Digitized by the Internet Archive in 2014 https://archive.org/details/natuurlykehistor30linn NATUURLYKE HISTORIE O F UITVOERIGE BESCHRTFING DER DIEREN, PLANTEN E N MINERAALEN, Volgens het Samenstel van den Heer S J SY W M V ofi Met naauwkeurige Afbeeldingen. TWEEDE DEELS, TWAALFDE STUK. De BOL PLANTEN. Te AMSTERDAM; By de Erven van F. H OUTTUTN. M D C C L X X X. INHOUD van dit STUK, rr F D E JFDEELING. De BOLPLANTEN, L JJooFnsT. De Eigenfchappen der Bol» plakten in 't algemeen en die der Bloem- bollen in ** byzonder;als ook de hoeda- nigheid der Lelieachtige Bloemen. Bfadz% * IL Hoofdst. Befchryving van de Drïe- mannige Lelie* of Bolplanten^ , dat is y die drie Meeldraadjes hebben ; gelykde Gejlagten van Crocus , Ixia, Gladiolus, Antholyza, Iris, Commc- lina, enz. ■ ■ $ HL Hoofdst. Befchryving van de Zesman- Mge Bolplanten, tot welkendeNat- cisfen, Leliën, Talpen Hyacinthen, Tuberoozen en andere Lelieachtige , zo * % ü - in als uitheemfche ; gelyk de verfeheidt Soorten van Affodillen, Ajuin, Lood- de Amaryllisfen o/ Lelie- en Tros* Narcisfen , Hacmanthus , Crinum en veele andere , z* Kaapfe als Qostindifche Bloemen, van ongemene fraaiheid * be» hoor en* Bladz. 117 IV. Hoofdst. Befchryving der Manwyvï. ge Lelie/ichtige of Bolplajsten; der genen , naamelyk , wier Bloemen de Meeldraadjes of opdenStyl zittende , of op eenigerley manier daar mede vereenigd AeMe» ; ö/j ^ar zyn , d* verfchillende Cefogten van Standdkruid en der gelyken* ■ 1 450 V, Hoofdst. Befchryving van eenige Lelie • ACHTIGE 0/ BOLFLANTKN, *{# de voorgaande niet behoren , naamelyk het Water -Lifch o/ Zwaaiaenbloemen, ewz. 554 AAN- AANWYZING der PLAATEN, en der BJadzydefi, alwaar de Figuuren aangehaald of befchreeven worden. Plaat LXXVil. Afbeelding van Drie- mansnigë Lelie- of Bolplan- ten. ♦ . tegenover Bladz. 17 Fig. I. IxiaCorymboJa.^Qtmldc) Zie bi. 18. De Bloem vergroot. 2. tó'tf Scillaris* (Hyacinthige) bU 25. fo, Dc Bloem vergroot. 3% Ixia Grandiflora(Gxootb\oQn\\gt) R29. Plaat LXXV1IL Afbeelding van D&ie- mannige Lelie- of Bolpl an- ten* — 33 Fig. 1. Ixia Secunda, (EenzyJige) bi. 33. — 2, Ixia Tubulofat (Pypbloeinige) 36V 3. Ixia ahbreviata. (Kortftylige) bi. 41. — 4. Ixia Campanulata. (Klokbioemige) bl> 42* Plaat LXXIX, Afbeelding van Drie- mannjge Lelie- of Bol* planten. Fig. 1. Gladiolus recurvus. (Omgekr om- de) . bi. 4iu — 2* Gladiolus Liliaceus. (Lzliezchtigè) 55, 3. Antbolyza Caryophyllacea. (Anje- lierige. ♦ bh 63. Plaat LXXX. Afbeelding van Drie- mannige Lel ie- of Bolpl an- ten. . "v ' vJ * S 49 ft Fig. r. Vieusfeuxia Arijiata (Gebaarde .)IL $%. — — t. Phalangium Spicatum (Geaaird.) bl 115. a De Bloem aai meikelyk veigroot. — - 3 Anthericum Bulbine. . bl, 353. Een Bloemblaadje met het Meel- draadje. Plaat LXXXI. Afbeelding van Zes- maivn.ge Lelie- of Bol- PLrtN'i en# tegenover Bladz. 129 Fig. r« Fabricia Stellata ; (Gefternde*) bl. 129. Deeze en alle de voorgaande zyn Kaapfe Plantgewasfen. — 2. Crini AJiaticl Flos : de Bloein van de Bolzaadige Haak-Le- He* • bl. 15^ • 3# Crintm angüjiifolium (Smalbla- dige.) # bh 16J. Waar van de Bloem vergrooc by A is afgebeeld. Deeze beiden zyn van 't Eiland Java in Ooftindie. Plaat LXXXII. Afbeelding van Zes- manmge Lel ie- of Bolplan- TEN. ♦ 1 — • i8t Fig. 1. Amaryllis dubia (Twyfelagrige) van de Kapp dtr Gjede Hope. bl. i8l. — 2. Lilium Japonicum (Japarfche Lely- Blot ; ) . bh 245. — 3. Ornithogalum dübium (Twyfel- alchtig Vogelmelk) van de Kaap. bl. 309. Plaat Plaat LXXXIIL Afbeelding van Zes* BIANNICE LkLIE- OF BoLPLAN- ten* • tegenover Bladz. 335 Fig. 1. AsphodelusComofus. (Bladerkroo- nige Affodil ,) Een nieuwlings by my uit Kaap fe Bollen gebloeid heb* berde Plant , dus van my genaamd en omftandig befchreeven. hl. 336 » enz* Plaat LXXXIV* Afbeelding van Zes. MA NNI GE LEL.E OF BoL- PL ANTEN. . > ,t 371 Kg. 1. Hyacintbus viridis (Groene Hya- cinth) v*n de Kaap. hl. 372. — 2. Aletris Japonica. Een aartig Ji- panfeh Kruid, bl 41 3* Plaat LXXXV. Afbeelding van Zes- MANiNIGE LELIE- OF BoLPLAN- TH.N. . ■ : — rmm 423 Fig 1. Bloemen van óeMasfonia, eene nieuwiiï gs , door deu Heer Thun- berg, dus genoemde Kaapte Plant, uit de Hortus Medicus alhier , Let- ter b, c. . i/. 424. - 2, Het Mdantbium Spicatum van den Hoogleeraar D. vanRoyen, door LiNN.flSüs Sparkmannia ge- tyteld , tot de Tweehuizigen of Veelwyvigen behoorende. bh 430. De Bloem van deeze Vrou- welyke Plant , ziet men eens in middellyn vergroot by d , en die der Mannelyke of Tweoflagtige by a , vyfmaal in Afmeetingen grooter. • 1« Een Plantje, datdriemannig is of drie Meeldraadjes heeft, by my uit Kaapfe Bolletjes gebloeid heb- bende , en Houttuynia door my geheten kb 448* De Bloem van 't zelve is by e, vergroot* LXXXVI. Afbeelding van Man- wvvige Lelie of Bolplan- TEN. "~ 1. Orchis hicornïs (Tweehoornig Standelkruid. ^ 455« 2. Orchis Cornuta (Gehoornd Standelkruid,) . U* 456. 3. Satyrhim Capenfe (Kaaps Zakjes- Bloem.) . kh 5» Deeze drie zyn allen van de Kaap gebragt ,en de Bloemen vindt men by 0, &, c, met aanmerke- lyke vergrooting > afgebeeld. REGNUM VEGETAB1LE. HET RYK der PLANTEN. VYFDE KLASSE. L I L I j/lm LELI E-A C H T I G E O F BOLPLANTEN. BESCHRYVING DER PLANTEN. riFDE AF DEELING. De BOLPLANTEN. I. HOOFDSTUK» De Eigenfchappen der Bol plant en in % algemeen en die der Bloembollen in 't byzon- , der ; als ook de hoedanigheid der Lelieachtige Bloemen* "®>SS36 olgens mync Natuurlyke Methode y M maaken de Bolplanten de Vyf- Ü de Afdeeling uit. Deeze fcbikking SftSiSS30 rust op de voorftelling van den Heer Linn/sus y door wien de Leliën 9 met Bol- portelen, als Hovelingen worden aangemerkt in het Ryk der Planten s pronkende met heer- lyke Staatie- Kleederen* enz (*). Koning Sa- lomo was in alle zyne heerlykhejd niet zo prag. f *) Zie 't IU Diels 0 L STUK van dceze Natuurlyl® Bijlorie^ bladz. 236, 239. h II. DEEL. XII, STUK. £ ElGENSCHA??EN V. pragtig opgetooid als de Leliën des Velds (*). Afdbbi. De Bolplanten, in \ algemeen :gelyk de Leliën, Hoofd- Tulpen, Hyacinthen, Narcisfen en anderen, stuk* niaaken , inderdaad , het voornaamfte Sieraad der Bloemhoven uit. De Men onderfcheidtze, door haaren Bolachtigen Solwortel, Wmei 9 van de andere Kruiden. Deeze is , volgens de fchrandere aanmerking van onzen Ridder , de Winter wooning van het jonge Kruid , dat daar in voor uiterlyke belediging of kwet- sing befchermd blyft, even als in de Spruit of Knop van andere Planten. Gemeenlyk zit de Bol beneden aan de Steng , gelyk de Knop of Spruit om hoog* Hy is by fommïgen uic veele op elkander leggende Schubben famenge- Held, gelyk in de Leliën; by anderen uic een vaste of vleezige zelfltandigheid beftaande , gelyk in de Tulpen ; maar dik wils in een me- nigte bekleedzels fplytbaar , gelyk in de Hya- cinthen, doch inzonderheid in de Uijens, Prey en dergelyken. Dit zyn de eigentlyke Bolwortelen, of Bol- len , zogenaamd,' by welken Linn^eus ook zodanigen gevoegd heeft , die uit een reeks van famengefchakelde Plaatjes of Schubben beftaan: gelyk dit plaats heeft in de Orobanche, Martynia en Adoxa , welke Kruiden , als niets hebbende datze tot deeze Afdeeling betrekken zou , zo wel als bet Tandwortcl , deswegen dus C*) MATTH. VI* VS. *8 , 20% ï> E K B O L P L A N H 3 dusgenaamd; reeds befchreeven zyn. Ik breng V. hier, veeleer , ook de zodanigen t'huis, wier £ a* Wortel knobbelig is en de Bloem Lelieaehtig > Hoofd- gelyk de ïris% jisphodelus en anderen ; zo wel stuk» als fommigen , die alleenlyk Vezelige Wortels hebben , wanneer de Bloem dezelven hier toe fchynt te betrekken ; gelyk de vermaarde Toür- defort ook de zodanigen tot zyne Klasfe van Lelieachtige Planten heeft gerekend te behooreru Eene eigenfchap, welke de Planten vandeeze myne Afdeeling allermeest verbindt j is dat zy ?f *f aad' door het opfchieten uit den Wortel van byna scheitöiU alle de reeds befchreevene verfchillen* 't Is iedereen bekend, dat de Hyacinthen, Tulpen* Crocasjes , enz* uit den Bol een fpitfe Scheut maaken , die zig allengs verheffende de Stengel of Bloemfteel wordt* Andere Planten geeven twee Zaadblaadjes uit, welke zig aanflonds vaii één fpreiden 7 gelyk men dit duidelyk in de Erwten , Boonen en andere Haauwgewasfea ziet. Ik heb daar van voorheen omftandig ge- fproken , en hetverfchil tusfchende Zaadblaadjes en .Zaadkwabben aangetoond (*Jl De onder- fcheiding der Planten , in dit opzigt , is van zo veel gewigt , dat daar op het geheele Kruid- kundige Samenftel van den beroemden Hoog- leer A. van Royen rust (t). Ook heeft onze Ridder daar van den grondflag gemaakt zyner in anderen dik, lang en fappig zyn. Van dit laarfte geeven de Hyacinthen ons een voorbeeld; waar uit tevens blykt,dat die Wortels zekerlyk influrpende Werktuigen zyn, gelyk de Wortels van andere Planten C*). De Bloembollen, voor 't overige, zyn van veelerley figuur. Men vindtze byna Klootrond , gelyk in de Hyacinthen ; van boven, zo wel als van onderen platachtig , gelyk in de Impe- riaal of Keizers- Kroonen; langwerpig en van boven fpits , gelyk in de Tulpen en anderen. Sommigen beftaan als uit twee Bolletjes boven elkander , gelyk in de Crocusfen , of uit twee • halfronde , wederzyds , waar tusfehen de Sten- gel uitfehiet, gelyk in de zogenaamde Kievits- Bijeren. Ook vindt men 'er, die naar een Hondstand ge!yken,in de Plant van dien naam. Meestal (*) Zi« ir.yn I. Df ELS , I* STUK van dtezc Nattturlyfe Ui/Iêrie , bladz. 1 9. der BolpLanten; Meestal zynze met een byzonder Vlies, van V; verfchillende Kleur , paarfch , roodachtig of a™bei; geel , en ook wel graauw , bekleed ; doch Hoofd- fomtyds naakt , als in de Leliën, enz. stuk. De Bloern deezer Planten is , in 't algemeen , Lelie- Lelieachtig , dat is 3 zo Toornefo rt dezelve ^oem. befchryft , 3, ©f uit zes , zelden drie Bloem- 3, blaadjes beftaande, of zesdeelig ingefneeden. a, Haar is eigen , dat de Stamper of Kelk 3, overgaa tot een Vrugt of Zaadhuisje, altoos „ in drie hokjes of Celletjes verdeeld. Zodanig „ zyn de Bloemen der Tulpen, Hyacinthen, p Affbdillen , enz. die Lelieachtig genoemd „ worden, niet alleen, omdat het grootfte deel 5, derzelven eenigermaate naar de Leliën ge- ,3 lykt , maar ook om dat zy altoos een drie- „ bokkige Vrugt , gelyk de Leliën , agterlaa-* „ ten (*).» Myne Af deeling begrypt vooreerst de zoda* nigen uit de Klasfe der Driemannigen 9 waar van negen Geflagten ; ten tweeden uit de Klasfe der Zesmannigen , waar van de meefte en meer dan dertig Geflagten : ten derden , behalve het Standelkruid en dergelyken, uit de Man- wyvigen van de Twintigfte, nog drie uit an- dere Klasfen en dus elf : 'c welk voor deeze Afdeeling, in 't geheel, met de bykomende en ingevoegde, by de zestig, Geflagten maakt, die ik nü gaa befchryven. II. HOOFD* {*) TpURNF, Inft. R6 Hert. p. 343; A 4 II. Deel* XII. Sxufc*] M Drie ma ig e L ë l t e~ IL HOOFDSTUK. Befchryving van ^Driemannige Lelie of Bo lp lakten, dat is , d& drie Meel- draadjes hebben ; gelyk de Gejlagten van Crocus 9 Ixia> Gladiolus 3 Antholyza, Iris, Commeli* *i - • na, enz. Ik zal myn hoofd weinig breeken , om de be» naamingen van deeze Bloemplanten te ver- duitfchen. Men kent dezelven , meestal, in 9t algemeen , door geheel Europa, 9t zy zonder of met eersige verandering van Tongval, by de Latynfche of Griekfche Kruidkenners naa* *nen; gelyk in 't byzonder blykt in het hier eerst voorkomende Geflagt ; naamelyk C r 9 c u s. De Kenmerken zyn % een Bloem , die zig als zesbladig voordoet , doch allteclyk een Trechtertje is 5 in zes deelen gefneeden ,opgeregc gaapende. Het Vrugtbeginzel, daar beneden, in een cenbladig Scheedje vervat , heeft een Styl , zo lang als de drie Meeldraadjes, en deeze Styl verdeelt zig in drie lange omge- boogene Stempels. Ï05 Hoofd- stuk. OP BOLPLANTEN 9 Tot deeze bepailing behoort dat Plantje, V. welk de gewoone Saffraan uitlevert. Hetzelve Af^l; maakt de eenigfte Soort, uic , waar toe de zoge- Hoofd* caamde Crocusjes onzer Bloemtuinen als Ver-sTus. fcheidenheden zyn t'huis gebragt (i). Men c^ onderfcheidtze by den naam van Herfst - Crocus 5 Sativus* om dat de andere Voorjaars- Bloemen zyn, en Tlimnae' geeft 'er den bynaam aan, als een Plant zynde* die geteeld wordt , niet alleen in de Zuidelyke deelen van Vrankryk, in Griekenland en Italië, maar ook in Switzerland , in Ooftenryk en zelfs in Groot Brittannie. De Ridder fielt haare Natuurlyke Groeiplaats in Thracie , op Rotfen in Portugal en de Pyreneen* Daar, immers, groeit een Wilde of Berg- Crocus, die de Bloem van de Tamme, doch bleeker heeft 5 zo Clusius aantekent. Men plant de Saffraan by geheele Akkeren uit jonge Bolletjes voort , niet uit Zaad 3 zo R a y aanmerkt : des de bynaam , van CBaü- hinüs ontleend , weinig ftrookt. Evenwel kan zulks goed gemaakt worden , dcwyl men die (O Crocus Spat ha univalvi Radicali , Corollae Tubo Ion- gisfimo. Syft. Nat. xil. Gen, ss* Prtg. XIII. p, 75. Ctocua ïiore Fru&ui impofito , Tubo longisfuno. R. Lugdh, 4r±_ II. Ups. 15. Mat. Med> 27, H. CUff. 18. Crocus Au- turanalis fativus. Moris. Ilift. II. p. 33*. S. 4» T. 2* f*i* Crocus fativus. C* B. Pin. 65. DoDt Pempt. 213. Lob» Ic* 337- 0# Crocus Verims latifoiius, I-Xf. & I « VI. C, B. Fin* 65 , 66* DOD. Pempt. 214, 255, LOB* U% 139 3 14©, A5 Ih Deel, XII, Stok. ïo Driemannige Lelie* V. die Bolletjes , als zaai jende , op de Akkers of Afdeel -m ()e Tuinen ftrooit of plant Om *t vier^ Eoofd» de Jaar, zegt Taberwemont, graaft men $tujc, in 'c Voorjaar de Wortels uit, en vindt dan by ieder vyf of zes jonge Bolletjes, die men in de Schaduw droogt en tegen den Herfst weder in' de Aarde fteekt. Men achtte de Saffraan, die by Weenen in Ooftenryk geteeld wordt, niet minder dan de gene , die in Italië groeide > volgens Matthjolus; doch de gene , die wy gebruiken, komt hedendaags uit Vrankryk, alwaar zy meest valt omftreeks Lyons, als ook in Languedok en Proyence. Niettemin wordt zyin Engeland ook uitmuntende geteeld, en zo menigvuldig , dat zeker Di ft rikt, in 'c Graaffchap Esfe* , deswegen den naam van Saffron ■ Walden , dat is Saffraan woud, voeru Hier dient dit Gewas, als 9t ware, tot berei- ding van het Aardryk voor Koorn : want de Grond is 'er zo vrugtbaar , dat dezelve, na een driejaarigen teelt van Saffraan, agttien of twintig Jaarenlang , zonder Mesten , zeer goede Gerst voortbrengt (f). t>e Volgens de befchryving van den grootea SaS.cl' Kruidkenner Ray, beeft de Saffraan een Bol- worteltje , van grootte als een Hazel- of Walnoot , met een gr y zen of Afcbgraauwen Bast van buiten bekleed (*) Seritur Radicis Bulbo. PLrif. Serimr autem depofitls Radicum Bulbis. RAY. Ct; Zie de Befchryving van Gro«C • Brittanaic ; Tegtniv. Staat : IU D. bi, 17, ülf B O L ? U N T E N, JU bekleed en van onderen gehaaird mee veele V. Vezelen, De Bladen , vyf of agt in getal , ™^ zyn van een Handbreed tot een Span laog 5 Hoofd» zeer fmal en geftreept. Daar tusfehen fchietST^« in de Herfst een kort Stengetje , met ééne Bloem , die als uit zes roodachtig paarfch blaauwe Blaadjes beftaat, in wier midden zig zes Draadjes vertonnen; drie regtopihandemet geele Meelknopjes , de drie overigen een weinig langer dan de Bloemblaadjes, zo datze buiten de geflootene Bloem reeds een weinig uitrteeken en als dezelve open is ter zyden uit hangen. Deeze laacüen zyn van boven breeder dan om laag, met bynaon /.igtbaare Tandjes op zyde, Oranje, of Vuurkleurig uit den geelen rood , en maaken ingezameld , een weinig gedroogd zyn- de , de Saffraan der Wihkelen uit. Deeze Drogery, wier llerk afverwende geele Kleur , Geur en Smaak , ten overvloede bekend is, bezwaart, in groote veelheid gebruikt zynde, het Hoofd en doet flaapen , doch by weinig tevens in een trekzel van Thee genomen , wekt zy de Geeften op , en doet dikwils de Hoofd- pyn of bedwelmdheid overgaan. De Ouden plagten veel gebruik te maaken van Saffraan* water en Saffraanwyn , laatende de Saffraan zelf in openbaare byeenkomften ftrooijen, tot ver- frisfehinge. Men schtze in de Geneeskunde Zweetdry vends , Hartfterkende , Windbreeken- de en tegen verfcheide, zo Borst- als Hoofd- kwaaien, dienftig. Haare Pynftillende kragt is dikwils H. Deel, XII, Stuk, it Driemannige Lelie» V. dikwils waargenomen , en ten dien einde worcfc Afdeel. Zy^ zo wej ajs tot rypmaaking van Gezwellen* Hoofd onder Pappen gemengd , of op zig zelve , met ITuk* Wyn of Water , tegen de Pynen der Kraam- vrouwen , op hei Lyf gelegd ; terwyl zy tevens, den Brand verzagc en de ir wendige Rotting •wederi'taau Men heeftze ook , ter bevorder ringe van den arbeid in een jnoeieiyke Kraam * met gewenfeht gevo g ingegeven. In de Geel- zugt is zy van fommigen gepreezen en, om de Kinderpokjes te doen uitzetten 3 wordt zy dik*, wils van het Gemeen gebruikt. De Tw? n- By verfebeide Steden in Switzerland teelt Crocusfcn,men Saffraan ook, volgens den vermaarden Halleu, die aanmerkt, dat zy de Bloem veel grooter dan de gewoone Crocusfen, en den Styl veel langer gehoornd heeft , ook vee! aangenaamer zynde van Reuk* Deeze, die een voornaam Sieraad van onze Bloemtuinen, "m't vroege Voorjaar, uitleveren, komen, in 't wil- de , op verfcheide plaatfen van Europa voor. By Kadix , in Spanje vondt Clusius dezel ven op lugtige Heuvels in Jaouary en February bloeijende. De Heer Haller hadtze op de Switzerfche Gebergten , daar men zelden zo vroeg reist, in verfcheide Togten niet gevon- den , tot dat zy hem voorkwamen in een fpon- gieuze geelachtige Grond , van welke maar weinige Dagen te vooren de Sneeuw was af- gefmolten. De Kleur wasgemeenlyk wit, van boven en van onderen Violet , doch buiten- dien OF BOLP'LANTEN» 13 dïcn waren 'er ontelbaare Verfcheidenheden , V; wat kleiner van Bloem dan in de Crocusfen Afi] j £t' onzer Tuinen , welken hy allen , op 'c voor- Hoofd? beeld van onzen Ridder , famenvoegde (^stuk. De Geele, mee groenachtige Streepjes, wordt ook op de Alpen gevonden, en van deeze te- kent Baühinüs zes, van die niet andere Bloemen elf Verfcheidenheden aan , naamelyk Crocusfen die niet geel zyn. 1. Meteen paarfch bonte Bloem, gemeenlyk zes-, doch ook fomtyds agtbladig. 2. Met een groote paarfche Bloem. 3. Met een witte Bloem , die paar fchachtfge A- deren of zelfs de punten paarfchachtig heeft of zwarte Streepen. 4. Met wit bonte Bloemen* 5. Met Bloemen die uit den paarfchen Violet zyn , op verfcheide manieren gemengeld > fomtyds met blaauw of ook met een weinig geel. 6. Met gevulde of dubbelde Bloemen. 7. Met meer dan ééne Bloem op ieder Steeltje , en wel paarfch -Violet met witte of wit met blaauwachtige Streepen, 3, Met kleinere wit bonte Bloemen. 9. Met kleinere paarfchachtige Bloemen. 10. Met Afcbgraauwachtige Bloemen. xx« Mee Colombyne dubbelde Bloemen. (*) Omnes quotquot funt Helvetïae civcs, in Alpi6asleo ZG* Crocos, in unum unio Vernam latifolium. Au&orem hl- "beo, quera ubique maximi facio t Ï.INN/Küivï* Hslvsu II. 14 Driemannigè L e t, i E«r v; Crocusfen die geelachtig zyn* Afdeel. Hoofd- *' Met §eheel geeIe Bloemsn > hooger ofbleeker, stuk* en ook dubbelde 2. Met Goud - geele. jq. Met bleek geele Bloemeri; 4. Met geel bonte. 5, Met Goud -geele gedraalde of geflréeptö, ëii <5. Met dubbelde geel bonte Bloemen. Behalven de gewoone Crocus heeft de Heer N*1 L. Bükmannüs, onder de Kaapfe Planten * opgetekend die 5 welke door den Heer Mèller is afgebeeld , onder den naam van Bulbocodium 5 hebbende geele of Violette Bloemen; als ook een Driebloemige Crocus. Deeze heefc de Bloe- men eens za klein als de gewoone en door* gaans drie op een Steeltje ; de Bladen Haair- achtig dun : de Bloemen zyn ook geel of Vio- let De eerstgemelde is door Linn^üs tot de tweede Soort van lxïa betrokken. IX Ui Welk Geflagt de Wortels geheel vaii eene Vleezige zelfstandigheid en Bolachtig , doch veelal niet zo regelmaatig rond > dikwils naar Aardappeltjes gelykende, en ook wel Schubbig heeft , in de meeste Planten 3 hier toe be- hoorende , welke van Kaapfe afkomst zyn. De (tj Prodr, Flt C*pen/ïs. p, 2, ÖF BöLPLANTENi 15 De Kenmerken, die hetzelve onderfcheiden, V: ^ zyn een zesbladige , gaapende Bloem met ge- tD™^ lyke Blaadjes ; waar in , behalve de drie Hoofqw Meeldraadjes , drie byna opgeregt uitgebreide srüK* Stempels vervat zyn* Hier van komen de volgende Soorten , thans in deeze orde geplaatst , voor. (1) lKia met de Steng eenbloemig > ongebla* i: . derd, zeer kort. RJ*<* Roosach* Deeze , welke door den Leidfen Hoogleeraar D. van Roven, is waargenomen , zou naast overeenkomftig fchynen met de Afbeelding en befchryving van den fchranderen Miller, door wien gezegd wordt, dat het Bloemfteeltje naakt is. Dus kan dezelve dan niet tot de be- paaling der volgende Soort, waar zyookt'huis gebragt is, behooren* Miller merkt teregc aan , dat zy van de Crocusfen verfchille. De Stempels zyn als in de volgende. Mooglyfc heeft de Koozekleurigheid der Bloemen aan- leiding gegeven tot den bynaam. Uit Zaad van de Ka3p was zy in Engeland gefprooten* (2) Ixia met een zeer korte eenbloernige Steng , hoekige Stengbladen en zes dubbelde Stem dium!^" fds* EmopifciiCt Som- (ï) Ixia Scapo unifloro aphyiïo brevlsfimo. Syft. Ntt.XlU Gen. 56* Vt& XIII. p, 75. Biilbocodiam. MiLL. lc4 i6q9 T* 240. (t) IxU Scapo imifloio brcvisGmo , F$U angulatis Caulï- !*» Deel. XII. Stuk, ïö Driemannige Lelie* Afdeel Sommigen hebben dit Plantje 5 dat op de Ge- li. # bergten der Zuidelykedeelen van Europa groeic 9 Hoofd- onder de Crocusjes geteld; gelyk het by Clu- STUK# s i ns voorkomt met den naam van Smalbladige Voorjaar s*Crocus. By den Heer A. vanRgyen was het de tweede Soort van dat Gcflagt , ea werdt door het korte Bloempypje onderfchei- den. B aühi Nusnoemdehet ,met Colum- Na3 Sifyrinchium ,dat fmalbladig is en kleiner > met een groote bonte Bloem. Toürnkfort cindelyk , heeft 'er den naam aan gegeven van Bulbocodium 3 dien de Ridder hier tot een by* aaara gebruikt. Het is, volgens dien Kruidkenner, een Plantje met Grasachtige Bladen en een groote witte. Lelieachtige Bloem , in zesfen gedeeld en am den bodem geel, wier Stamper een langwerpige Vrugt wordt (f) 5 ia drie hokjes verdeeld, die ieder een rónd Zaadje bevatten. Coiumna. befchryfe het dus, » Wy nis , Stigmatibus fextufrlicibus* Bulhocodmm Pedunculis nu» dis unifloris, Fol, Subul. longisfimis, MiLL. Ic. 240. Cro* cus Spatha diphylla &c Sp. PUnt. *, p. Crocus Flore ïru&ut iropofito, Tufoo brevi KoVEM Lugib. 41. Cracus Vernus anguftifolius quartus. Clus, Hifi. I. p. 208. Crocus Vermis minor terffos- Hisp. p. 261. Sifyrinchium minus an« guftifoiium , Fl. majore variegato. C. B. Pin* 41* sifyr. As* prenfium. Col, Ecpbr. ïl, p. 5. T« 7. f. 1. Bulbocodium Crocifolium &c. Tourn. Cor. 50. (f) Dus is 't dm Hemelsbreedtc van Millers Bulboctdium f 't welk het Vrugtbeginzel zo blykbaac onder de Blocr» heeft 3 wrfchillcade. >f Wy hebben deeze Soort f dié met de V> ^ minfte laauwheid der Lügt uitfpruit, in de j£ * Maand january bloei jende gevonden in 't Hoofd* 5, Kafteel Aspra , weleer Casperies genaamd, STüK* „ in 't Sabineefche. Uk een Bolletje, dat vry groot ïs , fchiet zy vier Blaadjes die gëfleufd 3, zyn, maar byna Biezïg fmaK De Bloem , 3, aïs die der Saffraan in figuur én reuk, en 33 groot naar het Plantje gerekend , is nogthans 3 3 kleiner dan der gewoone Crocus, wit, fom» 33 tyds met paarfche punten en altoos aan den bodem geel. Drie Meeldraadjes zitten *et 3, in, met dikke langwerpige geele Knopjes en „ eenen witachtigen Styl in 't midden die zig „ boven in zes langwerpige Slippen verdeelt* s, Ook is de Bloeoi veranderlyk van Kleur." LiNNiEcs zegt dat het Kafïige Scheed jes heeft , van langte byna als de Bloem, welke blaauw is met een geelen bodem. (3) Ixia met de Steng eenbloemig , de Bladen nfc Degenvèrmig en de Scheede rappig. Jijhra. 1 EenbloG*? Deeze en de volgende zyn Afrikaanfch of mï&* van de Kaap der Goede Hope afkomftig. Een geftreept gefcheurd Bloemfcheedje hadt dezelve en de Bloem was Violet met een zeer kort Pypje. Gedagte Hoogleeraar, D. van Roven, heeft (3) Ixia Scapo unifloro, Fol, Enfiformibus Spatha Iacer5» M*nu 17. Ixia FoL Gladiatis glabris, Caule unifloro» btlkkp Dm. is». T, 137. C 1. B 33 Drixmannige Lelie- V* heeft dezelve aan den Ridder opgegeven. Zy An>m.is oob door Miller afgebeeld, die aan- Hoofd» nierkt , dat de Bladen vyf of zes Duim , de stuk» Bloemfteelen vier Duim lang waren* Ik heb een EerMoemige , die de Bloemfteel rond en dun , byna even zo iang als de Bladen heeft^ welke Gras- achtig fmal zyn , tien Duimen lang ; de Bloemen geel van Kleur: dus van deeze drie verfchillende* W iv. (4) Ix*a met g^uilde gefieelde Bloemen en een lymfa/a' tweefnydigen BloemfteeL Getuilde. plaat Volgens den Ridder is dit een Plantje van F^XViiÏ4een £*andbreed hoog, dat de Bloemen blaauw, * getuild, met tweekleppige Kelken heeft. Zy wordt befchreeven , als de Stengel een half Voethoog hebbende, plat, tweefnydende , om laag met een Vliezige Scheede , in *t midden een of twee Degenvornvge Blaadjes , die op- Haan en geribd zyn, met den eenea rand om- vattende, korter dan de Steng. Het Tuiltje, aan 't end ^ uit meest tweebloemige Steeltjes beftaande. De Bloemen hebben haar eigene , Eyronde , tweebladige , overblyvende Scheed- jes, en zy zyn blaauw. De Heer N. L. B u r- mannus merkt aan , dat in deeze Soort aan- merkelyke Verfcheidenheden voorkomen s die men voornaamelyk van de medefoorten onder- fcheiden kan, door onregelmaatigc, tweeklep* (4) lxte Flor. Corymbofis pedunculatil , Cauïc anripiti. r*dm< Afüd. IV. p. 3c®. CüRM. fU Gaf* Prfdr* oir BolpLantén. pïge Scheedjes , welke ongelyk zyn , en de V* .Bloem , zegt zyn Ed. 7 is in allen paarfch- A,^-EL» achtig. Hoofd* Met de voorgaande befchryving komt nage-*™* noeg dat Kaapiche Plantje , uit myne Verza- meling , overeen , *t welk hier nevens in fzg> i, Plaat LXXVII. is afgebeeld. Ik voeg 5er by s dat hec Bolletje met verfcheide Rokken is bekleed ; dat de Meeldraadjes langwerpige Meelknopjes hebben en d^t de Styl korter is* ftomp , driedeelig of mee drie Stempels. Ik vind de Kelkswyze Scheedeblaadjes niet onge- lyk. 't Geopende Blommetje vergroot , by a9 wyst duidelyk de deelen der Vrugtmaakingeaan. ( 5 ) Ixia mei höofdjés - Bloemen en rappige v. Bloemfcheeden. Afrlcam 4 Afrikaans De oudst bekende is deeze van dit Geflagt , als zynde allereerst en eentg , door den beroem- den Ridder, onder den naan) van Ixia in de Cliffortfe Tuin voorgefteld en dus befchreeven. De Wortel is Vleezig, langwerpig , met Veze- len. Wortelbladen heeft zy menigvuldig, Li- niaal-Degen vormig, een Span lang, glad: veele: cnkelde Stcngetjes van een Voet; Bladen aan de* (5) Jx\a Flor, Capïcatis, Spathïs laccris. Ixia. H. Gif* 490. R. Luzdb. 20» jxia Foliis &c. flor* ac Fru#u Pappa convolutis. Bürm. Afr. 19 i. T. 70. f. 2. Gram. Eriophorimi Aftic, Capite tan. ito Pjluk. Manu Alm* 179* T% 299* f» $• Burm. Fl. Cap. Pr&dr* p. 1, B 2 II. Deel. XII. stuk, 20 DR I EM ANN1GE L Ë L I Ë- V. dezelven overhoeks , weinig in getal, naar de Afdeel. vvbrtelbladen gelykende , omvattende , wier Hoofd- fcherpte naar de Stengel ziet, en de bovenfte stuk., Biadfcheeden zyn aan den rand grys, haairig, rappig , geevende eenzaarne Bloemfieeltjes uit, met Bloemen , in rappige gryze Hoofdjes ver* gaard. Onder anderen zou hier het Afrikaanfe WoU legras met gewolde Hoofdjes , van PlukeneTj volgens hem, te betrekken zyn; doch dit ver- fchüt, in de Afbeelding, grootelyks van die, welke de oude Heer Bürmannus, onder de Afrikaanfe Planten , gegeven heeft van dit Plantje, waar toe ook de andere onvolkpmene van Plükenet, onder den naam van klein Ethiopifch Sifynrichium , dat niet Takkig is , met geplooide en geribde gladde Bladen , door zyn Ed. is betrokken (*). Zyn Ed. merkte aan , dat tusfehen de Schubben der Bloem hoofd- jes , die met Wol gevuld zyn , veele zesbladi- ge Roosachtige Bloempjes voortkomen , de Blaadjes plat , langwerpig en gelyk hebbende, blaauw van Kleur , die verwelkende zig fa- menvoegen , en een Eyrond driekantig Zaad- huisje bevatten , dat driehokkig is, met een enkeld rondachtig Zaad in ieder hokje. (6) Ixia (*) Sifynrichium &thiop. &c. FlüK» Alm* 347» T. 315. pig. 7. Niet T. 15. f. 7»| OF BOLPLAMTBN. 21 (6) Ixia met Degenvormige Bladen , een ge- v- gaffelde Bloempluim en gejleelde BlcemenA?T^u Uit Oos tindie komt deeze, die in China als^j™" een byzonder lieraad der Bloemhoven nage- yu houden wordt. Zy heeft, gelyk de anderen, ixia CU. een Boivvortel die overblyft en jaarlyks deeze^chinee» Bloemen uitlevert, welke van de fraayften zyniche* in dit Geflagt. De Afbeelding van Ehret, door den vermaarden Trew uitgegeven 3 toont, met haare Kleuren , zulks aan* Ook wordt deeze Bloemplant , als iets raars , in de Europifehe Kruidtuinen gekoefterd , en in \ Franfch genoemd U Bermudienne 9 naar den Latynfchen naam Bermudiana , welke door Toormefort aan een Geflagt gegeven was t wegens een Pianc van de Bermudifche Eilanden, die 'er in ge» flalte eenigszins naar gelykt. De fchrandere Tekenaar Ehret hadt de Afbeelding overgezonden onder den naam van Afrikaanfch Sifyrinchium met Iris - Bladen ; doch dit was in twee cpzigten mis j alzo zy tot het Sifyrinchium niet behoort en geenszins afkom- ftig (6) IxU Fol . Enfiformibus , Panicala dichotpèu , Flor. pedunculatïs. Sy/?> Nat. Veg XIII. Ixia Fol. Emfform. Kor. remotis» H. Up%% 16. Sp. Plant. $2. Sp. 9» GOUAN AJonsp. ZS- Trew Ebreu 23. T. Séi Betmudia-ia Radice Carnofa , Flor. maculatis &c, Petrop. XI, p. 308. T. 7 Bermu« diana Irld. Fol. majori , Flore - Croceo e!eganter pu*6rato, Kraus. Hort. 25» T4 25. Baiemcanda Schularmani. H* Mal. XI. p. 73. T. 37» B3 H4 PEEL* XII, STUK, ut Drxemanniob Lelïb» , , v« ftig is uit Afrika. Aan de Kust van Malabar 4 fchynt zy zeer veel grooter dan by ops te floQFB-. vallen , wordende de hoogte aldaar op eens. sru£. Mans langte gerekend. De B!a;en omvatten de Steng en hebben een^aomtrrkeiyke breedte: zy zyn met veel Ribben overlangs voorzien en loopen puntig uit. De Bloemen kernen fomtyds geeler* fomtyds roodervoor en van aanmerke- lyke grootte ; altoos met donker roode of Bloedkleurige Stippen en Vlakken getekend. De Styl , die een driedceligen Stempel heeft, wykt van de Meeldraadjes af. De Vrugt is een driekantig, driehokkig Zaadje, dat in ieder holligheid verfcheide glinfterend zwarte rond-, achrige Zaadjes bevat. yn*. f?) Ix:a met Liniaale Bladen , in de Oxelm Boldraagende , overhoekfe Bloemen en zy- ; delingfe Meeldraadjes. Door de byzonderheid, van Bollet jesjn de Oxelen te draagen , munt deeze uit . welke , gelyk de volgende , aan de Kaap der Goede Hope huisvest. Zy heeft Grasachtige of fmal Degenvormige Bladen die opftaan , met een verhevene zydftreep. De Stengel is een Voet lang , rond , met twee of drie Bladen over- hoeks, welke ieder, in de holte aan de Stengel, een klein Bolletje bevatten. Aan den top der- zelv« (7) 1x1 a Fol. Lineaiibus, AxilUs Bulbiferzs &c. Am. Acm!a IV. p. 30^. ivllLJU lc9 lïl. X. uit f. 2. of Bojlplantek; 23 zelve komen twee of drie Bloemen , over- V: hoeks y ver van elkander , ongefteeld, in en* Af**ez* kelde , tweebladige , rappige Scheedjes vervat. Hoofd- De Bloem is Klokvormig bleek met een geelenSTÜK* bodem , in zesfen gedeeld 5 en voorts met de cleelen der Vrugtmaaking als in de andere Soor- ten. De Worcelbolletjes zyn zo rond en effen niet , als in de eerftc. (8) Ixia met Liniaale Bladen en eens bogtige vnr. veelbloemige Bloemtros. De Bloemen van deeze zyn witachtig, aan den bodem geel, van buiten Violetachtig , zeer veel in getal en dus te famen als een Tros uitmaakende. De Bladen zyn glad. Het Bloem» ftengetje, een Voet lang, is rcnd, van Bloem tot Bloem een weinig geboogen 3 en dikwils ook een Takje uitgeevende. Dit ftrookt zeer weinig met de aangehaalde van Miller, die daar niets van meldt., De Hoogleeraar N» L. Bürmannüs acht het eene Verfcheiden- heid te zyn van de Geboogene Ixia van den Heer de la RocHS) die de Bloemfteng, daar de JVaïr begint 3 dikwils tot eenen byna regten hoek y of in den winkelhaak , gelyk men 't noemt 5 {%) Ixia Fot. Linearibus , Racemo flexuofo multiflojo*» Ixia foliis L;neanbus , Hor» fpicatis fefilibus. JttiU, Ic. 1S6% f. 2? BUBM. Fl,C*p. Proir, u B 4 II. Desl. xii, Stuk» 24 Dmemannige Leli v' Eoemt , omgeboogen heeft en van de Witte % ^if*1* w^ke ik nergens aangetekend vind mrï^0 (?) Ix*a Liniaale Bladen , dfe verfcheidi ïx. /airen aan de Steng heeft. lxia poly~ ^vtd- De Bloemen van deeze zyn wit , zegt de ^airige. Ridder , met Violette Meeldraadjes en Stam- pers. Tusfchen den driedeeligen Styl regtea zig de Meeldraadjes op, alsof ciezelven binnen de Stempels waren. De Bladen zyn finalen gkd/ Behalve de en^elingfe Aairen komen verfcheide anderen, overhoeks, aan het Stengetje voor* De Heer Eürmannus merkt aan 3 dat* de Stengel in deeze Soort drie Voeten lang is , drsagende dik wils de Bloemen ever ééne zyde » wit en violet , wier Blaadjes aan den bodem een zwartachtig paarfche Vlak hebben* Volgens LiNNiÈus zyn de Bloemblaadjes wit en met Stippen befprt-ngd. Bergius, die ze Opftaande of Qpgeregte noemt 3 zegt , dat f * ) Qua infiexü Rockt dUf> et Alb& varietas vidttur ^ zegt zyn Ed. Een lxia eSa vind ik nergens befchreeven ; maar zouden daar toe ook eén of meer der Si/ynricbia van Commelïn; Hort. U Fig. 42 , 43 , 44 , behooren kun- nen , die aanmerkt, if:g zyn voor de Hotient t en , 't welk van de Bolletjes der x:ias in 't alge. neen gezegd wordt» o (9) lxia FoL Lineariinis , Sc ;po Spids pluribus. Ix?a Tu- bis Florum CapiHaribut e glad, aan 't end fpits , byrrus. j paaren geplaatst, de binnenften de Stengel digt omvatcende* De Bloem - Aairen zyn Draad- achtig , met het Steeltje wat bogtig , veel in getal, gevat in tweekleppige , ftomp-Eyronde, Vliezige , blyvende Kelken of Scheedjes, die het Vrugtbeginzel bekleeden. De Bloem is een* bladig, Trechterachtig, met een Cylindrifch, Draadachtig dun , groen Pypje, aan den rand in zesfen gedeeld, met flompc S:ippen, langer dan het Pypje, Sneeuw wiu Drie Eisvormige Meeldraadjes, aan den Mond van 't Pypje ia* geplant, half zo lang als de Bloem, hebben langwerpige , opftaande, witachtige, Knopjes. Het Vrugtbeginzel , dat Klootrond is , heefc een Draadachtigen Styl , met drie Eisvormige Stempels , blaauw van Kleur, van langte als de Meeldraadjes en zig als buiten dezelven vertoonende. (10) Ixia met Degenvormige geftreepte Bladen x. en een zeer ianze Aair. ixiaScii- ° Lr is. Van deeze vind ik aangetekend, dat hetthigey.acin" Bolletje van den Wortel neder waar is Schub- Pl*at LX XVII big bekleed is > en dat zy de Bloemen bkauw Fig. z\ of (10) Ixia FoU Enfiformibus ftriatis, Spie* clongata. Sy/I. Nat. XII, XIII. B 5 Ht DBM..XII. SïW* 26 DRIfiM ANNlGE LELIE* V* of Violet heeft 3 gelykende naar die van de Afdeel* ZOg:,naam(]e Gefternde Hyacinth gemeen* Hoofd- lyk biaauwvan Kleur, in onze Bloemtuinen be- srux. kend. Zy zyn overhoeks geplaatst en van el* kander af ftandig, hebbende geele Meelknopjes. Zeer duidelyk fchynt tot deeze Soort dat Exemplaar te b^hooren , waar van de Afbeek ding, in Fig. 2, op Plaat LXXVII, ge- geven wordt» Het heefc by my meer dan een Voet langte* De Steng is byna rond en Tak- Jrig,met fmalle geribde Bladen en lange Aairen* welken boven uic Bloemen* onder uit driehok- kige veelzaadige Vrugtjes beftaan. De Bloem^ fcheedjes of Kelkjes zyn hier ook tweekleppig maar ongelyk > het eene Klepje doorgaans met rwee , het andere met drie of meer lange fpitfe punten, Deeze Scheedjes zyn Vliezig door- fchynende , bleek ; maar de Ribben , die de punten maaken , blaauw. Bleek paarfch* achtig fchynt de Kleur der Bloemen geweest te zyn, die, klein en zesbladig, by b aanmer- kelyk vergroot zyn getekend , waar door dj geele Tongachtige Meelknopjes met haar dunne Draadjes aan den voet der Bloemblaadjes inge- plant en de kortere Styl , die drie dunne om- gekromde Stempels heeft, zig veytopoen. (II) (*) Hyacïnthus Steüans. C, B» Pin. 46. Oxnitliof a!um coc- mleum Byzaminum. Tourni. Inft. sso, SciiUamaaa, LiNffr 'Syft. Nat. Kg. XUI4 p, 17U Oï BOLfrLANTEN. aara- (11) Ixïa met Degenvormïgc Bladen en over- V. hoekje Bloemen , die aan den Voel donker zyn.2^1^*" Een yle Aair met ongedeelde Bloemen , werg^^'D* Blaadjes byna Lancetvormig zyn 3 van binnen xr. aan den bodem zwartachtig f da Meeldraad- J*%ats draadjes en Stampers geel ; onderfcheidc dee-Gcvlakcc. ze , die in geftalte naar de Boldraagende g^iykt, Zy komt met Bloemen van verfchil- lente Kleur en grootte voor, die aan korte» Vliezige , gebaarde Scheed jes kenbaar zyn, vol- gens den Heer BurmanmüSi Het is etëo ii;rlyk Bloemgewas. Ik heb het droog mee geele, groene en blaauwachtige Bloemen. Ix^'a met* Degenvormige Bladen en over- *v hoekje Bloemen , wier Blaadjes aan dén 'sim Voet Glazig gevenjierd zyn. kleurig. De Ridder heeft , zo wel ais de fchrandere Mi llerüSj een Afbeelding gegeven , en eene omftandigc befchryving daar by gevoegd van deeze niet minder aanzienlyke Plant, wier bloemen, zo zyn Ed.; aanmerkt^ nog geflooten zynde Oï) Ixia FoL Enfifcrmibus , Flor. altarnïs, Peralis ba£ $b(cuns, Sp. Plant. 1664.. ïxia Fq|* Gladioli glabris, Flor* globofis terrainahbus, Mijll, Ic. T. i>6. f. i. Sifyrinch'uiïi raajus African. Floie luteo, raacull norato, Oldenl* Af tic* 3*. (12) Ixla Fol. Enfjforra. Flor. akernis Petalis feafï hyalsnis 6 feneftratis. Likn. F*$s. 15* T. 7. Ixia planifolia f Cau'e SDu.'tifloio, Mill Ic 160. T. 4*9. f. ixia Milieu. Ssae, Cr,?* 8. Jxla Iridifolia* KQQlh M*f9 p, Z4, II, Dz*u UU Sluit al Drjemannïge Lelie- V. zynde byna een Lantaarntje gelyken, en uit- ^FI^jEL# gebreid met eene SafFraankleur praaien» Mii> Hoofd- ler zeS* > dat ZY van eece Oranje of stuk. Goudkleur zyn , zo fterk dat 'er het Oog, in de Zonnefchyn , op fchemert. Jammer is 't , dat zy niet meer dan twee Dagen duuren 5 flui- tende zig ook by h ondergaan van de Zon. Het Bo'Wje, dat platachtig rond is , legt tusfchen een Vezelig Opperhuïdje, 't welk 'er niet aan gehecht is , dan daar het Worteltjes uitgeefu Zodanige Bolletjes heb ik van de Kaap ont- vangen gehad, door hunne platheid eenigszins naar de Braaknooten gelykende. Kier uit ko* men van zes tot agt Wortclbladen , die over- endftaan, Degenvormig, geribd, zeer glad eu fpits. Het bovenfte is klein en rcs van Kleur, de Stengel omvattende, die de langte van een Voet heeft , rond en regt , aan 5t end met agt Bloemen getrost , welke voor 't bloeijen een weinig knikken , niet grooter dan der Narcisfen* Dikwils komen aan ieder Stengel twee Aairen voor. Ieder Bloem heeft een Kelkfcheedje van twee Lancetvormige Blaadjes , die aan 't end driepuntig zyn , met bruine Ribbetjes geaderd, caauwlyks langer d$n het Pypje , 't welk geel is, zo wel als de gevenfterde of half doorzig* tige Bloem , voorgemeld. De Meeldraadjes ,met hunne Knopjes , hebben een derde der uitge- ftrektheid van de Bloem, en zyn wit, zo wel als de Stamper, die eens zo lang is, en drie omgekromde Stempels heeft , aan de bovenzy^ of B o t f t a s f è k;" 25 de ruig,- maar het Stuifmeel maaktze geel. De VV Hoogleeraar Burmannus heeft de Bloemen Afd*el J van deeze Soort , in eene Verfcheidenheid , Hoofd* dikwils witachtig waargenomen, naar Klokjes*™* gelykende, met famecgetrokkene Nagels, aan de Glazige Vlakken kenbaar. Zyn Ed. voegt by dit Geflagt , zo uit de keurige Verhandeling van den Geneeffchen Dok- tor de la Roche (*) , als uit eigen Waar- fleeming, verfcheide nieuwe Soorten van Ixiaas, welken L 1 nnjeus niet heeft gezien gehad , hier nog te befchryven* (13) Ixia met de Stengel geheel enkeld , de xuu Bladen Lancetvormig Liniaal , de Bloe- cJndijis- men tweezydig. r^Groot- , . • t ^11* . bloeraige. Zodanig eene is deze Grootblo emi ge , niet plaat minder fraay dan de naastvoorgaande, als uitLxxvn. myne Exemplaaren van dezelve blykt. Hier t&% 3" van heeft de fchrandere Mille r een Af- beelding, welke gemelde Doktor niethadt ge- zien en daar komen Verfcheidenheden van voor, die, zo onze Hoogleeraar aanmerkt, kenbaar ayn aan de rappige doorfchynende Bioemfcheed- jes • met Franje gerand. Ik geef daar van de Af. (*) Disfert. Inauguralis 9 fiilens dcscriptiones.'Plant. ali- quot novamm : D, DE LA Rochx GeiaevenGs. Lugd> Bat» 2766. (13) Ixia Caule fimplicisfimo , Foï, Lanceolaio - Lineari- bi*s, Flor. diftichis, Rqche Dhf% p. 23, MlLL» k> T. 237 0 Burm* FL Cap* Prodr, D u e m A n S i c e Lelie V. Afbeelding in Fig. 3, op Plaat LXXVIï; Afdeel waar U1-c rjec a]jcen ongemeene fierlykheïd Hoofd- van deeze Ixia, maar ook haar verfchil van de stuk* anderen blykt. De Bladen, allen uit den Wor- tel voortkomende, zyn Lancetvormig Liniaal, Icorter dan de Stengel, die omtrent de langtc van een Voet heeft , zynde by ieder Bloem zeer fterk geboogen. De Bloemfcheedjes of Kelken zyn hier ook tweekleppig * op zyde rappig ea met zeer lange punten, brnin bont van Kleur* gebaard , doorfebynende , van langte bym als het Bloempypje. De Bloemen , donker Violet* of paarfchachtig van Kleur > zyn groot, in zes- fen regelmaatig gedeeld , met een kort dun Pypje , dat voor Voet verftrekt* Haar raad beltaat uit Slippen, die naar 't end verbreeden cn aldaar Spatelvormig uitloopen , gelyk blykt in de geopende Bloem , waar ook de Styl en Meeldraadjes , hier in de natuurlyke grootte , zeer zigtbaar zyn. Men ziet hoe de Meel» knopjes, Liniaal, byna de langte hebben van de Draadjes , waar zy op rusten , terwyl de Styl ruim zo lang is en in drie fmalle Stempels ge- deeld, ftaande op zyn Vrugtbeginzel in 9t ge- zegde Scheed je (*> 04) Gcdagte Plaat levert das, zo ten opzigt van de groot- te en figuur der Bloemen, als de Kelken en Tee'deelen , een aanmerkclyk verfchil der Ixiaas uit , 't welk in de volgends uog nader Wyken zal. Van de GroorbJoemige he'> ik met bonte , a's ook met gcele Bloemen, lk hei> van de Crocata macuUta , polyftachia, ook wel fraaije Exemplaaren 2 doch die zyn eldas afgebeeld. OF Bol planten. 31 (14) Ixia met de Stengel gepluimd > het Bloem* ^ pypje zeer lang en Boogswys' omgekromd* II# *; Deeze is door gedagten Fleer de i>aRo*s^d- che in Afbeelding gebragc en befchreeven. XI"7# Zvn Ed. merkt aan , dat dezelve de Steng twee Pa~ J * r niculata. of drie Voeten lang > rond en regt heeft, van Gepiuim* boven Pluimachtig bezet met Bloemen , diede' Trechcerachtig en zeer lang van Pypje zyn, geel van Kleur , in zesfen als gewoonlyk ge- deeld 9 doch eenbladig, vervat in tweekleppige Vliezige Scheedjes , kort zynde en van boven rappig. De Meelknopjes heeft dezelve langwer- pig, den Stempel in drieën gcdeeM en agterom gebcogen. Ik heb, zo 't my voorkomt, deeze. (ij) Ixia met een veel - Aairigs Stengel 9 de xv> Aairen overhoeks , digt aan dezelve , enTa^^ gejteelp Vrugtbeginzels binnen de Scheedjes. ^^loCn Meesc onderfcheidt zig deeze , doordien de Bloemen digt gepluimd zyn, en dus een Tros maaken van meer dan een Voet langte. De Steng is van boven bogtig en aan de Oxe?s der Takjes komen gebaarde Scheedjes voor. De Bloemen , digt geaaird , zyn fchoon blaauw van Kleur , in zes Eyronde Slippen verdeeld , vlak met een kort Pypje. De Meeldraadjes zyn kortf ( 14) lxi& Caule Pa niculato , Tubo Florls longisfimo , arcuato. KOCH. Dis/, p. 26. té BUSM. FL Cap. Prodr* fi (15) Ixïa Caule Polyftachyo . Spicis alternis % Cauli approxi* matis &c Roch. Dssf. p. 20. RURM* Produ u II. Deil. xii. Stuk» §2 Dribmannige Lïti is Afdfkl ^0rt 5 met ^aD8werpige Meelknopjes en van li, langte als de Stamper: het Zaadhuisje driekan- Hoofb' tig, driehokkig,veelzaadig, gelyk in demeeiïe stuk. anderen. xvr. (16) Ixi3 , die het Bolletje Schubbig bekleed bricalZ' heeft , de Stengel opgeregt Takkig , het Gefchi*. buitenjle Kelkfcheedje zo lang ais 't Bloem- pypje. Meest wegens de Wortels, wier Bol gedekt of bekleed is met op elkander leggende Schub- ben, die vlakke Slippen hebben , voert deeze den bynaam. De Stengel is Takkig, een Span hoog , met Scheed ichtige fmalle Bladen , half zo lang. Losfe Aairen , aan 't end der Takjes , hebben Bloemen, die van binnen geelachrig, van buiten ten deele rood zyn. De Bloem- fcheedjes zyn Eyrond , tweekleppig, zo lang als \ Pypje, gefpitst, aan den rand gekleurd: de Vrugtmaakende deelen als gewoonlyk. xvn. (i?) Ixia, die het Bolletje gefchubd heeft 5 met %arfsran' de buitenfte Schubben grootst, de Stengel vierhoe- enkeld en korter dan de Sleuvig vierhoekige klgc- Bladen. Deeze Ixla Bulbo Squamls ïmbricatïs te&o , Cauïe ereéio Ramofo &c. ROCH. Dis/: p, 17. Burm. Prodr. u (17) Ixia Bulbo Squamato, Squamis exterioribus maxirais ROCH. Dss/l p. 15. BUBM. Prodr. u 'O F B O L P I A H T E If ó Deeze heeft, gelyk de Crccüsfen , twee Bol- V. ietjes boven elkander, fchubbig bekleed , gelyk AF^Efe# de Stengel , door de Scbeeden der Bladen ;draa- hoofd* geade weinige los geaairde bl^auwe Bloemen* «tuk» (ï%) Itfia met een opgtrêgte Takkige Stengel, xviii* die d$ Bloemen over ééne zyde heeft ensecu*da. breedë Vliezige Stempels. Eenzydr^* Plaat LXXV11I» Een klein Schubbig Bolletje , dat van on- Fig> il deren uitgehold is , heeft deeze , mee het Sten- getje een Span lang , van Bloem tot Bloem zeer BoogsWyze omgekromd. De Bladen zyn korter dan de Stengel ; de Bloemen eenzydig op eeïi ry geplaatst, zyn aan den Keel paarfch- achtig , aan den rand hóogblaauw. Het Bloem- pypje is byn&zo hvg als de Blaadjes ; het Blóem- fchecdje tweekleppig, met het eene Klepje veel kleiner, fpits: de Stamper langer dan de Meel- draadjes, in drieën gedeeld, met Vliezige Slip- pen , die breed , aan den rand gekarteld zyn en met zeer kleine geele knobbeltjes bedekt, In alle opzigten komt het Takje > dat ik van de Kaap ontvangen heb, in Fig. i, op Plaat LXXVIII. afgebeeld , met deeze befchryving zo naauwkeurig overeen , dat ik het niet dan voor deeze Soort kan houden. Het eenigfte is, dat de Stempels of verdeelingen van den Styi (18) Ixia Caule Ramofo ere&o , Floribusfécundis , Stïg* matibus latis Membranaceis. Roem Msfi 17* BüBM* Prodrs I. Berg. Cap* 6. c Ih DEEL, XII. $TUÏS, j 34 Drie mannige Lel ie* V. Styl niet zo Vliezig 7yn ; hier zo wel als de Afdeel. Mcelknopjes en de binnen holte der Bloem , Hoofd- met geelachtig Stuifmeel beftrooid. stuk. & _ c xix. 09) Ixia met eèn geéaffelde, tweefnydige 5 ge» lxia tande Stengel. van Tabiicius. Naar den Kruidminnenden Fabricujs, Van wien hy deeze ontvangen hadt , heeft gedagte Heer dezelve getyteld. De Stengel verdeelt zig by den Wortel reeds, en heeft Scheedach- tige Bladen 9 die Liniaal - Lancetvormig zyn. De Bloemen, Aairswys' groeiende, Violetach- tig van Kleur , doch ook wit of geel, komen geaaird aan 't end der Takken voort. Het Pypje is viermaal zo lang als de Bloem en dun ; het Scheedje tweekleppig en op de rug met een breeden getanden zoom voorzien: de Stempel driedeelig met omgekrulde Slippen. xx. (2Ö) Ma dU de Stengel korter dan de Bladen ffc?ocoii0' en de Takken eenbloemig heeft. Sckubbige. Het Bolletje van deeze is met eenige Klok- achtige Schubben, op eene zonderlinge manier, bekleed, die van onderen als gehaaird zyn ; de Stengel drie of vier Duimen lang, een Tak uitgeevende 3 met eenige Liniaale Wortelbla» den (19) Ixia Caule dichotomo ancipiti dentato. RoCH. Di$f. lS9 BURM Pr oir. 1. (20) ïxia Caule Folüs breviore , Ramis uniflorit, Roci& JMtfl 19» BüRM. Fndr* (, of Bolplantën. i \cn en aan 't end groote geele Bloemen. Een V; Kegelachtig Pypje heeft de Bloem en Lancet- vormige Blaadjes : de Scheedjes egaal twee- Hoofde kleppig* enz. «tuk. (21) Ixia die de Steng tenbloemig heeft en tan* ger dan de Lancetvormig Liniaale Bladen mnantkos* Eenzaams Deeze , die de Stengel een Span lang % met een enkele geele Bloem » de Blaadjes in 't midden zwart gevlakt heeft, zal waarfchynlyk tot onze Derde Soort , de Eenbiocmige naa» melyk, behooren. (22) Ixia met een opzereztè geheel enkele Sten* r fxxira gel en Degenvormtge Bladen. Breedbia« dige» De Stengel is een Voet en daar boven lang* eenigermaate plat , met Scheedachtige Bladen byna geheel bekleed en heeft geaa'rde blaauw- achtig paarfchc Bloemen aan den top. f25) Ixia met de Meeldraadjes famengegfoeid % xxm< de Stengel Takkig en de Bladen Degen- VOrmig. , Enkel- Een (21) Ixia Caule unifloro , Fol. Laiiceolato - Linearibus ïongiore. ROCH. Dis/, zt. Burm. Prodr* 1. (22) Ixia Caule ere&o fimplicisfimo 9 Foliis Enfiformi» bus. ROCH. Disf. 22. BüRM. Prodf. I. (23) Ixia Filainentis Sramintin coalitis , Caule Ramofo» Foliis Eniiformibus. Roch. Dis/l zzt Burm* fredr. u C 2 Hi Deel. XII, Sim. 3$ Drïemannige L i l i ï- V. Een Stengel van een Voet hoog heeft dee* Afdeel. ze^ ^Q eenige Takjes uitgeeft , langer zynde Hoofd- dan de Bladen. Zeer dunne rappige Scheedjes stuk» komen aan de Mikjes voor. De Bloemen zyn los geaaird , uit den blaauwen paarfchachtig;de Bloem fcheedjes gekleurd : de EJoemen hebben een Draadachtig Pypje en lange Pylswyze Meel- knopjes, x*lv££a (24) Ixia mei Waaijerachtige Bladen , het beïïifiiia. * Pypje der Bloem eens zo lang als de Kelk'- Deeze heeft een ftyve Stengel van een Voet , twee of drie Takjes uitgeevende en zeven Wor- telbladen min of meer, die Waai jerachtig uit* gefpreid zyn , fmal Degenvormig. De Bloe- men , die eenzydige Aairen üitmaaken , zyn wit- achtig blaauw , hebbende een lang dun Pypje» De volgende nieuwe Soorten zyn 'er door den Hoogleeraar N. L. Burmanmjs byge» voegd, xxv, (25) lxia met aangedrukte Lancetvormige fyplchü*' Bloemfcheedjes en Draadachtige Bloem* ge- pypjes. plaat "£v"r* ^Van deeze , zegt zyn Ed. , komen twee Verfcheiden heden voor ; de eene met Bladen als (24) IxU Foliis Flabelliformibus &c4 Roch. Dhf> 24. IU»M. Pr$dr. 1. lxia Spathis appresfis Lanceolatis, Tubis Florum F** iifoimibus* Sürm. frtdr* u O F B O L P L A N T F. N. 37 als Biezen , de andere mee breeder Bladen. De V. I^loemen geaaird p gevlerkt , na de ontluiking Afd*ei- eenzydig, zyn in de eerde witachtig en teder; Hoofd- in de andere rosachtig met roode Vlakken. In «tue. beiden zyn de Bloempypjes drie Duimen lang en Draadachtig dun* De lange aangedrukte Bloemfcheedjes onder- fcheiden inzonderheid deeze Soort; ten minfte, indien ik dac Plantje vaa myne Verzameling, in Fig* i. afgebeeld, daar voor houden mag* Hetzelve heeft de Bloempypjes twee of drie Duimen lang en zeer dun , de Blaadjes of ver- deelingen teder en bleek van Kleur; de Meel- knopjes lang en dik: den Styl langer, dunner en in drie fmalle Stempels verdeeld* De Bloe- men komen eenzydig voor en de Bladen zyn Eiesachtig. Hier van verfchilt de Langbkemigey door den Heer B e r g i u s dus bepaald* (26) Ixia met veele Aairen , hebbende de Pyp< xxvi. jes der Bloemen Draadachtig dun 3 zeer^J*^™* lang en knikkende. Lang- bloemige* Deeze , van Kaapfe Bolletjes in Holland ge- kweekt 5 was zyn Ed* van hier door Do&or Kallstroem aangebragt. Zy hadt de S ten - gel vier of vyf Span hoog, van dikte als een Rog* (16) Ixia potyftachia, Tubis Corollarum Filifumubus Ion* glsfimis nutantibus. Berg. Capm 7* Sifyrinchhuii Africanum Ramofum &c. HEfLM, Afr. 21. c 3 II. DBEL. XII, STUK, 38 Drhmannige Lemi V. Rogge - Halm > opgeregt , met afftandige Bloem* Arjj*EL- takjes. De Bladen , fmal Degenvormig enfpits* Hoofd» drie Span lang 5 waren overlangs ftreepïg ge-, stuk. ribd3 glad , fluitende de binnenften digc om de Stengel 3 als een Scheede. De Bloemen geel van Kleur i maakten veele Aairen uit, met het Steeltje! bogtig. Zy hadden een Pypje van twee Duimen langte en zeer korte Bloemfcheedjes* tweekleppig als gewocnlyk , Vliezig , fpits , byna egaal van punt : de Meelknopjes fmal Pylvormig; de Stempels eenigermaate Wig- achtig : alles korter dan de rand der Bloem* xxvii, ra7) ixia met Degenvormige Bladen en eem Ixia y , 7 , . a • fpicau. enkelde eenzydige Aaxr. óeaaiicte, Deeze onderfcheidt de Heer Burmanhus van de Eenzydige voorgemeld, Zy heeft zegt hy de Aairen naakt , aan den top met zeven kleine Bloempjes over ééne zyde ; de Scheed- jes kort tweekleppig ftomp , met Eyronde ge- ribde Blaadjes ; de Bloempypjes eens zo lang als de Scheedjes ; den rand onregelmaatig ver- deeld en Violetkleurig* xxvm, Ixia met Elsvormige Scheedachtige Bla~ T^'w^a ^en 3 °P e^anc"er leggende Bloemfcheedjes; ^arwgraa- als Tarwe- Graantjes en de Bloemen digt aan elkander. In (17) Ixia Foliis En/iformibus , Spica flmplici fecundS* BU1M. Pr oir. i. (28) Ixia Foliis Vaginantibus Subulatis, Spathis imbricatif Tiitic^is , Floribua appioximatis, BURM» Prcir^ If OF EöLPLANTEN. 