/ NATUURLYKE HISTORIE O F UITVOERIGE BESCHRTVING DER DIEREN, PLANTEN E N MINERAALEN, Volgens het Samenstel van den Heer Jt J SY ZAT ó& V ofi Met naauwkeurige Afbeeldingen. TWEEDE DEELS, TIENDE STUK. De KRUIDEN. Te AMSTERDAM, By de Erven van F. H O UT TUT N. MDCCLXXIX, Digitized by the Internet Archive in 2014 https://archive.org/details/natuurlykehistor28linn INHOUD van dit STUK. VIERDE AFDEELING, De KRUIDEN. X VIL Hoofdst. Befchryving der Enkel- broederigeKruiden (Mo* nadelphiaj, wier Meeldraadjes tot een zelfde Voetftuk famengevoegd zyn> *$ welk plaats heeft in de Ge* raniums , Malva's, enz, Bladfc « XVIII. Hoofdst. Befchryving der Dub» BELBROEDERIGE KRUIDEN (Diadelphia;) onder welke de Vlin- derbloemige (Papilionacea) meest* endeels begreepm zyn: zo dat daar in onder anderen voorkomen de Ge* Jlagten van Erwten, Boonen, m dergelyke eetbaare Vrugten , als ook van Vitfen, Cicers, Lupinen , La- thyrus; het Staikruid, Klaver, en meïr andere zo Veld- als Bloemplanten* * 74 • a XIX. Hoofd» XIX.; Hoofdst. Befchryving der Veel* BROEDERI GEKRÜ1DEN(P0- lyadelphiY) , dus genaamd om dat ds Meeldraadjes tot verfcheide Voet- ftukken zyn vereenigd ; gelyk in >t St. Jans Kruid enz* plaats heeft. Bladz* 330 XX* Hoofdst. Befchryving der Samen- tee li ge Kruiden (Synge- nefia), bevattende de Straal-, Ster- re- of Zonnebloemige enz : gelyk de Salade, Endivie, Cicorey, Ar* tichokken 5 Scorzon eeren en andere eetbaare; de Paardebloemen, Klis- ien, 't Reïnevaren, Duizendblad, Mater, Alfem, Byvoet , Kamille en andere Geneeskragtige ; de A fters , Koorn- en Zonnebloemen, Gulde Roede , Chryzanten en andere fier* lyke; de Doornen, Dütels en ande- re fchadelyke Planten of Onkruiden* ■ 343 AANWYZING der PLAATEN en der Bladzyden, alwaar de Figuur en aangehaald of befchreeven worden* Plaat LXf. Afbeelding van Enkel- broeierige Kruiden, tegenover Eladz. 7 Fig. t. Het Kaapfe Oijevaarsbek, dat ik Speeribladig noem {Geranium Che- lidonium.') . Zie bi. 8. — 2. Het Oostindifche Abutilon of Hoorn- Heemst (Sida ïndica) , met zyne Bloem en Zaadhuisje. hl. 44. By Letter B de Viugt van het gemeene Abutilon. Plaat LXIL Afbrcldins; van Düb- BELBROEDERIGE KRUIDES» ' ■ 8j) Fig. 1* Het japanfche Kruisbloem (Poly* gala Japonica). . bU 89. A. Des zelfs Bloem verdroot, waar in a ÓQ twee groote Kelkblaadjes, b de kleinen en c de Bovenlip der Bloem aanwyzen. ♦ B. De Styi zeer fterk vergroot. _ 2. De doorboorde Ra thmelaar , (CVö- talaria perforata) van de Kaap der Goede Hope. . bh 97. — 3. Het Degenbladige Wondkruid (Anthyllis Enjifolia) ook van de Kaap afkomftig. . . bh I20i C. Deszelfs Bloem vergroot, waar in a het gebaarde Steeltje, b de Vlas , c de Vleugels en d den Kiel aanduiden. D. De Kelk met zyne ruige punten* E. Het Zaad en F de driepuntige Blikjes. * 1 « ?3 Plam LXIII. Afbeelding van Dub- belbroederige Kruiden, tegenover Bladz. 135 Fig. 1. De Halfaiaanswyze Klimboon (Phqfeolus Lunatus), van Java uit Oostindie* ♦ . hU 135.1 tig* 2. De Smalbladige (Lathyroidesy9 uit Japan. . bl. 141. Plaat LX1V. Afbeelding van Du«- EELiiRCEüERiGE Kruiden* r - M j^* Fig. li De Driekwabbige Slingerbocn (Dolickos trilobus). . bh 153* 2* De Veelbloenrige (polyftachyos). bl. 156. Deeze beiden zyn uit Japan en van de laatfte is by A de Bloem geopend voorgefteld , waar in a de Vlag, b de Vleugels , c den Kiel en d den Styl , benevens de v Meeldraadjes aanwyzen. De Eel- tige punten, door welken de Kiel famengednikt wordt , vertoonen zig aan den voet der vergroot© Vlag B , en zyn aangeftipt niet Letter e. Plaat LXV. Afbeelding van Dub- BELBROEOERIGE KRUIDEW, ■■ * ltg* 1. Een Japanfch Gewas, dat naar den Lathyrus Pififormis gelykt. bl. 197. — 2. Het Tweebladig Haanekop (He. dyfarumdiphyllum,) van deKaap. bl. 234. 3. Een Gehoornde Rolklaver, (Lo- tus Juffruticofus) van de Kaap. bl. 311. ta— 4# Een Eenbladige (Lotus monophyl- luS)) gemeenlyk voor Hedyfarum gehouden 8 uit Oostindie. bl. 314. Plaat, Plaat LXVI. Afbeelding van Sa- menteelige Krüïden. tegenover Bladz* 381 Fig. 1» Het GefnipperdeKnikbloein (Pr*- nanthes Laciniata ,) waar van a den Kelk aanwyst. ♦ bl. 382. — - 2. Het Lancetvormige (Prenanthes LanceolataS. ♦ . bl. 383* — 3* Het Lierbladige (Prenanthes Lyra- ta:) waar van het Zaad met zyn Pluis by b. • . . bl. 3B4. — 4. Het Tandbladige (Prenanthes DenticulataJ . , bh 385. Van dit laatfte is de Kelk by c , een Blommetje by den een Zaad- je by e , vergroot voorgefteld. Alle deeze vier Planten zyn door den Heer Thunberg in Japan ver- zameld* . , Plaat LXVIL Afbeelding van Sa-* MENTEELIGE KRUIDEN, « «™— 5^ Fig. I. Het Smalbladig Straalkop (Aèrac* tylis anguftifolia) van de Kaap. bl $x& Hier van wyst Letter a een Straal- blommetje . of Tonsblommet;e van den Omtrek , aan : b eea Trechterblommetje van de Schyf, die Meelknopjes (Antherce) en een Stamper (PiJfiHüm) met een vol- maakt Stigma hebben , en derhal- ve Tweeüagtjg zyn. Zie bl. 520, — 2. Het Gepluimde Blootzaad f£*Jrg* Ka paniculata) uit Oostindie, van Java« • . bl. 5f 1. — 3» Het Goudkleurig Droogbloem (Gnaphalium Aureum) van de Kaap. , 11 S9a Een Blommetje van den Omtrek is by c en het Zaadpluis by d, met ongemeen fterke Verprooting voor- gefteld. Plaat Px-AAT LXVIIL Afbeelding van Sa- MEcïtesligs Kruiden, tegenover Bladz 593 fig. I. Het Zandig Droog&Aém (G720- phalium Arenariwn) uit Jupnn. W, 593, — 2. Het faparifche Hoefblad (Tusfi- lagoJaponica)mst zyn Bloemt Êtó, W. 634. — 3. Het Vin Jeeli^e Valluuid {Amka Gerbera) of dergelyke, ook uic Jap^n. . . 'Wr-7i4# Hiervan zyn de Rand- of Tóng- blommetjes by a en de Trechter- blommetjes by b ; met ongemee- ne Vergrooting voorgefteld, om het Verfchil der Teeldeelen aan te toonen. Plaat LXIX* Afbeelding van Ss- menteeligs Kruiden. «——..,« ,017 tig. V Zeer klein Tonderkruid {Conyza pufilla), . bL 618. — — 2 Kaapfch Fynftraal (ErigeronCapen- fe.) ... bL 629. 3. Zwartkelkige Chryfanth (Chry- fanthemum atratum») . . 740» 4. Zeer kleine Koedille (Cotula pu- mila) . . . W. 772. Deeze vier zyn my van de Kaap der Goede Hope toegezonden en aldaar verzameld. fi E* BES CHR Y VING DER P L ANTEN. pierde af deeling D ë KRUIDEN, XVII, HOOFDSTUK. Bef chry ving der E n k e l b r o e d ë r i g e K r u i* den (Monadelphia), wier Meeldraadjes tot ten zelfde Foetfluk famengevoegd zyn,rtweik plaats heeft in de Geraniums, Malva's, enz* f&Mög^aa* hee Getal der Meeldraadjes zyn N % de p]mm m deeze Klas& onder» 1 Jr fcheiden. Van die met vyf heb ik aU w**8"5* le de Geflagten reeds onder de Hee- fters befchreeven , en van de genen , Welken 'er tten hebben , blyven alleen nog maar de Krui. digen over , in 'c Geflagt van Geranium. Oijevaarsbek* Ik heb reeds opgemerkt, dat de Soorten hier in Onderdeelingen gebragt zyo , naar dat onder de Meeldraadjes meer of minder voorkomen > A die ih DFEl, X, STUK. 2 EnkeLbroederïge Kruiden. IV. die Meelkropjes hebben** De H efterigen van A"E1iL den eerflen Rang, reeds befchreeven, hebben Hoofd' 'er zeven , de Bladen overhoeks en veeMoemi- STUKk ge Steekjes. Zie hier die van den tweeden , ook ^^'altemaal Afrikaanfche of Kaapfche Planten* D.v!es?J B. Met zeven geknopte Draadjes en gepaar» blad*. 368. de Bladen: Kruidige. xix. C'9) Oijevaarsbek met eenbladige Kelken t Schyfronde , Handpalmswys' ingefneedene> loides. Haairige Bladen en een leggende Kruidige Dit Kruidje heefc Stergen van twee Ellen lang , op den Grond leggende , die aan de Knoop- jes Wortel fchieten. De Bladen zyn rondach- tig , fomtyds in drieën , fomtyds in vyven ge- deeld , en aan den rand nog verder ingefceeden. Het draaft Kroontjes van vier of vyf onregel- maatige witachtige vyfbladige Bloemen 3 op zeer lange Bloemfteeltjes. xx. ( achtig. ronde geplooide uitgehoekte Wollige gekar» Aul&öi- Ulde Bladen en eene ieSSende Steng die des. 1 Kruidig ü\ Heeraft- achtig, Deeze drie Afrikaanfche Soorten zyn inzon- derheid door haar Loof onderfcheiJen 't welk uaar dat der aangehaalde Kruiden gelykt. De eerde heeft de geftalte van de tweede, doch is viermaal zo groot en ni c gladbladig , maar Haairig , met Bladen als van de gefnipperde Stinkende Gouwe, zo de Ridder aanmerkt. De Bloemen zyn in dee ie paarfchachtig en klein , gelyk in die* welke Bladen als der Kruisbes. fen (22) Geranium Cal. monoph. Fol, ternatïs trifidïs lacinia- tis &c. Bubm Ger. NT. 16. Ger. Fol, Alce* tenuiter lacu niato. Mart Cent. 16. T. 16. , (23) Geranium Cal. monoph. Fol. Cordatis ftibrotundis &cw BüRM. Ger. N. 53. Ger. Ped.bifloris Sec. R. Lugdb. 3*1. N* 13. Ger. Afr, U\x ctispx folio. HttM. Lu^db* 287. T. 2gj>. (a+i Geranium Ca!4 monoph. Fol. Ovatis plicatis fmunh &c, ff. Cliffl Lugdk. 354. N, 31. BüRM. Ger. N. 54* Fol. Altham Afr. odoie Melisf*. Boerh. Lugéb* I. p. 263. Mo NADELPHIAo 5 fen heeft en zo wel leggende Stengen als deAFj^* fleemstachtige, dus genaamd , om dat het Loof ^nif" naar Heemstbladen gelykt, zyndede Plant over Hoofd* STUK» Decandrfa* \ geheel Wollig. Deeze heeft vyf of zes Bloem-ST fteeltjes in een Kroontje ; doch de middelde heeft maar twee Bloempjes by elkander ; zo de Hoogleeraar A. van Royen waarneemt Hier zyn de Bloemblaadjes ook niet langer dan de Kelk tn dus de Bloempjes mede klein en roodachtig of bleek paarfch. De Gouwach- tige heefc maar vyf Meeldraadjes : de Kruis» besachtige vier Meelknopjes en in de Heemst- achtigezyn de Bloemblaadjes zwart gevlakt (f) : of liever van buiten donker paarfch, met een witten rard; van binnen roodachtig; de twee bovenften aan den voet met geftipte Bloed* kleurige itreepjes (|)# Allen zyn het kleine Plantjes, doch de middelfte komt fomtydsop* geregt voor , als de eerfte 3 en de laatfte heeft den Geur van Melisfe, zoBoerhaave aan- merkt* (25) Oijevaarsbek met eenhladige Kelken, dub- xxv- r jj Geraniu belaCoriandrU folium* (*) In Prodr, FIqta Lüidenfisy loc. cit. De beroemde Koriander* Hkrmannus hadr 'er ée'n , t^ee , drie of vierbloeraige bMl& Steeltjes aan toegefchreeven en de Heer N. L. Burmannus zegt y Flosculi pujttii rubelli geminz vel pluris* De Geiamis. p. 41. (T) Syft. Nat. Vtg* XIIL p. ju. (4) Mant. alt. p. 433- (15 ) Geranium Cal. monoph. Fol. biplimatis Linearibns A 3 fatiar* II. DEEL, X% ZTm* ê Enkelbiioederioe Krui&ek. leid gevinde , Liniaale y rapplge Bladen e% een Kruidige Steng , die hyna glad iu (z6) Oijevaarsbek met eenbladige Kelken en dübbeld gevinde Bladen; de onderjten Hart» vormig gekwabd : de Steng Kruidig ; d& Keiken Striemig. (27) Oijevaarsbek met eenbladige Kelken % Bloemftengen uit den Wortel en famengt* ftelde Klootronde Kroontjes. (a8) Oijevaarsbek met eenbladige Kelken, Bloemftengen uit den Wortel , ovaale > meest enkelde Bladen en famengeftelde verdeelde Kroontjes* Dm fgnairoHs &c. Ger. Fol. Cotiandri. Rsv4 Pent. %, 106. Ger. Aft. Coriandri folio, Fi. incarnatis, minus. Herm. Lugdb. 279. T, 280. (26) Geranium Cal. rnonoph. Fol. bipinn. inf. Gord. lo- batis &c. BURM. Ger* N* $9- Bf.RG. Cap. 178. Ger. Aft. Betonicx folio lacirtiato et maculaio. Hf.rm. Lugdb. 279. T. 281. fi. Get Afr. tuber. Anemoncs folio. Herm. Par. 17^. T. 178. Geran. ^.thiop. Myrrhidis folio. Breyn* Cent. 129* T. f9* (27) Geranium Cal. monoph. Sc*pis Radicalibus % UmbeU 1* compofita globofa. Ger. Afr. Myrrh. folio , Radicc Rapa- cea. Comm» Hort. II. p. 12$. T. 63 Ger. Prolifenun. Burm. Ger. N. 70» Tab. 2. Ger. Pinnatum. Bürm. G^. N. 66. Ger. Afr. Aftragali folio. Comm. PraL 53. T. 3, (a8) Geranium Cal. monoph. Scap. Rad. Umb. comp. di- vifa &c. /'te*. 433* Ger. Cap. hirfutum Radice Rapar. Seb» Mus» I. p. 28. T. 18. f. 4. by de Wilden, even als byocs de Aardappe- Hoofd- 5, len, Aardnooten en dergelyken * voor een STÜK' is lekkere Spyze gehouden." Tienman* C. Myrrhina. Kervelbladige. Met vyf Knopdraagen ie Meeldraadjes , vyf« bladige Kelken en neergeboog ;ne ugteo: meest jaarlykfe Kruiden. XXXÏ. Geranium Jlontanumm Roomfch. XXXII. Cicuta- rium. ïynbiadig. xxxm. JMofcba» tam. Welrie- kend» (31) O i je vaars bek met veelbloemige Steeltjes , yyfmannige Bloemen, gevinde ingefneede- ne Bladenen Bloemjtengen uit denfVorteL (32) Oijevaarsbek met veelbU Steeltjes , vyf m* Bloemen y gevinde ingefneedene Jlompe Bla- den en Takkige Stengen* (33) Oijevaarsbek metveelbL Steeltjes 9vyfm. Bloemen , gevinde ingefneedene Bladen % de Spruitblaadjes Vindeelig. Bui- (31) Geranium Ped. muItifforJs , Floribus pentandris &c* Burm. Ger. N. 30. Ger. Myrrhinum tenuifolium , FL am- plo purpureo. üarr Rar. 568. T. 124?. Confer. Geranium Perrzum Magn. Mcmp. 109. Geran. foeridunv XoB. Jilujlr. 134. MOR s. Htft. lt. p. 516 S. j. T. 14. f. 27. (32 ; Geranium Ped. rtittitiJt. FJor pentandr. &c. Mae. Med* 337 GORT. Belg* 198* Hall. i&/v. 369- KRAM. ^«$r. 202, -F/. Saw. 579 , 625- GöuAN Aïonsp. 34.0. ƒƒ. Ctif. 314. R. 352. Burm. Ofr. N. 33. Ger. C cutz folio minus et fupinum. C. B. Pin* 319. Ger. Supinura. Dod. Fempt. 63. Lob. Ic. 658. (3?) Geranium Ped. mtïltifl. Fl. pent. Fol. p!na, incifis f Coryledonibuf pinnaüfid<$c Jaco^ 55. Büb.w. Ger. N. Buiten het gemelde komen decze drie Soor* iv; ten, in geftalte en in bet Loof, dat naar de AJvn*t; Wilde of gewoone Land • Dolle -Kervel gelykt, Hoofd- overeen. Het eerfte , dat te Romen op de StraatenSTUK# groeit , verfchilt van het tweede , door geen De6*ndria* Stengen te hebben, die getakt zyn ,maar Bloem- itengetje* uit den Wortel of Stoel» Dit Fynbla- dige is een Onkruid in veele deelen van Euro- pa, komende aan den Duinkant in onze Pro- vincie , als ook in Zandige Bouwlanden en aan de Wegen , overvloedig voor. Gemeenlyk zyn de Bloempjes bleekrooJ, doch men vindt het, in de Haarlemmer- Hout, met witte Bloemen* Hier van komt eene Verfcheidenheid voor , die grooter is , hebbende de leggende Stengen wel een Elle lang ; doch gemeenlyk valt het zeer klein en laag, zynde onder den naam van Oj- jevaars-Bek of Kraanhals bekend; dewyl de Zaadhuisjes daar van de figuur zeer wel uitdruk- ken. De Bloemen zyn in fommig geftippeld , in ander nieu Voorts is , ten opzigt van de ver- deeling der Vinblaadjes , een aanmerkelyk ver- fchil met het Welriekende , dat zyne Natuurly- ke Groeiplaats in de Levant zou hebben; ten minde Uitheemfch geoordeeld wordt door den Heer Haller; hoewel men het op fommige plaatfen in Duitfchland en zelfs, volgens den Hoog- 29. Geranium Cicata folio Moschatusa» C. B« Pin* 319? ton. Ie. 659. f4 fcii**t*rtöftDiE**cË K&vttoitm IV. Hoogleef D. de Gö rtèr , in ons Neder- Alivii.L land aêter den Kranenborg> aa° de Wallen der Hoofd- Bouwlanden vindt. Het heeft de Vinblaadjes , stuka die in j1Ct gemeene doorgaans ook gevind zyn* alleenlyk Vinswyze ingefneedeh , of aan den rand flegts gekarteld , en altoos breeder 5 volgens H a l t e r j die tien Meeldraadjes in deszelfs Bloemen , en zo wel tien als vyf in die van het Fynbladige of gewoone, gevonden hadt (*)* Terwyl het Fynbladige weinig of byna gecö Geur heeft, is dit laatfle begaafd met eender- ken aangenaamen Moskei jaat- Reuk, en daarom komt het in de Apotheeken voor, by den naam van Geranium Mofchatum. Niettemin hangen de hoedanigheden , om welken meü het tot eeö Geneesmiddel gebruikt heeft d meest af vaii een zuurachtige fameötrekking * welke 'er in heerfcht * en deswegeh is het voor een üitmün* tend Wondmiddel gehouden geweest." Sommi* gen hebben 'er , bovendien , eene byzondere kragt tot uitdryving* in uitflaande Ziekten, aan toegefchreevem xxxiv. (34) Oijevaarsbek met veelbl. Steeltjes , vyfm °chium^ Bloemen en Bartvarmig ingefneeden Blfa QntkkXu den ; de bovenjlen Lierachtig Pinswyze yerdeeldé (35) (*) Hifi* Sïtrp. Hetv. inchoata. Bern* 1768; Tem. J. pé (54) Geranium Ped. multifl. Fl. pent. &c. BuBMi Ger. N„ 50. Ger. Chium vernum Caiyophyllat* folio. TouKNr* tor* "~a#4 Miftï. Cm. 4. T. 4. M O N A B E L S» U I A. 1$ (35) ' Oijevaarsbeïr met veelbl. Steeltjes ^yfm. IV* Bloemen en Hartvormige eenigermaatege- * kwabde Bladen* Hoofd? 8TüK# (36^) Oijevaarsbek m# rfrfeM. Steeltjes , xxxv. yy/w. Bloemen, Hartvormige gekartelde > mJ™^ ingefneedene 9 ruuwe Bladen en neergedrukt Ma!u * - _ _ M iriti" C37) O'jevaarsbek Jtërt Wfffifc Steeltjes vyfm* mum. Bloemen > en Eyronde Zaagtandige Lini- Z^^{ aa/e gr;y%e Bladen. gw*- pbyllum. (38) Oi jcvaarsbefc me* veeJM. Steeltjes , v;y/w. Zeegr ;Ca* Bloemen en Hartvormige vyf -kwabbige Bla* den; de Bloemftengtn uit den tVorteh Jg5kwab* De meefte byzonderheden , waar in deeze vyf Soorten verfchillen » zya hier aangetekend» Zy (35) Geranium Ped. multifl F!, peat. |cc« C/*/f 344. IU 3S2« Burm. G*r, N. 34- Ger. Fok Altham. C B. Pin 3 t 8. Ger. Milaavdes- Lok. /c 65a. f30) G*r4 Ped. fubtnfl. Fl. pentandris 9tc Ger. Peiunc» bifloris &c. R. N- 1*» Ger. minimum procum* bens Folio Betomes. Mor. Hi/l. II. p« 512. S. 5. T. $5* f. \ 10. Ger pufiil. maritimum Ateh. f. Bstonicae folio. PLük. (37) G?r. Ped. multifl. Fl. psat. &c. Ger. iSgypt. glau- cophyllou. OlLLt Eith» 150. T. 114. f* i;o. Ger. pus. Af genteum, Heliotropii misi. folio. SHAW. a5o. T. sóo ^ Geranium glaucum. Bürm» tfer. N. 52. T. 1. ( 3»> Ger. Ped. miiltifl, Fl. psras. FoL Gord, quinquelo» bis $ Scapis Radicalibus. li. Deel> X. STOK, i6 Enkelbroedérice Kruiden. IV* Zy komen alle meer of min overeen in de fi« A*vnEL' Suur der Bladen> geheel anders dan inde voor- Hoofd- gaanden en Hartvormig of Eyrond. Zy vallen STüK' niet groot van Gewas. Het Zeegroene, inzon* Ji™mm* derheid, is> to Wel als hét Zeekants en Vyf- kwabbige, zeer klein. Het eerfte is door Tour» nefort op 't Eiland Chio of Skio , in de Griekfche Archipel , gevonden. Het Maluw- achtige groeit aan de Kusten der Middelland* fche Zee, in Italië en Vrankryk, als ook, zo wel als *t volgende , aan die van Engeland. Het Zeegroene in Egypte, en het Vyf kwabbige aan de Kaap : zynde dit laatfte door den Heer Büa- mannüs aan den Ridder medegedeeld (*> Hetzelve heeft de Bladen vyf kwabbig, Hart- vormig, ftomp, gekarteld, van onderen ruuw en Bloemfteelen uit den Wortel , zonder fcSten« gen. xxxix. (39j Oijevaarsbek mei bym veelbl Steeltjes f ëZinlT vyfm. Bloemen en drievoudige gekwabde Xraanbek* Bladen, kig. «r (40) Oijevaarsbek met veelbl. Steeltjes, vyf* Xangbek- matl* kig, (*) Waarfchynlyk na de Uitgaave der Disfertatie van zyn Ed. de Geramis ; dewyl men daar in van 'c zelve geen ge* wag gemaakt vindt. (39) Geranium Ped. fubmultifi. Fl* pent. &c. GOUAW Afonsp, 3+1. BURM. Ger. N. 32. H. Cliff< 498. Ger. Ped. biflorts pentandris &c. K, Lugdb, 352» 14, Ger. lati- foliura Acu Iongisfuua. C. U. Fin, 31$. (40) Ger. Ped. multifl, F!, penu &c. Am, As» 4. p. 282» BUEM. M.ONABKX.PHTA»!? mannige Bloemen en gevinde Vindeelige Vfl I fiompe Bladen, A*™^: Hoofd- Deeze beiden , die door de ïangbekkigheidder stuk. Zaadhuisjes uitmunten , groeijen in de Zuide- &tcinêiMf lyke deelen van Europa, De eerfte valt inzon- derheid op 't Eiland Kandia of Creta. In Lan- guedok en Provence is de andere, op dorre, drooge Velden , gemeen. In Switzeriand heefc Hall er ze vergeef fch gezogc : hoewel G. BAUniNus de Groeiplaats ook in Wallifer- Land aantekent. De langte van de Naaldea ftelt hy op vyf Duimen, Columna op drie, 9t welk nader met de bepaaling van J. Bau- hi nus , op ruim een Handbreed, Itrookt. 'c Is zeker, dat dezelven by uitflek lang zyn in beide deeze Soorten wordende deswegen in 't Franfch genoemd Bec de Grue ; ia 't Spaanfch Agujetas , dat is Naaldekruid. De Ridder on- derfcheidt de laatfte van de andere niet alleen door de Vindeeligheid der Bladen , welke inde eerfte gekwabd zyn , maar ook door de leggen- de Stengen , die o verend ftaan in het Kraanbek^ kige. C. Baühinüs maaktze , in het Lang- bekkige , met fyn verdeelde Bladen 5 twee El- len lang* De Bloemen zyn blaauw of blaauw- schtig paarfch in beide deeze Soorten en de Zaad* BfJRM» Germ KT. 28. ]hC<\. Bort. ïg. ÖEfi. Prov* 41i* Ger. Cicatae folio Aai ïon^isuma. C. B. Pin. tap. Prcdr. 138* Oer. Apulum Coïiaudhfolium. Col» Ecphr* I. p, i$$9 T> B 18 Enkelhroederige KrüidenJ IV. Zaadjes , welken 'er , als gewoonlyk in dit Ge» AxvnEL# Aagt, vyf zyn, hebben geflingerde Staarten (*)• Hoofde Hoewel maar vyf geknopte Meeldraadjes in stuk. de Soorten van deezen Rang voorkómen, heb* Jguman~ ben de meeften nog vyf daar buiten, die plat, Vliezig en onvrugtbaar zyn. Zy Itemmen in de Veelbloemigheid der Steeltjes overeen , en dit onderlcheidtze van de volgende Soorten* Vyf zulke Veelbloemigen heeft Forskaohl in Egypte gevonden, onder welken ook het Ma- luwachtige en Langbekkige was. De overigen noemt hy Ruig 9 Dikbladig en Driehoekig, naar de gefteldheid van het Loof* Alle deeze , zegt hy , hadden vyf vrugtbaare , geknopte Meel- draadjes (f). D* Batrachia Ranonkelachcige. Met tien geknopte Meeldraadjes en' tweebloemige Steeltjes : overblyvende Kruiden. xli. C4 1) Oi je vaarsbek met tweebL Steeltjes en veel* Geranium deelige Bladen : de Slippen Liniaal , onder- Knobbelig- deelig , Jtomp. (42) (*) De Naald of het Zaadhuisje , naamelyk , der Oijc- vaarsbekken , beftaat uit de famengevoegde Staarten der Zaaden ; gelyk Tournefort zeer fraay, op Plaat 142 , vertoond heeft ; alwaar zg tevens , by A , de Koker dts Meeldraadjes , het Kenmerk van deeze Klasfe9 openbaart» (t) flor. J&gypt. Arob* p. 12 3* (4O Geranium Ped. bifloris , FoU multipartitis , Laci'nüs Linearibus &c. GOUAN Monsp. H. Cliff. 34*. &* Lurdb. syo. Burm. G*r. N. 9. Ger. Tuberofura raajus, €» B. Pin. ju» Ger, Bulbofura. Lob. 7 op de bovenzyde» (48) Oijevaarsbek met tweebl. Steeltjes, by- xlviit. na Schüdvormige vyf kwabbige > 'in!n^g^ivatiZm Zaagtandige Bladen : de Steng opgeregt ; Bofchig. de Bloemblaadjes uitgerand. (49) Oijevaarsbek met tweebL zeer tangeneer* xux. geboogene Steeltjes , geheele Bloemblaadjes Salu^£e' en vyf kwabbige ingefneedene Bladen. (50) men hingt hïer van den Ouderdom af, zegt Haller , Hijl. Stirp* Helv. inchoata. p. 404. (48) Geranium. Ped. bifl. Fol. fubpeltatls , quinquelobis &c. Ft. Lapp. 266. Suec. 572* Oeö. Dan. 124. //. CUff* 344. K* Lugdb. 3j?. GOUAN Monsp. 342. BURM. Ger. N. 12. Ger. Batrachioide$ Folio Aconiti. C. B. Tin. 317. TouRNf. Iftfi* 266. (49) Ger. Fed. bifl. Jongisfimis declinatis &c. Am. Acad. IV. p. 323. BüRM. Ger. N. 13. Ger. Sanguineum majus. Bfsl. Eyjï. Vern. I. T. 9 f. 2. Ger. Batrachioiöes Paluftre Tl. Sanguïneo. Dsix, App. ff. EUb* ISO. T. 134.» £ Hall. Öpusc, 109. B 3 II. BEEt. X, StüK. %2 Enkelbróedeiuce KRÜÏDEff, lV« (S°) Oijevaarsbefc met tweebl Steeltjes ,bym A™"L* Schildvormige vecldeelige rimpelige fpitfe Hoofd- Bladen en geheele Bloemblaadjes. STUK. u Deeze drie Soorten behooren tot het Kruid * QFÏ*™i. dat min Gsr' Batrachmdes noemt, als veel naar vddig. de Ranonkels of naar de Aconieü gelykende door het Loof , welks figuur en verdeeling het 'grootfte onderfcheid maakt. In onze Provinciën fchynt 'er geene te groeijen , maar in de mid- delfte en Noordelyke deelen van Europa, enio Switzerland , komen sy allen voor* Op Ysland zelf valt de eerfte en derde : wordende van het Volk aldaar met de eerfte Violetkleur geverwd (f )* De mi Jdelfte is zo gemeen niet in Europa : rnea viedtze echter ook in DuitfchlaDd , en in Rus- land nam de Heer D. dé Gorter dezelve in vogtige Bosfchen en aan Oevers der Rivieren , overvloedig waar. De Bloemen zyn bleekrood, paarfchachtig of Bloedkleurig , dat is donker rood* Een aanzienlyken Tak daar van heb ik uit Japan bekomen , welke met de Afbeelding van Dillenius volkomen ftrookt. Deeze Soorten zyn naar de Groeiplaats ge- (50) Ger. Ped. bifl. Fol. fubpeltatïs &c. Fl. Suec. 573. HALL* Helv 5<57» KKAVI. Aufir. 203. GOUAN Mcnsp.l^i.H. Clijf. K. Lugdb 350. BuBM. G*.r. N. 16, Batrachioides Gratia Dei Germanorum. C* B. Pin* 3*8. Ger. 3. Batrachioides majus. Clus» Hifi. ii. p. 100. Dqd» Pempt* $3. Lob. /*> (|J HALL» Heh. inshoata. p* 403. MONADELPHIA. a$ bynaamd. Zy groeijen met Kruidige Stengen , IV. in Takken verdeeld , omtrent een Elle en fom- A*£y^ tyds hooger , ten minfte de eerfte, die men Hoofd- meest in Bosfchen aantreft. Deeze komt fom wy-6TUK# len met witte Bloemen voor ; de laatfte^ die de Dnandriat gemeenfte is , en ook wild groeit op de Berg- velden in Languedok en Provence, heeft blaau- we Bloemen, en deeze is oudtyds als een voor- naam Middel tot Geneeziog van Kankers > Knoest- gezwellen, Wonden en Zweeren , gebruikt ; waar- om zy den naam heeft van Gratia Dei, dat is Godsgenade , der Daitfcheren* Zulks werdtaaa een Ballamieke hoedanigheid s daar in huisves- tende, toegefchreeven. Oijevaarsbek met tweebl. Steeltjes, uiU lx. gerande Bloemblaadjes en eenigermaate J^^«». Schildvormige Bladen , die in zeven drie* Veiziivcrd. deelige Kwabben gedeeld, en met een Fin* weelachtige Wolligheid bekleed zyn. Op de toppen van den Baldus -Berg, in 't Veroneefche , groeit dit Verzilverde Oijevaars- bek, dat een overblyvend Plantje is, gelyk de voorgaanden, maar klein en teder, byna onge- fceeld • hebbende paarfche Bloemen. ($:) Geranium Fcd. bifl. Petalis emargïnatis &.Q***Am.Aca&> IV. 324. BustM. Ger* N. 8. Ger. Argcnteum Alpiimm.C. B. Fin. sis. Pjluk» Pbyt* 186. N. 3. longius Radicatum. PON. JBald. 34 n T. 342» SEG. Ver. I. p» 471» T. 10. Ger* Arg. Moatis Esldi. J. B. Hifl* llh p« 474. £4 II. Eeu» 3» Stuk» $4 ENKEfctsROEDERICE KRUIDEN* IV. Afdeel XVU. HoOFD- LIT. Geranium Macuia- turn. Gevlakt. UIT. Pyrenai- turn. Pyre- neeich» (5a) Oijevaarsbek met tweebl. Steeltjes, em gegaffelde opjïaande Steng , vyfdeelige in* ge/nee dene B laden 5 de bovenjten ongefteeld* In Virginie en Karolina groeit deeze, die de Stengen twee Voeten hoog, een dikken knob- beligen Wortel en paarfchachtig blaauwe Bloe- men heeft* * (f3) Oijevaarsbek met tweebl. Steeltjes ; de onder Jle Bladen in vyfveeldeelige Kwabben gedeeld en byna rond ; de bovenjlen drie* kwabbig : de Steng opjiaande* Dit Pyreneefche Oijevaarsbek heeft lange , verfpreide, leggende Stengpn en Bladen als ge* meld is * rood gerand. De Kelkblaadjes zyn aan de tippen rood geklierd : de Bloemblaadjes eens zo lang als de Kelk, paarfchachtig: de vyf bui- tenfte Meeldraadjes korter met misdragtige Meelknopjes : de Zaadjes langwerpig met een lang Snuitje , zo Doktor G £ r a r b op de Berg- velden in Provence heeft waargenomen* Arahkum. Of men deeze Soort in de nieuwe bt fchry ving Axabifch. van Ysiand met Geranium Montanum y dat ik on« (51) Geranium Ped, bifl. Caule dichotomo ere&o &c. GRQN. Virg. ioi. BuBM. Ger. N. 17. Ger, Batr;achioides Araer. maculatum &c. Dill. Eitb. 1%%. T, 132. f, 159* (53) Gsr* Pcd4 bifl. FoJ. inferiotibus quinqae • parrito mul- tifïdis rotundaris &c. Huds- Angl. 165. Geranium Columbt- iium Pyr. perenne maximum. Tournf Inft, 16%. Ger. Ped. bifloris Fol. mult fidis, Liciniis obtufrs inarquahbus , Peralis bifidis. BlïRM. Ger. N. 25. Ger» Prov» p« ^4. T. sM. 2, ftloNADELPHlA. 25 ónder de opgegevene Soorten van LinnjEüs IV* niet vind, bedoele blykt my niet; dochA™*fu het zou kunnen zyn ; alzo meer Planten der Hoofd, koude Bergtoppen in het Zuiden , met die van ■Tülc# 1 Noorden gemeen zyn. De Heer Forskaö L&#«di* vondt in Yemen een Geranium , dat hy Ara- bicum tytclc, met tien vrugtbaare Meeldraadjes ^ twee Bloemfceeltjes en ronde ingefneedene Bla- den, draagende witte of roede Bloemen. JHy zegt niet, of het een overblyvend dan jaarlyks Kruid ware. Men wiefch,met deszelfs Afkook- zel in Water y het Hoofd , tegen Hoofdpyn 3 onder de Arabieren (!)♦ E> Annua. Jaarlykfe. Met tien geknopte Meeldraadjes en tweebloemige Steekjes. (54) Oijevaarsbek met tweebl. Steeltjes, uit- LIV gerande Bloemblaadjes , Jiekelige Zaaddop- Geranium jes en driedeelige Spruit blaadjes ,in 'tmid- /Jm"% den geknot. bo- c 0 heemfch» Bovendien heeft deeze Soort , die uit Bohe* Uie , zo men wil , afkomftig is , nog deeze by- zonderheid, dat de Kelken gebaard zyn, vol- gens den Ridder 5 met drie of vyf Ribben. Het is (*) OloïSEN. Befcbr. von Tsland. 1775. p« 237. (X) Flor. AZgypt. Arab. p. 124, (j4) Geranium Ped. bifl. Fet. emarg. Anlüs hïttls &c, Am. Ac. IV. p. 323. Burm. G?r4 N. 34. Ger. Earrachioides Bohemicum, Dlix. Ehb. isp. T, 135. f- 160. Ger. Batr* minus annuuro. Mokis, Hifi* ïïi p. $iU S. 5» T. ïj. £ s* B 5 II. DEHL. X, STUS» Enkelbroederioe Kruiden; IV. is een Lymerig ruig Plantje 5 dat Stengetjes fchïet AxviuL#van ééu of anderhalven Voet hoog en blaauwe Hoofd- Bloemen heeft. Na 't bloeien worden de Steel- *TÜK- tjes en Kelken rood , de Zaaddopjes zwart* De Spruitblaadjes hebben de figuur der Bladen vaa den Tulpebooffi. lv. ' (5J) Oijevaarsbek met tweebl Steeltjes y en Kobtrti^ Haairige tienhoekige Kelken. Roberts. Niet alleen op de Rotfen der Noordelyke kr«id. deelen van Europa , gelyk Linn^us zegt , maar ook op die der middelfte en Zuidelykfte deelen 3 en bovendien op Muuren y Steenachti* ge Gronden, in ruigte en Wüdernisfen , komt deeze Soort , in onze Nederlanden en elders voor. Men noemtze 'er Robbertskrtiid , naar de© La- tynfcHen naam 5 in 'c Franfch Herbe a Robert $ in 'c Engelfch Hierb Robert , in 't Hoogduitfch Ruprechts - Kraut , of ook Schartenkraut en Klem Scholwurtz. Het heeft die benaarningniet van den vermaarden Franfchen Rodkrtus , doorwien hetzelve, benevens veele andere Krui- den , zo door hem als anderen getekend, in Plaat P' bragt is maar van eenen St. Ro- bert of Rupertus, wegens de uitneemende krag- ten (5 5* 6e nium Vei. bifl. Calycibus Pilofis decera - angula- tïs. Mat. Med 3 3 ook in onze Nederlanden wild voor : de mid. deltle groeit natuurlyk in Karolina en Virginfó. De eerfte , die eene opgeregte Steng heeft > munt uit door de zagtheid haarer Bladen , de gezwol* len Kelken en dat de Stoppeltjes tweedeelig zyn : de tweede heeft de Kelken ruig gebaard en ryp zynde rood ; met zwarte Zaaddopjes daar in : de derde heeft zeer lange Bloemfteeltjes en de Kelken grootelyks gebaard en groot. Allen zyn het laage Kruidjes, met de Stengen veelal langs den Grond verfpreid* (60) Oijevaarsbek met tweebl. Steeltjes 9 ge- ex. baarde Kelken , geheele Bloemblaadjes , Ge\n?Mum* rüige Zaaddopjes en byna gevingerde Vin* Qvï%% deelige Bladen. Dit Kaapfche heeft Draadachtige Stengen, aan de Knoopen met Borftclige Stoppeltjes be- zet* In fommige Monfters komen de Steeltjes vierbloemig voor , gelyk men dezelven by den Heer (60) Gsranïum Ped. biflori* , Cal. Ariftatis &c. Am. Acai. VI. Aft. 26. Ger. Ped. bifl. Fol. muitipartitis. R. Lugdb. ajrf. N. ii. Burm. Ger. 26. Tab. u Ger. Afr. tenuifoliunt. Pluk. Thyt. \%6. f. 4. Ger. Afr. Fol. Pulfatili* infra Argcn- teo 9 Hl. albo, BOERH* Lugdb. I. p. z6$* 30 EnkecbhoïdEïii ge Kruiden ÏV. Heer Burmannus afgebeeld vindt. De Bia* AxTiu" den hebben vaa ^eren eene Zilverachtigs Hoofd- Wolligheid* stuk Behalve het Duiven- Voet en het Zagtbïadi* Tienman* ge oijevaarsbek , valt ook hetMaluwachcige, het Zeekants- en Zeegroene, onder de Kaap- fche Planten. (60 Oijevaarsbek met tweebl. Steeltjes ; de Bladen eerst in vyven, dan in drieën ge* deeld ; de Bloemblaadjes uitgerand en niet langer dan de Kelk ; de Zaaddopjes ruig. Oijevaarsbek met tweebl. Steeltjes ; de Bloemblaadjes byna geheel , niet langer dan de Kelk; een leggende Steng en Nier* vormige ingefneedene Bladen. (63) Oijevaarsbek met tweebl. Steeltjes; uit* gerande Bloemblaadjes , neergedrukte Steng en Niervormige gepalmde Liniaale fpitfe Bladen* Dee« {61) Gsr. Ped. bifloïl* Fol, quinquepartito - trifidis &c. COUAN /donsp. 343. FU Su9c. II. 611. Get* majus FoL imis longfi ad Fediculum diviüs* Mor» S. 5* T* 3* £»' 3« VAILL Par. T. 15. f. 2. (6i) Ger. Ped. bifl. Pet* fubintegiis longït. Calyds &c. GORT. Belg. 200. GOUiN Monsp. 343- KRAM. Auftr. 204. H. Ciiffl 344. Mk Suec. 57$. R. Lu%ib. 351. N. 9* Ger.FoL Malvs rottmdo. C. B. Pin. 31 8. Gtu Columbinum* V'aill* Paris. 79* Ti *S» £ I. Pes Colarubiims. DoD* Pempt, 61. XOB* lf« 6$g. (63) Gcr* Ped. bifl. Pet. cmarginatis &c. Bürm. . N. 23. Columbinum humile &c. Raj. III. p. 3*9. T* id. f. 2. Q<%> QqU tcmüus lacinittiuxu C 2« /fei SiS. JPrWr, 138» LXÏ. Geranium diifeïïum. Verdeeld. LXII. Rotundifü' Hum, Rondbla* dig. lxiii, Pufillum. Zeei klein. M o nAd e l f H IA 3t Deeze drie komen of overal of in fommige IV. deelen van Europa voor. De Rondbladige ook xnu in ons Nederland, aan de Wegen op Zandige Hoofd* plaatfen, Deeze is het eigentlykeDamrc- Voet, 3TUK* in 't Franfch PM de Pigeon, in 't Engelfch Do-2*""*** vesfoot > in 't Hoogduitfch ook Schart enkraut genoemd wordende. Niets gemeener dan 't zel- ve aan de Wegen in Switzerland ,zo Hall er fchryfe Elders komt het op Bouwlanden voor. Hier onder vallen Plantjes zo klein, dat menze byna voor de laatfte Soort, die in Engeland en Vrankryk waargenomen is , zou houden. Alle deze hebben zeer kleine Bloempjes en dus wei* nig aanzien. De Zar»ddopjes van het Kleine krullen met hunne Staartjes aan de Punt van den Styl om , gelyk in eenige andere Soorten. De Stengen van het Rondbladige of Groote Dui- ven - Voet zyn fomtyds een Elle lang* .F. Uniflori. Eenbloemige. Met tien geknopte Meeldraadjes. (64) Oijevaarsbek met meest eenbl Steeltjes , ixnr. de Bladen fpits vyfdeelig ; de Blaadjes Vins* GlhTrit?m. wyze verdeeld. sibenfeh. In Siberië is de Groeiplaats van deeze Soort , die verfpreide Stengen van een Vo?t, mee Bla- den als gezegd is , heeft > geevende de Stengen uit (64) Geranium Ped (abunïftaris » Fol. quinqse - partitis acutis , Folialis pinnattfidis. fiüftM. G??, N. & J&cq. Rtru T. 19. 3& ENKEtEROEDERÏGB KrUIDER» , IV* i uit ieder Mikje een lang Bloemfteeltje metwit«= AxvuU te paarfch geftreepte Bloemen in vyfbladigé Hoofd- gebaarde Kelken. STUK» lxv. (65) Oijevaarsbek met eenbl. Steeltjes; de Ges7n£%- Bladm eerst in vyven , dan in drieën ge* **um- . deeld* van omtrek rond. Bloed- * Mcms* Op drooge belommerde Velden in Europa 9 meest in de Zuidelyke en Bergachtige deelen, komt deeze voor , die het Bloedkleurig Oije- vaarsbek is van C l ü s i ü s , groei jende , volgens hem, in alle Hakbosfchen van Opper- en Ne- der-Ooftenryk , als ook op hooge Grasvelden. Het heeft de Steugen , zegt hy, zeer Takkig en Knoopig, ruig en van boven , aan de Zon- zyde , rood of paarfchachtig : de Bladen als gezegd is; vyfdeelig, met de Slippen meest in drieën , doch ook fomtyds enkeld of in tweeën gedeeld ; ruig , van boven groen 5 van onde- ren witachtig : de Bloem zeer groot, bynaals een Veldroosje , rood van Kleur: de Zaaddop- jes krullen zig om* Het heeft een dikken rood- achtigen Wortel en is ook van eene famentrek- kende hoedanigheid» (66) (6$) Geranium Ped. uniflorïs Foi. qirnque - partit>$ tri? iSdis &c. Bürw. Ger. N. 3* Ger. Pcd. fïmpl. uniflon's. Hall. Helv. 36$» Ft. Suec* 571. ICkam. Auflr. Z04. R» Lugdb. 350. GOÜAN Monsp. 343* Ger. Prov* 435. Ger. Sanguincum uiaximo Flore. C. B. Pfo% 31 8. Ger» 7. Haeraatodes. Clus» Kift* II. p. 20a. fi9 Ger. Hasmat. Lan* caftrienfe. Diu.. Elib. f. 163. |M Ö H A B E L P It I i; 3$ (66) Oijevaarsbck met eenbk Steeltjes ; dé tfi Steng Vleezig met Knoopjes en eenzaame A*xviu* gejlrekte Doornen* Hoofd* STUK* Een zonderling gedoornd Knobbelgewas 5 dat hxvh niettemin een weezenriyke Soort van dit Ge- G"™™m flaebt is* maakt deeze Kaapfche uit, welke de/*"* Kidder befebryft ak Heefterig en Sappige met ^ ° een Houtige Doorn uit ieder Knobbel; de Bla- den ovaalachtig, mee Klierige Stippen: deKelfe vyfbladig en onder de tippen gebaard als in de Europifchen, naar welken dit Geranium ook in Vrugtmaakende deelen gelykt* Dit heeft de Ridder derhalve geoordeeld, zy* ne plaats ce moeten behouden , mettegenfiaande de Heer N. LBürmannüs hetzelve sóhttë tot een ander Geflagt betrekkelyk te zyn * tó wel als het GrootbloemigB (*) , thans dö'or L t »- isvi uitgemonfterd. Dit^naamelyk^ verfchiit van de overigen * door een eecbladigen üitge- breiden , aan den Voet niet Pypachtigett Kelk* gelyke Meeldraadjes en vyf önderfëheiden Stam- pers , niet tot een Snuit famengegroeid. Öok heb* (66) Geranium Ped. uni/1. Caufe Carnöfö nocïulofo 9 Spi* nis folitariis flri&is. Mant. pg4 Gcr. Spin & Nodofum , FoU reflexis. Burm. Afr. 8i* T. 31* Gèr. Ped. fimpK iini£. BUKM. Ger. N. 2. (*) C3er. Grandiflomm. Sp, Plant* II. N. $7i Gér. jFrüfé 'ncanuixi, Flore magrao luteo dentatOt Burm* Afr* 88. T* 34» $ & BURM. G T. 255. F. 3. Blattaria Zeylanica Flore ampio coccineo. COMM» Hort. I. p, ir. T. 6. Flos impius. RumPH. Amb* V, p. 2S8. T. iqo. f. 1. Sjasmin. Hort. Mat. X. p. I. T» I« TRJRW' R*U 7* T* BUBM* FL Ind% 144. M o n a t> e l v u i a: ss Bloem, als den Hemel niet durvende aanfchou- wen, (leeds nederhangt of zydewaards geftrekc ^"L* is5-) fchyotmy hiervan grootelyks te verfchillen. Hoofd- Dat in de Malabaarfe Kruidhof voorkomt, ge-$TOT# naamd S jasmin of Oostindifch Mntekruid hadt brcede Hartvormige Bladen , als die der Brandenetelen , zeer Haairig op lange Steelen, en eene groote Meniekleurige Bloem» Thans komen wy tot de Veelmannigen , dat is die twintig en meer Meeldraadjes hebben, onder de Enkel broederige Kruiden, en daar in allereerst tot het Geflagt van S i o a. Hoorn - Heemst. Hetzelve bevat verfcheide uïtheemfche Plan. ten, die wegens de Bloem naar de Heemst of Maluwe gelyken , doch wier Vrugt doorgaans met Hoorntjes is bezet , beflaaode uit ver- fcheide famengevoegde Scheedjes , die ieder een enkel Zaad bevatten. Üe Kelk is enkeid en gehoekt , de $ty\ veeideelig. Een- en twin- tig Soorten komen in 't zelve voor , zynde meestal Jaarlykfe of Zaay - Gewasfen 9 naa- nielyk. (i) Hoorn • Heemst met langwerpig Harivor* h ■ opmofd* fi) Sida FoL Coïdato - oblongïs ferrAtis&c. 3jfi4 nat. XIL jj^***1" Gen, 837. ^Z- XIU* p. 517. H Ups. \99. Fl. ZeyU 254.lt. Lu*db- 349. H. Cliff. 34*' Bübm, FL Ind> 145, &c. Akej Carpini folio , Amer. Fmtescens &c. Gomm* Hort* h p. C % ti II, Deel*. X« STÜK» 36 Enkelbroêcerige Krüidek; Afdeel; mige Zaagtandige Bladen, BorfkligeStop. xvir. feitjes en byna gedoomde Oxelen. Hoofd- stuk. CO Hoorn -Heemst met rondachtig Hartvor- ~® mfen f B"tlige «» *y- witte* *w drtedoormge Oxelen. De eerfte van deeze twee fchynt nader de Smalbladige Silaguri van Ru mphius te zyn, dan dat dit Kruid behooren zou toe bet Geiten' kruid der West in dien , welk men aldaar voor Thee gebruikt *. Immers het heeft een Pylaar- v.STi», tje, dat de Meeldraadjes draagt, in * midden van zyne geele vyfbladfge Bloempjes. Het is een Heeftertje van eenige Voeten hoog; de an- dere een Jaarlykfch Kruid, van de Wollige witheid der Bladea zynen naam heeft, die aan t end niet fpits maar rond zyn , de Bloemen wie met paariche Stempels en de eaden derBiadftee- len paarfchachug* nr. (3) Hoorn- Heemst met Ruitachtig LanceU Rhonbif*- vormige Zaagtandige Binden, de Oxelen Kuitbiadi- emigermaate tv/eedoomig. 3. T. 2. AJthaa Virg. bidens &c. Pluk. Alm. z$. T, 9. f. 6é Malva Ulmifolia leminc dupaci Rofho. Touhnf. Inft S>6* Sitagutium. Rumph. Amb. Vi. T. 18. f. 2. (2) Sida Fol. Coidatis fubrotandis &c. .Malva bicornfs Sanguifbib* folio villofo & glabro. Dill. Elib* f. 210. Ai- thxa Roftiata Cormajidelieniis &c« Plck. 20. T. 9. f. 3. (3) SiJa Fol. Lanceolato-Rbomboidibus ferratis &c. /i, CUg. 346* R, 349* Fl> ZeyL 252. Gkqn. JPty^ JOi Malvinda unicomis , folio Rhombolde , pereimis. DlLL* Eltb. z\6. T* 172* f. ziz. T* 18. f. MONADELPHIA. 3? (4) Hoorn - Heemst met rondachtige , geplooi- de 1 Zaagtandige Bladen. xnu * n Hoofd- (5) Hoorn- Heemst met Wigvormige Jtompe ,STUK. Zaaztandige* van onderen Wollige Bladen, iv. ö ö Sida Alm- De figuur der Bladen onderfchcidt deeze ,al ^tbhdige. temaal, gelyk de twee voorigen, Oostindifche v. Planten, hoewel men de Gedoomde ook aandeft*^j£* Kaap en in Noord- Amerika, de Ruitbladige indige. de beide Indien aantreft, Deeze is Heefterig en overbly vende , zo wel als de Elsbladige,die zeer naby komt aan de volgende, welke tot hec Silagoeri van Rümphiüs behoort. Zyn twee- de Soort fchynt het Ruitbladige te zyn , welks Bladen eenigszins fcheef voorkomen ; hoewel de Heer N. L. B u r m a n n ü s die betrekt tot een Spitsbladige Sida: want Rum pmuszegt zelf 3 dat de Bladen ftomp zyn. De Afbeelding, be- ken ik, vertoontze wel degelyk fpits : doch het fchynt my toe , dat zo wel in eene zelfde Plant, als in byzondere , aanmerkelyke Verfcheidenhe- den voorkomen. De Bladen , immers , aan de Tak- ken en Plantjes, my onder den naam van Ruit- bladige toegezonden , vertoonen weinig Ruit- ach* (4) Sida Fol. Orbiculatis pücatis ferratis &c. H* Clifi.s$6. FU ZeyL 251* Lugdb. 349. Malvinda Stellata Aluifoii*, Dill. FJth. f. au. (i) Sida Fol, Cuneif. retufis &c. Althaea Indica latiorc fo- lio Cordiformi. Pluk. Alm. t6. T. f. z. Siiaguriusa. 11. Deel. x. stuk» §8 Enke&broeebrïge JECrshdek* IV. achtigs en zyn byna Lancetvormig * diep gekar* ^xmU te^ 9 aan ^ end eeni8sz*ns rondachtig ; dus Hoofd- veel naar die van de Theegelykende, zo RvhU stuk. pHlüS te regt aanmerkt. De Stompbladige heeft dezelven aan *t end zeer breed en uitgehoekt; tusichen welken de Elsbladige als een middel- flag uitmaakt. Deeze Planten worden gezegd vaa eene verzagtende en rypmaakende natuur te zyn* gelyk de Heemst, vi. (é) Hoorn -Heemst met ovaak Zaagtandige Sida cni& ftompe Bladen , kanthaairige Liniaale Stop* Wanthaai- peltjes en gedoomde Zaaden. rige. vu. (f) Hoorn - Heemst met Hartvormige * Zaag- Triquetra. tandize 3 eenigermaate Wollige Bladen en Driekan- . rr. Y, ° ^ge. driekantige lakken. vhi. (8) Hoorn - Heemst met Eyronde Zaagtandige jam*®* Wollige Bladen > naauwlyks gefieelde Oxel • ^jamaika* bloemen en vyf tweehoornige Zaaden. fche, ix. (?) Hoorn- Heemst met Hartvormige gekat* ^ymerigc* (6) Sida Fol. ovalibus tetuüs ferratis 8cc. Am. Ac ad, V. p. 20I. Mal va minima mpina Fol. oblongis ferratis &c. BROWN. Jam. 281. Mal va minor Betonica? folio &c. SLOAN. Jam. 96, Hift. I. p. 217» T. 137. f, 2. (7) Sida Fol, Cord- fêrr. fubtomentafis» Sidq trifulcata. jACq. ^wer. 25. Hifi. 195. (8) A*^4t Fol. Ovatis ferratis tomen toüs &c. ./tfw. jIcaA. V. p 40T. Sida humilior Fol. ovaüs feuatis. B&own. Jam* 2go. (9; Fol, Coid, aenatis tomentofis &c. Mad. M O NA D E L P H l A. 39 telde Wollige Bladen ; de Bloemen meest IV. eenzaam ; de Zaadhuisjes zevenhokkig rond A^ vif L" en plat. Hoofd'. stuk. In de Westindiën en op 'c Eiland Jamaika p0iyan. in 't byzonJer, is do Groeiplaats van deeze Soorten , uitgenomen de Driekantige , welke de Heer J a c i N op 't Eiland St. Domingo gevonden heeft. In de Keizerlyke Broeihuizen te Wecnen is deeze eens Mans langte hoog opgefchcoten ; de anderen zyn kleine of laage Kruiden naar de Heemst gelykende; weshalve Sloane de laatfte noemt Alcea met Pope» lierbladen, die ruig en flaauw Zaagtandig zyn, (10) Hoorn -Heemst met Hartvormige , iets x. gehoekte* Zaagt andige, Pluizige Bladen, dlfïiia!'' Harcbladi* Deeze Soort, die in Oostindieen aan de Kaap fie» valt , heeft weezenlyk Hartvormige Bladen , met veele fyne Haairtjes > als PJuis 5 bezet. Het is een Jaarlykfch Kruid 3 dat Dille- niüs afbeeldt , onder den naam van Tweeïwor» nige Maluwe met zagte Bladen , welke byna rond zyn, en zodanig komt ook de Afbeelding voorf V. p. 402. Sida viscofa & vill^fa &c, Erown. Jam. 280. Alcea P©puii Folio villofo leviter ferrato. Sloan. Jam, 9%, llift, I. p. 222. T. 139. f. 4. (10) Sida FoU Cordatis fubangulatis * ferratis villofis» M al- va bicornis fiallotes folio molli* Dill. Eith. f. 209. Akhaea Maderaspatana , fubrotundo Folio molli & hirfuto, muitipi- lis, Pluk. Alm* zs^Ttiji. f. Eurm. FL hd* p. 147. C 4 VU DlEL, X, STUS, 40 $NKE LBH0EDERÏGE Kft&IDEft* IV. voor , welke Pluken et gegeven heeft vm ^xvaE.L 9ekere Heemst van Madrasf met zagte ruige Hoofd- fterk gehaairde Bladen ; doch waar van aan- jituk. merkelyk verfchilt de Heemst met Moerbejie- Keiman- Bladm vaI1 pLUKENET (#)} met veel langer dunner Bioemfteeltjes in de Oxelen* en dunner Stengetjes, minder ruig, met ruuwe, niet zag- %e Bladen, hqedanige ik* onder den naam van Hartbladige, van Java heb ontvangen. Doch volgens de aanhaalingen zyn ?er meer Verfchei«t den heden van deeze Soort. De Katou-Urer^ van Malabar wordt in Afkookzel Pisdryvqn- 4e gezegd te zyn, xu (u) Hoorn -Heemst met Hartvormige ee^i- 'heïiat*. " germaate Hoekige Wollige fdaden 3 Kroon» dragende tjesbloemen en tweefnuitige Zaadhokjes» xiï. (12) B oorn- Heemst met langwerpig Hartvorm fbnxula» gefpitfte> Zaagtandige , van onderen Gepiuim- Wollige Bladen » en Haair dunne zeer lan* ge Bloemfleeltjes. xw. (13) Hoorn-Heemst met Lancetswys' Hart- J ren ran- sige, (*) Altbaea Morifolla ïnd. Gr. ad. Fo^iorum finus Capku* i:S fingulaiibus parvis. PLUK. Alm. T. 132. £ U (11) Sida Fol. Cord. fubangulatis tomentofts &c Sida tnajoi asfurgens fubfruticofa et fubvillofè. Brown. Jam. z% \ ? (it) Sida Fol. Cordato - oblongis acurainatis &c. Am. Acad» V. p. 401. Sida humiliot Ramofa teres &c. Rrown. Jam» (13J Sida Fol. Cordato - Lanceohtis integenirois &c. 1% M O N A D E h P H 1 4ï vormige effenrandige Bladen en eene ge- IV. pluimde Steng. TT . Hoofd* (10 Hoorn - Heemst met Hartvormige Zaag-srvK. tandige , fiekelige Bladen en veelbloemige xiv* gekropte Bloemjieeltjes aan 't end der Sten- gen* Brandende* De vier Soorten zyn op het Eiland Jamaika , . in de Westindiën, waargenomen, hoewel de derde ook voorkomt , zo 't fchynt , in Zuid. Amerika en op Ceilon in Oostindie. De eerfte ïs vry groot, de tweede klein van Gewas; de derde heeft geheel ^Effenrandige Bladen , veel naar die van 't Scammoneum gelykende, als blykt uit de Afbeelding v$n Dilleniüs, die dezelve uit Ceylonfch Zaad geteeld hadt. Hier komt by een Soort met zeer groote Bla- den en Haairige Stengen, van Plumier. gevonden , hebbende insgelyks gefternde Vrug- ten. De vierde, die de Bloemen bykans in roi> de Hoofdjes vergaard heeft , is wegens de fte- keligheid der Bladen gebynaamd. Behalve de Ge. &eyl. 25 1. Loefl. ft. 237. Lugdb. 349* N. et. Sidaerec- ta glabra Sec, Brown. Jamt 2 go. Abutüon Periploae acu- tioris folio, Fru&u ftellato* DlLL. EUh. 4. T. 3. f. 3. Al- eea Onentalis Scammonei folio &c. Pluk. Alm. 17. T. 74, f. 7. fi9 Sida Fol. fubrot eord. &c. R. Lugdb. 350. N. 10. Abutüon amplisfinoo folio Caule viïlofo. Plum. Sp. 2. Ic. 3. (14) Sida Fo!. Gord. ferraris hispidis &c. Am. Acad. V. p. «02. Sida ürticata. Brown. Jam. a8o, MURR» Comm* beu* *öv. T. III. p. 75* T. 5*) c f p. D2SL. X* STUS. 4* En;kelbroederioe Kuuideh. IV, Gepluimde kwam ook de Hartbladige en een AxDvitL Eyronde, den Heer Forskaohl in Arabie Hoofd* voor* «TOK. xv. 05) Hoorn -Heemst Hartvormige eeni» ffnïiïh?' germaatc gekwabde Bladen, uitgebreide fdJStïndi* Stoppeltjes, de Bloemjleelen korter dan de Bladjleelen en veelhokkige Zaadhuisjes. XVI* (16) Hoorn -Heemst met Hartvormige lang* na™ werpige onverdeelde Bladen , veelhokkige kaanfchel Zaadhuisjes, van langte als de Kelk, en Lancetvomige Hokjes. Vreemd is 't , dat de Ridder de eerfte, die in Amerika groeit , Westindifche , de andere , die op Jamaika valt, Amerikaanfche gebynaamd heeft. De Bladen van deeze zyn tweemaal zo lang als breed , Zaagtandig : de Vrugten maaken Blaasachtige Wollige Zaadhuisjes uit5 beftaan- de uit twaalf Hokjes die opwaards Lancetvor- mig zyn, vervat in een Wollige Kelk* xvir. (17) Hoorn- Heemst met rondachtig HarU Abutilon. indifche. Wr- f15) Sida Fol. Cordatis fuhlobatis &c Am. Acad. IV. p. 325. Almtücm Veilcarium, Fl. Fru&uquemajore non crispo. DlLL. Eith. 7. p. 6. T. 6. (16) Sida Fol. Cordatis oblongis indiviiis &c. Abutilon Veücmam Flore luteo rnajus. Plum. 1c. 1. T. 2 , mala. (17) Sida Fol. fubrotundo- Cordatis indivifo &c. Gncw. Virg. 78. GOUAN Monsp. 344« K. Lugdb. 349* H. Clijf. 346; Althaea Theopluafti Flore luteo. C. B, Pin, 316. Al- théa altera f, Abutilon. Cam. Epit. 66%. Abutilon. DOD. Tempt. 6; 6, Althjea lutcis Floribust Lob. ƒ**. 655. ftïONADRLPHIA. 43 yormige onverdeelde Bladen, de Blomfiee' A^EÏ len korter dan het Blad, de Zaadhuisjes XVII/' veelhokkig met tweedeelige Hoorntjes. ^vk** Deeze Soort wordt gehouden voor het Abu-drf^m' iilon van A v i c e n n a , en Daar dezelve zyn al- le die Heemstachtige Planten , welke een der- gelyke Blaasachtige Vrugt , uit veele Hokjes beftaande, hebben, door Tourn efoiit tot een Geflagt van deezen naam betrokken. Hec heeft de geftalte van de Heemst, en groeit byna tot de zelfde hoogte als die, wordende door de geele Bloemen inzonderheid daar van onder- scheiden; als ook doordiende Bladen niet over- langs maar als hoekig en Schildachtig aan de Steelen, die vry lang zyn, zitten. Men geeft 'er , in de Zuidelyke Landen , den naam aan van Bafterd- Heemst, Zy groeit in de beide Indien. (18) Hoorn - Heemst met Hartvormige onver- xv}Jl' deelde Bladen , omgeboogene Stoppeltjes , Afiatic^ lange Bloemjieelen , en veelhokkige ruige kü*ti{chi£' Zaadhuisjes, korter dan de Kelk zynde. Deeze groeit in Oostindie ook tot eene aan- mer- fis) Sida Fol. Cordatls indivlfis , StipuKs rcflexis &c> Am* Aead. IV. p. 324. Abutilon Ind, fi. lureo minore. i7. Zeyt. 520. Alceac afïïnis Abutilon d;&a. Pluk. Pbyt. iz6. t 5. Abutilon hirfutuns. Rumph. Amb. IV. p. z$. T. io.Be- locioe. Hort. Mal. Vï. p4 2, T. 4» 44 Enkelbroederige Kruiden. IV* merkelyke hoogte. De geftalte is byna als der AFxvji.L* voorgaande en de Vrugten of Zaadhuisjes wor- Hoopd- den by de Kroon van een Trepaan , of Pan- STÜK* boor, zynde een Heelmeefters Werk tuig, ver- J£'lma1i geleeken: doch op Malabar noemt men 't Ge* was des wegen, in 't Nederduitfch , Lobhalfen3 dat zeggen zal willen Halslobben , als eeniger- rnaate naar een ouderwetfe Halskraag gelyken- de. Voorts heeft zy met de volgende veel overeenkomst, dat uit de bepaalingen blykt. (19) Hoorn -Heemst met Hartvormige eeni* germaate gekwabde Bladen , omgeboogene Stoppeltjes ; de Bloemfieelen langer dan da Bladjteelen en veelhokkige ruuwe Zaadhuis* jes , langer dan de Kelk. . Van dit Ooftindifche Abutilon is de eerfte Afbeelding gegeven door Camerariüs, welke vervolgens door BAUHiNus,cn nader- hand door Morison, fchynt gekopieerd te zyn* De laatfte heeft voorzigtig het Zaadhuisje of de Vrugt, door den eerften daar nevens ge- voegd, als geheel ondeugend afgebeeld zynde, weggelaten. Terwyl op de Afbeelding van de Bloem , en van 't geheele Gewas, by die Au- theuren, ook niet te roemen viel, en my geen betere daar van was voorgekomen, heb ik een ge- (19) Sida Fol. Cordatis fublobatis &c. CAM. Hort, 3. T. 1. J. B. Ittft* II. p. 659. Mor. Hifi. II. p€ 53 s. f% ïp. f. 4. Althxs Theophrafti timilis. C. Pin, 316, XIX. Sida Indi* ca. Oostindi- fche. PL.LXl. 2%. a. M O N A D E L P H I 45 gedeelte van een fchoonen Tak daar van, my IV; uit Java toegezonden , daar toe gebruikt. Zie Pl. LXL Fig< 2. *t Blykt uit denzelven , hoe Hoofd- de Vrugten famengefteld zynuit veelegehoorn-STÜK# de Scheed jes , digt te famen gevoegd en dus dr?°lyaftm plat van boven* De Hoorntjes , veel korter dan in 't gemeene, fpreiden zig aan den om- trek uk. Derzelver Steeltjes, als ook die der Bloemen , zyn doorgaans langer dan de Blad- fleelen , en de Bladen eenigermaate gekwabd* De Steng, Steelen, Bladen, Kelken en Zaad- huisjes bekleedt een zagte Wolligheid. De Zaadhuisjes van het gemeene Aburilon zyn veel langer, fpitfer en dubbeld gepunt, gelyk uit de Afbeelding van een rype Vrugt van 't zelve, by B, blykbaar is* Dezelve heeft zes- entwintig Punten en dus dertien Hokjes of Haauwtjes : ik heb 'er met dertig Punten. De Heer N. L. Bürmannus geeft, on-Racmo/a* der den naam van Getroste, een nieuwe Oost-GetIofte* indifche Soort op , met Hartvormige gekartel- de Pluizige Bladen en veelbloemige Steeltjes in de Oxelen(*> Deeze fchynt overeen te komen met die , welke , in het Werk van Ehret door Trew , is afgebeeld en omftandig befchree- ven (f). Het eenigfte is , dat de hokjes van de (*) Sïda Fol. Cord. crenatis villofis , Racemïs Axillaribus Wlttltifloris. Fl. InL p. 148. {\) Sida Fol. fubrotundo - Cordatis fublobatis , Pediinc. urn* bellatis, Capfulis multilocu'aribus. p, 49* T« 89. Ih Peil, x. Stuk» 4<5 ENKELBROEDERIGE KftÜlDËJÊtë IV. de Vrugc of Zaadhuisjes hier veelzaadigzyn, 'È Axvif.Lk welk ftrydt tegen de Geflagtsbepaaling* wjkÏ*1 (ao) Hoorn - Heemst met Hartvormige eeni* xx. germaate gekwahde % gekart. Wollige Bla- eSlpa ^en en kakkende opgeblazene yeelhokkige Gekrulde gekartelde uitgegulpte Zaadhuisjes. Deeze die in Karolina , als ook op een delf Bahama's Eilanden is waargenomen 3 en uit Zaad in de Eltharafe Tuin geteeld , heeft kleine Bloempjes en een kleine Vrugt^ die uit zodani- ge Zaadhuisjes beftaat , als gezegd is«> welke ieder ook twee of drie Nierachtige Zaadjes be- vatten. Zy heeft de Steeltjes > waar aan de Vrugten hangen > dun en geknakt , met opftaan- de Bloempjes. xxr. (al) Hoorn -Heemst met Hoekige Bladen, de Crifiota, onder (len Hartvormig, de bovenlten Viool* Gekamde. Jm , ~ ,7 . . „ achtig ; de Zaadhuisjes veelhokkig* Uit de aanhaalingen blykt , dat hier de Per- (20) Sida Fol. Cord. fablobntis, crenatis tonientofïs &C. Loeïl. It. 24.0. Abutilon Veficarium crispum. DlLL. EUb. 6. T. 5. f« Abutilon America num &c. MART» Cent. 19* T. 29» Abutilon aliud veficarium. Pjlüm. / f. 2. £. Sida Fol. infer. Coidato - angulatis , fuper. Haftatis, Petulis in* tegerrimis* R» Lugdb* 349* 3, H. Up** 19 ?• Mo»adbl*hia; 4? fifche Sida,m*r van de Heer Bürmannüs,^ uit het Kruidboek van Garziï*, een byzon- Xvu. dere Soort gemaakt heeft (*) , ook t'huis be-HooFü- hooren kan. Men vindt in het Loof een aan- merkelyke Verfcheidenheid, zo dat zelfs de on- zegt hy , fomtyds Lancetvormig , fomtyds Piekachtig. By Dilleniüs waren de onderfte Bladen Hartvormig; de bovenden fmaller en wat hoe- kige even als in de gedagte Perlifehe, die de bovenften ook niet volkomen ongefceeld heeft. Men vindtze fomtyds in 't midden fmaUer, en dus eenigszins naar een Viool gelykende. De geheele Plant is ruig , of met Wolligheid be- kleed en heeft, om dat de Zaadhuisjes als ge- kamd zyn , dien bynaam* Twee andere Soorten van Sida, onder deby- naamen van Getropte en Geftraalde , bevoorens door Liwk^üs opgegeven , maaken thans het Geflagt van Malachra uit , dat door my reeds onder de Heefters is te boek gefteld (f ). Al- (#) Sida (Perfica) FoU inferioribus petïolatis Cotdatis acu« minatis , fuperioribus fcsfilibus Lanceolatis denntis , Pedun* culis folitaiiis unifloris. Fl. Ind4 148. T. 47. f* u (t) zie her II, Deels. V* Stuk, dee*ex Nét, Hiftorie* bh 378» IL DlEL* X. STUK, 48 Enkêlbroedertge Kruiden iv; Althéa, Heemst. xvn. Een dubbelde Kelk, waar van de buitcnfte Hoofdt jn negenen gedeeld, en verfcheide eenzaadige *™* Zaaddopjes 3 maaken de Kenmerken uiü van die Veelman- _ * 1 . . nige. Geflagt , waar m maar vier Soorten begreepen zyn. 1. (1) Heemst met enkelde Wollige Bladen* Altb&a Deeze Soort is de Gemeene Heemst, die la veele deelen van Europa aan Beeken en by ons , inzonderheid in Noordbolland , aan de kanten van Slooten , Vaarten én andere Wateren groeit* Men noemtze in 't Latyn Allhcea of Ibiscus % waar van 5t woord Ibifch by de Duitfchers af* geleid is; in 't Franfch Guimaüve, in'tEngelfch Mars - Mallows > als Moeras - Maluwe ; gelyk zy, in ons Land, ook Witte Maluwe genoemd wordt, wegens de witheid van het Loof , doch gemeenlyk Heemst of witte Heemst. Met ftevige Stengen, van twee Ellen én hoo- ger, fchiet dit Kruid öp en pronkt met zynewit* achtige Bladen , waar van de onderfcen kwabbig , Lancetvormig , Zaagtandig ; de bovenften hoe* kïg (l) Althéa Fol. fimplicibus tomentoös. Syft. Jiat. Xll* Gen. 839. p- 459- Veg. XIII SU. Mat» Mei. 3?8. GORT. Belg* 200. OED. Dan. 530» Kram. Auflr. 20$, Ger,, Prov» 478. GOUAN Monsp* 3+5* H. Ciiff 348. R. Lugdb. 357*Ai* thxa Dioscoridis & Plinii. C. B. Pin. 315. Althafa lbisc«$. DOD. Pempt. 6S5> l OB. te» 653» Althxa. CAM. Epit. 667* #A Althxa laciniato folio, C« 2. 31^ MONADELPHIA» <$y Mg» zyD- In de 0*clen draS8t het> °P korte WS Steeltjes , groote Klokvormige Bloemen , mee xvin^* uitgerande Bloemblaadjes , wit of bleekrood van Hoofd- Kleur, in'c midden een Stander hebbende ,metSTÜir* Meelknopjes beladen. De Vrugt komt nagenoeg overeen met die der Kaasjesbladen,. Van ongemeen gebruik zyn de Wortels van dit Kruid > die men Heemstwoitels noemt, als bekend is , in Borstkwaalen ; als óok tegen de Pycen van het Zydewee en Graveel; wordende hetzelve of in Afkookzel, of in Syroop, of de Koekjes daar van gemaakt > 'tzyop zig zelf % of met andere dergelyke Middelen ingegeven. Het Slym , naamelyk , derzelven is by uitftek verzagtende , zo in- als uitwendig. Dus komen de Bladen ook , onder den naam van Bismalva , als de dubbelde kragten der Kaasjesbladen heb- bende 5 in rypmaakende Pappen en de Konferf der Bloemen is van de zelfde natuur. (2) Heemst met de onderfie Bladen Paltmwy- n. ze verdeeld, de bovenjlen Vinger achiig. c**»**L. De verdeeling der Bladen onderfcheidt deeze > die in Hongarie en de Zuidelyke deelen van Eu- ropa natuurlyk is , groeijende meer dan Mans lang* (1) Ahh&a Fol. fnferiorïbus palmati's, fuperioribus digi- tatis. GER. Prov. 478. GoüANT Monsp. 346. JACQ. Viffd* J24. H. Ups. 20$. Aith Fol. compofitis fcabris. K, Lugdb. S57- Alcea Ca^naMna. C 8. Pin. $16* Akea Fruticofit Cannabino folio. Cjlus. tïiji. II. p. 2$% D II. Ceel. X. Stvk. 50 Enkelbroedehige Kruiden; IV. langte hoog. De Steng heeft zy donker rood of Afxvn.L groen : de Slippen der Bladen zyn Tandswyze Hoofd- gekarteld : de Bloemfteeltjes enkeld en langer STÜK* dan de Bladen , die hier niet zagt maar ruuw zyn. De gewoone Heemst komt ook voor met gefoipperde Bladen* ' Mthéta ^ Heemst met driedeelige Jlekelig gehaairde birfuta. 'Bladen , van boven glad; de BloemfieeU Ru,Se* tjes enkeld eenbloemig. In de Zuidelykedeelen van Vrankryk , in Span- je , Italië en Ooftenryk , als ook in Switzerland komt deeze in de Heggen en elders voor. Zy heeft Stengetjes , naauwlyks een Handpalm boog, Takkig verfpreid , Bladfteeltjes langer dan de Bladen , waar van de onderden Hart- vormig, Eyrond of Nierachtig zyn, de boven- ften driedeelig en de binnenüe Kelken zeer groot, gtfpitst, met Stekeltjes. iv. (4) Heemst met gekwabde wederzyds kaale Bla* sicfS- den en getropte eenbloemige Steekjes. Op *t Eiland Sicilië groeit, volgers den Heer S c h a e* f3) Ahh&a Fol. tlifidis P.lofo - Irspidis &c. GoT'AN Mcnspt 1*6. JACC^. Vind. 125. DALlB. Par. 210. K, Lu JU». 3*7. Aicea hirfuta. C. B. Pin. 317. Alcea hirfuta minima, Fl. c*fio , Hispanica. üarr. h. ii6s>. Alcea viliofa. Dalech. Hifi. 594- (4.) Althéta FoU lotvatis utrinque nudls &c. Mant s>8„ Murr. Gott. i6p, Alcea vainoz Sicala Flone miaoxe. Raj. Hifi. tfos? fche<> MoNADELFHXAo $1 S chreber , deeze 3 die ongemeen naar de IV.' gemeene Alcea gelykt, maar door het gemelde A™lf^ verfchilt , en nader tot dit Geflagt behoort. De Hoofd- binnenfte Kelk is Wollig, vyfdeeligi de bui-STUK* tenfte agtbladig. Of hec de aangehaalde vdn drfa°fyanm Ray zy, is twyfelachtigo A l c e a. Stokroos* Van het voorgaande en volgende verfchilt dit Geflagt alleen, doordien de buitenfte Kelk zes- deelig is , en dus zyn 'er niet de gevvoone Krui* den , Alcea genaamd , maar alleen de zogenaam» de Stokroozen in begreepen, als ( 1) Stokroos met hoekig uitgefneeden Bladen. £ (2) Stokroos met F'ingerswys gepalmde Bladen* Gwoone. De laatfte , die men gemeenlyk Fygbladig Futfoiia. noemt, is mooglykmaar eene Verfcheictenheid ^'y£bladl" van de andere. Immers aan de Gewoone Stok- roozen komen dikwils verdeelde Bladen voor* Men noemtze in 't Franfch Mauve Rofeoï Pas- ferofe, in !t Eagelfch Hollyhocks , in ?t Hoog- duitfch (f) Alcea Fol. Sinuato- angulofis. Syjï> Nat, XII. Gen, %\o. p. 459. Veg. XIII. p. 519. Mat. Med. 340. GoUAN Mcnsp* 34Ó. H. Gif, 348. R. Lugdb. 357* M*lva Rofea Folio Cibrotundo. C. B, Pin. 515. Mal va Kortemls. BOD» Fempt. 652.4 Maiva Rofea. Lob. Ic* 6$z* (2) Alcea Fol* palmatis. H* Cttff. 348. R. Lugdb. 357. Malva Rofea Folio Ficus. C. B. Pin. 3 15» Maiva Rpf^a fjosplefc psrcgiina. Tab. Hifi. 315* Mc-aïs* S. T. 17. f. 22* Da u. desl. x. stos» 5^ EtfKËLBROEDERlGE KRUIDEN, IV* duitfch Herbflrozen. De Roosachtïgheid der Bloe» Axvu.L' men cn de Stevigheid van dit Kruid , dat als Hoo?d- met Staaken groeit , geeft 'er zeereigen den stuk* flaam van Stokroozen aan. De oirfprong fchynt J["*mm uit de Levant te zyn. \ Is een Gewas, dat zig door Zaad gcmakkelyk laat voortteelen, en dan uit Planten , die *s Winters overgehouden zyn , het volgende Jaar cene groote verfcheidenheid van enkelde dubbelde , witte , geele, roode, paarfebe, zwarte en gemengelde Kleuren inde Bloemen vertoont. Dus (trekt het, in de Herfst, tot groot fieraad der Tuinen en Buitenplaatfen, Toürnefort badt die met Vygebladen reeds tot zyn Geflagt van Alcea betrokken en daarvan agt Verfcheidenheden , ten opzigt van de Kleur der Bloemen , opgeteld De hoogte , van tien of twaalf Voeten en meer, welke dit Kruid fomtyds bereikt, heeft het ook weldoen noemen Boomachtige Maluwe% in 'tFranfch, wegens de afkomst, Mauve (TOu- tremer of tremier> zo Toürnefort zegt* Het heeft volflrekt de gedaante der Maluwe % wat het Loof belangt , en komt zo met dezelve als met de Heemst in verzagtende hoedanighe- den overeeu : wordende dtszelfs Bloemen en Zaad, in 't byzonder, tegen Keel - Ontfteekin- gen gebruikt* Mal- (*) Vid. In/l. Bot. p, 9g. Linn^us hadt verkeerde! yk , in Horto Cliffbrtrano, MALVA Rofea Hortenfis maxima Fo- lio Ficus, op desLclfs Naam aangehaald ; 't moest Alcea zy©* MONADELFHIA. 53 Malva. Maluwe. IV. Afdeel. De Bloem en Vrugt is , in die Gtflagt, we- derom, gelyk in de Heemst, en de Kelk dub stuk. beid, maar het heeft den bukenften driebladig , Poiyan* eu daar door wordt het zo van het voorige als van het volgende onderfcheiden. Het behelst twee - en • twintig , meest uitheem- fche Soorten , waar van de vyf eerden onver- deelde, de overigen gehoekte Bladen hebben, als volgt. (1) Maluwe met Hartvormige gekartelde W l- t. " lige Bladen en langwerpige ruige Aairen. spkata. Geaaiide. Ca) Maluwe met Hartvormige gekartelde Wol- 11. lige Bladen , en getropte zydelingfe Bloe- 7^£{*9 men; de Steng Heefterig. De eerfte van deeze twee groeit op Jamaika, heeft Ryzige Stengen en lange Aairen van on- gedeelde Bloemen : de andere is uit Oostindie overgebragt in onze Akademie - Tuinen ; zynde een zeer Wollig, Heefterig Gewas, met rond- ach- (1) Malva Fol. Gord. creimis tomentofïs &c. Syft. Nar» XÏU Gen. 84*. p. 459. fog- XÏ1L p. s*9- Am. Acal. V* p. 401. Althaea Spkata Betonicz folio viilofotïmo. Sloan. Jam. 97. Hifi. I. p. 218. T. 138. f. i. Malva asfurgen» fuo- villofa &c. 11BOWN. Jam 282. (&) Malva Fol. Cord. eren. torn. Fl. lateral bas congeüèis &c. Fl. Zeyl. 255. H. Cliff. 3*7. K. Lugdb. 357* N. 8. Al- thaea Orientalis bidens &c# Plue. Amaltb. nt T. 356. f. ït Bürm. Ind. p. 148* D 3 II. Deel» X» stok. 54 Enkelbroederige Kruisen* .kaanfe, IV* achtige Bladen , welks Vrugt zig eentgermaate AFxvn^ * puntig gehoekt vertoont. stuk/*" (3) Maluwe met langwerpig Eyronde fpitfe Ui. Bladen s gekropte Bloemen en tien driepun* tige Zaaddopjes. ddfeman" ^ Maluwe met Hartvormige Jlompe ruuwe IV Bladen , ongefleelde gekropte Bloemen en Gangetka. tien Jiompe gekartelde Zaaddopjes. A v: (<\ Maluwe met Hartvormige gekartelde Bla» Ameri. den , zy delinzfe eenzaame Bloemen , aandê enden dairswyze. Deeze driezyn Jaarlykfe of Zaay-Gewasfen* allen van eene Kruidige natuur» De eedte^hoe*» wel Koromandelfe gebynaamd^ fchynt tot Ame- rika te behooren. De tweede groeit in Indie* aan de Ganges en dus in Bengale. Zy gelykc ivaar de voorgaande zeer , jpaar is fteviger. De derde, eindelyk, ook naar haar Vaderland by* genaamd, heeft de Steng maar een Voethoog, geftrekt , rond , Takkig en in de Bloem tien Haalrige Stylen , langer daa de Meeldraadjes. Vaa (3) Malva FoJ. Ovato - oblongls acutis &c. U Cliff+Upu Gouan Monsp. 3-4.7. Althaea Coromandeüana &c. Pluk. Mant. Io. (4) Malva Fof. Cordatis ohrafis fcabris &c. Malva Tndica Abinïli fübrotundo folio &c. Pluk. Plyt. 74. f. 6. Burm. FU InL 149» (s) Malva Fol. Corc?. crenstts , Flor. lateral. folitanïs , term. Spicatis. R. Lugdb. 559. Althaea Amer* pumÜ3s floxe luteo Spicato. Bre?n Cent* 124. T. 57. f. MONADELPHIA* 55 Van alle deeze Soorten fchynt de Vrugt vee! IV; naar die der Hoorn -Heemst te gelyken. A™L# (6) Maluwe met een opgeregte Kruidige Steng MTÜK. * gepalmde Bladen , eenzydige Oxel - Aairen vu en getande Zaaden. (7) Maluwe meteen opgeregte Kruidige Steng , fch™™** gekwabde Bladen > eenzydige Qxel • Aairen vu. en e ff ene Zaaden. LimMchc. Zeer weinig verfchülen deeze beiden , in Pe« ru waargenomen , gelyk uit de bepaalingen blykt# De laatfte, die by de Hoofdftad Lima groeic > heeft de Bloemen blaauw3 de andere paarfch en van deeze is de Steng drie Voeten hoog* Tien Zaadjes, van boven met Tandjes 5 maaken een dergelyke Vrugt , doch in de Limafche is dezel- ve ongetand. (8J Maluwen een Heefterige Wollige Steng , vnr. gepalmde ruuwe Bladen (f ) en veelbloe* ^y°nif°a mige Bloemjteeltjes. Gepalmde, In Spanje is de Groeiplaats van deeze, vol. gens den Ridder , hoewel B a u h i n o s de Heemst met (6) Malva Caule ere&o Herbaceo, &c. Gouan Afensp, 347. (7) Matva Cau!eere&oHerbaceo,&c. Am.Acad. !V« p. 325, f8) Malva Caule Frut. toraentofo &c. Mal va FoL pa; ma* tis fcabris. R» Lugdb. 35<*« Aithsa Fxiic. Bryoniae folio» C. B. 7,»b. 316. Pmir. ijg# Ahhxa profunde ferxato f. dentajo folio. J. B. Hifi. II. p, 955. HALL. Emend* 15. (*) ln «fyy?. Nat* feg. Xlil. ilaat wel FoL pimatis /cd* kris t doch dit zal t denk ik , een Drukfeil zyn* D 4 , II» Deel S# Stux% 5<5 Enkelbroederige Kruiden; STUK, TX. Capinfa* Kaapte. IV* met Wilde Wyngaardbladen mt Oostenryk af- Axvn L' komftig Tchynt te rekenen. De Plant is fraay Hoofi:- gedoomd over de vlakte der Bladen , zegt Ltn- ismvs. (9} Maluwe met Hartvormige vyj 'kwabbige Bladen en eene Boomachtige Steng. Tot eens Mans langte hoog groeit in de Eu- ropifche Tuinen ditKaapfche Gewas, waarvan het Loof meer of min gelyktnaar dat der Kruis- beziën. Het heeft Eyronde , Hartvormige of Lancetswyze , doorgaans gekwabde Bladen , groo- ter of kleiner 5 ruig of glad. De Steng is altoos Heefterig en Houtig* Als eene Verfcheidenheid wordt daar toe betrokken eene Ruuwbladige met enkelde Haairen , niet famengefteld , gelyk in anderen, en de Bloemen niet knikkende, maar opgeregt. De Bloemen zyn rood of roodachtig , metroode Stippen en de Bloemblaadjes Hartvor- mig. Somtyds zyn de Bladen vyfkwabbig tot; boven toe s doch ik hebze van de Kaap beko- men met driekwabbige en enkelde Bladen, zeer met die van Plukenet oveveenkomftig, f 207. y# Malva Caule Frut. Pilis fimplicibus. Am. Acad. IV, p, 325. Malv. Afr. Frur. fl. rubro. Comm. Hort. II. p. 17 j4 T. 86* PLUK* Amalth. 1*0. T. 431. f. M o N A D E L f H I Aé 57 (10) Maluwe wwt een kruipende Steng en veeU IV; deelige Bladen. Afxdve^- Deeze Karolinifcbe heeft, in tegendeel, krui- wve*** pende Stengen > welke hier en daar Wortel fchie- x. ten en Bladen naar die der gemeene Alcea ge-^g£ lykende. De Bloemen zyn klein, Wynrood van Kleur, met hoogroode Nagelen. De Vrugt heeft de figuur van een Trepaan , zynde van boven geknobbeld en in de omtrek gekroond met twee Baardjes uit ieder Zaaddopje: dus wederom veel naar die der Hoorn -Heemst gelykende. (11) Maluwe met een uitgebreide Steng, hoe- xr. kige Bladen 3 ongedeelde gekropte OxeUPa$?"a* bloemen en gladde gaapende Kelken. bioemige. Deeze wordt aangemerkt de kleinfte Bloemen te hebben van alle Malvaas en daar van heeft zy den bynaam» De Groeiplaats is aan de Bar- baryfche Kust. Zy verfchilt van de volgende door de Sceng driemaal zo hoog te hebben % de Bladen fpitfer , de Kelken glad f de Bloemen on* (10) Malva Caulerepente , Fol. mwltifidis. Gouan Monsp* I47. H. Cltff. 347* Ups. 201. R. Lurjb. 35^. N. 2. Abn* tilon repens. Alceae foliis , floie helvulo. Dill. Elth. 5. T. 4. f. 4. Abut. Car. repens , Alcea: fol. gil va florc. MART» Cent. T. p. 34. (11) Malva Caule patulo, Fol. angulatis &c. Am. Acai. III» p. 416» Malva anima rotunclifolia. Moris. Hifi. II. p. $2i. Malva Tingitana Flore cgeruleo , parva. Pluk» Php* T (16) Maluwe wef een opgeregte Steng % 7/0*. IV. kige Bladen, gekropte ongehelde Qxelbloe* men en ruuwe Kelken* Hoofd* STUK. De Heer Jacquin heeft de Afbeelding ge- j^i. geven vandeeze,die zig inde Europifche Kruid- nrmiu- hoven als een Zaay - Plant bevindt 3 haar af komst uit China hebbende en ook groeijende aan de Kaap der Go jde Hope. Door de gekran- fte Bloemen , die ongemeen klein en wit van Kleur zyn, wordt dezelve onderfcheiden. (17) Maluwe met een opgeregte Steng, hoe- xvn. kige gekrulde Bladen en gekropte OxeU Gekmfde» bloemen* Deeze Gekrulde, gekronkelde of kroeze Ma- luwe > is in de Tuinen niet onbekend en (trekt tot een groot fieraad wegens de hoogte van haar Gewas, dat meer dan eens Mans langte bereikt. Lob kl zegt van vier, vyf y zes en fomtyds tien Ellen hoogte , doch dit is ongeloofbaar* De Bloe- (16) Malva Caute ere&o, Vol. angulatis, Flor* Axillari- bas glomer. feslïlibus, Calycibus (cabris. H. Cliff, Ups. Lu%ib. 356. N. 4. Malva annua rotundifolia Flosc» omnium minimis. M ris. Hi/i. II. p* $zi. Malva Sinenfis ere&a, Flosculis alb« xuinim s Bqerh, Lu^db. I, p. 268. Bürm. Fl. Ind. p. 149. Fl. Cap. Prodr. p. 2o„ jACq. tiortm T. 40. (17J Malva Caule ere&o , FoU angulatis crispis &c. Mal- ?a FoU angulatis crispis &c. Malva FoU angulatis crispis &<:• H. Cliff: 3j.7. Ups. 200. Malva Fol. crispis. C» B# Pin. %\$* M^f« IV. Bloemen zyn niet grooter dan van de gewoon© Axv1?L,Kaasj"esbladen en van derge,yke KIeur- De ^ Hoofd- komft is uit Syrië* STUK. xvin. (18) Maluwe met een opgeregte Steng en veel- Akea" deelige ruuwachtige Bladen* Alcea. ix. (19) Maluwe met een opgeregte Steng 5 de Ruikende' Wortelbladen Niervormig ingefneeden; de Stengbladen in vyven en verder Fïnswyze gefmaldeeld* Dat dit Kruid, 't welk men gemeenlyk Alcea noemt > geenszins van de Maluwe afgezonderd behoorde te worden s wyst de Geftalte aan. Het verfchilt 'er alleen van door de veeldee- ligheid der Bladen , die plaats heeft in deeze beide Soorten, ruikende de Bloemen der laatfte naar Moskei jaat. De Kleur is fomtyds wit, ge* lyk in de groote en kleine Kaasjesbladen; on- der welken het wild voorkomt in de Zuidelyke deelen van Europa 5 zelfs ook in Vrankryk , Duitfchland en Groot Brittannie. In een be- fmettelyke Bloedloop zou dit Kruid met voor- deel zyn gebruikt* (20} (1%) Malva Caulc efe&o, Foh multipartitïs (cabriusculis. HALL. Helv* 363. DAL1B. Par. 209 • GOUAN Monsp. 34g. CEU. Prov. 476* KRAM* Au/Ir. zo6. R. Lugdb , 356. Al- cea vulgaris major. C. B. Pin* Sio» Alcea vulgaris. Dod. Pempt. 65 6, LOB. Ic. 6$$, (19) Malva Caule ctefto Fol. Rad. Reniformibus &c. H» Ups. 2oz. GOUAN Monsp. 34*. jRf. Succé 11. N. 029, Malva montana. f. Alcea rotundifoüa laciniata. Col. Ecphr. h p. 143. T. 1*7. Alcea valgarii mimi* C. B, Pin* 310. (20) Maluwe met een opgeregte Steng, Palrns- getande Bladen , de Bloemen kleiner de Hoofd* stuk. Deeze Egyptische valt teerder, met Draad- xx. achtige , flappe Stengen en heeft de onderfte Bladen vyfkwabbig,de bovenfce driedeelig , met f*Jpr fmalle Slippen. De Bloempjes , die op lange Steeltjes, eenzaam, in de Oxels groei jen, zyn blajuwachtig. (21) Maluwe met een leggende Steng, vyf- xxr. deelige driekwabbige Liniaale Wortelbla- nlT™^** den ; de Bloemfteelen langer dan de Steng- f Ine* bladen. Aan de Kusten van de Middellandfche Zee zou volgens den Ridder deeze groeijen , die de Bloemen veel grooter dan de voorgaande, de Bladen ftomper en de Steng van onderen bezet heeft met veele eerst leggende dan opfcygende Takken. Zy voert den bynaam naar den beroem- den T o u r n e F o r t , die in zyn Vaderland % aan de Zeekust , deeze Maluwe met Oijevaars- bek -Bladen hadt gevonden ; doch Doktor Gk- r A RD (20) Malva Caule ere&o,Fot. pahmtis dentads&c. jAcq. fïort. T. 65, Alcea vEgyptia Geranii folio. Lipp. Ms. (zt) Malva Caule decumbente Fol. Ridicalibus quinque- part tis &c. Am> *dcad, IV. p. 18J. Malva maritiru Gailo» Provincialis, Geranii folio* Tournf. Inft. 98. Alcea minor* Herm. Parad 9* T. 9. Alcea tenuifolia humilis Gallopro- lincülis &c. PLUK- Alm* ï|. 1% 44* f, f* GES. Prw. 477* IU DESI.., X. STUK, 64 lÊNKËLBROËDEltïGft KRüÏÜÉH; IV. rak d merkt aan, aldaar geen andere ontdekt A xvn.L# te hebben dan de Ruikende Alcea , voor be- Hoofd- fchreeven ; zo dat hy twyfelt , of zy wel daar stuk* van verfcbille. (m) Maluwe met hurkende Stengen , Schyf- ronde geplooide Wollige gekartelde Bladen , en eenzaame eenbloemige gekromde Bloem* Jleeltjes* In de Velden van Bithynie is deeze zeer kleine Soort van Maluwe door den vermaarden Sherard gevönden, zo Tilli üs bericht, en daar van voert zy den bynaam. Zy heeft Draadachtige leggende Stengen , van twee Voe- ten lang 5 zegt de Ridder, zeer kort getakt , met rondachtige Blaadjes en roode Bloempjes 5 maar de Vrugt is , naar evenredigheid 5 vry groot. L A V A T E R iW De gedagte Kruidkenner ,Toürnefort, hadt deezen Gcflagtnaam naar de ZurichfeGe- neesheeren Lavater ontworpen (*). Ik heb te vooren reeds , roen ik de Heefterige Soorten befchreef , het verfchil met de Maluwe en Heemst > in de driedeelige buiten -Kelk be- ftaande > aangetekend (f). Thans blyven nog daar (22) Malva Caul. proftratis, Fol. orbiculatis plicatis &c. Sp. Plant. 1674. Malva Cretica minor hirfuta. Buxb. Cent. App. 46. Malva humitufa minima. TiLi.. Pis. icg. T. 35. f. 2* (*) Mem. de ï Acad. des Sciences. 1706. p4 107. (ï) Zie IU D. V* Stuk, biadz. 3S0. XXII. Malva Sberardi» na, Sherardfe. MóN&DfeLPHiAt % daar van de drie volgende Soorten te befchry- I**. Ven over. xvu, (7) Lavatera een Kruidige Steng 5 (wt&/ fomtydè Tlmtiügfe* twee Ellen hóóg en blyft over. Zy valt in Thü- rïngen, daar zV dén naam Van heeft, als ook in Ooftenryk , Tartarie èn zelfs in Sweeden $ volgens Linn^üs. Camera rius heeft de- zelve eerst in Afbeelding gehragc en rnerktaan* dat zy de Bladen harder heefc dan in de gewoo- tïè Heemst en een groote Bloem van Aleea; Dë Bloemblaadjes zyn diep en rappig ingefneeden , 't welk DiLtÈNius tot efen Kenmerk der Alceaas ftelt , hiet de verdèeling der Bladen vari dit Kruide die om laag byna rond, aan de Steng vyfhoekig en óm hoog driedeelig zyn. De ge- heele Plant is bekleed met eéne ruige Wollig* heid. Het Zaadhuisje komt met dat der Kaas- .jesbladen overeen. (8) Lavatera met een opgeregie Èteng, de on- Vtth j Creitcih "^-Kandia- -f7) Lavutera Caule Herbaëeó , Frii&ibus denudatis, Ca- lycihus incifis. fl. Ups. 203. R. Lugdb, 3 55- N. <5. Alihaea Thuringiaca. CAw. Hórt. ri. T. 6\ Alcea Thur. grahd fidra, Dill. Elth. 9. T* 8. f. s. Alrin fiore majore. Ci B. Pink (8) Lavatera Caule ere#o $ Rariiis infèiionbiis t&Fti(Ss &c. H. 201. )ACQi Hort. T. 41» Malva Cretica aünui alrisfima Sec. Touunf- Cor. 2, MaJva annaa hiifuta. Mo&ië; Hij!-. IU p. 5^i. S. 5. T« 17. f. 5. È lh DSEE». X. STCH» 66 ENKELBROE DER I CE fCRüfDE^ IV. derfle Takken verfpreid, getropte eenhloe* Ax°vEu.L# mi& ^oemfteeltjes 3 en gekwabde Bladen, Hoofd- waar van de bovenjien fpits gepunt* redman* Dit is een Jaatig Kruid , op Kandia door Toüknefort waargenomen , met Bladen zo hoekig als die van de Klyf en kleine Bloem* pjes Kroontjeswyze om de Stangen Het is zeer ruig , groeit zeer hoog en heeft de Bloem- blaadjes zo wel ingefbeeden, als het voorgaande. ïx. ( tSmeftï*. Lancetvormige Bladen ,eenbloemige Bloem» Dnemaan- fieelen en de Vrugten met een Schyfjg gedekt* Zonderling is dit Kruid , in Spanje door Clt« s i üs waargenomen en federt in de Kruidhoven van Europa verfpreid: inde cerfle plaats , door» dien het niet meer dan drie of vier Maanden in wezen blyft : ten anderen , doordien het zo verfchillende Bladen heeft. In 't algemeen zyn dezelven b]eek groen, van onderen witachtig dik en een weinig Wollig ; maar > aan een zelf- de Takje , fbmmigen hoekig als van de Klyf, fommigen gefpitst met twee Vleugels, fommi- • gen (9) Lavatera Caule fcabro Herbaceo , Fol. Lanceolatis &c. H. Ups. 2x3. jACq. Hort *!♦ 9z* Hè Cliff. 348. GouAWf Monsp. 249. R. Luqdb. 355. N. 4. Mal va folio vario. C. B9 Pin. 315. Prodr. p. t. 1 37 • Lavatera Fol. (ubcordaris &c. R. Lugdb. N. y. Lavatera Atth. folio et facie s Floie ju* bxo. TouHNy, Mem, de 1706. MönAöèlph ia. 67 'gen fondachtig , kleiner dan een Nagel , doch Vft allen in de omtrek Zaagtandig, zegt B A u 11 1- k?^hé ftüSo Het draagt paarsachtige Bloemen op tan- Hoofd* ge Steeltjes en het Zaad rypt in Blaa'zige hök-stUK* jcs aan 3 zynde met een rond Schyfje gedekt waar door het verfchilc van andere Maluwach- tige Planten. M A L O $ |* t>it Geflagt wordt met een 'hyM gelykëü caam , als de Malaceides van ï ournefo&t* onderfcheiden 3 om dat het volftïekc naar de Malva gelykt , hebbende ook een dubbelen Kelk > den buitenften driebladig* maar de Vrugt is als een drooge Braamboos , uit verfcheide ronde eenzaadige Zaaddopjes fameögehoopu De eenigtte Soort (1) is het gedagte Kruid \ \ dat Maluwe met Betome - Bladen door de hu-Maiaïtiï theuren genoemd was en Alcea by Barre* des- lier, die aanmerkt, dat het dö Heemst $ byfche!^ fommigen Sida genaamd , zy van J. Baühi- 3NüSé Derhalve is het dan ook deMoeras-Heemst met (1) Malopc Fol. övatïs , crênatïs* fupra glabifc; Syft. Nait XII. Gen. 843» p. Veg. XIII. p. $zi. H. Cliff 347. Ups. 206* GoüAN Monsp. 350. R. Lugdb. 357. Matacoides* TouH^F. In ft. 98. Ti 2?. Maiva Ectonicae folio, MolUS. Hifi. II. p. 522. S- 5» T. 17. f. ii. BOCC. Sic. ij. T. s. f. a. Alcea Betonicae folio, Fl. purp. viola cco. Bar Et. ld 7129. Althaei paluüris Cytini Flore, Ariftolochiat utrleulis. Ei K< cm. x. stok; 68 Enkelbroederigk Kruiden. IVt met Cytinus- Bloem en Blaasjes van Hol wortel , Axv^iLi door LoBEL afgebeeld. Wilde Maluwe met Hoofd- Betonie- Bladen heet het by den vermaarden stuk. Italiaan Boccone, door wien het omftreeks JT* W pjfa ontdekt wercft# Het is een laag Kruidje, maar een Stengetje hebbende van één of twee Handpalmen , langs den Grond of hurkende , mee Bladen op lange Steeltjes 5 zeer naar die der Betooie gelykende, rondom gekarteld, uit wier Oxelen een lang Bloemfteelrje voortkomt , met één of twee Bloempjes als der gemeene Kaasjesbladen. Van de Vrugt is reeds gefproken (*). De Geflagten van Urena en Gosfypium zyn onder de Heefters geboekltaafd : des nu alleen nog de zes laatfte Soorten overblyven van 't Geflagt van HlBISCUS. Het welk ook een dubbelen Kelk, maar den buitenften veelbladig en een vyfhokkige veel- zaadige Vrugt heeft, gelyk boven breeder is gemeld , alwaar ik de twintig eerfte Soorten heb befchreeven (f) : zo dat hier volgt. (*) De Sida van Theophrastus draagt Bollen die van de Heul gelyk en is een Waterplant zegt Lobel, die dit Plantje daar voor houdt, 't Schynt dat het Zaadhoofdje eerst vervat zy in de gcflooten Kelk , en dus zig als een Bolletje veitoone. Immers anders kan ik het een en andere niet overeen brengen. CU Zie II. D. V. Stuk, Wadx. $j>5 , enz. Onder decze Jkoras MONADELP.HIê#69 (21) Hibiscus met vy f hoekige fpitfe Zaagt an~ IV. dige Bladen , een ongedoornde Stengen knik- kende Bloemen* Hoofd- stuk; Een groote neerhangende geele Bloem heeft xxt. deeze Soorc , die uit Ceylonfch Zaad in de igjjg* Leidfe Akademie - Tuin was geteeld , met Hou* wyngaaid. tige Stengen van twee Ellen hoogte, niettemin blad,ge* een Jaarlyks Gewas , met Loof als Wyngaard- bladen. De Bloemen zitten in een Kelkje, uit welks midden, een lang Styltje opfchiet, met Oranjekleurige Nopjes fierlyk gepluimd. Op de Bloemen volgen Vrugten,die als u:t vyf famen>- gevoegde Scheeden beftaan en gevleugeld , in de Holligheden veele Zaadjes bevattende. C22) Hibiscus met Piekswys' Hartvormige Bla- xx 1 1. den Ceyion- fche. liomt de Hibiscus Sabdariffa, of Zuuibladige, die niet alleen in de beiden Indien vale, maar ook in Japan» gelyk my uit de daar van overgezondene blykt. Ds Heer jAcquiw geefc daar geene Afbeelding van , geiyk verkeerdelyk in Syft. Nat. Veg. XIII. p. 523, is aangetekend; maar alleen de befchryving, door my overgenomen en geboekt, blads. 410. Hibiscus Fol. quinqmngularibiis acutis ferrstis &c. FL Zeyl. z6$. Ahhaea Indica Vitis folio &c. Herm. Lugdb* %6* T. 28. Katou - Beloeren. Hort. Mal. VI. p. 79* T. BURM. FL Ind p, 153. (22) Hibiscus Fol. Cordito • haitads , Peduncul s airernis &c. FL Zeyl. 266. Kecmia Zeylanica urens pilofa annua. SEB. Kah. I. T. 18. f. 3. Burm. ZeyL 137* Alcea penta- eoccos , Ranunculi Auncomi foli© & facie. PlX'iL. Alm* T« J25. f. 3» BURM. Fl. Ind.. i;3. T. 4S. f. i, II. Deel* X. Stuk. Enkblbrobderige KaüïDii IV, den en overhoekfe eenbloemige geknikte ^??I*U Eloemfieeltjes. l£mD* °uder de Ceylonfche Planten is deeze by den Keiwy- oaam van Ketmia voorgefteld door den Hoog- ?3s& leeraar ]. Burmannus, die het Kruid ech- ter vkens noemt in plaats van urens (brandende) zo als men het by S eb a , doch niet in 't Tweede, gelyk de aanhaaling van den jongen Fleer,, en in navolging van dien ook by den Ridder luidt, maar in het Eerfte Deel zyner Kabinetten s te regt getyteld vindt, en omftandig befcfareeven* Aanmerkelyk fchynen daar van de andere Af- beeldingen te verfcbillen. Het Kruid zegt Se- ba hadt Wyngaardbladen en over 't geheel eer* ruige brandende Haairigheid* Volgens Lin^us is de Bloem plat ; de Vrugc beftaat uit vyf Zaadhokjes en het heeft tien Meeldraadjes , waar vaq de vyf buitenften dikwiis onderfcheiden zyn. De Bloem is Zwavelgeel mee ecnen donker* paarfchen Navel* xx 111. (23) Hibiseus met de onderjie Bladen Hart* yl^L yormiS gefpitst 3 Zaagtandig ; de boven- vïrgitu- fien Piekswyze. fche, In Zoutige Moerasfenvan Virginie groeit dee- ze Soort 3 welke een opgeregte groene gladde Steng (23) Hibiseus Fol. inferioribus Cordatis acaminatis &c. €ron. yirg. 10a. A]cea f. Bamia Americana par/o Fiore* MONA0ELPHI A. ?I Steng heeft en rcode Bloemen , meest op een- UK zaame Oxelfreeltjes ; de Vrugten uit vyf en- A™Li kelde Zaadhuisjes beftaande die de figuur heb- Hoofd- ben van een Kromhals der Chymisten , zoSTüru Clayton heef c opgemerkt. ^ Wegens de Zaadhuisjes behoefde derhalve van dit Geflapt dat Heefterig Waterkruid niet uiteemonfn-d te worden , 't welk de vervolger van Trew 9 door Eu r et afgebeeld zynde, voorftelt onder den naam van Malache (*)• Op Jamaika vondt Sloane het overvloedig aan de Oevers van fommige Rivieren. Hoewel de Zaadhokjes van hetzelve, volgens de Afbeel- ding, weii ig naar een Retort gelyken , en het gede Bloemen heeft, fchynt het nogthans vry naby te komen aan deeze Soort. Die zelfde Konftenaar Ehret heeft een Virginifch Gewas afgetekend > welk ook veel gelykt naar dit flag van Planten. Het was door hem Abutilon genoemd en de Ridder hadt daar van, onder den naam Napm% een Geflagt ge* maakt in deeze Klasfe (f) ; doch het is met reden thans , dewyl 'er Mannetje en Wyfje van zyn , door zyn Ed. tot de Tweehuizigen be- trokken ♦ in) (*) Ma!ache feabta. THEW Ehnt. T. s>04 Abutilon Fiut. Aq. Polio Cordato , Fore paüide luteo. Hotst. A'cea Fruticofa Aq» Fol. Cordato fcabro , Fl. palisde lut«o. Sloanë. Am>r. $7. Hifi» L p. zzl T. 139- P 2» (t; Syts. Nat. XU. Tom. |ï. p. 455» Spec. Plant é p4 $5ju E 4 II. Dxil. X« Stuk, IV. ^ (24) Hibiscus met de onderjie Bladen gehoekt ^xva^# Hartvormig , de bovenjlen eenigermaat* Hoofd- Piekswyze 9 de Bloemen bym knikkende %n den Styl neergeboogen. XXIV. Hibiscvi jpi(; Krujd in de Moerasfen vau het Vened* pentacar* pos. qanfchq Gebied voorkomende a gclykt zp zeer- Vy VW^j^ ^e voorgaande Soort, dat het wel daar uit kon gefprooten zyn % zo de Ridder oordeelt. Het heeft de Steng drie Voeten hoog ; aan den top Bloemen op eenzaame Qxelfteeltjcs* De buiten- ge Kelk is uitgebreid roet Elsvormige §traalen£ de Bloem bleekrood met geele Meeldraadjes j de Styl \vit met yyf geknopte roode Stempels. xxv. C2S) Hibiscus met de Bladen eenigermaate ^thtofh Wigvormig en byna drietandig , de bo* \iYhisnfet venften gepaard; de Bloemen aan 9i end* Aan de Kaap vak d.eeze 5 die een klein Hee~ ftertje is3 met zeer kort geHeelde Bladen % mecss drie, doch ook fomtyds vyftaudig aan 't endde# Takken , alwaar de Bloemen voortkomen, op> ^eer korte Steeltjes, 't Qewas ruikt naar Mos,- (26) r f24} Hibiscus Fol. Inkïloühiis Cordatïs anguïatss &c. ƒ/. Qti/r* 3SO. R. Lugdb, 359. KetmJa paluftris &c. MiCH. Flor. 54 < ozz' t. It< 2, p. 309. Ketmia pal. minor folio angus- to Z & KICH. P'enet, ï S 5. T. jl. ( 5 Wfaicui Fol. fubcuneatis fhbtridentatis &c. Manu 258. A«.c. Veficajiae iïmilis ^thiopica Mofthum rtfdaleas* ïlüK* «rfüf. iSi T. 25*. s* U O H A D B L I H I fÜ 73 ra6^ Hibiscus met driedeelige ingefneeden Bh- IV. ^ de» e» opgeblazen Kelken, xvu. HOOFD- Qnder den naam van Trionum , by welken stuk» het de Ridder tot een byzonder Geflagt gefteld »f£ ïiadt, vindt men deeze Plant , die een Jaarlyks ,r,w. fieraad der Bloemperken uitmaakt, in de Plan-Baa"se* ten-Lyft van den Leidfchen Akademie-Tuin geboekt, Zy heet Venetiaanfche Alcea by d§ oude Autheuren , of Blaazige , wegens de Vrugt, T o urnefort hadcze betrokken in 't Geflagt van Ketmia. De Bloemen gaan niet dan tegen den Middag open ; twee Uuren daar Da zynze wederom geflooten en verwelken , zo dat men 'er eigentlyk niet veel aan heeft, hoewel dezel- ven fchoon rood zyn. De Steng is anderhalf Voet hoog , verfpreid en ruig, zo wel als de Zaadhuisjes , die aartig zyn wegens de Kloot- ronde figuur en "t maakzel. DeKaapfe, hier als eene Verfcheidenheid te berde gebragt , heeft , volgens Li nn^iis, de Steng regter en eenvoudiger ; de Bladen en- feeld of half driedeeligen de bovenften vyf kwab- big : de Bloemfteeltjes langer dan de Bladftee- len (iS) Hibiscus Fol. tripartitis incifis , Calycibus inflatis, CJOUAN Monsp. i$U H. Ups. 206. Ttionum. H. Cliff. 3*9. R. Lagdi. 3 5 8. Alcea Veficaria. C. B. Pin. 317. Alcea ge- jegrina Solifequa. Lob. Ie. €$6. /}. Ketmia Veficaria Afri- cana. Toubnf. Inft- «o»* Alcea Veficaria Cap, Bonae Spei, MORIS- Pr&l. H7' Hifi. II. p. 533* E 5 51, 9$EL. Xt STV% 74 DÜBBELBROEDERIGE KRUIDEN. Vee' man nige. IV. Jen, Deeze fchynt , 70 zyn Ed. oordeelt, uit AxvuRL hec Trionum door de Ruuwbla^ige KaapfeMa* Hoofd, luwe bezwangerd, te z^n gefproocen (*). stuk* pe overige Geflagten deezer Klasfe, Stewar* ' Ha , Camellia , Me/aa , Morifonia , reeds onder de Boomen,en Gordonia onder de H ceder sbefch ree- ven zynde, gaa ik thans tot de volgende over* XVIII. HOOFDSTUK* Befchryving der Düijbelbroe de r i ge Kruiden (Diade^phia j) onder welkende Vlinderbloemige ( Papilionacece ) meefiendeels begreepen zyn : %o dat daar in onder anderen voorkomen de Cejlagten van Erwten , Boonen > en dergelyke eetbaare l^rugten , als ook van Vitfen, Cicers, Lupinen , Lathyris; fozStal- kruid , Klaver , en meer andere zo Veld- als Bloemplanten. Tot de Vyfrnannigen , dat is die vyf Meel- draadjes hebben , in deeze Klasfe 3 be« hoort het Geflagt van Monnieria. Een vyfdeelige Kelk met de bovenfte Slip lang ; een Smoelachtige Bloem : twee Meel- draad- (*) Filia Trionii e Mal?a CapenG fcabroö Patre, Syft* Hau Veg* XllU D I A » B L P H I &: 75 draadjes, het bovenfte met twee, het onderfte IV, niet drie Meelknopjes, en vyf eenzaadige Zaad- Axmtu hokjes , maaken de Kenmerken uit- Boofd* De fchrandere Loeflino heeft de eenig- STU1U fte Soort , door hem Driebladig bygcnaamd(i)f M»nnbrU in Zuid -Amerika ontdekt. De Steng van dic^^iadi,. Kruid was f en Voet hoog : de Bloemen kwamen ge.U 3 Aairswyze voort , zynde wit van Kleur , met den Mond van 't Pypje in vyven gedeeld, rnaa- kende een enkelde Bovenlip en een vierdeelige Onderlip. Het Vrugtbeginzel was roodachtig met een enkelden Styl en platrondachtigen Stem- pel. Dit Gewas valt ook aan de Kaap, doch aldaar heeft het de Steng overal bezet met klei- ne Doorntjes (*). Onder de Zesmannigen komt voor, het Ge- flagt van F ü M A R ia* Duivekervel, Een tweedeeiige Kelk , een Smoelachtige Bloem : twee Vliezige Meeldraadjes , ieder mee drie Meelknopjes ; maaken de Kenmerken van dit Geflagt uit, dat veelal Kervelachtig verdeel- de Bladen en daar van den naam heeft. Het bevat dertien Soorten, waar van de twee eerden de Bloemen met twee, de overigen met ééne Spoor hebben , als volgt. (0 (i) Monnleria* Syfl, Nat. XIL Gen. 8.;o. $69* Peg* XUI. p. 519» I OEFL. Hiip. 197' (*) BURM. FL Cap. Predr. p. zo* IU &1IL« X, STUS« J6 Dubbele roederioe Kruiden. W« (i) Duivekervel met een naakte Bloemfteng. Afdeel» Hoofd- Dit Virginifche Kruid heeft een knobbeligen stuk» Wortel, die uit Vleezige Bolletjes Schubswyze i. L> famengefteld , met lang geftqelde driedeelige c!!!£!£ en verder Vindeelige Bladen 5 waar tu^fchea *j. een Stengetje uitfpruit met zeer mismaakte Bloe- men. Het groeit ook in Kaaada. II. (a) Duivekervel met een gebladerde Steng 9 inzien-* de Bloemen van agteren tweekwabbig. Jyke, In Siberië komt deeze voor , een Plant met zeer fchoone Bloemen , veel gelykende naar de Bolwortelige , maar in alle opzigten grooter. De Bloemen zyn van grootte als een Duimlid en ïoopeu van agteren in tweegelyke ronde Kwab- ben uit. Het Kruid heeft een opgeregte Steng en de Bloemtros zonder Blikjes. III. (3) Duivekervel met enkelde Stengen > de Blik* ttoïiits. jes fcQYter dan de Bloem en onverdeeld. Dee» (ï) Fumaria Sca po nudo. Syft. 2t&t. XI r. Gen. 849» p» 4S9. Ve^ XIII. p. 529. H. Cliff, 351.1^. Luglb. 393. Gron. Virg. ic3. Funaaria Siliquofa , Radice grumofa. Pluk. Jiim. i6z> T 90* f. 3- Capnorchis Arnericana. Borh. Lugdb. ik p. 309. Bicuculteta Ganadeniis , Rad. tuberofd Sqmraata. Mem, F ar. 1733. (2; Fumatia Flor. poftice bilobis , Caule foliofo. Am. jlcod. Vil. T. 7. (l) Fumaria Ca ui. fimplicibus , Bra&eis Fïore brevioribus inJiviiïs. GMEL. «Sï£. IV. p. 6ó, T. 3*. JACC^ fffrr*. T. SU. X) I A D E L P H I A» 77 Dceze , van den zelfden Landaart , is van IV. dergelyke Gertalte , hebbende de Steng één of ^Hf* anderhalf Voet hoog en Wortelbladen byna als Hoofd* die der Akelei jen > een Span groot. De Bloem- STÜK# tros , over ééne zyde , is voorzien met Lan* 4Tia% cetvormige Blikjes* De Bloemen, eens zo groot als in de volgende , zyn wit , met geele rand- jes en hebben den Reuk van Primula Veris , maar de Lippen zyn niet uitgerand noch Zaagtandig : de Keel is zwart getipt ; de Kelk klein ^ mee Tandjes. f4) Duivekervel met een enkelde Steng, de *v* Blikjes van langte als de Bloemen. Buihofa. Bolwoi- Ondcr den naam van Boontjes Holwortel zyn tcllge' de Kruiden in de Geneeskunde bekend , welken de Ridder betrokken heeft tot deeze Soort. Zyn Ed. acht dezelven overeenkomftig wegens den Vleezigen Wortel , die echter in de eene hol is, in de andere niet ; verfchillende dezelven ook in de Geftalte aanmerkelyk , des de Heer H alle r dezelven Soortelyk onderfcheidt. Deez' acht het ook niet waarfchynlyk, datzy bei* (4) Fumarsa Cïïule flmplici , Bra&eis longitudine Flor urn. Mat. Med> 344. GORT. Belg. 20*. GOUAtf Monsp. 353. H Clif. 351. R. Luzdb. 394. Sttes. Kram Auflr. öcc. *, Fum. Bulb. Rad. Cava major. C. B. Pin. 143. Radix ca* va. Dod. Pempt. 327. Rad- cava Hcrbariorura. Lob. Ic. 759. fiy y. kadice non cava major & minor. C. B. Pin. 143^ Rad. cava minor. Dod. Pempt 317. Fabacea Radice Cap- jjos altera. Lob. Ic 7 $9, Radix cava viridi ftore» Ik, p. 760» il« DSBLs X, STUK. DUBBELËftÖEDÈ&ïGË KRÜlbfcfó IV* beiden uit ëéne Plant zouden gefpröoteü zyht Axvni.L' §elyk L i n NiE u s geopperd hadt* Die met den Hoofd- hollen Wortel, merèt^hx aan* heeft de Steng *tuk. tweebladig , en Lancetvormig Eyronde Blikjes ; ^*m*n'd\e met den digten Wortel veelbladig en de Blikjes gevingerd* De Kleinere, welke Lob el afbeeldt, en Hol wortel noemt met groene Bloe- men, zou een jongere Plant zyn* De Wortel van de eerlte, ondertüsfchen , is dok fomtyds niet hol maar digt, en de Bladen , zo wel als de Bloemen , zyn gemeenlyk paarfchachtig 5 fom- tyds wit ; van hetzelfde maakzel in beiden (f); Van veelen wordt dit Kruid , als ik gemeld heb * , onder de Osterlucie geteld , wat de *hd. Wortelen aangaat , en men vindt 'er dergelyke bi! 'i^o?K,kragten san tcegefchreeven f. Het Extrakt , tib bi. ^at men 'er met Wyngeest van maakt, is zeer * bitter, iets Zoutig met een langduurige fcherp- te; dat met Water is niet minder bitter, bei- den zonder Reuk Het dient tegen Afloo- pende Koortfen, gelyk andere bittere zaaken» Uitwendig flrekc het Poeijer tot zuivering van Wanden of Zweeren en belet de opgroeijing -van 't weelig Vleefchu (5) Duivekervel met Liniaak B.aauwen> tot fm? een Pluim vergaard en een opflaande Steng. Altyd • We, gtoeaso Hall. Hij}. Sthp. Heh. incboata. 1768. p. 150* (l) Carth. Ftmd. Meel. nov. Ed. p. ji6. *(s) Fumatia Süiquis Linearibus panicularis , Cauleere&o, <ïi. Ups. Cliff. K.Lugdb. 394'Furnaria Siliquofa fempervirens. CORN. Canad, 57. T. 57. MoBIS* S. 3* T. 12. f. 1, Capnoi* ffes. TOU&IW, Inft* 4^3' MlLL. Di&. T. 70. Wegens de lange fmalle ronde Haauwen AR hadt TouRNEPORT dit Kanadafche Kruid , Axfmfa in de Tuinen van Europa niet onbekend, tot Hoofd- een byzonder Geflagt , onder den naam van Capnoides, opgeworpen. Het verfchil der Vrug- druf.*"" ten maakt , by L/nn^üs, hier geen onder* fcheiding. Kapnos de Griekfche naam van de Duivekervel zynde, was dit een Kruid , dat 'er in Geflalte naar geleekt Het groeit omtrent een Voet hoog , heefc blaauwachtig of Zeegroene Bladen, en getrofie Bloemen, die Vleefchkleu- rig maar aan den Mond Goudgeel zyn. (fi) Duivekervel met Spilronde Haauwen en vr, utea. verfpreide Stengen 5 Jtomp gehoekt* In Barbarie is de Groeiplaats van deeze, die naar de volgende zeer gelykt , d °ch een over- blyvende Plant is , hebbende de Spoor der Bloemen rond , half zo lang als het Pypje en de Trosfen zonder Blikjes. Men vindeze wel doorgaans met gcele , doch ook fomtyds met witte Bloemen» Sommigen gaven 'er den naam van Split aan. C7) Duivekervel met Liniaale vierhoekige „ vn- ~* r 7 o 7 CapnotdiU Haauv/en en verfpreide fpitshoekige $ten~ vieïhoe- gen. Dee-ki£e' f6) Tumarla Süiquis teretibus &c. Mant. 258. MïLL<» Diïï* 4. Fumaria lucea. C. B. Pin. 141. F ïm ina hueat montana. D\l. llifl 194. Lob. Ic 7$%. Fum. Tingicana &c. PLUK- Alm. 262, T. 90 f. 2. (7) Fumwia Sil. Lingadbus tecragonïs &c. JFum. Caufe %M H. Deel- X, $'&m>> 8ö DüBBELBRÖEDEïUSE KRUIDE^' IV. Deeze , die in de Zuidelyke deelen van Eu*' A*x\n\u roPa &oek 9 is 0ök in het °ver" AlpifchSwiw Hoofd- zerland waargenomen, volgens den beroemden stuk» Haller, Zy verfchilt van de voorgaanden n^c.tmaH' aanmerkelyk , niet alleen door de vierhoekige Haauwtjes , die bovendien omgekruld zyn , maar ook door het Loof, dat dubbeld gevind is en de uiterfte Vinblaadjes Eyrond gekwabd heeft* De Steng is uitermaate Takkig* ytn. (8} Duivekervel mei dabbeld drievoudige Êla* In™*"* den en Hartvormige Blaadjes. pbylla. Negenbia- Van deeze , die in de kloven der Steenrot* . fen in Spanje en op Sicilië groeit, verfchilt het Loof aanmerkelyk van dat der voorgaanden* Het beftaat , naamelyk, uit byna ronde Blaad- jes, welke drie aan drie op Steeltjes zicten , waar van drie, zeer lugtig,een Blad famenftellen, dat dus uit negen zulke Blaadjes beftaat tx. t (9) Duivekervel met eenzaadige getrojle Zaad* G^eene!' huisjes en een verfpreide Steng. AI- Ramofo difïufo &c. H. Gif. R. Lugdb. 394. GOUAN Monsp. 353. Fum. fempervirens et florens Fïore albo. Hèrm. È&u Funi, Fol. pinnatis, Pinnis pinnatis, Pinnulis lobatis , ova- tis, SïL brevibus incrispatis* f-f all» Helv. inch» p. 150. (8) Fumaria Fol. triternatis , Foliolis Cordatis. Fum. Hisp. Saxatilis, Fol. amp!. Cordiformibus &c. Tournf. Infl. 4*2. Fum. enneaphyllos Hisp. Saxatilis. Bocc* Mus> II. p. 83. T. 73- Barr. Ie. 42. (9) Fumaria Pericarp. msmospermis Racemofo * Caula difTufo. Mat. Mtd. 34 j. Gort. Belg. 202* Fi% Suec. 534 t 6jo«j D ï A D E L P H I A> 8* Alom op Akkers * in Zaaylanden en Moes- Vfe. hoven, door geheel Europa, komt als eenOn- r xvuu Sruid deeze voor , welke men in 'c Franfch Fume- Hóof©- terre noemt, in 't Engelfch Fumitory^ met dens™^^ Latynfchen naam Fumaria overeenkomftig , die dria. , . wederom met den Griekfchen naam Kapnos ftrookt. In 't Hoogduitfch geeft men 3er den naam aan van Erdraitch 9 Taubtnkrepf en Kat* zen - Kerbel ; gelyk wy ze ook Aardrook , Dui- vekervel en Gryfekom heeten ; zonder dat van alle die benaamingen de oirfprong zeer blyk- baar is. De laatfle zou afkomftig kunnen zyn van de gryze kleur van 't Loof, Pliniüs leidt den eerften daar van af, dat het Sap tot opheldering van 't Gezigt zou dienen als de Rook* 't welk tegenftrydig fchynn Het is een Kruidje met fyn verdeelde Bla- den, als van de gewoone Kervel, doch Zee* groen van Kleur en als berookt * groeijende caauwlyks een Voet hoog en zig wyduitfprei- dende. Het heeft gedeelde Bloem* Aairen, die Röozekleurig zyn , van een byzondere onregfel* maatige figuur > door TourneforI* zeer fraay in Plaat vertoond. Indien men de Bloemen 9s morgens opent 3 dan verfpreiden zy ongeloof- lik veel Stuifmeel. Het Zaadhuisje is rond % van grOOt- tfjo. fCRAtf. Auftr* 207* HALL» Hèh. 6cs. GÖRT. Ihgr. m. GciüA& Monsp. 3ïS. Fumaria Officinarum et Dioscori* dis, C. B. Pin. f43. Fumaria. DOD. fèmpu jp. Capnos© LOB. Is. 756. TCUBNï. Injl, Tab. £37© 11. mtu X. STUK, 82 Dübbelbroedeiuge K ruiden. IV» grootte als een Peperkorrel, en bevat een en» A£iu.L kei Zaadje. Hoofd- Dit Kruid , van ouds als een Geneesmiddel *TÜK# bekend, is inzonderheid in heete Landen dien- {Hg, wegens den overvloed van zyn verkoelend Sap, dat tevens de Maag verfterkt door zyne bitterheid en den Afgang bevordert* Hier in komt het met de Suikereyachtige Kruiden , ge- lyk de Paardebloemen en anderen , overeen, 'c Is een uitmuntend Bloedzuiverend Middel, te- gen Vuurig Uitflag, Jeukt en andere Huidkwaa- ien, als ook tegen 't Scheurbuik dienftig* Men gebruikt daar van hetf uitgeperfte Sap of Af- kookzel , of tot Pillen verdikte Extrakt. Veel wordt het in Meydranken voorgefchreeven. Door Kryftallizatie komen uit het Sap Salpete- fige fïguuren, even als de Boontjes Holwortel, voorgemeld , die van gemeen Zout uitlevert* Deeze zal het misfehien zyn, die men Hol- aardkruid noemt , zoBoerhaave meldde (*). x. Duivekervel met eenzaadige getroste umaru oreola* Haakige. Fumana Zaadhuisjes en klimmende eemgszms Haa- Capreola* J ta. kige Bladen. Voor eene Verfcheidenheid van de Gemee- ne (*) UB. fpur* de Plant. p. 389- (io) Fumaria Peric. monofperm. Racem. Fol. fcand. fuf>- cinhofis. Ofd. Dan. 340. c. li. Pin, 143. Fimuria tnajox fcandem Fl. pallidiore. RAJ. hift. 405, D 1 A D E L P H ! hl 83 Ee Duivekervel wordt dceze , die met haare Klaau- IV* wiertjes by de Planten opklimt, door Doktor A^vw!^ Gerard gehouden. Hy acht dezelve uit de öoofd- Gemeene te zyn gefprooten , wanneer deeze %rx3K* gelegenheid had , zig elders aan vast te maaken ; iJ£*a** doch waarom , mag men vraagen , komt daa niet alom die Haakige Duivekervel voor. De andere zelfs hecht zig door verwarring dik wils aan de byftaande Kruiden, Vu) Duivekervel met eenzaadige geaalrde **• Zaadhuisjes 9een opgeregie Steng en Draad* $pk»ta. achtige Blaadjes. Geaaide, In Spanje , Provence en Italië , groeit deeze Dunbladige Duivekervel , die veel digter Aair dan de Gemeene heeft, met hooger Kleurige Bloempjes ; hoewel menze , zo wel als die % ook met witte Bloemen aantreft* Zy fchynt mede een Verfcheideaheid of daar uit te zya gefprooten. (12) Duivekervel met Liniaale Raauwtiesen XTT\ , , , n 1 1 Clavicula* geklaauwierde Bladen. ta. Geklaau* j)ewierde% (ïl) Fumaria Pene. rnonosp. Spïcatïs &c. GOUAN Monsp* 354. Fum. minor tenuifblia. C. B. Pm. 143 Seg. Vtr> 11^ p. in. BARR. Ie. 41. Fun min. ten. prscox Sera. Lïnu MORIS. H'ft. 1U p. 26Z. S. J, T. 12. f. 13» Gm» PrOV* &94. (tz) Fumaria SiKquis Linsadbus , Fol. Ckihiferis. H. Cliffo &• F 2 H. Peel. X* Stuk. 24 DübbELeroederige Krüi& Eüf. IV. De Zaadhuisjes onderfcheiden deeze , die Afdeel. an(]ers veel overeenkomst hebben zen met de hÏofd- voorgaande Haakige Soort. Hierloopen deBIa. stuk. deu f beftendig , aan 't end in Klaauwieren ,f;iman uit. Zy komt niet alleen in Engeland op vogti- ge Steenige plaatfen , maar ook in ons Neder- land hier en daar , ja zelfs in de Zuidelyke dee- len van Europa, onder de anderen, voor. x!Ii. (X3J Duivekervel met Klootronde fpitfe opge» Jt}™aria blazene Haauwtjes en geklaauwierde Bla~ Blaaaige* Een zeer zonderling Afrikaanfch of Kaaps Zaayplantje maakt deeze uit , veel naar de laatstgemelde gelykende, doch daar in verfchiU lende, dat het Blaazige Vrugten heeft, byna als de Krieken over Zee , zogenaamd , in wel- ker midden het driekleppig Zaadpeultje zit, veele kleine ronde Zaadjes bevattende. Die Vrugten hangen aan zeer dunne Draadjes. Men vindtze door Boerkaave reer fraay afge- beeld. Volgens den Heer N. L. Bürman- NOS R. Lugdb. Goüan Afonsp. $cc Gort. Belg. 203. Fumaria Claviculis donata. C. B. Pin i4§. MoriS Hifi. II. p. 166. S. 3. T. i*. £ 3. Fumaria aiba latifoHa. Raj Angl. III* p. 335» fi3> Fumaria Siliq Globofis acutis influis &c. //. Upt* Clïff. K. Lugdb. 39+- 4* Fumaria alba Veiïcitia &c. ïluk. Alm. 400. T. 3 35. £ 3. Cyfticapnos Africana fcan- dens. BotaH. Lugdb. h p. 3^ Tab. Dia E L P H I A. 85 Bus groeit de Gemeene of Winkel - Du5veker- A/^EL- vel ook aan de Kaap der Goede Hope. xvln/ Onder de Agtmamigen deezer Kiasfc komt Hoofd- eerfc voor, het Gtflagt van oa^dria, Polycala. Kruisbloem* Van dit Gtflagt heb ik de Kenmerken opge- geven, toen ik de Heefterigeo in hetzelve be- fchreef *: thans volgen hier de overige Soorten- * ^P- hl. 4^2. (1) Kruisbloem met gekamde geaairde Bloe- u men , een Kruidige Takkige opjlaande Steng en overhoekfe Elsvormige Bladen. Liftte- In Virginie en Kanada groeit deeze , die de Stengeen Span of een Voet hoog en dun heeft, doorgaans met drie Takken van boven en zeer fpitfe Eivormige Bladen , wyd van elkander. De Aairen hebben een zeer hooge incarnaate of paarfche Kleur. De Bloemen zyn met een veeldeelig Kwastje voorzien. (2J Kruisbloem met gekamde Hoofdjes» Bloe- M. men 5 zeer enkelde Stengen en verfpreide tbl & 1 Borjtelige Bladen. wit# (3) (%) Tol%da Tlor. Criftatis Sfcnh &c. Syft. Nat. XIX* Gen. 851. p. 4^0. Vcg. XlH, p. s*o« PoL Mariana angufti* ori folio. Pluk.. Mant. T. 438* f. s. Polygaia Mari- tendica &c. Raj. 639- (i) Polygala Flor. Oifratis Capitatis &c. 99. F 3 II* Ds^L. X STOK* 86 DUSBELBROEDERICR KRÜIDEüf, IV. Afdeel, xvhi. HOOFD- STUK» Ui Polygala Brafiliev Jïs. aanfch. 'V. Trkho- fperma, Haairzaa- dig. V. Vulgaris. Gemeen. (3) Kruisbloem met gekamde byna ge-aairde Bloemen , zeer enkelde Stengen en verfprei- de Lancetvormige Bladen* (4) Kruisbloem met gekamde geaairde Bloemen, Roedachtige gejtreepte Stengen en Liniaa- le Bladen. Weinig verfchillen deeze 5 gelyk uit de be- paalingen blyku De twee eerften zyn in Brafil waargenomen en hebben witte Bloemen. De laatfte, die in 't Ryk van Nieuw Granada valt» is door den fchranderen Heer J acquin afge« beeld. Hy noenuze Haairzaadige f orn dat hec Zaad met lange Haairige Baardjes is gekroond» Cs) Kruisbloem met gekamde getrofte Bloemen» Kruidige enkelde leggende Stengen en Li* maal - Lancetvormige Bladen* Dit Kruidje , dat overvloedig voorkomt in de Duinvalleijen van Holland, als ook op Akkers en f3) Polygala Flor* Grift, fubfpicatis 62c. (4) Pohgala Flor. Crift. Spicatis $ Caulibus virgatïs &c* Syft. Kat. Ed. Xü. App. pik 23*. Mmt. 259. Polygala Flor* fubcrifttis Spicatis &c. JAC<^ Oès. lil. p. 16. T. 67* (5) Polygila Flor. Crift. Racemofis , Caul. Hcrb. fimph procumbentibus Sec* GouAN Monsp. Polygala Fol. Li n. Lanccolatis &c. Vit. Clijf. 70. Hort. Cliff. 35a. Fl. Svee. $%6. Gort. Belg. 20 3. R. Lugdb. 393. Poïygala vulgaris major. Cu S Hïft. 1. p. 324. VAILL. Paris. 161. T. 3U f* * Polygala vulgaris. C. B. Pin. 215. Polygala recera- tioxmn. Lob. / Hier hebben ^y de Meelknopjes Jptman aan 'c end van een gevouwen Vliesje, waar uit Hall er oordeelt, dat het Kruisbloem niet tot de dubbelbroederigen behoore* De Styl fcheen my dubbeld geknopt té zyn of twee Stem- pels te hebben. Voorts is hier de vergroote Bloem by A vertoond: alwaar a de twee groo» te Kelkblaadjes (|), 6 twee van de drie kleine en c de Bovenlip der Bloem, die de Meeldraadjes in- fluit , aanwyzen. De Styl met zyne twee Stempels is in 't by zonder, door zeer fterke vergrooting, by B, en het Stengetje , voor V overige , ten natuurlykfte afgebeeld. vin. (2) Kruisbloem met gekamde Bloemen in naafa Panlïf£ te Trosjes vergaard , Kruidige opgeregte ta . van boven Takkige Stengetjes en Liniaale Westm* ^, , ° A difch. Bladen. (9) (f) II. D. V. STUK deezer Nat. Hiflorh, bladz* 43 3* Pl. XXV. Ftg. 1. (I) Volgens Linn* Gen. PUnt. zoudeïi deeze de Vleu- gels van de Bloera zyn , waar door zyn Ed. die Vlinderach* tig maakt ; doch het is eigener dezelven , gelyk hy in Syfl. Nat. Ed* Xll, XUL beiden doet, voor Kelkblaadjes te houden , niertegenftaande zy gekleurd zyn : alzo zy bui* ten zitten en overblyvende het Zaadhuisje influiten# (8) Polygala Flor. Crift. Racemisnudis &c. Am. Acad. V«p* 40a. Poly^ala Herbacea minor ere&a&CtBRQWN. 287. Dïad«**hia- 91 fp) Kruisbloem met gekamde Bloemen , een IV. naakt zydelings Trosje , Kruidige Sten. A"f*^ zetjes en Lancetvormige Bladen. Hoofd- stuk. Deeze beiden , waar van de eerfte in de WestindiSn , op Jamaika , de andere in Siberië sjkMta. groeit, gelyken zeer naar malkander en de laat- sibenfdu fte inzonderheid naar de gemelde Japanfche Soort; te meer, om dat deonderfce Bladen rond- achtig worden gezegd te zyn. Men vindt aldaar, behalve het Gemeene Kruisbloem , dat ook over- vloedig in Rusland, en zelfs op Ysland groeit, nog meer Ver fcheiden heden , die meer of min daar van afwyken in Geftalte en in het Loof. De veertien volgende Soorten , meest Kaap- fe, Oost- en Westindifche Heeftertjes, reeds befchreeven zynde , als gemeld is , kome ik tot de Kruidige, die ongebaard zyn , dat is zodanige Kammetjes niet aan de Bloemen hebben ; als (14} Kruisbloem met ongebaarde Bloemen, die geaaird zyn , een opgeregte Kruidige zeer reSengi£« enkelde Steng en breed Lancetvormige Bla-tlg* den* la (9) FolygaU Flor. Crifh Racemo laterali irudo &c. Po* lygala multicaulis. Amm. Rutb. N. 43 > 44 > 45» (24) Polygala Flor. iraberbibas Sp catis &c. Am. Acadu II. p. 139. T 2. MlLL. Di&. T. 5. GRON. Virg. I. p. %q, II. p. 103. Mat. MeL 345. Plantula Marilandica &c. Raj. SuppL 640. KIEKNAK DEE Rad. Senega. Msmogr. Am, Accd, UtS« 02 DüBBELBROEDSRlGE KRtflDElT. IV. In Virginie Maryland en Penfylvanie, groeit fxv"1'*1 Kruid> welks Tegengif dgc hoedanigheid, Hoofd in 't jaar 1736, door de Indiaanen aan de Inge- stuk» zecenen van Penfylvanie bekend gemaakt en fe- t&f?*** dert door Europa verbreid werdc. Zy noemden het Sennagar, en het wordt, in navolging van dien , Radix Senega of Seneka geheten , hoewel de Engeifchen hetzelve Rattle- Snafa Root>dzt is Ratelflang- Wortel, ty telen. Uit ten Houtig, Vezelig Worteltje geeft het enkelde ongetakte Stengetjes, die rond , glad, naauwlyks een Voet lang en zwak zyn, onre- gelmaatig bezet met Eyrond- Lancetvormige^ naauwlyks gefteelde, gladde Bladen, opwaards grooter dan beneden. De Steng loopt in een los Aairtje van ongedeelde witte Bloemen uit. De Indiaanen hadden veele Jaaren reeds dee- zen Wortel aan de Europeaanen in Penfylva- nie verkogt , als een Geheim tegen den Beee der Ratelflangen ; 't welk van goqde uitwerking bevonden werdt. Men gebruikte ruim een half Drachme van het Poeijer , inwendig ; doch de Indiaanen kaauwden den Wortel, flokten het Sap in , en leiden het gekaauwde op de Wond. Doktor Tennet nam in het gezegde Jaar verieheide Proeven , en bevondt de Tinóiuur met Wyngeest geel en brandend fcherp en een Braakmiddel ; het Aftrekzei met Water wit- 3 byna drie op een Steeltje ; een Kruidige opgereg- te Steng en Liniaale Bladen overhoeks. (a8) Kruisbloem met ongeh. Bloemen; veeU bïoemige Steeltjes zydelings; verfpreideKrui» dige Stengen en fpitfe Bladen. Deeze twee , waar van het eerfte 5 gelyk de voorigen , een Jaarlyfcs Kruidje is , het andere overblyft , komen op Ceylon voor. De laatfte *n. d. heeft het Loof naar dat van Zee-Melkkruid* binVSi8.K,gely^ende^ waar van de bYnaam« Ar». Aead. II. p» 104. Polygala rubra Virg. Spïcê parv£ Compa&d. PLUK. Alm. 300. (17) Polygala Flor. imb. PecL fubtrifloris &c. Fl. ZeyL 2694 Linaria minima Zeyianica. Bukm. ZeyL 143, (28 Polygala Flor. imb. Ped. multifloris Iateralibus Sec. Fl. ZeyL 270. Alfine Glaucis marin* folio. Bumm. Ztyl* 23. BUUM. Fl. InL 154* XXVII. Polygala triflora. Driebloc- mig. XXVïIt. Claucoides. Meikkrui- dig. (29) Kruisbloem met ongeb. Bloemen , de Zaad- IV; huisjes kanthaairig getand; de Steng Krui- Aj£**L d/g £ft opftaande. Hoofd- stuk* Deeze vak ook in Oostindie en heeft het Sten- Xjnx. getje maar een Vinger hoog , Takkig, zynde Jj^J* mede een Zaayplantje. Het Zaadhuisje is aan Kanthaai. den rand overal gehaaird. Iig' (30) Kruisbloem met ongeb. Bloemen; rappi s ge Bloemjleeltjes ; eene Kruidige Takkige Biofdkieu- epgeregte Steng. !* (31) Kruisbloem met ongeb. Bloemen van el- xnui kander afjlaande; Liniaale gekranjle £la-^rttctlla~ den; een Kruidige Takkige Steng. Gekranst. (21) Kruisbloem met ongeb. Bloemen; de Bla* *xxir* den in 9t kruis geplaatst. Gekruist., Deeze drie behooren tot de Verfcheidenheden van het Kruisbloem > in Noord - Amerika voor- ko» f29) Polygala Flor. imb. Caps. ciüat© • dantatis &c. Fu 2eyl. 268. BURM. F/. Ind. 104. (30) Polysrala Flor, irnb. Polyg. Mariana anguftiore fo- lio, Flore purpareo. Pluk Mant* 1^3. T. 4.3 s. f. s» il 1) Polysrala Flor. hnb. fpatio t'emotis &c. Polyg. Caul. Filiformibiis &c. Grqn. Firg. 103. Polyg. Mariana quadri» folia minor &c. Pluk. Mant. 153, T. 438. f. 4» (3ï) Polygala Flor. imb, Fol. quaternis. Ac ad. IL p. 138. Gron. Virg. 103. Pol. quadiifolia f. Gmciats* Pluk* ^//«* 301. Raj. Suppl4 «39» IL 0BSI.I X, STUfi« 96 DüBBELBROEDE&I GE KXüfÉÊÉi IV. komende en verfchillen aanmerkelyk van elkan* Axniu" (¥r niet alleen 5 maar ook van de vooriSen > £e~ Hoofd- lyk zelfs de Bynaamen aanduiden. De eerfce stuk. keeft de Bloemen paarfch of donker rood , de ri£ïtmMmweèdè wit, de derde üitden groenen roodach- tig en tot een rond Hoofdje vergaard, gelyk dit plaats heeft in andere Soorten. De Geflagten van Securidaca, Nisfolia, A- bruss Pterocarpus, Erythrina, Piscidia, Bor- lonia , Spartium , Genijla , Aspalathw , Ulex , A+ morpha , reeds onder de Boomen en Heefters be* fchreeven zynde, komen wy thans, onder de Tienmannigen , tot het Geflagt van C r o t a l a r n. Rammelaar* Dus wegens het rammelende Zaad in de Haauwen genaamd, waar van de Kenmerken, behalve die der Vlinderbloemen, zyn3 een ge- zwollen Haauw, welke gefteeldis, en famén- gegroeide Meeldraadjes , met een Spleet 'van boven. 't Geflagt bevat agttien uitheemfche Soorten , van welken de twaalf eerden enkelde, de zes overigen famengeftelde Bladen hebben , als volgt. i. (i) Rammelaar met doorgroeide Hartvormige &tande Bladen> Dooibooi* Dee- dc. (i) Crotalaria Fol. peifoliatis Cordatis dentïculatis. Syft* Nat. Xil. Gen. 36*. p. 477. Vt%> Xill. p. 540, Mant. 439* Cror. fol. pet. ovatis raargine fcabxis» Am* Acüd. VI* Aft. 31 • DlADELPHlA* Öeeze Kaapfche is een Boompje, dat aan 't IV* fcnd der Takken geele Bloemen > Kroontjeswy- ^vnu fee heeft, met de Vlag van buiten grysach- Hoofis- tig ruig. De Bladen zyn oogfchynlyk doorboord )STUK' alzo de o'ndeïfte Kwabben over elkander héén j,TfaT^ leggen $ gelyk my uit een Tak daar van , die ik van de Kaap ontvangeh heb, en waar van een gedeelte hier in tig. 2, op Plaat LX II , af- gebeeld is , blykt. Zy tyn ftyf , glad, fraay geaderd, van Hartvormige figuur, op de kan- ten met fcherpe Doornachtige Tandjes. De Bloemen komen twee op een Steeltje aan den top voort, en zyn niet groot. Het Zaadpeukje worde: gezegd, iamengedrukt 1 glad, niet gefteeld en ipits te zyn ( 2 ) Rammdaar met doorboorde, Hartvormig CrJ*jarU Eyronde Bladen. Dootbladi* In Karolina is de Groeiplaats vah deeze, welke se% de Bladen weezcntlyk s gelyk die van het Door- wis , doorboord én aan den omtrek niet getand heeft : waar door zy aaömerkelyk van de voor- gaande en volgende verfchilu {2) Rammelaar met Hartvormige , omvatten* m. t AmplexU as icautis* » 1 Omvaf- (*) Am. Ac ad. VI, p, 94. nis. tende* (2) Crotalaria Fe!» perforatis Cordato • övatis , Ctotalana ï'erfoliatce fblio. Dill. Eltb. 122, T. 102. f. 122. (?) Croialatia Fol. Caul. amplexïcaulibus Cotd. alternis § floralibus oppofitis & alleenlyk ten deele omvattende Hart- vormige en geenszins ronde Bladen heeft, gelyk hy zegt: dan aan de Bloemdraagende Takjes, volgens Linn^üs. Het is een Heefter , am de Kaap groeijende , die uit de mikjes der Tak- ken eenzaame,gefteelde, geele Bloemen voort* brengt. (4) Rammelaar met enkelde Lancetvormigc Bla+ den , de Stoppeltjes langs de Steng ajïoo* pende , eenzaam > tweetandig9 Dit Amerikaanfch Kruidje, naauwïyks meer dan een Span hoog, heeft het bovenfte van de Stengetjes Pylswyze bekleed met de Stoppeltjes, die langs dezelven, onder de Bladen , afloopen» Het draagt kleine dikke Haauwtjes, met Nier- vormig Zaad. (5) Rammelaar met enkelde Eyronde e eniger» maate gejieelde Bladen en zeer kleine Stop- peltjes, ©it (4) Crotalaria Foh (ïmpK Lanceobtïs &c. GROM. Virg. J05. //. Clrff. 357. R. Lugdb. 374. Grot, Americana. Mart. Cent. T. 43. Crot. hirfuta minor Amer» Herbacea. Herm. Lugdb* 202* T. 203. Pluk. «/*/>». 12a. T. 169. f. 6. Cro* tal. Sagitralis glabra, Uid. T. 277, f. 2 f ($) CrotaUria Fol. {ïmplicibus oïatis fiibpctiolatis &«* ÏURM. FL hd. p. IJS- D ï A D E L P H I *W 99 Dit is een overblyvend Gewas, in China val- iv; lende, dat de Steng en Takken ruigachtig heeft 4Jvuif^ en rond; de Bladen Haairig ; de Kelken rouw', Hoofd- fesfi!ibus Sec. Mant. ^39. H. ëUff. 3 $7. Ups. ito. K Lugdb. S74. Trew. Ebreu T> 47 Crotalaria Benghalenfis Fol Geniftx hirfutis. Pluk. Alm. 122. T. 1C9. f. $. Catoa - Tandale- Cotti. Hort. Mal. IX. p. 47, T. |$* BURM. 1*1. Ind. 155. f7) Crotalaria Fol. firapl. ovatis acutïs &c. Am. Actd* VU Afr. 40. Berg. Cap. 192. Cyifo alna;$. Pluk. «$ter. éj« T. 383. f. 3* G 2 XI* deel, x# Stuk» 100 DüBBELBROEDERIGE Kr ÜIDEW.' IV. ben op elkander leggende beeft , zynde WoT- Afdeel |jg ru|g en Fluweelachtig ; de Bloemen paarfeh. A VIII» s^ük!°' C8) Rammelaar met enkelde langwerpige , Wig' vin. vormig Jlompe Bladen. Cr o talaria reju/a. Deeze* die onder den naam van Groot Ratel- Stomp- 7 biadige. kruid by Rumphiüs voorkomt, heet Tanda- le-Cotti aan de Kust van Malabar. Het is een Jaarlykfch Gewas , met omgekeerd Eyronde Bladen , aan 't end een weinig omgekromd , waar door zy zig Hartvormig vertoonen. De Bloemen zyn geel 5 van boven wat paarfchaehtig j de Haauwen Rolrond en glad. ix. (9) Rammelaar met enkelde Lancetvormige zuWoe^ byna ongejleelde Bladen , de Bloemen zyde» ,nisc' Ungs ongejteeld; de Steng geïyk. Deeze, in China groei jende, valt naauwlyks een Voet hoog , met een rond opgeregt Sten- getje , gladde van onder Haairige Bladen en blaauwe Bloemen in de Oxelen. x. (xo) Rammelaar met enkelde Eyronde onge- Triflora* V J 13 1 Driebloe» Jieeh mtgo» (3) Crotalaria Fol. fimpl. oblongis Cuneiformibus retu- fis. Fl. ZZeyU z7&* Ctotaiaria Afiatica Flor. luteis &c. Herm. Luzdb. zoo* T. soi. Crotalaria major. RumPH. Amb* V. p. 378. T. 96. f. i. Tamïale - Corïi. Hort. MaL IX. p. 45* T* 2S* BüRM. FA Ind. 1SS* (9) Crotalaria Fol. fimpl. Larie, fubfêsfilibus Sec. (10) Crotalaria Fol. fïmpl, ovatis fesfiübus glabris &C* Mant. 440* BeeG, C. 193. DlADRLPH IA* 101 Jleelde gladde Bladen, hoekige Takken en IV. drie eenbloemige Steeltjes zydelings. xviu.' Hoofe- Aan de Kaap der Goede Hope groeit deezc stuk:* Soort , die een Boomachrge Steng heeft en fpics- _ P«**m Eyronde Bladen van drie Duimen lang. Uit de Oxels , naar boven toe , komen drie Blikjes voort , zo lang als de Bloemen , die roodachtig paarfch zyn en zeergroot/ (11) Rammelaars enkelde Eyronde Bladen, xu Maanvormige neergeboogene Stoppeltjes en rfrwj/£ vierhoekige Takken. wrattige. Uit Oostindie was deeze, een Jaarlykfch Ge* was met blaauwe Bloemen > van Zaad in de Hnilandfche Tuinen geteeld , hebbende een K uidige Steng van omtrent een EUe hoog met Sappige Bladen van cenen Moeskmidigen Smaak; (12) Rammelaar met enkelde fiompe Bladen , xii. leggende Kruidige Stengen en tweebkemi- TvSbfóe- ge Steeltjes. Zeer (11) CrotaUria FoL fitnpl. ovatis &c. FL Zeyl. 277. IU 357. Cror* Fol. fol. ovntis aci ti's &c. Bubm. ZeyL SI. T. 34- Herm. lugdh. T. p. J5>$. pee Tandale-Cottu Hort. Mal. IX» p. 53. T. 29. (12) Cr 0 talaria Fol. fimpl. obtufïs , Caulibus proftratis &c. Mant. 516 , 57*. Aftragalus bifloriis. Mant, 273. Cro- talaria Maderaspa tenfis Püofejiae folio. Pet. Gaz. T. 30. f. lo, Csotalaria mm. BURm* Fl. Ind, 155. T. 4$.f, 2% G 3 102 DüBBELBRoKDERIC £ KRÜiDIM» IV. Zeer omftandig is deeze door den Ridder be- AxvmL* fchreeven * die uit Za^d in de üpfalfche Tuin Hoofd* geteeld een geheel andere gedaante aangenomen srüK* hadt , dan natuurlyk; Op *t Eiland van Sc. Jo- J^™***- hanna was zy door den Heer Koenig waar- genomen. Men vindt hier ook dat kleine Kruid- je van Java , *t welk maar Stengetjes van een Handbreed hoog heeft, door dea HeerBüR- mannüs afgebeeld, t'huis gebragt > dat drie- bloemig was 9 zo zyu Ed. aanmerkt y met zeer kleine ftompe Zaadhuisjes : maar \ zelve hadt gladde en dat van Lwnjf.üs ruigachtige Blaadjes. De Vrugt, anders byna Klootrond, wordt in de Tuinen byna Rolrond s zo de Ridder aanmerkt, xin. (13) Rammelaar met drievoudige (lomp Ev- Crotalaria , „, , , fy J r J lanjtöa. ron">e Bladen > de Bloemen zydelings en ^edbl*~ eenigermaate getrost. l/kZ) Ranimelèar ^ driev.fpitsEyronde Bladen Hn innaan- en half Hartvormig M&answyze Stoppeltjes. xv. (15) Rammelaar met driev. Eyronde gefpitjle Laburnfa Bladen , geen Stoppeltjes en gejieelde Peul- tjes. Van f13) Crotala ria Fol* ternatis ohovsds &c. Ooi. Loti folio ïlorc paivo variegato. Dill, Eith. 321. t. 102. f. m. CrotaL trifoüa Fruticofa &c. Slqan. jam. 114. Hij}, 11. p% 33. T. 176. f. 1 , 2. (14) Crotalaria Fol. tern. oiratis acuus ace* Cxot. Fol. tern. Foliolis fesfilibus* Hö7tt Cliff. $$?* (is) Crotalaria fol. tern. ovatis acuminatis &c. F/. 2^/ 27S. Crot. Afiatica Frutescens Flor. lutcis ampLs&c. Kerm* T. p. 197. Neila Tandale- Cocci. ü/#rr. Mal. XX. p, 49. T. 27. BUBMt 8i. T. 3;. Via Gladbladi se Dl ADELPHIA. I03 Van deeze drie groeit de eerfle op Jamaika, IV. in de Westindiën , de tweede in Arrika, de4^j*L# derde in Oottindie. De eerfte wordt gezegd Hoofd- Heefterig te zyn en de laatfte zelfs Boomaeh-STÜK« tig , maar deeze heeft den Stam flegts twee^'*4*' Voeten hoog, volgens Hermanmus 5 bly- vende tot het derde en vierde Jaar in 't leven • Men vindtze in de Bosfchen van Oostindie. Behalve de ongemeene gladheid der Bladen, die donker groen , en de grootheid der Bloe- men , die geel zyn , heeft deeze dit byzonders , dat de Zaadpeulen aan lange Steekjes hangen , waar door het rype Zaad daar in nog meer kan rammelen of ratelen. Deeze en andere Soorten, waar mede zig de Kinderen verrnaaken, worden deswegen Kiligilippe genoemd, by de Indiaanen. (ió) Rammelaar met driev.ftomp Hartvormi- xvu ge gefpitfte Bladen > getroste Bloemen w^ivS/I? een Heejlerige Steng. Harcbiadi* Op Rotfen aan de Kaap groeit deeze , die een Heefter is van agt Voeten hoogte , met hoekige Takken , aan 't end Eyronde Bloem- trosfen draagende3 welke Violet zyn van Kleur. , (17) Rammelaar met drievoudige Eyronde ge* xvih fpitjle Bladen 9 Borjielige Stoppeltjes en he£*^ ruige Zaadpeulen. De (i geel van Kleur. De Groeiplaats is in de Westindiën , als ook in Afie? volgens den Ridder. xv lil. (18) Rammelaar vizt vyfvoudige Bladen. Crotalaria f**T*f9m Deeze Oostindifche heeft eenige Bladen drie % vyftrfadige.doch meest vyf op een Steeltje > zynde fmaï ^ Lancetwrmig , aan *t end ftomp , de zydelingfe korter; de Kelken Klokvormig ; de Bloemen getrost , overhoeks , glad. De Witte Rammelaar , uit Karolina afkom- ftig, is, wegens de afgezonderde Meeldraadjes, t'huis gebragt in't Gefl^gt van Sophora, en dus door my reeds onder de Tienmannigen geboet? ftaafd (*). 440. Grot. Fol. tern. fetioHs audls. //, CïSff. 358* i/. £/>^ 210. R. Lugdb, 37;» Crot. trifolia Fruticofa &c. SLOAM. J^w. 14.1. Hifi. p. 3*» T; 179. f. 14 Crotalaria trifolia. RlV. Tctrap. 138. (18) Crottlaria Fol. quinatis. EüBM FL ïnd. 157. Cro* tal. pentaphylïa Sil. latij valde tumid s. Raj. 311. p. $6$. Nellh Fandale - Cotti. ffjrr. Mal. IX. p. ji. T. 28. (*) Sophora alba. Zie II. D. V. Stwk , blad*. 7. Men vindt dat Kruid docr Ehr£T zeer fraay afgebeeld. Tblw j) I a D E L P H I Ai 105 O n o n i.s. Stalkruid. IV. Afdcfx." Dit Geflagt heeft een vyfdeeligen Kelk «peéjJSS Limaale Slippen; een geftreepte Vlag; een dikSTüK. gezwollen Zaadpeultje , dat ongefteeld is, en de Meeldraadjes zyn ongefpleetcn famenge>^ groeid* Van de vyfentwintig Soorten, daar in vervat, zyn de vyf laatften onder de Heefters befchree- ven f: des ik hier de overigen voorftel , vol- fiu a A. Met byna ongefteelde Bloemen. (1) Stalkruid met eenzaame Bloemen , grootetOnonh. dan de Bladen , waar van de onder ft en drie- uq^h% youdig;de Takken gladachtig en gedoomd. Deeze, die ïn de Zuidelyke deelen van Euro- pa groeit , zou de Echte Anonis der Ouden zyn , een Kruid , waar aan zy fcherpe Wondzuive- rende kragten toefchreeven , hebbende een aan- genaamen Reuk. Hetgelykt naar de volgende, maar is korter , ftyver, meer gedoomd, byna glad, met eenzaame Bloanfteeltjes, die een? zo lang als de Blikjes zyn. (2) Stalkruid met getrofte tweevoudige Bloemen ; n. ane Gem« (1) Önonh Flor. folitanis Foliolo major ibus &cc. Syft* Nat. XI 1. Gen. 863. p. 478, Wig. Xl 11. p» 54*« Anonis legitiraa Antiquorum. ToURNF. Cor. 28. (2 ; Ömnis Flor. Racemofis geminis &c. #ê Ononis Flor. gens haare Onderdeelingen : als GS iu Dnu x# stuk. tOÖ DüBEE LBROEDE RIGE KRUIDEN» IV. Afdeel» xviii. Hoofd» stuk. drievoudige Bladen . de bovenjlen eenzaam en ruigachtige Takken. Dit is het Gemeene Stalkruid of Prangwor* Titaan* tel , ia geheel Europa bekend , dat naar den %iu tyd des Jaars gedoomd voorkomt of ongedoornd , zo de Heer de Gorter aantekent* Anderen hebben het Gedoomde en Ongedoornde voor Verfcheidenheden aangezien van eene zelfde Plant. Daar is een Ongedoornde Soort , die weezentlyk van het Gemeene verfchüde , door fomirngen opgegeven, en H aller beweerde met kragt , dat dezelve in allen deele grooter en onderfcheiden ware ; maar twyfelde nader- hand daar aan ten hoogden (f). De Bloemen zyn meest paarfch, doch fomtyds wit: de Peul- tjes kort 5 fcheef vierkantig , drie zaadig* De jonge Plant, zegt hy, is nog niet gedoomd. Hoe 't zy, men noemt dit Stalkruid, dat in Egypte en 't nabuurig Afïe, zegt hy, volgens H a s s e l q u i s t , de dorre Woeftycen en Zand- velden bedekt, in 't Latyn Anonis of Ononis , raar 't Griekfch , in 't Franfch Arejle Bmif of Bourande; in't Engelfch Cammock of Rest~lïar~ row; in 't Hoogduitfch Hawhechel en Och/en» fubfesfilibus ? Tóïiü lat. P.amïs inermibus. GoRÏ. Bel%. 2C5« FU Suec. 612.. HALL. Helv. 5 88. GOUAN Jtfensp. 359* GER. Trov. 485» R. Lugdh. 375. Anonis Spinis carens purparea. C. B. Pin. 389. $• Eaiem Caule fpinofo. /*. Clijf, 2$$. Mat. Mei. 357* Anonis fpinofa Fiore purpureo. C. B. Pin* 385»» Anonis. Dor>. Pempt. 743. LOB. Zr. 1.1.28» (t) Helv* intbtau Tom. I* p. ZJS. brech , D I A D E L P H 1 A, Ï07 brech , gelyk in \ Neerduitfch ook Osfenbree- IV, ft; misfchien om dat het in \ ploegen een be-A™™- letzel is en als 't ware de Osfen dus den nek Hoofd-, breekt ; of ook Ezelkruid, als een aangenaam STUK* Voeder voor de Beeften; X welk van 't jonge j?""* Kruid , dat ongedoornd is , te verfcaan zal zyn. Immers dit wordt zelfs, op fommige plaat fen, met Zout ingelegd, om als Zuurkool tocToe- fpyze te gebruiken , zynde het Loof zoetach- tig van Smaak* Het uitgeperst Sap is Zoutig , lymerig en eenigermaate fcherp. In de Geneeskunde gebruikte men den Bast des Wortels , waar aan een openende Pisdry- vende kragt, inzonderheid tegen den Steen en't Graveel dienftig, toegefchreeven weidt j doch de Ondervinding heeft geleerd , dat 'er weinig meer in fteekt , dan in de gewoone Openende Wortelen. (3) Stalkruid met ver fpreide Stengen, opgereg* II!. te Takken , de bovenjie Bladen eenzaam en repelT* Eyronde Stoppeltjes. Kruipend* Aan de Zeekusten van Engeland, inzonden heid op 't Eiland Mann is deeze , die naauwlyks eene Verfcheidenhcid van de voorgaande fehynt te kunnen zyn, door Dillenius waargeno- men. Zy maakt een laag kruipend Plantje uit, met (3) Ottonls Caul. difFuUs Ramïs ere£Hs Sec. Anonis mari* tima procumbens Fol. hirUitie pii'jeicentibus. Dill. El tb* 19, T. 25. f. 2$. II. DjESJLi X, STUK» !08 DüBBELBROEDERlCE KRUIDEN. IVi met ronder dikker Bladen , welke Wollig ruig Axvifu' syn, 'en is veel minder zwaar van Reuk* Hoofd* stuk, (4) Stalkruid met byna mg&fleelde zydelingfg iv. Bloemen , drievoudige gladde Bladen , De* SrlTiïfi- genvormige Stoppeltjes en rappige Kelken > m zeer ^e Langer zyn dan de Bloem* kiem» In Italië 5 Provence, Languedok, Switzerland en Ooftenryk, groeit dit zeer kleine Stalkruid, naar het laatstgemelde gclykende , met zeer kor- te Bloemfteeltjcs , doch de Bladfreelen vry lang (t)en gladde Kelken hebbende, met Baard* jes , die dezelven langer dan de Bloemen maa- ken. Het Peultje is Eyrond, bruin en korter dan de Kelk. ... .v; ( 5) Stalkruid met ongefteelde %eaairde Bloemen zee* en Stoppel^ Blikjes , dieEyrond Buikig zyn aafit' en rappig 3 leggende Schubswyz$ op el- kander* Op (4} önonh Flor. fubfesfilibus Iateralibus Sec. Gouan Momp. 3SO. Lugdb* 375» N. 3. Ononis Imea fylv. minima. Col. Mcphr. I. p. 304. T. spi. Anonis Spinofa lutca minor. C, B. Pin. 3S9. BARR. /ff. U07. (]) Petioli brevisftmi fiaat in de omftandige befchryving ran die Kruidje: Syft. yk%> X 1 1 en XlU. Dit zal waar- fchynïyk Pedanculix* moeten zyn ; anders kon 'er de aange- haalde van van ROYSN , Petiolis longhftmis , niet toe be- hooien. (5) OnorJs Flor. fesfilibns fpieatis &c. On, (lip* Flor. ova- tis Membr. integerrimis. B,. Lugdb. 376. Anonis Alopecuroi- des niitis annua purpurascens* DiLL. Elth T« 24. f.874 MOIIS. Hifi. II. i.T. 17, f# 4. D I A D E P H ï A» I09 Op Barbados en in Portugal groeit deeze lv: Soort, een jaarlykfch Gewas, een of twee Voe- A™^* ten hoog, dat de Bladen Fluweelachtig zagt Hoofde heeft 3 drie op een Steeltje, gelyk in demeefie STLVK' Soorten, doph met breede Blikjes die Vlitzig^^* zyn, aan den voet; waarin deeze van de an- deren verfchilt. (6) Stalkruid met gebladerde Aait en , enkelde vr. Jlompe Bladen en verbreede Stoppeltjes. pwlïdeu Vosle- Op Sicilië , in Portugal en Spanje , groeit üaauis- deeze , die paarfche Aairen heeft en niet ge- doomd is y een jaarlyks Kruid, met alle Steng- bladen aan de kanten gekarteld* (1) Stalkruid met de Stoppeltjes en Blikjes ge- vil tand; de Bladen enkeld geftreept;de Bloe*^^** men eenigermaate gejieeld. Een Plantje van een Handbreed hoog , Tak- kïg * ruig , dat de gedaante van Oo^en troost heeft, in de Zuidelyke deelen van Europa, aan den Zeekant, voorkomende , maakt deeze Soort uit, die zeer breede Hartvormige Stoppeltjes heeft (6) Onoms Spicte foliofis &c. Ononis Flor. fpïcatïs.H. Cliffi 3$g% R. Lugdb. 376. Anonis Siffula Alopecuroides. Tournv* Inft. 408. GGUAN Momp. $$9. (7} Ononis Stipulis Bra&eisque dentatis &c. R. Lugdh.