV. * Kruid voor een Wondmiddel gehouden , en , Hoofd- om zyne famentrekkende hoedanigheid 5 in Gor-STUK# geldranken gebruikt gehad. nia.°mr (40) Veldroosje laag - Heeft, geftopp. met Ey- c*tV romte Bladen en Stekelige Kelken. Stekelig. In Spanje en Languedok groeit deeze 3 die door Clusiüs onder de Soorten van Lada- num draagende Ciftus , als de tedere Takjes kleverig hebbende y geteld werdt. Men vindtze, zegt hy , overvloedig op woefte ptaatfen aan de Taag 3 boven Lisfabon , als ook in fommige deelen van Spanje , daar de Ingezetenen het Kruid Romero , dat is Rosmaryn , heeten. C41) Veldroosje laag -Heeft, geftoppeld en xlt. uitgebreid ^met Lancetvormige ruige Blaad- A*q^** pS. nynfcji. Op ft) Hclisnthemum Fol. fubhirfutis , Omnibus longe ellip- ticis. Helv. 358. (40) Ciftus SufFrut. Stip. Fol. ovatis, Catycibus hispidis. GOüAN Monsp. 2S7. Ciftas Ledon Rosmarini fol. fubtus incanis» C. B. Pin. $6j. Helianth. angufto Serpylli folio , Villofum Flore Aureo , Italicum. Barr. Rur. 511. T. 488. Leiion o&avum. CLU8. Hifi. X. p. s. Pann. h. p. i6s. (41) Ciftus Suffrut. Stip. pamlus &c. Helianth. album Germintcum. Tabern". Ic. 1062. Hel. Saxatile Fol. & Caul. Oblongis &C.MENTZ. Pug. 8. f. 3. DlLL. Eltb. 177. ij II. Deel !£♦ stuk. 138 Veelmannige Kruiden; IV. Op de Apennynfche Bergen in Italië hadt ^Fxiv!L' Mentzel deeze Soort 3 in \ midden der Hoofd- voorgaande Eeuw, op zyne Kruidzoekers Rei- stuk. ze van Bononie naar Pifa , gevonden. Het be- ^nvjym dekte den geheelen Top van eene Kryt-Rots, beneden welke een Beek nederifooomde , waar door die Rors 5 kort daar na , zodanig onder- mynd werdt , dat zy geheel inftortte ; gelyk hem y toen hy te ïononie terug kwam , werdt verhaald* Uit hoofde van die Rots, dajr een zeer fmal Pad over heen liep, werdt de Pasfa- gte naar eea Grot met een Maria - Beeld, in de Rots uitgehouwen , Madonna del Sasfo geheten* Dus ziet men , met welk een Lyfsgcvaar dit Kruid door hem was ontdekt. Het is Heefter» achtig en groeit omtrent een Voet hoog , zeer Takkig, met witte Bloemen. xlii. (42) Veldroosje laag - Heeft, gefiopp. leggende , fol Fo dig. ^ïfditJ*" met Langwerpig Eyronde gryze Bladen , Fuieybla- effene Kelken en Zaagtandige Bloemblaad- jes. Op het Duin by 't Steedje Brent , aan de Zee -Kust van Somerfet in Engeland, fchyntde eenigfte Groeiplaats te zyn van deeze Soort, een fierlyk Kruidje uitmaakende met witte Bloe- (42) Ciftus Suffrut^ Stip. procumbens &c Huds. AngL 205. Ciftas humüis Aipinus diirior &c. Pjluk. Alm. 107. T. 23. f. voor- gemeld, CORCHORUS. Dit Geflagt heeft cok een vyfbladige Bloem en een vyfbladige afvallende Kelk ; het Zaad- huisje veelkleppig , in Hokjes verdeeld. Het bevat agt uitheemfche Soorten * waar omtrent veel verwarring heeft plaats gehad 3 thans ver- beterd door den Ridder, als volgu (O Corchorus met langwerpige buikige Zaad- f JlUiS* Corchorus Olitorius. (43) Clflus SufTrur. Stip. Fol. alternis Lanceolatis phnis ^°*skrui" laevibus. Am. Acad. IV. p. 275. Cent. 3%. (1) Corchorus Caps. oMongis VenrricoGs, Foliorum Serra- turis infimis £eraceis. Syfl. Nat.Xll. Gen. 67$. p. 169. Veg. XIII. p. 4*6. FLZeyLzn.H.Ups.itf. Gr. Or. 170. ƒƒ. Giiff. 209. R. Lugdh. 478. GOUAN Monsp* 2 5 8. FAER. Helm ft. 250. Corchorus Plinii. C. B. Piu. 317* Ccrchorus f. Melochia» Tournf. Inft. 259. Corchorus. Cam. Hm, 47, T. 12. 2I« deel, IX, Stuk* 140 Veelmannige Kruiden. Afdeel. huisjes ; de agterfie Tandjes der Bladen Bor [leiachtig* ryK. Deeze Soort zou de Melochia van Alpinus Eenvjy* zyn ; een Kruid dat in zo veel gebruik by de ^ Egyptenaaren was , als by ons de Spinagie , wordende van hun op dergelyke manier gege* ten, en wegens den Lymerigen Smaak bemind, onder de Geregten. Het Zaad was van zulk eene verzagtende natuur, als dat van Heemft. Hy befchryft het Kruid alc naar Majer zeer ge- lykende , doch met langer fmaller cn fpitfer Bladen, de Bloemen klein, SafFraankleurig en Zaadjes, naby komende aan die der Nigelle, in zekere fcheeve Hoorntjes beflooten , die geel geftreept zyn , volgens Veslingïüs , door wien aangemerkt wordt, dat de Bladen, aan 't begin der zyden , een Hoornswys' by- hangzeltje hadden , uitloopende in een dun paarfch gekruld Draadje , en dat het gezegde Kruid tot de hoogte van een Elle groeide Het ïs zeer gemeen in de Moestuinen van Egypte, alwaar het aangekweekt wordt, zo Foas- kaohi, verhaalt, of Jaarlyks gezaaid, komen- de ook van zelf voort op vogtige Vlakten (f). R au wolf vondt het, voor tweehonderd Jaaren , in de Tuinen by Aleppo, alsook in de Koornvelden by de Stad Ana, aan den Eu- phraat. Hy tekent aan , dat de Jooden de ge- kookte Bladen met Vleefch aten: weshalve het , zo (f j Fiorl uit het (i) Corchorus Caps, trüoc. tri val v. tnq. &c. Mant. 77 , ƒ 5(5. (3) Corchorus Caps. Linearibus teretiuseulis icabris &c« Mant. $66. Corchorus Americ. angufto barbato folio. Pluk* Pbyt. T. 127, f. 4« Corch. trilocularis. Burm. Fu Ind. 123» T. 37. f. 2. PöLYANDRIA. 143 het Kruidboek van Garcin, in Afbeelding IV* hadt gebragt, hebbende zeer blykbaar drietap- AF£fv?u dige Zaadhuisjes. De Steng van 't zelve , EIoofd. zegt zyn Ë& 3 *s Heefterig , met opgeregie STU*- Takken en Liniaal -langwerpige Bladen . , die niaf°m7m de Tandjes egaal , doch de agterften wat lan- ger hebben: de Bloemen indeOxelen eenzaam, twee of drie; hebbende drie, zeer wyd gemik- te , tweedeelige Stylen : de Zaadhuisjes als driekleppige Haauwtjes , over al even breed, met drie kromme Punten door de rypwording openbarftende. De Groeiplaats was in Indie. (4J Corchorus met langwerpige driehokkige iv. Zaadhuisjes, welke driekkppigzynmetj?^"* zes Sleuven en zes Punten ; de Bladen ,Hptm Hartvormig met de agterfte Tandjes Bor- * lge* ftelachtig. In de heetfte deelen van Zuid -Amerika als ook in de Westindiën , groeit deeze , die daar van den Bynaam heeft. Door de rondachtlg- heid der Bladen is zy voornaamelyk onder- fcheiden. De drie Stylen zyn ook gegaffeld en de Tanden der Zaadhuisjes wyken ver van el- kander. C5) (4) Corchorus Caps. oblongis trilocularibus , triva'Ivibus &c. Loefl. /** ^24. N. 12. Alcea Cibariaf. Coichorus Ame- xicana. Pluk. Phyu T. 127. £ 3. Triumfetta fubvillofö. BROWN» Jam. 232. T. 2;. f. I, II, DSIL* U» SYUXé t44 Veelmannice Kruiden IV. (5) Corchorus met rondachtige , van boven AxivEL' platte, rimpelige Zaadhuisjes , de agterjtè Hoofd- Tandjes der Bladen Eorftelachtig. STUK« v. Hier zyn de Zaadhuisjes grootelyks vei> Corcborus fchillendc van de voorbaanden * vertoonende zig Capfulüt:s. 0 poosach als ronde geribde Doosjes van boven plau tIge* Deeze Soort fchynt de Tamme Ganja te zya van Rümphiüs, wier Vrugten hy by Kruis- beziën vergelykt. 't Gewas , zegt hy, fchiet met een ftyve Steng van meer dan Manshoog* te; de Bladen zynJLancetvormig, ook fynge* fchaard en van agteren twee Draadachtige om* geboogene Tandjes hebbende. Het heeft de Kelkflippen korter dan de Bloem, wier Blaad- jes uirgerand zyn. Men maakt 'er tot Moes- kruid veel werks van , doch het wil geftoofd worden , gelyk onze Porfelein , zynde, wanneer men *t in Moes kookt, bitter. Het wordt ten dien einde in Bengale en China, als ook op eenige Eilanden van Oostindie > op Akkers gezaaid en aangekweekt ♦ vr* (6) Corchorus met rondachtige gewoldeZaad* Ruige. ($) Orchorus Caps. fubrottindis depresfis &c. Corch. FoI# inf. Serrat. minoribus. Hé Cliff. 210. R. Lugdb. 478. Alcea Olitoria f. Corch. Americanus &c. Pluk. Alm. 18. T. 255. f. 4- BURM. Fi. bid. ii3.Ganj:ifativ3. RüMPH. Amb. V* p. 212. T. 78. f. I. (6) Corchorus Caps. fubrotundis Lanatis &c. Corch. Am Lanig. FoL Chamxdryos. BREIN. Prodr. III. p. s6. Gua- zuma Fmt. Chamacdrifolia &c. PLUM. Cct;f 36, / Wollig , IV. egaal getand. In Zuid - Amerika groeit deeze, die ook in ^ük™* de Westindiën waargenomen is door den Heer J a c q u 1 n. Het was een opflaand Heeftertje nta* met ronde Takken en langwerpig Eyronde we* derzyds Wollige Bladen , overhoeks tegeno- ver weiten gemeene Steeltjes van Bloemkroon- tjes groeiden , hebbende de Kelken Wollig en de Bloemblaadjes geel. Dus kwam de Plant by de Havana voor , met ftompe , doch op Ku- rasfau met fpitfe Bladen en op 't Eiland van Sc, Marten waren de Bladen alleenlyk inwaards zagt en wederzyds groen. De Groeiplaats was aan de Zee -Kust, op ruuwe Steenige plaatfen. C7) Corchorus met langwerpige Zaadhuisjes , v*ï. die, zo wel als de Steng 5 Haamg zyn;birtus. de Bladen langwerpig en egaal getand. Stck^g«# Dit is de Corchorus met Olmen -Bladen van Plümier, die het geheele Loof bezet heeft met ftyve (tekelige Haairtjes* Hy vondc dezel- ve in Zuid- Amerika. ( 8 ) Corchorus met Liniaale fammgedrukte vrir. twee- &fyU0A** draageadt, f7) Corchorus Caps, oblong's Caul^ue pilofis &c. Cor- chorus Folio Ulmi major, Plum. Sp* 7. Tc* 103. f. 2. (%) C&rcforus Caps. Linearibus compresfis hivalvihus &c« GoiMN Montp. 257. Corchorus Amerf Foh 8c Fca&u an~ guftiocibus. TouawF. Injl* Corchorus Fgïio Vlmi minor* H. Dm,. IX, SH»,j J4ö Veelm annige "Kruid ew. IV» tweekleppige Zaadhuisjes; de Bladen Lan- ^ xnrfL* cetvormig egaal getand. Hoofd- stuk. Dit was een Kruidje, meteen Heeflerachtig . Eenwy* Stengetje , de Bladen glad hebbende, zonder 9i*e* verlangde Tandjes , en dus , gelyk het voori- ge, aanmerkelyk van de anderen verfchülende,» Plumier, deeze ook aldaar waarneemenden , heeftze Kleine Olmbladige geheten. De Voor- jaars - Bloefem is ongebladcrd , met vier Meel- draadjes en een vierbladigen ; de Herfst -Bloe- fem vyfbladig , veelmannig met een vyf bladi- gen Kelk, zegt de Ridder. javankus. De Heer N. L* Burmannus geeft de Javaanfche- Afbeelding van een andere Soort van Corcbo- rus (*J , welke zyn Ed. de Javaanjche noemt, en aanmerkt ronde ftekelige Zaadhuisjes te heb- ben, maar de Bloempjes, daaraan voorkomen- de , fchynen geenszins met die van dit Geflagt te ftrooken. Japome ui Ik vertoon hier , in Fïg. a , een Japanfche W|f Corchorus, die de Bladen zeer na by komende 2. heeft aan de laatfte Soort , doch ongelyk ge* tand , hoewel 'er die Borfcelige Tandjes , van agteren , aan ontbreeken, Zy heeft, nogthans, de twee Draadachtige Stoppeltjes aan den oir- fprong ?£UM. Sp. 7. 1c. 103. f. 1. Corchoro afKnis Charaadryos folio &c» SLOAN. Jam. 50. Hift. U p» 145* T. P4» £ U Cpreta Fo!. min. &c BROWN. Jam. 147. (*) Csrcborus Caps, fubïOt. hispidis &C, BURM. FU hik J». 123, T. 3** f. f»j jPOLY ANDRIA. 14? fprong der Bladfteelen , even als de anderen. IV. Dewyl de Zaadhuisjes aan mynen Tak niet voor- ^iv!^ komen , zo kan ik daar van niet fpreeken. Al- Hoofd- Jeen merk ik aan , dat de Bloemen hier veel -of STUK* volbladig zyn , hebbende de buitenfte Blaadjes mwma* uitgerand , die daar aan volgen rond, de bin- cenfeen fpits gepunt. De Heer Thunberg heeftze voor een Soort van dit Geflagt opge- geven. Onder de Tweewyvigen van deeze Klasfe, voert het eerfte en het eenigfte Geflagt van Kruiden den naam van P je o n 1 a. Peonie. Het heeft een vyfbladigen Kelk en vyf Bloem- blaadjes ; geen Stylen maar Ey ronde ruige Vrugt- beginzels t wier getal natuurlykst twee fchynt te zyn , en even zo veel Zaadhuisjes, Het be- vat thans de drie volgende Soorten. (1) Peonie met langwerpige deel- Bladen. T Pezexia Of* De Gemeene of Winkel -Peonie wordt hier Sete, be- (1) Paonia Foltolis oblengïs. Syfi. Has. XII. Gen. 67S. p. 37°- VeZ- XIII. p. 417. Mat. Mei, 267. H. Cliff. 212. Ups. 149. GOUAN Monsp. 258. GER» Prov. 332. HALt, § Helv. 111. és. Paeonia communis f. Foeraina. C. B. Pm. 323* Paeonia foemina. Lob. Ic* 6%z. Dod. Pempt. 149. Paeonia Pol. nigricante fplendido , quae Mas. C. B. Pw, 323. Pceo« ula Mas. Lob. Je. 684. Dod. Pempt* 194, K 2 II. DKSL, IX, STVK, 148 Veelmannïge Kruiden. IV. bedoeld , die haaren naam van 't Griekfch Païo* AFxiv!L nia heeft (*) > in 'ü Engelfch Peiony , in 'C Hoofd- Franfch Pivoine. De Duicfchers noemenze ook stuk. JConingsbloemen en Pink/ter - Roozen ; de Vla- v£™ev^m niingen Mastbloemen 9 zegt DoDONéus. toe Spanjaarden noemenze Rofa del Monte, dat is BergrGOs, Zy groeit in de Bosfchen der Ge- bergten van de Zuidelyke deelen van Eu- ropa. Het Kruid is iedereen bekend. Van ouds heeft men het, zeer belachelyk, iüWyfjes- en Mannetjes Peonie onderfcheiden : daar deeze Planten niet zeer veel in 't Loof verfchillen. Beiden hebben zy Bladen die gekwabd zyn, doch die van het eerfce of Wyfjes- Peonie zyn legelmaatig verdeeld in Eyrond Lancetvormi- ge , die van het laatfte onregelmaatig in on- gelyke Kwabben. Voor 't overige is 't Gewas byna eveneens , dan dat de Bladen van 't zo- genaamde Mannetjes Peonie -Kruid donkerer zyn. In beiden maaken de Bloemen groote Roozen, niet ten onregte Peonie -Roozen ge- noemd , waar van de dubbelde, paarfch van Kleur , zeer fierlyk fcaan in de Bloemhoven; terwyl de Enkelde 5 na het afvallen van de Bloem , met haare fchoone Zaadhuisjes pronken; In het Loof, niet alleen, verfchillen de ge- melden. De eerfte heeft Wortels, welke uïc aan (*} Beter wordt derhalve , in 't Latyn, Fdtnïa dan .Pfctt nia gefchreeven» P0LYANDRI1. I4£ aan Vezels gehechte Knobbels 3 byna gelyk die AF^E#Lé der Asphodillen , beftaan. De andere of Man- Xiv. * netjes Peonie, welke tevens de Steng hooger^ooFD- heeft, en de Takken paarfch gekleurd, mQt*D- *. Vinswys verdeelde Bladen , heeft Wortels die ******* van een dik Hoofd Takkig allengs verdunnen en niet geknobbeld zyn, Van deeze zyn de Wortels berugt als een Middel tegen de Val- lende Ziekte , doch op zig zelf niet genoeg- zaam* Zy zyn een weinig Kruiderig en famen* trekkende. Van de Wyfjes- Peonie zyn de Bloe- men, met de zelfde inzigten, 't zy in Kon- ferf, of in Syroop, zeer opgehemeld geweest; doch het fchynt, veeleer, dat zy eene verdoo- vende of Slaapverwekkende Geur hebben en het Zaad heeft men Braakverwekkende of ook Purgeerende bevonden (*}• (2) Peonie met een gebladerden Kelk en gladde pU. t neergedrukte Zaadhuisjes. mmaZ. Van Ongere- gelde. (*) Mibl O der vlrulentus videtur , nequs placet affinitas Hellebori, zegt de Heer H aller: Linn^üs beveftigt dena- verwantfehap van de Peonie met het Aconiturn en Delphi- nium, uit den leelyken Reuk en kwaadaartige hoedanighe- den , welken de Peonie zon hebben : Fase. Rar. Ups.p. 10. Dit wordt echter gemeenlyk zo niet aangemerkt. Zie zyne Mat. Med. p. 9+* Porro , Vis Amuletisa , ei a Galeno tri' bata^noviter eft comprobata a modernis , ut Riverio , Fores- toy Bartholino ScFernelio: zegt Rutty Mat. Med. p. 375. (z) P&onia Calyce Foliofo , Capfulis glabris depresfis. Poeonia Fru&. quinque glabris patentibus. Gmel. Sib* IV, pa xs4. t. 7-. K 3 11» DEEL. IX. STUK, \$o Veelmannige Kruiden. IV. Van de Winkel - Peonie verfchilt deeze, vol- AFxfv.L# êeDS den ^idder > door ongeregelde of onge- Hoofd* lyk verdeelde Bladen ; als ook doordien de stuk» Kelkblaadjes Lancetvormig getipt, zo lang als vief* °f langer dan de Bloem zyn ; met gladde Vrugtbeginzels , meest vyf in getal* De Groei* plaats is door geheel Siberië. Volgens Gme- lin is het verfchil zeer aanmerkelyk, gelyk blykt uit zyne hier volgende befchryving en de Afbeelding van dit Kruid. „ De Wortel is zeer knobbelig en groot, „ met zeer dikke Takken van een Voet lang „ in de Grond verholen , van buiten geelach- tig , van binnen wit , met den Reuk der Iris „ van Florence. Daar fcomen van vier tot zes „ Stengen uit voort , van twee Ellen en hoo. „ ger , rond , effen , een Pink dik , in de on- derfte helft aan de eene zyde fchoon rood , „ Hevig, tot het derde deel der hoogte Blader- 5, loos, maar verder met Bladen overhoeks, op „ groote tusfchenwydten , bezet , de onderften „ gekwabd en lang gefteeld de bovenften ge* ,3 vingerd en byna ongedeeld , glad en glanzig. „ De Bloemen, aan 't end, zyn fraay , of bleek 3> of hoog paarfch , van negen of tien Blaad- „ jes, met een vyfbladigen Kelk, van Lancet- „ vormige Bladen 3 die naar de Stengbladen 33 gelykeno" P o L Y A N D R I A. 15c (3) Peonie met Liniaale veelmaal verdeelde IV; deel- Blaadjes. Kxv^ Hoofd. Deeze zeldzaame Soort groeit, volgens densruK. Heer Gmeli n 9 in de Ukraine (*) , en over- p!JJ- al aan de Don* Het Loof doetze zodanig tenui folio* naar dat Bloemgewas , 't welk Buphthalmumdig^lt>ia" ? genoemd wordt , gelyken , dat Linn^u s zig verbeeldde 5 hoe zy uit de Gememe Peo- nie , door hetzelve bevrugt, kon gefprooten zyn. Het is zeer fyn , byna als dat van Ven- kel 5 verdeeld. De Bloemen , aan 't end voor. komende y gelyken naar die der enkelde Peo- nie -Roozen, en zyn fomtyds zeer klein, fooi- tyds zeer groot, hoog of donker rood van Kleur, en daar op volgen twee of drie Zaadhuisjes. 9t Gewas is anderhalf Voet hoog , vry digt met Bladen bezet en heeft een knobbeligcn- Wortel* Onder de Driewyvigen hebben wy de twee volgende Geflagten* Delphiniüm. Ridderfpooren* Geen Kelk maar vyf Bloemblaadjes en oen tweedeelig Honigbakje, dat van agteren als met een (i) P stoma Foliolis Linearibus multipartitis. LiNN. Fatc. p„ 9.T. 5 ZINN Goett. 117. GMEL Sik. IV. p. 185. T 73- (*) Habitat in Verania zegt LlNN^SöS , in Fase. Rar. Upu Zulk een Land weet ik negens te vinden. Het zal ee* Drukfeil zyn en'tfchepe komen voor Ucraniai gelykbyGMÈ* 1.1 N en in Spec. Piantarum gezegd woxdtt tl. Deel. IX. Stuk. I5& Vëelmannigen Kruiden. ÏV. een Spoor gehoornd is , heeft volgens den Rid- xiv. ^er dit Geflagt , welks Vrugt beftaat uit drie Hoofd- of één Zaadhuisje. stuk, >t getal deï Soorten van hetzelve is agt , waar yiger.teWy van de drie eerften één , de anderen drie Zaad- huisjes hebben , als volgt. jDeipk:»um Rlc^erfpooren met ewbladige Honigbak* Con/eiidaï jes ; de Steng eemgermaate verdeeld. Den naam Delphiniurn heeft dit Kruid zeker- Jyk van de figuur der Bloemen ,wier Honjgbakje een Dolphyn gelykt 5 en Ridderfpoor wordt het wegens de Spoorachtig ukfteekende Punt van ?t zelve geheten. De naam Confolida Regalis zon afkomftig zyn van het geneezen van Wondjes 3 door de Bladen op te leggen. Dat men 'er den Eernaam van Koninglyk of Rid- derlyk aan gegeven heeft, kan zien op de Let* teren 3 waar mede de Bloemen praaien van de Tuin - Ridderfpooren , ftraks te befchryven (*). De Wilde Ridderfpooren, die men ook wel Cal- (ï) Delphiniurn Ne&ariis monophyllis , Caule fubdivifo, Syjt* Nat* XII. Gen. 6si. p. 370. X I II. p. 418- Mat. MeL 26S. H. Gif. Hz, R. Lugdb. 4iU. Gouan Mon$p.z$%. GER. Prov. 390. KRAM* Auftr, 252. Fl. Suec. 440, 476^ Gort. Belg. 1 5 1 . Confolida Regalis Arvenfis. C. B. Pin. 342* Cons. Regalis. CAM. Epïu 521. flos PvCgius fylveftris4 Ood. Tempt. 252. Segemrn Cons. Regia &c. Lob. Ie. 736. Hall. fleiv. 3 14. (*) Die quihus in Tcrris inferipti Nomina Regum , nas» cantur Flores. V.JRG. Ecce fuos gemitus Foliis inlcnpüt POLYANDRIA. I53 Calcatrippa noemt , komen door geheel Euro- IV. pa, als ook in onze Nederlanden , hier en daar AF£fvF|u op de Koornvelden voor. Zy gelyken, in Ge^HooFD* was . naar de gewoone enkelde RHderfpooren,STÜK» doch vallen veel kleiner 3 en hebben minder Tfi^am Bloemen % die gemeenlyk blaauw of paarfch- aebtig, doch ook wel wit of rood, en fomtyds Violet zyn. Daar op volgen enkelde Haauwtjes of Zaadhuisjes. Sommige Apothekers maakeri van de Bloemen gebruik tot Violen -Syroop, maar zulks is een kwaade vervalfching , dewyl die Kruid verdagt is van fchadelyke Eigenfchap- pen# (2) Ridderfpooren met eenbladige Honigbakjes -H. m en eene enkelde Steng* AjJil. ' Tamme. Van de Tamme of Tuin - Ridderfpooren is de Natuurlyke Groeiplaats onbekend en waarfchyn- lyk zullen die , door Kweeking , uit de Wilde voortgekomen zyn. De reden van den Bynaam kan men uit het gezegde opmaaken* In 'tFranfch noemt menze Pié d'Alouetteo? Leeuwriks Poot3 dat men in Engeland met Larksfpur navolgt , doch de Duitfchers heeten ze , gelyk wy, Rid- derfpooren. Zy (2) Delphinium Ne&. monoph. Caule fimplici. H. Cliff. R. Lugdb. Öcc. 6cc. Cons. Regalis Horten fis Flore major e & minore , fimplici & multbhci. C. B. Pin* i^z* Flos iUgias, pOD. Tempt. 252. LOB Ic. 239, 240» XX* Peil. IX, Stuk, iS4 Veelmannige Kruiden IV* Zy zyn, zo wel als de Wilde, ten Jaarlyks AFxivfL# Zaay- Gewas , maar groei jen wel drie of vier HooFD' Voeten hoog en praaien met fchoone Bloem^ stuk. Aairen van witte , roode , paarfche, blaauwe ^VP?>T eQ gemengelde Kleuren f 't welk deze! ven toe een voornaam Sieraad der Bloemhoven maakt: inzonderheid de Dubbelde , wier Bloemen als Roosjes zyn : want de Enkelde worden niet geacht, z>eï*linium ^ Ridderfpooren met eenbladige Honigbah Amnitu jes > die van voor en viertandig zyn; een- kappige.5" zaame Zaadhuisjes en eenbloemige Takjes. Deeze Soort 3 in de Levant groeijende 9 heeft het Gewas van Ridderfpooren , doch de Bloem van Monnikskappen* De hoogte der Steng is omtrent een Voet , zynde Takkig , met fyn verdeelde ruigachtige Bladen, De Bloem is, behalve het uitwendige Gefpoorde, met een inwendig Honigbakje voorzien , vier* tandig , de Meeldraadjes omvattende , welke zo lang als de vier Bloemblaadjes en paarfch- achtig zyn ; het Vrugtbeginzel enkeld. Dit heeft men in de Upfalfche Tuin waargenomen. co (z) Deipblnlum Ne&. monoph. antice quadridentatis , Cc?ps. {blinriis , Ramulis uniflorts. Delphinium Oiientale annuum P o h Y A N D R I A. 155 (4) Ridderfpooren met eenbladige Honigbah IV. jes, zesbladige Bloemen en veeldeelige Bla*^£*yhm den. Hoopd- STÜK, In Barbarie wordt gezegd de Groeiplaats te Wt t zyn van deeze , die naar de Gewoone Ridder- DJmHgnum9 fpooren veel gelykt s doch gryzer is , hebbende a^^f * gemikte Takjes en blaauwe Bloemen 5 van bui- ten groen. Dezelve verfcbilt van de voorige Soorten 3 door het getal der Zaadhuisjes, welk drie is 3 en van de volgende , doordien zy het binnenfte Honigbakje eenbladig heeft. Qf) Ridderfpooren niet tweebladige Honigbak* v. jes 3 negenbladige Bloemen , en veeldeelige » Jiompe Bladen, f uitheem- Deeze Kleinbloemige Ridderfpooren groeijen natuurlyk in Italië, op Sicilië, Maltha en in 'c Beloofde Land , zo de Ridder aanrekent. De Steng is enkeld met Roedswyze geftrekte Tak- ken en Bladen als die van de gewoone Rid- derfpooren. De Bloem is blaauw. (6) (4) Delpéinium Ne&. monoph. Corollis fctexapetali* , Fol. SEultipauitis, Dclph. elatius fimpl. Floie. Clüs. Hïft. II, p, 206. Confolida Regalis Flote minore. C. B. Pin. 142. 4 (s) Delpéinium Nc&. diphyllis &c. H4 Clif. 213. Con- folida Regalis latifoHa, parvo Floie, C. B. Pin. 142, Prodr. 74. T. MOBiS. Kift. III. p* 46S. S. 12. T. 4, f. 3, Al.Lv Nis. 200. Taur. 71. IL V*ZU IS, STUK* 156 Veelmannige Kruiden. IV. (6) Ridderfpooren met tweebladige Honigbak- ^xvvU Jes 9 ^e onver(^ee^e Lippen hebben ; de Hoofd- Bloemen byna eenzaam; de Bladen famen» stuit. gefield Liniaal gefmaldeeld. VI. Juwgt#$- (7) Ridderfpooren met tweebladige Honig* g!c<* Me- bakjes , die de Lippen tweedeelig , aan de mige. tippen gebaard hebben , met ingefneeden FUum Bladen en zene regtopfiaande Steng. Hoogftam- mige. In Siberië is de Groeiplaats van deeze twee Soorten , die wel twee Ellen hoog opfchieten 3 en de woefte Velden £, door geheel Siberië tot in Kamtfchatka , ongemeen verderen. Van de laatfte vindt men reeds in de voorgaande Eeuw door Bauhinüs en anderen , gewag gemaakt , onder den naam van Ridderfpooren met Blad van Monnikskappen, als welke op de hooge Gebergten van Europa , in Switzerland en Silezie , gevonden waren : zo dat dit Kruid de koude Gewesten beminne. Het verandert niet (6) Delphlnium Ne&ariis diphyllïs , Libellis inregris &c. ƒƒ, Ups» 150. Delph. Lufit. glabr. Aconiri folio. Roiof. hort. 6i. T. 3. Delph. elatias fubincsnum pcrenne, Florihus amplis Azureis. Amm. Rutb. 175. MlLJL. Ic. T. 250. f. I. GMEL- Sih. IV. T. 78. (7; Ddpbimum Ne&. diph. Lab. bifïdis &c. H. Ups* 151. H. Cliff. 213. Gouan Monip. 2$ 9. Acon:tum coeruleum hirfutum, Flore Confolid* Regalis. C. C. Pin. 281. Lycoc- tonon Flore Pelphinii. Dod. Pempt. 441. Lob. leen. 6? 8. Delphïn.perenne Aconiti folio ampliori. Amm, Rutb 17^.. MihL* . Icon.T. 2j0.f. Stf.IV.p* 187. T. 75 «80. PoLYANDRIA* If7 niet alleen in de Tuinen overgebragc zynde5 maar zelfs op zyne Natuurlyke Groeiplaats 9^x1^ zodanig, dat Gmulin 'er wel zes byzondere Hoofd* Afbeeldingen van aan 't licht gegeven heeft. STÜK* De Stengen zyn glad of zeer ruig ; de Bladen n&ynta' diep of weinig ingcfaeeden, grover of fyner, ja fomtyds byna als in de gewoone Ridderfpoorea verdeeld , fomtyds hard 5 fomtyds zagt en de Bloemfteeltjes zeer lang of kort; de Bloemen grooter of kleiner , zonder in Soort te verfchil- len : dewyl het Zaad van eene zelfde Plant alle die Verfcheidenheden uitlevert. De Bloemen zyn uit den blaauwen paarfeh. (8) Ridderfpooren met vierbladige Honigbak- vnt jes 5 korter dan de Bloemblaadjes en ge*st%ïifa™ palmde Bladen met Jtompe Kwabben» Lufckruid. Dit Kruid , in de Zuidelyke deelen van Eu- flapa, op Steenige Gronden, groeijende 9 is al- gemeen bekend onder den naam van Staphifa- gria , welke , om dat het Loof eenigermaate naar Wyngaardbladen gelykt , daar aan is ge- geven. In Engeland noemt men het 5 deswe- gen , Stafifaker 9 doch by de Franfchen Herbe aux Poux en by ons Luis kruid ; om dat de Zaaden , die zeer groot zyn, tot Poeijer ge- dampt (s) Ddphmium Ne&ariïs tetraphyllis &c. Mat. Mei. 269* H. Cliff. Ups. R. Luidb. 432. GOUAN Monsp. z$9. GEÏU Prov* 391. Staphifagria. C» B. Pin. 324* Eod. Pempt. ^66* Staphifagria f. Vitifolia, Pedicularij. LoB» Ie» 68#<> XI. DEEL, IX. STUfc, 158 Veelmannige Kruiden. IV. fhmpt en op het Hoofd geftrooid , dat On- A xlv!L' gediert doen fterven. Tegen de Schurft en der- Hoofd- gelyke Huidkwaaien wordt hetzelve , met A- stuk* Zyn gej^ecgrj en opgelegd zynde, niet ondien- Dnewyvi-^g geacht. Inwendig zynze zeer gevaarlyk en van eene fchroeijende verflikkende hoedanig- heid. Voorts heeft dit Kruid 9 dat een Elle hoog groeit , met blaauwe Bloemen 3 geen ge- bruik. In deeze Soort is de agteruitfteekendeHoorn van 't Honigbakje , gemeenlyk de Spoor ge- naamd 5 zeer kort en ftomp en de Kwabben der Bladen zyn driedeelig; doch eene Verfchei* denheid van 't zelve komt voor met wit gea- derde Bladen, die in zevenen gedeeld zyn, met fpitfe Slippen en deeze heeft de Spoor zo lang als het Bloemfteeltje. A c o n i t u m. Monnikskappen. Het bovenfte Bloemblad is in dit Geflagt Kapswyze gewelfd , waar van het den naam voert. Het heeft de Bloem ook vyfbladig zon- der Kelk en twee gedeelde omgekromde Ho- nigbakjes. De Vrugt beftaat uit drie Haauvvtjes in de drie eerfte, én uit vyf in de vier laatfte Soorten* i. (i) Monnikskappen met gepalmde veeldeelige iT/r ruige Bladen. num, Jn Wolfsdood. (i) Awnitum Fol. palmatis mtiltlfidis villofis. Syft. Nat* XII, P O L Y A N D R I A. IJ 9 In de Hoven zyn deeze Monnikskappen met IV. geele Bloemen , die op de koude Gebergten van A'xiv!L* Europa haare natuurlyke Groeiplaats hebben , Boofd- als een Bloemplant niet onbekend. Zy hebben STÜK# de Bladen overeenkom ftig met de Gemeene Tri^ma% blaauwe 3 wat de Schildvormige gedaante be- treft , doch veel brceder en niet tot aan den Steel toe ingefheeden , drie of vyfkwabbig en eenigermaate Haairig , met de Kwabben fpits en Ziaj^swyze getand. De Bloem heeft een lange naauwe Helm of Kap j aan den top een weinig verbreedende en Wollige Vleugels, het Ondcrftuk Lepelachtig hol : beftaan le dus uit vyf Blaadjes, Hier door maakt dezelve natuur- lyk de figuur uit van zekere Mutfen , die in de Noordelyke Landen veel gedragen worden van het Scheepsvolk: maar het bovenfte Blaad* je alleen vertoont zig als een Laplandfche Schoen. De Kleur belangende , die is by alle Autheu- ren bruinachtig of Oker - geel genoemd ; doch in Lapland , alwaar dit Kruid op de Geberg- ten overvloedig groeide , was dezelve niet an- ders XII- Gen. 68ï. p. 3ju Ve%, XIII. p. 4x9. Acon. Fol. pel- tatis mult.fidis &c H. Gif. 213- R- Lugdb. 432. GOUAS3 Monsp. 259. GER. Prov. 39I. KRAM. Aüftr. Ijj. HALL» Helv. ft 2. Fl. Lapp. Suec. &c. Aconitum Lycoft. luteum. G. B. Pin, 1»?. BesL. Eyft. Mft* 25. f. 2. Aconitum fe- cundum. Ca Af. Epït. 827. Aconitum luteurn Ponticum» Lob. Ic. 677» Acon4 Lycofè. luteiim naajus, Dod. Ptmpu 439. Toürnf. /«/?. Tab. 24©. i6o Veelmannige Kruiden IV* ders dan blaauwnchtig Afchgraauw , en zoda- *™L'Dig is dezelve ook in Rusland waargenomen, Hoofd- door den Heer de Gortu. Men behoeft stuk» evcnwel niet te twyfelen , of de Kleur der z>™wr ]3iOPmen is geel in de Zuidelyke Lanlen: alzo de Heer Hall er die in Switzerland en Sco- poli in Karniolie, alwaar het Krui) in hoo>e, drooge , Berg * Bosfchen gemeen is , aldus heb- ben bevonden. In Lapland moet dit Kruid zeer fors gro^ijen , dewyl het Bladen heeft , die zig van den top des Bladfceels, in *t ronde, een Span uitfprei- den: naar 't gene de Ridder aantekent, zynde tot twee derden in Slippen verdeeld f van bo- ven donker- , van onderen glanzig groen. Zyn Ed. fpreekt van geene Haairigheid of ruigte dee- zer Bladen , en hadt gezien , dat het Vrouw- volk dezelven in de Pot fneed en 'er Moes van kookte ,*t welkzy zonder nadeel aten ;:;e!yk dit Kruid ook van Schaeffer Rendieren Kool genoemd werdt : terwyl nogthans geen Beeften 'er de Tanden in floegen. 't Schynt derhalve geenszins die Geele Monnikskappen te kunnen zyn, waar van Lob el getuigt , dat zy van de Jaagers voor de Vergiftigfcen gehouden en daarom Wolfsdood geheten worden : ja dat dit Kruid, op fommige plaatfen groeijende, zoveel Venyn heeft, dat de Bloemen, gekaauwd zyn- de , de Mond en Tong fchroeijen, verwek- kende Duizeligheid of draaijinge in 't Hoofd; Zou het, anders, die Vergiftigheid alleen heb* beo 1? O L Y A D R I h. ï6l ben in de Zuidelyke Landen ? 't Was in 't IV. vroege Voorjaar dat van het jonge Loof, op Af&|;* die wyze * in Lapland tot Spyze gebruik ge- Hoofd- maakt werdt. Het wordt 'er Acharas en in STUK* Medelpad Geste geheten* nta* (2) Monnikskappen met de Slippen der Bla- IT: v J * , Acomtunè den Liniaal , aan 't end breeder en door 't Napeiias. midden gejlreept. GemeenCf De Gemeene Blaauwe Monnikskappen i wier Groeiplaats ook is in de Bergagtige Landen van Europa , hebben het Loof veel fyner ver- deeld $ de Bladen 3 ook Schildvormig , beftaan uit drie Kwabben , welke tot aan den Steel toe van een gefcheiden zyn, en verder diep inge- fneeden. De Bloem -Aair is wel één of ander- half Voet lang 3 famengeiceld uit donkerblaau* we Bloemen, wier Helm kort en wyd is, veel gelykende naar de Yzeren Stormhoeden der Oude Wapenrusting, 't Getal der Meeldraad* jes is, volgens den Heer H aller, veertig en dat der Haauwtjes of Zaadhuisjes drie of vyf. Van de Vergiftigheid van dit Kruid , dat zy* (2) AconUum Fol. Lacinüs Linearibus ftiperné latioribus &c. H. Cltff. VL. Lugdb. 483. GoUAtf Monsp. 259. GER. Ptöb. 39 T. KRAM. Auftr. 153. FU Suec4 4*2. HALL. HtlVê 312. Aconitum coeral. f. Napellus. C. B. Pin, 133* Napel» lus. Dod. Pdmpt< 44»- Dod. Purg. 317, Napellus vems cc§* mleus. Lob . lc 679. L II. DE».. IX, STIK. 1Ó2 Veelmannige Kruiden. IV# zynen gewoonen naam Napellus van de Raap- "v!" ' 'schtige Wortelen heeft, is men in 3t algemeen Hoofd- overtuigd* Hierom noemen de Duitfchers het- stük. zelve, niet alleen Tzenhuelin , Kappenbloemen vi^neW) eD Narrenkappen , maar ook Duivelskruid en Wolfswortel of Wolfsdood, gelyk het voorige; dat de Franfchen Tue-Loup heeten : dewyl men daar van , even als van het Rottenkruid voor de Rotten , gebruik maakc om de Wol- ven te dooden. Ten dien einde worden de Bladen of brokken der Wortelen in Hukken Vleefch geftoken , dat men als Aas den Wol- ven voorlegt. Wepferüs heeft daar van de doodelykheid in zodanig een Dier ondervonden , de Toevallen befchreeven en de uitwerkingen van \ Venyn 3 door *t Kreng te openen, onder- zogt. Hy beweert daar uit, dat hetzelve van eenen heeten , fcherpen aart zy (*)♦ Te Ant- werpen hadden eenige Menfchen de Wortels gegeten , en waren daar van geftorven , zo Dodon^üs meldt (f ). Een laater Hiftorie , van deszelfs nadeelige uitwerkingen , komt ons in de Sweedfche Verhandelingen voor Q\.)9 Daar badt het eeten der raauwe Bladen , een Slaapzugt , Verdooving der Zintuigen , ver- kleuming des Lighaams en eindelyk de Dood verwekt. Buiten tegenfpraak is hec derhalve eeü (*) WEPF. CiC. Aq. Hijl. &C. p. 232. (t) Dod Purgant. Hi/l. p. 319. (I) AU» Smkbolm* Vol» I. 173$. p. P O L t A N D R I I63 een gevaadyk Kruid. Ziehier de fraaije Waar- IV. neemingen van Doktor Scopol ï, dienaan- Af^evel» gaande* van zyn eigen Hand (*), Hoofd» 5, Het groeit in hooge Bosfchen en Berg-*™* 4. Weiden van Karniolie aan de Beeken * wor- . Tr'sr 3, dende Skni - Gloübuk genoemd. Voor het 3, affchceren van dit , met 's Helhonds Eek- ,3 Schuim befmette Kruid , wagten zig de Bee- 3.3 ften: hoewel zy het droog ? en onder 't Hooy 9, gemengd, zonder nadeel vreeten. De fchoo- 5, ne Bloem • Aairen verlokken de onkundigen ; 5, om zig Hoed en Kleederen daar mede te 9> verfieren ; *t welk hun dik wils een zwaar e 3, Hoofdpyn verwekt* Datzyne Hand gezwol- „ len waar, in welke hy de Steng van dit Kruid „ lang gedragen hadt, vertelde weleer de op- 3, regte en ervarene Bayerüs, Hoogleeraar 5> te Infpruk , reeds oud van Dagen zynde. 9, De vermaarde Haller nogthans verklaart 33 dit algemeene denkbeeld 3 uit eigen Onder- 33 vinding, ongegrond Cf). Het Afkookzel der 33 Wortelen doodt de Weegluizen: het Poeijer 3, kan voor Rottekruid tegen de Muizen en 33 Rot- (*) Flor. CarnhL p 5^0. (f) Licet hanc Vulgi perfuaftoném varnfimam esje cenfeat Cl. HALLERPS. Dus heeft het Doktor Scqpoli. Zeker! yk fchuilt daar een Drukfeil van één Lener, 't Zou kunnen moe- ten 2yn rarisjlmam f veris/imam of vdmsjimam 9 en men zou* de het niet gemakkelyk kunnen vastzeilen , indien het laat- fre niet , Wooidelyk , by den Heer HAllEr gezegd werde. Zo veel verandering kan een Drukfeil van eene Lener vei* oiizaaken* L 2 H* DEEL, IK Stuk» i64 Veelmannige Kruide^. IV. Rotten verftrekken , wanneer men het onder A xi^SL' '>* ^oter men8t >en brengt a'le Dieren den Dood Hoofd* „ aan , door Ontfteeking en byna invreeting STUK* „ der Darmen. Het Tegengift is Olie of laauw vife?eWy' » Water, lang en overvloedig ingenomen; als „ de fcberpbeid door verzagting en verdunning „ kragteloos maakende." Ik heb deeze Hiftorie te meer van gedagten Heer ontleend , aangezien dit Kruid aldaar wild groeit en gemeen is» Men vindt het in Switzerland veel by de Hutten van 't Berg- volk op de Alpen. In Sweeden kwam het , op fommige plaatfen , wild groeijende voor , uit gevallen Zaad. Geen Dieren eeten hetzelve 'er, dan alleen het Ras der Bokken, die daar van fterven : weshalve het 'er in de Bosfchen uit- geroeid wordt. Ik fpreek hier van de gewoone Monnikskappen, met blaauwe Bloemen, waar mede nogthans het Vrouwvolk, in Sweeden , den, den rand der Schottelen met Spyze ver- fiert. En , dat men uit hetzelve ook eene Art- feny zou kunnen haaien , wil ons de Weener Geneesheer en Lyf-Arts Storck wysmaa- ken (*). Het Extrakt van de Aconitum met blaau- we Bloemen ( zegt zyn Ed* ) wordt door „ nieuwe Proeven langs hoe meer aangepree- „ zen, en het is, inderdaad, een voortreffelyk » Ge- (*) In Libdlo de UJ* Md4 Pulf&lUU nt$r. Vind. rtffo p. 58. POLYANDRIA. 165 9> Geneesmiddel, dat veel uitvoert in kleine^ „ Gifte* Het is zeer dikw:ls van dienst in *x\v] 5> Venus • Kwaaien , daar andere bekwaame Hoofd- „ Middelen te vergeefs gebruik zyn : fbmtyds*™*. s, neemt het de Uitzettingen der Beenderen»,-^ „ weg en maakt de ftyve Gewrichten be- „ weeglyk. Meestal heeft het verlichting toe- „ gebragt aan het Podagra, de Jicht en zeer 3, hardnekkige Pynlykheden van dien aart. Ik ,, heb het in dergelyke Kwaaien ingegeven, „ fchoon die gepaard gingen met fterke Koorts, 5, doch dan met een bekwaame veelheid Sal- 35 peter; en waargenomen, dat fomtyds de al- 3, lerhevigfte Pynen , binnen eenige Uuren tyds , „ geheel verdweenen , die men in veele Da. 3, gen , door een menigte van andere Genees» middelen, zelfs niet hadt kunnen verzagtea* 3, Meestal volgde 5er een overvloedig Zweet 3, op. De Patiënten kunnen twee , drie , vier , $, vyf of meer Greinen van dit Extrakt, by & verdeelingca > in 't Etmaal verdraagen"(*). (3) (*) Dat heet inderdaad ex Toxkt Safas : want men vindt aangemerkt , dar dit Kruid eigcntlyk Toxicum genoemd mogt worden , om dat de Sarbaaren hunne Pylen , Tjxa ge- naamd , daar mede vergiftigden. Dod. Purg. doch men weet ook , dat foramige zodanige Vergiften inwendig on- fchadelyk zyu ; waar van het Spreekwoord Poc&.a mor te ca- rent; dat echter hier geene toepasfing heeft. Ondertusfchen kunnen 'er zo wel Infekten op aazen en neftelen, gelyk inen by de Ouden gemeld vindt , ais op de Wolfsmelk en andere L 3 fcherp- II. Deel, IX. stuk. iC6 Veelmannige Kruiden. Afdeel ^ Monnikskappen met veeldeelige Bladen , X1V- * de Slippen Liniaal op elkander leggend® Hoofd- en rappig. stuk, ui In Siberië , Tarcarie en op de Pyreneefche pfrl^r Bergen, wordt de Groeiplaats gefteld van dee- ' ryrenee- ze Soort 1 wier BIoemtros voor bloeijen knikt» CieÏV. (4) Monnikskappen met vyfwyvige Bloemen 3 Amfora. de Slippen der Bladen Liniaal. tlg* Op de Gebergten der Zuidelyke deelen van Europa groeit deéze, die den Wortel famenge^ fteld heeft uit twee, drie of vier, hoekige Bol- len, aangenaam van Reuk ; de .Steng een Elle hoog, met zeer dun gefneeden Bladen , engee- le Bloemen als de Monnikskappen. Zy heeft tot by de vyftig Meeldraadjes, met breede Steel* tjes en omgeboogen Knopjes: als ook vyf twee- kleppige rqige Zaadhuisjes met veelhoekige Zaadjes* Dit Kruid is van ouds Anthora of Antithora genoemd geweest, wegens de Tegéngiftigehoe- da- fcherpfapp'ge Krulden. Zie voorts dienaangaande het VIII. Deel der Uiegczogie Verhandelingen , biadz. 553. (3} Aconhum Fol. multipartitis , Laciniïs Lineanhas Jncum* benribus. H. Ups. 152. Acoji. Pyrenaicum Iineurn. Raj, Bur. $67. (4) Aconltum Flonbus pentagyn's Foh'or. Lacinüs lineari- bus. ft Cliff. 214. Ups. Mat. Med> 270. HALL. Helv. 313. Gkr. Prov. 391, R. Lwdb. 483. Acor. Salutiferiim f. An- thora. C. B# Pin. 184. Anrhora f. Antithora. Cam. Eplu $37» LQB. U. 677. Pcq. Pempt. 443. /V^. 324. Polyanöria. 167 danigheden in hetzelve ook door Gesnerus IV. waargenomen , en daarom heeten het de Duit- tL* fchers Gifftheil volgens Camer ariüs, die Hoofd hetzelve beter afgebeeld heeft dan Loe el enSTUK* DoDoiséus. Het werdt daarom AconitumSa- Trï&ma% lutiferum > van den eerstgemelden , getyteld. De Smaak is bicter met eenige zoetheid. Som- migen hebben het naderhand, misfehien in het Kruid bedroogen , verdagt gemaakt. Zy febree- ven 'er een geweldige bitterheid en een gevaar- lyke Purgeerende kragt aan toe ; ja het zou , volgens LI o f f m a n 3 Hoofdduizelicg verwek- ken. Het wordt niettemin door den beroemden Geoffroy , ter veelheid van een Scrupel of Drachme , in Kwaadaartige Koortien , die uit Slym en Wormen in *t Gedarmte ontdaan 3 door Ondervinding aangepreezen (*). Deez' erkent ook de groote bitterheid of fcherpte van den Wortel 3 dien hy zegt in 't Dauphiné veel in gebruik te zyn tot Wormdooding en tegen JBuik- pyn. Volgens L o b e l verkogten de Muilftoo- ters te Venetië het Gemeene Volk (f) denzel- ven als een Tegengift. Hy komt in het Orvie- taan van Touloufe. C5) Mon- (*) Gfoffr. M&t. Md. Tom. II. p. it. ("(*) Dat ntst hun muiljiooten te bedriegen is , zegt LOBEL en verftaat 'er buiten twyfel de genen door, die met Re* llquie • Kasjes te kusfen omloopcn , en inmiddels voor Kwakzalver fpeelen , in Italië. L 4 Iï. Deel* IX. Stüx. j6S Veelmannige Kruiden, IV. (5) Monnikskappen met vyfwyvige Bloemen x AFxiEv U de sliPPen der Bl^den halfdeelig7 aan 't Hoofd* end breeder. stuk. v. Deeze kleine blaauwe Monnikskappen hebben vZlïgT haare Groeiplaats ook op de Bergen van Italië thm. en Bohème. Bonte. vt. (6) Monnikskappen met byna vyfwyvige Bloe* Canma- men; de Slippen der Bladen Wigvormige cêtipte. ingefneeden, fpits. In de boven - Oofienrykfe Landen groeit dee- ze Soort , van welke drie Verfcheidenheden waargenomen zyn door den vermaarden Clu- sius* De eere f naar de gewoone Monniks- kappen veel gelykende , op de Bergtoppen by Sakzburgtde andere, wel drie Ellen hoog groei- jende , op den Neuberg en de derde op den Judenberg, den hoogften van geheel Stirie,zegt hy 3 daar men de Spica Celtica inzamelt ( *J. Pee- ($) Accmtam Flof, pentagynis , Fol, laciaüs femipartitis fuperne latioribus. H. Cliff. 2:4. Ups. 151. R. Lugdb. 482. £conitum coerul. minus f. Napellus minor. C. B. Pin. igj% Acon. coerul. parvurn. Dod. Pempt. 441. Dalech, Hifi. 1743. Lycoft. coerul. parvum facie Napelli. Lob. 1c. 47S. (6) Aconitum Flor. fubpentagynis Sec. Acon. violaceum fï- ve Napellus. 2. 0f Ac. purp. f. Nap, 3. y9 Acon, coer. purp, Tl. msximo f. Nap. 4« C B. Pin. 1 g 3 , Acon. Lycpft. Tau- ticum & Neubetgente. Clus. Ihfl. II. p. 95 , 96. Item ju- jknbergenfe. lbid. p. 97. Pann. p. 40 6 -413. (*) Zie bladz. 195 , in het voorg. VII. Stuk. Het Land- fchap Stirie, andets Süermar^ genaamd , legt in 't Zuider- deel / P O L Y A N D R I A* 169 Dceze heeft een dikke ronde Steng , van twee IV. Ellen: de Bladen zyn zeer breed en groot, zo^™vfLi wel als de Bloemen , die in deeze Kruiden Hoofd- paarfchachtig Violet zyn van Kleur, hebbencleSTUK#< aan den Helm een uitfleekcnde Punt of Tip , Tr/n^;J even als aan fommige Karpoets - Mutfen. 't Ge- tal der Zaadhuisjes of Haauwtjes is drie , vier of vyf* De gewoone blaauwe Monnikskappen komen 5 volgens dien Aucheur , op die Bergen ook overvloedig voor , inzonderheid by de Mest- hoopen der plaatfen , waar het Vee 5 in de drie Zomer - Maanden , zyne Stallingen heeft* (7) Monnikskappen met byna vyfwyvige Bloe* vri. men, veelkwabbige Bladen, en de Helm der Bloemen lang uitgeftrekt. Haakige., Deeze , die in Penfylvanie groeit , hadt de Bladen drie- of vyf kwabbig, hoekig getand, naakt ; de Bloemen blaauw , en van een byzon- dere figuur , zynde de Tip van den Helm haa- kig en zeer lang. Alle deeze Kruiden bly ven over. Cimicif. uga. Wantsdryver. De Heer Linn/eus maakt thans een by- zonder Gefl^gt van dit Kruid, 't welk zyn Ëd. bevoorens als een Soort van Actcea, met den bynaam van Wantsdryver , hadt voorgefleld. De deel van Duitfchland , aan de Grenzen van Ooftenryk en Hongarie. (7) Acomtum Flor. fubpentagynis, Fü!« maltüobis, Corol* laruai Galea longius extenfó. L 5 II. DSM., U» STUK» 170 Veelmannice Kruiden. IV. De Byzondere Kenmerken zyn , een vyf bla- AFxfv.L# di§e KeIk > bevattende vier Bekerachtige Ho- Hoofd- nigbakjes, die voor Bloemblaadjes verftrekken stuk, en jjjgj. 0p voigen vier Zaadhuisjes met gefchub- de Zaaden. Cimiclfuga ^e eenië^e Soort hier van (i) , een Siberi- fostida. fche Plant, gelykt zeer veel naar het hier voor *Biadz 83' befchreevene getroste Kriftoffelskruid Ook heeft zy iets dat naar het Thaliélrum zweemt ; weshalve Gmeli n haar , volgens Amman, Thaliëtroides noemde, die uitermaate itinkt, De vuile Reuk , welke het wild groeijende uitgeeft, is naauwlyks verdraaglyk : zo dat, indien het- zelve de Weegluizen verjaagt , men billyk zeg- gen mag, dat Stank door Stank verdreeven wor- de. Ook zoude het Afkookzel van dit Kruid tegen de Waterzugt dienftig zyn bevonden. Het groeit , van de Jenifea Oostwaards , door geheel Siberië. Het heeft de Steng fomtyds Mans langte hoog , doch breidt zig Iterk zyde- waards uit, met ruige, kleverige, gevinde Bla- den : terwyl het end van de Steng zig in ver- fcheide Takjes verdeelt , die Aairswyze met Bloemknoppen bezet zyn. Voor 't bloeijen knik- ken deeze Toppen , maar regten zig vervolgens op. In de Bloem komen dikwils twintig Meel- draad- (i) Cimiclfuga. Syft. Kat. Veg. XIII. Oen. 1282. p. 420. Attaea Cimicifuga. Sp. Plant. 722. Am. AcaL Vil. T. 6. f. z. Gmel. $ïb. 1 . p* I8i. T. 70. Thaliiftroides foetidisfi» mum, Chriftophoiian* facie. AMM. &uth. 102. POLYANDRIA. 171 draadies en vier Stylen voor; doch daar heeft a IV* een aanmerkelyke verandering, ten opzigt van XIV% * het getal , zo der Bloem- en Kelkblaadjes , als Hoofd. der Vrugtmaakende deelen, in dit Kruid plaats» s£ ü*# De Rang der Vyfwyvigen, in deeze Klasfè * " bevat de drie volgende Gefiagten van Kruiden» Aq^üileg ia. Akeley. Dit heeft vyf Bloemblaadjes y zonder Kelk» en vyf gehoornde Honigbakjes , tusfchen de Bloemblaadjes: beftaande de Vrugt uit vyf af- gezonderde Zaadhuisjes. (i) Akeley met kromme Honigbakjes. AqJfeg'a In Europa heeft dit Kruid zynen naam meest Gemecnc. met den Latynfchen overeenkomltig , waar uit niet onwaarfchynlyk is 5 dat het eerder door Zaad overgebragt , dan dat het natuurlyk zou zyn aan de Noordelyke deelen. Het groeit , niettemin , in Steenachtige Bosfchen van Oost- enryk en Switzerland ; men vindt het wild in Vrankryk 3 als ook in onze Nederlanden , ja zelfs in Sweeden, In de Tuinen is het , als een (1) Aquilegia Ne&ariis Jncurvis. Syft. tlat. XII. Gen. 684. p. 372. Veg4 XI IL p. 420. Aquilegia. Mat, Med* 272. H. Cliff, 2iy. R. Lugdb. 432. GoUAN JMonsp. 260. GER. Prev. KRAM. Auftr. 153- Aquilegia fylveftris. Honends fimplex multiplex flore rnagno. flore invetfo : Flore Rofeo irsultiplici. £ Degener virescens. C. B* Fin, 144* Hall. Helv< z\z. Fu Suec. 2, N. 478. II* Deel. IX, stuk» ! 17* Veelmannige Kruiden. IV» een Bloemplant, zeer gemeen, en fpeelt aldaar Ax?v#EL* met €ene oneindige Verfcheidenheid van enkel- Hoofd- de en dubbelde, omgekeerde en gefternde Bloe» stuk. men# qc Kleur is gemeeolyk uit den blaauwen vi^Wy' °f paarfch ; doch ook wit of bont, groenachtig enz. Zy zyn zo aangenaam en vermaakelyk om te zien , zegt Mümtïng, als eenige Bloem zyn mag. Men noemtze fomtyds Klokkebloemen , doch gemeenlyk Akeleijen , in 't Hoogduitfch Ackeleyy in 't Franfch Ancholies of Ayglanti» nes, in 't Engelfch Colombines9 In Italië geeft men 'er ook den naam van Celidonia maggiore y dat is Groot Schelkruid , aan. Daar groeit eene Verfcheidenheid in Siberië, die de Bloemen blaauw heeft, met de Honigbakjes witachtig gerand. 5t Gewas is iedereen bekend. Sommigen pry- zen de Tin&uur der Bloemen in Gorgeldranken aan eu het Afkookzel der Wortelen tegen 't Scheurbuik. Van het Zaad wordt inzonderheid als een uitdryvend Middel, in Pokjes en ander Uitflag, gebruikgemaakt. Het zoude, volgens Clusi üs, zelfs de Kraam bevorderen. Hé (2) Akeley met regte Honigbakjes , korter MpTntf* dm de Lancetvormige Blaadjes* Alpilche. In (2) Aquiïepa Ke&ariis re&is, Petaio Lanceolato hrevïori- libus. Aquil. Montana raagno Flore, C. B. Pin. 144. Proir. 75. J. B. Mifii III. p. 484- Hift. 707. HALL, Helv. 3ïo- PoLYANDRlA» I?3 In Switzerland vondt Burserus deeze by IV. de Bladen van Pfeffers en Scheuchzer bo- ven de Alpifche Valey , Waldnacht genaamd. Hoofd* Dat het geene Verfcheidenheid van de gemeeneSTUK* Akeleyen is, blykt, niet alleen uit het verfchil^^ der Honigbakjes *, maar ook daar uit , dat de Bladen veel fyner en Liniaal gefhipperd zyn , de Bloemblaadjes Lancetvormig en zeer lang^ \ welk de Bloem grooter en fraaijer dan in ee gewoone maakt, fchoon blaauw van Kleur* De Heer Haller heeftze ter breedte van drie of vier Duimen uitgebreid gezien. Maar ééne Bloem komt op den top van de Steng, of , zo dezelve een Tak heeft, twee. Gemeen is deeze Soort in fommig deel van Switzerland (*). (3) Akeley met regte Honigbakjes en de Meel- Xiu draadjes langer dan de Bloem. cïnldfn^ Kanadat* Deeze Noord - Amerikaanfche wordt ^ïrgi-^e. nifch Eyloof genoemd van Clayton , die aanmerkc , dat de Bladen gepaard , gedeeld 5 Eyrond , glad , aan 't end Zaagtandig zyn* 't Gewas klimt by de Boomen op, daar de Tak- ken (*) Nafeitur pasfira in Aquilegienfi ditione. Emnd, A&. flelv. VI. p. 37. (3) Aquilegia Ne&. reóUs , Stamtn. Corolla longioribus. J/. Ups. 153. Aquil. Cor. lïmpl. Ne&. fere re&is. GrolN". Vitg. 59, 82. Aquil. pumila przecox Canadenfis. Corn. Ca» nai. p. T. 60. Lob. Ic. zó. Mill. Ditt. T. 47. Aq. praecox Canadenfis &c. Moris. Hift, III* p. 457* S, iz. T. 2. f. 4. II» DEEL, IX* STUX» 174 Veelmannige Kruidend IV. ken Worteltjes in fchieteü , gelyk de Klyf ,gee* ^FxivEL' venc*e aan 'l enc* witte Bloemen , welke uiteen Hoofd- menigte kleine Trosjes beflaan. Volgens ande- stük. ren Zyn ^e Bloemen roodachtig , in 'c midden I.V#. (4) Akeley met de Steng byna naakt y byna V'ncofaï* eenbhemig , Lymerig gehaaird en de Bla- Lymerige. ^m omtrent driekwabbig. In Languedok hadt de Heer Magnol, nu omtrent een Eeuw geleeden , by de Stad Meyriols , voorby den Berg Efperou , aan de .Rivier, een Soort van Akeleijen gevonden, wel- ke door Toürnefort genoemd is, Ruige met een Lymerige Bloem. Deeze groeit, volgens den Ridder , te Montpellier. Het is een Plantje van anderhalve Handbreed hoog. N 1 g e l l Nigelle. De Kenmerken van dit Geflagt hebben veel overeenkomst met die van 't voorgaande. Vyf Bloemblaadjes zonder Kelk; vyf Honigbakjes , doch driedeelig binnen de Bloemden vyf Zaad* huisjes , maar die niet van elkander afgezonderd zyn j maakende te famen de Vrugt. Hier (4) AquiUga Ne&amst ^aule fubnudo, fubumfïo- 10 , viscofo - pilofo Sec. COUAN Monsp. 267. Aquilegia vis- cofa. Magn. Monsp. 2$. Uoru *U Aq. hirfuta Flore viscofo» TOURNF. Inft. 4*8. P O L Y A N D R I A. 175 Hier komen vyf Soorten in voor, waar van IV. de drie eerden vyfwyvig, de twee laatftentien- ^v!^ wyvig zyn : als Hoofd- STUK» (1) Nigelle , die de Bloemen met een Eladerig i. Omwindzel heeft. 22*T Tuin» Dit Kruid , dat in de Koornlanden der Zui- delyke deelen van Europa groeit , komt als een Zaay- Blommetje in Duitfchland , Engeland, Vrankryk , en by ons , m de Tuinen voor, Men noemt het gemeenlyk Juffertjes in 't groen of Bloempjes in rt Haair , om dat de Bloemen , die taamelyk groot en fraay zyn, inzonderheid de dubbelde , zig door haare bleek blaauwe Kleur en optooizel fierlyk voordoen in een Haairige groente, die dezelven omringt. Het Loof,naa- melyk , van dit Kruid is zeer fyn verdeeld , en daarom noemen de Engelfchen het Femel -Flo- wer , dat is Venkelbloem* Voorts heeft de Bloem nog een vyfbladig Omwindzel, digt aan dezel- ve, van uitfteekende groene Blaadjes. De Vrugt is Bolachtig met Punten en verdeeld in vyf Zaadhuisjes* O) Ni- (1) JSigella Florihus Involucro Foliofo cin&is. Syft. Nat* XII. Gen, 6%$. p. 372. Veg. XIII. p. t*>u H. Cllff zis* Ups* R. Lugdh. 48 1. GOUAN Jlionsp. 260. GER. Prov* 390. Kram. jiufir. 153. Mill. Di#. T. 187. f. 2. Nigella angus- tifolia &c. C. B. Pin. 145. Melanthiutn fyiveftre. Matth. Dwsc, 529. fi0 Nigella PI. majote pleno coemleo. C. B. Pm. 145. Melanthium Damascenum. DoD. Pempt, 304* Md» fyi- veftre. LOB» Ie 741. II. Deel IX» Stuh, i;Ö VEELMANNIGE KRUIDEN, Veld- IV» (a) Nigelle met vyf Stampers en gedoomde ^xrvEL* rondachtige Zaadhuisjes ; de Bladen eeni* Hoofd- germaate Haairig. STUK» Dit Kruid, in Egypte, op Kandia en elders, Sativa. aan de Middellandfche Zee , groeijende , is eigent- lyk het gene de Zaaden uitlevert, die in de Win- kels bekend zyn onder den naam van Sem. Ni- gellce. Het voert, wegens de zwartheid van dit Zaad , den Grieklchen naam Melanthiitm of Gith , en den Latynfehen Nigella, wordende van de Italiaanen ook Melanthio of Niella , by de Spaanfchen Neguilla of Alipivre , by de Frau- fchen Barbe poyvreite of Niette , by de Duiü- fchers Schwartz Kummel of Zwarte Koriander ge* heten* Het is breed bladiger dan de Tuin - Nigelle eü groeit wel een Elle hoog, wordende Jaarlyksin de Oofterfche Landen gezaaid tot aanwinning van het Zaad, dammen by ons Nardus- Zaad of Zwarte Komyn noemt, zynde glimmend zwart , en zo donker , dat hec Spreekwoord , zo zwart als Gith , daar van den naam bekomen heeft. Hec is niet onaangenaam van Reuk en wat heec of fcherp van Smaak , geevende een byzondereu Geur aan het Brood 9 waar in het wordt ge- bak* (2) Nigslla Fiftillis cjuinïs, Capfuüs mimcatis fuhtotundls &c. Mat. Med. 2,71. H. Ups. 154. GOUAN Monsp. 26c. Boe hm. Lips. 173. Mill. Di&. T» 187. f. i« Nigelia Fiore itmpiici candido : item Fl. mïnore pleno a.bo. C. B. Pin* 145 1 14Ö. Mchnthiaia fativura. Cam. Ept» $}U PoLYANDRlA» I77 bakken. Het is ook tegen de Wormen, tot IV. verwekking der Stonden , tot wegneeming van Ar£f£L' verfcheide Ongemakken der Huid en in andere Hoofd-' Kwaaien van Hippocrates én Diosco- STUK* iudes aangepreezen. 't Is zekerlyk van eene n£*ntagr- verwarmende hoedanigheid en dus dienftig als de WinddryvendeZ^den, inzonderheid de Olie > daar uit gedeftilleerd ; doch verfch wordt het in- wendig gebruik daar van, wegens de fcherpte, niet zeer veilig geoordeeld. Veelen neemen daar voor het Zaad van de volgende Soort. C3 .) Nigelle met vyf Stampers , onverdeelde ttjé Bloemblaadjes en Tolronde Zaadhuisjes. j haar van alle de overigen doen ver- fchillen. Re- (4) Kigella Piftillis dews Corollam aequantibus. H» Up$. 154. Gouan Monsp» 261* Nigella latifolia Fl. majore fimpl. coeruleo, C. B. Pin» 14 s» Prodr. 75. Nigella Hispanica FL amplo. Mor. Hifi» III. p. si6. S. 12. t. is. f. 9» (s) Nigella Fik denis, Cor. longioribus. H% CUff» Ups.R* Lugdb. Gouan Monsp. utfupia. Nig. Chalep. lutea Cornicu- lis longioribus. MORis. f. 10. RAJ . Ap$» Nig* Ol. FlOKT fiavos femine alato plano. ToüRNjF. Cor» 19» P O t ! A N Ö U lf$ Reaümüri^o IV.1 De byzóndere Kenmerken van dit Geflagt g*^*^- fcyn, een zesbladige Kelk , vyf Bloemblaadjes ;STÜK# het Zaadhuisje eenhokkig, vyffclcppig en veel- Pentagy. zaadig. Het heeft zyn naam naar den beroemden R e- aümür. De eenjgfte Soort (i) f op de Zee- „ . Oevers van Egypte , Syne en Sicilië groei jen vfm:Wd*i de y is een Plant 9 die de Geftahe van de Kali Gêkranfte* en tevens van den Tamarifch heeft , zynde Klein Heejierachtig Huislook met Wormachtige Blaadjes genoemd geweest. Zy zyn Vïeezig, fmal, fpits en ongefteeld , uitgebreid ^befprengd met Daauwachtige Slippen. De Bloemen 3 aan 't end voorkomende , tusfehen de Blaadjes in- gedooken 5 zyn Roosachtig als die van 't ge- woone groote Huislook 5 wit van Kleun Een gehaaird Plaatje 3 aan dezyden der Bloemblaad- jes wederzyds gehecht 3 maakt het Honigbak- je uit* Tot de Zeswyvigen behoort het volgende Ge- flagt, dat den naam voert van S T R A- (i) Reaumuria. Syfo j*at. X?I. Gen. 6*6. p. 372. j%« XUI. p«*si. Sedum Siculum vermiculatum FU Saxifragx al- bx. EoCC Sfc T. 6. f. 7. MORIS. III. p. 481. S. 13. T# 9. '1* ó- Sed. min* Atboresc. veiroiculacum. LOB» 38o# Sedum minus Fruticofum. C B. Pin, 284* Kali vermiculaturii &c. BARR. fc. 88S. Kali Arabicum primum genus. RAUW» /f* p. T. 37. C. B. *8s>. M 2 II, Deel IX, STtnt* 180 Veelmannige Kruiden; Afdeel. Stratiotes. Ruiterskruid. XIV, Hoofd- £en tweebladige Bloemfteng, meteen drie- STUK* &u w- deelig Bloemkasje cn drie Bloemblaadjes : de ge. Vrugt een zeshokkige Bezie , onder de Bloem gebooren , maaken daar van de byzondere Ken- merken uit. Het bevat eene Europifche en eene Oostindifche Soort , als volgt. i. (i; Ruiterskruid met Degenvormig driekanti- AhiïeT Se i met ft™ Doerntjes op de kant gehaair- Emopifch. de Bladen, Op zuivere niet fterk flroomende Wateren f der Noordelyke deelen van Europa , gelyk in Sweeden 3 Rusland , Deenemarken , Engeland en onze Nederlanden, komt dit Gewas voor, dat in geftake veel naar een Aloë - Plant gelykt, en daarom ook Moeras - Aloë van fommigen ge- ty teld is of Alöides > gelyk Boerhaave het- zelve noemt. Anderen hebben 't by het Huis- look of de Yucca vergeleeken* De naam van Stratiotes is 'er aan gegeven 3 om dat de Bladen Degen- of Zwaard voimig en op de kanten fcherp ge- O) Stratiotes Fol. Enfiformi - triaugularibus ciliato - acu- Ieatis. Syft. Nat. XII. Gen, 687. p. 373. Veg. XIII. p. 411» Stratiotes. FL Lapp. Suec. H. CUff. 221. R. Luzdb. 10. GORT. Belg. iji, Oed. Dan. 337» Militaris Aizoides. LOB* ■fc. 375. Stratiotes potamios. Dod. Pempt. $88. Aloë palu- (Uis. C. B. Pint 28$. P O L Y A N D. R I A. iSl getand zyn (*). Hierom noemt ons Landvolk IV, hetzelve Schaar en en Kaarden ; doch gemeenlyk ^JJy*1* heet het Ruiter 'skruid en Krabben *Klaauw* Hoofd* Het maakt een Plant als gezegd is , welke op BTUKè het Water dryft > doch lange , dunne Worte-w;£^r len, aan 't end Vezelig, uitgeeft, die uit den Grond der Slooten voedzel haaien, Uit een Stoel van getropte Bladen, die zeer lang en pun- tig zyn , komen korter Blocmftengen , welke zig Scheedachtig openen als Kreeft- of Krab- ben-Schaaren , en een Bloem uitgeeven van drie ronde witte Blaadjes , waar tusfehen veele gee- le Meeldraadjes vervat zyn. De Vrugt, die zes* hoekig- is*, houdt veelc langwerpige , kromme, byna gewiekte Zaaden. - De Stuitvosfen en Kwakzalvers, zegt Lo» bel, doen de Wortels van dit Kruid in Fles- fchen met Water en maaken het Gemeen wys, dat het Wormen zyn , die zy de Menfchen af- gedreeven hebben. Dat het een zelfde Kruid zou zyn , als welk Dioscorides Stratiotes Potamios genoemd heeft en waar aan hy een verkoelende Bloedfternpende kragt toefchryft, is , zo lang niet blykt dat het in de Zuidelyke deelen van Europa groeije , gantfeh onwaar- fchynlyk. CO (*) Andere afleidingen , gelyk dat het voor 't Krygsvolk zou dienen > enz. komen iny belachelyk voor. Men vindt: den naam , Stratiotes , ook toegepast op verfcheide andere Kruiden. M 3 II. Deel, ix. Stuk. 182 VeelM annïge Kruide», IV. (2) Ruiterskruid Hartvormige Bladm* Afdeel, xiv Hoofd. Aan de Kust van Malabar groeit dit Kruid % stuk. hetwelke de Bladen rondachtig met een punt, Stratiom ^erIc ger5^d * ongedoornd heeft: de Bloemfteng jMsmoides. naakt , vier of vyfhoekig,eenbloemig: de Bloe- difchf n" wen witachtig driebladig ; waar op ronde Zaad- hoofdjes volgen , met vcele kleine Zaadjes ge? vuld. De Bladen leggen niet op 't Water neer, gelyk die der Plompen ; maar verheffen zig > met omgekromde Punten , daar boven 5 terwyl de Plant 5 even als die der voorgaande Soort r op 9t Water dry ft of zwemt. Onder de Veelwyvigen verfcheide Soorten 5 die tot de Boomen en Heefters behooren , reeds befchrecven hebbende, komen wy tot het Bloemt gewas 3 dat den naam voert van A N E M O N E, Behalve de uitwendige gedaante beftaan hie? de byzondere Kenmerken in een getal van zes tot negen Bloemblaadjes y zonder Kelk y en vee- Ie Zaaden. In dit Geflagt zyn niet alleen degenen, die men gewoonlyk Anemonen noemt > en dergely- ken , maar ook de Pulfatülaas en zelfs de Hepa* ticaas begreepenj zo dat hetzelve dus vyfen- iwin- (2) Strathtes FoL Cordatls. Fl. Zeyl. 223. Saglttariae af- iinis Malabaiienfiis &c. Comm. Mal. 235» PLUK. Alm. 326» QtteUAmW* Hort. Mal. XI. p. 55, T. 4.6. POLY ANDRIA. IS3 twintig Soorten bevat , in vier Rangen verdeeld , IV. als volgt. A™f- Hoofd- A. Met eene byna gekelkte Bloem* stuk. (1) Anemone met driekwabbige effenrandige h Bladen. Hepatica. Lever* Men noemt dit Plantje, dat in 't Voorjaar tot kruid' fieraad der Bloemtuinen dient, Hepatica of Le- verkruid, een naam die, om deeze of gene re- denen , ook toegepast is op verfcheide andere Kruiden. Dit noemt men, derhalve, tot onder - fcheiding , ook wel driebladig of Aard - Lever- kruid ,• dewyl 'er een Korstgewas is , dat Steen- Leverkruid geheten wordt, groeijende op vog- tige plaatfen. Gemeenlyk voert het den eernaam van Edel Leverkruid , wegens de fraaiheid der Bloemen , of Hepatica , in 't Franfch Hepatique9 ïn 't Engelfch Liverwort. Sommigen hebben het Trifolium Aureum, dat is, Gulden Klaver , ge- tyteld. Het geeft uit den Wortel veele Steeltjes , om- trent een half Voet lang, aan 't end fiyve Bla* dea (1) Anemone Fol. t/üobis integerrimïs. Syft. Nat. XU. Gen* $94- P- 374i V%k XIII. p. 424* Hepatica. H. Cliff. zzu Matm Med. 277. E.. Lugdb.\%j. Gouan Monsp. 26*. Kil Am. Auftr. 154. Ger. Prov. 379. Fl. Saec. 445. Gron. Virg. 61. Ranunculus tridentatus vermis. ToUbnf. Inft. 286 , 287. Trifolium Hepaticum Flore fïmplici & pleno. C. B» Pin* 339. M 4 II* Deel* IX, Stuk* 184 Veelmannige Kruiden. IV. den hebbende , in drieën gedeeld , en dus naar AFxiE^.L# die van Klaver gelykende. Op korter Steeltjes* Hoofd- tusfehen de Eladfteelen , komen de Bloemen 8TUKc voort; die, volgens Hal l er, tot vyfentwin- v^s[lwym tig Meeldraadjes hebben. In 't wilde groei jende ïn de Berg - Bosfchen van ons Wereldsdeel , zyn de Bloemen gemeenlyk blaauw, doch fomtyds wit en rood. Dus vindt menze enkeld, maar in de Tuinen met dubbelde Bloemen van alle die Kleuren , als ook paarfch of Violet. Het Zaad zit, met Pluis omwonden , op een Kaffigen Stoel. Toürnefort hadt dit Bloemplantje tot de Ranonkels betrokken. Wegens eenige famen trekkende en verwerken- de hoedanigheid, heefc het Edel Leverkruid , als tegen verzwakkingen van de werking der Le- ver dienftig, den naam bekomen. Om die zelf- de reden vindt men 't ook in Breuken , Zaadvloed en Borstkwaalen aangepreezen. II. B* Met een gekransten Bloemfteel en ge- Anemm {>aarce Zaaden. patens. Uitgebrei- ( 2 ) Anemone met den Bloemfleel gekranst 3 de Bladen gevingerd veeldeelig. (3) (t) AnmöKB Pcdunculo involucrato, Foï. djgïtatïs roulti- fïdis» Pulfatüla Folio Anemones fecundae , f. fubrotmido. C* B- Pin. 177. Prodr. 94* Puls* polyanthos violacea Anemo* fles füiio. ISKEYN. Cf»*\ 13*. HELW. Puls, $z. T. z, 3» P O L Y A N D R I A» l8y (3) Anemone 7?z££ dera Bloemjleel gekranst > de IV, drievoudig gevind , Haairig plat, A™*zU fpits ingej needen. Hoofd» STUK» (4) Anemone met dubbeld drievoudige ruige nr. Bladen. stZZ\ 2 wave l- (j) Anemone den Bloemjleel gekranst , de kleurig. Bladen gevind, de Bloem regtopftaande» Ba^Cfiu Baldilche* (6) Anemone met den Bloemjleel gekranst , de ^ v. Bloemblaadjes regt , de Bladen dubbdd ^orjaat- gevind* fekc. Q?) Anemone met den Bloem/teel gekranst , de otmelne. Bloem- vu . " Praten/ft* Vddfche, (3) Anemone Ped. invo!. Fo!. triplicato • pinnatss &c. Hall. Emend% 6z. Puls. lutea Apii hortenfïs folio. C. B. Pin. Hall. litlv. T. 6. Pulfatïlla lutea. Cam. Epit. 393. (4) Anemone Fol. biternatis incifis. Anemone Alpina alba minor C. B. Pin. 176. (5) Anemons Ped. invol. Fol. pinnatrs &c, Oed. Dan. 29. 4+2. 223. Putfatilla Apii folio Vernalis. C. B. Pin. 177. Prodr. 94. Helw* Puls. 63. T. 6,9 , 10. Ane- mone Tubis Caudatis involucris raulti^dis &c. HALL» Flotu H47. T. 21. (6; Anemone Ped. invol. Petalis re&is,Fol. bipinnat's. Oed. Dan. 153. Puls. Fol. deeouip. pinnatss. Mat, Med. zy6. BI. Suec. 446. GOUAN Monsp. 261. GER. Prov. 379. KRAM. ^»/?r. 154. DALIB. P*r. itfo. ƒƒ. Cliff\ R. 487. PulfatilU folio crasfiori & majore flore. C. B. 177. Hf.lv, Puls. T. 8. Pulfatilla. CAM. Epit. 393. LOB* / de volgende op 't Gebergte Baldo 5 in 't Veroneefche , waarge- nomen. De Voorjaars Keukenfcbelle groeit in zeer Lwdb. 4%7* Puls FI. minore nigricante. C. B. Pin. 177. Helv. Puls. 66. T. 32. & T. ti« Puls. vuig. faturatiore F!o- 1e Cuis. hift. I. p. 246. Pds. Floic cURflky Lob. Ie. 283, (?) Anemone Fol. Caulinis ternis connatis &c. Anemone Tiibls Caud.uis* Hal.**» lich. 31*. Anemone fylv, fecunda Clvs. Hifi. i. p. P<3»«, 3 8 3, Pulfatilla alba. Lob. Ic. 282. Anemone Alpina alba major, et minor, C. B. 17S. PoLYANDRlA. I87 geer drooge Bosfchen van Sweeden en Switzer- IV. land : de Gemeene op dorre woefte Velden èn (i^Eif,u Heuvelen van ons Wereldsdeel. Aan den mond Hoofd* der Rivier Nerva en in Pommeren komt deezeSTÜK* overvloedig voort. Die daar aan volgt is op droo- .Pö'w ge Velden in Duitichiand ,' de laatite op de Al- pen van Switzeriand en op de Bergen van Stier- mark waargenomen* In 't nlgemeen zweemt de Geftalte van dit Kruid naar de gewoone Anemonen, enverfchilt volgens de gemelde bepaalingen der Soorten, Aan de Bloemfteng is een Bladerig Kransje , in fommigen op de zelfde wyze verdeeld als de Bladen, welke als die van Sellerie of Pinkller- mkelen,en van 5t Wortelkruid, meest Vinswy- ze gefnipperd zyn. De Bloemen zyn in de eene Soort grooter, in de andere kleiner; in de mee- ften opgeregt, in ééne neerhangende; wie, geel- achtig , geel 5 of ook zwartachtig van Kleur. De laaiüe Soort heeft dezelven van binnen wit en van buiten fomtyds paarfch , zegt Clusius, die dezelve dikvvils, op de Bergtoppen, zo vast geworteld vondt in de fpleeten der Steenrotfen , dat hy den Wortel , die redelyk dik en Houtig is, zonder de Steenen af te breeken niet daar uit kon krygen. De Pulfat illa is hy de Ouden aangemerkt ge- weest, als in hoedanigheden, de Ranonkels na- by komende : doch , gelyk 'er onder dezelven zyn van een fch--rpen en van een zagten aart , zo is ook dit Kruid* verfchiliende. De Gemeene Keu- II. Deel, ix, Stuk* 188 Veelmannige Kruiden. IV. Keukenfchelle , door haare ruigte grys , met eene A™*Eugroote Bloem, die bleek Violet is , heeft, vol- Hoofd- gens de Wnarneemingen van den HeerSroucK, stuk, Keizerlyk Lyf-Artste Weenen , geen e Sch erp» v%eTWy 3 maar de volgende Soort , Pratenfis , ge* bynaamd, met een kleinere zwartachtige .Bloem, is 'er te meer mede begaafd. Deeze zal ca zyn , die de Herders uitwendig gebruikten tot Genee- zing der Vergiftige Beeten 3 aan het Vee toege- bragt ; weshalve zy Bitzwurtz genoemd werdt. Men hadtze inwendig voor een Vergift gehou- den; doch gedagte Heer beweert, dat het ge- dcftilleerde Water , Aftrekzei en Extrakt daar van, niet alleen veiüge, maar ookdienfuge Ge- neesmiddelen zyn in hardnekkige Kwaaien (Mp C. Met een gebladerde Steng en geftaarte Zaaden. IX. (9) Anemone met de Wortelbladen drievoudig , Cêr7naria. wederom gefmaldeeld , en een Bladerig FynbiadU OmwindzeL ge. (10) (*) Ant* Storck de U/u Medkd PulfatuU nigrkantis. Vindob. 1771» (9) Jnemone Fol Radicallbus ternato - dïccmpofitls &e. Puls. FoU decompofnis tern ;tis. IL Cliff. 223 Ups, 155. K. Lttgd». 487. Aneoione" tfcnuifolia fïmplici flore. C. B. Pin, 174. N. 2 -ia. Anemonc tenuifalia multiplex rubra. C. B. Fin* T 6 tnemoAC Cam. Epiu $t$. Anemone an- gu^fblia multiplex , mutata F.'ormn facie quotannis nov# H. &. P. MllX. Dï3. T. iu Clus. Htsp. 52^ Po LYANDRIA. i8p (10) Anemone met gevingerde Bladen en ge- IV* volde Zaaden. AFx,v!U HOOFD- (11) Anemone met Hartvormige eenigermaatesvvK* gekwabde Bladen en een zesbladigen ge- x. kleurden Kelk. Hortmfis* Rreedbla- Deeze drie zyn eigentlyk Tuin-Anommen ?dlgexr waar van de tweede, diedeezen bycaam voert, Faimata. in Italië en Provence wild groeit, de laatrte in Gepaimdc* Portugal aan de Taag. De eerfte , of Fynbladi- ge, is de gene , welke men in de Tuinen ge* meenlyk als een Bloemplant nahoudt en wier fchoonhcid de Bloemperken niet weinig oplui- ftert, M ünting zegt 9 zo iemand alle de ver* andering van Kleur en figuur der Bloemen, daar in voorkomende, wilde onderfcheiden , dan zou hy zo veel byzondere Naamen noodig hebben, als 'er Dagen zyn in een Jaar. Jaarlyks verandert, bovendien , de Bloem in gedaante , uit eenen zelfden Wortel, zo Miller aantekent. Op tien Piaaren kan men de heerlykfte Verfchei- den- (10) AneindKe FoJ. digitstis, Sem. Lanatis Puls. Fol. dl- gicatis. H. Cliff. 224. An. Hortenfis latifoiia. C. B. P;«. 176 Anem. Ger. rotundo folio » purp. C. B. Fin* 173» Anemone Hort. Latifoiia tertia. ClüS. Hift. I. p. 249, alre^a. Hisp 309. Anemone prinn. DOD. Pempt. 431.. (ij) Anemone Fol. Cord. ftiblobatis &c. Pulfatilla Fol. pal- matis. H. Cliff. R. Lugdb. Anemone Cyclam. f* Malva: folio lutea. Moris. Hift. Iï. p. *z$. S. IV. T. 25. f. 3. Anemone latif. flava. C B. Pin. 176. Anemone Hortenfis latifoiia prima. Clus. Hift. I. p# 343. ffisf* 307. IU Deel. IX, Stuk, ipo Veelm annige Kruiden IV. denheden, ten dien opzigte, in 't Werk van xuf1" W e i in mann keurlyk zien voorgefteld. Hoe- Hoofd- wel de Kleur meest in \ roode of in het paar- stüiu fcjie va;t ^ heeft men 'er ook geheel witte cn J["twym blaauwe of Violette , geel en Oranjekleurige en oneindige bonte, zo gemengeld als geftreepu De Bloem verfchilt , bovendien, in grootte, en in enkeld te zyn of dubbeld, gelyk men 9t noemt, dat is vol van Blaadjes, die doorgaans m Kleur van de groote of rand - Bloembladen verfchillen. Onder de Enkelden komen ook niet onbevallige voor. Van Konftantinopolen en el- ders uit de Levant, daar deezede Velden ver- fiert , is zy eerst in Vrankryk overgebragt en verder in de Tuinen vin Europa verfpreid. De tweede of Breedbladige Anemone heeft rondacl itige verdeelde Bladen ; de Bloemen zyn Sterswyze uitgebreid , met twaalf of dertien fmalle Blaadjes , doorgaans paarfchachtig rood , cn daar op volgen Wollige Hoofdjes. De laat- fte Soort, met gekwabde Bladen, die als naar eene Handpalm gelyken, verfchilt van de ande- ren aanmerkelyk door den gekletirden ruigen Kelk, digt rgter de Bloem ; welke zy geel heeft. De Wortel is ook grootelyks onderfcheiden , ge- lykende naar dien der Tormentiüe* Zy heeft Loof als de Kaasjes -Bladen of als het Varkens- brood volgens Clusius, door wien zy eerst aan de Taag gevonden werdt en afgebeeld* Van deeze zyn de Bladen , zo hy aanmerkt , ?:eer heet < P O L Y A N £> R I A, ipl heet van Smaak , de Wortel is walgelyk en als Iv* den Keel famentrekkende. xivfL* PIOOPD* D. Met een naakte Bloem en ongeftaartesTüiu Zaadea* . Pohzr ma. De volgende hebben meer of min de gedaan- te der Anemonen 3 weshalve zy Anemonoides kunnen genoemd worden ^ als (is) Anemone met een eenbhemige Steng en x*r* een Bladerig ftomp Kransje. smn™"* Sibeuiche, De Bladen van deeze zyn rondachtig, veel- deelig, gevingerd, aan de randen ruig : zy heeft een Haairige naakte Steng ; onder de Bloem een driebladig Kransje , dat gekwabd is ; een uitgebreide Bloem 3 van zes rondachcige Goud- geele Blaadjes* De Groeiplaats is in Siberië. Hier behoort die Japanfche Anemone , mtjaponka; myne Verzameling, welke de Bloembladen1^.1^; eenigszins hol en op de boven of binnenzyde *• aartig Takkig , van onderen of van buiten byna evenwydig geaderd beeft , zynde van binnen gevuld met veele Bladertjes en in 't midden de pluizige Staarten de»* Zaaden hebbende. Het Kransje om den Steel fchynt drie of vierbhdig te zyn, Men vindt de Afbeelding op Plaat LV*hier nevens. (13) 192 Veelmannige Kruiden. IV* 03) Anemone met een naakten Bloemjleel en A xivEU rondachtige ruige Jtompe Zaaden. \ Hoofd- stuk* De Bloem van deeze Wilde Anemonen , die xiii. in Duitfchland als ook in Svveeden voorkomen , f^vtfttil is wit, en zy bloeijen byna 't geheele Jaar , vol- wüde. geris Bauhinus. De Bloemftengen zyn, volgens C l u s i u s een Handbreed of een Voeü hoog , ruig , als de Bladen , welke naar die der Veld-Ranonkelen gelyken. Volgens C. Bauhinus zou de Bioemiieng niet geheel naakt zyn , heb- bende twee Kransblaadjes* De Bloemblaadjes zyn byna rond* xiv. £14) Anemone met zeer lange overïwekfe Bloem irgintans „ t fche* Zaaden. ^vügüii* Jleeleny Rolronde Vrugten en ruige Jtompe Deeze Virginifche is zonderling > doordien zy als 't ware een Takkige Steng heeft ; want uit derzei ver bovenfte gedeelte, dat met drievoudige Bladen gekroond is , komen zeer lan- ( 13) Gemene Pedunculo nudo, Seminibus &c.An. Scmin. hhfutis. ft* Oei. 112. Fi. Suec. 449, 484. KRAM. Auft* 15$* An. Sem« Seta pluraofa terminatis. H. Cliffl 224. R. Lugdb. 224. Anemone fylv. alba major & minot. C. B. Pin. 175. Prodr. 93. Anemone fylv. prima. Clus. Hifi* Anemone quar- ta. Dod. Pdmpt. 434. Lob. I*. 280. (14J Anemone Pedunc. airernis longlsfinais &c. Anemone Caule Rsmofo , Petalis LanceolatiV R. Lugdb. 488. Gkon", Virg. 165 , 84. Anem. Virg. tertis iimiiis, Floie parvo* HERM. Lugdb. 645» Parad, 18. T. is. PóivAAb&iA. lange B!oemfleeTen voort , met kleine Bloem- pjes, groenachtig van Kleur. XIV. 'Ci 5) Anemone we£ öte $j*72g eënbloemig, de Hoofd- J5/^ot tienhladig en drievoudige gekwabde -TÜK* Wortelbladen, J*;oné dscapeta*. Naar de Virginifche gelykc deeze , die uit l%lenh[^ Brafd afkomftig is , zeer , doch valt kleiner , dige* hebbende de Steng maar een half Voet hoog, en kleine witte Bloempjes. Anemone met een gegaffelde Steng , 072- gefieelde omvattende Bladen ; de onderfteh uhaf1^ drievoudig , driedeelig, ingefneeden. Vanu£he!f Deeze , in Penfylvanie groeijende , gelyktnaar de volgende zeer , doch verfchik in eenige op- zigteil. (17) Anemone met een gegaffelde Steng , de Dïf^0lJ^ Bladen ongefteeld , gepaard, omvat* Gegaffelde* ténde, driedeelig^ ingefneeden. In fïs) Anetoine Caule umfioró, Flore decopetalo ^ Fol. ter- iwtis lobatis Radicalibus. Mant. 79, Anemone Fol. termtis Sec. ABD. Sp. 2. p» 27. T. 12. (16 ) Anemone Caule dichotbfïio , Föl« fesfilibus Sec, Anem. Canacfeniïs. S?5/. JHfcj Xü. Tom. III. ^4 pp. p. 231. Anemo- ne Pcnfylvanica. Mant. 247. (ij) Anemone Caule dichótomo , FoL fèsdllbus, ömnibus oppohtis &c. Am. Acad. Lp* 155. HNtf. II. p. T. 15' Mant. 40$. N II* Dl ÉL» IX. STUC. 194 Veelmannige Kruiden. In Kanada groeic deeze en in Siberië, zynde* in 'c jaar 1760 3 een leevende Plant daar van door den Heer D de Gorter aan den Aka- demie-Tuin te Upfal gezonden. De Steng is een Voet lang en gaffelswyze verdeeld 5 hebben- de aan ieder Mik twee Bladen 5 die diep in drie- ën gefneeden zyn en met elkander de Steng om- vatten. De Wortels kruipen langs den Grond en geeven nieuwe Spruchcels uit. De Bloemen zyn vyf bladig , wit , van onderen paarfch : de Zaaden , in de voorgaande met een Borfteltje voorzien , hebben hier een klein omgekromd Puntje. (18) Anemone met drievoudige Eyronde, on- verdeelde , Zaagtandige Bladen ; de Steng eenbloemig. ^ 9) Anemone met vyfvoudige Ovaale Zaag* tandige Bladen; de Steng eenbloemig. (20) Anemone met fpitfe Zaaden , ingefnee^ den Blaadjes en eenbloemige Stengetjes. Dee- (is) Anemone Fol. ternatis ovatis integrïs ferratis &c H. JJpu H. CUf. R. Lugdb. 48 8. DALIB. Par. 161. GoüAN Jtfonsp. 262. Anemone trifolia Flore albo. J. B. Hifi, III. p. 412. An. trifolia. Dod. Pempu 436. Alabaftrites f. Oentaria alba. D. Brancioiüs. Lob. Ic. 28 j. (19) Anemone Fol. quinatis ovalibus ferratis &c. Ranuncu- lus Nemorum f Fragariae folio Virginianus. Pluk. Mm. 310. T. 106. f 3. (iq) Anemone Sem. acutis , Foliolis incifis, Cauïe iini/fo- 10. M&U Md* &75* GoüAN Monsp* z6l* KRAM» Aujïru IV. Afdeel xiv. Hoofd* stuk. VeebjoJ- vige. XVIU. Anemone trifolia. Driebla- dige. XIX. Quinquefo* lia* , Vyfbladige XX. Jiemorofa. Bolchmin- nende. P O L if A fif t) R ï A. I95 '1 faeeze drie Soorten hebben een aanmerkelyke IV. bvereenkomst , niet alleen in de grootte en ge- Af^u Halte , maar ook daar in f dat de Kransblaadjes Hoofd* op lange Steelen om de Steng geplaatst zyn. De STÜK* ëerfte groeit in Vrankrykwild en wordt vaoLo-^0^' jBEL yllabajlrites genoemd > wegens de witheid der Bloempjes. Sommige Kruidkenners , zegt hy , noemdenze Klaver - Anemone* Hy hadtze in de Nederlanden genoeg in den Hof van den Edelen Heer Branciön gezien; De andere 3 die Loof als Aardbezie - Bladen heeft, groeit ia Virginie en Kanada volgens Kalm. De laatfte ^ die de Kransblaadjes ingefneeden heeft, is in de Bosfchen van Europa alom gemeen en wordt Bofch- Haanevoet geheten , in 't Hoog- duitfeh Mertzenblumen ; om dat zy vroeg in 't Voorjaar bloeit. Men vindtze, in onze Néder» landen > in de Haarlemmer Hout, in 't Haagfe Bofch en elders 9 met enkelde witte Bloemen , doch omtrent de Vörftelyke Lustplaats het Loo* in Gelderland 5 komt zy 5 behalve met ehkélde witte, ook met dubbelde witte Bloemen eft met paarfchachtige Bloemen, die grooterzyn, voor; zo de Heer D. de Gor t e r aantekent. Men heeft 'er, uitwendig 5 in de Geneeskunde^ eeni- ge kragt aan toegefchreeveni J56. DAlTu. Par. iöt. FL Suec» 450, 415. Ö^D. 149* Gort. Belg. 152. Anemone Nemorofa Fl. majore. C. 3. Pin9 i'6. Ranunculus Phragmites al^us vernus. Tournf. ln(l* Anemone quinta. Dod. Pmpi, 4.35. Nemcroüis Ranunculus. Lob. Ic. 673- N s II. DÉÉL, JJÉ, STUjfc 195 Veelmannige Kruiden; IV. (zi) Anemone met fpitfe Zaaden , ingefnee* ^ xivEL# ^en Badjes en menigvuldige Lancetvormi* Hoofd- ge Bloembladen. STVKm xxi. Deeze Bofch ~ Haanevoet met blaauwe Bloe- jifenXZ men j groeit °P de Apennynfche Bergen en el- itaüaan^ ders in Italië, als ook in Engeland. (che. xxti. (22) Anemone met fpitfe Zaaden , ingefneeden u?de™CUm Blaadjes , rondachtige Bloembladen en by~ Sigekel" m twee^oem^ëe Stengen. Deeze Geele Bofch - Haanevoet groeit in de Haarlemmer • Hout , in 't Haagfche Bofch, als ook in Vriesland en elders, zo in onze Neder- landen als door geheel Ktiropa, op lommerryke Bofchvelden. Behalve de Kleur der Bloemen onderfcheidt menze van de gemeene Witte, voorgemeld , door het Gewas , dat de Krans- blaadjes ongedeeld heeft» xxiii. (2.3) Anemone met Kroontjes- Bloemen en plat- fhrsl*1*^* achtig ovaale naakte Zaaden. Narcis- (24) bloemige. (z ï) Anemone Sem. acutis, Foliolis incrfis &c. Ranunc. ne» mor. Fl. coeruleo, Apennini Montis. Mentx. Pug. T. 8. f. 2. Anemone Geranii Robert. folio , coerulea. C. Ii. Pin. 174. (22 ) Anemone Sem. acutis , Foliolis incifis &c. KRAM. Auftr» 156. OED. Dan. 140. Fl. Suec. 451, 486. GORT. Belg.\si. H. Cliff. 125. R. Lugdb. 488. Ranunculus Nemorofus luteus. C. S. Pin. i7«. Ran. phrsgm. luteus Nemorofus, J. B4Hi/?. III. p. 413* LOB- Ie. 674» (23) Anemone Flor. umbellatis, Scmïn, depresfo - ovalibus nudis. GERt Prov. 381. Anem. multiftora, Sem» iaevi latis- POLYANDRIA* T97 (24.) Anemone met getropte Kroontjes - Bloe* Af^* . men en veeldeelige Bladen. xiv. Hoofd* Zo lang de Zaaden van deeze laatfte , welke stuk* de vermaarde TouRNEFORTin Armenië vondt, v. niet bekend zyn , kan men niet zeker weeten , fasckuia- zo de Ridder aanmerkt, of dezelve van de Nar Q*etuildc> cisbloemige Berg - Ranonkel van Baühinüs , die tot de voorige Soort betrokken wordt , verfchille. Zy heeft, zo wel als die, ruige Bla* den , naar het Loof der Monnikskappen of Wolfs- dood gelykende, en draagt fraai je witte Bloem- trosfen , op Stengen van ongevaar een Voet. De eerfte, die op de Gebergten van Ooftenryk, Switzerland en Siberië groeit, heeftze fomtyds een Elle hoog* (25) Anemone met Kroontjes - Bloemen 9 enkel" xxv. m de gekranste Stengbladen en dubbeld drie-Tet?h&mm voudige Wortelbladen. Akeieybia- Indlge' fimo. Hall. Helv. 330. R.an. monr, hïrfutus humil. Narcïs- ü flore. C. B, Pin. 182. Ran. mont. 2. fp altera. Clus* Hifi. I. p. 23;. PANN. Ic> p. 36ff. Caryophyllata Alp. quin- quefolia. C. B. Pin. 322. Item Ranunculus montaous hïrfu- tus albus altior. C. B. Pin 183. (24) Anemone Flor. umbellatis congeftis &c. Ranunculus Or* Aconiti Lyco&oni folio > flare magno albo. Tournf. Cor. 20. It. III. p. T. 92. (25) Anemone Flor. umbell. Fol. CauL fimpl. verticillatis , Radicalibus bhernatis. Ranunc. Nemor. Aqufl. foli's Virginia- nus, Asphodeli Radice. Pluk. Alm. 310. T. 106. f. 4. /S. Thali&rum Caule unifloro &c. Gbon. Virg. 6zy 85. N 3 II. Dkil. IX. Stuk.; iö8 Veelmannïge Kruiden. IV* In Virginie groeit deeze Soort , welke Wor- AF^!L' tels als der Asphodillen heeft , en Bladen al$ de Akeleijen , volgens Plukeneï. De Bloe- men komen voort op lange enkelde Steeltjes > die getropt zyn 9 en met een Kransje van vier zo- danige gefteelde Bladen omringd 9 Kalm vondt dergelyke in Kanada , met witte Bloemen en geele Meeldraadjes. A T R A G E N £♦ Hoofd STUK. Veelwy Dit Geflagt wordt gezegd een vierbladigen Kelk en twaalf Bloemblaadjes te hebben; doch elders merkt men aan (*) , dat het een dub- belde Bloem heeft, van vier greote buitenfte en twaalf binnenfte Blaadjes , zonder Kelk, De Zaaden zyn met Staartjes voorzien. Het bevat drie Soorten, een Europifche, een Kaapfe en een Oostindifche, als volgt. (i) Atragene met dubbeld drievoudige Zaags-- wys getande. Bladen en vier buiten - Bloem- T. " Alpina, Aipifche- blaadjes Dee- (*) Tn de optelUng voor aan de Klasfe: wélk vetfchïl 9 meermials door my opgemerkt , voorbedagtelyk fchynr ge- maakt te zyn door den Ridder , om dat het onzeker is , of men die vier buï tenfte Bladen voor den Kelk moet honden» Ook ftaat aldaar , dn de Zaaden gebaard , hier dat ze ge* Jïaart zyn. (i) Atragene Fol. dnpl. ternnt'.s ferratis &c. Syfl. Nat. XII". Ge*. 6s>5* P» 37*» V*l\ XIII. p. 4*x. Ctem. Fol. Cord, ere- na- POLYANDRIA. I99 Deeze Plant 9 die op het hooge Gebergte van ïv. Verona, Ooftenryk en in Siberië groeit , te voo- ^F£EEL# ren met haare ruige Zaad hoofdjes , veel naar Boofd- die der Keukenfchelle gelykende 5 doch thans STUK* nader, door den kundigen Miller, in Plaat n£fur gebragt , geeft Stengen van twee of drie Ellen hoogte, zegt Bauhinus , en vertoont zig, door haar Gewas , ais een Soort van Clematis» De Bladen , ovaalachtig getand , zitten met hun drieën opeen gemeen Steeltje, dat zig wederom drievoudig aan den gemeenen Bladfteel verbindt. De Bloemen, blaauwachtig wit of paarfch van Kleur , zitten ieder op een zeer lang, dun Steel- tje. De Ooftenrykfe heefteen klimmende Steng en verfchilt grootelyks van de Alpifche, zo de Heer J a c q ü i n aanmerkt. (2) Atragene met drievoudige Bladen , de Blaad- ir. jes ingefneeden getand en vyf batten- Bloem* cJpenfï?» blaadjes. Kaapiche, Aan de Kaap der Goede Hope is de Groei- plaats van deeze Soort , die door den Hooglee- raar J. Bürmannüs zeer uitvoerig in Plaat ge- natis. R. Lugdb. 487. Clem. Alpina Geranifolia. C* B. Pin* 300. Prcdr. 135. PLUK. Alm. 109. T. 84. £ 7» M©RIS.i#,?» HL S. 15- T. 2. f, uit. Clematis cruciata Alpina. Pon. Raid* 355. MiLU Ie T# 284. jAcq. Vind. 248. (2} Atragene Fol. ternatis , FoHolis incifis dentatis &c. Puls* Fol. trifidis dent. Fl. incarn. pleno. BüRM. Afr. 148. T. 52« Puls. Apü foiio rigido , Flore magno. fiESM. Afr. ig. Beug. Cap. 148. N 4 II, Deel» IX Stuk. IV. gebragt is en befchreeven. De Bloemen zyn zee* ^Fxiv.L &ï00t> naar c'er dubbelde Anemonen eenigs-. Hoofp- zins gelykende, zittende op lange ruige Steelen STUR* en hebben de Bloemblaadjes van buiten grootse Vedvjy en paarfchachtig , naar binnen allengs kleiner, wit en de Meeldraadjes, in 't midden, Saffraan» kleurig. Het Zaadhoofdje is Eyrond en ruig, als dat der Anemonen. in. (3) Atragene met tweehladige Klaauwieren. Atrcgene ^cyiou? Deeze Plant, tot de Ceylonfchen behooren- fchc. je, [leeft je Bladen gefteeld, gepaard, met de Steelen in Klaauwieren uitloopende , gelyk van de Lathyrïs; de Vin -Bladen zyn Eyrond, drie- ïibbig, kort gefteeld. Aan 't end der Stengen komt een Pluim , meest van negen Bloemen, wier Kelk vierbladig is , yt getal der Bloemblaad- jes , die eens zo lang zyn , twaalf, met korte Meeldraadjes en langwerpige Zaaden, die uit- loopen in een lange gepluimde Staart. Het h een klimmend Plantgewas. Clematis. DitGeflagt heeft geen Kelk, maar eene vier-, zeldzaam vyfbladige Bloem , draagende veele Zaaden f die geftaart of gebaard zyn. Het be- vat twaalf Soorten , de negen eerften klim- men- (3) ^Atragene Cirrhis diphyl??*. Fl. Zeyl. zi6. Atragene. Am, v4cad. I. 405. Clematis Zeylanica Kor. obfblcte parvis, HERM. Zeyl. 35, BlfRM. Zeyl. 65. POLÏANDRIA. 201 mende, de drie laatften overend (taande 5 als 1V„ t : Afdeed volgt- xm* . HOOFD- (1) Clematis metenkelde Bladen , de Steng met *tqk* gepaarde Klaauwieren klimmende , en een- t bloemige zydelingfe Bloemjleelen. c£r™fh!* Gekfaau- Deeze Soort, in de Neder landfche Akademie-W^rae. Tuinen bekend, groeit in Spanje wild, hebben- de Bladen doorgaans enkeld, met lange Steeïen als der Peercboomen , die getropt voorkomen aan de Knietjes van de Steng; doch fomtyds ook drievoudig of drie op een Steel , gelyk Tournefort zulks nader waarnam. De Bloemen komen , verfcheide by elkander, uit de Oxels der Bladen voort , ieder op zyn eigen Steeltje en veranderen in groote ruige Zaad* hoofdjes, (2) Clematis met famenge [lelde en verdeelde ir. Bladen; de Blaadjes Eyrond , eenïgerrna$* wyuakfr te gekwabd en effenrandig. Se- Den fi) Clematis Fol. fimplicibiis , Caule cïrrhis oppofitis fcandente , Pedunculls tmifloris lateralibus. Syft. Nat. XII. Gen. 695. p. 37*- ^•XUI, p. 426. H. Olijf. 225 K.Lugdb. 437. Clem. per. fol Pyri mdlïs. C. Pin* 300. Clematis altera Boetica. Clus. Hij}. ï. p. 123. Pann. Ic. p» 2*2. (2) Clematis Fol. compofitis decompofuisque f Fol. ovms fablobatis integerrimis. H. Ctiffl 225. R. Lugdb. 486. Ciem, coerulei vel purpiuea te pens. C B. Pin, 300. Clernititis al- tera. Clus. Hifi. I. p. Cam. Epit. 696. Clem. coeciilea Tl. pleno. C. B» Pin» 300. N 5 K. Deel* IX» Srus» 202 Veelmannige Kruiden. IV. Den bynaam voert dit Kruid, om dat het als ^xiv!L#een Wyngaardje klimt met zyne Rankjes, langs Hoofd* de Stammen en Takken der Heefteren in de stuk. Bosfchen en Haagen van Italië en Spanje. De J£"lwym onderfte Bladen zyn Hartvormig , de middel- ften driekwabbig , de bovenften gevind. Het draagt groote Bloemen , die paarfch zyn of blaauw en kruislings verdeeld , komende fomtyds dub- beld voor. Oe Bloemblaadjes , die fpoedig afval- len , zyn aan de zyden dunner en byna driehoe- kig. Het ftrekt tot fieraad der Bloemhoven. ni. (3) Clematis met famengeftelde en verdeelde Bladen ; . Driebladi- hebbende. VhZT' Bladen; fommige Vinblaadjes driedeelig Naar het Loof van de Agtfte Soort, die men ïn 't Franfch Viome noemt , zouden de Bladen gelyken van deeze Karolinifche , welke de Bloe- men Lederachtig geflooten , de Zaaden met ge- pluisde of gepluimde Staarten heeft. Zy groeit ook in Virginie. tv. (4) Clematis met enkelde en drievoudige Bla* GekruSe. &m s * ^aa<^ies effenrandig of driekyyabbig. Dee- (3) Clematis Fol. comp. decompofitisque, Foliolis quibtis- dam trifidis. GRON Vitg. 6z , 84. Flammula fcandens Fl. coriaceo claufo. Dill. Eltb. 144. T. ns. f. 144. Cleui. putp. repens &c. Raj. Hifi. rs>28. Scandens Caroliniana planta Viornac Mio. Pet. Sicc* 27. (4; Clematis Fol. fimpl. ternatisque , Foliolis integris rri- Jobisve. Clematis f lore c*ispo. Dill* Eltb. g*. T. 73. f. 84. POLYANDILIA. Q03 Deeze heeft de Bloemen zonderling omge- IV; kruid , en fchynt ook afkom (lig te zyn uit Ka- A*®^- rolina. Het Zaad is niet gepluimd of gepluisd , Hoofd- zoDilleniüs aanmerkt. «tuk» ( 5 } Clematis met famengeflelde Bladen 5 de ^ V* ' Blaadjes ingefneeden , hoekig y gekwabd, Orientalis* Wigvormig ; de Bloemblaadjes van binnen fcheT"^ ruig. Die zelfde Autheur , deeze afbeeldende , merkt aan, dat zy door den vermaarden Tourne- fort $ op deszelfs Levantfchen Reistogt 9 is ontdekt. De Bloempjes hangen nederwaards , met omgekromde Bloemblaadjes 9 zynde van onderen ruig. De Zaadhoofdjes beftaan uit ruige Staartjes. Het Loof , dat eenigermaate naarPe- terfelie gelykt, is Zeegroen. (6) Clematis met drievoudige Bladen ; de Blaad- vi. jes Hartvormig , eenigermaate gekwabdhoe- ^virgSr kig en klimmende : de Bloemen tweehuizig. fchc- (?) ($) Cltmntn Fol. compofitis ; Foliolis iRcifis angulatis „ lobatis &c. Clematis Grientalis Apii folio , &c. ïournf. Cor. 20. Flammula fcandens Apii folio glauco. DiLL, Elth* 144. T. 119. f- H5- (6) Clematis Fol. ternatis, Foliolis Cordatis &c. Clem. virg. Pannonicas fimilis. Pluk. Mant. 51. T. 379. 4« Clem» Florid. Fl. albo odoratisiimo. ALBIN. Anat. I. p. 79. T. 7» GROW. Virg. 62. 84» II. Deel. IX, Stuk, «204. Veelmannige Kruiden» (7) Clematis met drievoudige effenrandige Bla* den en tweehuizige Bloemen. TUK' Deeze beiden verfchillen daar in van de an- cïematis deren , dat fommige Planten Mannelyke, an- \reehul- deren Vrouwe iyke Bloemen hebben. De eerlte, ige« die in Noord - Amerika voorkomt > heeft een zeer welriekende witte Bloefem : de laatfte, groeijende in de Wesundiën, heeft vyfrlbbige gladde Bladen , die drievoudig zyn ; gelykende anders naar de volgende Europifche, zo Sloa- #e aanmerkt , ongemeen. Op Jamaika beklimt deeze en bedekt het Boomgewas aan de We- gen, vervullende de Bosfchen met zyne Reuk; weshalve menze Travellers Joy of Reizigers Vreugde noemt > gelyk in Engeland de vol* gende. wp* (8) Clematis met gevinde Bladen en Hartvor* (7) Clematis Fol. ternatis integcrrimis, Flor. diorcis.^>». Acéd. V. p, 398. Clematis fcandens &c, Brown. Jam, 255. Clem. prima f. fylv* latifolia, FoL ternis, Sloan. Jam. 84* Hifi. L p 199. T. 128. F. I. (8) Clematis Fol. pinmtis, Foliolis Cordatïs fcandentibiis, GORT. Belg. 153. GOUAN Monsp. 262. GER. Prov. 3gi. Kram. Aujlr. 156. Hall. Helv. 534.' // CUff. 225. b,. Jsugdb. 486. Clematis latifolia integra. J. B. Hift.ll. p 125. Clematis tertia. Cam. Epit. 69J, £# Clem. latif. den tata. J. B. fiï/f. uts. vitalba. DOD. Tempt. 404. Clem. fylvr. latifolia» C. B. Pin. 300. Hoofd* stuk, Pitdlba. Yyfbladigc, mige klimmende Blaadjes* Dee* PöLYAND&IA. 10$ Deeze, naamelyk, groeit aldaar , zowel als IV. in Gelderland en in Vrankryk,zyndein Duitfch- land, op fommige plaatfen, zeer gemeen. De Hoofd- Franfchen uoemenze /7w,de DuitfchersLy-STÜK4 mn of Waldreben, dat is Böfch - Ranken , znni[olygr fommioen by ons, geeven het Gewas den naam van Klim , die echter met de Klyf- en Maagden- palm te veel verwarring maakt. 't Is een Rm&i dat fomtyds tot eens Mans langte en hooger de Boomen en Struiken in de Bosfchen beklimt , met zyne Ranken , veel ge- lykende naar die van den Wyngaard, waar van de Latynfche naam Vitalba s als hebbende het- zelve kleine , witte welriekende Bloemen. De Bladen zyn in fommig niet , in ander een wei- nig ingefneeden of getand : men vindtze ook fomtyds fmaller , fomtyds breeder : meest vyf aan een Steel , van Hartvormige figuur } komen- de deeze Verfcheidenheden anders in Gewas en ruige Zaadhoofdjes overeen, 't Getal der Meel- draadjes loopt tot zestig, zegt H aller; dc Zaadjes hebben lange Stylen en zyn met een Zilverkleurig pluis gekroond. Byzonder gelykt naar deeze Soort dat Japan- PL, LV< fche Gewas , waar van ik in Mg* a, op Plaat f& *• LV , de Afbeelding mededeel. Men kan, uit de figuur van het Blad en Bloemtakje 3 daar van oordeelen. Het heeft een vierbladige Bloem of Kelk, waar in ik agtendertig Meeldraadjes, ge- lyk by a vergroot zyn voorgefteld , heb gevon- den II* Deel, IX. Sim, é.oö Vêelmannige Kruiden* IV. den , met zeer groote Meelknopjes en zes of ië- A xiv?L" ven Stylen , zittende in het Pluis dat de Zaadjes Hoofd- kroont als b > met omgekromde Stempels* STUK» ix. (9) Clematis met de onderfte Bladen gevind\ Flamtril gefnipperd ; de bovenflen enkeld effenrandig Schroeijen LancetvoMiig. Deeze Soort komt doorgaans leggende of kruipende voort , aan de kanten der Wegen en Bouwlanden in Provence5als ook in Languedok, fa fommige deelen van Duitfchland , en in Graau w- bunderland. Zy beklimt de Struiken en Heefteré gelyk de anderen* Den naam van Flammala heeft dit Kruid be- komen, wegens de fcherpe, brandende hoeda- nigheid \ welke plaats heeft in het Sap der Bla- den. Men noemt het Herbe aux Gueux % dat is Bedelaars ► Kruid : want zy misbruiken 5t zelve! Godlooslyk , om zig Zweeren te maaken in de Huid en daar door de Menfchen tot medelyden te verwekken. De Duitfcbers noemen het, des- wegens , Brennewurtz of Btatterzüg. Evenwel fchynthet twyfelachtig, of deeze dan de regt- opftaande Flammula, die volgt en gemeener is, daar (9) Clematis Fol. inferioribuspinnatis lacïnïatïs 8éc. Gouanï Mor.sp. 2-2. Kram. Auflr. 157. Hall. ïUlv. 334. ££R* jPrcv. 3g2. f£ Cl'if. R. Lngdb* 4§6. Clematitis f. Flam- thula repens. C. B. Pin. 300. Raj. Hift. ëiti Flammula. Dqd. Tempt, 404. Clematis altera mens , Vulgi Flammula. Lojj. ld 627, PotY ANDRIA. 20^ daar mede bedoeld worde. De Heer Hall er iv* fchryfe die hoedanigheid toe aan de voorgaande AFxv^U Soort, welke door anderen onfchadelyk wordt Hoofd» r l . STUK. verklaard. (10) Clematis met gevinde Liniaaïe Bladen, x. Clm Marit Zeekants. en enkelde zeshoekige Stengen. mJ^w Aan de Oevers van de Adriatifche Zee, by Venetië, alsook by Montpellier in Languedok, komt „ volgens den Ridder , deeze voor, die* gelyk de mcefien, een overblyvende Plant is* met veele opftaande Stengen , uit kruipende Ran* ken gefprooten. De Vinbladen zyn fmal en ftyf 9 dikwils by vyf paaren groeijende: anders ver- fchïlt zy weinig van de voorgaande en volgen- de Soort. (11 ) Clematis mei gevinde Bladen, de Blaad* xr* jes Eyrond-Lancetvormig effenrandig , de Bloemen vyf- en vièr* A™' Uaiig. Hoofd- stuk. Dccze , die op de Heuvelen van Opper- en Veeiwy- Neder - Ooltenryk , als ook in de Zuidelyke deelen van Vrankryk en elders voorkomt , v£r- fchilc, buiten deopltaande Sfengen, van de ge- melde Kruipende Flammula weinig* Zy is het, die in 't byzonder , of zo wel als die , Flammu* la Jovis getyteld wordt; misfchien om dat zy in feherpte uitmunt. De BeerSTORcit heeft, omtrent agt Jaaren geleeden, te Weenen een Vertoog uitgegeven over 't uit- en inwendig ge- bruik van dit Kruid , en met veele Ondervin- dingen getragt aan te toonen , dat het fomtyds een zeer kragtig middel zy in zeer hardnekkige en langduurige Hoofdpyn , in Ongemakken die uit de Venus - Ziekte omftaan 5 in Schurft , Daaüworm eö ander lóopend Zeer of Kanker- achtige Huidkwaaien ; ja zelfs in fi Beenbederf, Verfcheide Vrouwsperfoenen , met groote Zwaar- moedigheid geplaagd, waren door het Aftrekzei tot herftelling gebragt. Een verzvvooren Kanker in het Borst , die door geen Dolle Kervel of andere Middelen te verzagten was , hadt men 'er door genezen (*). xil (12) Clematis met enkelde Eyrond- Lancetvor* . ctem/j!s mize Bladen en knikkende Bloemen. tyitegrtjoltA» o Geheelola- jgy dig6, (*) STOBCK de Puljetilla. p. 57. (12) Clematis FoU ilmpl. ovato - Lanceolati Plor. cer- min PöL 7 A N b ft t A+ 209 By Lob el is de Afbeelding gebruikt , welke IV.11 Clusius geeft van deezc Ooflenrykfe Clema- A™*atji tis , die aldaar in de Velden aan den Donau groeit , Hoofd- als ook in Hongarie eh Tartarie. Zy maakt hier STÜK- in de Tuinen geen öhfierlyk Gewas uit, zó door J^2'*^ haar Loof als de blaauwe Bloemen , die knik- ken of nederhangen , hebbende in 't midden een bolletje van geelachtig Pluis , uit de Meeldraad- jes en Stylen beftaande. Daar öp volgen ruige Zaadhoofdjes ■> gelyk in de voorgaanden. De Stengen groeijen omtrent een Elle hoog enzyn roodachtig met breede fterk geaderde v geheel ongetande Bladen, die enkeld en tegenover elk- ander ftaan* THALICTRUMé Een Bloem van vier of vyf Blaadjes, zonder Kelk, en Zaaden die niet geftaart zyn, maakt de byzondere Kenmerken uit van dit Geflagt , 't welk voor 't overige door zyne byzondere Ge- ftalte* gelyk het voorgaande, zig onderfcheidc Het bevat veertien meest Europifche Soorten i als volgt* fiuls. KRAM. Au/Ir. 157. ti. Clijk Ups. R. Lmb 486.' GOUAN Ahnsp, 265. Fabr. Heimfi. 114. Clematitis coemV lea eie&a* C. B. Pin, 300. Clem. coeruïea Parncnica. Clus» feyf. I. p. 123. P&nn» 293. Ie 294, 295. Cicm. alt, minos longifolia. LOB. ïc 628. ö 11. DlEL. IX. SivM, sio Veelmankice Kruiden* IV» O) Thalictrum met een enkelde byna naakte AFxfv.L% Steng en enkelde endelingfe Bloemtros. Hoofd» stuk* Op de Laplandfche Alpen groeit deeze Soort , Th sb um^e zeer 15 van ^ewas' hebbende de Steng jiipinum. naauwlyks een Span hoog, Draadachtig dun * de Aipifch, Bladen , gelyk in de anderen 9 zeer famengeftelci en glimmende. Zy heeft vier -Bloemblaadjes 9 twaalf Meeldraadjes , en agt Stylen. De Tros beftaat uit knikkende Bloempjes. n. (2) Thaliélrum met een gepluimde Draadach» sünkS. tige j &er Takkige , gebladerde Steng. Deeze , die zig door een Bokkigen Reuk on- derfcheidt , heefc haare Groeiplaats in Langue- dok, als ook in % Wallifer- en Switzerland. De Steng is ongevaar een Voet hoog, rond , in Tak- jes verdeeld , met kleine zwartachtig groene Blaadjes van drie Slippen en Mosachtige Bloem- pjes , waar op kleine kromme Haauwtjes volgen -> aan trapjes by elkander vergaard. (3) Th* (1) Thali&rum Caule fimplicisfimo fubnucio &c. Syft. Nat, %lh Gen. 697. p. 37> ^eg. XIII. p. ^6. H. Cl%. zzj. R. Lugdk 4S5. F/. Suec. 4$$, 49J. Fl. Lapp. 225. Thai. montanum minimum prxcox &<:♦ MORIS. IUJI. III. p« 32^, S. 9. T. 20. f. 14. Oed. Dan. T. tU (z) Thaliftrum Caule paniculato Filiformi &c. GouAlff Monsp. zii. H. Cliff* NP. Lugdb. 485. Thai. minimum foeti«* disfimum. C. B. Tin. ïï-j.Trodr. 147. J. 6. llift* HLp, 48 MORIS. ze^1 ^e ^ïc^er , onderfcheidt. DeMarc- xiv. nelyke en Vrouwelyke Bloemen, bovendien, Hoofd* Zyn 0p byzondere Planten. Thaiittrum (6) Tbali&rittiï me£ zesdeelige Bladen en knik* minus, kende Bloemen Klein, In de Velden van Europa groeit deeze Soort, die ook by ons in de Zalliker- Waard voorkomt , volgens den Heer D. de Gorter. Zy is daar aan onderfcheidelyk , zegt de Ridder , dat de Tippen der Bladen paarfchachtig zyn en dat de Steng een blaauwachtigen waafem heeft 9 die twee Voeten hoog groeit , volgens den Heer Haller, hebbende een losfe Bloem Pluim» SsbhlJum ( 7 ) Thaliflrum met driedeelige Bladen , de 5iberifch.' Blaadjes byna omgeboogen , fcherp inge- Jneeden en knikkende Bloemen. In Siberië groeit , volgens den Heer Gme# Lin, deeze , die naar de voorgaande veel ge- lykt, doch de Blaadjes zesmaal zo klein heeft, van (4) ThaliZïrum Fol. fexpartirïs , Flor. cernuis. GOUAN Monsp. 263. GFH Prov. 378- Hall. Helv. 308. KBAM. Au/Ir* 157» GORT. Belg. m- FL Suec. 4^4, 489. lt. Gotbl. 180. Tha- lidrum minus. C. B. Pin. 335. Düd Pempt. 5 8. Thali&r» Cordi tenuifolium. LOK. Ie. ÏL s6. Ruta pratenfis minos* Tabern# Ie. 55. Thai* Alp. minus Saxatile Rut* folio, SU* min. luteis. Seg. Ver. 476* T. 11. (7 ) Tbaï&rum Fol, tripartitis , Foliolis fubreflexis &c« POLYANÖRIA* 213 van kleur als de Duive - Kervel of Wynruit. De IVi Steng i« groen en zeer gepluimd* Zy, zo wel *xiv\h* als hetGeele en Tweehuizige, bloeit laater dan Hoofd^ het Kleine en de volgende. stuk. (8 ) Thalidrum mei driedeelige Bladen ; de Steng vur. tweemaal hooger dan dezelven en knikkende tru* p»rm Bloemen, t-gj& achtig. Volgens den Heer L 1 n n je u s heeft deeze de Geftake van het Kleine ThaMrum, doch blyft de helft laager ; terwyl niettemin Morison aan het Virginifche een Steng van drie Ellen hoogte geeft en paarfchachtige Meeldraadjes , welke , volgens den Ridder, geel zyn in paarfch- achtige Kelken ; de Stengen pairfchuchtig zon- der waafem 3 zynde de Groeiplaats in Kanada* (9) Thali&rum met Lancetvormig - Liniaale ix. efenrandige Blaadjes. f«JuM°' Smalbladig In Duitfchland niet alleen 9 maar ook in de Zuidelyke deelen van Vrankryk , groeit deeze Soort , (%) ThaltBrum Fol. trïpartitls , Caule Foliis duplo altfore, Floribus cernuis. Thalifrrum vir^inianum elatius glaucum, Stamin. purpurascenrihus. MOR. Hift. l\U p. 324. (9) Tha iBrum Folioiis Lanceolato - Linearibus imegerrN mis. Got'AN Monsp. 26*. G£R. Prov. 378. HALL. Helv. 308, Kram. Aufir. 157. H. CUff* 22-. &, Lugdb.+tj. ThaL&rum ptatenfe anguftisfimo folio* C. B. Pin. 337, Predr. Ic. p* 146. Pluk. Alm. 364* T. Cs* f. 6. 