39 In Geftalte en roskleurigheid komt deeze V, overeen met de zogenaamde Afrikaanfe, hier F^ voor,- maar heeft een Stengel van twee Voe-HooFD« ten; de Bloemen groeijen Aairswyze en zyn^ux. Pypachtig , gevat in twaalf overhoekfe Scheed- jes , van gezegde figuur. (29 ) Ixia met ovaale platte geribde Bladen ; xxïx. de Bladfteeleu Scheedig ; een tweekleppige py2gZ*a. Pyramidaale Bloem fcheede. Maantjes» In 't Jaar 1760 , zegt onze Hoogleeraar, bloeide deeze, een Plantje van een Handbreed hoog, met zes overhoekfe, zeer gladde, lang- werpig ovaale Bladen, vyfribbig; de Bladftee- len Vliezig , gerand met witte Haairtjes ; de Stengel zydelings , enkeld , aan den top drie- bloemig : de Bloem zeer groot en geel met paarfchachtige Nagelen. (3°) Ix'a met twee famengegroeide Ovaale xxr, Wortelbladm , de Stengel aan den topomrE°™l* geboogen» Een Plantje , maakt deeze , van anderhalve Handbreed 3 hebbende een langwerpig Blaadje by (29) Ixia Foliïs ovaübus planis Nervofls , Petiolis Vaginan- tibus , Spatha bivaivi pyramidali. Burm. Prodr. i. 0, Pluk. Fhyt. T. 424. f. 8* (30J ïxia Fol. Radteaübus binis Ovaübus connatis^Scapo ia fummitate iaflexo. Bükm» Prodr. x, C 4 XL Deel, XII. Stuk, 4*> Driemankige Leiie^ V. by de verdeeling van de Stengel , die van Bloem Afdeel, £0(. ^]oem zjg ombuigt en als gegaffeld fchynt, Hoofd* met de Bloemen aan den sop overhoeks , wig stu*. cn Violet. xxxt. (3 O Ixia Lancetvormig Liniaal* gegolfde, Ixia Uv ulata Gegolfd?, duiïtaUnm Bidden en een drieblmnige Stengel Dit is ook * volgens zyn Ed# , een Plantje van anderhalve Handbreed , met een Pypig geelachtig Bloempje en Liniaale Plaatjes, of Slippen denk ik. xxxn. (32) Ixia met Degenvormige platte Bladen m ctnophi- p Bloemen. Anjelier - achtigc. jn »t ja3r 1?5^ badt zodanig eene hier ge- bloeide met een zeer korte gebladerde neerge- boogene Stengel en witachtige Bloamen , geei gevlakt. x s xiii. (33) Ixia met een gebladerde Stengel^ platte ^GogbiV geboögene gefpitfle Bladen , en Pypachtige. #ge. Bloemen. Een zonderling beloop der onderfle Bladen heeft in deeze plaats, die, zo wel als de Sten- gel y anderhalf Handbreed lang, zig Boogswy- ?e (31) Ixia Fol. Lanceolato- Linearibus Ündulatis , Scapo trifl®ro. BURM. Prcdr4 1. (52) Ixia Fol. Enfiformibus planis, Floribus tubulofis. Burm. Prodr. 1. (35; Ixia Scapo foliaceo t Fol. planis inflexis acuminatis ^ |lpr. Tubiilolis* BüRM» Produ OF BötPLANTEN» 4* $e zodanig omkrommen , dat zy met de tip- v» pen dikwils de boverfle Bloemen aanraaken , F^E1L« die paarfchachtig zyn van Kleur , hebbende groote Hoofd- Pypige Bloemfcheeden. stuk. (34) Ixïa met een gegaffeldTrosachtig Kroontje* *?xw- Zeer byzonder is , onder de Ixiaas 9 deeze^óontjcs^ Soort, geheel met eene witte Wolligheid he-lxia- bleed. Zy heeft een famengedrukte Stengel, met Lancetyormige omvatreode Bladen over- hoeks ; een Kroontje aan den top , welks alge- meen Omwindzel zesbladig is en kort, gee«? vende zes of meer Steeltjes uit, aan 'c end in tweeën gedeeld en zeer ruig. De Bloem be- ftaat uit zes Ovaale Blaadjes 5 paarfch van Kleur, van buiten Haairig 9 van binnen glad* Drie Meeldraadjes met geele Meelknopjes heeftze; een ruig Vrugtheginzeï en een driehoekigen Stempel. Met zo veele Soorten is thans dit Geflagc vermeerderd , waar by ik nog de volgende uit xnyne Verzameling , die zo 't my voorkomt tot geene der voorigen behooren, voegen zal. (Sf) Ixia die getroste Bloemen heeft, met zeer xxxvv korte Stylen. Afaevbuq J Kortftyli- De kortheid van den Styl onderfeheidt deezegepi.iUT „„jlxxvih. jf34) Ixïa Umbella bifïdaRacenaofa. Bukm. Prodr. 2. ( % 5) lxi& Floribus Racemofis , PÜHUo breyisfimo. HOUïT, c 5 Deel* xii* Stuk, 41 Driïmanrige L e 1 1 e« V. van de meefte anderen. Haar Bladen zyn LL Afdeel* niaal-Lancetvormig , bekleedende om laag de Hoofd- Stengel , die een Voec lang is , rond en dun, 'ituk* op 't end een Trosje hebbende van zes Zwa- velgeele Bloemen, taamelyk groot. Zy komen voort uit Vliezige doorfchynende tweekleppige Scheedj.es , wier kortfte of kleinfte Lip twee lange punten heeft. Dunne Steeltjes van een half Duim langte , draagen deeze Bloemen ± die byna een Duim lang zyn , beitaande uit zes ovaalachtige , fyn geaderde Blaadjes* De JMeelknopjes , taamelyk dik , langer dan de Draadjes , Liniaal of overal even breed , ko« men uit den Stoel der Bloem , die wat blaauw* achtig is , voort ; naby den oirfprong der drie Stempels ; welke langwerpig 5 d^k en omge- kromd , naauwlyks eenigen Styi hebben, zit- tende op den bodem van de Bloem* Ik hebzc ook die blaauw zyn van Klemv xxxvi. (36) Ixia met getroste Bloemen , die Klokvor* ItlfJZ miS *Jn > *n Grasachtige Bladen. Klokbloe- mi£c# De figuur der Bloemen , welke naar die der llïviiu Klokjes gelyken f orderfcheidt deeze zo zeer 4* van de voorgaande niet, als de langte van den Styl , waar van de lange dunne Stempels boven de Meelknopjes zig verheffen* De Bladen zyn Gras* (16) Ixia Floribus Racemofis » Campaniförmibus , Fo!» Gramineia. Hou?r« OF BOLPLANTEN. 43 Grasaclitig Liniaal , en dus veel fmaller dan V, in de laatfte Soort, De Bloemen kleiner, Afj£el niet korter Steeltjes, zyn ook zesbladig en Hoofde komen voort uit korter Vliezige Scheedjes,"^** met veele punten. De langwerpige Meelknop- jes zyn ook langer dan de ros geeie Meeldraad- jes. De Kleur der Bloemen is Purperachtig donker Violet (*). Tot zo veele Soorten is reeds dit Geflagt uitgebreid ; waar by misfehien nog anderen zullen komen» Hier zyn ondertusfehen de voornaam fte by zonderheden van deeze Kaapfe Bol- en Bloemplant jes, wat de figuor der Bloe- men en Bloemfcheedjes aangaat 5 in Plaat ver- toond : des wy overgaan tot de Gladiolus* De Planten van dit Geflagt 3 by fommigen Zwaardekrnid genaamd , wegens de figuur der Bladen (f)* onderfcheiden zig door eene Bloem van (*) Dat deeze of de voorgaande, geenszins tot de Ma- tuÏAta of Bulho/a% aan welke zy door de Kkkvormige figuur der Bloemen naast komen 9 behooren kunnen , is uit het gemeld? blykbaar. Immers de Bloemen zyn niet gevlakt cn de Stengel geenszins Bcsldraagende* (|) R;t behoort desweg^n tot den Natuurlyken Rang der Enfata (U D, TL Stuk , blsdz. 178.; welke men Zwaard- of Degenhladige kan aoeinen, naar dit de Bladen bteeder of fmaller zyn Hier toe behooren de meeilen van dit en de volgende Geflagten , zo wel als van 't voorgaande, De Jriso£ \Afch iseigentlyk Zwaardbiadig. II. Deel* XII, Stuk* 44 Driemanniöe L e i i V. van eene Smoelachtïge figuur, welke eenbladig Afdeel. *$ ^ eQ -Jn zesfeu gecjeeld, gelyk in veelen vaa Hoofd- 'c voorgaande 3 en opftygende Meeidraadjea itük. heeft. Het bevat de volgende , ook veelal Kaapfche* altemaal overblyvende Plantgewasfen. i. (i) Gladiolus met Degmvormige Bladen en cudhiüs af (landde Bloemen, Gemeene. In de Zuidelyke deelen van Europa , by-i zonderlyk in Languedok en Provence , groeit deeze alom in de Koornlanden , aan de Wegen en op de Velden» Men noemtze in 't Franfch Glayeul, naar den Latynfchen naam Gladiolus , van Gladius, een Zwaard , Degen of Rapier, afkomftig , in 't EngeJfch Comfiag* Uit een Bolachtigen Vleezigen Wortel , die als dubbeld is, komt een regtopftaande Stengel van eon Voet tot een EUe en langer, bekleed met De« genvormige Bladen , lang, plat en fpits , $n doorgaans aan de eene, fomtyds aan beide zyden bezet met eene Aair van Bloemen op een aan* merkelyken afftand van elkander, 'e Gewas ver* fchilt in hoogte , als ook in de Kleur der Bloe- men y (l) Gladiolus Fol. Enfïformibus Floribus diftantlbus. Syfi* Nat, XII. Gen. 57. Mg. XIII. p. 7*. Gladiolus Fol. Enfi- formibus. H. Cliff. 20. Ups, 16. R. Lugib. 19. flm Glad. Flor. tmo verfu dispofitis major et procerior. C. B. Fin, 41. y# Glad. utrinque fleridus. ibid4 Gladiolus Naibonends. LOB< lc% gS. Gladiolus* DQD. Fcmpt% io»t Otf B O t f t A N TE' N. 45 'fnen , die meest paarfchachtig doch ook wie v» voorkomen of incarnaat, zo Lob el meldt. Af*^u Hec plant zig voort door zydelingfe Bolletjes , Hoofde die flymig zynen niet onaangenaam van Smaak, 8TÜK* wordende zeer dienftig geacht om harde Ge- zwellen te vermurwen en te doen verflaan. De Bloemen beftaan , in deeze Soort, uit eene gewelfde boven - Lip , Geutswyze geplooid , en als den Stamper met de Meeldraadjes om- vattende: terwyl de onder- Lip 3 nederhangen* de , zig in vyven uitfpreidt : dat dus als een gaapende Bek of Smoel van eenig Dier ver- toont. (2) Gladiolus met Degenvormige Bladen en op iu elkander leggende Bloemen. mh^Tu Opleg* In de naafte deelen van Rusland, zegt LiKt-gendc* w^ffius, komt deeze voor, die kleine Bloempjes heeft , eenzydig, op elkander leggende eii dus digt geaaird. (3) Gladiolus met Degenvormige Bladen en de uu zydelingfe Bloemblaadjes zeer breed. Geviel gelde* Dee- fi) GUdhtus FoL Enfiformibus , Floribus imbricatis. Syjï. Nut. (3) Gladiolus Fol. EnGformibus , Petalis lateralibus latisli- mis. Am, Acad, VI. Afr, N* z. Sifyrinchium VipejamtB* Pluk. Phyt. T. 224. f. s* 46 D&iemannigè Lelie- V. Deeze, gelyk alle de volgende, een Kaapfch Afdeel* Gewas f heeft de Bloemen als gevleugelde Hoofd- ^eer onvo'komen is de Afbeelding van Plu- stuk, kenet en hec fchynt ,my toe, dat die van Brry cv, welke de Heer JSürm amïüs Ga- tetfi&x noemt , veel nader kome Q>). Deze hadt de drie bovenfte Slippen Menie - rood , de on- derden , welke zeer fmal waren , geelachtig groen, met roode tippen» De by Seb a voor» komende, van de zelfde figuur, verfchilde wat in Kleur. De Helm echter, of gewelfde bo ven- Lip , is in deeze Soort , volgens de befchry- ving, fmal en Zeisfenachtig ; de Vleugels, vaü de zelfde langte , zyn Ruitvormig en de drie onderfte Slippen Ëyrond , van gelyke grootte. Het heeft de Stengel een Span lang, dikach- tig, tusfehen de Bloemen bogtig : de Bladett Degenvormig , geftreept , niet fpits, en by de Bloemen korter, Vleugelachtig gefchikt. iv. (4) Gladiolus met Degenvormige geplooide pafatus! Pluizige Bladen, een zydelingse Stengel, cepiooide. .fo Bloemen regelmaatig. De Bloemen van deeze zyn wel niet Smoel* ach- (*) BKEYN Frodr. p. T. 12* f. 2. SEB* Kabinet I, T. 7* f. 3. (4) Gladiolus FoU Enfiforraibus plicatïs villofïs , Scapo la- tecali , Ceroilis leguiaribus. ixia plicata* Am. Acad. IV. p. 300. Ixia Fol. Gladiolatis hirfutis , Floribus fpicatis termi* nalibus. Mill. 1c. 15 5. f. 1» Sifyrinchium latifolium. BREYM. Trêdr. IIL p. 2*. T, f. BURM, frodr. a# ö f IjöipLANïEri» 4? achtlg, doch ook niet volkomen gelyk vab^V* rand: des Breyn dezelve genoemd hadt , n. Breedbladig Sifyrincïrium,tnet uitgebreide naauw^00™- lyks mismaakte Bloemen. Hierom betrektze de8Tüff* Ridder , met reden , thans tot dit Geflagt en zondertze af van de Ixiaas , wier Bloemrand egaal is. De geftalte fcheen ze ook nader tot de Gladioli te betrekken* Zy heeft een ge rok- ten Bolwortel > Bladen als gezegd is s en een Stengel, die fomtyds enkeld, fomtyds getakt voorkomt , met groote Trechterachtige Bloe- men , in myne Exemplaaren Violet , blaauw of wit van Kleur. De dikke driebladige Bloem» fcheeden , hier Blikjes genaamd door den Rid- der, waar van de twee binnenfle korter dan het buitenfte* 't welkeen Duim en daar över langis, onderfcheiden deeze Plant genoegzaam, C5) Gladiolus met gekruist-Liniaale Bladen en v. Klokvormige Bloemen. tSft^t0^ Droevige. Een fraaije Kaapfe Plant , die zig zeer ver- menigvuldigt door haare ronde Wortel -Bolle- tjes , en onderfcheidt door haare zeer fmalle Biesachtige Bladen, welke, overdwars gefnee- den, (5) Gladiolus Fol. Lineiri «cruciatis , Corollis Campanula- latis. Gladiolus Fol. Lm. fulcatis , Flor. alternis , Perab's ano cuftioribus. Msll. Ze. 157. T. 235* f. 1. Liüo- Gladiolus bifolius et biflorus, Fol. quadrangulis. Trew. Ebm. T. 39. Glad. &c. luprema hcini* brevi$fiirü# EREïn Pr oir. IJIt ff. 7. f. i, BüRM. Frsdr. 2» L XIU SïüB* 4» ÜRIEM ANNIG E L E h 1 Ë- V. den, ceu kruisje vertoonen. Twee Bladen hidt Apdeel. maar jje ^ wc]ke y nu dertig Jaar geleeden , iü Hoofd- de Konitiglyke Tuin te Chelfea bloeide, toen stuit* door Ehrêt afgebeeld , en twee Bloemen $ ieder gevat in een tweekleppige Scheede. Mea heeft waargenomen , dat deeze Plant ook wei met meer Bloemen voorkomt en dan met De- genvormige Bladen , zo de Ridder aantekent* De Bloem , zegt zyn Ed. f is droevig van Kleur 3 Klokvormig, maar heeft de Zomering volftrekc van de Gladiolusfen. Volgens Breyn is de bovenfte Slip de kortfte* Trew tekent aan * dat dé Bloem onregelmnatig is verdeeld, met de boven. Lip breedst (*), de onderfte aller- kleinst. De Kleur fchynt > volgens de Afbeel- ding , uit den geelen witachtig , met paarichö Streepen en Tippen , en dus niet zeer droevig geweest te zyn. In die van Breyn was de KleUr donker en de onderfte Slip zeer lang* De Vrugtmaakende deèlen beilondien dus. Drie Meeldraadjes, dik, gegroeid aan de kanten van 't Bloempypje, metopftaande. lange twee- hokkige Knopjes 5 die een weinig buiten den Keel uitfteeken. Èen enkelde Styl met een drievoudigen bladerisen Stempel en een lang- werpig Vrugtbeginzel, waar van een drieklep- (*) Segmentum Supremum maximum ilaat 'er op de Plaat 5 Utisfmum in de Text ; men ziet dat het één kan famen- gaan met het andere. De Bovenlip kan breedst en grootst en tevens allerkortst te zyu. OF BOLÏhAttTÈ N. 4$ bic: Zaadbuisje kómt, hebbende aan ieder Klep- VV \ to r, i. . . . . , A.FDEE1 pig Z,aaanuisje kouic, neoaenuc aan icaer iviep- je cwee ryën Zaadjes , die langwerpig , plat Al™j*lè en gevleugeld waren (*). Hoofd- stuk. (6) Gladiolus met Degenyormige Bladen , en GJ^t byna gelyke , Lancetvormige , gegolfde undJatus mnvmhl/mdi**: Gegolfte. STUK» 'h Bloemblaadjes. uegoifoe. (7) Gladiolus met Degenvormige Bladen , en vil byna gelyke, Lancetvormige , omgekromdeR€Q^^ Bloemblaadjes. k'pLAAi LXXlX. Zeer weinig verfchillen deeze beiden, als &&* hebbende Lelieachtige Bloemen , byna geïyfc verdeeld , in fmalle Slippen , met een dunner Pypje eil gegolfd in de eerfte, minder fpits in de andere en aan dé enden wat omgekromd. De Bloemen zyn iü een tweebladig Scheedjê gevat , dat het binnenfte Klepje kleiner heeft* De laatfre fchynt dezelven eenzydig , de an- dere wederzyds gefchikt te hebben. De Ge- ftalte heeft met de Europifche veel overeen- komst , gelyk blykt uit de Afbeelding van eeri zodanig Exemplaar , dat ik van de Kaap ont- vangen heb, hiernevens, in Fig. 1, op Plaat LXXIX5 (*) TREw Ehret als bo ven, p. to, II. (6} Gladiolus Fol. Enftbrmibus , Petaiis fub^qualibus Lan* ceolatis undulat*s. Mant. 27. (7) Gladiolus Fol. Enfiform. Pet. fubzeq. Lanc. recurvatisi Mant. i%. Glad. Fol. Linf fulcatis, Flor» uno verfu dispojfi* tts, Tubo Floris lengiore* MlLL. /c» 157* T# *35, D lï. DEEL». Zilt STÜK, 50 DrieMarnige LeU^ v# LX XIX; 't welk echter de Bloemen aanmer* JKV) FEL U%: * kelyk verfchillcnde van dat van Miller Ho.: Fr- heeft, en paarfch vnn Kleur. Ook is dat laat* stuk» fle vervolgens tot een andere Soort betrok» ken. vut. (8) Gladiolus met Liniaale Bladen , een ge- sfkatu!? geheel enkelde Stengel en geaairde Bloemen» Geaairde. jx. (9) GladtVus met Liniaale Bladen en eene TofdÏT™* Schubachtig gevlerkt* Aair. Vosfen- Saanifie, Deeze komen malkander ook vry naa. De laatfte heeft de Stengel een Voet lang, rond, met Scheeden van tweefnydende , geribde 5 fpits uitloopende Bladen : terwyl de end- Aair beftaat uit Eyronde op elkander leggende twee- kleppige Scheedjes met zeer kleine Bloem- pjes > naauvvlyks grooter dan die van Weegbree, zegt de Ridder. X. (10) Gladiolus met Liniaale Bladen en af" ^»Ste! ftan^e Bloemen 9 wier Pjpjes langer dan de Rand zyn. Dee* (8 ) Gladiolus Fol. Lirrearibus , Caule flinplicisiïmo , Flor. jpicatii. R. LugAb. 1$. (9) Gladiolus Fol. Linearibus f Spici difticM imbricatS. ^f«y. AcüA. IV. p. 301. BüBM. Prcdr, 2. (\o) Gladiolus Fol. Linearibus, Flor. diftantibus , Coro!« larum Tubo Limbis longiore, Mill. Ie* 142. f. 2» Buüm. Frodr* 2. Glad. Caule ümplicisfimo &c4 R. Lugdk, 1^ Glad. Fol» Linsaribiis. Hf Ciïff. 20. T. $, O F B O L P L A N t £ ïsr* 51 Deéze heeft de Bloèmpypjès uiterraaate lang , V. zo wel in myn Exemplaar, dat dezelven, bui- Fj£EL6 ten dé Bloem , van meer dan drie Duimen Hoofd» heeft , als in de Plant , welke door den Rid- 3TüK* der uit de Cliffortfe Tuin iü Afbeelding is gebragt. De Stengel heeft maar één of an* derhaif Voet hoogte en geeft byna alle de Bladen uit, die Grasachtig ftnal, aan 't begin byna Draadachtig , langer dan de Stengel en fterk geribd zyn» De Bloemen, aan de eene kant geplaatst > zyn Vleefchkleurig, en hebben zeer fpitfe Slippen , de drie onderden mee eene aartige paarfche Vlak, welke tig als een ï?iek vertoont, getekend. Somtyds, evenwel » zyn de Bloemen geelachtig en de gedagte Vlak Bloedkleurig. De Bloemen zyn altemaal op- waards gekeerd en de Wortel is een rond Bol- letje* Door de Tweefnydige Stengel verfchilt het van den Gladiolus met finalle Grasachtige Bladen , welke Bauhinüs haelt belchreeven 5 zo Linn/sus aanmerkt, (11) Gladiolus met een Takkige Stengel en *r-' . Lmiaak Bladen. Ram/u*. Takkige, Tot deeze wordt 3 door den Heer B ü r m a n- Nüs,de zelfde Plant van Miller betrok- ken , die door den Heer Lirn^e os tot de Omgekromde was t'huis gebfagt. Ik beken, dat 00 Gfo&olus Caiile Ramofo^FoI. Linearibus, li, Lug&h* I?» MlLU Ic 235* f. i. Burm. Prsdr. D a II. DrEL. XII. STUK» 52 Driemannige Lelie» V. dat menze by Miller eenigszins Takkfg Afdeel. v5üdtt (12) Gladiolus met een Takh'ge Stengel, ge- Jleelde Hoofdjes en een knobheligen Wortel. U. Hoofd- stuk. Gladiolus Capitatus. Deeze laatfte is een zeer groote Flant met .ootjgc yaauwe _Bioemen, zegt de Ridder* By deeze door den Heer Likn^üs opge- gevene Soorten , ssa) ik voegen die, welken de Heer Bürm&nwüs, zo uit de gedagte Ver- handeling van den Heer de l* RocHE,als anders , onder de Kaapfe Planten geboekliaafd heeft, naamelyk. XUT- . (*3) Gladiolus met een Takkige Stengel , de U**™***9 Bloemen eenzydig op elkander leggende 1 Gefpkcte- c\e %ia&m vierhoekig Elsvormig. Dat de Bloemen van deeze den Keel niet genooten, maar als gefpleeten hebben, geeft 'er den bynaam aan. De Stengel , uit een Bolletje 5 dat van onderen plat is , gefprooten , is anderhalf Voet lang en rond > met zyd- Takjes en Scheedachtige Bladen. De Bloe- men waren bl ek Violet met eenige menge» ling van paarfch en geel , niet groot. Een lpee- (12) CUdiolus Caule Ramofo, Capit. pedunculatis, Ra- dice tuhero Linn Sp 55. Buem. Proir, 2* (13) GUdiolus Cauie Ramofo , Floribus imbrkatïs (êcun- dis, Foiiis Su^ulato • quadrangulis» ROCH. Dis/, p. 27. Tt 2« BüRM* Frodr. 2» fOF BOLPLANTEN* 53 foeelinz. van drie tól zes Meeldraadjes, heeft V. gedagte Heer in deeze waargeuomen. Hoo D- (14) Gladiolus met een TakHge Stengel , Li- stuk. niaale Bladen en Bfivltrkte Aairen. JïlY.\ a Kr t ad 1 LUS Deeze heefc den bynaam daar van, dat de^nKe-** sydelingfe Slippen van de Bloem den geheek nwoaaeflCU Keel , die hier , zo wel als in de voorige , wyd uit gezet i$j zo de Heer de la Roe hr zege, omwenden. Dit vind ik echrer , in zyne Af- beelding, niet duidelyk vertoond. De Bloemen waren Koozekleurig , aan de zyd ~ Slipoen van de Onderlip paarfch. Zy maaken twee ge- vlerkte Aairen uit, op een rond" Stengel van anderhalf Voet hoogte, met fmalie Bladen* De Meeldraadjes zyn Pylachtig geknop: en de Styl heeft omgekromde Stempels* Hier fpeelt ook de Natuur , zegt hy , dikwils in 5t getal der Meeldraadjes , Stempelen en verdeelingen van de Bloem, De Zaaden hebben in deeze twee Soorten, geyk in de Droevige, zo de Heer de la Roe he aanmerkt, een breeden Viiezigea Zoom , terwyl dezelven in de Europifche en anderen rond zyn en ongerand, f15) Gladiolus wie* een geheel enkelde Stengel, c* de vi< SétrneuSm d$ vieefch» kleurige» (14) QUdiclus Caule Ramofa, Foliis Lmearibus , Spicis diftichis. RGCH, Dis/, p. 23. f. 3- BURM- Prodr. z. (15> Gladiolus Caule fimphcisfimo , PetaÜs. fupetioribus D 3 en. II. deel. XII. Stuk. 54 Driemannige L e l i e~ Hoofd- stuk. V. de bovenjle Bloemblaadjes afwykende> d& AFtEEL. Bladen Vegenvormig. Dat deeze naar de enkele Kleur der B!oe~- men gebynaamdzy, is zonderling. Ik zou ze liever fpreidende {Divergens ) genoemd heb- ben 3 wegens die hoedanigheid der Bloemflip- pen, waar door de Bloem zig Lelleachrig^doch; niettemin grynzende (ringens) vertoont. Ook is de figuur der Meelknopjes en Meeldraadjes, die Zeisiènvormig gekromd zyn , hyzonder. In twee gefpitfte Blikjes y het eene wel de helft; grooter dan het andere, zyn de Bloemen gevat. De Bladen heeft deeze Soort wat breeder ea: geribd; het Zaadhuisje, gelyk de voorige,veeU zaadig. xvu (16} Gladiolus met Degenvormige Bladen. , Cory*lo' overhoekfe Bloemfcheeden en éénzijdige Bloe- fus . men. Getuüde. xvii. (lt) Gladiolus met Lancetvormige geribde- dJi?ram' Bladen en ongejieelde op elkander leggmde £ii$mifi* Bloemen; het Pypje dun , van langte als het Bloemfcheedje. cm di vergen tibus &c. B.OCH. Dis/l p. 50 T. 4* Bürm, Prtdr. 2, (16) Glidhtus Fol. Enfiformlbus , Spathis alternis, Flor» fecundis Burm. Piodr. 2. (17) Gladiolus Fol* Lanceolatis Nervofis , Flor. fesfiiibi^ imbricatis &<\ BUBM"4 Prqdr. 2, OF BötPtANTEH. 55 {18) Gladiolus met Begenvormige Bladen ^dk V; gefcheurd zyn, en eenzydige fUoemen 9met ^Fj^mém een Draadachtig zeer lang Pypfi* Hoofd- stuk* (19) Gladiolus met Rolronde geribde zeer xvii'l gladde Bladen en tene gevlerkte Bloem- uJrJIT Aair. Gefcheurw de, Deeze heeft gezegde Hoogleeraar als byzon- Ti&uiJfuu dere Soorten voorgefteld , meldende van dc ^yPachu' laatfte , dat dezelve 5 in manier van bloeijen, met de Vosfenftaartige overeenkomt , maar de Bladen om laag Scheedig heeft , daar de Bloem- itengel door een Spleetje uitgaat , voorts tot boven toe Cylinderachtig famengegroeid zyn- de , van binnen hol 3 aan den top met een Doornig puntje geflooten. Dit maakt een aan- merkelyke byzonderheid uit in deeze Soort Tot geen van alle de gemelden fchynt my xx, dat Kaapfch Exemptear te behoore n , waar vanLeücTch-* ik de Afbeelding in Fig.2.op PlaatLXXIX £p£KIX heb voorgefteld. Ik noem hetzelve Lelieach- i%. 2, ' tig* (1%) GlcdWus Fol. Enfiformibus laceris, Flor. fècunclis, Tubo Fiiiformi longisfimo, UuaM. Prod*. 2. (i9> Gladiolus Fol. Cylindr, Nervolis glaberrimis , Flor» Spicê difticha BüBMé Prodr 2é (*) Twee andere» , VUUf*x na^melyk BRRYM Prodr \ T» 8. f, a. en Junceus. Pluk, Pbyt. T. 187. f. * ; zyn door zyn Ed wei gemeld , maar niet bepaald noch befchiee* II, Deel. XII $rm$ sé Dei e-,m ahhioe Lin li V* ^g, om dat de Bloem , die geel is, zeer veel rDjjEL gelykt naar een l^He ; doch zy heeft teven a geknopt , en byna van gelyke langte als de Meelknopjes , die met denzf Iven in de Keet zitten. De Bloemen komen overhoek;s uit zeer lange breede fpitiè Scheedebhden voort; aan de Stengel, di; rond is en van onderen bezen met zeer lange fmalle3 geheel Biesachti^e '^over- langs Geutswyze geplooide Bladen: waar door deeze van de laatstgemQlde. van la Roche veel verfchilc. Door Pypacbtige , onregelmatig verdeelde * omuekromde Bloemen 3 onderfcheidt dit Ge- flagt ?ï% inzonderheid van de voorigen. Het heeft doorgaans de boven -Lip veel fmaller en lange- dan die önderften 3 Geutachtig ; Je Meelt draadjes en Stamper influitende, doch de krom- te van het Bloempypje en daar door neergeboo- gene Bloemen maaken hetzelve meest kenbaar. Ook zit het Vrugtbegiozel niet binnen maar onder de B:oem. Daar koiuen de volgende 9 allen Afrikaanfe of Kaapfe Soorten a in voor, naamelyk A N T H O L Y Z A. (0 Aüa öï B O I, H A N T E Ni 57 (l) Antholyza met de Lippen der Bloem wyd ^ V. uitgefpreid en den Keel famengedrukt. Zeer duidelyk openbaart zig het gezegde in^^ de Bloem van deeze Soort , die ten ukerfle j. jnismaakt is, en dit byzonders heeft, dat ééü^fjzz van de drie Meeldraadjes zig buiten het ge» Grynizcn» dagte Geutje > om laag, bevindt, Zy zyn zeer*2* zigtba3r door hunne zwarte Pyltjes, die de Meelknopjes uitmaalven en waar van de twee anderen den Sty! , die langer is en drie om- gekromde dunne Stempels heeft, omvatten. De Kleur der Bloemen is over haaren Keel en Slip- pen , eerst geel , dan van binnen en buiten rood , met geele punten. Zy zitten op kleine Takjes Vbugels wyze aan de Stengel, die van een Voet of meer, en langer is dan de fasaUe L^r cetvormige Bladen 3 ruighaaing en hoog pur- perkleur. C2) Antholyza met Vlinderachtige Bloemen , n. die de twee uitwendige Kwabben der Lip C£^q£ f loreeder en opjlygende hebben. fchc« Met (1) Antholyz* Corolls labiis d'Varicatis , Fauce compres* fd. Syjt. Nat. XV. Gen 58. Veg. XIII. p 77» Gkdiolo JEthlnplco fimilis Planta anguftifalia. Com\j. Hm. I» T, 41. Rudb Elys. \U p. M7- £ J5. Gladiolus floridus &c* BREYN Predr. T. 8. f. 1, BURM. Prodr. I. (2) Antholyza Corollis fubpapilionaceis , Labiï LoMs duo- bus externis latioribus adscendentibus* Mill Ic. it?. Cu- nonia Flor. fesfiiibus Spathis ruaximis. BüTTN. Cun> 21*. T* 1. D 5 ïL Deel» XII. stuk. \ 5Ö Drxemannige Lelie-. V» Met den naam van Cunonia, naar den Lief- ^FjjELi hebber van Kruiden Cuno, in wiens Tuin Hoofd* deze Plant eersc gebloeid heeft, was dezelve §tuk. door den geleerden Büttner gedoopt, Cüno zelf hadtze, wegens haare fchoonroode Kleur, als de fchaarnte in de nadering tot den Koning haaren Gemaal af fchetzendè, op eenen Poeetifchen trant Esther getytcld. Iedereen ziet, hoe on- eigen en ver gezogt dit zy. Hy zegt, dat de* zelve hem uit Psrfie was toegekomen ; doch Tof hy in deezen ook misleid ware) men heeftze naderhand van de Kaap der GoeJe Hope ge- kreeg en. De Wortel is knobbelig , met een bruinen Rok bekleed, van binnen Vleezig, bleek geeL De Wortelbladen zyn ftyf en fpits, geftreepc , fmal Lancet vormig, Dezelve fchiet een Sten- gel van een Elle of meer hoogte, Vlerkachtig bezet met Bloemen , die in Scheedea vervat zyn, doch een aanmerkelyke laogte hebben, Tusfchen twee gelyke Eyronde, opftygende, Vleugels, loopt de boven- Lip uit, die Lepel- achtig is, en den Styl, als ook de Meeldraad- jes, wier Pylvormige Knopjes nederwaards uit-» pu^en , bevat. De onder - Lip of Kiel is zeer kort, klein, driedeelig en bultig, als een Ho- jiigbakje onder de Bloem famengeplooid. Het Zaadhuisje maakt een langwerpige Knop , met gewiekte Zaaden De Wortel geeft, aan alle zyden > Draadachtige Vezelen uit , welke aan '% ejid Bolletjes drangen, zegt Li n NjEus* (3) OF BOLPLANTEN. (3) Antholyza met omgekromde Bloemen, fob a & beurtlings twee Kwabben vm de vyf* FIj^EL* deeKge Lip uitgebreid y grooter en Lancet-Hoorn* vormig hebben. stuk. Van de Kaap der Goede Hope overgebragt^^ bloeide deeze te Parys reeds inden jaare 16333^1^ in de Tuin van den Heer Morin* De Wor* c'e* tel is knobbelig , platachtig rond , met veele Rokken bekleed , van binnen bruin. De Bla- den zyn breed , als die van Lifch en de Sten- gel draagt de Bloemen wederzyds5 Vlerkach* tig , van eene fchoone hoogroode Kleur 5 met Geel gemengd. Zy zyn Pypig en hebben een zeer groote Lancetvormige boven «Lip, de on* der - Lip in vyven gedeeld met korte Lancetvor- mige Kwabben , beurtlings drie zeer kort ; 't welk de BJoem zeer ongelyk maakt. De Schee- deblaadjes zyn ook roodachtig* (4) Antholyza met Trechterachtige Bloemen en Dcgenvormige Bladen. MaüneT Al- fa) Anthêlyza CoroH. incurvatis , Labii quinquepartiti Lobis duobas alternis patulis majoribus Lmceolatis, Gla- diolus iEthiopicus Floie coccineo. Coiiïf. Canai. 79, T. 79. MORIS. llift. \U p. 421» S. 4. Ti 23. f. ï. RUDB. Elys. V. pé 2$6* f. 14. Hyacinthus Afric. Fol. Colchici f Flor* coccineis. Pluk, Pbyu T. 19;. f. 2. (4) Antholyza Flor. Infimdibialifortnibus , Foh Linearï- bus. Meriana Flore rubelio. Tkew. Ehret* T# 40. Watfonu. Mill. lc T« 2764 IU PEEL, XII, STUK, ÓO DrIEMANNIGELeliS' V. K Alleenlyk ter eere van Maria Sibylla Me* i an^ Afdeel. ^ ^ Natuurlyke Hiltone, zo ten opzigt van Hoo'd- Planten als van Infekten, veel bevorderd heeft f $tuk, was deeze Meriana getyteld door tien vermaar- den T r e w* Deez' heef t Haar van een fchoone Afbeelding aan 'c liclr gegeven , welke de fchrandere Êhret maakte r aa^ eene Plant , die uit Zaad van de Kaap in de Koninglyke Tuin van Che'-iea geteeld , aldaar de eerlte maal in den jaare 1750 gebloeid heeft. M-lkkr gafze den naam van Watfonia , naar zynen Vriend den geleerden Watson, en rekende meer regt te hebben tot die benaaming, oordeelende tevens , dat de Plant niet tot dit Geflagt be- hooren kan, aan het welke, zegt hy, Likmoe? ff maar één Meeldraadje toefchryft (*). Waar hy dit van daan hebbe, begryp ik niet, 't Is b]yk- baar dat zyn Ed, 'er drie aan geeve ,ge!yk deeze heeft. De Bol en Bladen gelyken naar die van dea Gladiolus. De Stengel is lievig en getakt, gee- vende wederzyds veele Bloemen uit , welke eenbladig 5 Pyp chtig zyn ; uederwkards omge- boogen , een weinig verwydende naar den Mond , die regelmatig mze Na£* XIII. Mant. 175^ O t ÉOLPLANTËN. 63 (^) Antholyza m°t afgeboogene Meeldraadjes , Vi omj>eJlagen Vleugels en Liniaale vierhoe* Afd^l* kige Bladen. Hoofd- STUK» In 't jaar 1760 hadt deeze by zyn Ed* ge- vit, bloeid, hebbende zeer lange Bladen, een Sten-^J^l gel van twee Ellen , en langwerpige tweeklep* gy££ pige Eloemfcheeden. kige. (8) Antholyaa met opjiygende Meeldraadjes 9 omgewonden Bloemen en Lancetvormige omget geribde Bladen. wondcnc In O&ober van 't jaar 175-7 hadt deeze ge- bloeid , met een ronde Stengel van anderhalf Voet lang en paarfche Bloemen ♦ (9) Antholyza met Degenvormige Bladen en ix. Pypachtige gelyke Bloemen y de twéé ho* ?*cZ°.p&y£m venfte tlaatjes opjiygende. Anjeiierï. ge- in April des jaars 1760. bloeide deeze , die, PL^*XiX' zo de Hoogleeraar aanmerkt , veel overeen- komst met de Cunonia heeft , dan dat de Scheed - jes en Bloemen dunner. Anjelierachtig en niet zo rood zyn, de Bladen yler. Zy hadt de Sten- gel drie Voeten lang. Schoon (7) *Antkolyza Stammibus declinatis » Alis re/olmis, Fol. Linearibus tetragoms. Bürm- Pr$dr, i« (8 Anth$lyza Stamin. adfcend. Corallis re?oIutis , Fol. Lanceolatis Ner/ofis. BURM Predr, u (9) Antholyza Fol. Enfiformibus , Floribus tubulofis sequg* libus f Lamiais duabus fuper. adfcendentibus. J3URM. Prodr, i» Ü, Deel, xih Stuk, 6i Driemannige Leeié» 'V* Schoon de Kenmerken overeenkomen, durf Afpeel*^ wegens deeze korte befchry ving , met geen HboFD volkomen zekerheid myne Plant, in Fig. 3* stuk» op Plaat LXXIX , afgebeeld , waar van ik meer dar één Exemplaar van de Kaap ontvan- gen heb , bier t'huis brengen. Ik zal ze echter den /elfden naam geeven , en merken aan , dat de Bladen , gelyk men hier ziet* zeer breed , byna La: cetvormig en fterk geribd zyn ; de Bioemen met een lang bogtig Pypje* roodachtig of byna wit van Kleur. Zy bevatten een Styl met drie Knodsachtige punten, of Stempels, zynde een weinig langer dan de Meelknopje*. Oogfchynlyk komen deeze Bloemen ieder uit- een dubbeld Bloemfcheedje voort, en hebben de twee bovenfte Slippen opftaande of opfty- gende , als in de bepaaling wordt gezegd. x. C10) Antholyza met neergeboogene eenbladige AAietbro£ naauwlyks getande Bloemen , waar binnen des. de Teeldeelen bejlooienzyn^en Degenvormi- 4r11* g» Bladen. Deeze wordt door zyn Ed. befchreeven , als hebbende platte Bladen van een Voet lang ; een Stengel van twee Voeten , geheel enkeld en zeer glad; met overhoekfe Bloemfcheedjes, die twee * kleppig zyn en overend ftaan , de Stengel in- (10) Antfolyza Corollis declinatis , monopetalis , vix deit- tat/s , Genitalia includentibus , Fol, Enfiformikw* BüM» Prodr. u 6 1? ÖOIUANTË S. 6S Ï1 uitende by ieder Stoein» De filcernen zyn V. Pypacbtig als die van de Alethris, ïieergeboo- Af^ gen, geüreept en paarich , met gelyke Meel-Hoon draadjes, van binnen aan de Pyp gegroeid, en stuk* een Draadacbtigen Styl, wélks end of Stempel een weinig buiten de Bloem uitfteekt. Ik be- zit een Exemplaar van deeze Soort in myne Heïbarius^ van Karpfe Planten. Een zesdeelige Bloem , met de Bladen beurt* iings omgebeogen , en Siempels dienaar Bloem- blaadjes gelyken 3 maakt eene zeer duidelyke enderfcheiding van dit bekende Cëflagt van Planten (*)♦ Het bevat vcele , meest Europifche Soor- ten, welke door den Heer Linnj&üs in zo- danigen , dié de Honigbakjes der omgeboogenö Bloemblaadjes gebaard en in zodar,igen , die dczelven ongebaard of glad hebben , onder- •, cum. Byons [te Neuremburg] kan zy zwaare 3> Winters niet wel verdraagen en moet byzon- 5 j der bewaard worden voor de Kriekende Sneeuw''. „Zy verfchilt daar in van de Duit- „ fche witte, zegt C. Bauhinüs, dat der» 5, zeiver Wortel , even als die van de gemeene „ blaauwe 9 rimpelig droogt , doch van deeze niet, welke ook kleiner is. In onze Winkels „ vindt men een Illyriiche , van Venetië ge- i% bragt , welke rosachtig is, minder fraay, doch „ aangenaamer van Reuk/' De Wortel der Florentynfche Iris komt in veele famengefte'de of Winkelmïddelen der Apotheeken , byzonderlyk in het Niespoeder , gemeenlyk Groene Snuif genaamd, waar hy een OF BOLPLANTEN* 69 een Geur san geeft, Hy is van een b;tterach Borstmiddel, om de uitwerping der Fluimen te bevorderen in zwaare Hoest, Verkouwdhcden en Longe * Kwaaien. Van den verf chen' Wortel is het Sap purgeerende ; het Poeijer vnn den droogen zet h^t natuuriyk Water af, en geeft daar een Vioolen- Reuk aan. Uitwendig ko nt hy , als Wondzuiverende, by de Heelkundigen in aanmerking* (3) Iris met geb* Bloemen; de Stengel hooger llh dan de Bladen , veelbloemig; de onder jïe lrU psr In Duitfchland komt deeze , op Bergachtige plaatfen , voor , en groeit ook in Languedok en Provence aan de kanten der Akkeren cn Wyngaarden. Men vindeze by ons, en in de Noordeiyke deelen van Europa , dikwils in de Hoven. De Franfchen noemenze Flamhe of Glayeul , de Engelfchén Flower de Ltice 3 de Duitfchers Gilgen , dat met het Inliaanfche (3) IrU Cés* Ba tb* Caule Fo!» altiore miütifloro &c* Mat. Mei. 24, H.Cliff. 5 8. Ups. ió. R. Lu^ds?. 17. Gouan Monsp. z$. Kram. Aufir. 12. Iris vuig. German'ca f. fylve- ftris. C B. Pin. 30. Iris noftras vulgaris. LOB, I*. 59. Iris fylveftris, TAB. Ic. €48. Bloemen gefteeld* Duitfche. E 3 II. Deel. XI1\ Stuk. 70 D R I K M A N N i ö E L E £ I E« V» Giglio overeen ftemt. „ De Ouden hebbenze If * 5* 'n ^ Griekfcb ^nJ" gehete!}^ om dat de kleur Hoofd- » zweemt naar die van den Regenboog, maar stuk. ^ tegenwoordig wordize van alle Natiën Lelie y> gencemd , zegt Lübel. De gedaante ina- „ rners, wanneer menze op zyde befchotiwt , „ ftrookt vry veel met die van de Leliën in „ 't Koninglyk Wapen van Vrarkryk,enmeer dan de figuur der gewoone Bloemen van 5, dien naam/5 Uit ééne Stoel geeft dit Gewas veele Bla- den , die weezentlyk Zwaardachtig zyn 9 fomtyds langer dan een Eile , cm laag meer dan twee Duimen breed, elkander Scheedswyze omvat- tende, dik en fievig, glad en in een punt uit- loopende. Hier tusfehen komen dikke ronde Stengels voort, anderhalf naai zo lang, met eemge Bladen ? aan 3t ciJd Takkig, en aldaar verfchenie Bloemen uitgeevende, die groot zyn* Dezelven fpreiden zig als in negen Bladen uit, waar van de drie onderden pnig^boogeö, van binnen ru g, een Vinger lang, paarfch of Vio- let zyn , met witte Aderen. De tfaairigheid is geelachtig , gedekt niet een kleiner fmaller StempelJBlaadje, aan 't end gefpleeteB, t welk groenachtig of b]eekb!aauw is van Kleur. De drie hovende Blacien , Lepelswys' ho! , en naar elkander toegeboogen , maaken een Soort van Bol, die paarfchachtig is, fomtyds met witte Streepen. Het Hemelfchbiaauw en Purper re* geert in deeze fchoone Bloemen zodanig, dat menze 3 ofBolplanten* 71 menze , des wegen , gemeen lyk blaauwe of paar- V. fcbe Iris , of by de Tuinieren Irias noemt. Afmel; Onder de Bloem , wier Bladen tot een Pypje ffóoFb* famenloopen , zit het Vrugtbeginzel, dat een «tuk, langwerpig zeshoekig Zaadhuisje wordt, van binnen in drie Hokjes verdeeld, en langwerpig ronde Zaaden bevat* De Wortels van deeze Plant, in onderfchei- ding van die der voorige gemeenlyk Inlandfche genaamd , zitten knobbelig met knoopen aan elkander, zynde van buiten donker ros, van binnen wit en zwaar van Reuk. Deeze wor- den ook in de Geneeskunde gebruikt en het Sap derzelven , inzonderheid , is tegen de Wa- terzugt aangcpreezen ; dcch de ongemeene fcherpheid , die den Mond en Keel verfcheï- de Uuren als verfchroeid houdt , maakt het raadzaamer uitwendig , tot VVondzuivering en tot het wegneemen van Vlakken der Huid. Door kooken wordt het zagter en de ge- droogde Wortel kan veilig , als een openend Bloedzuiverend Middel, worden ingegeven. De Bloemen leveren door weekïng en roiting , met Kalk 'er by gedaan , een fchoone groene Verw uit. (4) Iris met geb. Bloemen; de Stèngel hooger iv. *r iris sam* ÜO/II bacina* Vlierach* f4) Iris Cor. Barb. Caule Fol. altiore tnultifloro &c* Iris t'ge» latifolia Germanicj Sambuci odoie. C. li. Pin* ji. Iris ma» jor latifolia oftava. Clus. Hift. 1. p. 219. E 4 II. Deel. XII# Stok. 72 Driemannïgb Leli^ V* dan de Bladen , veelbloemig^ de neerge^ ^Flf.EL* boogene Bloemblaadjes vlak 9 de opftaanfo Hoofd* uitgerand, STUK* Wegens den Vlier -.Reuk is deeze afgezoti* derd, die buiten 't gemelde naauwlyks van d§ gewoone Duitfche Iris verfchilt. Zy groeit ia de Zuidelyke deelea van Europa* De neerge- boogenq Bloemblaadjes zyn donkefer Violet,, de opftaande bleeker blaauw : de Stempel-Blaad- jes ^aagtaudig fpïts met een blaauwachtigens KieU v. (5) Iris met geh Bloemen ; de Stengel hooget jquaUns ^an ^e Bladen ) veelbloemig; de neergeboo* vuiikieu«» gene Bloemblaadjes omgeplooid , de_ opjtaan* de uitgerand. Naar de Duitfehe gelykt ook deeze, maar- behalve het gemelde zyn de Bloemen donkerer Violet met geelachtig witte , in 'c midden folaauwachtige Aderen : de opftaande Bloem- blaadjes 5 gelyk ook de Stempels , vuil geel ea zeer uitgerand». vr. (^) Iris met ëeb» Bloemen i{ do Stengel naakt. % ^ongeUa- van ^anSte a^s de Bladen en veelbloemig. deide, jje (5) Iris Cor. Rarb. Caale Fol. altiore multïfloro &c Iris FoÜn tatb mgofo, Pet. repandfs ex pitrpnreo fordido pallïda & iuieo variL &c. Boerh- Lugdfr. U. p. 125. (6) Iris Cor#Barb4 Scapo nudo, longitudine Foliorum , muN. OF BOLPLANTEN. 73 De ongebladerde Stengel onderfcheidt deeze, V. J\ ir r\ p r Ü 9 die, zo wel als de volgenden, in de openbaare jj* ■ Kruidhoven voorkomt. Hoofd- (?) Iris Bloemen ; Stengel eeni vïf. m germaate gebladerd , veelbloemig > van langte gZa. als de Bladen. **onte- (8) Iris met geb. Bloemen ; de Stengel korter vut. ia/z Bladen en drubloemig. Tj[^^ Van deeze fraaije Bloemplanten , heeft de cerfte haare Groeiplaats in Hongarie, de an* dere op Rotfen in Portugal, zegt Lïjnn^us* Hy beichryfc de laatfte, als hebbende een ronde Steng; de Bladen uit waards Zeisfenachtig; het Vrugtbeginzel langwerpig rond, met drie S tree- pen uitgegroefd; de Bloemen Violet, niet uit- gerand ; de op (taande Bloemblaadjes wie gebaard , met Takkige witte Streepen. Tweemaal bloeit 2y in 't Jaar > waar van de naam , niet van ?t ge- tlfbro. R. Lugdh 17. Iris Iatifbüa Caule aphyHo. C. B» Fin. 32* (7) Iris Cor. Barb Cmle fuhfoliofb, longitudine Folio- rum s multifloro. R. Lu?Jk 17. Ups. 16. IL Cliff. 19. Iris Urifol. Pannonica, Col, muh iplici. C. B* Pin. 31. Ir!s lutei variegsta. Lob. tiifk 34- Ehret. Fi&< T. 10. f, 3, Jac^ Auflr. T, 5. (8) /ris Gor. Bark, Caule Foliis breviore trifbro. f/. f/^i. 17. H. Cliff. 19* R. i7< iris hüfolh biflora. Bes!. Eïst» Fênfc 114. Chamaïiris major fatunte purpurea biftora» C* B. Pi». 3 3. E 5 n« Deel» XH# stuh* Hoofd 74 Driemannige Le£h, Afdeel* §etal der Bloemen > welk dikwils drie of vier II. is op éénen Steel. Aanmerkelyk is 't > dat in alle Bosfchige Landrtreeken aan de Westzyde van de Wol* ga, in Rusland , deeze Tweebloemige Iris al. gemeen zy ; terwyl de Laage , die volgt, niet voorkomt dan aan de Oostzyde van die Rivier, alwaar de Tweebloemige niet gevonden wordt , zo de fHoogleeraar P allas waargenomen heeft (*> ix. (9) Iris met geb. Bloemen ; de Stengel korter pulua. dan de Bladen, eenhloemig. Laage. Met veele veranderingen van Kleuren komt deeze laage eenbloemige Iris voor , die haare Groeiplaats heeft op bloote Heuvelen, zo wel ïn Opper- als in Neder - Ooftenryk. Clusiüs heeft daar van de volgende Verfcheidenheden aangetekend* De groot fte hadt Bladen van omtrent een Voet, Bloemen van een Span hoog* blaauw (*) Reifen. T. Theill. p 171. (9) Iris Cor. Barb. Cauie Fol. breviore unifloro. JAC^> Au/Ir. T. 1. Iris Cor. Barb. Fuliis Cauletn uniflorum fu- perantibus. IL Cliff. 19. K. Lugdb. 17. Gouan Msnsp4 25. Chamaeiris minor Flore purpureo C. B. Pin. 33. ChamaeinV Jatifblia minor, 1, 2, Clus. Hift. U p. n$. Pann. 250. Lob. H * *S* fi* Chatnse* Iris minor Fl. purpuro - coe» xuleo. y% , F|# rubello. S — — Flore pallido et aibo. f. Fl. vaiiegato. iris anguftifolia maritima minor. 9. Cham* - Iris Fl. iuteo et pallido, £f faxatilis Gaiiica. C. U* Of B O t H A N T £ N, blauwachtig paarfch, met eenige witte Stree- pen : een andere was kleiner , dcch weinig ver- ^ID^^ fchillende van Bloemen , welke , zo wel in Hoofs* deeze als in degrootfte, met of zonder Reuk tus» voorkwamen. Een derde h ide de Bloemen bbauw en welriekende : een vi' rde bleek of witachtig mei eenige paarfch^ vScre( pen Een \yfde eindclyk, met de drie laatften in kleinte overeenkomende, hadt de Bloemen hier en daar zwart f mee witte Tongetjes; maar in allen was de ruigte onder dezelven geel en daar boven paarfchachtig , zyode de Bladerige Stempels , die de Meeldraadjes in deeze Bloemen dekken , tweedeelig , met twee ppftaaode Vinnen, en de Bladen > zo wel van de paarfche , als van de wicte en van de bonte, by den Wortel ge- meenlyk paarfchacht'g. Nog meer Verfcheidenheden teelt men van deeze aèrtigs Bloempotjes in de Tuinen. In de Zuidelyke deelea van Vrank'rylc, Languedok en Provence, vindt menze oo^ op de Bergen* Heuvels en in de Spleeien der Rotfen 5 vcran- derende zelfs daar in, dat de Stengel hooger of langer dan de B]aden,of met dezelven egaal valle ; gelyk de Heer Gerard opgemerkt heeft. Ja fommigen hebben byna in 'c geheel geen Stengel; te weeten die, welke Lob el afbeeldt , zynde de Bloemen maar een Hand- breed hoog f*> Voorts hebben zy de Bladen bree- (*) PerpofiUa faaatilis Itis iatifolia, acaulis fcimc.Los. /«. #4. Ktuid'3. p. IL DlEL, XII, SïüKt f6 DRI EMANNIGE L E L I E* V. breeder of fmaüer : het Zaadhuisje is ronder ' en kleiner , zo wel als 't Zaad, dan in de ge- Hoofd* woone of groote Iris*. ituk. B. Ongebaarde, dat is9 de neergeboogene Bloemblaadjes ponder ruigte. x. (fo) Iris met engebaarde Bloemen, de kinnen- &orus**m fte Blaadjes kleiner dan de Stempelt; de GeelJüfch. Bladen Degenvormig. Men noemt deezc , waar van de Wortel dik- wils, door onkunde, voor den echten gebruikt is 5 Valfche Kalmus , in *t Hoogduitfch Was- ferfchwertel of Water - Leliën , 'c welk de Groei- plaats aanduidt. Door geheel Europa, naame- lyk^van de Zuidelykfte tot de Noordelykedee- len, groeit dit Gewas aan de kanten van aller» ley loopeode en ftaande Wateren , in Meiren en Moerasfen. In Ruslaid is het zo welt'huis als in Svvitzerland ; in S weeden zo wel als in Languedok en Provcnce By ons komt het fio) Iris Cor. imherhibus ; Petalis intenorihus Stignaate «linoribus, FoL Enliformibus. H. CliJ]* 19. GoftT. Belr, 11. R. Lugdv. 18. N. 7. Oed. Dan. 494. FL Succ. 33, 57. GOUAN Jklensp» 26. GER, Prev< 14J» Iris paluftrls lutea. f. Acorus adalterinus. C. B. Pin. 34 Theatr. 6S4, Acorum falfum. Cam* Epit. 6. Pfcudo- liis. Dod, Pempt, 243. Lob» Je. 58. Knorr. 