$-j$9 Anonis lutea Trixaginis folio , maritiraa. Babr* Ic. 776 9 mala* Anonis non fpinofa, II. luteo vaitegato, ang. oiariti- ma. Toürnf* Inft. 409. An. marit» mitis folio iuado !«• MW, BOCG. Sitf. 7®. X» 58, f. $9 JU DlII» Xi STUK^ ito Dubbelbroederige Kruiden. IV* beeft en geplooide Blaadjes, met eenzaame O* Ajm5r xelbloemen. stuk™* B* Met gefteelde Bloemen. v in. (8) Stalkruid met zeer korte Bloemteelt jes , niet foTcmJ** gebaard , de bovenfte Bladen enkeld , en ^Ruigach. Eyrond • Lancetvormige effenrandige Stop- peltjes. In 't Zuidelyke van ons Wereldsdeel is ook de Groeiplaats van dit Stalkruid, dat de Steng een Voet hoog, insgelyks Lymerig ruig en dik- ke Peultjes heeft, byna ais die der Linzen. IX. C*mua. Knikkend. X. Umbelfota* Kroontjes. XI. Füiformis. Draad- achtig. (9) Stalkruid met gejlrekte Bloemtros/en , Wig- vormige Bladen en knikkende /malle omge- kromde Peultjes. (10) Stalkruid met Kroontjes- Bloemen, drie- voudige uitgerande Bladen en leggende Stengen. Cl O Stalkruid iw« byna driebhemige Steeltjes, ongebaard ; de Blaadjes drievoudig, byna mgefleeld; Eyrond met een puntje. OO (S) Ononis Ped. muticis brevisflmis &c Mant. 267. Ano- nis purp. procumbens &c. Moris* N$ft* !I. p. i6g. (9) Ononis Racemis ftri&is , Pol. Cuneiformibus &c. fi9 Cytifus £*thiopicus. Sp. Plant. 10414 PLUK. Alm. 128* 278. f. 3. an? ( ioj Ononis Ped. muticis umbellatis &c. Mant. z66m (11) Ononis Ped, muticis fubtrifloris &c. Mant. zé&* Lo* tut exftipuiams &c. Berg. Cap* *6s* D | A B K 1 P H J A. III (ia) Stalkruid met gejleelde Bloemen aan lan- tf* ge Trosjes; de Bladen drievoudig en byna Ax?nifê rowd* Hoofd- stuk» (13) Stalkruid met de Bloemfteeltjes eenbloe- xn* tóg , %eer lang en ongebaard; de Bladen Capel}!L drievoudig J pits; de Stoppeltjes ElsvormigKa*Pfchi> en leggende Stengen. Leggend. Dceze vyf Soorten groeijen aan de Kaap der Goede Hope. De eerfte is een Heelter, in de geftalte der Kanarifche Brem , met ronde paarfch- achtige Takken ; de anderen zyn Kruidige, meesc hurkende of neerleggende , laage Gewasjes, Af» len hebben zy de Meeldraadjes famengegroeid , het Kenmerk van dit Geflagt. (14) Stalkruid met ongebaarde eenbloemige X[v# Steeltjes , drievoudige rondachtige Se^arm^^^fm telde Bladen en knikkende Peultjes. Een zeer klein , Lymerig ruig , Kruidje , dat in de Zuidelyke deelen van Europa voorkomt, maakt deeze Soort uit. Het heeft alle Bladen drievoudig, dikachtig; de Kelken ftomp en de Peul- (12) Ononh Rac. Pedunculati's Jongis &c. Am» Asad. VU Afr 3i. (13 ) Önonis Ped. mudcïs unifrorïs longisdmls &c. Mant. 1 66. Lotus proftratus Sp. Pl. loyo. (14) Ononii Pcdanculis unifioris muticis Sec. Anonis put* purea non fpinofa minor IUïir, h* 354, mala. Anonis an- r$*a pmiiila Flore purpunsceate. Toü&nf. Inft* 408* II. Deel X« stuk» tl2 DüBBELKRÖEDERl GE KRUIDEN* •IV. Peultjes digt onder het Steeltje omgeboogen^ Afdeel. ■ . ivitu Dima* Hoofd- , * n * - * *?vk. C i 5 ) otaIJcruid met ongebaarde eenbloemige xv. Steeltjes , drievoudige Wigvormige Bladen , a^r' Zaagtandige Stoppeltjes en leggende Sten- gen. P ie mort* teefch. Van den Berg Senis in Piemont, aan wiens Voet men dit Kruid waargenomen heeft, is het gebynaamd ; hoewel het ook voorkomt in Span- je. Het heeft leggende Stengetjes van een Vin- ger lang en is dus uitermaate klein, met paarfch en geele Bloempjes, lang gedeeld* C. Met gebaarde Bloemfteeltjes. i xvt. Q16) Stalkruid met eenbl. geb. Steeltjes, drie* chèridii voudige Bladen en Zaagtandige Stoppeltjesé By Montpèllier hadt C n E R l e & u s dit Plant- je gevonden en aan Baühinus gebragt : waar van de bynaam. Het groeit 'er, zo wel als in Provence en elders , op Rotfige woede Geberg- ten, nietgrooter dan het voorgaande, maar is ge- (15) Onoms Pedunc. muticis uniflorls &c. Mant. 267- Ano* nis inermis glabra, Vagirtis Lanceolatis criftatis &c. AllïoM Pedem. 47. T4 10. f. 3. Anonis luteo-purp. minima angus- tifolia. Hisp. BARR. Rar. 833. T. 1Ï04. (16) Ononis Ped. unifloris Ariftatis &<:♦ GER. Prov. 4S7'. Gouan Monsp.iüo* An. pudüa ct viscofa purpurascente Flo - re. Tourn». Inft* 408. Anonis trif. affinis puliila glabia fla* ticans Gherleri. J. B. Hift. IX. p. m. DfADEfc*£tIA* 113 geheel Lymerig ruig, met lang • BorfteligeStop- peltjes en paarfche Bloemen. Het zou misfchien ^xviiu eene Verfcheidenbeïd van het Zeer kleine Stal- Hoofd- kruid kunnen zyn STÜ*# (17 ) Stalkruid met tweebl. geb. Steeltjes en 0 *vp; Liniaale knikkende Peultje*. nnhopoü- oides. Een fraaije Plant, met Bladen als die derCi-po^|f" ctrcn en Peultjes even als in 't Kruid, dat men Vogelpoot noemt , vergaard , maakt deeze Si* ciliaanfche uit, (18) Stalkruid meteenbl. geh Steeltjes 9 en en» xvnu kelde Bladen , de onderjien drievoudig. Lymerig* (19) Stalkruid met eenbL geb. Steeltjes, drie- xtx* voudige Lancetvormige Bladen en ^rc*smlerig, randige Stoppeltjes. (ao) (*) Want dit kwam den Hèer Saller „ in Swhzethnd 9 geheel Lymerig ruig voor , zelfs de Kelken , waar door hèt tegenwoordige van hetzelve, als glad 2ynde , door Lin* N&us onderfchciden wordt. Zie Hift* Stirp. Helv. inchoat* f17) Ononis Pedunculis biHcris Arifhtis &c4 R. Lugdb* 376. Anonis fiiiquis OrnithcpodiL Eojïrh. Lugdb. IL p. 34. Fcenum Giffcum Sieulurh Siliq. ornith* Touene. Inft'. 409* (n) önonh Ped. lïnijl. Aitft. Fol. fïmplicibus &c* Gee. Prov. 486. Gouan Monsp. 3 do. Anonis Spinis carens lutea latifolia anima. Touknf. Inft. 4Ó9. An. lutea viscofa lari- fólia minor. BARR. Kar. 840. T. 1239. fi^ Anonis annua eie&ior latifolia glutinofa Lutonica. Touknf. /«jf. 409. (19) Ononis Ped. unirloris Ariftatis &c. Anonis non Spino- fa M. lutèo variegato. C. E. Pin. Anonii lutea non H « Spin, II. Deel* X. Stuk, Ï24 DüBBELBRÖEDERTGÊ KrUIBEW. ÏV% (20) Stalkruid met eenbl geb. Steeltjes , drie* A%vi\u roudige Lymerige Bladen, fpnrandige Hoofd* Stoppeltjes en Heefierige Steng, STUK. xx. Deeze drie, het zy dan veel of weinig ver» Matrix' Schillende, maaken een Onkruid uit in de Zin* stinkend, delyke deelen van Europa , groeijende op de Velden en Akkers, tusfchen 't Gras en Koorn. Men houdt; ten minfte de twee laatfbn , voor het Natrix van Plinius, een Kruid , waar die Autheur van zegt, dat de Wortel, uitge- trokken wordende, een Bokken Stank heeft: weshalve men daar van gebruik maakte om de Vrouwtjes van bedwelmdheid te verlosfen. Mis- fchien was die Stank tegen Opftygingvan Win* den dienflig. Het Kruid, immers, zelfheeft, zo de Ridder aanmerkt , een zwaaren Therie- kaaien , volgens anderen een Bitumineuzen Reuk. De Bladen zyn ovaal, platachtig, aan de punt Zaagtandig in de laatfte, en de Peul- tjes veel langer dan in de andere Soorten, Rol- rond. Ten Spin. Natrix Plinü. DAL* Hifi. 449. & An. lutea rnith oxytiiphylla ad fbl. pendos Capreolata. Pluk*-<4/>«. 33. T. (19) OnorAs PeJ. unifl. A'rift. Fol. ternatis viscofis &c. Mant. 440. GES. Prov. 486. Gouan Monsp. 3 59- H. CUtf. 358* K. Lugdb. 375. Anonis viscofa Spinis carens lutea ma» jor. C> B. Pin, 389. Ononis lutea. CAM. Epit. 44.$. Na- trix. Riv. Tetr. 68, Natrix Plinii Herbariorum. Lob. IU Hall. Hdv* ine beat. p. is$> Ö t A D Ë t F K I A. tij Ten opzigt van de enkcïde of drievoudige IV* Sladcn is dit Geflagt ook niet beftendig. By A- Axvn1f# lexandrie in Egypte immers kwam den Heer Hoofd» Forskaoiil. op Heuvelen, Cherlcrs Stal- dT"K# kruid overvloedig voor , ter hoogte naauwlyks «*/,*,, van een Span. In het drooge Saizoeü bevondt hy dat hetzelve alleenlyk om laag drievoudige Bladen hadt , maar in 't vogtige3 fterk in groey en bloey zynde 5 hadt het alle Bladen driavou* dig. Hy vondt daar nog een Soort met Zaags* wys' getande Bladen , welke witte Bloemen hadü , met de Vlag rood. Hem was op den Berg Cha- dra > in Arabie, een Vyfbladig Stalkruid voor- gekomen , dat een Heefter was , van drie EU len hoogte* Anthïuis» Wondkruid. Van "dit Geflagt heb ^iks de Heefterigen be- fchryvende , ook reeds gemeld *•> dat het een * ir. 0* Blaasachtigen Kelk heeft, die een rondachtigbiada^L Zaadpeultje influiu Ik zal het den naam , die aan eenige Soortenis toegepast, behouden laa- ten , en ftellen thans de Kruidigen voor , als (ï) Wondkruid met vier Vinblaadjes en zyde- r. Ungfe Bloemen. la. De vieibladig# (ï) Anttyllïs Herbacea £oI. qüaterne » pïnriatis &c. Gèr. Prov. 490. GOUAN Monsp. 360. H* Ups* iiïé H. Ctiffl 37 i« 1L Lugdb. 389. Lotus pentaphyllos Veacaria. C. 6. Pmt Tafclium halicacabum. C Am. Hort* T. 11 2 II. DlEt. X STVK, Il6 DüBBELB ROEDERIOR KrüïDEH. na, IVo De Bladen zyn in deeze Soort zo wel onre- ^ttu ge'maaü"ë a^s ^e Bloem en Vrugt in de anderen; Hoofd* Aan een Steeltje komen drie of vier zeer kleine stuk» Blaadjes en een groot aan 't end. Zy heeft de rïgl™**' Bladfteeltjes plat en de Bloemen ve^l grooter dan de volgende, van boven wit , van onderen geel. De Groeiplaats is niet alleen in Italië en op Sicilië , maar ook in Lacguedok en Pro- vence* ii. (a) Wondkruid met ongelyk gevinde Bladen i?£tl en een dubbeld Hoofdje. a. Geraccn. Door geheel Europa niet alleen , maar ook in Rusland en zelfs op Ysland, vindt men in 't wilde dit Kruid, dat den naam van Wondkruid f Vulneraria, wegens eene fame^ trekkende hoe- danigheid 9 met veele andere Planten gemeen , fchynt bekomen te hebben. In onze Provincie is het zeldzaam, De oude Kruidbefchryvers heb- ben hier den Griekfchen naam op toegepast , en het was Peuldraageude Anthyllis van de Neder- landers geheten 5 zo Lob el meldt: de Engel- l fchen (2) Anthfllis Herb. Fol. pinnatis inatq. Gort. Belg. 2o<5# Kram. Aujlr. 210. FL Suec. 594. Gort. lngr. nu Ger. Prov. 489. GOUAN Monsp* $61. R. Lu^db. 38$. Loto afïï- nis Vulncraria pratenfis. C. B. Pin 332* Vulneraria Ruflica. TOüRNF. In/l. 391. Lagopodiam Fl. luteo. Taberm. / Dod Pempt. 552. Anth. legu- minofa Bdgarum. Lob* II. p. 87. /3, Vuln* fupina Flore cocdneo. Dill Ehh, 431. T. 320. f. 413. Loto affinishir* futa Flore mor®. C. B. fin. 132. Vuln. Ruftica ïloxc albe* Dl A D E L P II I lé II? fchen noemen het Kïdney - Vetch oï Ladies Fin- IV. ger, de Franfchen ISulneraire. ^xvifu* Het groeit r aauwlyks een Voet hoog, cn heeft Hoofd- de Bladen by verfcheide paaren gevind, hetcn-*TUB:* delfte vetl grooter, met een fyne Wolligheid drfa[cmm bezet en grys Boven byde BJoemhoofdje.s,die dikwils cubbeld zyn , komen gevingerde Bladen* D B • empjes* die zeer weinig buiten den rui* gen opgeblazen Kelk uitfteeken, zyn doorgaans geel , doch ihcn heeft ook dit Kruid met roode o\ met wn te Bloemen waargenomen. In 't on* derde van dien Kelk zit een zeer klein Eenzaa- djg Peultje. (3) Wondkruid met gelyké Finblaadjes, het m. Hoofdje aan 't end over zyde, de Bloemen^KtlnL fcheef. Ecrgs., In Switzerland, Languedok en Pro ven ce, als ook in Ooftenryk, groeit deeze op de Geberg- ten, Zy heeft ftyve Stengetjes , naauwlyks een Handbreed hoog : zeven 9 negen tot twaalfpaa* rige Vinblaadjcs en hoog paarfche Bloemen 3 wier Vlag als op zyde legt* (4) (l) Jr.thyllis Herb. Tol. pinna tis aqualibus &c. Gov&K I Monsp. $61. HALL. Helv. $6$. Barba jovis pumüa Villöfa, GAR1D Aix*$5- T. 13. AftragaJus incanus tQmentofiïs. RARE, Kar. h. 711. Aftr. villofus FI, globofis, C. Pin. i$u Aftü. purpureus, DALTICH. Hifi. 1347. H 8 f H. Deel. X. Stue, ! h3 Dubbelbhóedkr^ge Krüidsk. IV» (4) Wondkruid met ongelyke Finblaadjes en *xm£* eenzaame Hoofdjes. Hoofd» stuk* In Spanje vondc Loeftjng deeze > wier IV. Stengetjes aan den Wortel kruislings uitfchie* comkina. ten ; een geheel withaamg Kruidje , van eeö poSg?" Span hoog , met Hoofdjes van zeven tot negen witte Bloempjes , in een drievoudig of gevind Blaadje vervat. v* Cs) Wondkruid met driedeelige Bladen en drie* L Kwmt, kantige gebondelde Kelken > zo lang als de haauwig. Peultjes. Veel verfchilt dit Kruid , dat die zelfde Kruid- kenner in Spanje waarnam, van den Cwonopus, uit een Keizerlyk Exemplaar door Dobon^us afgebeeld , waar van bet Origineel in Syrië en Paleflina groeijen zou. Het is een Haairig leg- gend Plantje, met Hoofdjes van vyf of zes Bloemen , wier Kelken zeer lang zyn en dus de Rolronde Peultjes 3 hier ook veel langer dau in de andere Soorten , gehed bekleeden. Mee elkander maaken zy als een Kraaijen * Poot uit 3 gelyk Bauhinus van zyn aangehaalde vyfbladige Lotus heeft gemeld. Om dat de Stoppeltjes van grootte en figuur als de Blaad- jes zyn* kan deeze daar toe behooren* 05) (4) Anthyllii Herb. lol. pinnatis, inarq. Capir. feiitariis* (i) AnthyUs Heib. ïqU tilpartitis, Cal. pu$maticï$ fasd- ü I A D Ej 0 . P H IA. 119 (6) Wondkruid ??ze£ ongelyke Finblaadjes , IV. zydelingfe Bloemfteeltjes langer dan het A™f*Ji ongebladerde Hoofdjes* Hoofd- stuk Door deeze bepaaling onderfcheidt zig dat^iv^ Kruidje , 't welk Doktor Gerard afbeeldt en in Provence aan den Zeekant by St. Tropez , Getards, onder de Pynboomen zegt te groeijen, van de overigen Soorten genoegzaam. Het heeft veele Kruidige, ronde gladde kruipende Stengetjes, van een Voet langte en daar boven. De Bladen beitaan uit zeven of negen Wigvormige Vinne- tjes, het uiterfte grootst; de Hoofdjes uit twin- tig of meer Bloemen * op welken een kort Ey- rond Peultje volgt* (7) Wondkruid met drievoudige gejleelde ge- jjjj*. Jloppelde Degenvormige Blaadjes en ^00/d"g^wind. jes Bloemen. zeid* Onder deezen bynaam befchryft de Ridder een Kaapfch Plantje, als hebbende een Krui- dige , leggende , ruige Steng , van een Voer lang, culatïs &c. Lotus pentaphyïlos &c. C* B. Pin. 3 32. Coro* nopus ex Cod. Casfateo. Dod. Pempt. 109 , male, ' (6) AnthylUs Herb. Fel. pinnatls insq. Peduncjat* Fol. longioribiis, Capitulis aphyliis. Mant. 100. Ger. Pnr^.^c* T. 18» (7) Antbyllh fub « Herbacea Fol. tersiatis petïolatis, fti- pulatis Enfiformibus , Flor. CapiKKis. Mant, z6$> Onoms involucrata» Berg. Cap. zi$t H 4 II. DEEL. X. STSJK. 140 OüBBEtB ROEDER IGE KRüfDEif. AfdT* lang' met opgeï egte ceDzaame Bloemdraagende- xvnit* Takjes, drievoudige gedeelde Bladen; Lancet- Hoofd» vormige Haairige Blaadjes; Stoppeltjes zo groot * 3W- *b di€ 5 rond!ChtiSe Hoofdjes „die een Omwind- zei hebben van twee driedeelige Blikjes, naauw- lyks langer dan dq Bloemen , welke geel van Kleur zyn. Dat Kaapfche, hier aangehaald , welk de Heer Bergius onder den naam van Ononis involu- crata voorftelt en waar van de bynaam ont- leend fchyntte zyn, badtKroontjeswyze Hoofd- . jes , met een weezentlyk Omwindzel van zes Blaadjes, Lancetvormig , Nagelachtig x iets kor- ter dan de Bloemen. Het was geheel ruig- Haairig en kwam voor *t overige taamelyk daar mede overeen , hebbende de den Meeldraadjes tot een van boven overlangs gaapende Gylinder famengegroeid, doch aan 't end vry en opwaards. geboogen: de Meelknopjes langwerpig en rond. EnjifiS*. Tot deeze kan eigentiyk dat Kaapfche Plantje peg«bi* Biet t,huis gebragc wordenj ,t wdkikin Fig^ 3» °P plaaB LXH, oBder den naam van De. °' geribladig mededeel ; hoewel hetzelve volmaakt met de bepaaling van den Ridder ftrookt. Aan 't zelve ontbreekt, naamelyk, de gezegde Haai- righeid t'eenemaal. Het heeft, in tegendeel, de Takjes en Bladen als ruuw en eenigermaate met kleine Stippeltjes gepointilleerd. Ook zyn de Blaadjes niet ftompachtig en Liniaal , gelyfc Bergius zegt, maar zeer fpits Lancet- en Degenvormig: de Stoppeltjes zeer klein. Het moes moet niettemin , zo wegens de overeenkomst IV. met de bepaaling, als, wel inzonderheid, we- ****** gens de Zaadhuisjes, tot ditGeflagt behooren; Hoofd- gelyk uit de volgende befchryving, met de Af"ÏT^,. beelding vergeleeken, blykt. dria> Het heeft de Takjes rond en geftrekt met overhoekfe Bladen 7 die lang gefteeld zyn en drievoudig als gezegd is of driebladig,beftaan- de uit drie afgezonderde Lancecvormige Blaad- jes 5 aan beide enden fpics ; met twee fpitfe Stoppeltjes , ongelyk kleiner ; de bovenfie Blaad- jes dubbeld of enkeld. Het Bloemhoofdje, aan 't end , is tweevoudig , en befiaat uit eenige Bloempjes, die een algemeen Omwindzel heb* ben van twee of drie fmalle Blaadjes, ver uit- fteekende , en breede driepuntige Blikjes. By Letter C is de Bloem , afzonderlyk, met ver- grooting voorgefteld , waar in zig by a het ge- baarde Steeltje, by &de Vlag, bye de Vleugels en by d de tweedeelige of dubbelde Kiel voor- doen ;zynde daar tusfehen by e de Meeldraadjes met den Styl vertoond* Negen van deeze Meel- draadjes, aan 't end omgebcogen en geknopt, piaaken famen een Scheede uit : maar het bo- venfte is geheel los en vry. De Kelk is in 't by- zonder afgebeeld by D , en dus ziet men hoe dezelve vyf ruige punten, de onderfte zeer veel breeder en langer , heeft* In deeze Kelk , dan redelyk gezwollen zynde , is vervat een Blaas* achtig Zaadpeultje , met een Nierachtig glad H $ kru*Q II, D£EL> X. STÜS, iz2 Dubbelbroederige Kruiden, IV. bruin Zaad , als by E , en het driepuntige Blik. Afdeel. je j^omc by p9 jn dergelyke vergrooting , voor. Hoofd Behalve de Anthytlis Asphaltoides , (misfchien stuk. Aspalathoides ) , die ik door den Ridder niet ge- Tienman fy)e\a vind in zyn Samentlel der Natuur: hoe- wel zy aan het Vlafchbladige Wondkruid fchynt naby te komen ; vind ik door den Heer N. Lv Bur manmus nog maar ééne Ononidcs t dat is Stalkmidachtige 9 onder de Kaapfe Planten opgetekend: doch deeze hadt drievoudige Ey- ronde Bladen en de end -Hoofdjes gefteeld; zo dat die geen van beiden myn gedagte Kaapfe Plantje kunnen zyn* Ook waren zy beiden Heefterachtig en de Heefterigen van dit Geflagt heb ik , als gezegd is , reeds voorheen befchree- ven« A R a c H i s. Aard -Eikel. Een tweelippige Kelk , omgeboogen Bloem ; famengevoegde Meeldraadjes en een bultige, dikke , geaderde , Lederachtige Peul , maaken de byzondere Kenmerken uit. t. Van dit Geflagt is maar ééne Soort bekend (i), nfp^ti' groeijende zo wel in Oost- als Westindie* Men ladifche* heeft- (i) Arachis H. Cliff. SJ ?• Ups* 228. R. Lugib. 3S>0« AiacMdna qua icïfolia viliola Flore lureo. Plum. Gen, 49. Ehket. Pift. f . s* 3. Senna tetraphylla f. Abfï congener hirfuta Madeiaspatana. Pluk, Alm, 3*1. T. 60. f. %\ Cha- masbalanus Japon?ca. Rumph Amh> IV. p. 426. T« 156. Mun- dubh MARCGR. Br au 3? fi. Arachidnoides Ameiiqana, Nl8- SQL* Mem Par. 2723. 357, T> 19* D I A P E l P H I A* 123 heeftze Arachis genoemd of Arackidna , dat by IV. Th e 0 p h r a s t u s een Plant was met Vrugten A xTm." boven en onder den Grond, By menigvuldige Hoofd* Reis- en Landbefchryvers vindt men 'er, onder STmc# veelerley uitheemfche naamen, gewag van ge- rfn.f maakt. Dus heet zy Mundubi inBrafil, Ma- nobi in Peru en Mani in andere deelen van Zuid - Amerika. In de Westindien, daarmen- ze tot Voedzel teelt , noemen de Engelfchen haar Earthnuts of Aardnooten , de Fran- fchen Pijiaches of Amandelen , en de onzen Aardakers , dat zo veel als Aard - Eikels zeggen wil. Men noemtze ook Piendels* naarst Engel* fche woord Pindals; om dat de Kern eenigszins gelykt naar Pynappel- Pitten» In 't Gewas fchync eenig verfchil te zyn. In Ooftindie heeft men het uit Japan bekomen , zegt RümphiüSj wordende het, deswegen, aldaar Katjang Japon , dat is Japanlë Boontjes , genoemd, diS hy echter met de Amenkaanfche of Westindifche , by ons Kurasfaufche Aarda- kers genaamd, gelyk fielt. De Paters du Ter- tre en Labat hebben deeze omftandigdoch wat gebrekkelyk befchreeven en afgebeeld ; ko- mende zy in 'c Neerduitfche Werk van den laatften onder den naam van Pimpernooten voor. De Heer Nis&ole* van MonjpelJier, ver- beterde zulks en befchreef de Plant als volgt. 3, Zy heeft een regten witten puntigen Pen- wortel > aan alle kanten Vezelig , die Sten- „ getjes uitgeeft van omtreat een Voetlangte, „ al- Ih Deel. Xf Stuk% Ï24 DüBBELBR JEDERIGE KRUIDEN. IV. Sï allen behalve het middelde op den Grond Hxv"1''» leggende, roodachtig, Haairig, vierkant en Hoofd- „ knoopig ; Bladfteden uitgeevende met twee 5TÜK* 3> Paar ^kaalachtige Bladen, van anderhalf „ Duim lang en een Duim breed; boven bly 9, groen , onder witachtig. De Bloemen , uic de Oxels deezer Bladfteelen , tusfchen twee Tienman mge, Stoppeltjes , voortkomende , zyn insgelyks re* 3, delyk lang g iteeld. Zy hebben een Vlag van 3, grootte als eens Menfchen Nagel, metVleu- 3, gels en een dubbelen Kiel, waar tusfchen 3, zig de Styl vertoont, gelykende naar een ge- 3, tand Peperhuisje." Sommigen van dceze Bloe- men zyn met Meeldraadjes voorzien, anderen niet, volgens Linnjeus. De Styl kruipt , na *t bloeijen , in den 3, Grond , en wordt een vuilwit Vliezib Peul- „ tje , met verlcheide ftreepen , hangende aan „ een Staartje van ruim een half Duim lang- „ te, Deeze Peultjes zyn anderhalf ofookïnin- ,3 der dan een Duim lang en ongelyk van dik- „ te, aan de enden doorgaans dikst, in 'tmid- den wat gekneepen, cn loopen dikwils uit in „ een kromme ftompe punt. De meeiien be- 3, vatten in twee holligheden twee rondachtige ,3 Pitten , met een bruin Huidje bekleed als een „ Amandel , dat zwart wordt , wanneer de 5, Vrugt veroudert of verdroogt. De zelfftan- „ digheid is wit en vettig, de Smaak laf en 33 eenigc :m:aate raauw , gelyk die van groene 93 Cicers of drooge Erwten/* De D I A D E £ P H I A. ia$ De befchryving deezer Peulen komt met de IV. mynen overeen. Volgens R ümp h i us heeft menze in Ooftindie een halven Vinger lang en Hoofd- fomtyds met drie Keeften of Pitten , welken 'TUE* men aldaar gebraden of geroost by de TheedrPeea*m gebruikt, tot Verfnapering ; doch zyzyn droog van Smaak en Hoppende of hard om te vertee* ren , gelyk onze A mandelen en Hazelnooten. De Negers houden 'er veel van en teeleoze op hunne Kostgronden , zo in onze als andere Europifche Volkplantingen. Van fommige Plan- ters worden zy ook geteeld , tot mefting van de Zwyncn en tot Aas der Hoenderen* Men perst 'er een Olie uit , weinig te kort fc boe- tende by die van Amandelen, en dus zo wel tot Spyze als tot Geneesmiddelen dieoftig. Ia Karolina worden deeze Aard -Eikels zeer veel gezaaid (*)• Lüpinü s, Vygeboon. Een tweelippige Kelk vyf langwerpige Meelknopjes, vyf rondachtige, en een Leder- achtige Peul* Dus komen de byzondere Ken- merken voor van dit Gefl gt; waar in de ze- ven volgende Soorten vervat zyn. ( i ) Vygeboon met overhoekfe Kelken zonder T. Luf>inu$ perennis* (*) Pbll Trans. for. 1769» Vol. LIX.'P. 2. p. 379. vendel" (1) Lupinus Cal* alternis inappeirdiculatis Sec, Sy/l. Nat* XXI. Qesn. 865. p. 48i- XUl. p. 545. Mill. Bi&t T. Ï70. f* 1» KALM. Iïm* III, p* $6» CaON. Firg* 104. Lu- pinus \ fcsö Ouböeldroëdëriöê K&VIDEm stuk. In Virginie groeit deeze Soort van Lupinen * 'rknmm- die in Geftalte met de Europifche kleine blaau- we overeenkomt 9 doch de Kelken zonder by- hangzeltjes of zydblaadjes heeft , en bovendien verfchilt door een overblyvenden kruipenden Wortel. De Bloemtrosfen zyn zeer lang en de Bladen befcaan uit agt Lancetvormige ftompe gladde Blaadjes, Straalswyze op den Steel ge- plaatst* Zy groeit 'er op zeer magere Zand* velden en fchraale Gronden tusfchen het Ge* boom te 9 vertoonende zig in 't Voorjaar fraay, door haare paarfch blaauwe Bloemen , welke van het Vee, inzonderheid van de Paarden , dik* wils afgegeten worden» ir. (2) Vygeboon met overhoekfe Kelken 3 zonder JbTs!nUS byhangzeltjes : de Bovenlip geheel, de 0«- witté. derlip drietandig. Deeze maakt de gemeeneZaay- Lupinen uit, die witte Bloemen hebben en groote Haauwen met witte platachtige Schyfronde Zaaden, als pïnus Rad. teptatrice perenni. R. Lugdb. 531» Moris. Hifi» II. p. %i. S. 2. T. 7. U 6. (i) Lupinus Cal. alt. inappencL &c. Mai^Med, 350. IL Clif. Up$* R. Lugdb. 166, Lupinus fativus Flore albo. C* B. Pin. 347, Lupiaus fativus» DOD, Pempt» 5*9, LOJJ* Ie, IU 6* . Afdeel. xv nu Hoofd - Byhangzeltjes : de Bovenlip uitgtrand y dé Onderlip geheel. Etvri DïADKLPHIA» 1^7 Érwten. Volgens den Latynfchen naam noemen IV. fommige dezelven Wolfsboonen 9 in 'c Franfch Lupins, in 't Engelfch Lupines; doch gemeen- Hoofd- lyk 5 als gezegd is, Vy geboorten: 't welk vreemd ?TÜK* voorkomt , daar dezelven zo bitter zyn ; doch^J™** in warm Water trekt 'er die bitterheid uit en zy worden niet alleen eetbaar, maar zelfs zoet- achtig van Smaak. In Italië worden zy veel tot Spyze gezaaid ; als ook om de Landen vet te maaken, zo fommigen willen: doch het is een zwaar Voed zei , dat Winderig maakt en dus niet dienftig dan voor het Arbeidsvolk ; hoewel de oude Wysgeeren doorgaans hunnen Knapzak daar van vol hadden. Geweekt zynde, en dan mooglyk geplet > werden zy tot een Soort van Penningen in de Schouwfpelen gebruikt (*). I# Barbarie was men gewoon de Runders daar me- de te meften. Het Meel van Lupinen behoort onder de weekmaakende en oplosfende Middelen. Het Afkookzel dient tot Wondzui vering en in- genomen doodt het de Wormen. C3) Vygeboon met half gekranjle Kelken 9 die by- m. 7 Luplnus hang» varius. Bonte* (*) Deeze noemcfe men , deswegen , Nammi Comicl , en hier van het quid dijïent J&ra Lupinis , by Hqrati^s; als ook het fchertzende by Plautüs: Macerato hoe pingues jï~ mt Aur& in Barbaria Boves. Men heeft du verkeerdeiyk in Erva veranderd , geiyk VossiüS asnwyst , en daar uit dwaas lyk het volgende opgemaakt .* Stuitl ignorant , quitl dijïent Erva Lupinis* Mant alt. 441» (3) Lupinus Gal. iemivciticiüaris appentiiculatis &c. ƒ/. 128 DUBBELBROEDERIGE K R ÜI D Ë hangzeltjes [hebben ; de Bovenlip tweedee* AXvul a KS> * Onderlip byna drietandig. Hoofd- _ , . sïuir. Deeze voert den bynaam, om dat het Zaad T^^«-geftippeId is 9 en de Bloemen zyn ook uit den nige' rooden en blaauwachtig paarfchen bont , de Blaadjes Liniaal. Zy valt zo hoog niet als de voorgaande 3 welke fomtyds meer dan een Elle opfchiet. Deeze Wilde Lupinen groeijen ia Italië en de Zuidelyke deelen van Vrankryk > op de Akkers, onder 't Koorn. iv. (4) Vygeboon met overhoekfe Kelken % die hwfT™.* byhangzeltjes hebben; de Bovenlip tweedes* Ruise« ligy de Onderlip drietandig: Op de Griekfche Eilanden 3] in Provence eü in Spanje, is deeze gevonden, die weinig van de voorgaande Soort, dan in het gemelde en in de ruigte verfchilt. De geheele Plant 5 naamelyk , is bekleed met rosfe Haairtjes , zelfs de Zaad- peulen ; de Blaadjes veerbreden naar 't end en zyn dus Spatelvormig de Bloemen blaauw- aehtig* Clïff. 499. UpSê 367* Lupïnus fylv. tl. coeruleo. C. B. Pin* 348. Lyp. fyiv. Fl. purpureo Semine rotundo. J. B* llifl. Hifl. II. p. 291. Segetum fylv. Lup. Fl. coeruleo. Los* Ic, II. p. 64. GER. Prov. 490. (4} Lupinus Cal. altccnis appendiculatis &c. H. C/^.499. Ups. 109. Lup* peregrinus major f. villofus coerulcus isia* jor. C. B. Pin, 348. Prodr. 148. Lup» exoticus hirfutisu*- uïus. J. B. Hift» II. p» *S9* Lup. lauuginofus latifolius hu- tmlis, Fl. coeruleo - purpurascente , Scolomferus. SHAW*slfr, GtK» Pr tv. 4pi, D I A D E % P II IA; Z&J Cf-) Vygeboon w£ gehranfle Kelken* die by- IV. hangzeltjes hebben ; & Bovenlip tweedee» lig> de Onderlip geheel. Hoofd- stuk. Van de voorgaande heeft deeze de Gcftalte , v. en is ook geheel Haairig, maar heeft de Bloe- Lp*$"s[ jnen roodachtig wit, met de Vlag in 't midden ftaairig. rood 3 de Bladen Lancetvormig ftompachtig* (6) Vygeboon met overhoekfe Kelken , die vi. byhangzeltjes hebben , de Bovenlip twee-^*^9* deelig , de Onderlip geheeU smaibia» dige. (7) Vygeboon met gekranfte Kelken , die by*> vil hangzeltjes hebben ; de Bovenlip tweedes* öeeli. lig , de Onderlip drietandig* Grootelyks verfchülen deeze f waar van de eerfte Smalbladig is en de Bloemen blaauw ; de andere breedbladig en dezelven geel heeft. Zy worden beiden in de Bloemtuinen gezaaid, zo wel als de meefte voorgaande Soorten , wild groeijende in de Zuidelyke deelen van Europa, Men ($) Lupinus Cal. verticill. appendic. &c, Lupinus pere- gilnus major, Flore vario. Herm. Lugdb* 386. (6) Lupinus CaL akernis «appendic. &c. Lup. anguftifo» üus coeruleui elacior. Raj. HiJ$. pos. Lup. FL coeruieo mi- nore. RlV. Tetr. (7) Lupinus CaL verticill. &c. H. Cliff. Ups. R. Z«g*## 367. GOüAN Momp* z6i, Lupinus fylv. Flore Juteo* C. B. jPi/s* 348. Lup. !FJ, luteo Sem. compresfo vario. J, B. Hifi. IU p. 291. BARR. lo 11. DOD. Pempt, jjo. LQB» 7$# I II* D£EL* X. STUK* 130 DUBBELBROEDERI GE KRUIDEN^ IV, Men vindtze by Weinmakn, op Plaat 674 % Afdeel, zeer fraay met haare Kleuren voorgefteld* Hoont De Lupinen zyn geen onaartlge Bloemplant «tuk. ten, inzonderheid de laatstgemelde Geele, die Tienman- niet alleen fchoone Bloem -Aairen heeft, maar ***** ook een aangenaamen Reuk. De Bladen groei- jen in allen Straalswyze op den Bladfteel , die zeer lang is , en hebben in fommigen de ei- gfenfchap , van zig 's avonds famen te trekken» Die Kaapfe met eenvoudige langwerpige ge- haairde Bladen , te vooren als eene Soort ge» boekt, is thans uïtgemonfterd Voorts verfchillen zy kragtig door het Zaad; doch , de onderfcheiding by den Ridder alleen genomen zynde van de Kelken , is het zonder- ling 9 dat zyn Ed. 'er geene heeft, die de beide Kelklippen onverdeeld hadt; hoedanig de Heer Gerard de Ruige in de Bosfchen aan den Zeekant van Provence waarnam, In Egypte vondt de Heer Forskaohl dat een derge- lyke werdt aangekweekt , daar het Volk de Steelen raauw van at, als die gefchild waren, en de Boontjes tot Spyze kookte. De Arabie* ren noemdenze Termis en hier van zyn bynaam (f ). Hy merkt, dat zonderling is, aan, hoe men de Kolen van. dit Kruid, als ongemeen ligc zynde, at (*) Lupinus iiitegrifblius. Sp* Plant. 10 16. >Am* Acadm VI. Afr. 43. (\) Lupinus (Tennis) Calyeibus fllternis appendicalatis f X»abio utroque integtd , acuto. Flor. J&gypt+ Arak. p« nu DlADEï-PHÏA, J%1 aldaar tot het maaken van Buspoeder gebruik- IV, te. Om die Kolen te bereiden, werden de Stee- Jen digt by elkander in een Kuil geflopt , dan Hoorn* Vuur daar op gelegd , en als het in brand was 5- aanftonds met Aarde overdekt ; even als men^f^* de Goudsmids - Kolen vervaardigt. Tot zes deelen gezuiverde Salpeter , werdt van Zwavel en van deeze Kolen , ieder één deel , genomen. De Bloemen van deeze waren wit of blaauw Een andere, ook in Egypte door hem gevon * den, die hy Gevingerd noemt , fcheen nader met de Smalbladige over een te komen ,• doch de Bladen beftonden uit negen Wigvormige Blaad. jes , en de Bloemen kwamen aan Troswyze Kransjes op enkelde Steelen voort , zynde wit 9 geel en blaauw , gemengeld. Deeze hadt een overbly vende Wortel ; daar alle de andere Soor- ten (uitgenomen de eerfte $ Virginifche ) Jaar? Jykfe Planten zyn. PhasEolus* Klimboon, Ik kqme nu tot de befchryving van dit Ge* flagt,in't welke alle die Klimmende Boonen be- greepen zyn , wier Bloemen den Kiel, mee da Meeldraadjes en den Styl, fpiraal omgedraaid hebben. Zodanig zyn *èt negen en daar op volgen nog zes niet flin gerende of windende Soorten. * & tl) i$a Dübbelbroeder r ge Kruideh» IV. (O Klimboon met een windende Steng , AxvfuL" *r0-^ tweelings - Bloemen , Cliffl 359. Smilax Horr. f. Ph.)feohis aaajor. C. B. Pin. 339. fi, Phafcolus puniceo Flore. Coi ftreepte en van gemengelde Kleuren* Dö groene Snyboonen geevefc een ligt en z&gè Voedzelj dat den Afgang bevordert; de verfch gepelde jonge Boonen zyn ook zeer gemakke- lyk verteerbaar en gezond: maar de drooge ou- de Boonen zyn zwaarder Spyze^dienftiger voor Arbeidsvolk ; anderszins dikwils Benaauwdheden maakende of andere Kwaaien , byzonderlyk* wanneer menze met weinig Boter en veel Zuüt gebruikt* Van veeïen worden zy ook in Vleefch* fop of Water gekookt en dus met lang nat, zo men zegt, gegeten. Als een Geneesmiddel zouden zy tegen 't Graveel verflrekken kunnen y zo fom- migen willen* Behalve de gedagte veranderingen is *er een Soort van deeze Boonen , weinig in Gewas ver- fchillende , doch met hoogroode Bloemen , ge- meenlyk Bonte Boonen genaamd of Piet Heim Boonen ; om dat die beroemde Vlootvoogd de* zeiven , in 't voorfte der voorgaande Eeuwe 5 uit Amerika eerst in Europa overgebragt zou hebben. De Kleur der Boonen is zwartachtig en Roozerood , met zwarte Streepjes en Vlak- ken. De Hulfen zyn dikker en ongelyker dau die der anderen , tot fnyden onbekwaam ; doch de Boonen , jong zynde * zeer aangenaam van Smaak* Men houdt deeze Plant dikwils toe fieraad aan Stokken in de Bloemtuinen , maakt *er Prieelen van » enz* D I A D E L P H I Ai 135 (a) Klimboon , die de Haauwen halfmaans* IVi wyze als Houwmes/en heeft en effen. ^xvifu * In Beogale was deere waargenomen 3 die de^°^D* zydelingfe Blaadjes aan de buitenzyde eens zo 11. breed en de Bloemen zeer klein en groen hadt. ff'J^** De Boontjes waren Eyrond, famengedrukt ge-Haifmaans« ftreepr Ik oordeel de Plant, welke ik uit Oost^2*^ indie ontvangen heb, in Fig. 1 , op Plaat LX IIL ^fc. ti * afgebeeld , en wegens het Loof en wegens de figuur der Haauwen 3 hier mede overeenkom- ftig (*> (33 Klimboon , die de Plag der Bloemen nt omgejlagen en met de Kelken eenkleurig ^bev^L* heeft. Uit Afrikaanfch Zaad geteeld hadt deeze in *t laatfte des Jaars 1736 in de Cliffbrtfche Tuin gebloeid* Zy is , niettegenttaande haare onbe- valligheid , door den Heer Ja c q,u j n in afbeel- ding gebragt. Aan een zeer hooge windende Steng draagt zy hier en daar Bloemefi , waar op (2) Phafcolus Caul. vol. Leg, Aunaciformibus fublunatïs laevibus. Phas. Benghalcnfis fcandens &c. Berg. Vi&dr. s>p. (*) Wei waar is 't, dat in alle Boonplanten van deezen aart, gelyk Rumphius aanmerkt , de middelrib niet regt door de zydblaadjes loopt, maar het verfchil zal in deezè wat groorer zyn , dan in de anderen , alzo het in $c byzon- der is opgemerkt. (3) Phafeofas Cautie vol. Flor. Vexillo &c, H. Cliff. 359* ]AC<^ Hort. T. 66. 1 4 II. Deel- X. Stuk. 13Ö DubbelbroEberigb Kruid &®0 IV. op groote Haauwen volgen 5 met Zaaden die Ax^mL* ^°°dachtig zyn geftreept. De Bladen zyn langer Hoofd- dan in de gewoone Klimboonen , het middelde stuk. van je foiQ Eyrand Lancetvormig. (4) Klimboon met de Bloemfieelen eenigermaa- Tbafitlut te ^■00f^ vergaard \ de Zaaden vierh&e- Farino/us. Jtig Rolrond en als gepoeijerd* Meclige. Een Oostindifche, welke de Bladen hoekig, als die van Klyf heeft en Roozekleurige Bloe- men , maakt deeze Soort, Baniream genaamd by de Javaanen* (j>) Klimboon met de Bloemfteeltjes dikker Vtxliutv*. dan de Bladfieelen tot Hoofdjes vergaard ; Giootvlag. Vleugels eenigermaate Zeisfenvormig wanjtaltig; de Haauwen Liniaal gejlrekt* De grootheid van de Vlag doet deeze, die van de Havana afkpmftigis, uitmunten. Zy heeft welriekende Bloemen , en is een Plant, die als in 't midden ftaat tusfchen dit en 't vol- gende Geflagt. De Bladen zyn lang, fmal en iuig , volkomen Lancetvormig. (6) (4) Phafeolus Caule vol, Ped. fufrcapitatis &c H. Upu fti4. Thas. peregtmus Fl. Rofeo, Sera. tomcntofo. Niss. Mem. 1730. p. 577* T. 42. Phas ind. Hedcrx folio angu- lolo. RAJ. Suppl. 348. BüRM Fl Ind. 157. f5) Phafeolus Caule vol Pedurac. PetioJo ctasfioribus &cch Jacq. Hert. T. 102* R. Lugdb. 367» N. 4* Pnas. Fl. odoia.- to9 Vexilio amplo patulo. Pil-l* Eitb* f. 3°2* Ö I A D E t P H I A. I37 (6) Klimboon met Hoof 'djes - Bloemen 9 die ge- IV; blikte Kelken hebben en zeer groote uitge- ^JyjjJ2* fpreide Vleugels , de Bladen langwerpig rïooFD- driehoekig. STÜK* - vr. Dc Vleugels van de Bloem, die eene Kleur als bleekroode Wyn heeft, zo D 1 llEin iusGrcotvleu- meldt, zyn in deezezeer groot, 't Gewas 5 dat86* windend is 3 bereikt, gelyk in de voorgaande, drie of vier Ellen hoogte» Het heeft zyne af- komst uit Karolina, (j) Klimboon met los geaairie Bloemen , de m Vleugels zo lang als de Vlas;. Afatus, 0 a Langvlea* Aan de Bloemen van deeze , die uit dengd% paarfchen blaauwachtig of Violet zyn, geeft Dillenius breede lang uitgeftrekte Vleugels. *t Gewas is als der gemeene Kiimboonen, maar de Haauwen zyn fmal en klein, bevattende Nier-. achtige Zaadjes. (8j Klimboon, half windende , met geaairde vin. Bloet^ierec' Vergiftige» (6) Phafeïtus Caule vol. Fl. Capitatis, &c. Phaj. Radice annua &c. R. Lugdh 368. N. Phas. Fl. helvolo , Alis araplis patulis. Dill. Elth. f, 300. (7) Pbafeolus Caule vol. Flor. laxe Splcatls &c. Phas. Fi. purpureo, Alis amplis longe protenfis. Dill. EUk. f. 303* (8) Phafeolus Caule femi - volubili , Flor. Spicatis &c> Mant. 100 Phas. ikumofa Radice. Am. Aead. IV. p«, Phas. Batbadenfis ere&ior , Siliq. anguuVsfuna' , Tin&orius» Dill. Elth f. 301. Phas, fubhiifums Amer* exitiofcs. Flus» Alm. 2^0. T, au* f, 2, 15 1^3 DüBRELBROEftERIGE KrüIBEN* IV. Bloemen , ongeblikte Kelken > groote uitge* AxvmL' fpreide Vleugels en Eyronde Bladen. ^uk"* *n Zuid- Amerika en op Barbados groeit dee- Tienman ze 5 die een opftaande Steng heeft van drie Voeten hoogte, dan verder windende, en drie- voudige Bladen , welke naar die van de Stin- kende Klaver zweemen. By avond voegen zy zig 5 op een byzondere manier , tegen den Steel en met denzelven tegen de Steng aan j tot be- fchutnrg , als 5t ware, van het Vrugtbeginzel* De Bloemfteelen zyn een Voet lang en hebben een Aair van tweelings - Bloemen s met Cylin- drifche Kelken , de Vleugels driemaal zo groot als de Vlag , rood van Kleur* Zy draagt zeer fmalle Haauwen , waar van het Zaad Vergiftig is : want die van Barbados noemenze Killwench> dat is Hceredood , en Fuddlefish y als de Vis- fchen dronken maakende. Ook fchynt zy tot verwen aldaar gebruikt te worden* (9) Klimboon die de Vlag met den Kiel [pi* Catucaiia. taal omgewonden heeft. Sl:khoor- nise- Wegens de zonderlinge omdraaijing der Bloem , die eenigermaate naar een Slakhoorn gelykt , heeft deeze den bynaam. Zy is uit de Indien af- kom- (9) Thafeolus Caule vo!* VcxiII's Carinsque fpiraliter con- volutis. Trfw Rar* 14» T 10. Phas. Rad. pcrenni fubro- fundi. R Lugdh. \6-?. Phas* lnd. Cochleato Flor Triumi. Obs. 93. T. 94. RAJ Hifi. J890. Burm. FU lnd. 158, t) 1 A D E L r M I A. *39 komftig, zyndè door de Portugeezen eerst in Italië gebragt f en federt , als een byzondere zeldzaamheid 5 in de Europifche Kruidtuinen Hoofd** aangekweekt» 't Gewas blyfc over , en klimt ,*tuk. op de manier der Snyboonen * doch zo fterk,^**** dat men *ttin ééne Zomer, tot vyftien en meer Ellen hoogte heeft zien komen. De Steng is Houtig en Takkig ; de Bladen als gewoonlylc ïriumfeïti heeft de Bloem omftandig be- fchreeven* (10) Klimboon met een opfiaande gladde Steng , Blikjes grooter dan de Kelk en hangende T^ulT famengedrukte rimpelige Haauwen. Laa£** Laage Turkfche Bponen noemt men deeze * die ook uit Indie zouden af komftig zyn ; mede een Jaarlyks of Zaay- Gewas, dat witte of paar- fche Bloemen heeft p draagende in lange ronde Haauwen Boontjes die wit zyn 5 of roodachtig bont en van verfcheidene Kleuren. Zy worden ook Italiaan fche Boontjes genoemd. Men kan ze ruim zo goed tot Spyze gebruiken als dege- meene Witte Boonen : want zy zyn aangenaa- mer van fmaak. (n) fio) Phafeolus Caule ere&mscufo laevi &e. Am< Aca&.Vf. 284. Phas. vulgaris Italicus hum. f. minor, albus cum or- bita nigricante. J* 8. Hifi. 11. p. 358. Smilax Siliq. furftam rigsnte f* Phas, parvus italicus. C, li. Pm. 339, Buaw. K* Ind. 1$ g. Ut DKEL. X, SffUfj i^o Dub be lbroeds rige Kruiden. IV* (u) Klimboon met een opjiaande ronde Steng $ '^xvïiï" Hoofdjes -Bloemen en Cylindrifche Haau* Hoofm weti horizontaal. stuk* xi. Dit is een klein Oostindifch Gewasje , da& ^J^{^f Boontjes niet grooter dan Vitfen draagt, meest Gcitiaaide.ügt groen s anderen bleek geel , vaal of Lever- verwig en fommigen ook zwart. Zy worden Kadjang Kitsjil genoemd van de Javaneezen. Deeze groene Kadjang dient niet alleen met de anderen, welken ik ftraks befchryven zal, tot Proviand der Schepen en Voedzel van den ge- meenen Man; maar zy worde voor de befte 1 Soort gehouden , zynde ligcer verteerbaar en veel malfer dan de grootere Soorten van deeze Boontjes. xii. O*0 Klimboon met een op/taande hoekige Jle- Kaddic** kelige Steng en hangende ruige Haamven $ die een kromme Punt hebben. xm. 03-) Klimboon met een bogtige ronde ruige Mungo. Steng en Haauwen , in Hoofdjes vergaard. Meiske. Wei- (n) Pbafeolus Caulc ete&o tereti &c. A3* Stockb. 174* • p. 202, T. 7. f. *♦ Phas. Zeyl. SiLq. radiatira digeftis. DlLL. Elib f« 304. Phafeolus minimus. RüMPH Amh. V« p. 38tf» T. 139» ^ 2- BurMj Fl. Ind I5g. (12; Phofeolus Caule credo angulofo hispido &c. H. Cliff. 499. R. Lugdb. 307- JW- Zeyl. 2?o. GEON. Oriënt* 317. Thas. Orthoraulrs Mungo Perf-uum. HERN. Mex. 887* Cadelium. R.UIV PH. Amb. V. p. 388 T. 140. BüRM. FL Ind. 158 Phafeolus Caule flexuofo tereü hiifuto , Leg. Capit. hirtis. Phas. hufmus flexicaulis Mungo affinis Madeuspat. Caule tereti* Pluk. -to. 29 o« DlADBLPHIA. I4Ï Weinig verfcbillen deeze twee Oostïndifcbe, IV. de eerfte Max gebynaamd, volgens den Arabi* A^f,L# fchen naam 5 de andere Mungo volgens den Per- hoofd* fiaanfchen. Het zwarte Zaad, naar Koriander STUE* gelykende , dat de Kadelie van Rümphiüs^4"" voortbrengt , v/ordt gegeten en gekookt als de gedagce Boontjes, maar is veel flegter Voedzel en bitterachtig. De Sineezen maaien 'er Meel van 3 daar zy Riempjes van maaken als de Ver- micelli der Italiaanen ; dienende ook om in Vleefchnat te kooken,en dan niet onaangenaam; Zy zyn de lymerigften van alle de Kadjang- Boontjes. Het Zaad der Mungo wordt , aan de Vatte Kust van Indie , gebruikt tot Paarden- Voeder 9 en het Afkookzel dient, als Gerfte wa- ter 5 in Koortfen. Aviceuna geeft fer dea naam van MeUke aan. (14) Klimboon met een opjlaande Steng en XIV Lancetvormige Bladen. PhJ/eoias Lathyroi- Op Jamaika is deeze wild groei jende gevon smaibiadi- den met een groote hoogroode Bloem* ZySc- werdt, door Sloane, by de Lathyrus verge- leeken en draagt fmalle Haauwen, volgens de waarneeming van Browne, Met de bepaaling fchynt volmaakt die 3^-japanfche. (14) Phafeolus Caule ere&o , Foliolis Lanceotetis. Phas. minor erebus Pratcnfis, Foliïs oblongis &c. BaowN. Jam. 291. Phafeolus erc&us Lathyioides. SLüAN, Jam* 71* Hijl. \. p. 183. T. 116. f. x. lh Deel X. Stuk* X4* DüBBELBEOEDERlCE KrUÏDEW* IV. panfche overeen te komen, waar van ik de Af-» Axvuh* beeldinê' in J%-*>°P Plaat LXI1I. gegeven heb. Hoofd- Dat dezelve een flingerend Gewas zy, is uit de stuk. geftalte van den Tak , dien ik daar van hebf J£"man" met Knietjes voorzien en in Leden verdeeld , niet waarfchynlyk. papfche. De Heer N. L. Burmannus geeft een Soort op, onder deKaapfe Planten, die de Steng overend ftaande , met Knietjes en geftreept heeft , de Haauwen famengedrukt , plat en de Bladen Eyrond Lancetvormig (*), xv. (is) Klimboon met een opjlaande Steng m Klootronde Zaaien , zwart genayeld* /permus, Rondzaa- De Kogelronde Boontjes, wit van Kleur met *lgQp een zwarten Navel , onderfcheiden deeze , die onder den naam van Caravanccs op Jamaika ea in anderen deelen der Westindiën , na 't Regen- Saizoen, gezaaid worden, Dolichos. Slingerboon* In dit Geflagt heeft de voet van de Vlag twee evenwydige langwerpige Eelten, die de Vleugels van onderen famendrukken. Het bevat eenentwintig fingerende of zig omwindende en vyf overend ftaande , byna alte- maal uitheemfche Soorteq % als volgt* CO {+) Phafeolus Capenfis. Flor, Cap. Prodr. p. 2ï. (15) Fhajwlus Caule erefto, fem» gïobofis &c* Bpowk. Jam, 29Z. Phas. erebus minor , fem* Sphxïko aibo &s» SLOAN. JO£. 72» Kift* b P» T*U7^*>? 0 I A JD £ L P H ' 1 AV H5 fi) Slingerboon met Haauwen als Houwmes- Iv* Jen , de Zaaden Eyrond met een geboogen ^xvuu" Navel aan % end, Hoofd- stuk, In Egypte groeit deeze , Lablab genaamd , DJ{eèQS die 'er 5 volgens Alpinüs, een Boomgewas Labuk .m maakte , dat honderd Jaaren en langer in 't leven fche?ypU" bleef, zynde geduurig groen. De Boonen, in lange breede Haauwen vervat, waren zwart of rood , en dienden tot Spyze , wordende het Afkookzel met Saffraan , tot Borstkwaalen , verwekking der Stonden en Waterloozing , ge- bruikt, Ook fpeelde het Gemeene Volk met deeze Boontjes ; waar van de naam 3 (dewyl Laab by de Arabieren Spel betekent, ) zoVes* LiNoius oordeelt, afkomftig kunnen zyn. De Heer Haq cBtqrn st , die in Egypte waarnam , hoe men dit Gewas aldaar tot be- kleeding van Afdakken, Prieelen enGaanderyën in de Tuinen en aan de Huizen gebruikte, merkt aan , dat hetzelve aldaar van buiten fcheen in- gebragt te zyn , mftfehien uit Indie over Euro* pa: aangezien men hetzelve 'er, in de Land- taal 5 Ful Frangi , dat is Europifche Boonen > noem- (i) Döllcbos volubiiis , Legum. ovato - Adnaclformsbas &c. Syft Nat. XIï. Gen* 867. p. 482* Vt%. XUI. p, 547. R. Lutfit. GOUAN Monsp. 365. H. Ups, 214., Has- SELq; Itin* 48 5. Phafeolus jEgyptiacus nigro Semine. C. E. pin. 341. Tournf /«/?. 4H« Phas. nigee Lablab. Al?. f^gypt' 74« T* fè* VESLINC. 4>. £7* 144 Dubbelbroederige Kruiden IV. noemde. Het bloeide aldaar in de Maand Sep* AxvinL' temben De PeuI was aan de RuS ruuw > vatx Hoofd- onderen bezet met veele kleine pukkeltjes. De stuk. Steng is ook ruuw : de Bloemen komen by Krans» ni&Tma* ïQSi van Vlet °f vyf elkander > voort; don- ker paarfch of wit, en 't Gewas heeft met dat der gewoone Turkfche Boonen veel overeen- komst, In de Europifche Tuinen is bet een Zaay- Plant , die naar de gewoone Turkfche Boonen veel geiykt , hebbende de Steng ruuw en de Bloemen komen byna aan Kransjes voort, van vier of vyf by elkander, donker paarfch of ook wit van Kleur. Aan den voet van ieder Blad zyn Borfcelige Blikjes , doch aan de Kelken komen zy Eyrond voor en vry groot. *!♦ (a) Slingerboon met hangende Rolronde Haau- Doiichot wen fóe föfc Zyn Bloemjleelen opze-* chinee- regt , veelbloemig* Van de Chineefche Boontjes , in 't Maleits Katjang Sina genaamd , verhak: *Cumphius, dat menze in Nederlandfch ïndie aan itokken plant, gelyk de gewoone Snyboonen , waar zy zig met dunne taaije Ranken om winden y ea daar by oploopen , hebbende de Bladen wat fmaller en glad. De Bloemen zyn wit ofpaarfch- achtig en hebben de Vlag agterover geboogec. Maar fche (2) DolUhos volub. Leg. pendulis Cylindricis &c* Am* Acad, IV. p. 3*6. Dolichos Sinenlis* Amh* V. p* g7$. T. Ifftf GOUAN Mmtf* 3*1. 13 I AD 8 f- P 'tl I A. 145 Maar in 't byzonder munten deeze uit door de IV* langte der Haauwen, die zig als Kraalkettingen Axvnu* vertoonen : gelyk dit by ons ook in de zoge* Hoorn* caamde Princesfe - Boontjes plaats heeft ; hoewel ;TUir* zy maar ééne holligheid hebben: welke £oon- dn/.*™' tjes omtrent van die grootte bevat , zeer aan* genaam van Smaak en wit of rood van Kleur. Men eetze 'er op dergelyke manier ; nnaraelyk de groene Haauwen aan ftukjes gefneeden , dan in Watej gekookt -en voorts begooten met eea vette S.tus* Van decze beiderley zyn my de Plaauwen vaa Batavia toegezonden , die ik in Liqueur bewaar, hebbende omtrent de laogte van een Elle en de dikte van een Pink . gelyk Rümphiüs zegt : 't Gewas fchynt men in de Konlnglyke Tuin* te Montpellier , te hebben of gehad te hebben* (3) Slingerboon met Rolronde ruige Haauwen > tit» die aan 't end een Elsvormig krom Na-Uncï%tl geitje hebben; veelbloemige Steeltjes en een Haak^e* ftekeli&e Steng. (4) Süngerboon met byna Rolronde Haauwen , iv- Tropswyze vergaard, aan de tippen krom Y**™eu£am en holrond* DusGen3£clc^ (5) Dolkhos voïub. Legum. Cyifncfr. hlrfutis, &c. Phas. hsrfutis Siliquis ere&is & aduncjs. Plum. Sp. S. /<:♦ zzu (4) Dolkbos voïub, Legnin, Capit. fubcylindr. spice re* curvo concavo. R. Ups. 2*4. IacQ. Hor:. 23. Cacara nï. •gra. Rumph* V, p. 3si« T, 138. BURM. /7, Ind. p. K II, deel. X, stuk* 1^6 DUJBBELUROEDERIGE IV. Dus worden deeze beiden onderfcheiden , waar AxvihL# van Ag eer^e 'm Wcstindie , de and^r in Oost- Hoofd- indie groeit , zyn deeze laatlte de Zwarte Ca- stuk* care * van Rümphius, dus genaamd, om dat fj[e!nman ^e ryPe Boonen zo zwart zyn als Git. Raauw zyn zy , gelyk de Turkfche Boonen , zeer on- gezond en voor het Vee vergiftig ; doch men kanze , door in Water weeken en opkooken , tot een goede Spyze maaken. De Javaanenroo- ften of braadenze in de heete Afeh en eeten ze dan , als 'er het zwarte Velletje afgefprongen is , uit de Mand of gebruikenze tot eenige Me» dicyn* v. (5.) Slingerboon met Zabelachtige Haauwen , Doikhp 0p j£Up fofe hielen hebbende > de Zaa- zabeiach- den met een Dopje bekleed. Op Jamaika groeit deeze , die Zeer groote Boon , met Zabelachtige Haauwen, en de groote Naad wederzyds met een uitpuilende Rib, het Zaad wit en in een Vliesje beflooten, vanBRowNE en Sloane getyteld wordt. Het Gewas fchynt overeenkomltig te zyn met de Rouw - Mes Bom van Rümphius, misfehicn in Oostindie over- gebragt ; als gekweekt wordende op Java co an* (5) Doiicbos vclub. Leg. Glad. Dorfo tricarinatis , Sera» >.rillatis. H, Gif. 360. Ph&feolusfurre&us major &c»Bkov/n* Jam. ü9i« Phafeolus maximus Sil. Lnüfotmi , Ncrvis inlïg* nka &c. SLOAN. Jam. 68. U voor- gemeld. De geftalte is ook als der gewoone Klimboonen» Zy vallen in Amerika. vin. W Slingerboon met getroste ruige gelyke Aiusjimus. Haauwen 5 de Zaaden met een Klepje om* zett hoo* ringd , de Bladen wederzyds glad. In groote Berg • Bosfchen , op 't Eiland Mar* tenique 3 en aan de fteile Oevers van Beeken , groeit deeze Soort , die de hoogde Boomen be- klimt , laatende uit derzei ver Loof zeer fraaije Bloemtrosfen aan de enden van Steelen 3 die fomtyds wel twaalf Voeten langzyn, tot ver- maak der reizende Luiden, nederhangen* De Bloemen zyn paarfchachtig blaauw , met een geelen Kiel, van eene wonderlyke figuur; de Haau- (7) Dolichos voiub. Legum. (ïibcylindr» Isvibire longisii- mis. Jacq. Hert. T» 67. f8) Dolichos voiub. Legutn. Racemofis hirtis acqualibus &c. JACC^ Amcr. 27. Hifl. 203* T. 2gj. Hort. M*L VUL % i*. D'IA DELPHI A. 149 Haauwen gelyken veel naar, die der volgende IV. Soorten. A™gJ; (9) Slingerboon met getroste Haauwen , diede^^^ Kleppen byna gekield en ruig hebben , met 1X, drie Bloemfleeltjes by een. Doiicb&s J J " prurtens. (10) Slingerboon met getroste Haauwen yLan^n *n e# cetvormig overdwars gefleufd, de Zaaden v™**- ? Brandende» zwart genngcU Van deeze beide Soorten , wier Groeiplaats is in de beide Indiën, worden de f iaauwen ge- noemd Jeukboontjes, in 't Franfch Pois a grat- ter, in 't Eogelfch Cowage of Cow-Itchy we- gens de bekende eigenfehap , van eene branden- de Jeukt in de Huid , zelfs der minst gevoeli- ge Menfchen., te verwekken. In Oostindie noemt (9) Dollühos volub. Leg. Racemofls Valv. fubcar. hirtis , Pedunc. ternis. Mant, 441. jAcq. *Amer. Hijl. 201. T. 123. Plus. Americanus Sec. Pluk. Pbyt. T. 21+. f. 1. phas* utriusque InduT Lobis viüolis pungentibus minor. 3LQAN. Jam. 69* Cacara pru ritus. Rümph» Amb. V. p. 393. r. 141- Nai-Corana. //*r*. VIII. p. 61. T. 35. i<7. 2^/. 5 3 9. BüRM. FL lnd> is9. (10) Dolkkts volub. Legurn. Raccni. Sulcis trans verfijn ianceolatis, Sera. hito eind is. jAcq. -4/»*r, 2o2t x. 18 2. f. 84- PHas. Sil. latis hisp. mgofis. Pjlüm. Ic. T, 107. rhas. Amer. Frut. &c. Pluk» Pbyt. T. 213. f. 2. Phas. Brafil. Frut. SLOAN. 7**3. 68. I. p. i-g. ZoophthaJ- mura. Erown. 7^w». 29*. Mucuna. Marcgr. 5^5. i«>. Kaku- Valii. i^r*. jfttf, VIII. p. 63. T. 3$. BüRM. Fl. IrJ. IIV ï>mu X* S.TUK, i5o Dubbelbroederige Kruidsn. IV. noemt men ze' ook Maagden of Krieuwel -Kruid* AxvmL,°m de ze5fde reden* Van de eerde Soort zynde Roem» Boontjes , die de langte en dikte ongevaar van 5 tuk» een Vinger of Pink hebben , gemeenst ï vaa ^m*~ de andere 5 die wel een Span lang en veel dikker vallen, de Zaaden of Boonen, genaectilyk Ox- fen of Ezels - Oogen , en ook wel Duivehboonen genoemd wordende , wegens de Toverachtige hoedanigheid , die de Indiaanen daar aan toe* fchryven. Van de kleihften, welke in Oostin- die tam en wild voorkomen , aldaar Cacara Gat- tal genaamd , kunnen 81 Boontjes, wel bereid zynde, tot Spyze ftrekleen (*}. *t Gewas is in beiden aan dat der gewoone Klimboonen niet ongelyk , en heeft Bloemen die aan Trosfen hangen , elk cp '±tg zelve naar een vliegende Horlel , of naar een Wyf jes Nagtka* pel, eenigermaate gelykende , en dus ook van een zeer vreemde figuur. Van de kleine komen dikwils dertig Bloemen , van de groeten wat min- der voor , in ieder Tros , die een zeer fraajje vertooning raaaken. Zy hebben geen Reuk cn zyn in de eerfte Soort rood of paarfchachtig , in de andere geel. De Vlag is Eyrond en klei- ner (*) Plukenet meikr aan , dat de Amerikannfche Jeuk- boontjes het Zaad bruin gefjppe'd hebben-, en onderfebeidt- ♦ze daar door van de Oo&indifche , wier Zaaden , zegt hy9 altoos glanzig zwart zyn; doch volgens Rum phius hebben deeze dc Boontjes rond , plat, aJs Lupinen , cn zwartachtige bruin nier geelc Streepjes of plekkca : dat byna op 't zelfde uitkomt. Zodanig zyn dc Zanden in myné Jeukboontjes. D I A D E L P H I A» Ijl ner dan de andere Bloemblaadjes : die de lang- IV* te hebben van anderhalf Duim. Axvfu.L' Hoofd - (n) Slingerboon met geiroste Haauwen, die stuk. famengedrukt en vierzaadig zyn9 de Bla- xr. den Ruitachtig. ^jg* Op Jamaika is deeze zeer kleine Soort gevon- fctëtofc den, die mee Draadachtig dunne Stengen of Ranken tot eens Menfchen hoogte opklimt en niet alleen de Bloemen , maar ook de Zaadpeu- len zo ongemeen klein heeft, dat zy by devoo- rigen ongemeen affleeken. Het Haauwtje is naauwlyks een Duimbreed lang en bevat drie of vier zeer kleine ronde Afchgraauwe Zaadjes, die bruin geftippeld zyn* (12) Slingerboon met byna tweebloemige Steel- xn. tjes 9 ovaale famengedrukte Haamwen ^Kaapfch? gladde Bladen. Aan de Kaap vak deeze , waar van zy dea bynaam heeft. Men vindt daar ook 3 volgens den Heer N. L, Bürmannüs, de naast voorgaande Soort. (13) (11) Dolkhos voïub. Legiim. Racemofts &c. Do!. minimus Flor. luteis. H* Ciïf. $6o. T. 21 H. Ups. 224. Phafeclas exiguus glaber, Trifolii FgIüs, &c. ISURM. 2ïeyL !83. T. S4. f, 2. Phas. minimus fretidus &c. SloAN. Hijlri. p, m. T. 1:5. £ u ( ii) Do lichts vofub. Fcdtmc. fubbifioris , Legumïnibus él- Hpticis compreslis , Fol. glabris. Am. Ac ad. VI,* Afr* Phas. Afr. lutcus. Kerm* Afr. 17. K4 II, Desl, X» Stuk. X$2 DüBBELOROE OEftïÖE Kruiden IV, (13) Slingerboon met Eyronde Wollige Bla~ A*xvuu den 9 eenzmme Bloemen en tweehoorniget Hoofd- Zaaden, STUK, xi 11. De Zaaden , die naar Torretjes gely ken , ia 5rfr^l7.gewrichte Haauwijes vervat , onderfcheiden ^TorachtL ^eeze Oost*ndifche , die rondachiige Wollige ge.° 1 Blaadjes , als van Salie heeft. xiv, (14) Slingerbooiï met gladde- vedhoehge ge* t>&- tande Bladen. Deeze heeft Wortels als Raapen , welke ge- kookt in Iodie gegeten; worden-; doch bet is een flegte Kost. De Chineezen konfytenfce droog met Suiker, en dan is het een aangenaame ver* fnapering. Zy worde onder de Soorten van Ca- cara geteld , en maakt een Gewas als andere Slingerboonen. Op Amboina is hetzelve, nu ruim een Eeuw geleeden , uit de Phiiippynfev Eilanden overgebragt. Die van 't Eiland Nevis wordt 'er door de Engelfchen the Tarnip - Trez genoemd , zo Plukenet meldt; dac is de Raapen-Bbom (*). f15) (13) Bolichos volub. Fol. ovatis tomentofis &c. Phaieolus minimus Bisnagancus Sec. Pluk. Alm. 2?o. T. $z. f. 3. Phas* Zeyl. tomentofus Salviac fol ii s. BUSM. 2'eyl, iss.BüKM. FU Ind. *S9> (14) Dolkhos vo'ub. Fo!. glabiis multangulis dentatls, Phas. Nevifenfis, FoU muUang. tuberofa Radice. Pluk. Alm. 29a. T. sz* f. 4» Cac.ua bulbofa. Ruivjph. Amb. V. p. 375. T* 13*. (*) Hoe ligt kan een Drukfeil iets onver ft aan':>aar maaken. Wat zal men uit Nervicenfts , zo Linweus het heeft , bcgrypen ? D I A D E L P H I A. 153 (15) Slingerboon met de Zyd - Bladen uit* IV* waards, het middelfte wederzyds gekwabd. ^TurT , , Hoofd* Nu ruim veertig Jaar geleeden was deezeSTlJ£# Soort in de Cliffortfe Tuin uit Amerikaanfch xv. Zaad geteeld, dochniec tot volwasfenheid gQ'trifj^°s komen , zo Liwnjeus aantekent, Zyn Ed.Dnekwab- hadt evenwel gelegenheid om daar uit op temer-^u% ken dat de zydbladen aan de binnenkant vol- % 1. komen ongekwabd waren , niet driekwabbig f gelyk in die van Madras by Plukenet. Van deeze heeft zyn Ed. vervolgens een Soort ge- maakt in het naast volgende Geilagt en daar toe dat Plantje betrokken > welk de Heer N. L. Bürmaknüs, onder den naam van Dolichos trilobust in Plaat hadt voorgefteld. Alzo my , uit japan , zodanige gedroogde Planten toegezonden waren , heb ik daar van alhier, in Fig*> op PI. LXIV., waarfchynlyfc de eerite Afbeelding gegeven , die volkomen met de bepaaling ftrooku Van de Kaap heb ik ook een dergelyk Gewas ontvangen : zo dat hetzelve tot de drie andere Wcreldsdeelen be- hooren zou. Uit de Ranken fchynt het > in groot- te 9 naar de gewoone Klimboonen te gelyken. De Bladen zyn aan 't end met een krom Punt- je of Haakje voorzien , dat in het andere ont- breekt. ■ (16) {15) Dolickos volub. Foltolis lateralibuscxtrorfum gibbis, intcrniedio trilobo. H. Giff. 360. lh DBEIm X, Stuk. 154 DüBBELB ROEDERIOE KRUIDEN. (16) Slingerboon met tweebloemige OxelfteeU tjes y Liniaale Samengedrukte Haauwen en een regt Baardje aan 't end. (17) Slingerboon met Liniaale Jlompe gefpitjle Bladen % die gladzyn, van onderen ruig* achtig. (1$) Slingerboon met een gladde Steng, de Bladfteelen ruigachtig > de Vleugels der Bloem uitgebreid. (19) Slingerboon met Eyronde Jlompe Bladen 3 veelbloemige Steeltjes > en gelyke Bloem* blaadjes in grootte en figuur. De twee eerden van deeze komen in de Westindiën % de derde in de beide Indien f en de vierde in Virginie voor ; welke laacfte lan- ge gezwollen Aairen heeft. xx. (ft0) Slingerboon met een blyvende Steng fge* Ugnofus. JleeU Houtige, (16) Dolichos volub. Fedunculis bidons Axillaribus Sec. (£7j Dolicbog volub. Foliolis Linearibns obtufis mucro- natis &c. Am. Acad. V# p. 402. Dolichos herbacetis minor. Brown. Jam. 294» (18) Dolichos volub. Caule gkb ro , Pet iolis pubcscenti- bus &c. Burm. Fl. InL 160. (19) Dolichos volub. Foliis ovatis obtufis &c. GRON.^rg. S2 , 105. (20) Dolichos Caule perenni , Pedunculis capitatis &c. Dolichos Caule perenni Lignofo, Hé Qifil $60. T. 20. Pha* fcolus Ind. pcxennis. Eichb. Ctrcl* 36. Cacata. (*♦ PhaTeo- lus IV. Afdeel? xviii. Hoofd- stuk. xvi. Dolichos Arijatus* Gebaarde» XVil. jFifcformïs* Draadige. XVIII. Purpureus. paariche. XX. Regularis. Regel - fHaatige, X> I A D E L P II I A. I55 fleelde Hocfdjes - Bloemen m gejlrekte Li- IV- m'aa/e Haauwen. • ^xvfru * Hoofd- Deeze , die overbly vende Houtige Ranken fiTÜK. heeft, is een Gewas gelyk de andere klimmen- Decan- de Boonen, dat niet alleen in Oostindie, maar^' ook aan de Kaap der Goede Hope groeit. Ik heb het van daar ontvangen als ook van Java, alwaar men het Cacara noemt, een Maleitfch woord , dat eigentlyk Boonen betekent , ge- meenlyk Karkarren* Het wordt aldaar zeer veel over Prieelen van Latwerk gelegd ; waar door men 'er in de eerde plaats den lommer van heeft, ten anderen de fierlykheid der Bloemen , die paarfchachtig zyn en aan Trosfen voortko- men , lang van duuring : ten derden de Haau- wen , die van grootte als een Vinger zyn en meestal groen gegeten worden als Erwtepeulen* Ryp geworden zyn ze bruin en bevatten drie of vier rolronde Boonen van tweederlei je kleur: naamelyk zwart met witte of geel niet zwarte Stippen en Plekjes. Men vindt 'er ook Witte , doch die maaken een andere Soort uit. In Ame- rika groeit het ook en wordt van ibmmigen Ze- venjaars - Boonen genoemd , als zeven jaaren agtereen bloeijende en Vrugtdraagende. Men heeft 'er altoos Bloem en Vrugc aan, zo ryp als groen, zegt Rochefort, aanmerkende dat lu? perennis. Rümph. AmL V. p. 37I* Tf 126* Burm, FU Ini. Itfc. II. Deel. X. sicx» I56 DUBBELBROEDER I GE KRUIDEN; IV. da<: dit Gewas zig overBoomen, Rotfen, en '^Tmi.' waar het by kan komeQ * uitbreide, maakende Hoofd- een wonderlykc verwarring* Op Ambon, zegt stuk. Rumphiüs, duurt het niet meer dan vier of rJle™an~ vyf Jaarcn > en is zeer gekweld met Hinkende Boomluizen, wanneer men het niet fnoeit of zuivert. XXI (ai) Slingerboon met een blyvende Steng en Bolkhos zeer lange Aalren , die dubbelde Bloem.' fteeltjes hebben ; de Haauwen ge/pitst en famengedrukt. Veelbioc migc PI. LXIV 2. 1° Virginie was deeze Soort waargenomen , welke Haauwen als Erwtepeulen draagt volgens Clayton. Ik heb , onder dien naam, den Rank van een Japanfch Gewas bekomen, al- hier in Fig. 2, op Plaat LXIV., afgebeeld, hetwelkc , volgens de daar aan bevindelyke Bladfteekjes 5 geen drievoudige , gelyk alle de anderen van dit Geflagt , maar Gevinde Bladen fchynt te hebben. De Bloemen, niettemin, vol- doen volftrekt aan de Kenmerken , gelyk uit eene derzei ven , by A geopend voorgefteld, blykbaar is : alwaar a de Vlag, b de Vleugels en c den Kiel , als ook d den Styl en Meel- draadjes aanwyzeo ; waar van regen toe een Scheede , die den Styl omvat, famengevoegd zyh en het tiende afgezonderd is. De twee Bel- (21) Dolhkos voltib. Cauïe perennl , Splcls longhjimis , Fediceilis geminis &c, Gron» Virg. icó» DlADELFHtA» 1$7 Eeltige punten , door welken de Kiel famenge- IV* drukt worde , vertoonen zig aan den voet der V xvifu# Vlag, zeer duidelyk by e, in de aanmerkelyk Hoofd* vergroote figuur met Letter B beftcmpeld : zo STÜK* dat men niet kan twyfelen, of deeze Plant hier dri% ':anr t'huis behoore. Behalve de Chineefche, voorgemeld, en ver- Arabifch*. fcheide anderen, kwam den Heer F or s k a o h l ook deeze Soort van Slingerboonen in Arabie voor : ten minfte befchryf c hy , onder dien naam , een Gewas by de Arabieren Sjef genaamd , waar van de rype Boonen, gegeten Wordende, Buik- zuiverend waren. Hetzelve droeg Haauwen van een Span lang, een Duim breed. en een Vinger dik ; dus aanmerkelyk grooter dan gezegd is* Hy vondt 'er eene met een Boomachtige Steng , en eene Heefterige , waar van de Booren , paarfch van Kleur , door de Karavaanen uit A- bysfinie medegebragt werden , dienende aan het Gemeene Vrouwvolk en Kinderen, te Kairo, tot fieraad. Voorts werdt in de Velden van E- gypte een Soort geteeld met verfpreide Sten- gen , van anderhalven Voet, op den Grond leg- gende, daar men de groene Haauwen, gekookt , van at , met Olie en Azyn , even als by ons de Princesfe - Boontjes , zogenaamd. In de Oxels hadt dezelve zeer lange Steelen aan 't end ge- trost met Bloemen , en vervolgens met op f taan- de ronde Haauwen, een Span lang. Dergel yke kwam hein te Lohaja in Arabie voor , met win- dende Stengen. De Chineefche groeiden aan de Sloo* 11» Diki* X, Stuk; 158 Dubbelëröederige Krüideü?* IV, Slooten der Akkeren by denNyl, twee Ellen Axv\iu' hoo%> met den WorteI iQ Water ('*)• stuk!0'1 (22) Slingerboon met een opjlaande logtigs xxil Steng, opgeregte Oxel- Tros/en en hm- fjjaf0* êenc^e Jickelige byna tweezaadige Haaumn.' Japanfchc. Men vindt wel verfcheide Soorten van dit Ge* flagt in Japan , doch deeze verdient den bynaam met het grootfte regt, om dat 'er de Japanjclic Soja van gemaakt wordt. Het is een Lymerig en niet onaangenaam ziltig Sap, dat in Flesfchen overkomt , en 5 in plaats van Vleefch-Sap of Sjeu, over Erwten en andere Spyzen gegeten wordt , om den Appetyt te verwekken. In Oostindie is inzonderheid daar toe veel in ge- bruik 5 zo wel het Echte Japanfche, als het na- gemaakte Ghineefche en ander van flegter hoe- danigheid. 't Gewas , daar men de Japanfche Soja van maakt, gelykt veel naar het Loof der Turkfche Boonen, doch de Bladen zyn minder breedten het heeft een opftaande Sceng, met verdraaide Takken , tot vier Voeten hoogte groeijende 9 volgens K je m p f e r. De Bloempjes zyn zeer klein , bleek blaauw 3 en gaan naauwlyks open : ' de (*) Ffar. jEgypt. Ar ah* p. 132. (22) Dolkhos Caule ere&o flexuofo &c. Mat. Mei. S63. 17. "Zcyl. 5 34- Phafeolus Japonicus Fru&tt albo, ex quo Soja conficiunt Japonenfes. B>aj. Hifi. UU p. 438. Vhns. erebus üliquis Lupini. K^ëmph. Am* 837* T. p. $38. A3% Stocks holm* 1764- P» 22o, T. 9% DïADELPlf I 21» 15J| Zaadhuisjes , ruig gehaaird , anderhalf Duim lang, IV. gelyken naar die der geele Lupinen , en bevat. ^vni!" ten twee, zelden drie, vvitce Zaaden, alsErw- Hoofu- ten , doch Boonachtig van figuur : gelyk my $TVKm uit zodanige Haauwcjes , die ik van Japan ont- 4^'*** vangen heb, blykt. Van Zaaden, welken men uit China hadt ge- kreegen , heeft de Heer Bergius te Stokholm dit Gewas geteeld en hetzelve in Af beelding vertoond* Hy bevondt het geheel ruig, de Bla- den Rui tachtig Eyrond en de Bloempjes nog kleiner , dan gedagte Autheur die getekend heeft : 't welk mooglyk aan 't Klimaat zal toe te fchry- ven zyn , of aan eenige Verfcheidenheid. Im- mers, het gene ik daar van uit Japan heb be- komen , heeft de Bloempjes niet kleiner dan dat Van KiEMPFER (*). Van deeze Boontjes maakt men in Japan niet alleen een Bry , genaamd Mifo , die voor Boter verftrekt, welken men, volgens deeze Autheur, aldaar niet heeft (f) : maar ook en wel inzon- ge- (*) Bergius is zelf daar ©mtrent verbyftctd : want hy stegt , dat de befchryvïng van dien Autheur meer overeen- komftig is met zyne Waarneeming , dan de Afbeelding : doch Fioseuli Florihus Ervi pares , fexillo Petalisque reUis , vix txpanjts; betekent geen Bloempjes die men naanwiyks zien lun zonder den Kelk te openen. (f) Het fchynt derhalve mis te zyn, dat men dien Bo- ter van zwarte Soja - Boontjes maaken zou, gelyk uit Shk» &ARD is over genomen door Ray: want de zwarten ge- bruikt men in Japan tot een Geneesmiddel voor Aataborfti- gen, zegt K/Empbek* II. deel* stuk» itfO DüBBELBROEDERlCE KRUIDEN ÏV. derheid , de gcdagte Soja of Sooju. Om deeze ^ xvnu te bereiden * worden gelyke dcelen van week Hoofd* gekookte Boontjes en Garst of Tarw onder el* stuk. kander fyn gewreeven en met een gelyk deel Jg^nman'Zo\xt^ in een Pot, bedekt: daar men dan byna zo veel Water op giet. Dagelyks wordt die Stoffe eenmaal omgeroerd , en , na dat zulks twee of drie Maanden geduurd heeft, doorge- zcegen. Het uitgeperfte Vogt bewaart men in Vaatjes en de overblyvende Klomp wordt op nieuws met Water begooten en eveneens be- handeld. De manier , op welke de Soja door de Chi- neezen bereid wordt , is volgens den Swecd- fchen Kapitein Ekeberg zeer verfchillende. De gekookte Boontjes , zegt hy , worden op een Zeef uitgefpreid, en, met Meel van der- gelyke Boontjes omwenteld, neergezet in een Korf, Dus, met Matten toegedekt, laat menze eenigc Dagen fchimmelen , vervolgens hard droogen; dan gezuiverd zynde, worden zy in Potten gedaan , met Pekel begooten , en in de Zonnefchyn gezet. Zes Weeken geftaan heb- bende en het Vogt bruin wordende, giet men 5t af, doende fomtyds daar eenige Kruideryën by* Dus ziet men ligt , dat die Soja veel fleg- ter moet zyn dan de Japanfche. Zy neemen ?er ook wel , zegt hy 3 by gebrek van de Wit- te, PaStau ge$aamd, zwarte Boontjes toe, die zy Hajiïau heeten , en verbeeldt zig, dat men der- D i 'A ï> *E Ci *jp b I A* l'6i ■dergelyke Sjeu van onze ïurkfche Boonen zou IV. kunnen bereiden (*> AJvnuU: Hoofd- C23) Slingerboon met een opgeregte Steng ercSTux. tweelingfe Liniaak byna opjlaande Ham- Catjang. Kleine. Deeze Soort is in Gewas veel kleiner dan de andere Soorten , ook niet klimmende , maar laag by den -Grond blyvende* Zy heeft, voor ?c overige , een driebladig Loof als de Xurkfche Boooen, doch ruuw; witte Bloemen, en Haauwen van een half Voet lang en een hal. ven Vinger breed, waar in witte Boontjes met een zwart Naveltje. Men heeft 5er ook van dit flag met geele en met roode Boontjes, allen van grootte als Erwten, -en deeze maaken , onder den naam van Kadjang, het voornaamfte Voed- zei, tx) der Indiaanen en Chineezen , als van het Gemeene Volk te Lande en op de Schepen, in Oos tindie ui u (24) Slingerboon met een blyvende gladde xxiVo Steng 3 tweebloemige Steeltjes en qpgereg- ^tee- te Haauwen. bloemigs. Dee- Stockh. Verhand, 1,764. pt 4.©. (23) Dolichos Caule ere&o , Leg. gemlms Lïnearibiis &c. BUBM. r/« Jnd. 161. Fhifeolus minor. Rumph. Amb> V% p, Z%1* T, 139. Paeru. Hort. Mal. VIII. p. 7$. T. +u <'*4) Dolicbos C^ule pcrenni [mi &c. R. Lugdb. ség.Pha» feoius vuig. Lablab e%ie &c. Pi.i?s» Alm. z^u T. 2x3, f. 4. J, 1Ó2 DOBBELBROKDERIG® KKÜlDEH^ IV» Deeze Indifche , naar de eerfte Soort gely- *xvfr\ * kende, heeft een klein geelachtig Bloempje en Hoofd- tweelingfe Zeisfenvormige Haauwtjes. stuk. xxv. (25) Sl^ngerboon met een kruipende Steng 9 rcpuJr^j ruigachtige Eyronde Bladen , getrojie Kuupendc. tweelings - Bloemen en Liniaale ronde Haau* wen. Aan de Zeekusten van Jamaika komt deeze ;voor , die klein is van Gewas, en lange Bloem» fteelen heeft; de Haauwen veelzaadig , dun en rond. Glycine. Kruipboon* Een tweelippige Kelk en dat de Kiel met haa« re tip de Vlag agterover buigt, {trekt tot on» derfcheiding van dit Geflagt , dat wel ook meest drievoudige Bladen , doch veelal leggende en geenszins fliogerende Stengen heeft. Het bevas elf uitheemfche Soorten; naamelyk i# (i) Knrpboon met drievoudige Wortelbladen , fuherrï- leggende bogtige Stengen en tweebhemige Steeltjes. Onder- J J)e aardfche. (25) Dolkhos Caulc repente , Fol. pubescentibus ovatïs &c. Am. Acad. V. p. 402. Dol. marimnus miaor repens&c, BROWN J * zigc* Deeze , die in Noord - Amerika op vogtige plaatfen tusfehen Heefters groeit, brengt zowel onder als boven den Grond Vrugten voort; ge- lyk een Soort van Lathyrus, deswegen amphi- carpos gebynaamd. De Bloemen zyn , aan de Knietjes s by troppen digt vergaard, wit van Kleur s (*) Glycine Vol tern* nuditisculis &c. Phas* Amer, fupra et infra terrara Pru&us cdens. IIofsh. Lu^db. IL p. zé. Gly- cine FoU teinatis, rcdïcellis Brafteatis, Gkon, fir^ iju 1L 107. L 2 II» DE£L. Xc STWC. iö4 Dubbel broederige Kruidenj IV. Kleur, hebbende aan den voet een holrond bleek Axvnu §roen Schubbetie* Dievru&tba r zyn, hebben, Hoofd- dat zonderling is, geen Bloemblaadjes. STUK. nt C3) Kruipboon met drievoudige Bladen , de Zulll Blaadjes gekwabd , de Steng leggende en Dtiekwab- twee Bloempjes op een Steeltje. bige. Hier heeft Linn^üs de Driekwabbige Do* lichos t'huis gebragt van den Heer N. L, Bur- mannüs, en hier behooren de beide Afbeeldin- gen 3 door Pluken et gegeven van eenI3oon- plantje van Madras, dat de Zydblaadjes, zo wel als 't middelde, driekwabbig heeft: 'twelk ïk in een dergelyk Plantje , weinig grooter dan de Zuuring- Klaver 3 uit Oostindie door my ont- vangen , insgelyks waarneem. Het is in de Af- beelding van gezegden Heer ook blykbaar. Die van de Akonietbladige Klimboon byjACQutN, door den Ridder hier t'huis gebragt , verfchik grootelyks in veele opzigten ; zelfs daar in , dal: dezelve een windende Steng fcheen te hebben, daar deeze langs den Grond kruipt , hebbende de Akonietbladige bovendien , volgens gezeg- den Autheur, de Kenmerken van 't voorgaande Geflagc. Ook waren de Steeltjes derzei ve vyf-^ niet tweebloemig , gelyk in de bepaaliög deezer Sooru (4) (3) Glycine Fol. ternat. Foliolis lobatis &c. Mant* $i6\ Dolichos trilobatus. Mant. ioï» Dol. trilobus. Bürm. FL InL o. 162. T. 50. f. 1. Phafeolus Maderasp. &c. Pluk» Alm. 29*. T. 110. f. 7, & T. 214. f. 3. Phafeolus Aconi* rifölms, jACq. Oh. HU p. T. s** DlADELPHIA. 465 (4) Kruipboon met drievoudige Bladen , een IV. Pluizige Steng > ruige Bloemjteeltjes en |vm.L zeer kleine Lancetvormige Blikjes. Hoofd» STUK. Een windende Steng heeft deize Oostindi- tv. fche, die met omgeboogen geele Haairtjes be-yj^ï. zet is, en Bladen alsdeKhmboonen. Op Bloem- r^ea7aan" ftcelen , zo lang als de Bladen , komen aan 't end " digt getropte langwerpige Aairen voort, van Violette Bloemen. (5) Kruipboon met drievoudige ruige Bladen ir# en zydelingfe Tros/en. ^TafgL (6) Kruipboon met drievoudige Wollige Bla- vr* den, zeer korte OxeUTrosfen en tweezaa-wTii^{am dige Haauwtjes. Deeze beiden zyn klimmende Gewasfen, in Virginie wild gevonden. Het laatfte komt fom- tyds ook opftaande voor , en beeft , in zyne Haauwen , twee of drie glimmende zwarte Zaaden. De Bloemen zyn geel. Het eerfte heeft blaauwe Bloemen > aan de Knietjes getropt en paarfch (4) Glycine Foh ternads, Caule villofo, Fctiolis hirfutis Bra&eis Lnnceolatis minutis. BüRM. Fl? lnd. ($) Glycine Fol. tcrn. hirfutis t Racemis lateraiibus* Gron. Virg- Iï. 107. (6) Glycine Fol tern. tomeotofls , Racemïs brevisGmfs &c. Gron. Vtrg. II. lóf* Anonis Phafeoloides fcandens. Dill. EltL 30. T. 254 f. 29. £# Doüchos putefcens. Sp. TUnt. p. 102 1. N. t'7# L 3 It. DEEL. X. STUK. J 166 DüSBELBROEDER I GE KRUIDE»; IV* paarfch gevlakte Boontjes. De Ruïgacbtigc 'Do* xvi?l' lichos zou* z0 de Ridder oordeelt, een Ver- ooFo. fcheidenheid van deeze Soort kunnen zyn : want •uk. deszelfs Vlag is niet omgeboogen. vtu (7) Kruipboon met drievoudige Bladen , gt* !^ino- trofle Bloemen efrgezwollen Pluizige Haau- Aan de Kaap der Goede Hope valt deeze die een windende hoekige ruige Steng heeft, met gladde Eyronde Bladen 3 van onderen een weinig ruig , gefpitfte Stoppeltjes en geele geftreepte Bloemen , van buiten Violet : de Zaadhuisjes ruig, rond en dik, gelyk,die van Rammelkruid* vin. (8) Kruipboon met drievoudige zeer Jlompe irST*" Bladen > tweelingfe gelrofte Bloemen , en .ndhaai- ongejleelde , byna Schyfronde , famenge* drukte Haauwen. In Ooftindie , zegt Linn^üs, groeit dee* ze zonderlinge Soort 5 die niet alleen de enkel- de Blaadjes rond heeft , maar ook de Zaad- huisjes, van grootte als het Zaad van Lupinen , bevattende een enkel Zaadboontje. Zy heeft een Kruidige, windende , gehoekte, ruigachti- ge Steng. • (7) GlycSnt F©!, mn. Flor. Racemafo , &<:• Phas. Afric. hirfutus Bitumïnofus &c. Hrem. Lugdh* T. p. 452. (8) Glycine Fol. ternatis obtufisfimis , Racciais Flor. ge- in? ais , Le^uin. fesiïlibus fuborbiciilatis compresiis* Mant* 57*- Stinkende. wen. (9) D I A D E L P H I Ai 167 (9) Kruipboon met oneffen gevinde Bladen 9 IV. de Vinblaadjes Eyrond- Lancetvormig en AxvinL* zeven in getal. B@ofd* stüiu (ló) Kruipboon met oneffen gevinde Bladen ïx. en eene Heejterige Steng. $pUu Vinbladl* Deeze, in Noord - Amerika gevonden, komenge. elkander zeer naby , en de Geftalte verfchüt _ x J rruiescetif. aanmerkelyk van die der voorgaanden; f?elyken- aeeite- de naar de Aftrsgalus. De Bloem onderfcheidt~ÏIg€* ze daar van , inzonderheid door een Liniaale zeef Zeisfen vormige Kiel, en is donker paarfch of blaauw: het Zaadhuisje tweehokkig. (l 1) Kruipboon met enkelde Hartvormige Bla* xr. den en eene ruigachtige driekantige Steng. Monopht* Enkel» Uit den bynaam , dien de Heer B ê r g i ü sbiadi^. aan ryne hier aangehaalde Crotalaria gegeven heeft, zou men denken dat de Bladen van dit Kaap- (9) Glycine Fol. impari Pïnnatïs ovato - Lanceolatis &c. H» Ups. 227. Glycine Rad. tuberofa. H. Cliff. 36$. Grom. Virg* 107. R. Lusdb. 391. Apios Americana. CöRN. Canad. 200» T. 20f. Stiss. Bot. T. p* 29 Aftrag. perenn. Spie. Amcr. fcand* Radice tuberafa. Moais Hifi. 11, p. S. 2. t. 9. f. 1. (10) Glycine Foliïs impari » p:nnans, Caule perenni* J^. CUff. j6i. R» Lmdk9 3 9 ï. Phafeoloides Fiutescens Caioii« niana &c. IL Angl. 5*. T. I*. fn) Glycine Fol. fimpl. Cordstis , Caule puT escenre tri- quetro. M&nt. 101. Crotalaria Afaiina. Bebg C/^. 194» Lens Elatines Folio fingulari , minor, pilo fa t Flor. l\Xt€ht e Maderaspatan. PLUK. *4maitk. 131. T« 45*- f. L 4 leo DubbEilbroederise KftuiDi-'N* IV. Kaapfe Plantje naar het Mans -Oor zweemden^ A'xvmL*en dan zoude Glycine monophyllos van den Heer Hoofd» B ü r m a n k ü s (*) Rotten- Oor genaamd , vao: stuk» Koromandel,. daar toe behooren kunnen ; maar [^^Bergiüs zegt, dat de Bladen van dezyne ftomp Hartvormig met een Puntje zym Die van Plu ken et, hoewel van Madras af- komftig , gelykt ook naar de gezegde Oostin- difche het allerminfte niet: maar de zeer kleine Amerikaanfche Klimboon van Commelyn,, fehynt als de eene met de andere te. verbin- den ft). De Kaapfehe heeft, volgens den Ridder^ Stengen van twee Voeten , volgens Bergius uitcrmaate lang, Draadachtig dun, driekantig, gehaaird, neerleggende: de Bladen Hartvormig wederzyds ruigachtig. Zy draagt in de Oxeltn eenzaame Bloem deeltjes , eenbloemig , met Vio- letkleurige Bloemen y> in een. bynja driedeelig, Omwindzel. Het Vrugtbeginzel is langwerpig en Pluizig. E r y t h r T n a. Koraalzaad. Gevoeglyk kan ik hier de Kruidige Soort plaatzen van het Geflagt deezes naams , waar van (*) Glycine Caule vohibill , Fol. fimpl. Reniformibus % flor. iateralibus Paniculasis. Bürm^jF/. Ind. p. 16 1* T. $q. f. 2. ("f ) Phafcolus minimus Amer. perennis Flore Iuteo,Fol. Afa» xi Lanugiixoiis folitariis. Co&M. Hort. J. p« ^ T. 2$* DlADELPHIiU I(?9 van de anderen , als tot de Boomen behooren- iv; de, reeds omftandig befchreeven zyn *♦ De AxvuiL* Bloem heeft de Vlag veel langer dan de andere Hoofd- • deelen en de Kelk is tweelippig. STÜK» * 11. D. III* Stuk Qi) Koraalzaad met drievoudige Bladen en zeer b\*óz. 109, eenvoudige Heejlerige jaarlykfe Stengen. enz' Erytbrzna Zo hoog als de anderen > zo laag van Ge- Herbacea. was is deeze > welke uit eenen dikken Wor- KrUldl£e* tel, veel naar dien van Wilden Wyogaard ge- lykende , Stengetjes uitgeeft , weinig dikker dan een Schryfpen, een of twee Voeten hoog, meest jaarlyks vergaande, terwyl de Wortel overblyfr. De Bladlteelen zyn dikwils van on- deren gedoomd , de Bladen verfchiilen van de andere Soorten 3 door eene Pylswyze figuur* Zy heeft opgeregte Trosfen of liever Aairenvaa hoogroode Bloemen 9 gelyk men dit in 't Werk van Ehret; door den Keizerlyken Lyf - Arts en Hofraad Trkw uitgegeven , zeer fraay af- gebeeld vindt. De Meeldraadjes zyn hier wee- zentlyk dubbelbroederig ; het tiende, naament- lyk 3 van de andere negen gefcheiden ; niet al- len famengegroeid of vereenigd , gelyk in de andere Soorten ^ volgens den Ridder: hoewel Du- fr) Erythrina Foliis ternatis , Cauiibus (ïmpllcisfimis &c. TL Glffi 3S4« R. Lugdb. 3.73, N# 2. Coral Carolinienfis has* sato Folio. Di Lf— Ehb. 107. T* 90. Corailodendicu humi» k &c CATESB» CaroL 49» T- 49- THEW. Ebreu 1\ $U L5 31, D*£JL X* $Tt!K« 170 DüBBELBROEDERI CE KftUIDEN; ÏV\ DiLLEMüs het tegendeel fchynt waargeno- 'Afdeel. men te hebben (*)♦ Zy draagt lange 3 dikke * H*ofi> ^nobht '*8e Haauwen , bevattende Boontjes die stuk» Koraalrood zyn , met een zwart Vlakje, De Tienman- Groeiplaats is in de Zuidelykfte deelen van Noord- fT* Amerika aan de Misfippi - Rivier , als ook in Karolina. Clitoria. Kittelbloem. Een agteroverleggende Bloem , met een zeer groote uitgebreide Vlag , die de Vleugels be- fchaduwt , komt als een byzonder Kenmerk van dit Geflagt voor , 't welk de vyf volgende uit- heemfche Soorten inhoudt. t* (i) Kittelbloem met gevinde Bladen. Clitoria v ' ö TmSX Dit is een Gewas met flingerende Ranken, kilch. *t we]k Veel voorkomt op de Molukkifche Ei* landen , in \ byzonder op Ternate. Het draagt groote blaauwe Bloemen, Vlinderachtig doch 't onderfte boven; zo dat de groote Vlag zeer by de andere deelen uitmunt en met dezelven als de Schaamdeelen der fchoone Sexe afbeeldt. Hier- (*) Stamina verfat medium a fummltatt ccè'unt f (zegthy) Qy Vagin& inft*r Stylum ambiunt, (l) Clitoria Fol. pinnatis. Sy/Ï. Nat. Xil* Gen. t6o. p. 484- lr*g* XIII. p. 549* H. Clip 3*0. Ups. 214. Fl. Zeyl. S8j Phas. Ind. Glycyrrhizx foliis * fl. amplo caruleo. Comm hort I. p. 47* T 24- flos Cl'toridis i ernatenfiam. BRXYN Ctnt 76 T, 3;* flos coeruleus* RumPH. Amh* V.p. Sö.T. ii.Schouga- Cmpl Hort. M*U VIII* p.6^T.$8. Dl ADELPHIAt 17! Hierom wordt het in 't Maleicfch Bonga Calen- IV, ie, en in het Ternaatfch Bokyma Cotele, dat is '^™n?L Clitoris Principisfe , geheten. De Bloemen gee- Hoofd* ven een fterk Blaauw af, als Indigo, en wor-STUK* den daarom dikwils by de Ryst gekookt van de ^ waar aan Steelen met drie ftyve Blaadjes als van den Terbenthyn-Boom. De Bloemen zyn inzonderheid fchoon en groot , paarfch van Kleur* (3) Kittelbloem met driev. Bladen en twee» nr. lingfi Klokvormige Kelken. ; SS In (2) Clitoria FoL ternatïs, Cal. folitarüs campanulatis. IU Ups. 21$. H. Ciijf, 361. R. Lugib. 369* Planta Legum.Bra- iil. Phafcoli fiore. Breyn Cent. 7$. T. 32. ($) Clitoria loU tern, CaU Gcmmis campanuteils* Gbon. I7ft DüBBELBROEDERIGE KRUIDEN* IV. In Virginie niet alleen , maar ook op Jarnai- AxvinL" ^a » Sroeit deeze » die mede een klimmend Ge- Hoofd- was is , met kleine blaauwe Bloemen en lange stuk. puntige Haauwen, waar in Rolronde Boontjes* iv. (4) Kittelbloem met driev. Bladen, de Kelken ji^rilna. rolrond hebbende. Mary- Unds» Deeze heeft ook haare groeiplaats in Noord* Amerika. Zy heeft Bladen als der gewoone Klimboonen : de Bloemen zyn uit den witten en Violetten bont 5 met een greote Vlag , en daar volgen dergelyke Haauwtjes op met ron- de Zaaden. v. (5) Kittelbloem met driev. Bladen, opgeregU Gaiam$> Trosfen en hangende Bloemen. Meikgec- J 0 In Bosfchen op Jamaika groeit deeze, die een Melkachtig Sap uitgeeft* De Kelk is viertan- dig: de Bloemblaadjes allen lang en fmal, doch de Vlag grootst* De Trosfen beftaan uit weini- ge Bloemen. Het Haauwtje is rond en bevat rondachtige Zaaden, Sloane hadtze tot de Klim- Virg. ll« p. til% Clitoria major fcandens. Brown. Jam* 298. Glit. trifolius Flore minore coemleo. Dill. Eltb. 90. T. 76. f. 87- (4) Clitoria Fol. tern. Calyc. cylindricis. Grow. Vtrg. 11. p. m. Clitorius Marianus trifolius fubtus glauciis. Pet. (5) Clitoria Fol. tern. Racemo eie&o , Flor, pendulis. Galadis Fol. ovatis glabris pinnato - ternatis , Spicis oblon- gis. BROWN Jam. 198. T« 32. f. 2. Phas. minor La&es- cens Flore purpurco. SLOAN. Jam* 71, Hij}, I. p. is*. Tm DlADELPHIA» 173 KHmboonen betrokken , en alle de Soorten van IV* dit Geflagc gelyken in geftalte naar dezel-*^"** ven# Hoofd- stuk. P I S ü M. Erwt. Decan* di ia. Een driehoekige Styl , van boven gekield en migachtig ; de twee bovenfte Slippen van den Kelk korter : maakt de byzondere Kenmerken van deeze zo algemeen bekende Planten uit; waar van de volgende Soorten zyn. (i) Erwt met de Bladjleelen rond, de Stop- r0 pelbladen van onderen rond en gekarteld de Bloemjteelen veelbloemig. zaay- Erwten, Deeze maakt de gewoone Erwten uit , die door geheel Europa in Tuinen en op Akkers worden geteeld. Men heeft 'er van , gelyk be- kend is 5 wier Peulen y groen , eetbaar en zeer fmaakelyk zyn • men heeft 'er , waar van de Erwten , droog 9 wit 9 geel 3 groen, vaal of graauw zyn : men heeft 'er , die grooter en kleiner % dikker of dunner en byna Rolronde of vierkan- te Peulen hebben ; gelyk de laage 5 die men Kruip -Erwten noemu De anderen onderfcheidc men (i) Pi/ftm Petiolis teretibus, Sdp. inferne rotundatis &c. Kat. XII. Gen. 870. p. 485. Kg. p. Ss0. H¥ IJpu 2 ï J» GOUAN Monsp. 166. GORT Belg. 206. Pifutn Stipulis crenatis. H. Cliff*. 369. Mat MeL 35^ Pifmm Cam. Epit. 2 ij. fi, Pifum hortenfe majus» j,# PiTum fine Cam- ee duiiore J# Pifum umbelUtwm, 9. Pifom majws quaira- tl* Dkl. x» Stuk, / 1^4 DüBÖILBftöEDERlCE KRUIDEN, IV* men door den naam van Dop - Erwten van de Afdeel* zogenaamde Suikerpeulen ; waar onder vroege Hoofd* voorkomen » genaamd Heete Erwten , en Krom* stuk* bekken , die minder fmaakelyk zyn. Ook zyn Timma*>QX^ de Menfchen zeer wel verteerbaare Spyze; doch ïn zwakke geitellen veroirzaaken zy dik* wils Winden en Verftoppingen. Van de zagtfte groene Peultjes , ondertusfehen , tot de harde drooge Erwten, die men voor Scheepskost hier te lande mede geeft , is in deezen , trapswy- ze, een groot verfchil <*) Sunt infiativacum Pdlibus atquenocïva, Pellibus "bh- f2) Erwt met de Bladfteelen vierhlaiig , rf* IV. Stoppelbladen gekarteld , (te Bloemfieelen eenbloe mig. H oofd « STUK* önder het Koorn , in de Noordelyke deelen 1T. van Europa, groeien deze Wilde Erwten * doch J^]r™ zyn thans in Sweeden zeldzaam > zo Linn^us wade, aanmerkt , die het op de Akkers in Westgoth- land vondt , en aldaar dus befchreef. Het is een jaarlyks Gewas , dat de gedaante der Zaay-Erwten heeft , doch veel kleiner 9 met vier- bladigeSteelen , de Bladen langwerpig Eyrond, met groote gekartelde Stoppeltjes en eenbloe* mige Steeltjes. De Bloemen hebben de Vlag blaauwachtig met paarfche Aderen , de Vleugels donker paarfch , den Kiel wit. Baühinüs, die het uit een Tuin van Straatsburg hadt, heefc het een fchoone Soort van Erwten > met hoe- kige Bladen , gety teld. "(3) Erwt met de Bladjleelen van hoven plat* uk Qctil Matïtlm e mum. i\s funt bena Pifa fotis. Schol. Salern. Zo dit op dtooge ^ceican£ie» peulen of op Dop - Erwten ziet , dan is st verftaanbaar : an« ders vind ik het tegenftrydig. (2; Pi/urn Petiolis tecraphyllis &c. It. West-Gotth. 107» Wt* Suec. 11. N. 6*9. Pifuin pulchmm folio angufofo J. B. Eifi. 1,1* p. *97« Mor. Hifi. 11, p. 47. 5 2. T. f. 4. <3) Pifum Petiolis fupra planiusculis Sec. F/. 6og. 11. N. 640. /*. Wfotth. 190. Pifum Stioulis integerrimis. ff. R. $62. Pifum nurinutn. Rvj /ƒ*/?. soi. JF/. £^/>» 27 ï. Pis, fpont. perenne repens humiie. Moe. Bid 1 1. p. 4-7. S. 2. T. 1. f. 5. PfTuiii minus f. Ervilu*» JDöö. 52ï» Pifam iylveüre. Cjuw. jftw*. 734* DüUBELBROEDEaiGE KRUIDEN. IV. üchtig , de Steng hoekig , de Stoppeltjes Axvi\u* Pylvormig , de Steeltjts veelhloemig» SST" °P de ZandiSe Zee- Oevers der Noordelyke Tienman- deelen van Europa en Noord- Amerika , komt van zelf deeze Soort van Erwten voort , die weezentlyk verfchilt van de voorgaanden. De Europifche is geheel ruigachtig, uitgenomen de bovenkant der Bladen ; de Kanadafche t'eene* maal glad, en tweemaal zo groot zegt de Rid- der , die deeze overbly vende wilde Erwten in Westgothland , op 't Strand, dus bevondt. De Stengen waren ten hoogden een half Elle hoog, hoekig en wat ruuw; de Bloemen blaauw bont : de Peulen en Erwten kleiner en bitterer dan de anderen ^ doch niettemin eet* baar , wordende Strand - Erwten genoemd in Sweeden en Zee -Erwten in Engeland, alwaar menze ook aan de Kullen vindt. Niet on- waarfchynlyk is 9t3 dat de Ingezetenen, aldaar, ïn tyden van gebrek daar van geleefd hebben , gelyk Gesnerus verhaalt: doch dat zy, ge- lyk Cambden wil, dieftyds door een won- derwerk zouden voortgekomen zyn , verdient: geen geloof: zo min, als dat zy uit den Voor* raad van een verongelukt Schip waren opge- komen; want, inde Tuinen gezaaid, behouden zy haare hoedanigheid, dat de Wortel 's Win- ters overblyft , terwyl die der andere Erwten altoos vergaat. Op Ysland groeijen deeze Zee- Erwten aan den voet des Bergs Hekla, en el* ders, D I A D £ L 9 H I Ï77 «ders ^ wordende van dc Ingezetenen £w geheten (*;. Afxdv^ HOOFM (4) Erwt met de EJadJteekn afloopenden /^-stuic* %ig twetbladig , dat op de ;geele Erwten is toegepast* Dodon^e u s noemt het Gew?s Wilde Erwten (f ). De geftalte is als die van de Lathyrus en het onderfcheidt zig3 doordien de Bladfteelen als Bladen zyn , welke aan 'c end twee of ook vier Blaadjes en bovendien een Klaauwier uitgeeven. De Stengen of Ranken zyn byna als die der gewoone Erwten en de Peulen verfchillen 'er oök weinig van , maar de Erwten zyn harder cn kleiner , fomtyds geel ^ fomtyds bruin en gwajx, f*) OLOFS. Reife durch kland. 177 u 2> B. bU tl 7* f4) Pi/um petioJis decurrentibus Membnnaceis cUphyllLs -Sec. //. Olijf. 570. Ups. 21 j. GOUAN Monsp, zóé.&.Lugdb* 362. Ochms folio intcgro Capreo'os emittente. C. B, Pin» 343 « Ervilia fylveftria. Dod Pempt, 522 Ochrus live Ee- vilia. Lob. 1c% IK 68. TouaNF. Inft. T. 2.19 9 220. (tJ K~ruidbo^% btedz. 83 0, M I78 DUBBELBROEDKRICE K R ü I D E ïf J IV. O r o b u s# Erven. Afdeel. Hoofd* In dit Gefla§(: is de SfYl Liniaal, rotjdach- stuk.D* tïg, van boven ruig: de Kelk vyfdeelig, van Tienman» onderen ftomp, fcheef, met de bovenfte Slip- pen dieper verdeeld en korter dan de anderen. Tien Soorten komen in hetzelve voor, als 1. (1) Erven met gepaarde byna ongefteelde Bla~ Ld?byroi» den en getande Stoppeltjes. des. ©udbiadN De Bladen zyn twee aan twee by elkander ge* gevoegd aan de Stengen , in dit Gewas > dat Amman onder den naam van Lathyroides heeft afgebeeld. Het mag om de Haauwen dus ge- noemd zyn of om de Bloemen ; want in de Ge- Halte of het Loof is weinig overeenkomst met de Lathyrus. Ondertusfchen wordt aangemerkt, dat het de Bloemen en Haauwen als der Vit- fen heeft. De Bladen zyn gefpitst Eyrond ; de Stengetjes een of twee Voeten lang. Het groeit op opene Berg» Velden door geheel Siberië. n. (2) Erven met gepaarde gejieelde Bladen en ^ïSgc? effenrandige Stoppeltjes. Be- (1) Orebus Fol. conjugatis fubfesfilibus &c. Syfi. Nat. XII. Gen. 871. p. 485. Vcg. XIII. p. 550. H. Ups. 210. Lathyroides ere&a, Folio ovato acuminato. Amm. Ruth* 151, T. 7. £ 2. (2) Orebus Fol. conjugatis petiolatis &c. Or. Caule fimpl. Fol. binis ovatis. /ƒ. CUff. 366. R, Lugdb. 3(55. N. 4. Or, latif. repens. Boerh. Lugdb* II. p. 46. Or. Sylvaticus.BüXB» Cm* III- p. *u T. 41. Bekender is deeze $ uit Thracie af komttig s 1^. ëie zo wel blaauwe Bloemen als de voorgaande , A£vnf** maar de Bladen en f iaauwen ruig heeft. Bux- qofb* bIüm merkt aan, dat de Bladen by de Steng STUX* geoord zyn. C3) Erven met gevinde langwerpig Eyronde Hl. Bladen en halfmaanwys' ronde , getande iJt^** Stoppeltjes. Geelc» Behalve in Siberië komt deeze ook in Italië en in Provence voor. Be laatfte evenwel ver- fchilc aanmerkelyk van de andere f die eene Steng van twee Elien hoogte heeft, zeer Tak- kig en eenen koobbeligen Wortel 9 mei Vin* blaadjes van vier of vyf Paaren , de Bloemen eer&t bleek, dan geel en eindelyk byea Oranje- kleur. Die op de Bergvelden van Provence groeit, 'is maar ruim sen Voet hoog en heeft een enkelde Steng; de Bloemfteeltjes zeer lang, de Bloemen bleek. De Stoppeltjes van deeze zyn half Pylvormigen effenrandig. Het is, vol» gens H a l l e r , een zeer fchoon Bloemgewas. (4) Erven met Eyronde Vinhlaadjes , half ™* PyU Vooê« * jaaife» (%) örebus FdL pinnatis ovato - oblongls &c. Orob. Alp. fatifoiius. C. B. Pin. 351. Prodr. H9- BtmS. XIX. f*i£ O- ïobus Fol. ovato - Lanceolatis &c. Gmel* Sib> IV. p. i|. T. 4.. Mant. 442* $& Orobus FoU quinatis &c. GES. Prov9 49- Orob. fylv. pallido flore* C. Pin. 3 5i*Galega mon- tana Dalechanapii. J. b //(/?. 1T. p, 343. (4) Or^»i Fol. Pinnatis Ovatis 6cc, Q:obns Caulc firn* M 9 pU* l8ö DüBBELBROEDERlGE KRUIDEN, IV. Pylvormige effenrandige Stoppeltjes en eene J Afdeel. enkelde Stem. xviii. 6 reuK.*" ^an ^eeze 9 in de Bosfchen van Europa Tienman- gemeen is , verfchilt de voorgaande, door de Steng hooger en minder hoekig , de Blaadjes breeders de Stoppeltjes (maller, de Bloemftee* len langer , de Bloemen grooter 5 overvloediger en Geelachtig te hebben > zo Doktor Gerard aanrekent Door haare paarfche Bloemen worde het Kreupelbofchniet weinig verfierd. Zy draagt opfhaode Haauwtjes , bruin van Kleur , met ronde Zaaden , waar van het Meel onder de Geneesmiddelen is opgetekend, v. (5) Erven met Lancetvormige Vinblaadjes > Jnobbcil-' ^atf Py^vorm^Se effenrandige Stoppeltjes , ge. en eene enkelde Steng. Wegens den knobbeligen Wortel is deeze vermaard , die in de Bosfchcn door geheel Eu- ropa groeit. In Duitfchland noemt menze Chris- tianwurtz en elders Berg-Cicers. De Bloemen zyn ook paarfch , de Haauwen in 't begin paarfch* ach- plicisfirao &c. H. Cliff. 166. &. Lugdb. N. 2. HALL. Helv. 6e2. Fl. Suec. S9$, KRAM. Aujir. 213. Orobus Sylva- ticus purpureus verrtus* C. B. Pin. 351. Thal. iïerc. $q. T. 6. (s) Orobus Fol. Pinnatis Lanceolatis Sec. H. CIif. %6è. R. Lugdb, N. 3. Gouan Monsp. 366. Aftragalus iylv. Foliis oblongis glabris, C. U. Pin. Aftragalus fylvaticus. Thal. Herc. 7.T. 1. Lathyrus anguftifolius ELfldicc tuberoöl. LOEs* Prusf. 138. T, 37» DlADELPHIA. l8i achtig en ryp wordende bleek, bevattende klei- IV» ne blaauwachtige Zaadjes. In Schotland wordt ^xvm!* de Wortel, wegens den zoeten Smaak, tot Hoofd- Spyze gebruikt, zegt H aller, en tot eenSTUK' Geneesmiddel 5 waar mede de Boeren den Hon- dna, ger en Dorst verdryven en Borstkwaalen (*)* (6) Erven met tweepaarige Degenachtige Bla- 0rJ^ anm den 9 Elsvormige Stoppeltjes en enkeldeg'^M^ Stengen. dige, Deeze Smalbladige, in Siberië door den Heer GmelIiN waargenomen , fchynt niet veel te verfchillen van die vierbladige, welke Doktor Ger au d in Provence op drooge dorre plaat- fen vondt. De Kruidkenner Cauolüs Tos. san us hadt een dergelyk Gewas in Bourgondie gezien , dat wederom met den derden Oost* enrykfen Orobus van Clusius veel overeen- komst heeft, (j) Erven met een Takkige Steng en zespaari- vu. ge langwerpig Eyronde Bladen. Dee- (*) Helv. incbo&t. 176%. Tom. I. p. m. (6) Orobus FoI. bijugis Enfïïormibus &c. GMEL. Stier, IV. T. 14. f. 5 Orob. Caule Ramofo , FoL quaterno- pinnatis &c» Ger. Provt 453. Orob. Orientalis, Fol. anguiL Cofta: brevhümx. TOUR N F. kV. z6. Araci f. Apios legumi- nofae Species Tosfano Carolo. J. B. Hift. 11. p. iz6* Oro* bus Pan non. tertius. Clüs. P&nn. p* 739. (7) Orobus Caule Ramofo Foh fexjugis ovsto - ob!ong;$« H, Cïiff* R. Lugdb. $65. GöUAN Monsp. 367, HALL* Helv. NI 3 II. Deel. X, Stuk» Jï82 DUSBELBROEDERIGE KrüïDZI» IV. Dceze , die ook , zo wel in de Zuïdelyke als AiDf iL* Noordelyke en Ooftclyke deeleo van Europa* Hoofd op de Gebergten groeit, worde gehouden voor stuk* fan regeen Orobas , en gebynaarnd wegens M nlTmanm Kleur der Haauwen en Zaaden. Ook wordt dit Kruid door 't droogen zwart. De Afbeelding > welke Clüsiüs 'er van geeft, is onder dm naam van Aflragaloides door Dodok/süs en Lobel overgenomen. De Wortel , dien zy lang , dik en Houtig heeft , is insgelyks zoet van Smaak. v nu (8 ) Erven met een Takkige Steng , tweepaar ige renmeas. Lanceivormtge geaderde Bladen en eem» fchcrenCC" germaate gedoomde Stoppeltjes. Van de groeiplaats heeft deeze den bynaam* en komt ook in Languedok voor* ix. (9) Erven met een Takkige ruige leggende Boifchige? StenS ï de Bladen byna zevenpaarig. Van de voorige Soorten vallen 'er drie ie S weeden en andere deelen van Europa, doch gee- 605. FL Suec. 597 9 643. Orobas Sylv. Vicix foliis. C B. Pin. 3J2. Orobus Pannonicus alter. Clus, Pdnn. Fig. ad Calc. nltirria. Atëragaloides. Dgd. Petnpt. $$L L©B. {* II» ?%. (8> Orobus Caule Ramofo , FoJ. bijugis &c. GouAN Momp. 367. Orobus Pyren. ïol. Nervofo. Tournï. 235. Pluk. 210. f. 2. (9) Orobus Caule Ramofo hirfuto decumbente &c. ^* iV. p. 084. N. 66. Orobus fylv. noftras. Raj. Angl* III. p. 324. 1892. Memode Paris 1706. p, ios># Tab. S. DlADELPH I A# 183 gcene in Engeland of in onze Nederlanden ; maar IV, deeze komt natuurlyk in Engeland en Vrank- ^vui^ ryk voort» Men vindt ze by R a y onder den Hoofd- joaam van Engelfchen Bofch-Orobus befchree- STUff* ven en door C hom el als eene Franfche in dr?ecan* Afbeelding gebragt* Zy is gemeen op de hooge Velden van den Goudberg , Cantal en Pui de Dome in Auvergne , een Provincie, die in 'c raidden dtr Zuidelyke deelen van Vrankryk legt* 't Gewas verheft zig zelden meer dan een Voet hoog. De Haauwtjes zyn ongevaar een J)uim lang en een vierde Duims breed. Lathyrus. Een platte Styl , naar 't end verbreedende 5 aan de bovenzyde ruig, ftrekt inzonderheid toe onderfcheiding van dit Geflagt , 5t welk ook de twee bovenlte Kelkpunten korter dan de ande- ren heeft. Hier kan men by voegen, dat de Blad- fteel d- orgaans in een Klaauwier uitloopt , zyn* de hoekig en op zyde voorzien met twee , zeld- zaam met verfcheide Bladen. De Latynfche of Griekfche naam , Lathyrus ^ (die wel van Lathyris , gelyk het Wolfsmelk- Kruid fomtyds genoemd wordt , moet onder, feheiden worden,) is in algemeen gebruik; hoewel men fommige, in 't Hoogduitfch , Plat* erbfen of Platte Erwten , in 't Franfch Gesfe , in *t Engelfch Cicheling , genoemd vindt* 't Getal der Soorten , waar van de negen eer- ften eenbloemige , de vier volgende tweebloe- M 4 mi- XI. PEFÊh X# STOK, 1% DüBBÈLfiRÖTDEEIGÉ KrÜIDÈNW mige, en de 1'aatffen veelbloemi^e Steeltjes heb- AmiuP*>en:> meestal Europifche Planten % is eenen- fio'oFD- twintig, als volgt. té (i) Lathyrus met eenbloemige Steeltjes , I85 fa) Lathyrus met eenbL St. enkelde Bladen IV. en EUvormige Stoppeltjes. A™fuU Naar den Montpellierfen Geneesheer Nis-^j°*D" sole heeft Tournefort dit Kruid, dat n. van de Lathyrus zig5door geen Klaauwieren te ^J/j" hebben > onderfcheidc , in een byzonder Ge- onge. flagt getyteld. Het groeit in Vrankryk en En-ti^auwier~ geland , als het voorgaande en heeft een op- ftaande Steng, met zeer kleine Els vormige Stop- peltjes, en Grasachtige Bladen, Somtyds komt het met tweebloemige Steeltjes voor. (3) Lathyrus met eenUoemige St. die langer 111. dan de Kelk zyn en zeer eenvoudige twee~^btsarm bladize Klaauwieren. 9?der- Uit Syrië is deeze Soort in de Europifche Tuinen overgebragt , een zonderling Gewas , Arachis of Arachidna genaamd, om dat het, ge- ticutë; Siliqu* majores , in üs Semind duo &c. Hifi, NaU Libr. 27. Cap- ai. (a) Lathyrus Ped. unifl. Fol. ümpl* Stip fubularis. Lath* fol. folit. Lentiformibus, H. Cliff. $66, Gooan Monsp. 367. R. Lugdb. 36z. Lathyrus fylv. minor C. B. Firn 344» Lath. anguftifolius. MAGN* Hort. 112. Ic. Ervom fyive&re. Dod» Pempt. S29* LOB. Ie Al, 71. Nisfolia. TOüRNF* /«/?♦ 6; van Java eendergeiyk Gewas bekomen , dat ontzaglyk lange Klaau- wieren met zeven Krulletjes en twee of vier Bladen op zyde heeft ; als ook twee groote Stoppelblaadjes met tweebloemige Bloemfteeleu en de Haauwen verfchillen aanmerkelyk in figuur* (6) {*) FU Ind, p. i6.z* ih Deel* x, stok» 183 Dubbels roede rï ge Kruiden. IV. (6) Lathyrus met eenbloem. Steelen korter dan AxvÏik" de Kelk ; tweebladiëe Klaauwiereny enkeld, Hoofl- en Lancetvormige Bladen. STUK» vu In de Ooüerfche Landen groeit deeze, een iLfn/pl-5 Kruidje van maar een Span ot een Voet hoog, cuus. n)et Lancetvormige Stoppeltjes en zeer korte taue.IEt" Bladfteekjes , de bovenden tot een Draadachtig Klaauwier verlangd. Hoe klein de Kelk ook is, de Bloem is naauwlyks grooter, het Zaadhuis- je byna zo lang als de Bladen > breeder, gladf geftrekt. vu. (7) Lathyrus met eenbL Steeltjes, tweebladige Boifte^'' Klaauwieren > de Blaadjes Borjlelig Li- bladige. , fiiaaU De ongemeene fmalheid der Bladen onder- fcheidt deeze , die in de Zuidelyke deelen van Europa groeit. Zy heeft de Bladfteelen drie- deelig , driemaal zo lang als de Stoppeltjes en de Haauwen Eyrond, gezwollen. De Bloemen zyn rood. vin. (8) Lathyrus met eenbL gebaarde Steeltjes, Annulatus, tWee» Hoekige. (6) Lathyrus Ped» unifl. Calyce brevioribus &c4 jAcq; Hort. T. 86. Lath. Orientalis Flore vix confpicuo. Boerh. Lugdb. 11. p 42. (7) Lathyrus Ped. unifloris, Cirrhis diphyllis &c. Gquan JMonsp* 36g. Cer. Prov. 495. Lath. FoL anguftis &c Seg. Fer. 11. p. 82« Lathyrus ïJaldi. Riv. utr Lath. iylv, major anguftislimo foüo. C B. Pin $44. Prodr. 14* , (8, Lathyrus Ped. unifl Arifhtis &c. Gpu^N Monsp.$69, Laihyius Foliis binatis Gianiineis. Hall. Hdv* 594. Lath. air- D I A D E L F H ï a; I89 tweebladige enkelde Klaauwieren 3 en Li' lVi niaale Blaadjes. Hv?J?~ X V I II» C9 ) Lathyrus met byna eenhloemige Steeltjes ^ j*D* en veelbladige Klaauwieren , de Blaadjes \x. overhoeks. tus* Deeze, in de Zuidelyke deelen van Vrankryk Gewricht^ en in Spanje groeijende, hebben ook de Bladen zeer fmal en Grasachtig. De Bloemen zyn in de eerfte rood y in de andere paarfch en wiuDe eerfte heefc lange famengedrukte Haauwen met hoekige Zaaden ; de laacfte heeft de Haauwen als met Leedjes gewricht. Meest komt deeze vierbladig voor en fomtyds tweebloemig* (10,) Lathyrus met tweebloemige Steeltjes* , x. tweebladige Klaauwieren* Eyrond-lang- wette-** werpige Bladen en ruige Haauwen. kende* j Onder den naam van Welriekende Lathyrus is dee- a*guftisfïrao folio , Sem«ne angulofo, Tournf. Jnfl. $$s. Lathyr* Folio tenuiore Floribus rubris. Büxb. Cent. III. p. 23 • T. 4a. f. 2. (9) Lathyrus red. fubunifloris &c. ƒƒ. Clig. Ups. R. Lugdb* 363. Lathyr. anguftisfimo folio Americanus vanegatus. C.B. Pin. 344. Clyraenum Hisp. MiLL. Di&. T. 96. fi Lath. anguftifolius humiiior. C. B. Pin. 344. Toüknf. Inft. Tab# alfa (10) Lathyrus Ped. bifloris, Cirrhis diphyllis Uc.H, CliflZ 3^8. Ups. zie. K. Lugdb. 363. é. Lath. SicultiJ. RüPP.J**. Hall *6o. Lath. diftoplatyphyllos &c. Comm. Hort. li. p. ajp. Ti ao. f&9 Lath. zeyl. odorato Flore amoeno, êx aiba mbro vario. BuRM. Zsyl. IL Deel. x» Stuk» ipo Dubbelbrgëderi ge Kruiden» IV. deeze , als een Zaay- Plant, gelykalle de voor- Axvfu^ gaande Soorten , in de Bloemhoven bekend en Hoofd- verftrekt tot een groot fieraad , inzonderheid f tuk» ftQ9 ujt Ceyloo afkomftig , welke de Bloemen nkl?man' wi1 en ro°d bont heeft : zynde aan den ver* maarden Commelyn, door wien deeze Soort, uit den Hortus alhier, werdt afgebeeld , alleen- ïyk de andere, die de Vlag der Bloemen paarfch, de Vleugels en Kiel blaauw heeft, bekend ge- weest, 'c Gewas bereikt , naar dat men 't op* bindt, meer of minder hoogte* In Vrankryk wordt deeze Soort le Pois d' odeur, dat is rui- kende Erwten , en by ons ook wel Moskeljaat- Lathyrus geheten* Men noemtze Lathyrus G&» pani , om dat zeker Pater van dien naam de Zaaden , in 't jaar 1699 , van Palermo op Sici- lië, van waar de blaauwe, die des wegen ook Siculus getyteld wordt, afkomftig is, aan den Hortus alhier gezonden hadt (*). xl. (11) Lathyrus mettweebloemige Steeltjes , twee* at"™?™' bladige Klaauwieren , Degenvormige Blaad- jaaiiykfe, jes, gladde Haauwen en tweedeelige Stop- peltjes, Daar (*) De Heet Gouaï* zegt van deeze Soort , ïhipltatur %n Rybernaculo ; fempervirens : dat weinig met een Jaarlykfe Zaay - Plant fchynt te fhooken. (ii) Lathyrus Pedunc. bifl. Curhis diphyllis &c. Gouant Monsp* 169» Lathyrus Hisp. RlV. Tetr. i$8. Lath. Hisp. FI. lutee. Herm. Lvgdb* Lathyri (pecies lutei. ]♦ ÏJfft. IU p. 3P4* D I A & E L P H I A. ipx Daar alle de voorgaande Soorten, zo wel als IV; deeze, Jaarlykfe Zaayplanten zyn, zou de by-AJ£**1" naam zeer weinig gepast fchynen , indien die Hoofd* eigcnfchap niet tot onderfcheiding diende van STüK# de gemeene geelbloemige Lathyrus, welke een jr£*Gan° cverblyvende Plant is. Deeze , in Spanje en Languedok voorkomende , heeft zeer fmal ge- flipte Stoppeltjes* (ia) Lathyrus met tweebloemige Steeltjes , twee- yal bladige Klaauwieren, de Blaadjes overhoeks LTm^L Lancetvormig en glad, de Stoppeltjes ^fmnii5B5tln maanvormig. tyfche* Deeze , uit Barbarie afkomftig , heert Haau- wen ah van de Orobus en groote hoogroode Bloemen. (13) Lathyrus met tweebloemige Steeltjes , veel- xnr, bladige Klaauwieren en getande Stoppeltjes.0^^ fche. Den naam van Clymenum hadt Tourne- fort aan een Geflagt gegeven , 't welk door de veelbladigheid alleen van de Lathyrusfen on- derfcheiden werdt. Het bevatte drie Soorten , waar van die met gewrichte Haauwen , door hem (iz) Lathyrus Ped. bif!. Cirïfï. dlph» &c. Lugdb. N. 7. Ltah* .Tingitanus Siliqais Orobi, FL ampio ruberri* mo. Moris. Hiji. 11. p. s$> (13) Lathyrus Ped. bifl. Cirrh. polyphyllis, Stipulis den- mis. H. Cliff. 368. B». Lugdh 364. N. 10. Lath. Vicioides Ve- fciilo rubro &c* Moai3. Hift% II. p. tf. ?i,u&. Póyt. 1 14., f. 6* II» DBSU X» $TV*i Ip2 Du?BBELBROEÏ>Eï!IGE KRUfBEff. IV • hem afgebeeld, reeds is befchreeven. Deeze, AxvmL c*!e zo weI in ^e Levant als in Barbarie groeit, Hoofd- heeft platte Haauwen en twee Bloemen op een stuk. taamelyk langen Steel , met de Vlag rood 5 de VenmaH*V\emd$ en Kiel blaauw. Moiuson hadtzeLa- thyrus , dienaar de Vitfen zweemt, getyteld. xtv. (14) Lathyrus met meest driebloemige Steel» birfttu^ tje** tweebladige Baardjes, Lancetvormi- Ruige. g6 Bladen, ruige Hamwen en ruuweZaa* den. In Vrankryk , Engeland en elders, onder 9t Koorn , komt deeze voor , die ongevaar een EI- le hoog groeit en roodachtig paarfche Bloemen heeft, zynde , zo wel als \ voorige,een jaarlyks Zaay • Gewas. xv* 05) Lathyrus met veelbloemige Steekjes, twee* K^bbeii* bladige Klaauwieren , ovaale Blaadjes en ge. naakte Leedjes. Zandige Koornlanden , niet alleen in de Ne- derlanden s by Geneve en in Tartarie 5 gelyfc de Ridder zegt * maar ook by VVeenen in Oost- enryk, door geheel Switzerland en in veele dee- len (14) Lathyrus Ped. fubtrifloris , Cirrhïs diphyllis &c. COUAN Monsp. 369. R. Lus>dk 363. DALIB. Paris. zi6m Latli. anguftitol. SiHqua hirfuti» J. B. Hifi. II. p. 30?. C. B. Pin» 344- (15) Lathyrus Ped* ttmltifloris t Cirrh. diph, &c. H.Clijf. 367. K. Lugdb* 364. GOUAN Monsp. 369* GöRï\, Belg. 207. Ikc. &c. Lathyrus Ai venfis repens tubciofus. C, B. ÖC van Europa , als ook op Ysiand , voor. Men viadtze by ons aan den Duinkant, als ook op Zandige Bouwlanden in de Provincie van Ui- trecht 3 Vriesland en elders. Aan Beeken , op dc Oevers vanMeiren en in vogtige Weiden, komt dit Kruid , dat men Geele Wikken noemt , ia Switzerland overvloedig voor. Sommigen wil- len, dat het waardig zou zyn te zaaijen en aan te kweeken 9 als een uitmuntend Voeder zynde voor het Vee(f). De Stengen zyn van een Voet tot een Eile lang en zwak ; de Klaauwieren fom- tyds in drieën gedeeld ; de Blaadjes een weinig omgekruld en famengekneepen ; de Zaadhuisjes kort en wat krom , bevattende ronde geele Zaadjes* (17) { j behoort de Tm- of Bouquet-élg^ Lathyrus , welke met haar llerk oploopend Ge- was enichoone Trosfen van Roozekleurlg paar* fche Bloemen , aan Stokken of Prieelen, onze Tuinen verfiert. Dezelve komt ook , op fom- mige plaatfen der Nederlanden s In 'c wilde voort uk gevallen Zaad, en veriiert aldaar de Haagen. Met de laatfte fchync zy wel de meelte over- een- f17) Lathyrus Pad. multifl-. Cirrhis diphyllis , Foliolis En- fiformibus Sec, IL Cliff. 367. FU Saec. 598 , 644. Dalib. Paris zi5. Lathyrus fylv. m:jor. C. B. Pin, 435. Lath. fyi- veltris. DOD. Pempt, 513. (18) Lathyrus Fed. muit'fi, Cinh. diphyllss Sec, GORT» Belg, 207. H. Clif. R. Lugdb. 5Ó4. N. 13* Lathyrus latifo- lius. C. B# 314* GAR* Pnrv.ijï. T. 108 . Lathyrus rnaj. latif. flore purpureo fpecioilor. J. B. 1L p. 303. La- thyrus iatiote folio. Lob. Ic. II. 6g. (19} Lathyrus Ped. mulcifl. Chrh. dïph. terraphyllisque &c. Fi. «SW. 11. N. 646. Gocjan A'omp. 370. Lathyrus ma- jor Narbonen (Is anguftifolim. J. B. Uift, II* p. 304» N 3 H. £»££L> X. STUK, ig5 DüBBELBROEDERlGE KRUIDEN IV* eenkomst te hebben , alzo de Bladen Lancet- AxDvEiiu wormig zyn , niet Ovaal , gelyk LiwN^t^ van Hoofd* de Ereedbladige zegt. Allen zyn zv hem in STÜK# Sweeden wild voorgekomen en de beide laat- mgf!nman ften dikwils met vier Bladen aan de Klaauwie* ren. Het zyn overblyvende Planten , die uit den Wortel in 't Voorjaar weder uitfpruiten* De eerfte heeft de Bladen Degenvormig, nietbree- der dan de Steng , die in allen , tusfchen de Knoopen , met Vliezen is gevleugeld* Deeze wordt , wegens den Stank 9 van het Vee ver- fmaad , zegt de Ridder* De Haauwen zyn lang en fmal , dik , bevattende ruuwe Zaaden* xx. (ao) Lathyrus met veeibloemige Steeltjes , veel- ^ail/irL bladige Klaauwieren en Lancetvormige Moeiasü- Stoppeltjes* Op Moerasfige Weiden der Noordelyke dee- len van Europa, in Deenemarken, Sweeden , Lapland , als ook in Groot Erittannie en in Rusland, groeit deeze Soort, die aanmerkelyk van de anderen verfchilt , door haare veelbla- dige Klaauwieren. Zy heeft , naamelyk, twee of drie paaren Blaadjes , die zeer famengeknee- pen zyn en opwaards gekeerd ftaan : Steeltjes met (20) Lathyrus Ped. multifl. Cirrhïs polyphyüïs &c. H.Cliffl 368. Fl. Suec. 600, 648. Oed. Dar.. 399. R. Lugdb. 354. FL Lapp. 221. Lath. Psluftris Flore Orobi nemorenfis vernï, B.UPP- Jen. 210. emeni. HALL. 260. Vicia Lathyroides f. Lath. Vicia-formis. Pluk. Alm. 3«7« T. 71* f. 2, Clymc- num Pariiïcnfe ïl. coerulco. ToURNF. Inft. 3$*. ge. Diadel ph ia, 197 met drie of vier paarfche Bloemen en 't Gewas IV. komt uit een overblyvende Wortel voort, die Al^y[^m geheele plaggen Gronds beflaat, Hoofd- stuk» (21J Lathyrus met veelbl. Klaauwieren en Ey- xxr. ronde Stoppeltjes breeder dan het Blad. p^/ZmlL Erwtach* Door geheel Siberië komt, volgens GMR-tige, iin, deeze Soort voor, die wegens haare ge- ftake den bynaam voert , en door de breedte der Stoppeltjes van de anderen verfchilt, Zy heeft dezelven breeder dan de Bladen, zegt de Ridder , Eyrond , aan den voet gefpicsr en naauw- lyks hoekig. De Bloemen groeijen Aairswyze, van zes tot vyftien , op korte Voetjes, aan 't end van lange Steden : zy zyn paarfehachtig bont , met een Kiel als in de Erwten , de Bla- den doorgaans driepaarig 5 aan enkelde Klaau- wieren: langwerpig Eyrond, gefpitst, naar el* kandtr geboogen als in de wilde Erwten, doch niet ingekneepen , gelyk in de mee ft e Lathy- rosfen , en geenszins verdubbeld , gelyk ia de Tuin- Erwten Het Japanfche Gewas , in Fig. 1 , op PL LX V, |aLpa^f # voorgefteld, komt in het Loof , als ook wat de 1* Bloe* f21) Lathyrus Ped» roulrfl. Ctrrhis polyph. &c. Linn* •Dcc. p. 39. T. 20. Vicla Ped. multjfl. CirrhiS hererephyi- lis, > tïpulis maximis. Gmel. SÜf. IV. p. 7. T* 1. (*) Foliola convoluta, ut in Vifo maritimo & Ochro, nee involun ut in plerisque Lsthyris; minus conduplicau ut in Pilo fativo. Linn. n3 li, Piel. X Stuk» ipS DüBBELBROEDSRIGE KRUIDEN IV, Bloemen en derzelver Kelken aangaat , groote» A^el. jyj,s met ^e Afbeelding en befchry ving overeen, Hócarm doch verfchik in weezentlyke omftandigheden. stuk* De Stoppeltjes, naamelyk, zyn volmaakt drie- Jp'nnsan' hoekig \ Pylvormig en zeer fpits gepunt (f): anderszins ook zeer breed en de Bloemen heb- ben den Styl niet gebaard, (dat tot de Gedag- ten van Lathyrus en Vicia, beiden, behoort^ maar Liniaal, of overal even breed, en dus, in deezen, nader komende aan 't Geflagt van O- robus, tot hetwelke dit Kruid evenwel niet gevoeglyk betrokken kan worden , om dat het Klaauwieren heeft. Voor 't overige zyn de Bladfteelen agtbladfg en de Bloemen komen getropt aan lange Steelen voort , zynde vry groot en paarfchachtig , dat wederom volftrekt met den Erwtachtigen Lathyrus ftrookt* De Sten- gen of Ranken fchynen ook eenigszins gehoekt te zyn. Ik vind de Blaadjes zeer fterk geaderd en met een klein puntje voorzien , even als in de gezegde Afbeelding. Aiablfche. In de Bosfchen van Arabie kwam den Heer Fofskaohl een Lathyrus voor, dien hy Aanzienlek noemt , h ebbende een windende Steng en anderhalf- driepaarige Blaadjes, met twee Bor- ff) Aanmerkelyk is 't , dat in de Afbeelding , welke de jonge Heer LlNNdsus Van den Erwtachtigen Lathyrus geeft, de Stoppeltjes ock geenszins Eyrond en byna drie- puntig ryn; ook niet breedcr of groofer dan de Blaadjes, hoewei 'dit in de bdchryvmg , daar tegenover, wordt ge- zegd. DlADELPHIA. 199 Borllels daar tusfchcn : doch deeze hadt een- IV* bloemige Steeltjes en geelachtig witte B!oe- mem De Stylwasvan boven rond en ruip;, met Hoofd» een zeer fyne overlangfe Sleuve. De Wollige gTUK# met eenbloemige Steeltjes, drie by elkander , £Tf™an% hadt elf Vinblaadjes en geen Klaauwieren; de Haauwen famengedrukt, liniaal V 1 c 1 Aé Vitfen. Als een byzonder Kenmerk van dit Geflagtis opgegeven , dat de Styl, digt onder den Stem- pel, overdwars gebaard is. Het bevat de ze- ventien volgende Soorten , waar van de negen eerden veelbloemige Steeltjes , van taamelyke langte , de overigen byna ongefteelde Bloemen in de Oselen hebben. Ver de meeften zyn Eu- ropifche Onkruiden. (1 ) Vitfen met veelbioemige Bloem* > vselbladi- t. ge Bladfteeltjes , de Blaadjes Eyrond , de J^^P' agterjlen ongejleeld. Eavtachti* ge, Grootelyfcs gelykt het Gewas van deeze, die in Engeland, Vrankryk en de Nederlanden, op de (*) Lathyrus fpecfcabiiis et L. tomentofus. Flor. J&gypt. Ar ah. p. 135. (1) Vhia Pedunc, mulei Petioüs polyphyllis &c. Syft* Nüt. XII. Gen. 873- p. 4S7. Pe& XIIL p* s$%. U* Clifft 569. K. Lugdbt 36$. Pifum fylveftre perenne. C. B* Fin» ?,4J. Pifum (ylveftrev Clds* Pann. 734» Pis. fylv. nsnurit. MORÏS Hifi. IU 47- S. 2- T. I f. 6i M 4 U. Deel. X. Sim* 200 DüBBELBRoEDElllCE KRÜIÜ£r^ STUK* IV. de Akkers tiivsfchcn 't Koorn groeit, naar de A x^in *Scwoone Zaay- Erwten , doch valt veel klei« Boon* Der* Het Ooftenrykfe , door Clüsitjs, nu twee Eeuwen geleedtn , op de Bergtoppen in Ooltenryk waargenomen, zou 'er * volgens Mo- rison , wat van verfchiüen. In beiden gelykc hec Zaad naar kleine Erwtjes,» bruin gevlakt. Üe Bloem is geelachtig ,de Wonei blyft over* ii. VU ia Du» mttorum* der Heg- gen. UT. Sylvatica. der Ros- fcheïu IV. CasfuHca* Heeücrige. Hé CraccéL Veelbioe- (2 ) Vitfen met veelbloemige Steeltjes , omge- boogen Eyronde gefpitjle Blaadjes en eeni- germaate getande Stoppeltjes* (3) Vitfen met veelbl. Steeltjes, ovaals Blaad- jes en gekartelde Stoppeltjes. (4) Vitfen met byna zesbloemige Steeltjes * tien Eyronde fpitfe Blaadjes en effenran* dige Stoppeltjes. (j) Vitfen met veelbloemige Steeltjes 5 op eU kan- (%) Vicia Ped. muïtifloris , FclioUs reffexis &c, Gouan Afonsp. 370. FL Suec 604 , 6$$* Dalib. Paris. 219. Vicia maxima Dumetorum. C. B, Pin. 345-. Cracca Sylv^tica. RlV, Tur. 50. ( 3) Vhïa Ped. multifl. Foliolis ovalibus Sec. Ft. Lapp. Svèc. Elv LugS. 36*. G'O'UN Monsp» 371. Vicia multifiora maxima perennis teuo odore. Pluk Alm* 327. T. 71. f. 1. (4) Vicla Ped fubfextforis &c. Fl Suec: II. N» 655. H. Ckfj* 369 R. Lu-idb. 364. VU ia muttiftüra Casfubica fm'es» eens, S'bqua Lentis. Pluk. T. 7~< f. 2> Cfd. Z>«*. T. 98* ($) Vicia Ped. muinfl. Flor. imbricatis &c. Gort. 203 GOUAN Monip. 371. C/i^. 368. R. 364. JFfar. S«ec 605 , 652. Vicia fylv. fpicau« C. B, 345- Vicia miiltiftwa. Tqurn*. /«/?. 3$7« Diadelfhia; 201 kander leggende Bloempjes , Lancetvormi- IV« ge ruige Blaadjes en effenrandige StoppeU mU ijes. Hoofd* STUK* (6) Vkfeo met veelbloemige Steeltjes , afjlan- vu dige Bloemen , Liniaale Blaadjes ; de Stop* ™y%%"$* peltjes van onderen gekarteld* Afftandi- Deeze vyf , in het gedagte verfchillende, ko- men in verfcheide deelen van Europa , als On- kruid, voor; in Bosfchen, Velden en op woe- fte plaatfen. Die der Heggen verfchilt van de eerfte door de Bloemen niet geel, maar blaauw, de Blaadjes langer en de agterflen niet digt aan de Steng te hebben* üie der Bosfchen valt ook in Sweeden en heeft witachtige ; de Kasfubi- fche, dus naar een Hertogdom in Pon) eren, aan de Ooftzee, genaamd , uit denrooden paarfch» achtige Bloemen. Deeze is Heelterig en heeft Haauwtjes als der Linfen. De Veelbloemige % in onze Nederlanden veel aan de kanten der W egen en in de Velden voorkomende , heeft meest paarfchachtig blaauw en ook wel witte of boote Bloemen, op zeer lange Steelen. Dee* ze wordt gemeeniyk Wilde Wikken of Vitfen en fomtyds Krok. genoemd. Riviisus hadtze Cracca geheten , waar van de bynaam. Zy valt ook op Ysland. In Svvitzerland noemt men het (6) Vicia Ped« multifl, Fl. diftantibus &c. Gouan Monsp* , 3?i. Grr. Pkov. 498. Vicia Gnuhrychidis Flore. C, B» Pin. S4.5. Prodr. 149. N 5 Zit DSIJL« X, STUK, 20fc DüBBELBROEDERI GE KRUIDEN. IV* Vogelhooy , en het is 'er veel in gebruik tot Afdeel» Beeften - Voeder (*). De Haauwtjes zyn breed Hoofd* eD *Pits> met ronde zwarte Zaadjes* Zo digt stuk. als deeze de Bloemen , Aairs of Troswyze, aan Tienman- malkander heeft 9 zo ver zyn dezelven afftan- m&€' dig in de laatfte , die naar dezelve anders veel gelykt 3 maar de Blaadjes uitermaate fraai, en maar zeven- of agtpaarig , daar de Veelbloe- mige 'er dikwils twaalf of veertien paaren heeft, 't Getal der Bloemen , in die tot der- tig, is hier zelden meer dan twaalf; doch de- zeiven zyn veel grooter en fraaijer , blaauw van Kleur of paarfchachtig : de Haauwtjes langer , breeder, bevattende tot twaalf Zaadjes (-f). In Switzerland is deeze , niet minder dan in de Zuidelyke deelen van Vrankryk, gemeen yuil^hm (ÏÏ Vitfen met veelbloemige Steeltjes 9 lang- foitana. werpige Blaadjes , effenrandige Stoppeltjes aimfchc" en ru^Se Eirond- langwerpige Haauwen. In de Levant groeit deeze , die zespaarïge Blaadjes, zeer fmalle Stoppeltjes, en vyf of zes donkerpaarfche Bloempjes op de Steelen heeft ; (*) Hall. Helv. hcboat, Tom. I. p* (|) LezumiiW Utisfima , zegt LiNNiEüS van deeze , vol gons GEKARD , doch Kali. ER zegt alleen.* Siliqua quam priori proporücne hngior % glabra , plcna in medio laticr, (4.) ibidem» (7) Vicia "ïedunc. maltin*. Fol. oblongis &c. Vicïa Oriënt. T\. Suaverabcnte , Siliqais brevisfimis* BOERH, Lu*db. II, p. 44? Dl adblfhia» 203 heeft ; de Haauwen knikkende , langwerpig Ey- IV. rond, ruig , vyfzaadig. Axnium (8) Vitfen met veelbloemige Steeltjes , gejleufde^v™ byr/a twaalf bladige Bladjteelen; de Blaad- virr. jes Lancetvormig , glad. Tweejaa* Zeer veel gelyken deeze SibenTche naar de^g«- gewoone Veelbloemige Wikken , volgens Gm e- lin, die 'er de Afbeelding van geeft; dan de Blaadjes zyn glad, de Stoppeltjes grooter en de Haauwen opftygende. Zy groeit tot een onge- xneene hoogte 3 overtreffende misfchien alle Soorten van dit Geflagt. Immers ik vind dat de Steng fomtyds drie Vademen lang wordt, ko- mende daar van verfcheidene uit éénen Wor- tel, en dus levert dit Gewas, in de Noordely- ke deelen van Afie , een zeer geweofcht Voe- der uit voor het Vee. Voeg hier by, dat de Wortel twee Jaaren overblyft ; des men het ook elders , met vrugt , kan zaaijen en voorttee- len. In de Herfst van 9t eerfte Jaar, wanneer de Scengen dikwi's twee Vadem lang zyn, kan het reeds worden gefneeden. (9) Vitfen met veelbL Steeltjes; de Blaadjes tx# enienfis. fóengaa!- (8) Vkld Ped« multifl. Petioiis fulcatis &c. Gouan MonspXchc. 371. H. Ups. Z19. N. 6. Gmel. iv. j>, 10. T. 2. Vicia perennis maxima. KALM. Aft. St«kb, 17+7. p. £4» (9) Vicia Ped. multifl. Fol. ime?errimis &c. Vicïa Ped. fuhquinquefioris &€♦ H. Cliff* $68. Ups. ziq. R., Lugdh. 3$j. Vicia Benghal. Irrfota et incana f Siliquis Pifi. Herm. Lugik* 623. T. 625. II. DEEL, X, STUXt 204 Dubbelbroederige Kruiden; IV* Stoppeltjes efenrandig ; de Haauwen byna APD£EL» xvni Hoofd regtopjtaande. Uit Bengalen is deeze 5 volgens Herman- Tienman^ vs , af komftig , die men , wegens de hoog- roode Kleur der Bloemen , tot fieraad der Tui- nen nahoudt; maar Gerard merkt aan, dat Tourne fort weleer dergelyke op de Hie- rifche Eilanden , by Toulon , heeft ingezameld. Het is een Jaarlykfch Zaay - Gewas , welks Steelen veele Bloempjes, over ééne zyde, draa- gen , en Haauwtjes als Erwte - Peulen > bruin , mee eene witachtige Haairigheid en zwartachtige Zaadjes , een weinig kleiner dan Peperkorrels. jnïra ^I0^ ^^en met ongefiee^e Haauwtjes, die overend fiaany meeft twee by elkander in Tamme. ^ Qxels &f ^ia^jieeim . fa Blaadjes Jiomp: de Stoppeltjes getekend. De tamme Wikken, die men tot Beeften- Voeder in verfcheide Landen zaait, verfchillen van de zelfde Soort , in de Bouwlanden door geheel Europa, als ook hier in de Nederlanden, van zelf voortkomende , zo de Heer Haller aanmerkt , eenigermaate ; als welke de Blaadjes bree* (ïo) Vicia Legutn» fesfilibus fu'ibinatis ere&is &<:♦ Vicia Leg. ere&is, Petiolis polyphyilis &c. H. Ups. 218- Gouan Momp. 3?I. R. Ipgdk* 365. GORT. Belg. 208. Fl, Suec* 601 , 654. OED. Dan. 522, Vicia fativa vufgaris alba, SemU nc nigto et Sem iotundo nigro; item acutfore Folio. C. B. Tin. 344 , 345. Vicia anguftifolia. Riv. Tetr, DlLL. Jpp.tf. Cracc* primuni genus. JDCD. Tempt. 54-* Diadelphia. 1205 breeder en de Steng Takkig heeft : doch zulks IV. kan uit de kweeking ontdaan. Meer onderfcheid ^deel; T» * , „ , Hoofd. baart de grootte en Kleur van 't Zaad , dat xviti. doorgaans zwart , doch ook fomtyds wit is. 't STUff* Gewas onderfcheidt zig door Blaadjes , die meer dr®ecaK' of min Wigvormig , dat is aan 't end breedéi en aldaar in de uitranding met een puntje voor- zien zyn. In de gezaaide komen deeze Blaadjes fomtyds Hartvormig voor ; daar zy in de wil- de dikwils zeer fmal en byna overal even breed zyn. Ik heb zodanige veranderingen van dit Onkruid uit Japan bekomen. In 't wilde groei jende, is het een groot be* derf voor 't Koorn, niet alleen de jonge Scheu- ten verflikkende doorzyne ftrengelende natuur, maar ook door zyne vermenging onder 't Graan hetzelve gebrekkig maakende. Hier van heeft , buiten twyfel , de Latynfche naam Vicia^&ievi men in 't Italiaanfch Veccia; in 't Franfch Ve« che of Fesfe , in 't Engelfch Viche of Vetch vertolkt heeft , zo wel als ons Vit/en, zynen oirfprong» Het Duitfche Wieken , dat wy in Wikken hebben overgenomen , zal misfehien van de omwikkelende Ranken afgeleid zyn. Men noemt het in Engeland ook Tare , en in Brabant Krok, volgens Do oon^üs; ziende dit zo wel op deeze als de andere wilde Wik- ken, welke veele Bloemen Troswyze aan lange Steelen draagen. Deeze hebben 'er doorgaans maar twee, die van langte als de Blaadjes zyn en II, DEEL, X. STÜS» 205 DüBBELBROE DERICE KRUIDEN, IV. en de Stoppeltjes haakig getand* Van onderea AxvmT z^n dezelveo a,s mec eeo Brandmerkje gete- Hoofd- kend, volgens den Ridder. stuk» vVat nu het gebruik deezer Wikken aangaat : ^Tienman- mGn zaaj£ze jn verfcheide Landen, zo om de Paarden , die vermoeid zyn , door een Voertje , onder Erwten en Haver te verkwikken , als tot Aas voor de Duiven* Tot Beefien - Voeder is het Kruid uitmuntende. Het Meel der Zaaden, 't zy met Rog gemengd, of ook op zig zelve, dient by het Landvolk in Switzeriand, inSwee- den en elders 9 tot Brood. In Engeland geeft men het Afkookze! den Kinderen fomtyds in, om de Mazelen en Pokjes uit te dryven. Ook is het tegen den Steen aangepreezen (*). XI. 00 Vitfen met ongefleelde , eenzaame >opge~ th^roidfsT reète gtedde Haauwen en zes Blaadjes, de zeer onderjlen Jlomp Hartvormig. kleine. In de Noordelyke niet alleen , maar ook in de Zuidelyke deelen van Europa 3 komt deeze voor, naauwlyks een Handpalm hoog zynde, met zeer kleine blaauwe Bloempjes, bloei jen- de bykans het geheele Jaar, (*) HALL. Eelv. tnchóat. Tom. L p. i%7* (n) Vicia Legum. fesfil. folitariis ere&is glacis cVc» GOUAN Mensp. 371. Oed. Ban. 53. Vicia Lathyroictes &c* Herm* Par. T. 242* Vicia montana minima. Am, Acad. U p, 167* Vicia minima. Riv. Tetr. 169* D I A D E L P H I A> «207 (ia) Vitfen met ongejleeld omgeboogene Haai- A £^L, nge Haauwen , die vyfzaadig zyn; de xvin/ Bloemvlaggen glad» Hoofd-»» STUK. (13) Vitfen met ongefieeld omgeboogene Haai* rig* Haauwen , die vyfzaadig zyn , lutea. Bloemvlaggen ruig. Vitfen met byna ongejleelde hangende ^IZdt. gladde vierzaadige Haauwen , de Blaad* xiv. jes Liniaal uitgerand. In de Zuidelyke deelen van Vmnkryk ko- men deeze voor ; de eerfte ook in Italië en de Levant. Zeer weinig verfchilt dezelve van de tweede, die ook de Bloemen geel > doch ruig- haairig heeft , en de derde is door haare zeer fmalle Blaadjes , hoewel zy die fomtyds bree- der heeft, opmerkelyk. De Kleur der Bloemen is blaauwachtig paarfch en zy gelykt , zo door de figuur der Bladen, als doordeGeftalte, naar de gewoone Zaay - Wikken , of ook naar de volgende, ongemeen* (12) Vicia Legum. fesfilibus reftexss püofis &c Gouan Monsp. 372. Vieia fylv. lutea SiU hirfud, C. B. Pin. 345. MOiUS. S. 2. T. \U f. S. OS) P*k*4 Legum. fesf. &c4 GOUAN Monsp* 372. Jag II. p. 75. (16) Plcia Leguiiu Pedunc. folitariis erecHs&c. R. Lugdb* 363. N. 6. Ciymenum Bithynicum Siliqu£ iingulari Flore rainoEc. Boerh» Lugdb. II. p. 43» Cracca Flor. albis &c. BUXB. Cent. I1L p. 2J. T. 45» f« 2* Geplat , langwerpig Eyrocd, ruig, bevattende IV, oxïgevaar zes Zaaden. Axvm.U n Hoofd- {17} Vitfen met bym ongefteelde , byna drie-^uK. voudige,opgeregte Haauwen> zes Eyrond- xvtt. Qchtigi Bladen ei% getande Stoppeltjes. Tmmfiif Narbon- Een Gewas 3 dat leggende op de Velden infche. Provence gemeen is , jaarlyks voortkomende uit gevallen Zaad , maakt deeze Soort, die Wïldz Boontjes heet by DonoNéus. De Steekjes zyn eenbloemig op magere 3 driebloemig op vet- ce Gronden : de Bloemen donkerpaarfcb ; de Boontjes zwart en rond. Men vindt het fom- .tyds met viervoudige fpitfe Blaadjes, (18) yitfcn met een opftaand? Steng en onge- ****** klaauwierde Bladjleekn. tm^m» De voorgaande Soort verbindt aan dit Geflagt de Bladjieeltjes gefpitst met Jtom» Hoofd- pe Blaadjes. stuk, iv- In 't vroege Voorjaar heefc men deeze zeer Söhrimfe. kleine Soort van Vitfen groeijende gevonden by Fiamchc. iiet Paleis Chambord f dat door den Koning van Vrankryk aan den Marfchalk, Graaf van Saxen % tot zyn Verblyf gefchonken werdt , leggende in 't Landfchap Sologne of Neder - Orleanois , waar van de bynaam. Zy komt ook qmftreeks Farys en in de Zuidelyke deelen van Vrankryk, en elders , voor* Den hoekigen Lathyrus komt zy, volgens den Ridder, naby. v. ($) Linfen mt eenblaemige Steeltjes. Eenbiöt* Onder 't Rusfifch Gebied in Afie groeit dee- ze, die eens zo groot is als de gemeene Linfen en ftomper Blaadjes heeft ; de Haauwtjes met twee of drie witte Zaaden. vi. (ó) Linfen met de Vrugtbeginzels Golfswyu ^ven! geplooid, de Bladen oneffen gevind. Dit f4) Ervur» Ped. fuhbifioris ariftatïs &c Gouan Monip. 374. Vicia Fed. unï-biflorisve &c, Guett. Stamp. I. p. 235* Vicia pracnx verna minima Solonïenhs. Moris. BUs 321. Hift. II. p. 63. Vicia minima praecox Parifïenfium, Tourne. Injié 3P7# (5) Ervum Ped. unifloris. Vicia Pcdunc. unifloris, Folio- lis integerri mis. HêtU Ups. 219. Lens moninthos. Herm. Litgdb* 360. Kalm. A&* Stockb- 1747- p. 60. (fi) Ervmt Gcrminibus undato • plicath êcc Ii.Ups>zn. D I A D E t F H I A. £15 Dit Kruid in Vrankryk, Italië en de Levant, flW ratuurlyk groeijende, wordt van de Italiaanen ^vurL* Mocho genoemd , van de Spaanfchen Tervo , van Hoofd. de Franfchen Ers, in 't Nederduitfch Erven, stuk, volgens den Latynfchen naam Ervum of £rvi- dr^ecans lia. Men vindc het ook overvloedig in fommi- ge Landen s gelyk by Bern , in Switzerland p daar het, zo wel als de Linfen en Vitfen, ge- zaaid wordt. 'c Is een klimmend Gewas , veel naar de laatstgemelden gelykende, doch zonder Klaau- wieren of met zeer kleine puntjes aan 't end der Bladfteelen > die dertien en meer Eyronde Blaadjes hebben. Het groeit, met een Takkige Steng , van een Voet tot een Elle hoog. De Bloemfteeltjes hebben van twee tot vier han- gende witte Bloempjes en de Haauwtjes drie of vier Zaaden. Sommigen willen dat het de Orobus der Ou* den zou zyn, en hierom wordt het Meel der Zaaden geteld onder de Winkelmiddelen. Ook ftrekt het in fommige Landen tot Spyze, zo voor Menfchen als voor het Vee; maar de on- verteerbaarheid van het Zaad 3 of Winderigheid , maakt het voor beiden gevaarlyk. Het Meel wordt fomtyds onder 't Brood gemengd , in ty- den Mat. Med. 36i*. Gouan Monzp. 374. Ervum Leg. penduüs. H. CUjf> 370. Ervum. Cam« Epit. 215. Mochus f. Cicer fativum. Död. Pempt* $24. Orobus receptus Herbarioruftï* Lob. Ic. 11. 72. O 4 II. Deel. X» Stuk. %\6 DüBÖEtBUOEÖERIGE K R' Ü ï l>'B IV". den van fchaarshdd der Graanen ; doch daar Atvnu van heefc men de Menfchen aan *t kwynen zteif Hoofd- raaken, zo wel als de Paarden , door 't gebruik stuk. van % Zaad. De Huiven eeten het, dat zon- w^^derling ïs, buiten hinder * en de Hoenders der- ven 'er van , door opfpanning van de Krop* naar men verhaalt. Ook worden van het Meel Koeken gemaakt , die men in de Zon laat droo- gen, en dan in Provence gebruikt om hceRund* vee te meften* Cicer. Cicers. Èen vyfdeelige Kelk van langte als de Bloem , ftiet de vier bcvenfte Slippen op de Vlag ïeg^ gende , en een Ruitswys' , gezwollen , twee- izaadig Haauwtje ; maakt de onderfc beidende Kenmerken uit van dit GelTagt* t# Het bevat , volgens den Ridder , maar ééne ®t*r Jrie-Sooxt (x) die Arietinum gebynaamd wordt * Gewóone. om dat de Zaaden veel naar een Rams-Kop zouden gelyken. Dioscorides noemde zq reeds Krios , dat- het zelfde betekent, en men heeftze, vervolgens, Arietina geheten» In 't Franfch noemt menze Pois Chicheï of Chiches de Belier > ook wel lÈefes; in 't Italiaanfch Ce- ci, in 5t Engelfeh Ckers 9 in 't Hoögdukfch Si- fem (i) Cicer Foliolis ferratis. Êyjf» fite*. X t. 6eiï* $7$ pt 459. Veg. Xül p. 554* H CUf. 370. H Ups, 224, Mat, Med* SJ9. Cicer fativum. C. B. Pin. H7- Cicer Arietinum. D:*D« Tempt. 