03 IU Deel» IX stuk. 214 Veelmaknige Kruiden; IV* Soort, die uitmunt door de fmalheid van haam ^xivL' blaadjes* De Steng is één of twee Ellen hoog : Hoofd, het Loof gelykt naar dat der Kroontjes- KruideE STüK* en de Sceng is lang gepluimd met geele Bloem- pjes. _ x- (io ) Thaliörum met een gebladerde gefleufde favum. Steng en een veelvoudige opjtaande Fluim» Geeibloe- Deeze Soort is niet alleen in de Noordelyke, maar ook in de middelde en Zuidelyke deelen van Europa, ja zelfs in Rusland gemeen , alwaar zy met de voorgaande groeit. De Heer Thun- berg heeft dezelve ook in Japan gevonden 9 van waar ik een aanzienlyken Tak daar van be~ komen heb. In onze Nederlanden komt zy op verfcheide plaatfen , zo in Bosfchen als in de Weidlanden en aan de kanten der Slooten , voor: weshalve menze Water - Ruit of Poelruit noemt % of ook wel Veld -Kuit , naar den Latynfchen naam Ruta pratenfis, die 'er , volgens Lobel, door de Kruidkundigen aan gegeven wordt. Hy erkent nogthans , dat de Bladen weinig naar die van Wynruit gel y ken. Dat de Wortel, gelyk ïn andere Soorten , geel is, heeft 'er den naam van (10) Tbdiïïrum Cauie foliofo fulcato &c. GORT. Belg* J5J. Fl. Suec. 453. GER. Prov. S79> GouAN KRAM. &c. &€• H. Ciiff. R. Lugdh, & \ Thali&rum majus Sjliqui angulofa f. ftriata. C, li. Pi** 336. Thali&rum magnum. Dod. Pcmpz. S& Thali&r. inajas fhvuro. C. B. Pin. 33<>«Ruta pratea** fis Herbamorum. Lob. Ie* II. p. $A» P O L T A N D R I A* 1215 van vülfche Rhabarber aan doen gceven , of dien IV. van Veld- Rhabarber , by de Engelfchen. Men Afx^u zegt ook dat de Wortelen , in Afkookzel tot Hoofd- twee Oneen gebruikt, het gebrek van Rhabar STÜK' ber vervullen kunnen , en van veel dienst in óQv;^ellv** Geelzugt zyn* De üuitfehers noemen ze HeiU llatty dewyl het opleggen der Blaadjes tot Hee- ling van kleine Kwetzuuren ftrekt. DoDONéus tytelt deeze Groot Thdli6trum9 en zy is zulks weezentlyk in vergelyking mee die Soort f welke Klein ThaliStrum heet. Zy fchiet naamelyk fomtyds tot eens Mans langte op, volgens J. Baühinüs ; hoewel zulks meest fchynt te zien op eene Vei fcheidenheid , in Spanje groeijende , die fraaijer geele Bloemen heeft , deswegen Speciofum gebynaamd door Lin- NiEus. Anderen geeven aan de Steng twee El- len hoogte. Dikwils komt zy laager voor, en daar zyn Verfcheidenheden van dit Kruid met breeder en met fmaller Bladeren welke laatfte hetzelve eenigszins doen gelyken naar de voor- gaande Soort. Hier van verfchik, nogthons , het Gewoóne zeer, dat de Blaadjes, gelyk de ge- dagte Japanfche , byna zo breed als lang , een Duim breed naamelyk, en aan 't end, gelyk de voorige , doorgaans in drieën verdeeld of met twee Infnydingen heeft, zynde de Bladen in het geheel driedubbeld gevind. Ook is 't getal dei- Meeldraadjes veel grootcr. De Ridder telt 'er vierentwintig en van tien tot zestien Stampers : doch 04 n. Deel IX* Stuk. 216 Vëelmannige Kruiden, IV. doch Doktor Scopolt fchryft van zeventig ^Fxfv,L' tot nc8entfe Meeldraadjes toe aan deeze Soort ( *)♦ stu^ 00 Thaliftrum met een gebladerde r geheel x enkelde , hoekige Steng. Thaliïïrum Enkcid ^° tweeden is deeze waargenomen , die van de voorgaande , niet alleen door de helft klei- ner te zyn , maar ook door knikkende Bloemen te hebben en in eenige andere byzonderheden x verfchilde; komende dus het Kleine Thalicftrum nader by. xn. C12) Thaliftrum met een gebladerde gejtsuf de lUHG\dc'ï. Steng en Liniaale Vleezige Bladen. Deeze , die omftreeks Parys en in Spanje groei jende gevonden is, verfehilt voor 't overig ge weinig van het Gewoon e geele Europifche. De Bladen zyn dikker en niet zo donker groen. xin. ( 12) Thalidtrum met hangende driehoekige regte foTumL%r Vrugten en eene ronde Steng. In Afceley- bladsg* (*■) SGOP5LI Flor, Carn. p. 5H« (11) Tbaliïïruw Caule Foliofo fiinplidsGmo. angulato* Oed. Dan. 244» Fl* Suec* 1\ p- 4Sp. (\z) Tbalïürum Caule FoÜofo Cülcno &c. Thai. minus lu- cidum, Liban. Coron. foli's. Pluk. Alm. 363. T 65. f. 5. Thai. minus alt. Parifiehfe &c. Tournf. JnJI. Thai. prirm vel Prat. r. Clus* ï&fi. ï. p. 234. (13) TóaUElrum Frud, pend. triangularihus re& is , Caule tereti. Fl4 Suec. 4sz, 487» HALL. Helv* 305». Grr. Prov. 379. GoUAN Monsp. 264. H. Clif. 226. R. Lugdb. 485. Thaliftrum majus Fl. Stamtn. purpurascentibus. C. B. Pin. 337. Thai. majus Fol. anguloiïs , Caule l*cvi. J. Bo Hifi* III. p, 48.7. SCOP. Carn. 554. POLYANDRIA. «21? In Sweeden en Switzerland fielt onze Ridder IV, de Groeiplaats van deeze , die ook voorkomt A'Fx"L" in de fchuinte der Bergen in Provence, zo wel Hoofd- als op drooge, onvrugtbaare Heuvelen in Kar-sriJK- niolie , en in het Veroneefche. Men onderfcheidt-vi ^wjr ze van de anderen gemakkelyk , door tedere * , zeer groote , Zeegroene, rond verdeelde Bla- den , inderdaad aan die der Akeleijen gelyk , zegt Haller y Scheedjes hebbende aan den Voet der Bladlteelen en verdeelingen, de Bloemen geenszins geaaird of gepluimd , maar een zeer digte Kroon uitmaakende aan den top der Sten- gen , wit , geel of paarfch van Kleur. Doktor Scopoli merkt aan , dat de Takken aan 't end rond zyn , en de Meeldraadjes tot zeventig in getal, paarfch, met geelachtig roode Meelknop- jes ; de Haauwtjes gewiekt driekantig» De lang- te der Meeldraadjes en derzclver menigvuldig- heid maakt y dat men deeze gemeenlyk Pluis- ° ° STUK. in de Hoven gezaaid, verfic rende dezelven door IU haare donker-roode Bloempjes , in het fyne groe AdonisXu. ne Loof# Men noemtze Flos Adonis of Adonis- nZitd^Q, Bloem , hoewel fommigen de Bloem, volgens Ovidius, uit het Bloed van Adonis , den ge- liefden Jongen van Venusgefprooten , tot de Roo- zen , anderen tot de Anemonen t'huis brengen. Anderen heeten dit Kruid Eranthemum 9 als Bloempjes der Liefde draagende. Wy noemen \ Bruinetjes , de Duitfchers Veldroosjes of Mar- grieten - Bloempjes. Sommigen hebben het % met Toürnefort, Veld - Ranonkel met Kamille- Bladen , geheten. Het Loof heeft men oudtyds aangemerkt Steenbreekende te zyn. Van dit Kruid zyn aanmerkelyke Verfcheideü* heden , niet alleen ten opzigt van de Bloem , die grooter of kleiner is , maar ' ook ten opzigt van derzelver Kleur j die donkerer of lichter rood, ja zelfs SafFraankleurig en geel voorkomt» H aller onderfcheidt een hoogere van Ge- was, met Citroenkleurige , en een laagere met Me- (2) Adonis Flor. o&opetalis FruSibus fubcyündricïs. H. Ups. i$6> GER.iV0v.383. Adonis Radice annua. H. Cliff.su* R. Lugdb. 488. DALïB. Par. 162. Adonis annua. GoiMN Monsp* 264. Adonis annua o&opeta!os. Hall. Helv. 32c, Adonis Hort. Floie majore & minore atrorubente. C. B. Pin, 178. Flos Adonis. Lob. /c. 2 8 3 . Eranthemum. Dod. Pem^u 26®. II* DEEL, IX, STUK, aao Veelmannice Kruiden. IV. Menieroode Bloemen , beiden in Switzerland ea A^yEL,Duitfchland natuurlyk groeijende; waar van de Hoofd- eerde tot de voorgaande Soort behooren zoiu stuk» j)jc met kleine donker -roode Bloemen, van v^/w>" beiden verfchillende ♦ komt in Provenceen Lan- guedok, van zelf , op de Koornlanden voort. Dat zy maar ééne Bloem zou dr^agen aan 't end der Steng , en geënte aan de zy -Takjes , gelyk Lin- NjEüs fchynt te willen heb ik in dit Bloem* gewas niet waargenomen. Het tegendeel is ook uit de Afbeelding van LoGELenDoDONius, die zeer goed zyn , blykbaar. Garidell vondt die met groote roode Bloemen , in Provence eenmaal bloeijcnde3en beeldtzeaf (f)» ITT\ C3) Adonis met twaalfbladige Bloemen eneene VemaUs. Eyronde VrugU Voorjiarfc. Sommigen hebben deeze Plant tot het Nies- kruid betrokken , en zwarte Helleborus met Bloe- men van Bupht halmum geheten. Tourne- fort noemtze Ranonkel met ^enkelbladen en den (*) Planta uivflora Ramrs fterilibus. Veg, XIII. p. 427. Het zoude kunnen zyn, dat zyn Ed, d a at mede bedoelde , dat de Takken ceen Zaad drangen. (t, Hifi, de% Plam, p. 396. T. 82. (3) Ador.U Flore dodecapetalo, Fru&u ovato. JACQ^ Auflr. T. 44 Gouan toor.sp. 164. Kram. Aufir, 158. Adonis Ra- dice perenni. FL Suec, +$6 % 492 H. CHff. 231. R. Luzib- 488. Hc'eWus n gelyk het Loof van fommige Ranonkelen 9 met welken inderdaad deeze Plant 9 in 't uiterlyk aanzien , veel meer overeenkomst heeft y dan met de andere Soor- ten van dit Geüagt. Ranünculüs. Ranonkel* De Bloem, van dit uitgebreide Geflagt, heeft 'een vyfbladigen Kelk en vyf Bloemblaadjes > diö binnen de Nagels voorzien zyn met een Honig- voerend Gaatje* De Zaaden zyn , gelyk in *t \oorige > tot Hoofdjes naakt famengeboopr. Het (s) Adonis Flor. decapetalis, Fm&ibus dcpresfïs Sic. Ac- txa trifoliata hsrfuta &c. BüRM. Afr. 174. T. 51. Chrifto- phoriana Afr. Ranuneuloides. BoERH. Lagdb. II. p. 61. Ra- iiunculus iïthiopicus, Fol. rigidis &c. COMM. Hort. ï, p. 1 • T. 1. Imperatoria Ranunculoides Aft. enneaphyllos &C.FJLUK* POLY ANDRIA. 22$ Het bevat over de veertig Soorten, die on* IV; derfcheiden worden , naar dat zy de Bladen en- Ap^ELi keidof ingefneeden en verdeeld hebben als volgt, Hoofd- STUK* A. Met enkelde Bladen* (1) Ranonkel met Eyrond - Lancet vormïge ge* RJ^utu$ fleelde Bladen en eon hurkende Stens:, Fiawmuia* J ö Kleine. (2) Ranonkel met Liniaale Bladen en kruipen" p H- v J x Reptans* de Stengen* Kruipende; (3) Ranonkel met Lancetvormige Bladen , de ui. Steng orerend jtaande. EgeTifo^k' Deeze, door het gezegde verfchillende , komen in de Noordelyke 3 zo wel als in de Zuidelyke deelen van Europa , op vogtige plaatfen voor* De (1) Ranunculus Fol. ovfito • Lancsolatis &c. Syjl. Nat. XII. Gen. 699- p. 378. Veg. XIII. p* 428. Gort. Belg. 154. FL Suec 458, 493. HALL. Helv. izz. GOUAN Monsp. 264.. GER. Prov* 3 83» ti* Cltff. 228. R. Lugdb. 489» Ranunc. longifoiius paluftris minor. C. B. Pin» 180. Flammula Ranunculus. Dod» Pempt. 432. Lob. Ic* 670, fi9 Ranunculus paluftris Fol. ier- xatis. C» B. Pin. 18O. (z) Ranunculus Fol. Linearibus Caule tepente. PI. Lapp9 236. T. 3. f. 5, Fl. Suec. 459, 495. Ran. Flammeus minimus S pergul* folio. EüXB. Cent. 5 App. 41. GORT. Jngr, 88. Rin. repens Gram. folio. Amm» Ruib. 80. T. ,.13. f. Oed. Dan* T. ïQ8> . (3) Ranunculus Fol. Lanceol. Caule ere&o. Gort. Belg* 154. GovhN Monsp. &c. &c. Ran. iongifol us pa'uftr>s ma* jor. C. ;B» Pin, i8o. Ran. Lanceolatus major. Tab, Ic 48. Ranunc Flammeus latiori Pia&S* folio 9 marginibus pilo» fis. Pluk. jli, II» Deel ïx, Sxmt ti\ VÊELMANNIGE KRÜIÖÈÏ& IV. De tweede, evenwel, fchynt meestin Sweë- ^xD*vEL ^en ' Deenemarken en Rusland, aan de Oevers Koofd van Rivieren en Mciren, waargenomen te zyrt* stuk. qc f-ieer Linnjeus heeft dezelve, in de be- ^^w/w*Tchryving der Planten van Lapland, afgebeeld* De eerfte heet in 't Neêrduitfch Klein Egelko» len , een beftaaming , die zo wel als de Latyn- fche Flammala , betrekking heeft tot de fcherp- te van het Loof. Men vindtzein vogtige Weid- landen en Moerasfige plaatfen van onze Prövin* tiën, overvloedig. De Ouden hebben reeds op- gemerkt, dat zy fomtyds getande, fomtyds ef- fenrandige Bladen heeft $ welk onderfcheid de Afbeeldingen by DonoisiEüsen Löbfl aan- toonen $ doch men vindt getande en ongetande Bladen op eene zalfde Plant. Evenwel komt de eene bier, de andere daar, menigvuldigcr voor^ gelyk de Heer H aller in Switzerland waar- nam; maakende de Kruipende, voorgemeld , tot eene derde Verfcheidenheid. De hoogte ftelc zyn Ed. tot een Voet of een EI!e , zo wel in deeze als inde zogenaamde Groote Egelkolen 9 die dóór 't Gewas aanmerkelyk verfchillen, gelyk uit de Afbeelding van Tabernjemontanus blykt, doch meest door de grootte der Bloemen en Bladen , welke fomtyds naar die der Smalbla* dige Weegbree gelyken en aan de kanten Haai- rig zyn. De Heer Linnjüs zegt , dat dezel- ve een Takkige gebladerde Steng heeft , fomtyds anderhalf Voet hoog. In onze Provintiën isdee- zc Soort zo gemeen niet , komende meest in Sloo« Slooten voor , gelyk menze dus by Utrecht , Haar- IV. lem, Deventer, Zwoll en elders aantreft. Af£"U Zo wel als de Clematis , die den bynaam van Hoofd* Flammula voert, hier voor befchreeven, wordt 5TÜK* dit Kruid ook fomtyds van de Landloopers mis» w;-j^/y°* bruikt, om de Huid der Kinderen te doenzwee* 'ren. In Vrankryk gebruikt men het tot een Blaar- trekkend middel. Zy is de fcherpfte der Ranon- kelen , zegt de Heer Haller van de eerfte Soort , welke in Gelderland door de Boeren , die haar Egelgras noemen , aangemerkt wordt als eene oirzaak van de Gelligheid of Waterzugtder Schaapen,zo de Heer de Gorter aantekent» (4) Ranonkel met Ëyronde gejteelde Bladen en iv. ongefteelde Bloemen. nod^Zli^ Knoop- Omftreeks Parys, en op Moerasfige plaatfèn bioemise* van, 't Eiland Sicilië , komt dit kleine Ranon-* keltje voor , hetwelk taamelyk breede Tpitfe Blaadjes heeft en Bloempjes, die aan de Knoo- pen der Stengetjes groeijen. (5) Ranonkel met Lancetvormig Liniaale on- v* V^' Grasbladi* ge. (4) Rmunculus Fol. ovatis petiolatis &c. IL Clif. 228. Daub. Par. 164. Ranunculus ■ Pariiienfis . pumilus Plantagi» »ell« toliis. PET. Gaz. 40. T. 2>. £ 4.' Vaill Mem. 1719, p. 52 T. 4. f. 4- j3, Ran» Sicuius £oiio rotimda vix (êrrato, IET- Gaz, 39. T. 24. f* 9. (s) Ranunculut -Fol. Lanceolato - Lin. indivifis &c. GER« Prov. 384. Ran. Gramineo fol;o Bulbolus. CE. Pin, 181. Cliff. R. Lugdb. 489. DALIB. Par% 163, SAÜV. M terwyl de laatfte denzelven uit ver- fcheide Bolletjes beftaande,diemet een digt Bos van Draadachtige Vezelen bezet zyn en de Bla- den ook fmaller heeft. Deeze groeit meer op Bergachtige plaatfen , gelyk in de Fyreneen* vi. (6) Ranonkel met byna Eyronde geribde gjh /?èké™aS^m Jtreepte effenrandige gefieelde Bladen en i>arnasbla- 1 Kroontjes - Bloemen. In de Zuidelyke deelen van Europa groeit dee- ze, (*) Ranunculus Fol. Linear. indivifis &c. Ger. Prov. 384» Kanunc. Alp. pumilus Gramineo folio, Fl. albo. Tournf. /«/?. 292. Ran. pumilus Gramineis foliis. J. B. -Hifi* III. p. 85o» /3. Ran. montanus Folio Gramineo. C* B. Pin. i8o*y# Idem Flore multiplici. Ibid. Ran* FoU Gramineis. Dod* Pempt. 428. LOB. Ic. 671. (6) Ranunculus Fol. fubovatis Nervofis &c* Raa, Mog£« Gtaminis farnasli folio. Tournf, Inji. zZ6* P O £ Y A N D R I A. 227 ze, die ruïgachtige ovaale Bladen heeft en een IV. enkelde Steng * met een tweebladig Kransje aan AF^t,, \ end 5 waar uit van twee tot vier gedeelde Hoofd* Bloemen voortkomen , met een paarfchen KelkSTÜK« en witachtige paarfch geaderde Bloemblaadjes. (7) Ranonkel mèt fpits Êyronde de Steng om- vit. vattende Bladen , die veelbloemig is , en een ^iVx?-*** gebondelden Wortel heeft* omvatten* Op dePyrcneenen Apennynlche Bergen groeit^* deeze Soort , die ook voorkomt in de Europi- fche Kruidhoven. Zy heeft de gedaante byna van heq Kruid , dat men gemeenlyk Doorwas noemt, met Bladen als die van Weegbree , Zee- groenachtig als de Wilde Veld - Kool. De hoog* te is een Voet of meer, (2) Ranonkel met Eyronde Zaagtandige Bla- vrij* den en een naakte eenbloemige Steng. Btoaüg*<* De Bladen van deeze zyn van boven als met Blaasjes bezet , gelyk de Afbeelding van Glu- SIUS (7) Ranmculus Fol. ovatis acuminatis amplexlcaulibus , écc. H. Ciiff. 119- Lugdb. 48^, Gouan Momp, i6s. Ran. Mont. Fol. Plantaginis. C. B. Pin. 180. MORrs. Hiji. .II. p. 444. Si 4- T. 3°. £ 3ö* Ranunc. du! cis &c. Mentz. Pug. T. 8. f. 6. Ranunc, Pytenaeus Fl. albo» Clus. Cur. App. alt. (8 ) RanunrMus Fol. ovatis ferratis Scapo «inifloro. //. Clifi 229. Ran. Utif 'al* buliatus Asphodeli Radice. C. B. Pm. isn RanuncuiiB LufitarJcus. Doo. JPfwpf. 419. Rm. Liiiit* Clu* üi. Lob. U. 673. F 2 II. DEtL. 12» SïUK* ss8 Veëlmannige Kruiden. IV, s i u s duidelyk aantoont. Uit een tropje derzel- AxivfL ven> °Pden Grond verfpreid, komen Steeltjes Hoofd- voort van omtrent een half Voet hoogte, met stuk. Goudgeele welriekende Bloemen , dikwils dub- v^elwy' beid of volbladig en fomtyds ook met Kinder- tjes , gelyk men zegt. Het een en andere heeft dikwils in de Ranonkelen plaats. Dit Kruid groeit in Portugal en op Kandia, zegt Linn^üs. Rarancului Ranonkel met Hartvormige gehoekte gefieel* Fkaria. de Bladen , de Steng eenbloemig. Speen- Dit Kruid , dat door geheel Europa, op vog- tige Gronden en dikwils in de Bosfchen, onder 5t Geboomte groeit, is van ouds bekend by den naam van Chelidonium of Chelidonia minor , in onderfcheiding van de Stinkende Gouwe of het * Bladz- Schelkruid , hier voor befehreeven * , dat Cheli- %7* donium majus wordt geheten» Sommigen heb- ben het Ficaria genoemd , om dat de Wortels tegen de Aambeijen beroemd zyn 3 of daar van de figuur hebben. Hierom noemen het ook de Engel fchen File - Wort , de Franfchen Petite Éclair e en de Duitfchers Feigwartzen» Kraut of Klein Schelwurtz en wy Speenkruid of kleine Gouwe* De (9) Ranuneulus V oh Cordatis angulatis &c. Mat. Med. 274- Gort. Belg. 155. Kram. Auflr. 159. Fl. Suec 460 , 490*. Covan Momp. z6s* H. Cliffl 228. R. Lugdb. 490. Ficaria. Di x. Nov. Gen, 108. Ficaria vulgaris. HALL. Helv. 321. Che- lidonia rotundifolia major & minor, C. B. Pin 167. Chelido- nium minus. Dod. Pempt. I49. Lob.1 Ic. 593. Scrophularia minor , f. Chelidon. minus vulgo difturn. J« B. Hifi* III. p. 461* POLYANDRIA. 229 De Vezelachtige Wortelen met kleine Bol- IV. ïetjes, die, los raakende , weder een nieuw Plant- ¥£w*L* je uitleveren ; maaken hetzelve tot een zeer Hoof©- üadig Onkruid in de Tuinen. Het heeft getakte kruipende Stengen, met lang gedeelde, fomtyds«;*/OT" Hartvormige , fomtyds hoekige en Klyfachtige Blaadjes , welke niet zelden gevlakt zyn. Be- halve *t gewoone is 'er eene Verfcheidenheid van , met grooter Bladen en Bloemen f welke dikwils Takkige Stengetjes en den Kelk meest vyfbladig heeft 5 terwyl in 't andere de Kelk doorgaans drie- of vierbladig is, zo Boer* haave aantekent. Die zelfde Hoogleeraar hadt het Afkookzel van de Bolletjes der Wortelen dien (lig bevon- den tegen de Aambeijen, tot welker verzagting een Smeering , daar van gemaakt , of het ge- kneusde Kruid in Stooving opgelegd, zeer is aangepreezen geweest : doch men zal daar in , of in 't gedefüüeerde Water, vrugteloos eeni- ge byzondere Geneeskragt zoeken. (10) Ranonkel met Niervormige byna drie- R x- g kwabbige gekartelde Bladen 3 een ongefteeld Thora., ( io ) R&nuYicului Fol. Reniformibus fubtrilobis crenatfs &C. JACQ^ Vind,. 249- KRAM. Auflr. 159- GOUAN Monsp. 265. Aconltum Pardalianches feu Thora major & minor. C. B. Pin. 184. Thora major & minor, Cam. Epit. 825, 826. Hall. Helv. 327. Thora ValdenGs. Dqd, Tempt. 4*3, I»m> hora Valdenfium. Lob. Ic. 604. Thora Folio Cyclaminis. J. Hifi. III. p. 65O. P3 II. deel. IX. Stuk* 250 Veelmannigë Kruiden. Afdeel Stengblad, Lancetvormige by de Bloemen , xïv. * die twee of een aan de Steng voortkomen. Hoofd- stuk. Dus bepaalt de Ridder het Kruidje, dat men Veeiwy* gemecnlyk Thora noemt of Phthpra, wegens de v?sf' Vergiftige eigcnfchap , van ouds daar aan toege- fcbreeven , welke zelfs die van de Soort der Monnikskappen, W olfs wortel genaamd, zou over- treffen. Hierom wordt het ook Aconititm Par- dalianches geheten , als van de Jaagers gebruikt wordende om de Pylen te vergiftigen, waarme- de zy het Wild Gedierte fchooten. Ten dien einde werdt 's Voorjaars het Sap, daar uit gé- perst en verdikt zynde,in Blaasjes, Osfehoornen of Schoenen, te koop geveild , zegt Lob el, Dewyl zulks eerst by de VValdenfenen dergelyk; Bergvolk fchynt in gebruik te 2yn geweest, noemde men dit Kruidje Thora der Walden/en; doch het is vervolgens ook op andere hooge Gebergten der Zuidelyke deelen van Europa , en zelfs op de toppen van den Schneeberg by Wee* nen, en elders ontdekt. De H eer Jacquiw befchryft hetzelve als een glanzig Plantje, met Peerachtige Wortelen geevende zeer lang gefieelde rondachtige Bla- den uit , en daar tusichen een Stengetje,als re- meld is, zigdikwilsin Takjes verdeelende,°eo dus vyfbloemig. De hoogte, zegt hy, is Van twee Duim tot een half Voet , geevende de groot- fte doorgaans vyf , de kleinfte drie Bladen uit den Wprtel. Een klein geel Bloempje kroont hot liet Stengetje of ook deszelfs Takjes, en daar IV. op volgt een Hoofdje van drie , vier of vyf , xJJJ*1' Eyronde, gefpitlte, gladde, bruine Zaadjes. De Hoofd* Wortels , gekaauwd , waren zyn Ed. altoos Smaa- STUK* keloos toegefcheenen , doch de Bladen fchroei-^^" den zyne Tong als Vuur. Dit Kruidje is door deezen Kruidkenner naar 't Leven afgebeeld, waar uit de eigentlyke fi- guur der Wortelen en Bladen blykt, zo als zyn Ed. hetzelve op de Gebergten vondt. Hy merkt aan, dat de Bloem uit vyf, zes of meer, nooit uitvier Blaadjes beftaat, gelyk Ruppius de- zelve verkeerdelyk afgebeeld hadt, misleid zyn- de door een gedroogd Plantje. De meefte Au. theuren maakenze vyf bladig. Op de Bergen bloeit het ftraks na 't fmelten van de Sneeuw, doch in de Tuinen overgebragt zynde in de Maand April (*> Met de Bladen ingefneeden en verdeeld. (11) Ranonkel met de Wortelbladen Niervor- *r. mig , gekarteld , eenigermaate gekwabd ; de ctnïZf"* Stengbladen driedeclig Lancetvormig ^;2.Kandiafchc» randig; de Steng veelbloemig. De Heer Haller fchynt deeze Soort, die op (V JACCL Oh. T. p. zs. T. 13. (11) Ranunculus Fol Rad. ciemtis fublobatis &c. Ran. Fol. ÏUdic. Cord. fublobatis. R. Lugdh. 490. N. 9. Ranunculus Asphodcli Radice Cieticus. C. B. Pin. igi. Ran. Creticus latifoiius. CLUS. Hiji. I. p. 239. II, Deel, IX, Stuk. %l% Veelmannige Kruiden. IV. op Kandia groeit, te verwarren met de voor- *Fxfv.L'' gaande ; dewyl de aangehaalde van den Hoog- Hoofd- leeraar A, van Royek, daar toe door hem stuk. betrokken wordt, By aldien de Thora met Bla- J£"lwy' den VBn Varkens- Brood , by J. Baühinüs befchreeven, daar toe behoore; dan zou deeene inderdaad weinig van de andere verfchillen. xtt. j % (is) Ranonkels de Wortelbladen rondachtig Hartvormig gekarteld ; de Stengbladen Vin* fche.111"" gerachtig getand ; de Steng veelbloemig. Door Breyn is deeze Soort van Ranonkels gevonden in 't Hertogdom Kasfuhen, behoo- rende tot Agter-Pommeren, waar van zy den bynaam voert. In geftalte gelykt zy veel naar de volgende, waar mede zy verward was door J. Bauhinus, maar 't Gewas is veel hoo- ger , met fterker, dikker Stengen en grooter Bladen ; zy nde , die uit den W ortel voortkomen * byna gelyk als van de voorgaande Soorten of van het Water - Goudsbloem , dat men Dotter- bloem noemt. xtit. (13) Ranonkel met de Wortelbladen Nieryor* Jluricomut* Goudhaai- mtg ïige. (12) Rar.uncntus Fol Rsdicalibus fubrorundo - cordatiscre- tizvs &c* Ran rotundifol. Vernus Sylvaticus major vel Cas- fubicus, Fo'io Thorae ieu Calth*. BREYN Prodr l,p. Rünunculus Fol. Radicalihus Reniformibus crenatis incifis &c KRAM. Auftr. 1*9- H\LL. Heh. $z7. Leys» Jird. 487. FL Succ. 46Z , 49S. CoüAN Monsp, 265- Dalib. Par. 167, H Chff. 219- R. Lugdb. 490, N uitfchers Frofchpepfer , dat is Vorfchen - Peper* XVI, Ranuncu- lus Aconi- tifnliut. Akoniet- bUdi±Q. (16) Ranonkel met alle Bladen in vyf Lancet» vormige Slippen gedeeld , die Zaagt andig ingefneeden zyn. In 26 s* Ger. Prov. 385. Ft. Suec. 46? , 499» R. Lugdb. 490» N. 8. Rsnunc. Paluftr. Apii folio la?vis. C. 3. Pin. igo.Ran. Sylv. pr mus. Dod. Pempt. Ran. Tal. rotundiore folio. lOB h. 669. (16 Ranunculus Fol. omnibus quinatis Lanceolatis, inci- fó-feaatis. Kram» Auftr. 159. Hall* Ilelv. 325. FU Suec. II. POLYANPRIA. &35 In de Tuinen mdakt deeze een fierlyk Bloem- IV. gewas, met dubbelde witte Bloemen. Zy komt*™**1" metenkelde, die klein of groot zyn , in Swit- Hoofd* zerland en elders op hooge Bergen voör. Hal-stuk# ler merkt aan, dat zy op de Jura drie of vier n£%ol)gy Voeten hoog groeit , doch op de Alpen ter laag- te blyft van een Span. (*) Ranonkel met gepalmde effene ingefneedene *. Bladen, een regtcpftaande Steng en Lini- \fjfp£*\ aale Blikjes. mfliimt. Platanus- Deeze, de Bladen niet tot aan den Steel toebiad,ge* verdeeld hebbende , en hooger groeijende met grooter Bloemen , wordt als een byzondere Soort aangemerkt, doch zal waarfchynlyk flegts eene Verfcheidenheid van de voorgaande zyn , op welke de beide Figuuren van Lob el en Do» DONéus, met den zelfden Stempel gedrukt, door Hall er worden aangehaald, Zy komt immers ook op de zelfde plaatfen voor. Hal- ler merkt aan , dat de Bladen driekwabbig zyn 3 doch de twee zydelingfe Kwabben verdeeld hebben , waar door zy zig als gepalmd of vyf- dee- 1T. 497. R. Lagdb. 490. N. io. Ran. Afóht. Aconiti folio , albus, Flore majore. @. Fl. minore J% Fl. multiplïci. C. B. Pin* 179» Ran. Mont. tertius. Clus. Pan». 368. Ran. Fl. albo. Dod. Pempt. 429. {*) Ranunculus Fol. palmatis tevibus incifis , Caule ere&o > Bradeis Linearibus. Mant. 79. Oed. Dan. m. J. B. Hifi. iiU P' 860. Ranunculus albus Fl. timpHd* ZOTS. Ic. 6G%> Ran. Montanus quartus. Clus. Pann* Ic. p. 370. II. deel. ix. Stuk. ajó Veelmannige Kruiden. IV. deelig voordoen: de Bloem, zegt hy, is een Afdeel. Dujm breed en wit . het Krui(j heeft weinjg Hoofd- fcherpte. STUK. xvn. Ranonkel met 'drievoudige effenrandige U*ïiï™i- Lancetvormige Bladen. €US* iilynfche. ]\Tjet alleen in Illyrie, tegenwoordig Sclavo- nie genaamd , maar ook in andere Zuidelyke deelen van Europa en zelfs in de Noordelyke, fchynt de Natuurlyke Groeiplaats te zyn van deeze Soort , in onze Nederlanden vreemd , zo Dodon jeu s aanmerkt. Derzelver Wortel is een Knobbel van dergelyke Bolletjes , als de Wortelbolletjes van het zo even befcbreevene Speenkruid zyn 5doch wat langwerpiger :zy heeft ronde Stengetjes van óén of anderhalf Voet hoog, met Bladen als gezegd is , eenigszins Wollig, en op den top bleek geele Bloemen. xviir. 08) Ranonkel fnet drievoudige en dubbeld drie- 'Afiaucus. voudige Bladen . de Blaadjes driedeelig in- gej needen , de Steng van onderen Takkig. Tot (17) Ranunculus Fol. ternans integerrrmis Lanceolatis. Gf.R» Prov. 386. GouAN MonsptiSs. FL Su?c. 471, 500, IL Cltff. 230. R. Lu%db. 491. N. 15. Ranunc. anguftif. Gra- itiofa Radice , major & minor. C. B. Pin* 181. Ranunculus grumofa Radice quartus. Clus. Hifi. I. p. 240. Ranunculus lllyricus. Dod. Pempt, 428. LOB. h. 671. (is} Ranunculus Fol. ternaris biternatïsque &c. MIll. Di&* T. 2x6. Ranunculus Fol. tripartitis laciniatis &c. H. Cliff. a$o» Ups. 15^. R. Lugdb. 490. N* 11. Ran. Grumofa Rad. Ra- PolyAndria* 237 Tot dceze Soort behooren de gemecne Tuin- IV. Ranonkels, door haare Wortels, die men Klaau* ^^Li wen noemt en door haar Gewas t'over bekend. Hoofde Van Konülantinopolen zyn dezelven in de Tui-*TÜK* nen van Europa overgebragt en voortgeteeld«B,^f^y" Zy vallen ook in Syrië en Barbarie* Men vindt 'er vier Afbeeldingen van , op eenen zelfden Stempel, by Clusius, Lobel en Dodo* wéus. Deeze vertooncn haar met eene dubbe- le Bloem , waar van de Verfcheidenheden in Kleur, by de Bloemiflen met byzondere Naa- men getyteld , oneindig zyn. Het verfchil van de Wortelen en 9t Gewas , als ook van de en- kelde , dubbelde en Kinderende Bloemen , is door den vermaarden Morison in tien Afbeeldin- gen 5 opeen geheele Plaat , aangeweezen* Tour* kefort maakt 'er drieendertig Soorten (*) van, en Boeuhaave, denzelven volgende, heeft 'er vyfentwintig opgeteld. Die de voornaamfie verfchillen van Kleur , deezer fchoone Bloemen, in Plaat wil zien, behoeft flegts het Werk van Weinmann op te flaan. Doch door 't zaai- jen Ramofus. C. B. Pin. igi. Ram Grum. Rad. Flore flavo, albo, phoeniceo : item Asphodcli Rad*ce, Fio/e Saoguineo & prolifer miniatus. C: B. Pin. 18 1. Ranunculus Conftanti- nopoh'tanns. ClüS. Hisp. 528. Pannou. 375, Dod. Pempt. 430* Ran. Sanguineus multiplex. LOB. Ic. 6yz, MofLis.Hift. 1U S. 4. T. 27. WE1NM. Kruidt. Tab. N. 84.9 852. (*) LinnsüS zegt zesendertig; ik vind, by dien Au- theur, van den Ranunculus Aftaiicui maar drie- en- dertig Soorten. XX» Deel. ix, stuk, 238 VeeLmannige Kruiden» tv, Afdekl* XIV, Hoofd- stuk. xix. Ranuncu- lus Rutafo- lius. Wynruit- bladige. jen komen t'elkens wederom nieuwe en fland- houdende veranderingen. (19) Ranonkel met meervoudig famengeftelde Bladen 9 een geheel enkelde eenbladige een* bloemige Steng en een knobbeligen Wortel. Op de hoogde Bergen van Ooftenryk groeit deeze , die Bladen als van Wynruic uitden Wor- tel voortbrengt > en Stengetjes met aangenaam roode , of ook Goudkleurige Bloemen , waar van men 'er heeft die dubbeld of volbladig zyn. xx. Glacialis. Ys-Ranon- kei. XXT. \Nivalis. Sneeuw- kanonkeUJ (?o) Ranonkel met ruige Kelken % iweebloemi- ge Stengen en veeldeelige Bladen* (ai) Ranonkel met een tuigen Kelk en eenbloe- mige Steng; de Wortelbladen gepalmd ; de Stengbladen veeldeelig ongejteeld* (22) () Ranunculus Fol. fupradecompofitis &e. ff. Cfiffl -So* Tl. .49 1 • N. \i. Ranunc. Rutaceo folio, Fl. iuaveru- bente. C. B. Pin. m. Moris. Hifi. II. S. 4» T. 31. f* 544 KRAM. Auftr. itfo, HALL. Flor. 1165. {20) Ranunculus Calycibus hirfutis , Caule bifloro , Fol. mul- fifidis. Üï. Suec. 464 , soi. Fl. Lapp. 233. T. 3. f. 1. Ran. ftiont. purp. Calyce villofo. J. B. Hifi. III. p. 858. Scheuchz. \Alp. 3 39. T. 20. f. 1. OED. Dan. T. 19. Ranunc. Alp. Co- tiandri folio. BARR. 1c» 456- (zi) Ranunculus Cal. hiifuto, Caule unifloro, Fol. Radt- calibus pattnatïs &e. FL Lapp. 232. T. 3. f. 2, 3. ,Fl. Suee. 4651 502, Hall. Helv. 326. Ranunculus minimus Alp. Iw- leus. J. B. Hifi* ÜU p. s6i« P O t Y A N D R I A. 239 (2:2) Ranonkel byna Hartvormige Jlompe, IV. driedeelige Wortelbladen ^ de Slippen drie* ^*®^L* favabbig ; het Stengblad Lancetvormig ef- Hoofd- fenrandig; de Steng byna eenbloemig. stuk» Ranonkel met driedeelige gekwabde Jlom i^AiplT pe Bladen, de Steng byna makt en een- ^7PHche- bloemig. xxni. Lappon* m (24) Ranonkel met driedeelige gekartelde Bla - e^\m^ den en een enkelde Haairige byna naakte {"che- eenbloemige Steng. %£sf^ tlacus Deeze vyf Soorten , door haare bepaalingen Montpel- .onder fcheiden , en meer of min naar elkander 11 1 gelykende, zyn Berg - Ranonkeltjes van weinig, ja fommigen naauwlyks een Handpalm hoogte^ verfie,rende de Laplandfche en Switzerfche Ge- bergten* De laatlte , die een groote Goudkleu- rige Glanzige Bloem heeft , groeit by Mompel- lier op Steenachtige plaatfen ; die Alpifche ge- bynaamd is, op de Bergen in Switzerland , Oost- eniykenProvence. (22) Ranunculus F9I. RadicalibuS fubcordatis &c. Ran. Cüuie aphyHo unifloro. HALL. Helv. i%6. Ran. Alp. humi* lis rotundifolius* C. B. Pin. lil. GER. Prov. 386. SEG. Ver. 1. p. 489. T. iz. f. 1. Ran. montanus. Don. Pempt% (23) Ranunculus Fpt. tripartitis lobaris obtüfis Sec. FU Lapp. 331. T. 3. f- 4*.Fl. Suec. 461, 503. OED. Den 144, 3 *1. {24; Ranunculus fol. trïpartitis crenaris &c. SAUY. Monsp m ïgi.RanancuIus Saxatilis raagno Flore. C.B« Fin. mt Prodr. GOUAN Monsp. 266. U% Dia. IX. $rm> $4® Veelmannige Kruiden, IV. («25) Ranonkel met omgeboogen Kelken , gcjleuf* ^xivrEL# de Bloemjleelen , een opjiaande veelbloemige Hoofd» Steng en famengejlelde Bladen. stuk. iSur.cu. Wegens haaren Wortel, die naar een Knol- ihBuibo- ietje gelykt , voert deeze te regt den bynaam. ^Knoiwoi-Men noemtze in de Nederlanden St. Anthonis tei,ge* Raapje , misfchien wegens de fcherpte en bran- den ie hoedanigheid van deezen Wortel, die als een Schroeiend Middel gebruikt kan worden , om Gezwellen te openen ; zynde fomtyds op Peftbuilen gelegd geweest. Aan haare lang ge- ftrekte, ruige, driekwabbige Bladen is deeze Plant kenbaar. Haar Steng bereikt ongevaar een Voet hoogte en draagt fchoone Saff. aankleurige Bloe- men 3 die in de Tuinen dikwils dubbeld voor- komen. De Natuurlyke Groeiplaats is in Vel- den en Weiden, door ons geheele Wereldsdeel. Hier komt zy veel aan den Ysfel voor. In Switzerland , zegt de Heer H a lle r, is zy gemeen in de Tuinen, Velden en aan de We- gen : niet minder by Weenen en op de Eiland* landjes in den Donau- Stroom} als ook op Vel- den en Heuvelen in Karniolié. (25) Ranunculus Calycibus retroflexïs, Pedunc. fulcatis &c* GoRT.Zfe/g. 156. HALL. Helv. 125.KRXM.Au/lr. 160. GouAN Monsp. 266 Ger. Prov» 586. FU Suec. 495 , 504, Ran. Radice {ïmplici globofa. H. Clifi. 230. R« Lugdb. 491. Ran» Prat. Rad. verticilli modo rotundd. C. ü. Pin. 179. Ran. Buïbofös. FL Lapp. 229. Lob. Ict 667. Ran. ttjbcrofus, Dod» F trapt. 431, PoLYANDklA.' iUI (26) Ranonkel met uitgebreide Kelken , ge- IV, Jleufde Bloemjleelen , roortloopende Ranken*™^1* en famengejlelde Bladen. Hoofd- stuk:, Voor 't overige komt deeze , buiten 't verfchil xxn. dèr Wortelen , die zy Vezelig heeft, in öeftal-^^f temet de voorgaande overeen. Niets gemeener Kotet&toè- vindt men by ons in vette Grasweiden dan dit Onkruid j 't welk men 'er om die reden , en we- gens de Kleur, Boterbloemen tytelt. Dat Do- r>0Néus ze onder de Tuin - Ranonkelen telt* is, om datze 'er dikwils als een Onkruid groei- jen en wegens de voortloopeöde Ranken gehaat zyn (¥). Geen fcherpte heeftin het Kruid plaats % dat als een dienftige Stooving toe Aambeijen door C hom el opgegeven wordt* Somtyds vindt menze met dubbelde Bloemen. Door geheel Europa is dit Onkruid , op gezegde plaatfen , gemeen en groeit ook aan de Kaap der Goede Hope , volgens den Heer Bdkmannüs» W) (%6) Ranmcülus CaJycibus patufis &c Gort, Belg. r56* GOUAN Monsp. 266. GER. Prov* KB AM. Auftré &C« &c. Ran; Fiat. repens htriutas. C B. Pin, 179 PI* Lapp* 230» Ra- wüt&ulus hortentis primus Dod* Pempt. 42 5., Ran, Prat. & Hotrenfis repente Cauliculo. Lob le. 664* (*) Dc Heer Haller zegt, dat de Steng van dit Kruid, langs den Grond kruipende, daar in Wortel fehfet. 'tts waar, doch dan zyn zy niet meer Stengen ^ maar Ranken; dewyl het nog andere Stengen heeft, van omtrent een voet hoog, zig tuslchen 't Gras verheffende. Hierom hidi Linnjtjs ook daar van gezegd Sarmemh ± thans Stolonibus reptantikus* Q IU DSIL, IX STUK, 242. Veelmannïce Kruiden» IV. (27) Ranonkel met uitgebreide Kelken 5 ge- *Fxivï* Jleafde Bloemleelen, opjlaande stengen en Hoofd- veeldeelige Bladen. STUK.' xxvii. Ranonkel met uiteebriide Kelken , ronde lm poiya** Bloemjieekn en driedeelig ingejneeden Bla- vtdbioc- den 5 de bovenflen Liniaal mige. xxvtiu Veel gelyken deeze beiden naar malkander. veM-rHaa-De eerfte, hoewel ook in vette Weiden inde nevoet. Betuwe groeijende , is op ver naa zo gemeen niet als de laatfte , die door geheel Europa voorkomt in de Weidlanden , en dikwils de Voortloopende vergezelt. Men noemtze ook Boterbloemen , en de Bloemen zyn niet minder glanzig fchoon geel 5 komende insgelyks dub- beid voor. De reden , dat D o d o n é ü s ze Tuin - Ranonkel heet, is even de zelfde An- ders noemt menze ook wel, wegens de fvmm der Bladen y met andere wilde Soorten , Haa- nevoet , in 't Engelfch Crowfoot , in 't Franfch Basjïnet , Pied de Corbin of Pied de Coq. 't Ge- was (27) Ranuneulus Cal, patulis &c. GOKT, Belg* 156. Fl. Suec. 467 , 507- Rnnuuculus polyaüth. fimplex. Lob» Ie 666. Ran. fylv* TABtkn. Ie. 4* , Hij. 117. (28 ) Ranuneulus Cal. patulis &c. Gort. Belg. 157. Kram. Auftr. 161. HALL. Helv, 325. GoüAN Monsp. z66. Ger. Prov. 3S7» Ran. Fol. peitatis quïnquangul. multipartitis &e. H. Cliff. 231. R. Lugdb. 492. N, 18. Ran. Prat, ere&us acris. C. B.gPitf. 178. Ran, Hortenfis alter. D©r>. Pempt* 416. Ran. Pratenlïs fmrc&is Caul. Lob* Ic. 665. Was verfchilt aanmerkelyk , inzonderheid het IV. Loof, dewyl de Bladen Schildvonnigj vyfhoe A™®Et* fcig> veeldeelig zyn i en fomtyds m 't midden Hoofd* een donkere Vlak hebben , dat eene Verfchei 4TtJ*« denheid uitmaakt. „S°lur Dèeze Soort heeft haafen bynaam van het fcher- pe Sap , in de Bladen huisveflende ; weshalve het Rundvee dit Onkruid (taan laat. Men kan het tot een Blaartrekkend middel gebruiken f en * door hetzelve op 't Gewricht der Handen te leggen, zou de Koorts; op andere Deelen, de Jicht genezen zyn* (29) Ranonkel met uitgebreide Kelken , ronde xwx* Bloemfieelen ,de Stehg en Bladjieelenridg tT* > anti- dC Bladen driedeelig gekwabd , gekarteld en^!^^ Fluweelachtig gehaaird. De vermaarde Hallerus vondt deeze Soort, die zig door haare grootte en ruigte inzonder- heid onderfcheidt , naauwlyks genoegzaam ver* fchilleode van de voorgaande* Zy heeft de Sten- gen wel eens zo hoog ; cc Bladen byna als die van den Wyngaard , van het Oijevaaisbek of Na- (19) Ranunculus Cal- pitulte &c. GouAN MonsD. 266é Gkr. Pr$v. 287- Gort. Belg. 157. ksam. Auftr. 161. Hall. Helv. 3*5. Oed. Dan* 397. tlan. raontanus Lanug n lus , Fol* Rnn. Prat. repentis. C. B. Pin. is*. Prodr. 96 $0 Rnn. montanus ftibhitfutus , Geranii folio. C. B. Pin 182* LatifoUus. ld. P rodr. 96. T. 96. Ran. nemorofus hirlutus fol. Caryophyilatae. LORS* Prusf 220, T4 71* qa II. DSEL* IX • STUK.j 444- Veelmannige Kruiden IV. Nagelkruid. In Bosfchen en op Gebergten komt AFxiv£L' zy ln vcrfcheide deelen van tëuropa voor , jat Hoofd* volgens Boerhaave ook in de Nederlanden* STUK» xxx. (30^ Ranonkel met omgeboogen Kelken , ge- lls'curo- Jleufde Bloemfteelen > een regtopf taande een* ?hyllus\L . bloemige Steng , de Bladen famengefleld Li* Keivelbla" . , Tii» dige. veeldeehg. Deeze wilde Ranonkel met Kervelbladen en Wortels als de Asphodillen, groeit in Vrank* ryk en Italië, De Wortel bertaat uit een Klomp- je van kleine Bolletjes, met lange Vezeldraaden doormengd , zegt Bauhinus, en de Bladen gelyken naar die van het St. Anthonies Raapje, maar zyn fyner en als die van de Kervel ver- deeld ; de Steng een Voet hoog. Pdf* t s (*) Ranonkel die ruig is , met driekwabbige Kleintje. * ingefneeden Bladen , en eene regtopfiaandt byna eenbloemige Steng. By Montpellier en in Italië groeit dit Ranon- kel- (30) Rananeulus Cal. retroflexïs &c. GOUAN Afonsp. z66* GuETT. Stamp 275. DAL1B. Par. 166. ZiNN* Coett 129* Ran grurnofiL Rad. FoU Ran* bulbofï. C. B. Pin. xtu Prodr* 9S< Ran. Chaerophyllos Asphodeli Radice. C. B. Pinm 181. Babr. h. 58i. Ran. mont. leptophyllos Asphodeli Ra- dice. Col. Ecphr. I. p. 312. T. 311. (*) Ranunculus hirtus Fol trilobis incifis , Caule ere&o fubunifloro Mant* 19» Ran» Aiveniïs parvus folio tritfdo. G* B. Pin. 179* Ran» Saxatilis minimus hirfutus. Id. iZi.Predr* 95. Ran, minimus Apulust Col. Ecphu 314. T% 31$» Polvandria. 245 keltje, dat een dun ruig Stengetje heeft, op 'c meefte een half Voet lang. De Bloem , byna Af^u gelyk van grootte als de Bladen en geel , heeft xiv. een ruigen Vliezigen Kelk. By Aftrachan, aan a°OFD" de Kaspifche Zee, heeft de HeerGMELiN pJ hetzelve ook waargenomen, naauwlyks drie ma. Duimen hoog (31) Ranonkel met Jlekelige Zaaden , de bo- xxxr- venjle Bladen meervoudig farnengefield Li "lus *Arven- niaal. ^kket. Haanevoet. Deeze Akker - Haanevoet , in de Bouwlanden op veele plaatfen door geheel Europa voorko* mende, heeft de Zaadjes, die de Hoofdjes maa- ken, aan beide kanten ftekelig/t welk dezelve van de voorgaanden genoegzaam onderfcheidt. C32) Ranonkel met Jlekelige Zaaden > enkelde xxxu. gekwabde Jtompe Bladen en verfpreide Sten- ^eToom'- gen. dc» Dit (*) Rei/e durcb Ruü&ni* Petersb. 1774* W* Th. p, 196. Ranunculus Sem. aculeatis Foi. fup. decompofitis Li- nearibus. GORT. Belg. 157. KRAM. Auftr. Jfii. HAlL./if/v, 323. H. Suee, 470 , $oi, H. Cliff. 229. R* /^49t)Km Arvenfis echinatus. C. R* Pin. 179. Ran. fylveftris tertim» Dod. Pempt. 427. Ran. Atvorum. X.OB. ïc. 66s* ($2) Ranunculus Sem. aculenis , Foliis Simpl. &c. GORT. Belg. 158. GOUAN Monsp. 267» H. Cliff. 219. Ups. 157. R. Lugdb. 491. Rin. paluftris echinatus» C. B. Pin. \%o>Prodr. 9S* Ran. Cret. echinatus iatifouus. Alp. Exot. 263. T. 2 * maar wit met geele Meeldraadjes (*) , zo Morison aanmerkt. Zy heeft de Bladen heet en fcherp van Smaak. Gort. Belg. 158 Dalib, Par. 167. H. Clxft nitK, Lugdb. 492. Ran. Aq Hederaccus luteus» C* B. Pi», igo. Moe* II. 3. 4. T. 29 f. 29» Ranuncului Caul. natantibus, Fol. fubmerfis Capilla- ceis, emerfis peltatis* Gort. Belg, 159. Kram, Auftr* \6z* HALL. Hefo, 3 18. GOUAN M»nsp. 267. GER* Prov, 388- Fl. Suec. 11. N. 5C9- PV. Z,<^>/>. 2J4, R. Lugdb. 492. Ran. Aquat. Fol. rotundo & Capilhceo. C. B. Pi». 180. Barr. Jc. 365. Ran; Aquaülis. DOD. Pempt. 587. Ran* Aq» Hepa- licae facie. LOB Ict li4 35, ^ Ranunc. Fol. omnibus Capil- laceis. E. Giff* Hall, &c. Pluk* Alm. 311. T. 52* f. s,*. Ran- Aq. CapiÜaceus» Cv B. Pi», 180. Ran* tiichophyllos &e COL. Ecphr. I. p. 3I54 x. 3ï6. Miliefol. Marathriphyllon* Lob* 7yi- |. Kn, aibus fluitans Peucedam' foJiis. Herm. Lurdb. 492» M-ilefol* Aq. jeoU Foeniculi, Ran. Flore & Ca* pituio. C b. Pi» 141* Barr, 7<\ 3£6. (* Scmtyds komen 'er maar vyf Meeldraadjes in vopr^ $egt LlKNiEUS , in H. Citffm POLYANDRIA. 249 De andere komt met aaDmerkelyke Verfchci- IV. den heden door geheel Europa, alleenlyk in en *F^EL* onder Water , voor. Men vindtze met Bladen üqofu- op het Water leggende t die Schildvormig; datSTUK:* is met het Steekje in 't midden ingeplant en drie-^/3^" kwabbig zyn , doch met de Kwabben wederom verdeeld , altoos breed en glanzig. Hier van geeven Lobel en Dodon^üs (f) een taa- rnelyk goede Af beelding , doch zo voortreffelyk niet als die van Barrelier, door wien ook een Water - Ranonkel, met enkel Venkelbladen, in Plaat vertoond is* Van de zodanigen komen Verfcheidenheden voor , naar dat gedagte Bla- den van omtrek volkomen rond, of ongeregeld, of langwerpig zyn. Deeze laatfte, welke ook Water - Duizendblad met Venkelbladen genoemd is , heeft de Bloem grooter dan de anderen , een Duim breed, zo de Heer H alle & zegt, die het denkbeeld van den geleerden L u d w i gius niet onwaarlchynlyk keurt , dat naameiyk alle de gedagte vier flegts veranderingen mogten zyn van eene zelfde Plant. Ondertusfchen komen zy in onze Nederlanden , gelyk in Switzerland ea elders op byzondere plaatlen , in Beeken , Sloo- ten, Graften, Vyvers en andere Wateren , zo binnenlands als aan den Duinkant voor en ver- fleren derzelver Oppervlakte , met haare witte geeldraadige Bloempjes , ongemeen* Zon- (f) De gebrekkelyke aanhaaling van Dod. Pempt. 387, in Sp* Plant. Ed. 1 & IU , ïs door Hall.Gort« en anderen gevolgd. IU DEELi IX* STUK* 250 Veelmannige Kruiden."1 IV* Zonderling is 3t 9 dac van dit uitgebreide Ge- Afü^ kl fljwtj \ w?lk in ons Wercldsdeel zo veele Soor- Hoofd ten en Verieheidenheden uitlevert 5 tot neg toe stuk. geene in Oostindie gevonden zyn. In '\rabie vi^elwy' kwam den Heer Forsiuohl, behalve de Kervelbladige , in een Graft by de Stad Taas, een Ranonkel voor, welke hy Veeldeelig noemt. De Hoogleeraar N. L. Burmannus telt vier Soorten van dit Geflagt , uit het Oldenlandfche Kruidboek , als Inboorlingen van het Land by de Kaap der Goede Hope : naamelyk onze Veld- en Water - Haanevoet , de Wollige en de Bo- terbloemen. Trollius. Drolbloem. De Kenmerken van dit Geflagt zyn ; ge ?n Kelk 9 omtrent veertien Bloemblaadjes en veeie Eyron- de veelzaadige Zaadhuisjes famengehoopt. Men heeft 'er twee Soorten van* naamelyk i- (i) Drolbloem met Oogluikende Bloemen , da ~£uZf*u$ Honigbakjes van lang te als de Meeldraadjes* Euiopiidi. ^ Bergvelden door geheel Europa 3 zo wel in Lapland als in Ooftehryk, Switzerland en (i) Trollius Coro'lis conniventibus &c Sy/l* Nat. XIX m Gen. 700. p. <8o# Veg. XIII. p. *3i* Heileb. Fl. chufo &c. FL Suec. 474» 510. Heil. Fol. angul, multifidis , Fl. globo- fo. H. Clijf. 227. R* Lu?db. 484» Ran. montanus Aconitï folio, Fl. globofo. C. B. Pin. 182. Ran. Flore globofo. Död* Fempt. 430. Ran mont. Alp. glomeratiis. Loji. ïc. 675. Tiol. Jius Fios. RüPP. Jen. P o L r A N D R I A# 251 en Provence, groeit dit Kruid, dat een fieriyke IV. Bloemplant in onze Tuinen uitmaakt. Men heeft lFxD^L' hetzelve , in 't Hoogdunfch , Drollblume gehc- Hoofd- ten , wegens de figuur der Bloem , waar vanSTUK# misfchien de Latynfche naam , door GESNE^i^' rus 'er aan gegeven , zyne afkomst heeft. Men heeft het, met To urnefort, tot het Ge- Aagt van Nieskruid , waar het naby aan komt, betrokken gehad. De Bladen gelyken naar die der Monnikskappen, zyn rond van omtrek, doch tot den Steel toe, op wiens end zy liaan, vyf, kwabbig ingefneeden met dé Kwabben nog meer verdeeld, Tusfchen dezelven komen enkelde Stengen voort, van anderhalf Voet hoogte, op k end een geele Bloem hebbende , die zig als een gellooten Bolletje vertoont, hebbende ten minfte twaalf Bloemblaadjes , in malkander zich- tende en ontelbaare Meeldraadjes befluitende , die een getal van twaalf tot zestien Stampers omringen , en daar op volgen even zo veel Haauw- achtige Zaadhuisjes. Op de Alpifche Bergen, zegt de Heer Haller, geeven deeze Bloe- men een aangenaamcn Geur. (z) Droibloem met uitgebreide Bloemen > de T*j£ ■ Meeldraadjes korter dan de Honigbakjes. Afiaucuu Aüatiftix. f2) Trollius Coroll* patulis , Neftariïs Stamlne longlori- bus* Helleb. n?g. Oriënt. Rau. folio, toubnf. Cor. 20., Helieb. Aconiti folo, Fiore globofo. Cr > co Amm. Rutb. 301. Trollius huraiiis Flore patulo. BüX.b. Cent* I. p. 15, T. 22. 11. Deel IX» Stuk. Vee lm a nni ge Kruiden. IV. In Siberië en Kappadocie ftelt Lïnnjeüs *FxivEI" ^e Groeiplaats van deeze Soort, die weinig van Hoofd- de voorgaande verfchilt , dan door Goudgeele stuk. Honigbakjes , gaapende hoog geele Bloemen en Jglllwy" Vrugtbegmzels of Stampers die uitwaards ge- boogen en als leggende voorkomen. Het Plant- je groeit naauwlyks een Span hoog en beminc de hoogfte Bergtoppen , daar de Sneeuwwate- ren af vloei jen, zegt Büxbaum, die hetzelvq 3n Kappadocie waargenomen hadu Isopyrüm. Geen Kelk, vyf Bloemblaadjes , driedeelige Honigbakjes , die Pypachtig zyn en kromme veelzaadige Zaadhuisjes, Dus komen de Kenmer- ken van dit Geflagt voor, 't welk den Griekfchen naam 1/opyron, dien Dioscorides gebruik te, bekomen heeft. Drie Soorten zyn 'er in ver-" vat, naamelyk lé (i) Ifopyrum met Elsvormige Stoppeltjes en ifop^um fpitfe Bloemblaadjes. ^Duiveker- In de Bosfchen van Siberië komt dit fierlyke tdig. Plantje voor , dat Bladen byna als de Duive- kervel en Stengetjes heeft van drie of vier Dui- men, fomtyds twee Handbreedten hoog en kleine Bol- fi) Ifopyrum Stipulis Subulatis , Petalis acutts, Syfi. Nat. XIT. Gen. 701. p. 380. Veg XIII. p. 43 1. H. Ups. 157, Goi'AN Aftwp. ^68. Helleborus Furaarix foliis. Amm. Rutb. p. 74, T. 12. PoLY ANDRIA. 253 Bolachtige geele Bloempjes voortbrengt, met IV. vier of vyf Meeldraadjes , waar op Vrugten vol* gen, die uit veele Haauwtjes beftean. In de A- Hoofd- kademie-Tuin van Rusland gezaaid , fchoothet STUK> veel hooger op > en is verder ook , in de Up- B;^>ö/^ falfche , Helmftadfche en Montpellierfche Tui- nen, geteeld. (a) Ifopyrum met Éyronde Stoppeltjes enjlom- ïr. pe Bloemblaadjes. TbamZu des. Deeze , die onder den naam van Ranonkel met tr Bladen van Thaliétrum door C l u s 1 u s voor- tig. gefield wcrdt , groeit op de Gebergten van Ooftenryk 3 Italië en Karniolie. Clüsïus vondt- ze met Stengetjes van een Voet, S co po li maar een half Voet hoog ; zo dat het een klein Plantje is , met redelyk groote witte Bloemen, waar in van dertig tot veertig Meeldraadjes , die geel geknopt zyn , en eenige Oorgelykende Honigbakjes. De Vrugt beftaat uit twee , zelden drie eenzaadige Haauwtjes , zegt de Doktor. Dit ftrydt tegen de Geflagts - Kenmerken. Co) Ifopyrum met jlaauwe Stoppeltjes. lih Berg- ƒ fnkghu (2) Ifopyrum Stipulis ovatis , Petalis obtufis. SCOP. Carn. Madigf^* 155. Kram. Auftr. 162. Thah&r. Batrachioides &c. Bocc. Mus. 84. T, 79. f- U Ran. Nemorofus Thaiiftri folio. C. B. Pin. 178 Moris. Hifi. W S. 4. T. a8. f. 12. Ranunc. prxcox fecundas Thali&ri folio. Clus. Hifi. I. p.za. Panh. Jc. p. 37 9* (3j Ispyrum Stipulis obfoletif. Acjuilegia montana Fl. par« vot |I« D5BJU IX, STUK, 2$i Veelmannice Kruiden IV, Berg-Akeley met kleine Bloemen eh Bladdü AFxfv.Lt van Thaliftrum is deeze by de Kruidkundigen Hoofd* genoemd geweest. Baühinus toadt dezelve stuk. van dQ Switzerfche Alpen. De Heer HaLLEii xhe!lVJy" meYkt aan ^ dat zy de Steng kleiner dan een Handbreed , met eene enkele blaauwe Bloem heeft. Dat Plantje, 't welk Men tzeL onder den naam van Akeley met Thalidtrum - Bladen en zeer kleine witte Bloempjes voordek, van de Apennynfche Bergen , meent zyn'Ed., zou misfchien eene Verfcheidenheid hier van kun- nen zyn. Hellebörus. Nieskruid. Vyf of meer Bloemblaadjes zonder Kelk , twee* lippige Pypachtige Honigbakjes en veelzaadige bykans regtopltaande Zaadhuisjes , zyn de Ken- merken van dit Geflagt y \ welk de Planten be- vat , die onder den Geflagtnaam van ouds be- kend zyn. Zy leveren vyf > meest Suropifche Soorten uit ^ naamelyk i. (O Nieskruid met de Bloem op het Blad zit* Hyewais, te7lu€* Vroeg* bloeijend. Wei- vo, Thali&ri folio. C. B. Pin* 144. Prodr. 75. J. B. Hifi* III. p. 484. HALL. llüv. 3Jo. MoRIS. Hift. III. p. 4>8. S. 12. T. 11. f. 5. ( 1) Hellehcrus Flore Folio infïdente. Syfl. Nat. XII Gen. 702, p. 38i. fTsg. XIII. p* 431* CliffMpu &C.R. Lugdb. 484. P o L Y A N D R I A. 2155 Weinigen zullen gelet hebben op die zonder- IV* linge hoedanigheid van dit zo gemeen kleine F£yEL* Kruidje , dat in 't vroege Voorjaar de Bloem- Hooa>. perken verfiert , wordende deswegen Winter- 5TUK* Akoniet der Nederlander en van LoBELgetyteld.^/^* Dodo n ^eus noemt het Klein geel Aconitum ; en men heeft het dien naam gegeven, zo hy aanmerkt, wegens eenige gdykheid der Bladen en Haauwtjcs, als ook van fchadelykheid , met de Monnikskappen of het Wolfsdood, hier voor befchreeven. Het heeft geen Stengen dan de Bladfieelen , die naauwlyks een Handbreed lang ( f) en dun zyns op het end een rond veeldeelig Blad voe- rende > in welks midden het een ongedeelde geele Bloem draagt , gelykende naar die der Ra» conkelen , waar op drie of vier Haauwtjes vol- gen. De Wortel is knobbelig en als uit Leed- jes famengefleld 3 gelyk die der Anemonen. iNatuurlyk groeit het in Provence en in Italië. f*) 4?4« Kram. Auftr. \&i* Mant* 408. Heli. Ranunculoides prsecox &c. Muris. Hijï* III. S* i24 T. 2. f. 4. Aconituaa unifolium Balbofura. C* B* Pin. J83. HlLI*. Anau T. n. Aconitum luteum m«:nus» Dod. Pempt. 4^0. Acon. Hyemle Ut girum. Lob Ic. 676. (| i Vix folticarh (dat is , van nanuwlyks een Duirn), zegt Linn* in Manujf.% altera. , doch dit komt my wat wei- nig voor; of zyn Ed. moeft de langte van eens Menlchen Duim meenen. II. DSIL» IX* STUK» gjó Veelmannige Kruide*?. ÏV. (2) Nieskruid met een byna tweebloemige ^orA* Afdeel* irent naakte Bloem/leng en Roetachtige xiv Hoorn* Bladen. stuk. - . . ^ n . T Ir Deeze Soort groeit in Oolrenryk en Italië op ihikbotus Steenachtige Bergen. Men vindtze Zwart Nies» "'zwart, kruid niet Rooskleurige Bloemen getyceld. De Wortel geeft in 't Voorjaar dikke Stengetjes , welke aan 't end een Rooskleurige Bloem , van taamelyke grootte , draagen; middelerwyl ver- heffen zig de Bladfteelen hooger dan de Bloe- men, enlpreiden zig ieder uit in een trop Bla- den , van gedaante als Laurierbladen , Leder- achtig taay en overblyvende. Deeze maaken met elkander eene Voetachtige figuur, op hunnen SteeU Vervolgens groeijen de Vrutgbeginzels aan tot Zaadhuisjes 5 als Haauwtjes vergaard, die in de Bloem, welke van Kleur verandert 3 aanrypen. Zo dat dit Kruid ook 5 iu zyne groei- jing en Vrugtmaaking , zeer byzonder is. De Heer Scopol i vondt, in Karniolie, daar van de volgende Verfcheidenheden. r. Met wit- te Bloemen , de Honigbakjes en Meelknopjes geel gekleurd hebbende , de Vrugtbeginzels met de Blikjes en Steng paarfchacbtig: 2. Metroo- de Bloemen , groenachtig van bodem, de Ho- nig- f2) HclUborüs Scapo fubunifïoro fubnudo Fol. pedatis. Mau Med. 273. H. Ups. U8. R Lugdb. 484.. H. Cliff* 227.G0UAN Monsp. 268. KRAM. Au/Ir. 163 SOP Carn. 556. Heileb.» niger Fl. rofeo. C- B. Pin. ig*. HiLL. Anat. T. 1. Hei- leb* legitirau3. Cl"s- Hijl. I. p. 275. Helleborus niger. LÖJ&- Je, ós 1. Veratrum nigmm primuai. Dod, Pempt> 285. POLYANDRIA. ïrigbakjcs en Meeldraadjes geel, de Vrugrbe- IV.1 ginzels roodachtig : 3. Met Roozekleurige Bloe- {F^U men, wie geaderd, en roodachtige Vrugtbegin- Hoofd- zels, die niet zelden omgedraaid zyn: 4. MetSTÜK# wit en rood bonte Bloemen , groen van bodem 9Jfa de Vrugtbeginzels , rondom de Stylea , alleenlyk paarfchachtig hebbende, Dergelyke Verfchei- den heden komen hier ook daar van in de Tui- nen voor. Men houdt dit Kruid , dat in 't Franfch Her- be du Feu genoemd wordt of Eikhor e noir , voor het Veratrum nigrum van Dioscoridesj welks Wortel veel minder fcherp is , dan die van het Veratrum album , een geheel ander Ge- was , vervolgens in de Klasfe der Veelwyvigen te befchryven , en gemeenlyk Helleborus albus genoemd wordende. Dit laatlte verdient eigent- lyk den naam van Nieswortel s ah een fterk Nies- middel zynde,en tevens een gevaarlyk Purgeer- middel i terwyl de Wortel , van het tegenwoor- dige Zwarte , de laatfte hoedanigheid heeft mee minder gevaar, 'c Gebruik van deezen Wortel was zeer groot by de oude Ar tien in Grieken- land. De vermaarde To urnefort zegt , dat de Helleborus van tlippocrates niet alleen op dé Eilanden Anticyra, in dé Golf van Zeiton,tot den Griekfchen Archipel behoorende, werwaards men oudtyds de Kranzinnigen ter Geneezing zondt (1^3 groeide, maar dat men dezelve ook over* (f) Si tribus Antkyrti Caput infafiaUït zegt HORATiüs IU Deel IX, Sius» 258 Veelmannige Kruiden.1 IV. overvloedig vondt aan de Oevers der Zwarte ^Fxiv*L ^ee? en aan ^en ^oet vaRden Berg Olympus in Hoofd- klein Afie, omftreeks de vermaarde ftadPrufa, stuk. alwaar hy derdhalf Pond Extrakt gemaakt hadt, vige!elwy "van vyfentwintig Ponden Wortels. DeezeWor» tels , die hem verzekerd werden van de echte zwarte Helleborus der Ouden te zyn , geleeken veel naar die van deeze Soort , zo wel als het Kruid , dat echter veel forfer groeide, hebben- de de Bladen en de Bloemfteelen omtrent een Voet lang (*)• Het gedagte Extrakt, evenwel door hem aan drie Armenieren ingegeven , ver- oirzaakte Walgingen , Snydingen in 't Gedarm- te, Pyn in 't Hoofd , trillingen der Leden en andere Toevallen , welken daar in een groote Scherpheid deeden blyken. Men handelt 'ervoor 't overige , zegt hy , eveneens mede als met den Wortel van ons Nieskruid, kookende daar van één of anderhalve Drachme in Melk, die, na een Nagt geftaan te hebben , doorgegooten zyn- de, ingegeven wordt (f). In Gevallen , daar men de Geneezing niet dan door fpottende , waar uit en uit andere plaarfen blykt , dat de naam dier Eilandjes aan deezen Wortel gegeven werdt. Dus zegt JxïVENALiS $ fi non eget Antkyrk ; gelyk men nader- hand wel plagt te zeggen : buk opus eft Helleboré , om een Zot te betekenen. (*J De Heer HAller zegt (Hclv. p. 318.) , dat dit een andere Soort was , maar hoe zyn Ed. zulks bewyze , terwyl Tournefort het 'er voor hieldt, blykt niet. (t) Tournefort de la M&u MeL Tom. I# p. 71, 72* Item. Voyagt au Levant. Tonw II» p. 188, PoL*ANDRIA* 1259 door fterke Buikzuiverïngen kan uitwerken , is IV. de Wortel van het Zwarte Nieskruid dikwils Afdeel, met een goeden uitflag gebruikt , inzonderheid Hoofd- in Krankzinnigheden die uit de Zwarte Gal ont-STÜK» flaan , de Waterzugt en andere hardnekkige Kwaaien : doch , in de eerfte plaats , moet het Extrakt niet dan tot een Scrupel of minder veel- heid ingegeven worden ; ten anderen fchynt de werking veel af te hangen van het Klimaat en Saizoen des Jaars. Ook is in de Wortelen zelf , die men gedroogd krygt , een aanmerkelyk verfchilé Men maakt 'er tegenwoordig , in de middelde deelen van Europa > weinig gebruik van, dan in Samengeflclde Winkelmiddelen, dewyl wy van het Ooften en Westen veiliger Purgeermiddelen bekomen* Zie hier, nogthans , wat Doktor Sco- poli , in de Zuidelyke deelen , ten dien opzigte aantekent. „ De Wortelen van zyne Helleborus heeft „ HippocratesjZO menigmaal hy daarvan 3, melding maakte, onder de fcherpfte Purgeer* middelen geteld. Dat die zelfde kragt in de 3, onzen zy, leert de byna dageiykfe Oodervin- 5, ding: zo dat hec wonder is, dat de Purgee- 5, rende kragt der Helleborus van L i nn &vs „ in twyfel getrokken worde. In ons Volk is j, de bekwaame Gifte van het Poeijer der Wor- telen van twintig tot veertig Greinen bevon- „ deu ; terwyl men aan tien Greinen van het Extrakt met klaar Water genoeg heeft, doch 9 3, zo het met Zwavelige en Zuure Vogten be- Ra n reid n, DEEL* IX stuk. ?-6o v Veelmannige Kruiden. IV. 35 reid is geworden , dan behoort men 't in groo. Axiv.EL' » ler veelheid in te geeven en het brengt ligter Hoofï- 5> Buikpyn voort. Een Klyfteer 'uit het Afkook- STÜK* „ zei van een half Once des Wortels is tegen ïfeee*wym jy Beroerdheid van meer dienst dan de Koloquint „ en andere Middelen. De Boeren geneezen hunne Osfen , door onder de gewonde Huid „ een brokje in te fteeken van den verfchen 3, Wortel, waar door eene groote Zwelling en 9y geftadige uitvloeijing van Etter ontftaat. Doch >3 daar is in de Helleborus iets geheel byzonders 3> en weezentlyk nadeeligs. Ik heb een frisfche „ Meid , geen de minde Ziekte onderhevig , „ dertig Greinen laaten gebruiken van den ge* J3 pulverifcerden Wortel. Hier van kreeg zy 33 tweemaal één Afgang zonder Pynlykheden, „ doch daar op volgde zekere dofgevoeligheid 3, der Ledenen ongewoone ftyfheid, welke nog- 3, thans door bekwaame Middelen overging. Is 3, dit dat Vermogen van de Helleborus , ook 33 Stuiptrekkingen maakende , 't welke Hip- 35 pocrates reeds voor lange waargenomen „ heeft?" ui. (3) Nieskruid met een tweedeelige Steng, de flellebcrus rr» * viridis. IM* Groen. (3) Helleborus Caule bifïdo , Ramis Foliolis bifloris &c. Heli. Caule arq foliofo &c, H. Clijf 227. Ups. 158. R. Lugdh. 484. Oer. Frov. 389. Kram. Auflr. 163. Heil. niger Horten» fis Flore viridi. Cé B. Pin. 185. Elleborum nigrum alterurn. Cam. Epité 941. Veratrum nigrum fecundura. Dod. Tempt. 335* Hellcboraftrum. Lob. Ic* Ö80. Polya'ndria. 061 Takken met tweebloemige Blaadjes ; de Bla- IV» den gevingerd* Afdeel. Hoofd J Deeze andere Soort van Zwart Nieskruid , stuk* groeit niet alleen in de Ooftenrykfe Gebergten Poi^- by Weenen cn elders, maar komt ook in Stee-"1*' nige Valeijen der Alpen in de Zuidelyke deelen van Europa voor. Hier is zy een Tuinplant , niet minder zonderling dan de voorgaanden, alzo de Bloemen uit een Scheede van Blaadjes voortko. men, hoedanigen, dikwils tot negen in getal , Straalswyze,opde Bladfteelen geplaatst zyn, die ook allengs zig boven de BloemÜengen verheffen» De Kleur der Bloemen , bovendien 5 is groen 3 en zy openen zig niet zydelings , maar hangen nederwaards , terwyl in dezelven vyf of meer Zaadhuisjes, dienaar Haauwtjes zweemen, aan* rypen, (4) Nieskruid met een veelbloemige gebladerde tv. Steng en Voetachtige Bladen. f^t*** Stinkend. Aanmerkelyk verfchilt deeze , die in Duitfch- land , Switzerland , Provence en Languedok valt, f4) Helkborus Caule multifioro foliofo, Fol. Pedatïs. Heli* Caule infeme anguftato &c. Ges. Prov. 385. Gouan Monsp* 268. H. C'iff. K. Lugdb. &c. Heil. ni^r foetidus. c. li. Pin. IS5« Helleborafter maximus. Lob lc. 679. Verstram nfgmm tertium; Ocd Pempu 386. Hall. Helv. 317 $^ Heileb. ni ger tdfoliatus. MORls. III. S. 12. T. 4. £ 7» MüNT. Ic. ad p. I34» Quauo. R3 l\ Diel» IX. Stuk» a62 Veelmannige Kruiden. AfD^i va''t:, c*00r ^ien Z^ CeD SeWa(ferde Steng heeft xiv. ' en geene Wortelbladen, Men vindtze , gelyk Hoofd- c]e voorgaande , als een bafterd - Soort van 't 6TÜR' Zwarte Nieskruid aangemerkt. Zy sroeit wel vip. anderhalf Elle hoog langs de Rivier van Mont- pellier en bloeit ?er > zo de Heer G o u A w melde , het geheele Jaar* Anderen haddenze reeds Win* ter t Nieskruid geheten , zo wel als de eerf te Soort , of Pied de Grifon , wegens de Bladen. De naamen Christwurts , Beerwurts en Vuurkruid , zyn haar met de andere Soorten gemeen. Deeze noemt men, in 't byzonder, Sefamoides en Con* filigo 9 wegens deGeftalte, mislchien ; of ook Helleborafter , om dat zy in Kragten naar het Nieskruid gelyke. De Wortel is hard 5 gedraaid, zeer Vezelig , bruin , bitterachtig , heet , en heeft een vunzigen Reuk, gelyk de geheele Plant. v. (5) Nieskruid met eene. eenbloemige Steng en drievoudige Bladen* Diiebludig. Van het Driebladig zwart Niesk ruid , dat door Münting afgebeeld is en tot de voorgaande Soort betrokken , verfchilt grootelyks deeze , die in de Bosfchen van Kanada en Siberië, als ook op Ysland , voortkomt* Het is maar een klein, doch iierlyk Plantje, grootelyks afwy ken- de ($) Helleborus Scapo imifioro , Fpl. ternatis. Of.d. Dan* S66. Am* Madn II, p. 35*. T. 4, f. ig. KALM. h. III, p. 379 f 4*°« Polyanöria* 263 de van de Geftalte der andere Soorten , heb- IV. bende de Wortelblaadjes byna als die van Kla- A^vEL% ver, zeer lang en dun gefteeld, met de Bloem- Hoofd. fteng nog eens zo lang. De Bloem en Vrugr.maa-STUB:» king alleen heefrze hier t'huis gebragt. Kalm^^" vondc den Grond der Bosfchen, in Kanada,op veele plaatfen met dit Kruidje alleen , of ook onder Klaver Zuur ing en Steven skruid, bedekt. De Bladen en Steelen werden van de Wilden en Franfchen gebruikt , om Wol , Leder en an- dere dingen , geel te verwen. C A l t h a# Geelbloem* Den naam van Populago , die aan dit Kruid door Tab ernimonï gegeven en door To urnefort behouden was , heeft de Rid- der veranderd in Caltha ,een naam aan de Gouds- bloemen gemeen, welken zyn Ed. Gnder den Geflagtnaam Calendula heeft begreepen* In Ken* merken verfchilt het weinig van 't voorgaande, dan dat de Bloem geen Honigbakjes heeft» Maar ééne Soort ( 1 ) is hier van bekend f r. welke van Bauhinüs genoemd werdt Cal- pj^'** tha paluftris , dat is Moeras- Geelbloem,dewylMoeralfi^' dit (1) Caltha. Syfl. Nat, XII. Gen. 703. p. 381. Veg. XllU p. 432. Gort* Belg. 160. KRAM. Aujir. 16%. HALL. Hei*. 319. GOUAN MoKsp. 268. &c. Ö. Cltf. 22g. R. Lugdb* *84. Gron. Virg* 166. Populago major & minor. Tab. Ic. 750. Tournf. Inft. 273, Caltha paiutfris» C. B. Pin, ±f€. DOD, Tempt. 598. LOB. lc. S9^ R 4 II, Deel. IX, stuk* aö4 Veelmannïoe Kruiden; r |IV. dit Kruid in vogtige Velden en Moerasfen , ^r£EvEL zelfs in flaande Wateren, op veele ptaatfen ia Hoofd Europa groeit, gelyk by ons op laage Wcidlan- stuk4 cjen^ Y)e Franfchen roemen het , deswegen 5 JThi-w Soucid'Eau, de Engelfchen Marsh* Mar igold-, de Uuitfchers Wiefsblum^ Mofsblume of Dotter» llume en ons Landvolk Boterbloemen. Het groeit ook in Virgiöie* Uit een Vezeligen Wortel geeft dit Kruid veele dikke Bladfleelen met gladde dikke ronde Bladen , donker groen , aan den rand fyn ge- karteld , en niet zo zeer naar die van den Pep- pelboom , waar van het den naam fchynt te hebben, als naar die van de Kleine Gouwe of het. Speenkruid gelykende , maar veel grooter. Met die der Lepelbladen of der kleine Plom- pen ftrooken zy ook taamclyk. Dq Bloemen zyn zeer groot en hoog geel, ten minfte in de Verfcheidenheid met groote Bloemen , terwyl men de andere in de Tuinen heeft met dubbel, de of volbladige Bloemen. De Meeldraadjes zya tweederley: de buitenften eens zo lang, Knods- achtig , met famengedrukte Knopjes ; de bin- nenften kleineren met breeder Meelknopjes voor- zien. Op dezelven volgen veele omgeboogene Haauwtjes, die het Bloemfteeltje kroonen Het Kruid wordt gezegd fcherpfappig en fchadelyk voor het Vee te zyn"; gelyk men ook ziet, dat de Beeft en hetzelve ftaan laattn,doch de Bloe- men worden fomtyds gebruikt om een geele Kleur te geeven aan de Boten H Y* POLYANDRIA.' 3*>5 Hydrastis. Waterblad. IV, Afdeel, Tot de Klasfe der Veelmannigen en den Rang ïq0fi>- der Veelwyvigen behoort eindelyk nog dit Kruid, ^ük. dat gelykt naar het Hydrophyllum , voor heen b.e« f°hzr fchreeven*, door my Geutjes -Bloem genaamd, en derhalve geef ik hier, als in 't Water groei- jende , den naam van Waterblad aan. De eeniglte Soort daar van ( i ) , insgelykseen u Plant van Noord • Amerika , en van Kanadn in 't cltl^ftu byzonder , is niet zeer bekend. Zy h^ft tweeKan'daarch* gefteelde gepalmde Bladen, aan den voet uitge- hold , wier Kwabben een zydelings Kwabbetje hebben , Zaagswyze getand zynde en groen , naar die van den Ahornboom gelykende. Geen Kelk heeft zy , maar drie Bloemblaadjes zon- der Honigbakjes en de Vrugt is een Bezie , uit eenzaadige Korrels beftaande , volgens den Heer Ellis3 zegt de Ridder. De Kruidkun- dige Miller heeft dit Gewas , onder den naam van JVarneria% in Plaat gebragt. XV. HOOFD- (i) Hydraftis* Syst. Nat. XII. Gen, 704. p. ?gi.^. XïIF. p. 4ja- ' Hyd.ophyllnm vertim Canadeufiiim. SpA Plant, X» p. 14.6. Warneua. Mill. 290. T, 2.1$. c R s IX. Debl* IX» Stuk» ö6tf TWEEMACTIGE KRUIDEN. 'Afdeel xv. Hoofd- XV. HOOFDSTUK. STUK» Bef chry ving ^Tweemagtige K r u i d e n (Didynamia*) dus genaamd , om dat zy van de vier Meeldraadjes twee langer hebben dan de twee anderen : waar toe de zogenaamde Krans- jes- Kruiden, gelyk de Melisfe, Thym, Oré- go , en veele anderen; als ook de Grynsbloemi- gen , gelyk het Leeuwenbek - 5 Vingerhoed- Kruid, enz , enz. behooren. De algemeene Kenmerken van deeze Klasfe zyn , gelyk ik te vooren een en andermaal gemeld heb , zeer eenvoudig. Hier komen de meefte Planten in, welken de vermaarde Tocjr- nefort voorgefteld hadt , onder den naam van Kruiden en Heeftertjes met gelipte en onregeU maitige eenbladige Bloemen; doch waarby, door den H er L i n w m u s , nog verfcheidene gevoegd zyn , die in 't getal en de hoedanigheid der Meel- draadjes , waar van dceze Klasfe den naam voert, overeenkomen. Dus zyn hier de zodanigen in begreepeo , die , volgens de Natuurlyke Orde , den na m van Vtrücillatce , dat ïs Gekranfte .of Kranskruiden 3 en van Perfonata of Grynsbloe- migeq draagen(*). Zy zyn alle in de twee Ran- gen (*) Z'e het IT. Deels, I. Stuk van deeze Naiuurlyk WJlQrie , bladz. . i DlDYNAMlA. 267 gen van Bloot- en Schuïlzaa&igen verdeeld, en IV. de meelten zyn Kruiden, gelyk wy nu zullen Af^u zien. Hoofd» De Blootz a adigen % dus genaamd omSTTJK# dat de Zaaden bloot aanrypen in de byna onver f^m^ anderde Kelk, zyn de gezegde Kransjes -Krui- den, de Bloemen veelal Kranswyze geaaird of in Kransjes om de Steng en Takjes draagende. Derzelver algemeene Eigenfchap is , dat zy een Vrugtbeginzel hebben , 't welk als een Propje fluit in het onder -end van de gelipte Bloem en waarop een enkelde dunne Styl ftaat, die zig doorgaans , aan 't end, Gaffelswyze in twee Stem- pels verdeelt , dikwils buiten de Bloem uitftee- kende en een weinig langer dan de Meeldraad- jes , waar van twee langer 5 twee korter zyn , gelyk tot de Kenmerken van deeze Klasfe be- hoort. De Meeldraadjes komen onder uit het Pypje van de Bloem voort , en 't getal der Zaa- den is byna altoos vier. Het eerfte Gellagt heet A j u g a. Senegroen. Onder deezen Latynfchen naam, die vanfom- migen aan de Chamaepitys is gegeven , komt hier het Kruid voor, dat men gemeenlyk Senegroen noemt, en deszeis mede- Soorten. De Kenmerken beftaan in een gelipte Bloem , welke de bovenfte Lip zo klein heeft, dat de Meeldraadjes daar boven uitüeeken. Hier II. Deel* IX. Stuk. ÏWEEMAGTIGE KRUIDEN. IV. Hier van komen de vyf volgende Soorten voor x AF™*L'naamelyk Hoofd» stuk, (i) Senegroen met omgekeerde Bloemen, i. 0A*u&alu Deeze door Tourkefort in de Levant Uvamfch. gevonden en uit Zaad in de Europifche Tuinen voortgeteeld 3 maakt een niet onfierlyk Gewas uit 3 zo de geleerde Dilleniüs aanmerkt , wegens de aartigheid haarer Bloemen , die als omgekeerd zyn , hebbende de bovenfte Lip zeer groot en de onderfte klein 9 met byhangen- de Kwabbetjes , van Kleur wit met paarfche Randjes, of blaauwachtig Violet, meteen wit Vlakje. Voorts is de Plant zeer ruig , groei- jende een of twee Voeten hoog en gepaarde Bladen hebbende , Kruislings aan de Steng ge- plaatst, welke naar die van de volgende gelyken. Ji, (a) Senegroen dat vierhoekig pier amidaal is en fis™™ *° Tuig 9 met de Wortelbladen zeer groot. P'>ranJ- <^aaL Xn S weeden , Switzerland , Duitfchland , groeit dee- fi) Jl)u%a Floribus refupinaf's. Syfl. Nat. XII. Gen. 705. p. 387. Peg. X11L 43 8. Teucrium Stam. tub* Coroü.a bievioribus. R Lugdh> 306. Bugula Oriënt, vilofa, Flore inverfo candido & cceruleo. Touknï. Car. 14. Dill. Bhh. 6c. T. 53* £ 61. (2 . Ajuga tetragono-pyrarnidalis &c. Kram:. Auftr. 164. Fl. Suec. 47 $ , 5 12. OED. Dan. J85. Mat. Med. 306. Dalib. Par. 169 Confolida media Prarenfis coerulea. C. B. Pin 260. Cons. media Genevenfis. J.B. Hift. III. p. 43*« Bugula FohiJiguIo» fedentatis Caulc fimplici. Hall. Helv. 6i$* Phyilochncis. Ren. Sp.\ JU6. DlDYNAMlA» 269 deeze Soort, die de Bloemen pieramidaal beeft , IW verfctóllende weinig van het GemeeneSenegroen , Ap£**k dan dat zy de Stengen ruiger en de Bladen die- Hoofd* per gekarteld heeft, zo J. Bauhinus, dieSTUK* dezelve by Geneve vondt , aanmerkt. De Bloe^rmu." men waren paarfch , rood of wit. (3) Seregroen met eenenkelde Steng , de Steng- nr. bladen zo grcot als de Wortelbladen heb* Aifina. bende. AiPifch- Deeze , op de Swïtzerfche en Ooftenrykfe Alpen huisveftende , heeft de Bloemen blaauw eri de Blikjes niet gekleurd, maar groen. (4) Senegrocn met Wollige gejireepte ^a^GJ^;nfis en ruige Kelken. Geneeficb! De Kruidkundige Heer G erard merkt dee- ze aau als eene Verfcheidenheid van het Piera- midaale > Haller van het Gemeene Sene- groen, en Clusiüs was van het zelfde denk- beeld. Zy komt zo wel als de anderen in Oost- enryk , Provence en elders voor , en verfchilt byna alleen door haare Vleefchkleurige of bleek* roode Bloemen. Cs; fs) djuga Caule fimpb'ci , Fol. Caulinis &c, Ajuga Foï. oblongo- ovaHs. Mill. Dift. 2. Bugnla Folio maximo &c. Boerh. Lugdb. 1. p. 184. Bug. Alpina maxima. Toürnf. Injl. 209. C4J Ajuga FoL tomentofis lineatis, Calycibus hirfutis. Bu» gula Carnco flore. Cjlus. Hi/l. 11. p. 43. Ger» Prw, 275. E, DES^ IX, $TUK« 270 TwEEMAGTIGE KRUIDEN. IV. (5) Senegroen dat glad is met voortkruipende AF^fL- Scheuten. Hoofd- stuk* Dit is het Gemeene Senegroen of Ingroen , . y- groeijende niet alleen , gelyk de Ridder zegt , feit*™, in de Zuidelyke, maar ook in de middelfte dee- Krmpend. |en van £ur0pa. Het komt, in onze Nederlan- den.) veel voor op de Weidlanden en aan de Wegen. Volgens den Heer H aller is het, in Switzerland % met blaauwe Bloemen zeer ge- meen , met roode niet zeldzaam en met witte Bloemen komt het op de Bergen voor. Het heeft een opftaande Steng van een half Voet y die Bloefem draagt en deeze geeft zydelings Scheu- ten uit, die op den Grond leggende wederom Bloemftengen fchieten. De Bladen zyn ovaal , weinig ruig , met groote kerven ingefneeden , om laag langwerpiger, aan de Stengen byna rond , dikwils roodachtig met veel Pluis daar tusfehen , maakende boven een digte Bloem -Aair, van agt- en meerbloemige Kransjes. Hier op volgen vier Zaadjes die in de Kelk vervat zyn. Dit Kruid wordt van fommigen Bugula y van anderen Pmnella geheten, Men houdt het voor de Confolida media der Ouden en onder dien naam is het in de Winkels, als een Geneesmiddel > be- kend, (s) -djuga glabra Stolonibus reptantibus. Gort. Belg* Teucriutn Fol. obverfe ovatis crenatis &c, H. CU ff. 301. R. Lugdb. 506. GOUAN Mor.sp. 169. KRAM. Aaflr. &c. Con- folida media Prit. coemlea. C. B. Pin. 260. DOD. Pempt* J3*« LOB. k. 475. DidynAmia* 271 kend, wordende geteld onder de Kruiden, die IV. men , wegens haare Wondheelende eigenfchap 3 ^F^EL* Confolida noemt. Het is bitter en eenigszins fa- Hoofd* mentrekkende. Linn^us hadt zulks aan het Pieratnidaale toegefchreeven. fpfrma!" T e ti c r 1 u M. Gamander. Van dit uitgebreide Geflagt heeft de Bloem geen eigentlyke boven Lip 3 als zynde daar in tweeën gedeeld en dus een Opening maakeode, die de Meeldraadjes als 't ware doorgang geefc of waar door zy zig aan 't Oog vertoonen. Het bevat vyf - en dertig Soorten , alzo 'er ^ wegens de overeenkomst van de figuur der Bloe- men , de Veld - Cypres 9 het Waterbok , Gaman- derlyn, Polie en andere bekende Kruiden , t'huis gebragt zyn ; weshalve ik het den naam van Ga- mander geef. (ij Gamander met veeldeelige Bladen en een- r. zaame Bloemen zydelings. Teuerium J 0 Campanu- Deeze Soort , in de Levant en de Zuidelyke Kiokswy- deelen van het Napelfche ,op vogtige plaatfen, ze* voortkomende ,gelykt veel naar de Derde, maar is glad van Loof $ blyft over en heeft witachtige Bloe* (1) Teuerium Fol. multifidis &c. Syft. Nat. XII. Gen. 706. p. 387. P^g.' XIII. p. 438. R. Lu^db. 306. N. ii-Teurrmm Cal. campanulato. Boerh. Ltigdb. I. p. fi9 Teuerium fupinutn perenne paiuftre Apulum glabmm &c. TlLL. Pis» tel. T. 49. f. 1. All* Taur. 53. II. Deel, IX* stuk. TwEEMAGTïGE KrüIDÉH» kruid. IV. Bloemen, met Klokswyze Kelken > waar van Afdeel ^ bjnajm is ontleend* stukF.D* (2) Gamander met veeldeelige Bladen en ge* n. trofie Bloemen. ' Tm:rium Oriëntale. jn $Q Levant is deeze door Tou rnefort Levant» fche. waargenomen , die mooglyk maar eene Ver- fcheidenheici zal zyn van de voorgaande , zo LiNNiEüS aanmerkt. in. C3) Gamander met veeldeelige Bladen en drie Dmif' gefteelde Bloemen by elkander zydelings. De rónde gezwollen Kelken doen de Bloe* men van deefce zig eenigszins DruiFachtig ver- tonnen , weshalve het tot de Druifkruiden is betrokken geweest. Anderen maakenzc tot eed Soort van Veld- Cipres en het behoort daartoe voorzeker, zegt Dodonóus, omdat het een Marstachtigen Reuk heeft. Lob[el noemt het Gamanderlyn met gefnipperde Bladen, die ge- vind zyn 5 volgens Jen Heer Haller. Deez* zegt , dat de Steng naauwlyks ooit een Voet hoog groeit en dat het onder de Stoppels voor- komt (±) Teucrium Fol. muttifidïs , Flor. Racemofis Teucr. Fol. pinnarifid* &c. H. CÜff. jou R. Lmdb. 307. N. 14. Teucr. Gr. angufUf. laciniatum &c. TOURNF. Cor. 14. CoMM.Rar. zj. T. 2?. (l) Teucrium Fol. multifidis , Flor. later, ternis peduncu* laüs. R. Lu?db. 306. N. io Gouan Momp, 271. Ger. Prov» 276. H. Ciiff 303. R. Lugdb. 306. Botrys Chaffl&fcioides, C. B. Pin. 133. Chamxpitys altera. DOD. Fempt. 46. Chamae- drys laciniatis foliis. LO£. Jf. 385» komt op de Bouwlanden in Switzerland; In IV; Provence groeit het op Steenige plaatfen ehRot-AFxvfL' fen : in Ooltenryk op Akkers tusfchen de Wyn- Hoofd. gaarden* Men viudt het doorgaans öp hoogeSTÜK# Koornveldcn in Italië. De ruigte onderfcheidtpcr^w^ het aanmerkelyk van de voorgaanden. Het heeft ten faaogenaamcn * Wynachtigen , Kruiderigen Geur* (4) Gamander met driedeelige Lihiaale effen- ï% randige Bladen, ongejleelde zy deling fe een- cbïmlpb* zaame Bloemen en verfpreide Stengen. 9J£^ Cyo. pres» Dit Kruid is 't , dat men Veld- Cypres noemt in de Nederlanden > in Duitfchland Je langer je lieber , in Engeland Groundpine , in Vrankryk Ive Moschate. Die laatfte benaaming zon ech- ter nader toekomen aan de Zevende Soort. Het • komt in de Zuidelyke deelen van Europa wild op de Akkers voort y doch wordt by ons in dë Hoven > daar men Geneeskruiden teelt , gezaaid 5 als zynde een Jaarlyks Gewas/ In 't wilde groeit het dikwils maar een Handbreed , doch in de Tuinen omtrent een Voet hoog , hebbende de Bladen > die zeer fmal zyn s fomtyds zo lang als de (4) Teuctium Fol. ttifidïs Linearibus ïntegeniurs Sec, Mat, jdttl. 297. GOBT. Belg. 161. KRAM. Auflr. 165. GER, Prov. 276. GOUAN Mênsp. 270. H. Cliff» 30 1. R. Lttgdb. 306, 9. GftON. Vtrg. 64. Chanlsepitys lutea vulnaris f. Folio tri- fiio. C. P. Pin. 249. Chanixpitys primi. DÓD. Pmpt, jfii Ajuga KJ Chamspitys mas. Dioscor. Lob. Ic. 3 $2, s IX. Deel. IX. Stuk Q74 TWEEMAGTI GE KRUIDEN. IV. de Stëngetjes , en de Bloempjes in derzelver Oxe- AFxv.EL* 'en' ^et *s °P 'c aanraaken kleverig en als Har- Hoofd- ftig , hebbende een welriekende Geur. Men acht stuk. ket een afdryvende kragt te hebben , in opftop- df^6tzaa'pmg der Stonden , en het Aftrekzei zou dien- ftig zyn tegen de Jicht weshalve zy ook Iva Arthritica geheten wordt. Teucrium ^ Gamander met drie* en vyfdeelige Draad- mjoüa- achtige Bladen 9 eenzaame gefteelde Bloemen Nisfoiiaan- tegen elkander over en een leggende Steng. fche. vi. (6) Gamander met driedeelige driefneedige Li- Pfeudopi- niaale Bladen , ge tr ofte Bloemen en een Eafterde. ftekelige Steng. vu. (7) Gamander met byna driepuntige Liniaale Mo^kaate. Bladen en ongejleelde zydelingfe eenzaame Bloemen. Dee» (5) Teucrium Fol. trifidis quïnquefidisque Filiformibus &c. Teucr. fupin. annuum Lufitanicnm. Tournj. Inft. 208. Cha- inaedrys annua multiflora &c. MOR. Hijl* III* p. 423. S. li» T. 22. f. 19. (6) Teucrium Fol. tripartiets trifidis Linearibus &c. GER. Prov. 276. Chamspitys fpuria multifido Folio , Lamii Flote. C. B. Pin. 250. Ffeudo-Chamaepitys. CLUS. Hifi. II. p. 185» Chamaepitys alia. Cam. Epit. 6 8c. Ajuga adulterina. Clus. Pann. 483 ? (7) Teucrium Fol. fubtricuspidatïs Linearibus &c. Teucr. Fol. Axiüaribus. &c. Gouan Monsp. 271. Teucr. Fol. LarH ceolatis obtufis dentatis &c. R. Lugdb. 305. N. g* Chamae- pitys Moschata Fol. ferratis. C, B. Pin. 249. ChamaEpitys fpuria prior. Dod. Pempt. 47. Iva Moschata Monfpelienfis Lob. / doch zeer fober afgebeeld. Zy heeft , zegt hy s Bladen als de Ridderfpooren en fchoone witte Bloemen 3 twee aan ieder Knoop van de Steng , die niet getakt is, vierkant , met gladde Bladen. Volgens de Afbeelding zyn de Kelken in deeze Soort ook zeer fpits gepunt en gefchoord met zonderlin- ge Blikjes, (p) Gamander met geheel effenrandige ovaale Fr^anr van ae^siigs^ (3) Teucrium Vol. pinhato - multifidis &c. Teucrium Del» j)hinii folio, non lUmofum. Shaw. Aft. $75. T. $75. (9) Teucrium FoK integerrimis ellipticis fubtus toraentoüf &c. Teucrium Fol. ovato - oblongis &c ü. Ciïff. $oii R. S S l*&di* II. DEEL. IX. STüS* 27<5 TWEEMAGTIGE KRUIDEN. Hoofd STUK. IV. van onderen Wollige Bladen , en zydeling* AFxv!u je eenzaame gejleelde Bloemen. (10) Gamander met geheel effenr eindige Ruit- x. achtige fpitfe ruige Bladen , die van onde- '2gSS ren Wollig ïp< Breedbla- dig. Deeze beiden behooren tot het Teucrium B 305. ïtf. i. Teucr. peregrinum Folio fïnilafo. C. B. Pin. 247. Teucr. fruticans Boeticum. ClüS. Hifi. I. p. 348. Pann. 228. DlLL, Eltb. T. 284. f- 366 ,368. f 10) Teucrium Fol. integerrimis Sec. H. Ups. j$9> Tcucr. fruticans Bceticum ampiiore folio. Dill. f. 367. Teucr. Beet. humilms & ramofïus. Hort. Angl. T. 3» (11) Teucrium Fol. Lanceoiato • Lineanbus integerrimis &c. Mat. Mei. z%6. H. Clif. 303, R. Lugdb. 307. GOUAN Jtfonsp. 272. Polium 2nguftifolium Crecicum. C. B. Pin, 221. Rosmarinum Stcechados facie. Alp. Exot. 103, T. 102, DlDYNA MIA. 277 Dit op 't Eiland Kandia groeijende Kruid is IV. A VT) V PT ook Heefterachtig , gelykende grootelyks naar xv " deStécbas, volgerjs Alpinüs, uitgenomen , Boofd- dat de Bloemen enkeld tusicben de Bladen voon- TÜK'' komen , In grootte en kleur als die van Rosma- ^rwS?^ ryn. De Reuk was aangenaam , de Smaak bit* terachtig : des hy het tot verfterking der Inge- wanden kragtiger dan de Stéchas oordeelde te zyn. Het komt , onder den naam van Polium Creticum , in de Theriaak en Mnhridaat der .Apotheeken* (12) Gamander met effenr eindige fpits Eyron- T™ium de gefteelde Blaadjes , die van onderen Wol' Marum- lig zyn en getroste eenzydige Bloemen. Sya c e. (13) Gamander met Eyronde Blaadjes 9 van xm. boven glad en Zaagswyze getand en getros- T^tifl°~ te Bloemen > de Kransjes uit zes Bloemen vceibioc- bejtaande. Deeze beiden komen voor in Spanje* en be* hooren tot het Kruidje dat men Marum noemt, waar van het eerlte , onder den naam van Ma* rum f12) Teucrium Fol. integerrimis ovatis iubtus tomentofis &c. H. Cïijf. 303. Ups. 159. Mat. Med. 285. R. Lugdb* 305. Marum Cortufi. J. B» Hifi. Vil. p. 242- (13) Teucrium Fol. ovatis fuperne glabris &c. R. Lugdb. 307. Chamsedrys mu'tiflora tenuifolia Hisp. TOURNF. Jnji. 205. Teucr. Flor. verticillatls &c,GouAN Monsp. 272. ZiNN. Goh. 291. Marum Hisp. nigrum. Bocc. Mus. T. 117. S3 II. DfEL. IX. STÜ5. / 278 TWEEMAGTIGE KrüIDEH. IV» rum Syriacum , insgelyks een Ingrediënt is van xF1f oude Winkelbereidingen* De Geur van 3t zeï- JBoofp- ve is alleraangenaamst en fommigen hebben de STU* kragten van dit Kruidje , (misfchien door den lek* Z^"keren Reuk misleid zynde , zegt Geoffroy,} ongemeen opgevyzeld. *t Is geenszins de Bok- Qrégo van Lobel , gelyk die Autheur fchynt te willen, noch ook het Manm Syriacum >dat deeze af beeldt, maar onder dien naam komt het voor in de befchry ving der Planten van den Leid- fen Tuin* door Hermannus* Dit wordt dan voor het echte Marum gehouden , zynde wit- achtig van Kleur, maar het andere noemt men %wart Marum 3 om dat de Blaadjes van boven zwartachtig groen zyn* Het eerrte groeit ook op de Hieres - Eilanden by Provence en waar- fchynlyk in Syrië* xtv. (14.) Gamander met langwerpig Eyronde ge* TTwaZi. heel ejfenrandige , ongefteelde Blaadjes yem taxmanfe. eenzaame Bloemen , die ongejlee ld zy m. De Heer Laxman heeft deeze , die de Steng een half Voet hoog en ruig , de Blaadjes drie- ribbig en de Bloemen aan ééne zyde heeft 3 in i Siberië gevonden* xv. (15) Gamander met Eyronde Zaagtandige Bïa- pbiri-rT\ den; eenzaame driebloemige Steeltjes , met het (14) TeucTium Fol. ovato - cbïongis integcrrimts fesfilibiis &c. (15 ) Teucrium Fol. fcrratïs ovatis > Pcdunculis foiit. ttifioM &c. Tetïc?ium Cham$dryos folio. GMKU Msf* DlDYNAMlA. 579 het middeljle Bloempje ongejleeld en Lini- IV* aal'Lancetvormige Blikjes. FxvfL' Hoofd» Deeze, die den naam naar dat Gewest voert 9$tuk. heef t, onder de Mikjes der Bloemen, tweefpit- Gymm- fe effenrandige Blikjes , zo lang als de Kelk ft*rma% gelyk in de Berg-Keule* De Bladen zyn weder* zyds kaal. (16) Gamander met Lancet swys' ovaale ,ftomp* achtige> geheel effenrandige Bladen en vier- Saiuif^ deelige eenzaame Kelken. wlgbiadi- In de Levant is deeze door Töurnefort gevonden en Veld - Cypres met Wilgen bladen ge* tyteld. De Stengetjes zyn een Handbreed hoog, de Blaadjes gepaard, zo wel als de Bloempjes 9 die driemaal korter zyn en geen het minfte blyk hebben van een boven -Lipje. (17) Gamander met Lancetvormige , uitgegulpt xvir. Zaagtandige Bladen , van agteren r egt hoe- ^oostinfo- Mg en eenzaame Bloemen. fche' In Oostindie valt deeze, naar welke het Hee- flerige Portugaalfche Gamanderlyn met Melis- fe-Bladen, van Töurnefort, fchynttege- ly. (16) Teuerium Fol. Lanceolato - elliptids obtufiusculïs &c. Chamaepitys Or* Salicis folio* Tournf. Cor. 14» Screb» 17- T. 9. (17) Teuerium Fol. EanceoJatis repando - ferratis &c.Manu *o. Chamaedrys Frut* Lufitanica, Mclisfae folio, Flore mino- re pun&ato. Tourni. Inft. 205 ? s4 H. Debi., ix, Stuk. a8o Tweemagiice Kruiden, lyken. De Steng is vierkantige een Voet hoog* A?x vf L* gearmd , met korte Takjes; de Bladen zyn fpits Hoofd getand, met wyde hoeken , van boven rimpe- stuk. jjg^ van on(]cren Wollig, bleek groen : de Kelk BU'ctza^.^ Qpggjyjj verdeeld , met de bovenfte Slip Hart- vormig: de Bloem witachtig, zonder eenige bo- ven-Lip, de onderlte driedeelig en heeft zeer korte Meeldraadjes. *villmm (18) Gamander met Wigvormig ZaagswysHn- gej needen , gladde Bladen , tot een Steel* Kubafche. tjg yerfmaiiende j m eenzaaine gejleelde Bloemen* Op voguge Velden van *t Eiland Kuba, inde Westjndi^n , vondt de Heer Jacquin dee- ze, met de Steng anderhalf Voet hoog, en in de Keizerlyke Broeihuizen, te Weenen, voort- geteeld , is zy aldaar een overblyvende Plant geworden» De Onderlip der Bloempjes gelykt naar een Hellebaard* De Zaadca zyn zwart- achtig. xtx. OsO Gamander met Eyronde Zaagtandige AiduSfe. Bladen en eene geaakdey ronde , ongefieeU de end -Tros. Dit (18) Teucnum FqL Cuneatis, Serrato - incifis , glabris , in Petiolum attsnuatis, Flor. folit. pedunculat's. JACC^ Oh. II. p. 5. T. 30* Amer. Hij. 172. Tab. X83. f. 74. (19) Teucrium FoL oyatis ferratis , Racemo fpïcato tereti fesfïK terminali. Mant. 81. Teucriym Spicis ovatis , crenatis, fubhiifutis &c. ARD. Sp> I. p. ü. T. 3. D I D Y N A M I A. 281 Dit Kruid , door den Heer Arduin opge- WH geven en afgebeeld , is geheel ruigachtig , en AFx**L* heeft Heefterige Stengen , met een geelachtige Hoofd- Haairige Aair aan 't end. stuk. (.20) Gamander met Eyrond Lancetvormige ^f;riu Zaagtandige Bladen , en eene opftaande Canadese. Steng , die aan 't end een ronde Aair heeft ,fch*iwda" van zesbladige Kransjes. Deeze Kanadafche Plant met fmalïere egaal getande. Wollige, platte Bladen; heeft, in de Tuinen voorkomende , gerimpelde Bladen , die grooter zyn , ongelyk getand en van onderen naauwlyks ruig, naar Brandenetel - Bladen gely* kende* Zy heeft den Reuk van Knoflook in Vir- ginie. (21) Gamander met Eyronde ongelyk getande Bladenen Bloemtros/en aan 't end der Stengen. CuZgim^ Virginifche,. Deeze Virginifche heeft , zo wei als de voor^ gaande 5 roode Bloemen en de Bladen verfehil- len weinig, doch zyn lang gerteeld, de Stengen rood en ruigachtig zegt de Ridder. De f20) Teucrium f oh ovato - Lnnceolat's fèrratis &c. Cha- maedrys Canadenfis Uiticac folio fubtus incano. Tournf. ïnft* 205, GRON. Virg. 64, 87. (21) Teucrium Fot. ovatis ïnaeqmliter ferratis , Racemis terminalibus. GR9N* Virg. 6$, 83. Teucr. Cal. bilabiatis4 inferne Ventrxoiïs , Racemis a?qualibus , Eoh Cordatis dupli • cato - crenatis petiolatis. Goüan Monsp* 26$, ss II. Deel, IX, Stuk. a82 TWEEMAGTIGE KRUIDEN. IV, De Heer Thunberg heeft in Japan eene ^FxvfL Soort van Teucrium gevonden , welke zyn Ed. Hoofd- hier t'huis brengt* Ik zal , dewy] zy een wei- stuk. njg verfchilt , de Afbeelding daar van , volgens ïw°XhZ mYn Exemplaar , hier mededeelen 5 als waar uit ïl. lvi. meo daar van kan oordeelen: zie Fig. i. Pl* Fs' U LVI. De Bladen zyn meer Lancetvormig dan Eyrond ; doch mooglyk zyn de onderften broe- der geweest. Ook komt my de Steng niet rood noch ruig voor ; 't welke de Heer Li nn^eus van Goüan, die aan het Teucrium Virginicum zelfs Hartvormige Bladen geeft, ontleend zal ' hebben. xxit. (22) Gamander met langwerpig Hartvormige Ifocati™ fiompe Bladen , een gearmde gegaffelde Steng, cum. en zeer lange ongelteelde , gedraaide Aai- Hyrcani- . , ö 4 0 fc^j ren aan H end. De Stengen zyn Kruidig van deeze Soort , wel* ke Bladen als die van de Winkel - Betonie heeft en zeer lange Aairen, van Bloemen dieSlangs- wyze om de Steng zyn famengehoopu De af- komst fchynt uit het Landfchap Hyrcanie, toe Perfie behoorende , aan de Kaspifche Zee te zyn. xxiii Gamander met Eyronde > rimpelige , kar- JMasfilien- te * fchl C' ^22^ Teucrium Fol. Cordato - oblongis obtufis , Cauïe Brachiato dichotomo &c. Teucr. Fol. Cord. eren. petiola- tis. Hall* Cott4 315. arduin. Sp* 13. T. 4. fakr. flelmft. 8i. Teucrium Fol. ovatis mgofis &c. Teucr. Creticum. cxvs. DlDYNAMlA* 083 telig ingefneedene 5 gryze Bladen , opftaan* IV* de Stengen en regte eenzydige Trosfen* AFx^KL% Op 't Eiland Kandia, als ook in de Zuidelyke^^.0 deelen van Vrankryk, inzonderheid by Marfeil- Gymno* je , en op de Hieres - Eilanden by Toulon , zovfperma4 de Groeiplaats zyn van deeze Soort , die een Hartvormige boven - Lip aan haare Bloemen heeft en zeer aangenaam is van Geur, (24) Gamander met Hartvormige Zaagtandi- Kiv. ge gejteelde Bladen , de Bloemtros/en over sdrldltZ. ééne zyde, en op (taande Stengen. • saUe^ Dit Kruid, dat men in de meefte Taaien van Europa Wilde Salie noemc , is by ons aan den Duinkant en op Zandige plaatfen in andere Pro- vinciën gemeen. Het groeit ook in Vrankryk , Duitfchland en Engeland, Tournbfort hadt hetzelve Heejlerige Wilde Gamanderlyn met Me* lisfe - Bladen geheten* Den naam van Scorodonia fchynt het bekomen te hebben , wegens zyne naverwantfchap met de volgende Soort. In Swit* Clus. Hifi. I. p. 348. Teucr. Frut. incati. Cret. Fl. purpu- ico. Barr. Ic* 869. Chamaedjys Frut. Cretica purp, Flore, TOÜRNF. Infl. 40$. GER. Prov. 277. Fig, n* (24) Teucrlam Fol. Cordatis Serratis Petiolatis &c. Gort* Belg. xtfi. DALIB. Paris 171. HALL. Helv. 632. GER. Prov. Z7%. GouAN Monsp.270. H. Cliff* 301. R. Lugdb. jo5. Scoro- donia. Riv. Mon. T. 12. Scordium alterum, f. Salvia fylve- ftris. C B. Pin. 247. Salvia agreftis f. Sphacelus. DOD. Pempu 291. Scordium alterum Plinii» Lob. Icé 497* II. DIEL» !£♦ STUK* 284 TWEEMAGTICE KRUIDEN, IV, Switzcrland komt het dikwils voor in de Berg- Afdxev*l Bosfchen* Hoofd* Het heeft vierkante, harde Stengen, van drie stuk* Voeten hoogte, met rimpelige, donker groene, fa*.0'***' bym gladde Bladen , uit wier Oxelen Bloem- takjes voortkomen * met lange Aairen, yl ge- kranst, van bleekgeele Bloemen, het Pypje en de Meeldraadjes roodachtig. De Reuk is flaau- wer dan die van 't volgende , de Smaak bitter. Het heeft een openende en tevens famentrek- kende kragt, en zou derhalve 3 in Aftrekzei , te- gen de Waterzugt van dienst zyn. xxv. (25) Gamander met langwerpige, ongefteelde, £*upum Tandswys' ingefneeden Bladen , twee Bloe- Waterioók. men die gefieeld zyn in de Oxelen en ver- fpreide Stengen, Dit Kruid komt vry algemeen voor ,. in de meefte deelen van Europa, op Moerasfige plaat- fen. By ons vindt men het in de Dumvaleijen agter het Dorp Lis , en noemt hetzelve Water- look , om dat het naar Knoflook ruikt, waarvan het ook zynen Griekfchen naam Skordion beko* men heeft» De Franfchen heeten het Gcrman- drêe (1$) Teucrium Fol. oblongis fesfïlibus dentato - ferratls &c. Mat. Mcd. 2%9- Gort. Belg. FL Suec. Hall. Gguan &c. KRAM* Auflr, 365. Hi Cliff. R. Lugdb. utfupra. Cha- mjedrys paluftris canescens f. Scordium Officinarum. Tournf. Infi. 205. Scordium. C. 8. Pin, 247 , Cam. Epit. 588 Dod. Tempt, 126, Scordium fivc Trixago paluftris. Lob. Ic, 497, D I D Y N A M 1 A. drêe d'Eau, de Ebgelfchen Water* Germander, IV* dat is Water-Gamanderlyn. Afdeed Het bereikt de hoogte van het voorgaande Hoofd. niet, hebbende de Bladen met groote Tanden bTü^* fogefneeden , witachtig , zagt en zeer Wollig. ^rilT Het beftaat uit zeer Takkige leggende Stengen , waar van de Takjes zig verheffen tot een Voet hoogte. Uit de Oxels der Bladen komen van twee tot vyf Bloemen by elkander , die geen Aair maaken,zynde van Kleur uit den blaauwen bleek paarfchachtig. De middelde Slip van de Onderlip is groot, langwerpig, minder rond en wederzyds aan 't begin gefpleeten* Dus befchryft de Heer Hall er dit zeer vermaarde Kruid , welks fterke Reuk en Smaak, als ook de Scheidkonftige Ontleding, toonen, dat 'er veel vlug Olieachtig Zout in zy; 't welk hetzelve, door uitwendige oplegging, zeer be- kwaam maakt , om de beginzelen van 't bederf en Verrotting in de Lighaamsdeelen te weder* ftaan : des het daar toe ook in gewoon gebruik is by de Heelkundigen, De aanmerking van Ga- lenus* dat Lyken, op plaatfen leggende, waar dit Kruid veel groeide , niet verrot waren , Iaat ik daar. Inwendig dient het Aftrekzei als een kragtig Middel, om de ukdryvinp van fchade- lyke Stoffen, door de Huid, te bevorderen, en is derhalve dikwils in Uitflaande Ziekten, ja zelfs in de Pest , met voordeel gebruikt. In fommige Borst - Kwaaien is het ook nuttig, zo wei als tot verfterking der Ingewanden in de Loop ; II. Deel. IX, Stüe* ï%5 TwEEMAeTIGE KRUIDE^ IV. Loop ; gelyk uit de vermaarde Winkelbereï* xv. * ding, Diascordium genaamd, blykbaar is. Hoofd- stuk. ($6) Gamander met Wigvormig Eyronde, in* Tetcrlam gefneedene , gekartelde gefleelde Bladen , chaméi* drie Bloemen by elkander en leggende eeni* ^c^nan* germaate Haairige Stengen. deiiyn» Dit niet minder algemeen bekende Kruid, 'c welk by ons in de Tuinen omtrent Lis , Noord- wyk enz. , ten dienfte der Apotheeken geteeld wordt , groeit in Vriesland wild op Hey - Vel- den en in fommige Bosfchen ; gelyk het dus ook voorkomt in Duitfchland 3 Vrankryk, Switzer* land, enz. Het wordt in 't Hoog- en Neder- duitfeb , Gamanderlyn of Bathengel genoemd, 3n 't Franfch Chenette of Cermandrée , in'tEn- gelfch Cermander of English Triackle. Men kan van de gedaante best uit de Afbeeldingen oor- deelen , terwyl 'er aanmerkelyke Verfcheidenhe- den van zyn , niet alleen in grootte, alzo hec met Stengetjes van vier Duim tot een Voet voorkomt , maar ook in meer of minder ruigte en in de Kleur der Bloemen , die gemeenlyk bleek paarfch is , doch in fommigen wit, ja fomtyds roodachtig en wit op een zelfde Plant. Daar (z6) Teucrlum Fol. Cuneiformi • ovatïs incifis crenatis &<:• Mat. Mud. 288. GoRT. Belg. 162. KRAM. Auflr. 166. HALL* Heh. 630. GER. Prov. 278. GoUAN Monsp. 272. H. CUf. 302. R. Lugdb. 307. Chamaedrys major 5c minor r^pens* Cm Bt Pin, 248, Dod. Pempt* 43, LOJi. Ic^U Dl DYNA MI A* 287 Daar komen van twee , drie tot vyf , boven IV. aan de Takjes, met kleiner Blaadjes gefchoord Afdeeu voor, en deeze maaken dat het Kruid zig als Hoofd* met Aairen gekroond voordoet* STUIU Zou dit ook de Trixagn der Ouden zyn,door^^" welks Afkookzel het Landvolk, zo Celsus fchryft , zig van het Zydewee wist te genee- zen? vraagt Doktor Scotoli. De geleerde Trillerüs was van dit denkbeeld , noemen* de hetzelve een zeer heilzaame Plant , tegen Borstkwaalen en Jichtige Pynen uitermaate dien- ftig* Men gebruikt het Aftrekzei met Water, als Thee , of op Wyn gezet* Niet minder is dit Kruid beroemd in Koortfen , als een Maag* middel, en tot wegneeming van Verftoppingen ; doch men moet in allen deezen, dewyl het heet van natuur is, voorzigtig zyn, om het niet te gebruiken daar een fterke Ontfteeking , verdik- king of Hitte in het Bloed heerfcht , of eene opftopping plaats heeft in 't Gedarmte. (27,) Gamander met Eyronde fpits Zaagtandig xxvir; ingefneedene , gladde Bladen , drie OxeU jj^£m bloemen en eene opjiaande effene Steng* Giinfte. 0 lende* Deeze in de Valey van Barcelonette en op het Gebergte in Provence voorkomende , verfchilt van de voorgaande door een opftaande gladde Steng (27) Teuertum Fol. ovatis acute incifo - ferratis &c. Cha- mxdrys Aipina frutescens Folio fplendcnte, MAGN. Hort. j2t T. 5a. GER. Prov* 278. II. DfiEL IXfSTUK. ü§8 TwEEMAGTIGE KRUIDEN iV, Steng en gladde Bladen, zo dat menze als eend Afdeel. Verfcheidenheid daar van kan aanmerken. Zy Hoofd, heeft, naamelyk, die zelfde gedaante der Bladen stuk» en van >t Gewas > om welke decze Kruiden Cha- ?l09tzaa' mcedrys > dat is Laage Eik, en fomtyds Quercu- la of Eikje genoemd worden. xxviii. (28) Gamander met Hartvormige Jlomp Zaag- Teucrium tandige Bladen . effenrandige holronde Blik* Geeie. jes , een Heejterige Steng en driebloemige Trosjes. In de Zuidclyke deelen van Europa groeit dit Kruid , dat men gehouden heeft voor het echte Teucrium der Ouden. .Het groeit Heefterachtig en heeft bleek geele Bloemen ; doch de Ver- fcheidenheid daar van, die door den Heer Jus- si e u voor een byzondere Soort gehouden wordt 9 heeft dezelven fchoon paarfch* xx*X. (29) Gamander met eens end < tros ; de Bla- ilontanuTtt, , , Bergfe. ( 28 ) 'teucrium Fol. Cord. obtufe fenatis Sec. GouAN Monsp. 273. IC Cfijfii S02. R. Lugdb. 307. Teucrium* C* B. Pin* 247. Cham. Fruticofmr Flore ochroteuco. Moris. HifiA IIU p. 4tz. S. xi. T« 22. f. 1; Teucrium vülgaré Frut. primurn* Clüs Hifi. i# p. 348. fi9 Teucr* luridum parvo folio, FI. venufte purpureo* Pluk. Alm. 167. T. ès. f. 2. ChamaedryS altera feu asfurgens» DOD. Perr.pt. 44. (29J Teucrium Corymbo terminali &c. KRAM. -4a/?r. 166^ GER. -Prov. 273. DALIB. Pam. 172. H„ CUfcioi. K. La£ a# Polium ÜpO TWEEMAGTICE KRUIDEN. IV. werpige Jlompe gekartelde Wollige ongejleel* FDEEL. ^ Bladen en leggende Stengen. Hoofd- stuk* In Provence, Spanje, Portugal, Italië en in Gymno- $e Levant, heeft men Verfcheidenheden groei- fpermia* ° jende gevonden van dit Kruid , 't welke gehou- den wordt voor het Polion van Dioskori- jdes. Men noemt het in 't Franfch Pouliot en in 't Engelfch Poley. Het is een laag leggend Kruidje met Houtige Stengetjes 3 de Blaadjes fmal, doch aan 'tend breeder, ftomp en gekar- teld 3 van boven groen , van onderen Wollig hebbende. Aan "t end der Stengetjes draagt het opftaande Tuiltjes van Bloemen. Het heeft eenigen Reuk en een bitteren Smaak; des men het misfchien ook in de Geneeskunde zou kun- nen bezigen. Tournefort heeft 'er , we- gens de Bloemtuiltjes als Hoofdjes, een byzon- der Geflagt van gemaakt 3 en daar in een me- nigte Soorten onderfcheiden ; waar toe de vol- gende behooren. XXXiiT. (33) Gamander met gejleelde Hoofdjes 3 Lan- JTeucrïum m- Capitatum* Hootdige* montanum luteum» album y. fupinum alterum. ^. Su- plnum Venetutn. g, Mont. repens. C» B. Pin. zzo > 221. Po- Hum montanum quintum. Clus» lüft* I. p« 362. Hysfopium Dioscoridis. Col. Ecpbr. I. p. 59. T« 67. Polium. Doe?» Pempt. 283. (33; Teucrtum Capitulis Pedunculatis &c. Polium monta* num album ferr. latifolium» BAREU Rar.zzs* T. 1079, 107^ fi. Fol. Monfpeliacuin. J. B. Hifi* III. p. 699. Didynamia» apf cetvormige gekartelde Wollige Bladen en IV. opjtaande Stengen. Afdeel,1 f34) Gamander met ongejieelde end - Hoofdjes 9 ^°£D* Liniaale vlakke viervoudig getropte Bla- xxxiv. den en leggende Wollige Stengen. p^mU^u Zeer- ln Spanje groeijen deeze beide Soorten en kleine, toneer andere Verfcheidenheden van die Kruid , die door BArrklier waargenomen en keu- rig in Afbeelding gebragt zyn* C35) Gamander dat gedoomd is , mét de Bö- xxxv, ven- Lip der Kelken Eyrond3 de Blöemp- ^GedooT^ jes agterover , en dubbelde Bloemfteeltjes^ In Portugal is de Groeiplaats van déeze Ge* doomde Gamander , een Plantje uitmaakende* fomtyds een half of geheelen Voet^ zeldzaam een Élle hoog5 dat zeer Wollig eh ruig is , met langwerpig ronde Bladen , op de kanten flaauw gekerfd > tegenover elkander 5 in de Oxelen Doorn- nen (34) Teucriüm Caplt. term inali bus fesfilibus. Am. Acaik IV. p. -7Ó. Polium Hisp» mout. pumilum, Rosmariiü folio % H# rubro. TöüBNF. Jnfl* 207. Pol. rrtont. pum. rubr* BARR» fa, 1092. tiuctlurü fpinofum &c. Loèfl. It, 147. Chamredr.» multifida fpinofa odorara. Gbisl. Lus* 2,0. Chamaedr. fpino- ia* C. B. Pi«. 248. /Wf. 117. ft. Mor. III. p. 423* S. 11. T. 22* f. 17* Teucriüm mucronacum. Sp> Plant. 793. Scord. fpin. odoratum. Corn, C*«. 123, Eajrr. Rat* T. 202. T x iU DEEIii I£# STUK. igi TWEEMAGTIGE KRUIDEN* IV. nen hebbende van aanmerkelyke laagte, onder Afdeel. de Bioemen • die rosachtig geel van Kleur zyn Hoofd- of witachtig, met zeer korte Meeldraad jes# Het stuk, welriekende gedoomde Waterbok van Kanada, ^Mfouzaa- maakt; eene Verfcheidenheid uit van deeze Soort. Satureja, Keul. De byzondere Kenmerken van dit Geflagtbe- ftaan daar in , dat de Slippen of verdeelingen der Bloempjes byna gelyk zyn en de Meeldraadjes van elkander afftandig. Het bevat agt Soorten, waar onder het gewoo- ne Tuinkruid van dien naam begreepen is; naa* melyk. i. (i) Keul met top -Kransjes en Liniaal Lan* juUanJ.a cetvormige Bladen. Jttliaan- fohe. j)e Virginifche tot het Geflagt van Thymbe* trokken zynde, is deeze, die in 't Hertogdom Toskanen groeit , thans de eerfte Soort. Dezelve wordt % by dePifaners,T//ymira vanSt. Jaliaaii geheten , om dat zy gemeen is op ongebouwde plaatfen van St. Juliaan in Hetrurie 9 als ook op ruuwe plaatfen aan de Zeekust van dat Land, fchryft Lob el, die zig verbeeldde, dat het de Ech- (i) Satureja Verticillis fastlglatls Sec. SyJI. Nat. XII. Gen. 707. p. 389. Veg. XUI. p. 441. Sat. Flor, VerticiJktis. R. Lugdb. 324. Sat. fpicata. C. B. Pin. 218. Satnreja perennis, Verticillis fpicatim 8c denfius dispofitis. Mor. Hift. III. pm 412. S. 11. T* 17. f. 4, Thyrabra S. Julianif, Satureja yens» Lob. Ic. 425» D I D Y N A M I A. 293 Echte Satureja zy van Dioscorides. Hier- JV. om noemt menze, in de Nederlanden , zegt hy , AFx\*L' Keule van St. Juliaan. \ Is een Kruidje, naauw- Hoofd- lyks een Handbreed hoog, beftaande uit dunne STUK* Rysjes met zeer fmalle Blaadjes en dus eeniger- jp£mZl°' maate naar de Thym gelykende, ook fcherp van Smaak en welriekende. (a) Keul met fiekelige gekranfle Bloemen en ir. langwerpige fpitfe Bladen. Thymbra* Kretifche, Dit is de Echte Thymbra van Clüsius , groeijende op Kandia en in Barbarye. Tour- nefort heeft een Geflagt van Thymbra ge- maakt, dat hy door Bloemkrans jes van de Thym , Keul en Kalaminthe onderfcheidt. Hier in maakt deeze de eerfte Soort en de voorgaande de laat* lïe. Men vindtze by Barrel i er afgebeeld onder den naam van Kretifche Thym van P o- ka, die gekranst is. Bauhinus noemt de- zelve Kretifche Keule. 't Getal der Kransjes , zydelings, , Berg^KeuU den t0P Set^°Pte i ^ Bladen ge/pitst Liniaal Lancetvormig. Deeze Berg - Keul groeit wild in Toskanen en Provence, op drooge dorfe Velden in 't Ge- bergte. Zy is harder van Blad en Steelen dan de Gewooné en blyft over. (5) Keul met Weebhemige Bloemfieelijes... llortwfis* p>. <2ewocne. Uil (3) Satureja Peduncuïis fu^triflorïs lateraübus &c. Satu* r£ja Annua Orientilrs tenuior. Moius. Hij?. Hl. p. 411. s» Ji. T. 17. f. 2. Cbnopodium minus exoticum. Plï >k. Alm» 110. T. 84, f- 8. Clinopodiurn Oeticum. Alp. Exot. 265. (4) Saturpja Pedunc, lateralibus fol'tariis &c. Zïnn. Goet:. 