7tf«.I. Tab. L 8. (*) In Paludibus & Stagnis ub.'que. Gort. Ingr. 6. In om- nibus Fosfïs aquofïs Keiveda:. HALL. Helv. ine boa t. II, 129. Habitat in udis, fluviis , paliidofïs paifim. Fl. Suec. 37. OF BOLPL. ANTEN* 77 ïtet cp Kleijige, Zandige , hooge en laage Gron- V. den, aan de kanten van allerley Wateren, dik- wils by en onder den echten Kalmus voor* Hoorn-i Men noemt het in Nederland Geel Lisch ensxax» ook wel Pinkfierbloemen , wier gemeenheid en gebruik tot opfiering, onder 't Landvolk, mis« fchien aanleiding gegeven heeft tot die benaa- ming. Het heeft de Bladen langer en fmaller, ook geeler groen dan die der Irisfen y iets hoo- ger dan de Steng , die Bladerig is , opfchie- tende tot drie Voeten hoogte. Aan \ end komen weinige Bloemen 9 met haar tweeön vervat in een driebladige Scheede. Zy zyn fraay geel, met zwartachtige ftreepen in de omgeboogen Blaadjes, die voor 't overige met hunne randen de Meeldraadjes omvatten. De opftaande Bloem- blaadjes zyn zeer klein en ovaal ; de Stempel- blaadjes in drieën gefpleeten* De Vrugt is lang Eyrond , met drie bulten uitpuilende. De Wortel van dit Gewas maakt een ron- den , langen 9 Rolronden Knobbel , van onde- ren Vezelig , van binnen rood, Deeze wordt onder de Winkelmiddelen geteld, doch is fa- mentrekkende en fcherp , zodanig , dat men met het Sap daar van de Kiespyn heeft doen be- daaren* Hy komt > onder den naam van Aco* rus Monspelii ubique in Aquïs. GouAN" 2(5. Provenit in Fosfo Paludibus , Stagvis* GEK. Prov. 145. Habitat in Fosfis circa Labaciuin ec alibi , non rata* SGOP. Carn, p. 231, / lh Deel. XII, stuk, J$ D R I Ë M A N N I G E L E L ï E~ V, r noflras , Acorm falfus of Palujlris , in een Afdeel* Ele&uarie, dat 'er den naam van voert, doch Hoofd, zou verkeerdelyk voor den Kalmus gebruikt rruic. worden , ontbcerende 5 zo wel als *c Kruid „ deszelfs zo aanmerkelyken Geür. Men heeft in S weeden bevonden, dat het Vee, al het and:re vereerd zynde > dit Kruid laat fhan. In Schotland dient het Aftrekzei der Wortelen , in plaats van Galnooten 9 om Inkt te maaken. De Bloemen die uitenmaate fcherp zyn5 leveren een zeer goede geele K!eur uit. irhfKti- ^S mt m?f0* Bloemen > de binnenjle dtsftma. Blaadjes zeer uitgebreid; de Stengel éên* Stinkende* hoekig; de Bladen Degenvortnig. Wegens den byzonderen Stank 5 die in de Bladen , wanneer menze wryft of behandelt % plaats heeft, wordt deeze Weegluizenkruid ge» noernd of Stinkende Lifch% in 't Franfch Glay* enl puant. De Groeiplaats is niet zo algemeen» Men vradtzé niettemin in Languedok en Pro- veüce, örtiftreeks Parys, als ook in Engeland, danr het overvloedig (laat in vogre Beemden en omtrent de Zeeduinen, zrgt Lob E l. Ray hadt het 'er ook , doch zeldzaam , aan de Zee- dy- (iï) Iris Cof. imberb, Petalis interioribus patentisfiraFs &C* H4 Clif. Ip» El. Lugdb% ig. N. 8. GORT Belg. II. Gooan Mwisp* *6. Gladiolus fa;t leelyk van Reuk j in July en Auguftus te vinden* Deeze fplyten zig als in drie Spatelswyze deelen , waar van moog- lyk de benaaming , Spathula foeiid& , afkomftig is* De Grieken gaven het den naam van Xy» ris en fchreeven aanmerkelyke kragten aan de Wortels toe , die Knobbelachtig in elkander verward zyn en Plaggen maaken ; maar in jonge Planten naar de Bollen van Knoflook gelykeo. (12 ) Iris met ongéb* Bloemen 3 driehoekige xir« Zaadhuisjes , een ronde Stengel en Liniaa sibhila Ie Bladen. Siberifche. In de Velden van Ooftenryk , Switzerland en Siberië , komt deeze voor , die gelyk de volgende dorre of rappige Bloemfcheedenheefu De t f12) Jris Cor. imberb4 Germ. rrïgonfe , Caule tereri, Fol* Linearibus. Jacc^ Au$r. T. 3. H, Cliff. ij>, Upst 17, R. Lugdh. 78. Hall. Iklv* ago. Gmel. Sib. I. p, 28«. Iris Pratenfia anguftifolsa ncn foetida altior, C. B. Pin. 32. Tbeatr* S97. Iris anguftif. fecimda. Clus. Hifi, ï. p. 227. Pann, Ig9 J*. 253. 8o Drieman nigë L e l t ë» V* Stengel is hooger dan de Bladen ; de b'nnenflö Afdeel. Bloemblaadjes ftaan overend : het Zaadhuisje Hoofd- *s ri^et °P ^e hoeken gefleufd of gaapende , ge- stuk* lyk in de voorgaande , maar alleenlyk driekantig Eyrond. De kundige Haller vondt deeze in Duitfch * land , boven Jena, overvloedig, maar in Swit- zerland zeldzaam. Wel drie Voeten was zy hoog en hadt blaauwe Bloemen. Van het Vee werdt zy niet gegeten en hadt, gedroogd zyn* de , geen den minden Reuk. By Clüsius vindt menze afgebeeld, en door Bauhinus na - getekend* In Siberië is dit een zeer gemeene Flant, zegt Gmelin, wier Bloem, by de Ingezete- nen 3 haar Haanekop deedt noemen. De Bloed- zuiverende kragt des Wortels deedtze aanmer- ken als een uitmuntend Middel, tot geneezing van de Venus- Ziekte. Van het Afkcokzel nam de Patiënt* in een Badftcove, alle morgens een of twee Bierglazen in ; daar hy van braakte of afg'ng. Zo hy te fterk purgeerde nam hy minder , anders meer. Na het gebruik van ©enige Weeken hieldt het purgeeren op- Dan werdt het hem , nog agt Dagen lang , op een Bed van frisfche Klisfen - Bladeren leggende , die men dagelyks ververfchte , en daar mede toegedekt, op de zelfde manier ingegeven, en hier door werdt hy van die Kwaal verlost. (13) Iris b TV B'olP L "A N T E NI T 1 3) *rïs ***** of*ëeb' Bloemen 9 byria driekan- ^ ïige Zaadhuisjes , een rofide bogtige Steng VD^;L* en Degenvormige Bladen. Hoófd^ STUK» De fchrandere Ehret vondt dceze Bont- xiit, bloemige zo fraay , dat hy dezelve met haare vJu*L; Kleuren in Tekening bragt. Zy heeft haare aBontbibe*: afkomst uit Noord - Amerika , groèijende inmiê:e* Virginie en Penfylvanie* De geleerde Dille- ' mus merkt aan , dat zy van de voorgaande weinig verfchille , dan door de breedte der Bla- den en dat de Bloemen Reukeloos zyn» De- zelven beltaan , zegt hy , gelyk die der ande- ren 5zo men de Stempels mede rekent, uit negen Éladen , waar van de drie buitenften breeder en omgeboogen , uit den Violetten , geelen en wit- ten 5 bont; de drie middelden fnialler en korter $ overend fiaande, geheel Violet 5 de drie ande- ren , dié voor Styl verftrekken 9 uit den Violet- ten paarfchaehtig zyn , en tusfehen de binnen- ben geplaatst. Van één of anderhalf Elle was de hoogte van dit Gewas. Een ander, naar 't zelve gely* kende, hadt de wStempel- Blaadjes op de kanten Za>andig en niet inwaards omgeboogen : de Kleur der Bloemen Was zo gemengeld niet eri de- (13) Iris Cor. imberT). Getmin. fubtrigom?. Cau?e tereri flemofo &<:♦ Iris Americana verfIc©!or. Dill. Elth. T. i5 5f F. I87 t *284 iris latifolia Virginiana &c, £hret* Piff,T«** f. ia. F. li, deel. zn. stok. Sa Du IEMANNIGE L E t I É« V. dezelven hadden een fïaauwen doch aangenaa* A?^L- men Reuk. Men zeide 5 dat dit by de Ameri- Hqofb- kaanen in veel gebruik was tot geneezing der stuk* Venuskwaalen ; zo hy meende wegens des Wor- tels purgeerende kragt* • XIV\ , (14) Iris met ongeb. Bloemen , driekantige ginica.trM Zaadhuisjes en een tweefnydende Steng* yiïginifchei In VirgirJe groeit deeze. op Waterige plaat* fen die ook fmalbladig is en de Bloemen uit den bleekblaauwen en zwarten bont heeft, met kruipende Wortelen/ Zy purgeert, volgens Ciayton, uitmuntende. Jaarlyks wordt van de Kaap, zegt de Heer N. L. Bürman nus, een Iris overgebra&t, met ongebaarde Bloemen en zeer lange Liniaale Bladen. XV* f'5) Ins met ongeb. Bloemen, driekantige tfnjsï™0 Zaadhuisjes , de Blaadjes aan den Voet Marte* met Klierige holletjes voorzien. iiiekfe. Op 9t Eiland Martenique vondt de Heer Jac~ £ui n deeze, welke een Steng van twee Voe-> ten hadt 9 met Bladen , maar die van de Chi* Beefche Ixia gely kende , aan den voet omringd* Een (14) JtU Cor. imberb. Germin. .ttigonis , Caule ancipiti. CaON. Virg* H. (15) Iris Cor. imberb. Germ. trigonis, Peralïs Bafi fovco* lis Glanduiofis. jACq. Amer. Hift. 7. T. 7. Xiphion Flore $ luteo nigricante, Plum» Spte* s* ti* 2.60. T. 261. f. 2» OF Bol PLANTEN. 83 Ken dubbelde Bloéhifchèedè , aan den top, gaf V. eenige geele Bloemen uit , in maakzcl , zo hyAF™Èt* opmerkt , grootelyks van die der andere Soor» HoofbJ ten verfchillende. Volgens de Af beelding , ia- stuiu tferdaad , fchytien dezelven my veel nader te komen aan die van 't Geflagt van Fïeüsfeuxia , 'c welk ik ftraks zal voorftelleo. (16) Iris met ongeb. Bloemen ^zeshoekige Zaad- f*fc ^ huisjes* een ronde Stengel en byna Liniaal ru.' fP*~ le Bladen. Bafterd^ In de Velden van Duitfchland en Hongarie groeit deeze Smalbladige 'Iris * met -Hinkende Bladen. Ciusius 'mit dezelve, 20 'efchyut* cök in Spanje waargenomen 5 doch de verfchei- decheid (ter Planten 'vsfo dit Geflagt is, zo hy aanmerkt , zo groot j dat hem telkens nieuwe voorkwamen, Linn^üs betrekt 'er toe i die te Michelfeld niet ver van Bafel groeide i met Bladen van twee Ellen hoogte volgens J. Baühinus; maar deeze acht de Heer Hal- ler te behooren tot de Siberifche, voorga- meld. (I7J Iris «rt Bloemen, zeshoekige Zaad- lvlu lliliS» Ochrokucift iSleek- im Cor. imberb. Gerrnmlbus fexangiilarifcus , CauleKede* tereti, Fol. fubiinearibus {acq. ^*/r. t. 4, ƒ/. c/«^ 19. 0>j. 17. a# iris Pratend éa^ftifeKa Fol", foeti. do. C. B. 32. iris aiig^ffoiia pdau. Clvs. Htf. u p. 223. (17) /|lf Cor. imberb. Geanfo. fcxangularibus , Caalé furb* tereti, Fol. Eniïformibus Snaks, I75% Tfi£w; jr^ T, «4 Dr. ïemannicï Lelie- V; huisjes, een byna ronde Stengel en Degen* Afdeel* yormige gejlreepte Bladen. Hoofd- ^ je LevaDt jjadt men deeze in de Akade- mie -Tuin te Upfal, met een Stengel van een Voet en drieblocmige Scheeden. De omge- boogene Blaadjes der Bloemen waren aan den vo§t breeder met donkere Aderen en geel ge- zoomd met witte randjes : de opftaande , van langte als de anderen , Sneeuwwit \ aan den voet geelachtig geaderd: de Stempels wit , bedekken- de Okergeele Meelknopjes. Aanmerkelyk fcheen zy dus van de Bafterde te verfchillen. xvin. 0*8) Iris met ongeb. Bloemen ; zeshoekige Zaad" jrh Gra. huisjes , een tweefnydende Stengel en Li- Grasach* niaale Bladen, tige. De Bloemen van deeze , die in Ooftenryk aan den voet der Bergen , als ook in Karniolie groeit, hebben den Reuk van Pruimen of Abrikoozen, volgens de Waarneeming van den grooten C t n- sius. Zy is, zo hy aanmerkt 3 zeer klein, val- lende fomtyds minder dan een Voet hoog. Men vindtze in de openbaare Kruidhoven. De Steng is zeer plat, tweebladig , voor het bloei jen hurkende. Dus befchryft Doktor Scofoli deeze Soort. De (ig) Jrh Cor. imbetb. Germin. fexangularibus , Caulö ancipiti , Fol. Linearibus. Jacq^ Auflr. T. 2. //. Cliff. 19* Ups, 17. R. Lugdb. 18. Iris angufti'bl. Pmnum redolens % minor. C* B. Pin. 33. Trts anguftif» tertia. ClXTS< Hifi. U p. 239. Scop, Qarn% p, 2$z, PF BOLPLANTF. N. De Steng is fanaengcdrukt > tweébloemig , een W balf Voet lang- De Bladen zyn langer cn Gras- AfJ*w* acbtjgj de Bloemen gedeeld; 'met de binnen fte Hoof d- Blaadjes byna opflbaande , van figuur als eens5TU:s:» Herders Schopje , Violet, korter dan de Stem- pels ; de buitenfte gefleufd 5 tot aan 3c midden geel 5 beneden de tip famengedrukt , voorts verbreed tot een holrond ovaal lighaam, wit van bodem, met blaauwe takkige Streepen. De Stempels wyd gemikt, tweedeelig 5 met violette tippen , die opwaards gekeerd zyn , fomtyds roodachtig. Het Vrugtbeginzel glad, zeshoekig jangwerpig. Eyronde Zaaden* meer dan dertig in één hokje. (19) Iris vut ongeb. Bloemen; de Stengel een- X\x Uoemig* korter dan de Bladen; de Wortel lris Vezelig. voor* jaarfe. , In Virginie groeit deeze , die eene blaauw* aebtig paarfche Bloem heeft , aangenaam van Reuk. Men vindtze 'er ook met witte of mee Violet en Goudkleurige Bloemen , waar vaneen Syroop wordt gemaakt * van aart en kleur als die van Violen. ( 20) Iris met ongeb. Bloemen en vierhoekige xx# Bladen. Van T*b*r*M Xtiobbe» (i9Kj Iris Cou imberb. Caule unifloro Fol. breviore, Rad.**^* Fibrola, G^ON. P$rgê 10. Iris Virg. pumila f. Chamanris verna anguftifolia &c Plok. Alm. i^g. t. 196. f. c. (zo) Iris Cou imberb. F©1. tetragonis, Mdt 16* H* F 3 lu DSBL* XIÏ« STUK, 85 DriEMAïKIOE h E t I e- Vr Van fommigen wordt deeze, volgens Mat- ?Ij!L# thI°l"s, voor de Plan* gehouden, die den Hoofd- Hermodattylus - Wortel der Apotheekeö imïe- f*W* vert ; doch anderen achten zulks 9 met Lob^l , ongegrond , en meenen dat die van een Soorc van Colchicum afkomftig ?.y . Tour^efort, hoewel deeze Iris onder dien naam voorftel- lende, hieldt zig uit de Bladen en Vrugten van de Plant , door hem dikwils in Klein Afie ge- vonden 3 verzekerd , dat zy het Colchicum met den gedroogde Wortel wit, van G. Baühinüs ware (*). De Bloem, nogthans, van den Her- modaftylus fcheen hy toen niet gezien te heb- ben, en hy zeid' vervolgens, dat dezelve naar die der Irisfen gelykt, maar dat de Wortel knobbelig en als gevingerd is. Weinig fchynt die raet'de Wortels , welke men in de Winkels heeft, te firooken, Deeze Iris, in Arabie en de Levant groeien- de, heeft lange fmalle Bladen , die hoekig zyn en als met Sieuven , hebbende de Stengel öp den top een Bloem, welke groenachtig is van Kleur* De drie middel fte Blaadjes zjn Els- vormig en zeer klein , de Stempelblaadjcs tot over 't midden in tweeën gedeeld: zo dat de- zet 'CUff. zo, R. Lu^db. ige Iris tulierofa Fol. angulofo. C B. Pin* 4.0. MOBis. tfjp, U, p. 34.8. 5. 4. T* 5. f. i. Hermo» da&ylus Fol. quadrang. Tourna Cor. So# Iris tuberofa Bel» gaium &c. Lob, Ic. 98, DOD« Pempt. 249. (+) fouRNF. de U Mat* Mei. Tom. I. p 16%* Ï5F BOULANTEN, 87 ^elve, in vcelc opzïgten, aanmerkelyk verfchilt V. van de voorgaande Soorten, Afdeel» (21) Iris met ongeb* Bloemen , twee hy 'elkan^^^^* der ; de Bladen Elsvormig gejleufd, korter Xxï. dan de Stengel. Deeze Soort onderfcheidt zig door éerige. Bolwortel, die uit verfchdde Schilfers be- Itaat 3 gclyk de Plyacinthcn - Bollen. Om die reden hadt Toürwefort de Planten van v deeze© aart afgezonderd in één ander Geilagt onder den naam van Xiphion , 't welk de Griekfche naam is der Gladiolusfen. Zy heb- ben inderdaad ook Degenvormige Bladen , * gelyk die 3 en zouden derhalven , met even veel regt , den naam van Zwaardlelie voerea mogen. By de Ouden fchynen zy onder de Leliën geteld te zyn. Men vindt by Tour me fort de Afbeel- ding van den Wortel, als ook van de Bloem, welke de cpfiaande Bladen veel fmalkr en de neergeboogene regter, of byna horizontaal uit- geflrekt heeft, maar anders op de zelfde manier gedekt door de Stempelblaadjes, als in de ge- woone (26) Iris Cor, imberb. Flor. bi nis , Fol. fubulato • 'carina- tis, Caule brevioribus* H. Ups 17, Iris Fol. margiiae connï- ventibus. H. Cliff. 20. lr?s Caulescens &c. K. Lugdh. ig„ Iris Bulbofa lat?foIia , Caule donata. C. Pia. 38. f£m Iris bulbofa ccprUleo- violacea. C. 8. Pin. 4©* Iris bulbofa* BOD. Pemi* 211. F 4 II. Deel. xh. Stuk. 38 ÜRIEMAKKICE LtLlEf, V* woone Irisfen* Dezelve komt van veeler* afdeel. jey zeer beval]ige Kleuren 5 blaauw , Violet 9 HpoFD- paarfch ^ wit en geel , onder elkander gemen- stuk. geld voor, gelyk men dit by Weinmann \ op twee Plaaten , zeer fraay uitgedrukt vindt (*> Aldaar is *er ééoe vertoond met volbladige of dubbelde Bloemen , die tlemelfchblaauw. zyn geel getongd ; maakende deeze, met veele an? deren , ook eene byzondere Lief hebbery van Flora uit* 3rxn# £22^ irjs metj ongefo Bloemen ♦ welke de Mn- Ferfica. nenjle Blaadjes zeer kort en wyd uitge> &he. ' breid ¥eJk Gelyk de voorgaande veelal Spaanfche BoU Iris 9 wegens haare afkomst , getyteld wordt, zo voert deeze, om de zelfde reden , deo naam van Perfiaanfche* Het is een zeer aartig Voor- jaars Bloempje, meest van de andere verfchil - lende door de laagte van de Stengel, die veel korter dan de Bladen is ; welke even zo ge- fleufd zyn , met hunne kanten de Stengel om- vattende* Men zietze dikwils in de Voortyd, op de Bloemmarkt en vindtze ook by Weik» m a N n in Plaat vertoond Die (*) Kruidb. Pl. N. 6Q9 , ^10. / (22) Iris CorolU imb» Petaiis interioribus brevisfimis pa* tentisfimis. Iris; Bulbofa praecox minus odora , Perfïca, variegg^ ta. MOEU ïüft' II- P* S*7« Iris acaulis Fo!. margine conni* veitfibus» Lugdb. is» Iris Perfica Marti a. Rudb. Eiys» II. p. 10. f. 9* Xiphion Perficum praxox Plore yariegato* Tournt, l*ft. 3 92 D R I f M A N N K B L< E £ t V# letje , met gefpitfte Scheedachtïge Omwindzek j*E * bekleed en Kranswyze begroeid met Afzetzels, Hoofd» of jonge Bolletjes* De Stengel , onder uit den f tuk. Wortel voortkomende y een Voet lang , is regt; rond, glad^ in Leedjes verdeeld- Behalve fyet gezegde Wortelbiad > komen aan de Leden der Steng geflrekte Sche^deblaadjes. Op 't end groeijen gedeelde geelachtige Bloemen 3 niet donkerer Nagels en met paarfche Stipjes gety^ gerd. Ieder Bloem beeft een tweekleppige Scheede. £y beftaat uit drie grootere buiten- Blaadjes , welke zig roodachtig uitbreiden , en drie binnen -Blaadjes > van langte als derzei ver Nagels, gefleufd Wigvormig, aan den tip drie- deelig met de middelde Slip langer en Spiraal gedraaid. De drie Meeldraadjes maaken een, hollen Cylinder 3 waar binnen de Sjtyl is befloo- tejh , die drie Stempels heeft , met Biaderach* tige , \n tweeën gedeelde Slippen; waar tus- fchen zig de lange Meelknopjes inlaatem He$ Vrugtbegiozel of Zaadhuisje is langwerpig, driehokkig, driekleppig. n. (O Vieusfeuxia met één Wortelblad , dat ^ïtM/iaui* tweemaal zo lang is alt de Stengel. Gebaarde. fhpf**x' Deeze, aan ?yn Ed. door den beroemden Jüoogleeraar D. van Rd*V£N medegedeeld , was f2) Vkusfeuxia Folio Radicali unlco , CaulC duplo loijgiore. &QCH. Dhf. p. 33. Bui**f, iWr. z. 9 F B Ö L U A N T I K, 93 toas grootcr , naamelyk de Steng by de twee Voeten hoog hebbendeen het Wortelblad, van Fr^L' langte als gemeld is, Grasachtig, geftreeptjHootfD^ gekield ; terwyi by ieder Leedje de Stengel STüS* fcaauw omvattende Scheedebladen heeft , me- nigvuldige!* aan den top, die twee Bloemen uit- geeven. Deeze, tweemaal zo groot als in de voorgaande Soort en zeer wit , hadden aan 'c begin der Nagelen, die paarfch en met een dik- ke Wolligheid gebaard waren , een dubbelen Kring , van binnen geel , van buiten paarfch- aebtig geftippeld* De bïnnenfle Bloemblaadjes haddeade mi ddellte tippen hier niet fpiraal maar regu Voorts waren de deelen der Vragtmaakiog eveneens* Het hief nevens, in Fig. i , op PL LXXX, afgebeelde Gewas , behoort zekerlyk tot dit Geflagt , en wat de Bladen betreft tot deeze Soort ; maar de Bloem is niet grooter dan in myn Exemplaar van dc voorgaande. Dezelve is 9 ten opzigc van haare deelen, met alle moog- lyke naauwkeurigheid voorgefteld. Aan de Na- gels is zy zekerlyk gebaard en heeft aldaar aan* merkelyke paarfche Vlakken , naar binnen geel. Voorts vertonnen zig zeer duidelyk de drie kortere Bloemblaadjes met de middelfte punt langer en regt. In 't midden zyn de opftaande Stempels, aan 't end gegaffeld, waar onder de Scheede der Meeldraadjes ; zittende de Styi ver- borgen op het Vrugtbeginzel , dat zig oöder de Bloem bevindt, $4 DriêmAnhige L e l i Afdeel ^ Vieusreuxia met een enkcl Blad > dat dè jj * Stengel Scheedswyze in/luit en zeer lang is. ^turÏ*' Deeze> door den Boom- en Bloemkweeker riï, van Hazen, in de optelling der Planten van r^fi^a^ Xuin , in Plaat gebragt, heeft een platach- nendeWy" tig famen§edrukten Bo1 b°ven den Moederbol n * groeijende. De Stengel is rond , maar vier of vyf Duimen lang enopgerëgt, met ëén Schee- deblad bekleed s dat driemaal zo lang is \ Liniaal en flap. Uit dit Blad komt een Takkig Bloem- ftengetje voort , met geele Blommetjes, in dne Uuren vcrdwynende ; waar van verfcheidene ag- ter elkander uit ieder verdeelfag ontluiken* J)q Bloempjes , elk in een tweekleppig Scheédjé gevat , zyn zesbladig , met de drie buiten Blaadjes Eyrond en neergeboogen ; de drie bku nenften ftonip Lancetvormig uitgebreid ; allen met een Vliesigen rand verbreed aan de Nagels Sé welken een gebaarde overlangfe Streep hol Honigbakje maakt/ De Meeldraadjes', onder Ook famengegroeid, hebben langwerpige Meel. knopjes. De Styl heeft den Stempel insgelyks in drie opftaandc Blaadjes verdeeld, die aan dé tip gegaffeld en omgeboogen zyn* Hec Zaad* huisje komt met dat der anderen overeen* M o. f3 ) Vkusfeuxia Folio fmgulati scapum vagfnanté loagïs/i* mo. Roch* Dis/, p. 33. Buum. Prodr. z. iris imberbtë Caule maltifloro öcc. Hazen , Cattl. Arb% & Plant, StfL o {? BoIplAnten; 93 M O R M A. «V Afdeel»; Deeze Geflagtnaam is door deö fcbranderenHo"*D- Miller ingefteld ter eere van den Schild- )TUK. knaap R obert More, een Kruidkundig Heer in Engeland. De Kenmerken, die hetzel- ve van het Geflagt der Irisfen onderfcheiden , zyn , een zesbladige Bloem , met de drie bin- nenfte Blaadjes uitgebreid. Anders komt hep daar mede overeen. De drie volgende Kaapfchè Soorten zyn 'er, volgens den Heer LiNiviEus, in vervat. , (t) Morsea met gejleufde Bladen. r. Mor&ei Van deeze heeft Miller twee Afbeeldin-^^ei. gen, de eene met kleiner, de andere met groo-zaame* ter Bloemen* De eerfte befchryft hy, ais een Plant met een Bolachtig Worteltje, gelyk de Crocus , dat jaarlyks vernieuwd wordt. De Stengel, van onderen paarfch, wordt omtrent een Voet hoog , en is voorzien met fmalle plat* te Bladen , welke haar Sleufswyze omvatten, meer langte hebbende dan de Stengel , doch flap zynde en donker groen. De Bloemen , aan den top, komen by paaren voort uit een twee- (i) MortaVol. Canalicuiatis. Syfl. Nau XIT. Gen. 6o> Veg. XHU p. 79 Morsa Spatha biflod , Caule planifo lio , Flor* minoribas. Mill. lc. 159. T. 233. f. 1. &é Morsa Spatha biflora" , Flor. majonbas. M*.L. ie. i$9* T» H, DSEL, XII, STUfy \ £G D R i è ti A n n ï b e Lelie» tweekleppig Scheedje. Zy hebben ieder eeÜ L^eeel. steeltje met een Vrugtbeginzel , waar op de Hoofd- Bloem zit , die zesbladig is of tot den bodem stuk* in zêsfeh gedeeld. Deeze Blaadjes zyn van fi- guur als een Pick-yzer, beurtlings één fmaller, één breeder, gelyk gewoon is in de Lelieach- tige Bloemen. Zy fpreiden zig vlak uit eh gelyken düs te famen niet kwaalyk naar de Bloe- men der Nigelle of Juffertjes in 't Haair. Ook is dè Kleur bleek blaauw , roet een geele Vlak by rt midden , alwaar drie kleine Blaadjes over- end fcaan , omringende het Vrugtbeginzel eri den Styl, die met drie dikke gegaffelde Stem» pels is gekroond , allen blaauw van Kleur* Hec Eyronde Zaadhuisje bevat fn drie hokjes veéle rondachtige Zaaden. Die met groote Bloemen heeft dezelven es. keld in een Scheed je, een ^weinig grooter, bleek paarfch en eveneens gevlakt y maar de Stengel is tot onderen groen* (a) Morsa mei Èlsvormige. Bladen, Deeze, zowel als de voorgaande , bloeit by- na jaarlyks by ons , zegt de Heer N. L. B tjr. mannos, met Bloemen van éénen Dag \ die eene byzondere Violette Kleur hebben. r ii. (?) Moraea met Degenvormige Bladen, ifidioidts* Dee*» Lifchachti- S*f (2) ^ior&a Fofc Subulatis. BURM. Fl. Cap. Prodr, z9 (i) Mqt&h Fol, Enfiforraibus. Mant4 a§, Moraea Spathl- jfuncea, Bicsbiadi- OF B O L P t A NT E k, >>/ Deeze Plant groeit ook natuurlyk aan de Kaap^ Vg der Goede Hope $ zegt Miller , van waar FI\j^L de Zaaden, onder den naam van Witte IVater-Hoovh* Lely, overgebragt waren, die in de Tuin vanSTÜK* thelfea opgekomen zyn , alwaar de Plant ge- bloeid heeft. Hy geeft 5er de Afbeelding yaa, waar uit blykt^ dat dezelve wel veel ge- ïykt naar de voorgaande , doel? tevens nader aan de Irisfen komt , verfchilleride daar vari alleen, door de geheel uitgebreide Btaem > zege JL i n n je u s , die daar toe ook betrekt, eenLe- vcntfche Laage altyd groene Iris, door deii geleerden Tilliüs in de Toskaanfche Hor- tus te JPifa waargenomeri, Deeze heeft Vezelachcige Wortelen j zó wel ais die» Hy hadtze by Kcndantinopolen ge- vonden en meikt aan , dat zy van de Smalbla^ dige Iris ,die een Abrikcdzen - Reuk heeft, van B a v ii i n u s , weinig verfchille , hebbende Grasachtige fpïtfe ftyve Bladen en reükelooze Bloemen, geel en blaauw gemengeld. Derzei - ver gedaante fchynt van die der Kaapfe van den Heer Miller iets af te Wyken, hoewel het Gewis aüders taamelyk daar mede ftrookt; Tot deeze Soort behoort , wat hst Loof aan- gaat , veel nader dan tot de voorigen , die Mö- rm> welke, uit hec Kruidboek van BöCHödz^ on- urtifterd Fol. Gladiatis $ Radke Hbrofd. Mill. ie.. 159. T, 039. f. i„ Iris Orieatslis purnila. femper/izens &c» TiLt; $9. T. 33» Q IL D2LEL* XII. S*ÜK» 98 DriëmAnisice L e i i é V. onlangs te Neurenburg , onder den naam def Afdeel. eer^e goort) js aaü >c gegeven. Zy was al* Hoofd- daar Morsea met Elsvormige Bladen, Iris d'A- stuk. friquey dat is Afrikaanfche Iris, genoemd (*> Wachekdorfia. Ter vereeringe des naams van den geléér- den W ach en dor f, die, nü ruim dertig Jaar geleerden , een Lyst der Planten van den Utrechtfen Akademie -Tuin , op eenen Griek- fchen trant gefchikt , aan st licht gaf, ftrekt dit Geflagt* Het heeft een zesbladige ongelyke Bloem, be- neden het Vrugtbeginzel 5 dat een driehokkig Zaadhuisje wordt. Hier is de Styl Draadach« tig , neergeboogen , met eenen enkelden Stem- pel , waar door het inzonderheid van de voor- gaanden verfchih, bevattende de drie volgende Kaapfe Soorten. i* O) Wachendorfia met een enkelde Bloemjteng, W ach en» irtyrfiflo. '** Is'nu ru'm twintig Jaar geleeden, datdee- ra. ze Plant, op de Buitenplaats van wylen den be- Aairbloe-j ^ «ige. roem» (*) Morsa vegeta. Eclog*. Botanica Norirab* 1778. Ma- nip. I. fSb. 4» (1) Wachendorfia Sczpo firaplici. Syft. Nat* XU. Gen. Ói. Veq. XIII. p- 8". Wachendorfia Fol. Lanceolatis quin- quenerviis, canaliculato- pücatis , Flor. in Thyrfum cofleótfs* BüUM. Monogr. Tab* 1 % 2# tiov* Act. Acad, Nat* Cur. I* Obs. 50, T. 2, f* I* BüRM. Predr. a. of B O LPLA&TEN, 99 roemde Hóogleeraar J. Bürmannus, aller- V# eerst hier te Lande haar Bloeni vertoonde. Ar^fc? Zyn Ed. bevondt dezelve volmaakt overeenkom- h0of& ftig met eene Bloemfteng daar van, gedroogd stü*; in 't Kruidboek van Oldenlanö voorko- mende en dus voor veele Jaareü reeds aan de Kaap gevonden. Hy dagt, dat de Plant aldaar t)p Moerasfige plaatfen groeide ; devvyl zy zeer begeerig was naar Water , verdraagende tevens een ongemeen fterke Hitte en broeijende Lugr. Uit Zaad was dezelve door zyn Ed. geteeld, en bevindt zig federt , als een overblyVend Gewas 5 in de Kruidtuin deezer Stad. Oit een knöbbeligen Wortel ÏÈ van Riet, die bruinrood is en veele Vëze!en uitgeeft j Verfpreidt zy wyd en zyd haare Scheuten; De Bladen zyn Lancetvörmig ; vyfribbig, als een Waaijer geplooid , glad , blygroen , elkander Gëutswyze omvattende , de groötften twee Voe- ten lang en drie Vingeren breed* Een Rietach- tige Stengel , van vier Voeten hoogte • met kleiner fmaller Bladen, Scheedswyze, overhoeks be- kleed, flaairig ëri met roode Vlakken getekend* draagt aan den top een Aairige Tros vari BIoe« men, welke de langte van een Voet heeft. De- zelve beftaat overlangs uit Bloemtuiltjes j Ieder in een Scheedeblaadje gevat en gemeenlyk uit zeven B'oemen farnengefteld , waar van flegts èën te gelyk eéö Dag ontlooken is. Zy heeft een geeie Bloem van zes Blaadjes , die onge- lyk geplaatst zyn 5 en waar van Ibratyds éëa G 2 QDfn ii. Dm*, xn. stut. i XOO ÜR. IEMAKNIGE L E L I »fdeel ombreekt v a,s wanneer dezelve twee Stylen j*LL' heeft. De eerst uitkomende Bloemen zyn veel Hoofd- grooter dan de volgende. De Vrugt is een stuk. driehokkig Zaadhuisje , met verflenfte en ver* droogde Bloemblaadjes omringd , die als voor Kelk verftrekken ; want het Vrugtbeginzel zit binnen de Bloem. Het bevat drie Eyronde Zaa- den, aan een langwerpigen Stoel gehecht 3 uit den paarfchen zwartachtig en ruig (*). n. C2) Wachendorfia 7iiet een veel-Aairige Blomfieng. niculata* Pluim- Deeze Soort heeft Degenvormige Bladen , ocmigc. wejjce drieribbig zyn en eene Takkig verdeelde of gepluimde Bloem -Aair, volgens gemelden Hoogleeraar, die de Afbeelding daar van, on- der andere uitheemfche Planten , door den Groot Agtbaaren Burgermeester Witsen of den Groo- (*) Decze Bloemplant, eenige Jaarea daar na, ook in de Koninglyke Tuin van zyne Ailerchristelykfte Majefteit , te •Trianon , gebloeid hebbende , i 3 daar van de Afbeelding , mee de befeftryving van den Heer Burmannüs , volgens de Verh. der Keizerlyke Akademie , waar aan zyn Ed» die medegedeeld feadt, aan 't licht gegeven: welke men, in *t jaar 1771 , te Oera nagedrukt heeft , en deeze Diuk is door my gebruikt* (z) W&chendsrfia Scapo polyftachyo. Wach. Fol. Enfifor* laibus trinerviis , Flor. paniculacis. BUBM* Monogr. Tab» 3. Nov> AU. Ac. Nat. Cur. I. Obs. 51. T. Siiyrinchium Ramofu n jfcehiopicura. Briyn Cent. 8j. T. 37. Asphodelus iatifolius , Flor. patulis flavescentibus Breyn. Predr. T 9. f. 1. Burm. Prodr. 3. Erythrobulbus Heüebori albi pü- oatis foliis. f LUK* Mant. 70, of BoiplantEn. ioï Grooten Boerhaave, vervaardigd , vondt. V* . Dc Bloesfem gelykt veel naar die der voor- AFDEKLi gaande Soort 9 inzonderheid daar in , dat de g00Fx> verwelkende Bloemen, geflooten, zig als een stuk. Zwaantje of Gansje vcrtoonen* Voor 't ove- rige is tot nog toe niets meer, aangaande des* 2e Soort , noch iets zekers van derzelver Va» deiland of afkomst bekend geworden. De Rid- der verbeeldde zig, dat het Takkig Ethiopifch Sifyrifichium van Breyn, nu ruim honderd Jaar geleeden uit Kaapfe Bollen gekweekt y hier toe behoorde. Hy betrekt 'er ook toe , den Breedbladigen Kaap/en Asphodelus met geel- achtige Bloemen , van binnen rood gevlakt , door den jongen Breykius uitgegeveu ; welke even de zelfde Plant fchynt te zyn als het gedagte Sifyrinchium. De roodheid van den JBolachtigen Wortel onderfcheidtze van de meefte anderen, < (3) Wachendorfia met een tweedeelig Tros» nr. achtig Kroontje. dorfia Urn» Onder den naam van Dilatris hadt de Heer *Kroon- Bergius tter van een nieuw Geflagc ge- dra3Êende* maakt, doch de Heer Linn^us oordeelde, dat deeze Plant moogiyk wel tot het tegen- woor- (3) Wachendorfia Umhelia b'M\ Racetnofé. Mant, 320. Ixia hufuta. Mam. 27, jn, Dilatrrs* Berg. Cap. p. T« G 3 $1. d*el. xil. Stuk. joa Drismannige Lelie- V* woordige behooren kon , als hebbende een Bloen} ^fdeel. zon(jer Pypje, een enkelen Stempelen een Ve- Hoófd- zeligen Wortel. De zynen hadden alleenlyk gei ?tuii. lyke Meeldraadjes, terwyl Bercius één Meeldraadje veel grooter dan de andere waar- genomen y doch de Vrügt niet gezien hadt. L i nnjeu-s heeft 'er de volgende befchryving van gegeven. De geheele Plant is grys en zeer Pluizig, de Bloemen van binnen aUeenlyk uitgezonderd : de Wortel Vezelig: de Wortelbladen als van den Cypems, glad, opgeregt, geftrekt , met één of twee Lancetvorrnige korte: Stengbladen, Zy heeft een getopt, regelmaatig Kroontje, met een algemeen zesbladig Lancetvormig kert Qmwindzel , en ongevaar zes gefceeide twee- deelige 5 traalen ; ieder twee Trosjes uitmaa- leende , van overhoebfe öpftygende gefteelde Bloemen. Deeze zyn van binnen gladachtig , donker paarfch , famengevoegd uit ovaale Blaad- jes , zoqder Pypje. Zy hebben drie Meel- draadjes van langte als de Blaadjes, metgeele egaale -Meelknopjes. De Stempel is eenvoudig of enkeld, driehoekig*; de Viugt beneden, ook Pluizig. Uit dit alles ichynt deeze Plant van die van Bergius aanmerkelyk te verfchillen. De Heer N. L. Buk mankus fpreekt van een Corymbofa of Getuilde,, die moog V* Bladen Eyrond - Lancetvormig fpits\ eer^ ^fdebl. kruipende gladde Steng. Ituk/ Deeze Amerika anfche is een Jaariyks Ge^ was, dat uit een Vezeligen Wortel leggende Stengetjes , van een en twee Voeten of langer.» verfpreidt , die een weinig hoekig rond zyn , en uk de Knietjes Wortel fchieten. De Bladen, die overhoeks groei jen , om vatten de Steng eerst Scheedswyze en verbreeden zig dan als die van het Zeepkruid 3 zynde overlangs geribd en ceci- germaate glad. Uit de Oxels der bovenfte B!a- den komen dunne ronde Steekjes , die uitloo- pen in eea famengedrukt Kasje , 't welk ageer- volgelyk Bloempjes uitgeeft, die 'fchoonblaauw zyn* Decze beftaan uit twee grootere . opftaan- de 3 gekleurde Blaadjes , eerst hoi, dan vlak, eindelyk omgeboogen , fomtyds boven uïtgerand en als Hartvormig , en een kleiner hol door- fchyncnd witachtig, nederwaards geflirekt; ter- wyl de drie anderen een Soort van Kelkje roaa- ken, dat de eerstgemelden omvat. Tot deeze Soort behoort, waarfchynlyk , de. japanfche Plant genaamd Koo - feki , welke Kaempfer in Afbeelding gebragt heef c , en ^ier. latis acutfs ; Oule repente glabro, Syjï. Na:. XII. Gen» 6z. Veg.. XIII. p. 8p. Coram- Fol. ovato - Lanceohtis &c. H* Oltff. 21. R. Lugdb. 38. GRQN. Virg. 150. Comm' Tro- curab, annua Saponariaj folio* Dill. Elth 9$, T. ;8. f. 8p, Cornm, Graminea latifolia , Florc |coeru!eof Pjlum» Gexj 48» T. 38. EOERH, Lugdb* % p, 237. J ) 0 p BötPLAKTE^ 10$ fjm Hemelfchblaaiiwe Eloemen men ; zo hy Af^nh aanmerkt , aldaar tot bereiding van een Ultra- 1[# maryn-Verwe gebruikt (*). Onder de Oostin- Hoofd, difche Planten , naamelyfc , wordt ook deeze *TÜ*- herwaards gebngt (fj. (%) Commelina met ongelyke Bloemen-, Lan* n. cetvormige gladde Bladen en $en leggend* Steng. Kniple. De Steng van deeze is 3 metmyn Exemplaar^ dat ik van de Kaap ontvangen heb , overesn- komftig , een jgermaate plat , gegaffeld , geftreept, aan de Gewrichten bezet met Vliezige Scheed- jes, fluitende in de uitgebreide Bladfteelen , wel; ke de Steng Scheedswyze omvatten, en op de kanten eenige Haairtjes hebben. Dp Bladen zyn Lancetvormig 5 fpks, groen en glad , twéé Duimen lang , overhoeks geplaatst , overlangs geel geribd. De Bloemen , uit de Oxels voort- komende, op eigen Steeltjes, hebben een Hart- vormig Omwindzel, dat zig fluit en opent, als gezegd is , en dikwils wederom een ander Bloemfteeltje uitgeeft. De Bloemen hebben dé drie (*) KAEMPF. Jap* T. p. 888. (t\) BURM. Fl* lni, p. 16* ( O Commeiina Cor. inaeq. Fol. Lanceol. gïabrïs t Cmlc procumbqnte. Comme!. Rad. perenn: &c. Wachend. Ultr» 323* Commelina procumbens Flore luteo. R. Lugdb* rilL HALL» GMU 66. FABR. Helmft. I84 BERG* Capt Io, G 5 U.DïEL, XII. Stuk. |0(5 D I E M A N N I G E; V. drie onderfte Blaadjes Kelkswyze geplaatst', Opdeel. {?evattencje zo we| de twee grootere , als de Hoofd- deelen der Vrugtmaaklng en de zonderlinge ITük. Honi^bakjes , voorgemeld. Zy zyn geel vaa Kleur, 'c Gewas komt in eenige EuropiTchs Kruidhoven voor, en is door den Ld ifen Hove- nier Meerburg onlangs mee Kleuren in Plaat gebragt (*). c lUr a ^ Commelina met ongelyke Bloemen , Ey- B*ngbJien* ronde jiompe Maden en eene kruipend* Tot deezc Bengaallè is niet ten onregte door den Heer N. L. B'urmannus t huis gebragc het Arundinelle- Kruid van Rum? mus* dat Hemelsblaauwe Bloempjes heeft. Dit is een Ideia Plantje, in groeijing naar Riet, in Loof naar het Muur gelykende, *t welk een zeer lek- ker Moes uitlevert ; inzonderheid, wanneer het ïn Melk van Klappus - Nooten gekookt wordt, doch tevens fterk afzettende en gevaarlyk voor zwangere Vrouwen. Men noemt het 'er Sajor Bulu ,dat is Rietmoes en dit werdt beter geacht dan het Sajor Bajang of Witte Maijer , voor- gemeld ( |3, (4) Com* (*) %AfheelL van zeldz. Gewas/en. Leid. 1775* Tab,. IV. (3) Commelina Cor. iiiffq. Foi. Ovatis oDtufo , Caule pente. Ephe.T'eratn Benghalenfe üèrpens , Folio fubrotundo brevi, Phabngoides. Plük# Alm. ijo T. 27* f. 3» Ephe* sneinm Indcum dipetalum. Herm, Par. i$6t fiè Aiundi^ neila. Rümph, Amb. vi. p. 23. T. 9» f. &» (t) Zie II. D. XI. STUK, bladz. 255. OF BotBLANTEN, ioy fi) Commelina met ongelyke Bloemen, Ey- V, % , x . m v i" Afdeel; rond* Lancetvormige Blaaen en een opge* regte, eenigermaate ruige , z^r eenvoudige Hooit g- & IV. Dcezc Soort heefc Stengen van anderhalf of ;wee Voeren hoogte , regtopftaande , by ieder °P^ttdm!et Knietje ccn dcrgelyk Blad hebbende als het voorgaande , die met Scheedjes de Steng om- vatten , doch fpicfer zyn aan 't end. Voorts gecven zy dergelyke Steeltje? en Bloempjes uit, die met de deelen der Vrugtraaaking door Dille nius afgebeeld zyn 5 zo wel als de ronde Zaadhuisjes, Het groeit in Virginie , doch is volgens den Heer Börmannüs, ook van de Kaap gekomen, B. Driebladige , dat is met drie grootere Bloemblaadjes» (5) Commelina met byna gelyke Bloemen 5 v. Lancetvormige eenigermaate gejleelde Bla- yl^t*^ detiy die aan den Keel gehaard zyn en &p»fche. geregte Stengen* Dee- f4) Commelina Cox* Inzq, FoL Ovato - Lanceolatis, Caule ere&o, fubhirfuto llmplicisfïmo. IL Ups. is, Comm* Fol. Gvato- Lanceolaüs 8cc. H. Clijf* 495* GiioN, Virg. 11. R» Lugdb. 38, Commelina ere&a ampliore fubcceruIeD Flore, DïLL. Eltb. 94, p 77. Té 8.S. (s) Commelina, Cor. fubxq Fol. [Lanceolatïs fubpetlolnïs ore barbatis &c4 Ephetncmm Phalangoides majus Ykginianuin ?:e£him. Pluk. Alm 135. T. 174. f. 4* lh biel, Xty, «ru^ io8 Driemannige Lui ^ fajzzh ' Deeze Virginifche heeft opgeregte s enkelde x n. ' effene' Stengen van twee Voeten hoogte; de Poofz)' Bladen eenigcrmaate gefteeld , Lancetvormig * *TÜK# aan de bovenzydc asterwaards ruuw, met rib- bige ruigachuge Scheedjes , aan den mond ge-^ baard met rosfe Haairtjes. De enddingfe Orn- windzels zyn byna Hartvormig; de Bloemea blaauw , met Hartvormige Blaadjes , het on- derfte korter en een Voetje hebbende. vi. (6) Commelina met gelyke Bloemen en enge* Tub??o%* Jleelde Bladen , die Eyrond • Lancetvormig Knobbc. m eenigermaate kanthaairig zyn. De Wortels % uit veele Knobbels famenge-' voegd, gelyk in yt Kruid dat men gemeenlyk Hemelfleutels noemt of Smeerwortel (*); on« derfcheiden niet alleen deeze Soort, maar ook de Bloemen , welke drie egaale Bloemblaadjes hebben > grooter dan de drie overigen ; wes- halve dezelven veel naar die van 't Ephemerum van Tour n e fort 9 nu Tradescantia ge- naamd (f), gelyken. De Stengetjes zyn om- trent een Voet hoog , volgens meejgemelden, piLLENius, de Bladen ruuw en overlangs dieper f* (6) Cêmmdina Cor, -scqual. Fo^iis fesfilibus , Ovato-Lan- ceotetïs, fubciliatis. R. Ups. 18. H< Ciiff* 21. R. Lugi.b*i%* Commelina Radice Arncampferotid/s. Dill. Eltb* 94. T. 79. f; $>o. Commelina. r&ludoft, latifblia. BüRM. Zeyl, fo», T. 20, f. z. (*) Zie II. D. vip. , bladz, 64.^ (t) *c Zelfde, biadz* $19* OF BoLPtANTEN* I0£ dieper geaderd of geftreept dan in de an'Jcren. V> DeCeylonfe Moeras - Commelina , die breedbla* A*D**™ dig is , van den Heer J.Bürmannüs, wordt £Joöfd« hier , fchoon glad zyndc, t'huis gebragt door8*^. flen jongen Heer. Dezelve , met Runderen- Melk gekookt , zette hrt Water af , volgens de aanmerking van Hermannü^ Niet alleen de Bengaalfche , fomtyds Geele tweebladige, fomtyds blaauwe driebladige Bloe- men hebbende , maar ook deeze Knobbelige f vondt de Heer Forskaohl by Hadie in A- rabie, alwaar zy Vaalan geno?md werdt. De 331oem was driebladig blaauw 2 de Steng ge- gaffeld , zwak , kruipende in een Waterige Grond* Het Landvolk gebruikte 'er de gekneusde Bla- den, naar 'c zeggen was, om, op een Wond gelegd, daar een Doorntje 'was ingekomen , hetzelve uic te dryven* Die Bladen waren Ly- merig, eenigzins kanthaairig en zeer vlak (*)f (jj Commelina die gelyke Bloemen heeft , met vu- verdikte Steeltjes ; de Bladen Lancetvor- mig , met ruime Scheeden , die aan den oouibia- rand ruig zyn en dubbelde Blikjes. dlge' Deeze, in de Franfche Volkplantingen by de Li* (*) Florm JEgypt* Arab. p» 12. (7) Commelina Cor. aeq^ Pecknc. ïacr^sfkis , Fol. Lsnceo- latis &c. Zanonia Graminea Perfoliara^ Pjlum. Gen, 38. Pe- cklymenuru re&uin Herbaceam Gentiana: folio, SloAN» j&m¥ %15. Hifi. U p. 243. T. 147, U I. lh deel* Xllt Stuk, J iio DriemAnnigè LfeLifr V. Linie in Zuid - Anigrik& , door Plumièr ge- "Afdeel. VOD(jen 5 Werdt van hem Zanonia genoemd 3 die Hoofd* Grasachtig is en doorbladig. Onder de Planten stuk. van Jamaika is door Sloane een dergelyk Gewas opgetekend, dat hy regt Kruidig Pen- clymenum, met Gentiaan ~ Bladen * noemr* De Scheeden der Bladen zyn zeer breed en van de Steng afftandig ; aan den rand ruig. De Bloe- men hebben twee Lancetvormigé gepaarde Blikjes. vin- (8) Cómmelina met gelyke Bloemen , die Haait** Cku^flora. dunne Steeltjes hebben ; tweemannig , zon* Naaktbioe. der Qmwindzel; de Bladtrt, Liniaal. hiige. De gelykheid van geftaite betrekt hier dit: zeer kleine Plantje , by Madras aan de Kust van Koromandel gevonden, 't welk ongemeen fmalle Blaadjes heeft en de Bloempjes twee- mannig, zonder OmröndzeL De Heer K ö n i g nam deeze % die op droo- ge Grasvelden groeit , naauwkeurig waar. Zy hadt een ruuwachtig Stengetje van een Span $ ten deele opgeregt 3 met Liniaale fpitfe Bladen en twee Bloenifteeltjes aan 't end ^ die , vari twee tot zes, knikkende gefteelde Bloemen heb- ben. Hy fchryft 'er een Kelk aan toe , van fpitfe i en drie Eyrönde Bloemblaadjes , met drie Draad- (8) Cmmdlna Cor. xq, feduric. Capillaribus * Fol. linea* iibtis , ïnvoliicro nullo ; Flor, diïmdris. FU ZeyL ft. Ephe* toeium Phalangoides Maderaspatcnfe minimum, Fol. peran-» guftis , perfoliatum. Pluk» Alm. T. 27. ft BURftt* FL Ind* pê X7» r OP E O L V t A $f TE iit Draadjes , welke ieder een driehoekig Honig- v; bakje draagen : zynde het getal der Meeldraad- Afdeejü jes niet meer dan twee. Hoofd- (9) Commelina me? gefyfo Bloemen , dfe mannig zyn 9 en een Scheedachtig Om- ^inata. windzel hebben; de Bladen Liniaal. ciee lge* In Oostindie was ook deeze door dien Heer gevonden , wier Bloemen in tegendeel met een zeer groot Omwindzel voorzien zyn. Zy hc;> ben drie gelyke Eyronde Bloemblaadjes, maas twee Meeldraadjes met geele Knopjes^ en een Elsvormigen krommen Styl , gelyk in de meeste Soorten van dit Geflagt. Vier Draadjes zyn 5er , half zo lang als de Meeldraadjes 3 mee fmaile Honigbakjes. De Kelk hadt Larcetvor- mige fpitfe, aan de tippen gekleurde Blaadjes. *t Is insgelyks een jaarlyks Zaay - Plantje. Door den Heer N. L. Burmannüs zyn > onder de Oostindifche Planten 5 nog eenige nieuwe Comraelinaas voorgefteld en afge- beeld Zyn Ed.# heeft een Naaktfiengige met Grasachtige Wortelbladen en blaauwe Bloe- men: een Vlinderachtige, wier Bladen naar die ran Huislook gelyken , op Koromandel waar* ge- te) Commelina Coz. xq. Fol. Linearibus. Flor. diandris ii> ïolucro Vaginaris, Mant. 177. (*) Commelina nudicaulU% PapWonacea jdiffufa , Norvefd* TL Ind. p. 17, 18. Tab. 8. f. I; Tab* 7. £ 1,2* U VU XIL SruKê l \ 112 Dribmannige Lelie- üfdeeu genomen zynde , zo tvél als de twee vólgen- W. de ; een Ferfpreide naamelyk en Geribde met Hoofd- ovaa]e Bladen ; de Bloemen in beiden met Hart- 8TÜEf vorrnige Omwindzels* Voorts heeft zyn Ed, ook de Gekamde , welke door den Ridder tKahs uitgemonfterd is , als hier behoorende , in Af- beelding gebragt (*). Zyn Ed. befchryft die, als een Waterplantje, op Ceylon en Ma- labar voorkomende, dat ongedeelde fappige, fpits Eyrocde Blaadjes heeft en de Omwind- zeis Aairswyze op elkander leggende ; zo dat die met elkander een Kammetje maaken. De Bloemen kwamen, in alledeeze,driebladig voor, doch in de gedroogde Exemplaaren niet zeer duidelyk. Het zyn aïtemaaï kleine Plan- tjes die, uitgenomen de Naaktflengige, Wor- teltjes fchieten uit de knoopjes van hunne leg- gende Stengetjesi C A L L 1 S I A. Ëen drïebiadigë Kelk en drie Bloemblaadjes : dubbelde Meelknopjes en een tweehokkig Zaad- huisje, onderfcheiden dit Geflagt,'t welk naar *t voorgaande veel gelykt , doch geen Honig- bakjes heeft, zegt de Ridder. De f *5 Commeliria Criflata. Sp* Plant. I. p. 6i9 Sp. id, Comm. Cor» aequalibus involucris fpicatim imbricatis. Fl+ Zkyt* 3 a. Ephcmerum Zeyl. procumbens inflamm. Herm. Far 148. RAJ, Hift. S66* BURM, FL lrd% p, \l% T. 74 fc 4» OF BOLPLANTBHi «3 De ecnigfte Soort O) , in de Westindiën V. door den Heer Jacquin, en wel op 't Ei- AFD^Eti iand Martenique ,in vdgtigé Velden 3 onder de Hoofd- Commelihaas groeiende 9 waargenomen. ZyrisTu*. Ed. noemde ze, wegens de tederheid derBIoe- i. mm , Hapaïanthüs en merkt aan, dat hec een re pens. kruipend groen Krüidje is, uit de Knoopjes van Kruipende* zyne Rankjes Wortel fchietèrde. Het heeft Eyronde f gefpitfte , vette, gladde 5 taamelyk dikke Blaadjes , van onderen Schee- duchtig, aan den rand paarfch, overhocks aan de StengetjeS zittende , doch aan *c end tropswyze roosjes teaakén4éi De Bloempjes zyn klein , teder , ongedeeld * groenachtig., en komen doorgaans drie te gelyk uit ieder Ox dl der onderfte Bladen voort. De Bloemblaadjes zfn Lancet vormigj de Meeldraadjes loopen uit in twee rondachtige' Knopjes. Het Vrugtbeginzel is langwerpig met een langen Styl , die aan 't end een Kwastje heeft. Het Vrugtje bevat, in ieder holligheid, twee rondaehtige Zaadjes. Tot dit zelfde Geflagt acht zyn Ed., buiten twyfel , dat Plantje te behooren , 't welk de fchrandere Loeflingui Zuid - Amerika vondt, £n Callijia noemde. Linn^üs betrekt het tot deeze zelfde Soort; P H (i) CalïiGa. Syfl. Nat. XII. Gen. i%l Ve%. XIII. p. 80. Loesl. hin. 305 , 391. Hapalanthus icpens* ]AC<^ Amen Ni/I. iu T. ié. H th DSEL, XII* STUC» ï*4 Driemannice Lelie* V. Phalangium, Afdeel. Hoofd ' Geflagt, we^s Kenmerken moeten zyn, stuk, een zesbladige Bloem, waar onder bec Vrugt> beginzel,en een driehokkige Vrugtj heeft de * Hooglet raar N. L. Bürmannüs; terwyl de andere Kruiden , om?er dien naam oudtyds be- kend, by den Ridder , weg ns de zesmanmg- heid , in 't Geflagt van yhnhmcum geplaatst zyn, hier, onder de Dnemanoigen, ingevoegd en geeft daar van drie Kaapfe Soorten op; als ï. (i) Phalangium met Takkige Bloemjlengels* Pbalan» Swfum' Deeze is, onder den bynaam van Takkig, Takkig (Jqoj- Zyn aidus belchreeven. Een klein Kogelrond Bolletje geeft Scheedjes uit van drie Duimlangte, waaruit Lancetvormige Bladen, welke driemaal zo lang zyn, voortkomen. Een Stengel van anderhalf Voet 5 heeft in 't midden Bloemtakjes 9 met eenzaame byna driebloemige Steeltjes* Een Eyrond tweekleppig Scheedje verdrekt voor Kelk. De Bloem heeft zes Ey- ronde uitgebreide Blaadjes, aan de tippen Els- vormig : drie Meeldraadjes, in de Nagels inge- plant ; met langwerpige Meelknopjes. Het Vrugtheginzel, onder de Bloem , heeft een Draadachtigen Styl, langer dan de Meeldraad- jes, met een driedeeligen Stempellende Vrugt (i) Phalangium Scapis Ramofis. Mihi« JMlLL* Ic* JPluk. T. is;, f. 3. «urm. Fh P« u ö F 3 Ö t H A N T E K» 'is een Hartvormig dnehokkig Zaadhuisje , met V. veele zeer Kleine Zaadjes. Ik Dit flrookt in st geheel niet met de aangehaal- Room* de Afbeelding van M iller, welke een As- phodelus voorftdt , met de Bloemen eenbJadïg, in zesfen gefneeden en het Vrus;tbeginzel bo- ven, dat is binnen de Bloem. Ook heeft die van P l i k ic n et de Bloem vyf bladig en dee- ze zelfde is aangehaald op de volgende Soort, waar van de Heer Burmannüs geen Af- beelding of befchryving geeft , dan alleenlyk den Bynaam obfoletum, dat is flets van Kleur, hoedanig Plu ken et gezegd hadt de Bloemen der voorgemelde te zyn (*). (2) Phalangium met geaairde Bloemjlengels. ir. Phalan» Of het Gewas, dat ik in hg. a, op Plaat f™3?"** LXXX. vertoon , ook het Phalangium, Spica- pl-lxxt. turn zy , blykt my niet duidelyk. 'i Is zeker Fi&' u dat de Bladen veel van die by Pluke net verfchilien , als zynde Grasachtig , ongemeen fmal en dun , de Stengel niettemin omvattende en overhoeks geplaatst» Het maakt, gelyk men hier ziet, een lange Aair, van byna ongefteeldc blauwachtige Bloempjes , ieder gevat in een Vliezig Scheedje, dat twee punten heeft, over* hoeks Gladiolus Phalangoides Etbiopleum { forte Sifynrlchü genus) Floie pentapetalo , obfuled coloris, ex Codice Ben» tingiano. Alma^. p 170* (1) Phalangium Scapis Spicatls, Mihi. H 2 ®. Dell. Uh Stuft» n6 Driemannïge L e l i è= v* hoeks aan de Stengel zittende* Ieder Bloempje Am™u heeft zes gefteélde Blaadjes, aan h end ftomp , Hoofd terwyl daar binnen maar drie Meeldraadjes zyn stuk. vervat , met groote, gevorkte Meeiknopjes, Men ziet dit duidelyk in het vergroote Bloempje by a9 alwaar tevens zig de Styl vertoont, die by- na op een derde der langte in drieën is ver- deeld; doch zodanig, dat ieder verdeeling we- derom in twee Stempels eindigt, die met Stuif- meel bedaauwd zyn* Dit is een aanmerkelyke byzonderheid, welke misfehien aanleiding zou kunnen geeven, om hier van een nieuw Geflagt te maaken. Tot de Cyanella kan het , volgens de daar van door den Hoogleeraar. D. van R o yen opgegevene bepaalingen, hoewel zes Stempels hebbende, niet behooren. De Plant , in Fig. 3 , op de zelfde Plaat vertoond , had ik gemeend ook tot dit Geflagt betrekkelyk te zyn ; dewyl zig in ééne Bloem maar drie Meeldraadjes vertoonden ; doch by nader onderzoek bevind ik , dat 'er zes zyn, elk voortkomende uit een Nagel van een Bloem- blaadje als by /;; des dezelve vervolgens tot het Anthericum zal worden t'huis gebragt. III. HOOFD- OF BOL PLANTEN. 117 Afdfel, III. HOOFDSTUK. „ iIL HOOFD- Bef chry ving van de Zesmannige Bo l.stük* planten, tot welken de Narcisfen , Le* liën 5 Tulpen , Hyacinthen, Tuberoozen en andere I elieachtige , zo in als iiitkeemjche ; gelyk de verfcheide Soorten van Affodillen , Ajuin,, Look; de AmaryHisfen of Lelie- en Tros ~ Narcisfen , Haemaiithus , Cvinum en veele andere, zo Kaapfe ah Oostindifche Bloe* men], van ongemeene fraaiheid , behooren. Veeie Geflagten der Zesde Klasfe, die naa« melyk Bloemen hebben met zes Meel* draadjes , komen in deeze Afdeeliog 5 welke de voornaamfte Schoonheden van Flora bevat. Het eerfte voert den naam van H^MANTHUS. 