525, Aiietiixum Dïöic LOB. 1c. II» p* 71. Diadel* h ia; «7 fern of Kichernt anders ook wel Sifer- Erbfen, IV» by ons gcmeenlyk Cicers of Sifers. Natuurlyk ^^nl^ groeijen zy , in de Zuidelyke deelen van Eu- Hoofd* ropa, onder 't Koorn. STïJK* \ Gewas heeft een opllaande 3 takkige Steng *ir/f ***** van een of twee Voeten hoog , met gevinde Bladen , wier Steelen gefchoord zyn door groo- te getande Stoppeltjes* De Vinblaadjes zyn ge- ineenlyk agtpaarig, met een oneffen Blaadje aan *t end ; Eyrond, met fpitfe Tandjes gezoomd. In de Oxels komen eenbloemige Steeltjes , met paarfche en fomtyds witte Bloempjes , in ruige Kelken vervat. Het Zaad is ook van verfchillen- de Kleur, rood, ros of zwart* De Cicers worden , zo wel als de Erven , die weleer Zaay- Cicers genoemd zyn geweest, op verfcheide plaatfen in ons VVereldsdeel , in- zonderheid in de Levant en Barbarie, aan de Kust van Afrika 5 alwaar zy een zeer gemeen Voedzel der Menfchen zyn, gezaaid. De Grie« ken noemenze Erebinthos , de Spanjaarden 3 wan- neer zy geroost zyn , Garvancos. Men eetze niet alleen gekookt , maar ook raauw en groen; doch 'er heeft eenige fcherpte en bitterheid in plaats, die ze voorveelen onaangenaam maakt. Men plagtze , gelyk bekend is 3 dikvvils te bran- den , en dus tot vervalfching van de KofFy te gebruiken ; waar van zy den Smaak, zo fom* mi gen willen , het allerbest nahootzen* Het Af» kookzel is verzagtende en bevordert de Ont* lalling , zo door Afgang als Wateren. Des O 5 heeft II. DseIm Xé Stuk» «8 Dubbelbroederige Kruide h« IV* heeft men 'er een Steenbreekendc kragt aan toe* ^vinï" gefchreeven. Hoofd- De Geflagten van Liparia , Cytifus , Geoffroya, stuf. Robinia, Colutea , reeds onder de Heefters be« J£*man' fchreeven zynde 9 komen wy tot dat vaa GlycyrrhizA. Zoethout. Een Kelk met twee Lippen , de bovenfte ia drieën gedeeld en een Eyrond famengedrukü Haauwtje, maakt de byzondere Kenmerken uit. Hec wordt in de drie volgende Soorten onder- fcheiden- i. t (i) Zoethout met gedoomde Haauwtjes enge* zalcbint Jloppelde Bladen ; het endelings Blaadje £doornd. ongejleeld. In Apulie , op den Berg Gargano , als ook in Weeltynen van Tartarie, heeft men deeze ge; vonden 3 die van haare ruige of gedoomde Zaad- hoofdjes den bynaam heeft. In deeze zyn de Haauwtjes, zo wel als de Bloempjes, tropswy- ze aan 'c end der Stengetjes vergaard. Zy heeft de Wortels ook lang en flierdg, geelachtig van Kleur, zoet en ecnigszins wrang van Smaak , byna van de zelfde hoedanigheid 3 als die vaa \ (t) Glysyrrhiz* Legum. echi naris , Fol. Stipulatis &c. * Syfi. Hat* til. Gen. 882 p. 490. Veg. XVI. p. 157* R.. Lugéb. 356. H Ups. 230. GOUiN Monsp 176. Glycyrrhiza Capita echnato C> B Pi». 35* Dukis &adix. Cam. Èfk* 423. Glyc. vera Dioscaiidis. Dod, Pempt. a 4,1. DlADELFH IA. %ip 9t gemeene Zoethout, Van deeze, die aan Djji- IV- os cor i des bekend was, is de Griekfchenaam Axyfn.L^ Clycyrrhiza , dat Zoete Wortel betekent, af-HooFD- komftig. De Bladen zyn gevind, en hebben den *TÜ** genieenen Bladfteel gezoomd, de Blaadjes Lan^r/^w*m cetvorinig Eyrond , met Degenvormige Stop- peltjes. (2) Zoethout met gladde Haauwtjes ; geen ir. * Stoppeltjes % het endelings Blaadje geJieeid.^JJbrrb^ Gladde/ Dus onderfcheidt zig duidelyk de Plant van het Gemeene Zoethout , die van de gladheid der Haauwjes den bynaam heeft. In 't wilde groeit zy in de Zuidelyke deelen van Europa , wor- dende by ons en elders, in menigte , om de Wor- tels, voortgeteeld. De Vinblaadjes zyn Eyrond; de Bloem- en Vrugt - Aairen langwerpig en niet digt getropt. De dunne lange voortkruipende Wortelen * die naauwlyks uit te roeijen zyn , van buiten bruin, van binnen geelachtig > maaken groen of gedroogd een voornaam Borstmiddel uit* Men aoemtze in 't Latyn Liquiritia , in 3t Engelfch Liquorice> in \ Franfch Reglisfe. Zy ftrekken, zo v el als het verdikte Sap of Af kookzel , Drop van Zoethout genaamd , in veele vermengingen ea (z) Clycyrrhiza Leg. glabns , Stfpuüs nullis, Mat. Md, $6z. H. Ctiff. 490 R. Lugdb* 355. Goua.N Mm$p, 377. Glyc. Siliq. & Germanica. C. B. Pin* 352, Glyc. vulgarh, Dod. Pempt, 34.1. lh DSMU X* STUK* 2,20 DüBBELBROEDERIGE Krüidin. IV. en bereidingen s tot verzagting der fcherpe Vog- !Afdeel. ten^ in Nierenwee en Graveel: doch het Hoofd- menigvuldig gebruik verflapt de Maag , beneemt stuk. de Eetlust en maakt vergaaringen van Slym > ^man' die hinderlyk zyn, in de Ingewanden. nï- (S) Zoethout met ruige Haauwtjes : het en- fabhjt delinês BlaadJe gefit*1** Ruige, Deeze , die zeer ruige Haatiwtjes heeft , is in de Levant door den vermaarden Kruidken- ner Tournefort waargenomen. In Arabie zag Fors ka oh l een Zoethout -Gewas, met gedoomde Stengen en Takken , dat aldaar door de lienjaanen uit Indie was gebragt en in Tui- nen gekweekt werdt. Coroni'Lla. Kroonkruld. De Kenmerken van dit Geflagt zyn reeds op- gegeven toen ik de zeven eerfte Soorten > die *it.D. Heefterig zyn , befchreef *. Het heeft de Vlag v. stuk , j^ort \ de Kelk is tweelippig met de Bovenlip ia twee y de Onderlip in drie Tandjes gedeeld : het Haauwtje als uit Leedjes beftaande. De vier volgende Soorten zyn nog daar in begrecpen. vin. 00 Kroonkruid met de Haauwtjes Zwaard- CeroniiU yormig en veek Finblaadjes. Seeundaca. ript Byliaadig. tJC1, (Z) Gtycjtrh'iza Leg. hirfutis &c. R. Lugib. 38 6. Glyc, Oriënt. SiUquis hifurisfimis. TouRNP. Infi. Cor. q.6. | {%)Coronilla Hcibacca f Leg. Falcato - Giadiatis &c. H. DiadblphiaJ lil Het Zaad van deeze gelykt veel naar het Y- IV; zer van een Byl, en daar van heeft het Kruid J^nif* den naam , wordende in 't Engelfch deswegen Hoofd- Axfeed öf A^ri geheten» Men zou het, in*TUK' 't Neerduitfch , Bylkruid kunnen noemen. Dedrial'**" Steng, die een Elle hoog opfchiet, is hol: de Bladfteelen hebben wederzyds van negen tot elf Vinblaadjes , die ftomp Eyrond zyn , en de Bloern- lleelen , die de Bloemen in Kroontjes draagen, zyn langer dan de Bladen* Het groeit in Span- je onder 't Koorn. (o) Kroonkruid met opflaande Spilronde dikke „ lx- , . t hier fraay bont, heeft deeze den bynaam. By Clusius wordt zy een ander flag van Bylkruid geheten. De Heer H al- ler verzekert s dat zy het zo berugte Sainfoin der Franfchen is , 't welk als een zeer goed Voed- 363. B». Lugdh. 38^ GOUAN Monsp. 378. Securidaca lutea major. C# B. Pin, 398. Hedyfarum primum. Dod. Pempt. 546. Hed. C Securidaca major. Lob. Ie. IU 7*. Sc- curidaca. Tourna. Inft. T. 224, (9) Coroniila Herbacea Legum* ere&is teretibus torofïs , twmerofis &c. £1. Citff. Ups. R. Lugdb. 386. GoyAN M om dat men 'er niet Hoofd- gemakkelyk Zaad van wint. Sommigen hebben stuk. föt verward met het Kruid , dat Esparfette ge- ^r^'noemd worde 't welk ik vervolgens zal be- fchryven. Het groeit overvloedig in de Koornlanden van Ooftenryk en Bohème, Vrankryk , Switzerland en de Zuidelyke deelen van Europa. Het heeft uitgebreide Stengen, die Takkig gearmd zyn, van een Elle en langer ; de Bladfteelen bezet met Eyronde Blaadjes van tien of meer paarenen reg- teBloemfteelen ,die met omtrent twintig Bloem- pjes zyn gekroond. De Kelk is kort, de Vlag paarfch , de Kiel bleek met een zwart Snuitje ; de Vleugels zyn Vleefchkleurig , de Haauwtjes lang met Leedjes, ieder een Rolrond Zaadje be- vattende. (10) Kroonkruid met vyf opjlaande, Spilron» x. de , gewrichte Haauwtjes en elf Vin- Kandiafchu Deeze , op Kandia door Toürnefort ge- vonden , veffchilt van de voorgaande meest door het (*) Zie 't Werk ovet de Nieuw? Wjze van Landbcuweni IV. Stuk, Madz. na, alwaar, het gene men Gezond Hooï noemt , zekerïyk Sjifafoin zal zyn* (10) Coronilla Heibacea Legumïnibus quinis erfi&is 6cc. R. Lugdb, 387« Jac(^ Hort. T. z$* Coronilla Cietica &c. TOVRNF. Gr. 44» 1 D I A D E L * H I A. 223 het minder getal van Bloemen , die paarfchach- IV. tig zyn, in de Kroontjes. Axvu? (11) Kroonkruid met een klimmende Jlappe^v**? Steng. xr. Córonilla In Zuid -Amerika groeit deeze , die d(x>r^^rft Plümier in Afbeelding is gebragt. Behalve het Bon tbloemige Kroonkruid en drie anderen van de Heefterige Koronilla's, voor heen befchreeven , komt aan de Kaap een Myrtebla- dig voor, dat Kruidig is en -zeven Vinblaadjes heeft y met eenzaame Haauwen ; als ook een Thymbladig, dat een Heeftertje uitmaakt, mee Holronde Lancetvormige Blaadjes en zesbloe* mige Hoofdjes 0% Ornithopus. Vogelpoot. Dit Geflagt onderfcheidt zig door gewrich- te , Spilronde > geboogen Haauwtjes , die met elkander aan hetSteeltje de figuur nabootzen van een Vogelpoot. Het bevat de vier volgende Soorten. (O Vogelpoot met gevinde Bladen en kromme 1. Haauwen. DitO/edUeiiu (ii) Córonilla Caule femdente flaccicta. K» LugS. 387. Córonilla fcandens penraphylla» Plum* Spee, 1$. Ic. 107. C 3. (*) RüRM. Fl. Cap% Prodr. p. 2ï. (1) Ornithopus Fol. pinnatis , Legutnin. incurvatis. Syft* Hat. Xit. Gen* 884. p* 45)1. Vtg* XIII. p. 558» Goiutf 1% DBSLt X. STOS% £2| DüBBELB&OEDERieE Klltrf D E Ef© IV. Die Kruidje , dat in Akkers en Bouwlanden , AxvmL zo by ODS als *n Duitfchland , Vrankryk en Hoofd Spanje, ja ook in Engeland en elders, op Zan- stuk* dige jj-Qoge plaatfen voorkomt , valt in 't alge- Ih*!***' meen zeer klein , doch het een wat gtooter dan het andere , en heeft forntyds knoopige of ge- knobbelde Worteltjes j 'c welk drie Verfcheï» denheden uitmaakt van de zogenaamde Vogel- pootjes. De Scengetjes leggen op den Grond, Het heeft de Bladfteelen bezet met menigvul- dige zeer kleine rondachtige gladde gedeelde Blaadjes , en de Bloempjes, drie of vier in getal, zyn geel , met een rood Vlaggetje* Aan de Kaap heeft men 't ook waargenomen. Het ver- gaat jaarlyks gelyk de andere Soorten. 1 l (2) Vogelpoot met gevinde Bladen en Blikjes % 0compZ^ de Haauwtjes omgekromd , famengedrukt , y*5- rimpelig. Samcngc» * Op Sicilië, in Italië, en zelfs in de Zuidely* lee deelen van Vrankryk , groeit deeze Soort * die de Houwtjes als gekneepen en agterwaards of ruggelings omgekromd heeft , gelyk uit de Af- Mtnsp. 379. H. Ciif. 354. R. Lugdb. 38}. GORT. Belg. aio. Ornithopodium majus et minus. C» B» Pin, $$0, Ornith Radice tuberculis nodofa. Ièid. Dop. Pempt. 544,. lOB. Ic. M. 8r. TOURNF. Inft, 400. T. 224. (1} Ornithopus FoL pirnu Leg. recurv. compr. rugofie&c. ïl. Cliff R. Lugdb. GoüAN Monsp, 379. Ornithopodio afH" nis hirfuta Scorpioides* C. B. Pin, 350* Scoipioides Legumi» nofa. Lob. J>, 11, 95* drukt. D 1 A D £ L P H 1 A. 295 Afbeelding by Los el blykt. Het Kruid is IV; Wollig en heeft de Blaadjes ongedeeld , de '"Jvfiif* ■Bloeimfteekjes kort, doorgaans met twee geele Hoofd- Bloempjes* ;tük» Cs) Vogelpoot met drievoudige by na ongeJleeU 0JJl'opu$ de Blaadjes, het endelint* fe grootst. Scorpmda. Dricbiadig. ■Deeze, in de Zuidelyke deelen van Europa .onder 't Koorn menigvuldig voorkomende , isby fbmmige Ouden Scorpioides , by anderen Tele- phmn genoemd getveest. De eene benaaming heeft van de Zaadhuisjes 5 die als een Scorpioen- Staart orngekromd zyn > de andere van de Bla- den, naar die van 't Porfelein gelykende, haa- ren oirfprong. De Steng is opgeregt, met bree- de Stoppeltjes en naakte Bloem fteeltjes, veel- tyds viqrbloemig. Ook heeft Jbet veele enkeldc Blaadjes, (4) Vogelpoot met viervoudige Blaadjes en, Jvv eenzaame Bloemen. Quadri» pb dia. Op Jamaika is deeze door Sloane waarge- ^ nomen , en Fierblad gctyteld , met geele Bloe- men. (i) Ornhbopus Fol ternatïs .fubfesfili'bus &c. H. Cliff*. Ups. |U Lugttb. GO'JAN MoKsp. 579. Scorpioides Portulais folio. C. B* Pin, 287. RlV. Tetr, 210. Scorpioides Matthioli, Dod. Pempt. 71. Scorpioides .& Telephium Anguillara aa Tel. ■ Cratevar* LoB. Ie 391. (4) Ornitbopus Fol. quaternatis., Flor. folitariis. Am, Ac ai. V. p. aoi. Quadufoliurn cïcëtum FI. luteo. 5LOAN. Jam» 74. Hifi* I. p. 186. T. 115. f. 3. p II. CEM.. X.STUa. 225 DüBBELBROEDERIGE KrüIDEN, IV. men. In Geftake vcrfchilt zy grootelyks van Ax vaf.1" de nndercn * hebben ook een regte ronde Haauw. Hoofd- Men heeftze echter niet pader toe eenig ander st(jk# Geflagt kunnen t'huis brengen. Tienman» nige. H i ? p o c r e p i s, Hoefyzer. Een plat Hdauwtje , dat aan de eenezydever- fcheide diepe uitfandiffgen heeft, en dus als uit verfcheide Hoefyzertjes van Paarden fchynt te beftaan 5 maakc het Kenmerk en de benaaming van dit Geflagt, waar in deeze drie Soorten zyn begreepen. h (i) Hoefyzer met ongejieelde , eenzaame regte Phuniflii' Haauwtjes. juofa. £enhaau- (2) Hoefyzer met gefleelde getrapte ronde WIg'u# Haauwtjes , die aan den eenen rand ge- Muitifui- hvabd zyn , V CC i ll wig. (s) Hoefyzer met gefleelde getropte Boogswy* 111. ze Comofa* Gekroond. ^ mppocrepU Legum. fesfilibus foiif. reftis. Syft. Nat. Xïl. Gen. 885. p. 45>*. Veg. XIII. p. 5;8. H. Clif. Ups. R. Lugdb, 384* GouAN Mon*p. 33o. Gron. Oriënt, 22.9+ Ferrum Equinam Siliqua fingalari. C. B. Pin* 349. Ferrum Equinum, DOD. Pcmpt» 546. L03. Ic. II. 94. (2) Hippccrepis Leg. pedtmculatis confenis circularibias &c. H. Cliff. Ups. &c. Ferrum Eq. Siliqua multiplici. C. B, Pin. 345. Ferr. Eq. alt. polyceration. C jl. Ecphr. I. T» (3) Hippocrepis Leg* Ped. confert. arcuatis , &c. R} Lugdb. 384. &c. Ferrura Eq. Germ. Siliquis in fummitate. C. B. Pin. 34£r. ï. p, 302. T. 301» DïADEL$KI-A» *L*y "ze Haauwtjes , aan den buitenflen rand IVV uitgegulpt, Afxd**« Zy verfchillen weezentlyk , doch groeijen ^kT* onder malkander op droogc Krytachtige Gron- z><**«* den 5 in de Zuidelyke deeien van Europa ,wor-^n^ dende in 't Italiaanfch Sferro Cavallo , in \ Franfch Fer a Cheval geheten. Die betreft voornaame- Jyk de eertfe , die ook in de Levant is waar- genomen ; terwyl de middelde ook in Oostin- die en de laatfle zelfs in Duiifehland en Grooc Brittannie groeit. Beeze is een overblyvend Kruid, daar de anderen jaarlyks vergaan. Allen komen zy in Geftalte overeen , gelykende naar de Wikken , met gevinde Blaadjes en naauw- lyks meer dan een Voet hoogte. Columna heeft deeze drie Soorten onderfcheidelyk afge- beeld* Scorpiurüs. Scorpioenfcaart. Hier is de Haauw byna als de Staart van een Scorpioen omgedraaid , Spilrond, met Banden getekend. Vier Soorten worden aldus bepaald. (i) Scorpioen -Staart met eenbloemige Steel» r; tjes; de Haauw tj es overal met Jiompe Schub - %Z^uiL ben bekleed hebbende. *** a Wormach- (i) Scor plurus Fedunc. unïfloris &c. Syfl» Nat. XIF. Gen. 88 0. p. 492. Peg. XIïI. p4 558» Scorpioides Silfqaa crasfa Boëüi. Toürnf. Inft. 402. j T. 226. Sccrpi©ides Bupleurï folio &é, Moais. Hij, 11. g. 2. T. f. 3. P 2 IJ. Biel X. Stuk. 228 DUBBELBROEDER I GE KRUIDE^ IV* (2 ) Scorpioen - Staart met tweebl. Steeltjes ; de A xvui" Haauwtjes uitwaards Jlomp gedoomd. T-lnOFD» stuk. (3) Scorpioen -Staan met byna driebl. Steel- n. tjes ; de Haauwjes uitwaards met afge- Scorpiurus zonderde fpitfe Doornen. Gedoomd, . . 111. (4) Scorpioen -Staart met byna vierbl. Steel- Gcfl*ufd tjes ; de Haauwtjes uitwaards met getrop- iv. ' te fptife Doornen. Subvillofa. Kusg ch- Alle deeze, in de Zuidelyke deelen van Eu- ropa voorkomende ; verfchillen weinig meer dan hier gemeld is, hebbende allen Lancetvor- mige Wortelbladen , gelyk die van het Haa- zen - Oor , ongcbladerde Bloemfteelen van een half Voet hoog en de Zaadhuisjes digter of ruimer gedraaid , fomtyds na^r Rupfen gely- kende ; weshalve de Franfchen het Kruid la Chenille noemen , de Duitfchers Raupen-Kraut. Mhfchien zyn zy allen uit eene zelfde Plant ge- fprooten. jEschynomene. Schaamkruid. Van dit Geflagt, welks Kenmerken een twee- lip* (%) Scorpiurus Ped. bifloris &c. MoriS. uts. f. 4. (3) Scorpiurus Fed. fïibtrifloris &c. H. CLif. 364. Ups* 233. R- Lugdb. SS 3. GOUAN Monsp. 38 1. Scorpioides Bu- pleuri folio» C. B. Pin. 287. Scorpioides prius. Dod. Pempu 71. LOB» 457- (4) Scorpiurus Ped. iïibquadrifloris &c. GoüAN Monip* 381. MORis. uts. f. 2. DlADELPHIA» S^) lippige Kelk zyn, en een Haanw, die uit ge*- IV* knotte eenzaadige Leedjes beftaat ; de twee ^nuf* eerfte Soorten onder de Boomen befchreeven Hoofd* hebbende* plaats ik hier de volgende. 8TüK* (3) Schaamkruid met een ruuwe Steng, de™\\ST' bIt Leedjes der Haauwen in 't midden ruuw* m. (4) Schaamkruid met een ftekelige Steng , de™easPm Leedjes der Haauwen half Hartvormig; bluüw. gefpitjle Blaadjes en kanthaairige Blikjes . ArJ^ana C5) Schaamkruid met een gladde Steng , Jlom -kz^ïch. pe Blaadjes , de Haauwen aan d'eene zyde v, dik, ronden flomp. ooftia- difch. Van deeze drie is het middelde op Jamaika waargenomen , de beide anderen in Ooftindie. Het laatfte wordt Gajate* Struik genoemd, als een Boompje of Heeftertje zynde , met lange Rysachtige Takken 9 de Bladfteelen met me- nigvuldige Vinblaadjes als der Tamarinden ; de Bloe- f3) jEfcbyr.owsne Caule Herbaceo fcabro &c, H. Clif, 35 j. Ups. 233. Ft. ZtyL 298. R. Lügdb. 384. Mimcfa non Spinofa major Zeyianica. Bbeynt Cent. 51. T. $2. Raj. llift. 9%i. (4) uEfchynomenc Caule Herbaceo hispido &c. Hedy fo- rum Cau!e hiifuto Miraofk foliis slatis. Slqam. 74* HUI. I. p. 186. T. 1 is. f. 3. JÜSft /W. 1763. p. $2f. T. 12. (5) ^fcbynomene Caule Herb. laevi Sec. R. Gajatus. Rumph. -4^. IV* p. 64. T. 24, Neii • Tali. thrt. MaL IX. p. si. T. is. Burm. p. 170. p 3 H, D«IL, X. 5 TUK, *3<> DüBBELBROED ËRI GE KRUIDE^ IV* Bloemen naar Eoonen Bloesfem gelykende , drie 'Afdeel, of vier by elkander; de Haauwtjes lang, fmal HoofbV en bleek3 een half Voet lar»g, een Stroohalm stuk. breed, aan de zyden met zwarte Streepjes en Tknman- Stippen getekend , Zaadjes als van Fenegriek nige* bevattende* vt. (6) Schaamkruid met em gladde Steng , RoU wfsZT ronde Seh^e Haauwen en fiompe Blaadjes* ban. Egyptifch, Tot Haagen wordt deeze Soort, onder den naam van Sesban , in Egypte veel gebruikt, en ftaat fïerlyk , zo Fors k a oh l getuigt y die- nende vervolgens tot Brandftof, In een Jaar tyds bereikt de Steng vier Ellen hoogte en de dikte van een Arm, zynde de Takken, na drie Jaaren verloops , tot Talhout bekwaam* Het draagt geele Bloemen en Haauwen van meer dan een Voet langte. Op Ceylon is dit Gewas ook waargenomen* vu. (7 ) Schaamkruid met. em gladde Steng r de zeer^' Haauwen aan de eene zyde Zaagt andig% kW* in 9t -midden ruuw-; en gefpitfie Blaadjes* Deeze heeft ookbaarc Groeiplaats in Oostin* * die, r t^fch^Köraeve Caule Herb» laevi &c. Emems Siliquis duabus longislitiiSs* Burw» iZtyl. 9%. T* 41, Galega iEgyp- tiaca Siliq> Artïcalatis. C B. Pin. 352. Sesban* ALP. odZgypt* tl. T\ 82. BüRiyi. 2*V. ffd. p. 170. (7) J&fcbynomme Caule Heib* Ijevi &c. Hedyfarum an- nuum minus Zeyl. Mimofac foiiis. FL Zeyl. 55 ït Not?« Todda- Vaddi. Hert. Md? IX, T. *o. BüBM. FL InL p, 170* D I A D E L P H I A. 231 die. 't Is een Plantje van een half Voet hoog, IV. onder Takkig ; de Bladen gevind hebbende met A™^Li Lancetvormige fmaüe Blaadjes. Hoofd? stuk. Hedysarum* Haanekop. dria* De naam, Eedyfarum, fchynt het allernaafte van een zoeten Reuk afgeleid te kunnen wor- den, welken fommige Soorten van dit Geflagt hebben zouden* De Zaadhuisjes zweemen in veelei) meer of min naar Haanekammen , niet minder dan zulks in \ Kruid van dien naam , hier voor befchreevcn, ten opzigt van de Blik- ies plaats heeft*, en dewylzy veelal in Hoofd- * zie -f r< ïX« Stuk jes zyn vergaard, hebben 'er de Duitfchers den bL'450. 1 naam van Haanekop , dien ik hier van hun over- neem 3 aan gegeven. Deeze Zaadhuisjes maaken Haauwties uit, van één of verfcheide éénzaadi- ge Leedjes. Ook is de Kiel overdwars ftomp ; gelyk ik gemeld heb in de befchryving derHec- ftenge Soorten f. Voorts zyn dezelven in Krui-^ï^- ST' den met enkelde , twee -of drievoudige % en met veelvoudige of gevinde Bladen, agtervolgelyk onderfcheiden* Thans komen hier de volgende in aanmerking. (2) Haanekop met enkelde Lancetvormige jpit- ^ Je Bupleuri- (2) Hedvfarttm Fol. fimpl. Lanceol. acutis. Ornithop. Ma- ^^gf" derasp. Bupleuri folio. PET. Gaz. I8> T. n. f. 12, Scor- pioides Maderasp. Gram* Leucanthemi foÜis. PLUK. Arnalth* 28p* T. 443. f* 4» BURM. Ft. Ind. p, 563% IX» Deel. X, Stuk* DufcBELÏÏROEDÈRIGÊ KrÜIÜER, IV. fe Bladen , de Steng ongedcörnd > en rappi<* Axvnuk £e Stoppeltjes Hoofd- ^\ Haanekop met enkelde Wizvormize Bladen. stuk» hi. (4) Haanekop met ei kelde ronde Bladen, de ^ulmli™ Haauwtjes Kettingvormig % uit ronde' Leedjes bejlaande* Wigbladig» iv. Haanekop met enkelde Hartvormig ronde MoniHfe* Jiompe , van boven gladde Bladen , die van, Gekraald. anderen Wollig zyn. v. St^racifo» (6) Haanekop met enkelde Nierachtige Bladen 1 londbia* en ronde Stengen. difi« vi. Dus onderfcheidt men deeze vyf Öoftindi- Nicr^hdg-fche Soorten , welke in cle figuur der Bladen vry veel overeenkomst hebben , uitgenomen de eerfte, in welke zy naar het Haazen- Oor ge- lyken. Die, welke de Bladen als van de Sty- rax heefc , is Heefterig en Wollig ; de anderen zyn alcemaal laage Kruidjes en meest gladbla- dig of ongehaaird. vu. (7) Haanekop met enkelde Nierachtige uit* gerande Bladen en eene driekantige Steng9 Hier (3) Hedyfarum Föl. iïmpÜ Cuneiformibus. FL ZeyL 1%%. Onobr. Mad. Nuniinnlarije folio s Orniihopodii Siüquis. Pet- G«z. 41. T. 26. f. 4. (4) Hedyfarum Fol. timp!, orbiculntis. Leg. Moniliformi» bus. Mant, lot. BUKM» Fl, Ind. p. 168. T. 52 (5) Hedyfarum Fol. llmpl. Coidato - orbiculatis &c. (óy Hedyfarum Fel. ümpL Reniformibus Caule tered. XT8RM. FL ind. p. 164. T. 52.» f. 1, (7) Hedyfarum Fol, fioSpï. Renifoim. emarginatis, Caule tii- DlADEÏ-PHIA. 233 Hier wil de Ridder, wegens de Haauwtjes, IV. dat Indifch Kruidje betrokken hebben, 'e welkA^f^ de Heer N. L. 13 urm A nnüs eenbladige Gly- Hoofd* nwegetyteld hadt. Hetzelve, aan de Kuft vangTUK* Koromandel verzameld , werdt aldaar Rotten- Oor genoemd van de Ingezetenen , wegens de gedaante der Bladen , door welke het veel ge- lykc naar de voorgaande Soort, wier Haauwtjes uit veele Leedjes famengewncht zyn. Die heeft, volgens LcN^us,de Haauwtjes twee- ledig , volgens Bür mankus eenzaadig ; de Bladen gevlakt en Rankig windende Stenge- tjes (*). (9) Haanekop met enkelde Eyronde Jlompe ix. GeWakt. (10) Haanekop met enkelde Eyronde gekar- x. telde Bladen ; de Haauwtjes bedekt door ghj^c welfde rappige Blikjes. schuilhok* (ix) Haanekop met enkelde Lancetvormig xi. Scheedig» ttiquetro. Mant. 270. Glycine monopbyllos. Bürm. FU I*d, 161. T. so. f* 2, Lens Maderasp. Numm. folio. Pet. Gaz. T. 32. f. ir; (*) De agtfte Soort is onder de Heefters befchreeven* (9) Hedyfarum Fol. fimpl. ovatis obtufis. H. Cliff. 449, Ups* 23S* Ü Zeyl, 290. R. Lugdb. 3 8 5. Hed humüe Capp. folio maculato. Dill. Eltb. 170. T. 141. f. 161. (10) Hedyfarum Fol* ilnipl, ovatis ferrulstis&c. Mant. 270» Xens Maderasp, EUïines folio. Petiv* Gaz. T, 30* f. 11. (u) Hedyf&rxm Fol. fimpl. Cordato - Lanceolatis &c. FU Zeyl. 287. Genifta articulati repens* &c. Süem. ZtyL 104* T.49'f. I. p 5 IX. Peel* Stuk, 234 Dübbelbroederioe Kruiden. Afdeel* xviii. 1V« ^ Hartvormige Bladen , eenvoudig gefleeld en Scheedachtige Stoppeltjes. ituk. C12) Haanekop met enkelde langwerpige Bla* xïu den* gewiekte Bladjleelen en driekantige Takken. trum Driekan- De reden der Bynaamen , van de drie laat- ften 3 blykt uit de hepaalingen der Soorten ge* voegzaam. Ook onderfcheiden zig dezelven door de Bladen , die in de eerfte gevlakt zyn en als der Kapperen ; terwyl de tweede dezelven byna als van Muur of liever als van Blaauw- besfen heeft ; de derde eenigszins naar die van Porfelein, de vierde naar Oranje- Bladen gely- kende* Deeze laatfte fchynt onder de Berg- Boontjes door Rümphius geteld te zyn. Al* len groeijen zy > zo wel als het Pynappelige , dat ik onder den naam van Ceylonfch reeds be- *n.i>. v.fchreeven heb*, in Ooftindie. St.bl. J*7» D'Xulum fiWJ! Haanekop met tweevoudige gefleelde Tweebla- Bladen en dubbelde Eyronde gefpitfte on- dfe.LXv. gcfteelde Blikjes. Fig. 2. f12) Hedyfarum Fol. fimpl. oMongïs &c. Onobr. ZeyU monoph, Bubm. Zeyl. 176. T. si. Bübm. Fl. Ir.d. T. 52, f. z. Fhafeoius raontanus feptïmus. Rumph, Amb. VI. p. 146. . . - k . ." .W (14) Hedyfarum Fol. binatis petiotetis &c. Fl. ZefL 29I. Hed. minus diphyilum &c. Si-OAN. Jam. 73. hifi. I. p. 185. B>AT- 452» Onobrychis Madeiasp. diphyllos PLUK. Alm. 2;o. 6t & T* 102. f, j, Nelani-Ma- Dl ADEL PUI A« £35 De tweebladigheid onderfcheidtdeeze Soort, IV. een hurkend of leggend Plantje, dat in deA™**L; beide Indien , doch met eenige verandering , Hoofd- voorkomt , gelyk Plukenet 'erook twee"TÜK# aanmerkelyke verfchillende van Malabar heeft ydrfa'*** ten opzigt van de Blaadjes , die in de eene Ey- rondachtig fpits, byna gelyk in de Ceylonfche van den Heer J. sBürmannüs3 doch onge- fteeld ; in de andere , welke hy de kleinfce noemt, geheel Lancetvormig en zeer fmal zyn* Met deeze laatfte komen de Blaadjes overeen van dat Ksapfe ? waar van ik hier de Afbeel- ding in Fig. 2 , op Plaat LXV, om die re* den 3 mededeel. Hetzelve heeft ronde Stengetjes en Takjes, waar aan , uit de hoeken , lange Bladfteeltjes voortkomen , met twee zeer fmal le endelings fpitfe Blaadjes* Zy zyn gefchoord door twee puntige Stoppeltjes. Naar 5t end toe zyn de Takjes bekleed met dubbelde ovaale Blikjes, die een zonderling byhangzeltje hebben, waar van ik nergens melding gemaakt vind. Tus- fchen deeze Blikjes zyn de Bloempjes vervat, en zy geeven vervolgens de Zaadhuisjes uit , die , uk verfcheide roodachtige ruige of liekeli- ge Leedjes ftmengevoegd, de zogenaamde Haauw- tjes uitmaakem Ia het Ceylonfche van gedag- ten ri. Hort* M&U IX, p. 161. T. 8*. fl. Hed. bifoliuin Fol. o» vatis BüHM, ZeyL lij. T. 50» f. I. BüBM» FLInA.l6U II, Deel* X. $rvm* £36 DUBBELBROEDERIGR KRUIDEN, IV. ten Hoogleeraar , fchynen de Leedjes van el* AxvEniT Gander afgezonderd voor te komen. Hoofd- De jonge Heer maakt van één enkeld Kaapfch *™K' Hedyfarum ge wag, dat zyn Ed* Capenfe tytelt, mee drievoudige Wigvormige ukgerande Bla- den en eenzaadige gladde Haauwcjes (*). Tienman xxtx* (2$) Haanekop met drievoudige Lancetvor- jltlium™ mige Bladen % eenledige Ruitachtige Haauw- tjes , en byna gekroonde zy deling fe Bloem* fteeltjes. Bksach* tig- Dit Biesacbuge > wegens *t Gewas > niet we- gens de Bladen , dus genaamd , uit Indie af- kom f tig , was van Zaad , dat de Hoogleeraar D* van RoijEN overgezonden hadt, in de Upfalfche Tuin geteeld. Het fchynt ook zyne Groeiplaats te hebben in Siberië. Naar 't vol* gende gelykt het zeer, doch heeft de Kroontjes korter dan de Bladen, de Bloemen wit. xxx. (30) Haanekop met drievoudige Eyronde Blo- Violet?"** ^ew> tweevoudige Bloemen en naakte gea- derde Ruitachtig gewrichte Haauwtjes. (30 (*) Flor. Cap. Prodr. p. 2i. (29) Hedyfarum Fou ternatis Lanceolatis &c. Likn. Dec. I. T. Hed. triphyll. Flosc. albis polyanthos. AMf&.Rutb. N. 154. Cyüfus fixatilis Meliloti folio &c. ld. ibid N. 281. (30) Hedyfarum FoL ternatis ovatis , Flor. gereinatis &c. Gron. Virg. II. p. 108. Meülotus Flore violaceo odore re- Hiisfo. CtAYT, N, vtu DlAPELPHIA* ^37 (31) Haanekop wei drievoudige Liniaal ~ Lan* IV.' cetvormige Blaadjes , gepluimde Bloemenen 5vf^* Ruitachtige Haauwtjes. Boofd* STtTK. (32) Haanekop met drievoudige Bladen y een xvxr. 'flaafce Bloemjleel en gebladerde hoekige Steng. «ff* , 0 Gepluimd. (33^ Haanekop me£ drievoudige yïow2£ Hart- vormige Bladen, leggende Stengen en zy~rum. delingfe Tfèsjen* Uawfa Virginie heeft deeze vier Soorten uitgeleverd , liepens. waar van de eerfte de Bloemen Violet 3 de bei-Kïttipc,lA de volgenden paarfch en de laatfte dezelven rood en wit bont heeft. 9t Gewas, voor 't ove- rige , is door de bepaalingen genoegzaam onder- fcheiden. Uit Japan heb ik een gedroogde Plant bekomen, die naar het Gepluimde veel gelykt, doch de Bladen zo fmal niet heeft en weinig minder lange Steelen dan het Naaktbloemige. Het Kruipende was uit Ceylonfche Zaaden % welken de Amfterdamfe Hoogleeraar Co mme- lyn (31) Hedyfarum Fol. tern. Lineari - Lanceolatis Sec. Gnotf. wts. Onobrychis Mariana triphylla &c. Pluk* Manu 140. T. 432» f- ** (}2) Hedyfarum Fol. tem.» Scapo Florifero nudo. Gron. Ptrg. II- *o7# Hed. Caule Florifero nudo longisfcno. Gbom . Vlrg. l* S6. (33) Hedyfarum Foï. tern. obcordatis &c. Hed. Caul» procumbente, GRON. iHL Trifolium procumb. Trifblii Fia» gifeü folio» DlLL» Elth, 17a. T. 142. f. X*9» U* DEEL. X. STUK» 138 DUBBELBROEDERIGS KrüIBI^ IV, lyn overgezonden hadt, in de Elthamfe Tuin Axvm^% Seteeld# Het Loof Seleek veel naar dat van Hoofd» Aardbezie -Klaver. Dit vondt men ook in Noord- •tuk. Amerika' met Houtige Stengetjes, gladde Bla* den en geaairde Bloemfteeltjes , hebbende een kort gefpitst famengedrukt Haauwtje* waar in Cdn enkel Zaad. Tienman «sge. xxxiv. (34) Haanekop met drievoudige geaderde naak* ^amftum? te Bladen , ongejleelde Aairen en tweezaa* Haakig. dige Haauwtjes 9 die gedekt zyn> hebbende een Haakige punt. Dit naar een Lotus gelykend Plantje, dat zo wel in Oost- als in Westindie groeit , heefc geele Bloemen en komt zo wel glad als ruig en Lymerig voor. xxxv. (35) Haanekop met drievoudige Jlomp Hart* ^nebToel vormige Bladen, leggende Stengen en drie mig- eenbloemige Steeltjes by elkander. xxxvi. (3*0 Haanekop met drievoudige Bladen , lan- Urbatum. ge eenigermaate Takkige Trosfen,geboogen H aanwen en Haairige Kelken. (37) (34) Hedyfarum Fol. tern. nervofis nudis &c» Trifol. pïöcuiab. Zeyl. hirfutum. Burm. ZtyL 2.26* T. J06. f. z. Anonis non fpinofa minor glabra &c. Sloan. Jam, 7$. flift. I* p. I87. T. 119. f. 2.^ Loto pentaphyllo Siliq. fi- müis &c. Sloan. Jam. lbid. T. 119.C 1. Burm. Fl. InL 167. (35) Hedy fatum Fol. tern* obcoidatis &c. Fl. 2eyl< 297* Hedyf* trifoliatum repens 8cc. Burm. ZeyL T. 5*. f* lf U (36) Hedyfarum Fol. tern. Racsmis oblongis &c. Am* Atad, Y* p« 403* DlADELPHIA. 239 (37J Haanekop met drievoudige Bladen, lang* IV, werpigo Tros/en en geboogen Haauwen met ^ xvifu* ruige Kelken. üoofd. (38) Haanekop met drievoudige Eyrond- xxxvir. langwerpige Bladen en windende Stengen. i*f^JI? oides. Vaa deeze vier groeit de cerfte en derde in naazen. Oostindie5 de tweede in Westindie en de vier-^xvur de in Noord- Amerika. Van het eerfte zyn de Haauwtjes veel- , van het tweede twee- en van 1 n * het derde éénledig en éénzaadig. Het laatfie, dat door zyne klimmende hoedanigheid van by- na alle anderen verfchilt , heeft lange glanzige Bladen en hoog purpere Bloemen ♦ (39) Haanekop met gevinde Bladen, die van xxxrx. onderen glanzig Wollig zyn; gemichte^mllig?* Haauwen efi ongebladerde Bloemfteelen* In Siberië is deeze waargenomen , die Bladen heeft van een Span lang, uit zeventien ovaale ftompe ruige Blaadjes beftaande, en dikke Haai* rige Bloemftengen , uitloopende in een Aairvan geele Bloemen» (40) (57) Redyfarum FoU tem. Rac. cblongis &c. BöRM. Fl. InL 68. T. 53- £ (38J Hedyfarum Fol* tern. ovato • oblongis IL Clijg\ 499. R. Lugdb, 385.. Hcd. trifolium fcandeus , Folio longio- re fplendente. Dill. Eltb. 173. T. 143. f. 170. (39) Hedyfarum Fol. pmnatis fubtus totnentofo * lucidïs &c Afteagalus grandiflorus. Sp. Plant* I071, Aftr. Tragacan- thx folio. AMM, Rutb< iö8 i II. Peel. X, Stos. 140 DüBBELBROEDERlCE KRUIDEN* IV. Afdeel» xvïii. Hoofd- stuk. XL. jllpmum* Bergmiri* nend. XLT. O ui Her. (40) Haatiekop met gevinde Bladen , gewrich- te gladde hangende Haauwen en een op* ftaande Steng, (41) Haanekop met gevinde Bladen , Scheed* achtige Stoppeltjes , een opjtaande bogtige Steng en hangende Bloemen* Aan deeze laatfte geeft de Heer LinNjeu s den bynaam van Duijler , om dat de vermaarde HalleRj die het de zeifde Plant achtte te zyn met de voorgaande, een andere Afbeelding daar van gegeven hadt. Het verfchil is door den Ridder duidelyk aangeweezen , en fchynt nog meer plaats te hebben in de Zaadhuisjes. Bei- den groei jen zy 30 wel in Switzerland als in Siberië, xlti. f42) Haanekop met gevinde Bladen , gewrich* num.0**' te » g^oomde * naakte regte Haauwtjes zn sicriyk. verfpreide Stengen. f43) (40) Hedyfarum Fol. pinn. Legumin. articulatis &c. H. Ups, 232. Jacc^ Phdn 266. Hed. Saxatilè , Siliqua lacvi &c AMM Rütb. N. 15^, 153 GMEL. Sib. IV» p. 26* T 10 fim OnobiychisSemine cly^eato Jaevu C. B. Pin. 350. Prodr. (41, Hedyjarum Fol. pinn* Stipulis Vaginalibus &c, Afha- galm Cauie ere&o iVamofo, Spiek purpurea nfrente. Hall. Helv. 5764 T. 14» (42) Hedyfarum FoL pinn. Legum, articulatis &c, ƒƒ. Cliffl Ups> R. Lugdb. 3 S jr# N, 5. GOUAN Monsp* 382. Hed. Cly- peat. Flor» fuavirer rubente, Tournï. Inft* +ox* Onobr. Sc- mine Ciypeato aspero major, C. tt. Fin* jjo. Onobrychi? al* DïADELÏ>HlA, 24Ï tlft) Haanekop met gevinde Bladen ; gewrich* IV. te , gedoomde bogtige Haauwtjes en ver- ^^ff* fpreide Stengen. HOOFD- STUK* . Zo weinig verfchillen deeze , waar van de xuu. ■cerfte natuurlyk op de VeWen groeit , in de &edyff *>* Zuidelyke deelen van Europa 3 de andere in de üogtig. Oofterfche Landen» Deeze is geen overbly^ vend Kruid , gelyk de andere ; ook zo zwaar niet van Gewas en heeft de Bloemen bleekcr dan die, welke eenige Voeten hoog opfchiet, en door haare fraai je Bloem - Aairen, welke fchoon rood zyn, de Hoven verüert. Niet minder aar- tig zyn de Haauwtjes 3 uit verfcheide ruuwe ronde Leedjes 9 als Schildjes 3 faoieogewricht. Het Loof maakt door de Eyrónde dikachtige donker groene Vinbladen , waar het uit beftaat, ook geen leelyke Vertooning. Het zou het 22- gyptifch Helenium zyn , van Dioscorides, zo fömmigen willen. Wegens de Zaadhuisjes gelykt het eenigszins naar die Soort , welke Haanekammetjes genoemd wordt , flraks te be- fcbryven, en \ gemelde Gewas , dat men hier in de Tuinen als een Bloemplant kweekt , worde in Italië en in Spanje gebruikt als Hooy , tot Voedzel der Beeften , inzonderheid der Paaiden ; wes- altera. Dod. Pempu 549. Hed. alt* CJypenum &c. Los / de Stengen neer* Kkin' gedrukt. sp^*fisfl- ^) Haanekop met gevinde Bladen 9gewrichte doomV0* gedoomde Wollige Haauwen en verfpreids xLvnr. Stengen. O*obr,ychi$* Haa^c- r. g) Haanekop 7^e£ gevinde Bladen , eenzati* jes. aige gedoomde Haaawtjes, de Bloemvleu» gels met den Kelk gelyk en verlangde Sten* gen. De twee eerften hebben haare Groeiplaats in Spanje, Languedok en Provence; het laatfte in Vrank- (44J Hedyfarum Fol. pinn. Leg. srtïculatis asperis &crf Gouan Monsp. 38 3» Onobrychïs Sernine Clypeato aspeco minor. C. B. Pin. 3$o. Prodr. 149* Polygalo Gesneri arrliie Cap. GalHnaceiuiu J, B. Hift. II. p. 335. (45) Kcdyferum Fol. pinn. Leg. artic* aculeat. tomento- fis Sec. II. Ups. 23 1. Hed. Hisp. fLpinum annuum anguÜi- folium, &c. BOERH. Lugdb. II. p. 5U Onobrychis minoÉ Fólioiis Cordatis, Sil. mag nis asperis compresfis. Pluk. JPAjf» 50. T. 2. Ger. Prov. 504. (48) Hedy/arum F*l. pinn. Leg. monofpermis aculeatis &C. H. C;i^. 565. Ups. 2U. K* 3 2 5» GOUAM Monsp. 382. GeR. PrK* is dat Kruid, 't welk men in Provence, onder , \ Bergvolk * Esparfeite noemt wordende al- daar in menigte gezaaid tot vetmaaking der Run- deren. GemeeDlyfc geeft men 'er den naam van 'Sainfoïn aan, dat is Gezegend Hooy ; zo wel als aan de Rupsklaveren óf Luzerne (*) „ Hec ,j is wat minder voedzaam dan die, zegt H a i> £ ler (f), en verliest door 't droogen zyn „ Blaadjes, als wanneer het, door zyne harde V, Stengen , het Vee mishaagt : nogthans is het eene van de nuttigde Planten , die toe „ Kunstweiden gezaaid kuinen worden: want, in- )>> böorlingzyn Je der Aipifehe Roden , v. d' A- grlcultureé p. 32*. Sc Mrtilauer Samlungen f 1758. Mens* Apr. & Sept. 1 (t) Kruidboek* II* Deel, pag. $4. D IADELPH I A* $45 Gronden 9 met Mest en een weinig Regen ^ IV. fpoedig en als tot verwondering voort , wor» ^xvifu" dende in Vrankryk driemaal 's jaars gefneeden. Hoofd* STUK» (49) Haanekop met gevinde Bladen, eenzaa- xlix. dige-gejleufde ongedoornde Haauwtjes, de^y{^m Bloemvleugels zeer kort en hyna gewortelde sn^5min* Ster,gm. (50) Haanekop met gevinde Bladen , eenzaa- ^ dige Haauwtjes aan de kanten Elsvormig Gaiiu _ getand , zeer korte Bloemvleugels en ver- Eistandl£* fpreide Stengen. (51) Haanekop met gevinde Bladen en een- lt* zaadige Haauwtjes 9 wier Kammen Wt:Q^JJA Lancetvormige Tandjes gedoomd zyn. k^nc* Deeze drie , door het gedagce verfchillende, groeijen wild in Provence en Languedok, meest aan den Zeekant. Het zyn kleine Kruidjes ^ waar van het middelde uitmunt door zyne groote iterk gedoomde Haauwtjes > die aan de Aair de ge- (49) Eeiyfarum Fol. pinn. Legum. monofpermis fulcat/s &c* Gf.r. Prov. 5 hebbende gryze Bladen , als der guj. Wikken , en ruige Stengen» Het is een jaarlyks Kruidje, met de Steelen fomtyds drie> fomtyds roeerbladig, en de Bloemfteelen met drie Bloe- men gekroond. Men fchryft 'er Geneezende kragten aan toe. - Behalve eenige Soorten van dit Geflagt vondtEgyptifch* de Heer Forskaohl ook eene Plant, welke den Egyptenaaren tot Verw (tof diende , en daar hy den naam van Indigofera tinSloria aan geeft, van de Soort deezes naams, die de Indigo uit- levert (*) , verfchillende. Dezelve, naamelyk, hadc de Bladen tweepaarigmet een oneffen Blaad- je, de B'oemen geel en aan den Kiel gefpoord , doch gewrichte Haauwen* Zy werdt , in de Landtaal , Nile geheten* „ De Zaaden (daar 3, van , zegt hy , ) met Sefam - Olie en Armo. „ niak- Zout gemengd, 's morgens ingenomen, 55 dry- (7) Indigofera Fol. pinn« ternatisque obovatis &c. Fl. ZZsyl. 274. Am. Aead I. p. 408. Colutea Siliguofa glabra , ternis quinisve Foliis Maderaspatana* Pluk. Alm. 113. t, 166. f. I. Nir-Pu!Iari. Hort. Mal. IX. T. 67. Raj. Suppt, 4.70. BüRM. FL fad. 171. (*) Zie dezelve omftandig befchteevcn, in dit 11# Deels V. STUK. bladz. 540- "Q 5 Ih DSM* X, Stok» $50 Dubbelbroederi ge Kruiden IV. „ dryven den Lintworm uit. De Dieet moet AxvifiL* >* z^rn : drie Dagen van Water zi§ te °nthou- Hoofd* den; geen andere Spys te eeten dan Brood; stuk. 3) niaar Koffy mag men drinken"* ^^abifch De Arabieren hadden , zo hy getuigt, een ^ *s°# Indigo- Plant , die zig van de gedagte onder- fcheidde door langwerpig Wigvormige Bladen en ongewrichte Haauwen,doch de Zaaden niet- temin door Dammetjes onderfcheiden hebben- de. Zy kwam by Surdud van zelf in de Akkers voort, en werdt in 't Arabifch Houer genaamd. Overal werdt dit Gewas gekweekt om de blaau- we Verw , die zeer bemind werdt tot Kleedy* zo van \ Man als Vrouwvolk , onder de Arsb bieren (*). G a L e g a. . Vlakkenkruid. Dit Geflagt heeft den Kelk met Elsvormige Tanden , die byna egaal zyn : de Haauwen fchuins geftreept s met de Zaaden tusfehen de Streepen. Het bevat de tien volgende Soorten. i. Cl} Vlakkenkruid metgeftrekteopfiaandeHaau* offidnilis wen en Lancetvormige gejireepte kaale winkels. Blaadjes. Dit j (*) Flor. Sarracenay Capragz- na en Herbanefe , gelyk ook de Engelfchen hec Goats-Rue ty telen, dat is Geiten « Ruite. Fra- casTorius hadt -hetzelve Herba Gallica gehe- ten en daar van zou de Geflagtnaarn afkomftig kunnen zyn. Om dat het, wegens zyne Krui- derige hoedanigheid , tot uitdryving in de Pest, Blutskoortfen 5 Mazelen en andere Vlakkige Ziekten , beroemd geweest is , heeft het den Baam van Vlakkenkruid bekomen» 9t Is een overbly vend Kruid , met Vezèligc Wortelen en regte Stengen , dat opfchiet tot vyf of zes Voeten hoogte. Het heeft de Bladfteelen wederzyds bezet met zeven of negen Vinblaad- jes , die Eyrondachtig Lancetvormïg zyn , aan de ( (*) In v4frka ai verfuras zept de Ridder; dat niets an- ders fchynt te kunnen betekenen; maar de uitdrukking is ten ukerfte vreemd en hy zou 'er misfehien beter Ooften- ryk bygevoe^d hebben. Ten rninfte is het zeker, dat zyn Ed. in Hotte Cliffbrtiano , zeer verkeerdclyk , de twee Oos- tcnryk'c Rivieren, wrar tusfehen ClüsiüS dit Kruid hadt -waargenomen , in Spanje plaatst. !!♦ Deel, X. sim. Z$2 D UBBELBROEDERIGE KRUIDEN. IV. de tippen met een puntje. Aan den voet van 't AxvinL* endelingfè Blaadje, is het Steeltje fomtyds ge- Hoofd- doornd. De Bloemen, die paarfch* blaauw of stuk. witachtig zyn , groeijen Aairswyze; de Haau- J££nmnmy?m zyn lang , rond en dun* Het Bloeit in 't Voorjaar en de Zomer li. (2) Vlakkenkruid met gejlrekte uitgeluide ge» $her!lga Jleelde Haauwen, de Trosfen tegenover de Afch- Bladen , welke ge/pitst en van onderen *taauw' ruig zyn. nu (3) Vlakkenkruid dat \geheel Wollig ruig is Littoraüs, en getroste Haauwen heeft. Oevers. ö J Het Afchgraauwe is op Jamaika en het ande- re, dat de Heer Jacq^uiist Oever- Wikken getyteld hadt, door zyn Ed. op Zandige Zee* Oevers by Carthagena in de Westindiën, ge- vonden. Uit Zaad in de Keizerlyke Tuinen te Weenen geteeld, was het een overblyvend Gewas , groeijende en bloeijende het geheele Jaar. Het heeft flappe Stengen en roodachtige Vinblaadjes ; de Haauweu fpits en bruin , an- derhalf Duim lang. (4) (*; Gouan, Mor.fpel. p. 358 , zegt dat de Blaadjes aan de tippen uirger?nd zyn. (ï) Galera Legum. ftrï&is patentibus &c, Am. Acad. V. p. 403. Galega Heibacea fubcinerea villofa &c. Brown. Jam* as 9. (3) Galera Legum. Racemofis , tota villofo ■ tomcntofa. Vicia Littoralis Tedunculis raiiltifloris &c. jAC<^ Amer. Hijl. 2o6» T» I2f. D i a n e l t h i a; 253 (4) Vlakkenkruid met de Haauwenagterw aards IV. £ro?7x , famengedrukt 3 ruig en geaaird% de A™f^L* Kelken Wollig , de Blaadjes langwerpig Hooro- ovaaJ ge/pit stm stuk. Onder verfcheide benaamingen is dit Virgi- VP*U&* nifche Kruid voorgefteld ,eer hetzelve hier wcrdc viiginüch. t'huis gebragu Plukenet hadt het Oro- k/T en Cicer genoemd L 1 N n u s zelf Crao ca en Clitoria. M itche li us maakte 'er een nieuw Geflagc van > onder den naam Erebin* thus y gelyk de Grieken de Cicer s heeten. De Heer Clayton tytelt hetzelve een Soort van Onobrychis y met groote gladde gevinde Bladen , leggende Stengen en fchoone roode Bloemen > drie of vier by elkander aan 't end op lange Steeltjes ; het Zaadhuisje famenge- drukt 3 met een enkele ry van Zaaden. De Blaadjes hebben , aan de tip > een klein fpits puntje of Doorntje. (yj Vlakkenkruid met agterwaards gekromde v. ruige y hangende , getroste zydelingfe Haau- ^/a' wen; de Blaadjes glad en Lancetvormig. U g* (ó) (4) G&kga Leg. rctrofalcatis compresfis &c. Am, Acad. 11]. p. 18. Clitoria Fol, pinnatis Caule decumbente. H. Cliff. 498, GRON. Virg. in. Erebinthus. MiTCH. 210. Orofous Vkginianus &c. Pluk. Alm, 142. Cicer Aüragaloi* «les Virginfanus &c. Pluk. 103. T. 23. f. 2. (5) Gatega Leg. rctrofalc* villofis. &c. Sectuidaca Made- raspaienfis, Sil. faicatis &c, Pluk. ^/>*»* is>P- T. 59. f. *• £# Coronilla Zcylanica &c. guaM. "8. T. 33. II, Deêx» Stuk, i$4 Duebelëroederige Kruiden. IV. (6) Vlakkenkruid met gefirekte opfiygende glad- *xvuiU * Haauwen , Lancetvormige Stoppeltjes EoofdI langwerpige gladde gefireepte Blaadjes. STUK* vi. (7) Vlakkenkruid met gefirekte opfiygende glad- JïxLfa. &e getrofie Haauwen, endeUngs; Elsvor- zeer mige stoppeltjes en langwerpige gladde gr°vii. Blaadjes. paarich- Onder de Ceylonfche Planten zyn deezë drie bio*mig. befchreeven en afgebeeld dööfc den beroemden Hoogleeraar Büümannüs De middelfte 3 die zeer groot is van Gewas, zou maar twee Bloemen by elkander hebben. In de anderen maaken zy lange Aairen uit en zyn in de laat- fte paarfch van Kleur* Vin. (8) Vlakkenkruid met gefirekte hangende glad- KmbffaL* * getrofie Aairen , gladde gefpitjh Blaad- jes en eene Heefierige Steng. Op de Karibifche Eilanden nam de Heer Jac- werden Clüsius gezegd Ontftee- king (i) Thaea CauTescens ere&a pïTo'fa , Legum. tereti- Cym- bifoimibus. Syft. Nat. XII. Gen. 891. p. 497. Veg.XUL p. 5Ó5t Fhaca Legum. re&is. R. Lugdb. 390» Aftragaloides Lufitanica. Tocrnf. /«/?♦ 399. T. 223. Aftragalus Bxtlcus Lanuginofus Radice amplisfinul. G* B. Pin* 351- Aftiagalus foite* Clus. Hup* 466. I D 1 ADEL I» H I 257 Ontfteeking in de Monden Keel te baaren, wan- IV. neer menze kaauwt. De Wortel hadt een on* aangenaamen Smaak , en was , gedroogd , har- Hoofd^ der dan Hoorn. Hy vondt hetzelve eerst , op stuk. Heuvels boven Lisfabon , aan de Theems en dfPiGmm naderhand niet ver van Madrid , op zyn Reis naar Kadix , overvloedig , tegen 't end van Ja- nuary , in Bloem ïtaan. Wt *' ( 2) Bootpeul dat glad is , met een opgeregte ir. Steng en langwerpige opgeblazene , «irf-^1 * germaate Haairige Haauwen. Aipifck. Men vindt deeze op de Gebergten der koude Landen , Lapland en Siberië, als ook op de Toppen van den Schneeberg in Ooftenryk ; al- waar zy de Stengetjes maar vier of vyf Dui- men hoog heeft, volgens den Heer Jacquin. De Siberiiche zal , buiten twyfel , grooter zyn van Gewas, als een dikken Wortel hebben- de, van ongevaar een Eile lang, en een |ftevi- ge Takkige , doch leggende Steng , die ruig is, 9t welk niet mee de bepaalïng ttrookt; terwyl ook de Blaadjes van onderen ruig zyn , xvölgens G me li n. De Laplaodfche heeft deStengen glad , en in deeze is de liaauw met ééne hollig- heid. ( 2) Phacn Caulesc. erecia glabra &c. Ehaca Legum, pen- «lujis , femi - ovatie Gmel. Sib. IV. p. 3$. T. 14. Phaca frigida. ÊL óuec. II. 657. JacQ^ Vind* 265. Affragaioi* des elatio* eiefta Viciae folüs AMM. Ruth. H%* R DUBBELBROEDERIGE KRÜIDEK. IV. ^ (2) Bootpeul met een Takkige leggende Steng en Lancetvormige Blaadjes , de Vleugels Hoofd- der Bloem ten halve in tweeën gedeeld* STUK* in. Dus wordt thans de Italifche onderfcheiden f %TtisfUm^e ook in Switzerland , Provence en andere &uideiyk.£uide]ykc deeicn van Europa groeit. Deeze heeft de Blaadjes byna zespaarig , Haairig , Afchgraauw ; de Bloemen witachtig geel , met een Vioktten Kiel, niet flechts aan de Punt een Vlak van die Kleur hebbende , gelyk de voori- ge , waar van zy weinig verfchilu Inderdaad deeze twee Soorten loopen , door haare ver- fcheidenheden , zeer in malkander v en , in de jongheid ruig zynde , worden zy volwasfen glad ; ?t welk haar voor byzondere Planten heeft doen aanzien. iv. (4) Bootpeul met drievoudige ovaale ftompe j^iebfadig! Bladen en halfronde Haauwen. In China groeit deeze, die Draadige Takki- ge Stengen heeft en drievoudige gefteeldeftorn- pe Blaadjes , van onderen Wollig , geftreept, het middelde grootst ; Lancetvormige Stoppel» tjes , Borftelig gepunt , en endelingfe Trosfen van gepaarde Bloemfteeltjes. De Haauwen zyn half (3) Phaca Caule Raniofo profcrato &c. HALL. Emnd. 2*3. Phaca Caul. difFufa 8cc* Ger Prov. 519. Aftragaloides Alpina fupina glabra , Fol. acmioribus. TlLL. Pis* 19. T© 14. f* I' (4) Phaca Fol. ternatis oval&us obtufis , Lcgunu fensi- oibiculatis, M*nt* 270. half Schyfrond , Buikig gezwollen > met een H£ Borildig krom puntje. ' xvuif" Hoofd** (5J Eootpeul , dat ongefteeld is > met de Vrugt- $tuk# draagéhde Keiken ovaal , opgeblazen, glad. v. Phaca In de Levant is deeze zonderlinge door Tour- r 9. T* 7. Aftragaloides Orientalis Vefiearia öcc.TOurnb. Cór. 27. (6) Phaca acaulis Fol. pinnatis , Foliolis' digitalis. Atklfr gtloides &c* Amm. Rutb* T. 19, f. 1 , a, R a ÏU Bisl.x. Stuk. 10D DüBBELBROEDERI GE KRUIDE^ IV^ Wortelen , volgens anderen van die der Zaa- Afdeel» den , als naar een Koot gelykende , zou afkom* Hoofi> ^8 zyn ; weshalve * het Kootkruid noem» stuk. Het bevat wel twee en - veertig Soorten , on~ Tienman- der welken de tien eerften opftaande , de vol- mge' gende agttien verfpreide en fomtyds leggende Stengen hebben , beiden gebladerd ; de twaalf die daar aan volgen , ongebladerde, en de twee laatften Houtige Stengen. Deeze twee heb ik onder de Heefters befchreeven ; de overigen volgen hier. A. lyiet opftaande gebladerde Stengen. !„ (i) Kootkruid, dat geflengd is, met Rolronde 'Aflragalus ^m onpe(leelde Aairen s Wollige Kelken Alopecaroi* J _ Q 9 ° des. en Haauwen* Vosfen* ftaartig. ^ Kootkruid , dat geflengd is en opftaande f cbriftia- wet gekropte Bloemen , byna ongefleeld> Xri'ftelyk U^ a ^e ^xe^s ^er ^a^en* ui. Cs) Kootkruid , dat geflengd is, met KogeU Caphaxus* T0ftm Hoofdig. (1) Aflragalus CaulescenS Spicis Cylindr. &c. Syfl* Nat* XI ♦ Gen» 89a. p. 498. Veg. XIIL p. $66. Aftrag. Cap* oh- iongis fesf. H. Ciiff. 361. R. Lugdb* 391. Gouan Monsp* 384. Aftr, Alp. procerior Alopectiroides. TOüRNF. l»ft. 416. (2) Aflragalus Caul. erebus &c. Aftr, Oriënt, maximus ere&us, incanus, Cauleab irnoadfummum florido*TouRNF» Cor. 29. ltin. 11. p. T. 254. Aftrag, Dioscor. vulgo Chriftia- na Radix. Dalech. App> 26 ? O) Aflragalus Caul. Capitulis Globofis &c. H. Cliff. 36** r. Lugdb* 391» Aftrag* Oriënt, yillofisfimus^&c, TouRNft Gr, Z9* DlADELPHIA. Sól ronde Hoofdjes , die zeer lang gefieeld IV. zyn en uitgerande Blaadjes. A^mf (4) Kootkruid , dat gejlengd is , opjlaande en ^uk?* Haairig 9 met geaairde Bloemen en Els- w. vormige Haairige Haauwen* A^?tufml , r T Haairig* Van deeze vier groeit de eerlce , zo Lin- N jeüs zegt, in Siberië en in Spanje, de twee anderen heeft Toürnefort in de Levant ontdekt; de laatfte komt voor in Siberië en in Thuringen. Zeer fraaije Bloemgewasfen maaken zy uit, inzonderheid de tweede , die de AJlra- gallis van Dioscorïdes , gemeenlyk Kris- tdyke of Krijten - Wortel van Dalechamp, fchynt te zyn. Deeze hadt de geheele Steng , tusfchende Bladfteelen, met Bloemen beladen 5 welke geel, in de volgende Soort paarfch , en in de laatfte geelachtig zyn. 't Getal der Vin- . » blaadjes is groot in deeze Kruiden , die allen ruig zyn van Loof, en maar één of twee Voe- ten hoog groeijen % uitgezonderd de eerfte5 waar van de Bladen een Elle lang zyn 3 hebbende meer dan twintig paar groote Vinbladen , van Eyronde figuur. (5) Kootkruid met een vyf kantige gladde Steng , v. Aüfiriacusi °P' OoHen- (4) Aflragalui Caul. exe&us Pilofus &c. H. Ups* 226. Amm. Rutb* 166. Cicer monc. Lanuginofum ere&ura, C. B. Pin, 347. Prodr. 148» ($) Aftragalus Caule pentagono glabro &c. Mant» 4*0* R 3 J^de Haauwen wederzyds Ax?iEn.L* fPits m naakt> de Mandjes byna Liniaal. st gelyk de Pbuca. <<0 Aftragalus Caulescens ftri&us , daber &c. Aftr. Caulc crefto Paniculato &e. H. Cliff. 362. R. Lu%ib* 391. Aftrag. Or. altisftmus , Galegac foHs &c. Toübnf. Cor, 29. Aftr. Syivatïcus mont. procerior. Amm» Rutb^ 102* O Aftragalus Caal, üü&> glabet &c« Linn. Dec. I.T,3» DI'ADELPHIA-» 263 fte , zeer hoog van Gewas, met Bladen hyna IV* als die van 't Vlakkenkroid . aan Toorn eforta™^# XV lil* in de Levant voorgekomen , ook met een Steng Hoofd* van twee Voeten hoogte in Siberië groeit: de5TÜK» andere is een Chineefche, in de UpfalfcheTuin^^ uic Zaad geteeld, en zo wel in Afbeelding ge- bragt als befchreeven door den Jongen Heer Linnjeus, die aanmerkt , dat zy , uitgenomen de zonderlinge ronde Haauwtjes, zeer veel de voorgaande gelyk- (80 Kootkruid met een opftaande ruige Steng ; vin. • j m f- j trr* A/lraS*l*s geaatrde Bloemen, die de Vlag eens zoonobr^bts. lang hebben en eenzaame Stoppeltjes. di3^nalblaT ' Van de Planten, die Onobrychis zyn genoemd geweest , de meeften tot het Geflagt van He- dyfarum behoorende , is deeze de eerfte by Clusiüs, die dezelve op veele Bergachtige plaatfen , omftreeks Weenen en aan de Oevers van den Donau,vondt groeijen. Zy badt ver- fpreide Stengen 5 deorgaans een Elle lang, en frnalle Vinblaadjes, gelyk de Smalbladige Sibe- rifche , welke hier ook is t'huis gebragt. De Vrugten zyn langwerpig Hartvormige dikke Haauwtjes. (9) fs) Afirag&lus Cauiescens erebus pubescens ~&c. Phaca Caulescens ere&a fubhirfuta &c. Will* Oh. HS. $m Aftragalas temiifbüus. Sp. Plant. io$5. Onobrychis fpïca- ta Fiore purpureo» C. B. Pin. 350. Onobrychis prima Clu* iii. P&nn. p. 7j 2. R 4 11, Dm, X. $f»K, a64 Dubbel broederxge Kruiden IV. (9) Kootkruid met een hyna opfiaande Steng * Axvi?l # geaairde Bloemen en op^eregte naakte ge* flooiD. zwollen platachtig ronde Haauwtjt$% met &TVK* een omgeboogen punt. IX* Jkfirdgdtui Wgmo/as. In Siberië , dat als het Vaderland der Aftra- Dldififi% galusfen fchynt te zyn y die meest op hooge drooge Gronden en Bergen voortkomen , vindt men deeze op vogtige Velden , waar van zy den byraarn heeft. De jonge Plant heeft de Steng meer opftaande* dan de volwasfène* x. , (io) Kootkruid meteen opflaande e ff ene Steng ; JjwM* geaairde Bloemfieeltjss en Eyrond- cyïin- Kaïoii- drifche Haauwen3 met den Styl gefpitst. nifch. Deeze Karolinifche, die de Bloemfteelen vaa langte als de Bladen heeft, de Bloemen groen- achtig geel van Kleur , groeit in de Tuinen tot twee en drie Ellen hoogte , volgens Dïlle- niüs, 't Getal der Vinblaadjes is van zeven en agt tot twintig paarden, met een oneffen end* Blaadje* Tegen den avond fluiten zig deeze Bladen paarswyze , en hangen nederwaards y welke beweeging , • in veele Vlinderbloemige plaats hebbende , van Cordüs reeds in het Zoet* f9) Aflretgalut Caulesceins cieftiusculus &c. Gaiel. Sih IV. p. 40. T, 17, 18. ÏL tfps. H6. (10) Jjtra^alus Caul. ere&us lacvis &c. Aftr. Fier. Ra- cemofis. R. Lugdb. 391, Aftr. procerior non rcpenst Dill. Zoethout naauwkeurig opgemerkt, door Lin- IV. Neusde Slaap der Planten wordt genoemd (*). ^fx?R?Xi* B. Met gebladerde verfpreide Stengen. StukI * (ii) Kootkruid met verfpreide Stengen, de , tt _ ï f • , m Aftragalus Haauwen byna Rolrond ge/pitst , de Blaad- c^denfiu jes omtrent kaal. daaSu" Deeze , die in Virginie en Kanada groeit , heeft een Aair van groenachtig geele Bloemen, waar op korte dikke Haauwtjes volgen aan eene Heefterige bruine Steng. Van onderen hebben de Blaadjes een zeer fyne Wolligheid* (ls) Kootkruid met leggende Stengen 9 de xn* Haauwen byna Klootrond > gezwollen , ge*steke\ïg. fpitst en Haaing. In Ooftenryk 9 Switzerland , Italië , is de Groeiplaats van deeze , die de Zaadhuisjes van figuur als een B&lzakje heeft en de Blaadjes ftekelig, Zy worde Wilde Cicers genoemd > als naar dat Gewas gelykende. (13; (*) Zie *t li D« I. Stuk van deeze Katuurlyie HiJïorie9 btedz. $ ,en Uitgezogte Verhand. V. Deel, aan *t begin. (11) Aftra%alui Caulesccns diffufus &c. G&ont. Virg. 107. Aftc Canndenfis Flore viridi • flavescente. Toürnf. Infl^it* DlLL. Eltb. 46- T* 39- f- 4*» DOD. Mem. T. 6$. (12) Afirügalus Caul. prodratus &c. /i. 22^. GöUAtf Monsp. 38+. Aftr. Leg. fubglobofis &c. //. C/j/. 360. R. Lugdb. 392. Cicet fylveftre Fol. obiongis hispidis majtis. C. B. Pin. 247. Cicer fylveftce. Cam, Epit, 205, R 5 II. Deel» X. stuk* Ï6& DUBBELBROEDERIGE KRUIDEN, Afdeel? XVIII. Hoofd- stuk, xiu. micropbyl* lus. Kieinbla- dig. glycypbyl- los. Zoetbladig. XV. Htmofus. Haakig. XVI. contortw plicatus* Gedraaid. XVII. Spaaufch, (13) Kootkruid met uitgebreide regte Stengen % ovaale Blaadjes , byna gezwollen Kelken en rondachtige Haauwen. (14) Kootkruid met leggende Stengen en byna driekantige gekromde Haauwen , de Blaad* jes ovaal 5 langer dan de Bloemfteeltjes. f15) Kootkruid met hurkende Stengen, Els* vormige kromme gladde Haauwen en Hart* vormige van onderen ruige Blaadjes. (16) Kootkruid met hurkende Stengen , ge* draaide , geplooide y gejleufde ruige Haau* wen. (17) Kootkruid met hurkende Stengen , ge* jtedde Aairen en driekantige regte Haau- wen, die aan de tippen Haakig zyn> Van (19) AJiragalas Caulesc. re&o - patulus &c. Cïcer Fol. oblongis hispiciis minus C. B. Pin. 347. (14) Aftragalus Caul. proftratus &c. GOUAtt Afonsp. 384* Aftrag. Legum. Lunatis biventricofis &c. TL Cliff. 361. R* Lugdh* 392. N* 7, Fl. Susc. 591, 658» Affrag. luteus pe- xentiis procumb, vulgaris^MoRls. Hifi. II. p. 107. Glycyi* xhiza fylv. C. B. Pin. 352. Aftragalus Caul. procumb. Leg. Subulatis recurva* tis glabris. GoüAN Monsp. 384. H. Ctiff. 362. R. L«g*#. 392. N. 6. &ftrtfg. Morsfpeliacus, Cu/S. Hiy? II. p. 234. Securidaea lutea minor Corniculis recurvis. C« B. fVw. 349* Hedyfarum altettim» Dod. Pempt. 546. (16) Aftragalus Caul, procumb. Legum. contortuplicatis Canaliculatis viJloiis* Aftrag. repens Siliquïs undulatis. BUXB. Cent. III. p. 22. T. *9. (17) Ajlragaiu$ Caul. procumb. Spicis pedunculatis &c. Aftrag. DlADELPHIA. 267 Van deeze > naar de hoedanigheid gebynaamd , IV; groeit de eerlte, die naar de Wiide Cicers ge- lykt, doch veel kleiner is3 in Siberië en een Hoofd* gedeelte van Duitfchland. De tweede, die WildiTUK* Zoethout getyteld wordt, komt in de Bosfchen^r^^ van Europa voor. Men vindeze zo wel inSwee- den als in Languedok en Provence* De Ha aki- ge Aftragalus is in de Zuidelyke deelen niet min- der gemeen. Zy wordt dus genoemd naar dege- ftalte der Haauwen , die in de volgende op eene zonderlinge manier gedraaid zyn en geplooid, doende zig ÊBladerïg voor in de laatfte Soort , welke van haare Groeiplaats in Spanje en Por- tugal den naam heeft. Men vindtze ook op Si- cilië en de Gedraaide , welke zeer veranderlyk is in grootte en gefcalte, groeit in Siberië* De drie laatften zyn jaariykfe , de twee eerften overblyvende Planten* (1$) Kootkruid met verfpreide Stengen , ge- XVI*r. fteelde zy delingfe Hoofdjes en regte Els* SuTa™ vormige gefpitfie Haauwen. Getooid. 09) Aftrag* Caule erefto, Flor. Sptcatls &c. R. Lu%£. 392» N. 5. Aftragalus Bsmcus. RlV. Tetrap. ioj, MOIUS. Hifi. ÏU p. 108* S. 2. T. 9 f« 11. Securidaca Slcula Siliquis folia- ceis. RAJ. Hifi. 9*5« (ï8j Aftragalus Cau'escens difïufus &c. Afhag. annuus mariu procambens- Tournf. Inft. 416. Afk. hirflims &c» PLUK. Pbyt. T. 79. f. 4. Giauci Leguminofae affinis. C. B, Prodr. iso, Stella Leguminof'W J. B« Hifi. 1% p. t$o< Lgefieel- de Sycifch. (22) Aftragalus Caul. proftratus &c. Manu 274, Aftraga- £u* viliofus piucumbens &c. Raj. Suf pi, 4*4. f23) Ajlragalus Caul. procumbens &c. Aftr. Syriacus Ixirfutus. C. B. Pin. 351? Aftr. Sjriacas» LOB. U* II. 75 ? II. Deel. X, stuk* 2J0 DUBBELBROËDER IGE KrüÏDEH. IV. de Hoofdjes , omgeboegen Bloemen en Ey- fmu ' rond tongwtrpig. Wollige Haauwen. Hoofd- t om . . stuk* In Siberië groeit deeze Soort , die wel gs* TienmanAykt naar de Syrifche Aftragalus van Lor el, mge' maar veel grooter is en de Bladen imaller heeft. De Bloemen zyn getropt en groot 3ge- lyk in die, welke Lob el eerst te Alèppo in Syrië hadt waargenomen : maar vervolgens hadc hy ze ook in Brabant , uit Italiaanfch Zaad ge- wonnen zynde, gezien. xxt v. Oh) Kootkruid, dat bynageftengd is en hur- ^rlnariZ kende ï met de kernen eenigermaate ge* zandig., trost en opgeregt, de Bladen Wollig. xxv. (25) Kootkruid met verfpreide Stengen 5 ge- *Ktev«?g\ Jleelde Hoofdjes , die gefchubd en Eyrond zyn ; de Bloemen opgeregt , de Haauwen Eyrond, Eeltig, opgeblazen. Naar het Glaux van Dioscorides gelykc inzonderheid de laatfte van deeze twee , die in Spanje gevonden is door Clusiüs, terwyl de andere in het losfe Zand der Zeekuftcn zo van Engeland als Sweeden groeit. De Bloempjes zyn fa49 Aftragalu* fubcaulesccns procumb. &c. Fl. Suec. II. N. 6S9* Aft rag, incanus parvus noftras. Pluk. Alm. $9. Raj. AngU Lil. p# T. 12. f*. 3- Glaux moiitana pur„ jpurca noftras Raj. Hifi. 939. Afiragalus Caulcsc. diftufus &c. Ciceri fylveftri mi* xiori affinïs. C. B. Pin. 347. Glaux Dioscoridis* Cl\J$. Hifi. 11. p. 240* Tt 24 w Lob, Ic\ iU So. zyn paarfch van Kleur , in Hoofdjes vergaard IV» als die van Klaver , hoewel het Plantje in 't ^vm^ geheel veel naar Zoethout gelykt. Hoofd* STUK. (26) Kootkruid met leggende Stengen , gefteel* xxvr. de Kroontjes en driekantige opgeregte sJnhïfif** Haauwtjes , die aan de tippen Elsvormig Elspuntig* zyn. (27) Kootkruid met hurkende Stengen , han- xxvir. gende getrofte Bloemen en wederzyds fpitfe *A^fch,i Haairige Haauwtjes. Op de koude Gebergten van Lapland > zo wel als die van Switzerland, groeit deeze laat* fle, terwyl de andere in China haare groeiplaats heeft* Beiden zyn het zeer kleine Plantjes y naauwlyks een Span hoog. (28) Kootkruid dat byna geftengd is9de Stee- xxvnr. len omtrent tweebloemig hebbende ; de Haau- mcm^n* wen Raakig, Elsvormig en dubbeld gekield* d,S« Dit is een klein teder Egyptifch Plantje , met Stengetjes van een Span , die op den Grond leggen en rood zyn met witte Haairtjes, waar tus- (16) Afiragalus Caul, proftcams &c. ManU 103. Mill. PhiL Trtns. 176$. p. 138. (27) Mrazalus Caul. procumhens &c. Qed* Dan, s*i Aftrag. Ped. folio iongionbus &c. H. Cliff. $6i. Lugdb. 392. Afhag, Alpinus minimus, Fl> Lapp* z6?t T. 9. f. r* JFL Suee. 59a, «61. (28 ) Aflragalut fubeauïescens , Scapis fiibbifloris &c» Pha- ca Legumlnibus arcuatis. R» Lugdb* 3^0 Dubbel broederige Kruiden. IV. Afdeel. xviiu Hoofd- stuk. xxtx. JLRragalus ytrlicill** ris* Gekraniïe. XXX. Montanus* Bergs. XXXI. yeficarius* Blaazigt tusfchen eenige Blaadjes. Het heeft geele Bloem • pjes, aan de tippen Oranjekleur. C Zonder Bladerige Stengen* (29) Kootkruïd , dat ongejlengd is, met de Blaadjes tropswyze ten halve gekranst. In Siberië groeit deeze Soort, die de Bladen wel gevind, doch niec , gelyk gewoonlyk, de Vinblaadjes enkeld3maar vier of vyf by elkan- der heeft: zo dat de opftaande Bladfteelen zig byna als gekranfte Stengen vertoonen. C30) Kootkruid , dat byna ongejlengd is > da Bloemfteel langer dm het Blad; de Bloe- men los geaaird opjiaande ; de Haauwen Eyrond met een geboogen punt. (31) Kootkruid, dat ongejlengd is 5 de Bloem- Jleel langer dan het Blad; de Bloemen los geaaird ; de Kelken en Haauwen opgebla- zen tuig. (3*) (29) ^.flrdgalus acaulis Foliis aggrsgato femï • verticillatis. Maat, 275. Aftrag* Peduneuüs radicatis, Fol. linearibus &c. Gmel. Sib. IV. p. 63. Aftragaloides incana noii R.amofa. Amm. Rutb. 149. T. ip. f. i & l5o. T. 19. f. 2. (*o) Aftragalus fubacaulis Sec. K. Lugdb. 392. ]ACq. VinL 2*4» GouAN Monsp. 3 86*. Onobrychis Flor* Vi'cia: majoribus &c. C. B.Pm. 3 si* Onobrychis quarta. ClüS. Kift. II. p. 140. C?i) Aftragalus acaulis Scap. Folio longloribus &c. Altr. Alpinus Tragacanth* folio, Veiicarius. TOURNF. lnfl% 417» M4GN. Hort. T. p. tfé, D IADELPBI JU 27$ (($2) Kootkruid, dat ongejlengd is, de Bloem IV; zo lang als 't Blad; de Kelken byna Kloot- rond gezwollen , naakt. Hoofd- stuk. Van deeze drie groeit de eerfle in Switzer- xxxu. land , de tweede in de Zuidelyke dee!cn van Vrankryk, de laatfte in Siberië» Deeze heefc^ GczwoN Vrugten byna naar die der Lombaartfe Linfen •gelykende en de Bloemen zyn paarfchachtig, jn de eerite rood* Het zyn üverblyvende Plan- tjes. (33 Kootkruid, dat ongejlengd is 4 met opge- xxxur: regte Bloemjleelen , Kanthaairigo Blaad* uuintyCciu jes en Eynnde gezwollen ruige Haauwtjes. {34.) Kootkraid , dat ongejlengd is , met een xxxiv. opgeregte Bloemfieel 9 langer dan de Bla- U\voufg.m den en Elsvormige opgeblazene Wollige ogn geregte Haauwtjes* \35) Kootkruid , dat ongejlengd is , met neer» xxxr. Mo«fpes. o Jutan komende de eerüe aan de Bar» baryfche Kust, de tweede in een gedeelte vaii Siberië, de derde by Montpellier in Languedok voor. Allen zyn zy overblyvende Kruidjes. De eerfle heeft zeer welriekende geele Bloemen., in de anderen zyn dezelven paarfchachtig. De twee eerden zyn ruig en hebben gezwollen Haauwtjes , de laatfte is glad en heeft de Vlóg der Bloemen uitermaate Jang, de Bloemfteelen dikwiïs veel langer dan de Bladen, zo Gouan op de plaats zelf waarnam. De middelfte werdt door den beroemden H aller op den top van het hoog Gebergte Neunenen > in Switzer- ïand, gevonden en de laatfte komt op dorre plaatfen in Provenee voort. xxxxvi. ($) Kootkruid, dat ongejlsngd is y met neet" jkftragafos geboogen Bloemjleelen en Wollige Blaad* jes , de Haauwen Elsvormig , byna Boogs» wyze , grys ; aan de tippen omgehomd. In Languedok en Provenee vindt men deeze, die dikwils twintig Bloempjes aan een Stee! heeft Jlftnsp, 385. 'H. Ups, 217. Aflrag. Monfpcsfulanus. J. B. Hift* III. p. 3 3 8. (36} Atlragalm acaulis Scapis declinatis &c. Gouak* Monsp. 38 s« GE&. Prov. $zz* Onebrychis incana Fol. Ion- goiibttl. C. 13. Fin, 350. Fredr, 149. DtADELPHIA. heeft; de Bladen zo wel grys als de Haauwen* IV. die eenigermaato- krom en gezwollen zyn. Som- ^vui'^ tyds komen zy byna regc voor , hebbende al- Hoofd- leenlyk een fcyf omgeboogen puntje* De Kel-?TUK# ktn zyn Blaasaehtig* (27) Kootkruid > dat ongeftengd is 9 met een xxxvir. hurkende Bloemjteel, de Kelken en llaau-AJlclmpe* wen ruig > de Blaadjes fpits Lancetvormig^™*^ Men vindt deeze, die in Switzerland, als ook in S weeden en Dukfchland groeit, door den Heer H aller keurlyk in Plaat gebragu De Bloemen zyn geel en hebben eene gefpic- lieo Kiel 3 van onderen paarfchachtig. (38) Kootkruid , dat ongeftengd is , met de xmnii Bloemfteelen korter dan het Blad, deHaau- Neerge- wen knikkende ; de Blaadjes een weinig^mkt% uitgerand én kaaL (39) Kootkruid , dat Steng noch Bloemjleel xxxix. heeft, met Elsvormige Haakige Haauwen U^^[ la?iger dan het JiUd en Jiomp Hartvormige^nm^ Blaadjes. C40) (37} AJlragahs scsulis Cal. Le/nirainibusque vïllofis &c. lt. Oei. 50 , 662» Fl. Suec. 593. Aifcagaius acaules FoL per» acutis. HALL. He!v. s<*7. T. 13. Cs 8) Ajhagahs acaulis Scapis folio brevioribus &c. Aftra- galus fupinus minor Flosculis albis. Eosrh, Lugdb. II» p. 54. (39) Aflragalus acaulis exfeapus Lc£. Subulatis Haraatis ïölio longioribus , Follolis obeorektis. S a U« De es.. X. Stuk, S75 DübBELb ROEDER I GE KRUIDE^ IV. (40) Kootkruid , dat Steng noch Bloemfteel Afdeel. heift met gewolde Haauwen en ruige Hoofd. D7 , ö xviii. Bladen* STUK, XL. In Europa groeit de eerfte van dceze drie op fxfcap*s£aS Gebergten ; de tweede is by Aleppo waargeno- Qnge- men, de derde in Thuringen. 't Zyn oveibly- üeM* vende Kruidjes , allen zeer laag en klein. De tweede heeft negentien Vinblaadjes, de Bloem- pjes klein en wit, doch de Haauwtjes groor* *£ Getal der Vinblaadjes is van een * en - twintig tot drie -en -dertig in de laatfte, die ook de Bloempjes menigvuldig by den Stoel heeft, in Eyronde Blaasachtige Kelken* De Bloempjes zyn geel. Dit Geflagt bemint zodanig de Gebergten > dat men 'er geene Soort van aantreft in de Ne- derlanden. Zo veel te meer komen 'er in de koude Geweften van Afie en op de Alpen voor» IVien vindt 'er zeer weinigen in Oost- en West- indie of in Amerika , maar in Egypte beefc Forskaohl drie Soorten waargenomen* De Heer N. L* Burmannus heeft alleen- lyk de Sefameus , hier de Negentiende Soort 5 onder de Kaapfe Planten opgetekend. Br. (40) Ajlragaluti acaulïs exfeapus , Legum. Lanatis , Fol» villofo. Mant. 275. Aftragalus perennis fupinus, Fol. & Si!, hispidis. Buxb. Hall. 32. Glaux montana acaulon, C» B. Pm„ 3*7- Prodr. 147* Rupp. Jen. p. 270. Dia jd e l p ii i a» B i s e r a u l a» Zaagpeul. IV* • Van de figuur der Haauwtjes , die wederzyds ^^ïj; Zaagswyze getand zyn , heeft dit Geflagt den 8ruL " naann Zy zyn tweehokkig, plat, met het mid- Deean* delfchot op zyn kant» dri** Ma?.v ééne Soort is 'er tot nog toe van bc-* kend ( i ) , welke door Toürnefort Peleci- r. nus genoemd werdt , naar den Griekfchennaam , p^lfZZ1* by Dioscorides gebruikt , die Zaagkruïd Gcmee*i* betekent. Ci usius hadtze betrokken tot het Bylkruid 5 Securidaca , met den bynaam van Vreemde ; doch Toürnefort geeft 'er dien van Gemeen Zaagkruid aan. Het groeit op Si- cilië, in Spanje, Provence en Languedok, al- waar men het la Scie> dat is de Zaag, tytelt* Het gelykt veel naar het Kootkruid , en is een Zaay- Gewas je, met Kruidige, ronde, ge- flreepte Takkige Stengetjes , aan welke lange Bladfteeltjes , fomtyds met een - en - twintig Vinblaadjes. De Bloempjes komen Tropswy- ze, geftecld , in de Oxelen voort, en daar op volgen de gezegde Haauwtjes , bevattende Nierachtige Zaadjes, Pso» (1) Bifcrru!a. Syft. Nat. XU. Gen. p« 5oo. XIII* p 57o. H. Clitf. 361. R. Lugdb. 390. Pdecinus vui- gans. TOURNF. Inft* 417. T« 234. BOERH» Lugdb. II. p- 5 5 . Aftragalus purp4 annuus peregrinus. MORrs. H'fi. H» p- *°7« S. %. T* 9. f. ö. Securidaca peregrma* Clus. Wft* IU p« 238. S3 11. Deel. x> stuk. ^8 DüBBELBROEDEElCE KKüJDEri IV. Pso ralea. Stippelblad. Afdeel* Hoofd» Van dit Geflagt, welks byzondere Kernnet stuk. ken beftaan in de Kelk met Eeltige Stippen be- T/>«»;^-fprengd en het Zaadpeultje byna da^r in befloo- pige' ten te hebben , zyn de tien eerden en de laattte der agttien Soorten reeds befchreevcn (*) : des cpg maar de zeven volgende overblyvem r/bïaka Sdppelblad fnet alle Bladen , drievoudig 5 Tcd&fima. de Blaadjes Eyrond ; de Steeltjes ruig* joodich. achtig ; de Bloemen in Hoofdjes vergaard* Americana Scippelblad met drievoudige Bladen, de \ Ame- Blaadjes Eyrond en Tandswyze gehoekt y tlkaans. mi %y deling je Bloem- Aait 'en* Naar de afkomst zyn deeze beiden gebynaamd * die Kruidige Stengen hebben en daar in van de voorigen verfchillen. De Bladen zyn op de zelfde manier met Stippen als bezaaid in de laatfte , die weleer gekweekt is in de Europi- fche Tuinen. sin. (13) Stippelblad met drievoudige getande Bla- yierhoc- (*} Zie ik Deels. V. Stuk, blads. 5+7? Plaat XXIX. Fig. 3. (n; Pfcralea Fol. omnibus ternaris , Foliolis oyatis 5ce. Syfl. Nat, Veg. XIII. (12; Pforaha Fol. tem. FoiioUs ovat's Sec. Trifolium Ame» ricanum. LOB. fc, 11. p. 31. DOD. Pempt. 567. C B. Pin* 327- (1$) PfiraUa Fol. tcin. dentatis , Caule fiexaofo &c; M&it. 194. DlADELPHlA* S79 den 9 bogtige Stengen , zydelingfe Aairen IW gejlrekte vierlwekige Haaawen. AxviuT Volgens Forskaohl groeic deeze in Ara-S^™FD* bie, die de Bladen byna als der Mclüoten heeft n*cen. cn opftaande Bloemtrosjes m de Oxelen, rnec<*«*« Borfteüge Stoppeltjes j de Bloemen zeer kort gefteeld; de Haauwen groot, van langte als de Bladen. Misfchien zou deeze tot het Geflagc van Indigo behooren kucnen, zegt de Ridder. Stippelblad mét enkelde Eyronde Bla- xiv. den , die eenigermaate getand zyn9 enEy ConJ^afa. ronde Aairen. w??kel* bladig. Van deeze Oostindifche geeft de Hoogleeraar N. L* Bürmannüs een fraai je Afbeelding , van die van Plukenet daar in grootelyks . verfchillende, dat de Bloemtrosjes zeer lang ge- fteeld zyn. De Bladen gelyken naar die der Ha- zelaaren of liever naar die der Olmen. Zy komt , volgens den Franfchen Kruidkundigen Jussieü, van de Kust van Koromand ■:! . daar menze tegen Vuurigheid en Jeukt gebruikt 5 wor- dende aldaar Corbovire , of Bruin Zaad , geheten. ('15) Stippelblad met Vyfvingerige Bladen, de xv. Blaadjes ongelyh VaoJ^^- Vyf bladig. (14) Pforzlea Fol. fimnl. ovatis. H. Z/ps. 225. Pfcr. Fo- lio integro fhbrotundo. Jïjss. Mem de 1744. p« 332-. Doryo nium Fol. Gmp\. ovatis. R» Lügdh 389. J,oto affinis Cory* li folio. PLUK. Akn> 22.7. T. 96. & 5. BüBM. Fl. Ind* 172. T. 49. f. 2. die naar het Vyfvingcr- kruid in geftalte veel gelykt , was de Wortel > HoofdI voor omtrent vyftig Jaaren , in Spanje by de trvK. Geneeskundigen m geb^k , onder den naam *2rr"W*"van Contrctijerva. Men weet, dat de ecltte Wor- tel van dien r?aam reeds lang vry fchaars gewor- den is. Of het de Radix Drakemvzn Clu- 5ius zy y zal ik thans niet onderzoeken (*). Die van die Kruid , drie Duimen lang en een half Duim dik,, gelykt naar een Vinger of Pink; zynde van buiten geelachtig, van binnen wit* een weinig Kruiderig > en fcherp van Smaak. Het groeit in de Westindiën of aan de Kust van Malabar % en komt in kragcen met de andere Contraijerva overeen. xvl. OO Stippelblad met meervoudig Vingerig friprata. verdeelde Liniaale Bladen. De Groeiplaats van deeze Soort is aan de Kaap der Goede Hope > alwaar verfcheide Soor- ten van dit Gcflagt, gelyk wy gezien hebben, voorkomen. Deeze geeft Steeltjes uit de Oxe- len, met ronde Trosjes van geele Bloemen. 07) Bforalit pentapbylla Radice ciasfil. Jtss. Mem. 1744. p. 33 T. 17. (♦} lk heb ózzr van in de befthryving der DorjZcnia , een Cïtwas, waar van men de Contraijerva afkomftig rekent, jemftandfg gefpioken. Zie 11. Deeu VIL Stuk, bladz. 357* {16) Pfotüka Fel. fuptadecompofitis Digitalis Imeaiibus. Am. Aud. Vl9 Afr* 3** .Leggend. Diadelphia; 281 (17) Stippelblad met gevinde Bladen en Rol- JV. ronde Aairen endelings. ^xviiT* De Ridder hadt bevoorens van dit Kruid, 'r^^™* welk hy in de befchryving van den ChffonJchen xyiu Tuin afbeeldde , tei eere van den vermaarden *f"*'** Dale, een nieuw Geilagt gemaakt onder den Roadaai* caam van Dalea : welke hier als een bynaamng,t behouden worde. Het was een Zaayplantje uic Amerika , bem door den fchranderen Miller medegedeeld , omtrent een Voet hoog groeijen- de en fyn gevinde Blaadjes hebbende , met eene Aair aan h end van blaauwe Bloempjes, die weinig naar Vlinderbloemen gelyken. Wegens de geftippelde Blaadjes fchynt het meest hier t'huis gebragt te zyn , en billykt dus de Ge.» flagtsbenaaming. Tripoli u m; Klaver. Dit Geflagt bevat veele zeer bekende Krui- den, die meestendeels de Bloemen tot Hoofd- jes vergaard hebben en de Vrugt is een Haauw- tje , naauwlyks langer dan de Kelk, afvallende en niet gaapende. Djb Soorten van hetzelve, meer dan veertig in {*ecal , zyn in vyf Rangen verdeeld , naar dat zy de Haauwtjes naakt of gedekt, of de Kelken ruig hebben of Bhazig, of Schubbige Hoofdjes als der Hopp*. yj% (17) Pforalea Fol. pmnatls , Spicis Cylindr. ternj mailbus, MiLL. Dia. Dalea. Heru CiifT. 363. T. aa. s s II, DEEIm X. Stuk. 232 DüBBELöROEDERlGE K RUIDEN, IV. A. Met naakte Haauwtjcs; Meloten. Afdeel. Hoofd- ^ Klaver met Eyronde Tros/en, de Haauw- trui? # Wf nwto gefpi'st; de Steng opgerekt J u de Aairen langwerpig. Meltlotui ' Blauwe ^c *n Bohème en Libye jZOMATTHIO- gelote, lus fchryft, groeijende, is in de Winkels be- kend onder den naam van Zevengetyden * Kruid of Welriekende Klaver. Men vindt het in 't Frnnfch Melote odorant getyteld en anderen noemen het. Lotus. Het onderfcheidt zig van de Klavers, door een opgcregte Steng van een El- le en dikwils hooger met bla-iuwe Bloemhoofd- jes , die een zeer aangenaatnen Reuk verfprei- den. Om derzelver wille wordt het in de Ho- ven gehouden en in de Kruidtuinen van ons Land, te Lis, Hillegom, Noord wyk en elders, gezaaid. n. (s) Klaver met getroste naakte eenzaadige tdht&Z Haauwtjes en een cpgeregte Steitg. De (1) Trifoïium Rscemis ovötis , Legum. feminudis mucro- natis &c. Syft. JZai, xll. Gen 8$>6. p. $öi* Vèg* Xlll. p. 57ï* H. Clif. 375. R. Lugdh. 3 8i Lotus Hortenfis odorata. C. B. Pi». 3?U Lotus fylveftris. Cam. Eft. 8^+. (2) Tri/otium Legum, racemoiïs nudis &c. H. Ups. 223. Trifoliura eredam &c. F*. ZtyL $52. Melilctus lutca Ind. Or. &c Pluk. Alm, 246. T. 45. f. 4« JMelüotus humi* lis ere&a. Tluk. f 5. Mei. vuig. affinis. j. B. Hifi* 11. p. 3-1 Meiüctus Jutea minor &c. Moris. 11. p. BüKM. F/, /«i. I72. i7. Op* JWr. 22, PlADELPHIA. De ronde eenzaadige Peultjes, in Aarswyze lv* Trosjes vergaard , onderfcheidcn deeze Melote , vlnT die in Jndie 3 als ook aan de Kaap der Goede Hoofd» Hope groeit , genoegzaam. Het is een Zaay-STÜK# Plantje > waar van Verfcheidenheden voorkomen driaï™' met witte en geele Bloempjes , als cok grooter of kleiner van Gewas. Jn deEuropifche Kruid- hoven is het weinig bekend. (3) Klaver met getroste naakte tweezaadige in. Haauwtjes 9 die Lancetvormig zyn , Mp/0nhaT Steng opgeregt. Fooifche. C4) Klaver met getroste naakte tweezaadige, iv. rimpelig fpitfe Haauwtjes; de Steng opge*°4lnkZi$ï* regt. (5) Klaver met getrofte naakte tweezaadige rim- pelige Jlompe Haauwtjes , een opgeregte utillt^ Steng en ongetande Blaadjes, rche* (6) Klaver met getrofle naakte tweezaadige Vlie- JJ^ zige Haauwtjes y de Steng byna opgeregt. Kandia-* Wei-fche- O) Trif9liwn'Lz%, Rgcem. nudis difperm!* Lanceolatis&c, (4J Trifo ium Leg, Rdc* nudis dispennis &c. Mat. Mei. 35 5* GORT. Belg, zio. R. Lugdb. 22?. DALIB, Paris. 225. H« Qiff. Ups* &c. Trifolium cdo~atum f. Meülotus* Dod. Tempt. 567* LOB< Ie lU 43. Melüotus Officinarum Ger- manist Fiore albo Tournf. lnft 407. Melilotus vuig, aklsfima fmtescens , f3. albo vel luteo T. Raj SuppL 407. (s) TriJ 'otium Leg. Rac, nudis disp. &c. Melüotus Italica Fol. rotundis. C. B. Pin* 3 3*. Melilotus ltalica. Cam. Hors. 99- T. 29. Lob» / nog zagt zynde , eetbaar en zoet 5 doch gedroogd uitermaatc bitter zyn* Gemeenlyk heeft dit Kruid 3 volgens den laatft- gemelden Kruidkenner f *) , een Steng die hard en Takkig is , van twee Voeten hoogte. De Elaad- C*) Kelv. inchmtn I. p. 1 5S. D I A B E L P H I A. 28$ .Blaadjes zyn als die van Klaver, doch kleiner, 1V> glad, Zeegroen , Eyrond , diep Zaagtandig. Op ^xvfn!* 't end van ieder Takje groeit een Aair van om- Hoofd- gekeerde, neerhangende Bloemen, met een ge-*TÜK* plooide Vlag, haakige Vleugels en verdeelde jr£'eanm Kiel. De Haauwtjes zyn dik en rond , over- dwars gerimpeld, één- of tweezaadig. De Melocen zyn van een fterken, byzonde* ren Reuk, van eenfcherpen, bitteren Smaak, inzonderheid het Zaad, daar het Brood zeer bit- ter van wordt. Voor 't Vee nogthans is het Kruid niet onfmaakelyk* Men houdt het gedefinieer- de Water der Bloemen in fommige Winkels naa , om het tot verfterking van ander Reuk- werk te gebruiken* De Pleifter van Melüoten is in de Apotheeken bekend. Voorts worden ook de Bloemen dikwils in Stoovingen , Pappen en Klyfteeren, tot weekmaaking en verzagting, gebezigd* Op zig zelf alleen zou het , wegens zyne fcherpheid, eer Oplosfende of Verdry ven- de, dan Ettermaakende zyn. Het Afkookzel der Bloemen nogthans, met die van Kamille, wordt, mee vrugt tegen de Pynen van Bloed- loop, Nierwee en Graveel, ingegeven. (7) Klaver met naakte agtzaadige byna drie- vil * Meliletus YOU-Omthopo* dioides* (7) TriMum Leg. nudïs o&ofpfirmïs &c. R. Clif. ^7^^^°°" Trif» SiUquofum Loto affine , Sïliquis Omithopodii. PlüK. Alm. J75. T. 68. f. f. Fanugraecurn humile repens &c. RAJ. AngU lil. p. 33l« T. t* 3. OSD. Dan. 3 ff; lh DBIU X* STUS, DüBBELBROEDèRIGE KrüIDÈN. IV. voudige Haauwen i tweemaal langer dan ^zviiu* de K^ken en neergeboogene Stengen* stükF.D ^ Engeland en Vrankryk groeit deeze ^ dié Tienman een Jaarlyks Gewas is3 gelyk de voorgaanden* " doch klein en kruipende , dat Haauwtjes heeft naar die van 't Vogelpooc geiykende , en dus aaömerkelyk langer dan de Kelken , welke veel» zaadig zyn (*)• B. Mee gedekte veelzaadige Haauwtjes. vin. (8) Klaver met gehalveerde Hoofdjes, vyfvou* Lmfnlfie™* dige ongedeelde Blaadjes en veelzaadige Lupinach* Haauwtjes. tige. In alle Bergachtige Streeken van Siberië komt deeze voor 3 niet Stengen van zeven of agt Leed- jes , die uit Scheedachtige Stoppeltjes , vier* vyf of zes f langwerpige Zaagtandige Blaadjes voortbrengen van ongelyke grootte. Aan 9t end komen Bloemhoofdjes > lang gedeeld , paarfch of wit, en daar op volgen veelzaadige Haauw- tjes 3 langer dan de Kelken. (9) (*) Met regtkan dseze gezegd worden veelzaadige Haauw- tjes te hebben ; maar hoe de benaaming van Leguminibus polyfpermis , welke men in Syft. Nat. aan yt hoofd van deezen Rang vindt, op de voorgaande Soorten va-n Meliloten, die de Haauwtjes één- of tweezaadtg hebben , pasfe , begryp ik niet ! (8) Trifolium CapituHs dimidiatis, Fol. quinatis &c. H. Ups. 213. Lupinafter. BuXB. AB. Petr. 11. p. 34*- T. 20. Amm. R*th. 143 , 144» JM£ Legura. polyfpermis, Föiiis plutibus. Gmeu Sik* IV. p» 1^ ï% de Q^j£** Bloem , Zaagtandige Blaadjes en Ruitach* tige Stoppeltjes. In Velden en Weiden van Italië en Spanje groeit deeze Soort van Klaver , een zeer klein Kruidje, met lang gefteelde gladde drievoudi- ge Blaadjes, deonderften ronder, de bovenden fmaller ,geftrekt en breede fpitfe Stoppeltjes* De Bloemfteeltjes komen uit de Oxelen voort , mee ronde Aairtjes van zeer kleine Bloempjes. Cu) Klaver met Kroonswyze Hoofdjes , vier* xt. zaadige Haauwtjes en opjtygende ^ten-^P^m' getjes. (12) (9) Trifolium Capïtulis Fru&ïfens tefïexis &c«, Grojst* Vïrg* If. N* 11 o* TrifoU raontano firniie Virgtnianunu PluiÉ» Mant* 2.85. qo) Trifolium Capitulis globods &c. TrifoL Pratcnfe an- tiuurn minimum &c, MiCH Gen. 29. T. 25. ï\ 7. (11) Trifolium Capuuüs umbellaribus &c» Trif. Pratenfè Corymbifermn. MiCH* Gsnë iS4 T. 25, Fig. z~ — 6. $m Trif, Oriëntale altisfimum Caule Fiflulofo, VAiLL* Paris. 195. T# $• TiIföL Flöfe albot Rxv. Tetrap. T. 127» *. 2. *88 DURJ3ftL£ ROEJDERICE KRUIDEN IV. (is) Klaver met Kroonswyze Hoofdjes , vier* Axvm!" zaadige Haauwtjes en kruipende Sten* Hoofd* getjes. stuk. xir. Deeze laatfte maakt de Witte Klaver van on- T/Pt!ium ze Weiden en Velden uit, welke door geheel Krujpende,£ur0pa gemeen is en van de Roode of Paarfche zig duidelyk onderfcheidt. Zy is , niettemin, zelf zeer veranderlyk, komende wel doorgaans met drie Blaadjes op een Steel , maar ook iöm- tyds mee vier, vyf en zes, ja dikwils met ge- vlakte Blaadjes voor , en verfchilt ten opzigt van de grootte , zo van 't Kruid , als van dc Bladen en Bloemen , ongemeen. Men heeft 'er eene Verfcheidenheid van gezien , met gebla- derde Hoofdjes* De algemeene eigenfehap is , dat de Bloem- pjes ieder een eigen Steeltje hebben , onder *£ bloeijen epftaande , vervolgens knikkende , 't welk dan een Kroontje maakt. Zy hebben een witten of paarfchen Kelk , met twee korte en drie lange punten. De jonge Bloempjes zyn wit , wordende allengs paarfchachtigen eindelyk bruin,, wanneer zy verflenzen. Ook befcaan zy uit vyf Blaadjes , gelyk de Vlinderbloemen in 't alge- meen , daar die van de gewoone paarfche Kla- ver eenbladig zyn. De Haauwtjes , hoewel meest vier- , zyn fomtyds ook tweezaadig. De (12) Trlfolium Cap. umbellaribus &c* Mat. MeL 354.. GORT. Bet*, lil. GOUAN Monsp. 388. Fl. Suec. II. 66s\ Grqn. rirg% no. R. Lu&dk. 378, &c# Trifoliutu Pratende album, C. 11.7. DtAdelphïa* 28$ De Bloemen 5 hoewel welriekende , zyn iö IV; de Geneeskunde weinig of niet bekend. Het {™f*h* W L I 1 • Aftrekzei daar van kan als Thee gebruikt wor* : Ioofd^ den , zegt Gunnerus (*)> Het Kruid dient TÜK* tot een uitmuntend Beeften- Voeder * dat ech* ter minder geacht wordt dan de Roode Klaver* (13) Klaver met Kroonswys' Kloof ronde Schub- intj tige Hoofdjes ; de Vlag afgeboogen en cT^ojttT werblyvende ; de Haauwtjes vierzaadig* ^onig^ ftèfóe* Amerika afkomfcig, bevondtzig ïn de Holian dfche Akademie > Tuin te Leiden* (14) Klaver met Kroonswyze Hoofdjes , naaktè xnv Bloeniftengen ^ Liniaah Lancet vormige Bla^A^^^ den en hangende tv/eezaadige Haauwtjes* Wegens de zoetheid der Wortelen voert dee* '%£ laaide den naam van Be^g* Zoethout ^ in 'c Franfch Reglisfe de Montagne. Zy groeit, in« derdaad , op de Alpifche Gebergten van Swit- zerland en Italië , als ook op de Pyreneen (f). Dc fó) Flora Norveg. p. (13) Trïfolium Gap. mnbellato - glóbofis , imbricatls &c» L-ugdb, 379» LagQpiis Americanus Fior* majoribus corao» fis. Pet. Mü$. 114. komen *xniu' in eeD KroontJe vanagt of tien , op een Steeltje Hoofd- van een Handbreed hoogte , tusfchen de Bladen stuk* fjfc $cn Wortel voort .* de Blaadjes zyn fmal en Jl[enrr'an" zeer 8^ Bauhinüs hadtze , uk Spanje , onder den naam van Spaanfch Zoethout? beko- men. Elders gebruikt menze voor gemeen Zoet- hout f *> Trif otium fubterra* Uturn* Onder- aardfche* C. Met Pluizige Kelken. (15) Klaver met Pluizige vyfbloemige Hoofd* jes : het middelpunts Kransje , dat omge» boogen en fiyf is9 de Vrugt omkleedende. Deeze Soort van Klaver , die in Italië 3 Vrank- ryk en Engeland voorkomt 5 heeft de zonder- linge eigenfchap , dat derzelver Klootronde Zaad- hoofdjes in den Grond dringen : dus eeniger- inaate met dat Gewas , 't welk men Kurasfau- fche Aardakers noemt, overeenkomende. Het heeft kruipende Stengen, Hartvormige Blaadjes en geelachtig witte Bloempjes. aanwyst. Of hy zeggen wü , dat zy niet op de Toppen 9 Knar in de Valei jen groeije > is my duifter* Misfchien ont* breekt 'er het woerd nlft aan. (*; Van het Gewoone Zoethout fprak ik > hhdz, 219 , liier voor. Zie een Vertoog over deszelfs Teeling, Hieuwt Landbouw , IV* D* bladz. 213. (is) Trifolium Capit. Villofïs quinquefloris &c. H. CUf. Ups» Gouan Monsp. &c. Trif* iubterraneum. Kiv. Teirap. Trif. Blefenfe. DOD. Mem. IV. p. 313. Trif, ?*atenfe füjpt* mm cathobleps. BARR. /*. 88 u ï (ió) Klaver met Pluizige Klootronde Hoofd- IV; jes 3 de bovenjle Kelken geen Bloempjes^^^9 hebbende,, Hoofde STUK* ïn Arabie en Syrïe is de Groeiplaats van dee- xvi. 'ze Soort, die Draadachtige leggende Steogetjes^/^»?* Van een Voet langte heeft, met zydelingfe ron"ho^g^ dé, ruige, geiieelde Bloemhoofdjes* De on- derft e Bloempjes zyn alleen vrügtbaar, de ove- rigen verminkt v m Wolligheid vei teerende, vul- len het Hoofdje en buigen de vr-ugtbaare Kelken fcydeliogs af 5 die zy verbergen. (17.) Klaver met Pluizige ronde eemaame end" c^**'- Hoofdjes , alle de Kelken vrugtbaar9 feg-cheriers* genda Stengen en Hartvormige Bladen* Klaver mei byna Êyroitde Aairen 9 de f^m\ Kelkranden Borfielig Stekelig , de Stengce*£?^** uitgebreid , de Bladen Eyrond. dige!^0^ (19) Klaver mei Pluizige lange Aairen, een- fr/a-Roodach» tïge* m f;s) Trifolium Cap* Vil!. Globüfo &c. li. Cliff. 374* R. tugdh 179. Trifol. Oriëntale Cap. Lanuginofo. Toürni. Oir. 27* (17) Trifolium Cap. viil. Glob. termirialibus &e. Ré i»^. 379. Gquan Afonsp, 389. Trif Glóbofum repens. C. 329» Prodr. 143. Lagopus minor fupinus. BARa. Ic» (18) Trifolium Spicis fubovatis &c. Trif. Glóbofum C Ca« pit. Lagopi rotundiore. C. B. 'Pk, 3*9. Pndr. 143. TriR, Cap. Glomerato rigido* J# B* II. p. 377. (19) Trifolium Spicis VÉtófis lon^is &<:. //• C/j^ DU Ta 2?2 Dübbelbroederice Kruiden; IV, lladlge Bloemen , de Steng opgeregt $ de Ax)vniL.i Bladen geteld. Hoofd- stuk» In de Zuidelyke deelen van Vrankryk , Lan- Tknman- guedok en Provence 5 vindt men deeze drie nt^ Soorten , komende de laatfte, die van deroode Aairen haaren bynaam heeft , ook voor in Swit- zerland en Italië. De eerfte heeft de Kelken geheel Haairig , wordende deswegen 5 in 't Franfch, la Houpe genoemd. De tweede, met Klisaehtige Zaadhoofdjes 5 groeit veel in Bos- fchen aan den Zeekant. De laatfte heeft haare gladde Stoppeltjes en ruige Kelktandjes zeer lang» xx. (20) Klaver met ronde iets Pluizige Hoofdjes, frlnïfi™ omringd met gepaarde Vliezige Stoppel* v paarfch- tjes * en eeniladize Bloemen. bloemige*. J Dit is de gemeene Roode Klaver , die men Veldklaver 3 of ook Varkens - Klaver , in onze Provinciën noemt, in 'tFranfch Treffle of Trio- let , in 't Italiaanfch Trifoglio> in 't Engelfch Trefoil, in 'c Hoogduitfch Klee of Dreyblat > dat is Drieblad , gelyk de Latynfche naam Trifo- Hum betekent» Zy onderfcheidt zig van de Witte 5 voorgemeld , behalve de Kleur, door haa* Lugib. GOUAN Monsp. Trif. mont. Splca longïsfima* rubente. C. B. Tin. 328. Lagopus major alter. Dod* Pempu^Z. (20) Trif otium Spicis Globofis fubvillofis &c. GORT. Belg* 211. Fl. Suec. DALIB. Paris. KRAM. Auftr. &C. R. Lugdk. 5 8o. Trif. Pratenfe purpureum» C. B« Pin. 3*7» Txifolt Piar tenfe, Cam. Epit. $%z% DlADELPHIA» 593 haare eenbladige Bloempjes, iets ongemeens in deeze Klasfe* De Velden maakt zy tot vette Weiden voor bet Vee3 en uit de Bloemen zui- Hoofd - gen de Byën veel Honig. Men zaaitze derha]-STUK* ve in de Landen , doch op zig zelf alleen is ^can' zy voor de Bceften een te zwaar Voer , baarende geweldige Opfpanningen , daar de Paarden aan fterven kunnen: weshalve men altoos hetzel- ve mee Hooy van Gras of gekapt Stroo men* gen moet. Van de Ieren wordt de Klaver, onder den naam van Chambroch , zonder hinder tot Spyze gebruikt* In Lapland maakt men 3 by Koorn- gebrek, van de Bloemen Brood (*). (21) Klaver met byna Klootronde ruige end- Xxr. Hoofdjes , een opgeregte Steng , en Lan* J^$"um netvormige Zaagtandige Bladen» üroote. In verfcheide deelen van Europa groeit dee- ze Soort , die Gr$ote paarfche Klaver genoemd wordt, gelykende naar de gewoone zeer, doch doorgaans grooter zyude van Gewas, en ver- fchillende door twee end -Hoofdjes te hebben en groene fmalle Stoppeltjes* (*) Urgente Annona e Florlbus Panis conficiendus, FL Lapp. (21) Trif otium Spicis fubglobcfïs villofis term'nalibus &c, R. Lugdb. 380. Trif. Mont* purpureum majus, C. B. Pin* 3*S* Trif. majus fecundum» Clu3« füjt. II • p* s4j. t3 II. Deel«X. Stuk. xviii. «TUK, XXIT. Trifolium Pannoni- , 21. T. 42. Mant. 276. ( ) Trifolium Spicis oblosigis fubpilofis &c. Trif. Hisp, anguftif. Spicè dtiute rubente* C. B. 32-3. (23) Trifolium Spicis Villofis oblongls obruïïs aphyJÜ? &c. Trifol. Spica rotunda rubia. C. B. P'n. 32 S, Lggopum maximum. Lob. Iï. 39. ( ) Trifolium Spicis Vülofls ^ Cau!e exefèq pubescente Sec. Trif. Pratcnic purpureum minus. R^j, III. T. 13, f. !♦ HALL. fö/v. VI. p, 97* DïADELPHlA. 295 komt fomtyds 5 op de Swïtzerfche Bergen 3 de IV. gemeene Veldklaver voor , als ook met witte A£ yf^9 Bloemen. De Steng der laatfte Soort, die ook Hoofd- paarfchbloemig valt, is omtrent een Voet hoog.STÜK* (24) Klaver met Pluizige Kegelvormig lang- *™J.mum werpige Aairen , de Kelktanden Borftelig angupfo- en bynagelyk, de Blaadjes Liniaal. smlibhdi- ge* (25) Klaver met Pluizige ovaale Aairen, de Xxv\ Kelktanden Borjielig ruig en van g$lyke ^[|*^ langte. ügc (a6) Klaver met Haairige Eyronde Aairen, xxn. gaapende Kelken 3 verfpreide Stengen en ^ernde ftornp Hartvormige Blaadjes. ] (27) Klaver met Eyronde Aairen en gaapen» xxvii. de Kelken, waar van de onder JU Slip^l^t zeer groet en Lancetvormig ; de Blaadjes Eyrond. s De (24) Trifolium Spicis Villofïs Comco - oMongis &c. ff» Ciïff. Ups. R. Lugdb. $79» Trif. Alcpecurum anguftifolium elatius. Earr. /*• 698, (25) Trifolium Spicis ViiloGs ovalihus &c. GORT. Belg» si 2. ft GfljP R- &c. Trif. Pratenfe humüc Spica- tum f. Lagopus. C B« 328. Lagopus* Cam* 724. Bod. Tempt. 577* Lob, II. 39. (26} Trifolium Spicis Pilofis ovatis &c# H* CV^f. R, ÏAigdh. GOUAN Momp* SPU Trifol. St eliatum. €♦ B. /ï«* 3 £9. La- gopus minor eredus , Capite globofo Srelkto, Barr» Is. 860 en 755* (27) Trifolium Spicis Qwis &c„ H. Cltff» R« 377. Trifolium Clypeatura Argenreum. Alp4 Exit* zoj» T* 295» T4 I IIf Deel. X $tüs# ij 296 DUBBELBROEDER I GE KrüIBEK, IV. De twee voorden behooren tot het Onkruid % ^^vmV °P dro°ge Zandige Velden gemeen, dac men in Hoofi> ons Land Raazepootjes % in Frankryk la Patte ST*}K* de Liévre noemt* Dit heeft een famentrekkende kragt, en wordt in S weeden vee! gebruikt te- gen de Galziekte van het Rundvee De derde voert in 't Franfch den naam van Trejle etiolé 5 dat is Gefternde Klaver, om dat de uit- gebreide Kelken zig als Sterretjes aan de Aak vertoonen. Deeze groeit > zo wei als de eer(tea alleenlyk in de Zuidelyke deeïen van Europa. De laattte verfchik veel door haare Zilverach- tige Hoofdjes en Schild vormige Zaadjes, waar Tan zy den bynaam fchynt te hebben , hoewel de byhangzelsder Kelkjes ook Sehildachtigxyn. Alpikus hadt dit fraaije Pleintje uit Zaad van Kandia geteeld. Deeze vier Soorten, zo wel als de vporgaande 1 fterveo jaarlyks, ^xxvïït. (fi8) Klaver met ongejleelde zy deling fe Ey* fijblu^m ronde Hoofdjes , de Kelkflippen ongeluk , In de Zuidelyke deelen van Europa , als ook in Vrankryk omftreeks Parys^en in Groot Brit- tan- C*5 StocbJ). Verb. 1747* p. 8?. (28.) Tzifolizm Capit. fesülibus lateralibus ovstis &c* fl. Cliff. Lug&b* GQUAN Monsp. HALL, Hclv. &c Trif. Capit. obloago aspero. C, B. Pin* 329. Prodr 140. Trif. minus Cap. paivo albo echiisato BARR. it. 870* Trif< Hos- culis albi| &c0 VAILL. Paris, xjjS. T. 3 3. f« i. DlADELFÏIli; 297 cannie, groeit decze Soort van Klaver, die mhu ^ IV* der Takkige Stengen dan de Baazepoorps 1 xvifu " heeft» Zy is door de ronde ruuwe of fteJceligeflooFi^. floofdjes zeer kenbaar. 8TUK* (29) Klaver met ongejleelde half Klootronde xxix, /tyve Hoofdjes; de Kelken gejlreept , tó£- Sw'- gebreidy egaal tum- 0 - Gekropte, C3°) Klaver 7/2^ ongejleelde byna zydclingfe Eyronde Hoofdjes , de Kelken rond, gfrGefheepte^ (31) Klaver langwerpige gefteelde Hoofd- *xxr. jes , een opgeregte Steng en gepaarde drinum. Bladen. f||^ De beide eerften , die in Europa groeijen * hebben de Kelken tienftreepig , in de eene naakt, in de andere Haairig. De Jaatfle Soort heeft van haare Groeiplaats, by Alexandrie3xden by- naam. Fcrsicaöhl zegt , dat menze in 't Arabiich Eerjïmnocmt , en fprcekt 'er dus van (*). „ Dit is die Klaver y welke de Egyptenaars « by (29) Trifoïium Capit* fesGIihus heraifphsricis ïigidis &c. J/* C/#". R. Lugdb. &c. Tiif. Arveuie fupinmu Vcrticifla* tum. BARR. 8 32. (30) Trifoïium Cap. fesfilibus fuWateralibus o'/atis &c. J7/. 614, , $69. Trif. parvam fcirfuttion Vaill. Paris, 15)5. T* 33. f. 2. fflj Trifoïium Capït. oblongls Pcduncahtig , Caule ere"> to, Fol. oppoütfs. ^«ai IV. p, 226. (*) F/er, JEgypu Arab* p. 139. T 5 H. Deel, X, stuk. 298 PUBBELIJROEDERICE IV* geh^ele Akkers bouwen , als het befte en Afdeei* 5, byna eenigfte Voeder der Las tbeeften. Twee- Hoofb. »> maal in 'c Jaar wordc zy » Selyk het overige stuk» >5 Koorngewas , niet gezaaid ; maar by 5c af- ?ienman-iy ceemen van den Nyl. Wanneer de Landen ***** „ hoog zyn , brengt men 'er met Werktuigen 3, Water op , en werpt het Zaad in de bevog- 5> tigde Aarde* Drie Oogften heeft men van „ deeze Klaver , welke elke reize een half 3, EUc hoog opfchier. Ieder Oogst, waar van 3, de eerfte de befte is, valt om de drie Maan- 3, den ; daarna fterft het Kruid. Men zaait de „ Klaver ook wel met de Tarwe te gelyk, op 3, een zelfden Akker , en het gemengde Zaad 3, heet Chalit ; doch men fcheidc het van el- 3, kander met een Zeef. Tot den Oogst fnydt 3, men *t niet met den Sikkel , maar rukt het 3, by den Grond af met de Hand, den Wor- 33 overlaatende " die dan waarfchynlyk nog Beeften - Voeder geeft (*). xxx1 ii. (33) Klaver die ongemengd is 9 met driedeeli- ^Znif^T ge5hyna driebloemige Steeltjes, korter dan r E^nbioe. de koppeltjes zynde. In (*) De Heejïerigi Klaver van de Kaap, op deeze volgen- de, is thans onder den naam van Pforalea bra&eata be* kend en befchreeven. Zie ons IU D. V* Stuk, bladz. 551. (3 5) Trifolium aeaule , Pcdunc. trifidis &c. Trifol* vef- num ïepens purpiireum £c Flore albo exiguo. Buxb. Cent, IU. p. 17. T. 3i» f« * » 2* sPica trifolia. Alp. Exm, 169. D l A D E t %P H ï a» 299 In Arabie, Paleftina en Syrië, inzonderheid by Konftantinopolen en op Kandia , groeit dee- A™*f£f ze zonderlinge Sport, welke getande Blaadjes doovm als van Klaver > op lange Steeltjes heeft, tus*STUIC# fchen welken de Bloemen veel langer voortko drS!^ men, byna gelyk in het Edel Leverkruid. De Kelken zyn lang en Pypachtig, met tien Stree- pen , egaal gepunt* p. Blaazige, met Buikig gezwollen Kelken* (34) Klaver met Eyronde Aairen ; de Kelken J3®^* opgeblazen , glad , vyftandig, de aigemeene Spum^L^ Omwindzels vyfbladig. schuimige. In de Zuidelyke deelen van Vrankryk , in Spanje en Italië , groeit deeze , die by Monc* pellier veel voorkomt aan de Wandelpaden. Zy beeft de Blaadjes zeer glad , de Bloemlteeltjes anderhalf of twee Duimen lang, de Hoofdjes als met Spog befmet. DeHaauwtjes, langer dan de Kelk en puntig , bevatten vier Zaadjes» Zy heeft de Bloempjes rood. (35) Klaver met byna Eyronde Aairen en ag- xxxv» Lt^r'tum. Omge- f34) TrlfeLium Spicis Qvatis , Calycibus inflaiis glabrisboogene» S?c. H. Cliffl 37*3. R. Lugdb. 378. TiifoL Capirulo Spumo- fo tevi. C. U. Pin. 329. Prodr. 140. Trifol. Fragifemm» BARR. Rar. T, 851. C35) Tnfolium Spicis fubountis , Corollis fupiflïtls, &c. H. Cliff. R. Lugdb, 378. GoUAN A/onsp. 392, GoftT. Belg* in. Trifol. Pratenfe FolUculamm Flore inverfo. BARR* Rar« 324. T. 872. IX* D£EL« X, $Tü% 300 DtlBBELERQEPERXGE KRUIPEE IV, ter over geboogen Bloempjes , de Kelken ^xvm.L* geblazen met een bultige Rug > de Sten* Hoofd- gen leggende. STUK. Tienman* Deeze komt op fommige plaatfen in Europa nige* voor. Men vindeze in Engeland , als ook in ons Nederland aan den Ouden Ysfel3 by Ulenpas. De Kelkjes gaapen aan de onderzyde overlangs; de Haauwtjes zyn tweezaadig , rondachtig en zeer klein. xxxvi. (36) Klaver met ongejieelde Klootronde WaU *toMMM- Uge ^airtjes , de Kelken opgeblazen jlomp. fum. wollige. (^y) Klaver met rondachtige Aairen 5 de KeU Xf>Jglyi- &en opgeblazen met twee omgeboogen Tand* Xardbeile Jes* ^e ^tent=>en kruipende* Deeze beiden behooren tot de slardbefie-Kla* ver, dus genaamd om dat de Hoofdjes zig als Aardbefien vertoonen. De eerfte3 die dezelven Wollig heeft, komt voor in de Zuidelyke dee- len van Europa en elders aan de Middellandfcbe Zee; de andere is door geheel die Wereldsdeel |f (36) Trifolium Spins fesiThbus G'Obotfs tomentofis &c4 GMU Prov. 510. GRON. Oriënt* 96. Txifoüum. Fragiferum tomentofum. MAGK. Monsp. T. 264* Trif. luteum Capite lomndo. Baur. K&r. T. 8 Pin* 323. Tiif. Praten» fe album. Fuchs. Uift* n%% II. Deel. X. Stuk* gc2 Üübbelbrojederigë Kruiden; IV» Zy groeit alleen op zeer drooge Heuvels ea 'Afdeel. Bergvelden. ^tuk!D (39) KIaver toet ovaale gefchubde Aairen % xxxix. neergcbovgen blyvende Vlaggetjes, naakte ^jfw£m Kelken en opgeregte Stengen. Klaver!*" Dergelykë Groeiplaats heeft deeze* komen- de veel voor op rauwe Steenachtige Gronden, zo in ons Land , als door geheel Europa* Even- wel vindt menze ook wel in de Akkers onder ét Koorn en in fommige Gras - Velden. De naam is Steenklaver , in 't Hoogduitfch Stein - Klee * doch eigener Veldklaver zegt DoDowéus^ dat met den Latynfchen naam Agrariuni in* Itemt. Haare geele Bloempjes onderfcheidenze van de andere Veldklaver genoegzaam. De Hoofd- jes gelyken , door haare fchubbigheid , naar dié van Hoppe en daarom noemen de Engelfchem deeze Soort Hop - Trefoil. Het Voedzel , dat zy den Beesten geeft, is uitmuntende, en hier in overtreft zy zelfs de Spaanfche Klaver y-h. (40) Klaver met ovaale gefchubde Aairen* Ëpadiceum* fleer* Rood* (39) frifoiium Spicis ovalibus imbricatis &<:♦ GÖR*. Belg. 2.1 3, GouAN Monsp. 392. KRAM. Auflr* 223. FL Suec* II. 671. Trif. Pratenfe luteum Capitulo Lupuli f. Agrarium. C. B. Pin. 3*8. Vaill. Par. l$6. T. 22. f. 3* T"£ Agrarium. DoD* Pempt. 573» (*) Hall. Heh. incboau p. i;9» (40) Tri/otium Spicis ovalibus imbricatis &c. GOUAW Mwtif. 393. Montani titulo» FU Stee* II. N. 672, Gort. Ingr. Aairige. D I A D S ? Ü I 303 neer geboogen , bfyvende Vlaggetjes, Haai* y rige Kelken en een opgeregte Steng. xvuu Hoofd- (41) Klaver met ovaale gefchubde Aairen ^stuk, neergeboogen , blyvende Vlaggetjes en hur- xlt. 7 ? r* Tri/otium kende Stengen. prosum- hens (42) Klaver met bym gejehubde Aairen ^ mtkmdCk neergeboogen , blyvende Vlaggetjes 5 ge- fieelde Kelken en hurkende Stengen. Draadacii» Weinig verfchiÜen deeze, die ia de Noöfde- Jyke deelen van Europa groeijen , van de voor* gaande en van elkander. De twee eerften heb* ben Saffraan- of Goudkleurige , ros- of rood- achtige Aairtjes ; de laatfte is zeer klein en teder 5 met Draadachtig dunne Stengetjes. R& y tekent dezelve onder de Engelfche^ Planten aan* H aller vondtze ook omflreeks Gottingen* bedekkende den Grond als een Tapyt, op droo. ge plaatfen der Bosfchen, als mede in Switzer- land* By Jena groeit het op vogtige Velden. MASa t ./ n,. ; , r . : c4^^ 216. Trif. Mont. Lupulinum. C. B. Pin. Zz%. Prodr. 140» Lup. mont. Capit, Spadiceis. Rupp. Jen* 207. Lotus Mont. Aureus &c, BARR. Rat. T. 1024* (41) Trtfillum Spïcis ovalibus irabrïcatis &c4 FL Sues. Ii. QothL Trif. Lupulinum alterum minus. RAJ. Angi. III. p, 330. T. 14. f. 3. (42) Tnfolium Spicis mbimbricatïs &c. F/. S«ffff. 764. Tri- folium Lupulinum minimum. RAY. Angl, uts. f. 4» HAUU Cpute. p. 8 7- RUPP* HALL., p. 256. II, DlU.. X. STWK* 304 DüBBELBllOEDERI GE ^RUIDEN* IV. ( 43) Klaver met tweebïoemige ongejleelde Aai* ^xvniL* ren ' ^ Omwindzels Jtekelig en Trechter- Hoofd? acht\g ; de Bladen Lancetvormig* xuir. In Vïrginie en Kanada groeit deeze , die een Xtthrum 0P&eveêl Stengetje heeft , met drievoudige Lan- f v/ce- cetvormïge Blaadjes en Goudgeele Bloemhoofd- bioemjgé. je§ ^ ^e zaa(ihuisjes korc * ruig , gezwollen, met één of twee Nierachtige Zaadjes gevuld. XLiv. (44) Klaver die ongejïengd is en ongejleelde G 3e, fmóo^ met bym ongedeelde Bloemen uit den Wortel, Tot de allevkleinftén behoort deeze Soort van Klaver , die op Zandige Velden van 'c Eiland Sicilië groeit. Zy heeft Stengetjes van naauw* lyks eea Handbreed lang, zeer Takkig, doch op den Grond neergedrukr als die van het Kruipend Hertshoorn 1 de Blaadjes drievoudig glad 9 op Steeltjes van een Duim langte i de Bloempj pswyze in de Oxelen > op den Grond , zittende in de Kelkjes verholen* Des wordt zy Gefmoorde gebynaamd. Onder alle deeze Soorten van Klaver zyn meer dan dertig inlandfch in Europa* Men vindt 'er wei* (4$) Trifolium Spicïs bifloris fesfiiibus &c. GRONT. Pïrg* II. p. 109. Trif. Caule Pilofo. Gr. Virg. I. 84, Anonis Ma- riam lutea Fol. anguftioribiis. Pet. stee* 84. (44 Trifolium acaule éxfcapum > Flor. fubfesfilibus racll. calibus. M.mt* 276. Jacq* Hort, Trif. minimum füpinum* 'IkAy lüft* 942. Trif. Epithymi Capitulis inter Genicula annuum. Cup. CathoL Trif* Vernum repens, Buxb. Cm. III* p, iS, T. 3i# f* 2, DlAEELPHIA. 305 Weinigen in de andere Wereldsdeelen en naauvv- IV: lyks meer dan eene in de Oost- of Wcstiodiën ; 't welk aan de Gronds hoedanigheid zal zyn toe Hoofd- te fchryven* In Arabie vallen volgens Fors-stuk* kaohl vier Soorten , aan de Kaap weinig meen iTfa*a%9- Lotus» Rolklaver. Een Rolronde geftrekte Hnauw : de Vleugels opwaards in de langte fameoluikende , en een Pypachtige Kelk. Dit zyn de onderfcheidende Kenmerken van dit Geflagt , *c welk den van ouds bekenden naam van Lotus voert, dien ik verduitfch met Rolklaver* Drie Heefterige Soor- ten , daar van > zyn befchreeven , de overigen volgen hier. (l) Rolklaver met eenzaame Vliezig vierhoe» ^f» kige Haauwen, gladde Bladen en Lancet-m&ritmus. vormige Blikjes. zeek^cie, (a) Rolklaver met eenzaame Vliezig* vierhoe- JJ, kige Haauwen en hurkende Stengen , d^^l Bladen van onderen ruigachtig. C3) (1) Lotus Leguro* fblitariis Membranaceo * quadrangulis &c, Syft. Nat. Xll. Gen. 879. p. 504. Kg. xill. p. 575.% GOUAN Monsp. 393* Suec9 $10, 676. JLEYS. HaU 67%* Lotus tetragonolobus Maritimus WL luteo, Barth* Aft. 11 p. 34& (z) Lotus Leg. folk. &c4 Gouan Monsp. 394, Lotus Pra- lenÜs Siliq'. luteus. C. B. Pin %iz% Gort* Belg* 213. Lotus tetragonolobus. Riv. Tetrap» 79* v II. DSEL, X, STUK. 306 ÜÜBISELÏSRÖEDËRIGE KrüXDENJ ^# C3) Rolklaver met eenzaame Vliezig ■ vierhoekige Axvm.L Haauwen en Eyronde Blikjes* Hoofd* stuk; (4) Rolklaver met gepaarde Vliezig -vier hoeki- ge Haauwen > de Blikjes langwerpig Ey* rond. lobus. m kwabbige. r>at dceze vïer weinig verfchillen , is uit de 1 bepaalingen blykbaar. Zy komen alle in de Zui- ^aar|e?'#de]yke dee]en vao $P£pP$ en de eerfte meest aan den Zeekant voor. De tweede zou ook in ons Land zyn gevonden 9 zo Bofrhaave aan- tekent* De derde is als ongemeen fraay door Camerariüs geboekftaafd en afgebeeld. Zy heeft een hoogroode Fluweelachtige Bloem en bevindt ziginonze Kruidhoven. De vierde komt meest by Montpellier in 't wilde voor, en heeft, zoowel als de anderen ; geele Bloemen. v* (S) R°l^laver met eenzaame Haauwen % de ^etrapbyl* Blaadjes drievoudig, Wigswyze Hartvor- j^eibla- mig ; een dergelyk enkeld Stoppeltje en een* Uadige Blikjes. Dee- (3) Lotus Leg, folk. &c. H. Ups. 220. H. Clif. 37*. B>« Lugdb. 388. Lotus rubec Sïliqul anguioÜ. C. B. Pin. 3 32« Lotus pulcherriuia tetragonolobus CAMSR. Hort. 91. T. z6> (4) Lotus Legum. conjuuatis &c. GouAN Afonsp. 394. Lotus luteus Siliqua angu!ofa\ Boerh. Luzdb. II. p. 37. (5) Lotus Leguthin. fo'itams, Fol- ternatis obcordato- Cuneatis, Stipula folitanü firaili Bra&eis monophyilis. Syfl* Nas. Feg. Xlil. £>£adelphia. 307 Dèeze % waar van de 'Groeiplaats niet gemeld IV, wordt, heeft Draadachtige Stengetjes en één ^vm^6 énkeid Stoppeltje , dac naar een Blaadje gelykt , Hoofd- maar langwerpig is , aan het Bladfteëltje. De STüir# Bloemen zyn geel , met de Rug van de Vlag^^* donker paarfch. Zy komt in plaats van de Kaapfe leggende, die thans tot het Stalkruid is betrokken ( *). (6) Rolklaver met byna eenzaame bultige óm* vr. gekromde Haauwen. eduih?2 £ecbaare> In Italië ] op Sicilië en Kandia 5 groeit deeze Soort van Lotus 5 welke kromme Haauwen heeft, groen zyndc zo lekker als Erwte-Peulen, en derhalve van de Kinderen veel gegeten wor- dende, zo Alpinüs meldt. (7) Rolklaver met meest twee Haauwen % Li- vu, niaal famengedrukt en knikkende. leemde f' (8) Rolklaver met meest twee Haauwen , Li- vn, mus» % Zeéc (*) Z?e bladz, 11 1 * hier voor, fmalle, (6) Lotus Legum. fubfolitariis gibbis incursris, H. CtijFf. 370. R. Lu^db. 388. Letus pentaphyilos Silicjua cornuta. C. B, Pin, 3 $2, Lotus eduiis Creticg, Raj. Hifi. 967. Lo- tus oligocer. Crceica Ifttea* Moitis. Hïft* 11. p. jr6. S. zj. T. 18. f. 5. Trif. Coinïculatum Ctetic&m. Alp, Exot. T* 2684. (7) Ltiüs Legum. fubbinatls Linearibus coropresfis &c. tïl Ciiff: &. Lugdb. Gouan Moxsp. Lotus Siliquis geminis peregrina. Boêrh Lugdb* IL p. zu ($) Lotus Legum. fobbiiiatis &c. ff. C/*$J B.. &c,5 303 DüBBELBROEDERIGE KrUIDBHT. IV. maal en opwaards geflrekt ; de Steng cp- Axvim* Jiaande, de Bloemjteelen overhoeks. stukT In cle Zuid'elyke deelen van Eüropa komen Tienman- deezc voor 9 die doorgaans twee Haauwtjes by malkander hebben , fomtyds ook drie en zelden één. Zy zyn uitermaate lm al in de laatfte Soort* Het zyn Kruidjes van een Voet of anderhalf hoogte. ix* (9) Rolklaver met ronde gebaarde Raauwen» Arahhus hurkende Stengen , driebloemige Steeltjes Xrabifchc en eenbladige Blikjes. In Arabie is deeze gevonden door den Heer FoRskaohl 9 die leggende Stengen heeft 5 van anderhalf Voet langte, zynde uit Zaad in de Upfalfche Tuin geteeld. Zy flaapt by nagt $ met de Bloemen digt tegen 't gemeene Steeltje aangevoegd en bedekt met het Blikje, de Blaad- jes en Stoppeltjes famenluikende. ( 10) Rolklaver met byna drievoudige kromme toSe****" Samengedrukte Haauwen en verfpreide Sten- Vogel* pootige. 0 Cu) Lotus pentaphyllos minor hirfutus «Siiiquis anguftisfimis. C* B. Pin. 332. (9) Lotus Legum. Cylindr» Arifhtis &c. Mant. 104. (10; Lotus Legum* fubternatis &c. H. Cliff. Ups* R, Lugdb. GOUAN Monsp, &c. Lotus Siliquis Ornithopodii. C» B. Pin. 332. Lotus peculiaiis Siiiquofa. CAM. Hert. 9*. DlADELPH IA* 309 (li) Rolklaver met byna drievoudige Haau- 1V« wen, de Steng Kruidig, opgeregt , de xvn£# Blaadjes Liniaal. Hoofd* STUK* ■Van de eerde deezer , die op Sicilië groeit, Jtr. wordt ook verzekert , dat zy by Nagt flaapt ; y billis. de andere valt op St. Jago een der Kaap- Ver ^ difthe of Zoute Eilanden, alwaar het Zaad, op 9t end der voorgaande Eeuw , door den Kaap- fen Gouverneur van der Stel ingezameld werdt y dat fcdert in de Hoven van Europa is vdortgcfprooten* Dit is een altyd groen Hee- ftertje , met de Blaadjes en Stoppeltjes zeer imal y de Bloemen , die meest drie by elkander groeijen , zwartachtig paarfch met een geelea Kiel, de Haau wen rond en niet krom, gelyb in de voorgaande , alwaar zy naar die van het VogeIpoot> Kruid gelyken. (13) Rolklaver met byna drievoudige Haau* wen, de Steng Heefterachtig, de Bladen Kandia-" Fluweelachtig glinsterende. fche« De Groeiplaats van deeze fchynt niet alleen op Kandia , maar ook in Spanje en in Syrië te zyn. (11) Lotns Legum. fuhternatis , Caule Herbaceo ere&o &c. H. Oiff. R. Lugdb. GoüAK Monsp. &c. Mill» Di&. T. i*8» Lotus angafiifoiia &c. Comm. Hort. II. p. 105.T. 83, (12) Lotus Legum. fubternatis- &c. H. Cliff. R. Lugdb. Lotus Argentea Cretica. Pluk. Alm. iz6. T. 43. f. U Lo- tus polyceratos Fruticofa Cretica Argentea, MORIS. Hifi» 11. p. 177. v 3 Hi Di el» X. Stuk* / glO DUBBELBROEDERIGE KrüïDEN. IV. Zyntf Het is ccn laag-Heefterig flap Plantje , ^xvni^ datzig Zilverachtig vertoont, met de Bloemen Hoofd- meestal drie , doch fomtyds ook vyf by elkan- STTilman der' Selyk in het voorga3nde 3 geel van Kleur, ?jge.nmanm en lange 3regtc, Rolronde knikkende Haau wen. De drie volgende Soorten 3 als gezegd is , dü- der de Heefters befchreeven zynde , komen wy tot de xvi. (*6) Rolklaver met neergedrukte Hoofdjes „ nicuiafui" leggende Stengen en Cylmdpfche uitge* 'Gehaom- breide Haauwsn* 4q. Onder den naam van Gehootnde Klaveren of Gekroonde Heloten, is deeze niet alleen in onze Provinciën , maar ook door geheel Europa be- kend. Zy groeit op dorre drooge plaatfen , zo wej als in de Weidlanden , alwaar zy een uit- muntend Voeder voor de Beeften uitlevert, dat fommigen ra aden aan te k weeken. De Engcl- fchen noemen het Lady-Finger Grafs of Vrou- wen-Vinger Gras, de «onzen fomtyds Juffers* Schoentjes: 't welk op de figuur der Haauwtjes, die een opgewipte tip hebben 0 zal zien. Men noemt het in ?c Hoogdnitfch ook Unfcr Fr au- wen ( i6) Lotus Capitulis depresfiis * Cauübus decumbentibus &c4 GORT. Belg. 213. GouAN Monsp. 395» Lotus Cau e Herbaceo &c. II Cliff. 371. El. Lugdb. 5Sg . Kb AM. Auftr « 224 FL Suec* 6C9 , 675. Lotus f. Meliïotus pentaphyllos minor glabr;?. C. U. Pin $yZ. Trifolium Corniculatura , z. Dcd. Pempt, 573. Melt.'otns Coronata. LOB, Ic« 11. 44, fc. Lotus pentophyJlos &c. C. B. Pin, 33*. yé Lotus pent. Fru- tescens, tcnuisfiinis foliis. Ibid. Diadel ph i ê* 311 wsfi Schuim , in 't Franfch Courpnne Royale , om IV* dat de Bloempjes als in ggglq Kroontjes ver- f^ffju* gaard zyn. HfWö* Gemeenlyk komt het omtrent ter hoogte van 'TüK# een Voet voor cn heeft zwakke Stengetjes, qi^^^KffP zig zelf niet kunnen oprechten. Zy verdceka zig menigvuldig en zyn bezet met Bladfteel- tjes, op 't end drie Blaadjes hebbende, fom- tyds ronder, fomtyds hngwerpiger, met twee dergelyke Stoppeltjes aan den voet van \ Steel- tje, gelyk in meest alle Soorten van dit Ge- ilagt. Op \ end komen Kroontjes van Goud- geele Bloempjes, dikwils zeven in getal ,Sters- wyze geplaatst en als gefchoord door een of twee driebladige 'Kransjes; daar opvolgen even zo veel Haauwtjes , die Rolrond zyn, aan 't end getipt, bevattende ronde Zaadjes» De Bloe- men zyn niet onaangenaam van Reuk en Smaak > en worden fomtyds in plaats van de Meloten ,mnr welken zy veel gelyken, gebruikt» Ook leveren zy, zo wel als *t Kruidden blaauwe Verwftof uit (*)„ De Hoorcklaver groeit , in vette vogtige Gron- Capmfis. den , veel hooger en fomtyds HeelierachtJg , pl.^lkv. op haar zelve ftaande, waar door zy zig byna Fis> als een ander Gewas vertoont. Dit deedc my denken, of hqt Kaapfe Plantje, waar van een Takje in Fig 3, op myne LXV^ Plaat vertoond wordt, ook tot dezelve behooren mogt , maar een naauwkeurige befchouwing leerde my een aanmerkelyk verfchiL Dus blykc uit (* } Fier. Suec, Ed. 1 1. p. i*z. V 4 II. Deel. stuk. DtJBBKtBROEDERlCE K R U I D E tf# Tienman nige» IV. uit de naauwkeurige Afbeelding daar van , dat A xvmï- de Blaadies maar êén Wtiiti rond Stoppeltje on- Hoofd- der aan het Steeltje hebben; 't welk zeer by- stuk. ZOnder is en alleen gemeld wordt in de Vyf- de Soort , die deswegen Vierbladig is ge- roemd : maar tot welke dit Plantje niet kon be- hooren , dewyl de Hoofdjes doorgaans uit vy£ of meer Bloempjes en Zaadhuisjes beftaan. Ook zyn de gedroogde Bloemen niet groenachtig , gelyk men bevindt in de Gehoornde Klaver plaats te hebben, maar geel. De Hoogleeraar N. LBurmannus heeft verfcheide nieuwe Soorten van dit Gefhgt onder zyne Kaapfe Planten ; een Heefter ige 9 caamelyk, een laag - Heejlerige 9 een Smalbla- dige, een Vosfeftaartige en een Pluizige , bovea en behalve de Leggende, de St. Jagofche, de Kandiafche en Ruige van den Ridder, opgete- kend. Tot geen derzei ven is dit myn Plantje betrekkelyk. Ook ürookt hetzelve Diet met de thans uitgemonfterde Mauritanifche 3 welke ins- gelyks van de Kaap der Goede Hope afkomftig was» xvii. f17) Rolklaver met gehalveerde Hoofdjes , een Crifiïicui verfpreide zeer Takkige Steng en Wollige woüige. Blaadjes. Ia (17) Lotu% Capit. dimidiatis, Caule diffufo Ramofisfïmo &c. R, Lügdh 3$7« Lotus Siliquofa Maritima lutea,Cy tifi facie. BARR. Rar. 71, T. 103 1. Cytifus. LOB» te, II» p. 45. DiADELtniA; 313 In dc Ztiïdelyke deelen van Europa , aan den IV. .Zeekant, vale deeze , die een Heefterig Ge-A™"L* was fchynt te zyn , naar den Cytifus gely-SooFi*. kende. stük. (18) Rolklaver met ongebladerde Hoofdjes en xvur. ongefteelde vyfvoudige Bladen. pLum.* Zeer verfchile deeze, die door Tourne-^* fort in een Geflagt, onder den naam Dory cnium , is t'huis gebragt , van de anderen door haare Gevingerde Bladen. Zy is van Lob el Dory cnium der Montpelieren genoemd geweest, groeijende in Languedok en Provence meer dan in Italië. Men vindtze ook in Ooftenryk op de Gebergten , en in Savoije , niet ver van Geneve , werdt zy onlangs door den Heer Saus sure verzameld. \ Is een Heefterig overblyvend Plantje, met ftyve Takkige Stengen , van anderhalf of twee Ellen hoogte , begroeid met tropjes van lang- werpige Bladen , als die der Lupinen , maar kleiner. Op den top der Takken komen Hoofd- jes van zeer kleine Bloempjes , witachtig van Kleur , en daar op volgen langwerpig ronde' Haauwtjes, met een enkel Zaadje. Myns (18) Lotus Capir. aphyllis , Fol. fesfilibui quinatis. Gouan Monsp* 395' Dorycnium Fol. digitatis fesfilrbus. Clijfl 371. R* Lugdh. 3«9» KRAM* Auftr. z%£% Tnfol. album an- guftifolium &c. C. B. Pin. 329. Dorycnium Moaspelieii- fmm. TOURNÏ. Injl* 391, I,ob. Ie, II, 5ï, v 5 II. DEEJ. X. STOK» D UBB ELB ROE DElUCE KRUIDEN IV. Myns oordeels zou dit Kruid gevoeglyker toe Axvnu hqc GeflaSc van Hedyfarum , daar verfcheide Üooid^ Soorten ook meteenledigeeneenzaadige Haauw- stuk. tjes yoorkomen , zyn tehuis gebragt g< weest. pÏÏT^'Ep 3 ik vind het vreemd , dat het Oosunoifch Kruidje, waar van een Takje m Fig 4»opmy- ne Plaat LXV , is afgebeeld , tut dat üeflagt betrokken zy , aan welks Kenmerken het geens- zins voldoet. Immers een der voornaam (ten van 't Hedyfarumi^ datdc Haauwtjes uit Leed- jes famengefteld zyn, ten minde in Vakjes ver- deeld ; terwyi dit tegenwoordige geheel Rolron- de Haauwtjes heefe, met eene enkele doorloo. pende Holligheid , die verfcheide Zaadjes in- houden (*> 1 xtx. Ik noem het derhalve JUnUadige Lotus of McKOfbyl- j^0jjc]aver^ >t is ecn fciejn hurkend Kruidje met Eenbiadï*vee]e ^jgt geknoopte Stengetjes 5 die aan ieder ft lxv. Knoopje twee fpitfe Stoppeltjes hebben , van 4* .eene Kafachtige hoedanigheid. De Blaadjes , overhoeks op lange dunne Steeltjes voortkomeri- (*) Meest zou het ni?ar het Pennlr.gbUdtr Haatiekop , dat ook W,gblcidiz, genoemd wordt en insgelyks Kaffige Stop* peltjes heeft, geSyken $ 't we!k volgens de nanhaaiingen van den Heer N» L. Sukmannu s wonderlyke veranderin- gen ondergaat Herzelve zou voorkomen met kleine fte- Jkelige Haauwtjes of als die rm de Vogelpootjes , en rnstzo- danigen , die door ge ene Leedjes of middelfchotjes onder- fêheiden zyn. D>ith , volgens de befchiyving in Flora 2ïey lanka , i« d*t Ktu d Cis de Stoppeltjes langer dan de ttlad- fteeltjes, de Ha u»wrjes neergeboogen , krom, eenzaadig heb- bende), gtooteljks van d:t tegen wootdige verfchiiiende» D I A I> E L P H I A» 315 de, zyn meest volkomen Eyrond , de boven- IV» Itcn iets langwerpiger* De Bloempjes zitten *xvm^ Aairswyze aan 't end der Takjes en zyn paarlch- Hoofd- achtig; waar op volgen Rolronde Haauwtjes * STUK- van ruim een Duim langte , aan 't end ichqcf d?aecanm gepunt ^ op welken zeer onduidelyk zig eenige tekens van verdeding openbaaren , die flegts door de uitzetting der Nierachtige Zaadjes 9 weiken zy bevatten , veroirzaakt zyn. Trigonella. Hoornklaver. Dit Geflagt, in het Loof ook naar de Klaver gelykende, ooderfcheidt zig door de figuur der Bloem > als een Driehoek voortellende; door- dien de Vlag en Vleugels byna egaal van groot» te en uitgebreid zyn. Hier op zinfpeek de La» tynfehen naam. De Haauwtjes .zyn in veele als Bokshoornen , en daarom noem ik hetzelve Hownklaver. Het bevat de tien volgende Soorten» ( ï) Hoornklaver met gefteelde , getropte $ neer- 1. hangende Liniaale regte Hacmwen , deliTkZict, Blaadjes eenigermaate Lancetvormig. Kusfifche. (a) Hoornklaver met gefteelde, getropte > neer- u. pos. jBrccdvru?* (1) TrigorAia Legum Peduncul. congeftis &.c. Syft. Nat tjge% XIX. Gen. 8p8. p„ 505. Treg. XiL p> 576. Tn'gcn. Legumin. Pedun:u!atïs. H Clij]. 37 * • 3PU Lu%db, 382. Lotus Montana humdior triFoliCi &c. Amm Kuth 156, 159. £z) Trigonella Leg. Pcdiuiculatis &c, Meülotus fuplna lag sifoiia &e. Amm» Ruih, 158. Aïï« Casting, JU p. 2 ij. T. 13. II* i>SE£« X. Stuk, 3i6 Dübbelbroeder i ge Kruiden; Vceihoor- IV. hangende , ovaale famengedrukte Haau* ^™EiL( wen \ verfpreide Stengen en rondachtige Hoofd- Blaadjes* STUK» Tienman- Deeze beiden, in Siberië groeijende , gely- **e# ken, in Gewas, naar de Meliloten of naar de Rupsklaveren y maar verfchiilen door de Bloem als gezegd is , en door de figuur der Haauwen % gelyk uit de bepaaling blykt. Ili. (3) Hoornklaver met byna gefteelde, getrop* Tpofy«la" te > opgeregte , omtrent regte , lange LU niaale Haauwen en naakte Bloemteelt jes. Deeze 3 die in Spanje , Italië , Switzerland en de Zuidelyke deel en van Vrankryk, inzon- derheid omüreeks Montpeliier , groeit, worde Wilde Fenegriek getyteld , om dat de Bladen eenigszins gelyken, hoewel zy op de kanten ge* l^artetö zyn. iv. (4) Hoornklaver met gefteelde , getroste , neer* ditkigt geboogene HaaMge Rolronde Haauwen; de Steeltjes gedoomd y langer dan de Bladen» ü In 13. Md* Siüqua Membnmicel compresfa. A&+ Petrop. VIII* p. 209. T. 12. Gmfl Sib. IV. p. is. T. 9. (l 1 Trigcnella Leg. fi.tbfeslï!ibus congcRis &c. GOUAN JMottip Mcdicago Leg confertis feslïlibus ere&!s. R* Lugdb 382. H. Clitf. 376. Foenum Graecum fylveftre alt. po!yccrat;on. C, Ü. Fin. 348. Doa Tempt. 547. Lob. hm II. «5. (4) TrigomlU Leg. Pedunc. Raccmofls &c, Foenum Grae- cum DlADELPHIA. 317 In Egypte groeit deeze,die door den fchran- 1V* deren H ass elqüist5 als ook door Fors- Axvfiif" kaohl, is waargenomen. Men noemtze 'erHoojro- Alchimelech , dat is Melilotus , volgens Alp i-stüiu nüs; waar van het Zaad aldaar, in- en uit- ir,^™*" wendig , gelyk elders de Bloemen , *n tot der- gelyke Middelen, in veel gebruik was. (5) Hoornklaver met byna gefleelde getropte v. neergehoogene Zeisfenvormige famengedruk- Jplno/lf^ te Haauwen; de Steeltjes gedoomd en zeer Ged^oin- kort. Op Kandia groeit deeze , die , gelyk de bei- de vorigen, een jaarlyks Zaay- Gewas is, wor- dende mede tot de Wilde Fenegriek betrokken. De Stoppeltjes zyn getand. Het Bloemfleelcje wordt een ftyve Doorn , aan wier voet dikwijs vyf geaderde gladde Haauwtjes voortkomen , die van een aartige figuur zyn. (6) Hoornklaver met gefleelde getropte neer» vr. agm Cornicula* s ta. cum Cornic. ïeflexis minus & repens, Boerh. Lugdb. lï. ptC?e. ll0On> 35. Melilotus &c, C* 11 Pin. 331. Mei. ^gyptius Achi- melech vocatus. ALP. j£%ypt* 41- T. 124. (s) Trigonella Leg. fubpedunculatis congeftis «cc. Medt- cago Lcgum. fepius ternat;s &c. ïï. Cliff 377-%Foeïium Gtae* com fylvï polyceratioa Creticura niajus, Breyn* Cent. 79, T. 33. f. l. (6) Trigonella Leg. Pedunculatis congé (lis &c. GoilT. Ifc/g. 214. Gouan Monsp* Triföl. Flor. Spicatis &ce i/, Cfrtf* 37^- Lvgdk, |2ï, GKON, Oró»r. 95. Melilotus lu- II. DEEL. X. STUK. 3iJ Dubbele roeterige Krüidë^ . IV* geboogene byna Zeis fenvor ruige Haauwsë; Ax?nuU de Steeltjes lang en eenigermaate gedoomd 5 Hoofd- de Steng opftaande. STUK. 'ü0&m In de Zuidelyke deelen van Europa groeit deeze, die in 't byzonder ook den naam voert van Gehoornde Klaveren. Men vindtze insgelyks by ons in vogtige Weidlanoen en aan de kanten des VVegs van Haarlem naar O verveen. Zy heeft de Stoppeltjes enkeld, eenigermaate ge- tand ; het Bloemfteeltje vierhoekig , langer dan het Blad, aan de tip zagt gedoomd, waar on- der van tien tot twaalf kromme Haauwtjes , die korter dan de Steeltjes zyn , en deeze drie- maal zo lang als de Blaadjes , welke een Hart- vormige figuur hebben aan 't breede end Zaag- tandig* De Bloemen zyn geel ea zeer welrie- kende , zoGouAn aantekent. vu, (fi Hoornklaver met getropte , onge (teelde » Trlgoneila Ki J _ . £ , 5 , r - ' ö. J , / jun/pe- Boogswyze , af wykenae , hellende , korte /?Montpel- Haauwen ; het gefpüjie Bloemteelt je on- Herfc. gedoomd» NieC lutea major ,#Corniculis reflexïs &c. Mqïus. Hifi. ïT. p. 162. S. a, T. 16. f. 11. Tiifolium Corniculatum 2. Dod% tempt. 573. (7} Trlgonella Leguiu. congeftis fesfilibus &c. Gouan Monsp\ 396. H. Cliff* 3;7. R* Lug&b* 3gt. DAL1B. ParU^ 231. Breyn Cent. 8o# T«. 33» § 2* Hedyfatum miniiiium» Hifi. 44*. Ö I A D E L P M I A. 3I9 tsfiet alleen by de Stad Montpellier, maar ook IV. omftreeks Parys en el Iers, komt deeze voor, ^vni!*- die zeer klein is van Gewas , de Scengetjes op Ioofd- den Grond neergedrukt hebbende. Het getal JTÜK* der Haauwtjes, die mede krom zyn, is als in de voorgaande Soort. f8) Hoornklaver mei gejleelde ovaale Haauw- TrigondU Leg* Pedunculatis , fiibumbelLttis ellipticis <9> Trlgonella Leg. fesfilibus fubfolitariïs &c. TL ZeyL \ S85. Lotus Maderaspatanus villofus &c. Plck. Alm» 226, ^ T. *«°- f« 7. Aftr^alus minimus repens triphyllus, BüRM» ^ 39. \\ Rm. F/, /«^. ij U* desl stuk gaO DüBBELBROEDERIGE KrüIDEJW IV. In Oostindie komt deeze voor , in 't byzon- ^xvifi" der °P Ceylon, zYnc*e een leggend, weinig ge- Hoofd takt Kruidje , met drievoudige Blaadjes , Ey- stüiu ronde Stoppeltjes en enkelde of gepaarde Haauw- tjes in de Oxelen 3 ongefteeld. x. (io) Hoornklaver met ongejleelde, gejlrekte , ^Vmnum - ^m regtopfiaande eenigermaate Zeisjen- Gr* um. vormige gefpitjte Haauwen, de Steng op* lyriek. gmgK Dit Kruid , dat in de Zuidelyke deelen van Europa, ten minftein Languedok en Provence* wild groeit > wordt bier en elders in de Ho- ven gezaaid. Men noemt het , in 't Franfch , Fe- nugrek , in 't Engelfch Fenugreke , by ons Fe* negriek of Fynegriek , naar den Latynfchen naam, die eigentlyk Griekfch Hopy betekent* Sommigen hebben het ook Süiqua of Silicula getyteld wegens de Haauwtjes, die zeer veel ge- lyken naar Hoornen , waar van de Griekfche naam Buceras en Aigoceras afkomftig is. De Duitfchers noemen het, deswegen 3 Kuhhorn ea jBuckshorn, dat is Koe- of Bokshoorn. Het heeft een klein rond hol Stengetje, in Takjes verdeeld en bezet met lang gelteelde Blaad- (ïo) Trigotdla Leg. fesfilibus ftri&is &c. GOUAN Montp* 39<% H. Ups. 229. Mat. McL 356. R. Lugdb. 383» &c* Medicago Legum. fubfolitarJis. //. Cliff. ij6. Foenum Gtx- cum fativum. C. B* Pin. 348. Dod. Pempt. 536. LOB. Ie* II. 44r Cam. Epit. &• foenum Gr. fylveftre. C. S« Pin. 148, D X AX> K, L F H I A» 3^f Blaadjes , drie'by elkander, naar die van de IV, Veldklaver gelykende , dech aan 't end gekar Axvu7* teld. Witachtige Bloempjes komen , in klein Hoofo* getal, uit de Oxelen voort en daar op volgen de5Tuff» gezegde Haauwen (*)♦ De Wilde verfchiltdoor drfj'm zydfcheuten onder aan de Steng 3 die op den Grond leggen , door Eyronde Blaadjes en paarfch- achtige Knietjes, als ook de Haauwen ruiger te hebben. Van ongemeen gebruik was deeze Plant by de Ouden. Zy aten het Loof, eer dezelve Zaad gefchcoten hadt, alê Salade, en wel meest om loslyvig temaaken, waar toe het Sap, dat Ly- tnerig is, als Wit van Ey, of ook het Ai kook- sel, byzoöderlyk ingenomen wordt , met Ho* nïg gemengd zynde , om de fcherpheid te tem- peren. Hedendaags gebruikt men meest het Zaad s waar van het Meel in Pappen een uitmuntend Middel is , zo om te doen verflaan, als totryp- maaking van Gezwellen. Het is fterk van Keuk, walgelyk en bitterachtig van Smaak. Een Papje van dit Meel met Melk worde mee goed gevolg gelegd op Kneuzingen en blaauwe Plekken in de Huid* Het Afkookzel van liet Zaad dient om het Hoofd van Ongediert te zuiveren , het doet het Haair groeijen en geneest Oogzinkingea Veel Waters wordt door een weinig van de Olie ? die men uit het Fenegriek - Zaad perst , Lymerig gemaakt* Mé. £*} Ziet deze! ven zeer fraay afgebeeld , by TöURNEPOKT* Uïi* R. thrh* T. 2 5o. X II, DEEL. X. SïUK, %l2 DUBBELBROSDEiUGE KRUIDEN* IV. M e d i c a g o. Rupsklavcr* Afdeel, Hoofd* ^e kyzono'ere Kenmerken van dit Geflagt* stuk. dat de Vlinderbloemigen befluit, zyn, dat de Tienman- Kiel van de Vlag is afgeboogen , niet alleen 3 n'gu maar ook dat de Haauwtjes platachtig en op byzondere wyzen omgedraaid zyn ; weshalve aan fommige Soorten de naam van Rupsklave- ren en ook die van Slakkenkruid gegeven wordt, Men telt 'er negen , op één naa allen Europi- fche5 waar van de twee eerften, reeds, onder *n.D.v.de Heefters befchreeven zyn * . als volgt. ST^Biadz. 5 ll L (o) RupskLiver met Nierachtige Haauwtjes 9 Tuf*6"?0 aan ^en rant* &etand > en drievoudige Geitraaide, Bladen. Van deeze maakte Tournefort een Ge- flagt onder den naam van Medieago, als naar de Medica gelykende , waar van hy de Zaadhuis- jes of Haauwtjes y die rondom als geftraald zyn 5A zeer fraay heeft afgebeeld. Men vindt dit Zaaygewas , dat Lob el Geflraald Maan- kruid der Italiaanen tytelt > in de openbaare Kruidhoven. Sommigen hebben het Klaver ge- noemd 3 wegens het Loof , dat driebladig aan "l ($) Msdic&i* Legnm. Reniformibus Sec, H. Cliff^ 377, Ups. 230. R. Lugdb. 381. Gouax Monsp. 397. Medhago anima &c. Moris. Hifi. 11. p« 158. S. 2. T» 16. f. s* TOUR N F. Inft. 412, T* 231. Trif* Sii% falcata. C. J3. Pm» Lunaiia radiata Italorum. Lob. II. p. 38. ÜlAD ÈLPHlA. 323 •t end gekarteld is5 hebbende de Blaadjes Hart- IV; Vormig. Het fchynt uit Italië afkoniftig te zyn» Ivinf" Hoofd* (4) Rupsklaver Nierachtige Haaitwljes*'w&* aan den rand getand en gevinde Bladen. ?J^fcag(} Circmata. In Spanje en Italië groeit deeze, die leggen* h^°^c, de Stengetjes heeft , jmet de Bladen meest vyfvinnig, het uiterfte grootst en Eyrond ; de Bloemfceeltjes langer dan de Bladen , meest viernloemig, met Eyronde Blikjes, grooter dan de Bloemen 5 bepaald* (5) Rupsklaver met getroste Steelt j ei 9 gei- v+ draaide Haauwtjes en eene opgeregte glad- SEchte\ de Steng. (0 Rupsklaver met getrofle Steeltjes * half; vu maanswyze Haauwtjes en eene leggende j^f^mZ Steng. f7) (4) Medlcag» Legnm. Reniformibas &c. H. Cl ff. Ups. R. Lügdb. GcüAN Monsp. Loto afSnls Siiiquas circinatis. C. B. Fin. 353. (5) Medkago reduncuHs Racemofis &c. Ui CU ff. R. lugdb. Gouan Momp. Medica legitima. Glus. £/(/?. II. p. 24a. Medica fat? va. Moflis. Hifi. 11. p. i5ot S. T. i£. 2, F een urn Eurgundkmm» Lob* Ie. 11. p. 36. (6) Medkago Ped. Racemoils &e. Gort. J3fc/£. 214. GöüiWï iJ/ons/>. 398. «F/. S*#. 620, 677* Dalïb. 2^9. KRAM. Atiftr. 225* Medica flavo Flore. Clüs. II. p. 243, ïjifolium fylv* luteum Süiquü cornurö, C, B« -Pf»# 33^ X 2 H, DES** X. STüS» 3^4 Dübbelbroederig e Kruiden; IV» (7) Rupsklaver met ovaale Aalren^ Nier ach* 'Afdeel* ti^e eenzaadige Hmuwijes en hurkendè Hoofd*- Stetigeifes. $tvk. vu. f8) Rupsklaver met getroste Steeltjes , Slak* ityïZal hoornige gedoomde Haauyvtjes en een hur- upppig^ kende Wollige Steng. vin. zecksims* Deeze vier Soorten behooren tot het Kruid ^ dat men in 't Franfch Luzerne, en by ons Rups* klaveren noemt. De eerfte komt vöort in de Zuidelyke deelen van Europa y de laatfce aan de Oevers der Middellandfche Zee , doch de twee middelfcen groeijen in 't wilde door gehsel Europa , zelfs in Sweeden en in Vriesland op de Koornlanden > in de W eiden en aan de We- gen. In Switzerland zyn deeze twee zeer ge* meen en men achtze weinig minder dan de eerfte 9 wier Teeling federt eenigen tyd groo- telyks is aangepreezen (*)♦ Lob el maakte *er reeds gewag van , onder den naam van Borgoens Hooy 5 in Provence Lauferde ge- naamd , en zegt , dat het uit Medie in Grie- kenland en Italië gcbragt zy , waar van het den naam (7} Mdicago Spïcis ovnlibiis &x. GORT. Belg* 215. GOUAM 'Jtfinsp. H. Clitf. K, Lugdb* &c. GRON. Virg. :io. Trifo- lium Pratenfê luteum Cspstulo breviore. C. B. Pin, 328. (2) Medicago Pedunculis Racemofis &<:♦ H. Clijf. EL. Lugdh. GOUAN Mor.sp. &c. GRONV Or. 230. Trif. Cocïi- leatum maritimum tomentofum. C. 15. Pin4 3*9« Mectica Sarina. Clus. Hifl* II. p. 243» Eob. U\ 11. 38. (*) Zie het Werk over den Nieuwen Landioma , hy F* Houttuyn uitgegeven; IV. Stuk, bladz. 