313» WïLL. 0/)j. ïo Kun of Boonkruid, IV. by ons in de Tuinen gezaaid wordende , AF£yf T * om een Geur te geeven aan gelloofde Tuinboo- Hoofd- nen ; waar toe het byzonder fchynt gefchikt te STUK* zyn. In 't Hoogduitfch noemt men het Saturey^y^^' Sergenkraut of Pfefferkraut , in 't Franfch Sa riette of Savorée-, in 't Engelfch Savoury: welk alles zyne afkomst fchynt te hebben van den fcherpen, doch niet onaangenaarnen Smaak en Geur , die 'er plaats in heeft. Derhalve wordt zy van het Gemeene Volk veel tot Toefpy- ze gebruikt, inzonderheid tot het inleggen van Kool. In de Geneeskunde dient die Kruid als een Maagmiddel , tot Hartfterking en opwek* king van Minnelusu (6) Keul met geaairde Bloemen en gekielde ge- vr. * Jlippelde kanthaairige Bladen* €*pitatZ* Geaairde* Dit, op 't Eiland Kandia, in Griekenland en de Levant groeijende , wordt gehouden voor de Echte Thym der Ouden. In Spanje komtzy overvloedig omttreeks Madrit, by Kadix en aan de Zee -Kust der Zuidelyke deelen voor. Zy is Belg. 163. GOUANT Monsp. 273. GER. Prov* 27$. R, Lugdb. 324» Satureja Hoitenfis. C. B, Pin. 21 8. Lor. Jc. 4.26. Sa- rureja altera. Cam. Epit. 487. Thyrnus erebus annmis Fol. Lanc. linear. H. Cliff. 306. (6) Satureja Flor. Spicatis &c. Mat* Med. 2X3. GRON. Oriënt, 71. Thymus Capitatus qui Dioscoridis. C, B. Pin. 219. Thymurn iegitimum. Clus. Bijl. I. p. 3; 7, Thymum Cret. incanum Capitaturn. Ba ER. Ic 897. T 4 II» Dsel, ix. stuk. fc9<£ TWEEMAGTIGE KrüïDEK. r iv; is fterker van Reuk en kragtiger dan de ge-. ÏAfdeel. woone Thym, die in een byzonder Geflagt zal Hoofd» volgen , en wordt 5 tot onderfcheiding , in de Win- stuk. kelen Kretifehe Thym genoemd. De Bloem- BiMzad. hoofdjes onderfcheidenze van de andere Soortea digc' van Keul, genoegzaam. vu. (7) Keul met gedoomde Takken en Jlefalige Satunja Bladen. fpmpfa, de. 1 " Op Kandia , in \ byzonder l fchynt deeze Soort te groeijen , die Heefterig is , met: een fty- \e Steng van een Voet hoog, de Takken in Door rens uitloopende , de Bladen fmal en fpics 5 met witachtige Haairtjes befprengd, Tropswyzea^a 9t end geplaatst* vin. (8) Keul met driebloemige Oxel - Steeltjes ; d$ vïminea* Omwindzelen Liniaal^ de Bladen Lancet* kyzige. yormig Eyrond , geheel effenrandig* Indien deeze maar twee Meeldraadjes had, * iï. d. zou zy tot de Kunel, hier voor befchreeven *, V^stuk. ^ooren bunnen ; als naar welke zy, volgen? # den Ridder, veel gelykt. Brown hadtze zige Kruizemunt geheten. De Heer N. L. Buk- MAN- (7) Satureja Ramis fpinofis , Foüis hispldis. jim. Acad. IV. p. 317. Sat. Cretica frutescens Spinola, ToURNF. Cor4 13. Sat. Cretica fpinofa. Popt hal. zi. {%) Satureja Ped. Axülaribus trifloris &c. Am. Acad, V. p. 399» Btjrm. Indt 116. Mentha viminca , Fol. mino* yibus obovatis &c. Brown. Jam. 2$ &» Di dynamia. 297 MANNüs, dergelyke van Java ontvangen heb- IV* bende, merkt aan, dat dezelve een Heefterige, Af^l* ronde , gladde Steng heeft , van een Voet hoog* Hoofd- Jn die van Jamaika waren de Stengen vierhoe-STÜK» kig 5 mids de hoeken verliezende door Ou- fpfr^T , derdom. T H Y M B R A* Kun. Dit Geflagt heeft den Kelk byna Cylindrifèh * dat is Rolrond , met twee Lippen , wederzyds met een ruige Streep ui tgemonfterd endenStyl ten halve in tweeën gedeeld. Ik geef 'er den naam van Kun aan , om dat de Geftalte der Planten ,daar in begreepen , veeï naar die van *t voorgaande Geflagt zweemt. Twee Soorten zyn flcgts van hetzelve befcend % na3- melyk (i) Kun met geaairde Bloemen* x. Thymbra Deeze, die door fommigen voor de Echte^^ Thymbra is aangezien , groeit in Klein Afie en pp den Berg Libanon. Zy heeft iets dat naar de Thym en Hyibp gelykt, doch agn de Keul komt (1) fhymbra Floribus fpic3tls. $yj2. Nat. XII. Gen. 70?. p. 389. Veg. XIII. p. 441» GOUAN Monsp. 274. Thymbra fpi- cata verior His?« BAUR. Aar. 28I.T. 1230. Thymum majiis ïongifolium öcc. Pluk. Alm. 3Ó8. T. n<5. f. 5» Hysfbpus Capitata Africana. Morjs. Hffi* II ï4 p. 3 ^ie de Stengen naauwlykseen Voet hoog heeft, en gepaarde zeer fmalle Blaadje?, in wier Oxelen de Bloempjes zitten ; zo dat dezelve veel naar de Hyfop gelykt, Nogthans zou het wel eene Verfcheidenheid kunnen zyn van de voor- gaande Soort, H y s s o p u s. Hyfop. De onder -Lip van de Bloem heeft in 't mid- den een Tandswys' Slipje : de Meeldraadjes zyn regt en afftandig of van een wykende in dit Ge- ilagt, X welke drie Soorten heeft, hier vol- gende* „, l* (i) Hyfop met éénzydige Aairen en [Lancet* ojficinaiis. vormige Bladen. Gewoone* J3it fa) Thymbra Floribus verticillatis. Hysfopus angaftifolia monrana aspera. C. B. Pin. 21 8. Hysfopus montana. Dal. (ij Hysfopus Spicis fecundis Fol» Lanceolatis, Syft» Nat^ XII* D I D ¥ N A M I A. 299 Dit zeer bekende Gewas, naar den Latyn- IV. fchen of liever Griekfchen naam, in de meefte F£*#EI Taaien van Europa , volgens den byzonderen Hoofd* uitfpraak genoemd wordende, heet dus in 'c'TÜK# Franfch Hifope j in 't Engelfch Hysfop, in 't^frjtó, Hoogduitfch Hts/op of I/op , en by ons , door verbaftering , fomtyds Yzoop , doch gemeenlyk Hyfop. De natuuriyke Groeiplaats van hetzelve is duider. Lob el zegt wel , dat het op Stee- nige Heuvels in Romanie en 't Veroneefche, tegenover den Baldus -Berg, groeije; doch Ra- jus heeft het aldaar niet kunnen vinden. L i tfi isf mvs zegt thans , dat het in de Valeijen der Ooüenryklche Alpen en aan den Schneeberg woont ; maar het zou wonderlyk zyn 3 dat de Heer Jacquin, die deeze Landftreek , by Weenen, zodanig doorkruist heeft, hetzel- ve dan aldaar niet gevonden had. Doktor Kr a* mer ook , door wien de Planten van Neder- Ooftenryk zo naauwkeurig geboekftaafd zyn , merkt liet flegts als een gezaaide Tuinplant in die Kwartieren aan. Garidell heeft het 3 in Provence , ergens aan den Weg wild groeijende gevonden ; doch het kan aldaar uit Zaad opge- ko* XII. Gen. 709. p. 389. Pig.'Xllh p« 4*T- Mat. Med. 290. Gort. Belg. 163. H. Cliff, 304. Upu 152. R. Lugdh. 323. GQUAN Monsp. 274. Ger. Prov. z?4- KRAM. Auftr* 167. Hysf. üfficinarum coerulea F. fpicuta. C. B. Pm. 217. Hys- fopus vuig, Dod. Pempt. 287. Hysfop. Arabum &c. LeB^/r, *33. Hysfopus rubro flore. C. B. Pin. 217. lh Deii* IX* Stuk, goo TweemactIge Kruiden* IV* komen zyn ; gelyk dit meer plaats heeft met Ar£vfEL- vreemde Planten. Even den zelfden oirfprong Eoofd' zal waarfchynlyk dat gece hebben > 't welk in stüRt Gelderland elders op Muuren groeit, zo de Heer 4^f0tZJ&'D. deGorter aantekent : want wie zal dur- ven denken , dat hier te Lande de natuurlyke Groeiplaats zou zyn van dit Kruid , en het blykt uit een Proeve te Regensburg genomen, dat menze door Konst aan een Muur kan doen voort- komen , waar men wil Demalve geeft dit de minfte waarfchynlyk- heid niet , om te denken , dat onze Hyfop die zou kunnen zyn , waar van in 't Oude Tefta- ment gefproken wordt Q\). Ik kan, aan den anderen kant ,ook den Heer Rutty geenszins toeftemmen, dat dezelve een Boom zy geweest, en begryp niet , waar hy zulks van daan haa- le (.[;♦ Salomon hadt gefproken van de Planten, en wel van de Ceders , die op den Libanon zyn, tot den Hyfop die uit den Wand voortkomt Hoe kan men zulks van een Boom verftaan ? Met meer Grond, mooglyk, denkt Hassel- q ü ist hier om een Soort van Mos (*J : doch het (*) Epb. Nat. Cur. VOL. I. Oh. 70. (f) | Koning IV, vs. 33: ook Exod. XIU vs. 22, Num, XIX. vs. ,8. ace. (XI WU^ftra non convenit Hysfopo Dioscoridis ,nec Hebraro* ium, qm ultimus Arbor fuit. De Mat. Med. p. 245. (5) Q^i credit ex Panete, BibU Jun & Tremillii. D$ Vulgata heeft: Quae egieditur de Pariete. (*) Biyum rruiicatulurn. Ljnn, Fhr. Suec. H. 1001. D I » Y' N A- M I A* 30* I het is cenigszins duifter, hoe dan een Takje of IV; Bondeltje daar van , tot inwyding en zuivering door befprengen , gebruikt kon worden. H He- Hoofde breeufche Woord, Ezob, dat men Hyfop ver-IT^K^ ^ taald heeft , wordt door de Jooden verklaard/^S^ met het Arabifch Woord Tzhatar , 't welk O- régo , Thym , Keul en dergelyke welriekende Kruiden meer, die weezentlyk in Paleftinagroei- jen , betekent : terwyl onze Winkel -Hyfop al* daar niet gevonden wordt» Zo men acht geeft , dat de Oofterfche Volkeren veelal welriekende dingen gebruiken om hunne Gezondheid te be- waaren, en dat de Ceremoniën der Joodfche Wet, inzonderheid de Reiniging des Lighaams en van het Vaatwerk , zelfs de Befnyding , tot dat zelfde einde ftrekten; dan begrypt men ligt, dat de befprenging met welriekende Kruiden , gelyk Thym en dergelyken , in Water gedoopt, daar toe van ongelyk meer dienst kon zyn , dan met Mos. Ondertusfchen kan wel op de eene plaats van 'c Oude Teftament het eene , op de andere een ander van degedagte Kruiden , onder dien algemeenen naam Ezob begreepen , daar mede bedoeld zyn. I Haar Geftalte is genoegzaam bekend. Zy groeit Rysachtig , anderhalf of twee Voeten hoog , fmalle Blaadjes hebbende , en Bloemen , die Aairswyze het bovenfte der Stengetjes beklee- den ^ doch flegts aan ééne zyde. Doorgaans is de Kleur dier Bloemen blaauw, maar men vindt ook Hyfop met witte en met roode Bloemen, ko- 302 ÏWEEMAGTIGE KRUIDEN» IV. komende uit het zelfde Zaad voort , en ligt we. AFxv!1 derom overgaande in blaauw. Dit maakt dan Ver- Hoofo- fcheidenheden van de Gewoone Hyfop uit, die stuk. ook met breede Bladen , en fomtyds met de Ügu Bloempjes aan beide zyden voorkomt, gelyk menze by DoDoNéus vindt afgebeeld. In de Geneeskunde heeft dit Kruid , (hoewel ook de Hysfopus der Griekfche Artfen nietzynde,) een uitmuntend gebruik. Deszelfs aangenaame Geur openbaart zig in 't gedefinieerde Water , dat, zo wel als het Afcrekzel, aan Borstkwaa- len fchynt toegewyd te zyn. Het is eenigszins fenerp en bitterachtig van Smaak, hinderende dus de Verteering van de Maag niet, gelyk door de Slymige Borstmiddelen en Syroopen te meer- maalen gefchiedt , en , in tegendeel, de Sïym, die zo dikwils oirzaak is van Hoest en prikke- ling op de Borst, verdunnende, als ook de Uit- waafeming bevorderende» Uitwendig dient het Afkookzel fomtyds tot geneezing van Schurft en andere Huidkwaaien. tt. O) Hyfop met de Bloempjes 't onder Jie boven; cle onderJle ^draadjes korter dan de Bloem ïbus. en Hartvormige Bladen, cliinee- In de Noordelyke deelen van China wordt de Groeiplaats gezegd te zyn van deeze Soort. (2) Hysfopus CoroIL's refupmatïs &c. IL Ups. lez.Cmi na Flor, iiweriïs. Hall. Gom. 3*** Gouan Monsp. 274* fchc, DidynAmia* 303 (O Hvfop met een /pits vierhoekige Steng. IV. V)y J Afdeel, Men ziet hier een uitmuntend voorbeeld , van hoofd* de verwandeling der Kruiden uit het eene Ge- stuk. flagt in 't andere. Het tegenwoordige , dat on- m*. der den naam van Virginifche hoog groeijende neptldeu Betonie 5 met gladde Bladen als van 't Speen* f^f w* - kruid , in Afbeelding was gebragt > is eerst een Brunelle en Kattekruid geweest , vervolgens in dit Geflagt geplaatst , wegens de overeen- komst der Kenmerken van de Vrugtmaaking ; hoe zeer het Gewas in Gefialte van den Hy- fop verfchille. Niettemin heeft ook de Bloem, als men de Afbeeldingen gadeflaat 5 geen de min* fte overeenkomst. Toürnefort hadt deeze Plant , die insgelyks in Kanada groeit * tot de Sideritis t'huis gebragt. N e p e t a. Kattekruid. De onderfte Lip heeft , in dit Geflagt, ook een Slipje in 't midden dat gekarteld is en de Keel een omgeboogen Rand 9 zegt Linn^eus: de Meeldraadjes digt aan elkander. Het (3) Hy s/opus Caule acuto quadrangulo. H. Ups. 163. Ne- peta Caule acute quadr. glabro. R. Lugdk 316, Grqn. Virg 46. Brunella Bra&eis Lanceolatis. H. Cllff. 316. Betonica Virgin* elatior , Fol. Scrophularias glabris. Pluk. Alm. 6j. T. 150* f. 3. MOR is Hifi. III. p* 365. S. 11. T. 4. f. 11. si- deritis Cajiad. aïtisrtna Scroph. folio , Fl. üavescenre. TOUKNJ. Jnft. 192. jACq. Hort. 69* HSRM. Farad. T. p. 106. K IL DE£I„ IX* STUK* 30.| TwEEMAGTIGE KRUIDEN.1 Gemeen. IV. Het bevat vyftïen Soorten, waar onder eeni* AFXv!L- Se Oöftindifche, als volgt. . Hoofd- stuk. (O Kattekruid metgeaairde Bloemen , de Krans* i. jes eenigermaate gejieeld , en gefieelde Hart* c^tlria. vormlge Zaagswys* getande Bladen. Dit is 't Gemeene Kattekruid, in onze Ne* derduitfche Taal:, als ook in de Franfche en En» gelfche3 doch in de laatfte Catmint genaamd , om dat men het tot de Kruifemunt betrokken heeft gehad , en dat deszelfs Reuk de Katten fchynt te behaagen. Het groeit in veele deeleri van Europa, als ook in Virginie , wild en wordt in de Tuinen geteeld. Men noemt het in \ Engelfch ook wel Neppe, en by ons Nept , welke benaa* mingen met de Latynfche Nepeta eenige over* eenkomst hebben* 'c Is een Kruid, veel hooger dan de Kruize- munt opfchietende , en ook veel grover van Ge* was, met een zonderlingen Reuk en zeer bit- tert weshalve het als een Maagmiddel geroemd wordt en tot Windbreeking , afdry ving der Wor- men en afzetting der Stonden dient. Menkanhee Sap inwendig , en het Kruid in Aftrekzelof ook tot Baadingen laaten gebruiken. (*) (i) Nepeta f loribus Spicatis &c. Syft. Nat. XII. Gen. 710; p. ssio. V fg. XIII. p. 442. GoUAN Monsp. 274. GoRT. Belg* 263. Ger. Prov. 274. Nepeta Fl. interrupte fpicatis &c. H* Cliffl R. Lugdb. 116. Gron. Vlrg* 6s. Mentha Catarfa vulgaris , major & minor. C. B. Pin. HZ. Cararia Hexba. Dod. Pmpu 99- Lob. Ie. 51!» JOidVnamia. 305 £2) Kattekruid met gepluimde Bloemen en Hart- IV* vormige gejieelde flaauw gekartelde Bladen* AFl^Et* Dit Kattekruid , dat C Xüsius aan den Voet ^uT.0" der Ooftenrykfche Bergen , en Voorts in Hon- n. gariê 3 overvloedig groeijende gevonden heeft^p^Jf^. is hccger van Gewas dan het Gemeene en fier- ooftcn- fcer van Reuk. De Bloemen zyn meer PluimaCh- ryks' dg Verfpreid en niet 20 digt geaaird. (3) Kattekruid met gejieelde Kransjes die ge- nr. tuüd zyn, en gejieelde langwerpig Hart** ^oYetl* vormige getande Bladen» Van de beide voorgaanden verfchilt dééze in- zonderheid door de Kleur der Bloemen, die niet witachtig , maar paarfchblaauw of Violet zyn* waar van zy den bynaam heeft* De Groeiplaats is in Spanje* (4) Kattekruid met getroste Bloemen , de Tros* tf* jes vyf bloemig 5 de Bladen Lancetswys' Ke^\^J Hartvormig , getand en Wollig. In (i) Kepcta Flor. panicutatss &c. Nepeta Ciule panlculato &c. B.* Lugdb» 3 3 ó. Nepeta Pann. major Sc elatior. MoRis. Wft. IIÏ. p. 415- S. Ir. T. 5. f. 6. Mentha möntana vertfc cillata. C. B. Pin. 217. Menthafhuri) montanutn. ClüS. Pann* 585» /oa Pempi. (s) Nepeta FJoribus paniculatis &c. Cataria Betonica: folio anguftiore, Flore coerulescente. Gerb. Tan. 87. (6) Kepsta Flor. Racemis Verticillatis nudis &c. Mentha Cataria Hisp. olim Sideritis altisfima Flore albo. J. B. Hifi, UI. p« 226. (7) Nepeta Flor, fcsfilibus mticillato - fpicati* &c. //. Cliff. D 1 Ö V N A M I A. 307 Van deeze drie Soorten groeit de eerfte ici W( de Ukraine, anders de Krim genaamd , in Tar- AF^fu tarie; de tweede in Spanje; de derde op 5t Ëi- Hoofde land Sicilië» De gemelde Spaanfche heeft, vol- STÜK# gens J, BAüHiNas, wel drie Ellen hoogte en ^TrilT is flerk van Reuk , metpaarfchachtige Bloemen» De Sïeiliaanfche, laatst gedagt, heeft de Bloem en Reuk van Lavendel, volgens Boccone. Deeze komt in de openbaare Kruidtuinen voor. Behalve een Plant, naaf het gewoone Kat- % Ntpm tekruid gely kende, uic Oostindie , en waar van Grys. * ik een aanzienlyken Tak bekomen heb 9 vondt P£:LVIV de Heer Thunberg in Japan een Soort van dit Geflagt, door hem Grys genaamd, daar ik hier, in Fig. 2, op Plaat LVI^ de Afbeelding van mededeel* Derzelver ronde Steng en Bla- den zyn met eene witachtige Wolligheid bezet, de Bladen van boven donker groen , van onde- ren grys , Lancetswys' Hartvormig van gedaan- te* De Bloemen fchynen Troswyze vergaard te zyn* Daar onder is , by Letter B , de Bloemkelk van 't gedagte Oostindifche Kattekruid , zonder Bloem, vertoond* (8) Kattekruid met ongejleelde Kranswys* ge- aairde Bloemen 3 Lancet vormige Blikjes , haiica. van langt e als de Kelk , en gejteelde Bladen. Italiaaua^ Dee- %u. &♦ Lugdk 3!6. Hcrrninum fpicatum Lavanduhe Flore & Odore. bocc. Sic, 48. T. 25. f. 2. (8) Nepeta Flor. fesiilibus verticillato - fpicatis &c«Mcntha Cacaria minor Alpina. C. B# Pin. 228, Prodr* 110. V a II. Deel. ix, St uk* $08 TwEEMAGTIOE KRUIDEN. IV. Deeze Italiaanfche heeft Stengetjes van een AïxvfL* ^oet hooS 9 met Hartvormige, ftompe, gekar- Hoofd- telde Bladen en witte Bloemen. STUK. ix. (9) Kattekruid met ongefteelde Aairen aan 't Scoïdllis. end en byna Hartvormige ruige Blikjes , de woiig. Bladen Jiomp Hartvormig. Op 't Eiland Kandia is de Groeiplaats van deeze Soort, welke door haare Wolligheid uit- munt. Alpinus heeftze afgebeeld onder den naam van Scordotisy welke af komftig is vanPLi- nius, een Kruid betekenende, dat naar het Wa- terlcok gelykt. Zy hadt rondachtige dikke Wol- lige, witte Bladen; een Vleezigen Wortel, rui- kende Iterk naar Knoflook en zeer heet van Smaak zynde. x. Tuherofa* Bolwcrtc- (10) Kattekruid met ongefteelde Aairen aan 't end9 Eyronde gekleurde Blikjes en de bo* venjle Bladen ongefteelde In Spanje en Portugal is de Groeiplaats van dee«. ze Soort , die een knobbeligen Wortel heeft , met enkelde Stengen en langwerpig Hartvormi- ge* (9) Nepeta Spicis fesfïübus terminalibus &c. Am> Acad. IV. p. 317. Scordium alt. Lanüginofius verticillatum* C- B. Tin* 248. Scordotis. ALP. Exot* 284* T. 283. CLUS. Hifi. 11. p. 312. (10; Nepeta Spicis terminalibus fesfilibus &c. H. Clifflw» K. Lugdb. 316. Mentha tuberof! Radice. C. B. Pin. "7.$, Nepeta tubcrofa fpicata Hispanica, Bocc, Mus» II. p. 44. T. 36. / Sideritis Fol. Lanceolatis g'abris iutegcrrimis &c. H* v 5 ) Sideritis Fol. Lanceolatis fubdentatis fupra glabris &c. Sideritis Fol. hiifutis profunde crenatis, C. B. Pin. 233* Sid. f. Ferrumïnatcix Heraclea. Lob. h. 523. (lo) Sideritis Fol. Lanc. obcuiïs dentatis Pilofis. Tetrahit Cauübus procuoibentibus , Foï. fesfiUbus, Ger. Prov. 272. Sid. hfrfuta. GouAN Monsp. 278. Gort. Belg. t64. Sideritis hi r> cumbens. C. B. Pin. 232, Sid, tertia. Clüs. Hiftm 11 | Sideritis Heraclea. Hisp. p, 3 §9. Tetrahit Herbaria- mm. Je. 5^3. Herba Judaica» Dod. Pempt. 23. DlDYNAMIA. 515 zig daar van tot heeling der Wonden bedient. IV. Die eïgenfchap f naamelyk, van fterke famen- ^FxvfU trekking der Vleezige deelen, heeft 'er den naam Boofd* van Yzerkruid aan doen geeven, en mooglyk STÜK# ook dien van Tetrahit by de Kruidkundigen, De pefmia!°5% Afbeelding , welke Louel daar van onder dien naam geeft , is de zelfde als die der Sideritis Heraclea by Clusius, en komt overeen met de Ruige leggende van Bauhijnüs, welke by Tournefort de eerfte Soort uitmaakt van dit Geflagt. Die van 't Joodenkruid , by Do- donjEüs, dus genaamd om dat de zwervende Jooden of Landloopers zig als iets wonders daar van tot Geneezing bedienden, verfchil ten komt nader overeen met het Scordioides , dat de Bla- den van boven glad heeft , en van die gladheid , in fommige Kruiden , welken men ook Sideri- tis heeft genoemd , is de Hoogduitfche naam Gliedkrauty zo wel als de Neerdukfche Glid-o£ Glitkruid , (niet Gliskruid^ gelyk dcHeer de Gorter fchryft), afkomftig. Dezelve ech- ter is, om dat de meefte Soorten ruuw en ruig zyn van Loof 3 op dit Geflagt niet toepasfelyk. Wat de reden zy van den Franfchen naam Ora- f auditie , begryp ik niet» Lobel zegt, dat de Franfchen het Carpentaria of Timmerluiden- Kruid heeten, om dat het dezelven een gereed Middel aan de hand geefc , tot Geneezing van Kwetzuuren met Yzer gemaakt. Hiervan willen fommigen ook den naam van Sideritis of Yzer- kruid afleiden ; doch dat is wat ver gezogt. De II. Deel» ix. stok» 3i6 TwEEMactige Kruiden. IV. De verwarring , ondertusfchen , die onder de Fxv.EL Kruidkundigen der voorgaande Eeuwheerfchte, Hoofd- noopens de Soorten van dit Kruid , is nog wei- 8Tük. n-g 0pgehelderd. Dit komt daar van 5 dat de %!#****"Gekranste Kruiden dikwils in Kenmerken zo weinig verfchillen : des Ludwighis zelfs ge- oordeeld heeft , dat men dit Geflagt en dat der Beconie zou kunnen famenvo^gen ; gelyk het gladde Akker - Yzerkruid onder den naam van Betonie fchuilt. Van de drie gedagte Soorten groeit het Hyfopbladige meest op Gebergten der Zuidelyke deelen van Europa, de volgende, ten minfte de laatfte , is algemeener bekend in ons WereldsdeeL C l u s i u s zegt 'er van : „ Ner- „ gen byna komt dit Kr uid niet voor, op een 9} droogen Steenachtigen Grond, door Spanje, 3, Vrankryk en Duitfchland, alwaar men hetby 3, Zomer , en op fommige plaatfen ook tot in 3, den Herfst , ziet bloeijen. De hedendaagfche Kruidkundigen , evenwel , is het in Ooften- ryk , noch in onze Nederlanden niet voorge- komen (*). Zie hier de befchryving , welke de Ridder van (*) Vid, Flor, Belg. in Am. Acad. Vol. VT. p. $9. Ook vindt men het by Boerhaave niet als inlandfch aangete- kend ; die 'er zelfs geen gewag van maakt : niettegenftaande Commelyn gezegd hadt , dat het in ons Land by de We- gen en Paden groeide : het Tetrahit Herbariorum naamelyk van Lobel, dat die Autheur zegt, door zekeren Kruidken- ner, in Bofchachtige plaatfen van Italië, omtrent Bononie * geplukt tezyn. Wat heefr men'er dan voor aangezien ? Didvnamjao 317 dit laatltc geeft 9 daar zyn Ed> de Groeiplaats IV; aan toefchryft in Provence , Spanje en Italië. „ Een ftyve Haairige Steng: Lancetvormige, Hoofd- „ ftompachtige, rimpelig geplooide Bladen met STU3U „ drie of vier fpitsachtige Tandjes: Hartvor.^^**/ 33 mige Zaagswys' gedoomde Blikjes : ver af» s> Handige, ongedeelde zesbloemige Kransjes , 3J tusfehen welke de Steng ruiger is : geeleBloemp- „ jes3 met een krom Pypje* de boven -Lip Li- „ niaal , half tweedeeligomgeboogenopftaande* „ Sneeuwwit; de onder- Lip zeer klein; de Meeldraadjes binnen 't Pypje : de Kelken H ruig met vyf gelyke Doorens." (11) Yzerkruid met Hartvormige Jlompe Plui- zige Bladen, mgedmnde gewolde Kelken 5 een langwerpige Aair en opflaande Steng. Gewo1^ In Egypte en Paleftina fielt Linnjrus de Groeiplaats van deeze , die ook door Meer- burg in Afbeelding is gebragt (*). Deez' voegt 'er de befchry ving van den Ridder by % waar uic blykt , dat het een Plant is van een Span hoog- te , hebbende de Steng aan 't end een zeer lan- ge Aair , uit zesbloemige Kransjes famengefteld , die fterk gewold zyn en de Bloemen donker- Violet. Deeze heeft getande Blikjes, van aan- merkelyke breedte , onder de Bloemkransjes,ge- lyk (u) Sideritts Fol. Cordatis obtufïs Vlllofis &c. (*) Op Tab. xxvm. der zo even gedagte Verzameling* II. DSEI* IX* 318 TWEEMAGTIGE KRUIDE^ IV. lyk alle de Soorten van dit Geflagt, uitgenomen Ap££EL de zes eerften. Hoofd- STÜK, M e n t ii A» Munt* 4^tZaA De Bloem is , in dit Geflagt f byna egaal in vieren gedeeld , hebbende de breedfte Slip uit- gerand, en de Meeldraadjes opftaande 3 wat van elkander af. Behalve de gewooneen verfcheide wilde Soor* ten van Munt, is hier ook de Poley in begree- pen 3 maakende dus zeventien Soorten , waarvan de vier eerften geaaird zyn 5 de vier volgende Hoofdjes hebben , en zeven overigen Bloemkrans- jes 9 als volgt. De twee laatften zyn reeds onder de Heefters befchreeven. ï- (i) Munt met langwerpige Aairen , langw. Mentha Zaagtandige , Haairige , ongejleelde Bla» ^urte • ^ ^ ^ Meeldraadjes langer dan de Bloem. Stinkende. Op Waterige plaatfen van Oostindie groeit deeze, die Aairen byna als het Kruid heeft , dat men Vosfeftaartjes noemt. De Geftalte is , voor \ overige, byna a!s die der Eerenpry*, doch het Kruid ftinkt zeer. Men legt een Pap daar van op Gezwellen. O) (i) jMentha. Spicls oblongis , Fol. oblongïs (èrratis Pilofis &c, Syfl. Kat, XII. Gen* 713* p. 391.^. XIII. p. 444. Mentha foetida. BURM. FL Ind. iz6t Alopecuro - Veronica. JFl. Zeyl. 411. Veronica hirfura latifolia, Zeyl. Aq. Burm. &eyl. 2zs. M:yina foetida. Rümph. Amb* VI. p. 41, T. itf. DiDYNAMlA* 319 (9.) Munt met langw* Aairen ^ de Bladen lang- IV. werpig Wollig Zaagt andig ongejieeld , de Af£^l* Meeldraadjes langer dan de Bloemen* Hoofd- stuk. C3) Munt met langw. Aairen , de Bladen Lan- n. cetvormig naakt , Zaagt andig > ongejieeld ^J^wftrts. de Meeldraadjes langer dan de Bloem. wilde. nr. (4) Munt met laugw. Aairen > de Bladen rond- Viridis. achtig, gerimpeld, gekarteld ongejieeld. tv. Rotundifim Deeze drie zyn,vo!ger s de Authéuren, Verfchei-/z£ondbla^ denheden van Wilde Munt, die door elkander dige. groeijen in verfcheide declen van Europa, meest voorkomende^an de kanten van Beekjes 3SIoo- ten en Waterplasfen , en fomtyds ook wel ia de Velden. De tweede, door haare Wollige gry- ze Bladen , inzonderheid , van de derde 9 die de* zeiven groen heeft , onderfcheiden , is by ons aan de Wegen niet ongemeen* Wy noemenze. Wilde 9 eenigen Geaairde , en fommigen Water* Munt. (1) Mentha Spie. obl. Fol. oblongïs tomentofis Sec. Mei. 279» KRAM. Auflr. 169. Gf.R> Prov. sÖ3. GoUAii Monsp. 279. H. Clif. 306. Mentha fylveft. Folio Iongiore. C. B. Pin, 217. Menthaftmm. Dod, Ptmpt. 96. Lob. Icm 5 op. (3) Mentha Spie. oblonpf. Fol. Lanceolati* &c. R. Lugdh. $25. &c. Mentha arsguftifoha fpicata. C. 8. Pin, 22,7. Men- tha. Cam. Epit. 477. Mentha tertia. I)od, Pempt, 55. Men- tha Aqmtica fpicata. GRON. F'irg* 167 , 89, (4) Mentha Spie. oblong. Fol. fubrorundis rugofis &c. HUDS. Ar :/•.'. 22i. Mentha fylveftris rotundiore folio. C. B. Pm*zzj. Menthaftrum J. B. Hift.lV. p.2ip. TA li. 349. Mep* tha Fol. ovatis tomentofis &c. HALL* Hslv* 65 jf Q« DSSL» IX» STUK,' SdO TWEÊMAGTIGË KrÜIDËN* IV* Munt. De Franfche naam is Menthaflre, gelyk AFxv!L' zy 00^ a"en on^er dien naam voorkomen by Hoofd* eenige Kruidbefchryvers* De vierde , die nog stuk, wej a]iermeest zou verfchillen , heeft de Bladen dfJmzaa'zo wel Wollig als de tweede Soort. De gene, welke LiNNiEüs op de Groene uit Came* rarius aangehaald heeft, is een Tamme of Hof- Munt, zowel als die vanDoooN^us t welke Lobel noemt Roomfche Munt der Win* kelen of betere Smalbladige (*}♦ Deeze zal het mooglyk zyn , welke fomtyds in plaats van de befte of Krulbladige gebruikt wordt, hoewel zy ongelyk flaauwer is van kragten en grovef van Reuk ; weshalve de EngeUchen haar Hor* Je - Mint noemen , dat js Paarde - Munt , ofSpear* Mint y wegens de lange Aairen, waar docr zy zig van de volgende onderfcheidu v. (5) Munt mét Hoofdjes • Bloemen en Hartvor- mige getande , gegolfde , ongejleelde Bid- den ^ cttspa. Kr ui ze munt. (*) Méntha Romana Officinarum ftve praeffontïor angufti- folia. Lob. Ic, 507 , zynde de zelfde Figuur als de Derde .Munt van Dodonjius. Linn&us hadt ook de Vierde aange- haald , doch die is gekranst en ftrookt dus hter in geencn deele. In Uorto Cljff. merkt zyn Ed: dezelve als een Ver- scheidenheid aan* Ook acht hy aldaar zelfs de Wilde en Groene uaauwlyks tq verfchillen. (s) Mentha Flor. capïtatis 3 Fol Coid. dent. undulatis Sec^ Mat. Med. 278. H. Clif. $06. H. Ups. i6i. Xram. Auflr. 169. Mentha crispa Danica f. Germanica fpeciofa. MoniS. llt% llï. p. $6 7. $. \u T. ö. £ 5. Mentha ciispa. R.IV* Mon. 47. den ; de Meeldraadjes van langte ah de IV* Blom. A%TU * Hoofd. Hoe deeze, die onder den naam van Deenfche *Tuk. of Duitfche Munt voorkomt en reeds lang be Gymno* kend is geweest in de Kruidhoven > haare Q\JPGrmuu gentlyke Groeiplaats in Siberië kan hebben 9 is zonderling* Men kanze eigentlyk als een mid* del - Soort tusfehen de genen die Aairen en Hoofd- jes Bloemen hebben , aanmerken. Het is de ech- te Kruize-, dat is Kroeze Munt, dus genaamd wegens de Gekruldheid der Bladen 3 welke zy ligt verliest, zo Münting aanmerkt; wan- neerze niet om de twee Jaaren wordt opgeno- men en verplant* 3, Zy heeft voortkruipende Wortels gelykde andere Soorten. De Stengen zyn fomtydsen- „ keldjfomtyds Takkig ,tot een Èlle langzaan M de Knietjes voorzien met twee roodachtige i} Bladen , tegenover elkander , de onderfte wel 3, een Duim of anderhalf breed 3 diep Zaagtan- ,3 dig ingefneeden en als gekruld. De Bloemen 3, komen in taamelyk dikke Ftompe en dikwils 3, korte Aairen voort , zynde paarfchachtig 3 ^ Pypswyze, aan den Mond in vieren gedeeld „ en digt getropt." Dus 3 nagenoeg, komt by Morison debe- fchryving voor van de Kruizemunt , welke men keurt voor de befte Munt , als een fterker aan- geDaamen Reuk hebbende en dus bekwaamer zynde dan de andere Soorten 3 tot Destillatie. x 'th II. DISL* IX» 5TU*# g$2 TWEEMAGTIGE KRUIDEN, IV- 't Is iedereen, naamelyk, bekend, dat door de Ar xv^L Apotheekers en Chymiften uic dit Kruid heil- Hoofd- zaame Middelen bereid worden. Het gedeftil- stuk. leerde Water , Geest en Olie, zyn voortreffe- ügu lyfe tot verfterking van het Hart , opwekking van den Appetyt , wegneeming der Walginge , Windbreeking en dus tegen Maagpynen en 't Rolyk. Hierom dient het grootelyks in Kinderen en zwakke Geftellen , verzagterde den Hoest die uit fcherpe flymige Stoffen in de eerfte We- gen dikwils ontftaat en zelfs de Wormen uitdry- vende Bovendien is de Syroop en Konferf van het Kruid Maagfterkende en eenigszins famen- trekkende* Uitwendig opgelegd, dient hetzelve om Gezwellen te doen verflaan , inzonderheid die der Vrouwen Borften , als ook tot behoe- ding voor Verfterving. De Melk, daar Bladen van Kruizemunt in geweekt zyn , wil naauwlyks ftremmen , en L i n n jr ü s merkt aan , dat men van den Melk der Koeijen , die op Waterige plaatfen , waar veel Wilde Munt groeit, graa- zen , en uit gebrek dezelve genoodzaakt zyn te eeten5 geen Kaas maaken kan (*). (6) Munt met Hoofdjes - Bloemen ; Eyronde Zaag- (*) Rdtty Mat. Md. Lond. & Rotterd. 1775, p. 324. (6) Mentha Flor. Captetis, Fol. ovatis fesfilibus &c Huds. Anih 22,3- N. 10. Mentha Aq. hirfuta f. Sifymbrium liirfuuus. J. U. Hifi. III, p. 224. Sifymbrium hirfutum. RAjf. AngU III. p. *33> 0, Mentha Sifymbr* hirfuta 6cc, R Aj. AngU III. p, *3 3» T. 10, f. x. VI. Mentha hirfuta. Ruige. Zaagtandige byna ongejleelde ruigachtige Af^l, Bladen ; de Meeldraadjes langer dan de xv/ Bloem. Hoofd- STUK. Deeze verfchilt van de volgende weinige dao Gymno» daar fai 3 dat de Bladen wat ruiger zyn ; des de/ïermta* Heer Haller, die dezelve ook in Switzer- land vondt , daar van flegts eene Verfcheiden- heid maakt. Men heeftze in Engeland insge- lyks met ronde Bloemhoofdjes en ronder Bladen waargenomen. (7) Munt met Hoofdjes - Bloemen ; Eyronde vu: Zaagtandige gepelde Bladen ; de Meel- draadjes langer dan de Bloem. water* Munt, Deeze is zeer gemeen aan de kanten van Ri- vieren en JBeeken, Slooten en Graf een, als ook op Moerasfige plaatfen , zo door geheel Euro- pa > als in 't by zon der in onze Nederlanden. Dus komt zy ook dikwils by de voor befchreevene ffiilde Mtinte voor 9 en is van fommigen daar toe betrokken geweest , doch zy onderfcheidt zig, niet alleen door de gedagte Kenmerken > maar (7) Mentha Flor. Capit. Fol. ovatïs , ferratis fesfilibus* &<;. GORT. Belg. 164. FL Suec. 482. GORR. Ingr. 92. KRAM. Auflr. 169. Ger. Prev. 269. G®uan Monsp, 279. H. Gif. 306. R.» Lugdb. 325. Hall. Helv* 658» Mentha rotuadifolia paluftr's f. Aq. major. C\ B. Pin. 227. Menth. Aq. f. Si* fymbria» LOB. Ic. 50$. Sifymbriuin. DOD. Pempt. 97, Kruidö* 1 X & XI. DESL. IX, STIK 324 TwEEMAGTlGE KRflIDËN. IV. maar ook door een veel fterker Reuk, die op Afdeel. vcr Eaa de aangenaamheid niet heeft van de Hoofd' Kruizemunt, zweemende meer naar dien van stuk. Kattekruid, Men wil , dat zy her Sifymbrium Bhotzaa-fa Qudcn zy ^ wordende RoQde Jfrüde ]tfmte van Dodon jeus getyteld. De Franfchen hee* tenze ook Menthajlre en de Duitfchers Rosf* Muntz of Water - Muntz > dat is Water -MunU De Bladen en S:eelen zyn fomtyds roodachtig, waar door deeze Soort van de gedagte rondbla- dige Wilde Munte onderfcheiden wordt. Men heeft ze ook wel in plaats van dien in de Apo- theeken gebruikt % en zy zoude , volgens Lo- bel, de Balfamine of het Balfemkruid der Win- kelen zyn , doch de meelten geeven dien naam aan de Kruizemunt. vut. (8) Munt met Hoofdjes- Bloemen; Eyrondege- Fk^itf. Jieelde Bladen; de Meeldraadjes korter dan FePer- de Bloem. Munte* Deeze , die men Pepper - Mint , dat is Peper- Munt , in Engeland noemt , fchynt aan dat Ryk fcyzonder eigen* üe Reuk van 't verfche Kruid t zo wel als van 't gedroogde, is Kruiderig, ge- lyk die der gemeene Munte, de Smaak als van Peper , maar fchielyk overgaande in een Salpe- tigen Smaak, met aandoening als van Koude op de (%) Mentha Flor. Capit. Fol. ovatis ferratis petiolatis &c. Mentha Spie. brevioribus & habitioribus, Fol. Menth* fu$«. cx &c. RAJ. Angl% III. p. 234- T. i en mooglyk die, welke Do- DON-ffius eerit afbeeldt , zeggende het de Bruin-Heilige te zyn, die zeer aangenaam is van Reuk, wordende Diemcnt genoemd van de Duit- fchers, en van de Franichen ,zoGouan zegt , la Menthe ou Baume des Jardins, , dat is Hof- Munte (*) Naamelyk dat dezelve op dse plaatfêa groeit : zie Gort. Fier. Edgka en Meese FL Fris» ook aan SSooten en de kanten der Wegen» DlDYNAMIA. 3?7 Munte of Hof-Ealfemkruid. Lo bel heeft de- IV. zelve afgebeeld onder den naam van Ment ha A xvfU cruciata, mislchien om dat de Bladen kruislings Hoofd. ftaan : dat is , zegt hy , Kruis- of Kruizemunt. STU!r# Doch deze benaaming zou toepasfelyker zyn op èC f£^m gezegde Zaay - Munte , welke mooglyk niet vee 1 verfchilt van de Vyfde Soort. De Akker - Mun- te, die, als gezegd is, vry algemeen in Europa groeit, onderfchcidt zig bovendien door haare verfpreide Stengetjes, komende veei op Koorn» landen voor, na den Oogst. (ia) Munt met Kransjes 'Bloemen en Lancet* xir." vormig Eyronde gladde sfpitfe effenrandige f^lt* Bladen. Deeze , die Kleine Water - Munt genoemd wordt door Ray, is in Engeland gevonden: doch , zo de Water - Kalaminth van Lobel , voor* gemeld, hier ook betrekkelyk zy, dan zoude- zelve insgelyks in de Nederlanden groeijen : alzo hy daar van zegt. In Nederland en Engeland 3, groeit het op braakleggende en bezaaide Ak- „ kers, als ook aan de kanten van Velden en „ Beemden." Maar, om de waarheid te zeggen, ik geloof dat deeze Soort ook in de voorgaan- de loopt. 03) f12) Ment ba Flor. Vertic. Sec. Am* Ac ad. IV. p. %\%. Mentha Aquatica exigua. RAJ. Angl. III. p. 232. Menth. Hortenfls quarta. Füchs. Hifi. 219. Calauiintha Aq, Belgamm ÖC Matthioli. Los. 505. x 4 II. Deel, IX. stuk. IV. Afdeel* xv. Hoofd- stuk. xiu. 328 TWEEMAGTIGE KrüIDBN. (13) Munt met Kransjes -Bloemen, Zaagtan- dige Lancetvormige gefteelde HaairigeBla* den , de Meeldraadjes van langte als de Bloem, In Kanada groeit dccze volgens Kalm, die CKan^ eng ^00ger dan de v00,'gaande, nietTak- fche" kig en zeer Haairig heeft, de Bladen de helft fmaller en fpitfer , komende voorts taamelyk daar mede overeen. (14) Munt met Kransjes -Bloemen, Eyronde ftompe eenigermaate gekartelde Bladen , rondachtige kruipende Stengen , de Meel- draadjes langer dan de Bloem. (ij) Munt met Kransjes -Bloemen, gepalmde Blikjes , Liniaale Bladen, de Meeldraad, jes langer dan de Bloem. Deeze beide Soorten maaken het Kruid uit dat men in 't Hoog- en Nederduitfch Poky , in' 't Franfch Pouliot noemt , naar den Latvnfchen naam Pulegium; doch in 't Engelfch Penny Royat of Pudding . Gras. De eene is breed- de andere fmaï- (13) Mer.tha Flor. Verciciïlatis &c. (14) Mentba Flor. Vert. &c. Ma,. Med. zso. Gopt. BtU J6s. R. Lugü. 3zs. Sec. &c. Pulegium Regium vulgatum.* Lob. Ic, 500. (15) Mentha Flor. Vert. Fol. lineiribus &c. R. Lugiï. %Z6, Gouan Monsp. z79. Pulegium angufiifolium. C Rh Fin. 222. LOB. /ff. sou XIV. Pulegium, XV. Cervina. Herts- Poky. \ ■ D IDYNAM IA# 329 fmalbladig en deeze wordt gemeenlyk Pulegium IV. Cervinum of Herts-Poley geheten* De eerfie Af£*ei" groeit bynadoor geheel Europa wild, komende Hoofd- by ons op vogtige plaatfen, omtrent den Ysfel stuit. en elders voort : de andere groeit in de Zuide- °*™K** lyke deelen van Vrankryk by dezelve* Het isby de Kruidkundigen uitgemaakt, dat zy tot die Geflagt behooren , wordende meest onderfchei* den door een byzonderen Reuk. Sommigen keu- ren het Smalbladige of Herts-Poley, dat ftcr- ker van Reuk is , dienftiger tot Geneeskundige oogmerken» Het Kruid is fcherp en bitter van Smaak, openende kragtiger dan de Kruizemunt en in 't byzonder dienende tot afzetting der Stonden. Zelfs het gedeftilleerde Water daar van en de Olie wordt ten dien einde , en fom- tyds tot bevordering van de Kraam , gebruikt* In de Kinkhoest der Kinderen , in Opftyging en Borstkwaalen , is het Sap of Aftrekzei der Poiey een uitmuntend Middel. De Reqk al- leen neemt fqmtyds de Walging en Benaauwd- heid weg. Voorts dient het uitwendig, inStoo* vingen, Baden en Pappen, om veelerley Pyn- lykheden te verdry ven. Op 't Hoofd of agter de üoren gedragen, was het, volgens de Ou- den, een behoedmiddel voor Zinkingen. Zy plagten het in veèlerley Spyzen te mengen ; ge- lyk het by de Engelfchen nog in gebruik is, om gehakt in Saucyfen , Worst, of Bloedbeulingen te floppen, of ook by de Podding tedoeqjdoch doqr 't kpoken verliest het zynen Geur. X S De ÏU DEEL IX. STUS, 33<* T WE EMAGTICE K R U I D E N. IV. De twee overige Soorten, als gezegd is, en 'Afdeel. >t GeflagC Van Perilla, reeds onder de Heefters Hoofd- befchreeven zynde , gaa ik over tot aat van] Bhotzaa- G l e c o m A (*)♦ Aardveil, Welks byzondere Kenmerken zyn, dat ieder paar Meelknopjes in de figuur van een Kruis famenluikt , en dat de Kelk vyfdeelig is. i. T De eeöigfte Soort (i), door geheel Europa Bederacu. gemeen , voert den naam van Hederaterreftris, Kruipend. jat js Aardveil ï om dat zyalsde Klimop , doch met de Ranken langs den Grond kruipende , zig verfpreidt. Haller h ert den naam Cha- mceclema van Co r dus, Laage Klim beteke- nende , gebruikt. Anderen noemenze Chaimcis* fas , dat wederom op 'c zelfde uitkomt. By de Franfchen heet dit Kruid Rondote , Lierre ter- rejlre ofTerrette: by de Engelfchen Ground-Ive, by de Duitfchers Gundelrebe. Wy noemen het Aardveil , Hondsdraf of Onderhave. Het Kruid is , zo door het gezegde 3 als door zy- (*) Sommigen fèhryven Glechoma , doch 'c is beter den Ridder te volgen , dewvl zya Ed. deezen Geflagmaam van *t Griekfche Wootd yX^KW y door Dioscoiuoss gebruikt , heeft afgeleid ( i ) Glecoma Fol. Renlformibus crenaris. Syft. Nat. XIT. Gen. 714. p. 393. Veg. XIII. p. 44;. Mat. Med. p. 303. Gort. Belg. 165. Kram. *du/ir. 170. FL Succ. 483, 5 is. Gort. /«gr, 92. Gfr. iVov* 267. GOUAN Momp. 280. Ca- lamintha hurailior folio rotundiore. Tournf. 194. Cham^ clema. Hall. Helv. 652. Hed* terreftris vulgaiis. C. B«/V«* 306. Dod. Pmpt. 394. Lob. /c. p. £ j3. DjDYNAMIA* 331 zyne Niervormige gekartelde Blaadjes en de iv. fierlyk blaauwe Bloemen, iedereen bekend. Het A en * onder den naam van Doove of Hondsnetelen > zeer bekend in onze Nederlanden , alwaar zy veel voorkomt in het Gras aan de Wegen. In Vrank- ryk noemt menze Ortie morte , in 't Engelfch Deadnetle , in 't Hoogduitfch Todnesfel, dat is Doode Netel, om dat zy de gedaante van Bran- dcnetelen beeft en de Handen niet brandt. Men wil dat het de Galeopjts der Grieken zoude zyn$ dus genaamd, om dat de Bloem naar den Smoel van een Kat s wanneer die byten wil , gelykt. Sommigen noemenze Archangelica y welke be- naa- ($) Lamitcm Fol. Cord. acuminatis ferratis petiolatis &c. Mat. Med. 307. Gort. Belg. GoüAn Monsp* R, Lugdu&c* &c. Lamium album non foetens Folio oblongo* C. B. Pin, 2jf# Galeopfis. Cam. Epit. 86;. Urtica iners five Lamiunt primum. Dod. Pempt. 153. Lam* album vulgare fitre Archan- gelica. MOBIS: Hifi. \\u p. 38*. S. 11, T* 11. f. 1. Didynamia; 335 nasming daar op toegepast zal zyn5 wegens de IV. uitmuntendheid , die men zig verbeeldde in ditAF^Kt% Kruid te huisveften. Men fchreef 'er, in Pappen Hoofd- en Stoovingen , een groote kragt aan toe, omSTUK* harde Gezwellen week te maaken. Tegen de fa7m\aT Scrofelen wordt het nog als een heerlyk Middel aangepreezen. By 't Landvolk is het tegen Keel* Ontf teekingen > zegt Boerhaave 5 in gebruik» De Wondbalzem van Doo art, zo uitmun- tende inde Pees- Kwetzuuren , wordt, door de Bloemen in Oly ven - Olie te zetten , vervaar- digd» De ondervinding leert deszelfs nuttigheid in de Witte en Bloedvloeiingen ; mids men de bloeijende Toppen als Thee aftrekke , en daar van dagelyks eenige Kopjes gebruike, zegtGË* offroy. Ook dient daar toe een Konferf, die men. van de Bloemen maakt. Het Kruid geeft, wanneer het met de Bloemen gedeftüleerd wordt, zeer veel Olie en is zwaar van Reuk , inzonder» heid de volgende Soort die zelfs ftinkt. Men kan daar u;t reden geeven van de gezegde Eigenfchap- pen, welke gemeen zyn aan verfcheide Soorten* (6) Doove Netel met Hartvormige Jlompe ge- vr; Pelde Bladen. £££ faariche. Zie daar het verlchil der Doove Netelen met paar- (6) Lamium Fol. Cordatis obtufls petiolatis. GoRT. Betg. &c. &c. Lam. purp. foetidum Folio fkbromndo. C. B. Pin» 230. Unica iners altera. Doo. Pempt. Lob» Ic, 520» Hall. Helv. 6+1 ^ IU Deel» IX» Stux, 33<5 TLw eemaotige Kruiden IV. paarfche Bloemen , wat de figuur der Bladen AFxv? L ?ar,gaat 9 hoewel die ook aan den top der Hoofd- Stengen getroptzyn, en niet zodanig als itl stuk* de Witte geplaatst. Doch daar zyn aanmer- J^eTzaa "kelyke Verfcheidenheden , zo van deeze als van de voorgaande , op byzondere plaatfen ko- mende die zelfs met paarfche (f) en deeze met witte Bloemen voor. De Groeiplaats is niet minder algemeen* vn. (7) Doove Netel met de Bladen by de Bloe* 1 vattende. Omvatten* de Met verfcheide benaamingen is dit Kruidje door verfcheide Autheuren betekend geweest, eer Toürnefort hetzelve mede betrokken hadt tot dit Geflagt , in navolging van B a u- Hl- (j-) Immers zo het Lamium TJrtiz& folio , Flore purpuret fpkato j dat Commelyn zegt op het Kraaijenest langs den Weg naar Heemftede en om Utrecht te groeijen, als eené Verfchddcnheid hier t'huïs behoort , gelyk de Heer D. DE Gorter hetzelve dus geplaatst heeft. Fl. Belg. p. 166. Toürnefort fchynt te ontkennen, dat die Soort, by Pa- rys, met paarlche Bloemen voorkome: Env. de Paris. io8# Vaillant heefc ze 'er met bleekroode Bloemen gevonden. De Kelken zyn van onderen paarfchachtig , zegt GouAn, en de Bloemen komen fomtyds met niet meer dan twee Meeldraadjes voor. (7) Lamium Fol. Flor. fesfilibus amplexicaulibus obfufo. Gort. Belg. &c &c. utfupra. Gron» Virg. 66. Lamium Fo- lio Caulem ambiente minus & majus. G. B. Pin. 231» Mot* fus Gallinae Folio Hederulae altetum. Loe. U. 4*3* D I D Y N A M I a; hinus. Om wat reden het Hoenderbeet ge- IV. noemd worde , is my niet bekend. Het heeft Af£Mï* leggende Stengetjes 5 fomtyds een Voet lang , Hoofi>- die met ongefteelde ingekerfde ronde Blaadjes STUK* onder de Bloemen gekranst zyn; doch de on-y^^dr derfte Bladen zyn zeer lang gedeeld en byna vyfkwabbig* Hier te Land komt het veel in de Zaaylanden en Moeshoven , by Aarnhem en el- ders 3 voor. Het is door den Fleer Thltn berg, 20 v/el als de paarfche Doove Netelen , in Ja* pan gevonden. Het groeit ook in Virginie, en de voorgaande in Rusland. (8) Doove Netel met veeldeelige Bladen; vm Lamium In de Levant heeft To urne fort een wuiü/idum, Soort van dit Geflagt waargenomen, welke deiigef^' Bladen fraay gefnipperd heefr. Hier van heeft Commelyn, onder de zeldzaame Planten van den Amfterdamfen Tuin , de Afbeelding ge- geven. Galeopsis, Honds -Netel. De Bovenlip is eenigermaate gekarteld en gewelfd in dit Geflagt , de Onderlip van bo- ven tweetandig. Het bevat de drie volgende Europifche Soorten, (O (8) Lamium Folïis multipartitis. U. Cllff. 31$» Lamium O» ilentale FoL eleganter laciniatis. Toubn?. Car# II. GoaiM* Rar. T. 26. r Y 338 TwEEMACTlGE KRUIDE^ IV# fi) Honds -Netel met de Leden der Steng AroscL. gelyk; alle de Kransjes ver van elkander Hoofd- en de Kelken zagt. «TUK. 1. (2) Honds -Netel met de Leden der Steng LadaZm. vm boven dikker ; de bovenjle Kransjes Geiyke. ^m %egm elkander aan; de Kelken eeni* Te)lahiu germaate Jlekelig. Xnoopigc. Gauldo ^ Honds -Netel met zesUoemige Kransjes en ion. * een vierbladig Omwindzel. Geelbloe- mi&Q* Zy maaken met elkander drie Onkruiden uit, welke men op de Koornlanden en aan de We* gen r (1) Galeopjis intemodiis Caulinis aequalibus &c. Syft. Hat. XII. Gen. 717. p. 393. Vég. XIII. p. 44^ Gort. Belg. 167. GouAN Monsp. 281. GER. Prov. 266. KBAM. Aufir* 172. Gort. Ingr. #3. Gal. Ramis fumrais pubescentibus. Hort. Ciiff. 514. R. Lugdb. 319. Dalir. P&r. i8i.#Sideritis Ar venfis anguftifolia mbra. C. B. Pin. 233» Ladanum Sege» turn folio latiore. Riv. M$nn S4. Tetrabit. Dill. Nov. Gen. 103. (2) Gatecpfis intern. Caulïn* fuperne incrasfatis &c. GORT. Belg. dcc. utfupra. Gal. Ramis fumvnis ftrigoiis. H. Cliff. &c. Galeopfis fol. Cauie fulcr. hispidis. Hall. Helv* 644. ürrica aculeata Fol. lênatis. C. B. Pin. 232. Cannabis fpn- lia. Riv. Mon. 44. Cannabina Flore purp. albo & magno lu- teo. Boerh. Lugdb. 157. Pluk. Alm. 204. T. 41. f. 4. Ur~ tica iners quarta. Dod. Pempi. 153. Cannabis Spuria facie Urticae. Lob. Ic, 527. ex Ramulo. (3) Galeopfis Verticillis fexfloris &c. Gort. Belgs&c* ut- fupra. Leonurus fol. ovatis ferratis acutis. H. Cliff* &c. Car- diaca Fol. Cordiformibus. Hall. Heh. 540» Larnium Folio oblongo luteum. C. B. Pin. 231. Urtica iners t€itia. D0S>. Pwpu 153. Lamiutn luteum, Lq%* Jc» 521. D i » ¥ N A M I A# 339 gen door geheel Europa , ja zelfs in Rusland , IV. aantreft. In onze Nederlanden is de laatfte minst ^vf** gemeen. Rivinüs hadt deeerfte, zeer onei- Hoofde gen, Ladanum getyteld , zo D 1 llenius8™*^ aanmerkt, die derhalve den naam veranderde m/permta* Tetrahit, welke aan het Yzerkruid, als boven, ïs gegeven. Die zelfde Autheur hadt de derde Galeobdolon geheten. Zie daar den oirfprongder Latynfchc uf Griekfche by naam en. De Neder- , duitfche meen ik duidelyker te zyn. Wegens het Loof , vry veel naar de Hennipbladen ge- lykende , noemde Boerhaave de tweede Cannahina* welke voorkomt met paarfche, wit- te en groote geele Bloemen , die paarfche Lip- pen hebben. De laatfte, zynde de derde Doo- ve Netel van DonoNéus, is geheel Geel- bloemig en verfchilt in Vriigtmaakende deelen eenigszins van de anderen , als de Lippen effen en ongetand hebbende. H aller heef tze Car- diaca met Hartvormige Bladen getyteld* Zy komt ook met fmalle en fomtyds met wit of zwart ge- vlakte Bladen voor, en geeft kruipende Scheu- ten uit den Wortel , gelyk de Munt. In 't algemeen hebben deeze Planten een Krui- dige vierhoekige Steng, met gepaarde niet ver- deelde Zaagtand ige Bladen en Bloemkransjes 5 digt om de Steng of Takken zittende , die zig zeer Itekelig vertoonen 5 alzo ieder Kelk omringd is met gebaarde Elsvormige Blikjes. De eer(te heeft de boven (te Takjes ruigachtig of Wollig, de andere heeft dezelven (troef* De hoogte is Y a van II* Dë£L. IX STU&t TWEEMAGÏICE KRUIDEN, IV. van een Voet tot een Elle. Voorts moet menze Afdeel* dom. ^Q bepaalingen en Afbeeldingen onder- Hoofd- fcheiden. STUK, £kotzaa$ Betonica. Betonie. De Kelk is in dit Geflagt gebaard, de Bo- venlip van de Bloem opklimmende platachtig, het Fypje Rolrond. Behalve het gewoone Kruid van dien naam zyn 'er nog vier Soorten in begreepen , naamelyk. I. (i) Betonie met een afgebroken Aair y de mid- offiïinüHs* del/lip der Bloemlippen uitgerand hebbende. Gcmeene. Dit Kruid 3 dat hier in de Hoven geteeld wordt, groeit wild in de Zuidelyke deelen van Europol, in Switzerland j Ooftenryk, en is inde Bosfchen van Rusland zeer gemeen. Men noemt het, vol- gens den Latycfchen Winkelnaam, in'tFranfch Hetoine, in 't Engelfch Betony en by ons Beto- nie. De Steng is opgeregt en groeit een Elle hoog. De onderfte Bladen zyn lang- , de boven- ften kort- of ongeileeld , langwerpig Hartvor- mig, rimpelig en ruig. De Bloemen maaken een (i) Betonica Spica interruptS , Coroll. Lacinté Labii inter- media emarginata1. Syst. Nat. XII. Gen. 7ig. p. 394. Vcg. XIII. p. 446. Gort. Belg. 169- Kram. Auftr* 16%. hall* flelv. 640. GOUAN Monsp* 276. Ger. Prov. 273. Fl. Suec. 487. H. Cliff. 310. R. Lugdb. 316. Betonica purpurea & alba. C, B# Pint 235. Betonica* Dod. Pempt. 40. LOB. ti, 532. D I D Y N A M I Aj 341 een gebladerde Aair 9 uit afgezonderde Krans- iV. jes beftamde. Zy zyn natuurlyk paarfch, maarAF^L* men vindtzeook bleekrood en geheel wit 3 doch Hoofd* zeldzaam. STÜK* De Smaak is Zoutachtig , een weinig Kruide- /p^l7a^ rig en die der Wortelen bitter. Het is als een Hoofd- en Wondmiddel aangepreezen geweest, doch men heeft den Reuk nadeelig bevonden in het verfche Kruid. Het gedroogde kan tot een Niesmiddel dienen en de Wortels purgeeren flerk met braaking : des het veiligst is zig daar van te onthouden, 't Schynt dat de kragten aan- merkelyk naar de Groeiplaats verfchillen. (a) Betome met een onafgebroken Aair , de n™'rha middel/lip der Bloemlippen effenrandig. Orientaiis. Levant* Deeze heeft de Bladen zeer fmal en langenfche% de Aair der Bloemen is dikker dan in de gemee- ne > volgens Tournefort 3 die dezelve in de Levant heeft gevonden. De hoogte is twee Voeten , zegt Goüan. (3) Betonie met de Aair van onderen gebla- m. derd en de Helm der Bloemen tweedeelig.Alo/£"™** Dit^aaïtise' (z) Betcnïca Spidi integra , CoroJI. . Lacïnia Labii inter- media integerrima. R. Lugdb. 116 Bet. Oriencalis &c. TOUllNF. Cor. 13. GOÜAN Homp. (3} Betonica Spica Bad foliofa &c. jACq. Vmdob. 251. Horminum minus album Betomes facie. C. B. Pin. zio. Prodr. 114. Betonica montana lutea. Babr. Ic. 339? Beton i- Y 3 C9 li Deel. IX» Stuk. 342 T WEEM AGTIGE KRUIDEN. IV, Dit Kruidje, in de Gebergten van Opper- 'Afdeel. Ooftenryk en voorts in die van Italië en Pro- xv HooFDr vence groeijende, heeft Aairen, welke naar die stuk. van het Kruid, dat men Vosfenftaavtjes noemt, Biootzaa- gelyken. De Stengetjes zyn naauwlyks een Hand- breed hoog , en het heeft aan den Wortel ron- de, dikke, Wollige Blaadjes, Iv\ (4) Betonie met de Aair van onderen gebla* bfr/utT* derd en de Helm der Bloemen geheel. Ruige. Ey Piftoja, in de Apennynfche Bergen, hadt Mentzel deeze gevonden, hebbende de Bla- den als met Wolligheid bekleed en groote paar- fche bloemen. De Heer B assi heeft dezel- ve nader onderzogt en van de voorgaande ver- fchillende bevonden* De Aair is hier niet afge- broken. t v. (5) Betonie die een Aair heeft met gewolde GMde?' Kelken en Draadachtige Tanden ; de Bladen Lancetvormig , kaak In de Oofterfche Landen is de Groeiplaats van deeze , die de Steng en Bladen byna glad heeft , een groote Wollige Aair, met Draad- achtige Tandjes en geele Bloemen , wier Bo- venlip naauwlyks langer dan de Kelk is, de De cx folio Alopecucos quorundam. J. B. Hifi. UI. p. 303. Kortninum Alp. luteum Betoniae Spica. Raj. Rifl. $$7< (4) Betonka Spïcï Bafi foliofa &c. Bet. Fol. hirfuti*, Flox* purpupeïs amplisilmis. Menttz. Pug. ($) fiemica Spica Caiycibus knatk, &c. Dl D^NAMIA. 343 de Onderlip driedcelig en de Meeldraadjes van IV. Afdee XV. Hoofd» langte als de Bovenlip. A™v!U S t a c h y s. Andoorn. s"k. Gymn§~ fpermia* De Bovenlip is gewelfd 5 de Onderlip aan de zyden omgeboogen, met de middelfteSlipgroo- ter en uitgerand : de Meeldraadjes , afgebloeid , buigen zig zydewaards in dit Geilagt, 't welk de volgende Soorten heeft. ( i ) A ndoorn met zesbloemige Kransjes efi Hart- r- vormge gejieelde Bladefi* fyfvatkl! Bofch-, Een zeer goede Afbeelding geeft Taber- NiEMON t, onder den naam van Befch- Netel % van dit Onkruid , 't welk door geheel Europa voorkomt in de Bosfchen. In Vriesland, Over- ysfel en Gelderland, is het ook aan ruige Wal* len en Wegen gemeen. Bauhinus hadt het Zeer groote Jlinkende Doove Netel der Bosfchen getyteld, maar Tournefoiit bragt hei met reden tot de Galeopjis t'huis , als het echte Kruid van (i) Stachys Vertlcillis fexfloris , Foliis Cord. petiolatïs. Syft. Nat. XII. Gen. 719. p. 394» XIII. p. 447. GoBT. Belg. 169, KRAM. Auflr. 173. GOUAN Monsp. 282. Fl. Suect 4S9. H* Clif. 309* R. Lugdb. 317. HALL. Helv. 6$z% Lamium maximum Syivatiaim foetidum, C. B* Pin. zjr. Galeopfts procerior foEtida fpicata. Tournf. Inft. 185. Ga- leopfis legitima, Clus. Blft* II. p« jj. Urtica Meraclea. Tab, &. 536. Y 4 Ut Deelï ix stuk» 344 TwEEMAGïlGE KRUIDEN, IV. van dien naam zy nde > volgens den groeten Kruid- AFxvf L' kccner C l u s i u s. Hoofd Het heeft een Steng van twee of drie Voeten stuk- hoogte , die ruig is gelyk het geheele Kruidden BUotza&'^g gefteelde Hartvormige Bladen , van een Handpalm groot. De Bloemen komen voort in lange Aairen met kleine Blaadjes onderfcheiden en fteeken ver uit de Kelken , zynde paarfch- achtig van Kleur , met een rnigen Keel. Dit Kruid wordt , in hoedanigheden 5 bynage* lyk gefield met de Witte Doove Netelen. Vail- lai*t* een der bekwaamde Kruidkundigen zy- nes tyds 3 hadt hetzelve bevonden een uitmun- tend Middel te zyn om Gezwellen tedoenver- flaan. Hy deedt de geheele Plant in een Mortier kneuzen en maaktze dus tot een Pap , welke daar tweemaal *s daags verlch opgelegd vverdt ( *). De Olie, die eenigen tyd op de Bladen gedaan heeft, is onverbeterlyk tot Geneezing van Pees- Kwetzuuren en Brandfteden. Men bedient zig in Vrankryk , ten platten Lande , met Vrugt inwendig van het Aftrekzei der Bladen en Bloe* men, in Water, tegen het Graveel- Kolyk , Klier - Gezwellen en het Zydewee (f ). ii* (2) Andoorn met zes of meerbloemige Krans- jes Stachys Taluflrï*. Moeias- (*) Mem. de FAcad. 1717. p. 35?. (|) TOURNF* Herb* env. Par* p. 167. (1) Stacbys Vert. fexfloris , Fol. Üneari - Lanceol. &c Gort* Belg. &c. Stachys paluöris foetida, C. B# Pin. 236. Stachys ^uttkra. Tab. Ic. 577. D I D Y N A M I A.1 545 jes en Liniaal Lancetvormige 9 de Steng IV, half omvattende , ongefteelde Bladen, ^F,£yEL* De ruuwheid* mooglyk, der Kruiden van dit ^ük*° en de twee volgende Geflagten heeft den naam Gymno, van Andoorn in trein gebragt , wordende dc^perma% Stachys genoemd Welriekende. Deeze is3 byTA- bern^mokt, onder den naam van Bruine Wa- ter-Andoorn afgebeeld > groeijende aan Wa- terkanten door geheel Europa* Men vindtze ook in Vriesland en Overysfel menigvuldig. Hy noemtze dus, wegens de bruinheid der Bladen „ en der Bloemen , die echter ook dikwils bonc voorkomen , dat is van buiten roodachtig en „ van binnen wit geftreepc. Het beflaat dikwils 3> geheele Akkers 3 zegt hy 5 en dan zyn de a> Wortels aangenaam van Reuk, Men gebruikt 5, het als een verzagtend en Wondmiddel, als „ ook tegen de Üerdendaagfche Koorts." (3) Andoorn met veelbloemige Kransjes, de m* Tandjes der Bladen Kraakbeenig getipt fde jfptty5 Bloemen met een platte Lip. Aipifch. (4) Andoorn met veelbloemige Kransjes , de Iv Tandjes der Bladen Schubswyze* de StengGermanie** Wollig. fi Van (3) Stachys Verf, multifloris &c# Stach. Fol. Lanceoiaro- ovatis &c. H* Cliff. R» Lugib, 317. Stachys latifolia major. Pluk. Alm, 3^. T. f. 4. Pfetido - Stachys Alpina. C. B* -P/K* 236. Prodr» ll 3. (4; Stachys Vert. miiltifloris &c. Stach. Vert* quadragin- Y 5 tt- II. ix. stuk,] t 34Ó TwEEMAGTIGE KRUIDEN; IV. Van deeze twee is de eerfte, in Duitfchland AFxv?L en Switzerland op de Bergen groeijende, don- Hoofd* ker. doch de laatfte byna geheel wit van Kleur. stuk, Zy jcomt njjet alleen in Duitfchland . maar ook fee°tzaa 'm Vrankryk en Engeland voor. De Steng is by de drie Voeten hoog en heeft gcfteelde gewolde Kransjes, die fomtyds beftaan uic veertig Bloe- men y met Elswyze Blikjes onderfcheiden. Dit laatlte Kruid wordt Stachys van D i o s- corides genoemd door LoBELenis de ei- gentlyke Welriekende Andoom j, boven gemeld. De Bladen zyn ongemeen zagt op 't gevoel en hebben ook geen fchcrpheid van Smaak , zo Tour ne fort aanmerkt: des die Autheuren, welke dezelven ruuw noemen > een andere Soort op 5t oog gehad moeten hebben. Van deeze zyn de Bloemen paarfchachtig en fomtyds wit; de Bladen komen ook fmaller voor en drievoudig % 20 Vaillant aantekent. Van de Duitfchers wordt dit Kruid, zegt Lob el, Veld- Andoom geheten. é v. O) Andoorn met dertigbloemige Kfansjes ,Jiee- Stacbys kende Kelken en een ruige Steng. Cretica. ° Q (6) tafloris. H. Ups. Srach. Fol. oblong -coidatïs Sec, H. Cliffl R. Lu zo Clusius aantekent. f8) Andoorn met Wollige Bladen y die Eyrond- vur. T nn^Orientaliu ^m Levamlch, (ó) Stacbys Ramïs ramofisfitnis , Tol. Lanceolatis glabris» II. Clljf. 3 ie R. Lugdb.. 31 8. Siderït's glutinofa Bitumen redolens. Moris. Hifi. IlT- p. 389. Zan. Hifi. 136. (j) Stacbys RamuUs Spin& terminatis. H. Cliffl 3ïo. R, Lugdb. 3 is. Stachys Spinofa Cretica. C. B. Pin. 236. Mo- rTs. Hlfl. III. p. 38*. S. ii. T. 10. f. ju Gaidarothymo. Clus. Hift9 II. p. 311. (8) Stacbys Foh'is tomentolïs ovato - Lanceolatis, Flora11!* bus Verticülo brevioribus* R. Lu^db. 3 ig. Stacbys Or. altis» fima foetidisfima. Toürnf. Cor. 12, BOERH. Lugdb. I, p* 154. II. Debi.» IX. Stuk; 343 TWEEMAGTÏGE KRUIDEN. IV. Lancetvormig zyn, en by de Bloemen kor- AF XV?1" ter dan het Kransje. stuk™ Deeze zeer groote en uitermaate Stinkende Bkotzaa- Soort , is door den vermaarden Tournefort **** in de Levant waargenomen. ix* (9) Andoorn met byna geaairde Bloemen , niet PaUftfaa. Jlekelige Kelken , de Bladen Lancetvormig Joodich. ongejleeld; Wollig rimpelig effenrandig. Van deeze Soort, uit het Joodfche Land af- komftig, die de Kelken byna tienhoekig heeft, is de Bovenlip der Bloemen holrond, geheel, paarfchachtig, zo wel als de Onderlip , maar de Keel wit gevlakt. x. (io) Andoorn met Hartvormige Jlompe Wol- ZeeKants? gekartelde Bladen en langwerpige ge» heel effenrandige Blikjes. Aan de Kuften der Middellandfche Zee groeit deeze , een Kruidje , dat de Steng maar een Span hoog heeft , met een Aair van zesbloe- mi- (9) Stachys Flor. fubfpicatis &c. Stachys alba angufto Sal- \\x folio. BARR. lc. 279. Std. incano Olea: folio &c. Volk. Norib. 3 53. Sid. molli cinereo Oleae folio &c. BOCC. Mus. II. p. 1+5. T. iop, 112. (10) Stachys Fol. Cord. obtufis tomentofis crenatis &c. Mant, 82. JACO^ Hort. T* 70. Betonica maririma Fl. ex luteo pallescente. Dill. Eith. jo. T. 42. f. 50. Betonica Heraclea latifolia Dioscoridis. DONAT. Venet. 84. Bocc. Mus» 2. p. 164. T« 127. Sideiicis Salvias folio noftras. MAGii» Monsp. 243. P I D Y N A M I Al 349 mige Kransjes en gewolde Kelken , die vyftan- IV*' dig zyn enfcherp, naauwlyks gebaard, deBloe-AF^t# men geel. Hoofd- stuk. f ii) Andoorn met tweebloemige Kransjes. xr. Stachys Volgens de Waarneeming van den Leidfchen ^aapfch." Hoogleeraar D. van Roijen, heeft deeze Kaapfche een Stengetje van een Handbreed hoog en gelykt naar de paarfche Doove Netelen; doch de Blaadjes zyn glanzig , hoewel gehaaird. Andoorn met zesbloemige Kransjes , leg- xir. gende Stengen ; de Bovenlip der Bloemen ^?f* tweedeelig , wyd gemikt en omgeboogen* Op de Heuvelen der Zuidelyke deelen van Europa groeit deeze Soort, die de Stengen leg- gende, vierhoekig, Pypachtig en broofch heeft , met gedeelde Hartvormige Bladen , alles dun- netjes met Haair bezet, de onderden üomp,de bovenden fpits, Zaagtandig; de Kelken gebaard. (13) Andoorn met byna geaairde Kransjes, xiil Hart- Regt. Stachys VerticiHis bifloris. Mant. sa. Sideritis ere&a Teucrii pratenfis folio j£rhiopica. Pluk. Alm* 245. T. 31$. f. 3. (12) Stachys Vertrillis fexfloris , Caulibus proftratis &c. Galeopfis Cau!e piloö &c. All. Wc. 44. Marrubium nigriim rotuadifoüüin. C. B, Ptn. 230. Ocynaum Valentinum. Clus. Hift. II. p. 4*- (13) Stachys VerticiHis fubfpicatis &c. Sidetitis vuig. hir- ft; II. Deel. ix, Sïus, 3$0 TwEEMAGTIGE KRUIDEN, IV. Hartvormig ovaale gekartelde ruuwe Êla* Afdeeu dm en 0pjiygen^e Stengen. Hoofd- stuk. Deeze , ook in de Zuidelyke Landen groeï- Gymno- jende, met TakkigeStengetjes vaneen half Voet fperma. jjQQg ^ heeft de Kransjes ver van elkander en niettemin Aairswyze geplaatst , de Kelken ge- doomd en de Bloemen geel. Stiy& * ^D^oorn wet zesbloemige Kransjes ,Ey- Annna. rond - Lancetvormige Bladen É die drierïb- jaariyks. ^/g effen en gefleeld zyü9 en opftaande Stengen. xv. (15} ADdoorn met zeshloemige Kransjes , flom* "iTkkef-" Pe > tyna kaale Bladen , de Bloemen van Andooiuo langte als de Kelken enjlappe Stengen, Deé- futa ere&a. C. b. Pi». 233. Sideritis vuig. Clus. Hijl, II, p» 39. Sid. Fl. luteolo. RïV* Mon. 70. Tetrahit Caule ereo to, Fol. petiolatis. Ger. /Vav. 271. Betonica Fol. intcrVer- ticiilos &c* HALL. ifr/v. 045. (14) Stacbys Verticilüs fexfloris , Fol. ovato - Lanceolatis &c. Stach. lol. Lanc. fesiil. ü. 67^ 310. R. Lugdb. 317. N. 7. Groinu Pïrg. 66. Betonica verticillata , Cal. «Spmofis. H. 16 ƒ♦ Betonica Foliis &c. Wall. Ha/u» 645* Sideritis Ai venfis latifolia glabra. C, B. Pin. 233. Alysfum naajus» Tab. Hijl. 9*9» (15) Stacbys Verticillis fexfloris , Fol. obtufis nudiusculis &c. Giecoaia Fol. Gord. oblong, crenatis. II. Ciitf. 307. R. Lugdb. 320. Sideritis Calyc. fubinermibus hispidis. Fl. Sues. 488. Sid. Alfines Trixaginis folio. C. B. Pin. 233. Prtdr* HU Marrubiaftrum vulgare. Tournf. InJÏ. i$o. fi9 Lamium ïaludofum Eelgicum Melisfa: folio. Hermt. Lugdb. 35 1. T. 353» Manubiaftimn paluftie foeiduai. Tquknï, DlDYNAMlA* 351 Decze twee komen in de meefte deelen van IV; Europa en de laatfte in onze Nederlanden voor , tot welke men het Doove Neteltje met Melis* Hoofd- fe- Bladen, door Hermannus afgebeeld ,stuk# dat hy zegt van zelf op Moerasfige plaatfen van /puil™* ons Land weelig te groei jen , en een dergel y ken Stank te hebben als de Doove Netelen, t'huis gebragt vindt. De Bloempjes zyn, in hetzelve, naauwlyks zo groot als de Kelken, die puntjes hebben , doch niet prikkelen. Hier is de Steng flap, naauwlyks 'een Voet hoog: het Jaarlykfe heeft de Steng in Bergachtige Landen opftaan- de, in Velden leggende; gelyk het Regte An- doorn dezelven eerst hurkende en verder opfly- gende heeft. Deeze Onkruiden zyn voorheen door den Rid* der tot de Betonie of elders t'huis gebragt ge- weest en veelen hebbenze tot het Yzerkruid be- trokken; in welk opzigt men hier letten moet op de geftalte der korte Meeldraadjes, die regt- hoekig uitwyken , zo dat zy een kruis maaken met de twee langen , die regt ^yn, In de Be- tonie zyn de Meeldraadjes allen regt gelyk ook in het Yzerkruid , 't welk , bovendien, door de Bovenlip plat en kortte hebben verfchik (*)♦ Ook zyn de Wortels,, in veele Soorten , met Knobbels bezet als Aardappelen Bal- (*) GER. Ptüv. p. 272. Ct) GOUAN Monsp. p. 283. II, Deel. IX. Stuk* 352 TWEEMAGTIGE K.RÜIDEN* IV* B A L L O T A. Balloté. Afdeel. Hoofd- Ee0 Trompetachtige Kelk , die vyftandïg i$ stuk-, met tien Streepen^en de Bovenlip van de Bloem Biootzaa- gekarteld , holrond. Dit maakt de byzondere dige' Kenmerken uit van het Geflagt deezes naams , waar in de vyf volgende Soorten begreepen zyn. t. (i) Balloté met Hartvormige onverdeelde Zaag* ÜM z. Zwarte. nfgtaï** tandige Bladen en gefpitjle Kelken. Dit meent men te zyn de Balloté der Ou- den, gemeenlyk Zwart Malrove of Stinkend An* doorn genaamd, in 't Franfch Balloté > in 'tEn- gelfch Black Horehound. Het Kruid groeit door geheel Europa, op Steenige en Zand -Gron- den , aan Haagen en Wegen, als ook in onze Nederlanden* Het heeft een Steng van om- trent een Elle hoog , met rond Hartvormige Bladen , die wel zwartachtig of donker groen , doch ook eenigermaate ruig zyn en getand , in wier Oxelen Kransjes voortkomen met paarfch- achtige Bloemen. De Stank onderfcheidt het duidelyk van de Malrove* Men houdt het voor dienftig tegen de Opftyging, en het AftreJczel is (i) Ba! lot a Fol. Cordatis indivifïs Serratls , Qa\. acumi- inatïs. Syft. Nat. XIL Gen. 720. p. 395:. Veg. XIII. p. 44S. GORT. Relg* 170. KRAM. *4u(lr. 174. HALL. Helv. 648* Gouan Monip. 285, GER. Prov. z&s* Fl. Suec. 484. &c* II. CU 'ff. 311. R. Lugdb. 315» Balloté f. Marrubium nigrum. Dod Pempe. 90. Lob. Jc. $isf Marrubiaikum Iteliore , pras* üum fatidura. Tab. p, DlDYNAMIA. 35£ is tegen 't Voeteuvel aangepreezen geweest. IV; ö Afdeel^ (2) Balloté met Hartvormige onverdeelde ^^"Hoofd- tandige Bladen en byna geknotte Kelken, stuk. 11. Zeldzaam komt dit Kruid met witte Bloemen a£flH* voor , hoewel het dus in Sweeden , in Vrank- witte, ryk, en volgens Boerhaave ook alhier 5 is waargenomen. Zulks zou maar eene Verfchei^ denheid zyn , indien niet de Kelken ook ver* fchüden» (2) Balloté met Palmswys9 verdeelde getande LUL \ Bladen en eene gewolde Steng , Gewold^ In Siberië , naar den kant van China, groeit deeze, welke de Bladen byna als die der Aal- besfen, halfin drieën of in vy ven verdeeld heeft 3 van boven glad en blygroen , van onderen met eene Zilverkleurige Wolligheid* üe Bloemen zyn zeer groot , van binnen bleek geel , van bui- ten wit en uitermaate Haairïg , de bovenfteLip Lepels wyze uitgehold ,de onderfte Hartvormig, aan de zyden twee uitgerande byhangzels of Oorlappen hebbende en met paarfche Streepen getekend* De Kelk is een weinig ruig. De Zaa- (2) BallotaVoL Cord.acum. ferr* Calyc. fubtruncatis» FL Suec* II, N. 530. Bailote Flore aibo. ToüRNF. Inft* 185. VAILL» Pat. 20. Bailote. Cam. Epit. S7Z° (3) Balkt* Fol. palmatis, Caule Lanato. Bailote Fol. Ge* janii Batrachiofdes. Amm. Ruth> 47* Phlomis FoU nmltiMs» GMEL. Sib. III. p. 241. T. 54. z 11, ceel, ix. stuk. 3/4 TwEEMACTIGE KRUIDEN. . 'V* Zaaden zyn bruin • naar een driehoekig Prisma Afdeel xv. ' ge'ykende , met kuiltjes uitgehold en ruuw. Hoofd- stuk. (4) Balloté met Hartvormige Bladen , gebladerde Baihta Aairen^ geknotteKelken enLiniaale Baardjes* ^wehie-*# In de Westindiën groeit deeze Soort , welke kende. je Heer j A c Qö j N aanmerkt, zeer welrieken- de te zyn , wordende van de Inwooners op St. Domingo in Baadmgen gebruikt. Schoon 'er fomtyds maar twee Zaaden in één Kelk aanry pen, dat Browne meende altoos plaats te hebben , heeft zyn Ed. 'er meest vier in waar- genomen , gelyk in de meefte Kransbloemige Kruiden. 2>^:eha ^ Balloté met gehalveerde , tweedeelige %half Tweczy- geaairde Kransjes. Deeze Oostindifche is niet minder flerk en aangenaam van Reuk, leverende op Ceylon een Olie en Water uit , daar men tegen Opftygingen en Moederkwaaien gebruik van maakte. Zy ge- lykt naar de Betonie of naar het Kattekruid , heb* (4) Ballota Fol» Cordatïs, Spicis foliofis Sec. ]ACQ.Amerm ijz* Mefufpharum hiriïitiim &c. BROWN. Jam. 257. T. I8.f. 2* Marrubiaftrum maximum ,F1. coeruleo , Nardi odore. Sloan. Jam. 64. Hiji. f. p. kjfc T. 102. f. 2. (5) Ballota Vertic. dirnid. bipartitis Semispicatïs. Monarda Flor. Verticillatis &c4.F7. Zeyl. 24? Marrubium odoratisfimuna Betoniex folio. EURM. %eyt 153. T. 71. f. U Stachys Indica pïocerior, Betonica: folio. Raj. Hifl. 1%-jz* An Marxubiua& lndicum t Burm, Fl* Ind. p, 1*7» Didynamia; 35^ hebbende een vierhoekige Steng en Hartvormï- IV. ge, Zaagtandige, Wollige Bladen. Afdeel; Hoofd? Marrubium. Malrove. STÜK* Gymn4~ In dit Geflagt is de Bloemkelk ook Trom*^™1** petachtig , ftyf en tienfcreepig : de Bovenlip tweedeelig, Liniaal, opfcaande. Het bevat tien Soorten , waar van de vier eerften vyftandige , de zes laatfcen tientandige Kelken hebben. A. Met vyftandige Kelken* (i) Malrove met Wigvormige vyftandige ge* I. * plooide Bladen , de Kransjes geen Omwind- m^Ta^s^ zei hebbende. ge» Den bynaam voert dit Kruid , om dat men het oordeelde te zyn het Alysfon van Gale- nüs, dat tot Geneezing der genen , die van een dollen Hond gebeten waren 3 ftrekte. Clu- siüs vondt het in Spanje en uit Zaad 9 door hem vergaderd , is het aan de Kruidhoven van Europa medegedeeld. Het heeft de Steng, zegt by, omtrent een Voet hoog, vierhoekig, ver- deeld (i) Marrubium Fol. Cuneifortaibus quinquedentatis &c. Syft. Nat. XII. Gen. 7*1- P- 3^5- XliU p. *48. H. ClijJ. 3 11. R. Lugdb. 314. Marr. album Fol. profunde incifis- Moris. Hifi. III. S. 11. T. 10. f. ia. Alysfcn verticill. Fol. profunde incifis. C. B. Pin. 232. Alysfon Galeni, Ci.us. Hifi* H. p. 35. Rar. p. 187. LOB. lc. 524. Z a U. Deel, IX. Stuk. 555 TwEEMAGTIGE KRUIDEN. IV. deeld in Takken* die zeer Wollig zyn. DeBla- Ap^L*den, van gezegde figuur, zyn grys en bitter, Hoofd- doch Reukeloos, De Kelkjes hebben vyf Doorn- stuk* ^jes en bevatten paarfche Bloempjes , die kleia J£0t***'zyn9 drie aan ieder zyde van het Takje. tt. (2) Malrove met Eyrbnd - Lancetvormige Zaag* Humden- tandige Bladen en Borjlelige Kelktandjes. grinum. Vreemde, q^) Malrove met byna Eyronde gewolde, aan Candïdisfi- end uitrandig gekartelde Bladen ; de Kelk- ^"zeer tandjes Elsvormig* Deeze beiden , door DiLLÈNiusop eene zelfde Plaat afgebeeld y zyn afkomftig uit de Zuidelyke deelen van Europa , en in 't byzonder van Kandia zo 't fchynt, vooral de laatfte, die dikker en ronder van Bladen is, hebbende ook de Kelkpuntjes ftyver. 1 *y- (4) Malrove met de Kelktandjes Borjtelig ,regt Leggende. en tuig* De (2) Marrubium Fat» ovato- Lanceolaris ferraris&c. Kram. jiuftr, 174, ClüS. Pann. 589. GOUAN Msnsp. 284. H. Cliff', R. Lugdb, uts. Oron. Oriënt. 73. Marr. alb. latifol. & air guftif. peregrirwm. C. B. Pin, 250. Marr. alt. Pannonium. Clüs. Hifi, II. p. 34. Marr. cand. alt. Hisp, Lob. Ic, 512. Djll. Eltb, 219. T. 174- & (3) Marrabium Fol. lubovatis Eanatis &c. H, Cliff, 312; R. Lugdb. 315. N» 4* Marr. album candidisfimum & villo- futn. Touunf. Cor. 12. Marrubium Fol. rotundo candidisii- mo. Dill» Ehb. 219. 174» f. 214* (4) Marrubium Deat. Cal. Sctaceis re&is villofis* H, Cliff, 31*. R. Lugdb, N. $. Marr. Hisp, fupinum Fol. Sericeis Ast D I D V N A M I A. 357 Dè Spaanfche Malrove met Fluweelio; verzil- IV; verde Bladen en leggende Stengen van Tour^f™* ne fort, welke door den Hoogleeraar A* van Hoofd- Royen, volgens den Ridder, op deeze Soort5TUK# is aangehaald , wil Di llenius in zyne/pewZT Fig. QÏ5. vercoonen. De Afbeeldingen by B a r- reliek, verfchillen nogthans daar van aanmer- kelyk. Misfchien zyn wel de drie lastfte Soor- ten flegts voor Verlcheidenheden van de Creti* fche Malrove aan te zien. B. Met tientandige Kelken. Cs) Malrove met de Kelktandjes Borjlelig en v* haakig omgeboogen. £vlu gare. Dit maakt de gemeene Malrove uit , welke Gemcene« door geheel Europa hier en daar voorkomt op Zandige, Steenige, dorre Gronden. Veel min- der nogthans groeit dezelve in Ooftenryk dan de Tweede Soort , die in het Land omftreeks Weenen , aan de kanten van Wyngaarden en Bouwlanden , als ook op drooge Grasvelden over- Argeftteïs. Toubnf. faft* 192* Marr. album Hisp. raajiis, Barr. Ic. 685, 68 ö. Marr. alb. Sericeo parvo & rotundo folio. BOCC Mus. II. p. 78. T. 69. (?) M&rruhium Dent. Calycinis Setaceis uncinatis. Mat. MtL 305. Fl. Snee* 485. GOET. Belg. 171. Kram. Aujlr. 175. HALL- Helv. 648. GEB. Ptov. I65. Dalib. Pau 182. GOUAN Monsp. 2g4. H» Cliff. K. Lugdb* uts. Marrubiura al- bum vulgarc. C. B. Pin* 230. LOB. Ic. 517* DOD. Pcrnpu 87. Clus. Panu. 588. fi, Marrub. album Viliofum, G. Bg Pin. 230. Prcdr. n®. z 3 H, DEEL, IX, STOK. 358 TWEEMAGTIGE KRUIDEN» IV. overvloedig gevonden wordt, doch elders Vreemd xv.EL< is' BY ons komt de Gemeene in de Duinen op Hoofd* veele plaatfen voor. In Vrackryk noemt menze stuk* Marrube blanc, in DuvSchhndWeisferAndorn, fyiêtza*'m Engeland Horehound. De Neerduitfchenaam, dien men ook Malrovie en Marobel gefpeld vindt * is, gelyk de Franfche en anderen , van den La* tynfchen Marrubium afkomftig. Anders wordt zy by ons ook wel Witte Andoorn geheten. Het Kruid heeft vierkantige Stengen van om- trent een Elle hoog en ovaale Bladen , die rim- pelig zyn met kleine en groote Tandjes bezet, Haairig en als met wit Poeijer beftoovcn. Het heeft dlgte Kransjes , ongefceeld , en witte Bloe- men. De Reuk is fterk, iets van Moskeljaat hebbende, zo Hofman wil, en niet zeer aan- genaam ; de Smaak uitermaate bitter. Het heeft: in de Geneeskunde een aanmerkelyk gebruik, inzonderheid tot Zweet- en Pisdryving, de Ver- ftopping openende en het gene vast zit oplos- fende. Tot verwekking der Maandftonden , ia Borstkwaalen en * verhardingen der Ingewan- den, kan het, op verfcheide manieren bereid, van dienst zyn. Inzonderheid ftrekt het uitwen- dig, in Pappen gebruikt, tot Oplosfing en ver- hoeding van 't Heet Vuur. Men wil dat hetzel- ve het Prajium zy van Dioscorides, en onder dien naam komt het fomtyds in de Win- kelen voor* (6) Mal D I D Y N A M I A. 359 (6) Malrove met Hartvormige rondachtige , IV. uitrandig gekartelde Bladen. ïIfdml. Hoofd* Door een uitgerande Haairige Bovenlip der stuk* Bloemen , verfchilt deeze Kaapfe van de vol- vu. gende , die zeer naar dezelve gelykt, zegt de^^r Ridder. Ik heb een Tak die Heeüerïg is, ko-^J^ mende anders met de bepaaling overeen en de Bladen van onderen Wollig hebbende 3 niet van beide zyden , noch effenrandig , gelyk in de volgende Negende, noch langwerpig, gelyk in de Tweede Soort, welke beiden ook in Afrika groei jen , zo de Hoogleeraar N. L. Bürman- kus aantekent. (7) Malrove met Hartvormige rondachtige , ivir. byna Tandswys' gekartelde Bladen en JlompK?\l\bhii- tientandige Kelken. Een zeer fraaije Afbeelding van dit Gewas , dat in Italië en Spanje groeit, geeft de geleerde Italiaan Boccone, op de Tytelplaat van zyn Muféum* De Steng is Heefterig,opgeregt,met gefteelde Bladen , die zeer ruig en van onderen Haai- (6) Marrubium Foi. Corchto - fubrotundi's , emtyglnato- ctenatis. H. Ciijf* Sii. R. Lugdb. 3H- Pfeudo- Di&amnus Africanus &c. Comm. Hort. II. p 179. T. 90. Mirrnb. al- bum rotundifol. minus Sec* Pluk, Alm, 242* T. 306. f. 2. Marr. DICt. fpurii Foliis & facie» Herm. Par. p. T. 200 ? (7) Marrubium Fel. Cord. fubrotundis &c. Pfeudo - Di&a/n- num nigrum rot. & crispo folio. Bocc. Muu II, p. 152. T* 129. Z4 II. Deel IX4 Stuk» Sfo TwEEMAGTIOE KrüIDEN. IV, Haairig zyn. liet heeft , in Trechterachtige Kei- ^xvfU ken > Paai'fche Bloemen , met de Bovenlip rond- Koofd» achtig, onverdeeld» De Meelknopjes komen niet stuk» buiten den Keel. Des maakt het een verfchil- ^orz**"lende Soort uit , van de Malrove met Bladen en gedaante van Valfch Diptam, by Herman- kus, welke de Bovenlip gebaard en de Meel- draadjes lang heeft , zegt de Ridder. vut. (2) Malrove, die den rand der Kelken uitge- biumffl*- breid heeft . met fpitfe Tandjes. panicum^ spaanfehe. jn ^CqZQ js de Bovenlip der Bloem in drie of vieren gedeeld en zy heeft de Kelktandjes beurt- lings kleiner , even als in myne Kaapfche voor- gemeld. De Bladen zyn groot , byna rond, wit en ruig , aan den rand gekarteld. De Groeiplaats is in Spanje. tx. (9} Malrove die den rand der Kelken plat en J>f£mnus. Haairig heeft, de Bladen Hartvormig valfch- holrond , de Steng Hee fier achtig* Diptara. < Men vindt by To urnefort een fraai je Af- (2) Marruhlum Calyc. Limbis pafentibus &c. H. CLif. 312. Ups. 169- R. Lugdb. 315. Gouan Monsp, a$4. Marr. alb. rotundifol. Hisp. Herm. Par. T. p. 201. Marr. fubrotundo folio. UARIU lc. 7^7. BOCC. Mus. II. p. 167» T. 122. (9) Marrubium Cal. Lïmbis planis villofis &c. ti. Cliff% R. Lugdb. &c. Pfeudo - Dittaranus vertïciiJatus inodorus. C. B, Pin. zit, Tournf. Infl. 188. T. s 00 Hart- (*) Hift. Pl&nt. Op, fpur. lond. 1731. pag. 259. Itld- in Le&. Ms, mei Parentis : Antü. 1713, Vide & Halle* rum aliosque. II, DEEL. IX, STUX, 3^4 TWEEMAGTICE KRUIDEN. IV. (2) Hartgefpan met Eyrond* Lancctvormige AF x^\Lk Zaagtandige Bladen en ongefteelde gedoom* Hoofd- de Kelken, STUK. Deeze, die in Bohème en de Ukraine groeit , heeft een vyfdeeligen gebaarden Kelk en zeer aJir™~ kleine Bloempjes , naauwlyks langer zynde dan heemfch. de Kelk. Op Java komt zy ook voor3 volgens den Heer N. L. Bü&mannüs» iii. (3) Hartgefpan met driedeelige gefnipperde Bla- Tvmfch! den enPluizi&e Kelken. De Zaaden van deeze, in de Woeftynen van Tartarie verzameld 5 hebben in de Akademie- Tuinen Planten uitgeleverd van niet minder hoogte dan het Gemeene Hartgefpan , met vier- kantige gefleufde Stengen, De onderfte Bladen zyn, byna tot aan het Steeltje, in vyfof meer Slippen verdeeld ; de middelden in drie voor- raame en deeze wederom infmallere, niet zel- den getande Slippen. De Bladen, die aan 'tend der (0) Uonurus Fol. ovatis Lanceolatis fcrratls &c. Sideritls Pol. ovatis&c* H. Cliff. *i3. Lugdb. 322, Marrubiafhum fol. Cardiacac. BOCC. Mus* II. T. 98 . Chenop. Hysfopi latio- libus foliis Maderasp. Pluk» Alm. Ho. T. 16*. f. 2. Burm. TL Ind. 127. (3 ) Leoaurus Foi. tripartitis laclnïatis , CaJycibus vlllofis. TL Ups. 171. GoüAN Mtnsp. 285» Sid* Fol, tripartito-mul- tïfidis. IL Cüfi. 313. Ups. 469* Lugdb. izz. Card. Oiicnt. canescens Foliis Ranuncuii. Tournf. Cor< 12. Caid, Fol. tenuius & profimdius intifis. Amm. Rutb. p. 49 , 50, MiLL* Jc. 80. DlDYNAMIA* 365 der Stengen en Takken groeijen , vindt men IV: doorgaans met drie zeer fmalle fpitfe verdeelin-A^v®EL* gen. „ Alle deeze Bladen zyn , zegt Amman 3Hoofd- „ geheel glad 9 van boven donker groen , vanSTUK* 3, onderen bleeker ; de Bloemen , Kelken en fpamiaT 3, Zaaden, gelyk in het Gemeene Hartgefpan > doch de Bloemen fchecnen my minder pluizig s, te zyn % de Kransjes rnenïgvuldiger en digter, „ zo dat, boven aan de Steng , het een byna 3, het andere raakte." Dit Kruid was ook, op de zelfde plaatfen i met geheel ruige Stengen en Bladen voorgekomen. (4) Hartgefpan met driedeelige veeldeelige, Li- iv. niaale 3 fiompachtige Bladen. ktlrkusl Siberifch. Deeze , die door A m m a n is befchreeven en afgebeeld onder den naam van Reukelooze Balkte met Bladen van Hartshoorn , maakt 3 volgens Gmelin, een loutere Verfcheidenheid der voor- gaande uit, die de Bloemen merkeJyk grooter en de Bovenlip byna gelyk heeft met de Onder- lip. Zy gelyken zeer naar die van de Balloté , als zynde de Bovenlip Lepelswyze uitgehold en de Onderlip in drieën gedeeld, De Kelken zyn vyfhoekig en toopen in vier ftekelige puntjes ufo (4) Leonurus FoL tripartitis multifidis Ltnearibus obtufius- culis. H. Ups. 170. Ballote inodora Fol. Coraraopi. AfiffM. Kuth. 48. T. 8. Gmel» Sib. III. p. 239* BüBM. FL Ind. p. 117. II. Deel, ix. $tm 3<56 TWEEMAGTIGE KRUIDEN. IV. uit* Ook zyn de Kransjes me dan in 'tgemeene Hartgefpan. De vl» lvii* Tak van een Japanfch Kruid, onder den naam Fi£' lt van Leonurus Cardiaca overgezonden, komt zo volmaakt met de voorgemelde befchryving van Amman overeen , en verfchilt doo/het Loof zo zeer van het Gemeene , dat ik hetzelve niet dan tot een der laatfte Soorten kan t'huis bren- gen, en wel liefst tot de Derde, om dat hetzel- ve de Bladen fpits heeft. Nogthans fchynt het ook wel daar van een Verfcheidenheid te zyn, aangezien die , van Java onder den naam van Byvoet overgezonden , de Kelken uitermaate glad heeft, zo de Heer Burmannus aante- kent: 't welk van deeze Japanfche niet gezegd kan worden. Zie daar van de Afbeelding, Plw LVII, Fig.i, waarnevens, byA,een Bloem- pje, viermaal in langte vergroot, in zyn fte- kelige Kelk* Tusfchen de Boven en Onderlip vertoonen zig , na dat dezelven wat van één gehaald zyn, de vier Meeldraadjes , twee lan- ger, twee korter, met hunne rondachtige Knop- jes en de Styl, die in twee Stempels uitloopt, gelyk in de meefte Kransjes . Bloemen. DlDVNAMIA» 367 P h l o m 1 s. Vütkruid. IV. Afdeel^ Dit Geflagt heeft een hoekigen Kelk ; de Bovenlip legt als op de onderfte neer, zynde3Tüïr# lamengedrukt en met Pluis begroeid. Bovendien hebben de meefte Soorten Wollige Bladen/'*'"*** weshalve veele Autheuren dezelven , hoe zeer ook in Bloem- en Vrugtmaaking verfchillcndc 5 tot het Wollekruid betrokken hebben C*):maar ik geef 'er, toe onderfcheiding , den naam van Miltkruid aan* 't Getal der Soorten , meest Europifche, is dertien % als volgu (1) Viltkruid met rondachtige Wollige gekar- pJj telde Bladen ; de Omwindzels Lancetvor- Frut'm}a9 mig; de Steng Heefterig. Heeftcd* Een zeer fraay Bloemgewas maakt deeze die af komftig is van drooge Steenige Heuvelen in Spanje en Italië. Zy groeit Heefterachtig, anderhalf Voet hoog , geevende Takken uit, die zeer yl bezet zyn met Hartvormige breeder of fmaller Bladen , hebbende doorgaans maar twee 3 (1) PbUmis Fol. fubrot. tomentoils crenstis Szc.Syft. NdU XII. Gen. 723. p. 397« V*Z> XIII. p. 450. H. Cliff. 315. R% Lugdb. 318. N. 1. Vetbascum latis Salviac foliis. C. B, Pin. 44c. Verbuscum fylv. alterum. Dod. Pempu 14^. Phlomis Cret. Imt. Folio fubrot. Fl. luteo. Toürnf. Cor. 10. Phlo- mis latifoHa Capitata , lutea grandiflora, Dill. EUL 31^ T. 2S7. f. 305. (*) Naamelyk tot het Verbascum , dat legds in 't VII. $TUK 9 bladz. 6^ , enz. is befchreevent 3(58 TwEEftf AGTtGE KfcüIDEN. IV. twee , zelden drie Kransjes of Kroontjes van AFxv'EL# B]oenien3 die kleiner of grooter, geel of Goud^ Hoofd- kieurig zyn. Zo wel de Stengen als de Bladen *tuk* zyn met een digte Wolligheid , als Vilt, be- df£otzaa' groeid, *t welk de benaaming billykt* Men wil dat dit het Fhlomos zy van Dioscorides, hebbende den naam daar van , dat men de Wol- ligheid der Bladen tot Pitten van Lampen be- zigde* Phiomht Miltkruid met Liniaale fimpe Omwind- Purpurea, zeis 9 korter dan de Kelken ; de Bladen Paaxfch. langwerpig Hartvormig en Wollig ; de Steng Heejlerachtig* De Steng van deeze, die weezentlyk van de voorgaande verfchilt , is ook wel eenigszins Heefterig en Wollig, doch doorgaans zwak en de Bladen zyn fpits Hartvormig, de onderften zeer lang gefteeld : de Bloemen paarfch. Zy groeit natuurlyk in Portugal en Italië. ut. (3) Viltkruid met de Wortelbladen Pylswys* Lcvantfch Hartvormig , wederzyds Wollig ruig. Dée~ (2) Phloms Tnvolucris linearlbus obtufis Sec* Mjll. Z)i&. T* 202 . Verbascum fubrotundo Salviae folio. C* Pin, 240» .Salvia Fïuticofa Cifti folio haud incano. Fluk. Alm, 329. T. 57. f. 6. Fhlomis Frut. Lulitanica. TOL'RNF» Jnft. 178* (3; Pbkmh Fol. Rad. Cord. Sagitt. &c. Mill* £>; r; f4) Pblorms Fol. Lanceolaris tomentofis &c. Mill. T. 205. Phlomis Fol. ligulatis &c. Sauv. Mmsp. 143. Gouan Homp» z$6. Ger Prov. 264. Verb. anguftis Salviae foïns* C. 3. Pin» 240. Verhaseum fyiv. FoL Salvise tentufqlis. LOB. Je» 558. Stoechas praelongo & angufto folio. BARR. Ie. 132 r. fhlomis Lychnitis. Cli/S. Hisp. 1c. p» 379. Verbascum fyl- veftre. Dod. Pempu 145. 0# Phlomis Salvifbjia lutea &c» Dij-L. uts. f4 307» 1 Aa II* DEEL, IX. STUff, 370 TwEEMAGTIGE KRUIDEN, IV. D i llenius fchynt eene Verfcheidenheid van ™L' de een of andere uit te maaken. (5) Viltkruid met de Bladen overhoeks gevind ; de Blaadjes gefnipperd ; de Kelken gewold. (6) Viltkruid met Eyronde Bladen , die van onderen Wollig zyn ; de Omwindzels Els- vormig gejtrekt driedeelig. (7) Viltkruid met flekelige Borjlelige Omwind- zels ; de Bladen langwerpig Eyrond en ruuw ; de Steng Kruidig. (8) Viltkruid met Elsvormig flekelige Omwind- zels ; de Bladen Hartvormig ruuw; de Steng Kruidig. Van deeze vier, door haare bepaalingen ge- noegzaam onderfcheiden, is de Groeiplaats der eerfte (5) Phlomis Fol. alternatim pinnatis &c. Phlomis Or. Foi. laciniatis. Tournf. Cor. 10. K. Lugdb. 31 8. N. 4* (6) Phlomis Fol. ovatis fubtus toraentofis, &c. Phlom. Ia» vol. Radiis Sub. ftri&is. H. Clif. 315. R. Lugdb, 318* N. 3, Plii. Samia Herbacea Folio Lunarix. Toubnf. Cor. 10. (7) Phlomis Involacris Setaccis hispidis &c. H. Ups. 171. Cliff. 31S. R. Lugdb. 318. N. 2. Gouan Monsp. 1Z6. Gek. Frov. 264. Marrub. nigr. longifolium. C. 15. Pin. 230. Her- ba Venti Monspelienliura. J. B. Hifi. III. App. p. 854. Her- ba Venti. Lob. Ic. 532. ($) Phlomis Invol. hispidis Subulatis &c. Phlom. Fol* Cor- diformibus &c. Aïï. Gom. 211. T. 12. Phlomis Vttlcx fo- lio glabra. Amm. 40, 39. Gal. maxima Fol. HounijR. Büxb. Cent. h p. 4. T. 6* Hoofd. STUK. v. Phlomis lacinsata. Gefoip* pexd, VI. Samia. Driedeelig. vn. Htrba Venti. Stekelig. vin. Tuberofa. Knobbelig. Di&ynamia; 371 eeifte in de Levant, der tweede op Samosvder IV. derde in Perfie, Tartarie en de Zuidelyke dee-AF£*EL; len van Europa 3 der vierde op de Velden van Hoofdw Siberië* Die, welke Herba Venti of WindkruidSTUIU van Montpellier genoemd wordt, groeit aldaar pmfc™H twee Voeten hoog , hebbende fty ve ruuwe ge- tande Bladen en blaauwachtig paarfche Bloe- men. De vierde heeft eens Mans langte(*)en Is aan de Wortels met Knobbels gelyk Aard- appelen begroeid. De Kelken zyn ftckelig ge- tand, zo wel als de Bovenlip der Bloemen. Ia Arabie vondt Forskaohl een Viltkruid met witte Bloemen , dat de Omwindzels Palmswys* Draadachtig hadt , de Bladen Eyrond Zaag- tandig. (9) Viltkruid met Lantttvormige eenigermaa- ix; te Zaagtandige Bladen, end - Hoofdjes knzSSSuL agttandisje Kelken. ceyionfch» (*) Altltuio bumana zegt GouAN 'er van s]by Buxb^um vindr men flegts van een Voet hoogte gefpxoken , doch dit zal een Drukfeil zyn ; dewyl zyne benaaming dan weinig zon ftrookea, zo min als de Afbeelding, alwaar het bcveafte der Steng omtrent een Voet en het Blad meer dan een half Voet lang vertoond wordt. (9) Pblorpis Fol. Lanceolaris fubferratis &c, Leonurus Fol. Lanc. fubferr. obtufiusculis, Fl. ZeyL 227. Cardiaca f. Leon, Hysfopi hirfutis foliis &c. Pluk. Alm. %u T. 118, f. 4. Clinopodium Hysfopi btioribus foliis Maderasp. Pluk. Pbyt. T* 164. f. 2, aut. T. 163. f- 6, aut. T. 80. f. 7. Heiba; Admirationis» RüMPH. Amb. VI. p. 33* T. 16» f. I. Leoaurus Xndicus. Sp. PI. 8 17. Aa a IU DUI* ik, 5TUX» 3}2 TWEEMAGTIGE KRUÏDEN. IV* Op veele plaatfen in Oostindie groeit deeze Afdeel Soort, die in verfcheide Afbeeldingen door Plu* Hoofd* keiset fel ynt vertoond te zyn. Niet alleen aan stuk. >t end der Stengen* maar ook laager, heeft het Biootzaa-Z^ Bloemkrans jes , die weinig naar Hoofdjes gelyken. Dit blykt inzonderheid uit de Figuur van het Verwonderings - Kruid ,byRüMPHius, misfehien wegens eenige byzondere eigenfehap dus genaamd* Immers het heeft een zeer fcherp doordringend bitter Sap , zegt hy , dat men met Water mengt 9 en dan , by 't aankomen van de Koorts , den Patiënt in de Oogen druipt , die deszelfs bitterheid in de Mond gewaar wordt. Dus zou het, door in 't Hoofd te dringen , een Middel tegen de Koorts zyn, dat inderdaad meer te verwonderen dan te gelooven is* Het groeit ter hoogte van twee Voeten , met een Kruidige vierhoekige Steng, in verfcheide Takken verdeeld 3 waar aan Lancetvormige , zeer lange gepaarde Bladen , die op de kanten fom- tyds hier en daar getand en ook wel een weinig Wollig zyn. De Kransjes zyn gefchoord door Elsvormige puntjes. De Kelk heeft zeven of agt kleine Tandjes f waar van het bovenfte langst. De Bloem is wit , met de Bovenlip ruig , zeer kort , gewelfd, fluitende op de Onderlip, welke groot is en uitgebreid met twee zydelingfe In* fnydingen; het middel ftuk breed, eenigermaate geplooid. De Meelknopjes zyn zwart, famen* gedrukt , geknot. Van de Stempels zit de eene, die ftomp is, boven aan den Styl; de andere, laager, is Elsvormig en fpits% Met DidynAmia, 373 Met deeze befchryving van den Ridder komt myne Waarneeming ten opzigt van een ibhoone Ap^f* Plant van deezen aart, die ik gedroogd uit Oost- xv. ' indie bekomen heb, nagenoeg overeen. Ik gcefHoOFD- STUK» de Afbeelding van een Takje daar van, omdat Gymmm de meefte Figuuren onvolkomen zyn , in Fig. 2. op Plaat LVII. Een Bloempje , geopend en vergroot , komt voor by B , waar in men de vier Meeldraadjes met hunne zwarte Knopjes ziet en den bovenden Stempel , tusfchen de Lippen , waar van de bovenfte Lepelswys hol is en zeer ruig , de onderfte gelyk in de be- fchryving* By C heb ik den Kelk vertoond, die overlangs geribd is en den Mond nederwaards fchuins afloopende heeft, met zes of zeven zeer fyne Puntjes, behalve het bovenfte lange. Voorts heb ik 'er de Zaaden bygevoegd , vier in getal, gelyk in de Kransjes * Kruiden algemeen is , ook viermaal in langte vergroot* Zy hebben ieder twee platte kanten , waar mede zy tegen elkan- der fluiten en een ronde , die den omtrek in het Kelkje vult. C10) Viltkruid met Liniaale Omwindzels , een- x. Pa/ * lippige fcheeve Kelken en Eyronde gehaair- jj^a. de Bladen. °ostin- dtich, Behalve deeze byzonderheden , die tot ge- noegzaame onderfeheiding ftrekken , heefc 00!$ dee- (10) ThlomU Involucris L'nsaribusj Calycibus wiilabiatls Qbliquis , Foliis Lanceolato-ovatis Pilofis, BURM» FL Ind* p. x*S . Aa 3 II, Deel, IX, STUK. 374 TwEEMAGTIGE KRUIDEN. IV* deeze Soort de Bovenlip van de Bloem groot A*xv?U en de Onderlip klein: zo dat ik niet kan zien, Hoofd* hoe dezelve te veel naar de voorgaande gelyke. stuk» groeit ook in Oostiodie. xi> (li) Viltkruid met /pits Hartvormige Zaag- Ntpvlfi* tandige , eenigermaête Wollige Bladen , fa. [ zeventandige gebaarde Kelken , debovenfie ^ttekïu». groom^ en een Xruidige Steng. Eén jaarlyks Gewas maakt deeze Soort uit , die te Suriname fchynt te groei jen, zyndedoor Hermannus, onder den naam van Ameri- kaanfch Hartgefpan, met Kattekruid. Bladen en korte pluizige donker roode Bloemen /afgebeeld. De Bladen zyn in deeze, gelyk in de voorige,. groen 3 en zy heeft ook twee Draadige Stempels. (ia) Viltkruid met Lancetvormige Zaagiandi- ge Bladen , tienhoekige Kelken met tien Jlappe ' Tandjes en een Heejterige Steiig. 0KU1 ,eeu Ihait. Deeze zeer bekende en niet minder aanzien- de ««ra*. Jy. Leeuwe- (11) Phlomls FoL Cord. acutls fermt's fubtomentofis &c. Cardiaca Americana anniia, Nepetx folio &c. Herm. Lugdh* 1 15. T. 117. (12) Phlomls FoL Lanceolatis ferratis Sec. H Ciif. 312. R. Lugdh. 312. N. 1. Sideiitis Africana Flore Aureo oMongo. BARTH. Hafn. II. p. 57. Frg. Leonijrus Cap. B. Spti. BREYN. Cwt* V2U T. 85. STB. Mus. I. p. 22. T. 14. f. 1. Stachys Afr. frntescens anguftifoUa , Flore longisfimo phoe» iiiceo , Leonurus tdi&a. JMOJRIS» HU p. 333» $♦ %h T. 19* f". 17» D idynamia* 375 lyke Kaapfe Bloemplant, geeft me*%emcenlyk IV. den naam van Leonurus , dat is Leeuwe-Staart. AFIJf^u Men vindt een Bloemtakje daar van by Seba>Hoofd* natuurlyk afgebeeld en door Breyn, boven- STÜf*» dien, zeer omftandig befchreeven. 't Schyntdat 'j^SH^ die naam afkom ftig zy van de figuur der Bloe- * men , wier Bovenlip , door haare ruigte tevens , eenigermaate de Staart van een Leeuw affchetst ; maar de uitermaate fchoone Goudkleurig Bloed- roode gloed doetdezelven t'allermeeft affteeken. Het Loof is, eenigermaate, door Bar thou* kus in Plaat vertoond. In geftalte zweemt zy naar het Yzerkruid , de Doove Netelen en Malrove tevens, hebbende een Steng van een Elle hoog, die Wollig is en grys , met dergelyke Bladen, welke omlaag ef- fenrandig, hooger Zaagswyze getand zyn, ge* paarci , geevende uit haaren fchoot dikke Krans- jes van Kelken , door Elsvormige Puntjes ge- fchoord , ieder een Bloem bevattende van gezeg- de Kleur en fchoonheid. 't Gewas , dat men hierin Winterhuizen houdt, is al tyd groen en bloeit tweemaal 's jaars , in 't Voorjaar en de Herfst. Aan de Kaap is het een algemeen fie- raad der Hey - Velden. Het is bitter van Smaak en heeft een zwaarenKruiderigen Reuk, die lang byblyft in 't gedroogde Kruid. (13) Viltkruid met Eyronde Jlompe eeniger- xrrr. mau Leonotis, Leeuwejü* (ij) Phhmis Fol. oVatis obtufis fubtomentofo crenatis &c. Oor» Aa 4 Le- II. Deel. IX. Stuk* 376 TwEEMAGTIGE KRUIDEN. IV. wiaate Wollige gekartelde Bladen 9 zeven* Afdeel. tandige gebaarde Kelken en een Heejierige Hooföi Steng. STUK. Biootzaa- In Geitalte gelykt deezenaarde voorgaande dige' zeer, maar de figuur der Bladen verfchilt ca zy zyn Wolliger, de doemen wat korter ^ de hoogte minder. Door de Gebaarde Kelken komt zy meer overeen met het Kattekruidige , voor befchreeven: verfchillende daar van, wederom door een Heefterige Steng te hebben en kleine ftompe Bladen , naar die vaO Melisfe gelyken- de* De Bloemen komen, in Kleur, byna met die der voorgaande overeen. De afkomst is ook van de Kaap der Goede Hope. MottUccELLA. Molukje* Een Klokswys' verwydende Kelk , breeder dan de Bloem en gedoomd-, maakt de byzon- dere Kenmerken van dit Geflagt uit , dat de drie volgende Soorten bevat. l (O Molukje met Klokvormige byna vyftan- uit."11"' dièe Kelken> diegelyke Tandjes hebben. EfFenc.J Be- Lconurus minor Cap, Bonze Spel, Boerh. L*zdb. I. p. igo. Mill. Dift. T. 162. f. 2. Stachys Afr, Frutescens Melisfe foliis. MORis* Hij?. III. p. 383. (1) Moluccdla Calycibus Campaniformibus &c. Syfl. Nat, XII. Hen. 724. p- 398. Veg. XCII. p* 451. H. Cliff. 312. R. Lugdb. 314- CorJAN Monsp. 287. Gron. Oriënt. 75. Me* lisfa Moluccana Odoiata. C. B. 222. Molucca tevis. Docu / Dl DYN A MI A# 377 Bevoorens was deeze als eene Verfcheiden- IV. heid van de volgende aangemerkt door den Rid- AF£vf U der, doch men is naderhand onderrigt gewor- Hoofd- den, dat zy haare natuurlyke Groeiplaats in deSTUK* Levant heeft , en wel in Syrië , groeijende , jp^ZT volgens Rauwolf, omfireeks Tripoli, Mat- thiolüs hadt dezelve reeds, zo 't fchynt, on- der den naam van Melisfophyllum Turcicum wil- len voorftellen. Zy is aan de Bladen genoeg- zaam kenbaar, die flegts getand zyn en aan de Bloempjes , die veel kleiner zyn dan de Kelken. Ook heeft het Gewas weinig meer dan twee Voeten hoogte. (aj Molukje met Smoelachtige agttandige ti. Kelken. Sfmofam Gedoomd Deeze is veel grooter van Gewas, als tot eens de* Mans langte hoog groeijende ; zy heeft de Bla- den veel dieper ingefneeden en byna naar die van 't Hartgefpan gelykende ; de Bloempjes fteeken tot de Kelken uit, die aanmerkelyk en Smoelswyze gedoomd zyn , als ftellende de gaa- ping voor van den getanden Bek van eenig Beest, Zeer Dod, Tempt. 92, Melisfa Mol uw f. Con(hntinopolit3na. Cam. Epit. 575. Caidiaca Meiica f. Moluca Syriaca minus aspera. Lob. Ic jiex Sicco: als of de Planten naar gedroogde xemplaarcn niet goed in Plaat te brengen waren. DlDYHAMIA. S79 met Eyronde Slippen , Vliezig, meer gefpitst, IV. byna drietandig; hebbende zulks uit een gezon- den droog Exemplaar bellooten. De Bladen zyn Hoofd- in deeze Soort Wigvormig aan de tippen §&*TÜM¥ fchaard met Doornige Tandjes, en in de Hee-^%^/ Herige ongedoornd , zo de Heer Burmanküs aanmerkt. Niettemin zegt de Ridder, het is zekerlyk een zelfde Plant* C_ linopodium. Borftelkrans. De betekenis van 't Griekfch woord, op ft voetfpoor van Dioscorides, door verfchei* de Autheuren , als tot een Geflagtnaam gewet- tigd, is zo vreemd en onbepaald (*) , dat ik veeleer , dan dien te verduitfchen, verkoozen heb, een benaaming te gebruiken, welke met de Kenmerken van dit Geflagt ftrookt , als heb- bende de Kransjes een Omwindzel , dat uit vee- Ie Borftels beftaat en daar in by anderen uit- muntende. Het bevat flegts de volgende Soorten. Cl) Borfiel - Krans met rondachtige Jtekelige j. Hoofdjes en Borfielige Blikjes. diumvui' re. Gemeen» (*) Want dezelve betekent zo veel als Le&ipcs , dat is de Poot van een IVustbank, Bedftede of Ledikant. Hoever- fcheiderley zyn die ea op hoe veele van de Kransjes-Kruiden zou mün dit niet kunnen toe paffen? (i) Cl'moptdium Capituüs lubrotundi's hispidis, Bra&eis Se- taceis. Syft. Nat. XIU Gen. 725. p 398. XIII. p,4*13 KRAM» Aufir. 176. Fl. Suec. 479. GER. Prol. 263. Gouan II, Deel* ïx«$tuk, 380 TWEEMAGTJGE KRUIDEN, IV. Dit is het Gemeene Kruid van dien naara , in Afdeel. veeje deelen van Europa wild groei jen de , 't Hoofd- welk de Franfchen en Engelfchen Wild Bajili* stuk. cum9 doch de Duitfchers Wïrbeldojtel noemen , Bkotzm-fai zo vee] zegtals Gekranjle Orégo. 'eGelykt, naamelyk , naar deOrégo vry veel, doch heeft, behalve de Hoofdjes, ook Kransjes 9 allen in de Oxels der Bladen groei jende, welke Eyrond gepaard , Zaagswyze getand en van onderen jarigachtig zyn, zo wel als de Steng, die regt- opftaat y twee Voeten hoog. Het heeft door- gaans paarfche , doch men vindt het ook met roode en witte Bloemen , of driebladig door Weynmann (*) en met rimpelige Bladen, alle de Kransjes van elkander afgezonderd, door Miller afgebeeld. Het groeit ook in Ka- cada , dat uit Zaad de helft kleiner Bloemen krygt en het Egyptifche heeft dezel ven rood , zegt Linnaos, n. (2) Borftelkrans met de Bladen van onderen diumllca* Wollig , de Kransjes vlak > de Blikjes Lan* Qum. cetvormig. Deo Crys» Mcnsp. ft Cliff. R. Lugdb. sn. Clinopodium O- rigano fimïic. C. B. Pin. 224. Clinopodium* Cam* Epit> 563. Ocymum fylveftre Acinos. Dod Pempt, 280. 0, Cii- nop. Fol. ovatis rugofis &c. Mill. Ic. 53. T. 9$. (*J Krutdb. PI. 3S>9* (2) Cltnopodium Fol. fu' tus tomentofis &c. R. Lugdb. 315. N. 2. Cim4 Menthze folio incanum & odontum Dill. Eltb. 87. T. 74* f. 8 5. Clfn. m?]us Virginianum &c. Mou. Hifi. UI. S. 11. T 8. f. 4. Clin, Serpentaria di&um. Pluk. Jlant. si» T. 34u £ 7« D i D Y N A M I A. 33l Decze , die in Noord - Amerika valt , heeft IV; ^ Stengen van anderhalf of twee Ellen hoogte, Af^l* inet Bladen als van Munte bezet, welke van Hoofd- onderen grys en welriekende zyn. De BloemenSTUK* komen aan den top der Stengen voort, in dikke^^T Kransjes, van onderen , in plaats van Borftels , met Lancetvormige Blaadjes gefchoord* (3) Borftelkrans met rimpelige Bladen en ge- CJ^6'^ fteelde Hoofdjes in de Oxelen^ die vlak endium ™- gejlraald zyn. * Rhn^lig, Deeze , in Karolina op Jamaika en Guajana* aan de Vaste Kust van Zuid - Amerika , gevon- den , verfchilt door de rimpeligheid haarer Bla- den niec alleen , maar ook door de gefteeldheid der "Bloemkransjes van de anderen; terwyl zy niet- temin , doordien de Kransjes met fmalle Blaad- jes als gedraald zyn , aan de Kenmerken van dit Geflagt eenigermaate voldoet. Men noemtze op Jamaika, zegt Sloane , Wilde Hoppe. (4) Borftelkrans met een Boomachtige Steng 9 iw ovaa- rFrutk*~ fum. f 3) Clmopodium Tol. rugofïs , Capïtuüs Axillaribus &c. ^^"k' Glin. rugofum Capit. Scabiofae. DiLL. Elth. f* %6. Scabiofe affinis, Chryfanthemi facie, Laraii foliïs* Americana. Pluk» Alm. 33 s> T. ui. f. 7. Sïdcritïs fpicata Scrophulariae folio &c. SLO AN. Jam. 6$ ♦ Hift. I. p. 174. T. iop. f. z, Meil- tha Melisfoides Arnericana. PlüK. Mant. 129» (4 ) Clinof odium Caule Arborescente , Fol. ovalibus erena • tis , CaU Labio infejaote fubrotundo, FoRSK. Ikt, u£gypu Arab. p* 107, II, Deel, IX, Sixm^ 3$i TWEEMAGTIGE KRUIDEN. IV. ovaak Bladen die gekarteld zyn en de 0*u AFxvfL' derliP van den Kelk rondachtig. Hoofd- stuk. Dus bepaalt de Heer Fojrskaohl eene Biootzaa- s00Tt Van dit Geflagt, welke hy in Arabiewaar* - nam, zynde een Heefter van drie Ellen hoog., met gepaarde ruige Takken en Bladlteelen. De- zelve hadt 9 in ieder Oxel , negen ongefteeldc Kransbloemen > waar onder vierdeelige Draad- achtige Omwindzels. De Bovenlip der Kelken was Lancetvormig 5 opftaande , groen ; de On- derlip rondachtig en Vliezig. Voor het bloeijeti vertoonde zig 5 hier door, het Kransje als met Schubben bekleed. De Bloem hadt de Bovenlip gewelfd , wit en ruig ; de Onderlip breed en Hartvormig, de Meeldraadjes uitfteekende met rosfe Meelknopjes. O r i g a n v M. Orégo. In dit Geflagt , van een zeer bekende naam , zyn de Kelken tot een vierhoekig, Aairvormig, Hoofdje vergaard. Het bevat elf Soorten, als volgt. h (O Orégo met Vleezige Wollige Bladen en jEgyptia- naakte Aairen. 't Ara- cum. *gyptifche* Origanum Fol. Carnofis tomentofïs, Splcls nudis. 