't Welk een zesbladig veelbloemig Omwind- sel heeft ; een zesdeeüge Bfoem 5 boven het Vrugtbegïnzel, en een driehokkig Zaadhuisje. Hier in zyn begreepen de vier volgende Afri* kaanfche Soorten. (t) Hsmanthus met Tongachtige platte glad- r. de Bladen. lUm**. •Lilu neus* Hoogroo- (1) lUmanthus Fol. Linguiformibiis planis tevibus. SyfiH& U. DEEL. XII, STOK, ïiS Zesmaknige Lelie* V. Een zelizaomc Plant, die, door haare Tong* ^FfjjEL' achtige, breede, dikke Bladen , naar fommige Hoofi) Soorten van Aloë gelykt , maakt deeze uit, stuk. De afkomst is van de Kaap der Goede Hope; hoewel foinmigen het voor een Indifch Gewas hebben gehouden. Dus werdt het van Mori. son Hoogrcode Jndifchs Lelie , van anderen Indifche Narcis of Lelie - Narcis met een Draa* dige Ëloem 3 Scogliofo of Squaliofo der Italiaa- nen geheten ; dat op den Schubbigea Wortel ziet (*)• Bod^us van Stapel, een Am- fterdamfch Geneesheer, die in den jaare 1636 flierf , noemde ze Tulp van de Kaap der Goed® Hope (f). Dus hlykt , dat dit Gewas reeds meer dan anderhalve Eeuw in ons Wereldsdeel bekend zy geweest. Het bloeide ?er, misfehien aller- eerst , in de Hof van den Spaanfchen Staats- Raad en Gouverneur van 't Nieuwe Kafteel te Napels, den Heer de Gorduba, zo ColüMna, die het naar deeze Bloem in Af- beelding bragt, aantekent (|). Dit moet reeds vroe* Nat. XII. Gen. 396. V*g* XïTL Gen. 4eo. p. atfi. £L Clif. 117. R. Lugdb. 42. Hxro. Fol. obtufis , bafi truncatis. Cowy. Hort, II. p. 127. T. 64. Narcïsfus Ind. puniceus. Ferr. Culu 137. Naic. Ind Serpentaiius. Hern. ^tf*. 885. T. (*j Liüo * Narcisfus , Indicus craentus, Stamineus , Squa<* Uofo ft dis. BARR» h* 1041* Obs. 791. (t) Tulipa ex Prornontorio Kon* Spe*. Stap* in Theophr* (l) Commelyn zegt, dat het geweest is in de Hof v&n den Pans Ci^siü$ : doch ik vind het zodanig , als ik hiet fchryf* OF BOLPLANTEN. 119 vroeger dan in 'c jaar 1628 geweest zyn. Om- V; trent die zelfde Jaarcn heeft het ook gebloeid A™**u in de Hof van den Kardinaal Barberini Hoofd* te Rome 5 gelyk Fërrariüs heefr aangete-STÜK« kend. In 't laatfte Jaar der voorgaande Eeuw, heeft het ook hier , in de Hortus Medicus dee- zer Stad , gebloeid , en is door den gedagten Hooglceraar Commelyn Volkomen in Af- beelding gebragt en befch'eeven. Zeer zeldzaam bloeit deeze Soort van Ha?- rnanthu*. Zy geeft uit een Bolwortd, van meer dan twee Vuiften groot , die uit veele op el- kander leggende Schubben beftaat, twee dikke platte B/aden 5 meer dan een Hand breed en een Voet lang* Deeze verfchynen wanneer de Stengel bloeit , die anderhalven Voet lang is en twee Vingeren dik, platachtig rond, witachtig of bleek groen , doch met paarfche Vlakken, byna als de Stengel van ft Kalfsvoet of Slan- gekruid , getekend. Op den top heeft dezel- ve een Knop, die open gaande een Kelk maakt van zes of meer Bladen, naar een Tulp gely- kende , welke wederzyds Bloedrood zyn. Hier van heeft de vermaarde Hekmannüs den naam ontbeend, dien Tournefort ook gebruikt heeft , ■ door onzen Ridder aangeno- men fchryf. Coi umna zegt si! een , dn hy ze aan 't Jicht gebragt heeft of geplaatst onder de Mexikaanfche Flunten: ExcelL Principe C&fto annuente , en verder , dat zy in een Pot ge* bloeid had by den gezegden Spaanfchen Keer* H4 II, Deei.. Stuk, 120 Zksmamn-ice Lsli E- , V, mcD (*> Binden dat Omwindzel zyn vervat j.^ 'meer dan dertig Bloemen, ook rood, iozesfeü Boofd* gedeeld, met zes witte Meeldraadjes en geele stuk. Knopjes, Ieder Bloem zit op een driekantig Vfugib ginze!,dat het gezegde Zaadhuisje wordt, van grootte als een Olyf , zo Columna waargenomen heeft. In de Herfst isdeBloei- tyd deezer Planten in ens WereldsdeeL XI. (2) Haemanthus met Tonpachtwe kanthaairige. thus ctöa* isiaden. ris. 1 3antr Zeer verfchillende is deeze Soort , door haa- ren langwerpigen Bol niet alleen , die ook groot is en Bladen als de voorgaande , maar fmaller heeft, op de kanten zeer fyn rehaaird en als met druppeltjes gefprenkeld. Ha ichyet de ronde Afrikaanfche Lelie, met flaauw Granaatkleurige kleinere Bloemen, by H er man nu s dus ge- < naamd, te zyn. (3) (*} H&manthus , immers , betekent. Bloedbloem ; gelyk, Columna zegt , dat die BioemblaUen Bleekkleurig rood zyn, f Colere Sangumeo rubente) ; FERRAB1U6 noemt ze Nar- chfus Indicus Punlce&s ; dat is van een Granaatappel ige of geelachtig roode Kleur. De Ridder heeft tot bynaam he£ wooid Coccmeus , dat Sch ariaken v,erwig of Hoogrood bete- kent , gebruikt, Waarfchyjilyk zal de Kleur naar het Kli- mast wel wat verfchilicn. , (2) Hwmtfas FoL Linguiformibus CilLtis. Lüium Afric. Sphxricum Flor, obfólete puniceis minoribus* Herm. Lugdè. 375. Bulbus oblongus -^Sthiopkus, Fol. Guttaüs &c. BREYK, Cent, T. 3$. OF BöLPLANTEN* ('3) Haemanthus met Lancetvormig Eyronde , VV gegolfde, opjiaande Bladen. Afdeel. Veel gerneenzaamer is de Bloem van deeze f^^FD" die haar afkomst niet van de Kaap heeft, maar nu van de Guinecfche Kust. Men vindtze onder tH***n? ^ t tbus runt* den raam v^n Standelkruid uit Guinee, doorat. Swertuis en anderen , in Plaat gebrajgt en ' befchreeven. Boerhaave hadtze Dracuncu- loides getyteld. 't Schynt dat de figuur van den Wortel, de Bladen en Steel , aanleiding daar toe gegeven hebben * zo wel als om ze by de Hyacinthen te vergelyken; dat S eb a doet» Hy noemtze Jfrikaanfch Gewas , meest mir de Hyacinth gelykende^ Knobbel- en bolachtig van Wortel met een zeer fierlyk gefpikkelden Steel , en zeer breede Bladen, als die van Colchicum 5 zynde de Bloemen hoogrood, zesdeeïig tn veel ^by een vergaderd. Het bekleedzel 3 merkt D 1 l* lein 1 vs aan, in deeze Soort niet te beant- woorden aan den naam van dit Geflagt, als groen zynde van Kleur. Het heeft, oogthans, veel paarfchachtigs , en de roodheid derBloem- , pjes (3) H&mantbus Fol. Lanceolato - Ovatis undulatis ereefcis. H4 Cltff. iz7. H. Ups. 88. &. Lugdb. 4?.. Haenianth. Coi- «;hici folüs, Perianthio Herbaceo, Dill. Elth. 167. T. 140, f. 2. Trew Ebret. T. 44. Hyacintho affinis Africana C'u'e maciilato. Se?. Mus.. I. p, 20. T. i%* £ 1, 2 , Satyriviiii e Guinea. Swert. Flor. I. p, 6z. f. 3 Muais. Hi/i^ III. p+ 49ï. S. 12. T. 12. f. 11. Rudb» Elys. \u p« 2lo# f. 3* Dra- er unculoides* Boerh Lugdbrll. p. 266. H 5 II. Deel, xn. Stuk. 122 Zesmannige Lelie* V. pjes 5 daar in vervat , vergoedt rykelyk dit ge- Afdeel b,.^. doch Zy Zyn Oranje of geelachtig rood* Hoofd* Stengel komt niet uit het midden derBla- stuk. den, maar aan de zyde van derzelver Steelen, uit den Wortel voort (*). Zy is groen en ten deele van onderen af, of geheel, met bruine Vlakken getekend. De hoogte is een Span of byna een Voet, gelyk ook die van den gemee- nen Steel der Bladen, welke rond is , de Bloem- ilengel aan deeene zyde plat. De Wortel be- ftaat uit twee Bollen boven elkander, waar van de onderfte grootst en de bovenfie mee ver* fcheide jonge Bolletjes omgeven. In de figuur der Bloempjes febynt , volgens de Afbeeldin- gen, een aanmerkelyk verfchi! plaats te hebben; als'zynde het Pypje korter of langer, de verdee- lingen breeder, fmaller3 meer of minder uitge- breid : ook de Meeldraadles langer of korter. De Vrugten zyn roode fappige Besfen 5 die op Steeltjes fiaan^ komende meest éénzaadigvoor; doch men vindt 'er blyken in , van de twee andere Zaadhokjes. Gedroogd J en in Papier bewaard , heeft men deeze Besfen zien Wor- tel fchieten en jonge Bolletjes maaken ; 'c welk zelden gebeurt met drooge Zaaden, (O (*) Boerhaaye zegt wel , ex medio Tuhere , liter Fa* lla^ cmergit Caulh ; maar het blykt, dat hy door de Bladen hier de Bladfteelen of Stengels der Bladen meene, bezyden cf titsfehen welken de Bloemfteng uitfchlet. OF li O L P L A N T E R« I$3 f x ) Hsemanthus ma Linlaak gekielde Bladen V\ Geen nadere befchry ving vind ik van deeze,^1*^ die volgens Millek aan de Kaap der Goede STlk. Hope groeit. \ iv. De Heer Forskaöhl vondt in Arabie een thJ^aX Hamanthusy welken hy coccineus noemt; dochn^.p,de deeze fchynt zeer van de eerde Soorc te ver- fchülccu De Stengel beltondt , volgens zyne befchry ving, uit geflootene Bladfcheedcn 3 wel- ke wit waren > met Violette vlakjes. De Bla-» den, anderhalve Span lang, waren langwerpig ovaal , efFenrandig , geribd , groen , met den Kiel ook Violet gefprenkeld* De Bloemfchee- de was maar getand (*)♦ Tusfchen de Bloem** deeltjes zaten lange Borftelhaairen. De Wor- tel was knobbelig of Bolrond , niet eetbaar. Galant hu $. Wittertje. Behalve de drie grootfte en büitenfle, welke holrond zyn, heeft de Bloem, in dit Geflagt, een Honigbakje , dat uit drie kleine uitgerande Bloemblaadjes beftaat en een cenvoudigen of niet verdeelden Stempel. De eeniglte Soort (i) maakt een klein en zeer (4) H&manthus Fol. Linciribus carinatis. MiIX> DIB* (*) Spatha nonnifi dentata. Flor* jEgypt. Arab. p. 75* (1) Galamhust Syfl. Nat. Xll. Gen, 397. ^ XUT. Gen. 401. p. z6u Cliff. 134, Ups. 73. R» Lugdb* 3j>. Lea- II, Deel, XH9 SïüSi ï24 Zesmannigs Lelie,, . v« zeer bekend Kruidje , dat men hier te Lande IU. Naakte M 'yfjes of Juffertjes in 't Hembd , of Hoofd* ook Zomer - Zotjes , noemt. Het is hier byna stuk, genaturaüzeerd, verfpreidende zig wyd en zyd door zyne Bolworteltjes , die 's Winters den Vorst verduuren , doch heeft zyne afkomst uit vogtige Valeijen in Italië, SwkzerlandenOost- enryk. Het is een klein teder Plantje , met Grasachtige Zeegroene Bladen , die Scheed- achtig het- Stengeltje omvatten , dat een half Voet hoog opfehiet of laager blyft naar den Grond* Aan den top heeft het een hangend Bloempje, dat zig Melkwit vertoont, waar van de benaamingen ontkend zyn* Het zweemt naar de Narcisiën, wegens het Honigbakje, uit de drie binnenfte Bloemblaadjes beftaande, dat van de drie buiten fte grootere hol Je Blaadjes omringd wordt. ïouiinefort heeft de figuur der Bloem zeer fraay in Plaat gebragt, en getoond , hoe dezelve op een rondacht/g Vrugtbeginzel zit, dat in een groot driehokkig Zaadhuisje overgaat (*). Hy hadt het nog- thans , met de volgende , in één Geflagt be- trokken* Leu- , Xéucoium bulbofum trifojium minus C. B. Pin. 56. Leu« coium bulbofum tnphyilon. l)OD. Pempt* 230. Leuco • Nar- xisfo- Lirion minimum. Lob. U. 12$. Narcisiö • Leucoium trifolium minus. Tourne. Injï, 387. Erangelia. Reisealm. Sp. 97* T. 96* ^(+) Tab. ao8. Lett. B. Ü F BoLIÜAMTENi 12 J Leucojum. Tydeloos. V. Af DE EU De Witheid der Bloemen was een dergelyke Ho^. reden , om hier den Griekfchen naam , die ge- SXUJU meenlyk aan de Violieren, thans Cheiranthus genaamd (*), gegeven wordt, te gebruiken. 't Geflagt onderfcheidt zig door een Klokvor- mige, zesdelige, aan de tippen verdikte Bloem en heeft ook een enkelden Stempel. De drie volgende zyn 'er in vervat. CO Tydeloos met een eenbloemige Schede en t. ? ,n o , j Leucoium een geknodjten ötyi. vtmum. voor- Op dergelyke Velden en plaatfen als het voor- iaarfe* gaande, komt dit voor , dat men Witte Tyde* kozen noemt , in 't Voorjaar blceijende* Hier is het in de Bloemtuinen niet ongemeen. Uit een Vleezigen , ronden , witten Bolwortel , geeft het taamelyk breede donker groene Bladen ; niettemin Grasachtig, maar ftomp aan 't end , van acteren rond. Het Stengeltje bereikt zelden een Voet hoogte en draagt gemeenlyk maar ééne Bloem i ( *) Zie TT. D. IX, Stuk , bkdz. 694. Cl) Leucojum Spatha uniflora , Stylo Clavato. Syfl. Nat» XII. Gen. 398 Veg* Xltl. Gen 402. p. *4t4 Leucojum, H. CliJT. 13 5» Ups* 74» R. Lugdb* 35. teucoiura Bulbofutn vuigare. C B. Pin, 55. RüDB, Elys. II. p. 95. f, j. Leu- coion Bulbofttm hexaphyllon. Dod. Pempt. 230, Leuco- Êïarcisfo - Ltrïon paucioribus floribus. Lob. Üp« jij. Narcisfr- Leucoiu m vuigare. Tournf. Inft. *S7. O» DgEl,, XXI» STUE* Ï2Ö Z E S U A ft N I G E L'É LIÈ* V. Bloem, die in een naauwe Vliezige Scheede - Lë vervat is en knikt of nederhelt. Zy bettaat Hoofd uit zes Eyrond • Lancecvormige , geltreepte , stuk* w|tce Blaadjes , de buitenge grootst , aan ?c end dikker en geelachtig groen. Zy maaken met elkander een Klokje, zittende op het Ey- ronde Vrugtbeginzel , dat een Peerachtige Vrugt wordt, met drie holligheden, verfcheide ronde Zaaden bevattende» iï. (2) Tydeloos met eene veelbloemige Scheede $"1™ * en een geknodjten Stjt. Zomerfc. Een naar 't end verdikten Styl heeft deeze zo wel als de voorgaande, doch onderfcheidc zig door de veelbloemigheid. Men zou dit, echter., als een Verfcheidenheid kunnen aanmerken : terwyl de tyd der bloeijing zo verfchillende is,* dat eenïgen het Vroege , anderen laate Tyloo- zen noemen. Lob el zegt , dat deeze, mee zes of zeven Bloemen op een Stengeltje, veel in Laoguedok , aan de Rivieren , op vogtige plaatfen voorkomen. De Heer Goüan maakt 'er gewag van , doch vermengtze met de vol- gende en zegt niettemin , dat zy in 'c vroege Voor- (2} Lcucoyam Spatha multiflora , stylo clamo. Leucouira Bulbofum majiis f. mulriflormm C, B. Pm* 5s. Leucoion Bulbofum polyanthemum. Dod. Ptmpt. 230» Leuco-Narcis* fo-Lirion Pratenfe vernnm. LOB. Jct 122. Leucojum Bulb» ferotinum inajus. Clus. [Hift* U p* 170. Polyanthemum» Rem. Spee< 99. T# 100. OF BOLPLANTBN* 127 ^ Voorjaar bkHt , wordende deswegen Perce» V. Neige genoemd van de Ingezetenen (*). Afdeel* Hoofd-* (3) Tydeloos met eene veelbloemige Scheede ,tuic. en een Draadachtigen Styh nr. Leucojum In Portugal, zo de Ridder aantekent, vondt^J^f* LoefL'Nü deeze , die door Clüsiüs by Badajoz in Spanje , aan de Grenzen van dat Ryk, waargenomen was. Deez' zegt, dat hec de Bloem heeft als een Schelletje gefatfoeneerd; maar volgens Loefling is dezelve Pypach- tig, niet Klokvonnig. De Bladen hadc hy niec gezien. Volgens Clos ius zyn dezelvea Haairachtig dun en groen, komende eerst na 't opengaan der Bloemen uit den Grond. Twee of drie Bloempjes draagt dit Kruid op \ hoog- fte, die ook neerhangen en Melkwit zyn van Kleur. TüLBACl A* Dit Gellagt is door Li rnüus benoemd % naar wylen dén Wel Edelen Heer Tülbag,, ge* (*) Hy gebruikt de bepaaling van de volgende Soort , era haalt niettemin Touiinefort aan, die deeze bedoelt. Zie GoüAN Monsp. (i) Leucojum Spatha multiflora* , Stylo Filiformt, Loefe.. Itin. 13^ Leucoimn Bnlbofum Aiuumnale. C. B. Pin, 5$* L. Bulb* Aut tenuifoliuru. Clüs. Hift. I. p. '170. — » mi- Dimum. Dod. Pempu 23©. Lob. ic. 1*4. TricophylIvuBe &en. Sp. 10 1. T. ïoo. U. m$L. XIU STUK, 12$ Zesmannige L e l i e° V. gewezen Gcuverneur van dz Kaap der Goeda AvJ*u Hope, door wien een menigte Kaapfe Zaaden * H o »F Bollen en gedroogde Planten, aan de Hecrcn bruto Bcjrmannüs alhier, ten diende van deri Hortus Medicus bezorgd zyn. De byzondere Kenmerken beftaan in rtn Treriiterachcige Bloem 3 met den rand zesdee- lig, en een Honigbakje dén Mond kroonende, met drie gefpleeten Blaadjes , van grootte a!s de zoom. Hei Vmgtbeginzel zit binnen de Bloem t* De eenigfte Scrrt hier van tót nog toe cjSf * bekend , voert den bynaam naar haare aW Kaapie. komst. De Wortel is Bolachtig , met veelé dikke Vezelen. Uit dezelve komen vcele fmal- le gladde Grasachtige Wortelbla den voort. De Stengel, die eens zo lang is , draagt in een Scheede van vyf tot zeven Bloemen ; welke geftetld en paarfch zyn, veel gelykendë haar die der gewoone enkelde Hyacinthen. Anders komt de Geftake , zo de Ridder aanmerkt , veel met die der Naakte Wyfjes öf Jonquil- jes overeen. Ik erken het geen van beiden. Elders wordt gezegd , dat de Bloem groen zy en het Honigbakje donker paarfch. De Heer Jacq^uin heeft deeze Plant in Afbeelding gebragt. Uit een gedroogd Exemplaar , my door den beroemden Hoogleeraar D. van -ROYEN fl) Tulbagia. Syfi» Nat. Veg* XIII, Gea. IJOO. p, 262, JAC<^ Hort, T. 114, Mant. 223. ÖF BOLPLANTEK» 1$$ koijEN medegedeeld , blykt, dat de Zaad- V* huisjes driehokkig, driekleppig > en, zo't fchynt^ A*™*u veelzaadig zyil. Hoofd* Hier zal ik een Geflagt laaten volgen, dat de stuk* meergemelde Sweedfche Heer , Doktor T h tj n- bero > door zyn fid. aan de Kaap gevonden zynde, genoemd heefc Fab&icia. Ter eere , zekerlyk , van den vermaarden Heer Fabriciüs, Lyfarts van den Hertog van Brunswyk Luneburg en Hoogleeraar * door wien de Planten van den Hdmftadfèa A'ca iemie-Tuin in Optelling gebragt en de zeldfcaatiifte befchree- ven zyn. De bepaaling der Kenmerken , door zyh t. . WelecU , nog niet gezien hebbende , deel ik FfuuJ^ fle^ts de Afbeelding mede van die Soort , wel* cieftemdé. PI LXXXCi ke hy Stellata noemt. Een fchoon Exemplaar *Fig* x. daar van , 't welk ik van de Kaap heb ontvan- gen, toont dat het een Bolachtigen Wortel met veele dunne Vezelen heeft , waar uit Bladen voortkomen 9 vêel naar die der Narcisfen ge- lykende , doch niet lang, uit wier midden een dunne Stengel , van ongevaar een Voet langce , met één Blad , op 't end één enkele Bloem hebbende, als in Fig. i, op Plaat LXXXI, hier nevens. Deeze beftaat uit zes Lancetvor- mi'ge Bloemblaadjes y welke p^arfchachtig , doch aan de Nagels byaa zwart zyn. Zy rusten op I eeü lh DEEL, XII* StUK* !30 Zêsmas.nige LeUë- Vé een Vrugtbeginzel , dat in eene verdikking vaft ^^1^ ^e SteP8eI beftaat , gelyk in de Crocusfea en Hoofd- eenige Narcisfen, naar welken de Bloem eeni* sim. germaate gelykt , doch zy heeft zulk een Ho- nigbakje niet als in de laatften. De Meeldraad- jes komen uit den Stoel voort en zyn zeer kort , maar hebben üitermaate lange , dikke , Liniaale Meelknopjes,zes in getal, omringende den Styl f die niet driedeelig is en waar boven zy uitfteeken. Men kan hier van uit de Af- beelding oordeelen. Narcissus. Narcis. Een zeer bekend Geflagt, dat zynen naam , volgens de Ouden, van eenen Jongeling Nar- cisfus , of van eene verdooving , welke het aan de Zenuwen toebragt , zou hebben* Hoe 't zy, die naam is in 't algemeen gewettigd, hoe- wel men de Bloemen, daar toe behoorende, ook Tyloozen of Pacis - Leliën, in 't Engelfch Daffodils , in 't Franfch Jonquiljesy noemt. Zes gelyke Bloemblaadjes (*) , met een Trechterachtig eeubladig Honigbakje , waar binnen de Meeldraadjes vervat zyn , ftrekt voor byzondere Kenmerken van dit Geflagt, dat de veertien volgende Soorten behelst* (O (*) Toubnefort en anderen hadden v/el de Bloem een* bladig genoemd ; doch zy keftaat $ yolgens den Ridder , uit zes BlaWjes, die aan 't Honigbakje, dat het middeiftuk Is, gehecht zyn. O F E O L P L A » t i n; fx) Narcis met eenbloemige Stengels i het Ho- W nigbakje Rader achtig, zeer kort, en rappigAr^L gekarteld. Hoofd* stuk. Buiten de Hyacinthen cn Tulpen zal mén u Mauwlyks een Geflagt vinden , dat zo veele ^^{u Verfcheidenheden heeft. Zelfs van deeze, die wit^ \vit is , met een klein paarfch kransje in 't mid- den, dat men te regt een Hónigbakje noemt, maakt Parki N sön vier Soorten; cene vroe- ge , naamelyk , een laate * een zeer groote en een gefternde. Daar komen ook wel Witte voor, die van binnen een geel Bakje hebben, doch deeze behooren rot de volgende* De Poëtifchc £ diis genaamd om dat zy naast toet de befchryviag van Ovïdius llrookt, is zeer gemeen in Languedok , Provënce en an* dere Züidelyke deelen van Europa. De Groote en Gefternde i voorgemeld > hadt men uit dé Ooftcrfcbe Landen bekomen. Loeel merkt aan, dat 's Voorjaars de Velden by Mompel- lier ongemeen verfierd worden door deeze wit- te Bloemen, „ die in ?t midden ^ zegt hy. eeii 3, gefronfelden ring hebben , uit den Saffraan- 3> geelen / ( i) Narchfas SpatM unifiöra , Ne&ario rotato brevisfimo fcariofo crenulatto. $yfi. Nat. XU. Gen. 399. Vë%, Xlll± p. 262, H. tips. 74. Nare. Fol. Ënfiformibus &c. H. Clif. 334.. R. Lufih. $5. Marcisf* alb. drculo purpureo, C. U. Pin. 4S. Narcisfos medio purpureus. Dod. Pempt» 223^ Naïeisfus Pdëticus &c. LOB. Ic* 1*2. multiplex. G» Tin. I 3 Ut DEEL. tXh ST®Bm 132 Zesmannige Lelië- V. „ geelen naai 't purper trekkende. Het is de Afdeel. ^ JSTarcis van Dioscorides, die een zeer Hoofd- %% zoeten en regt tot Slaap verwekkende Reuk •tuk* 3J heeft, naar dien der Plompen iets of wac gelykendc." De Bloem komt eenzaam voort , uit een Vliezig Blaasje op 't end der Stengel, die kaal iss eerigszins platacütigen geftreept. Zy heeft een byzonder Steeltje, mee een rond Knopje, 't welk het Vrugtbeginzel is , dat een Zaad- huisje wordt, driehokkig, driekleppig en veel* zaadig. De Bladen gclyken naar die der ande- ren Narcisfen zowel als de Bol , welke byna rond is , gelyk de Hyacinthen - Bollen , en uit Rok« ken heftaat, doch geelachtig rood van Kleur, gelyk die der Tulpen. n: (a) Narcis met eenbloemige Stengels ; het Np/eudo"S nlgbakje Klokvormig opgeregt en gekruld , ^eJ^s> z& lang afo de Eyronde Bloemblaadjes. Van deeze , die in de Bosfchen van Vrank- ryk, Engeland, Spanje en Italië, zode Ridder aanmerkt, natuurlyk groeit , komen ook aan- merkelyke Verfcheidenheden voor. De ge- meen- (2) Narcufus Spathd uniflora , Ne&arïo Campanulato ereci» to ctispo &c. Nare, Fol. Enüfotmibus &c. H. Cliff. 134. R. Lugdh. is* N. 3. Goubn Monsp. 164 Narcisf. fylv. pallicU Cal. luteo. £# multiplex. y# duplici f. triplici Tubo Amca C. B. Pin. 54. Nare. luteus fylveftris cc multiplex» DOD« Pempt. 227, f. 1, 2 , 3* LOB. Ic, OF B O L P L A N T E N. 133 roeenften hebben de Bloembladen bleek en het V* Honigbakje hoog geel; doch men vindt 'er die' jjj; * hetzelve Goudkleurig hebben en de Bloem geel iïoofd# Voorts komen ook deeze Narcisfen met dub-3TÜK# beide , dnt is gevulde Bloemen , en met zoda. nigen voor, waar twee ot drie Hooigbakjes ia elkander fteeken , of die het Honigbakje, dat hier een zeer grooten Kelk in 't midden van de Bloem maakt , alleen gevuld hebben met een foorc van Bloemblaadjes. In Engeland zyn deeze Narc'sfen zeer ge- nteen, wordende op de Groenmarkten te Lon- den by groote hoopen te kocp gebragt. Het Vrouwvolk is 'er zeer mede gediend en noemt* ze Primrofe peerlesf, dat is Weergalooze Sleu- telbloemen of Voorjaars- Roozen* Io Duitfch- land noemt menze Mertfzbtumen , dat is Maarts- Bloemen , by ons Geele Tydeloozen. Hier ont- brecken zy op de Bloemmarkt , als 't in de tyd is, ook niet, gelyk men weet, en vermaa- ken, zo door de Kleur als door den Reuk* n De Boschachtige Beemden in geheel Enge- land en Nederland, zyn 'er vol af, zego „ Lob el; maar in de Landen die Zuid waards leggen , gelyk in L anguedok , Gasconje en 3, Spanje, groei jen zy niet dan op hooge Ge- 3, bergten, zynde zonder reuk of kragt en bloei- 99 jende in Mey of Juny." Mooglyk heeft men- ze daarom. Basterd - Narcisfen getyreld. Dit sal zekerlyk een andere Soort en misfehien de oaastvolgende zyn , die *er zeer weinig van 1 3 ver- II. dsel* XU* Stuk, *34 ZESMANNIGE L E i t Ë, V. verfchilt. D o d o is é u s zegt , dat men de WW* ^FHLBI dc gceIe Narcisfen, a's in February of Maar£ Hoofd- bloeijeode5 by or s Sporckelbloemen 3 datisSproe* $?vz> keibloemen , noemt. Men heeftze omtrent; Zwoll, inOverysiel, waargenomen. De Wor- tels zyn van eene Walging- of JBraakverwek- kende hoedanigheid , als mm t,q raauw eet , maar gekookt kunnen zy toe een Purgeerdrack dienen. ui. (3) Narcis met eenbloemigs Stengels; het Ho- Mcoior{US nigbakje Klokvormig , met een uitgebreidst &ïw^t gthrulden %mdy van langte als de Bloem* blaadjes. In de Zuidelyke deelen van Europa vindt men * volgens den Ridder , deeze 3 die naar de voor- gaande zeer ge!ykt , maar witte Bloembladen heefc en het Honigbakje h?og geel , grooter 0 met den rand uitgebreid 9 gegolfd , gekarteld» Ik verftaa niet a hoe het dan de Groote geheel geele Narcis kan zyn van Baühinüs, die vol- gens Tour fort de Groote Spaanfche Basterd - Narcis is van Clüsi üs , welke dé Bloembladen , zo wel als den Kelk daar binnen, geel heeft , zo Ray getuigt. Het zelf Je hadc plaats £3) 'Narchfus Spatha uniflora , Ne&ano Campariulato &c. Naïcisfus albus Calyce fkvo alter. C, B. Pin. >2# tfarcis- jfus major, totus lateus , Calycé piaiongo. C. B. Pin* 12^ OF BOLPLANTEN, 135 plaats in 't Spaanfche Bulbocodium , ook totdce- V. ze Soort behoorende (*). ( 4 ) Narcis met eenbloemige Stengels , een ^uk!0* ftomp Kegdrormig opgeregt , gekruld, zes- iv. deelig Honigbakje, van langte als de Lan- J^f^* ceivormige Bloembladen* Kleine, Meer verfchilt deeze, die in allen deele drie- maal kleiner is, zo L 1 n k/eus zegt* dan de tweede Scort. Zy heeft de Stengels naauw'yks geftreept ; de Schsede groenachtig ; de Bloem inecr knikkende ; de Bloemblaadjes aan den voet van elkander afgezonderd, Lancetvormig^regt; niet fcheef of Eyrond. De rand van 't Honig- bakje is niettemin ook zesdeelig 5 gegolfd, ge- kruld. De Groeiplaats Itelt hy in Spanje* (5) Narcis met eenbloemige Stengels; het Hó- v.^ ^ nig- weltte-* kende. (*) Bulbocodium Hispanicum. BAUH. Hifi. Plant . II. p. 594. (4) Narcisfus Spatha* unifloii , Ne&ario obconico ere&o crispo fexfïdo &c. Narcisfus parvus totus luteus. C B. 53. Rudb, II. p. 7a. 'C 11. Nare. fyly. pallidus mi- nimus. Barr. / 597. ($) Naroisfus Spatha* uniflorS , Ne&ario Cylindrico , trun- cato fubrepando Öcc, Narcisfus tcius albas, nutanie Flore, longa tuba. BAER. lc, 945 , 946, 954, 953 , pü, 922. Nare, albus Calyce fhvo , Muscaci odore, C. B. 51. R.UDB. Elys. 11, p. «9. f. 6. & 73. f. 15 , i*. Nare. fljvus twbo rotundo. Ruds* JEVy*. ll« p. 63. p 3 , 4* IL Dexl. xli, Stuk, t I3& Z £ S M A N N I O E L E L I Eh V. nigbakje Rolrond 5 geknot , eenigermaal* Afbebl. uitgegulpt , 20 Zang afc de langwerpige HooJd- Bloembladen. STUK» Dceze Welriekende Narcis , ook uit Spanje afkomftigjonderfcheidc zig meer door de figuur van haar Klokvormig Honigbakje dan door de Kleur. Gemeenlyk is zy geheel wit , maar heeft ook fomtyds het middel (luk geel en men vindt ze zelfs met geheel geele Bloemen* De Reuk trekt naar Moskeljaau vi. (<>) Narcis met byna eenbloemige Stengels ;het frilndfuL Honigbakje Klokvormig > gekaneU , half' Drieman. %0 lang als de Bloembladen en drie Meel- draadjes. De voorgaande Soorten hebben taamelyk bree« de, aan 't end puntige Bladen, van eene blaau,w- achtige of Zeegroene Kleur ; maar deeze heeft dezeiven half zo breed en gefleufd* Anders kómt zy met dezeiven in grootte nagenoeg overeen» De Bloem is, geheel Sneeuw wit s met langwerpig Eyronde Bladen en drie Meeldraad», jes in plaa>s van zes , welke echter daar in ook fomtyds waargenomen zyn, Zy zitten , gelyk by de anderen, in het Honigbakje en hebben geele Meelknopjes, (7) Nar* (6) Narchfus Spatha fubunifiora, Ne&ario Campanulato, eienato 8cc. Narcisf. Juncifolius, albo Flore reflexo, Clus* Jlpp. alu Nacc, alb. oblongo Calyce. Rudb. Elys. II, p. 71, OF B O L P L A N T E Ni 137 f?) Narcis met byna tweebloemige Stengels ; V. A TT W ï? F 1 Honigbakje Klokvormig driedeelig uit* I1{ gerand, driemaal zo kort als de JS/oem- Hoofd- blaadj£s. STÜK- vr. De kortheid van het Honigbakje onderfcheidt orknlÊL inzonderheid deeze 5 die wederom breedbladïg Lcvamfc* is , geheel wit van Kleur met het Honigbakje geel of Saffraankleurig en in drieën gedeeld. Zy was, volgens Clüsius , uit de Levant af- Jcomftig. (8) Narcis met byna veelbloemige Stengels ; vvk het Honigbakje Klokvormig , byna drie- öS2^& deeligi effenrandig9 half zo lang als ormig zesdeelig efn Hoofd* fen9 half zo lang als de Bloemblaadjes ; $tuk* ^ Bladen half Rolrond* IX. Nareis/as Deeze , die de zelfde Groeiplaats heeft 5 komt duikende, niet enkelde Bloemen op de Stengels of mee veele t> oemen voor. Zy zyn geel en driemaal zo grooc als van de Tazetta 3 die volgt* *4t£i ^io^ -^arc"s mei yeilblo&migè Stengels ; het Ho* nigbakje Klwvmnig byna zo lang als d% 4e5aCh" Bloemblaadjes; de Bladen plat. Naar de voorgaande en volgende gelykt dee- ze , die op de zelfde plaatfen voorkomt , zeer , doch heeft de Bloemblaadjes veel grooter en ipitfer, xr. (hJ Narcis met veelbloemige Seengels ; het Ho» Tazetta» ^ Bckerigey mg» (9) Narcisfus Spathê fubbiflora , Ne&. Campan. fexfiJo latvi , dimidio Petalis breviore &c, *4fts<£ IV. p. 311» Narcisfus polyanthos Flore rninore fteliato toto luteo, Rüdb» Elys* II. p. co. f. 7. (10) Narcisfus Spatha multiflora , Necbrio Campan» «- «juante Petala , Fol. p'.anis. Nare* aaguitifol. fhvus magno Caule. C. B* Pin. 51. Bjudb. Blyê* II. p. 60. f. 5* Nar- cisfus anguftifolius prior. Clus. Hifi. I. p. 158. (11) Narcisfus Spatha" nvaltiflcra* , Ne&ario plicato trunca- tp, triplo brevK re Petaüs", Fol. planis. Karcisf* Fol. Enfi* formibus &c. H Cliff. 134. Nare. medio -luteus copiulo floie, c^ore gicayi. Rudb, El} s. II. p. 57* **• Nare. luteus polyunthus tuiiraatcu^ C* U, Pin. 50* Nare. latifol* FU prorfus albüj i & 2* Clus. Hifi. I, p. 155. TANN. /<;. ft* OF BOLPLANTEN, *2Q nigbakje Klokvormig , geplooid , geknot , ^ ^ driemaal zo kort als de Bloemblaadjes : de ^ Bladen plat. 1 HOOG- ST UK. Het Honigbakje vertoom zig ais een Beker- tje in deeze Narcisfen , die de Velden in Span- je, Portugal en de Zuidelykedeelen van Vrank- ryk , even als by ons de Paardebloemen <> ver- deren. Men noemtze in Languedok, Pis/au* M&ch onder pc Gemeen, 't welk veel naar den fchimpnaam dier Bloemen zweemt *« In Pro- *zieir% vence , zegt Lob el, worden van de Bloe^ios^ men Kransjes gemaakt , die men daar noemt; Donas; doch zy zyn het Gras zeer fchadelyk. Hy hadtze in Nederland gezonden uit Langue. dok, in 't jaar 15Ó1 , onder den naam vaq Narcisfen of Spaanfche Jenetts. Veel vindt menze in Spanje aan de Zeekust , daar zy vroeg in 't Voorjaar bloeijen volgens CLusiüs. Gemeen zyn deeze Narcisfen in de Bloemho- ven van Europa , die 'er fomtyds voorkomen met tien of twaalf Bloemen op een Stengel % gemeenlyk Tros - Narcisfen genaamd , doch grootelyks verlcbiilende in getal, in grootte en kleur der Bloemen. Men vindeze geheel wit, ook geheel geel; doch meest witachtig met een Citroen -geel of Oranjekleurig Kelkje in 't mid- den ; daf wel akoos veel kleiner dan de Bloem is , doch in grootte verfchilt* In de Bloemiste* ry van D. Vookhelm te Haarlem zyn meer <£an fyonderdley Tros - Narcisfen op naam te be- 51, D**L. XH, Stu*, r HO ZESMANNIGE L E h I E< bekomen. Forskaohl vondt eene Narcis* 'Ar peel. ft€ Tazetta bynoemt, in de Tuinen van E- Hoofd- gyPte > mt fpiraa' gedraaide Bladen. Thün^ stuk* berg heeft een Tazetta uit Japan overgezon* den met ftompe Bladen en drie Bloemen op de Stengel. xii» O*) Narcis met éénbloemige Stengels ; het Ho? $ÏZco^US nigbakje Tolachti: en grooter dan de Bloem* éum. blaadjes; de Teddeelen neergehoogen* Groor- Tusfchen Lisfabon en Madrit kwam deeze den onvermoeiden C u s i u s voor y die veel kleiner is dan de andere Narcufeo, groeijende naauwlyks een half Voet hoog, en veel zeld- zaamer in de Europifche Tuinen. Zy heeft Biet alleen Biesachtig Loof , maar zelfs de Bloemblaadjes zyn uitermaate fmai en fpits 9 korter dan het Honigbakje , 't welk Tolach- tig, niet Trechtervormig gelyk in de anderen 3 ïs, zo de Ridder aanmerkt. Ook buigen zig de Meeldraadjes en Stamper in hetzelve neder- waards* De Ingezetenen v^n Spanje noemden- ze (ra) Tiarciifus SpatM uniflora, Neftario tutbinato , Peta- lis mapre, Genitalibus declinatis. Nare, Fol. Subulatis &c» 134» SU Lugdb. is, Nirc, mont. alter , Floie n*m- briato. Nare. mont. Juncifolius Calyec Aureo. C. B. Pits* 5j. Rüdb. JEiys'é lh p. 75. f. 5, 7- Pfeudo -Nareisfus Jun* cifolius fecundus , flavo Flore, Clus. Hifi. I. p. 16C Nar* cisfus montanus Juncifolius minimus aleer Flore liueo. Lo^ hè iis, OF BüLPL.iNTBK* 14! ze Campanilla. J. Bauhinus heeftze fmal- V; bladig Bitlbocodium getyteld* ^xl** De Bolletjes van deeze Narcisfen , welke de Hoofd- grootte van Hazelnooten hebben , zyn allereerst stuk» \ in Nederland gebragt door een Pelgrim uit het Gebergte van Biskaije , zo Lob el aanmerkt, die het Plantje uit Potten van zekere Dame , geniand Maria de Brimeu , in Brabant, hade laaten aftekenen» Zy hebben fraaije geele Bloe- men , die aan den rand of gaaf of gekarteld zyn % wit of geel van Kleur, kleiner of grooter; de Bloemblaadjes fomtyds agterwaards geboogeo , en de Bladen of omgekromd of overendftaande. ( 13) Narcis met éénbloemige Stengels ; het Ho- xnu nigbakje zesdeelig en zeer kort ; de Bladen fcZZÏu EUvormig. Laatbloe* Deeze kleine Herfst -Narcisjes kwamen den fchranderen Loefling, als eene der voor- aaamfte zeldzaamheden van Span je , in Novene ber bloeijerd voor* By Badajoz, zegt hy, be- gonnen zy zig te vertoonen, en maakten alle Velden , door Eftremadura, in dat Jaargetyde, toen hy 'er doorreisde, gantfch wit, vervul- lende £13) Narcisfus Sphatha umflora f Ne&ario fexpartlto bie- visiimo, Fol . Subulatis. Loefl. Itin. Nare, albusAutumn. minimus C B. Pin jr. RüOB. Elys* II* p, 64. f. 8. Nar- cisJu* ferotinus. Clus. Hift. h p. U5. Nare. Autiimnalis mi • aor. Clus, Hisp. z$i* 1% 15 Narc# Autumn* parms* Dod. fempu 2.1%* 1,0 a. Ic. uit 11. D&ZL. SU| STUK* Zesmahnige L e l i e: V. lende de Lugt meteen aangenaamen Geur. Clu- inÈU SIÜS lchryfc * dat zy zo^r Bladen in 't laatst Hoofd van Oktober, in Granada, aan de Rivier Gua-* sruK. bloeien. Het Plantje, zegt hy, heeft maar een Duin hoogte en een gefternd Bloempje * dat wit is , met een klein geel Kelkje. Het is bitter van Smaak gelyk meest alle andere Nar- cisfen. Xiv. (14) Narcis met veelblóem 'ge Stengels , het jinqullu!i Honigbakje Klokvorrttig kort en Elsyormi* Jonqiilje. ge Biaden^ Déeze , in 't Franfch genaamd Jonquilte h dat is Jonquilje, heeft haare Groeiplaats in ver- fcheide deelen van Spanje , in Languedok en Provence, als ook in Italië en de Levant. Zy onderfeheidt zig door de Biesachtige Bladen, (die rond, aan 'eend fpits en geheel donker groen zyn ,) inzonderheid van de Tazetta , welke ook: een kort Klokvormig Honigbakje heeft. Men heeft 'er een kleine van en een groote, doch bovendien komen ook een menigte Ver fc heiden- heden voor in de Kleur der Bloemen van deeze Soort, zynde de gemeenften fraay Zwavelgeel en aangenaam van Reuk* Dus (14) Narcis fits S^athü multifiotl , N<2&ar. Caaipatmlattf brevi , FoL Subulatis. H. Cliff. 134- Lugdb* 35* GouiM McHip* 154. Narcisfus Juncifolius iureus m^jor et minor. C. B. Pin. 51. Ct-US. Hift. t. p. 159. DOD. Pmpt, 226. NarCi iufcnsAfi. prscoxjflu Bulb, Vomitoti-us. Lob. / STUK» t *44 Zesmannicë L E L I £« V; Deeze, die in verfcheide deelcn van Indle* ^p^jEL z0 we* °P Java> a^s °P Ceylon en aan de Küsê Hoofd* vaD Malabar groeit, werdt aldaar Indifche Le* ii jk. He genoemd wegens de Bladeren , hoewel de Bloemen zeer weinig naar Leliën gelykcn , zo Rumph ïus aanmerkt. Zy zyn > uit deo Hortus Medicus alhier 5 door den beroemden Commelyn zeer fraay in Afbeelding ge* bragt* De Plant heeft een grooten ronden Bolwortel , byna als die der Narcisfen. 't Ge- heele Jaar door heeft zy in Indie Bladen, by- na als der Witte Leliën , maar in November ichiet zy fomtyds Stengels van een Span hoog , waar van ieder maar ééncn dag bloeit* De Bloem is glanzig of Zilver- wit en aangenaam öf fterk van Reuk (*). Zy fpreidt zig byna een Handbreed uit, met haare zes punten, van fmalle omgekromde Bladen , uit wier midden een foort van Kelk of Beker ryst,die int waal. ven gedeeld is en tusfchen de punten de Meel- draadjes uitgeeft, welke vry lang zyn, met geele Meel- Xi6. Natcisfus Zeylanicus Flore albo hexagono odorato. Hbrm. Lugdk ï. 695. COMM. Hort. U p. 75. T. 38. Rudb» Elys. II. p. 179. £ 7* LiliMm Indicum. Rümph* jltnb. VI„ p* i6u T. 70. f. *. Catulli - pola* H$rt4 Mal, XI. p, 79. T. 40» (*) Oogfcbynlyk bedoelt de vermaarde Hermans dit, met Florem odoramfimuniy gelyk hy van de Ceylonfche* al* daar Lunala heetende, zegt* Immers Commely/n vertaate dit eigen fte , zeer lieftyk van Reuk. Van dc Javaanfche vet- haalt Rumphius, dat dezelve flaauw est ecnigszins vuil ©£ txmzig ruikt* OF B O L P L A N T E N. Meelknopjes* Uit het midden komt de Styl, zittende op een Vrugtbeginzel , onder de Bloem , A™*KI*? dat een driekantig driehokkig Zaadhuisje wordt, Hoofd- ïnet veele Zaadjes. stük« Op Java valt dit Kruid ook met geele Bloe- men , zegt Rumphtus, en hy merkt aan , dat zodanig de Wortels bekwaamer heeftom de de Honden te vergeevcn , wanneer men defcel- ven , aan ftukken gefneeden , onder hunne Kost mengt. De Tanden zouden 'er hun , dat zonder- ling is , door uitvallen , gelyk ook door die van *c witte ; zo dat zy van Honger moeften fter* ven* Men noemde 'er het Kruid, deswegen > Hondendood ; doch de Bladen werden gemengd onder eene verkoelende Zaive» (?) Tros - Narcis net de Stengel tweebloemig. n. Panera*i Deeze, uk Mexiko of Nieuw Spanje afkom- ü"m Me~ ftig, wordt aüeenlyk door de tweebloenrigheid Mex*- bnderfcheiden. Duleniüs befchryft de-kaanfche« zelve omftandig , en zegt dat de Bladen van zyne Plant een Span lang wareti en één of an- derhalf Duim breed , glad , bleek groen, De Stengel van hoogte als in de voorgaande, wes aan 't boven - end gegaffeld , en droeg twee Bloemen, van figuur nagenoeg als de gemelde, doch reukeloos. (3) Tros* ■F (2) Pancratïum Spatlid biflorl. FL CMff. 333. R. Lugdbi $4- Fancrat. Mexican. Fiore gctnclio candido. DïLL* EUk* 299. T* "2* f, 289» K JU D&BL» XII* STUK, *4Ö Z E S M A N N I G E L E L ï É- Afdeel ^ Tros -Narcis «e? & Stengel veelbloemigs jm * Linn^eus ze Hoofd* niet heeft doen aanhaalen. stuk» De Wortel 3 zegt hy, is een Bol van groot- te als een Vuist : de Blad-u zyn Me of vier Vo ten lang, naauwlyks anderhalf Duimbreed, by den Grond elkander omvattender de Stengel twee Voeten larg , zeer plat, glanzig groen, draagende tien Btoemen meer of min* DeSieel cf het Pypje deezer Bloemen is agt Duimen lang, bleek groen'; de rand in zes Slippen van drie Duimen langte , die geer fmal en ü:rge- breid zyn, verdeeld. Het Horigbakje ^ een Duim hoog , is' ook wit en aan den rand een weinig tiitgegulpc, beplant met groene Meeldraadjes 9 van twee Duimen langte , die Oranjekleurige Knopjes hebben* De Bloemen zyn zeer aan < genaam en Krutderig van Reuk. Overvloedig gvneiden zy op den Zandigen Zee - Oever van t Eiland Tierra Bom ba, by Karthagena* (4) Tros -Narcis met de Stengel welbloemig 9 m de Bloembladen plat ; de Bladen Tongachtig, J™LT Zeekam&« (*) Pancratiiim ( Luto^ale ) 9 Spathö muItiflorS ; Scaps compresfo ancipiti ; Corollx iaciniis Tubo ctttpïö bteWoribus; Fol. Enfiformibus. Jacq_ Amer Hifi. p. 99t r, 179. f. 94, (4) Pansratiuti SpnthS. nmïti flora , Petalis p'ams , FoU Lragulatis. Mill. Di&. T. 197. Narcisfus maritimiri, C. B. Pin. 54. Lilio - Narcjsfus albus maritimus minor» MoRiy* K % W& 2,DEEU XII, STUK» 148 Zbsm annige Lelie- V. Deeze groeit aan de Zeekust van Spanje en Afdeel, Languedok , van Valence tot beneden Mont* Hoofd- pellier, overvloedig» Clus 1 usvondt ze 'er in ituk. Mey bloeijende , in July en Auguftus met ryp Zaad , en hadt veel moeite om den Bol uic het Zand te haaien, die 'er zeer diep was in- geworteld. Goua n zegt , dat zy op 't end van Auguftus bloeit, en dac menze noemt Nar- cisfe de Mer , 'c welk Zee - Narcis betekent. Clüsius hadtze Hemerocallis Falenlina ge* tyteld , om dat ze van een vermaard Kruid- kenner, te Valence, Hemerocallis genoemi was. Myn Leermeefter Rondeletiüs, zegt hy > noemde de Plant Scilla> en de Aptekers te Montpellier maakten 'er de Squille - Koekjes van, voor de Theriaak. Naderhand werdt zy Pancratium met Lelie- Bloemen geheten: wel- ke naam, derhalve, niet van Lob el afkom- ftig , maar van anderen reeds toegepast is op dit Kruid en door Dillenius aangemerkt als een Geflagtnaam , dien onze Ridder overge- nomen heeft. De Plant, zegt Clusiüs, heeft vyf of zes, langwerpige breede Bladen, naar die der Narcisfen gelykende , maar platter , fteviger en eenigermaate Afchgraauw v3n Kleur. De Sreng is fomtyds een Elle hoog, ongebladerd, en Hifi. Ii. p. 36j. S. 4. T. 10. f. 28* HemerecaUis Valentie. Clus. Hifi. 1. p. 167. Hisp. p. 287. T* 288. Pancratiun^ £0*. 1c* 16 s , ito. Narcislus marinus. DOD« Ptmpu zz$* OF BOLPLANTEN* 149 cn geeft aan 't end , uit een dun Vliegje, vyf *Afde*i; zes en fomtyds meer Bloemen , die geheel wit lil. zvn* hebbende den Reuk van Leliën. De enden Hoofd» 8 TUE * der Bloembladen echter , zo wel als het mid- delkelkje, zyn wat groenachtig* Bec Zaad- huisje beftaat uit een hoekige Haauw, welke een platachtig , Spongieus , zwart Zaad in- houdt. De Wortel is wit en Lymerig,meteen zwartachtige Schil bekleed. De Visfchers en H Zeevolk hebben denzei ven fomtyds voor Ajuin of Knoflook met Zout en Brood gegeten , zegt Lob el ; maar, hoe hongerig zy warer*, moeften zy daar van walgen. Aan de Kust van Spanje heeft het fomtyds geelachtige; aan die van Italië vindt men 't ook met roode of paar- fche Bloemen , welken men aldaar Giglio ma* rino , dat is Zee - Leliën, tytelc. Zy worden fomtyds Amores mm genoemd van de Span* jaarden. Zie hier, hoe onze Ridder, thans, de Vrugt- maakende deelen opgeeft, van deeze Soort. De Bloembladen Lancetvormig , van onde- „ ren met een groene Streep ; de drie buitenftea aan de punt inwaards haakig. Het Honigbakje met tweedeelige hoeken die gefpiesc zyn, van langte als de Meeldraadjes en gemikt „ tot de breedte der Bloembladen. De Vrugt* „ beginzels % in 't midden van de Kroon , onge- 3, fteeld< De Styl neder waards , de Meel- 5^ draadjes omgebcogen." In de Tuinen op 't Eiland Martenique werdt ****** TT- ilüm dtcli- r> vrr , 3 ttïlnatum. Iï. Deel» XIU Stuk. Hmkende. ijo Zesmannige L. eli V. eeo zonderlinge Snort van die Geflagt geteeld; (*> 111 " tnisfehien van C Jjenne derwaards gebragt zyn- Hoofd- de, zegt de Heer Jacquik. Zyn Ed. vondt $tux. dezelve byna altoos rnet de Stengel op den Grond leggende , die zeer plat was en cweefnydig , anderhalf Duim breed , groen, en twaalf Bloe- men, meer of min, aan 't end hebbende. Zy hadt de langte van de Bladen , die Tongachtig ^ wederzyds fpits waren , effenrandjg , glanzig , opftaande , drie Voeten lang en drie of vier Duimen breed. De Bloemen 5 byna een half Voet grcot, wit van Kleur, hadden een aange- caamen Reuk. Haare Slippen waren iets langer dan het Pypje'of Steeltje; het Honigbakje een Duim hoog; de Meeldraadjes van langte als de Bloem, v. (5) Tros* Narcis met de- Stengel veelbloe^ig^ Pancr*- fa Bladen Liniaal, de Meeldraadjes vm linianum. langte als het Honigbakje. Kaïoli* 5 m ! • j Op Jamaika en in Karolina groeit deeze t die door den beroemden Catesb y in Af- beelding is gebragt, (6) Tros- ( Pancratium {dscUnatum) Spatfca muhiflora ; Scspo, Compresfo ancipiti; Cotólla: Laciniis Tubura fubexcedenu* bus; Foliis Lingulatis. Jacq /lwe'r. Hifi* p. 99» ($) Fancrmium Spatha muhiflora, Fol. Linearibus * Sta* minibus Neftari* longitudine. Lüio Narcisfus polyanthos Fl$p. ÏC ajbo. C&tesb. Car. III. p. 5. T. J. O ff BoLPLANTENi ï$t (<5) Tros -Narcis met de Stengel veelbloemig 9 de Bladen Degenvormig, de Meeldraadjes m. langer dan het Honigbakjè. Hoofd* stuk. Uit de Afbeelding welke Se ba gegeven pj^r*- beefc van deeze Illyrifche Tros -Nareis, zpü trium iuim men haast te twyfelen, of dezelve wel tot dit "ifycifche* Geflagt behoorde : alzo de Meeldraadjes 9 als uit het midden der Bloem voortkomende, ver- toond zyn ; doch de fchoone Afbeelding van Trew toont te duidelyker, dat dezelven in- geplant zyn op den rand van 'c Honigbakje,gelyk in de anderen. De Bloemen zyn groot , wit en welriekende, verfchillende door de Bladen by- ca alleen van de Karibifche , voorgeraeid en van het Oever- Fancratium van den Heer Jac- qüin door de kleinte; alzo 't Gewas niet meer grootte dan de Naakte Wyfjes (Galanthus) heeft. (?) Tros -Narcis met de Stengel veelbïoemig., vir. de Bladen Eyrond, geribd, gejkeld. j^Ambenfs. <$) Fancratium Spatba" roultiflora , lYoU Enfiformibus Stam. Keft >rio longioribus» R. Lugdb. 34. Panera t. FoU En- fiformibiW &c. Trew, Ebm, T. 27. Narcisfus llyricus Li* liaceus. C B, Pin. 5;. S*E. Thes. I. P. 17. T. 8. f 1. Li- lio • Narcisfus HemerocallidiS facie* BBSL» Ilf. T, 264 f. 1. (7) P&ncr&üum Spatha mu'tiflora1 , FoL ovatis , Nervcds petiolatis. Nare. Am'>oin. FoL lat/$f. fubrotundo , Fior. Ni- veis inodoris. COMM. Hort. |. p# 77. T. 39. RüDB. ^iy" II. p. 238. f. 17* 0# Pancratium Fol. ovatis &c, Trew. K 4 Bku 12. Deel* XII. Stuk» i$1 ZtSMANNIGB L fi £r I E» V* De Ambonfche Narcis > met zeer breeds A™j^L% rondaehtige Bladen en Sneeuwwitte reukelooze: Hoofd» Bloemen, vaD Commelyn uit den Amfter» ixük. damfen Hortus in Plaat gebragt, heeft de Moel- draadjes korter dan de Bloem; terwyl die in de Afbeelding van Ehret langer zyn, zegt. ]Li N n iE o s (*) : ook hacjt deeze een zeer fler- ken aangenaamen, de andere in 't geheel geei* Reuk: weshalve Milles ze van een ge? fcheiden heeft» De Bloemftengel der eerstge* melde was anderhalven Voet lang, zynde uit een Bol, van Batavia gezonden, voortgekomen» In beiden zyn de Bladen Eyrond , geribd > ge-, iteeld , en das grootelyks van die der audere Soorten verfch;lle»de* , Hoe de Wilde Ajuin van Rumph i us hief t'huis gebragt kan worden , vcrftaa ik niet ,• ten ware het Gewas door kweeking in de Tuinen veel veranderen mogte. De Bloemen , im- mers , hebben , volgens hem , maar de grootte van die der Affodillen en verfchillen buiten- dien zeer van die der andere Afbeelding» 'c Is waar, de Bladen gejyken veel , zo wel als de Bollen , welken men niet Lookachtig , maai; walging en braaken verwekkende bevonden heeft % gelyk die der Narcisfen* Ten opzigt van dit Geflagt moet men , in *t aè Ehnt. T\ 28= Cepa fylveftris, Rüm?H. Atub. VI. p. I60. T* 70. f, I. EuRM. $L Ini* p. 80. (*) Dit dc Afbeelding is dit zo blykbaar nret.ü OF BöLPLANTEN* algemeen , opmerken ; dat de Bloemen , van meest V? alle Soorten, wit zyn en welriekende; blyvende*F1^^EL,,, de Bol wortels gelyk de anderen over ; dochHooPD* zy vereifcheq , tot uitbroeijing , een aaomer-^uK- , Jkelyke hitte. Die ongemeene kragt tot Ge- neezing of Pynftilling , welke de naam Pan- cratium fchynt aan te duiden , wordt in geen§ Soort gevonden, Crxnum. Haak -Lelie. Den Griekfchen naam der Leüën heeft de Ridder, in een Latynfch gewaad, niet oneigen toegepast op dit Gaflagt , welks Bloemen Le- lieachtig en Trechtervormig , doch eenbladig zyn , in zesfen gedeeld , met de Slippen om- geboogen , beurtlings haakig. Het Vrugtbegin- zel zit in het Pypje van de Bloem gedekt. De Meeldraadjes komen by den rand van 't Pyp- je voort, en ftaan van elkander af. De Vrugt is driehokkig met veele Zaaden. Hier in zyn vervat de vyf volgende uit- heemfche Soorten. (i) Haak- Lelie met Eyrond - Lancetvormi- L gQ Crxnum latifolium (ï) CrSnum Foliis ovato -Lanceolatis f acuroinatis jfesfili-^jge, ij bus planis. Syft. Nat. XII. Gen, 40i. Veg. XIII. Gen. 405. p. 263* Lilio - Narcisfus Indicus maximus. K.AJ Hi/l' IV * P' Sjft« Sjovanna • pale - tali. Hort. Mal, XI. p. 77. T. 39. RUDBj Elys. 2. p. pf% f. 12. BUIIM* Vu Jnd, p» Sr. K5 lh Deel. XII, Stuk, ïJ4 Zesmannige Lel 12* Afdeel. HL ge Blakny dis gefpitst, cngejieeld enplat zyn. Su?^ °P Zandi§e Plaatfcn in 0°stindie > °°k aaQ de Oevers der Wateren , groeit deeze t die Zeer groote Indifche Lelie - Narcis by R ay ge«* ty tcld wordt 3 in navolging van Commrlyn. 't Is een Plant van drie Voeten hoogte 3 die uit een witten Bolwortel Lelieachtige Bladen uit- geeft, drie of vier Duimen breed 5 allengs ver* fmallende naar de punt, dik en plat, doch met kleine puntjes of tandjes aan den rand en over- langs geftreept* De Stengel is hol en heeft op *t end vyf of zes Bloemen , elk op zyn eigen Steeltje , eenbladig , wit , vier of vyf DuU men (*) lang , van een flaauwen doch aange* «aamen Reuk. De Meeldraadjes , zo wel als de Styl , zyn paarfchachtig rood -y de Meel- knopjes Draadachtig dun , Liniaal , opleggende , half zo lang als het Draadje of de Bloem. De Vrugt, ryp wordende rond, bevat in een fpon- 'gieufe zelfstandigheid eenige Zaaden. De Wor- tel fchynt van dergelyke hoedanigheid te zyn als de Lelie- Bollen ; wordende tot verzagting der Aambeijen en tot rypmaaking der Ge- zwellen gebruikt. (*) Tn een Exemplaar , dat ik daar van uit Oostindi'e oritvangen heb, zyn de Bloemfteelen met Leedjes en viei Duimen , de Bloemen maar twee Duimen lang : zo dat die langte waarfchynlyk op het geheele Bloemhoofd zal zien 't Kan ook zyn , dat zy aan de Kust ?an Malabar groots yallen* (2) Haak- r OF BOLPLANTBN* (2) Haak- Lelie met gekielde Bladen, en Bol- V. draagendc Vrugtm. Afdwbu Deeze Soort ,op dergelyke plaatfen in Oost-^.