155, enz. DlABS LPÜIA. naam als Herba Medica^ dat is Medifch Kruid , IV. zou hebben bekomen* ^xviïïf Hoe 't zy , het was den Ouden zeer bekend Hoofd- als een uitmuntend Beelten * Voeder 3 dat men8TUK' zestienmaal in 't Jaar kon afmaaijen , volgens Palladiüs. In Perfie bevondt Olea- r i u s hetzelve de voornaamfte Leeftogt te zyn van cie Paarden. In Spanje werdt het, ten zelf- den einde, ook vee! gezaaid en niet minder ia Languedok en Provencc , of ook in Bourgon- die en andere deelen van Vrankryk* Wegens de ongemeene voedzaamheid en dat het ver- fcheïde Jaaren oveiblyft , wordt het ook wel Sainfoin , dat is Gezegend Hopy , 20 wel als de Haanekammetjes voorgemeld*, geheten en * Blafiö daar mede verward. Drie of viermaal 's Jaars *4~* -kan men het in Vrankryk afmaaijen en dus le- vert het veel Hooy uit : doch heeft dit gebrek v dat de Beelten zig, zonder iets anders daar by, 'er can te barften zouden eeten. Ook vereifchc het, om te flaagen , een vetten wel gemesten Grond , waar aan het in veele Landen ont- bveekc (*)♦ De^ze Kruiden hebben een Klaverachtige Ge- ftalte en gelyk-n veel naar de Meliloten* De cerfte of echte Rupsklaveren groei jen onge- vaar een Elle hoog, en hebben paarfchachtige , ée anderen geelt* Bloemen. De tweede en der- ét ! {*) HALL. Ihlvé incboat. Tom. L p< IU DssLt X, Stuk, <óï<5 DuBBELBaOEDERlCE KroIüJJH, Wel. te bIyV*n hage\ cft ?™nen nfet op zig zelve xvhk ftaan. De vierde , die aan den Zeekant van • SS?* Ifnguedok ea Provence groeit , is de aller- Rleinfte. Het onderfclieid der Haauwtjes blykc •jgmc» öft de opgegevene bepaalingen van ieder Soort. De twee Jaatftcn hebbenze ftekelig of gedoomd en de Zeekants -Rupsklaveren munten dooreene Wolachtige Haairigheid uit, welke dit Gewas bekleedt, gelyk veele andere Zeeplanten. 0» ^^lavér met Slakhoornige Haauwtjes, poiymir- greinde Stoppeltjes en ver/preide Stengen. SST" VaQ deeze> die5^gens de Haauwtjes, Slakkenkruid genoemd wordt 3 in de Zuidelyke deelen van Europa natuurlyk groeijende eu anderszins veel naar de voorgaande gelykende doch kléiner vqn Gewas , en een jaarlykfb Zaayplant zynde , komen aanmerkelyke Ver- fcheidenheden voor, die door den Ridder aldus onderfcheidcn zyn. / OW*- A. Slakkenkruid met eenzaame SIakhoorm'*e neer- Ëm H. Cliff: z3o. R. Z,*£^. 38i. Guua* 3>?- DALIB. P^r/i. 230, KRAM. Aujlt. fliS.GOBT. 215. TriÉbJ, Cccbiearum Fruclu nigro hispidc;. C. B. fftp* 329. A. Med. Leg. folirariis . &c. Medica major dicarpos MOBis. m V. p. |3i. S. 2. T. ,5. f. 1. Mcd. ÖibicuU* ta. ïuURttf. .nft. 4!o4 Gê$ Fr*v. 5^. N. 5, D I & V E L P H ï A. 317 B. Slakkenkruid dat grooter is, tweevrugtig, de IV. Haauwtjes Kogelrond Schottelachtig. ^xvmL* C. Slókkëniruid met gedraaide Haatiwtjes , groot ^u°FD" en klein, ongedoornd. ^uteLa. Gefchot- D. Slakkenkruid met een Tolachtige Vrugt. teld» T omatam E. Slakkenkruid dat grooter , gedoomd is en Gedraaid, tweevrugtig, de langfle Doorntjes op- en x\e-^rbinam derwaards geftrekt. Tolachtig. Intertexta» F. Slakkenkruid dat kleiner is en veelvrugtig ; de Doorwc* ven Haauwtjes grooter wit; de Blaadjes Hartvor- Arayica mig met een bruine Plek, Arabifch. G. Slakkenkruid met een zeer kleine Vrugt, dsCoronata^ een wederzyds getand Kroontje. H. Slakkenkruid met getropte Kogelronde ileke- CiUariu lige Haauwtjes, d-e Stoppeltjes kanthairig. I* B. Med. CocM. major dicarpos &c. Moris. IblL f.4, Medica Scutellata. Toörnf* bsjl. 410. Ger N. Leg. Cochleatis Ipinofis &c. Ger. NV 12* V aill. Pariu T. \%f£* 7. L. Mcd. Lcgum. Cochleatis , Aculeis uncinatis &c, Oei* Mcdïca cchinata mi» ma. J. B, Hifi* iU p. 386. M# Med. Ccchleata óiczrpos , Csps. Spinof^. rotundg* Koris. utfupra. f. li. Ger. Pav. N. g. N. *ied. fedunc. paucifloris &c. Ger. N. i*. JMoris^ UtS. f. 19 • O. Med. Fru&u echinato , Fol. Linearibus dentatis. GouAif fionsp, 400. MetJ*cago Syriaca. Rjv, Tttrap. 205. Mcd» IV xvfii. HöOFD* £T - Rug. Minima Gedoemd* J^i r ra* Zwart, Gefnip- peici» Zo veele Verfcbeidenhedcn komen 'er voor IV* van het zogenaamde Slakkenkruid , welke bo- k^nï? vendien ook in andere opzigten verfchillen. Hoofiw De eerfte , naamelyk, heeft op drooge £rqn-STV*# den de Stengetjes maar een Handbreed, op jj£c*n* vcgtige vette Gronden een Voet lang, op de Aarde leggende: de tweede heeft de Stengen ten deele opgeregt , een Elle , de vierde lom- tyds wel anderhalf Elle lang. Weinig kleiner zyn zy in de vyfde , doch de Arabïlche valt kleiner , zo wel als de volgende* Het Loof aangaande , dit heeft de Blaadjes naar die van Klaveren of Meliloten meer of min gelyken* de, uitgenomen de laatite , alwaar.de Bladen langwerpig en Tandswyze uitgehoekt voorko- men» Van het verfchil der Zaadhuisjes, dat in de bepaalingen opgemerkt is, geeft Mo- , uison zeer fraai je Afbeeldingen» Zy vallea in de eerfte Soorten als Hazclnooten of groo- ter, in de laatften kleiner dan Erwten. Som- migen zyn plat als een Dubbeltje, als Schot- teltjes of Napjes in malkander, of als Neften van kleine Korfjes; anderen gelyken naar Ton- netjes, die aartig gedraaid, als geborduurd, of flekelig gedoomd en als de Klisfen met Haak* jes bezet zyn. Zy beftaan uit een Slangswyze in «licarpos laciniata. Pluk. Alm» 24*. Trif. echinato Capfre* Dod. Mem, f. p. 123. Trifoiium Fru&u echinato MAGtf» J&enip. 271. T. 270» Tfif Cochl. Spiftofum Syrncum, fol» L&cmiatis. BREYtf Cent. 8i. T. 34. !!♦ Biel. Xé Sras« , v 330 Dubbel broederige Kruiden, in één gedraaid Strookje , waar tusfchen de Afdeel, Nierachtige Zaadjes zyn vervat, Hooït Vaa dit slakkenkruid > 'c ZY ^n hoedanig stuk* ook, wordt weinig of geen gebruik gemaakt, dëwyl men beter Kruiden tot Beeften • Voeder ntge' heeft. liet dient aileenlyk tot aartigheid , we- gens zyne zonderlinge Zaadhuisjes, in de Ho- ven en groeit als Onkruid in de Koornlanden der Zuidelyke deelen van Europa. In Egypte ïs het, op vogtige Velden , gemeen* Het Ge» doornde zou ook in Friesland voorkomen, zo Me es e aantekent; # XIX. HOOFDSTUK* Eefchryving der Veelbroederige Krui- den ( Polyadelphia ) , dus genaamd om dat de Meeldraadjes tot verlcheide Voetftukken zyn vereenigd ; gelyk in 't St. Jam Kruid enz. plaats heeft* TP\e meefle Gefiagten van deeze Klasfe be- Jhf: hooren tot de Boornen en Heefters eu zyn derhalve reeds befchreeven. Ook komen 'er maar elf in voor , die in de Rangen van Vyf- Twaalf- Twintigmannigen en Veelman- nigen ond ërfchéï Je- iyh. Tot de Twaalfmanni- gen behoort het Geflagt van Mon- P O L \' A j) E L P II I AJ 331 MONSOHI A, IV; Afdeel* Een vyf bladige Kelk en vyf bladige Bloem ; q J^1*^ vyfcien Meeldraadjes tot vyf Vezelen famenge-srüK#; groeid ; een vyfdeelige Styl en vyfzaadig Huis- je; maaken de byzondere Kenmerken uiu Maar ééne Soort is van ditGefiagt bekende*), *• . die den bynaam van Schoone voert , wegens de /pech/a. fraaiheid der Bloemen. Het is een Kaaps Plant* Sch0°»** je, door den vermaarden Bre ynius in Af- beelding gebragt , dat eenigermaate gelykt naar de Geraniums* Het heeft veele gefteelde Wor- telbladen , die aan 't end Vinswyze Blaadjes hebben , zeer fmal , doch eenigermaate Lancet» vormig. Hier tusfchen komen twee of drie en- kelde Bioemfieeltjes voort , die eens zo lang als de Bladfteelen zyn , in *c midden , op de manier der Anemonen , gekranst met zes Lan- cetvormïge Blaadjes, en op 'c end een grcote Bloem hebbende, welke uit vyf gelyfce Eyron- de Blaadjes beftaat en naar die der Nigelle veel gelykt. Men vindt 'er vyf Vezelen in, welke ie- der ten halve in drieën zyn gedeeld , met haarc < Meelknopjes , en uit het midden ryst de Styl als een Pylaartje, dat met vyf langwerpige , by* (1) Monfonia* Syft* Nat* XII. Gen» H6%< p. 50$* Veg* XIII. p- 580* Gen. Plant. 578. Mant. 105. Monfbnia graü* diflora. BüRMé Prodr. Cap* z%+ Geranium Folio tenuisiime disfe&o, Fiere fingulari amplisümo» Bbeyn Frodr.lll.dpp* 31, T. 21. f. 2. 332 Vkjslbroederi gs Kruiden; IV. byna Rolronde , gekleurde Stempels praalu Ik Afdeel *heb een Exemplaar van deeze Plant. Hoofd» Onder de Veelmannigen komt het Geflagt stuk. van H v p e r r c u m. St. Jans Kruid. Waar van ik reeds veertien Soorten onder * li» v.(je Heefters heb befchrceven * ; zo dat oogmaat ST.bl. 5 64, • - 11 ii enz, een -en -twintig overbïyven, als volgt. xiii- ( *3) St. Jans Kruid 772^ï driewyvige Bloe* Qrtmtlu? men> omSe^00Sen Stoppeltjes en langwer- ooi^rfch. pige Tandswys' gekartelde Bladen. xiv, (14) St. Jans Kruid met driewyvige Bloemen > ^twwT* een ron^e ^aaS Heefierige gedoomde Steng en langwerpige Bladen* xv. (15) St* Jans Kruid met driewyvige Bloemen > Kampend. €en ronde krwpende Steng en Lancetvor* mig Liniaale Jiompe Bladen. In de Levant heeft de vermaarde Tour Né- fort deeze drie Soorten ontdekt, waar van de ee?fte Stengen van een Elle hoog en Bladen hadt - /13) Hypiricum Flor. trigynis Sdpulis r&fkxis &c. Hy- per. Oriëntale Ptarmicx foliis. Tournï. C*r. 18. lu II. T. p. 97- ' (14; hypericum Flor. trïg. Caule tereti &c. Am. Acad. IT. p. 287. Hyp* Oriëntale Caule aspe;o purpureo. Toubnf. C$r. 19. (15} Hypericum Flor. trig. Caule tereti repente Sec. Aml Acad, ibid, Hyp. Oriënt. Polygoni folio. TOUKNS. Or, i$t F O L Y A D E L P H I a. 333 hadtals het Wilde Bertram onzer Velden, ieder iVi met twee Oortjes , die zig als omgeboogene A™f Stoppeltjes vertoonden : de tweede ruuwe en Hoofd* paarfche , Kruidige Stengen, met Bladen van«u*, eene ovaal Lancetvormige figuur : de derde Kleine Blaadjes , als van het Varkensgras en Draadachtige kruipende Stengen. (16) St. Jaos Kruid met drkwyvige Bloemen f xvi. de laagfien ongepeld; de Steng tweefny- dig Heejlerig_, de Bladen Lancetvormigr Ktodacwli Liniaal. In Noord -Amerika groeit deeze; die regte paarfchachtige Stengen heeft ; een Kleurigheid zeer eigen aan dit Geflagt. De Bladen zyn InmU Ier dan die van den Olyf boom en gelyken veel naar het Loof der zogenaamde Egyptifche Wilg. Het Gewas blyft altoos groen en draagt zeer fraai je geele Bloemen , waar van die deronderfte Mikjes ongedeeld, de overigen, welke de Aair uitmaaken, gefteeld zyn, zelden meer dan ze- ven in getaU Zy hebben de Meeldraadjes kor- ter dan de Bloemblaadjes. 07) Jans Kruid met driewyvige Bloemen xyir* en Liniaale over elkander leggende Bladen, jachtig» In (16) Hyperieum Flor. trlg. primordialibus fesfilibus &c> Mant. 106. Hyp* Flor, ferai - trigynis &c. Gron* Vivg. IU 112* (17) Hipericum Flor, trig. Fol. Liaearibus imbiicatis. Hvp* r Mn II. DEEL? X. STUK, VeELÜROEDERICE KüüïBE^ IV, In Portugal en Spanje groeit deeze* die zeer ïïoofdÏ ^lein is- van Gewas et> zjg geheel Heyacbtig ,xix. vertoont, met eene Afchgraauwe wolligheid. «TUK* xvrr. (18) St. Jans Kruid met driewyvige Bloemen 3 lllZtn/L de Bladen Liniaal - Lancetvormig > de d Kf £*" Sfewg vierhoekig, de Zaadhuisjes gekleurd* In Kan ada groeit, volgens den Heer Kalm, deeze , die ronde Takkige Kruidige Stengetjes heeft en zeer kleine gedeelde Bloempjes, van grootte als der Spurrie , gevolgd wordende van roode Zaadhuisjes. xix. (S9) St. Jans Kruid mei 'driewyvige negen- Virgini- mannige Bloemen , een ronde Stens: en turn» • 0 1 T>? 1 virginifclu Eyronde omvattende Bladen. Aan zekere jonge Virginifche Dame , Jen- ny Colden genaamd, werden, door Dok- tor Garden* de Kenmerken gezonden van een Plant, niet ver van Nieuw Engeland , in 9t jaar 1754 gevonden, doch welke zy reeds in haare Verzameling hadt , hebbende dezelve een Jaar vroeger ontdekt. Aan d^eze gaf die Kruid- kundige ©ame , naar welke waarfchynlyk '£ Geflagt van Coldenia benoemd is , ter eere van ge- Ericoides minimum Fol. cinereis. Pluk. Alm4 189. T. tives- tum- Gemeen* {*) 't Geilagt vin Gardenia, een zeer fchoonen Kaaofen ®f Ooftindifchen Bloem - Heefter bevattende , is door mj reeds in het II. D. IV. Stuk , bladz. J87, befchreeven. (20) Hypericum Flor. trig, Caule quadrato Herbaceo. GOKT. Belg- Zl6. GOUAM Monip. +o. 473. Kvp. Ascyron di&nm Caule quadiangulo. j< B. Hifi. III. p. 382. Ascyron. Dod. Tempt* 7*. LOB. ïc. 399* (il) Hypericum Fl. trig. Caule ancipiti &c. Mat, Med. G6RT, Belg. KRAM», Auflr* Zl$. GOUAN Monsp. 402 » XI. DEEL. X. STUK» 336 Veelbroederige Kruiden. IV; Afdeel» xix. gOOFIÏ- tweefnydende Stengen en fiompe dwrfchy* nend geflipte Bladen. stux. Dit is het gemeene Si. Jam Kruid, in de Apotheeken by den naam van Hypericum be- kend , dat men in 't Engelfch ook St. Johm Worty maar in 't Franfch Millepertuis noemt, om dat de Bladen met een menigte van Gaat- jes fchynen doorboord te zyn ; weshalve het ook Perforata en Porofa is getyteld. Die door* féhynende Stippen, öogthans , zyn flegts Olie- blaasjes. Eenigcn hebben het Fuga D&monum en by ons Landvolk Jaagt den Duivel gehe- ten, om dat het tegen Opltyging, Benaauwd- heden en Zenuwkwaaien ? die de Menfchen fomtyds als bezeten maaken , dienflig is, Het Kruid , dat op Akkera , Velden 5 aan dé Wegen en in Bosfchen «> zo by ons als door geheel Europa, van zelf groeit, komt ook veel in de Tuinen vóór, en is iedereen bekend. De Bloemen zyn geel , doch aan 't end der Blaad- jes met zwarte Stippen befpreagd; gelyk ook ieder J^ondekje van Meeldraadjes een zware Kliertje heeft. Dit alles ootftaat uit de over- vloed van Olie of welriekende Gom - Harst , naar Terbenthyn gelykende, die het Afcrekzel der Bloemen in Wyngeest rood klemt, hoewel zy ook afgeeft in Water. Door Deftillatiekomt 40a. R. Luge&t 474» HAM.. Helv, 630* HyperlGum vulgaré* C. B* Pin, 279. Hypericum. DQD. femfU 76. Loi. Ic,z$§% uit P O L Y A D S L P H I A> 33/ uit een Pond der Toppen van dit Kruid , die IV» men meesr gebruikt, wel een Once Olie, en F^^* de Woitels geeven een zuuren Geest, afs Ho. Hoofd- nigachcig* 8TÜK* Het Sc» Jsns Kruid wordt gehouden voor een öitm'uötend Wondmiddel, inzonderheid de Olie % welke op de Bloemen geftaan heeft; die, niet rar»s geworden , ook zeer dienftig is tot Brand- fteden. Als een Geheim hebben fommigen die Olie , met het uitgeperfte Sap gemengd 9 voor een Wondbalftm uitgevent* Inwendig wordt het Aftrekzei der Bloemen als Thee tot ver- zagnng van de fcherpheid der Vogten, en om . de Kwetfuuren der Ingewanden, in Bloedloop en andere Vloeijingen , te geneezen , zeer ge- roemd. Eenigen hebben 'er Koonsverdryvende kragten aan toegefchreeven. De Ouden acht- ten het St. Jans Kruid openende en Pisdryven» de. Boerhaave heeft uit deszelfs gebruik een heefchheid zien ontflaan in de Keel. Daar heerfcht , naamelyk, een fcherpe bitterachtige Smaak, zelfs in de Bladen, en het Afkookzel ïs Wormdoodende. Het Zaad is meest famen- trekkende. Droog geeven de Bloemen aan Wol f die van Aluin doortrokken is , een taamelyk fchoone geele Kleur. Het Aftrekzei en Afkook- zel der Toppen wordt , als men 'er Koperroot in doet, green (*)♦ (*) HALL. Heh. kebuu flU p. $* Item B.ÜTTÏ M*t9 ffltd. ad tit. Hyp. Y H« Deel x4 Stuk 33* Veelbroedérigë Kruiden. IV. (sa) St. Jans Kruid met driewyvige Bloemen $ ^f xfx'L* %n ^e ^xe^en eenzaam , twee/nodige leg- Hoofd» gende Drwdachüge Stengen en gladde stuk» Bladen. èimifu/uZ (23) St» Jans Kruid met driewyvige Bloemen , jLeggend. ronde Stengen en onge (teelde Lancetvor* Crilplm miëe ^a^eny die aan den voet Golfswyze Gelaaid, getand zyn. Deeze beiden in de Zuidelyke deelen van Europa 5 de laatfte inzonderheid op Sicilië , in Kalabrie en Griekenland gröeijende , zyn kleine Plantjes 3 door het gemelde zig genoegzaam on- derfcheidende. De laatfte heeft ongemeen klei- ne gekrulde Blaadjes. De eerfte heeft men ook in Sweeden en by ons gevonden. xxiv. (24) St* Jans Kruid met driewyvige Bloemen > ^lT$mïn- Zaagswys geklierde Kelken 9 een opgeregte aend» ronde Steng en Eyronde gladde Bladen. 05; (22) Hyperlcum Flor* trig. Ax'tllaribus folitarns &c. Gort. Belg, 216. FL $uec> II. tfsi. Guett. Stamp. II. 174. Oed. Dan. T. 141. HALL. Heiv. 360. Hyp. minus fupin. glabrum. C. B Pin. 279. Hyp. flip. minimum. Clus. Hifi. 1L p. 181. Lob. U> 400. (-O Hyptrieum Flor. trig* Caule tereri dcc. Mant* 106* Hyp. crispum trïquetro ct cuspithto folio. BOCC. Mus. II. p. 31. T. 12. Hyp. Fol. parvis ciispis f. finuatis, Siculum. RAJ. Hifi. ïoip, (2O Hypeticum Flor. trig. Cal. ferrato » gland, &c, Oed. | Dm. T. 173. Flt Suec. II. 683. Hyper, elegantisfiraum. J. B. Hifi. III. p. 383. Hill. Plant. SS7* T. 14» Androfje- mum Campodarenfe. Col. Ecphr. I. p. 73. T. 74. Ascyrum f. Hyp% bifolium glabwra, non psribratum. C. &• jP/*.a8©« Pol y aöelphiaJ (*5) Sr. Jans Kruid met driewyvige Bloemen 9 I\T«! Zaagswys geklierde Kelken,, een opgeregte ronde Steng en Eyronde ruigachtige Bladen* Hoofd-' stuk. Op de Gebergten , zo wel der Noordelyke xxv. als Zuidelyke deelen van Europa , komen dee- H^™^ ze beiden voor en de laatfte valt zelfs in Hol- ^Ruigbia- land aan Duinbeeken en opy vogtige Gronden , 's' als ook in 't Sticht en elders. Men noemtze Ruig Herts Hooy ; öm ze dus van dat Kruid met vierkante Stengen , 't welk Herts - Hooy genoemd wordt, hier voor befchreaven* en op de zelfde plaatfen groeit, te onderfcheiden. Dè een zo wel als de. andere Soort , meest in dö ïuigtd of gladheid der Bladen verfchillende ^ valt ook in Switzerland. In kragten gelyken zy het St. Jans Kruid eenigzins. , (26) St. Jans Kruid met driewyvige Bhenien, xxvv Zaagswys geklierde Kelken en half omvat- j^ment0* tende bogtige Wollige Bladen; de Stengen woi% leggende. f27) St. Jans Kruid met driewyvige Bloemen f xxvir. Perfoii&- eentum. Doorbid* (25) Hypericunt Flor* tr?g. &c. GORT. Belg. 217. Gouam^ê* Momp. 402. Cliff. 380. R. Lugdb. 474. Hyper. Andro* ferrmm diftutn. J, B. Hifi. III. p. 382. Androf. Ascyron dï&nm Caule rotundo. Mori's. Hifi. II. p. 171. $t 5, x« 6. f. Iff* (26) Hypericum Flor. trig. &<:♦ GOBT. Belg, aig. GoUAïS Monsp* 402, Hyp. fup. tomentofana. C. E. Fin. zjp* Guit» Hifi, lh p. 181-' (27) Hypericum Flor. trig^ Caule fubanripiti 8cc* Y 2 340 Veelbroederige Krüidemj IV. een byna tweefnydige Steng , omvattende ^Tixf** Eyronde Bladen ; fofr Kroontje met de Bl&e* Hoofd- men ongejleeld* STUK» xxvtit. (2%) St. Jans Kruid met driewyvige Bloemen , ^jLiodtT een ron^e druipende Steng, pluizig %o Pluizig. wel als de Bladen , die rondachtig zyn. Deeze drie, waar van de eerlte in de Zuide- lyke deelcn van Europa, de Iaatfte op Moeras- fige plaatfen van Vrankryk en Engeland groeit, hebben veel overeenkomst. xxix. (29) St. Jans Kruid met driewyvige Bloemen f SöflT* Zaagswys geklierde Kelken , Hartvormi* ge gladde doorboorde Bladen , en^ ronde Stengen» In de Zuidelyke deelen van Europa , als ook in Switzerland, doch zeldzaam , komc dit Kruid- je voor, dat Tragus fchoon of fraay St. Jans Kruid genoemd heeft. Het heeft de Bloemen byna Oranjekleurig» (30) (28) Hypertcum Flor. tirïg, Caule tcretï repente &c. As» cyrum fupinum Villofixm paluftre. C. B. Pin. 280. ASc, fu« pinum Elodes. Clus, Hifi. App. alt* Garyophyllus paluftris, Poliis fubretundis incanis , Flor* Aureis* Mehtz Pug* T* 7. f. 3. au ? (*S>) Hypericum Flor. trig. Calyc. fcrraro-glaiidulafis Gouan Monsp. 403» Hyp. Calyce ferrato , Fol. Cord. con- natis. HALL. G$tt. 116. Hyp. minus ere£tum. C. B. Fin* 279* Hyp. pulchrum Tragi. J. B. Hifi. III. p. 38 *♦ OjED» Dan. 75* PoLYADELPÏÏIA. 34 1 (30) St. Jans Kruid met driewyvige Bloemen 9 IV; Zaagswys geklierde Kelken, de Bladen Hartvormig rond en glad* < Hoofde STUK. Op de Pyrenecfche Bergen groeit deeze Soort, XXx. welke de Bladen byna rond heeft, als die v^ulf€Yicum \ Penningkruid , van onderen roodachtig , de larium Bloemen groot en bleek geel, met de Blaadje? in den omtrek gekarteld. Zy is niet, gelyk de voorgaande , opgeregt , maar leggende , heb- bende Stengetjes van omtrent een Handbreed langtc. (31) St. Jans Kruid met driewyvige Bloemen 9 xxxr. Zaagswys geklierde Kelken en byna ge-Hcyacht?g. hranfte Bladen. Dit naar Hey gelykend Kruid 9 is voor de echte Coris van Dioscorides gehouden. Het groeit op drooge Heuvelen der Zuidelyke deelen van Europa en in de Levant, De Steng bereikt van één tot twee Ellen hoogte. Aan den (30) Hyperlcum Flor. tng. Cal. ferrato - Glandulofis &<;♦ Hyp.Nummulari* folio* C. B* Pin. 179. Prtdr. 130. Pluk. Alm. i$8» T. 93. 4. Arjdrofaemum fupinum Saxitile. Bocc Mus. II. p. 13 4- T. 9U (Si) Hypericum Flor. mg. Cal. ferrste • GlairJ. &c. GRO!*T. Oriënt, 240. Hyp. G Coris le^itima Erica: fimtlis. Mgris, Hiy?. II. p. *68. s- v» T- c- £ 4* Hypericoidcs Coris quo- rundam. J. B. Hifi. ÏIU p. 334- Coris Jutea. C. B. Pin. a8o, Hyp. faxatile tenuisfimo 3c glauco foiio. Tournf» Y 3 II. Deel* X. stuk* 342 Vëelbroe©eiiige Kruiden. IV. den voet van ieder Blaadje zyn twee Stoppel» AFxa!" tjes, van de zelfde figuur en grootte; dus ko* Hoofd'- men 'er , dewyl de Blaadjes gepaard zyn, als stuk. zes Blaadjes , die een Kransje maaken, by el- kander voor ; zegt de Ridder* xxxiu (32) Sc Jans Kruid met tweewyvige Bloemen ; *mttiium\ Blaadjes Eyrond ongefieeld. Met dit Virginifch Kruidje, dat naar de Klei- ne Santorie gelykt x doch de Blaadjes zo digt tegen de Steng aangedrukt heeft , dat het zig als Bladerloos vertoont , befluit ik hier de befchry ving van dit Geflagt, als hebbende de twee volgende Soorten 3 die Heefterig zyn y reeds voorgefteld. Ook loopt hier mede de Klasfe der Veelbroederige Kruiden ten einde* (32} Hypericum Flor. digynis, Fol. qvatisfesfiUbus. Gron. Virg» iiz» Centaurium lutmoi Aquaticum peifoliatuin Fiore fiavo 1 Foüis fubrotusidis glaucis. Clayt. N. 232. XX, HOOFD* Syngenesia» 343 Afdeel; XX. HOOFDSTUK. ^ Befchryving der Samenteelige Krui- TUK" den (Syiigenefia) , bevattende de Straal*, Sterre- of Zonnebloemige enz : gelyk de Sa- lade , Endivie, Cicorey, Artichokken, Scor* zoneeren en andere eetbaar e ; de Paardebloe- men, Klisfen , 't Reinevaren > Duizendblad, Mater, Alfem , JBy voet , Kamille en andere Geneeskragtige ; de Afters, Koorn- en Zonne- bloemen, Gulde Roede, Chryzanten en an* dere Jierlyke; de Doornen, Dittels en andere fchadelyke Planten of Onkruiden, De reden der benaaming, de eigenfchappen en onderfcheiding der Planten , die 5a- menteelige genoemd worden , om dat de Bloe- men uit een menigte van Blommetjes , in een gemeene Kelk vergaard , beftaan ; is door rny zo omftandig verklaard , toen ik de Heefters , daar toe behoorende, befchreef (*), dat ik den Leezer flegts daar toe behoef te wyzen , en dus gaa ik Voetftcots over tot den Eersten Rang* Egaale Veelwyvery. Die zodanige Kruiden bevat, wierBlomme- 1 tjes , C) Zie het geheele XVL Hoofdstok. aan 9t ht%in van het II. Deels, VI. Stuk, «leezer Natuur ly& Hrjlerh* Y 4 II, Deel» X# S tuk;. 344 Samenteeligë Krüibeü^ IVw tjes , uït welken de Hoofdjes beftaan y alïeti AFxxfU Twee/lagtig zyn , dat is 3:0 wel een Styl en Hoofd- Vrugtbeginzel als Meeldraadjes hebben. I'o stuk. deeze Rans; komen negentien Geflagten voor 3 rwtjS- die Tongbloemig , negen die Kopbloemig en der-» »*> tien die Schyf bloemig zyn > als volgt. A Tongbloemige. Semiflosculoji. Geropogon. Grysbaard. De Stoel met Borfleïige Kafjes bezet ; een enkelde Kelk; het Zaad op de Sehyf met Pluim* achtige Zaadkuifjes ; dat van den Omtrek met vyf Baardjes. Dus komen de Kenmerken van dm Geflagc voor , dat de drie volgende 3ooue& bevat. t. (1) Grysbaard met gladde Bladen* Gtroptgt* w labrum* Giadbia* ft) Grysbaard met Raairige Bladen. _ l1' Deeze twee, in Italië natuurlyk groei jende. Ruigbia- verlchilien meest door de gladheid of ruigte Ó1S' der Bladen y welke Grasaehtig zyn , komende de Geftake, voor 'c overige, die van het Boks- baard Ci) Geropogon Fo!. gUbris* Syft. Nat* XII: Gen. 904, f. 518. Veg* Xfïl. p. 592. Tragopogon Grarainea folio glabrum. Raj. SuppU 149. Trag. CaJ. CorolJ. Radio longio* libus. H. Ups. 243. JAG(^ Hort. T* 33. {%) Geropogon FoL püofis. Trag. Gramin» foliis hiriuti^ C. B. Pin. 275» CoL* Ecpbr. I. p. zn. T. *3i. Syncbnesia* 34s baard naby. De Kelken , naamelyk, zyn groo- IV» ter dan de Krans der Bloemen , die in beide AFxxEU deeze Soorten roodachtig zyn van Kleur. Hoofd- stuk* (3) Grysbaard met de Kelk in een byzonde- nu re Kelk begreepen. ggj£ turn* Deeze vergaat niet jaarlyks 5 als de anderen y Gekcikt. en heeft veel Takkige Stengen, met de Bloe- men aan "c end, die voor het bloei jen knikken* li Getal der Blommetjes is menigvuldig. Tragopogon. Boksbaard. Een naakte Stoel , een enkelde Kelk en Ge- pluimde Zaadkuifjes , onderfcheiden dit Geflagt , dat bovendien aan de Geftaïte kenbaar is. Men vindt 'er de elf volgende Soorten in begreepen, (1) Boksbaard met de Kelken zo lang als de t> Bloemkrans ; de Bladen onverdeeld en ge-g^pfZ'' Niet ongemeen is deeze Soort in verfcheide deelen van ons Nederland 3 voorkomende aan We- ($) Geropegon Calycibus Calyculatis, Jacq. Hart. T, 106. (1) Tragopogon Cal, Corolla: radium a:quaatibus &c. Sy/Ï* Nat.XU. Gen 505. p. 518. Ver. XUh p. 592. Trag. Cal. Florem fuperantibus &c. Mat. Mei. 37a. GORT. Belg* Ai9. Fl Succ, 648 , 684, R. Lugdb. 119. DALIB. Paris, 242. Tragopogon Fratcnfe !uteum majus. C. B. Pin. 274. TouRNF. lnfl. T. 270. Tragopogon. Dgd, Pempï, hQTSé Ic. 5 s o. YS II. Deel. X. Stuk, 34« Samenteelige Kruiden; IV. Wegen en op de Akkers y gelyk door geheel AfxxEL* EuroPa* Men noemtze 5 volgens de betekenis Hoofp* van den Griekfchen naam Tragopogon, m 't stuk. Franfch Barbe de Bouc , in 't Kngelich Buckes* v^wf!^' en Goats Beard > by ons * aIs ook in 'c Hoog- *w duicfch , Boksbaard , wegens de Pluizige Haai- righeid der Zaadkuifjes , uitpuilende van dea Kelk. Het wordt ook Jofephsbloemen geheten» De Steng wordt een Eüe hoog en is Takkig verdeeld 9 omringd met breede Grasachtige Bla- den , die als een Scheede denzelven omvatte» , uitloopende in een lange fmalle Staart en dik- wils met de enden neerhangende. Aan *c end van ieder Takje komt een groote Kelk , met lan- ge Punten, waar in de femengeftelde Bloem, van binnen geel , van buiten paarfch zynde. Op den Stoel, die met Kuiltjes geflipt is , rypen de lange groote gefleufde Zaaden aan , die een Pluis hebben , byna als de Scorzoneeren en Paardebloemen (*). Een Melkachtig Sap bevat dit Kruid, welks Steelen en Spruiten, in 't vroege Voorjaar, on- der den naam van Salfefi of Sasfefi , geftoofd op (*) De zonderlinge Gelblte van den Kelk in deeze Soort ; als ook éie der Zanden en gepluimde Zaadkuifjes, is niet alleen by Tournfïcrt , Tab. 270 , maar oak en wel in- zonderheid door d?n frhr>nderen Doktor le FnANCQ^VAN Bebhey , in zvn uitmuntende Ditfermie over dn flag van. B oen en f in *t jiar i?^o, Tab. I. B, Tab. 5. en Tab. 6 Tigt «ü d8*de?yk aangeweezen. Vergelyk Fig. 16 , alwaar mm het gepluimde pluis der Scorzoneeren ziet. S Y N G E N E S I A. 347 pp Tafel komen. De Wortels, die lang en ge- IV, ringd zyn, hebben niet minder zoetheid en zynAF^EL* verzagtende voor de Borst* Het Loof wordt Eoofd- overal van het Vee gretig afgefchooren. stuk. (2) Boksbaard met de Kelken korter dan de Tr^*& Bloemkrans, de Bladen geheel en eeniger-gonörien- maate gegolfd. 'tevmt*. (3) Boksbaard met de Kelken langer dan de uu Bloemkrans , de Bladen onverdeeld ge-Hum T Jlrekt; de Bloemjteelen boven dikker. Fteybiadigs (4) Boksbaard met de Kelken langer dan de iV. Bloemkrans. de Bladen onverdeeld, de rCr0€i^m Wortelbladen en Bloemjteelen aan den voet smaibia- Pluizig. dis' {5) Boksbaard met de Kelken anderhalfmaal , v. zo lang als de Bloemkrans; de Kelken enjn^j^ Bladen Pluizig* Van (2) Tragopogon Cal. Coroll. Radio hrevioribus &c. 72 Ups. 243. Tragop. Oriëntale anguftifolimiu Toürnf. Cou 35* Barba Hirci* Cam. Epit. 312. (3) Tragopogon Cal. Cor. Radio long. &c. Trag. purpu- to - coetuleum Poiri folio &c. C. B. Pin. 27+. Baïba Hirci altera. CAM. Epit. 313* Gokt* Belg. 219. Tiagopogon Iu« teuriw LOB. Ica 556. fi, Tragop* Folio oblongo finuato, C, B. Pin. 274. (4) Tragopogon Cal. Cor. Rad. longior. &c. GouAN Momp. 405. Trag» purp. coerul. Crocifol, C. B. Pin, 275* Trag. doei folio Mout. Col Ecphr. I» p, 229. T« 230, (5) Tragopogon Cal. Cor» Rad. fesqui * Icngioxibus f Caule ïï. Dim* X. Stuk? 34^ Samenteelige Kruiden. IV. Van het gewoone Boksbaard verfchi Hen meer Ay^JJL< of min deeze vier Soorten,. wier eerlte, in de Hoofd Levant door Tournefort gevonden , uic- stuk. munt ^or de grootte yin haare Bloem , die ook Vvtwyve. van buiten niet paarfchachtig bruin is , maar *y. geel , zo wel als Van binnen. De gene , die Bladen als van Prey heeft, is niet zoet, maar wrang van Smaak. Dezelve groeit in Vriesland en valt ook in Switzerland 5 wordende in Vraok- ryk, onder den Italiaanfchen naam Artefi, in de Moestuinen geteeld. Die , welke Bladen als van de Crocus heeft en dus Smalbladig is, groeit in de Zuidelyke deelen van Vrankryk en Italië. Deeze heeft donker paarfche of blaauw- achtige Bloemen. Het is een Plantje van naauw- lyks een Voet hoogte. De laatfte , die in Span- je haare Groeiplaats heeft, verfchilt door eene Pluizige ruigte van de Preybladige. Dezelve fchiet Takken uit alle Oxels der Bladen, *t welk haar een geheel ander aanzien geeft. De Bloe« men zyn bleek geel. Alle deezerzyn twee- jaarige Planteo. vi. (6) Boksbaard met ééribladige Kelken , die gen Da e* korter dan de Bloem zyn en ongedoomd; e67fppig. de Bladen rappig uitgeboete. (7) Foliisque villoiis.l Trag. Cauiq tomentofo. Hall* Gotting* 418. C6> Tngopogon Cal. monophyliis &ct H. üps< 214* CUff* 332, R. Lugdb* 119. GqüAN Monsp. 404. Hieracium afp. Fl; migno Dentis Leonis. C. B. Fin< 127. Hieracium magnum, Palech. Hifi* 569. Hieracium purpm.eura. BARR. R*r* 1043. T. 20^. Syncekesia; 3*9 (7) Boksbaard met éénbladige Kelken 9 die IV* korter dan de Bloem zyn en gedoomd P de^¥D*£u Bladen gefchaard met Tandjes. Hoofd* stuk. (3) Boksbaard met de Kelken korter dan de vu. 1 Éloem' en Jtekelig; de Bladen onverdeeld; %ra/if°* die aan de Steng langwerpig. croides. Uitge- Deeze drie behooren nog tot de geftengdehoe^L Soorten van Boksbaard , hoewel zy te vooren Atpenm. tot het Havikskruid betrokken zyn of tot den biadlg?^ Ganzen -Diftel. Zy hebban 'er, wat dé Ge* iialte aangaat, meer overeenkomst mede, maar worden wegens de Bloem hier t'huis gebragu De Bladen zyn veel breeder dan in de voor* gaande Soorten. De Groeiplaats van allen is ia de Zuidelyke deelen van Vranfcryk , in Langue* dok en Provence , of ook in Spanje, De eerfte , het Groote Havikskruid van Dalechamp, heeft paarfche Bloemen (*) en is Wollig zagt, de tweede mighairig. In beiden gelyken de Bla- den naar die der Paardebloemen of Suikerey, in * (7) Tragopogon Cal. mouophyllis &<:♦ H. Cliff. 382.Goua?ï Monsp. 405. R. Lugdb. 119. Sonchus asper laciniatns Creti* cus. C. B. Pin. 1x4» Prodr. 60, Hieracinm majas folio Son« chi Seraine incucvo. C. B4 Pin. 127. (8) Tragopogon Cal. Coiolla brevioribus hispidis &c. GOüAN Mmsp. 405. Sonchus aspe* fabrotundo folio majeï & minor. C, B. Pin, 124. Prodr* 60* (*) Onder den naam van Sulphureum vind ik dit by den Ridder aangehaald , doch 't is zeker , dat Babeeuei Purpureum heeft. IU deel x. Stuk, 350 SAmenteeligè Kruiden. IV^ in de laatfle zyoze byna rond. Deeze valt Afdeel, naauwlyks een Handbreed, de andere een half Hoofde Voet of hooger. ix. (sO Boksbaard met Degenvormige Bladen , Tr*gopoL die efenrandig en glad zyn , de Bloem* fion. an e" Jleelen uit den Wortel. Degen* bladig. yan deeze Virginifche zyn de Bladen Degen* vormig, lang en glad ; de Bloemfteelen een- bloemig, geheel Bladerloos, aan den top ruig- achrig. De Bloem is fraay en hoog Goudgeel , hebbende het Zaadpluis Haairig, niet gepluimd. X. (io) Boksbaard met Degenvormige gegolfde GewddT' Pluizige Bladen , de Bloemjteelen uit den Wortel. In de Levant en Paleftina is de Groeiplaats van deeze 5 die aan de Bloemfteelen maar een klein Blaadje heeft* xt. (lij Boksbaard met de Wortelbladen Lier* virf InS achtig , gerond > de Siengbladen onver* aeeld. Hoe (9) Tragopogön Fol. EnuTormibas integrïs tevibus &c* Leontodon Fo!. Enfiformibus integris&c. Gron. Virg. 114. (10) TragopQgon FoU Enfiformibus undatïs &c. Leonto- don Fol. Enfiformibus inregris hirfuris* Am. Ac ad. IV. ?*~ 287. (11) Tragoposcn Fol. Radicalibut Lyrttis rotundatls» Gron. Virg* 114. Tragop. Fol. Lanc. fesül. anplexlcaulibu& dematis , Caule Ramofo. GRON. Virg. I.p* 91. j ï U M N ï s 1 A. 3$i Hoe deeze laatfte tot de Ongeftengde So^-^^^ *en van die Geflagt behoorea kan, is my dui- XxV * fier. Zy heeft Stengen die getakt zyn , met eeni- Hooid- ge Lancetvormige omvattende Blaadjes. De™^ ; Bloemen zyn groot en Zwavelgeel, tegen den Middag zig fluitende, als wanneer de Kelk Ke* gelvormig wordt. Het Pluis is niet gepluimd, maar eenvoudig en de Zaaden gelyken naar die van 't 'Havikskruid. Scorzonera. SlangeworteU Een naakte Stoel , gepluimde Zaadkuifjes , een gefchubde Kelk met Schubben , die aan den rand rappig zyn. Dus komen de Kenmerken van dit Gcfligt voor , waar in de volgende twaalf Soorten zyn begreepeo. (i) Slangewortel met Ey ronde geribde Wollu Sco*'onem ge effenrandige otigejleelde Bladen/ mm*t*fi. In de Levant is deeze Soort door den ver- maarden ToüRNEpoRT ontdekt, die geheel wit en Wollig is , de Steng gebladerd heb- bende en korte Bloemtak jes uitgeevende uk de Oxelen , ieder met één of twee Bloemen, O) f i ) Scerzonera Fol. ovatis Nervofls tomentofis &c. Syft. Nat. XII. Gen, 905. p* 5I9« P« Scorzonera Ocientalis latifoita TQVRm. Cer* 3ö. \ Samenteëligë Kruidën* IV* (&) Slangewortel met de Steng byna naakt $ ^FxxEL* eenbloemig ; de Bladen breed Lancetvor* ,Hoof3>- mig geribd en vlak. 8TUK. n. (3) Slangewortel met een takkige Steng, en ^humiïu* omvattende Bladen 5 die onverdeeld zyn i^aag. en gekarteld. 111. mpcnica* ^ie van deeze twee de Scorzonera der A* potheeken zy, fchynt twyfelachtig, Misfchieti zal de laatite uit de eerfte , die men in ver- fcheide deelen van Europa wild aantreft, zyn gefprooten. In Ooftenryk valt zy op de Ge- bergten en groeit in Swkzerland in de Kloven der Marmer - Rotfen , aan den kant van Wal- lis. De laatfte evenwel , die men gemeenlyk Spaanfche noemt , groeit natuurlyk in Spanje en Siberië* Rauwolf vondtze op de Akkers by Aleppo, en by de Cederboomen 9 op den Berg Libanon. Deeze verfchilt van de andere niet alleen in 't Loof en de manier van Groei- jing, maar ook in de Wortel, welke lyviger is, en daarom wordt deeze ter teeling van de Wor- |T(2) Scorzonera Caule fubnucta unifloro &c. Mat. Mei. $71* KRAaï* Aujlr. zi7. jAcq. Auflr. T, 36. Fi. Snee. 647, 1 55. H. Clifl 382% Scorzonera humilis latifolia Nerrofa. C» B. Pin. 275. CLUr* Pam. 6*36\. Ic< 635. (}) Scorzonera Caule Raraofo , Fol, amplextcanlibus &c. Gort. Belg. 219. Gouan Monsp. 405. H. Clif. 383. R« Lugdb. 119. Gmel. BÊké II* p. 6, GRON. Oriënt. 244, Scorz. latifolia ünuata* C* B. Pin, 275. Scorzonera f. Vipera* ila, LOBt h. 55 1. Scorzonera. Dod, Pempt< 257. Syngenesia; 333 Wortels die men Scorzoneeren noemt , in de Kruid* IV.' tuinen en Moeshoven gezaaid* AFxxEL' De oirfprong des naams , van 't Spaanfche Hoofd* woord Escorzo , dat een Adder in de Kat3lo~8TÜK:' nifche Taal, of een Pad, ten mintte eenig Ver- giftig Dier betekent (*) , zou eer de benaaming van Adder* dan van Slangenwortel billyken. Ook wordt het Kruid in 't Latyn Viperaria , zo wel als Serpentaria , geheten* Waarfchynlyker komt die benaaming van de Adderachtige fi- guur en Kleur der Wortelen. Men heeft het oudtyds tegen de Beeten van Venynige Dieren heilzaam geacht. In deeze Eeuw hebben fom- migen nog daar mede hoog geloopen (f )♦ 'ï Is zeker dat het Afkookzel deezer Wortelen eene Zweetdryvende en de Wortels zelfs eene voed* zaame verzagtende hoedanigheid bezitten ,• maa- iende , zo wel als 3t Kruid, een aangenaame gezonde Spyze , wanneer zy gekookt zyn en geftoofd. Somtyds trekken zy wat naar 't bit- tere , dat meest plaats heeft in de gene die ïfl 't wilde, op fchraale Gronden, groeit, of ook in gedtoogde Wortelen (4.;. (4) (*) TOURNEÏORT , die zelf in Katalonie Is geweest , zegt dat mén dus aldaar een Adder noemt* Myn Spaanfch Woordenboek heeft zulks nier. Misfchien geeft men al- daar dien naam san verfcheide Vergiftige Dieren , welke men in andere deelen van Spanje anders noemt. (t) Vin* Epb. Nat. Cur. Dec, II, QBS* 4**4 h 0h{ JT. Cl) RUTTÏ MaU Med< p* 474* z Ih DSSLi Xf STVS| 354 Samenteelige Kruide**; IV* (4) Slangewortel met Liniaal - Degenvormige A*xxf hm onverdeelde gekielde Bladen. stuk^D O) Slangewortel met Liniaal - Elsvormige , iv. onverdeelde 9 Sleuf swys' driekantige Bla* BG?Zn* &n m Rolronde Bloemjleeltjes. folia, Grasbia- (6) Slangewortel met Elsvormige onverdeelde dis#v Bladen; verdikte Bloemfieelen ; de Steng Tarpurea. beneden Pluizig. faarfcru 'Jt»tM ^ Slangewortel met Liniaale Bladen , die fiïa?" 1 ruig zyn 3 gelyk de eenbloemige Steng. Smalbla- di£' Tot de Smalbladigen behooren deeze vier nl/lta, Soorten , waar van de eerfte in Siberië eü Por* tugal 9 de tweede in 't Brandenburgfe, inSibe- rie en Ooftenryk ; de derde ook in het Ooften- rykfe, en , zo wel als de laatfie, in de Zuide- (4J Scorzonera Fol/ Lineari • Enflformibus &c. Scorz* Lu- fitanica Gramineo folio. T. Buxb Cent. IU p. z6. T. %u Scorz Caule Ramofo &c. Gmel. Sib. II* p. 4. (5) Scorzonera Fol. Lineari -S'ubulaus &c, jAcq* Aujlr*. T. 35. Seorz. Caule Ramofo tereti. Gmel» 67£, p. 7. T. 2. $corz. anguftifolia fubcoerulea. C* B4 Pin* 27 s. Scorz. fylv. Foliis angufe. Mentz. Pug. T. i< f. 1. (6) Scorzonera FoL Subulatïs integrii &c. Jac<£. Vind* 140. GouAN Monsp. 406* Scorz* anguflif. prima. C. B. Pin. 275. Scorz. hum. anguftifolia. C^.us. /^«k* 537. Tragopo- gon Pinifolium Hispanicum. BARR. Rar. T. 495. Kram, Auftr. 22S. (7) Siorzemra Fol. Linearibus Cauleque unifloro Iiirfutis. JMant. 278. Tragopogon hirfutum. C. B. Pin, 274, Tcagop. alter Jutens. Col. Ecfhr< I. p. 234» T. 233* Syngenesia» 355 jyke deelen van Europa groeit. In Swïtzerland 'vS komt de derde voor, die het Zwaardbladig Vi» A™l*h' pergrafs der Engelfchen , doch geenszins het Hoofd-, Pynbladig Boksbaard van Barrelier zousTük^ zyn, zo de Heer Hall er wiL Deeze heeft de Steng naauwlyks een Handpalm hoog , de Bloem is groot en geel van Kleur, gelyk in de Inatfte, die geheel ruig is van Loof. De eerfte Soort heeft de Bloemen bleek geel , de tweede blaauw of paarfch met witte Meelknopjes. De Wortels gelyken naar die der gewoone Scorzo- neeren. (8) Slange wortel met de Bladen fiomp ge. vnr. tand , de Steng wyd gemikt , de Kelken ®c%Xhf* Wollig aan de Tippen. Ua. ; ó rt Tandüla- (9j Slangewortel met Liniaale getande fpitfedlg'lx Bladen , een opgeregte Steng ; de Kelk- Ucintataï fchubben uitgebreid met fpitfe Punten. Pad.mp* (10) Slangewortel met uitgehoekie gekartelde x. fpitfe Bladen; de Stengen meest eenbloemig.^ly^tlch. Dcc- (8) Scorzmra FoL obtufe dentstls j Caule divancato &c. ÏIOCC. Sic. 13. T. 7. f. A. Scorz. iaciniaus foiiis fupïna# Barr. Rau i©5o* T4 800. C9) Scorzor.era Fol. Linearibus dentatis acutis &c. R, Lugdb. 120. Goüan Monsp. 406* Kram* Auflr. 222* Scor* zonera Fol. Laciniatis. TOURNF. hft. 477« BARR» Rar* T. 799. (10) Scorzonera Fol* finuatis dcnticulatïs acutis , Cauü- bus fubunifloris. Hasselq» z % II. deel. X. Stuk» 356 Samenteelige Kruide!?. IV» Deeze drie hebben getande of gekartelde cn AFxlf L tevens uitgehoekte Bladen, naar die der Paar- Hoofd. debloemen meer of min gelykende* In de eer- stuk. evenwel 5 zyn dezelven byna als die van het Kruidje , dat men Hertshoorn noemt, in- gefneeden , in de tweede zeer fmal gefhipperd. De Groeiplaats is in Spanje , Vrankryk , Duitfch- Jand en van de laatfte in de Ooftcrfche Landen, Xï. C11) Slangewortel met alle Bladen rappig uit« TingUoKa gehoekt , de Steng omvattende* Tanger* &fc Deeze , uit Barbarie by Tanger af komftig > heeft Bladen nagenoeg als die der Tuin- Pa- pavers , aan getakte Stengen van een Elle en hooger. De Bloemen zyn geel > van buiten paarfetu Zy bevat een bitter > fcherp , onaan- genaam Melkachtig Sap. xn. 00 Slange wortel met de bovenjle Bladen om- Tkroides. vattende en geheel effenrandig , de onder» schubbig* gefchaard; de Bloemjteelen Schubbig. In (11) Scêrzonora Fol. omnibus runcinatis amplexicauUbus. flm Ups, 242, Sonchus Tingitanus Papaveris folio. T. Raj« Suppl. 137. Chondrüla Tingitana, Flor. lutels &c. Heüm* Lugdb. 657. T. 659. OO Scorzonera Fol. fup. amplexicaulibus &c. GoüAn Menspt 406. Crepis Fol. Rad* ovato - oblongis &c, R. Lugdbm iz7. Sonchus fubrot, folio noftras. Pluk. Phyt. 61. f. Sonchus laevis anguftifolius. C* K« Fvu 1*4 2 Sonchus Izvte Matthioli. LOB» Ic* 23$. Syngenesia; 357 In de Akkers by Montpellier komt deeze IV* voor , die Crepis genoemd werdt door Dale- ^f££EL* champ, als met het Kruid van dien naam by Hoofm Theophrastus ftrookende , dat een ElleSTÜK* hoog groeit en Bladen byna als der Endivie heeft, vol van een niet onaangenaame Melk, doch bitterachtig» Van de Italiaanen, al* waar menze in de Tuinen teelt , werdt zy Terra Crepola , van de Franfchen Crepie gehe- ten. Het Loof is veel veranderingen onderhevig. In de Zandige Woeftynen by Kairo in Egyp- te kwam den Heer Forskaohl de Tanger- fche Scorzoneere voor 5 en by Alexandrie eene Soort, welke hy Ciliata tytelt , die ook de Bloemfteelen Schubbig hadt> met leggende Stengen. De eerfte werdt van het Vee , zelfs van de Kemels, niet aangeroerd, doch van de Ezels geenszins verfmaacj. P i c r i s» Bitterkruid. Dit Geflagt heeft een naakten Stoel ; den Kelk in een andere Kelk gevat ; het Zaadkuifje Pluimig ; de Zaaden overdwars gefleufd* Hier van komen maar de drie volgende Soorten voor* (i) Bitterkruid met den buitenjlen Kelk vyf- i; bladig engrooter dan de binnenfte> die ge- eÏmIss \ baard is. Gcbaaidt Dit (i) Picris Perianth. exter. pentaphyllts &c. fyftk Nat* z 3 xu* 1L Desi.. X* STUK. 35$ S AMEN TE ELI €E KRUIDEN, IV. Dit Onkruid, wild voorkomende in de Hak- *Fxxf L* bosfchen , aan Wegen en Dyken 3 io Engeland , Hoofd* Vrankryk en Italië , heeft Bladen als de Wilde stuk. Kaarden, zyndc ruig en ruuw, als gedoomd; doch het draagt groote geele Bloemen , Koppen maakende byna als die van den Gezegenden Diftel, om welken het van 't Engelfch Vrouw volk, ten platten Lande denkelyk, veel geacht wordt, zo Lob e l aanmerkt 9 die hetzelve Geele Osfetonge heetën 5 alzo het , buiten de Bloemen , naar het Kruid van dien naam of naar het Slangekop 9 gelykt* n. \ (2) Bitterkruid met losfe Omwindzels , onver' Vluiüt deelde Bladen ; de Bloemjieekn tot den Algemeener komt dit in Europa , zelfs in Sweeden en in onze Nederlanden voor! Het heeft de Bladen [onverdeeld , Pylswyze de Steng om- XII. Gen. 907. p* 519* Veg* XHI* p. 3s>3. Victls Perjanthil involucto raaximo &c. H. Cliff. 387. Ups, 241, R. Lugdfr. 128. Gouan Monsp> *c6* Hieracium Eehioides Capit. Card. Benedïóli. C* B. Pin. .128. Buglosfum Eehioides luteum. Lob. Ic. 577. fi. Hieracium Capit. Card, Benedióii. Hebm. Par. T. p* 185, f2) Ekrls Ferianthiis laxïs, Fol. integris, Pedunculls Squa- matis iri C'jlyccm. GouAN Monsp. 407. Gokt. Belg. 220. F/. 6uee. 641 , 6$6. R. Lugdb, I28.GMEL» Sih H. p. 39+ KRAM. JUtflr. 228. Cichor. Pratenfe luteum hirlutie asperum. C. B. Pin* 116. Hieracium asperum majori flore in Limiübus Agrormiu Hifi, 11. p. I02pt Syngenesxa; 359 omvattende, en paarfche Oxeïen* De bultenfce IV. Kelk is een los Omwindzel , van omtrent twaalf Ar^|EL» fmalle Blaadjes, de helft korter dan de binnen- Hoofd- fec, die uit even zo veel, ook ftekeligc, Blaad-STUK% jes beftaat» De Bloemfteelen zyn bezet met Elsvormige Schubben , die zig op den Kelk nader famenvoegen , als op elkander leggende. Cs) Bitterkruid met Vindeeligt Bladen > de nr. Kwabben overJweks gerond* des. De Franfche Heer Vaillant, die aan Vinblad,'s' de twee voorgaande Soorten en andere derge- lyke Kruiden, wegens de dwarfe Ribbetjes der Zaaden , welke dezelven naar Infekten doen gelyken ; den naam van Helminthotheca , in 't Franfch Herbe aux Vermisfeaux 9 gaf , ftelt daar onder het Egyptifch Havikskruid van Lip- pus. Hetzelve heeft de Bladen byna als die van Steen varen en bevat een geelachtig Melk- lap. ! Of deeze Onkruiden zulk eene uitmuntende Bitterheid hebben , dat men 'er deswegen den Griekfchen naam Picris op toegepast heeft , heb ik niet onderzogt. Zy bevatten alle , zo wel in 't Kruid als den Wortel , een Melkach- tig Sap j dat eenigszins bitter is, zo Bauii ï- nüs f3) Picris Fol. pïnnatiiidis , Lobis alternis rotundatis* |« Helminthotheca hupldofa Asplenioidcs , Succo Sulphuieo* Yaill» Mem hy Picris fcabra noemt. Dit hadt de Bladen Golfswys uitgegulpt en door Borftels ftekelig , %o wel als de Kelk en Bloemfteng y die met drie Liniaale Schubben, ver van elkander , was bezet. Het Zaad hadt gefteelde , gepluimde Kuifjes. S o n c h u s. Melkdiftcl. Een gefchubde Buikige Kelk en Haairige Zaadkuifies onderfcheiden dit Gefiagt, dat ook een naakten Stoel heeft , bevattende de vol- gende dertien Soorten. t. ( ï) Melkdiftel met naakte Bloemfieelen , de Marttmus, Bladen Lancetvormig , de Steng omvaU £eekants# itnde , onverdeeld , agterwaards fpits ge- tand. Door Ca spar Bauhinus was deeze eerst op den Zee- Oever by Venetië, en vervol- gens omftreeks Montpellier^ gevonden; doch ik vind ze by Gouan niet opgetekend. De Wotm fi) Spnfïus Pcdunculo nudo Pol. Lanceolatis amplexï- caulibns &c. Syft. Nat. XII. Gen. s>°8. p. Jip. Peg* XIII. p. 594. Sonchus angufUfolius maritimus. C. B. Fin» i*4. Ftfdr. 6i. Pluk. Aim< 3*4* T. 6z. f. $. Syngenesia. 361 Wortelbladen badt zy byna een half Voet lang IV* en een Duimbreed, aan de kanten met kleine Afpesx$ Doorntjes , Melk geevende als men ze kwet- Hoofdj fte y even als alle de overige Soorten > zegtSTÜ1^ hy , van Sonchus. Tusfchen die I31aden hadc zy maar een enkeld Stengetje, van één of an- derhalve Handpalm hoog , met twee of drie Blaadjes en op den top een grooie geele Bloem. (2) Melkdiftel met de Bloemjleelen en Kelken s]l'e6u fiekelig 5 byna Kroont] 'esi'yze ; de Bladen pduftru. rappig uitgehoekt en aan den voet gebaard. Mams* Van dit Onkruid , dat op Moerasfige Velden der middelfte deelen van Europa, inzonderheid aan den Zeekant, dikwils voorkomt, ontbree- ken goede Afbeeldingen. By Weinmanm vindt menze niet ; die, welke Fuchsiüs ge- geven heeft van het Grooie Havikskritid , door f Halier goedgekeurd , voldoet zo weinig als die van Clus*us5 onder den naam van Zagtere of Gladdere alkrhoogfie Oojlenrykfe Ganzen - DiftsL Moogiyk is die van Hj ll, genaamd Geelhaairlge Varkens - Bijtel , welke H AL- (2) SöKchu* Pedunc. Calycibusque hispidis fubumbellatis 5cc. GORT. Belg* 220* H. Ups* 244» Sonchus Cauie ereefco &c. IL CUtf. 3S$. R. Lugdb. 129. Sonchus asper atbores- eens. C. B. Pin* i 24, Sonchus lsvior Auftr. altisllraus, Clus. Bi/?, II. p# 147. Pann. 654. Sonchus Aibcrcscens. tJk* BERN* Z 5- II. Deei - X. stuk. r 362 Samenteelige Kruiden. IV. Haller thans aanhaalt, beter (*)♦ Ik oor- AFxxEL' deel de ^Suur van den Boomachtigen Sonchus Hoofd- by Tabernemont, onder die der Ouden, stuk. ^est overeenkomftig met dit Gewas , 't welk Vefiwyll- ik °P Moerasfige of vogtige Gronden in Noord- r> holland, zo Binnen- als buitendyks, byzonder- lyk in Rietlanden , honderd maaien heb waar- genomen. Het onderfcheidt zig van alle de andere Soor- ten, door zyne ongemeene hoogte, van vier Ellen en meer ; terwyl de Steng de dikte van een Vinger of Duim heeft, zig in Takken ver- deelende , die op 't end groote, fierlyke, geele Bloemen draagen , byna gefchikt op de wyze der Kroontjes- Bloemen* Deeze Bloemen zyn gevat in Kelken , welke , zo wel als de Stee- Jen, een rosfe of geelhairige ruigte hebben. De Bladen, van boven groen, van onderen Afcl> graauwachtig , zyn ftyf en glad , met fyne Tandjes gezoomd , en meer of minder inge- fneeden ^ komende fomtyds de Wortelbladen gantfeh onverdeeld voor , doch de Stengbla- den zyn gemeenlyk uitgehoekt , en dikwils aan 't end Piekswyze met zeer groote Vleugels* Zy hebben byhaogzels, als Baarden, ter plaat* fe daar zy de Steng raaken. Het Zaad le- vert Pluizige Hoofdjes uit, gelyk in de ande- re Soorten* C) The Yellow - haird SowThiftle. HLLL. III. T. 115, HALL. Helv. incheat. I. p» lU I i S Y N G E N E 8 I A. 363 (n) Melkdiftel met de Bloemfleelen en Kei- 1 IV* ^^72 flekelig , byna Kroontjeswyze , de x£ * Bladen rappig uitgehoekt en aan den Voet i ^oofd- Hartvormig. *TUK# ö irr- Het kleine verfchil, in de bepaaling van te&arvmfu ze en de voorgaande, verfchoont de verwarring Akkc*- door fommige Kruidkenners, gelyk door Hal- ler, met de andere f*). Deeze5 naamelyk, verfchilt in Geftalte grootelyks , en komt met de Afbeelding van het Groote Havikskruid der Autheuren > voorgemeld , ten naalten by over- een. Men vindtze op vette Akkers en Kley- Gronden door geheel Europa , zelfs ia Swee- den* alwaar menze Fet-Tiflel tytelt. Het is, wegens de voortkruipende Wortelen , een haa- telyk Gewas in de Koornlanden en Velden. (4) Melkdiftel met de Bloemfveelen Wollig, de 0™am Kelken glad* Moeskrui- dige. De ($) Sonchui Pedunc* Cal. hlspidis &c. GORT. Bc!g> zto. GOUAN Monsp. 407* KRAM. Auftr. 229. Fl, Suec. 642 , C%j. H. CHff. 384. R. Lugdb. 129. N. 5. Sonchus repens multis Hieracium majus» J. B* Hift. IL p* 1017, Hier* majus Fol. Sonchi. C* B» Pin. iz6. Hieracium alterum. Dod* Pempt% 639. Hieracium majus. Lob Ic. 237, Fuchs. Hift. 319. C*) J« Bauhinüs hadt dit lang te voaren leeds gedaan, zo Tournefgrt aantekent. Herb. mv. Par. 305. (4} Sonchus Ped* tomentoiïs , CaU glabris. Gort. Belg* 221, Kram. Auftr. Gouan Mwop. H* CUft. R, Lugdb. dcc. Sonchus iaevis laeiniatus latiföiius. C. B, Pin. 124, Sonchus iafvis. Cam. Epit. z?9i Don* Pcmpt. 543. Lob. /c 235 II* Deel X. Stuk, 364. Samenteelxge Kruiden; IVr De verwarring werdt in dit Geflagt vermeer* AFxxEL< derd» door dien het Loof zaSter of rauwer Hoofd- voorkwam naar den Grond en Groeiplaats , 't stuk, welk inzonderheid plaats heeft in deeze Soort, vfa^ve- tot welke , ten dien opzjgte , aanmerkelyke ry. Verfcheidenheden behooren. Zelfs is die Sora- chus, welke men met reden Ruuwe genoemd heeft, als zorder Bloem volftrekt naar fommi- ge Diftels gelykende , daar toe zo wel betrek- kelyk , als de geheel Zagte Sonchus der Au- theuren, by ons Haazen* Latuw > by de Fran- fchen Laitron of Laiferon, by de Duitfchers Hafenkohl en fomtyds ook Melkkruid of Melk* Diflel genaamd* Dit alles drukt de hoedanig- heid uit, als een Plant naar de Endivie, Salade en andere Moeskruiden gelykende t in plaats van welken zy gebruikbaar is en ook van fom- migen gegeten wordt. Haar Melkachtig Sap heeft niets nadeeligs. Men wil zelfs 3 dat de Griekfche naam , Sonchos s van deszelfs heil- zaamheid afkomflig zy. De Romeinen noemden het Kruid Cicerbita , als overeenkomftig met de Suikerey. In de Tuinen is het, om dat het zyn Zaad zo fterk verfpreidt , een laftig Onkruid. Zo wel de Ruuwe als de Zagte Ganzen^Dis- tel groeit dikwils een Elle hoog , en heefc ïakkige holle Stengen, in de eerfce bezet met 1 glad- . fchus Ixvis minor. Tabern. Ic. 190. y# Sonchus asper la- ciniatus et non laciniatus. C. B. Pin. 124* Sonchus asper» I>OD, Pempt. 643- Lob. Ic. 214. LOES, Pru*f. T. 77, 78. S Y N G E N E S I A. 365 gladde gedoomde, in de andere met gantfch IV. ongedoornde zagte Bladen. Deeze zyn bree- AF£ffL% der, fmaller , met weinige of geene, of met Hoofd* diepe infnydingen. Van boven maakt de Steng STUK* als een Kroontje van Bloemen , die doorgaans geel, doch ook fomtyds wit zyn , zig na den Middag fluitende of famentrekkende (*). Het Pluis der Zaaden vertoont zig door 't Mikros- koop, als bezec zynde met kleine Haakige Doorn- tjes (t). (5) Melkdiftel met Willigt Bloemjleelen en v. Kaairige Kelken. mus* (6) Melkdiftel met naakte Bloemjleelen , ge-te(^er*r pluimde Bloemen en rappig uitgehoekte VI" Bladen. Plumierh Pyre- (7) Melkdiftel met gefchubde Bloemjleelen 9*^*' getroste Bloemen en rappig uitgehoekte Bladen. DeAiPme, C*) Èxcubias Flora: agït.' ab Hort tf. C 7 > in 11. f. 12, antemeridianam. Flor. Suee. II. p* 25p» Cf) BoNAfïN. Microgu p. 77« £ 94, 9S* (5) Sonchus Pedunc. tomentofis , Cal. Pilofïs. Gouajï Monsp. 407. Sonchus lavis tenuislime divifus. C* B. Pin* 124» Produ 61. Chondrilla lutea* J.B, HiJf.lL p, 120. (6) Sonchus Pedunc. nudis , Flor. Paniculatis &c* La&uca Alpina glabra Acanthi folio. VAiLi.. Mtm> 17^1. 200» Monn. Oh. 157. (7) Sonchus Pedunc. «Squamofïs &c. Kram. Auftr* zz?* GoUAN Monsp. 408. OED, Ban. 128, 8p« I. H. Cliff* 385, Sonchus Lapp. altislimus Flor. coeruleis* FL Lapp, 290, Fk Sutc. 644, Sonchus coeruleuït C&m» JS^fr» z$r% II, DEIL. XjSTUK» 366 Samenteelice Kroiden. i iv* eer^te van deeze drie gelykt naar de Moes- Afdeel, kruidige veel , doch heeft de Bladen zeer fyn Hgofd« verdeeld, en is geheel Haairig, uitgenomen daü stuk. " de Bladen glad en teder zyn. Dezelve groeit Bi&ak rondom de Stad Montpellier en ook by Floren- reeiwyve. ^ £)eeze ^eeft de Bloemen geel , maar de twee volgende blaauw. Die van Plumier groeit op de Pyreneen , de laatfte op de Alpen van Switzerland, Ooftenryk en Lapland, Dee- ze beiden fchieten dikwils tot eens Mans langte op en verfchillen weinig van elkander. De Py- reneefche heeft Bladen als de Paardebloemen en Bloemen als de Suikerey, geevendede Kelk kleine Harftige druppeltjes uit. Hier is het Zaadpluis geftamd als in de Salade, De Lap- landers eeten de Stengen van de andere, nog frifch zynde, gefchild , maar de Melk der Run- deren krygt van dit Kruid een bittere onaange- xiaame Smaak. Deeze drie zyn , g£lyk de Haa- zen - Latuw , eenjaarige Planten. vut. (8) Melkdiftel met gefchubde Bloemjteelen en J** Lierachtig Piekswyze Bladen. KUS* Fioti- (9) Melkdiftel met gefchubde Bloemjteelen , das^. ^ Bladen Lancetvormig onverdeeld , on* serieus. gejieeld* Sibeiiiche. Vaiï (1) Sonchus Ped. Squamofis , Fol* Lyrato • Haftatis. Lugdb. Sp. 2, Sonchus annuus Canadenfis altisfïmus. VAill» JMew> de 17H. La&uca altisiïma Folio Sonchi laciniato» BoERH. Lugdb. i. p. 3i. Gj SqmUus Fed. Squam. lol. Lanceolatis &c, H. Ups. Z4i, S YNGENESIA. 567 Van dccze is de eerfte , die in Noord -Ame- IV* rika groeit, een zeer hooge Plant , met blaau- Ap£xf L we Bloemen: de laatfte, die door geheel Sibe-HooFD- rie en Rusland , ja ook in Lapland menigvul-STÜK# dig voorkomt , heeft van een Voet tot drie EU len hoogte en gelykü , wat de Bloefem aangaat , zeer naar Salade* Deeze verandert niet alleen in de Kleur der Bloemen , welke blaauw of wit zyn , maar ook in het Loof, dat fomtyds on- verdeeld is, fomtyds getand of diep ingefnee- deu, als indegewoone Haaze- Latuw. Hier heeft ook een Waaken der Bloemen plaats , zo wel als in de anderen, en, zulks by nagt ge- fchiedende, zal, zo men opgemerkt heeft, de volgende Dag gemeenlyk Regenachtig zyn (so) Melkdiüel met naakte Bloemjleelen en x. Lancetvormige getande rappig uitgehoekte tT?^ Bladen. «*• Tartaria (11) Melkdiftel met byna gefchubde Bloem* Q \u fteelen* de onder fie Bladen gefchaard , deTüher°fa^ bovenjien Pylvormig ongejteekl KDouüeUr De 5144. FL Suec* Iï. 690, Gort. Ingr. 119. La&uca Salicis fo- lio Flore coemlco. Amm* Rutb. üi, 212» (*) ThAL Bot. p. 275. Vergciyk de Uiige zogte Verbande* Ungen% V. Deel. bladz. n. (10) Soncbus Fedunc* nudïs f Fol. Lanceolaus &c. Mmt* 57*. Gmel. Slb. II. T. 11. f. 3. (ji) Soncbus Pedunc. fubfquamstis ♦ Fol. infenoxibus luncinatis % fuperioribus S,igituds fèsftiibus^ II, Deel. X. Stuk, 368 Samenteelige Kruiden. IV. De Tartarifche gelykt zeer naar de gedagte ^FxkEL Siberifche ^n zal misfchien daar van gefprooten Hoofs- zyn ; de andere gelykt naar beiden , doch heeft iTüK. een knobbeligen , niet voortkruipenden Wortel. De Bloemen zyn ook in beidecr blaauw 5 en alle Stampers zitten in *t midden der Bloe- men, die regtopftaan. xn» (12) Melkdiftel met Jlekelige Bloemjleelen > Canadees. gejchciarde Bladen en getrojle Bloemen. Kamida» fche* In Kanada groeit, volgens den Heer Kalm, deeze, die Bladen als de Floridafche , getand, van onderen Zeegroen heeft ; de Bloemfteelen lang , endelings , met Lymige Haairtjes be* fprengd en korte Trosfen van blaauwe Bloe- men, die groot en fierlyk zyn. Men vindtze ook in Virginie. Behalve het Tragopogon Picroides komt ook de Sonchus Oleraceus voor, onder de Kaapfe Planten. In de heete deelen van de Oost- of Westindiën vindt men naauwlyks Planten van deezen aart; maar in J^pan verfcheidene , gelyk my blykt uit de fchoone Verzameling , al- daar onlangs door den geleerden Heer Thu^ berg gemaakt en my door den W eledelen Heer Radermacher , Extraordinair Raad van Indie , medegedeeld : doch die behooren tot een volgend Geflagt. L AC- (12) Sondus Pedune, hispidls, Foliis xuncinatis, Flor. Ra- ceraofis. Gron. Virg* li. 11 5. chondviila fol. pinnafo* Jhafiatis demiculatis, Gron, Vir& h $9* Syngekesia; %qq L a c t u c A. Salade. IV* r Een gefchubde Cylindrifche Kelk, aan deng0oFi>. rand Vliezig; een enkeld geftengd Zaadkuifje,sTUEt en gladde Zaaden , maaken de byzondcre Ken- merken uit van die Geflagt , 't welk ook den Stoel naakt heeft. De volgende agt Soorten zyn *er in begreepen* (1) Salade met gefchaarde , getande fpitfeBlct- t; den 5 van onderen efen; de Steng glM^racfn%4 * Eikei* Op een Eiland in de Oostzee, tot SweedenWads- behoorende 9 vondt de Ridder deeze, die een overbtyvende Wortel , een Steng heeft van twee Voeten ongetakt en aan 't end een fmalle Tros van geele Bloemen, als de volgende. (2) Salade met de Bladen rond getipt , Hartvor* Ii> migaan de Steng , die een Bloemtuil maakt. Gew'&mi Dit is de Tuin - Salade , aan iedereen be- kend , onder welken als <^e eerfte voorkomt de Latuw > die niet fluit , met vlakke g of met ge* (1) La&uca FoL runcinatts dentïcufatis acutïs ficc. Sysu Nat, XfL Gen, 909. p. 520* Vcg. XIII. p. 594. Jt, Ödièi 289. FL Suec, 6+6 , 691» La&uca FoL Qnernis. Raj, Hi/t^ (z) Lnüuca FoL ïotundstïs* Csuïinls CordatJs , Caule Ca* rymbofo. Mat* MeL 370* GORT. i>£/£. 221. Göuan Momp* 403. ff. C/#". R. &c. La&uea fttiva. C. 1$. /W. 12* £s La&uca Capïtata. C* R. Pin* 123, Lichica cri$< pa« DoD. Pempt. 614 > 645- * by Montpellier ook met gefnipper- de Bladen voor* De Ridder heeftze onderschei- den, doordien de eerfte de onderfte of Wor- telbladen uitgehoekt , de laatfte dezelven on- verdeeld of effenrandig badt j maar andere Kruid-» kun* ($) L&ÏÏuca Fol. Vertïcalibus CarinS aculentïs. Gort. Belg. 222. La&uca fylveftr. Cofta Spinofa. C* B. Pin. nU ^iORlS. III. S. 7* T. 2,. f. 17. HERM. ParuL T* p. ïff. C4) La&uca Fol* HorkontaHbus &e. GOIUN Minsp. 408. Kram. Azftr* 230. Laft. Caulc Foliisque aculeat's. H, Uijjfc 3S4. R. Lugdb. 121. La&uca fylv* Odore Virofo. C. Ü. Fin. Moris, UitL L \& La&uca agrefös. LOü. /t\ 241, Aa a II. Deel. x. Stuk* %yz Samenteelice Kruiden; IV, kundigen , gelyk Ger a r d en Maller» ^F£|EL#houdenze voor geen byzcndcre Soorten. Beiden Hoofd» hebben zy de Steng gedoomd en omvattende stuk» Bladen , die meer of minder ingefneeden zyn % jruLwfvi ™ Eyronde Zaaden s met het Pluis lang ge- •> ftengd. Beiden bevatten een bitter heet Sap , dat gedroogd zynde Vlam vau De meefte Vogten y die zy doof Deftillatië uitgeeven 5 zyn zuur, het laatfte Loogzoutig. Men heeft 'er tot vierdhalf önce Olie van getrokken, uit vyf Ponden. De laatfte heeft den fterkften Reuk en ïs zeer Slaapverwekkende, Men heeft 'er zo goede Opium uit gehaald als van de Slaapbol* len (*). Volgens den vermaarden R a y groeit , zo aan de Haagen en kanten der Velden , als in de Tuinen van Engeland , ook deeze fterk ruiken* de of ftinkende Wilde Salade 5 waar van hy aanmerkt f dat dezelve , maatig gebruikt zyn- de, de Minnedriften eer opwekt dan uitdooft 3 welk laatfte, dat de Ouden aan de Salade toe- gefchreeven hebben 5 door hem in de Tamme of Tuin -Salade wordt erkend ff)* De eerfce heeft ook haare Groeiplaats in Groot Brittaa- nie, volgens Lobel, die het Loof by de En- divie- Bladen vergelykt en 'er eene Afbeelding van geeft , onder den n3am van Wilde Lat- touwe y zeggende , dat de Apteekers daar van voor f*) HALL Helv. inefoat* Tomf I. p. g. S Y N G E N E 5 I fl# J573 voor WiMe Endivie gebruik maakten , zo wel IV* in de Syroop als tot het gedeftilleerdc Wa-AF^fL- ter (*). Hoofd* STUK* (5) Salade met Piekswys' Lininale ongèjleelde v. Bladen , die dan Kiel 'gedoomd hebben. sLJ^nl* wttgbta Smalle Bladen als der Wilgen, met eene wit* dige. achtige Rib , heeft deeze Soort , die aan de Zeekust van Languedofc, in Pro ven ce , als ook in Switzerland en Duitfchland groeit. De Wortel- bladen zyn als met binnen ingefneeden ; de Stengbladen hebben een Soort van Ooren of Vleugels : die by de Bloemen zyn Liniaal of overal byna evenbreed* In fommigen is de Rug met geen of kleine Tandjes , in anderen blykbaar gedoomd. De Stengen heeft het om- trent een Voet hoog, (é) Salade met Liniaale Tandswys gevinde vr. ' Bladen , de Slippen opwaards getand. P%v&m& (*) Kruid*, bl. 2S9. O) La&uca Fol. Haftato - Lincarïbus fesGIibtis &c. Gguat* Jtfonsp. *o8, R» Lugib. 121. GUETT. Stdirnp. 374. DAL IS* JPar. 236. fitfy, altera angufto . Saligno folio. Hall» Jen. 207. T. 4. Endivia minor La&icina Spinofa. BARR. Ict 136. {6) La&uca Fol. Lineaiibus dencato • pinnat.is. &c.Gouan Monsp. 409. Mill. Dici. T. 157, H. CMjf. 384. R* Lugdb* Ui. Chondriila coerulca latifolia laciniata. C4 B. /V*. i3*# Chonddlia altera. Dod. Psmpt. Chondriila cceruiea Belgarum. Lob. Ic. 230* La&uca per^nnis humilior, %i cseruleo. Tournv» /«/?♦ 475. Aa 3 I IX, Deel. X, , 574 Samentbslige Kruiden. IV* De tneefte hier voor befchreevene Soorten van Ar xxf" dit Gete Jaarlykfe Planten zynde, verfchilt Hoofd- deeze in 't byzonder daar van , doordien zy overblyft. Het is een Kruidje dat in Duitfch- land , Switzerland en Vrankryk, wild groeit, zynde wegens 'c Gewas Clwndrilla getyteldby de Ouden» Het heeft , volgens H aller, de Steng drie Voeten hoog , in wyde hoeken gearmd , van boven, daar zy bloeit, naakt» De Bladen zyn blaauwgroen , glad , met een gebladerde Rib en menigvuldige Vinswyze infnydingen , van verfchillende grootte , wederzyds , doch meest naar boven , getand» Daar komt eene Verfcheidenheid voor , die de Bladen breeder, maar ten halve gevind , of ook geheel Lancet- vormig heeft. Het draagt fchoone blaauwe , fomtyds ook witte of roode Bloemen > ofr Steeltjes van een Duim. Het Zaadkuifje heeft een zeer lang Stammetje* In Kanada groeit, volgens Kalm, deeze Soort van Salade , die naar de gewoone Tam* me veel gelyfet , doch de Steng hooger , de £an aden fis» Kanada- (7) Salade met Lancetswys* Degenvormige? de Steng omvattende > getande ongedoornde Bladen* Bla- f7) La&uca Fol. Lsnceolato - Enfiformibns &c. La&« £anad. altisfiraa anguftifolia. ToüRNF. lnft* 474. Sonchus fylveftris Fol. laciniato glauco , CofU non Spinof*. Raj, SyncënSsijl: 37j Bladen veel langer en fmailer, de Bloemen niet IV; aan een Tuil , maar getrost heeft. De Bloe- A™E ü nien zyn bleek geel. Het Pluis der Zaaden is Hoofd- OMgeftamd gelyk in de Ganzen - Diftel. stuk, (8J Salade met Lancetswys' Degenvormige , vr"- ongepelde, ongelyk getande Bladen. hd®"* Javaan-» Op Java is, door den Heer OsBECK,fche« deeze waargenomen , die naar de Kanadafche veel gclykt , het Zaadkuifje ook zeer kort ge* ftamd hebbende ; maar de Bladen zyn meer ge- tand en geenszins omvattende , dat een wee- zentlyk verfchil uitmaakt. In Arabie wordt, volgens Forskaohl, dat zonderling is, de Tuin - Salade op de Ber- gen gekweekt Voorts vondthy aldaar een Soort die hy Geele noemt , hebbende de Wortelbla* den Lierachtig uitgehoekt , aan den rand met kleine Doorntjes bezet ; de Stengbladen omvat- tende , en een andere , door hem genaamd Oér gedmrnde > met witachtig blaauwe Bloemen en fmal Lancetvormige Bladen , welke raauw ge- geten werdt. ChondriIla» Condrille* Dit Geflagt verfchüt van 't voorgaande , door- dien het een gekelkten Kelk heeft. Voorts heeft het ook den Stoel naakt en de Zaadkuifjes en* keld (3) Ltcïluta Fol. Lanceolato - EnOformibus fesfïlibö3 in*«; «ualitcr dentatis. M&nu 275. Aa 4 U. 2£SL«X. STOK. 37* 'SAMENTEELlGEjKRUIDEN. IV. keld met een Stammetje, maar de Zaaden zyn A*T*U gédcornd > riec «!ad ?*)• Het heeft , boven. HopFi> . dien, een byzondcre manier van Grocijing, ea *TÖï? bevat de drie volgende Soorten. T. Biesacht.'- (i) Condrille wze* & Wortelbladen gefchaard^ de Stengbladen Liniaal onverdeeld* ?c' In Vrankryk 3 Switzerland , Duitfchland , groeit aan de kanten der Akkeren dit Kruid, dat voor de eerfte Chondrilla van Dioscori- des gehouden wordt. Het heeft Wortelbla- den die Vinswyze uitgehoekt zyn , dcch fchie- lyk vergaan, zo dat de enkele Stengetjes over- blyven , die z*g Rysachtig uitbreiden, onder ruuw , boven effen zynde en getakt , kleine geele Blommetjes draagende. De Blommetjes komen, drie of vier by elkander, uit de Mik* jes der Takjes van de Stengen voort. De hoog- te van dit Kruid is anderhalf of twee Voeten Het groeit ook in de Levant en in Siberië. ,.1" . „ n|-r-(,i _ i , • f*) Bit is door dea Hea< D. le Franc^. van Berk- »ey, op zyne V. Haat, Fig. 17, i8f zeer fia2y yefr tcond. fi) CbondrULi FoU Rzdlc, runcinatis , Caul. Linearibus . intcgris. Syfl. Nat.. Xlil. G^n. 910. //. C&ff. 383. is o. Hall. /ft/v.,755. Gmel. Sib. ji. p, g, gron» Or. 241. Gouan 409. Chondrilla Juncea viscofa ^ïvenfis. C. i>. Pin. 130. Chondrilla Juncea. Tab. Hifi 487. Chondr, viminca viscofa Vincarum. Los, -33* * SYNGENESIiU 37^ (2) Conclriüe met Pylvormige Bladen , de Steng IVi omvattende , die enkeld is, bezet met by» Ar^EL* na ongejieelde Bloemen , zydeiings. Hoofd- , STUK. Deeze, wier Groeiplaats niet gemeld wordt , u. heeft een enkelde Steng van anderhalf Voee£J*i2? hoogte, om laag paarfch geftreept, met witte GcitGngi, Haairtjes dunnetjes befprengd : Pylswyze Bla- den , de Steng omvattende, onverdeeld, lang- werpig, aan den rand en kiel ruuw met witte Haairtjes van boven glad ; de onderften ge* karteld. De Bloemen komen overhoeks op een kort Steekje voort, met één of twee Blikjes. * De Kelk is Rolrond , geiïrcept met zwarte Knobbeltjes , die een wie Borfteltje hebben ; de onderfle Kelk zeer kort , van Elsvormige blyvende Blaadjes ; de Bloem geel , van onde» ren paarfchachtig , zo lang als de Kelk. (3) Condrille , die een naakte Steng heeft, ht. met de Bloemen Pluimswyze vergaard, No%lbi%- derde. In Noord -Amerika groeit deeze, zegt de Ridder , en, dat zonderling is, ook by de Fieramieden van Egypte, 't Schynt dat 'er de Slaa. (2) Chcndrllla Fol. SaghntiS am£>!exïcaulibm , Caule fira- plics , Flor, fubfesfilibus lateralibiis. (3) Chondrilla Scapo nudo, Flor. Paniculatis, Mant. 27*, Cbonclriüa La&ucacea Foro -Julienlls. Raj. 0$, 228? L10 tuca nudicaulis* Mü^a» Comm. Nov. Qqtt'mg* Tom» III, 7%t T. 4- Aa $ II. Deel. X. Stukt. 573 Samenteelïge Kruiden; IV; Slaa - achtige Condrille , in 't Gebied van Ve- Afdeels netje gevonden , ook toe behoore. AA. Koofd* De Wortelbladen zyn gefchaard, aan 't end stuf* ftomp, glad , aan de kanten als met Tandjes frfemfü* gehaaid Het heeft eenige Bloemftengen vaa 5fc een Voet, met één of twee zeer kleine Blaad» jes ; regt, rond en effen* De Kelk is agtbladig, glad , van onderen met weinige Schubbetjes ; de Bloem bleek geel , beftaande uit ongevaar vierentwintig Blommetjes , allen in de Omtrek geplaatst , ftomp vyftandig ; terwyl de Sty«- len het midden beflaan van de Bloem , ook bleek geel ; zynde het Pluis der Zaaden, die zwart zyn , Haairig. Noch tot dit Geflagt 9 dat de Blommetjes op veele ryën heeft ; noch tot den Rang der ïongbloemigen in deeze Klasfe f fchynt der- halve dit Kruid te kunnen behooren* Prenanthes. Knikbloem. In een naakte Stoel te hebben, komt dit Ge- flagt met de voorgaanden overeen, en met hec laatfte ten opzigt van den Kelk , doch ver- fchilt doordien het de Blommetjes , doorgaans maar weinig in getal, op eene enkele ry ge- plaatst heeft , in de gemeene Kelk ; zynde ook het Zaadpluis enkeld en byna zonder Stam- metje. Van het knikken der Bloemen, die Draadach- tig dunne Steeltjes hebben , en dus veelal knik- Syn©enesia; 379 knikkerde neerhangen , ten minfte niet zo Vïï* regtop ftaan als in de voorigen , heeft het zy- AF££f U nen Griekfchen naam. De Soorten daar in ver- Hoofd- vat , zyn bevoorens veelal tot de Melk- ofSTÜK* Ganzen - Dlftels betrokken geweest* Cl) Knikbloem met de Bladen Liniaal enn ï. - , ^ .. Prenanthes geheel effenranaig. unwfoiia. Smalbla* (2) Knikbloem met brokken der Bladen aan-difi- gegroeid. yMmh. Ryzig. C3) Knikbloem met vyf Blommetjes, de Bla* nr. den Lancetvormig, gekarteld. ïlu&k, 1 Deeze , op de Gebergten der Zuidelyke dee* len van Europa voorkomende 3 verfchiüen aan- merkelyk in het Loof; dewyl de eerlie de Bladen fmal en gelyk van rand , de tweede dezelven, inzonderheid die aan de Steng zyn, gefnipperd heeft. De Steng van deeze is twee Ellen hoog , en door de Lymerigheid bezet met (1) Prenbantes Fol. Linearifrus integerrimis, Syft. Nat. XII. Gen, 911, p. $2.1. Veg. XIII* p. 596* Prenanthes an- guftifolius FU purpureo. Vaill. Acï. i/arc. p. 193, (2; Prenanthes Fol. Ramentis Cauli adnatis. JACQ; Auflr. T. 9. GOUAN Monsp. 409. R. Lugdb* 120. Chondrilla Vi- rainea viscofa Monfpcliaca* C. B. Pin. 131. Prodr. 68* (3) Prenanthes Flosc. cpnis > Fol. Lanceolatis dentiatla* tis. Gouan Monsp. 409. ü. C#/. 38J. La&uca montana purpureo - coerulea major et minor* C. B. Pin. 123. Soh- chus laevior Pannonicus 4. purpureo ftaie. CLUS. H*/?, II. p, 147. Pann. 6$ot T« 65S. II* DEIU X. STUK»' 3§3 S&MENTEELIGE KRUIDEN* IV. met brokjes der Bladen , daar aangegroeid* In AFxiEL de Switzerfehc Berg-Bosfchen.is de hatfte, Hoofd- die paarfch genoemd worde wegens de Bloe- stuk. men 3 gemeen, zegt H aller. Hy noemt hec vftiCfve- een fchoone Plant , wier Stengen zig tot drie ry* en zes Voeten verheffen , de bovenfte Bladen de Steng omvattende , allen glad en Zeegroen. Boven komen hangende Bloemen , die als vyfbladig zig vertocnen , ^wegens de vyf Blommetjes % daar zy uit famengefteld zyn en cp dezelven volgen lange, gefleufde , fpitfe Zaaden , met ongedeeld Pluis- iv. (4) Knikbloem met vyf Blommetjes, de Bla* Frenanthes fcn gefchaard. Te Montpelgard vondt J. B h u h r n ü s deeze op de Muuren van 'c Kafleel , waar van dit Kruid den bynaam heeft, wordende by hem genoemd Wilde Slaa der Muuren, met geele Bloemen ; by anderen tot den Meikdiftel be- trokken* Het groeit door geheel Europa , hier en daar, in Bosfchen, en komt in onze Neder- landen ook by Zwol voor , zo de Heer de Por ter aantekent; Op vogtïge plaatfen of in f4) Prenanthes Flosc. qulnis , Fo!. runeïnaus, OED. Dan. 50P. COUAN Mcnsp. 4lC# HALL. BèUl 755* DALIB, Par. 255. GORT. ïïelg. m. K. Lugdh. 120 N. r. Sonchus Ia> vis liciniatus muralis parvis Floribus. C* B. Pin. 124; Sonchus laevis fvlv. quattus. Tab. p* I94. mihi p, 517.50a» chus aker tot. Hederacco. Lob. 1c. 235, La&uca fyir» Jklmoiutn fic;e lutco. J. S. Hifl. II. 1004.. S T N G B N E S I A; 3S1 jd vette Gronden fchiet het wel ter hoogte van Ir; twee of drie Ellen op , anders maar van drie A^sE,« of vier Voeten. De onderlte Bladen heeft het FIoofd- gevind , de bovenden weinig ingefneeden ,STUI?# doch allen aan 't end breed, driehoekig enf^^T*- van zulk een figuur, dat Lobel ze by Klyf- of Klim -op Bladen vergelykt. De bovenüe Stengbladen , evenwel , zyn lang Lancetvor- mig. Aan 't end komen kleine neerhangonde Bloempjes , van eene Sterswyze figuur 5 geel van Kleur. Het Zaad is Eyrond , gefpitst , geftreept 5 zwart, met een klein Pluis -Stam- metje (*). ($) Knikbloem met yyf Blommetjes, de^Bla* v, den gefnipperd. , Gefnip- Dit naar 't voorigegelykend Gewas , doch nïecp«d- volkomen eveneens , heb ik gedroogd uit Ja- u "pan ontvangen. Hetheeft de Steng dik en rond, orer de geheele langte bezet met Bladen, naar die van den Ganzen -Diflel gelykende, overal Vinswyze , maar naar boven langs hoe fmaller en (*) Pappas Rmplex Stlpltatus , zegt de Ridder. HALLER Stipes Pappiger evidens , doch, merkt aan, non hést Bebk> hey Tab. 6. %. ai. De Heer Eerkhey nogthsns heeft 'm d e Figuur van zyne voormaals door rny gepreezen Ver- handeling over de Syngenefia , dat Pluis - Stammetje wei klein , doch zeer duideiyk , en noemt het een Halsje „ dat het Zaadku/fje diaagt. Zie deszelfs vergroote Afbeelding 9 JFïg. 22. Ik geloof dat de Heer Halles die door yerhaa* iling zü over 't hoofd gezien hebben. (5) Prenamhe* Fiosc. quinis t FoU Lacinhtis. Affln% II. Dsel» X, Stuk» 382 S AMENTEELIGE KrUIDECI. IV* en op 't laatst byna Liniaal verdeeld. Die bree» Afheel» de driehoekige enden , als Klyfbladen , ont* Hoofd, breeken 'cr aan. De Bloemen zyn op \ end stuk# piuimswyze vergaard en hebben een Kelk als Vedlryvl t°t die Geflagt behoort , welke men vergroot *?* afgebeeld ziet by 0, en bevat vyf Blommetjes. Het fchynt niet minder hoog van Gewas te zyn dan de gewoone Ganzen - Difteh Voorts is een Blad van dit Kruid , aan de Steng zitten- de en die half omvattende, in Fig i> op PtAAr LXVI. afgebeeld. vi. (6) Knikbloem met vyf Blommetjes 5 driekwab- iuTsfima! hiSe Bladen en een opgeregte Sténg. Zeer hoog* In Virginie en Kanada groeit deeze Soort , welke zeer hoog en als Boomachtig opfchiet, met veele Takken y hebbende de Bladen als die van 't Kalfsvoet geoord; de Bloemen klein 9 geel en als vyfbladig. vn. (?) Knikbloem met een Heejlerige gegaffelde % Q^omd gedoomde Steng. Op den Zandigen Oever van de Roode Zee, by Suez in Arabie f vondt de Heer Fors- kaohl zulk een Gewas > dat hy Gedoomd Knik- (6) Prenanthes Flósc. quinïs , Fol. triloMs, caule ere&O* Prenantb, Canad. altisfima» Vaill. Mem. de 1721. p. 194. SoncHus clatus G Dendroides Vir^inianus &e. Pjluk* Alm* 355. T. 317» f- 2« (7) 'Prenanthes Caule Fmticofo dichotomo fyinofo* FORSïU Flor. JEgypt. Ar ah. p. 144. SYNCENESïA» 3$3 Knikbloem tytelt. Dcszelfs Steng was Heefte IV. r;„ twee Ellen hoog, rond, met Doorens van xx een' Duim op zyde ; het Loof beftondt uit Li- Hoo™ Biaale «gladde Bladen, fomtyds een weinig gp.««^ tand en gekwabd : de Bloemfteeltjes waren Draadachtig dunne Takjes, de Kelken een half Duim lang, bevattende twaalf geele Bloempjes, met on^eftceld Pluis en daar op volgden Li- aiaale witte geltreepte Zaaden. De Plant gaf een Melkachtig Sap en ftonk. (ö) Knikbloem met tien Blommetjes, agtdee- Ptl™;/i!S lige Kelken en Lancetvormige Bladen ; de Cjmdr* Wortelbladen onverdeeld en eenigermaate 'Vetairé, getand. Zodanig is deeze , die in de Zuidelyke dec- len van Europa groeit , door den Heer A r- düinus waargenomen. Zy heeft de Steng gepluimd, de Stengbladen Liniaal en zeer klein. fo) Knikbloem met twaalf Blommetjes , de Mortelbladen Lancetvormig effenrandig. ta._^ Nog heb ik uit Japan ontvangen deeze fraai- ie Soort , die naast komt aan de voorgaande , *♦ doch aanmerkelyk daar van verfchilt , gelyk uit (8) Prcnantbes Fiosc. denis, Calyclbus oaoSdis &c. Mam. 107. ABD. Spec. II. ?. 36. T. 17. (9) Prcnantbes Fiosc. duodenis, Fol. Radicahbus Lanceo- Jatis integerrimis. MibU 11. DEEV* X» STUK*] 384 Samenteelige KruïdênV ÏV. uit de Afbeelding Fig. blykt. De Wortel* AFxxEL' bladen , naamelyk 5 zyn geheel effenrandig 9 Hoofd- zonder Tandjes : de Bloemen groeijen Tuils- stuk* Wyze 0p >t en(| ^er Stengetjes , die ruim een half Voet hoog zyn. Twaalf Blommetjes vond ik in ééne Bloem van dit Gewas. r. (10) Knikbloem met omtrent vyftien Blom- jTapnka! metjes , de Wortelbladen Lierachtig , da japanfdu Steng byna ongehladerd* Volgens den Heer Klei n hof groeit dee- ze, zo Linn^us aantekende, in Japan. Zy heeft de Wortelbladen Lierachtig, als die van de gemeene Lampfana onzer Wegen , fcamp- achtig , naauwlyks getand , naakt : de Steng gepluimd > by den Grond maar een weinig ge- bladerd 3 met Lancetvormige Bladen : menig- vuldige , zeer kleine , geele Bloempjes aan Haairdunne Steeltjes : de Keiken gekelkt, een enkeld of eenvoudig Pluis , langer dan de Kelk. lïerbbdig. Het afgebeelde Japanfch : , in Fig. 3 , op Plaat Tl>^v3!,# LXVI., zou daarmede overeenkomen; door- dien hetzelve zogenaamde Lierachtige Bladen heeft , doch verfchilt in andere opzigten 5 des ik hetzelve Lierbladig noem. Het Zuad met zyn Zaadkuifje van Haairig Pluis, is, fcerk ver- groot zynde, by b vertoond. Ik heb zeventien zulke Zaadjes in ééne Kelk gevonden. (ïi) (10) Prcnanthes ViO'c. fubqulndems , Foüis B.adicalihus Lyratis , Caule fubnuds* Mant* 107, SïNGEKESIA. 385 £n) Knikbloem met twaalf Blommetjes en IV. Eyronde ongel jk getande Steng - Bladen. AFxx*U _ # _ „ „ , HOOFD* Dit Japanfche Kruid, 't welk ik wegens deSXüIU puntige inkervingen der Bladen Tandbladig Xt. noem , behoort zekerlyk tot dit Geflagt. Het p^^lfal zelve is in Fig. 4 , gedeettelyk , naar 'c Leven ta afgebeeld; alwaar men ziet, hoe het een ron.digand"b" de Steng heeft, die overhoeks bezet is metPL^xy* Eyronde Bladen , welke aan den rand ongelyk en rappig > doch zeer Ipits getand zyn , heb* bende een menigte puntjes» Zy fchynen zeer dun van zelfftandigheid , zynde door 't droo- gen geel geworden , dat niet gemeen is in de Kruiden , uitgenomen de Salade. Met twee Oortjes omvatten zy de Steng en geeven daar een Takje uit, 't welk op dergelyke wyzemec kleine Blaadjes , die ook fomtyds Takjes uit* geeven , praalt. Aan 't end verdeelen zig alle de Takjes io Haairachtig dunne Bloemfteel- tjes, met twee of drie Bloempjes, hebbende een langwerpigen Kelk, die van onderen in een klein Kelkje is gevat , als bye* 't Getal der Blommetjes, allen Tongachtig, en van figuur als 'er een by ook door Vergrooting, is voorgefteld , telde ik , in verfcheide Bloem- pjes, tot twaalf, geel van . ^Kleur.^ $et Zaad met zyn eenvoudig Zaadkuifjé^van enkel Haaï- rig (11) Prenanthes Flosculis duodenis , Foiïis Caulinis Ovi» lis inaequaiiter denticulatis. Mihu II* DEEL, X. STUS, 335 Samenteelige Kruiden, IV. rig Pluis, zonder Stammetje 5 worde by e ver- AFxx!L" toonc*- Dit heefc io a!,e deeze Japanfche Soor- Hoofd* ten plaats , die ook daar in overeenkomen , dae 6TÜS# het gedagte Pluis , wanneer men 't zelve met yieiwyve- het Mikroskoop beziet, aan de kanten met klei- J« ce fcherpe Puntjes , die op waards ftaan , is gewapend (*). De Bolletjes van het Stuifmeel vertoonden zig onder 't Mikroskoop, by een Zandkorreltje vergeleeken , als Erwten by een Meloen. xn. (12) Knikbloem met zeer veele Blommêtjes , de rrmant es Bloemen neergeboogen en byna in Kroon- ^witblcc» tjes . Bladen Piekvormig gehoekt. In Noord- Amerika groeit deeze * die Bladen als het Ganzevoet heeft , een Bolachtigen Wor- tel , een Bloedkleurige Steng en getrofte Sneeuw- witte Bloemen. Zy komt ook met bleek geele Bloemen voor. Eene Verfcheidenheid daarvan 9 met bleek paarfche Bloemen, levert een Wor-» tel uit, die een voornaam Middel is tegen den Beet der Ratelflangen. De geheele Plant is vol van een Lymerig Melkachtig Vogt. (*} Byna gelyïc aulfcs in het VI. Stuk, by Letter/, op PL. XXXÏI* voorgeleid is , doch de Pontjes ftaan hier aa geregeld niet, (12) Prenanthes Flosculis plurimis , Flor. nutantibus fub» wmbellatis &c. H. Ctiff. 38}. Gron. Vïrg. II. in. Pren. Kovanglicanus Chenopodii foliis &c* Pluk. Awoltfr* J$5» fi. SYNGENESI'A, 387 fn) Knikbloem dat kruipt, met driekmb- IV. ,. 7,7 , Afdeel bige Blaaen. XXv Hoofd- ig eeze , die in de Ooflclyke deden van &f-stük* berie vale, heefc kruipende Stengen, die Wor-^ xm'fj tel fchieten uit de Knietjes , en driekwabbige lepenJT gefteelde Bladen , maar het Bloemüeeltje heefc KruiPcnd« de7 elven Lancet vormig en draagt twee of drié Bloemen, ieder met tien Tongblommetjes ge- Itraald, die geel zyn* Het geefc langwerpige Zaaden met eenvoudig Pluis. Dit Plantje fchync op vogtige Phatfen te groeijen. Leontod.o n. Paardebloem, Behalve een naakten Stoel heeft dit Geflagfc den Kelk uit losachtige Schubben , die over el- kander leggen, famengefteld en het Zaadkuifje gepluimd , doorgaans met een Stammetje. Agc Soorten zyn 'er in begreepen , als volgt. (i) Paardebloem met de Kelkfchubben bene- T den omgeboogen , de Bladen gejihaard z?™*^** met kleine lamies zn wiaa. Qe„ Gewoon. £i?> Prenintba repens Fol. trilobls, Am. Acad. II. 360. f< 23- (1) Leontcdon Calyce Sq XUÏ« p. $1*6. A/at, Aïed% 363. GORT. Belg, izz. H CU ff sg>. R. Lugdk ;iz. &c. &c. GRON. firg H. 176. GMH, Stb. ifjp 14 0*D Dan* 574. ™ens Leon s latsore foï 16 C B. Pi^. ut. DoD. Pempi* t>36. Dens LeoHis Vulgi, f. (ftuu|ir& Lob. 25a. Bb 2 ll. desi. X. Stuk, 388 Samenteelige Kruideü. IV* Gemeener zal men naauwlyks vinden dan dit rAF^xfL Kruid j door Seheel Europa, in Weiden en Vel- Hoofd* den, als ook aan de Wegen, op Kleijige vette stuk. Gronden. Het valt ook in Virginie. In Rusland jfa^vt*}* het niet minder gemeen en in Siberië komen 'er nr% zo wel aanmerkelyke Verfcheidcnheden van voor , als in ons WereldsdeeU Men vindt het met breeder , fmaller , met Bladen die alleen- lyk getand , of die zeer diep Vinswyze inge* fnceden zyn. Het gemeene,met breede Bladen, was de eenigfte , welke Stellerus op 't Eeerings- Eiland en in de Weftelyke declen v$n Amerika aantrof, In de Velden > aan eenige Rivieren van Siberië, komt het voor, met fom- mige Bladen gefchaard , fommigen onverdeeld of flaauwtjes getand , de Rib en Steelen fom* tyds blaauwachtig rood , of ook met Wollige Bladen. Ik zal de Geftalte van dit Kruid , welke ie- der een , tot den Kinderen toe , bekend is , niet befchryven. Zy noemen het, gemcenlyk, Paardebloemen en die benaaming, (misfchien daar van afkomftig , dat het van de Paarden gretiger, dan van ander Vee, gegeten wordt ,) is bekender dan Hondsbloem , Kankerbloem , Paapenkruid en Mol* Salade, wier afleiding ver te zoeken fchynt. Pis in 't Bed , gelyk fommi- gen het grappig heeten , komt van de openende kragt, daar in, die de Waterloozing en Afgang bevordert , waar van het den Griekfchen naam Taraxacon , gemeenlyk Taraxacum in de Apothee- ken* • S V N G E N E S I A. 3^9 leen , hebben zou. Dus noemt men het in 't IV. Franfch ook wel Pis en Lit , maar meest Dent pJx#BL* de Lion 9 in *t Engcifch Dandelion, overeen- Hoofd- komftig met Leontodon > 't welk -Leeuwstand 5TÜK* betekent. Dit zou op de Tandswyze uithoe* F&°^aT^ king der Bladen zien* De Deenen noemen het Lof we Tunge9 dat is Leeuwen -Tong; 't welk misfehien ruim zo veel eigenfehap heeft : de Kinderen Kaarsjes 9 om dat het Pluis der Zaad- hoofdjes zig afblaazen laat, blyvende dan flegts de naakte of kaafe Stoel over. Misfehien worde het hierom 9 van de Rusfen , de Gryzigheid des Fr ie fier doms geheten (*). Het bevat een bittere Melk, die het geheele Kruid, inzonderheid den Wortel , bitter maakt; dojch het jonge Loof is niet onaangenaam oni als Salade te nuttigen en vry gezond. Het Sap des Kruids , met den Wortel verzameld , of het Afkookzel van dit met anderen van dergelykea aart, dient in Meydranken tot een kragtig op* losfend Middel ; en in 9t algemeen tegen de Geelzugt zo wél als tot Borst- en Huidkwaaien, Om de overblyfzels van heete Ziekten weg te necmen, worde het Extrakt gebruikt. Men pryst een Zalve vao den gekneusden Wortel tegen Klier- verhardingen» Het gedefinieerde Water is eenigszins zuur, en de Geest van het gegis- te Kruid heeft een Wynachtigen Smaak en Geur (|> (2) Sacerdon? Canirïes. Gori% htgr. p. J20. (f) HALL. Hslv* incboat. T. I. p. 24. Bb3 II, Dell X. SruK, 390 Samekteelige Kruiden (i) Paardebloem met langwerpig Eyronde % eenigermaate getande , gladde Bladen , de Kelken effen y de BLoemJleng van boven jlekelig. f3) Paardebloem met gefchaarde Bladen , de Steng byna eenbladig en Jlekelige Kei» ken *). (4) Paardebloem met de Bloemfteng en Kelken effen , de Bladen Luncetvormig getand r geheel effenrandig en glad. Deeze drie groeijen in de Zuidelyke deelcn van Europa. De laatfte heeft Bladen van een Voet lang , met breede Tanden overhoeks , g]ad en groen. Deeze is een Jaarlyks,de twee- de , met Goudkleurige Bloemen, een overbly- vend Plantje der Alpifche Bergen. Dit heeft, zo Doftor Scopoli aantekent, een ruigen of' Pluizigen Stoel. Het eerüe is zeer klein , mee Bol- f2) Lêontodon Fol. ©blonpo - ovatïs fuhdetitatis glabris &c* Gr>UAN Mor.sp* 410. Chondrilla Bulbofa. C. B. Pin. 130. Chöndr. alt. Diosc. Col. Phyt. 11. T. 4. Chondr. pufiila *Iarinalurea Bulbofa. Lob. Ïc. 230. (3; LeorAodon Fol. runcinatis &c. jACq. VirJ. 26S. HALL» JHel'j. 740. T. 24. Hieracium alterum minus* Col. Ecphr. II. p. si» T. 2,9. Andryala Aurea. Scop. Ann. 2. p. $p. (*) Taraxacum Cal. hirfutis Squamis reóhs. HALL. Helv. inchoai. T. ï. p. 24.* titulo Hieracium Alp. Fol. dentatis Flore mggno. C B. C4) Lcontcdon Scapo Calyccque Ixvl &c Deus Lconis gla- ber &c Mofcisi Hifi. III. p. 75. Taraxaccnoides Chondiil- 1* glabio vlienti folio. VA HL. Mem. 170» Afdeel, xx. Hoofd*! STUK* V. Zeon:odm Bulholum, iioiiig. 111. ; Aureum. Goudk:eu« lig. IV. HafiÜi. ïiekbiadig. S 7 N C '£ N E s i a: 39* Bolachtige knobbeltjes aan de Wortelen* AI- IV* kn hebben zy enkelde Bloemftengen. * A™£EL* Hoofd- (5J Paardebloem met gefchanrde ruuwe 2?/tf-sTUK. den en Jpitfe ruige Kelken, v. Knobbelige Wortels als der Aspbodillen heeft JSSjJ deeze Soort * die omftreeks Montpellier by de gewoonc Paardebloemen groeic en naar dezelven in gcfïalte vee! gelykr. ïn de Velden van den Heer R o M uu, Lid van de Koninglyke Socië- teit der Weetenfchappen aldaar 5 komt zy me- nigvuldig voor 9 veranderende met cenigszms Wollige Bladen en zeer mige Bloemftengen van anderhalf Voet lang. Somtyds heefc zy Li- ailale efrenrandige , fomtyds Piekvormig Vin- deelige Bladen. De Steng is eenbloemig. vr. (6) Paardebloem met een getakte Steng, ge-feut*mna* fchubde Blcewjteelen en Lancetvmnige ge- Herf«t< lande % onverdeelde gladde Bladen. bilZnT Dit ($) Leontodm FoL runcinatis fcabrïs &c. GoVAfü Mcnsp* 411. Taxaxaconcides Chondnllse fob'o hsrfuto. V a I L L. Mw> de 17 21. p. i/O. Dens l ecnis Asphodeli bulbulis. C. B. Tin. 116. Chondrilia alt. Diosc, Monfpelienfïum. Lob. 1c. 232. D. L. Monfpelienfuiixu DOD. Pempt. 616. (6 ) Leontodm Caule Ramofo &<:♦ Gokt. 2feAr. 223. F/. Suec. 629, 69$, Gouan 7>/<ï»5/>. 410. Crepis Foi. Jongis denratis hneanbus. H. Ctiff. 3 86. fjierac. Chondriilae fo* liog'abro, Radice fuccifA raajus & minus. C. B. Pin. 127. H etacium <]uartum et quintiun. Dop. Pempt. 619. Lob. 237. %. alt. Bb 4 II. Deel. X. stuk. 39i Samenteelïge K&uidenJ Wé Dit bloeit alom in onze Provinciën 5 cn door Afi geheel Eurcpa, in de Herfst op de Velden. Hes. Hoofd- onderfcheidt zig door zynen , als afgeihceden stuk 0f geknotten Wortel, van andere dergelyke Plan- rfüw*vc- ten> byzonderlyk vaD 'c Havikskruid , waar toe het betrokken is geweest, zynde het Tierde en vyfde by DoDONéus. H aller befchryfq het thans onder den naam van Picris met een naakte Steng en Liniaale gladde half gevinde Bladen* Op de Ys - Alpen djer Valey Bagnes in Switzerland, zegt hy , komt het voor met zeer; fmal gevind Loof. Het is 'er, voor 't overige, op alle open , Grasvelden en in de Bosfchen ge- meen* De getakte Steng onderfcheidt het zeei- van voorige Soorten van Paardebloemen, tiet; groeit ongevaar een Voet hoog en heeft de Bladen zeer veranderlyk. De Bloem is geel, het Zaad langwerpig , met naauwlyks geltamd , ge- pluimd Pluis. VIT% f?) Paardebloem met den Kelk geheel opge* tespidum. regt; de Bladen onverdeeld , getand fieke» stekelig. Hg mt gmrfaQ Borfieltjes. De; (7) Leontoddn Calycc toto ere&o , Fol. dentatis &c ƒ/• CHffé 336. Suec. 628, 694. GOUAN Monsp. 411. Gort. Ingr* Jfto. Hierac. montan. anguftifol. nonnihil incanuna. C. X. Pin. IZ9* Hierac. 6. montan* Clus* Hifi. II» p. 141^ y# Hieracittjm Hedypnoides» Gouan Monsp. +iz. Hier. Mont. Dentis fcesnis folio f. Laciniatum Lanuginofo folio. C4 B. Pin. 123. Hierauum Caule aphyllo hirfutura. J. V //^.II.p, 1031. De ftekeligbeid der Bladen onderfcheidt dee- IV* ze, die in Switzerland , Provenee, Languedok en Spanje , op de tergen groeit. Zy gelykt Hooi-o- naar de Paardebloemen meer, dewyl zy een en-STÜIC# kelde eenblcemige Steng heeft , rn aar de JJJa- den zyn geheel muw door Borftelige Haair- tjes , fomtyds gevonkt * fomtyds JEIsvormig voorkomende. Men vindtze zo wel in Swee- den als in Rusland, daar zy voorkomt mee ge- heel gladde Bladen , zo de Heer de Gorter aantekent , die het Kruid omftandig befchryfe. 'z Schynt dat Hall er deeze ook tot het Bit- terkruid betrokken hebbe (*}. Doch Guet« tard, zegt hy5 hadt het reeds voor hem ge- x daan. j a c Q ü i n fpreekt 'er dus van (f > „ Een herhaald nkt oppervlakkig onderzoek v heeft rny geleerd 3 dac alle deeze Planten s v [zyn Ed. meent , de door den Ridder opge- , telde Verfcheidenbeden]. haar verfchil eenig- 3, lyk te wyten hebben aan den Grond , waar in zy natuurlyk groeijen* De Bloem is vol- 3, maakt eveneens , [te weeten geel en met die s, Geflagt overeenkomfiig 5] en het Zaadpluis 3J in allen zonder Stammetje eenigszins ge- ^ piuinj.d (|). De Borfteltjes zyn aan de Punt „ tot (*) Picris Caule njicfo, urdfioro , Fol. asp&ns dentatis. Jielv. incboat. I. p. ll# (t) Vind, Enunu Obs. 68. p. 269. (X) Volgens de Afbeelding en befchryving van den Heer liKKHF.y heeft deeze Sooit een wel geftamd doch enkel Haairig Pluis. Zie zyne Tab, 6. F*g. ifc. Bb 5 II. Deel. X. Stuk. S94 Samenteelice Kruiden. IV. w tot een Sterretje gevorkt in allen ; maar in A?xxft# *> de tweede ftaan ZY digter, zyn korter ende Hoofd- „ Bladen naauwlyks ingefneeden. Deeze groeit stuk. ^ ^egts op Steenige of Kalkbergen 3 meest die veffwyve- » aan*'t Zuiden blootgetfeld zyn. Pe derde 3, komt in de fchuinte der gemeene Bergen n voor: de eerfte op de Velden» Hierom bloeit „ ook de tweede eerder , als op een warmer 5J plaats groeijende , enz* Dewyl nu deeze 35 Planten in Ooltenryk overvloedig zyn * zou S3 men 'er gemakkelyk kunnen vinden * die trapswyze naderen aan deeze Verfcheiden- 3, hedeE*" Dat niet alleen de Grond, maar zelfs het Land of Klimaat , een aanmerkelyk verfchil hieraan te weeg brenge, zou men lnoeten op- maaken uit de gezegde Waarneeming van den Hoogleeraar de Gorter 3 die in Moskovie het Kruid met Stengen van één tot twee Voe- ten hoog 3 de Bladen in de laagfte Plantjes meest gekerfd vondt, wederzyds ftekelig, doch van de figuur der Borfteltjes of Haairtjes niet fpreekt , beweerende dat de Zaaden een lang Stammetje hebben f met een lang, vaal, ge- pluimd Pluis gekroond , zittende op oen vlak- ken geftippelden Stoel (*). vin. (8) Paardebloem met den Kelk geheel opge* iirtum°n reèl > ^ Bladen getand en ruig 3 met zeer Pvui£# eenvoudige Borfteltjes. Dit (*} Flor. lngr. p. (%) Lemtodon Cal* toto ere&«* Fol. dentatis hirtls &c. Crc- 1 Syngenesïa 395 Dit groeit onder de voorgaande in de Zuide- IV» lyke deelen van Eurcpa , naauwlyks een lialf Afi^l< Voet hoog. Het heeft dc Kelken minder fte- Hoofd- kelig en byna glad, maar de Bladen zvn zeer8TÜK* ruig gehaaird. Ook is de Krans der BK cm yan^J^J^ onderen niet groenachtig: het Zaadpluis ge* pluimd. Deeze twee laatfte Soorten gelyken door de enkelde Bloemftengen veel naar de Paardebloe- men. By Alexandrie in Egypte vondc de Heer Forskaohl een Leontodon asperum, welJc de Stengen byna ongeblader ! ,'de Bladen Tands- wyze Vindeeligs met üekelige Borfieltjes a de Kelken rappig , de Zaaden effen, met een een- voudig lang gep'uimd Zaadkuifje hadt. Ook heeft hy 5in de Woeftynen by Kairo3een Soort van dit Geflagt aangetroffen , welke hy Ge/pitst Paardebloem noemde, en dus befchreef (*). Het hadt Stengetjes van een Span , Takkig gevorkt, en hoekig, glad 3 groen. De Wortel- bladen waren Vindeelig ingefneeden , getand, gegolfd , met de Tandjes uitloopende in een wit Spitsje. Aan 'c end hadt het twee Schub- bige Bloemftceltjes, ieder met eene Bloem* De Kelk Crepis Fol. Lanceoktis dentato • finuatis &c. Sp. Planu I. p. 799. Hieraeium Dent/s Leonis folio , hirfutie asperum , magis et minus lacinfotam. C. B. P*n* 127. Pr oir. 6%. Hier* parvmm hirtutu Cau'.e aphylto , crispum ubi ficcatiim. J» B. ffi/li lij p. 1038. {*) Fiór* JEgypt. Arah* p* 144» V.,. DEEL. X. STÜS* 395 Samenteelïce Kruiden. IV. Kelk hadt opgeregte Schubben , aan de punten Afdeel. omgekromd en de Bloempjes waren geelachtig* AA» Hoofd- stuk. H i e r a. c i u m. Havikskmid. Etaale veeivjyvc- j)jt Geflagt w0rdt van het voorgaande onder- fcheiden door een Eyronden Ke$k, die ook uit over elkander leggende Schubben beftaac , en een Haairig ongcfteeld Zaadkuifje. Het bevat de volgends, meest Europifche Soorten , die , naar dat zy een naakte eenbloemige of veelbloemi- ge,of een gebladerde Steng hebben, dus in Rang geplaatst zyn. A. Met een naakte eenbloemige Steng. i. f i) Havikskruid met onverdeelde eenigermaate hsanum!^ getande Lancetvormige ruuwe Bladen; de Grys. Steel eenbloemig. In Switzerland en aan dén Donau op hooge Bergen , groeit deeze Soort , die deswegen Zterg- Havikskruid door Cmsiusis getyteld. Uic een dikken Wortel geeft het Kroontjes van Lan- cetvormige eenigszics gryze Bladen en daar tus- fchen een enkelen, eenbloemigen Steel, vaneen Voet hoogte. CO (i) Hierachm Fol. integerrimis fobdenticulatTs &c. Syft» Nat. XII. Gen. 913. p« 522. Vtg. XIII. p. S97« Hieracium sncaoum. Sp. Plant. I. p. 799» Hier. Mont. anguftif. non- nihil incanum. C. B. Pjm. 129. Hierac. fext. Montanuna. CLU5. fiiji. IU p. HU J4 B» Hifi* III. p. Io3 8» . Syncenksia, S97 { (2) Havikskruid met Eyronde Bladèn > ver- IV. breede Bladjteelen en byna eenbloemige Af£|£L* Stengetjes. HooVr* STÜK. In Svvitzerland en Savoije groeit dit Plantje n. raauwlyks een Handbreed hoog, met alle de^^* Wortelbladen Hartvormig of Eyrond, van on- deren Wollig, gefteeld, met Tandjes : de Blad- fteelen zyn Bloedkleurig en van langte als de Bladen , zo wel als de Bloemfteelen , die ruig zyn en op den Grond leggen» Zy zyn met twee of drie kleine Elsvormige Blaadjes als getand* De Kelk is ruig 3 de Bloem bleek geel en van grootte als in het Muizen -Oor. (3) Havikskruid met langwerpige onverdeelde nu getande Bladen * byna naakte eenbloemige ^IpUcZ* Steelen en Haairige Kelken* (4) Havikskruid met Lancetvormige getande *vt glad Paarde- bloe«i!g« (2) Hieracium FoU ovatiSj Petiolis dilatatis &c. Mant* 27^. Hier. Fol. ovato - Ianccolatis denticulatis , Pet. dcntatis. Hall* Tlor* 42. Emend< IV* 251. He[y¥ inchoat. p. 17. N. 42. Lcontodon dentatum» Mant* 107. Nonne Hier. Naiboncnfè sotiuidifoUum Caule aphyllo ? J, B* Hift. 1037. (2) Hieracium Fol. obiongis intcgris dencatis &c* GoüAf* Montp, 412. Hier. Caule unifloro t Cal. viliofo. FL Lapp*. FL Suec, 632, 6 An^l. III. p. 169. T. 6. f. 2. rilofella monoclonos Moris» Bij. UU p* 78, S. 7. T, 7. f. 5» (4) Hieracium Fol. Lanceoiatis dcntatis glabijs &c« Hierac, FoL 39S Samenteelige Kruiden. TV; gladde Bladen , byna naakte eenblosmigo Afdeel* Steelen en ruige Kelken. xx. f Hoofd* ^) Havikskruid ms% ZdQfcïïSL ec Holoftium Lacune. Lofi. U. 47*» Syngenesia. 399 ropa groeit deeze Soort op drooge Zandvelden* IV. Men noemtze gemeenlyk Muizen-Oor , om dat Af^el; de Blaadjes Wollig ruig ea hol zyn, in 'cFransch Moofd- Oreille de Rat ou Souris, in 't Eogelsch Mou-^v** fc-Éar, in 't Hoogduitsch Meuz-Oorl maar m de Walfche ïaal Velvette , en by ons ook Na* gelkruid of Pilofelle naar den Latynfchen naam* \ Groeit hooger dan de Alpifche, wier Sten* getje, volgens Gouan, naauwlyks anderhalf Duim hoogte heeft; maar is, niettemin , een zeer klein Plantje 5 dat men veel by ons op de Duinen vindt. Het heeft dunne Bloemfteelt* jès , omtrent een Handbreed lang, aan 't eind verdikkende en in een zwartachtige ruige Kelk de Blommetjes bevattende , die van binnen geel zyn, van buiten rood of paarsachtig. Niets gemeener dan dit Muizen-Oor, vondc de Heer jde Gorter in Velden en lugtige Bosfcben van Rusland , byzonderlyk op de Eilan- den in de Neva-Stroom. Het komt 'er , zege zyn Ed. 3 zeer verfchillend voor naar de Groeiplaats, Op drooge dorre Gronden heeft men 'er kleine Plantjes van, met enkelde ongebladerde Bloem- deeltjes. In vette Weiden en op vogtige plaat- fen valt het hooger, met drie of vier Bloemen op 't end van ieder Steel , die fomtyds ook één Takje met een fmal Blaadje uitgeeft. De Bladen zyn fomtyds aan beide zyden glad, meest II. VV&U X, STUIfc 4oo Samenteelige Kruiden W. meest /van onderen Haairig * mee een fyne wit- AFxxEL' te Wolligheid (*). Hoofd- Dit Kruid heeft zekerlyk een famentrekken- stuk. dekragt, zo fyn en doordringende, zezt Lo« JZzaalt i i ttt VctHijW- bel, dat het Water, waar m het gekookt is, Hf- ongemeen dient om gegloeid Staal te harden, Men plagt bet derhalve in Gorgeldranken of ook tegen den Rooden Loop en andere Bloed- vloeiingen inwendig, als ook tot heeling van Wonden en Breuken uitwendig te gebruiken* Het heeft een Melkachtig bitter Sap. P. Met een naakte veelbloemige Steng. - vit. ( 7) Havikskruid met geheele > langwerpig Ey± JHtèraü** ronde Bladen , kruipende Scheuten en naak* ^vyfefaar. te veelbloemige Steelen* yin. (8) Havikskruid met effenrandige Lancet vor* owLifa*' m^êe Bladen , kruipende Scheuten en naak- te veelbloemige Steelené Kioonig. x. (9) Havikskruid met LancetVormigë onver* deelde (*) Flor. Ingr, p. 12L (7) Hieracium Fol. integris ovato - oMongis &c. Gouam Monsp* DAL* Par. 237. Fl. Suec. 634, 69S. Piloieila major lepens minus hirfuta. C. B. Pin. 162* / (8) Hieracium Fo!. integerrimis Lanceolatis &c. FL Lapp* 282. Suec. 6i5* C99. rilofella major eie&a altera. C. B. Pin. 26 z. (9) Hieracium Foi. Lanceot. integris Pilofis &c. Hier» Mit» roiüm anguft. fol. non finuatum. C. B. Pin. 129. Prodr # 67. T. 67. Pilofella montana hispida parvo Flore. C. B« Pin* StNGRNESI/L 40I deelde Haairige Bladen , byna naakte IVV Bloemfteelen , df* aan ^» ^oe£ Haairig *Fx"L* z;ytt era Kroonswyze Bloemen. Hoofd- stuk* Tot de Verfcheidenheden van 't Muizen- Oor PoiyghmtM behooren deeze drie, waar van de eerfte zo wel 'f**™ Zuidelyk als Noordelyk in Europa groeit, de tweede in Duitscbïand en in Sweeden, als ook in Lapland; de derde in Rusland, Deenemar- ken, Duitschland en Switzerland , zo Ls n- vuevs heeft aangetekend. Deeze heeft Bloem- fteelen van byna een Voet,gelyk de voorgaan* de, waar van zy verfchilt door de Bloemen als in Kroontjes te hebben, gelyk BauHinüs zeer wel aantoont. (10) Havikskruid met Ey ronde eenigermaate x. getande Bladen , een naakte Takkige Bloem ^Zm*- Jleng y de bovenjle Bloemen voorlykst* ^knot Dit groote Muizen -Oor, dat wegens den Wortel gebynaamd is , groeit zo wel in Sibe- rië als in Europa, doch in Rusland zeldzaamer. Dit, zo v/el als *t Muizen -Oor en dat men Oortje noemt , valt op Ysiand. De Heer Gmelïnt vondt hetzelve met Bloemftengen van een Voet (ïo) Wêrsuium FoL ovatïs fubtfentat is Sec, GoüIN Mmsp, 413* Gort. Ingr. 1*2. HALL. Helv. 744. Qmsl. Sih. u# p. f*. T» 13. f. Hicracium Pratcnfe Ia:ifbhntn C. B, Pin, IZ9. Hiei. latif. prsmoiia Pvadice. J. B. Hifi* IU p. ion- Püofciia major cre&a. C. 3. Pin* 26z* Cc II. debl. X. Stuk. 402 Samenteelice Kruiden* IV* Voet tot een half Elle , die uit den krans der AFxx.E1# Wortelbladen voortkomen , gelyk in 't volgea- Hoofd* de* In Switzcrland tekent de Heer Hallef stuk* je hoogte tot twee Voeten en hooger aan. rfd^t. De Steng is iregt, geheel enkeld, uitgenomen n* aan 't boven- end 3 daar de Aair is vsn kleine geele Bloemen ^ met Wollige Stoppeltjes, ge* fteeld, in gladde blaauwachtige Kelken* v tt. (il) Havikskruid met onverdeelde BI 'den , en ^ZSL byna naakte, geheel enkelde > Haairi&e, "Tanje Tuildraagende Bloemfieelen. Bekend is deeze in de Hoven , die het ver- fiert met zyne fraaije Bloemen van Oranjekleur. *t Is een voortkruipende Plant, welke uit trop- jes van Eyrond langwerpige Bladen 3 effenran- dig of met weinige Tandjes , regt opfchieten- de ruige Bloemfieelen geeft , fomtyds met een Zydtakje (*), san den top gekroond met agt of tien Bloemen s die gefteeld zyn , in zwarte ruige Kelken gevat. Zy groeit wild in de Bos- Ichen van Switzerland en Oostenryk. (Ï2) (rij Hieraeium Tol. ifltegris Caule fubnudo fïmplicisfimo ^•fbCorymbifero. H. CUf. 38*. Ifff. -3$. *>♦ Lugib. 124. N. 9* Hier. Hortenfe Flor. atro - purpurafcentibus. C. B. Pin* Hier. Gerntanicum. COL. Ecphr. T. zo. HALL. Helv. Inchoat. N. 50. Pilofclla polyclonos. Syr. &c. MqrIs. III. S. 7. T. f. 7. (*) Dit heb ik meermaalen opgemerkt en het blykt ook Sn de Afbeelding by Merifm: def ik hei rretaid yind8 :CM tfe Ridder zegt, Cazte fimplivAftmu S Y N G K N £ S I A. 40J ^12) Havikskruid een gepluimde byna naak- IV, *s*nïïlm getand* joodfch. fiO Havikskruid fl/wi£f* veelbhemige „ xv* Steng; de onderfts Bloemfteelen hooger ;anicuU- tum. Gepluimd» xvu. Choniril" Latogtan- dig. XVIII. Torrtfo» Preybla* (16) Havikskruid met een tpgeregte Steng* de Bladen overhoeks Lancetvormig naakt , getand; de Bloemfteeltjes zeer dun. Qiï) Havikskruid met de Stengbladen lang* werpig 'getand en glad , de Wortelbladen Lancetvormig onverdeeld. (18) Havikskruid meteen gebladerde TakHge Steng; de Bladen Lancetvormig Liniaal byna effenrandig. In Kanada vondt Kalm de eerfte vao dee- ze drie, met de Steng een Voet; op *t Geberg- te, by Weenen in Oostenryk, de Heer Jao in de tweede , die uitmunt door haare lan- ge Stengbladen , met lange kromme Tanden ingefneeden , hebbende een Stengetje van een Span, Men vindt daar van, by hem, een fraai- 3e q6) Hieracium Caule ere&o , Fol. alternis LanceoTatïs &c. (17) Hieracium Fol. CaulinU clongato-denratts &c. jACq. Vind. 273. T» 7. Hieracium Alp» pumilum Chondrillx folio. C. S. Pin. 129. Prodr. £4. (is) Hieracium Caulc Ramofo foliofo &c. R. Lug&b. 125. Jacq. Vind. 273. T. 6. Hieracium Phalangü foliis. Vaill» JMem. de 1721. p. 184. Hier. Mont. Asphodeli foliis acu« jninatts, Bocc. Muf. 147* T* 10$» S Y N G E 8 E | t JU 4o (20) fO Eft Galia ab Infeftis generaca. TL Suec. II. p. 273» Fan-u S Y N G E N E S I A* 4C7 (co) Havikskruid met een gep\uimde Steng; de Bladen omvallende 3 getand en glad ; de Xx. Kelken Stekelig. Hoofd STUK* In Moerasfige Bosfchen der Noordelyke de^- xx. fcn van Europa, en zeer overvloedig in West- gothland > is door Lil\k m ci s deeze gevonden >4ocxasft, die door het gezegde van de andere vafchUt, doch 'er anders zeer naby komt; zo dat het \ gelyk zyn Kd. erkent, wel eene Verfc^eid n- heidkonzyn, uk de verichitïende Groeiplaats gefprooten. Een derpelyk Havifcskruid voncte de Heer H aller in Switzeriaod , mee de Steng twee Ellen hoog > fo ntyds op Moeras öge plaatfen, doch ook in \ Gebergte (*> Hier piede acht zyn Ed. dat overeenkomftig /c welk de Heer Gmelin afbeeldt 3 als aan de kan- ten der Berg Bosfchen van de Rivier Jenifea in Siberië voorkomende, en aldaar de geheele Mannd July bloei jende. Doch de Ridder heefc dit tot de volgende Soort betrokken* (21) Faun, Snee. U N. 9*o. RuPP. Jen. HALL. p* *Of* &c. Zie dee*c Natuurlek* Hijïorie , I. D+ XII. STUK, bladz. Hf» (*•) Hieracium Cau!e Paniculato &c. GORT. Bdg. zyfi Ingr. 1*3* Wh I 28 5« Fl» Suec. 6$% , 702* Hieraciur» Cichorei folio, fè* 32. Hier. Mont. latifol. gl%» brum minus* C. B. Pin. 129* MoRlS* Ilift* XII. p**P*S> T. S. f. 47- (f J Helv» Inckoat4 p. ip. Cc 4 402 Samenteëlige Kkuiide^ IV* (21) Havikskruid met een veelbkemige Stedg^ Afdeel. Lierachtige gladde Bladen, de Kelken en Hoofd* Bloemfteelen ftekelig. STUJC» xxu (22) Havikskruid met de Wortelbladen ftomp fyratimm Eyrond getand; de Stengbladen langwer- i^crbiadig. pig half omvattende* XXII- £™th4\ (23) Havikskruid met de Steng omvattende 5i Rcmdbia- Hartvormige een weinig getande Bla- ilgKxni dm 9 eenbloemige ruige Bloemfteelen en, AmpkxU, Takkige Stengen. cauk. 5^ Deeze drie' ^aar van de twee laatften, door den vermaarden Tournefort, in de Pvre- neefche Bergen waargenomen zyn3 verlehiklea door het Loof te veel , om tot de voorgaande Soorten t'huis gebragt te worden. De laatfte komt wederom zeer naby aan de volgende, maar is dunnetjes befprengd met Haairtjes3 die aan de toppen Kliertjes draagen. Zy heeft da Steng geftreept 5 de Bladen wederzyds groen met fpitfe Tanden en de Pluim eenigermaate Wollig, (24) (21) Hieracium Caule mnltïfloro, Fol. Lyrati's glabris &e* Hier. Caule R?mofo &c» Gmel. Sik. II. p. 24. T. 9. (zi) Hieracium lol. Radicalibus obovatis dcntieulatis &c. R. L+gdb. 1*4. Hier. Pyrenaicum fol. Cerinthcs Jatifolium. TOURNï» Injt, 472. (23) Hieracium Fol. amplexicaulibus Cordatis &c. H+ Clif. 387. R, 123. Hier. Pyren. iongifoi. (& ieum* tfifolium) aiDpIodeaule. TQV&m* Inft, 472. Syncènesia; 409 (24) Havikskruid met de Steng omvattende JV; Bladen, die Jlomp Eyrond langwerpig en^"^Lm agterwaards getand zyn;een enkdde Steng Hoofd- m ruime Kelken. ar uk» Tot dcezc Soort, welke van de gezegde Ber-H^^ gpn baaren bynaam heeft, cn onder verfchil-**»- Jende gedaanten voorkomt, (zo dat zy als eenneefcU?- middelflag tusfehen het Bitterkruid en dit zo wel als 't volgende Geflagt zig vertoone, ) be- trekt de Ridder thans > voorfteüenderwyze en tot nader onderzoek , de dus bepaalde Krui» den* B. Havikskruid met Lancctvormige , de Steng B. omvattende getande Bladen, eenzaame Bloemen rfjifa*m cn ruime Kelken (*> m kruidig. C. Bitterkruid van de Pyreneen t met ruime c. f24) Hleraelum Fol. amplexi - caul* obovato - hciniatis &c. ^7?. Nat. X. p. U9f? (8) Hieracium Pol, Lan'cëól. amplcxi • caul. dentar?s4 FJor. foïit. Calycibus laxïs* Sp. PUnt. i\z9. H. Cliff. 387- r. ia?» N. 4. Hier. Pyren. Blattari* folio, minus hir* futum. Töurnf. Inft. 47^ <*) De figuur der Blommerjes van dit Havikskruid, wel- ke vyfpuntig zyn, is, tot een Voorbeeld van deigelyke Tongblommetjes, door den Heer D. Berkheï zcet duide* Jyk in Plaat vertoond. Zie zyne Tab. 3. Fig, 27,2$. (C> Picris Pyrenaisa Pedanchiis laxis. Caule Pilofo &c, Sp* Plant, ii 15. Hier. Pyr. ülattaris folio minus Piiofutn* Hkrm. Farad* T. p. 184. Cc 5 XL Desl«X. Stuk. 4io Samentfelige Kruiden. IV» Bloemkasjes , een Haairige Steng en Tandwys u(f* Afdeel gehoekte Bladen. frvir D' Hondsbloem van Oostrnryk , met langwerpige D* gekartelde Bladen , een zeer ruim Omwindzel en fte# Auftria* kelige Kelken* turn* ryksfCn' E. Havikskruid van Switzerland , met de Steng om» e. vattende, fyn Zaagtandige, fpitfe Bladen. Helvet, eum Swit- Op de Gebergten van ons Wereldsdee! , naa* serfch. melyk, komt het Havikskruid onder zo veele gedaanten voor, dat de ichranderfte Kruidken» 2iers daar door byna in verwarringe gebragc zyn ; gelyfc men uit de laatfte Waarn eenlingen van den Heer H aller kan Qpmaaken 3 die desaangaande dus fpreekt ("*). 5, De geheele Klasfe der Tongbïoemigen heeft die moeielykhsid , dat de Bladen in „ Vinnen, Tanden en Ruigheid fpeelen. On- v der allen nogthans is deeze Plant de moeie- „ lykfte. Want , hoewel de infnyding der Bladen aan den voet met groote fpitfe Tan» den een foort van Kenmerk uitlevert , komen zy ook niet zeldzaam geheel zonder Tanden , 9, en of rond of langwerpig voor. Bovendien « is (D) Crepis AuflriacM , Fol. oblongfs Dcnticulatis &<:• jACq* Vind, 270. (E) Hieracium Fol. amplexi - caulibus &c. Hall* Heh* 749. Hier. Alpinum afperunt Conyz* facie, C« B» Fin* zat* (O Hïjl?. hcb$*t. Toxa. I» p. %$* Syhcekssia.' 4** 3^ is dc naakte en de gearmde Geftalte van de IV; 3, Sicng ook niec bcftendig* Dus zou ik ligt xx 3, toeft'emmen , dat onder de Verfcheidenhe-HooFD- den, welken ik hier befchryf , waare Soor-STÜK# ten kunnen verholen zyn. De vermaarde Linnjeüs, nogchans , laat 'er geenen toe „ en tekent met reden aan, dat zelfs het Moe- „ rasfige Havikskruid eenige Kenmerken van het Longekruid hebbe" (*). (25) Havikskruid met een Takkige gebladerde xxv. Steng en ruige Bladen: de Wortelbladen^f^^f Lancetvormig Eyrond getand : de Steng* ^luiaig» bladen omvattende Hartvormig* De ruigheid, zo wel als de Geftalte, onder- fcheidt deeze aanmerkelyk, die op de Geberg- ten van Bohème , Oostenryk en Üwkzerland groeit ^ (*) Dit acht ik hier toepasfelykst , hoewel de Heer HAL* JLER het juist niet ten opsigt van de laatfte Plant zegt , die ook uit hern verkeerd aangehaald is, want j». 749 vindt men 'er geene van dien naam en p. 747, in plaats van acmis 9 jubhirfutis. Ook fchynen Bladen, naar die van de gewoone Conyza gelykende, niet zeer fpits te kunnen zyn. Ik vind het naauwlyks wederom in zyn laaïiie Werk , alwaar een ongemeene verandering is gemaakt , in de Soorten van dit Geüagt. Hkraelum Caule Ramofo Föliofo &c. Jacq. Vin,L 271- Hieracium Alp. latifolium villofum, mtigno Flore. C.B. I2g. Pluk. Alm. is** T. 194. G ?• Hier. Alp. 5. vil- lofum. Clvs. Hi/t. in, p, 141. Hier» 5» P*nn. 64S , *44» Hall, Opusc, 1^ Hïlv. inckoat. Tem. I. pf 18. N. 44» H« DïSU X, STUK» 4la Samenteelige Kruiden; IV. groeit , zynde door Clusius, rnclcr den nanm ^ i xEL' van RuiS Havikskruid der Alpen , zeer wei af- ]Hoofd- gebeeld. Het heeft de Steng ongevaar eca stuk. Voet hoog y vry dik, en ruig, zo wei als de v'cdwyvl Bladen , zynde een Meikgeevend Kruid, dat ia r> de Valeijen der Alpen fomtyds wel drie Voeten of een El Ie hoog voorkomt , zo de Heer H all er aantekent. De Bloem is van de grootften in dit üeflagt , vervat m een ruige zwarte Kelk , die met witte Haairtjes gehaard is , hebbende , gelyk over de geheele Plant, geele Kliertjes aan 't end. xxvi. Qx6) Havikskruidw** Lancetvormige gefchaar* G/lXi-* de. ruuwachtige Bladen > de Bkèïhèn Kroont* >f- . . jeswyze. JLymeng J J In Provence groeit deeze , die een Jaarlyks Gewas is, daar de vobngen meest, wat den Wortel aangaat , overblyvende Planten zyn. Li-NN-ffius zegt, dat hetzelve de Bladen zagt cn Lymerig heeft, 't welk tegen de bepaaling fchynt te ftryden. Bauhinüs, die de Groei- plaats by Marfeille in Provence aan wyst, maakt daar van geen gewag. De Steng is een Voet hoog, met Lancetvormige Bladen , en het munt door de kleinte zyner Bloemen uit. (16) Hiemcinm Fol. Lanceolatis runciaatis feabrsuscutts &c. Hier. Dentis Lecnis folio Floribus paivis. C, B. -Pi*. 12.7. Prodrm 6s* GER. Fr$u> \6$. ( Syngenesia» 41 (27) Havikskruid e^ra regtopfiaande veel- IV, bloemige Steng, Lancetvormige getande Bla- ^J?1* den era Wollige Bloemfteelen* Hoofd- stuk. (a3) Havikskruid Takkige gebladerde xxvir. Stengen half omvattende langwerpige ^ uit -^^^ gegulpte Jlekelige Bladen* vtnfyïvk* nifch. (ap) Havikskruid met een opgeregte veelbloemige xx m ü Steng en Eyrond Lancetvormige getande , ?un*n?~ de Steng half omvattende Bladen. gee&hU" De bynaamen wyzen het moederland aan van s£*ldU. deeze drie > naar malkander gel y ken de , waar savoyfcfc. van de tweede Schoon Takkig Spreogeriaanfch Havikskruid in 't Werk van Baüiïinüs is getyteld. Zy was, naamelyk, te Heidelberg in de Tuin van den Apteker Spreng er ver- zameld \ en hadt de Steng meer dan anderhalf Elle hoog, Zy was geheel ruig met geele Bloemen Die , welke Savoyfche gebynaamd is, verfchilt weinig van de volgende. (30) {27) Hieracium CauTe ere&o multifloro &c. (2?) Hhracium Oule Ramofo Foliofo &c. K* Lugd'?. Hier. pulchrum R^mofum Spieagerianura. J. B. Hifi* II. p. 1025. Motus» III* p, 6$ . S* 7. T. 5, f. 17. (29) Hieracium Caule ere&o multifl >ro &c. R. Lugdh. 124. Ji. £/>/ 21S. li. N. 703. Hieracium Fruticofiinöi htifU. hiifutum. C. li. Piné 129. Hier. Sabaudi varieus pil* ma. J. B. Hifi. ll. p. 1330. II. Deel. X« Stuk,; 4i4k Samenteélige Kruiden. IV» (30) Havikskruid met Liniaale eenigermaa* Alxx EU u èetande vwfprtidc Bladen , de Bloemen Hoofd- Kroont j 'es wyze. STUK. xxx* Dit laatfte is het Groot of Heejler * Haviks* ^UmbluT kruil , dat door geheel Europa tot in Sweeden >tum. Lapland , ja ook in Rusland en Siberië gemeen blQwiïg' is op drooge Velden en Zandgronden. By ons komt het veel aan dc Dykjes en kanten der Wegen omtrent Zwoll , op den Esfenburg bui- ten Harderwyk , in de Wouden van Vries- land, als ook op de Duinen aan den Weg , van het Kraaijenest naar Schaaphals , buiten Haar- lem , voor. Van den Havik , in 't Griekfch .»» * Hierax , is de naam ontleend, toni dat die Vo- gels, zo Plinitts meldt, door het Sap de duiflerheid der Oogen wegnamen. Hierom noe- men het de Franfchen ook Jccipitrine , de Ëngelfchen Hawkweed* Het heeft de hoogte van omtrent een Elle, een harde rutiwe Steng, die door de zwaarte fomtyds over zyde helt, met fmalle fterk getande Bladen, ook wel on« getand, ruig of glad,draagende een Kroon van geele Bloemen in blaauwachtige Kelken. Hier op (30) Htiwium Fol. Linearibiis fubdentttFS fparfïs &c. GoRT. Belg. 224. KRAM* Auflr. 2? 2» GOUAN. Mortsp. 415» €MEL. Sib. II. p. Fl. Lappt iij* Suec. 619. 704. ƒƒ, Clif. 187. R» Lugdb, 113. HALL. tièlv. inchoat. I. 15. Hie- aracium Frut» anguftifol. rnajus. C* 8. Pi»» 129. Hier. Saban- dum. Dalf.ch» Hift. 570. Hier. priraum. DOD. Pompt* 6j$< Hier. air grandius. L01. Ic. *4®* op volgt een zwart, geflreept , langwerpig, iV. vierhoekig Zaad, welks Pluis de Haairtjes , by- dF^ L na als een Koorn-Aair, digt en fchubbig metfioopD* puntjes gebaard heeft (*). Voor *c blooteOog /tok. èvenwel , komt het voor als een eenvoudig Haairig Pluis* Dit Kruid, dat men in Sweeden Nolanaler noemt, is zwaar van Reuk, en de Bloemen worden 'er gebruikt om een fchoorite geele Kleur te geeven aan de Wolle (f). De meeste Soorten van Havikskruid hebben dit gemeen, dat haare Bloemen opwaards ge- keerd zyn. Men vindt 'er in de heete Lugtftreek weinigen. Gecne Westindifche en maar één Kaaps vind ik opgetekend , De Heer N. L* Bür mannus heeft een Javaanfch in Plaat voorgciïeld , welks Kenmerken niet zeer blyk- baar zyn. Garcin hadt hetzelve Melkiifiél met paarfchc Bloemen , gétyteld, In Noord* Amerika vallen, als gemeld is, verfcheide Soor- ten; zo ook in Siberië; des veelen de koude Gewesten beminnen. Hier hebben zy ook in 5c algemeen de eigenfehap, by fommigen ge- meld , dat de Bloemen 's namiddags al vroeg zig fluiten, en als verbergen voor de Avondlugt. Het f*) Zie dcszclfs Vertooning door 't Mikroskeop , Bonann» cj/: Fig. 5>jI. (t) Fruticofa Hieracia flavo Colore tingunt. HALL* *éf* Vide FL Suec. IU & lt> Scan, 54J« XI. Dsïl. x. stue. 416 S AMENTEEL1GE KrvIBKX* IV* Het Iaatstgemelde komt aan de Rivier Jenifej ArxxfL' zeer dikwils voor, met Stengen, die wegens Hoofd- het fteeken van Infekten geknobbeld zvn STUF* J ' Egaak C r e p i s. Hondsbloem* ry' Dit Geflagt heeft mede een naakten Stoel: de Kelk is gekelkt met afvallende Schubben ; het Zaadpluis gepluimd met een Stammetje. Het bevat veele Soorten , die , wegens Je Bloem tot het Havikskruid zyn betrokken ge- wecst, doch in Geftake ruim zo veel naar dea Melkdiftel of het Paardebloem gelyken. In- zonderheid komen 'de Hoofdjes , met het Zaad- pluis , veel met het Jaatfte overeen. Ik zal den Griekfchen naam Crepis ,behoorende cot het Kruid dat men in *t Franich Crspie noemt , hier voor befchreeven ; derhalve met Hondsbloem , gelyk men ook wel de Paardebloemen tytelc, verduitfehen. Crepis (i) Hondsbloem met Ëyronde onverdeelde mZtL Pluizige gejleelde Bladen en leggende Stengen. mJJm* W Hondsbloem met Vindeelige gekartelde vinbia. * Bladen en éen naakte, Steng met weinige drS* Bloemen. (3) (1) Crepis Fol. óvaris integris Vülofïs , Petiolatis &c. Syfi. Nat. XIU Gen. 914. p. 5-4- ^g» XIII. p. 599. Hier. Alp. iacanum Saxatile Brunellx Fol. integris. Bocc. Muf* II. p. 33. T. t4« (2) Crepis Fol. pinnatïfidis crenatls &c. Hier. Siculum Bur» fac Paftoris folio. Bocc. Mus. IU p. 1^ rf ioö & H*« • S T N 'G -E N 'E S I A« 417 £3} Hondsbloem met de Omrnndzels langer IV; dara de ltelk en verfpreide Borjtelige Schub- ^*£xfL* #£72. HOOFD* STUK# Van deeze drie is de eerfte op de Alpen van m. Italië , de tweede by Sicüie * waargenomen. ^l^L De IcUtfte groeit op de Zandige Zeekust > zo Gebaaid* van Icalie en Sicilië , als van Languedok by Montpellier en elders* Men vindt het ook in de Bosfchen van Provence. Het is een jaar- lykfch Gewas 5 onder deeze Planten zeer by* zonder, niet alleen wegens de uicfteekendeOm- windzels , die een Krans maaken rondom de , Bloem , maar ook doordien de Blommetjes in de Omtrek geel en in *t midden donker paarfch -zyn. Het heeft de Zaadjes Spilrond 5 met een zeer fyn Haairig Randje gekroond en voorzien met twee enkelde lange Borreltjes* (4) Hondsbloem, dat de Omwindzels rappig3 iv* zo lang ah de Kelken , de Bloemen getuili heeft met Eironde Blikjes^ In (i) Creph InvoL Calyce longioribus &c. GouAR Mcwsp* 4i4, H. Cliff. 387. Hier, Calyce barbato. Col. Ecphr* 1U p* 28. T. 27. E 1. Hier. Eaticum nujus* Kerm. Par. T, p. 385* (4) Creph Involucrls fcarioils longitudine Calycis &cm Hier» Mont, Kapifoliuin. C, B« Pin. 129. Prodr* 65» RAJ Hift* 237. 0. Cichoreum Pratenfe hirfutum Vcfkaruim. C.B. Pin. u$. Col. Ecpbr* I. p. 233. T. Q.17% Dd lu Deel; stue, 418 Samenteelige Kruiden» IV* In Apulie groeit dit Blaazig Hondsbloem $ xx£L dat veel naar de Suikerey gelykt, tot het wel- Hoofd, ke ook dat Kruid , met Loof als der Raapen , 'C WeliC ^ Baühiisüs zegt op den Berg Veeiwy v e - Was f er f al 1 voort te komen, wegens de gelyk- r* heid der Bloemen is t'huis gebrast- Zie daar om wat reden Linn^eus de Groeiplaats ook in Switzerland gefield heeft, alwaar Haller dit Blaazige nooit hadt gevonden (*)♦ v. (5) Hondsbloem dat de Omwindzels rappïg9 MpZl van lanSte als de Kelken 3 de Bloemen een* Aipifch. %aam heeft. Deeze, die zeer naar de Eodivie gelykt, was door den Heer Gmelin uit Zaad geteeld, die de Steng bevondt van een Voet tot byna een Elle hoo^ te zyn. Natuurlyk valt het in Italië. De Haairige Kelk is met dorre Blaad- jes omringd en de Bladen zyn omvattende* vi. (6) Hondsbloem met de Steng omvattende Roodbioe- Lierachtig gefchaarde Bladen. In (*) HELV. lnchoat. T. \* p. 14. (j) Crepis Invol. fcariofis longitudine Calycis &c. R» Lugdb. 126. N. 1. Hieracioides aonua Endiviae folio, Cap* jnagno, Vaill* Mem, 1721. p. 246. Hier» Alpinum Scor* zontix folio, Tournf. Infl. 472* Leontodon Cal* tot© ere&o &c. Gmbl. Sik p. 16. T. s* (6) Crepis Fol. atnplexicaulibus Lyrato « runcinatis. H¥ Cliff* 500. Upf. 239, GOUAN Afonsp. 414. Hier. Fol Caul. finuatis* H. Cliff. lil. R. Lugdb* N. 2. Hieracium Dentis jüeonis folio FI. fuaverubeme. Tquanf. Inft* 38©» S y Kr v & N E s i A. 419 ïn Italië fchyttt de 'Groeiplaats van deeze te IV* &yn , die het Pluis met een Stammetje heeft 5 AFxxf L* als in de twee vcorgaanden ; *t welk tot dit Hoofd - Geflagt behoort. De Heer Berkhey heeft stüiu hetzelve afgebeeld (*}. 1$%?™* (7) Hondsbloem met Vinswys gejihaarde vn. ruige Bladen en getande Bladjleelen» f*liï£ % Stinkend* In Duitfchland , Vrankryk 5 Switzerland % groeit dit Stinkend Hondsbloem > op de Vel- den en aan de Wegen, Het heefc die eigen- fchap met het voorgaande gemeen ^ dat de Bloe- men knikken eer zy open gaan. By den Wortel heeft het veele diep gefchaarde Bla* den, aan *t end driehoekig, zeer ruuw en ruig, zo wel als de Steng , die dik is , Takkig ea gebladerd 9 omtrent een Voet hoog. De Steng* bladen zyn omvattende , halfvinnig en getand» De Bloem is geel, van buiten paarfch^en groot* De Zaaden hebben ook een lang Pluis -Stam- ' ^ met je. Het Kruid heeft een onaangenaamen Geur , welken fommigen by dien van Bevergeil ver* (*) In zya Ed. meergemelde Disfertatie, Tab* 6. Fig#*. O) Crepis Fol. runcinato * pinnatis hïrtts &c. R. Lugdb. *a6. N„ 4. GOüAN MorAp. 414. Hieracimn Caftorei odjre Monspdienfium. Magn. 129. T. 128. Hier* maximum Era- cae folio. Toornf* infi. 469. ]acobxa Sylv. tcvnentofa Ci* chorei fylv. folio. MORis. 'Htft. IIT. p. 109. Senecio hirfu* fus. C. B. Pin, t|i. Erigeron temum, I>oo. Pempt* 6±u Erig. tomentofum. Lob. /c. 225. Dd 2 .II. Deep, X. stuk. ±iö Samenteelige Kruide*?. IV. AfdeeLi XX. Hoofd- stuk. vin. Crepis tispora. IX. RbagadtC* loides. Geban- vergeleken, Anderen geeven 'er den Reuk van bittere Amandelen aan. (8} Hondsbloem met getande Bladen, de on- derjlen Eyrond geoord ; de boven jtm Pyl-> vormig ; de Steng verfpreide Jlyve Bot» Jlels hebbende. Op Sicilië , als ook in de Levant, groeifc deeze Soort, die een zeer ruuwe ruige Steng, met Borftelige Haairen bezet, en Bladen als de Suikerey heeft , met kleine geelachtige Bloempjes. De Kelk is klein 5 Eyrond en ftekelig met een kleiner buiten - Kelkje , van Vliezige afvallende Blaadjes. (9) Hondsbloem met onverdeelde, omvatten* de, langwerpige Bladen : de binnenjle Kelk als met Leedjes gebandeerd en ftekelig, te* Jtaande uit Schuitachtige Blaadjes. In de Upfalfche Tuin is deeze , die de Steng een half Voet hoog en Takkig, den buitenften Kelk half zo langhadtals den binnenften, welke uit dertien evenwydige Blaadjes beftondt, waar- genomen. De Bloem was geel , van buiten paarfch* : (g) Crcph Fol. dentatis ,ïnfer. ovato • aarculatïs Sec. Hie- ïacioides Sicula , Cichofei folio , Fioic parvo flavescsnte» VAILL. Mem, 7*4» , {9) Crepis FoL integris amplexicaulibus , oblongis , Ca!, inter, torulofo • articui. hisp. Fol. Cyxubifoxoiibisï. Mtmt* 20Si Syngenesia; 421 paarfchachtig* Men wist de plaats der afkomst !V. Afdeel» Hoofd* (10) Hondsbloem met omvattende , langwer- stuk, P*ëe> gerimpelde, van onderen getande x. Bladen ; een ruige Steng ; den Kiel der sih^kL Kelken gchaaird. Sioerilch* Dit Siberifche Kruid fchynt meer naar die , welken onder den tytel van Pyreneefch Ha- vikskruid voorgefteld zyn , te gelyken. De Bladen zyn fterk geaderd, ftevjg en zeer ruig, het Pluis hcefc geen Stammetje, zo min als ia de beide volgende, (n) Hondsbloem met Lancetvormlge gefchaar* de, ongefteelde, effene Bladen, de onder* del Da/ Jim getand* . Dit Kruid, hoe gemeen ook in ons Werelds* deel, in Rusland en Siberië, of op de Daken , o£ fio) Crepis FoL am^ealc. obl, rugoiïs inferne dentatfc, Caule liïrto , Ca!, Carina CHiatis. Syjtn Nat. Ve% XIII, Hieracium Caule Ramofo Foiiis nnvAs. Gmeju Sib* II, p. Crepis FoL Lance^ato - ttincinatis &c» GORT. Belg. «4. Kr \ m. -4a/?r. 23?. Gort. Ingr,. 1% Gmel S#. II. p. 2g. DALIB. /Wis. 238. FA S*<& £40,705* Z*^. *86. ff, CUJfi 387. Hieracium (Cfiöndrdtó folio hitfatum & gia- brura. C B. Pm. u7. Hier. fecund. Tabern. Hifim 505. &c4 Hier. Fol. et facie Chondtilla?* Lob, Zc, -39. £# Dentis Leo*, nis tertia fpecies, DoD. Pempu 635* Dd 3 II. Dllfc. X.STÜK. 42S SAMENTEEïtIGE KrüïDEE, IV. of op allerley woede plaatfen, voorkomende* AFxxEHs niet zeer kenbaar , om dat het da Bladen Hoofd ruig of glad, weinig of veel ingefneeden, ook stuk, breeder of fmalJer heeft. Zelfs acht de Heer irfdwyjs- Haller het zeer naby te komen aan het Stinkende 5 den Reuk alleen uitgezonderd en dat het dikwils hooger groeic> Het Raap- biadige van Baühinus , voorgemeld, zegt hy van verzekerd te zyn, dat een zelfde is. Men noemt het hier te Lande Wilde Suikerey * dewyl het in • Geftaïte naar dezelve 7 of ook naar de Condrille, gelykt* Hetzelve komt by deeze Stad en om Utrecht op vogtige plaat- fen voor , doch fchynt te verfchiüen van dat gene, 't welk ia S weeden gemeen is op alle Daken en dorre plaatfen , daar naauwlyka an- der Onkruid groeijen wil. Zie hier wat de Rid- der van deeze Soort zegge, 5, Geene Plancis gemeener dan deeze, geo^ ne meer in maakzel en gedaante verander- *> lyk , geene meer verward met gelyknaaml- 3, gen. In een vrugtbaarer vetter Grond komt 3, het Kruid voor , geiyk het van Taber- 3, nemont is afgebeeld ; doch in een mage- 5> re Grond , of naauw beperkt , een Voet „ hoog 3 met Liniaale Bladen als van Herts- 3, hoorn , die eenigerrnaate getand zyn , of 3, maar een Handbreed hoog , met Bladen als die 3, der Paardebloemen gefnipperd " (*J (12) (*) 'i Is zeker dat de Afbeelding van Lqxzl % hier, za S * M O E N E 3 I A. 4*3 (12) Hondsbloem wet 'gejchttard Findeelige IV* . rww* Bladen* die aan den Voet van bo- yen fifWnd J&yfo de ifr/fera gedoomd. Hoofde ö STUK» De tweojaarigheid onderfcheidt , volgens den xa. Ridder, deeze, welke zyn Ed* in het gedeelte Vlw5# vanSweedcn, dat men Schoonen noemt, over- J^** vloedig vondr. Zy heeft de Steng, zegt hy , hoekig, ruuw, maar broofeb, van eens Mans lan&teof vier Voeten hoog. De Kelk is over- langs gedoomd met zagte Stekeltjes en ge- fleufd. Zy groeit in andere zelfs in de Zuide- lyke deelen van Europa , doch of zy tot de voorgaande betrekkelyk zy , is duifter. Ver- fcheide gdykn^amigen van deeze heeft H ai,. tE« daar c'huis gebragt , in 't byzonder het Raketbladigi ruig Havüskruid van J. Bau- hinus, maar een Voet hoog , welks Af- beelding of befchryving door Linn^üs ge- zegd wel als d?e van Dodoneus, door rny op 't Gezag van den Heer DR Gorter hygebragt , naar die van Tabernemont wel wat gelyke, doch de laatfte verfchür te zeer en in bei- den komen de Kelken, die by den laatfcen goed zyn, niet met dit Geflagt overeen. (12) Crepis Fol. runcinato • pinnatifidis fcabris &c* Gouan Monsp. 414. GoRT. Ingr. 125. Fl Suec. IL N. 706. Crepis 5cancnfis. It. Scan. Hier. maximum Chondrillae foHo afperura. C. B. JPjf* Prodr. 64. Hier. Eruca: folio hiifutum. J. B» II. p. io*5. bene. Hieracioides Fol. variis fubaspcris , Caule altisiimo foliofo unïfloro, HALL. Hth. 751. Dd 4 •I. Desl, X, Stuk» / IV- zegd wordt goed te zyn, Da nieuwe Plant * AFxx!U door den Heer Chehal. by Baftl ontdekt^ Hoofd* hadt gedoomde Kelken (*)? Cis) Hondsbloem met gefchaarda gladde. , rfe Steng omvattende Bladen en eenigermaatc Wollige Kelken. (14) Hondsbloem dat de Steng gepluimd , de Kelken iets of .Verzuimd; wat Doornachtig heeft. In Italië was de groeiplaats van 'deeze , die in de grootte, en kleinheid der Bloemen, met de laatfte overeenkwam, doch verfchilde in het Loof j des de Gelyknaamigen tusfchen defcze en die verdeeld moeiten worden , zo de Ridder oor* (16) Crêph FoL amplexkauübus runcinatis fubpilolTs s Mant* 107* Dd 5 II. Deel. x. Stuk, 4.26 SAtóEKTEELlGE KRUIDEN* IV. oordeelde* Men heefczein de Koninglyke Turn 'Afdeel, t3 Upftl waargenomen» XX* ^°KF#D" A N D R Y A L A. WoldiftcU VKiwyvt. Den naam van den gemeenen Ganzen - Dis- tel by Theophr astüs , hier gebezigd, vertaal ik door Woldijlel, om dat de Soorten van dit Geflagt allen Wollig zyn* Het heeft een tuigen Stoel, den Kelk veeldeelig, byna egaal en rondachtig: het Zaadpluis eenvoudig', ongefteeld. De drie volgende Soorten zyn 'er in begreepen* L Cl) Woldiftel met de onderfte Bladen ge- ^inty?i* fchaard , de bovenjh langwerpig Eyrond foiia. en Wollig. *^e' Met zo veele verfcheidenheden van Loof komt deeze Ganzen - Diftel voor , dat men de Bla- den fomtyds geheel > fomtyds tot aan de mid- delrib toe verdeeld vindt, Hy groeit in de Zuidelyke deelen van Europa, zo in Italië als in Provence aan den Zeekant. Sommig heeft de (i) JrJryala Fol* inferioribus mnclmth &c. Syft. Nat. XII. Gen. 915. p. 52S« Veg< XIII. p 600. GOUAN Mon\p. 415. H. üpf. 240. Gueit, Stamp. 2. p. 384* Sonchus vil- lofus lureus major. C. II. Pin. 124. Sonchus Lanatus. DA» LECH. Hifi* i\i6. fi, Andryala fïnuata. Sp. Plant. 1137. H. Ciiff. 387. Sonchus villofus lutcus minor. C. B. Prodr* 61. Eriophorus FoU infer. adcoftam usque laciniatis. VAUA* Hm* de 1721. p. 21*. § YNGENESIA "éffl de Steng een Elle, fommig maar een half Voet IV# Boog, De Bladen zyn Wollig , zo wel als*™*1* de Kelken ; de Bloemen kleinr en Goudgeel* Hoofd- Hy bevat een Melkachtig Sap , dat bitter isSTüK* van Smaak. I (2) Woldiftel met Lancetvormige owtotó^1^ getande f pitje Wollige Bladen en eenzaa-R^gufw* me Bloemen* mgs»*- Deeze is omtrent ook een Elle hoog in de Leidfe Tuin uit Zaad geteeld, dat, onder den naam van Grys Muizen* Oor van Ragufa, aan den beroemden Hermannüs uit Italië was gezonden* Hy hadt een zeer getakte Steng en was geheel met een Wollig Dons , gelyk de voorgaande , overtoogen* 1 (3) Woldiftel met langwerpig Eymide eeni* L^ta ) germaate getande , gewolde Bladen en Tak* Gewold^ kige Bloemjleeleri. > Meer gewold zouden de Bladen van deeze fchynen te zyn , dan die der voorigen. Ook merkt Dileeniüs aan, dat dezelve, zo wel als de Steng, met eene gekrulde gryze Wollig- heid (1) Andryala Fol. Lanceolatis individs deBticulatis &e. Hier. incanum Lanuginofum Raguilnum , Pilofella: flore. Herm. Lugdb. 