5>y?. Nat. XII. Gen. 726. p. 3jp8. Veg. XIII. p. 452. HasselCj. lt* 479 9 517* Majorana rotutidifolia (cuteilata cxotica. Tournf- Inft. 15)9. Origano cognata Zararhendi. C. B. Phu 223. Mo* ris. «*/?. in. p. 360. s. 11. T. 3. f. uit. zatarhsndi. Alp. v£gypt. $4. T. VESL. Obferv* p. 31, 33. £) x d Y N A M I A. 3S3 't Arabifch woord Zatar Hendi betekent , by IV.' de Arabieren, Indifche Orégo zegt Veslin-^^1*' gids, die aanmerkt dat dit Kruid, wegens den Hoofd- aangenaamen Reuk en uitmuntende kragten,zeerSTUB:' bemind was , zo in Egypte als in Syrië. Hy /p^lla!" voegt 'er de Afbeelding van by , door hem ont- leend uit den Tuin van den Venetiaanfchen E- delen Contareni, en beter dan die van Alpïnüs , hoewel de Bloem en 5t Blad wei- nig met de bepaaling ftrookt. De Heer H a s- selquist nam waar, dat hen een Kruidige Takkige verfpreide Steng heeft van vier Voe- ten, met fpits Hartvormige , diep getande, ge* fteelde , zeer dikke Sappige rimpelige Bladen* Een lange Aair , uit digt getropte Steeltjes be- fcaande^ wier tropjes als Krans wyze waren ge- fchikt, beftondt uit kleine Pypachtige Kelkjes , waar in een gelipte Bloem. Het kwam in Arabie voor , aan Wandelpaden. Hy hadt het te Kairo tweemaal gezien , alwaar men 't nahieldt om den Reuk , kragtiger dan die van de Kretifche Orégo , Kruiderig , Hoofd- en Hartfterkende. (2) Orégo met de onderfie Bladen Wollig en knikkende Aairen. D?éZ*Zf Diptanu Oa- (z) Origanum Fol. infedoiibas toraentofis , Spicis nutan- tibus. Mat. Med. 301. H. Gig. 304. B>. Lugdlr. 323.GOÜAW ï&onip. 288* Di&amnus Creticus. C. B. Pin* 222. Cam. Mpit. 472* Dictemnum ferunu Dod. Pemft, i$u Lol» flt.DEU, IX, STUK«! 3$4 TwEEMAGTIGE KrüIÜEN. IV. Onder den naam van Diiïamnus Creticus is AFxv?L' dit Kruid ^ van ouds, in de Apotheeken bekend Hoofd- en men houdt het voor de Echte Diptam der stuk* ouden. De Groeiplaats is op 't Eiland Kandia ; d^mzaa" hebbende To urnefort hetzelve , dat hy Wollige breedbladige Cretifche Orégo noemt, zo hy zegt, nergens anders, in de Levant, aan- getroffen ; doch het is 'er aan den Berg Ida niet bepaald. Dat het geen Bloem of Vrugt zou draagen , gelyk DioscoRiDEszig verbeeld- de, heeft hy wel degelyk onwaar bevonden; gelyk het ook inde Europifche Kruidtuinen jaar* lyks bloeit. Vxrgilius hadt dit, na Thè- ophrastus, reeds opgemerkt *t Is een Heefterig overblyvend Kruid, met dunne Houtige Stengen en Takjes , waar aan on- gefteelde , geheel effenrandige , byna ronde , dikke , zeer Wollige Bladen. Boven heeft hefc hangende Aairen , die vry dik en als gefchubd zyn , uit Kelken beftaande met paarfche Bloe- men. Het is welriekende, en beroemd wegens zyne afdryvende kragt , inzonderheid dienftig om de Stonden en Kraam voort te zetten , als ook tegen 't Venyn ; doch hier te Lande wordt het hedendaags weinig gebruikt, dan indcThe- riaak en andere Zweetdryvende en Hartfterken- de Winkelbereidingen. Cs) (*j Di&amnum genitrtx Creua carpti ab IdJtt Pubcribus Caulem Foliis & Ffare ctmaniem È Furpureo. &neid. XII* C3) Orégo die alle Bladen glad heeft en knik- IV: kende Aairen, . Afdeel* Van den Berg Sipylus , in Klein Afie , fchynt ^u^J* deeze Soort afkomftig te zyn, die zeer dunne ui. Stengetjes heeft , omtrent een Voet hoog en sfpyklT kleine , gladde Blaadjes 3 als van de Mariolein 3 sïpyüfdi^ veiTchiüende dus grootclyks van de voorgaande, doch dergelyke Schubbige Hoofdjes draagen- de met paarfche Bloempjes, Het heeft een flaau- wen aangenaam en Reuk. (4) Orégo met vergaarde lange regte Pris- xv, matieke Aairen en Vliezige Blikjes 9 twee-^™^ maal zo lang als de Kelken. (5) Orégo met Eyronde fpitfe Zaagtandige v. Bladen en Kroontjeswyze aan den top /a-fmyrni mengehoopte Aairen. (6) (3) Origanum FoU omnibus gtabris &c. H. Clif. 304. R« lïugdh. 323. Origanum Montis Sipyli. Hebm. Lugdb. 462. T. 463. Di&aronus Sipyteus Majoranse foltis. Moüis. III. p, 4i7« S. ju T. 4. f. 2. (4; Origanum Spicis aggrcgatis Jongis Prismaticïs %c. Orig, tol* acutfs glabris &c. Mat. Mei. Sco. GRQN. Oriënt. y$« GOBAN Mensp, 288. Origanum Creticura. C. B. Pm* 223* Oïig. Folio fubrotundo. IhïL Gkr. Prov. 263. Orig. Monspelienfe pulchrum, Cam* Epit. 468» (s) Origanum Fol. ovatis acutis ferratis, Spicis congcfKs ttm1>ellatim fistigiatis. ƒ/. Ciif. 304. R. 324. Gouan Monsp. 288. Origanum Smyrnamm. Wheel. //*». RAj. ////?. 45 o, Majorana Cretica , Origani foliis viliofa. TOURNF. Cor. 13* Bb II. Dlït, IX, STUK, 3&tf TWEEMAGTIGE KRUIDEN. 1V# (6) Orégo met lange gejleelde vergaarde Aai* AFxvfL* ren* en Blify'es van la>ngie als de Kelken* Hoofd- stuk* (7J Orégo met rondachtige , Pluimswys' rond Grianum getropte Aairen ; de Blikjes Eyrond > lan» Mer^ieoti- ger dan de Kelken. mm» Cnekfche. £)eeze vjer Soorten maaken als Verfcheiden* VI t. Vuigure. he&cn uit, van het Kruid dat men Orégo noemt* 0^f ^ecne De laatfte groeit door geheel Europa , zelfs m onze Nederlanden, overvloedig in Gelderland, tusfchen Zutphen en Doesburg, alsook by Wyk te Duurfiede , zo de Heer o e Go r t e r meldt* Zyn Ed. heeftze ook in Rusland aan de Oe- vers der Rivieren , in Bosfchen en op woefte Velden , waargenomen. Niets gemeener dan dit KruiJ , aan de kanten der Kreupdbosfcben , zegt de Heer Hall er* Men noemt het in 't Franfch Origan, in % Engelfch Origane, in 'z Hcogduitfch Doften , Wolgemut of ook, gelyk by ons , Wilde Mariolein. Een opftaande, zeer Takluge, ronde Steng, van twee of drie Voeten hoogte , is paarswys* be- ($) Origamm Splcis longls pedunculatis aggregatts &c> Origanum Heradeoticum , Cunila Gailinacca Plüiii. C. B* Tin. 22 3» LOB. Ic. 492. (j) Ortgattum Spicis fubrotundis panïculatis conglomeratis &c. Ovigmum Fo!. ovatis &c. Mat. Med. 299» Gort. Btlg. Ifu KRAM. Auftr. 176. FL Suecm 480. HALL* Helv. 656, GER Prov. 265. GouAN Monsp. 288. GRON. Virg. 6$ ,91» Gort lngr. 95* Origanum fylveftre. C. B. Pin. zs 3. D01?, Pémpto 285. Agroiiganum f. Onites major. Lob. 49** I bezet met fpits Eyronde zagte Wollige Bla- IV. den, die eenigszins getand zyn, met een kort A™st? Steeltje* Op den top komen de gezegde Bloem- Hoofd- Aairen, als Kroontjes , voort, wier Blikjes, die '£TÜK* de Kelken onderfcheiden , doorgaans eeniger- /^r£T , maate , maar in de Amerikaanfche zeer hoog paarfch gekleurd zyn* De Bloemen zyn gemeen- ]yk Vleefchkleurig , doch men vindtze niet zelden wit, en het Kruid komt met bonte Bla- den voor (*). Het aanmerkelyke verfchil der Ouden, over de Orégo, is, uit de gezegde Verfcheidenhedea naar de Groeiplaats , ligt te begrypen* Allen hebben zy een niet onaangenaamen Kruiderïgen Geur, maar de Cretifche munt uit in fcherpheid der daar van gedeftüleerde Olie , die derhalve meest tot ftilling van de Kiespyn [gebezigd wordt. De gemeene is ook zeer Kruiderig en kan in Borstkwaalen en andere Ongemakken , daar Verftoppingen plaats hebben, die uit kou- de Slym ontftaan , 't zy by wyze van Aftrekzei of in Stoovingen en Baden, of anders dienen, In Italië doet menze by de Spyzen. De Bladen en Bloemen zyn tot wegneeming der kwaade hoedanigheid , die in de Champignons moge zyn, zegt Doktor Scopoli , door een Bis- fchop en Prins des Roomfchen Ryks , groot Liefhebber van die Kost, gebruikt geweest. f5) (*) Zie de Verfcheïdonhe den by WeinmAN», in zytk Jtrtddb. Plaat N, 772. Bb * H. DMt. IX, STöB. 388 TweemactïgE Kruide». IV* CB) Orégo met langwerpige vergaarde ruige 'Afdeel, Aairen en Hartvormige Wollige Bladen» x v, ctükF0" Orégo met lange , drievoudige , gnjleelde VIIr pluizige Aairen en Eyronde pluizige Bladen* örifranum Omtes. fio) Orégo wtf rmg^ Aairen en Eyronde ^Hecfteri- jpy/ig* ongepelde Bladen. IX. Syriacuw, (11) Orégo 772e? Eyronde Jlompe Bladen en syufchc. rondachtige gedrongene Aairen , die eeni- germaate ruig zyn. Kandia- fche* De drie cerften zyn ook als Verfcheidenheden Mojorana.vzü dat Kruid, 'c welk men gemeenlyk Maria* Manoiein. noemt , volgens de Franfche benaaming , die , gelyk de meefte andere Europifche , haar af- komst heeft van den Latynfchen Majorana. De Duitfchers noemen het Major an en Meyran % de En- (s) Origanum Spïcis oblongts aggregatis hirfutis &c. Huds. 229. Orig. Lignofum Syracufanum perenne. Bocc* II. p. 45» T. 38* Origanum Onitcs. C. B. Pin* zzz. an? (9) Origanum Spicis' longïs ternatis pedunculatis villofT* &c. Majorana Syriaca vel Cretica. C* B. 224* Marum Syriacum. Lob. Ic. 499. (10) Origanum Spicis hirfutis &c. Majorana Cretica Ori* gani folio, villofo Saturejx odore, Tournf. Cor. 13. Marum Creticum. ALP. Exoi. 289. T. 288. (u) Origanum Fol ovatis obtufïs &C. i¥<2f. Mei. 258* f/. C/t/ 304. Ups. \6l. K. Lugdb. 324- GoüAn Mênsp. 289» Majorana vulgaris. C. B. jP/b. 224. DOD. Pempt, 270. Amaracus vulgatior. Lob. Ic 498. fi, Maj. tenuifolia. COj. 2>«», 224. Hort, odouta pereanii. Mobis. XII. p. 3^ \ D I O * N A M I A. 389 Engelfchen Marjoram. Het is in de Kruidhoven IV. veel gemeener dan de Orógo, doch in 't wilde VFxnvE£Ll vindt men 't , zo veel bekend is , nergens in ons Hoofd» Wereldsdeel. Derhalve wordt ook de gemeene STUK* Orégo , dikwils, Wilde Mamkin geheten. De fp2m7aT wyl de Italiaanen het Per fa noemen, zou het wel fchynen uit de Oofterfche Landen af komflig te zyn (*). Het gelykt naar de Orégo veel, doch is zeer klein , fyn van Blad en lieflyk van Reuk, inzon- derheid die Soort, welke '$ Winters overblyfc en den Vorst verduurt , wordende Edele Marzo* Mn genoemd en door Stekjes voortgeplant. De Stengetjes van deeze zyn naauwlyks een Voet hoog, de blaadjes zeer dun en fyn, grysachtig, met bleekpaarfche Bloem Aairtjes aan den top. De gewoone Jairlykfe Zaay - Mariolein valt grooter van Blad; doch heeft ook een aangenaa- men Geur. Een Engelfche Heefierige Wilde, welke de Onites> voorgemeld , fchynt te zyn, heeft Stengen van een Elle hoog en rui^e gea- derde Bladen , die in de Jongheid of geheel, of ten halve , geel of Goulkleurig zyn. Deeze noemt men aldaar, om dat zy , gelyk elders, by de Spvzen gedaan wordt , Pot -Marjoram , du is Pot - Mariolein. Misfchien zal de Bcngaalfche Orégo , door den Heer Bukmannus afge- beeld, ook daar toe behooren (fj. On- (*) Habitat in Tndia. BURM. Fl. Ui. p. 128. (|J Origanum Benghalenfe. Bur.vi. F/. Ind. 128. T, 38. C 3. Bb 3 ll« Peel. IX Stuk» 390 TwEEMAGTIGE KRUIDEN. IV. Onder de Geneesmiddelen is dit Kruid bekend Afdeel* en wegens zynen aangenaamen Geesc niet on- Hoofd* dienftig tot verfrisfching en verflerking van stuk. Hoofd en Herfenen» Het behoort des ook onder lfl"tzaA' de Middelen tegen Zenuwkwaaien en tot veele andere Ongemakken, alwaar Oplosfende, Ope- nende, Verwarmende Kruiden, dienftig zyn. 't Schynt dat hetzelve het Marum zy van D i- oscoridesj doch de Ouden zyn , ten op- zigte der befchryvinge van veele Kruiden, zo kort en duifter, dat men zig dien aangaande niet kan verzekeren* De gemeene Mariolein, opKo- romandel groeijende , wordt aldaar Marou van de Inlanders genoemd, zo de HeerN L. JBur- maknüs meldt. Het Marum Syriacum van L o b e l wordt in de Apotheeken daar voor niet gehouden; maar een Kruidje, welk behoort tot * zi« het Geflagt van Teucrium*. Het Marum htedz.z77.faz Alpinus op Kandia groeijende vondt, kwam , volgens hem , byna met dat van Lo- bel overeen. De Amaracus der Ouden kan niet dan de gemeene Orégo zyn, dewyl Ga- lenüs die in Italië wild groeijende had t gezien. Wat de Sampfuchus aangaat , die werdt , zegt ÜLPijNüs,van het Volk, aldaar, Mariolein ge* heten» (t) Alpjwus noemt het Marum , niet Maru^ weshalve ik dit veiandeid heb. T h y m u s. Thym. IV# Afdeel* De byzondere Kenmerken van dit Geflagt hoofd- beftaan daar in , dat de Keel van den tweclïp '.tuk, pigen Kelk met Haairtjes of Pluis is geflooten, Gymm* Voorts heeft het een byzonder aanzien en de ?trma% Bloemen zyn ook in Hoofdjes vergaard. Het bevat thans elf Soorten , als volgt. O) Thym met Hoofdjes - Bloemen > kruipende t Stengen en platte Bladen , die jlomp en seTpyiZm^ aan den voet kanthaairig zyn. wilde* Dus wordt de Wilde Thym bepaald , die men gemeenlyk Quendel noemt of Onzer Vrouwe Bedjlroo, in 'c Hoogduitfch öok Kunlein of Eé* mely in 't Franfch Serpolet, in 't Engelfch Mo* ther of Thime, dat is Moeder van de Thym. Zy groeit door geheel Europa en is , in onze Pro- vinciën , op Zandige drooge Gronden en Hey- velden gemeen. Aan de Oevers der Neva-Stroooi, in Rusland , groeit zy zo menigvuldig , dat de- zeiven opfommige plaatfen als geheel daar me- de bekleed voorkomen ; zo de Heer de Gorter verhaalt. Van (1) Thymus Floribus Capltatis &c. Sy/l. Hat. XII. Gen. 727. p. 399- XIII. p. 4?2. Mat. Med Gokt. Belg* 239. I*gr. 9$+ KR*M. Auflrt 177. Fl Sft^.477, GEB Prov* i6z0 H. Cllff. 306. R« Lugdb. 11$. N. 2« Scrpyiiura vuJgare mi* nus , raajus 6ce. C. B. Pin. 2.10. Serpyllum vulgare . Dgd. Ftmpt. 277. Bb 4 II. Dsel. IX» Stuk. 392 TWEEMAGTÏGE KRUIDE^ IV. Van ' dit genoegzaam bekende Kruidje, dat AFx^L Heefterig is en niettemin zeer klein > zyn Koofd* aanmerkelyke Verfcheidenheden. Behalve een stuk. weinig verfchil in grootte , vindt men het j?£otzaa' ook met fmaller of breeder Blaadjes , grooter o? kleiner Bloemen , welriekende of met Ci- troenen-Reuk. De Hoofdjes zyn fomtyds plui- zig of Wollig/t welk door Infekten veroirzaakt wordt* Het heeft doorgaans paarfche , doch komt ook voor met witte Bloempjes. By de Ys- kolken van 't Grindelwald in Switzerland vondt de Heer H aller het zonder Reuk. Gemeenlyk is de Quendel van een fier ken niet onaangenaamen Geur, en kan tot dergely- ke Ongemakken als de Mariolein gebruikt wor- den; doch, dewyl men de Thym heeft 3 wordt zy meest over 5t hoofd gezien. IL (<£) Thym die regtopjlaat , met omgekrulde Zt-^L Eyronde Bladen en Kranswys' geaairdo . 2S9* Thymus vulgaris Folio latiore & tenuiore. C. B. Pin. z*9- fi. Thymum ditius. DQD. PQmpt. zj6. Lob. Ic. 4is*y9 Thymus fupinus candicans odoratus. Tournf. Inft* 196» $9 Tbymas Capitulis minoiibus M^sfiUends. Ibid* D I D Y N A M I A. 393 in de middelde deelen van Spanje , wordende IV. aldaar Tomillo falfero , of enkel Salfero geheten , Af££el; zoClusius aantekent: terwyl men de Echte Hoofd- Thym van Dioscorides, die in 't Geflagt 'TÜK' van Keul voorgefteld is*, aldaar Tomillo noemt. rpZl?a.°m De Franfchen naam is Thim , doch omftreeks * mada ; Montpellier ook Potem Frigoule. In 't Engelfch295* noemt menze Thyme , by ons, zo wel als in Duitfchland , Thym of Thymiaan. Die naa- men zyn van denGriekfchen Thymos, welke de moedgeevende of verfterk^nde hoedanigheid aan- duidt, afkomftig. Het Kruid, dat men hier in de Kruidhoven , te Lis , Hillegom en Noordwyk, overvloedig teelt, is hooger en heefteriger van Gewas dan de Quendel, hebbende een opgeregt Starnrnet- je en niet vlakke maar omgekrulde Blaadjes. Ook komen de Bloemen niet Aaïrswyze, maar by Kransjes om de Takjes voort. Men viüdcheü met breeder en fmaller Bladen ; ook meer of minder welriekende en groener of witachtig van Loof; met grooter of kleiner Hoofdjes: want aan den top zyn de Bloemen by elkander ver- gaard* De Thym is van een zo aangenaamen Geur, dat Boerhaave getuigde , hoe men het Af. trekzel daar van , op Wyn gezet , in verfter- kende hoedanigheden byna gelyk kon ftellen met de Indifche Kruideryën. Met heet Water afgetrokken , kan zy ook dienen als een Hoofd- en Maagmiddel, en is in Baadingen , zo wel als Bb s de 11, DEELi IX STUK, 394 TWEEMAGTIGE KRUIDEN.' IV* de Quendel, niet buiten gebruik* Op die wyze A™^EL' geefc men daar mede , in Spanje en elders, aan Hoofd? de Wynvaten een frisfehen Reuk. (3) Thym met Kranswys9 geaairde Bloemen > een laag- Heejlerige opgeregte Stam en Li* niaale Bladen, die aan den Voet kanthaau rig zyn+ (4) Thym met gekranste Bloemen, eenbloemige Steeltjes, opgeregte Stengen , die eeniger* maate Takkig zyn> en fpitze Zaagtandige Bladen. (5) Thym met zesbloemige Kransjes en Jlomp* achtige holle Bladen , die eenigermaate Zaagtandig zyn. (6) Thym met veelbloemige zy delingfe Steel* Peperde. tjes 7 (3) Tbymus Flor. verticillato - fpicatis &c. Thym, angufto longioreqüe folio. BABR* lc 777. Serp. fylv, Zygis Diosco- iidis. Clüs. Hifi. I. p. 358. Serpyllum folio Thymi. C. B, Pin. 220 ? (4; Tbymus Flor. Verticillatis &c. Fl. Sutc. 47 g. Thym. Caul* vix Ramofis. H. CU ff'. 30$. R» Lugdb. 325. Gort. Belg. 172. KRAM. Auftr. 177. GER. Prov* 263. GOUAN Monsp, 290. Acinos ïuultis. J. B. Hifi. III. p. 259. Clino- podium Arvenfe Ocymï facie, C. B. Pin. zz$. Clinopodium vulgare. Les. Ic. $oö. (s) Tbymus Vert. fexfloris &c4 HALL. 6*3. Clino- podium montanum. C. B. Pin. 225. Bocc. Mus. II. p. 50. T. 45. Acini palchra fpecies. J. B. Hifi* HU p. 620. Cli- nopod. Auftr. Clus. Pann. p. 623» (6) Tbymus Fedunc. jnultifloris Jateralibus &c. Marum Hisp* STUK* II T. Tbymus Zygis* IV. Adnos» V. Alpinus. Alpifctie. VI. D I D Y N A M I A. 395 tjes 9 Eyronde ftompe gladde geaderde effen* IV; randige Bladen. Af£v?L' Hoofd» Van deeze vier fchynt de eerfte 3 die Heefterig stuk. is en in Spanje als ook in Langucdok groeit >hety-^7*0* Zygis van üioscorides te zyn. De tweede wordt van veelen gehouden voor het Acinos, een welriekend of Balfemkrtiidder Ouden. Dee- ze is in Europa op Zandige , fteenige drooge Gronden gemeen en komt in Vriesland veel voor op Zaailanden en Akkeren. De derde, die veel naar dezelve gelykt , maar grooter is en de Bloe- men veel grooter heeft, valt op de Bergen van Switzerland en 1 Oolïenryk. De laatlte , in Spanje groeijende , gelykt naar de vierde Soort van Melisfe,maar is glad en heeft kleine Blaad- jes. De Spaanfchen noemen dit Kruid PipereU la, om dat het vry lang zyn zwaaren Reuk, die mooglyk Peperachtig is, behoudt. (7) Thym met groote gefchubde Hoofdjes, vrr. Eyronde Blikjes en Lancetvormige Bladen, ceplaiaos. Hoofdjes- (8) Thïra' Hisp. nigrum. BoCC Mus. II. p, 166. T. I17. BARR. Rar. 354 T. 694. (7) Thymus Capit. imbricatis magnis &c. Thym. Lufit. cephalotos, Cap. uiajori Scminori. Toubnf. hft. 196. Tra- goiiganum Di&. capite , Hisp. BARR. Ic. 788. Bocc. Mus. II. p. 50. T. 43. Tbyrnus cephalotos, DOD. Pmpi. ^ó.Thy- mum. Lob* Ic. 424. II, deel IX, Stuk* 396 TWEEMACTÏGE KRUIDEN. IV# (3) Thym met groote gefchubde Hoofdjes, ge» Afdeel. tande g/^yex en tsorjtelige gehauirde Bladen, Hoofd» stuk. Dit zyn cwee byzondere Soorten van Thym VI"* met Hoofdjes of Aairen , groeijendc in Spanje Villas, en Portugal. Deeerltefchynt veel overeenkomst Ruigbiadi-te hebben met die, welke Clusius Echte Thym noemt , in 't Geflagt van Keul , als ge- zegd is , befchreeven. De andere, die in Por- tugal alleen , door Toürnefort , is waar- genomen , verfchilt door de dunte en ruigte der Bladen. De Hoofdjes zyn psarfchachtig en men heeft 'er met ronde en langwerpige als ook van de eerfte met grooter en kleiner Hoofdjes 'ix. (9) Thym met gekranste Bloemen en Wollige ^uiut^ Kelken, die Borjlelige ruige Tanden hebben. luikende. Dodonjeus wil, dat het Kruid van zyne hier aangehaalde Afbeelding , in Spanje groei- jende, het Clinopodium zy van Dioscori- des, dus genaamd, omdat de ronde Bloem- hoofejes naar de Pooten van een Bedftede of Ledikant gelyken zouden* Lobel vraagt, of het (8) Thymus Cap. imbr. msgnis &c. Thym. Lufit* Fol. Cap. villoio, &c. To BNF. Intl. 196. (9) Tb\mu$ Flor. verticillatis, Calyc. Lanuginofo, Sec. H. Clijf. 506. Ups. 160. R. Lugd». 3*5. GRON. Oriënt. 7U Sampfuchus f. Msrum M^ftichen redolens. C. B. Pin. 224, Marum vutgaie f. Ciinooodmm. D;;d. Pempt. 271. Matum; en Hekmum odorum Theophiafti. Lob. U> 4p$. DidyütAmia: 397 het ook zy het welriekende Helenium van Theo- IV. phrastüs. In de Plantbefchryving der Ouden ^F^Et» heerfchc, als gezegd is5 een grootc duifterheid. Fïoofd* Wenfchelyk ware dezelve niet in die der He-5™*- dendaaefchen. Linn^us heeft het als mid- - G>f ö fpermta. delflag tusfehen de Keul en Thym aangemerkt ; maar, „ dewyl de Meeldraadjes zig in de bo- „ dem der Bloem verlchuilefi en de Styl langer „ is dan de Bloem (zegt hy) zo breng ik het tot de Thym t'huis." Het verfchi! 3ondertus- fchen , tusfehen de Thym en Keul, beftaat, volgens zyoe Kenmerken , voornaamelyk daar in , dat de Keul een vyfdeeÜgen en de Thym een tweelippigen Kelk heeft 't welk ge • makkelyk te onderzoeken ware. (10) Thym met gekranfie Bloemen , een laag- Heejlerige opgeregte Steng en jlekelige ge* rtlg^ fpitjle Bladen. **»™^ Op Kandia groeit dit Kruid , 't welk Heefte» rig is , met dunne zeer getakte Stengetjes % hebbende zwartachtige Blaadjes en Kransjes van zeer kleine blaauwe Bloempjes , die eenea ongemeen lieflyken Reuk geeven. Het is tot der- ge^ (*) Immers das zyn die Planten , aan 't hoofd der Klas* fe, in Ring geplaatst. (10) Thymus Flor. verticillatis &c. Tragoriganum Creti» cum. C. B. Pin. 123. Tragor. magnum. Alp, Extu 7?. Tragorigani fecundi alt. fpe:ics. CJLUS. Hiji. I. p, Jiisp. 219. IU DEEL, IX, STUK, 3?3 TWEEMAG TIGE KRUIDEN. IV, gelyke dienften als de Thym bekwaam. Of het Afdeel, aan 't end der Scengetjes 3 die zwak zyn » in ronde Hoofdjes vergaard. De Groeiplaats is in Virgi* Die, alwaar het ook voorkomt met breedere en als met Rosmaryn - Blaadjes , zo Clayton aantekent* De Engelfchen,in Virginie, noemen dit Kruid Serpentaria of Colubrina 5 dat is Slangenkruid . zegt Plükenet. Men vindt Soorten van A- rum dus genoemd , wegens de vlakkigheid der Stengen: men vindt de Biflorta dus getyteld, om dat de Wortels Slangswyze gekromd zyn : bet Penningkruid wordt klein Slangekruid gehe- ten y fii) Thymus Capitulis termmaUbus , Caule erefto. Sant- jeja Virginiana, Sp. PI. Hirm. Par. T. p. 218. Cli- iiopodium Fol# Lanceolatis acuminatis, Cap. termin. H. Cliff* 30*. R. Lugib. 3 1*. Gron. firg, 6s , 90. Clinopodium Puleg, ang. ligidoque foüo* Pjluk. Alm. n©. T, 54. f. 2. Puleg, ere&. Virg. moris, Hift. m. S. 11. T. 7 £ 8. Ser- pentaria Virginiana. Bocc. Mus, IU p. 161. T. 115» DlDYNAMIA. 399 ten, om dat het Slangswyze langs den Grond iv: kruipt (*): dit zal mooglyk dus genoemd zyn Aro»ajw wegens eenige kragt tegen Slangebeeten , 't zy Hoofd- uit- of inwendig: doch, niet tegen (taande 8oostük. c one hetzelve Serpentaria Virginiam getyteld^^^ heeft, is het geenszins dat Kruid, \ welk den Wortel deezes naams aan de Apotheeken heeft uitgeleverd ; zynde door my reeds onder de Soorten van Ofterlucie voorgefteld (f). Aan de Kaap der Goede Hope groeit , volgens capwfis. den Heer N. L Burmannus, de Gra^.Kaapfchc« ne Thym> zo fmal-als breedbladig, en een zeer ruige met Eyronde Bladen, die door Moai- son afgebeeld is: doch deeze, welke die Au- theur uit B a üh i nü$ befchryft, was een Eu- ropifche , by Frankfort voorkomende , op droo- ge plaatfen. 't Kan zyn , dat de Kaapfe naar dezelve gelykt. Voorts had ook Oldenland aldaar de Quendel ingezameld. Onder cie Indifche Planten tekent gezegde hdkmf Hoogleeraar alleenlykéén Soort van Thym aan , * die kruipt , met opgeregte Stengen en Krans» wys' afgebrokcne Aairen ; zynde door den Heer Oütgaeroen als een welriekend Kruid, met geaairde Bloemen, van Kormandel, aldaar Nila- Nagel genaamd, opgegeven (|> Me- (*) Zie in het VII. Stuk deezer Nat* bladz. joju cn het VIII. biadz. 460 , die Kruiden befchreeven, (j) Zie het VI. Stuk, bhdz* 207, enz. (I) Thymus Iniiicus. BUIUJ. Fl. Ind. p, ia?, IU-DI1L.2X. SïUX, 400 TWEEMAÖTI GE KftUÏDËtt* IV. M E l i s s a. Melisfe* Afdeel, Hoofd- dorre Kelk, platachtig van boven, met stuk. de Bovenlip eenigermaate getopt : de Bovenlip Biortzaa-det Bloem Gewelfathtig , tweedeelig; de On- a*é' derlip met de middelfte Kwab Hartvormig. Dus komen de Kenmerken ff) voor van dit Geflagt, 't welk het zeer bekende Kruid deezes naatus en de Kalaminth, met derzelver Verfcheiden* heden bevat, uitmaafeende dezes volgende Eu* ropifche Soorten. T- f O Melisfe met gekranste Trosjes in de Oxe* officinaiis* len , op enkelae Voetjes. Winkel- Meüsie, Q\t zeer bekende Winkel- Kruid groeit na- tüurlyk in 't wilde op de Gebergten der Zui* delyke deelen van Europa. Men kweekt het in Duitfchland, Engeland, inVfönkryk enbyons, als bekend is , in de Tuinen overvloedig. Hec wordt, wegens den aangenaamen Reuk, Con+ filje de Grein en Citroenkruid , in 't Franfch Cï- tronelle of Poncytrade, in 't Italiaanfch Cedro» nel- {\) Men kan die by Tournefort , op zyne Plaai $r , opgehelderd vinden, (i ) Mdlisfa Racemis Axillaribus Verticilhtis &c. Syfi. Nat; XII. Gen. 728. p. 400. Veg. XIII. p. 453- Mat. Med. 294. GOüAN Monsp. 29®. GER. Prov. z6u GORT. Belg. 172. KRAM. Aufit. 278, H. Clif. 307. R, Lugdk. 320. Melisfa Hortenfis. C. B. Pin. 229. Mei. vuig, odore Citri. J. B. Hifi. in. p. 232. Melisfa. Dod, Pempu 91. Apiaftmm, Ci* trago. Lob. Ic. 514» DlDYNAMIA* 4OI nella en in !t Engelfch Baulm of Baume , dat is Balfem geheten , dat met het Latynfch woord Afdeel* Citrago ftrookt. In de Apotheeken, nogthans , Hoofd* is het overal bekend , onder den naam van Me-srVKê lisje y die daar van, zo men zegt,zyne afkomst^^J^ heeft, dat de Byën in den Reuk veel behaagen vinden ; weshalven men het ook Jpiafirum tytelt. Dit Kruid is genoegzaam bekend , als Sten-* gen hebbende van een Eüe of hooger en Bladen die ovaalachtig zyn , wat ruig , Zaagtandig , donker groen , gepaard; geevende , uit de O- xelen , de Bloemen 9 als gezegd is. Een Ver- fcheidenheid daar van komt voor, die wat kleiner en eene die wat ruiger is, metgrooter Bladen. In 't algemeen wordt het onder de Hartfterken- de Kruiden geteld , doch het is een van de zwakften , meer beminnelyk wegens den Geur in Toefpyzen: weshalve, mooglyk,het Landvolk hier hetzelve Aalkruid noemt, zo de Heer de Gorter meldt. Een langduurig gébruik van deszelfs Aftrekzei \ Water , Geest of Olie , heeft in Zenuwkwaaien fomtyds wonderen uitgevoerd. ^ Sommigen zyn 'er door herfleld van Hartklop- pingen 5 Beevingen , Lammigheden en Beroer- ten, Ons Vrouwvolk weet zig de Stonden te verwekken 3 zegt S. Paulli, door verfche Melisfe te draagen in haar Muilen of Koufen of door het Afkookzel te drinken van die Kruid; Cc II. Deel* IX. Stuk. co 402. TwEEMAGTIGE KRUIDEN. IV. (2) Melisfe met gegaffelde Oxeljieeltjes , van ^xvfU langte als de Bloemen. stük!D (3) Melisfe met gegaffelde Oxeljieeltjes y van 11. langte als de Bladen ♦ /af Deeze beiden behooren tot het Kruid , dat bioemige. men in de Winkels Calamintha noemt, onder- in, fcheidende de eerfte, die voortrefFelyker is , zig CaWi- £00T {iaare Bioemen f die twee Duim lang zyn. Berg- Kala- Dus mag dan deeze te regt Grootbloemig ge- mm ' noemd worden , als byna alle Kransjes - Kruiden hier in overtreffende. De andere is, evenwel, fierlyker Bloemgewas , als de toppen der Sten- gen bekleed hebbende met lange Bloem -Aai- ren, die paarfch zyn. Dezelve groeit niet al- leen in Italië, Switzerland en Vrankryk wild, maar komt ook in Engeland aan de Wegen , Dy- ken en elders voor. De Stengen zynj Takkig , van drie Voeten en hooger. Het Loof , veel naar dat der Melisfe gelykende , is ook aangenaam van Reuk, wat fier- (2) MtïUfu Pedunc, AxUlaribus &c. Calamintha magno Flore. C. B. Pin. 22,9* Tournf. Inft. 19$. Ger. Prov. 26 1. Gouan Atensp. 290. Hall. Helv. 6$ i* Calam. montana prseftantior. Lob* lc. 512. (3) Melis/a Ped. AxiiU &c. Meiisfa Flor. ex Alis fuperio- nbus Ped. confertis. Mat. Mei. 295* KRAM. Auflr. 178* CouAw, Ger. Hall. &c. H. Ctijf. 307. R. Lu^db. 320* Calamintha vuig. & Officinariim Germ. C. B. Fin. 228.Cal# montana. Dqd. Pempt. »g« Cal. mont. vwlgaris. Lo». Iz* fletker zelfs* en kan , in kragten a als een mid. delflag, tusfchen deeze en de Kruizemunt , wor- A*^W den aangemerkt. Hoofde STUK» (4) Melisfe mei gegaffelde Oxeljieeltjes , die vr. langer dan het Blad zyn , en een opfiygen* Mpeta? de ruige Steng. SSSP In Italië, Vrankryk, Switzerland, Engeland Is deeze Soort vry gemeen , komende ook ia de Duinen van Holland , in het Sticht en elders in opze Provinciën voor* Men noemtze Wildé Pvley. 't Is een Kruid dat inzonderheid door de hurkende Stengen en door den Reuk van de Berg-Kalaminth ver fchilt, dien het veel fterker heeft* naar den Reuk van Pulegium trekkende: des het ook in Zenuwkwaaien dienftiger zy* Het heefc de Bloemen kleiner en minder famen* gehoopt, blaauw van Kleur* In Virginie groeit ook dit Kruid, alwaar de Heer ClaVton een Soort van Kalaminth waarnam , die de Bloemen in de langte van de Steng i byna ongedeeld, gekranst hadt3 met een Eeerfterken Poley-Reuk. {4} Mtlhfa. Teditnc. Asill, dkhotomk &c. GoRf Belg* *73. KRAM. Auftr. 178. GOüAW Morisp. 09 1. H. Ciiff. 30S* R. Lugctb* 3^ï- Gron. Virg. 90. Cfrlaminrha Pulegii odore Nepcta. C. B. Pin, las. fi0 Calarninth? mont. pncalta Pulegii odore. Bocc* Mus II. p 45* T. 40 & 3 8.Pulegium fylv. f. Calain, altera. DOD. Pempt. 98. Lob. k* %\u Cc 2 lt# Déél. IX. stuk 4°4 TWEEMAGTICE KRUXdEN. IV. (5) Melisfe met end -Trosjes en zeer korte een- 'ArxvfL# zaame Bloemfteeltjes. Hoofd» *tuk. Naar de voorgaande gelykt deezc , die de v- Ste netjes mnar een Handbreed hoog , regt, donker paarfchachtig heefc , de Bladen Eyrond 9 f(*e?dia~ geërfd, vee]e Kransjes, uit eenbloemige Steel- tjes beftaande, zonder Bladen Troswyze aan *t end der Takken , met bleekpanrfcbe Bloemen. Van deeze wordt de Groeiplaats gefield te Montpelüer en in Spanje. De Italiaanen noe- men dit Kruid Mentuccio minor e of Nepetella, zegt B A R i< E L I E R. Futl'oa ^ ^e^e metverdtmde Roedachtige Takjes , Heeücrigê. de Bladen van onderen Wollig , de Steng Heefierig* Deeze, die in Spanje groeit , is Heefterigmet gekranfte Bloemtrosjes en Blaadjes, als die van Mariolein , welke Wollig en grys zyn. Zy wordt , zo wel als de naastvoorgaande , ook tot de Kalaminth gerekend te behooren. Dra» (s) Melis/a Racemis terminalibus &c. Calam. incana O- cymt foliis* C. B. Pin. zi%. Cal. Pulcgiiodore minor. Bark. 1c. 1166. Calam. Clinopodii Auftuaci foliis , Odore Pulegü, Pl-T/K. Alm. 75é T. 163» f. 4? (6) Melis/a Ramis attenuatis virgatis &c. Melisf Caule Fruticofo Fol verticiilatis* R. Lugdb. 3,21. Cfilamintha Hisp. Frut, Mari folio. Toubnf. Infi. 154, Calam. montana in- cana minor. Moris. Hifi. Xïi. p. ^13. N, é. D I D Y N A M I A. 4.C5 Dracocephalum. Draakskop. IV* Afdeel; Wegens den uitgefpannen Keel , met de h°^j0oFD. Ie Bovenlip , die de Bloem als den Kop van een «tuk. Draak of Slang doet vertoonen , heeft dit Geflagt G*>»m* deezen naam bekomen en behouden. Veertien meest uicheemfche Soorten zyn er in vervat, als volgt. (1) Draakskop met geaairde Bloemen en Lan- DrJ; cetvormige Zaagtandige Bladen. chaium Virginia- In Noord - Amerika groeit dit Kruid , waar viïgüufch- aan Breyniüs eerst den gezegden naam gaf 3 zynde hetzelve bevoorens Vingerhoed met Per- fikbladen genoemd geweest en Wederik met paarfch geaairde Kalotjes -Bloemen. De Sten- gen zyn vierkant , een Elle hoog ; de Bladen twee of drie Duimen lang, de Bloemen bleek paarfch. De Heer de la Hire nam in de- zelven waar, dat zy een Tandje hebben by het Vrugtbeginzel , 't welk hy ook maar in de Hy- fop en twee andere Kransjes- Kruiden vondt. Bovendien bleeven zy , horifontaal bewoogen wor- (1) Dracocephalum Flor. SpJcatis , Fol. Lanceolatis ferra- tis. Syjï. Nat. XII. Gen. 729. p. 401. Vtg. XIII. p. 4^4» H. CUff. 3C8 R. Lugdb. 311. Oracocephaluna. BREYN Ic* 33. T. 27. Mem, de 1712, p. 276. T. ii. Dracoceph. angus- tifolius. MORis. Hifi. IH. p. 4°7« S. iï. T. 4. f. k. Pfen- dcdigitalts Perikce foliis. Bocc. Sic. 12. T. in dat poftuur ftaan 3 daar menzem Afdeel. KMnr#. xv. bragt. Hoofp- stuk* CO Draakskop met geaairde Bloemen en fa- H. mengejlelde Bladen. Dracoce- 06?*! 0nder de Kransjes -Kruiden {VerticillaKz} icananfch. js het hebben van verfcheide Bladen aan éênen Steel zo zeldzaam a als hetzelve gemeen is onder de Kroontjes - Kruiden (Umbellat®). De drie- bladigheid 5 welke in dit Kruid voorkomt , is in de gemelden byna zonder voorbeeld. Het was uit Zaad , van de Kanarifche Eilanden afkom- ftig , hier in de Hortus geteeld , fchryft Com- melyn, die 't zelve met Rivinüs Cedro* nella noemde , wegens den fterken Terbentbyn-* Reuk, v/elke in hetzelve plaats heeft* Mori- $on geeft het den naam van Camphorofma , als den geur van Kamfer met eene Tinctuur van Aloë gemengd, zeer aangenaam hebbende (*), wanneer het behandeld wordt. Tournefort noem* (2) Dracoceph&lum Flor. Spicatis, Foliis compofitfs. Mat. Med. 29 3 • H. Ciïff. 3o8» R. Lu%db. 31 r. GOUAN Monsp. 291. Dracocephalo affinis &c. VOLCK. Nor. T. p. 145, Camphorosma. Moris. S. in T. li. f. uit. Moldavica Amer. trifolia odore gravi. TOURNF. Inft. 1S4. Cedronella Canar. viscofa. Cojmm. Hort. II. p. 81. T. +1. (*) Beide die Reuken zyn echter in 't algemeen juift n:et bemind, zo min als die van Terlentbyn; 't knn zyn, dat ze,by elkander gevoegd , aangenaam worden: doch, zowel sis dc Smaak , verfchiit de Reuk in byzendere Menfchen. Dn de een lieflyk keurt is voor den anderen fomtyds af- fchuwlyk , ten minfte onaangenaam, DlDVNAMIA. 4CT noemde het Driebladige Amerikaanfche Molda* IV. vica , zwaar van Reuk. Het heeft vierkantige gladde Lymerige Stengen, tot drie of vier Voe Hoofd- ten hoogte opfchieteode , de Vinbladen, meest TüK* drie en fömtydsook vyf aaneen Steel , zyn LaiiyJ^^*" cetvormig, diep gefchaard, ongelyk van groot- ' te. De Bloemen, die bleekrood zyn en groot, maaken een dikke Aair aan 'c end der Stengen uit. Gedagte Hoogleeraar merkte aan, dat het uit den Reuk en Smaak bleek van eene Pisdry ven- de hoedanigheid te zyn. Linn^us (telt het m de Apotheeken bekend, onder den naam vaa Melis/a Canaria , hebbende een oplosfende kragt, dienitig in Hoofdpyn en Zenuwkwaaien, enz. X$) Draakskop metgeaairde Bloemen en Hart- nr. vormige Finswys' uitgehoekte Bladen. pfjiTm** PinKatum (4) Draakskop met byna geaairde Bloemen >vinfnCQdi^ de Stengbladen langwerpig Eyrond inge- Pe^rim J needen en Liniaal- Lancet vormige Door n-num\ achtig getande Blikjes. heemfch. Deeze beiden zyn in Siberië waargenomen door Gmelin, hebbende de eerfte leggende Hee- fïe- f3) Dramephalum Flor. Spïcaris &c. Gmel. Sifor. III. p. 2J5- T. 52. FL Ups. 165. (4) Dracocepbalum Flor. fubfpicatis &c. &c. Gmel. Stb. HI.« p 237. Dracoceph. Fol. oppofltis flec. Am* Acad. IV4 p. 3IS* Cc 4 H Vmh* IX. STOK, 408 TwEEMAGTIGE KRUIDEN. Ruifebia- Noordfch. IV. Herige Stengetjes , met Bladen van Reuk als de ^Fxv!L' Lavendel en een zeer Kruiderigen Smaak. De Hoofd- Aair beftaat uit kleine blaauwe Bloempjes, ter stuk* ]arigte en dikte van een Duim famengehoopu d££ot*a*m De andere gelykt naar deRuifchiana zeer 3 doch verfchilt door de fchikking der Bloemen , als ook dat de Bladen harder en breeder zyn > zegt die Autheur. v. (5) Draakskop met geaairde Bloemen , de Bla- fbahmAu* den en Blikjes , Liniaal , verdeeld 9 gedoomd. Jiriacum. Iy°s?en" (6) DraakskoP met geaairde Bloemen , de Bla- vi. den en Blikjes Lancetvormig , onverdeeld, ongedoornd. De groote Boerhaave had t een Soort van Planten , ter eere van den beroemden Ruysch gedoopt j hebbende fmalle Bladen , dunner dan die van Rosmaryn en zeer fraaije groote blaau- we Bloemen 5 doorgaans by zesfen in Kransjes en aan den top Aairswyze vergaard. Deeze groeit 5 by Weenen , op zeker Geöergte, met Sten- (5) Dr&cocepbalum Flor. Spicatis &c. Hyifopus Spicis inter- ruptis. H* Clif. 364. Hysf. Auftriacus magno Flore. Herm. Lugdb. 330» Ruifchiana hirfuta Fol. laciniatis. Amm. Ruth. 50. Chamaepltys coerulea Auftriaca. C. B, Pm. 250. Cha- m*p. Auftriaca. Clus. Pann. 632. (6) Drócocepbalum Flor. Spicatis &c. FL Suec. 2. N. 537* GOUAN MoKsp..z9i, H. Ups. 16* . Ruifchiana glabra Fol in- tegris. Amm. Ruth* 50. Ruifchiana Flore coeruleo magno. Boerh. Lugdb. I. p. 172. R. Lagdb. 323. Prunella Hysfopi folio viridi &c. MORIS. Hifi. Uh S« 1 1. T. 5* & 9. Didynamia; 409 Stengetjes van een Handbreed tot een Voet IV. hoog. Een andere, door Amman tot het zelf- de Geflagt betrokken , die gladde onverdeelde Hoofd* Bladen heeft 9 is door geheel Siberië gemeen.STÜK» De Blaadjes , naar die van Hyfop gelykende l}S^m omringen de Steng 9 gelyk in de Gefternde of ' Sterbladige Kruiden. Men vindeze 'er met wit- te en met Vleefchkleurige Bloemen , met die van dit Geflagt overeenkomstig. Morison hadtze Bruinelle met Hyfopbladen genoemd ; doch verwart dezelve met de Ooftenrykfe. In Sweeden en Deenemarken heeft menze ook ge- vonden, (7) Draakskop met byna geaairde Bloemen 5 Vrr. * tweedeelige eenzijdige Bloemfteeltjesenlang^^^sf werpig Hartvormige gefpitf te kaale Bladen, birkum. Siberifch. (8) Draakskop met geaairde Bloemen , Eyron- vin, de infneedig gekartelde Bladen en Lancet-f™ndifi°* vormige effenrandige Blikjes. Groot- bicemig. In Siberië , dat als het Gewest der Soorten van dit Geflagt fchynt te zyn, komen ookdee- ze beiden voor. Gmelin beeldt de eene af, die (7) Dracocephalum Flor. fubverticillatïs dcc. NeperaCorym- b!s geraïnis &c. ÏL Ups. 16 '1. Cataria montana Fol. Veroni « cx Prntenlïs. BuxB. Cent. 111. p. 27. T. 50. f. 1 . Dracoceph. Verricilï* Pedunculo cointnun. elevatis fecundis. Gmejl. Sik. III. p. 234* T. SU (8) Dracocephalum Flor. vertïcill. &c. Gmel. Stb. III. p# Cc 5 II. Deel» IX. Stuk, : 4IO TWEEMACTIGE KRUIDEN» IV. die gemeen is aan de boven fte dcelen van de Afdeel Rjvjer Jenifea* Zy worde Berg -Kattekruid met Hoofd Bladen van Veld - Eerenprys genoemd door Bux- stuk- eaum en zeer flegt in Plaat vertoond. Meer ge* jBtotW'lyki het Loof naar dat der Brandenetelen , zyn- de zeer fterk van Reuk. De hoogte is een of twee Voeten. De andere munt uit door de groot- te der bloemen , die ook paarfch of Violet zyn en lang gelteeld. Zy valt maar een half Voet hoog , kruipende onder 't Mos dat op Rotfen groeit en is reukeloos. ix. (9 ) Draakskop met Kransjes - Bloemen 5 Lan* pbaium ° ' cetvormige Blikjes en Haairige Tandjes* vifch?lda" De beroemde Tournefort ftelt een Ge- flagt van Planten, waar aan hy den naam geeft van Moldavica, afgeleid van den bynaam van zeker Kruid , dat voorgefteld was onder de be- naaming van Moldavifche Melisfe , dus genoemd naar de afkomst uit Moldavië. Dit Gewest, nu, onder de Heerfchappy der Turken zynde, noemt menze ook Turkfche Melisfe. Het Kruid naamelyk, zweemt naar de Melisfe, groeijen- de twee Ellen hoog en heeft de Tandjes der Bladen , gelyk Lob el dit in zyne Figuur , hoe fp) Dracocepkalum Flor. varticïllatis Sec. Mat. Mei. 292. H. Up% 166 H. Ciiff. 308. R Lugib. \\z< GoüAN Mcnsp. 292 Melisfa petegnna F0L0 oblongo. C. C. Pin, zig, Me- )isfa Mwld v.ca. CAM« Eplt4 $j0* Jtóelisfopfayllnm Turcicum. lOB, lC. SIS* D i v i n a m i a; 4x1 hoe klein ook, zeer wel vertoont, Draadach- IV. tig (*)9 zo wel als die der Blikjes by de Bloe- AF£yEL* men, die ook een gezwollen Keel hebben, ge*Hoon>« ]yk men zulks by Toürnefort kan zien, STmu Het heefteen aangenaamen Citroen- Reuk, zn^Za* wordt geteld onder de Geneesmiddelen. ( 10) Draakskop met Kransjes - Bloemen , lang- x. werpige Blikjes, gedoomde Tandjes en by» ^Sp** w& Wollige Bladen. cane>ce»s. Grysach* tig. C 1 1 ) Draakskop 7H££ Kransjes - Bloemen en rond- xr# achtige Zaagswys9 kanthaairige Blikjes, ^f^^ mig, Deeze beiden komen in de Levant voor , al* waar Tournefort die heeft gevonden en dezelven ook tot het Geflagt van Moldavica betrokken. De Grysachtigc heeft Bladen als van de Betonie, de andere komt voor met Wil- gt bladen* De Bloemen zyn in beiden niet groot en in de laatlte gefchoord met Schildvormige Blikjes. (l 2) (*) Die «draadachtigheid heeft meer plaats in de kleine Blaadjes dm xn de groote, welke fSegts getand zyn, gelyk in de Afbeelding van CamerArius. (ro) Dracocepba'um Fior. verticiilatis &c. H. Cliff. 30g» R. Lugdb. 312. Ups. 66. Gouak Monsp. 292. MlLL Di&. T. 1^9» Mo!d. Or. Betomes folio &c. Comm. Rar. T. SïderitiS incana Olcx folio Montis Libanü VQLCK. Ko*&. T* p. 353. (11) Dracocepbalum Vol. veiticlll. FforaUbus orbi'culatis. Lugdb. 312. Moldavica Otientalis Salicis folio, paivo PloiC cqeruleo» Toi'RNF. Cor. 11. XI. Deel» IX, Stuk. 412 TWEEMAGTIGE KRUIDEN. IV» (12) Draakskop met gekartelde Bladen , de Afdeel. Wortelbladen Hartvormig ; de Stengbladen Hoofd* rondachtig ongejleeld 9 en langwerpige ge- 8tuk. fnipperde Blikjes. xu. faiumM- ('3' Draakskop met Kransjes - Bloemen , de Blikjes langwerpig Eyrond en geheel effen- ^Rondbia* randig ; rf* Bloemen taamelyk groot en xm. knikkende. Knikkend. Draakskop met Kransjes - Bloemen , de Tbymifo- Blikjes langwerpig effenrandig ; de Bloe» *ThymWa- men naauwh^ groter dan de Kelk. Siberië 4 wederom y is ook het Vaderland van deeze drie Soorten . waar van de eerfte 'er op de Gebergten groeit, hebbende de Bloembladen en Blikjes gekleurd : de tweede en derde ver- fchillen zeer weinig, dan in de grootte en klein* te der Bloemen, 't Gewas fchiet op drooge dor- re plaatfen naauwlyks drie Duimen , in vrugt- baare Gronden een Voet en hooger op. De Bloe- (iO Dracocepbalurn Fo!. crenatis , Radic. Cord. Caulinis orbiculatis fesfilibus &c. Aïï. Petrop, 1770. p. 556. T* 29. f. !♦ (13 ) Dacocepb.alum Flor* verticill. &c. H. Ups. 167. N. 6. JMoldavica Betonscae folio. Amm. Rutb. 44. Gmel.^ Sib. III. p. 231. I\ 49. (14) Dracocepbalurn Flor. verticill. &c. H. Ups, 167* Ce* dronella Tartai.ci perennis Urtica: folio. R. Lagd). 437. Mol- davica Orientalis m>nima Ocymi facie. Comm. Rar. T. p. Mold. Betonicx folio. AMM. Rutb* 45, GM£L. III, P*2i3» r. 50. cum enee- D I D Y N A M I A. 4V3 Bloemen zyn bleek Violet en hebben ruige Kei- IV. ken. De Reuk is, wanneer men 't Kruid tus~AFxyEL* fchen de Vingers wryft, welriekende en fterker Hoofd-.' dan in de Tuin - Melisfe. STÜK# Gymna* fpermia. Horminum. Sclarey. Dit Geflagt heeft een Klokvormigen Ke?k, met vier byna gelyke Punten , de vyfde grooter en uitgerand: de Bovenlip der Bloem holrond. Die Geflagc bevat nier de gewoone Kruiden „ r: ° . Horininum deezes naams , welke de Ridder geoordeeld heeft tot dac van Salie te behooren*} maar een an cu^t der (i), dat daar van de eenigfte Soort uit-lche maakt. Hetzelve is onder den naam van Py*l^v^ reneefche Melisfe voorgefteld, afgebeeld en be-1*0* fchreeven geweest. J.Bauhinus betrok het reeds tot de Scarley % noemende hetzelve Gal* litrichum (een gelykftaande benaaming) met ron- de Bladen en groote Violette Bloemen. Lin- njeus heeft het door de gezegde Kenmerken getragt af te zonderen; maar de Kruidkenners, die deeze Plant nader op de Groeiplaats on- derzogt hebben , gelyk de Heeren H aller. en fi) Horminam. Syft: Nat, XII. Gen. 730. p. 401. Veg. XIII. p. 455. Clif. 309. R. Lugdb* 320. HALL. A&. Helv. VI. p. 10 1. Mdisft Pyrenaica, MAGN. Hort. T. p. 133* Scop. Am* 2. p. 55. Gattitiicham Foüo rotundo &c. j. B. Hifi. Ili. p. 313. MORIS. Hift. III. p. i9S. KAJ. Hifi* 546» II, deel IX» Stuk. 4f4 ÏWËEMAötioE Kruiden IV* S c o p o l i , bevinden den Kelk zodanig niet (*)é Ayxv.EL Hy heeft de Bovenlip drietandig, de Onderlip Hoofd, tweedeel ig , met de Slippen Kruis wys' op el- STUir* kander, en bovendien tien Streepen* beurt om &fl™tzaa" beurt dikker , met een groote roodachtig blaau- we Bloem > wier Bovenlip tweedeelig, de On- derlip driedeelig is en de Slippen rond* Het fchynt derhalve een Soort van Melisfe te zyn , volgens den laatstgemelden. De Steng van dit Kruid is omtrent een Voet hoog $ byna ongebladerd , maar begroeid mee eenige Lancetvormige Blikjes* De Kransjes heb- ben weinige ongedeelde Bloemen * die zeer groot zyn en wyd gaapende, Violet van Kleur , met een uitfteekende StyL De Wortelbladen zyn lang gefteeld 9 rondachtig of byna volkomen ovaal en aan den omtrek Zaagswyze getand. Veelen der Bloemen hangen knikkende nederwaards* Het is een fierlyk Bloemplantje, dat natuurlyk groeit op de Pyreneefche^ Svvitzerfche en Ty rolfche Bergen. De andere Soort van dit Geflagt, förginifchê gebynaamd > welke Wigvormig langwerpige Bladen heeft en een tweebladige Steng, zynde de Donker roode Melisfe met Senegroen - Bladen van D i llen iüs j oordeelt de Ridder thans eene enkele Verfcheidenheid te zyn van de Lier- * n- D* bladige Salie, reeds befchreeven *. IV. STUK bladz. ;7 (*) In de optelling van de Kenmerken der Gcfhgten , aaia 't hoofd der Klasfe , vindt men CorolU cjuatuor Laeinia: fuU- aequales: 't moet Calycis zyn. D I D Y N A M I A. 4t5 M e l i t t i s« Kruisbloem» IV. De Kelk wyder dan het Bloempypje : de g00FD- Bovcnlip der Bloem plat, de Onderlip gekar-^uK. teld, en Kruiswyze, Meelknopjes. Dus komen^^^" de byzondere Kenmerken voor , van dit Ge- flagt, dat ik deswecen Kruisbloem tyiel. De eenigfte Soort (i), grodjende in de Berg- MeJ*t}s Valei jen van Ooflenryk, SwitzerLnd, de Zxï\*Müufo-\ èfelyke deelen van Vrankryk en Engeland, heeft MdiSbH het Loof van Melisfe en is daarom MelisfophyU&& hm genoemd geweest. Lob el beeldtze af , onder den naam van Melisfe van Fuchsiüs, en To urnefort heeftze getyteld , Laage Breedbladige Melisfe, met een zeer groote paarfchachcige Bloem. Ziet hier, wat 'er de Rid- der van zegge. 3, üe Kelk is Klokvormig , opftaande, bree- der dan de Bloem en driedeelig; de bovenfte „ Punt dikwils , wederzyds , een zeer klein 5, Tandje hebbende. De Bloem is wit, met het 3, Pypje tweemaal zo lang als de Kelk en den Mond vierdeelig uitgebreid : de Bovenlip, if naamelyk 9 rondachtig , regt en effenrandig M hebbende ; de Onderlip driedeelig , met de 5, middellte Kwab grootst, vlak, effenrandig, „ paarfch: {4 Meiitiïs. SyJ}. Nat. XII. Gen. 731. p. *9Ê*&g,ÉOU p. 455- H. Cliff* 309* R. Lugdï. 319. GOUAN M$nsp. 292. Lammm monranum Melisf* fblio» C. £• Pin. 231* Melisfa ïuchiiL Lob. Ic. Ih DEEL* IX, STUSS* 4l6 TWEEMAGTIGE KRUIDEN. Iv* „ paarfch : de Meelknopjes geel en korter dan Afdeel» *. p* ^ „ xv, 3, de Bloem. Hoofd- stuk. O c y m ü m* Balfemkruid. Blootzaa- di&* Dit Geflagt beftaat meest uit vreemde Plan- ten, welken een welriekende Geur en Aroma- tieke hoedanigheid hebben , waarom zy ge- meenlyk den naam draagen van Bafilicum en in 't Nederduitfch Bafilik of Balfemkruid genoemd worden. Sommigen willen zelfs dac men Ozi- mum zou moeten fchry ven > als die benaaming afleidende van den Geur* De Kenmerken , behalve die van deeze Klas- fe, beftaan daar in, dat de Kdk een ronde Bo- venlip en vierdeelige Onderlip heeft; de Bloem, die als 't ware agt erover legt, de eene Lip vier- deelig, de andere onverdeeld ; en de buitenfte Meeldraadjes hebben van onderen een ukfteek- zel. Dertien Soorten , meestal Oost- en Wcstin- difche Kruiden D zyn 'er in begreepen en thans in deeze Orde geplaatst door den Ridder* i. (i) Balfemkruid met Pluimswys* gebondelde T?yrfïjï™ Bloemen en een zeer Takkige Steng* rum < bloend11" ^eD °^tx^> Houtig Stengetje, van ander- oemig. y0Qt h00g ^ geheel in Takjes verdeeld, *tiie (i) Ocymum Flor* paniculato - fasdculatis Cauïe Ramofis- lïmo. Syji. Nat. XII. Mant. 84, Veg* XÜll Gen. 732. p. D I D Y N A M I A; 417 die aan 't end digte Bloem -Aairen hebben, IV. en dus met malkander een Pluim maaken, on-AF£*M~ derfcheidt deeze Soort , uit Oostindie afkom- Hoofd- ftig. Dezelve heeft gefteelde, ovaal- Lancet- STUK* vormige Bladen , wederzyds groen en kad\9jp£*™*9- flaauwelyk getand. De Takjes, Blikjes, Bloe- iden en Stampers, zyn paarfchachtig 9 doch de Onderlip , zo wel als de Meeldraadjes wit. De Reuk is als van Wynruit. (2) Balfemkruid met ongetande Meeldraadjes , n. die beiirtlings aan den Voet gebaard zyn. j^XT rum. Kruidnagelig Balfemkruid der Monnikken was Kruidnagel deeze genoemd 9 om dac de Monniken, zo zyhg% voorgaven, eerst het Zaad daar van te Rome gebragt hadden ; doch van waar is onzeker. Co- lumsa verbeeldde zig , dat hetzelve zou zya het Acinos van Dioscorides , een Kruid 9 dus genaamd , om dat 'er de te Iterke Afgang door gefluit werde* Onder de Thym voert ééne Soort , welke daar voor van veelen gehouden wordt, gelyk ik gemeld heb, dien bynaam.Hec Acinos geleek veel naar het Ocymum, doch was ruiger van Takken en Bladen en zeer welrie* kende, wordende tot Bloemruikers, en tot Keu- ken-gebruik, van de Egypjenaaren gezaaid, zo Pli- (2) Ocymum Staminlbus ec?entulis , nltemis EaH barbatis. Mant. 85. Ocymum Caryophyllamm Monachorum. J. B» Bijl. UI. p. 260. Acinos Dioscoridis» COLUMN, Tkytob* T. 7. JDd II. DSfLé IX* STUK» 4l8 TwEEMAGTIGE KRUIDEN. IV* zo Plinius verhaalt* Columna zegt 5 dat Afdeel. ^ Warmoeziers jaarlyks dit Kruid in 't Napel- Hoofd- fche öf den Kerkelyken Staat zaaiden ; noemen- stuk. de hetzelve, wegens de ruigte van het Loof, W™tzaa' JJrticella , dat is , Brandeneteltje* Het hadt een zeer fterken Reuk, als van Kruidnagelen, wel- ke op het aanraaken de Hand bybleèf en tot groote verfrisfching ftrekte , wanneer men die aan de Neus bragt* De hoogte van de Steng is een Voet of meer (*), geevende Aairen uit met * zy- Takjes, gelyk de voorgaande Soort, maar niet zodanig gepluimd* olylum ( 3) Balfemkruid met een Heeflerachtige Steng , gratis/i- Lancetvormig Eyronde Bladen en Spil* 371 U171* , rr% /» Aiieraan- - ronde Trosfen. genaamst. Deeze Soort, in aangenaamheid van Reuk uit- muntende, is een Heefterige Ooftïndifche Plant, met enkelde, Houtige Stengen , van by de drie Voeten hoog , en Lancetswys' Eyronde Bladen , die Zaagswys* getand, van onderen ruuw zyn. Eenige ronde gefteelde end -Trosfen, uit zes- bloemige Kransjes famengefteld , met ligt af- val- (*) In de Hiftorie der Planten , die op den naam van J. Bauhintts gaat, vindt men , dat de Steng van anderhalf El- te of hoogec is. In de Upfallche Tuin heeft men het, met een Steng van een Voet hoogte , waargenomen, (3 Ocymum Caule Suffruticofo , Fol. Lanceolato- ovatii 9 Racemis teretibus. Mant. 414. Ocymum Zeylan. perenne odoratisfimum latifoliuin. BURM. Zt^U 174, T, 80. f. u Burm. Fl, Ind. p* IZ9. vallende Blikjes, maaken de Aair uit. DeBloe- IV. men zyn wit met geele Meelknopjes. Aan den A™Kli Wortel heeft het rondachtige 5 ook gefteelde Hoofd- Bladen. (4) Balfemkruid met Eyronde flompe Bladen 3 0)^um de Kransjes der Tros/en digt by elkander , album, tegen '£ bloeijen vierhoekig en de Bloempjes m^tbloe" gekarteld. Deezc op Java in Oostindie groeijcnde is een Zaay- Gewas , dat de Steng een Voet hoog , de Bladen breed en dik heeft > met Lancetvormige Blikjes en zeer groote witte Bloemen. (5) Balfemkruid met Eyronde gladde Bladen v. en kanthaairige Kelken. GemanT Dit Kruid , in de Hoven van Europa gemeen, lyk bekend , voert in 't Franfch den naam van Bafilic% in 't Engelfch Basfil , in 't Hoogduitfch Bajilien ; altemaal benaamingen van den La- tynfchen of Griekfchen Bafiliciim, dat een Ko* ning- (4) Ocymum Fol. ovatis obtufis &cc. Mant. 85. (5) Ocymum Fol. ovatis glabris, Calycibus ciliatis, H< Cllff. 315. Ups. lós* R. Lu?db* 322. GoüAN Monsp. 293. Ocy- mum Caryophyll. majus. C. B. Pm. zi6. Ocymum. Cam. Epit. 308. j3# Ocym. Caryophyll. maximum. C. B. Pin. 225. Oc. latif. maculatum feu crispum. Bar». U. ioj3 , 1064. J, Oc* viriele buliatis foüis. C. B. Pin, 126» Tournf. /«/?. Bafilicura Ind. hortenfe, Rumph. Amb, V. p* 263. T. $z. f. u Lob. 503. Dd 2 " II. Deel. IX. Stuk, 4fcO T WEEMAGTIGE KRUIDEN, IV. ninglyk Kruid betekent , afkomftig* In Oostin* AFx^U ^aar het> zo we' a's *n Perfie •> wild groeit, Hoofd- noemen de Maleijers hetzelve Sulasfi , doch de stuk Europeaanen Vleefchkruid , zegt Rumphius, &?iu°tZaa 0? Doodkruid. De eerfte benaaming heeft daar van zyne afkomst , dat men het *er veel by Vleefch kookt ; de andere van het gebruik , dat 'er de Indiaanen van maaken, met hetzelve op de Graven te ftroojjen of daar in te planten , ten einde de Zieltjes der Overleedenen door den Geur, zo zy waanen, te verkwikken. Men heeft het 'er bruin, wit en zwart, naar de Kleur van 't Loof dus genaamd, dat men aldaar in de Tui- nen zaait. Zo zyn, in Europa, ook Verfchei- denheden van deeze Soort , een grooter naa- raelyk, een met gevlakte of gekrulde Bladen, en een groen Balfemkruid , dat de Bladen hob- belig heeft, bekend. De Gemeene Bafilik groeit omtrent een Voet hoog ; de Groote heeft wel Stengen van een Elle en daar boven* De Reuk is naar dien van Kruidnagelen of ook wel van Citroenfchillen en zelfs van Anys trekkende. Men maakt 'er by ons zo veel gebruik niet van als elders. In Ita- lië is het zeer gemeen , dit Kruid in Potten te houden in de V'enfteren en in de Vertrekken, als ook in de Bloemhoven, om den aangenaa- men Geur* Niet minder werks maakt men van deszelfs aankweeking in Egypte en Arabie,alzo de Oofterfche Natiën ongemeen verzot zyn op deszelfs Reuk. Mea noemt het 'er Zatarhendi Didynamia* 421 of Indifche Thym ; als ook den Indifchen oir- IV; fprong erkennende van dit Balfemkruid, of van AFxvfL" die Soort met Vleezige ftyve Bladen , welke Hoofd- Forskaohl, onder anderen, aldaar waarge- STUK* nomen hadt, wordende 'er uit de Bergachtige fpfrl?iZ' Landen van Afïe te koop geveild. De Wortels daar van hadden zo Herken Reuk , dat de Ingezetenen gewoon waren die, met Moskel- jaat,Zivet en andere fterkruikende dingen aan- gewreevcn , by zig te draagen , om altoos aan- genaam te ruiken. Zeker is 't9 dat men in die heete Landen , alwaar de Uitwaafeming des Lighaams zeer ftinkts zulke hulpmiddelen meer, dan in ons Wereldsdeel , noodig heeft. Hier van 't gebruik der Reukwerken by de Ouden, (6) Balfemkruid met Eyronde effenrandige Bk- vr. dm Ocymum ut,'*« minimum, Zeei klein. *t Gezegde betreft het Tamme Balfemkruid > dat in die Landen zo wel gezaaid wordt als in Europa ; het Wilde behoort tot eene volgende Soort , zo wel als het Kleine , 't welk deeze Soort uitmaakt. Dit is een zeer klein Plantje , in groeijing veel naar de Quendel gelykende en zeer aange- naam van Reuk* De hoogte is naauwlyks een Hand- (6) Ocymum Fol. ovatis integerrimis. H. Ups. 169. Gquan Monsp. 293. Ocym. Fol. ovatis incanis. H. Cliff. 315, R. Lugdb. 32a. Ocimum minimum. C. B. Pin. 216* MoRH* Hift. III. p. 407» S. 11. T. 20. f. 17. Dd 3 II. Deel. ix, stuk. 422 TwEEMAGTIGE KRUIDEN. IV. Handbreed, volgers Morison ; zo dat liet* Afdeel., zejve qq^ bovendien uit de Geftake, die be- Hoofd- kend is , het Citroen - Ozimum van Rumphius stuk, en jBaühinus, *t welk ik 'er toe betrokken fyllotzaam vind 3 dat ruim zo groot als het gemeene wordt, niet kan zyn (-}-)• o7mum t 7 3 Balfemkruid we£ langwerpige Jlompe , $an&um* Zaagtandige gegolfde Bladen , eerc ru/ge k Heilig. Sfóng £rc Hartvormige Blikjes. Dit Oostindifche , uit Zaad in de Upfalfche Akademie - Tuin gewonnen , hadt een regce ge- armde rondachtige Steng, van anderhalven Voet hoog , donker paarfch , met witte Haairtjes. De cpftaande end - Trosjes waren van dergelyke Kleur* Het hadt naauwlyks eenigen Reuk. vin. (8) Balfemkruid met byna Lancetvormige ge* f™rka' fpitfte 9 omtrent Zaagtandige Bladen , rora- num, Amed- de Tros/en en eene bykans Kruidige Steng* kaanfeh. Dit Amerikaanfche heeft een opgeregt Stén- getje van een Voet hoog, dat rond is en ruuw, mee gepaarde gedeelde JBlaadjes en Haairige 'Bladfteeltjes. De end-Trosfeh beltaan uit ron- de (t) Ociinum cïtratum. Rümph. Amb. V. p. 266. T. f. 1. Burm. Fl Ind. 129- (7) Ocymum pol. ©Mongiusculis , obtu&s , (êrratis undu* latis &c. 'Mant. 85. (8 ) Ocymum Fol* 'fublanceolatis , acuminatïs fubferratis &c. Am* Ac&d. IV. p. DlDYNAMIA. 423 de zesblocmïge Kransjes met witte Bloemen, 'cis ook een Zaay- Gewas. AfS (9) Balfemkruid met Eyrond - langwerpige hoofd. Zaagtandige Bladen , Hartvormige omge* stuk. boogene holronde Blikjes en Draadachtig ix* j - . Ocymum dunne Aairen. unlifio- rum+ Dat de hier aangehaalde Kruiden allen tot K1.einbloc" één Soort behooren zouden, is nietwaarfchyn-miÊ% lyk« De kleinte , immers , van die Ceylonfche Munte, welke de Hoogleeraar J. Bürman. nus afgebeeld heeft , ftrydt tegen de grootte van het Wilde Balfemkruid van Rümphiüs, welks onaaögenaame Reuk, wederom, met dien by uitftek lieffelyken Geur, aan het Heefcerige Ocymum van Madrasf door Plukenet toe- gefchreeven , niet het allerminfte ftrookt. De bteng (zegt de Ridder) 5is één of twee „ Voeten hoog, rondachtïg, paarfchachtig,ge- ,, armd, yl befprengd met Haairtjcs, en kort %9 getakt, met lang - Eyronde , ftomp Zaagtan- „ dige, zagte, langgefteelde Bladen. Het heeft 3, drie lange, fmaüe , gefteclde end -Aairen, „ met gepaarde , gladde , Hartvormige, holle Blikjes , digt omgeboogen. Drie Bloemen 3, ko- (9) Ocymum Vol. ovato - oMonpis fftmls &c. Ocym. M*- deraspatamun Frutescens dcc. Pluk. Alm. 268* T. 208e f. 4. Bafilicum agrefte, Rümph. Amb* V. T« 92. f, 2* Mentha Zeylanica Spicata pufilla &c. Huum. Zeyl. 158. T. 70. f. 2. Bubm. FL lnd4 129. Dd 4 II» Deel» IX. Stuk, 4*4 TWEEMAGTICE KRUIDEN. IV. fj komen uit ieder Blikje , byna ongefteeM, Afdeel. ^ met g^dde vyfdeelige Kelken , die de Bo- Hoofd- „ venlip vlak, groot , Nier vormig fpits hebben, STUK- 3, het Bloempje klein en paarfchachug; welks motzaa- ^ Bovenlip vierdeeüg is, de Onderlip enkeld. Het heeft vier Meeldraadjes, waar van twee onder een byhangzeltje hebben. De Styl is „ tweedeelig, langer dan de Bloempjes, die zo „ klein zyn , dat menze naauwlyks met het 3, bloote Oog kan zien , beginnende te bloeijen „ aan den top der Aaïren." Het regte Wilde Bafilicum of Ozimumagres- te van Rumphiüs , in de Landtaal Sulasfi XJtan genaamd, fchynt my dat gene te zyn, waar van ik een Tak, byna anderhalf Voetlang, uit Oostindie bekomen heb. Dezelve, naame- lyk, is zeer Heefterig en Houtig, van onderen rond, de Takjes van boven hoekig; de Bladen aan de kanten wat gekerfd, gelyk in zyne Af- beelding , een Vingerlid lang , om laag mooglyk breeder , en ongevaar vier of zes Bloempjes in een Kransje hebbende , Wier Kelken , het Zaad aanrypende, een zonderlinge figuur bekomen. öcyviunt polyft*' cbyon. X. (ioj Balfemkruid met vierdeelige Bloempjes en ongebladerde Tros/en aan de toppen knik* kende. Veel-Aai- Lange ongebladerde opftaande Oxel - Trosjes , over ( io) Ocymum Corollis quadrifidis , Racemis aphyllis apice nutantibus. Mant. 567. MüBR. Comm. Gott* wv. T. III. p. over ééne zyde , met vyfbloemige Kransjes, IV. vyfdeelige Kelken en witachtige Bloempjes , Afxdv*fx" onderfcheiden deeze Soort , een Oostindifch Hoofd* , Kruid, dat overblyft, een gearmde TakkigeSTÜK* Steng hebbende van twee Voeten hoogte, met /p?ri?aT gepaarde Eyronde , grof getande , geftreepte Bladen. De Bloempjes zyn vierdeelig engely* ken naar die der Munte , doch de Meelcriad- jes zyn neergeboogen. (11) Balfemkruid met Liniaal - Lancetvormi- xr. ge Zaagtandige Bladen. M?n?bX des, Deeze , op Ceylon groeijende 3 is een zeer Muntach- klein Plantje, naar de Mante gelykende in ge- ftalte* De Bloemen hebben hier een vierdee- lige Bovenlip , en een enkelde fmalle Onder- lip, met vier neergeboogene Meeldraadjes. Hec groeit omtrent een Voet hoog* C 12 ) Balfemkruid met Zeisfenachtize Bloe- „ x«. mm5 die Takhge Steeltjes hebben. ides. Helm- Deeze Soort groeit , volgens Rumphius kruidac^ op alle Maleicfe Eilanden , wordende aldaar Ma* jani geheten» Daar is een Witte van en een Roo- (11} OcymumYoX, Ljneari - Lmceolatis fèrratis. FL ZeyL 219. Mentha Zeyhnica anguftisfimo fulio dentato. RAJ. SuppL 284. BURM. FL InL p. 129. (12) Ocyrnum Corolüs falcatis, Pedicellis Ramofis. ManU $4. Majina rubra. Rumph. Amh, V. p. 291. T. ioj. Dd S U> I>E*I-i IX STUK. 4^5 TWEEMAGTIGE KrüIDEW, IV. Roode, die niet alleen inde Kleur der Bloemen > ^r xv!L zodanig 9 verfchülen , maar ook in hec Loof, Hoofd- dat de eerfte hoog groen , de andere donker en STÜK# als Bloedkleurig heeft of donker bruin groen. M>otzaa-lk heb ,er een ïak van^ dje de bepaaling van deeze Soort volkomen uitdrukt 3 en de Bladen zodanig heeft 3 gelyk ook de Aairen, als in de Afbeelding van dien Autheur 3 volgens wienhec 'er niet dan in de Hoven groeit. De Kelk, merkt LinnjEüs aan5 gelykt byzonder naar dien van 't Helmkruid , en de Bloem verfchilt grootelyks van die der andere Soorten: want zy hoeft de Bovenlip zeer klein en opftaande, de Onderlip zeer groot en Zeis- fenvormig > waar in de Meeldraadjes en Styl bewonden zyn» De Hoogleeraar N. LBürmannüs brengt hier de Vergulde Majana der Ambonfe Eilan- den t'huis , welke tot fieraad in de Hoven te Batavia gehouden wordt , als fchoon bonte Bla- den hebbende > in 't midden bruin rood met Goudgeele Randen , die kleverig zyn, ruiken- de naar Terbenthyn* De Vrugtmaaking echter van deeze , die naauwlyks Bloem geeft , was niet zeer bekend. xiti. (13) Balfemkruid met leggende Takken en 0* f?$™uum. vaale gejlreepte Bladen. Leggend. Dee- (13; Osymum Cauiibus pioftratis » Fol* ellipticis lineatls. DlDYNAMIA* 427 Decze Soort y ook Oostindifch , heeft een Wl opgeregte Steng van een Span , die zeer wyd Af££el; gemikte leggende Takken uitgeeft, en Bladen Hoofd- heeft, als gezegd is, een Duim lang. Lang-STÜK' werpige end-Trosfen, van Kransjes gemaakt yfp^lTaJ* beftaan uit zeer kleine blaauwe Bloempjes. Dus vinden wy ver de meefte Soorten van Balfemkruid uit Oostindie afkomftig ; térwyl men op 't Zuid -end van Afrika noch geene Soort, in 'c wilde groeijende, heeft gevonden,* maar in Arabie heeft de Heer Forskaohl 'erver- fcheidene waargenomen , onder welken de tarhendi reeds gemeld , welke eenig verfchil hadt in de Meeldraadjes , die met hunne kromte aan de Bloem vast gegroeid waren 9 enz* T 11 1 c 11 o s t e m a. Vezelbloem. Wegens de overmaatige langte en dunte der Meeldraadjes heeft dit Geflagt den naam, waar by komt, dat de Bovenlip der Bloem Zeisfen- achtig is. Van hetzelve zyn maar de twee of drie volgende Amerikaanfche Soorten. ( 1 ) Vezelbloem met zeer lange uitstekende }* Meeldraadjes. ZTÊjIm* ma. Van deeze , die in Virginie en Penfylvanie«,GcsafifeId* of ( 1) Trkhojlema Staminibus Jongrsfimis exfertis. Syfi. Nat, XII. Gen. 733. P- 403. Veg. XIII. p. 456. H. Cliff. 493. R. Lugdb. 3ïo. Gron. Virg. 90. Scutellaria ccerulea Ma- joranae folio Americana. Raj. Suppl. 311. Casfida Maiiana Majorsnae folio* Petiv. Sicc. a>3, ll« Deel. IX, stuk, 4*8 Twëemagtige Kruiden. r W2 ook in Maryland groeit, wordt gemeld, dat zy A*xvfL' Bladen als de Mariolein heeft, die langwerpig Hoofd- en zagt zyn ; de Bloemen Violet , uit de Oxels stuk. ^er £]acien voortkomende , op lange Steekjes zittende , en van een aangenaamen Harftigen Reuk. 'li. (2) Vezelbloem met korte ingejlootene MeeU ZrBr°J!tm draadjes. q bi at urn. Gearmd* jn Noord - Amerika is de Groeiplaats vandee- ze Plant , die , fchoon 'er het hoofd - kenmerk aan ontbreekt , nogthans door den Ridder hier is t'huis gebragt* Dillenius beeldtze af, onder den naam van Virginifch Teucrium met Orégo - Bladen en zegt dat zy het Blaauwe Helmkruid is met Mariolein - Bladen , van Ba- nister. Zy groeide by hem omtrent een Voet hoog en hadt Violette Bloemen , eenigszics naar die van het Gamander gelykende. in. (3) Vezelbloem met Borflelige Bladen.., Setaceum. Boifteüg. jk voeg >er deeze Soort by , op 't gezag van wylen den Heer Gronovius, die mee dee- ze bepaaling een Virginifche Waterplant aan- duidt, welke de Heer Clayton befchryft als laag zynde , met Vezelige Wortelen , een on^ ge- fi) Trichoftema Stam. brevibus inclufis. Teucrium Virg. Oiigani folio. Dill. Ehb. 380. T. 28 5. f- 3^9- Scureliaria co> mleaMajoranae folio Banifteri. PLUK. Alm. T. 441- f* 8. (3) Trichoftema Foiiis, Setaceis. Gron. Virg. 550. DlDYNAMIA. 429 gebladerde Steng, fmalle Grasachtige Bladen , IV. en geele tweebladige geilootene Bloemen , naar a*dkü die van 'c Duive- Kervel gely kende, doch zon-HooFD- der Spoor ; één op ieder Stengetje, Of het de5TUK* lacgte der Meeldraadjes dan iets anders zy , *t/p®£&" welk die zonderlinge Plant hier heeft doen p^atzcn y is my niet bekend» Scutellaria. Helmkruid. In dit Geflagt heeft de Kelk een onverdeeld den Mond, die na het bioeijen met een Dek- zeltje is geflooten. Wegens de figuur, welke hier door het Zaadhuisje maakt > hadden fom- migen het Kruid Casjïda genoemd ; welken naam , by Toürnefort gebruikt, de Rid* der alleenlyk om de gelykluidendheid met ver- fcheide anderen, gclyk Casfia, Cafia, Casfyta, heeft verworpen > en in plaats gefteld dien van Scatellaria , daar aan gemeenlyk in Kalabrie ge- geven wordende , om dat het Dekzeltje der Zaadhuisjes de gedaante van een Kommetje heeft, ik heb het liever den naam van Helmkruid, in 'c Nederduitfch , laaten behouden. In hetzelve zyn vervat de vyfcien volgende Soorten. . f 1 ) Helmkruid met ingefnesden Bladen, die %m yanOrienta!is. Levantlch, (1) Stutellaria Fol. incifis fubtus tomentofïs 5cc. Syft. Nat* XII, Gen. 734« P* 4°3* XIII, p. 436, H. Ups. 17?. GOUAN IL Deel, IX, Stuk* 430 TwEEMAeTiGE Kruiden. IV. van onderen Wollig zyn , en rondachtig Afdeel. vierhoekige Aairen. Hoofd- stuk» Van deeze , die door Tou rnefort, in Biooizaa- Armenië , by de Stad Teflis gevonden 5 en voorts a&u uit Zaad in de Openbaare Kruidtuinen van Eu- ropa is voortgeteeld , vindt men ook de Afbeel- ding by Commelyn, 't Is een voortkruipend Plantje met gryze Bladen, die diep ingefneeden zyn, als het Loof van de gemeene Gamander- 3yn. De Bloemen zyn geel > ruim een Duim lang en hebben een gehelmde Bovenlip , met twee Vleugeltjes , de Onderlip Hartvormig : de Zaad- huisjes van de gezegde figuur, vier Zaadjes be- fluïtende 3 gelyk in de andere Kransjes - Krui- den. Het blyfc over. n. (2) Helmkruid met byna Hartvormige Zaag- cTtfuTJ- tandige, rimpelige, donkere Bladen en een* bid*. zydige Aairen 3 met Eyronde Blikjes* wicbloe- m%m Terwyl de Bloemen der voorgaande thans door den Ridder , dat zonderling is , gezegd wor* Goüan Mer.sp. 294. Scut. Foliis pinnatifïdis. H. Cliff. zit ^ R. Lugdb. 310. Casfida Oriënt. Fol. Chamaedryos FI. lutco* ToüRNF* Cor. tx. hin. 3» T. p. 306. COMM. Har. T. p. 3o< Mart, Cent, T. is. fim Scutellaria Orientalis incanaFol. laciniatis, Fl. luteo* Tournf. Cor* it. (2) Scutellaria Fol. fubcordatis, ferratis mgofis &c. Mant* 248. Scutellaria Teucrii facie Flore albo. J. B. Hifi. III. p* 291- Casfida Floic ex aibu paliescente* Col. Ecphr* h p* 39$. Var» DlDYNAMIA* 431 worden paarfch te zyn, met een witte Lip, IV; ooderfcheidt dezelve zig nog minder van dee- A™EU ze , ook een Levantfch Kruid , dat de Bloe- Hoofdé men wit en grooter heeft, 't Verfchilt weinig STUK# van het Italiaanfche Helmkruid , ftraks volgende. (3) Helmkruid met Hartvormige infneedig ^Jii. Zaagtandige gekartelde Bladen , en ge- MfmJ! fchubde rondachtig - vierhoekige Aairen. A1Plfch# (4) Helmkruid met Hartvormige 5 infneedig iv. Zaagtandige ^fpitfe gladde Bladen , en ge- fchubde rondachtig vierhoekige Aairen. Deeze beiden verfchillen weinig , hoewel de eene op de Switzerfche Alpen , dc andere ia Siberië en Tartarie groeit* De Bloemen der eer- lte zyn Violet , die der laatfte uit den geelen witachtig» Beiden zyn het zeer kleine kruipende Plantjes, met kleine Blaadjes engroote Bloemen. (f) Helmkruid met e ff ene Bladen die ruuw v. gekield zyn en zy delingse gebladerde Bloem* ^teri^ trosfen. Zydbloe* In (3) Scutellaria Fol. Gord. incifo - ferratïs , crenatïs &c. Scut. FoL ovatis Sp. imbricatis. H. Cliffl Ups» R. Lugdb. 31 1. Teucrium Alpinum inodoirum magno flore. C. B. Pin* 347. Prodr. Hö. (4) Scutellaria Fol. Cord. &c. H. Ups. 17?. Casfida Al- pïna fupina magno fiore albido. ToüRNS. lnjl* is 2. ($) Scutellaria Fol. laevibus Carini fcabris &c. — Pe- dunc. muitifloris. R« JU, • Ratcemis foliofis. Ht DEEL» IX* STOSt 4$1 TwEEMAGTICE KrüIDEN* IV# In de Moerasfen van Kanada en Virginie Afdeel, groeit deeze , welke kleine Lancetvormige Blaad* Hwfd« Jcs h^cft; en bovendien heeft ieder Steeltje een stuk. Borfteltje wederzyds, gelyk in de Zesde en Elf * de Sooru vr. (6) Helmkruid met Hartvormig Lancetswyze Gaie'tku" gekartelde Bladen en Bloemen in de O- ***** xelen. Blaauw* bloemig. ^ Helmkruid met effenrandige Bladen > de HaJJfiiia. onderjien Piek- , de bovenjlen Pyhormig. vin/* (8) Helmkruid met Hartvormig Eyronde , Minor. fryna efenrandige Bladen en Qxelbloemen* Kleiner. ' J M Deeze twee laatften , waar van de eene aan Zee -Oevers van S weeden, de andere in Moe- rasfen van Engeland gevonden is, hebben veel gelykenis naar de eerfte van de drie, welke door geheel Kuropa voorkomt , ja zelfs in vogtige Bosfchen van Rusland gemeen is* Byna altoos heeft dezelve blaauwe Bloemen , doch aan de Ne- Gron. Vitp 5>t* Scut. Paluftris repens Virginiana major, Flore minore. MORIS. Hifi* III. p. 4l6. (6) Scutellaria Fol. Cordato - Lanceolatis crenatis &e. Gort. Belg. 173. FL Suec. 499. Lapp» 139. Hall. Heh. 636. Got/AN Monsp, 294. R. Lugdb. 310. Lyumachia coe- nilea Gaiericulata f. Gratioia cccrulea. C. B. Pin. 24^ Lys. Gaiericulata. Lob. Ie 344. Judaica; herbas altera lpe- dcs. DOD. Pempu 93. (7) Scutellaria Fol. integerrimis &c. It. G01U 212. F/. 500, 539. Scutellaria Folio non Setrato. Riv. Mon.jjm (%) Scutellaria FoL Cordato -ovatis fubinregeirimis &c. Huds. *dKgl. 232. Casfida Pal. minima Flore purpiuasceatCv T. Raj. Angl* IU. p, 244» Neva , omtrent dertig Mylen boven Petersburg , IV. vindt menze met witte Bloemen , zo de Heer Af£ *J ^ de Gorter aantekent. Hier te lande iszy^ Hoofd- in andere Provinciën , niet onbekend. In Swit-*TÜK# zerland is zy niet zeldzaam 5 aan de Waterkan- /^ma!" ten 3 en valt 'er ook met witte Bloemen. Ge- meenlyk wordt zy Gehelmde Wederik of Blaau- we Godsgenade geheten. De naam van Glidkruid kan haar , zo wel als het andere Joodenkruid van Dodonóus, dat het Ruige Yzerkruid is van onzen Ridder (*) , toebehooren. „ Dit Kruid heeft Stengen, die zeer Takkig 3J zyn en broofch , een Elle hoog; vierkantig met: „ uitftcekende hoeken. De Bladen , aan het: ,5 Steeltje uitgehold t vcrfmallen allengs naar aJ de Punt en zyn rondachtig getand* De Bloe- „ men, altoos twee by elkander., gedeeld > heb- 3, ben de Bovenlip bleek blaauw , de Onderlip 5, witachtig, in 't midden gevlakt, en de Meel- ij draadjes zyn onder de Knopjes gebaard* Het ?l is een bitter Kruid 5 naar Knoflook ftinkende, 3f en komt in kragten het Waterlook naby'% zegt de Heer H aller. (9) Helmkruid met ongesteelde Bladen , de on- ïx. int e grif 0- (*) Ziebladz. 315, hier voor. ^Geheel- (9) Scuteliaria Fol. fesfilibus ovaris &c. Scut. Fol. inte- bladig. gerrimis. Gron. Virg. 91. Scuteliaria cocrtilea Virginiana. Pluk. Alm. 33.8. T, 313- f» 4. Scut, Teucm foüo Mari* landica. Raj. SuppU 310. Ee II. DEEL, IX. STVK, 434 TWEEMAGTIGE KRUTDEN. IV." derften flaaaw Zaagtandig y de bovenjlen Afdeel. effenrandig. stuk. 0 °) Helmkruid met Lancetvormige Bladen. Scufeiiaria In Virginïe en Kanada is de Groeiplaats van Hys/opifo- decze beide Soorten. lia. Hysfopbia- ^ ^ Helmkruid £37720 Hartvormige Zaag» xr. tandige Bladen en lange eenzydige /lairen. Teregrina, itahaanfeh. jq Je Bosfchen by Florence en Livorno groeit deeze , aan welke Columna den naam van Casfida gegeven hadt. In 't Franfch noemt men- ze la Toque* Zy heeft de Steng wel een Elle hoog, met gepaarde Bladen, en Bloemen die gehelmd zyn op de wyze der Doove Nete- len , doorgaans paarfch , zelden wit. Dee- ze, die in Italië, als gezegd is5 Scutellaria of Scudellara genoemd werdt, heeft Columna Casfida geheten naar eens Krygpmans Helm, om dat de Vrugten rond en platachtig zyn , be- fprengd mee een dikke Lymerige ruigte , die ruikt en de Handen befmet , terwyl zy groen zyn , loopende van vooren fpits , daar zy gaa* pen en waar tevens een Rand is of Zoom, die opgeligt wordt , gelyk in de Stormhoeden der Ouden. (10) Scutellaria Fol, Lanceolatïs. Mant, 414. (11) Scutellaria Fol. fubcordatis ferratis &c. H, Cltff, 317. Ups, 172. IU Lugdb% 3 1 r. Gouan Monsp. 294. R. Lamiuna peicgiinum f. Scutellaria. C. B. Pm, Casfida. Cc*.* Ecphr, h T, p. 187» (12) Helmkruid met bynd Eyrmde gekartelde IVi gefteelde Bladen 9 en byna naakte Bloem- A™VEJEÊ-* tros/en. Hoofde stuk* De hittere Serraiula van Rümphiüs, op Sc*^'arl^ Amboina groeijende, maakt deeze Oostindifche Soort * een kruipend Plantje , öaar de Aardveil difch.tm~ gelykende , met roodachtige Bladen * en een end- Trosje hebbende, met zeer körte Liniaale Blik- jes , zeer korte Kelken zonder Mondpypje en lange fmalle Bloempjes. Dit zegt Linn^eus die de Groeiplaats in China fielt ^ doch Osbeck hadt aldaar niet meer dan twee Plantjes daar van öp een Aardwal gevonden* Het werdt in Indie Aardgal genoemd wegens de bitterheid , en tegen de Koorts gebruikt. (13) Helmkruid met Hartvormig Ëyrondege- gSmmi kartelde Bladen en eenzaame Oxelbloemen , A wier beide Lippen driedeelig zyn. difch. Dit , 't welk de Heer JacquiNop Rotfen der Zeekust van de Havèna , in de Spaanfche Weftiodiën, waarnam, was een klein half leg- gend Kruidje , met eenzaame eeübloemige O* xel~ (li) Scuteiïaria Fol. fubovatïs cretmis petiolatis &c. Osb. lün. 244. Serratula amara. Rumph. Arnb* V. p, 459*T. 170* f. 1 3 2. Scatdlaria Sirrica Betonicx folio , Flor. albis, FlüK. Amaltb. 190. T. 441* F. r* (13) Scutellaria Fol. Cordato - ovatis crenatis &C jA®q>* Oh» II. p. 29. AmèR. Hift* 172. 1U DCSLt U, $TU£, 43Ó ÏWEEMAGTIGE KRUlDENi IV. xel- Steeltjes, en Bloemen van byna een Daim Afdeel. jaT1g ^ blaauw , de beide Lippen in drieën , en Hoofd- de Kelk in twee Lippen gedeeld hebbende. De stuk. Bovenlip der Bloem , nogthans , was Helmach» ik?.0**"*' % * maar het Zaadbuisje fchynt zyn Ed. niet te hebben waargenomen. xiv. (14) Helmkruid met Hartvormig langwerpige 3XhfimT. ge/pit Jie Zaagt andige Bladen; de Aairen hoogCr ^na onSeMaderd. CrfJdm Helmkruid dat ruig is 9 met Jlomp Hart* Kunchafch. vormige Jlomp Zaagtandige Bladen 9 ge- fchubde Aairen en Borjtelige Blikjes. * Deeze beiden heeft de beroemde Toürne- fort, op zyn Levantfchen Reïstogt , waar genomen. De eene moet zeer hoog zyn, de andere is Heefterig van Gewas , naar het Kat- * tekruid gelykende en geheel ruig. De Kelken zyn als die van dit Geflagt, de Bloempjes by- na als die van Teucrium , zynde zeer klein en van buiten ruig , het Bovenlipje zig als uitge- rand vertoonende , zegt de Heer Linnjeus en vraagt of het dan een waare Soort zy van 't Helmkruid of van het Teucrium ? Vdpónieuni. De Heer N# L.Burmannus heeft £ewag japanfch. & 0 ge- (14) Scutellaria Fol. Cordato - oblongïs, &c. Casfïda Orietf» talis altisdma Urticac folio. Tournf. Cor. tf. Scutellaria villofa , Fol. Cordatis obtufis Sec. K* Lu%db. 311. Gouan Monsp. z?*. Casfida Giet. Fruticofa folio Ca* taxi* Flor. albo. TOURNF* Or. 11, DlDYNAMIA. 437 gemaakt van een zogenaamd Japanfch Kruid , IV. van Java ontvangen, 's welk door zyn Ed. , by AF£yEL* nader onderzoek , geoordeeld werdt tothetTeu- Hoofd. crium te behooren Het door hem aange*STUK* haaide van Pluk ene t, onderden naam van/^^.0* eene naar de Wilde Salie gelijkende CUneefche Plant, kan, volgens de befchry ving , naauwlyks iets anders zyn: want daar van wordt gezegd, dat de Meeldraadjes de plaats van een Bovenlip in de Bloem beflaan , zynde de Onderlip in vyf deelen gefcheiden, het middelfte grootst en als een Lepel uitgehold, en dat 'er, in de vyf- deelige Kelk, vier rondachtige langwerpige Zaadjes aanrypen : zynde de Steng vierkant. Het Javaanfche hadt , by zyn Ed. , een leggende Steng en gladde Bladen. Hy voegt 'er by , „dat „ de twee bovenfte Knietjes uit de Oxelen met „ Kransjes digt aan elkander geaaird waren.": 't welk ik niet verllaa. De Bloempjes waren blaauw en uitermaate klein : by Plükenet uit den witten paarfchachtig en het Kruid was met een digte Bloem -Aair voorzien, Prunella. Bruinelle* In dit Geflagt, dat de Bloem ook Gehelmd , en (*) Scutellaria 3 (Japonica) Fol. ovatis fèrratis aemrinatis petiolatis Racemis nudiusculis vertïcillato - fpicatis. BüRM. FU InL 130. Scorodoniae afnnis Sinica &c. Pluk. Amalth. 183. T. 44*« f« 2* Heiba Japqnica Flor. Veitidllatis. KLEIN* HOF. Ee3 II. Dsil, ix. Stuk. 438 TWEEMAGTIGE KRUIDEN. IV. en van onderen in drieën gedeeld heeft, zyn ^Fxv!L# ^e Meeldraadjes van boven gegaffeld , en heb* Hoofd- ben aan de ééne Punt het Knopje. De Stempel stuk. js niet enkeld , gelyk in het Helmkruid , maar ^^"tweedeelig, gelyk in meest alle de andere Ge- flagten. Het bevat de vier volgende Europifche Soorten. ï- £0 Bruinelle met alle Bladen langwerpig Ey* Prunelia * J , ~ n n ' vulgaris. rond, Zaagt andig en gefieeld. Gemeene. Dit Kruid in de Velden van Europa aloms gelyk ook by ons in de Weidlandeii , overvloe- dig voorkomende 5 voert den Neder- en Hoog- duitfehen naam van Bruinelle of Brunettes,, mat den Latynfchen Brunella , door To urne- fort en bevoorens ook door den Ridder ge- bruikt, doch thans veranderd in den by de Ge- neeskundigen meer gebruikelyken naam van Pru- nelia. De Engelfchen noemen 't Selfheal , de Franfchen Herbe au Charpentkr of ook Bru* 7ielle3 welke laatfte benaaming daar van afkom» ilig zou zyn > dat het een goed Middel is in Gorgeldranken , tegen zekere kwaade Keelziek- te de Bruine genaamd. De anderen zien op de Wondheelende kragt , daar aan toegefchreeven. De (i) Prunelia FoL omnibas ovato - oblongis &c. Syjl. Nat. Gen. j3s* P- 404* Veg. XIII. p. 458. Prunelia Brafleis Cordatis. Mat. MeL 309. Gort. Belg* i73« Kram. Auflr. I80 &c. &c. Bruneila m3jor folio non disfe^o. C. B. Pin* 7.60. Brunella. Dod, Pempt9 136. Symph. petrapuin. Lo|u Je. 47* , DlDYNAMlA* 439 De zagtlyk famentrekkende hoedanigheid , die IV. 'er plaats in heeft, maakt het, zo uio als in- Af^u wendig, tot dergelyke oogmerken bekwaam en Hoofd- het is ook, op fommige plaatien, daar toe bySTUK* 't Landvolk in gebruik* Zy dient de genen , die in de Kwikzilver -Mynen van de Krain, door Kwyling, losfe Tanden gekreegen hebben, onv . dezelven weder vast te maaken : zo Doktor Sco- poli ons meldt. Dit bekende Kruid , dat op drooge opene Velden dikwils maar een Duim hoog en leggen- de gevonden wordt , heeft in vette Weiden en Bosfchen opftaande Stengen van een Voet hoog- te en Eyronde Bladen , meest effenrandig* De Bloemen komen op 't end in dikke, korte, ge- drongene Aairen voort, en zyn gemeenlyk uit den paarfchen blaauw of Violet , doch men vindt het ook met paarfche en met witte Bloemen. Buitendien zyn 'er Verfcheidenheden van , het Loof betreffende , dat ruiger of gladder is en fomtyds voorkomt met gekartelde Bladen. Thans is eeu nieuwe Soort van de volgende gemaakt, (2) Bruinelle mei een groote blaauwe Bloem* u. Prunella Deeze hadt Linnjeus in Gothland gevon. 0 ra, den* Zy komt ook in Ooftenryk en elders voor, Groot- vo^bioemigc (2) Prunella coerulea magno Flore. C. B. Pin, 26 r. lt> GotL 219, 228. Erunella prima non vulgarïs. Clüs. Hiflm ïl. p. 42. PANN. Ic. p. 607, WE1NAÏ. Tab,2Ö8 %b9 c. Hall* Helv. p. 637, Ee 4 IL Deel, XX, Sra* 44° TWEEMAGTIGE KRUIDEN. IV. volgens Clusius,. wiens Afbeelding de Heer Ar£*EL H aller aanhaalt, doch zulks komt nies Hoofd- overeen met zyne bepaaling* Want de voor- &tuk» gaande heeft > volgens zyn Ed. , de Aair klei- J&eTZaa'vev en dceze grooter dan de Bladen: waarvao het tegendeel blykt uit deeze Afbeelding* Die van W E i n m a n n , door hem aangehaald , itrooken ook in dien opzigte niet. Ondertusfchen zegt hy , dat de Aair veel grooter is dan eenig Blad dier Piant : de Bloemen een Duim lang en daar boven , doorgaans hoog blaauw, doch ook Vleefehkleurig , wit , bont 9 gekleurd. Clu- sius merkt wel aan, dat de Bloemen groot en de Aairen dik zyn, doch fpreekt niet van der- ze! ver langte. Ik heb een Tak van ruim een Voet lang > met Eyronde Bladen , die een Aair heeft van twee Duimen langte en drie vierde Duims dikte ; doch de Bloemen zyn niet groou Misfchien zal men het , wat ook de Heer Hal- ler dien aangaande zegt 5 nog als eene Ver- icheidenheid kunnen aanmerken ut. ' (o) Bruinelle met langwerpig Eyronde gejieeh Trunella %' . lacïniata* Gefnip- perde. (*) Re&e LiNNiEUS Prunellas quatuor Cl. H ALLER i^con- junxit i n unam Speeiem , cum Foliorum diverinas 6c Fiods magtiltudo a varui Natalium loconim indole unice pende- ant. SCJP- Carn, 460. Pruuella Fol. ovato- oblongis petiolatis &c. Brunella polio laciniato. C. B. Pin* 261. Brunella fecunda nou vol- gaas- ClüS. Hift. II. p. 43. Pann. Ie, p. $08. Symphytuin ïetrajura. LOB*. 475» Brunelte altera icon* Dcd* Pempt. D I D Y N A M I A. 441 de Bladen , de vier bovenjlen Lancetvor- IV. x * Afdeel, w/g en getand. xv^ Hoofd- Hier is , wederom , by Dodon^üs en Lo- stük* bel de zelfde Houtfnee - Plaat gebruikt als by Qmm Clüsius , welke deeze Soort zeer wel vpptfó***9 ftelt. Men vindtze ook by W e i n m a n , doch in lang zo goed niet , met roode en met witte Bloemen , maar zy komen in deeze ook bruin» » achtig en uit den paarfchen voor. Zy heeft leg- gende Stengetjes , van weinig hoogte, en de bovenfte Bladen zyn als gevind. Zeldzaamer komt zy alom in de Weiden voor, doch groeit in 't Bentveld buiten Haarlem. Hal l er maakt 'er twee Soorten van , waar van de eene de Bloemen groot , de andere klein heeft ! Om- ftreeks Parys heeft Vaillant een dergely- ke gevonden met blaauwe Bloemen, f 4 ) Bruinelle met Lancetvormig Liniaale 9 iv. kanthaairige 3 byna ongefteelde Bladen. Hvfiiif*. lia. Deeze Smalbladige , by Montpellier, in Lan» :müW^ guedok, als ook in Provence, wild groei jende, ige* heeft de Stengetjes maar omtrent een Span hoog, met digte Knietjes en Bladen, op de kanten be- zet 136. Brunella Verbenulae folio, Flore coeruleo. Vaill. Paris, zz. T. 5. f. 1. (4.) Prunel a FoU .Lanceolato - Linearibus &c. Gouam Monsp. 295. Ger. Prov 260. Brunella Hysfopifoüa. C. B, Pin. 2Ót* Brun4 angufhfolia integca hirfutior. MORIS. ffift* III. p. 364. S. 11. T. 5. £ 7- Ee 5 H 1 D£EJ*t lh ?TVK« 44-2 TWEEMAGÏI0E KRUIDEN. IV* zet met fty ve Haairtjes. De Bladen zyn gepaard ^rxvELl of tegenover elkander, gelyk in alle de anderen , Hoofd- de Bloemen viermaal zo groot als in de Gemee- *TVK* ne, zegt de Ridder. 4$?**** 0ïlder den bynaam van Indifche Bruïnelle field de Heer N« L. Bürmannüs eene Soort(*), met de Bladen langwerpig van boven gekarteld , Hoofdige Aairen en kanthaairige Blikjes , betrek* leende daar toe de Javaanfche Bruinelle vanKLEiN* bof , en aanmerkende , dat de Bladen eenigeiv maate Haakig zyn als die van het Knoopbloemig Yzerhard gedeeld (f). Zyn Ed. hadt ook een andere uit Java ontvangen, die naauwlyks van de Gemeene verfchilde, dan dat zy kleiner wa- re. In Virginie groeit de Gemeene Bruinelle, en eene die grooter is , met groote blaauwe Bloe* men. Ik heb uit Japan een Takje, dat volgens den Heer Thunberg de Gemeene zou zyn , maar 't Gewas komt my zwaarer voor ; de Bla- den zyn Lancet vormig ongedeeld by de Bloem- Aair, die de Blikjes byna rond en op de kant gehaaird, met een zonderling Zeisfenvormig uit* fteekzel heeft : de Kelken met lange fpitfe pun- ten (*) Prunella (Indica) Foh oblongis fuperne crenatis, Spi* cis capitatis , Bra&es ciliacis. Burm. F/. Ind. p. 130. (|) Fc!. fubuncinatis inftar Verbena nodiftor& petiolatfs. Bit is my wat duifter, De Meeldraadjes vind ik wel aan 'üHoofd- end gegaffeld en aan de èéne punt de Meel-ST^K* knopjes draagende , doch de Meelknopjes zyüfp£rJZT' dubbeld Eyrond , twee endelings aan malkan- der gevoegd met een middelftukje en daar mede op het ééne puntje geplaatst ; zo dat 'er wee- zentlyk agt zyn. Of dit ook in de Europifche plaats hebbe, vind ik niet aangetekend, C L E O N I A» De vierdeelige Stempel onderfcheidt dit Ge- flagt van het voorgaande. De Geflagtnaam is by de Ouden bekend en voor Helenium of iets anders gebruikt geweest. De eenigfte Soort , daar in vervat (1) , groei- 1, jende in Portugal en Spanje , gelykt veel hmL^*£ dc Bruinelle en is door fommigen daar toe be- p°rru- trokken geweest. Zy heeft een gearmde Steng 5gecfche*< ongevaar een Voet hoog, opftaande, vierhoe- kig, met gepaarde Takken. De Bladen zynLan* cetvormig, nietftornp, glad, uitgehoektZaag- tan- (*) Stigma emargïnatum. Gen. Plant. p. i6\. (1) Cleonia. Syji* Nat. XII. Gen. 736. p. 404. Feg.XllU p. 458. Mant. 414. Prunella Bra&ei$ pinnato - dentatis ci» liatis. LOEFL. ït. 148. MlLL. Ic. 47. T. 70. Prun. odorata ?.us. Flore violaceo. BARH. Ic j6i. CÜnopodium Lus. fpU catum verticülatum. Toubnf. Inft. isk. Bugula odorata Lu« fïtanica. Moris. Hift. HL p. $9U S. jx, T. 5* £ 4. }I9 DEEL, IX, STUS, 44* TwEEMACTIGÉ KRUIDEN. IV* tandig. Aan 't end der Takken komen langwer- Ar^EL> pige Aairen voort, met Lancetvormige Blikjes, Hoofd, die aan 't begin Vinswyze getand, verder kant- *TüK# haairig zyn , loopende in een flappen Borftel uit* J*%°tzaamledei Blikje bevat een Bloempje, dat driemaal langer is dan de Kelk, Pypachtig , met de Bo- venlip klein en in tweeën, de Onderlip in drieën gedeeld, van Kleur paarfchachtig blaauw, met een witte Vlak in de onderfte Lip* De vier . Meeldraadjes, twee zeer kort, hebben bene- den de punt een zydtakje , dat Meelknopjes draagt, welke eenigermaate naar de genen, die ïk in de Japanfche waargenomen en zo even be* fchreeven heb, fchynen te gelyken* Immers de Heer Loeflikg befchryft dezelven , als bo- ven en onder een byzonder Knopje maakende, met een Knietje tusfehen beiden ,dat geen Stuif* meel hadt ; doch in myn Voorwerp zyn zy vol- komen afgezonderd en geelachtig , terwyl het middelftukje regt is en van Kleur als de Meel- draadjes, naamelyk roodachtig bruin. Het moet een welriekende Plant zyn , volgens de Au- theuren. Het Prajium dat vier Besfen draagt, reeds onder de Heefters befchreeven zynde ^ komen wy thans tot het Geflagc van P H R Y M A. Dat door een enkel Zaad zig van alle de at> deren van deezen Rang onderfcheidc. Hier D i r> y n A M i a: 445 Hier van is de eenigde Soort (i) een Ame- IV.' rikaanfche Plant, die Yzerhard met een zeer een- xv^ • voudige Aair genoemd is geweest door den Heer Hoofd* Gronovitjs. Zy heeft breede getande Bla-STÜK* den , die gefpitst zyn , twee over elkander en Pbryma paarfchachtige Bloemen , met de Bovenlip twee- , c^y%t0^am de Onderlip driedeelig , in een lange Aair ge- ??al^ fchikt, en een dun Pypswys' Kelkje hebbende , Aau1^ dat nederwaards knikt , aan den Mond ruig zyn- de en één Zaadje, als een Tarwegraan, bevat* tende. De Kelkjes zyn tegen de Takken aange- drukt. Het groeit in Virgiuie op belommerde plaatfen. Ik gaa thans over tot den Rang der S c h u 1 1> zaadigeNj onder de Tweemagtige Planten % tot welke de meeften behooren van de genen, die Toürnefort in zyne Klasfe , van Krui- den met een Eenbladige onregelmaatige , fomtyds Smoel- of Grynsachtige Bloem , geplaatst heeft. Zy verfchillen van de Blootzaadigen , die ik thans befchreeven heb , daar in , dat hier de Zaaden in het Zaadhuisje zyn beflooten. Sommigen heb- ben een twee, drie of vier , anderen en wel de meeften eenen vyfdeeligen Kelk, Het Zaadhuis* je (i) Phryma. Syft. Nat. XII. Gen. 7*8. p. 404. Veg.XïlU p. 4s 8. Am. Acad. III. p, 19. Leptoftachya. Mitch. Gen* II. p. 34. Amaranthi Siculi Bocconts Spica &c. Pluk. A* maltb. 59» T. 380. f. 5. Verbenaca Mariana Pet. Mus. 694* Verbena Racemo fimplicisfimo &c, GRON* Virg< 52. R, Lugdb. sio. Ih Deel. IX, Stus 445 TWEEMAGTIGE K&uiÖËfï. IV. je is, in omtrent de helft der Geftegteft , die ^ AFxv.EL#over de zestiS zyn> tweehokkig- Maar éêti Hoofd- Geflagt is 'er onder , dat de Bloem niet ééü- stük. bladig heeft. Het eerfte voert den naam van Schudzaa B A R T S I Aé Dit Geflagt werdt door den Ridder benoemd ter eere van een Pruisfifchen Doktor Bartsch^ die als Geneesheer van de Sociëteit naar Suri- name vertrokken was * om de Studie der Na- tuurlyke Hiftorie voort te zetten. Hetzelve heeft een tweekwabbigen,uïtgeran- den , gekleurden Kelk: de Bloem minder dan de Kelk gekleurd , met de Bovenlip langst : het Zaadhuisje tweehokkig* Vier Soorten $ meest Europifche, komen 'er in voors als volgt. (i) Bartfia met overhoekfe Liniaale Bladen jende, zou men voor een Soort van Schurftkruid aanzien. Het heeft Stengen van een Voet hoog, met Bladen die als 't Hertshoorn verdeeld zyn en een Bloemhoofdje dat zig rood vertoont i doordien dc Kelken hoogroode randen hebben. (i) Bartfia Fol. alternis Llnearibus utrintjue bidentatis. Syji. Nat, XII. Gen. 739. p. 404. XIII. p. 4*9- Clif. 325. GRON. Virg. 92. KALM. h. III. p. 100. Pedic. f. Crifta: Galli afF. Virginiana. PLUK. Ah*. *8 3. T. 101. f. $• Hormïnum tcnui Coionopi folio, Y'ug+ Moft, III* S. IXi T. !$• f< 28. coccina. Hoogroo- de. zyn- DlDYNAMlA. 44? zynde voor 't overige groen , maar ieder omvat IV; met een driedeelig Blikje, dat op ft laatfle ook A?D^m rood wordt. De Bloem is Vliezig en bleek 9 Hoofd- hebbende de Bovenlip gewelfd, de Onderlip STÜK* driedeelig en naauwlyks zigtbaar kort. Het^f^" Zaadhuisje is rond , ftomp , tweehokkig , twee- Jcleppig , fpringende in twee dcelen open , en dan zeer fyne glanzige Zaadjes uitwerpende. (2) Bartfia met overhoekfe Lancetvormige ef- Bl*r\f(a fenrandige Bladen, die by de Bloemen Ey- paiuda. rond en getand. Bleeke'- Door Gm el in is deeze, die naar de voor- gaande veel gelykt, in Siberië waargenomen. f3) Bartfia met de bovenfie Bladen overhoeks , Hl. Zaagtandig, de Bloemen afftandig 3 sjrgïï^ delings. Niet alleen in Italië, maar ook inProvence, ja zelfs in Normandie en Betagne, als ook in Engeland, groeit deeze Soort , op vogtige plaat, fen aan Beekjes. Men vindtze Geel breedbla- dig Oogentroost der Moerasfen getyteld door Ray3 die ze in Cornwall en elders in Enge* land hadt gevonden. De Steng wordt een Voet hoog, (2) Bartfta Fol. alternis Lanceol. integerrimis &c. Barts. Föl. alt. bidentatis. Am. JLcai. II. p. 3*6. (3) Bart (in SoU fuper. alternis ferratis &c. Huns. Angl% 333. Ger. Prov. z%i. Euphrafia lutea paluftris. Pluk. Alm* ï4x» T. 27. f. 5, Ale&oiolophos Italica luteo - pallida. Babr» Har. 109. T. 665. n, msu IX4 STUK. TWEEMAGTIGE KRUIDEN IV. boog, zynde ruig en Lymerig, met getande ^Fx vEL' rimpelige Bladen, vry groote Bloemen en lang- Hoofd* werpige Zaadhuisjes, stuk* ïv. (4} Bartfia met gepaarde Hartvormige fiomp JjpLaia Zaagtandige Bladen. Alpirchc. Op de hooge Gebergten der Zuidelyke dee- len van Europa niet alleen , maar zelfs der Noordelyken , tot in Lapland , groeit deeze Soort, die tot verfcheide Geflagten is betrok- ken geweest* H aller hadtze , naar een ou- den Kruidkenner , Staehelinia gety teld. Zy heeft een Stengetje van naauwlyks een Span hoog , met korte , ongedeelde , Eyronde , getande Blaadjes en een ruig gebladerd Hoofdje van vry groote paarfche Bloemen. Rhinanthus. Neusbloenu De geftalte der Bloemen billykt de benaaming van dit Geflagt , 't welke den Kelk vierdeelig cn Buikig heeft, met een tweehokkig, ftomp, famengedrukt Zaadhuisje. Zeven Soorten , waar onder verfcheide uit- heemfche , komen in 't zelve voor, als vojgt. co (4) Bartfia Fol. oppofïtis Cord. fobtufè fèrratis. TL Clifl 32 y. R. Lugdb. 298. Ger. Prov. 283. Fl. Suec. sis. FL Lapp. 246. Euphr. rubra Weftmorelandica. Raj. Angl. 4. p* 312. Pedicularis Genus montanum. Oed. Dan. T. 4$. Clinopodium Alpinum hirfutum. Pjluk. Alm. 110, T. 165.' f. 5. Teucr. Alp. Coma purpiuo - coeculeat G, 5, Fm 247, Staehelina, Hall. Helv< $24, f i ) Neusbloem met de Bovenlip Elsvormig IV. en krom. Ar™; Hoofd- Deeze , door Toürnefort in de Levant «tuiu gevonden 5 en wegens de Bloem , die als een i. Olyphants - Snuit heeft , tot zyn Geflagt van otv^/lT Elephas betrokken , heeft Stengetjes en Bladen Levantfch* als het Haanekam - Kruid , ftraks volgende. De Bloem heeft een breede Onderlip : de Bovenlip maakt twee geoorde Vleugels , die de Meeldraad- jes bevatten en een lange Snuit , welke zig om- kromt en verbreedt , geevende de Stempel uit van den Styl, die in de Snuit beflooten is, te- genover de Meelknopjes. De geheele Bloem is geel Saffraankleurig , maar het onderfte def breede Lip witachtig. De Kelk 3 daar het hier meest op aankomt , is vierdeelig , en heeft de ' eene Slip 3 agter de Snuic der Bloem, Eyrond; de zydelingfen omgeboogen ; de vierde regt en ftomp. Dit Kruid kwam hem in Armenië , aan de Grenzen van Perfie, voor. (2) Neusbloem met de Bovenlip Elsvormig en n. In (1) RMnantbus Corollïs Labio fuperiore Subulato incarvo. Syfl. Uat> XU. Gen. 740. p. 405. Peg. XIII. p. 459. Ele- phas Orientaïis Flore magno Proboscide incurvi. Töurnf* Cor. 48. h> II. Tab, p. 126. Reize* bl. 113. (2) Rbinantbus Córolk Labio fuperiore Subulato re&o. R. Lugdb. 298. Elephas Campoclarenfium. Col. Ecpbr. I. p* 186. T. 188. Euphrafia lutea Floribus Klephantis &c. Mo* F f £IS« II. DEIL. IX. STVBi 45° TwEEMAGTICE KRUIDEN. IV. In Italië groeit , op lommerlyke plaatfen in ^Fxv^L' Berg - Valei jen , die Kruid, waar aan Colum* Hoofd- ka» om gezegde redenen, den naam van Ele- STÜK# fhas , dat is Olyphant , gegeven hadt. Het Scbmizaa- heeft vierkante Sappige Steng, met gepaar- de Bladen , als die van Munte of Water -Look, en bloemen die geel en ten deele Goudgeel zyn met paarfche Vlakjes, den Smoelen Snuit van een Olyphant eenigermaate vertoonende. Het Zaadhuisje is vierkantig , niet volkomen plat , tweehokkig , met Zaaden als Geerstkorreltjes , Afchgraauw en gerimpeld. nu (3) Neusbloem met de Bovenlip famengedrukt Rhinanthus . m Crijta Hatenckam. Zeer algemeen groeit dit Kruid in de Velden cn Koorn- Akkers van Europa. Het voert by ons den naam van Geele Ratelen , om dat het Zaad in de drooge Zaadhuisjes rammelt , en van Haanekammen , wegens de groote Eyronde Zaag. tandige Blikjes , die het by de Bloemen heeft. Het Landvolk noemt het, op fommige plaatfen, Hor* Bis. Htfi. III. p. 4U. S. 11. T. 14. f. 14. £# Elephas Or. ril parvo &c. TOURNF. Cor. 4g. It, III. p. 54. (3 ) Rh'mantkus Coroll. Labio fuperiore corapueslo breviore. GORT. Belg. 174. KJRAAf. Auftr. I8i* Flé Suec. 503. Fl. Lapp* 248. Goüan Monsp. 296- &c. ## Pedicularis Praceafis Iutea.fi- Crifta Galli. C E. Pin. 163. DQD. Pempt. SSS.LOB* foy S*9- &, Crifta Galli anguftifolia Montana. C. B. Pin* |f$ Prodr. 86. Crifta Galli foemina» J, B. Bijt. III. p* D I V Y N A M I A. 4§ï Horde : de Franfchcn [Crête de Coq f dat is Haa- IV: nekam ; de Engelfchen Rathl of Coxcombre. De A™EEti hoogte is fomtyds anderhal ven Voet5 het heeft Hoofd- de Bladen Lancetvormig fpits en fche*p Zaag- STUK» tandig, glad, de Bloemen geel. Het verfchiltin^£f^* de breedte der Bladen en hoogte naar de Groei- plaats , komende op de Gebergten wel een Elle hoog voor. Ook heeft men een Wyfje, dat kleiner was , van het Gemeene als Mannetje ohderfcheiden. Men ücht het een fchadelyk Onkruid en het is nergens toe dienftig , maa- kende het Zaad , onder Tarw gemengd 3 fom- tyds het Brood blaauw, doch niet nadeelig(*)# (4) Neusbloem met ruig - Wollige Kelken en tv* gepaarde ftomp Zaagtandige Bladen ; de ^%™f0f Steng zeer eenvoudig* LevamfcW. Aan de Kusten van de Middellandfche Zee y tot in het Beloofde Land , vindt men hier en daar dit Kruid > dat Columna dpulifche Trixago , met een enkelde Steng ,getyteld heeft. Het heeft, naamelyk * Bladen byna als het Gamanderlein 9 welk (*} AB. UrAtifldV. 17 IS. fee. HALLERUM. (4) Rhinanthus Calycibus hirfuto • tomentofis &c. GOUAN Monsp. 296. Barcfïa Fol. oppofitis &c. Sp. Plant. I. p. 6oz. Trixago Apula uiiieaulis. COL. Ecphr. h p. 199. T. 197, MoRIS. Hifi. III* P* 4*7. S. 11. T. 24. f. 8. Crifta Gallt fpicata, Fl. luteo magno, MesfanenGs. Raj. hifi. 769. Cha- macdrys unicaulis fpicata. C. B. Pin. 248. Antixchinum folio dislefto. C. B. Pin* 21 u Ff 2 II, DEEL. IX, STUK* 4J* TWEEMAGTICE KRUIDEN, IV. wdk Pliniüs Trisfa^o zou genoemd heb^ AFxvfL*ben. De Steng is ongcvaar een Voet hoog, Hoofd- maakende een lange Aair , met Bloemen , die stuk. een snu{tige Bovenlip hebben , paarich van Kleur* ii^tlzaa' Daar op volgen ronde fpitfe Huisjes, een geel Zaad, zo fyn als Zand, bevattende* v. (5) NeusWoem met Wollige Kelken , Eyronde CaptnfuT Blikjes en Lancetvormige getande Bladen. Kaapfch. Deeze Kaapfe, voor heen Buchnera genaamd, gelykt naar de voorgaande zeer , doch worde door ?t droogen geheel zwart. De Bladen zyn Lancetvormig en hebben wederzyds maar vier of drie Tanden. De Aair is langwerpig , met Wollige Eyronde, een weinig gefpitfte Blikjes. Zy beftaat uit Wollige , vierdeelige , (lompe Kelken , gelyk in het Haanekam -Kruid, zegt de Ridder. 1 d'lls t^) Neusbloem met byna Lancetvormige Haai- oostini- rige geheel effenrandige Bladen. Iche. LiNNiEus hadt de bepaaling dus gemaakt, om dat in de Plant , door hem onderzogt , de Bla- (5) Rbinanthus Cal. tomentofis &c. Buchnera Africana, Fol. dentatïs oppofitis. Sp* Plant* 879* Am. Ac ad. VI. jifr. 18, Pedicu.'aris jfcthiopica Rutae Caninae afpero & fragili fo- lio. Pluk. Alm. 283. T. 310 f. 2. (6) Rbinanthus FoJ. lublanceolatis , Pilofis, integerrimïs* FL Zeyl. 2} 8. Hysfopus Zcyl. tenellus Pratenfo. BURM. ZeyU 222. Burm. Fl. Ind. nu T. 39. f". 1 ft. Veronics affinis Indlca tenuifolia &c, Pluk» Alm. 384. T. 114. f. DlDYNAMlA. 453 Bladen alleenlyk gehaaird , doch geheel effen- IV. randig waren. Zy zyn, ondertusfehen ,weldui~ Af£eeï** delyk getand of ingekerfd , in de Afbeelding Boofd^ van den jongen en in de befchryving wordt dooi STUK« den ouden Heer Burman gezegd, dat zyge-^f'f*'" karteld waren , en wel in beiden ,• want ik weet niet welke Ceylonfchemet de aanhaaling bedoeld worde ; of die welke enkel Wila , of die wel- ke Welakola heet, hebbende den Reuken Smaak van Thym (*J. Hoe 'tzy, de afgebeelde heeft een lange Bloem *Aair: des die van Plu ke- n et 5 met zeer dunne Bladen en byna Kroon- tjes - Bloemen , hier weinig ftrooke. (7) Neusbloem met een gaapende Keel; de vu. Bladen uithoekig getand. vt^nkuu Virginifche. Virginie is de Groeiplaats van deeze laatfte Soort, welke , door den Heer Clayton, Geel Vingerhoe dhruid met ingefneeden Bladen was getyteld. Hy merkt aan, dat hetzelve de Knopjes der Meeldraadjes ruig en tweedee- lig heeft, E u- (*) In Flora ïndica is aangehaald Hysfopus paiuftris rc- fms tenellus Odore Thymi. Burm* Zeyl. 123 ; doch daar ilaat Fol. crenatis, en repens fchynt zo weinig met de Af- beelding voorgemeld overeen te komen als FoU crenaüs met de bepaaling. «(7) Rhinanthus Corollis Faace patentibus > FoU finuato- stentatls. Gkon. Pirg* Ff 3 11. Deel IX» Stuk. 4J4 TWEEMAGTIGE KRUIDEN. IV. Euphrasia. Oogentroost. Afdeel. XV Hoofd- De Kelk is vierdeelig en Rolrond in dit Ge- stük. flagt , 't welk een Gelipte of Smoelachtige Bloem Schuiizaa- heeft, met de onderfte Meeldraadjes aan deeene Kwab van onderen gedoomd en een tweehok- kig langwerpig Eyrond Zaadhuisje. Hier komen zeven Europifche Soorten in voor > naamelyk i. (i) Oogentroost met Tandswys' gepalmde Bla* frtifiifJÏ* en byna Hoofdjes - Bloemen. Breedbla- dis* In Italië en de Zuidelyke deelen van Vrank- ryk groeit deeze 5 die een Stengetje niet hoo- ger dan een half Voet heeft , enkeld of getakt , met eenige weinige dikke , ruige , byna ronde Bladen , omringd , welke door diepe Infnydin- gen als Handpalmswys' verdeeld zyn. De Bloe- men komen 3 Aairswyze , met haar tweeën uit zekere Blaasjes voort: zyzyn paarfch van Kleur, en daar op volgt , in de gedagte Blaasjes , een langwerpig hoekig Zaad. De Heuvels bekleedt dit Kruidje., in Italië, by Rome , als ook by 't Eskuriaal, in Spanje, als (i) Euphrafia Fo!. dentatc - palmatïs , Flor* Uibcapitari/. Syft. Nau Peg* XII- Gen* 741. p. 405. Veg. XIII. p. 460. GOUAN Monsp. 296. Euphrafi* purpurea tuinor. C. B. Prodr* in. Magn. Monsp. T. p. 95. EuphraOa Pntenüs latifolia ItrJica, C. B. Pin. 234. Euphrafia 3 latifolia Pratenfis. Col. Ecphr. 