^0'4 iadie voorkomende y geeft > volgens Hek- n. mannus, 0 uit een langwerpige witachtige J^^j ,3 Wollige Bol, Narcisachtige breede glaLd;vBolzaad5ge*' „gekielde, bogtige Bladen, waar tusfehen Fl ^ 3, een naakte ronde Stengel opfchiet , twee 3, Handpalmen hoog, die aan den top ge- 3, kroond is met van zes tot negen Bloemen; 33 meer of minder naar den Ouderdom der 3, Plant , of de gunftigheid van den Grond en 33 het Klimaat. Deeze maaken famen eea 3, Kroontje , en komen allen taffen s uit eet} „ tweedeelige Vliezige Scheede. Ieder Bloem 33 beftaat uit zes witte fmalle lange Bloem? 33 blaadjes, in wier midden een Styl uitfteekt, 3, met zes witte Meeldraadjes , die uitloopen 3, in geelachtige Meelknopjcs , dr^ ai jende als 3, een Wervel Als deeze afgevallen zyn , vol- gen 'er in driekantige driehokkige Huisjes , 3, bruine hoekige Zaaden , welke zig tot Bol- 3, letjes vergrooten en uitfpruiten. Dergelyke „ Bol- (2) Crmum Fol. Carinatis. VI. 0eyL 127 MiLL. Z);#. T. uo. Obs lt» p+. Lilium Zeyianicurn bulbifemm et Urn- bellifemm. Herm. Lugdz. 6Ss, T« 683* Rüdb. Elys, ir. p. igi. f. 10. Rad'X lox-caria. ftöMPH Amh. VI. p. i$U T. 09. Burm. Fl. Ind, p. si, Amaryllis Bulbifperrna. Eurm. Trodr, p 9. Beiutta pola-Taly, li. Mal. XI. p» 75. T. SS. RüDB. Elys. II. T. Si. deel. xii, Stuk» Ï56 Zesmümnice Luie* V. 9J Bolachtige Zaaden worden in de rondbloe^ *™EBL* „ mige Leliën , in fommige Sifynrichia en an- Hoofd* » dere zesbladige Bolplanten van Indie en stuk* '9% frika, waargenomen/' De spat. j Het zelfde merkt R u m p h 1 u s op , ten aan- wxtei. 2jen ^er 2aaden van de Plaot , die hy Spat*, wortel noemt , in \ Maleitfch Bacong , ondey welken naam my de Bloemen en bet Blad van deeze overgezonden zyn , zo wel als van de voorgaande. De Indiaanen hebben zekere PyU tjes, omtrent een Voet lang , aan 't end met een vergiftigd puntje , welken men Spatten, noemt , om dat zy die uit zeker Inftrument cf holle Pyp blaazen. 't Vergift , dat zy van den voorheen befchreeven Vergirtboom neemen * verfch zynde , moet de gekwetfte fterven; 't welk ons , in het vegten met de Makasfaaren veel Volks heeft doen verliezen , eer men ont> dekte, dat braaken tot een Geneesmiddel ftrekte* Dus nam men in 't eerst , als het gereedfte, Menfehen-Drek ; doch naderhand den Wortd van dit Kruid of wel deszelfs dikke Vezelen, welke zy lang kaauwden en dan het KaauwzeL op de W end leiden. Door het geweldig braa-* ken, dat hier op volgde, met fterk zweeten gepaard 3 werdt het Venyn , welks werking men ras aan eene draai jing in 't hoofd en dui- zeligheid befpeurde , uitgedreeven. Hierom heeft men deeze Plant Spatwortel geheten, toewei ook de Styl , die , als zulk een Pyltje zonder Spits , in h midden van de Bloqm uit* fleekt of BolplanteS. 15? üeekt, eenige aanleiding mogt geeven tot die V. ^ m Afdeel t benaamwg. Volgens de befchryving komt my dit Gewas Hoofd* in alten deele veel grooter voor , dan het ge-sTü£» dagte Ceylonfche; als hebbende de Bloemfteng wel een Elle hoog ; de Bladen veel langer , Bloemblaadjes van een half Voet , en de Vrugten van grootte als Karftengcn. Ook komen de Bladen voort uit een Stam van anderhalve of twee Voeten lang, van dikte ah eens Men- fchen Been 3 uit op elkander leggende Schee- den der Bladeren gemaakt* Dit was de Strand- foort: eene Land -Spat wortel hadt de Stam der Bladen , die een Vadem lang waren, wel een Elle hoog, en maakte dus een ontzaglyke Plant, met Bolwortels van verbaazende groot- te, Vezels hebbende als Slangen. Zodanig valt dit Gewas op Ternate , daar men nog een Bergfoort vindt * die in alle op- SAgten veel kleiner is , zo Romp h i üs ge- tuigt. Bezwaarlykis het, deeze Planten naauw* keurig te onderfcheiden. Ook zou de vraag zyn , of de Bolzaadige Amaryllit van den Heer JN. L* Bürmannus, uit den Hortus Medi- cus alhier befchreeven en aldaar zig thans nog bevindende, met regt door den Heer Linn^üs betrokken zy tot deeze Soort ; te meer, daar dezelve uic Afrika haare afkomst heeft. Even- wel is 't zeker , dac die, volgens de Kenmer- ken van den Ridder, nader komt aan dit Ge* Hagt. 158 Zesmanhige Lelie* V. Een frisfche Bloem daar van, in Fig.*\ oji ATÏÏiU m*ne PIaat LXXXI > in Afmeetingen van drié Hoofd- op twee gebragi* heeft meer dan een half Voet stuk. laagte* Hot Pypje, groen van Kleur , dat oog- fchynlyfc voor Steel verftrekt 3 is ongevaar drie Duimen lang , zo wel als de Bloem , en de Styl , die van het Vrugtbeginzel tot buiten de Bloem uitloopt , by de zeven Duimen* Van de zes Bloembeden zyn de drie buitenften , beürtlings de anJereo omvangende , fmaller en hebben ieder aan 't end een klein Haakje; de drie binnenften ieder een Duim op 't breedfte. De Meeldraadjes zyn ingeplant en vast aange- hecht in den voet van ieder Bloemblad, loo- pende van daar oogfchynlyk voort langs de wanden van het Pypje en daar in verdwynea* de. Dus zyn ty van elkander af Handig. De Meelknopjes leggen dwars op 't end en ver- toonen zig als Balkjes. < De Stempel is naauw- lyks driedeelig , geknopt; de Bloem eenbladig# Zie hier hoe verder de Heer N. LBürman* nüs deeze Plant befchry ve. „ De Wortel een Klootrond - Kegelvormige 3, digte Bol. De Steng uit Scheedachtige Bla- 3, den beftaande* De Wortelbladen uit het 3, omwindzel van den Bol, toeluikende, eeni* „ germaate Vleezig en zeer glad , met even* 3, wydige Ribben geftreept , aan k begin drie 5I Duimen breed , vyf Voeten lang. Van de 33 tceluikcnde Bladen wordt gevormd een op- 3, ftaande famengedrekje Steng, twee Voeten «lang. OF J50LPLANTÈN. tjf ü lang. Uic'dezyde van den Bol fchietregt- V, op een Stengel van drie Voeten, die zeer glad A^jEU 3, is, met Vlakken uit den groenen paarfch- Hoofd- achtig* Een tweekleppige, Lancetvormïge ,stuk« 3, verwelkende vScheede maakt den Kelk. Oit één middelpunt, aan 'tend, komen agt Bloe- „ men met gedeelde voetjes , waar van vier a, vrügtbaar , paarfchachtig , met de kanten 3, de* Bloembladen uit den witten.0 Voorts is zyn Ed. befchryving nagenoeg met myne Waarnceming overeenkom ft ig: gelykook dat de Meeldraadjes neergeboogen zyn: en hec Vrugtbeginzel beneden : waaromtrent zyn Ed. aanmerkt, dat hetzelve een Vliezige Zak wordt, waar in een Bolletje, van een half Duim groot, aanrypt , dat na verloop van een Maand of daaromtrent uitfchoot : in welk opzigt deeze Plant van alle tot nog' toe bekende Planten verfchillen zou , 't welk tegen *t voorgemelde gezegde van Herm annüs fchynt te ttry- den, (3) Haak • Lelie met ruuw - getande Bladen en nr. eene platachtige Bloemfiengeh Of- (3) Crin^m Fol. fcabro - dematis , Scapo cömprcsfmsculo. **C*eyIon- Amaryllis Zeyknica. Sp, Plant. 411. Amaryll. Spatha mul- tiflora , CoroU. Camp- arquaübus , Scapo tereti ancipitu Mill. Di&. Lilio - Narcisfus Africanus, Sclllx folns &c, Ehret. Piïï* j. f. 2. Trew. Ebret.T. 13. Lilio - Narcis- fas Zcyl. latifolius, flore niveo externe iinea purpurea itria- $0. Comm. Hort» I. p. 73» T. 17« Elys. H, p, igr, f* $s Tulipa Javana* Rumph» Amb* V. p. 3oe>. T. i©5. 160 2 t S U A N N 1 G E L £ h I Ë - V« Offchoon de Bloemen zesbladig zyn, isdeé* ^^j^'ze thans hier t'huis gebragr, die bevoorens Boofd» in *t Geflagt van Amaryllis was geplaatst. t'Is •tuk* een Oostindifche Plant > welke ook in Afri- ka valt ; zynde Uit den Horrus alhier , dooi4 Commelyn , onder den naam van Ceylcn- fche, en door Trew , uit de Afbeeldingen van Eiiret in Engeland gemaakt, onder dien van Afrikaan/olie Lelie - Narcis , uitge* geven, De Javaanfche Tulp, van.RüMPHiüs, zal zekerlyk de zelfde Plant zyn. Hy merkt aan , dat dezelve veel naar den gemelden Spat* wortel geJyke, doch fmaller is van Blad. Uit een Wortel als een Tulpbol i grootcr dan een Vuist , walgelyk van Reuk, komt een Struik « van een half Voet hoogte , die zig uitbreidt in zes of agt Zwaardachtige Bladen , by de drie Voeten lang en een Handbreed, Geuts* wys' van boven > van onderen gekield, Zee- groen van Kleur* De Bloemftengel , bezyden den Struik, is drie Voeten hoog, een Duim dik, platachtig rond , op den top een Spatel- achtige Scheede hebbende, waar uit van agt tot twaalf Bloemen , agter elkander , voortko- men. Deeze gelyken , in figuur , naar de witte Leliën, hellende een weinig over zyde*> Zy beftaan uit zes Bladen , die ieder vier Dui- men lang en een Duim breed zyn, overlangs met een middel - rib , welken van buiten rood is, van binnen paarfch , voor \ overige wit. De Reuk was geil - zoet en fommigen niet aangenaam. Door OF B O 1 P U N T r. N, lót Door Rum p h iu s wordt aangemerkt, dat V.^ ^de Meeldraadjes niet los in 't midden yan deJ * Bloem ftaaa , maar ieder als uit den fchoot van Hoofd» zyn Blad voortkomen» Dit ïtemt overeen met de Waarneeming van den beroemden Trew, waar uit blykt , dat de oogfehyolyke Steelen der Bloemen holle Pypjes zyn , zittende op de Vrugcbeginzels, die op den bodem der Scheede zig bevinden j en dat dus de Bloem voor één- bladig kan gerekend worden , even als tot dit Geflagt behoort. Offchoon nu het overige van de Kenmerken niet volmaakt overeenkome ^ fcheen zy echter naast iiicr te pasfeo* De befchryving van deeze Soort, door den Ridder xeif , luidt aldus. „ De Geïtalte als der vol* 5, geode. Bladen als van de Winkel- Scilla, 3> Vleezig, aan den rand ruuw door kleine 3, Tandjes, Een tweekleppige Bloemfcheede 9 met eenige lappen daar binnen. Ongedeelde „ Vrugtbeginzels. Het Pypje van de Bloem eenkleurig met de Stengel , rosachtig. De „ Zoom wit , van Lancecvormige Bloembla» „ den f die omgekromd zyn en van onderen „ rood gekield. De Meeldraadjes en Styl „ Bloedkleurig (*). (4) (*) Dit laatfte ftrookt geenszins niet de Afbeelding van Trew « wat de Meeldraadjes betreft, die wt zyn mot geele Knopjes, en zal waarfchynlyk alleen op den Styl zien* Zyne Afbeelding heeft de Teefdeelem een weinig neerge- boogen , even als dié van Rümphïüs , doch die van Cour* L MI * II. Dm* XII, Stuk* l6% Z £ SM A-NN | .GéXêLIÉ#' V. (4) Haak - Lelie met de tippen der Bloemen AF1IÏlL' inwaards Haakig. Hoofd- stuk* Deeze Amerikaanfche , in de Openbaare iv. Tuinen hier te Lande zig beviodende, wordt Sr^ö^onderfcheiden door de puntjes als weerhaaken Aiiieti aan >t encj auer Bladen > door Commelyn afgebeeld , welken de Ridder getuigt ^ zo me- nigmaal hy de Plant zag bloeijen , daar aan vernomen te hebben. Die Hoogleeraar maakte 'er evenwel geen gewag van , zo min als de geleerde Dilleniüs in zyne zo omftandi- ge befchryving en uitvoerige Afbeelding zulks doet. Commelyn befchryfc een Groote en een Kleine Lelie * Affodil , beiden toe deeze Soort: betrokken* Dikke Wortels , naar die der Af- fodillen eenigszins gelykende , hangen in de Groote aan eenen Stoel % die een ronde Struik uitgeeft > van een Arm dik , uit den witten geelachtig , fpongieus , oneffen en rokkig we- gens de overblyfzels der Bladen , die uit den top melyn niet. 't Was hierom dat dezelve tot de tweede Soort van Amaryllis (in Horto Cliffort.) Ge*italibus dectinatis be* trokken weidt s doch dit betekent geenszins jifwykentte' voortteelzels of Afzettingen , gelyk men het verkeerdelyk ver* taaïd heeft, (4) Crinum Coxoll. apieibus introrfum unguiculatis. Cri* nura. H. Cilff* 12?. Ups ?6, R. Lugdb. 37. Lilio-Aspho* delus Amer. fempervkens maximus polyanthos albus. Comm. Rar. 14, OlLL. Eltb. 194. T. 160. f. 5v5» LiliO-Aspod Amer. ferapervirens minor. Comm* Rar* 15* T. 15. OF IJ Ü L P L A N T E N» I63 tnp tropswys' voortkomen, meer dan drie Voe- V» ten lang. Zy verbreeden zig , van een twee AF^ELd Duims voetftuk , tot vyf Duimen j en loopen Hoo/c« fpits uit , zynde van boven een weinig Geut- stoju achtig hol , aan de rug met een verheven Kiel, In 't midden van den Zomer komt uit deeze trop Bladen een Stengel van drie Voe- ten hoogte, die boven een Tros draagt van witachtige Bloemen , in zesfen gedeeld , met een Pypachtigen Voet, zes Meeldraadjes uit- geevende, met dwarfe opleggeade geeieMeel- knopjes. De Kleine van Commelyn hadt dergely- ke Wortels , maar de Struik was viermaal dunner cn laager : de B-aden waren driemaal fmaller en maar twee Voeten lang. By der- zelver Voet fchooc een dergelyke Stengel uit, doorgaans vier Pypachtige witte zesdqelige Bloemen voortbrengende. Aan de Slippen van deeze, die gelyk de Krul -Leliën omgekromd zyn , heeft hy , de gezegde Weerhaakjes in Plaat vertoond : aan die der Groote zyn zy naauwlyks te vinden. In grootte komt die van Dïllenius deeze laatlte nader , als de Bladen maar twee Voeten , de Stengel anderhalf Voet lang heb- bende en de Bladen een Hand breed. Ook heeft hy de uitfehieting der Stengel ter zyde waar* pénomen en dat de Meeldraadjes uit den voet der Slippen voortkomen : de Styl , die enkeld is, aan de punt van 't VrugtbegjtaaScl onder in L a het II. desjl. XII* Stuk» ï64 ZesmAnnioe L e l i & V* het Pypje zittende. De Bloemen , zegt hy j Afdeel. gaan na malkander 0pen • zy ZyQ eerst geej_ Hoofd- achtig , vervolgens wit 9 en hebben een flaau- stuk. wen, niet onaangenaamen Reuk* clinuim ^ Haak -Lelie metbyna Lancetvormigeplat* AfrUaHunu te Bladen en ftompe Bloemen. Afri- Jcaanfe. gy verfcheidcn Autheuren is deeze Soort in Afbeelding gebragt (*). Men noemt ze Afri* kaanfche Tuberoos , met blaauwe Bloemen. Breyn hadt dezelve in de Tïrn van den Ed. Heer van Beverningk , nu juist een Eeuw gelee- den 9 zien bloeijen en gaf *er deeze befchry ving van. 3, Zy heeft een Bolwortel 3 met dikke en » lange Vezels van onderen begroeid. De 3, Bladen zyn groen 5 langwerpig , als tusfchen 3, die der Hyacinthen en Indifche Lelie -Nar- 3, cis van Ferrarius gemiddeld. De Stengel is 3, rond, naakt, van anderhal ven Voet of daar 3, boven , niet dik. Op den top groeijen tien „ of elf Bloemen y meer of min , van grootte » en (s) Crinum Fol. fublanceoiatis planift Sec. Pelyanthes Iloribus umbcllatif. Hort. Cliff. nC. R. Lugdb. 27. MiLL. JDift. T. 210. Hyacinthus Af tic tuberofus Flore cceruleo «mbeliato. BRB.YN Prodr. I. p. 39. Ic* T* Comm. Hort. II. p, 135* T* 67. SSB> Thest l. p. z9. T. I9. f. 4; Hyacintho affinis TuberoH radice , Aft. &c Pluk» 187- T. 195. f. |t (*) Gelyk in het byzonder ook zeer fraaymet Kleuren 9 door KwoRR ,'in zyn The/aurus Kei Herb* Hortint* Univtr% Neur. 177©. Tab. L, 1©. OF BoLPLANTEN» en figuur als der Tuberoozen, Kroonswyze V. „ gefchikt en van een fchoone blaauwe Kleur/- iy^fiL; JBier heeft de Zoon bygevoegd , dat de BIoö- ^Toofd* men byna zonder Reuk zyn en de Vrugt drie-STux. hokkig is , met ronde Zaaden. Deez' gaf de Afbeelding uit 5 byna overeenkomende met die van Commelyn, wien de Plant, in'tlaat- t\e der voorgaande Eeuw, door den Wel Ed* HeerSchepen Pancras, Kommisfaris van den Hortus Medicus alhier , vereerd werdu Sedert is dezelve ook in andere Kruidhoven voortgeteeld en geeft jaarlyks Bloem , ja fom- tyds ook ryp Zaad. Volgeos de algemeene Kenmerken behoort tot dit Geflagt da volgende Plant , hoe zeer zy in Geftalce daar van verfchille, op Plaat LXXXI, in Fig. 3, afgebeeld» (6) Haak -Lelie met platte Liniaale Bladen Vi. en geaairde Bloemen. Cri"u" Zy is my, onder den naam Mohanks , ia t^smaibiadi- queur van Java toegezonden» De Wortel fchyntgc* knobbelig te zyn , met Vezelen , waar uit een 3/ Stengetje of Struikje van Scheedachtige Bladen ontfpringt , die Liniaal of overal byna even breed , Lifch- of Grasachtig zyn, naar 't end verfmallende en fpits uitloopende. Bezyden de- zelyen groeit de Bioemftengel , naauwlyfcs een half (6) Crinum Folüs planis Lineanbus , Flortbus | Spïcaeis, Botttt. L 3 Ut Dssl, XII. Stuk. i66 Zesmak nice h é l x ^ Afdeel ^°Ct 5 ovcrhce^s bezet niet orge. FHI.EL* ^ee1de Bloemen, cn dus een Aair uitmaakefide* Hoofd- Deeze Bloemen, altoos gepaard of met haar stuiu tweeën gevat in een Eyrond Scheed jc , zyn om- trent twee Duimen larg« Zy hebben een Pypje en een Mondttuk dat zig in zesfen verdeelt , aan den voet van 't welke, binnen het Bloempyp* je 5 zes Meelknopjes voorkomen , drie agtfte Duims lang , met een zeer kort Meeldraadje ieder afzonderlyk aan den Wand gehecht en dus van elkander afftandig. De Styl van het Vrugt- beginzel , dat onder in het Pypje zit , afkom - ftig, bereikt maar de helft der langte van de Bloem : gelyk zig dit duidelyk door vergrooting ia de geopende Bloem , by A 3 openbaart. Amaryllis. Lelie -Narcis. Een zesbladige Klokvormige Bloem , met een driedeeljgen Stempel, onderfcheidt dit Ge- ilagt, berevens de byzpndere gedaante > welke aan veele Planten , tot hetzelve behoorende, den naam van Lelie - Narcis heeft doen geeven. Zy hebben Bloemen als de Leliën en groeijen op de wyze der Narcisièn 9 of hebben een Vrugt ais dczelven , gelyk Tournbfort zegt* Wegens de Schoonheid deezer Bloemen, mooglyk, heeft L i nn/süs hier den naam van Amaryllis , voorheen in de Plantkunde niet ge* bruikelyk , op toegepast* 't Geflagt bevat de elf volgende uitheemfche Soorten. \ OF BOLPLA'NTEN. l6T fi) Lelie- Narcis die eenbioemig fx, met em zeer ver afjiandige Scheede ; de Bloem»' blaadjes egaal; de Meeldraadjes en Stam- Hoofd- per regt. STÜJS* I. ^Amaryllis De Plant, bier bedoeld , is Indifch Sifyrin-Capenfis. chium genoemd geweest* dcor Corküti , Kaapie, als uit Ocstindie afkomftig ; doch men heeft naderhand ontdekt , dat de afkomst zy uit A- frika , van de Kaap der Goede Hope, Zy heeft een Bol wortel . met een Netje overtoo- gen : Bladen als der Narcisfen en Bloemftea- gels van gelyke langte als de Bladen , beneden 9t midden met een Scheed je, 't welk blyft ,-ge- fpitst is en vlak. De Bloemblaadjes zyn Lan- cetvormig , aan den voet inwendig zwart, voor 't overige geel, Vleefchkleurig of paarfch. Het heeft zeer korte Meeldraadjes met opgeregte Knopjes , half zo lang als de Bloemblaadjes : 't Vrugtbeginzel beneden; den Styl driehoekig met dde Stempels* (2) Lelie - Narcis die eenbioemig is,metge\y- 11- ke Bloemblaadjes en gefirekte Meeldraadjes, Gee*e.* In (1) Amaryilh Sparha unifljra remotisGma , Corolla aequa- H , StammiLus P.Hilloque reegis. Sffi: Nat. XtU Gen: 402. Vtg. XIIL Gen. .406. p. 264. Am. A;ad. Vi. Afr. u, Si» fyrinchium Indjcum. Cgrn.. CcnaL 168. MoRis. Hijl. II, p, 411. S. 4. Tè 23. f. s>. Pvüdb. Elys, 11. p. 236. f. 17. (2) Amaryllis Spatha unifiora , Corolla zqmli , Stamini- bus ftii&is. H. Ci'tff* 135. R- Lugdb. GOUAN Monspm L 4 wr II# Deel. XIL stuk. IÖÏ Z B S; M A N N I 0 E L E: L I V. In Spanje , Italië en elders aan de Middel** ^*ll*L' landfche Zee^ groeit natuurlyk deez& , die ook; Hoorn- een Bolplact is, in de Herfst bloeijende, en &tuk. veel gelykende naar een Crocu$ of e^n Col- chicurn. Men vindt 'er een Afbeelding van by ClusiüSj onder de Spaanfche Planten ; doch de Bladen zyn veel te kort getekend , zo das *er de Bloem boven uitlteekt. In de Hortus % alhier» bevind ik ze ruim een Voet lang en een half Duim breed, opftaande; tervvyï de Bloem- ftengels maar een half Voet lang zyn. Zy £yn donker glanzig groen 5 en de Bloemen * van figuur als gemeld is , hebben eene fraaije geele Kleun tiu C3) Lelie -Narcis die eenUoemig is % met ge* C^amJtL h^e Bloemblaadjes en een neergebooge?z CcheXgini' Stamper. De Bloem van deeze3 die in Virginieen Ka* rolina natuurlyk groeit en van de Indiaanen Atamasco genoemd wordt % is niet Crocus-, maar 165* Fabric. Hümflad* 15. NarcisfUs Antumnalrs major* Clus. Hifl. I p* i64. Colchicum luteum primum rnajus. C* B* Pin, 69* Lilio - Narcisfus luteus Antumnalis msjor. TOURNF. ? 36. Narcisfus Auturxmalis quomndam. CXus. Hisp 251* T. 25 j . i Amaryllis Spatha un i flora , Corpllê xq. Pitèüla. de- climto, B. CUJf, 13 c, Lugdb 36. Gron. Virg. 36. Li- lio • Narcisfus Virginienfïs. Catesb. Car. III. p. 12. T. 12» Lilio - Nare. vernus anguftifoïïus. BARR. Ic, 994, Lilio- Nare/ Liliflorui Carolinianus &c. Plujc. Alm. 220. T. 45^il 8» Lilio «Nare. Jnd. pumilus monanthos albus* MORI9* l|» p. 266. 5, 4. !*♦ *4. f. 4# OF EolftANTEH» Itff Lelieachtig. Zy breidt zïg , naamelyk, met V; haare punten wyd uit , en is niettemin op*^™**1-* waards geftrekt, hebbende een witachtige Kleur Hqopiv met eenig rood. De hoogte, echter, is ooksTuiu maar een hüf Voet , met Bladen als die der Narclsfen en een Ajuinachtigen Wortel - JBoL (4) Lelie - Narcis die eenblaemig is9 met bcelding by We i n m a n n blykt. leder Bloem- stuk. blad, ontvaar drie Duimen lang, is Lancet- vormig en zy maaken met elkander 3 cp het Vrugtbeginzcl famengevoegd zynde , een knik- kende Bloem. Drie derzelven zynopwaards, drie nederwaards geftrekt. Deeze laatften zyn de binnenften en breediten , maakende als de Onderlip der Bloem , en de Teeldeelen Scheed- achtig omvattende. De drie bovenden vormen te famen het Kruiswys* Handvatzei van 't ge- zegde Zwaard , hoewel zy alle krom geboogea zyn, en de Meeldraadjes , zo wel als de Styl opwaards , wiens Knodsje in drieën^ is gedeeld* Dus ftaat de Bloem op een Stengel van ruim een Voet hoogte , die niet volkomen rond i§, fpruitcode uit een ronden ^gerokten Bol, tevens met de Bladen , welke naar die der Narcïsfen gelyken , zynde veel korter dan Stèngel , omtrent een Vinger breed, ftomp, geribd, glad en groen. De Bloem is teder, en duurt weini- ge Dagen, 't Gewas moet voor de Koude bewaard worden gelyk de meeften van dit Geflagt , en vereifcht een luchtigen Grond. Het wordt thans by de Tuinlieden genoeg gek week t5 en zeifs hier , bloeijende , op de Markt, on- der den naam van Kaapfche Goud -Lelie , te ^oop gebragt* 11, DEEL» XII. SXÜK, tl) 17a Z E S M A N N I G E LELl^ jV. (5) Lelie -Narcis die veelbloemig is; de Bke~ Mvdbel. men blokvormig ; de Bloemblaadjes egaal t Hoofd- ®an de Nagels omgekromd; de Teeldeelen stuk* neergeboogeti. v. Amarillis Onder den naam van Roode Lelie was dee- Heliadonna. M . surinaam- ze in de Westindiqn bekend , groeijende te fclie' Suriname wild in de Bosfchen. Zy gelykt, volgens Rochefort, veel naar onze Roo- de of Oranjekleurige Leliën , maar de Bloe* men zyn aan den voet iterk omgekromd. Slo- &m hadtze op 't Eiland Barbados zeer me- nigvuldig zien groeijen. Ook vallen zy op andere Eilanden, in de Wescmdiën. De Sten- gel, uit den Grond komende, heeft aan 't end als een Spatel, die zig tweekleppig opent, geevende een Tros uit van Bloemen % Vleefch-* kleurig rood , doch aan den bodem uit den witten geelachtig groen. De drie buitenfte Blaadjes hebben van binnen de tippen omge- keerd ; de drie binnenften zyn agn don voet gehaaird i de Styl is rood. Gewoonlyk bloeit dqeze Soort alhier in 't laatst van September, wat vroeger of laater* Baar *% Sayzoen 5 fchietende dikke paarfche Sten- fa) Amar^UU Spatha multiflora ; Corott. Campan. argua» libus, üngue reflexis, Genitalibus dcciinacis. ƒ/. Clif[ het vergaan van deeze Stengels komen in 't Voorjaar de Bladen te voorfchyn , die weder- om in Juny verdwynen. De Plant wordt Bel* ladonna genoemd wegens haare fchoonheid en door jonge Bollen voortgeteeld. Miller wil, dat zy van de Roode Lelie, voorgemeld^ verfchille, en in den jaare 171a uit Portugal in Engeland overgebragt zy , daar menze uit Indie hadt. Zyn Ed. merkt aan f dat *er een Soort is,byna alleen door de bleekheid der Bloe- men daar van verfchillende , die men in *c jaar 1754 van de Kaap in Holland hadt gekree- gen , maar welke in 't Voorjaar bloeide. De Belladonaa, voorgemeld, zegthy, is de voor- naamfte Schoonheid der Tuinen , Huizen en Kerken, in 't Herfst -Saizoen, in Italië. (6) Lelie -Narcis die veelbloemig is; de Bloe- men Klokvormig ; de Bloemblaadjes egaal en gegolfd ; de Teeldeelen neergeboogen* Van de voorgaande verfchilt deeze, ook uit vr. ^ de Westindiën afkomftig , zegt LinnjEus, Ar^hÏ! door- Konin- ginnc. (6) 4maryllU Spathi multifiori; Cor. Campanulacis acqua- llbus undulatis,* Gcnitalibus declinatis. Mill. Dïcl. T4 24» Li- Hum Amer. punicco Hore , Belladonna di&ura* Hbrm* f**r. 194. T. i$4. i 174 Zësmannigè Lelie- V. doordien de randen der Bloemblaadjes gegolfd Afdeel. en niec aan de jsfageis omgekromd zyn. Heis- Hoofd- teu> hadt dezelveookin zyn Geflagt van Sprec- stuk» kelia begreepen Veele Jaaren reeds over- gezonden zynde geweest , bloeide zy tegen 9t end van 1758 in 't Winterhuis te Helmft3d , en is door den Heer Fabriciüs befchree- ven, die 'er echter maar twee Bloemen aari geeft* Na \ bloeijen komen de Bladen eerst te voorichyn , dat gemeen is in deeze Planten. Den naam van Kminginne - Lelie kreeg dee- ze van Doktor Douglass, (die ze in 'c jaar 1728 op een blad Papier in folio aan 'c licht gaf,) om dat zy m volle Schoonheid ttondt op den 1 Maart , Geboortedag van wylen da Koningin van Groot Brittannie.» Anderen gaven 'er , wegens de afkomst > den naam aan van Mexikaanfche Lelie , dien zy by de Engelfche Tuinlieden behoudt* In Duitfchland noemt men ze gemeen Iyk de Kleine Belladonna ; want in Schoonheid wykt zy de andere weinig > maar is in alle opzigtén veel kleiner, vallende naauw* lyks een Voet hoog* In een Broeikas geplaatst, bloeit zy altoos vroeg in 't Voorjaar, en in een gemaatïgde Lugt, in Maart of April* Die van de Westindifche Eilanden komt 3 zegt M 1 l- l e r * is een andere Soort* vn. (n) Lelie - Narcis die veelbloemig is , met uit- ZTndulata. Se# iacgolfde, (*) YKW*,Hdmfta(l p. 14. (7) Amaryllis Spatha roultiflora , Cor. patulis , Pétalis imdulatis mucronatis^bali üimtiStSyJi* Nat.XlUPefr XUU Hoofd* stuk» gebreide Bloemen; de Bloemblaadjes ge* V* golfd, gefp;tst> en aan den voet verbreed. Volgens de opgaave van den Leidfchen Hoog. leeraar Dav (8) Lelie -Narcis die veeïbloemig is* met om* vul ^ gejlagm Bloemblaadjes ; de Teeldeelen op- ^rZlfl ftaande. ]aPaniche. Deeze heeft den bynaam Sarnienfis beko- men s om dat de Bollen uit een gettrand Schip aan 't Eiland Guernfey, op de Franfche Kust, in f*) AfhedL van zeldz. Gewasfen. Leid. i?7S Tab. XUU (8) Amaryllis Spith inultifl. Coroliis revolutis , Genitaii- bus éSSA H. Ups. 7s. ~ Gfiiit- terigiMMiik R> Lugdh. 36. N. 4. H. CliJT- 13 ï. Narcisfus laponkus mulo Fior„ CORN. Canad 157- T. 153. RöDB Eiys, 2* p 2?* f. 14^ EHRET. Stle&* T* 9. f* 3* K^WPF. Aman. Sg* I. p. 25. T* 17. £ 3. Lilium Sarnienfe. Dugl» Jtfowgr. T. 1, 2. II, Deel. Xlh Stuk. Zesmankice Lelie». V. in 't Zand van den Oever aldaar begraven , na Afdeel» ver]GOp van eenige Jaaren als vanzelf gebloeid Hoofd- hebben , zo Morison verhaalt ; meldende , stüic» da: vervolgens de Bollen deezer Plant van daar, als uit dat Eiland afkomftig, aan de Lief- hebbers medegedeeld zytn *c ïs eigen tlyk een Japanfche Plant , van waar de Heer Thün- berg bloeijende Takken, gedroogd, heeft overgezonden. Men vindtze tegenwoordig in alle Openbaare Kruidhoven. Door vericheide is zy in Afbeelding gebragt. Kaempfer zegt, dat fommigen baar Dote Symira noemen, om dat de Bollen Venynig zyn. Cornuti heeftze, onder den naam van Japanfche Nat* cis met een Vuurroode Blpem , aldus befchree* ven. Een aanzienlyke Bloem - Steng , in 't eerst Bladerloos , regü zig tot een Voet hoogte op , zynde in *t bovenfte gedeelte groen , „ onder met duizend donker paarfche Vlakjes gefprenkeld. Uit een Scheede aan den top 3, komen negen of tien Bloemknoppen , die, 3, wanneer de Plant in een goede Grond ftaat, „ zig zesbladig uitfpreiden; zynde ieder Blaad- je twee Duimen lang en zeer fmal , inzon* derheid by het midden der Bloem, doch de „ enden krullen om gelyk onze Krul -Leliën» De Kleur is Lak- of Menie -rood, meteen 5, Bloedkleurige Streep in 't midden. 'Zes „ Meeldraadjes 5 langer dan de Bloembladen, 3, verheften zig opwaards. Reuk alleen ont: breekc ©F Bot PEASTE N> breekt 'er aan* als of de Natuur hier door % „ de Kleur niet had willen befchaamea , A ft** . , welke zo vuarig is , by 't fchynen van de Hjopó? ^5 Z^n , dat 'er de Gogen op fchemeren en «ruift 3, dat men zig verbeelden kan 9 daar Vonken uit 9, te zien fpriogèn. Zo onvcrgelykelyken gloed fe heeft dèezé Blöëtff. 'c Is een Bilphnt , & wier Bladen niet dan by 't verflenzen van dé Stengel , na den bloeityd , uitbotten, zyn- jjp de donker Fluweelachtig groen-." Die laatfle ■> dat de Bladen eerst lang na dè Stengels uitfchïeten 5 heeft in meer andereü van dit Geflagt plaats. De Heer N. L. B ur* hl anrös betrekt deeze Soort ook tot de Kaap* fe Planten* Zyn Ed. fp'reekt van eene Gegolf- de , die Liniaale Bilden heeft en in manier van groeijing zeer verfchilt van gedagte Ja* panfehé. Voorts telt zyn Ed. nog de drie vol. gende van deü Ridder onder de Kaapfchen , ' ■Eaamelyk*. C9) Lelie -Narcis die veeïbloemig is , rité Hr.* r Klokvormigë Bloemen ; de Bloemblaadjes ut^k gelyk; de Tedded:n neergeboogen ; ^b ^|I ■Stengel Jamengedrnkt van hngte_ als het Kroontje. ö> (9) Amaryllis Spith. multifl Cor, Camp. requalihii? , Ge- hit. declinati» &c, R. ' Lugdb, R Ehret* PiQ. T. 13. Li* Imcti Afrie. humile loiigUiïmfs foïiis , pofyaijthos &c» H2E:£* Var. 195. T. is>J. Bu&m. iWr* 94 M J H. D3S&. XIL STUK, f78 Zesmannige Lelie* V. Ongemeen laag ftaat het Kroontje van dee- Afdeel. ze ^ £{Q zeer lange Bladen heeft en donker Hoofd- paarfche- Bloemen. Men vindtze door den itük. kondigen Ehret zeer fraay in Afbeelding ragt. x. (10) Lelie -Narcis die veelblwmig is , met de oiïeZaih Bloemblaadjes ongelyk en. Tonga-chtige orien- ' Bladen* taalfche. Van deeze heeft de vermaarde Heister veel gerugts gemaakt onder den naam van Brunsvigia, ter eere van het Doorlugtige Huis van Brunswyk door hem 9 toen Hofraad en Lyf-Arts des Hertogs en tevens Hoogleeraar ïn de Genees-, Heel- en Kmidkunde te Hcloi- ftad zynde , ontworpen. In de Akademie- Tuin, aldaar , bloeide , in't jaar 1750, deeze Kaapfe Bolplant i welke echter toen over de honderd Jaaren reeds was bekend geweest. Men vindtze door den Romein Ferrarius genoemd : Bolronde Indifche Narcis , met Lelie* acHtige Bloemen. Tournefort fteltze voors onder den naam van Zeer groote Bolronde In- difche Lelie - Narcis > met veelt roode Lelieachtige Bloe- (ïo) Amaryllis Sparh. mulrifl. Coroll. 'ioxq. Fol. Lingiu- formiuus. Euttn. Cunon. z\%. R. Lugdb. p. 37. N. 9. Li- lio- Narcisfus Ind. maximus fphaericus, Flor. plur. Liliaceis, MORIS, Hiji. II. p. 368. S. 4. T„ ïo. f« 3 5» Narcisfus Ind. Orient. Sv/ERT. Flor. 31. f« 1, Bxunsvigia. HexST* Mmogr^ Ümnsv* 17 s$* T. 1 , 2 , 3. * F 15 O U L A N T E N, 170 Stomen: welke naam 'eraan gegeven was door V* den geleerden Morïson, die getuigt, dat A*™£** hy in 'c jaar 1657 decze Plant te Parys heeft Hoofd» sien bloeijen gelyk menze ook by Wein-sto* MAE' N, in zyn Kruidboek zeer fraay (*) ,doch in het Werkje daar over door gezegden Heis* ter , in 't jaar 1753, te Brunswyk uigegeven* ten pngtiglle , in zeer groot formaat, op drie Plaaten afgebeeld en ten uuvoerigfle befchree- ven vindt. In de befchryving echter der Plan- ten van gedagte Akademie • Tuin , tien jaarel laater door den Wel Edelen Heer Fabriciüs gegeven, komt de Brunsvigia niet voor, Dee*e Lelie- Narcis munt inderdaad in pragr en fchoonheid uit. Sommigen noemenze Bol- rond Ornithogalum ? anderen Allergrootst In* difch Moly , zegt Morison» Uit een ge* fchubden Bol, grooter dan die der Zee- Ajuin § fpruit een Piekvormijre Spatelfcheede, drie Vin- geren breed , vyf lang, hcog Menie -rood 9 welke, allengs een Stengel bekomende van een Voet of langer, een Tros Bloemen uitgeeft * zig als die van een Uijen Klootswyze uitfprei- dende, met Bloemfteelen van een Handbreed langte. Dit maakt een Bloemhoofd van meer dan een half Voet middellyns , welks Straalen fomtyds groen , forntyds roodachtig , fomtyds xood zyn waargenomen ; zo wel als de Sten- gel (*) Plaat. N. 747, M * 13» Dssit, til. Sm9 i8o Zrsmannige L E L Ho V. gel. Mfcfchieg hangt zulks van den Grond cth Atoetc. de Groeiplaats af. TeHelmftad, in 't Winter- Hoofd- h'^s 3 waren 'zy groen. Aan *t end buigen zy stub# zig ooi , of liever de . Bloem zit krom op het Vrugtbegiozel , dat als een Knopje aan 't end der Steelen is, met den mond naar boven ;des 't een en andere niet kwaalyk een Kaarski o n voordel t of ceir Bol van Tabakapypen, De Kleur der Bloemen is hoog rood* Zy gelyken rSamelyk naar fommige Leliën , zynde zeer diep in zes ongelyke Slippen verdeeld, met zes Meeldraadjes , die raauwlyks uïtfteeken, heb- bende geele Meelkncpjcs en in 'c midden een Styl, die een weinig langer, geheel paarfch, boven wat omgekromd is , met een geknopiea Stempel. Dertig zodanige Bloemen hadt Heister op de Stengel van zyne Brunsvigia geteld ; waar van in *t eerst tien 9 vervolgens twintig, ein- delyk allen te gelyk bloeiden, dat zekerlykcèn fraaije Vertooning maakte. Weinmann heeft 'er byna zo veel , Ferrarius vier- of vyfentwiotig , Morison negentien aan vertoond. De Kroon buigt zig na 't tfocijen om en fchiet in 't Zaad, dat driekantige Vrugt- jes of Knoppen maakt. Vervolgens komen de Bladen te voorfchyn , die^ byna een Span lang. en een Hand breed zyn , een Stroobreec! dik en dus ftevig ; boven donker, onder blygroen en aan de kanten bruia , in 't Voorjaar weder* om verdwynende. («O OF BOLPLAHTEN* lSï (iO Lelie - Narcis die veelbloemig is , met kanthaairige Bladen. III?L* Hoofd- Dceze heeft de Bladen plat , Liniaal , ren$Ttf** Duim breed , twee Handbreedten lang en der- A Xh ... ° Amaryllis halve van figuur als der Amaryllis en niet det&*t*ata. Haemanthus , ma^r aan den rand overal gehaaird 5pdde.rUp" de Haantjes wit niet ros of Roestkleurig* Hier- om wyfct zy ver af van de kanthairige Hac- mapthus ; doch geen van beiden heeft by ons gebloeid, zegt de Ridder. Tot geen der voovigen , noch éék tot ééne der zes van de Kaap affeomftige Soorten, wel- Twyfd- ken de Heer Bukman nhs optek, kan dieadp"iCAT Kaapfche Amaryllis t'huis gebragt worden , L£**^ waar van ik een Exemplaar ontvangm heb , hier nevens, in Fig. i, op Piaac LXXXfl, afgebeeld. Het naafte zou zy komen aan de Japanfche ; doch niet alleen verfchilt die , wel- ke ik daar van heb, in gedaante te ve^l, maar ook zyn de Teeldeelen korter , weinig langer dan de Bloemblaadjes, welke bovendien zoda* nig niet omgekruld zyn. Ik zalze derhalve , tot ridder onderzoek , onder den naam van twyfelachtige voordellen ; dewyl zy van de Gegolfde, voorgemeld, ook niet zeer veel fchynt af te wyken* De Bloemblaadjes zyn, zo (11) Amaryllis Spatha multiflorl , Foliis ciihtis. Sy/l, N*t. fez. XI!, XIII. Amaryllis Ciüaris. Spec. Plant. 4*2, BUIIM. Prodr. p. 9. M 3 II. Deel. XII, Stok, i82 Zesmannige Lelie* Armzu z0 wc* m de' Lancetvormig gefpïtst, maar lil, de Teelde» len niet neergeboogen, 't Gecal der Hoofd. i3Joemen is zeven in myn Exemplaar. Ik heb sTiiXf' ,er fjjaden van. De Stengel bereikt on- gevaar een Voet largce. Bulbocod i u m* Klokbol. Een Trechrerachtige zesbladige Bloem, met fmalle Nagels die de Meeldraadjes draagen , onderfebeidt dir Geflagt , 't welke tevens het Vrugtbeginzel binnen de Bloem heeft. u De eenigfte Soort (i), een Plantje naar het Buifoco- Colchirum gely kende, voert hier den naam van *um. Bulbocodium , welke bevoorens aan verfcheide y°0T*ms' planten van deezen aart gegeven was. De reg- te afleiding is niet bekend, 't Schynt dat men 'er een Bolplant met eene Klokswyze Bloem door verdaan hebbe. Dus zyn verfcheide Soor- ten van Narcisfen met deezen naam beftempeld geweest : en wel inzonderheid die, wier Ho- nigbakje zeer lang en Klokvormig is , gelyk de Wilde geele Narci'fL-n. Toürnefort be- greep onder d?en naam geheel andere Planten , waar van hier voor tor öe Ixia betrokken en wel de cerlte Soort* Tegenwoordig bevat het een f O Buïbocodhim Syft. Nat. Xïl. Gen. 40?. Veg. XIII. Gen. 407 p, 165, H Ciiffé i$$, Bulhocod. Fol. Lanceolatis. R. Lugdb. 41. Colch cum vernum Hisp, C. B. Pin, 09, Ru DB, £h>s, 2. p. u8 f 2. Colchicum veuzuou Clus* lijft* 2. Apf. i03. J, B, ttiftt 11. 6iz> OF B O t P U » T B S. IS? § ?3 een Spaanfch Plantje , door Clusi üs jaars-Colchicum genaamd. III. Dac 'er een byzondere Soort van Colcbi- Hoofd, „ cum zv , welke alleen in 't Voorjaar bloeije, STÜK« fchrcef my de zeer geleerde Man J. Ver^ NERios, in de Maand July van den jaare , 1601, (zegt J. Baohinüs) en zondt my "s zes Bollen daar van , die hy op den Berg Sotau hadt uit den Groüd gehaald. Vier daar van hebben by my ia 'c volgende Voor- * jaar gebloeid. Het brengt één of twee Bloe- men met de Bladen te gelyk voort, die wit van Kleur zyn , eer zy open gaan , maar vervolgens bleek paarfch worden ; zo dat *! zy veei naar die van de witte Crocusjes "i gelyken ; doch zy zyn zesbladig, en ieder ' Blad geeft aan den voet een Meeldraadje " met een geel Knopje ; terwyl die der bui- *! tentte Blaadjes korter zyn. Uit het midden " der Bloem komt een Styl voort, langer dan " dezelven , die wit is, aan 't end in drieën gedeeld. Die Bloem fproot uit tusfehen *■ drie gekielde Bladen , veel imaüer clan die ' van 't gemeene Colchieum. Op dc Bloem " volgde een driehoekig Zaadhuisje , dat " niet groot was , met een ros rordachrig *' Zaad.° De Wortel geleek naar die van 't \] gemeene Colchieum y maar was veel klei- " ner." Zo heeft men 't oók thans alhier in de Openbaars Kruidhoven. M 4 Aphyl» U> DiSL. XII. STUK. $k Z bsm annige Lel i Y* Aphylunthes, Bies - Anjelier* Aft>eel» Hoofd- Zesbladige Bloemen , die uit Kaf jes voortko- itWk' foc® > welke eenkleppig zyn en Sehubswys' op, elkander leggen ; bevattende bet VrugtbeginzeU onderfcheidt dit Gefiagt , 't welk de zes Meel- draadjes in de Kee! der Bloem ingeplant heeft, i; Men heeft 'er ook maar ééne &oort ( O van , ihe$ Mn* «ie ik Bies - sivjdier noem , om dat het een ^Moa£ ^raay Anjeliertje is, groeijende op een Biesach* KV tig Plantje, dat naauwlyks Bladen heeft. Hierom is het Jphyllanthos genoemd , ze^t Lobel ? by die van Montpeil-ier , alwaar het veel groeit; op Zandige ruuvve piaatfen, by de Kermesboc* boomen , en Bragalon geheten worde. De Rid- der heeft het deswegen deu bynaaoi vzn Mont- jhlliers gegeven ; hoewel het ook voorkomt ia de middellte en Zuidelyke deelen van Provence. Bladen , evenwel, ontbreekt n 'er niet geheel .aan , maar dezelven zyn klein en fcAna verdroogd als de Stengeltjes tridchieten 5 die- een half Voet hoog zyn , naakt , enkeid , en aan den voet met Schcedjes , ge!yk die der Biezen. Op den top zyn zy bezet met tweekleppige Kafjes, ieder twee Bloempjes , ais gezegd is , bevatten- de* (l) Aphylïanthes* Syjt. Nat. Xil. Gen. 40*. Veg* Xllh <£en. 408. p* 20$. H. Clip. 493. Gouan Jiïonsp. 166* TqüRNï. Injl. 5^7* T. 430. Aphyljintjié^ lApiiïpdiCnfvtwfc Lob. 454- J* B. Hift* III. p. 5 3*. Caryoph. eceruleu* Monfpel. g, B. Fm. zo$it Mg»? HiJÏ, II. p, $, f. 1% 2C. f* 12* * O V BOLPLANTEN. de, kleiner dan die van Vlafch. Zy zyn niet Vï ^ vier -maar zesbladig, en de Stengetjes worden in de Tuinen wel e en Voet en hooger. De Hoofd- Wortel kruipt voort, en het btyfc over. 'tGe-*TÜK* heele Plantje is biccer van Smaak en een weinig heet. A t L i u M» Look. Een zesdeelige uitgebreide Bloem \ in zïg het Vrugtbeginzel bevattende , en tropswyze* op 't end der Stengel j voortkomende uit eene Bloemfcheede ; maakt de byzondere Kenmer- ken van dit Geflagt , waar In veele, meest Eu- ropifche en Oofterfche Soorten , begreepen ayn. Linn^ds heeft dezelven in vier Ran- gen onderfcheiden , naar dat het gebladerde o£ cngebladerde Stengels heeft , de Stengbladèö plat of rond', de Kroontjes Bol of Huisjesdraa- gende. A De Stengbladen plat: het Kroontje Zaad- huisjes draagende. {i J Look met een platbladige Krotmdraagen- u j Alilum aCA>npeio- (l) Allium Cau.Te plani folio UinSfeilifero 8cc. AlliumStam. Bree ïjtM alierne triüdis &c. hall. All 5* Opusc. .344. Pormm Ra-di^ èkft kteiali fotfdi Sec. B.. Luyto. 40 AU. Spbxrico Capite t Folio latiore &c. C. E. A> 74» R.UDB, -e p. 11 U M 5. II P%%U. XII. Sïti*. i86 Zesmannige Lelie* V. de Stengel , het Kroontje Bolrond ; de ^Fj^EL' Meeldraadjes driepuntigY de Bloemblaadjes Hoofd- tuuw gekield. stuk. Van Konftantinopolen eerst overgebragt zyn- de, wordt deeze Soort gezegd in fmaak te zyn by de Turken, Verder is zy op deeze en ge- ne plaatfen in Europa voo?tgetee!d. Het is een vreemde Soort van Prey , die de Steng twee Ellen hoog heeft , van onderen gebla- derd, met fappige Bladen, een Kwartier Duims breed en zes of agt Duimen lang. De Bloem* fteelen zyn paarfcb , de Bloemen wit , de Meel- draadjes een weinig langer. De- Zaadhuisjes komen met die der volgende overeen ; doch de Wortel verfchilt daar in, dat de Bol zydelings is aangegroeid. jt, (2) Look met een platbladige Kr oondr negende rtrlT. Stengel ; de Meeldraadjes driepuniig ; de Prey. Wortel uit Rokken bejlaande. Zeer bekend en gemeen , in de Moeshoven onzes Lands en door geheel Europa, is dee- ze, die men Prey noemt > in 9c Franfch Per* re- (z) Mfum Caule plariif. Ureb. Stamïm tr'cuspidatis , Ra- fiice tunicatS. Mat» MtL i6s* Gort. Belg. 93. Porrum k d.ee ambieate tunïc5t£ oblonga folitana* II Clifi. 136. Jk* Lugd?4 40, Porrum commune Capitatvim. Porrum fati- vum. C. B- Pin, 7** Porrum ft&ivutiu Dod. Fempt* 6%z% Porrum tcnüle cc valgarc. X.QK, ic> iy\t i<$. OF BOLPUNf EN, 187 reau, in \ Engclfch Lde en in 't Hoogduïtfch V. Lauch. De plaats, daar zy in 't wilde groeit 5A jljJE^ is onbekend; misfchien zal zy fiegts door kvvee»fj0OVI>, king uit de voorgaande geteeld zyn» \ Ver- tvic. fchil is klein en beftaat meest in de Wortels, die niet zydelings en eenzaam groeijen. Voorts is de Piant kenbaar aan den Reuk. Men noemt» ze gebolde Parey , wanneerze in % Zaad fchiet , zegt Lobul; doch 3 die men affnydc om to gebruiken in de Keuken , Sny- of Sclwer-Pa* rey. Ook valt zy kleinëf en grooter. Da Griekfche naam Prafhn heeft aanleiding ge- geven tot de beoaarning van een Kleur naar die der Pareijen zweemende en van een Edel Gefteente , dat donker groen is, in 'c Hoog* duitfeh Prafer en by fomirfgéè Beril genaamd 9 dtfdh gemeenlyk neemt men daar voor dcChry- fopraas. Behalve het Keukengebruik zyn de Preyjen ook als Geneesmiddelen aangepreezen geweest* Zy hebben een verhittende hoedanigheid y bs- ïtaande in een vlugge Alkalyne Geest, minder ilerk dan in de Uijens en Look, doch niettemin infommige Gevallea dienftfg. By de. Salade gegeten, verbeteren zy derzelver koelheid In zwakke Maagen en bevorderen de Ontlasting in Slyniige Geitellen. Het Afkookzel word» van fommigen gehouden voor een der kragtig- '"lïe" Steen bre eken de middelen* H slmon- ïiüs maakte van Prey, met Steen - Raket en Sap van Klyf, eea Smeering tegen de Der. de&* 188 Z E S M A N N I G E LELIE* rA V. dendaagfe Koorts (*). Het uitgeperfle Sap. |jj • met Honig gebruikt , dient ingenomen zynde? Hoofd- tegen Venynige Beeten en de gekneusde Wor- stuk, tel op de Wond gelegd. Het Zaad, inzonder- heid, zet het Water af ; verwekt Minnelast ea ftempt fommige Bloedvloeiingen. Te veel Pa- rey gegeten , bezwaart dc Maag, doet onge- rust flaapen en droomen , maar men zegt ; ja ftrekt toe verzwakkinge van 't Gezigt* in. (2) Lcok met em platbladige Krootidraagenck nrflreT Stengel; het Kroontje' Klootrond9 de Meet* ^swaibu- draadjes Mepuntig , eens zo lang als de Bloem. Deeze Soort > in Siberië, van de Rivier Jo Difea tot aan de Yaik toe, op drooge plaacfen , voorkomende , heeft , volgens Gmelin, een langwerpigen dunnen Bolwortel , met eenige Rokken en veele Vezelen. De Stengel is van een Span tot anderhalf Elle hoog, hard en fte- vig , met Grasachtige Bladen , en heeft op den top een Hoofdje, dat vry gtooi is, van roodachti- ge Bloemen * voortkomende uit een tweehcor* mge Scheede. IV# (4) Look met een platbladige Kroondraagende jtnurJum,\ Sten- Kord. . . . kooiaige, ^ hall. AiU Opusc. p. 349- . (3} AlUum Caule planif. ümbelüf. Umb. Globofè , Snm?n ö tiicuspid. &c. Hall. AIU N. 9. Poirum Csule tcrea foliofo fcc* Gwel. Sib* V p« s6. T. 13 & 14. f. 1. (4} Alüum Caule fimm ümbellif. Stamin, tr-uuspid.]Um* OP B O t P L A N T E m 183 Stengel; de Meeldraadjes dftepuntig; het V. .Kroontje bynck Klootrond ; de zydelingfe Bloemen knikkende. < Hoofd- stuk. In de Zuidelyke deelen van Europa wórdt de Groeiplaats gefteld van deeze, welke Hal- LEROokin Duitfchland hadt gevonden, en zy zou , door Celsius, by Upfal in Sweeden waargenomen zyn. Hallrr zegt, dat dezelve ia Provence en Languedok zeer gemeen is,groei- jende tusfehen de Wynftokken en Kermesboo- men. De Wortel bedaat , zo hy aanmerkt ^ uit veele zwarte of paarfche Bolletjes, tusfehen de gemeens witte Scheeden famengehoopt. De Bladen zyn Grasachtig met een Stengel van drie Voeten hoogte ., die een Bloemhoofdje als de voorgaande draagt , met Vrugü en Zaaden als van Prey. (5) Look met em platbladige Kroondraagende Y^ Stenzei ; het Kroontje rondachtm ; de Ainum Meel* Gevlakte* bellA fubglobofd && AH, Stnmïn, alterne triHdis &c. Hall* N. 8. AiJ. Mont* Caphe rotundo. C. B. Pia. 75» Scoiodo- prafani latif. fpontaneum Italicün. MïGH. Gen* 25. T. 24. f. 1. (S) Allium Caiaie ptenjf. Umbdlif* tlrabella rotundatl t Stamin, Lanceolatis &c, Mat, Mtd* 163, All. FoL Oa li- nis lanceolatis, R. LugibK 39. All. Radice oblonga" reticule obducH. Hall. Opuic. 375, All. N. 10. Allium Mout. la* üfoL maculatutn. C, B, Fin. 74. TOURNF. §8$. Allium Anguinum. CAM. Eph* %i9> Allium Alpiaum^ DöD, fempt9 S$%> Vi&orialis longa, CLU8« Fmfr 234* II, Di^Lt XII? Sf Zesmannige Lelie- V. Meeldraadjes Lancetvormig langer dan de A? iIl" £lQem 2 dd Bla&n Ovaalachtig. Ifvz? algeöie^n ttaat Jeeze by de A ut beuren bekend* mee den ca .m van Breedbladigc gevlakte Berg -Look. Anderen hebbenze , met Camk- sarius, Slan*- of dddtr-Look geheten > om dat hot Loof mu zwarte Vlakken als het Slan- gekruid is gefprenlpld» De Bladen gelyken veel rjaar die der Lelietjes van den Dale, doch zyn forctyds wat fmallen De Wortel is rondbollig én gerokt met omwindzels , als in de Crocus > met van onderen veele Vezels * hebbende den Reuk en Smaak van Knoflook. Dit Gewas, 't welk op de Alpen van Swit- aerland en Italië huisvest , werdt deswegen Alpijche Look getyteld van Gesnerüs, cn onder deezen na:ira by Dooowéus en ande» ren afgebeeld naar ce figuur van Clustü?, die hetzelve Fïctorialis longa getyteld -hadt. „ Dus (zegt hy), noemt het gros der Kruid* 3, kundigen hetzelve , of ook major , tot on- 3> derfcheiding van den Gladiolus , wiens Wor- 55 tel , wegens de gelykheid van den Bast , die 33 denzelven bekleedt , met dien der voorgaan- s> de, zy ViStorialis rotunda et parva heeten. 3y Men vindt het overvloedig op de Rotfen 3, Durreftein , twee Mylen boven Ganrnga^ 3, en het wordt Laulauch genoemd van de Berg- 3, Herders 3 die het veel gebruiken tegen de 3, uitwaasfemingen van eqn bedorven en dampi- 0 ge OF BoLPLANTEN. 