67z> T. $73, MlEJL. 97. T. 145. f. 2* ( 3) ArJryaia Fol. oblongo - ovads fu?)dentatis . &c. Am. AoaL IV. p. 288. Hieracium Mont, toraentofum. Diuu. Eltb* 181. T. 150. f. 180. MiLL. iï. 97. T» H6. ï..u II. Deel. X, stüK» 4*8 Samenteelige Kruiden: IV, heid zo digt bekleed zyn , dat men geen Ade« Afdeel» ren kan zien* Het Kruid , uit de zelfde Land- Hoora» llreek afk011^liS) heeft de Bloemen taamelyk stuk* groot en bleekgeel s waar op Wollig Pluis volgt Eta*k als in de voorigen. Veelwyve- r> H y o s e r i s» Zwynenflaa* Een naakte Stoel; de Kelk byna egaal; het Pluis Haairig en gekelkt, maakt de byzoniere Kenmerken uit van dit Geüagt, waar in negen Soorten voorkomen , naamelyk A. Met de Stengen naakt* I. (O Zwynenflaa met eenhloemige Stengetjes> fmtfdaS Vinieelige Bladen en naakts Zaaden, Stinken* de. (2) Zwynenflaa met eenhloemige Stengetjes , Radfata* en gladde gefchaarde hoekig getande Bla* Geftraai- den , die aan de tippen gefnipperd zyn. ye* Van deeze twee verfchilt deeerfte, die op de Bergen van Italië en Opper -Oostenryk groeit, (i) Hyo/èris Scapls untfloris , Fol- pinnanfïdis, Sem. nu» dis, Syfi. Nat, XIX* Gein PIS. p. SZS* Veg. XIII. p. 600 Gouan Monsp, 4ï5» Kbam. Anftr. 23?. Dens Leonis tam- isfimo folio. C. B. Fm* 126. Frodr, 6z. Leontodontoides, MlCH. Gen, $i. T. 28g. (2.) Kyoferit Scap, unifloris, Fol. glabris runcinatis &c* Gouan Momp. 415» R. Lugdb. 127. N. i« Dens Leonis minor, Foliis ladiatis. C, B. Fin* iz$> Yluk. Alm 130, T* SYNGENE3 IA» 4^9 groeit > döor de Zaaden > die geen Pluis heb* IV. ben , van de Paardebloemen. Colümna Af ®™h' uoemtze Stinkend Havikskruid. Michekus Hoofd* heeftze zeer fraay in Plaat vertoond. De an-STÜiC* dere, in Spanje, Languedok en Provence, op ^lf,f* de Velden voorkomende , heeft de Bladen aan 't end Straalswyze verdeeld , waar van de bynaam. Anders is zy byna van de zelfde ge- daante Cs) Zwynenflaa met eenbloemi^e Stengetjes , en byna Vleezige gefchaarde hoekig getan* MM* de Bladen. Gh™**> In de Levant is deeze door To urnefort gevonden 3 die hy Griekfche Paardebloem noemt. Dezelve heeft dikke Sappige glanzige Bladen > paarfehe Steelen , die wat langer zyn en hoe- kige Kelken. De kant» Zaaden zyn naauvv- Jyks gepluisd. (4) Zwynenflaa met eenbloemige Stengetjes 3 ra ruuwe Bladen en gepluisde Zaaden. Rauwe* Op O.) ttyoJ*1"" Scap* unifl. Wol* runcirfatis &c* Dcns Leo- sils Gracus , Fol. Eryfimi crasfis ct fucculentis* Tourni» Cör. 3f* (4) Hyoferis Scap. unifi. Fol. fcabris t sem. pappofis. H* Cliff- 38*. R» Lugdh* 117. N* 3» Dens Leonis minimus lol. hirfutis &<:♦ IUj* SuppL 147» Hieracium minimum fupimm, Tiagopogoni capitul&i iSocc Mvf< !!♦ p, 1*6* 196. 430 SAMENlTEEttGE KrÜIÖEÖT* fpm Op Sicilië werdt deeze doof Bocconë 'AFxx£L# waargenomen * die ^e Bladen niet gelyk de Hoofd voorigen glad * maar een weinig ruuw heeft * stuk, zynde een zeer klein Plantje, dat voor *t öve* VMiwyv* ïv&c in-ëebks naar de Paardebloemen of het *y* Muizen -Oor gelykt. De Zaaden zyn met een ruuw randje 3 en een Pluis van Baardjes 5 gekroond (*). v. (5) Zwynenflaa met eenbloemige Stengetjet yïwï&a* en ^anceivormiêe Lierachtige gladde Bia* virgini* den» fche* Deeze Virginifche, ook een klein Kruidje ^ heeft geknotte vierhoekige Zaadjes , met een Haairig Pluis gekroond, binnen 't welke eenige witte Schubbetjes voorkomen. Vu (6) Zwynenflaa met verdeelde naakte Sten* niïï&t. SetJes m wrdikte Bloemfteeltjes* Dit Plantje mag wel het Kleinfte in dit Ge* flagt genoemd worden > alzo het met Stengetjes voor* (*) LiNN* Syjl* Kau Veg- XIH. vergelyk Berkhë* , Tab. $. Pig» 29 # 30. (5) Bpferis Scap. unifl» Fol. Lanceolatis Lyntis g!abris% Gron» Virg. I. *o. II. 1144. Dens Leoais parvus Flore Aureo. CLAYT. N. 37$. (6) Hyoferis Caule divifo rmdo , Pedimc. i'ncr asfatis. Gort. Belg. 225. FL Suec. 630,707. Gouam R. LuyS. 127. N* 2. Hyoferis anguftifolia. TAB» it zelve zya* Het 'Af™* geeft, gekwetil zynde, een bittere Melk. Hoofd- stak* Mee ongebladerde Stengen. VII. Jiyoferis Jiedypnois» Gladkop* pige. vnr. Jtbagndio» [.oïdes. Ruigkop- IX. Cretica, Kandia* fche. (7) Zwynenflaa met Eyronde gladde Zaad- hoofdjes; de Steng Takkig. (3) Zwynenflaa met Eyronde Haairige Zaad* hoofdjes ; de Steng Takkig. (9) Zwynenflaa met Eyronde ruuwe Zaad* Jwofdjes 1 de Steng Takkig* Deeze drie Soorten > waar van de eerfte de Hedypnois is van Tour ne fort, komen daar in overeen , dat zy een getakte Steng hebben , met langwerpige getande Bladen , die aan den voet wel fmaller z:yn,doch niettemin de Steng en Takjes omvattende , meer of minder Haairig!; de bovenfte Blaadjes ongetand. De Bioerafteelen verdikken opwaards , gelyk in de f7) Hyoferls Fru&. ovatis glabris Caule Ramofo. GoüAK Monsp. 41 6. lh Upf. 246. Lapftna Cal. Fm&. Capitatis dehifcentibus. H. Cliff* 387* R, Lugdb. 131, N* 3* Rha* gadioioides Caltha; folio. VA1LL. Mem, de 1711 ♦ p. 202V Hicrac. Cap* inclinans femine adünco. C. B Pin. i2fc.Hie« *acé facie Hedypnois. Lob* Ie* 239* Hedypnois annna. TöURNF. Inft. IL% * O) Hyoferis Fru5t. ovatis Pilofis, Caule Ramofo. Lapfè. tia Fruftib. Giobofis Pilofis. H. Upf* 24$. (9) Hyoderis Fr. ovatis fcabris, Caule Ramofo* I»apf, ^ QYatis fcabris &c, ft'. Upf< 24^ S Y N G E N E S I fc. 433 :ïh de laatstgemelde* Voor het ontluiken knik- iVV ïcen de Bloemen. De Kelken beftaan uit krom- A™L* me Schubben , in de tweede gehaaird 3 die na Hoofd- 't bloeijen zig fluiten tot een Eyrond Bolletje STUK* of Vrugt, die kromme Zaaden bevat, waar van f^^1* de buitenften flegts mee een randje, de binnen* Hen met een Pluisachtig Kelkje gekroond zyn. Voorts zyn zy allen jaarlykfe Plantjes in deZui- delyke deelen van Europa , op dorre piaatfen5 en de laatfte op Kandia voortkomende. S è r 1 ó l Haazeïikool. Dm dat de Stoel Kaffig is zyn de meeste Soor- ton van dit Geflagt A-chyrophorus door den Heer Vaillant gety teld , dat Kafdraager zou be- tekenen ? doch waar van de Duitfchers , ik weet niet om welke reden , Kugeltrager ge- maakt hebben Geen van beiden rny be* haagende geef ik 'er den naam aan 9 welken fom- migen aan den Ganzen -Diflel 'geeven 5 niet willekeuriger zynde dan Seriola, dat Cicoreitje zou betekenen. De overige Kenmerken zyn, een enkelde Kelk en het Zaadpluis eenigermaate Pluimach- tig (*) Mooglyk heeft iemand t der Griekfche en Franfche baaien onkundig, 't woord £.ak9 (Glunta) , 'c weik V a I L* iuANT gebruikt, vooc Balie (een Kogel; genomen. Immers ik vind , in de Nomenclator der Linn* Gattungen ( Erf* bey Muller) gemeld, dat Achyropkorus Kogeidra^ei; zou bete* kenen ! JE e DiRJt* X. Stuk, 45* Samenteelige Kruidsns IV. tig of Haairig, De vier volgende Soorten ko- AFDEEL. men 5er jü VOQr^ Hoofd* stuk» (O Haazenkool, die gladachtig is, met Jiomp lf Eyronde getande Bladen. Giadach^ (2,) Haazenkool , die Jlekelig is, met Jtomp tJ£e* Eyronde weinig getande Bladen. jEtb- xmfis. (3) Haazenkool, die ruig is9 met gefchaarde éf* Bladen. III. Cretenju. fa) Haazenkool , die brandt 9 met getande Bla~ fchei ia den; de Steng Takkig. IV. Urens. Deeze vier Soorten groenen alle in Italië of Branden- ,, 7 de. daaromdreeks. De eerite valt op Kandia, zo wel als de derde 5 die daar van den bynaam voert : de tweede en vierde op Sicilië» Het zyn (1) Seriola Ixviuscula Fol. obovatïs dentatls. Syft* Nat* XIL Gen* 9 £7. p. 525. Veg. XIÏI. p. 6üU Achyro- phorus fere g??J>er &c. Vatll. Mem. de 1721. p. 278. Hie- lacium Kamefum flor. amplis. R.AJ. Suppl* 144. Lugdk, iz5* N. !♦ (2) Seriola hifpida, Fol. obovatis fubdentatis. Hypo c hoe- ris Cal. zq. hïfp dis. fi. Clif. 38*. £//>yi 240. Achyrophortis tïirfutus Sec Vaill» utf. Hieracium j&thnenfë minimum Dent. Leon. fol obtufo, II. Cath. 96* (3) Seriola hiita, Fol. runcinatia. Achyroph» hirf. Dent* Leoru folio, le/. dent. Vaill» utf. (4) urens Fol* dentatis , Caule Ramofo. Hypochce- ris Hieracii barbati fo'io &c. VAill. p. 2go. Hier. Alp. Ocnt* Leon folio acuro püofo. Cup. Cath. 95. Raj. Suppl* x$€« Hypochosris aehyrophorust GOUAN Memp* 416* S ¥ N 'Ö fe N fe S I ft, '435 %fb Jaarlykfe Plantjes van 'weinig hoogte-, ten ^ minfle de twee eerften 3 die in Bladen veel daar TxxfL de Madelieven gelyken * zyndë de tweede op Höofd- 'den Berg iEthna Waargenomen* De twee an« STÜK* deren hebben Blaadjes , byna als die der Paar- *iwfoT* debloemen , beiden ruig , doch de laatfte heeft puntjes als der Brandenetelen ; zo dat men 'er de Handen * als \ ware , aan brandt*, Ook syn de Schubben van den Kelk bezet met ftee* kende Doorntjes. - H y p o c h o e r 1 Biggenkraid. Volgens dea Griekfchen naam en de aanwyzing Van Tabernemont , die zegt, dat men de laatfte Soort iFerckleinkraut noemt 5 geef ik aan dit Geflagt den naam van Biggenkruid. % Heeft mede een Kaffigen Stoel a de Kelk is eenigermaate gefchubd en het Zaadpluis Pluim- achtig. Men telt de vier volgende Soorten. (i) Biggenkruid, dat een enkelde, gebladerde , r. eenbloermge 'Steng heeft; de Bladen Lm^^Z" Netvormig met Tandjes. Savoifch* Op de Savoifcbe Bergen groeit deeze* die 'geer hoog js van Gewas en Uladen omtrent als frk X1L Gen. 5,18. p. 526. Vcg. XIII. p. 601. HieacUdU foU Pontaaurïi praalt, glabr. &c> BüCG, Mttf+ II, 2 De Duitfchers noemen dit Kruid Herba cnjla, zegt Ha ller en gebruiken het in Borstkwaal Jen als ook tegen de Teerinjr. Het wordt 'er, by fbmmigen 3 voor de Arnica gehouden. Ook wordt het , wegens de gemelde Vlakkigheid , wel met den naam van Pulmonaria beftempeld* De Bladen worden , in Smaland , dat totSwee* den behoort, alwaar men het Fibler noemt, als Kool tot Spyze gekookt. Den Paarden is het, verfch zynde, zeer fmaakelyk. (3) Biggenkmid dat glad is, met langwerpige m: gefclmbde Kelken , een Takkige naakte Steng HyJ°fr"rh en Tandswys nitgehoekte Bladen. Giadbia- dig. Sommigen verwarren dit met de Kleinfte Zwy- (*) Tn zyne Disfett. Tab. 4, Fig. 3?. (3) Uypockcerh plabra , CaU oblongis imbriciris &c, GOKT. Btlg, zz5. ORb* Dan. 424- GOUAN Monsp. 417. D/UL15. Taris. 259.. H. Clif. $*6* N. 4* R-> Lugdb. \i6. Hieracium minus Dentis Leonis folio oblongo glabro* C4 B. Pin* 127* Ee 3 II, Deel X. Stuk, 43& Samenteelïgs K^uïdeh. IV* Zwynenflaa, voorgemeld, dewyl het ook de A*xxf Bloemfteelen opwaards verdikt heeft en 'er ia Hoofd- Geftalte naar geiykt (*). De Bloempjes zyn STgK*ale hier zeer klein % de Kelken hebben gladde rcefivyve- Schubben en het Pluis der Zaaden van den ^ Omtrek heeft geen5 van \ midden een Stam- metje. Het groeit in Deenemarken , Duitfch- land en de Nederlanden f zo de Ridder aan- tekent. % lïbceri' ^ Biggenkruid met gefchaarde Jlompe gladde, Radiata.' Bladen, een Takkige naakte^ effene Steng Gr^tworr m Schubbige Bloemjleelen, Dit Kruid is alom bekend en komt in de Zandige Velden van onze Provinciën veel voor. Plet onderfcheidt zig meest door zynen Wortel, naar dien der Paardebloemen veel ge- Jykende , wei een Vinger dik en een Voet langt Tabernemont acht dat het de ech- te Hypochosris zy van ïhbophrastus3 die door (*) Dït kan oirzaak zyn van het verfchil ten opzigt van. de grootte van 't Gewas, en van het Pluis der Zaaden , waar |k bladz. 43i> vangefproken heb* f4) Hypocboeris Fol. runcinatïs obfufis fcabrïs &c. Gort» Belg: 225. higr. iz6. GOUAN Monsp, 4X7. GER. Prov* 173. jF7, Snee. II. N. 709. Mfilifc 386. R. Lugdk. 125. N. 3. Hier. Dentis Leonis folio obtufo maju$ fubafpeto -— bulbofum. C» B» Prn* 127. Frodr. 63. Hiexacium longius xa- dicaturn. Lob. Ic. 238. Hiet. tettium. Bon. Pempu 619* H'er. 7. Taberj&ï* Hijl. 4j>2* Hypochaeris ForceHia» Tab, /g* Ï7#' door denzelven met de Endivie , Cïcorey en IV; Paardebloemen 3 onder de Moeskruiden geteld Al?xxfU wordt, 't welke, zegt hy, nog meer daar uic !Joofi> blykbaaris, dat het voor de Cicorey in bitter- T,1K heid wyke. Somtyds verdeelt zig de Wortel *fi^lA üic een hoofd, en geeft Knobbelige Wortels van zig, gelyk de Affodillen ,en dit is het Bol* wortelige Havikslmiid , met Paardebloems - Bla- den , van Bauhinus» De Bladen zyn vaa boven wat Haairig» ruig of ruuw, van onde- ren Wollig, zagt of glad, en even zo in 't ron- de op den Grond uitgefpreid. Daar tusfehen fchiet het een getakte Steng , dikwils een half Elle hoog, doch ook laager. De Bloemen val- len kleiner en grooter, geelachtig van Kleur, maar zeer vol van Blommetjes, die aan de tip diep in vyven gefneeden zyn. Het Zaad is ovaalachtig , lang en geftreept , met lange Bor- flels, gevat in een wit, geftaart, hol Schub* bet je. Het Kruid geeft een bitteren Melk , naar Heulfap Hinkende (*). L a i» s a n A. Akkermoes* Een naakte Stoel,- een Kelk die gekelkt is, hebbende alle de binnen fte Schubben gefleufcl ©f Pypachtig. Dus komen de byzondere Ken* merken van ditGcfiagt voor, waar inde vier vol- gen- en HALL. Helv* incboat. I. p. 3# Ee 4 II. DlKL, X«STUK« Uo Samekteeuge Kruide^ begreepe° in Hoofd*» stuk. (i) Akkermoes met de VrugtMken hoekigs Lvf*na de BlomPeltjes dun en zeer Takkig, Gemeen. Door geheel Europa, wederom, is dit On- kruid gemeen , komende dan hier dan daar, doch by ons meest aan de Wegen en op Stee. nige Gronden , ook dikwils by Puinhoopen voor. Het wil nogthans ook wel in goede * vette, vogtige Gronden groeijen, als wanneer het wel drie Voeten hoogte bereikt. Het heeft een Takkige Steng, de onderfte Bladen aan dezelve, (waDt het heeft geene Wortelbladea gelyk de voorgaande Kruiden,) zyn Lierachtig gevind, aan 't end rondachtig, glad, van Kleur donker groen ; de bovenfte Lancetvormig ge- tand; de Bloempjes klein en geel, Pjuimswyzö getuild. De Lampfana of Lapfana was by de Ouden een Moeskruid , dat Punib» onder de Wil* de Kool plaatst , zynde weekmaakende en Af- gang verwekkende. Hierom noemen fon> migen het ook Akkerkool of Ryn -Kool^ en Mittich, dewyl het Melk geeft: doch dit heeft hec (l) Lap/ma Cal. Fruft. angulatis Sec. Sy/f. Nat. XÏJ. Gen. 919. p. S2«. Vtg. X!i. P, 6o>i. Gort. Btlg. i£6. Oed. Dan. 500. Goüan Memp. &c. &c. Soncho affinis Lap. Sma domeftira. Cv B. Pin. Lampfana. Doa Tempt, 675, LOB, Ie, 207, fret met byna alle de Kruiden der voorgaande IV; Geflagten gemeen. Ook fchynt het geenszins Af ^J1* de Lampfana der Ouden te kunnen zyn* die Hoofd* voedzaamer was dan de Patich, zo Drosco*?TUK# ui des fchryft. Onder 't Gemeene Volk ge-^/fi™'* bruikte men dezelve tot Spyze. Ik heb daar- om evenwel den naam van Akkermoes verkoo- zen. Sommigen noemen dit ons Onkruid Pa* pillaris 3 om dat het zeer dienltig is tot het ge- neezen van zeere Tepels. (2) Akkermoes met de Vrugtkelken platachtig IT- rond en Jtotnp; ongeJUeld. Zacimha* Wrattig. Onder1 den naam van Zacintha mankte de vermaarde To urnefort een Geflagt van dit Kruid, dat inderdaad zonderlinge Zaadhuis- jes heeft. Het is deswegen Wrattig Cicorey, by Matthiolüs, genoemd geweest: want dezelven vertoonen zig als Wratten. Zy be- ftaan uit verfcheide in 'c ronde geplaatfte Doos* jes , ieder een Zaadje bevattende dat gepluisd is. Het Tieeft de voorkoming byna van Cico- rey ,wat het Loof aangaat; de Stengen zyn ge- gaffeld, geftreept en ftyf, van een Voet tot een Elle (z) Lap/amt Cal. Fru&us tornlofis denresGs &c# GOUAN Monsp. 417. Ger. Prcv, 173. R. Lugdb. Chondrilla Verrucarïa Fol. Cichorei viridibus. C. R. Vin. 130» Cich. Verr. Clus* Hifi. '%h p. 144. Zacintha. Tqurnf* Inji. 476, Ee 5 II» Dist. X, Stuk, 44* SAMENTEELIGE KRUIDEN. iv; Elle hoog : de Bloemfteelcn] verdikken aan 3t ^Fxxf L enc* 5 maar ^e bloemen zYn geel , van buiten Hoofd- rosachtig. De naam Zacintha naar een der stuk, Griekfche Eilanden , oudcyds Zacymhus, he- FWwjw-dendaags Zante genaamd , en onder *t Ve^e- r> tiaanfch Gebied; was reeds ten tyde van Mat- thiolus bekend* Het groeit ook ortitfifceks Livorno, verder in Italië en de Zuidelyke dee* len van Vrankryk. in. (3} Akkermoes , dat de Vrugtkelken aan alle Stluat^ kanten uitgebreid heeft 9 met Elsvormige Getemd» Siraalen ; de Stengbladen Lancetvormig onverdeeld* Onder den naam van Gefternd Havikskruid komt deeze by de Autheuren voor, wagens de Zaadhuisjes. Het groeit in Languedok en Pro- vence als ook in Italië , zynde een Jaarlyks Kruid , gelyk de twee voorigen , en byna van gelyke hoogte. De Steng is verdeeld en heeft Lancetvormige getande Bladen , maar die by den Grond zyn uitgehoekt en fomtyds Vins- wyze ingefneeden. (4) (3) Lap/ma Cal. Fru&-. undique patentibus &c. Ger. Prcv. 173. Gouan Mensp. 417. H. Upf. 245. Hier. Siliqui falcatd. C« B. Pin. 128. Hier. Stellatum. J. B. Hifi» H. p. 1014, Rhagsdiolus* TouRNF. Inft. 479. T. 27a. Hier. Nax* bonenfe falcamm. Lob. 1c> i4o* S Y N G E N Ë S I 44^ (4) Akkermoes, dat de Vnigtkelken aan alle IV. kanten uitgebreid heefv, met Elsvormige^¥®®1Llé* Straalen ; de Bladen Lierachtig. Hoofd- stuk. By Gehard fchynt die als een Verfchei- w. denheid van 't voorgaande aangemerkt te zyn. Het groeit in de Levant en ftrekt in Italië tot'«*« ^ Verfnapering, wordende raauw als de Cicorey ev n c ^ gegqten, zo Bauhinüs meldt. Tourne» fort hadt van het voorgaande , onder den naamjvan Rhagadiolus > een Geflagt gemaakt, gelyk uit de Bladen der aangehaalde van L o- e e l blykbaar is. De Zaadhuisjes of Vrugten gelyken naar Vogelpooten. Het wordt, in Ita- lië, Ragaggiolo geheten. Catananche. Dwangkruid* Gedagte Kruidkenner maakte ook, onder «Jen naam van Catanance > een Geflagt, dat de volgende Soorten bevat. Die naam was door Dioscorides voor een Kruid 3 dat in Min- nedranken kwam, gebezigd: maar welke Plant hy daar door verflond is duifter. Evenwel ver- taal ik het derhalve Dwangkruid (*)* Misfchiea is (4) Lapfana Cal. Fm£« und. patentibus &c, H. Upf. ü45. Hier, Falcamm alt« RAJ. Hifi. 2.56. Riiagadiolus Lap- fanae folils. Tournf* Cor. 36* Rhag. eduüs Hi.eraciis affinis. J. B. Hifi. XI. p, I014. (*> Corame fï on difoit : Plante qui farce ou met dans ia neceslïté d'ahner* Vaill> Mem. de 1711. Oét p. 23^ II> DEIJU X, $TUKJ 444 Samenteelige Kruide^ IV* is de Franfche naam Cupidone , welken Vail* AFxxfL LANT gebruikt, daa' v^ ^fl; ïdeJyfe. Voor Hoofd den Duitfchen naaji Rasjetkraut (*) vind ik STUK» geen re(]en v*Jw$t* De Kermerken zyn : een Kaffige Stoel; een gefchubae rappige Kdk : hec Pluis een Kdkjë maakende dat uit vyf Borftcltj ;s beflaat* Drie Soorten komen 'er van voor ; als i. (i) Dwangkmid met de onderlte Kelkfchubben Catanan- « " the CQ6TU" Eynmd. {ea. Biaauw- £)e Blaauwe Bloemen onderfcheiden deeze ploemig. Soort, welke op Steenachtige Heuvels en Ber- gen in Provence en Languedok groeit. De Ge- ftalte is als die der Condrille, het heeit Bla- den als van het Hertshoorn kruid ; de bqvenften fmal met Tandjes, De Steng is Takkig, en de Bloemhoofqjes gelyken zeer naar die der Koorn bloemen. Het Zaad is in Schubbige Ke* gelachtige Knopjes vervat. TT, (a) Dwangkruid met de onderjle Kelkfchubben c^dbioc Lancetvormig. tuig. Dit, (*j L*KN Gatt. der P flansen durch Dr. FLANF.n. Gotha9 f i) Cat«n>mcbe Squarais Calyc. i.nferioriHus ovatis. Syfl. Wat. XII. Gen. 920. p. 527.'^. Xllh p* 602. H. CRffl 390 R. Lugdb 122, Gouan Morsp. 418. C>tananchc carru- Jea, Vaill. Ment. de 1721 p, 215 ChoridrilJa coer, Cyani Capituio. C. B. Pin. 130. Chondnllae Spec. $« Dod t empt* Ci) Catananche sq» inferior. Cal. lanccolatis. H. Ctifm SYNÖENESIA. Dit , dat zig door Geele Bloemen onder- IVV fcheidt, groeit in Spanje by Corduba zeid de Af^|eL* Ridder* Zyn Ed. betrekt 'er toe het Kruid , 3oofd« dat Alpinüs afbeeldt, en welks Zaad dieSTÜK* Autheur van Kandia hadt ontvangen : d'as men ™uaf™* zou mogen onderftellen , dat het op dit Eiland voorkwam. De Bladen gelykcn naar die der Smalle Weegbree en hebben fomtyds drie Rib. ben. De Sten* bellaar uitkunne Takjes en de Bloemblaadjes zyn van buiten Pluizig > zegt Goüan, gelyk in de voorgaande Soort, die overblyft, maar deeze is een Jaarlykfch Gewas. Hier zyn de Bladen groen en buigzaam , in 't voprige grys en broofch. (*) Dwangkruid met gefnipperde Bladen. IU* Cctanan* cbe Gr^ca* De verftamüge Mjller maakt dit tot eene Griekfch* Verfcheideoheid van het Geelbloeaiige. Het werdc door Toürnffort, in zyne Levant- fche Reihtogt > op 't Eiland Naxia gevonden en totdeScorzoneeren betrokken* Het Loof fc^ync aiy meer tot de eerite Soort dan tot de tweede be- Sl. Lmib Bsc, Catananche lutea. VAUJU utf. Chondrilla Cyanoides Jutea Coronopi folio non d vifa Bocc, Muf. II, p. 21» T* 7- BAftR* U. Stcebe riant aginis foiiu. Alp. Mx9t 2,87. T. 2.8 6. (3) Catananche Fpliis incifis, Catan. lutea Fol. varie ïn« eUïs. Vaïll. utf Scorzon. €rasca Saxitiiis et aiaritima fol. T3iie laeiniatif» "Tqubnf. Or* 3$« Itm* h$* T, •1 446 Samenteelicè Krüioeh; IV* betrekkelyk te zyn en de Gelialte tót geen vaft AFxxfL"beiden Het ^aad heeft eeQ Borftelig Kuifje* Hoofd* gelyk de anderen, STUK. vfü^L Cichokeüm, Süikerey. *> De Stoel is eenigermaate Kaffig, de Kelk ge- kelkt ; het Zaadkuifje omtrent vyftandig en flaauw Haairig ^ in dit Geflagt , 't welk het bekende Kruid vati deezen naam* endeEndivip* als ook nog een andere Soort bevat, ï» ( i) Süikerey mei gepaarde ongelleelde Bioè* Ckhcnum * ■ r 7 j t>7 * iniybus. men , en gejchaarde Bladen. Wüde. Het Wilde Kruid, dat men by ons Cicorey of Süikerey , in 't Franfch Chicörée , in 't Hoog* duitfch Wegwari noernt, komt in geheel Euro- jpa, als ook in onze Provinciën, op veele plaat* lën aan de Wegen , in Koornveldeö en op oh* gebouwde Gronden , voor. Gemeenlyk heeft het blaauwe , doch ook fomtyds witte en zelfs bleekroode Bloemen* Van deeze zyn de Wor- tel s5 het Kruid, de Bloemen en Zaaden, op fom- • (i) Gehonum Flor, gemïnïs fesfilibüs S:c. Syfl. Nat. XII, Gen. 921 p. s*7. Veg. XIII. p. *02. Mau Md. 373* GoBT. Belg. *i6, KRAM. Aujlr. *34» Su6c- 650, 7H- DALiB. Pat. 244. GER. Prov. 174. GOUAN Mtmp. 419. Cich. Caule fïmplici. H. Cliff. 389. R. Lugdb. 130. Cich^ fylv* Ofïicinarutn. C\B. Pin. 126^ Intybus lylveftr. CAm. Eplcm 085. Cich. fyiveftre, Picris. Dod. Ptmpty Seris picris* fylv» Cichorium* Los. Ic. 228, fommigé plaatfen in Geneeskundig gebruik en ^^-.^ worden beter geacht dan die der Tamme Sut- xx, kerey , welke men in Tuinen of op Akkers «oofd. teelt j inzonderhe d de Wortels , om dat de-^^ zeiven bittcrer zyn. Derzelver Sap en M-^vaih., kookzel heeft een weekmaakende, ontbindende en zagtelyk prikkelende eigenfchap, des het in alle Slymige Verltcppingen der Ingewanden, inzonderheid der Darmen , dienftig is. Dus kunnen 'er ook Afloopende Koortfen , gclyk men wil, door genezen zyn. En , om die zelf- de reden , is de Wortel in Meydranken, tot Bloedzuiveriug, als ook voor Benaauwdheden van Luiden die veel ftil zitten , of fterk ftu- deeren, nuttig. Het Kruid , inzonderheid jong zynde , komt ;den Wortel in kragt naby ; de Bloe- men, Waar van een Syroop gemiakt wordt, werken flaauwer en de Zaaden worden onder de verkoelende geteld. De Cicorey wordt als de voornaamfte aan- gemerkt van alle de Melkgeevende Planten, die tot de Tongbloemigen behooreo ; gelyk de Boksbaard, Scorzoneere, Melkdiftel, Haviks- kruid, Condrille, Paardebloemen, en anderen reeds befchreeven. Deeze allen heeft de ver- maarde Vaillant in'tFranfch voorgefteld5 onder den Hoofdnaam van Cichoracées , dat is , Cicoreyachtige Kruiden (*> De Wortels der Tam- (*) zonderling ij 't, dn de Melkgeeyencle Plantan in de 0< Deel, x. stuk* 44» SAMfeKTÉfiLlGE &RÜIEEN. Ai^rLTamtne,die indeMoeshoveö en Akkers gezaaid xx. * vvordt , komen hier onderden gemeenen naam Hoofd- van Suikeryen ter Markt, en worden ook wel "ssLie gek00kc tot ïoefPyZe gebruikt, doch zyn doof hunne Bitterheid onaangenaam. Het Afkook- *> zei heeft een geele Kleur en is üitermaate bit- ter. De Paarden laaten het Kruid onaangeroerd dat, in 'c wilde groei jende en bitterer, de Bla! den dieper ingefneeden heeft, dan in de Tuinen gekweekt* alLeum 00 Cicorey met eenzaam gejleelde Bloemen. lEndivia. m onverdeelde gekartelde Bladen. Tamme. ** Schoon dit Kruid , dat men Ëndivïe , in h Latyn Intybus noemt, in het gemelde niec al- leen, maar ook door de breedte der Bladen ea door de Geftalte, van de tamme Cicoreyzelfs veel verfchilie , zou het nogthans wel door Kweeking daar van afkomftig kunnen zyn Nie- mand weet, tenminfte, waar deEndivie haare natuurlyke Groeiplaats heeft (*). Zy is nog* thans koude of gemaatigdc Lugtftreek meestendeels heifeaam en in de heete deelen des Aardbodems veelal Vergiftig zyn. Men vindt aldaar bynageenen van deeze Cicoreyachtige Kruiden. (z) Cicboreum Flor. folitariis pedunculatis &c. Mat. Med. 374. H. Cliff. Upf. R. Lugdb. &c Cichoreum latifplmm , f. Endivia vulgaris. C. B. Pm.ziS. Intybum fativum. Dod! Tempt. 634» Lob. 7c. 233. Endivia crispa. C. B, Fin. HS. CAM. Epit* 28}. (*) De Hee£ Jac^uin heeft, in zyne Qbferv. Tab, So, S y n o £ n E 's i &; 449 Thans een Jaarig, de Cicorcy een overblyvend Cew<^ en deelt wel in de bitterheid der laatst- Afbebi* genoemde , maar heeft 'er veel minder van. Hoofd* De Bladen der Planten worden byeen gebon-STÜK» den , als bekend is , en dan krygt door *t fmoo- ^^ST'* ren het binnenfte Loof zyne malfchheid, geel- heid en zagtheid , die hetzelve fmaakelyk eet- baar maakt. Hier in munt de Krul-Endivie uit , welke de kanten der Bladen als Franje heeft. Van fommigen wordt dit JKruid by ons Jlndivie > by de Engeifchen Endive geheten. Het heeft in de Geneeskunde s om dat het min* der bitter is, minder gebruik, Is) Cicorey mt een gegaffelde gedoomde Stefag nr. en ongejleelde Oxelbloemen. jwïJSGÏT Op het Eiland Kandia, en op Sicilië, groeit de* deeze Soort op de Zandige Zee - Dnïnen. Zy heeft den Wortel taamelyk dik en lang y byna als der voórgaanden, maar de Steng is Houtig m hardt De Bladen gelyken wel naar die def Ci* een kleine Cicorey afgebeeld , welke de Steng naauwlyks een Voet hoog hadt, zyede een Zaay- Gewas, naae de En- divie ge;ykende, en, zo zyn Ed. zig verbeeldde , groots van deeze twee Soorten verfchiücndc. ïïy wist ook de afkomst niet. O ) Ctebórèam Caule dichotomo Ipinofb , &c. H. Cltf* 3S3. Cich» Spinofum. C. B. Fm> u& Predr* 62. T, €% Chondrill* genus elègahs. Clus. tUft* II, Iff, Ff II. Deel. x. Stvk, 4j>o> Samenteeliöe Kruiden; IV: Cicorey en zyn bitter > doch geeven geen Meïk* AFxxE,L" Zy vallen vroeg af en vergaan , laatende dan Hoofd* het Kruid, welks Takjes in twee of drie Doo- stük. rens uitloopen^als een ftekelig Heeltertje over» Péïwjï- Dö Bloemen zyn kleiner doch anders gelyk die der gewoone Cicorey. Men wil , dat die Ei- landers hetzelve, by gebrek > wel daar voor ge- bruikt hebben, Scoly mus» Varkens - DifteL Een Kaffige Stoel , een gefchubde Stekelige Kelk en geen Zaadpluis» Dus komen de Ken- merken van dit Geflagt voor , 't welk de twee volgende Soorten bevat, i ScJymus (O Varkens - Diftel met eenzaame Bloemen. macuiatus Gevlakte. ^ Varkens * Diftel met getropte Bloemen. II. Ihspam- j)eeze beiden, in de Zuidelyke deelen van Spaanfche. Europa natuurlyk voorkomende aan de kanten der ( i) Scolymus Flor. folitariis. Syft. Nat. XII. Gen. 922* p. 527. Veg. XIII. p» 602* GOUAN Monsp. 419. Gt>R. Prou» 175. H. Cliff. 3 88. Scol. animus, ü. Upf. *44* Bod. Mem. XV. p. 303. Scol. Thcophrafti Narbonenfis. Clus. Hifi* II. p. 155. (z) Scolymus Flor. congeftis. GER. Prov. 175. G OU Ais Mnsp. 419. MiLL. Di&. T. 229. H. Cliff. 388. [R. Lugdh. 128. Scolymus Chryfanthemos. C.B. Pin. 384. Scol. Theophr. Hisp. Clus. utf% Carduus Chryfanthemos. E>OD» Pwpu 725» LQJS. /c. II. S Y N G E N E S I 4JÏ ten der Wegen en Akkerlanden , noemt men , IV: wegens de geelheid der Bloemen , in \ Franfch A™^ï* Epine jaune , dat is Goeie Diftel, maar in 't Hoofd- ■Hollandfch Zwynen-Difiel; zo ik in de Lesfen ,t"k- van den vermaarden Boerhaave aangete- Tolu?™* kend vind : om dat de Varkens 'er vet door worden» 't Schynt , echter , dat hy 'er een andere door verf taan heeft, zeggendé dat die in Duitfchland groeit ; hoewel de naam over- eenkomftig is en de hoedanigheid. Want hy zegt 'er van, dat de Wortel lang is, een Vin* ger dik 5 zoet cn aangenaam van fmaak, die- nende 'sVoorjaars in Vleefchnat gekookt tot een goed VoedzeL Gefchild zynde en raauw met Olie en Azyn gegeten , was dezelve eea Purgeermiddel Is een Gewas dat een of twee Ellen hoog groeit en volmaakt naar de Diftels gelykt , heb- bende een getakte Steng met veele gefchaarde langwerpige groene Bladen , die aan de kanten fterk gedoomd zyn met geele Stekels. Inhei- den loopen de Bladen langs de Steng af, doch in de eerfte Soort hebben zy een Kraakbeeni- gen rand en zyn glanzig in de tweede ruuw- achtig en eenigszins Afchgraauw* Hier komen dikwils vier Bloemen by elkander voor, in de &erfl:e ieder Bloem op zig zelve, uit een mikje. Le&4 Sptir. de F la, Ais p 137. Ff* H. Dssl,2. jrjE. 4J2 Samenteelige Kruide^ IV* De eerfte, die jaarlyks fterft, heeft de Bladen A*xx? U gevlakt en de Bloemen kleiner met Oranjekleu- Hoofd- rige Meelknopjes ; de laatfte % die overblyfc 5 heeft STÜIU dezelven tweemaal zo groot , met Meelknopjes j^fw/w-van de zelfde Kleur. Ook is de Wortel dikst r* in deeze. Beiden worden zy voor den Scoly mus van Theophrastus gehouden. De ïongblommige ( Semiflosculofi ) van dee- zen Rang, dus befchreeven hebbende , gaa ik over tot de Trechterblommigen (Flosculoji) % door den Ridder genaamd B. Capitatu Kopbloemige. A r c t i u M» Klisfen. In dit Geflagt is de Kelk Klootrond 5 maar de Schubben hebben aan 't end kromme Haak- jes, Het bevat deeze drie Soorten* T< (i) Klisfen met Hartmmige ongedoornde g&* 'ArBium. [teelde Bladen. Lappa. Zeer bekend is dit Kruid % dat alom aan de (i) ArÜiunt Fol. Cordatïs inermibus &c. Syfl.Nat. XII. «Sen. 923. p. 5a8. Veg. XIII. p.tos. Mat. Med4 375. Gort. Melg0 217. KRAM. Auftr. GouAN Mousp. 420. H. CUff. R„ Lugdb* &c. Lappa major S. Ar&ium Dioscor. C. B. Fin* i$8. Bardana f. Lappa major. Dod. Pempu Perfbnata. Cam. Epit. 887. /3. Lsppa major, montana Capitulis co» wntofis. C. B. Pin. 199. * ^ ¥ N G E N E 3 I A* 453 de Wegen , op - Puin en Vuilnishoopen groeit , IV«L ^ onder den naam van Klis/en , Klitten of Klad- Af£x? L* den> wegens de aankleeving der ronde Zaad- Hoofd» koppen aan Kleederen en alle Wollige ruigte.8TÜK# De Duitfchers heeten het ook Klette 9 deFran- fchen Gletteron, de Engelfchen Burdock, 'twelk van den Latynfchen naam Bardam afkomftig fchynt. De S weeden noemen het Karborrar. Het wordt ook Lappa geheten 5en in 'c Griekfch Arttion , waar van de Geflagtnaam is ont- leend, Hoe dit Kruid dikke getakte Stengen heeft, niet dikke groote Bladen , die van boven don- ker groen , onder wit en Wollig zyn, zal ik niet omftandig befchryven. Meer aanmerking vorderen de Koppen, die men Klisfen noemt, eerst met paarfche Blommetjes gekroond, ver- volgens Zaad inhoudende. Deeze komen fom- tyds kleiner , fomtyds met eene aaomerkelyke Wolligheid als doorweven voor, welk laatfte de Ridder daar van meende af te hangen > dat het Kruid zyne meest beminde Groeiplaats hadr. Dus vindt men het > met zulke Wollige Kop- pen , aan de Vest , tusfehen de Muider en Weesper Poorten , hier te Amfterdam. In Duitfchland komt het zodanig meer voor , dan in SwitzerJand , gelyk de Heer Hall er zelf hadt waargenomen. Maar de fchrandere M i l- l e r verzekert , dat die drie Verfcheidenhe- den , met gladde , wollige en met kleine Kop- pen , in de Tuinen ftand houden. Ff 3 Hoe H., Deel* X* Stuk. 454 Samenteeeïge Kruide^; IV; Hoe nadeelig ook de Klisfen in de Wol der AFxxfL Schaapen en hoe laftig voor de Voetgangers Hoofd* door Wildernisfen zyn , kan deeze Plant on- stuk* ^er $e nuttigen geteld worden. De drooge *r?etoy. Stengen of Stoppels , die in 't Vuur als Salpe- wry, ter happen , gebruikt men, hier en daar , tot Brandftof en tot Fakkelen, Nog niet in Bloem gefchooten zynde , wordt het Merg, op fom- mige plaatfen , raauw of gekookt gegeten. De .Wortels hebben den Smaak byna van Artisjok- ken en zyn zelfs, gekonfyt zynde, tot opwek- king der Minnedriften dienftig, zo Lob Ft wil Ook werden zy,dus, wel tegen den Steen en in de Roode Loop gebruikt. Door Des- tillatie geeven zy , als ook de Bladen y een zuu- ren Geest. Het Afkookzel derzelven is van groeten dienst , om door verdunning van het Bloed een zagte Zweeting te verwekken , waar door het fchadelyke uitgedreeven wordt: ge* lyk men leest dat de Polakken , met het Lighaam in Mest begraven, zig daar door al. leen van de Venusziekte geneezen zouden. Te- gen Jichtige Pynen en het Voeteuvel kan dit Afkookzel, met behoorlyke warmhouding van den Patiënt en van het lydende deel, nuttig zyn. Men vindt ook, dat het in kwaadaartige heete Koortfen rnet vruzt gebruikt zy. De Zaaden geeven een Emulfie in \ Graveel dien- ftig en zetten fterk het Water af. Niettegen- ftaande haare bitterheid , worden zy van fom- mig klein Gevogelte, tot Aas* zeer bemind. (2) Syncenbsi^a» 455 (a) Klisfen met afloopende Kanthaairig ge- IV, doornde Bladen, de Wortelbladen gevind , Af*?*ri* J£ Al» Hoofd* hebben in Siberië een aangenaamen Reuk (t). STUK. ni. (3) Klisfen met Findeelige gedoomde Bladen*, pïtdfgc^ Alpen der opperfte deelen van de Kraia vondt Doktor Sc o poli dit Kruid, dac de Geftalte van den Haver - Diftel heeft , welke rnen gemeenlyk Stekels noemt : een gekrulde gedoomde Steng , omvattende Bladen aan de; kanten gedoomd en gcfteelde Kelken > met Li- niaal -Borftelige , uitgebreide , Kromme Schub*, ben* Serratul/u Zaagblad* Van de Zaagswys* getande Bladen heeft dit Geflagt den naam , terwyl het tevens een byna Rolronden r gefchubden , ongedoornden Kel^ heeft, waar door het van de Diflels verfchilt^. Het bevat de veertien volgende Soorten. v (1} Zaagblad met Lierachtig Vindeelige Bla-, ST'mU*luu ^en> * end -Vin grootst ) en gelykvormU verwend. ge Blommetjes*. Dee~ (f ) Odore Cyantim Turckum Mofchatum quodasnmo&> Kjfcrt. Gmel. uts. (3} Arïïium Fol* pinnatifïdi's aculeatis. Mant- io». od. S * N o E N E s i a: 45? Deeze Soort , in *t Engelfch Sawwort , dat IV- \s Zaagkruid, in \ Hoogduitfch Schartenkraut % in 't Franfch Serrette genaamd , voert den by- Hoofd* naam wegens 't gebruik dat men 'er van maakt* 8TÜK* Het groeit in de Velden niet alleen der Noor- ffili™* delyke maar ook der Zuidelyke'en middeldee- len van Europa» Het heeft een regte Steng van byna drie Voeten hoogte > boven l>kkig,en Bladeren > die ten deele geheel , ten deele Vinswyze gefchaard zyn > doch allen op de kan- ten met Tandjes ; waar van de naam. Drie Ver- fche;idenheden , ren dien opzigte, zyn by Ta- be r wem ont vertoond, waar van de eene. alle Bladen geheel als die van Betonie, de an- dere alle Bladen gefchaard , de derde de onder- ften geheel en de bovenden verdeeld heeft (*^* Op den top draagt het een Bloemkroon tje, dat • uit Schubbige Kelken beftaat 9 de Bloempjes bevattende y die paarichachtig , doch ook wit van Kleur zyn. Hier op volgen Zaadjes met eeq bruin Goudglanzig Pluis. Men acht dit Kruid een Wondmiddel te zyn * tegen Vallen en Breuken dienftig : doch 'c is meer Pempt. 42.. Lob. Ie* 534» Jacea qux Serratula vulgo. Toubnf* hifi. 444. {*) De Heer Thunberg heeft in Japm een Kruid ver* gameid , daar hy den naam van Serratula tirMoria aan geeft. De Bladen van 't zelve vind ik wel gefchaard , maar niet gekarteld of rnet Tandjes, noch ook met Haair* tjes. HNNiEüS fch2yft thans, wegens de fyu-heid der Tand'* fes , Folia cili&a aan deeze Soort toe. Ff 5 II. Deel» X. stuk* 45$ Samenteelige Kruiden, IV. meer ia gebruik tot Verwen , geevende met A- AFxx.EL,luin eene fchoon Seele Kleur 3 die met blaauw Hoofd* in groen verandert 5 beter dan de Wouw of stuk* Brem» Het is een Kleur die ftand houdt. Van ?t Vee wordt dit Kruid verfmaad (*). il (2) Zaagblad met Lierachtig Vindeelige Blo- SerratuU fim end-}7in grootst ; de Blomme- Gekroond, tjes aan den Omtrek V-rouwelyk en langer. In Siberië fchynt, zo wel als in Italië > dit Kruid te huisveften , dat naar het voorgaande veel gelykt , maar driemaal zo groot is en door de rand - Blommetjes verfchillende. Ook zyn de Koppen Wollig, en dit k3n naauwlyks van de Groeiplaats afhangen ; dewyl men het in Si- berië op vogtige plaatfen , aan de kanten der Rivieren, aantreft: terwyl het gewoone Zaag- kruid een Bergplant is. Het bereikt dikwils eens Menfchen hoogte > zelden blyft het laager dan vier Voeten» De Wortelbladen zyn 5 met de Stee- len* een half Elle teng. Men maakt aldaar van deeze Soort insgelyks gebruik om Laken 3 Leder en Linnen % geel te verwen > met byvoeging doorgaans van Berkenbladen (|;. Cs) (*) HALL» J/f/v. inchoau p. 71. (2) SerratuU Fol. Lyrato - pinnati&lis &c. Sttu praealta Centauroides Montana. Bocc. Muu II. p. 45. T. 37. Cat« * duns inermis FoL glabrïs pinnatis* Gmel. Sib. II. p. 49. T. 20t (1) Zie II. D. ril. Stuk van deeze Nat4 Hijltrie , bladz. i6u S V N C £ U E s I Ai 459 j ( 3) Zaagblad mtf * Kelken eenigermaate ruig JJf^ en Ewond, de Bladen onverdeeld* Xx. Hoofd ' Deeze Soort, /(pi/irft gebynaamd , om dat men STÜK« ze op de mecftehoogeGeb meen van Europa cn $érrAtyt de Noordelyke deekn van Afie aantreft, komt jgjjj, onder veeierley gedaanten voor , zig door haare blaauwe of Violette Bloemen onder fcheidende. De Bladen zyn of zeer langwerpig als die van Hcndstonge , of breeder ge)yk die van de Pa- tïchf waar van het dan den naam voert 5 fom- tyds getand , fomtyds ongetand. Dus vindt men het , als een Zagte Difiel met Patiehbla- den, by Bauhinüs gemeld. Hier komt by, het gene de Bladen byna zo fmal als Gras en wederzyds groen heeft, 't welk men Grasbla- dig kan noemen. Van het Patichbladige geeft de Heer Halier de Afbeelding f *j , die deeze Verfcheidenheden ook in Switzerland vondt, welken zyn Ed. onder den naam van Gr- (3) SerrataU Calyclbus fUMiirfutls ovatis , Fol. m&vifis. Serrat. Fol. petiolatis. Fl. Suec 6*i, 714. FL Lapp. 291. CiïfiURi inerme &c. Gmel. Sik. II. p. 67* T. 16, Caiduo- Cirfium minus Blitanmcam. PltJK* Alm 83. T. 154, f. 3, ffm Cynogloïfifolia. Gmel. uts. T. & DIJLL. Eltb. 82. T. 70. f. Si. LtpatbifiUa MüRIS. III. S. 7* T. 29, f. I. Car- duus mollis Lapathi foliis. C. B» Fi». 377, 5, Anguflifoü* CirGura inerme. Gmel. p. 73. T. 3 3- (*) Helv. mchov. Tom. I. T, VI. P- 77* Cirfium Alp. Boni Hcnrici folio, v II* Deil» X» Stuk* 4 AFxxfL' van onderen Wollige Bladen en ruige Kelken % Hoofd- voorftelt. Gedagte Wolligheid 5 met de Han- den daar afgewreeven , wordt van het Volk, in Siberië , tot Tonder gebrnikt. Dit , nog- thans, heeft maar plaats ten opzigt van de eer- fte, met langwerpige Bladen , welke in 'teer- Ite Jaar, nog geen Bloem draagende , het Wyf- je genoemd werdtdoor de Tartaaren. DeBIoem* zegt Haller, is aangenaam van Reuk en de Stoel met Borsteltjes bezet. stuk* EzaaU IV* Serratula Saltcifolia^ Wilgbla- (4) Zaagblad met Liniaal Lancetvormige over* hoek fe van onderen gryze Bladen 9 die on+ gejieeld zyn en geheel efenrandig. Deeze , gelyk de voorige , wel in Siberië , doch op weinig meer dan onze Pools hoogte , voorkomende , is mede door den Heer G me* l 1 n betrokken tot het Cirjium. De Bladen zyn van onderen wit; de Bloemkoppen Wollig; de Bloempjes aangenaam paarfchachtïg rood. Het heeft den Wortel fomtyds langer doch de Sten- getjes zelden hooger dan een Voet en bekleed met een korte Wollige ruigte, v. (5) Zaagblad met Lancetvormige Bladen ^van jfrfulti flora* (4) gerratula Fol. Lineari- Lanceolatis &c. Cïrfium ïnct- jne ere&um , Foliis cx Lineari Lanceolatis , infïa candidis* Gmel. Sib. II. p* 69* T* 27. ($) Serratula Fol. Lanceolatis fubtus villofis , fubdecur- rentibus &c. Cirfium inerme , Caui, adfcendcntibus Gmel. II. p* T. 28 9 veel- bloemfg. onderen ruigy hyna afloopende en geheel ef IV, fenrandig; de Steng getuild ; de Kelken Afd™^ Rolrond. Hoofd- stuk:* Weinig verfchillende was deeze , doch hadt p . de Stengetjes Takkig en de Bloemen grooter. «tuaiu^ De Heer Gmelin heeft een Verfcheidenheid daar van uit de Ooftelyke deelen van Sibeirïe bekomen * met ingefneeden Bladen* (6) Zaagblad met Lancetvortnig * langwerpige vr. Zaagtandige hangende Bladen. No™h%- cenfts. C7) Zaagblad met Lancetvormig - langwerpige m Nieuw- Zaagtandige uitgebreide Bladen 5 die van^otk*^ onderen ruig zyn. Pr&aitA. Zeer hoog* (8) Zaagblad met Eyrond - langwerpige ge* vin. ypiJ/ï* Zaagtandige Bladen 9 getuilde Bloe* era rondachtige Kelken. (9) Zaagblad Liniaak Bladen , & ix. Rappig, f6) Serratula Fol. Lanceolato - oblongis êcc* C/^. 392. JU 143. Serxatula Novebor. maxima» Di&l, aj5# T. 261. f* 342. (7) SerratuU Fol. Lanceolato- oblongis ferratis &c. Serr* Virginiana Pcrfica: folio fubtus incano* Dill* Eltk* 35$. T* 264. 345. Serrat. praealta Sec. Bocc» Mus. g& p. 45. T. 32» (8) Serratuts Fol. Ovato - oblongis acmninatls Sec, GbonV Firg. H6. Serratufa Marilandica , Fol. glaucis, Cirfii inftss denticulatis. Dill. Jt/r£. 354* T. zCz. f. 341. (9) StrratuU Fol, Lineacibus &c. ft &t§* 3?2» K»Lugib* 46% SAMENTEELlGE KrüIDE^ ken tappig, byna ongejleeld, gejpitst m zydelings geplaatst. (10) . Zaagblad met Lancetvormige effenrandï- ge Bladen , de Kelken rappig , gefield * fiomp en zydelings. (11 ) Zaagblad met Liniaale Bladen, die aan den voet kanthairig zyn; de Bloemen on* gedeeld , zy deling geaaird; de Steng en. held. Deeze allen , in Virginie en andere deeïea van Noord- Amerika groei jende, zyn meeftcn- deels overbly vende Planten , die naar het Boel- kenskruid, de Santorie en dergelyken zweemen. De eerfte, bygenaamd Nieuwjorkfe , groeit toe tien of twaalf Voeten , de andere , die Bladen als van den Perfikboom heeft > tot vyf of zes Voeten hoog* De derde 3 van Mariland afkom- ftig , heeft de Bladen Zeegroen en dieper ge- tand dan de anderen. Deeze is hooger van Steng dan de tweede, die Zeer hoog genoemd wordt 9 143. Gscw* Vtrg* Cirimtn tuberofura Capitulis fquar- xofis Dill, Elth 85. T. 71. £ (ioy Serratnla FoULanceol. integertimis &c. Cron.^V^» 11. p. Hó. Eupatorio afHnis Amcricana Uulbofa &c. Pluk* Mm. 142* T 177. f. 4. (11) Serratui* FoL LJnearibus bafi ciiiatïs &C.GRON* Pïrg* 116. Cirfium tuberofum La&ucae Capitulis ipicatis. Dill. $lth. 85. T. 7q% f. 83. Jacea anguftifolia tnbexofa Radicap yi'Smiajia% Pluk* Alm. 190. T. 42*. f« IV. Afdeel* xx. Hoofd* STUK» X* Serratula XI. "SpicatCc €eaaiicU Syngenbsia. 463 wordt, doch laager dan de Nieuwjorkfe. De twee volgende raunten uit door de rappigheid AFxx?L* der Koppen of Kelken, die als uit in malkan-HooFD; der geftoken Bladerige Schubben beftaan. In8TüK* de vierde zyn de Blommetjes zeer lang* om^t^f* gekromd, knikken nederwaards en hebben een lang uitfteekende Styl, met twee punten. Dee* ze heeft een knobbeligen Wortel , gelykerwys de laatfte, met zydelingfe Hoofdjes als die van Salade 5 welke een Aair maaken. Deeze laatfle munt door de fmalheid haarer Bladen uit. Haar Wortel , die uitwendig een oplosfende kragt heeft, geeft 'er den naam van Throatwm%d& is Keelkruid, aan* (12) Zaagblad met Lancetvormige Bladen , xn. de Kelkfchubben aan de punt rappigjtomp, Ssrra'*z* uitgebreid , gekleurd : de Bloemen ende» Bitter. Ungs. (13) Zaagblad met Vindeelige Jcheeve fpitfe xtw gladde onge doomde Bladen; de Kelkfchib-2$n'aur0** ben gtfpitst 5 de binnenflen rappig* ^Langfly* Deeze Sibcrifche komen fomtyds voor met een Steng van drie of vier hoogte (*). De (u) Serratula Fol. Lanceolatis , Squamis Calycinis &c« Cirfium inerme Foliis fcabris &c. GMEU Sib. ti# p. 72.x. 29. (13) SerratuU FoL Pinnatifidis acutis glabris &c. Carduus Caule Ramofo &c. Gmel. Sib. 1U p* 44» T4 17. Jacea fet- pens Flore triplicato. Zanon. (*) Van de laatfle zegt de Riddte* fferfa F ii&s È doch dit IL X, STUK» 464 Samenteelige Kruiden^ IV. De Inwooners der Stad Jacut nöemeü de eer* ^xxEL' fte Bitter Kruid ea gebmikea het Afkookzel,zo Hoofd in de Venusziekte als in de Pynen van 'c Ge- stuk» beente , daar uit fpruitende* De andere ge- yefiwyvl tykt veel Daar bet Kruid, dat men Jacéa noemt * ry* hebbende fchoone paarfchbloemige Koppen , als die der volgende* xiv. (14) Zaagblad met getande gedoomde Bladen* ' Serratuia Stekelig* ^e vermaarde Tournefort, die de Ge* Aagten van Jaceaf Cirfium en Carduus door de Doornen onderfcheidde , zodanig dat het eerfte geheel ongedoornde Planten , het tweede Plan* ten met gedoomde Bladen en ongedoornde Koppen 3 het derde Planten met de Bladen en Koppeö , beiden , gedoomd , begreep > móést dit Gewas tot het Cirfium betrekken. Hal* Leus hoewel de onderfcheiding der Doornen verwerpende , volgt hem in deezen % en noemt het Cirfium met een hoekige Takkige Steng , de Bladen half gevind, de Vinnen hoekig, ge* doornd 9 de Koppen ongedoornd. Anderen had* dit ftrookt met de befchryving van Gmelin niet, die zegt* dat in de Tuinen de Steng 2 of $ Cubiti hoog, de Takken een Voet of minder lang zyn* Misfchien valt het, wild § roeijende , Jaagec. (14) Serratuia FoL dentatis fpinofis. GORT* Èelg. 222% Kram. Auftr* *3*« FL> Swc* 66z% Gouan Monsp. 41 r. JU Lugdb. 13?. Carduus Vinearum repensSonchi folio. C. B* Tin. 377. Predr. 156. Card. in Avena proveniens. C. D. Pin% 377. ^. Cirfium Arvenfe Sonchi folio, Rad* repente* Ca*. Ie tuberafo» TOURNA Inft* 448, S Y N C E N E S I M 46< hadden het Diftel genoemd en wel die in de IV; Haver voortkomt , volgens Bauhinus, waar *r££? U van misfchien de benaaming Haver - Dijlel , wel Hoofd- ke de Gorter opgeeft, afkomltig is; dochqTUK men zou het met de S weeden eigener noemen t Koorn - 'Dijlel , Akker -Dijlel of anders VeU- Dijlel en Kruipende Weg - Dijlel of Boeren Plaag , om zyne voornaame hoedanigheid aan te wyzen. Niet minder, naamelyk 5dan in S weeden (*), •en elders ftrekt dit Onkruid tot bederf der Ak- keren en Landen , in onze Provintiën , byzon- derlyk op de Weiden M Westfriesland, daar men fomtyds meer Diftelen dan Gras ziet , of liever Stekels ; want zulk een naam geeft men aldaar aan dit Gewas. Het groeit op Ysland , zo wel als in de Zuideiyke decien van Europa , alwaar tiet mede een lailig Onkruid is in de Wyngaar- den en Koornlanden. Het verheft zig tot een aanmerkelyke hoogte en breidt zig in 't ronde uit, door zyne kruipende Wortelen* Even- wel wordt de menigte van Stekels , op een Lwd, als een blyk van d€ luiheid des Landmans aan- gezien, die niet past op het uitplukken derzel- ven , waar door menze byna geheel kan ver* melen. Sommige Boeren gaanze, om *t gemak, afmaaijen , dat niets ter wereld helpt 5 maar ze des te meer doet voortloopen. De Bladen zyn fomtyds Wollig, doch meesc glad (*) Vitium Agrorum apud nos primarimn eft% Lïnn. Flqr* Gg 11. DE2L. X. STUK. 466 , Sambntee£,ice Kruiden. IV, glad en blygroen , naar die van den Ganzen- Afdeel* Diftel gelyk^nde , en dus maakt bet regtop- Hoofd* ftaande Kruid, met zyne paarfchbloemige Kop- stuk. pen, geen onaartige figuur. Men k^ndezelvqn gemakkelyk afplukken f doch de Bladen zyn ryl voorzien met kwetzende Doornen. Het komt; fomtyds met witte Bloemen voor* De Zaadea hebben een lang Wollig Pluis , waar van , op fommige plaatfen, in Bedden gebruik gemaakt wordt. Ook is de Afch voor de Glasblazeryea zeer goed, zo Ray aantekent, speen- 1 Zonderling is 't 3 dat men , van dit zo gemeen der°st€ke. Onkruid , geen goede Afbeelding aantreft by len. tfe Autheuren , dan alleen by Colümna, ónder den naam van Ceanothos TheophraJlL Lobel fchynt hetzelve te bedoelen met zyoen Zeer gemeenen Wegdiflel , de Onopyxos Guilan* dini9 waar van de Gellajte wel gelykc, doch hy befchryft denzelven als fcherp fteekende Bollekens hebbende > 't welk in 't geheel niet Ürcokt. Anderszins maakt hy ook te regt ge- wag van de Knobbeltjes , die in Auguflus en September aan de Steelen groeijcn , welke een beproefd Middel tegen Aambeijen zyn zouden ; zo hem de Prins van Orange, Willem van Nas- fau , hadt verhaald. Men heeft den dus ge- knobbelden Diftel voor een byzondere Soort ge* houden en (Carduus Iwmorrhoidalis Parijienjïum) Speendiftel der Paryfenaaren (*) genoemd ge- had. pit is de tvr€«de Wilds Diftel van ÜQüonms ; Pi*p*t 739 * S V N G Ë N Ë U A. A6f ipd. Tournefort merkte reeds aan, dat IV; die Knobbels , van eene Qlyfachtige figuur , doot hetfteeken van eenig Infekt ontdaan, die- Hoofd- nende dezelven tot een Nest voor deszelfs Ei-STÜK# ïéren* Men geeft voor ( zegt hy) dat deeze ^ufiiïsT* 35 Knobbels* in dó Dyzak gedragen, tot ge- ^ neezing der Aambei jen dienen» Sommigen 3i knoeien 'er drie , ten dien einde * in een 3, Slipje van fau& Hsmbd," C a r d u ix s. Üóorn. Mm npsmt gemeenlyk , de fterk gedoomde Van deeze Onkruiden , in ons Land Doornen * en de minder gedoomde Dijklen ; weshalve ik die onderfcheiding gebruiken zal tusfehen die en *t volgende Geflagt. Men vindt, immers, ook dikwils van Dooroen en Diftelen gewaagd als eene pjaag der Akkeren : zo dat die woor* den iets gelyknaamigs hebben. De Planten dan, tot de Doornen behooren- de , hebben een Eyronden Kelk , met gedoorn* de Schubben die op elkander leggen , en de Stoel der Blommetjes is met Haair begroeid, Het be- "vat dertig Soorten , wa?r van de eerfte zeven- tien de Bladen langs de Steng afloopende , de overigen die flegts ongefteeld hebben- CO 739 > in zyn ÜCfc Hoofdftuk. Nederd. bïadz ms, waar aan figuur der Bloemhoofdjes flegts niet natuurlyk voorkomt £ want de Stekels hebben zulk een Wortel- Gg z lh 0£ESa« X* STUK» 463 S AMtfNTEELlCE KRUIDEN^ (1) Doorn met afloopende getande gedoomde Bladen , naakte zeer lange eenbloemige Steelen en gedoomde knikkende Kelken., (2) Doorn met afloopende Vindeelige Jlekelige Bladen 9 wyd uitgehoekt ; de Kelken Ey* rond gedoomd en ruig ; de Steng gehaaird* (3) Doorn met half afloopende gedoomde Bla- den en knikkende Bloemenx de Kelkfchub* ben van boven uitgebreid. (4) Doorn met afloopende uitgehoekte Bladen , die aan den rand gedoomd zyn : de Kelken gejteeldi eenzaam, opgeregt en ruig. (5) Doorn met afl. uitgehoekte Bladen 5 'die aan (i) Carduus Fol* decurr* denty fpinofis &c. Syft. Nat* '*XII. Gen. 9*5- P* 52?. Feg.XUL p. 604» R. Lugdb. i?4> Cirfium maculis Argenteis notatuiiï» Tqurnf. In/}. 448. Card.» Xeucographus f. Mariae hirfutus. Moris» Bles. 244. (t) Carduus Fol. decurr. pinnatifidis &c. Gort. ifc/f. 22 g. //. Cltf* 39*t 13*. GOUAN ^/o«3/>. KRAM» GORT. Jagr* Fl. Suec. &c» Carduus Lanceolatus Jatifoliu% C. B. Pm. 3 85» Carduus Lanc4 f. fylv, Dodonaei. J. B. Hi/t* HU P* 58. (3) Carduus Fol. femi - decurr. fpinofïs &c. Gort. 2»aS. GOUAN Monsp. 422. F/, &c. Gmel. JI« 42* Carduus fpinofisC latif. &c. C. B. Pm. 38$, Carduus nu- tans* J. B. fi^; III. p. s6. (4) Carduus Fol. decurr. llnuatis &c. Gort, 229* GOUAN Jlfonsp. 422. F/. II. N. 7 18. Carduus Acan* thoides» J, B. ƒ///?♦ III. p. 59. (5) Carduus Fol» decurr. finuatfs &c. Gort* 229» GOUAIS IV. Afdeel. xx. Hoofd* stuk. T. Carduus teucogra* pbust Witvlak* \ idge. II. ' Lancecja* tus. Lancet- bladige. III. Nutans. Knikken- . de. IV. Acanthoi* des. Sierlyke» V* ' CrifpUS. S Y N G E N E S 1 A. 469 aan den rand gedoomd zyn ; de Bloemen ^ aan 't end famengehoopt ; de Kopfchubben XXi ongedoornd , deck als gebaard en uitge* Hoofd- breid. STÜK- (6) Doorn met afloopende uitgehoekte kanthaai* [cJj£u rige Bladen > die van mderen kaal zyn en poiyanthe* getropte gefteelde Bloemen. "veêibioe- (7) Doorn met afl. getande Bladen, die aan viu den rand gedoomd zyn, en getroste opge» Mocmfa regte Bloemen , met ongedoornde Steeltjes. ge* Van deeze zeven komen 'er vyf in onze Ne- derlanden en door byna geheel Europa voor; drie groeijen in Rusland en Siberië % één op Ysland. De eerfte 3 die den bynaam wegens de witte Zilverachtige Vlakken der Bladen voert , valt in Kampanie en de Veelbloemige ,die weinig van den Kruldijtel verfchilt, omltreeks dc GouAN Monsp. 42CU Kbam. Auftr. FU Suec. &c« Card. fpinofisf. anguftifol. vulgaris. LOES. Prusf, 43. T. 5. Car- duus Caule ctispo. J< B. Hl ft. III. p. $9. (6) Carduus Fol. decurr. ilnuatis cüiatis 8cc* Mant. 109. Card. pycnocephalus paiuftns. Triumf. Ohs. 103. T. 103. Cirs. pal. Lanc. alafo Caule, polyanthemum. Vaill. Mem. 160. (7) Carduus Fol* decurr. denr^tis Sec. GORT. Belg. 229, Card. Fol. L'nearibus dent. fpinofisf. K. Lugdb. 13*. FU S*ec. Gort. Ingr. 123. Carduus palufkis. C. B. Fin, 377. MORis. III. S. 7* T* 32. f. 13. Carduus polyc, anguftlfo- lius. Dal* Hift. 1743. XI. Deel; X* Stuk, 1 47<3 SAMENlEELIGE K&ÜÏDiËH» IV. de Stad Rome, Onder de onzen is de Knikkeifr A?xxEL * zeer kenbaar aan zyne gebo°gene Koppen B jofd en van deezen hebben de Bloemen , voor dat stö»» 7y 0pen gaan 5 z0 men Wi|^ een Mosfceljaat- TSviwyL Reuk (*> Meest komt deeze aan eten Duin- *2P kant voor (f) en de Sierlyke , die Bladen als het Beerenklaauw heeft , is zo gemeen niet aan onze Wegen als de Lancetbladige of groote Breedbladige Wegdoorn , die men to de Kley- Landen byna overal aantreft, Deeze is op Ys«* land gevonden, Siberië voedt den Knikkende en Krul-, als ook den Moeras Dijiel , die, 20 wel als de Krul-Diftel, zeer gemeen is op lange Weidlanden , inzonderheid van uitgeveende Plasfen , zo in onze als de andere Provinciën. Onder *t Landvolk noemt mense gemeenlyk * om dat de Steng, als Bladerloos en regtopftaan* de, zig taamelyk hoog verheft, Kaak Jonker of Boeren- Rottingen. Behoudens, dat dit zo wel (*) Gedagte Reuk wordt door D. Mappüs verkecrdelyk toegefchreeven aan de Bioemen dei srekelen voorgemeld ; waar in ze niemand , deuk ik , ooit vernomen heeft. (|/ verfcheide deden van deeze Knikkende Doom of Diitel, hebben den Heer Ledekmüller ten Onderwerpe, geftrekt van zync nafpooxingen met het Mikroskoop. Dus, lieeft hy het aartig gepluimd Pluis der Zaaden ; de Blomme* tjes, Meeldraadjes en het Stuifmeel, niet alleen; maar ook de Bladen , Stekels , Stengen enz. daar van , fkaay befchree- ven en voor 't Oog gebragt op PK 89-92, van het Tweede Deel zyner Mikroskovpifcbe Verluftigingen , die voor twee of drie Jaaien by de Erven van fff Houttuin uitgegeven zyn9. SYNGÉNES I A. 47I wel op den Kruldiftel zie als op deezen f ^jj^^ de Koppen beiden Trosachtig als tot een Knop xx< vergaard hebben > en daarom mede tot deVeel'HooFD^ bloemige behooren. Van Hill wordt d^laatfte^KVtf Moerasfige Mey-Diftel genaamd, en Haller 'l^t merkt aan (*) , dat dezelve de Steng tot zes Voeten hoog heeft , naakt en fchraal , zonder Takken , alleenlyk met vleugelachtige Blaad* jes bekleed» Deeze wordt derhalve , in 't Ne- derduitfeh, Speer dijlel getyteld. (8) Doorn met afloopende n Vinieelig uitge- Vclhuu\ hoekte 3 ruigachtige gedoomde Bladen ^WoU lige naakte BUemfleelen en afvallende KeUp^ll^^ ken. Deeze , in de Zuidelyke deelen vau Europa groeijende * fchiet een Steng tot twee Ellen hoogte, zo Triümfetti verhaak. Het Loof gelykt eenïgszins naar dat van den Beeren- klaauw - Diftel , doch is van onderen wit ge- wold , van boven donker groen , met eenige. witte Streepen 5 die in de Doornen ukloopen. Óm hoog heeft hy een dikken Knop , van vee* le Koppen als Hazelnooten , met gedoomde Schub- f *) Ciifium Caule re£o fubnudo alato &c. Helv. inchwu ]♦ p* 74. N. 170. (%) Carduus FoL decurr. pi nnatifido • finuatis &c. ÏAC3* Hort, T. 44» Garduus Nemorofus Italiciis. Eabsl Oh, 525. Ic. 417. Caidmis pycnopolycephalus fyiv. TRIüM». Qhs* lo#. T. 101. Gg 4 11. Deel. X. stuk. 172 Samenteelige Kroimk IV. Sehubben bekleed en paarfche Blommetjes be- A™f L vattende , gelyk de meeOe andere Doornen ;. Hqofp- doch die niet* opengaan , en evenwel wordt hCt Zaad ryP '.dat ia een dikke Wolligheid r jrjwyv*- 'Dot\s of Pluis zit , gelyk in de meefte anderen T?- van ditGeflagt. De Bloemfteeltjes, die den ge- zegdtn Knop maaken, zyn hier niet gevleugeld en draagen elk drie of vier Koppen % ieder door- gaans met tien Blommetjes Qj). (9) Doorn met afioofende gefchaarde gedoom- de Bladen , eenbloemige eenigermaate W§h lige Bloemjleelen en Eyronde gefpitjie m« gedoomde Kelken. In Egypte groeit deeze , een jaaHyks Ge- was ; terwyl de beide laatften overblyvende zyn- Men heeft hetzelve in de ÜpfalfcheTuin geteeld, met een Steng van één Voet hoogte % de Bladen aan de uitfnydingen met Melkwitte Vlakken, daar zy in Egypte aan den rand als verzilverd zyn. Hy moet 'er niet menigvuldig voorkomen, alzo ik door Forskaohl 'er geen gewag van gemaakt vind, C10) (t) Volgens de Mant. ah. p. 451. Dit komt my veel waar- fchynlyker voor, dan drïe of vier, gelyk men in Syft. Nat. vindt. (9) Carduus Fol. decmr. runcinatis Spinofis, &c. Cirfiuna &gy?r* minus, Follis ad limbum Argenteis* Grange. IX. Ca*duui Jirgtnta» ius* Verzil* verde. Syngenesia; f 10) Doorn met afloopende Lancetvormige IV. Maden, die weerlooze Tandjes hebben ; den *ffD*EU Kelk gedoomd. Hoofd- stuk. (ii) Doorn met afl. Vindeelige Liniaale ef- x. fenrandige ongedoornde gejleelde Bladen, die van onderen Wollig zyn. Gekerfde. xr. Deeze beiden hebben de Bladen geheel onge- Cy%£j£t doornd en de laatfte , die in Tarcarie voor-bioepuge, komt, byna zonder eenige Haairtjes of Tand- jes. Hier van is een Verfqheidenheid , die de Bladen Liniaal gefnipperd heeft > uit Zaad in de Tuinen te Petersburg geteeld , waar van de Steng eens Mans langte hoog wierdt, in Tak. ken vefdeeld. De Koppen droegeti paarfche Blommetjes en het Gewas zweemde naar de Jacéa, inzonderheid naar die Tuinplant , welke een Muskus -Reuk heeft (*)> (u) Doorn met afl. Lancetvormige uitge- xu. knaagd GJ*£ (io) Carduus Fol. decurr. Lanceolatis &c. H. Cliff. 392. Dalib. Par. 249* Ci rfium raajus fingulari Capitulo magno. C. B» Pin. 377- fil) Cardufés Pol. decurr. p'nnatifTdis L?neari?>us &c, Card. Caule fimplici &c* Gmel. Sibt II. p. 42. T. 15. fi, Card. inermis , Caule Ramofisfimo &c ld. p. 44. T. 16. (*) Jacea Mofchata. | B* Hifi. UU p. 34. Vid, Cen taurea Mêfchata in 't vervolg. (ia) Carduus Fol decurr Lanceolatis &c. Mant, ieg„ Cirfïum montanum mSxim. Raj. JHft. 30;. Cirs. tomento* fum Radice Bulbofa. J. B* Hifi. MU p, 44, Gg 5 II. DlEL. X.Stus, 474 SAMEtf TEEMGE KKUlBEEf, knaagd getande kanthaairig gêdocrnde Bladen f die wederzyds fnet ten Spinne- webbig Dons bekleed zyn> {13) Doorn metafloopendt LmcetvormigeViti- deelig gekamde Bladen, zéér lange Bloem* fteelen > de Koppen m 't bloeijen knik* kende. (14) Doorn met ' afl* Lancetvormigè %mg<* taHdige y èenigermaate Doornig gehaairde naakte Bladen en zeer lange Wollige een-: bloemige Steelen. (15) Doorn met aft. Lancetvormige 3 eeniger* maate uitgegulpte , gladde, ongelyk kant- haairige Bladen 3 everhoekfe Bloemjkelen en mgedoornêe Kelken. Zeker Kruid , by Dioscorides Kirjion genaamd, om dat 'sr -de Pyn der Aderfpatten door genezen werdt3 gaf aanleiding tot de be- naa- (13) Carduus Fol» decurr. Lane. Finnatiildo * pe&inatb &c. Mant. tjsf. (14; Carduus Fol. decurr. Lanc. Serratis &c# JAC<^. VirM 2.77. CsrcU FoL ïigidis molliiet ipmofis. HALL* tidv* 677. X* 18. f. 2. CirOum f« Carduus anguftifolius» C* B. Fin. 377. Ptvdr. Cirs. fïng. Cap. parvis. IhlL Cküiim 3 Mon- taniirru Cjlüs. 11. p, 149. (15} Carduus Fok decurr. Lanc* fubrepandis &c» Gouan Mcmp. 422. Caid* Cirfiura Monsp. Fol. longo glabro. J. B. XIï* p. 44. Ciriimn Fol. non hirfuris. C. B. Pi»» Cirlïen. Dod. i7^/. 737. Cufmm alterum. LOB» Is. $$z % vel Cirfium. p. 5S1, IV. Afdeel» xx. Hoofd- stuk. xhi. Kïarduus Pëftmatus. Gekamde» XIV. Deftoratus* Xanglteeli* ge XV. Monfpet* Julanm. Montpel- Uetfe. Syngbnesia; 4j$ saamiog van Cirfium , ttams in gebruik voor JV^^ zekere zagte , niet fteekende of ongedoornde xx. Diftelen. Dus heeft Toü rnefo&t dit woord Hoofd- toc een Gedagtnaam gebezigd; maar Hal-s™^ LER alle onderfcheiding van de gedoornd-^t^K heid , die by trappen (zegt hy) afneemt , afge- leid , verwerpende , maakt een GeÜagt van Cirfium * 'c welk alleenlyk door het gepluimde Pluis der Zaaden, dat ifl de Cardum, zegt hy , enkeld of eenvoudig is , van denzei ven veïfchil- le. Ik vraag , of het fomtyds nret duifter te onderfcheiden is , of de Haairtjes van het Zaadkuifje gepluimd zyn , dan niet ? En of daar in ook geen trapswyze toe en afneeming plaats hebbe? LiNtfi&üs brengt de Cirfia , fchoon de Koppen zelfs ongedoornd hebben-* de, hier t'huis , in 't deflagt van Carduus > welks voornaarnite Kenmerk , volgens zyn Ed. , be- ftaat , in de Kelkfchubben gedoomd te hebben* Hoe ftrookt du! V7an deeze vier Soorten, allen van die hoe» danigheid , is de eerfie, welke een knobbeligea Wortel heeft, in OoSefiryk waargenomen, Dèszelfs Bladen zyn byna grysdoor haare Wol- ligheid. De tweede was te üpfal voortgekomen in de Aarde, daar men Zaaden van Penfylvanic ïn gezaaid hadt, Zy maakte 'er een Steng van twee Voeten * zyn de , gelyk het geheele Ge- was, ongedoorni Oe derde, onder den naam van S7nalbladige Diftel mei; enkelde kleine Hoofd- jef bekend, wordt van Hall ar thans gety- tcld : II, Dxn* X. Stuk. Samenteelice Kruiden, iv; teld: Weerlooze Diftel * met kanthaairige Bla- ^FxxfL* den 3 en een naakte Steng met weinige Bloemen (*). Hoofd- Hy merkt aan , dat dezelve de Bladen fomtyds stuk* geheel effenrandig 0 fomtyds Haairig getand* vfeiwyïe- fomcyds zelfs ihgefneeden, ja ook wel eens ge- ry* doornd heeft. Doorgaans vindt menze met de Steng zeer Takkig, doch de Bloemfteelen zyn altoos uitermaate lang en dun , tfe Hoofdjes klein en Wollig* De Groeiplaats is in de Switzerfche en Ooftcnrykfe Bergvaleijen* Jac-» q^üin zegt, dat hy 'er naauwlyks knikkende Koppen aan heeft kunnen vinden : fchuon Hal- ler verzekert, dat de Bloem volwasfen dikwils knikt. Ook hadt Clusius dczelven knikken- de afgebeeld* Hoe 't zy, deeze Soort heeft de Bloemen zo wel paarfch als de voorgaanden en de laatfie, die van de Stad Montpellier, waar zy aan de Rivier groeit, gebynaamd is* Deeze heeft de Stengbladen Lancetvormig , wederzyds glad 3 Zeegroen en onverdeeld; de .Wortelbladen uitgeg«lpt en aan de kanten als gehaaird met Borftelige Doorntjes* Op korte iteehjes draagt zy eenige Koppen aan den top der Steng , volgens den Ridder. Maar hoe kan zy dan het Cirjïum van Dodon^us, welk hy aanhaalt , zyn ? Dit is het tweede Cir- fium (*) Ue v. incloat. Tom. I. p. 74. cn aldaar afgebeeld. T. 4, f. 2. In zyn eeifte Werk was 't een Diftel met ftyve zigt gedoomde Bladen, enz. Op de Plaat, aldaar T. iS, noemt zyn Ed. het, een Zagte Bifiel , met ftyve zagt gedoomde Bladen ; de StcDg lang met weinig Bloemen. s y n c e n e s i a; 47: fium vaü Lob el, welks cerfte, myns bedun- IV, kens, 'er dus beter mede ïtrooken zoiï. Ook A™£Et: zegt DonoNiEüs dat de Kopjes ruuwachtig Hoofde gedoornd en ftekelig zyü ; terwyl L i n n m üsstuk* het befehryft met mgedoornde Kelten (*> (16), Doorn met byna qfloopende gefteelde * xvr. owifrw* Vindeelige , gedoomde Bladen j tuuZjus! een weerlooze Stens, en eenzaame Bloemen. cKnobbei- Wortels , naar die der Asphodillengelykende, onderfcheiden buitendien dit Kruid, 't welk op vogtige Velden groeit in verfcheide deelen vau Eu- (*) Het Clrfton van Dodon&ös behoort , buiten twyfel, niet tot rfeeze maar tot de voorgaande Sooit, afs de eigen- fte Afbeelding zynde van *t Cirftstm montanum van CLU- SIU8, met de zelfde Hoiufnce - Plaat gedrukt; zie Pann. p. 659: terwyi het Cirftum van Lobel , Ie. p. 581, volgens deszelfs befchryvïng juist by die Srad groeide , daar het hier den naam van heeft. „ Wy hebben fzegt JL ore l) zeer vele van den oprechten Cirfium ghefien by de Olyfmeulens en Corenmeulens, in de ondiepe pïaetfen van de Baviere van * Montpelliers, 'geheten de Lanus 9 ende in de Bemden en- ^ de Schorren , fuydtwaerts ftrekkende van 't Bofch van l Grammont , daer door d'overloopen van de Zee, en de *{ heeteSonnefchynen, dewydeende breede pleynen met wit " Sout bedekt lagen , in Junio in den jaere I5Ó<5 5 daar ick " met Voeten over g'hegaen ben/» Kruydtb. bï. 68ó\ " (16) Carduus Fot. fubdccurr. periohtis &c. jAcq. Pï«/f- Gouan Monsp. 4^3. Carduus Pratenffs Asphodcli Ra- dice latifolius. Mokis. Rift. III. S. 7. T. ' a*. F; 27, 28. Card. Bulbofus Monfpciienfium» Los. Ie. II. p. IQ. g.Card. Prat. Asphodeli Kad* Foi. tenniter incifis. 8^ Pmr $77* Jacea acuieata C Tnberofa* TASSEN, /* i$ CDHedoor. efenrandige Bladen, die aan den rand drie ni£;e* 5 Doorens by elkander hebben* xtx» (19} Doorn met ongedeelde > ongekerfde , Lan< Gefternde.: CeU fl?) Carduus Fol. bafi adnatis Lanceolatls &c. Mant. 179. Cirfium Prat. Alp» polycephalum Asphodeli Radice# TOUBNP Infl. 448. (18) Carduus Fol. fesfil. Lanceolatis &c* Acama m^jotc Caule non foliofb. C* B. Pin. 379. Acarna Thcophraftï An- guiilara;. Lob. Ic II. 15. Polyacantha Cafabona? Acarna; fi- milis. ï- B. fft/?. III. p. 92. (lp) Carduus Vol. fesfil. integris Lanceolatis &c. CarJ* S ?,s e..Ë » ï s i 47$ cctvormige weerlooze > van onderen ge Bladen* xx. Hoofd** Twee Planten , die de Doorens zonderling stuk. geplaatst hebben , weshalve de laatfte den naam^^J* van Oejiernde voert, Deeze Doorens ftaan m dezelve aan de Steng by den voet der Bladen en de Koppen zyn ook bezet met fyne Doo- rens, daar de Schubben in uitloopen, maar de Bladen, naar die der geele Violieren gekken- de, weerloos. Men weet de plaats der afkomst niet, maar de ander, die den bynaam van Ca^ sabonA , Kruidkenner van den Hertog van Flo- rence, heeft, fchynt in Italië natuurlyk te groei- jen. Deszelfs Steng fchiet wel twee Ellen boog en maakt een fierlyk Gewas ; wegens de Bla- den , die op de kanten ir/et tropjes van twee of drie fteekende Doorens begroeid zyn. Deezc wordt voor de Acarna van Theophrastus ge* houden. (20) Doorn met omvattende , Piekswys* Vin- xx. deelige , gedoomde - Bladen ; Bladerlooze Kelken en gefleufde dubbeldoornige punten» 0 Vrouwen. De hum- acu!ca-cu«s* Trium?» Oh» T» p. 9$* Card, Stdl«u» Leiicoii latei foliïs. Dod. Mm» IV • p* aói. (20) Carduas Fol. 'amplexicaulibus &c. Mat. Mei. 316, CJOHT, Belg. 230* KRAM. Auftr. 237, GOUAN Monsp. 422. H. Oif. 393* R* Lugib. 135* &c Gard. albis maculis no- tatus valgaris. C. R. Pin, ^%lx Gasduoi JfyaM. jHÖt X475« $AMEfoffcÉÏ,lCE KftüiDÉ'N. IV* De witte Skreepen en Vlakken merktekenen! A*xxEL buitendien deeze Doorn of Diltel, welke des* Hoofp wegen fomtyds Melkdijlel of Marie- en Onzer sti k. yrouwen Diflel geheten wordt. Dus onderfcheidt ifafw%- hy zig van den gemeenen breedbladigen Weg- Doorn , in 't uiterlyke aanzien 3 zeer. De Groei- plaats is 3 zo wel in onze Nederlanden, by de Wegen, als in andere, doch niet in de Noor- delyke deelen van Europa- De Franfchen noe- men hem le Chardon Marie. Hy heeft zeer groote gladde groene Bladen , door witte Ade- ren en Vlakken verficrd , met een fterk gedoorn- den rand. Ieder Steng heeft op 't end een groo- te paarfche Bloem , wier Kopfchubben een zon- derling byhangzel hebben , aan de kanten en aan *t end gedoomd ; 'c welk deeze iCoppen naauw lyks aanvatbaar maakt . Het Zaad van deeze Doornen , welken Hal- ler onder den naam van Silybum afzondert , is bitter, gelyk dat der meefte anderen van die Geflagt, doeh wordt niettemin van *t klein Ge- vogelte opgezogt. Het heeft een Meeligheid , die maakt , dat men de Emulfie daar van tegen Bprstkwaalen met fteekende Pyn, als ook in Bloedftremmingen aangepreezen vindt. Het Af- kookzel der Bladen en Wortelen wordt in Ver- ftoppingen der Ingewanden , inzonderheid van de 147 s. Silybum Card. Marisc £c La&eus* Lob. Ie* II* 7. Card Leucographus. ,Dod. Pempt. 722. (*J Zie EERBHEY, Tab, z4 f. 22 & tab, 8. C 3> fi Y N C E N £ B I A. 01 ■de Lever , voorgefchreeveru De Bladen zyn IV; bitter, famentrekkende en bevatten vry veelAF£xfLÏ Zuur* öp fommige plaatfen gebruikt men het Hoofd; jonge Loof voor Moeskruid (*> stük. (21) Doorn met omvattende, hoekig - gedoorn» xxr. de Bladen; de Bloemen eenzaam, byna on- gejleeldy omgord met vyf Blaadjes of daar* syrifchc. omtrent. Deeze 5 dien Camerarïüs heeft afge* beeld, onder den naam van Syrifche Melkdifiel 5 is by Aleppo gevonden door Rauw ol f. Het is de Witte Doorn van Diosco aio es , by de Arabieren Bedeguard genaamd. Hy heeft , ia de Oxelen5 de Koppen byna ongedeeld , ge- fchoord met twee groot e en twee of meer klei- ne Blaadjes* De Kelkfchubben loopen uit in lange Doorens of Punten. Het Loof vindt men met witte Vlakken getekend , byna gelyk in de Vrouwen Diftel. De Bloemen zyn wit, maar in Egypte vondt Forss&ohl dit Gewas ook met paarfche Bloemen, (22) Doorn met ongejieelde tweevoudig Vin* Eriop&o* dee~rus. Wolkop* (*) Geofïr. Mètn Mei Tom* IIL pige. (21) Carduus Fel. amplexic. angulato- Spïnods &c. H. Ciïff. 393. Ups. 2So* R. Lugdb. 132. N. 5. GRON* Örietii* 25a. Carduus aibis Macuüs not. exoticus* C. B. Pin. 381. Card. La&eus Syriacus* CAm. Hnrt. T. io. (iz) Carduus FoU fesfïlibns bifariam pinnatzfidis &c. H. Hh F lh Deil, X, Stuk, 482 Samenteslige Kruiden. IV# deelige Bladen, wier Slippen overhoeksop» Arxx!L,; gwegt zyn; de Kelken Klmrond en ruig. stükI0 Wolkoppige of Woldoorn kan deeze met regt Egaah genoemd worden, hoewel hy zeer verfchilt van Veeiw]ve~ ^ £riocepjiaius ^ die een byzonder Geflagt uk* maakt, in 't vervolg te befchryven. Hy groeit in Engeland , in Vrankryk , Spanje , Portugal , als ook in Ooftenryk en Switzerland. Loüël zegt, dat men hem Monniks Kruin ty telt, om dat de Bollen boven kaal zyn , gelykende dus naar de gefchooren Hoofden der Monniken^ Hierdoor verfchilc hy van den gewoonen Breed- bladigen Wegdoorn , die ook de Koppen ruig, doch niet zo WclÜg heeft (*)♦ Voor 't ove- rige gelyken de Bollen , eer zy gaapen 3 zeg£ hy,veel naar de Zee • Appelen of Zee -Klitten, dus wederom naar de Klisfen genaamd. De Steng valt wel drie of vier Ellen hoog en is Wollig grys : de Wortel groot , van buiten zwart, van binnen wit en niet onaangenaam van Smaak, zettende het Water af. Hy ^roeifc ook in het Zuidelykfte der Spaanfche Neder- landen, H aller houdt deezen voor den fchoon- flen Ups» 249. GOUAN Monfp. R. Lvgdh ISU N. U.MlLL. Jc. 293, Card. Cap. rot. tomentofb. C. B* Pin. 38*. Card. tomentofus &c. Lob. Ic. II. 9. Carduus Ericcephalus. Dod. Tempt» 713. fi» Catd. FoU femidecurr. Upf. 249. Not* Card» romentofus ryremicus. Tournf. Injt* 441? (*) vaillant hadt deezen ook R riocep h alm geheterj* $ Y N G E N E S I A; '483 ifón aVcr Diftelen van Switzcrland, die overal IV; voorkomt in de Bergachtige Streeken 5 heb^™^* berde zeer groote, fraay verdeelde , fterk ge- Hoofd- doorcde Bladen , boven groen, onder wit> dcSTUK# Bloemen meest paarfch, doch ook fomtyds wh^^™** Van Kleur. De ronde Koppen zyn als Appeltjes aan 't end der Takken van een. zes Voecs Steng famengehoopt , en hebben de Kelkfchubben Bladcrig 5 met Wolligheid als Katoen bekleed * ieder uitloopende in een geele Doorn (f). Het Zaad is wit , byna ovaal , platachtig en fchuins geknot. De Stoel > zegt hy, is gelyk die der Artisjokken eetbaar * en dit heeft deeze met de meefte Doorens gemeen 9 wier Stoe- len ^ voor het bloeijen , meestal Vleezig en gcedfappig zyn (|> (23) Doorn met ongejleclde 9 Vindeelig uit- xxur: gehoekte , Zaagtandige weerlooze Bladen 1^"^"* de Steng uitermaate Takkig , de Kelken zeec Pluizig en eenigermaate Zaagt andig. ]l0°se* (24) Doorn met Lancetvormige klein gedoorn- Xxrv. de Bladen , van onderen Wollig; de Steng weerloos , Bladerig , eenbloemig. virgini- Zeerfche* (t) Vid. l?EBKHFY. Tab. II. Fig. 26, 27. (|) Helv> incboat |« p4 74. (23) Carduus Fol. fesfiübus pïnnatifïdis &c. Chdanx al- tisfimum Lacïnïato folio. Dïll* Éltf>» 81. T . 69. f. 80. (24) Carduut Fol. Lanceolatis Spinulofo &c. Cirfiurp mi- nus Virg. fmgulari Capitulo , Caule foliofo. Gkon. Virg* Hh % II, Diel. X. stuk* 484 Samenteelige KuuifcEft. iV. Zeer hoog of allerhoogst Cirflum noemt xxf 1 * Dillenitjs te regt de eerfte van deeze Hoosd* twee, die uit Zaad van Karolina in de Elthamfe stuk* Tu}n was 0pgegroeid tot tien en twaalf Voeten Veefiuyve* hoogte; in veele Takken uitgebreid , doch weer- rym loos. De Steng wns van onderen hyna twee Duimen dik. De Koppen waren zeer fierlyk , naar die der Jacéa gelykende , met paarfche Bloempjes* Zou het deeze niet zyn, welke Clayton op vogtige Slykerige belommerde Plaatfen > in Virginie , groeijende vondt (f) ? De andere valt 'er laag, doch heeft niet min der fraai je Bloemen. xxv. (öy) Doorn met omvattende Lancetvormige , hetetopbyL kanthaairige geheele en gcfnipperde Bladen ^verfchil- aan de Steng 9 die meest ééne Bloem draagt bkdfge. 772^ een ongedoornde Kelk. In laage Velden der Noordelyke deelcn van Europa en Afie , gelyk by ons ook in Veen- achtige Weiden der Wouden in Vriesland , groeit dit flag van Doornen 3 waar van de caams • oirfprong blykbaar is. Duifterer is de onderfcheiding van deeze Soort, welke de Heer Hall er met den Knobbehvorteligen Doom 3 van if) Cirfmm altisfiomm &c. Gron. Vfag* **7%3 (25) Carduas Fol. amplcxïcaulifuis Lanceolaris &c. Gort, Jielg* 230, Fl. Sutc. 6s7f 721, Gmfl. Sib. II. p. 51. GORT. Ingr. 128. Oed. Dan> i6o# Cirfmm maximum AsphodeJi Radice. C B Pin* $77* Cirfium Brittanicum Caule mwltU floio, 5C0P. Ann< z* p* 6»* J Syngenesia» 485 van hier voor * , overeenkomftig oordeelt en IV. ^ - het verfchil der Bladen is niet zigtbaar in de AFxx?U Afbeelding van denzelven (f). Evenwel merkt Hoofd» zyn Ed. eenig onderfcheid met de SweedfcheSTüK# aan, welke de Ridder maar een Steng geeft van ^iJitf* cenen of ten hoogften drie Voeten hoog, daar *Biadz. hy ze in Switzcrland tot vyf Voeten waarnam. 477, De Heer de Gorter vondtze ln Rusland altoos met verfchillend Loof , de bovenfte en ooderüe Bladen onverdeeld , de Stengbladen gefnipperd. Gmelin 5 dat zonderlinger is , merkt aan , hoe in Siberië de Landfchappen , beooften de Jenifea , dit Gewas niet dan met gantfeh onverdeelde Bladen voortbrengen , maar bewesten die Rivier kwam het byna altoos met de Bladen beneden de helft der Steng Vindee* lig of gefnipperd voor. Van boven waren zy meest donker , doch ook fomtyds bly groen , van onderen altoos uit den Afchgraauwen wit- achtig; doch ook aan de bovenzyde doorgaans met een dunne Wolligheid bekleed. Het was 'er overal vry gemeen, komende meest aan de Rivieren of op vogtige Gronden voor. Zal men zig nu verwonderen, dat Doftor Scopoli deezen zagten Doorn in Tyrol veel kleiner en geheel Wollig, fomtyds met een veelbloemige Steng vondt ? L 1 n n jf. u s merkt aan, dat de kweeking deezer Plant in de Tuinen het Loof meer (*) Ckfum montanum Fol. langis ferratis ful>tus incanis. Helv. enum. Tab. XXi. Helv. facboat. Tab. VII. p. 77 > 73» Hh 3 \ 4^6 Samenteelige Kruiden. IV* meer gefnipperd maakt. Het heeft overWy veü- AFxxfU de> knobbelige voortkruipende Wortelen, Hoofd* stuk. \P-^J Doorn met omvattende Lancetvormige xxvr. getande Bladen , die 7;^e^ ongelyke Haairi- mtniotlu g* Voorntjes gerand zyn: de Steng ongc* Aiant- doorwd. Wegens de Bladen , naar die van bet Alants- wortel gelykendc 3 heeft decze den bynaam* Het zou de zelfde byna fchynen te zyn , met die* welke het Loof van Patich of Goe - Henrik heeft, by den Heer Hall er , hier voor op het Alpifche Zaagblad als een byfoort aange- haald. Dat zy de voorgaande Soort zeer ge - lyk is, blykt niet alleen uit Doktor Scopo- Li3 maar uit den Ridder zelf, die zegt, dat de Steng hooger is, dat de Bladen nïec zo wie zyn, doch veel menig vuldiger, beflaande byna de geheele Steng, en boven, by de Bloemen* Elsvormig, geenen gefnipperd. Zyn Ed. Itelt de Groeiplaats in Engeland en Siberië. xxvii. Doorn met byna omvattende Lancetvormige Serratuloi- ^ Zaagbla- $Se* (zO) Carduus Fol. amplexicaulibus &c. H. Cliff. 39*. Ups. 2 50, Cirfium fingulari Capitulo Squamato vel incanusn alte- rum. C. B. Pin. 377. MiUL. DiEï. T. 94» Carduus mollis Tol. Heleniu C. B. Pin. $77 i Cirs. Brittannicum Pol. den* tztis. SCOP- Ann. 2, p. 60. (ij) Carduus FoL fubamplexicaulibus Lanceolatis &c. jACQi Vind*' i si. Card. Cal. inermibus acutis* Gmel, Si&+ IK p. S2-< T- 22 & 23. f* ï* Cirfium anguftifol* non tecU niatum» C, B* Pm* 177* Syncjsnesia. 487 onverdeelde Bladen , de Tandjes Borjlelig IV. gedoomd hebbende ; en eenbloemige Steelen* Afdeel. (28) Doorn met omvattende Lancet vormige^0^^ Bladen , de Tandjes Borjlelig gedoomd xxvnu hebbende en driebladige Bloemen. Tattti! cus. (29) Doorn met Lancetvormige onverdeelde , Tartaar- weerlooze getande gladde Bladen , de Bloe^ch^^ men ongebladerd, met Jlappe Stekeltjes. Fiavescens. Geelach- Weinig verfchillen deeze drie , inzonderheid tifie* de twee eerften , beiden haare Groeiplaats heb- bende in Siberië, doch ook, zo 't fchynt, in Switzerland. De cene gelykt naar het Zaagblad- Kruid, zo wel als de andere. De derde, die in Spanje gevonden is , heeft de Kelken rolrond- Eyrondachtig , uitloopende in puntige, flappe, uitgebreide Schubben. De Bloemen zyn wit- achtig geel. De zogenaamde Tart aarfche Doorn werdt , om* trent den jaare 1760, door den Heer Chenal ook aan de Birfa, by Bafel in Switzerland, ont- dekt en fraay in Afbeelding gebragt {]). Zo het die is, welke de Heer H aller noemt, Cir- fmm met kanthaairige half gevinde Bladen , de Vinnen hoekig gedoomd , de bovenden de Steng omvattende : dan zou hy gemeen zyn in Switzerland en Duitfchland : doch met deeze ( en (n) Carduus FoL amplexicaiilibus Lanceolatis &c. (29) Carduus FoL Lanceolatis integris inermibus &c. (t) AU. Heh* Vol. IV. p. 294. Tab. 15. Hh 4 II, deel, x. Stuk» 488 Samenteelige Krüiden. .AwIT' en den Diftel Erifuhales, is eenige verwar- A™*EL ring (*). Hoofd- 5, Uit de Ziekte , welke Linn jeus in de ST%L/ff » Tartaarfche^ Doorn befchryft (f), zegt Hal- Veeiwjv** 33 LER, zou ik vermoeden , dat die myn Car - 53 N. 175. [tot welken de Erifithales be- 3, hoort], ware : want hy zegt, dat die voï ,3 wordt; het Pluis tot fmalle Blaadjes zig ver. s, breedende , met groene Zaagtandige Blom- 5, metjes; den Styl uitloopende in twee kant- 33 hairige Blaadjes* Maar de Carduus Brifitha* 33 les verfchilt zeer van mynen Diftel N. 176, 33 al ware 't flegts y door de meeftal breede en & niet half gevinde Bladen (|y xx jt. (3°) Dcorn ™et Vindeelige Liniaale > vanon. cjrduus derm lenige Bladen , de Steng ongedoornd zYgte. eenbloemig. Deeze door C l ü s i u s zagte Diftel geheten, wordt 3 zegt hy 5 gevonden op die geheele ry Gebergten , welke van Kalenberg en den Do- nau zig uitftrekt tot aan de Switzerfehe Alpen > en zig van daar wederom > door Prellenberg en Eam> (*) ChekAL. Prozramm. Bas. 1776. p. 9. (t> De Prokpfi Pl&nt. p. 338. (I) HEiy. incboau Tom. 1. p« 76. N* 176. is, zyn za even gedagte Cirfium. (30) Carduus F oh pinnatifidis Linearibus &c, IV. p. 328. jAcq. rïiA 276. Carduus mollis laciniato folio^ C. B. /V». 377. Carduus mollior primus. Clus. Ih J|I. i»4»ir* 661. T. 2. jACq. ^«/?r, T, 18, SYNGSNBSIA» Hamburgerberg, tot aan gedagte Rivier, twee^J* twee Mylen boven Pofen, ombuigt. De Heer JacQüin , die ze allerovervloedigsc op de Hoofd- Badenfche Bergen aantrof, getuigt dat hec een™** zeer fraaye Plant is , van één tot vier Voeten qjftt. hoog naar den Grond, waar in zy groeit. De Steng heeft zy paarfchachtig; de Bladen tot de middelrib toe ingefneeden , boven groen 9 onder Wollig wit. Zy loopt uit in een enkele Bloem , met een Kelk van flappe Stekeltjes, de Blom- metjes fchoon paarfch van Kleur; naar Moskel- jaat ruikende* (31) Doorn zonder Steng, met gladde Kelken, xx^ Op opene Steenachtige Velden in Europa , zo wel als in onze Nederlanden > groeit dit Ge* acïl*d** was , dit men Everwortel , naar 'c Hoogduit- fche Eberwurts noemt. In Switzerland is het ook op drooge , dorre Grazige Vlakten niet zeld- zaam , hebbende de Wortelbladen op den Grond in 't ronde gefchikt , halfvinnig , met hoekige twee- en drie - Kwabbige Vinnen , die op de kanten met Iterke Doorntjes bezet zyn. Een of meer Stengetjcs geeft het uit ; naauwlyks een Duim lang zynde > ieder met een Bloem. C N J> (31) Carduus acaulis Calyce glabxo. Gort. Belg. 251. FL £uec. 65*, 7*a. I>AL* Paris. 24 S. Catlina acauus rninore purpureo Flore. C. B. Pin. 330, COMM. Holt 23. Chama> leon cxiguus Tragi. J. B. Hifi. III. p. 62. Card, acatós $ep- Êentrionaliuin, LOB» II* 5- Hh 5 490 Samekteeligk Kruiden* IV. C n i c u s. Diftel. Afdeel. xx- Een Eyronde Kelk, die met Takkig gedoorn- stük^ ^e Schubben bekleed is en omwald met Bladen Beaak als Blikjes, (met en benevens gelyke Blomme- very'tlWym l*GS *^ kePaa*c ^e Kenmerken van ditGeüagt, tot het welke de gewoonlyk zogenaamde Cm- cus of Gezegende Diftel, thans tot de Centau* reu betrokken > niet behoort. Hetzelve bevat negen Soorten van gedoornde en ongedoornde Diftelen 3 als volgt. i. (i) Diftel met Vindeelige Bladen 5 die gekield CnicusOie- m naafo Zyn de Blikjes holrond, effen* Moczige. randig en eenigermaate gekleurd. Op Bofch - Velden in de Noordelyke deelen van Europa , als ook in Rusland , groeit dee- ze , die Veld - Dijtel genoemd wordt 5 komende ook voor in vogtige Weidlanden en Velden bui- ten Utrecht. Men zou ze eigener Moes -Diftel noemen , alzo de Rusfen in 't Voorjaar de Bla- den kooken en eeten als Kool. Lob el noemt- ze Beemd- Diftel P alsook veel groeijende in de Beemden en vogte Bosfchen van Vlaanderen, ArtoiSj Brabant en Duitsland. Zy heeft Bladen naar (l) Cnicus Fol. rinnatiGdis Carmatis nudis &c. Syfi. Nat. XIU Gen. 5>*6. p. 53o. Veg. Xlll. p. 606, GORT* Belg. 231. Fl< Suec. 7ii, 72 .3. R. Lugdb. 136, N. 2. Card. Pra- v tenfn latifolius. C. B. Pin. 37^ Card. Fratenfis Tragi. Lob. Ic. II. p. ii» fa Citfium latislimum. C. B. Pin. 377. Cni- cus Pratenfis Acantlu folio Fiore flaresccnte» TouitNF. Injt. 450. Item Fl. purp. Ibid. SyNöEN esi ju 49ï , caar het Beerenklaauw gely kende 3 maar flap- IV* per en bleek groeti. De Bloemen , zegt hy , AFxxEL" groeijen getropt aan een Steng van vier of vyf Hoofd. Ellen hoogte, dat dunkt my wat vefl is. Baü- tük- HtNüs evenwel , zegt van drie en vier Ellen > &quSiT* Haller van drie tot zes Voeten en Che- Kal tot eens Menfchen hoogte. In de Bos- fchen by Bafel, merkt deeze Autheur aan, dat het dikwils voorkomt met meer gedoomde Bla- den (*) , waar van de onderften gefnipperd zyn , de bovenften niet. 't Gewas heeft door- gaans maar zagte Doornen en het malfch^e Loof van alle Diftelen 3 wordende van de Vrouw- tjes Gras -Kool geheten, zo Bauh in us aan- merkt. Hy vondt hetzelve op Berg - Velden om- ftreeks Geneve en R a y by Straatsburg aan den Kyn. (2) Diftel met omvattende 3 Vindeelige Baards* ir. wys* Zaagtandige Bladen , knikkende Bloem- ri/ZZifs' fieelen en Lymerige Kelken. SgcdQW" Den bynaam Erijithales > van Pliniüs ont* leend , hadt Dalechamp aan een dergelyk Gewas gegeven , dat Bladen als het Beeren- klaauw (ft) Cntcus Fol. amplexicauhbus Pinnatifïdiï Sec. jAcq. Ohs. I. 28. T* 17. Vind. 279» Card, Pnc. Fol. tenuibus la- ciniatis. C. B. Pin. 377. Cirfium Acanthoides Monranum &c* TOURNF. ïnfll 448. Erifithales. DALECH* Hift% 1054, HALL Helv. inchoat. I% p. 75*. N. 17$. (*) Chen. Program™* Bas. 177$. p. 9» II. Dsxl,X. Stuk* 49* SAMENTEKL1GE KRUIDEN^ IV. Afdeel xx. Hoofd- stuk, E^aale Veelwyve* klaauw heeft met geele Bloemen. Het groek overvloedig op alle Velden aan den voet der Gebergten , zo in Ooftenryk als in de Zuidely- ke deelen van Vrankryk. Het heeft een Steng van anderhalf Elle hoogte ; doch hooger als men 't in de Tuinen kweekt, zynde, gelyk het voorgaande, een Dverbly venei Kruid. Het heeft Vindeelige Bladen, van onderen ruigachtig met fyne Doorntjes gezoomd , en knikkende geele Bloemen , wier Kelken geen Bladerig Kransje hebben ; zo dat daar aan het Hoofd -kenmerk van dit Geflagt ontbreekt. n.I# C 3) Diftel met afioopende Lintachtige Bladen , f™ox. die Tandswys'9 gedoomd zyn en een opge* woeftc, regte Takkioe Steng. Op dorre Bergvelden in de Zuidelyke dee* len van Europa groeit deeze , die Lancetvor- mig-Liniaale Bladen heeft , niet zeer fterke Doornen. De Koppen zyn zo digt met derge- lyken bezet , dat men zonder kwetzing dezel- ven niet kan afplukken , noch aanraaken* IV. . (4) Diftel met ongejleelde , byna Liniaale% Kaantjes. zeer (3} Cnkus Fol. decurrentibus Ligulati$ &c. Mant. 109. GER. Prov 181. Carduus Lanceolatus validisfimis Aculcis* Tournf. Infl, 450. Carduus Lanceoiatus ferocior. J. B. Hift. 111. p. 58. (4 1 O.i'us Fol. 3fesGlib»i$ fuhlinearibus confeitisfïmis Sec. Jacc^ Vmd, 282. T. 8. Card. mollis Folio o longo, Cirfii Capitulo* C, B. Pi»» 377. Catduus moliior huipüis angufti- folius, Cl-US, Pann» 665» SyngEnesia. 493 zeer digt getropte Bladen; de Kelken on- gedoomd. A**™t: Deeze behoort, wederom, tot de Zagte Ituk*0* Doornen , een zonderling Plantje , welks Wor- Póiygamia tel zwart is en zoet van Smaak 5 fchietendeeen^**^ Stengetje van een Handbreed of een half Voet hoog , bezet mee zeer lange , fmalle , fpitfe Haairige Bladen , aan de enden omgekromd. Het geeft een enkele Bloem, op den top, uit, die vry groot is , van Kleur paarfchachtig bla&uw , met een gefchubdeu Kelk , zonder Doornen» Op de hoogde toppen van den Schnceberg, in Ooftenryk , komt het niet dan zeldzaam voor. De fraaiheid doet Clüsiüs zynen fmalbla- digen laagen zagten Difltel , die hier t'huis ge- bragt wordt door den Heer J a cq u i n, betrek- ken tot den Edeldijlel van Gesnerüs; maar dezelve hadt, volgens Si ml er, de Steng een Elie hoog met weinige Bladen bezet naar die der Dotterbloemen gelykende ; 't welk hier weinig ftrookt (5) Diftel met afloQpendc onverdeelde Lancet- \\ Cnicus Ac ar na* Spaanfche. (*) Per Cculem rara , qua refernnt Ftfta Herh<& quant Mosfbluruen appellamus , zegt Simier* Dit Kruid vind ik de Caltba paluftrh te zyn, welke ronde Bladen heeft. 1 ($) Cnicus Fol. decurrentibus Lanceolttis &c, Gotjan Monfp. 4*3. Card. Caule AlatO Spinofo R. Luzdk* 133. Acarna major Caule Foliofo. C«. B. Pin 379. Chamsleon Salmanttcenfis, Ci,us. Hifi. II. H*fp. *$o* fi9 Acarna hu* tl. Dm. X, stuk. 494 S AMENTEELIÖE KRUlDËÊt. IV. vormige Bladen > de Kelken fönswyzc ge* Afdeel. dvornd* xx, SukFD" Ontzaglyk gedoomd is wederom deeze* die E%adie zeer gemeen door Clusius > op 't Land by peeiwyve- sa]amanca ^ in Span je , gevonden wordt , wor- dende aldaar Chamcdeon geheten* By heeft den Steng in 't wilde een Voet, forntyds een Elle hoog ^ doch in de Tuinen gezaaid hooger $ zegt die Autheur. In Languedok komt hy, op de Velden , meer dan eens Mans largte hoog voor. De Steng is hard en ftyf , hoekig gevleugeld en bezet niet veele lange fmalle witachtige Bla- den , die dubbelde Doorens hebben. Aan de toppen komen Kroontjes van vyf of zes fte- kelige Koppen 5 met paarfche Bloemen. Het Zaad is , zo wel als de Wortels , zoet* Vu (JS) Diftel met omvattende , Schaarig gevin* spj«°ft5fi* de9 gedoomde Bladen, een enkelde Steng j ontzag-. en ongedeelde Bloemen. Op de Alpen van Switzerland , Ooftenryk en Tartarie^ zegt LiNNiKüs, groeit deeze, die minder ontzaglyk en onhandelbaar dan de voor- gaande is ; hebbende de Steng forntyds maar een humilis Caule foliofo. C* B. Pin, 379» Picnomon Cretae S(h lonenfis. Dalech. Hifi. i+s6. (6) Cnieus Fol. amplexicaulibns , iïnuato - pïnnatis &c. Carlina polycephalos alba. C. B, Pin, 380. Cirfium Alp. Spinofisfimum &c« HALL» ürfv* *79* T* zo, Gmel, SiK StNGÊflE sia; 495 een Handpalm of een Voet , en zeldzaam an- IV* derhalf Elle hoog; fomwylen geheel roodachtig Af££el< of met roode Vlakken , fomwylen groen : de Hoofd- Bladen zagt, byna als die der Paardebloemen 8TUK* im>;efneeden , Haairig ruig en met korte Door* f^ff^ nen gewapend. Hier van wordt de Wortel, die uit veelc dikke Vezelen beftaac, zo wel als die van den Zaagbladigen Doorn , hier voor be- fchreeven, in 't vroege Voorjaar door dc Tar» taaren en Ralmukken uitgegraven, en gegeten. De Heer Gmeli^ zegt , dat die Wortels 3 gekookt zynde, hem beter fmaaktendan Fran* fche Raapcn. Zy worden , deswegen , van hun Epfchok geheten, Somtyds komt de Plant ge- heel ongeftengd voor; gemeenlyk geftengd met paarfche> doch elders ook met witte Bloemen , wier Kelken ongedoornd , maar met Bladen fierk omwald zyn* Haller ontkent (*) , met reden , dat dit de zelfde zy als zyn zeer fterk gedoomd Cirfium der Alpen, 't welk 'er anders veel naar gelykt: want hetzelve heeft, boven- dien , zeer Itekelige Kelken (f). (7) Difiel met Vindeelige Bladen en rappige V*J» Kelken , met gefpitjte Schubben. CenZTrol ' Ruuwkel* (*) Helv. inchoat* p 7;. T. Cf) Be Ridder wil, dat men 'er den Naantjes - Diftel van ]ACQUIM mede vergelyken zal: fei monoclonos , zegt 117.* dat is: maar die is eenflengig.- dat deeze ook is en daar bene* veris is die geheel weerloos of ongedoornd* Hoe ftroóktdit? (7) Cnicus Fol. pinnatificiis Cardwjs insnuif rol; XL Ditt» Xf Stuk, **** 496 S'amenteel ige Kruiden* IV. (8) Diffcel met Vindeelige Bladen , de Kelken Afdeel. sappig ruig. STUK. (9-) Diftel wg* Hartvormige Bladen , de Blad- vin. Jleelen gekruld gedoomd , de Stewg omvat- unïfllrL. te^e : kakkende Bloemen en tappigé Eenbioe* Kelken. nüge, E)eeze, waar van de eeïftein de Pyreneefchc Knikken- Bergen vak, de twee anderen in Tartarie, ge* lyken naar de Centaurea 1 door haar Loof en Geftalte. Zy hebben de Kelken ruuwen rappig, wegens de Vliezige Schubben. De laatfte munt uit door haare Hartvormige Bladen > zo by den Grond als aan de Steng, die in de Tuinen eens Mans langte hoog wordt, en groo te doch knik- kende Koppen heeft en geelachtige Bloemen van een aangenaamen Honigreuk, Hortende ook een dik Vogt , dat niet onfmaakejyk > maar een weinig bitter is, uit. Onopordum. Ezelsdoorn. De Stoel is met Kuiltjes of Putjes als een Ho. pinn. (èitatis ïnermibus &c. H. Cliffl 39*» Centaur, majus Pol. Cinarx Cornuti. Moris. Hifi. III* p. 13 1* S< 7- T» z$* f. 2. (8) Cnicus Fol. pinnatifïdis, Calyce fcariofb villofo, Mar.U 572. Centaurea Cal. Membranaceis Sec. Gmel» Sib. II. p. %6. T. 38. (9) Cnicus Fol. Cordatis &c, H. Upf. 251. Catd. Fol» es tflïdato * lanc€olatis 8cc. Gmel, II. p, 47% T. lp* SVNGRNESIA* 497 Honigraat, en de Kelkfchubben zyn fpitspuntig IW in dit Geflagt , het welk nog de vier volgende Af££E« Soorten van Diftelen bevat^ die onder den zon -Hoofd»; derlingen Griekfchen naam Onopordon begree-8TÜK- pen zyn , waar van ik den Geflagtnaam heb ont> ?0^"l* {eend, als boven: dus (i) Ezelsdoorn met rappïge Kelken , 'die de Schubben uitgebreid hebben ; de Bladen J: langwerpig Eyronden uitgehoekt. dumAcan* Gemeens* Deeze f dien men Witte Weg - Diflel , in 't Franfch Epine Manche noemt, komt door geheel Europa , en in onze Nederlanden ? op woefte drooge piaatfen voor. Zeer overvloedig vindt men hem 9 te Landskroon in Sweeden , op de Wallen. Weinig twyfelt men5 of deeze is het Jcanthium van Dioscorides, en het Ono- pordon van AnouillahAj welke benaaming^ die Ezelveest betekent, hy nog in fommige deelen van Vrankryk en Italië voert. Hy heeft een Steng van zes Voeten en hoo- ger, die Takkig gearmd is en door de afloo- pen* (j) QnöpGrdum Cal. Squnrrofis , Squamïs patentibus &cu Syfl. Nat. XII. Gen. 927. p. 531. Veg. XIi(. p, 607. Gokt* Belg. 231. KRAM. Auflr. 239. Fl. Suec. 653, 724. GöUAH Monfp. 424* R. Lugdb. 134. Spina alba f. tomenrofa lati- folia fylveftris. C. B. Fin. 382* LOSS. Prusf. 261. T. 82. Card. tomentofus Acanthi folio vulgaris. TduRNs» Inft. 441. * Acanthium. DOD. Fempt. 721. Lob. IJ,, i( li Si* Deel. x» Stuk. 498 Samenteelige Kruiden. IV. Afdeel xx. Hoofd- stuk. BÏnaU VeelvJjve pende Bladen als gevleugeld. Zy gelyken naar die van rt Beerenkfaauw en zyn , zo wel als de Steng 5 met een witte Wolligheid , nu ylder dan digter5overtoögen. De mtgefneede punten* . aan den rand , zyn driehoekig en hebben op ieder hoek een fterken Doorn , fomtyds twee. Op *c end der Takken komen groote Bloemen, waar van de Kelkfchubben ook fpits gedoomd zyn , met een groot getal Violette Blommetjes. Door verfcheidene is de kragt des Saps van dit Kruid tegen de Kanker , zo in de Lippen als in de Borden, beproefd. Men heeft fomtyds eenige vrugt van deszelfs oplegging gemeend te befpeuren. Inwendig is 'er ook gebruik van gemaakt , tegen de Etterborst. Goelicke deedt een Scheidkundig onderzoek op de Wor- tels , welke eetbaar zyn^ zo wel als de Spruiten en Stoel, gelyk die der Artisjokken. Onoptr* èum Jlly- ricum. Middel- landfche. O) Ezelsdoorn met rappige Kelken, die deon- derfie Schubben Haakig hebben , de Bla- den Lancetvorimg Viiuwyze verdeeld. m Het Loof van deeze, die aan de Kusten van de Middellandfche Zee groeit 5 is Afchgraauw * niet groen : de Steng 9 die in de voorgaande regthoekige Vleugels heeft 9 ia den Kelk uk- loo- (z) ÖKopinjtum Cal. Squarrofis 6cc» GOUAN Mcnfp. 42$. 5pina tomentófa alt. Spinolior* C. B. P;«. Acaiith» lllyricum. Lob* Ic. II. 1. Earr. ƒ*, 50:. S V N G E N E S I A. 499 ïoopende , heeftze hier gegolfd en beneden den IV- Kelk eindigende- Ook zyn de onderfte Kelk- A*™i fchubben Haakig omgeboogen > Lancetvonnig, Hoofd- stuk* ( 3) Ezelsdoorn met Schubbige Kelken. m. Onopor* In Portu -nl en Languedok, doch uitheemfeb , fjj^f* komt deeze voor > welke uit Arabie baare af- Arabifchc,. komst zoude htbben. De Koppen zyn niet ltekelig , maar de Bladen en Steng 9 welke meer dan eens Mans langte hoog wordt. Fors* kaohl nogtbans heeft zulk een Diftel in A- ïabie niet aangetroffen, (4) Ezelsdoorn zonder Steng. iv. Aeaulonl De Groeiplaats was onbekend van deeze , die ü^giZ Bladen als der Tweede heeft, Wollig witach- tig en in 't geheel geen Steng* Uit den Wortel geeft zy een ongefteelden Kelk of Bloemknop, daar anderen zydelings zig byvoegen. Dit en de drie voorgaande Geflagten de rneefte Soorten van Doornen en Diftelen , wel- ke wild voorkomen , bevattende, zo kwam ik dien aangaande hier tot deeze algemeene Be- denkingen* De (3 ) Onopordum Caiycibus imbricatis. H, TJpf 249. CarcL tom. Acanthi folio air* Lufuanicus. Tcürke. Barr. Ie 501, Arabicus. Pluk. Alm. 3$. T. 154, f; 5. Acamhimn altisfimum Liilitoniciim. Mgr .Jït/t. III, p» 153. (4) Onopordum acau!e. Syft. Nat. Veg. XIII. O nop, acaii* Ion ferme, Flore alblcante. Jüss. VAIUU Mm* M*]UU, Goeu< 357- li z II. DEEL. X. STUK, Samenteelige Kruiden lVi JDe Doornen en Diftelen fchynen als het uit- Afdeel. werpzei en de droefem der Aarde te zyn. Men Hoofd- zielze immers voortkomen op allerley woefte stuit* plaatfen en op dé Akkeren het Kruid verftik- vecgi^fveMvL. Ook worden zy aangemerkt als gevolgen n- van den Vloek uit den Val gefprooten (*> De Planten * daar gemeld 9 nochtans zyn geheel andere Kruiden dan onze Doornen en Diftelen , die ook niet groeijen in 't Beloofde Land. Rak- bi Salomon merkt aan , dat 'er twintig naamea van Doornen in 9t Hebreeuw feh zyn. Daar ko- men in de Oofterfche Landen , zo wel als in Afrika en de Indien , veelerley Heefterige 9 Houtige , fingerende , Kruipende en Boom- achtige Doorngewasfen voor^ die een onbegry- pelyke belemmering in 'c pasfeeren der Wilder- nisfen maaken ; gelyk dit in Europa ook met de Haagedoorn > Sleedoorn ep dergelyken , doch in minder, graad 5 plaats heeft : maar men kso dezelven 5 om dat zy zo veel nuttigheid ver* fchaffen , niet aanmerken als een Vloek des Aardryks, De Witte Doorn, immers 3 levert uitmuntende Haagen tot afweering van het Vee , en de Zwarte niet alleen Slee - Pruimen , maar (*) Het Aardryk zy om Uwent wille vervloekt ®ok zal het U Doemen en Diftelen voortbrengen. Gen* III. vs. 17 ^ IS. De Aarde, die Doornen en Diftelen draagt, is verwerpelyk ende aaby de vervloekingen B&br* vr. vs. 8. In 't Hc* breeuws heeft men daar Koots ve Dardar ; in 't Griekfch Akanthas Trifolous ; \ welk volgens BUXTQRÏ het ZielÊ» fle betekenu Syngbkbsia 501 maar ook elders de Arabifche Gom uit (*). Dee- IV* ^ *ze Slee - Doorn groeit in Afrika , tusfchen Bar- F foarie en Senegal 5 maakende aldaar groote Bos* Hoofd* fchen,en is waarfchynlyk in Ethiopië gemeen.*TüK:# Men vindt in Klein Afie, Paleftina, Egypte en FolJg*%l? Arabie, de Echte Acacia, die niet minder ge* doornd is , wegens haar verdikte Sap in de Ge- neeskunde bekend (f)) en de Alhagi derMoo- ten , op welker Loof de Perfen een Soort van Manna verzamelen , die in Greintjes voorkomt als Koriander - Zaad (+)• De eerfte is byna de eenigfte Boom in Steenachtig Arabie , daar Plan- ken van gezaagd kunnen worden 3 waarfchynlyk het Sittim-Hout der Hebreen. De andere, Aghul genaamd by de Arabieren 3 ftre kt voor de Kemels tot Verfnapering* Waarfchynlyk zullen deeze of dergelyke Doorn - Gcwasfen , op andere plaatfen der Hei- lige Schrift , daar zy als Haagen, Boompjes, of Bosfchen voorkomen (gelyk de brandende Braambofch van Moses $ door Doornen be- doeld worden* Immers men vindt daar van fomtyds ook als Brandfrof gefproken en de fteekende eigenfchap heeftze veel doen gebrui- ken tot Gelykenisfen. Maar men heefc 'er ook (*) Zie deeze Nat. Hifi. TI. D. 1U Stvk , blsdz. 575. (|) Mimofa Spinis gemitntis diftin&is &c. Zie II. 0, HL Stuk , bladz. 614. 5cc. (4.) Hedyfkum. Fol. ÜKip]é Laneeolatis &c. Zie II» yé STUK, bladz. 524. &c. ü 3 II. DEEfc, X. Stuk* I Sol Samenteelics Kruiden IV. ook ander flag Doornen , geïyk die daar Sa- AFxx^L' k°MO vaD fpreekt, als hy zyne Beminde ver- Hoofd gelykt by een Lelie onder de Doornen , en op STÜK# den Berg Libanon grpeijen Kruiden van deez:n Vefiwyve- aart, die andere Figuurlyke Spreekmanieren op- helderen (f> Maar in allen gevalle fchynen de Doornen en Diftelen meer tot nuttigheid , dan tot een Vloek te zyn gefchapen* Men kent Vr een Akker des Luijaards aan en du- beiiond deStraf alleen daar in , dat de Menfch > willende de Vrugten des Aardryks , Brood en Moeskruiden * eeten, daar toe den Landbouw oefenen moest, den Akker van Onkruid zuiveren^ en dus wer- ken tot zweetens toe. In het Zweet Uwes mn* fchyns zult gy Brood eeten , waren de Woorden van God ; en dit heeft plaats in alle Landen waar men Koorn zaait : doch in veele deel en des Aardbodems leeft men van Dadels, Nooten 9 Karftengen en andere Booravrugten , in fommi- gen haalt men uit de BoomlTammen Meel ,men €ec de toppen van den Palmiet, tappende Wyn uit de Stammen , of plukt zelfs van de Boamen Brood (f). Zal (*> By voorbeeld een Scolymas , Cham&kon , Carthamut en de Syrifchc Melkdoom , by de Arabieren Bedeguard ge- naamd. De zodanigen kon het Gedierte des Veids vertree- den. Zie z Koningen XIV. vs. 9* (t ) Ik heb hier den in Oostindle en in de Zuidzee on- langs ontdekten Broodboom (Artocarpus) , Rademacbia door écu Keer Tkunbebg genaamd , waar van ik de Vrugt ié een Stncbngsia: 503 Zal dan de gezegde Vloek alleen 't Gcflagt IV* van Japheth raaken , terwyl de Nazaat en van A,™xfL# den vervloekten Cham deSpys als in den Mond Hoofd* groeit? Men heeft zig daarover niet te beklaa-STUK* gen 9 als men de nuttigheden van dit Onkruid sagaat , die ik in \ by zonder meest opgenoemd heb» In 't algemeen is het Loof der Doornen cn Diftelen bitterachtig ; doch welk een heil- zaam Bitter levert niet de Gezegende Diltel uit? Ik zwyg van de afzettende hoedanigheid 9 die aan den Everwortel en anderen toegefchree- ven wordt. Van fommigen zyn de Bladen eet- baar als Moes: de Wortels verftrekfcen aan de Tartaaren tot Lekkerny en de Stoel der Bloem- knoppen is in 't algemeen eetbaar , gelyk die der Artisjokken , zo Hall ErT meldt. De drooge Bloemen geeven een zeer goed Stremzel voor Melk 3 en hebben frifch in eenigen een Mos- keljaat , in anderen een Honigreuk. De Zaaden van den Vrouwen - Diftel ftrekken totMedicyn en het Pluis derzelven wordt gebruikt tot Dons om Bedden te vullen* Dat men van de Steelen Papier kan maaken , is uit de Proeven van den Paftoor Schaeffer blykbaar- Van de Dis- tels wordt de beste Afch tot Glas gebrand > zegt Ray. De Groeiplaats onzer Doornen en Di(Ieleaf fchynt een Flefch bezit; de Palmiet, die Koolboom gercoerad wordt cn den Sagoeboom op 't Oog. Zie het I. Deel deezet Na- tuur lyfe Hiftorie^ alwaar ik die beichieef. ii 4 II. TlEtl. X. STUK. 504 Samenteelige Kruiden* IV. fchynt aan de gemaatïgde Lugtftreek van Ett- AFxxfL ropa^Afieen Noord- Amerika .bepaald tezyn. Hoofd* Geheel Afrika , Oost- en Westindie 3 is *er stuk. van ontbloot* Men vindtze veel minder op de Vedwyve-BQX&en> dan in Valeijen en vlakke Landsdou- r> wen. Een vette Grond doetze veel hooger op- fchieten , doch tot geluk des Menfchdoms be- reiken de ontzaglyke kwetzende Doornen zei» den meer dan eens Mans langte. Van de zagte Doorns en Diftelen komen 'er tot drie en vier Ellen , ja tot twaalf Voeten hoog voor, ge* Jyk wy gezien hebben. Ik gaa nu ©ver tot een Geflagt derzelven , waar van het gebruik onder ons meer bekend is, genaamd Dit wordt van dat der Doornen onderfchei- den dcor een rappige uitgebreide Kelk3 met Vleezige Schubben 5 aan *t end uitgerand en een puntje hebbende. De Soorten zyn vier als volgt. (i) Artisjok mët e enigszins gedoomde > gevitt* (j) Cynara ToU fubfpinofis pinnatis indivifisque &<:♦ Syfi* Nat. XII. Cen. 9**. p. $3f, Veg. XIII. p. 607. GOüAPï Monfp. 425* Bk Ctif. R. Lugdb* &c, Cinara fylveftris Iati- folia. C. B. Pin. 384. fi0 Cm. Hort. aculeata. C. B. Pi*. 383. Scolymus Dioscor. Clus. Hifi* II. p. 1 53» y. Cyiu Hort. Fol. non aciileatij. C. B. Fin* uts. Lob, Ic. II. 4. Cynara. Artisjok. Cynara Scolymus. Gewoon* SyngenesiA* s©5 In de Zuidelyke deelen van Europa groeit op IV* 4ïe Velden dit Gewas, dat men hier in Tuinen A™£*L teelt, onder den jnaam van Artisjokken. Vee-Hooro- len fchryven Artichokken , naar *t Franfch Ar-*TVK' tichaud ; doch , dewyl het anders uitgefproken^tSx * wordt , verkies ik dus te fchryven. Aangezien Galenüs 't woord Kunara gebruikt heeft, zo blykt, dat het van Griekfchcn oirfprong zy en beter Cynara gefchreeven worde dan Cina* ra> gelyk de genen doen, die het van de Mes- ting me: Asch afleiden . Buiten twyfel zyn de Tuin - Artisjokken ge- teeld uit Zaad van de Wilde , Scolymus by de Grieken genaamd , die de Steng maar een of twee Voeten hoog heeft. In de Tuinen komen , uit hetzelfde Zaad , gedoomde en ongedoorn- de Planten voor , waar van de eerden , Kardons genaamd , alleen de Stengen of Bladliruiken eetbaar hebben ; waar toe zy in Vrankryk ge- teeld worden. Voorts is 'er een ongemeen ver- fchil, naar den Grond , Mesting en Behande- ling, zo in de hoogte van de Steng > de meer of mindere infnyding der Bladen , derzelver breedte ; als in de figuur en grootte der Kop- * pen * de plaatzing en ftekeligheid der Schubben en de Vleezigheid , zo van dezelven als vaa den Stoel* Men heeftze doorgaans grooter dan een Vuist* als een Pynappelof Kinderen-Hoofd f met uitfteekendc , fpitfe en zelfs omgekromde Schubben : maar in Engeland vallen 'er, hoe- danig eene Lob el afbeeldt, die ronden byna li 5 v effen II. Deel» X. Stuk» 505 SAMENTEKLIGE KRUIJDEN3 IV. effen gebold zyn , van boven plat* een omtrek' A*xxf U hebbende van agttien of twintig Duimen zo Hoofd- hy fchryft 5 en dus ieder op zig zelf een mid- sruKé delmaatigen Ketel vullende , wanneer menze rui^w-kookt. Dan5 naamelyk 3 zullen de Schubben 2 r> naa\ gedagte»los gaan, die in deeze 5 onder den naam van Engelfche Artisjokken by de Tuin- lieden bekend , digt geflooten zitten. De Zeeuw- fche zyn alleen van de Engelfche onderfcheiden, dat zy niet groot van bol vallen ; muntende anders ook in Vleezigheid uit. Van de Artisjokken wordt de Stoel , dat is de Bodem , waar op de Bloemen ruften, wan- neer zy gekookt zyn gegeten en de Schubben uitgezoogen. Sommigen vinden hier Smaak in; doch 't is zeker 3 dat de Saus de meefte aange- naamheid aan deeze Spyze geeft en dat het een zwaar Voedzel zy* De Italiaanen f niettemin , eeten ze raauw, met Zout, Olie en Peper. Het heeft de naam, dat 'er de Minnelust door opge wekt worde , en hierom doet het Vrouwvolk gaarn de Stoelen in Ragouts en Pafteijen. iu (2) Artisjok met gedoomde Bladen , die allen CaXnct Fïndeelig zyn; de Kelkfchubben Eyrond. lus. Kandia- Deeze , van Kandia zo 't fchynt affcomftig, zou fa) Cyvara Tol. Spinolls f omnibus Pinnatifïdis &c. Gouam JMonfp. 425. Cinara Spinofa cujus Pediculi eHtantur» C. B* Fin. 383. Scolymus aculeatus* TAB. Hift* 107 j. mihi II* Syngenesia. ^ 507 zou een bafterd - Soort zyn kunnen van de 1V* voorgaande en volgens de benaaming zou zy F^x! * met de gezegde Kardons ltrooken. De Afbeel- Hoofd-* ding by Tabernemont vertoont een aan-STÜK# . merkelyk verfchillend Gewas. De Bloem isP°d^usé hoog blaauw* , met graauwe Meeldraadjes. Het is een overblyvend Kruid 3 zo wel als 't ge* woone , dat ook de Winterkoude gemeenlyfc zonder dekzel hier te Lande niet verduurt. (3) Artisjok met gedoomde Vindeelige Bladen f IT*> die van onderen Wollig zyn 9 de Kelk- himilfJ! Jchubben Elsvormig. Laa*°* De figuur der Koppen betrekt hier deezen Tangerfchen blaauwbloemigen Diftel , die de Bladen fyn verdeeld , van onderen Wollig grys en fcherp gedoomd heeft. De Steng is naauw^ lyks zo lang als de Bladen in deeze Soort, die dus veel kleiner is en niettemin de Zaaden veel ^rooter heeft dan de anderen. (4) Artisjok zonder Steng , met gevinde onge- iv. doomde Bladen , die van boven glad zyn. onge-^** ften£de. In Barbarie groeit ook deeze 5 een zonderlinge Soort , (3) Cynara Fol* Spinofis Pirtnatifidis Sec. Cm. fyhr. Boe- tlca. ClüS. Cur. 35. Card. Ting. Flore mapno coeruleo &e. Pluk. Alm. %$* X. 81* 2. Confer. Card. Andelufacug, Pluk. Alm. g*. T» 19. (4) Cynara acau!os Fol. inermibus &c. Cyn. acaulos Tune*» tana, Tafga di&a &c. TiLL* Pis* 41. T. II. Deel. x. Stuk. jog Samenteelige Kruiden; IV, Soort y door Ti l l i u s afgebeeld , hebbende 'Afdeel een groote welriekende Bloem. De befchry- Hoofd? vin§ > welke h^ daar van 8eeft> is opmerkelyk. stuk« ;. 3, In het Ryk van Tunis, zegt hy, degeheele 3, Streek van Ucica tot aan het Meir naar 't „ Zuiden , wordt deeze ongeftengde Plant 9 „ Taf ga genaamd 3 gevonden. Zy heeft een „ dikken Houtigen Wortel * byna zonder Ve- 3, zelen , met Afchgraauwe , niet gedoomde „ Bladen, die gefnipperd zyn, van onderen si grYs* van boven groen ; de Bloemen aange- 3, naam van Reuk. Zy groeit doorgaans op een 3, droogen Grond , dikwils op Heuvelen , en de ,s Gewelven van die Kelders in de Ruinen van 33 Karthago , welke , eertyds tot Waterleidingen 3> geftrekt hebbende, thans tot Wooningen voor 35 de arme Mooren dienen , zyn 'er mede als 3, bekleed. Van dat ruuwe Volk worden de ,3 Bladen 3 tegen een Ziekte der Paarden die van „ de Hitte ontftaat, met Gerst gemengd, in- 53 gegeven» Of het eene der Levantfche Mus» £ kus - Artisjokken zy van Touknefort3 3, durf ik niet verzekeren.55 C a r l i n a. Everwortel* Een geftraalde Kelk, met de rand-Schubbea lang en gekleurd , bepaalt de byzondere Ken- merken van dit Geflagt , waar in de zeven vol- gende Soorten zyn begreepen* (O Ever- S Y N O E M E S I A.; 50? f i) Everwortel met MU X. STOK* Samentëeligë Krui&bk* ÏV. (2) Everwortel met de Steng gegaffeld ; aan AFxxKL# ■* end Bloedklcurige Kelken hebbende; den Hoofd- middelfien ongefteeld. stuk. clrUna *a ^ë11^0^ en ^r ovence treft men deeze aan, die fchoon paarfche Bloemen heeft, loo- Gwoid*pende de waare Kelkfchubben allen in een en* keide Dooren uit : terwyl in de overigen de Doorens famengefteld" zyn 9 zegt L 1 N N -ffi u s. De zyd - Schubben der Kelken, zegt by elders, zyn oijgedoornd , de binnentten paarfch, waar tusfchen de waare Schubben zullen geplaatst zyn. Hoe 't zy ; de Bloem s getuigt zyn Ed. , is driemaal grooter dan van de Gemeene Car* lina: na 't bloeijen werpt de Plant haare Wol- ligheid af en is vol van een Bloedkleurig Sap. Zy komt niet eén , met twee of met drie Bloemen voor , en in dit laatfte Geval is de mid- del-Bloem ongefteeld en zeer groot. De Bladen zyn met groote fterke fcherpe Stekels gewa- pend. ui. (3) Everwortel met de Steng veelhloemig > jCorymbo- fomtyds verdeeld ; de Bloemen ongefteeld, Cetuüd. de Kelken geel geftraald* C4> (2) Car lina Caule bifido &c, Carlina Caule trifloro di« cliotomo. Gouan Monfp. 426. Carl. Sq. Cal. termin. pui- , pureo - rubentibus &<;♦ Ger. Prov. 18 j* Carl. Flore purpu- reo rubente patu^o. T. Gar. Aix. 86* T. 21. Acarna A* mftyadis folio , amplo Flore. rarr. Ic. 483. X*) Carlina Caule multifloro fubdivifo. R. Lugdb, 13*» Acarna Apulst umbellata. Col. Ècphr. ï. p. 28# T. 27. fa G«U»3 fylv* £ toW Avucq pcreaius* Tournï» Infi* S Y N G E N E S 1 A. $ll f4) Everwortel wie* de Steng veelbloemig, W- getuild ; de Kelken der end -Bloemen wit Am^>* gejiraald. Hoofd- 8 tuk. (5) Everwortel met zeer weinige ongejleelde tv. zydelingfe Bloemen. vjfaffi Gemeen. Deeze drie Soorten onderfcheiden zlg ge- v> noegzaam. De eerfte komc in Italië aan de Zee- K£c™°{£* kant voor, de laatfte in de Wildernisfen van Spanje. Dëèèe beiden hebben de Bloemkrans geel, de middelde wit en deeze groeit door ge- heel Europa 3 als ook in Siberië s op Berg- K achtige drooge Gronden. In onze Nederlan- landen valt zy in de Duinen by Heem (lede , als ook in Overysfel*, Vrieslanden elders, op Zandige Gronden , in Switzerland op dorre Heuvelen. De Steng van deeze Gemeene , welke men > volgens den Heer de Gorter, in 't HoU landfch Driedifiel of Wilde Veld - Saffraan noemt, is regtopftaande , paarfch , rond5 eenigermaate Wollig y zeer Takkig en veelbloemig. Alle de Bla- (4) Carlina Caule multifl, Corymbofo Sec. Go»T. Bel%m Z}2. FL Suec. KRAM. Auftr, R, Lugdb. &c. GMEL. Sib. II. p. 8». Carlina fylveftris vulgaris. CLUS. Hifi. II. p. 155* Cnicus fylv. Spinoftor. C* B. Pin. $78. Carl. Leucacatuha. DOD. Pempt. 7x7. (5) Carlina Flor. fèsfilibus lateralibus pjudsCnvs. Gouai* Menfp. 4zc. Carl. Squamis Calycims terminaiibui &c* Ger. Prov. 184. Carlina fylvr. minor Hisp. Clus* ffljl* IU p« l?7* Acaina ïl. luteo patulo, Gt Pin* n% jiö Samenteeligb K R ü I B E lf • IV* Bladen zyn gewapend met fcherpe Doorens * A*xxBL aan de hoeken van hunne iQfcydingen of tan- Hoofd den 5 ^n zeer Wollig. De Bloemen zyn paarfch- stük. achtig van binnen, meteen bleek geelachtige!! rS^-of witten rand. Men heeft in Duitfchland aan r> ééne Plant van dit Gewas , uit den Grond ge- graven > driegen- twintig Stengen en aan de- zeiven op één naa tagtig Bloemen geteld. De middelde Steng 5 welke de grootfte was , hadt 'er tien. Men hielde daar , het by zig draagen van zulk eene Steng met drie Bloemen, voor een Middel tegen de Sood in de Maag of Pyn , voor \ Hart (*> vi. f6) Everwortel met een veelbïoemige Steng , T^rtn^ca. de Bla^-en afloopende en gefchaard. pyre- ncefch* op de Pyrcneefche Bergen aan de Spaan- fche zyde komt deeze voor 9 die de Geftalte heeft van den Ezelsdoorn , zynde een geheel Wollig en ontzaglyk Doornig Gewas, met al- le de Doorens geel. De Kelken , niet zeer groot, hebben losfe gedoomde Schubben , die regtopftaan en rappig zyn , fmal Lancetvormig. De binnenfte Schubben , die de Krans maaken, zyn wit 3 de Blommetjes paarfch. Met veel Bloemen is Kroonswyze de Steng verfierd. (7) (*) Epb. Nat. Cur. Nov. Tom. II.' Ohs, 45- Miafchïen zal de voorgemelde naam Cardopathia , aan dit Kruid gegG* ven , daar van afkomftig zyn* (6) CarlinaCzxAs muitifloro, Fol. decurrentibus runcinatïs,' ICar'd. tomeruofus Pyr. Spiaofisfimus , Floic albo. Burs. XXI m 3 * S t tl € £ H £ S I 5*S f7) Everwortel met een getakte Steng > de 1% Kelken op de kant gedoomd. ^^EL^ Dus bepaalt de Ridder een Kaapfch Gewas *^°k!D* 5at ook de Bladen gedoomd heeft, en 't welke vit. hy achtte misfchien een Soort te kunnen zyn £™Ja*m van het volgende Geflagt of van dat der Gor* Mes. teria , 't welk verfcheide Doornige Kaapfe Plan- Kad?fc^ ten influit; doch men moest het* zegt hy , na- der zien* Elders was van hem gezegd , dat het een Soort van Gorteria zy (*> A t r a c t y l 1 s» Straalkop* g Deezen naam , van ouds voor een Diftel met ftekelige Koppen, die men Veld -Saffraan noemt 5 in *t volgende Gefkgt te befchry ven * gebruikt , past dé Ridder niet oneigen toe op dit Geflagt, \ welk wegens de Stekeligheid, in navolging van H Crocodilium van Plinius, door Vaillant Crocodilodes , als Krokodil- achtig , was getyteld. Het heeft de Bloemen gekranst met vyftandige Blommetjes , en bo- vendien is de Kelk met ftekelige Bladen by uit- neemendheid gedraald ; des ik het Straalkop ty* tel* Het bevat de volgende Soorten, O) (7) Carlina Catile ramofo, Cal. Spinis tiliatis. Am. Acad. VI. Afr. 46. Carlina polycephalos , Polyacanthx vulgari fi* milis, iEthiopica. Pluk* Alm. 86. T* -73» U 4* mala, <*) Mant. alu p. +6l.> n. cui* x» stuk, 5I£ SAMEKTREtlCE KRUIDE^ IVe (i) Straalkop met een mgeftmgde Bïm®. Afdeei-. Hoofd* ^e eerfte 5 Gomdraagende genaamd , om dat stuk. *er aan de Koppen een foort van Gomharst ftolt , n die voor Maftik gebruikt kan worden , groeit op cl»5&Kandia en in Italie> Columna wil, dat het Gomdiaa-de Witte Chamseleon van Dioscorides Qm zou zyn, doch die bragtdeGom, zo hy meldt P uit den Wortel voort, en is de Carlina, voor- gemeld* Alpinüs hadt wel deze Plant uit Kan* dia voor den Witten Chamseleon ontvangen, maar hy toont aan, dat het de Pynappei* Doorn sy van Theophr astus. Dezelve brengt, zegt hy, uit éénen Wor- tel veele lange Bladen voort , naar die van Lifch gelykende 3 maar witter, ftyver, bree- der en zagt : in wier midden een Kop gedoo- ken zit, uitwendig befchut door lange, kruis, wys' geplaatfte Stekels , die een witte Wollig- heid influiten , met korreltjes van de gezegde Gom* De Wortel is een Duim dik, loopt dun uit , van buiten bruin , van binnen wit, zeer heet van Smaak en aangenaamer, doch flaau- wer van Reuk dan dë Everwortel der Zuide* lyke Landen. o> (i) Atra&ylis Flore acaulL Syft. Nat. XII. Gen* 930. Vig* XII L p. 66$. Carlina acaulos Gummifera. G. B. Pin* 380 Carduus Pinea Theophrafti. Alp. Exot. 126. T. 124 3 115. Chamjelco albus Dioscoiidis* Column» Ecpkr* L $+ S ¥ N Ó È R £ 3 I Ai £a) Straalkop ?w£ Tandswys' uitgehoekte Bla- IV. dm e/ï geftr aaide Bloem , d& ee» mf- ^Sx?^ gebreid Omwindzel heeft, de Steng Kruidig. Hoofd- stuk. Op hooge Heuvelen by Madrit nam Loef- h. ti nc deeze waar, die Stengetjes maakte van fj'fjj*?*** een Vinger of een half Voet op 't boogde , zeer i^w» Iterk gewold en geheel met Blaadjes bekleed, die getand waren en gedoornd , groen , over- hoeks geplaatst* De Bloemkop , omringd met dergelyke uitgebreide Bladen , beftond uit Bor* ïtelig gedoornde Schubben , een Kelk maaken- de, met negen of tien Tongblommetjes , die tweeflagtïg waren , gedraaid ; in 5t midden ge- vuld met Pypblomraetjes 9 door Kafjes onder- fcheiden , fchoon blaauw van kleur. Het Zaad hadt een lang gevederd Pluis. Cd) Straalkop met de Qmwindzels getralied , ni: Buikig* Liniaal, getand; de Kelken Ey- °S8?' rond; geen Tongblommetjes. liede. Van fa) MraSyÜs Fol. dentato - fïmïatïs &c. lOÈFL. It. t6i9* Cnicus acu'eatus purpureus humiliót. Tournf. Inft. 4J1. Crocodiloidei Atïa&yliö folio. VAlLflU Mem. 171 8. p I7z*fi9 C iriina minima Caulodes Hispanica. BARR. Kar. 1127. T. (3) dtra&ylis invoUicïis cancellatis &c. Gouan Mmfp. 426. Atr, Fol. Linesribüs dentatisr H, Ciiff* R. Lu?db. 137, Atr. Flore radiato nudo. Lqefl. Ttin+ iez. Acarna Opitolfs globoGs» C. B. Fin. 379+ Eryngium parvum pa! mare Fol. ferratis. Mor. Hifi. lil. p. 166. S. 7, T. f. car- Kk * 11. dui» Xé$im* $16 SAMENTEELltfE KRUIÖEÏï; W Van defgclyke kleinte als 't voorgaande? is A™l*Uü\t Kruidje, dat op de Velden van Kandia en Hoofd- Sicilië , als ook in Spanje groeit , zynde om- stuk* faeeks Montpellier thans ook genaturalizeerd. Jruiwyv€~ Men noemt bet in 5t Franfch aldaar la Fufeiée, Ty* zegt Gouan ; dat mooglyk Spitte -Bifiel zou kunnen betekenen ; welke naam aan de Atrac* iylis der Grieken in 't Hoogduicfch gegeven wordt; om dat de Koppen naar een Spelde- werkfters Klos gelyken- Zy zyn wonderbaar 9 %o de Ridder aanmerkt * als door de Natuur gefcbikt tot afweering der vliegende Infekten* De kleine blaauwe Blommetjes zyn gevat in een Eyrond Kelkje , dat beflooten is binnen een tTraliewerk van fmalle Vinswys' getakte Blik- jes , 't welk rondom zig een Sterswys' uitge- breid Omwindzel van Kantdoornige Blaadjes heeft (*)• Voor dat deeze Koppen open gaan , werden zy van de Ingezetenen op Kandia, nog jnalfch zynde, met Zout en Peper, gelyk by ons de Radyzen , gegeten* De Steng wordt gezegd een Handbreed hoog te zyn, en, gelyk dc Liniaal -Lancetvormige Bladen , met een Spinnewebbige witte Wolligheid bekleed. Het Zaad- dtms parvus. J. B. Hifi. III, p. 93. Carduus minimus. Aw* Exou 254. (*) Duidelyker vindt men zulks door den meergemelden Heer Doftor BERKHEY in Afbeelding voorgefteld, Fig. 31. op zyne Tweede Plaat , doch waar het buitenfte Omwind- sel» dat uit vyf Blaadjes moest beftaan, ontbreekt> S Y N G E N E S I At. $lj Zaadjcuifje is gepluimd ; de Stoel gedekt met famengegroeide Kafjes. Hoofd* (4) Straalkop met de Bladen tegenover elkan-STvKm der gepaard. iv. ö S Atra&ylis Tot de Gorteria is , onder den bynaam van Q^yltW* Heefterige , door Linn^üs betrokken ge- raai-bladU weest een Kaapfch Gewas 5 in de Akademie»ge* Tuinen bekend , welk de Groote Boerhaave onder den naam van Afrikaanfclie Carthamus > die JHeefterig is , met Bladen van Ilex en een Goudkleurige Bloem , hadt voorgefteld. De fchrandere Bergiüs heeft het vervolgens omftandig befchreeven. Alzo het een Krans van Tongblommetjes heeft , die tot de Samentee- ligen behooren 5 doch enkel Mannelyk zyn f hebbende geen Styl noch Stempel, en de Stoel met Haairige Kafjes is bezet zo oordeel • de thans de Ridder , dat het nader kwam aan dit Gellagt. De Bladen zyn Eyrond Lancet- vor- f4) Atra&y 'ls Foliis oppofitis# Mant. 477. Gorteiia Fm- rïcofa. Sp. Plant. 1285. Berg* Cap. 302. Atraftylis Fol. eblongo - ovatis &c4 R. LugS. 137. N, 2. H. Cl\ff. 395» Carthamus Afr. Frutesccns Folio Uicis Flore Aureo. Boerh* Lugdb. Walth. Hort. 13* T. Carlina Afiicana? Pluk. Alm. 85. T. 273. f. 5. {*) Dit komt eenigszins vreeend voor, daar de Gorteria tot de Bafierd - Veeiwyvery , en wei tot de Vrugtelooze : (zie myn II* Deels ï. Stuk, btadz. H7)> behoort: doch jnen moet aanmerken dar de Mjnnelykheid der Blommetjes van den Omtrek, die in de Bafterd - Veeiwyvery Yrouwelyk syn , zulks veroitzaakt, Kk3 II, Deel. Stuk. $iB Samentebiice Kruiden. IV. vormig en van onderen Wollig, zo wel als de xx?1" Blaadjes van den Kelk , en allen bezet mee Hoofd- Doorntjes. "^La De HeCr N' L' Bdrmann u s heeft deeze vJw*™- Gorteria op haar plaats gelaten en telc geene *> Atraftylis onder de Kaapfe Planten ; maar van het voorgaande Geflagt brengt zyn Ed, behalve de Carlina Atraftyloides , ook eene fcabm te berde, die de Steng gebladerd heeft, met Lan- cetvormige Tandswys' gekwabde, uitgegulpte, Wollige Bladen: eene patula , by Pxuke- N e t afgebeeld en eene aculeata, die de Steng Wollig , veelbloemig , met ongefteelde end! Bloemen , de Bladen puntig Liniaal uitgegulpt, Wollig, meest drie by elkander heeft (*). Utrlb i Het Kaaplche Gewas > waar van ik hier, Plaat ; LXVH. Fig. i,de Afbeelding mededeel ,werd£ Imibkdi. d00r den HeerTflüNBERG, toenbyinOfc. Il'lxvh t0ber deeZtS JaarS 17785 mYne öieuwlings van >^ £ de Kaap ontvangen Planten bezigtigdev als iets zeldzaams aangezien , 't welk van zyn Ed. in zyne Kruidleezingen by de Kaap en verder in 't Land der Hottentottea 3 door welken vyfen- twintighonderd nieuwe Soorten, zo hy verhaal- de, van hern ontdekt zyn , niet was gevon- den (f). Hy kende het niet , maar dage het mogt (*) De meefïe Soorten van dit Geflagt zyn gedoomd. (t; In '* I, Deel van Porsteks ReUiogt om den Aari* kloot 9 dfe dit Jaar, in 't H oogduit feb , te Berlyn in-Quaxto uitgegeven en aan den Koning van Pruiifen opgedragen is a. Syncenes ia; 519 mogt eene Soort van Carlina zyn. 't Is zeker dac het tot geen der opgemelde Soorten be- x^ • hooren kan > en 't fchynt my nader aan dit Ge. Hoofd- flagt te komen, des ik het hier voordraag . te meer om dat het in demeefteonzigten flrookt Aqmii?!* met de befchryving, welke de Heer Bergiüs van de laatfte Soort heeft gegeven, uitgenomen de vind ik t bladz. 61 , ten opzigt van den Keer Doktor Thönberg , deeze zonderlinge Aantekening» ?J Ee:> be» „ kwaam Leerling van Linn&its, die eerst .D, RprmAns Planten Verzameling te Leiden in orde bragt > vervolgens 9% drie Jaaren lang aan de Kaap botaniseerde , en , na veele aldair gemaakte nieuwe Ontdekkingen , <>p kosten der „ Oostindifche Kompsgnie , naar Batavia gefchikt werdt 9 om van daar , in 't jaar 1775 , naar japan te gaan.'* Wat het in order brengen van des Heeien öürmans Ver- zameling te Leiden B alwaar dezelve nooit geweest is , en het in orde brengen zelf, aangaat, moet de Heer G. FOKSTER immer zo flegt onderrigt geweest zyn , als omtrent des- zelfs fchikking naar Batavia en Japan , op kosten der Oostindifche Kompagnie. Die Heec is alleenlyk, in kwaliteit, op den bo- dem der Ed. Kompagnie derwaards vertrokken ; doch het ge* ne zyne Reizen en Botan;fche Waarneemmgen betreft , zulks is door zyn Ed. onder begunitiging van eenige puticuliere voornaamc Liefiie >bers en bevorderaars der Kruidkunde aU hier, alsook van den Wel Ed. Geftrengen Heer j. C. M* Ra* dermacher, Extraordinair Raad van Nederiandich lndie, te ftatavia, gefchied, De Heer Fokster , moet derhalve daar van zeer flegt onderrigt zyn : want aan purtydigheid , welke hy in de loftuiting v\m zyn Landsman Kolbk en de verachting der aan- merkingen van den zo kundigen A bt de jla Caille , aangaande dentoeftani van de Kaap der Goede Hope t op de voorgaande en volgende Bladzyden zo duideiyk blyi^ea laat, kan ik dit niet toefchryven. Kk 4 520 Samenteelige Krüideh. IV. de figuur der Bladen. Men kan daar van uit het Ajdbbl. vo]gende 5 in vergelyking met hetzyne, oor- Hoofd- deel vellen. stuk. >t Gewas , volgens den Tak , meer dan een vtüw*vz~ Voec lang > my gezonden , waar van het bo- r> venfte en onderfte hier in Plaat vertoond is, heeft de Geftalie v;m de Cmhamus , den Bloem- kelk van de Atra&ylis en de Bloem van de Car- lino. De Takken zyn rond , wit Wollig , en* keld : de Bladen gepaard of tegenover elkander geplaatst , Lancetvêrmig Liniaal, aan den rand met eenige fyne regte Doorntjes, en in een Doorntje uitloopende : van onderen wit Wol- lig , van hoven glad , bleek groenachtig , meer dan een Duim lang, aan 't agterend dunner, de Steng omvattende. Op den top van ieder Tak komt een groote eenzaame gefceelde Bloem. De gemeeoe Kelk beftaac uit veele over elkan* der leggende Blaadjes, die Lancetvormig zyn, van onderen Wollig wie, van boven glad, aar* de kanten Vinswyze bezet tne*t geele Doorntjes en in een lang Doorntje uitloopende ; de bui« tenften groeier, geen Duim lang, debinnenften kleiner. De Bloem is goudkleurig geel, ge* tëraald, famengefteld uit middel' Blommetjes die tweeflagtig zyn , Trechtervormig , hebbende een Cylindrifch Pypje , ter helfte in vyf fpit* fe Slippen of Punten verdeeld , gelyk men ziet by De Omtrek beftaat uir Tongblommetjes-, als a, die Lancetvormig geknot, met Streepjes overlangs, aan 't end viertandig zyn en aan den voet S ï N O ï N K 8 1 4; J21 voet een Pypje hebben* De gedagte Trechter- IV* blommetjes bevatten de gewoone Meelknopjesj Af^e^ tot een Cylindrifch Pypje om cjen Styl 9 dieflooFD- tweehoornig geltempeld is 3 famengegroeid ;ITÜK» doch de Tongblommetjes hebben in het Pypje, lïfflfs*** door my geopend , flegts eenigc onvolkomene Meeldraadjes. De ggfteldheid van den Stoel en van het Zaad of Vrugtbeginzel * heb ik > om myne eenigfte Bloem, welke ik daar van heb^ niet te fchenden , met willen onderzoeken* Carthamus, Saffloer. Van dit Geflagt, 't welk een Eyronden Kelk heeft, met over elkander leggende Schubben 5 die aan de Punten ovaalachtig gebladerd zyn (*) • doch tot de Kopbloemigen behoort , zyn de negen volgende Soorten befchreeven. (i) Saffloer met Eyronde onverdeelde Zaags* %, wys' gedoomde Bladen. €Z&orius Gewoone* Deeze, wier Groeiplaats de Ridder in Egyp- te (*) Zie de Afbeelding van een Schubbetje ; Eerkhey* TAB. II. Fig. 4. (i) CArtbamus Fol. ovatis integris dcc. Syfi. Nat. XIT. Gen. 931. V#. XIII. p. 609. fl Clijf. 394* Mat. Med.s77> R. Lugdb. 135* N. 1* GOUAN Monsp. 427. Cnlcus fativ. f. Carthamus Officinarunu C. B. Pin» 378. Rumph. Ambt V* p. 2i£* T. 7P. Cnicus vul garis. Clus. Hifi. II, p, 152. Cni- cus fat. Theophrafti, Carthamus Officmarum, Lob, h% u.l% Kk 5 11» Deel, x, stok, 5*3 SAMENTEELIGE KRUIDEN* IV* te fielt 7 wordt aldaar overvloedig geteeld vol- AFxxf ^ gens H A s se l s t. Men zaait 'er het Zaad 9 Hoofd- want het is een jaarlyks Gewas, waarvan men stuk. driemaal 's Jaars de Bloemen inzamelt, om dia rfefwfve-^ de Italiaanen , Venetiaanen , Franfchen en *y* Eogelfchen, te yerkoopen , onder den naam van Saffranon, dat anderen Saffloer heeten. Hier mede wordt door de Egyptenaars een fterken Handel gedreeven, dewyl de Bloemen tot eene Verwftof {trekken , geevende een Kleur byna als Saffraan; weshalve menze ook Bajlerd - Saf- fraan noemt, Zy hebben bovendien eene pur- gecreride kragt , inzonderheid de Zaaden > die men deswegen tegen de Aamborfdgheid , Geiuw en Waterzugt , dikwils heeft voorgefchreeven. Daar van is de Griekfche naam Carthamtis af- komftig en Cnicus van de geele Kleur der Bloe- men* In Egypte worden de jonge Bladen als Salade gegeten. Te Smyrna gebruikt menze om de Melk te doen ftremmen en dus maaken de Egyptenaars hunne Kaas* Een Ethiopifche Soort van Pappegaaijen eet het Zaad, met Smaak, dat een Vergift is voor andere Dieren , zegt die Autheur, Daarom noemen fommigen het ook wel Pappegaaijen -Zaad Die van A- leppo in Syrië bereiden 'er de Spyzen mede, in plaats van Specery. Zie hier hoe de Inzame- ling (*) Les Ferrcquets, les Gios-Becs , qu'on nomme Perce» Ollve; et !es Bréatftfs en fort fort fiiands. On ne leur donne pas d'autie noun mre a Marfciite. Üquv* Mais* Rujïiquu Tom» I. p. 6iz% S v n c £ # e s i a; $$3 35 ling der Bloemen tot Verwftof door hem be- IV; fchreeven worde. Afde», „ Uit de verfche Bloemen drukt men het Hoofd* Sap tusfehen twee Steenen 3 dat men op-STÜK* vangt : dus geperkt zynde worden zy inj^f^4 Bronwater, dat in Egypte zout is, meer dan „ eens gewasfen, dan weder uitgenomen in de 33 Hand tot Klonten gedrukt, en deeze Klon- ten worden , op de platte Daken der Hui- „ zen, over Stroomatten uitgefpreid, dekkende 3, dezelven, tegen de fterke Zonnefchyn , over „ dag, maar 's nagts aan Lugt en Daauwbloot- 33 gefield laatende. Dus verandert de Kleur 3, van Citroengeel in Oranje, terwyl zy allengs „ droogen , wordende hier toe dikwils omge. 3, keerd en verplaatst» Droog zynde, zyn zy tot verzending bekwaam," Volgens Rumphius wordt dit Gewas, in Qostindie , op verfcheide Eilanden , veel ge- teeld , om daar van een Roozeroode Ver we 3 Casfomba genaamd, temaaken, die tot hetkleu* ren van Lywaat en ZyJe , als ook tot Blanket- zei dient. Het heeft 'er een Steng van vier en vyf Voeten hoog, ja fomryds zo dik en fterk^ dat men dien tot Wandelliokken bezigt. Nier onbekwaam is het ook tot ee£e Bloemplant in de Tuinen, en de Bloemen worden dikwils, in plaats van Saffraan , in Duitfchland gebruikt 3 om de Pottagie , Melk , en Boter of Kaas , te kleuren* Hier van is deDuitfche naam Soffloor, in 't Nederduitfch Floers , zegt hy 3 als Bloe- mes Ut DtlL Xt $TÜS, $£$4 S AM EN TE JE LI G E KRUIDEïtf. IV. men van Saffraan betekende ; afkomftig > en Afdeel* meidc> Men gebruikt het in Spanje en elders om Veders rood te keuren ? niet al- leen 5 maar ook om dat bekende Blanketzel te maaken y genaamd Rouge dyBfpag?ie , 'c welk; by de Dames yeel in gebruik is (j). Gemeenlyk valt dit Krnid twee of drie Voe- ten hoog a met een regtopftaande ronde Steng en drieribbige gladde Bladen f die van Lancet-» vormige figuur en op de kanten gedoomd zyn. Het is naar boven dikwils Takkig , en draagt Hoofdjes naar die van den Gezegenden DifteL gelykende , gevuld met lange Pypblommetjcs {\f ) van (*) Stokholmfe VtrhanL XVÜT* Band. 175*. p. *og. (t) By Geo^^P»0^ wordt gezegd , dat men die Rooze» roode Kleur met Potafch uit deeze Bloemen haalt en by Rum- PHKïs, dat men 'er in Oostindie tferk Zuur toe gebruikt: dit fchynt tegenfttydig ; want men weet dat die Zouten een verfchillende uitwerking hebben op de Kleur der Planten. ( X) De langte deezor Blommetjes en derzelver plaatzing f is door den Heer Berkhky uitvoerig in Fig, 8j nn zync ï? Plaat, uit de volgende Soort aangetoond» / Van Oranje of Saffraankleur* De Zaaden zyn IV* zonder Pluis ., van figuur als Pynappcl - Pitten , Ar£*EL? doch vierkantig , wit van Bast en glanzig , be- Hoofd- vattende een Kerntje , dat eerst zoetachtig ^stux. vervolgens fcherp en walgelyk is van Smaaké (ji) Saffloer met een Haairige Steng die boven n. aan Wollig is ; de onder jte Bladen Vin» £^f*J deelig 9 de bovenjlen omvattende en ge- c»woidc* tand* In VrankryJ^ Italië en op Kandia ftelt Lïn- n^us de Groeiplaats van dit Kruid y dat de beroemde Hall er in de Zuidelyktfe deelen van Switzerland , omftreeks Geneve 5 aan de Wegen waarnam 3 zeggende dat het in Walli- ferland gemeen is. Het voert den naam van A* trattylis by de Autheuren 3 en valt omtrent een Voet hoog. De Steng is hard, regt en rond, de Bladen aan den Wortel half gevind 3 zyn fcherp gedoomd ; de Bloemtoppen met Kroon* tjes van dergelyke Bladen omgeven t de Bloe- men geel. De Blommetjes aan den omtrek zyn onvrugtbaar , z:o hy aantekent, en fpreekt dus, „ De geheele Plant ftort, op welke plaats zy „ ook gekwetst worde , eeo Bloedkleurig Sap 33 uic (ƒ) Carthamus Canle Pilofo , fupeme Lanato &c. r; Lugdb. 