200. T. 202. f. 1. Odontites Folf circa Rad. oratis feuatis Sec. Seg, Fert J. p« 270. D I I> Y N A M I A. 455 als een Tapyt > zegt Bauhinüs. Het is bit- IV. ter en werdtvan de Apotheekers voor de Twee- êm^J* de Euphrafia van Matthiolus gebruikt, Hoofd» zoColumna meldt* stuk. (2) Oo^entroost met Eyronde gejlreepte Jpits t n? j Euphrafia getande Bladen. ojjicinaiis* Gemeen. Dit Kruid groeit overal wild in ons Werelds* deel, wordende in *t Franfch Èufraife, in'tEn- gelfch Eyebrigt , in 't Hoogduitfch Augentrost geheten. W y noemen 't Oogentroost , en die benaarning heeft het wegens eene onzekere of niet genoeg beproefde nuttigheid tegen Oog- kwaaien. Sommigen pryzen het gedeftilleerde Water , anderen het Sap , anderen het Aftrek- zei der Bloemen , daar tegen aan. Het Kvuid is bitter en kan dus als een Maagmiddel of ook te- gen de Geelzugt dienen , zo Boerhaave verhaalde. Of het hier van den Griekfchen naam, die verheuging des Harten betekenen zou 3 bekomen hebbe , is niet zeker. Takkige of ook enkelde Stengetjes 9 van een Span of wat hooger 9 met ongedeelde % ovaal- achtige gefpitfte Bladen 5 die fcherp getand zyn , en van onderen geribd: Bloempjes in de Oxe- len (2) Euphrafia Fol. ovatis lincitis argute dentatls. frlaut MtL 315» GORT. Belg. 174. Fl. Succ. $\6> FU Lapp. 247. Kram. Auft. isi. Gouan Monsp. 297» Hall. Helv. 62S. R. Lugdb. 299. Euphrafia Ofïïcinarum. C. B. Pin. 253. Eu* phrafia. CAM. Epit* 7C7. Dgd. Pempt* 54* lc. 49$. Ff 4 IL DEEL: IX. STUK, 4SÓ TwEEMAGTIGE KRUIDEN. IV. len hebbende , die als Aairen maaken , met de AFxvf L# Bovenlip opftaande , de Onderlip in drieën ver- Hoofd- deeld, wit met paarfcheen geele Stippen; waar STUK# op een langwerpige Vrugt volgt , die in twee Sebuiizaa- jrj0]cjes veeie kleine witte Zaadjes bevat. Zo wordt dit Kruidje befchreeven, dat ook voor- komt met witte en met Bloemen die paarfchach- tig blaauw zyn , of ten deele wit , ten deele paarfch, ui. (3) Oogentrooft met Liniaale 'driepuntige data. Driepuntig. Oogentrooft met Liniaale Bladen , du odZites. allen Zaa&tandis w* Tandig. v. (5) Oogentroost met Liniaale Zaagtandige Bh" GefiT" ^en> ^e ^ovenften ffinrandig. Van deeze drie groeit de ecrfte in Italië , zo wel als de laatfte , die ook in de Zindelyke dee- len (3) Ettphrafia Fo!. Lïnearibus tricuspidatis. PLUK. Alm. 142. T. 177. f» x* Zanoni Hifi. 110. T. 76. (4) Euphr&fia Fol. Linearibus omnibus fenatis. GORT* Belg. 175. Fl. Suec. 517» GOUAN Momp. 297. R. Lugdb. 299. Euphtafia Pratenfis rubra. C. U. Pin. 334- £uphra£a altera. Dqd. Pempt. 55, fi% Euphrafia fylv. major purpurea latifolia. Col. Ecphr. I. T. p. *oj. f. 1. Pedicularis ferotina purp. Flore. Tour n F. hft* 172.. (5) Euphrafia Fol. Linearibus ferratis &c. Leys. Hal. EuphraGa Pratenfis lutea. C. B. fin. 234. Euphraua lutea montana anguftifoljte major altera. Col. Ecphr. I. p, 204, T. 203* Pedicularis ferotina lutea. Toürnf. Inft. 172. D i d y n a u i a; 457 lc van Vrankryk en elders voorkomt ; maar de middelde is overal, zo wel als in onze Ne- A Jj^L derlanden , vry gemeen* Men vindtzeovervloe* Xv. * dig op vogtige Zandgronden , aan de Wegen en Soofd- kanten der Koornlanden , by Haarlem , Alkmaar , *TÜJr* Utrecht, Zwoll, in Gelderland , enz. Hier van /p"Jjj£ maakte Dillenius zyn Gellagt van Odonti- les, in navolging van Rivinus, die ook het Geele Oogentroost daar toe betrokken hadt : niet wegens de Getandheid der Bladen, maar om dat fommigen dit Kruid oordeelen het Odon- tites van Pliniüs, dus wegens de Genee- zing van de Tandpyn genaamd, te zyn. Het heeft paarfche Bloemen, welke, zo wel als die van het Geele, meer naar de Bloemen van het Luiskruid gelyken , wegens de Bovenlip : des ook Tournefort deeze beide Soorten tot dat Geflagt betrokken hadt. (6) Oogentroost met Liniaale Bladen , die aU vr. len effenrandig zyn> en gladde Kelken. lutflÉ* Vlafdl* (7) Oogentroost met Liniaale Bladen en £y«Ma<%. merig-Jtekelige Kelken. vhcofa Dee-Lymerifi*' (ö) Euphrafia Fol. Linearibus omnibus integerrimis , Cal. glabris. Ger. Prov. 28 5» Euphrafia Fo!. Vmi anguftioribus. C. B. 234. Euphrafia Linifolia* Col. Ecpbr. II. p.df. T. 69. (7) Euphrafia, Fol. Linearibus , Cal. glutinofo - h'spidis. GtR. Prov, 285- Pedicularis annua lutea tenuifolia viscofa Forrum redolens Tournefoitii. Garid. 4ix. 351, T. so. Ff 5 U* Deel, ix, Stuk, 458 TWEEMAGTIGE KRUIDEN, IV. Deeze beiden > in Italië , Switzerland en de AFxv!L Zuidelyke deelen van Vrankryk , voorkomende , Hoofd* verfchillen weinig , dan in de fmalheid der Bla- stuk. ^en^ vaQ Geele Oogentroosu Tour. Muiizaa- ^ nefort gaf de laatfte den Reuk van Ap- „ pelen ; wat my belangt > (zegt Garidell) 3y ik vind dat zy byna den Reuk van Meloenen „ heeft*" Hy heeftze fraay in Afbeelding ge- bragt en zegt dat ze gemeen is op woefte Vel- den in Provence. Alle de Soorten van dit Geflagt zyn Onkruid % dat jaarlyks vergaat en uit gevallen Zaad weder voortkomt. De Heer N. L* Bukmannus heeft een Kaapfch Oogentroost , met Eyrond- getande Bladen, opgetekend (*}. Melampyrum. Zwartkoorn. De Bloem heeft , in dit Geflagt, ook een vierdeeligen Kelk; de Bovenlip is famengedrukt , aan den rand omgeboogen : het Zaadhuisje twee- hokkig , fchuins, aan de eene zyde gaapende; waar in twee bultige Zaaden, die naar Tar- wegraan gelyken , zo Tournefort aan- merkt» en zwart zyn, waar van de Griekfche Geflagtnaam , die Zwartkoorn betekent 5 zyne afkomft heefu Het bevat de vyf volgende 2 altemaal Euro- pïfche, Soorten. (O (*) Eupluafia (Capsn/ls) Folüs ovsto .clematis, Burm* FL Cap* Frodr* p. ia« D i o y n A ra i 459 ( i) Z wartkoorn met vierhoekige Aairen } Hart- IV. vormige Blikjes, die getand zyn en Schubs-^*^h* wyze digt op elkander leggen. Hoofd. Deeze Soort heeft Aairen, die uitKamswy- r. ze Blikjes beftaan , en voert daar van den by- naam. Het groeit niet alleen in de Noord elyke , Q^om(j, maar ook in de Zuidelyke deelen van Europa % gelyk in Switzerland en Provence, komende al* daar op het Gebergte , in Bosfchen en op woefte Velden voor. De Steng is omtrent een Voet hoog met fmalle Blaadjes als van Vlafch- kruid en geele Bloempjes , die aan 't begin pur- perkleurig 3 en geel gebaard zyn, hebbende de Bovenlip wit of paarfch , zo de Heer H al- ler aantekent* (2) Zwartkoorn met Kegelachtige losfe Aai" Ifc ren en Borftelig getande gekleurde Blikjes. AkSg* C3) Zwartkoorn 972^^ de Bloemen zydelings 111. Nemoro/um* WW- Lommerig. (1) Melampyrum Spicis quadrangularibus &c. Syfi. Nat. Xir. Gen. 74i« P* 4°ö. V*g- XIII. p. 460. Fl. Suec. g\o f 5 45. Melamp. lut. anguftifolium. C. B. Pin. z\ 4. Mei. lut. Linariae folio* C. B. Prodr. 112. Mei. anguftifoU criftauim. Pluk. Alm. 249. T. 99» £ Ger. Prov. 295. (z) MeUmpyrum Spicis Conicist laxis &c. FL Suec4 511 f 546* Gort. Belg. 17$. Gouan Afonsp, 297. MeL Bol. la- ciniatis laxe fpicatis. B.« Lugdb. 298. Mei. purpurascente Co- ma. C. B» Pin. 234» Triticum Vaccinum. Dod. Pempt*$+u Lob. / de bo- venften gekleurd en onvrugtbaar : gewolde Kelken. (4) Zwartkoorn met de Bloemen zydolings over éénen kant; de Bladpaaringen ver van el- kander; de Bloemen gejlooten. (5) Zwartkoorn met de Bloemen zydelings over éénen kant ; de Bladpaaringen ver van eU kander; de Bloemen gaapende. Deeze Soorten kan men aanmerken als Ver» fcheidenheden van het Kruid 3 dat men in Vrank- ryk Blé de Vache of de Boeuf> in Engeland Cow- Wheat , in Duitfchland Kuh- Weitzen noemt; welk alles betekent Runderen - Tarw , met het Latynfch woord Triticum Vaccinum overeen * komftig. In 't Hoogduitfch noemt men 't ook Fleifchblumen > dat is Vleefchbloemen en in Bra- bant Peertsbloemen, zonder dat ik van die twee laatfte benaamingen eenige reden weet* Men wil, dat het Rund- en Wol vee, dit Kruid on- der 512, 547. Oed. Z>.'»;. 305. Melampyrum Com& cocrulea. C. B* Pin 234. Pariciaria fylv. prima. Clus. Hifi* ih p. 44. (4) /Melampyrum Flor. fee lateral. &c« FL Suec. 513,543. Gokt, Belg. 175. Kram. Aufir. 182, Mei. Fol. Lanceolatis. FL Lapp* 240. Melampyrum luteum latifolium. C. B. Pin. (5) MeUmpyrum Flor» fee. lateral. &c. FL Suec. 514 % 549. Melamp. Flor. fparirs lêsü'libus binatis &c. HALL. ïJelv. 627. Melamp. latifol. Fl. parvis luteis. CelS. Ups, 32, Oe$. X)*n* 14*. FL Lapp* 240, GER» Frtv, 285» IV* AfdeeU xv. Hoofd* STUK* IV. Jllelampy- rum Pra» tenfe* Veldig. V, Sylvati* turn. Bosfchig. £) i D Y V A M I A* 4öt der *t Gras eetende, daar vet van wordu De IV. Boter, zegt men , maakt het hooger van Kleur. ^™rzu Misfchien brengt het de Paarden ook wel in 't Hoofd- Vleefch : doch Paardebloemen is een geheel an- ÖTÜïc» der Kruid. Sommig Landvolk noemt het Hengel 9^p^fa°J of wel de Geelbloemige Geldig gebynaamd, die , zo wel als het Akkerige , in onze Provin- ciën gevonden wordt* Men houdt het voor een Miswas der Tarwe y zegt Lobel, van het laatstgemelde fpreekende en merkt aan , dat het Aairen heeft als Vosfe- Staarten* Dit groeit fomtyds een Elle hoog. De andere Soorten vallen laag er en verfchillen als gemeld is. L a t h r m a. Schubworteh De Kenmerken van dit Geflagt zyn ook een vierdeelige Kelk ; een neergedrukte Klier aan >t onderfte van den Naad des Vrugtbeginzels , en een eenhokkig Zaadhuisje. Onder dien vreemden naam begryptde Rid- der vier Planten, die als byzondere Geüagten door Tournefort voorgefteld waren. De voornaamften hebben den Wortel als uit Schub- ben famengefteld en daarom noem ik ze Schub' wortel. Zy maaken de vier volgende Soorten uit, (i) Schubwortel met een onderaardfche ge- ï. takte Steng enopgeregte eenzaam Bloemen* cÜtjit* Dee-™\ Verborgen* (i) Latbr^a Caule Ramofo fwbterreftri $yft% Nat. xth Gtti 462 TWEEMAGTIGE KRUIDEN. IV. Deeze was Clandejlina genoemd 3 om dat zy Afdeel. j]aare gteng onder den Grond verborgen houdt. Hoofd- Men vindc ze deswegen Verborgen Kruid of stuk. Clandejline de Leon getyteld. Het groeit in lom- &l>«Uzaa' merryke Bosfchen van Vrankryk, Italië, Span- je ^ en de Pyreneen. Op den Grond maakt het plaggen, gelyk het Huislook* uit veele Schub- ben famengefleld , welken ieder een Bloem uit« geeven , veel gelykende naar die der Haanekam- men of Geele Ratelen van onze Velden , wel twee Duimen lang, meest paarfchachtig, doch ook fomtyds wit van Kleur. Op fommige plaat- fen fchynt dit Gewas met zyne Takjes boven den Grond te ryzen , gelyk Burserus het- zelve dus op de Pyreneefche Bergen vondt: op anderen is het zelfs met zyne Bladen geheel on- der den Grond verborgen , gelyk Dalechamp hetzelve in Spanje waarnam, komendede Bloe- men alleen te voorfchyn. 't Is nu juist tweehon- derd Jaar geleeden , dat hy hetzelve de eerfte maal ontdekte te Pancorvo 5 in 't Stigt van Bur- gos , aan den Grooten Weg , naby de Bronnen van Hontoria, uit welken een Rivier ontipringt die Gen. 74S. p. 40$. Vtg. XIII. p. 450. Lathr. Fol. Cordatis, Flor, Fasciculatis. GUETT. Stamp, 454* DAUB. Par. 191. Clandeftina Flore fubcoeruleo. ToüRNF- Inft. 6$i. Dentaria aphyllos fl. purpmeo. RAJ# Hijl. 1230. Orobanche Flore majoie &c. C. IS. Pin. 87* Prodr. 31- RuDB. Elys. II. p. 233*^ H & 2*9« f. 2. MoRIS. III. S. 12. T. 16. f. is* Planta clandeftina , Madrena. Dal. Hi/h 960. g# Clandeftina j Hadroniia , occulta. BoftEL, Oks, 50. Cent» u die in de Ebro valt. Daar maakten de Bladen IV; aan de onderaardfche Takken een Soort van Pyn- At^u appelen , gelyk hy 't zelve afbeeldt; waar vanHooFD- de Barbiers zig bedienden om Schurfte Hoofden STÜK« te zuiveren* Want deeze Plant bevatte een /p^faT fcherpachtig of zeer doordringend bitter Sap % en werdt in 't Graaffchap Pernia, daar zy in een JBofch overvloedig groeide, Madronna geheten ; als zynde byzonder dien (tig om de Vrouwen te redden van Onvrugtbaarheid. Koeken in Bo- ter gebakken van Tarwe -Meel , dat met het Sap daar van beflagen was, hadt hy in dat op- zigt veel zien uitwerken. Een Vrouw van vyf- tig Jaaren , onder anderen * werdt daar door genezen van een langduurige Ziekte , krygende de Stonden wederom , en brengende een Zoon ter wereld (*). £a) Schubwortel met Klokswys* gaapende n. Bloemen. Gaapend, Naar het doorluchtige Geflagt van Phelypeaux, in Vrankryk,'twelk voornaame Mannen, Veor- ftanders der Natuurlyke Hiftorie* heeft uitge- leverd, hadt TouRNEFORT dit Kruid gety- teld, waar vanhy een Portugeefch met geeleen een Levantfch met hoogroode Bloemen , beiden door (*) Kift. dn Plant, de Lyon. Tom. I. p. 960, (2) L^thrda Corollis campanulato- païentibus. Plielypaa Lufitanica FL lmeo. fi. Phel. Oïientalis Flore coccinco* ToUBNF. Or. 47, Tab. 47^ 464 TWEEMAGTIGB KRUIDEN. IV. door hem waargenomen , kende. Het eerftewas Afdeel. een Sappig Plantje, van anderhalve Handbreed Hoofd- hoog, op 'c end van een gebladerd Stengetje, stuk, ais van Huislook, drie of vier groote, ïrech- Sebmizaa- terachtige, geele Bloemen uitgeevende*Het bloeit in 'c Voorjaar en is zeer fraay. in. (3) Schubwortel met de Lippen der Bloemen xtht&a hlatum* Levamfch* '^Matum. onverdeeld. De Bloem is in figuur zeer verfchillende , doch het Zaadhuisje byna eveneens, in dit Kruid* je, door den zelfden Kruidkenner in de Levant waargenomen, en dusgenaamd in navolging van Cor dus , als een Plant die geene Bladeren heeft. iv. m (4) Schubwortel met een zeer eenvoudige Steng EuropUch?' en hangende Bloemen, die de Onderlip drie* deelig hebben. Zeer fraay vindt men dit zonderlinge Kruid , dat men Onblatt of Schuppenwurtz in Duitfch- land noemt, by Mentzel afgebeeld, die aantoont , hoe de Steng gedeeltelyk voor Wor- tel {3) Lüihr&a Cor. Labiis indbifis. Anblatum Oriëntale ïlore purpwascente. ToüRNF. Cor. 48. (4) Latbraa Caule fïmplicisfimo &c. Fu Suec. jis. Kram, Auftr* 182. GORT. Ingr. s>8. OED. Dan* SquamariaRi- vini 6c Loniceri. Hall. Eelv. 611. Anbiatum. Dod. Pempu 553. Dentaria major. Cam. Epit, 705, Clus. Patin, ^z. Anbï. FL e rufo candicante. Tournp. Cor, 48 ♦ Orobanche Rad. dentati major* C. B, Fin* 88. Ment*. T» 3, £) i D Y N A M I A* 465 tel verftrèkt en zege , dat het in Pruisfen en 'c ÏV« Brandeüburgfe menigvuldig voorkomt onder lom- Ap^iti* merryke Beukeboomen, eerst als .een Kam naar Hoofd* den Grond gekromd, vervolgens tot een Span5TÜK*# hoog zig opregtefide. Het Stengetje draagt over de ééne zydc * een Aair van greote rond- aebtige paarfche Schubben , waar tusfeben rui- ge Kelken 3 de Bloemen bevattende, die een paarfche Boven- en witte Onderlip hebben. De Wortels zyn wrang en bitter. Het gedeftiU leerde Water van dit Kruid pligt tegen de Vallende Ziekte in gebruik te zyn* SCHWALBEAè Ëen vierdeeüge Kelk, met debovenfle Kwab f. zeer klein, de onderfie zeer groot en mtg^s'hwalhéa rand, onderfcheidt dit Gefiagt, waar van maar Amen- ééne Soort is (i) , in Virginie groeijende. De-kaanfcije' zelve heeft een enkelde, nietTakkige jOpftaan- de, ruigachtige, vierhoekige Steng, met Lan- cet vormige ruige, doch niettemin zagte Bladen f uit wier Oxelen de Bloemen voortkomen, die donker -rood zyn, PypacÜtïg , in twee Lippen verdeeld, waar van de bovenfte geheel is en ge- welfd , de onderfte driedeöligé Zy hebben een ruig* (t) Schwalbea. Syfl. Nat. Veg. Xl!L Gen, 744- P- Pe%. XV U p. 46 *« Gron. Virg. 92. Eu^h*afia majot Mariana §€Qt Pluk. Mant» 71* T. 3^2 . f, 2 ? Gg ïh Deel IX, stuk* 466 TwEEMAGTtGE Kruiden* IV. ruigachtigen geftreepten Kelk. In Mey bloeit Afdeel. ^ Kruij f welks Vrugtmaaking nog nader on* Hoofd- derzoek vereifcht. stuk ; Scbutlzaa- T O Z Z I A. De Kelk is vyftandig , het Zaadhuisje een* hokkig5 Klootrond % eenzaadig in dit Geflagt* ï. \ welk ook tot nog toe maar ééne Soort bevat ( I ) , Atyna!* gebynaamd naar de Groeiplaats op de Alpifche Aipifche. ]3ergen in Switzerland, Ooftenryk, Italië en de Pyreneen. Daar groeit dit Kruid op vogtige ruuwe plaatfen , Hemelhoog. Michelius heeft 'er een Geflagt van gemaakt, onder den naam van Tozzia , naar den geleerden Kruidken- ner Pater Tozzi , die alleen deeze Plant in Toskanen hadt gevonden. Anderen hebbenze tot het Oogentroost > Tandwortel ? enz. betrok- ken gehad. Uit een aartig, fyn, als met Muizen- Tand- jes gefchubden Bol , geeft het een Steng van omtrent een Elle hoogte , Takkig, vierkant , met Blaadjes als van Gamanderlyn s tegenover el- kander , uit wier Oxelen Goudkleurige Bloem- pjes (i) Tozzia. Syft. Nau XII. Gen. 745. p, 406. Veg. XIII. p. 45i. Tozzia Alpina lutea, Alfines folio. JMich. Gen. 20. T. 16". Euphrafia lutea AUinefolia , Radice Squamata. C. B. Pin. 234. Prodr* 111. Dentaiia Buguloides, Radice glo- bofa, Squamulis Myodontoideis , Alpin2. Mentz. Pug. T# f. j, 4. Orobanche Buglosfoides. &c. Moris. III. S. 12. T. 16. Anonyma f. Gxegorii, Radice Dentari*. COL. Ecpbr* D I D Y N A M I A. 46? pjes voortkomen , die byna in vy ven egaal ver- IV. deeld zyn , doch zodanig , dat twee deelen tot /Vfxdve^l* de Boven* drie tot de Onderlip behoorcn. Hier Hoofd. op volgen kleine rondaeh:ige Zaadhuisjes, inSTÜK* tweeën open fplytende en een rondachtig Zaad- f^mlll je bevattende. Halles zegr , dat de Zaaden Kegelvormig gefpitst zyn en donker van Kleur. Hy merkt o^k aan , dat M e n t zel den Wor- tel te rond heeft afgebeeld, alzo dezelve lang- werpig is. Moriscn niettemin heeft zyne Afbeelding van dien Autheur ontleend. Zie hier , met hoeveel gemak wy de Vrugten plukken van het Zweet dier onvermoeide Gees- ten, welke geen gevaar ontzien hebben om de Kruidkunde te verryken. Mentzel verhaak , met welk een moeite hy, in de Maand Mey des Jaars 165-4. , tot ontdekkinge kwam van dit aar- tige Gewas ; op den top van een der hoogfte Bergen van Dukfchland , hangende als \ ware over 't Steedje JVlit ten walde, in 't midden tus- fchen Infpruk en Munchen , daar de Rivier Ifer oirfprong neemt , die üerk afloopende in den Donau valt. Hier begaf hy zig 's middernagts, alleen t uit den Herberg, naar dien Berg, en hadt voorts den geheelen volgenden Dag noo- dig, om deszelfs Top te beklimmen. Midde* lerwyl zag hy rondom zig niets , dan de Toppen der nabuurige Alpen met Sneeuw bedekt en fpringende Damherten of Steengeiten ; het Sreed- je, daarbeneden, naauwlyksonderfcheiden kun- nende , wegens de Wolken , met Donder en Gg 2 Blik* II. DESLt U? $TUXi 468 TwEEMAGTIGE KrUIDEhJ IV BHkfem gemengd , die als onder zyne Voeten Afdeel, zweefden. Eindelyk, den Top bereikt hebben- Hoofd- de , deedt zig aan hem , tusfchen bet gruis van stuk. gebroken Steenrotfen , die nog nat waren van Stbuiizaa- ~je gefmoiten Sneeuw , dit Kruid op, 't welk door zyne onverwagte verfchyriing , op zulke afgelegene plaatfen , ook andere Kruidleezers verrukt he< ft. In Switzcrland hebben Scheüch. zeh, H aller, Gag neb in, hetzelve aan dt kanten der Ysk^lken en op Toppen der fteil- fte Bergen waargenomen: zo dat het, als 't wa- re, een Kluizenaar is onder de Planten, die de famenleeving met Menfchen en Dieren, ja zelfs de Warmte fchuwt. Pedicularis* Luiskruid. In dit Geflagt is de Kelk vyfdeelig, het Zaad- huisje tweehokkig, gefpitst, fcheef, bevatten- de Zaaden , die een bekleedzel hebben. Voeg hier by de gedaante van de Bloem, die gehelmd is en gelipt, hebbende een Smoelachtige en zeer byzondere figuur. De naam zou daar van af korn- Itig zyn , dat het Vee, weidende op Landen, daar 't zelve veel groeit , Luizig worde* Mis- fchien hangt zulks van de flegte hoedanigheid , des Voedzels op zulke Landen , af: misfehien is 't een verdigtzeL Hoe 't zy: het bevat zestien, meest Europi* fche Soorten,- de drie eerften meteen Takkige^ de volgende met een enkelde Steng* / |j W f^r* ; 'rï^tT^i^ d) DlDYNAMIA* 469 (1) Luisfcruid met een Takkige Steng; de Kei" JVJ ken gekamd en eeltig gejlippeld; de Bloe- Af£^l. men Jcheef gelipt. Hoofd- stuk. In de Moerasfen der Noordelyke deelen van 1. „ , t- •••11 1 Pedicularh Europa groeit decze, die op t uiterlyk aanzien paiu/iris. naauwlyks dan in grootte van de volgende ver- Moeïas%* fchilt. Men vindtze eclrer ook in Ooftenryk , aan den Ryn en in Switzerland, alwaar zy zelfs niet zeldzaam is , komende aldaar op vog- tige Velden en in de Bergvaleijen , niet alleen met roode ~of paarfche , maar zelfs met witte en met groene Bloemen voor* Dodonóus zegt, dat men het Fiftelkruid , in de Moerasfi- ge Streeken van Holland, fomtyds grooter dan elders vindt. Dit betrekt H aller tot deeze Soort, welke, volgens den Heer de Gorter, voorkomt in Gelderland, op de Stads Weide , by Harderwyk* (i) Luiskruid met een Takkige Steng , lang- H. W"lBosfchig. Ci) Fedicularis Caule Ramofb Calycibus crifratis callofo- punftatis &c\ Syft. Nat. XII. Gen. 74<*. p. 407. XIII. p. 4M. Mat. Med. 314- GORT. Belg. 170. KRAM* Auftr. 183. Fl Saec. 505 , 551. HALL* tieh. 621. ?ed PratenGs rubra elatior. Raj. Hijl, 700. Ped* Danica maxima Lob* Illuftr. 147. Pedicularis. Tab. Hifi. p. 499. Ic. bona. (z) Fedicularis Caule Ramofo &c. Gort. Belg. 170. Fl. Suec. 504, 552. F/. Lapp. 24 u KRAM. Auflr. Hall. Helv. uts. GOUAN Monsp. *98. H. CUff. 326. R. Lugdb. 298. Pedicularis praten (is purpurea. C. B. Pin. 163. Fistularia* Dod. Pempt* s$ 6. Pedicularis. Lor. Ic. 748» Gg 3 IU Deel» IX stuk. TWEEMACTIGE KrüIDEN, IV. werpige , hoekige , effene Kelken en de Bloe» Afdesu mm fiartyormig geuptm IJOOFD- stük. Dit komt in Bosfchen , op Hey- Velden en Schuit zaa~ Weicllanden voort, zynde door geheel Europa, *'&e' als ook in onze Provinciën, vry gemeen. Men noemt her, in 't Hoogduitfch, Rodel of Rodelr krant , en by ons Roode Ratelen , welken naam het van de Geele Ratelen cf Haanekam- * zie men ¥3 naar wien de Bloem wat gelykt , fchynt bIadz' 45 0# aangenomen te hebben. In 9t Frarfch wordt hef Pediculaire , in \ Lngplfch Loufemrty en ?n t Hoogduitfch ook wel Laufekraut , dit is Luis- kruid, geheten. Hier van heeft het Geflagtden naam. Het heeft een laage leggende Steng met uit* gebreide Takjes , groei jende zelden een Voet hoog. Kleine Vinblaadjes , fyn irsgefneeden , ko- men zo uit den Wortel als uit de Takken voort, en maaken dat het eerst opfchietende Kruid wel naar Varen gelyke. Het heeft lange, fmalle , bleek paarfchachtige Bloemen , met een vyfdee- ligen Kelk, waar van het onderfte Tandje klein, de overigen gekamd zyn* Het Zaadhulsje is fnuitig , fcheef gaapende9en bevat EyrondeZaa* den* Men heeft dit Kruid weleer voor famen trek- kende, en uitwendig tot Geneezing van Wonden en vuile Zwecren dienflig, aangezien; waarvan het den naam van Fiflelkruid zoude bekomen hebben. De voorgaande Soort is nog in fommi- ge Apotheeken bekend. Het heeft , gelyk de mee- D I D Y N A M I A. 4?I mee (ten van dit Geflagt, een onaangenaame fcherpheid. Afdeel; (3) Luiskruid met een neergehoogene tyna^^°* Takkige Steng; de Helm der Bloemen met n* een fpitfe Snuit ; de Kelken gekamd en eeni- PeMcuiarU Roftrata. germaate ruig. Smittg% De Snuitige Bloemen , paarfch van Kleur, onderfcheiden deeze Soort , een klein Plantje , op de Switzerfche en Ooftenrykfe Alpen groei* jende en meest op den Grond neerleggende. (4^ Luiskruid met een enkelde Steng , drievou- tv. dig gekranste gejlooten Bloemen, gekamdeScIroiiZm Kelken en regelmaatige Zaadhuisjes. Scepteng* Deeze, die in de Noordelyke deelen van Eu- ropa , op vogtige Veengronden , in Bosfchen en elders groeit , is zeer fraay door eene regt- opftaande Steng van drie Voeten hoogte, meest ongebladerd , doch fomtyds ook geheel gebla- derd , uitloopende in een Aair van Kransjes , wel- f3) Peiieularis Caule dedinato fubramofo &c. Xraw. Aujir. 18 3. N. 3. Ped. Cöulibus refkxis , Spicl laxa purpu- rea. Seg. Ver. III. p. 125* Ped. Alpina Foliis alternis. Hall* llelv. 621. T. 16. f. 1. Pcd. Alpina Fiücis folio minor. C. B. Fin. 15 z ♦ (4) Peiieularis Caule (ïraplici , Flor. terno • Vertlcillatis &c. Fl. Suec. 506. OED. Dan. 26. Ped. Caps. fubrot. regulari- bus. R. Lugib* 299» Ped. Alpina Folio Ceterach. KELW. Flor. 59. T. 19. Sceptrum Carolinum. RüDB. It. I. T. Io FL Lapp. 243. T. 4% f. 4. li. Olijf. 326. Gg 4 II. DSIL, IX* STU*# 472 TwEEMAOTIGE KRUIDEN. IV- welke ieder uit drie , vier of vyf Bloemen bes Afdeel flaan ^ gdyk a]s \u je Lupinen. Zy zyn gehelmd f Hoofd- met een kleine Onderlip cn geel , meest geflpo- stuk. t,T) ^ cjoc[1 aan fen jv^ond liloedkleurig. D© ScfoMzaa* jjiuden 7.yn , byna als die van *jc Zilverblad- Kruid, Vindeelig èn gekarteld. Het Zaadhuisje is rond, meteen Puntje, en bevat Zaadjes, die in een rimpelig Vliesje zyn beflooten. De ver- maarde Rüdb.eck , dit Gewas op zyn Lap- landfchen Reistogt ontdekt hebbende, gaf 'er, ter eere van Kar el den XII., Koning van S weeden , den naam van Kareis Scepter aan,. Het is federt ia de Hoyen van ons Wereldsdeel voortgeplant, v. (5) Luiskruid met een enkelde Steng tn vier" vmieiila- roudige Biaden. gekranst. Dceze is gemeener dan anderen op de Swit* zerfche Alpen , en komt ook voor op die van Ooftenryk, in Languedok en Provence. Het is een Kruidje van naauwlykfc een Span hoog, dat dergelyke Blaadjes als de voorgaande maar ge- kranst aan de Stengetjes heeft , die gekroond zyn met fraaije paarfche Bloemen, welke witte Kelken hebben. ' ^ ^jl^ ($) Pedicu^rts Cauïe fimplici , Fol. qua tem is. KRAMe Idu/lr. 183. N- 4. 1'ed. Alp. Fl. purp. fpicitis , Fol. pinn. yerticiil^tls Hall. Heïv. 623. T» 17. f. I. f ilij endula ooft». tam altera. C. B. Pm *6l: D I D Y N A M I A. 475 (6J Luiskruid met een enkelde Steng en Lan- IV. cetvormige Zaa°tandige gekartelde Bladen ; Ah>eel, de Bloemen '£ onderjte boven. Hoofd < STUK* In Siberië komt deeze voor, die de Stengeen n ,v*- . .. PedicuUtii Voet hoog heeft ; de Bladen onverdeeld y diep re/apina- Zaagtandig 5 overhoeks geplaatst. De Bloemen \ta '0rnge„ in de bovenfte Oxelen ongedeeld , zyn hoogleed, paarfch van Kleur, en leggen alsagterover ,mec een Haakige famengedrukte Helm en de andere Lip groot en rond ; zo dat zy veel gelyken naar de Vlinderbloemen. (7) Luiskruid met een enkelde Steng , Vindee» vil. lige Zaagtandige Bladen , een gebladerde Natoden* Aair , gekleurde Kelkenen flompe Bloemen. f8) Luiskruid met een enkelde Steng x de Helm I1}}: der Bloemen ruig gerand. DioeWg, (()) Luiskruid met een enkelde Steng; de Bla* ik. F lamme*. Yiammigc C10) den gevind en agterwaards Schubswyze. Flammea- (6) Pedicuïarh Caule GmpUci Fol. Lanc. ferr. eren. Flor. tefupinatis. (7; Pedicuïarh Caule fimpl. Stam. &c. Ped. Alpina Fol. alt. pinnat;s. HALL. Helv. 623. T. 16. f. 2. ($) Pedicularis Caule fimpl. Coroll. Gal. &e. (9) Pedicularis Caule ftmpl. Fol. pinnati*9 retro - imbri- cstïs. F/. La#>. 244» T. 11. f. 2. FA S*w. 309, 555. Hall. Heh. 612. Ped. Alpina folio Ccterach. C. Bt 163. II, DEEL. IX. STUK* 474 TwEEMAGTIGE K RUIDEN. (10) Luiskruid met een enkclde Steng , en Tands- wys' gevinde Liniaale Bladen; de Kelken ruig* (u) Luiskruid met een enkelde Steng , gevin- de Zaagtandige Bladen : de Kelken gerond en glad; de Bloemen met eene Haakigfpit* fe Helm* (12) Luiskruid met een enkelde Steng , Vin- deelige Zaagtandige Bladen en tweedeelige ftompe Kelken. Ver de ineefte Soorten van dit Geflagt zyn Planten y die zig niet vertoonen dan aan on- vermoeide Gecften , welken het niet verdriet hun Lighaam3tot verryking der Kruidkunde, af te martelen en zig in Levensgevaar te (tellen , door 't beklimmen der Hemelhooge Bergruggen van ons Wereldsdeel. Dit blykt in 't byzonder aan deeze zes s waar van N. 7 nergens gevon- den is , dan by de Ysklomp , uit welke de Rho- ne ontfpringt > zo H aller meldt: N. 8 en 11 in Siberië: N. 10 en 12 alleenlyk op de Lap- iaridfche cn N. 9 zo wel op deeze als op de Switzerfche Alpen. Op die van Piemont, nog- thans, fio) Pedicularis Caqlé fimpL Fol. dentato • pinnatis &c. FL Lapp. 245. T. 4- f. 3» OED. Dan. T. 30? (uj Pedicularis Csule fimpl. Fol. pinnatis femth &c. Ped. Fol. airernis &c. ALL. Pedem. 54. T. 12. f . 2 ? (12) Pedicularis Caule fimpl. Fol. pinnatifidis &c. Oed. Dan. T. 12. Fl. Lapp. 242. T. 4. f. 1. FL Suec. 507,554, II. Cliff. Zit. R. Lu^db. 199* IV. Apdiiel. XV. Hoofd* STUK» X. Pedicularis hhjuta. Ruig. XI. JriC.o mater. Bleekrood. xn* Lapponica. Lsp- ïandlch. DlDYNAMlA. 475 thans , is een dergelyke als het Bleckroode aan IV. den Heer A l l i o n voorgekomen , met de Kcl- A FD£fL' ken ruig en fpitfer* Ook valt de laufte in Dee- Hoofd. nemarken en S weeden ; zynde in onze Kruid- iTUK* hoven bekend. #ö£* Het onderfchcid van deeze Soorten moetbly- ken uit de bepaalingen. De Bladen zyn meestal Vindeelig of gevind , gelyk in dit Gefiagt al- gemeen is : de Bloemen gehelmd. De zevende Soort heeft dezelven paarfch of donker -rood, zo wel als de negende , maar in de agtfte zyn dezelven geel : in de tiende en elfde bleekrood , Vlecfchkleurïg of incarnaat. De twaalfde, we- derom , heeft de Bloemen geel. Deeze is zeer gemeen op de Laplandfche Gebergten. (13) JLuiskruid met een enkelde Steng ^ eenge~ xiit. bladerde Aair : de BUemen een fpitfe irit~atl%T£ gerande Helm hebbende envyftandigeKelken. Gm°pt< 1 Op de hooge Gebergten, in Piemont, is dee- ze door den Heer Al l ion gevonden, die de Bloemen bleek geel heeft. (14) Luiskruid met een enkelde Steng, een ge- xiv. bladerde Aair : de Bloemen een zeer Jtom^°Q^Cid pe (13) PedlcuiarU Caule fimpl. Spica foliosa &c. Ped. fo!, liis pinnatis, Cal. non ciiftaüs &c* Allion Ptdem. 50. T. I*. C 1. (x4) Pidicularh Cauie fiCïpi. Sp. foüofa dcc. JACC^ PSnd. Ped. Fol. alt. Pinnïs pinnatis &c. Hall. Helv. 623, T. 17* f. 2. Ped. Alp. Filicis folio mijor. C. B» Pi». 163. II* Eebl, IX, Stuk. 476 TwËEMAGïIGE K&UIDÊN, t\% pe onverdeelde Helm hebbende en vyftandige A™EEL' Kelken. Hoofd- stuk. Zeer duidelyk vindt men de Afbeelding van Sct>uiizaa*deeze , met overhoekfe Bladen , welke als die van Varen de Vinnetjes gevind hebben , en lan- ge uitfteekende Blaadjes aan de Bloem - Aair, by den Heer Haller, gelyk zy ook op de Oost- enrykfe Bergen by Weenen 3 door den Heer Jac- quiNj zo wel als op die van Switzerland door Scheüchzer , is waargenomen. De Steng valt een' Voet en hooger: de Kelken zyn ruig en ongelyk verdeeld ; de Bloemen als in de voorgaande gekleurd. xv. (l5) Luiskruid met een enkelde Steng , een cltl£ju iets °f wat Sebladerde dair, de Helm der Kana- Bloemen Borfielig tweetandig ; de Kelken nederwaards geknot. In Noord - Amerika vondt de Heer Kalm dit aartig Plantje, dat de Steng maar een Span hoog hadt , mee overhoekfe Vindeelige, ingefneede- nq, gekartelde, ftompe, effene Bladen; en aan 't end een Eyrond Aairtje van ruige Kelkjes met witte Bloempjes en daar tusfehen kleine Bla- dertjes, f15) PedicuterU Caute (ïmplici, Spiek fubfoliofa, CoroU lis Galea fetaceo - bidentatis , Calycibus deorfam truncatis. DlDYNAMIA. 477 (16) Luiskruid met een enkelde Steng, ge* IV. kamde Kelken en Bloemen die de Helm met ^FI^r£U' een Haakige Snuit hebben. Hoofd- stuk, De Afbeelding , welke Clusiüs gegeven pJ™Jm . heeft van dit Kruid , op de Alpen van Ooften- Tuberofa. ryk en Provence groeijende , is zeer fober , ge- Knübbell2« lyk uit de fraaije Afbeelding van den Heer H al- ler blykt. DoDONiEus en Lob el hadden dezelve overgenomen onder den naam van Berg- Filipendula , om dat de Wortels byna gelyk die der Affodillen, knobbelig, dik en Houtig, aan den Stoel hangen. De Bladen breiden zig, by- na gelyk in dat Kruid , langs den Grond uit en zyn zeer fraay gevind 5 met diep ingefneeden Vinblaadjes ,fomtyds als die van 't Millefolium. Uit het midden fpruit een naakte > onverdeelde Steng, van minder dan een Voet hoogte, die op 't end een dikke Aair draagt van bleek geele Bloemen , welke 5 gelykerwys in de derde Soort , aartig gefnuit zyn. , Aanmerkelyk is 't , dat men geene Soorten van fT6) Pedkularis Cauïe flmplici , Calycibus criftatis &c« Fcdicularis Alpina lutea. SEG. Veron. Ut p. 126, Ped. AU pina Fol. alternis pinnatis &c. Hall. Helv. 6zo% T. is* GoUAN Monsp. 25)8. Ger. Ptqv. 282, Ped. Alp. Asphodeli xadice Florc purpurascente* Tournf. Injl. 175. Filipendula mont* Flore Pedicularis. C. B> Pin. 163. Ale&orolophus montana FL luteo. Babr. Ic 460. Bocc, Mus. 315, T. 8. Ale&. primus. Clus. Pann. 708. Filipendula monrana, £>OB4 Pempt. 56* Oenanthe f. Filipendula. Lob» 7io# XI. Deel, IX» SxuS, 47^ TWEEMAGTIGE KRUIDEN. IV. van dit Geflagc , noch in Ooft- , noch in West- AFxvfL ^dic, noch ook aan de Kaap der Goede Hope Hoofl- of ergens anders in Afrika of Arabie, of in ee- stuk. n jge aa(jere heete Landen des Aardbodems > heeft 4ii™ ^"aangetroffen; zo dat hetzelve een Vyandfchynt tezyn, zelfs van gemaatigd warme Lugtftree- ken , houdende zig op in de Valeijen der koud- lie Bergtoppen , aan de kanten van Ysklompen, ja in de Sneeuw. De figuur der Bloemen, zou men eenigszins mogen denken y of dienen kon, om de tedere deelen der Vrugtmaaking, in die Groeiplaatfen , voor de geweldige aandoeningen der Koude te befchutten. Want zy hebben een Helm 5 die > in 'c algemeen gefproken^ de Meel- draadjes en den Stamper dekt : ja zyn in fom* migen byna of geheel geflooten, leverende niet- temin ryp Zaad uk ; maar het eind - Oogmerk der Scheppinge is niet te doorgronden. Gerardia. De Kelk is vyfdeelig; de Bloem heeft twee Lippen , waar van de onderfte driedeelig met uiigerande Kwabben , de middelfee Kwab in tweeën gedeeld : het Zaadhuisje tweehokkig en gaapende in dit Geflagt, dat , zo de Hoogleeraar J*Burmannus meldt , door Pater Plumie r benoemd is naar een en Geiurdus, door wien , nu bykans tweehonderd Jaar geleeden , in 't Engelfch een Hiftorie der Planten uitgege- ven werdt. Deeze naam kan thans* met meer regt. Didynamia. 47p rest , tot vereering ftrekken van den vermaarden IV. Aftreet * Doktor Gehard, die kordings de Plantea xv# van provenc-3 regelmaatig heeft befchreeven. Hoofd- Het bevat de zes volgende uitheemfche Soor-STÜK* ten. (1) Gerardia met byna Eyrende , Wollige , Qelardia uit gegulpte Bladen * van langte als de^ro/a. Bloemjteelen* iifie# (2) Gerardia met Liniaale Vindeelige Bladen n. _ en eene byna Takkige Steng. foïïl!*™* Ridder- Van deeze beide Soorten groeit de eerfte in^°°'bla" de heetftedeelen van Zuid- Amerika, de andere in Oostindie. Van de eerfte, dat een zeer laag Plantje is , zonder Steng , met Bladen als van Senegroen en Wortels als der Affodillen , zyn de Vrugtmaakende deelen nog niet zeer duide- lyk bekend. De laatfte heeft een opftaand Sten* getje van een Voet hoogte , met eenige Takjes , gepaarde Liniaale gevinde gladde Bladen , en Bloemen in de Oxelen aan den Top van de Steng, over ééne zyde, zeer kort gefteeld. De Kelk is Pypachtig > met vyf fmalle Tandjes van de (1) Gerardia Fol. fubovatis tomentofis repandis longitudi* ne Caulis. Syft. Nat. XII. Gen. 747. p. 408. Veg. Xllf. p. 462. Gerardia humilis Eugul* folïis , Asphodeli radice. Plum. Gen. 31. Ic. 75. f. 2. (2) Gerardia Fol. JLinearibus pinnatifzdis , Caule fubra* mofo. Am. Ac ad. IVt p. 3 ig« IU DESL. IX , $TUX« 480 TWEEMACTIGE KRUIDEN* IV. de zelfde langte : de Bloem langwerpig, gaa- Afdeel. pende, in vyven gedeeld met de Lwee bovenfïe Hoofd- Kwabben korter dan de anderen en vier Meel* stuk» draadjes , met dubbelde Mcclknopjcs. Dit is IJ^een Jaarlykfch Plantje. , in. (3) Gerardia mt Liniaak Bladen. G erardia ^wcSe Deeze Soort, die, zo wel als de volgende 3 haare Groeiplaats in Virginie en Kanada heeft, is een Kruid met Draadachtige Stengen vaneen Voet langte en zeer fmalle Bladen. De Bloemen komen aan 't zelve ongedeeld of met lange Steel* tjes voor, zynde van Kleur hocgpaarfch* doch in figuur zeer verfchil lende. Mtn vindtze Ra- derachtig , Klokvormig , als Pypjes of als Vin* gerhoeden : zo dat daar op geen itaat te maa* ken zy. De ZaaJhuisjes zyn rond. iv. (4) Gerardia met Lancetvormige fönswys* ge* Gctïc? tan^e Bto&n en €ene geheel enkèlde Steng* Niet alleen de Kleur der Bloemen, maar ook het Loof verfchilt in deeze , dat fomtyds naar de Bladen der Groen -E:ken gelykc. Zy heeft taaije f3) Gerardia Foliis L'nearibus. Digitalis Fol. Linesrihus Floribus remotis. GRcN. Virg, 191. D gitaüs Virg, rubfa, I0II9 et facie Antirrhini vulgaris. Pluk. Manu Cs. T. 388* f. 1. (4) Gerardia Fol. Lanceolatis p'nnato- dentatïs , Catëe fim« plicisfimo. Gron. Virg. 94. Digitalis lutea elatïor Jaccae ni- grx foliis. Pluk. Mant. 64. T. 389- & 3. Digitalis proce» tiw Floxidana. Pluk. Alm. 71. T. 389» f* 1. Dl D ï N A M I A. 4tfi taaije Stengetjes van een Voet of hooger en IV*1 groote fraaije geele Bloemen, die aan den Mond Af£^eL» in vy ven gedeeld zyn , met ronde Slippen. De Hoofd- Zaadhuisjes zyn als die van 'c Vingerhoedkruid. TÜK# (5) Gerardia met langwerpige dübbeld Zaag- G^r'ar^A tandige Bladen , de Steng gepluimd 3 de Pedicuia- Kelken gekarteld. Luiskrui- De zelfde Groeiplaats beeft deeze, die naar 't Luiskruid gelykt , wordende ook door *t droo- gen zwarte Zy is Heefterachtig en heeft groo- te geele gepypte Bloemen, aan den rand in vy- ven gedeeld, met den Reuk van geele Violieren. (6) Gerardia met Eyronde Zaagtandige Bla»fvr- , Jl T • • 7 /2 7 7 ' D7V ' GiutittofaS den en Lmiaale Jtekehge Blikjes. Lymerigc. In China heeft de Heer Osbeck deeze waargenomen, welke hy afbeeldt. Het is een Kruidje met een opgeregc rond Stengetje en korte Takjes , de Bladen gepaard , gefteeld 5 Eyrond > fpits hebbende, breeder dan een Duimt met enkelde end -Trosjes van zeer kort gedeel- de Bloemen , met de Kelken in vy ven gedeeld , Lymerig ruig , zo wel als de Draadachtige Blikjes. C H E- (. Hh II. Teel, IX. stuk. 482 TwEEMAGTIGE KrüÏDEEI* IV* Chelon E. Schüdbloem. Afdeel. xv. Hoofd. Dit Geflagt heeft de Bloem Giynsachtig5op- stuk* geblazen, geflooten en zodanig gefatfoeneerd 9 %}flzm' dad de Bovenlip zig als het Schild van een Schildpad vertoont. Hierom gaf Tour NE* fort aan de eerfte Soort den Griekfchen naam Chelone > die een Schildpad betekent, en noemt- ze zelfs 3 in 't Franfch 3 la Tortue. Zonder- ling is 't 5 dat L 1 n n m u s deezen vreemde naam , tegen zyn eigen Stelling, behouden heeft (*}. Ik noem het Geflagt liever Schüdbloem. De Kenmerken zyn verder een vyfdeelige Kelk : het beginzel van een vyfde Meeldraadje tusfchen de bovenften en een tweehokkig Zaad- huisje. Het bevat de vier volgende Noord- A- merikaanfche Soorten. l. (1) Schüdbloem met gejleelde Lancetvormige fufbra. Zaagtandige Bladen, de bovenflen gepaard* Gladbla- *£• Dit is de gedagte van Tournefort, uit Acadia of Nieuw Schotland overgebragt door den Heer Dierville en naderhand in de Europifche Tuinen aangekweekt. Sommigen mer- (*) Vide Pbilos. Bot. $. 230. Waarom dit minder verwor- pen dan Elcpbas of Onagra , enz. (1) Chelone Fol. petiolatis Lanceolatis fèrratis &c. Syfi. Nat, XU. Gen. 748. p. 408. Veg,\ XIII. p. 4<*3. H. Clijf. 493. R. Lugdb. 293» FABR. Melmftad. 211. GRON. Virg. ?o r 93. Chelone Acadienfis flore albo. Ïoürnf, Mem< de p. 106. T. D I D Y N A M ï A; 483 merken aan , dnt de Kelk uit agt Blaadjes be- IV. Haat, doch eigentlyk heeft het een vyfdeeligen Kelk in een driebladigen begreepen. De Bloem Hoofd* is wit, eenbladig,van figuur als gezegd is; ge- mTK* lyk menze door EüRETzeer fraay vindt af* gebeeld. Zonderling is dezelve, niet alleen door de gezegde figuur, maar ook doordien de Meel- knopjes zig vereenigd bevinden , de Meeldraad* jes van elkander afgezonderd en het vyfde zig Bladerig uitftrekt , zonder Meelknopje. In Vir* ginie bloeit zy op Moerasflge plaatfen en in Wa- teren, in de Herfst, zo Clay ton aantekent* (2) Schildbloem met gejleelde Lanc eivormige ïii Zaagtandige gepaarde Bladen. tbtqaat Scheef* Zo weinig verfchilt deeze van de voorgaande. Dat Gewas , naamelyk , 't welk door den Heer LiKNiEus als eene Verfcheidenheid is voor- gefteld > met Roozekleurige Bloemen , heeft de kundige Miller als een byzondere Soort in Plaat vertoond en befchreeven* 't Zou het Vin- gerhoedkruid van Maryland zyn, met Zaagtan* digö ttyve fmallere Bladen en driekantig Zaad als Boekweit van P l ü k e n e t , of dat met Per- fikbladen van Petiver , ?t welk door Jos- selyn 5 in de Zeldzaamheden van Nieuw En- geland, genoemd was Kolobriet jes - Boom. (3) (2) Chelone Fol* petlolatts Lanceolatis &c. Chelone Fo!. fpeciofïs pulcherrimis , Colore Rofe Damascenae. Mill. h* Ci. T. 93. Digitalis Mariana &c. PlüX. Mant» T. 348* f» 3. Trew. Ebreu T. 8S. Hh a lil. Deel, IX, $rxis9 484 TwEEMACTlGE KRUIDEN. IV. (3) Schildbloem met de Steng en Bladen ruig* Afdeel. Hoofd* Deeze, die de Bladen fpits , donker groen stuit, gepaard heeft en Hinkende ; de Bloemen bleek oJw ^aauvv doorfchynende, zou, volgens den Rid- bir/uta. der , een enkele Verfcheidenheid kunnen zyn Ruig' van de volgende Soort. De Heer Jüssieu heeft 'er een vyfde Meeldraadje s zeer lang, meteen zeer ruighaairig Meelknopje, in waargenomen. tv. (4) Schildbloem met omvattende Bladen en ^taJïe" eene gegaffelde Pluim. Vyfdraa- De Groeiplaats van deeze is, zo wel als die der voorgaanden, in Virginie, of ook in Nieuw Engeland, van waar een Plant , naar 't Vinger- hoedkruid gelykende, met witte Bloemen, die zig als een Honden - Smoel vertoonen , door Plukenet was bekomen. De Bloemen zyn echter paarfchachtig in deeze Soort , die het Doorbladige gladde Fïngerhoedkruid f van Mo- rison in Plaat gebragt, zou kunnen zyn, zo de Ridder zig verbeeldt; doch de Bloemen zyn geheel anders , en komen nader aan die van het Rui- (3) Cbelone Caule Foiiisque hirfutis. GROM. Virg* 93. Di- gitalis Virgïniana Panacis Colonii foliis &c. Pluk. Mant» 64. Digitalis Flore pallido transparente. Bant. Virg. 1928. (4) Che'one Fol. arop^cxicauJihus Panicuï& dichotoma. Mant» 415. Cynorynchium Nov - Angïicanum Digitaü accedens her- ba. Pluk. Mant* 62* Dig, perfoliata glabra. MoRiS, Hifi, II. p. 479. S. 5. T. 8. F. 6. Dracocephalus hufutus &c* MORls. Hifi. III. p, 407. S. II. f. 2i% f, 3. Ruige Draakskop , van dien zelfden Autheur , ^» met breede ruige Wederik -Bladen* In deeze *xvfU Soort gaapen zy , en hebben een uitgefpannen Hoofd- Keel, gelyk ip het Draakskop - Kruid , de Bo-8TüK#. verlip kort en in tweeën, de Onderlip in drie- fpermfa* en gedeeld. Behalve de vier 5 die korter dan de Gaaping zyn, komt een vyfde Meeldraadje, ge- lyk in de andere voor, dat geen Knopje heeft , maar zig aan 't end verbreedt , en aldaar gebaard is , leggende op de Onderlip der Bloem* De Steng is rond en ruigachtig en deeze Planten fchynen in hoogte veel naar 't Vingerhoedkruid tegelyken. Daar zyn, van dit Geflagt, geenen in Oost- of Westindie, in Europa of Afrika, noch elders dan in Noord - Amerika , zo veel my bekend is , waargenomen. Gesneria. Naar die beroemde Mannen, in de Kruidkun- de niet minder dan in de Dierenkunde onder den naam van Gesnerüs bekend , voert dit Ge- flagt den tytel Het heeft een vyfdeeligen Kelk op het Vrugtbeginzel zittende ; eene om en wederom gekromde Bloem s en het Zaadhuisje, daar onder groei jende, is tweehokkig. Van dit Geflagt komen geen Soorten voor, dan uit de Westindiën of Zuid -Amerika. Het bevat de drie volgende. Hh 3 tl. Deel. IX* Stuk, (O Ges- 486 Tw EEMAG f IGE Krüidew. IV. (i) Gesneria met Lancetvormige Zaagtandi- Afdeel. ge mgejleeïde Bladen > de BhemfteclenTak* Koofd* kig veelbloemig. STUK» 'i. (2) Gesneria met Lancetvormig » Eyronde hurmfh* Zaagtandige byna gefteelde , aan 't end Laage. getropte Bladen , de Bloemfteelen driebloe* A n;. miz> korter dan het Blad. ftengde. (gj Gesneria met Eyrond - Lancetvormige ge- _ nï« . kartelde ruige Bladen, de Bloemfteelen zy- woüige. delings% zeer lang en Tuildraagende. Het verfchil deezer Soorten blykt nagenoeg uit de bepaalingen en bynaamen. De eerfte is geftengd; de tweede heeft de Takken als tegen de Rotfen aangedrukt, met aan 't end getropte Bladen : van de derde, welke den Heer Jao QniN aan de Zeekusten des Eiiands Kuba voorkwam, getuigt hy, dat het een Heefterige Plant is 3 met opftaande Stengen van twee , drie (1) Gesneria Fol. Lanceolatis ferratis fesfilibus &c. Syjl. Nat. X1U Gen. 749- p. 409 Veg. XIII. p. 463. Gesneria hu- milis PI. fhvescente. Plum. Gsn. 27. h. 133. f. 2. Digitalis folio oblcngo ferrato< SLOAN. Jam 60. Rijh I. p, 102, T. 104, (z) Gesneria Fel Lanceolato -ovatis ferratis Sec. Am. Acad. V, p* 400, Gesneria Rupeftris indivifa &c, ÖROWN. Jam. 262* Rapunculo arÜnis anomala Vdscuhfeia &c. SloaN. uts« T. 102. f. i. {3) Gesneria Fo!. ovato - Lanceolatis crenatis &c, H. Cliffl 31 8. JAC^. Amer. 179. Gesneria ere&a Fol. Lano rug. hir-« lutis &c. urown Jam. aöi. Gesneria amplo Digitalis folia tooaeatofo» Slum* Gen. 27. /c. 134* DlDYNAMlA* 487 drie of vier Voeten hoogte, die rond zyn ? zei ~ IV. den Takkig, broofch , verfcheidene uit eenAFI^?L# zelfden Wortel. De Bladen zyn op de Rug Wol- Hoofd* lig, van boven ruuw , geaderd, Lymerig en*TUK- flinkende , vyf Duimen lang. Uit de Oxelen fptmil] komen gemeene B!oemftee!en voort, vanonge- vaar een half Vort , aan h end een Tuil draa- gende van tien Bloemen , die Lymerig, Hinken- de , niet fraay , van buiten vuil groen , van bin- nen paarfchachtigzyn. Het is eenEyrondePyp, die aan *t end zig Trechterachtig uitbreidt, in vyven gedeeld, met ftompe Slippen, waar vaa de twee bovenden hol en opftaande , de drie onder ften vlak zyn. Van de Meeldraadjes zyn twee langer , twee korter: het Zaadhuisje was platrondachtig, met den Kelk gekroond, en be- vatte een menigte Zaadjes , zo fyn a!s Zaagzel» Meest vondt hy dit Gewas met zyne Worte- len in de Spieeten der Rotfen ingeboord. Die van Plu m 1 er hadt de Bladen breeder en kon derhalve een Verfcheidenheid van deeze zyn* Antirrhinum. Leeuwebek. De Kenmerken van dit Geflagt zyn , behalve den vyfbladigen Kelk , eene Bloem , welke meer of min de figuur van een Leeuwen -Smoel of a'toos iets Bekkigs heeft, en inde meefte Soor- ten een nederwaards uitfteekende Spoor, die voor Konigbakje verftrekt ; als ook een tweehokkig Zaadhuisje» De figuur der Bloem onderfcheidt dan voor- li h 4 naa- II. Dsil. IX, Stuk. 488 TWEEMAGTIGE KRUlDENj IV. naamelyk dit Geflagt, in het welke, behalve de Afdeel» gewoone zo genaamcje Leeuwebekken, ook het Hoofd* Vlafchkruid is bcgreepen. Dus komen *er me- «tuk. nigvuldige Soorten in voor 5 van thans op de ScMlzaa- vojgen(je manier in Rangen zyn onderfcheiden. A. Gefpoorde met hoekige Bladen. }• ^ (1) Leeuwebek met Hartvormige vyfkwahbi- rsum Cym~ ge Bladen overhoeks ^ en hangende Stengen. balaria, Kiyfbiadig. j)at Li n N-ffcus van deeze Soort de Groei- plaats alleen itelc op Rotfen , en aan oude Muuren , te Bafel , Parys en Haarlem , is te verwonderen en zeer gebrekkelyk : want men vindtze niet alleen in onze Nederlanden aan de Muuren of Vetten van Delft, Utrechten ver- fcheide andere Steden; maar zy kwam den Heer H aller, in Switzerland , te Zug zeer me- nigvuldig voor, en Ray merkt aan, dat niets gemeener is op vogtige W anden , Puinhoopen en Sceenen , in Italië: gelyk zy ook op oude Muu- ren te Marfeüle en wie weet op hoe veel ande- re plaat fen , groeit. Te Venetië, Padua en in de nabygelegen Dorpen , hangt overal aan de Wegen en Wanden van de Huizen , gelyk Veil of (i) Anürrhir.um Fol. Cordatïs quinquelobis alternis. Syfi. Nas. XIL Gen. 750. p. 410. Veg. XIII. p. 464. |E Cliff^ 323. Ups. 175. R. Lugdb. 295. N. 4. GOUAN Monsp. 299. Hall. Helv. 613. Goet. Belg. 176. Sec. Cymbalaiia ltalica Polio Hederx. Lob, U. 615. Cymbalaria* C. B. fin, 306, Cam< Epit, SSo, D i p v n a m t a; 489 of Muur , dit Kruid , zegt Lobel* De Rid- IV. ^ der hadt derhalve behooren te zeggen, dac de Af^el; Groeiplaats is aan Rotfen en vogtige oude Muu-Hoofdt ren, van veele Steden in Europa, inzonderheid 5TÜK:- in de Zuidelyke deelen. fpermïaT Het wordt Cymbalaria genoemd > zo men wil , naar de Cymbels , een ibort van Speeltuig der Ouden , en mooglyk komt zulks van de figuur der Bladen her, die zorondachtig zyn,datmen het voor een Soort van Navelkruid gehouden en in plaats van dien in de Popeljoen - Zalf ge* bruikt zou hebben. Eigentlyk gelyken de JBla- den meest naar die van Klyf. Het hangt met zyne Rankjes nederwaards , hebbende zeer lange Blad* en JBloemfteelen en de Bloempjes ten deele geel, ten deele paarfch van Kleur, met een kromme Spoor. (2) Leeuwebek mei Niervormige zeer Haai- .TT» rige Bladen overhoeks 3 enhangende Stengen.nuJ'Wh- fum» Deeze, uit de Alpen afkomftlg, en door den Gehaaird* Heer J a c q u i n naar een gedroogd Exemplaar* tje in Af beelding gebragt, is, zo wel door de figuur van 't Blad als door de Haairigheid, ge- noegzaam verichiüende , om eene bj^zondere Soort uit te maaken. Men kanze, derhalve, Haairig Cymbelkruid noemen. Cs) (z) >Antirrbinum Foï. Reniformibus Pilofisfïmïs alternis. Mant. 249. jAcq. Obs. II. p. 23. T. 43. Linaria Keder* folio viliofo f. Cymbalaria Alpina. Tournf, Inft* 169* Hh 5 U. Deel. ix. Stvk 4pO TWEEMAGTIGE KRUIDE*. (3) Leeuwebek met Piekvormige overhoekfc AFxv!L" Bladen en leggende Stengen. Hoofd- stuk, 00 Leeuwebek met Eyronde Bladen overhoeks 111. t en leggende Stengen. Anürrhi- *tne. Eia" (5) Leeuwebek met Piekvormige Bladen over» riekbiadig* hoeks , uitgebreide Stengen en de Blad» Spuriwn fteeltjes doorgaans Klaauwierachtig, Onecht* v. (6) Leeuwebek met Piekvormige Bladen over" Ccekiaau-' ^oe^ * een reStoPfiaan(^e zeer Takkige Steng wierd. en jlyfachtige Bloemfleelen. VI. jEgyptia* Deeze vier maaken als Verfcheiden heden uit, Egyptifch. van een Kruid 3 dat men houdt voor het Elati- ne der Grieken. De twee eerden komen op de Akkers in Duitfchland > Engeland 5 Vrankryk en Italië voor , zo de Ridder aantekent , wor- dende de eerlte, die de Blaadjes Fluweelachtig gehaaird heeft, in 't Franfch genaamd la Velvo* te (3) Antirrhinum FoL Haftetis akernis, Caul. proc. Oed. Dan. 426. GOUAN Mcnsp. 299* GER. Prov. 292. H. Ciïjffl 325. K. Lugdb. 295. N. Sn Virg. 63» Elatine folio acuminato fl. luteo 6c fl. coeruleo. C. B. Pin. 253. Eiatine. Cam. Epit, 754. Linaria Seg. Nummularia: folio &c. Tournf. (4) -^«f, Fo!. ovatis alternis 5cc. Gort. Z^/g-. 177. Gotjan Monsp. SOo, GER. Prov. 202. K. Lugdb. 295- N. 6. Eiatine Polio fubrotundo. C. B. Pi«. 253. Veronica foemina. Dod. Pempi. 42, f5) Fol. haftatis alterms &c# uSfer. 242. Jacc^. Hort. T. 82. Linaria. Till. Pis. T. 32. f. 2. (6) Fo!. haüatïs altenlis &c, LiKaria Memph. pu- DlDYNAMIA. 491 te9 ook aan de Kaap gevonden. De tweede IV: groeit in Bouwlanden by Utrecht , Haarlem , als Af^eel* ook in Gelderland en elders. Het zyn Kruidjes Qoq/d- met leggende Ranken, die de Bladen veel naarSTÜiU 'l Loof der Klimmende Boekweit gelykende heb^^f^" ben , inzonderheid de twee laatften , wier Groei- plaats is in Egypte , hebbende opftaande Sten* getjes en blaauwachtig paarfche Bloempjes. Fors- kaohl vondt 'er twee Soorten , van deeze ver- fchillende* B. Gefpoorde met gepaarde Bladen. (7) Leeuwebek me t drievoudige Eyronde Bladen. Jtl£rhi^ „ num tri*- (8) Leeuwebek met viervoudige Lancetvormi- pbyiium^ ge Bladen 3 een opgeregte Takkige Steng enDs'^^¥ gejieelde Bloemen. Triorni- ihophomm* C9) Leeuwebek met viervoudige Liniaale Bla~^^^u den en een opgeregte geaairde Steng. ix. Purpu* (io) Leeuwebek met Liniaale getropte Bla~re™:f± den, x. Repens. (7) Antirrhinum Fol. ternis ovatis. R. Lugdb. 29$. N« 9. Kruipend. GouAN Monsp. 300. Linaria tri phy 11a minor lutea, iteracoe- rulea. C. B. Pin. 212. Linaria Hispanica. C]LUS« lUft. 1. p. 320. Linaria Valentina. Lob. Ic 40S. (8) Ant. Fol. quatern. Lanceotetis &c. R. Lugdb. 296. N. jo. Linaria Araer. maxima purp. ïlor. Kerm.Z^*. T. 377. (9) >Ant. Fol. quatern. Linearibus. Mant, 41 6. R. Lu?db9 296. N. 14. Linaria parpurea magna. J. B. Hi/?. lil. p. 460. Lïn. alt. purpurea, Dod. Pempt. 133, (10) -^nf. Fol. Linearibus confertis. R. Luidb. 296. N. l$. Lin. anguiïifolia Flore dncreo flriato. Dill* Eltb* 198. T. 14S. f. 197. IU DEEL, IX* STUSCi 49^ TWEEMAGTIGE KrüIDEK. Afdeel. XV. Hoofd* STUK* X!. Antirrbi' num Mon» ff.es/ula- num* Montpel- iiers. XIL Sparuum. Ryzig. XIII. JBiptmïïa- turn. Tweeftip* pelig. XIV. Ttijïe. Drcevig. den , de onderjlen viervoudig , de Kelken met het Zaadhuisje gelyk- {li) Leeuwebek met Liniaale getrapte Bladen , een glanzige gepluimde Steng en geaairde glanzige Bloemjleelen. C 1 2 ) Leeuwebek met Elsvormige gejieufde Vleezige Bladen, de onderjlen drievoudig; de gepluimde Steng en Bloemen zeer glad. (13) Leeuwebek met Liniaaïe gladde Bladen , de onderjlen viervoudig ; een opgeregte ge- pluimde Steng en Hoof dig geaairde Bloemen* (14) Leeuwebek met Liniaak verftrooide Bla- den , de onderjlen gepaard 5 Elsvormige Honigbakjes en byna ongef teelde Bloemen* Alle deeze behooren tot het V l a s c k k r u i d, Linaria, dus genoemd, om dat de Bladen naar die van 9i Vlafch gelyken > terwyl de Bloem He- (11) Antirrh'mnm Fol. Linearibus confertis &c. R. Lugdb* 297. N. ts. Linaria Capilhceo folio odoia. C. B. Pin. 213. Prodr. ioó. N. 4* Diï-L. Elth. 199* Linaria odorata Mon- fpesfulana. J. B. Eift. lil. p. 459- (12) Am. Fol. Subulatis , Canaliculatis Carnofls &c. Am. Ac ad IV. p. 277. (13) Ant. Fol. Linearibas glabris Sec. Gouan Monsp. 300. Linaria lutea parva a^nna. J- B. Hij}* III. p. 457. (h) Ant. Fol. Lanceolatis fparfis Sec. H. Clitf. 498. R* Lugdb. 296* N. 13. Linaria triftis Hispanica. Dill. Eitb. 201. T\ 164. f. 199. M jll. Jc, 166. Linaria Hhparuca pro#- cumbenr, M&rt. Dcc. 35. f, 2. D i s> * N A u 1 A* 493 Hcmelsbreedte verfchilt* Het Driebkidige komt IV, in Spanje voor , als ook in Italië , hebben- 4FDxE/ff de geele en paarfche Bloemen. Dit valt niet Boqfd* meer dan een Voet hoog. De volgende Soort ,STÜK* in Portugal en Amerika groeijende , is een^fj^T Kruid van Mans langte en maakc dus in de Tui- nen een fraaije Vertooning door zyne Bloemen , die dikwils drie by elkander als drie Vogeltjes , naar de gewoone figuur der Bloemen van het Vlafchkruid, op den top der Stengen voortko- men: doch zy zyn grooter dan in de andere Soorten en paarfch van Kleur, gelyk in de ge- ne die daar van den bynaam voert , zynde een Kruid dat in Italië aan den Voet van den Berg Vefuvius groeit , met zeer kleine Bloemen. Dit heeft een aanmerkelyken Reuk , doch het Krui- -pende heeft de Bloemen Reukeloos , groeijende in Engeland, Vrankryk en Italië wild, Deeze twee, zo wel als de vier volgende, hebben zeer fmalle Bladen. Het Montpellierfe is welriekende en gelykt veel naar het Ryzige , dat geftrekte Takken als Rysjes heeft , aan Stengen van een Voet hoogte, maar dit laatfte, in Spanje door Loefling waargenomen , heeft de Bloemen zeer lang , het andere zeer kort gefpoord. Van het TweeJUppelige , dat ook de Bloemen gce) 9 doch met twee Oranjekleurige Stippen heeft, verfchilt dat Ryzige doordien het in alle opzig- ten veel grooter is ; zynde dit maar een Span hoog, weshalve het Klein Geel Jaarlyks Vlafch- kruid heet, op de Bouwlanden voorkomende in " ïta« xit DiEjL, Ui sim* 494 TWEEMAGTIOE ItRÜIDEH. IV. Italië en Spanje. Het laatfte of Droevige y ein« ^FxvfL* ^clyk > (Jat mea Gibraltar heeft groeijende Hoofd- gevonden , is een Kruid met veele gladde Sten- stuk» gen ^ diiwHs neerleggende , en Liniaale eeniger- &ht*izaa- maate vieezige rondachtige Zeegroen bedaauw- de Bladen. De Bloemen vallen in \ geele,paar* fche of Afchkleurige, en het Zaadhuisje is Bek» keneelachtig y gelyk in de eigentlyke Leeuwe- bekken , zo genaamd. xv. Anttrrhi' %um fupi- num. Leggend. XVI. Ar ven fim Akkerig. (15) Leeuwebek met byna viervoudige Liniaa* le Bladen > verfpreide Stengen en getroste Bloemen (*)f (16) Leeuwebek met byna Liniaale Bladen, de onderjlen viervoudig , de Kelken Lyme* rig gehaaird ; Aairswyze Bloemen en een opgeregte Steng. (17) (15) Antirrhlnum Fol. fubquaternis Linearibus dcc. R» Lugdb. 296. N* 17. GOUAN Monsp. 301, GER* Prov. 290* N. 6. Linaria pumila fupina lutea. C. B. Pin. 213* Ofyris lutea fylveüris. Lob. Ic. 410» (*) Calcari reïïo (met een regte Spoor,) is thans hier bygevoegd ; doch de befchryvingen , zo wel a!s de aange- haalde Afbeeldingen van dit Kruid , toonen , dat het een kromme of omgcboogene Spoor heeft. De voorgaande Soort heeft een regte Spoor of Staart. (ï6) Antt Fol. fublinearibus inferioribus quaternis &c. R« Lugdb, 297. N, 21. GouAN Monsp» 3O0. GER. Prov* 291» N* io* Linaria Arvenfu ccerulea. C. B. Pin, 213 - Prodr. 117. Dill. Elth. f. 19 s. fi0 Lin. pumila Foliolis carnofis. C. B. Pin* y. Linaria quadafolia Iwtea.- Id, DiDYNAMiAe 495 (17) Leeuwebek met de Stengbladen Liniaal IV, overhoeks ; de Wortelbladen Lancetvormig *m^h* drievoudig ; de Bloemen Tuilachtig. Hoofd- stuk. (18) Leeuwebek met Lancetvormig Liniaale xvir. verfpreide Pluizige Bladen , de onder jïen n»mPeiïs^ viervoudig; een leggende Steng en geaairdefe"anum* Bloemen. X v III. Saxattle. ( 19) Leeuwebek met de Wortelbladen viervou- Roezige dis: Lancetvormisx de Stensbladen Liniaal KIX- overhoeks; de Kelken Pluizig en digt aan Lymerig, de Steng. ( 20 Y Leeuwebek met vyfvoudige Liniaale Vlee» xx. v . „. , Multicau* zige Bladen* te. Veelfteng. (21) Leeuwebek met viervoudige Elsvormige ,xxi. Vleezige Bladen ; opgeregte Stengen en ge* zeegroen. aairde BUemen* (22) "4 (17) Antirrbinum FoL Caiilinis Linearibus altcrnis &c. Li- naria annua purpureo - violacea. Goüan Mon$p> 300. Ger. JProv. 292. N. 11- Linaria ccerulea minor. Lob. ///♦ 103. £in. coeralea Calcaribus longis. J. E. //(/?. Iir. p. 461. (is) Fol. Lanceolato -Linearibus fpirfis vülofis &c. Linaria rnaritima minor viscofa Fol. hirs. Flor. luteis. Mo- BIS. Hi/l. II. p. 499» (19} *Ar>t. Fol* Rad. quatcrnis Lanceolatis &c. ^j», IV. p. 319* (20) FoL quiaïs Linearibus Carnofis Flor. Capitatis* R. Lugdb. 296. N. 11. Lin. Sicula mukicaulis Molluginis fo- lio. Eocc Sic. 38. T. 19. f- 1. (21 ) Ant. Fol. quaternis Subulatis Carnofis &c. Lin. man*- ëma Folüs fuccuïentis. BUXB. IV. p» 23. T. 17. 40 TWEEMAGTIGE KrüIDËN, IV. (22) Leeuwebek met viervoudige Liniaal- Afdeel JAancetvormige Zeegroene Bladen , ver/prei* Hoofd- de Stengen en getrojle Bloemen met een stuk* regte spoor. XXII. Antirrbi' fifie deeze , wederom , zyn Smalbladige Soor- wam. 1 ten van Viafchkruid , waar van de eerfte naar Aipifch. het Droevige veel gelykt, hebbende geele Bloe- men, en een omgeboogen of kromme Spoor* Het volgende is gemeener dan die, op de Ak- kers van Engeland , Vrankryk en Italië, waar van zy den bynaam heeft. De Bloemen van dit en het volgende , wegens haare lange Spooren kenbaar , zyn blaauw , die van het Rotzige , welk , zo wel als het Lymerige, in Spanje valt, zyn geel. Veele Biesachtige Stengetjes heeft die daar van den naam voert , voorkomende op Si- cilië en in de Oofterfche Landen, waar ook het Zeegroene zyne Groeiplaats heeft , met zyne Vleezige Sappige Blaadjes ; doch diezelfde Kleur heeft plaats in bet Alpifche Viafchkruid , 't welk de Bladen Kranswys geplaatst heeft, ver van elkander. Dit groeit in Ooftenryk, Switzerland , Italië , Provence en op de Pyreneefche Bergen* Het heeft de Bloemen blaauw met een geel Ver- hemelte , zegt de Ridder. Voorts zyn alle deeze Soorten klein van Gewas, fommigen maar een Hand- (22) AnthrUnum Fol. qiinternis LmearN Lanceolatis glaucls &c. R. Lu&db. 297. N, 22. Unarïa quadrifolia fupina. C.B. Pm. ïï3. £# Lin. coerulea repens. y, Lin, fol. Carnofis cinerei$» Dl t> Y N A M I A» 49? Handpalm , anderen een Voet of daar omttent IV; hoog, of nederleggende op den Grond* Afdebi» j: Hoofde {23 J Leeuwebek met gepaarde langwerpig È^-stuk* r hoeks , Lancetvormig fiomp 9 en de Steng ^JJ* met veel verfpreide Takjes* Klein; JDee- (23) Antirrkinum Fol. oppofitis ovato - oblongis ferratis. Jim, Ac ai. VI. Afr* 17. Linaria FoL copiofis oblongis den- tatis, Caps. Cörniculat! reflexa. Bürm* Afr. 211. T* 7$. & 3. Antirrh. Capenfe. Burm. Pr$dr. FL Cap. (24) Ant. Fol. omnibus oppofitis ovatis villofis &c. Afit. Saxatile minus* Barb* Ie. 597- Vinaria Hispanica Nummula- ria: folio villofo. TOURNF. Inft. 169. (25) Fol. pleriscj. oppofitis oblongis, Flor. altcrnïs. R. Lugdb. 297. N* 23. Gouan Monsf;'- 50 1. Linaria Saxa- tilis Serpylli folio. Tournf. Inft. 169. Orontium Saxatilë Thymi folio * Fl. rubello. BARR. 1c. 131 3* Antirrhinum Sa^ xitile. id. ïcm 5pS , 2Ï02, iioj. (£6) Ant. Fol. plerisq. alteinii Lanceolatis obtufis , &c. jpi. C/i$. F/. £«?c. 502, f58. Oed. Dan. $oz. Scopf &*r«, 476. HALL. Hf/v. mtt de Takjes dikwils langs den Grond verfpteid, de Bloempjes van boven Violet , van ondereü geel. Het Zaadhuisje, dat Eyrond is , gaat met twee Gaatjes open. C. Gefpoorde met overhoekfe Bladen, 7) Leeüwebék met overhoekfe Hartvormige , ïxlfifc de Steng omvattende Bladen. viaticum* In de Montpelgardfe Tuin hadt Ca&par^^ Bauhinus deeze, in *t jaar 1594, geplukt ,tlG ; ' 4 zynde aldaar voortgeteeld uit Zaad dat van Florence gezonden was 9 onder den naam vaü Allerhoogst Dalmatifch Flafchkruidmet Laurier- bladen , en dezelve ook onder den naam vaö Overblyvend Kretifch Heefterig Vlafchkruid be- komen. Zo dat men daar uit de afkomst gisfëri kan (*)♦ Maar wy zyn thans uit de Kruialee* ziri* (27) Aniirrhinur» Fol. alternïs CordatiY dmplexïcaulibuè, tïnatia laiifolia Dalmatica magno Flore. C B. Pin. Prodr. ïö6. Linaria maxima folio Lauri. J, B. Hifi. III. p« 45S. BUXR. Cent. I. p. 15, T. 2+. (*) Habitat in Creta , Armtnia nnde innoiuit t$94* C. B» Üsk ie Ridder en tekent het toojc een Jaailykfch Gevras aarc, tU 11. m*u ix* Hut. 1 ( 5oo TweeMactige Kruiden. IV. zingen van den fchranderen Buxbaum verzekerd, AFxv.EL' dat deeze fraaÜe ^ant °P ongebouwde Velden Hoofd* jn Armenië zeer gemeen is en even de zelfde iTüf * als het Levantfche Vlafchkruid met een zeer & Wzaa- groote gee]e Bloem , doör Tournefortop zyn Reistogt gevonden. Zy heeft ronde Houti* ge Stengen , hooger dan een Elle, met Bladen1 van twee Duimen lang en half zo breed , onge- fleelè ; de Bloemen drie- of viermaal zo groot als die van 't gemeene Vlafchkruid > uit den ros- fen geel of Goudkleurig* xxvm.^ )( 28 ) Leeuwebek met Lancetvormige ruige numhh- Bladen overboekt, geaairde Bloemen en het turn Ruig. bovenjle Kelkblaadje grootst. G^flAfo ) Leeuwebek met Lancetvormige gefpitJU Hum. Bladen en eene Roedswyze bogtige Pluim. Brembla- dlgxxx kéeuwebek met Liniaale Bladen over- jmceum. hoeks , een gepluimde Roedswyze Steng en Biezig. getroste Bloemen. Van deeze drie , meer of min oaar het ge- mee- (28) A*tirrhinum Foh Lanceolatis hirtis alternis SccLoefl. Mill. Di&. 10. (29) Anu Fol. Lanceolatis acuminatis Sec. Linaria Genï* üx folio glauco, Fl. luteo. Dill. Elth 202. Linaria fi. pal* lido ri&u Aureo. C. B. Fin* 213. Linaria Fannonica primas Clus. Hift. I. p* 321. (S©) Anu Fol» Iiijiearibu* althuis &c. AcaL IV, p; meene Vlafchkruid , dat hier opvolgt^ gely- IV. kende , komt het Ruige en Biezige in Spanje Afdeiu voor, doch het Brembladige vale in Neder -Oos-Hoofi* tenryk als ook in Siberië. stvk. (31) Leeuwebek met Lancetvormig Liniaale xxxiv getropte Bladen, een opgeregte Steng , gefieelde Aairen aan 't end van op elkander na. leggende Bloemen. Gemeen, Dit Gewas, aan de Wegen , de kanten der Bouwlanden en op woefte Velden, door geheel Europa , zo wel als in onze Provinttën , voor- komende, is het Gemeene Vlafchhruid 3 dat men in 't Latyn Linaria , in 't Franfch Linaire of Lin fauvage , in 't Engelfch Toad-Flachs of Padde- Vlafch noemt. In 't Hoogduitfch geeft men 't niet alleen alle die naamen y maar bovendien wordt het van fommigen Scheisfkraut en Harn- hraut geheten. Want het Kruid is in de Ge- neeskunde bekend als een laxeerend en afzet- tend Middel , zynde zoutig en eenigszins fcherp van Smaak ; hoewel fommigen het uitwendig beter keuren. Een Zalf, daar van tegen de Aam- bei jen bereid, is Wereldkundig. Het heeft een aan* (31) AntirrltnumTól. Lanceolato • Linearibus confertis &c» Mat. Mei. 313. GORT. Bel$. 177. FL Suec. 501,5*7- KRAM. Auftr. 184* GOUAN Monsp. 301. HALL. Helv. 61+. Linaria vulgaris lutea Flore majore. C. B. Pin. 212. Linaria prima, Dod» Ptmpt. 183. Ofyris Linaria f. Urinaria. &0«. hm 406» li 3 II. diel ix. srm. $02 TwEElMAGTIGfc KrüIDEN. IV* aanmerkelyken Stank overzig, inzonderheid de ^FxvfL -Bl°emeDi die in 6 weeden zelfs Fliegen-Blumen Hoofd* genoemd worden , om dat het Landvolk dezel- *TUK ven in de Venfters plaatst tot afweering der Muggen, zo de Ridder aantekent. Dit Kruid , dat gemeenlyk,gelyk hier aan den Diemermeers-Dyk in het Gras , tot twee Voeten hoogte voorkomt * en zeer kenbaar is aan zyne dikke getropte Aairen van bleek geele Bloemen met Staarten en hoog geelen of Oranjekleurigen Smoel, ondergaat een zonderlinge verandering cxf verbaflering 5 waar van men weinig weergaa vindt in het Ryk der Planten. Wel is 't waar , dat fommige enkelde Bloemen , gelyk die der Ridderfpooren , door dubbeld te worden oök een andere gedaante bekomen en haare Spoor of Staart verliezen ; doch dan heeft zulks plaats in de geheele Plant: terwyl hier, in tegendeel, een enkelde Bloem van een geheel andere fi- guur, en dikwils tusfchen de gewoone Bloemen van het Vlafchkruid iq , op eene zelfde Steng , verfchynt '*)♦ TtUr\a Ik fpreek hier van de Peloria , een Kruid dat '^üfch?' in den Jaare *742* door zekeren Student der femid. Kruidkunde , Zioeberg genaamd , op een Eiland der Provincie Roslag , aan de Kust van Sweeden, zeven Mylen van Upfal, ontdekt werdt , en federt ook op andere plaatfen , zo in (*) FABR1C» Flor. HdmJïaA zio. DlDYNA MIA. JO£ in Sweeden als in Duitfchland , is gevonden. IV. Men kan hetzelve niet dan als een Bafterd- ^F^El- Vlafchkruid aanmerken: want bet komt in aüefiooFD- opzigten met het Gemeene overeen , uitgeno-STÜK« men de Bloem , die van een regelmaatige Trom- *f^" petachtige geftalte is , een Cylindrifch > doch onder uitgezet Pypje hebbende, met een vyf- deeligen Rand , en niet alleen vyf Meeldraad, jes van gelyke langte , maar ook vyf Hoornach- tige Honigbakjes , onder aan de Bloem. Deeze Bloemen 9 die in 't eerst vrugtbaar fcheenen 3 heeft men bevonden te misdraagen ; zo dat men dit Kruid , 't welk echter beftendig dezelfde Bloemen behoudt, door Afzetzels moest voort- planten, dat zeer gemakkelyk in de Upfalfche Tuin , alwaar het zig bevonden heeft 3 is ge* fchied (*> (32) Leeuwebek met Lancetvormige drierib- xxxu. * • Antirrhi* °*m nam LinU fotium. (*) Vid. Disfèrt. de Pelorh Am. AcaL U p. SJ. Ibidem* Vlafch» que T. III. Liaan* Proles bybrida noemt LlNNflCUS het^ladlSa zelve, zo in Sp. Plant. Anni 1753* p. %$9i als in Syft. Nat. Ei. ff»g. XIII. Anni 1774. p. 466; doch in Dhquis. & Qu*ft' AcaL Petrop. Ann. 1760, wordt dit Kruid niet van hem geteld onder de Plant* bybrida, waar van zyn Ed» zegt drie of vier, die hy aldaar opnoemt, te kennen en voor nieuwe Soorten te houden ; zo dat hy deeze niet als zodanig moet aangemerkt hebben. (3*) Antirrhinum Fol. Lanceolatis alternis trinerviis &e. Linaria Amer. parvo Flore luteo* C. E. Pin. 212. Linaria Conftantinopolitma &c. Tqurnï* C*r« $, Buxi, Cmu I. p. 16. ï. z$* £ 2» li 4 II. Dul, IX, Stuk. 5O4 TwEEMAGTIGE KRUIDEN, bige Bladen overhoeks > getrofie Bloemen , wier Steeltjes afftandig zyn en korter dan het Blikje. (33) Leeuwebek met Liniaal Lancetvormigt Bladen overhoeks , getrofie Bloemen « met de Kelken langer dan de Bloemen en opge- regte Siengen. (34) Leeuwebek met Eyronde gladde Bladen overhoeks , met de Bloemjleehjes inde Oxe» len ♦ die Vrugtdraagen verlangd en omge». kromd; de Steng leggende. (35) Leeuwebek met overhoekfe Liniaale Bladen ver van elkander en gepluimde Bloe- men , wier Steeltjes langer dan het filad en gejtrekt zyn. Peeze vier zyn Plantjes van weinig hoogte* Het eerfte5 dat volmaakt de Bladen van Vlafch heeft, is in Klein Afie,het volgende by Aleppo in Syrië waargenomen. Lijsnjeus fchryftaan bei- Os) Antirrhinum Fol. Lineari - Lanceolatis aJternis &c.R. Lugdb. 296.N. 16. Linaria Chalepenfis minor ere&a. MORIS. Hifi» II. p. 502. S.y. T. i$.'f4 9» Lïn. annua anguftifolia, Tbiümf* Oh. 87. T. 87* f. 2. Raj. Hifi. 1884. Linaria Floie albo. KiV. Mqyi. T. 80. f 2, (34) Anu FoL ovstis aï ternis glabris &c. Lin. pofilla pro- cumbens latifolia. Raj. Hifi* 755. Antirrh. procumbens Ra- niofum. All. Cors* 205. f. x. (35) Anu Fol. alt. Linearibus remotis &c. Lin. Liiflt^mca ^naritima Folygal* folio. TqüRNF. /«/?. **9* IV. Afdeel* xv. Hoofd - «TUK* xxxn. 'Jlntvtrbt" num Chale- penfe, £leppifch. XXXIV. Qefttxum* Omge- boogen. XXXV. Pcduncula- turn» 'Langftce- D I D T N A M I A. 505 beiden de Groeiplaats in Italië toe. Het laatfte IV. dat 3 volgens den Heer Bühmannüs, aan de 'irxD*EL* Kaap valt , heeft de Bloemen witachtig , het 3oof'd» andere geel. Dat, welk de Bloemfteeltjes na 'rTÜK* bloeijen mu den Grond omgeboogen heeft ,komt ,f?fr„£ volgens Brander , in Barbarie voor Dit is naauwlyks een Span hoog en heeft bleeke Bloe- men , die lang gefpoord zyn , met een geelen Smoel. Het Langjleelige , dat Tour ^efort aan de Zeekust van Portugal hadt gevonden, heeft Houtige Stengetjes , die zeer Takkigzyn, van een Span lang en Blaadjes als die van 't Varkensgras, met geftrekte Bloemfteeltjes .drie- maal langer; effene Kelken en geele Bloemen, yan buiten blaauw geftreept. £>♦ Met ongefpoorde Bloemen, Hier volgen nu de Soorten van dit Geflagt, die gemeenlyk Leeuwebekken genoemd worden , hebbende de Bloemen Smoelachtig, zonder Spoor of Staart, als (%G) Leeuwebek met ongeflaarte Bloemen die xxxvr. • J 1 V ff J Anurrhi- geaaird zyn, de Kelken rond. nusmaju$. Groot* On- (3$) Autirrhinum Corollis ecaudatis, Floribus fpicatis, Calycibus rotundatis* H. CUffl 314. Lugdb. 294. Sp. i« Gouan Monsp. 302. Antirrhinum vulgare. Tournf. /»>?♦ Antirrh. DOD. Pempt. 182. LOB. Ie. 4^4* Ant, majus rotun* diore & longiore folio. C« B* Pin* 211. Ant. latifolium, Barb. Jein. 65$, II» deili ix. Stuk» 5CÓ TWEEMAGTIGE KRUIDEN. IV. Onder den naam van Leeuwebekken , is dceze Al?xvfL Soort als een twecjaarige Zaay- Plant bekend in Hoofd- onze Bloemhoven , groeijende wild in de Zui- stuk. delyke deelen van Europa, op drooge Steenach- Sckmizaa-^ piaatfen f ja zelfs op Muuren* Men noemt het Kruid , naar de betekenis van den Griek- fchen naam, in 't Fr^fch Mufle de Veau> in 't Engelfch Kalves - Sneut , in 't Hoogdukfch Kalfs» nofe, om dat de Bloemen of Zaadhuisjes naar den Smoel of Neus van een Kalf gelyken zou- den. Men vindt het, hierom, ook Kalfs-Muil in 't Nederduitfch genoemd* Daar zyn Verfchei- denheden van , met breeder of fmaller Bladen, doch in 5t Gewas overeenkomende. Het ver- fchilt bovendien in de Kleur der Bloemen , die of paarfchachtig , en wit of geel, zyn en de Hoven niet weinig verfieren , inzonderheid , doordien het eenige Voeten hoog groeit. Ook zyn deeze Bloemen zeer aartig, dewyl menze door drukking kan doen gaapen , hebbende an* derszins een geflooten Smoel. xxxvit. (3 7) Leeuwebek met ongefiaarte Bloemen, die tAnürrbi- byna geciciird zyn> de Kelken langer dan rum Oron* , n. ° num. de Bloem. Middel- J}jt baar* (37) Antirrhlnum Corollis ecaudatis , Flor. fubfpicaris &c. Mat. Mt&> 312» GORT. Belg. 177 . KRAM, AuJIr. \%s. FU $uec. 520, 55 9. GOUAN Monsp. 30a. GRR. Prov. 289. R. Lugdb. 294. Antirrh. Arvenfe majus. C. B. Pin. 212. Ant. fylv. Phyteurna. DOD. Tempt \ 18 2. Ant. vuigo Caput Canis &c. Lob. Ie. 404. fi, Antirrh. Barr. Ie. Cs 1 , 652» D t D * N A M I A. 507 Dit Kruid , dat door geheel Europa op de IV. Akkers wild groeit , komt ook in onze Ne- Af£E£U derlanden , doch zeldzaam , voor. Men noemt Hoofd* het 'er , Orant , Knappers of Knaptandekei2S-*TVK* Kruid , willende dat hetzelve zou zyn hec Oy *$£9 rontium of Arantium der Ouden* Het vale in alle opzigten kleiner dan de gewoone Tuin- Leeuwebekken, en heeft de Bloesfem ook min- der Aairachtig , doch de Kleur der Bloemen verfchilt weinig , zo min als de öguur ; want zy zyn paarfch met een geel Kinnetje. Het Zaad- huisje valt in deeze Soort ronder en drukt zeer wel de figuur uit van het Bekkeneel van een Aapen- of Hondskop ; weshalve het ook dien naam voert , in 5t Franfch Oeil de Chat , dat is Katten -Oog. Met drie Gaten , die als de Oogen en Mond vertoonen , zig openende , ftort het, gelyk 't voorgaande, zyn kleine zwar- te Zaadjes uit. Men heeft oudtyds , aan het Orant, een inbeeldige kragt , tegen betovering , toegefchreeven gehad. Sommigen willen dat dit laatfte Venynig zoude zyn (*> (38) Leeuwebek met ongejlaarte Bloemen in xxxvm. de Oxelen , de Kelken Vlinderachtig , de Antilrhi: 0 * num Papt- Bladen Vleezig* Iwihnaceum. Vlinder. (*) Venenata Planta , zegt LlNNïEUS in Sp. Plant. vanachtl2% dit, doch het wordt niettemin van zyn Ed. in Mut. Mtd. aangehaald : offchoon die aanhaaling in Sp. Plant* by de voorgaande Soort was geplaatst. (3*) Antirrhinum Coroll. ecaadatis &c Mant. 16. Antinh* fapllionaceum. Curm* Fl. Ind. v. IU DEIE*. IX. $TUS. J08 TwEEMACTICE KRUIDEN, IV. In Perfie groeit, volgens den Hoogleeraar N. *Fxvf L Burmannüs, deeze Soort van Leeuwe- Hoofd- bek, die niet alleen door de Vlinderachtige fi- STUK* guur der Kelken , door zyn Ed, duidelyk in 4*™Izaa' Plaat vertoond , maar ook door de Bladen ver- fchilt, die rondachtig en Vleezig zyn. Zyn Ed. hadt dezelve uit Garzins Kruidboek , alwaar dit Kruid Perjifche Afarina in de gedaante van Pen* ningkraid getyteld werdc , hoewel de geftake meer naar die van Orégo ge'ykt. xxxix* (39) Leeuwebek met ongejiaarte Bloemen ; de mfmA/a-* Bladen Hartvormig gekarteld 9 gepaard; ***** de Stengen neerleggende. Rondbla- ö öö Weinig bekend is deeze Soort , dan in de openbaare Kruidhoven» Zy groeit natuurlyk in de Gebergten van Provence , Dauphiné 5 en inzonderheid in dat van de Sevennes in Langue- dok3 zoLobel aantekent. Wegens de rond- achtige figuur der Bladen noemt men het Jfa- rina, als naar het Mans» Oor gelykende, doch het Loof komt eigentlyk meer met dat van het Hondsdraf of Aardveil overeen ; zo dat. men het, zonder Bloemen, naauwlyks daar van on- derfcheiden kunne en zoude het met regt Steen- veil genoemd mogen worden zo hy pordeelt , zeggende dat het een Pisdryvende kragt heeft» f35?} Antlrrbinum Cor. ecaud. Fol. cppofitis &c. H. Cltf. 313* R. Lugdb. 295:. Afarina f. Hedeiulsi Saxatilis magng Flore. C. B. Pin. 306, DlDYNAMIA. 509 (40) Leeuwebek met ongejlaarte Bloemen ; de t IV. Bladen Eyrond , Wollig , gepaard ; de Sten- i!"^2L gen neder leggende. Hoofd* STUK» Deeze, wier Bloemenkin de Afbeelding van xl. ; jBarrelier, verkeerdelyk met Staartjes ver- nummJiie* toond zyn, is door Tqurnefort SpaaQlchZa2tbladi^ Pluizig Leeuwebek, met Lymerige Orégo-Bla- den , gety teld* De Bladen zyn door de Wollig- heid zeer zagt en daar van heeft het den by- naam, E. Gefpoorde met gaapende Bloemen. (41) Leeuwebek met de Wortelbladen Tong- xel ** achtig getand gejtreept , de Stengbladen Uum^ verdeeld en ejfenrandig* blad^Uef* De Bladen van dit Kruid gel y ken meer naar die der Chryfanthen , dan naar die der Made lieven. Het heeft een Steng van drie Voeten hoog, die rond is en Takkig, en in de Oxclen zeer kleine paarfch- of blaauwachtige Bloem- pjes 3 f40) Anürrhlnum Cor. ecaud. Fol. oppofiris &c. Antirrhi- imm Hisp. villofum Origani folio glutinofo. Tournf. lnjï% 16%. BARR. Ic. 598. (41) Ant. Fol» Rad. Lingulatis dentatis lineatis, Caulïni* partiüs integeninais. Mant. 417* H. Ciiffl 428. R. Lugdb. 295. OoüAN Monsp. 503. Unaria Beilidjs folio C. B. Fin. 212. Pr oir. 106. Ic» Linaria odonta Ooo. Pempt, 184. Lin. purp, odorata. Lob. /t niet tot de Linaria betrekken. C. Baü* Hoofd- hiisüs heeft een ander, met ongeftaarte Bloe* gTUK men> gelyk hy duidelyk zegt , met zyn Ma- lpllzüa deüefblaoig Vlafchkruid bedoeld. DüDONéuj noemt het welriekende. In Languedok groeit het op verfcheide plaatfen* xlit. (42) Leeuwebek met Liniaaïe Bladen over* titmCana- ^loe^s 9 m gaapende Bloemen % die de Onder* **»fi- Up vlak hebben. In Virginie en Kanada groeit deeze, welke een Draadachtig Stengetje van omtrent een Voet hoog, dat naauwlyks Takkig is, heeft en glad- de fonalle Blaadjes als van Viafch. De Bloem- pjes , die Violet zyn , hebben een Elsvormig Staartje. CymbarIA. Bootjes - Vrügt* Wegens de Geftalte van het Zaadhuisje , dat als uit twee Bootjes , naast elkander , famenge- fteld is, voert dit Geflagt den naam, zynde,al- leenlyk om dat het een tientandigen Kelk heeft * van het voorgaande afgezonderd. 1. De eenigfte Soort van ia Siberië opver- Cymharia r . . DaurSea. ' iéhtit* Sibeófch. (42) Antitrbinum Fol. Linearibus akerhis Sec. Ant.Caule ümpiicisGdio longisfimo &c. Gron. Virg. 67 , 94. (1) Cymbaria. Syft< Nat. XII. Gen. 7SU p. 4". xin. p. 467. Cymbaria ©aiuica putxüla ixzcana. Arm. Rntk. N. 47» T. f, a, D I D Y N A M I A. 5H fcheide plaatfen groeijendc, geeft uit een zelf. IV, den Wortel drie of vier Stengetjes, zelden hoo- A^EL ger dan een half Voet, Wollig grys, met Bla- Boofd- den , byna als die van 'c geroeene Vlafchkruid 8TüK* en eenzaame of twee en drie Bloemen by el-y^f^? Jcander , voortkomende uit een Pypachtigen Vlie- zigen Kelk , die met tien of twaalf fmalle Slip- jes, welke men anders een Omwindzel noemen zou, gefchoord is» Deeze fchynt de Ridder te houden voor Tanden van den Kelk* De Bloem is eenbladig , Smoelachtig en vry groot , fehoon geel , van binnen als met roode Druppen gete- kend* Zy is dikwils een Duimbreed lang en een Pinks dikte wyd , hebbende de Bovenlip ia tweeën, de Onderlip in drieën gedeeld. Uit de wanden komen doorgaans vier Meeldraadjes voort, die zeer lang en dun zyn. Het Vrugtbe- ginzel heeft één Stamper en wordt een Zaad- huisje als gemeld is , dat kleine Zaadjes openfprin- gende verfpreidt. De Groeiplaats is op opene drooge Bergveldeu. Die Soort van Martynia, welke een Jaarlykfe Zaay - Plant uitmaakt , bekend wegens haare zonderlinge Zaadhuisjes , is in de befchryviüg van dat Geflagt, onder de Heefters, reeds ge. boekt (*). T o R e n i A* Naar een Sweedfchen Kruidkenner * die dil Go* (*) li» Deel V. Stuk, black, 512 TwEEMAGTiGE KrüIÖEN, IV, Geflagt in Ooftindie waargenomen heeft, is hec Afdeel» genaamd. De Kelk is tweelippig, met de bo- Hoofd* ventte Lipdriepuntig. De Bloem , naar die van $?vk< 't Vingerhoedkruid gelykende, heeft de Boven- Schuitzaa. lip byna geheel en terug geboogen , de Onder- dige' lip in drieën gedeeld. De vier Meeldraadjes zyn korter dan de Bloem en twee derzei ven hebben nog de laugte van het Pypje niet ; zy hangen paarswyze aan de Onderlip en de twee boventte hebben op zyde een Takje dat niet geknopt is. De Styl is Draadachtig , de Stempel Slakvor- mig tweedeelig,- het Zaadhuisje langwerpig met menigvuldige Zaadjes, en kwam den Heer Os- beck voor , eenhokkig te zyn* i. Deez vondt de eenigfte Soort, daar van AM^cffM Cbina > hebbende ovaale , kort gefteclde , uoLtindi- .gekartelde Bladen , tegen elkander over. 't Is een leb**» laag Plantje , naar 't Oogentroost of Aardveil gelykende met een Smoelachtige Bloem , die grooter of kleiner valt. De Soorten van Besleria y een klimmend A* merikaanfeh Gewas , zyn ook, zo wel als die van Craniolaria , reeds befchreeven , des komei wy tot de SCRO- (i) Torenia. Syft. Nau XII. Gen. 754» p. 412. Veg.XllU p. 468. Am. Acad. 111. p. 2$. Ö5B. /»«. 210, 274. Euphra- fias afHaïs pufilla planra. Pluk. Amaltb. %$. T. 373- £ 2. Afarinx foliis 6c facie Caps. bivalvi ÏÏgnotï. Pluk. 19. T..^6o. f* %. Hederae teneftiis Sp. Comm* Mal, 35. Kaka-pn* Hert. Mal, ïx.p. 103, ï\ /?% ttt/*M, b*% P< nu t> IDYNAMIA. 5X3 ScROPHüLARiA Scrofelkruid. IV. De Kenmerken daar van zyn; een vyfdeeli- 1,*^ lige Kelk ,* een Klootrondachtige Bloem , 'tSTÜK4 onderfte boven, en een tweehokkig Zaadhuisje. Het bevat de vyftien volgende meest Europi.^^ fche Soorten. Ci) Scrofelkruid met Hartvormige Zaagtafi- T- j r >+r m • * ? ! Scrophul** dige Jpitje Blaaen 3 van agteren rond; deri* Man- Steng ftomphoekig. ^tS^fc Veel gclykt deeze Virginifche5 die volgens Ray Brandt netel Bladen heeft, naar de vol- gende, doch valt eens zo hoog. OeBiadenzyn lang gefteeld, tegenover elkander geplaatst én hebben den Reuk van Vlier. De Bloempjes zyn groen van Kleur met een ros Lipje* (2) Scrofelkruid met Hartvormige drieribbige ii. Bladen tn een vierhoekige Stang» inoo^ Dit Kruid , wegens de knobbeligheid zyner w or- (1) Screpbularia ïoh Cord. Serr. acutïs Sec. Sjft. Nat. XII. Gen. 756. p. 413. feg. XUL p. 468. H Ups. .77, Gbon. Pirg. 71, 95. Scroph. Maiilandica &c. Raj. SuppU (i) Scrophularia fcoli Cbrd. triraerviis &c. Mat. Mêd. 3 10. Gort. £eig. 1 rs- Fl. Suec 520, 560, kram. Aüftr \%$. HALL. Hetv. 6 18. GOUAN Monsp. 303. Gfr. /Vöv. 288. R. Lugdb. 191. Scrophularia nodola fcetida C. B. Pin. 23$* Scrophularia. DoD. Fempt. 50. CAM» -Ijpfo 8óé. Swoph.BW* jor. JUo». 5 3 3» Kk II. DESL. IX, Sftfft gi4 TWEEMAGTIGE K R ü I D E r?# IV. Wortelen gebynaamd, is het Groote Speenkruid 9 AFJxv?L' dus om het van het Kleine dat het Schelkruid Hoofd- is * , te onderfcheiden ; in 't Franfch Scrophu» stuk iaire en 5y fommigen Herbe du Siége , in 't En- f*"11***'- gelfch Figwort, in 't Hoogduitfch Feigwartfea- ♦ zie kraut getyteld. Die bcnaamingen zien eigentlyk bladz.228*0p je Geneeskragtcn daar aan toegefchreeven. Men Doemt het , in Diiitfchland^ookjBmmwwr^ of Zwarte Nagtfchade > wegens de donkerheid van het Loof; byons fomwylen Helmkruid , we- gens de figuur der Bloemen. Het groeit byna overal in dit Wcreldsdeel en komt in onze Ne- derlanden op veele plaatfen voor. Het heeft opgeregte Stengen , dikwilsvaneen 3ElIe en hooger , die niet zo ftomphoekig als ïn de voorgaande Soort , en niet zo fcherphoe- kïg als in de volgende zyn Van boven fpreiden dezelven zig Takswyze uit, en zyn be- groeid met gepaarde Bladen, veel naar die der Groote Brandenetelen gelykende, doch vlak en glad en niet brandende , donkerer groen. Aan 't end zyn de Takjes bezet mer Trosjes of Tuil- tjes van Bloemen, donker paarfch van Kleuren van eene Helmachtige figuur* De Meeldraadjes zyn bezet met Haairtjes die roode Knopjes heb- ben, vervolgens Waterig van Kleur, zegt Dok- tor SCOPOLI. De (*) Tn Sp. Plant. Ed. i. fiaat Cauk ohtufangulo , in Ed. fl. asutangulo i in Syft. Nat* Ed. Peg. XIII. wederom $#* ttt/anguh; ik nioemze deibake flegu vierhoek^ D I D t N A M I A. jTlJ De Bladen van dit Kruid , die {tinkende en IV. bicter zyn , h^bbe'ftde eene openende oplos&n- VF^Et> de kragt. Het Af kookzel daar van lirekt tot zui- doorn» vering van Zweeren en tot wegneeming vanSTÜK- Schurft of Ruidigheid. Men heeftze , uit- en Jg*^ inwendig , tot Geneezing der Aambeijen a^n^e» preezen , waar toe een Zalf van dezelven be- reid werdt ; doch veelen hebben hier geen baat by gevonden. Het Poeijer der Wortelen heeft eene Wormdoodende hoedanigheid Door mid- del van hetzelve , in Spaanfche Zeep gemengd 5 zyn koude Kliergezwellen aan den Hals tot ver- Haan gebragt. Dus zou dit Kruid voldoen aan den Latynfchen naam, dien ik met Scrofelfauid verduitfcht heb, om dat men gedane Klier- of Kropgezwellen , naar 't Latyn Scrophula , Scro- fels noemt. Het kleine Schel- of Speenkruid heet by J. Bauhinus ook Scr ophularia C*j. (3) Scrofelkruid met Hartvormige ftompe ge- m. fieelde afloopende Bladen ; de Steng Vlie rZ°Aqta* zig gehoekt en Bloemtros/en aan 't end dertic"^tQtm Takken. Speen- kruid» De voorgaande Soort komt wel meest op vog- ti- (*) Zie bladz. 228. hier voor. (3) Scr ophularia Fol. Cordatis obtufis Sec. Mat* Med, 311. H. Ups. 177. GOUAN Monsp. 303. Ger. Prov. 289* GoRT- Belg. 178. Scroph. Aquatica major. C. 3» Pin. 235, Scrophu* laria Aquatilis. Bod. Ptmpu 50. Scroph, foemirj?. Cam. M fit Ut DeeLi IX STUfff 5IÓ TwEEMAGTIGE KRUIDEN. IV* tige plaatfen voor , doch decze groeit aan cte Afdeel. kanten vaI) Beekjes > in Moerasfen en Wateren* Hoofd- Hierom noemt menze , met reden 5 Water- stuk Speenkruiden fomtyds Beekfchuim of St.Antho- £cbuiiz*a- nis Kruid i in onze Nederlanden. De Wortels zyn Vezelachtig zonder Knobbeltjes: de Steng fchiet fomtyds op tot eeDs Mans langte: hy is op de vier hoeken als met Vliesjes gewiekt. De Bladen gelyken naar die van Betonie, en hier* om is het ook Water - Betonie geheten. Aan de frovenfte Takken komen losfe ongebladerde Aai- ren , van getroste Bloemen 9 aan veelbloemige Steeltjes. Zy zyn donkerpaarfch met groen ge- mengd : de Slippen van den Kelk zyn rond , de Vrugt is fpits en in tweeën fplytende, even als in de voorgaande Soort. Deeze heeft dien fterken Stank van Vlier* bladen zodanig niet als de voorgaande , doch verfchilt in kragten weinig, en is uitwendig als een Wondmiddel aangepreezen. Dat dit Kruid overeenkome met de Liquitaja der Brafiliaanen , in het wegneemen van den walgelyken Smaak, welken het Aftrekzei van Senebladen heeft , is Wereldkundig ft)» iv. (4) Scrofelkruid met Hartvormige van onde- lZ°AuUrkl ren bollige Bladen , die van agteren by* i«ta* hamzeltjes hebben en Bloemtros fen aan *t end der Takken, De (t) VLd, Epbé Kat. Cur. Cent. VII. Obs. 65. (4) Serophuiaria¥o\» Cordatis fubtus tomentofis &c. Betcmca A^uatica Septentsioaaiium- Lob. U %%%% D I D T N 4 M I A# 517 ■'' De Water -Betonie der Noordelyke Landen, IV. uit Lob el hier aangehaald , volgens hem inAFx^L: Normandie » Engeland en de Nederlanden groei- Hoofd» jende, is de zelfde Afbeelding als die der Wa-STUK» ter-Betonie van DoooNéus, welke door an- deren op de voorgaande Soort aangehaald wordt* In beiden hebben derhalve die byhangzeltjes of Ooren plaats, welke in de Spaanfche zagtbladi* ge van Barrelier zo blykbaar zyn ; doch Haller merkc dezelven als eerfte Blaadjes der Takken aan (*), (5) vScrofelkruid met Hartvormige dubbeld Scr^fam Zaagtandige Bladen eneene famengejleelde naScoro. Bladerige Bloemtros* JvieL&fe- bladig* Deeze heeft omtr?nt de Bladen als die van Melisfe of van de Wilde Salie, welke meniVo- rodonia noemt* liet is een Kruid dat twee Voe- ten hoog groeit , in Portugal en op 't Engelfch Eyland Jerfey voorkomende. (6) Scrofelkruid met Hartvormig langwerpige Betonic- (*) In Iconibus Veterum ima [Folia] imam akeramve ^^S' ?innam accesforiam habent, fed cx fuut omnino prima folia Ramorum. Hall. Heh. p* 619. f5) Scrophularia Foi. Cord. dupücato * ferratis &c. R. Lugdb. 296. Scrophularia Melisfe Folio, Tqurnf. /«/?. Scropln Scorodonïae folio* Pluk. Alm. 33S. T. 59. E 5- (6) Scrophularia Fol. Corcfatis oMoi>gts dentatls &c. Mant» $7. Scrophul. Betome* folio. Tournf. /«/?. 166. S«opht Ag. montana mollior. Baur. h. 274, mala. Kk3 II* Peel IX» Stuk» 5l8 TWEEMAGTIGE KRUIDEN. getande Bladen , de Tandjes enkeld , doch naar agteren dieper ingej needen. (7) Scrofelkruid met Lancetvormige Zaagtan* tandige gefteelde Bladen, drievoudig aan de Stengen y en gepaarde Takken. (8) Scrofelkruid met byna Vleezige ongefteelde e ff ene Bladen 3 die aan de tippen omgekromd zyn. De bepaalingen en bynaamen onderfcheiden deeze genoegzaam* Het Betoniebladige en Ree- Jlerige Speenkruid groeit in Portugal : het Le« vantfche is door Toürneporx op zyn Oos - terichen Reistogt ontdekt. Hy geeft 'er Hen- cipbladen aan. De laatfte is een Heeftertje 3 dat door zyne altoos groene Kroon tot fieraad der Plantverramelingen Itrekt, geevende fraaije Pluimswyze Aairenuit van paarfche Bloempjes, met witte Meeldraadjes, waar fpitsronde Zaa- huisjes op volgen* met kleine bruine Zaadjes ge^ vuld# De Blaadjes zyn klein , en gelyken naar die van het Gamander, doch dikachtig. Men bewaart het in de Winterhuizen. (9) (7) Serophularia Fol. Lanccolatïs fermis petiolatis &c. Scroph. Fol. Lanc. ferr. R. Lugdb.z9\. N. 8. Scroph. Oriënt. Fol. Cannrr *mis. ToüRNF. Cor. 9. (8) Serophularia Fol. fubcarnofis (csfilibus laevibus &c. Mant . 4ig. R. Lugdb. 294. N. 6, Saoph. Lus. Frut. Verbcnacac foliis. tourni. Inft. 167. Scroph. peregrina Fmtescens. He$m. luito* 547. T, 547» IV. Afdkeu xv> Hoofd- stuk* y h. rr^kuld- TÏa Orien~ Lev ntScht vin prutesceni, Heeöeng. DlD-ZNAMIJU 519 (9) Saofelkriïid met Hartvormige Bladen , aan IV. Je Steflg drievoudig , era Bloemteelt jes in Af^l» Oxelen , die eenzaam maar tweedeelig üoofd- zyn. stuk* IX. (10; ScrofelkruiddarglflAfc Bladen heeft , de sZfheïnt onder jien drievoudig gevind en Jlomp , de iis- . bovenften enkeld; niet byna driebloemigeQ- x xelfteeltjes. Trifinata. f J Dxiebladig* (n) Scrofelkruid met afgebroken gevinde, xi. Hartvormige ongelyke Bladen ; een ende s™hucif°m lingfe Bloemtros ; de Oxelfteeltjes dubbeld yi^Ebla- en gegaffeld. Van dceze drie Soorten 5 die ten opzigc van de Bloemfteeltjes in de Oxelen overeenkomftig zyn , groeit de eerfte natuurlyk in de Zuidelyke deelen van Europa : de Driebladige is in Afri- ka en op Korfika gevonden ; de Flierhladige > die in (9) Scropbularia Fol. Caulinis ternis Sec* H. Clsff. 322» Ups. 177. R. Lugdb. 293» GOUAN Jlomp. 304. Scroph. Fh luteo. C. B. Pin. 235. Prodr. uz. ic, Lamium Pa«n. 2» exoticum. Cjlus. ƒ#/?♦ II. p. 3S« (10) Scropbularia Fol. glabris infer. ternatis &c. Scrophis!» Sambucifolia &c. Pluk. Alm. 338. T. BIS. f. 6. liocc. J/»*. II. p. 65» (lij Scropbularia Fol. interrupte Pïnnatis Cordatisinarqua- libus &c. Scroph. Fol. difformibus. R. Lugdb. 293. N. 4. Scroph. Sambucifolia. Alp. Exot* 203. T. 202. Mill. Di&. T. 231. Scroph. Fol. laciniatis. C. h.Pin. 236. Prodr. 112, MORis. 11. S. s« T. 8. f. Scroph. Lufoanica maxima flora, Fol. disfe&is. Raj. Suppl. 396. Kk 4 II. Deel» IX» Stux* 520 TwBEMAGTÏCE KRÜlDEN. IV. in ha Loof weinig daarvan vcrfchilt, komt 1$ Afdeel ^naDje^ portuga] > en in dc Levant, voor* Dee- HoöFp- ze heeft een re^topftaa'-de Stens: met famenge- •Tü*j ltelde Bladen , die vyf of z^vcn Vinblaadjes heb- stim zaa- ^ en fa^x tusfchen , Hartvormig , ruig , van boven glad f Zaagtandig , het endelingfe grootst. De Tros beftaat uit dubbelde Bloem- Heekjes met groote paarfchachtige Bloemen, die de Onderlip groenachtig hebben. De Voor* jaarfe (tinkt en bloeit in Maart, hebbende de St< ng een E!le hoog. xu. Ci 2) Scrofelkruid met Findeelige Bladen, een tZ*ci*lna. naakte end - Tros en tweedeelige Bloemfteel- yindeeiig. tjes. Dit Kruid , dat in de Zuidelyke dcelen van Europa , als ook in Switzerland groeit , voert den naam van Hondsniite y of Helmruitex zo Lor. el ze^t , die aanmerkt, „ dat men het 3, zelden vindt dan in drooge heete plaatfen , >f op Akkers en aan de kanten , gelyk in \ Land van Languedok, als ook omtrent Ravermeen 3, Rome, waar het veel groeit." Het heeft veel Rysachtige Scheuten of Stengen , die in het groote anderhalf EUe hoog vallen ; doch fom- mïg blyft veel laager. De onderfïe Bladen zyn flegts ingefneeden, gelyk die der Kollebloemen , doch de Stengbladen beftaan uit Vinnetjes , die we* (n) Senphül&ria Fol. pinnatjfoJis &c. //. Cliffl $n. IV. Lugdb* 294. Gouan Monsp, $04. Scrophularia Ruta Canina di&a. C. £. Pin, 23$. Kuta Canina. LQ5. Je. II. j>. $u Dijdtnamia. 5*i wederom ten halve gevind zyn. Aan den top IV. komen losfe Bloempluimen , van ongedeelde A¥D**U Bloempjes, wier Kelken als verzilverde Ran- Hoofd* den hebben , zynde de Bloem paarfch en wit ;*TÜK* de Meelknopjes groot en purper , het Stuifmeel f^mlZ Goudglanz^g. Het Loof Itinkc gelyk in verfchei- dp anderen* (13) Scrofrlkruid met de onder/te Bladen dub- ^ xm. beid gevind , eenigermaate Vleezig en zeerlZlliil' glad, ae Tros/en in tweeën gedeeld. Glanzig. Tot de breedbladige Hondsruite wordt hier van den Ridder t'huis gebragt die zonderlin- ge Soort, welke de vermaarde Toürne* fort op -t Q.iekfche Eiland Naxia vondk Dezelve hadt Zeegroene Bladen, byna gelyk . die van de Thapfia verdeeld , aan een Steng die dikwils drie of vier Voeten hoog worde ; de grootften agt Duimen lang , naar boven kleiner 5 alwaar Bloemen voortkomen van figuur a!s in het Speenkruid , groenachtig met donker paar- fche UppQn. De Kelk heeft ronde Punten en het Zaadhuisje, dat fpits is, bevat kleine Zaad- jes. Op andere Eilanden van de Archipel groei- de deeze Plant ook , gelyk menze mede vindt op Kandia, te Napels en elders in Italië. r De (13) Sc r ophul aria Fol. inferiorlbus bipinnatis &e. Scroph. Fol. Fiiicis modo lacintatis f. Ruta Canina latifoUa. C. B. Tin. 2 3 5. Scroph. Saxat. lucida. Bocc. Mus. II. p. 1S6. T. 117. Scroph. glauco folio &e. Tournp* Gr* s>, h. J. p. T. 85. Kk ƒ li» DM.U IX, STUK» 522 TwEEMAGTIGE KRUIDEN, IV* De Ridder geeft thans van dit Kruid de volgende AFxv EL' befchry ving. Het heeft een ronde regte groene Hoofd. Steng: de Bladen gelyken naar die der Honds- »tuk. rujte ^ maar eenjgermaate Vleezig 2 de Bloem- J^tzaa' tros is regt en opftaande, met bleeke Bloemen , die de Bovenlip rood hebben. (14) Scrofelkruid met viervoudige Eyronde Bla- xiv. den en Kranswyze geaairde Bloemen* Scrcpèula- net?°CCi' Wegens de Kleur der Bloemen voert dit Ge- Hoogrood. was ^en bynaam, dat te Vera Cruz in de West- indiën groeit en Bladen als der Brandenetelen , by vieren of in 't kruis om de Steng geplaatst heeft. xv. (15) Scrofelkruid met Hartvormige geflreepte vrccmdT* glanzige Bladen , tweebloemige Steeltjesin de Oxelen en een zeshoekige Steng. Deeze gelykt naar het gewoone Groote Speen- kruid , ^doch de Bloempjes en Bladen zyn fraai- jer volgens Camera rius, die hetzelve den bynaam gaf van Vreemd , hoewel Jaarlyks van zelf uit Zaad voorkomende. Mislchien was het te Neuremburg vreemd : want het groeit: wild f14) Scropbularia Fol. quat. ovatis , Flor. verticillatis fpï- catis. R. Lugdb, 294- N. 9. Scroph. Fl. coccineo , Fol. Urtics quaternis. HoüST. Ms. O 5) Scropbularia Fol. Cordatis lineatis lucidis &c.-H.Clijfi. Rè Lugdb, Gouan Monsp< 304. Scropbularia Uiticae folio. C. B. Pin. £?6. Scroph. peregrina. CAM.-forf. i$7.T.43«Scropru anima Folio Urttat. MOHIS, Hifi. II. S. T. 8, f. I# I D idynami a« wild in Italië , als ook in Languedok en Pro- IV. ^vence , alwaar het gemeen is aan de Wegen AF££EL* en nr Bosfchagie* De Bladen zyn als die der Hoofd* Brandenetelen , maar zeer glad: de Steng STüK» fcherphoekig , donkerpaarfch * de Bloem ?ur-/p£$£ pei kleur» De Bloemfteeltjes draagen van twee tot vyf Bloemen. C E L S 1 A, Een vyfdeelige Kelk , een Raderachtige Bloem; gebaarde Meeldraadjes en een tweehokkig Zaad- buisje. Dus komen de byzondere Kenmerken voor van dit Geflagt , 't welk naar den wyd ver* maarden Celsus benoemd is. Hec bevat thans de drie volgende Soorten* (i) Celfia met dnbbeld gevinde Bladen. x. Celfia In de Grazige Velden van Armenië en Kap- padocie komt dit Kruid in Mey en Juny bloei- fche. jende voor. Het heeft de Steng een Elle hoog, fomtyds in Takken verdeeld, met Bladen naar die der Agrimonie gelykende , of ook wel fyn- deeiiger. Het heeft Bloemen als die van 't Mot- te- of Wollekruid , hier en daar één $ bleek rosachtig geel van Kleur* O) (x) Celfia Fol. bipinnatïs. Syfi. Nat. XII. Gen. 757, p. 4U« XIII. p. 469. H. Ups. 179. T. 2. H. Citf. **u R» Lugdb. 301. Verbascum Oriëntale Sophix folio, Toorn?- Cor. s. BuxB. Cent. V. p. 17* Blattaria Or. Agrimonis folio. ]3uxB. Cent. I. p. 14. T. 2o« 11* DSFL. IXé $TUSt 524 TwEEMAGTIGE KRUIDEN. IV* ( a) Celfia met de Wortelbladen Lierachtig ge» Ait>£el, y^ ^ ^ £ioemjleeitjes langer dan de Hoofl- Bloem. STUK* ii. Tot het Wollelcruid is deeze betrokken ge- Arnlr*. weest , onder den bynaam van ArBkurus , die steeibioe-j-nen door een Drukfeil , thans veranderd vindt in 't malle Woord Ariturus (*)• Vaneen Plant, Artturus Creticus door Pona genaamd, wordt gewag gemaakt , en deeze is het aangehaalde Laage Kandiaafche Wollekruid met gefnipperde Bladen , volgens Bauhinüs. Dit fchynt wat te verfchillen van het Wilde Kretifche, waarvan het Zaad aan Alpinus, onder den naam van ArSturus % uit Kandia meermaals was toegezon» den, zonder dat hy hetzelve voor den regten Arftu rus erkende» Misfchien, evenwel , zouden de Ster gelykende Goudgeele Bloemen aanlei- ding kunnen gegeven hebben tot dien naam , al- zo ArEturus de naam is van de Noordfter. De onderfte Bladen , zegt de Ridder, zyn Lierachtig gevind, met kleine Zyblaadjes, de bovenfte eokeld;die byde Bloemen ongedeeld , Hart- h) Celfia Fol. Rad-caühus Lyrato -pinnatis, Ped. Florc ïosigioribu?. Verbascum Ar&urus. Sp. Plant* aS4. Mant, 3 39» Verbascum humile Cret. laciniamm. C. B« Pin. 240. Verb. Brasficx folio. Col. Ecphr. II. p. 81. T. %z. Verb. Sylveftre Oeiicum. ALP Exot. T. 122. ('*; In Syjl. Nat. Veg. XIII. p. 469? want zelfs wordt «staar aangehaald Verbascum Ariturus Sp. Plant. 254- ManU I35> : teiwyl men op die beide plaatfen leest Ar&urus^ DlDYNAMIA. 525 Hartvormig, Zaagswys' getand. Het heeft een IV; lange eed - Tros van geele Bloemen , ieder op Af^eL* een eenzaam Bloemfteeltje, dat langer dan de Hoofd. Blaadjes is (*). STUK- (3) Cdfin met de onderjle Bladen Lierachtig; töl de bovenjten Eyrond,de Steng omvattende. Cretica. Doorbla* Deeze Soort, ook op Kandia groeijende, heeft d|s« de Bladen, die in de voorgaande gepaard wa- len, overhoeks, de Kelken Zaagtandig en vier Meeldraadjes, de twee bovenften Haairig, de onder tten effen met grooter Meelknopjes; de Bloemen geel met twee Roestkleurige Vlakjes* Digitalis* Vingerhoed. Een Klokswyze vyfdeelige Buikige Bloem, die eenigermaate naar een Vingerhoed gelykt > onderfcheidt dit Geflagt , \ welk ook een v>f- deeligen Kelk heeft en een Eyrorsd tweehokkig Zaadhuisje* Het bevat de agt volgende Soorten* (1) Vingerhoed met Eyronde fpitfe Kelkbïaad- D?\talh jeS purpurea* Faarfch. (*) Peduneuli Foliis Floralibus longiores , Mint. Des Pfdun» mits Flore longioribus ook een misflig fchynt te zyn. (3) Cdfta Fol. infer. Lyratis &c. Blattaria perennis Cse» tica incana, Foliis binis conjugatis, MOHis. Hifl. II» p. *S8. (x) Digitalis Calycinis Foliolis ovatis acutis. Syft.Maé.XlU Gen. 758. p. 414. Vtg. XIII. p. 470. H.Ciiff. s<8.R. Lugdb. 392. GoüAN Monsp. 305. GORT. Belg. 17 9- Digital* purpu- jca folio aspero. C. B. Pin. 243. Digitalis purpurea. Dod. Tempt. iés. fi. Dig. alba folio aspetp, C.B» Pin, 243, HALU flih. 61 6. $26 TwEEMAGTIGE KRUIDEN. Iv* jes en Jtompe Bloemen } de Bovenlip onver* AFDEEL. xv> aeela. Hoofd- stuk:. In de Zuidelyke deelen van Europa , als ook Schuiizaa-in Switzerland en Ooftenryk /ja zelfs in een « gedeelte van onze Nederlanden * groeit dit Kruid, dat een tweejaarige Bloemplant is in de Hoven. De Franfchen noemenze Gants de Notre Dame of Onzer Vrouwe Handfchoen : ook Gantelets; de Engelfchen Fox-Glove , de Duit* fchers , gelyk wy , Vingerhoed - 36t*|d of Vin- gerhoeden, 't Gewas heeft groote breede , Ey« rond - Lancetvormige Bladen , die ruuwzyn f op de kanten getand 5 aan een Steng van drie of vier Voeten hoogte , dikwils getakt en geaaird met zodanige Bloemen 3 als gemeld is , paarfch of ook wit van Kleur. Men heeft het vooreen Wondmiddel gehouden en de oplegging van 't gekneusde Kruid is tegen de Jicht, Kliergezwel- len en de Engelfche Ziekte aangepreezen, 'c Is fcherp van Sap en üoerhaave metkte hec inwendig als zeer Vergiftig aan , inzonderheid de Zaadhuisjes (f )♦ Dï ftkt ^ Vingerhoed met gladde Bladen en Jtompe minor. Bloemen, de Bovenlip tweekwabbig heb* bende. In (t) Hift. Plant. Le&. fpur. Loni. 175 1. p. 30$. item ig Mf. Patris raci, (z) Digitalis Fol. Uevibus, Cor. obtufo &c. Mant. $6jl Dig.purpureaHispanica minor, Tournf, lnfl.i^y D I D Y N A M I A. 527 In Spanje nam Toürnefort deeze IV* waar, die de helft kleiner blyft en Bloemen Af££el; zeer veel naar die van 't Paarfche Vingerhoed Hoofd- geiykende, zelfs in grootte , maar meer Stip^ 5TÜK* pen in 't Gehemelte heeft ; zonder bleeke Kring, per^*"m De Bovenlip is dieper ingefneeden, de Onder- lip zeer ftomp ; de zydelingfen omgeboogen ea de Meelknopjes hebben Roestkleurige Stippen, (3) Vingerhoed met langs de Steng afloopende ur# Bladen. Wollig» De groote Wollige geaderde Zaagswys' ge- tande Bladen onderfcheiden deeze Soort, die anders veel naar het eerfte gelykt, groeijende insgelyks in Spanje. Het heeft paarfche Bloe- men , bleek van Keel met Bloedkieurige Stip- pen , aan den rand in vieren gedeeld, Het fchync uit het gewoone Paarfche Vingerhoedkruid, door bevrugting van hetWollekruid3 te zyn gefprooten* (4) Vingerhoed met de Kelkblaadjes Lancet- iv, vormig ; de Bloemen /pits , de Bovenlip Di^fs tweedeelig hebbende* * Gee{, Dee* t%i Digitalis Fol. decurrentibus. Dig. Verbaset folio, purp# minor, perennis Hispanica. Barr. 1c. uSj.Dig. anguftoVer- basci folio montana. Bocc. Mus. 11, p. io$. T. 85. (4) Digitalis Calycinis Foliohs Lanceolatis &c. H. Cliff. 