191 „ ge Lugr. Men vindt het ook op de Bergen Afd^;Lj; 5y die Bohemea affcheidea van Silezie , daar hl „ het Siegwurts getyteld wordt van de Duit- Hoofd^ „ fchers, om dat de genen, die aan het uit-STU*5 „ graaven der Metaalen arbeiden, groote uit- „ werkingen daar van voorgeeven te ondervin- den , tegen den aanval der booze Geeften : weshalve 'er de naam van ViElorialis , als „ een Overwinnings - Wortel , aan gegeven „ zoude zyn. Simlerüs noemt het ook £2- 2, benhamkcrn , wegens de Netswyze omwind- zeis van den Wortel , welke maaken , dat „ men naauwlyks de Bolletjes van elkander „ afzonderen kan/' Noopens de Geneezende kragtèn van deezea Wortel , welke van ouds bekend is in de Apo- theeken , merkt de vermaarde^ H aller aan , dat die uitwendig hem als een Behoedmiddel tegen de Krampen in het Onderlyf, inzonder- heid by zwangere Vrouwen % niet onnut hadt gefcheenen , en dat men ?er , by het Berg- volk, byna als een Tovermiddel gebruik van maakte ; hoewel het in hoedanigheid en krag. ten , als ook in Reuk , byna overeenkomt met de Knoflook. De Bladen zyn veel breeder* wanneer men h in de Tuinen teelt, dan in9c wilde (*> 00 (») Hall, Relv.instyau 3$m# ILp, Ui. m Deel» XII. stuk. • t$i Zesmankigè Lelie. V* (63 Look met een plaibladige Kroondraagen* AFjnFL# de StenSeli de onderfte Bladen ruig; aè Hoo^d- Meeldraadjes Elsvormig* vt. Dat decze het Moly van DIoscorides MiiumM.fön zbudè (*) f hebben de meelïe Autheureift Kuigach- na Cltjs mjs vastgeïteld, Zy groeit in Spanje ^ tlge* Italië en de Zuldeiyke deelen van Vrankrykj als ook in Afrika en het Ooftenu De Heef ÜsBRCK befchryft dit Gewas, zo als hy het in Spanje , by Porto St* Maria , tegenover en aan dc Baay van Kadix vondt. De Wortel, die Bolachtig is, meteen zwarten Bast, enkeld cn klein , zegt Hall er, fchiet een Stengel van een Voet tot eeo Elie hoog, met BlaJeü van een Span lang , twee Lynen breed. De Bloemen groeijen Kroomjeswyze of liever a!s een gebold Hoofdje > gelyk dePrey,van witte Bloemen» TÏI (7) Look met een platbladige Kromdraagende Mfagiium. Sten' Tovcc- ivrgugc. ^ Allium Caulc planif. Uaibellif. Bol. infenoribus hïr- futis, Stamin Subulatis. Gsn lt, 49. Hall. Opusc, 368.' Ali. N. is. Goüan Jlfcnsp, 166. R. LugS. 39. Mo.'y an» guftifoliuoi utnbeliatum* Ct li» Pin 75. Moly Dicscoridis» Clts. Hifi l p. 192. Kisp. pt z$6. T. 257. Moly Diosco* rïdcum putatum* Lob. /c 160. (*) l'at Moly hadt van het verdryven der Ziekten den naam bekomen Nu weet men, dat in ital/e de Knoflook daar voor een Behoedmiddel is : des die benaamiig niet kwaalyk past op Lookachtïge Kruiden* (7) Mtnm Caulc pianjf, Ümtellif, Rsamio fiulbiferd, Sta* O F B O L P L A N T E [ï$$ Stamel ; een Boldraagend Takje en en- ™ ...V,, r Afdeel* fc/rf* Meeldraadjes. UI, Hoofd* Deeze , waar van men de Groeiplaats niet weet , stuk* heeft de byzondere eigenfchap, dat 'er uit den Óxel van een Blad een Steeltje voortkomt met een Bolletje , 't welk in den Grond geftoken Wortel Teniet en een nieuwe Plant voortbrengt*;1 De Wortel -Bol is rond en groot, niet zelden als een Vuist zegt Hallér, én de Bloemen zyn ook groot, wit van Kleur* Hy brengt hier het breèdbladige Moly van Dod'onAüs, thuis, als bok het Leliebloemige van Lob el, 't welk die Autheur voör het MoTy van Ho- mïrüs, ten minfle voor dat van Theo- Vhrastus houdt (*), en zeker dit fchynt meer te ftrookeo dan deszelfs Caucafon, door den Ridder aangehaald. Wac den bynaam hier 'toepasfelyk maake blykt my niet. (8) Look met een platbladige kroondraagen* vin: , . Album Scheefs Staojinibus flmplicihus. Au. Caule tereK 3 propagïne ex bladi&e, li. Clijf. 137. R Lugdb. 39. AlL Fol. CauUn. Laiiceolatis &c. HALL. Opuic, i%z. AU. N. zt. Moly larifol. Lilifloruna* G. B. Pin. 75. Móiy Ind. Fl. purpufeo. SwART. Ft. 61. pê Caucafon. Lob Ic 162. f*} Moly latitbltum. Dod Pempt. 6%i. Moly Lüifforum, Bulbum ih folio geren$ , Theophrafti et Homericum forte# ïiOB. /ff. (?) Caule planif. ümbeüif. Stam. Filïform. Sec. AUU Hachee tunicataöcc. Gsiel. I. p, 49, T. * H# BIEL. XII, $ÏUKS 194 ZesmannïgeLblié- V» de Stengel , Draadachtige Meeldraadjet Afdksl» driemaal zo lang als de Bloem en fcheeve Hoofd- Bladm. STUK. Dc Steng van deeze Siberifehe is tweeordne Voeten hoog , met Bladen die ten deeïe plat , ten deele gefleufd zyn , ronde Scheedrp maa- kende en een Kloot rond Kroontje. De Broe- rpen hebben witachtige Meeldraadjes , tens zo lar^g als de Blaadjes en geele Meelknopjes. Het heeft een langwerpigen Bolwortel , die als een üijen met veele roo Je Rokken bekleed is, van binnen wit en fcherp van Smaak. ix. (9) Look met een platbladige KrQondraagende Ramo/um Stengel, de Meeldraadjes Elsvormiglang ; Takkige. het Kroontje Klootrond ; de Bladen Li- niaal rondachtig. Van den zelfden Landaart is deeze , byna half 20 hoog van Stengel, zig van de ónderen onderfcheidende door een byna Rolronden Bol- wortel, .wit , . met bruine Rokken bekleed, den Reuk van Uijen hebbende, zo wel als de Bla- den. Hy geeft niet zelden een zydelingfen dun- nen Tak uit * met Bloemen fraaijer dan eenige andere Soort, zo Gmelin aaötekent. De Meeldraadjes zyn wit * iets langer dan de Bloem- Waad- f 9 ) Allium Caule pianif. Umbellif. Stamin. Subulatis long. &c, AU. Scapo nudo tereu far&o &c# Gmel. Sik !♦ p. 5*. T* 11. f. i. OF B O L P L A N T È W. ï£J blaadjes, met Violette Meelknopjes. Door ge- geheel Siberië is deeze , zegt hy3 gemeen. Iïï, Hoofd- (33 ) Look mei een platbladige Kroondraa-*™**^ gende Stengel , het Kroontje getopt ; de Atöm: Bloemblaadjes uit gerand ; de Meeldraadjes ch* zeer kort en eenvoudig. tige* ïn Larguedok en Provenüe is deeze Soort vry gemeen , op de Akkers, ia de Wyngaar- dèn en Heggen groeijende. Zy hcefc Stengels van een Voet en korter Bladen > taamelyk breed. De Bloemen , op lange Steeltje? zitten- de > zyn zeer groot en hebben een hoog paar* fche Streep» B. De Stengbladen plat : het Kroontje Bol* draagendè. {10) Look met een platbladige Boldraagende x, Stengel; de Bolwortel famengejield ; de^fa Meeldraadjes driepuntig* On- * (35) AlUum Caule plantf. Uinbellif. UmbellS fastlgïata , tetalis emarginatis &c. Govau Monsp. .166. €er, Prov. l5o. A'l. fylv. f. Mo!y minus , Rofeo amplo Flore. MAGtf* Monsp* 11. T. 10. Rudb. Elys. II. p. 166. f. 17. (10) Alliuta CauJc pïsnif, gülbïfëia , Bulbo compo&o» Stam. tricus^dnis //^. 154. Gort. Bejg £fé *7/>s. 7* All. Radicis Bulbo multipartito , Capit. lulblfe* EO, Foliis Linearibus. ƒƒ. C/l/f: 137. R. 39# aü« Stam. alterne nifïdi's &c. HALL. Qpuse. J'jfc AU. N. U Alüutn sativum. C. B, Pin. 73. AUmm. GÉÉtè 3x8» DOD. Pempu 68 2» N a II. Deel. XII» Stuk, I9Ó ZESM ANNIGE LELIÈ * V. Onder den naato van Look 9 tamme Look* Afdeel, knoplook of Knoflook, is d^cze by onze Tuin- Hoof'd- Heden, zo wel als door geheel Europa, ïri de stuk. Moeshoven bekend, groeijende natuurlyk, zo Lï NNiïüs wil, op Sicilië (*), Men noemt- ze in 't Hoogduitfch Knohlauch, in'cEng elfch Garlicky in 't Fraofch AU , naar den Latyn- fchen naam Alliwm , d:en zy in de Apothee- ken voert. De Stengel van dit Kruid of Stoel worde in de Grond omringd door een menigte van Bol- letjes, die het zo befaamde Look uitmaaken. Hy is drie Voeten hoog en bezet met platte Grasachtige Bladen. Het Hoofdje op den top , dat naar dc grootte fchraal is, bevat, boven en behalve de Bloempjes , die als gewoonlyk gedeeld zyn, ook Bolletjes, die tot voortplan- ting kunnen dienen. Sommige Bloemen, naa- tnelyk , hebben geen Meeldraadjes, en alleen- lyk een Blaasje , dat een Bolletje wordt , welken Malpighius, en na hem Boer. ha ave, genoemd heeft, Mannelyke Bloe- men van het Look. De overigen hebben beurt- lings drie Meeldraadjes, veel langer dan de anderen, en driepunti;r. Dat men in de heete Landen veel gebruik van het Look, zo op zig zelf als tot bereiding der 1 (*) Cüfanus tekent eene Verfchoidenheid , met een en- keiden Bolwortel , ais een inboorling van Sicilië aan» Hert* Gatb% p. OF BOLPLANTEN* 197 der Spyzen maakt , is Wereldkundig. Behalve de V. Egyptenaars, de l urken en andere üofterfche Arï>^v Volken , zyn 'er de Italiaanen en Hongaaren , Boofd- ja zelfs veele Duitfchers , op verflingerd. Een ^tux, taaatig gebruik dient tot opwekking van "Jen Appetyt, tot verüerking van de Maag, voor- koming van Flaauwcens en Zenuwtrekkingen. Een onmaatig gebruik baart fonryds Onge- makken door de fcherpheid, en de Stank, dien het verwekt 3 is tnarelyk. Alle Vogten des Lig- haams worden 'er door aangedaan , en als 'top de Voetzooien gelegd is ruikt de Adem naar het- zelve. Hippocrates prees het aan, als een Middel om de Zwangerheid te ontdekken» Men heeft opgemerkt, dat de Bolletjes door 't droogen meer dan de helft verliezen in ge- wigt , zonder vermindering van den Reuk , * Smaak of kragten. Tegen Peftüentiaab befmet- tingen dient het kaauwen van Look; het af- trekzei of aflccokzel is tegen Wormen en Borst- kwaalen ingegeven. Men maakt 'er ook ge- bruik van om het Water af te zetten en te- gen den Steen ; tot het doen yerflaan of aan- rypen van koude Gezwellen , enz. Het Zaad komt mede onder de Winkelmiddelen» (lij Look met een platbhdige Boldraagende Xl Sten- Mulm Ssoredo* (11) Allium Can*e planif. Bulbifero , FoL crsnulatls &c, j^^dfche» QüüAN /tUnsp. 107. AU. Cap^tuïo Eulbois) ere&o &c. FU H. ixLZU XII. STUK. N 3 Sffk. *98 Zbsmannige i e u 'V* Stengel) de Bladen gekarteld, met twee* Af^kbl» Jnyclige Scheeden en driepuntige Meel?.. Hoofd- draadjes. STUK* In een gedeelte van S weeden , in Deene- marken en Ooftenryk , wordt de Groeiplaat* gezegd te zyn van deeze , d!e ook by Mono pellicr , als een Onkruid ^ voortkomt in de Moes- hoven* Men nocmtze aldaar Rocambole, by de Gotlanders Keipe , by de Oelanders Gras- Look, Op Oeland gebruikt menze ais Knoflook tot de Spyzen 5 inzonderheid by Kool en Moes ge* kookt. Op Gothland groeit zy zo overvloedig 9 dat ser de Melk en Boter dikwils naar f maakt». Dit betreft eigentlyk de derde Soort van Ha l- Ler 9 die van de tweede , Ophioscorodon ge- naamd, zo hy wii3 aanmerkelyk verfchilt , niet alleen door het Slangachtig omgeboogen Hoofd- je voor het bloeijen, waar van de naam; maar ook doordien de Bloemen klein zyn en misdraa* gende3 &dt is Bolletjes maakende* De Twee^ hoornige, zegt zyn Ed« , heeft de Wortelbol- letjes kleiner 3 de Stengel is nooit omgekromd, de Suec. itc s %n* lt* Oei, *o. Hall* Ml. 3» All. Mont. bicoüne latifoliuia* C. B. Pin. 74, RUDS. Elys. 2. p 155. Allium f« Moly rnontanum latifolium Clus. P*nn. 212 j,. 213, fi9 All. Stamin. alierne tiifidis &c Hall. 2. All. fativum a!temm f. Aüioprafum. C Pm. 73* Ponum ia- dice Cordad foiida , JPedunculo revoluto , Capitc Bulbifeiro* H, Ciiff, 136. Scorcdopxafum fecundunu Clus, tiift% p, zo$* gssi* P&vn* 210. OF BOLPLANTEN, * IpO de Bloemen misdraagen nooit , maar zyn zeer v; ^ fraay en Violet gekroond ; ook de Bladen eeni- A^gjfc germaate ruuw van rand. Hoo?d« stuk. (12) Look met sen pïatbladige Boldraagends xu. Stengel > ronde Blaafcheeden > een jlompe ArenJrwmm Bloemfcheede en driepuntige Meeldraadjes, zandige. Met de voorgaande fchynt deeze veel Ite ftrooken , dewyl het Tweehoornig Breedbladig Berg -Look van B aüh i nus tot beiden is be- trokken geweest. Thans onderfeheidt de Rid- der deeze , op Akkers en Velden van Schop- nen, aüeenlyk in Zandgrond groeijende, door- dien zy veel fmaller en kleiner is , met de Bol- letjes en Bloempjes blaauw , de Bladen geheel effenrandig. Haller vondt ze, by jena in Thuringen, met de Stengel twee Ellen hoog en donker paarfche of Violette Bloemhoofdjes» (13) Look met een pïatbladige Boldraagende xuu Stengel en Elsvormige Meeldraadjes. cTk-e'cf *** Dee- (12) Attium Caule planif. Bulbifero Sec. lu Scan. 217. F/. Saec.lU N- 279. Allium montanum bicorne latifoliura. C. B» Pin. 74. Forrufti planifolium HALL. Rupp. Jsn. 154. T. 2. f. z. (13 > Allium Caule planlf. Bulbifero &c. FU Suec. II. N. 281. Gort. Belg 93. AH. Umbeild Bulbifera , Vagina bicoi* ai, FoL Carinatïs. HAtL. Opuic. 391. All. N. 27» % I. f* a. Ampelopraium proiifermn. Lob* 1g< is$, All. mont. N 4 *>i« II. Deel. XII. Stuk. .1 20D Z E S M A N N I G E L R £ I v« Deeze* die in Sweeden ook gevonden is % iII.EL' g*0^ ln Duicfchland op veele plaatfen. Over- Hoofp vloedig kwam zy den Heer H aller by Frey* stuk» berg in Thuripgcn voor * en inzonderheid, op, het Gebergte ^ dat van de Switzerfche Grenzen naar den Donauflrekt, aan Clusius, Hier te Lande vindt mcnze in de Zalliker Weert, zo de Hoogleeraar D. de Gorter aante- kent. Tot vier Voeten hoogte groeit de S teu- gel in de Tuinen of op Akkers y en heeft aan den top een Scheede met twee zeer lange Hoornen. Het Hoofdje bertaat geheel uit Bolletjes , met eenige daar buiten hangende Bloempjes* die flets van Kleur zyn, de Meel- draadjes van gelyke langte ; het Zaadbuisje Holachtig. Reuk heeft deeze Plant, ook ge- wreeven zynde 5 flegts Prey of Raapachtig, en in de Bladen geen den minftea Smaakt C. De Steogbladen Spilrond : het Kroontje Zaaddraagende. Jïium ^00^ met een Kroondraagende Stengel; $pb*roce- half Spilronde Bladenen driepuntige MeeU Rendkóp. draadjes , langer dan de Vloern. p&e- In bicorne anguflifcliiim. G. B. Pin, All. f. Moly montan. 2. CLÜP. Hifil I. p. i9i. Pann. ar*. C14) Alllum Caule tcretifolio Umbellif, Fol. femitexctibus &c. GoüAN Monsp. 167. Alüum f. Moly Mont. purpurco fiore. Clus, Hifii i. p. j9>. Scorodoprafiira Mont. Jqivttq* Hum. Mica. Gen. as. T. 24» f. 2. O 9 BOLPLANTEH. 20J fn Italië , Siberië , Switzerland groeit vol- V; gens den Ridder deeze, die ook in 4e Zuide-*™^4' ïyke deelen van Vrankryk, en zelfs omflreeks Hoo/o* Parys, is waargenomen» Zy heeft de Stengel iXl?K* van een Voet tpt een Elle hoog , met een aangenaam rood rond Bloerohoofdje. Van de Meeldraadjes zyn drie enkeld , drie hebben drie puntjes , gelyk in veele andere Soorten, (15) Look met een Kroondraagende Steng l xv. en byna Spilronde Bladen; het Kroontje partifh* Klpotrondh de Meeldraadjes enkeld en . ger dan de Bloem; de Blovmjcheede ,Els> bioemigo yormig* In de Zuidelyke deelen van Europa groeit , volgens den Ridder, deeze, die de gedaante van de voorgaande heeft. De Bol is langwer- pig, met Rokken bekleed: de Bladen zynby- £a zo lang als de Stengel: het Kroontje be- ftaat uit zeer kleine Bloempjes, die de binnen- fte Blaadjes eens zo lang als de buitenften ea paarfchachtig hebben. De enkelde Meeldraadjes onderfcheiden deeze inzonderheid v^ndeRond- koppige Look. (16) Ai- (15) AMum. Caule fubtsretifoiio UmJ>ellifero. \ Umbelü Globola ; Staminibus ümplicih^s Coiolla tengioxlbu»; Spi» tha Subulata. Syft. Nat. Xll , XVU NS Ih DiEi, YAU Stuk. ZesmAnnic e Lelie* Vi (16) Look met een Kroondraagende Stengel Afdeel, m ^m spnron^e Bladen ; de buitenjU Hoofd- Bloemfteeltjes korter ; de Meeldraadjes stuk» drkpimtig. XVI. AlUum . _ descenéns. In Switzerland groeit, volgens Linnjeus, ïmds?*** deeze, die donker paarfche Hoofdjes heeft, en daar door geen onaartig Bloemplantje maakt. Men vindtze deswegen onder de Bloemgewas- fen afgebeeld* De gekettingde Wortelboiletjes daalen jaarlyks dieper in dea Grond, xvif. (17) Look .met een Kroondraagende Stengel en Spilronde Bladen ; het Kroontje getopt welde- byia zesbloemig ; de Bloemblaadjes /pits; kcnde' de Meeldraadjes tnfold ; de Bladen Bor- fielig. De Reuk van Moskei jaat of Si vet onder- fcheidt deeze Soort , welke In Languedok eh Provence, als ook in Spanje, op lugtige JJerg- vel- (16) Allium Caule fïibteretifolio ITmbelIifero , Pedunc ex- terioribus bterioribus &c. if, Ups. 28. AÜ. £ Moly latifol* Capire fphsrica, Fi. purpuieo. RUDB. Elysm II. p, i V» en byna Spilronde Bladen ; hangende g$+ Afveel» knotte Bloemen en enkelde Meeldraadjes* Ho, f zo lang als die zyn. STUK. De Heer Heller betrekt deeze ook tot de voorgaarde 3 terwyl zy de Bliden, zode Ridder aanmerkt , zevenhoekig heeft , die ia de beide voorigen rond zyn. Her groeit, vol- gens denzelven 9 in Italië * Spanje, Langueciok en Ooftenryk. De Bloempjes zyn Klokvormig* bleek of wit van Kleur.. Het heeft de Stengel twee Voeten lang* xx. (20) Look met een Kroondraagende Stengel falk^ en byna Spilronde Bladen ; uitgefpreide , . Haairaehtige Btoemfteeltjes ; Elsvormige- fe* ' Meeldraadjes en een zeer lange Bloemfcheede* De Groeiplaats van deeze wordt in Siberië 5 Ooftenryk, Italië en de Levant, gefteid door den Heer Linn^üs, diq aanmerkt, dat Ge- kard dezelve met dip voorgaande famen voegt*. Dus valt zy dan ook in Provence* De Bloe- men , die paarfch van Kleur zyn en aan lange Draadjes hangen , manken deeze zeldzaam. S £ g u 1 e r zegt x dac dezelven driekantig zyn; Mont. bicorne Flore obfotetiore. C. B. Pin, 75. Gethioide» fyh. ÓbTOOtèÜ Ecpbr. II. p. 6. T. 7. f. 2. (20 ) Aliium C ule fubteretifoHo Umbellifero , PedunCè Capillaribus efui'«js &c Al mm Fo! terctibus Vagina bicor- ri &c. Hall Qïuic. i%6, AH. N. 25. Aliium Mont» bi** $cxne x Fionbus mqoetris &c. Seg. prerw» lh ?♦ OF B O L P L A N T E H. SO^ ^yn;. Hall er, dat de Vrugt een Prisma is5 V* niet zes ronde uitpuilende Streepen. Afdeel,- (21) Look met een Boldraagende Stengel ï^^^'t Spilronde Bladen , met driepuntige Meel- ^xu draadjes. AU-.um ^ j [ - . Viwa'e* Deeze Smalbladige Wilde Look 9 die men gaaids?" ook Hon is Look noemt , groeit niet a'leen over- vloedig in Duafchlmd, inzonderheid omrtreeks Gouingen, maar komt ook op verfebeide plaat* fen in onze Nederlanden voor. Men vindt ze in de Velden buiten Harderwyk , Zwol, Alk- maar ; aan 'c einde van den grooten Houc te Haarlem, op den Weg naar Heemftedo ; als ook in Vriesl ;nd aan Wallen en in Bosfchen. Op drooge Velden in Engeland en Schcdand is zy niet ongemeen. Ook heeft men ze in de Zuidelyke deelen van Europa waargenomen. De Wortel beftaat uit veele Boiiecjes van verfchillende grootte , met de platte zyden aan elkander gevoegd : zo dat zy te fa nea éénen Bol uitmaaken , zynde wie van Kleur. De Stengel heeft twee Voeten hoo-ce ; de Bias (21) Album Caula teredfolïö Eulhifera, Stammi'ms tri- ruspidatis. GOKT, Èelg. 9S* GouiN Afovsp. r68. Alliiun &arain* alteine trifidis &c, HfALL, Opuis. 358, Ali. N. 4. All. Cylv. Campeftie piupuraseens. C. E. Pfa. 74. AU* Camp. juncifoliurn. Id, löid. Porrusi fylveihe Vinairum, iit 72. & Getnïno Capite Ibid. AUium fylveihe tcnuifblium. DQD. Pempt* 63 5. LGB. / half Spilrond van on~ dsren gejleufd zyn en enkelde Meel- draadjes. Op veeie plaatfen van Dukfchland en Swit- zerland komt deeze tusfchen 'c Koorn en zeer dikwils in de Wyngaarden voor , in Languedok eis f22) Allium Caule teretifolio Bulbifero , Fol* fcabrïs fe« mi - teretibus &c. Gouan JMonsp. i63. Hall. Opusc. 387. AU. N. 26. Tab» I* f . 2 , 3. Cepa C*pitu!o Bulbofo pro- lifero. Fl Suec* B. N. iSo» Porrum Radice folida , Caule ete&o , Capitulo Buibifero* R. Lugdb. 40. Allium Mcmc.- bicorne Elore eaalbido* Ct li. Pin. 75* XXII. Allium Qlera* eeuw* Moes* kruidige. O F B O L V L A N t E N« en Provence op de Velden, Dus rekent Hal- V* lep , dat dezelve in Europa zelden de paaien AFjjFjEL< te buiten gaat van die Landftreeken* daar men Hoofik Wyn teelt. Hierom zou de naam van /^w-stuk. gaards-Lcok misfchien gepaster zyn op de^ze Soort 9 welke ik niet vind te groeijcn in de Tuiren of onder 't Moeskruid. In Swecden zelfs merkt Linnjeos aan > dat zy voort* komt op braak leggende AMöéfrs 5 Bergvelden 5 in Hop-PLnitagiën en Bosfchen, overvloedig in de Landen by Scanora in Schoooen. Volgens den Heer Hall er, die ze af- beeldt , heeft het Gewas een Kegel vormigén Wortel als een Tulpen Bol , en fchiec een Stengel van één of twee Ellen hoogte s met Bladen byna over 't geheel bezet , die eèa haif Voet lang zyn5 een Linie breed, rond cn Pypachtig hol. De Bloerofcheede maakt twee lange ongelyke Hoorens. Daar binnen is een rond Hoofdje begreepen, van Bolletjes, waar tucfchen Steeltjes uitkomen , fommigen bok Bol- andere Bloemdraagende , fomtyds vrugt- banr , fomtyds niet» De Bloemen zyn Klok- vormig > eenigszins paarfchachtig, niet enkelde Meeldraadjes en een uitfteekende Styl. het Zaa Jhuisje is Pri* 'r.anek , met zes Ribben en Sleuren, De Bolletjes hebben een zagten Reuk van Prey» II, DEEL. XII. STUK* D. Met ao8 ZesmAnnig'e Lelie. V, IX Met Wortelbladen en een naakte Sten- III. geu stuk!0 (23) f-ook met een naakte iweefriydigè Sten* xxiit. Liniaale platte Bladen en driepuatigè J£?: Meeldraadjes. Knikken- de. In Siberië groeit deeze volgens den Heer Gmelin 9 zo veranderlyk in geftalte, dat menze dikwlls niet kan onderfcheiden. Uit een witte langwerpige Wortel bol fchiet zy een Stengel van een EUe hoog, die platach- tig is en geftreept* Een korte Scbeede, op den top , bevat een Hoofdje van veele lang gedeelde, witte of paarfchachtige Bloempjes $ niet hoile Blaadjes en uitfteekende Meeldraad- jes, in 't midden een driekantig Vrugtbegin- zel. Voor 't bloeijen knikt de Stengel. ivx. C24) L^ok met een naakte Spilronde Stengel, s£m*l°mm Elsvormige Bladen , een Klootrond Kroontjè chalotte, ( en driepuntige Meeldraadjes. In Paleftina ftelt Has selqui st de Groei- plaats van deeze, wier Bolletjes men gemeen* lyk* (23) Allium Caule nudo ancipïtï , Foliis Linearibus p!anis &c. H. Up*. 80. Hall. Opusc. 347. AlL N, 6. Pormm Sca* po nudoancipiti &c. Gmel. Siber. I. p. 55, T. ét. (24) Allium Scapo nudo teieti , Foliis Subulo &c* Gort Belg, 5)5. GGUAN Mênsp. i*8. Cepa Vol. Subulatis ïl> Clip, 16. Ups. 75. Cepa Ascalonica. MoRiS. Hifl. \U p* 3.s»« S. 4. T. h. f. 3, Cepa ftenlis. C. 3. Fin, 7** HALL» OpK;c. p* OF B Oil LA N T E N* ÜQ$ fyk* by ons Chüottennoemu DeFranfchenaatn % is eigentlyk Echalottes. By Montpellier groei- A jj*ÈTi* jen zy , zegt Gouan, met de Moeskruiden* Hoofd* Ü€ gedaante is byna als die van 3t Bieslook 95ïua:* zegt Lin n-jk us, en merkt aan , dat de Sten- gel een Span is en langer t met een Vliezige Scheede , en een rond Kroontje , van kleiner Bloemen , de Blaadjes opftaande , blaauvv ; dè Meeldraadjes met geele Knopjes* ,(25) Look met een naakte tweefnydige Sten- . gely Liniaale van onderen verhevenronde fenescZ* gladde Bladen; een rondachtig Kroontje m^9**^- Elsvormige Meeldraadjts.\ - Zo wel in Siberië als op Sicilièyio Dukfc!i» land en Swiczèrland, zou deezc huisvesten , die daar van den bynaam heeft , dat de Wortel , welke in de jongheid uit veele digt famenge- voegde , fchraale Schubbige Bolletjes beflaat i m de oude Plant zig.zydeHngs uitrekt, Hou* tig wordt' en dwars legt , ontèlbaare Vezel tjeè afgeevende* De Bladen > uit den Wortel Voóffci ko« (25) Scapo nudo aöêiplti , Fol. Linearibiis &e. lf, Ups* 79* AlU Fol. Linear» fU Lugdb* 39. AU. Rad» fenescente Lignofa transverfa. Hall. fï*/v. Enum, 297 lathoci. II. 109, 0^«j^ 370* All. N* 19. AU. Mont. Fol. Narcisli majus. C. B. Pin. 75. AlU Scapo ancipiti tere- tiusculo'ï ■' Fol. Enfiformibus. Gm&l. Sik h p. 5.3, To ïli f/#.s] O ** 3 11. deel» xil. Stuk, aiG Zbsmannice Lelie- V. komende , zyn een Handbreed , de Stengel ^'irT* een ^oct *ang > ^e B!oemen Kroontjeswyze Hoofd* vergaard en groot, paarfch van Kleur, zo wel ciüic. ais cje Vrugt 5 die uit drie Eyronde ftompe Rolletjes is famengefteld , bevattende zwarte hoekige Zaaden. De Plant beeft een Lookachti- gen Reuk. xxxviu* (3g) Look met een naakte rondachtige Sten* Alllum . . a * • ° tdorum gel en Ltniame gejleufde Bladen , die van s.mfccnde.] onderen hoekig zyn ; het Kroontje ge* topt. In de Zuidelyke deelen van Europa komt deeze, volgens den Ridder, voor, wier Bladen aan den voet famengeknoopt zyn tot een ge- ftamd Bondeltje. De Stengel is een Voet hoog , regtopftaande , rond : de Bloemfcheede kort 5 met Vliesjes tusfehen alle deBloemfieel- tjes, die langer zyn dan de Bloemen, welke een witte Kleur hebben en een aangenaamen Reuk. xxvi. Look met een naakte ronde Stengel , Kigrum. Zwarte. f3* ) Ailium Scapo nudo teretiusculo t Fol. Linearibus Ct* lialiculatis fubtus angulatis ; Umbella faftipiata. Mant. 62. f26; Album Scapo nudo teret? , Fol. Linearibus, Umbel- U hemisphactica &c. Alliutn Mont bicorne iatifolium , Flo- ie magno dilute purpurascente, IVüDB, Elys, II. p. u*. f. 21. Q T B O ï- F L A N T E tb *U* ÏJniadle Bladen, een half Klootrond - Kroontje , & Bloemblaadjes opfiaande , de n[# Sckeede gefpitst en tweedeelig. Hoofd- Te Algiers en in Provence vindt men dee- Se, die Bladen als der Narcisfen heeft > een Duim breed. Zy gelykt naar de Veroudendcf doch is tweemaal en heeft de Bloemen vier* maal zo groot. De Bloemblaadjes zyn lang- werpig Eyrond, langer dan de Lancet vormige Meeldraadjes. De Bloemfcheede is Eyrond gefpitst 9 naauwlyks tot den voet in twee ge- lyke deelen gefpleeten» f27) Look met een naakte ttfeefnydige Sten* xxvn. gel en Liniaalc gefleufds Bladen , dief*fj/Z$T van onderen eenigermaate hoekig zyn; toHoekiê** Kroontje getopt* Volgens den Heer H aller zou deeze Soort naauwlyks van de Veroudeode te onder- scheiden zyn. LiNNiEus bekent zelf, dat de Bladen dikwils van onderen naauwlyks eeni- ge hoekigheid hebben. Gouan zegt. dat zy op ff f17) Alllum Scapo nudo anclpitl, Foi. Linearïbus Cana- liculatis «cc, H. Upu 79» Goüan Monsp. itfs, All. pe- trarum Urabelliferura, J. B. Hifi. II. p. 554, AIHum Mont. Narcisfi folio minus. C» B4 Pin. 75. Cepa Scapo nudo fabangulato eie&o &c. Gmei-. SiK h p«'58# T» 14» f. 2. O 2 II. Deel* XII» Stuk* aiü Zësmannigë Lêlië- V. op Rotfen by Montpellier groeije. Onze Rid- A^EEL.jer (j.ejt ^e Groeiplaats op vogtige plaatfen in Hoofd- Duitfchland en Siberië. Dit getuigt Gme- stuk» lin van de zyqe , welke hy noemt, Ui jeu met een naakte, cenigermaate hoekige, gevulde Stengel , Liniaale Bladen , die van onderen hoekig Zyn , de Meeldraadjes korter dan de Bloem. Overvloedig groeide deeze op vogti- ge Moera^fige plaatfen der Velden , van de Oby tot de Jaik toe , cn ftrekte aan fommjge Tartaaren tot Spyze. De Bol was gemeenlyk wit , doch fomtyds cck Violet, en dan hadt de Plant een grooter fraaijer aanzien. xxviii. (28) Look met een naakte ronde Stengel, Li- Hale^A" niaale Bladen en een Boldraagend Hoofdje. Kanada* fche. Van deeze meldt Kalm, dat dezelve, toen hy zig in Noord • Amerika bevondc , byna op alle met Zand vermengde Akkers groeide, wor- dende Landlook geheten van de S weeden. De Engelfchen noemden ze GarlicL Zy geleek veel naar de Europifche Wilde Look, en was zeer llerk van Smaak , zodanig dat men op de Landen s daar zy veel groeide, naauwlyks Rund- vee kon weiden. Somtyds kwam te Philadel- phia Boter op de VVeekelykfe Markten , die des- we- (28) Allium Scapo nudo tereti, Fol. Linearibus, Capltulo Bulbifero. Kalm- Itin. lil, p. 79» Alliüm Bulbiferum Vir- ginianum. Roerh. Lugde, II. p. 146. Alliiam Arvenfe odore gravi , Capitulis biilbofis lubentibus. Gron, Firg* 37 , jo. OF BOLPLANTEN. 213 wegen niet gebruikbaar was. Ook {maakte zelfs V# het Vleefch , dat in de Herfst geflagt werdt , n£u naar die Look , fomtyds geweldig. Hier uit Hoofd- blykt* dat zy niet alleen in Kanada groeije. STUK* (20) Look met een naakte driekantige Sten- xxix. •r n rs7 Atmm gel , Laneetvormige gejteelde Bladen en Ur/mum. een getopt Kroontje. Das-Look, Deeze Soort groeit niet alleen in de Zai- delyke , maar ook in de Noordelyke deelen van Europa. Door geheel Siberië is zy ge- meen , wordende de Bladen , in \ Voorjaar , van de Rusfen en Tartaaren dikwils in Moes gekookt en met Vleefch gegeten. In ons Ne- derland komc zy ook op verfcheide plaacfen, daar de Grond Zandig is, gelyk by Haarlem, Utrecht en in Vriesland, voor. Men noemtze Das - Look ; welke naam misfchien, zo wel als dc Latyofche byoaam Urfinum> afkomftig mag zyn van den afgryzelyken Staak, waar in die Kruid (29) Alllum Scapo nudo triq ietro , FoL Lanceolatis petio» iatis &c. Syfl Nat. Veg. XIII, AlL Scapo nutio femicylin» drico 5cc. Gort. Belg, 94, GOUAN Monsp, 169. Al!. Fol. Lanceoi. FU $uec. 277. All. Fol. Rad, periolatis, Flor. umbellatis. R. Lugdb. 39* HALL. Of>uic. 379, All. N. 21. Gmel. Sik I. p, 49* AU. fylveftre latifoliura* C. 8 Pin. 74. Alliura ürfinum. Cam. Epiu 330* Lob» Jc. 159. Dgd* Tempt. p. 68j# o 3 II. Deel. xii» Stuk, 2Ï4 Zesmanhig-e L e t I V. Kruid de andere Soorten van Look overtreft (*\ ^FDniL Franfchen noemen het Auls dJQurs;> de Hoofd- Engelfchen Ram/ons , de Duitfchtrs gteven stüx. 'er den naam van 'Beer- of Honds • Knoflook aan,. De Stengel is driekantig , een Voet lang en gebladerd, zo de Heer H aller aantekent,, hebbende lange Grasachtige Bladen, byna een Duim breed; doch de Wortelbladen zyn bree- der , Lancet vormig en hebben lange Steelen, By alle Kruidkundige Autheuren , byna, worde het derhalve Wiïde breedbladige Look getytQld0 Het Kroontje beitaat doorgaans uit wei&ige Bloemen, die wit zyn, met lange Blaadjes ea dunne Meeldraadjes. Het brengt ronde , zwar« te , rimpelige Zaaden voort, Op verfcheïde plaatfen wordt van deeze Look als een Geneesmiddel gebruik gemaakt. Op de Wester - Eilanden van Groot Brittannie^ neemt men het Afkookzel inwendig tegen 't Graveel; in de Ooftelyke deelen van Siberië tegen het Blaauwfchuic. In Switzerland, daar dit Onkruid maar al te gemeen is , wordt 'er dikwils de Smaak van Melk, Boter en Kaas1 door bedorven, xxx. (3°) Look met een naakte Stengel , die zowel Driekan- ts* (*; Daar is , immers , een gemeen Spreekwoord : Ily flinkt &l* een Beer. (39) All'tum Scapo nudo &c. Fol, triquetris Stamta, ümpllo cis* © F B O L T L A N T F N. d/x en eene driekantige Stengel , welke korter is , met eene Lar eet vorm 'ge Bloemfcheede , een Kroontje bevattende van witte Bloempjes, met de Meeldraadjes en Stam* per kort ; de Meelknopjes geel en den Stem» pel fpits* (31) Look met een naakte Stengel , die om xxxu laag Buikig is, langer dan de Spilronde Bladen* uijeiu Dit Gewas , waar van men denatuurlyke Groei- plaats niet weet , is de gewoone Uijen of A* juin9 die door geheel Europa, alsook in de Oofterfche Landen , in de Tuinen of op Akr kers geteeld wordt. Men noemtze in 't Engelfch Qnyon, in 't Franfch Oignon of Oibouilles, in Lan* cisfimis. Sp> Plwt. 1680. All. Caule triangulo. Tournf* infl* 385. R. LugS. 39* AU. Tratcnfè , Folio Gtaraineo. Rtjdb. Elys. II. p* i5p. f. 16. Moly parvum Caule triangu» lo. C. B. Pin* ? 5. (31) Album Scapo nndo , inferne Ventricofb , Iongiore ïolüs teretibus. M*U Med. I6é. GOBT. Belg. 94. GoüAM Mom?* 169. R. Lugdb 40. Allium Stam. alterne tradis &<:• HALL. Opuic. 356. All. I*. Cepa vufgaris. C. B* Pin, 71, C*pa rotunda. DOD. Pempu 6%y. Cepa. Lob. /*• iso. o4 U, DSEL. ZU. STUK. ÊiÖ Z E S M A N N I G • E L E t l ^ V- Langucdofc Sébe ; ïn *t Hoogdüicfch Zwibet* Fjj^l* Zibolle, in 't Italiaanfch Cipola: welke benaa- HooFpr mingen meestendeels afdammen van 't Latyn- «tük. fche WOord 8?/ai of Cepe , dat ook wel Ccepa gefpeld wordt. MisfchSen is hetzelve van *t Griek/the woord x**,<5«Jd'ït er n Tuin betekent, afkomttïg. By de Friezen wardenze Cipels ge- heten. De manier van groeijing is iedereen bekend , en wordt door de bepaaling genoegzaam aange* weezen. Zy heeft nog dit byzonders, dat het Hoofdje van de Stengel , die anders vry dik en Hevig fehyrt , in 't Zaad fchietende zo zwaar wordt 3 dat de Stengel het d^kwils niet kan draagen en omver vak, knikt afbreekt* Voorts komt de Bolwortel inzonderheid in aanmerkiag5 die tegen de natuur der Looken geen zydbok letjes of Jonden uitgeeft. Hierom is de Plant in 't Latyn Unio genoemd geweest; waar van de Fraulche en Engelfehe na amen , voorge- meld. Dezelve is ook van eene geheel arde- re figuur, Knolrond naamelyk, en , bywylen, ontzaglyk groot. Ik heb ze gezien en gehad , die ik naauwlyks befpannen kon. In zwaare vette Gronden, gelyk hier te Langedyk of by Enkhuizen , teelt men fomtyds de platbollige van die grootte , welke van buiten rosachtig is * de roode valt kleiner zo wel als delangbol* lïgé; doch men heeft ook een witte platbolli* ge , qie fcherpcr is van reuk en fmaak , dan de gewoone rosachtige* In tegendeel is 'er een langholiige witte Spaanfche Uijen , die zo wei- nig OF BOLPLAHTEN. 217 fSïg fcherpte heeft , dat menzebyna raauw, als ceo V. Appel , kan eeten ; doch deeze maakt een byzon - dere Soort uit, gelyk wy zullen zien. Hoofd* De Ui jen komt meer onder de Spyzen, dan stus* onder de Geneesmiddelen , in aanmerking. Raauw is zy gewoonlyk zo fcherp , dat ine n ze niet fchillert en fnyden kan , zonder traanende Oo% gen. Warfr dit van daan kome is duitter; eer* wyl fcherper dingen , gelyk de Peper , ja 't Euphorbium, gedampt wordende, die niet doen. De fyne deelen moeten hier van een anderen aart zyn , zelfs dan in de Knoflook. De Uijen geeft, door Destillatie, veel vlug Alkalyn Zout en zeven agtfte parten Water. Door 5t kooken vervliegt al die fcherpheid en de uitgeperfie Wortel levert een aangenaamen Kost, Raauw, zelfs, gebruikt men de kleine witte üijentjes of Ajuin, met Smaak en nuttigheid, tot de Sala- de, wier koelheid zy eeoigermaate verhelpen en de Maag verfterken. Men weet , hoe de Franfchen byzonder gefield zyn op de Uijen, ia alle hunne Pottagiën. Dit wordt by andere Natiën ook dikwils nagevolgd. Sommigen ceten- ze raauw tot Brood f gelyk by ons de Boter en Kaas gebruikt wordt. Van ouds heeft rnen, aan 't Uijen -Sap, de kragcen van Steen- breefcïog toegefchreeven. Gekneusd en met een weinig Zouts , Azyn of Brandewyn opgelegd , «yn zy dienftig tegen Brandingen of ook tot het doen aanrypen van Gezwellen , inzonder- heid om het kwaad uit te trekken , imt men O j wil, Ih Dmu XIU Stuk* siS Zesmannige] Leue. V. wil , wanneer 'er iets Venynigs fchuilt. Gebra. Afdeel, fen ac[it menze voor Borst en Longe-Ziek- Hoofd- alsook voor Engborftigen dienftig Ge» stük# kookt laxeeren ?y en geeven een Stinkende Reuk aan *e Water dat men loost* 3, Dat de ^ewoone Uijen ééne zy der Soor- „ ten van Lookacfvige Krui 'en , over wier ge- 35 mis de Ifraëlieten in de Woeftyn zo geweldig „ treurden ( *) bewyst , ( zegt Has^elquist ,) 3, het overvloedig gebruik en de uitneemendheid 3, derzelven in Egypte* Die ze aldaar ooit ge- 33 geten heeft, zal bekennen ^moeten* dat ze 33 nergens op den Aardkloot beter valle» Zy is 3, niet fcherp (noch hard, maar zoet en zagtf 3, wordende hedendaags 9 in vieren gefneeden* ,3 gebraden gegeten , met ftukjes gebraden „ Vleefch daar by ; 't welk de Turken in E- 3% gypte Kebab noemen 3 zynde by hun een zo 3, fmaakelyk Geregt , dat ik ze heb hooren 33 wenfehen hetzelve ook in 't Paradys te zul- 3, len mogen genieten. Een dikke Bry van grof 35 gefneeden Uijens wordt 5er ook zeer dikwils 33 gekookt , zynde een der beste Spyzen , wel- 3, ken ik ooit gegeten heb. De Knoflook komt 3, ook wel in de bereiding der Spyzen, maar 33 die wordt 'er uit de Eilanden van den Ar* 3, chi- (*) Wy gedenken der Visfchen , die wy in Egypten om ület aten > der Comcorameren ende der Pompoenen , ende des Looks, ende der Ajuinen, ende des Knoplooks. Exod. Xï. vs. 5- l>e V*lgat& heeft, Porrique a Cep& &• AUia^ voor de drie laattöèa. I O? B O L P L A N T «Ié 3, cbipeJ gebragt. Derhalve is 't niet te den- V; „ ken , dat de Israëlieten die bedoeld hebben. A™ELi v Maar Prey , by de Arabieren Karrat ge* Hoofd- 9y genaamd , teelt men 'er genoegzaan, en de-*TW« 5, zelve is in de Wintermaanden eene Lekker- ' 3, ny, niet alleen voor gegoede Luiden % die 33 ze met gebraden Vleefch , als Toefpyze , 33 maar ook voor 't Gemeen > dat dezelve ,3 raauw met Brood , ongemeen fmaakelyk nut- » tigr (t;- (32 ) Look met een naakte byna Rolronde xxni. Stengel , Lancetvormïg* ongejteelde Biet- j^T den en een getopt Kroontje. ^^IbIoe^ Deeze wordt breedbladig Moly der Kruid- kundigen 3 met geele Bloemen en den Reuk van Look 3 door J. Bauiiinus geheten. Clüsius hadt, in de aanvang der voorgaan- de Eeuw 3 de Bollen van de Pyreneen beko- men. LiNNiEus past 'er den bynaatn van Moly op toe; als ware het dat Kruid, 9t welk Dl ft) HASSELq. Rcize naeb Paleflina. pag. $$z. (32) Allium Scapo nudo fubcylindrico &c. H» Ups, 76. AU. Fol. Rad. fesfilibus Lanccolatis* Hall, Opasc. 383. A1U N. 23* Lugdb. 38. Moly larifol, luteiim Odore Aliii. C B. Pin. 75* Moly fiavo Flore. Swert. Flor. I. T. 60. f. 2* Moly monranum latif. flavo flore. CluS App> -Moly lutcum latifol. Botaniceiunt Aliii odoie. J. B. Bift* II. II. Deel, XIL stuk. 220 ZESMANNïGE Le&ie* Afdeel DtoscoRiDEs met dien naam bedoeld heeft.*' i in. ' Hy fielt de Groeiplaats in Hongarie,, in't Vc Hoofd* roneefche by Montpellier eo op de Pyreneen* ST^K; De Heer Gouan, nogthans, maakt g^en ge- bladz» ipi.wag van deeze Soort. Zy heeft , volgens H a ller % den Bol rond en enkeld, maar dubbeld volgens Ci^usius/ die ze by den Wortel van Standelkruid ver- gelykt. De Stengel is een Voet lang. De Bla- den zyn als die van Lifch. Uit een kort Scheed* je, datfpitsis, komt een Kroontje van . dertig Bloemen voort > geel van Kleur , byna een Duim breed > en derhalve van de grootften in dit Geflagt. De Meeldraadjes zyn enkqld:de Vrugtis driehoekig, pieramidaal. xxxiv. (34) Look met een naakte Stengel > niet lan*. ulofum. dan . fSuIism ger dcin de Bla^n % die SpilronA en Bui- Deeze bepaaling onderfcheidt de zogenaamde Lange Spaanfche Uijen of Ajuin , voorgemeld, van de gewoone Uijen, welke de Stengel veel langer dan de Bladen heeft. Men noemt de*< zelve , die ook in de Moeshoven geteeld wordt 3 by ons St, Jans Look, in 't Fraafch Qiboules P in (34) Allium scapo nudo adsequante Folia teretia Ventri* cofa. Gouan Monsp. isp. Gort. Belg. 94. Hall, Opuiu 3 60. All. N* 13. H. Cliff. 136. R. LugdK 40. Gepa oblon- ga*C. B# Fin. 71, DOD. Pempt, 687, LOBi /c.i;o. o # Ë o l v t A n t e Ir; in 't Ëngelfch ft. Öwer.r Önyons. De Stengel V* is maar een Voet hoog, het Bloemhoofd waCAF^ELi kleiner en de Meeldraadjes zyn enkeld; doch aoo/ü- in Reuk en hoedanigheden komt deeze nage-*Tu*. noeg met de gewoone Uijen overeen. AUeen- lyk moet men aanmerken, dat zy veel min- der fcherpte heeft, als gezegd is. Misfchien is van dien aart de zoete Ajuin, welke men in de Levant teelt , en waar op de Turken zeer vertlingerd zyn ; hoewel men daar ook de ge- woone platbollfge Uijens heeft, zo Rauwolf aantekent. Deeze worden 'er Bas/al genoemd. Men teelt in de Tuinen van Egypte ook Prey en Knoflook, volgens Forskaohl, die by Kaïro een byzondere Soort aantrof, welke hy noemt Look der Wildernisfen. Deeze hadt ron- de Stengbladen , Elsvormige Meeldraadjes en een Zaaddraagend Kroontje, Zy was niet groot (*> C35) L°°k met een naakte Stengel , niet lan- xxxv. ger dan de Bladen, die rond Elsvormig s!u?o* Draadachtig zyn* ?BMook De {*) AlHum Pefertorum, Flor. AZgypt. Ar ah. p. 72. Allium Scapo nudo ackquante Folia tcretia Subula* ca-Filiformia, H. Ups. 73. GORT. Belg. 9$. GouAN Mompt 19*> H. Cliff. 136. K. Lugdb. 40. N. 3. AU. Stam. firopl. &c. HALL. Opusc. 361. AlU N. 14, Cepa Scapis Foliisque £ubulatip &c. Fl. Suec* 264 % a$z, Cepa fe&üis Juncifolia 11 T>%1U $TU£* 122 ZesmannigeLèlie* ^ De vermaarde Tournefort, dié de X3i. AnLEL* Jens» in een byzonder Geflagt * do°r de Pyp* Hoorfc- achtige Bladen van de Look afzonderde * moest $ tuk. daaf ook hec Bieslook t'huis brengen, 't welk anderszins veel meer n^ar de Knoflook gelykt. De Franfchen noemen het dikwils ook Ciboule > zegt Goüan, de Engelfchen , volgens Ray, Cives of Chives. Veelen hebbenze a met B a ü- hinüs, onder de Prey geteld en Biesbladige Sny-Prey geheten of ook IVilde ; want zy komt wild voor in veele deelen van Europa* Gesnerus vondtze op Rotfen, by Lauffen- burg, aan de Oevers van den Ryn; Hal* l er doorgaans in ?t Alpifch Gebergte. Zelfs is zy3 zegt zyn Ed., aldaar in fommige Wei* den zo gemeen , dat 'er de Smaak van het Zuivel door bedorven wordt; weshalve hy ze voor een Plant der Alpen houdt* Men vindtze op de drooge Kalk -Rotfen van Oe]and en Gothland , en elders aan de Kust van Swee- den 3 overvloedig. Het gemeene Bieslook , dat men in de Tui. nen teelt % heeft van een Handbreed tot een Voet hoogte. De Bladen verfchillen van de Sten- perennif. Tourmf. Infl. ifij. Forrum fe&ïvum Juncifolïum. B. Pin, 72, Schaenoprafum» Dod. Pempt. 689» LOB. Ic» 154. Porrutn Junceum. Munting &c. fi. Cepi Scapis Fo- liisq. teretibus , Capitulis pyramidatis, GmEL» Sib. I. p. 5p. T. is. f. 1. Cepa paluftris altisfima. Bü*B« Cwt, IV* p* *7* T» 45. GORT, Ingu 49% OF BOLPLANTEN* 223 Stengeltjes niet, die ronde Hoofd jes , van bleek V. paarfche Bloempjes hebben , in een kort witAF^jEL* Bloemfcheedje. Het Zaadhuisje , dat Kegel- Hoofd-" rond, (tornp en driekoppig is, bevat zwarte PlTUK' hoekige Zaaden* De Wortel» Bolletjes , die famengedrukt , lang en Ovaalachtig zyn, laa- ten zig iplyten en hebben \ zo wel als \ Kruid, een Iterken Look reuk Men gebruikt het één , zo wel als \ andere * op verfcheide manieren in het Moes en tot Toefpyze 3 of ook in de Sausfen ; Daar den Smaak des Lamis Het wordt dikw ls., alleenlyk om Appetyt re verwekken, van iommigen voor den Ecten gekaauwd. De Kuikentjes der Kalkoeren wórdt het ook fyn geihce ien, onder 't Aas gegeven» Het is zo we* een overbtyvend Kruid , als de andere Soorten van Look , kunnende , daar zy eens geplant is , verfcheide Jaaren gefnee- den worden , en het Loof groeit weder aan. Dit heeft 'er den naam van Sny • Parey of Sny- Ajuin aan doen geeven ; want ce gewoo- ne Uïj doch naauw- lyks ( } Alllum Scaponudo tereri, Fol. fcftticylindricis* Stam. £abulatis. Manu 561» (*) Wat dit 'er by doe begryp ik niet * dewyl het niet tot onderfcheiding dienen kan , van deeze , van de voor- gaande of volgende Soort. (36) Allium Scapo nudo tereti inani , Foliis Subulatis Filiforthibus , Capitiiiis laxis p&uciflori?* GMEL. §ih !• p« Sr. T* ïS» £ 2t 3. $26 Zesmannïge L E l» i |. V* lyks den Smaak of Reuk van Look of Ui jen ^FnïEL' fiee^t* Waarom san hetzelve juist eeo bolle Hoofd- of ledige Stengel toegefchieeven worde, daar stuk. de voorgaande Soorten die cok hol hebben eri de Bladen hier tevens hol zyn , even a]s in ' de voorigen : is my duifter. Immers dat dient tot - de Soortelyke onderfcheiding niet , én baart zelfs verwarring. Doch Linnjeus heeft dee- ze bepaaling woordelyk van Gmelin ont- leend i die aanmerkt 3 dat het van de Veldmui* zen of Rotten gegeten , en tot Wintervoorraad •verzameld worde. Zie hier , hoe hy het be- fchryve. Een zeer dun bleek Violet Wortelbolletje, dat met losfe Schillen is bekleed, geeft onder dikke lange Vezelen , en boven holle buikige Bladen uit , het Stenpitje met hunne Scheeden een end wegs byna omvattende , en omtrent zolang als 't zelve* Het is groen , van een Handbreed tot een Span hoog en zeer dun. Uit eene êénbladige puntige Scheede komen van zes tot agt BJoemen , op Steekjes van onge vaar een half Duim , byna knikkende , bleekrood en Knopswyze bykans gefiooten. Ieder Bloem be- fiaat uit zes dikke Blaadjes, met zes pieramie- daale Meeldraadjes , welke flaauw paarfchach- tig zyn, mèt geele Meelknopjes , volgens Stel* lerus, die in bedenken geeft , of bet ook de Portugaalfclte Jjuin met Haairachtige Bladen , zeer klein, een paarfchachtige Bloem hebbende, van Toürneforï zou kunnen zyn. (37) OF BOLPLANUS, f37) Look met een naakte of byna geene Sten- V* gel, knikkende Zaadhuisjes en platte kant- Afj^1* htiairige Bladen. Hoofd • Zo de Look -Planten met fraaije Blöemeiï txxnu den naam van Moly verdienen , gelyk Ray ch7m&- wil , dan behoort zekerlyk hier dit Italiaan- fche Plantje, onder den bynaara van 'Laag Mo- kleine ly. Het is de allerkleinjle Soort van Look, wordende door Columna, bedenkelykj voor h Moly van Dioscorides aangezien* Het heeft Bolletjes van grootte als Hazelnooren en Grasachtige Bladen , op 7t hoogde een Voet lang. Zo dra de Lugt zig * in 't vroegfte Voorjaar , flegts een weinig ontlaat > dat ia Italië dikwils in January gebeurt, komt tus^ 'fcben de Bladen een Blaasje uit deia Grond > dat van zeven tot tien aartige geilerade Bloempjes uitgeeft * van binnen wit* van buiten paarfcfi óf groenachtig. Het Vrugtbeginzel is mét zes Meeldraadjes omringd , en wordt een Zaad- huisje, zig neder waards krommende, van groot- te als een Erwt f met zwarte hoekige Zaadjes. De Reuk is als tusfchen dien ^ van Kooien Look, middelflagtïg. Van dit Gefiagt , hoe menigvuldig ook in x Soor« (57) Ailiüm Sc3po nudo fubnuüo , Capfu'ïs texnms , Fol. |>lanis ciiiatis. Moly humiie Folio Gramineo. t?| B. Pin. 75» RudB, Elys. II. p. 16C. f. is, Chzmx - Moly an Moly Dioses- fiidis COL» Ecpkr. J25» T* 326. Saturnla Marati. • - P 2 XI .DEEL. SIL STUK» *t8 Zesmannige Lëltë- V* Soorten , vallen maar weinigen buiten de oude *FIH*L" Wereld. In Europa en Alh ?ynze byna allen 'Hoofd- t'huis. Eene Soort , de Toverkragtige geby- STUKf naamd , voert by één Autneur den naam van Indifche en is door den Heer Buumannus onder de Indifche P'anten opgetekend, Eeöe andere , die den bynaarn heeft van Ruigachtige Look > plaatst 2yn Ed. \ doch met geen zeker- heid, onder de Kaapfche Planten. In Noord- Amerika valt, volgens Gronov ius,de Das» Lnok voorgemeld en die zeer Hinkende, welke den bynaarn van Kanadafche voert. Th «rs gaan wy over tot een Geflagt van Bol- planten , we^ks aangenaame Geur wel ras dien affchuwJyken Reuk zal doen vergeeten; naa- melyk L i L i u m. Lelie. Het onderfcheidt zig door een Klokvormi- ge Bloem van zes Bladen, met eene Honig- voerende Streep overlangs: het Zaadhuisje de Klepjes met getraliede Haairtjes famengevoegd hebbende Daar komen in voor, de volgende Soorten. ( i) Lelie met verfpreide Bladen en Klokvor- mige Bloemen , die van binnen glad zyn. Dit CO Lföm Foi. (paifis, CorolL Campanulatfc, (iatus gla- E» Liliüïït Witte. OP Büï,PHNTES« Dit zyn de gewoone Witte Leliën ; de He V. merocallis der Latynen en Grieken. Men noemt- A™*EI** ze in 't Italiaanfch Giglio , 'n 't HoogduitfchHoóFDr Gilgen , in \ Engelfch Lilly , in 't Franlch^oi. Lys of Zi.r. De Latynfche naam Lilium is van den Griekfchen Leirion afkomftig In Paleltina als ook in Syrië groeijen zy aan de Zeekust wild , doch in Arabie worden zy op de middelde deelen der Bergen aangekweekt* Men houdtze als een aangenaame en fierlyke Bloemplant ? door geheel Europa , gelyk by ons, in de Tuinen. > De Geftalte is iedereen bekend 5 doch niet zo zeer de Verfchciden heden. De gewoone hebben de Bloemen , als zy open gaan, op- waards gekeerd en deeze komen geheel wit voor, biis Syjl. Nat XII. Gen, 40C. Veg. XIII. Gon 4iO. p. 268. M*t. AUd. 173. H. CHff. 120. Ups. 80 R. Lugdb. $0. Gron. Oriënt. 105. LiJium album Flore ere&o vulgare* C. B. Pin. 76. Lilium cmdidum. DQD* Pempt. 197. Lilium album Flor- dependentsbus L peregrinum. C. 8. Pin. 76. y# Lilium C«*ule plano compresfo Gron. Oriënt. to6» Lilü uibi pulchri ct ignoa fpecies- C. B. Pin. 76. Martagon album , Lilium cand»dum Byzantinum* LOB. 1c. 165, Wein- MANN. Kruidb Pl. N. 65 j. Lett. a. (*) Dit woord Leirion heeft , wel is waar, by de Grie- ken ook de Narcisfen betekend en de Lelie wordt ICrinón genoemd , by Theophrastus en «lie de laaiercn ; doch men kan , niettemin , aan de gedagte afleiding , dewyl lei* rion by de Ouden ook de Lelie betekend heeft, geenszins twyfelen. Plinius verzekert , dat het Leirion van Theo* PHRASTUS het Lirium of Lilium der Latynen zy. p 3 11. Deel. XII. stuk. 230 [ZÉSMANN1GB L EL I 3$- V. voor, of met roodachtige Streepen of gevlakt IJL ' z^n 'er dubbelde witte Leliën, raec groo- HoofD- ter en kleiner Bloem. Ma^r geheel byzonder ssuic. Zy0 ^ie niet; uederhangende Bloemen , Uit- heemfcbe Lelie of Sultan Sambach genaamde Men noemtze Zambak in de Qofierfche Lan- den. Derzelver Stengen zyn, volgens Clü- siüs, fchraalder, mee minder en kleiner Bla- den bezet , de Bloemen vallen ook kleiner , doch zo welriekende als die der gewoone witte Leliën. Den Wortel • Bol hebben zy fomtyds zo groot , dat men dien naauwlyka met de beide Handen omvatten kan» Deeze komea dikwils voor met platte Stengels, welke zeer breed en hoog en zet r JBloemryk zyn. Lob el hadt aan zulk een Stengel van eens Mans lang» te5 en een Handpalm breed , tweehonderd en meer, Sneeuwwitte en zoetruikeude Bloemen, waargenomen» Men verkooptze te Aleppo op. de groot e Marktplaats , gelyk hier op de Bloem- markt "de witte Leliën, Van ogds werdt de Lelie Roos van Juno ge- heten, als uit derzelver Zog gefprooten zynde. Men acht?e niet aïleen om haare feboonheid, welke de pragt der Koninglyke Gewaaden van Salomo te boven ging , en om den aange-» naamen Reuk, dien Lob el Godlyk noemt 5 maar ook om de geneezende kragt. De Wor- tels, Bladen en Bloemen , zyn akemaal vaa eene verzagtende hoedanigheid ^ en dienen uit- wendig zo wel ten dien einde , als tot rypmaa- OF BoLrLANTEN. «gl kirig van Gezwellen , inzonderheid de Wortels* V. De Bloemen zet men in Olie * die daar van wel- riekende en tevens Balfamiek wordt* Zy zyn p Hoofd« zo wel als de Bladen, bitterachtig vön Smaak, stue* Lelie • Bollen , onder de Afch gebraden, zyn tot Pappen dienftig. Met het uitgeperfte Sap, ia het Deeg van Brood gemengd^ zou de Water* zugt genezen zyn, (ï) Lelie met verfpreide Bladen en Klokvor* t>n* mige opjtaande Bloemen , die van binnen bifetuJ?1* ruuw zyn* Boidra*. J genae. Gemeeclyk worden deeze Roode Leliën ge- noemd, hoewel zy uit den paarichen Saffraan» kleurig zyn* De Groeiplaats is in Italië, Oost- enryk , Siberië , zegt Linn^ïjs* Waarom zyn Ed. *er de Levant niet by voege, terwyl R au wolf ze by Gerar groei jende gevonden heeft, is vreemd. Door geheel Europa, byna, houdt menze als Bloemplanten in de Tuinen * wel* (2) Lilium Fol. fparfis, Coroll. campanuktïs cre&is, intus fcabris. H. Clitf. 120. Ups. 80. K. Lugdb. tl. Gmel. Sib. I. p, 41. GRON. Oriënt* 104. Lilium purpureo - croceum ma- jus* C. B. Pin. 76. Flore pleno. y# Minus. Ibid g9 Li- Hum purpureum. DO!>» Pernpt* 398. Maitagon Chyraiftamm. Lob. Ie Lilium phaniceum. C. B. Pin. 77 g# Ia\, Bulbiferum latifolium majus Lil. Buibif. anpuftifoiium Minus. inc^num. Ibtd. Lilium purpur. tsrtium. Dod» Ptmpu 199. Lüi«m crucntum Kutbos gercns &c. Lob. Ic» 165. 12. DssL. XII. Stuk* ï$fi & E s MApm £» ? 