136. N* 3. GOUAN Monsp* 40.7* H. Clif. 394. DA- LiB* Par. z$o* Atra&ylis lutea. C. B. Pin, 37^ Atraftylrs* t>on. Ptr»pt> 756. LOB» lU II. 13. II, P^ltX, STUK»; $£(5 Samenteelïge Kruide??. &i „ uit, dat Lymerig is en bitter, met een Haf- ftigen Ballamieken Reuk, in kragten tusfcheü Hoofd* „ bet St. Jans Kruid en den Gezegenden Dis- STÜS* tel komende. In de Winkelen is zy onbekend* „ Met de Bloemen vervalfcht men de Saf» yj fraan (*).*!! &!Ls C3) Saffloer met de Steng gladachtig , de KeU fyeticus Kandia- £che. Tingita. tius. Tangen fche, v. Blaauw- WQexnigc. ken eenigermaate gewold, negen Blontme* tjes of minder ; de onderjle Bladen Lier* achtig. Aan de voorgaande is deeze Soort niet zeer ongelyk , maar minder Wollig , en heeft de Blommetjes veel minder in getal , wit met zwarte Streepjes in de Keel en zwarte rand- jes. Hier misdraagen ook , volgens Hal- ler , die aan den omtrek zyn, De Zaaden der overigen zyn gepluisd. (4) Saffloer met de Wortelbladen gevind* de Stengbladen Vindedig , de Steng een- bloemig. (j) Saffloer met Lancetvormige Doornig gei tan* (*} HALL* Hdv. lifaboau Tom. I. p, 8?. f3) Carthamus Caule teviusculo &c. Atraétyh's Flore leuw cophffo* VAILL* Mem* HALL. Gcett. 3 64, Cmcus Creticus Atra&ylidis folio & facie , Flore leucopharo f* canclidisfimo- TouRNF. Cor* 33* U} Carthamus Fol. Rad, pinnatis &c. Cariuas cceruU erco' tUS &C. MORIS. III. S. 7. T4 34, f. 19. (s) Cafthanm foU lauceol. Spinofo - dqmtk &• 5 Y R C < H B S I A." Sö? tande Bladen ; de Seeng hyna eenblotmig IV* hebbende. Af^e1* (6) Saffloer matf ongedoornde Bladen; delVor- 3t^k.D" telbladen getand , de Stengbladen gevind, vi. C&rthamui Deeze drie komen daar in overeen, dat zywjfi5j^ de Bloemen blaauw hebben, en het Zaad, ten dizeastb^ rninfte in de twee laatften , een Haairig Pluist lÊ°* De eerfte komt in Barbarie , by Tanger en Al- giers , voor; de tweede op de Koorn- Akkers in Spanje ; de derde omftreeks Parys# Deeze heeft de Bladen geheel ongedoornd. (7) Saffloer met de Stengbladen Liniaal, ge- VIr; vind. van langte als '£ Gewas. Cardtmtl* lus, In Languedok , aan de Zuidzyde van den&ge"gU<^ Berg Saint Loup , als ook in Provence en el- ders groeit dit zeer kleine Difteltje, dat fom- tyds ongeftengd , fomtyds met een Stengetje van een Handbreed of van een Span voorkomt, waar boven de Bladen uitfleeken * die fomtyds geheel , fomtyds Vindeelig zyn , en de Kop- Pen* Cüff. R« 'Lugdb- Cnïcus cceruU afpetior. C. B. Pin* %y%% Cys» Hift. 11+ p. 152. (6) Cartb+us Fol. inemribus Sec. Canhamoides coernlesi humilis et rrntior. vaill. Mem* 171 8» p» 218. (7} Cartbamus Fol. Caulinis Linearibus pinnatis Sc. GouAïtf Monsp* 427. R. Lugdb. ii6« N. 4. Eryngtunï mant. mm, Capitulo magno. C. B. i3;», 386. Cardancellus JVlontis pi, LOB* Je* 11» p- 2o« Ges. iVaw, x$2» ij, Q^Ei,, x. Stuk» SAMENTEÊLIGE KRÜÏDËSté IV* pen * welken het vry groot en Diftdachtig ^%kEL heeft > fo^tyds ongedoornd. De Blommetjes Hoofd- zyn paarfch en het Zaad heeft mede een Haai- vetiw)vt~ Hier van zegt de Heer Gerard, dat het- r> ; zelve 9 in de Tuinen gekweekt , zodanig in Loof verandere 9 dat het naauwlyks kenbaar zy. Dit is door den Ridder verkeerdelyk op de voor- gaande Soort toegepast; want by Gehard ftaat die niet bekend. Zy fchynen nogthans wei < nig te verfchillen. * vni* (8) Saffloer met veele Bloemen y Tuiïswyze coryabo- vergaard, tuüdraa- In de heetfte deelen van Italië en Grieken- gen - land 5 als ook by Tripoli en aan den Berg Liba- non , is dit Gewas gevonden > dat zig als een Tuildraagende Carthamus vertoont. Men wil dat het de Zwarte Chamceleon van Diosco- rides, vermaard wegens de Vergiftige hoe- danigheid van deszelfs Sap5 zou zyn* Het heeft de Geftalte van den Echinops , maar de Vrugt- maaking van den Carthamus, zegt de Ridder* ix. (9) Saffloer met Begenvormige Tandswys'uit* Urhmi gehoekte Bladen. Meer Doorn- achtig. Carthamus Flor. Corymbofis ïiumerofis. Echinops Flor.'' Fasciculatis. Gron. Oriënt. 250» Ghamaeleon nigec umbella* tus j Fl. cceruleo Hyacinchino. C. B. Pin. ^%o^ Card. Cha- mxleon di&us, Moris* III. S. 7. T* 33. £ 17* Carthamus Fal, Enlifonnibus fcc* I\, Lttgdi* i%6. NV S Y H G E N E S I A. 529, Meer is my niet beleend van dit Kruid , dat IV*1 Boomachrig groeit eo zeer üinkt , hebbende een AFx|EI* geele Bloem en Haairig Zaadpluis 3 waar door Hoofd- het van den eigentlyken Carthamus zeer ver- ITÜK* fchik, gelykde voorige Soorten, Des oordeelt de Heer Linnjeus, dat de Vrugtmaaking van dit Geflagt nog nader onderzoek vereifche. Hier volgen nu die Planten uit de Klasle der S-amenteeJinge (Syngenefia) 5 tot de Egaale J^eeh wyvery behoorende > die als Straalbloemigen (Ra* diati) zyn, zonder Straalkrans, genaamd, C Schyfbloemige* Discoïdeu Spilanthus. Vlakbioem» Volgens de eigen betekenis van den Griek- fchen Geflagtnaam, door den Heer J a.cq'uin geformeerd 5 noem ik het Vlakhloem* Die be- naaming is door hem ontleend van de Stipswy- ze Vlakjes, in de Bloemen van eene door hem in de Westindiën ontdekte Plant van deezen aart , uit de zwarte Meelknopjes ontftaande* h Kan zyn dat andere Soorten dit ook hebben ^ doch daar van wordt geen gewag gemaakt ia de Kenmerken van die Geflagt , welken zyn Ed, uitvoerig opgeeft en door den Ridder met groo» ter verandering zyn voorgefteld s dan het ver- fchiï Carthamoides lutea altisfïma et foetidisfima. VüiLL.Afemï Ï713. Cnicus Hisp. Arboiescens foetidisfimas, ToüKNF, Jnfi, u lh Deel* X/ffuft, * 53<3 Samenteelïge Kruiden IV. fchil is tusfchen dezelven en die van 't volgen Hoofd- ' Terwyl ik naauwlyks kan begrypea , om stuk. welke reden gezegde Heer daar van een nieuw vfeiwfve* Geflagt gemaakt heef t : komt het my nogvreem- 37. der voor, dat Lï n Ni© os hetzelve heeft over- genomen 9 en met nieuwe Soorten vermeerderd. Immers zo men de uitvoerige Kenmerken van *t volgende , door htm opgegeven (*) , met die van het tegenwoordige vergelykt , openbaart zig noch in de Kelk $ noch in de Blommetjes , Meel- draadjes of Zaaden 5 een verfchil , dat niet tus- fchen de Soorten van andere Geflagten veel grooter wordt gevonden. De verandering maakt het verfchil nog duifterer : want daar Jacquin een gefchubden Kelk geeft aan de Spilanthus ff), geeft Li n is je u s thans een byna gelyken Kelk Cl) aan dat Geflagt en een gefchubden aan de J?i- dens y welks *Kelk zyn Ed. bevoorens gezegd hadt uit dikwils gelyke , langwerpige, Sleufs* wys' uitgeholde Blaadjes te beftaan (£)♦ Den Stoel zegt hy in de Spilanthus naakt te zyn ©p de eene en Kaffig te zyn op de andere plaats; (*j Gener. Plant. Ed, V. & VT. (|) Cal. communis fubhemifphamcus * imbricatus Scma- snïs óvatis compa&is , exterioribus duabus aeuminatis, xeli* cjuis obtufis. Amer. Hifi 4 p. 214. (|) Calyx fuba?qualis. Syft. Nat. V *g. XIÏÏ. p. 587. Cal. comm. ere&us , Foliolis pluribus fubzqualibus , oblongis 9 cxter. duobus longioribus. lèld. p* 609. (5) Cal. comm. ere&us foliolis faepe arqualibus oblongig^ Canaliculato-coacaYis.Cw. Flanu Ed* V & VU S y irc ê tï M a, 53- plaats (*) ; terwyl zyn Ed. van de Bidens ge- IV; ^ zegd hadt, de &oeZ tï Wa&, met afvallende Kaf • ™|f** J« voorzien ; ja zelfisf wordt die naderhand van Hoofde hem ook Kafiig genoemd ff). Spïlanthus^13^ heeft den Stoel Kegelvormig: dit maakt eer-ig,^^^ doch welk een verfchil ! Het Zaad , om de twee fpitfe Puntjes, die 't zelve kroonen, van ouds tweehandig genaamd, waar van dat Geflagt den naam heeft ; welke Puntjes bevoorens lang* werpig , regt en fpüs waren , moet thans ge» baard heeten , en dat van de Spilanlhus twee* Zandig , terwyl men het vervolgens gezegd vindt twee Baardjes te hebben , het eene kleiner dan het andere (f)* 't Is waar, Li nn^üs zegt thans , dat de gezegde Puntjes der Zaaden in de Bidens ag« ter waards Haakig zyn {§) , doch heeft zulks wel in alle Soorten plaats ? Ook zegt de Rid- der, dat de Blommetjes in de Spilanthus meest vierï (*) Naamelyk j Syft. Kat. Veg. XIII*' $ ij % Recept a- tülum nudum ; p. 610 , Recept, Paleaceum , en op de zelfde jpjg. Ginus dijjert a Bidente defeffa Palearum. Quid bsct Pat men 't misfehien vergeten heeft uit te doen .* want in gyjï. Nat, XII» ftondt Recept, nudum Conicum. (f) Gen. Plant. Ed4 VI. (4J Semina apice biariftata/ Arifta altera mïriore. Syft* Hat. Veg. XIII. p. 610. (§) Gen. Plant. Ed. VI. De Heer BERKHEY heeft zulks, op zyne V. Plaat Ftg. 4* , uit e'éne Soort van Bidens afga* beeld; in een andere niet; zie Fig, 5. Prof, VAN ROTO« meldt het in twee Soorten, /Vw/r. 1 S7)i$$< LI a IS. x, stuk. 33* Samenteelige Kruïdo* IV. yierdeelig zyn. Jacquin hadtze , in zynü Afdeel. Westindifche3 vyfdeelig genoemd, even als dit Hoofd» in de Bidens plaats heeft. $TVg*aale Ik za* evenwel dit Geflagt f tot het welke redwyve- de Heer Linn^eus twee Soorten , van de ry' Verbejina * (die weinig , dan door 'geftraalde Bloe- men te hebben , van de Bidens verfchilt) , uk* gemonfterd, en anderen , betrokken heeft: des hetzelve thans zes Indifche Soorten bevat; hier befchryven (*> Ik merk aan5 dat de duidelyk- fte Kenmerken , in onderfcheiding van het vol- gende, my fehynen te beftaan in de Kegelvor- mige Stoel ; de platte Vliezig gerande Zaadea en de tweepuntig uitfteekende Kelkfchubbene Spïilnthu* W Vlakbloera met Lancetvormige efenran* *rm$. dige Bladen en eene leggende Steng. Biandend» Op 3«j9^tn ^iltl^^sUö^ 8y m 8 ." ' yiLil ' f.*Ojh 1 00 jÉq - I ( *) Men moet niet denken , dat ik het voorgaande tor berisping zeg van den Grooten Linn#us, die in de fchifting en plaatzing der zo menigvuldige Uitheemfche Gewasfen een feyna onnavolgbaar Pad betreeden heeft. Wenfchelyk ware het llegts , dat zyn Ed.> door op kleinigheden te z-'en , niet in tegenjlrydigkeden vervallen ware ! Of heeft hy ook het Voed» pad agter zig met Doornftruiken willen verfperren , op dat niemand het na hem zou kunnen bewandelen ? Dat zynè Methode de volmaakfte^ *s > die men tot no& toe uitgedagt heeft in de verdeeling van het Ryk der Planten, ontken ik niet: maar, waar toe dienen die willekeurige tegenftrydighe* den van de Kenmerken aan 't hoofd der Klasfè én der Ge- ïlagten , die iemand in verwarring brengen , door hem ge» iftaakt ? (O Sfüanthut Fol. Lanceolatis intc^errimis, Caule pro* SYNCENESlA* 53S Op Zandige Velden by Karthagena in de ^ ^ Westindtën , voornaamelyk aan den Zeekant 3 F£x.EL* vondt de Heer Jacquin decze , die Kruidi-HooFD* ge, Takkige leggende Stengetjes heeft, met8™*" Lancetvormige , fpitfe , gladde Bladen , ge- ^ull*T\ kaauwt zynde brandend heet van Smaak , als het Bertram- Kruid; deswegen van de Ingeze- tenen, tegen de Kiespyn en dergelyke Kwaa- ien, gebruikt wordende om Kwyling te ver- wekken. De Bloem deeltjes verheffen zig ieder met eene witachtige Schyf bloem , ongeftraald, en zwart geflipt, als gemeld is. De Zaadenzyn langwerpig, platachtig, aan de kanten ruig ge- vliesd , en van boven twee ongelyke Puntjes hebbende. (a) Vlakbloem met Lancetvormige Zaagt an- m n. dige Bladen; de Steng opftaande. ^P/eldol' AcmsUa. (3) Vlakbloem met Eyronde Zaagtandige Bla- Bafterd- den , een epgeregte Steng en geflr aaide 2lmiia* Bloemen. Acmeüa, Een fttato. JACQ. Ameré 214. T. 1*6* f. I. Santolim Pyretlui fapore humifufa, Plum. Sp. 10. Cz) Spilanthus Fol. Lanceohtis fêrratis &c. Verhetfna Pfeu- do-Acmella. Sp. Plint. II. p. 1270. N. 4, Bidens ZeylanU ca Fl. luteo, Melisfae folio. Seb Thef. I. p, 19. T. lo. Chry fanth. Maderasp. latifoliutn &c. PLUK. Alm. 99, T. i$9 f. 4. Scabiofa Indica Capit. foliofis minor. Burm* Z°M. no BUBM. FL ïndt 183. C3) Spilanthus Fol. ovatis ferratis &c, Veibefina AcmeHa* hl 3 XX, Deel, X, $r.&i 534 SAMENTEELIGE K RUI DEH» IV. Een Ceylonfch Kruid, genaamd jicmelb% xx?L- is in Indie zeer vermaard , als een raiddel te- Hoofd- gen \ Graveel , tot Pynftilling > verdunning $XUK# der Vogten , Zweetdryving en afzetting door v^m. 9t Wateren. Men trok de Bladen als Thee* V zette dezelven op Wyn* en met Sterken Drank werdt 'er een Geest van gedestilleerd , die men de Schepen, tot een nuttig Geneesmiddel „me- de gaf. In 't jaar 1690 werdt dit gedroogde Kruid, naar Bladen van Doove Netelen gely« kende, ook door de Ooftindifche Schepen in Europa overgebragt , doch het heeft daar, 't zy wegens 't verfchillend Klimaat, -t zy om dat men hier beter Middelen heeft , niet veel opgang gemaakt. Ook meldt Rümphius, dis hetzelve Abc - Kruid noemt , weinig meer van deszelfs gebruik , dan dat de Moorfche Schoolmeeflers de Jongens daar van de Knoppen of Worteltjes laaten kaauwen, ten einde derzei ver Tong , door het toevloeijend Speekzei, glibberig en bekwaam te maaken tot het uitfpreeken der zwaare Ara- bifche Letteren* Hierom werdt het ook, zegt hy, in 't Maleitfch Dam murit , dat is Leer- lingen - Kruid , of anders Vaun - Lada , dat is Peperblad, geheten, wegens den heeten Smaak. dia Sp. Plant. II. p. 12 7i* N. 5* Veibefina Fof. oppofitïs &cj JP7. Zyl. 309. Mau Mcd. 406. Bidens Zeylanica. Seb. uts* T* ïi. BREYN Prodr. 1IÏ. T. 48. Scnecio Ind. Oriënt. Ocy- mi folio* Pluk. Air». 343. T. 315. f* 2. Abcdaria, Rumpe. 4mh VI, p. H5. T* 65* Busuwu FL Ind. 193* S v n c * n e s i A» 535. die echter nader aan het Bcrtram komt dan IV. aan de Peper. Het groeit door geheel Iadie op ongebouwde Hoofde piaatfen, en worde *er ook in de Tuinen ge* stuk. teeld , zynde, zo hy aanmerkt, zeer verfchil- lend in Gewas , ?t welk gelegenheid zal gegeven hebben tot het verfchil deezer twee Soorten t v/aar van de laatfte naauwlyks van de eerlte te onderfcheiden is, zo Linin^us aanmerkt, dan door Takkiger te zyn en veeibloemig, heb* bende ook de Blommetjes meest vierdcelig,ter- wyl zy in de andere vyfdeelig zyn ; maar inzon- derheid door een Kransje van vyf kleine Straa?- bloingaetjes , welke zyn Exemplaar der eerlte Soort niet hadc. In de waare Acmella vind ik dat Straalkransje by geenen der aangehaalde Auiheurcn afgebeeld of gemeld. In een Plant % my daar voor gedroogd uit Ooftindie gezonden , komt eene Bloem met zulk een Kransje voor, zo dat het mooglyk toevallig zal zyn. Ook is dat Exemplaar, wegens de fmalheid der Bladen en de fpitfe Tandjes, meer overeenkomttig met de Basterd- Acmella van den Ridder ; terwyl ik anderen heb , die, in veelbloemigheid en de ronde inkervingen der Bladen, veel meer naar het Kruid , dat Rümphiüs befchryft, gely- ken. Derzelver Kelk is veelbladig , de Stoel naakt , de Zaaden zyn rauw en hebben , in plaats van twee Tandjes of Baardjes , vier geknodfte Hoorntjes. Ook zyn de Knoppen van hetzelve LI 4 veel XI, Deel* x. stuk. 53<* Samenteblige Krüidewj IV. veel Kegelachtiger dan in het andere , maarniet *Fh.EL' gebald. Hoofd- stuk» (4) Vlakbloem met overhoekfe driekantige ge~ vV#//af tande 3 gejleelde 5 gejloppelde Bladen , en ^Atripiid- wie gepluimde Steng. felia» Melde- ; bladig. Gelyk de Aemella , voorheen Bidens Zeylanu ca genaamd , thans uit het Geflagt van Verbe- fina hier overgebragt is , zo komt deeze Soort , uit Zuid - Amerika , hier t'huis uit het volgende Geflagt. Zy heeft Bladen naar die van Melde of Ganzevoet gelykende en met twee ronde Blaadjes, als Stoppeltjes, ge -oord; aan een Kruidig Stenget je, met een^aame epdbloemen, ongedeeld. De Stoel is fpits Kegelvormig, met Kafjes en zeer kleine Blommetjes. De Zaadea zyn langwerpig > vierhoekig , zonder Tandjes of Baardjes* v. (5) Vlakbloem met ftomp Eyrotidet eeniger* infipida. maate getande , ongefteelde Bladen. offlclaKC* loos, De Heer Jacquin , die dit Kruidje by de Havana , in de Westindiën , aan de Zeekust vondt, (4) Spilantèus Fol. alternis cjeltoidibus » dentatis , petio-? latis, Stipulatis; Caule paniculato. Syft. Nat. XIII, Bidens Atriplicifolia» Sp> Plant. II. p# xiö8. N. 13* Am* Aead. IV. p. 3*9. (5) Spllanthus Fol. obóvatïs fubdentatis fesfilibus. jAcq< (Amer. Hijl* 215. Tab. 126. F%. 2. Syncènesia; 53> vondt, onderfcheidt het door deezen byaaam IV» van het voorgemelde ; als hebbende geen bran- Af^el« dende maar een zouten Smaak. Dus fchynt my Hoofde die bynaam , behoudens zyne achting, niet tTÜIU zeer gepast te zyn. C6) Vlakbloem met byna Hartvormige Zaag* .yr. n 7 ni Spilanthm tandige gejteelae Bladen. ourava. Van deeze wordt door den Ridder gezegd ,dlg* dat de Stengen leggende zyn , een Voet lang, rond, ruuwachtig : de Bladen byna Hartvormig , ftomp, Zaagtandig, gefteeld, tegenover elkan* der: de Bloemen eenzaam, langer gefteeld, ge • heel geel. Door den Heer Bergius, Hoogleeraar der Natuurlyke Hiftorie , is dit Kruid , waar van ik bevind ook eenige Exemplaaren te hebben 5 in een byzonder Vertoog, onder den naam van Bidens Acmelloides , afgebeeld en befchreeven (*)♦ Het was te Stokholm uic Zaad geteeld en zal waarfchynlyk uit Oostindie afkomftig zyn. Bidens. Tandzaad* Dit Geflagt heeft een Kaffigen Stoel , het Zaadpluis beftaat uit opftaande ruuwe Baard- jes ; (6) Spihnthus Fol. flibcordatis fêrmlatls petiolatis. Syft. JNau XII. (*) Smkholms* Verhand* op 't jaar 1768. XXX, Band,bla&£* *5ft Tab* 7. LI 5 XL Deel, X, Stur» 5$? Samenteelige Kruiden. IV. jes: de Kelk is gefchubd , de Bloem zeldzaam A^xxft# voorzien met een of twee Straalblommetjes* Hoofd* In de meefte Soorten heeft de Kelk nog een vyf* stuk» bladig Omwindzel, zegt de Ridder. Het bevat de volgende twaalf * meest uit- heemfche Soorten. i. (O Tandzaad met driedeelige Bladen , bym Bidens gebladerde Kelken en opjlaande Zaaden* iripartita. ° p«xedeeiig. gelieei £ur0pa 9 vaD provence tot in Kusland , S weeden en Lapland, is deeze, die men in 't Nederduitfch Water - Boelkenskruid noemt, op vogtige plaatfen, aan de kanten van Slooten en Moerasfen s gemeen. Zy behoort tot die Kruiden , welken de vermaarde Vail- la nt Ceratocephalus getyteld heeft, wegens de Zaaden , die hy gehoornd noemt, in plaats van getand , geevende 'er den naam van Ovai* res aan , daar het weezentlyk Qva zyn , in de Vrugt, als het Ovarium, begreepen. Zekerlyk die Geflagtnaam is, gelyk veele anderen , door hem wat oneigen gefmeed* Van ouds noemt men het Eupatorium Cannabinum fosmina , dat is (i) Bidens Fol. trifidls , Calycibns fubfoliofis , Sera. erec- tis. Syft. Nat. XlT. Gen» 93*- Veg* XIII. p. 6io. Bidens Corona Seminum letrorfurn aculenta &c* GORT. Belg* 232. Fl, Snee. KRAM* Aufir. &c. R. Lugdb. IJ7» GOUAN Monfp* 4^8> Gr n. Oriënt, 255. Gort. Ingr. 130. Bidens Fol. tri- part ito - divi Os* ToüRNF. /»y?. 462* Cannabina Aquatica Fo- lio trpartirim divifo. C. B. Pin. 3*i« Hepatoxium Aquatila POD. PtmpU $95. $tngbNS&ia: 539 ïs Wyfje, om het van *t andere Eupatontim^ . IV* „ ï n/r -i ru • Afdeel; dat men het Mannetje heette , te onderlchei- Xx, den. Hoofd* Het heeft roodachtige opftaande ronde Sten-^J1^.^ gen van een Elle of anderhalf hoog , die ge- takt zyn en bezet met Bladen als van Hennip , in drieën of in vyven gedeeld , hoewel men het ook dikwils aantreft , met enkele fmal- le Zaagtandige Bladen. Aan 'c eqd der Takken komen Hoofdjes van kleine geele Blommetjes , die in een Kelk gevat en omzet zyn met een Krans van Blaadjes. Dit Kruid is eenigszïns fcherp van Reuk en Smaak ^ en daarom heeft men 't zelve s in Duitfch- land, als naar de Ceylcnfche Acmella gelyken- de5 zo door Deftillatie als anders , met veel moeite onderzogt 5 zonder het gewenfchte heil daar in te vinden, 't Aanm:-rkelykfte is , dat men met dit Kruid 5 onder den naam van Bruns* kiaer of Bromfaer , in Sweeden de Wol Goud- geel verwt. Het frisfche Kruid wordt klein ge- fneeden en Laagswyze gelegd tusfchen het Wollen Garen , dat met Aluin doortrokken is , en daar mede gekookt. De Zaaden blyven y met haare Haakige puntjes , aan de Koufen hangen , wanneer men 'er in 't Veld tegen aan loopt. (2) Tandzaad met Lancetyormige ongejleeh ir. Zeer (2) Bidens Fol. lanceoiatis fesfililus &c. Oed, Dan. m. klein*' HUDS. II, Deel* X, Stuk, 54o Samenteelige Kroidest. Afdeel * Bladen , de Bloemen en Zaaden qp- xx. # W Hoofd- stuk. C3) Tandzaad met Lancetvormige omvattende nr. Bladen, de Bloemen knikkende , de Zaa* denopgeregt. Knikkend. Deeze beiden , waar van de eene in kletfnts uitmunt, de andere, zo wel als die, Lancet* vormige Bladen heeft , betrekt de beroemds Haller tot de eerfte Soort, achtende, dat die Kleine van Dillenius een jong Plantje zy. De laatfte komt by ons en overal met on- verdeelde Bladen voor , en dikwils met ge* ftraalde Bloemen > die gefternd en welriekende zyn , zo Lob el het uitdrukt : doch deeze zou de Qoreopfis Bidens zyn kunnen , zo de Ridder wik Verfcheide andere Soorten van Straalbloe- men komen ook wel ongeftraald voor. Zy zyn allen 5 zo wel als de vyf volgende , Jaarlykfe Plantgewasfen. jv. (4) Tandzaad met langwerpige > effenrandi- is o ai Hora, ' . T M Knoop. ge > eentandige Bladen , de Steng gegaf- bioemig. felit de Bloemen eenzaam en ongefieeld. In Huds. An%U 3ïo. Verfceiïna minima* Dill. Giesf. icy. App. fa* RAJ. Angl. lllk p. 188. T. 7. f. 2. (3; Bidens Vol. Lanceolarïs amplexicaulibus &c. Goht. Belg. 233. Gouan Mcnfp, 428. F/. 664, 727. Canna- bina Aq. Folio non divifo. C. B. /»«. 321. Eupar. Cannabw fcemina Septentr4 LOB* Ic. 529. (4J JtÉ»i F0J4 öbi, imegerr» unidcntatis &c.Bükm. -FA S y n o e n e s i - Ai 54 f In Bengale groeit deeze, die een rondachtig IV; Stengetje heeft van een Span hoog , dat rui& ^^t: is en gearmd , met gefteelde Eyronde hoekig Hoofd» getande Bladen, van boven glad: de Bloemen stuk. in de Oxelen ocgefteeld. B£ms Unella. (5) Tandzaad met Liniaale Bladen, Haair* Teder, dunne Bloemfteeltjes , byna vierbladigs Kelken , en vyf opftaande Zaadjes, De Zaaden , die tweetandig zyns betrekken dit Kaapfe Kruidje, zo wel als 't voorgaande, blykbaar tot dit Geflagt (6) Tandzaad met gevinde Zaagtandige ge» vi* Jlreepte gladde Bladen, de Zaaden opftaan~F^^ de> de Kelken Bladerig, de Steng ejfen. In Noord- Amerika valt deeze , die de Bla- den drievoudig pf vyf - Vinnig heeft , het oa- derfte paar uit drie beftaande f van boven glad* De Bloem is Kegelvormig. De Zaaden hebben twee wyd gemikte Baardjes. (7) Tandzaad met gevinde eenigermate Haai~ vir. ' I*d* 175* Bidens nodifloia Brunelia: folio* DitL» EUk* T, 44. £ *2 • (5) Bidens Fol. Linearibus Pedunc. Capillaribus tecAmï Acad. Vl. Afr. 47. (6) Bidens Pol. pinna tis Seaatis &c» Chryfanth, Cannst- binutxi Bidens Virgin. Moris, III* S. VX. T. f. iu (7) Bidms Foi, pinnatis fubr füofis &c, Bidens Cojt$£a. gt, Qnïït x, sim» 54* Samenteelige KfebiDEfc IV. Hge Bladen , de Steng aan de Knietje? Afdeel, gebaard ; de Kelken met een enkeld Om* Hoofd- mtïdzel; de Zaaden fpreidende. STUK* Egaate Tot de Amerikaanfche Soort, die de Zaaden ^l1vyV€m Zeer lang en dun, met twee, drie of vier Pun- tjes, Straalswyze in de Kelk geplaatst heeft ± zynde de Amerikaanfche Bidens met Sellery- Bladen van Toürnefort, by Dille* nius , welke twee of drie Ellen hoog opfchiet , in de Openbaare Tuinen bekend; betrektLiN- NjEus thans oök de Molukfe Agrimoniè van Rümphiüs in Oostindie en wel op Java groeijer;de* Déze worde 'er , wegens de fpitfe Zaaden, naar die van Kervel gelykende,JVflaï- dekruid genoemd. Het geleek naar de Agrimo- niè, doch groeide in de Tuinen wel vyf of zes Voeten hoog* Een dergelyk heb ik uit Japaü bekomen. Het gelykt naar de voorgaande Soort, maar de Blaadjes zyn afgezonderd en de Zaa- den hebben altoos vier Baardjes zegt de Rid- der. Ook zyn de Bloemen wit gedraald* vïit ^ Tandzaad met dabbeld gevinde ingefnee* Êiden$ den Bladen , de Kelken met Omwindsels , llpinnata* i Tweeviw* ™ &c. &• Lugdh. 158* N. 2* Bidens latifolia hirfutior. SemJ anguft. radiato. Oijll. Elth. si. T. 43» 6 51. 0+ Agriroonia Molucca. RumPH. Amb. VI* p* 38* T. i5. f- 2- (8) Bidens Fol* bipinnatis incifis &c. Chryfantïi. Araer» Coridis Indi folio. Herm Paf. 123. T* jij. Chryf. Cann» butai* Virg* Cicutari* foliw. Mor* III* Sf VI. T. 7$ f. 23, de Bloemen half geflraald , de Zaaden IV fpreidende. AFxx.EL* Hoofd* fp) Tandfcaad met enkelde> iyna Piekvornti- 5Tuk* ge, Zaagtandige gejieelde Bladen ; de /Mo*, tx, roerc Kogelrond , op farcge i de Zaaden effen. sneeuw- wit. Deeze beiden, door het gemelde genoegzaam onderfcheiden , groeijen in de Zuidelyke dee* len van Noord- Amerika* De Bloemen van de eerfte zyn doorgaans gedraald , en hebben de Zaaden met drie, de laatfte met twee Baardjes* De Bloemen van deeze zyn Sneeuw -wit 5 waar van het den bynaam heeft : maar de Bladen ver- fchillen aanmerkelyk in figuur , zynde hoekiger of ronder en meer of min Schild vormig ; zo Dillenius voorftelt 5 die ook eene Ver- fcheidenheid , met Bladen als der Brandenete- len, vondt. Van de eerfte zyn de Bloemen fom- syds geftraald. (10) Tandzaad met langwerpige effenrandlge x. Bladen , de onder ften overhoeks, de boven^rtidllam ften gepaard ; de Bloemen gekranst. Gekranst, (ii) (9) Bidens Fol. fimpl. fabhaftatts &c. Eictetis FoU Cortf» *cc. R. Lugdb. 158. N. 3. Bidens fcabra &c. Dlix. Eltb,T< 47. f« 55 & 54. (!•) .Bufou Fol. oblopgis integris &c* Clffi Bi- iens Americana procumbeas Sec. HoüSTt Aft» $44 SAMENTÉELICÈ KrüIDÈk; xx. tintfte effenrandige Bladen, een klimmen. Hoofd. de Heejierige Steng en gepaarde Pluim- bloemen, XI. /canénL Deeze beiden , van Vera Cruz in Amerika KUmmend-afkomftig , zyn uit den ClifFortfen Tuin om- ftandig befchreeven door den Ridder. De eerfte een klein kruipend Kruidje , mee Bladen om- trent als van \ Varkensgras, hadt Kafjes tus- fchen deZaaden, die dun waren, van onderen fpits, van boven met twee waterpasfe Borftel- tjes gekroond. De andere hadt een Heeftertee klimmende Steng , aan 't end uitloopende in een Pluim van Bloemen, wier Steeltjes een en andermaal gepaard Waren; de Kelken Cylin drifch van onderen gefchubd : de Ziaden ia- mengedrukt, of plat, en tweetandig. TuïiatA Tandzaad wt Eyronde Zaagtandige Bla~ Gebobbeld, , ae onderften gepaard ; de lovenjlen drievoudig met het middelfte grootst. In Amerika was deeze gevonden , die thans in Italië wild groeit. Zy heeft een opgeregte Steng O*) Bldms Fol. oppofiris ovatïs acuaünatis interim?* Caule fcandente Fruticofo, Flor. oppof. paniculatf &c. ^ ygff' 399' ■ (12) Bidens Fol. ovatis ferraris &c. Ahd. Sp. z. p ,7 ~ 19. Bidens Paluflris an.ua Fol. fubrotuudis &c. Mlcli. SyngenEsta* 545 Steng van by de twee Voeten hoog : de Bladen IV. zyn dik , ruig en byna gebobbeld : de Bloemen Afdeel^ groeijen eenzaam in de Oxelen : de Kelken zyn Hoofd* met vyf Blaadjes omrmgd; de Zaaden hebben «tuk- twee agterwaards kanthairige Baardjes. fohz*** C a c a l i a. Dokkeblad. Een naakte Stoel ; een Haairig Zaadkuifje ; een Rolronde Kelk die langwerpig is en aan den voet alleen met een Kelkje voorzien* Dus ko- xnen de byzondere Kenmerken van dit Geflagt voor, daar ik de Heefterige Soorten , zeven in getal , reeds van befchreeven heb * % zo dat *it.d* flegts de volgende overbly ven ( biadz!" n* ace. (8) Dokkeblad met een Kruidige onverdeelde vnr. Steng , de Bladen ovaal en eenigermaate j^jSj/- gekarteld. . „ ö Zeefhüdig» Sommigen fchryverj aan de Bladen van dit Kruid maar zwarte Stippen toe; anderen mer- ken de Bladen als Zeefswyze doorboord aan; Het een kan zo wel 4ls het andere plaats heb- ben» L i n n m u s noemtze Maanvormige Blaas- fes. (*) De voorige dertig Gefiagten van de Klasfè der Samen- tèelinge (Syngenejïa) zyn hier in haar geheel voorgefteld. (g) Cacalia Caule Hecb:ceo indivifo &c« Poiophyllum FoU ellipticls. TL Ciïf. 494. T^geies Fol. intégris perforatis. ÏUJM. Sp. 10. Senecio ïndicus Atrïpücis folio gïabro« Moris. III. S. 7. T. 17. f. 7» Chryi; Amer, Frmesc. ?LUf£< Mjn jz. Deel» X« Stuk, 54ö Samenteelige Kruide^ IV. jes. De Bladen gelyken naar die van Melde* Afdeel. 9t fc een Zaaypiantj m Amerika afkomftig* HOOFl> stüïu (S>) Dokkeblad met een Kruidige Steng 9 fe ix* Bladen Lieraehtig* omvattende , getand. S°uS* By Rümphi.hs heet dit Oostindifch Kruid- dig* je Amboinfche Sonchus , en hy merkt aan > dat men 't zelve tot Moeskruid gebruikt. Het valt, volgens de Waarneeming van den Heer N. L* BuuMANNüSjOp Java met zeer verfchillend; Loof , hebbende de onderfle Bladen fomcyds Eyrond , de middelften Lierachtig f de hoven, ften omvattende en getand, Sommigen hebben 'er de Bladen van Mosterd aan toegefchreeven. x. C10) Dokkeblad met een Kruidige Steng en GtyT* Lancetvormige getande Bladen. Dit, ook in Indie groei jende 5 heeft een hoo ge opftaande Steng en dikachtige Bladen, met Takkige Bloemfteelen aan 't end. xi. O O Dokkeblad met een Kruidige Steng, en ^Mooxfch1* Lancetvormige Zaagtandige afloopende Bla- den. In (9) Cacatia Caule Herb. Fol. Lyratïs &c. Seneclo Made» ïasp. Sec. Pluk. T. 44oinenlis. Rumph. Amb. V. p 297- Ti 103, f. \, BüRM. Fl. Indé 175. Hort. Mal. X. p. I3ï* T. 68. MüBR. Comm. Gott. nav. T. III. p. 7* T. 7. (ioj Cacalia Caule Herb* Fol. Lanceolatis dentatïs. (is) Cacalia Caule Hexb. Fol. Lanc. fcrrf &c. Solidnga lol S V N C £ N E s I jW 54 7 ïo tte Zuidelyke deelcn van Vrankryk groeit IV* ' deeze Soort > die Solidago Sarracenica is ge-A?xxf L" ftoemd geweest, cn zeer naar de Gouden Roc-Hoofd- die overblyft* Men vindt dee* ze Plant in 't byzonder door Chomel be- fchreeven en afgebeeld. Hy hadtze Berg-CQ~ wyza geheten. De Kelk is omringd met Borfte- lige Blaadjes. (ia) Dokkeblad met een Kruidige Steng ; de Bladen driekwabbig ge/pitst Zaagtandig ; Haftata. de Bloemen knikkende. Piekbladigw ïn Siberië groeit deeze , volgens Gmelin *een Plant , die een regte , hooge , paarfche Steng heeft en gefteelde Bladen : de Bloemen komen aan kleine Tropjes by elkander voort. Zy zyn wit met zwarte Meelknopjes, vyf by elkander in eene Kelk. De Geftalte zweemt; naar de volgende* (13) Dokkeblad met een Kruidige Steng 9 en xnt. Piekswys' Pylvormige gekartelde Bladen,^™™* de Steeltjes verbr eedend. (l4)k 7|etrui* ïol. Lanc* ferr. decurr. Gouan Monfp. 444. virga Aurea f. Solidago Saracenica latifclia fertata. J. B. Hifl. II. p. 1053. Conyza montam Fel. ioogleribus ierraris &e. Chom. Mem, jPar. 1705, p. 394. (12) Cacalia Cau!e Hetb. FoU trüobis &c. Senecio EoU es denmo - trilobis &c. Gmel, Sib. IU p. 135, t. 66. (1$) Casalm Cau'e Herb. Fol. Haftato ■ Sagictatis &c, /ƒ. Ups. 254. Mm % II« DK£Li X. $TUK, 548 Samenteelige Kroiöe^ IVi (14) Dokkeblad met een Kruidige Steng, de jcxf** Bladen byna Hartvormig, Tandswys' uit* Hoofd* gehoekt, de Kelken vyfbhemig* »tuk« CaeaU* Beide deeze Virginifche en Kanadafche Plan- ^/ri^i«-ten,groeijen ongevaartot eens Menfchen hoog- heide- te. Het meefte verfehil beftaat in de figuur bladig. £er Biacjen en \n de £]eur $ alzo die in de laatfte blaauw groen zyn, maar bovendien zyn in deeze de Bloemen veel kleiner en de eerfte heeft 'er meer dan vyf in haare Kelken 3 die ook met Borftelige Blaadjes zyn bezet. > xv. O 5) Dokkeblad met de Bladen Nierachtig Afpifch^* Hartvormig fpits en fyn getand. In Switzerland en in Ooftenryk^ op de Ge* bergten , groeit dit Kruid , naar 't welke het Geflagt zynen naam heeft. Het komt voor mee gladde of met gryze Wollige Bladen, 't welk van (14) Cacalia Cau1e Herb. Fol. fubcordatis &c. Gron. Virg. :i8. Cacaliï Virginiona glabra &c. Moris. Hifi. UU p. 94- S. 7. T. 15. f. 7. Porophyllum Fol. deltoidftus an- gulatis. GBON. Virg. I. p. 9+, Nardus Americana proceriot, fol. cxüis. Pluk* Alm. T. 101. f. 2. (15) Cacalia Fol. Reniformi- Cordms acutis denticulatis. Gouan Monfp. 429. Cacalia* Hall. Helv. 70;. Tusfïlago Caule Ramofo K. Lugdb. 159. Cacalia Fol, crasfis hir- futis. MOBIS. III. S. 7. T. 12, f. 1. Cicalia incano folio. CLUS. 501, T. 500. fa Cacalia Fol. Cut. acut. & glabris. C* B, Pin. 198. Mgris, Ibid. f. 6. Cacalia glabro folio, CLU3. Pann4 501. Cacalia. Lob. Ic. s?z* Syngenesia 549 van den Groey afhangt, volgens Halles 5 IV* -die het befchryfe , als de Steng hebbende van FxxfL een Elle en hooger , Takkig , niet lang ge- ï Joofd- fteelde Bladen, die Nierachtig Hartvormig zyn.s™K# ; Van boven is de Steng Takkig en maakt een Kroontje van paarfche Bloemen > van drie tot vyf in een Kelkje, vierdeelig ,.waar op volgen lange , vierhoekige gefleufde Zaaden. Men vindt het ook met witte Bloemen. In Gelukkig Arabie kwamen den Heer Fors- kaohl drie Kruiden voor , welken hy tot dit Gdlagt betrokken heeft. Het eerfte noemt hy Cacalia pendala , om dat het van de Rotfen af- hangende Stengen hadt^groeijende nederwaards, twee Ellen lang. Uit deeze , over gloeijende Kolen geroost , werdt het Sap geperst 5 dat men tegen Oorpyn gebruikte. Van de andere y Welriekende gebynaamd, op de Bergen gemeen» werden de Stengen tot berooking , inzonder- heid voor de genen , die de Kinderziekte had- den y gebezigd. De derde , Semperviva gety- teld, hadt korte dikke Stengetjes , met Vlcezi- ge Bladen , en bevatte wel zestig roode Blom- metjes in ééne Kelk* E t h u l i a. Blootzaad. Om dat het ontbloot zyn van Pluis der Zaa- den de voornaamfte reden is der afzonderinge van dit Gefiagt , noem ik hetzelve * fchoon zulks ook by eenige anderen plaats heeft , Bloot- zaad, dat beter is dan Stirnband, gclyk ik het Mm 3 in II. Deel* X. stuk. 55o Samenteelige Kroiöen; IV. in 't Hoogduitfch vertaald vind : want het Baad- xxfL Je» de Zaadjes kroonende , daar zulks van af- Hoofd. geleid is , heeft mooglyk maar plaats in ééne *TÜK« Soort van de vyf of zes, daar in begreepen. Een naakte Stoel , geen Zaadkuifje en een *> gelyke Kelk , komen als de bys?ondere Ken- merken voor. ï. (i) Blootzaad mtl getuilde Bloemen* Ethulia ° Gztmld* Ik noem de Bloemen van deeze Soort liever geiuild> dan gepluimd, om dat 'er de jonge Heer Linnius zelf dea naam aan geeft van Corymbus > dat een Bloemtuil is, van bo- ven byna Waterpas, gelyk in de Vlier; terwyl Tanicala een losfe Pluimswyze verheffing in- fluit, byna gelyk in het Panik-Koorn (*). >t Is deeze Soort , welke uit Zaaden , door den be- roemden Hoogleeraar D. van Royen, onder den naam van Eupatorium overgezonden , in Sweeden opgekomen was , door den jongen Heer Liï4jN./£us afgebeeld en befchreeven. Zyn Ed. dagt , dat dezelve van Ceylon mogte afkomftig zyn. Een Steng maakte zy van een Vinger dik, vier Voeten hoog, met overhoekfe Takken ; de Bladen Lancetvormig en fpits Zaagtandig , naauwlyks gefieeld , de onderften gepaard. Aan 't end kwamen Tuiltjes of Kroon- tjes (i) Ethulia Flor. paniculatis. Syfl. Nat. XII. Gen. $34* p. 516. Veg. XIII* p. 612. Linn. Fil. Dec.I.p, i. T. 1. (*) Zie de Afbeeldingen TBU £ot. Tab; IX. Fig. I5j ^\6?% S Y N G E N E S I A, 55* tjcs , van famengeftelde Bloemfteeltjcs , met IV# kleine ronde BJoemhoofdjes , ieder van ruimAF1^L* twintig blaauwachtige Blommetjes , wier ge- Hoofd- rneene Kelk beftondt uit fpitfe Schubbetjes ;STüK# het Zaad was langwerpig, geknot en plat van Polygm* boven , zonder eenig Pluis. Mcnbevondt het een jaarlyks of Zaa\ gewas te zyn , welks Gettalte zeer naar de Conyza geleek en daar van kreeg het den bynaam. (2) Blootzaad met rondachtige Bladen en ge- n. pluimde Bloemen. ta. Van dit Oostindifch Plantje, dat weezentlyk Gepluimd, gepluimde Bloemen heeft , my van Java ge h.lxvii. droogd overgezonden , hier in Fig. 2 , op PK '\ LXV1I. afgebeeld , maak ik de tweede Soort* Het heeft de Bladen byna rond, metgefchaar- de of ongelyk getande kanten , eenigszins ruuw en Haairig van Oppervlakte, blykbaar gefteeld, doch naar boven vallen zy eenigszins Lancetvor- xnig. De Bloemen maaken hier ronde Bolletjes, gelyk in de Santolina, en beftaan niet uitlosfe, maar uit digt famengetropte Blommetjes, ineen Schubbladig Kelkje vervat en de Zaadjes zyn even als in de voorgaande Soort, waarmede het verfchil te groot is, om daar van eene Ver- fcheidenheid re kunnen zyn. Ook kan het de Sphceranthus Africanus , van den Heer N. L. Bür- (2) Ethulla Fol. fubrotundis , Floiibas revera paniculat». Mihï. Mm 4 II» Deel. X. Stuk, 55* Samentebljge Krüidzw* ïJX. BüR,MANNüsafgebeeW.nietZyn, tenmialïe A*wu nietdaar toe beboeren; dewyj het geen afge- Hoofd, zonderde Blommetjes heeft. w. (3) Blootzaad met ongejleelde z^deUne* ^Gcban- Vaill anTj die dit Plantje Sparganopho- ros, m 1 Franfch Porie ■ bandean tytelt , we- gens 't gezegde randje der Zaaden , merkt aan dat hetzelve vierkant iss en dat de Blommetjes op een kaaien Stoel geplaatst zyn. Ondertus- fchen meldt hy niets van de Groeiplaats. Oo- ze Ridder hadt een zeer klein zodanig Plantje uit Oostindie bekomen , dat zyn E L fchier denkt of 't dit zelfde mogte zyn , alzo het on- gedeelde Bloempjes hadt. dZu* (4) BlGOtza3d met Liniaale getande afloopen* ta. de Bladen , en eenbloemige Steeltjes te°en, S. gt' dezelven over , de Steng wyd gemikt. J. Noch het Plantje van Kormandel, anderhalf Duim hoog , door den Heer N. L. B u r m a n- nüs in Afbeelding gebragt ; noch het aange- haalde Bengaalfche Chryfanthje van Pluke- NETj (l) Ethulia Floribus fesHlibus lateralibus. Sparganopho,- ros Virgx Auies folio , Flor. e Foliorum alis , abfijue pedi- culis. VAILL. Mem. de 1719. p. 4o8. Fi%. j$, f4) Ethulia Fol. Linearibus Dentatis decurremibus &e. Ment. 110 5c j7a. Bubm. Fi. Ind. i7«. T. 58, fi j. chry- fanth. Benghalenfe ar.guaifolmra , pufillum. Tim. A!m. 101. T, *i. f. 4. S Y N C £ ff E s I JU 5f3 net, fchytit my met de bepaaling te ftrooken , IV* als geen eenbloemige Steeltjes hebbende, noch AF£xf^ ook niet tegen de Bladen over. Aan de Kust Hoofd « van Malabar is het gevonden een Handbreed8TUK* hoog, met getuilde Bloemen, (5) Blootzaad dat laag - Heejlerig w> met %tlunA Liniaale effenrandige Wollige Bladen* Tomtnto/a. Wollig. Dit Plantje, in China waargenomen, is een klein Heeftertje , met Blaadjes naar die van La* vendel gelykende , en Bloemen aan 't end der Takjes, wier Kelkjes ongedeeld en iets of wat gebladerd zyn. (6) Blootzaad met Trosjes over eene zyde, vr. byna vyf Bloempjes in de Kelken en Lan v^tbhdi^ netvormige gepaarde Bladen. In verfcheide opzigten verfchilt die Oostin- difch Kruidje van al!e de voorgaanden, gelyk men uit de bepaaling ziet: zelfs ook, doordien het de Bladen gepaard of tegenover elkander heeft , daar zy in alle de anderen overhoeks ?,yn geplaatst. Eu- (5) Ethulia fuffrutlqofa Fol. Linesiibus infegemmls to» mentofis Mant. 110. (6) Ethulia Racemui is fecundis , ChL fubquinq'iefloris, Fol. Lanceolatis oppoluis. Mant. 110. Mm j II. Diew X* Stuk, 554 Samenteelice Kruiden, IV* Eopatoriüm, Leverkruid. Afdeel* xx. Onder deezen naam , die zo veel als Hepato- stvk?' rium zou betekenen, wordt deAgrimonie, als EgaaU ook de Bidens , die men Hepatorium Aquatile ^lwyvem genoemd vindt, van ouds begreepen. Gewoon» lyk past menze thans toe op de Planten van dit Geflagt, die den Stoel naakt en het Zaadpluis Pluimig hebben 3 met een langwerpigen ge- fchubden Kelk : den Styl lang en ten halve io tweeën gedeeld. Van de Soorten , daar in vervat , zyn reeds * it. d. tien onder de Heefters befchreeven *. Aldaar ^dzST«^ hebben wy gezien , dat in fbmmigen de Kel- " ken vier- in anderen vyf en meerbloemig zyn. Tot de vyf bloemigen behooren nog de drie vol. genden. XI. (ci) Leverkruid met Hartvormige Piekbladen, üupato* die eenigermaate getand en kaal zyn , een juuum. a" windende Steng en geaairde Bloemen. Fiekbladig. Van een zonderling Gewas is deeze West- indifche, gelyk uit de bepaaling blykt en groo* telyks verfchillende van de andere Soorten. XII* r *Trifolia- turn. Dnebladig. (i i) Leverkruid met drievoudige Bladen. De (ii) Eupat otium Fol. Cordato * Haftatïs &c. Kleinia fcan- dens &c. Brown. Jam. 31 6. T. 34* £• 3* (iz) Eupatorium Fol. ternis. GRON# Pirg, II. p. Eupat* Cajuiafcinum JMaulandicum. RA}* Su-ppl. s y n g e n e s i a: 555 De driebladigheid onderfcheidt deeze genoeg- IVJ zaam, die in Virginie groeit en een enkeldeniet^*^* Takkïge Steng heeft, met witte Bloemen, ko~HooFD- rnende anders de volgende naby. STÜK* (13) Leverkruid met gevingerde Bladen* xnu , rium Can* Dit Gewas , dat by ons zeer veel aan de»**;*»*, kanten der Slooten en Vaarten in Noordholland bla^#nip Ondermennigy enz. Eenigen van die benaarain- gen fchynen iets Toverkragtigs aan te duiden * dat men in dit Kruid gefteld heeft. Door den naam van Mannetje werdt het van het hier voor be« (13) Eupatorium FoU dtgitatis. Mat. Med. 380* GORT* Belg. 233. R. Lugdb. 15 5. GOUAN Monsp. 430. KRAM* Anfir, r-42. Fl. Suec. 66s , 728, Sec. Eupatorium Cannabinum. C. B. Pin. 320. Eup. adulterinum, FüCHS. Hifi. 265 » Hepator. vuig. Doo» Pempt» 28. Cannabina Aq. f« Eupatorium raas. ï-oö* 7ct 528* IU DEEL. X* STUK» S56 Samehteelige Kruiden, IV. befchreevene Water - Boelkens - Kruid * , Bi- AFxxfL' dens geöaarr>d 9 (dat men Wyfje noemde , 't Hoofd- welk ook de Bladen eenigszins Hennipachtig stuk, heeft ,) onderfcheiden. De Sweeden noemen « Kefwyve- ^et * waarfcbynlyk wegens de pluizige Zaad- ry- hoofdjes, Flocks, zegt de Ridder* S38-BhdZt 33 De Stengen zyn ruig, vierkantig, vaa „ drie tot zes Voeten hoog zegt Hall er, „ de Bladen gepaard (*) , aan een dik Steeltje drievoudig , allen met de Blaadjes eeniger- 3, maate ruig, fpits Zaegtandig, het midddfte „ grootst , Eyrond Lancetvormig. Dit komt 5, fomtyds alleen voor , de twee zydelingfe , „ die anders veel kleiner zyn , ontbreeken- „ de (f). Op den top der Steng is een plat „ digt Kroontje van paarfehe Blommetjes, fom* „ tyds ook wit, en daar op volgt een lang, rank, Pieramidaal Zaad 8> De Reuk is fcherp , de Smaak zeer bitter van dit Kruid, dat door Deftillatie, behalve zuure Vogten , ook een vlug Loogachtig Zout in over. vloed geeft en een dikke Olie. Volgens de Proeven van Gesnerüs verwekt het Afkook* zei der Wortelen Afgang en Braaken. Tegen Ongemakken van de Lever, Geel- en Water- zugt, (*) Q^arn notam Vaillantius Gener'cara , Linn;bü3 etiam Clasficam facit: zegt Haller {Helv. inthoat. I. 59*) "Wat dit zeggen wil begryp ik niet, (t) Dit zal die Verft heidenheid zyn , met onverdeelde Bladen , daar Ray van fpreekt , door HALLER op d;ooge Giond en , in S wirierland , waargenom ea< ( S Y N C E K E S I A; 557 zugt j is 't een gemeen Middel * by 't Landvolk IV.' bekend» Anderendaagfe Koortfen en loopende xx Beenzweeren hadt Boerhaave door 't Af- Hoofd- trekzel genezen* Uitwendig dient het ook in riumpu** gefieelde rimpelige Bladen. 'farfft (ij) Leverkruid met vyfvoudige ^eenigermaate ^jjjjjj Wollige , Lancetvormige , egaal Zaagt an- tum. dige , geaderde gefieelde Bladen. vhkbhdig. Van deeze beide Noord - Amerikaanfche , die overblyvende Planten zyn , groeit de eerfte > wegens haare paarfche Stengen bekend 3 tot meer dan eens Mans langte , de andere maar half zo hoog, Deeze heeft Bladen als der Brandenete- len, de andere als van Alants wortel - Kruid, degrootften byna een Voet lang , ruuw, don- ker (I4) Eupatorium Fol. quatern's fcabris &c* Eupat. Fol. ovato Lanceolatis &c. Gron Vïrg. up. Eupat* Emilae fo- lio. Corn. Canad 72, T. 7*, Eupat. Can. elatius &c* Mo- RIS* III. S. 7. T. 13* f. 4. (1$) Eupatorium Fol qulnis fubtomentofis &c. Eup* Fol,' Lanc.-ovatis &c. H. Ctiff. 396. r. 155. Eupat. Novas Angli* Urticz foliis &c. Caule macuiato. Herm. Farad. iS$* T. 158. MOR18. III. 7. T. i«. f. 3. XI. DSM* Xtfnflfc 55S Samen TEELtcÈ Krüiöeh. ker groen* De Bloemen zyn paarfch , cn hefc Afdeel* plujs \s Haairig , in de laatfte Soort, die de Hoofd* Steng met paarfche Streepjes heeft. STUK* **** Met vyftien en meer Blommetjes in de Kelken. xvr. Eupato- rium per- folio-turn^ DoüI- bladig. xv ir, £(Blejrti- Mum, Blaauw- JMoemig. XVIII; turn- Kiuiderig* Rugojum. Rimpelig. XX. Odorutum* welrie- kend. (16) Leverkruid met Samengegroeid - doorbid* dige Wollige Bladen. (17) Leverkruid met Hartvormig Eyronde Jlomp Zaagtandige gejleelde Bladen en veel* bloemige Kelken. (18) Leverkruid met Ëyronde Jlomp Zaag* tandige gejleelde drieribbige Bladen en een* voudige Kelken. (19) Leverkruid met Eyronde Zaagtandige gejleelde Bladen en gladde Stengen* (aö) Leverkruid met driehoekige, aan den voet fi Caule Pilofo. Syjt. Nat. XIU Gen. 935. Veg. XIII* p 614. H. Cliff. 39$. Ups. a5j. Rv Lugdb. 155. Conyza Amer. Lamii folio, Fïore albo. Tourne* Inft 455. Carelia. Pont, Dis/. 184. Eup. huniiie African* Senecionis facie, folio Lamii* Kerm. Par* p« T. 161. Pluk* Pbyu 83. f* 1. O) Ageratum Fol. Ovatis , crenatis , obtuffs , Caule glabro» Centaur» Ciliare minus Bisnagancum PLVKt Alm, 93* T. Si, ft 4» Svngenes ia» 50*; fchryven dan de uitwendige gedaante , welke IV* naar die van de Conyza > Senecio of Erigerum AFxxf Li gelykt. Hoofd- De Geflagten van Pteroniaen StaehelinatGQds*Tl3K* befchreeven zynde , komen wy tot dat van ^1*?™** Van het welke de zeven eerfte Soorten reeds onder de Heefters zyn voofgefteld * , des alleen *n„i^ nog de vier volgende voorkomen. biadz^o.* (8) Pronkbloem dat Kruidig is9 met Liniaa- vur. Ie gladde Bladen en ruime Kelken. ^Pu™- fyris. Zekere Plant, naar het Vlafchkruid gelyken- . viafch- de , was deswegen onder den naam van Lino* fyris by de laatere Kruidkundigen geboekftaafd , alzo zy door C lus lus Qoftenrykfe Ofytis geheten ware. Zy groeit in de Zuidelyke deelen van Europa , in Switzerland in de kloven de£ Steenrotfen geworteld voorkomende. Haar Roedachtige gebladerde Stengen, van een El- Ie en langer , hebben aan 'c end een Bloem- kroontje , waar van de Steeltjes onder de Bloe- men gezwollen zyn. De Kelken > met Blaadjes ge- (g) Chryfocom* Herbacei FoL Lineaributs glabris &c. GouAlf Monfp. 431* Chryfocoma Calycibus laxis. H, Oiffl z$6. K. Lugdb* 14 S. Chryfocoma Diosc. & Plinii. COL. Ecphr. I. p„ 81. T* 82. Linofyris nuperorurn. LOB. 7fy 409, Ofyil* Auftiiaca. CLU6. Hift. U P 32*- Pam* i3l©, T, 3 js. Nn II* DlEJU X* STUKj 562 Samenteelice Kruiden; IV* gefchoord , bevatten groote geele Blommetjes Afdeel. en jjet 2aad heeft een rosachtig Pluis, Hoofd* gjuK. (9) Pronkbloem dat Kruidig is en gepluimd ix- met Lancetvormige drieribbige, gefiippelde mtll$!a. naakte Bladen. Twee- btoeraig, jn Siberië is de Groeiplaats van deeze Soort 9 die met aanmerkelyke Verfcheidenheden voor» kwam , zo ten opzigt van de hoogte als van de Kleur der Bloemen , die ook gedraald waren of ongeftraald. Gmelin hadtze After genoemd, x, (10) Pronkbloem dat Kruidig is , met Liniaa- eraminU je Lancetvormige gladde Bladen engetuikh Grasbladig. Bloemen. In Kanada groeit deeze, welke de geflalte vm de gewoone Pcarmica heeft, en eene geblader- de Bloemtuil draagt, van veele Bloemen, dik- wils vier op een Steeltje , die de Kelken half Eyrond gefchubd en glad hebben. De Bloemen zyn fomtyds naakt, fomtyds blaauw gedraald* Ruige» xh (11) Pronkbloem dat Kruidig is , met Lan* viiiofa. cetvormige ruige Bladen en naauwe Kei* hen., In (9) Cbryfocoma Herbacea PanicuJata &c. After Cal. oblong» laxis &c. GmEL. Sib. IL p. 189. T. 82. f, I, (1*) Cbryfocoma Fol Linearibus Lanceol. glabris &c, (11) Cbryfocoma Herbacea Fol. Lanceolatis Villofïs Sec After incanus Cal. laxis oblongis &c. Gmeu Sik IU p» 19*. T. sa. f. 2* Conyza tomcntofa 3c incana. Amm* S * n & fi sr s $ i i; J63 In Siberië en Tartarie, wederom , komtdee* IV» zo voor 5 wier Bladen naar die van *t Echium **^L* gelyken, door haare ruigte of Wolligheid* Zy Hoofd- heeft een Kroontje van Geele Bloemen , bynaSTÜK# gelyk de Conyza, Van de Heefterige Chryfocomaas zyn door den Hoogleeraar N. L. Bürmannus eenige nieuwe Kaapfe Soorten voorgedragen. De Heer Forskaoh l vondt 'er drie in Egypte en A- rabie; twee Heefterig. waar van hy de eene Geipitfte, de andere Spatelachtige tytelt , we- gens de figuur der Bladen ; en eene Kruidige , om de zelfde reden van hem Eyronde geby* naamd» Hier volgt nu het Geflagt van Tarchonanthus , door my reeds omftandig befchreeven *3 een *rr. aan de Kaap niet gemeen Gewas, waarvan ^Sifw* thans een aanzienlyken Tak bekomen heb. Dan heeft men C a L e a. Schoonkruid* Dit Geflagt , dat wegens de Schoonheid fchynt genoemd te zyn , heeft een Kaffigen Stoel, een Haairig Zaadkuifje en een gefchub* den Kelk* Het bevat de vier volgende Soorten, allen in de Weftindiën , en wel op 't Eiland Jamaika, gevonden. Nn % lU Deel. X. stck% 564 Saménteelige Kruidën, IV; (i) Schoonkruid met meest drie gefieelde Bloe* AFxx?U men » de Btodw Eyrond langwerpig , iets Hoorirt Zaagtandig, gefteeld. stuk* i. (2) Schoonkruid met famengehoopte Tuiltjes , Cmïceljii zeer lan8e Bl&emfteeltjes , Lancetvormige ^Driebioc Bladen: de Steng Kruidig. Oppofui- (3) Schoonkruid met byna gepluimde Bloe* folia. men , korte Kelken , naakte Zaaden e% ^raar a- Eyrond- Lancetvormige gefieelde BUden. Amêiius. (4) Schoonkruid me£ **» Zaag,- Heefier ige bloJm^." de Ta£&w byna gepaard en hoekig* Scoparia. Van deeze vier zyn de middelften Kruidig , Jgm" de anderen Heefterig en de laatfte , die veel naar 't Spartium gelykt 3 heeft zeer kleine Blaadjes* Santolina* Cypreskruid. Dit Geflagt heeft ook een Kaffigen Stoel, doch (1) Caleallou fiibternïs pedunculatis &c* Syft. Nat. XII* Gen. 941. Peg,x\U. p 616. SantoUna Jamaicenfis.-^w.^^.V. 404. Santolina fubhirfiua , Fol. ovatis Sec* BltOWN. Jam* 317, (2) Calea Corymbis congeftis &c. Santolina oppofitifoli*. Am. Acad. V* p> 404. Santolina ere&a , Fol* Linearibus op- pofïtis &c. Browkt. Jam* 315. (3) Calea Flor. fubpan'culatis &c. Santolina Amellus, ^fw* .ItaA, V. p. 404, AmeUus Ramofus Fol. ovatis dentatis, JBROWN. Jam. 317. (4) Calea Caule fufïriïficofo , Ramis fuboppontis angula- tte.Syft* Nat. XII. Tom. 3. p* 234» Chryfocoraa Scoparia, Jnt* Ac*d* V. p. 404, Syngenesia; 565 doch geen Zaadkuifje en de Kelk is Schubbig IV; half Kogelrond. Het bevat de vier volgende AF££f L? Europifche Soorten* Hoofd- STUK. ( l) Cypreskruid met eenbloemige Steeltjes en i- • j. j m j Srmtolin* viervoudig getande Bladen. cham&. Cyparhfu$ By de oude Autheuren komt deeze voor, on- achtigf** der den naam van Wyfjes-Averoone , terwyl de Mannetjes , zogenaamd , thans in 't Geilagt van Byvoet forteert. De Franfchen noemen dit Kruid, om dat het wegens zynen fterken Geur tot bewaaring der Kleederen voor de Mot kan dienen , Garderobe. Of de benaaming San* tolina van Santalum C Sandelhout) afkomftig kan zyn > is my onbekend» Men vindt 'er, die den naam , als Heilig Kruid , van de Wormdoo- dende eigenfchap willen afleiden ; doch dat is ver gezogt. ChamcB-Cyparisfus zou Cypres* kruid kunnen betekenen, By de Engelfchen vind ik het Lavender-Cotton genaamd. De Groeiplaats is in Spanje , de zuidelyke deelen van Vrankryk > in Italië , als ook in Switzerland. Het maakt een fchoon Heeftertje , dat fl) Santslina Pedunc. unifloris &c. Sy,?* Nat, XII. Geril 942. Veg. XIII. p. 616. Mat. Med. 3S3« //. Clif. W.Ups. 252. Lugdb. I4<5* GüUAtf Mcnsp, 433. HALL» Helv. in* thoat, I* p. 5 5. Abrocanutn foemina Fol. teretibus. C. B. Tin. 136. Abrot. foemma vi^'garc- Clus. Hift. I* p. 341. Abrot. foemina. Lob. 76 8* Abtot. Hispanicum. Bareu Nn 3 IL DEM* X»STOfc 566 Samenteelige Krüideh; ïv: dat zig Takswyze uitbreidt en kleine fmaïle Afdeel. Blaadjes heefta die in de jongheid Wollig zyn. Hoofd- Vinswyze geplaatst aan lange Steeltjes , dikwils stuk* vjer by elkander * zo dat zy zig viertandig voor- doen* Boven geeft het lange Bloemfteelen uit * ?> ieder met ééne Bloem f van gezegde hoedanig- heid. Het heeft een aangenaamen Knjiderigea Reuk , en wordt in de Geneeskunde als ope- nende 3 Windbreekende en Wormdoodende aangemerkt. n. C2) Cypreskruid met eenbhemige Steeltjes en liiosmarini" Liniaale Blaadjes , welke aan den rand fofa* geknobbeld zyn* Rosmaryn* biacüg. Grootelyks verfchilt deeze door haar Loof, welk uit Bladen beftaat naar die van de Ros- maryn gelykende f maar met Knobbeltjes of Kliertjes aan de kanten. Het is een naauwlyks Heefterig Kruid 9 in Spanje doorCujsius waar-» genomeh, en aldaar onder den naam van Ta- miïlo perruno 3 dat is Honds -Thym, zegt hy 9 bekend. Het Afkookzel werdt aldaar met vrugt gebruikt tot wegneeming van de Schurft. f3) Cy- (2) SantoKna Pedunculis unifloxis , Fol. Linearibus &c. ff» Cliffl R. Lugdb. 146. Abrotanum fccmina FoI4 Rosma- rini majus. C, B. Pin. 137. Moris* H*ft+ UI. S, 6. T. 3'. f. zz. fa minus. C. B. Pin. 137. Viride, Hid. i# Flore ffiajore , Folns villofis & incanis. UiJ. BASB* SYNGfiKE-SIA* 5Ö7 (3) Cypreskruid met eenbloemige Steeltjes , IV* dubbeld gevinde Bladen en enkelde Stengen. *F£|#EL# (4) Cypreskruid met eenbloemige Steeltjes 3^uk!° dubbeld gevinde Bladen en een zeer Takki- nr. ge ruige Steng. «jgjjjj Alpifch. Deeze laatlien zyn kleine Kruidjes, in Italië iv. groeijende. Het laatfte valt maar een Hand- fenstèmo^ breed hoog. In Geftalte, wat de Vrugtmaa- KamMe- king aanbelangt , komen zy met de anderen bhülg% overeen* Twee Soorten van Santolina vondt de Fleer Forskaohl in Egypte en Arabie. De eene was een Heeflertje van een Voet hoog 5 met zeer korte Blaadjes, digt aan elkander, viervoudig opleggende , met getopte Bloemtuilen , van geele Bloemen, in Eyronde witachtige Kelken, ieder twintig tweeflagtige Blommetjes bevatten- de. Het kwam hem in de Zandige Woefty- nen by Kairo en Suez voor, wordende van hem fragantisfima getyteld, als zeer aangenaam zyn- de van Reuk. Het was 'er by de Drogiften in gebruik als een flerk oplosfend Middel en met het Sap werden zeere Oogen beltreeken. De an* (3) Santolina Ped. unifi. Fol. bipinnatis &c. Santolinoides Alpina laxatilis. AÏICH. Oen. 31. T. 27, Pyrethrum alterum minus» BARR. Rar* iioj. Ie. s*2+ (4> Santohna Ped. unifl. Pol. bipinn. &c. Santolirfoides perennis Chamauneli folio , Caule Ramofo. Vaiia, Mem^ 1719. p» 4x3. Nn 4 j68 Samenteelice Kruiden? IV; andere Soort , die hy Terreftris noemt4, hade Arxx!t# leggende Stengetjes, dikwils onderden Grond „ Hoofd- de Bloemen naauwlyks daar boven uitfteekqn- 5TÜK# de en groeide by Matarea op overftroomde rSjS- plaatfen (*> 't Geflagt van Athanafia , *t welk byna ge- heel Heefterigis, reeds verhandeld hebbende , is daar mede de Egaale Veelwyvery onder de Samenteeligen beflooten ; des wy thans over- gaan tot den y Tweeden Rang. Overtollige Veelwyvery. Gelyk het genoemd wordt , wanneer de Vrou- welyke Blommetjes, aan den Omtrek, zo we! vrugtbaar zyn , als de Tweeflagtigen die het ' midden beflaan* Het eerfte Geflagt , daar ia voorkomende, heet Tanacetum. Reine varen. Hetzelve heeft een naakten Stoel ; het Zaad* kuifje eenigszins gerand ; den Kelk gefehubd , half Kogelrond ; de Straalblommetjes flets en driedeelig. Somtyds zyn 'er geene en dan heeft het alle Blommetjes tweeflagtig. Daar komen * zie iï.d. thans* in voor, de zeven volgende Geflagten. VI. STUK, feladz*44* (*} Flor. &gyph Arttk I47« SYNGENESIA. 569 (1) Reinevaren met gevinde Bladen , de Slip- IV. pen Draadachtig Liniaal ; gladde Bloem- Af ^kl' tuilen en een Kruidige Steng. Hoofd* stuk. O) Reinevaren met dubbeld gevinde Wollige i4 Bladen, en eene Eyronde famngejlelde Bloemtuil. Sibedfch. II. In Siberië ïs|de eerfte van deeze twee, door UqZ^ GMEiiiN , ^waargenomen , en in de Levant, door Toürwefort, delaatfte. Beiden heb* ben zy geele Bloemen , die in het Gryze een famengeftelde Tuil uitmaaken, van veel Bloe- men , terwyl 'er het andere maar weinigen in heeft y die Troswyze groeijen en een Bloem- pluim famenftellen : des dit Gewas, een Elle hoog voorkomende * meer naar een Soort van Alfem of Byvoet gelyku (3) Reinevaren met Tandswys' gevinde ge- ut. fpitjle Bladen; een zeer Takkige Steng enCo^j£* byna gepluimde Bloemen» achtig. Een Kaapfch Kruid, dat naar de Kamille ge- lykt, met een zeer Takkig Stengetje van een half ' (1) Tanaeetum FoU pïnnatis fcc. Syft* Nat. XIU Gen» 5>44. Veg> XIII. p. 6i8. Tan. Fol. pinnatis multifidis, Lacin. Xinearibus rriiidis* Gmel* Sib* II. p. 134. T. 65. f. 2. <*) Tanacctum Fol. bipinnatis totnentofis Sec* Artenii&i Caule fimpiici. H. Cliffl 404. Abfmthium Cret. incanum te- nuifolium Sec, TotJRNF. Cor. 34» (3) Tanacetum Fol. dentato - pinnatis acuiaJnatis &c>JKmh Nn 5 ÏU DSEI.» X. STUK* 570 Samenteelige Kruiden; IV. half Voet- hoogte en kleine Vindeelige Blaad- Afxx?L' 3es; de BIoemen Klootrondachtig en geel, in Hoofd- tienbladige Kelkjes gevat , maakt deeze Soorc STUK* uiu m (4) Reinevaren met dubbeld Vindeelige Li- ^Annuumm fp^fi Bladenen Wollige Bloemtuilen. , JaaxJyks. In Spanje en Italië groeit dit Kruid, dathefc Eliochryfon of Gulden - Bloem zou zyn der Ou- den. Het valt van een Voet tot een Elle hoog en is zeer zwaar van Reuk , weshalve de Span- jaarden het Scoba hedionda , dat is Stinkende Bezem heeten , wordende hetzelve in 't Land omftreeks Madrit daar toe gebruikt , zegt Clü- sius. Ook dekt men 'er, als *t in Bondelen fa- men gepakt is , de Aarden Muuren tegen dë Slagregens mede, zo hy verhaalt. v. C?) Reinevaren met geheel enkelde eenbloemige iimanthos* Stemeties van langte als de Bladen. Eenbloc- ö m* Dit is een jaarlyks Kruidje, in de Le* vant voorkomende ^ met veele Wortelbladen, een (4} Tsmacetum Fol. bipinnatifidis Linearibus &c. R. Lu%ik. 155. N. 5. Jantolina Corymbis fimplicibus. Ml IX. Dift. T. 227. f 1. Abfynth. Corym'>iferum annuura. Tournf. Inft. 458. Elichryfum Fol. Abrotani, C 15* Pin. 264* Pluk* T* J60, f. I. Elichryfon. Clus. I. p« 32*» T, 3*6. DOD. PempU 267. LOB. /c. 746. (5) Tanacttum Caul. fimplicisGmis uniflorif longirudine foliorum, Tanac, moiianth. Chamsraeti folio et facie. VAxu.» Mtm* 1710. S Y N G £ N E S I A. 571 ten Vinger lang , als die van 9t gemeene Dui- Hft zendblad onzer Wegen» Het heeft eenige op-Ap^fu geregte Stengetjes van een Duim langte, met Hoofd* een enkeld geel Bloempje aan 't end. stuk, (6) Reinevaren met dubbeld gevinde y inge-w^ZT™ fneedenc, Zaagtandige Bladen. Gemeen. Dit is het gemeene Reinevaren , dat in onze Provincie op Zandige plaatlen en veel in de Duinen voorkomt, groei jende door geheel Eu- ropa en Siberië. De geftalte is genoegzaam be- kend en hoe het op den top der Stengen digte Kroontjes draagt van Goudgeele Bloemen 9 die in een warme Zomer dikwils geflraaldzyn. Het %alt met eenvoudige en met gekrulde Bladen. De Franfchen noemen het Tanaijie % naar den Latynfchen naam Tanacetum , de Engelfchen Tanfey , de Duitfchers Wurm/amen , dat is Wormzaad. Dit Kruid is zwaar van Reuk en bitter van Smaak, doch tevens Kruiderig. Het heeft veel Zuur in zig zo fommigen willen (f) : doch an- deren verzekeren het tegendeel, datmy waar- fchyn- (6) Tanacetum Fol. bipinnatis , incifis,fenarls. Mat. Mei. $%u Gort. Belg. FL Suec. 666 , 730» Kram, Auftr. GOUAN Monsp. 433. R. Lu^db. ISS* N. 3. GMEJL. Sik . II. 133. T.6$. f. 1. Taaacemm vuïg^re lureum. QB* Pin. 132. Dod. Fempt. 35. £# Tan. Fol. crispis. G> B. Ph, 13 2. DOD. Fempt. 36. LOB. Ie. 7^9* (t) HALL. Heh. inehcat. h pt *$• XI» D££L. X, Stuk. 572 Samenteelige Kruiden^ f IV. fchynlyker voorkomt, dewyl men bevindt dat AFxxEL# het uitgeperfte Sap van Loogzout weinig aan. Hoofd- doening heeft , maar door Zuuren ftremt (f). stuk. 2eker is 't y niettemin 5 dat het tot opwekking £SwJ«e 'der Levenskragten ftrekken kan en met vrugt r> gebruikt zy tegen Afloopende Koortfen: als ook uitwendig, in Pappen, om koude Gezwel* len te doen verflaan* Door 't Afkookzel tedrin» ken zou de Waterzugt genezen zyn. By 't Ge- meen heeft het tot veelerley Kwaaien een zeer grooten naam en het Zaad is inzonderheid we- gens zyne Wormdoodende of verdryvende ei- genfchap vermaard } doch in deezen fchiet het by 't gewoone Wormzaad veel te kort* Het behoort tot die Kruiden > welken men des noods gebruiken kan, doch waar van men in de Ge* neeskunde weinig gebruik maakt , alzo men kragtiger en beter heefc. Men verwt in S wee- den groen met het Loof. Het wordt ook aange- merkt van byzondere kragt te zyn , om Vleefch van Verrotting te bewaaren, vit. (7 ) Reinevaren met Eyronde , onverdeelde, Zaag* tmdige Bladen. Dit Welrie- kend, (t) fcUTTY M*t. Mei. p. $oS. (7 TAYincetum Fol. ovatis , inregris , ferratis. Mat* Med. 3S2. Hort. Cliff. 39S. VpU 255. R. Lu$db. 154. N. I. Mênrha Hortenfis Corymbifera. C, B. Pin. zi6» Coftus Harten üs. Dalech Hifl. 678. GOUAN Mensp* 432* Coftus Hoitoium. Lob» lt* 32fi» Balfamita majoi. Dod. Ttmfu S ï i?r g é n e s i A. S7S Dit Kruid, dat aan de Wegen groeit in Afde'ei. ^ Zuidelyke deelen van Switzerland en in Italië , XXt wordt door geheel Vrankryk byna , als ook in Hoofo^ Onze Nederlanden , Duitfchland3 Groot- Brit- ^ÜK# tannie, inde Tuinen geteelde Men noemt het j/^J^f in 't Franfch, Menthe-Coq of VHerU-Coq des Jardins ; in \ Italiaanfch Herba di S. Maria, in 't Hoogduitfch Frauwenkrani en by ons Tuin- of Hof^Balfem* De gelykenis van het Loof naar de Kruifemunt , die ook wel Balfemkruid genoemd wordt , en de aangenaame Reuk geef c 'er die benaaming aan. Het dient niet alleen als een Hartfterkend Middel , maar wordt in 't byzonder gebruikt tot afzetting der Stonden* Men vindt het ook tegen den Rooden Loop aangepreezen.1 By Kairo in Egypte , aan de kanten der Ak- keren 3 kwam den Heer Forskaohl een leggend ruig Reine varen voor , daar hy den naam van laag aan geeft, hebbende ook geele Bloemhoofdjes. Dit bloeide aldaar in de Maand December. Artemisia. Byvoet. Dit Geflagt heeft den Stoel eenigermaate Pluizig of byna naakt , en geen Zaadkuifje. De Kelk is gefchubd met aan 't end ronde famen- luikende Schubben^ De Bloemen zyn geheel ongeftraald. De Averoon en Alfem behooren mede tot hetzelve. Ik heb de zes fleefterige Soor- 574 Samenteêlice Kruide*?. IV. Soorten reeds befchreeven ; des alleen nog d® Afxx.EL volgende overblyven. Hoofd- ^ . . _ stuk. B. Hurkende voor dat zy een Bloemfteng fchieten* vn. (7) Byvoetfwe* de Stengbladen Liniaal , Vins* San^Sl^ wys' yetldeelig ; de Takken onverdeeld ; de acht/VCr" Aairen zijdelings omgeboogen ; de Bloe» men met yyf Blommetjes. Of deeze Soort eigen tlyk dat Kruid zy , in Tartarie, Perüe, het Mogols Land en andere deelen van Indie groeijende, welk het bekende Semen Santonici , China of Zedoari® uitlevert , dat men gemeenlyk Wormkruid of Severzaad noemt : is nog niet uitgemaakt. Men mag zulks 5 tot nader blyken , waarfchynlyk achten. In Paleflina 9 Egypte of Arabie, fchynt het niet te groeijen : want het zou dan, of door Al- pi n os befchreeven, of door de laatere Kruid- kenners waargenomen zyn. Evenwel merkt Rauwolf aan, dat het Scheha der Arabie- ren , waar van men dat Zaad inzamelt , een Soort van Alfem, Byvoet of Averoone, zy. In Tartarie vondt Gmelin deeze Soort 3 die wel naar 5t gewoone Averoon gelykt, doch fyner is (7) Artmifid FoL Caulinïs Linearibus pinnato - multifidis &c. Zinn* Goett. 397. Artemifia Frut. incana Rampfisfinu &c. Gmeu Sib. II. p. t. 51. Semen. San&um. Lob. U. 7s6. 0. Abt* Santomciitxi GaLUcuittt C. B. Pin* *39* is van Blad , en in de jongheid Wollig , wor- W# i dende vervolgens groen. Het was een zeerwel- FxxfL* riekend Kruid , te Aftrakan aan de Kaspifche Hoofd» Zee , daar het veel groeide 5 onder den naam STÜK# van Abfinthium Ponticum in de Apotheeken be^gjf kend. Die benaaming geeft het gedagte denk* beeld nog meer kragt (*). f8) Byvoec met veeldeelige Liniaale Bladenen VIIL leggende Roedswyze Stengen. ca«p$f'$ • Dit Kruid * dat Wild Averuit of Averoon ge- A* noemd wordt, verfchilt van de Tuin -Averoon^ wegens haaren aangenaamen Reuk dikwils Li- moenkruid genaamd a voorheen befchreeven f . t ir- P* Deeze komt zelfs in de Noordelyke deelen vanbu Europa en in Siberië voor, gelyk menze ook in ons Land aan de Duinen en langs Zandige Wegen aantreft, 't Is een Heefterig, Takkig Kruid, dat om laag veele fyn verdeelde Bladen heeft en Stengen fchiet van een EHe lang, die byna geheel mee Bloempjes zyn bezet en onge- bladerd. De Stengen zyn fomtyds witachtig, fom- (*) Abfinthium Ponticum 9 Artemifia Fol. multifidis linearibus &c# Gort. Belg* 234. KRAM. Au/ir. 243. FU Snee. 668 , 730* GOUAN Afonsp* 453* Lugdb* 154. Gmel. Sib. II. p. 117* Abrotanuoi Campeftre. C. B, Pin. 156. Artemifia tenuifolia Dou^Pmph 33« Lob. /c 767. Ambrofo altera» ClM# JS^fo ;$7. 5?6 SAMENTEELlGE KrüIDEK. IV. fomtyds rood* Het heeft een fcherpen Kruide- fAFxxEL'rigen Reuk 5 weshalve het ook Ambrojia 9in 't Hoofd- Hoogduitfch Klein Druivenkruid , geheten wordt* stuk* lx, (g) Byvoct met Liniaale gevinde önverdeelde pifJnrif a Bladen, de Bloemen gekropt en byna onge* Moéraflïg, fieeld. Crhhmifo- ^,0^ ^yvoet mt fa^ngefiélde wyd gemikte, na. Liniaale Vleezige gladde Bladen , en een venkeibh- gepluimde opfiygende Steng. xt. (nj Byvoet met veeldeelige Wollige Bladen > zlekams!' knikkende Tros/en en drie Frouwelyke Blom» metjes. Van deeze, die meer of min naar de Alfem gelyken , komt de eerfte in Siberië voor ; de tweede op Zandige Oevers van Portugal; de derde aan de Zeedyken van Holland en Vries- land overvloedig 5 onder den naam van Zee- Alfem. Men vindt deeze laatfte ook aan de Oevers (v>) Artemifia £ol. Linesribus pmnatis iwtagerrimis &c. Artemifia Herbacea Sec, Gmel. Sib. II. p. lip. T. 55» Ab- lïnrhium Capillaceis foliïs. Amm* Rutb. 197. (lo) Artemifta FoHis compofitis divaricatis Sec* Abiot. Hisp. mantimum. ToüRNB* Injt. 459. Abs. inodomm &c« Moris. Hifi. III. p. II. fn) Artemifia Fol. multipartitis tomettfolïs &c. GORf. Belg. 234» $uec- *7I» ?34. GOUAN Monsp* 43J. Ab- fynth. Seriphium Belgicum, C. B* Pin. 139. £t Abfintli. Set. Germanicum* lbid» y. Abs, Ser. Gallicum* Bon Monsp* Abfyntb. Seriphium. Dod. Pempu Abs» JMontt UjabelH; ferum. Clüs. Pann< 957. Tf 5>5$* SVN«GENESÏA. 577 Oevers van de Middeliandfche Zee , en ia IV; Durtichlaad is zy, zelfs op drooge Bergachtige Ar^|Eï^ plaatfen , niet ongemeen* De jaagers noemen- Hoofd- ze Unfer Frauwen Weisf Rauch. Linn^eus 5ïük- befchreefze dus in Sweeden. fiSS^t 3, De Plant is geheel Sneeuwwit» hebben- i5 de, op de plaats daar zy groeit, een zeer u fterken Mariolein of Kamfer -Reuk; doch , in de Turnen gekweekt, ruikt zy minder aange- „ naam. De Blocmdraagende Takken buigen zig y, om. De Bloemen hebben mee meer dan drie „ Vrouwelyke Straalblorametjes. In de Tuinen 5, brengt het naauwlyks ryp Zaad voort.*' Oa} Byvoet met gepalmde veeldeelige Flu* xir. weelige Bladen > opjlygende Stengen en ge* qucu/u kropte Bloemen , Pier -amiedswyze vergaard. Ysbergig» (13) Byvoet met gevinde Bladen, opjlygende Siengen en Kogelronde knikkende Bloemen Tittel met een Pïuizigen Stoel. Töt (iz) Amptfia Fol. palmatis multifidis Serieels Sec, Ab. fytfth. A> canddïim humire C. B. Pin. 139. Prodr. 71. béu Pedem. 5. T. I. f. 3- (155 Artemifia Fol. pinnatis, Caulibus adfcendentibttó &c. 17. 5»w» 669 , 733- A'.temiiïa Êpl. pinnaris pilofis &c. Gmel. II. ?• T- 49. fi ï. Abs. Pont. repens cc fuplnuon PlüK. T. 73. f. 1* Abs. pumilum Palmeum mi- nus. BOCC. Mus, ï?.p. 8ï. T. 71. BARR. / ze naast met de Zee-Alfem vergelykea Het , Aftrekzei wordt tegen het Zydewee , tegen Afloopende Koortfen , tot afzetting der Ston. den en Wondheeling aangepreezen. Door die van 5t Grindelwald wordt de laatfle Gabufe gehe- ten. Zy vak ook ia Sweeden , op drooge Krytgronden, met Stengetjes van een Span of wat langer en geheel Zilverkleurig, doch wordt in de Tuinen donker groen en Haairloos , groei- jende tevens hooger* Dergelyk verfchii heefc men ook naar den Grond en Groeiplaats verna- men. Den Heer Haller, evenwel , kwameu sy nooit hooger dan een Voet voor. xw. C. Opftaande Kruidige met famcngeftelde £S? Bloemen. Roomfche Aifem, £14) Byvoet met veeldeelige van onderen Wol- li- (*) Helv* inchoat* T. 54» Abiïnthmm FoU Serieeis petiola- tis, Pinnaiis tniïdis & quinqnefidis. N. \%$* Apfinthium ex Alis floridum Sec. N. u6t (i4) Artemifia Fol. multipartitïs fabtus tomentofls &c» Mat, Md. 387- Ups. Olijf. R. Lu^db. 153. N. 3* Kram. Auftr* 244. GOUAN Afoxsp. 45?. Abfinth. Pontiaim tenul- folium incanum. C. B. Pin. 13 §♦ Abs. Pont. vuig. Clus. Wft* I. 339. ABs. tenuifolium. Dod. Pempt. 24, Abs. Ga- latiuaij Saidonium Dioscor. Lok. Ic* 7$$* lige Bladen -; de Bloemen rondachtig en IV. knikkende ; den Stoel naaku AF5x?U Lobel beweert, dat deeze de PontifcJie STüK. ^Z/èwi der Ouden niet zy , maar wel de Room- Paiy^amU Jïhe Alfem> onder welken naam zy ook voor--^^*** komt inde Apotheeken* De Groeiplaats 3 even- wel, van deeze fynbhdige Alfem, is niet alleen in Ooftenryk en Hongarie, maar ook in Klein Afie, op drooge dorre plaatfen* Men heeftze in de Tuinen overgebragt , alwaar zy ten dienst der Apotheeken wordt aangekweekt. Zy is Krui- deriger dan de gemeene Alst en minder bitter; weshalve zy van Galenus reeds beter ge* keurd werdt. De Heer Hall er meent, dat menzeook in Switzerland , op de Bergen, ge* vonden hebbe (f). (15) Byvoet met drievozidig gevinde , weder* xv> zyds gladde Bladen, byna Klootronde knik-A%*^{[* kende Bloemen en een gladde-n Kegelvormi» Jaariykfc, gen Stoel. Deeze Soort, uit Siberië afkomftig, was een Jaarlykfch Kruid , in de Upfalfche Akademie- Tuin fj) Helv. inchoat* I. 56. (15) Artemifta. FoL tiiplicato - pinjiatis utrinqtie glabrlft &c. IL Ups. 257. Art. Rad. annua viridis Fol. pinnatls &c. GmEL. Sib. II. 125. Abs. Triiiaceti folio odoratisfimum, Amm» Ruth. 142. T. 193. 23 fi, Abs. FoL tenui multi* üdo , Camphoram fpirans. Boebh. Lugdb, I. p. ntf. Oo % Ih Deel» X, Sfus, 5$o Samenteelige Kruiden. IV. Tuin onder de bloote Lugt huïsveftende, zegt A*xx£L' de Ridder , en van een flerken aangenaamen Hoofd Reuk, Het is onder den naam van Zeer wtl- stuk, rieiende Alfem , iwt Bladen van Reinevaren 9 0vr*/wf-door Amman, doch flegt , zo Linn/eus ^r>- getuigt , afgebeeld. Het bereikt 'er byna eens Mans langte , zo wel als in de Upfalfche Tuin voorgemeld , en komt op de Gebergten voor. In zyne Figuur is maar één der bovenfte Tak- jes vertoond , zo dat de onderften wel drie» voudig gevinde Bladen kunnen hebben. Ook verbeeldt zig Amman, dat twee Kruiden van dien aart , met Reinevaren - Bladen en Reuk, door Messerschmid in Siberië waargeno- men, de zelfde Soort zyn : doch deeze, een overblyvcnde Wortel hebbende, zyn tot de volgende Soort betrokken. Dit Jaarlykfe Kruid wordt door de Inwoo* ners van jenifea , zegt J. G. Gmelin, in Mede gekookt om 'er een aangenaamen Geur aan te geeven* Hy zegt dat de Wortel uit den witten geelachtig zy. Ik vind door S. G. Gme- LiN, in zyne Reistogt door Rusland, aangete- kend , dat de Artemifia annua aldaar gebruikt wordt om het Leder ce bereiden , welk men Saffiaan noemt. Dit Kruid , zegt hy, geeft een Verw Tfchagan genaamd , waar van vier Pond dienen om aan vyfentwintig Vellen een geele Kleur te geeven , als menze daar mede kookt. Voorts doet men daar een Pond fyn ge- ftooten Conchenilje by , en hier door krygt het df Syncenesia: 581 de roode Kleur : doch tot de Geele Saffiaan IV. wordt een andere geele Verw , Kuk genaamd , *F£xf U gebezigd. Honig en Zout komt in de bereiding Hoofd- van de Roode, doch van de Geele niet(f). «tuk. (16) Byvoet met dubbeld gevinde , van on- Ax^ljié deren Wollige, glanzige Bladen; de Vin- rAacett? nèn dwars, de Bloemtros/en eenvoudig. ^Sneva- icnbladigc. Niet alleen in Siberië, maar ook in Picmont5 zou de Groeiplaats van deeze Soort zyn , die door Gmelin afgebeeld is, met aanmerkely • ke Verfcheidenheden , welke in de meer of minder breedte der verdeelingen van de Bladen , de Tandjes of Vleugels aan de middelrib, de grysheid of groente en andere omftandigheden , die geen weezentlyk verfchil maakten , helton- den. Sommigen hadden een aangenaamen, an* deren byna geenen of een walgelyken Reuk, (17) Byvoet met famengejielde veeldeelige Bla- xvrr- dpn T^f'K* f-f) Zie deeze bereiding omfhndig in S G. Gmflins Rtize durch Rusland, Ann. 1768 - 177°- Petersk 1774. II. Th. p. 167. (16) Ammifui Fol. bipinnatis fubtus tomen tofis , nitidis &c. Abfinth» Radice perenni , Fol. pinnatis pinnatifidis &c. Gmel. 5»*. IT. p. 122. T. 58. Abs. Fol. Radicafibus mul- toties pinnatis &c. All. Pedem, 6, T. 2. f» i. C17) Artemifia Fol. compofitis multifidis &c. Mau Mei. %%6, GORT. Belg. 234* KRAM. Au/Ir* 244* Fl. Suec. 670. 735. GOUAN Mcnsp. 433. R. Lagih. 153. Abs* incanum FoU ?omp. &c Gmel. Sth II. p. 129. T. 63» Abfinthium Pon- O 0 3 ti- II. DEEL. X. STUK. \ 552 Samenteelige Krüiden. IV; den 3 en byna Kogelronde hangende Bh®? AFxx.RL# men* die den Stoel ruië hebben. Hoofd- stuk. Blykbaar verfchilt dit Kroid 9 dat men gewoon* Overtótöge]yk Alst of AifeM noemt, van de Fynbladige Peeiwyve* ^ Roomfche Alfem 5 hier voor befchreeven. De Italiaanen noemenze Asfenfo, de Spanjaar- den Asfenfiosy de Porcugeezen Aksna% de Fran- fchen Abfinthe ; alles naar 't Latynfch woord Abfinthium 9 dat van de Grieken overgenomen is. De EngeUchen heeten dit Kruid Wormwood% de Duitfchers Wermuth , dat op de eigenfchap ziet ; de Sweeden Maloert of Maleta* De Groeiplaats wordt gefteld door geheel Europa , op drooge Steenige plaatfen , en zy valt ook door geheel Siberië Oostwaards tot ia Amerika > zo Gmelin meldt-, die echter twy- feit of de zyne 3 door hem tot verbetering der oude Afbeeldingen in 't Koper gebragt, niet van de Gewoone Alfem verfchille. De Bloem trosjes, zegt hy 5 zyn aanmerkelyk grooter , de Reuk en Smaak een weinig aangenaamer en de Kleur der Bladen minder grys* Dit echter, ziet men ligt, kan tot een weezentlyk verfchil niets maa- ken. Zekercr is 't , dat de Alfem , gelyk veele an- ticum f. Romanum Officïn^rum & Dïoscoridis. C* B. Pin. ijs. Abfinthium. Cam. Epiu 452., Abs. latifoliuni. Don. JPempt. 23. Abs, vulgare Pontïcum Ruellii. Lob. Ic. 7Sz. fi. Abfoith. inGpidum, Abs. vulgari fimifc. C. B. Pin, l39m Bobru. ÏM-db. l. p» 126* Abs, inQdomm 5c infipïdum. Dos. Tempt. z6. Syncenesi a. 583 andere Kruiden , in Zuïdelyker Landen , ten IV* rninfte wat Europa betreft, geuriger en kragti- Af££eL* ger vallen; des ook die Alfem, welke omftreeks Eïoofd* Rome, of in Griekenlanden Klein Afie, groei- STUK' de, deswegen Pontifche genaamd, van de oudcfjplJ$?" Geneesheeren , om haare drooge, farnentrek- kende en dus meer verfterkende. hoedanigheid , den voorrang werdt toegekend* De Alfem , evenwel, die wild voorkomt in de middelde en Noordelyke deelen , is geenszins van bitterheid ontbloot; hoewel men op veele plaatfen, hier te lande, een Alfem vindt zonder Reukof Smaak. Boerhaave tekent die , zo wel als de bit- tere, benevens de Zee -Alfem en eene die La- vendelbladigis, als Inboorlingen aan* InSweeden wordt het Vleelch der Schaapen, die 'er van eeten, bitter, zegt Lï nn^eüs* Anderen heb- ben zulks van den Melk der Koeijen aangete- kend. Van een Rusfifch Leger waren veele Paarden, daardoor, in éénen Dag geftorven. Van ouds tot heden heeft men ongemeen hoog geloopen met de kragten van dit Kruid, dat zekerlyk een uitmuntend Maagmiddel is, en daar door verfcheide Kwaaien, die uit de kwaa* de gefteldheid of onwerkzaamheid der Chylberei- dende Werktuigen ontdaan, of voorkomen of geneezen kan. Hierom hebben fommigen het tegen het Voeteuvel , anderen tegen de Wa- terzugt , het Graveel en AAöopende Koortfen , zeer geroemd. In Galachtige Temperamenten , nogthans, zyn bittere Kruiden, die minder hit- Oo 4 zig* II, Deel. X. stuk. j34 Samenteelige KruideïC IV. zigheid hebben , beter. Tot Wormdooding ka& AFx^E1,het (trekken , cn bewaart het Bier voor zuur Hoofd- worden* Best is het ^ in Koostfen, op Wyn of stuk. Wyngeest gezet of met heet Water afgetrok- Vulwlve- ken h want door k°°^eB verliest het zyne kragu y> Men neemt doorgaans de Toppen of Bloem- knoppen , hoewel de Bladenhitterer zyn , maar de Wortels alleenlykKtuidevig en verwarmende. De Geest, dien men uit de Zaaden haalt ,is blaauw* de gedeftilJeerde Olie donker groen. Het Zomy door verbranding > wordt als het voornaarnfta der Loogzouten aangemerkt. xvïir. (18) Byvoet met Vindeeli ge -platte ^ ingefnee* Mzarif!* dene^ van onderen Wollige Bladen; enkel- cemeenc omzekromde Bloemtros j es ; de Blofmem Byvoet. *a 'J. lf1 . met vyf Straalblommetjes* Het Byvoet , een gemeen Onkruid dei Wegen- en Wildernisfen 5 zo in onze Provinciën als door geheel Europa , wordt hier voorgefteld* Hetzelve heeft grover Steelen en Bladen , doch gelykt anders, in Gewas, veel naar de Alfem. Het komt voor met witachtige of met roodach- ti- (18) Artemifia FoL pïnnaiifidis planis &c. MaX.Mei 3S4*. CORT. Belg. 23 5» Lugdb. 15 3. &c. dcc. Gmel. Sib. iU p» io3. Artemifia vulgaris major. C. B. Pin, 137. Artemifia vulgaris. J. B. Hift, lil. p. 184. Arterniiia Mater Hcibaruna# LOB. Ic. 764. fi. Artemifia latifolia. RuMrH. simb. V. p. 261. T. 91. f. 2. Artemifia Chinenfis cujus Molhigo Moxa dici- uw. I%uk. Pbyu T- IS* | SïNGENESlAJ 585 tige Stengen en Bloemen, welke laatfte in Me- IV, dicinaal gebruik is , zynde van ouds beroemd Af als een Stonden dry vend Middel , waar van het Hoofd- mooglyk den Griekfchennaam heeft,, naar eene TUK* Koninginne van Karie ; zynde oudtyds deswe^^™* gen zelfs Parthmis genoemd geweest , dat i$ up^ua" Maagdenkruid. De Franfchen volgen dien naam met Armoife of Artemife ; doch de Engelfchen noemen het Mugwon , de Duitfchers Beyfus<% of St. Johns Gurtel , dat is de Gordel van St. Jan. Het Kruid is fcherp en Kruiderig , geevende japanfche door Deftillatie, behalve een vlug Loogzout 3Moxa* gelyk de Alfem , een Smeerachtige Olie uit. Men heeft het nog tegen verfcheide Ongemak- ken aangepreezen. In Perfie kookt men van het Zaad eene Geley,dieinBlutskoortfenenkwaad- aartige Ziekten dienftig zou zyn. Maar wel het voornaamfte gebruik, dat men van dit Kruid, ook in China en Japan , riatuurlyk zo 't fchynt, voortkomende , maakt is , dat de Ingezetenen , aldaar, een Wolligheid daar van bereiden, ge- meenlyk bekend onder den naam van 'Moxa; waar van zekere Dotjes of Poppetjes door hun gebezigd worden om op de pynlyke plaats tc laaten branden , en dus de Menfehen, 't zy van Jigtige of Podagreuze Pynen,te verlosfen. Dit fchynt aldaar een Souverein Middel te zyn , $n daarom , buiten twyfel, zegt de Hoogleer- aar J* Bun mannüs 'er van. „ Dit is die „ edele Plant , waar uit het befaamde Moxa Oo 5 „ ge- iu Deel. Stuk.S j85 Samenteelige Kruideim IV. „ gemaakt wert , zo zeer in de Podagra ge* AFxxf L' » Poezen : " doch erkent tevens , dat de Af. Hoofd- beelding , welke Pluk e net daar van ge- «tuk. geven heeft , merkelyk van onze Europifche Vuiwyvf- By voet verfchüle. Rumphius niettemin *> zegt , dat het de zelfde zy , die men in Oostin- die ook wit en rood heeft, en Osbeck heeft onze gemeene Byvoèt onlangs in China gevon- den. Volgens den Batavifchen Doktor ten Rhyne , die zelf in Japan geweest is, zou dezelve aldaar het aüergemeenfte Kruid zyn, aan alle Wegen en Straaten groeijende : des ik my verwonder deeze Soort in cie aanzienlyke Verzameling van Japanfche Planten , door den Heer Tkunberg gemaakt , en my geworden 9 niet te vinden* Van de Moxa zelf heb ik een aanzienlyke veelheid bekomen. Men krygt die door de Steelen te kneuzen en tusfchen de Handen te wryven , werpende dan de Houtige Vezelen weg; omtrent gelyk by ons de Hennip ruuw bereid wordt j eer menze over den Hekel haalt. Voorts worden ook fomtyds in de Grond, by dit Kruid , drooge zwarte brokken gevon. den , die men voor gebrande Kolen of Houts* kolen neemt; doch welke flegts gedroogde Wor- telen zyn. D. Met enkelde Bladen. xtx# ( *S0 Byvoet met Lancetvormige van onderen Arttmlfia Wol* integrifoiïa* Geheel* fcfedig. (19) Anmifta FoL Lanceolatis fubttë toxnentofis Sccu Art* Fel. S * N G £ N £ S I A; 58? Wollige y onverdeelde en getande Bladen, IV. hebbende vyf Vrouwelyke Blommetjes* AFxx,*L" In Siberië komt deeze voor 3 die vol(h'ekt^u^D* naar het Gemeene Byvoet gelykt, doch door het Loof verfchilt , hebbende de bovenfte Bla/*^**- den doorgaans geheel 5 de onderften aan de tip getand of zelfs Vindeelig , gelyk Gmelin waargenomen heeft en afbeeldt. ( de Vrouwelyke Straalblommetjes drie in ge- „ tal: des komt zy de Zee - Alfem zeer naby, 3, fchoon het Loof daar van grootelyks ver- „ fchille," zegt de Ridder. Fol. planïs Lanceolato - Linearibus &c. Gmel. Sib* II. p. I09. T. 4*. f. I. (20) Artmifia Fol. CauUnis Lanceolatis integris &c. Abs. maritimutn Lavandulae folio. C, B, Pin, 139. AlORiS, III. S. 6. T. 1. f. j. Dü Ham. Arhr. I, T. f. Abfinth. gngiiftifoliuin. DOD. Tempt» z6* II. DEEL. X, STUKi 588 Samenteelice Kruiden; IV. (ai) Byvoet met Lancetvormige gladde effen» Afdeel, randige Bladen. Hoofd** stuk. zeer bekende Tuinkruid, dat men byons xxu Dragon, in Vrankryk EJiragon, in Engeland Érlluncu^ Tarragon noemt , en alom als een Toekruid over dragon ^e s^aa gebruikt 3 groeit natuurlyk in Siberië, zynde wel Reuk* 5 doch geenszins Smaakeloos. Het Volk aldaar kookt het in Moes of VJeefch- Pottagie. Het valt 'er met breederen Sappiger, of met fmaller en dunner Bladen. De eerfte of onderfle Bladen heeft het dikwils in drieën ge* deeld , gelyk ik in een Tak daar van , my uit Japan gezonden, waarneem, die volkomen met den door Gmelin afgebeelden ftrookt, De Bloempjes , welke zeer klein en rond zyn , hebben den Stoel naakt en bevatten zes Vrouwelyke , benevens twaalf tweeflagtige Blommetjes xxn. (22) Byvoet met enkelde Wollige JlompeLan^ ciüncefch. cetvormige Bladen ; de onderjlen Wïgvor* mig driekyvabbig* In (it) Ariemifta Fol. Lanceolatis glahiis integerrimis. H. Clijff. 405. Ups. 2$6. GMEL, Slfc II. p. 125. T. S9 & 60 ff 1. Abrotanum Lini folio acriori cd>rato. Toubnf. /«/?. 4*9. Dracunculus Hortenfïs. C. B. 98. Draco Heiba, DOD, Pempt. (*) Tozzet. App„ to6. (n) Arttmlfta Fol. fimplicibus tomentofis obtufis &<:♦ Ar- tem. Fol. Radic. a Cauünis diverfis. Gmel. Sik: 11. p. 127. T, 61. f. 1,2. Abfinth. Marit. Sifiarum Lavandute folio &c. PLUK. AmaUh. 3- T. 353. f. J. BURM, FL Ind. I77f Abs. Atborcscens» Lob» Ic, 75U S Y K O E N £ & t A.: 589 In China en op Java niet alleen , maar ook in 1VV Siberië groeit deeze Soort, die uit een dikken ^F$xfu Houtigen Wortel veele Stengen fchiet van een Hoofd* Elle lang , aan den top met Bloempjes als deSTüK* Alfem. Zy heeft een zwaaren Reuk en een zeer bitteren Kruiderigen Smaak. De Stoel is kaaL (23) Byvoet met enkelde Lierachtig uitgehoeh xxnr. te Bladen , hurkende Stengen en gejteelde jfadew* eenzaame Kogelronde Bloempjes tegen ^^ciitèh Bladen over. In Iodie aan de Ganges , zo wel als by Ma- drasf aan de Kust van Koromandel, groeit dee- ze byzondere Soort , die in Loof zeer van de anderen verfchilt, als hoekig uitgefneeden Bla- den hebbende en eenzaame Bloempjes, -naar die van Kamille gelykende , vry grooter dan in de gewoone Alfem , geel van Kleur* De Wyfjes rand - Blommetjes zyn driedeelig, met een dun- ner gegaffeld Styltje ; die van de Schyf twee. ilagtig met een enkelden Styl. (24) Byvoet met Wigvormige uitgegulpte Bla- xxiv. den, hurkende Stengetjes en ongefteelde - Oxelbloemen. In (zl) Ammlfia Foh fnvpl Lyrato - finuatis &c. Burm. Fl. Jnd. 177. Abfinth. Maderasp3tanum &c. PLUK. Amalth. 3, « T. 353» 3. Abs» minus odoramm Qangeticum. Plue. Alm* 7.é T. 1. f. z. Nelanipata. Hórt. Mal. X. p. 97* T. 49, (*4) Ammlfia Fol, Cundfaraibus icpandis &c. Sürm» Fl* Ini. p. 177. T. SS« ft 3. li. m%u x. STum, S AMENTEEtlGte KRÜIDEIfó IV* In Chiaa is deeze waargenomen , als een Zaay* ?A,5£BL- plant, gelyk de voorgaande , doch zeer klein * Hoofd, met gladde Bladen 5 de Bloemen beftaande uit 5Tuic. zes Gf zeven Blommetjes. De Hoogleeraar N* Buhma NKüs heeft 'er de Afbeelding van gegeven. Ik heb zodanig een Plantje uit Japan ontvangen, rykelyk een Handbreed hoog, dat volkomen met de bepaaling ftrookt. G n A p h,a l 1 um, Droogbloem» / Een naakte Stoel en een gepluimd Zaadkuif- je, maakt de voornaamfte Kenmerken van dit Geflagt , 9t welk doorgaans een rondachtigen rappigen Kelk heeft , beftaande uit holronde gekleurde Schubben. De Heefterige Soorten van hetzelve, tot ne- gentien in getal , door my reeds befchreeven *iT.t>. zynde*, gaa ik thans tot de Kruidigen over , brdzTüi ,onc*er we^en °°k met Goud- en Zilverkleurige «nz.Z* 5 lf Hoofdjes voorkomen, als volgt. *** Met Goudkleurige Hoofdjes. xx C20) Droogbloem met ongejleelde langwerpi- Jteelde enkelde Bloemen. GoudklCU- . De eerfte plaats geef ik hier aan een zeer F*.*. Ichoone (*o) QnéLphalium Fol. fesfilibus oblongis tomCJltofo • mar* guiatis, lloit fitsplicibus petiolatis. MikU Syétgenesia., spr fchoone Plant, in fraaihcil riet minder, dan IV, de Soort van dit Geflagt , bevoorens door my iF^ELi onder den naam van Uitmuntend Droogbloem in 3oqfe* Plaat gebragt (*)♦ De H er Thunberg^o™» vermaard door zyneKruidleezingenaan deKaap^J^jf en in Oostindie, dit Exemplaar by my ziende, verzekerde my , dat het een Kruidig Gewas zy, 'c welk zyn Ed., het aan de Kaap vindende, wegens de fchoonheid van Kleur s Aureum ge- noemd hadt ; dewyl de meefte anderen meer naar 't Cicroengeele trekken» Ik heb het der- halve hier, in Fig. 3, op Plaat LX VII, met de Bloemen in de Natuurlyke grootte voorge- fteld; waar uit men van de fraaiheid kan oor- deelen. De Steng is geheel Wollig, zo wel als de kanten der Bladen, die voor % overige, we- derzyds, graauwachtigen eenigszias ruuwfchy- nen te zyn» De figuur der Bladen zou men Tong» achtig kunnen heeten. Zo veel ik zien kan , omvatten zy de Steng niet volkomen , die aan 't end drie Bloemen heeft , ieder op een by- zonderen Steel , met Kelken van eenigszins pun- tige Schubben ; *t welk ze meer naar een Xe- ranthemum zou doen gelyken , indien niet het Pluis der Zaaden en de Geftalte de Plant betrok tot dit Geflagt. Een Vrouwelyk Blommetje van den Omtrek is , om zulks aan te toonen , by c, door *t Mikroskoop afgetekend , zynde zesmaal ia (*) zie li. D. vr. Stuk, van deszs N*h t*ft9rk%btetem 12* Pt. XXX. Fig. 2* IV. in langte en dus meer dan tweehondefdmaal AfxxEL 'Lighaamelyk vergroot. De Vergroot ing van 'c Hoofd* end van een der Pluishaairtjes by d, is onge- stüjc* jyk fterker , ten minfte twaalfmaal in langte ; om de zoncfcrlinge gepluimdheid aan te toonen. xxi. (fii) Droogbloem, dat Kruidig is , met on- u^cyfa- gcjleelde langwerpige Wollige Bladen , en ^iiSóc ongelyke Tros/en, van gladde Cylindrifche ïuig^ ongejleelde Kelken. xxu. ($2) Droogbloem dat byna Kruidig- is . met Oriëntale. -» ♦ » ? t 1 n i , r>, oofterfch. jAmaal Lancetvormige ongejleelde Bla* den , een famengeftelde Tros , en verlangde Bloemfteeltjes. Deeze beiden komen in Afrika , aan de Kaap der Goede Hope , voor* De eerfte heeft hoog- roode, de andere hoog-geele Bloemen, die in beiden niet zeer digt getrost zyn : en de Bla- den zyn in beiden Wollig grys. Het Oofterfche valt ook in Arabie, alwaar Fokskaohl vier Verfcheidenheden van hetzelve , eene met wit- te en twee met Afchgraauwe Kelken , waarnam. De Bladen waren , in deeze laatften,of Liniaal of (21) Gnaphatium Herb. Fol. fesflïibus oblongis tomentons &c. Am. AcaL VI. Afu 58. Gnaph. JÊthiop. minus B.amo- f»rcw Pluk Pbyu T. 298. f. 4* (zz) Gnaphalium üib • Hcrbaceum &c. Gnaph. Fol. con« fertis angufto - Lanceolatis* IL Cltfl 402. Ups. 256. Eif- chryfum Oriëntale» C. tf* Fin. Produ COMM* Um% IU p. 109. T. 55. S ï N C E N E 8 I It topa » komt deeze voor 3 welke het zal zyn , *• daar Haller van fpreekt, wanneer hy zegt % de Staechas citrina^ op de Zand velden in Duitfch» land zo gemeen , is nog niet in Switzerland gevonden. G o u a n maakt -ook van deeze Breedhladige geen gewag $ maar in Duitfchland komt zy zo veel voor , dat menze Duüfche ge- noemd vindt* Zy groeit door geheel Sibe- rië op opene Velden, volgens Gmelin, die 'er dus van fpreekt. De hoogte fpeelt tusfehen een half Voet & en een Elle. In de hoogere Plant is de Tros st zeer groot en zeer Takkig 5 in de laagere n meer famenget rokken en zó digt , dat men M de Takjes niet dan met oplettendheid kan 3, zien. De Kelken hebben eene Goudkleur , doch ^ vallen fomtyds ook bleek Citroengeel*" Voorts X1*) 'Gnnfnalium tLcib* FoU lanceölatis &c. Nat. Med« S^9* FU Snee* 674. , 738. KRAM* Aujlr. H5- Gmel. Sib4 II. p. 107. Elichryfam f. Stcechas citrina Iatifblïa. C« Tin* 11*4. Stoech. CittfAa Getm. latiore folio, J. B. HifiAlh p. 153. pp K ***** X; $TU&* 594 Samenteelige Kruiden* IV. Voorts verfiert dit Kruid , welks welriekende AFxxfU fil°emeD 'm de Apotheeken onder den voorge- Hoofd- melden naam* als tegen de Jicht dienftig, be- stuk. £eDci ftaan^ met dezelven de Zandige Vlakten *rt7twfvf-in de Zuidelyke deelen van «S weeden , zodanig, dat men hetzelve *er Hedenblomjter noemt. Het is ook in verfcheide Streeken aan den Ryn , tusfchen Spiers en Worms, gemeen, wordende deswegen genoemd Rynhloemen , en Motten* kruid, om dat het tegen d^ Motten diem, als ook in 't Hoogduitfch Jungling en Immerfchon > dewyl het niet verwelkt , behoudende de Bloe- men , gelyk alle anderen van dit Geflagt, ge- droogd en bewaard wordende; veele Jaaren haa- re fchoonheid en Goudkleurigen glans ; wes- halve de Frarfchen het Immortelle telen ; doch alle die naamen heeft het met de Smalbladige, * 7ie voor befchreeven, gemeen*, vi. stuk, ^jen heeft van hetzelve , dat te verwonde- ren is , nog geene goede Afbeelding* Die van Tabernemont, door Tournefort aangehaald , genaamd Amaranthus luteus pri- mus , deugt zo min als die van Bauhinus. Het onderfcheidt zig van de voorgaande elfde Soort 9 door de breedte der Bladen, en van de volgende agtentwintigfte, doordien de onder- fte Bladen Homp zyn, de bovenften puntig j gelyk my uit een Exemplaar daar van ^ door den Heer Th ü nbë r g in Japan gevonden, blyku Hetzelve heeft ongevaar een half Voet hoogte en is voor 't overige zodanige als men het in S YNGENBSIA $0$ Fig i y op Pl. LX VIII. hier nevens * afge- IV.' beeld vindt (*). Afdeel: f (24) Droogbloem, da£ Kruidig is, metLan-^j^J** cetvormige Bladen , verdeelde Bloem* xxiv. taiZ; & van onderen Takkte. Gnapha* (25) Droogbloem, dat Kruidig is, met Lan* Vuurfg, cetvormige Wollige Bladen , omgeboogene j^J* Kelkfchubben en eene Takkige Steng. tam. Schubbig;. (26) Droogbloem , da£ Kruidig is, met Lan- xxvi. cetvormige drieribbige Bladen 5 öfe va» Z?o- ven glad zyn ; Bloemtros aan 't endy de Steng van onderen Takkig. (27) Droogbloem 5 dat Kruidig is, met Lan* xxvir. cetvormige drieribbige kaak Netswys* gea* derde Bladen. Kaalbladig* Dee- | (*) Tlantas veteres , quamm notitia imperfe&a et dubia t quamvis fïnc vulgaies , minusque fpeciofic , cxplicare qni in» ftituunc , tam mihi vidcntur opeis pretiuai facere , quam qui peregtinas novas i utcamque fpeciofas , describunt. Dill. Eltb. II. p. 34-7* (24) Gnapbalium Hcrb. Fol. Lanceolatis &c. H. CliJJ^W% Elichr. Afr. Dill. 127. T. 107. f. 127* (25) Gnapbalium Herb. Fol. Lanceolatis tomentofis &c. Cnaph. incanum anguftifolium. Burm. Afr* zzó. T, 8<>.f. Gnaph. Paniculatum. BERG, Cap. 256+ (26) Gnapbalium Hecb. Fol. Lanceolatïs trinerviis Ötc. H. Cliff, 401. Elichrys. Afric. &c. Dill* 1:8. T. 107. f 128. Berg. Cap. 252. ElichryC jfcthiop. numerofis et angus- tis foliis. Pluk. T. 279. f. 1. (27 j Gnapbalium Herb, FoU fesfxlibus &c, Chryfocoma Pp % #thiop, lh DKEJLi x* stuk, t f^i Samenteeligb Krüideit; IV. Deeze vier Kaapfe zyn Planten y die meet AFxx?L °^ min naar ^e Smalbladige Rynbloemen gely- Hoofd- ken, groeijende de eerfte en laatfte ongevaar STUK# . een Voet of anderhalf, de derde een Elleboog, ^ïwyve* Van deeze drie weet men , dat zy overbly ven- w de Kruiden zyn , met Houtige Stengen. De tweede maakt een fyn verdeeld Takkig Kruid * welk de Blaadjes aan beide zyden Wollig heeft , de derde aan ééne zyde , de vierde geheel kaal en naar die van Weegbree gely kende, 't welk zeer byzonder is in dit Gefbgt.1 xxvin* (&8) Droogbloem , dat Kruidig is 9 met half Uunfauo- omvattende , Degenvormige y uitgegulpte üibum. Jtompe , wederzyds ruigachtige Bladen en gceuek* gekropte Bloemen. Deeze Soort groeit niec alleen in de Zuide- lyke deelen , maar ook in de middeldeelen van Europa, als mede in onze Nederlanden. Men vindtze , tusfchen Katwyk en Noord wyk, en elders in de Duinen van Holland. In Overys- fel en Vriesland komt zy ook voor (*> In Swio iEthiop. Plamaginis folio. Bheyn Cent. T. 71. Berg* Cap* z+7+ Elichryf. Quinquenervii folio. Fet. Gaz. T. 82. f. 1. (a8J Gnapbalium Herb. Fol. femi - amplexicaulibus En(ï» formibus Sec R. Lugdb. 149. GoUAN Mcnsp* 43$. Gort. Belg. 236. Gnaph. majus lato oblongo folio. C. li. Pin.zói* PLUK. Alm. 171. T. 31. f* 6. Gnaph. ad Stoech. citrinara accedens. ]. B. Hifi. Ilï. p. 160. Elichr. fylv. latifol. Capfc conglobatis» C. B. Pin. 254. In de Flora Belgica door ROSENTH4LL , Am. Acask VI. p« 6ï> vind ik ze, (Jat zonderling is4 aict opgenoemd S?NGENBSIA# 59? Switzerland is deeze Soort gemeen 3 die zeer IV. zagte Wollige Bladen beeft, en Stenget jes , welke Af^L% als metVilt overtoogen zyn.Takkige Bloemkroon- Hoofd»; tjes draagt zy op den top der Stengen , wier Kel-STÜK# ken uit groene Schubben beflaan, met Züvc- JJgJJ ren randjes en geele Blommetjes, dat de Bloe- men bleek geel maakt. Die zelfde Kleur hadt Gmelin in het Zandige Droogbloem waar* genomen èn 't verwondert my, dat men nieÊ gedagt hebbe, of het ookeene Verfcheidenheid daar van zou kunnen zyn. (29) Droogbloem dat Kruidig is> met Spa- xxix. telvormige > byna omvattende , van onderen Wollige Bladen , de Kelkfchubben fpits- d***t*n» achtig. fteei%5 Dit Kaapfe voert dien naam wegens de lange Bloemfteelen , met zeer fmalle Blaadjes , aan 't end een digt Kroontje hebbende van geele (pits gefchubde Bloempjes. De Steng is anderhalf Voet hoog , zig met lange Takjes uitfprei- dende, ($q) Droogbloem dat Kruidig is , met afioo* 0£**:sfi p £11- mum. Zeer wel* f29) Gr.aphalium Herb. Fol* Spathulatïs iubamplexicauli-. rie^end» bus &c. Mant. 284. (30J Cnaphalium Herb* Fol. decurrentibus mncronatis utrinque tomentofis planis. Eliehryfum Fol. Linearibus de- currentibus &c. Mill. &ï3. T. 131. f| 2, Elichr. latiföJiuro vil" Pp 3 ïï. Deel.. x# Stus, 59§ Samenteelige Kruiden* IV- Afdeel* XX. pende gefpitfie wederzyds Wollige platte Bladen. stuk; Deeze zeer welriekende Soort, welke Plu- o vertèlVtge kk n et niet wist van waar zy afkomftig was , y-eHwyve hebbende dezelve in een Tuin by Londen zien bloeijen , fchynt ook een Kaapfe te zyn , alzo het Goudkleurig rosfe Droogbloem van Ber- giüs daar mede ftrookt. De Bladen zyn ge- heel afloopende zegt L i n n m u s , dat ik niet verftaa. Afroepende Bladen zyn, wier Voet zig Jangs de Steng naar beneden uitftrekt, gelyk in fommige Doornen en Diftelen en andere Plan- ten (*)• Maar hoe de Bladen feenemaal aftoo* pende kunnen zyn (f) 3 begfyp ik te minder, alzo Bergiüs van dezelven alleenlyk zegt, dat zy Liniaal - Wigvormig ftomp , aan den Voet fmaller, ongefleeld zyn, de Steng omvattende, van boven zeer fyn gerimpeld , van onderen Wollig , een Duim lang , menigvuldig, Hy betrekt daar toe het Jfrikaanfche Wollige Eli* chryfum van Vaillant, met yl geplaatfte Lavendelbladen , en Goudkleurige gekropte Bloe- men (4v). Volgens Bergiüs is het Bloern- Villofum aiato Caule , odorattsfimum. Pluk* Alm. 134- T. 173 • 6. Gnaphalium Aureo- fulvutm Berg* Cap. as7* (*) Philos* Bot. p* 49. f. 95. ' (|; Folia totaliter decunentia. Syfl, Nat. Ve%. XIIT* p. £22. (4.) Helichryfum Afric, tomen tofum , Lav3ndute foliis ra- jioribus, Flor. Atxreis glomeratis* Vaijll. Mem, Ï719. p« }so% mini 386. kroontje kroontje half Klootrond , beftaande uit geknot- IV. te Goudkleurige Kelken , de Blommetjes uitA™**t#' den rosfen (*). Het aangehaalde, dat Miu er ^oofb* afbeeldt, heeft de Bladen van onderen grys en*TÜK:a getuilde Bloemen. **** Met Zilverkleurige Hoofdjes* {31) Droogbloem dat Kruidig is, met afloo- ÖXI.^_ pende Lancetvormige Wollige platte Bla* lium San* den , die met een kaal puntje getipt zyn. ^oediood^ Dit Syrifche Gnaphalium, dat niet alleen in Paleilina maar ook in Egypte groeijen zou, is Takkig met breede Bladen , en heeft de Bloe- men donker. rood of paarfchachtig. Men wil dat het de Baccharis der Ouden zyn zou. Rau- wolf heeft het in de fchuinte der Bergen Li« banon en Karmel waargenomen. (32) Droogbloem f dat Kruidig is met effen- xxxrr, Fcctidun randige fpitfe van onderen Wollige Bla Fa!tidum* den, die de Takkige Steng omvatten. (33) (*) Calycibus truncsrls Aureis , Corollis fulvis. (31) Cnapballum Hecb. Fol. decurrentibus Lanceolati? &c. Gnaph. ./Sgyptiacum latiore folio dcc. Pluk. Mant. 9U Gron. Oriënt, *6i. Gnaph. Syriacum. Barr. Ie, 34. Chry* focoma Syr. JFlore atro - rubente, Breïn Cent. 14$, Baccha- ris Dioscoridis» RAUW. It* T. p. 285. (32) Cnapballum Herb. Pol. amplexicaultbus intcgerrirais &c. K. Cliffl 402. Ups. 256. Gnaph. Afr. latifolium foeti- ckim , Ca?. Argenteo. Co mm. Hort. 11. p. :u. T. 56. Volck. Norimb* p. 154, Ccnyza Afr. grav^olens. Pluk, T» Ml* f- 1. PP4 II. Deel, x* Stuk; <5©o Samenteëltge Kruiden CS3) Droogbloem , dat Kruidig is , met deels- afloopende Lancetvormige gegolfde /pitje? van onderen Wollige Bladen en Takkige- Stengen. (34J Droogbloem , dat Kruidig is , met af- loopende Spatelvormige Wollige Bladen ; de- Kelken zeer [lomp en met Plooijer* gegolfd , van onderen Wollig» C3J0 Droogbloem , dab Kruidig z>5 met bynck omvattende 5 Lancetvormige Bladen , fa* mengeflelde Bloemtuilen r de Kelkfchubben e.enigermaate geplooid* (36) Droogbloem , dat Kruidig is 9 met' on- gejieelde Tongachtige Wollige Bladen, de binnenfle Kelkfchubben Elsvormig omge* kromd. (37) Droogbloem dat Kruidig is , met onge* fieelde Lancetvormige Pluizige Bladen % en (3 >) Gnapbalium Herb* Fol. fubdecimentibus &c. H. Cliff. 40*. Eltchr. graveolens acutifolium , Caule alato. Dill. Elth* 130. T. V>%> f. 130. (34) Gnapbalium Hetb. Fol. amplexicaulibus Spatulatis Sec, ÏLU.K. Fhpn T. i?8. f. 3. (3$) G«apkalium Herb* Fol. fubarnplexicaulibus &c. Gnsph, Afnc. Flor, minimis albicantibus. Volck. Nor. T. p. 194. (36) Gnnphalium Herb. Fol. fesflübus Lin^ulatis Sec. GnapKt Fol. oblongis &c. R. Lugdb. 150. Gnap'.i. lat, folio udEthio* picum. Pluk. T. 323. F# 1- (37) Gnapbalium Herb. Fol. fesfilibus Lnnc. Villofis &c Gnaplu tamentolum Fol. uuduiatis , Flore fpeciofo. BUKM* ^r/r* 255. T. 80» f. (« Afdeel* pi. HüOFX)^ STU£« xxxirï. Gnapba- lium Undu~ lat urn* Gegolfd* XXXIV. Crupum. Gekruld. XXXV. Jïelianthc- vnife,lium. Geplooid» xxxvi. SquarrQ' Jum. happig*! XXXVII. StelUtum. S'YNGEN'ESIA* ÖOr en fpitfe Kelken , die van buiten rood' IV; achtig zyn. Afdeel; xx» Alle deeze zyn Kaapfe Gnaphaiiums , vraar]!J^D%' van het eerfte door zynen Stank uitmunt , cn door Poiygnm^ de breedte zyner Bladen : het tweede ook wel>/**/^ zwaar van Reuk is, doch zo niet ftinkt en (mal- ler Bladen heeft. Deeze beiden zyn Jaarlykfe, de twee volgende overblyvende Kruiden. Het Gekrulde > wegens de Kelkjes dus genaamd, heeft Spatel vormige ; het Geplooide byna de Steng omvattende ,• het Rappige ongedeelde Tong- achtige Bladen , die , gelyk in alle de anderen , Wollig zyn. De Bloemen zyn in het eerfte o£ Zilver- of Goudkleurig; in alle de anderen Wol« lig zyn. De Bloemen zyn in het eerfte Zil- ver- of Goudkleurig, in alle de anderen wk« . achtig en in het Rappige zeer klein. Dit heeft de Stengetjes naauwlyks een Voet hoog. Het laatfte wordt Gejternd gebynaamd, om dat de Kelken zig na 't bloeijen aanftonds uitfpreiden en dan een Sterswyze vertooning maaken , zyn* de van binnen paarfch met witte tippen. xxxvm (38) Droogbloem, dat Kruidig is , met Lan- :Gnapba* cetvormige Bladen, de Steng Wollig ge-fifTüumT pluimd, en Kegelachtige gekropte end^Bloe^?bl^ men. C39) * (38) Gnapbaiïum Herb. Fol. Lanceoktis Caule tomentofo &c» GRON. Virg. II. p< i2t. Elfchryf. obtufifolium. Dill* Elth. 130- T* 108. f. 131- Helichr. Chryfocoma Gnaphalci* des annua Virg, MORIS. III. S* 7.T. 10. f, jp, Pp ƒ II. deel. X. Stuk. 6&2 Samenïeelige Kruiden^ IV* (39) Droogbloem, dat Kruidig is, met Li- Afxx.EL# niaal Lmcetvormi£e gefpitfte Bladen over- Hoofd- hoeks ; de Steng van boven Takkig , met stuk. Bloemtuilen getopt. XXKIX. V^mAMar^ f4°) droogbloem, met hurkende Rankjes; gantaceum* geheel enkelde Stengetjes; de IVortelbladen Paarlach- ^ j tJg. Eyrond en zeer groot. XL* pi»ntagi- Deeze drie Soorten zyn in Noord - Amerika weegbree, gevonden. De eerfte maakt een Jaarlyks Gewas bladig, U1C^ dat jn virginie en Penfylvanie groeit, heb- bende de Bladen en Bloemen bleekgeel , met eenen Harftigen Reuk. Dat D 1 lleniüs dezelven Stompbladig noemt, is minder te ver- wonderen , dan dat de Ridder hem hier in na- grv igd hebbe ; want verfcheide andere Soorten hebben veel ftomper Bladen. De tweede komt ook in Kamtfchatka voor, en zal Paarlachtig genoemd zyn , wegens de rondheid en Kleur der Bloemen, die de Steng Pluimswys' kroo- nen f met haare Tuiltjes. Deeze zelfde Soort valt ook aan de Oevers der Rivieren in Enge- land , en in Switzerland , volgens den Heer H aller , die de Steng deedt uitloopen ineen Melk- {39) Gnaphallum Herb. Fol. Lineari - Lanceolatis &e H. Cliff- 4*1. Ups. 255* Gmel. Sib. II. p, 107- Gnaph. latifol* Americanum C, B. Piu. 263. CLUS. Pann. p. 496. J. tt. Hifi. Hl P- 162. (40) Cncphallum Sarmentis procumbentlbus Sec Grok. Viti* 11 p. 121* Gnaph» Plantagïnïs folio Virginianum. PLUK» Alm. 171. T. 348. & s>. SYNGENESIA* <503 Melkwit Kroontje , doch thans dezelve flegts JM1 Kroontjes -Bloemen geeft (*J. De Sceng was x*. eerst by hem drie of vier Voeten, thans ruim1*00™* twee Voeten lang. De Bladen zyn lang en fmal , . zeer fpits, van boven groen, van onderen gvys/uperjïua. en Wollig , zo wel als de Stengen of Bloem- fteelen , gelyk Cl usius reeds opgemerkt heeft , wien f nu byna twee Eeuwen geleeden , in \ jaar 1580 naamelyk,deeze Plant, uit Ame- rika overgebragt , door een voornaam Heer van Londen toegezonden werdu Het is federt Ame- rikaanfeh Gnaphalium genoemd , doch waar vindt men 't wel afgebeeld (f )♦ Dit Kruid groeit , zo de Heer Kalm be- vondt , in ontzaglyke menigte op alle onge- bouwde Velden , Bofchweiden, Heuvels enz. omftreeks Philadelphia in Penfylvanie. De hoog- te verfchilde naar den Grond , fomtyds was hec weinig, fomtyds zeer Takkig, doch hadt, in 'c algemeen , een fterken aangenaamen Reuk. De Engelfchen noemden het Life everlajling , dat by- (*) Gnaph. Caule fnpremo Raniofo, UmbelUt La&ea ter- nunato* Hklv. Enum. p. 699- Filago Fol. Lsnceolatis, vi~ tidibus fubtus tomentoüs , flor. Umbetlatis» Helvm inzhoat* I. p 64. (t) De Afbeelding; zeker , by Weinmann, Plaat 549 9 is zeer liegt, die by J BAUHixus weinig beter H aller haak HïLL T. 103 aan, onderden mam van Everlafóng Cudiveed 9 en Petiver T. is, onder dien van .American livehng. Men kan het levendig hier in de Fublike Kruidtuinen vinden. Zie R. Lugdb* p. 149. N. 10. II. ÜEELf X* STDX.s <5o4 Samentëelioe Kruiden IV. byna met het Franfch Immortelle of ons Zeven* **xxEI Jaars ' Bt°emen ftrookt. De Dames maakten Hoofd- daar Ruikers van y die zy zo wel groen als droog stuk. jn $e Vertrekken plaatften , om dezelven door r«Aw^de fchoone Zilverkleur der Bloemen 3 en door r> den lieffelyken Reuk, te verfieren (*> Wat het laatfte van de drie 5 dat Weegbree* achtig is genoemd , aangaat 5 dit gelykt veel naar hetzelve , en naar het volgende, doch de Wortelbladen zyn ovaal of rondachtig, byna als die van Hoefblad 3 van onderen Wollig en zagt, van boven hard, gerimpeld en Roeftkleu- rig. Het komt in Virginie voor en wordt 'er van de Engelfchen White Plantam, dat is Wit- te Weegbree, geheten. xlt. (41) Droogbloem met hurkende Rankjes , ge* limiet"* heelenkelde Stengetjes, een enkelde Bloem* eum* tros en verdeelde Bladen* Twee- liuizig. Op drooge Velden in Europa , door geheel Rusland en Siberië, als ook op de Eilanden in de Groote Zuidzee , tusfchen Ma en Noord- Amerika , is deeze Soort zeer gemeen* Men vindtze (*) KALM. hin* II. p. 2*7, 277. (41) Gnapbalium Sarm. prccumb. Caule fimplicïtümo &c, $lat+ Aled. 38S. GORT. Belg. zi6* KRAM» Aujïr. 245. FL Suee. 672, 736. GoUAN Monsp. 434* R. Lugdb. 147. GMEL* $ib. V. p. 105.» Mas, Gnaphal. Mont. Flore rotundiore. C. U. Pin. i6i. Fcemina, Gnaph. Mont. longiore Folio ct Flo- re. C. B. Pin. 263. Utr*4uef PilofeJla minor* DODt Ptwpu 6%. LOB. U% 48 3» gYNGENESlA. 00$ vindtze ook in onze Nederlanden , op Heijen IV* en Duinachtige Heuvelen, zelfs by Utrecht AF^U en Haarlem, overvloedig. De naam, dien menHooFo- 'er aan geeft , is wegens de ruigte Katlepoot ,stuk. in *t Franfch Pied de Chat, in 'i Eègelfqh Cad- pr°h?"»»* weed of Cottonweed> irt 't Hoogduitfch Wie/en- Wol , om dat het zig als Wol over de Velden uitfpreidt: doch zulks past op de Gmphaliums in 9i algemeen , welke naam in 't Griekfch ook daar van afkomflig zou zyn» Het wordt, wegens de Bladen , naar die van 't Muizen - Oor ge- lykende , in 't Latyn Pilofella geheten. Men onderfcheïdt het, door den bynaarn Klein , van het andere hier voor befchreeven , dat echter ook maar klein is en tot het Havikskruid be- hoort *. De Bloemen , die het paarfch , Roo- * zfe ^ekleurig , wit of bont heeft , zyn onder de blada* Geneesmiddelen geteld geweest. Tegen Zin- kingen op de Borst en de Hoest der Kinderen . is de Syroop aangepreezen. Zy zyn van eene opdroogende en famentrekkende hoedanigheid. De Rusfen achten dit Kruid, uit* en inwendig, • tot Pynftilling dienftig» Van dit Gewas , dat Plaggen maakt van Rank- jes en Bladeren , die kleine opftaande Bloem* Heekjes uitgeeven , komen Plantjes voor , wel-» ke alleen Mannelyke Bloemen hebben, ronder zynde en fraaijer van Kleur , en met enkel Vrouwelyke Bloemen , fletfer en langwerpiger* Dus zyn de Bladen van de eeriten ook ronder en van delaatften langer. Dit heeft alom plaats Us X, SVUR* 6o6 Samen ieeligE Kruiden; 3V. XX. Hoofd- stuk» XLIT. Gnapha- lium 4ipi~ num. Alpifch. XLÏII. Indkum. Indiicht XLXV. ' • Purpu- reum. Paarfch. in deeze Soort , die daarom den naam van Twee- hiiizig voerr. (42) Droogbloem met hurkende Rankjes 0 geheel enkelde Stengetjes , ongebladerde Hoofdjes en langwerpige Bloemen. Op de Laplandfche en Sweedfche Gebergten valt deeze , die naar de voorgaande veel ge» lykt, en van welke de Ridder nog geen andere dan Vrouwelyke Blommetjes waargenomen hadu Of het de zelfde zy , welke op de Switzerfche Alpen is waargenomen , wordt door den Heer Haller , die 'er aan den rand Vrouwelyke, doch in 't midden Tweeflagrige Blommetjes in hadt gevonden, getwyfeld* (4.3^ Droogbloem, dat Kruidig is , met Lan<* cetvormige Bladen , een zeer Takkige ver- fpreide Steng , ongelyke Bloemtuilen 3 de Kelken van binnen gekleurd. (44) Droogbloem, dat Kruidig is9 met kaalt Lancetvormige Bladen , een cpjtaande ge- heel enkelde Steng ; de Bloemen geaaird , zydelings% ongejleeld. De (42) Gnaphalium Sarm. procumb. Caule SimpU &c. Flm Lapp. Suec. Oed* Dan. 332. Gnaph* latiore folio &c» HALL» llelv. 70 u Gnaph. Alpinum minus. C. B. Pin. 264. (43) Gnaphalium Herbaceutn FoU Lanceolatis &c. FLZeyU 307. Gnaph. latiore folio minus Ramolum &c, Pjluk. Alm. 17a. T, 187. f. 5? (44) Gnaphalium Herb. Fol. Lanceolatis nudis &c. R* Luidb. 148. Gron. Virg. in. Elichr. Spicatum obtuüfolivlni &c, Dill, Elth< 13 U Tt 109. f# 132, I SYNOENESIA. 60? De eerfte van deeze twee valt aan de Kaap 9 IV; als ook in Indie; de andere in Noord - Amerika. A^EL* Deeze heeft kleine Purperkleurige ghrzige 9Foopd- Hoofdjes en eenen Harftigen Reuk* De Bladen STUB:« zyn met eene witte Wolligheid bekleed. ***** Wankleurige. (4jJ Droogbloem met een Kruidige geheel en- xlv. helde opgeregte Stengen verfpreide Bloemen jiums^va- ticum (46) Droogbloem met een Kruidige enkeldeUo*fchl%* hurkende Steng en verfpreide Bloemen. Leggend, (47) Droogbloem met een Kruidige Takki- xlvii. ge verfpreide Stengen getropte end- Bloemen* ^f™0* Modderig; Deeze drie Soorten gelyken veel naar mak kander. De eerfte en laatfte is door geheel Si- berie zeer gemeen , zo oojc in Rusland en Swee* den» (40 Gnaphalium Caule Herb. iïmplicisfimo ere&o , Flor^ fparfïs. Gort b*is. <>i/4 Kram. Auftr. 246. Fl. Suec R. Lugdb. dcc. Gmf.l. Sib* II. p. 10S. Gmph. majus angufto oblongo foiio alterutn. C. B* /V* 263. Gnaph. return. J# B« & J#/?. III. p. i5o. Elichryfum fpicatum. Tournf. /»/?. 453. (^6) Gnaphalium Caul. Herb. Iimplici />rocumb» Flor. fpac- fis. Syft. Nat. XII. Tom. 3* p. 234. Gnaph. fupin» JLavan» dulx folio. BOCC. Mus. 107. T. 85* SCHEUCHz. II« p. 134. (47J G*ipha!ium Canle Herb. Ramofo dirTufo &c. Gor?« Belg. 237. F/, Z,/>. H. CUff. R. £ög<#. 142, GMEL* II. 105, Gnaph. longifol. humile Ramofutn Capit, &i« gtls. Raj* Hifi. 295. m^p. iW Ui DEEU Xt STÜS* / &J% Samenteelige Krüïdbk, ÏVi den. Zelfs vindt menze op Ysland. In StfïO Afxx!L# zerland komt, behalve die, ook he^ middelfte Hoofd- voor , dat naar het eerfte zeer gelykt , maar stuk. het bloeijend Stengetje zelfs leggend of neer- Schurkend heeft. Hier in verfchilt het zeer van r> de anderen. Het Bosfchige valt ook in onze Nederlanden > zo wel lals het Iaatfte , dat men meest vindt op vogtige modderige plaatfen, ia Celderland , Overysfel , Vriesland, enz. Dit wordt Klein Keur' of Roerkrüid, in 't Neder- duitfch , genoemd en heeft de Bloem hoofdjes byna zwart; zynde het eerfte, dat de Kelken groen* achtig heeft , onder den naam van Rfmrkraut in Duitfchland bekend : misfchien om dat het , door zyne famentrekkende hoedanigheid , alle deeze Kruiden gemeen , geacht werdt tegen dan Buikloop te dienen» XLVin. )(4*0 Droogbloem met- een verfpreide Kruidige I^gL? Steng; de binnenfie Kelkfchubben Elsvor- weiatum* mig kaal ; de Bladen ten halve de Steng bioKem£. omvattende. Dit Kaapfche Gnaphalium gelykt zeer naar het laatstgemelde , maar heeft de Bladen Spa- telvormig en zeer ruig; de Hoofdjes gebladerd en de Takjes hooger dan de Steng. De bin- nenfte Kelkfchubben zyn Roestkleurig, krom. Dus C48; Gnaphalium Caule Herb. diffufo , Cal. fquamis in* mior/bus Subulatis nudis, rol% fub • aropteaicauUbu*, Berg, tfïNuEKEsiA. (Jpp Dus ziet men dat van dit Geflapt maar wei- Vti nige Soorten in Europa voorkomen en geenen^^'1* in de Westind^ën , naauwlyks eenigcn in Ara- Hoofd* bie. doch vry veclen in Noord - Amerika en ijT™** Siberië* Het fchynt derhalve meest de koude /upsrfiZT' en gemaatigde Lugtftreeken te beminnen ;gelyk men ook weinig Haairige Dieren in de heete Klimaaten aantreft* 't Is even of de Natuur de Bladen en Stengen, door bet digte Dons, dat dezelven bekleedt s voor den Vorst had willen belchuttep , of voor den guuren Wind* Aan de Kaap der Goede Hope , alwaar die dikwijs re- geert, is het algemeene Vaderland deezer Plan- ten, daar men reeds vyfendertig Soorten van dezelven geteld heeft* Het volgende Geflagt,dat men Xeranthemum noemt, is ook meest aan den Zuidhoek vaa Afrika bepaald* Ik neb alle de Soorten van het- zelve , die door den Ridder opgegeven zyn ^ befchreeven , en eehigen van de fraaiden in Plaat vertoond (*> Des gaa ik over tot hüt zogenaamde C A r p R s i u M. Kraagbloerd. Een naakte Stoel , geen Zaadkuifje, de Kelk gefchubd , met de buitenlte Schubben omge- boogen; maakt de byzondere Kenmerken uit van (*) Nat. BJ}. II. B. VI. Stuk, ?1. XXXI, Zie blad* "£3, enz. Qq U. BEELi X. STDKi esio Samenteelige Kruiden; IV»4 van dit Geflagt j dat ik deswegen KraagMoem AFvi*U £Ytel- De -Griekfche naam is op verfcheidè Hoofd* Planten toegepast geweest* Het bevat flegts de stuk* twee voigende Soorten* ï. Z%u£Z* (0 Kraagbloem met de Bloemen endelings. In Italië, als ook aan de Zeekust van Pro* vence, in Spanje en in Switzerland, groeit dit Kruid, dat de gedaante van een After* doch* behalve 't gezegde Kraagje om den Kelk , nog eenige Blaadjes heeft, die Kranswyze de Bloem omringen. Deeze Bladen zyn zagt en ruig, de overigen ftyf en groen , zonder Wolligheid. Na het bloei jen wordt de Kelk, die het Zaad be* vat, een Houtig Knopje , zo hard, dat men het met den Nagel naauwlyks kan breeken. Het Kruid legt met zyne Stengen meest op deft Grond en de Wortel blyft over. De Bloem is geel. rMntanoi- ^ KreaSb,oem mt de Bloemen zydelings, opftaand. Volgens de befchryving van den Ridder heeft die ( Carpe/ium Florlbus terminaUbus. Syfl* Nat, XII. Gen. 948. Veg. XIII. p* 625. A3. Ups. I74I. p* 81. H. Upu 257» Balfamita Conyzae folio* Vaill. Mem. 1719» Aft er At- ticus fol. circa Plorem mollibus. C. B. Pen. 166. Aftcr cer« nuus. COL» Ecpbr. I. p. 251. T. 252. Chryfanrh. Conyzoi» des cerniuxm. Moris. III. S. 6* T. 5» f. 27. After Atticus fupinus C'uGi* Lob. U. 351. Clt;s* Pann* p. 3-r£, (z) Carpefmm Flor* lateralibus» OiU. hin^ T. lo* BüBm* FL IrJ. 17*. S Y N G E N E S I A» 615 cjit Kruid , dat de Heer Osbeck in China IVi tortelt 'én afbeeldde, Takkige, vry harde Stee- AFx*fL' len , "met breed Lancetvormige Bladen , tot Hoofd- Steeltjes verdund, flaauw gekarteld, een Vin-STÜ*' ger lang, overhoeks. De Bloemen komen ver-J^j^ fpreid, dikwiJs eenzaam voor, in de Oxels der Bladen , langs de Takken heen, ongefteeld of op zeer korte eenbloemige Steeltjes zittende, Van grootte als een Hazelnoot, knikkende. De Kelken zyn genavéld , met uitgebreide Blaad* jes omringd , bevattende menigvuldige Blom- metjes , waar op volgen langwerpige, naakte, gladde Zaadjes , die als met Balfem befmeerd zyn. De Afbeelding van Osbeck vertoont wei* ïiig van de gezegde Kraagjes om de Bloemen ^ die ook niet zeer zigtbaar zyn in een gedroog- de Plant , door my uit Japan bekomen ^ welke naar alle aanzien daar toe behoort. De meefte volgende Geflagten behoorea tot de D. Straalbloemige. Radiath Het Geflagt van Baccharis, dat ik Roerkruid genoemd heb , hier aan volgende, is ook ge- heel befchreeven , des wy overgaan tot dat vaa Con y z a, Tonderkruid. ' Welks byzondere Kenmerken zyn , een naak» te Stoel en eenvoudig of ongeftamd ZaadJcuifje; IX. Dist. X«StUK« Samentéeligb Kruiden; IV* de Kelk gefchubd en rondachtig ; de Straalblotó- AFx|EL' metJes ^^ïedeelig* Hoofd- In dit Geflagt komen by den Ridder drie- stuk» en ; twintig Soorten voor 3 waar van reeds twaalf onder de Heefters befchreeven zyn 5 de overigen hier volgen. ï. ( i ) Tonderkruïd met Lancetvormige fpitfè fiuaw/a. Bladen i een Kruidige getuilde Steng en aappig> rappige Kelken. Deeze , die men in 't Nederduitfch, gelyfe andere Conyzaas , Tonderkruid of Vloo - Kruid , wegens de ruigte tytelt , heet in 't Franfch Her- te aux Puces of Conyza , in 't Engelfch Flea* bane , in 't Hoogduitfch Burrwurtz , om dat het veelal als verdroogd voorkomt. Wegens de Bloemen wordt het ook Honds - Oog genoemd, dat echter meer zien zal op Soorten, die in volgende Geflagten komen (*)♦ Het groeit in de Zuidelyke en middeldelen van Europa vry algemeen , aan de Wegen , op Heuvels en in Bosfchen voorkomende* Boerhaave heeft het fj) Conyza FoU Lanceolatls acutis &c. Syfi. Nat. XIU Gen. s?5oé Vcg. XIII. p. 616. GORT. Belg. 238. KramI Auftr* 247. GOUAN Monsp* 4i6+ R. Lugdb. 157. H. Cliffl Upu &<:• Conyza major vulgaris. C. B. Pin. 265* Conyza. Cam» Epit. 6iz. Conyza major altera» DOD. Pempt. Su (*) Dunwurts wirdt auch genennt Hundts-Aug wmXPhb» \raut : Griechifch Konuza ; Lateinifch Conyza , Cmilago%, Pulicaria. TAB. Hijl. Plant, Ut p. 550, / 6ynoen£s ia: het ook als inlandfch in onze Provinciën aange- IV* cekend. A™™U Het heeft een regje, lievige Steng, van on- Hoofd* gevaar drie Voeten hoog, aan *t end Kroons-8TUï:* wyze getakt, en Wollig zo wel als de Bladen, %p?r™% die ovaalachtig en eenigszins getand zyn , van onderen grys, van boven bruinachtig groen. De Kelk heeft dit byzonders , dat de buitenfte Schubben Lancetvormjg zyn, en byna geheel, de anderen alken aan 't end , daar zy afwyken, groen* Hy bevat veele Vrouwelyke en twee- flagtige Blommetjes. Dit Kruid heefc eenen wat Kruiderigen Reuk en worde geacht de ech- te Cowyza van Dioscoripes, die Genees- Icragtig was, te zyn* (2) Tonderkruid met Liniaal - Lancetvormige n; effenrandige Bladen en gefit aaide Bloemen. L£™J** ïn Noord -Amerika groeit deeze Soort, die kruid, naar een After gelykt door haare Bloem , heb- bende de Straalblommecjes urngebuogen , wit van Kleur. De Bladen zyn fmal en ruuw. (5) Tonderkruid met Spatelvormige eeniger- v. maate getande Bladen, die, zo wel alshetRi£€/?£K Hee- ^ f 1) Conyza FoU Lineari - Lanceolatis &c. After Amer. al. bus, Mezerxi Arabutn exafperaris foliis, Flor. petalis reflexis. Pluk. Alm. 5*. T* 79. f. 2. (5) Conjza FoL Spatularis fubdentatis &c. Con* tomeatofa f olü foliis crenatis. ShAW. Afric. T. pt 176 , mala^ Qq 3 ■Zs, Dfiu* X. Stuk; €14 SAMEWf EEll G E KRölDER IV. Heefterig Stengetje , Wollig zyn ; met h?2+ Afdebl, eenbloemige Steeltjes. wjk™5 ^ Tonderkruid met langwerpige , ^nfg^r- vr. maate getande , ongejleelde ruuwe Bladen % P?b7a!z* m ^nSe eenbloemige Steeltjes. bladig. Van deeze twee groeit de eerfte in de Noor- delyke deelen van Afrika ^ zynde door den ver- maarden Shaw waargenomen ^ doch fbber af- gebeeld. Forskaohl nam in Egypte eene Welriekende Conyza waar, met getande Bladen en bleek Violette Bloemen * welke wegens den Geur aldaar in de Tuinen gekweekt werdt en zjg langs de Oevers van den Nyl hadt uitgebreid. Ook vondt hy3 by Alexandria , cene Wollig® met witte Bloemen. De Ruuwbladige groeit in Oostindie. vu. 00 Tonderkruid met breed Lancetvormige * ^fcrach- eenigermaate Zaagt andige Bladen; de Blos* tig/ mm gpftraald; de Kelken rappig. yin. (8) Tonderkruid met langwerpig Eyronde , en de derde heet Slingerende Sonchus by Rumphius , wordende op Java tot Moes gebruikt. By dee- zen Autheur 9 nogthans , vind ik in de Afbeel* > ding 5 zo min als in de befchry ving , gewag ge* ' (9) Coxyza FoU inferioribus trifidis &c. H. Cliff, 405. Co- nyza Arborescens lutea Foüo trifido. PjLUM. Jc. 96. (10) Conyza Fol. ovalibus dentatis &c. Eupatoria Cony- zoides, ]zcobzx folio molii & incano. Pluk. T. 177. f# 1. (11) Conyza FoL oblongiè fubdentatis fubperiolatis &c# Sonchus volubilis. R.UMF3, Jimb. V. p. 299. T. 103, f. 2. Q<14 1L DSSL. X. STUK. öló S AM EK TEEL IC E KrüIDEI?; IV. gemaakt van de gezegde Wolligheid of Haai- AlXX.L# rigfcéjd, welke men in de Upfalfche Tuin aan IIcoVd- de Bloemfteekjes waargenomen heeft. De- r K* zelve ontbreekt ook in myne Exemplaaren van dit Gewas, van Java overgezonden. *> De volgende reeds befchreeven zynde, kome ik tot de twee laatften van dit Geflagt by den Ridder, naamelyk *xn, (22) Tonderkruid met afloopende Lancetvor* fhfkr^i' fnig8 Zaagtandige Bladen , Roedswyze goedjes, ^ Stengen en geaairde verfpreide getropte Blae- men. In de Wcscindiön valt dit Kruid , dat een Sterg heeft van twee Voeten hoogte, metoyer- hoekiè Lancetvormige Bladen , als boven , die van onderen Wollig zyn. De Takjes, die uit de Oxels voortkomen , loopen uit in lange Aai- ren van Bloemen 3 die boven van één verfpreid , om laag twee , drie of vier getropt zyn. De Kelken beftaan uit fpitfe Schubben en het Zaad- pluis is zeer lang. xxïiï. (23) Tonderkruid met afloopende, Lancetvor* DecurnnSm ' • AÜOO, m m' pend. . (tz) Conyza Fol. dècurrentibus Lanceolatls fërrulatis &c* Conyza altera Fol. Helenii anguftis dcc. Plum. Ic. 98. f. 2* Gnaphalium Virgaturn. Am. Acad. V. p» 40 u Helichryfum Caule aiato, flor* fpicatis. SloAN. Jam. 125. Hift* I. pt 2c<>. T. isz* £ (23) Onyza Fol. decurr* Lanc. ferrulatis, Flor* Axillari? bus fesfillbus g'omeratis, Syfi% Nat, fTtg. Xil & XIIIo S V N O E N E S I 6l? wnge Zaagtandige Bladen, de Bloemen in IV. de Oxelen gekropt en ongejieeld* xj^* Deeze Oostindifche heeft een Stengetje van ;tuk!D" een Handbreed, opftaande, Haairig ruig ,gelyk het geheele Plantje* De Bladen zyn Lancet>^*** vormig en loopcn verder langs het Stengetje af } dan hei Blaadje lang is. In de Oxels der Bladen zitten de Bloempjes aan Kogelronde Tropjes, JDus befchryft de Ridder deeze Soort, doch /. maakt geen gewag van dat Kruid , het welke °efeheiud* de Hoot leeraar N* L. Bur mankus, onder den [naam van Gefcheurde Conyza, heeft afge- beeld en befchrecvtn (*). Mhlchien hadt zyn Ed. uit de Afbeelding niet genoeg daar vanoor- deelen , en dezelve niet met de befchryving overeen brengen kunnen. De Heer Th onberg geeft dien naam aan een Javaanfch Kruidje, 't welk de Bladen weezentlyk rappig uitgehoekt of gefchaard , doch ftomp Eyrondachtig en naauwlyks gefteeld heeft, zynde,tot de Kelken der Bloemen toe , over *t geheel met eene yle Haairigheid begroeid. Hetzelve fchynt over* een te komen met dit Geflagt. Waarom dat zyn Ed* een andere Ivafolia ge- iv*foi;e* aoemd hebbe, is my duifter (f> De lva, ge-blgies: lyk (*) Cmyza Fol. fublyratïs Iaceris tomentofis , Floribus nutantibus. Burm. FL InL p.izo, T- 59. £ 1. (t) Conyza Fol. alternis Lanceolatis , lepando * dentatis* EURM. Fl. Ind. p* i8o. T. 58. f. 4» Qq 5 II, Deel. X, Stuk* di8 Samenteelige Kruideet. IVo lyk men de Veld-Cypres (Chamcepitys) fomtyd$ *Fxx EL# genoemd vindt » tlhails 'm ?t Geflagt van T*u« Hoofd- crium gefchikt** heeft Liniaale ftompe, aan 't stuk. enc[ breede , driepuntige Bladen , dat in 't ge* °viw£ï'hed niet met Lancetvormige uitgegulpt getande n* Bladen fchynt te ftrooken. Op Java valt die WadzZ274 Soort van Tonderkruid , welke my toefchynfc ix*stuk. tot de Conyza Puhigera van den Ridder te be- hooren* Cêmyza Dewyl ïn dit Geflagt verfcheide Soorten met èeer klein. ongeftraalde Bloemen voorkomen , zo fchynt ït.LXixtmy hier ook dat Kaapfe Plantje te behooren, * h 5t welk ik , wegens de kleinte s Conyza pujïlla noem. Hetzelve beeft de Stengetjes , Takjes en Blaadjes , die ovaal zyn en ongedeeld met een Puntje 3 allen fyn gehaaird , zo wel als de Blaadjes der Bloemkelken , waar binnen eenige Blommetjes 5 in een Haairacbtig Pluis vervat zyns laatende,' wanneer zy afvallen met het Zaad, den naakten Stoel ,met omgeflagen Kelk- blaadjes y als in de Afbeelding , over. Erxgeron. Fynftraal. Een Geflagt , welks Griekfche naam van het vroegtydig grys worden der toppen in een be- kend Onkruid afleidelyk zou zyn. De Duitfchers hebben het Vloolruid vertaald (*) ; doch die naam zou eigener op het voorgaande pasfen. Het heeft de Straalblommetjes Liniaal en zeer fmal a of zo fyn C*) Linn* Catu der Plantin ,dnrch PlAner, .1775. II. Th. 74*. S Y N G E N $ S I A; 619 fyn als Haair, 't welk de voornaamfte onder- IV. fcheiding van het voorgaande maakt : des noem A?£|EIgV ik het Fynfiraal. De Stoel is, zo wel als in Hoofd» h zelve naakt en het Zaadpluis ongeftamd , Haai-8TUK# rïg. Het bevat agttien Soorten , welken ik hier^^T** allen te befchryven heb > naamelyk (1) Fynfiraal met zy deling fe eenbloemige Stee- E y tjes , de Bladen Lancetvormig , getand aan den voet omgeboogen ; de Kelken rap* Lymcn%* pig 1 de Bloemen gejlraald. In de Zuidelyke deelen van Europa komt deeze voor , die den naam van Groote Conyza voert by de Autheuren. Toürjnefort hadt- ze getyteld Groote Gulden Roede met kleverige Bladen, zwaar van Reuk. Gouan, evenwel 3 geeft 'er maar de hoogte van twee Voeten aan* Volgens anderen is de Steng anderhalf of twee Ellen hoog, Houtig, met Bladen van drie Dui- men lang , twee Duimen breed , en geele Bloe- men , niet grooter dan der gemeene Madelieven 9 Aairswyze den top der Stengen bekleedende, waar op gepluisd Zaad volgt. De Bladen zyn met ( jj Erlgeron Fedimc* unifloris lateralibus &c, Syjl. Nat* JU. Gen. 951. Vog. Xüï. p- 6zy- CoüAW Monsp* 437. Clif. 409. Ups. 258. GRQN. Orhnt* 267. Conyzi mas Theo- phrafti , major Dioscoridis* C. B, Pin. 26 s< Conyza major. DOD. Pempt. 5i, Virga Aurea majox, Fol. gliitinofis ct gr*' veolentibus* Toorn*, ïnji* s$Q> ÏU DEELt X. Stuk, 620 Samen te elïce Uüidkn: IV. met Haairtjes , waar tusfchen de Lymkliertjes AFxxE.Lt leg§en3 bezaaid. wwtj*' Ca) Fynftraal met byna Liniaale effenrandigt ÏU Bladen > en yeelbloemige zyd - Takken* Erigercn Grave9m lens. # De hoogte van deeze, welke op de zelfde ^rfkrm" plaatfen , inzonderheid ook by Montpellier , aan de Wegen en op de Velden groeit, is anderhalf Voet 5 volgens den Heer Gouan, die ze ze- kerlyk zelf zal waargenomen hebben. In ge- ftalte verfchilt zy van de voorgaande weinig 5 maar is veel kleiner 5 zegt de Ridder. DeBloe» men heeft zy insgelyks Aairswyze aan de Steng * geel geflraald. De Haairtjes der Bladen hebben aan \ end haare Lymkliertjes. Giutmt- ^ Fynftraal met Lancetvormig Liniaale kle* j*m. verig gehaairde Bladen , en eenbloemige Steelen. In Spanje , als ook in Provence , komt deeze voor 3 die Bladen als de Hyfnp heeft aan Sten- ge* (±) Erigeron Fol. fublinearibus integerrimis &c. Gouan Monsp. 437. Conyza foemina Theophiafti* minor Dioscori- dis C B. Fin. *6i4 Conyza minor vera. LOB. Ie. 54^.Bbrr* Jc. 370. Virga Aurea minor Fol. glut. et gravsol. Tourn?, In/l. 5 80. (3) Erigeron Fol. Eanceolaro-linearibus &c. Ger. Frov, 205* Conyza montana Fol* glutinofis Pilofis. C. B. Pin* 165, Con. monu Saxatilis Hysfopi folio. BARR* Conyze montana. Myconis» DAlech* WA 1200* I S T N O E R £ 5 I 6zt getjes van een Span hoog, die zyd- Takjes uit- IV. geeven met een enkel Bloemptje, dat twintig ^'J^1*' en meer Straalblommetjes heetu De Bladen zyn Hoofd- niet minder Lymerig dan in de voorgaanden. STUKl (4) Fynftraal met de onder JU Kelkfchubben ïy. i los. en grooier dan de Bloem;* de Bloemflee- frc%"l" len Bladerig. ^ { <) Fynftraal met een gepluimde Steng en byna „ v- eenzaame end - Bloemen; de Bladen Li~num. niaal effenrandig. nifch,r°U* (<5) Fynftraal, dat de Steng heeft mtt gepluim* vr. de Bloemen y die ftekelig zyn; de Bladen Ca™%*{e* Lancetvormig kanthaairig* daafckj Naar de afkomst zyn deeze drie gebynaamd. De eerfte munt door haare roodachtige Stengen en donker groene Bladen uit. Men vindtze ook j in (4) Erigeron Squamis ualycïms mé Couan Jfoasp, 43 g. I). CJiff. 407. k. Lugdb* 165. N. 4. Conyza sicula snmia, Fol. atro-virentibus, Caule mbente. Bocc. Sic* 62* T. 31. £ 4. Moris. III. S. 7. T. 20. f. 28» Conyzae fpecies PU Virgx Aurear. J. B. II. p. 1049. (s) Ërigeron Caule Paniculato &c. Vifga Aurea Carolinei^ fIs&C. DlLL. 412. T* 30^. f*. 394. (6) Erigeron Caule Flor. Paniculatis hirtis &c. Gort,1 Cf/r. 2*g. //. Clif. 407. GRON. Virg.lt p* 122. Conyza «nnua acris alba ejatïor , Linariae follis. Kovus.Htfl. UI* S. 7. T* 20. f» zo. Bocc. Sfe, 85. T. 46. Virga Aurea Virgïnia- na hirfuta Flore pallido. Zan. Hift. I. p, 204* T. 7s+ K* Lugdb. 