318. R. Lug&b. 293» Guuan Mornp. 305. Digitalis majot lutea f. pallida , parvo Flore. C. B. Fin. 224, Digitalis lutea minore flore. Mor. Hifi* ih $♦ s* T. *» f. 5, Dig. luteap«y; welke de Heer Hall er onder de Switzerfche Planten heeft opgetekend, dan valt zy ook grooter y hebbende de Bloemen gea- derd en gevlakt (*). DiVaih ^ Vingerhoed met de Kelkblaadjes Eyrond Ferrugi- jiomp en uitgebreid, de Onderlip derBloe* Ro^tkleu* gebaard. f5) Digitalis Coroïlatum Labio errtargïnatö &c. MutfR. Goetu 62. Digitalis Fol. Calycinis Lanceolatis, GaleS incifl, HA* L. Fior. 331. Digitalis lutea major. C* B. Pin. 224. (*) Digitalis Fol. Calycinis LifiearibuB acütis Flore- Venofb maculolo. HALL* Helv. 617. WEINM. Kruidb. T. 4fo« d* (6) Digitalis Calycinis Foliclis ov:tis obtufis parentibus &c. K. Lugdb* z$z. Di#. anguftifolia JFl. Feirugineo. C. B* Firn D I D Y K A M I A. 529 In Italië en by Konftantinopolen groeit dee- IV. ze, die niet alleen door haare Roestkleurige Bloe- Af^el» men, van binnen geelachtig, maar ook in ande- Roofoj reopzigten zig onderfcheidt. De Steng is effen STÜ1C» en zes Voeten hoqg, met ongedeelde Lancet- /pfr^ vormige Bladen , en geeft boven > uit ieder Oxel , een opftaande Bloemtros 5 met kort gedeelde .Bloemen , die klein en wyd zyn , met een lange Onderlip en bogtige Meeldraadjes. (?) Vingerhoed met Liniaal - Lancetvormige vir. geheel effenrandige Bladen 3 met den Voet °^nkth aangegroeid. De donkerheid der Bloemen i die byna zwart» achtig paarfch zyn , geeft deeze den bynazfflf. Zy valt Heefterig s met Houtige Takjes en groeit in Spanje, hebbende weinig hoogte. Het Kanarifche Heefterige Vingerhoed-Kruid*, *n. D; * V. Stuk door my, gelyk de Bignonia en verfcheide vol- biadz, zoii gende Geflagten , reeds onder de Boomen en Heefters te boek gefield zynde , komen wy tot dat van Preiav Fin. 244» Dig. latif. Flore Ferr. Morm. Hift% II. p. 178. S. 5. T. 8. f. 2. Dig. lutea non Ramofa Scorzoneix folio. Bl>XB» Cent. V. p. z$. T. 49. (7) Digitalis Fol. Liueari - Lanceolatis integerrimis bad adnatis. Mant. 41 8. jACCfc Hort. T. 91. Digit. Hisp, angu- ftifolia. Flore nigricante. TOURNI. Inft. 1 66. Dig% angaftifo* lia Hispanica. Bocc. Mus. IL p. 136. T. LI II, deel. ix, stuk. 530 TWEEMAGTIGE KRUIDEff, IV. P r e M n A. Bokkeblad. Afdeel* Hoofd- ®e KeI^ tweekwabbig ; de Bloem in vieren stuk. ongelyk verdeeld en eene vierhokkige Bezie «> Schuiizaa- welke enkelde Zaaden bevat* Dus komen de byzondere Kenmerken van dit nieuwe Geflagt voor , welks naam , Premna y in de oude Plan- tenkunde onbekend, in 't Griekfchvan een Paal> Staak of Blok , fchynt afgeleid te kunnen wor- den. Linn^üs betrekt 'er toe het Folium Hirci of Bokke-Blad van Rumphiüs, dus wegens den Stank genaamd 5 welk de Heer ]♦ Burmannüs hadt aangetekend tot den Ti* ?ms van Linnjeus te behooren ; doch die Bokkeblad - Boom , waar van Mannetje en Wyf- je zyn , moest tot de Tweehuizigen tehuis ge- bragt worden. Zo wel het één , als het ande- re* kan derhalve geen plaats hebben , en de aanhaaling van den Ridder, hier letterlyk door my overgenomen , is fout, i. Cl) Bokkeblad met effenrandige Bladen. Premna integrifo- Ha. Ik fpreek van de eerde Soort (i) , welke > <ï§fcnran* volgens zyn Ed, 3 de Cornutia Coryrnbqfa is s door den Heer N. L. B u a u a n n u s voorge- fteld en afgebeeld. Deeze Heer wil, dat die de fi) Premna Fol. integerrimïs. Syft. Natt Veg. XI1T* Geij^ p. 473. Ment, 2Si. Cornutia Corymbofa. BüRM Fu Jnd. 133. T. 4.1, f. i, Folium Hicci. '&UMPH. Ambt III. p* 2». T» IJ i> D I D Y N A M ï A. de Kruiderig welriekende Ceylonfche Vlier zou IVV zyn , van Hermanküs, aldaar Mindi ge-AF£vfu naamd , welker Schors en V rugten als Genees- Hoofd. middelen in gebruik zyn. Zyn Ed. haalt R u m-stuk* ph iüs niet aan , en ik kan , om de waarneid/^r»?«, te zeggen > de aanhaaling ook niet begrypen 5 of het moest de Strand Gumira Boom zyn % welke op bladz. 209. is befchreeven. Die Boo- men hebben den Reuk van Vlierbladen en het Hout van de tammen is tot Werkhout* dat der wilden alleen tot branden bekwaam» (2) Bokkeblad met Zaagtandige Bladen, ir. Serratift* Deeze > misfehien een Verfcheidenheid van de voorgaande 3 is een Oostindifch Boomge-d?glg was met ronde paarfchachtige Takken , die groote gerande Lidtekens hebben van afgevalle- ne en gepaarde 3 gedeelde , Eyronde ftompe , Zaagtandige Bladen , doch naar agteren effen- randig. De Bloemen aan 't end , van grootte als die der Viorne , maaken een gearmd Kroontje uic* L O E S E L I A» Dit Gefiagt heeft een vierdeeligen Kelk en aï- le de Slippen der Bloem over ééne zyde , de Meeldraadjes tegen het Bloemblad over en een drïehokkig Zaadhuisje. De eenigfte Soort te Vera Cruz groei- r. Loefelia iU (z) Premna Fol. ferratis. Mant. 253. Cornutioides. Kanthaal* (1) Loefelia. Syfl. Nat. XI*. Gen. 767, p, 4.13, R, Lugdb. L 1 2 t9$% Bn Dfcll., IX, STCK. 532 TwEEMAGTlGE KrüIDENJ IV« jende, mogt ook wel onder de Heefters befebree» ?xvfU ven zyn geweest. Zy heeft een opftaande , flaauw Hoofd- vierhoekige 9 gearmde Steng en gepaarde Lancet» ,TÜK# vormig Eyronde fpits en als Doornachtig getan- digt. *** de Bladen* De Takken groeijen tegen elkander over. De uiterfte Takjes hebben Hartvormige op elkander leggende, omvattende Bladen, al- lengs vergrootende , tot dat het Takje in een Bloemdraagend Hoofdje eindigt , van geele Bloemen* LlNDERNlA* Een vyfdeelige Kelk en een Smoelachtige Bloem met de Bovenlip zeer kort : de twee on- derfte Meeldraadjes een Tandje aan 't end heb- bende en het Meelknopje zydelings daar onder» Het Zaadhuisje met ééne holligheid, i. t Dus komen de Kenmerken voor van dit Ge* pylidaril. Aagt 3 tot het welke maar ééne Soort betrokken gSd°e*draa **s te vooren Capraria Gratiohides genaamd. Dezelve was eerst in Virginie , op Waterige plaatfen 5 groeijende , waargenomen , doch werdt paderhand door den Heer Lindern in de EU 299. Royena Fol. acute dentatis et veluti fpinofis , Flore lu~ teo. Hoüst Ms, (1) Lindemia. Syft* Nat. Veg> XIII. Gen. 1315. 47*. Ca- praria Gratioloides. Sp. Plant. 11. p. $76. Lindernia* Alliqn» Aüq. 178 T. 5. Pyxidaria repens annua ,Flosc. monop* uni- labiatls. LIND. Mfat* I. p. 152. T. 1 & 2. p. 267* Ruèllia Pedunculis folitariis unifloris. GRON. Vvrg* 73* Gratiola Flor» Pedunculatis, JsoU ovatis crenatw. Grqn, Fir^ 3, D I D * N A M I A. 533 Elfaz gevonden, befchreeven en afgebeeld ,on- IV* den naam van Dooskruid, dat kruipt, een Jaar- Ar^EL< lyks Gewas met eenbladige eenlippige Bloemen, Hoofd- Naar deezen Kruidkenner badt de vermaarde STUK- Allion hetzelve Lindernia getyteld. De/p^faT Ridder merkt aan, dat het uit Virginie verhuist zy in ons Wereldsdeel. \ Is een klein Waterplantje , dat een vier- kante broofche gladde Steng heeft , fomtyds Tak- kïg en Zwiepig; met kleine ongedeelde Blaad- jes , veel naar die van Guichelheil gelykende , en Pypige Bloempjes , die in twee Lippen ver- deeld zyn, waar van de bovenfte Helmachtig, de onderfte driedeelig. Ieder Bloempje komt eenzaam uit een Oxel der Bladen voort, en zit op een lang dun neerhangend Steeltje. De Kelk is in vyf lange Punten diep verdeeld* Het Zaad- huisje is langwerpig en fplyt in tweeën van bo- ven tot beneden , bevattende veele zeer kleine Zaadjes. Dus heeft de Heer Clayton dit Kruidje in Virginie , alwaar het in de Herfst bloeide, waargenomen. De Bloemen zyn bleek blaauw of paarfchachtig* M a n ü L e a* Handbloem. Een vyfdeelige Kelk en Bloem, de laatfte met de Slippen Elsvormig en als uitgefpreide Vingers van een Hand , daar dit Geflagt den naam van heeft : het Zaadhuisje tweehokkig en veelzaadig. Dus komen de Kenmerken van dit LI 3 Ge- XI* Deel. IX, Stok* 534 TWEE'MAGTI GE Kruid en. IV. Geflagt voor 5 'c welk de twee volgende Kaap- xv!L Planten bevat. Hoofd- stuk, (i) Handbïoem met naakte Bladen 9 byna on- i. gefteelde Stengen en overhoekfe eenblomigs lus. bioemi" ^e verrnaarc^e Commelïn hadt deeze Soort , ouwg. wegen§ ^e gezegde figuur der Bloemen, Chei- ranthus, dat is Handbïoem 3 gctyteld. Zy groeit aan de Kaap der Goede Hope- Op den Grond fpreidt zy Lancetvormige Bladen uit, diep in- gefneeden en groen , waar tusfchen Stengetjes voortkomen van een Span hoog, met kleine of enkel zeer fmalle Bladen , arm den top Aairen hebbende van kleine geele Bloempjes, als ge* xegd is. TêmLc/a ^ Handbloem met Wollige Bladen, gebla* wollig/ derde Stengen en veelbloemige Steeltjes. Dit Kaapfe Plantje is een geheel Wollig leg- gend Kruid, metftomp Eyronde gekartelde ge^ paarde Bladen , hebbende een end - Tros uit o- verhoekfe Trosjes beflaande en fmalle Bloem- pjes, fi) Manuka Pol. rnidis , Caul, fubaphyllis , Vcd, alterms unifloris. Syft. Nat. XII. Gen. 1254. P- 4 9- X1H, p. 476* Manulea Fol. nudiusculis Mant 8§. Lobelia Chei* lanthus. Sp. Plant. 13 19- Chciramhus Afticaua Flore luteo. CO MM. Hort, lf. p*S3» T. 4*. (2) Mar.ulta Fol. tomenrofjs > Caulibus Foliofis ,Ped. mul- tiftoris. Mant. 420. Seiago tomeiuofa. Sp. Plant. 877. Se], Racetnis Ramoas. Am* Ascd* VI. Aft. 22* Pu>&> Pkp*T* %l3i fi *♦ Didynamia* 535 pjes, hoog geel van Kleui\ De Meeldraadjes, IV. in de gezwollen Keel van 't Pypje, zyn twee- niagtig met een geknopten StyL Naar het Ge- Boofd* aairde Glimkruid * fchynt hetzelve veel te gely-srUK:» ken* De Bloempjes zyn regelmaatiger , dan fp^£ in de voorgaande Soort, verdeeld. *n. d* V. Stuk , Hebenstretia. Dit Geflagt is benoemd naar zekeren Doktor Hebenstrkit , die op bevel van den Koning van Poolen naar Afrika gereisd was ter bevor- dering van de Kruidkunde. Het heeft een dub- beld uitgerandcn Kelk, van onderen gefpleeteni de Bloem met eene opftygende Lip , die in vieren gedeeld is ; de Meeldraadjes in de ver- deelingen van den rand ingeplant, en een twee- ^aadig Zaadhuisje. De drie volgende Soorten , ook aan de Kaap groeijende , zyn thans in hetzelve opgegeven, naamelyk (1} Hebenftretia met Liniasde getande Bladen r en gladde A air en. tiadmmj. Getande» De ft) Hehnflretta Fo!. Lmearibus dAttatis , Spïcis larvibus. Syst. Nat. XII- Gen. 770. p. 420. Veg. Xïli. p. 476. ft. ' Cliff. 326. R. Lugdb* 300. Berg. Cap* 153* Vaieiianelk Africana FoL anguftis &c4 Comm Hort. 11. p. 247. T. 109, Kapuncalus Fol. inferïonbas multifidis, fupetioribus fïajpl • éznut\%> Flor* fpicatis. Burm. Afr* T» 41. t*U LI 4 II. Deel, IK. Srw. 53ö TWEEMAGTIGE KrüIDEN. IV* De Steng van deeze is opftaande , een Voet Af^eL< hoog, aan den Wortel en onder de Aairen met Hoofd- enkelde opftygende Takjes : de Bladen zyn stuk» overhoeks verfpreid , Liniaal , eenigermaate fte- SJp!lzaa'M\g , met Tandjes, opgeregt , in de Oxelen veele getakte Blaadjes hebbende* Aan 't end komt een langwerpige Aair , met Elsvormige Blikjes 3 op tien ryën overlangs gefchubd , een- bloemig : want de Aair beftaat uit vyfhloemige Kransjes > overhoeks geplaatst. De Bloem ïs wit, op de rug van den Keel rood en zonderling door de plaatzing der Meeldraadjes , waar van de twee onderfcen omgekromd zyn. Des mor- gens zyn de Bloemen Reukeloos ,'s middags ftin- ken zy walgelyk en 's avonds hebben zy een aan ■ genaamen Geur, IT„' ( 2 ) Hebenflretia met Liniaal effenrandige tia integri- Jiïaaen* f&lia. ougctan- j)eeze {ieeft de Bladen gepaard en losfe Aai- ren met eironde Blikjes, zo de Ridder aante- kent* Ook komen de Blaadjes fomtyds Krans- wys om de Takjes voort. De Kanthaairige van den Heer Bergius fchynt tot deeze of de voor- gaande te behooren. Mogelyk zyn zy alle drie flegts Verfcheidenheden van dk Gewas, Cs) (a) Hebenjtrttia FoU Linearibus intcgerrimis. H. Cliffl 497. H. Lugib. 300. Fcdicuiaris fol. anguftisiïmis dentatis* J?rjRf&» Aft» T. v> f. 2. HebcnftxetU ciliata. Bïkg. Cap. DlDTKAMlAi 53? (3) Hebenftretia met byna Vkezige Hartvor- IV. mige ongedeelde Bladen. Afoesu Dit is een opftaand Heeftertje, witachtig ^tuk?*' glad, met weinig Takjes en die alleen van bo- ui. ven: de Bladen overhoeks of gepaard, onge-^"^^ fteeld of byna de Steng omvattende, Hartvor-**^^ migftomp, naauwlyks gekarteld, Vleezig, vanmi^. onderen bultig. Aan 't end heeft het een onge- fieelde Aair van Bloemen, die wit zyn met een rooden Keel en famengedrukte geele Meelknop- . jes^ gelyk die der eerlte Soort, E r 1 n u s. Balfembloem. Dit Geflagt heeft een vyfbladigcn Kelk en den rand der Bloem in vyf byna gelyke deelea gefneeden, met uitgerande Slippen ; de Boven- lip zeer kort en omgeboogen : het Zaadhuisje tweehokkig. In hetzelve komen thans de vier volgende Soor* ten voor, naamelyk. Qï) Balfembloem met getmte Bloemen en Spa- *: (l) Htknfiretia FoU fubcarnofls Cordatis CzsCiUbiis. Mant. (ij Erlnus Floribus Racemofis , Vo\li$ Spatuiatis. Sy/i. Nat* Itlé Gen. 77 i. p. 4~a- Fif. XIII. p. 477. Erinus. H. Cli/f. 310. R. Lugdb* 301. GOUAN Monsp. 306, HALL. Helv¥ 629. Ageratum ferrat. Alp. glabrum FU purp. TouftNJ. Inft. T. 422» Ageratum purpurcum.DAL. fiijil H84. Ager. minus Saxatile Floie albo. Rar. 13, T. 1 191. telachtige Bladen. II» Desl, IX, Sivs» j38 Tweemagti'ge Kruiden. IV. Deeze , op de hooge Gebergten der Zuide- Afdeel jyjce deelen vm Europa groeijende,is Glad Al- Hoofd* pifch Jlgeratum , met paarfche Bloemen , van stuk, Toürssefort genoemd geweest , die ook g*,wde Bloem en Vrugtin Afbeelding heef c gebragt. 't Geflagt van Jgeratum , dat fommigen Klein Balfemkruid heeten , zal naderhand volgen. Dit paarfche hebben fommigen Moschatellim gety- teld, wegens den aangenaamen Geur der Bloe- men , niet te kort fchietende by dien der Vio« len en deswegen noem ik dit Geüagt Balfembloem* De Wortelbladen van dit Kruid , op den Grond Roosjes maakende , zyn allen Liniaal Spatel vormig , ruigachrig, met eenige Tandjes wederzyds by de Punt. Het heeft verfcheide Stengetjes van een Handbreed hoog,opftaande, rond, ruig, met fmalle Blaadjes over hoeks. Dee« ze zyn overhoeks bezet met Bloempjes, uiteen vyfdeeligen Kelk voortkomende met een lang Pypje , waar in vier Meeldraadjes en een rond- achtig Vrugtbegïnzel mer een zeer korten Scyl, den Stempel geknopt hebbende met twee rood- achtige Oortjes, tegenover elkander. Het komt ook met witte Bloemen voor, en veel ruiger, zo van de eene als van de andere Kleur. li- (2) Balfemblcem met zydelingfe ongefteelde Erinus Afri- kaamch. (a) Erinus Flor, lateralibus fesfdibus , Fol. Lanceolatis den- ta* D I D * N A M 1 A. 539 Deeze, op den Zuidhoek van Afrika natuur- IV. lyk groei jende, bevondt zig in de HollandfcheA?^L* Kruidhoven onder den naam van Buchnera ,Iqofd. zynde door den Hoogleeraar J. Bürmannüs?,TÜK* Lychnidea geheten , om dat de Bloempjes veely^^f*" naar die van Lychnis zwcemen* Men heeft het met (lompe en met fpitfe Bladen , gelyk uit het Werk van den Leidfchen Hoogleeraar A* van Royen blykt. De laatfle zo het de zelfde is, heefc de Bloemen in een Kroontje vergaard by den Heer Burmannüs. (%} Balfembloem met Lancetvormig Eyronde „ ht. Zaagtandige Bladen. ruvianus. Peru- Aan den Noordelyken Oever van de Rivier viaattlcil# de la Plata , in Paraguay, vcndt Pater Fe u- i l l é e die Kruidje, dat derhalve niet met reden Peruviaanfch genoemd kauworden, te minder, daar het ook aan de Kaap der Goede Hope groeit. Het Stengetje, dat eenigermaate Haairigis^met gepaarde Bladen als die van Eerenprys bezet 5 verheft zig tot negen Duimen , en draagt op 't end een Hoofdje van getuilde Bloempjes, fchoon Bloed- rarï*. Buchnera Fol. obtufis feiratis. IL Ciljf. 501. R. Lugib. 300, Lychnidea villofa &c. Burm* Jfr. 139. T. $0. f. 1. Euphrafia Ethiopica. Pluk. Mant. 73. 0, Buchnera Fo2. aca» tis dentath. K*lugdb> 300. Erinus urobdlatus. BuBM.iVtfir. FL Gap.*. ($) Erinus FoL Lanceolato • ovatis ferratls. Lychnidea Ve* ronicae folio Flore Coccineo. FEUIU* III» p# 36*. T. aj. f. 540 TWEEMAGTIGE KRUIDEN. IV, Bloedrood , op welken een langwerpig Zaad- Afdeel, huisje volgt. «tuk!^* CO Balfembloera met gefnippirde Bladen. minui In ?t Ryk van Chili , op by de veertig Graa- idciHMtuM. ^eY duider Breedte, nam die Pater dit Kruidje pad. waar , dat zig flegts een half Vcet verhief met zyn rond % groen , Stengetje , zynde een weinig Haairig , zo wel als de Blaadjes , zeer veel , zegt hy, naar die van het Kleine Yzcrhard gelyken- de. De Bloemen , als een Kroontje op den top groeijende , waren Vleefehkleurig, en hadden het Pypje een half Duim lang, aan den Mond zig ter zelfde breedte uitbreidende op de manier van de Bloemen der Primula Veris: dat is even als in de andere Soorten van dit Gellagt. Capwfis. In verfcheide opzigten , doch inzonderheid pt!Lvni.weëens de Zaadhuisjes en den vyfdeeligen Kelk, j%. u fchynt tot dit Geflagt dat Kaapfch Gewasje te behooren , waar van ik hier , in Fig. i , op Plaat LVIII ^ de Afbeelding mededeel. Ik heb nu onlangs een aanzienlyken Tak daar van bekomen. De Bloempjes fchynen my in vyven vry egaal verdeeld en niet blykbaar tweeïippig te zyn , anders zou men het tot het Oogentroost kunnen betrekken. Men kan de groeijing der Bloempjes, de langte van derzelver Steeltjes en van het Pypje, als ook die van het Gewas, dat Hee- (4} Ermus Fol. lacinlatïs» Lychnidea Verben» tenuifelis £>lio# Feuill. Ptruv* IIJ. p. 35. T. t 2. D I D Y N A M I Al 541 Heeflerig Is met ronde Houtige roodachtige IV, Stengetjes en Takken , in de Afbeelding zien , Af£*el* en de figuur der Blaadjes , die grootendeels Herts- Hoofd- hoornig ingefneeden of getakt zyn > is met Ver- STÜIC» grooting daar onder by A voorgefteld. Zy fcroo-^^ ken genoegzaam met die der Averoone, om te denken dat het Ethiopifch Plantje van Pluke- net (f) , 't welk de Heer Bürman^üs op de voorgemelde Hebenftretia aanhaalt ,hier bedoeld mogte zyn : want derzelver Blaadjes gelyken weinig naar die der Averoonc (|). BüCHNERA. Dit Geflagt is, naar den zeergeleerden Heer Buchnerus, Voorzitter van de Keizerlyke Akademie der Natuur- onderzoekeren, getyteR Het heeft den Kelk flaauw vyftandig ; den rand der Bloempjes in vyven gelyk verdeeld , met Hartvormige Lippen, en een tweehokkig Zaad- huisje. Zes uitheemfche Soorten , waar onder ver- fcheide Kaapfezyn, komen in hetzelve voor* naamelyk CO Buch- (f) Euphrafaeaffinis-fèthiopica, Abrotani campeftris folio , Cauliculis rubenribus. Mant. 73. (l) Het Abrotanum cnmpe/Ire heefc, volgens den Ridder, Folia multifida linearia en die Hebenftretia line&ria dsntata9 gelyk ook uit de Afbeelding het groote verfehil der Bla- den blykt. Ui DEïL. IX* STüSt 54* TWEEMAGTIGB K&UIDEIf. IV. (i). Buchnera met getande Lancetvormige drie* ATxSU rihbiëe Blad*n. Hoofd- _ stuk Ia Virgïnie en Kanada is de Groeiplaats van r. deeze , die als een Soort van Wollekruid is aan* £l^L#gemerkt geweest, wegens haare rimpelige Haai- kaanfchc r'^e gefpitfte Bladen , aan den rand ' Zaagtandig, twee tegenover elkander , draagen- de op den top der Steng, die niet Takkig is, een dunne Aair van Trechterachtige Violetkleu- rige Bloemen , waar op een tweehokkig Zaad- huisje volgt , in de vyfdeelige Kelk verholen. Twee Meeldraadjes zitten in de Keel, twee ïn 't midden van 't Pypje. Het Kruid wordt door 't droogen zwart. 1 1. (2) B uchnera met Wigvormige vyftandige glad* Knikken- de Bladen , geaairde Bloemen en een Hee- de# Jlerige Steng. vu lvjiï. Het Kaaps Heefterachtig Kruid, in Fig. n> F;gt z' op de gezegde Plaat vertoond, voldoet niet al- leen aan de Geflagts- Kenmerken , gelyk blykc uit de versroote Bloem , by Letter B , maar ook aan de befchry ving , welke de Heer Linn/ëus dasr van, ais op de Bergen aan de Kaap der Goede Hope groeijende * dus geeft; 3, De (1) Ëusbner* Fol. dencatïs Lahceölsns tnnervits. Sy/l* Nat. XIT. Gen. 772. p. 4.20. Veg. XIÏI. p* 477* Buchnera Fo!. dentatis oppoutis. Gron. Virg. 0>. (2 » Buchnera FoL Cuneatis quinque • dentatls glabïis Flor. Spicatis, Caiile Fraticofo. Mant. 25 1, D i d y n a m i a. 543 „ De Steng is Heefterachtig , een half Voet IV. 9, hoog , bepaald Takkig , als 't ware gewricht *™f u „ door Lidtekens der afgevallene Bladen en Hoofd- „ paarfchachtig : de Bladen gepaard, Cdikwi,s8T™\^ Sf drievoudig; ongefteeld, Wigvormig, vyf tan y^fj' „ dig , (aan de tip wederzyds met twee fpitfe Tandjes,) effen en niet korter dan de Leed- „ jes. Endelings heeft het langwerpige eenzaa- me Aairen , van ongedeelde opftaande Bloe- 3, men , met een Liniaal fpits Blikje , korter „ dan de Kelk, die Pypachtig langwerpig is, „ en ten halve in vyven gelyk verdeeld , de 3, Slippen met een V Hesje famengevoegd heb- „ bende. De Bloem is wit, met een vyf hoekig 3, Pypje, tweemaal zo lang als de Kelk, om- gekromd, met een platten vy f deel igen Rand P „ die byna Eyronde Slippen heeft en Meeldraad- „ jes binnen den Keel, twee langer, benevens „ een ingeflooten , omgeboogen 9 dikachtigen „ Stempel." Dit bevind ikgrootendeels plaats te hebben in myn afgebeelde , als ook in de vergroote Bloem ; zynde het Zaadhuisje , in de Kelk vervat , by C , en doorgefneeden , om de twee holligheden daar in voor te ftellen , by D, met dergelyke Vergrooting in Plaat gebragt* 'c Is wel waar, dat het Kruid in eenige weinige opzigten iets fchynt te verfchillen , doch het heeft te veel overeenkomst , om niet het zelfde of dergelyk te zyn , en het is ook , waarfchynlyk door 't droogen, zwartachtig bruin* lh DE£J,« IX, STUK» 544 TwEKMAGTÏGE KRUIDEN. IV. (3) Buchnera met drietandige Bladen , gefleeU Afdeel, ^ Bloemen en een Heejierige Steng. stuk*1" Op Zandige Velden aan de Kaap groeit, vol- nt. gens den Ridder, deeze, die èen zeer Takkige ^^.^ Steng vandergelyke hoogte: de Bladen gepaard Echiopi- en ongefteeld , van grootte als die van 't Var- fche' kensgras , byna glad , doorgaans beneden de Tip wederzyds een Tandje hebbende , de Bloemen naar het end der Takken , zydelings , gepaard , gefteeld heeft , met eenbladige vyf tandige Kelken en geele Bloemen met lange Pypjes : het Zaad- huisje Eyrond- langwerpig , tweehokkig, byna zo lang als de Kelk* iv- (4) Buehnera met getande Liniaale Bladen en rtiigêchtige Kelken. Deeze , die den bynaam van Kaapfche voert , gelykt zeer naar het Kaapfche Neusbloem , *Biadz» hier voor befchreeven K *t Is een Plantje van 45a. maar een Handbreed hoogte , van boven Tak- kig, met geaairde Bloemen, zo de Ridder aan- tekent y en over 't geheel Lymerig ruig, met de Tandjes ver van elkander ; zynde dit ook een Jaarlyks Gewas. On- (i) Bucbuera Fol. tridentatis , Flor. pedunculatls , Caulo Fruticofo. Mant. z$n (4) Buchnera Foh dentatis Lïnearibus Calycibiis pubescea» tibus. Buchnera FoL LanceoU fubdentatis &c. Am. Acad. VU Afr. 18. Lychnidea viliofa Fol. anguftis denriculatis , Flori- bus umbeUaus. Büem. Afr. 19 1» T* jo, f, %% D I D T N A M I A. 545 Onder de Kaapfche Planten telt de HeerN. IV; L. Burmannus eene Buchnera, welke zyn x*"^ Ed. Capitata , dat is Hoofdige noemt, als een Hoof m aanmerfcelyk Bloemhoofdje draagende op een STUK* enkeld Stengetje, 't welk voortkomt uit het mid-^ef den van Lancetvormige effenrandige Wortel- bladen. (j) Buchnera met gefnipperde Bladen en een v. gegaffelde Steng. c?»Jdel%. Kanacü* Deeze Soort, in Virginie groei jende, zoLiN-fchc* NJF.us zegt, is een overblyvend Gewasje, met de Steng een Voet hoog, vierkant, cpitaande, de Bladen byna als die van 't Winkel - Yzerhard verdeeld, üit de mikjes der Takken komt een gefteelde Aair , met de Bloempjes ongelyk ver* fpreid en Kelken zo lang als de helft van 't Bloempypje. (6) Buchnera met effenrandige Liniaale Bla* vi Aft Oo fche den en ruuwe Kelken. oosttdl* Op Ceylon en in China is deeze waargeno- men, een Plantje naar *t Oogentroost gelyken- de , met overhoekfe Takken en lange Aairen , de Bloemen ver van elkander, hebbende een lang Pypje, dat Draadachtig dun is5 gelyk in de an- de- > (5) Buchnera Tol. Ladniatis, Cau!e dichotomo. Mant. 8 8. (6) Buchnera Fol. integerrimi? Linearibns , Cal, fcabxis. tfjj/fc tt&t* XII, XIII. BüRjm. Fl. fod.p. ij3% Mm J4Ö TWEEMACTIGE K&UIDEft IV# dere Soorten. Het heeft den Mond tweelheedig ; Afdeel, de eene Slip byna regtopftaande en driedeelig Hoofd» ^e an^ere uitgebreid en breed Hartvormig zynde. STUK» Schuilzaa. BROWALLIA. Dit Geflagt is door den Ridder benoemd ter eere van den Sweedfchen Heer Browall, die een ongemeen Liefhebber was van de Na* tuurlyke Hiftorie in 'c algemeen en de Kruidkus de in 't byzonder* De Kenmerken zyn door zyn Ed. gefteld , een vyftandige Kelk , met den Rand der Bloem byna egaal in vy ven gedeeld en uitgebreid ; den Navel geflooten hebbende met twee groote Meelknopjes ; als ook een eenhok- kig Zaadhuisje* Drie Soorten komen 5er in voor 3 altemaal Westindifche Kruiden , waar van zyn Ed* de „ eerfte uit den CliffortfenTuin zeer naauwkeurig in Afbeelding gebragt heeft ; naamelyk jBrowaiiia (l) ^rowa^ia met eenbloemige Bloemjïeeltjes. é iaage. Van Panama in Zuid - Amerika afkomftig is deeze door den fchranderen Miller in de Tuin van Chelfea , by Londen, gekweekt, en het Zaad vandenzelven aan den Heer Likn^us, toen Opziender van de Lustplaats des Heeren Cl i f fort, Hartecamp, by Haarlem , mede- gedeeld* 5t Is een Jaarlykfch Kruid, mee een dun (x) BrowalUa Pedunculis unifloris. Syft. Nat. XII. Gen. 773. p- 41 1. n& XIIL p. ipó. ƒ/♦ CHJf. 31*. T. 17* Hv Ups* 179* D I D Y N A M I A. 54? dun rond Stengetje van een of anderhalven Voet IV. hoog, weinig getakt, met fpitsEyronde gefteel- Af^el de effenrandige Bladen , van een Duim groot Hoofd- en gedeelde Bloemen in de Oxelen, van gezeg-STUK\ de figuur en eene fchitterende Hemelfchblaauwe /^fS* Kleur. (2 ) Browallia met eenbloemige en veelbloemize ir. Steeltjes. ÜAta. Vethevene. In Peru zou de Groeiplaats van deeze zyn, die naar de voorgaande gelykt, doch de Steng eens zo hoog, ityf, een Pink dik, en als Hee- fterig heeft, met de onderfte Takken byna zo lang als de Steng. De Blcemfteeltjes draagen ie- der ééne,drie, vyf of meer Bloemen , die hoog yioletblaauw zyn. Browallia met de bovenjle Bladen gepaard nr. Alk ' de. en twee Meeldraadjes zo lang als de Bloem. ^SS&eA Van Millerüs heeft de Ridder deeze over- genomen, als zekerlyk , naar een gewezen Plant, door hem in Afbeelding gebragt zynde : moog- lyk een veranderde of Bafterd - Soort. Zelf hadt hy ze niet gezien. Lin- (a) Browallia Pedunctilis unifloris multiflorisque. Syft. Kat* Vèg* XII* (3) Browallia Fol. ftiper. oppofiris &C« &UhL< iff« 6S« , Mm a II. PEEL. IX. STUK» $48 TweeM4gtige Kruiden. IV* L I N N iS A. Afdeel. XV, Hoofd- Dit Geflagt kroont den naam van den Groo- stuk* ten Ridder , die het Samenftel der Kruidkun- Scbuiizaa- niet minder dan de geheele Natuurlyke Hi- ftorie, in een goeden Smaak gebragt heeft. Hy is thans den 10 January deezes Jaarsi778, ruim eeu Maand voor dat ik dit fchryf,dea Weg van alle Vleefch gegaan (* ). Een Klokvormige Bloem > en dubbelde Kelk, die van de Vrugt tweebladig^ die van de Bloem vyfdeelig, en deeze boven het Vrugtbeginzel , dat een drooge driehokkige Bezie wordt, i. Dus komen de Kenmerken van dit Geflagt Bonaits. voor, welks eenigfte Soort (i) gemeen is op Noordfche.de drooge^ dorre Bofch - Velden , niet alleen van de Laplandfche Alpen, maar byna van alle kou- de Bergruggen in Europa en Afia, ja zelfs in Kanada groeit* De Noordelyke deelen . gelyk Lapland , Rusland en Siberië , fchynt het by- zon- (*) JEtetno Frutices Lhnaus in JEte comantcs, Amftelia: pofuit gratus Amïdtix : At Dea Plantarum Soboles cui credita , Myfte Frondibus his tituliim fubdidit ipfa fui. JAC. PH1L. D'OiXVILLE, (i) Vmnxz. Syft. Nat. XII. Gen. 774» P- 4*1- ^eg* XIIL p* 478. Linnsa Flor. geminatis. FL Lapp. 250. T« 12. f. 4, //♦ Cllff. 320. F/. Suec. $7^. 5 21. s6u f, 1. Mat. Med. ÏI7. HALL. Helv. (Sog* SEG* Ver. L p. 183. SAUV. Meth , 137. KALM. It. II. p* 263» GORT. Ingr. 100. SerpilIifoh\ Buxb. Aïï. Iï. p. T. 2i. Campanula Serpillifblia. C. B. Pm. 93. Prodr. 35. Aft. Ups. 1720* p. $6* T. I. OSD.> £an. T. 3. Nidw. IV. T. 4. f. voorheen door my geboekftaafd (*)♦ . Dus blyft dan alleen de Europifche , als de Sibthorpia eenigfte Soort van dit Geflagt (i\ Deeze is Emopilche. aan- (*) II. D. VIII. Smk, deezer Nat. Hiftorie, bladzij. CXJ Sibthorpia. Sy/t, Nat, XII. Gen. 775. p. 421. Vtg% DidynAmia* 551 aangemerkt als een Plantje , dat op de Zuidwest. IV. Kusten van Engeland en in Portugal , aan vog. a™eel. tige Dyken , en aan de kanten van Beekjes Hoofd* groeit» Ra y noemt het Zeer klein kruipend Bas ^TÜK* terd-Muur, met Bladen van het Gulden Steen- f£?£lZ breeke : Petiver Goudveil van Cornwall. Het p^. lviii. groeit ook in Oostindie, van waar ik een Plant- 3* je daar van heb bekomen, 't welk de Geftalte veel duidelyker uitdrukt, dan hetzelve door Plu- kenet is afgebeeld. Deswegen heb ik het s in Fig' 3 5 °P PJaat LVIII , in Plaat vertoond; Loefling heeft het in Portugal , by Oporto > overvloedig vergaderd aan den voet van Muuren en Bergjes , die door afdruipend Water geduu- rig vogtig bly ven, en by het Slot van de Konin^ gin te Cintra , op den zeer hoogen naast by ge- legen Berg , in drooge holle plaatfen. De geftalte is als die van 't W ater - Navelkruid, het Loof als dat van Goudveil 9 de Vrugt als van Eerenprys t wordt elders gezegd (*) , doch ia *t myne is dezelve platter. Het heeft Draadach- tige kruipende Stengetjes en lang gedeelde Bla- jes overhoeks , die Niervormig Schildachtig zyn , horizontaal geplaatst , door zes infnydingen als zevenhoekig > aan den rand gehaaird. De Bloem* pjes, p. 473« Am. Acad, III. p. 21. LOEFL» h, 150. Chiy- fofpleniuum Cornubienfe* Petiv. Herb. T. 6.f. 1 1. Alfine fpu- m pufiila repens &c. Raj. AngU III. p. 35*«PLUK. J8öfci|. T. 7. £ {*) Am. Acad. uts. Nova Genera per CHEflONt p. 22* Mm 4 IL Deel. IX. St«k» 552 TWEEMAGTIGE KRUIDEN. ÏV. pjes , in de Oxelen voortkomende 5 hebben Steel» *Fxv.EL* tJes ^e wat korter of ook wel langer zyn dan Hoofd- de Bladfteeltjes. De Kleur is paarfchachtig, doch STÜK* zy fteeken naauwlyks buiten den Kelk uit , die Schuiizaa- Vyf(jecjjjg is en ruig# >t Geta{ ^er Meeldraadjes is altoos vier 9 die gelyk van langte zyn ; dus minder in getal dan de Bloemflippen , eene ongelykheid, welke dit Kruidje tot de Klasfeder Tweemagtigen betrekt 3 zegt de Ridder* L imosella. Slykertje. De Kelk is , zo wel als de Bloem 5 egaal in vyven gefneeden in dit Geflagt ? hebbende de Meeldraadjes by paaren digt aan elkander; het Zaadhuisje eenhokkig , tweekleppig, veelzaadig. Twee Soorten behooren tot hetzelve 3 waar van de eerfte genoemd wordt i. (O Slykertje met Lancetvormige Bladen. Limofella Europifch. By verfcheide Authcuren is dit Plantje, dat in de Noordelyke deelen van Europa en ook Zuidelyker, gelyk by ons^ aan den Rhyn en ia Switzerland, op vogtige Velden groeit , in Plaat gebragt. Sommigen hebben het als een kleine Soort (i) Limofella Fol. Lanceolatis. S-yft. Nat. XII. Gen. yy6* p. 42ï. Peg. XIII. p. 479. Gort. Belg. 179. Fl. Lapp. 249. Fl. Suec. Hall Helv. 629. Limofella annua. Lind. *Als. 156. T. Plantagmella. Hall. Jen. 23. T. 6. f. 2. Plantagi- ne'la pilüiuis. C. B. Pin. 190. Alfine paluöris &c» PLUK» Alm, zo. T. 74» £ 4» MENTZ. Pug. 2. T. 7. f. 6. D i t> y n a m i a: 553 Soort van Weegbree , anderen als een Water- IV. Mujir, aangemerkt. Loesel noemt het, on- AF$*fL; der de Pruisfifche Planten, zeer kleine Spurrie, Hoofd. met Lancetvormige Bladen. STÜK» Een Plag, zegt Haller, van lang geüeel-/p£g£ de Blaadjes , die aan 5t end ovaal zyn , geeft Scheuten uit, welke dergelyke Plaggen vormen* Hier komen Stengetjes uit voort, korter dan de Bladen, ieder een Bloempje draagende, 't welk wit is , binnen aan \ Pypjerood , met zwar- te Meeldraadjes. De Kelk is diep in vyven ge* fneeden : de Bloem kennelyk mismaakt , aan den rand vyf Slippen hebbende, waar van tweepaa- ren gelyk en grooter zyn dan de oneffene of vyfde Slip. Van de vier Meeldraadjes zyn twee langer onder de Topjes omgeboogen. (2) Slykertje met byna Liniaale Bladen. 1. LimofelU diar.dra. Op den Zee -Oever, aan de Kaap der Goe- Twee- de Hope, vondt de Heer Koenig dit Plant^ mannig* je , zynde volkomen van de zelfde Geftalte , doch veel kleiner , en dus te tellen onder het kleinfte Onkruid. AUeenlyk verbreeden zig de Bladen byna niet , en hy kon flegts twee Meel- draadjes in de Bloempjes waarneemen ; wes- halve het den Bynaam van Tweemannig voert. Van- (2) Limofella Foï. f^blinearibus. Mant. 251. Mm s II. DEEL, IX, STUK» 554 TwEEMAGTIOE Kruiden. IV* VANDELLIA. Afdeel ♦ Hoofjd- is ^^na in v*eren Seckeld , de Bloem stuk* grynzendc of Smoelachtig 5 met twee Meel- Schuiteaa- draadjes, uit de vlakte der Bloemlip en famen- **e# gevoegde Meelknopjes : het Zaadhuisje eenhok* kig veelzaadig. i. Dus komen de Kenmerken voor van dit Ge* dffZfa!'" Aagt, welks eenigtte Soort (O door den Heer yerfPreide.BROwNE ontdekt is op 't Eiland vanSt.Tho- mas. Dezelve heefc een Kruidige vierhoekige gearmde Steng : Eyronde , ongedeelde , gekar- telde ftompachtige Bladen en eenzaame Bloemen in de Oxelen, tegen elkander over. De geftal. te is als die van het Quendelbladige Eerenprys» S temodia. Tweeknop, Dit Geflagt heeft den Kelk vyfdeelig, de Bloem tweelippig , met vier Meeldraadjes , die allen gegaffeld en tweeknoppig zyn , zo dat hetzelve agt Meelknopjes heeft ; en een tweehokkig Zaadhuisje. De eenïgfte Soort hier van (i) > aan den Zec- mïrkïma. kant van 'c Eiland Jamaika in 't Zand groei jen- zeckants. $c ^ js Heejlerig leggend Waterbok > met blaauwe Bloe- (i) Vandeilia. Syft. NaU XII. Gen. 126 $. p, 422. Veg. XIII. p. 479. Mant, 89. (1) Stemodia. Syft. Nat. XII. Gen. 777* P- 422* XIII. p. 479, Am. AcüL V. p. 399. Stemodiacra maricima &c. Brown. Jam. z6 r. T. 22. f. 2. Scord. maritimmu &c. Sloan, Jam, 66* Hift. I, p, 175. T. Iio, f. X* D I D T N A U I A. 555 Bloemen , door Sloane geheten. Browne 3B£ gaf *er den tytel aan van Stemodiacra > waarvan Afdeel* de Gcflagtnaam afgeleid is* ft Gewas heeft een Hoofd* vierhoekige ruige Steng, en overhoekfe opftaan-STUIU de Takken , met Lancetvormige ongedeelde fptmlZ Bladen , die fpits getand zyn. De Bloemen zit- ten in de Oxelen eenzaam 5 tuslchen twee zyde- lingfe Blaadjes , ongefteeld* Het is een ruikend Kruid. Obolaria. Stuiverkruid* Dit heeft een tweedeeligen Kelk en vierdee- lige Bloem , die Klokvormig is, met de Meel- draadjes in de verdeelingen ;hec Zaadhuisje een- hokkig , tweekleppig , veelzaadig. De eenigfte Soort (i) van dit Geflagt is een ^t* Virginifch Plantje, dat men onder de benaamin^ 'v^lsSuL van het volgende heeft voorgefteld gehad, hoe- vir£iftirc^ wel daar van aanmerkelyk verfchillende. Uiteen Koraalachtigen Wortel fchiet het een enkeld Stengetje ; anderhalve Handpalm hoog , met kleine fpitfe Blaadjes; maar die aan den top, uit welker Schoot de Bloemen voortkomen, zyn rond en van grootte als een Stuivertje , waar van de naam ontleend is. De Bloemen zyn bleeks rood en de Blaadjes van onderen paarfch. Het bloeit (i) Obolaria. Syjt* Nat. XII. Gen. 778. p. 4*2. Veg. XTH. p. 479. H. Cliffl 323- Gron. Virg* 74, 9$. Orobanche Vii> glniana Rad. Coralloide &c. Mor. Rift* III* p. jc*. S. 12, T. 16. f. 23. Pluk. Alm% 273, T. ao^,f. 6. Ht DEEL, VM STUSi <$6 Twè emagtige Kruiden.' IV. Het bloeit in April , volgens den Heer Cl Air* Afdeel, X0N) faQ hct jaar te jan(je heeft waargenomen* stukT* Orobanche. Leeuwftaart. |^fw In dit Geflagt, dat, wegens de geftalte,we! den naam van Leeuwftaart voeren mag, is ook de Kelk tweebladig , maar de Bloem Smoelach- tïg, met een Klier onder het Vrugtbeginzel : het Zaadhuisje even als in 't voorgaande. Het bevat de agt volgende Soorten. t. Ci) Leeuwftaart met een geheel enkelde glad- orobanche de Steng en uitjieekende Meeldraadjes. Glad. ii. (O Leeuwftaart met een geheel enkelde ruig- GrooT" achtige Steng; de Meeldraadjes naauwlyks uitfteekende. Deeze beide Soorten komen in ons Werelds- deel , doch de eerfte meer in de Zuidelyke Landen, gelyk Languedoken Provence,of ook in Switzerland , de andere vry algemeen voor. Deeze, die ook in onze Nederlanden valt, groeit in (i) Orobanche Canïe CmpKcisfimo Ixvi , Stsm. exfertïs. Syft. Nat. XII. Gen. 779. p. 422. Veg. XIII. p. 479-Gouaw Momp. 308. Orobanche majore Flore. C. D. Pin. %%. Mo- bis. Hifi. lil. S» 12. T. 16. f. 2. Orob. magna purpurea Monfpesfubna, J. B. Hifi. II. p. 782. (z) Orobanche Caule firapl. pubescente , Stamfn. fubexfer- tis. Loefl* It. 15 ï. Orob. Caule fïmplicïstimo. H. Cliff. 321. R. Lugdh* 299* GOUAN Momp. 308. Ger. Pr ov. 28?. Oro- banche msjor Garyophyllum olens, C. B. Pin. 87* HALL. Hslv. 5io. Dod» Fempt. 552* Rapum Gqniüz. Lob. 1c. II. p. 89, DlDYNAMIA* in de Zaaylanden op de Wortels vanverfchei- IV. de Gewasfen, doch meest op die van de Brem, Afdeel» en hierom wordt zy 'er Bremraap geheten , zo Hoofo- Lohel aantekent* Deze manier van Groeijing*TUK* is door hem en anderen in Plaat vertoond* Lin- r An^ • tuEös zegt , dat zy op de Akkers en drooge ' Velden van Europa, inzonderheid, een Bywas is van de Vlinderbloemige Planten. Ook wil men, dat de Griekfche naam , Orobanche, daar- van afkomftig zou zyn , dat 'er de Orobus en andere Haauwvrugten door ver worgd worden ; weshalve de Duitfchers het Gewas Erven. -Wur* ger noemen , de Engelfchen Strangleweede. An- ders heet het in 't Hoogduitfch Sommerwurtz, in 't Engelfeh Broomrape , in 't Italiaanfch Cc~ dadi Lion * dat is Leeuweftaart. DeHongaaren noemen hetzelve Miskaars, zo Clüsius aan- tekent. Zo wel de Geftalte van de een als vaö de andere heeft dit Plantje welk in de eerfte Soort voorkomt met een blaauwe , in de andere met een witachtige Steng , van een Voet of meer hoogte, die onder uitloopt in een dikken Knob- bel, byna als een Raap, zittende daar mede op de Wortels van andere Planten of Boomen. De Steng is boven bezet met Bloemen van eene Smoelachtige figuur, in de eerfte Soort paarfch of Violet; doch in deeze alwaar zy naar Anje- lieren ruiken , bleek , fomtyds witachtig en ook Goud of Saffraangeel , volgens Scheüchzer. Op de Wortels der OUnen , in de Koninglyke Juin Hf IX, Sïuïs," 558 TwEEMAGTlCE K HUIDEN. IV. Tuin te Aranjuez ia Spanje, vondt Loef- AVJzL*U LING deeze Soort met bleek Seele Bloemen> Hoofd* van boven een weinig paarfchachtig, en de gc* STÜK* heele Plant was bruin , zonder eenigen byzonde» Sc&mizaa- ren Reujc# jn Bloemen heeft 3 bovendien , een aanmerkelyk verfchil van grootte plaats. Met veel moeite en drift werdt dit Plantje, zo Lob el verhaalt, van de Alchymiften in Mey opgezogt , die hetzelve aftrokken van de Wortelen der Brem , doende de Raap in een Kromhals en daar van een Olie overhaalende , die zeer uitmuntende was tegen den Steen. In de Nederlanden 5 zegt Clüsiüs, werdt hec Poeijer van de Bremraap, met laauwen Wyn in- genomen , voor een kragtig Middel tegen Ko lykpynen gehouden. Ook is de Konferf van 9t Kruid , of de Syroop , door fommigen tegen Zwaarmoedigheid of Miltziekte aangepreezen. o ollnche ^ Leeuwftaart met een geheel enkelde Bladerig Americana* gefchubde Steng en uitjieekende MeeU tonft baadjes. In Karolina komt deeze aan de Wortels der Boomen en Heefteren voor , wier Stengetjes naauwfyks een Span lang, een Vinger dik, rond en gekleurd zyn , Sappig , geheel Schubswyze bekleed met Lancetvormig Eyronde, ongefteel- de, (3) Orobanche Caule fireplicisfimo » Folüs itnhrïcato , Sta? minibus exfertis. Mant* 88. D i d t n A M i a; 559 de, fpitfe Blaadjes : de Bloemen waren onge- IV. fteeld en krom ; de geheele Plant geel van Af^evel- Kleur. Een devgelyke, doch ftompbladig, hadt Hoofd* de Ridder uit Siberië bekomen. *TÜK* (4) Leeuwftaart met een geheel enkelde Steng 9 0r^ehe omge kromde Bloemen , die langer dan de Eyronde Blikjes zyn en de Steng bynaKmkUad' naait. By Avanjuez in Spanje nam de Heer Loef- l 1 n g deeze byzondere Soort waar , welke hy twyfelt , of het ook het Portugeefche Leeuw- ftaart zy van Tournefort, met donker- paarfche Bloemen. Dezelve groeide op de Wor- tels van het Opftaande Veld -By voet met den Reuk van Carlina3 op zeer dorre Velden* (5) Leeuwftaart met een Takkige Steng en vyf- v. deelige Bloemen. tdêfei (6) Leeuwftaart met een Takkige Steng en vifr* J}- tandige Bloemen. Dee- virgi- niich. (4) Orobanche Caule fimph Corollis recuxvatis , Bra&eis ovatis Corolla brevioribus ; Caule nudiuseulo. Loefl. 152. (5) Orobanche Caule Rarnofo Corollis quinquefïdis. H. , CHf. R. Lugdb. 299. GOUAN Monsp* 308. Ger. Prov. 288. Hall* Hëh. 6io« Dalib. Paris. 191. GORT. Belg. iSo. Osb. /f. 58. Orobanche Ramofa. C. B. Pin. 88. Orobanche. Cam. Epiu 311. (6) Orobanche Caule Rara. Coroll. quadridentatis. Gron. Vlrg* 90. Orobanche minor V/rginiana lignofior &c. MORls» Bijt. 111. p. so*. S. 12. T. 16. f. o, RaJ* SuppL 595* ££» DKIJU, IX STUK, 5Ö0 TWEEMAGTIGE KrüIDEN. IV. Deeze beiden verfchillen door de Takkig* Af££el heid der Stengen van de voorgaanden. De eene Hoofd- komt op drooge plaatfen door byna geheel Eu* stuk» ropa voor 9 en in de Duinen van ons Land onder de Helm 5 als ook by Heemftede. Zy is geelachtig, met kleiner Bloemen, die paar- fehe Blikjes hebben; volgens Goüan. Men vindtze rnct blaauwe of paarfche > en ook met I witachtige Bloemen. De andere heeft de Heer Clayton in Virginie eens op den Wortel van een Taxis gevonden. Zy groeit 'er op de Wor- tels van veelerley Geboomte. Haar Steng is Houtig en over 't geheel met kleine Blommetjes yl begroeid , driemaal zo lang als de Kelk , die viertandig zyn en vierhoekig 3 en dus egaal van rand, niet Smoelachtig , doch niettemin vier Meeldraadjes hebbende en in VrugtmaakiDg met de anderen overeenkomftig* vit. (7) Leeuwftaart met de Steng eenbloemig zon- %7t der Blikjes, Eenblce* iris* In Virginie, of eigentlyk in Maryland* was ook de Groeiplaats van deeze Soort , die klei- ne Goudkleurige Gentianel door Plukenet getyteld wordt. Zy heeft een geheel naakt Stengetje , op welks top een enkel Klokvor- mig (7) Orobanche Caule unifloro , Calyce nudo. Gron. Vtrg. 96, Dentaria f. Anblato Cordi afïïnis. Fl. frtrg. 70. Gentia» nella minor Aurea &c. PLUK. t&MU %9* T» 348* f. 3. A- phyllon» MitcHv Cm* tu D I D Y N A M I A; 561 mig geboogen Bloempje voortkomt uit een vyf- IV* tandigen Kelk, zynde dit gehcele Plantje geel- A?^L; achtig, volgens dien Autheur, Datgene, welk Hoofd* men in Virginie heeft waargenomen , hadt een *tük» Scheede om het Stengetje en eene bleek blaau- f^Suu we Bloem in twee Lippen gefneeden , waar van de bovenfte twee*, de onderfte dïiedeelig. Mit- cheliüs maakt hier van , onder de benaaming Jphyllon, een nieuw Geflagt. (8) Leeuwflaart met de Steng eeriblomig* de YITT* Bloem als m een Scheede, JEgmetia^ Ooitia- In Zandige Grond, op de Kust van Malabar ,dlfdu groeit deeze Oostindifche Soort, met kruipende Wortelen , daar veele geelachtige , byna door- fchynende Stengetjes uit voortkomen , die ge- heel Bladerloos zyn , met een tweebladigc gantfch ooregelmaatige Bloem , die tusfchen haare Lip- pen, als 't ware, een Klok uitgeeft. By Kairo vondt de Heer ForskAohl een Leeuwflaart met eene Gekartelde Bloem 5 doch in Arabie, by de Stad Mór, kwam hem eene Soort voor, die hy Verw - Leeuwflaart noemt, Deeze hadt een Sappige Steng , Spiraalswyze bezet met Bloemen, geel van Kleur, ieder be- ',s fchut door een Blikje. De Kelk was dubbeld f een (8) Orohanche Caule unïfloro, Flore fubfpathaceo. Mxmc- tia. Sp. PI* I. p. 6iz» Tsiera -Cumulii. Hart. Mal. XI. p» 97. T. 47. Aphyllos ïndica, Fl. dipetaïo diffblUli &C. i/i/?. XII. p. 404. BURM. Fl. Ind. p. Nn XL 1 REU ix, $TUS« 5Ö2 TwEEMAGTIGE KrüIDENJ IV. een buitenfte tweebladige , een binnenfte vyf- ^*Dx\\L' deelige: de Bloem was Pypachtig, aan den rand Hoofd- egaal in vy ven gedeeld. Zy groeide op de Wor- stuk. tejs van 0U(ie Planten ff), Schullzaa- Hyobanche. Ruigftaart. De zevenbladige Kelk en de Smoelachtige Bloem zonder Onderlip , onderfcheiden dit Ge- flagt van het voorgaande ; terwyl het ook een tweehokkige veelzaadige Vrugt heeft, i. De eenigfte Soort , daar van voert den s*£ZÏ bynaam van Bloedrood, wegens de Kleur. Aan ïioediood. de Kaap komt zy, insgelyks, op Wortels van andere Planten , als een Bygewas , voor , en ook elders aan de Kullen van Afrika , zo \ fchynt. De geftalte is volkomen als die van 't Leeuw- ftaart,- de Steng een half Voet hoog, Houtig , geheel bekleed met Schubachtige Blaadjes en aan 't end uitloopende in een ruige Aair, die driemaal zo breed is , bezet met Blikjes en Bloe- men: zo dat ik het, te regt, den naam van Ruig- jtaart geef. DODARTIA. Dit Geflagt > ter eere van den vermaarden Franfchen Akademist , Dodartiüs, benoemd, heeft een tweelippige Bloem , met de Bovenlip veel korter dan de Onderlip ; een vyftandigen Kelk (t) Orobanche Tin&oria. FUr. t&iyfL Arab. p. 112. (1) Hyobanche. Syft. Nat. Fèg. XIII. Gen. 1317* P«4S°* Mant. 2 55. Orobanche Msuritanica Fl. purpureo. Pet. Gaz. 37-*W< Owbajichss Species Muopica, PX.V&. Menu D I D Y N A Jvi I A. J63 Kelk cn een tweehokkig Klootrond Zaadhuisje. IV; Het bevat de twee volgende Soorten. Afdkl.' Hoofd* Ci) Dodartia met Liniaale effenrandige glad- stuk. de Bladen. 1. 22 0 dar tja Deeze heeft Tourneport by den Berg A rarat , in Armenië , ontdekt en aldaar ter eere van fche- gezegden Heer gedoopt. Zy fchiet Houtige Sten- gen, zegt hy , van anderhalf Voet hoog, die van onderen af getakt zyn > rond, fchraal bezet mee Lancetvormige getande ongedeelde Bladen , uic wier Óxelen 9 aan 't boven * end , de Bloemen Aairswys voortkomen , welke donker - violet van Kleur zyn* Door het Zaad is deeze Plant in de Europifche Tuinen voortgeteeld. Zy groeit ook ïn Tartarie. (2) Dodartia mét Eyrondc Zaagtandige ge- n. pluisde Bladen. OwtiiSfe Van deeze Oostindifche zyn de Stengen rond- achtig en, zo wel als de Bladen, met Pluis be- groeid , niet zeer Takkig. Aan 't end komt een Tros met kleiner Bladen , beftaande uit gepaar- de Bloemen , met fcompe ruige Kelken. De Kleur is geel. Se- (1) Dodartia Fol. Lmearlbiisintegerrimisglabris» Syft. Nat* XII. Gen, 780» p. 423. MlLX* Di&. T. 27. Dodartia. ƒƒ. Clijf* 326. R. Lugdb. 297. Dod. Oriënt. Fl. purp. TOURNF» Cor. 47. hin. III. p. T. 208. (2) Dodartia Fol. ovatis Serratis villofis* Syft* Nau Veg% XIII. Nn 2 lh DSEIe. IX* STUK. TWEËÖAGTIGE KRUIDEN IV. S e s a m u m. Vygboonen. Afdeel* „ xv- Een vyfdeelige Kelk en een Klokvorraige vyf- stu°/.D deelige Bloem i met de onderfte Slip grootsr. Sckmiza^Em beginzel van een vyfde Meeldraadje: een *v*4 Lancetvormige Stempel: een vïerhokkig Zaad- huisje, Dus komen de byzondere Kenmerken van die Geilagc voor, in 't welke de twee volgende Soor- ten zyn begreepen. r# (O Vygboonen met Eyronde langwerpige ef* Oriemaie. fenranatge Bladen. öofterfche Dit is het Sefamum der Ouden, dat Came- rarius, onder den naam van Echt Sefamum, volgens een drooge Plant, hem door Ra ij- wolf gegeven, taamelyk wel heeft afgebeeld. Het werdt in de Tuinen te Tripoli uit Zaad geteeld en groeide by Felugo of Babylonie. De Inwooners noemden het Samfain of Semfen. Eertyds was het , volgens Pliniüs, uit In* die gebragt in Afie , van daar in Griekenland en voorts in Italië ; doch het fchynt naderhand aldaar verwaarloosd te zyn. Hedendaags wordt het (i) Sefamum Fol. ovato • oblongis integris. Syft. Nau Xir. Gen. 782. p. 423. Veg. Xill. p. 481. H. Cliff. 318. FLZtyL 107. Sefamum Ped. inter duas glandulas. R. Lugib. 291^ Gkon. Oriënt. 76. Sefamum Veterum. C» B. Pin. 27. Digi- talis Or. Sefamum di&a, ïournf. /«/?. 165. Burm. Zeyl. S7- T. 38. f. 1. Sempfen. Alp. uEgypt.p. T.47. Schit- Elu, liort. MaL IX. p. lo;, T. 5*« BURM. Ft. Ind, 133, Mm. T. 44» D I D Y N A M I A. j(T5 het nog overal in Arabie geteeld ,zoForska- IV. ohl meldt': maar de eigentlyke Groeiplaats is Ap^*nL* aan de Vafte Kust van Indie, op CeylonenMa-HoorD- labar. Ik heb Takken daar van met Bloem en STÜK- Zaad uit Japan bekomen ♦ fp^lïa' Volgens den Ridder heeft het een regtopftaande ronde Haairige Steng, met weinige Takken, die om laag geplaatst zyn : de Bladen gepaard, ge- fteeld , langwerpig Eyrond, effenrandig, geaderd, befprengd met kleine Haairtjes : de Bloemen een* zaaminde Oxelen, met een zeer kort Steelt je, aan welks Voet twee Blikjes, fmal en kort; ieder een geel doorboord Kliertje bevattende. De Kelk is vyfdeelig , gaapende ; de Bloem, als van 't Vinger- hoed-Kruid, wit, flaauw vyfkwabbig, ftomp, met de Onderlip langer en rond ; tusfehen de twee hoogften van de vier Meeldraadjes een be- ginzel van een vyfde zonder Knopje. (2) Vygboonen met de onderfte Bladen drie* j\. deelig. Sefamam Het verfchil der Bladen, die breeder of fmal- Ier en effenrandig of Zaagtandig by de Aut beu- ren voorkomen, zal uit een verandering of ver- baftering van 't Gewas ontftaan zyn, dat meer plaats heeft in Planten , die jaarlyks uit Zaad wor* (z) Sefamum Fol. infetioribus trifidis. 11. Lugdb* 2p2. Scs, ïndicum. Rumfh. A*k* V. p 204. T. 76. f. j. Ses. afte- rum Fol. trifidis , Oriëntale f Seroine obfeura. PLUK. 344. T. 109. f. 4. BURM# FL Ind. 133. Nn 3 U Deel. IX. stui. 566 TWEEMAGTIGE KRUIDEN. IV. worden geteeld ; doch de driedeeligheidderon- Afdeeu ^erfte Bladen fchynt een weezentlylc en bly- Hoofd- vend verfchil te zyn. Volgens Rum phiüs is -stuk. het Echte Scftmum, dac men op de Eüan- Schuiizaa- £m vin indie overvloedig teelt, grocijcnde om- trent een EUe hoog , en waar van een witte of geele en een zwarte Soort is , dus naar de Kleur van het Zaad genaamd. Volgens fommigen heefc deeze Soort zwart , en de voorgaande witachtig Zaad, gelyk ik het laatfie ook bevind in myne gedagte uit Japan, Die van Malakka noemen de eerfte des wegen Wit , de andere Zware Bitsjam , doch de alge- rneene naam in Water -Indie is Widfin op 5c Maleitfch of Wïdfor by de Javaanen* ïfi \ Ita- liaanfch heet het Sefamo ; in Spanje Jorgclim of Alegria\ in Vrankryk jugoline\ by de Engel- fchen Sefamy: de Duiifcbcrs noemen het Sefarn* kraut of Flachsdotter y en Lobel geeft het den JNederduïtfchen naam van Vyghoonen* Dit laatfte kan van de Zaadhuisjes afkomftig zyn , die zig Boonachtig voordoen en van de zoetheid des Zaads. Het zyn dikke vierribbige Haauwtjes, ongevaar een Vingerlid lang, geel- achtig witte of zwarte Zaadjes, omtrent van grootte als Lynzaad , doch ronder en dikker > bevattende. In Egypte , zo wel als in Arabie , wordt daar een Olie uitgeperst, die in meer ge- bruik is en aangenaamer dan Olyven- Olie. Men maakt 'er , in de Spyzen , veel werks van en brandtze foratyds in de Lampen. *t Is ligt te be- gry- DlDYNAMlA* 567 grypen, dat dezelve alle dicnfccn doet , zo uit- IV, als inwendig , welke men heeft van dergelylce A™E*W zoete, zagte Oliën. Het Vrouwvolk, in de Oos- Hoofd- terfche Landen , gebruiktze dikwils in de Bad* 3TüK« itooven om vet of poezel te worden, zo Al-^X i 1 nus verhaalt. Door dit Zaad ia Water te kooken , krygt men 'er mede een Olie van , die aan de Vafce Kust van Indie niet minder in ge- bruik is* Ja5 zo we* iQ China en Japan, als op de Eilanden van geheel Oostindie , is deeze Olie zeer bekend* Men achtze in de Spyzen beter dan de Kalappus- Olie uit Kokos - Nooten ,-wanc zy wordt «o ligt niet rans. Doch in dit opzigt is , naar de manier van bereiding, bewaaringen de Soort van Zaad, een groot verfchil. Het is zeer voedzaaam , inzonderheid het witte > waar van men op Java Koekjes bakt, met Suiker en Rystemeel, die zeer lekker zyn en op een Reis- togt van goeden dienst. Het wordt ook wel uit de Hand gegeten of op Gebak geftrooid. De Heer N. L. Bürmannüs heeft nog een Soort van Sefamum , welke zyn Ed, de Ja* vaanfche noemt , hebbende Lancetvormige ge- tande ongefteelde Bladen. Het zoude de Bakcl- Tjidli van Malabar en de Patjar-Aijer der Ja- vaaneo zyn , eene Moeras - Plant met een blaauw- achtige Bloem , volgens Klein hof; doch die Malabaarfe hadt roode Bloemen. Het Zaad- huisje is, volgens zyn Ed., fpits Klootrond, vierhoekig famengedrukt , met vier hollighe- den. Nd 4 M u II, Deel. !£♦ Siw# 568 Tw£EMACTlCE KRUIDEN* Af^'el. M i m u l u s. Potzer. XV. Hoofd. Dit Geflagt, naar de potzige figuur van de stuk. Bloem genaamd , heeft de Bovenlip aan de zy- 2?*** den omgeplooid ; de Kelk is vyftandig en Pris- matiek; het Zaadhuisje tweehokkig en veelzaa* dig. Men vindt 'er de twee volgende uitheem- fche Soorten in vervat. *" , Cl) Potzer die opfiaat .met langwerpige Lini* rhgeni. aale ongejteelde Bladen. Virgini* Dit Kruid , in Virginie en andere deelen van Noord- Amerika groeijende , vertoont zig als een Soort van Wederik , met een Steng van twee Voeten hoogte, die vierhoekig is en glad, zo wel als de Bladen, welke de Steng omvatten en uit wier Schoot eenzaame Bloemen voortko- men, die groot zyn en blaauw, van binDengecl 3 hebbende de Bovenlip in tweeën , de Onderlip in drieën gedeeld. Het komt op vogtige plaat- fen voort. Zeker Gehemelte van drie gelyke ftompe Slipjes , vertoont zig als Tanden in de Mond , en deswegen maakt Mitcheliüs *er een (i) Mimulut ere&us, FoJ. oblongis Linearibus fesülibus. Sy/l. Nat. XII. Gen. 783. p. 423. Vtg. Xlïi. p. 481- Hort. Ups. 176. T. 1. GRON. Virg, 96. Euphr3fia Floridana &c. Pluk. Amaltb. 8$. T. 393. f. 3. Digitalis peffolista g'abra. MOKIS. Hifi. 11. p. 479. S. 5. T. 8. f. 6. Gratiola Cana- denfis latifolia Fl. magno cceruleo. BoERH. Lugdb, II. p« x$5. Cynorynchiumt Miich. Gtn* nm D I D * N A M I A. 569 een nieuw Geflagt van , onder den naam van IV. Honds/moei. AfxdJ(EL- (2) Potzer dfe kruipt > met Eyronde Bladen. j^°™D* De Plant , welke Pater F e u i l l é c aan een Rivier in 't Ryk van Chili ontdekte , komt s 'm-luteas; 711 • 7 *~ Peruviaan» derdaad 5 ten opzigt van de Bloem, aan ditGe-fchc. ilagt taamelyk naby* inzonderheid, wegens de kantige geftake van den Kelk. Zy is fchoon geel 3 van binnen met roode Vlakjes in de Keel gete- kend* Het Kruid heeft lange kruipende Ranken , die uit de Knoopen Wortel fchieten en Eyronde Bladen met zeven Ribben geaderd , op de kant Zaagtandig , glad 3 fchoon groen. Hy hadtze tot het Genadekruid betrokken. R ü E L L I A. Dit Geflagt, naar zekeren .Ru Sl lus, die de Werken van Dxoscorides in 't Latyn vertolkt heeft ^getyteld, is taamelyk uitgebreid. Het heefc een vyfdeeligen Kelk; een bynaKlok- vormige Bloem : de Meeldraadjes twee aan twee naby elkander en een Zaadhuisje^ *t welk 5 nat wordende , door middel van zekere Veerkragti- ge Tandjes open fpringt. Het bevat dertien uit- heemfche Soorten. (1) RuëlÜa met Eyronde effenrandige Bladen, RJ.}lU ]£ymBiec6um. J Pferaau- daa'*- (z) Mimulus repens Fol. ovatïs. Gratlola FoU fubrotundis nervofls, Flor. lureis. FeuIll. Peruv. II. p. 74;. T. 34* (1) Ruè'Uia Fol. ovatis integerrimis dcc, Syft, Nas* XïT- N II Gen. II. Deel. ix, Stuk, $70 TWEEMAGTIGE KRUIDEN. ~ IV. Eyrondc Aairen; de binnenfle Blikjes duh* Afdeel. m twee ongejteelde Bloemen. xv» stuk. In de Westindiën groeit deeze , die BlecJium Scbuiizaa- was getyteld door den vermaarden Browne. Sloane noemde ze Hooger Bruinelle met witte Bloemen. Evenwel wordt aangemerkt, dat zy leggende Stengen heeft en losfe vierhoe- kige Aairen , uit Hartvormige Blaadjes fatnenge- fteld, die de gezegde Blikjes en de Bloemen be- vatten. By Plu mier komt zy, onder den naam van Pieramidaale Barleria, met blaauvve Bloemen, voor. ij. (O Ru^llia met gejleelde Bladen , en driebloe* Ruti ia mige korte Bloemfteeltjes. Ruiichen- . de. Om dat de onderfte Bladen dikwils m deeze Soort zo dor voorkomen , dat zy onder 't be- handelen een geruifch maaken , is deeze door Di LLENius mifchende gebynaamd. Zy heeft ruige Hoofdjes , uit welken de Bloemen voort- komen , die groot en Trechterachtig zyn , van Kleur €en. 78+. p. 423. Xlll. p. 48 r. Am. Acad. V. p. 400. Baileiia pyramidata Flore cceruleo. Plum. Gen. 31. 1c. 42. f. 3. Biechurn Fo!. obiongo - ovatts. Erowm, Jam. 161. Brunella ehil&i flore albo. 5L0AN. Jam. p5* Hij?. I. p* 173* T. i©9« f. 1. (2) Rüè'llia Fol. petiolatis , Flor. verticiiiads fabtïifloi.'s. H. Ups, 178. H Gif. 318' K. Lugdb. 291. Güi/AN Monsp. 207. Gron. Vtrg. 97. Ruëllia ftiepens Capitulis Comofis. Dall. 330» T. 249, f. 321, D I D Y N A M I A. 571 K 'eur blaauw of wit, en daarop volgen ronde IV. Zaadhuisjes. De Steeg heefc omtrent een Voet hoogte. De af komft is uit Virginie en Karolina. aoon> STUK» (2) Ruëllia met gefteelde Bladen en lange byna m* verdeelde naakte Bloemjtceltjes. hcUn de hovenjle Slip grootst» Gepkim- de. Naar een Soort van Klokjes , in de Xoornlan- den door geheel Europa gemeen (*) > heeft Slo- (3) Ruè'Hia FoL pet. Pedunc. longis fubdivifis. H. Ups. 279. Ruëllia FoU fesfilibus , Pedunc* tuftoils. ƒƒ. Clif. 30 k. Lugib. 291. Ruëüia Caps. teretibus, DilL Elih. 32S. f. 320. (4) RusUia Fol. integerrimis , Pedunc. dkhotomis lateu- libus , &c. Ruël ia Pedunc. multifL dichotomis &c. II. Clif, Sis. R. Lugdb. 292, Speculum Veneris majus impatlczu SLOAN'. Jam. 59. ÏÏjfi» I p. 15S. T. loO. f. 2, Zie hst VII. Stuk deeze Piantbeic-hryringjbladz, 5P7- 57& TWEEMACTICE KRUIDEN. IV. ane deeze genoemd Groote gevoelige Vrouwen* Afdeel, spiegeL Natuurlyk groeit zy op Jamaika en be* Hoofd» vindt zig ook in de Europifche Tuinen. Het stuk* is een overblyvende Plant , met een leggende f£euUzaa' ruige Steng , uit dikke Knietjes Wortel fchie- tende en opftaande Takken hebbende van drie Voeten hoogte; de Bladen ruuwachtig , aan de Steng grooter dan aan de Takken, die, afval- lende , terwylde Plant bloeit, een (lomp Doorn- achtig Steeltje jDverlaaten, De Bloemfteeltjes hebben Lancetvormige Blikjes van de zelfde langte. De Bloemen zyn paarfch, niet Klokvor- mig maar tweelippig , met de Bovenlip in tweeën , de Onderlip in drieën gedeeld* y. (5) Ruëllia met Eyronde gekartelde Bladen en ZMno/a. eenbloemige Bloemfteeltjes. Knobbe- lig* Van eene Ruëllia die laag is, met Wortels als der Asphodlllen en een blaauwe Bloem , hadt Plu mier gewag gemaakt. Deeze fchynt ■ o- vereen te komen met de Blaauwbloemige Gen- tianelle van Sloane op jamaika gevonden, die daaromtrent ook aanmerkt, dat het Zaad- huisje door aanraaking van Vogt open barst , gelyk in de andere Soorten, Li nnjeos heeft in £s) Ruëllia Fol. ovatis cremtls t Peduncnlis tini/taris. Ruël- Ha capfalis angulofis. Dill. Elib. 328. Ruëllia humilis Fl. ' rceruleo Asphodeli Radice. Flum. Gen. iz. Gemianella FL roeruko &c. 5JL0AN, J*m. 52. hift. h p4 Hp. T, $s* f. I. O I D * N A M 1 573 in de voorige opgemerkt, dat 'er gemeenlykaan IV, 't Middelfchot drie geboogene Tandjes zyn , die , KVSfm wanneer het buitenfte Bekleedzel wordt nat ge- Boofd- maakt, hunne kragt oefenen, om het Zaadhuis-ST^.^ je te doen open fpringen 3 gelyk doorgaans plaats/;*™»*! heeft in de Soorten van dit Geflagt ( *). (6) RuëlÜa met (lomp Eyronde Bladen , die de RJJf£ia Kransjes omwald heeft met weerlooze ge-temacuia* gaffelde Doornen. spiierige. *t Gezegde is zeer blykbaar in de Afbeelding, welke de Heer N. LBürmannus van dee- ze zonderlinge Soort gegeven heeft 9 fchynende van die van Pluken et wat te verfchillen, welke een ruigachtige Steng hadt 5 doch elders komc dezelve Kruidig , vierhoekig en effen voor 5 by gezegden Hoogleeraar >qpd* Het Kruid groeit in Oostindie. C7) Ruëllia met getande kanthmirige Bladenen Vlï\ . n y CuiariS. gepaarde Bltem&u ( Kanthak Door (*) Waarfchynlyk wordt $oor die bevogtigïng zekere Ly- merigheid , welke de Klepjes temen hieldt, ontbonden : want dat het door weekmaaking van de twee Klepjes zou gefchie- den, gelyk de Ridder zfg verbeeldt , denk ik niet; eens- deels om de lchieiykheid en andersdeels om de kragt van \ open fpringen. (6) Ruëliia Fol. obovatis &c. Am, Acad. IV. p. 320* Eu* phrafia Acinos latiore folio* Pluk. Pkyt, T. 279. f. 7. BüaM. FL Ind. p. 134. (7) Ru ma FoL dentatis ciliati* 8cc, RuÖüa Perfica«BUK*. WU lrd> p. Ij54 T. 42. f» Vu DSKL, U; fTUX* 574 TWEEMAGTIGE Kruid ikt. IV. Door denzelfden Heer is , onder den naam van AFx^fL ifetüfqhe Ruëllia, een zodanige, die ook in Oost- Hoofd- indie groeic , afgebeeld en befchreeven. STUK. vin. C8-) Ru^llia met tweevoudige byna ongejteeldc S£? Bloemen. Tweebloc- migc. De Groeiplaats van deeze , daar Dillenius gewag van maakt, is in Karolina. ix. (9) RuëlÜa met eenigermaate gekartelde Lan* KruiSa- cetvormig Eyronde Bladen , welke Eyron- dige* de Blader ige Jlekelige Hoofdjes heeft en kruipende Stengen* Deeze , welke de Heer O s b e c k op open Heuvelen in China waarnam, is een laag Hee- fiertje, zegt hy, naar onze Haanekammen ge- lykende, met een byna ronde Houtige Stam en Bladen als gezegd is , aan de bovenzyde groen , van onderen witachtig, aan den randeenigszins Golfswyze geboogen of gekruld en gefreeld, overhoeks geplaatst. De Bloemen zyn in Kegel- vormige Hoofdjes vergaard aan den top dei- Stengen , en hebben een dubbelen Kelk , die kleverig is ; de onderfte tweebladig , van Linl- aale op de kant gehaairde Blaadjes ; de boven- fte of binnenfte vyfdeelig, ook met fmalle Slip* pen* (i) Ruellia Flor. geminis fubfesfilibiis. Ruëll. minore Fo- lio, Fiotibus gemcllis. Dill. Eltb* ijrï (9) Ruëllia Fol. fubcrenatïs Lanceolato - ovatïs &c. OsB. Itin. 240. Adhatoda Luaanenfis Spici pUni. F£TiV« Guz* T. 73« BüRM. Fl* Ini, I3J. I DlDYNAMIA* 575 ' pen. De Bloem is Trechterachtig, in vyven IV- gedeeld , met de verdeelïogen byna rond ; geel AFxv?L van Kleur. Hoofd»' stuk* (lo) Ruëllia met Lancetvormige ftomp getan* x. de gefteelde Bladen en kruipende Stengen. ref^jlJa üitgegulp- Op Java , in 't byzonder % ftek LiNN^uste* de Groeiplaats van deeze Soort, tot welke zyn Ed. , niettemin , de Molukfe Tuin - Bruinelle van Rumphius t'huis brengt. Die Autheur zegt, dat daar van op de Molukkes valt , een Breed- bladige en een Smalbladige ; beiden Kruiden zynde, die de Stengen met Leedjes hebben, de eerfte wat ronder en meer langs den Grond hur- kende dan de laatfte , die de Stengen boven wat vierkant heeft. De Bladen zyn gepaard of tegenover elkander , met de paaren in 't kruis geplaatst ; doch in de eerfte op vyf- of zes Duimen langte , twee Duimen , in de laatfte maar één Duim breed. Ook verfchillen die Bla- den daar in , dat zy in de eerfte ongeregeld Zaagtandig zyn , en aan de kanten wat gefron- zeld , als of zy ftekelig waren , in de laatfte grof en wyd getand , niet gefronzeld , van boven met korte Haairtjes bezet , en daar door wat ruig op 't gevoel , van onderen paarfch , van boyen groen , met Ribben die fchuins en bogtig voor* fio) Ruëllia Fol. Lanceolatis obtufe dematis petiolatïs, Caule repente. Burm, Fl, lndt 135. T. 40- f* Priincila jfcïolucca. Rum?H* Amb% VL p. $o. T. IJ. f. B. IX. Dbel* „u* Stuk» f76 TWËEMACTIGE KftüIDEN. IV, voorwaards loopen. Aan 't opperde, zegthy, Afdeel. jraagen zy eetl korte dikke Aair, van Schub- Hoofd- achtige donker groene Bladertjes gemaakt , daar STUK beftorven bruin onder loopt , op de kanten Haai* $2eflza*mrig, met eenige Baarden, waar tusfchen een langhalzig Bloempje voortkomt , 't welk hy by de Primula Veris vergelykt. Ook meldt de Rid- der, dat die Kruid gefteelde Aairen in de Oxe- len draagt van fmalle Blikjes met Haairig gebaar- de Kelken, De Afbeeldingen , ondertusfehen , van Rümphius, venoonen niets van die Aairen , zo min als de aangehaalde van den Hoogleeraar Burmannüs, die de Smalbladige, voorge- meld, wil vertoonen: maar zy komen eeniger» maatc te voorfchyn in de Wilde Molukfe Brui- nelle van Rümphius, waar van een Witte is en Roode, zo die Autheur fchryft. pl. lix. ^ heb uit Japan en uit Java verfcheide Tak- *• ken bekomen van dit Kruid, die inzonderheid fchynen te behooren tot de witte Wilde Soort, en in welken de gezegde Bloem - Aairen zeer groot en blykbaar zyn , komende voorts nage- noeg overeen met de gedagte befchry ving van Rümphius. Een derzei ven , in Fig. i , op Plaat LIX., in de Natuurlyke grootte voor- gefteld, toont het verfchil met gedagte Afbeel- dingen aan. Een andere is my , onder den naam / van Djaron Pompwan, toegekomen. Het Kruid, 't weik wylen de Chirurgyn Richter van Batavia hadc mede gebragt , en dat hy zeid al- daar Daun Giegi, dat is Bytend Blad , genoemd te D I D * N A M I A. S77 te worden , behoort mede tot dit Geflagt en IV* misfchien tot deeze Soort, die de Bladen fom- A™*EL* tyds byna effenrandig heeft. 3, Hetzelve heeft Hoofd- 3, een Zeepachtige Reuken Smaak, het dryftSTUK- ^, fterk af door de Waterwegen , in de Witte y^f^T „ Vloed van Befmetting ontftaande* Het dient „ ook tegen Jichtige Pynen , Graveel en in- 5, wendige Verzweeringen , volgens de geluk* „ kige Ondervindingen van Doktor MaaV Dit hadt hy dien aangaande in de Apotheek te Batavia aangetekend. Volgens Rumphius werdt het op de Molukkes meest tegen Tovery gebezigd. Cl I ^ RuëHia met langwerpige effenrandige Bla- xr. den , eenzaame ongejteelde Bloemen en leg- T£*f^* , gende Stengen. Grynzige. Til» Zo deeze Soort dat Indifch Gewas met twee- Ftg* u bokkige Vrugten 9 Bladen en Bloelem van Nagt- fchade ware , dat onder den naam van Upudali in de Malabaarfe Kruidtuin is afgebeeld > dan moest het met bogtige Stengen 5 even als de Winde , langs den Grond kruipen. Ook zyn de Bloemen van hetzelve aan den Mond egaal in vyven gedeeld , dat geenszins plaats heeft in deeze Soort , welke de Heer OsBECK>in Chi- na % fn) Rue'Uta Fol. oblongïs integerrïmis &c. Fl. ZeyL 234. OSB. lim* *29* Lychnis articulata rcpens Folio Vincst pervincz. BuitM. ZeyL 144* Upudali, Hort. Mal, IX. p. lij. Oo II. Deel. ix« stuk. 5?3 TwEEMAG TIG E KRUIDEN: IV* na, aan *t Strand, in 't Water, overal groei- Ar£vfL' jende vondt, met opgeregte ronde Stengen, van Hoofd- een half Elle en meer hoogte, en Lancetvormi- 5TÜK# ge Bladen; de Bloemen aan den Mond in twee Lippen gedeeld. Ik heb zodanige Takjes , van ruim een Voet langte, uit Oostindie bekomen, welke in het Loof zeer overeenkom ftjg zyn met de Opgeregte Ruëllia van den Hoogleeraar N* L. Burmannus, doch een Smoelachtige of gaapende Bloem hebben , gelyk uit de Afbeelding daar van, in Fig. 2, Plaat LI X, blykbaaris. X!J\ O2) Ruëllia met ge/pitst Zaagtandige Bladen* üntipctbu Kruipende Steng en bym geaairde end- voltige!1" fiïoemen , vyf of drie by malkander. Dit fchynt een opgeraapte bynaam te zyn , om een Kruidje te betekenen , dat volgens Os- beck onder de voorgaande vermengd* en dus op 't Strand in 't Water, in China groeit; doch tot het welke betrokken wordt, het kleine On- kruidje , by Rumphius, in Indie genaamd Caranasci, in 't Nederduitfch de Korst van de Pot, wegens de manier van groeijing , op de wyze van het Muur en dergelyke Planten in Eu- ropa,- naamelyk aan den Grond kleevendeen als daar op geplakt , gelyk de aangebrande Korst in de fia) Ruellsa FoL mucronato - ferrnris Cnuïe tepente &c» Fu Zeyl. 235. Gentiandla utriusque India: impatiens , Fol. Agcrari &c. Pluk. Mant. 167* T. *• Crufh Ollar. Rumph. Amb* V. p. 4$o* T. 170. f. 3. fürt. Md. IX. p* 11$. T. 58. de Rystpotten. Het kan zig dan ook, op de IV. wyze van het Muur, wanneer het fteun heeft 5 A™*nt* aanmerkelyk verheffen. De Kelk is vierdeelig ; aooFD- de Bloem ongelyk vierkwabbig : het Zaadhuis- *TUK* je tweehokkig, tweekleppig, met langwerpige^^* Zaaden. Agt platte waren 'er , volgens Osbeck, in het Zaadhuisje van de voorgaande Soort. f13} Ruëllia met Lancetvormige gefpitjle ef- xnu fenrandige Bladen , ongefieelde Bloemen , tepm*t tA gefleelde Blikjes langer dan de Kelk en krui* Kapend* ' pende Stengen. De Ridder heeft deeze Soort overgenomen van gezegden Heer Bormannüs, in wiens Afbeelding, nogthans, ik geen blyk zie van ge* Heelde Blikjes en de Bloemen zyn 'er ook niet volkomen ongedeeld. Op Java zegt die Heer dat dezelve valt en zou de Plant zyn met een ge» aairde Vrugt en Silagoeri - Blad , van Klein* hof. LiNNiEus fchryft 'er Stengetjes aan toe van een Handpalm hoog , met gefleelde Bla- den en zydelingfe eenzaame Bloemen ; dat we- derom volftrekt tegen gezegde Afbeelding ftrydt* My is, voor deeze Soort, uit Oostindie een Kortiedfge* Tak bezorgd van meer dan een Voet langte * die dik en Houtig is , met dikke Gewrichten en kortledige Zytakjes ; de Blaadjes zeer ftomp Lancetvormig hebbende en ongedeeld 2 duswei< nig; (13) Ru'éllia Foï. Lanceotetls acuminatlx integeruatis Sec* \ Ham. 89. BüRM. F{. Ind. 13S. T. 41. f, j, Oo 2 II* Deel, ix, Stuk* §80 TwEEMAGTIGE KRUIDE^ 1V* mg gelykende naar een kruipend Gewas en van xv* beiden verfchillende. Meest komen die Blaadjes, Hoofd- hoewel ongelyk grooter , overeen met het Tak- stük. je^ QQfc van faav ontvangen 5 't welk ik in Fig* Mf*** -3. op plaat LIX> in Natuurlyke grootte ver- toon 3 en ?t welke veel meer naar een kruipend Gewas gelykt, hebbende ook kortledige Sten- getjes en Zytakjes ; maar een lang gedeelde Bloem en roodachtig zynde van Kleur. Wy hebben gezien , dat de beide Indien Soor- ten uitleveren van dit Geflagt. Aan de Kaap fchynen 'er nog niet voorgekomen te zyn ; maar in Arabie vondt de Heer Forskaohl twee Soorten, waar van hy de eene Imbricata noem- de. Deeze hadt flappe vierhoekige Stengetjes , ruig, met Leedjes van drie Duimen; de Bladen Lancetvormig ruuw : de Bloemen ongerteeld in de bovenfte Oxelen , maakende als eene ge- iehubde Aair uit , over ééne zyde. Het Zaad- huisje hadt die fpringende eigenfchap , aan de Ruelliaas eigen. De andere, van hem intrufa genaamd , hadt leggende Stengen en opgeregte Takken, met Eyrond-Lancetvormige Bladen, getroste Bloemlteeltjes in de Oxelen en opge* regte Bloemen , met de middelde Lip ingedrukt, witachtig van Kleur, Beiden groeiden aldaar op hooge Bergen. Ook was hem de ftrepens > en nog eene , die hy guttata noemt , als ook een adharens, aldaar voorgekomen. Ba»* D i p y n a u i a. jï£ Barleria* IV. Afdeel. Ter gedagtenisfe van den vermaarden Pater „ xv* ^ j- m i ! Hoofd- Barrelier, die Geneesheer en een uitmm>STUK# tend Kruidkenner was,gelyk uit zyn Werk van zeldzaame Planten, door hem in Spanje en Ita«^erwi*4 lie waargenomen , blykbaar is , heeft men dit Geflagt getyteld. In 't uiterlyke aanzien hebben de Planten , daar in vervat, veel overeenkomst met de Jufticiaas, verfchillende daar van door vier Meeldraadjes, waar van twee zeer klein zyn, in de Bloem. Het Zaadhuisje is hier, zo wel als in die, en als in de Ruëlliaas , tweekleppig en Veerkragtig, in fommigcn ook tweehokkig , doeh vierhoekig en de Kelk vierdeelig , bevattende twee Zaaden. Het bevat zeven Indifche Soorten > waar van de meeften gedoomd zyn. (i) Earleria met zes Kransdoornen en Degen- r. wormige 9 zeer lange, ruuwe Bladen. foti/m*. Langbla- In Oostindie groeit deeze Soort , die naar het d'ge. Osfetong- Kruid veel gelykt, hebbende de Sten- gen vierhoekig, ftekelig, de Bloemen in Krans- jes , bezet met dikke geele Doornen 9 weder- zyds drie. v co fi) Barleria Spinis Vertlciliorum feuis &c. Sy/I, Natril. Gen. 785. p. 424- Veg* XIII. p» 4«*- 4m* *Acad. IV. p. 520. Anchufa anguftifolia Verticillis longis aciüeis armatiSo Pu/K. Mm. 30. T. 13 3. f. 4» Oo 3 M. Ceel. IX, Stuk. 5%Z TWEEMACTIGE KRUIDEN. IV, (2) Barleria met Oxel - Doornen en Lancet vor* Afdeel* mige Biaden met kleine Tandjes. Hoofd- stuk. Een Takkige gewrichte Steng, aan de Knoo- ü# \ pen gedoomd , met kleine blaauwe Bloempjes ^«z/v^.ongeüeeld, eenzaam in de Oxelen, heeft dee- Brecdbia- ze * ^e jn Zuid -Amerika groeit. Miller heeft dezelve met geheel effenrandige Bladen* in. (3) Barleria met gepaarde enkelde Oxel - Door- K«ue" nen 671 effenran(iï&e Lancetswys Eyronde tie. Bladen* Van de volgende moest deeze 3 volgens de Waarneeming van den beroemden Hoogleeraar D* van Royen, afgezonderd worden , door de Steng niet ftevig maar zwiepig, de Takken byna vierhoekig, de Bladen wederzyds glad te hebben , en in de Oxelen gepaarde enkelde on- gedeelde horizon taaie Doornen. De aangehaal- de y die RüMpmiits de Tzervarken - Struik noemt 5 heeft , volgens denzelven , aan ieder Knietje van vier , zes tot agt Doornen , en wordt , (z) Barleria Spinis Axillaribus , Fol. Lanceolatis denti* culatis. Barleria aculeara Solani folio anguftiore, Plum. Gen. iu fe. 4;. f 2. Barl. Spinis Axill. Fol. Lanceol. integerri- mis, flor. verticill. Sesfihbus. AllLL. Di&, 3. H) Barleria Spinis Axiil. geminïs fimplicibus &c. Ly- ciuca Ind. Spinis quaternis &c. SEB. Mus. I. p. ai. T. 13. U 1. Me'atnpyro cognata Maderaspatana Spinis horrida. PLUK. Jlm. T. 119. f, 5, Hyftiix Frutex. Rumph. Amb* VII. j?* Z4. Ti 13. wordt, om dat menze, gclyk onze Kruisbezie- iv. Boomen, zonder kwetzen naauwlyks aamaften Af^el kan , dus geheten* Hoofd- stuk« (4) Barleria met vier Voetangelige OxeUDoor- w. nen en effenrandige Lancetswys' Eyronde Bladen. voetange- lige* Ten opzigt van de Doornen fchynt de laatft- gemelde meer overeenkomftig te zyn met dee- ze Soort, welke thans daar van is afgezonderd. Zy heeft de Stengen rond en lievig, de Bladen ruigachtig, zegt de Ridder. (5) Barleria met gepaarde eenzaame Oxeldoor» y, # nen en rondachtige effenrandige Bladen, ^*Xbi** dige» Tot de beide Indien behoort deeze, zynde een zeer Doornachtig Heeftertje, met Palm- bladen. (j5) Barleria met langwerpige effenrandige Bla* vr;^ den; twee Kelkblaadjes br eederen kanthaai* Gekamde, rig3 twee Liniaal fpits. Dee* (4) Barleria Spïnïs Axillaribus Pedatis cjuaterms &c. «ar!. Fol. integerrimis Spinis lateralibus, R. Lu%db. 291. Fl. 'Ze-jL £31. Prionitïs. ti Ciif. 486. Coletta* Vectla. Hort. Mat. IX. p. 77. T. 41. BüRM. Fl. Ind. p. 135. ( t) Barleria Spinis Axill. oppofitis folitarüs &c» Barï, A- mcr. fpinofïsfima ftutescens, Buxi folio parvo. Amm. Ilerb* J04.. Carofchulli. Hort. Mal* II» p» 91- T. 47. (6) Barleria Fol» oblongis integerrimis &c. O3B.Zrw. 22y. T. 8. Melampyro cognata Maderaspawniïs &c. MORIS. Hift% III. p. 42$. S. II. T. 23. f. 7» II» D£sl» IX. Stuk, 584 TWEEMAGTICE KRUIDEN, IV. Deeze valt in Oostindie, zo welby MadrasC ^FxvfL' aan ^e Kust van Koromandel, als in China , Hoofd - daar O s b e c k het een Heefter bevondt te zyn , stuk» van meer fan ^rie £jjen hoogte 5 doch niette- S'faüzaa' m\n z0 zwak Van Stam, dat zy, zonder Iteun, zig niet overend kan houden. De Bloemen , zegt hy, die blaauw zyn, vallen ligt af: de Bloempyp is geboogen en aan derzelver onderfte deel zitten de Meeldraadjes vast, waar van, be- halve een onvrugtbaar, twee zeer kort en twee zo lang als de Stamper zyn. De bovenfte Lip is breed en ovaal , de onderfte vierdeelig met lange fcherpe punten. Twee Kelkblaadjes heb- ben eene Kamachtige gedaante en zyn eeniger- maate gedoomd, de twee anderen Liniaal, fpits cm efrenrandig. Het Zaadhuisje is lang en pun- tig, met twee holle Kleppen en Veerkragtig, bevattende in ieder Hokje twee platachtige Zaaden. vit. (7) Barleria die ongedoornd is . met Eironde* coccinea. fyn getande , gejteelde Bladen. Hoogroo- de' Men vindt deeze , in Zuid - Amerika groei- jende, by Plumier afgebeeld* Zy heeft een gewrichte , Takkige Steng en Kranswys ver- gaarde hoogroode Bloemen , met de Bovenlip uitgerand, de Onderlip in drieën gedeeld* De f O Barteria ïnermïs , Fol. ovatis denticuïatis petiolaris. Barleria Solani folio , flore coccineo. Pluaj. Gsn. 31. te* 43» u D I D Y N A M I A, 5*5 DeGeflagten van Duranta , Qviéda, Polka- IV. meria , Clerodendrum en Vitex of Kuifchboom ^^Et| zyn onder de Heefters befchreeven. Vaa het ^ m>kD- iaatfte heeft de Heer Thünberg een nku-STUK* we Soort , die rondbladig is , en waar van een fraaijen Tak bezit, in Japan waargenomen. De Bontia en Avicennia behooren toe de Boömen en zyn daar voorgefteld. Des volgt hier het Ge- flagt van COLUMNEA. Dus naar den vermaarden Kruidkenner Co- lumn a gedoopt ; waar van de Kenmerken een vyfdeeligeKelk zyn 5 met de Bovenlip der Bloem gewelfd en onverdeeld ,aan den Voet gebocheld; de Meelknopjes tot een Kransje famen verban- den : het Zaadhuisje tweehokkig. Twee Soorten komen *er thans in voor, naa- melyk ( i) Columnea mei zeer ruige Bloemen. i. CHumm 'a In de Bosfchen van 't Eiland Martenique.als^-*'- T .1 11 i m 7 KUmmen* ook op Jamaika en elders in de WestindJën ,de, groeit (i) Columnea Corollis hiriurisfimis. Syft. Nau XU. Gen. 791. p. 4*7* Veg. XIII» p. 484. Col. fcandens pfioeniceo Hore, Fru&u albo. Plum. Gen. ê8. Ic. 89 f. 1, Achime* nes major Herhacea hirfuta , oblique asfurgens. Browm Jam* 270. Rapunculus Fruticofus &c. Sloan J< m. 5$. Hifi. tm p. 157. T. ico. f. 1. 0. Columnea fcandens SU liuescents Fru&u albo. Plüm» Gen* 22. Oo s k» beu* Ut STUK, 586 TwEEMAGTIGE KrüIDEN. IV. groeit dit Kruid, een Klimmend Gewas, welk '**xvf L B r o w n e genoemd heefc Achimenes , die groo- Hoofd- ter en Kruidig is,fchuins op ftygende ruig, met stuk*, Ëyronde gekartelde Bladen tegenover elkander, ^'^"beurtlings kleine en gepaarde Bloemen in de O- xelen overhoeks. Een weinig fchynt hier van dat Gewas te ver fchillcn, welk Sloane noemt Heejlerige Raponce met langwerpige effenrandi- ge pluizige Bladen tegenover elkander en eene Haairige paarfche Bloem. Plumier heefc 'er eene VerfcheiÖenheid van met geelachtige Bloe- men , de Vrugten wit , zo wel als in zyne rosbloe- mige, beiden klimmende Gewasfcn. r li. (2) Columnea met Lancetvormige , zeer lange 3 kfgtfouT. bym Zaagtandige gladde Bladen. Langbla- &ge. Deeze> in Öostindie groeijende, en van den Heer Commelyn genaamd; een Plant naar het Vingerhoed Kruid gelykende met Bladen van Mottekruïd ; hadt de Heer N. L» B u r- mannüs tot het Geflagt van Sefamum t'huis gebragt , gelyk ik bevoorens heb gemeld* De Ridder oordeelt , dat dezelve volftrekt tot één Geflagt met de Achimenes van Brown be- hoore. AcAN- (z) Celumnea Fol. Lanceolatis longisfimis fubferratis gla* bris. M&nt. 90. Bahci - Tüulli. Hort. MaU IX. p. 169. T» S7« Digitali a&pjs Indzca Biattarix folio. èoÉUtt. D I D Y N A M I a. 587 Acanthus. Beerenklaauw, IV. Afdeel» Een Bloem met ééne Lip 5 die neergeboogen Ho*^#D en driedeelig is3 en een tweebladige, tweedee- SÏUK<> lige Kelk , onderfcheiden dit Geflagt , waar van A*gk» het Zaadhuisje tweehokkig is3 gelyk in de wooï^emta' gaanden. Het bevat de volgende Soorten» (1) Beerenklaauw met uitgehoekte ongedoorn- r. , r»7 j Acanthus de Blaam. moiiis. Zagu (2) Beerenklaauw met vindeelige gedoomde n. Bladen. g^d. Deeze twee Kruiden , beiden in de Zuidelyke deelen van Europa wild groeijende, noemt men gemeenlyk Beerenklaauw; hoewel een Soort van Heiikruid ook dikwils dien naam voert, als naar deeze gelykende** DeLatynfchenaam is Acan- * zie 't thus of Branca Urfina> waar van het eerfte opbiaiz^g. dc itekeligheid, het andere op de figuur der Bla- den ziet 3 die naar een Beerenvoec gelyken. Bran- ca is een Italiaanfch woord , dat een Klaauw of (1) Acanthus Fol. finuatis inermibus. Syft. Nat. XU.Gen. 7$3. p. 427» Pèg XHU p. 484. MaU Med. 3 18. //. dijf* 3*6. Ups. i8i. Goï'AN Monsp. 309. R. Lugdb. 304. Acan- thus fadvus f. mollis Virgiüi, C. D. P/»* 3§3- Carduus Acan» thus f. Branca ürfi. J. B. //*/?• III. p. 75* Acanthus fativus. Dod. Pempt. 719. LOB» /<:. II* p. 2. (2) Acanthus Fo!. pinnatifidis Spinofïs. ƒ/. C/#". R. Lugdh GOUAN Monsp. uts. Acanthus aculeatus, C. B. P*** 383. A- canthus ^Ivcftris. Dod. Pempt. 719. Chainsleonta Monfye* Ueufium. lob. Ic. II. 2. IU Deel* IX. Sn» J88 TwëEMACTIGE KRUIDEN. * IV. of Voet van een Beest betekent, Diebenaamin- AFxv.EL,8en zy° incJe Europeaanfche Taaien nagevolgd. Hoofd- De eerfte Soort 5 evenwel , is zagt en niet ge* stuk* doornd , verfchillende dus zeer van de laatfte* Scbuiizaa-^ ^e Bladen ook veel dieper verdeeld heeft en naar de Diftels gelykc* De eerfte wordt Tam- me Beerenklaauw geheten 3 om dat zy dikwils in de Tuinen wordt gekweekt wegens de fraaiheid der Bladen , welken de Ouden in het Sn y werk der Kapiteelen van Kolommen , als ook tot Hand- vatzeis van Bloempotten en andere Ornamenten der Bouwkunde, nabootftcn. Ook teltmenze5in de Geneeskonst, onder de verzagtende Kruiden. Beiden hebben zy eenopftaande Steng, aan wel- ke de Bloemen op even de zelfde maDier voort- komen 3 die ook van gelyke figuur zyn* De Kelk befiaat uit zes Blaadjes 9 zegt Gouan, waar van het bovenfte en onderfte breeder zyn , heb- bende wederzyds twee kleine fmallere Blaadjes. De Bloem heeft eene breede Onderlip, van voo- ren in drieën gedeeld , van agteren Ringswyze; terwyl de vier Meeldraadjes , Houtig ftyf , aan *t end een Meelknopje hebbende als een Schui- jertje, de plaats beflaan van eene Bovenlip. De Vrugt gelykt naar een Eikel, die in de Kelk aanrypt, en tweehokkig is , bevattende bultige Zaaden* Op Sicilië en in *t Napelfche is dit Kruid zeer gemeen. In Languedok en Provence groeijen de beide Soorten* (3) Bee- DidynAmia* 5gp (3) Beerenklaauw met Lancëtvormige effen- IV. randige Bladen, die aan den rand gedoomd Af^ev?l* zyn. Hoofd* STUK. Deeze , die men wil dat de Echte Tamme in. Acanthus van Dioscohides zou zyn , werdt ^hleorL door Rauwolf, van wien zy op den Berg jSjj^jy^ Libanon in Paleftina gevonden is, Welfchen ife-aig/ renklauw geheten. Morïson en 13 obart hebben, volgens de aantekening van Ra jus, te regt opgemerkt , dat dezelve door de Ken* merken 3 die in de bepaaling gegeven zyn , van de andere Soorten van die Geflagt verfchille. (4) Beerenklaauw met uitgegulpte Tandswys' jv. gedoomde Bladen, en eene Heefterige fi^^^mzl heiige Steng. di£* Op Slykerige zoute Gronden , aan de Zee- kusten van Oostindie , komt deeze voor, die by Rümphius den naam van Oostindifche Hulst voert , als een Heeftergewas zynde, dat veel naar Hulst of liever naar deSteekende Palm gelykt. 't Is een Heefter van drie of vier Voe- ten (3) Acanthus Fol. Lanceolatis integammls margine Spi- nofis. G«on. Oriënt. 192. Acanthus Dioscoridis vel fativus* Rauw. Ui*. 28 5. Raj. SuppU 6$s. (4) Acantbui Fol. repands dentato - fpinoiis &c. Osb. Itütm 92. Acanthus Malabaricus Agtifolii folio- PET. Qaz, T. 94» f. iï4 Fmtex Indicus Spinofus &c. Pluk. Ph*- £ 4« Caid. Aq, five Indorum Dilivaria. C ujm. Luz. 6. N« 16. Aquifoliurn Indicum. RüMPH. Amb. VI. p. i$3» T. 71. Paina - Schuilt. Hort. Mal* 11. p* 9). T» 43* gl« D&IjLJX STUK, 590 TWEEMAGTIOE KRUIDEN. IV# ten hoogte 3 aan 't end der Takken een Tros o£ Afdeel» Aair hebbende van Bloemen, als die van 'tBee- Hoofd* renklaauwj waar op een dergelyke Vrugt volgt, stuk. met vier zwarte Korrels naar Kaauwoerden- Zaad Scbmlzaa- gelykende* v. (5) Beerenklaauw met viervoudige Bladen, 0« Mal"ra$-$ xelbloemen en kanthaairige Kelken. patenfis. vierbiad/g. Tot deeze Soort , by Madrasf, aan de Kust van Koromandel, gevonden, betrekt de Ridder ook het Kanthaairige Beerenklaauw van den Heer N. L. Bürmannüs, die daar van een by- zondere Soort gemaakt hadt. De Afbeelding van het Vierbladige Kruid , aan de Ganges groei- jende, dat naar het Melampyrum gelykt , by Pluken et, verfchilt vry veel van de zyne. Het heeft, volgens zyn Ed., een Kruidige ge* gaffelde Steng , vier ovaale ongedoornde Bladen ; den buiten -Kelk met kanthaairige Blaadjes ge- fchubd; den binnen -Kelk vierbladig, ongelyk; het Zaadhuisje rood* vi. In Arabie vondt de Heer Forskaohl twee Eabfa/r* zonderlinge Soorten van Beerenklaauw. De eene noemt hy Eetbaar (ó; ; welke ook vier Bladen by (5) Acanthus Fol. quaternïs, Flor. Axillaribiis, Calycibus ciliatis. Adhatoda Maderalpatenfis Calyce £ barbato. Pet. Masm 23. Acanthus Ciliaris. Burm. FL Indé p. 139* T. 4a. f. 1. Mclampyro afïïnis tetraphylla Gangetic a &c. Pluk. Phyt. T. 99. f. 3. (6) Acanthus Fol. Lanceolatis fubdeneatis, Spicis Bra&eïs Spinofls. FUr. -tëgypu 4rab. p. Hf» DlDYNAMIA. 9T by elkander hadt , aan de onvrugtbaare Takken IV* Lancetvormig, ecnigermaate getand , ftomp , met A?xv.KL kleine Doorntjes en Aairen van twee Duim Hoofd- lang , die digt , op vier ry ën , Schubs wyze bekleed SÏUK*. zyn met Blikjes , langer dan de Bladen , Eyrond j^m^ Lancetvormig , fterk geribd en aan den rand zeer Doornig; de Bloemen bleek blaauwachtig. Hier van waren de Bladen , raau w , frnaakelyk om te eeten. Men verhaalde hem, dat het verfche Zaad, met eenig Speekzei nat gemaakt , in de Hand gehouden 3 met een flag aan ft ukken fprong. De andere , die hy Boomachtig noemt (7) , was vir. een groote Heefter van vier Ellen hoogte , aan^^*f 't end der Takken Aairen hebbende van roode Boomach- Bloemen en Lancetvormige Blikjes, op de kantug% gehaaird met Draadachtige Doornen, een half Duim lang* De Bladen van deezen Heefter wa- ren Liniaal Lancetvormig , aan den rand gegolfd , uitgehoekt, Tandswys' gedoomd, gepaard, een Span lang. Deeze werdt van de Arabieren Smaf% de andere Sogaf geheten* Pedalium. Minkyzer. Een vyfdeelige Kelk, een byna Smoelachtige Bloem, met den rand vyfdeelig, draagendeeen Kurkachtige, vierhoekige Noot, aan de hoeken gedoomd, tweehokkig, met twee Zaaden. Dus komen de Kenmerken van dit Geflagt voor, (7) Acanthus Caule Arboreo , Foliis fintisto ■ dcntaris Spi- tioHs. Hid. IL DEEL» IX, STUa. 59* TWEEMAGTICE KRUIDEN. IV. voor , dat wegens de figuur van de Vrugt, veel A*xvf L' naar onze Europifche Waternootefi , gemeenlyfc Hoofd- Minkyzers genaamd gelykende, den by- ïtük. naam voert. Zelfs wil men dat de Cingaleezen %**ilzaa'op Ceylon die Vrugten tot Voetangels gebruiken zouden. Deezen naam heb ik aan het Landkruid, Tribulus, gegeven (f). t. De eenigfte Soort ( i) , Zee - Bilfemkruid met jkt^xT Vrugten als der Waternooten , by den Heer J. di£hStin" Bürmannüs genoemd , is door den jongen Heer in Afbeelding gebragt, die aanmerkt, dat de zyne veel teerder zy, dan degene die in de Malabaarfe Kruidhof is vertoond , hebbende ook eene Itomp Eyronde Vrugt,- de Steng met een witte Wolligheid bekleed ; de Bladen overhoeks, getand , eenigermaate ruuw en glanzig; de Bloe- men in de Oxelen eenzaam. Die van Ceylon hadt de Bladen gepaard, gegolfd, gedeeld en de Vrugten , als gezegd is , met vier Doornen gewapend : zo dat de gedagte daar van eene Verfcheidenheid zou moeten zyn. XVL HOOFD- [ (*) Zie het voorg, VII. Stuk , bladz. 35*« (t) In het VIII* Stuk , bladz. 521. (1) Pedalium. Syft. Nat. Gen. 7P4- P- 427. Vig. XIII. p. 485. BURM. FU hm* 139. T. 4*« f« 2. Hyoscyamus ma. xïtimus Frudu Tribuli aculeato. BURJtf. Zeyl. 122. Patiraja. Herm. ZeyL 42. Murex. Fl, 0eyl, 4*0, Kaki - Mullu. Hort* MM. X. p. 143* r. 72. Tetradynamia. Afdeel; XVI. HOOFDSTUK. ^ofd- STUK* Befchryving èrViEUMAGTiCE Kruiden ( Tetradynamia ) , dus genaamd , om dat van zes Meeldraadjes, in derzelver Bloemen 9 vier langer zyn dan twee anderen , die tegenover el- kander Jiaan:gelyk dit plaats heeft in de Kool , Radyzen , Violieren , Lepelbladen, Thlaspi en veele andere Kruiden. Die Planten, welken de vermaarde Tour- fort in ééne Klasfe hadt t'huis ge- bragt, onder den naam van Kruisbloemige ; om dat zy vier Bloemblaadjes hebben , die als de Wieken van een Molentje in 't kruis ftaan § hebben de gedagte eigenfehap , welke dezelveo van alle anderen onderfcheidt. Bovendien is haare Vrugt een Haauw of Haauwtje, 't welk plaats heeft in weinige andere Planten : des dee- ze Klasfe als zeer natuurlyk kan aangemerkt worden. Tournefort hadtze 5 naar de fi- guur en gclieldheid der Vrugten , in verfcheide Rangen verdeeld j doch L i n n m u s maakt 'er flegts twee 3 van Haauwtjes-zn Haauwdraagen* de, waar van de eerfte veertien, de andere ze- ventien Geflagten bevat. De Kelk, zo hy 'er is byna altoos vierbladig , zit altyd onder het Vrugtbeginzel , dat het ooderfte van den Styl uitmaakt en de Vrugt wordt. Deeze Klasfe heeft P p geen tl. Deel» IX. STuafc 594 Viermagtige Krüiden; IV. geen Geflagt van Boomen of Heefters uitgele» AFxvlL' ver^ > en vo^ hier dus in haar geheel. Hoofd* s tuk. Haauwtjesdraagende. Haauw- tjesdraa- M y a g r u m. Vlafchdotter. genae. In dit Geflagt beftaat bet Haauwt je , dat dik* wils ééne holligheid heeft , uit holle Klepjes en loopt uit in een Kegelvormig Styltje 3 van de Bloem overgebleeven* Het bevat de volgende Soorten. MyJgnm ^ Vlafchdotter met de Haauwtjes tweeledig perenne. eenzciadig , de Bladen endwaar ds uitgehoekt vend!rbly" met Tandjes. In Duitfchland groeit deeze, die men één- of tweezaadig noemen kan. Doktor Map pus zegt, dat de Vrugc beftendig twee Zaaden voort- brengt* Toürnefort 5 niettemin , hadtze geteld onder de eenzaadigen en wordt hier in door Doktor Gerard gevolgd, H aller merkt , in navolging van Gaspar Bauhi- nüs, die dit Kruid ook afbeeldt , aan, dat het Haauwtje altoos wel twee hokjes heeft , boven elkander, doch dat het onderfte meestal ledig is: (l) Myagram Süicuüs biardculatis monofpermïs &c. Syft* Nat. XII. Gen. 796. p. 431. Peg. XIII. p. 487* GOUAI* Monsp. 211. GlR. Prov. 342, Crambe Fol. Lanceolatis den- tato - finuatis. H. ClijJ. 340. R. Lugdb. 329. Rapiftrum ma» nofpermum. Tournf. lnfl. z\o. C. C. Fin. 95* Prodr. 37. T E T R A D V N A M I A, 595 is : weshalve evenwel dit Kruid eeczaadig zou IV; kunnen genoemd worden: maar, wer waards dan A™ifL* met de verzekering van Mappüs, zo even ge- Hoofd- meld,- die ook doorRuprius en Morison'tük§ beveftigd wordt 't Is een Kruid dat fomtyds grooter, tot an- derhalf EHe , fomtyds kleiner , tot een Voet hoogte, altoos zeer Takkig voorkomt, met Bla- den naar die der Raapen gelykende , fomtyds Lancetvormig , fomtyds Lierachtig Vinswyze verdeeld, zynde de bovenden altyd minder in- gefneeden dan de onderften. De Bladen hebben Steelen ; de Zaadhuisjes , die Aairswyze groei jen , zyn rondachtig met een puntenbyna ongefteeld % de Bloemen geel. (2) Vlafchdotter met gefleufde effene Haauw* ir; tjes , de Bladen langwerpig en Tandswyze ohSSI uitgehoekt. Lcwntfch. (3) Vlafchdotter met gefleufde Raairige rim- pelige Haauwtjes en langwerpige ftompe tiLnpciig* getande Bladen* co (*) Beter hadt derhalve de Ridder gedaan , met in de be- paaling *t woord dispsrmis te behouden: want dewyl 'er al* toos twee Hokjes zyn, en fomtyds zekerlyk twee Zaadjes zyn gevonden , kan men de voortbrenging van één Zaadje hier niet dan gebrekkelyk aanmerken. (2) Myagrum SilicuUs ftilcatis lzvibus &c. H0 Ups» tfefc* RapiPcrum Oriëntale Foi. Raphani, Capfulïs rugofis* Boerh* Lugdb. II. p. 2. (3; Myagtum Silfculis fukatis pilofis , rugofis &Ct H*Uph Pp 2 - IX. Dut* IX. STUEt 59^ ViehmAgtige Kruidend IV. Afdeel, xvi. Hoofd- stuk, iv. Myagrum Hi spant • eum. Spaanfch, V. Perfolia* turn» Doorbla- «Sig. (4) Vlafchdotter met e ff ene byna ronde Haauw tjes en Lierachtige Bladen. Van deeze drie gelykt de eerfte, uit de Le- vant afkomltig, veel naar de voorgaande, maar is een jaarlyks Kruid : de tweede groeit in de Zuidelyke deelen van Europa zegt LiNN JE-trs ; de laaüle in Spanje. Deeze verfchilt van de drie voorigen aanmerkelyk in geftalte. Zy heeft eene ruuw Ilaairige Steng en getande gefïeelde lang- werpige Bladen. De Bloemen komen aan lange Koedswyze Trosfen voort, en daar op volgen Rolronde effene Haeuwtjes, beftaande uit een langwerpig gefteeld Lighaam 3 daar een Eyrond Haauwtje op zit, naauw van Hals > met heton- derfte Leedje tweehokkig ledig 3 het bovenfte eenzaadig. De Bloemen zyn geel. (5) Vlafchdotter met flomp Hartvormige , by- na ongejieelde Haauwtjes en de Steng om* vattende Bladen. In de Koornlanden der Zuidelyke deelen van Vfankryk, en van Switzerland, groeit deeze, die de Haauwtjes wel driehokkig maar eenzaa- dig heeft , in het middelfte hokje alleen Zaad- draa- (4) Myagrum Siliculis laevibus fubtorofis &c. Sinapi His$. minus Raphaiü folio* Tournf. Inft» 227. (5) Myagrum Siliculis obcordatis fubfesfilibus &c. GQUAffl Monsp. 3iu H. Ups. 182. Cliff. 328. K. Lugdk 330. Mya- grum monofpermum lanfoliutn. C. B. Pin. 109. Prodr. ja, T* 51» Moris. Hifti ïh p.*6;.St 3.T.21. f, antepenult. Tetradynamia* draagende. Haar gedaante is als een omgekeer- IVT« de Pieramied, met een klein Puntje boven uit- Af^eL# fteekende. De Bladen gelyken veel naar die der Hoofd* Suikerey: de hoogte is iömtyds meer daneenSTUK* Elle. Het heeft kleine geele Bloempjes. (6) Vlafchdotter met Jlomp Eyronde gefieelde M^rum eenzaadige Haauwtjes. fativum. Tam. Naar deeze Soort heeft het Geflagt den naam. Zy is, zo wel als de voorgaande en volgende, een Jaarlykfch Zaay rGewas, dat men in -t Franfch, als ook in Vlaanderen , Cameline noemt , in 't Engelfch Gold of pleafure, en in 't Hoogdukfch Dotter, Lein- of Vlafchdotter. Het komcin ver- fcheide deelen van Europa van zelf voort in de Bouwlanden , en is onder 't Vlafchniet onge- meen, wordende op fommige plaatfen, gelykin 't Overysfelfche, in Zeelanden het Luikfe5 als ook in Lotharingen 5 veel gezaaid wegens 't Zaad , daar men Olie uit perst of flaat. Linn^us onderfcheidt het Tamme van het Wilde, doch H aller niet 9 of fchoon het eer- frc de Zaadhuisjes meer gezwollen heeft. De Steng, zegt deeze, met het Loof , is door ruig- te (6) Myagrum Silicuüs obovat's pdunciilatis monöfperm?s. Gort. Belg. isi. Fl. Suec, 54 ï, 5 64. Kram. Auflr. 187. GouAN Monsp. 3 ir, Myagrum fyfveftre & fativum. C. IS. P:n. 109- Camelina f. Myagrion* Dod. Pcmpt. siz> Alysfon )Fol. Auricuhtis glabris, profunde dentaris. HALL. Heiv. 537. Myagrum foetidum. C. B. Fin. 109. Und. Al/at. 94. T« 1, Pp 3 U. Deel IX, Stuk» 593 Viermagtige Kruiden. IV. tc ruuwachtig, gearmd, drie Voeten hoog : de AxDy^L Bladen zyn Lancet vormig ovaal, fpits gepunt, Hoofd* flaauw Zaagtandig. De Bloemblaadjes bleek geel; STÜK# die van den Kelk bultig, ligt afvallende. Hec tjesdra^" heeft een Hartvormig dik Haauwtje met een bly- gende. veüci Styltje , dat veele geele Zaadjes , byna Eyrond 5 heeft; waar van misfchien de naam afkomftig is. De Olie, uit dit Zaad geperst, is zagt , in Geneesmiddelen dienftig en ook tot de Spyzen gebruikbaar of in de Lampen , gelyk Raap- en Lynzaad-OIie. Door den Ridder is hier ook, als eene Vcr- fcheidenheid , t'huis gebragt het Stinkend Vlafch- dotter van Bauhinüs3 dus wegens den Stank , wanneer het tusfehen de Vingeren gewreevcn wordt , genaamd. Hetzelve komt in Bloem en cn Vrugt overeen , maar heeft de onderfte Bla- den met fpitfe Tanden en de bovenden ook die- per ingefneeden 5 allen glad, veel fchraalder en langer. Haller, die het afgezonderd had, aeht , niettemin , dat , men het 'er by zou kun* nen voegen. Omftreeks Gottingen kwam het o- vervloedig voor. vu. (7) Vlafchdotter met Linsachtig ronde Stip- ' pelige gerimpelde Haauwtjes. turn. I Gepluimd. Aü (7) Myagrum Siüculis Lentiformibus orbiculatis. &e. Goüan Monsp. HALL. Helv. 536. Fl. Susc. 542. H. Clif. 328. R. Lugdb. 330. DALIB. Paris. 193. Myagrum monofperm. hirfutum filiquis rotundis. LOES. Prusf. 174- T. $6. Myagro fimiiis Siiiqul xotunda. C. 2. Pin. 109. Prodr. 52. T. s*. Tetradynamia. f99 In veele deelen van Europa groeit deeze aan JV. dc kanten der Akkerlanden, ja ook in S weeden en Rusland , inzonderheid by de Paleizen aan Hoofd» den Neva-ftroom en is 'er gemeen aan de Wa-STUK* cerleiding van Ladoga. Akker - Rapiftrum > met ge-oorde fpkfe Bladen, hadt ïourkkfort dezelve geheten, die hyomftreeks Parys vondt. Ce rondheid der Zaadhuisjes onderfcheidtze meest van de voorgaande. ( 8 ) Vlafchdotter met Linsachtige Jlomp Ey* wi- ronde gladde Haaawtjes , gejleelde lang-$£xa?™m werpige Zaagt eindige ruuwe Bladen en ge-s^™nmi> pluimde Stengen. Drie Planten , eenigszins verfchillende , wa- ren den Ridder bezorgd , die tot deeze Soort fchynen te behooren. Men heeftze , wegens de Zaadhuisjes 3 tot het Thlaspi betrokken gehad. Dus hoort hier t'huis het Kleine en Groote Thlas- pi der Alpen met ronde Hoofdjes, door Bau- hinus afgebeeld. II alle r noemt het Kruid, Alysfon met ovaale, gedeelde, effene Bladen, die yler Zaagtandig zyn/ Met kleine groeit Plag-» ach- (8) Mycgrum Silfculis Lentiformtbus obovatis glabris &c. jAcq. Vind. 257. Goüan Mönsp. 312. Cochlearia perennis Saxacilis minima. MAGN. Hort. S9* Alysfon Alpinam. Seg. Ver. I. p. S7§» Thlaspi petramm Myagroides. Pon. Baid. 337. !*♦ 3 3 s* Thlaspi tertium Saxatile. Cam. Epiu 338. Thlaspi Alp. minus Capitulo rotundo & majus. C. 3* Pin* ïo6* BAUH, Prodr* 49. T. 49- HALL» Hdv* Si $. Pp 4 ÏU D&Fi,; IX. STUK, <5co V IERMAGTIGE KRUIDEN. IV. achtig , een Handpalm hoog ; hetgroote heeft AFxvf.L* leggende Stengetjes, Men vindt het mee alleen Hoofd- op de Switzerfche Alpen , rtiaar ook in 't Ve- stuk. roneefche , in Karniolie en by Montpellier cp tje^drT^'fe Gebergten* De langfte Meeldraadjes zynraa- ginde. kende aan elkanders zyde geplaatst, en hebben den top gegaffeld , met de binnenfte punt ge- knot , de buitenfee uitwaards geboogen, zegt* Jacqüin; de kleinften hebben wederzyds een Klier ; de Styl is kort: de Zaadhuisjes zyn Kloot* rond. fo) Vlafchdotter met hoekige Haauwties en ^gyptium. driedeelige Bladen. Egyptifch. Door Hasselquist is deeze in Egypte waargenomen , die een gemikte Steng hadt^mee Roedachtige Takken en geftcelde Bladen, in drieën of vyven verdeeld ; de Zaadhuisjes met twee vierhoekige Leedjes , de Bloemen geel. De Geftalte is als die der Zee - Rakette (*). V e l l Ai Tongetjes. In dit Geflagtis het middelfchot eens zo groot als de Klepjes en van buiten Eyrond , weshalve de Haauwtjes zig als getongd voordoen. Den Griek- fchen naam hadt de Ridder van G a l e n u s ont- leend. Twee Soorten zyn *er van f naamelyk co < (9) Myagrum Siliculis angulatls , Foliis tripartltis. Hassslq» (*) Cakile Serapionis Emcae folio. LOB. U. 223. Bumas Cakile. Linn* Tetradynamia; 601 (O Tongetjes met Vindeelige Bladen en han- IV; gende Haauwtjes. AX7iEL* Dit is een Jaarlykfch Kruid, in Spanje groei- ^u°*D- jende, dat, volgens Clusius, een enkele 1. Sceng heeft, die kort boven den Wortel zig in j^f* veele anderen verdeelt* 't Gewa*, ruigenruuw,iaarlyk^ verheft zig ter hoogte van een Voet , met Bla» den byna als die van de Tuinkers, maar fyncr verdeeld , groen en niet minder fcherp van Smaak. De enden der Takjes zyn Aairswyze bezet met bleeke Bloempjes , waar op kleine tweekleppige Zaadhuisjes volgen , met een uic- fteekend Tongetje, als boven is gezegd. (2) Tongetjes met geheele ftomp Eyronde ge- tu haairde Bladen en opjlaande Haauwtjes. cyil/us! % Heeüe* By Aranjucz, in Spanje, groeit , volgens denrise* Heer Minüart, deeze , die Heefterig is , niet onverdeelde, niet gefteelde , ruige Bladen,* de grootfte Meeldraadjes by paaren famenge- groeid hebbende met hunne toppen , zonder Meelknopjes. (1) VeiU Foliis pïnnatifidïs , SïHquïs pendulis. Syft. Njt, XII. Gen. 797- P- 45^- Kg- XUf. p. 4«g. veüa, H. Cliff. 329. Ups. 186. R. Lugdb. 331. GOüAN AUnsp. 3*2. Naftur- tium fylveftre Emcx facie. C. B. Pin. 105. Naft. fylv, Va- lentinum. Clüs. Flisp. p. 422* ƒ*. 423. Hifi. II. p. 130. (%} Vella Fol. integris obovatis, Ciliatis &c. Pfeudo- Cy« tifus Flore Leucoiji luteo. C, B, Pin. 390. Cytifi facie A« lysfon fruticans quorunchm. Lol*, k. Ilt 4$, J, jj, }M, j, p. 374. PP 5 II. DEEL» IX. STUKIj 60Z VlERMAGTICE KküIDÊN; IV. Anastatica, Roos van Jericho* Afdeeu Hoofd- *^en ^tornP Kaauwtje, aan den rand gekroond stuk. met Klepjes die tweemaal zo groot zyn als het HaauiV' Middelfchot , in 5t midden een gefpitften Styl gtndl™' hebbende , die fchuins ftaat, en eenzaadige Hokjes, Dus geeft de Ridder de onderfcheidende Ken- merken op van dit Geflagt, het welk de twee volgende Soorten heeft. T. Qi) Roos van Jericho met Jiompe Bladen, Anoflatica zeer \mt Qxe\ . Aamn 67i Hoefachtigo Hier oc bun- _ 7 tha. gedoomde Haauwtjcs. Gewoone» Dit Kruid is, hoewel ten onregte, by voor- naame Autheuren tot het Geflagt van Thlaspi t'huis gebragt geweest. Men noemt het gemeen* lyk, doch imsner zo oneigen , Roos van Jericho; dewylhet met de Roozen niets gemeens heeft, en ook, zoBellonius aanmerkt, niet om- ftreeks die Stad > maar op den Arabifchen Oe- ver van de Roode Zee 3 in het Zand groeit. The- venot 9 evenwel, zou deeze Plant, (zo het de volgende niet is, die hy meent,) in de Vlak- ten van Jericho en de Woeftynen aan den Berg Si- fi) Anajlatica. Foliis obtufrs &c. Syjl. Nat* XIL Gen. 79S. p. 431. Veg. XIII. p. 488. Anaftatïca. Hort. Clif. Ups. 183. R. Lu$dh. 311. GRON» Oriënt. 