3t I IK V. welken zy ook niet weinig verfieren. By de ^?mSL" Frarifchen w01*denze genoemd Lis Qrangê, b$ HoofV de Engelfchen ütó iwpte iii/y, in 't Hoog;. $tu]t* duitfcb Goldgilgen , dat is Goud - Lely. Mea wil dat hQt de Bulbus cruenlus van Hip 30-. CR at es zy en de Hemeroqallis of Wilde Len ]y van Dioscor,ides. Lob b.L noemt ze d$ Martagon der Alchymisten, eg die naam fcl^ynt;, ïo 't byzonder aan de ropde Leliën te behoo- ren. 9t Gewas verfcbüt aanmerkelyk van dat dei: Witte Leliën , zynde laager % met dq Bladen Janger , ttyver > donkergroen en byna regthoe- kig ecnigermaate Kranswyze aan de Steng ge- plaatst , die zig boven Kroontjeswys' verdeelt 5n verfcheide Bloemfteelen» Dus heefc men ze met grooter , kleiner , met enkelde of vol- bladige Bloemen , die fomtyds bleeker , fomtyds^ hooger Oranje of Bloedrood zyn* Op deeze Leliën 5 welke in Italië de Akkers en Velden verfieren, wordt door de Latynfche Digters , pnder den naam van roode Hyacinthen , ge- zinfpeeld (*). Maar het zonderlingfte is, dat dezelven , gelyk weinig andere Planten , fonn tyds (*) Uit hee Bloed van den Jongeling Kyacmthus , met 4 polio fpeelende gekwetst geraakt, zoudenze gefprooten zyn $ Want Ovidiüs zegt , Me tam, ïo. Ecce Ctuor , qui fufus hurno figna?crat Herbas , Befinit effe Cruor, Tyrioque nitentior oeftro Flos oritur , formamque capit quam Lilia , ü nont ^urpureus color nis, Argenieus csfêt in illis. OP ü O L H A M T Ê £33 tyds Bolletjes of Klifters draagen in de Oxels T9 ' der bovenfte Bladen en der Bloemfteelen , alsA™jj^ wanneer de Vrugt gemeenlyk misdraagt* Dee-Hooroi ze Bolletjes gaapen Schubswyze, en vallen rypslW< wordende zwartachtig af, waar na zy Wor* teltjes fchieten en nieuwe Planten voortbrengen, Van deezen aart zyn 'er met breeder of met: fmaller , als ook met grysachtige Bladen ,• mee grooter, kleiner, meer of minder talryke Klis- ters ; als ook met zydtakjes , uit de Krooi* fehietende , die met veele Klisters bezet zyn* De Bloemen van deeze zyn insgelyks hooger of bleeker rood. Voor 't overige komea deeze roode Leliën , wat de Bollen aangaat en derzei- ver hoedanigheden 9 met de witte overeen. Men vindt in Switzerland de Witte en Roode Leliën, op Bergachtige plaatfen, wild, zowel als in Provcnce en in Ooftenryk. Wat Siberië aangaat , aldaar komen de Roode in alle baare gemelde Verfcheidenheden, beooften de Rivier Jenifea tot aan de Zee, overvloedig voor, zegt Gmeltn, die 'er dus van fchryft. „ In de wilde Plant heb ik de Bloemen nooit „ het getal van vier zien overtreffen. Dikwüs „ komende eenzaam , ook wel twee of drie , altoos uit den top der Stengel , als uit een middelpunt voort* Dezelve is of weinig 3, of zeer fterk gehoekt, by den Grond rood of „ groen met roode Stippen. De Bladen heb- „ ben aan de kanten een witte Wolligheid/ P 5 95 m lh Deel. XII, stüb;. S34 ZêSM A« NIGE L S L li. V* en ftaan doorgaans overhoeks , vier of vy£ ^eel. „ by elkander aan den top. Daar zyn 'er met Hoofd* », breeder Bladen , die hooger groeijen , en sxu&» 5l metfmaller Bladen, dielaager blyvenj welke „ laatften de Bloemen rood of geel hebben* Deeze Verfcheidenheden komen in verfchil- „ lende Landftreeken voor* De Wortels of ?, Bollen zyn , gelyk die der overige Leliën , by 3, de Rusfen en Tartaaren tot Spyze in gebruik, 9, Zy kookenze in Melk of braadenze onder de „ Afch , en noemenze Sarana ; doch onder- » fcheidenze tevens , met byzondere naamen f wegens de witheid en fchubtfigheid der BoU 5> len." rl}- C3) Lelie met verfpreide Elsvormige Bladen Fompo- en omgeboogen Bloemen , de Blaadjes om* Op de Pyreneefche Bergen , als ook in Sibe- rië, komt deeze voor, zegt Linn^eüs, die de Bladen Liniaal, fpits . , driekantig, gefleufd, verfpreid en de Spleet van 'c Honigbakje zeer (3> Lilium Fol. fparfis Subulatis, Flor. reflexis, CorclU ievolutis. Hort. Cliff. izo, Ups* 8i. R. Lugdb. 31. Mill. T. 165. f. 5. Lilium Rad. tumcata, Fol. /parfis &c. Gmel. Sib. I. p. 42, Lilium rubrum anguftifoliura. C. B*. Tin. 78. Lilium rubrum praxox* Clus, I. p. 1S3. 0# Lilium miniatum odoratum anguftifolium. Rudb. Elysk II. 176* f. 3. y. Lilium bre?i & Giaroineo foliis, C* EU Tin, 79% €>F BoLPtANTEK» 23jp getand heeft. Gmeltn merkt aan, dat zy in V; Siberië op dezelfde plaatfen groeit, als de ge*AFjj** zegde roode Leliën en met den zelfden naam hoofd genoemd wordt, verftrekkende de Bollen ookn-uK, tot Spyze. Zy verfchik 'er grootelyks van , zo door de fynheid der Bladen als door de fi- guur der Bloem , behoorende tot onze KruU Leliën , en Menie - rood zynde van Kleur* Zy heeft den Wortel -Bol met Rokken bekleed, niet Schubbig noch getand* De Styl is zes- hoekig en groen , maar de Meeldraadjes en Knopjes verfchillen weinig van de Bloem, De Stengel, die ligt van den Bol afgaat, is rond en glad , witachtig groen, van een Span tot een Elle hoog. De Bladen zyn twee Duimen iang en één Linie breed , glad en hoog groen. In getal van Bloemen verandert zy , zegt zyn Ed , grootelyks , die fomtyds agt of t:en , doch ook wel maar één op de Stengel voorkomen. Dit komt echter niet by hec verfchil der aangehaalde Verfcheidenheden ; want daar de eerstgemelde van Clüsiüs maar één , twee of drie Bloe- men hadt, droeg 'er, die mee korte Grasachti- ge Bladen , fomtyds wel over de dertig en tot by de vyftig op ééne Stengel , maar dan was dezelve plat ; gelyk die menigvuldigheid ook in de witte Leliën by een misgewas plaats heeft. De zodanigen worden Martagon Pomponü by hem getyteld (*). De (*) zie Weinmanns Kruidboek 3 Plaat N. 6 $9 a eéo. 11* Deel, XII. Stuis, §6 Zesmannigb L e i, i é« V* De aangehaalde x op dee?e Sook % uit het Afdeel* Werk Van M i lle* > heeft groote Schubbige Hoofd- Bolwortels , en eene bteog van drie Voeten hoogte, zvn *e thans, zq d^ez' aanmerkt, inde En^elfche Tuinen vry gemeen en bloeijendq een groot gedeelte van den Zomer, 't Blyke klaar* dat dczHve, fchoon in fynh id der Bla- den overeenkomttig, van de gedagte van Gme~ Lin verfchillende zy , en 't is zonderling, dat Millêh ze verwan e met de volgende, iv. Q4) Lelie met verfpreide Lancetvormige Bla* Ch&ked*- ' den \ omgeboogen Bloemen en omgekrulde nicum. Bloemblaadjes. Roode J Kiul- Lelie* Üit Perfie zou deeze , die van overlang ia de Bloemtuinen reeds gemeen is s afkomftig zyn y of van Konftantinopolen. Elders ftelt LiNNiEus de Groeiplaats in Afie en op de Pyreneen. Nu juist twee Eeuwen geleeden , kreeg de wydberoemde Clüsius het Zaad op, dat hy van Konftantinopolen hadt ontvan- gen^ veel naar dat der Wilde Leliën gelyken- de. (4) Lilium Fol. {pzifis Laaceolatis, Floribus reflexis &g>, H. Clitf. 120. Ups 81. R. Lug&b. ji. Lilium Byzantinum Miniatum. C. B. Pm 78 Clus, Hifi. 1 p* 131. Hemero- callis Chalcedonica. Lob. / kleur , grooter dan de Martagon , met de 3, Blaadjes , beneden 't midden > door een zwar- 5, te ruuwheid Schurftig, de Tippen Wollig, 3, omgeflagen, van langte als het onderflaande Blad, van agterenen beurtlings nederwaards „ bultig en aan den voet getand. De Meel- draadjes geelachtig groen : de Knopjes gevuld 3, met een Meniekleurig Stuifmeel." Dus verre de geleerde Heer Scopoli ; wiens byzonderheden ik twyfel of men allen %*\ kunnen nagaan in de jze ficrlyke Krul Le* Wén, waar van Clüsiüs in 9t gezegde jaar IJ7S'> *D eerfte maar één, yervolgens vieren ein- (*) Flora Qarnkl p, 235^ 0£EL* XXI* Stuk» i33 ZE'sMANüïg e L u i e- V. eindelyk zes Bloemen uit den top der Stengel Afdeel, j^gg. Verfcheide Dames te Weenen hadden Hoofd- *er> fchryft hy, op 't boogde maar drie beko- sxuKë men en de Edele Heer Brancion, te Me- chelen, die ééne Bol prefent hadt, kreeg daar van Jaarlyks maar ééne Bloem. Zeker Heer D ilfo in tegqndeel , die ééne Plant uit Zaad hadt geteeld, zag daar van in 'teerste Jaar agt, in 't volgende veertig Bloemen* Dus merkt hy aan, dat 'er van dit flag Eenbloemige fchy- nen te zyn en Veelbloemige Planten. Wat den naam aangaat , in 't gemelde en de volgende Jaaren werden verfchsïdê Bollen uit de Tuinen by Konftantinopolen herwaards overgebragt, onder den naam van Zufiniare ; gelyk ook bevoorens , toen hy zig te Weenen bevondt, het Zaad was ge* tekend geweest : doch hy vernam , dat deeze fchoone Bloem van fommigen Corona dl ke> dat ïs Konings Kroon , genoemd werde. Anderen gaven 'er den naam aan van Konftantiftopoli- taanfche Martagön* Thans weet men dat 'er aanmerkelyke Verfcheidenheden van voorko men 3 met hooger en bleeker roode , öf ook met geele Bloemen 5 die met roode Stippen gevlakt zyn of geheel ongevlakt* Als een weezentlyk verfchil 5 met dg voor- gaande en volgende Soort , merkt de Ridder aan ? dat de Tros voor het bloeijen naauwlyks gekromd is en de Stengel tot boven toe met 0 p BotnAHtiR. *3S» <3ïgt getropte Bladen bekleed , die naar het Loof van witte Lelitta gelyfcen, IIL Hoofd- (5) Lelie met verfpreide Lancetvormige I&z-stuk. den 9 de Bloemen in m takkige Pkramiede gefchikt, omgeboogen,met omgekndde Bloem- fupabum. blaadjes. fragtige. In Noord- Amerika groeit deeze, door Ca- T e s b y afgebeeld , onder den naam van Ka- nadafche Martagon of Krul -Lelie, met eefie geele geflipperde Bloem. Het zou de zelfde zyn , waar van de beroemde T&iïw de Af- beelding geeft , onder den naam van „ Veel- Uoemige Lelie met verfpreide Bladen , de Bloemen omgehoogen, met eeq Goudgeeleu , bodem, een Oranjekleurigen zoom of rand, zwart geftippeld ; de Bloemfteekjes metééa Blaadje voorziet Zyn Ed. merkt aan. , dac dezelve in grootte der Bloemen, in figuur ea kleur, overeenkome met die3 welke by Mil- le r genoemd wordt , Groote gevlakte Kana* dafche Martagon, met langere Bladen. Ma^r derzei ver Steeltjes,, zegt hy> hebben twee Bladen , en deeze is bovendien ia getal va» Bloemen, hoogte der Stengels en pieramiedaa- ^ - . 3 ; lp (5) ÏJMum Fol. fpaifis lanceohtïs , Flor, Ratjiofo-Pyra- SDidatis &c. Mill. Di&> N. 8. Lil. Fol. fparfïs ruultiflorura £cc. Trew. Ehret. p. 2. T. !*♦ Lil. f. Martagon Canacknfs , ïlore luteopun&ato. CAïESB. Car. II. p. 5$. T. 5ót IX» D*BL, XII» STUK, 5> 55 5? 44& ZesMAnnioe Lblië- V. Ie figuur , uitmuntende* Toe vierder verklaaring Afdeel. heeft £HRET zeif daar van het volgende Hoofd- verhaald» stuk» / Deeze Lelie bloeide voor de eerfte maat 5, in de ryk geftoffeerde Tuin van P. Col- „ linson, dien voortreflyken Kruidminner, 5> waar ik ze heb afgetekend. Zy was opge- „ groeid tot de hoogte van zes en een halven ^ Voet, met een zeer fraaije paarfche Kegel- 5> achtige Stengel 5 die van onderen tot den „ top overal, in 't ronde , Bladeti uitgaf. Dee- „ ze Plant is, zo veel ik weet, nog niet be- „ fchreeven of afgebeeld. Haar Moederland 35 is Penfylvanie, gelyk my de zeer vermaar- 5> de Gronoviüs heeft verwittigd, die ook „ vérzogt zynde de gegeven befchry ving heeft 3, toegeftaan " Hier kan niet t'huis gebragt worden de Mar* tagon met Goudkleurige Bloemen > die met fier- lyke paarfche Vlakken fraay getekend zyn,op ieder Stengel maar éêne Bloem en fomtyds ineer , van Clayton waargenomen , welke op Moerasfige plaatfen in Virginie bloeit, zynde de Martagon met omgeboogen Bloemen, uit den geelen rood , met paarfche Vlakken van Ban i ster, eu de Lelie of Martagon vaa Kanada, mét een geele geftippelde Bloem (*> (6) Le< (*) licaL Rig. Par. CATISB. Car. I. p. 5$« CLAY% O 'F B O i P IA N ï E WV 2^1 ^6) Lelie met gekranste Bladen en omgeboogen V* Bloemen* de Blaadjes omgekruld, Fiii.L* Hoofd* Aan deefce geeft onze Ridder den bytiaamsTux. *>an Martagon, misfchien , om dat M atthi o- jgk ï-us zegt, dat dezelve van de Chy misten , mM*rtagonj ïtalie, Martagon genoemd worde. De Groei-Leli^ttl" plaats is op de Gebergten der middel fte dee* len van Europa vry algemeen. Zy komt over* vloedig door geheel Siberië , tot in de aller* coftelykfte deelen > zo op opene Velden, als aan de kanten der Bosfchen , in yle Berken* haut-Plantagfën en op Steenige gronden voor. Men noemtze ook Sarana , en gebruikt de Bol* ien insgelyks , maar tot een Spyze van gerin* ger Smaak, In Switzerland is zy niet alleeü omftreeks Ceneve , maar op alle Bergvelden 'en in alle Bosfchen zeer gemeen. . Men noemtze Breedbladige Berg - Lelie , en gemeenlyk Krul ' Lelie 9 waar van het de be- kendfte Soort is y in de Europifche Bloemho- ven. Sommigen noemen ze ook Lelietjes van Kalvarie. Zy heeft een digt fchubbigen Saffraan* geelen Bolwortel. De Stengel i welke een Elle en (g) Liïiwn Fol. vértïcülaris , ïloribus reflezis &c. H. Clijfr iio. Üpi. tl. GMEL Sik I. 44. R, Lugdb* 3 Lil. £lor. ïeflexis montanum. C. B. Pin. 77. Lilium fyivedre. Doö. Ptmpt< 101. Lilium montanum. Lob. lc. i68. Hall. Jielv. inehoat. II. p. 113. fié Lu\ Flor» reflexis aitemm hir- futum. C. B% Pin. 78» II.DtgL, XII. STUK. *" £4 2 ZJSMANNIGI L E t 1 Ê i V* en hooger opfchiet , is bezet met onvolkoineo Afdeel Kransjes van drie totvyf Bladen, dpch enkeld Hoofd aan 'c boven üe , die hard zyn en gefteeld , stuk* breed Lancetvormig. De top is gekroond met hangende Bloemen, fomtyds tot by de twin* tig , gemeenlyk witachtig Roozekleur met Bloed- kleurige Vlakjes gefprenkeld. Hoe die in 't open gaan van figuur en Kleur veranderen , zal ieder Liefhebber der Bloemen bekend zyn* Men heeftze met roode , met Vleefchkleurige paarfche , en met zuiver witte Bloemen. Zy valt ook hooger of laager en fomtyds ruig van JBlad. De Vrugt, die zeshoekig is gelyk in an* dere Leliën , bevat , volgens de Waarneeming van Scopoli, tot vyftig Zaaden in ieder Hokje (*> Wegens de geele Bollen noemen de Duit* fehers deeze Krul- Leliën Goldwurtz 9 dat is Goud wortel, en Turckijeher Blind ; voor welke laatfté benaaming misfehien niet meer reden is, dan voor die zo algemeen gebmiklyke vari Martagon. Zo \r in de omgekrulde figuur der Bloemen iets ware, dat dezelve naar een Werktuig der Chymisten deedt gelyken, dan zou immers die naam op de voor befchreeve- ne Roode Lelie niet toepasfelyk zyn. Tot de tïepierocallis van Dioscor i DjisTchynt men deeüe Krul - Lelie nader te kunnen betrekken , / dan (*) Zie een:ge Verfcheidenheden van dcezs Krul -Leliën, tn Wüinmanns Ktuid'mki tot N« 657 , 6s§* o f Bol p tAi t ê Krv 243 dan de gemeeoe Witte , doch niet nader dan V* 'de Roode of Saffraankleurige Leliën, voorge-A,^é tneld. Hoofd- stuk. (7) Lelie met gekranjle Bladen en omgeloogen ™> Bloemen 9 die Omgekruld Klokvormig zyn. Canadenfe» Kanada% ïn 't byzonder voert deeze den bynaam ^an ïianadafche , om dat zy by de Autheuren dus is getyteld en dat menze , in V.rankryk, de Martagon van Kanadêi noemt. C&tesby zegt 3 dat de Bloemen niét omgeboogen zyn ; doch niet tot dien trap als in de Krul -Leliën zal hy zeggen willen* Naar die der Roode Lelfên gclyken zy veel i en hebben eene Klok- vormige figuur 5 nederwaards hangende* Dé Kleur is geel* niet zwarte Vlakken van binnen gefpikkeld. Thans zegt L 1 nnüsüs, dat dé Bloemblaadjes, even als in de Martagon , om- gekruld zyn , 't welk tegen het gezegde en te* gen de Afbeeldingen ftrydt. De Bladen, voegt zyn Ed. 'er by , zyn gekranst en drieftree- Zoa (7) LUiam Fol. verticiUatis j Flor, reflexis , Corollis re- Voluto - Campanulatis. Mant. 3%. LiL anguftifolium , Florè fhvö iiiaculis nigris diftindo. TOüRNF* Inft. nu li ARK, Rar. 778. T. 123. Lil. Martagon Canadenie maculatutrw Mor. 11. p. 408. s, 4. 7\ zo. f. 9* Rudb. Elys, iu p* 177* t. 5* Lil. f. Martagon Canad, ïlor* magn. fhvis non ïeflesis. Catesb* Car. III. p» n. T iu Q * Ui XII. «TUKi *44 ZssMANNiofi Leliën * V. Zou het ook die kunnen 2yö, welke C Lay- AFD1IK* ton noemt* Lelie met een Saffiraankleurige Hoofd- Bloem 5 die met bruine Vlakken van binnen is •tui. getekend ; de Bloemblaadjes by den oirfbrong fmal ; de Bladen langwerpig Lancetvormïg 9 vier of vyf aan de Knietjes Kranswyze ge- plaatst? Deeze bloeide in de Westelyke Bos- fchen en Valeijen nevens de Gebergten * in Karolina (*). Jk vind die thans t'huis gebragt tot de volgende Soort. uSm ® ^e^e metSe^ranfle Bladen en over end fiaaU' ïbitidd. de Bloemen, die Klokvormigzyn; de Bloem* hla^P Stageld. phifche, Deeze is afgebeeld door den fchranderenMiL* LERrs > wien de Bollen gezonden waren door den Heer Bar tram, van Philadelphia in Penfylvanie , die ze aldaar groeijende hadt ge- vonden. Groot el yks onder fchcidt zy zig door de lang en fmal genagelde Bloemblaadjes , welke wel breed zyn , doch fpits uitloopen , maaken- de een Bloem gelyk der gewoone Leliën. De Kleur (*J Lilium F©I. Lanceolato oblongis, fuperioribiis venU cUlatis , inferioribus fparfis ; CoroHa" Campanulata ; Feta- lis pun&atis. Gron. Virg. ji. Lil. Carolinianum , Flore Crocco pun&ato, Pctilis longioiibus et anguftioribus* Ca- ÏESB. Carol. l%é T. 58. (8) Lilium Fol. verticiüatis , Floribus ere&is , Coro!I4 Campanulata &c. Lil- Fol. verticillatis brcvibus &c. MiLL. Biiï. T# 165, f. U CATESB* Car. H. p. $%, T, ■ OF BOLPLANTEN. 24$ Kleur is hoog paarfch, zegt hy, met donkere V; Vlakken naar 'c midden* hy hadt de Stengel één en een vierde Voet hoog gezien met twee Hoofde Bloemen. STü*- (9) Lelie met gekranste Bladen en overend L$j*m ftaande Bloemen > die Klokvormig zyn; deC&mfchat- Bloemblaadjes ongenageld. Kamfchat* kaafe, De gezegde byzonderheid onderfcheidt voor- aaamelyk deeze, die tot de Planten van Kam- fchatka , op den Noordoosthoek van Siberië, behoort , doch ook in Kanada fchynt gevonden te zyn* Het Loof komt veel met de gemee- ne Krul -Leliën overeen; want de Stengel is be- zet met Kransjes van Laneecvormige Blaadjes , gelyk in de voorgaande, maar deeze heeft de Bloembladen Eyrond en ftomp> anderszins ook paarfchachtig van Kleur. De Heer Thünberg hadt in Japan eene x; Lelie verzameld en overgezonden met den^^J* bynaam van Japanfche* Dezelve heeft de ^z- den niet Kranswyze , noch verfpreid , maar Fig. 2. overhoeks geplaatst aan een ronde Steng , wel* ke boven lang od gebladerd fchynt u»t te loo* pen in ééne Bloem , die de figuur heefc der gewoone witte Leben, De Vrugtmaakende 4eelen verfchillen ook weinig daar van. In de fp) Lilium Fol. verticill. Flor. ere&is f Coroll* Campana» fata , Pecaüs feslilibus. Am. Mud. II. p* 348# Q3 EI. Dim.. XII, Srv%t $46 Z.E SM ASH't 9; E L £ % I B~ V. de Bladen is dit byzonders x dat zy blykbaar-. Afpeel. ggjjggij Zyn> »twelk niet voorkomt in eenk Hoofd* ge der befchreevene Soorten, De Steelrjes zyn ctuk.. een Kwartier Duims lang. De Bladen hebben een volmaakt Lancetvormige figuur , rnec drie of vyf Ribben overlangs, zynde ongevaar een, half Voet lang en drie Kwartier Duims op *t breedfte. Van boven fchynen zy donkerer groen en ruuw , van onderen ligter glanzig en eeni. germaate Zilverachtig te zyn geweest. DeKleuf der Bloem is geelachtig. Nog een andere Lelie heeft zyn Ed. aldaar geplukt , die langer en fmaller dan de gewoone Leüën , doch ook wie van Kleur was en een weinig krom , gelyk de- zelve in myne Afbeelding , PI. LXXXI1. Fig+ 2, eenigszins verkleind vertoond wordt , zynde éeeze Lelie -Bloem, in tnyn Exemplaar, volle vyf Duimen lang, F r i t il M R i a. Kievitsbloem* Een Klokvormige Bloem , die zesbladïg is % en boven de Nagels een Honigvoerende Hollig- heid heeft (*)-, roet de Meeldraadjes van langte als de Bloem ; (trekt tot onderfcheiding van dit Geflag% waar in, behalve de gewoone Kievits. Bloemen, verfcheide andere Bloemplanten ver- vact zyn , als volgt. (i) (*) Supra Ungues C^vitate Ne&arifera. Dit boven zs] mm vetftaan poesen ten oazfet V3n den Voet der Bloet», die ne- derhangt : des her eigent- k ovder zou moeten zyn Aan % fooofii! der Klasfe ftaat, bafi fovea lie&ariferA ovatê. OF BOLPLANTEN* 24? (i) Kievitsbloem met een gekroonde Bloem» V; tros, die onder naakt is, en geheel effen- ^?*^L* randige Bladen. . Hoofd- stuk! Uit Perfie, waar menze Tuf ai [noemde8, was u deeze fraaije Bloemplant, die men Keizers- f™^* Kroon of Kroon Imperiaal , in 9t Franfch Cow-K^zers- ronne Imperiale tytelt, te Kcnflantinopolen go bragt en van daar, nu ruim tweehonderd jaar ge* leeden, door geheel Europa verfpreid, alwaar zy thans gemeen is in de Bloemhoven. Lin- Njeus gaf 'er bevoorens den naam aan, van Petilium, ontleend van Pliniüs, die deezen naam gegeven hadt aan een dergelyfc Kruide Thans heeft hy ze in dit Geflagt betrokken» De Plant heeft een vasten , Knolronden Bol, die niet Schubbig is, naar een Uijen gt- lykende en naar Look ruikende* Hier uit komt een dikke Stengel 3 zonder Worteibladen, voort, die Kranswyze bezet is met Lelieachtige Bla- den, doch boven geheel naakt, en uitloopt ia een Kroon van opftaande Bladen, tusfehen wel- ken gefteelde Klokvormige Bloemen , vier pf meer in getal , nederhangen. Zy fpreiden zig aan fi) FrUillaria Racemo Comofo, inferne nudo, FoÜisr in- tegerrimis. Syft. Nat. Xil. Gen. 407. Veg. XIII. Gen 411. p. 269. GoUAN JMonsp. 170. H Ups. 82* Petilium FoL Cau* linis;. H. Cliffl 119. ft. Lugdb. 30* Lilium f Corona Impe* ïiaüs. C. B. Pin, 79» TOURNF. Inft 373* DOO Pempt, Zou Tufaif. Lilium Periïciira, Clus. Hifi. h p« 1*7 , 1*8. Q4 II. DEEL. XII* STUK, Z Ë S M A N N I G B L E L I E*. V. aan de punten der Bloembladen een weinig ^lll*" en zy° gemeeD,y^ bruinachtig rood, doch ook Hoofd- van andere Kleuren, Dus vindt menze die. stuk* Roozekleurig , die witachtig , bleek of hoog geel , en met ftreepen zyn. Bovendien zyn 'er rnet dubbelde of volbladige Bloemen, en met twee Bloemkroontjes boven elkander. Ook vallen zy grooter of kleiner van Gewas en met geheel bonte, \ zy Goud - of Zilverflreepige Bladen , welke de flerlykflen zyn* Men vindt ook van Kroon Imperiaalen met platte Steelen en veele Bloemen , van getakte en monftretize, gewag gemaakt. Zodanig eene brengt J. B a ü h i n u s * uit gekleurde Afbeeldingen , op 't tapyt , die veel meer Bloemen in de Kroon dan Bladen tiadt (*> n. CaJ Kiev ïts • Bloem met een gekroonde Bloem-, fritiiiaria tros , die onder naakt is > en gekartelds Komngs-^ Blaam. Kroon, Onder de Kaapfe Planten behoort misfchiea deeze , die door Dilleniüs in Afbeelding is gebragt en bt^cireeven. Hy zelf twyfefc 'er aan, en geen ander Aurheur fchynt men met zekerheid te kunnen vastftellen daar van mei- diüg (*) Zie eenige Verfcheidenheden in Weinmanns KruM* Blaat N, 661 , 66 z. (z) Früitlaria Racemo Comofó, infcrne nado , Fofri» cienatis. Corona ftegahs Lilii folio crenato. Dill» EUk no* T. 99. f# Bübm, frodr, 9, OF BOLPLANTEN* *4£ ding gemaakt te hebben. Gedagce Kruidkenner V: achtte, dat menze, in vergelyking met de*Fj*Bl$ voorgaande, Konings • Kroon moge noemen, boofd- De Plant gelykt , wat het Loof belangt, naar^uK, de Maagdelieven ^ verfcheide Tongachtige5> dik- ke gladde Bladen , die overlaDgs Iterk geaderd zyn , in 'c ronde op den Grond uitfpreidende , tusfehen welken een Stengeltje opfqhiet, van ongevaar een Handbreed hoog en een Pink dik. Dit is ook met Bladen gekroond , als in de voor- gaande 3 maar die allengs naar beneden verklei- nen , en waar tusfehen de Bloemen getrost zitten ; zynde verder nederwaards de Stengel naakt. Zy zyn klein Klokvormig , in zesfen ge- deeld, en tyevatten een driekantig Vrugtbegin- zel. De Kleur deezer Bloemen is groenachtig wit: zo dat zy zeer weinig fraaiheid hebben, en geen den minften Reuk. De Wortel maakc vooral deeze Plant zonderling , als zynde een pieramiedaale Bol , met veele dwarfè Ringen , allengs verdunnende naar bovenden onder met veele Vezelen voorzien , alwaar de Bol plat as, als met een Mes afgefneeden. (O Kievitsbloem met een gekroonde Bloem* Itt. tros , de Bladen op twee ryen (*) omvat- Nana. tende de Stengel , Lancetvormig. Een Naami* (3) FritilUria Racemo Comofo , Fol. bifariis» ampIeKi- saulibus, Lsnceolatis. Burm. Prodr. 9* (*) Zo ik dk wel begryp : want Folië bifaria is my di*U» ter , en ik vindze by LiNNiEUS niet. Q.5 tl. DSKL.XII. STOKf $5$ Z E S M A N N I C E L E L 1 V. Een zodanige , met den bynaani van Naaiv A^^L*tje, dat is zeer kleine, heeft de Hoogleeraar Hoofd- N. L. B urma nmjs onder de Kaapfe Plan* IXük. ten waargenomen* Zy zal zekerlyk van die van Dillen iüs verfchilkn ; doch of zy nog kleine?: zy viod ik niet gemeld, iv. (4) Kievitsbloem met eenbym naakte Bloem* TÈ?fcZ* tros en fcheeve bladen. Perülche kel*c* Deeze voert den naam van Perfifche Lelie % in 't Italiaan fch Pennachi Perfiano* en by Clu- sius Lilium Sufiamm^ als van Sufa, een Stad aan de Grenzen van Perfie , nu tweehonderd Jaaren ruim geleeden 5 te Kcnftantinopolen ge- bragt zynde. Uit Icalie was een Bol daarvan aan den Ed* Heer Biuncion in de Neder- landen gezonden, die in den jaare 1576 een Stengel fchoot , van twee Ellen of meer hoog- te, met vyftig Bloemen beladen a hangende aan lange Steelen , welke de Steng opwaards pie-* ramidaal omringden. Zy hadden eene Klokt vormige figuur en waren van een flaauwe pur- perkleur, onaangenaam van Reuk. Zy gelyken veel (4) FritilUria Racemo nudiusculo , Fol. oblfqufs. H, Ups. 82.GOUAN Monsp. 171, Fut* Racemo nudo terminali. TL Cljffï 119. Frit. Radice rotunda. R. Lugdh 30» Liliiim Perficura. C. B. Pm. 79. Rudb. Elys. II. p. 18 5* f. 1. Li- lium Sufianum. Clus. Hift* I. p, 130. Lil. Perficum. Doö. Pempt. p. 220. Los. /c, 17** O F B O L P L A N T £ £5$ yeel naar de Bloemen van die Plantjes, welken V> men witte Tydeloozen noemt De Wor- ^JfLi tel is eeo ronde Bol y uit groote Schubben fa Hoofo- jpnengefteld , witachtig geel3 van grootte als eeESTuic. Oranje- of Sinaas - Appel. De Bladen gelyken, ïn manier van groeijing 9 naar die van de gemee-. De roode Leliën ; ftaande de onderden > by tweeën , drieën of vieren , Kranswyze tegen malkander over. Thans vindt men deeze Bloem- plant ,vry algemeen 5 in deEuropifche Kruidho- ven , alwaar zy een zagten Winter verduurt % doch fteeds afneemt , ten zy des Winters warm gehouden wordende» De geleerde Heer Gouan zegt , dat men ze in Vrankryk la Fritillaire noemt , en maakc van de eigentlyke Bloemen deezes naams , die hier volgen , welke zo gemeen zyn , geen ge« wagonderde Planten van den Koninglyken Tuin te Montpellier. Dit is iets zeldzaams 9 't welk ik niet begryp. „ Zy wordt 'er (zegt hy) in 3, de opep Lugt gekweekt en heeft twee Voe~ a, ten hoogte. De Bloemen zyn Violet van Kleur of verfleeten paarfch, naauwlyks groo* 3> ter dan een Hazelnoot , met drie kortere a> Meeldraadjes , en een groen Honigkliertje. 55 De Bloeityd is in Maart'* ff). Doch aan de Kroon Imperiaalen geeft hy aldaar ook maar een Stengel van een Voet hoogte. Dit is met minder vreemd. Cs) (*) Zie het Geflagt van Ltuemm 5 hier voor* (f) Mênsp. p. i-jty XI. DEEL, $11. SïUJS, $53 ZE. SMANNIGE li E. L I V* (5) Kievitsbloem met de onderfis Bladen teget% Afdeel, elkander over enfomtnige Bloemen tusfdm Hoofd- 't welk plat is , gelyk dat der V; anderen. Somtyds brengt deeze ook twee Bloe- At^S*15 men op ééne Stengel , gelyk de gewoone , Hoofd- voort, «TUK. (6) Kievitsbloem met alle Bladen overhoeks vu en de Steng eenbloemig. fuieagX Gewoone. Dit laatfte ïs 'er thans verkeerdelyk byge- voegd , want ten opzïgt van het getal der Bloemen komt deeze Soort met de voorgaan- de overeen en valt ook fomtyds tweebloemig. Zeer bekend is deeze aartige Bloemplant, die men gemeenlyk Kieviis * Eijeren noemt, om dat de Bloemen byna van dergeiyke figuur en even zo gemarmerd zyn. Hierom tytelc men de Plant * by verkorting , ook wel Kievits- hloem, gelyk zy den Griekfchen naam Mele&- gris van de gelykenis der fchakeering naar die der Vederen van fommige Faifanten heeft. Fri* lillaria , de Latynfche naam , zou van een foor* ( 6 ) Fritillaria Fol. ornntWs alternis , Ca^e unifloro. H. 81. Fl. Suec. II. N. z*u GÉR* Prov. 149* KRAM. Auflr, 93. Frit. e Fol. Aiïs florens. Hé CHf. IIQ« Kadice depresfa* R. Lugdb. 30. Fritillaria prsecox purpurea variegata* C. B» Pin. 64* Tournf. 2%/L 377* Meleagris* Spec. 147. T. 145. DOD Pempt. 233. LOB» Ie. I3*«£. Fritül. alba variegata. C. B. Pin. 64. ^# Fritillaria alha prae- cox, C. B. Pin 64. Frit. Serotina atro purpurea. Zlli» Fritillaria dilutior et faturatior* CUJ$. Pmn* T. p. 17a, *73- Ih Dmu xn, $xu&* ^54 ZesmAnkice LeLi V. fooct van Schaak- of Dambord , dat men Frï* Afdeel. tüius noenide , afleidelyk zyn. In 't Franfch Hoofd- en Engelfch behoudt men dit woord , en noemt istuk, de Plant Pritillaire , en Fritillary , of C/tó- jtteri dat is gedobbelfleende Lelie. Dé Duitfchers noemenze 9 deswegen > Breifpieh Blum. Die afleiding, , evenwel , is onzeker. Sommigen hebbenze Gefpikkelde Lelie • Narcis* Jen geheten » De natuurlyke Groeiplaats fchynt te zyh in de middelde en Zuidelyke deelen van Europa* Zy groeit op de Bergvelden die vet en vogtig zyn* in Provence, zegt Gerürd» V&n zelf komt zy in Velden aan de Rivier, niet ver van Orleans in Vrankryk , voort. In Switzer* land is zy door den vermaarden Gagnebik by Goudeba gevonden en federt berugt gewor- den onder den naam van Tulpen van Goudébd. Dus komt zy ook elders aldaar en in Ooftenryk voor, zo Clüsius meldt. By Upfol vindt menze thans overvloedig , zegt de Ridder , in *t Koninglyke Veld, alwaar zy jaarlyks bloeit en voortteelt , en , hoewel uit de Tuinen daar gebragt, telt hy ze nogthans onder de Inboor* lingen van Sweeden. De Wortel is Bolachtig , rond en digt, gee- vende zydelings de Stengel uit (*)f ongevaar een (*) Radix bulhofa retunda , folida J Culmus laterctis $ volgens Haller, Tqurneso&t üegt en toont aan , dat de Vfo&i OF B O t U A N T È K, een Voet hoog, met vyf Grasachtige , fmalle, V- Scheede - Bladen. Op den top heeft zy ge- F^j ti meenlyk één of tWee, zelden drie Bloemen 5 Hoofd- die aan kromme Steeltjes hangen. Zy beftaanSTUE* uit zes Bladen, digt aan elkander gevoegd * in de gedaante van een wydbuikige Klok > met een naauwen Mond. Deeze Bloemblaadjes zyn bultig aan den voet, daar van binnen een diep Kuiltje is y van Eyronde figuur, 't welk het Honigbakje maakc , loopende flreepswyze naar 't midden. De zes Meeldraadjes omrin- gen den Styl, die een driedubbelden Stempel heeft en de Vrugt is een driekantig Zaadhuis- je, van binnen drie holligheden hebbende, met veele rlatagtig gerande Zaadjes ff). Een groote Verfcheidenht id heeft in de Kleur der Bloemen plaats. Zy zyn in 't algemeen Ruitachtig verdeeld en dus gefchakeerd met: Vlakken, dat 'er den naam aan geeft. Ook is de K!eur van binnen leevendïger en fraaijerdan van buiten , alwaar zy gemeenlyk groenachtig zyn , inec bruiae en bleek paariche Vlakken gefpikkeld; doch men vindt 'er ook die Vleefch- kleurig zyn of geel, of Ifabelle- Kleurig en ge- heel wit, 't zy met of zonder paarfche Vlak- jes. Zelfs zyn 'er, die men zwarte Kievits- ei- Wortel doorgaans beftaat uit twee halfronde Bolletjes, waar msfehen de Stengel opfchiet. (t) Het vooraaamfte hier van is zeer duidelyk blykbaar In de keurlyke Plaat by Toubneïoht , zou 25$ ZïSiïïNKïéE LElI V. Eijeren noemt. Daar komen met grooter^n met 'Aêdeel; feieiuej.^ ajs 0ok met dubbelde of volbladige Hoofd. Bloemen voor,die ongemeen zeldzaam zyn(*> stuk* De gewoone Kievits - Eijeren zyn Voorjaars* Bloemen , doch men heeft 'er ook die in de Zomer bloeijen, welken Laate genoemd wor- den. Zodanig eene was die donkere van Sain- tonje, daar Lob el de Afbeelding van geeft' want deeze hebben de Bloem wat korter en meer uitgezet. Zy vallen insgelyks van ver* fcheiderley Kleuren , of donker paarfch , of uit den gcelen groen en op verfchillende wyzen gemengeld. Clusius hadt 'er, in 't jaar 1577 5 zulk ec^e bloeijende gezien 5 met de punten een weinig orogeboogen , geel groea en paarfch bont, uit Provence afkomftig, welke G ar i del aldaar weder vondt en afbeeldt (f)* Uvularia» Lelkruid. Tot onderfcheiding van 't voorgaande Ge» flagt dient , dat de Bloemen hier zeer korte Meeldraadjes hebben. Het Honigbakje is een Kuiltje aan den voet der Bloemblaadjes, over- endftaande (|> Om dat de Bloemen eeniger- maa» (*) Zie WEIKMANNS Kruidboek , Tiaar $ 15 , sio*, 517. (t) Garid. Ptov. FritiJlaria fèrotina , Floribus e luteo vU rescèntibus. p. 19$. T. 3?» (£) Bafi fovca Neïïari/èrd ertïïoi. Een Kuiltje dat overend Haat , luidt inderdaad taamelyk vreemd: doch CorolU erw* ta , kan ik al zo min overeen brengen. OF BOL PLANTEN. ■waate als ons Lelletje in de Keel (Uvula) neer * w hangende (*>, heeft het den Geflagtnaam be* A™^EL^ komen* Het bevat de drie volgende Soorten. Hoofd* stuk. (ij Lelkruid met omvattende Bladen. J. UvukrtA Deeze Soort is de Laiinis AUxandriria van Matthi ol u s , in Duitfchland , Silezie en tenSI^ Dauphiné, en mooglyk elders in Europa, voor- komende. Clü s tos , die dezelve op Rotzi- ge Gebergten van Ooftenryk groei jende vondt> Eoemtze Takkig breedbladig Tolygmaium ; oru dat de Takken en Stengels, even als in 't Kruid, xiat rnen gemeenlyk SSalomóns- Zegel noemt, bogtig en met Knietjes syn. Hes groeide 'er een Voet en iomtyds een Èllé hoog , ja hoo- ier, de Stengel en Takken rond hebbende, met breede ipits Eyronde Sladen , dezelven byna als in het Doorwas omvattende. Op de hoog-* ite Alpen van Switzerland vondt de beroemde H aller hetzelve , in zyne laatfte Kruidlee* zingen aldaar , overvloedig ; zelfs op die vaa Wal- (*) Fru&rficatio injïar XJvuU dependet* Hé Clij}% p„ 12U I (ï) Uvularia Fol. amplexicaulibus, Syft. Nat. XII. een.1 4©8. Veg. XIII. Gen» 412. p. 26*9* Uvularia Fol. Cordato» •obloiigts. R. Lugdb. 29. Smilax perfoliata Ramofe Flore al- ba. BarRo Rar* ss. T. 720. Poïygonatum ladfoïmm Ra- mofum. C. B. Pin. 303. J. B Hift. |It. p. fjx. MoBIS. fii/2 II!. p. 537- S. 13* T. 4. f. li, CLUS. Hij. I. p>zj$, ?4nn* T. p. 2$S. KRAM. ^ö^r. 94. R II, deel. 211, Stuk. 2j8 Ze-smannice L e L I E- tf« liferland en der Graan wbunderen. De B^ai Afdeel. ^ den ^ zegt hy ^ zyn tecjer j en onjer ieder Hoofd* Blad komt een enkeld Bloemfteekje voort, éi%?js. ^ met ééne Bloem , dat in de winkelhaak als 3, gebroken is of geknakt. De Bloem , die y> neerhangt , is Klokvormig, famenluikende , „ met witte Blaadjes, ouder wordende aan de 3, tippen omgeboogen , de buitenften aan den 5, voet bultig en rood; de binnenften fm, byna Elsvórmig (*J. De tusfchen wydte der 3, Meelknopjes loopt in een Baardje uit (f ). De 3> Vrugt wordt een roode Befie , die uit den „ Eyronden driekantig is en driehokkig. De m Styl verbreedt zig , mee een dik famenge- 3, drukt end. De geheele Plant is aangenaam ^ van Reuk." ih § (2) Lelkruid met doorboorde Bladen. Perfoluita, poorbia- In Virginie en andere deelen van Noord* Amerika is de Groeiplaats van deeze , die een Stengel heeft , welke zig % kort boven den Grond , ver- (*) Cor&llA MedeoU Asparagoidis : zegt LlNNjEUS. (t) Antheraium inteivaUum in Aiiftam terminatur. Hall* Hdv, inchoat* II. ïi6, (2, Uvularia Fol. psrfoliatïs» Am. Acad. II. p. 337«GronV Virg* 37* Uvularia Folio integerrimo. R. Lugdb. 29. Uvu- laria. Hort. CHf> 121. Polygoimm Ramofuin Fl. Juteo ma* jus. CORN- Canad. 38. MOR. Hiji. UX. p. 538. S. 13. T. 4. f. 12* Polygonatum latifolium petfoliatmn Erafiüanum. C* O * B O t PL A N T Ê Ö50 verdeelt en voorts Takkig zo ver ukfpreidt, Afd^; dat de Plant dikwils een Elle en meer hoogte HL bereikt. De Bladen zyn bleekgroen en breed Hoofb^ aan 't end ftornp , de Stengel en Takken zcda-*TÜIU oig omvattende , dat zy doorboord fchynen ea weezcntlyk svn. Uit derzelver Oxelen komt *een Stoeltje, met een neerhangende 5 vrygroo- te, geele Bloem, waar binnen het Vrugtbegin* zei, dat vervolgens met het Steeltje opryst, zo de Heer Bürmannüs aante- kent. De Portugeezen noemdenze Raiz d'Em- pfe, de -Nederlanders Croejleen. Zie hier, hoe de geleerde Hermannus haar befchry ve» „ De Wortel van deeze Plant , die uit den „ ronden een weinig famengedrukt is, heeft „ de figuur van een Winkelhaak , waar van n de (i) Glorkfa Fol. Cirrhifen's. Syfl. Nat. XII. Gen. 4©$» Vtg. XIII. Gen. 413* p. 2.69* H. CUffl 421. Fl. ZeyL i*2# K# LugdL 29. Methonica Malabarorum. Herm. Lugdb.6%%. T. ($89. PLUK. Alm> 249. T. 216. f. 3 • Liliura Zeylani* cum fuperbum. Comm. Hort. t. p. 69- T. 3$. Küdb. Elys* II. p. 178. f. 7. Mencfoni# ÏU MaU VII. pf 107, T, 57» OF BOLPLANTEN* de hoek de Stengel uitgeeft, 't Zyn Krui- Vi 33 dige , ronde , knoopig getakte Ranken , drie • fj? U 3, of vier Voeten lang, welke of op den Grond Hoofd- „ kruipen , of by Struikgewas en Geboomte stuk* 3, opkiimm-n. Aan ieder Knoop hangt een 35 vlak , glad. Blad , dat , twee of drie Vinge- 3, ren breed , en byna een Span lang zynde , 33 uitloopt in etne lang geklaauwierde punt* 3, Uit het end der Ranken , als ook fomtyds 33 uit de Oxels der Bladen, komt een Steeltje 3, voort , dat een naakte Bloem draagt , wel 3, Reukeloos, maar in aartigheid en fraaiheid „ van Kleur alle andere Ceylonfche en Mala- „ baarfche Bloemen overtreffende* Dezelve be- 3, ftaat uit zes fmalle Blaadjes , een halven ;, Vinger lang , die aartig gefalbalaad zyn en even zo veel geknopte Meeldraadjes , met „ een dtiepuntigen Styl in 't midden* In de 31 eerfte Dagen is de Bloem uit den groenen ,j geelachtig en hangt neder waards ah die der „ Fritiliaria; vervolgens breidt zy zig uit. )e Bloemblaadjes , Meeldraadjes en Styl, keeren „ zig agf erwaards om , en krygen allengs een 3, Goudkleur , tot dat zy hoog rood wordende 3, verflenzen. Als zy afgevallen zyn groeit de 3, Vrugt ter grootte van een Ockernoot, rond- 33 achtig driehoekig zynde en driehokkig , die „ ryp wordende zig opent tot drie Lederaeh- 3, tige Vliesjes , gevuld met kleine roode hoe* 3> kige Zaadjes , welke op twee ryëa geplaatst i9 zyn." Ü3 Jt H% DEEL. XII. Stuk, «afia ZesManm ige i e b ï V. In de Tuin v&b den Heer Beverning heeft Afdeel- (}eeze p]anc weleer gebloeid, fchreef Her- Hoofd- mankus nu omtrent honderd Jaar geleeden*. stuk. De vermaarde Commelyk gafze in *É laatfte der voorgaande Eeuw aan 't licht , onder de: Planten van den Amfterdamfen Tuin, doch hy merkt aan, dat de Stengels wel- drie Ellen o€ faooger groeijen (*), naar de gefteldheid van den Grond, Hy beeldt de Bloemblaadjes wel een Vinger lang af, die eigentlyk op de kanten ge- golfd zyn 3 en zig opwaards famenvoegen boven de Meeldraadjes , welke met den Styl byna ho* rifontaal zyn uitgeftrekt , zo dat de Bloem zig als een Vlammetje op een Roofter vertoont 5 gelyk Linn/eüs het zinnebeeldig uitgedrukt heeft* In de Aantekening wordt gezegd , dat de Wortel naar een Driehoek des Werklieden gelyke (Gnomon Fabrilis iu 't Latyn;^) doch *c is blykbaar , dat men daar door een Winkel- haak verdaan moet. De Bladen zyn femen- trekkende 3 maar de Wortel is vergiftig , zelfs in kleine veelheid gebruikt zynde, volgens Her- MA is nü s; daar niettemin de Malabaaren hem voor een Tegengift houden. Misfchien hangt dit van de bereiding sf , gelyk in de Yucca t die, volgens den Ridder, veel minder den by- naam van Gloriofa verdient (|). (2) (*) Caulls Orgyzlis zegt LiKN^US in Manthfa altera 5 da$ is ; de Steng een Madera lang. (t; Pc Tucca Qhriofa heb ik in het IV. STUK , hhdz» 441 , befchteeven ; doch zy is de Manlek of Casfkvc nietg #j£lke men rinden kan in myn \U STUft, biadz, *7^t OF BOLPLANTEN, 2% (a) Leliepraal met gefpitfie Bladen. V. Afdeel; Ale in Senegal huisveftende , fielt L i n- h n^eüs deeze voor , die door den fchranderen stuk. M iller genoemd is , Gloriofa met Eyrond- W1* Lancetvormige fpitfe Bladen, be Bladen van fimpkx. deeze waren niec geklaauwierd 9 de Bloemen Eeiwomiis* blaauw- De Ridder hadtze niet gezien. Ervthronium* Hondstand» Een Bloem , veel naar die van 't voorigeGe- flagt gelykende , zesbladig, Klokvormig; waar van het Honigbakje beftaat uic twee knobbel- tjes, by den voet der beurtlingfe Bloemblaadjes aangegroeid; ónderfcheidt dit Geflagt. De eenigfte daar van bekende Soort (i) groeit. I# natuurlyk in fommigen der Zuidelvke deelen Erytfo*- van Europa, m Virgmie en Siberië. By de be«c*«s. fchryvers der Planten van Ooftenryk, Laogue- Gewüon# dok en Provence , vindt men 'er een diep ftil- zwygen van* doch Ra y vondt het overvloedig aan ' (2) Gloriofa Folüs acurainatis» Syfl* Nat. XII , XIU* Mant. 62. t* Gloriofa Fol» ovato - lanceolatis acutis. Mill. (l) Erythronimn. Syft. Nat, XII. Gen. 4io, Veg. XIII. Gen. 414. p- 269. H. Cliff. 119- Lugdb. 30. Gmel. Sih* Jf p. 39» T. 7* Eens Canis. C. B. 37, Dod, ^w^?. 203* TOUKNF. Infl. 378. T. ioz, Saryrluin Erythronium Los. i*. 195, 196. Erythronium &c. Gjkon. f'/rg. iji. 3GOBOLT Ctfrn» p. *35» HALL. Hüv. ir.choat. II. p» I14,, R 4 II. Deel. XII. Siux. Zfy Z E $ M A, N Nt I CE Leli fi» V. aan den Weg van Tutin naar Afty in Piemont9v ^IILEL* a^s °°k *n c Gebied van Genua, in 't Voorjaar Hoofd- aldaar bloeijende ; .gelyk J. Bauhinus by *Tvz* Gene ve. Op de Jura groeide het fchreef Lobel,, die het uitgeftoken hadt in 't Gebergte aan het* Meir van Laufanne. Het komt , omfcreeks. Idria, in ruuwe Bosfchagiën voor, zo Doftot) Scopoli aantekent, die hetzelve aldas be* fehryft. 3, Een Vleezige , witte 9 langwerpige ge- yy fpitfte Wortel " [als een Honds - Tand affchet- zende, gelyk Toürnefort die zeer fraay afbeeldt, en waar van dit Kruid den Lacynfchea naam by de meefte Autheuren heeft,] Wor* telbladen, die uitgebreid zyn , ovaalachtig » gefpitst, Vlakkig , met- de Steelen de Stengel; 3, omvangende* Deeze is rond, boven 't mid- ,3 den rood. De Bloem eenzaam knikkande* 3, De Bloemblaadjes paarfch , met de Nagels 33 overhoeks witachtig groen , en een Vleezig 3, Honigvoerend ruggetje hebbende , van hec 3, welke twee evenwydige ribbecjes opwaards 5j loopen. De Meeldraadjes wit, korter dan de 33 roode Meelknopjes , die eindelyk zware v/or* 33 den* £ea afwykende Styl, die deo Stempel 3, ruuw heeft door menigvuldige zeer kteine „ Tepeltjes, Het Vrugtbegifjzelgroen^Eyrond» f, Htt Zaadhuisje Eyrondachtig/' AanmerkelyKe Verfcheidenheden of verande- ringen komen in dit kleine Kruidje voor.( De Heer Hall er 3 die de hoogte op een half OF B O L P L A K T £ Si Voet ftelt, hadt van den Botanist LE Clerk *S een Ajuinachtig Bolletje daar van bekomen , 't welk in ééne Scheede vier Tandachtigc Hoofd» Bolletjes bevatte. De twee Biaden merkc hyaTÜK* als Stengbladen, niet als Wortelbladen, aan. ' In Europa valt de Bloem doorgaans paaricti- achtig, maar ook wel geheel wit. By da Bloemisten vindt men het met witte , roode ea paarfche Bloemen. In Virginie komc het met geele Bloemen voor en bemint 'er Waterige plaatfen* Men vindt het in Siberië, even als by ons , met breeder of fmaller Bladen , en meteene verfchillendheid van paarfche, Vleefch* kleurige en witte Bloemen, zo Gmeliï? aantekent, die opmerkt , dat, als de Plant gebloeid heeft, de Vlakken gemeenlyk van de Bladen af gaan. Die met Vleefchkleurige Bloemen zyn zeer zeldzaam , zo wel als eene met volbladige Bloemen , welke dezelven zeer fraay in Kleur gemengeld , geen teken van Vrugtmaakende deelen en de Bladen geheel groen hadt. „ In 't vroege Voorjaar (zegt hy) bloeit ,> deeze Flant , en in de Herfst is 'er niets >y van te vinden. De Tartaaren graaven der- „ halve , in de voortyd, de Wortels uit, cm „ droogeo die , aan een Draad gereegen. Zy „ ftampen ze en mengenze in Melk tot Pap, 3% of kookenze tot Bry in Vleefchoat. Het „ fchynt, inderdaad, dat dezelven een zeer 0 goed Voedsel geeven , komende my ook nies R $ 3, o*. lh Deel. XII. Srur», ZESM ANKIGE L E L I E* v« 5, fmaakelyk voor , inzonderheid met Melk ge- AFjl^L# ,f kookt zynde. Niet kwaalyk neemt menze ia Hoofd- a plaats van Karftengen , waar mede de Gan- STUK# 3> zen , die men braaden wil , doorgaans vol 39 geflopt worden. Dat zy dienftig zouden zyn s, om de Lintwormen te verdryven , kan ik 3, naauwlyks gelooven; alzo de Tartaaren, die 3, 'er dagelyks gebruik van maaken , niet wei* nig daar mede zyn geplaagd. Zo zy de 5> Minnelust opwekken, zal dit misfchien eer- „ der van de Opfpanning in 't Lyf ontdaan* 3, dan van de vogtige en warme zelfftandig- 35 heid deezer Wortelen 5 met eenige fcherp- 3, heid gemengd $ gelyk L o b e l wil : want ik heb 5f -er nooit iets heets of fcherps in waargeno- „ men. Van fbmmige Tartaaren worden zy ?5 Besf, van anderen Kandyk geheten. Dat men dit Kruidje Satyrüm Erythronium genoemd hebbe , komt van de gedagte eigen- fchap en van de roode Kleur der Bloemen , die echter niet zo zeer uitmunt. Diosco- ki des verzekert, dat de Wortel «, geheel in de Hand gehouden , de Minnelust verwekt* Anderen hebben zulks van deszelfs inwendig gebruik verhaald» De Icaliaanen noemenze Her* modattylus 5 volgens Lob el* By de andere Natiën van ons Wereldsdeel heeft het geen naam 3 dan die met den Latynlchen Dens Ca- nis , in 't Nederduitfch Honds - Tand \ over- eenkomftig is. T of BolpUnten; 2É7 T u l 1 p A. Tulp. V* Dit Geflagt ónderfcheidt zig door eenezes* H^ bladige Klokvormige Bloem te hebben zonder stuk, Styl. Het bevat de drie volgende Soorten* (1} Tuïp met de Bloem eenigermaate knik- 1. kende en Lancetvormige Bladen. r™$k* Wilde,* . Deeze Tulpen , die wild groeijen in ver- fcheide deeltn van Vrankryk en Italië 3 heefs L 1 n n m ü s van de anderen afgezonderd , daar by ze te vooren allen in ééne Soort begreepen hadt. Men vindtze ook hier en daar /uit de Tuinen verfpreid , in 't wilde groeijen, in de de middelde en zelfs in de Noordelyke deel en van Europa ; gelyk by JLunden in Schoonen en elders in S weeden, zo de Ridder aantekent. Van de volgende of gemeene Tulpen verfchillen zy, zo by zege, door de Steng hoeger te heb» ben en de Bladen fmaller. De Kleur dér Bloe- men is geel, van onderen groenacfaugyiiilètcte Blaadjes fpitfer* Naby de Bloem is de Sten- gel { 1 ) Tvlipa Flore fubnutajite , Foliïs L?nceoIatis. Syfl^ Kat. XII. Gen 411, Peg. XllU Gen» 415. p* *70. JRf. Snee. II» N. 2§4. Gquan Monsp, 171, Tuliea Filamcntis Subula'tïs inferne villofïs, Ger. Frov* 148» TuUpa minor iutea Italica & Galüca» C. B. Pin. 63 Toubnf* Infl. 376. TuHpa NarbonenGs. Clus. Elft. I. j>. isi, KT :rbon. Liiio«* Marcisfus luteus mantabs et parva Tulipa Do&vnxL Lom» 11 .DESXt XII. STOK. a6* 2esMA knice Lelie. V* gel geboogen en knikt voor hel bloeijen. Ook &bteel. komen van deeze,zeer dikwils, twee en drie Hoofd, Bloemen cp éénen Stengel voor. Maar in- ïtuk. zonderheid kan menze onderfcheiden , doordien de Meeldraadjes aan den voet zeer dun en boven den voet ruig zyn. De binnenfte Bloem- blaadjes zyn aan den rand ruig en de Bloem heeft een aangenaamen Reuk. Voorts komt hier in aanmerking, dat zy ka- ter op den Dag ontluiken dan de gewoone. Tulpen 3 te tien Uuren naamelyk , zo Lin* N^us in S weeden opgemerkt heefc > en de. anderen een weinig voor agten. Haare Bloei», tyd , in tegendeel , is een weinig vroeger , komende tusfchen die der Vroege Tulpen ea der gewoonen in. De H aller, die deeze Wilde Tulpen niet %Zcn$Cilm voor e^gently^e Inboorlingen van Switzerland hieldt , hoewel zy hier en daar in de Velden omftreeks Bern voorkomen, merkte op, dat de Wortel -fcherp is en van een kwaadaartigea Reuk, Braaken verwekkende (*). Linn^eus^ jniettemin , haalt uit Parkinson aan , dat de gekookte Bollen , met Olie en Peper gege- ten , fmaakelyk en heilzaam zyn (f). Dit zegt hy van de Bollen der Wilde Tulpen. Aan- gaan- (*) Radix acris Vomitutn movet et maligno Odore e(t. flelv* inchoat. 1U p, 116. (t) Bulbi co&i , cura Oleo & Pipere adfumt! , fapldi e$ faiutaies funt. Parkiks. Fl. Suect utu gaande de Tulpenbollen, in 't algemeen > ll ^^j bekend , dat de Rotten en Muizen naar de* IIL zei ven zeer gretig zyn* „ Of zy dezelfde krag- Hoofd. „ ten als het Satyrion hebben, weet ik niet dat ««• w iemand tot nog toeonderzogt heeft, zegt Clu* 8, sius* Joh* Muller , een Weener Apothee* „ ker , heeft veele Tulpenbollen , even als de " Wortels van het Standelkruid % gekonfyt , wel- ken ik veel zoeter en aangenaamer van Smaak „ bevond, dan die: doch of zy dat gene doen,, 9, 't welk aan dezelven toegefchrceven wordt % ó3 heb ik nog niet vernomen.'' Parkinsom fchryft ook , dat hy de Wortels der Tulpen met Suiker gekonfyt hadt, gelyk men die van h Eryngium en Orchis doet , en dezelven niet minder lekker bevonden dan die van 't Eryngium ; doch of zy eenige Veneriaale kragt hadden , wist hy zo min als Clusius, en . hadt het ook van anderen niet verdaan; doch dagt, wanneer 'er iets zodanig in de Wortels van Orchis plaats had , dat zy dan ook daar; van geenszins ontbloot zyn zouden (*)• Iets zonderlings, ten opzigt van dit Onder* werp, brengt de gezegde Clusius te berde* Na dat hy zyne onkunde , of de Tulpbollen ïn kragten met de Wortels van het Standel- kruid overeenkwamen, als gemeld is,beleedeu badc , vervolgt hy dus. „ Voor eenige Jaaren ff* zo* (♦) ïuy , hifi. Tlmu II, p. iuq. ZesMAnnic e Lelie- „ zou een Antwerps Koopman iets zekers aart* ^IILÊL# ** Saande d5t ftuk hebben kunnen befluiten'. Hoofd- » De^ze geen klein getal zodanige Bollen, van STÜiU „ zyne Vriend , uit Konftantinopolen ontvan- gen hebbende met Zyden Stoffen , meende 9> dat het Uijens waren en liet 'er eenigen van > v op de gewoone manier gekookc , met Olie en „ Azyn zig tot een Avondmaal bereiden : de S> overigen begroef hy in de Tuin 2 tusfchen „ Kool en ander Moeskruid > daar zy, ver* 3> waarloosd, allen in 't kort vergingen; uitge- si nomen eenige weinigen 5 welken een Koop- je man van Mecheien , genaamd GeorgiusRye, „ die een groot Liefhebber van de Kruidkunde •„ was, naar zig nam; aan wiens vlyt en zorge s» wy verfchuldigd zyn , dac wy vervolgens „ onze Oogen in een aangenaame verfcheiden- » heid van derzelver Bloemen hebben mogen $ verlustigen (*)'\ tu (a) Tulp met em overendjlaande Bloem en Ge/ktfata. Eyrond - Lancetyormige Bladen. Gewoone. Dee- (*) Pannen. Hifi. j>. 