166. N. 3» Conyzelia, VlUh* Gicsf< i$of Geiu 14a* 4 II» Dëel, x, stok. %1% SAMEÜfTEELICE KRUIB&ïS; 1V« in Moerasfige gronden by Montpellier Naaf* A*xx£L* de tweede Soort gelYkt ZY zeer 3 doch heefc dé Hoofd. Bloemen geheel ohgeft r aal d , Goudgeel , de Bla- stus. £en zeer fmai , z0 wol als de Kanadafche , in vTeïwlvï- zy naar die van het Vlafchkruid gelyken. Deeze heeft de Bloemen geelachtig en wel duidelyk gedraald. De laatfte, zo men wil uit Noord Amerika afkomftig , doch thans ook •wild groeijende % niet alleen in de Zuidelyke deelen van Europa, maar ook op de hooge Landen van onze Provinciën , heeft witachtige Bloemen , die Pieramidaal, of als een Suiker* brood, aan dq Steng groei Jen , even als in de Karolinifche, De onderden, Roosachtig op den Grond groeijende $ zyn Lancetvormig en uitge- hoekt; de middelden , aan de Steng, fmaller en weinig getand ; de bovenden ook als die van 't Vlafchkruid , met eenige Haairtjes op de kan- ten. Allen zyn zy jaarlykfe of Zaay - Gewas- fen. De laatfte komt, by Montpellier, hooger dan twee Voeten voor. vit. (7) Fynftraal met de Bladen aan den voet Mrigeron omzejlazen. Bonarienfc* ( QJ o Ainen- kaanfeh. qs Fynftraal de Steng met weinig Bloemen; _ VTIÏ* eenim ^amaicen J*< Wcstln- (j) ErigiróK JFqlv bad revolutis. 11. Clijff. 40*7 Ups. is%0 difcha R Lugdb. N. 5. Senecio lionarienfis purpmascens &c. DlLL* Elth* 144. f 3 54- (%) Mrigeron Caute paucifloro &c. Sénetio minof Bell. ma* S * N G E N Ë S 1 A. fa* tenigermaate ruig hebbende , de Bladen IV* Wigswys' Lancetvormig , met twee Tand'- ^T™U1Ü jes weder%yds. Hoofd* STUK. (9) Fynftraal me$ de Steng veelbloemig ; de jStow Lancetvormig eenigermaate Zqag- PhulZZ tandig , aara Stewg omvattende ; '$2jftnkj Str aalblommetjes Hqaitig van langte^h. als de Schyf. (10) Fynftraal met half omvattende Spatelvor* x. mige getande Bladen; de Bleemen Kegel- c^y?tia~ rond. Egyptifch* Deeze vier zyn ook naar de afkomst en Groei- plaats getyteld. Deeerfte, uitZaaden van Bue- nos Aires, in Zuid - Amerika , geteeld, hadtde Steng één of twee Ellen hoog , de onderfte Bladen als die van 't Hertshoorn verdeeld, de bovenften Lancetvormig; de Bloempjes paarfch en Aairswyze aan de Steng vergaard/ De twee- de , op Jamaika gevonden , heeft , zoowel als die van Philadelphia , in Penfylvame, de Bla- den breeder ; de laatfte Spatelvormig met Tand- jes. Deeze groeit anderhalf Voet hoog , en gelykt zeer veel naar de gemeene Conyza , doch (9) Erigeron Caulc roultifloro , FoL Lanceolatis fixhfetn* tis &c„ GOUAN Monspt 417. (10) Ertgeron Fol. fetni • amplexicaulibus Spütul'atis &c« Conyza Capitata C giobofa. BoCC» U% *U T. 7. f. Bt MO* m§* xn. s. 7. tv *o. f4 624 Samenteklige Krujdenj IV. doch heefc dit byzonders, dat de Blommetjes* AFxx?L' éie êeel zy° * a,s ™ec de Schyf famengroeijen' Hoofjd- en een Kjootrond Bolletje maaken, 't welkver- fiTüK. ' volgens open barst en de Zaaden uitgeeft Zv Overtolltge v n. ... . ° * MJ Veiiwyve- valt op bicilie, zo wel als in Egypte, alwaar^ r& Forskaohl misfchien deeze Soort 5 onder dea naam van Zaagtaridïg , beeft waargenomen en befchreeven Cu) Fynftraal w** piropte Bloemen, rappige Kelken en Lancètvormige Bladen , die eeni- ttfök& germaate getand zyn , aarc den rand ruuw. Mooglyk zal deeze, die de Egyptifche naby komt, door den Heer Göuan aan deh Rid- der bezorgd zyn, Zy verfchïlt meest door de Kelken, wier Schubben niet Elsvormig uitge- breid , maar digt geflooten , ftomp en rappig zyn. vil (x 2 ^ FYnftraal 9 met de Bloemfteelen overboekt* eenbloemig. Dit (*) Erigeron (Serratum) Cau?e Ramofo , credo - diffufo t Cubtói ; Foliïs Cuneiformi - Lanceolatis, Serrato « dentatis, fesfiUbus, vüloiïs. Flor. JE%ypt. Arab* p. 143, Hy zegt ^ van, Flores fuhzloboft* (11) Erigeron Flor. congeftis , Calycibus Scariofo, FoI.Lan* ceohtis fubdent. marine icabris. Mant. 469. (■ia) Erigeron Pedunc. alternis uninoris Gort. 233. FU Suec. 691 > 741. GOüAM J/ö»j/>. 4$g. R. £^ 165[ N. 2. Conyza coetulea; acds- C. B 255. Amelms mcm* tanm a-qiucolorum. Col. Ecphr+lU T# *5, p. 2<>, Erigewtp quarmm» Dod, i*^;, $41; Scherp* Dit is het Kruiskruid niet, dat men gemeen- ïtf^. iyk Erigerum noertit , in 't volgende Geflagf Af xx^* begreepen 3 maar een Onkruid, dac wegens zy Moofö- ne bytrnde hoedanigheid den byriaani «Defo*T , Het komt op oude Muuren, hier te lande* tëS'l'XJïïf* Haarlem en Utrecht ^ voor, en valt, desor ge- heel Europa , op drooge plaatfën en Steenige Heuvelen, De Steng is tot een Elle hoog , rouw- en Takkig > zegt Haller, fomtyds ook on- getakt en laager , met Tongachtigö Blaadjes i uit wier Oxelen Steelen voortkomen j die fom- tyds één- 5 fomtyds meerblöemig zyn* De Tongblommetjes , die de Krans maaken B zyn zeer fmal en fyn, tot veertig in getal > Vleefch- kleurig 5 doch in fommïgen öntbreeken diet'eene- maal en zulke Bloemen hebben niet dan de Schyf ^ Uit geele Blommetjes beltaande , met een rös- achtïg Pluis» De Bloem , naamelyk > is niet zd zeer blaauw , gelyk Dillènius, die dié Kruid Gonyzoides genoemd hadt i aanmerkt * tnaar paarfchaehtig of bleek paar fch. C13) Fynftraal met den Steel byna iweebibê- iim mg, de Steng eenigermaate ruig% dè'jf^^ Bladen Jlomp en van ondeten Pluizig. AipUcj^ (U) {13) Enger on Caule fuhbifloro , Ca'yce fubhufuto &d Óed* Dan. 292- Erigeron S qua mis C?Iycinis pianis. Gek. Prov. 202* Conyza coerulea Alp;na major C« B. Fin. z6§0 Prcdr. 124» Afteri montano purpureo £m\li$ ftn GlöbularlÉ^ B. Mft' IU p. 107, 626 Samenteeligë Kruiden; IV* (14) Fynflraal met de Steng eenbloemig , (b 'Aï5J?Lt Kelken Haairië- amT °P de Laplandfche, zo wel als op de Swit> xiv* zerfche Alpen , komen zeer kleine Plantjes *n*fliïZ.voot> die veel naar 'c Muizen- Oor gelyken , Eenbioe-Of liever naar de Madelieven ; hebbende op den mg*% Grond een tropje Blaadjes , waar uit een Sten- getje opfchiet , naauwlyks een Handbreed hoog *, met een enkele Straalbloem , welke ook wit of paarfchachtïg is van Kleur. Na't bloei jen wordt het Stengetje veel hooger, zoLinn^eüs aan- tekent. H aller vondt , in Switzerland s der- gelyke Planten, aanmerkelyk verfchillecde naar de Groeiplaats , zelfs met een Takkige Steng tot meer dan een EUe hoog. Dit zal de Alpifche Soort zyn , welke hy oordeelt weinig van het gewoone fcherpe Fynftraal te verfchillen, Zy wordt evenwel gezegd niet fcherp of bytende te zyn. Caspar B auhinus hadt van dee- ze beiden, onder den naam van grootere enklei* nere Alpifche Conyza , gefproken. De Kleine vindt men ook in Provence, welke Gerard tot het Alpifche betrekt , en zegt , dat hetzelve veranderlyk is, voorkomende met eenéénbloe- mige , twee- en driebloemïge , of een veelbloe- mige (ïfiErigeron Caule unlfloro, Cal. Pilofo. H. Ciiff^ 407» Ft. Suec. 692 1 742. After Caule unifloro &c. Fl. Lopp. 307, T. p.f. 3. Hall. Helv. 724. Conyza coeruka Alpina mi« ïioi. C. B. Fin, Prodr. 124» S Y W © E N E S 1 Ij m\ge gepluimde Steng ; als ook met ruige of Wi % jireü gladde Kelken : maar de Bloemkopjes , in ^xx?1" haar geheel, zyn altoos rondaehtig, de Blom* Hoofd» metjes weinig langer of zelfs korter dan het8™* Zaadpluis. (15) Fynftraal met een eenbloemige Steng en E%y;ron Liniaale kanthaairige ruwe Bladen. Grami* fieum. Dit is een zeer klein Plantje, met Grasach«Gw'Wa4ii* fcige Blaadjes , het Bloemfteeltje naauwlyks een Duim hoog hebbende , op drooge Zandveldea Sn Siberië zeer gemeen. (16) Fynftraal met Lancetvormig Eyronde xn. Pluizige Bladen 9 wier Tandjes Kraakbee-^™?hora* mg getipt zyn» Kamfer^, Gelyk het zogenaamde Kanadafche Fynftraal welriekend is , zo heeft ook dit, in Virginie voorkomende , insgelyks een Jaarlyks Kruid 9 een Reuk # welke naar dien van Kamfer zweemt. O 7) Fynftraal met Liniaale Maden, eenhloe- TO. migt Takken en eene laag - Heejierige Steng. iSo^S DeezeKs- Erigereit Caule unifioro , Fol. Linearibus &c. Alter Caule unifloro &c» Gmbl. , Sib. II. p, 174* T. 7$.. f. z. After acaulos albus Fol* Gramineii. Amm. Ruth< zis+ (16) Ertgerm Fol. Lanceolato - ovatis vüiofis &c» H. Vpu $$9« Baccharis Fol. Ovato.LanceoL ferratis. Gron ♦ Vifft h P» 5>7* UU p- 122. (47) Erigercn FoU Lmearibus Raraïs wiiüm* &«• Gbont. Ih Beei* X, Stuk* Ko8 SAMÉNTEELÏGE KfcUïDEN; IV. Deeze Soort, die een Knobbeligen geknoc* AFxx.EL,'teD Wortel heeft, komt in de Zuidelyke dee* Hoofd- len van Vrankryk als ook in de Levant voor% stux* jpe Steng is kort en Houtig , met eenzaame eenbloemige Takjes; de Bladen verfpreid, Lan* cetvormig, eenigermaate gefteeld , effenrandig: de Bloemen geel , naar die der Afters gelyken- de , endelings, ongedeeld ; het Zaadkuifje graauw- achtig* Deeze Plant 5 die Stengetjes van een Span hoog heeft en Zee Conyza genoemd is , fchyDt als een middelflag tusfchen de Afters en Erigera te zyn, xvtii. (18) Fynftraal met Lancetvormig Liniaal? fxüduT. ftompe Bladen en getuilde Bloemen* Stinkend» Naar een Plantje, van Sicilië of van het Ei- land Maltha gelykt deeze Afrikaanfche zo zeer > dat zy 'er naauwlyks in eenig opzigt, dan Oriënt. *68* GOUAN Monsp* 438. Engeron Fof. rlgïdis &ca Ger. Prov* 205 ChondrilU Butb. Syriaca , Fol. angus* tioribus» C. B- Pin. 130, Conyza Marina. Moris. llifl. S. 7. T. 19» f* 20, fim Chondr. Bulb. Syr. Fol. latior. C. B» Fin* 130. Conyza Tuber, lutea. MORis. T. 20. f* 15. jy. Afta Conyzoides Gesneri. Mokis. lbii. T. 22, f. 7. (ï8) Erigeron Fol. Lanceo'ato - Linearibus retufis &c. Sent*' cio Afric. Fol. retufo* Sen. foetid Afric. perennis &c. Tluic, Alm* 343. T. 223* f. 4» Conyza Afré Seuec. Fl. He&m? Lugdh* T. 662. pfendo - Helichryfum frutescens Africanuro &c. Moris» Hift* 111. p 90. N. u (*) Hetzelve zal in 't Geflagt van Inula* met denzelfttefc byuaam» volgen* 5 yngeNESïa oav jan in het misfen der Straalkrans, van verfchil- le. Hoe ondertusfchen de Heer Linn^us, xx# by't gebrek der Straalblommetjes , op welker Hoofd- fynte byna het geheele Kenmerk der onderfchei dinge van dit Geflagt , van het voorgaande, bc- fuperfua, , rust , alsdan de Planten in het een of andere geforteerd hebbe , (terwylde uiterlyke Vertoo- ning nagenoeg de zelfde is ,) blyft mv duider* Naast voegt hier het Kaapfche Erigeron uit tnyne Verzameling, dat tot geene der drie door den Hoogleeraar N. LBurmannüs, onder de Kaapfche Planten getelde Soorten behoort(*J. Ik noem hetzelve fio) Fvnftraal met getuilde Bloemen % de Bla- xix. den volftrekt Liniaal. capenfi* Ka.'pfcfi. Het heeft een geftreepte Steng f de Bladen ÏLjr£?if % zeer fmal en lang f volkomen Liniaal , overlangs gefleufd en in die fleuf Wollig. De Steng is gekroond met eene Bloemtuil , welke uit veele verdeelde Bloemfteeltjes beftaat , de Kelken gevuld hebbende met paarfene Blommetjes , welke den Omtrek als Haairig maaken. Tong- achtige Straalblommetjes komen my ook in dit Gewas niet voor* De Blommetjes zyn zeer diep in vy ven gedeeld met Liniaale Slippen , en zit- ten (*) Nasmelyk het Erigeron dentatum van PLüKENE* , T. %4s* f. 5 : het Tuberofam en foetidum, zo even befchreeven. (19) Erigeron Fioc, Corymbofls , Fol. perfe&e Xinearibus* Mihi. Erigeci Species Authore D. THUNBERGIO. Rr 3 11. DSSIn X. SCTK.S Samentbelice Kruidbk IV; ten in een dik Haaïrïg Pluis s dat de Zaadei AFxx!Lè k*00öt: °P deD naak^n StoeL Hoofd ' stuk* TussiLAca Hoefblad» vjï Een naakte Stoel, een ongeftatnd Zaadpltus* beeft ook in dit Gefïagt plaats % het welke door gelyke Kelkfehubben , die van hoogte als de Schyf en eenigermaate Vliezig zyn 3 onderfchei- den wordt. Het bevat de tien volgende Soor- ten* waar onder het gemeene Hoefblad is be- greepen. ï. (ï) Hoefblad met een eenbloemigen> Schubbig rJ£%dlii!! &en > opgeregten Bhemfteel , de Bladen Uerè ^Mannc- mhüg Eyrond. De Kelk komt geflooten voor, in dat Sibe- rifch Kruidje, waar over een byzonder Vertoog * onder den naam van Anandria , door den Rid- der is aan *c licht gegeven i*). De reden daar vaa (i) Tvsfüap Scapo uniior© fubtëjuamofo &c. Syjl. Kat. XII. Gen. Veg> XIII. p. 6*9- Tusf. Scapo unifloro &c. U. Ups* z$$. T* 3. f. f« GmEL* Sib. II. p, J4i. T. 6%. f. ï. Anandria. AcaL I. p. 343. T. u. fa Idem Cal, fuba- perto, Gmel, 7$k*. T. 67. f. 2. (*J Ik zeg, dat het door den Riddei aan 't licht gegeven is, om dat die de Am. Academica uitgegeven heeft, waar in dit Vertoog ftaat: maar des wegen moet men het niet op rekening (lellen van Linn/eus, gelyk fommigen ten onrechts doen* Het tegendeel immers, daar van * is, 20 uit deeze als S Y N G E N E S I A. 631 yaa was, dat Sigesbeck, door wien Lin- IV; ^ hm v$ zo onbefcheiden over het Samenftel derA^EL# Sexen is aangetast geworden , dit Kruid als een Hoofd* bewys , dat de bevrugting door 't Stuifmeel 8TÜ** niet tot de rypwording van 't Zaad vereifcht^^f*'* werde , bygebragt en 'er daarom deezen naam aan gegeven h3 10, ƒ met eene paarfchachtige ongeftraalde Bloem. Het gewoone geeft eerst Bloemfteelen uit den Grond , die Schubswyze zyn bekleed 3 cn dee- ze verdwynende komen de Bladen te voorfchyn, die ook veel gropter zyn. To urne fort vertoont de Bloemen , die geel zyn engeftraald, op ceue keurlyke manier. De Kelk fceftaat uic een ry lange Blaadjes , tot een Cylinder fa- mengevoegd, waar eenigen aan den voet byko- men , gelyk in 't Kruiskruid. Men noemt dit Kruid, dat zekerlyfe de Tas* filago der Ouden is, by de Grieken Beechion genaamd , ook Farfara en Ungnla Caballina., dat is Paardshoef ; alzo de figuur der Bladen daar 391, Gort. Belg, 239* Kram. Aufir. 248. Oed. Dan.$9$ï ¥L Suec. 68c, 743. DALIB. Par. z56. GOUANF Monsp. 439. Lug&* 159. Gmel- 5/^ II. p. 140* Tuslilago vu!garis3 C. B. Pin* 197. Tusfilago , Föïfara; Lob. / geftraald* piLxvin. De Heer Klein hof hadt aan den Hoog. Fig. z* leeraar Burmannüs, van Java , een Exem- plaar gezonden van deeze zonderlinge Plant, met een driebloemigen Steel , waar toe evenwel het Doronicum met Hoefblad* Bladen van Plu- kenet 3 dat van 't Chineefch Eiland Cheufan af- komftig was , doch eenen eenbloemigen Steel hadt met eene groote Bloem, door den laatstgemelden betrokken werdt. Ik bezit een aaozienlyke Plant van dit Gewas , waar van de Steel of Steng weezentlyk veelbloemig is, en dus meer van die van Plukenet verfchilt : zie Fig. 2 , PI. LXV1IL Hy is een Voetlang, en geeft ter halver hoogte reeds een zyd- Takje uit, vervol. gen- f6) Tusfilag* [Scapo multifloto] Flor. altemis radiatis. lianu 113* Ainica Tusfilaginea. BURM* FL fod. 182. Doio- nicum Tusfilaguiis folio» Amahb. 71. T. 3*0. £ fëct BUEM* SVNGENESI/, 635 gende daar mede , overhoeks , tot aan den top» IV* Demeeften van die zyd - Takjes zyn éénbloe*AF^^ mig en dus vind ik 'er ten minfte tien Bloemen Hoofd- nf Bloemknoppen aan. De Kelken beftaan uitSTÜK# puDtige Blaadjes, van gelyke hoogte digt tegen^jgjj elkander aan geplaatst en hebben aan den voet eenige rappige Puntjes. De Steng is boven be- kleed met een Viltige Wolligheid , en heeft Lan- cetvormige Stoppeltjes ; van onderen is zy bloot; het Blad, daar van afgezonderd , heeft een byzonderen Steel , van meer dan een half Voet langte. Het is noch van boven , noch van onderen, Wollig, Niervormig rond, drie Dui» men breed en aan den Omtrek een weinig uit-ï gegulpt, met kleine puntjes , dat redelyk met de Afbeelding van Plukenet ftrookt , veel beter dan de figuur van de Kelk en Bloem. (7) Hoefblad met een getopte Bloemtros en Vïr* gejtraalde Bloemen. frTgidaf Koud* (8) Hoefblad mei cm eetopu Bloemtros en vur. AV Wit weinige naakte Fïrouwelyke Blommetjes. (9) (7) Tasftlago Thytfo faftïgiato &c. Fl. Lapp. ioi. Ft. Snee* 6Sz , 744. Tusfile Scapo imbricato * Flor. ïpicatis &cc% Omejl Sif, II. p# 150. T. 70* Cacalia tomentofa. C* B* Vitu IpS. Prodr. loz* SCHEUCHZ, Alp, IJO. T. IÖ. f. I# (8) Tusfilago Thyrfo fast* &c» H. Cliff. FL Snee. &c. R. Lfigdb* J59. fetafites minor* C. B« Pin. 197* Pet* fl, albo» Cam. Epiu jpj. (Jj$8 Samenteelige Krüideïc IV. (9) Hoefblad met een langwerpige Bloemtros ^FxxEt# en zeer vee^e naa^te Vrouwelyke Blommet Hoofd* tjes- stuk. ix. (ïo) Hoefblad met een Eyronde Bloemtros w U)£il*f weinige naakte Vrouwelijke Blommetjes. gafterd. x# Niet vreemd is 't , dat deeze Kruiden , die fQddJbhd tot de zogenaamde Poddebladen of Dokkebladen 'behooren, in dit Geflagt door Linn^eus ge* fchikt zyn , daar het gemeenfte van dezelven reeds Tusjilago major heette by de Ouden. In 5t Hoogduitfch noemt men 't Pefiilenzwurts ; alzo men den Wortel van dit Kruid, als tegen de Pest zeer dienftig heeft aangemerkt. Hy is fcherp en bitter Kruiderig , van eene verwar- mende, zweetdryvende hoedanigheid, en by de Landlieden veel in gebruik tegen Ziekten van het Yee en den Hoest der Paarden. Hierom noemt men het Kruid 5 in 't Hoogduifch , ook Rosfpap* pel. In Engeland wordt het Butterburri geheten en in 't JFranfchP^a/z^of Herhe aux Tcigneyx; dewyl het poeijer van den Wortel allerley loo- pende Verzweeringen , fommig Schurft en Kraan- wagie5 door opftrooijinge geneest, In fp) Tusjiiago ïhyrfb oblongo &c. GORT. Belg, ' 239. H; Lugdb. 159. Petafites major &c. Dijll. Eltb* 509. T. *$q. f.. 297. (10) TütftUgo Thyrfo ovato &c«, Mdu Med* 330. Gori« Belg. *19> R« Lugdb. 159. F/. Sa. 4, Sen. Ameiicanus altisfimuf, Hlatt. £ Hieracii folio. Herm, Par. T. 216. PLUK* Phjta 112. f. 1. (2) tSmecio Cor. nud. Fol. Lyratis hirtis &c. Sen. thiop. Fl. purp. Bre^N* Cent* 139. T. 67. BERG. Cap» zj6. (3) Swiwfo Cou nud. Fo|t LaaCi&d die aan defi AFxxEL" voet een weini8 getand zyn^ stuk* (4) Kruiskruid met naakte Bloemen ; Lierach* iv. tige van onderen Wollige Bladen 9 eenbloe* VirlaL. wtige Bloemjteelen en Èlsvormige Schubben. Aan de Kaap der Goede Hope zyn deeze drie gevonden , die allen ongeftraalde Bloemen hebben , in de eerfte paarfcfn De laatfte heeft óe Takken ook Wollig en Roedswyze , de Bloemfteeltjes Schubbig bezet met fpitfe Blaad- jes. Breyn beeldt de eerfte af, doch zonder de Lierachtige onder - Bladen, De boven ften zyn, gelyk uit myn Exemplaar met zyne Fi- guur overeenkomftig blykt, niet eenvoudig ge- tand , maar Vinswyze gefchaard met TabdjeSo %x. (5) Kruiskruid met naakte Bloemen, de Bla- Bivama* ^m LanCetvormig getand en ruuw ; de Gemikte, § Bloemtakjes wyd gemikt. In China nam gelyk de meefte Plan« ten , doch vak gemeenlyk omtrént een Voet hoog. De geftalte is genoegzaam bekend 5 de- wyl men het aan 't Pluimgedierte tot verfris- fching geeft. Het is verkoelende en eenigszies Zoutig van Smaak , wordende uitwendig met vrugt in Pappen gelegd ophitzige Gezwellen, en op Wonden der Zenuwachtige deelen. Een Pap van het geroofte Kruid, op de Maag aan- gevoegd * zou braaking verwekt en daar door de Koorts genezen hebben. Het dient ook in Gorgeldranken voor Keelkwaalen en het Sap irerdryft de Wormen , zo in Paarden als in Menfchen. Tegen de Stuipjes der Kinderen , die uit Buikpyn ontflaan , hebben fommigen het gebruikt* Het komt, voor \ overige, in krag- ten byna met het Paardebloem - Kruid overeen, tn hierom vindt men 9t ook tegen Verftoppin- gei Svngbnesia* t543 gen ïn de Lever en andere Ongemakken , aan- iyj gepreezen (*> Afdeel^ xx» £. Met geftraalde Bloemen , de Straalkrans HoOFD* ° STUK» om^eflagen hebbende. vnr< Seneci* {8) Kruïskruid met omgeboogen Bloemkrans de Bladen ongefieeld en uitgehoekt ; de^f*1^ Kelken Kegelvormig , met de kleine Schub» hetjes gaaf, ^9) Kruïskmid met otngeb. BL de Steng cm- nv vattende uit gehoekte Bladen ; de kkinef^1^^] Kelkfchubbetjes geheel en gefchroeid. Uit Egypte zoude deeze beiden f die men als Zaayplanten ïn de Europifche Tuinen gehad heeft , af komftig te zy n. De eerfte hadt zeer &orce Straalblommetjes. £10) Kruiskmid met omgeb. BL de Steng om- x. vattende Lancetvormige getande Bladen ; de ^oodkk^ kleine Kelkfchubbetjes zeer kort en gaaf. tig* (11) f*) 5 Mat. Md. i$z. (g) Senecio Coroll. revolutis , Fol. fèsfil* fïimatis &c. Hm Ups, 161. Sen. Fol. pinn. dentic. H. CUff. 406. $en. Foi. fin* petiolatis &c. r6; ♦ Jacobsa ^Sgyptia. Vaill» (9) tfeaewV Cor. rev. Fol, amplexlcaiil&ui &c. if. Upu s$i, Jacob. jEgyptia fiore mincre. Vaill» (10; Cor* rev. FoL amplexic, Laaccol. d^tatw &c. Sen. FoU fïnuatis, &c, Rs Ss % U. DEEL, Xe STUS« <544 Samehteelige Kruiden; IV* (n) Kruiskruid met omgeboogen {Bloemkrans} * XX.L" de Stens omvattende Bladen ide Kelkfchuh» Hoofd* ben verfchroeid en gefcheurd* STUK. ixi. Deeze beiden hadden haare afkomst uit Span- trUobus0 Je' *n ^e eer^e zy° ^e ^'aden uitgehoekt, in Driekwab- de andere driekwabbig gefnipperd* Het zyn me- de Jaarlykfe Planten , gelyk alle de volgende van deeze Afdeeling. Xlh (12) Kruiskruid met omgek BL de Bladen tymcti"5* Lymerig Vindeelig ; de Kelkfchubben los , van lartgte ah het Bloemkasje* Dit Stinkend Kruiskruid vindt men op Muu» ren, Daken, in de Steden en ten platten Lan- de, als ook op Gebergten en aan de Zeekuften hier en daar , door geheel Europa. Hier komt het aan den Diemerdyk , buiten de Stad, en elders op Moerasfige plaatfen voor. In Switzer- land groeit het in Hakbosfchen , voornaamelyk op de Perken der Kolenbranderen , volgens Haller. Het heefteen Steng, zegt hy, van twee Ellen hoogte, die Takkig is, en Vettig ge- fil) Sentclo Cor. rev. Fel. amplexic. &c. //♦ Ups* 26j^ Jac. Hisp. minus laciniata , Pet. brevislimis. Vaill. (12) Seneclo Cor. rev. Foi. PinnatificHs &c. GORT. Betgm 240. KRAM. Auflr. 148. GOl'AN Monsp. 439. R, Lugik* 154. N. 11. Senecio hirfutus viscidus graveolens, Diuu Elth. 3*7. T. 258. f. 33ö. Ssnecio incanus pinguis. C. B. Pin,, 131. Jacobaea prima Pannonica, Clvs Hi&ï u. p. i*, Erigeron majus. Dod. Pcmpt. $4 1. Erig* temeJUöfum ak$* 2 kim. LOB* /*• aitff v S ¥ N G E N E S I A; 6d$ gclyk de geheele Plant: de Bladen zyn met IV, foalfvinnige Vinnetjes gevind; de Bloemen geel ^fJ^L' met den Kelk ruig en de omgebogen Straal- Hoofd* blommetjes drietandig. Dl llenius nam waar , STUK* dat op dorre plaatfen de Stengen maar één of^g^J anderhal ven Voet, op vette Gronden meer dan een EUe hoog zyn. Hy is over deeze Plant zeer breedvoerig , welke zig door de grootte , de wolligheid , kleverigheid en den dank der Bla- den, van het gewoone Kruiskruid onderfcheidc. Hy beweert, dat dezelve het Eerfle Kruiskruid van DoDoNéus zy, 't welk die Amheur ook ruig en zwaar van Reuk zegt te zyn ; doch het Tweede Wollige Kruiskruid van Lob el acht hy eer tot de volgende Soort te behooren. 't Is niettemin een en de zelfde Afbeelding, gelyk hy zelf erkent. Ook verftaa ik niet, hoede Bladen daar te breed aan 't end kunnen zyn. Misfchien heeft hy het eerlte Erigeron van L o- bel op *t oog gehad , die zegt , dat men het veel in Brabant en by Doornik vinde, Zyn dit ook de Schaapenpootjes der Maastrichtena- ren ?(*> (13) Kruiskruid met omgeb. EL de Bladen xnr. V gefieeld : éê sici- Steng ruig. liaanfch. 0 Van een Berg op Sicilië fchynt deeze den by» (14) Seneclo Cor ïevol. Fol. Lyratls, fJnuatïs &c. Jacob. joontana Sen. paliido parvo Flore. Barr. Ie. 401. p. I08x« Jacob»a Nebrodenfïs altera &c. RAj. Suppl. 17$. SVNGENESÏA. 647 foynaam te hebben * hoewel zy ook op de Py- IV. reneen en in Spanje groeit. Zy heeft, volgens Afmeü ALTSTROEMERjde geftalte van het Gemee- Hoofd# ae Kruiskruid , maar de Bladen zyn grooter**?0*» Itomper , gulpswys' uitgehoekt 5 onverdeeld : de Steng zeer ruig , de Steeltjes Lymerig , de Bloemen eenzaam ; de Kelkpuntjes niet ver- fchroeid. Die van Ray hadt een breede Bloem- krans en de Bladen géfcheurd. Zo komen zy ook voor in de Afbeelding van Barrelier, by wien gezegd wordt 9 dat de Bloemen bleek en klein zyn , en dat de Plant Hinkt , hebbende een onaangenaamen Salpeterigen Smaak» (ij-) Kruiskruid met omgeb. Bh de Steng xv. omvattende Bladen , die Lancetvormig gCZuL Jlomp, getand zyn en onverdeeld* zeegroen» Kruiskruid met omgeb. BI. de Bladen xvr. Eyrond , gejleeld , getand, met PuiJtigeZ^; Bobbeltjes. Deeze beiden zyn uit Egypte afkomflig. De eerfte, geheel ruigachtig Afchgraauw, heeft Bla- den als het Hertshoorn* Kruid; de andere heeft de Bladen van onderen Bloedrood. Het is een Haai» (j5) Semfo Cor. xevol. Fol. amp'exicaulibus &c. R* Lugdb* 164. Jacobasa iÊEgyptia annua Coronopi folio g'auco. Vaill. 1720. Jacobara ^gyptia &c. Boerh. Lagdb. I. p. 99, Bladen ge* diaagend. fchaard ; de Stengen geheel enkeld> met zydelingfe ongejteelde Bloemen* Br EYtf (17) &nech Corotl. rad. Petiolis amplexï- Caulibus 5ec* R. Lttgdb* 164. N. 10. Jacobaea Afra perennis&e. VArLL. I720» (lO Seneci» Coroll rad. Per* Radicalibus hmm &c. Am*. Acad. VI. Afr. 6 5. Jacob. Spicata Monomopatenfis. BREYNc Cm. T. 65- MORIS. lil* S. 7* T. 18. f# 3Z4 S Y N G E N E 5 I A. 640 Breyn meldt wel van een Haairige ruigte IV. en Wolligheid , doch van geene Wortelbladen ^SJ*1, in deeze Plant, die van de Oostkust der Zuide- Hoofd- lyke deelen van Afrika afkomlHg was* 'tSchyntSTüK# dat zy ook aan de Kaap groei je. De Bloemen zyn Violet geftraald , waar door zy van de voor- i gaande Soort , die de Straalkrans geel heeft, in de eerfte opflag onderfcheiden wordt. Ook heeft zy de Bloemen op een zonderlinge manier ge- kelkt, hebbende de onder -Kelkjes als verdub* beid en in malkander gedoken. (19) Kruiskruid met gejlr. BI. de Bladen egaal Xtx. yindeeli* , zeer uitgebreid , met een ver» ?eneciö ö elegans. dikten omgekromden rand» sieriyk* Een zeer fierlyke Plant , met paarfch ge- flraa^de Bloemen, van de Kaap afkomftigj maakt deezc in de Tuinen uit. Wat de onder • Kelk- jes aangaat , verfchilt zy ongemeen van de voor- gaande , alzo dezelven zeer klein zyn* Men vindtze Heefterig en grooter , dan de Kruidige Jaarlykfe , doch zo 't fchynt daar van gefproo- ten* zo de Ridder oordeelt. (20) (19) Seuech Cor. rad. FoL pinnatis jequalbus Sec. Gouan Ménsp. 440. H. CUff. 40*. Ups, 260. After Afr. annuus Senecionis folio dentato. Seb. Mus, h p. 33. t. 22. £ i. ft, lacobsa Afr. Fmtescens Fl. purpureo &c. VOLCK» Nêr» T. p. 2i5> R. lugdk 164. N. 6. ' Ss * 11. Deel. X. Stuk. Same»teelice Kruiden. IV. ( ao) Kruiskruid met gejlr. BL die langer dan Afdeel. folk Zyn en onverdeeld; de Bladen Vin- Hoofd*! deelig met de Slippen Liniaal en van el* stuk. kander affiandig. XX. fiuaiidus Byzonders vind ik van deeze niet aangete- sioidig. kend , dan dat zy mooglyk in de Zuidelyke dee* len van Europa groei je. Dillenios hadt- ze , Schriftelyk, Jacob sea met gefnipperdeBla^ den, den Reuk van Reinevaren hebbende, ge- noemd. (ai) Kruiskruid met gejlr. BI Vindeelige ge* temde eenigermaate ruige Bladen en opge- regte Stengen. (q.2) Kruiskruid met gejlr. BL de Bladen we* derzyds Wollig , eenigermaate gevind en, Jlomp; de Bloemtros rondachtig. (20) Senëcio Cor. rad. Calyce longiotibus integrïs , Fol. pinnatifidis , Lsciniis Lanccolatis ditfantihiis. H. Ups. 260» Jacobaea laciniatis foliis , Tanaceti odore. Dill» Msf. (21) Senecio Cor. rad» Fol. pinnatifidis ,&c. FL Suec* II. N. 750» Jacobza Scanorenfls. h. Scan. 12.5. Senecio Jacob. Selandica incana. Lob. lliu/lr. 76. Jacob. incana altera» C# B. Pin. liu Jacobaea incana repens. BAR». lc. 153* N* 107 (22) Sem:h Cor. rad. Fol. utrinque tomentofis &c. GOUAN Monfp. 440* Chryfanthemum Alpinum primutru Clus. Hift. I. p, 3 $3. P*n* T. 566. Jacobara Alp. incana minor. Sahr. lc. 262. BOCC. Muu 1U P« 20. T. S*Plükw Fbyt. T. 3*. f. tf. XXI. Erucifö' Uus. Raket- bladig. XXII. Inc&nus. Grys. s Y N C E N B S I a; 631 f23) Kruiskruid met gejir. BL de Bladen IV; Vimwys' veeldeelig , Liniaal 9 kaal en fpits; met tweebloemige Bloemfteelen* Hoofde STUK* Ik kan niet anders zien , of de twee laatften , xxnr. die op de Gebergten van Ooftenryfc , Swit-^S. zerland en de Pyreneen voorkomen 5 zyn door^//2"* R aller als Verfcheiden heden van het ge-biadig. rneene St. Jakobs • Kruid aangemerkt * >t welk in de verdeelingen zyner Bladen uitermaate fpeek. Wat de eerfte aangaat , die Rakethladig is ge- bynaamd,deeze verliest, inde Tuinen gekweekt zynde , haare gryzc Wolligheid 5 zegt Lin* hjeus, LoBELzegt, dat dezelve in Zeeland zeer gemeen is op de Velden 3 tusfehen Mid- delburg en Arnemuiden , zynde in allen deele wat grooter en zagter dan het gemeene St» Ja- kobs Kruid. Zou het ook die Verfcheidenheid kunnen zyn 3 waar van de Heer deGorter fpreekt (*). Toürnefort evenwel , die het gemeene St. Jakobs Kruid, met Bladen als van de fa3) Senecfo Cor. rad. Fel. pinnato - rnultïfidis Lïneiribus &c. GOUAN Monfp. 440* JACQ. Vind. 288* Senecio foliis decompofitis* Guett. Stamp* 2.60% Chryfauth. Alp* z, Clüs* Hifi» ï. p. 333- Pann. T* p. 567- Pï-UK, Alm 194. (*) Flor. Bdg* p. 241. Hoewel ik niet z'e , dat Boer- HAAVF. anders dan het Gemeene opgeeft , betrekkende dsac toe, ten onregte , het Erigerum maju$9 Dod. welk het Stin- kende Kruiskruid is , hier voor befchreeven , en het zelfde Kruid nog eens voorftellende onder den naam van JacobAa? 99. lïo Deel* x. Stuk. 6$2 SAMËNTEEL1GE KRUIDEN. IV. de Rakette gefhipperd 9 omftandig befchryft , AFxx.EL# *on naauwlyks gelooven, dat hetzelve geenby- Hoofd- zondere Soort zou zyn (*)♦ STUK* xxiv* C24) Kruiskruid met gejlr* BL aüe Bladen cfnldents. dubbeld Liniaal gevind en getuilde Bloem* Kana- (leelen hebbende, tlaafch> J In de laatfte Averoonbladige zyn alleenlyk de Wortclbladen dubbeld, de Stengbladen en- keld Vindeelig : de Bloemfteeltjes ruigachtig , drie of vier in getal, dikwils tweebloemig. Dus verfchilt dan daar van deeze Noord - Amerikaan- fche ,diezowel de Steng-als Wortelbladen dub- beld, en de bovenden alleen enkeld Vindeelig heeft. De Bloemtuil is getopt en geel, met ros* achtige Kelken. xx,v' (25) Kruiskruid met gejlr. BL de Bladen sttjakobs Vinswyze Lierachtig , de Slippen in Slip* Ermdt jes verdeeld: de Steng over end Jlaande. Door geheel Europa komt in Velden en Bos- fchen 3 (*) Herbar. env. Paris. p. 277- (24) Senuio Cor, rad. Fol. omnibus bip'nnatïs Lineari- bus , Pedunc. Corymbofis* Jacobasa Chaerophylli foHis Maria- na* Pluk. Mant* 107. (25) Senecio Cor. rad. Fol. pinnato- Lyratis, Lacinüs Iaci- nulatis, Cauïe ere&o. Gort* Belg. 240. KRAM. Aufir. 249. WL Suec. 688,751. DALIB. Paris 257. GOüAN Monfp4^o^ Lugdb. 164. N, 7. Jacobsa vuig. laciniata. C. B. Pi*. \%u Jacobaea. Dod. Pempt. 642. Jacobaea, Senecio & Herba Su ]acobi. Lor. h. 2x7, fi0 Jacobaea vu'garis Flore nudo. S.AJ. An&i> II. 8*, Syngenesia* ö$s lehen, doch meest op vogtige Weidlanden, dit IV* ^ Kruid voor, dat, ik weet niet om welke reden , AvT^u- by de Duitfchers den naam van St, Jacobs- Hoofd- Kruid, of St. Jakobs Bloemen gekreegen heeft, 8TÜK# dat in de meefte Taaien is overgegaan* De En- J^^* gelfchen , evenwel , noemen het \ wegens de gefnipperde Bladen, RagworU Alom komt het met gedraalde Bloemen voor, doch op Zandi- ge plaatfen der Nederlanden doorgaans onge- ftraald, zegt Linnjeus. In S weeden zyn de Bloemen akyd gedraald , en in Switzerland ko- men zy zeldzaam zonder Straalblommetjes voor, wier getal omtrent een dozyn is , geel, aan 'c end drietandig, zo Hall er aanmerkt. Ik heb het, in onze Weiden , altoos gedraald ge- vonden. De Steng wordt wel een Elle hoog , doch blyft ook laager. De Bladen zyn van bo« ven groen en glad, van onderen wat Wollig ;en door verfcheide fnipperingen op byzondere ma- nieren verdeeld, zo dat zynu eens naar die van Kadyzen, fomtyds naar die van Rakette of ook van Byvoet eenigszins gelyken , en . dewyl zy ook wel grysachtig voorkomen , zo vindt men het Kruid wel eens Artemijia alba9 in 't Franfch Armoife blanche , by de Kruidkundigen gety- teld. Dit Kruid is bitter, fcherp, en eenigszins famentrekkende van Smaak, doch heeft geen byzonderen Reuk. Sommigen hebben het tegen Keelziekten , de Roos, en Buikloop, aangepree- sen. InSweedenwordt'er mede groen geverwd; maar 6$4 SAMENTEEtlGË KRUIDEN* IV« maar dit is een Kleur , die in de Zon geen ftand stuk. (^6) Kruiskruid met gejlr. BI. en gekartelde xxvr. Bladen , d£ onder/ten Hartvormig gefteeld , Jlnul de bovenften Lierachtig Vindeelig. i Goud- kleurig. Op vogtige belommerde plaatfen, in Virgi- nie en Karolina, groeit deeze, die naar het ge« woone Sc. Jakobs Kruid veel gelykt. De Bloe- men zyn Goudkleurig , de Bladen wat Wollig. Het heeft een kleinen bruin rooden Wortel ,. van eenen aangenaamen Reuk. -xwv* (27) Kruiskruid met geftr. BI. > de Bladen laZT'1' Liniaal Vindeelig met Tandjes; de Slippen Gekroond. nr van elkander. Ik heb de bepaaling niet beter te regt kunnen brengen van dit Kaapfe Kruid, dat Bergius onder den naam van Vraadbladig voorftelt. Lin- ni&vs zegt, dat het een Steng van twee Voeten heeft; de Bladen Liniaal, eenigermaate gevind, met de Vinnen ver van elkander , Liniaal en lang, de Bloemen pnarfch geilraald. Bergius geeft (16) Sexech Cor. rad. Tol. crenatis &c. Ghon. Virg. II. ï26. Jacobxa Virginiana Fol. imis Alliarix &c4 Moris. Eift+ III. p. 110. KhySuppl. 180. (27) Sentcio Cor. radiantibus Lineaiibus, Fok pinnato* denticulatis* Lacimis diflantibus. Mant. 47°* 5enecio Fili- folius* BERG» Cap+ 278. Jacobaea iEthiopica anguftis et . pi** longis folüs &c. f luk* fifant, 107, T. ^21, f. 5. non bou*f S y N G E N E S 1 A. d55 geeft 'er Bladen aan , die Liniaal - Elsvormig Iv; ayn, meer dan drie Duimen lang, glad, onge-AF£*EL lleeld, digt aan elkander, de bovenften yler en Hoofde aan den voet getand. De Pluim , zegt hy , be- STCJK' ftaat uit ongevaar Degen groote Bloemen , metf$$£ Elsvormige Blikjes , over de Steeltjes verfpreid , die naar boven langs hoe korter worden. De Bloem is in 't midden geel , met ^aarfche Straa. le~. Ik heb een Exemplaar , dat, wat het Bloem- kroontje aanbelangt, wel tot deeze Soort fchyot te behooren , doch mooglyk van beiden zo veel verfchilt , als deeze twee van elkander (*), D# Met gedraalde Bloemen, de Straalkrans uitgebreid , de Bladen onverdeeld hebbende. (28) Kruiskruid met geflr. BI. de Bladen Li- xxrirt; niaal effenrandig , de Bloemtuil eeniger* LmTfoUusi maate gefchubd} de Steng Kruidig. -viafchbia* In Spanje en Italië groeit deeze Soort , die naar het Vlafchkruid gelykt. Zy heeft de Steng een Elle hoog, rond en Houtig , zegt Bauhi* Kusf met Takjes gearmd , wier toppen geele Bloe- (*) Met deeze Soort zou cok die Kaapfe uit den Leidfèn Akademie - Tuin , welke Meerburg % onder den bynaam van Cbryfocomay opzyne Pl. XXXIX. af beeldt , kunnen ftrpo* ken , indien dezelve geen ongeftraalde Bloemen had, (28) Senecio Cor. rad* Fol* Linear. integerriinis &c. H* Cliff". 410. Ltnarix Aurex affinis. C* B. Pin* 213* Pr oir* 107* Jacobza Lintfolia Hïsp. & Italica. BOGC» Muu lh Jfc* €0. T. 49» BAAR. / met een geftrekte Steng. In Moerasfen aan de Zeekust van Sweeden 5 als ook in onze Provinciën en elders wordt dit Kruid gevonden , dat in Rusland en Siberië vry gemeen is. Men vindt het in Rietbosfchen en vogtige Weiden inSwitzerland, meteen Steng van twee tot vyf Voeten hoog , niet Takkig , maar aan 't end met Bloemen gekroond , van twee Duimen breedte , door de langte der Tongblommetjes , die aan de tippen ingelhee- den ' f29; Semch Cor. rad. Fol. Enfiformibiis acute ferratis &c.' Gort. Belg. z+l* Ft. Suec> IT. N. 75 Senccio Fol. integris krratis. Guett. Stamp. 2. p* Si9* Jacobsa Fol. loagis ime- gris &c. Moms. Ui ft. III. S. 7* T. ip. £ 22. Conyza pa* luftris ferratifolia* C. B. Pin* aö5. 0. Solidago Paluffris al« tis/ima incana tomentofa. Amm. Rut fa 220* tandig, eenigermaate glad* skrra- fynfch* f Kruiskruid métf ge/ir. die een Tuil xxxin t 1 «, , t n 1 Dort*. maaken; de Bladen byna ajioopende y kaal , wond* Lancetvormig met kleine Tandjes; de bo*kmi^* venften allengs verkleinende. ï Deeze drie , welke men in dé Bc&fcHen dei Gebergten van de middelde en Zuidelyke dee- len van Europa hier en daar aantreft, gelyken tiaar elkander Veel/ Zy loöpen uit op dat Kruid ^ welk f30) Senecio Cor. rad* Fbl. fcariceofat-ïs biferrat's Sec,* Gouan Monfp. 441, Jacobsa Nemoienlis £cc* Rvpp. jifïj Sölidago Fol, Lanceolatis ferratls &c* Gmbi.. Sik XU p. 165. (31) SenteU Cbu rad» Flot Cörymboffc , FoU' Lanceert ?rïs. ferratis &c. H* GOUAN Monfp* R. So'ida* go Sarracenica. Dod. Pempt> 141. Virga Aurea an^uftif. fei> lata» C. B. Pin z6%» (32) Se««i0 Cor* rad. Flor. Cor. Fo!. fübdecurr, &c. JAQ<% fW. 155* GoUAN Monfp. 440. Solidago Caule fimplici Sce, i*. Ci./f. 410. Virga Aurea major^-f.- Doria. C. B» Pin. 208, confer. Doria Oxientalis Limonii folio* Dfctx« Eltb.T* iou f. i*S. Tt 6S? SAMEfjTËELIGE Ka üIDENJ IV. welk men Heidenfch Wondkruid plagt te noe* ^XK1, men °^ T)Qrm > a!s GulJenkruid \ wegens de Hótifcü- ongemeene kragten , die in Wondheeling tian stuK" \ zelve toegefchreeven werden* Het wordt vviwfvï- ook wel onder de Gulden R°eden geteld, we- ry» gens zyne geele getuüde Bloemen , die op 9t end der Takken vergaard en gantfch niet groot zyn. Het maakt een Steng van meer dan eens Mans langte hoog , met Zaagtandige Bladen van eene Lancetvormige figuur, die in het Sar- rafynfche breeder en grooier zyn , en dus bly- ven tot aan de Tros , daar zy in delaatfte Soort aanmerkelyk verkleinen. De Heer Burman betrekt deeze , in 't byzonder de Oofterfche of Levantfche Doria met Limoenkruid* - Bladen > van D i l l e n i v s > tot de Kaapfe Planten» (33) Kruiskruid met gejir. BI. de Steng on> verdeeld byna eenbloemig ; de Bladen ge* heel en Zaagtandig : de Wortelbladen Ey~ rond9 van onderen ruig. Die f33) Seneeto Cor. rad. Caule indivifo fub - ttnifloro &c* GOUAN /lomp* 441* GER. Prov4 19Ó. T. 7. Solidago Do» tonicum Sp. Plant. I. p. 880. Doronicum Tol. Lanceolatis &c. R. Lugdb. 160. Doron Auftr. primutn. Clus Pann* 319. T. 5i8, $4 Dor. FoU oblongo - Lanceolatis ferratis. JMonn. /)ör. integro & crasfo Hieracii folio. MAGW. Monsp* apj. y# Dor. Fol. L^nceol, dentic. &(:• R* 160* Dor> Helv, incanum. C. B. Pin. isj. Prodr. 97. & Tusfilago Alp. Tol, oblongo* c. B. Fin* 197. iWr, 101. •* Virga Ama montaua femta magtio Flore. C. B, ióa. Doroni- cum* Eenbloe- mig, 8 ? ï o è * t i i A, Dit, in geftalte zeer van de overige Soorten IV» Verfchillend en nader aan het Havikskruid of Ar^t* aan de Atters komend Plantje * dat zyne Groei- rïooFtj- piaats insgelyks op de Europifche Alpen heeft /™K#^ is thans > wegens het onder- Kelkje , door den fu^rfi^ Ridder hier t'huis gebragt. Èèt heeft de Bla- den 5 nu ronder dan langwerpiger $ dikker , dunner 3 kaal of ruig* Dit maakt de gedagte Verfcheidenheden uit , welken dé Heer J A c- Q.Ü1N op de Ooftenrykfe Bergen aicemaal ge- zien heeft, doch die de Heer H aller in hoofdzaaklyke niet allen overeenfeomftig oor- deelt (*)• Hy fpreekt 'er dus vam p De Wortel, een dikke knobbel roet Veze« 55 len , fehiet een enkelde Steng 9 van een Voet of een Elle hoog, lievig. Wollige doorgaans „ eenbloemig , doch fomtyds ook van twee tcü 3, zes Bloemen draagende. De Bladen by dea I, Grond zyn gerteeld , fomtyds byna rond , 35 gelyk op de Bergen van Waliiferland* ovaal 3j of Lancetvormig, altoos dik en Zaagtandig, 3, uit den aart Wollig, doch fomtyds ook van 3, boven of aan beide zyden kaal, aaii de Steng 3, fmaller en ongedeeld. De Bloem is zeer $5 groot 3 hoog Oranje , met den Kelk meer* 3, uitgebreid en breede reepjes aan den voet , 23 die Lancetvormig zya ; zo dat het de Soïi- 35 da* (*) Varïetates progresfivas * ® ad 8, vidït D. JktqytXj at omnes negat conveniie D. H aller, Syft* Nat^Ve^ S lt> Tt 2 21. Dsgfc. X. STGK» 1 ÖÖC Samenteelice K&UXDEN* IV. ,5 dago naby komt. Ik heb het glad gezien efi A* x*x L » Wollig. Het heeft veele breede drietandige> Hoofd „ Tongblommetjes (*)♦ STUK. xxxv. ( 35 ) Krqiskruid met geftr. Bh de Bladen tTnt'ïLf?' langwerpig 5 van hoven kaal, met Door- Levants. n(ge Tandjes ver van elkander ; en eem Kruidige Steng* Dit Kruiskruid , dat in de Levant zyne Groei* plaats fchynt te hebben , komt in geftalte over- een met het Styfbladige , zegt Linn^üs3 doch is in allen deele veel bekrompener* Kapen/is. Ik heb dat Kaapfe Kruiskruid3 benevens de Kaapich» vier overjgen Van die Geflagt^als Heefterigzyn- de, reeds te vooren befcbreeven^ en tevens da Afbeelding van een Spatelbladig , uit myneVer* zameling , medegedeeld (f j< Ook heb ik van de vier nieuwe Soorten van den Hoogleeraa? BüRMAJiNüs gewag gemaakt , onder welken eene (*) Hetv. inslaat. I. p4 ao. (35) Scnecio Cor. rad. FoU 'oblongis ffcmote dcntatïs &c; Solidago ifatidis folio. RAJ. Suppl. 177. N» 46 , 58 B Jaco- baea Sicula, Cau^e rigido Ramofo &c- Raj. Suppl, 178. N*1 49 ? Hieracium Mont. Conyzx f. Dentatias folio. Bocc* Sic. (t) II. D. VI. Stuk , bladz. 99> ^ XXXII. Ik heb heN zelve Spatelbladig genoemd, om dat de Bladen, aan 't end bieeder , agterwaaids verfmallen , en zy verdienen weezent- lyk dien naam , volgens de Phil. Bot. T. 3. f. 109 , hoewel menze ook Wigvormig zou kunnen heeren In de twee laat-* fle Soorten, N. 39 , 40 % wier Bladen de Ridder Spatelvoc- mig noemt , kan ik de overeenkomst met de. gezegde be* paaling niet vinden» cene voorkomt, die zyn Ed. Lancetvormig ty IV; telt* Ik bezit thans een Tak van de Kaap , met AFxx!L* de Bladen van die gedaante , doch anders ftroo Hoofd- kende met de andere van my afgebeeld ; inzon- *TÜK* derheid wat de Tanden aangaat > die alleen in dej^^f tiiterfte helft , wederzyds vier of vyf , nevens de fpitfe punt, wyd van elkander voorkomen, ter- wyl de Bladen byna gefteeld zyn $ ftcvig zon- der eenige Wolligheid* De langte der grootften is ruim twee, de breedte in \ midden een half Duim. Zy verfmallen naar beide enden. Aan den top verdeelt zig de Steng overhoeks in Tak- jes, die met elkander een Bloemtuil maaken , byna waterpas van boven. Dus is dan dit Kruid 3 waar van gezegde Heer twintig Kaapfe Soorten opgeeft, aan de Kaap veele veranderingen onderhevig. Verfchei- de Soorten van hetzelve vallen ook in Egypte, gelyk wy gezien hebben. De Ridder geeft van daar nog de volgende op , onder den bynaam van Arabifch, naamelyk (41) Kruiskruid met makte Bloemen en byna xli. dubheld gevinde ge/teelde effene Bladen. A^Tkus. Arabifch* ' Dit, zegt zyn Ed,, heeft de geftake van het St. Jakobs Kruid , de Sceng anderhalven Voet hoog en effen : Bladen byna als van de Water- Raket en veelbloemige Steeltjes, met Bloemen ge- (4O Senecio Cor. nudis , Fol. fubblpinnatis petiolatis Is- fïbus. Mant* Hf. 11, Deel. X, Sros» 66% Sameïsteeï-ïce Kruide»; W* gelyfc die van het gemeene Kruiskruid, doch ^xT11 d Ke,kPunties niet verfchr°eid hebbende* In Hooi V $e Upfelfche Akademie - Tuin wa& het waarge* xlil (42 ; Kruiskruid Lancetvormig Eyronde9 flf^fi, x 5 g/awfófe * gekartelde Bladen en een fieetoig? getuüdt Bloempluim. De Heer ForskaohL vondt, op de Ber- > gen van Arabie, behalve een Lierbladige Soort met g flraalde Bloemen, een Soort, welke hy Hadienfis noemde, Deeze was een verfpreide Heefter van drie Ellen hoogte , met flappe op. flaande Stengen en overhoekfe Bladen , drie Duimen lang, fpmmigen getand, fommigen ef* fenrandig. De Steelen uit de boven -Oxelen maakten met elkander een Tuil 5 van kleine Bloemfteekjcs met korte Schubbetjes. De Kelk badt een agttandig Eeltig onder - Kelkje , aan den voet , bevattende veertien tweeflagtige en vyf Vrouwelyke Straalblommetjes , geel Aster. Sterrebloem. De Kenmerken van dit Geflagt, dat ook een naakten Sroel en ongeftamd Zaadkuifje heeft, beftaan in een gefchubden Kelk, wiens onder- fte Schubben uitgebreid ssyn 5 of van de anderen af- 1 - (42) S&meh Foliis. Lartceolato «Ovatïs , crasfïs glabrts , (jjBijticulatis ? Taaicula Corymbofa* Flor, jEgypt% drab. p, afwyken , waar door het van de voorige, als iV, ook dat het meer dan tien Straalen heeft, waar AF£|fL* door het van 't volgende Geflagt verfchilt. Hoofd-; De Heetterigen reeds befchreeven hebben- STÜK* de*, welke allen Kaapfe zyn , zo komen hier * n. d; eerst in aanmerking bLiotj ens. /?♦ Kruidige met geheele Bladen en naakte Bloemfteelen. (5) Sterrebloem met byna Draadachtige Door* nig kanthaairige Bladen , naakte Bloem-" tmiiusi fteelen en half Kogelronde gelyke Kelken* | Tc^5r< Dit is ook een Kaaps Plantje van een Span hoog , zeer Takkig , met zeer f malle , fty ve, korte ruuwe Blaadjes en lange naakte end- Steeltjes, hebbende de Straalblommecjes blaauw en kort, het midden geel. Men vindt de Bloemen by die van de Kamille, de Bladen by die van den Tamarifch vergeleeken. (6) Sterrebloem met Spatelvormige ftekelige AJpVus Bladen , de Wortelbladen Jiompi de Steng Aipifch. ' geheel enkeld en eenbhemig* Op (5) AJler Fol. fuHfiïiformi^iw aoi'eato - ciliatïs Sec. Am4 Accd Vï. Afr. 67. Mant. 471. After parvus 5Lthi< picus Cha- msmeü florihus &c* PLUK. *Alm $6. T. 271. f. 4, (ö) A/Ier Fol. Lanceolatis hirris &c* Gouan Monsp. 442, After montanus eoeruleas. C* B4 Pin* 267. After 7« Auftria* ais» ClüS. Hifi. 1|» p. 15. fi9 Aiter Atticus Alpinus alter* C B. Pin. i6j. Aftex hirfutus Aufti* ccemleus &c, C. B. Tt 4 0» Ö2EL, S. STUK, 6ö4 SAMENTEEtltfB CKÜlDëtf* IV. Op de Gebergten van Gpftenryk, Swïtzer- AF^EL land en der Zuidelyke deelen van Europa, val£ Hoorn- dit blaauwe Sterrebloem , naauwlyks een Hand- fTvéè * breed hoog, met twee, zelden drie Stengblaadr ?ffiv!"vt?}es volgens Gooan, die het zelfs maar twee Duim hoog gezien hadc. Hallrr nam her $en Span hopg waar. yiu (7) Sterrebloem met Lancetvórmige , geadev* f£lss< fa 3 ruuw? Bladen, aan \ end Zaagtqn- &tëti&h, jjg fa stengen geftreept , de Bloemftee* len Wollig. De hoogtp van deeze, die in de Ooftelyke {leelen van Siberië , tusfchen de Jenifea ea Kamtfchatka , overal groeit , is tusfchen een Voet ep een Elle , zo de Heer Gmelin aantekent. Hy merkt aan, dat de Bladen van deeze $e t^vee sydribben der gemeene blaauwe Afters niet hebben , maar |n tegendeel Itetk geaderd zyn. Uit zyne Afbeelding blykt, dat dezclveu dikwils tot by den voet Zaagtandig vni. (8) Sterrebloem met Lan^e-yor^^ ejfenran» Zoutvva- dige pin. 267. Prodr. 124. After Atticus qtrintus. CLUS. Pakk, T- p. 533* (7) Afar FoL i/anceohtis Venofis fcabrls &c. After Fol. ©vatis oblongis Gmel Sih U. p. 186, T* 80 f. 10. (t j After Fol. JLanceoIatis integerrimis &c. Gort. Bel&* %ttu Güua^i Moüsp. 442. K, Lugdb. 168. Gmel* Sib ig, p. 187 T. 80. f. 2* TfipoHutn majus coerulemn. C S. Fm» -$67» Tripolium, DqjD, TtmjjU $19, LGfy Jct S 7 N C E N E S T A. 66$ ' w ' | dige Vleezige gladde Bladen 9 ongelyke IV!»' Takken en getuilde Bloemen. AFxxEL- Hoofd- Dat dit Kruid niet zo zeer den Zeekant als stuk. wel het zoute Water beminne, blykt, dewyl PotyamiA men 't ook aan de Zout' Meiren, in 't midden fu^ua^ van Afie , overvloedig aantreft. Hier te Lande groeit het veel aan de kanten der brakke Wa- teren , Slooten, Graften, en zelfs op Balken die lang in \ Water gelegen hebben* Men vindt het byna altoos met blaauwe 3 doch ook met witte Bloemen , in *t midden geel. Na 't bloei- jen geeft het veel Pluizig Zaad, dat door den Wind alom verftuift. De hoogte is van ééu tot twee Ellen , naar de Groeiplaats. fp) Sterrebloem met Lancetvormige fiompe, lx» ruuwe, drieribbige onverdeelde Bladen; de A^^. Bbemfteelen byna, naakt en getuild ; de aUauw. 1 Kelkfchubben ftomp* In de Tuinen maakt deeze, die wild voor- komt op de Heuvels der Zuidelyke deelen van Europa en in 't Ooftenrykfe, eene fraaijeover- blyvende Bloemplant uit , welke den naam voert yan Italiaanfche of Roomfche AJter of Sterre- kruid. Co) Afler Foï. Lanceolatis obtufis fcahris &c Gouan Momp^z Kram* Auftr. 250. Km Lugdb* 1 63* Ader Attï- cus coemletis vuig. C. B. Pin. 167. After Atticus. Dod, Jempt. 166 Aftei ltalomra. Lob. Ic. 349» After Atticus coemleus vulgaris. TOURNI, Injf. p. 481, Tt 5 i II. deel, s, Stuk» 6C6 Samehteelice Kruiden IV, kruid. De Franfchen noemen het Etoilée 9 de AFxxEL# Duitfchers Megerkraut en Bruchkraut , 't welk Hoofd- op den Latynfchen naam Bubonaria of InguU stuk naliszü zien. Men heeft 'er, naamelyk, veel werks van gemaakt tegen Liefchgezwellen. In Siberië is dit Kruid ook niet ongemeen. De Heer Hal lek nam hetzelve in Switzerland waar, met een Steng van drie Voeten hoogte % ftevig en ruig, de onderfte Bladen gefteeld,de bovenften ongedeeld hebbende > de Bloemen Kroontjeswyze, blaauw van Kleur en het Zaad- pluis ros of roodachtig» Zy fchynt naar den Amellus van Vuigilius te gelyken , zo Clusius oordeelt 5 waar van de bynaam is ontleend (*> x (io) Sterrebloem met wyd gemikte Takken , 'jijlerdiva* en Ey ronde Zaagt andige Bladen ; die by r*wvd de Bloemen effenrandig , ftoföpachtig > om* Gemikt. vattende. Een Virginifche Alter van deezen aart mee witte Bloemen * in 't midden geel, hebbende een zwakke Steng, doch overbly rende , maakt deeze Soort uit» C. Krui* (*) Eft etiam Blos ia Piatis, cui nomen Amcllo. Cesr^ IV. p 271. (to) After Ramis divaricaris Sec. GrON. Virg* II. p, 123, After Ameucaitus lajifoUas albws &c. fiLUK* 4tm* 56* T# 79. f* i» GyNGENESI^ tfÖ7 C. KrufJige met gehcele Bladen en Schubbi- IV. ge JBloemfteelen. Afdeel. Sterrebloem met Liniaale effenrandigesvv^ fcheef Jlaande fpitfe Bladen , die aan den xr. rand ruuw zyn en byna naakte Bloem- ^■/J^J Jleelen. Hyfop- J bladig. In Noord -Amerika groeit deeze Soort, die de Steng een Voet hoog , Takkig en ftevig heeft , met Liniaal - Lancetvormige Bladen , welke op- waards omgeboogen zyn. Het heefc een getopte Bloemtuil en Eyronde Kelken , welke digt ge- / fchubd zyn ; terwyl de Bloemftraal agtbladig is en Violet p in 't midden groen (*), (iet) Sterrebloem met Liniaale effenrandige xn. Bladen , een gepluimde Steng 9 de Bloemen endelings. (13) Sterrebloem met Liniaale effent -andi* xiti. Erkoides, Er Heyach tig. (ïi) Aft er Fol. Linearibus ïntegernmis obliquatls &c. Mant* 114, 517. (*) Men z,ou zeggen , hoe komt dan deeze Soort hier ? Want dit Geflagt moet een Kelk hebben met de buitenfte Schubben uitgebreid en meer dan tien Straalblommetjes s beiden hier regt ftryd;g! Waarom niet in her volgende, dit ic Kekfchubben geOooten heeft i (ü) Afier Fol. Linearibus integerr* Sec, H* Cliff. 408. R. Lugdb, 167, Gron. Virg. II. pk 123. Aller Nova: Anglis9 Xmariac foiiis. Herm* Var. T. p* After Amer» multifii &c4 Pluk. t. 78. fr 6. 1 , (iz) >Afi*r Fol, Un. int eg» &c. Aiter Caule paniculato f II. D&EL. X* STUg. 668 Samenteelige Kruide»; ge Bladen , een gepluimde Steng en ge* \ troste Bloemjleelen , wier Takjes gebladerd , zyn. (14) Sterrebloem met byna Liniaale effenran* dige Bladen en gebladerde Bloemjieeltjes. (15) Sterrebloem met Liniaale effenrandige. \ Bladen , die ge/pitst , ruuw en gekield zyn; de Bloemjleelen gebladerd. (16) Sterrebloem met Liniaale fpitfe effenrató dige Bladen a en eene getuilde zeer Tak* kige Steng. Alle deeze zyn overbly vende Noord - Amerï- kaanfe Afters, waar van men fommigen in de Europifche Tuinen aantreft. Allen zyn zy fmaW bladig , gelyk de bynaamen luiden. De eerfte pronkt met witte Bloemen , in 't midden geel, naar die der Madelieven gelykende en zeer af. fteekende op het donkergroene Loof. Zy groeïü omtrent twee Ellen hoog , zo wel als de twee* de 3 en niet minder Bofchachtig of Struwellig, maar £cc. IU Lugdb* 163. Afier Ericoides dumofus. Dill» Ehh* f. 40. (14; *4Jïer Foh fub-Linear. integerr. &c. After AmOK Belvedère foliis. Pi.uk. T. 78* U 5- de Bloem* Scherpi fteeltjes gebladerd. Bloemen naar die van 't Zee - Stenekruid ge- lykende , doch paarfch geftraald , heeft dit klei- ne Aftertje , dat in Hongarie , Spanje, en de JZuidelyke deelen van Vrankryk groeit, (18) Sterrebloem met Eyronde cngef teelde xvm; * ConcoloK 1 V' Ecnkleuu (17) After Fol. Lanceolato * Lïnearibus ftri&is integerri- mis &c. Gouan Monsp. 44a. After Caule ere&o Umbellifero 5cc. Garid. Aix* 47. T. til After Tripolü flore. C. B. Pm* 167, Barr. After minor Narboneniïum. Lob. 349* (is) After lol. Ovatis Sesfilibus integerrimis &c, Aft«r Caute lh Deel* X» Stok*] '670 Sa af eis tee Li ge Kruide^ IV. XX. Hoofd- $TVK. i xix. Afier wègidus. StyfUadfg. Un&ulatuu 'JtsglU. Nieuw • Engelands* efenrandige Bladen 5 en een geheel enkel, de Steng ? die aan '£ end getrost is. (19) Sterrebloem met Liniaale Bladen >ovet> hoeks >en eenzaame end Bloemen* Deeze twee groeijen in Virginie en hebben beiden kleine ftyve Blaadjes , die zeer Wollig zyn in de eerfte , wier Steng aan 't end Aairs • wyze bezet is met geheel paarfche Bloemen* De laatfte heeft een zwak Houtig Stengetje, niet ééne fraaije Bloem aan 't ertd. Deeze Bloem heeft lange paarfche Straalen, de middelblom» niet jes zyn ros 5 de Kelk Schubbig dik en rond* (20) Sterrebbem met omvattende gegolfde Bladen 5 die van onderen Wollig zyn en getroste opftygende Bloemen. (21) Sterrebloem met Lancetvormige over-* hoekje effenrandige half omvattende Bla* den, getropte end -Bloemen en een ftekeli* ge Steng. UiC Caule CmpHcisfimo Sec. Gron. Vlrg* II. 123. Ader purpuW ieus non rarnofus Sec, Clayt. (t9) Afier Fol. Linembus alternis Sec. Gron. Vtig. II* p, I24« Aftec Foliis parvis rigidis crebris &c. CLAYT. C20J Aflet Fol. amplexi - Caulibus undulatis &c. li. Clsfa 408. R hugih 167. Gron. Virg. II. p. 1*4. Atfer Nova AngYix purpureus &c. Herm. Par. T. p. 96. (zi) Afier Fol. Lanceolatis aiternis &c. H. CiffiK* Lugdh GOüAN Monsp. 442. GRON» ftrg. 1U p* lH* NOVS Au* giis altisfimus hirfutus &c. Heem, P&r. T. p* 9% SYVGfe'&fisiA» 6'ft Uit Nieuw Engeland zyn deeze beiden 3 die IV.1 men in de Openbaare Tuinen en ook elders A?xx!L* vindt , af komftig , doch worden ook geteld tIoofd* onder de Virginifche Planten. De eerfle, naarSTÜH:* ] Goudroede gelykende , heeft kleine blaauwe 5/^e^^f de andere, die eens Mans langte hoog' groeit, paarfch ?chtig Violette Bloemen. De Steng is roodachtig bruin. D. Kruidige met Zaagtandige Bladen en eU fene Bloemfteelen. (22) Sterrebloem met Hartvormige Zaagt an • ^ dige ze [teelde Bladen ; de Steng getuild metdifJius! * ongebladerde Bloemf teelt j es en gladde Kei* Ha£tbl^ig^ ken. Van deeze , die niet hoog groeit , zyn de Wortelbladen Hartvormig, de Stengbladen Ey- fond , de bovenften Lancet - Spatelvormig 3 omvattende. Zy heeft getuilde Bloemen, met caauw fluitende Kelken f met twaalf witachti- ge Straalen. De Groeiplaats is in Noord -A* xnerika. (23) Sterrebloem met half omvattende , Lan* ïmtl Punicexs,' (22) Afier FoU Cor. ferratis petiolatis &c. H. C&ffl 408* R. Lu%ib. i67. Aftec Jatifbius glaber humilfs Ramofisfimuf &c, Moris. Hifi, nu p.izi. S* 7*T. 22. f. 14, After la* Sifolius Autumnalis. CoilN, CanacL 64. T. 65. (23) Adtr FoL femi - amplexkaulibus Lattceolatis &c-. Ik Ut DSEfc, X» STUK, l Samenteelïge Krüidejö IV. : cetvormige Zaagt andige ruuwe Bladen § *FxxfLè overhoekfe byna eenbloemige Steden en Hoofd» Kelken grooter dan het middel/tuk. STUK» xxiv. (24) Sterrebloem met Lancetvormige Bladen, de onder/ten gekarteld , de Steng getuild; jaariyks. naakte Bloemfteelen en half Kogelronde Kelken. xxv* (35) Sterrebloem met Lancetvormige effen* ySai's. r andige ftompe Wortelbladen , de Steng byna naakt Draadachtig en eenigermaate Takkig; de Bloemfteelen naakt. Deeze drie vallen ook in Noord- Amerika. De eerfte munt door haare licht - roode Sten- gen en Takken uit, hebbende de onderfte Bla- den een Handpalm groot. De Bloemen zyn groot en Violet , in't midden geelachtig. Deeze blyft over, maar de tweede is een Zaayplant, met witte Bloemen naar die der Madelieven iets of j ivat gelykende. De laatfte, efndelyk, met der- gelyke Bloemen, heeft groene Stengen en Bk* dens Jf. Cllff.. 4osl* R. Lügêb. 166. After Amer. lafifo!. pimkels Caulibus. HERM. Lugdb. 649* T. 65 r. (24) After Fol, Lanceolatis , ïnferioribus crenatis. Sec. H* * CU ff. 409. Ups. 262. OED. Dan, 486. R. Lttgdb. Ï6g9 After annuus Ram. albus. Mqris* Hiji* ui. p. 122. lidlik Ramofa utnbellifera. Corn. Cauad. 193. T. 194. (25) AJltr Fol. Radic. Lanceojatis integerrimis Sec. After Caule fubnudo , Filiformi &et Gron. Virg. 124» Affer pa« Iwflris Fol. Beliidis noa ferratis, ClaVt. STNÖENESIA2 Ö£3 itn , volgens Clayton, als die der Made- Hft lieven , welke niet getand fcyn. Hoe komt zy ^jc. dan in deeze Rang. Hoofd- stuk^ E% Kruidige met Zaagtandige Bladen en ge* fchubde Bloemfteelen. Ca6) Sterrebloem met Eyrond - langwerpige J*J*; Zaagtandige Bladen ; die by de Bloemen Ovaal ■ Lancetvormig effenrandigide Ta&~difch°"m* • jes eenbloemig* In China valt deeze als ook op Java, des zy te regt den naam van Oostindifche voere. Mis« fchien zal zy op dat Eiland uit China overge* bragtzyDé Immers behalve de Ghineefche, die Volgt , is nog geene in dit Gellagt uit Öostih- die opgegeven. (27) Sterrebloem met Lancetvormige onge» xxvïu fieslde e ff ene eenigermaate Zaagtandige ^jfe . . Bladen; de Bloemfteelen gebladerd én ver* ieeld. (28) Sterrebloem met Lancetvormige Zaag. xxvur. \ tandige Bladen , rappige Kelken en de Bloemtuil eenigermaate getopt. iyk, 09) (z6) Afler FoL Ovato . oblong's ferratis enz» Burm. FU Ind. After Conyzoides Ind. öriem* lamofior, Cauiibuslpat» üs. Pluk» Alm. $7* T. 149- f. (17) Fol. Lanceolatis fesfilibus lsvibus fubferra» tis &c. (28) Afler Pol. Lanceolatis Serratis &c, Aften Non Bclgxi Vv fc> II» DE&L* X, JTOS§ 674 Samenteeliöe Kruiden, IV. Afdeel. Hoofd- stuk. XXIX. After Tra- d?scantL T*ades„ cants. XXX. Novi BelgiL Nieuw* Keder (29) Sterrebloem met Lancetvormig Liniaalg Bladen , in ft midden Zaagtandig^ gebla* derde Bloemfteelen , opgeregte Kelken en een getroste Steng* (30) Sterrebloem met Lancetv&rmige , eenU germaate Zaagtandige ongejteelde Bla<* den ; een gepluimde Sten% ; eenbloemge eenzaame Takjes en rappige Kelken* Vier Noord - Amerikaanfche Aders , allen overblyvende Planten , en de laatfte zelfs Hee- fterig zynde, maakendeeze uit. De eer ft e heeft blaauwe of paarfchachtige Bloemen, zo wel als de tweede , die naar de derde veel gelykt en laager blyft dan de vierde. De naam der eerfte is van de gladheid der Bladen ontleend , die der tweede daar van, dat het midden der Bloe* men eerst geel is en vervolgens paarfchu De derde heeft haaren bynaam naar zekeren ouden Engel fchen Kruidminner, in wiens Tuin dezel- ve mooglyk zal zyn geweest. Hy worde meer dan eens Mans langte hoog en is zeer Takkig. Da latifolius pamculattis &c. Heum. Lugdh. 65. T. 67. After cccruieus Americanus &c Pluk. Alm. 56. T. iz6< f. 1. (29) After Foi. Lance >)ato - Linearihus medio ferratis &c« H. Cliff. Ups. R. Lugdb. Gouan Monsp. After Virgin, ra- mofof. ferotinus , pat vis Floritms albis , 'frradescanti, Mor» Ilift. III. p, 121. '(30) After Fol. Lanceol. fubferratis fesfilibus &c» H.ClijJ* Ups* After novae Eelgia: iatifoiius uinbeiiatus &c. HF.RM* i*gib* 66. T. De Krans der Bloempjes, die eerst wit ist IV* wordt vervolgens paarfchachtig > in deeze laat ^^X^* bloeijende After. In Virginie groeit dezelve en Hoofd- de laatfte ook in Penfylvanie, hoewel zy naarSTUK* Nieuw Nederland, thans Nieuw -Jork, geby.j^g^ naamd is, Hermannus hadt de Zaadén vaa deeze 5 zo wel als van de veranderlyke , uit Nieuw Nederland bekomen en daar uit waren deeze, in de Leidfe Akademie-Tuin5 geteelde De laatfte, die bleek Violette Bloemen heeft , bevindt zig , zo wel als de voorgaande , nog in de Europifche Bloemhoven* (3I) Sterrebloem met Spattlachtig Lancet- xzxi. yormige Zaagtandige langwerpige Bladen die aan den voet bogtig en half omvatten* Tr.a3s; de zyn 5 leggende Stengen en mdelingfe °eien Bloemen* Onder de Tuinplanten is deeze zonderling 9 ©m dat zy zeer zeldzaam bloeit , komende byna altoos te laat met haare Bloemen. De Heer Lïnn^üs hadt het maar eens in agttien Jaa- ten by hem gezien. Dit laat bloeijen hebben , als bekend is , verïcheide Amerikaanfche Afters gemeen , door welken dus de Bloemtuin in de Herfst verfierd wordt* Ten opzigt van de Vir- ginifche kan het daar uit ontftaan,dat zy aldaar war« AJler F©1. Sprtulato - Eanceolatis &c* After Canadeil- lis humilior Salicis miuoris foixo. Vaili** Mm* Yv 2 II. Deel. x. Stus» Ó7<5 Samenteelice KitufDE»; IV. warmer Klimaat hebben 3 doch niet ten opzigt AFXx!L' der KaMdar u5t welIc gedeelte van Noord- Hoofd- Amerika , veel kouder dan ons Gewest, deeze^ stuk* z0 't fcbynt, afkomftig was* Vutwfve- ^ heeft Stengen van twee Voeten hoog , y> naauwlyks Takkig, meest leggende, met effe» ne of gladde flyfachtige Bladen, naar die der laage Wilgen veel gelykende > aan 't end ftomp* De Bloemen zyn als van de Nieuw Nederland* fche , in 't midden geel , met een witachtig paarfchen Straalkransen de onderfte Kelkfchub- ben langer ; doch haar Bladen zyn eens z® T groot» «xit. (32) Sterrebloem met omvattende Tongachti- gfandiflc* 8* effenrandige Bladen, eenbloemige Tak* ken en rappige Kelken. Deeze, die ook in Noord - Amerika groeit, heeft de Bladen langwerpig , zeer ruuw, en Bladcrig ongehoogene Kelkfchubben ; doch pronkt met zeef fchoone groote Bloemen, in 't midden Goudgeel , blaauw geftraald* Uit eenen Wortel geeft zy tot vyftien en twintig Stengen, van anderhalf of twee Ellen hoogte, en maakt dus een fierlyk Bloemgewas in groote Ho- O2) -AfltT amplexicauübus Lingulatis integerrimis 8cc* MlLL. U. 282. R. Lugdb. 16%. GRON. Virg. 99 , 12*. Aflet grandiflorus asper &c. Dill. Elth. f. 41. Aft er Virg* pyramidatus, Buglosfi foliïs asperi$f &c« MART. CV*& 19, T* 19. Groot bloemig. S y m g e iï e s i a: 677 Hoven 9 aan de kanten van Vyvers of Slooten IV; uit. De Bladen zyn niet getand, maar op deAF^j?L* kanten bezet met kleine Doorntjes, 'c welk den Hoofd. Ridder deeze Soort , op 't end van den derden stuk* Rang in die Gelhgt, hadt doen vcrplaatzen. (33) Sterrebloem met Zaagtandige Bladen, xxxtir. aan de Takken effenrandig en Eyronde ^£ Bloemen , de Schyf langer dan de Str aaien. Eindig, (34J Sterrebloem met Zaagtandige Bladen , xxxïv- deWwtelbladenzeer groot, Hartvormig en^^ drieribbig , de Stengbladen Eyrond en on- bla^oou gejledd. * 'g* De Bloem der eerfte van deeze twee is elen- dig , wanneer menze by die der voorgaande vergelykt* 't Gewas komt anders met dezelve byna overeen , groeijende anderhalf Voet hoog* De andere munt uit door haare groote Hart- vormige gedeelde Wortelbladen. Deeze beiden zyn ook Inboorlingen van Noord- Amerika, (35) Sterrekruid met Eyronde hoekige getan- xxxv. c Chineelciu (33) -After r'oï- Serratls, Ramorutn inte^errimis , Flor« Ovatis, Disco Radüs longiore, After Ericoides Meliloti A- gtiae umbone. DïLL. Elth. 40, T» 35- £ 39. ($4) Afler FoL Serratis , Rad niaximis Cord. trinervatis 6cc. AÜer Canadenfis &c. Vaïlju Mem. (35) Aft*r Fol. ovatis angul. dentads petiolatis , Cal. pa* tentibus Foliofis tertninalibus. H. Qiff. 407. Ups. z6z. B.. V V 3 Lugdk» IL Df SL, X. STUK.; é7& Samenteelige Kruideh* IV. de gefieelde Bladen 5 en aan 9t end detf ^XX.** Takjes uitgebreide Bladerige Bloemkelken. wjk?' Deeze After verfiert tegenwoordig 9 ais een Overtollig Jaarlykfe Zaayplant , in de Herfst alle onze vcdvj^vt- Bloemhoven , met eene fraayheid , verfcheiden- heid en mengeling van Kleuren, zo fchoon als het Ryk van Flora kan uitleveren, Gouan zegt , dat menze , in Vrankryk , h Reine Mar-* guerite noemt. Een geheel Bloem - Schilderwerk zou men 'er van maaken ki^nnen ; terwyl de kweeking deeze fchoone Bloemen dagelyks in Kleur en Geftalte verbetert. Zy is , volgens den vermaarden Dille ni$s, die het Zaad van den Hoogleeraar A* van Royen» ont- vangen hadt , uit de Noordelyke deeleij van China afkomftig. Meer dan de helft 5 ja byna twee derden der Soorten van dit Geflagu zyn, gelyk wy gezien hebben , in Noord - Amerika t'huis t dat het Moederland fchynt te zyn van die flag van Planten, Eenige Heefterigen vallen aan de Kaap ; terwyl men maar weinigen in Europa of Oostindie en geenen in Westindie aantrefu In Siberië en andere deelen van Afie zyn 'er ook weinigen : zo dat het duifter is , hoe alle die Soorten , zonder verfpreiding onderwegs % uit Lu$db. 169*, Gouan Monsp. 443* After Chenopodii folio annuu§ ïlore ingenti fpeciofo. Dill» EltL 38, T# 34» ft MÉ Syhcenesïa» G79 uit het Paradys in dat afgelegen Gewest des Iv; Aardkioots kunnen gekomen zyn. AFxxfL Eene Soort van After , behalve de Heybladi- Hoofd* ge, die ce Kurma in Arabie groeide, kwam den 6Tra* Heer Forskaohl by de Pieramieden in gypte , als ook omltreeks Kairo en elders 3 in de Spieeten der Muuren geworteld zynde, voor. Derhalve zou men mogen denken, of dezelve ook door verlpreidinge des Zaads , met den Wind , uit verre Landen kon af komflig zyn 5 doch zy verfchilde van alle de opgenoemde Soorten. Hy noemtze Gekrulde Afier , heb- bende de Straalen korter dan het middelftuk % de Steng Wollig en Liniaale Zaagtandig ge- krulde Bladen. Zy hadt verfpreide Takkige Stengen wit en rond , met kleine fmalle Elaad» jes en eenbloemige Steeltjes. De Geftalte ge- leek naar de Afters minder , dan naar die van 't volgende Geflagt. Solidago. Goudroede. Behalve een naakten Stoel en ongeftamd Zaad- pluis 9 gelyk in de voorigen 9 zyn hier flegts vyf Straalblommetjes meer of min, en het heefc de Kelk Schubswyze digt geflooten. De meefte Soorten van hetzelve zyn bevoo- rens Gulden Roede genoemd geweest, om dat zy veelal Roedachtig groeijen met kleine gee* Ie Bloemen t des ik den naam van Goudroe* Vv 4 de II. DSEL. X. STL'K« i 680 Samenteelige Kruiden; IV. de (*) aan dit Geflagt geef \ 't welk veertien Afdeel. Soorten bevat. stuk™* CO Goudroede met Lancetvormige , eeniget^ j* maate Vleezige 3 zeer gladde Bladen > die fimnvu aan ^n ran^ rum %yn* en een^ Ê>etwM& Bloempluim. Altyd groen?. jQ Nieuw jork ^ Canada is de Groeiplaats van deeze Soort , welke uitmunt door haare > ïoode Steng 5 meer dan eens Mans langte hoog > niet Vleezige gladde Bladen, die den geheelen Winter overblyven ; doch de Bloeityd is zo laat, dat de invallende Koude 5 by ons, dik wils de Bloemen verfmoort, zegt Liknjeus. 't Is dan zonderling , dat 'er noch in de befchryving van den Upfalfchen Tuin , noch ergens , gewag gemaakt worde van deeze Soort. n* (st) Goudroede, die Pluimachtig getuild is » ^Kana^5' me* om^rom^ Tros/en; de Bloemen op- ^aafchc, ftygende ; de Bladen drieribbig eenigermaa- te getand en ruuw . (3) (*) Die van IbdkruM , welke beter met den Latynfchen drooken zon , is zeker zo algemeen of blykbaar niet. (i) Solidago FoL Lanceolatis fiibcarnofis Sec. Syjl. Nat ■ XII. Gen. s>55,. Peg- XIII* p. 63$. Solidago maxima. Coian. Canad* 168 . Virga Aurea Canadenlïs &<:♦ MORIS. Hifi* III^ S» 7. T* *3* f. 15- TLUK T. 23 5 f. f. (2} SolUago Panictilato - Corymbofa &c. i/. Ups, :$9* diff". 409 GoUAN Monsp* 44 3» R. ï*i« Gaötf. Virg+ XI. p. 122. Virga Aurea anguft'rolia Panicnlü (peciofa Cana<* èenfis. Pluk. Alm, 389» T. 236. f. r, S y n o e N B 3 i a; éSr (3) Qoudroede , dte Pluimaihtig getuild is , IVv met omgekromde Tros/en ; de Bloemen op' * 3^** ftygende , de Bladen ongeribd Zaagtandig. Soofdi f4) Goudroede, die Pluimachtig getuild is 9 uü met kromme opjlygende Trosfen, de Steng aJ^J9 van onderen Takkig en Bloemdraagende. zeer hooge. Deeze drie Noord - Amerikaanfche gelyken Lü™k^ veel naar malkander , doch de grootte verfchiït !^dblo zeer , dewyl de Jaatfte de helft kleine* is dan mige. de Kanadafche, die van de middelde wederom f aanmerkelyk overtroffen wordt* De aangehaal- de, dieby D 1 lleni üs voorkomen , zouden Verfcheidenheden kunnen zyn van deeze Sooi> ten, ten minften gelyken zy in Geftalts veel (5) Goudroede met geaairde Tros/en , byna v. Zaagtandige Bladen > de Sloemfiraal twee^ r^^^ kleurig. «ge, (6) Goudroede met Blomtuilen aan 't end ; vr. deu. Lancet' (?) Selidago Paniculato - Cor. &c. Ups, 2^9* V/rga voimige* Aurea altisf. ferotina , Mart Cent. 14. T« 14 An Vit- ga Aurea Amencana &c. Dill, Eltb. f. 391 , & f. 3p6, & 392? An Marilandica. MAttT. Cent. 13. T. 13? (4) Solidago Panicula Corymbofa, fcaceoiis recums ad- fcendentibus dcc. Kalm (5^ Solidago Racemis Spjcatis , FoU fubierratis , Plot, R3. dio bicolore, Manu 114.. Virga Aarea Flore aibo Ipicato, ÏLUK. Alm. 389- T. 114. f 8* (£) Solidago Qwymbis terminaübus &c. M&nL lif» Vv s é82 Samekteelige Krüidebt* de Bladen Liniaal • Lancetvormig , effm* Afdeel* randigy drieribbig. xx. Hoofd* ^ j Goudroede een verfpreide Bloempluim $ *Tüvu de Trosfen boven digter ; de Steng effen Soiidago en glad* »d!rjr? *n Noord- Amerika zyn ook deeze t'huis % waar van de eerfte geele Bloemen heeft, die wit gedraald zyn, en digte Bloemtrosfen , de tweede een Bloemtuil aan 't end der Steng, die vyf Voeten lang is en de Straalkrans klein, vVat de derde aangaat , deeze geeft een lange reeks van Bloemdraagende Roedjes uit de Oxels der Bladen , wier Stengen 5 twee Ellen lang, blaauw» achtig zyn van Kleur. De Bloemen zyn geel en vry groot geftraald. vul (SJ Goudroede me\ een fcheeve Steng en op» ^A^xi*** geregte gebladerde Takkige Steeltjes , de kaanfchc, Bladen Lancetvormig effenrandig. Uit Nieuw Spanje fchynt deeze afkomftig te zyn. Zy is in de Europifche Tuinen bekend , hebbende Bladen als die van 't Limonium en de Bloem -Aairen over ééne zyde hangende* f7) Soiidago Panic. CorytnSoft &c. Virga Aurea Marilan» dica catfia glabra &c. Dill Eitb. 414 T* ^07. f* S95» (8) Soiidago Caule obliquo , Pcdunculis erc&is &c. H. Clifi: R* Lugdh Gron Wrgê II. p 12*. Virga Aurea Me- xicana C. B Pin 5 * 7 Virga Aurea Uraoniï folio* T. 404, Pluk, Fhfu 235. f. * ? (9) Goudroede met een bogtige Steng % de IV. Bladen Eyrond ge/pitst Zaagtandig, met AF£xfLi zydelingfe enkelde Bloemtros/cn. Hoofde stuk. (ïo) Goudroede met een opgeregte Steng , de ix. Bladen Eyrond ge/pitst Zaagt andig metflel°^l zydelingfe enkelde Bloemtros/en. Bogtige. x. Het Noordelyk deel van Noord - Amerika 5 dat men Kanada of Nieuw Vrankryk noemt > levert dise- deeze beiden uit , die veel naar malkander ge- lyken. Men vindt de eerflc 3 die een bogtige Steng heeft > ook geteld onder de Virginifche Planten. (Ii) Goudroede met een eenigermaate bogtige xt. hoekige Steng en gepluimde opftaande dig- te Trosfen. Deeze is byna de eenigftc in dit Geflagt * die men met den bynaam van Europifche groetea mag* (9) Solidago Caule fiexuofo , Tol. ovatis &c. R. lMg& 161. Gron. Virg. II. p. 123. Virga Autea Montana Sera* phulariae folio. PLUK. Alm. 390. T. 255. f. 3. (10) Solidago Caule ere&o , Fol. ovatis &c. Virga Aurea latisfimo folio Canadenfis glabra. Plus*, Ibid. f, 4. 1 (11) Solidago Caule fubflexuofo angulato &c. Mat. Med» 393- GORT. Belg. 241* KRAM. Auftr. 251. GOUAN Monsp* 444. jFA Suec. 685 , 754. R. Lugdb. 161. Givjel. Sib. II. 16+. Fl. Lapp* 306. Virga Aurea vulgaris latifolia. J. B* II. p. 162* Virga Aur. latifolia ferrata. C. B. Pin. Virga Aurea. Dod, Pempt. 142. Virga Aurea Villanovam &c item Virg. Aur. aken fenato folio. IQ». /«. 2Q« f z$9* XI. D£.EL« X. STU£3 Ó84. Samenteelice Kkuideï?. IV. mag Men noemtze Gulden Roede, in 't Franfch Afdeel yerge d'Or. Overal groeit zy in 't wilde op Hoofd- drooge en vogtige plaatfen , beminnende Ge* stuk» bergten en Bosfchen, Dus vindt menze niet al« rXJÏ leeh door 8eheel EuroPa > tot in Lapland en ry+ Rusland, maar ook door gantfch Siberië. Stel- ler namze zelfs op 't Beerings- Eiland waarf en de Heer Thunbeug vondtze in Japan. Hier, in onze Nederlanden, kornc zy veelaan den Ysfeldyk , in Overysfel en Gelderland f als ook by Gouda en elders voor. Uit eenen Houtigen Wortel fclüet dit Kruid een Steng, die fomtyds zig tot zes Voeten verheft , met Lancctvormige Bladen , waar van de onderfte en breedfte getand , de bovenften , aan de Steng, dik wils ongetand en volkomen ef- fenrandig zyn. Over de geheele langte vaö de Steng komen , uit de Oxels der Bladen, veel- bloemige Steeltjes , die aan den top een Aair formeeren. De Kelkblaadjes zyn Lancet vormïg» *c Getal der Tongblommetjes loopt van vyf tot tien: de middelblommetjes zyn weinig en groot * allen geel van Kleur. De beroemde H alle r , die 'er nagenoeg èzeze befchry ving van geeft , merkt aan , dat; deeze Plant een voornaam Wondmiddel is5 welk de Zweeren zuivere en doet famenloo. pan. Mooglyk noemen hierom fommigen de- zelve ook Heidenfch Wondkruid , zo wel als . de Smalbladige , hier voor befchreeven *. Ia- fS8, wtfldig pryst mesze ook zeer tot zuivering van Ver- Syngenesia« ö§5 Verzweeringen, byzonderlyk die de Water- IVV loozing raaken. Sommigen wiüen 'er den vl^u Blaasfteen door uitgedreeven of vergruisd heb- Hoofd* ben Cf). (iz) Goudroedewe* een geheel enkelde Steng; de Stengbladen effenrandig, en eenbloemige Steeltjes in de üxelen. klf^ Zeer weinig verfchilt deeze , die op de Py- reneefche Bergen gevonden werdc , van de voor- gaande , dan in kleinte. Ik twyfel niet of het zal die zyn , maar van de Heer H aller fpreekt , zeggende , dat zy gemeen is op alle de Alpen , groei jende dikwils maar een Span hoog (t)* Voorheen was deeze , door dea Ridder, als eene Verfcheidenheid van de Eu- ropifche Gulden Roede, die, zohy aanmerkte, ongemeen in grootte en in de geftalte der Bla- den verfchilt, aangezien (+> (13) Goudroede met de Stengbladen Eyrond xhl ruuw effenrandig , de Takken over hoeks, totffa getopt met endelingfe Bloemtuilen* (14) (*) Helv* inzhoau Tom* I. p. 30. (12) Solidago Caule fimplïcisfirao &c. Virga Aurea omnium niinima Flor. maximis. Hfrm, Parad. T, p. 245. virga Aurea Montana biuncialis pumila. Pluk T 235.^7,8 Virga Au* tea Mom. minor, Barr. Ic, 483. Cam. Epiu 7*9. Helv. inchoat* Ibid, (|) Hort. Cltf. p. 409, ln) Solidago FoU CauÜnii Ovati$ fcabiis imegacnmis &c* m VU deku x. stom» 6&S SêMEKÏEBLICE KRülÜnti» IV. (t4Jf Goudroede met de Wortelbladen Utigt AXx!L# wpig Eyrond gefteeld 3 de Starag £;y«0 Hoofd* raaa&t en Takkig getopt. STUK* xiv, Deeze beiden groeijen ook in Noord - Amen- Xovebora- ka , waar uic blykt , dat dit Geflagt ten opzigc ^Ntettw» van ^et Moederland veel overeenftemt met het joikfe. voorige. De eerfte3 die in Nieuw Engeland en Penfylvanie is waargenomen , heeft weinig min- der hoogte dan onze gewoone Gulden Roede* De andere valt maar een Voet hoog , doch heeft aan 't end der Takjes eenzaame groote geele Bloemen. Deeze fchynt in Nieuw Jork gevon- den te zyn , dewyl zy daar van den bynaam heeft. Cineraria, Afchkruid. Een naakten Stoel en ongeftamd Zaadpluis heeft dit Geflagt gelyk de voorigen > maar de Kelk beftaat uit veele Blaadjes j die niet over elkander leggen en gelyk van langte zyn. De naam, wegens ééne zeer bekende fraaije Bloemplant, welke als geheel met Afch beftoo- ven zig vertoont y daar aan gegeven, past op veele H. Clxffl 410* R* Lugdb. i6i. GOÜAtf Monsp. 444* Virg* Aurea Novae Angiiae lato rïgidoque folio. HïRM* Par* TV p. 243. (14) Solidago Fol. Radicalibus Ovato-oblongis petiola* Caalc nndiusculo Ramofo frlh'giato. 5p, flanu m$* Syngenesïa. (J8? veel andere Soorten, hoewel ook eenigen glad- IV. bladig zyn. AT£U Hoofiv (l) Afchkruid met Takkige Bloemfteelen en stuk* Nierachtige , Zrywa rowd* , eenigermaate i. gekwabde , getande, gefteelde Bladen. cTfliïa.* Rond* (a) Afchkruid m** Lierachtige Bladen; heton»hudl& e ff ene Niervormig met Tandjes; de boven- CymLia* jlen , aan de Steng , omvattende gekwabd Jpj* effenrandig (*"). Deeze beide Kaapfen zyn kleine Plantjes ; hec (1) Cineraria Pedunc* Ramofis , FoL Rentforruibus &<:♦ Sj/?. JVaf. XIU Gen. 957. Veg. XIII. p, 636. Solid?go FoU Renif. &c. Sfc CUff* 4IO« R» 16 2. N. 8. Jacobxa Aft. Heder« terr. folio , repens. Comm, Hort. V. p 14 j. T. 73. jacobaea Capenfis Maïvae folio Lanuginofo. Seb. Mus. I. T« 22. R 2. BERG. Ctf/>. 28p> (2) Cineraria Foï, Lyratis , impari Reniformi &c. Acad. VI. Afr. 81. After flore luteo , F0Ü0 Cymbalarix Raj. S»;>/>/. 1S8. /J, Jacobaea Afra Getanii Columbini foh'o# Vaill. Mem. (*) FoMs integerrimis heb ik altyd genomen voor Bladen, die geheel elfen van Rand waren ; om dar integris ei^enrlyk onverdeeld of geheel betekent. Hier is *t folykbaar, dat de Ilidder "er zodanige Bladen door verftaan heeft. Maar fbm- tyds is 't my ook anders voorgekomen 't welk aanwyst s dat zyne uitdrukkingen niet altoos naauwkeurig zyn even geiyk hier in de bepaaling der tweede Soort. Wat zegt FoL Lyratis , impari Reniformi t Wat zegt integerrimis , ten op» 2igt van Bladen die gekwabd en dus met j n&vdingejj z\n9 aaar die van Efchdoora enz» gelykende I tftfg SaMENTEELICE KrüI0EI?. iV. het eerfte, alhier uit Zaad geteeld, kruipende j ^xxf " met roodachtige Blaadjes > byna als die van 't Hoofd- Aardveil of de Maluwe; het andere geeft, uit stuiu een Boivvortel, een Kruidig Stengetje en heeft reïi*yvï-te onderfte Bladen Lierachtig , met het groots endftuk Niervormig getand. Dé anderen heb- ben 3 meer of min 5 de figuur der Bladen van Kruisbeziën. Veel Bloemfteeltjes komen aan 't end voor, die paarfdh geftraald zym Tin. (3) Afchkruid met een enkelde Tros , HarU ëlir\tra vormig Jlompe getande gladde Bladen eii siberifcii. %en gefoel enkelde eenbladige Steng. iv. (4) * Afchkruid met een enkelde Tros, Spa- ZMgtocn. leiachtig Hartvormige effenrandige Bid* den en etn geheel enkelde Steng. Deeze twee Siberifche gelyken naar elkan* der zeer , maar de laatfte heeft de Bladen on* gekarteld en zeer glad f hoewel zy jin de ande- re ook effen zyn* In beiden zweemen ?y naaf de Bladen van Zuuring of Melde , vallende een Handbreed of een Span lang ; de Bloemen een Duim of anderhalf breed , in de laatfte * en (3) Cintraria Racerrio limplicl , Fol. Cordatis öbtufis Sec,1 Mant. 472. Othonna Fol. Cordatis, H. Ups. 273, HlLti p. 588. T. 14. Jacobaeaftrum Cacaliae folio. Amm, Rutb. ziu T. *4» Solidago FoU Cordatis fubrotundis. Gmel» Sib. II, (4) Cineraria Racemo fitnplici &c* Solidago Flor. Spicati* « Fol. fubeorditls 5cc. Gm&i* Siè»U* p. i6s% Tt 74. S Y N -c © -N E s I éi en de Steng twee of drie Ellen hoog (*). Die IV. *yan de andere blyft de helft laager. De Bloc- AF^1" men zyn welriekende en het Kruid is wat fcherpHooFD- €och aangenaam van Smaak , wordende gege-sTUK. ten. De Bladen hebben de Kletir van Zeekool zegt Linn^us, zynde eenigermaate Vleezig en blaauwachtig , met de Steelen gefrand- Spa- telvormig (t)« I5) Afchkruid met omvattende uitgehoekte on* , v. gelykvormtge Bladen* Smtfófêii*$ Uitge* Deeze Kaapfe , met groote paarfche Bloemen hoektc* "fen Bladen als van den Ganzen - Diftel 9 is een ifierlyk Gewas* Naar Planten , aan de Kaap def 'Goede Hope gèfchilderd , hidt B re ïn 'hetzel- ve in Afbeelding gebragu m f») Caulis bifribitkth tt zrtcnbtiaZls €t wterduvti Human* aïtitudinis , zegt GmELIN , waai uit wederom blykt, dat i\y de Ellen veel kleiner dan de onzen moet hebben geno- men. Mooglyk verftaat hy doöt Cubitus ilegts de Ellepyp van een Mcnfch. Zyn Ed. bepaalt zulks in zyne Voorrede , I. D. p, CXX11I , v/iar hy van de door hem gebruikte Voetmaat enz. fpreekt, niet. Thans vind ik by Hubner , dat Ctihitus maar een half Elle zy , of onderhalven Voet; *t welk mync gisfing beveftigt, By anderen wordt het voor een Elle genomen. (f) Petiolis morginato- Spatulat's. Syft, Niït. Vtg. XIIL p. 6 }ö* Dit is my ook duifter. (5) Cineraria Fol. amp^xtcaulibüs rimiatis &c. Jacobs* Sonchi folio, Fl. purp. amplo , Afcicani. BEEYN Prolr. III, p. 31. T. 21, £ 1. . II, DSEL. X. STUK* öpo Samenteelïge Kruiden IV, (6) Afchkruid met getuilde Blozmen en breed ^FxxfL# Lancetvormige getande uitgehoekte Bla* Hoofd* den ; de Steng Pluizig. STUK. vi. Op Moerasfige plaatfen3 inzonderheid Veea- Faiufllit groadeD> door geheel Noordelyk Europa, Rus* Moerasfig. land en Siberië, groeit deeze Plant, die ook in onze Nederlanden hier en daar, zelfs by deeze Stad, voorkomt op broekige Landeryën* Zy pronkt 'er met een dikke geelachtige Steng van ongevaar een Elle hoog 3 tot boven toe bekleed met breede Bladen , die opwaards ver- fhallen» Aan den top draagt zy een Tuit van geele Bloemen 9 hebbende een niet onaange- naamen Reuk* Tournefort hadt dit Kruid tot de Afters t'huis gebragt. vn. (7) Afchkruid met een omwindzeld Kroontje* Al^fche? de gemeene Bloemfieel bym naakt, en langwerpige Pluizige Bladen. Van (6) Cheraria Flor. Corymbofis &c* GoaT. Belg. 244. Othonna paluftris, Fl. Sues. 687, 778, Soiidago, Fol. in- ferioribus Lanceolatis &c. H. Cliffl 410- R. Lugdb. 15*. NT. 22. GmEL« Sib* II. p. ij 8. T. 71. Jaeobaea Aq. elatior, Mo ais. Iïï. S. 7. T. lp. f. Conyzi Aq. laciniata. C. B. Pint, q.66. Conyzx media? Sp, altera» Dod. Pempt, $z. Co- nyza Heleiiitis Fol. laciniatis , Lob, Ic 347. After paluftris laciniatus luteus. Touknp. /«/?♦ 483. (7} Cheraria Umbella involucrata &c. Solidago Fol. Cord. petiolatis dentatis. R. Lugdb. 161. jACq. Vind, z%6. GOUAN Monsp. 444. Jacob. Monr. inregro rotundo folio. BA?.r<» Je» 14 j. BOCC. Mus. II. p, 6r* T. 49. C. B. Prodr. T» p. 69. @3 jacobsa Alpina Laciniata FI, Buphthalmi. C. B* J3i. Ja- Syncknesia; 6pt Van de Verfcheïdenheden , hier onder de by- fik ^ naamen van Gevleugelde , Geheelhladige en -4- Fxxf * lantachtige y door den Ridder t'huis gebragt , Hoofd- zyn fomnaigen tot de Jacobcea of elders betrok- STUFr- ken geweest. De Heer Linnüsus zelf hadt /upeifiZ? de eene Othonna geheten. Volgens Jacq^üin komen zy daar in overeen , dat de Kelk uit Liniaale fpitfe gelyke Blaadjes beftaat 5 dat de Vrouwelyke Blommetjes , aan den rand, omtrent vyfentwintig in getal * allen vrugtbaar zyn , zo wel als de Tweeflagtigen die het midden be- flaan : als ook , dat de Zaaden een ongefteeld digt Haairig Pluis hebben. Zulks hadt in drie Verfcheidenheden plaats ; waar by thans onze Ridder * als een vierde > de Gryze Alantachtige Honigruikende Conyza gevoegd heeft f wier na- der onderzoek zyn Ed« de Landsgenooten aan* beveelt* De Groeiplaats is op de hooge Gebergten van ons Wereldsdeel en Siberië. C. Bauhi- kus geeft een Afbeelding van de eerfte met ronde gekorven Bladen , die, zo hy zegt, het Twee* cobxa 3. latifoiia. Clüs> Hijl. II. p, 23. yt Othonna FoI4 lancoolatis &c. Sp. PL I. p. 925* ]ac. Mont. Lanugfnoft anguftifolia non laciniata. G. B. Pin 131 Moris. UI. S. 7- T. u. f. 28. Jac Mont, polyanthos. Barr. U> 260. Sch lidago Fol. Lanceoiatis &c. Gmel. Sib. Ir. p. 154. T. 71. Sm Othonna Fol. Laneeolatis integris fubdentatis &c, GoüAn Jllonsp. 464* Conyza He.'enitis Mellita incana, Lob, /c, 347. Conyza incana* C. b. Pin. 165. IX. DlIJt. X.STUK» tfj>2 Samenteelige Kruide». IV« Tweede breedfaladige Sr* Jakobs Kruid is van A*xxfL C lus i u's. Het omwindzeld Kroontje , dat men Hoofd by dien Autheur ziet , is in zyne Afbeelding stuit* n}et te vinden# £)e tweede , die het derde van jrJeïwyw* CLusiusis, heeft eenigermaate gefnipperde r> Bladen. De derde , welke Gmelin in Sibe- rië vondt , heeft dezelven Tongachtig fmaller , geheel onverdeeld , Zaagtandig. Zy valt wat laager dan de anderen , wier Steng een Elle hoog wordt* De Bloemen groeijen ook Kroon* tjeswyze en hebben een gemeen Borftelig Om- windzel , zynde , gelyk in de overigen , geel van Kleur. Deeze kwam den Heer Gmelin voor ^ zeer te gelyken naar de laatstgemelde Conyza , welke Toürnefort ruige Ajler met Wollekruidsbladen heeft getyteld* H al- ler heeft de eerde, die hy in Switzerland vondt, onder den naam van Breedbladig Zaag* tandig Kruiskruid voorgefteld. 't Schynt dan dat dit Kruid , naar den Landaart, zig verfchil- lend voordoe» vin. ( (g) Aichkruid met getuilde Bloemen en Lan- Au'™!"*'* cetvormige Zaagt andige van onderen Wol- Of deeze Siberifche genoegzaam van de voorige Soort verfchille , zou uit de volgende (*) Cineraria Flor. Corymbofïs , FoHis Lanceolatis ferra* & ^bcus tomeiuofo, Syft. Nat. & Sp, Flann II. Pt 12*4* Syngen e s i a. 693 fchryving moeten blvken. „ Zy heeft de ge- IV. *7DEJ XX „ ftalte van het Moerasfig Kruiskruid , zegt AFDEEL- ,, de Ridder , maar de Bloemen zyn eens zo Boofd- „ groot en geel, met een breede Straalkrans ;STÜ^ „ de Steeltjes met eenige Liniaale Blikjes; dej^^** Bladen egaal en duidelyk Zaagtandig , van 31 „ onderen Wollig, van boven flaauw gepluisd: „ de Steng Pluizig." Het gewoone Afchkruid 5 dat Jacobaa mari* lima genoemd wordt, welk de Bladen van bo- ven donkergroen , van onderen , zo wel als de Stengen en Takken, Afchkleurig wit heeft, hier op volgende, heb ik, benevens de vier overige en Iaatlle Soorten van dit Geflagt 3 als Heelte- rig zvnde, te vooren reeds tefchreevea *. On« *ir. d. V' Stuk der dezelven komen nog twee Kaapfen voor ,bhdi.io$! zo dat het getal der Kaapfe Soorten, hier t'huis gebragt , na het uitmonfteren van de Qthonni- tes , vyf is. De Heer Thunberg heeft on« langs nog een nieuwe ontdekt, welke zyn Ed. in myne Verzameling vondt, en Cineraria inci. fa genoemd hadt. De Bladen , zo wel als de Stengen , komen zeer met de Kanadafche over- een 3 uitgenomen dat alles veel kleiner is en dat de Steelen meest eenbloemïg zyn % de Bloemen ongeftraald. Ook zyn de Kelkblaadjes, aan de tippen , een weinig verfchroeid. 1 n u l a, Alant. Dit Geflagt heeft den naakten Stoel en 't Xx 3 on- ÏU DEKL* X. STUK* 694 Samenteelige Kruiden» IV. ongeftamd Zaadpluis met de voorigen gemeen j AFxxfL# ^och onderfcheidt zig , doordien de Meelknopjea Hoofd- van onderen in twee Borfteltjes uitloopen. De &tük. volgende Soorten zyn 9er in bggreepen. 7 (i) Alant met omvattende % Eironde , rimpeligs ihienium. van onderen Wollige Bladen en Eironde Gehoon.] Kelkfchubben, Deeze Plant s die in grootte van Gewas uit- munt , is het gewoone Helenium 5 anders ook Enula en Inula genaamd , of Enula Campana, gelyk het de Franfchen Enule Campane , de Engelfchen Elecampane heeten. Mooglyk is de Duitfche naam , AlanU of Galantwortel 9 daar van afkomftig. De Latynfche benaaming fchynt den oirfprong aan te duiden uitCampanie, in *l Zuidelyke van- Italië, Niettemin is dit Ge- was tegenwoordig door geheel Europa gena- turalizeerd, In Svveeden fchynt het inlandfch te zyn en G m e l i n ftelt de Natuurlyke Groei- plaats tusfchen de Rivieren Irtis en Oby in Si- berië. Dit kan men niet zeggen van de middel- fie deelen van Europa 5 en , hoewel men het in Switzerland aan de Oevers van fommige Mei- ren (i) Inula Tol. amplexicaulibus Ovaüs &c, Syft. Nat. Xlh Gen. 956. Veg. XIII. p. 63 74 Mat* Mei., $91+ GORT, B4^ 242. After FoU ovatis rugoiïs &c. FL Cliffé 407. R Lugdb. 166. Fl, Sutc. 69$ ,755- Gmel Üib. IU p< 175 After om- n;um maximus Helenium di&us. TouRNF- Injl- 483, Hele-» nium vulgare, C. B. -Pin* 267. Helenium. i)OD. Pempt. 344, CAa*. Bjfc* 35. Helenium &: Inula. Lob. 1c* 574, S y K C E N E 8 I A. 695 ren vindt, wordt doch getwyfeld, of 't 'er wel IV. oirfpronglyk zy. By ons wordt het , gelyk in A*^U Duitfchland, Vrankryk en Engeland , overvloedig Hoofd- inde Kruidtuinen en op Akkers, by Enkhuizen STUK' en Alkmaar, geteeld. /Jpe^Zt Tot eens Mans langte hoog groeit dit Kruid , Jat Bladen byna als die van 'c Wollekruïd , mee? dan een Voet lang, een half Voet breed, ovaal* aehtig , op de kanten gekarteld , van onderen Wollig heeft. De bovenden zyn kleiner en on* gedeeld , de onderden hebben Steelen. De Steng is dik en ftevig, regtopftaande , Takkig en ge- bladerd , op den top zeer groote geele Bloemen draagende , met Bladerige Kelkfchubben , die omgeboogen zyn. Of de Griekfche naam , in de Apotheeken be- kend , van de fchoone Heléna , dan van een Ey- land deezes naams afkom ftig zy , kan ik niet bellis Ten* Zou dezelve ook van de Maan, die in 'c Griekfch Seleenee heet, in vergelyking met de Zon, Helios , afgeleid kunnen worden. Men vindt het woord Helenium gebruikt voor Zon* nebloem. In 't wilde draagt het Kruid kleine Bloemen, op een laage Steng, en heefc een fchraalen Wortel ; daar hetzelve, in goede Grond gekweekt , den vermaarden Alantswortel uitle- vert, van ouds beroemd. Dezelve is groot , dik en bruin, vaneenen bitteren Kruiderïgen Smaak en niet van Reuk ontbloot. Veel Gommigedee- len bevat hy , die in 't Water fmelten en wei- Xx 4 mg K* Deil. x. stok. 6g6 Samehtëeêiüe KRcriDErè IV» nig Harftigs , hoewel men , onder 't overhaalen * A?^EL iets Kamferachtigs in de Hals der Kolf ge- ÏIoofd. gevonden hebbe, dat een met vlug Zoutfamen- ftTüc gegroeide Olie zal zyn geweest* Gemeenlyk wordt het Afkookzel gebruikt of *c Aftrekzet *> met Wyn , of ook de Wortel zelf , gekonfyt zynde. Het is een voomefFelyk Maagmiddel , dat insgelyks tegen Borstkwaalen zonder Ont- fieeking dient, neemende den Hoest weg. Ook doodt het de Wormen en zet de Stonden af. Uitwendig kan men een Papje van den frisfchen Worrel gebruiken als een Schroeimiddel. Door kneuzing 5 weeking in Pis , met byvoeging vat* Potafch r enz, heeft men 'er een blaauwe Verw uit getrokken (*> ïï*^ (q) Alant met omvattende getande zeer ruige Jora. Bladen ; de Wortelbladen Eyrond ; de Steng-* Ruikende» Waden Lancetvormig ; de Steng met wei* nig Bloemen* Deeze Soort gelykt naar de voorgaande zeer , doch is maar een zeer klein Plantje , naauwlyks een Voet hoog, dat in Apulie by Napels, als ook in Provence groeit, (3) Alanl (*) HALL. Helv* incboat. I. p. j u (z) InuU Fol. amplexicaulibus Dentatis &c. After latcus Radice cdora. C. B. Pin. zg 6. Afteiis alt»- Sp* Apula. Col,* Ecpbr. i. p. 251. T. 25 1* Conyza alt. Apula. MOIUS. XII* S. 7. T. 21, f. 6. S ¥ N G E N E S I A. 597 (3^ Alant met omvattende > langwerpige effen- IVV randige, ruige Bladen, de Steng Haairig^F^h¥ met een Bloemtuil. Hoofde STUK* Onder den naam van Wollige OojlenrykfeCo- nr. nyzz vindt men deeze geboekltaafd en door q™1£: Clusius als de derde der Ooftenrykfen a^a^v gebeeld. Van waar zy den zonderlingen by-oog. naam hebbe , komt my duifter voor* De Groei- plaats is in Qoftenryk by Weenen > als ook in *% Badenfche , by de Badftooven. (4) A>ant met omvattende Lancetvormige Zaag' iv. tandige onderfcheidene van onderen Pluizi-fa[sttanris* ge Bladen ; de Steng Takkig opgeregt en Tandige» ruig* 'ènteri* f5) Alant met omvattende Hartvormig h^M^Dy/e werpige Bladen ; een ruige gepluimde Steng de Kelkfchubben Borjielig. jpee3ooIoops' (}) lnula FoL amplexicaul, oblong, integr. hirfuris &c. Gouan Mensp* 444. After Caule fuperne Hamofö &c. FL CU/F* 407* Conyza Pannonica Lanuginofa. C. B. Pin. z65* JMORIS. III. S. 7. T- 19. f. I. Conyza 3 Auftr, CLUs. Patin. 525. Fig. ad calcem. / (4) lnula Fol. amplexi - caul. Lanceolatis &c. Fl. Suec. II, N. 75<>* OED. Dan. 413. a. Conyzi Paluftris repens Bri- tannica di&a. Moris. III. S. 7. T. 19. f. 8* fi, Conyza Aq. Afteris Flore Aureo. C* B. Pin. 266. Prair. 124. Bri- linnica Gesned & Lugdijneiifiiim, Loii. Ic. 2^3. (5) lnula Fol. amplexi -cauï. Cordato- oblongis, &c. GOBT» Belg. 243. GOUAN Monsp. 44*. Oed. Dan. 410. Aüer Foi. fe-jai . aizipl. oblongis &c, FL Suea $94, 7j7. DAL. Parh. Xx f H. DIEL. X. STUK, 698 Samenteelige Kruiden, IV, Deeze beiden gelyken veel naar malkander , AXXEL# ^°ctl ^e eerf*e * den ^Ynaam Britannica Hoofd- voert, is veel zeldzaamer* Menvindtze, vol- stuk gens den Ridder, in de Lausnits, in Beijeren Overtollige en jn Schoonen • een Provintie van 't Sweed* fche Ryk. *t Is een Plant, naar de Conyza ge- lykende , met Goudgeele Bloemen. Aan de Ves- ten der Stad Lyons in Vrankryk groeit zy f volgens Lobel, menigvuldig» De Bladen zyn * in zyne Afbeelding, als ook in die van de Hi- ftorie der Planten van Lyons , zo H alle r te regt aanmerkt , niet omvattende in dac Kruid , 9t welk naar de Water - Patich gelykt en gehou- den wordt voor de echte Britannica der Ouden , een Kruid dat dopr de Friezen, daar het Leger der Romeinen gelegerd was, aan dezelven ge- weezen werdt, als dienftig, om de Tanden, die door 't Scheurbuik los in de Mond gewor- den waren , weder vast te zetten. Die hoeda- nigheid , nu , heeft veel meer plaats in de Groo- te Water- Patich of Paardik, welke, zo Mün- ting heeft aangetoond , de waare Britannica der Ouden zal zyn (*). De laatfte , die den bynaam van Rooloops heeft , is in Europa 9 als ook in onze Nederlanden , op vogtige plaatfen gemeen. Men vindtze aan de Wegen , langs de Slooten, in Overysfel , Vries-. iéo. Gmel. Sik. IT, p. Tgo, Ader Prat* Autumnalis Conyza: folio. TouRNï hifi. 483. Conyza media Sec, C. B. Pin4 26$. 2 dat is Rooloops Kruid , ge- heten. Ons Landvolk noemt het Heelblaadjes. Een Soort van dit Geflagt 3 waar aan Fors- kaohl den zelfden bynaam geeft (*) , om- llreeks Kairo voorkomende, werdc van de Ara- bieren Rara Ejub , dat is Jobs Traanen , zegt; hy , genoemd. Job , naamelyk , zeiden zy , hadt zyne Zweeren daar mede geftreeken, en was hier door genezen. Dit, echter, hadt een rap- pigen Kelk en naakte Bloemfteelen , met een en- kel Schubbetje onder ieder Bloem, es) (*) Inula Dyfenterica» Fier* <&gy?t* Arak. p. 1U Deel. X. Stuk. 700 Samenteelige Kruiden. IV. (6) Alant met omvattende Hartvormig Lancnt* yEL* vormige gegolfde Bladen. «uk™" Deeze Egyptifche fchynt de zelfde te zya * VT# welke die Kruidkenner Welriekende genoemd Am^«*- heeft 3 in 't Arabifch Munis genaamd of Ne* goiibhdigfchujch. In Gelukkig Arabie wtrdt dezelve overal geteeld , uit hoofde van den zeer aange- naamen Reuk; wordende met Bloemkransjes y daar van , hqt Hopfd verfierd op Feestdagen. Dq raauwe Bladen werden tot Spyze gebruikt In de Geneevskunde diende zy tegens Aambeijenj wanneer de Lydcr den Damp van het verfch gekookte Kruid > in een doorboorde Stoel zitten- de 3 van onderen ontving (*). 1q de Upfalfchq Tuin geteeld , hadt zy de Steng een Voet hoog, met Bladen als gezegd is en eenbloemige gebladerde Steeltjes ; de Bloemen van grootte als die van 'c Moederkruid a doch geel , met de Kelkblaadjes Elsvormig , aan de tippen omge- kromd. Cf) Alant met omvattende % Hartvormig Lan- Indica. Cetm Oostindi- (ehe. ^ jnAfa p0i# ataplexicaulibus Cordato - Lanceolatls un- dulatis* Mant. ns* Helenitim JEgypt. tomenrofam &c* in- canum Polii folio. VAILL. Mem* (*) Inuia (Odora) Fol. Caul. margine undulatis Lineari. bas amplexi- Canlibus tomentofis, Flore flavo. Flor.JEgypu Arabic, uts. (7) Ixula Foi. amplexicaul. Cord, Lanc, &c. Heiemum Kamofum &c. Vaill. Mem. Conyza minor IncJiae Orientaiis. Pluk. T. 378. t % & T. 149. f. 3. Jacobaea perfoliata Sec. Bu&M» ZtyU 124» T. ss* f. *♦ SYN «ENESXA* /O! netvormige Zaagtandige Bladen 9 Draad- iVr achtige eenbloemige Steelen en Kogelronde A™R** Bloemen. Hoofd- stuk. Deeze Oostindifche gelykt naar de volgende, maar is grooter , zegt de Ridder, en geftrek-^"^ ter. De Bladen zyn Lancetvormïg, fpits, aan den voet Hartvormig, omvattende; van boven kaal , van onderen naauwlyks ruig , met Draad- achtige Steeltjes en Bloemen als van de vol- gende. (%) Alant met omvattende gegolfde Bladen , /r Jj1^ leggende Stengen en byna Kogelronde Bloe- licaria. men, die zeer kort gefiraald zyn. biKfc De Kogelronde Bloemen en het Gewas on-v derfcheiden deeze, die volgens de Kelkjes hier t'huis behoort , zytde voorheen tot andere Ge- Aagten betrokken geweest. By DonoNéus en Lob el komtze onder den naam van zeer kleine Conyza voor. 't Is niettemin een Kruid, welks Steng, volgens den Heer Hall er, een Elle hoogte heeft (*). Hy noemt het JJter % met (8) Inula Foï. amplexicaul. undulatis &c. Gort. Belg. 243. GoüAN Monsp. 445. Etigeron Fol. und. &c. FL Suec* 9 758. Conyza minor Fl. globofo* C. B. Pin. 266. Co- nyza minima. Dod. Psmpt. fi. Lob» Ic 345. fl. Uelenium paluftre annuum Hysfopi foU crispis. Vaill. Mem* Con. minor Hispanica. Pluk» T. 384. f. S. After paiuftris fruti* cofus minimus. BARR. Ie. 117$. (*) Caulii Ramofisfimm C*kitaUs% zegt hy. Ik meen bc ipeurs! II» DSSL, X, STü«, 702 ÖAMENTEEtlGË KRUIDEN* IV. met omvattende 3 ruige gegolfde Bladen en zeef AFx/*EL' kort Sefi:raaIde bloemen De Groeiplaats Hoo*i> is aan de Wegen en Straaten in de gemaatigde STÜK deelen van Europa, zegt LiNNi&üs. Hy te- rX^kcnthet» niettemin 5 onder de Sweedfchc Plan- ten aans en betrekt 'er toe dat Adertje $ welk by Kadix in Spanje groeit. Pulk aria of Vloo- kruid kan men het niet in 't byzonder doopen s want fommigen geeven het Tonderkf uid 3 dat de Duitfchers Durrwurts noemen , in 't alge- meen dien naam. Het wordtin Languedok r Herr- ie de St, Roch geheten. IX. (9) Alant met langwerpige ongejleeïde Bladen $ Aratl^a Draadachtige Bloemfleelen en Cylindrifclw Aiabifchei Kelken* In Arabie 5 zo wel als in Oostindie, fchynt dit Plantje voor te komen, dat zig dus zeer wel van het voorgaande onderfcheidt. 't Is nogthans by Forskaohl, dat ik zonderling vind, onder de Arabifche Planten niet opgete- kend, of het moest een anderen naam heb- ben. Onder de Oostindifche Planten vindt men 't ookby den Heer N*L. Bürmannüs niet* (10) fpeurd te hebben , dat zyn Ed. door CuhltalU de hoogte van een Elle, niet van een half Elle , gelyk Gmelïn t vec« ftaan heeft. (*) Ihlv inchoat* I. p. 3 3* (9) Inula Fol. oblongis fesfilibus Sec. After ConyzoidesTnti, Qt, *am«fys Caulibus fparfo». PttJKt *Aim, 57. XV I49«£* S*NG£ NE$IA. 703 (10) Alant met byna ongedeelde 9 langwerpig IV. Eyronde 5 naakte Netvormige getropte Zaag* AF^f të tandige Bladen; de Bloemen aan *t end otz-Bqofd* gelteeld. srüK- x. (ij) Mant met ongedeelde ovaale e ff ene Nets*[™^u wys9 geaderde eenigermaate gekartelde Bla* den en rappige Kelken. g JK Squarröfdm (iv.) Alant met Lancetvormige 3 omgekromde, Rappige. ZaaRtandig ruuwe Bladen ; hoekige Tak* p ken; de onderjte Bloemen verhevener. wiigbiadi- ge* Veel overeenkomst hebben deeze drie, waar van de twee eerften in Italië huisvesten , de laatfte vry algemeen voorkomt op Moerasflge plaatfen der Noordelyke deeïen van Europa , als ook in Rusland en Siberië. Men vindtzenog- thans ook in de Zuidelyke deelen en in Swït- zerland groeit zy op zeer veele plaatfen. Ta» bernemqnt geeft 'er een goede Afbeelding van , onder den naam van Geel Ster rekruid 9 dat ook Liefch- of Breukkruid heette* Evenwel mankeeren 'er de kanthaairtjes aan , welke ook in (10) Ifiula Fol. fubfesfiü o va to -oblongis Sec, Conyzime» dia Monfp afünis muldflora. J. R.Rift. II. p 1049. (it) Inula Fol. fesii!. ovalibus ljevibus hc. Ader Cony- loides odoratus Iflreus. Toubnf /«/?♦ 483. After luteus la- tifolius glaber Sec. Pluk Alm, 37. T. 16. f. 1. f ia) JWa Fol. Lanceolacis lecurvis fèrrato - fcabris &ca GOUAN Monsp. 4.45» Sae** 696 , 75:9. GORT. 7»gr Gmel. S#. tl* p, 177. T. 77. Bubonxutn luteum priiuvim» Tab. Hifl. 7iö. mihi n, p, ft| II» DH&j X* STUK* ' f04. Samekteeligs Kruide*** IV. in de Afbeelding van Gmelin niet te viildeti ^?xx Eh zyn 9 20 ^ALLER we* aanmerkt De Hoofd- Bloemen van deeze zyn breed geftraald en ge- stuk* iyken veel naar die van *t gewoone Helenium of Alantswortelkruid. f 13) Alant met ongejieelde Lancetvormige om- gekromde , eenigermaate Zaagt andig ruuwe Bladen ; de Steng rondachtig en wat Haai" ng; de onder fie Bloemen verhevener. Deeze heeft de Bladen wederzyds ruig door rosfe Haairtjes, gelykende voorts naar de voor- gaande zeer, maar de Kelk is als • gebladerd , welk laatfte ook in eene Veroneefche GeeleAfier fchynt plaats te hebben* De Groeiplaats is ia Beijeren , Vrankryk en Siberië. xiv. (14) Alant met ongejieelde Lancetvormige eeni* *MM™a* germaate Zaagtandige Haairige Bladen • kndiè. ; iyna eenhloemige iets Lymetige Steeltjes 9 met f malle Blaadjes. Dee- (*> thlv. inchoau I. 32. N. 76. Zyn Ed. heefc billyk de aanhaaling der fclaat uit Gmelin, die niet 67 maar 77 moet zyn en welke in 't Werk zelf fout is , te regt gebragc. (13) Inula Fol. fesfilibus Lanceolatis recurvis &c. Ader luteus hirfuto Salicis folio. C. B» Pin. 166. Atfer 3- Panno- nicus Clufii luteus , FoL hirfuto. J. B. Hifi, II* p. 1047* Confer* Ader Conyzoides odor3tti$ luteus. SEG* Per. II. p. ail. & PLUIC. T. 7S. f. 4. Item, CAM. Epiu 907. (14) Inula FoÜ fesfilibus Lanceolatis fubfêrratis &c. Aflef iutsus Marianus &c. Pluk* Mant* $0. T, 54©* f« U After Garolin. pilofus Sec» Miu, T* ;6\ XIIT. Inula biria* Ruige* 5 V N G E N E S I A- 705 Deeze Noord -Amerikaanfche is geheel be- P|» èaaid met zagte witte Haairtjes : de Bloemen ^a. bepaalen Tuilswyze de Steng > maar derzelver Hoofd- Steeltjes zyn bezet met gefteelde Kliertjes. stuk* (ij) Alant met ongefteelde Lancetvormige orti* xv^ gekromde ruuwe Bladen; de Bloemen eeni» mantel" germaate gebondeld* Duitfche, {16) Alant met ongefteelde Liniaaïe , gefpitfte xvr» geribde gladde verfpreide Bladen; de Steng Zrywa eenbloemig. biadige* (17) Alant we* Linïaale PXeezige driepuntige Xvm iHofefi* Driepunt Van deeze drie is de eerfte in Duïtfchknd1^ vry gemeen en valt ook in Siberië ; de tweede ïn Neder - Ooftenryk ; de derde aan de Zeekus- ten van Eogelaad, Vrankryk, Portugal en Span* je , zegt LiNN-ffliis. Deeze heeft de geftalte van de Zee -Venkel, ten minfte wat het Loot aan- f15) Inula Fol. fesfilibus Lanoeolasïs recurvïs ïcabris &c. Aftcr Foliis lanceolatis &c, Gmeu II. p. t%u T. 78. f. 1, Conyzse affinis Germanica. C* B. Pin. flG6. (16) Inula Fol* fesfilibus Linearibus acuminacis &c. Aftef JMontanus Saxatilis luteus &c. Bocc. Mus, I. p. 31. T. 18. After luteus Linarix rigido giabro folio. C B. Pin. 267. (17) Inula Föl. Lin. Carn. trifcufpidatis. GOUAN Monsp* 445. After Flore terminali &c. IL Ciijf. 409. R, Lugdh* J68. Crithm. Maritimum Flore Afteris Attici. C. B* Pin* 288. Crithmum Chryfanthemunu DODi Pempt, yoC, Xiitto- reum Chryfanth, Lob. Ict 3$;. Yy 21. Deel» X» Stuk» jo6 Samenteelige KrüideW. IV. aangaat. Sommigen noemenze Zee-Chryfanth9 AFxxELe in Languedok Limbardas zegt Gouan , die ver- Hoofd- haalt, dat dezelve eens Mans Iangte hoog stuk. groeije. xvm. (is) Alant met byna Zaagtandige van onde* vinciatis, T(!Tl Wollige Bladen; de Wortelbladen ge- caaifche/ fteeld Eyrond ; de Steng opgeregt een* bloemig* xix. (ï9) Alant met Lancetvormige ruige effen- tetgmïn- randige Bladen s eenbloemige Stengen en tiende. korte gefchubde Kelken. Deeze zyn beiden Wollig 5Tdoch de laatfte inzonderheid is als met een Sneeuwwit Dons bekleed s komende in geftalte de Asters zeer naby5 inzonderheid door den Kelk, welke van dit Geflagt verfchilt. Zy heeft de Kelkfchub- ben Eyrond en aan de Steng drie of vier , zelden vyf Blaadjes. De hoogte van beiden is weinig meer dan een voet : de groeiplaats der eerfte in Provence , der laatfte by Ween en ^ Montpellier en in Spanje. xx. (20) Alant met Spatelvormige , van onderen Ml& Wollige Bladen. üf€. De OO Inu& Foï# fabferratis fobtus tomentofis &c. Jaco* bsa rotundifolia incana. C. B. Pin, ui. Prodr. 69, (19) Inula Fol. Lanceolatis hirfutis integerrimis. GOUAN" ■ Jtfonsp* 44J . After A.tticus luteus yillofus magno Flore. C. B. Pin. 267. After anguftifclius luteus, J. B. Hiji. III. p. 1046. (io; Inula Fol. Spatulatis fubtus tomentofis. f. Helen. De eenigfte van dit Geflagt uit Zuid - Ame- IV* rika afkomftig, Bladen byna als der Primula AF^f^ Veris hebbende. De Tongblommetjes aan den Hoofd? rand zyn zeer dun en fyn* stüjds (21) Alant met ajloopende langwerpige Bladen, xxu die fyn getand zyn , en gelropte byna onge- %y*ns . fteelde endbloemeri* Tweebak» kes. Het Tonderkruid , dat den zelfden bynaam voert, wordt van fommigen geacht even 't zelf- de te zyn als dit , maar ongeftraald. Het onze % zegt de Ridder, heeft een Steng van een Voet hoog, die ftyf is en getuild, met een fterken Reuk als van Reincvaren. De Bloemen zyn geel en kort geftraald. De drie volgende * allen fraalbladig en Hee* fierachtig , waar onder twee Kaapfen , Blaauwe en Pynbladige bygenaamd, reeds befchreeven zynde * , kome ik tot de laatfte. * n. D# vl st\ bU (25) Alant met Lancetvormig- LiniaaU effen-109'111* xxv. Stinkende* Vitgx Paftoris folio. VAïlu After Primula: Veris foliis.Pi.uivj. £ƒ>. io* le, 41. f. u (21) Inula Fol. decurrent. oblongis denticulatis &c. Co- nyza latifolia visrofa fuaveolens % Flore Aureo, e Gallo-Pro- vineïa, T. Garid* >Aix. T. 23. Conyza praealta, Cau- le alato , odorata. Bocc. Mus. p. 168. T. 121. (25) Inula Fol. Lanceojato - Linearibus inre^errimis &c. Solidago Fol. Lanc. Lin. R. Cliff. 410. Conyza Melitenlïf tetufis foliis* Bocc, Sic. 26, T. 13. Pfeudo * Hdichryfijjii Meiiienfe Sec. Moris» Hifi, IV. p* 90. Yy 2 11. deel. x, sm, 70$ Samenteelige Kruide^ IV; randige Bladen , getakte Tuilen en zeer hfJx^ hrte Bloemfiraalen. stuk. Het ftinkend Kruiskruid komt deeze nabys Peüwyïï' dle de geftalte vaa het Afchkruid heeft , zege tp LinnjEüs. Zy groeit op 5t Eiland Maltha s en heeft groene Bladen met geele Bloemen. A r n 1 c A. Valkruid* Van de voorgaanden verfchilt dit Geflagt , doordien de Straalblommetjes niet een enkelen Styl , maar vyf Meeldraadjes hebben zonder Knopjes. Het bevat de zeven volgende Soor» ten» t O) Valkruid met Eyronde geheele Bladen, de mS£uu Stengbladen gepaard. «emeen. , _ Door geheel Europa , als ook in verfcheide deelen van Siberië > komt dit Kruid voor3 dat naar de Groeiplaats aanmerkelyk verfchilu Hec heeft (l) Atmca Fol.. Ovatis integris &c. Syft. Nu gebladerd; den Kelk van grootte als did"\ . Straalkrans. Deeze Kaapfe gelykt zeer naar het Kruidje dat men Muizen - Oor noemt, hebbende de Bla- den zeer ruig , doch niettemin groen , van onder en van boven. Het heeft een eenbloemig Sten- getje, maar weinig langer dan de Bladen, Dus kan het de Arnica Caffra, van den Heer Boa- mannus Gerbera genaamd, niet zyn f*)* (3) Valkruid met overhoekfe Zaagtandige Bladen. Sc0nl: In Ooftenryk en Switzerland , als ook in Lan- ni&ï?lQC* guedok , komt op vogtige Bergvelden deeze voor, die den Wortel krom heeft, aan de eene zy- (2) Artica FoU integerrirnis cllipticis villofls &c. *Am. JLcad. VI* Afr. 73. After .fèthiop. Pilofellae facie f tomento copiofo. Raj. SuppL 16$. N. 95. (*) Flor* Cap. Prodr. & BURïVf* Afr* T. 5 5. f. (3) Arnica Fol. alternis ferrat is, GouAN Monsp. 446. JACQ. Pind, 15*. Doronicum Rad, Scorpli brachiata. C. B. Pin* 184. LOB. 2c 649* fi9 Doronicum Radice dulci. C« lh Pm* Yy 4 li* dxeu x stuk; / IV. zyde veele Takjes uirgeevende : de WortelbTa- AFDE^L-den gefteeld , Eyrond 3 diep - Zaagtandig ; aan Hoofd- de Steng , welke een Span of een Voet hoog stuk, is, maar zeer weinigen. Deeze draagt ééne Bloem, groot en geel , met breede Kelkfchub* rjr. ben ; de Blommetjes en Zaaden ais in het ge- woone Wolverley. Men heeft in den Wortel , die fomtyds een zoet Sap heeft , ook een by« zondere kragt gezogt. Door Water wordt 'er eens zo veel , als door Wyngeest , ure ge- trokken* iv. (4) Valkruid met Lancetvormige Bladen, de iiüma^ onderften Zaagtandig f yfe Steng gebladerd zoutwa- $n yeelbloernig. tcrs. 0 Aan de Oevers van Katritfchatka, op 't Bee- rings - Eiland en verder aan de Westelyke Kusten van Noord - Amerika 9 is deeze Soort zeer gemeen. Zy groeit Heefterig met een dik- ke Steng > hebbende Bladen byna als die van den gewoonen Alants- Wortel. Dergelyke Bloe- men heeft zy insgelyks, wier Tongblomrnetjes met ongeknopte Meeldraadjes zyn voorzien en de Zaaden allen gepluisd, even als in de voor-» gaande Soort. v- fi) Valkruid met Eyrondt uitgegulpt getande sSvaau- van onderen Wollige Bladen. Dee- (4) Afnica Folits Lsnceolatis 8cc. f Ader U potius H$Ie» nium Mar. Fruticofmn Sec. Gjmel. Sib. XI. \\ 17*. (5) Amica Foi. ovatis repando- denticulatis &c. Gcrbera Syngbnesia 713 Deeze Kaapfe is tot verfcheide Geflagten IV* betrokken geweest, Is een klein Plantje met Al^|?*" groote Goud- of Saffraankleurige Bloemen , Hoofd- van gedaante als der voorigen. De Wortelbla- stuk. den zyn gelteeld, ovaal, glad, ftyf, Zaagswy- ^s*™* ze getand met kleine puntjes : de Bloemfteel- tjes ongevaar een Span of half Voet hoog, niet fmalle Schubbige Blaadjes. In de aangehaalde evenwel , die de Heer J* Burmannus Car~ lina noemde % vertoonen zig deeze Schubbe- tjes aan de Steng niet. De Bladen zyn in fon> niige Planten Hartvormig. (6) Valkruid met Vindeelige Bladen , die de vt Krabbetjes rond hebben. Gnl"rf] (7) Valkruid met gevinde Bladen > de Slippen^g^^ Liniaal. k„m . Aan de Ka^p der Goede Hope vallen ook^Hertshooxr deeze beiden , waar van gezegde Hoogleeraar mfie# de eerfte met Bladen als van het Asplenium, zo Fol. planis dentatis &c. Burm. Afré 157. T. 55. f. 2. Dens Leonis Enulae folio. Pilt. Mus. 393 • Doronicï forte fpecics puraila &c. Pluk. T. 343. f. 4« Carlina FoU latis &c. Burm. Afr. 154, T. 55. Tusfilago Pyrote folio. Vaill. (6) ArrAca Fol. pinnatifidis , Lobis rotundatis* Gerben Foh ex IUdice obloiigis &c* Burm. Afr. T. jó. f. 1. Do- icnlcum Afr. Fol. Afplenii. Büxb. Cent* V. p# 12. f. 24. Scolopendrix f. Asplenii facie Planta -^thiopica. VhVK.A*^ (7) Arnica Fol. Pinoatis, Laciniïs Linearibus, Sp* Flans* II. Dssi.» Stuk» 7i4 Samenteelige Kruiden. ^ zo wel als de voorgaande, onder den naam van Afdeel, Gerhera > die door den Ridder eerst gebruikt Hoofd* was • Ult ^et kruidboek van den Heer Wit* stuk. SEN heeft afgebeeld en befchreeven. De laatst- Ovêttollige gemelde vind ik niets van aangetekend s dan dat reeluyve- ^ ^ ^ naby komt# F1.LXVIH. Het Plantje t dat ik uit Japan bekomen heb* *fc 3- hier in Fig. 3* op Plaat LXVI1I, afgebeeld* fchynt my tot de Arnica Gerbera te behooren* Immers het heefteen der Hoofd -Kenmerken, dat de Blommetjes van de Schyf driedeelig zyn ; de ééne punt \reel grooter , en ik bevind de rand -Blommetjes, gelyk 'er een by a is afge- beeld , drietandig ; doch deeze zyn zo wel met Zaadpluis voorzien als de middel- Blommetjes, b. Beide deeze Blommetjes zyn hier veel groo- ter dan natuurlyk voorgefteld , waar door zig de onvolmaaktheid der Meelkoopjes in de Tong- blommetjes van dit Geflagt of wel van deeze Soort 3 en de onvolkomenheid van den Styl in de anderen, openbaart. Doronicüm. Wolverley. Dit Geflagt onderfcheidt zig van de voori. gen , doordien de Kelkfchubben op twee ryën geplaatst, van gelyke Iangte en langer dan de Schyf zyn : de Zaaden van de Straalkrans naakt en zonder Zaadpluis. Het bevat maar de drie volgende Soorten. (O Syngenesia* 715 (ï) Wolverley met Hartvormige Jlompe Tan- IV* dige Bladen; de Wortelbladen gefieeld ; de ^x*** Stengbladen omvattende. Hoofd- stuk. Op de Alpen van Switzerland, Ooftenryk ÏP en der Zuidelyke dcelen van Europa, groeit dit^^** Kruid % dat van ouds Pardalianches is genaamd ches. geweest , om dat het tot verftikking der Lui- Vcrmaard* paarden ftrekte. Ook werden 'er , wanneer rnen den Wortel in Vieefch mengde, andere Die- ren , gelyk Wolven en Zwynen , door gedood , waar van de Nederduitfche naam Wolverley , die misfchien verkeerdelyk aan het Valkruid gegeven wordt, zal afkomftig zyn* Dewyl dc Wortel naar een Scorpioen geleek , moest ket ook jiadeelig voor dat Ongedierte zyn* Doro. nieum , van een heilzaamen aart 3 was een an- der Kruid. Hier over is een groote twist tus- fchen die vermaarde Mannen, Matthiolüs cn Gesneros, geweest , welke laatiie , door de Proef daar van op zig zelf te neemen, zou geftorven zyn of in groot gevaar gebragt. Doch ik zal my daar in niet mengen (*). Het (1) Doronicum FoL Cordalis obtuiïs Denticulatis Sec. Sy/l. Nat. XU. Gen. 959. Veg XUh p 639- Mat. MtL 394* MlLL. Ditf. T. 12S. GOUJkN Homp. 44^ H. Cüfi* 4-ïi. R. Lugdb. 159. Doronicum maximum. Cr B. Pin. 18 $ . Cam. Epit. 823* Doron* 3» CLUs, Pann. 521. LOB. h 6*$. Doronicum Radice Scorpii. C. B. Pin. 184* Dor. latifo- luim*, Clus. Hifi. II* p. 16. Aconuum Pardalianches, Pqd* Pur%. 305, {*) Vid. Hall.» Helv. iusbiau h p. 36, 57. II. deel, Stuk» y\6 Samenteelige Kruide». IV. Het Kruid geeft uit zynen Wortel lang ge- Afdeel, fteelde Hartvormige Bladen , waar tusfchen een IJoofd* Steng opfchiet van een of twee Voeten hoog- $tu$, te , die op 't end één groote geele Straalbloem heeft. Met veele Kelkfchubben is dezelve be- kleed 9 die fpits en byna zo lang als de Tong- blommetjes zyn 3 welke aan 't end drie Tand- jes hebben , zynde het Zaad Eyrond en zon* der 3 dat der middel -Blommetjes met Zaadpluis* li. (2) Wolverley met Eyronde 9 fpitfe 9 eeniger- FUntagi' maate getande Blaam en overhoekfe Takken. ntum. ^smaibh. Grootelyks komen de Bladen van deeze klei- nere Soort met die der Smalbladige Weegbree overeen. Zy zyn zeer glad zegt Gouan, die deeze Soort , in Languedok, by de andere vondt groeijen. Zy valt ook in Portugal en Spanje. De Steng is Takkig , zo wel als die van 't voor- gaande en ook meest eenbloemig. lU;da ^ Wolverley met een naakte, geheel enkeU jtrïm!? ld' eenbloemige Steng* Madelie- By (x) DoTonlcum Fol. ovatïs acutis fubdentatis, BLamïs alter- nis. H Clijf. R. Lugdb. 160. Gouan Mówp. 446. Doroni- cnm Plantaginis folio» C. B. Pin. 184. Dor. minus Offici- ïiarum. Dalkch LOB. Ic. $48. Dor* Plantaginis folio Lufi- tanicum Tournf. Inft. 488. (3) Doronicnm Scapo nudo fïmplicis/ïmo &c H Cliff. 500. JU Lugdb. 160. Gouan Monsp, 447. JACQ^. Vind. 28 BeU Kdiaftmm A'pinum &c% MiCH. Gen. 3^ T. 29. Bellis fyly. raedia Caule carens. C. B. Pin* j. Bellis media. Cam. Syngenesia, ?I£ By verfcheide Autheuren , zo oud ais nieuw , IW vindt men de Afbeelding van dit Kruidje, on- Af££e der den naam van middelflag of groote Made» Hoofm lieven. Want naar de gewoone Veldbloemen STUK* van dien aart gelykt het zeer, hebbende flegts^^^ grooter Bladen en Scengetjes of Bloemfteeltjes. De Zaaden der Tongblommetjes van den om- trek zyn hier zo wel met Pluis voorzien, als die der Trechterblommetjes (*) > welke het midden beflaan. Het komt met roode en witte Bloemen voor, en is zeer gemeen op de Alpen van Switzerland , zelfs in de Valeijen, ja vale ook in Italië en Tirol op belommerde plaatfen. Perdicium. Patryskruid, De zonderlinge figuur der Blommetjes % wel- ke Eplt. 654. Clus. Pann. 609. Bellis major fylvefhis* Eob« lc. 475* fi0 Bellis Caule Pedali f. bipedalinudo &c. Mentz. Pag. T. 8. (*) Semina Radii in hac etiam pappofi funt, zegt Lxtf- vmus. Ik geloof dat de Heer KALLER dat woord etiam t *t welk dus te verftaan is , verkeerd begreepen heeft , (als of het op de andere Soorten zag ,) wanneer hy den Riddec in deezen van zulk eene verwarring befchuJdigt, dat die de Planten» welke naarzyn eigen bepaaling Arnic* waren, Doro» nied genoemd, en ééne Soort, zyndè , wegens de naakte Zaaden , een echt Dormlcum , tot een Species van de Ami- ce, gemaakt had. De eerfle Soort van Doronkum , by Lin« nxus en dus ook alhier , heefc derand - Zaaden ongepïnisdj 3e tweede kon naauwlyks daar van afgezonderd worden 9 sn de derde , fchoon de Heer Jacquin die zeer verfchillencl, Oordeelt , kwam ten opzjgc van de Kelkblaadjes overeen^ tl. om. x, $tvk« fiS Samentejklige Kruiden IV, ke tweelippïg zyn , onderfcheidt dit Geflagt * AXXU dat den Griekfehen naam Perron , welke Pa- Hoofd- tryskruid betekent , bekomen heeft. stuk. Het bevatte drie Soorten , waar van ik de twee- de i als Heefterig zynde , reeds befchreeven heb , zo dat maar de volgende overblyven. fj&dxm ( * ^ Patrys^ru^ , da£ Tongbloemig is , wier femiflosof eenbloemige , ongebladerde Bhemfteelen* lare* bloemig Kaapfe Kruidje heeft een Vezeligen Wor» ° tel , welke Blaadjes uitgeeft als die der Paarde- bloemen en de geheele geftalte zweemt *er zo- danig naar , zelfs de Bloemen in grootte , dat men het onvoorziens daar toe betrekken zou , maar de Kelk is als der Scorzoneeren en de Bloem geftraald , met half tweedeelige Blom- metjes, die de onderfte Lip in tweeën, de bo- ventte in drieën gefneeden hebben* Het Zaad- pluis is ongeitamd en de Stoel naakt, gelyk in de voorigen» nu (2) Patryskruid met byna gejlraalde Bloemen, Mra^{ï' eenvoudige Kelken en Kruidige Stengen. In Brafil groeit, volgens den Heer Arduin, deeze Soort, die de Wortelbladen Lancetvor- mig* ( 1) Perdtrium Flor e femlüosculolb , Scapo unifloro nudo. Sy/t* Nat. Xtï. Gen. $60* Vtg. XIII. p# 639. Am. Acad* VI. Afr. 72., Qi) Perdieium Flor. fubradiatis % Calycihus limpliclbws 'f Caulc Hetbacco. Mmt, u$* S y n g e N E s i a. ytg mig .Eyrond , met Tandjes uitgegulpt > ruig ea IV. kleverig heeft: de Bloemen aan den top naakt, Afdeel: in gedaante als die van het Berg - Valkruid , Hoofd* op eigen Steeltjes : de Kelk uit veele fmaller stuk. Blaadjes beftaande, die ftomp en egaal zyn, de Bloem geel : de Blommetjes op de Schyf en Straal tweelïppig, tweeflagtig. (4) Patryskruid met byna gefir aaide Bloemen , m de Steng laag- Heefter ig, de Bladen Lan^ut^ cetvormig fpits effenrandig. *Uwestw Dus geeft de Heer Bergiüs de bepaaling dl ch' op van eene nieuwe Soort , uit de Westindiën door zekeren Chirurgyn mede gebragt en hem bezorgd , waar van zyn Ed., io de Stockholm- fe Verhandelingen , de Afbeelding en befchry- ving mededeelt. De Steng daar van , zegt hy , is Heefterig en glad, met groenachtige Takjes en Bladen als gezegd is, wederzyds glad* Aan 't end der Takjes komen by elkander twee 5 drie of vyf Bloemen die gedeeld zynf mecfpit- fe gladde Blikjes* De Kelk is cylindrifch , veel- bladig ; de Bloem geel , beftaande uit Blomme* tjes, die een buiteu - Lip hebben, welke flaauw drietandig is en de binnen - Lip in tweeën ge- deeld ; des zy zig als driedeelig vertoonen. Dit heeft zo wel in de middelfte als in derand- Blom- (4) Perdicium Flor. fubradiatis , Caule Suffmticofo &c. S(tockh, VtrhanL XXXIV. Band. 1772. p. 22p. Tab, 7. AU fcupator. Bermudenfe, Pluk, T. 24 3 • f» % ï lh Deel. X* S?u& 7*o Samenteelige Kruiden IV. Blommetjes plaats. De deelen der Vrugtmaa* ^Fxx*L* ^ing komen voorts met die der Samenteeligen Hoofd* overeen; de Zaaden zyn Rolrond, ruuw, met •tük. een ongeftamd, Haairig, geelachtig Pluis, van langte als de Kelk. De Stoei is bezet met klei- ne Haairtjes. Het Pardifium Capenfe, dat de Heer N. L. Eurmannus , uit het Kruidboek van O i> den land, opgeeft en befchryft , heeft iö 't geheel geen betrekking tot dit Geflagt. H e L e n i u M. Honds - Oog* Dit Geflagt heeft den Stoel wel in 't midden naakt, maar aan den rand Kaffig, en het Zaad- pluis uit vyf Baardjes famengefteld, De Kelk is enkeld , veeldeelig: de Straalblommetjes zyn ten halve in drieën gefpleeten. htinium ^US ^omt> a's ^e een5gfte Soort (i) , een Kruid Autumnaie.voov , 't welk Helenia met afloopende Bladen Kecfstfch* £Q0Y (jen jy^er genoemd geweest , en als zo- danig befchreeven was , zynde door Toür- ne fort Zonnebloem met Wilgebladen en een gevleugelde Steng getytekL Anderen noemen 't Chryfanthemum en AJler, waar uit blykbaar is, dat (1) Helenium. Syft. Nau XII. Gen. 961. Veg* XIII. p. 639» Heleiua Fol. decurrentibus» fl. Cliff. 418. Ups* *66. R. Lugdb* 180. Gron. Virg. II. p. 12$. Chryf. Amer. pe- ïenne» Moris. III* S. 6. T. 6. f. 74. After Floridanus Au* feus Caule Alato. Pluk. T. 372» f. 4* After ltteus Aiatusj CQRN» Canai* $%% T. «3* S y n o e n e s i a; ?2t dat de Geflagtnaam * hoe bedrïeglyk oók, geen IV; betrekking hebbe tot het Alantswortel - Kruid , AFxxEL* voorheen befchrecven. Het is de Gevleugelde Hoofd* geele Afler van Counutus, hebben Je zyneSTUK« Groeiplaats in Noord - Amerika op vogtige plaat- fen, Zy gelykt naar de Kamille door haar Bloem, die t'eenemaa! Goudgeel is , met de Baardjes agteroverof nederwaards knakkende, zegtCtAY- ton, en langwerpige onverdeelde gefpitfte Bla- den, flaauw Zaagtandig, tegens elkander over* De geheele Plant heeft een aanmerkelyke bit- terheid : men achtze goed tégen anderendaagfe Koortfen. Waterige plaa.tfen bemint zy enbloeie in de Herfst. Daar komt eene andere Soort of Verfcheidenheid van voor > die laager is , met dikke, ruige Bladen 5 zagt op 't gevoel. Bellis. Madelieve* Hier is de Stoel Kegelvormig naakt ; de Kelk half Kogelrond met gelyke Schubben : het Zaad Eyrondachtig , zonder Pluis. Twee Europifche Soorten komen maar in dit Geflagt voor , die duidelyk onderfcheiden zyn ^ naamelyk, (i) Madelieve met een naakten Bloemfteel. l m Bellis perennis» Overbly* (i) Bellis Scapo tiudo. Syft. Nat* XII. Gen, 962* Zevende, XIII. p. 640. Gort. Belg. 244* Kram. Auftr. 254. Bell. Scsp. nudo unifloro. Mat. Mei. 40;. H, CJitf* 418 ♦ Ups, Zz »*5« II. Deel. X. Stük. ji geheten. Men noemtze by ons ook May- zoetjes en , dewyl zy veel op de Velden groei* jen s Veldbloempjes , in Friesland Fennebloemen* Men wil dat zy haaren Latynfchen naam van de fchoonheid hebben zouden, 'c Is zeker dat het fraaije Bloempjes zyn , inzonderheid de volbloedige van Roozen , Purper* en andere met wit gemengelde Kleuren , die in grootte der Bloemen de gewoone enkelde der Velden veel te boven gaan» Deeze mogen derhalve wel Maagdelieven genoemd worden , als tot fleraad verttrekkende voor 't jonge Volk, onder \ ge- meen. In aartigheid munten de zogenaamde Madelieven met Kindertjes op de kant, of Bloem uit Bloem opfchietende, met Pypachtige Blom* metjes en andere Verfcheidenheden , uit. Som« tyds komt dit Plantje, in 'c wilde , met gevulde voor en is ook met ongeltraalde Bloemen gevon- den, 'c Bloeit byna het geheele Jaar , en de Bloe» 2,6$. Flt Suec. 707 , 751. Bellis fylv. minor, C. B, PittM 267* Bellis fylv. Dqd. Pempt. 16$. fa BelL Hort. Fl. pleno. C. B* Pin, 261. LOB. Ic, 477. Fl. albo bullato, TOURNF. Jnft* 491. Hort, rubra, Flore muiüpi. fiftulofb T4 ibid. u Bellis Hort. piolifeta. los 1*. 47?. Vide w*inm. fl* N, %}6 , 23;» Syncénes. ia: 723 ÏÜoemen gaan by nagt toe, op de Velden. Vol- IV. gens ToüRNEFOtiT zouden de Zaaden derAF^EL* ToDgblommetjes eenig Pluis fchynen te heb- Hoofd- ben % die der Scbyf- of middel - Blommetjes 5Tuk. niet, *t welk nader onderzoek verdient (*Y Pohgamia Het is een zagt, Zuuracnug, eemgszins fa- men trekkend Kruidje , welks Afkookzel groen wordt en door verdikking als een Zoutige Room. Men kan het onder ander Moes tot Vleefchfop gebruiken en het wordt onder de tegen -Schor- butifche Kruiden geteld. Van 't Vee echter wordt het niet 9 dan by gebrek van Gras 5 genuttigd* De Stahliaanen hebben zeer hoog geloopen met de kragt der Bloemen tegen Borstkwaalen en an- dere Ongemakken. Sommigen hebben 't Kruid als fcherp befchreeven , en de Wortel, inderdaad , heeft een aanmerkelyke fcherpheid , welke door 't droogen niet verdwynt. Buiten twyfel zal het op drooge of op vogtige Gronden , op Hei- jen of in Tuinen groeijende , zeer in hoeda- nigheid verfchillen. In 't Engelfch heeft men "t Bruifemrt geheten , om dat de Blaadjes zeer goed zyn , te leggen op blaauwe Plekken en Kneuzingen. Dewyl het een Wondmiddel isf voert het den naam van Confolida minor Praten* fis in de Apotheeken (f). W <*) Zie TOURNF. Inft. Tab. 1 80. H aller haalt dit tot berisping vm Linn^sus aan; doch 't is wonder, daarhy het getal der Rand- of Tongblommetjes heeft gelieven te tellen ia deeze Plant, dat hy zu'ks zelf ook niet oaderzogt nebbe» (t; RLTIY Mat. Med. p. tfo. Zz 2 II. Deel. X. srus. ; 724 Samenteelige Kruiden. IVé (2) Madelieve met de Steng eenigermaate ge< AFxx!L# hMerd. Hoofd* stuk* In Spanje , Italië, als ook in Languedok en n. Provecce, valt dit Jaarlyks Kruidje, laager dan tmrla.5 een Handpalm , hebbende Stengétjes van een jaariykfe. ^alf yoet 0f ^aar omtrent, draagende maar één Bloem, in 't midden groenachtig geel, en wit geftraald. Het komt dikwils aan den Zeekant van Languedok voor, met kleine Blaadjes y die wederzyds twee of drie Tandjes hebben, zo Gouan aantekent. B e l l i u m Madelon. Dit Geflagt heeft ook een naakten Stoel en de Kelk beftaat uit gelyke Blaadjes : maar de Zaaden zyn Kegelachtig met een agtbladig Kaf- fig Kroontjeeneen gebaard Pluis. Hier toe heeft de Heer L 1 n n je u s de twee volgende Soorten > beiden Europifche, betrokken* t. (1) Madeion met naakte Draadachtige Bbem* Beiiidioideu fteeltjes. Madelie- Dit Vig. (2) Bellis Caule fubfoliofo, Bell, Caule fubflmplici fub- qaadrifloro. ' GöüAN Monsp* 447, Bell. Hort. Pediculo folio- fo. C. B* Pin. 262* Prodr4 121. Bellis minima Prat. Caule; foliofo. Bocc. Mus. II. p# 9S. T. 35. Bell. maritima FoU Agerati. C. B« Pin. z6i. Prodr. 121. (1) Beltium Scapis nndis Filiformibus. Syji. Nat. Veg. XiU. Gen. 1322. p. 640* Mant. 28 5. Bellis omnium minima* TriUMF. Obs. p, 82. T. Bellis maritima minima , Roris So- lis folio, Cyrenaica. Bocc. Mus. 149. T. 107. Bellis Foiila p-arvis Flor. albis , Alpina. Pug. T, 8 £ SYNGENESIA. f2$ Dit Kruidje was voor heen tot de Madelieven IV. t'huis gebragt. Op dorre plaatfen ,cmftreeks de A?jf£EL* Stad Rome , groeit het menigvuldig met Blaadjes Hoofd-; naauwlyks een Nagel groot en Scengetjes van tuk:» geen Vinger lang , de Bloemen byna als der andere Madelieven , doch enkeld, niet dubbeld, gelyk in dezelven, geftraald; hoewel het , even als die , reeds in *t vroege Voorjaar bloeit. (2) Madeion met een gebladerd Stengetje. ir. Beltium Dit is een van de allerkleinfte Plantjes, op^e^fe'in# Kandia en in de Levant aan Bronnen groei jende. Het heeft een Stengetje van maar een Duim hoog 3Haairachtig dun en ltomp EyrondeBlaad« jes: aan 't end twee eenbloeniige Steeltjes of maar één , en de Kelk is van grootte als een Koolzaadje. Dit zou door 'c Mikroskoop waar te neemen zyn , om de regte gefchapenheid van de Vrugtmaakende deelen te ontdekken. T A g e t e s. Afrikaan. Een naakte Stoel; het Zaadkuifje van vyf opgeregce Baardjes : de Kelk eenbladig, vyf- tandig 5 pypachtig en vier of vyf blyvende Straalbloinmetjes , onderfcheiden dit Geflagt 3 het welk de bekende Bloemen van dien naam * en derzei vér mede- Soorten, bevat; naamelyk co (1) Bellium Caule foliofo. Mant. jtgtf. Pe&is mimita* Sp* Plant, 1250. Bellis Cretica Fontana omnium minima, TOURN. Cor. 37* Zz 3 II. Deel» X, Stok, 726 Samenteelige Krüii>ew# IV. (i ) Afrikaan met een byna geheel verdeelde wit* AfvvEL# gebreide Steng. $tük^ Deeze, die men Fluweelbloem noemt, is een U kleine Soort van Afrikaanen , van de groote pZuflT door 1 Gewas genoegzaam verfchillende. Het Hurkende. js in alle opzigten kleiner; de Stengen verdeden zig digt by den Grond en hebben onderfteuning iioodigof vallen neer. De Bloemfleelen zyn lan- ger en de Kleur der Bloemen is hooger;deReuk van 't Kruid fterker. Van de Fluweelbloemen , die men in*t byzon- der Flos Tunetanus of Tunisbloem noemt , wor- den in de Bloemhoven Verfcheidenheden ge- teeld» Men heeftze 'er met dubbelde Bloemen; want de enkelde worden dikwils weggefmeeten. De Bloem is grooter;of kleiner, van Kleur enke! geel , of geel met bruin Karmozyn - roode Vlak- ken. Ook komen, zy gelyk de groote, die men Afrikaanen noemt , met enkel Pypblommetjes voor , enz, Dilleniüs beeldt *er een aan- merkelyke Verfcheidenheid van af , welke de Steng twee of drie Voeten hoog en overend- ftaande, de Bloemen vry groot en enke!d,doch mes (ï) Tagetes Caule fubdivifb patufo. Syjl. Nat. XIT. Gen, 9<54. Veg. XIII. p. 640. J£ CUff. 418» Ups. z&7 R. Lugdh Igo* GOUAN Mcnsp. 447. Tanacemm Afrc. f. Flos Africa- mis minor. B* Pin. 132. Flos Africanus. DOD. Pempt» Tagetes Ind. minor mu'tipiicato Flore. T0UHNyo Inft* 488. Tagetes minor Fl. fulvo maculato. DiLL. Ehh* 27J. T. 279« f. Syhgenesia; 7*7 met lange rosfe Vlakken op het geel getekend IV. hadt 9 hebbende agt Straalblommetjes. Deeze is Afi^l' by de Bloemisten ook bekend. Hoofd- stuk. ( i) Afrikaan met een enkelde opjiaande Steng u. en naakte eenbloemige Bloemfteelen. TfeBa? Opftaandc» Deeze noemt men 3 in 't byzonder , Afrikaan; hoewel het gantfch onzeker is, of dezelve van Afrikaanfchcn oirfprong zy. De Keizerlyke Lyf- Arts DoooNéns zegt wel f dat deeze Bloe- men , toen Keizer Karel de V« de Overwin- ning op die van Tunis behaald had, van daar in Europa overgebragt waren* Die Togt ge- fchiedde in 't jaar 1535 en 't Werk van gezeg- den Kruidkenner kwam , door Clüsius uit het Hcogduitfch vertaald zynde, in *t Frar.fch uit, in den jaare 1557* Füchsiüs h arfj den jaare 1542 reeds een goede Af beeld.. ,r ■ tm deeze Bloemplant gegeven , en dezelve Ta* getes Indica genoemd y onder welken naam Tournefort, naderhand , dit Geflagt ge- boekftaafd heeft. Apulejus heeft, zegt hy, het woord Tagetes eerst gebruikt, om het Rei* nc* £•2) Tagetes Caule fïmpl, credo, Fediinculis nudis uniflo- ris. ƒ/. Cliffl Ups. R. Lugdh. 