78. Thlaspi Rofa de Hiericho di&um. Moris. Hift. II. p. 328. S. 3. T. 25. f. 2, ?. Rofa Hierochuntea. C. B. Pin* 484. Cam. Hort. T. 41. Rofa Hiericontea. Lob. hè IL p. 205. Besl. Ey/t, Aut# I\\ T. 1, f. 2, 3, JacQ; Hart. T. 5 8. T E T R A D Y » A M I A,1 603 Sinai, hebben gevonden* In de Wildernisfen IV. oniftreeks Kairo3 in Egypte, kwam zy den Heer *F£y*L Forskaohl, doch zeldzaam , voor Hoofd* Men teeltze uit Zaad in dc Europifche Tui-'lTÜK* nen, en dan blykt het verfchil van de leevende 'lGui^ cn doode Plant , dat Lobel zeer fraay in Plaat vertoont. Een Houtig Penworteltje , 't welk van onderen wat Vezelig is , breidt zig boven den Grond in *t ronde Takkig uit , tot omtrent een half Voet hoogte. De Takjes zyn in drieën ver- deeld of gegaffeld , en uit de Mikjes komen tropjes van witte vierbladige Bloempjes 5 en Bladen die Spatel vormig of Eyrond zyn, aan 't end gekarteld , vry dik en Vleezig. Veel worden deeze van Rupfen afgegeten ; waar door zy dan geheel Bladerloos is. Op de Bloemen volgen tweehokkige Haauwtjes met ronde Zaadjes, die fcherp zyn van Smaak. Deeze Plant, een Jaarlykfch Gewas zynde, trekt zig na 't bloeijen door de droogte famen, tot een ronden Bol 5 van één of twee Vuiften groot , gelyk wy die % onder den naam van Roos van Jericho, als iets zeldzaams bekomen. 'tKan zyn , dat zy in de Herfst door de Zee - Vloeden van den Oever der Roode Zee afgerukt worden ; doch dat zy den geheelen Winter in de diepte gebleeven , en op en nederwaards getobt zynde door de Golven 5 in *t Voorjaar wederom aan den Oever gefmeeten , aJsdan door kauw Wa» ter zig uit zouden breiden en haar Zaad uitwer- pen 5 't welk na '£ afvloei jen van \ Water op den II. DSEJL IX, STUK* Ö04 Vl E RMAOTI GE KRUIDEN, Iv. den Oever zoude uitfpruiten; gelyk de Ridder ^xvu*' verhaalt ; dit komt my niet minder fabelachtig Hoofd- voor , dan het denkbeeld der Oofterlingen > dat stuk* ^et Jangzaamer of rasfer open gaan , van deeze tjïïdrT™" Roos, na dat die in warm Water geftoken is, gtnde. jn de pjand van een Kraamvrouw, een moeie- ]yke of voorfpoedige Verlosfmgzou voorfpellen. De bedriegery der Monniken, dat zulks alleea in de Nagtwaake van het Feest der Lieve Vrou- we Geboorte gefchieden zou, is nog ongerym- der* Linn^us acht dit ontluiken, dat men in Europa als iets wonders befchouwt , zo vreemd niet, als dat de Mosfen, met Water bevogtigd zynde, weder groen worden en herleeven. On* dertusfchen is hier van , door hem , de Geflagt- naam Anajiatica^vm de Oplianding (Anqftafis') afkomftig, gefmeed (*). O) (*) Die Geflagtnaam is, bovendien , zeer oneigen voor dit Kruid , het welke zig openende veeleer nederzakt dan op- ryst en geenszins daar door uit de Dood in 't Leven komt* LiNNiïïis grondt zyne gedagte Redeneering daar op , dat die ontluiking van de Roos van Jericho niet door koud Water zou gefchieden; (zeggende Frigidi enim non relax antur Ramt* Horr. üps. p. 1S3. Anaflatica ejus cft indolis , ut frigida Aqux non effici&tur &c. Or. de Teil. habitabili. Am. Acad. II. pm 454.) maar ket tegendeel is waar. Deezcn 7 Maart des jaars 1778 , omtrent den middag, de trap der Warmte in de Luitenlugt zynde ongevaar 40 Graaden , heb ik binnens- huis e€« der mynen gedompeld in Water , dat 44 Graaden Warmte h:idr en deihal ve koud was. Na twee Uuren verloops vond ik de Roos geheel uitgebreid. Een andere , met haar Stan met je of Steel in een Flefchjemet dergelyk koud Water gcüoken, en daar ia een Etmaal geftaan hebbende , was ook mer- T E T R A D Y N A M I Ai $0$ (2) Roos van Jericho met fpitfe Bladen , de IV. Aairen langer dan het Blad, de Haauw* ^f^*?* tjes Eyrond met Snuitjes. Hoofd* STUK. Men heeft getwyfeld , of deeze, welke de sukuiof*. fchrandere Rauwolf in Syrië op de Daken en Puinhoopen vondt, eenzelfde ware, dan een andere Soort (*). De Afbeeldingen , inderdaad , toonen een aanmerkelyk verfchil , inzonderheid die , welke Zanoni voordele , van eene Plant , uit Zaad van Sumatra inOostindie te Ve- netië voortgekomen , en hem medegedeeld 9 hebbende het Zaadhuisje als de Kop van een Vogeltje. Ik vindze echter > door den Hoog- leeraar N. L Burmannus, niet geteld on- der de Oostindifche Planten. Zie hier de be- fchryving s welke Linnjeus geeft van dee- ze Soort* ft De merkelyk ontlookenf zo dat Ret zeggen van Bellonius, aangaande deeze Roos (Radice Aqu& impofita. fe explicans) hier proef houdt. Zelfs twyfel ik , of door warm Water, wan- neer men deze Roozen daar in dompelt, de Ontluiking wei fpoediger gefchiedc. ik heb in koud en in 'warm twee zulke Roozen byna gelyk zien open gaan. (2) Anaftaüca Fol. acutis , Spicis folio iongioribus &c. Anaftatica quae Myagrum ex Sumatra. Grqnt. Oriënt. 73» Myagrum e Sumatra & Syria femine fpinoCo, Zan. Hifi. 142. T. 55. Thiaspi Hiericho fylv. affine. BOCC, Mus* 135. T. $%. Jac<^ Auflr. T. ó. Rofa Hiericontea fyiveftrïs. C. B. Pin. 484. alia. Cam. Hort. T. 42. (*) Botanici duas ftatuunt Species: qua* in re difFerant ig- noro ; magnitudo enim differentia non eft. LiNtf. in Hortö Ciifortiano , de AnaJïatUoL, p, 325, m Deel, IX. stü& 1506 VlERM AGTIGE Kruiden. IV. 5, De Bladen Lancetvonnig , Zaagtandig , ge- ^F xvi.L 3' ftceld 5 eenigermaate ruuw : zeer korte Aairen , Hoofd- 3) puntig uitloopende , in de Oxelen: de filoem- £TÜK* „ blaadjes afftandig , Liniaal , uitgerand , vaa tjndrT^'^ lengte als de Kelk: de Zaad huisjes ongedeeld 9 gerde, 99 byna Eyrond > ruuwachtig , met een in- of „ ongewricht Puntje" (f)* Süiïülaria. Elskruid. Een effenrandig Eyrond Haauwtje met Ey- ronde holle Klepjes , tegen het Middelfchot aangekant en de Styl korter dan het Haauwtje. y; Dus komen de byzondere Kenmerken van dit Satuiaria Geflagt voor, 't welk van de Elsvormigheid der Waterig?" Bladen den naam heeft, en maar ééne Soort be* vat (i), die , in de Noordelyke deelen van Eu- ropa , op overflroomde Moerasfige plaatfen en in Rivieren groeit. Men vindt het op de Slyke- rige Oevers van de Neva, in Rusland, over- vloedig. In Sweeden en Lapland groeit het over- al in de Meiren, op een Zandigen Grond, en blyft onder Water. De vermaarde Sherard vondt het ook, op vogtige plaatfen, in Ierland, en (t) Syfl. Nat. Veg. XIII. p. 4*8. (i) Subularia. Syfi. Nat. X. Gen. 799. p. 432. Veg. XIII. p. 48S. M\ Lapp. 253. Suec. 527. GOKT. Jngr. 101. Alys- fum paluftre Foiro jimci. Büxb. Aïï. Petr. II. p. 369. t, 23. f. 1. Graminifolia Acjuatica &c. PLUK. Alm, iso. T. wg%. f. y. Oed. Dan. T. SS. Gramen Junceum hybernuni Thlas- pcos Capituüs, Shexaidw Moais. Hifi. IU. p. 219. S. %, T* f. uit* T E T R A t> Y N A M I A. tfc? en noemde het Klein lerfch Bies - Gras , met IV. Hoofdjes van Thlaspi : Ray Biesbladig Kruid 3A™"Li owrf^r /Ffl^r groeijende , wie£ Zaadhuisjes van de Hoofd-} Lepelbladen i Pluken et tytelt het Gw-STÜK- Dit Plantje geeft in Ierland, uiteen Vezeli- gen Wortel, verfcheide Biesachtige , fpitfe, halfronde Blaadjes, één of anderhalf Duim lang en daar tusfchen dunne Steeltjes, van twee of drie Duimen , met twee , drie of vier roodach- tige Zaadhuisjes een Vingerbreed van elkander* De Heer D. de Gorter heeft in Rusland hetzelve met vierbladige witte Bloempjes , in een vierbladige Kelk , gevonden doch Meeldraad- jes kon zyn Ed* 'er , wat moeite hy ook aan- wendde, zelfs met een Vergrootglas, niet meer dan vier in ontdekken. De Ridder, evenwel, heeft, buiten twyfel, ook de twee kleinen ge- zien ; alzo zyn Ed. zegt , dat die geen Tandjes hebben. De Styl, zeggen zy beiden , ontbreekt /er aan. Een geheel ander Kruid is het , dat de Heer Forskaohl Subularia purpurea genoemd heeft. Hetzelve hadt Stengen van een Elle hoog, en langwerpig Hartvormige gladde eenigermaate getande Bladen; de Bloemen paarfch. Hy vondt hetzelve in Arabie , alwaar het Bockel werdt ge- heten. Wegens de gefteldheid der Haauwtjes heeft hy het hier betrokken. Dra* éoz VierMagtige Kruide». lv: D R a b a. Tafchkruid. Afdeel. Hoofd- Dit Gefjagt heeft een Haauwtje dat niet uit- stuk. gerand is , langwerpig ovaal , met platachtige Klepjes , aan 't middelfchot evenwydig en geen pnde.*a StyL Verfcheide Soorten, die men tot het Her- ders Tafchkruid betrokken heeft , zyn 'er in begreepen: des het getal derzelven agtis, als volgt. i. Draba Aizoides. Huislook- ach tig» ir. Ciliaris* Kanthaai- III. Jllpina* Alpifch. (1) Tafchkruid met een naakt enkeld Bloem* fiengetje , en Degenvormige gekielde kant» haairige Bladen. (2) Tafchkruid met een byna naakte Steng en Liniaale Bladen , aan den rand en Kiel gehaaird ; de Bloemblaadjes niet uügerand. (3) Tafchkruid met een naakt enkeld Bloem* fiengetje en Lancetvormige effenrandige Bladen. Deeze Kruidjes , op de Gebergten van ons We- (1) Draba Scapo nudo fimplici &c. Syjï. Nat, XII. Gen. 800. p. 432» Veg. XIII. p. 489» Mant. 91. Alysfum Alp. hirfutum luteum. Mill* Diïï, T* 20. f. z. Sedum Alp. hits. lut. C. B. PÏHi 284. Leucoium lureum Aizoides mon- tanum. Col. Ecphr. II. p* 62. Burfa Paftoris Alpina Rolei lutea. Mor is. Hifi. II. p. 305. S. 3. T. 20. f. 9. (2) Draba Oaule fubnudo, Fol. lincaribus &c. Mant, pi* Draba Caule foliolb Öcc. Ge». Prov. 344- T. 13. f. 1. (3) Draba Scapo mido flmpbci , FoU Lanceolaris inte- gerrirai*. Ovd. Dan, $6. FL Lapp. Sm* H, Ciïjf. 3 3 3« R.» 333. JAC<^. 254» X E T A D Y A U ï A. Go# Wereldsdeel groeijende > hebben in Geftalte eeni. IV* ge overeenkomst* Het eerfte heeft effene, Li-AF£®(EL* niaale, gekielde, kanthaairige Bladen* die niet Hoofd. gelyk in het Derde langwerpig ovaaljZynenruig, STÜK* zonder Kiel. Het verfchilt van het Tweede > Mcuhf** doordien de Wortelbladen famengehoopt zyn , als in het Wormbladig Huislook : daar het Kant- haairige de Bladen overhoeks aan uitgebreide Takjes heeft en den Kiel gehaaird. De Bloemen zyn in dit laatfte wit, maar in het Huislookach- tïge , zo wel als in het Alpifche geel. Het Kant* haairige heeft den Styl langer dan de Meeldraad* jes (*> (4) Tafchkruid met naakte Btoemjiengetjeï en hyna Zaagtandige Bladên* Voor j aars* Van het vroeg bloeijen in 't Voorjaar heeft dit Onkruidje, dat men door geheel Europa en ook in onze Nederlanden overvloedig vindt, den bynaam. In de Zuidelyke deelen , gelyk op Sicilië , bloeit het fceifs in de Winter. Het is (*) Hoe dit overeenkorae met dc bepaalbg der Kénmet* leert» van geen Styl te hebben , is my wat duifter, en ten opiigt vaii den Styl niet minder tegenftrydig 9 daa in 'ê voorgaande Geflagt. (4) Draba Scapis nudis, FolÜs fubferratis. GöKt. Eelg* til* KRAivi Auflt. 187. Ft. Suec. 523, 567. HALL. Hèfo. 53S, Gron, Virg. 76. H. CJif. 33?. R. Lügdb, 33 GÖUAÏf Monsp. 3ij. Eutfa Paftoris minor Loculo oblóngó. C. B. Pin, 108. Alysfon vuig. Polygoni folio, Caule nudo. Seg. Ver» U p, 575. T. 4% f. $♦ Paronyckia vulgaris. ÜOD. Pm ft. Par. Aifintfoua. Lob. /c^j. 6io Vier magti ce Kruiden ApÏee Gwneene Paronychia genoemd byDoDONéüs; xvt. ' die echter erkent , dat het de Paronychia der Hoofd- Ouden niet zy. Van fommigen > evenwel , wordt stüjt. het tegen die Kwaal in 't end der Vingeren* de li nauw- - ' t thsiraa- Vyt genaamd 3 als een byzonder Middel aange* gtndt. preezen. Het geeft Stengetjes van twee of drie Duimen 5 uit een Roosje van Eyronde Blaadjes , doch komt ook met ronde Haauwtjes* en met driedeelige Blaadjes voor* (5) Tafchkruid met een naakt Bloemjlenge- Pyrenaica. tje en Wigvormige gepalmde driekwabbigê- yyicneeich. Blaim. Op de hoogde Bergtoppen, zo wel in Oost- cnryk en Provence * als der Pyreneen , groeit deeze Soort, een niet minder klein Kruidje dan het voorgaande. De Steng, van onderen leg- gende en gebladerd , is boven naakt of Blader- loos: de Wortelblaadjes zyn vyfdeeiig, de an- deren driedeelig 5 de Bloempjes paarich. tr. (6) Tafchkruid met een Takkige Steng en Ey- Mmiifr ronde ongesteelde getande Bladen, Ter (s) Draba Scapo nudo, FoUCuneiformibus trilobis. Ger. Prov. 344* LCEFL* //. 61. J&GQ. Vind. 255. Alysfon Pyrc« jiaicum peienne minimum Fol. trifidis* Tournf. Inft, 217. ALL. Pedem. T. 6* (6) Draba Caulc Ramof.» Fol, ovatis fcsfïlibus dentatis. praba Caule Ramofo, &c. K. Lu%db. 333. Gouan Mensp. 3U. GER. Prov. 345- HALL. Helv. SS9. FUSuec. 515, Bur- fa Paftoris ïmjor loculo oblongo. C. B. Tin* io%,Prodr. 50» T. 50. Alysfoa Veronkse folio. Tournf» Infl. 2i7.Myagroi« üe$ fubromndis fcrratïs foliis. BARR. Ic. 81$. $t Draba ne« T E T R A D Y N A M u; 6ll Ter hoogte van een Voet komt deeze Soort % IV* in Languedok, op vogtige Rotfen voort, enel*A™EL; ders op Muuren , doch ook dikwils in Bosfcha- Hoofd* giën; weshalve het Bofch-Tafchkruid hier toe STIJK# mede betrokken is, dat Ruig Alpifch Herders* SH>6uhf** Tafch by Bauhinüs wordt genoemd en af- gebeeld* Dit laatfte is naauwlyks getakt, dan door de Bloemfteeltjes boven aan het Stengetje, en heeft de Bloempjes niet wit, maar geel. Zo- danig een Plantje heb ik uit Japan bekomen en in Fig. l , op Plaat LX , voorgefteld ; Pj% ^ ten einde hetzelve met de gedagte Figuur van Bauhinüs te vergelyken , die zegt, dat de Stengetjes drie of vier Duim lang zyn. Ik vind de Blaadjes hier ook zeer ruaw en op ieder zy- de met drie Tandjes bezet; de Zaadhuisjes Ey* rond en met lange Steeltjes. (2) Tafchkruid met eenbladige Bloemfiengetjes ^ vir. 1 de Blaadjes ruigachtig , de Haauwtps Jcheef ^utuL gepeld. Rwl"S* Het onderfcheid der Wortel- en Stengblaad- jes , waar van de eerften ongetand , de anderen ge- tiioröfa, Sp. Plant. T* p, 645. Draba minima Muralis Dis-» coides. Col. Ecpbr. I. p. 274. T. 272. (j) Dtab/i Scapo unifolio, Fol. fubhirfutis , SflicuUs obliq» pedicellatii. OED, Dan» T. 14^» Draba Fol. hirtutis incanis ad Teriam ovatis, ad Caulem paucisfimis dentatis. hall. lielv- £5 9. JAC(^. Auflr. f. 3. Bmfa Paftoiis Alpina hxrüua* C. B* Prodr% T. p* 5 JU II, Deel» IX, $rvn* <5l2 VlERMACTIGE KRUIDEN. IV. getand zyn , in Switzerland waargenomen , ftrekt AFxvi.L* tor' Kenmerk van deeze Soort , die ook op de Hoofd» Ooftenrykfe en Laplandfche Bergen voorkwam. stuk* Zulks heeft wel in de gedagte van Bauhinus, i/*Sr^-w'maar in myDe JaPanfchc Seen P^ats, die als een gende. middelflag fchynt te zyn tusfehen beiden. dIIL ^ Tafchkruid met de Stengblaadjes talryk en incana* grysy de Haauwtjes langwerpig fcheef en Gfys' byna ongejteeld. Deeze , die ook op de Gebergten 5 zo der Zuidelyke als Noordelyke deelen van Europa voorkomt , gelykt in Geftalte veel naar de Rui- ge en zelfs naar de Muurige ; doch deeze drie Kruidjes , hoe klein ook , verfchillen door het gezegde te veel , om ééne zelfde Soort uit te maaken* L E p i d i u m, Peperkruid. Dit Geflagt onderfcheidt zig door een uitge- rand,, Hartvormig, veekaadig Haauwtje, met gekielde tegenflrydige Klepjes. Behalve het gewoone Kruid van dien naam * zyn 'er de Kruiden > tot de Kers behoorende3en anderen in begreepen. 'c Getal der Soorten is twintig, als volgt* COPe- (%) Draba Fol. Caul. numerofis ftioanïs &c. Oed. Dan» T. 130. GOUAN Monip. 314. GER. Prov. 345. Êti Sttec* 52^ Leucoijum f. Lunatia vasculo oblongo contoito. Pluk. Alm% Zl$. T. 42, f. U T K T R A D V N A M I A. 613 Ci) Peper kruid met de Stvngbladen Vinswyze IV. yeeldeelig9die aan de Takken Hartvormig >AF£yf Lt omvattende , onverdeehL Hoofd- stuk. Dit zou het waare Eerfte Thlaspi van ^lmJep^ium oscorides zyn, volgens Zanon i,hoewel petftiia- het van alle andere Soorten van Thlaspi groo- 'p^orbia- telyks verfchilt door het Loof. De onderfledie- Bladen zyn , als die van fommige Kroontjes- Kruiden , gevind en Vinswyze gefmaldeeld ; de bovenften als die van het Doorwafch, omrin- gende de Stengen Takken : zo dat het zig Door- bladig vertoont. De Zaadhuisjes hangen aan de Steeltjes nederwaards en zyn rondachtig , veel < gelykende naar die van de gewoone Kers. De Groeiplaats wordt gezegd te zyn in Perfie en Syrië. Volgens Ra ü wolf is het een zeer fchoone Soort van Kers , te Aleppo op oude Muuren van Gebouwen uicermaate gemeen. Bau- m nüs noemt het Alexandrynfche Thlaspi 9 waar- fchynlyk naar d.e afkomst van Scandrona in Syrië. O) Pc- (1) letldium Fol. Caulinis pianato - multtfidis &c. Syfi. hyat. Xïl. Gen* 801. p* 43 3. &f< XIII. p. 489. /i« CUffl 3i?. R. Lugdb. 335* Gron. Oriënt. 79. Nafturtium fpica- tum Veiücv.m peifoliatum , maximum. MORlS. Hifi. II. p. 294. S. 3. T. 25. f. 17. Thlaspi Alexandrinum. C. B. Pm. ic 8. Prcdr. 5 c. Thlaspi verum Dioscoridis pritniun,, Z,an» Hifi. w T. 129. RAJ. Hifi. 830. 1L Xmu IX» Stuk. 614 VlERMAGTIGE KRUIDEN» IV. (jz ) Peperkruid mrt gezwollen Knietjes aan ie Axvi!L% Stengen. Hoofd» stuic# Die byzonderheid 5 van de Stengetjes by den y: oirfprong der Takjes fomtyds gezwollen te heb- Ve}t™£*m>hv& > onderfcheidt deeze Soort , we?ke Bladen, BUaz^. ajs Xuinkcrs heeft. Zy groeit ook inde Oos- terfche Landen, op dorre Velden. in. ( 3) Peperkruid met een naakte geheel enkelde NK\otT-U Bloemfteng, viermannige Bloemen enVin- fong, deelige Bladen. vJocum* ^ Peperkruid met uit gehoekt e Vindeelige Bla- h»s. den aan 't end grootst 5 een naakte Bloem- Leggend. jj.en^ m i$gg^e Trosdraagende Stengetjes. Twee zeer kleine Kruidjes, by Montpelüer groeijende 3 hebbende het eerfte de Stengetjes naauwlyks een Handbreed hoog en het andere de Blaadjes zeer verfchillendc. y- (5) Peperkruid met gevinde efenrandige Bla* Alpifch. den9 (2) Lcpïdium Caulïum Gcniculls inflatis. Lep. Oriënt. Na- fturtii folio, Caule Yeficario, Tourna. Cer. 15. Buxb. Cent. j. p. 17. T. 16. (3) Lepidium Scapo nudo fimplicisfimo &c. Gouan Mwsp* 314. Nafluit, minimum voicium &c. Magn. Monsp. 187. T. 1S6. (4) Lepldium Fol. fuiuato - pinnatifïdis extremo majore. Na- fturt. pumilum fupïnutn vernum. MAQN. Mor.sp. \%s. T. 324. (s) lepidium Fol. pinnatls integerrimis. &£. dm. AcsL IV. ? Tetradynamia. 615 den> een byna geworteld Bloemfiengetje en ïV. Lancetvormige gefpitjle Haauwtjes. Ai'ösel* (6) Peperkruid met gevinde effenrandige 0la^^m den en uitgerande Bloemblaadjes , kleiner Vi. dan de Kelk. Lepidium Far&um. Naar de Groeiplaats zyn deeze twee geby- Kolzl& naamd* Deeene komt op de Ooftenrykfe, Swic* zerfche en Italiaanfche Alpen voort ; de andere groeit , in Sweeden en Engeland, op Steenrot- sen. Volgens Boerhaj|ve zou dit laatfte tot de inlandfche Planten van onze ProvintiSn be- hooren. Het zyn beiden zeer kleine Kruidjes , die meer of min naar de Kers gelyken. Het eer- fte heeft de Bloemblaadjes grooter dan de Kelk. (73 Peperkruid met de Wortelbladen gevind , C/Jdll\ de Stengbladen Lierachtig. J[ am~ Spaanfche. (ü) Peperkruid met gevinde Bladen en half- ym# mmns.f?in°fum* Gedoom- de. ÏV. p. 321. TA 't welk gehouden wordt voor het Lepv m dig< itonm£.dium van Plinius, dat hy zegt Laurierbla- den te hebben , doch die zagt zyn. Men zou hetzelve in de Nederlanden , te vergeefs , dan in de Tuinen zoeken, zegt DoDONëus;doch het komt aan de kanten van eenige Slooten om- trent Haarlem , en mooglyk elders , voor. Den Hovenieren is het haatelyk wegens zyn voort- kruipende Wortelen. In fingeland , zelfs in Vrank- ryk , omftreeks Parys 3 en verder in de Zuide- lyke deelen van Europa , groeit het overvloe- dig, hier en daar, aan Rivieren en Beeken* Ik fpreek hier van het Breedbladige , want het Lier- (10) Lepidium Fol. Lyratis crispis» Lepid. Oriëntale Na- üurtii crispi folio, TOURNF. Cor. ij. Itin. 339, r. 339. (lij Lepidium Fol. ovato -Lanceolatis &c. Hé Cli/f* 330. R. Lurdk. 334. GOUAN Mottsp. 315. Gort. Belg. m. FU Saec. 533. Lepidium latifolium. C. S. Pin* 97. Lepidium 'Slitiiu DOD. Pempt. 716. (11) Lepidium Fol. Suïmlatts xndivifis iparfïs &<% Lepid. Opiliaceo folio Fmticofum Hispanicum. Tournï, /«/?. Tetradynamia. 619 Uerbladige valt in de Levant en dat met Els- IV. vormige Bladen in Spanje. A?x "U Van fommigen wordt dit Kruid, wegens deftooFiï- fcherpe hoedanigheid , die 'er in heerfcht , Pi-STUK* peritis genoemd , en dus heet het ook , by de StMuUJ** Duitfchers , Pfefferkraut , by ons Ptperkruid 9 by de Franfchen Pasferage , by de Engelfcnen Dittander of Dittammer. Het heeft de Steng zeer Takkig en hooger dan de Tuin - Kers ; ja fömtyds tweemaal zo hoog opfchietende ; de Bla- den glad en vettig > de Bloempjes Aairswyze vergaard, zeer klein , zo wel als 't Zaad. Hec kan, als een fchroeijend Middel,, uitwendig tot wegneeming van Lidtekens en zuivering van Zweeren gebruikt worden. Van het wegbyten der Schubbige Vlakken in de Huid , in eene Kwaal Lepis genaamd, zou het den naam heb- ben. In de Wildernisfen , by Alexandrie in Egyp- te , vondt de Heer Forskaohl eene Soort, op welke de gezegde naam , om een andere red- den , toepasfelyk kon zyn. Dezelve hadt de Zaad- huisjes getropt, breed Hartvormig, aan den rand gedekt met twee ryën van op elkander leggen- de Schubben. Des wegen wordt dezelve Lepi* dium Squamatim van hem getyteld. O 3) Peperkruid met Liniaak Bladen, de ié* (13) Lepïdium Fol. Linearibus , fupe$icribus integerrimis Gxasbiadig. &c. Thlaspi Luiitanicum umbeUatüm È Gramineo folio, FIo» ï6ölbo# TOUBNF. Inft. 2T3. II. Deel, IX Stuk* 1 €2 de bovenden nieu Van de >* tiende Soort verfchilt zy door zes Meeldraad- jes te. hebben, Volwasfen werpt zy de Bla» den af* xïv. 1 (14) Peperkruid met Lancetvormig Liniaale Suf™:™ dunne effent andige Bladen en laag - Hee- Hetfictïg^ fierige Stengen. (15) Peperkruid met Vindeelige Bladen, een fwocSï. opgeregte Steng en tweelingfe Vrugten. Van deeze twee groeit de eerfte in Spanje; een Handbreed , de andare valt elders en heeft de Stengetjes een Voet hoog. xvi. (16) Peperkruid met tweemannige Bladerlooze Bloempjes, de Wortelbladen Tandswys' gevind. Op Puinhoopen, aan de Wegen en elders , komt dit f14) Lepidium Fol. Lanceolato - Lïnearibus &c. Mant, 91. (15) Lepidium Fol. pinnatifidis , Caule etefto, FruélibuS didymis. Mant. 92. (16) Lepidium Flor. diandns apetalis &c. Gort. Belg. m. GOüAN Monsp, 315. Fl. Suec. 534. H. Ciiff. 3 ? i* R. Lugdb. 3 35* Ofd. Ban. 184. Nafturtium Sylveftre Ofyridis folio. C. B. Pin. 105. Naft. anguftifolium. Füchs. Hift% 307, Thiaspi Jïiinus honenfe Ofyudis folio» Lob» U* 214* T E T R A P Y N A U ï Ai 6öI dit Kruid in fommige deelen van Europa alsook IV. in onze Nederlanden voor. Men vindt het op eenige plaatfen by deeze Stad Q*). Het wordt Hoofd- Klein Bezemkruid genoemd , om dat het zig Be- STÜK« Kernachtig voordoet en laag blyft. Het groeit , 1 tcu 0jkm volgens den Heer N* LBurmannus, ook aan de Kaap der Goede Hope. f17) Peperkruid met byna driemannige vier- $P hladige Bloemen en Liniaale gevinde Bladen* nr&nkZi, Virginifch. (18) Peperkruid met tweemannige vierbladige xnn. Bloemen; "de onderfie Bladen Lancetvormig Europïch. Zaagtandig , de bovenjten Liniaal effen* randig. Deeze twee Soorten verfchillen weinig. De eerfte heeft haare Groeiplaats in Virginieenkomt ook in de WestindiSn voor : de laatfle in de Zuidelyke deelen van Europa, aan de Wegen, als ook aan Muuren. Beiden zyn het Jaarlykfe of (*) Het Plein j buiten de Muider - Poort , ruikt in deHeffst fomtyds naar den Kersachtigenr geur vau dit Kruidje* (17) Lepidium Flor, fubtriandris tetrapetalis , Fol. Linea- xibus pinnatis. Lépid. Fol. Lanc. lin. ferratts* Gron. fir£. 57. R. Lugdb, 334. Iberis humilior annua Virginiana Ramo- fior. MoRis. Hifi. EI« p. 3". S. 3-T. 21. f. 2. SLOAN. Jam. «o. Hifi. V p. 19*. T. 123. f. 3. RAJ. Hifi. 827. (18) Lepidium Flot. diandris tetrapetalis, Sec. R. Lugdb* 334. H. Cliff. 331* GOUAN Mtrnsp. 315. GER. Prov. 34$. Iberis latiore foüo. C. U. Pin. 97. Iberis. Dod. Pempt. 7:4. Iberis Cardamantica , Lepidium Iüerias^ Pauli. Lob. Is, II, Dswu IX* Stuk* 6ii Viermagtige Kruiden. IV. of Zaay- Planten. De laat'fte, Iberit genaamd, AF£vf.L' wordc in veele deeIeü van Europa Wilde Kers Hoofd* geheten of Sciatica- Kers , als van ouds zeer stuk. geroemd zynde om uitwendig tegen de Jichtige /yWrr/"pynen der Ledetl en in 'c byzonder tegen de gade. Heupe- Jicht, te gebruiken. De fmalheid der Bladen onderfcheidt het zeer van yt Lepidium van P l i n i u s , reeds befchreeven ; terwyl men dit Lepidium van Paulus genoemd vindt; want deeze beide Kruiden komen in fcherpe , fchroeijende hoedanigheid , byna overeen: zyn- de deswegen ook Wilde Radys geheten 3 zo Lob el aantekent. LX!Èm (l9^ PePerkruid met tweemannige vierhladige Bloemen y dat alle Bladen Finswyze veel' Ay^s?" deeliS tof*- Van Buenos Ayres, in Zuid- Amerika y was deeze afkomftig , die twee Voeten en hooger opfchoot , Bladen hebbende als van 't Rey- nevaren en lange Aairen van Bloempjes , wier Blaadjes niet zigtbaar waren voor het bloote Oog. xx. (20) Peperkruid met Pylvormfge ongefleelde A^pifth!" getande Bladen. Een (19) Lepidium Flor. diandris tetrapetal.s &c. Lepid. Fol. pirinrmfHis ineifïs. R. Lugdh^ 53^ Thlaspi Konarienfe mul- * tïscihfum Ffore uwifibiü. Dill. EUh. 231. T. 285. f. 370. (zo) Lepidium Fo!. Sagittatis fesfilibus dentatis. Cent, 16$, *Am. Acad. iv. p. 321. Draba Chalepcnfis repans humüiox &g. Mqris. Hifi. ih p. 314. Tetradynamia. 623 Een kruipende laage Soort , van Aleppo in de 1V# Levant afkomfcig, is deeze, die de Bladen vaa AF£y*tJ gezegde figuur en taamelyk groen heeft. Hoofd- stuk. Thlaspi, Veldkers. Mini*/*; Een uitgerand, fiomp Hartvormig , veelzaa- dig Haauwtje , met Schuitachtige Klepjes die Kielachtig gerand zyn ; maakt de byzondere Kenmerken van dit Geflagt uit, dat ik Veld* kers tytel. Het Zaaiplantje der Bloemtuinen % dat men gemeenlyk Thlaspi noemt , is 'er niet in begreepen. Het bevat de tien volgende meest Europifche Soorten. ( 1 ) Veldkers met hynct Schyf ronde Haauw- t. tjes en Lcmcetvormige effent 'andige Bladen. pe™Zpï num* Een zeer fchoone Soort van Thlaspi , die een J§* eem* Voet hoogte bereikt, met taamelyk breede Bla- den aan de Steng, welke in een Aair van paarc fche Bloemen uitloopt, waar op de gezegde* Haauw tjes volgen , van grootte als de Nagel van een Pink. De afkomst is onbekend* (2) Veldkers met Schyfronde Haauwtjes en n langwerpige getande gladde Bladen. Arvmfi. JnAkJceiigC« \ (0 Thlaspi Siliculis fub -orbiculatis , Fol. Lanceotatis imc gerrimis.óx/Z,iV^.XlLGen.8o2tp.434. Ffc.XIll. p. 4*9 Ik Qiff. 330. R. Lugdb. 334. Thlaspi CaDfuü Cordata peregrinum, J, B. Bijl. Ih p. 5*27* MOBis. Hift. II. p, 297. S. 3. T. 18. U 30. (z) Thlaspi Sil. jHbicttlatis &c. Matê Myl> $u. Gort. 11. DBSl, $JVX9 614 VlERMAGTIÊE KrüI ÜËN. AfdTel *n k°°Ste cn Srootte der Haauwt jes komt déze xvi. * Soort, die alom wild groeit op de Koorn- Ak- Hoofd* fors in ons Wereldsdeel 5 met de voorbaande Haautu kyna overeen# Wegens die Haauwtjes, welke Scbildvormig zyn , heeft zy den Griekfchen *ende' naam Tklaspi bekomen en wordt 3 wegens de fcherpheid van het Zaad, met andere Soorten van Veldkers, Wilde Mojlerd, Boeren- Kers of ook Visfeikruid gebeten, In de Geneeskunde zyn deeze Zaaden bekend, doch weinig in gebruik* nt . (3) Veldkers miï byna Eyronde Buikige Haauw» jiWaceum. tjés en langwerpige Jlompe getande gladde Lookach- Bladen* tige* De Look* Reuk ondetfcheidt voorn aamelyk deeze, die de Zaadhuisjes Buikig Ëyrond heeft en minder gerand > groeijende in de Zuidelyke deeten van Europa. iv. (4) Veldkers met röndachtige Haauwt jes en Saxa'tile* j Steenigc. an* Belg. 183* Fl.Lapp.zsi* Snee. $30. KRAM» A&ft» I8S. HALL,. Ilelv. 545. GOUAN Monsp. 3 *6. GER. Prov. 348. H. Ciifi* 330. R. Lug&h. 33 a» Thlaspi Arvenle Siliquis latis. C. B. Pin. io*. Thlaspi latius. Doo. Pempt. 712* Thlaspi Diosc« Drabx 8c Chamadinae folio. Lob. Ie. 4.12» (3) Thlaspi Sii. fubovatis Ventricofis &c. Thlaspi Alliuin redolens. Moris. Hifi. II. p. 297- $. 3. T. 18. f. 2$. Scoiq- do- Thlaspi UI, Aldiovandu J. B. Hift. IX. p. 932» (4) Thlaspi S\l. fubiotundis , Fol. Lanceolato - Hnearibtis &c. GOUAN Monsp. $\6. Petrop. 1760. V. 5. p. 3$o* T. 5. Lepidium FoU pulpofis. HALL. Coett. 245. Thbspipar* vum Saxatilc FL rubente. C £< Pin. 107. Lirhonthlaspi qua?* T E T R A D Y N A M I A, 625 Lancetvormig Liniaale jlompe Vleezige Iv* Bladen. Afdeel» (5) Veldkers mei rondachtige Haairige Haauw» stuk™" tjes en Pylvormige ruige Stengbladen. v. Thlaspi In de Zuidelyke deelen van Europa , gelyk ^St Italië en Provence, komen deeze Soorten voor 3 uit haare bepaalingen genoegzaam kenbaar. De cerfte groeit ook ia Spanje en ds laatfte in de Wyngsarden en Akkers van Ooftenryk. Dee- ze heeft een enkelde Steng, van ongevaar een Voet hoogte, voortkomende uic een Krans van Wortelbladen > die lang gefceeld en ruigf van eene Ey ronde figuur zyn. (6) Veldkers met rondachtige Haauwtjes en vr. Pylvormige getande gryze Bladen. Cy"$mim nende. Zeer gemeen is deeze , in fommige deelen van Europa, op Akkers, aan de Wegen en op open Velden* In onze Nederlanden komt zy wei- nig quartum. Col. Ecpbr. I. p. 279. T. 277. £ *• Thlaspi mont. pingui folio. BARtt. Ic. 84;. f5) Thlaspi Sii. fubrot. pilofis &c. R. Lugdk 3 3 3- SAUV, Monsp* 120. Thlaspi Capfulis hirfutis. J. B. Hifi. II. p. 922, Thbspi villos. Caps. hirfutis. C. B. Pin* 106. Prodr.^.T. 47. (6) Thlaspi Sil. fubtotundis, FoHis Sagittatis clematis in- canis. Gort. Belg. 183. Kram. Aujir. 189. Haul. Helv. 544. Goüan Monsp. 317. R. Lugdb. 333. Thlaspi Arvenfè Vaccana: inc^no folio najus. C* B Pin. *o«. Thlaspi latl- foliujr* FüCHf. Hifi. Thlaspi alt. DOD. Pempu 712» Tal. vu^gatisüm Ana Vaccarix f"Ho. LOB. k* H3t Rr II. Deel, 12. Stok. 626 VlERMAGTIGE KrüIDEN2 IV, nig voor. Tusfchen Amersfoort en Nykerk op Axvi!L* de Veluwe> als ook bY Zwol, heeft menzege- Hoofd* vonden* In Switzerland groeit zy overal, zege stuk. HalleRj aan Muuren , Landfcheidingen , enz. tjfuraZ' Steeg is ongevaar een Elle boog enmetBla- ge»ds. jen ^ ais gemeld is , bezet , de onderlten Ey rond of Vindeelig , zagt op 9t aanraaken en als een weinig gehaaird. De Zaadhuisjes, van bo- ven ledig, vertoonen zig als gewiekt VIT' . (l) Veldkers met Jlomp Hartvormige Haauw* Montlnum* tjes en gladde Bladen ; de onderfien Vlee- Bergs. jiomp Eyrond effenrandig ; de Steng' bladen omvattende: de Bloemen grooter dan de Kelk. In Switzerland, Ooftenryk, Italië en de Zui- delyke deelen van Vrankryk , groeit deeze Soort 3 die zelden meer dan een Handbreed hoogte be- reikt , in Bosfchen op de Gebergten. Clusius noemtze Thlaspi Badenfe, als op den Berg, die over de Stad Baden hangt , vier Mylen van Wee- (*) Van een Afrikaan/eb Thlaspi , dat de Zaadhuisjes byna Eyrond , de Bladen Lancetvormig , Zaagtandig en zcec glad heefr, maakt de Heer N. L. Bubmannus gewag. ( 7 ) Thlaspi Sil. obcordatis Foliis glabris &c. GOUAtt Monsp. 317. Thlaspi Alpinum Bellidis coerulex folio. C. K. Pin. 106. Thlaspi möntanum Glafti folio minus. Ibid. Thlas- pi montanuuv fêcundum. Clüs. Hifi. Iï. p. 131. Thlnspi Uadenfe. Pan». 46;. Ic. 457* $# Thlaspi petkliatunr minus, C. B. Pin. toé. Tetkadynamia; Weenen> voorkomende. Hy geeft 'cr Stenget- iv. jes aan van een Voet of laager. Afdeel Hoofd» (8) Veldkers met fi mp Hartvormige Haauw-$?vv^ tjes ; de Stengbladen Hartvormig gladeeni- vui. germaate getand ; de Bloemblaadjes van lang- ^foiia* te als de Kelk ; de Steng Takkig. SSaukU- In Switzerland , Duitfchland, Vrankrykkomt decze op openc Velden voor. Zy heeft effene Kruidige Stengen en witte Bloempjes naauw- Iyks grooter dan de Kelk; de Meeldraadjes lan- ger en wit, met geelachtige Knopjes. De Haauw- tjes zyn in deeze, en de voorgaande en volgen- de > als die van 't Herders Tafch Kruid» (9) Veldkers met Jlomp Hartvormige Haauw* ix. tjes en eenigermmte getande Bladen; i^Aipifch* Steng omvattende ; de Bloemblaadjes zo lang als de Kelk : de Steng eenvoudig. Ge r ar dus voegt dit met het Doorbladi- ge famen ; doch Hall er fcheidc het 'er van af. Het is een laag Kruidje , dat in Ooftenryk groeit 3 met kleine witte Bloempjes» (10) (8) ThUspi sil, obcordjt!st Fol. Caullnis Cordatïs , gla- bris &c. Thiaspi Arvenfe perfo iatum nvajas. €♦ B. Pin* iotf. BAftR. 1c. 815* Thiaspi Öleraceura. Tab. te. Cajvi* Hort T# 7. f. C. (9) TbUspi Si! ohcordatïs, Fol. fubdentatis &c, Thiaspi Vaccarisc folio Burfx Pa lons SiHquis. C. B Pin* loj. Prodr* $7 ? Thiaspi pumilu.a teuium Clus. lïtft. li» p» §U Rr % II» DexlJX stuk* 6.1% VlERMAGTlGE KRUIDEN, IV* (10) Veldkers met Jlomp Hartvormige Haauw* Afdeel. ^ m pföfötf^ Wortelbladen. Hoofd- stuk. Die Kruid is algemeen bekend onder den x. , naam van Herders Tafchjes of Beursjes- Kruid 9 Tur/T ingevolge den Latynfchen naam Burfa Paftoris ; Tafchjes. uitdrukken. In andere Taaien geeft men het dergelyken naam. In *t Franfch noemt men het ook Ie Tabouret , als of dezelven naar derge- lyken Zitftoel zweemden. Het groeit, als een Onkruid, door geheel Europa, en byzonderlyk ïn onze Nederlanden * zo in Tuinen als op Ak- kers en aan de Wegen: doch verandert in Loof aanmerkelyk , komende met de Wortelbladen, die gemeenlyk diep ingefneeden zyn s fomtyds niet uitgehoekt voor , en de grootte verfchilt , naar de Groeiplaats , ongemeen. Het valt ook in Japan. Cochlear ia. Lepelkruid. Dit Geflagt heeft een uitgerand, gezwollen, ruuw Zaadhuisje , met bultige ftompe Klepjes. Het bevat agt Soorten, waar onder, behalve de gewoone Lepelbladen , ook de Mieriks - Wor- tel en andere Kruiden zyn begreepen; als CO ( 10) Tblaspi Sil. obcordatis , Fol. Radicalibus pinnatiH- dis. Mau Med. 324. Gort» Belg. 183. &c. dcc. Burfa Pafto- ris major Folio finuato. C. B. Pin. 108. Burfa Paftofis* Dod« Pempu 103. £# B. Paft. media. C. B. Pin. 108. y# B* Paft, major Folio non fimiato. C. B. Pin. 108. I E T R A D Y N A M I A, 629 (l) Lepelkruid met de JVortelbladen rondach- IV, tig Hartvormig ; de Stengbladen langwer* Af£^ei" pig en eenigermaate aitgehoekt. Hoofd- stuk* Deeze Soort , aan de Oevers der Zee , zo by 1. ons als in andere Noordelyke Landen , gemeen , o^tTaL is het bekende Lepelkruid, dat onder den naam Gemeen, van Lepelbladen , zo in de gemeene Samenlee* ving 3 als in de Apocheeken gebruikt wordt. Het Loof heeft een fcherpen Reuk en een prikke- lend heetcn 3 zoutigen Smaak, 't Is een der voor- naamfte Middelen tegen 't Blaauwfchuit, wor- dende deswegen van de Engelfchen Garden* Scurvy - Grasf geheten , dewyl men 't ook in de Tuinen teelt : doch dan is het veel minder fcherp en kragtig*De Franfchen noemen 'tHer- be aux Cueilliers , de Duitfchers LoffelkrauU Men gebruikt het of raauw , de Bladen kaau- wende, of het uitgeperfte Sap in Meyd ran- ken of het Aftrekzei met andere Kruiden. De vlugge Geest, die 'er door ?t ovcrhaalen van komt , vervliegt door 't kooken t'eenemaal en laat niet dan bitterheid over. Dus is ook het verdikte Uittrekzel wel openende en uitdryven- de, maar heeft de gezegde hoedanigheid nieu (*) (1) Cochkana Fol. Radicaliïms Cordato - fubrotunclls &c. Syft. Nat. Xih Gen. 803. p. 4.34. Ve%. Xllh p. 492. Mat. Med. ?2o. GORT. Belg. 183. Fl. Lapp. Succ. Oed. Dan. 1 5 5.^i/. Clijf. i%z. R. Lugdb. 235. Cochlcaria folio fubro- tundo. C. Bi Pin. 110. Cochlearia Dod» Pwpt* s?4-Coch!, Batava. Lob. Ic 29 Rr 3 II, DBZL. IX f l'UK. 63O VlERMAGTIOE KrITIDEK. IV. (o) Lepelkruid met alle Bladen Eyrond Lom* Afdeel. xv u cetvormtg. Hoofd- stuk. Als eene Verfcheidenheid van de gemeene „ & . Lepelbladen is deeze aangemerkt geweest, die Angina, overvloediger m Groot Bnttannie dan in onze Engeifch. j\jccjerlanden groeit , en nagenoeg de zelfde krag- ten heeft, Zy verfchilt door langwerpige uitge* hoekte Bladen van de andere, en komt hier bui- ten Amfterdam aan den Ykant , als ook op 't Strand by Harderwyk3 voor. 1H/ (3) Lepelkruid met hoekig Pylvormige Bladen , Decnfciu die allen driekantig zyn* Deeze , in Deenemarken gemeen , verfchilt aanmerkelyk , zo door de figuur der Bladen > welke Klyfachtig zyn , als door de ongetakte Stengen , en dat het de zydelingfe op den Grond hurkende heeft. Lob el merkt het aan , te groei- den op de Engeifche Zeekuflen. Boïrhaave heeft hets als hier inlandfch zynde* getekend. C4) (2) CocblearïaVoU omnibus ovato- tanccolat's. Oed. Dan. 329. Gort. Belg. 184. H> ds Angl. 248. Coehlearia Fol. fiuuato. C. B. Pin. iio4 Raj. Hifi* 833. Coehlearia Britta- rJca. f Angi ca. LOB. U> 294* (3) Coehlearia Fol. Haftaeo - angulatis omnibus dekoidibus. Mant. 425. GORT. B??g* 184- FI. Suec. 532. OED. Dan. joo. Coehlearia Aremorica. Töubnf. Infl. 21$. Th'laipiHe- deraceum, Lob. ïc. 615. fi, Coehlearia Dmica repens. C* £. Pin. 110. Prvdr. 53. y# Coehlearia minor cre&a. li. Tetradynamia, 631 (4) Lepelkruid met Niervormige effenrandige, IV< Vleezige Bladen* Afdeel* xvi. Op 't Eiland Aalholm vondt Bar tholi-J^0' ®vs een kleine Soort van Lepelbladen, wel- VK ke^als ook op Ysland en in Groenland voor-^^* komende s Groenlandfche gctyteld wordt. Bédica. Wortelblaadjes zyn zeer klein en Vleezjg, on-iaads!^ geaderd, niet ingefbeeden en lang gedeeld. Ik heb, voor veele Jaaren * aan de fielder derge- 3yke kleine Lepelblaadjes gevonden, die ik in onzen Tuin overbragt, en vervolgens aldaar uit Zaad voortgeteeld zyn , maakende wel redelyke Planten uit, doch behoudende de kleinte en fi- guur der Blaadjes, niet grooter dan een Duims- Nagel. Ik twyfel naauwlyks of dit zal deeze Soort , welke derhalve tot onze inlandfche Plan- ten kon behooren, geweest zyn. (5) Lepelkruid met Vindeelige Bladen , en neer* v. gedrukte Stengen. c^ hoorn* Op (4) Cochkariz Fol. Reniformihus integris CarnoGs. TL CltffZ 498. R. Lugdb. 355» Cochlcaria minima repens Infulx Al- holmiae* Barth. Hafn. III. p. 143. Ic* Cochh minima cx Münu Walli*. B GERH. Lugdb* 2. p. 10. (5) Cochlearla Fol. pinnatirlciis , Caule depresfb. Gort# Belg. r§5. GouAN fuonsp. 318. FU Suec. 539» Ti. Cliff. 331. \K. Lugdb, 33 5. &c. Ambrofia CampeftrJs repens. C. U. Pin. 138. Pfeudo* Ambrofia. Cam. Eplt. $9$* Cornu Ccrvi alt. repens. Dod. Pempt* 110. Coronopus repens Baiellii. Lor. Is. 438. Naftuttium fylv. Capfoliscriftuis. TOURNF. /is/?* ai4« Rr 4 II, Deel. ix, Stuk» V I ER MAG TI G E IV. Op open Velden en plaatzen , zo wel in de AFxvlL Zuidelyke als Noordelyke deelen van Europa, Hoofd gelyfc zelfs hier by Amfterdam en elders in ons stuk* Nederland , aan de Wegen, komt dit Kruidje ^r**™" voort, dat men 3 wegens de figuur der Bladen , #nde. Hertshoorn , in 't Franfch Corne de Cerf , en wegens de hoedanigheid Zwynen - Kers noemt, of ook , wegens de manier van groeijing, Kraai- jen- Voet> in 't Engelfch Crows-Foot. Het is Kruipende of Bafterd ■ Ambrojia van fommigen getyteld; hoewel men voor die benaaming wei- nig reden heeft. Het legt met zyne Stengetjes t'eenemaal op den Grond neer, hebbende zeer f ^n gefmpperde Bladen en aart ig gekamde Haau vv- tjes; zynde, in die beide opzigten, grootelyks van het Lepelkruid venchillende. Toürne- fort hadt het , met veel reden , genoemd Wilde Kers met gekamde Zaadhuisjes. In hoeda- nigheid, immers ook , gelykt het veel naar de Tuinkers , en wordt in fommige Landen , even als die» over de Salade, of op zig zelf of met Azyn ingelegd , als Toefpyze, gegeten, zoRu- ëLLius aantekent. Dit Kruid is, bovendien, een voornaam Ingrediënt der berugte Steen* breekende Middelen , in Engeland publiek ge- maakt. vi. ^ (6) Lepelkruid met de Wortelbladen Lancet* Armora- vormig gekarteld ; de Stmgbladen inge» cia, fneeden. Dit Meer- J Radys. ^ Cnzklzarla Fol, Radicalibus Lanceolaris aenatis &c» Mat. Tetradynamia* ö»33 Dit Gewas hadt gezegde Kruidkenner reeds IV. betrokken tot het Geflagt van Lepelkruid, hoe4™**1" zeer het ook in Geftalte van de Lepelbladen Hoofd* verfchille. Het groeit aan de kanten van Rivie-*TüK* ren en Beeken in Engeland; te Montpellier in "cuhf** 't Water , onder het Kafceel ; by Weenen bo- vendien op Akkers; by Lund in S weeden op de Velden , en hier op de Bouwlanden by Ulenpas aan den Ouden Ysfel in Gelderland. Gesnerus vondc het in Switzerland op een Veldgroeijen, beneden Laufanne, doch twyfelt of het niet hy toeval daar gekomen ware. In Pommeren is het aan de Dyken van Graften en op Puinhoopen vry gemeen. Zo dat men ziet, hoe dit Kruid verfcheiderley Groeiplaats verkieze , aartende ook zeer wel in de Hoven. Volgens den Latyn- fchen naam Raphanus Riijlicanas wordt het Wilde of Boeren • Radys, in 't Franfch Grand Raifort fauvage , in 'c Engelfch Horfe-Reddish, en in 9c Hoogduitfch Meerrettich geheten. Van deezen Jaatften naam , die op de groeijing in 't Water fchynt te zien 3 zal onze Hollandfche Mierik- o£ Mier edik* Wortel afkom ftig zyn ; hoewel men 7t gemeenlyk Peperwortel heet , wegens den fcherpen Smaak» De Wilde Radys van D i os- co- Mat. Md. 3*1. GORT. Belg. ig;. GO"AN Monsp. 318-Krim. Auflr. 190. Hall. Helv* 543. Cochkaria Folio Cubitaiï. Tournf. Inft. 2x5. Armorach. Riv. Raphanus Ruft canus > crasfa Radice , Lapathï folio. Lob, Ic> 320, Rsphanis mag* na. DOD* Pempt. 67 s« Rr 5 II. I EU, IX; STUK, 634 VlERMAGTIGE KRUIDEN. IV. corides, die by de Romeinen Armoracia ge- A*xvi't noemc* werdt , ftrookt niet hier mede. Hoofd» Het Kruid gelykt veel naar de Water - Patich , stuk. joch de Bladen zyn grooteren ruuwer,deSten- t^draa-' §en Iaaêer cn dunner , met witte Bloemen en gtndu kleine Haauwtjes , als die der Lepelbladen. Door den Wortel munt het inzonderheid uit, die op de Moeslanden geteeld en befneeden zynde te koop gebragt wordt. Dezelve heeft zo fcherpe vlugge deelen , dat het in de Oogcn byt van de genen, welke ze fchraapen of raspen, om tot Toefpyze in Sausfen of op zig zelf te gebrui* ken. De Peper -Wortel maakt een Schroei jend of Blaartrekkend middel uit , fterker dan Look. Door 't uitdroogen verminderen allengs de krag* ten en het gedefinieerde Water verliest ook wel dra zynen icherpen Reuk. Behalve de fcherpheid is 'er ook eenige zoetheid, byzonder in het uit- geperfte Sap, en het Afkookzel , van 't gene na de deffillatie overhlyft, ruikt naar Raapen. In de Provincie van Limoges,in Vrankryk , worden van 't Gemeen deeze Wortelen , na dat zy een poos in Water gelegen hebben , met Olie ge- braden of geftoofd gegeten. Het Sap doet, als men laau w W ater daar op drinkt , braaken , doch niet Suiker tot een Syroop gemaakt , en dus in- gegeven , heeft men 'c zelve tegen 't Graveel, den Steen en *c Scheurbuik, als ook in de Wa- terzugt , diènftig bevonden. De Wortel , op Rinfe Wyn gezet, doet fterk wateren en is in fpmqri- ge üeepende Kwaaien met Vrugt gebruikt. (7) Tetradynamia; 635 (7) Lepelkruid, dat de Stenghladen Pylswys' IV. Hartvormig , omvattende heeft* Af^el# Hoofd* Nietcegenftaande dit maar een Jaarlyks Kruid stuk. is, gelvk de gemeene Lepelbladen, heeft het de vit. Steng wel twee Ellen hoog, met Bladen ais ge- GUftifaUa* zegel is,, die boven zeer fmal worden en eened£ecdüla" getakte Aair van wicte Bloemen, w*ar op ron- de Zaadhuisjes volgen , met Zaaden van fcherpen Reuk en Smaak. In 't Land , omfireeks Regens- burg , komt deeze wild voor* (8) Lepelkruid met Lancetvomige , getande, vin, >rabam omvattende Stengbladen* Gekroond. Deeze Soort heeft leggende Stengen , die een weimg Takkig zyn en Piekvormige, breed Lan- cetvormige, gryze Bladen, zegt de Ridder, die haar bevoorens tot het Peperkruid ha'jt betrok- ken. De aangehaalde eerfte Draba van Clü- sius, heeft opftaaodc Stengen, omtrent eea Voet hoog, van boven met de Bloempjes ge- kroond. De Groeiplaats is in Oottenryk, Vrank- ryk (7) Cocblenria FoL Caulinis obcordato - Sasrittatis ample- jdcaulibus. H* Cllff. 332. R. Lugdb. 335. Lepidium Glafti- faliura. C. B. fin. 97. MöRis. Htft* ÏL p. 312. S. 3. T. 21. f. 3. Cochl. altisfïma G'afti folio. TOURNF. Infi. 21 5. Lepidium annaum Lob* 7c. 321* (8) Cochlearia Fol. Lanceolatis &c, Lep'vL Pot. Lanceoh- tis amplexicaulibus d^ntaris. H. Cliff. 331. Draba umbelJata f. major CapituUs donata. O B. Pin* 109. MOEUS. uts. f. U Draba prima vulgaris* Hifi* II. p. 123. II. Dsei. ix, Stüb;, IV. Afdeel. xvi. Hoofd» STUK. Haauvj' tjesdraa- I. Sberisfem- ferflorens. Alryd- blce jend. IT. Scmpervi- 7-evs, Altyd groen. IIÏ. Gibralta- rica. Gibialtars* 636 VlERM ACTIG E KRÜIDfiN* ryk en Italië , aan de Ploegvooren , zegt de Ridder. Omftreeks Weenen groeit dit Kruid overal, aan de kanten der Velden en nevens de Wegen (*> I B B ft i s. Scheefbloem* De Bloem is onregelmatig, met de twee uit* waardfe Bloemblaadjes grooter , in dit Geflagt, dat veelzaadige uicgerande Haauwtjes heeft. Zulks heeft in fommige Soorten van Thlaspi plaats , die tot hetzelve betrokken zyn ; weshalve ik het den naam van Scheef bloem geef. Twaalf Soorten zyn 'er in begreepen,* naamelyk (1) Scheef bloem, dat Heefterig is9 met Wig* yormige effenrandige Jtompe Bladen. (2) Scheef bloem, dat Heefterig is , met Li* niaale fpitfe effenrandige Bladen. (3) Scheef bloem dat Heefterig is9met de Bla* den aan de tip getand. (4) (*) Kram. Aujlr. p. m. (1; Ibens Frutescens, Fol. Cuneiformibus &c. Syft. Nat. XII. Gen. 804. p. 4SJ- V'eg. XIII. p. +91. H. CUjf. zm.Ups. 184. R. Lugdb. 336. IUv. Tetrap. 224. f. 2. Leucoijum Frur. Umbell. Ferficum. Moris. Hift. II. p. 295. Thlaspi latif. poïycarpon , Leucoii fbliis. EOCC. Sic. ss* T. 22. f. a - 1. Thlaspi Fiut. Folio Leucoii femperfioiens. Seb. Tbes. I. p. 2. T. 13. Ê 4- (2) Jberis Frutescens, Fol. Linearibus acutis &c. H. Cliffl R. Lugdb. GOUAN Monsp. 315. Riv. utrap. uts. f. 1. Thlaspi montanum fempervirens. C. B. Pin. 106. Thlaspi Ciet. pe- renne Fl. albo. Barr. Ic. 214 & 734. {%) Ibtrn Frutescens Fol. apice denratls, Thlaspid. Hi$p. i Te tra dynamia. 037 (4.) Scheef bloem , dat laag* Heefterig is , met IV. Lancetvormig - Liniaale , Vleezige , fpitfe , Afx^eibL# effenrandige 3 op d£ fozrc£ gehaairde Bladen* Hoofd- stuk. Deeze vier Soorten zyn Heefterig en volgens ÏV9 de bepaalingen verfchillende. De eerfte heeft sJ£rt*g haare Groeiplaats op Sicilië en in Perfie* MenRotfteenfg. floemtze Thlaspi of Taraspi des J ar diniers , zegt G o u a n. De tweede valt op Kandia : de der- de heeft men by Gi braker groeijende gevonden. De vierde komt wild voor op drooge Zandi- ge plaatfen, in de Zuidelyke deelen van Eu- ropa. De twee eerften, die ook aan de Kaap groei- jen3 zyn fraaije Bioemgewasfen , wel Heefterig doch weinig hoogte hebbende, inzonderheid de zogenaamde Perfifche , die tevens een aange- caamen Reuk heeft , bloeijende byna het ge- heel e Jaar: de volgende blyft altyd groen: die van Gibraltar gelykt veel naar de Perfifche, zo Dilleniüs aanmerkt, groeijende ook maar een Voet of anderhalf hoog; de laatfle, door Garidell afgebeeld , vertoont zig Heefter- achtiger dan de anderen. Deeze heeft Worm- achtige fpitfe Bladen ,zo Columna aanmerkt. (5) ampliore Flore, Folio crasfo dentato* Dïll» Elth. 3*x. T. %%-]. f. 371. (4) Jkrls SufFruticofa Fol. Lanceolato - Lineatibus &c* Thlaspi Saxmle verraiculato folio. C. B. Pin. 107. Gario. Afx. 460» T. iqi. Lithonthiaspi jt fruticofiiis. Col* Ecphr* 1. p. a?8. T. 277. f, 1. lh DSEW IX* STUK* 03$ VlERMAGTIGE KRUIDEN. IV. (j) Schecfbloem , dat Kruidig is ^ met Ey\ ^xviï- ronde Bladen, de Stengbladen omvattende , Hoofd- effen en Sappig. STUK» v. Deeze Sóórt in Switzerland en Provence , lund^foiia a^s o0^ *n *ta'1e °P ^e Bergtoppen voorkomed- Ronabia- de, heeft kruipende Stengen, die op de opge* regte enden fraaije Bloem hoofdjes dnagen, van byna regdmaatige Bloemen, paarfchachtig van Kleur. Dg Wortelbladen zyn gedeeld, Eyrond, efFenrandig : de Stengbladen ongedeeld, allen glad en zagt. vi. (6) Scheef bloem , dat Kruidig ïs , met Lar>- ^oondrat' cetvrmige gefpitfte Bladen , de onder Jlen 8end* Zaagtandig , de bovenjlen effenrandig. Een zeer bekend Zaay - Bloempewasje maakt dee7e , onder den naam van Tiilaspi , ft! dê Tuinen uit, dat op zyn meest omtrent een Voet hoog groeit en vlakke Tafelswyze Kroontjes- Bloemen draagt, van witte, roode of paarfch- achtige Kleur. Ia \ Franfch noemt men het Thlas- (s) Iheris Herbacea Fol. ovatis&c. Thlaspi montanum fer* rato Ce p je 2 folio. Bark* Ic. 848. Thlaspi Alpmum folio rotundiore Carnofo &c. Tournf. Infl. 212. Scheuchz. A?p* $0, T, 45. GER. Frov. 354. Lepidium Caule repente. HALL. Helv. 546. ALLIOK Pedem.2j. T. 4. f. 1. Thlaspi minimam Silic. cbcordatïs &c. Ard. Spsc. 2 p.33»T. 15. f. 1. (c) iheris Herbacei Fol. Lanceolatis acuminatis &c. /!• Cüff. Ups. R. Lugdb* 3 30, Thlaspi uinbellarum Creticum Ibe* lidis folio* C. B. 10S. Draba feu Arabis f. Thlaspi Caru dia:. Dod. Tempt. 713. Thiaspi Candias umbeli. iber. folio. LOB. Ic, zit* Iberis Crerica. Kir» Jetrap* 125. T E T R A D ï N A M n; 639 Thiaspi de Candie,in 't Engel fch CandyTufts, IV. als Kretifcheof Kandiaafche Thiaspi. Het heefcA^fiL- niet alleen op dat Eiland, maar ook in Spanje, Hoofd* en in lealie 5 zync natuurlyke Groeiplaats. Deslm» Zaadhoofdjes blyven hier half - Klootrond en worden niet Trosachtig, gelyk in de volgende. (7) Scheef bloem met Lancetvormige fpitfe eenigermaate getande Bladen en getroste Bloemen. Bittei* In Switzerland niet alleen , maar ook in de Zuidelyke deelen van Vrankryk , en in 't Oost- enrykfe by Weenen 5 groeit deeze Soort, die den bynaam van Bitter voert , om dat zy uit- munt in bitterheid; wordende deswegen, in 9t Hoogduitfch Bitterbaurenfenf geaoemd. Het heeft de Steng anderhalf of twee Voeten hoog, van boven Takkig , met dergelyke Kroontjes byna als de voorgaande , doch losfer en trosachtig wordende wanneer zy in 5c Zaad fchiet, als ge- meld is. (8) Scheefbloem dat Kruidig is > met Lini- vnr, aaie Vlafch- bhdig< (j) lberis Herbacea Fol. Lanceolatis acutis &e. H. Ups. 184. HALL» tklv. 543. GOüAN Monsp. 319. kram. Auflr. 190. Thiaspi umbell. Arvenfe lbertdis folio. Riv. tetrap. 112. Thiaspi umbell. Arvenfe amarum.' J. B. Hifi. II. p. 92 j. Taeern. Ic 402. (g; ïbsris Herbacea Fol. Lifiearilms &c. Ger. Prov. Thiaspi Luiitamcum umbellatum GramLneo folio &CjfOUBNF. In/2. tr$. GAKiD. 45$. T« 105. II* DUt* IX. STUSt 640 VlERMAGTlGE KRUIDEN. IV. aale effenranddge , aan de Steng Zaagtan* ^xviEL* *^&e B^den* die gepluimd is 9 met half* Hoofd- Klootronde Bloemtuiltjes. STUK* In Spanje en Portugal, als cok in Provence, gtndt™' °P Heuvelen , groeit deeze, die zeer naar het Grasbladig Peperkruid gelykt , doch de Haauw- tjesaan den top geknot tweetandig heeft. (9) Scheef bloem , dat Kruidig is , met Lint- aale% naar 't end verbreede > Zaagtandigt Bladen. (10J Scheefbloern, dat Kruidig is* met Ey- ronde gladde , ongeaderde , effenrandige Bladen , de Haauwtjes aan den voet en tip iweekwabhig* (11) Scheefbloern , dat Kruidig is, met Li» niaale Vindeelige Bladen* (11) Scheefbloern, dat Kruidig %s% met uit* (9) Iberis Herbacea Foliis Lïnearibus fuperne düatatis fer- ratis. H. Cliff. 330. R. Lugdb. 336. Thlaspi umbellarum Cret. Flore albo odoro minus. C. C. Pin. 106. Thlaspi par- vunx 4. odorato Flore. Cltjs. Hifi. II. p. 132. (10) Iberis Herbacea Fol. Ovatis glabris aveniis Jnregeni- mis &c. Am. Ac. IV. p. 278. Thlaspi humile Spicl purpu- jeiL Büxb. Cent* I. p. 2. T. 2. f. |# (11) Iberis Herbacea Fol. Linearibus pionatifidis. Am. AcrM IV. p, 278* Gouan Monsp. 319. Thlaspi Vmbell. Nafturtü folio Monspeliacum. C. o. Pin. 106. Thlaspi ait. min. Umbe2!» LOB» Ie 2i8. (12) Iberis Herbacea Fol. finuatis f Caule nudo ficnplici. Gort, Btfa igj* Gouan Mms?» 31*. FU Stuc. $36 , stf. Iberis cdorata. Welrie- kend. X. \Arabica. Arabifch. xr. Pinnata. Gevind. XII. Nttdicaulis, Naakt» ileng. T E T R A D Y N A M I A% Ö4I gehoekte Bladen : de Steng naakt en een* IV; Afdeel. youdig* XVI Hoofd» Van deeze vier groeit de eerfte op de Geberg- stuk, ten van Piemont en Savoije; de tweede valt in subulo/** Arabie en Klein Afie : de derde aan de Kusten der Middellandfche Zee en de vierde is vry al- gemeen in ons Wereldsdeel. Deeze laatfle wordt Klein Herders Tafch Kruid geheten, om dac de Zaadhuisjes naar die van'tgewoonegelyken, hoewel het Gewas veel kleiner en het Loof ver- fchillende is. Men vindt het op drooge, dorre , Zandige , ja zelfs op Muuren en Steenachtige plaatfen , zo elders als in onze Nederlanden. A l y s s u m. Tanddraad. Sommige Meeldraadjes hebben , in dit Ge- Aagt , inwaards een Tandje , 't welk tot de voor- raamde onderfcheiding dient; zynde het Zaad- huisje , gelyk in de voorigen , uitgerand , dat is, van boven eenigermaate uitgefneeden. Het bevat zeventien Soorten , welke in drie Rangen verdeeld zyn , naar dat zy of eeniger- maate Heefterïg of Kruidig voorkomen, of dik- ke Haauwtjes hebben ; als volgt. A. Laag- Okd Dan. m, H. CU ff. 328, R. Lngdb. HG. Burfi Pafto- lis minor Fol. incifis, C. B» Pin. log. Biufa Paftoris minor, DOO* Pemp;. 103. Paftoria Burfa minima* Lob, Ie. szï, Ss IU PHM, Üt* STUK, 642 VierMagtige Kruiden IV. A. Laag- Heeft erige. Afdeel» ttXVI* CO Tanddraad met de oude Bloemtrosfen ah Hoofd- v j j stuk. gedoomd en Bladerloos. Ahsfum De Doornen , die deeze Soort heeft, beftaan cledomd. Ult vcrharde enden van de oude Bloemtakjes. * 't Gewas , dat in de Zuidelyke deelen van Vrank- ryk , en in Spanje , op hooge Berg - Rotfen groeit y heeft Wigvormige gryze gladde Bladen. Men vindt het gemeenlyk Gedoomde Thlaspi getyteld. De Bloemblaadjes zyn wit en geheel; de Meel- draadjes Tandeloos (*). ïi. (*) Tanddraad met leggende overblyvende Sten* fijj"^* gwi de Bladen Lancetvormig Liniaal, Aityd fpits en effenrandig. groen. ui. (3) Tanddraad met Heejlerige gepluimde Sten- Saxatile. ^n Rotzig. (1) Alys/um Racemis Senilibus Spiniforraibus Nat. XII. Gen. 80$. p* 435. Vtg. XIII. p. 493. H. Clif. R. LugAb. 331. DALIB. Paris. 197. Thlaspi Fmticofum Spi- Hofum. O B. Pin. 102. Lencoijum f. Thlaspi fpinofum. B. Hifl. II. p. 9ÏU Thlaspi Spinofiim Hispanicum. BARR. Ie. S08. (*) Een zonderlinge verkiezing van den Ridder, die Soor- ten , welke meest van de Geflagts - Kenmerken afwyken , in ft voorfte te plaatzen. Ik zon dezelven agter aan voegen. (2) Alp/urn Fol. Lanceolato- Linearibus acutis. H. Clif. R. LugAb. uts. Thlaspi Haümi folio fempervirens. Herm, LugAb. 594» T. 595* Thlaspi parvmn Halimi angufto in- cano folio. BOOC. Mas. U. p. 45. T. 39. (3) Alysfon Ctul. Frutescent. paniculatis &c. Ard. Spee. I. p. IS. T. 7. R. LugAb. 3ji4 N. 6. MlLL. Dift* T. f. h Tetradynamia. gen en Lancetvormige , .zeer zagte uitgc- IV} gulpte Bladen. A™i?W (4) Tanddraad met laag- Heejlerige verfpreide^^* Stengen , rondachtige gryze Bladen en ge* iv. kleurde Kelken. 'AipfjiTe. Alpifch* Van deeze drie heeft de eerfte, die op dor- re plaatfen in de Zuidelyke deelen van Europa groeit, Bladen als de Smalbladige Wilde Melde: de tweede , op Kandia door Tournefort waargenomen , komt met gegolfde Bladen , als die der Violieren , voor : de derde op de Berg*» Rotfen van Provence, naar den kant van Italië* gevonden 3 heeft de Steeltjes naauwlyks een hal- ve Handbreed hoog , en byna ronde Blaadjes, die grys zyn, gelyk in de meefte Soorten van dit Geflagt. De Bloemblaadjes zyn ia alie dee- ze Kruidjes zonder uitranding. B. Kruidige» (5) Tanddraad met Kruidige Stengen, gryze v. getande Bladen , en vier gegaffelde MeeU[^bQm drüadjes. Noord- X. Aïysfon Crct. Saxatile FoL un'iulatis incanis, Töusnf. Cor. 1?. Thtospi lureum Le&cöii folio. HoCC Mm, 79. T. 93. (4) Al ifum Gaulrbus Stiffrut coils difïufis , Fo!. fubrot. in - canis , CaL * iloratfS GER. Prov. 352 T« 13. f. 2, Mant. 92* (s) Alyifum Caulibtti Herb. Foh incanis denmis &c. Lu« naria Fol. ellipt is de Groeiplaats van dit kleine Plantje, dat zeer kleinegeele Bloem- blaadjes heeft en vier Meeldraadjes in 't mid- den inwaards getand , de twee overigen met een Schubbetje aan den voet* Het is een Jaarlykfch Gewas, gelyk het voorgaande, maar het gryze blyft over, gelyk het volgende. (p) Tanddraad met Kruidige verfpreide Sten* ix. gen en byna Lancetvormige DoornachtigMue^*m' gefiippelde Bladen* In Switzerland en Duitfchland groeit deeze Soort, die Heeiterig is en langs den Grond kruipt, f8) Alysfum CauL Heïbaceis, Stam. omnib. dentatïs &c. Jxcq. Vind. 114. Ger. Prov. 351. Clypeola Silic. bilocul. tetraspermis. H. Gif. 3 29-Thlaspi Alysfon di&um Canveftre majus* C. B. Pin. 107. Alysfon minimam. Clus. Hifi. II. p. 133. Alysfon. CAM. Epit. 558. f. 1. (9) A'ysfum Caul. Herbaceis diffuïïs, &c, H* Ups, igf. jACq. Vind. 2j8. Auftr. T, 3?. Alysf. Fol. Lanceolatïs obtu- fis incanis 8cc. II. Olijf. 332. R. Lugdb. lil. Thlaspi Alpi- tium rcpens. C. E. Pin. 107^ Thlaspi montanum luteum. J. B« Hifi. II. p. 928. Ss 3 IXfDKEL IX, STUH* 6^6 VlEUMAGTIGE KRUIDEN. IV. kruipt , hebbende weinig meer dan een Spaü ^FxvlL' hoogte. De Bloemblaadjes zyn geel: vier Meel- Hoofd- draadjes aan den top gefpleeten , twee met een stuk. Tandje aan den Voet. x. (10) Tanddraad met een Kruidige Steng , de Cwpeftr** Meeldraadjes tweeborftelig hebbende en af* veidig. vallende Kelken. xt. (11) Tanddraad met een opfcaande Kruidige tv™/'* Steng , ongejleelde ovaale famengedrukt schiidig. platte Haauwtjes en gefpitjie Liniaale Bloemblaadjes. Van deeze beiden , ook Jaarlykfe of Zaay. Gewasjes , groeit het eerfte op drooge Velden , in Languedok en Provence ;het andere, dat van de Schildvormigheid der Haauwtjes zynen By- naam heeft , in de Zuidelyke deelen van Eu- ropa , als ook op den Berg Libanon , in 't Be- loofde Land. Dit wordt gehouden voor het Mysfon van D ioscorides, dus genaamd, of om dat het tegen de Hondsdolheid zou die- nen , weshalve de Engelfchen het Madwort noe- men, (lo) Alysfum Caule Herb* Stamin. üipatis pari Set3rum. GOüAN MoKsp. 32 t. Aly|fon incanum SerpylH folio, Fru&u sudo, lOüBNF. Injf. 217. (11} sAlysfum Caule ere&o Herbacco &c. Lunaria SilfcuJis fubfesfiiibus incanis lateralibus. R. Luzd. 333. Gron. Orisut» So. Lunaria Leucoii folio , Sil. oblonga m?jori. Tournï. /«/?♦ 218. Leuc. Aiysfoides clypeatum majus. C. S. Pin, 201. Alysfon Dioscor* Dod. Fmft. %s. T E T R A P Y N A M I A# 647 men, of om dat het Afkookzel daarvan den IV. Hik zou doen bedaaren Dit vale naauw- AFxVE*u lyks een Handbreed , het andere ongevaar een Hoofd- Voet hoog. stok. Cs Met gezwollen Haauwtjes of langwerpige geflootene Kelken. (12) Tanddraad met een Kruidige Steng , Lan* xir. cetvormig Driehoekige Bladen , en gezwol- len Haauwtjes. bladje"" Onder den naam van Vreemde Rakette heeft Clusiüs deeze , die in Spanje groeit, zeer fraay in Plaat gebragt. Uit éénen Wortel fchiet zy Stengen van anderhalf Voet hoogte , met Bla* den als gezegd is 9 die, gelyk in veele andere Soorten s fcherp zyn van Smaak, zo wel als 't Zaad. De Bloemblaadjes zyn diep ingefneeden. (13) Tanddraad met een Heefierige Steng % xirr. Lancetvormige , eenigermaate getande , CRan^ Wollige Bladen en Klootronde Haauwtjes +™ich* (14) (*) Het Griekfch woord Lus/a betekent zo wel het een als 't andere. (12) Alysfum Caul. Kerb. Fol. Lanceolato - deltoidibus f Siliculis inflaas. AU Fol. Lanceohto - repandis dentatis* //. Cliff* 3 33» IV. Lugdb» 33ï« Alysfoides incanum Fol. finuatis. TOLRNF. Ir.ft. 218. Leuc. incanum Slllq. rotundis. C,B. Pir.+ 201. Eruca peregrina. CjLl/s. Hift. IL p. 13*- Hisp. 420. T. 421. f13) Alysfum Caule Fmticofo5 FoU Lanceolatis fubdent. tomentofis &c. Aiysfoides. Frut. Ciet, Leucoii folio incano. Ss 4 TouaNF, IU Deel. IX* Stuk. <54§ Vië&MAgtige Kruiden. IV; (14) Tanddraad met een Kruidige Steng , wyi A?xvEL* gemikte Takken, de Wortelbladen jlomp Hoofd* Eyrond en eenigermaate Wollig ; de Haauw- stuk* tjes opgeblazen, xiv Gemo-{nJe ^e w^ gcmikte Takken en kleinere Bloc- wyd ge- men , die hoog geel zyn , onderfcheiden deeze van de voorgaande Soort, welke door Tou r- nefort op Kandia is waargenomen* xv, (1 5) Tanddraad met een Kruidige opgeregte t^m kliU' Steng, gladde Lancetvormige effenrandige Levantfch, Bladen en opgeblazen Haauwtjes. xvi. (\6) Tanddraad met Liniaale getande Bladen ^Biaazig.* en opgeblazene ^fpitfe , hoekige Zaadhuisjes. Van deeze laatfte , die Toürnefort ook in de Levant vondt, hadt hy een byzonderGe- flagt gemaakt onder den naam van Blaaskruid , om dat de Haauwcjes zeer Blaasachtig zyn. Het groeide in Armenië naauwlyks een Handbreed hoog. 07) Tournf. Cer. 1$. Leucomrn luteum utriculato Sem'ne. Alp. Exot. 117. T. 118. ( 14) Alysfam Caule Herbaceo , Raraisdivaricatis &c. Mant» S>2.. Alysfuro. ARD. Sp. 2. p. T. 10. (15) Alysfum Caulc Herbaceo ere&o , FoL Jambus &c. Mant. 92. Thlaspi Frut. Leucoii folio viridi. TOURNF. 218. (16) Myifam Fo!« Linearibus dentatis* Veficaria Orïenta- lis FoL d*ntatis. TOURNF. Cor. 49. Itin. II« p. 105», Reizen. II. D» p. 974 Tetrabynamia: 649 / (17) Tanddraad met Heefier achtige leggende Rft Stengetjesy Lancetvormig driehoekige fi/a* A™!EL* den en fiekelige, Haauwtjes. Hoofd. stuk. In de Levant groeit ook deeze , welke die xyn. « • W 'i h x-i Alysfum Kruidkenner op Kandia vondt. Ly heert riou- veitoideum* tige Stengen , die Haairig zyn en bogtig: de^|J^k* Blaadjes Lancetvormig, wederzyds met een hoek, groen, met eenige Haairtjes bcfprengd; Trosjes van weinige Bloemen, die blauwach- tig, paarfch of Violet zyn en ruige Haauwtjes. Clyp eola* Schildzaad. Een uitgerand , Schyfrond, plat, famenge- drukt afvallend Haauwtje , onderfcheidt de Plan- ten van die Geflagt, 't welk de drie volgende Soorten bevat. (1) Schildzaad met Schyf ronde , eenhokkigc, h eenzaadige Haauwtjes. jmÜpu Tanddraa- Dedis* (17) Alysfum Caule futfrutescentibus proftratis &e. Al. Cre- ticum FoU angulatis. Tournf» Cor. 15. Leuco;jum Saxadle Thymi folio hirfurum. C. B. Pin. 201. Littoreo - Leucoium minimum fupinum. Col. Ecpbr. J. p. 282. T» 284. (1) Clypeola Siliculis oibic* unilocularibus Sec. Syfl. Nat* XII. Gen. 807. p. 437, Veg. XIII. p. 494- Ciiffl 329. Ups. 185. R. Luzdb. 332. GoUAN Monsp- 322. GER. Prov. 553. Jonthlaspi minimam Spie. Lunatum. TOURNF. Inft. 210. ThSaspi clypeitum Serpïlli folio. C, B, Pin, 107, Thlaspialu min» elypeatum iierpylii folio. Lob. Ic. 215, Ss 5 EI. Deki, ix» Stuk. f$0 VlERMAGTIGE KRUIDEN. IV. De vermaarde Tournefoiit hadt dea ^ xvifL' naam Jonthlaspi ontleend van Column a5 door Hoofd- wien deeze Soort allerkleinst 9 geaaird , Maan- STÜjr# zaadig Jonthlaspi was geheten. Lobel heeftze , tjuirT™' onder den naam van Klein Schilddraagend Thlas- g*nde. pi ^ met Quendel - Blaadjes , afgebeeld. Het Kruid- je groeit in Italië, Languedok en Provence, op Muuren, Zandige, drooge, Steenige plaatfen* omtrent een Handbreed hoog (*). \u (23 Schildzaad met Schyf ronde tweehokkige fomZ%. Haauwtjes en eenigermaate Wollige Bladen. Wollig. Dit groeit op Rotfen in de Levant ; het heeft Heefterige Stengetjes en fyne zeer witte Blaad- jes als die van Quendel. De Bloempjes groeijen Pluimswyze aan de Stengetjes, gelyk in de an- deren. in. (3) Schildzaad dat overblyft , met Eyr<$ide ^ekantt!" tweehokkige tweezaadige Haauwtjes. Dit, aan de Kusten der Middellandfche Zee groei* f*) De Meeldraadjes zyn als die van 't Alysfum, dat is met Tandjes (Stam'ma Alysfi) zegt de Ridder ; waarom dan niet tot dat Geflagt betrokken. (2) Clypeoia Silieulis orbic. bilocularibus. Mant. 92. Alys» fum Oriëntale. Ard. Sp. 2. p. 32. T. 15. f. 1 . Alysfum. Crer. Saxatile Serpylü folio &c. Toürnf. Cor. i f. (3) Clypeoia perennis Silieulis bilocularibus &c. Mant. 416* GOUAN Monsp, 322. Thlaspi Alyslon di&um marit'murn. C. B. Pin 107. Alysfum marit. Tourntf. Infi. 215. A.r. Cau?. dif£ FoU Lin. Ger. Provê 35°* Thlaspi montanum perenne El. albo. BARR. Ie. 8h* Tetradynamia. 651 groeijende, in Languedok en Spanje, heeft leg- IV, gende Stengetjes, die zeer Takkig zyn, en groe- A^yjEL* ne zeer fmalle Blaadjes* De Bloempjes zyn van Hoofd* buiten Roozekleur, van binnen wit en deMeeL5TUK< draadjes blaauwachtig ongetand. Stiuuhf*. Peltaria. Schyfzaad, Hier is het Zaadhuisje niet uitgerand , byna Schyfrond, plat famengedrukt , niet gaapende* Daar door wordt dit Geflagt onderfcheiden > r- welks eenigfte Soort (r) op de Ooftenrykfe Al- ■ J^^M pen, tusfchen Iftrie en Kroatië, by 't KaÜeelL Stixenftain , overvloedig door den Heer J acqui n kig' waargenomen , van den flerken Lookreuk ge- bynaamd is. De onderfte Blaadjes zyn Hartvor- mig gehoekt, de bovenden , of die aan de Steng 9 welke een half Voet of meer hoogte heeft, zyn Lancetvormig Eyrond, fpitsachtig en de Zaad- huisjes eenhokkig, eenzaadig. De Berg- Thlaspi van Clusius, hier aan- gehaald en op de zelfde plaats gevonden, hadt de Stengbladen en Wortelbladen gelyk hier ge- meld is : de Zaadhuisjes byna Cirkelrond en plat ; zo dat dezelven naar een Schyf geleeken of naar een Rondas der Ouden (*)♦ De (1) Peltaria. Syft. Nat. XII, Gen. 806. p, 437. Veg. XUI. p. 494* Clypeala pcrennis &c. Ard, Sp> 16, T. 6. Thlaspi mom. Glafti folio majus. C* B. Pin. 1 06. Thlaspi mont. primuau CUUS. Hift. II. p. ! 30* Pann. !c. p. 466. (*J In Orbem Mix modo effvrmate % waar van zekerlyk ie Ge* II, Deel* IX. Stuk, VlERMAGTICE KRUIDEN, |Yl. De Heer N. L. Bürmannüs beeldt, uit ' het Kruidboek van Garzinds, een Kruidje Afdeel Hoofd- af , dat zyn Ed. Peltaria Garzini tytelt. Het *™mauvj hadc in Perfte Zyne GroeiPlaats* De SteDSea tjesdrTa? waren witachtig en glad , zo wel als de Lan» gende% cetvormig ovaale Bladen , en de Zaadhuisjes meer Paletvormig dan Schyfrond (*). Biscut ella. Brilkuid* Twee plat famengedrukte Haauwtjes, die zig met elkander als een Bril vertoon en , onder- fcheiden dit Geflagt , 't welk bovendien de Kelk- blaadjes van onderen bultig heeft. Het bevat de zes volgende Soorten, i. (i) Brilkruid met de Kelken door het Honig* jurkult bakje wederzyds bultig , de Haauwtjes in ^Geoord ^m famen^OÖPen^e* Wegens de gedagte figuur der Zaadhuisjes wordt Geflagtnaam gemaakt is , vind ik by Clüsius : doch zo Pel* sa een Kalfmaanswys' Schild betekend heeft, dan is dienaam niet eigen ; alzo CLÜSIUS zelf zegt, circinatdL fere rotundita- tis. Het fchynt derhalve voor een Rondas of rond Schild te zyn genomen, gelyk ook uit Foiia peltata blykt. (*) Peltaria Garzini. Burm. FL Ind. p. 139. T. 46, f. 1. ( 1) Biscutella Calycibus Nettario utrinepe gibbis &c. Syjl. Nat. XII. Gen. 8os. p. 437. Veg. XIII. p. 494* Hort CHff* 329, Ups* 18 5. R' Lug&b. 33 5. GOUAN Monsp. 311. Thlas- psdium biscutr vil!. Fl. Calcari donato. C B. Pin, 107. Prodr* 49. Leucoijum ment* Flore pedato. Col. Ecpbr, II. p. 59. T. 61. Jondtaba Alysfoides 'lutea anguftifolia. BARKt U* 230 , 3229, T E T R A D Y N A M I A; 653 Wordt deeze van de Franfchen Lunettiére> fat is IV.' Brilkruid , genoemd , zo wel als de anderen. Zy AF£vf.L * komt in de Zuidelyke deelen van Europa op Ge- Hoofd- bergten voor, hebbende de Steng wel een Elle5*ÜK* hoog, ruig en ruuw , zo wel als de Bladen , die ■ iCU ° *' vry diep uitgehoekt zyn. De Bloemen vertoo- nen , door haare uitgezette Kelken , de Honig- bakjes zeer duidelyk en zyn bovendien met by- hangzekjes als Oortjes in deeze Soort voorzien: weshalve Bauhinus 'er Spooren aan toefehryfc, gelyk het Vlafchkruid heeft. Van de Zaadhuis» jes misdraagt dikwils de eene helft. (a) Brilkruid met ruuwe Raauwtjes en Lan- Bi]^teila cetvormige ongefteelde Zaagtandige Bladen. ApuiL Apulifch» (3) Brilkruid met ruuwe Raauwtjes en Lier* ut. achtige Bladen. j^g* (4) Brilkruid met gladde Raauwtjes en getande IV-. ruige Bladen. Connopi/o* Herts - (5) Brilkruid met gladde Raauwtjes en Lan-\™mbl^ cetvormige Zaagtandige Bladen. (6) v. Ldtvignta* (2) Biscutella Siliculis fcabris , Fo!. Lanceolatis fesfililws Glad. ferratis. Mans. 254. Biscutella didyma. Sp. Plant. sju.Thlas- pidium Apiüum fpicatum. Touhnf. Infl. 214. jondraba A» lysfoides Apula fpicata» Col. Ecpbr- J. p. 283. T, 28*. f. 1. (3) Biscutella $\L fcabr. Fol. Lyratis. Thlaspi blscutatiim. Raphant f. trionis folio* BOCC. Sic. 4^. T. 23, (+) Biicutella Si!, glabris FoL dentatis hirtis. Mant, 255» (s) Biscutella SU. glabris, Fol. Lanceolatis ferratis. Manti iss» Leucoium Alysfofdes umbelU monuimm. Col. Ecphr^ I. p. 283. T. 284. II • *>£EL • IX* Siyxt 6$$ Viermaötige Kruiden. IV* (6) Brilkruïd met ruuwachtige Haauwtjes en AFxvLU Lancetvormige Wollige Bladen. Hoofd- stuk. Van dat flag van Brilkruid , 't welk de Haauw- Bhcuku tjes boven van elkander afwykende heeft , zyn fempervi» aanmerkelyke Verfcheidenheden , thans , in dee- r! Aityd ze vyf Soorten ouderfcheiden , naar dat de Haauw- groen* tjes rUuw of glad en de Bladen meer of minder ïngefneeden zyn. Sommig daar van heeft Bla- den , welke naar die van 't Havikskruid gely- ken , komende ook tropswyze uit den Wortel voort. De hoogte van de Steng is omtrent twee Voeten; doch in het gladde minder en het laat- fte, dat akyd groen is, verfchilt wel allermeest door laag - Heetterige Stengetjes en Bladen als die der gewoone Violetten (*). Dit valt in de Levant, als ook in Spanje; de overigen komen in Italië en andere Zuidelyke deelen van Europa voor. De Bloemen zyn hier de helft kleiner, dan in de eerïïe Soort. De Zaadhuisjes deezei Soorten , die van den Styl afwyken , beant- woorden meest aan den Geflagtnaam, dewylzy zig by zonder Bril ach tig vertoonen. L u- (6) Biscutelln Sil. fcabriusculis &c. Mant. ±$i* Thlaspï alsciteUacum luteum Anchufa: folio. BARK. Rar. 3p»T. 84U Bocc. Mus* 2,67. T. 12*» (*> Wegens de Viool- of Violierachtige geftalte is het voorzetfel Jon of Jon aanfommigen deezer Kanten gegevens gelyk Jondraba9 Jonthiaspi* T E T R A D Y N A M I A; 655 L u n a r 1 a. Penningkruid. IV. Afdeel; Wegens de figuur der Zaadhuisjes , die ovaa- ^ XVI. OOFEU le, plat ftmengedrukte, effenrandige gedeelde stuk. Haauwtjes zyn > voert dit Geflagt den naam van subulo/a. Maankruid , Lunaria, in 't Franfch Lunaire ; die anders aan een klein Plantje , dat tot de Cryptogamia behoort, gegeven wordt. Wy noe- men 't des wegen Penningkruid. Sommigen heef- ten 't ook wel y om dat de Haauwtjes, verdroo- gende, zig Zilverachtig vertoonen , Z iiverbloem : doch zulks is oneigen. Om de zuiverheid van deeze Haauwtjes > noemen de Engelfche Hove- niers het Kruid Honejly. De Kelk beftaat uiü Zakvormige Blaadjes. Het bevat de twee vol- gende Soorten. (1) Penningkruid met overhoekfe Bladen. r. (2) Penningkruid met gepaarde Bladen. Overbly*; vend. Deeze twee maaken het Kruid uit , dat men J^ua gg. Tweejaa- tig- (1) Lvnaria Fol. altemU. Syft. Nat. XII, Gen. S09. p. 43g. Veg. XIII. p* 49*. Besl. Eyft. Vern. 7. f. 2. Lunaria Fol. Cordatis. H. Cltfl 3 33- R. Lvgdh. 332,. Gouan Monsp* 323. HALL* Helv. $40. Viola Lunaria major Siliqui oblonga\ C. B.* Pin. 203. Viola latifoiia, Lunaria odorara. Clus. Hiftm I. p. 19^7. (2) Lunaria Foliis oppofitis. FL Suec II. N. 583. Lima- lia major Siiiqua rofundiore. J. B. hifi. II. p. 88 r. Viola Jatifolia. DOD. Pempt. jóï. DALFCH. Htft. iog'. Mdfclg. fiijl. II. p. 24 655 Vl ERMACTIGE KaüIDE^ IV. meenlyk Penningkruid tytelu Somtyds noenit AFxvf L" men ^et 00^ Leucoium Lunatum , wegens de Hoofd» .Bloem, welke veel naar die der Violieren gelyku stuk. jj jer van js je laatfte het gewoone , dat men tfadr*a»'m de Bloemhoven zaait wegens zyne fierlyk- gmé. heid, een Plant uitmaakende, die in het twee* de Jaar bloeit en dan verdort of geheel vergaat ; middelerwyl met zyne Zilverachtige Haauwtjes > die meer dan eens Duims Nagel groot zyn5 pronkende* Weinige Planten vindt men, welke dus 5 door hun verwelken , den Tuin verfieren. Ondertusfchen heeft het zeer zwaare Wortels , byna als Franfche Raapen , waar van het BuU bonac heet, en het Loof beftaat uit groote Ey- rond Lancetvormige getande Bladen ; brengen- de op een Steng van een of anderhalf Elle hoog- te een fierlyke Pluimkroon van paarfchachtige Bloemen voort , welke , gelyk in de overigen 9 uit vier Blaadjes in 't kruis beltaan , even als in de Violieren , tot welken het door fommigen is t'huis gebragt* De andere Soort heeft een overblyvenden Wortel y en ruikende Bloemen* De Zaadhuisjes zyn in deeze veel langwerpiger cn puntig , bevattende y gelyk die der andere, platte ronde bruine Zaaden. De andere groeit natuurlyk in het Thuringer- Woud ; deeze is in Switzerland niet ongemeen en komt ook in Ooftenryk op fommige plaatfen voor. Zy valt overvloedig in de Berg - Bosfchen 5 zo van Op. per- als Neder - Ooftenryk , volgens Clümus, die aanmerkt, dat menze ook Griekfch of 'Wel- rit* T E ï R A D V N A M U. 657 riekend Maankruid noemt (*) , hebbende de IV* Bloemen byna den Reuk van Violette of Da-Ar£**u maftbloemen : maar het Kruid is fcherp met Hoofd. aanmerkelyke bitterheid. 8TUK* Of deeze twee Soorten weezentlyk verfchil- SiliQulof*> \en , fchynt nog niet uitgemaakt te zyn ; ten minfte gaat het Kenmerk van de overhoekfe of gepaarde groeijing der Bhden , gelyk de Ridder zelf erkent , niet volkomen zeker, Thans gaa ik over tot de Afdeeling der Haauwdraagende. Waar onder het eerfte Geflagt den naam voert van R I C O T I A. Welks byzondere Kenmerken beftaan in eene eenhokkige langwerpige famengedrukte Haauw f die platte Klepjes heeft. De eenigfte Soort daar van(i) is, wegens I# de Groeiplaats > Egyptifche gebynaamd, volgens Jj™^^ den Heer J u s s 1 e u. Dezelve heeft de Bladen ™. meervoudig Vinswyze verdeeld, op de manier EsyPtlfchc« van fommige Kroontjes -Kruiden 5 de Blaadjes drie* (*) De Heer Forskaohl nam in deWoeftynen by Kairo in Egypte een Soort van dit Geflagt waar , die byna niets van deezc verfchilde , dan dat zy Liniaale Bladen hadt. (1) Ricotia. Sy/l. Hat. XII* Gen, 810. p. 438. Peg. XIII. p. 496. Cardaroine Fol. fupiadecomp* &c. Sp* Flanu \„ p. 6 5 6. Lunaria Fol. fupradec. &c. MiLL* te* i§9» Tt II, Deel. IX, stuk. 658 VlERMAGTIGE KRÜIDEtfJ IV, driedeelïg en draagt breede hangende platte A *xvu" Haauwen , veel naar die van 't Penningkruid gely- Hoofd- kende , waar in Schyfronde uitgerande Zaaden* stuk , Haauw- Dentaria. Tandwortel. draagem • *• In dit Geflagt , dat van de getandheid der Wortelen (*) zynen naam heeft y is de Kelk overlangs famenluikende,de Stempel uitgerand, en de Vrugt een Haauw die Veerkragtig open fpringt met opgerolde Klepjes. Het bevat de drie volgende Soorten. 1. (1) Tandwortel met drie drievoudige Bladen* Dentaria iwaphh (2) Tandwortel met de onder [te Bladen gevind % bl Negen* de bovenften eenvoudig. Bum/era. Tandwortel met de bovenjie Bladen ge- Boidraa- vingerd. Som- gend. in- (*) zie zulks by Tourneïort % op zyne Plaat nz^ zeer ^"W-duidelyk vertoond. yyfbladig. (0 Dentaria Fol. tetnis ternatis, Syft. Nat. XII. Gen» 811. p. 438. Veg. XIII, p. 49<5. JACQ. Vind. 119* KRAM» Auftr. 192. Dent. fol. omnibus ternatis. R. Lugib. 340. Dentaria triphyllos. C. B. Pin. 3*2. Clus. Hifi. p. 121. N* 5. Coralioides triphyllos. Gesn. Fase. IV* T. 2. f. 4. Cera- tia Plinii. Col. Ecpbr. I. p. 308. T. 307» Dentaria ennea- phyllon. Lob. Ic. 687* (z) Dentaria Fol. inferïoribus pinnatis &c. H+ Clif* 335» Fl. Suee. $65 , 584. Hi.Lugdb. 340. Hall. Helv. 557-KRAmf» Aufir. 192. Dentaria heptaphyllos Baccifera. C. B. Pin. 322. Clus. Pann. 44 j. Dent. alt. Dod. Pempt. 162. Dentaria Bulbifera. Lob. Ic. 687. fi. Dent. Baccifera , Fol. Ptarmic». C. B. Pin, 322* (3; Dentaria Fol» furamis digitatis, GouAN Monsp. 3*3 • < Dent, T E T R A D H N A M I A„ 6$$ Sommigen hebben deeze voor Verfcheiden- IV. heden aangezien van het gedagte Kruid, doch ^™$lL* zy verfchillen aanmertelyk* De eerfte komt inHooFD- Ooftenryk en Italië, op belommerde dorre Ge-STÜK- bergten,voor;de tweede aan den voet der B er- s$h$mfa gen, in de Zuidelyke en middelfte deelen van Europa i de derde op de Alpen van Switzerland, Savoije,Ooftenryken elders. Zie hier hoe Clu» siüs de tweede Soort, die zevenbladig is, be- fchryvc. „ Zy kruipt met een langwerpigen Wortel , „ die getand is en als uit veele Knietjes be- „ ftaat, wit en fomtydsookpaarfchachtig >fom* tyds op zyde nieuwe Scheuten maakende, on- „ aangenaam van Smaak , eerst droog 9 dan fcherp „ op de Tong. Uit de zyden dier Wortelen „ komen langwerpige gefteelde Bladen voort, „ tot vyf of zeven aan een Steel, eerst zuur, „ dan fcherp en heet van Smaak. De Steng is 3, een Elle hoog , dun en naakt, in 'c midden 5, met twee of drie driebladige Vlerken i doch het bovenfte is, met fmalle enkelde Bladen, „ verwardelyk bezet. Op 't end van de Steng „ zitten vier , vyf of meer Bloemen , naar die 3, der Violieren wel gelykende, maar kleineren „ wit Bent. Fol. fcptenis, fup. quinis. HALL. Helv. s$6.Denu hepraphyllos. C. B. Pin. 322. Clus. Pann. 453. Dod. Pempt. i6z. Lob. / omnib. qainato - digitatis. GER. Prov. 35^ Tt 2 Ut DEEJE.. IX, STCK. 66o Vie rmagtige Kruiden* IV* wit of eenigszins paarfchachtig. Hier op vol- AFxviU 3» gen Haauwen , byna als die van Mofterd-Zaad, Hoofd* 35 maar korter; welke veelal misdraagen , doch stuk* ^ fomtyds dikker worden en Zaad inhouden, drll™™\, \ welk, als de Haauwen open barsten, daar *• „ uitfpringt. Behalve dit Zaad komen, byna „ aan den oirfprong van ieder Blad , zekere Knob- „ beitjes voort , gelykende naar Leliebolletjes „ en als uit Schubben famengefteld , eerst groen , 5, vervolgens zwart of bruin en zeer onaange- „ naam van Smaak. Deeze Knobbeltjes, om „ welken die Soort Boldraagend heet, vallen „ zeer ligt af en brengen in de Grond nieuwe Planten voort." De negen en vyfbladige blyven laager van Gewas* De laatfte is 't , die men fomtyds , in Duitfehland, Wilde Senf , dat is Wilde Mofterd noemt : want zy heeft den reuk van Rakette : zo dat zelfs het gedeftilleerde Water tegen de Vallende Ziekte is aangepreezen geweest. Men houdt het Kruid, bovendien, vooreen Wond- middel. Cardamine, Schuimblad. Dit Geflagt , den bekenden naam Cardamine hebbende, om dat de Kruiden , daar in vervat, naar de Kers gelyken zouden , verdient denzel- ven nogthans niet , als meest laf zynde van Smaak. Gemeenlyk noemt men het Kookhoeks* Bloem , wegens \ zogenaamde Koekkoeks - Spog , door TETR ADÏNAMI a: 66l door de Schuimbeestjes veroirzaakt (*) , daar IV; de Bladen veel mede bezet zyn , en deswegen Ay)vK1Et* zal ik bet Schuimblad heeten. Hoofd-; De byzondere Kenmerken befcaan in eenSTÜK* Haauw- of Zaadhuisje , van dergelyken aart in ■ iquof** *t open fpringen , als die van het Tand wortel- Kruid; doch de Stempel is hier niet uitgerand en de Kelk eenigermaate gaapende. Het bevat de vyftien of zestien volgende , meest Europifche Soorten , die op deeze ma- nier in Rangen zyn geplaatst. A. Met enkelde Bladeö. £1) Schuimblad met eenvoudige Eyronde effen* U randige Bladen , die lang gejleeld zyn. B%t$* Ha. (ji) Schuimblad met eenvoudige byna Hartvor* Madelief- je Bladen, hlad^' * Afarifolia. (3^ Schuimblad met eenvoudige Lancetvormige Mansoor- Bladen 9 die Tandig uitgehoekt zyn 3 en bhd*& naakte Stengen. NudkmUs. Naakt- £)eftengig. (*) zie hetzelve befchreeven, i-n het I, Deels X. Stuk, van deeze Hatuurlyk* Hiftórie s bladz. 28 8. (i) Cardamine Fol. fimplieibus ovatis integenlmis &c. Syfl. Nat. XII. Gen. 812. p, 438. Vèg. XUI. p. 49$. M> Lapp. 206. T. 9* f- 2» Suec. 564 , 590. HALL» Iklv. 565. Naft. Alp. Beliidis folio minus. C. B. Pin 105. (z) Cardamine Fol* fimplicibus fubcordatis, Naft. monra» ïium Afari folio. BüCC. Sic. 5.T. 5-HERM. Par.p. T. 203. (3) Cardamine Fol. flmpU Lanceolatis iïmiato ■ dentatis Caulibus nudis. Tc 3 li. deel. IX. Stuk* ÓÓ2 VlERMAGTICE KRUIDEN. TV. De figuur der Bladen onderfcheidt deeze Soor- AFxvf.L< ten > waar van c^e eer^e haare Groeiplaats op de Hoofd Laplandfche , Switzerfche en Groot Brittannifche stuk* Bergen , de tweede op die van Italië heeft. De /rS^rderde, die volgens Gmeliniu Siberië groeit , heeft Lancetvormige Haauwtjes als het Penning- kruid, zegt de Ridder. iv. (4) Schuimblad met eenvoudige langwerpige RotZiig. Dit Kruid heeft den bynaam, omdat het, in Engeland en Sweeden , op hooge Rotfen groeir, Gemeenlyk noemt men het, des wegen, Steen» fars, in *t Engelfch Rock - Kresfe , hebbende \\\ geftalte wat gelykheid met de Tuinkers, maar de Bloem en *t Zaadhuisje, welks Klepjes on- xler en boven een weinig afwyben , doch niet omkrullen , betrekken het tot dit Geflagt. Ook vind ik van geenen fcherpen Smaak daar in ge- meld* B. Met drievoudige Bladen. v: < (5) Schuimblad met de onderjle Bladen onver» Neerzet-* , de bovenjlen driekwabbig en gevind. bladig. (4) Cardamine Fol. firaplicibus oblongis dentatis. Oed, Dan* 38$. Fl. Suec. II. N. i9i. Huds. Angl. 2*5*Cardami- ïie Petrxa Cambrica, Naft. facie. Dltx. Elth. 70. T. (Si, f. 71. Naft. Petrxum. Pluk. Alm. *6u T. 101. f. 3. Petiv. Herb. $C. f . 3- (5) Cardamine Fol. inferioribtis iadivifis &c. Naft. Alpinum minus Refedae folio. C. li. Fin* 104. Prgdr. 45* Ic. Boes» U« 41, T. 4$., Tetradyhaüii, 6tf3 (ö) Schuim blad met drievoudige Jiompe Bladen IV. en een byna naakte Steng. AfdeeU (7^) Sehuimblad me£ drievoudige fpitfe Bladen*^™* en een zeer Takkige Steng. VI" Cardamint De driebladigheid onderfcheidt alle deeze drie Soorten , die in kleinheid ook by de anderen uit- vn munten , hebbende de twee eerden de Stenget*^/™*?*. jes naauwlyks een Handbreed hoog. Het Neer-kaanfciu zetbladige groeit op de Gebergten der Zu'dely- ke deelen van Europa : het Driebladige ook op die van Ooüenryk en Lapland : het Afrikaanfche heeft Bladen als die van 't Kriftoffels - Kruid en witte Bloemen. C. Met gevinde Bladen. (8) Sehuimblad met vyf ingefneedene Fïn* blaadjes* Gouwbia- dig, (9) Sehuimblad met gejloppelde gevinde Bla* ix. , _ Impatiens. defh Gevoelig (6) Cardamine Fol. ternatis obtufis , Caule fubnudo. JACC£» Auflr* T. 27. Vind. 654.. Card. Fol. ternatis. Hall. Helv. 559* FL Suec. 563. Fl. Lapp. 257* H. Ciitfi 33** R- Lugdb. 346. Nafturt. Alp. trifolium. C. B. Pin. 104. Card. Alpina» CLUS. Pann. 454. Ic. 45^. LOB. Ic. %l$m (7) Cardamine Fol. ternatis acuminatis &c. Naft. Afric. fol. ternis , facie Chriftophorianae. Herm. Par. p. T. 202. Naft4 Afr* Flor* albis fpicatis &<:♦ Pluk. Alm. 152* T. ioi# £ !U Raj. SuppU 4T4« (8) Cardamine Fol* pinnatis, Foliolis quinis incifis* Carda» mine glabra Chelidonii folio. T* Bareu Ic* 156* Naft» Pyr* aquat* latifolium* Herm. Par* 203. T. 204* (9) Cardamine Fol* pinnatis incifis Stipitfatis &c* GouAN T t 4 ^**/>* H« Dm, IX, stuk; 66± VlERMAGTlGE KruIDÊK. IV. den , die ingefneeden zyn , en ongeblader* AFxvuL' * Bloemen. Hoofd* stuk* Van deeze beiden groeit de eerfte op de Py* Haauiu. reneefche Bergen en in Italië : de andere door geheel Europa en zou volgens Boerhaave ook in onze Nederlanden huisveften. Deeze bereikt dikwils een Voet hoogte , en komt fom- tyds met vier Meeldraadjes voor. De Bloem- blaadjes zyn niet alleen zeer klein , maar ver- dwynen fchielyk : ft welk de reden zal zyn , dat de Ridder 'er in 't geheel geene aan toegefchree- ven hadt (*}. x. (10) Schuimblad met gevinde ongejloppelde parttfloZ. Bladen 4 Lancetvormige Jlompe Blaadjes, Klein- # en Bladerige Bloemen. bloemig* Naar de naastvoorgaande gelykt deeze, die volgens Boerhaave hier ook inlandfch zou zyn , aanmerkelyk: maar heeft de Vinblaadjes Lancetvormig ftomp , naauwlyks getand ; de onderden Eyrond en glad ; de Meeldraadjes korter dan de Bloem : de Zaadhuisjes half zo groot , opgéregt op horizontaale Steekjes. Monsp. 324. Cardamine Fo!. pinnatis Pinnislaciniati** Gort. JBeig. 186* Ft. Suec. 561. Hall. Helvt$S7» H. Clif. 136. R. Lugdb, 345» Sifymbrium montan* tenuifol. BARR* Rar. T. 155. (?) Planta certe nulla Petala habet. Sp. Plant. 914. (iojl Cardamine Fol* pinnatis extfipulatis &c. GORT. Belg* 186» Cardamine Prarenfis parvo flore. Tour NV. In ft. 224* Boerh. Lugdb. 11. p, 17, N* 4, Naft. Piatenfe paxvo fiore, C. B. F'm% 194, Frodr. 44, Tetradynamia; 66$ (1 1) Schuimblad met gevinde Bladen > de Blaad* IV, j 'es gepalmd , egaal > gejteeld* AFxv!EL" Hoofd - Op Sicilië , Corfica en de Eilanden van Grie- *tu*u kenland, ah ook in Duitfchland, groeit deeze^xr. Soort , die mede weinig hoogte heeft* Grieks.^ (12) Schuimblad met gevinde Bladen en vier» xn. mannige Bloemen. iuig, Deeze, die de Bladen en Steelen ruig heeft 9 Kleine Waterkers by Bauhinüs genaamd, groeit op vogtige plaatfen , als ook op Akkers en in Tuinen , in verfcheide deelen van Euro- pa, zelfs in onze Provinciën. Zyis wat flapper, doch anders van hoedanigheid als de Water- kers. Zy groeit ook in Virginie, (13) Schuimblad met gevinde Bladen^ deWor- *nr. telblaadjes rondachtig , de Stengblaadjes £mT^Ï' Lancetvormig. Ge. (11) Cardamine Fol. pinnatis , Fol. palmatis arqualibus pc- tiolatis. Mant. 427. R. Lugdb. 34*. ƒƒ. Ups, 1%%, Naftur- tium roonr. nanum, rotundo Thili&ri folio. Bocc. Mus. II. p. 171. T. 166. Sio rainimo affinis. Bocc. Sic. 84. T. 44. f. 2. (12) CardamineVol. pinn. Floribus tetrandris* Gort, Belg. J37. FL sSuec. 562. GRON. Virg. 99. R. Lugdb. 34$. Na- ftuitium Aq. minus. C. I). Fin* 104. Sifymbrium Aq. alte* rum, Cam Epit. 270. (13) Cardamine Fol. pinn. Foliolis Radic. fubromndis &C. CQüT. Velg. n;. GoüAN Monsp. 324, KRAM. Aujlr, iP|'. Tt 5 II» dbsi., ix. stuk* 666 VlERMAGTlGE KrüïDENS IV. Gemeen is deeze Soort op de Graslanden * **xnU inzonderheid die laag en vogtig zyn , door ge- Hoofd* heel Europa en vooral in ons Holland , als ook 8 tuk. jn Vriesland 3 alwaar men ze Pinkfterbloem noemu ir%™T Anders is de Nederduitfche naam Koekkoeks- bloem of Water • Fiolen , de Hoogduitfche Gauch- blum, de Franfche Parferage, de Engelfche La- dies- Smock of Cuckok • Blower. Het heeft harde ftevige Stengetjes van een Voet en hooger , voortkomende uit een trop van lange enkeld gevinde Wortelbladen 3 wier Vin- blaadjes byna rond 9 doch aan de Stengen lang* werpig zyn. Het bovenfte praalt met redelyk groote vierbladige Bloemen 5 uit een dergelyken Kelk, hebbende de Meeldraadjes zeer ongelyk en den Stempel Klootrond. Lobel geeft twee Afbeeldingen van dit Kruid , onder den naam van Cardamine , hier in verfchillende , dat de Vinblaadjes ronder of langwerpiger zyn. Daar komen ook Verfchei- denheden van voor naar de Bloemen , die groo- ter of kleiner, wit of paarfchachtig zyn. Ge- meenlyk ftrekt het tot Sieraad der Weiden en Hooylanden en komt in hoedanigheden , zegt men , de Waterkers zeer naby. (14) Schuim- ig Sutc. ss9. Lapp. 158. Nafturtium pratenfe magno flore. C. B. Pin. io+. Folio rorundiore. Uid. Flos Cuculi. Doo» Pempt. 592. Cardamine fivc Siiymbrium alt. Dioscoridis, item Cardamine altera &c. ton* Ic* zi©. Tetradynamia: 667 (14) Schuimblad met gevinde Bladen 3 uit de iy\ Oxelen fpruitgeevende. Afdeel* XVI. Weinig minder algemeen is deeze Soort, die^°°F^ door haare bitterheid uitmunt > in Europa* In " Vriesland , als ook in Overysfel , by Mafte- Cardamine broek , komt zy in Slooten voor. Het is een Waterplant, veel naar de Waterkers gelykende, doch door haare hoekige , dikwils driepuntige Blaadjes, en door de Geflagts - Kenmerken , daar van verfchillende. Ook is de Bloem veel groo- ter, maar de Smaak komt overeen zo de Heer H aller aantekent. ( 15 ) Schuimblad met gevinde Bladen , de Blaad- xv. jes Lancetvormig , aan den Voet eentandig. virginifch. Deeze Virginifche Soort heeft de Vinblaadjes Lancetvormig en dus het Loof eenigszins gely- kende naar dat van 't Herders Tafch . Kruid , doch een weinig roodachtig en geoord. De Bloemen zyn wit ; de Haauwtjes famenge- drukt. 06) {14) Cardamine Foliis pinn. Axillis Stoloniferis. It, West* goth. 76. Card. Fol. pinnatis, Fol. fubrot. angulofis. Hall. Helv. 5 58. GORT. Belg, is 7. GouAN Monsp. 324. Card, Flore majore elatior. TOURNF. Infi. 224. Naft* Aq. majus ct amarum. C. B. Pin. 104* Prodr. Ic. p. 45. Naft. Pyre- naicum Aq. Jatifolium, purp. Fiere* HRRM. Par. T. p 203* (15) Cardamine Fol. pinn. Fol. Lanceoiatis Bafi unidenta- tis. Gïïon. Virg. 99. Pet* Gaz* T* ios. f. 18. Naft. Eurfx Fadoris folio &c. Pluk, Alm* 251* T* ipi* f« 4. H« DSEJUlK. STUK* 66$ VlERMAfiTIGE KRUIDEN 1V« (16) Schuimblad met eenvoudige , Jlomp Ey* AxviEL rm^e ëetan<^e Bladen en lange Bladfteelen. stuk#D Deeze Soort heb ik van den Jongen Hoog- xvr. leeraar Bürmannüs ontleend , die dezelve fndifa™™ onder den naam van Laage hreedbladige Javaan» oostin- fche Cardamine ontvangen hadt en aanmerkt, dat de Stengen een Handbreed hoog waren; de Bladen glad en korter dan de Bladfteelen ; de Haauwen Liniaal > geftreku Sisymbriüm. Waterkers* Schoon niet alle Soorten van dit Geflagt Wa- terplanten zyn, zal ik nogthans den naam ont- kenen van de eerfte en voornaamfce. Het heeft een Haauw met niet omgekrulde , maar van een wykende Kleppen , en een uitgebreiden Kelk en Bloem. Het is derhalve niet zo dui- delyk , als men wel wenfchen mogt 3 van het voorgaande onderfcheiden. Het bevat by de dertig Soorten , als volgt* A. Met afgeboogene korte Haauwen. t (1) Waterkers metafgeb. Zaadhuisjes , enge» Sifymirhm vinde Bladen^ de Blaadjes byna Hartvormig. Dit t:um* Gemeene. (16) Cardamme FoL fimplkibus obovatis denticüiatis, Fe- tiolis Jongis. Burm. FL IrJ. p. 140. (1) Sifymbrium Süiquis deciinatis Fol. pinn, 8cc Syfi. tfa(m XU. Gen. 815. p, 439* XIII* p* 497- Mat. Med. $iU Gort. Belg. 188. KRAM* *4u/!r. 193- Suec. j$2. HALL. Hdv. H9» GouAtt Monsp* 325. DAL IB, Paris. 203. Gron. Tetrad n a m h;' 669 Dit Kruid, in de zoete Wateren door geheel IV. Europa gemeen , noemt men Water -Kers, inAF^£L- 't Franfcb Cresfon d'Eau , naar den Latynfchen HoofiH naam Nafiurtium Aquaticum , die in de Apo*STÜK theeken alom bekend is* Het groeit met een Ve- Sili(lu°f** zeligen Wortel in den Grond van ondiepe Bee- ken , Slooten en Graf ten , en verheft zig door het Water met een getakte Steng, bezet met Bladfteelen , wier Vinblaadjes Eyrond en ftomp getand zyn (*). De Bloemen , naauwlyks hoo- ger dan de Bladen , een weinig boven 5t Wa- ter , zyn klein en wit ; de Zaadhuisjes korte breede Haauwtjes , van den Bloemfteel afge* boogen* Het heeft den Smaak byna van Tuinkers, en wordt, in Azyn gezet, dik wils tot verfnapering gebruikt by de Geregten. Niet minder is het 's Voorjaars in gebruik in Meydranken , om het Bloed te zuiveren. Tegen 't Blaauwfchuitishet Sap of Afkookzel een der beste middelen, vol- gende aan de Lepelbladen. (2) Waterkers met afgeboogene langwerpig Ey* ir. # ronde Haauwen, de Finblaadjes Lancet-ff^ZT yormig Zaagtandig* (3) Wilde» Virg. 17c* Sifymbria Cardamine. Fuchs. Hifi. 723* Naftur- tium Aq, fupinum. C. B. Pm. 104. Naft. Aquaticum. Don, Pempt. 592, Cratevae Sion Erucaefolium. Lob. Ic. 209. {*; Droevig is de Afbeelding van dit Kruid by Moriscw S. 3. T. 4, f, 8 : die 'er zelfs Lancetvormige fpitfè, geheel effenrandige Bhden, aan geeft. (2) Sifymfoium SiU declin, GORT» Btlg* ISS» KRAM.^s/?n ïl# Deejl, IX, STUS| fyo Viermaötiöe Kruiden. IV. (3) Waterkers met afgeboogene langwerpig AF xvi!* Eyronde Haauwen , de Vinblaadjes Fin- Hoofd» deelig Zaagtandig* $tukJ ut. Weinig verfchillende Onkruiden maaken dee- fSSilTze uit, die door geheel Europa op vogtige plaat- Twecflag-fen voorkomen. Van de eerile is 9t zonderling , tiSe' dat menze in de Stad Hoorn 5 en weinig elders in Holland, doch wel in Overysfel aantreft* De- zelve wordt 9 om datze veel naar de Raket ge- lykt , Wilde of Water -Raket geheten. De an- dere 5 die men Water - Radys zou kunnen noe- men ,verfchilt door de verdeeling der Vinblaad- jes zo wel van de voorgaande 3 als op zig zelve, waar uit Verfcheidenheden fpruiten , welke fom- migen hebben aangezien voor byzondere Soor- ten j) die of in 't Water 9 of aan de kanten , of op 194. OED. Dm* 4©9- FL Suec. II. N. 594. GOüAM Monsp. GEB. Prov. 358. Lugdb. 341. Emca paluftris Na- fturtii folio , Siliqua oblongS. C. B. Pin, 98» Emca paluftris minor. Tab. Ic* 447- Emca iylveftris. Fuchs. Hifi. 2*3. (3) Sifymbrium SiU declin. &c. Gort. Belg. 188. GOUAM Jtfonsp* 325. GER. Prov. 358. HALL* Hdv. 548. Sifymbj. Fol. pinnatifidis ferratis. FL Suec. 551. Sis. Fol. infimis Ca* pillaceis &c. H. Clijf. 337» Lugdb* 341. Raphanus Aq, Tol. in profundas lacinias divifis. C. B. Pin» 97. Prodr. T. p. 38. /8. Sis. Fol. fimpl. dentacis ferratis. H. Cliff. 33$. R. Lugdb. 341. Raph. Aq. Rapiftri folio. C. B. Pin. 97. Raph. Aq. alter. C. B» Prodr* uts. yé Sis. Aq. Fol. variis. Vaill. Paris. 185* Sis. Fol. imis inregris ovatis ferratis, fup. pinna- tis. Hall. Helv. 548* Raph, fylv. Officinarum Aquaticus* I4OB. lc| 35 Tetkadyhamia: 671 op 't drooge groeijecu De eene, Moeras -Ra- IV. Lepidium Officinarum. NucL Belg* Mat. Medic hier voor. (*) Sifymbrium Siliquis fubovatis , Fol. inf. Lyratis 8cc. Raphanus minimus repens luteus,Fol. tenuiter divifis. Moris. Hifi. II. p- 235. S. 3. T. 7. f„ i. Alysfum Fol. pinnaris mul- tiformibus All. Pedem. 40* T. 7. Sifymbrium Fol. pinna- tis &c. A&. Hete* IV. p* 6?2 .VlERMAGTIGE KRUIDEN. IV. Deeze Soort die op de Pyreneen , als ook op AFxviEL de Switzerfche Alpen en op de Gebergten van Hoofd^ Piemont groeit» is een zeer klein Kruidje, dat stuk» ^e Biackn fyn verdeeld en getroste geele Bloe* d?a%™' men heeft. De Styl is Haairachtig dun en % *• Zaadhuisje ovaal , met kleine Zaadjes. v. (5) Waterkers met gevinde Bladen s de Blaad* ^Inutt™ jes Lancetvormig diep Zaagtandig , de uiter* tevaar- fim ^eenigd. bladige. De Groeiplaats van deeze, welke Bladen als die van 't Reinevaren heeft , is in Savoije , vol- gens den Ridder , die echter daar toe de Indifche Raket, welke Heefterig is, van Zanoni , be- trekt. Deeze was vry groot en Takkig ; van eenen fcherpen Reuk en Smaak , gelyk de an- deren. Het Loof geleek volfirekt naar dat van Reinevaren. Haller zegt, dat men de Rei- nevaarbladige Raket van Morison ook voor een Switzerfch Kruid kan houden. vi. ("6) Waterkers met efenrandige Bladen, de fa^uif** onder ften drievoudig Vindeelig, de boven- Dunhiadi- fim onverdeeld* se. In (5) Sïfymbrium Fol. pinnatls, Foliolis Lanceolatii &c. R. Lugdb. 6$9* Eruca Tanaceti foliis. Moris. Rifl* II. p. 231. S. 2. T. 6* f. 19. Eruca Fruticofa Fol. Tanaceti Indica. Zan. Hifi. 86. T. (6) Sifymbrium Fol. integerrimis , infirais tripinnatifidis &c Eruca Fol* iïnuato - deutatis &c. Ger. Prov. 369. Sinapi IoU lacvibus giaucis , Pmnis Lin. mitet clematis. Hall* Ml* T E T ik A t> Y N A M i A. Ó73 ïn Italië > Vrankryk , Switzerland 3 groeit deeze IV. &u?ibladige Raket , wier lang gefteelde Bladen Af£ekl; byna naar die van 't Eiken Varen gelyken s doch Hoofd* aan de Steng komen dikwils Bladen als die van*TUK* h Vlafchkruid* De Steng is ongevaar een Elle m*-*+ hoog ; de Haauwen zyn anderhalf Duim lang ; famengedrukt , als uit Leedjes beftaande* en bevatten platachtige Eyronde Zaaden* Aan de Dyken by deeze Scad , als ook aan de Wegen om Utrecht, groeit deeze Soort, die men Wild Mofter d- Zaad noemt, menigvuldig. B. Met ongefteelde Haauwen in de Oxelen* (7) Waterkers met de Haauwen byna enge* fiu Jleeld in de Oxelen eenzaam ; de Bladen SÊ^um Tandswys* uitgehoekt. Leggende* Ëen nieuwe Soort, door den Heer Dant¥ 1d*IsnArd , in *t jaar 1701 , omftreeks Parys kan den Weg langs de Seine gevonden , maakt deeze uk, welke hy afbeeldt en zeer omftandig befchryft. Zy blyft niet , gelyk de anderen % over 5 maar is een Jaarlykfch of Zaay- Gewas. De Haauwen , veel naar die van 't Eryfimum ge* iy AÜ. H'efo* VI. p. 84- 17. Sinapi Êrucs folio. C* B. Pin. 5>o. Emca tenuifolia pecennis. J. B. Hijï* II. p. 861, VAïll» Paris* 50» (7) SyymbrièM Siliquis Axillaribus fubfesGlibus &c* Vps. 192. Eryfimum Caiiie decum >eme. R. Lugdh. 343- %W ca fupina alba, Siliqua tteguhti &c. ISNARD, Mtm> cte 1714$ Vv II. DEEL* IX. STTO» 6;4 VlERMAGTIGE KRUIDE^ IV» lykende, wordende agtervolgelyk ryp. Tusfchea AxvS|fL ^e Vingers gewreeven, heeft dit Kruid een on- Hoofd- aangenaamen Reuk , byna als die van Look ; stuk. fi0Qh gekaauwd een fcherpen Smaak, als die ifAagcïZ. 'van Mosterd -Zaad. De Syroop, van het Sap gemaakt , was tot Geneezing der Heefchheid in de Keel, uit Verkoudheid ontftaande, zeer dienftig bevonden. Het groeit, volgens den Rid- der, ook in Gothland en in Spanje, vin. ) Waterkers met ongefleelde Haauwen , die poiycera- visvormig zyn , tn de Oxelen vergaard > vedhoor- en Twdswys' uitgegulpte Bladen. Wegens de menigte van Sikkelachtig kromme Haauwen wordt dit Kruid Veelhoornig genoemd en als een tweede flag van Eryfimum of Irio aan- gemerkt» In de Zuidelyke deelen van Europa groeit het op Steenachtige plaatfen, en gelykt zeer naar de gewoone Steen -Raket, zynde het Zaad niet minder heet en fcherp van Smaak* ir. ($0 Waterkers met een geboogen Tros9 Lier* achtige Bladen en een opjiaande geblader» Tafchbif de Steng. Om (3) Sifjmhriwn Slllq* Atfillaribus fesfilibus &c. jAcq. Hort. T. 79. IU Ups. 193. Gouan Mousp. 326. Eryfimumpoly- ceratión f. Corniculamm. C. B. Pm 101. Eryfimum alte» ium4 Lob, 205. Irio altera. DALECH. Ut ft. $53. jAcq. Hort. T. 79. (9) Sifymbrium Racemo flexuofo , Fol. Lyratis &c DiLL* Elck. 179. T. 148. f. 177. Am. Acad, IV. p* 323. Hesperi* T E t ft A D V N A M IA» 6?$ Om dat het Loof naar 't Herders Tafch Kruid IV; gelykt, voert deezedien byiiaam , hebbende zeer Af^v^ kleine witte Bloempjes en lange Haauwen» Zy Hoofd* groeit op vogtige Bergvlakten in Italië* STUK* C. Met naakte Stengen* (10) Waterkers, die byna ongejlengd ïs9 met x> Lancetvormige , Zaagtandig uit gehoekt e 'ijSS£3u gladachtige Bladen en eenigermaate ruuwe Mu[lli^ vpjtygende Bloemjtengen. (ï i ) Waterkers , die mgejleeld is 9 met Vins- Mom^ *5W? getande eenigermaate Haainge Bladen Mannige* en effene Bloemjtengen. (12) Waterkers, die ongefieetd is , met ] Jet- ^J**^ achtige effene Bladen , opjtygende Bloem* Ryaigc^ jlengen en zeer kleine Bloemen. Van Blote ?lbo minimo , Siliqui longl &c. SOERH» Lagdh* II. p. 20. Dtaba Pal. Siüq. major Alp. Biufae Paftoiis folio. Cu?. «Sec-;. 3-£, Hesperis Fol. dentato -pmnatifidis &c. Sp> Plant* p. 92 §. Hesp. FoL multifidis R» Z 338. (10) SifymbriuM fubacaale, Fol. Lanceolatis &c. Sif. FoK Lanc. finuato • ferratis &c. if. C/#. 337. R» Luidb. Gouan Mmip> Ger. Prcv. 3 59. Eruca Viminea Ibe* ïidis folio , Flore luteo. Barr. i£*r. 421, T. 131. Eruca mi* nimo Flore Monfpeiienfis, J. B. Hifi* II. p. 8 62. itl) Sifymbrium acaulc Fol. pinnato ~ deiuatis fubpiloiïs. Eruca Monenlis laeiniata Flore luteo raajore. Dill. EUh>± ï3S. T. in. f. Eruca perenn. & Saxatilis , Radtce cras* fa, e Rupe Vi&onx. TüURNF. SefoU Sifyrabr. FoL pinnatc^ finuatis. GER* Frcv. 360. (11) Sifymbrium acaule » Fol. Lyratis Isvibus &c. Eruéa Vv i II. Deki-, IX, Stuk. 676 VlERMACTlGË KRUIDEN. IV. Van deeze drie , in Geftalte niet veel ver« AFxvlL' Schillende, en uit gezegde bepaalingen kenbaar, Hoofd* groeit de eerfte in Vrankryk en Italië, vry al- stuk. gemeen ; de laatfte op Sicilië en by Mompellier , dfaTg^ê. volgens den Ridder : de middelfte op 't Eiland Man% aan de Westkust van Engeland , en in Provence. In de twee eerften zyn de Bloemen zeer groot , in de laatfte klein; in allen geel van Kleur, 't Is klaar, dat deeze Plantjes, door haa* re naakte Steogetjes, zig Ryzig vertoonen. xin. (13) Waterkers met een byna naakte Takkige fartikrT StenS > de Wortelbladen flekelig , ratfig In Spanje en Italië groeit deeze, die door den vermaarden Barrelier alleen in Afbeelding is gebragt. In Provence is dezelve op de Ak- kers, aan de kanten der Zaay landen en Wyn- gaarden , gemeen , volgens Geraud; doch Gouan heeft de Soort , die deeze Autheur bedoelt , tot het Muurige t'huis gebragt. De aan* gehaalde kleine Wilde Raket van Baühinüs was by Montpellier verzameld. C14) Wa- minima Sicula UmCx Paftorïs folio. Bocc. Ski 19» T. 10. £xuca Vinealis parvis luteis Floiibus. Moris. BUs. 263. (13) Stfymbrium Caule fubnudo ramofo &c. Eruca lylv» minor lutea , Burfa; Paftoris folio , Italica. Baur. Rar. iqió* Eruca fylv. minor , Burfo Paftoris folio. C# B. Pin, $%* Prsdr* J9. Tetradynamia* 677 (14) Waterkers met een hyna gebladerde Tak- iV- kige Steng en Lierachtige regthoekig ge-AFx"u tande Jiekelige Bladen^ met getakte Raairtjes. Hoofd- stuk. In Duitfchland en Switzerland, op Zandige xiv. plaatfen, groeit deeze Soort, die door deruuw-^l/j^ heid der Bladen uitmunt, hebbende niettemin Zandi6e* gladde Kelken , en fchoon paarfche Bloemen. (15) Waterkei smet een enkelde opgeregte St eng , vf^t.m die hoven glad is en Lancetvormige Jleke-num. lige voorwaards getande Bladen. spaanfch. In 't Ryk van Valence en by Madrit in Span- je , komt deeze voor , die de Steng een Voet hoog, dun, weinig Takkig, met fmalle Wor- telbladen 5 welke zeer ruig zyn door witte Haair- tjes, en Draadachtige Bloemlteeltjes, langer dan de Bloem, heeft. D. Met gevinde Bladen. (16) Waterkers die Stengig is , met rappig xvr. uitgehoekte gedoomde Bladen* Rappige? De fH) Sifymbrïam Caule fubfoliofo Ramofo &c. Fl. Suee. II. N* 597. Sifymhr. asperum &c. HALL. Helv. 5*2. Eruca ccèrulea in Arenofis proveniens. C. B. Pin. 99. Prodr. 