180. GouAN Memp, 448. Ta- nacetum Afr'c. no3jus ilmplici Flore. C. 8, Pin, 133, LOB. Jc, 714. Caryophylius Jndrcus. CAM. Epit. 406. Q. Tag* r.iaximus re&us , Fl. multipïicato. Lob» Ic. 71 3 ♦ y^ Tag. Mexic. Flore fiftulofo. COL. Ecpbr* II. p. 47, T* 46. f. J# Tag, Mcxic. alter polyanthos. Col. Ecp&r9z.pt 48.T.45* Zz 4 II* Dekli X. Stuk» 7^3 Samentkelige Kruiden. iV. nevaren, dat men thans Tanacetum noemt , te AFxxEI' betekenen (*). Zou men , nu, uit die benaa- Hoofd- ming van Füchsius mogen denken, dat stok. Gewas van Amerikaanfchen oirfprong zy; r«/w>w'terwyl het zekerlyk inMexiko of Nieuw Span- *7* je groeit ? Of is het Zaad derwaards door de Spanjaarden overgebragt en voortgeteeld. Of is het naderhand in de Oofterfche Landen ge- komen ? In de Namurlyke Hiftorie vanMexiko, door FuANCiscus Heruandez (t) •» vindt men de Fluweelfaloemen zeer natuurlyk af- gebeeld 5 die 'er Mexikaanfche Anjelieren ge- noemd worden , en waar van hy zegt , dat zy allen Bladen hebben ais die van *t Reinevaren en geele of uk den geelen Rosachtige Bloemen* Zeven voornaame Verfcheidenheden waren daar van in Nieuw Spanje* De eerlie en uitmuntend- fte hadt de Bloemen jgeel en zeer volbladig, als een witte Roos , wordende deswegen Cernpoal Xochitl van de Mexikaanen geheten. Dit was de grootfte Plant , met de uitgebreidfle Bladen. De (*) Dit zo zynde % vervalt de gisfing van Vaillant % wanneer hy zegt , Tagetes eft peutéire le nom , que por te ce Genre de Plantes 9 dans le pays , dont mus font venuê's fes Efpeces. Mem.de 17*0* p. 408. (f) Deeze was Lyf-Arts van Koning PHILIPS den II. , die in 't jaar 1555 Koning van Spanje wierdc , en is door den* zeiven , in hoedanigheid als Opper - Arts van Mexiko , der- waards afgevaaid'gd , om de Natuurlyke Hiitorie van dat Land te onderzoeken» SYNGBNESIA. 729 De tweede in grootte, zo van Blad als Bloem , IV, veel daar by te kort fchietende , voerde denAf$^E* naam van Oquichtli Cocaxochitl of Mannelyke, Hoofd- in vergelyking met de overigen , die wederom 'TUK» kleiner waren. Deeze Bloem wordt by hem en- P}tpe?jiaai keld vertoond , als beftaande uit zeven rand- blaadjes , met een Kroontje in 't midden. De derde en vierde waren byna even groot , maar de eene bont > de andere bleek , even als de vyfde en zesde die kleiner waren en de zevende de allerkleinfte van Blad en Bloem , geel van Kleur. Hy voegt 'er by, „ deeze Soorten 3y komen uit Zaad overal , doch best in heete „ Landen voort ; hebbende reeds lang by de „ Spanjaarden geblonken en ook andere Volken „ met haare Bloemen verheugd." Uit dit laatfte moet men voor vast beflüiten , dat Hernandez de Fluweelbloemen reeds in Europa gekend had , eer hy naar de nieuwe Wereld trok, en dus fchync my het denkbeeld van Dodon^üs niet te verachten, dat de- zei ven uit Afrika afkomftig zyn> ten minfte de eigentlyke Afrikaan* Want deeze vondt Fors- kaohl niet alleen in Egypte als een Tuin- of Akker -Plant, maar zy wierd ook op de Vlak- ten in Arabie geteeld , ja groeide 'er in 9t wilde of kwam 'er van zelf voort Dit was alleen de Opftaande (Tagetes $re£ta) en niet de Hur- ken- (*) Flor. *Arab. p. CXX, Zz 5 IU Deijl, x* Stuk» 730 Samenteelige Kruiden; IV. kende (Tagetis patula) of doorgaans zogenaam» AXx!Lt de FIuwee,bIoem * welke het» naar fchyn der Hoofd- Afbeelding en volgens de aanhaaling van Lin- $tuk* ti je vs (*) , is geweest , die Hernandez vwwfve- a's eer^e en ver de §r00tfte Soort van Me- ry. xikaanfche Anjelieren voorftelt^ en de eenigfte waar van hy het geheele Gewas afbeeldt (f). Zou men dan niet mogen denken , dat de Fluweclbloemen of kleine Afrikaanen uit West- indiej de grooten uit Afrika afkomftig zyn (j)* Immers dat deeze laatften kleiner van Gewas , Blad en Bloem > waren dan de anderen , gelyk uit de aanhaalingen van Linn^us volgen moet (§) , zal niemand ligt toeftemmen* Ook fchikken, zo ik meen bevonden te hebben, de Afrikaanen zig gemakkelyker en zekerer tot Zaadwinning en Voortteeling dan de Fluweel* bloemen , van welke men ook meer Verfchei- denheden in Kleur heeft. De Franlchen noe- menze beiden Oeillets d'Inde % dat is Indifche Anjelieren, en dus kon He rn AWDEz,fchoon hy (*) In Horto CUffortiar.o. (f) By Boebkaave , evenwel , is deeze eerfte van Her* NANDEZ de Groote Dubbelde Afrikaan. Hort. Lugdb, % p, 124» (l) Hxc Planta non ex India fed e Catalonii primum al- Jata e£t , had: BOERHAAVE in zyne Lesfen gezegd. WJl. F lam. p. 171- (§) Want zyn Ed. haalt op de Tagetes ere&a niet alleen de tweede > maar zelfs , volgens Columna , de vierde Soort van Hernandez, dicnog kleiner is, aan; en ftelt de Groei- plaats der Grooten Mexico , der kleinen Zuid - Amerika rs zyn. S y n g e n k $ i Aé 731 by de Afrikaanen maar in Europa hadt gezien, IV.* de Fluweelbloemen , als tot dezelven behooren- ^F£%U de, aanmerken* Hoofd- Sommigen hebben dit Kruid , wegens denSTÜK* zwaaren Reuk, als Vergiftig aangemerkt, doch P*h***A* dat de Geur der Bloemen niet onaangenaam noch nadeelig is , bewyst de teeling der Afrikaanen by geheele Akkeren , in de Diemermeer en el- ders by deeze Stad , ten gebruike der Jooden , die 'er, zonder hinder, hunne Loverhutten me- de verfieren. Dat een Kat, door het ecten dik Bloemen met jonge Kaas gemengd, en Mfuizea door heterten derZaa:!en ?oudengeflorvenzyr , verhaalt DoDowéus, Ook was een Jongen, door het kaauwen der Bloemen , de Mond en Tong gezwollen. Boerhaave verbeeldde zig , dat 'er, ten dien opzigte, verfchil in 7y naar den Landaart en naar de Soorten (*). In Barbarie wordt dit Kruid , zeid' hy , reg(n veele Ziekten met vrugt gebruikt (f), Hernain- dez erkent wel , dat hec fc erp van Smaak zy en zwaar van Reuk , doch merkt het als een uit- muntend Genees- en Maagmiddel , ook als Zwcetdryvende en Verftoppingen wegneemen- de , aan ( (3) (*) De nona et decima conflat, quod comefoe hominem cccidanr. Hifi. Planu uts. Dit zyn de kleinfte Fluweelbloe- men. Ct) In Mauritania eft Planta optima contra muitos Morbos, ibid. (I) Hifl. Nat. Mtxlc. p, i;4t II* deel, x. Stuk» 73* S AMEtfTEELl'GE KRüIBEW; IV. (3) Afrikaan met een enkelde regte Steng en AFxx.EL* gefchubde veelbloemige Bloem/teelt j es. «■uT.D Natuurlyk fchynt deeze, die uit het Land nu omftreeks Buenos Ayres* in Zuid - Amerika s miwalT' afkomftig was , één of twee Voeten hoog- Kieinbice-te te bereiken , maar, in de Tuinen gezaaid 9 gelyk menze in die van den Heer Cliffort gehad heeft, groeide zy veel hooger, In Potten kreeg Dillenïus haar tot tien en elf en in de vrye Grond tot nog meer hoogte op. 't Schynt dat hier toe de Chilifche van FEuiLLéE te betrekken zyn , welke die Autheur aanmerkt in Gewas niet van de gewoone Afrikaanen te ver- fchillen, maar in de kleinte der Bloemen, wel- ke niet boven een Kwartier Duims breed wa- ren > met vyf , of ook maar met twee Tong- blommetjes. De Indiaanen aten daar van, wan- neer zy van 5t Vifchvangen t9huis kwamen , om zigte verwarmen. Die van Dillenïus had- den twee, drie of vier, Straalblommetjes (*;. De (3) Tagetes Caute fïmprici recto, Tedunc. Squamofo mul- tifloris, H. Clif. 439* Tagetes multifiora , minuto Floie alhi- cante. Dill. Eltb. 374* T. 280* f. 362. (*) Dit laatite zou nader overeenkomen met de bepaaling tan het getal der Straalblommetjes , welke Linnübüs in dit Geftagt opgeeft 9 wanneer hy zegt Radius qulnqufflorui . Irn« niers in de Afrikaanen , zo wel als in de Fluweelbloemen 9 is dit getal dikwils van zeven of agt tot tien ; gelyk men ook zien kan op de Plaaten , welke WeinmANN van de Verfcheidenheden deezer heerlyke Bloemen geeft, N* 960* S Y N C E N £ 9 I A. 73J De Kruidkenners denkbeelden , dat dit Kruid IV. de Othonna der Italiaan en of het Lycoperjicon A^kelJ van Galenüs zoude geweest zyn^ gaa ik, Hoofd- om de onzekerheid , voorby* Ook ftap ik het3TÜK* voorheen befchreeven Geflagtvan Leyfera,daar ^plf™** ik ééne Soort van in Plaat gebragt heb thans over , ea kome dus tot dat van. Z I M N I A. 't Welk naar dén Kruidkundigen Heer Zinn, te Gottingen , genoemd is : een thans in onze Nederlanden vry gemeene Zaay- Bloemplant «, waar van men twee Soorten heeft. De Kenmerken beftaan in een Kaffige Stoel ; een Zaadkuifje van twee opftaande Baardjes ; een Eyrond - Cylindrifche Kelk, die gefchubd is, en blyvende onverdeelde Straalblommetjes. (i) Zinnia met ongefteelde Bloemen. h , ■ IZinnia Ondét den naam van Verlefina met gepaar- P™^™£ de ruuwe Bladen, die Eyrond, fpits en effen- mige. ran- (*) Zie mya Iï. Deels VI. Stuk, blad::, 112, FLXXXÜL F'g* ft (i> Zinnia Flor. fesfilibus* Syjt* Nat. XII. Gen. $74; Veg* XIII. p. ^4i. Chryfogonum FoU fesfilibtis &c. Sp. PUntm I* p. pao. Bidens Calyce oblongo 6cc. MlLL. Di&. T. 64» Verbefim FoL oppofitis fcabris &c. Petrop. I763* p» 3*5. T. 13. Rudbeckia Fot. Oppolïtis* Zinn. Gott* 409. T- I. Lejica* Hill. N. 29» Crasfina. Scepin» jD**/; IJ. Biel* X* Stuk, 734 Samenteklige Kruiden. IV- randig zyn , vindc men deeze in de Verhan* AFjcx*EL" deIl'ügen der Rus-Keizerlyke Akademie voor- Hoofd- gefield en afgebeeld, Miller noemtze Bidens stuk. met ecn langwerpigen Kelk, en merkt aan , dat ^i^yvf.do Straalblommetjes niec afvallen, Rudbeckia r> hadc geJagte ZtNNius haar getyceld. 't Is een Bloemgewas , dat veel naar de Afri- kaanen gelykt, maar kleiner ; de Steng regtop- ftaande hebbende , die omvat wordt door de Bladen , welke Hartvormig Eyrond zyn en glad, maar ruuw vin rand. Op 't end heeft de Steng een gladden Cylindrifchen Kelk en een flets geelachtige Bloem. Uit de Oxels der Bla den* om laag, komen Takken voort , die ook Bloem draagen , hooger dan de Steng zig ver- heffende. n\ (a) Zinnia met gefteelde Bloemen. Zinnia v J QJ ^vedw^c- Deeze fchynt geene Verfcheidenheid van de migCt voorgaande te kunnen zyn, nu men weet, dat de Zaaden , onder den naam van Goudsbloem van Brafil , overgezonden waren , terwyl de andere uit Peru af komftig is. Deeze onderfcheidt zig meest door haare hoogroode Bloemen , die van onderen groenachtig geel zyn. Voorts is zy ook kleiner van Gewas (*) ; zy heefc de Steng (2) Zinnia Flor. pedunculatis. Zinnia multiflora. LlNN» Dec. iU p. 23- T. T2 Iacq. Oh. II. p. 19. T. 40. (*) Het onderfcheïd van den Grond moet daar ïn veel doen : de jonge Heer Linn&us zegt f dat deeze de helft klei- iJYW GENESI iftv. 73$ Steng rond , niet hoekig of gefleufd , maar IV. ruighaairig ; de Bladen niet omvattende ; de AFx"L# Bloemen met lange naakte Steeltjes, ook veel Hoofd- meer in getal en minder groot , byna als dieSTUK* der Fluweelbloemen : de Kelkfchubben nïet^5£? rond , maar langwerpig : welk alles ccn groot verfchil aanduidt. Na 't bloeijen worden de Bloemblaadjes, die een Goudglans hadden , droevig rood, van onderen groen, en eindelyk bruin , blyvende onder de aanryping van het Zaad , dat aan den Omtrek lang is en met een Bloemblaadje gekroond, in 't midden breeder, hebbende twee Tandjes of Baardjes, van on- gelyke langte. De Heer Jacqüïn heeft het getal der Straalblommetjes , in deeze Soort , van vyftien tot dertig waargenomen , dat onge* meen van de voorgaande, die 'er maar van vyf tot tien heeft (*) , verfehilt. Zeer aartig en fraay ftaan deeze Bloemen t die , wanneer zy door de Tuinierkonst tot dub- beldheid of vulling zullen gebragt zyn, (waar toe men , volgens de Waarneemingen van Dok- tor Hili* op andere Planten, hope mag heb* ben} kleiner is , dm de voorgaande ; de Heer Jacquïn , dat zy de Steng twee , drie of vier Voeten hoog heeft ; welke hoogte ik hier , op ver naa , de Geelbloemige nooit het* zien bereiken* (*) Volgens Gen* Plant. Ed. VI, In de ïaatfte Uirgaavc van 't Syft. Nat* vindt men nog derzelver getal, in dit Geflagt , ook op vyf geftcld Radiui ïuwfueflerus, vid, Blea? chum. p. 590, IU Dsii.. X*StUX> \ 73^ SAMENTKEL1GE KRUIDEN, Wé ben,) geen klein fieraad der Bloemhoven zullen Af^el' uitmaaken. 5ïT Pectis. Kamkruid. Dc Stoel is naakt ; het Zaadkuifje Baardig ; de Kelk vyfbladig Rolrond ; 'c getal der Straal, blommetjes wederom vyf, volgens deD Ridder 9 in dit Geflagt, dat mooglyk van de Kamswy- ze Haairtjes der Bladen zynen naam heeft. Het bevat de drie volgende Amerikaanfche Soorten, allen Jaarlykfe of Zaaiplanten,gelyk de voorigen. f. Pe&is tiliaris* KanN haairig» II. jPun&ata* Geftip- peld. III. Linifolia. Vlafch- bladig. (i) Kamkruid met Liniaale kanthaairige Bla* den* {2) Kamkruid met Liniaale effenrandige van onderen geftippelde Bladen. (3) Kamkruid met Liniaale effenrandige derzyds gladde Bladen* Dus (1) Pe&is FoL Linearibus elliatis. Syft. Nati XII. Gen. 9*5* V*g* XI II. p, 641. Am. Ac ad, V. p. 407 Jacobsca Fol. Salicis ad margines pilolis» Plüm. Sp. 10. Ie. mi ü 2. (2) Pe&is Fol. Lin. integerr» fubtus pun&atis. jACq. Amer. Htft. 216. T. 128. Chohdrilla Fol. anguftis et ad o- sas pun&atis. Plum. S/>. 10. Ie. 86, f 1. (3) Pe&is Fol, Lin. integerr. utrincjue lasvibus. Am, Ac ai* V. p. 407* Tagetes minor. Brown, Jam. 3ip- Hieracium fruticofum, anguft. Gramineis foliis, Capit. paryis. SJLQAN* Jm*l*l* WA h p. *55. T. 149» f. 3. \ S y w o E N e s i A» 737 Dus onderfcheiden zig deeze Soorten, die IV; allen in fmalbladigheid overeenkomen, en, zo xx - het toefchynt , kleine Plantjes zyn. Het eeffte Hoofd- heeft de Steng naauwlyks een Span , het laatfte,8™** welks Bladen fmalst en Gras- of Vlafchachtig/^^j!1 zyn, anderhalf Voet hoog. Van het Gejlippelde , welk de Heer Jacq uiN , by Karthagena in de Westindiën , gemeen vondt aan de kanten der Bosfchen , geeft 2yil Ed. de volgende be- fchryving. Het is een Jaarlyfcs , teder , opgeregt Kruid , van twee of drie Voeten hoogte, met gladde, geftreepte , gegaffelde Takjes , cn Liniaale , „ wederzyds verdunde, gefpitfte, effenrandige, van boven gladde Bladen , die van onderen geftippeld, aan den voet wederzyds gehaaird, „ tegenover elkander , byna ongefteeld, ander- half Duim lang zyn. De Bloemfteeltjes , „ eenbloemig , eenzaam , byna zo lang als de „ Bladen , komen in de mikken der Stengen „ enfomtydsook in de Oxels der Bladen voort. „ De Bloemen zyn zeer klein , vuilgeel , zonder y, Reuk. Zy hebben vyf Tongblommetjes en „ het Zaad, in kleine Hoofdjes vergaard, is - „ met twee Borfleltjes gekroond.". Wylen de Hoogleeraar J. Burmannus hadt deeze tot de Knautia betrokken gehad (#). Chry- (*) Deeze meermaals van my aangehaalde Heer , die den weg tot de kennis der Kaapfe en Oostindifche Planten door zyne Kruidkundige Werken gebaand , en buitendien , door Aaa II. Deel. X. Stuk^ 738 Samenteelige Krüides; IV. Chrysanthemum. Chryfanth. /FDEEL. XX. £)e byzondere Kenmerken van dit GeflagÊ stuk?* beftaan in een naakte Stoel, het Zaadkuifje als o^r/ö/%een Zoompje,* den Kelk half Kogelrond te heb- r*eiwyve- fcen en met over elkander leggende Schubben bekleed 5 welke Vliezig gerand zyn. 't Getal der Soorten van Chryfanthen , die men in Wit- en Geelftraalige onderfcheiden kan , is meer dan twintig, als volgt. A. Wit geftraaide. i. ( i) Chryfanth , die Heejlerig is 5 met Viee* ffam^m' zige Liniaale gevinde getande Bladen, aan ^HeeftcJ,# de l*PPen driedeelig. Het Volk, op de Kanarifche Eilanden , noemt dit Gewas , dat den Smaak byna van Bertram of Peper heeft , Magala. Het fchiet uit den Wortel Stengen van een Vinger dik en wit van Bast, een Elle hoog , met Bladen als gezegd is en het voorthelpen van den Heet Linn^eus en andere Kruid* kundigen , als ook door zynen onverraociden arbeid en gerneenzaame Onderwyzingen in de Kruidtuin deezer Stad f de Geleerde Wereld zo veel dienst gedaan heeft , is kort voor dat ik dit fchryf , den January deezes Jaars 1779 9 naamelyk , in de Ouderdom van by de 73 Jaaren, over- leeden. (O Chryfanthemum Fruticofum, Fol. Carnofis &c* Syfl. Nau Xll* Gen. 966. Veg. XUI. p. H. Cliff. 417. R, Lugdb. 174. 'Leucanth. Canarienfè Sap. Pyrethri. WALTK* Hort. 31. T. 24. Buphthalmum Can. Leacanrherrmm. Pluk* Alm, 73. T* 2-72. f, 6ê S y tx g £ fi s i ft» 379 en wit gedraalde Bloemen > waar op een plat» W« achtig Zaad volgt. AF£*ffc* : Hoofd* (z) Chryfanth met Lancetvormige Bladen > die stuk» aan 9t end Zaagtandig en wederzyds ge» n. /Pitst zyn. retmum. Dewyl dit Kruid laat bloeit , zou het mis-taatbioeU fchien uit Noord - Amerika kunnen afkömftig^ende* zyn 3 zegt de Ridder* Zyn Ëd. zal de Noorde- lyke deelen of Kanada bedoelen s want daar ïs reden voor ; dewyl 5 wegens de overmaatige Koude van dat Land , de Zomer aldaar laater dan by ons zal invallen. Het zelfde zien wy Ia de Afters en dergelyken 5 van daar afkomftig^ plaats hebben* Hoe 'tzy,, deeze heeft debreed- fte Bladen, zegt Morison, van alle groote Madelieven ; de Bloemen zyn ook groot , dé Wortel kruipt ver in de Grond en het Kruid , dat Takkig is, bereikt byna eens Mans hoogte. (3) Chryfanth met alle Bladen Wigvormig langwerpig > Vkezig^ inge/nceden* zwartkd-* kige. f4) Chryfanth met Wigvormige Vindeelige iv* D7 Alpinuml Alpifch» (i) Chryfanthemum Fol* Lanceolatis &c4 H4 Cliff. 41$. R. Lugdb. 174. Bellis major Rad. repente &c« Moris. UiJl.llL p* 2% S. 6. T. 9. f* ir. Bellis Americana procerior faetida Ramofa 8cc> Pluk. Alm* 65. T. 17. f. *. (3) Chryfanthemum Foi. omnibus Cuneiformibus Scc.jACq* Vind. iji. Bellis Alpiria major Folio rigido. C. B. Pin* i6u Item minor et Montana major Folio acuto. lhlL (4) Chryfanthemum Fol, Cuneiformibus pinnatilidis &<£ Aaa 2 g*r, XI. Deel. X, stuk* 74o Samenteelige Kiiüiden; IV* Bladen 9 de Slippen onverdeeld; en eenblos* Arxxf L# mièe Stengen. Hoofd. stuk. v Op de Gebergten van Switzerland en Ooften- Kèiwyve'*^ » a*s 00^ °P ^e van Provence, komen deeze ry* twee Soorten voor , welke in geftalte weinig pj^L*IX,overeenkomst hebben* De Steng der eerfte is overhoeks bezet met ftyve getande Lancetvor- mige Bladen, die opwaards allengs- verkleinen, terwyl de Wortelbladen Wigvormig , en ge- kwabd zyn aan de tip. Zy heeft een zwart ge- rande Bloemkelk, eenig op de Steeg {*). De andere heeft ook eenbloemige Stengetjes , naau w* lyks een Span hoog en byna naakt 3 voortko- mende uk een trop van Vindeelige Wortelbla- den. De Wortel is in deeze Houtig en fcherp van Smaak. De Bloemen y die gelyk in de an- dere wit gedraald zyn , hebben de Kelkfchub- ben zwart en rappig. Met de eerfte is een Plantje , dat ik van de Kaap ontvangen heb , nagenoeg overeenkomftig. Zie 5t zelve afge- beeld in Fig. 3 , op Plaat LXIX. f5) Chry. Öïr, Prov. 106. Chamsmelum Alpinum. C. B. Pin. xjé, Leucanthemum Alpinum cenuifolium. Clus* //(/?♦ I. p 315-, Paxn* 564. BaRR. Ic* 458. f. 3. Pyrethium Caule uniflo- ro, FoU glaucis palraatis. Hall Helv. inckoat. p4 40, N. (*) Zeer vee>e Ver&heidenhedeii van deeze Soort iieeft de Heer Ballek opgetekend \ SYNG£N£SI A. 741 f5) Chryfanth met omvattende langwerpige IV. Bladen, die om laag diep en grof, öw*f5**l' hoog fyn getand zyn. Hoofd- stuk* Wegens de Bloemen wordt deeze, byde Au- v. theuren, Groote Madelieven geheten, hoevvelz^^" zy in Gewas daar mede geen de minfte over- L^cm* eenkomsc heeft. De Heer H a ller ver wart oamttea* ze met de Zwartkelkige, betrekkende deeze zode" wel als die tot zyne Matricaria met de Wor- telbladen Eyrond gefteeld, gekarteld ; de Steng- bladen omvattende en getand (*)• Een teken van overeenkomst ftelt hy in de lange gekruis- te Tanden der Bladen p om de Steng ; doch die hebben, behoudens zyne achting, wel in dee* ze Groote Madelieven der Autheuren , die men by ons ook Ganzebloemen noemc, plaats, doch worden niet gevonden in de gedagce Zwartkel- kige , welke zelfs geene omvattende Bladen heeft : immers zo men de Afbeeldingen vaa G, ÉAüi ($) Cbryfanthemum Fol, atnplexicaulibus oblongis, fape/- ne ferraris, infcrne dentatis# Mat. Mei, 404. Gort* Belg* 245. KRAM. De Steng is ee$ Voet hoog , geftreept , met „ een yl Dons bezet. De Bladen ftaan over- „ hoeks en fomtyds tegenover elkander, zynde „ langwerpig , by den Wortel lang gefteeld % %> aan de Steag geheel ongefteeld , met een „ dikke Rib in 't midden overlangs , Zaagtan- *» dig , fpits , inzonderheid de bovenfte, met a, een korte Wolligheid bekleed J welke fmal- 9, Ier worden , komende niet verder dan tot ,, de halve hoogte der Steng. De Bloem is j, groot , van Kleur en figuur gelyk in het „ gemeene Leucanthemiim, daar hy zekerlyk de Groote Madelieven door verftaat. Zou hy tfan geep gewag gemaakt hebben van die kruis* lings (*) Vlanu fem> SuppL f. Vol. III. Veron. 1754» p. a8i„ ld titulum j Leucanthemum Montanum majus folio acuto. Tqurnf. lnft% 492. Bellis montana major Folio acuto* C. S Y N C E K E S I A. 743 lings om de Steng fluitende Tanden der Bla^ iV. den, welken deeze hebben, indien zy in dieAF£JBl# Veroneefche geweest waren ? Zeker , de ver- Hoofd- maarde Hall er heeft hier zyn bedilzugt nietSTUKB min dan elders laacen blykcn (*> De tegenwoordige noemt zyn Ed. Matricaria mee rondachtig getande Itompe Bladen. Ik wil nu niet daar op ftaan blyven , wat aartigheid het in heeft, de Chryfanthema en Leucanthema van Tournefort, zo wel als die van dit Ceflagt by onzen Ridder , byna allen mede tot het Moederkruid te betrekken! Maar ik merk aan, dat de bepaaling, van rondachtig getands ftornpe Bladen, alleenlyk op de Wortelbladen kan zien , dewyï de Stengbladen fpitfe Tand- jes hebben. Voorts is dit Kruid Leucanthemum gebynaamd , om de witte Bloemkrans of Straa- len; waar door alleen Tournefort deeze Planten van de Chryfanthen, in een byzonder Geflagt, onderfcheidde, welk byLiNNiEus, hier, den eerften Rang uitmaakt. Deeze Soort, die (*) Zie tot bewys de zo even aangehaalde plaats van zyn laatfte Werk , alwaar hy de Bellis Alp* major Folio rigido tot de Eerfte , de Bell. Mont, major Fol. acuto non rigide , tot de Tweede, en de Bellis major êmnium fere Autborum tot de Derde Verfcheldenheid van zyne genoemde Matrica- ria maakt , zeggende tusfehen de derde en tweede, feparat LlNNe , et Atxatum vocat , Sp. Plant. |I. p. 1252, fed ha* het notas ccnjuntlionis evidentisjlmas 9 ut longot Dmies circa Caukm tUcusfatos* Aaa 4 XL Deel* X. S-w*. 744 Samenteelice Krüijden. IV. die in de meefte deelcn van Europa 3 zelfs 'm AFXx!L* Lapland en Rusland , op drooge Velden ea Hoofd- in Zaaijlanden groeit , mag ongevaar een Elle ituk» fcoogte bereiken en gelykt iö Gewas veel naar de Chryfanthen* Zy komt niet alleen met fpit- fe , maar ook met ftompe Bladen en met rui- ge Stengen voor. De Zaadjes zyn zwart, met witte Streepen , en hebben een geel Rolrond hol Kuifje. De Schyf der Bloemen, wegens wier grootte dit Kruid by de Duitfchers wel Kaifs-Oogen genoemd wordt, is geel. De wit- te Straalblommetjes zyn aan *t end als afge- fneeden en getand , dat geen plaats fchynt te hebben in de voorgaande Soorten: immers zo veel ik uit de Afbeeldingen, zelfs die van Bar- relier , kan opmaaketu Ondér den naam van Groote Veld - Madelie- ven (Bellis major praten fis) tot onderfcheiding van de gewoone Kleinen , is dit Kruid in de Apotheeken 9 op fömmige plaatfen , bekend. Sommigen willen , dat het Afkookzel fcherp zy, byna Peperig van Smaak, en dat hetzelve inzonderheid voor verouderde Borstkwaalen dienftig zy , om de Etterloozing te bevorde- ren. Anderen pryzen het Aftrekzei der Bladen , of Bloemen , als Thee, tegen de Aamborftig- heid aan. Het wordt ook onder de Wondmid- delen geteld en deswegen Confalida media by Lob el genoemd. (o) Chry Syngenesi a# 745 (Ó) Chryfanth met de onderjle Bladen Spa- IV. tehwys' Lancetvormig Zaagtandig , de ^™%L' I bovenjten Liniaal. Hoofd - . «TUK. Deeze , die op drooge Grasvelden in de Ge- vr. bergten groeit , wordt door den Heer G e-,^^2"' kard oo£ geteld onder de Verfcheidenheden^*'***'»» der Groore Madelieven. Gouan merkt aan^ne^dl!1111* dat zy lange naakte eenbloemige Stengen heeft. (7) Chryfanth met Liniaale byna geheel effen- vu. randige Bladen. Gra&bla* (8) Chryfanth met de onderjle Bladen gepalmd ,dlfie* de Blaadjes Liniaal Fïndeelig. Jïïnfpg* lienfe. By Montpellier in Languedok komen deeze beiden voor , waar van de eerfte de Bladen als van Gras en de andere als die der gewoone Chryfanthen heeft. Het zyn , zo wel als de voorgaanden , overbly vende Planten. (9; (ó) Chryfanthemum Fol. imïs Spathulatis £cc> GoUAN MonspM 448. GER» Ptqv. 206. Leuc. Montanmn minus. TOUKNJ. ln/l. 4ï*. Bellis Moncana minor, J. B. Hifi. 1(1. 11 $. (7) Chryfanthemum Fo!? Lincaribus integerrimis. Gouax Mansp, 448. Bellis Montana Gramineis fol. MAGN« Monsp* 291- Ii9rt< 31. T. 31. (8) Chryfanthemum Fol» imïs palroatis &c. GQUAN Mcnsp* 448. Leucanth. Mont. Fol. Chryfantheaii. TOURNi. Inft. Aaa 5 f^fS .Sameateelige Kruiden IV. (SO Chryfanth met Eyronde langwerpige Zaag* Afdeel; tandige geoorde Bladen. stuk™" "^aar ^et we^r^e^en^ &efnevaren'3 by ons m: Tuin- of Hof-Balfem, en ook wel Balfem* ■£hry/an> kruid genaamd (*) , gelykc deeze , in de Le- themum , rrs fai/amita.vznt door ioürnefort waargenomene tcWgftm" ^oort, zeer> en verfchilt meest daarvan, door Geflraald te zyn* De Steng is wat hoekig en getakt: de Bladen zyn Lancetvormig Eyrond, ftompachtig Zaagtandig^ eenigermaate Wollig, gefteeld met een klein Oortje wederzyds : het heeft de Bloem der Zaay - Afteren. x. loos. ( 10) Chryfanth met gevinde veeldeelige Bladen lHKcakc' en eem Tékkige verfpreide Steng. Op Steenige plaatfen in Europa, als ook op Ysland, komt die Onkruid voor, dat men van de Wilde Kamille , in de eerfte opflag , niet ligt kan onderfcheiden. Het heeft geen Kaffi- gen Stoel; de Kelk is platachtig met bruin ge- rande Schubben ; de Bloemkrans niet omge- boogen, en de Bloemen zyn driemaal zo groot, Zegt LINNjEUS. (ll) (9) Cbryfanthemum Fol. Ovatis, oblongis fórratts Auricu- latis. Leucanthemutn Oriënt. Cofti Hortenfis folio. Tournf. C«r, 37. Beliidioides Balfamitae majoris foliis et odore* Vaill* Mem» (*) Coftus Hortenfis of Bétlfamita. Zie hier voor. (ïo) Cbryfanthemum Fol» pinnatis rnultifidis &c. Afatri- caria inodora &c. FL Suec. II. N 7*5* Chamxraelum ino- domm U Cotula non foetida. J4 B4 III. P« 120. (u) Chryfanth met dubbeld gevinde Bladen t IV. de Vinnen over elkander ^ en een gejtreh AF*|f L* te v^elbloemige Steng. Hoofd j stuk; Dit Italiaanfche Kruid heeft de Steng een xr. Voet hoog 9 regtopflaande , en Bladen als die 'JSsL^ van het gewoone Duizendblad of Geruwe, maar^^** agtmaal zo groot, van boven eenigszins ge-dige, ^ pukkeld , van onderen met yle witte Haairtjes en aan de tippen witachtig > zegt de Ridder. (ia) Chryfanth met gevinde, Zaagtandig in- gefneeden Bladen ; de Steng veelbloemig* faum? Als een Witbloemig Reinevaren, met groo- ter of kleiner Bloemen , komt deeze voor, die, fchoon reuk- en fmaakelpos , nogthans door Hall er onder den naam van Bertram voor- gefteld is(*J. Zy geij kt in Gewas naar het Rei- nevaren , maar de Bloemen zyn wit gedraald. Men vindt het in de Berg - Bosfchen van Duitfch- fixj Cbryfanthemum Fol. bipinnatis, Pinnis imbricatisj, Caule ftri&o muttifloro. Syjl. Nat. Veg, XIIL Parthetiiimi £oL tenuisfimis , Achilles cxüxüs. MiCH. Gen. 34. T. 29, (12) Chryfantbemum Fol. Pinnatis incifo - ferratis &c. £OUAM Monsp* 449. K* Lugdh* I74.N* s» Tanacetum monr» Snodorum minori Fl ore. C. B. Pin. Tanac* Leucanthe- mum» Taeerk. Rift. 379. Tanacetum inod. Fl. majorc. £. B. Pin* 131, Tanac. inodormiu Dod. Pempu 37. Lob* lc 750. (*) Pyrethrum Foi. pinnatis 9 Pinnis feraipinnatls * acute |)$matis , Flor. umbellacis» Htlv. ïnshiau I, p, 40* N, 9$. 748 Samenteelige Kruiden, IV. Duitfchland , Ooftenryk, Switzerland en Pro- Hoofde b Geel geftraalde# xnr. C13) Chryfanth met enkelde Eyronde, uitge* thmumTZ fneedene , hoekige > Zaagtandige fpitfe dicum. Bladen* Oosiind> fchc* Dit is een PJamgewas, uit China afkomflig, doch op Java en elders in Oostindifc veel ge- teeld wordende , onder den naam van Chineefche Mater óf Moederkruid , volgens Rümphios, die aanmerkt , dat het in Reuk de Roomfche Kamillen gelykt; wordende deswegen, alsook tot Sieraad , van het Maleifche en Chineefche Volk, zo Mans als Vrouwen, veel in 't Hoofd- haair gedragen* Zy zyn ook zeer .grootfch op Ruikers van deeze Bloemen , inzonderheid wan- neer dezelven groot zyn, Dikwils vindt menze op 't Porfelein gefchilderd* Ten opzigt van het Loof komen aanmerkelyke Verfcheidenheden in dit Kruid , naar de Groeiplaats , voor* Ifc heb een fchoonen Tak daar van uit Jnpan be- komen , wiens Bladen driekwabbig ingefnee- den en getand zyn , veel naar die der Haag. doorn gelykende, de Bloemen van grootte als der (li) Chryfanthemum Fol. {ïmplicibus Ovatïs &c. Ma» tricaria SinenGs &c. PLUK. Amaltb. 1*2. T. 430. f. $\ KümPh» >Amb. V. p^2S9- T. 91. £ *. &. Chryfanth* Made- ïaspat. Pluk. T. 160. f* tf. Matricaria Sinenfis. Fll ZeyU 421. BU&M. Fl* hd, 182* Syngenbsïa.' 74 dê Afdeel. bovenjlen gefnipperd, de onderften Zaags* Hoofd- wyze getand. XVI# DitKmid, naar de gewoon e Tuih-Chry- ■ .^^•fanthen gelykende , wordt by ons Vakelaar of gttum. Geele Ganzenbloemen , geheten. Het komt op kn*?g°™* vee,e plaatfen van ons Larld , in Zandige Bouw- landen 3 voor , hebbende fomtyds de Bladen klei- ner* de Bloemen wit en geel bont, zo Boe Ha ave aantekent. Dit zo gehaate Onkruid, dat in Zandvelden van Duitfchland gemeen is j hebben wy in Switzerland nog niet gevonden % zegt Haller. In de Bosfchen , Velden^ Akkers van Provfcnce, komt ' het voor. ,, De „ Deenen mogen, volgeüs de Wet> geen zo- „ danig Onkruid op de Velden laaten gróeijen ; I, doch in S weeden, daar het , omtrent het be- ^, gin deezer Eeuw i met Koorn uit jutland „ wasovergebragt, worden 'er de Landen door ,, verfierd en de Reizigers vervrolykt door des- zelfs geele Bloemen , die uitmuntende Zon- nevolgers zyn" , zegt de Ridder. Dit zal zeker op woefte Velden zien : want zyn Ed. voegt 'er by > 5S dat men het verdryft door in de (iö) Chryfatuhmum Föliis amplexicaulibus &<:♦ Gort. Selg. 245. KRAM. Auftr. 255* M. Suec. 699 , 76a. GoUAtf Monsp. 449. R» LugdK 174. Chryfanth. Seg> vulgare giau- «urn; Moris. III. jfc 15. S. 6. T. 4. G Chryfanth. Sege- tum. Lob. /«. 552, Bellis lutea Fol. profunde ïfccifis major* C* B. Pin, 26zf $YttfiENBÓIA. 75t 3, de Herfst te meften 3 door om het tweede Jaar IV. 0 te oogden 9 en den vyfden dag,na 'c zaaijen, AF^la 0 op nieuws te eggen (*)" : welk ten opzigt Hoofö» van een Onkruid dat jaarlyks vergaat «> en8TUK^ zig alleen door Zaad voortplant 3 iets byzonders fchynt. (17) Chryfanth met Tongachtige JlompeZaag- Q™j.atè tandige Bladen y de Kelkfchübben egaal. Myconis. De Bladen zyn Tongachtig rond s in deezedje^1** Soort, die van zekeren Mycon den naam beeft. By C. Bauhinus heet zy Geele Ma- delief met rondachtige Bladen. Zygelykt an- ders naar de voorgaande zeer: maar de Bloem- fteeltjes verdikken aan 't end niet ; zy heeft de Kelkfchübben aan 't end rappig , de Bloem hoog geel en de Bloemkrans korter. De Groei- plaats is in de Velden van Portugal , Spanje en Italië. C18) Chryfanth met dubbdd gevinde Zaag- * xvnu tan~nfcïm' 9Uf" Itali- x aanfche» ' (*) Expellitur Stercoratione AutumnaU , Segete bienni, Occatione quinto die post Sementationem, novaln Ahlelq? Fl Suec II* p. *9$. (17) Chryfamhemum Fol. Lingulatis obtufis ferratis Chryfanth. Myconis. DALECH. Hifii 873* T. 873. Chryf. la- tifoliurrt. J. B. Hifi, III. p. i*s* Bellis latea Fol. fubrotim* dis. C^B. Pin. 262.) (t8) CbTyfanthemum Fol. bipinnatis ferratis &c. ManU 1X5» Farthenium Fol. teauïsfi AchiUex cafutis,. Mica. Gin* 34* T. 29. Samenteelice Kruiden; j^; tandige Bladen , de BloemflraaUn van Afdeel» langte als de Schyfen leggende Stengen. xx. Hoofd- Chryfanth met dubbeld gevinde getande Xï* Bladen en leggende Stengen , dé Èloem- cbryfan» jïraalen korter dan de Schyf, ihemum ^umf°U*m Weinig verfchillen deeze beiden, waar van Duizend- want de verdeelingen zyn breeder en wederzyds Wollig, doch van bo- ven glanzig gfoen. Zy heeft insgelyks lange Bloemfeeltjes met ééoe Bloem , maar de Bloemfchyf is grooter. Het geheele Kruid heeft een (19) Chryfanthemum FoL bïpïnnatis Dentalis &c. Anthe- mis Mülefolia. Sp. Plant* 1263. Achiltea Fol pïnnatis &c. Mill. Jc. 6. T. 9* Fyr. Fol. duplicato - pinna tis &c. Gmel. Sik* II. p. 207. T. 85. fé i9<*. ^ (2,0) Chryfanthemum Fol. bipinnatis Serratis Villofïs Sec* Fyrethium Fol. duplicaro - pinnatis f Pinnuüs iacifis 9 Pe* dunculis unifloris. Gmel. Sik. II. p. 105. T. 85. f« I. S Y N G -E N E 8 3 A* 753 *e^n flerken Geur van Averoon. Het groeit ia IV» *t wilde ongevaar een Voet hoog* Afdk*l. f21) Chryfanth met Vindeelige ingefneeden^?°™* Bladen 9 die uitwaar ds verbreeden. xxr, In de Tuin-Chryfanthen ,dat Zaay - Bloemen ****** c*. zyn , tot ificraad der Bloemhoven , komen , als Hoftie- bekend is, Verfcheidenheden voor, naar dat iende* de Bloemen hooger of Zwavelgeel, of wit en geel bont zyn ; want de zodanigen telt men evenwel onder de Chryfantben. Ook vallen 'er met enkel Pypblommetjes , gelyk onder de A* frikaanen. De enkelde, als bekend is , worden weg gefmeeteo, en men behoudt alleen die met gevulde Bloemen, In het Loof is naauwlyks verfchiL De Bladen zyn wel fyner of grover , doch gelyken naar die van de Maarte! of van het St. Jakobs • Kruid : dat is , z;y zyn lang- werpig, wederzyds Vinswyze verdeeld, heb* bende die verdeelingen ingefneeden. Daar ko- men wel voor, die het Loof fyner gefnipperd hebben , doch dat de Bladen weezentïyfc gevind zouden zyn , of met van elkander afgezonderde Vinnen (*} , ftrookt niet met de Afbeeldingen van f21) Cbryfanthemum Fót. ^mtiatifidis incifis exttotfutn la- tloribus. H. Clif. 416. Ups. 253. R. Lug&b. 174- GoüAN Monsp. 449. Chryf. Fol. Matrfcarix. C. B. Pfoi 134* Chry- fanth. Crèticiirn. Clus. Hifi* 1. p. 334. Mofcis. III. p. itf. S. ó. T. 4^2» 3. (*) Ik denk dat de verandering, ten opzi'gt van de paaling , pinnatifidis in pinnatis t welke men in Syji. Nat* B b b II. Deel* x. stuk. 754 Samentéeligb Kruïbe& IV. vac dit Kruid, noch by Bauhinus, noch A xx^ L* by Morison, welke dezelven allerfynst Koofd* voordellen (*) : zo ook niet met die, welken stuk» VV eynmanN) op twee Plasten , van de Ver- ^/w^^^ïdenheden deezes Kruids geeft. Ieder Vin^ r> deeling behoudt ook de eigenfchap van naar 't end breeder te worden ïn deeze Chryfanthen <> die Cretifche genoemd worden, als van Kandia afkom ftig zynde* *t Schynt , nogthans , dat ?er een aanmerke- ~lyke verandering ten deezen opzigte plaats heb- be , wanneer dit Kruid in *t wilde groeit. Im- mers de Heer H aller, die zegt, dat het op twee Bergen in de Zuidelyke deelen van Swit- zerland gevonden zy , geeft het omvattende ge* vinde Bladen , met de Vinnen half gevind , fpits getand en zeer breede Tongblommetjes (f )* Dat by 'er deeze Soort door veritaa , blykt uit de aanhaalingen. Hy befchryft het als een gefleuf- de 9 gebladerde > Takkige Steng hebbende, twee Ellen hoog , die door getande Ooren der Bladen Olïl- aantreft , een Drukfeil zal zyn , gelyk men 'er meer in heeft: want FqL pinnatis metfis betekent niets het zon dan moeten zyn; Fol. pinn&is Pinnis meifi$ % of pinnato - i«- clfis of bipinKatis: terwyl FoU pinnattfidis incifis , gelyk in Sp. Plant, ftaat , zeer duidelyk en verfiaanbaar en met do Natuur overeenkomftig is* (*J Chryfantfc. Cret. Fol. viridibus profundius laciniatis; Mo kis. uts. (TJ Fol» amplexicauübus Pinnatis , Pinnis femipinnatis , teute der tut is 3 Seimflosculis laüsiunis. Hdv*in:hoat^ U p. 42* ömvat wordt, wier Vinnetjes fomtyds ^alf, j^» fomtyds geheel gevind zyn , het uiterfte grootst z xx^ de Scengen boven eenbloemig: de Kelkblaadjes Hoofd* Eyrond , met fletfe zoompjes (*) ; de Tong-8™* blommetjes zeer groot , zeer breed en kort ^/fP]f^ flomp drietandig, met de Schyf in de van zelf groeijende Plant geel .(f). In Bohème, Mora* vie , Oosteüry k hadt Matthiolüs dezelve veel vinden groei jen , zegt Hall er doéli twyfelt met reden , of die Autheur niet de Vo- gelaar of Geele Ganzenbloemen der Koornlan- den bedoele, welke aldaar gemeen zyn. Zulks blykt nader uit de Afbeelding en befchryving der wilde Chryfanthen 3 by denzei ven door Camer arius, die zegt , dat dezel ven , ibrn» tyds eens Mans langte overtreffen* Zouden met onze Zaay • Chryfanthen daar vanhaare afkomst kunnen hebben. Tot deeze Aanmerkingen gaf my een Tak aanleiding , welke 3 in Japan gevonden zynde* door den Heer Thünberg Chryfanthemum Co. (*) Quoi Linn&us vóedt Scar'ofum esfi , zegt hy. Onze Ridder doet zulks, wanheer die Zoompjes uitftecken en dcrê Kelk weezentlyk rappig maaken, geiyk in 't GHapbalium 9 JCeranthemum enz. Dus zegt hy van het Chrys» Myconis i Calyx Sq iamis apice fcariofis ; terwyl het algemeene Ken* meik van dtt Geflagt i$ , de Kelkfchubben Vlkzig gerand tö hebben ft) Hier op heeft hy deeze Aantekening : Sudasfè Argén* tum vivum Mus. Ruft. Vol. tl N 67. Vol. IV. N. ih Wat dit betekene is my tot nog toe diültér, Bbb % ïï» Dxsi* X» Stuk» 756 Samenteelige Kruide»* IV; Coronarium is getekend ; hoewel hy 5 zo veel AF^x.L' * kan zien , bezet is mee volkomen gevinde j Hoofd» Bladen , die de Vinnen Vindeelig hebben en stuk» ; naauwlyks naar 't end verbreeden. De middel- rif™? Stengbloem is met eenbloemige gebladerde Stee- Th len omringd , die rappig gerande Kelken draagen ; de Tongblommetjes vry groot en breed : anders zou dit Gewas my voorkomen veeleer tot de voorgaande Soort , daar het in Loof byna mede overeenftemt, te behooren* xxii. (22) Cbryfanth7?2£Ê alle Blommetjes eenvormig thmumKm tweejlagtig. Flosculo- Deeze , wier Groeiplaats in Afrika en op 't aiaalde* * Eiland Kandia gefteld wordt, is Gedoomde Ma- delief gety teld , onder welken naam Alpinus het Zaad ontvangen hadt van Imperatüs, dat hem dit zeer fraaije Plantje voortbragt. 't Is een laag Heestertje, met Lancetvormige Blaad- jes, op de kanten gedoomd en ftyf. De Steng, die Takkig is , heeft op 't end Goudgeele, ron- de Bloemhoofdjes , elk op een byzonder Steeltje. Tot deeze Soort betrekt de Ridder ook dat Kruid, in Barbarie gevonden, te vooren Cotula grandis genaamd, hebbendé een Steng van drie Voe- (&z) Cbryfantbemum ïlosc, omnibus uniformibus herma- pliroditicis. H. Clif. 417. R. Lugdb. 174. GoUAN Momp+ 4 gis gemeld is, M a t a i c a r i a, Maartel. Van het voorige onderfcheidt zig dit Geflagt \ dat ook een naakten Stoel en geen Zaadpluis, den Kelk half Kogelrond en uit Schubben fa- mengefteld heeft ; door de randen van den Kelk niet rappig te hebben , maar fpits gepunt. Het bevat zes Soorten, als volgt* (i) Maartel met famengajlelde vlakke Bladen , ^ . Matrlca* ueria Par- tbenium. (*) Leucanth. Fruticofum FoL h'nearibiis conferris. BuRM.Gemcenc- Afr. T. 58, f. 2. (x) Matricaria Fol. compofïtis planis dcc. Sy/l. Nat. XII. Gcnf 9ö7- V*g* XIII. p. Mat. Med, 400. GORT. Belg. Bbb 3 2^ II. Deel» X, Stuk* 7^8 Samenteelxge Kruiden» Wf de Blaadjes Eyrond ingefneeden;de Bhem- stuk. Dat Kruid , welk men in 't Latyn Matricaria Overtollige en naar deezen naam in 't Franfch Matricaire , pedwyve' ,t Hoogduitfch Mutterkraut , by ons ik?ae- derkruid of Mater , en ook wel Maartel noemt a heeft wegens zyne eigenfchap dien naam. De Engelfchen noemen het, ik weet niet om wat reden , Feverfew. Het groeit in de middelde deelen van Europa , als ook by ons, in 't wil- de; maar in de Tuinen komt het met gevulde Bloemen voor. Ook valt het met gekrulde Bla- den en mee ongeftraalde Bloemen. De Heer Hall er houdt het in Switzerjand voor een uitheemfch Gewas, door den tyd genaturalizeerd en misfehien zou dit ook wel ten opzigt vanon- pe Provinciën kunnen plaats hebben $ doch van f waar is het dan afkomftig? Lob EL noemt het Moederkruid van qus laad , en z^gt dat het overal (1 op dorre plaatfen langs de Wegen, en op ruuwe kanten van de Hoven groeit , krygen- de in Engeland 5 door ocffeniog en verplanten, fchoone dubbelde Bloemen (*), De Z46. KBAM, Aufir. 2 $6. GOUAN Afonip. 450. H. CiifT. 413» Lugdb. 173. Matricaria \vCg* f. fativa, C. B. Pin. 133. Matricaria. Dqd. Pempt. 31. «Matricaria nofrras* Lob. /?• 7Sl. (*) Dat de EngeTchen ten fyde van Lobel, en duis ruim twee.Eeuwen geieeden t reeds middel geweetec hebben 9 Syngenesia 759 Dc Geftalte zal ik door befchryving weinig Ivy ophelderen, 't Zy genoeg gezegd, dat het deAF££EL* Stengen ongevaar drie Voeten hoqg, Takkig, cJoofd* heeft , met ruuwe Bladen , die aan den Steel STtJff# ingefneeden Vinblaadjes hebben: de Steng aan^/^f 5t end een Tuil van wie gedraalde Bloemen, Het is van een fterken nietaangenaamen Reuk, en wordt van ouds her gehouden voor een krag- tig afdryvend middel , ten opzigt van de Ston- den; weshalve het Parthenion genoemd werdt by om door lubben y Jhyden % verplanten en ontydig kwellen, ge- lyk hy zig uitdrukt , niet alleen de Kleuren der Bloemen te verfraaijen , en dezelven twee of driemaal *s Jaars te doen bloeijen , maar ook van enkelde dubbelde , en , van dubbel- de , Bloemen met Kindertjes te maaken , blykt uit zyne Plant- Lef.hryving ; maar zonderling is 't, dat hy zulks aan de Vrouwtjes toefchryft (Nederd. bl. 8S.) Dit is derhalve niets nieuws, daar Doktor Hill, in zeker Werkje, zo veel op- hef van maakt, gelyk ik gemeld heb, ( ï. Stuk , bladz. 77.JÏ Het een en andere gelukt best in fommigen der Sa- inenteeligen (Syngenefia) , gelyk de Madelieven , Goudsbloe- men, enz. En , alzo de dubbelde of Volhkemigen onder de- zelven niet , gelyk dikwils in anderen plaats heeft , 011- vmgtbaar zyn , maar zeer goed Zaad geeven : gelyk in de Afiikaanen en Chryfanthen blykt: en onder tmfchen die Dub» helheid meest daar in beftaat , dat de Trechterblommetjes Tongblommerjes worden è terwyl de Tongblommetje* dec Straalblo«men meest maar , alleen Vrouvvelyk zyh ; zo zou liet nafpooren van deeze verandering een niet onaartige Lief-- feebbery uitmaaken- In ander üag van Bloemen beweert Dok- tor HiLL , dat de dubbelheid ontltaar , wanneer de Meel- draadjes , door overtollig Voedzel , Bloemblaadjes worden : weshalve dan ook die Bloemen , gelyk in Violetten, Kya- * einthen enz. mee»t onvrugtbasr zyn. Bfab 4 II. Deel. X. Stuk. 760 Samenteelice Kruiden? IV. by de Grieken. Het is voor de Pynen der A: nsEL» Kraamvrouwen ook dienftig; waarvan hetmoog* \ ïoo/d* lyk den eerstgemelden naam heeft. Tegen Gra- fie* veelige ep andere Verftoppingen, afs mede tegen de Waterzugt 9 heeft men het met vrugt gebruikt : doeh > dewyl het van een hee- ten aart is, moet men het niet ingeeven daar Ontfteeking plaats heeft , of gevreesd worde. Uitwendig opgelegd , kan het koude Gezwellen- als ook het Zog der Borften doen verflaan. li. Maartel met den Stoel half - Kogelrond * *Ï"utZ ^ Bladen duhbeld gevind, ee?ugermaater tima. Vleezigj van boven vezhevenrond % van on* Zeekants, In Sweeden is deeze gevonden > die naar de overbly vende laage Zee - Kamille van Ray ge- ïyku Dezelve heeft de Bladen kort, dik> don- kergroen , aan de bovenzyde rondaehtig, aan de onderzyde met. een fcherpce iu 't midden 3 aan den rand orngeboogen. De Bloemen zyn wit geltraald , en hebben den Kelk Vliezig gerand ; zo dat dit Kruid eigener behooren zot* tot hec voorige Geflagu ut. (3) Maartel met den Stoel Kegelachtig , de Svaveolens. - - WeUieken- Straa* de. (i) Matricarla Recept. hemilphamcis &c. Chamxmelum Maritimuvn perenne humiüus &c. Mj. AngL 111. p. 1S6.T4 7. f. I. Cham. majitimum. Iu Wèstgotb. 148. (?) Matricaria Recept. Conicis &c. GORT* B?tg* 246. Ft* S * n o è n e s i a: 701 Str aaien omgeboogen , de Kelkfthubben aan IV. den rand gelyk. ^xxf" (4) Maartel met den Stoel Kegelachtig , de^°™ 4 Str aaien uitgebreid , & Kelkfcliubben aan ÏV. den rand gelyk. Deeze beiden komen als Wilde Kamille m Kamille^ Europa , en wel zeer veel in de Bouwlanden , of ook aan den Zeekant , voor. De gemeene naam van den Griekfchen Chamemelon , wiens oir- fprong van den Reuk af te leiden is , met wei- nig verandering herkomftig 5 is in 't Franfch Camomille , in 't Engelfch Cammomile , in \ Hoog- duitfch Camillen enby ons Kamillen of ook Ker- milieu , naar de ukfpraak. In S weeden geeft men , aan dit Kruid , in byzondere Landfchap* pen een byzonderen naam. Die van Upland noe- men het Hwitört y die van Medelpad Gcirdblom- fter y die van Schonen Commente - Blo?nfier , enz. Het wordt in 't Griekfch ook Anthemis of Am themion geheten, wegens de menigvuldigheid van Suec. 701 , 766. Gmf.L. Sib. lU p. zoo. Chamxmeliim te- nue mcifutn &c. Cup. Cath. Su?pl. 17 - Anth. cdorata. Los, ic. 770. (4) Matricaria Ree. Con. Rad» patentibus &c. Mau Mei. 402, GORT. Belg. 1*6. % 70*, 7%ki Gou.AN Atonsp* 450. KRAM. Aujlr. 256. GmEL* II. p. 200. MatncFol. fiipradecomp. Setaceis &c R,. Lugdb. 173. Chamxmelum vuig, f. Leucanth. Dioscotidis. C. B. Pin. ï 3 5 . ï Anthemis vuig» f. Chamomilla. Lob. fa. 770. Bbb s I!. D£SL«X. $TW»J 762 Samen tek li ge Kruiden, IV» van Bloemen* Zo wel de eene als de andere Afdeel goort valt ïn Rusland en Siberië overvloedig. Hoofd- Het weinige verlcbil in de bepaalingen geeft stlk. genoegzaam te kennen , dat deeze beiden zeer Peciwylï^ met e^Kaüder overeenkomen* Het onder- fcheid der Zaaden n welke in de eerfte % volgens Vaillant y witachtig zouden zyn (*) > heeft de Heer Gmelin bevonden niets uic te doen; alzo die in de Welriekende ook wel zwartachtig of zwart geftreept voorkomen* De laatfte is gantfch niet zonder Reuk, en daarom km men- ze akyd zo gcmakkelyk niet onderfcbeiden. Het Kruid is door zyne ongemeen fyne ver» deeling en door zyn gebruik zeer hekend, zo wel als de Bloemen , 't zy verfch of gedroogd zynde , tot een Middel verftrekkende tegen verfcheïde Kwaaien % inzonderheid Koortfen, Kolyk $ Graveel en allerley Slymige Verpoppin- gen der Ingewanden. Men kan het Afkooksel of Aftrekzei inneemen ; gélykook de Bloemen, uitwendig, in Pappen worden opgelegd of in Kly« fteeren gebruikt ; maar die van de Edele of Roomfche Kamille 3 vervolgens te befchry ven , zyn uitmuntender (f). ( ) (*5 Matrkaria Leucantbemoi annua fuaveolens , Chamaeme» li folio. Ovariis cihicantibns f noemt Vaillant deeze, dat zekgilyk Witachtige Zanden beduidt. Hoe vreemd ook en hoe oneigen dit gebruik, van Ovarium voor Ovum9 voorkome; moet men zulks de Franfchen, die dikwils wat extrava» gant in hunne denkbeelden zyn , niet kwaalyk neemen* Van de andere zegt hy , Ovariis nigric antibus. Ovaria cur non, O vuli et quid opus efl Qvuih uhi Sernina fuppetunt zegt ten dien epzigte Dilleniüs. Vol I. p. m. Zie/ite« 1720. p. 370. (■fj Vide Antkemis mhilis , hier agter. / Syncenesia, 763 f *) Maartel met dubbeld gevinde Bladen en j eenzaame BloemJUelen. XK" Hoofd- Deeze, die Loof als van het Duizendblad ,ïTü^ niet de Blaadjes Zilverkleurig en doorgaans ge- M^rirAm paard heeft , is in de Levant door den vermaar- ria Argen- den Tour ne fort gevonden en in de Eu-^iver. ropifche Tuinen voortgeteeld. Zy bereikt on-kleiiri2* gevaar anderhalf Voet hoogte. (6) Maartel niet Lancetvormige onverdeelde vr. gladde fcheeve Bladen. ^&&L** bloemige^ Uit Zaad van Penfylvanie is deezein deüp* falfche Tuin geteeld. Zy hadteen Steng van twee Voeten hoogte, met een ftyve Pluim van een- bloemige Steeltjes, ieder op 't end een platach- tige gefchubde Kelk hebbende, met een Bloem, in 'c midden geel , aan den omtrek roodachtig wit; d§ Zaaden plat, met een vyftandig randje gekroond. C o t u l k. Koedille, Dit Geflagt heeft den Stoel byna naakt 5 het Zaad- Cs) Matrlctrxa Fol. bipinnatïs, Pedune. folitariis. H. Cltff* 415. EL. Lu%db. 173. Goüan Alonsp. 450. Chamaemelurn Or# ïrwanum Millefo'iï folio» Tournf. Cor. 17. (6) Matrkaria Fol. Lanceolatis integris glabris obliquis* Mcmi. 116. vriLM. Phil. Trans. 1765. p. 94. After Amer. ?1. albo , Folio La&uc* purpure*. Raj. SuppL 2$©. II, De$&. x. stuk. 764 Samenteelige Kruiden IV. Zaadkuifje is een Zoompje ; de Blommetjes AFXXEL' van de Schyf zy° vierdeeliSi de Straalblomme- Hoofd- tjes (*) gebrekkelyk. Het bevat de negen vol- srvKt gende Soorten* 1. fhe^dfr Koedille met Finswys veeldeelige verbree- Kamiiach- ie Bladen en ongefir aaide Bkemen. ri|>e. Naauwlyks een half Voet hoog valt dit Plan- tje, dat bladen als van het Hertshoorn- Kruid of grove Kamille heeft , fchynende dat gene te zyn y 't welk Plukenet onder den naam van uitheemfch Chryfanthje voorgefteld hadt, zyn* de uit Zaad van 't Eiland St. Helena gefproo* ten. Het zelfde vindt men in Spanje en een dergelyk fchynt ook in Egypte te groeijen. De Bloemen zyn Kogelrond ^ knikkende en geel van Kleur; de Kelk is niet gefchubd, (*) CotolluU Disci qua&rlfi&& % Radii fere nuiU , heeft Iihn^üs. Ik weet niet wat dit anders zeggen wil : want fchoon wel de twee eenle en andeie Soorten geen Straal- krans hebben , is die nogthans in de meeile hlykbaar. En in Ce». Plant, wordt gezegd, dat *er meer dan twintig Vrou- welyke Blommetjes in de omtrek deezer Bloemen zyn; doch die hebben geen Blaadje» (1) Cotula loU pinnato - multifidis &c. Syft. Nat, XII. Gen. 968, feg. XIII. p. 644. HyCliff. 417- R. Lugdb. i73t Ananthocyclus Chamomillae folio. Vaill. Dill. Eltb* z6m T. *3» f- 25« Chryfanth. exot. pcrpufillum nudum foliis Co- ionopi. Pluk. kAm* I0r. T. 274% ^ 6 4 fi9 Artemifia Niloti. ca. Sp. PUnt* 1188* S ï N G E N E S 1 A; 7ÖS fa) Koedille w^ê Borftelig gevinde veeldeelige TVl 2?fódefl en ongeftraatde knikkende Bloemen* Ap^elJ In Spanje en de Zuidelyke deelen van Eu-**°°FD* ropa groeit deeze, die door haare Goudkleurige ir* Bloemen uitmunt, zynde door Vaillant Cotufa aangemerkt als eene Verfcheidenheid van de Goud* Roomfche Kamillen. Voorts komt dit Kruidje kleurige' de voorige Soort zeer naby. (3) Koedille met Vindeelige vlakke 9 naakte nu gejlippelde Bladen 9 een opftaande gejlrek- Gefackte. te Steng en geftraalde Bloemen. Om dat de Straalblommetjes van dat Kaap- fe Plantje ook gebrekkelyk zyn > als naauwlyks Styl of Stempel hebbende, zo brengt de Rid* der hetzelve hier t'hiiis , niettegenftaande de Heer Bergiüs daar van een nieuw Geflagt gemaakt hadt 5 onder den naam van Lidbec» kia9 daar hy den bynaam van Gekamd aan geeft, dewyl de Bladen als Kamswyze verdeeld zyn, 't Is daar in zeer byzonder , dat zy de geheele onderfte Oppervlakte met uitgeholde Stippen of Putjes hebben. Dit Plantje, van de Kaap (2) Cotula FoL Pinnato » Setaceis multlHdls &c. Loeïl. hm. 163. Chamaemelum A ureum peregr* Cap. fine foliis. J» Hift. III. p, np. (3) Cotula FoL pinnatiGdis planis imdis pun&atis &c> M*nu *S;, Syft* Nat. XIU p. 734» Lidbeckia pe&inaw*; Cap. 306, T. 5. f. 168 Samentkelige Krüidsn. IV. Kaap afkomftig, was te vooren reeds door den Afdeel- Hoogleèraar Bürmannus aan den Ridde* Hoofd- medegedeeld. Het groeft omtrent een Voet stuk, h00g 3 de Bloemen zyn wit geftraald en vry groot. 1V C4) Koedille met Lancetvormig Liniaale om* Co-tui* Co- vattende Bladen die getand zin : de Bloemen Kens- ongejtraald. hocinxge. Dat dit Kruidje , van de Kaap afkomftig ; thans op overftroomde Landen in Oostvriesland * by Embden, groeijen zou, zo de Heer Moeh- r 1 n g wil (*) 9 is zonderling* Men vindt hec ook in Deenemarken 3 volgens Oederüs. De vermaarde Vaillant maakte qen Gefbgt , waar aan hy , wegens 't ontbreeken van de Straalkrans of van de Tongjes der Straalblom- nietjes, den naam van Ananthocyclus gaf, en hier toe betrekt hy deeze, zo wel als de eer- fte Soort. Dit laatfte groeit niet hooger , en is een (4) Cotula Fol. Lanceolato • Lin. &c. H. Ctif. 417. Upu 266. R. Lvgib* 173* Ananthocyclus Coicnopi folio V. Dill. EltL zj. T. 23. f- 26. Chryfanth. Ex ot. minus. Breïk. Cent* IS6. T. 75* Bellis anima Capite apliyllo luteo &c. JMOBlS* III. S. 6. T. 6. f. uit. OED 34*. (*) 2?/>/&. -Afaf. Car. 1742. Vol. V-r. p. 298. Die Heer zou, om deeze reden , alle plaatfelyke onderfcheiding de* Kanten f in de Soortnaamen , willen verworpen heb'jcn i én misfehien niet ondienftig ware. Beter worden zy, gelyk hier, dooreenige hoedanigheid onderfchciden : doch dit valp altoos zo gemakkelyk niet» / S Y N G E N E S I jÉÜ 767 een jaarlyks Kruidje, dat een flappen Reuk van IV. Maartel of Kamille heeft. Het bloeit van 'c be-A™|EI* gin van July tot den Herfst. Hoofd* STUiC« t (5) Koedille met Lierachtig gevinde Bladen v# en aellraalde Bloemen* „P0*?1* Te Vera Cruz groeit deeze, die door haareLyraeri£C" Lymerigheid uitmunt en fterk is van Reuk. Het is een leggend of hurkend Plantje, van een Span hoog, met Bladen bynaals van het Kruiskruid * de Bloemen zitten op korte Steeltjes en heb* ben een klein Straalkrans je. (6 ) Koedüle met het Bloemkasje van onderen VF* Tolachtig uitgezet ; de Bloemen gejlraald* Toike?^ kige% In de Europifche Tuinen komt dit Kaap* fe Zaay - Plantje voort , ?t welk Wollige Ethio* pifche Kamille van B r e y n genoemd is en on- der dien naam ook by Morison, doch met een flegte navolging van het Loof , afgebeeld. Breyn vergelykt de Blaadjes niet in Wollig' heid gelyk hy zegt, maar in grootte en figuur, by die der jonge Blaadjes van het Geele Dui- zend* (5) Cotula Fol. Lyrato-Pinnatis, Flor» Radiatis* H, Cliff* 417* Jacobsea Amer. odorata Viscofa Sec. Houst. Msf. (6) Cotula Receptaculis fabms inflatis turbinatis. H. Cliff. 417. Ups. 268. R. Lugdh* 173. Chamaemelum iEthiopicutn TLanuginofuini. BREYN* Cent. 14.8. T. 73- MORIS. III. S. 6. Tm 12. f. 14. Cotula Af*. Calyce elegami c»fio, TQUKN*» Injl. 495» XI« DEKL. X» STUK» Samenteelice Kruide»; IV; zendblad ; naar welken zy , in zyne Afbeelding » AXx!L'ook 8elyken» aIs ziS enfceld gevind, met zee? Hoofd- fmalle Vinblaadjes, vertoonende* Morison stuk. maaktzè breeder, Lancetvormig, geenszins met die der Roomfche Kamille of van het Herts- r> hoornkruid, gelyk hy zelf 2egt, en die op de zelfde Plaat, daar nevens, (Fig. i en 15,) ten toon ftaan , ftrookende* De Bloemen zyn ook fober nageaapt uit de Af bee Iding van Breyn, die dit Kruidje aldus befchryft. Deeze geheel nieuwe Kamille , my door den Edelen Heer van Be verningk pre* „ fent gedaan , is inderdaad zeer fraay en zeld- 3, zaam. Zy groeit aan de Kaap byna op de 3, zelfde manier als de Roomfche Kamille, doch 5> met kleiner Wollige Bladen , welke in groot- „ te en figuur eenigszins naar de jonger Blaad* „ jes van het Geele Duizendblad gelyken. Uit „ de toppen der Takjes, tusfehen de Bladen, komt een Steeltje , ongevaar een Handpalm lang , dun en glad , boven uitloopende iu „ een glad geftreept Hoofdje, uit den groe- 3> nen witachtig en als bedaauwd, met groote „ ftompe Tanden in den omtrek gekroond, „ en allengs verdikkende* Deszelfs midden „ beflaat een Bloem als der gemeenë Kamille, „ de Schyf uit menigvuldige zeer kleine geele Pypjes famengefteld, en met ^eer kleine „ witte Blaadjes , als die der knikkende After „ van Columna, omringd hebbende, zeer „ fraay op X Oog, Na 't bloeijen volgt een j, me* Syngenesia. 769 Vj menigte van zwarte Zaadjes kleinef dan IV.* 9> der Reukelooze Kamille/' Hy erkent, dat de AFxxfU Bloem aanmerkelyk van die van dat Kruid ver- Hoofd* fchille , en , volgens zyne Afbeelding > zouden de STÜK* Straalblommètjes korter zyn dan de Kelkpun- ten (*). (7) Koedille met drievoudig gevinde Bladen , vil die fpitfe /lipjes hebben , een opftaande rlcettfoiiT. Steng engetuilde Bloemen 3 welke ongeftraald j^SJ^ zyn* Deeze Soort heeft naauwlyks Vrouwelyke Blommetjes en is , om dat de middel - Blomme- tjes vierdeelig zyn, hier t'huis gebragu Het is een jaarlyks Gewas , waar , toe volgens de laat- fte Aanmerkingen van L inn^eüs, het Laag* Heejlerige Reinevaren (fj , dat 'er bevoorens toe betrokken was , niet behoort. (8) Koedille met gepaarde , drieribbige , Hart* var. 0 VèrvefinAi VOr- Hartvor. mige* (*) Dit fchynt LiNN^US ook te willen, Wanneer hy zegt; Corollae Radius brevïsfimus oyatus, aibus fabtus ruber. Mant* 473. (7) Cotüla Fol. tr?p;nnatis Ladnulis acutïs, Caule eie&o a Flor. Flosculofis Ccrymbofis* Mant. 47 j. ff) Tanacetum SufFmticofum. Sp* Plant. 11 85. (8) Cotula Fol. cppofitis trinerviis Cordatis crcnatis &c. Am. Acad. V. p. 407. Tanacetum Herbaceum ere&um &<:• Buown. Jam. s\6. Chryfanrhemutiï Sylvaticmri repcns mi- pus, Chamaedryos folio, Fi. luteo nudo &d, Sloan, Jam$ 126. Hifi, I, p. 2Ó2* T. 155. f. 2. C ec li* Éeel* x. stuk* 770 Samewteelice Kruiden* IV; vormige gekartelde Bladen % en timlingfe AFXXEL" gefieelde gefiraalde Bloemen. y°v™~ °P Jamaika gr°eit <8t Kruidje , dat door zy- ce Hartvormige gekartelde Bladen zeer van de andere Soorten verfchilt (*). Sloane vergen lykt het Loof by dat vanGamanderlyn,enzegt* dat het Snuitig Zaad geeft. Aan ^t end der Sten* gen draagt het geele Bloemhoofd j es. c^ ia ^ Koedille met gevinde, eenigermaate Vlte* Capen%. zige, rondachtige Bladen, de onderftenhy» KaaP&* na dubbeld gevind, de Bloemn geftraald* Onder den bynaam van Kaapfe , die de af- komst aanduidt > (lelt Linn^eüs hier deeze Soort voor , welke zyn Ed. te vooren Kaapfe Maartel getyteld hadt^ hebbende zyn Ed., ten laatften , om dat de Schyfblommetjes vierdeelig zynf dezelve in dit Geflagt geplaatst (fj. Het Kruidje $ zegt hy , gelykt zeer naar de Gemee- ne (*) Generls vix NaturaÜs fpecies : zegt 'er de Ridder zelf V3n; Manu 473 ï waar uit blykt , hoe zeer zyn Ed. de Plan- ten naar de Natuiiriyke Orde , dat is naar de Geftalte enz, getragt heeft te fchikken. (9) Cotula Fol. pinnatis fubcarnofis teretiosculis &c. Mant. .Matricaria Capenfo. Mant. 11$. Matric, Africana. Bekg. Cap* 296* Chamamielnm Afr. annwim, Petalis Fl. brevibus* m3gisque fparfis. Raj. SuppL 214. Cham. Leiicanth* crasf. fol. e Cap. Eona: Spei. Pluk. Mant. <*>. (f) Siraiilima MatricarU ChamomilU, fed Floseuü Disei quadrifïdi ; ergo Genus Cotal* intrabit* Mant* 2*7, S y N e E N £ 8 i a; 771 be Kamille, hier voor befchreeven. Ook betrekt TV* r zyn Ed. daar toe de Jfrikaanfche Matricaria ^u van den Heer B e r g i u s , die wederom een Hoofd- Plantje, welk Seba uit Afrikaanfch Zaad opSTUK* v gekreegen hadt en afgebeeld (f) , bier t'huis f^erflmt brengt, Gedagte Heer, nogthans , zege duide* lyk, dat de Schyf blommetjes, in hetzelve, vyf- deelig zyn (JLjh By Seba wordt gezegd, dat de boorden der Buisachtige Bloempjes in vier ©ƒ vyf Tandjes gekorven zyn. Bergiüs be- fchryft de Bladen als glad > ongefteeld, dubbeld Vindeelig ; de Vinnetjes Liniaal, evenwydig , de onderiten klein , de bovenften trapswys' lan- ger, Vindeelig en fpits* Seba zegt alleen, dat zy menigvuldig , fyn dooi fneeden , vrolyk groen , zonder Reukof uitmuntende Smaak en, nog jong zynde , Haairig zyn ; terwyl Bergiüs 'er den Geur van het gewoone Moederkruid aan geeft * en aanmerkt, dat de Plant, in ons Kli. maat uit Zaad geteeld, Kruidig is, maar Hee» fterig op de natuurlyke Groeiplaats. De Hoogleeraar N.LBürmannüs geeft , behalve de Kamillachtige , Hertshoornbladige en Tolkelkige , onder de Kaaple Planten ook een Vlafchbladige Cotulaop, die, volgens zyn Ed., ruige Liniaale Blaadjes en ongeftraalde Bloemea heeft. Ik heb Plantjes van de Kaap ontvangen , die (f) SÈB. Tbêu I. p 24. T. 16. r. z. (|) Corolla Disci hermaphïodira Jute» , tabulofa, quin^ ^uefida. Berg* Cap. 29$» Ccc 5 tl. DKE&? X* STVS, J jftfc SAMENTEELÏGE KrüIBE^' die ik eerst dagt de Tolkelkïge te zyn ; doch * A*xx?L* by nacJcr onderzoek , bevind ik dezelven , en Hoofd- ten opzigt van de Bloem en ten opzigt van het stuk* L0of5 aanmerkelyk te verfchillen: terwyl zy, ^;w^?-ewegens de geftraalde Bloem , niet tot het Herts- •> hoornige behooren kunnen en van het Iaatfte 5 dat volgens Bekgius een gefchubden Kelk heeft , ook in andere opzigteö af wyken ; hoewel zy wederom daar mede overeenkomen , door- dien de Kelkfchubben rappig gevliesd zyn , en zeer , wat de Bloemen aangaat , Itrooken met het gene by Se ba is afgebeeld, x. Ik geef de Afbeelding van dit Kaapfe Kruidje Pmmis. in 1%. 4, op Pl. LXIX , onder den bynaam kleine. van Zeer kleine : want de Steng bereikt, op ver 4I oaa , geen Span hoogte , gelyk die van de voo- rige Kaapfe , en komt by de hoogte der Tol- kelkige nog minder te pas, wanneer men 't ge- heeie Kruid neemt* Uit een Worteltje, dat zig in Vezels fcheidt, geeft het Hertshoorn^ zeer fyn verdeelde Blaadjes , die een Plantje mak- ken , welks Stengetje om laag bezet is met ge- vinde Blaadjes, van dergelyke fynte. Dit komt met geen der beide gemelde Soorten overeen. De Blaadjes en het Stengetje hebben een zeer fyne Haairigheid. Boven verbreedt zig hetzel. ve, en maakt dus een Tolachtig voetftuk van de Bloem, als beftaande uit Sleufswyze Afdee- lingen, met Strookjes allengs verbreedende,tot dat zy de Blaadjes worden van den Kelk, wel- ke omgekeerd Hartvormig zyn* Zy hebben een bree* Syngenesia. 773 breede Vliezige tip , buiten welke de Straal- IV; blommetjes , met haar Tongetje , aahmerkeIykAFxxEl<* uitfteeken. Gedagte Kelkblaadjes fchieten zy- Hoofd- delings een weinig over malkander y doch zynSTUK' van gelyke hoogte. Zy bevatten een menïgte/^^X van zeer kleine Blommetjes , die my fcheenen in vieren gedeeld te zyn, en de Straalblomme- tjes, wier geta! ook redelyk groot is, hebben een Pypje , waar in ik naauwlyks Vrugtmaaken- de deelen kon befpeuren , zynde aan 't end rondachtig getipt* Van 't Zaad heb ik opge- merkt, dat hetzelve zig als in een Vliezig Kas- je beflooten vertoont , zonder Kaf of Pluis. Het onderftuk of de voet van den Kelk heeft nog blyken van dien blaauwachtig witten Waas- fem , welke de Tolkelkige Koedille verfiert : zo dat dit Kruidje naast aan die Soort zou komen. Misfchien is het , 'gelyk meer andere Kaapfe Planten waarfchynlyk maaken , uit een Over- fpelige bevrugting gefprooten. Ana cyclus. Ringbloem., De Bloemen in dit Geflagt een Ringetje om de Schyf hebbende , is daar van de naam ont- leend. De Blommetjes zyn door Kafjes van el- kanderd afgezonderd : het Zaadkuifje is uitge* rand en de Zaaden hebben Vliezige zyden. Het bevat de vier volgende Soorten, Ccc 3 (i) Ring« II» Deel. X. Stuk. 774 Samehteeligb Kruiden IV. (t) Ringbloem met Lirtimle% mm farnenge* ^xx.BL" fielde Bladm> die vlakke gefneedm Slip-* Hoofd- pen hebbent. STUK. j. Zo het vreemd is , dat de Zeer groote Afia- teZlT tiTche Kamille (*) een zelfde Plant zy met de dïaafch1" ^eer ^cine Kandiafche Koedille; nog zonder- linger vind ik, dat dit Plantje bovendien aaade Kaap der Goede Hope groeije. Boerhaa- ve, nogthans , merkc aan, dat zy zeer weinig verfchillen en de Heer N. L. Burmannus hadtze in 't Kruidboek van Oloenlanb gevonden, ii. (2) Ringbloem met famengejlelde BorfteligG Deeze 5 door den vermaarden Toürne- fort ook in de Levant gevonden, is door den groot-en Eoerhaave, doch kleiner dan natuurlyk , in Afbeelding gebragu De Stoel isaaakt, volgens Vaillant, zegt Li n* NiEUS; (*) In Indice Plantarum H. L*g$> Batavi , waar uit Boebhaavk zelf dit genomen had, ftaat Marinum in plaats van maximum ; welk laaffte misfchien een Drukfeil zal zyn. (1) Anaeyclus Foï. decompofitïs Lineanbus &c* Syft*Natm XII. Gen, .969. Veg* XO*L p. 645- ft Cliff, 4*ti R- L*zdk. 171. Cotula Cretica minima , Chamajmeii folio, Capite in- flexo* Toürnf. Inft. Cör. 37. Chamatm» maximum Afiati- cum nudum humifufiira Foiio crasfo. Boebh. Lugdb. I. p* «©♦ (z) *4nacy:ias Fol. compofïtis Sctaceis &c* H. Cliff, 417* R. 171. Chamaimelum Oriëntale Fol. pinnatis. TOURNF. €$r. 37, BOÏBI^. I. p. T. iiot Syngenesia* WMV$ : zo moet zy dan niet tot deszelfs Ge- IV. flagc van Santolinoides behooren , waar van hy A^Et* den Stoel zegt Kaffig te zyn en waar toe die Hoofd* Kruidkenner de voorige Soort t'huis brengt. Ik stuk* weet niet , waar hy van deeze fpreeke. Beiden , ^f#™a* ondertusfchen,gclyken door haare Bloemen naar J de Santolina. Micheliüs onderfcheidtze 3 Waf van j door de Kruidigheid en dat de Bladen zeer fyn verdeeld zyn , gefyk die der Kamille» De Heer Sherard hadt de laatfte van Smyr- na gezonden. Hy betrekt ze tot de Planten die een gebladerden Stoel hebben , zwaar door de zwaarigheid van den Ridder weggenomen fchynt (*> C 3 ) Ringbloem met dubbeld gevinde 9 Spil- m. rondachtige , gryze Bladen, die uitgeluide ^1*2?™ Stippen hebben. Goud* kleurig* Van dergelyke Geftalte is deeze , die Lo« bel Goudbloemige Kamille der Kruidkundigen noemt, groei jende in de Zuidelyke deelen van Europa en het Oosten* Zy fchiet verfcheide Stengetjes van een Span lang , zo wel ruigach- tig grys als de Bladen. De Bloemen komen op een- £*) MiCH* Nov* Gen. Plant. p. 31. Recept, nudum, Vaill. ergo dubii Generis. Descriptie deficit. Syjl* N*t. Veg. xin. (5) Anccyclus Fol. bipinnatis teretiusculis incanis &c. Mant. 287. Chsmxmeium luteum Capite aphyllo.C* E.Pm 13 5. Chamznu Aureum peregrinum &c. J. B. Hijl. III4 p* 1 z$4 Anthemis Chryfanthernum Herbariorutn. Lob. '1c. 771, Ccc 4 7?ö SAMECÏTEELlGE KRUIDEN. IV. eenzaame Steeltjes voort 5 hebbende de Schyf AFxxEL' ^ * Eirond , en vyfdeelige Blommetjes , met Hoofd* Vrouwelyke , die ongebladerd zyn , omringd. stuk* De stoel is Kegelvormig , met holle, Lancet- vormige, geele Kafjes bezet. iv. (4) Ringbloem met meer famengefielde Lu VaimtinuL maak Bladen > de Slippen verdeeld ^rand^ spaanfch, achtig fpits : de Bloemen ongeftraald* Onder den naam van Chryfanth van Valence geeft C l u s 1 u s de Afbeelding van deeze Soort y een Kruid , dat hy nergens anders dan in dat gedeelte van Spanje , aan de Wegen groeijen- de, gevonden hadt. Deszelfs Steng wierdc zel- den hooger dan een Voet > zynde Takkig, en over *t geheel met Bladen als die van 't Dui- zendblad bezet 3 Wollig en grys > zuurachtig van Smaak. Ieder Takje droeg een Goudgeele Bloem, veel Jaaren duurzaam en niet onaange- naam van Reuk (*)• Het Kruid fchynt de An- themis VaUntina, die volgt, naby te komen. An- (4} Anacycltis Fol. decomppfitis iincaribus ; Laciniis divifi* teretiusculis acutis, Flor. Flosculons. H. Cliffl 417. R. Lugdb. 171. Chryfanthemum Valent. Clus. Hifi. I. p. 332. Rar. T. p. 369. Bupthalm. Lanuginofum Fol» Millefolii. G. B# Pik. 135. Chamaemel. tenuifol. Fl. buïlato Aureo. BARK. Rar. 1095, T. 450? (*) Daar deeze , volgens 't getuigenis van Clusius , de Bloemen »ok Goudgl.inzig heeft , zo blykt de onnaauwkeu- righeid der Soortnamen , hoewel de groote Linn^bus die doordans van anderen ontleend heeft : 't welk men , de aan-»' ' A n t h e m 1 s* Kamille. iV. Afdkki^ Offchoon reeds verfcheide Soorten van ^a-Ho**#D_ mille > gelyk de Reukelooze, de gemeene en stuk. de Welriekende enz, onder de Chryfanthen en PotygamU het Moederkruid befchreeven zyn : verdient/*^***' nogthans dit Geflagt dien naam ; alzo het de voornaamften behelst» Het heeft een Kaffigen Stoel ; het Zaad ge- heel van Kuifje of Pluis ontbloot ; den Kelk half Kogelrond , byna gelyk van rand ; en meer dan vyf Straalblommetjes. 'c Getal der Soorten , waar van de elf eer- ften wit , de vyf laatften geel gedraald zyn , is zestien , als volgt. A. Met de Straalkrans anders dan de Schyf gekleurd, of wit. (i) Kamille met de Bloemkafjes Jlyf en Jlèe- f. kende. Cota. Stekelige» Onder den naam van Jaarlykfe Takkige Ka- mille , met grooter Bladen dan de gemeene Stinkende , en met gedoomde Hoofdjes , was dee- ze aanhaalingen van deeze vier Soorten befchc u wende , onder anderen, duidelyk kan zien. (i) Anthemis Flor* Paleis rigidis pungentibus. Syft. Nas. Xil. Gen* 970. Veg. XIII. p. 645. R. Lugdb* 172* Anthe- mis Italica &c. Mich. Gen. 32. Cham. annuum , Ramoftim &c. Moa. S. 6. T. 8. f. lu Tt LL. Pis. ?8. T. 21. f. 2. Beilis montana Tanaceti foliis &c. Pluk. Alm» 6$, T» 17» t 5. Cè c 5 II. Deel. X* Stuk, Samenteelige Kruiden* IV; ze door Tillius afgebeeld .(*) % die ver* ^^L* haalt , dat zy in Toskanen, inzonderheid om- Hoofd- ftreeks Florence, zeer gemeen R Moiuson stuk. hadt het Zaad van Venetië ontvangen en geeft °ZZ°yvf'één of anderhalf Voet hoogte aan dit Kruid , ry9 dat van de Kamille weinig verfchilt, maar, na *c bIoeijen,ftekeJige Hoofdjes heeft, van groot- te als een Pruim en derhalve allergrootst in dit Geflagt , zegt de Ridder (•}■)♦ ik (*) Kamille die over end Jtaat , met gevinde thhfima% Bladen , wier Vinnetjes rauw zyn door zeer een omgeboogen Tandje aan den voeu In Spanje, Italië en de Zuidelyke deelen van Vrankryk, komt deeze voor, die van J. Baü- h 1 n u s allerhoogfle genoemd wordt , of zeer hooge , ürekkende de Bloemfteng zig hooger dan het Koorn uit , waar in dit Onkruid groeiu Het heeft Bloemen als de groote witte Made- lieven, met gladde Kelken en de Zaadhoofd- jes ruig , doordien de Kafjes ieder in een ftyf Borlteicje uitloopen. . . ^ - ^m<^^ f*) Naamelyk op zyne Tab. 21* f. 2 , gelyk m Sp> Plant. Is gezegd. Ik weet niet wat Tïll. Pis, T. 19, re&iits, in Syft. Nat. Ed. Veg. XIII. en Mant. alt. betekene? Ct) Menu p. 474. welk flag van Pruimen zyn Ed. hier ©eene maakt een byöer groot verichil. (2) Antbemts ere&a,Fol. pinnatis &c. Ment. 474.GOUAN Mtmsf. 450. Chamaemelo affine Buphth* Ital. Sfgetum al- tisfimnm. J. B. llift. III. p. 120. S Y N G E I? E S I 779 (3) Kattfille we? gevinde , Vleezige 3 «ffa&te IV* gehippelde Bladen , die kleine Tandjes heb- Af£*e*" terc, een leggende Stengen Wollige Kelken, Hoofd* stuit* f4) Kamille metVindeelige fiompe vlakke Bla- nu den 9 ruige gebladerde Bloemfieelen enjfiltiUma. Wollige Kelken. zceicants." IV, (5) Kamille W2££ enkelde Tandswys' gefnipper-T°™™°fa* de Bladen, V- Mxta, (6) Kamille met Tandswys* gevinde, iffÉH ^|m$n" randige , Liniaale Bladen y een Pluizige ^u eenbloemige Steng ; Eyronde Bloemblaad* Alp**** \ jes en verfchroeide Kofjes* Aipifche* (7) Kamille met Vindeelige gefnipperde Bla* vir. den en naakte eenigermaate Pluizige Bloem* G^r*te jieelen, ^Dee- (3) Anthemis FoL Pinnstis Denficulatis &c. GouAtf Monsp. +$i* Anthemis maritima annua odorata prscox. MiCH, Gen* 3 3- Till. ?X* T. 21. f# 3. Matricada maritima. C, B. Pin. 134. Cham. marit. J. B. Hifi. III. p. izz. (4) Anthemis Fol. pinnatifidis obtufis plar.is &c. C/?yfI 415. R«. Lugdb. i-jz. Chamzm. Coronopi folio tomentofuflo* VAïi-L» Cham. marit. incanum Folio Abfynthii cra^fo. BOERH. Lugdb, I. p# uo. (*J Anthemis Fol. fimpL dentato- Lacinistis* Anth. mari- tima Lanuginofa annua. MiCH. Oen. 32. T. 30. f. 1. Cha- mxm* Lufit. latifolium Sec BREtfN Oz?. 14^ T. 74.?iATit. Tf 17. f# 4. (6) Anthemis Fol. dentato * pinnatis integerr. Linearibus. iv. p, 330. Cham. Alp. Saxatils psrenne &c. TlLL. Pit. 39. T. 21. f. !« SEG. III. p. 282. (7) Anthemis Fol. pinnarifïdis Laciniatis &c. Charnasmelua» Chium Vernum folio crasfiore, TOURNF, C?r, 37, U. DSSjL, X, STUK, 780 Sameeteelige Kruide^ IV. Deeze allen naderen meer of min de volgen* AF£|ïïL de Soort. Men zou de drie eerlte Zeekants- of Hoofd* Zee -Kamille noemen kunnen, als aan de Kus- $tuk. ten ^ Zuidelyke deelen van Europa , en de rS?Wollige aan die van Gr^kenland , gelyk de Ü* laatfte op Eiland Skio waargenomen door den vermaarden Tour ne^ort. De Alpifche komt op de; Bergen van Tyrol qn op den Bal- dus - Berg in 't Veroneefche voor. Het ineefte verfchil heeft in het Loof plaats, dat in de vierde en vyfde by de Bladen van het Krui- pend Hertshoorn vergeleeken wordt, 't Ge- lykt *er wel naa , in de Afbeelding van M i- cheliüs, maar niet in die van Breyn, welke enkelde Tandswys' gefnipperde Bladen heeft, gelyk de Ridder zegt. Men behoeft de een en andere maar met dat Kruidje te ver- gelyken , of zig de figuur van Hertshoornen voor te (tellen. Ook meldt de Ridder van de vyfde uitdrukkelyk , dat de Bladen niet famen- gefteld maar gefnipperd zyn. In deeze is de Straalkrans der Bloemen wit en geel gemen- geld, waar van de bynaam. De eertte, die in de Velden aan den Tyber , en verder om- lireeks Rome naar den Zeekant overvloedig groeit, heeft den Reuk byna van het gemeene Moederkruid. De tweede , die Wollig grys ïs, en dikke Bladen als van Alst heeft , komt in de Europifche Kruidhoven voor. Dit en de Gevleugelde zyn Jaarlykfe : anderen , gelyk de, volgende , overblyvende Planten. (9) 3yn gen es-ia; 781 (8) Kamille met Fïnswys' famengefielde Li- IV. niaale fpitfe, eenigermaate Pluizige Bla-A*™?L+ den. 'Hoofd - STUK» De Edele of Roomfche Kamille wordt dus vm, door het Loof bepaald. De Ridder hadt de- Antbcmh zelve bevoorens Moederkruid met Kegel vor-™ Edele, mige Stoelen y neergeboogen S traalen 3 naakte Zaaden, de Kelkfchubben aan den rand gelyk hebbende, getyteld. Uit de voorgaande bepaa- lingen ziet men 5 boe zy , in dat opzigt, met de Gemeene en Zoetruikende Kamille over- eenkome. De Bladen verfchillen ook zeer , weinig; dan in deeze fchynen zy wat fyncr verdeeld en niet zo glad te zyn: doch, by de anderen groeijende, verdwynt dat verfchil byna. Nu het onderfcheid der Zaaden niet meer gang- baar is , onder de Kamillen (*) , fchynt het voornaamfte Kenmerk te beftaan in den fter- ker (8) jinthemis Fol* pïnnato - compofïtis Linearibus &c. Gouan Mcnsp* 45 1# KRAM. Aaftr. 2*S* Anth* Fol. pïnna- to - decompofitis &c. H. Clrff. 415» Lug&b. 172. Matri- caria Recept. C&nicis 6cc. Mat. Mcd. 401. FL Snee. 701, Balib. F ar. 161. Cham. nobile f. Leucanthemum odora- tius. C. B. Pin. 13 ƒ . Cham, odoratunu Dod» Fempt. 270. Anthemis f, Leucanthemis odorata. Lob. Ie. 77©, fi0 Cham. nobile Flore multiplici. C. B. Fin. 135. Cham, Ronit FU mu'tipl. CAM. Epït. 6$6. (*) Aan de Gemeene der Winkelen gaf de Ridder bevoo- iens Randswys' gekroonde , aan de Roomfche Kamille naak- te Zaaden. Vid. Mat. Med, p, 141, II. Dut, X» $rvK»i 5ffe oAMEWTEELIGfc KRUIBËÜf. IV. ker eh aangenaamcr Reuk van deeze. Soctim!- ^Fxx,L' 8en hebbenze met de Gemeene of zoetruiken- Hoofd- de verward* In Sweeden , immers , vindt men de stuk* Edele niet meer in 't wilde. Die Kramer ?Sf2e°Pge.eft in Neder- Ooftenryk, overal, tusfchea \ Koorn en aan de kanten der Akkeren te groeijen , is volgens Jacquin de Akker-Ka- mille , welke op deeze volgt. De fchrandere Xo urnefort hadt de Edele Kamille om- ftreeks Parys niet gevonden ; daar Dalibard dezelve thans aantekent. In de Noordelyke deelen van Provence kwam zy den Heer G e- raro evenwel voor , zo wel als den Heer Gmelin in Siberië. Ook groeit zy van zelf, by Rome en elders in Italië, maar, of het een Inboorling van Switzerland zy , twyfelde de Heer H aller, niettegenftaande zy aldaar ge- vonden ware. Dus wordt dit Kruid door hem befchreeven (*). „ De Stengen , die op den Grond neerleggen , zyn Takkig * van een Voet of meer langte* „ De Bladen vertoonen zig , doorheen Ver- „ grootglas , eenigermaate ruig en grys , vlak , „ uit een breede omvattende Scheede, gevind, „ met een breede fterke Rib , de Vinnen van „ een gefneeden, waar van de eerften kleiner, 5, de overigen byna egaal zyn, zelf ook gevind, met de Slippen twee- en driedeelig. Ieder » Bloem (*) Helvet* inchotu I, p, 44. g y I* G E N E $ I A. JS^ AA Bloem zie aan 't end van zvn Takje. De m IV* Afdeel „ Steeltjes zyn ruig* De Kelk is uit den groenen ' „ witachtig, mee den rand breed Zilverkleurig. Hoofd* 3, De Tongblommetjes zyn wit 5drietandig. Het 8TUK* 3, Zaad is uit den Eyronden Kegelvormig, naakt- Hy voegt 'er by , dat dit Kruid fomtyds met ge- vulde of half gevulde, en ook met ongeftraalde .Bloemen voorkome,* ja men vindt 'er, die in 'c geheel geen Bloemen draagt (*> De Roomfche Kamille munt uit in aangenaam- heid van Reuk en in kragten , hoewel zy min- der in gebruik is dan de Gemeene of Inland- fche 3 reeds befchreeven. De Olie , die men uit de Bloemen derzelve deftilleert, wordt ge- zegd niet blaauw te zyn. Zy is3 evenwel, van niet minder kragt , tot Windbreeking en Ver- fterking , waarin dit Kruid ve^le anderen over- treft* Het Afkookzel der Bloemen is bitter en Kruideriger dan der gemeene Kamille - Bloemen , en zo verzagtende niet : des men die in Kly- fteeren verkiest. In Wyn gekookt, en uitwendig in Stoovingen of Pappen opgelegd , zyn zy van ongemeenen dienst tegen Kolyk en Maag. pynen ; om Gezwellen te doen verdaan ; om Kneuzingen voor Verderving te bewaaren , enz* Kè' t^S^ " / : (9) Ka. (♦) Chamaemelum nobile f. Leucanthemum odoratius ntnt. quatn florens* Boerh. Lugdh* I# p. 1 10» Samenteelige Kruidën. IV. (9) Kamille met Kegelachtige Stoelen , Borfte* Afdeel. Hge Kofjes en Kroonswys' gerande Zaa* Hoofd- den. STUK* ix. 0°) Kamille met Kegelachtige Stoelen, Bor* Jlwnji?5 fteM&e Kafjes en makte Zaaden. x " Van deeze twee zou het verfchil > volgens de tMce dé ^P^^S 9 alteen in de Zaaden beftaan. Men ti en i noemt ^e eQïfte by ODS ppfldè Kamille of Reu- kelooze, terwyl de andere den naam van Stin- kende Kamille voert* Beiden vallen zy in ons Wereldsdeel,doch deeerfte^zo de Ridder aan- merkt , voornaamclyk in Sweeden , op de Ak- kers ; de andere in de Krain , en voorts op Steen- achtige plaatfen* De een en andere komt by ons langs de Wegen en de Stinkende veel hier by de Stad , om Utrecht en elders , inzonder- heid in bedykte Meiren van Noordhoïland , op Kleygronden, voor* Zy wordt ook Paddebloem genoemd en Koedüle/m \ Engelfch Dogs-Fen- nel, dat is Honds - Venkel , in 't Hoogduitfch Hundsdill, in 't Franfch Espargoutte. Somtyds (9) AntbtmU Recept. Conicis, Paleis Setaceis Sec. Gouan Monip* 451. GORT. Belg< 247. FL £0^,704, 76%. DALIB, Par. 26 3 • Chanrnnelutn inodorum. C# B. Pin. 155. (10) Anthemh Recept. Conicis &c. GOUAN Monsp. 45 Gort. Belg, 247. FL Suec. 703 , 767. Mat, Med* 405. Anthemis Fol. pinnato -decorapofitis &c. K.LugS. 172. Cha- nrnnelum foetid. f. Cotula foetida. J. B. fiifl. IK. p, z6¥ Cotula alba» Dod. Ptmpt* 758. Cotula figgtida O&cloarupu X.OB* Ju 773% S Y ft G E H E $ I A» 78$ komen deszelfs Bloemen als met kleine Blom- IV: nietjes gevuld voor. In geftalte gelykt het naar A™JfL* de andere. De Stinkende levert , dat zeker is , Hoo^d* door Deftillatie een blaauwe Olie uit 3 doch de SÏÜK* gemeere, Kamille een geele Olie, zo men onlangs door Proeven, te Berlyn , zou bevonden heb- ben (*> Dit Kruid is niet buiten gebruik in de Ge- neeskunde. In het doen bedaaren der Stuip- trekkingen , het wegneemen van Opftyging ea het afzetten der Stonden, wordt het kragtiger gezegd te zyn, dan de gemeene Kamille. Het dientin Stoovingen , Pappen, Baadingen ea Voetwasfchingen , doot zyn Damp , dien het door 't kooken in Water niet verliest. Het Af- kookzel is flerk Zweetdryvende, en zou tegea de jicht dienltig zyn bevonden. Men pryst het ïn Borstkwaalen, en den Beeften wordt het te- gen de Kuch ingegeven. Ook kan men dit Kruid en de Bloemen , by gebrek , in plaats van de Kamille gebruiken; doch het isfcherp, ont- vellende dikwils de Vingers der Kinderen, die het uitplukken , met een Stank voor de Byënon- verdraaglyk* Hierom wryven 'er de Byënhou- ders zig de Handen mede , wanneer zy de Kor- ven befnoeijen willen, om de woede van die In- fekten te beteugelen. Ook zou het de Vlooijen verdry ven , zo men wil. O") (*) RutïY, Mat.^Med. p« no, 14S, Ddd II. DESL. X. STUK. 78tf Samen TEE lig e Krüideü. IV. fu) Kamille met enkelde eenbloemigeUggende Afdeel. Stengen en Vinswys' veeldeelige Bladen. Sa» sxük^" *n Arabie, Syrië, in Italië en de Zuidelyke xi. deelen van Vrankryk, ja ook in fommige van *Py£Ï* Duuichland , groeit dit Kruid in 't wilde, dat thrum. men in *t Latyn Pyrethrum noemt, wegens den Bemam' heeten Smaak der Wortelen , waar van waar- fchynlyk het Duitfche Bertram komt , in 't En- gelfch ook gebruikelyk , in *t Boheemfch PeU tram; doch noemen het de Franfchen Pied dyA- Uxandre of fomtyds Pyrethre. By ons geeft men 'er , wegens de hoedanigheid , ook de naamen van Vuur* Tand en Kwyl - Wortel aan* De Geffolte van hetzelve komt niet die der Kamil- le , doch het Loof meer met dat der Wilde Wortelen overeen. De Bloemen zyn groot , in 't midden geel , met de Straalen wie als gewoon- lyk , maar in deeze van onderen paarfchachtig. Men twyfelt of het wel het Pyrethrm der Ouden zy, waar aan niettemin cjergelyke fcherp- te en hoedanigheid werdt toegefchrceven* De kragt zit in de Wortel , die gedroogd in de Winkels gehouden wordt, zynde zeer heet en fcherp j wanneer menze kaauwt , en dan kwy- ïea doende , 9t welk fomtyds tot wegneeminge der (li) Antbemis Caul. fimpL umfioris &c. Mat* Med, 359% GOUAN Mousp* 4;n Buphthalmum CauU fimpl. unifl. //. Clijf. 414» R. Lugdb. i7o Pyretcum Flore Bdlidis. C. B. Pin. 148» Pyrethrum* Dod» JPempt* 347. JPyr, Oiïicin, Sali* varia. Lo». /f. 774* MijLL. ftg» T. 33. £yNGEHE$IA». ï%7 %}er Kiespyn ftrekt. Andere Zinkingen worden IVV 'er ook wel door genezen , en tegen de belem* AFxx*&* mering der Spraak , door verlamming van de Hoöiw Tong, kan die Wortel, op gelyke manier ge«STÜIC« bruikt, van dienst zyn. Shaw zegt, dat men fupeïjiZ? d^eze Wortelen verfch , in groote menigte, ibrcngt in de Turkfche Hoofd fteden , alwaar zy dan met Suiker gekonfyt worden, om zig daar van te bedienen tegen Borstkwaalen en Kiespyn. Volgens zyne befchryving fchync het -dit zelfde Kruid te zyn , daar by dien Wortel van afkomftig rekent B. Met de Straalkrans van Kleur als de S.chyf , of geel* {ia) Kamille met een Takkige Steng , ruig- xnr« achtige drievoudig gevinde BorfieUge Bla- jr&ien™L \ den , en Raairige getleelde Kelken. mÊtim Veelge- (*) Chamarrae'um fpec'ioCo Flofe, Radice longa fervida* Afric. App. p ic6, Anderen willen , dit de Wortels van een Kroontjes * Kruid , Pyretbrum umbelliferum, C. B. Pin. Pyrethruai alteruni. Lc.B. Ic. 77 S , van dergelyke ei- .genfchap zyn : Lemery; en 't is aanmerkelyk , du Dios- CORïdes '"er Kroontjes als der Dille , die volkomen ronci zyn, aan toefchryft. Libr. m4 Cap. 71. By Geosfuov ko- men de Wortel* der Heefïerige Chryfanth9 hier voor , als een mede -Soort van het Bertnm op 't tapyt. (12). Anthemis Cauie R.amofo, Fol pubesceiitibus 8cc» GORT- 247* CHffl 414, Gouan Mêmp. 45K Bupthalroum Cotulse folio. C. Pin, 134. Cotula fl; luteo B*adiato, Töurnf, Infl. 495. Buphthahn, Cïet, Cotu'ae facie, ÜBEYU. Cent* i$o. T. 75* Buphihaimam Fl. luteo &bt»s p«rp. Ddd a €- i II* DSFLS X. SfüKt ?88 SAMENTEEtlGE KruIDEKJ IV. Veel moet deeze Soort naar de voorgaande Afj|EL* gelyken , alzo de Ridder bevoorens die Kan- Hoofd- diafche Plant van Breyn , hier aangehaald 3 stuk. tot het Bertram t'huis gebragt had» Dezelve, riZ^vt-00** heeft de BIoemen §eel en wit, terwyl die ry. der overige aangehaalden geheel geel en van on* derën paarfch zycu De Steng , bovendien , is purperachtig. Voorts gelykt deeze naar het Spaanfche Ringbloem 3 hier voor befchreeven. Zy groeit op de Muuren der Stad Kampen 3 volgens den Heer de Gorter. xih. Ci3) Kamille met enkelde, Eyrond - Lancet* fepania* vormige , Gulpswys' gekartelde Bladen* gulpte. C14) Kamille met driemaal drievoudige Bladen 9 xiy* de end- Steeltjes langer dan het Takje. JlmeriGana. J 0 •* VlTestïii" dtfche, Byzonder is het Loof in deeze , en zeer van dat der Kamille verfchillende. De eerfte valt in Spanje en Portugal. Zy heeft een en- keld Stengetje, van een Voet hoog , met Blaad- jes byna als der Groote Madelieven, op 't end een C. B. Pin. 134. Cam. Epit< 6$i. Chamaemelutn foeti- dum marinum. J. B. Hi/l.lll. p. 121. C13) AnthemU Fol. fimpücibus Ovato Lanceolaris &c. Chryfanth. Lufit. Agerati folio. Tournf. Inji. 49*» Chry- fanth. parvum , f4 Bellis lurea parva latifolia. J. B. Hift.lllo p. i°5- (14) Ambemh Fol. triternatis , Pedunc. terminal. Ramo Ion» gloribus. II. Clif, 414 Chryfanth. Paluftre minimum repen* Apii folio. SLUAN. Jam, HG. Hifln I. p4 263, T. 155* f. I* Syngenesia. 789 een ronde Bloem , en draagt vierhoekig Zaad, jy, niet vier Schubbetjes gekroond. De andere, die Afdeel; in de Westindiën groeit , heeft als het Loof g0oF^ van Peterfelie. Dit is een zeer klein kruipend stuk. Plantje, op vogtige plaatfen voorkomende. (15^ Kamille met dubbeld gevinde Zaagtandi* xv. ge , van onderen Wollige Bladen , en eene n*8orï«\ getuilde Steng. Kleurende» Deeze Soort , in Loof meer gelykende naar de voor igen , heeft Bladen als die van 't Reine- varen , en is , wegens de Bloemen , onder de Kruiden die men Koe- Oog noemt geteld ge- weest. Zy heeft de Steng Takkig , een Elle hoog, met ftevige groene Bladen, van onderen grys , aan 't end gekroond met eene 1 uil van Bloemen, byna als het Moederkruid. Tusfchen de Blommetjes zyn gebaarde Kafjes. Het Zaad aan den rand is krom , dat van 't midden vier- hoekig, zonder Kroontje. Den Reuk en kragten byna van de Kamille heeft dit Kruid , dat by het Borfïelige in de Zuidelyke deelen van Vrankryk greeie , komen- de (15) Anthtmis Fol. biplunatis Serratis &c. Gort. Belg* 247. Gouan Mom-p, 452. Buphthalmum Cau!e Ramofo &c. II Cliff.4.14. R.. Lugdb. 171. FL Saec.órf, 769. BuphthaN mum Tanaceti mimm's foliis. C. U, Pin» 134. Loes. Prusf* 47« T. 9. £♦ Buphth. Alp. Flore candido. Triumf* Ofo, 79. T. Bellis Alp. Parth. foliis elatior. Pluk, Alm» 46, T. 17. f. 6. Ddd3 XI« Del. x» Stuk. ?9o Samenteelige Krüiben, IV. de ook in Switzerland en Duïtfchland ; by om A*xxfL' °P oude Muuren der Stad Utrecht en elders Hoofd- voor. Het Poeijer is tegen de Geelzugt en an- srux. £QTe Kwaaien gepreezen. In Sweeden , daar hea vaiwlvt* Letblomjler genoemd wordt en veel groeit op *y opene Kley- Velden, maakt men 'er een groot gebruik van , om een geele Kleur te geeven aan< de Wol ; waar van de bynaam. Gemeenlyk valt bet met Bloemen die geheel geel zyn , maar de vermaarde Triumfetti heeft een Kruid waargenomen , dat de Straal» krans wit heeft, naar binnen toe geel , komen- de anderszins volmaakt daar mede overeen : zo dat men het als eene Verfcheidenheid kan aan* merken» Jnïb/mis (IÖ^ Kamille met een meer famengefielde Steng^ Arahk^ * en Takdraagende Kelken. Arabiich*. Allerzonderlingst mag men , in deeze beide opzigten, dit Arabifch Kruid, welk de Ridder uit den Cliffortfen Tuin met eene zeer fraaije Afbeelding verwaardigd heeft , noemen. De verdeelingen van de Steng verdoelen zig weder* om, en rnaaken t'elkens nieuwe Takjes, voort- komende uit de Kelken der Bloemen , die dus „ als (ló) Anthemis Caule dccompofito , Calycibus Ramiferis. ƒ/♦ Cliff. 4*3- T. 14. H. Ups. 264. R* Lugib* 170. Afteriscus annuus trianthopharus Craffas Arabibus di&us. SHAw. $$. T. 36. f. 58. als inde Mikken der Takjes zitten. „ DeBla* IV. den , zegt Sh a w, gelyken naar die der Ka* AFxx^ ,9 mille : de Kelk beltaat uit verfcheide dunne Hoofd- „ Schubben , van Kleur wit 5 naar \ groene *TUK# trekkende. Deszelfs kleine Bloemen zvn uk- prolyz*mi* 5, gehold en meer geipleeten naar de randen „ dan naar \ midden. Het heeft een aangenaa- „ men Reuk." LinnjEüs befchryft het , by de gedagte Afbeelding, omftandiger en naauwkeuri- ger, zeggende dat het een Geneeskragtigen Reuk heeft van Kamille of van verfch Bier (*)♦ Van deeze Arabifche maakt Forskaohl geen gewag , maar by Kairo in Egypte vondt hy vier nieuwe Soorten van dit Geflagt ; ten ware de Arvenjis daar onder mogt begreepen zyn* Volgens den Heer N. L.Bürmannüs zou de tweede Soort aan de Kaap der Goede Hope voorkomen , waar by zyn Ed. , onder den by- naam van Afra, eene voegt, met langwerpige getande Bladen, een Heefterige Stengen lange, gebladerde , eenbloemige Bloemfteelen. De Leucantha is thans tot het Geflagt van Osmitts verhuisd (f). Aangezien in ons Wereldsdeel , en zelfs in ons Land, veele Soorten van Kamille voorko- men , die thans in verfcheide Geflagten verdeeld zyn, (*) Odor medicatus Chamomill» vel Cercviiiae recents, Hors, Cliff* p. 414* (t) Zie myn II. D. VI. Stuk , bfadz, izi* Ddd4 II» dzeu Xi Stuk» 79^ Samenteklige Kruiden, IV# zal ik hier , om dezelven beter te kunnen Afdeel, vergelyken, een Lystje daar van plaatfen. XX» Hoofd- £deje Kamille. Anthemis nobilis. bi/?8t Overtollige Welriekende* Matricaria fuaveolens. bl«7<5o retiwyve- Reukelooze. Chryfanth. inodorum. bl<746 n* Wilde. Anthemis Arvenfis. bl 784 Gemeene Matricaria Chamomillab\^6i Stinkende. Anthemis Cotula ♦ bl 7 84 Achillea, Duizendblad* Tot dit Gefiagt behooren die Kruiden , wel- ken in *t Latyn Millefolium, dat is Duizend» blad , genoemd worden. De byzondere Ken- merken zyn ; een Kaffige Stoel 3 geen Zaad- kuifje, een Eyronde gefchubde Kelk s en weinig meer dan vier Straalblommetjes. Door die laat- fte wordt het van 't voorgaande genoegzaam on- derfcheiden. 't Getal der Soorten is twintig, waar van de agt eerften geele , de overigen wie geftraalde Bloemen hebben, als volgt. A. Met geele Bloemen» jjhiika Cl) Duizendblad met Borjlelige getande Bla- SantoUna. den 5 de Tandjes byna onverdeeld , Elsvor- Lcvantfch. cmgeboogen. Naar (O Achillea Fol, Setaceïs dentatis &c, Syft. Nat, XJL Gen. 971- XIU- P- 646- C^F- Achillea Itirea roaien- tofa Santolinae folio, vaïll. Mem. 1720. Ftacmica Oiient* Santolinas f9110, Fl. naajoie. Tournf» Or4 37, SYNGENE9IA. 793 Naar het Kruid , dat men Santolina noemt , 1V« gelykt deeze, die in de Levant gevonden is,AFx^fU door het Loof, en naar de Ptarmica door haare cIoofd. Geftalte. STüK- (2) Duizendblad met Lancetvormige Jlompe J*^j /pits Zaagtandige Bladen. Ageratum. Balfamiek, in de Zuidelyke deelen van Vrankryk , als ook in Toskanen 5 is dit Kruidje wild waarge^ nomen , dat by ons en elders in de Tuinen ge- teeld wordt , onder den naam van Klein Bal- femkmid. Het Groote is hier voor, onder den naam van Welriekend Reinevaren, te boek ge- Held» Dit Kleine is in de Apotheeken bekend geweest, daar men \ Ageratum ty telde, wor* dende, \ zy dan te regt of onregte, voor het Kruid van dien naam, by Dioscorides, gehouden. Lob el noemtze Klein Balfemkruid yande Nederlanders en Engelfchen; om dat het door beiden zo fterk geteeld werdt, groeijende in zyn tyd reeds zo weelig in Engeland, als ware het aldaar een inlandfch Kruid- „ Dit A- „ geratum, van zelf gegroeid zynde (zegt hy} „ gebruiken de Geneeskundigen, zo te Mont- „ pellier als te Venetië, in de Syr. Epithymi, en (2) Achillea FoU Lanceolatis obtiafis &c. Mat. Med. 399. H. Cliff. 413* Lugdh. 176. GOUAN Monsp. 452. MlLL. Dlïï. T. 10. Ptarmica lutea fuaveolens. Tournf. Inft. 45-2. Ageratum Fol. ferratis. C. B. Pin. zzi* Balfamita minor* Dgd> Tempt. 295. Ageratum Septentr* & Anglicum, Lob* la 4*9* Xupator. Mefaae Officinarum, DAL. Pbarm% Ddd 5 II, DSM.. X.STVR. 794 Samenteelige Kruiden; IV. en de Samenftellingen van Mesue, voor A XX U 55 °PreSt Eupatorium > maar in de Medicynen Hoofd* m der Grieken neemen zy daar voor onze Agri» stok* J5 mome." De Engelfchen noemen het Madlein ^ZZ°yvi'°f Mauingefneeden9 Zaog-Pukscens. tandig, van onderen Woldraagende. ^Ruigadi- (6) Duizendblad met gevinde meervoudig fam Ab^r/ mengejlelde Bladen , de Slippen Liniaal en/oiia. (7) Duizendblad met dubbeld gevinde Wollige m™*ata Bladen , de Vinblaadjes Eyrond onver* Meeivin- deeld. nig- Deezezyn door den vermaarden Toürne- fort op zyn Levantfchen Reistogjt ontdekt „ en uit Zaad geteeld in de Europifche Tuinen. De eerfte bereikt omtrent anderhalf Voet hoog- te, (5) Achilka Fo!, plnnatis , Folïolis Lanceohtis &c. H. CUf. 413. Lugdb. 175. Gouan Monsp* 452. Ptamiica Or. Fol. Tanaceti incanis, &c* Tournï. Or. 37. ( 6 ) Achilka FoL pinnatis fupradecompoGtis &c. R. lugdb. 175. Millefolium Or* altisfïmum iuteum. ToüRNF. Cor. 37* (7) Achilka Fol. bïpinnatis totnentofïs 5 Fol* ovatis ints* gris. H. Cliff. 413, R. Luidb, 176. it Deel, X, srvn, 796 S AJMEN TEELÏC £ KRUIDE^ IV. te, de tweede valt hooger. Het zyn overbly- AFxxfL vende PiacteD- Hoofd- stuk. (8) Duizendblad met gevinde Bladen , de fin* AchHUa blaadjesujlomp Lancetvormig, Zaagswyze j&g^piia~ getand* ca ^yptifdu Qcen 2e]Cf rheid fchynt 'er te zyn voor de af- komst van deeze uit Egypte, niettegenftaande men zig wys gemaakt had , dat het Severzaad daar van zou komen, zegt Lob el. Men vindt het Kruid in de Tuinen ^en door gedagten Kruid- kenner, die hetzelve op een Eiland in de Griek» fche Archipel vondt , is het afgebeeld en be- fchreeven. 't Gelykt in Gewas en Loof zeec naar de Ptarmica , doch heeft de Bloemen in rondp Bolletjes vergaard , die het Kruid aan- merkelyk vertieren. De Zaadjes waren platach- tig , fmal , bruin , met een witachtig randje; dus van het Severzaad verfchillende By Forskaohl vind ik niets aangaande deeze Plant , ten ware het zyne Kwabhladige Achillea mogt zyn. Bovendien vondt hy in E- gypte de Kromhladige , voorgemeld P Baftran ge- naamd f8) Ach'ilka Fol* pinnatis, Foliolis obtufè Eanceolatis &c. li. Cliff. 413. R. Lugdb. 17 5. Ptarmica incarfa Pinnulis eiiftatis. Tournf. lt. U p. 22g. t* 87. Abfynthium Santoni- eurn iEgyptiacum. C. B« Pin. 139. Abs. -/4Egypt. Dod, Pempt* 25. Lob. lc. 756. {*) Ik heb te vooren reeds op die Soort van Arttmifta s welke SantQnicji gebynaamd is, van dat Zaad gefproken. 3*ngene$ia; jnaamd by de Arabieren, By Alexandrie groeide IV, dezelve in 't #ilde , alwaar het Extrakt der^'^f1 Steelen , Bladen en Bloemen, met Brande- Hoofd wyn, een Geneesmiddel tegen de Hypochondrie'TÜK# uitleverde (*). (9) Duizendblad met gebondelde Liniaale ix. Afchgraauwe Bladen, een Heejlertge Steng Ff^t In plaats van de Negende , die den bynaam van Reukelooze hadt , door den Ridder thans voor een Soort van Athanafia verklaard en tot de Jaarlykfe betrokken (f) ; breng ik hier een ander Afrikaanfch of liever Kaapfch Kruidje, het welk de Hoogleeraar N. L. Bukman- nüs opgegeven en dus bepaald heeft* B. Met wit gedraalde Bloemen * (iq) Duizendblad met gevinde vlakke 3 in/nee* x dig Zaagtandige Bladen > de uiterften Macro* (*) Flor. JEgypt. p, LV. (9) AchilUa Fol. Fascicuiatis Lïnearibus cinerels &c* FUr» €ap+ Pradr. p. 27. £t) Zie myn II. D. VI. Stüzc , bladz* 4©» (ïo) AcbUlea Fol. pinnatis planis incifo -ferratfs &c* Dra» CüjkuIus Alpinus Fol. Scabiofa:. C. B. Pin. 98. Prodr. 39, ïtarmica A'p. Matricariae folio Triomf. Oh 83. T# BOCG» Mui* ILp* 110. iio, BARR, Rarm 1119* T* %h OSSLv X, $ÏUBa era getuilde Bloemen, Gebon- deld. grooter en famengevoegd» Grootbla- Da ?g!f SAMENtEELICE KRUIDEN IV. De Bladen van deeze Soort, die op de Al* ^FxxfL#Pen van Switzerlaod en Italië groeit, verfchil* Hoofd- len zeer vaó die der anderen* Zy worden door srvK. fommïgen by die3 van 't Schurftkruid , door an- yZZyjf* deren by die van 't Moederkruid vergeleeken , maar eigentlyk komen zy met geen van beiden overeen , en gelyken meer naar die der Agrimo* nie* Het Kruid heeft de Steng een Elle of drie Voeten hoog, opfchietende uit een bos Bladen, als gezegd is 5 omtrent een Handbreed lang, dun , glad en groen. De Bloemen maaken een Iosfen Tuil op den top der Steng * hebbende Eyrondachtige Kelken , die digt gefchubd zyn. Het getal der Tongblommetjes , aan 5t end drietandig , is van vyf tot agt ; de middel* Blommetjes zyn vyfdeelig en de Bloem is byna geheel wiu *t Gewas heeft eea aangenaamen Reuk* Julhua ' duizendblad met gevinde Bladen , de Vinblaadjes afjiandig , Liniaal - Lancet* H3»iuy7, T. SS» U *• (ïi) Duizendblad met gefnipperde , vlakke IV; ftompe, Wollige Bladen. AfdmlJ , , , Hoofd* Onder den naam van Kroontjesdraagende^uiu Alpifche of Berg-Alfem geeft Clusius de xt. Afbeelding van deeze,die het Loof, inderdaad , cuwmZ zeer bitter heeft. De Stengetjes waren flegts Elttcr# een Span hoog en kwamen voort uit de Splee* ten van hangende Rotfen , die hy op den Weg naar den Sneeuw - Alp aantrof. Het Kruid groeit ook op andere plaacfen in de Oojften- rykfe en Krainfe Gebergten, wordende van de Jaagers Wdsfrauch geheten. De bynaam is van zekeren Apotheker van Bellune, in 't Vene- tiaanfche Gebied , die daar over een byzondcr Werkje gefchreeven heeft , afgeleid. Men vindt het ook in Switzerland* (13) Duizendblad met Lancetvormige fpitfe XUL fcherp Zaagswys getande Bladen, jj ftsrmeai DoorDt^n' (iq) Achllka FoL tadniatis ptem's obtufls &c. GouAM Jtfonsp. 452. Abfinth. Alpinum ucnbellifenim» C# B* Pin* 239.X1.us. Hifi. I. p. 340. Pann. §55* T« 553. Dracuracii* lus Argenteus. Moais, Hifi. HU p. 40. S, tf.T* 10. f«5. (13) Acbiliea?Q\. Lanceolatis acumin3tis Sec. Gouan Montp* 45 Achillea Fol. integr. minut. ferratis. Mat. Mei. 398. Gort. Belg. 248. H Cliff. 41*. R. Lugdb. 176. FL Snee* jq6 f 771. Gmel. Siï. IÏ4 p. 196. Dracunculus PratenGs {et» xato folio. C. B. Pin. 98. Ptarmica vulgaris item Fiore pleno* CLUs. Hifi. II. p, iz. Draco fylv. f. Ptarmica. DoD, Pempu 710. Ptarmica Folio Ducoms £ Stermuaaaentoria. LOB» te* 4*5- 8oo Samenteelige Kruide^ IV. Door geheel Europa groeit op vogtige Vei- Afdeel. ^en j^er en naar stuk. hunne natuur en fmaak, die blaauw zou zyn, zo Sïellerüs wil: doch, dewyl de Olie van Duizendblad niet altoos blaauw is, kan men zulks niet verzekeren (*)♦ xir. 0*0 Duizendblad^ dubbeld gevinde Bladen 9 nofir?'k* ^e onderften v^ m &aal > ^ bovenflen Edtft Jtornp en Wollig: met verhevenronde zeer digte Bloemtuilen* Deeze , in Duitrchland en de Zuidelyke dee* len van Europa groeijende , heet Edel Duizend» blad by T ragu s ,die het wel heeft afgebeeld ; en dus genoemd , om dat het hem veel zeld» zaamer voorkwam , fyner van Loof en Reuk. In fommige deelcn van Switzerland is het vry 'gemeen , verfchillende weezentlyk van het an- dere. Het groeit wel zo hoog, doch heeft de Vinblaadjes meer verdeeld en Biet , gelyk in (*) Gmsl. Sih % p. 200. De Heer Baller brengt dis tot bewys van die blaauwktid by; Helv. inchoAt* I. p. 46; doch, het gene Gmelin daar van zegt , nalcezende; zalmen bekennen , d.t zyn Ed zulks maar ter loops ingezien heb- bes want Gmelin twyfelt 'er zelf aan. Het fchynt veel vais de Groeiplaats af te hangen. Neumann hadt de blaauws Olie voomaartïelyk uit de Bloemen bekomen, (19) Achillea Fo!. bipinn. inf. nudis planis &c. Millefoi, nobile. trag. Hift* ij6- Tanacetura minus album odox« Camphore» C. £. Fmt ilz* SYNGENES1A. Scj rt zelve , met Stippen ; doch naar boven zyn de IV. Bladen (maller en maar half gevind* De Blce- AF^?Li men komen in digte ronde Kroontjes voor, en Hoorns vertoonen zig dikwils als waren zy ongeftraald.STÜK« Hall er oordeelt, dat men deeze in de Ge- neeskunde behoorde te verkiezen. Qxo) Duizendblad met dubheld gevinde , O- vaale , byna naakte Bladen , en getopte odomta. digte Bloemtuilen. kendc!!^ Dit Kruidje , ook in de Zuidelyke deelen van Europa , naauwlyks een half Voet hoog , voorkomende , wordt door Linn^us als een byzondere Soort voorgemeld , en door üoüan met de voorgaande vermengd. Maller, zo wel als de Heer Gesard, acht het flegts eene Verfcheidenheid van het Alpifche of mis* fchien van het Dwergjes * Duizendblad te zyn * dat hier voor befcbreeven is. Hem waren, naar de Groeiplaats, allerley trappen van minder of meer Wolligheid, grysheid en fynheid der Bla- den, ontmoet. (21) Duizendblad met Liniaale Bladen; de xxr. 1 Tr. Creilca* yin^ Kan- diaafchs» (20) AcbMUa Fo!. hipinnatis ovalibus nudiuscuüs &c. GQUAN Monsp> 4j?. MiUefol. minimum crispum Floreaibo, Hisp. Barr. Rar. 1116. T. 99* • Millef. odoratum minus Monspelienfmrcv MAGtf. Momp. 177. GER. Prov. 192. HALL. HeLv, inshoat. I. p. 46. (ai) Achillea FoU Linesribus , Pinnis fubrotundis &c, Eee 3 Xï. Deel# x, stuk. Z06 Samenteelice Kruiben. iv; Afdeel. pinnetjes rondachtig agterwaards over e& kander; ds Steng Wollig. stuk?" D5t Kahdiaafche heeft de Geftalte van het owrfl^geraeene Duizendblad. De Steng is Wollig; de reeivjyve- glazen zyn Liniaal, eenigermaate Wollig, ag- terwaards over elkander leggende : de Vin- blaadjes Niervormig: de Bloemen wit. Dit acht- te C. Baühinüs het echte Duizendblad van Dioscorides te zyn , wordende op Kan* dia zelfs Myriophyllon geheten* De Stoel ïs in dit Geflagt Kaffig, geïyfc ia de voorgaanden , maar het Zaad heeft eeix Kuif je , dat veelftraalig is, zonder Stammetje. De Kelk is Schubbig , Rolrond : de Straalblom- metjes zyn diep verdeeld in drie Slippen , \ welk 'er, misfchien, den naam aan geeft. ïé Maar ééne Soort komt in hetzelve voor , THdax ujt Vera Cruz afkom (lig was f i> Men &u*m' heeft dezelve in de Clifforcfe Tuin gehad, een * Eggend. pjantjc ZyDde van naauwlyks een Voethoog, met leggende Rankjes , die uit de Knoopjes. Wortel fchooten , vervolgens zig opregtende , Draadachtig , met Leedjes , wat ftekelig. De Blaadjes Müïef. inc^nunv Cretlcum. C. U. Pin. 140. Prodr. 72, Millef. Creticum. J. B. Hifi. III. p. 139. (i> Tridax. Syjt. Nat. XII. G«n 97*. ^g. Xtlï. p. 647* H.XUff. 418- A&er Amcricanus procumbcnsa Fol. laeiaiatis et htrfutfe. HOUST. Msf. T R 1 n a x. Drieflip. G y c E N E s i a; S07 Blaadjes, waren breed Lancetvormïg, wederzyds IV. fpits , gepaard , met eenige Kerfjes , het agter- A^?L- ilo zeer groot. Een een bloemig Steeltje droeg {$00¥v~ een geel geftraalde Bloem, naar een Alter ge- stuk. Jykende en voorts als gezegd is. Poiy?™ta 't Geflagt van Amellus onder de Heefters be-^^"*' fchreeven hebbende , komen wy tot dat van E c l 1 p t a. Taanbloem. Een naam van Rümphiüs ontleend, die de eerfte Soort Ecltyjis- Plant noemt , dewyl de Bloemen, elk op zig zelve, als eene Zon - E« clips, die men Taaning noemt, voor/tellen» Het heeft een Kaffigen Stoel , en geen Zaad- kuifje; waardoor het van deComla verfchik^ met welke het anders overeen zou komen, we- gens zyne vierdeelige Blommetjes op de Schyf 5 die flrekken om het van de Verbefina te onderfcheiden. De twee volgende Oostindifche Kruiden zyn 'er toe betrokken. ( 1) Taanbloem met een opjtaande Steng, de f. Bladen aan den Voet neergeboogen 9 °ngi* er^fpté* fteeld. Qpftaan witte Bloemen en hoekig genaveld Zaad heeft ^ be- doeld en taamelyk befchreeven te hebben. De eigentlyke reden , dat dit Kruid, een ge- taande Zon zou affchetzen , wordt door R um- phius niet düidelyk verklaard Hy fpreekt van een groen Heuveltje in 't midden der Bloem, met zeer kleine witte Blommetjes omringd 5 maar als de Blommetjes afgevallen zyn % zegt (*) LlNN. G&tt. der JPf.anzcn. Gottha, 177-5-. S?ngenesii; 809 hy, wordt dat Heuveltje zwart» Voorts meldt IV; hy, dat de gewreeven Bladen een zwart Sap *f^,el* geeven , en derhalve gebruiken het de Indiaanen Hoofd- tot zwartmaaking van het Haair. De gedroogde >tuk« Plant, zegt hy , wordt ook zwart, 't welk ik in myne Exemplaaren daar van , uic Oostindie ontvangen, waarneem» (1) Taanbloem met een leggende Steng , de Bladen eenigermaate gegolfd en een wei»proftr£ta. nig gefieeld* i*sgp& Volgens den fchranderen Dillenius, die deeze , uit Zaad van Kormandel , ook in de Elthamfe Tuin by Londen geteeld heeft, was dezelve van Gewas wat kleiner, Takkiger, en hadt de buitenfte Stengetjes , zo wel als de Takjes, op den Grond leggende of neergeboo» gen; de Bladen korter, donkerer of niet glan- zig, zynde over 't geheel ruiger. De Steeltjes der Bloemen , die zeer kort waren , bleeven zodanig tot aan de rypwording der Zaaden toe , daar zy in de andere na 9t bloei jen langer wier- den, gelyk Rümphiüs ook opgemerkt heeft. Voorts waren de Bloemen wit en kwamen twee aan (2) Eclipta Caule proffrato, Fol. fubundulatis fubpetlola- tis* Mant» 28$. VerbeGna proflrata. Sp. Plant* **6. Manu 475» Ewpatoiiophalacron Menthas Arvenfis folio. Vaill. Mem, 1720. Dj li.» uts. f. 13 Chryfanth. Madeiaspatamim &c. Pluk. Alm, ioo# T. 118. f. s. Eee 5 ÏI. DS*L» X. STÜKt 8lq Samenteelige Kruiden. IV. aan twee uit de Oxels der Bladen voort , gelyk Afdesl* oöy> dikwils plaats heeft in de eerlij Hoofd- Dat het een verfchillende Soort zy , zou men stuk. uit de kortheid der Bloemfteekjes , opmaaken Overtollige at Bladen aangaat , die in deeze laatüie t rh als naar de Akker- Munte gelykende, veelbree- der zouden moeten zyn , dit bevind ik in de inynen , van Java en Japan ontvangen , wee* zentlyk hurkende Kruidjes zynde, zodanig niet, en de Bioemhoofdjes derzelven zyn op ver naa zo kort niet gefteeld , als volgens de aangehaal- de Afbeeldingen : weshalve ik denk, dat dee* ze een Verfcheidenheid zou kunnen zyn van de voorgaande Soort. Door den Heer N. L. Bür* MANNüs, immers, wordt het Breedbladige In* difche Bidens van Garcin tot dezelve t'huis gebragt (f> S 1- (*) Niet uit die der Bladen. Lïnn.sus zal zulks uïr Dil- LENius bcflootcn fcejben, die van de Bloetn hoofdjes zegt, Tediculls femper brevibus infidentihus, Ky fpreekt van die ge» fteldhcld der Bladen niet, welke- men niet minder in de andere zou kunnen vinden , en dus maakt die bepaaling geen wcezentlyke onderfcheldmg. Of Semina mutica , qua* drifariam murkata (in Spec. Plant,) eene verftaanbaare uit- drukking zy , laat ik daar. Ongedoornde Zaaden , die vier- voudig gefpitst zyn , luidt inderdaad wat vreemd en tegen- ftryd ig. DrLLEMUS fpreekt van de Zwaden der laatfte niet, doch van die der eerfte zegt hy, dn dezelven platachtig vier- hoekig zyn , n*ar die van het Bidens gelykende , doch onge- baard. In de bepaaling der GeOagts • Kenmerken wordt van den Ridier zelf gezegd > Semina muticA , zonder iets meer da3r by. Q) Verbefmi alba. Fl* Ini. p* 184 * DiLLENlUS oordeelt , dat $ Y N e E N E S I A. 8ïï Sigesfeckia. Geitenbek* IV* Afdeel; XX By het uitgeeven der Planten van den Gif- h00f£. fortfchen Tuin 5 hadt de Groote Li nn^usstuk. deezen Geflagtnaam , ter eere van Doftor S i E-pb?*»>'4 gesbeck, Opziender van den Petersburgfen Hortus Medicus > ontworpen* Hy hadt hemzelf « Profesfor der Kruidkunde gety teld , daar doch niets door denzelven , dan een Lyst der Plan- ten 9 zo inlands als uitheemfch 5 waar mede de Peterburgfe Tuin in 't jaar 1736 verrykt was* in % licht gegeven ware. Misfchien badt Sie* gesbeck deezen Lyst aan den Ridder gezonden , die bedenkelyk zulks niet gedaan zou hebben, in- dien hy geweten hadt , dat omtrent dien tyd een zo fcherpe en fpottende bcoordeeling van zyn Samenftel , door deezen Heer, uitgegeven wcrde 5 welke door den Heer Gleditsch zeer grondig en kragtdaadig is wederlegd (*) : doch niet minder vinnig en onbefcheiden p door ge- dit M3RISON de Bladen der eerfte, ten onregte, een Vinger lang en breed genoemd heeft ; 't welk nogthans nagenoeg met zyn eigen Afbeelding ftrookt, en blykt, wanneet men *er den Vinger op legt. Zyn Ed. hadt Morison , derhalve % zo 't fchynt, niet wel begreepen. (*) M. Joh. Gottlieb Gleditsch &c. Confderatio 'Epicrifios Siegesbeck**** ** Linn&i $yft. Plant. Sexuale &c. Berolini. 1740* O&avo. Dat van Sifgesbeck was in 't zelf- de Jaar 1737, toen de Hortas Cltfortianvs uitkwam , tk Petersburg in 't licht gogeven. Men vindt het in 't Vertoog van Gleditsch woordeïyk. II. X, $TUK, Samenteelige Kruiden. IV. gedagten Siegesbeck, wederfproken (*)• Afdeel. qq fpyC ? welke onze Ridder hier over gehad Hoofd* mag hebben , is genoegzaam vcrzagt en zyne stuk» ger gewroken , doordien de Akademie der Wee* ^uivyl- tenfchappen van Petersburg 2an zyn Ed. Ver- toog , over het bewyzen van de Sexen , of Man- nelyke en Vrouwelyke deelen en Bevrugting der Planten , in 'c jaar 1760 den Prys toe- wees (f)- De Kenmerken van het Geflagt, waar van ik fpreek, zyn, een Kaffige Stoel en ongepluis- deZaaden; een vyfbladige, eigene, uitgebrei- de buiten- Kelk en een gehalveerde Straalkrans. Twee Soorten bevat hetzelve, waarvan de eene behoort cot de Ooftelyke, de andere tot de Westelyke Wereldsdeelen, 1. (1) Geitenbek met zittende Bladfteelen , de ofimllu buiten- Kelken Liniaal , grooter en uitge* Qofteifche. breid* Won. (*) VamloqumtU Botanie* Spicmen &c, Petropoli. 1741. Quarto. (f } CARoli LiNNïKi , Equitis de Stella Polari &c. 2)/*- quxfith de Quxjïione ab Ac Imp. Se. Petr. propofitk Sexum Tlantarum Argtmentis et Experimentis novis vel corrofarart vel impugnare &c. Petiop* 176C (1) Sigesbeckia Pedolis fesfilibus &<\ Syft. Nat. XII. Gen." 5>73- Ve^ XIII. p. 648. Sigesbackia. Hort. Clif. 41*. T«23» H. Ups. 267. Bidenti fimilis Fol. latisfimis ferratis. Bux* Cent. III. p, 29. T. 5t. Cichorio affinis Lapfana Sinic?, Menthaftri foliis &c. PJLUK. Amdth. 58* T. 3lo. f, a.BUAM* Fl. Ind. p, 1S3. S Y W O E N E S I A. 813 Wonderlyk, inderdaad, is deeze Plant, die jV, in China Hi hitn-tfaw genoemd wordt, volgens A™%*1* Plukeinet, en door den Ridder uit de Clif- Hoofd- fortfeTuin, niet alleen naauwkeurig afgebeeld, STÜK* maar ook aldus omftandig befchreeven. „ De^^f „ Wortel jaarlyks. De Steng twee of drie „ Voeten hoog,opflaande. De Bladen Eyrond, „ wederzyds gefpitst , in Steelen uitloopende , s, gepaard , drieribbig , geaderd , Zaagtandig „ Takkig uit ieder bovenruik van de Steng, „ korter dan dezelve. Een endelings en zyde- lingfe Bloemfteelen , uit de bovenfte Takken „ eenzaam gearmd , draagen een ros • geele Bloem, van figuur als een Spinnekop, met „ een uitgebreid kransje van vyf llekelige ge- „ haairde Straalen , omgeven , wier Haairtjes ,, ieder op 'c end een Ly merig knopje hebben. „ Wanneer men de rype Zaaden afplukt, be- ,, weegen zy zig in de Hand, wegens de Ly, „ merigheid en om dat de iamengedrukte Haair- „ tjes zig allengs weder opregten". Dit laacfie zal waarfchynlyk op de Zaadhuis- jes zien en niet op de Zaaden zelf, welke lang- werpig, vierhoekig, boven wat dikker en naakt zyn. Gedagte Lymerigheid der Kelken maakt, zoPlukenet aanmerkt , dat zy aan 't Papier kleeven, waar men de Plant oplegt. Gemakke- lyk laat zy zig uit Zaad in de Europifche Tui- nen voortteelen. Dezelve is den Heer Fors. kaohl in Arabie voorgekomen en groeit, volgens den Ridder , ia Medie, by de Dorpen. OP £L Dist* X> $'im*i gt4 SameSteelicé Krüidei^ IV. Op Java valt zy ook, van waar ik Exeinpka- ^FxxEL' ren daar van bekomen heb> uic welken ik niet Hoofd* kan zien, dat zy veel naar de Lampfana, noefi stuk* ook naar het Bidens , gelyke. it. (a) Geitenbek met afioopende Bladjleeien, en naakte Kelken. lis. fdkeStC£* ^e Bladen , die wederzyds langs de Steng, als het Smeer aan een Kaars, afloopen, maa* ken , dat dezelve zig gevleugeld vertoont. Zy is geftrekt; de Bladen, tegenover elkander, zyn Lancetvormig Eyrond drieribbig met Zaagswy- ze Tandjes bezet, van onderen Wollig* Aan den top draagt dit Kruid gearmde Bloemfteeltjes , volgens Linnjeus , die twyfelt, of het ook tot een ander Geflagt, en wel tot de Milleria, behooren mogte. De Kelk , zegt hy, is lang- werpig, de Stoel naakt i de Bloemkrans beltaac uit één Straalblommetje , met het Tongetje aan de tip tweedeelig ; de Zaaden hebben we* derzyds een Kuifje van twee Kafjes. Volgens Cl ayton flaan op de Schyf veele tweeflag- tige Eïcmmetjes , en dat van den Omtrek is Vrouwelyk , brengende beiden Zaad voort r weshalve deeze Plant niet tot de Polygamia necesfaria behoort, V E R- (z) Sigabeckia Petiolis decurrentibus &c. Gron. Vir*. II. us. Verbcfina Fol. Ovatis, Petiolatis &c* i. p. 179»" lup&toriophalacron Folio uineivi Swropbularix , Caule atero* y VAI^I*» Mtm% 1720, S V H C E N E S I A* V e r b e s i n a, Dubbelkelk. Afdeel* xx. In dit Geflagt , dat den Kek van, twee ryen Hoofde Blaadjes heeft, is de Stoel kaffig en het Zaïd-STUK» pluis beftaat uit Baardjes; de Straalkrans onge- vaar uit vyf Blommetjes. Na de uitrnonftering van twee Soorten, die tot het Geflagt van Spilanthus en van twee t die tot dat van Eclipta betrokken zyn , bevat hetzelve maar de agt volgende. CO Dubbelkelk met overhoekfe afloopende „ f* golfde Jtompe platten* *uta. Gevleid De vermaarde Commelyn heeft een zeer sel(1, fraaije Afbeelding uitgegeven van dit Gewas s dat in de Europifche Tuinen uit Zaad van Ku- rasfau is geteeld en 'er een overblyvende Plant: uitmaakt, die in de Zuidelyke deelen van Eu- ropa zelfs buiten blyft , L 1 n n & u s merkt aan 5 dat hetzelve in Geftalte meest verfchilt van de overigen , zo dat het misfchien een eigen Ge- flagt zou kunnen uitmaakën. Eenigen hebben het tot de Chryfanthen , anderen tot het Bidens betrokken ; gelyk Tournefort, by wien het Indifch Tweetand, mee Bladen van Haviks- kruid (i) VtrUfina Fol. airernis decurrentibus &c# Syft. Nat* XII. Gen. 9?S' Veg. XHU p. 648. H. Cliff. 411. Ups. 262. Gouan Monsp. 454. B>. Lugdb. 158. Cannabina Ind. Fol. in* tegris , alato Caule. MAGN* Hort. T. p. 40. Chryfanth» ^mericnnum , Caute aiato öcc. Comm, Hort. \. p. 5, T» lr Pi.UK. Alm. 100. T. f, |, IU Deejl* X. stuk* \ Samenteelige Kruide*?. IV. kruid en een Gevleugelde Steng, heet» Die Afdeel- Steng onderfcheidt hetzelve allermeest, als bo- Hoofd vendien rood zynde. Commelyn zege, dac stuk. dezelve anderhalve Span of hooger opfchiet; overtollige y 0 lckamer geeft *er de hoogte van een of r> twee Ellen aan(*). Goüan zegt; het heeft „ de Steng een Voet lang , donker rood ; de „ Bladen Eyrond ; de Bloemfteelen zeer lang ,5 en ruigachtig ; de Kelkfchubben gelyk en Li- „ niaal,* de Bloemen Saffraankleurig,* deZaaden met twee Tandjes , waar van het eene lan- „ ger is en Haakig krom.5* De Bloemen zyn zeer kort geltraald , maar volgens de Afbeeldic* gen fchynt het getal der Straalblommetjes veel grooter te zyn dan vyf Cf). it. (3) Dubbelkelk met overhoekfc gefleelde , Ey- - Verbefina rond m Lancetvormige , Zaagtandige Bladen. Cbinenfis. chineeich. ^ chmz groeit , volgens Osbeck, deeze die Heefteng is, de Steng enkeld rond hebben- de, eenigermaace Wollig, met enkelde Takken; de Bladen langwerpig Eyrond, eenigermaate Wollig, ftompachtig, gefteeld , Zaagtandig: de (*) Ad bkubitalem asfurgit elegantlor haec Planta altitudi» nem. Nor. p. 106". Hoe ik zyn Cubitus moet neemen , vooc een half of geheele Elle , blykt my thans niet zeker. (t) Zie onder andeicn die by "Weinmann , Plaat 379 % alwaar het getal der Straalblommetjes, in de zigtbaaie helft, wel agt is getekend. (z) Verbefina Foi. alternis Petiolatis OvatO • Lanceolatis S ? N G E ■ R E S I A. 8l? de Bloemen endelings , eenzaam op Steeltjes : IV» de Kelk half Kogelrond, Schubbig, Wollig; deAFxxfft Bloem geel , met veele Lancetvormige Straal- Öoofd- blommetjes: de Schyf blommetjes menigvuldig,^^* met Kaf j es 'er tusfchen : de Zaaden met een Juptfi*** randje en vier gladde Borfteltjes of Haairtjes* gekroond* (3) Dubbelkelk met overhoekfe Lancetvormige nr. gejieelde Bladen; de -Bloemen Tuilswyze. jn^&ai Virgi- fDeeze Virginifche komt de Ptarmica naby>nïto* doch is laager f met breede, gefpicfte, zagte groene Bladen. Zy heeft de Steng naauwlyks gevleugeld f de Bloemen wit , het Zaad twee- tandig , wordende White Stickweed van de En- gelfchen geheten. (4) Dubbelkelk met gepaarde Eyronde % drie» L nrv ribbtge gladde gejieelde Bladen , en drie» ceyionfch* hoornige Zaaden» Voor deeze Ceylonfche Soort gebruikt L in- n bl u s redelyker den bynaam van Lavenia , ge* !yk het volgens Dr. Sheiurd heet, dan dien pe- es ) Verhfma Fel. altcrnii Lartceoiatis peiiolatii * Blo** Corymbofis. GRON. Virg. \U p. ug. (4) Vtrbtfma Fol. oppofiris oblongo • ovatis &c. Fï+Zeyl* 310 Eupatoriophalacron Scrophulari* Aquatica; foliis oppo* fitis. Burm»^/. 94. T. 42. F/, ƒ«£ is*. ra-Tumb^/ftrfc Jïal. X. p. u;* T* es. Fff Ulo Peel» sra* 8x8 Samenteblige Kruiden* IV* pedanten en naauwlyks in ééne adem uitfpreek* A**xf L ' baaren naam^ Eupatofiophalacron , door Vml- Hoofd» lant gefmeed. De Plant heeft Bladen als die $tvx. van 't Water- Speenkruid, glad en dun, van boven groen 9 van onderen blaauwachtig met groote witte Aders en in 't midden een zeer dikke Rib. De Bloemen , die wit zyn , komen twee aan twee op lange Steeltjes voort. v. (5) Dubbelkelk met gepaarde , langwerpig bifllrf!m Ey ronde, drieribbige gefpitfte Zaagt andu Sg!ebl0C* &e ^acleny en tweelingse tweebhemige Steeltjes. Tot deeze Soort, die in Oostitidie valt, be- trekt Linn^üs zo wel het Taanbloem van Rumphiüs, als tot de eerfte Soort van E- clipta hier voor befchreeven : doch dat zal waar- fchynlyk een misflag zyn , alzo de Afbeelding geen het rainfte blyk van tweebToemige , veel min van tweelingfe tweebloemige Steeltjes uit* levert (*). Komt 'er derhalve een voor met zodanige Bloemfteeltjes f dan zal men het tot deeze Soort kunnen betrekken. ($) Verheft** Fol. oppofitïs öbJongo • ovatls criptfnerviïs &c. Eclipta. RUMPa# Amb. VI. p. 43. T. IS. f. I. Vallia* manga - naru Hort. Mal. X* p* 79. T* 40. (*) Tab. 13. f. 1, g«lyk men hot in Syft* Nau Veg. XIH^ vindt, is zekerlyk fout : als uit de Mant. 475, nog aadcr blykt. S y N C E N E S I A. 8lp (6) Dubbelkelk met gepaarde Bladen > die IV. Lancetvcrtnig en Jiompachtig zyn > met**^^* lange eenbloemige Steeltjes en enkeldeKel Hoofd- ken. stuk* VI Of deeze de eenigfte Soort ware 3 die enkel- Jmftfns de Kelken heeft, in dit Geflagt, twyfelikzeer.£^ Zy heefc de Zaaden met een zeer kort v^ertan"bl^^" dig Rardje gekroond > en daarom kan zy nietig, tot het Kaale JBoelkenskruid van Vaillanï behooren , 't welk de Zaaden gantfeh onge- kroond of kaalkoppig heeft (*). Dit Kruid valt op Ce} Ion, en wordt 'er Kirindia genoemd , als ook aan de Kust van Malabar. (7) Dubbelkelk met gepaarde, EyrondeZaag- VII# tandige Bladen , langwerpige ongejleelde Nodiflora, Kelken ; aan de Stengen de BloemJleeUn bloemig» zydelings. (8) Dub* (6) Verbefma Fol. oppof. Lanceolatis obtunuscuüs &c. Fl. Zeyl. 311. Fee-CajonL Hort* Mal X, p. 83. T. BURM. FL lnd* 184. Les Ovaires ont la tête nae, Memé 1720. p. 419. LlNNiEUS gebruikt de voorzigtighoid van deeze Zaaden te tsoemen fubmutha : teiwyl hy die van het Leggend Taan- bloem, viervoudig gelpitst zynde (pag. pr&ced. Sp* Plant,) % mutita gebeten hadt. (7) Vtrbtftna Fol. oppofitis Ovatis fêrratïs &c, Am Ac+d, IV. p. f290. Bidens nodifiora Folio Tetrahit. Dill. Elth, 5$. T- 45. f. 53» Chry fantin Conyzoides nodiflorum &c# Sloan* Jam, 11$. Hifl. I. p. 262. T. 154. Fff 4 li. Dm» z. Stuk. Sao Samen te eli ge Kruiden; IV. (8) Dobbelkelk met gepaarde t Eyronde > Zaag* *Fxx*L' tandige gejleelde Bladen , en eene Heefie* Hoofd- rige Steng. STUK* vut. Van deeze kcmt de eerfte op do Westin- ^^difche Eilanden, de andere in Zuid- Amerika Kcefterig. yoor. Het Loof verfchilt zo zeer niet in dezel- ven, noch ook de Bloemen , maar de Zaaden zyn in de eerfte breed en tweetandig of met twee lange punten gebaard ; even als de Zaa- den der middel - Blommetjes in de laatfte: ter- wy! die der Rand - Blommetjes ongedoornd zyn , aan de kanten Tandswyze gehaaird. BUPHTHALMUM. Koe - Oog. De Plant, die gemeenlyk deezen naam voer- de , is reeds onder de Kamillen befchreeven. Het tegenwoordige Geflagt voert een Kaffigeö Stoel, zo wel als die, het Zaad heeft een klein Zoompje van boven > en is op de zyden ge- rand, inzonderheid dat des Omtreks (*). De tweeflagtige Blommetjes hebben een onverdeel- den Stempel. Tien Soorten zyn 'er in begrecpen* waar van (8) Vtffofin* Fol. oppofitis Ovatis fêrratis &c* BidensFoI. Ovatis fcrratis &c* H. Cliff. 399. Bidens Frutescens llicis folio Flore luteo. Plum, Sp. 1©. Ie. 51. (*) Zie het verfchü en de figuur deezer Zaaden , uit de eerstvolgende Soort .; Bbrkheï , Tab, V. Fig. 16 , 37» 38, 3S>. S T N C E E S I Av *SI van de zes eerften tot den JJleriscus , de zes IVw anderen tot de Afteroides> van den vermaalden ^r^L,: Tournefort, behooren. Hier uit kan men Hoofd- eenigszins de gedaante dtr Bloemen , in 't al-3TÜK- gemeen, opmaaken. De twee eerften, als Hee-/^2!4 iterig of Boomachtig zynde, heb ik reeds voor- heen befchrecven (*) : des nu volgt. (3) Koe- Oog met /pits gebladerde Kelken en w* Lancetvormige , de Steng omvattende B^^^j^ den , die geheel effenrandig zyn 9 over-™/™- hoeks. Gedaomd' In de Zuidelyke deelen van Vrankryk, Span- je, Italië en de Levant, groeit deeze aan de kanten der 'Landerjëa en op de Akkers. Zy heeft een lievig gewold Stengetje van byna een half Voet hoogte, met ruige Bladen. De Krans der Bloemen beftaat uit zeer fyne Scraalblom- metjes, niet op eene enkele ry, maar meervou- dig. De onderfte Kelkblaadjes zyn breeder 9 - uhfteekende, drieribbig, ïjfyft f4) Koe -Oog met Jlomp gebladerde , enge- m. iim' Waterig. (*) Hat. Uïft. II. D. VI. Stuk, bt n?. (3) Bvphthalmum CaL acute Foliofis &c. ƒ/♦ Cltf. 414, R# Lugdb. 170. N. 1. GoüAN Monsp. 4*5 After luteus Fol. ad ïlorem rigidis, C. 8. Pin, 266. Afteriscus FqL ad Fl. ri- gidis. Toürnf. Ittft. 497. Tab. 2S3. After legitiraus Clufu alter. BARR. Ie. $$t* (4) Buphthalmum Cal, obmfe foliofis &c. H. C/tf. Ups. &. Lugdk. N. 2. GouAN Monsp. &c. Aftcdscas anauus Lu- Fff 3 fir II. Df T5L. X» STUK, 822 Samenïeelice KruidIn, IV. fteelde , Oxel Kelken ; de Bladen over- *Fxx fLf hoeks , langwerpig >Jlowp ; de StengKruidig. bvuk? Deeze komt , in de Zuidelyke deelen van o vemWgt Europa, aan de Wateren en op vogtige Gron- retiwyve. ^n VQon jQ £Q Europifche Tuinen is zy eep Jaarlykfe Zaay - Plant , gelyk de voorgaande , hebbende de Bladen fmaller, doch de Bloemen ook geel van Kleur. Zy heeft een Kruiderigen Geur, en wordt veel in Portugal gevonden. (5) Koe -Oog met ftomp gebladerde ge fteelde BuphthaU Kelken ; de Bladen Spatelvorrnig overhoeks ; mum ma* 7 . r ö 7 ritïmum. de Steng Kruidig. Setkants* Niet minder geurig is deeze, die aan de Oe- vers der Middellandfche Zee , op Bergachtige Gronden , voorkomt en Houtig is , maakende een overbly vende Plant in de Europifche Tui- nen uit. Zy heeft den Stempel der tweeflagtige Blommetjes > zo wel als der Vrouwelyken , twee- deelig, volgens W 1 llich. VI (öj Koe -Oog met overhoekfe Lancetvormige Dut urn* ef* Haid. iïtanïcus odorarus. Sfb. Tbes. T. p. 47* T. 29. U 7. Chry- fanth. Conyzoides Luat, Breyn Cm. is7» T* 77* Barr. 1c* 552. ($) Bupbthalmum Cal. obtufe FolioGs pedunculatis &c. H. Cliff Ups. R. Lugdb* N«, 3. GER. Ptov. 2x0. After (upi- 8ius lignofus Sicufus Conyzst odöre. Bocc. Mus* II. p. i6u T. 129. Aft, iup luteiis Masfili©t« BARR. H55. Afleriu- &CUS fupinus. C. B* Pin, 257. Cg> Bupbthalmum VoU altem» Lanceolatis &c, Afteriscuc Afcrf effenrandige Bladen: de Steng laag*Hee- yt^rig. XX. ° \ \+ . _ Hoofde Aan de Kaap der Goede Hope valt deeze3STUK- als ook de volgende en zelfs de drie voorgaan- Poiy^mU de Soorten hadt de Heer N. L. Burmannus in 't Kruidboek van Oldenland aange- troffen. (7) Koe -Oog met overhoekfe* Lancetvormige vit. eenigermaate Zaagtandige ruige Bladen naakte Kelken en Kruidige Stengen. éifo^Ué (t) Koe - Oog met overhoekfe Lancetvormige VJIL fyn getande gladde Bladen, naakte Kelken f™f$*m en Kruidige Stengen. Groot- bloemsg» Zeer naby komen deeze beide Soorten, die ïn Ooftenryk, Italië en Switzerland,op de Ge- bergten gfoeijen , zo in het Loof, als in de Ge* Afer, imo Calyce non foliofo* Vaiix. Mtm. Chryfanth» Aft. Afteris facie &c* PLUK. Alm* los. T. tft&ft 3. (7) Bupbthalmum Fol. alternis Lanceolatis &c. H. Clif. R,a Lugdb. N. 4, &c. &c. Aftet Iuteu5 major Folüs Succifz, C. B. Pin, 266. Aflet tertius Auftriacus. Clus. H$. II. m Afteroides hirfuta. Mich. Ffor. i*. T* $ , 4. Conyza majof altera THAL. Herc. 21. f. 2. (8) Bupbthalmum Fol. alt. Lanceol. &c !/♦ Ups.K. Lugdb. N. 5. Afteroidcs Al^na Salïcis folio. ToüRMF. Cér. 50. Mïch. Flor. U. T. 5* Aftet luteus anguftifoiius. C. E. Pin. zet* Chryfanttu perenne minus &c, Moeus Ui* S. T. 7. si. Aftet rannoiu psitaas* CLUf . Pam. p. fr» 824 Samentesljgs Kruiden. IV* Geftalte en verfchillen , zo 'wel als de voor- AfdI'EL. gaande Kaapfe , van de voorigen zeer ia aan» Hoofd- zien, alzo zy geen uufteckende Kelkpunten heb- stuk* 5enê ^ Het Zaadkuifje is een Haairig randje gSJgS, en de Kelk gelyk ; zyn zy dan ook liever' rjr# 51 Inula met byna naakte Zaaden," vraagt de Ridder. De Kaffige Stoel , dien dat Geflagt naakt heeft , dunkt my , moest zulks ganak- kelyk on ticheiden. De Kelk is hier flegts dub» beid , gelyk in de Verbejina> of uit twee , drie , ryën Schubbetjes farnengefteld , gelyk H al- ler zegt , die aanmerkt, dat het Gewas in Switzerland veel ruiger is % dan in Ooftenryk; welk het verfchil der Soorten misfchien zou kunnen zyn. Hy fpreckc van d~ zynedus (*). De Steng is regt, een Elle hoog en ruig, „ met eenblocmige Takken , hebbende de Bla- den ook Ovaalachtig y doch f maller, en ins- 33 gelyks ruig : de Bloemen aanzienlyk en vry „ groot. De Tongblommetjes zyn drieribbig, „ drietandig, menigvuldig" (f> Deeze verbeeldt zig de Heer H aller de Geele After der Italïaanen te zyn, door wier Sap, rondom de Wond geftreeken, een Hond verfcheide Adderbeeten, zonder nadeel, hadt uit- geftaan (9) . ^ .tl <&-Jtawu& .Mfl ^^^** hthrf' o mum jp?~ en een Handpalm breed heefc : maar, volgens*'0-/^*»***- Zoega, is het een Soort van Sïlphium, zegtfetiyk? L 1 nis m us. Zyn Ed. geefc de befchryving op, van het Kruid , als de Steng twee Voeten hoog hebbende, met Hartvormige Bladen over- hoeks , Nerswyze geaderd , met driekantige Steelenden vervolgens die der Bloem en Vrugt. maakende deelea , zo als dezelven door gedag- ten Heer waargenomen zyn (*). \ Schynt of onze Ridder eer denke, dat het tot de Leyfera paleacea , die ik voorheen befèhreeven heb en afgebeeld , behoore (f). (10) Koe - Oog met gepaarde , Ey ronde 9 Zaag- x. tandige drieribbige Bladen, gebladerde Kel-%eesUanthGU ken en eene Kruidige Steng. zonne- Vol. (9) Buphtbalmum Foi. altern» amplexicaulibus &c. Buph- Chalm* Cauie ere&o unifljro. Abd. So,l. p. 16. T. 12. Afteroides Qt. Petafitid:s folio Ff, maxioio, Tournf. Cor. 51. (*) Mant. p. 517. (t; P« Zie deeze Nat. Hifiorie* II. D. VI. STUK, biadz. 115, Pi. XXXilI. Fig. 1. (10) Buphthalmum Cal. folioUs , Foïiis oppofitis ovatis f*r* satis Sec. //• Upu 264. Helianrhus &c« GRON+ Pïr£. 1*7. Ggg Co, ||, DKEL, X» STUK* Satf Samenteelice Kruiden* XV» Volgens de befchryving van deeze , uit da Afmbl, upfalfche Akademie - Tuin , is hec een over- Hoofd- biyvende Plant > uit Virginie of Kanada her* *tuk. komftig, met een ronde Ste;3g,van vier of vyf ^«^jS* Voecen h0°gte > die ^ °P ftaat> en aan de n* Knietjes zig verbreedt. De JBtódeh zyn gefpitsc Eyrond , drieribbig , geaderd , verhevenrond en glad , Zaagtandig , geftecld , gepaard , aan den voet langs het eigen Steel- je aftoopende, doch aan de eene zyde breedcr* Uit de Oxels fchieten Takken , tegen elkander over * en daar tusfchen een lange, gladde, eenbloemige Steel. De Kelk is met flompe Blaadjes gebladerd* De Bjtóernftraalen zyn breed , aan de tippen florap, drietandig en tweeflagrig (*)# Kaïpfche. De vyf eerfte hier befchreevene Soorten , zyn volgens gezegden Heer Bürmannüs aan de Kaap der Goede Hope gevonden , doch eeni- gen kunnen aldaar uit Europifch Zaad geteeld zyn* Aangaande het zogenaamde Harde , dac een Heeftertje is, mhet Fioletbladige van Breyn^ zyn Corona Soiïs Caiolinlma &c, MART. Cent. 20. T. 20*Chry- fanth. Scrophuiaria: folio, Amer. Pluk. T. 22. f. 1. Chry- fanth, Virg» Moris, Hifi. IIÏ. S. 6. T. 3. f- 69» Corona Solis ahisfima Virgae Aureac foliis. ToURNF. Inft* 490. (*) Dit komt my zonderling voor, alzo dan deeze Zen* nebloemige tot de Egaale Veelwyvery behooren zou. In Sp. Plant, woidt flegts gezegd * ait de Scraalblommetjes Stam- pers hebben, waar door, en door de ftompere Kelkbladen t deeze Plant van het Geflagt der Zonnebloemen , naar wei- Sea zy zeer geleek , onderfcheiden werdt, S Y N -e F, N E S I A 827 syn wy verzekerd ; zo wel als aangaande het IV; Kaapfche , zogenaamd , dac thans het Geflagt AF^fL* van Osdera uitmaakt reeds door my befchree* Hoofd* ven {*> Voorts heef: zyn Ed, nog ééne Soort 3STlJK* welke hy Dunbladig Koe- Oognoenu, met eene /jfê*™* fieefterige Steng, Liniaale blaadjes en gewolde Kelken (f). Den Heer Forskaohl kwamen van dit Arabifch* Geflagt twee nieuwe Soorten voor* De eerfte, by Hadie in Arabie groeijende , Takkig van hem gebynaamd, hadt een Üekelige Steng met gepaarde, OBgefteelffè", Lancetvormige getande Bladen , en ftpmp gebladerde eenzaame end** Kelken. De andere, by Kaïro in Egypte ge- vonden, noemt hy Sterk ruikend Koe- Oog. De- zelve hadt de Steng anderhalf Voet hoog en droeg de Bloemen op korte Steeltjes, zynde ée Stempels in allen dobbeld , de Kelkfchub- t>en byna zo lang als de Bloem , en "het Zaad- kuifje Vliezig (|). Voorts maakt de laatstgemelde Soort een be- kwaamen overgang tot de Zonnebloemen, die in dc Rang der Vrugtelooze Veelwyvery ftaan te volgen. De overvloed van Stoffe, immers, heeft my genoodzaakt hier af te breeken, en de overigen van de Klasfe der Samenteelinge, wel- ke tot andere Rangen behooren, doch ver het min- (*) Nat. Hi/l. II. D. vr. Stuk, bïadz, ijï# (j) Flor. Cap. Prodr. p, £7,2g. (I) Flora Mg'jpt, ■ Ar&hica, p, 1 EI DiEt. x< Stuk. 8a8 Samenteelice Kruiden, IV. minfte deel derzelven uitmaaken , te befchry- A?xxEL* veD in het v°lgelïde Stuk deezer NatuurJyke Hoofd* Hiftorie, waar mede ik deAfdeeling der Krui- sTU*# den zal befluiten en dat- niettemin veel klei- ner zyn zal dan de vcorgaanden. DRUKFEILEN. Bladz. 14. Reg, u Lees Hoogleeraar $5. Op de kant ■ Bohemicum — . «98. Reg. 18. — — Wortel « $6 5* Reg. 6. Voor na Lees op ■ j,t 492. Reg. ïS. niet — ~~ met — . — - 568. IaatfuReg. — Geflagten— Soorten —~ 601. Reg. 13 - 15. Doe uit. De Bloemen Zyn iü — Wollig zyn. De Plaaten zyn dus ingevoegd. Plaat LXI. tegenover Bladz. 7 LXIL 89 ; mm. — — • — 135 LXIV. ■ 153 LXV. ■ — J97 . , . ♦ . LXVK 381 LXVII. J17 LXVII1. 593 LXIX. . — - 617 4 j