40. BARR. lc. 196. Eruca fylv. major nvnorque Sec. Loess Prusf, 6%. T. 13. (15) Sifymhrhm Caule firaplici ere&o &c. Eruca hirfuta Floribus albis. BARR. Rar. 423. T. ipj. f. 1. Bocc. Mus, II. p. 84* T. 80. (16) Sifymbrium Caulescens , Fol« runcinatis ramieatis* Mant. z5$. Vv 3 II* Deel. IX $rm* 6?8- VlERMAGTIGE KrüïDEH, IV» De Wortelbladen van deeze > die naar de "** Groeiplaats gebynaamd is (*) , gelyken zeer Hoqfp* naar die van \ Herders Tafch Kruid , even als &tuk# ]n de voorgaande Soorten. In *c tweede Jaar ^5««*."fchict zy eerst een SteDg> doch bloeit ook in 1 het eerfte. Een Dag of twee voor het bloeijen syn de Bloemen omgekromd. Dezelven hebben vier Honigbakjes, waar van de twee langden den voet der Kelkblaadjes zodanig uitdry ven, dat zy gaapem De Bloemen zyn geeh xvii. O 7) Waterkers met ruuwe Haauwen, Vin- ®ïysptr*m? deelige Bladen ; d<$ Vinblaadjes Lancetvor- lUuwe, mig Liniaal * eenigermaate getand ; de Blos* men langer dan de Kelken* By Montpellier groeit deeze Soort naauwlyks een Handbreed hoog, zegt Goüan: Bau- hinüs hadtze 'er ook zo klein gevonden , doch myn Schoonzoon Cherleeius^ zegt hy y heeft dezelve in vogtige Greppels, tusfehen die Stad cn de Baden van Belleluque , een Elle hoog waargenomen, xviii, (*8) Waterkers met de Bloemblaadjes kleiner r dan de ^e'^ * w de blader* veeldeelig ge- vind, Op (*) Habitat in Parra. D, Vantbell. Mant, ms» (17) Sifymhrium SHig. fcabris , Fol. pinnatifidis &c. GOUAN Momp, 326. Smnpi parvum Siliqua asper&. C. B. Pin, Sina- pi Monspetfii-aninn Siliqaa asper& hirfuta. |. B. Hifi* II. p. Sis. ï-oi. pinnatifidis &c. GEK. Prov. 36Q. Sifj^Jrium J^etalis Calyce nxinoribus &c. Mat. Tetradynamia. 679 Op Steenachtige plaatfen , aan Wegen > Dy- IV. ken en op Kerkhoven, groeit dit Kruid, zo in A™p*aU onze Nederlanden , als in andere deelen vanHooro- Europa. Het is kenbaar aan de fynheid van zyn^TüK* Loof; weshalve fommigen hetzelve tot de Al- mii*»f** fem hebben t'huis gebragt en Seriphium gehe* ten* De gewoone naam is Sophia of Sophia Chi- rurgorum^ dat is , de Wysheid of 'c Verftand der Heelmeefteren. Buiten twyfel legt de reden daar van in de voortreffeiyke hoedanigheden, welke aan dit Kruid , door uitwendige opleg- ging , tot zuivering en heeling van Wonden zyn toegefchreeven. By verkorting noemt men %i in plaats van Sophie-, Fiekruid. Het Zaad is zeer klein, roodachtig geel, fcherp en heet van Smaak , eenigszins famentrekkende , wordende tot een vierde Loots tegen den Buikloop , als ook tegen Koortfen , niet zonder vrugt , inge- geven* Tegen den Blaasfteen en tegen de Wor- men is het ook door beroemde Autheuren aan- gepreezen. Waarfchynlyk doet het den meeften dienst, in die Ongemakken, welke uit vergaa- ring van Slymige koude Stoffen ontftaan. De Duitfchers noemen 't deswegen JVelfaamen en Sophien-Kraut , de Engelfchen Flixweed. Het Loof, 3$t. Gort. Bel%. 189. Hall» Heh. 327* Kram. Aufir. 194. Ft. Sttcc. 553. Gouan Monsp. 326. Ger. Prov. Nafturtiura fylv. tenuisfime divifum. C» B. Pin. lés* Sophia Chirurgo- ïum. LOB» Ie. 738. Sophia. DOD. Pempt. 133. Sciiphiuaa Abfinthium. Püchs, Hi/i. 2, , Vv4 Vier mag ti ge Kruiden, IV* Loof, dat eenigermaate ftinkt, kan ook vas A^fEL- dienst zyn* Hoofd- stuk, fi 9) Waterkers met rappig uitgekochte Jlappe \ xix. Bladen , de Blaadjes byna Liniaal en ge- heel effenrandig, de Bloemfteeltjes Jlap. Zeer booge. £z0^ Waterkers met rappig uitgehoekte getan* irU. de kaale Bladen, een effene Steng en op* opiiiaucie, geregte Baauwen. Van deeze twee is de Groeiplaats der eerfte niet alleen by Montpellier , maar ook in Arme* nie en Siberië: der andere vry algemeen in Eu- ropa. Het fchynt de Apulifche effene Irio met Raketbladen, van Colümna, te zyn. Van de voorgaande Soort verfchiït zy, door de bo« venfte Bladen niet in Liniaaie zeer lange Vin- nen gefneeden, en alle Bladen meer getand; de Steng korter, minder glad, de Haauwen opfcaah- de en niet flap hangende te hebben. Volgens J- (19) Sifimbrzum FoU runcinatis üicdtdls &c. Gouan Monsp. 327. H* Ups. 195. Eryfimum SiL laxis &C. H. Cliff. 333. Eryfimum Fol. Sinapi , Sil. longisf. & ltri&isfimis, BtiXB. Oké. V. p. 26. T# 51. Er. Monspesfularjum > Sinapios folio. WALTH» Hort. 55* T. 22. (~o) Sifymbrium Fol. runcinatis dentatis nudis Sec. Gort* Belg. I5»0. GOUAN Monsp. 327* GEK. Prcv. 362. KRAM. J.uflr. 194. Fl. Suec. II. N. 596. Eryfimum Fol. lyrato-pin* natis, extimo haftato. Daltb. Paris* 201. Erys. latifolium rnajus glabrum. C* B. Pin* ioi. Moris. Hifi. V. p. 2r«, 5. 3. T. 3. f. 3. Irio laeyis Apulus Eruc# folio. COL. Ecfhr. }. p» 264. T. 16$. Sinapi fylv. Monspesfulanun* lato folio % Öliqua loagtsfima. J, B» fi*ft* II- ft 8iS, Tetradynamia; 68i J. Bauhinus zou de Steng anderhalf Elle IV. hoog zyn en de Haauw uitermaate lang. A*wJ" _ . _ „ Hoofd- as i) Waterkers met rappig uitgehoekte fpitfe stux. ruige Bladen en een Jlekelige Steng. xxr. (22) Waterkers met rappig uitgehoekte Wol- vr^êchl. lige Bladen en eene effene Steng. xxn. Oriëntale (23) Waterkers met eenvoudige, Spatelswys' ^I,Hn- ' ovaale 9 getande , de Steng omvattende , xxiu. kaale Bladen. {21) Waterkers met Draadachtige effene Haau- r X*IV- wen en gevinde Stengbladen met kleine Kachoii* Tandjes. fchc' Van deeze vier Soorten is de eerfte in Pruïs- fen door den Heer Loesel gevonden; de tweede en derde heeft Tournefort in de Levant waargenomen ; de vierde groeit in Span- je (21) Sijymbrium Fol. runcinatis acutishirtis &c. Am. sAcad* IV. p. 296. Eryfirmim anguftifolium majas. C. B. Pin. 107, Eryfimum hirfutum Siliqua Emcx. LOES. Prusf. 69. T. 14. Rapiflmm mont. ïrionis folio. Col. Ecphr. T. 268. {22) Sifymbrium Fol. runcinatis tomcntofis Sec. Eryfïmum Oriëntale Folio Sonchi , Flore Sulphureo, Siliq. longisfirais. Boerh. Lugd'-\ 1. p, 14. Hall. Goti. z^s. f23) Sifymbrium Hol. fimplicibus Spati^ato - ovntis &c. Sis* Oriëntale, Barbare» facie, Plantaginis folio. Tournf, CV. 16. (24) Sffymhrium Sfl, Filiformibus lavibus , Fo% pïnnatis' denticulatis Caulinis. ^/ia*f. 93. Vv 5 SI. Deel. IX» Stuk, 682 Vier magtige Kruiden. IV. je en Portugal. Deeze heeft Stengen van een xvi?L' Handbreed of een Voet hoog, effen, zo wel Hoofd- als de Bladen 9 die broofch zyn en gevind, met stuk* langwerpige Zaagtandige Blaadjes. De Bloemen rfrSfXzyn lang gefteeld , geel en taamelyk groot. E. Met Lancetvormige onverdeelde Bladen. xxv. (25) Waterkers met Lancetvormige Zaagswys ëetande Stengbladen. mum. Dunton- jn iangte en dunte der Haauwen munt deeze uit, die in Switzerland en Italië voorkomt op ruuwe naakte Bergen. De Bladen zyn wederzyds ruigachtig en zeer geaderd 9 de afgebloeide Meel- knopjes Violet; de Bladen Laurierachtig en uiter- maate glad ; de hoogte anderhalven Voet , zege Goüan. xxvi. (26) Waterkers met Liniaale effenrandige Bla* lium.gr^°m den 9 de Bloemjleeltjes Lymerig en flekelig. EfFenran- % dise* Deeze Siberifche heeft de Steng een Vinger lang ; de Endtrosfen zyn ruig en Lymerig; ds Bloemen vry groot en wit. f25) S'ifjmbrlum Fol. Lanceolatïs dentato - ferratïs Cauli- jiis. H. Cliff. Ups. K. Lugd?.ï+\. GOUAN Monsp. 327«jAcq. VirJ. na. Dra')a lutea Siüqtiïs ftri&isfiaiis. C. B« Pin. no. Arabis quibusdam. Cam« Epit. 342. (26) Sifymbrium Fol. Lincaribus integerrimis &c. Hespe» lis Caulc Hamoüsfimo , Fol. Linearibas, Pedancuiis hispN dis. Gmzu ÏETRADYNAMUi 68$ (27) Waterkers met Zaagtandig Eyronde ge- IV; fieelde effene Bladen , en eenigermaate A^jEL* kromme Haauwen. Hoofd- stuk. Deeze heeft ook maar een Stengetje van een xxvn. half Voet lang, van onderen Takkig : fpitfe Bla- den ; Trosfen van kleine witte Bloempjes en f°°stindi* ronde Haauwen. Nog een Oostindifche (lelt de Heer N. L. Burmannus voor , die de geftalte van de Molterd en by zyn Ed. daar van den bynaam heeft. Behalve de Wilde Waterkers 5 die ook aan de Kaap zou voorkomen , heeft zyn Ed* van daar eene Lierbladige, zogenaamd, welke de onderfte Bladen byna Lierachtig, de boven- ften infneedig gefnipperd 3 de Haauwen Liniaal en ftompachtïg heeft (f). In Arabie vondt de Heer Forskaohl een Vindeelige Waterkers met gladde Haauwen (].). Erysimüm. Steen - Raket* Dit Geflagt is kenbaar aan een Pylaarachtige , volmaakt vierhoekige Haauw, zegt de Ridder, en het heeft den Kelk gefleoten ; bevattende zes Soorten. (O {%•}) Sïfymhrium Fol. Lanceolato - ovatis ferratls, petiola th larvlbus &c. BURM» FL Ind. 140. (f) Sifymbtium Lyratum. Prodr. Flor, Cap. p. 17. (I) Silymbriam pinnaiifidam. Hor* -45gy?t» Arah* p« Ï1S \h Des*,, IX»Syu& <5S4 VlERMAGTIGB KRUIDEN. IV; (i) Steen -Raket met de Haauwen tegen d* AFxvi.U <^a*r wngedrufó *n wpfig uitgehoekte Hoofd- Bladen. STUK* h Zeer gemeen is dit Onkruid aan alle Wegen s offidn™. op Kley , Aard- en Steenachtige Gronden, zo Gemeen. jn onze Nederlanden als door geheel Europa* Het groeit zelfs fomtyds op Muuren en Daken. De Latynfche naam Mo wordt 'er van fommi- gen aangegeven , doch gemeenlyk noemt men \ Eryfimum , een Griekfch woord 3 dat van de uitmuntende hoedanigheden, welken 'er de Ou- den aan toefchreeven , afgeleid wordt. Hierom is het ook Hierobotane of Heilig Kruid genoemd geweest. De Franfchen noemen 't VélaroïTor- telle : de Engelfchen Hedge - Muflard of Haag- Mofterd ; de Duitfchers Wegfenf : wy Steen- Raket. Niettegenftaande die benaamingen > is de Smaak der Bladen zagt en eenigermaate Zoutig ; doch de Plant levert , door Deftillatie , grootendeels Loogachtige Stoffen uit , volgens Geoffroy (*)♦ Niettemin geeft het Sap een roode Kleur aan blaauw Papier : tot bewys van eenige Zuurheid. Het Kruid is, nu reeds twee Eeuwen, beroemd, als fi) Eryfimum Siiïq. Spies* appresfis &c. Syfi. Nat. XII. Gen. 8 14. p. 44i» XIII. p. 499» Gort* Belg. 190. Fl. Suee. 554* GOUAN Monsp, 327. 8cc &C. R. Lugdb. 34*. Eryfimum vulgare. C. 8. Pin. loo. Iiio f. Eryfimum. Dod. Pempt. 714. (*} By deezen Authcur wordt de hoogte van dit Kruid op meer dan twee Ellen ge&eld ; doch dat is fout : het groeit aaiden meer dan twee of drie Voeten hoog. Tëtrahnamia» Ó85 als een uitmuntend Middel tegen de heefchheid tïj> in de Keel, die uit Verkoudheid ontftaat, in- AFxvi!L- zonderheid laftig aan Redenaars en Zangers , Hoofd- kunnende gedroogd als Thee gebruikt worden STU?K" met wat Honig , en dus is het ook tegen Borst- Swquo^ kwaaien, die uit vergaaring van Slym ontftaan, niet onnut. De vermaarde Syroop van Lobel, uit dit Kruid gemaakt (*) , heeft in Vrankryk deswegen den naam van Syrop du Chantre. Vier druppels daar van doet men , om 't Kwartier Uurs, op de Tong, en laat dezelven zagtjes in de Keel glippen* Lob el verhaalt, dat hy daar mede jonge Dogters genezen hadt , die tien Jaa- ren lang geheel heefch waren geweest: gelyk ook veele Zangers , die naauwlyks geluid konden geeven ; hebbende hy het gebruik daar van ge- leerd van zynen Meefter Rondelbtius. Doch die Syroop wordt, behalve dit Kruid, uifc veele andere Borstmiddelen famengefteld (f) : zo (*) Syrupus dc Eryfimo Lobdih (|) Het Voorichrift van Lobel is aldus, JL, Herb. Eryfïmi recent. Man. TU * lUd. Helenii , Tusfilag. fucculent. Liquirit. ana Uns. 11. Herb. Borrag. Cichorei, Rutae Murar. ana Man. 1 {$p Flor, Rosmarïnï. Stoech. f. Beton, ana Man. fj# Sera. Aniiï. JDracbm. fi. Pasful. maj. fine gigart. Unc. n. Consc. Cont. M. Coq. in Hord. Hydromeiiisana.qJ, Ex Colat. Lür* 11 vel Jij , cum f. q, Sachari fiat £ a, Syrupus. 11 Deel. jx, STOK, f tf&Ö VlERMAGTIGE KRUIDEN IV» zo dat men aan hetzelve alleen de uitwerking Ax*vifL* niet kan toefchryven. De nuttigheid 3 niettemin 9 Hoofd- van deeze Borst -Syroop, is door laatere Onder- stuk. vindingen be veltigd (*). Rïveriüs, boven* Aw&ndl dien, heeft door het Afkookzel van Steen- Ra* ket veelen van Kolykpynen genezen. Zy be* hoort tot de Kruiden tegen 't Scheurbuik dien- ftig , inzonderheid het Zaad , dat in Smaak veel gelykt naar het Mosterd - Zaad s doch wat flaau- weris. Hetzelve worde door Etmüller in een Opftopping van 'c Wateren , tot een vierde Loots gebruikt zynde 5 aangepreezen. Het Kruid alleenlyk afgetrokken mee heet Water, of op Wyn gezet , werkt beter , dan gekookt ; dewyl het door fierk kooken veel van zyne vlugge deelen kwyt raakt. h. C2) Steen - Raket met Lierachtige Bladen , aan ÜtS '* ™d rond. winter- ss. Dit Kruid, dat in S weeden , Rusland 5 Oost* enryk en de Zuidelyke deelen van Europa, op vogtige plaatfen, dïeoverftroomd zyn geweest , groeit, is door den Heer D. de ö o rte r ook aan (*) Vide Mm. de l'Acad. R. des Sciences , de 1724. p; 439. (2) Eryjtmum Fol. Lyratis extimo fubrotundis. Gouan JLfonsp. 527» GORT. Belg. 190. KRAM . -4*/?r# 195. R. Lugdh. 342. Eruca latifolia C Barbare,!. C. B. Pin* 98. Barbarea. Dod* Pempt. 712. SifymbriMtn Foliis pinnatis. Hall* Helv. 549. fim sifymbriutn Etacse folio- glabro minus &proceiiti$. Tournï. TetraMNAmi 68? aan de Beeken by Harderwyk ontdekt Hy zegt , IV* dat men 't in 't Neerduitfch Winterkers noemt , &m **L* en dien naam leidt Dodon^eus daar van af ,Hoofd- dat men het 's Winters als Tuinkers over deSTUK* Slaa gebruike ; anders ook Steenkruid , we- Sili*uofa' gens de kragten tegen den Blaas - Steen ; maar gemeenlyk SU Barbers Kruid , volgens de Duit- fchers , waar van de Latynfchen naam. De Franfchen geeven het den naam , van Herbe de Sainte Barbe of de Charpentier. Sommigen noe- men het ook Moeras - Raket , wegens de Groei- plaats. De eigenfchap van de Haauwtjes tegen de Takken aangedrukt te hebben . welke de voor- gaande zo kenbaar maakt, heeft geen plaats in deeze ; doch dezelven komen ook vierkantig voor j en zyn met de Takken evenwydig. De Bladen zyn aan 'c end niet hoekig, maar rond; anders verfchilt de hoogte weinig van dit Kruid; het welk ook kleiner valt en fomtyds met dub- belde of volbladige Bloemen , die geel zyn , ge- lyk in de andere. (3) Steen • Raket met Hartvormige Bladen. uu Allïaria Vry algemeen noemt men dit Kruid , dat over- E^^t al in Europa op lommerige plaatfen groeit, Kwid. * Knof- (i) Eryfimum Fol. Cordatis. Mat. Md. 334. GOST. %elg. 190, Kram Auftr. 195» Suec. $$%. Hespens Alüum re- - twee Blaadjes aan den voet bultig: de Zaadeü draaiende. • . zyn plat. Tot dit Geflagt, van een zo bekenden naam, zyn betrokken de zeventien volgende Soorten. i. (i) Violier met Lancetvormige getande kaak tbtés'Ery^ Bladen , een geheel enkelde opjluande Steng vietkanti- en v^er^oe^Se Haauwen* Ten opzigt van de figuur der Haauwen komt deeze met het voorgaande Geflagt byna over- een. In geftalte zweemt het Kruid naar de Violieren. De Bloemen zyn Zwavelkleur en van een zeer aangenaamen Reuk , een weinig grooter dan die der Tuin - Violieren. De Ribben der Bladen loopen in de Steng uit. De Groei- plaats is in Hongarie en Frankryk > zegt de Ridder. li (O Violier met Liniaale onverdeelde, byna Alpffchc? Wollige , Bladen en eene Takkige Steng;* 1 9 Dee- (i) Chelranthus Fol. Lanceolatis dematis nudis &c. Syft. Nau XII. Gen. 8 15. p. 44*. Veg. XIII. p. 495>- Gouan Monsp. 328. ALLiON. Pedem. T. S. f. 2* H. Ups. 192. Leucoium luteum fylv. anguftifoU C. B. Pin. *o2« Leuc. fylve&re. Clus. Hijh L p* 299. J. £• Hift. Ih p. 373- (z) Chelranthus Fol» Lineatihus integris tomentofis &c. Eryfimum FoL Lin. incanis integris. Ger. Prov. 363. Lcqc* anguftif. Alp* Fl. Sulphureo ALL. Pedem% 44» T. 9. f. 3* Tetradvnamia» 691 Deeze, op Gebergten in Italië en Provence HFÏ groeijende , verfchilt van de voorgaande door ^xwi^ fmaller , gryzer Bladen , grooter Bloemen en Hoofd. dunner Haauwen te hebben. STüK# (3 ) Violier met Lancetvormige fpitfe gladde c^*„. Bladen , hoekige Takken en eene Heejleri» tb»s chd ge Steng. Mum- bloem, Dit wordt gemeenlyk Muurbloem genoemd > om dat men 't dikwils op oude Muuren ziet groeijen en bloeijen. Anders noemt men 't ook wel, om de zelfde reden, Steen - Violieren of Geele Violieren wegens de Kleur. De Franfchea noemen 't Gyroflée jaune , de Engelfchen WcüU Flower, dat is Muurbloem. Het overtreft de anderen in aangenaamheid van Reuk, welke een der bemindften is onder de Bloemen 3 inzonder- heid in die, welke men Goudlakenfe noemt 3 uit* muntende, en wel allermeest in de dubbelde of gevulde Bloemen , welke als Roosjes zyu. Ia 't wilde komen de gemeene Steen -Violieren ook fomtyds met dubbelde Bloemen voor. Het Aftrekzei of uitgeperfte Sap wordt geacht de Ston- Leucoium anguftif. Alp- Flore Sulphuteo. ToüRNï, Inftm 222. (3) Chetranthus Fol. Lanceolatïs acutis glabrls &c, Mat. Mcd. 335» GORT. Belg. 191. GOUAN Monsp. 329. KB AM. Auflr. 196, DALIB* Paris. 197. R. Lug&b. 337. //. Clifm 33*. Lcucoiura luteura vulgare» C. B. Pin. 202. Leuc» luteura Dod. Pempt. 160. fa ~ — magno Flore. y9 ferrato folio. S. pleno Flore rasjas et minus,, C. B. Pin. 204. Xx 2 li . PEEL. IX, STUK, 09* VlERMAGTlGE KRUIDEN, IV* Stonden en de Kraam te bevorderen. De Olie* AFxvf.L# welke daar op gelïaan heeft, is Pynffillende. Hoofd- De byfcaam Cheiri is van Arabifche afkomst , STUK# en by denzelven zyn de Bloemen in de Apothee- drZ&n^ken bekend , zo wel als de Olie , die daar op geftaan heeft, onder den naam van ÖleumChei- rinum of Keyrinum. Men zal derhalve niet ligt twyfelen,of de Geflagtnaaro is uit dat Arabifch Woord en 't Griekfche Anthos famengefteld : zonder dat men hier zou denken om 5t Griekfche woord Cheir, dat een Hand betekent ; gelyk de Ridder zulks verklaart (*): want Handbloem, fchoonniet oneigen, is zeer onbepaald , en geens- zins op deeze Bloemen , in 't byzonder, toepas* felyk. iv. (4) Violier met Lancetvormige fpitfe gladde thasfrrtL eenigermaate Zaagtandige Bladen en een CHceftêri Heejlerige Steng. ge' Zeer gelykt deeze Soort , die in Spanje groeit , naar de voorgaande 3 doch valt maar een Hand- breed hoog. Ook zyn de Bloemen agtmaal klei- ner (f) , wel geel , maar minder ruikende , heb- bende bl aau wacht ige Meelknopjes 9 zegt de Ridder, (5) (*) PbH. Bot. p. tjfi (4) Cbeiramhus Fol. LanceoJatis acutis Sec. Mant. 94. Leut- chim luteura mlnas , fmticans. BARR. 1228. (t) Zo dit in middellyn betekent, dan moeten de Blo^« nien zeei klein zyn. T E T H D Y N A M ï A, (5) Violier met Jlomp Eyronde 9 ongeaderde IV. uitgerande Bladen , de Haanwen Ehvor* Af^eiel» mig getipt. Hoofd* stuk. (6) Violier met ovaale Jlompe naakte' ruuwach* v. tige Bladen en een verfpreide ruuwe Steng, ^chiüs. Levant* Deeze , die aan de Zeekust der Zuidelykefche, deelen van L ;ropa groeit, gelykt veel naar ^ MJ^muu voorgaande , van 't Eiland Chio , gemeenlyk zeekants» Skio3 aan de Kust vsn klein Afie, niet ver van Smyrna , door Dilleniüs afgebeeld , maar is grooter, en heeft een dik groenachtig Blad» De Bloem is Violet, in de voorgaande roodach- tig en kleiner, groeijende deeze een Handbreed of een Span hoog, (7) Violier met Lancetvormige Jlompe effen* vu. randige Bladen 9 een opgeregte Steng en Zo^tcatt ingejlooten Meel/mopjes. "2- Aan de Zoutmeiren, in Siberië en Tartarie, cam ($) Cbeirantbus Ft>!. ohovatis aveniis emarginatis &c. H. Ups. 187. Hesperis Caule Ramofisfimo &c. i/, CUf. a s 5 . R.. Lugdh. 337. N. 3» Hesperis Siliquis hirfutis, Fl. parvo rubei* la. Dill. Elth. f. fjt. Lcucoium Thlaspeos facie. Herm. P-ar. 192. T. 195. Hesp. ChSa Saxatilis. TOURNF. Gr. 16. (6/ Cbeiranthus Fol. eliipt. obtufis nudis &c. Mant, 568. Hesperis markim? fupina exisua. Tournf. In/}. 223. Lcuc- oium minus Fi. violaceo. Bark. Ie. 1127. Leucoijum mari» tituam. parvum P&UK. Pbyt. 432. f. zt (7) Chtiramhus Fol. Lanceoiatis obtuds integeriimis jCaiu !c erefto, Anthens inclufis. Mant. 93, Xx 3 II« DKsu IX> Stuk* VlERMAGTIGE KRUIDEN. IV. nam de Heer Lerche deeze waar , die naar AFxvf.L ^e volgende veel gelykt , maar agtmaal kleiner Hoofd- is, zegt de Ridder, cn byna Heefterig, bly« stuk» vende veele Jaaren over. DeBloemen zyn paarfch, drSSXin 'c midden geelachtig: de Stempel ftomp, dik, tweedeelig : de Reuk als der volgende. vin. (8) Violier met Lancetvormig? effenrandige thufhM» Jlompe gryze Bladen ; de Haauwen aan 't nu*. end geknot en Samengedrukt ; de Steng Hee» Gryzc' jlerachtig. Hier worden de gewoone Violieren , die men gemeenlyk Vïoletten aoèmt , bedoeld , waar van men zo fchoone met dubbelde Bloemen teelt, die een alleraangenaamften Reuk hebben , niet alleen , maar ook fïerlyk zyn voor 't Gezigt. Men noemtze , tot onderfcheiding van de ande» ren , ook wel Stok - Violieren , om dat zy een Boomachtig Stammetje hebben. De Griekfche naam , Leucoium, is 'er, wegens de grysheidder Bladen , aan gegeven. Sommigen hebben dezel- ' ven geheel wit en als met Meel gepoeijerd. De Engelfchen noemenze Stock Gilly Flower , de Franfchen Violier of Geroftée , de Duitfchers Gartéri- Pïföof Tu|n-Violieï , en deze henaaming hebben zy zekerlyk van den Reuk, welke naar dien van Violen zweemt. 'tGe* (3) Cheirenthus Fol. Lanceolatis Jntegerrimïs obtufis in- c?nis &c. H. Ups. Cliff.R* Lugdh. 337.N. 2. Leucoium incano folio Honcnfb. B. Pin* 200. N. 1,2, 5, 7* Viola alba 5c pmpmea. Lob. Ic 32$. T E ï R A D Y N A M H, 8* T E T R A D Y N A M I h. 697 de Rivier Irtis , in de Zuidelyke deelen van Si- IV. berie, deeze Soort van Violieren; ten minfcen A^£L# een Plant naar dezelve gelykende, gevonden , Hoofd* daar hy de Afbeelding van geeft (*). In eeuSTüK- drooge Grond komen derzelve? Bladen byna ge- SiW vind voor. Dezelve maakt , zegt hy , met haare rype Haauwen eene byna Klootronde Struik, die verdroogd zynde door den Wind afgebro- ken en,gelyk veele andere Terras -Planten van dat Gewest, ver heengevoerd wordt. Men be- grypt ligt, dat hier door de verfpreiding van het Zaad zeer wordt bevorderd ; vooral in dit Kruid, welks Houtige Haauwen niet open fplyten, voor dat zy fterk uitgedroogd en vervolgens door den Regen eenige maaien bevogtigd zyn. Eerst hadt hy 't zelve tot de Uitgehoekte Vio- lier betrokken (f). (ia) Violier met Liniaale eenigermaate uitge- xir. hoekte Bladen en o?igeJleelde Bloemen, mèt^1^ gegolfde Blaadjes; de Steng Heejlerig. z^roe7;gc O 3) Violier met getande /lompe Bladen >effe- xiiu Trilobus. Diiekwab. bice» (*) PALLAS Reize. II. Deel. II. Boek , Tab. K» Fig. 2. (f) 't Zelfde biadz. 489. (12) Cheiranthus Fol. Linearibus fubTnuitis &c. H* Clif. IH< R. Lugdb. 3 J7- N. 4 ? Gf,r. Prov. 164, Leucoium mi- nus , breviori folio, obfoleto Flore. Barr. Ic. 999. N 2, Lavendula: folio. Bocc. Mus. T. Ut.Barr. Ic. go*. (is) Cheirantbus Fol. dentatis obtufis, Cal. laevibus &c\ Lcueoium maritimum minimum Hisp. vernum,. TOUKNF. Infl , au. BAüH. Pm* 201. Predr. 103, Xx 5 II. DEEL IX, ÏTU«. 698 VlERMAGTIGE KrOIDE». IV, ne Kelken en Knoopige Haauwen, die ge- Axvi!L# fPitst > Draadachtig dun en glad zyn. Hoofd* stuk* De Droevige , dus wegens de onaanzienlyke Haauw- Kleur en Reukeloosheid der Bloemen genaamd , iraagen- groeJ-t >m Spanje , Icalic en Provence : de Drie* kwabbige komt ook in Spanje en volgens den Ridder caby de Hiéres-Eilanden > aan de Kust van Provence voor, Deeze heeft Takkige Stengetjes van een vSpan hoog, met Lancetvormige fiom- pe Bladen en paarfche Bloemen. De eerfce is Heefterig • deeze een Jaarlykfe Plant. XTv. (14) Violier met Lancetvormige rappig uitge* tbm fee- hoekte Bladen , gehaairde Kelken en Knoo- ™*PPW ^6 ^etan^Se Haauwen. In Portugal is de Groeiplaats van deeze Soort, die de Bladen fmal , de Bloemen uit den geelen paarfchachtig by nagt ontluikende ; zeer fterk van Reuk en de Haauwen aan de tip byna drie- tandig heefu xv. (J5) Violier met Lierachtige Bladen 3 de tip* Tricuspi* peT2 der Haauwen drietandig. t£.iepHn- m vio. (14) Cheiranthus Eol. Lanccolatls xuncinatis , Calycibus pilofis &c. (15) Cheirantbus Fol. Lyratis , SÜiqais apice tridenmis. H» Ciïff. 3 35. IU Lugdb. 3 3 s . Gron. Oriënt* 80. Leucoium mzrinum. Cam. Hort, «7. T. 24» MORIS. Hf/l. p. *42. S. Tetradynamta; 699 (16) Violier met Wollige ^Jlompe ,eenigermaa- IV. te uitgehoekte Bladen, die aan de Takken^TD*wE£ geheel , de Haauwen gedoomd. Hoofd- stuk; Deeze komen aan de Zeekust, de eerfte by c*Jj[* Tripoli in Syrië, de andere in Spanje en by éetbusSinua* fiierifche Eilanden in Provence voor. Beiden '*uitge. zyn zy Wollig of ruig van Loof, inzonderheid hoekce* de laatfte 5 die de Haauwen zeer lang en met fiekelige Puntjes heeft. Deeze maakt het twee* de Jaar een Steng van twee of drie Voeten hoog- te , zeer Takkig , doch met weinig Hevigheid. De Bladen zyn in beiden uitgehoekt. (17) Violier met ovaale famenzedrukte Haau» „xv}lr wen , Liniaal JLancetvormige Bladen en eene Egypti- Heefterige opgeregte Steng. fche* Deeze Soort, in Egypte ea Arabie groeijen- de, heeft, volgens den Ridder, de Steng Hee- fterigen Takkig, met Zilverachtig gryze Bla- den , die fpits en geheel effenrandig zyn : de Kelk langwerpig , de Bloemblaadjes paarfchach- (16) Cheiranthus Fol. tomentofis obtufis fubmiuatis &<:• Leucoiura maritimum finuato folio. C. B. Pin. 200. Leuc. maritimum magnum latifolium. J. B* Eift* II. p. 275. 07) Cheirar.tbus Siliquis ovalibus compresfis, Fol. Linea- ri - Lanceolatis &c. Farfetta Mgyptlaca, Türb. Farfetia. Ve- net. 176$. Quarto» p. 1. T. i.ThlaspiFruticofum Ramofum , Leucoiji acuris foliis , Argenteum. Pluk» Alm. 35$, Luna- tia Fxut. perennis incana. Tqurns, lu I. T. $2. XL D£ee.» IX. Stuk* 700 VlSRMAGTlGE KRUIDEM IV* tig wit , met geelc Meelkoopjes en Zaadhuis- Av^yuU jes' kyoa a,s dle van 'l Penningkruid 5 Bulbo- Hoofd- nac genaamd* By nagt geeven de Bloemen al- stuk. leenlyk een aangenaamen Reuk. draagt' Wegens de Zaadhuisjes hadt de vermaarde ** TouRNEFpRTtot het Geflagt van Lunaria een Gewas betrokken % dat hem gebragt was van het Eilandje Kaloyero, in de Griekfche Archi- pel , by Amorgos. Het geleek echter, in Ge- was , veel meer naar de Violieren , hebbende Houtige Stengen van omtrent een Voet hoog- te , met getropte Bladen , en uitfteekendc ge- aairde Bloemtakken , met geele Bloemen. In de Koninglyke Tuin te Parys was deeze Plant, die door de Bladen , welke Lancet vormig , Wol- lig wit , en byna als die der Gryze Violieren of Violetten waren , een weinig van de Egyp- tifche fcheen te verfchillen. Zonderling is 't , daar Linn^us op deeze Soort den naam van Forskaohl aanhaalt, dat men in de befchryving der Planten van E- gypte en Arabie, doordien Autbeur, niet van dezelve gefproten vindt, Hy geeft drie Soorten van die Geflagt op, waar van de eene, Droevi- ge gebynaamd, by Kairo gevonden , Tandswys uitgehoekte Bladen hadt; de andere , Liniaale getyteld, hadt dezelven Wollig eneene Takki- ge verfpreide Steng: de derde, by Alexandria groeijende , Pluizige genaamd , hadt leggende cn getand? Bladen, ook Liniaal, gelyk in de voor* ï E T ft A D Y N A M I &; 70* voorgaande. Dus allen van cL* Farfetia verfchil- IV. lende (*). Afxv"' r, r* * HOOFD- H e l 1 o p h 1 l A, Zonneminner. STUKk Dit Geflagt, welks Griekfche naam daar van °%hqu0j^ afgeleid zal zyn , dat het natuurlyk groeit op plaatfen die aan de Zonnefchyn zyc bloot ge- field , heeft twee Honigbakjes omgekromd naar den Blaazigen voet des Kelks. Het bevat de volgende uicheemfche Soorten. (1) Zonneminner met Lancetvormige onver- Hel\'pI>,é deelde Bladen* integrifo* lia. ( 2 ) Zonneminner met Liniaale Vindeelige b^eel" Bladen. n# Coronopi" Volgens de laatfte vermaaning van den Ridder behoort de Afbeelding der Afrikaanfche Violier , ee a met blaauwe Bloemen en Hertshoornbladen , by S e b a $ tot de eerfte Soort, 't welk zonderling is; niet minder dat dezelve aldaar voorkomt met het (*) Fier* JEgypt. Arah. p. 119, 12c. (1) Hdiophiia Foi. Lanceolatis indivifis. Syfl. Nat. XH. Gen. 8i6* p* 442. Veg. XIII. p. 501. Cheiranthus Fol. Lan* ceolatis integerrimis. Am. Acad. VI. Afr. 23. Leucoiuna A* fric. caeraleo Flore , lacifolmm. HERivj* Lugdb. T. p. 365* Seju Mus. (. T. 17. f. j. Nafturtium Petrxmn Ethiopicum. Pluk. Tbyu T. 432. f« 2. (2) Hdhphua Fol. Ltnearibus pinnatifidis. Leucoiüm Afn'** caimm , cctruleo Flore , angufto Coronopi folio. Herat ♦ Lugdb. T. p. 367» Leucoium Africanum Floie Lini coeruki f Mollügluis folio. PLUK. Alm. 213, T. 200, f, 3, II. deel. ix, Stuk, VlERMAGTlCE KRUIDEN. IV. het byvoegzel Groote ; terwyl dit kleine Flant- AxvlL Jes zYn > vo!geas Hërm annus, uit Zaad van Hoofd de Kaap geteeld; het eerfte twee Handpalmen , STÜK* het andere wat hooger groeijende. Het eerfte draa^enTheQft de Bladen met witte Haairtjes, het ande- *• re glad , en in beiden zyn de bovenfte van de onderften aanmerkelyk verfchillende , en van beiden komen 'er met breeder , fmaller, met gladde en ruige Bladen voor. De Bloempjes ge- lyken naar die van Vlafch: het Zaad is eeniger? maate fcherp van Smaak* De Heer N. LBurmannüs heeft hier, met den Bynaam van Gryze , een Oostindifch Plantje t'huis gebragt y dat Gryze Javaanfche Violier door Garcin was getyteld (*) en waar van de Gefcalte wel eenigermaate gelykt ; doch de Bloem- en Vrugtmaaking waren niet duide- lyk genoeg onderzogt , zo 't fchynt , voor den Ridder , om het als een Soort van dit Geflagt aan te neemen. Hesperu Damast. De Bloemblaadjes zyn fcheef geboogen in dit Geflagt , dat een Kliertje binnen de kortfte Meeldraadjes ; den Stempel aan den Voet ge- gaffeld , aan den top iamenluikende heeft 5 en een geflooten Kelk : het Zaadhuisje gefcrekt* Het bevat de zes volgende Soorten. O) f*) Heliophïa Caule flexuofo, Fol. Linearibus fubfalcatis Dbtufo. EüRM. flor, hd. p. 140» ÏETRAD YNAMU. 703 (1) Damast met een Stekelige Takkig uit ge- iv; breide Steng. Afdeel* xvi. Aan den Geflagtnaam beantwoordt deeze,^^0^ die niet dan by avond en by nagt zeer aan- 2. genaam ruikt 3 zynde over dag byna zonder t^fserit eenigen Geur. De Groeiplaats is in Ooftenryk Droevige, en Hongarie , ais ook in Svvitzerland aan den Rhyn en dders* Zy heeft Stengen van een Klle hoog, en Bladen veel naar die der Damastbloe- men gelykende, doch breeder en dikker en wei- nig getand. De Bloemen zyn bleek en niet be- vallig. i (2) Damast met enkelde opgeregte Stengen 9 ir. Eyrond Lancetvormige fyn getande Bla- ^atTonam den en aan de tippen uügerande Bloem- Gewoone. blaadjes* Zeer bekendis deeze Plant , die men gemeen- lyk Bloemen van Damart of Winter -Violieren > in 't Hoogduitfch ookNachtviolen/m'tFranfch Ju- (1) Hesperis Caule hlspido ramofo* patente. Syft. Nat. XII. Gen. 817. p. 442. Pïp XIII. p. 501. H. Ups. 1S7. JACC^ Vind. 112. Gouan Msnsp. 329. Hesperis Caule his~ pido procumbente. H. CUjf. 335. R4 Lugdb. 3 3 8. Hesp. mon- tana pallida odoratisdma. C. B Pin. 202. Hesperis Panno- nica. CAM. Hort. T. 18. CLüs. Pann. 333. h. 334. (2) Hesperis Caule fimplici ejre&o &c. H. CUff. 335. Ups. $88. R, Lugdb. 33». Daltb. Paris. 197. Hespens Horten- fis. C. B. Pin. 20a. Viola Matronalts. DOD. Psmpt, ié i» LOB. ie* 323. fi* Sibiriea* Sp. Plans, $2j* II* DEEL* IX» STUKÏ 704 ViBrmagtioe Kruisen. IV. Juliane of Casfouktte, ook Geroflée de Dames $ A Fxvi?Lt in 'c Éngelfch Dames Violets noemt. Die be- Höofd' naamingen zien op den aangenaamen Reuk * sTüK< welke deeze Bloemen by de Vrouwelyke Sexe ^tXzcer bemind maakt. Hierom beet zy ook, in 't Latyn, Viola Matronalis of Viola Damascena, misfehien als haare afkomst hebbende van Da- maskus in Syrië. Men vindtze echter wildgroei* jeö in fommige deelen van Italië* Van dit bekende Gewas zyn aanmerkelyke Verfcheidenheden , uit de Kweeking fpruitende. Zo heeft men het met witte * paarfchc en met witte rood geftreepce of gevlakte Bloemen, en van alle deezen komen enkelde en dubbelde voor 5 of met gevulde Bloemen 3 als kleine Roos- jes. De witte dubbelde zyn aangenaamst van Reuk en meest bemind. De Engelfche Hove- niers noemenze gemeenlyk Rocket, zegt Ray$ als komende in fcherptede Raket naby, zowel als 't Zaad: weshalve dit Kruid gezegd wordt tegen Hoest en Borstkwaaléh , als ook tot Zweet- dry ving dienftig te z^n > zo Clusius gë- waagt. Hier is thans ook5 door den Ridder, de Si- berifche t'huis gebragt , welke in allen deele naar de gemeene gelykt , doch de Steng eens zo hoog heeft eü de Bladen fmaller, de Bloem- blaadjes niet uitgerand , en de Nagels eens za lang als de Kelkj de Bloemen paarfeh# (3) (3) Damast met mkelde opflaande Stengen ,by~ IV. na Piekvormige getande Bladen en Jlompe Bloemblaadjes . Hoofd • STUK* Deeze* die omftreeks Weenen aan den voet nr. der Bergen en kanten der Wyngaard - Plantagiën ^oZl groeit , verfchilc zeer weinig van de Gemeene , Rcukeio^ dan dat zy geheel Reukeloos is* zo Clus x u s aanmerkt. (4) Damast met een zeer Takkige verf pelde vr. Steng 3 Lancetvormige gefteelde /pits ge- ^7Sn^, tande ruuwe Bladen en ongefteelde Haau* wen. Niet aan de Kaap , maar in de Noordelyke dcelen van Afrika, zal waarfchynlyk de Groei- plaats zyn van deeze 3 die ook in de Zuidelyke deelen van Europa voorkomt. Het is een Plant geheel ruig door driepuntige Haairtjes* met ' fmalle roodachtige Bloemblaadjes en gefirekte ronde I kauwen. C5J) Damast met een opgeregte Takkige Steng 9 v^f* „ en f3) Hesperh Cnule fina-plici ere&o &c» Hesp. fylv. inodo» ia* C. B. Pin? 202. Hesperis rertia, Glvs. Htft. I. p. 297, Hesp. altera Pann. inodora fy!ve(lris« Pann. 335. Je. 3 ( 4 ) iïwft 'ft. s Cau 1 e Ra in o f s Pi m o dirTufo &c»G ouax //o» 1 ^ . 3^0. G*R. Frotf, 36;. Hesperis Afr. Hie-racii folio hirkito. Niss. AU. Leucoitim Gallicum folio Halimi. Bqcc» Sic 77. T. 42. f. s- (5) Hesperis Cauleere&o Ramofo &c. Tarritis annna ver* na, FL purpurascenre. Tquhnf. Inft> 22*, GoüAN Monsp. Y y Ijk Deel* IX. Stüï&5 70Ö VlERMAGTIGB KRUIDEN; Afdeel en Hartvormige omvattende Zaagtandxgt xvi. * Pluizige Bladen. Hoofd* * stuk. Aan de Zeekust van Provence en in Langue- Haauw-dok groeit deeze Soort, die breede ftyve, diep getande Bladen tropswyze heeft , en Stengetjes van omtrent een Span hoog , met paarfche Bloemen. vt. t Q5) Damast met rappig uitgehoekte Bladenen Euceral driepuntige Haauwen* Rappig. I- In hoe verre deeze van de Rappige Violier verfchille, en of zy niet een en de zelfde zy* is my uit de befchry ving en bepaaling duifcer. A R a b i s. Honigfchub. Dit Geflagt onderfcheidt zig door vier Honig- kliertjes, ieder binnen een Kelkblaadje, als een Schubbetje omgeboogen zynde* Het bevat de tien volgende Soorten. (i) Honigfchub met de Steng omvattende ge* Arahu tande Bladen. Alpiich. Op 330. GER. Prov. 366. Leucoium maritimum Iatifoliura. C. B. Pin. 20 ï. Leuc» min. rotundifobum Fl. purpiueo* BARR+ Jc. 876. Leuc. marinum airerum. LOB Je. (6) Hesperh Foüis runcinntis , Siliquis tricuspidatls. Chei» ranthus lacerus. Sp9 Plant* 925. Leucoium Lufitanicum put* pureum, Fol. eleganter dentatis. Herm. Parad. T. p. 193» (1) trabis Fo'. ampIexicauKLms dentatis. Syfl. Nat* XII. Gen. Sis. p* 443. Veg. XIII. p. 501. H. Cliff. 335- R. Lugdh Tetradïnamu; 707 Op de Alpen van Switzerland, Ooftenryk, IV. Lapland , als ook op Ysland > groeit deeze y Ar^Li fomtyds met een cnkelde > fomtyds met een Hoofd- getakte Steng zig uitfpreidende. De Plant is 5STUK:» naar de Groeiplaats , ongemeen veranderlyk. Sllt**°f* Zy komt fomtyds maar een Span , fomtyds twee Voeten, fomtyds twee Ellen hoog voor; naar dat zy op een droogen fchraalen Berg- grond of in de Tuinen groeit. Ook heeft zyde Bladen fomtyds glad en fappig, fomtyds droog en Wollig* De Haauwen zyn opftaande, lang, met korte Steeltjes. (2) Honigfchub met een naakte Steng. Arabis In Siberië groeit dit zonderlinge Gewas, datrf^^* de Wortelbladen Vinswyze uitgehoekt en lang-bl^.oc" werpig , byna als die van *i Havikskruid heeft, waar tusfcheneen Steögetje van een Vinger lang , dat aan 't end getuild is met paarfche Bloe- men van deezen aart. Daar komen van voor niet Lancctvormige effenrandige Bladen. (3) Lügdb. p. 338 > 539. N. ï, 2. GOUAN Mcnsp. 331. KRAM» Attftr. 197» HALL. Helv. $6i. Arabis Caule fimplici &c. J?L Lapp. -257* Fi. Suec. 555, 604.. Draba alba Siliquofa rspens. C. B« Pin. 109. Draba alba Siliquofa. Ibid. Dra- ba fecunda & tertia. Clus. Hlft. II, p. 124, 125. Draba ?itera# Tann* $6*. (1) Arabis Caulc imdo. Am. Acad, II. p. 358. T. 4. f. 20. Yy 2 II, Deel* IX, STUK, ?q8 Vier ma g ti g e Kruiden; IV. (3) Honigfchub met gejteelde Lancetvormig^ AxDvEi!L effenrandige Bladen. ^ük*D ^Tlet alleen in de Noordelyke 3 maar ook in nu de Zuidelyke deelen van Europa heeft deeze Tfaiïlma. ^aare Groeiplaats, Zy komt van zelf voort in Thaüaans, de Laanen van den Koninglyken Tuin te Mont- pellier,cn is, omftreeks Bern en Switzerland,ia de Koornvelden gemeen , vallende ook op Oost- enrykfe Gebergten» By ons komt zy, zo wel als te Petersburg en elders, overvloedig voor in Zandige Moeshoven. Men vindtze niettemin gebynaamd naar Thalius, die 'er, onder de Planten van 't Hercynifch Woud, een Afbeel- ding van heeft gegeven. Uit een Roosje van Wortelbladen, die Ey- rond of Lancetvormig en fomtyds Tandswyze uitgehoekt zyn , komt een Stengetje voort van anderhalf Voet , met fmaller Blaadjes , dat de Haauwen draagt. BeUidifo- ^4) Honigfchub met de Bladen eenigermaate ha. f getand^ by den Wortel Jtomp Eyrond , aan buSg?llC " de $teng Lancetvormig. Naar fs) tArabis Fol. petiolatis Lanceolatis integerrïmïs. Gouaï* Mcnipi 331. GER. Prov. 365» KRAM. Auftr. 197. HALL* Helv. $6z. Lugdh* 339. DALIB. Paris 20O Fl. Suec. S67. Tunitis vulgaris ramofa. Tournf. Inft. 224. Burfae Paftons fimilis Sil'quofa major. C. B. Pin, 10 g. Pilofella Si- liquofa minor. Thal. Herc. 84» T. 7. f. D. (4) Arabis Fol. fuhdentatis &c. JACQ. Ofo. 22. T. ui Nafturr. Alpinum Bellidls Folio majin. C. B. Pin. 105. Prodr ^ 46": J. E. Hifi. V. p. 870. Plantula Cardamines aemula. Clus* H»f}. IT. p. 129. Tmritis FoU omnibus glabris ovatis. Hau%* Udv. 5 die aan de Takken Lan- HtSieZ' cetvormig ingefneeden. Buiten de aangetekende zaaken gelyken dee- ze drie veel naar malkander. De eerde groeit in Virginie , de tweede in Ooftenryk en de derde is door den Heer Haller, waar van zy den bynaam voert * op deszelfs Alpifchen Reis- (5) Arabis Fol. gïabris , Radkalibus Lyratls, Caulinis Li- rearibus. Gron. Vir%* 99- Cheiramhus Cauie Filiformi lasvi , Fol. Lanceolads, infimis incifis. Fl Virg. I. 75. (6) Arabis Fol. hispidis , Rad. fublyratii • Caulinis Lan- ceo'atis. (7) Arabis Fol. Caul. fublyratis , Rameis Lanceolatis in- elfis. Nafturtium Barbareae foliis. C. B. Pin. 105. Prodr^ 46. sifymbrium Fol. imis Barbaies, fuper. integris denntis» HAtL. Opusc. 10 1. et Icon, p. isa. Yy 3 II. Dfel. IX* Stük% VlERMACTIGE KRUIDEN Reistogt waargenomen. De Bloemen zyn in al* ^f-lenwiu *tuk*D" (8) Honigfchub die hangende Bloemen heeft % vin. met de Stengbladen Lancetvormig getand. .Arabis Ca* mM ^.7 _ j Kana- daafcb. (p) Honigfchub met de Steng omvattende Bleu p)ndi ^I0^ Honigfchub met de Steng omvattende Kwmhaai^ Bladen , platte , Liniaale 9 neerwaar 'ds ge» ws* kromde Haauwen en eenigermaate rimpe* lige Kelken* Deeze drie komen in veele opzigten overeen. Deeerüe, die in Kanada en Virgioie groeit, heeft ftyve Diflelachtige Bladen op den Grond uitge- fpreid. De tweede 9 wier Groeiplaats is in Si- berië , ftrookt in de hoedanigheid der Bladen met (8) Arabis Fol. Caul. Lanceolatis dentztls glabris, Flor. pendulis.. Gron. Virg. loo. Etuca Virg. Beliidis majoris folio. Pluk. Alm. T. 86» f. 8* (9) Arabis Fol. amplexicaulibus , Sil'cj. ancipitibus &c. Ups. 19 Tm Turntis latifolia hiïfuta , Siiiq. pendulis. Amm. Rutb> 58. (10) Arabis Fol. amplexic. Siliq. decurvis &c. jACq. Auflr. T. II. Vir.L u 8. //. Ups, 192,, GoUAN Monsp. 3 li» Leu- coium Hespendis folio. Tournf. ƒ«/?♦ 221. Braslïca fylve* ftas albido flore , nutsnte Slliqua. Bocc. Mus. II. p. 81. 72. a53. Turrita m^jor Plateau. Clcs. II» t*6« Tetrapyn&mia. 711 met de laatfte , een Jaarlykfch onkruid, dat op IV. Bergachtige plaatlèn m verfcheidc deelen vanAF^RL' Europa gevonden wordt. Aan de omgekromde Hoofd- Haauwen is hetzelve zeer kenbaar , komende STÜK- anders, in Gewas, de Wilde Kool zeer naby. Sl7'W*« De Bloemen, in de voorgaanden wit, zyn bleek geel in deeze Soort , die door den Ridder dus befchreeven wordt. De Wortelbladen zyn langwerpig ovaal, dik 5 55 grY^ 5 aan den rand gegolfd ; de Stengen een „ Voet hoog , naauwlyks getakt ; de Bladen „ omvattende, getand , de bovenden Zaagtan- „ dig , minder grys : de Haauwen Liniaal , fa* 5, mengedrukt , byna ongefteeld , effen , ftyf, 3, overhoeks , naar de onderzyde geboogen"* Türritis. Turrekruid* Dit Geflagt, wegens de plaatzing der Haau- ven dus genaamd, heeft knypende Kelken, die overend ftaan, zo wel als de Bloemen, en zeer lange hoekige Haauwen. Het bevat de drie volgende Soorten. (1) Turrekruid met de Wortelbladen getand » r. flekelig , de Stengbladen efenrandig om- T?uirL vattende en glad* Glad. co (1) Turritis Fol. Radicaübus denntis hlspidis , &c. Gort. Ëfclg. 192. F/. Suec% 544» HALL* Helv. 560. DALlB. Paris* 203. R> Lugdb. 329, Brasfica fyly. Foï. circa Radicew Cicho» raceis. C. B* Pin. 112. Yy 4 II. DSEL* IX. STUK, 7*2 VlERMAGTIGE KRUIDEli I IV. (2) Turrekmid met alle Bladen flekelig, ét AFxvil* Stengbladen omvattende^ l rüK^ ^en verlangt goede Af beeldiagen , om deezs n. beiden van eikanderen van de laatfce Soort vaa &jktok Honigfchub 9 Turrita gebynaamd , te onder- lag fcheiden. In Sw.itzerland vondt de Heer H al- ler dit laatfce naauwlyks doenlyk. Ten opzigt van de anderen a die niet alleen in veele deelen van Europa , maar ook ia onze Nederlanden groeijen, is de onderfeheiding ook niet zeer dui- delyk. Misfchi.en verwarren deeze Onkruiden , veel naar de Wilde Kool gel ykende5 door de Voortteeling wel ondereen. Hier te Lande ko- men zy op oude Muuren foratyds voo£* De hoogte verfchilc niet minder : want de laatfte Soort heeft Stengen van een Eile of maar van een Voet, gelyk Gouan dezelve by Montpeilier waarnam. Op den Grond maaken zy een Roosje van Wortelbladen , gèïyk de Rakette en andere Kruiden van dcezen aart , waar uit de Stengen voortkomen , die aan ac end Pieramieds- of Toorenswyze met Bloemen en Haauwen beladen zyn« By de Engelfchen heet het , deswegen, Tower Mujlard of Too~ l ren-Moftert; by de Franfchen Tour et te en by ons Turrc- of Toorenkruid, (3) (%) TurrltU Fo!4 omnibus hispJdis Caulinis amplexicauü- bus. Ibidem. Erylimo liirulis htiiUtaa non laciniata , _ alba. G* U< Fin, ld, Prodr. p, ï. 42, Tetrajdynamia; (3) Turrekruid met deWbrtelbladen gelanden IV. Jïekelig ; de Stengbladen ten halve omvat- Afdeel; tende* Hoofd* STUK. Deeze in Ooftenryk door jACQUiN,als m# ook in Gothland waargenomen , heeft wel de T^£*J* geftalte der naast voorgaande , maar de Steng Alpifch* * en Stengbladen zyn geheel zonder ruigte ; effen* randig en niet volkomen de Steng omvattende : de Eloemen grooter , met de Blaadjes Eyrond langwerpig 3 zeer ftomp, eens zo lang als de. Kelk en wit van Kleur : de Kelken een weinig famengedrukt en regtopftaande. *c Gewas zou t weejaar ig zyn of overblyvende. B R A S S I C A. Kool. Behalve een opgeregte knypende Kelk en Klootronde Zaadjes , wordt dit Geflagt onder- fcheiden door vier Eyronde Honigkliertjes > waar van wederzyds één tusfchen de kortfte Meel- draadjes en den Styl, en één tusfchen de lang- fte en den Kelk. Hier zyn , behalve de Wilde en Tamme Kool- Planten 5 ook de Raapen, ja zelfs de Rakette, t'huis gebragt ; doch ik zal dezelven daar van afzonderen j begrypende dus maar zeven Soor- ten in dit Geflagt, als CO Kooi (3) TurrltU Fo!. Radicalibus dentatis Irspidis, Caulinis fnm - amplcxicaulibus, $y/l. Nat. Ve^ XIII. Yy 5 II. Deel* IX. Stuk» VlERMACTIGE KRUIDEN. IV (0 Kool met Hartvormige, de Steng omvat» Afdeel, f tende gladde Bladen; de Wortelbladen rmw Hoofd- en ejfenrandig ; de Haauwen vierhoekig. Deeze, ia de Levant door Tournefort Br gfiea waargenomen , fchynt ook te groeijen in Italië Lcvaiit- en in fcmnnge deeien van Spanje. LoBELnoemt **chc* Engelfch Haauwdraagend Deurwas y dat Kruid f w ic Cl u si us afbeeldt onder den naam van Wilde Kool , zeggende dat hetzelve meest zyne Groeiplaats in het Gebergte der Heete Landen heeft Clüsids zegt, dat het aan de Wegen en inde Velden overvloedig voorkomt in'tRyk van Murcia, en dat het ook by Weenen groeit. De Spanjaarden noemden het Collejon , als of men zeide Kooltje, De Bladen waren witach- tig, van Kleur als Kool en heet van Smaak f de Bloemen wit, n. (2) Kool met den Wortel en Steng dun, de Cas£{£™% Stengbladen egaal Hartvormig ongefteeld. Kooi. On- (1) Brasfica FoL Cordatis amplexicaulibus glabiis Sec. Syft Kat. XU. Gen. 820. p. 44f. tTêg. XIII. p. 502. H. LTpsl 190* GOUAN Monsp. 332. Brasfica Campeftris prima. ClüS. Hifi. II. p. 127. Brasfica Campeftris perfoliata , Flore albo. C. B. Pin 112. Brasf. Or. peifoüata. Tournf. Cor. 16. Per- foliara Napifoiia Ang'orum Süiquofa, Lou, Ic. 396. Brabf. Campe&ris prima. Clus. Hisp* 409. {i) Bras/soa Radice Cauleque tenui , FoL Cauünis uni* formibus &c. Gort. Belgf 193. Kram. A%flr. 198. Ger. Prov. 368. Fl. Suec. 546. II. Cïiff. 339- R. Lugdb. 344» Brasf. Csinseftris perfoliata Fl* luteo. Loss. Prxtf, 25»* FL Lapp. a^5. Tetradynamia. 715 Onder den naam van Veld- Kool met Bladen IV* van Doorwas komt deeze , zo io onze Neder- Av^u landen als in andere deelen van Europa , als Hoofd- ook in Rusland, voor. Zy verfchilt van de voor-STUK» gaande, door dien de Wortelbladen wat inge- SwiU0S*- foeeden en ruig zyn; terwyl die alle de Bladen glad heeft. Beiden zyn het Jaarlykfe of Zaay- Planten , en mooglyk kan men die met witte Bloemen , welke minder gemeen is , als eene Verfcheidenheid van deeze, wier Bloemen geel zyn, aanmerken. (3) Kool met de Steng omvattende , Spatel* nu vormige, uitgegulpte Bladen, de bovenjien ]fê**0ff Hartvormig effenrandig. Akkeis, In Provence valt zodanige Veld -Kool met paarfche Bloemen , welke veel grooter zyn : het Kruid is hoogervan Steng, heeft korter Haau- wen en kleiner Zaad , zegt Doktor Gerard. Waarfchynlyk zal het deeze zyn, daar Clu* siüs onder de Spaanfche Planten gewag van maakt : maar hoe kan dan de Steng flegts een Voet hoogte hebben , gelyk de Ridder zegt ? Van ouderen blyft zy over. (4) Kool met de Stengbladen Pylswys' Hart- 1V Berg, (ï) BrasJIea FüI. amplexlcauübus foatulatls repaiidis &<\ * Brasfica Campefiris perfo'iata Flore purpureo. C. B« Pin. 112. Toukne. ƒ«/?. 220, Brasfica fylv. Fabarix foliis. T. 25^ f. 3 , 4* (4) Brasfica FoL Caulinis Cordato - Sagittaris &c. Brasfica Alpina pereanis. Rup?. Hall* j$% II * DEEL. IX, STUS, Viermactige Kruiden. IV. vormigi de Steng omvattende; de Wortel" xvu^ bladen Eyrond ; de Bloemblaadjes opftaande. Hoofd» stuk, In Duitfchland groeit deeze, die vandevoor- Haauw gaande weinig verfchilt, doch een geheel over- draagende. bly vend Onkruid is , hebbende een klein Bloempje. v. (5) Kool met ovaale byna effenrandige Bladen ; Chinlnjit die by de Bloemen de Steng omvattende fcheinee" Lancetvormig : de Kelken langer dan de Nagels der Bloemblaadjes. vt. (6) Kool met Lancetvormig Eyronde gladde , yïolm™' onverdeelde, gelande Bladen. Deeze beide Soorten groeijen in China, van waar de Heer Osbeck het Zaad hadt mede- gebragt der eerfte , die Cadjoe - Coe genoemd wordt van de Ingezetenen. Deeze heeft Bladen byna als de Hondstonge , maar glad , aan den Wortel, en geele Bloemen. De andere, door den Heer Gmelin gezonden , en in de Up- falfche Tuin geteeld , heeft groote Bloemen , Vio- let van Kleur. vu. (7) Kool met een Struikmaakend Spilronden 0 Moes: Vleezigen Wortel. koou On- (5) Brasfica Fol. ovaübus lubintegerrimis &e. Am. Ac&d. IV. p. 281. BURM. F/. Ind. 140. AU. Petrop. 1761. p. 331» (ó) Brasfica Fol.LanceoIato- ovatis glabris &c4 H. Ups. 19:% (7) Brasfica Ridice Caulescente tereti Carnofa. Mat. Mei. 317» GOLVT. Be'g, I5?4* IL Ciiff. 338. R, Lugdb 34^Goüan Tetradynami a; 717 Onder deezen tytel begrypt Linn^us al- IV. J le de Verfcheidenheden van Kool , waar van ^xvu^' zyn Ed. 'er tien of elf heeft opgetekend. Mun-Hoofd- ting kende 'er twaalf en by To urn efortstük* komen 'er meer dan twintig voor In 'tal- lt^d% gemeen noemt menze Brasjica , in 't Franfch Chou, in 't Engelfch Cabbage of Colewort, in 't Hoogduitfch, gelyk by ons Kohl of Kool; maar onderfcheidtze met de bynaamen van Sluit* Bloem- % Raap- en Krul, of Boeren -Kool: naar de geftalte* Van de Sluitkoolen zyn 'er , we- derom y Witte , Roode , Kappertjes en Groene of Savoifche, zogenaamd. In 't Franfch worden deeze genoemd Chou Pommé, en de laatfte Choti de Monip* 3 3 3* Sylveftris. Brasfica Maritima Arborea. Moris* J/i/?. IU p- 208. £. Vtridis. Br. alba vel vir'dis. C. B. Pin» Rubra. Br. Capitata rubra. lbid Capitata. Br. Cap. alba. Ibid. u Sabauda. Br. alba crispa. Ibid. Undulata. Renealm. Sp. ii3* £. Ltciniata. Br. Lacin. rubra. J. B. Hifi. II. p. 832. 3. Selenifia. Br. angufto Apii folio. C. B* P/«. IU* £# Sabellica. Br. fïtnbriata. /tó. Br, Sabellica. Rew. iS/>. 134» T* x33» ^otrytis. Br. Cauliflora. C. B. iri« RER. ty. 131. T4 133. CAM. £/>i*. 25 3. *. Napo-Brasft* sa. Br. Rail. Napiformi. TOUEN3. Infi. 219. Napo-Biasfica. C. B. Pin. IU. Prodr. 54. ^B Gongylodes. C. B. nu Br. Caulo - Rapa. !• B. f/x/?. II, p. 8Z9. Caulo -Kapura. Cam. 2Si« Vide & Doa. P^r. 621 - 625. Lob. 243 - 245. &c. (*) Jipui Bauhinum triginta Species projlmt , zegt RöttY; doch d™ zyn Jer twaalf Sooue» van W;IJ* of Vdd-Kool sns. onder begteepen* Bi D£ïL* IX» $*U&, 718 VlERMAGTIGE KRUIDEN^ IV* de Milan ou de Savoije. Van de Witte en Roo- AxviEL#de z^n 'er ^Gine > aanmerkelyk gekruld, gelyk Hoofd- de Moskovifche , en die , welke de Brabanders stuk» Roosjes heeten , wegens de geftalte en Kleur. dfaafenL^ Bloemkool heeft langer en breeder Bladen dan de anderen, fomtyds langer dan een Elle, en in 't midden derzelven komt uit de Steng als een Bloemhoofd voort, dat zig, als men het ftaan laat , eindelyk in Bloemen uitfpreidt , en Zaad draagt. In 't Franfch noemt men deeze Chou fieuri , in 't Engelfch Colliflower. De Raap* hol of Koolraap , heeft onder de Bladen een gezwollen ftruik , die een eetbaare Raap uitle- vert. Men vindtze ook met Wortels als lange Raapen of Karooten, in Duitfchland Dor/en of Dorfchen genaamd , by Neuremburg en naar den den kant van Bohemen veel tot Winter- Voor- raad gezaaid wordende. Behalve de Kool met gekrulde Bladen, die Spruit- of Boeren - Kool ge» noemd wordt, en die waar van men ilegts de Spruiten eet; is 'er ook met gefnipperde Bladen, welke men Bruinkool noemt, enz. Dat de Kool den Ouden bekend geweest zy, is blykbaar. De Grieken onderfcheidden ze in drie Soorten , gekrulde , effene en wilde Kool ; begry pende die allen onder den naam van Kram* be Ct)* de Romeinen was de Kool in zo veel (*) De gekrulde weidt by hun Selinoides genoemd , als het Loof gelyk dit dec Eppe hebbende ; hoedanig esne nog ge- teld is onder de Verfcheidenheden. V T E T R A D Y N A M U; veel achting , dat de Arts Crysippus daar 1W van een Werk gefchreeven hadt , derzelver A*£*BI* dienst toepasfende op alle Lighaamsdeelen. Die Hoofd- voornaame Geleerden ,Pythagoras en Ca- stuk- to, hebben haaren Lof verbreid* Waarfchynly- leer is 't derhalve , dat deeze Aardvrugt uit de Zuidelyke in de Noordelyke deelen van Europa overgebragt , en door kvveeking allengs verbe- terd zal zyn ; dan dat de tamme of Moes - Kool haar afkomst zoude hebben van zekere wilde Kool , op de Kalk-Rotfen by Doveren , ea dus aan de Zeekusten in Engeland groeijende. Het Zaad, immers, van de Bloemkool, moet nog, om goed te zyn, uit Italië worden over- gebragt (*). Sommigen flellen de invoering van de Kool , in Groot Brittannie , op de Zesde Eeuw (f). Gedagte Wilde Kool, in de eerfte plaats voor- Boomach* gefield door den Ridder, voert den naam van ^j2^ Boomachtige of hoogftammige getakte Zee - Kool , by Mo r is on , door wien zy in het midden der voorgaande Eeuw aan de EngelfcheZee-Kusc waargenomen werdt. Hy hadtze ook veele Jaa- ren in de Tuinen by Londen gezien , zynde een over* (*) Dit zegt Mort s ON en Munting beveiligt zulk? ; doch . by geen minder kundigen vind ik opgemerkt , dat de zo- danige Blcemkoo'en berer zyn , die , uit hfer te Lande ge- wonnen Zaad , van Kool uit Cyprus of Engelfch Zaad alhier gegroeid , ten tweeden miale voortgeteeld worden. Aanm* 9ver Luftbnizen^ Planta^ië'n enz. Leid. 1737» p. 3 3 8. (t) RtïTY » Mat. MtL p. 70. 720 YlERMAGTlGE KRUIDEN IV, overblyvend Gewas , dat een Struik of Stam AFx vIL* kreeg van drie of vier Ellen hoogte , aldaar bloei* Hoofd- jende en Vrugtdraagende. Die Struik was dik en stuk» groen , van onderen ruuw, van boven dikwils ir^Xgetakc en eetbaare Spruiten uitgeevende* Hy was omringd met breede , roodachtig groene of donker roode uitgehoekte rimpelige Bladen* met een blaauwachtigen Waasfem als bedaauwd. De Haauwen waren een Handbreed lang met ronde rosfe Zaadjes, 't Gewas kon de Winterkoude uitftaan: het jonge Loof werdt 's Voorjaars ge- geten of ingelegd. Ray meende dat het de ge- meene , niet fluitende Roode Kool van Bau- hinus, waar van Morison de befchryving ten deele ontleend heeft, zoude zyn. Een aanmerkelyke verbaftering heeft, door 't zaaijen, in de Kool plaats. Uit de gemeens Witte en Roode, ongeflootene, komen , in een wel gemeste Grond, de Witteen Roode Sluit- of Kabuis - Kooien , wier Zaad , wederom , in een fchraale Grond niet dan ongeflootene Kool uitlevert. „ Dus heb ik ze, aan de kant van een 3, Bofch,tien Eilen hoog zien opfchie ten ( zegt 3, Morison). Het Zaad van Krul -Kool uit „ Italië , in de Tuinen by Londen gezaaid , 3> bragt Spruitkool voort , doch uit derzelver Zaad kwam niet dan gemeene gladde Kool. „ Dus gaat het ook met Zaad van de Bloem- 3, kool , in Engeland geteeld , waar van zeker 3, Hovenier, te Bramford, defchadelykeOnder- vinding hadt. Hebbende, naamelyk , aan de „War- TèTRABÏNAMIAi 7^4 ,1 Warmoeziersby Londen een menigte van zulk 'V* 39 Zaad verkogt # kreegen die daar uit niet dan AF£vf.U „ Kooien ronder Bloem , en bragten het voor Hoopd- n den Regter, die gedagten Hovenier, deswe*STÜK* „ gen , verwees , om de gemaakte Onkoften „ aan de Warmoeziers te vergoeden. Met de ^ Savoifche Kool, uit Italiaanfch Zaad geteeld > M is het even 't zelfde.'*. Men kan die verbas*, tering niet toefchry ven aan vermenging van het Stuifmeel , maar aan den Landaaru Dit Gewas is , 't zy in Spruiten, Blad cu Bloem, gezooden en geöoofd,- 't zy tot Zuur- kool ingelegd 5.gelyk de ge woone manier der Duit- fcheren is , van veel nuttigheid in de Huishou- ding* De Spruiten, ofwel de Spruit- Kool zelf , benoemt men onder de HofFelyke Luiden met den Italiaanfchen naam Broccoli. Men acht het een gezond Voedzel te zyn, dewyl het een ver- zagtende eigen fehap heeft en den Afgang niet alleen , maar ook de Waterloozing bevordert , künnende zelfs niet fchaadeo , al wordt zy raau w gegeten. Hier uit blykt, dat fommigen de Kool verkeerdelyk voor zwaar om te verteeren heb- ben uitgemaakt. Evenwel , dewyl zy ligt toe Rotting overflaat, kan zy in Galachtige Geftel- len , in heete Ziekten , en daar Verpoppingen in 't Gedarmte plaats hebben , zeer nadeelig zyn* Ook maakt het veel verfchil , welke Spys of Drank men daar by, of daar op , gebruike. Het Afkookzel , inzonderheid van Roode Kool , met Honig, Suiker of Zoethouts- Drop, is zeer Z z dien- IU Dfil, IX, Stuk. > 7^2 VlERMAGTIGE KRUIDE^ IVi dienftig voor Heefchheid der Keel 9 Hoest eti AxvifL Borst- Kwaaien* Op gedoofde Kool kan men Hoofd- meer Wyn drinken 5 dan op andere Kost. In STUK# het Sap echter heerfcht eenige fcherphcid , die dramde', tig zeer duidelyk openbaart in de Vezels der Wortelen , welke zelfs heet zyn van Smaak. Het Water {tinkt na dat men Kool gegeten heeft , en dit Water zou tot zuivering van Zweeren en Fiftels (trekken kunnen. Ook zyn de Bladen 9 gefchild, tegen Dauworm en andere Huidkwaa* len dienftig : zy neemen de Wratten weg , als men 'er die mede wryft, en, op Rooden Wyn gezet , verftrekken zy tot een uitmuntend mid- del tegen 't Blaauwfchuit. R a p a* Raap.. Te baarblykelyk verfchillen deeze van de Kool 9 door haaren eetbaaren Wortel , om niet als een byzonder Geflagt te verfchynen : dus vin. (8) Raap met langwerpige of Rolronde Wor» Napus. isien. S rekt aap. ix. (9) Raap met Klootronde Wortelen. Rap*. £)ee. II nol. f8) Brasfica Rad. Caulescente Fufirormi. Mat. Med.n%* GORT. Belg. 193, GOUAN Monsp. 33*. Fl. Succ. 547- R. Lugdb. 324. Dalib. Paris. 199. Napus fylvcftris. C. B. Fin. 95. Bunias ,Sylv. Napus Fl. luteo. Lob. Ic. 200. Cam. Epit, 2Z0. 00 Napus fativa. C. 6. Pin. Dod. Pcmpt. 674. (9) Brasftca Rad. Cau!. orbiculari depresfft Carnofa\ H* CUJf. 3 39. Ups. 190. Mat. Mcd, 3**. Lugik* GORT* Mtlg. Tetradynamia. 723 Deeze beiden verfchillen meest in de figuur IV. der Wortelen, die men in de eerfte Stek-Raa»^™^9 pen, Franfche of Parysfche Raapen, in de laat-HooFP- ite Knollen of enkel Raapen noemt. De pran^^^ fchen heeten de eerften iVav**J,de anderen Ra- 1 'f49'** ves; de Engelfchen zctggenNavews en Turneps; de Duitfchers Stohrüben en Ruben, 't Gewas heeft ookweleenigeonderfcheïding ,doch die naauw- lyks dan voor Tuinlieden te befpeuren is. Het Bladerloof is iedereen bekend. Wat de Wortels aangaat, die men Raapen noemt, deeze zynin de eerfte langwerpig , Rolrond en gemeenlyk wit van Kleur. Lobkl, niettemin, verhaak f dat hy zodanige Raapen , die Goudgeel waren , gekreegen hadt te Boefingen 9 een Myl van Iperen in Vlaanderen, by den Heer Jan van Halewyn, Heer vanVoxvrye; die daarvan veel in 't Land zaaide , digt by 't gezegde Slot, Van de gemcene Raapen komen 'er voor die byna rond, die platrond , cn die langwerpig zyns als bekend is, en onder deeze is de geele Kleur, wat de ronde aangaat , de gemeen fte. De plat- achtige noemt men Knollen eb deeze zyn wit 9 wordende de Stoppel - Knollen , die men in den Herfst zaait , des Winters veel gebruikt* Van deeze heeft men 'er met witte, zwarte als ook met geele Schillen. De Bt'g. utfupra. Rapa fylv. Raj. ffijf. 800. fi. Rapa fatwa ïotunda. C. B. Pin. 89. Rapum. CAM. Epit. 218. y% Rapa fat' va oblonga f. foemina. C. B, Pin. 89. DOD. Ptmpu 673» Zz 2 XI* Dfrl» IX* Stuk. 7&4 VlERMAGTIGE KRUIDEN IV. De Raapen vallen fomtyds zeer groot* By de ^*xvu* Ouden wordt van veertig, vyftig en zestig Pon- Hoofd- den zwaarte gefproken* Matthiolus ver- stuk. jiaa]t 9 (jat hy >er jn >t Grondgebied van Anagnï if^e*Z*gezienhadt' van honderd Ponden gewigts. Hoe ongelooflyk dit voorkome, is 't nogthans zeker 3 dat zy in een vette Grond zeer groot geteeld worden* De grootften zyn juist de lekkerften niet. In 't algemeen verfchaffen zy een aange* naam en ligt verteerbaar Voedzel ; maar in de Schil heerfcht een aanmerkelyke bitterheid en fcherpte , voornaamelyk in die der Knollen en Stekraapen, welke dikwilsdezelven geheel door- dringt en zebyna oneetbaar maakt* HetAfkook- zel en Sap der Raapen is als een zeer nuttige Gorgeldrank tegen de Sprouw befaamd. Het is ook dienftig in Keelziekten , Hoest en Borst- kwaalen f*),als mede tegen 'tBlaauwfchuit. De Hoogleeraar Ruysch, negentig Jaaren oud zynde 3 prees de Raapen , zo tot Spyze als Ge- Eeesmiddelen , Hemelhoog ( f}* Koo(- Deeze beide Soorten komen in verfcheide zaad. deelen van Europa wild voort , en hebben dan een langen dunnen Wortel ; doch inzonderheid de eerfte , die het zogenaamde Koolzaad uitle- vert, waar van de Raap - Olie geperst wordt. Geheele Akkers worden met hetzelve, als be- kend (*) Tusfis fanata Deco&o Raparum. Tr?LF. Oh. Libr. IV. Cap. ao. ft) ï« Prologo Curar, tenovatarum feu Tbefauri n&vL Axnftd. i72g# TetradynAmia* 725 Icend is , in onze Nederlanden en elders bezaaid , Iv- en dus groeit het meer dan eens Mans langte A?xyfU hoog. Van hoe veel gebruik die Olie, zo om Hoofd- in de Lamp te branden, als om Zeep te maa-STUK* ken en in Zal ven zy, is Wereldkundig. Zy heeft een zeer verzagtende hoedanigheid* Het Zaad wordt aan de Kanaries en andere Zingvogekjes gegeven , tot gladheid van den Keel (*). E r u c a. Rakette* Deeze , hoewel ook tot het Geflagt van Kool betrokken, verfchilt grootelyks ten opzigt van de Haauwen , die Degenvormig plat gepunt zyn ; terwyl zy geen Raapachtigen Wortel heefc en een byzonderen fcherpen Smaak. (10) Rakette met rappig uitgehoekte Bladen , x. een Jlekelige Steng en effene Haauwen. E™Jfa* (ll) ft rum. wilde > (*) In Engeland bezaait men geheele Akkers , zo met hetzel ve als met Raapen of Knollen , en laat het Veederzelver Loof af- icheeren: want de Ondervinding heeft geleerd, dat zulks tat verbetering der Wortelen {trekt. In Noordholland wordt tot ontginning der Kleijige Graslanden, die men bouwen wil ,na dat zy geploegd zyn, eetst Koolzaad daar in gezaaid ; 't welk het Onkruid verflikken doet en den Grond mul maakt (aas* fchien ook daar aan de overtollige Geilheid beneemende) en dns bekwaam tot een Teelt van Koorn. Vergelyk het Venoog over de Tee^n^en 't gebruik van 't Koolzaad, Nieuwe Land» louw. IV. Stuk. bl. 251. (10) ürasfica Fol. runcinatis, Caule hispido, Siliquis Is- vibust GORT. Belg. 195. Go van Movsp. 3 3 3» Ger. Prov. 369* Kram. Aujlr. 199» Sifymbrium FoU pinnato- dentatis. H. Cli§. 337. Lugdb* 341. Eruca iylv* major lutei Cm* II. DfSLt IX, Sll'*, Zz 3 te 7*6 VlERMAGTIGE K RUIDEN. IV- (ii) Rakette met Lierachtige Bladen , een KV%tlL' rui&e $tenS m gtodde Haauwen» tvk^ Van deeze beiden wordt de eene Wilde, de ix. andere Tamme Rakette genoemd. De Franfche St£T saam is Roquette , de Engelfche Rokeit , de Tamme. Duitfche Raucken. De eerfte groeit niet alleen in de Zuidelyke deelen van Europa , maar ook in onze Nederlanden, in Engeland en elders , op Muuren enSteenige plaatfen: de andere zou in Switzerland aan de Wegen wild voorkomen, doch wordt gemeenlyk in de Hoven gezaaid, om als Toekruid by de Salade te gebruiken. De geftalte van de een en andere verfchik weinig dan in de Bladen , welken de Wilde Vinswyze uitgehoekt en veel naar die der Paar- debloemen gelykende heefc, de Tamme aan 't end zeer breed, als die der Raapen. In beiden komen de meefte Bladen tropswyze uit den Wortel voort en geeven in 't midden de Sien- gen uit, die Aairswyze met Bloemen en Haau- wen bezet zyn, Veel breeder en korter zyn de Haauwen dan in de Kool en bevatten platron- de Zaadjes. De Rakette kou haaren Latynfchen naam , zo fommïgen willen , van de brandende hoeda- nig- le aspero. C. B. Pin. pg. Eruca fyhreïhis. DOD. Pempi.-jo*. Lob. Ic. 204. (il) Brüifica Fel. Lyratïs , Ciule hirfuto , S\U |Jafbri$. Mat. M?d. 33c. IL Ups. 19©. H. Cif. Ciuca iatifo- Bï alba. C. B. P-n. 98. Eruca tetifolia alba. Toubn*. In ft. 227. Eruca S?.tiva. Lob. Ic> 204, Emca, Camer. Epü, 306. T E T R A D Y N A M U, 727 nigheid hebben , die 'er in heerfcht ; 't zy we- IV» gens den heeten Smaak , 't zy om dat 'er deA^?L Minnelust door aangeprikkeld wordt (*). De Hoofd* Keuk is fterk en voor veelen onaangenaam :desSTUK# het meest gebruikt wordt van de ItaliaanenCt)» SlUiuoJ** De Monniken van zeker Kloofter , aan de Kust van Languedok, het Zaad gekreegen hebbende van een Spaanfchen Landlooper , als een Mid- del om de vadzigheid te verdry ven, werden daar door zo aangehitst , dat zy hunne gelofte van Kuifchheid verbraken, zegt Lob el, die het gezien en bygewoond hadu Hy merkt aan , dat 'er een Roomfche Rakette is, met Bladen als de Waterkers, zwart Zaad hebbende en geele Bloemen, die in de gewoone Rakette witzyn* ook fmaakelyker en kragtiger , ten mïnfte in Italië van meer gebruik , wordende deswegen Gentil genoemd in Spanje* Deeze zal het zyn, die Cam erariüs afbeeldt ( 4. ). Van de Wilde is ook eene Verfcheidenheid met fmaller Bladen, die overblyfe (§) , terwyl de anderen Jaar- (*) Excitat adï^rnerem tardos Eruca Maritos. CouiMFXLA. Et Vtnerem revocans Eruca morantem. MA&TIAL18» Nee minus Erucas jubeo vitare f ptido. H. Ups. 191. Eruca Chalepenfk, Caulibus et Siiiquls T E ï R A D Y H A M I A, 729 Hier van komen voor dertien, meestal Eu- Hfi fopifche Soorten. A?x (1) Mofterd met veelhoekige , rondachtig ge- stuk™" zwollene effene Haauwen , langer zyn u dan de tweefnydige Snuit. IZTjL Dit Onkruid * op de Bouwlanden en aan de Wegen , zo in onze Nederlanden , als door ge- heel Europa voorkomende , voert den naam van Herik of Hederikm ons Nederland 3 doch wordt van de Boeren, in Vriesland, Krodde genoemd, in 't Engelfch Charlock of Wilde Mofterd , in >t Franfch Moutarde. Het groeit een Ellehoog, met jruuwe Bladen , die Lancetvormig ovaal zyn , fomtyds effeurandig * fomtyds Vinswyze inge- fneeden. De Bloemen zyn vry groot , geel of bleek van Kleur ; de Zaadhuisjes bevatten veele ronde , rosachtig zwarte Zaadjes 3 van eene fcher- pen heeten Smaak* Qi) Mofterd met de Haauwen agterwaards fie* « kelig % aan de punt hyna vierhoekig, op zyde Levant-, plat. fche* Dus ( 1) Sinapis Siiïq. multangulis torofo - turgidis &c. Syft. Nat. XII. Gen. szi. p. 444. V*g* XIII. p. 503. Gort. Belg. 15,5. FL Suee. $48 , 610, KRAM. Aufir. 199. Hall» JHelv. 554- GoUAN Monsp* 333» &• Ciiff. 338. R. Lugdb. 343. Rapiftrum Flore luteo. C. B. Pin. 95. Sinapi Arvenfe prs- cox Semine nigro, TOUKNF* ƒ*/?. 2*7. Rapiftrum. Dod6 Tempt. 675» Rapiftrum Aivorurm Lob. / byna gewrichte 9 uit- vu. gebreide Haauwen; de Bladen Lierachtig rappig uitgehoekt en eenigermaate ruig. cftUgf~ (9) Mofterd met gehandelde Takken > de bo- cJ™fiU yenlle Bladen Lancetvormig effenrandig. chinee- fche. Dus onderfcheiden zig deeze vier Soorten* *x- waar van de eerfce op de Pyreneelche Bergen Biesach- door ToüRNEFORTis gevonden ; de t weede tlge# op een Berg van 't Eiland Sicilië door A r- duinus. Deeze beiden blyven over, de twee volgende, die Jaarlyks fterven , hebben haare Groeiplaats in China en andere deelen van Oost- ïndie, De laatfte is zeer lang van Gewas , en heeft het Loof naar de Salade gelykende. O o) Mofterd met effene gehke Haauwen ; de „ x% v J ' _ . , ErueoidiSm Bladen Lierachtig langwerpig glad ; de Raketad*. Steng ruuw. Ufie* (7) Sinapis Si!, pubescentibus ere&is &c. Sinapis hitfuta % Caulibus Fcutescentibus &c. ard. Sp. i. p. 21. T. 9. (8) Sinapis Sil. tevibus fubarticulatis patulis &e. Sin. Sii. glabris &c. Ard. Sp. 1. p. 23. T. iq. (9) Sinapis Ramis Fasciculatis &c. H. Ups, 191. Sinapi Tn- dicura maximum La&ucx folio. Herm. Parad, 230. T. 230. (10) Sinapis Siliquis Ixvibus xqualibus &c. Sinapi Hisp. ptamilum album. Toürnï. Injl, 217. Eruca fyiv, Flore albo> Italica* BA SR. Ie. 132. II» Dsau IX, STUK* 734 Vl ERMAGTÏ GË KRUIDEN. STUK. xr, IV. 00 Mofterd met dubbeld gevinde Bladen , de Afdeei; Slippen Liniaal. XVI. ^°°FD" (12) Mofterd met aangedrukte e ff ene Kaan* wen; de onderjle Bladen Lierachtigruuw , sZaph debovenften Lancetyormig; en een mime s^ffhe. Steng. XII incana. De laatfte, hier opgenoemd, heeft uitermaa- Gryzc' te korte Haauwen* Het Loof der eerftegelykt naar dat der Rakette; der tweede naar de Tuin- kers. Allen groeijen zy in Spanje, maar de cerfte , die Raketachtig is , komt ook voor in Italië; de Gryze in Portugal en Vrankryk, zyn- de door Vaillant onder de Planten , om- ftreeks Parys groeijende, opgetekend. xiii. Cl3) Mofterd met e ff ene uitgebreide Haauwen ; Lfvjgfta* Lierachtige gladde Bladen , de bovenden Gladbladi- : ? , — „ J ge. Lancetvormig , en de Steng effen. Als een Onkruid heeft deeze, gelykde voo- rigen, in Portugal en Spanje haare natuurlyke Groeiplaats. De hoogte is omtrent twee Voe- ten, en de Haauwen zyn uitermaate lang. Vol- gens (11) Sinapis Fol. duplicato • pinnatis &c. Sinapi Hisp. Na* fturtii foliO. TOURNÏ. lnft. 227. (12) Sinapis Sil. Raeemo appresfis Isevibus &c. Am. AcaL IV. p. 281. Eryfimum Fol. fubineanis , Siliquis brevislimis. Herm. Parad. 115. T. ilj. VAILL. Paris. 51. (13) Sinapis Siliquis lavibus patulis &c. GOUAN Monsp. 334. Am% AcaL IV. p. 28 1. Eryfimi V3rieras. Herm. Par. is;. Tetradïnamia: 735 gens den Heer Burmannus komt deeze TV. Soort, alsook de Witte, aan de Kaap voor. A^Et^ Een Soort van Mofterd 3 by Kairo groei jen -Hoofd* de, heeft Forskaohl, met den bycaamSTUK* Harra naar 't Arabifcb, befchreeven. Dezel- ve hadtovaaleuitgehoekte Itekelig ruige Bladen 9 een gladde Steng en neerhangende Haauwen. Het Loof werdt van het Vee met Smaak gege- ten en het Poeijer der Bladen, in Water, aan zwangere Vrouwen ingegeven (*). R A p H A N u s. Radys. De Bloem heefc , in dit Geflagt , dergelyke Honig- Kliertjes als de twee voorgaande: de Haauwen zyn dik , eenigermaate gewricht en Rolrond ; de Kelk is geflooten. Het bevat de vier volgende Soorten* ( i ) Radys met dikke Spilronde tweehokkige t. Haauwen. jjgg* Tamme. Tot deeze Soort behooren de Tamme of Tuin- Ra- (*) Flor. J&gypt. Arab. p. np. (i) Raphanus Siliquis teretibus torofis bilocularibus. Syiï. Nat. XII. Gen. 822. p. 44;. Veg. XIII. p. 504» Mat. Mei* 325. GORT. Belg. 196. Gif. 190* R, Lugdb. 344. 0. Raphanus minor oblongus, C. B. Pin. 95, Raph. minor jjurpureus. LoiJ* /c. 201. fc. Raph. major orbictilaris rotun- dus. C. B. Pin. 96. y9 Raphanus nlger. C. B. Pin 96. Ra- phanus magnus. Lob, Ic. 201. Raph. f. Ridiculafctiva. Dod. Fcmpt. 676. i0 Raph. Chinenfis animus Oieiferus» Burm.H» ïnd> 140. if. drkl. ix* Hm* 7S6 VlERMAGTIOE KRÜIDEIf. Radyzen, van welken de gewoonften langwer* zYn en mec het gedeelte van den Wortel, Hoofd* dat uit den Grond opftygt , paarfch, als bekend stuk* |s . aQCjeren byna volkomen Kloot- of Knol- irafglnéjond ; weshalve zy Knolradyzen genoemd wor- den. De Franfche naam is Raifort of Radi; de Engelfche Radish; de Duitfche Rettich, allen van den Latynfchen Raphanus afkomftig. Een derde , die van buiten zwart is , voert den naam van Ramenas of Rammelas , zynde veel groo- ter en fcherper dan de anderen , en van eene Peerachtige figuur. Van eene vierde, in China groeijende , die Olie uitgeeft, wordt door den Ridder gewag gemaakt* De eigentlyke plaats der afkomst , daar zy wild groeijen, fchync niet bekend te zyn. Het Loof heefr veel overeenkomst met dat der Raa* pen. De Haauwen zyn omtrent een Pink dik en groot, bevattende vry groote ronde, roodeZaa- den, in eene fpongieuze zelfftandigheid als ge- cefteld. Dit Zaad heeft een openende en Pis* dryvende kragt , maar doet , alleen gebruikt zynde , dik wils braaken , zo Boerhaave aanmerkt* De Wortel is , naar den trap van fcherpte, meer of minder gezond, bevorderende dikwils de Verteering en de Maag verfterkende. De Radyzen kunnen tegen 't Blaauwfchuit dienen , ' en in Slymige Borstkwaalen , inzonderheid der- zelver uitgeperfte Sap, dat zelfs tegen den Steen gepreezen wordt. In de Kinkhoest der Kinderen is het fomtyds van dienst geweest. De T E t k A D 1f N A M I A# ^ t)e gewoon e Radyzen worden by Pera en IV. daar omftreeks 3 aan de Zwarte Zee P veel ge- *™*f sraaid ,zoBükbaüm aantekent , waar van dan Hoofö- de kleinften , overgelaten , in rt volgende Voor- STUK- jaar Steng fchieten cn bloeijen. Dit beef c den Sililuof** vermaarden ïournefort,, zegt hy ^ bedroe- gen , die dit Gewas aanzag voor een Söort vaü Mofterd , maakende daar van driëderléy Vroe- ge Kmfiantinopelfche Akker - Moftert , met zwart Zaady naar de Kleur der Bloemen y welke wit, paarfch gettreept of paarfebachtig waren (2) Radys met leggende Haauwen} langer dan ïh de gehele Plant. i In Final is deeze door BraAd waargenomen in 't jaar 1764 , en federt in de Upfalfche Tuin geteeld* Zy gelykt naar de voorgaande , maar heeft de Bladen fpitfer , de Steng korter , paarfchachtig; de Haauwen twee of drie Voe* ten lang, éénhokkig 5 en als een Slang óp dén Grond nederlcggendc. Dit is zekerlyk een zon* derlinge Soort» (3) Radys met Spilronde 3 gewricht e >efeneeen« tm bokkige Haauwen. Jldpèanl* in Wilde* (*) BUXB. Ce*** !• P- Vid. T O URN F. Cor* Sina-^ bi Arvcnic praxox Conftsnunopoiitanum , Semine nigro &c. . (2) Rapbanus Silïq. decumbentibus tota Plant! longioribus. Jiïant* 95. LïNN. Dcc. T. 10. (3) Rapbanus Siliquis teretibus arfciculatis &c. CORT* Belg* Aaa II, Dsel li;, Stuk» 733 VlERMAOTIGE KrüIDEM IV, In Vrankryk worde deeze Raifort Sauvage9 AFjm.L# ^at ,s Wilde Radys , genoemd en hier te Lan- Hoofd- de by de Boeren Keyk>zegt de Heer de Gor- stuk, ter. Op de Akkers en Bouwlanden, in veele dwgevfe "deelen van Europa , is dit Onkruid gemeen. Het heeft met de Herik of Hederik, voorgemeld, veel overeenkomst in Gewas , doch verfchilt zeer door de Haauwen , die het alhier t'huis brengen. Daar kernen Verfcheidenheden van voor , met witte , geele of paarfche Bloemen. Hec is fcherp en van een fterken Reuk» iv. (4) R adys met Spilronde dikachtige ruige Haau* rieus. Siberifche. ^itirkus! wen en Liniaale Vindeelige Bladen. In Siberië groeit deeze, zynde een klein Plant- je, dat de geftalte van Raket heeft , met de Stengetjes meestendeels naakt ; de Bloemen groot en geel; de Haauwen als Koraal -Kettin* gen met een lange Snuit. De figuur der Smaa* kelooze Alpifche Cardamine > by Columna, gelykt naar dit Kruid. De Heer Forskaohl heeft by de Piera- mieden in Egypte, aan de kanten der Landen en op een Eilandje in 't Riet, eene Soort van Radys waargenomen , welke hy Lierhladig noem- de. Dezelve hadt ftekelige Stengetjes van een Voet 19$. GOUAN Afonsp, 334. KRAM. Aufïr. I99. HALL. Helv. sss> Kapiftrum Flore albo, Süiqua articulatA et FJ. Juteo. C. B, Fin. 95' Rapiftrurn Flore albo Eracx foliis. Lob. Ic. 199* (4) Ra-phanus SlU tere ti bus tomlofis viilofis &c. Raph, Fe', innatis Pianis confluenribus. Gm&l. ÏETitADÏNAMlA* Voet hoog', aan den Wortel leggende en dan IV. Weder opltygende. A* xvlï* i t i Hoofd» B ü n i a s, Knodsvrugt* STÜIU Een afvallend , rondachtig geknot Haauwtje, *tltiu°f** met vier boeken die ongelyk Doornachtig ge- fpitst zyn, maakt de Kenmerken u?t van dicGe- flagt , 't welk de agt volgende Soorten bevat. Ci) Knodsvrugt met wyd gemikte tweehootni* f.ï* ge Haauwtjes , effe ra» onderen gedoomd ComZZ In Siberië groeit decze , een zonderling Kruid, dat het Haauwtje dwars ovaal heeft, wederzyds uitloopende in een zeer lange fterke Doorn , zo dat het tweehoornig fchynt , in h midden vier regte kleine Doorntjes hebbende* (a) Knodsvrugt met gedoomde Bloemtros/ené n. Spinofk. Deeze, die den naam van Gedoomde Kool by d^edooxa* Alpinus voert, groeit in de Oolterfche Lan- den en in Barbarie. De Stengen heeft zy een Voet hoog , Biesachüg , de Bladen langwerpig Ey* (1) Êani&s Süiculis divaricato * bicoriiibus Üafi fpinofls* Syft. Nat. XII. Gen. 823, p. 446* Vèg. XUU p* *o4- Burfa Paftpris Oiientalis , Dt&bx foliis , Siliquis cornuris. TOURHF* Cor. ï$. (2) Bunlas Racerais Spsnescéntibus. Bünias SÜiailfs ovatïs fcutis &c. TURK. F&rfet. ii. Brasfica Spincfa. ALP. Exoi» 20U T. 2óo. C. B» jPs«. 1 t r. Prodr. Ciaaibe Spinofisfi0 ma Aiabica, SHAW. Afr* *79* Aa & 1L DSBL* IX«Stus. 740 VlERMACTIGE KftüIDJEN. IV. Eyrond , Itomp , en aan 'c end der Takjes ko FxvlL* men doornen voort, aan wier zyde ongedeelde Hoofd- Bloemen. Het Zaadhuisje is fpits Hartvormig, stuk, bevattende een zeshoekig Nootje, met de twee dra^*2. hoeken breeder , waar in eenzaame rondachtige Zaaden. Het Loof werdt , volgens Alpinus* in Egypte in Vleefchnat of tot Moes gekookt, of raauw als Salade, gegeten* lIT: (3) Knodsvrugt met vierhoekige Haauwtjes $ ErJïl'go. die de hoeken met twee Kammen hebben* vierhoe- kige* fjiet minder byzonder is dit Kruid , dat op vogtige Velden by Montpellier voortkomt, we- gens zyne vierhoekige puntige Haauwtjes. Het fchiet drie of vier Stengen , van een Voet en fomtyds een Elle lang, die rond en ruuw zyn, zo wel als de Wortelbladen , welke naar die van 't Havikskruid gelyken f maar de Steng, bladen zyn weinig uitgehoekt. Het heeft geele vyfbladige Bloemen , 't welk iets aanmerkelyks is in deeze Klasfe (*). Men noemt het in 't Franfch la Masfe au Bedeau , dat is de Pedels- Knods , wegens de aartige figuur der Zaad- huisjes. C4) (3) Bunias Siiiculïs tetragonis , angulis bicriftatls, C quant JWonsp. 33 J. Bunias. II. Cltff. 34.0. R. Lugdb. 344, Eruca Monspeliaca. C. B. Pin, pp. Prodr. 41. T. 41. Emcago. TOUBNF. Inft. a3*. T* 103. (+) CASPAH Bauhinüs zegt zulks en beeldt het zodanig af ; doch ToüRNEFORT fchryft 'er vierbladige Bloemen aan TetraoynamiAi 741 (4) Knodsvrugt met Eyronde bultige IVratti- IV, ge Haauwtjes. ^xn*" Een blyvende Wortel heeft deeze, die in des^°*D* Upfalfche Akademie-Tuin een Plant was van lv# eens Mans hoogte, doch te Montpellier, v°I-0^^., gens Gouan , maar een Voet hoog groeide» ooftsrfchc. Toürnefort heeftze in de Levant gevon- den en geeft 'er Bladen als van de Paardebloe- men aan. In de voorgaande zyn zy voorwaards; hier agterwaards uitgehoekt. De Haauwtjes zyn Klootrondachtig met een kromme Punt, aan de ééne zydc Buikiger en de geheele Plant is fcherp van Smaak. De Groeiplaats wordt door L 1 n- n^.üs in Rusland gclteld ; doch het is 'er door den Heer de Gorter, zo 't fchynt 3 niet gevonden. Van deeze Soort my geene Afbeelding voor- gekomen zynde , heb ik die van een Blad en een Takje met de Zaadhuisjes en Bloemen , daar toe, uit myne Verzameling ontleend. Zie Fig. 2, op Plaat LX , hier voor. Het Zaad- huisje zelf is , om de Wrattigheid te toonen , aanmerkelyk vergroot by Letter A voorgcfteld. Dat Kruid in Arabie groeijende, 't welk Fors- kaohl Bunias Orientalis tytelt^een Heeften je zyn- (4) Bunias Siliculis ovatïs gibbis Verrucofis. G0UANM Bumas SilicuUs h'spidis , Fo!. plnnatis &c. Mant. 425). Aaa 4 XL Peel IX* stuü. V VlERMAGTIGE KrüIDËK* ÏV. Lancetvormig eenhoklog eenzandig Haauwtjes ^V*vu* dat afva,t5en twee Schuitachtige Klepjes heeft. Hoofd- Behalve het gewoone Kruid vandien naam b?- »ïu*« v^t het 3 by dep Ridder 3 nog drie andere Soorten, (i) Weede wiel rf* Wortelbladen gekarteld > de t *M*L. Stengbladen Pylvormig , ^ Haauwtfós qêmcené* langwerpig* Dit Kruid noemt men gerneenlyk B^tóe of Verfweede , om, dat het tot blaauw verwen ge- bruikt wordt. Ten dien einde zaait men het in Akkers , doch het komt ook op veele plaatfen ia ons Wereldsdeel , niet alleen aan de Zeekuften , maar zelfs binnenslands, voor. Dus tekent Kra- mer aan , dat het in Ooftenryk op Gebergte en op Akkers tusfchen 't Koorn groeit. Ook vale het overvloedig aan den Ryn. Tournefort heeft het omftreeks Parys gevonden, en tekent aan , dat het niet dan door de kwecking ver- fchille van de Zaay-Weede, die wat breedcr is van Blad, Anderen hebben bevonden > dat het geenszins de zelfde Plant zy. In 't Franfch noemt- men het Pafiel, in \ Engelfeh Waq.de of Wod- de , in 't Hoogduitfch Weidt , in 't Spaanfch Guado. Mm h$zï% 'er-, in 9t Latyn , ook den mrni van Qlajlum ^an gegeven. Het (i) Jfatis Fol. Radicalibas crenatis &c. GoUAN Mom?. StS5» Suk* 543 > 614. TOUBNF. iWwi 34*- KRAM. Auflt „ *oo. H. Clijff. 3*1. R. Lugdb* 330, liatis fy'v* £ anguftifo- Ua. £s a. /V^. 11 j. Ifatis fylv. Dod. iW/>f. 79. Lok.» T E T R A D Y N A M I A. 745 Het heeft eenopftaande Takkige Steng, van IV* drie of vier Voeten hoogte, met Zeegroene Bla«AF™£L» den als gezegd is, die byna driehoekig zyn, aan Hoofd. de Steng geoord ; komende de Bloemen Kroont- 8TÜK« jeswyze voort» De Haauwtjes, naar Vogelton- S^—Wi getjes gelykende , hangen als aan Draadjes zeer los en worden door den Wind ligt afgerukt , die dpzelven dan, door de ligtheid, her- en der- waards voert. In de Zuidelyke deelen van Vrankryk werdt de Weede van ouds in menigte gezaaid en van daar, tot groot voordeel der Ingezetenen , in de Noordelyke en middeldeelen van Europa ter Verwery vertierd. Het groene Kruid wordt by Thoulouze Guede geheten , zegt Lobel, doch gedroogd , gerot , gemalen en in zeer groote hoopen vergaard zynde, tot verzending, Paflei genoemd, om dat men het tot Koekjes maakt. Ia Duitfchland en in de Nederlanden, inzonderheid by Rysfel in Vlaanderen , heeft men het ook overvloedig geteeld. Het lange kooken en de ongemeene bereiding die 'er noodig is , om de frlaauwe Kleur uit dit Kruid te krygen, heeft hetzelve , na de ontdekking der Indigo, in on- bruik gebragt» Egter is het nog de befte grond- flag van zwart , blaauw en andere Kleuren op het Laken , dat men dan dübbeld Staal geblaauwd noemt. Het Kruid bevat zeer veel vlug Zout , volgens W edel jus , die de manier van be- reiding tot Verwftoffe omftandig befchryfe. By *t kooken geeft het eerst veel Stank, vervolgens Aaa s VlERMAGTIGE KRUIDEN. IV* een aangenaamen Roozen-Reuk. Zekere Cro« ^FxviEL#lach *iee^c 'er een §e^eel Werkje over opge- Hoofd- fteld* Ia de Geneeskunde wordt het van fom- êtuk. migen tegen de Geelzugt en Verftoppingen aan* • gepreezen. Geprepareerd is het uitwendig Sa- mentrekkende , zuiverende en Wondheelende, JJdtis La- fttanica. Ponugec- fs.he. ITT» ^4rmena. ArmenU fche. (2) Weede met de Wortelbladen gekarteld , de Stengbladen Pylvormig, de Bloemftccl* tjes eenigermaate IFollig. In Spanje en de Levant groeit deeze , die van de voorgaande naauwlyks verfchilt, maar een Jaarlykfch Gewas is en kleiner, zegt L 1 n- n^us» Volgens Buxkadm, die ze aan de Oevers van de Zwarte Zee , niet ver van den Bosphorus, hadt gevonden , was het een groo- te Plant, geheel grys > met Zaadhuisjes als de gewoone. Cs) Weede met effenrandige Hartvormige aan den voet Jlompe Bladen ; de Haauwtjes Hartvormig. Een geheel ander Kruid is deeze, door den gézegden Autheur op drooge Velden van Ar- me- (2) Jfath Fol. Rad* crenatis &c. ifatis fylv. minor Lufi* tanica. Hebm. Lugdb. 67 8. Ifatis Orïentalis maxima canes* eens. Tournï. Cor. 14. BUX8. Cent. I. p# 4. 5. ($) Jfatis Pol. integerrimis Cordatïs &c. lfat. Arm. FoI# Brasficae perfoluta: &c. TOUBNF* Cor. 14* BUxB. Cent. I. p. T K T R A D ï N A M I A, 747 menie, aan de kanten van Beekjes, gevonden* IV# Zy groeit maar een Voet hoog. Afdeel X Vit (4) Weede met alle de Bladen getand. stukT* Niets anders wordt van dceze gemeld , dan ï/aus dat zy in Egypte groeit , alwaar de Heer Fors- ^^^he. kaohl, onder dien naam, een Kruid befchreef, dat Vleezige , langwerpige, gefteelde, Tands- wys* uitgehoekte Bladen hadt , en leggende Sten- gen* De Bloemen waren bleek Violet , de Haauw- tjes platachtig Elsvormig. Het groeide by Ale- xandrie in 't Voorjaar. Een andere Soort van Weede , die de Bladen Vleezig , gevind en eenigermaate getand hadt, kwam hem voor, on> fireeks Alexandrie en in Natolie (fj. C r a m b £• Zee -Kool. De vier langfce Meeldraadjes hebben in dit Geflagt aan den top twee punten , waar van de eene een Meelknopje draagt , en de Vrugt is een drooge , ronde , afvallende Bezie. Het be- vat de drie volgende Soorten, (i) Zee -Kool met de Bladen en Steng glad. l .p^ Crambz IJ e e*» Kt a ritlm a. Noord fche f4) Ifutïs Ffl, omnibus dentatis-l (|) fkr. JÏÏgypU Arab, p. 12 r. (1) Cramhe Foliis Cauleque glafcriS. Syst. Nat> XIT* Gen. 225. p. 44^« XIII. p. 505. H. Suec. 570, 615* OKD. Dan. 3164 WEIG. Pom. 124. GoUAtf Movsp. 336, Crambe F©1. Gord. cdspis Carnofis. H. Ciijjf* 3*o« K*Lugdb> II, Deel, IX. Stus» 748 VlERMAGTlGE KRUIDEN. IV» Deeze, die gewoonlyk Zee -Kool of Strand* A?xv1U genoemd worde, groeit aan de Kusten van Hoofd- S weeden en Pommeren op eenige plaatfen.Zy stuk. js zeer gemeen 0p de Zandige Zee - Oevers der ira?&et7e". Noordelyke deelen van Vrankryk en Vlaande- ren ; als ook op die van Groot Brittannie , in- zonderheid by *c Eiland Thanet en Colchefter , alwaar men ze in 't Voorjaar als Moes eet , verkiezende die zelfs boven de gezaaide Kool. Zy verfchilt grootelyks van de Soutenelle of Zee- Winde , die men Chou de Mer in Vrankryk *zievn. noemt*; als mede van de Boomachtige Koolf, fJ"K,bl' beiden ook op die plaatfen groeijende* t iia^zi 5t Is een Kruid, dat naar Krul -Kool gelykt, voor.hier hebbende groote dikke groene Bladen , hier en daar als Vinswyze uitgehoekt en geplooid , on- gevaar een Elle hoog. Uit het midden komen twee of drie Stengetjes, getopt met yle Bloem- tuiltjes , waar op korte dikke ronde Haauwtjes volgen, die ieder maar één Zaad bevatten. ^ TT. (2) Zee - Kool met ruuwe Bladen en eeneglad- OHenlalis, & Steng. Levant* fche. Djt Kruid , in de Levant gevonden , hadt Toürnefort tot het Geflagt van Rapijlrum , dat 329. Crambe maritima ^rasficas folio. Tournf. In ft. air. T; joo. Brasf. maritima monofpermos. C. B* Pin. 112. Lob. lc 245. (2) Crambe Foliïs fcabris Caule glabro. Crambe Fol. 5c Foliolis alternatim pinnatifidis. R. Lugdb. 33®» Rapiffruua Oriëntale Acamhi folio. Tournf. Cor. 14. T E T R A D Y N A M I A, 749 dat een dergelyk Zaadhuisje heeft , t'huis ge- IV. bragt. De Bladen zyn als, die van Acanthus en *FI>EE&« zeer groot , de Bloemen , gelyk in de voor- Hoofd* gaande, wit. «tuk. (3) Zee -Kool met de Bladen en Steng , Mr w, , Cramhe den9ruuw. Hhpanka* Spaanfche* Volgens Mo ris on verheft zig de Steng van dit Kruid tot twee Ellen en hooger; volgens Gouan naauwlyks een Voet hoog. Het heeft doorgaans Bladen als deRadys^doch verandert met Lierachtige Bladen , het end Hartvormig en grooter hebbende ; de Bladfteelen zo lang als de Bladen en hoekig* De bovenfte Bladen zyn zeer kort gefteeld, de Bloemen geel. Cleome, Hederifc. Deeze Griekfche benaaming is weleer ge-» bruikt om dat Onkruid , 't welk ik Steen- Raket genoemd heb y te betekenen. De Duitfchers hebben aan dit Geflagt den naam gegeven van Pillenhloem ; om dat 'er drie Honigkliertjes , in ieder hoek van den Kelk , op één naa , één , in plaats hebben ; doch dit zeer oneigen zynde , dewyl men dergelyke Kliertjes ook in de Bloe- men (3) Crambe Foliis Cauleque fcabris. H. Ups, 193. Cr a ro- be Fol. fubcord. crenatis fcabris. IL Cliff. 340. R. Lugdh. 329. Rapifhum maximum rotundifolium monofpermura. TOURNF. Jnjï. afi. Corn. Canad. 147. T. 148. MoRIS, lüfi. II, p. sótf. S. 3. T. 13. f. 1. BARR. Icgn. 387. lh Dt%U IX* STUK* l 75<> VïÉRMAGÏIGE KRÜIDEH. IV. men van de Kool , Raapeti > Radyzen en Moé- Hoofd, zeker Onkruid, thans onder de Mofterd betrok - stuk. ken, is gegeven geweest , op toegepast. Het J^f^ heeft alle de Bloemblaadjes opftygende, zegt de Ridder , en het Zaadhuisje is eene eenhokkige tweekleppige Haauw, anders veel naar die van de Mosterd gelykende : weshalve ïoürne- fort het Sinapijlrum getyteld hadt. 't Getal der Meeldraadjes is wel meest zes, zoals tos deeze Klasfe behoort , doeh ook meer of min- der, gelyk wy zien zullen. Hier in komen voor agttien , meeftendeels uitheemfche Soorten , als volgt, ï# ( i ) Hederik met Manwyvige viermannige Bloe* Prutïeep men 5 en^e^e ^adm m em^ Heejterige Keefiexige. Steng* Van deeze Oostindifche Plant geeft de Heer L. Bürmannüs de Afbeelding f ftroo- kende met de befchry ving van den Ridder , die zegt , dat zy een Heefterige Takkige Steng heeft , met langwerpig ovaale gladde Bladen , en Trosfen aan 't end , van vierbladige Kelken en Bloemen, zyndehet Vrugtbeginzel met een zeer lang Voetje voorzien , op welks midden zïg vier Meeldraadjes geplaatst bevinden. Het draagt langwerpige Haauwen. co f ï) Cièome ïloribis gynandris tetrandris Sec. Burm» F£* h.d* p. 14c* T. 46% f. 3, Tet RADYNAlAlA, 751 (2) Hederik met Manwyvige Bloemen 9 zeven IV* , Blaadje* of minder by één- , en een ge- A™ "L* doomde Steng. Hoofd- stuk» f3) Hederik met Manwyvige Bloemen, vyf- voudige Bladen en een ongedoornde Steng, Zeveubia- 't Getal der Bladen op een Steel onderfcheidt <üge. deeze niet alleen, maar ook de Doornen, wel-p^Hfc,^ ken de laatfte niet heeft* Beiden komen zy zo/<*. wei in Oost- als in Westindie voor, en #n,g^bI$? gelyk de volgende , Jaarlykfe Planten. In E- gypte hadt ook VESLiNGiusde Vyfbladige waargenomen , die hy Wilde Egyptifche Lupi- nen tytek. Alpinus hadtze, beter, Haauw draagend Vyfblad geheten. Het fchynt die te zyn 5 welke Forskaohl Gevingerde Ckome noemt, met de onderfte Bladen vyf-, de boven- ften drievoudig ; dat weezentlyk plaats heeft in dit Kruid. Voorts is hetzelve zonderling, wegens de Bloemen , wier Rolrondachtig Vrngcbegin- zei, (2) Ckome Flor. gynandris , Fol. fubfeptenatis Caule acu- leato. BuRM. Fl. Ind. p. i + ï. Sïnapiftrum Ind. Spinofum , Jol. 5,6,7- numero incertis. BuRM« ZeyL 215. (3) Cleoms Flor, gynaadris, Fol. quinatis, Gaule inerrnu jACQi Hort, T. 2$. Burm. Ft. Ind p. 141. Cleome Flor. 'gynandas Fol. digïèatlllM CHjfi 3*1. R. Lugdh. 53^. GouAif Jdmsp* 337* Sinapiftriim Indicum pentaphyilmn. Hsrai. Lugdb. 564* Sloa^. Jam. 80. Quinquefoliurn Lupini folio, C. B. Pin. 320. Lupinus ^gyptius fylveftns. VlSLING. in Alpin. p. 205?. Caaca-Vda. Hart, MaU IX. p* 43. T. 24» lh DEEfc* IX. STÜK» ?$2 Viermagtige Kruid-es, 1% zei, niet zes Meeldraadjes, vier langer, twed xvu ' korter, omringd, ver1 boven de Bloemblaadjes 9 Hoofd- die uit de bövenzyde van het Steeltje voortko* stuk* roen5 verheven is. Dat Vrugtbeginzel , allengs aangroeijende , wordt een rond dun Haauwtje, aan beide enden fpits , 't welk kleine ronde Zaadjes inhoudt. iv. (4) Hederik met Manwyvige Bloemen, drie* trfptylL vöudige Bladen en ongedoomde Stengen. Drieoladi- ge* De driebladigheid onderfcheidt deeze 9 die ook in de Indien valt en met de twee voorgaan* den zeer naby vermaagfchapt is , inzonderheid wat de Vrugtmaaking betreft. Voorts komen deeze drie Soorten daar in overeen, dat haar Zaad , in fcherpheid van Smaak * Reuk en Kragt * weinig van 't Mofterd-Zaad verfchille. v. (5) Hederik met de bovenfie Bloemen vierman* ^Meerwy* onwu&baar m ^rie ongefteelde Blaad- vige. fes 9 die aan den rand eenigermaate gedoomd Deeze Westindifche verfchilt wederom wen nig , dan doordien de onderfte Bloemen alleen* lyk (4) Ckome Flor. gynandiis, Fol. ternatis &c. Sinapiftrum Ind, triphyllum Flore carneo. Hebm. Lugdb. 564. T. 5 65* KAJ» Suppl. 411. ÜURM. FL Indt p» 141* (5) Ckome Flor. fuperior. tetrandris masculis 8cc. Cleome ere&um triphyllum» Brqwn. J%m^ 272. Sinapiftrum Indi- cuin triphyllum , Fl. Carneo , non fpinofum. Slqan. Jam* $o« Hifi. h p. 194* T. 124. f. I. TetRADYnamia. 753 lyk vrugtbaar zyn , de overigen veel kleiner, IV. zonder Styl of Stempel. AFxvi?" (6) Hederik met twintig- en viermannige^?™* Bloemen en vyfvoudige Bladen. vx. C le ome (7) Hederik met twaalfmannige Bloemen tnj$™^ vyf- of drievoudige Bladen. menige. vu. (5) He i rik met twaalfmannige Bloemen en^Vhcof^ drievoudige Bladen. Vnu Dodecan* Deeze drie, ook allen Oostindifche, komen ^ if wederom meer of minder overeen* De laatfte mannigc. heeft de Steng 5 zo wel als de Haauwen , lyme* rig ruig,- de Bladen altemaal drievoudig, ovaal- achtig, effen, het middelde grootst; de boven- fte Bloemen byna Mannelyk; den Kelk paarfch» tig ; de Bloemblaadjes wit , uitgerand : van tien tot veertien Meeldraadjes : de Haauwen onge- fteeld , opftaande , Spoelvormig , eenigermaate opgeblazen. Vol- (6) Cleome Flor. icofi - tetrandrfe , FoL qulnatis. FL Zeyl. £40. Sinapiftrum Zeylan. pentaph. viscofum , Flore fijvo. Burm. Zeyl. 215. T. 99* BüRM. Fl. Ind. p. i+i. utetiam ft- gel yk men in de Afbeelding ziet en de laatften weldegelyk gefteeld. De Bloemen beftaan uit vier Blaadjes , aan 't end ftomp, in een Kelk van vier fpitfe Blaadjes vervat* De Styl isSpilrond en geknopt, omringd van de gezegde Meeldraadjes, gelyk dit alles in de vergroote Bloem, by B, zigdujr delyk open baar u (g) Hederik met zesmannige Bloemen, zeven* IX. cieome voudige Bladen en ongedoomde Stengen* ^Rj.usaca. ^ Caijenne in Zuid. Amerika groeit deeze 5 die een Reus is in dit Geflagt, Zy wordt door den Heer J a c q v 1 N , van wien zy alleen is afgebeeld, dus befchreeven. „ De regte, Hee- 3, fterige , overblyvende Steng > gaat binnen 53 twee f9) Ckome Flor. hexindrïs , Fol. fêptenatis &G Manu Oh. IV. p« 1. T. 7 langwerpig % op een Voetje zo lang als de Meeldraadjes : de Stempel niet blykbaar. ?c „ Gewas is brandend heet van Smaak en heeft een vergiftigen Reuk.33 Bbba (io) U4 DWL. IXt STUK, 756 VlERMAGTIGE KRülDEt?. IV, (io) Hederik met zesmann. Bloemen , driev* ^xvu* effenrandige Bladen en Doornachtige Stop* Hoofd* feitjes. STUK* x. In Amerika is de Groeiplaats van deeze,die JJifalï. de Bladen drievoudig, lang gefteeld, maar by stekelige (je Bloemen enkeld heeft, welke eenzaam zyn, gefteeld en klein. xr. 00 Hederik met zesmann. Bloemen; zeven- Gcdo{rn- en Vfwudige Bladen; de Steng gedoomd. de. xit. (iï) Hederik met zesmann. Bloemen en drie» zaTgtan- voudige Bladen; de Blaadjes Liniaal- &ge. Lancetvormig Zaagtandig% Deeze beiden nam de Heer Jacquïn in de Westindiën waar: deeerfce, die een Hees- ter was van vier of vyf Voeten hoog3 geheel Lymerig en ftinkende, op Jamaika; de andere, een Jaarlyks Kruid van twee Voeten , by Car- thagena. xiii. (13) Hederik met zesmann. Bloemen en drkv. dioidesT' Bladen ; de Blaadjes Ovaal . Lancetvormig* Vogel- Om- pootige. (10) Cleome Flor. hex. Fol. tern. Integemmis , StipulisSpI* asscentibus. Syft. Nat. XII. App. Tom. 3. p. 232^ (11) Cleome JFlor* hexaadr, Fol. feptenatis , quinatisque , Caule fpinofo. MlLL. DW. N. ?. JACQ. Amer. Hift. 190. Tarenaya. MARCGR. Bras. 33. T. 34» (12) Cleome Flor. hexandris ,-Fol. ternatis , Fol. Lineart» Lanceolatis fêrrat's. jACq. Amer. Hij?. J90. f13) Cleome Flor, hexandr. Fol. ternatis, Foliolis Ovali- Lancsolatis, Gouan Monsp, 331. #t CHff. 34x« &*g&* Tetradynamia, 757 Omftreeks Pera , by Konftantinopolen , kwam IV. Büxbaüm deeze voor , een zeer Takkig Plant- A™*£u je, dat inde Herfst uit den Grond gerukt door Hoofd- den Wind langs de Velden voortgedreeven wordt.STUK* Het heeft een Bokkïgen Reuk. De Bloemen m**fo? zyn geel , de Bloemfteeltjes van langte als de Bladfteelen ; de bovenfle Bladen ongedeeld. (14) Hederik met zesmann. Bloemen, driev. xrv. en enkelde Bladen; de Blaadjes Lancetvor- yf0u™l. mig Liniaal effenrandig. t Violette, Deeze Soort , wegens de Kleur der Bloemen gebynaamd, is uit Portugal afkomftig. De ge» ftalte wordt zeer wel uitgedrukt in de aange- haalde Afbeelding van Barrelier, naar 9t gene uit vergelyking met de Takjes, die ik daar van heb, blykt: des ik niet begryp, waarom die van de Haauwdraagende Klaver met gcele Bloemen , by hem , beter zou zyn. Dezelve drukt zekerlyk de figuur der Blaadjes zo wel niet uit. (15 ) Hederik met zesmann. Bloemen , drie* Ar drie YOU Arabifche, 340. N. 4. Sinapiftmm Or. tnphyllum Ornithopocfii SiUquls. TOURNF. Infl. 231. DlLL. Elth. 359« T. 25Ö. f. 345.BUXB. Cent. I. p. 6. T. 9« £ *>• (14) CUome Vlot, hexanck. Fol. ternatis folitatiisque &c. IL Cllff. 341* &. Lugdh. 340* N. 3- Trif. Siliquofura Fi. vio- laceo, Lutanicum. BARR. 1c %66> fia Sin. peregr. alt. Blo* re luteo, ld. w (i*; Clsome mou hexandr. Fol. ternatis Lanceolaris &c. Bbb 3 Lmm° Bi pseï.» ix* Stuk, ?$tf VlERMAGTIGE KRÜIDEK. youdize Jlornp - Lancetvormige Bladen; de Afdeel, 00/7 • r • XVL Haauwen Spoelvormig Lymerig ruw» HOOFD" stuk» Dat Kruidje , welk H A s s e l qu i s t in Ara- Haauw-friQ vonc]c met Zabelachtige Haauwen enrond- achtig Eyronde Bladen , fchynt aanmerkelyk te verfchillen van dat van Shaw, in Afrika waar- genomen , het welke (balie Blaadjes hadt en ruuw was op 't aantaften ; het andere Lymerig ruig, twee Voeten hoog, met ongedeelde Bla- den , die by de Bloemen enkeld \ de Bloem- blaadjes geel , paarfchachtig getipt : de Haau- wen knikkende , eenigermaate doorfchynende : de Zaaden ruig, volgens de Waarneeming van den Ridder. Oeome In Arabie vondt Forskaohl een Soort foHa f van dit ^eflagt > die hY Smalbladig noemt , als $maibk- hebbende de Blaadjes , der gevingerde Bladen , dlge# naauwlyks breeder dan de Bladüeelen , glad en dikachtig, een Duim lang: de Bloemblaadjes geel en om laag Violet : de Meeldraadjes zes in getal, allengs verkortende en overend (laan- de: de Haauwen twee Duim langen Elsvormig* Zodanig is de figuur der Haauwen van de Vio- lette Hedenk: des het blykt , dat *er nog meer veranderingen plaats hebben in dit Geflagc. (16) l.iKiï. Dee* llï.. T. S. lol. flmpl. fubrotundo • ovatls, Süi- quïs Gbdiatis. Am. Acad.lV. p. 281. Sinapiitium tiifoiiatum *n£UÜifohuui aspeium Süiqua latiore. «Shaw- <^/r. s$7* Tetrad ynamia. 759 {16) Hedcrik met zesmam. Bloemenen en- IV. kelde ongejleelde Liniaal - Lancetvormige^YX)iLthm Bladen; de Steng gehoekt. Hoofd? STUK. Deeze Kaapfe > die ook in Indie groeit 3 vol- xvr. gens LiNNiEus, heeft een enkelde geftrekte cap^T*. Steng ; Bladen als van Brem , die glad zyn , en KaaPfc- eene Tuil van Bloemen > byna als in hec We* derik. (17) Hederik met zesmann. Bloemen en en- Xvu. kelde gefleelde Eyrond - Lancetvormige Bla- MonophyU den9 Ecnbhdi- Deeze Oostindifche , waar van de Heer J. Bürmannus de Afbeelding gegeven heeft f is aanmerkelyk wegens de Goudgeele kleur der Bloemen en fcherpheid van het Zaad «, byna als Mofterd. Hier zoude het Indifche vierbla- dige Haauwkruid van Ray, met lange fmalle Haauwen; als ook het Indifche Sinapifirum van Hermannus, met Zuuringbladen , te be- trekken zyn, ÜS) (16) Cleowe Flor. hexandris» Foï, fimpl. ïesfiiibus, Lm, Lanceolatis , Caule angulato, BURM. FL Cap> Froir» p. 18. (17) Clepms Flor. hexandr. Fol. fimpl. ovato - lanceolatlü peciolatis. FL ZeyL 243. Sinapiftr. Zeyh viscofum Folio foïitario, BüRM, Zeyt. 2 17. T. 100. f. 2. Burm. FU*Inis H*« Tfieru- veeia. Hort. M&L IX, p* 63. T* 24« IU DlKJL, IX, STUK, ?6e V 1 ERMAGTl GE KRUIDE^ IV. QiS) Hederik met zesmann. Bloemen 5 enkelde AFx viELf Lancetvormige gejleelde Bladm en leggende Hoofd- Stengen. STUK» xvin. Op de Velden van 5t Eiland St. Domingo kwam cuome ft n £jeer T c q u i n deeze voor 3 een Plant % die uit een Spoelvormigen Wortel veele Krui* Leggende. ^e ^ Takkige gladde Stengen , geheel in *t ronde op den Grond leggende f voortbragt % mee Lancetvormige fpitfe gladde Blaadjes y ruim een half Duim lang. Uit de Oxelen kwa- men eenbloemige Steeltjes * met kleine geele Bloempjes , verfchillende van die der andere Soorten. (ig) Cleome Flor. hexandr. FoU fimpl. Lanceol. petioIati$t Cïul. procumbentibus. jACCfc Amer. Hifi. 189. T. 120. De Plaaten zyn dus ingevoegd. Plaat LIIL tegenover Bladz. 33 LIV. 139 LV. - 191 LVI. — 281 LV1L — 365 ...... LVIU. — 539 LIK. — 575 LX. ■ 611 I V \ ■:■ -r' '-■ ii* • .-.vv * V'v \ • ••, ' *■• •••v» * -s* ■ ■ ..t ., .« #,. aV'- ->^v- •-• .4? ■ • .■■»*>.'V-v ,.,;'.•-':.;* ,r.,-fe>-.ï- ■*•*&■• • «=,;•■ i- : v -'.-.V . . - f'.v . • '-V-Y'- T' * " ' :'4* ï "WvV, V^-^'v^v***'' •' •« •■.•.•;•'•'* \v- :si-.4..'.Ti.-.f.^ -Vv-v -'- '-'<,>:=': />•- >■•'•:'••; ■■ -4 ^!^*\~^: ■: ^.;:-;.V ••^*;--<:.:->-.;:,-y v ^^^^^^-^i^vv^^^ : f C • •:: -s- .'v- :;> • " 1; ' < ï,- V. ; - ^ f5- . «,-.•.*■ »t .* .'.^ ..>:.-:«• v> ; '•?"-'y^i ^ • :fO'>V:;:v^* «;t":'V'"'r-