169, (z) T*Hp& Floreere&o, Foliis ovato » Lanceolatïs. Gouan Mcnsp* 17T. Tulipa Scapo triphyllo , Foliis ovato- Lanceo- latis. H. Ups. 82. Tulipa. H% Cliff. 11 8. K. Lugdb. 31, FU Saec. 262* Tulipa f Genus fere totum) C. B. Pin. 57* ÏoüRNB. Inft. 373. T* 199, 200. Tulipa Turcarum. Cord. fiifl. 213. DOD. Pempt. 23 1. Lilio - Narcis fus feu Tulipan variorum coiorum. Lob. lc¥ 115 - 13$* WEINM. Kruidk* Tab. N. s>Si -997* OF Bor- PLANTEN. Deeze zyn de Gewoond 'Tulpen, wier benaa- V. ming, in de Europifche Taaien, gelyk de Fran* AfJ^ fche Tulipe, van het Latyn Tulipa afkomftig Hoofd- is , dat Gesnerüs, in den jaare 1560 , eerst stwu in treln gebragt heeft. Men wil hetzelve af- leiden van den Turkfchen Tulband, hoewel de Bloem daar weinig naar gelykt* Het Gemeen Boerntze Tulpen , doch de Geleerden Lelie- Narcis/en zegt Clusiüs, By de Bloemiften heeten zy hedendaags Tulpaanen, Welken naam zy by de Ouden gevoerd hebben , is nog te raaden* Moop.lyk zyn zy hun 9 als omtrent den gemeldenryd, eerst, uit de Turkfche Lan- den in ons Werelddeel ingevoerd zynde, niet bekend geweest. Haar natuurlyke Groeiplaats ftelt Linn^eüs in Kappadocie. Raüwolf vondc 'er verfcheide by Aleppo in *t wilde , en met geelachtige ftreepen op den Berg Li. banon. Een voornaame onderfcheiding der Tulpen is in Vroege en Laate , van welke beiden men een verbaazende verfcheidenheid van Kleuren heefr. In de eerften badt Glusi v s dezelve zo groot opgemerkt > als in geen andere Bloe- men, zegt by, dan misfcMen in de Papavers ^ grocter was» Men weec f dat zy veel laager en kleiner vallen dan de Laate Tulpen , met welken zy anders in Gewas veel overeenkomst hebben. Zie hier 9 hoe hy dezelven ten opzigc van de Kleuren onderfcheidde. De XX. Deel* xii. stuk. kfi Zesmannige L K I ft* V* De Geele komt mby aan eenen Goudglans Afdeki. 0£ fe b]eek . doch. de Nagels der Bloembla- Hoofd- den zyn doorgaans Goudkleurig; de Reuk is stuk. a]s die van verfch Wafch,of ook van Saffraan % xJjenf fomtyds in 't geheel geen of zeer flaauw. De Kleur der Roode is nu hooger3 nu blee- ker en zeer bevallig , of cok niet fraay ea flets: de Nagels der Bloembladen zyn of ge- heel geel' , of als met eenig flaauw Rood ia het geele befprengd cin fommigen befmet flegts een zwarte Vlak het midden van den geelen Nagel 5 in anderen een groote* zo dat vao het Geele flegts een ftreep , den zwarten Nagel omringende , gezien wordt* Somtyds zyn die Nagels zo groot , dat zy de helft der Bloem- bladen beflaan. Deeze hebben den Reuk wel eens aangenaam , als van een Oranje - Appel j doch meestendeels zeer flaauw , en eenigermaa-* te naar den Stank der Papaveren gelykende» De Witte Tulpen zyn gjheel wit , dan dat de drie buitenfte Bladen aan de rug iets Afch- graauws of fomtyds ook iets blaauws, daar on- der vermengd, fchynen te hebben.! De Nagels xyn geel > de Meeldraadjes en derzelver Knop- jes bleeké Van de Paarfchen zyn eenigen of donkerer en Violet- of Amethystkleur ; anderen als de Bloem vam de Peonie, of ook bleeker , naar de Provencie - Roozen gelykende; fomtyds geheel witachtig ; doch allen hebben zy de Nagels eo OF Bol. PLANTEN. si?3 'cn de Meeldraadjes of bleek of geel van Kleur »Af^tJ hoewel fommigen ook de Mcelknopjes zwart nf. rn derzelver Steeltjes als met eenig Roet be. Hoofd* STUK fmer. Men vindtze insgelyks reikende en zon- ^ * ' ° J Tulpen* der Reuk. De Bonte zyn zeer menigvuldig t want het Zaad, van alle vrofge Tulpen, in den Grond gevallen of gezaaid , bren gt zei den Jongen voort die de Kleur der Ouden hebben, verbasterende jn verfcheide Kleuren, ze'fs dikwüs in 't Geel. Uit de Witte , nógthans -9 heefc my de Onder- vinding geleerd , komen de grootfte Verfcheï- denheden van Kleuren te voorïchyn. Uit Zaa* den van eenen zelfden Bol , te gelyk in dè Herfst gezaaid , kreeg ik in *t vokende Voor* jaar eenige Plantjes , d e fta 't vyfde , zesde, zevende , ja fötrifóigén eerst na het agtfte eri tiende Jaar, bloeiden, en derzelver Bloem was bf geheel wit, als die der Moeder- Plant, én wit bont , of geel en geel bont, of rood en rood, of paarfch en paarfch bont. Ik zal alle deeze V er fchciden heden van Kleuren, zo veel doenlyk is, tragten op te geeven. De Bloem der Geel bonte , uitgefpreid, ver- toont zig i. In de eerfte Dagen fomtyds ge* heel geel, op den vierden en vyfden van bui- ten met roode {{reepjes aan de kanten der Biaden , doch blyft van binnen geel, met dé Nagels Roetachtig , de Meelknopjes fomtyds geel, de Meeldraadjes bruin. 2. Somtyds zyri de Bloembladen van binnen met roode Stree* S pjes li» Deel* XIU Stuk, 274 Zbsmannige Lelie- V» pjes getekend, die byna tot het end uitloopen; IIL1" met de NaëeIs Goudkleurig , de Meelknopjes Hoofd- bleek, 3, Men heeft 'er met de Bloembladen stuk* van buiten rood , van binnen rood geftreept. T*4**' 4, Ook komen 'er voor, die de buitenfte Bla- den op de rug geel hebben , aan de kanten rood geftreept , van binnen hoog rood , zo wel als de binnenfte, doch dceze geel geftreept , met de Meelknopjes zwartachtig en derzei- ver Steekjes geel; de Nagels zeer groot ,ea Goudkleurig. 5. Adderen zyn 'er , die de dtie buitenfte Bladen fpits gepunt hebben en geel , met pasrfchachtlge randen, van binnen rood geflraaM} de binnenfte rond gepunt, van onder tot boven met roode Streepen , maar aan de randen geel; metgroote geele Nagels, Meel- draadjes en Knopjes , aangenaam van Reuk. 6. Dan komen 'ervoor, met de buitenfte Bla- den ook rond, van buiten geheel Goudkleurig 9 maar de randen en van binnen geel , met eenig rood; een weinig ruikende. 7* Ook met alle de Bladen rond gepunt , aan de rug tot hec end geel , met Goudkleurig roode randen en geele Nagels , die het halve Blad beflaan de Meeldraadjes geel , en ; 8, Die bleeker zyn , met de Meeldraadjes en Knopjes alleen vcrfchillen- de* Deeze beide laatften zyn ook niet Reukeloos. Van de Rood bonte Vroege Tulpen zyn door- gaans de buitenfte Bloembladen fpits, de bin« nenfte rond gepunt* 1. Somtyds hebben dezel- ven groote Goudglanzige randen s en groote geele t> F ö O L' P L A » T E H, *75 geele Napels , de Meelknopjes of zwart of 4^ *t- flets paarfch en derzelver Steeltjes als met Roet III. befmet. Zy ruiken taamelyk wel. a. Som wy- Hoofd. Jen hebben de buitenftc Bladen van buiten _ / Tulpen* geele randen en zyn van binnen bleeker rood ; de binnen fle ihsgelyks maar met breeder gee- le Randen , waar het rood Straalswyze in uit* toopt, gelyk in de buitenfte Bladen: de Na- gels geel, de Meelknopjes Afehgraauw.3.0ok komen 'er van deezen aart voor , die bleeker Menie -Kleur zyn. Deeze beiden hebben ook -lenigen Geur. 4. Anderen hebben de buitenfte Bladen op de rug geel , met Bloedkleurige Itreepjes en geele randen,* de binnenften byna geheel rood en Goudkleurig gezoomd , van binnen meest geel s zo wel a!s de Nagels ; de (Meelknopjes zwart. 5. De Bloembladen van anderen zyn allen gefpitsc, de buirenftea op de rug geel, voorts B!oe: kleurig , maar de randen geel ,• van binnen raet Bloed ftreepen over 't geheel, doch geel gerand: de binnen- ften van buiten geheel Bloedkleurig , geel ge- rand, van binnen geel, doch omtrent het mid* den als een roode Ster hebbende. 6. Van fommigen , die ook gefpitfte Bladen hebbea, zyn de randen Goudgeel , het overige rood, behalve de rug der bufrenfte Bladen, die eeni- ge Goudgeele Streepjes heeft. De Nagels ea Meeldraadjes geel , de Knopjes zwart, gelyk: in de beide voorgaanden. 7. Van fommigen zyn de buitenfte Bloembladen fpits , de binnenften S 2 rond II. Deel, XII, Stuk. *76 Zesmanhiöe Lelie, V, rond , geheel rood , maar de randen Goudkleur 7 A?diel. Straalswyze in 't roode uitloopt ; de buiten- Hoofb- fte donkerer, doch allen van binnen meerGoud- stuèt* kleurig; het overige als boven, tf. Ook vindt t uipen. men 'er die zeer fchcon rood zyn , met kleine Gouden randjes ; de Nagels geel , de Meel- draadjes a?s met Roet befmet en de Knopjes flets paarfch. De Wit bonte hebben of alle de Bloembla- den aan 't end gefpitsc ff ce drie binnenilen rond. In fommigen i. zyn de buitenfte tot aan de punt toe byna gih$pl wit , doch paarfch- achtig-of Vletfchkleusig gerand, de binnenften meer paarfch ; de Nagels geel en verder wit- achtig, de Meeldraadjes en Knopjes geel* a. In anderen zyn de buiten (ie Bladen witachtig van rug , met paarfche ftreepjes , voor 't overige purper of incarnaat ; de binnenften geheel paarfch ; de Nagels en Meeldraadjes geel. 3. Eenigen hebben de binnenfte Bladen donkerer paarfch dan de buitenften , die ook wit gerugd zyn ; de Nagels geel gedraald j de Meeldraadjes bruin , met zwarte Knopjes* 4* Sómtyds heb- ben de buitenfte Bladen randen, die zo wel als de binnenilen geheel Vieefchkleurigzyn. 5. Men vindt 'er ook , die de binnenfte Bladen geheel wit hebben , zo wel als de buitenften , doch beiden met paarfchachtige Stréepjes getekend. 6. De binnenfte Bloembladen komen in fom- migen van buiten paarfch geftraald vcor, zo wei als de buitenfte van binnen ; alles voor 't ove- OF BOLPLANTEN* 27? overige wit. 7. Anderen hebben de buitenfcen V. geheel wit> dc binoenfica met eéhijge pa,n-fcheA^^Eti ftreepjes aan den rand ; de Nagels zyn geel? Hoofd* de Meeldraadjes en Knopjes bleek, 8, MenSTÜX* vindc 'er , eindelyk , die tfic de Bloembladen T%i$n. Vlec-fchkleurig en. Zilverwit gemengeld hebben , met de Meclknopjcs paarfchachtig , de Draad- jes en Nagels wit. Van de Paarfch bonte komen 'er voor met alle de Bladen (pits , ook met alle de Bladen rond aan 't end, en met tweedcrley Bloembla- den. 1. Van de eerften hebben fommigen in 'c geheel de Kleur als der Peonie - Roozen , röèfe witachtige randen; de Nagels en Meeldraadjes geelachtig , de Knopjes zwart. 2. Men vindt 'er ook, die van buiten grootendeeis paarfch, van binnen Vleefchkleurig zyn met witachtige randen , de Nagels , Draadjes en Knopjes geel. 3. Met fpkfe Bloembladen komen 'er ook voor, die van binnen en buiten geheel paarfch zyn, met witte randen en gee!e?Nagels $ de Ad celknop- jes in 't eerst paarfchachtig, vervolgens, wan* neer zy omgekeerd zyn , en gaapëri , met geel Stuifmeel befpreng èi 4. Nog van den zelfden aart, die donker er paarfch zyn, met witte Na- gelen. 5. Anderen bleeker en levendiger paarfch, insgelyk wit gerand, de Nagels bleek groen, de Meeldraadjes zwartachtig met biee- ke Knopjes. Van deeze is doorgaans de Bloem met Reuk , van de anderen , zo wel als van alle de volgende , Reukeloos. 6. Men heeft S 3 !er II. DSEL* XIU STUK, 278 Zesmannige Lelie- V. 'er ook met rlle de Bladen fpits en donker ^Fm!L- paarfch, met groote witte ronden, de Nagels, Hoofd - Meeldraadjes en Knopjes geel 7. Van fommi- stuk. gen zvn a]]e Bladen voorzien met groote Tulpen, wiue ron(je pUDteD ^ voor 'c overige donker en glanzig paarfch, de Nagels geel met een witten kring > de Meeldraadjes geel , de Knopjes bleek. 8» Van fommigen zyn de binnenfte Bla- den eenigermaate gerord en bleek paarfch,van binnen byna geheel wit ; de randen van allen wit en groot, de Nagels, Draadjes en Knop- jes geel. 9. Nog vindt men yer, wier buiten- fte Bladen gefpitst zyn eo omgeboogen, van buiten donker paarfeh; de binnenften rond en bleeker ; beiden met groote witte randen en van binnen als met een paartche kring, riege- heele Bloem in st midden omringende ; de Na- gels geel met een witten zoom , de Meel- draadje s ook geel en de Knopjes flets paarfeh. 10. iiindelyk zyn 'er ook, met alle de Bladen aan 't en i fpits , en de drie buitenften van buiten paarfeh , allen niet groote witte randen en van binnen geheel wit , uitgenomen een paariche knog door 't midden van de Bloem; de Nagels geel ais boven, de Meeldraadjes met de Knopjes bleek. Ik geef deeze befchryving van de Ver- fcheidenheden der Vroege Tulpen dus breed- voerig op , om te doen zien , met welk een naauwkeurigheid de groote Kruidkenner Clusiüs zijlks voor twee Eeuwen reeds heeft / OF BOLPLANTEN* nagegaan en waargenomen. De vermaarde V. Tournefort heeft zyne meer dai veertig ^™.jEL* Soorten ten deele van hem ontleend, op \ voet- ^00fd- ipoor van Bauhinus, die veelen uit densi^uK:. Eyltetter Tuin daar toe betrokken heeft. Te* Tulftn. genwoordig komen deeze zo zeer niet in aan- merking als de anderen 3 waar vaa^CLosius aldus fpreekt. „ De Laaie Tulpen groei jen veel hooger , Laate met een Stengel van een Elle en fomtyds drie Tu!pCR" „ Voeten , die dikker is en fteviger , rond en gevuld , van buiten als bedaauwd met een y> fyne gryze Wolligheid. Zy wordt overhoeks 5, van vier , fomtyds vyf Bladen oaivac, die 3, gekield zyn. fteviger dan in de Vroege Tul» „ pen , dikwils opftaande, en met de randen ,3 fomtyds zodanig geboogen , dat zy uitge- hoekt fchynen te zyn ; fomtyds in geenen „ deele. Op den top der Stengel, die door- „ gaans een Voet of langer > ja fomtyds een „ Elle, naakt boven de Bladen uitfteekt , zit „ een enkele groote en langwerpige Bloem 5 „ hol als een Beker, uit zes Bladen beftaan- 5, de, welke de uiterfte tippen votomen ge- 3, fpitst of rond, of de drie buitenften (pits, 3, de drie binnenften rond hebben , even als 3, in de Vroege Tulpen ,. en het omgekeerde. 33 Het Zaadhoofdje is , even als in die , drie- hoekig , Vliezig , dikker ten grootften dee- M le, en buikig uitpuilende; 't welk, van bo- „ ven gaapende , zes ryën van platte Kraak- S 4 *> bee- II. Deel. XII. stuk. ft Ta Z e s M a n n i g e Lelie. Afmel ^eer3iSs Zaaden , die ros of roodachtig e& HL grooter dan in de vroege Tulpen zvn,ver- Hoofd- toont. De Bollen zyn eveneens ; maar door* STÜK* gaans langer en grooter. Verder komen zy 33 daar mede overeen." ^Tulpen- Van deeze hadt die groote Kruidkenner zö veele Verfcheidenheden in Kleur niet waarge- nomen; daar npgthaus dezelven hedendaags ontelbaar zyn. Dit moet men aan den onge- meenen iever, met welken de Bloe riten z%, federt zynen Leefcyd , op de kw eking der 1 ulpen toegelegd hebben x dank wyten. Of men kan het toefchryven aan de uitzinnig- heid, mer. welke de Licrhebberv der Tulpen, in het voorfte gedeelte der voorgaande Etu- we, in dit gedeelte van Europa, zodanig ten top gevyzeld werdt , dathec Gebouw eer lang moest inftorten en in zyne Val den \yelvaart van veele Huishoudingen verpletterde. Ik bedoel dien ipooreleozen 'I ulpen -Handel, welke, zo men wil uit VrankryK afkom ftig , in de jaaren 1634 ioz 1637, iu verfcheide Hol- landfche Steden, gedreeven werdt» Men ziet 'er te Hoorn nog een gedenkteken van, in de Voorgevel van een Huis, thans veele Jaaren tot een Roojifehe Kerk gediend hebbende, 'c welk (zo meb zegt) verkogt is voor drie Tul- pen , aldaar afgebeeld. Doch dit is niets , ia vergelyking van ;m^ere Pryzen. Dat een Pond ^ogeqaamde Franfche Kroocen Bollen, voor twaalf OF BoLPtAN TEN* *8* twaalfhonderd Guldens verkogt werdt , zegt V. ook weinig. Men rekende het Aas van fom- mige Bollen op vyf tot tien Guldens Dus Hoofd- werden vierhonderd Aazen van een Tulp-,1TÜK* welke men Admiraal Liefkens noemde'i verkogc voor meer dm vierduizend Guldens ; twee- honderd Aazen van de Sempcr Auguftus Bol, voor vyfduizend en vyfhonderd Guldens, dat; is meer dan vyfentwiotig Guldens het Aas en liet Loot zeshonderd zestig Guldens. Want toen waren reeds aan verfcheideqe van fraaist geachte Tulpen mamen g/ géven. Men lette eens $ in hoe vei re die Prys de Waar- de van Goud , Paarlen en Edele Steenen over- trof. Onbeichryflyk zotte Koopmanfchappen werden 'er ook ten dien opzigte gedaan . Zeker Perfoon hadt gekogt een Viceroy, die in de Aarde geplant was , voor negenhonderd Guldens , è een ander van hem overnam, raids hem ve.eerende een Kleed, zo koftelyk als hy be- geeren zoude , en nog , wanneer de Leve- rantie gefchiedde , eene Som van duizend Gul- dens. Ook werdt zo een enkele Bol verkogt voor twee Lasten Tarwe, vier Lasten Rog- ge, vier vette Osfen, agt Varkens, twaalf Schaapen, twee Oxhoofden Wyn, vier Ton- nen agt Guldens Bier , twee Tonnen Boter, duizend Ponden Kaas , een Bed met zyn toe- behooren , een pak Kleederen en een Zilve- jen Beker , alles te famen vyfentwintighon- S 5 derf IU D££L« xih Stuk, &$2 Zesmannigs Leiie. V. derd Guldens waardig (*). De Semper Au- AFfjjEL' guftus.Bql, anderhalf Vierendeel Loots zwaar. Hoofd- werc*c verkogt voor de Som van tweeduizend stuk. Guldens , onder beding , dat de geen , die ze Tulpen, gekogt hadt , dezelve niet zou mogen aan een ander overdoen , zonder toeftemming van den Verkooper ; die , verneemende > dat de ander zyn woord niet gehouden hadt 9 daar van drie Bollen verkogt , voor de Somme van dertig duizend Guldens Bankgeld (f> Tot zulk een ongelooflyke dolheid was die Windhandel , ook tevens tot andere Bloemen overflaande 5 in 't Jaar 1637 gefteegen , dat men den 5 February van dat Jaar , te Alkmaar op de {*) Als een byzonderbeid zal ik hier de Lyst geeven V3n de Waarde, op welke alle deeze Goederen dies-tyds gefchat werden; naamelyk 2 Last Tarwe» • • 44 s Guld» 4 Last Rogge» • - 558 4 Vette Osfen* . t 480 8 — — Varkens. • 240 xx Schaapen. • t I20 z Oxhoofden Wyn» • 70 4 Tonnen Bier. . 32 2 Boter. . , is>* 1000 P«nd Kaas. « t Ï20 1 Bed met zyn toebeh. JOO 1 Pak Kleederen» • 80 1 Zilveren Beker, • , CO Maakt 2 joo Guldens (f ) Munting. Waart Oefening oer Planten, Qnaito. p. OF BOLPLANTEN* S83 de nieuwe Schutters Doelen , voor de Erfge. V, naamen van zekeren Wouter Bartholomeusz, Afj^l* die Kastelein in de oude Doelen was ge- Hoofd- weest , in openbaare Veilinge verkogt heeft , »TÜK:* ter Somme van negentigduizend Guldens aan Tul^n' Tulpenbollen. Een eenig Perfoon te Amfter- dam hadc met dien Handel, in vier Maanden tyds, meer dan zestigduizend Guldens gewon, nen. Huis en Hof, Landeryën of Goederen | niets kon daar tegen opweegen* Twaalf Mor- gen Lands , in de Schermer by Alkmaar gele- gen , werden gebooden voor eenen Tulpebol, die daar voor niet was te bekomen. 'tGemeen- He Volk hadt zig , even als omtrent honderd Jaaren laater met de Aftiën gebeurde , in dien Handel gemengd en fpeelde den baas zodanig 9 dat Luiden van Vermogen , in 't begin van *t laatstgemelde Jaar, den aaoftaanden Val van deezen Windhandel voorziende , btflooten een fpaak in 'i Wiel te fteeken. Want veelen v/aren buiten ftaat om de Bollen , die zy ge- kogt hadden, te betaaleni en daar uit fprooten Regtsgedingen , welken de Regeeringen der byzondere Steden weigerden uit te wyzen. Hierom troffen de Bloemisten , van alle de Hollandfche Steden , binnen Amfterdam verga- derd zynde 5 den 24 February van dat Jaar een accoord , dat alle Koopen van Tulpen, die voor het end van November 1636 gedaan wa. ren, ftand zouden houden; doch van de laa- te- il, deel, xih Stuk» 284 Zesmannige Lelie* V. teren zou de Kooper mogen afftappen, mida Afdeel. t-en teQ honderd aan den Verkooperg die over de -vyfduizend gekost hadu Sommigen hadden 'er.zig , gelyk naderhand met de Akti&a, door verrykt, anderen waren *ef&mi door ge won den > en de meeften van h Gemeen, die zig dsar in gedoken hadden, herdagten met hart- seer hunne voorige weelde en verlies van tyd. Deeze Handel betrof inzonderheid de Laats of Gewoone Tulpen, waar vaiy men, als ge- zegd is , voor twee Eeuwen maar weinige Verfcheiden heden kende. Cl os i us hadt 'er llegts Geele of Goudkleurige en Roode van gezien , die door % zaaijen hem ook weinig veranderingen voortbragte-n. Munting ken- de meer dan driehonderd byzondere aartige Soorten van Tulpen. By Weinman n vindt men, op zesden Plaaten, tusfehen de veertig en vyftig van de aartigften 5 met natuurlyke Kleuren afgebeeld* Men onderfcheidtze, hoofd- zaakelyk , in Franfche Kr omen , die Bloedkieu- rig rood zyn met Goudgeel of met wit;- (een fraai je Tulp , bevoorens in veel agtinge ge- weest f doch thans geheel verfmaad ;) in Ba- guetten en Byblcemen , die donkerrood of paarfch OF BOLPLANTËN* fcyn, niet wit, ftrecp- en vlamswyze gemengd : V. , en in Bfird:n, die meer dan twee - Kleurig zyn Atoehu of in 't geel en roode vallen, verwardelyk ge* Hoofd* mengeld, ten minfte geele Gronden hebben. De stuk» Balnetten ,cok witte Tulpen geraamd , wegers T«¥n> haaren witten fcGrond , zyn de zwaarfte en groot- fte, met de dikfte Stengels of Steelen, waar van miefebien de naam afkomfug is. Op dee* ze is, in de featfte Jaaren, hier te Lande, de raeefte Lièfhebbery gevallen, en de byzonde* re fchakeering van derzei ver Kleuren, naauw- lyks dan voor de Liefhebbers van Flora on- derfcheïdelyk , beeft honderden Naamen doen uitdenken , op welken zy worden verkogt en geliefkoosd. Omtrent de Tulpen , in *% algemeen , moet men -aanmerken , dat dezelven , door zaaijen verme- nigvuldigd , gelyk men thans nog wel in Bra- bant , Vlaanderen en Vrankryk , by de Kloos- terlingen doet , meest Eenkleurigen voortbren- gen. Zeldzaam is \ , dat men, naeenige Jaa- ren toevens , uit de duizend Bollen , twee of drie krygt , die van goede verwarring zyn , uitmuntende in zwaarheid van Bloem, fchoon* beid of fcerkte van Kleur, en hooge Steden* Zodanige Eenkleurigen , uit Zaad geteeld , nog- thans , heeft men ondertcheiden door de alge* meene benaamingen van Baguetten primo , Ba- guetten Rigants , Incomparables , Perpoortm , Triumphes de rille , Secundes , Grand Violet* ten , Beauregards , Dromedaris/en , enz. Uit zo* U» Deel. XII. Stuk. 286 Zesman n i g e Lelie- V. zodanige Eenkleurigen zyn » allengs , oneindige IIL 'veranderingen voortgekomen, die in de Afzet- HroFD- zeis of jonge Bollen wel fcand houden , doch stuk. ook fomtyds verloopen. Hec onderfcheid be- Tuiftn, jptaa(. b^,na aueen -m fynheid van het werk en de zuiverheid van de eene boven de andere: want in de Baguetten en Bybloemen is , als ik gemeld heb, de Grond altoos wit, met zwarte of bruine of roode of incarnaate Streepen door- weven» In de Bilarden 5 üie den Grond geel hebben , kan meer fpeeling van Kleuren waar- genomen worden ; om dat zy 'er dik wils meer dan twee en de tekeningen verwarder hebben. Men acht die genen onder dezelven hoogst , waar in de Kleuren fterkft zyn , en tegen malkander het meefte affceeken, vooral wan- neer de werking wat regeltnaatig is. Even zo is het met de Vroege Tulpen insgelyks gele- gen. Natuurlyk groeijen de Tulpen met ééne en- kele Bloem op een Steel of Stengel ; maar men heeft 'er ook met twee of drie Bloemen , dac in de Wilde geele Tulpen, voorheen befchree- ven , gemeen is. Het komt in de anderen fomtyds , doch zeldzaam voor* Voorts heeft men veelerley Tulpen die dubbeld of volbladig zyn (*)♦ Dan komen 'er ook voor, van eene mon- <*) De manier om zodanïgen iiitEnkelde te teelen , is om* ftandig door den geleerden Heer Doktor Hiix voorgcfteld, befchreevcn en in Plaat vertoond: Zie het VII. Deel der Uit" gezsgte Vcrbandiïmgin , bladz.^7, PU OF BOLPLANTEN. monflreufe of wanftaltigc figuur, 'tzy zulksin V; de fcheefheid der Bloemen , de oneenpaarïg- Afdeel» heid van Kleur der Bloembladen, of derzei ver Hoofd- byzondere fchikking plaats hebbe* Men vindt STUK* 'er , die de kanten der Bloembladen diep inge- T*lPin> fneeden en met eene gekrulde Franje bezet hebben , 't zy rood en geel of rood en wit , of anders gemengeld. Ook zyn de groene Tulpen, die de randen der Bloembladen rood en wit hebben , zeer aartig* Wy hebben de Tulpenkennis , die reeds voor twee Eeuwen plaats hadt , befchouwd en ge- zien, hoe de doll^ Handel, die voor bynaan-» derhalf honderd Jaaren in dezelven plaats greep, allengs is in verval geraakt. Nu zal ik nog een Schets geeven van den tegenwoordigen Itaat dier Liefhebbery , welke voor die der Hyacinthen federt heeft moeten wyken* In de Bloemkweekery van den Heer Dirk Voor. helm, de Buiskool genaamd , te Haar- lem , die federt veele Jaaren door geheel Eu- ropa beroemd is geweest, door menigvuldige verzendingen aan Keizerlyke , Koninglyke en Vorftelyke Hoven , zyn thans te bekomen Vroege Titlpaanen, geel en rood , 27 Soorten wit met reode Jlreepen , of paarfck, Dubbelde ~» ■— ■■ in 't geel met food, ; 16 PM Dub- a8S Zbsmannige Lelie- V. Dubbelde Tulpaanen, wit met rood , Atdesl. en Roozekleur, ±6 Soorteii „ 111 «— 1 — wit met purper, 2 * Hoofd • r . stuk. Laate — Baguetten prt- Tvtpsr* mOy . I24 * , . — — — Baguetten Ri- gauls , • 31 , IncomparaUes^ Bybioemen , iWr mef zwar- te Streepen, . 44 ; " 1 '1l ■■ m> wit met bruine Streepen, ♦ 66 . ■■ - 1 ■■ wfo me£ rood en Kerfen -kleur* • 52 — — — — ^ — 0V2£ W2£Ê Fzö« lette Streepen , . 27 Bifarden , mef 2wr£.63 ■ 1— — — « ged me£ Sr wm of feuillemort. . 136 - geel met Violet of purper y , 44 < ■ ■■^ — , — « ^ gtó met Oran* je of Kerferiklcur. 56 * Dit maakt een getal van negendhalf hon- derd benoemde Tulpaanen , terwyl zy nog vee* le ar deren , daar van verfchiliende, hebben, zonder naam: zo dat het getal der zogenaam- de Soorten f tegenwoordig bekend , ver over de duizend is. Onder deeze zyn de meeften thans, zelfs fraaije , voor een Daalder of een Kroon, de bloeibaare Bol, te bekomen. Eenige wei* O fp :6 0LPL&NTBH» Weinigen, van de uitmuntendften , geldennpg toe tien a twintig Guldens ; gely k de Gulde n{# Zon met geftreepte Bladen , onder de Vroege Hoofd- Tulpen 6; Dordrecht Royal reftifié , onder de TUK- Baretten, 15, Duke of Grafton extra, 8; Hof Ooflenryk 6 , en Reine d Hongarie extra 5 Gulden» Onder de Bybloemen fehyot nog wel de gvootfte Liefhebbery te zyo. Daar van vindt men by hun verfcheidene op 10 , 12 en 15 Guldens de Bol , gelyk Roy de Pegu} Ro* fe Parel Schaap, Rofe primo; en Frince d'Oran- . ge, onder de Bifarden, op 23 Guldens aange- tekend, Zy hebben ééne daar van , Sam Rival genaamd , gefield op den Prys van ico Gul- dens (*)♦ De Bloeityd der vroege Tulpen is cp den blooten Grond in Maart, die der laacere Tul- pen in Mey , naar een gewoon Saizocn gere- kend. iMaar men heeft *ex ook als middelflag- tig, die tusfehen beiden komen, en van deeze zyn insgelyks menigvuldige Verfcheidenheden f niet alleen in de Kleur, maar ook in de Sta- tuur,- alzo 'er grootere, middelflag en kleinere van zyn , welke laatPcen niet meer dan eed Voet hoo£ groeijen , hebbende een veel grooter Bloem, dan de vroege Tulpen, naar welken ±y anders in geftalte wel wat gelyken, Dë (*) Niamëlykf de tegenwoordige Bloemisten in de Buis« kool , genaamd Dirk Voorhelm en M» Groens* WOUT. T H, dul. XII, Stuk» 290 Zesmannice Lelie* V. De Tulpen leveren wel, door Afzctzels of AF^jfiL j°Dge Bollen, de zelfde Soorten uit; maar zy • Hoofd* zyn in zig zelf aanmerkelyke veranderingen stuk» onderhevig. Niet alle Bonte, 't zy Vroege of Laate , zyn ieder Jaar even fraay, Somtyds hebben de Roode of Paarfche Knaller 3 fom* tyds breeder geele of witte randen» Boven- dien verdwynen Tomtyds , in eene Tulp, de fchoonfte Kleuren, dat men verloopcn noemt, en dit zyn zy meest door verzuim of door eene flegte behandeling , onderworpen. Hei kan ook voortkomen van 't Saizoen , van veel Regen of van te fterke Zonnefchyn: weshalve de Liefhebbers gewoon zyn hunne Bedden , tegen 't bloeijen der Tulpen , met Tenten van Zeildoek te voorzien , 5t welk tevens haare Schoonheid langduuriger maakt. Het zaaijen baart wel de groorfte verbas- tering in dit flag van Bloemen. Daar komen uit het Zaad der Vroege dikwüs Laate Tulpen voort en omgekeerd. Van de verandering der Kleuren heb ik reeds gefproken. Men vindt Tulpen , die Bolletjes in de Oxels der Bladen hebben, gelyk zulks in fommige andere Bol- planten gebeurt. Voorts zyn zy ook onderhe- vig, dat men de Stengel, by 't uithaalen , op- zyde uit den Bol bevindt te komen, daar de- zelve niettemin, in 't eerst, boven uitgefchoo- ten was , 't welk aan des Bols aangroeijing of ryzing is toe te fchryven; terwyl, in tegen- deel, fommigen nieuwe Bollen fchieten, diep in ÖfrBOLPLANTÉft. 2ft in den Grond, doorgaans veel grootcr dan de V. Ouden, die dan vermageren, en wit van Kleur. An™^ Anderen verfprciden zig zydewaards* geeven- Hoofde de Jongen uit , die door Vezelen met de Ou - STUK* den als gekettingd zyn ; 't welk die groote Plantenmïnner , C l u s i u s , in de Bononi fche of Apennynfche, als ook in de Spaanfche en der- gel vken, in zyn Tuintje , zegt hy, waarnam: welke Tulpen zo aangenaam van Reuk waren &ls de Muurbloemen of geele Violieren* Nu £aan wy over tot de derde Soort van dit Geflagt , volgens het Samenftel van den Heer L i n n m u s* ( 3 ) Tulp met een veelbloemige veelbladige nu Stengel en Liniaale Bladen. B^yZt^ Deeze K&apfche, met een aangenaam roode Bloem uit den paaffcnen 3 eerst door Brey- nius narir 9t leven y volgens een gekweekte Plant* met een enkelde Bloem in Fhat gebrast, heefc van hem den bycaam. Onze beroemde tïoogléeraar N. L. Burmanmüs brengt wel daar toe ook t'huis, een Plantje met een veel- bloemige Stengel , groptelyks daar van ver* fchillende, door den vermaarden Plukenet af- f ?) Tulipa Csule röultlfloro polyphytlo* Fol. Lmeanfoiiy* Svft. Nat. Xlïj Veg. XWI. Sifyiinchiuni ex pneeniceo « fua- verubente Floie &c, Breyn Cent. T. $6. Ruds. Elys. II. pé 13. f. tl* PUJK* T. 414. f* 6. BüRm» Fl, Cap. Frodn p. p. T a lUïïztu XII. Stuk. 292 Zesm Annïge Lelie V. afgebeeld , doch hetzelve was uit Oostindïef Afdeel, afkomftig. Li nn jeu s, niettemin, merkt aan 5 Hoofd- dat deeze Soort zes of zeven Stengbladen stuk. overhoeks heefc , die Liniaal - Lancetvormig zyn, de bovenften allengs korter , en drie of vier Bloemen aan den top, kleiner dan in de Plant van Breyn, met de Bloemblaadjes aan den voet fmaller en geen Styl. Want de Stam- per beftaat in deeze, gelyk in de andere Tuf- pen , uit een Vrugtbeginzel > 't welk met den Stempel is gekroond. A l b ü c a» Stifcbloem, Een zesbladïge Bloem , met de binnen fte Blaadjes van eene verfchiilende figuur, en drie van de zes Meeldraadjes zonder Knopjes; de Stempel Priemvormig en omringd met drie fpitsjes; maakt de onderfcheidende Kenmerken/ van dit Geflagt uit, 't welk de volgende Kaap- fche Soorten bevat. i. CO Stiftblaem met Lancetvormige Bladen. Albuca Groot. ^et Loof van deeze Plant gelykt zeer naar dat (i) Albuca Fol. Lanceolatis. Syft, Nat. XU. Gen. 41 Veg. XUU Gen. 41$. p. 270. Berg. Cap. 87, Burivj. Predr. p. 9» Ornithogalnm Canadenfe. Sp» Plant. I. p. 308. Or* rmhogalium luteo-virens Indicum. Corn. Canadm 160. T. 161. Ru DB. Elyu I(. p. 140. f. 7. R.AJ FUJI. 1154. Ma* RIS. Hifi. II. p. 4^3- S. 4, T. 24. f. 7. O V B O L P L A N f E N. 293 raar dat van 't Ornithogalum 9 weshalve ?y ook V. tot dat Gcflagt is betrokken geweest en geel- Af^E5L' achtig groen Indifch Fogelmelk getyteld van Hoopd- Cornütüs. Het heeft een ronden Bolwor-«Tü*« tel, die de Stengel te gelyk uitgeeft met de Bladen , welke lang en breed en gekield zyn, byna als in 't gettoonfe Kruid van dien naam, De Stengel is ongevaSr een Voet lang, rond, glad en groen , met een blaauwen waafem a]s der Pruimen of blaauwe Druiven. Van 't mid- den tot den top is dezelve bezet met bolletjes van Bloempjes , die in eea hol Blaadje of Blikje gevat zyn, waar uit z'y allengs met een Steeltje te voorfchyn komen , nederwaards knikkende open gaan , en eene dergelyke Bloem xnaaken > als in de zogenaamde Naakte Wyf- jes. De drie buitenfte Blaadjes, naamelyk, zyn uitgebreid en breed , geel van Kleur; de drie binnenfte blyven tegen elkander aange- voegd, befluitende de Meeldraadjes en de Stam- per y die de voornaamfte byzonderheid van deeze Planten uitmaaken. Op een langwerpig, driekantig Vrugtbeginzel , zit een driehoekige Styl, dié een Priem- of Pontfoenachtigeo Stem- pel heeft , welke met drie afwykende puntjes is omringd» Hierom noem ik dit Geflagt Stift- bloem, De Vrugt is een driekantig dnehokkig Raadhuisje , als in veele anderen. II. deel» xn« Stuk» T 3 (2) Stift- ü94 Zesmannige L e u V. (2) Stifibloera met Elsvormige Bladen. Afdeel* Hoofd- ^e verfchillendheid der Bloemblaadjes heeft stuk» de vermaarde H ermakn n s ook in deeze daar Jiib'ca ^oor a^n8ewcezen 1 dat ^e Bloem als dubbeld is, nmor. uk twee driebiadigen beftaande, waar van de Kieüi. eene jn ^e aocjere fchynt gegroeid te zyn* groen van Kleur» De Hcogleeraar N# LBörmannus heeft hier, onder den bynaam van Alkrgrootjie •., nog een derde Soort, van de Kaap afkomftig, by«. gevoegd, welke, zo zyn Ed* aanmerkt, door de manier van Groeijing en de breedte der Bla- den, die uitermaate lang zyn, van de anderen altoos verfchiit 5 terwyl zy ook dezelven ge- flcufd heeft (*). De Sweedfche Hoogleeraar Bergius, de eerftc Soort, in de Tuinen van ons Land ge- kweekt , befehryvende , merkt aan, dat dezel- ve roode Bloemen heeft, en dat de helft d#r Meeldraadjes onvrugtbaare Knopjes hebben , zynde witachtig van Kleur , doch de geheele Stamper Karmozyn- rood , met een dikken Styl en de Stempel uit den geelen 5 pyramidaal , aan den rand ruigachtig 5 zo dat zy evenwel aan den naam van Suftblocm voldoet. Hy* (2) Albuca FoL Subulatis. BURM. FL Cap. Prcdr4 9* Qrnithogaliun Africanum flore viridi , altero alteri innatq» HERM. Parad. 209* T, 209. (*) Albuca maxima lol. oblongis Canalkulatis lotghfy OF B O L P L A N T B W. &95 H y p o x i s. Ruigblad. v- , . f , HL Een zcsbladigc biyvendc Bloem, boven netfiooFo* Vrugtbeginzel , dac een Zaadhuisje wordt van stuk. onderen dunner , vervac in een tweekleppige Kafhchtipe Kelk. Dus komen de byzondere Kenmerken voor van dit Geflagt, waarin de volgende, n:eest Amerikaanfchc Soorten, veel- al aan de ruigheid der Bladen kenbaar , be* greepen zyn. CO Ruigblad, dat Eaairig is > met Eyronde r. t/ ,7 . . Hypoxh ZaadhllïSjeS. ereïïa. Opgciegu In Virginie en Kanada is de Groeiplaats van deeze Plant, welke bevoorens Ruig Fogelmelk was geheeten. Zy gelykt , inderdaad , zeer naar het Geele Ornithogalum van C Bau- h i nus , zynde een zeer klein Plantje, met Gras- of Eiesachtige Haairig ruige Bladen , veel langer dan de Bloemftengetjes die hoekig zyn , met rui>e Bloemftedtjes. Gemeenlyk komen zy tweebloemig voor ; gelyk de Hoog- leer A. van Ro yen de bepaaling daar van ont- (i) Hypoxis pilo fa , CapfuUs ovatis. Sy/i. Nat. XIÏ. £Gen. 413' ftg* XI U. Gen. 4*7. p* 270* Ornkhogalum hirfutum» Sp, Plant, L p. 306. Ornith. Scapo bifloro. R* Lngdh. 31. Ornith. Vernuua liiteum. Gron. Virg* 37* Orn. Virgin» luteum. Pet* Gaz. 1. T* f. 3» Ornith» Heibaceum &c« PLUK. Alm* 2.7 j, T. 35G. f. 12. II, DXEL, XII, Stuk, ap6 Zesmannige L e & i e<* v* ontleend heeft ; doch fomtyds Kroontjeswyze % ^FDIILL of ook eenblocmig. Het heefc in 't Voorjaar Hoofd- zynen BloekycL STUK* tt. (2) Ruigblad dat Haairig is , met geknodjle. Hypoxis Zaadhuisjes. Neerleg- gend. j^jer yan gee£t de f?iiraC(jere Miller, onder den naam van Laag Anthericwn 9 met Liniaale platte Bladen en leggende Stengetjcs, de Afbeelding. Hy merkt aan , dat dit Plan- tje naar het Virginifche kleine geeie Vogel - melk, van de voorgaande Soort, veel gelyke, en naauwlyks in 't aanzien daar van verfchiU le5 dan doordien 'er verfcheide Bloempjes op ieder Stangetje zyn5 als ook wegens de neer- hurking dcrzelven , en dat het bykans alle Maanden bloeije. Het heeft de Bladen ze'den meer dan zes , de Stengetjes maar vier Dui- men lang. De Bloempjes zyn van buiten groen , van binnen geel , zo 't fchynt met O- raniekleurige Meeldraadjes. De Wortels, zegt Miller , waren van Jamaika , toevallig , overgebragt en door hem in eeu Broey - Bak geplant; doch hy melde de hoedanigheid dee- iet (a) Hipixïs Pifofa , Capfujis Clavatss. Am. Acad. V. p. 39*. OrnitnogaL Fol. Gramineis &c. Brown, Jam. 195, Anthericum lesfiie , Fol. Linearifms pianis , Caule deauun bente. Mill. Ditl. T. 3?. a. Crocas Fol, ec Rad, Sco^ O f BolplaNte n« 297 per Wortelen niet. Hy zegt alleen, dat hy V. ze onder die van eenige Piment - Boompjes (*jAf^eu hem toegezonden 3 welke dood waren , leven- Hoofd. dig vondt. Zo het de Crocus met Blad enSÏUK* Wortel van Scorzoneere, door Plu mi er in Zuid -Amerika waargenomen, kon /yn , dan zou Blad en Bloem veel verfchillen* ($) Ruigblad met zeer lange Bloempypjer. nu Hypoxis De Kruidkundige Heer Russel vondt dee-r£*iW45* ze, op zyn Levantfchen Reistogt , als eendel^bo^ nieuwe Plant, by Alcppo. Hy heeft ze Wild Look, of klein Moly, meteen groote Bloem, getyteld. (4) Ruigblad dat Haairig is en ongeftengd , iv. met de Vrugt maakingen by den Wartel. ftengd. Die zonderlinge Kruid heeft , hoe ook die der anderen mogen zyn , een knobbeligen Wortel. Het gelykt zeer naar de eer fte Soor- ten, door zyhe Gra^achtige Haairige Bladen, als. die van ruig Gras of Biezen , maar het heefc (*) Deezezyn , onder den naam van Myrtus Piment/tof Ja- jnai ka • Peper , in ons II. Stuk , bladz* ï 4* , befchreeyen. (3) Hypoxis Tubis Flouxm longïsfimis t« Aliium fylveike Q Moly minus amplo Flore. RüSS. Alep. ?4. T* 2. (4) Hypoxis Pilofa acaulis , Fm&iilcatïombus fubrad'cali- bus t* Ornithogali Virginici facie Herba tuberofa Carolinie^ ÖS. DiLL. Elth. 198. T. 210. f. 287, T j |I £)£ELt Xllt STÜS# 09S ZesmaKnige L e L l e- Afh^e ^CC^C n^etS * dat naar ee° ^Cee' °iC ScenSel IILEL* zweemt. Tusfchen den oirfprong der Bladen, Hooi© en dus by den Wortel, even boven den Grond, 8TÜK* komen Bloempjes voort, die naauwlyks open gaan en evenwel driehokkige Zaadhuisjes uit- leveren, met rype zwartglanzige Zaadjes. Zy was 3 in de Eithamfe Tuin , toevallig opge- groeid uit Aarde, in welke andere Planten uit Karolina \yaren overgebragc. Ornithogalum. Vogelmelk* Een zesbladige , opftaande , b!y vende Bloem, boven 't midden uitgebreid en de Meeldraad- jes beurtlings aan den voet verbreed hebben- de ; maakt de byzondere Kenmerken van dit Geflagt , 't welk de volgende Soorten bevat. t. A% Met alle de Meeldraadjes Elsvormig. Ornhho* galum uni» ^Eenbioe- (l) ^ogelmelk , met een tweebladige Stengel tuig. en eenbloemig Bloemjieeltje. ' Dit Vogelmelk 5 volgens den Heer Laxmam op den top van den Berg Sini Sopka in Sibe« rie groeïjende, gelykt in alle opzigten naar het volgende , maar heeft een onverdeeld een- bloe. ( i ) Ornithogalum Scapo diphyllo , Feduncu!o uniftoro. Syfi, Nat. XII. Gen. 414. Mmt% 61, Feg* XIII. Gen. *i8. p. *79» OF 11 O L P L A N T E N. 2r£ bloemig Blocmlteclcje : de Bloem is driemaal Af^£L . zo groot ; met Lancetvormige ftompachtige m. Blaadjes, die geel zyn, van onderen groen. Hoofd-? STUK» (2) Vogelmelk met een hoekige tweehladigc n. Stengel ; de Bloemen Kroontjeswyze WMg*^f£ eenvoudige Steeltjes. uwn. Geel, Hoewel dit Geflagc wegens de Melkwitte Bloemen zynen naam heeft , komen 'er doch ook in voor met geele Bloemen* Deeze Soort die op verfcheide plaatfen in Europa gemeen is , ïgroeit wild in de Moeshoven by Har- derwyk en in de Koornlanden by Zwol^ vol- gens den Heer de Gorter. In belom- merde Moeshoven groeit zy maar al te veel in Sweeden zegt de Ridder 3 byzonderlyk ia Oost-Gothland, alwaar , by gebrek van andere Spyze , de Bolletjes gegeten worden» Men noemt het Veld - Ajuin, in 5t Hoogduhfch FelcU Zwibel. Bet is aan de kanten der Akkerlan- den en Hakbosfchen in Duitfchland gemeen f zegt Ray. Haller3 die het ook op ver» fcheide plaatfen in Switzerland vondt s be- fchryft (i) Ornithozalum Scapo angulofo diphyllo. 9 Fedunc. urn* bellatis fimplicibus. Gokt. Btlg, 9$. Gquan Mansp. ijr* OED. D&n* 378. Suec. 270 f 285. H, Cliff* 124. K. Lugdb* 31. Ornithogalum luteum» C. B. Pin, 71. Balbus fylv. Dod, Pempt. 222. Lob« /ff. i*9* Pyrröcliiton« Re« SJfiALM. Spec* 91. T* 90* ZIiDesIh 7dh Stug, 300 ZESMAUN IOE LELlHr V. fchryft het , onder den Geflagtnaam Phalan* AF1DIEIEU gium, aldus (*). Hoo *d- ?9 De Wortel is een Vleezige ronde Bol, stuk, 53 geevende zeer weinige fpitfe Grasachtige bladen uit, dikwils langer dan de Stengel, die een enkeld of twee ongeljke Bladen „ heeft ,fomtyds drie, welke veel breeder zyn, ,3 op de kanten ruigachtig. Uit derzelver Oxe- „ len komen veele eenbloemige Steeltjes voort, die glad zyn of maar weinig ruig. De Bjoem- 9y blaadjes, op twee ryën,zyn geftreepr, uit den „ groenen geel , van buiten geheel groen, doorgaans glad. De Meeldraadjes , uit den s> voet derzelven voortkomende , zyn niet breed , noch driepuntig: de Stamper is drie- hoekig, driedeelig." 5» 3) ui. (3) Vogelmelk met hoekige tweebladige Sten* Ornitho* gei$i de Bloemen Kroontjeswyze met Tak* vimum, kige steeltjes. Zeer Uein. Dïc kleine geele Vogelmelk alleen is door den Heer de Gorter in Rusland waarge- nomen. Het groeit ook by Montpellier op de Akkers, alwaar de Heer Gouan het zelden hoo- (*) Phalangtum Kadice Bulbofa, Stipulis maximis hirfa- tis, F'oribus umbellatis a Petiolis unifloris. Helv. incboat. II. (3) Ornithogfllum Scapo angulofo diphyllo &c. Gort. Belg* $>$♦ F/. Suec. 271, 286. G QUA NT Aionsp. 17a. GORT. Ingr. 5c* Oinithog. luteiim minus. C. B. Pin. 71» Hypoxis, R.ENEALM. Sp\ 9*. Clüs* Pannt j^r, T. 191* hooger dan een Handpalm gezien heeft* In V* Switzerland vondt de Heer Hall er hetAF^ELti ook, en zegt, dat het laager en Takkiger dan hoofe* hec voorgaande is, hebbende vyf, zes of ze- stuk» ven Blaadjes aan de Stengel , 'c welk tegen de bepaaling en tegen de Afbeelding van Clu- siüs, welke door hem aangehaald wordt, ftry- dig is. Die Autheur fchynt het in Ooftenryk met een Stengetje, van maar een Duim hoog- te, waargenomen te hebben» Onze Ridder merkt aan , dat het in Sweeden, in de Tuinen, ón- der hec voorgaande gemengd , doeh niet over- al en dus zeldxaamer voorkomt* Even h zelf- de heeft in ons Land plaats. Het verfchilt, zegt hy, niet alleen in grootte, maar ook door de fpitsheid der Bloemblaadjes , die in het an- dere zeer ftomp zyn ; om van de takkigheid der Bloemteelt jes niet te fpreeken Gmelin, die het Geele Vogelmelk ook in Siberië op verfcheide plaacfen vondt, hadt naauwlykseen Plant gezien , die in manier van groeijing, in hoogte , in breedte der Bladen , in grootte ea Kleur derzelven en der Bloemen , meer ver* anderde (*) : zo dat hy dit kleine voor eene Verfcheidenheid fcheen te houden van de voor- gaande Soort (fj. {*) HALL* Helv4 incboat. uts. (f) FUr. Siber* h p. 47. lh DfcfcL. XII. Stuk* 3C2 Zesmannicï L e t i e- V* (4) Vogelrnclk met een zeer lange Tros $ Ar meel. Lancetvormige Meeldraadjes : de Bloem* Hoofd- draagende Steeltjes egaal en uitgebreid $ stuk. de Vrugtdraagende digter aan de Stengeh iv. gHuT^- Decze gföo'te Soort , met witachtige Bloe* renaieum. men , vondt de Heer Rauwolf by Aleppo neüchT in de Tuinen* Zy is gemeen op de Gebergten van Oostenryk, Switzerland enKarniolie;doch inzonderheid op de Pyreneen^ waar van Clu- sxüs 'er den bynaam aan gaf. Naderhand merkt hy aau > hoe het jaar 1606 hem geleerd haJt, dat deeze geen andere Plant ware, dan de Bolwortelige Affodillen van Galenos, by DonoNétis afgebeeld, en door Lobel Hy- acinth - Affodillen getyteld, om dat de Bloem- tros veel ge!ykt naar die der Hyacint bét?4 Op verfcheide plaat fen in Switzerland is het door den onvermoeiden Kruidleezer , den grooten Haller en anderen gevonden, die het befchryff* » De (4) OrrStbog&lum Racemo longisfirno , Fihmentis Lanceo* latis Sec. Gouan Monsp> 172, Ornith. Racemo longisfimo, rilam, düatato - Linearibus , Caps. ere&is. It. Scan, 220. Ornith, Spica longisfima, FiL triangularibus. Hall. Helv. 294. Gron. Oriënt, llo. Ornithog. anguftifol. majus- &c, C* B. Pin. 70. svUDB. Elys* XI. p. 134. f. Ornith. raajuSé Clus. Hifi. f. P* l87» °rn* J^nnón* albo flore, Pann. m. T* 189, Ornith. Pyrenaicum» Cur» Po li* 21. Stachycides. Ren. Spec. 9g. T. 90» Asphodelas bulbofus Galeni. DOD* Pmpt4 209, Hyacintho - Asphodelus &e. Los, Ic, 33. of Bolpianten; 303 5, De Bol is dik. De Bladen zagt, gekield V. !3 en naar den Grond omgeboogen , vergaan A™|£L' ras. De Stengel , van twee Voeten en hoo- Hoofd- „ ger , niet Takkig , draagt een zeer lange STÜJI* „ Aair, mee zeer veele Bloemen» Witte Stop- pelrjes heeft zy, die omvattende zyn, breed „ van voet en lang geftaart* Opftaande Bloe- men , in 't eerst toegekneepen , breiden al- „ lengs zig meer en meer uit. Van de Bloem* 3, blaadjes, uit den groenen geel, met wittö „ randen, zyn de drie buitenften fmaller, de „ drie birmenften breeder in korter; alle MeeU draadjes breed gefpitst : de drie buitenften „ fmalst. De Stamper is korter dan dezelven: „ de VrugtEyrond, met roodachtige Heuvel- „ tjes beftipt" (*). De Meeldraadjes maaken in dit Gefbgt een voornaame onderfcheiding. Dezelven worden, in deeze Soort , van fommigen gezegd drie- hoekig te zyn of driekantig , van anderen Li- niaal verbreed. Doktor S co po li zegt, dat dezelven Elsvormig , opftaande, glad, acn den voet breeder en korter dan de Styl zyn. Het één ftrekt tot opheldering van het andere. De Stempel, voegt hy 'er by , is ruuw door wit* te , ronde , famengehoopte Tepeltjes en drie- deelig ff> (5) Vo~ (*) Hdv. inckott. II. p. ioi« (•f) Fier. Carr.iol. p. 242» II. Deel. XII. Stux* 304 /esmannice L E L t 2, V. (y) Vogelmelk met een langwerpige Bloemtros Afdeel. m Lancetvormige Vliezige Meeldraadjes ; de Hoofd- Steeltjes en Bloemen uitgebreid. STUK* ^ Deeze Soort wórdt van Gerard en an- ^teAr^deren gehouden voor eene Verfcheidenheid van h°K€%C*t. de voorga?ïn<3e. Wat dé Meeldraadjes aan* bonfth. gaat, zou ze nader komen aan die van H al- ler, dan dezelve ; maar de Bloemen vind ik aangetekend van binnen wit te zyn, van bui- ten gtoen met witte randjes , en dus zonder Geel. Dat Veld- Ajuin met gebaarde witte Bloempjes van Montpellier , by Lob el, 'c welk DoDONéus Narbonfch noemt , groeit op de Velden in Provence,en is, volgens den Heer Gerard, alleenlyk kleiner dan 'c voor- gaande. Hoe de Meeldraadjes Vliezig Lan- Cétvormig, en tevens Elsvormig kunnen zyn , beiden v olgens L i w N je ü s ; laat ik on bellis t (*). vu (6) Vogelmelk met een zeer korte Tros 9Lan- Gekwond* cetvormige Blikjes van langte als de Bloe- men , Jlompe Bloemblaadjes en Elsvormi- ge Meeldraadjes. (7) (5) Órnltbogalum Raceraö oblongo, Fiiam, Lanceol* Mem- bianaceis &c. Am. Acad. IV» 312* Gèr. Prêv. 150, Onri- thog. majus fpicatnm Flore albo. Ornïthog. Narbonentè. Dod. Pempt. 222. Ornithog. fpicatum Monspelienfin'm. Lob* 1c. 94. (*) Dat de Meeldraadjes allen ELvormig zyn , maakt d# onder fcheiding van deezen Rang in dit Geflagt: zie voor. (6) Ornithogalum Racerao brevisfimo, Bra&eis Lanceola- m OF BOLPLANTEN, 305 O) Vogelmelk met een zeer lange Tros, en Lancetvomüge Degenachtige Bladen. Hoofd» Van de voorgaande is de Groeiplaats onbe- STÜK* kend: deeze wordt gezegd in Arabic en Egyp- orluhe- te te huisvesten. De vermaarde Forskaohl, l*m * ttfoltum. niettemin , heefc daar niets anders gevonden Breed* dan een Geelbloemig Vogelmelk , op byzonderebladl£%- plaatfen byzonderlyk genaamd. Het tegenwoordige heeft Bladen van een Voet lang , meer dan twee Duimen breed. Het draagt een Bloemaair die zeer groot is, fomtyds met honderd Sneeuwwitte Bloemen. * Des vindt men het ook onder de fraaije Bloem- planten gerekend. Het wordt by S vv e r t 1 u s Alexandr)n[e Leie getyteld. Cldsiüs heefc daar van gefproken. (8) Vogelmelk met een Kegelvormige Tros en vm; menigvuldige opftygendo Bloemen. i&T * Picxantfs Deeze * th longïtudins Flomm &c. An. Acad* IV. p. 312. Or- fiitb. Spie. f. Comofucn Flore La&eo. C. B. P*** 70, Kud?>. Elys. II. p» H5» f. 1. Ornith. Laftei fpecies ma- jor* Cesl. Eyfi. (7) Ornlthogalum Racemo longisfimo f Fol. Lanceoïata* Enfiformibus. Ornithog. latifok & maximum. C. B. Pin* 70» Otnith. vei Lil. Alexandiinum , Flor. albis innumerabüi* bus. SwSRT. Flor. 5 8. ClUs. Pann. p. 1.87. (8) Omithogalum Racemo Conico, Flor* numero fis adscea* lh Dsfl. XII. Stok. §06 ZesUanm io'e Lelie* V. Deeze is mede een der allergrootfte Soor- »fdul. ten ^ verfchillende door de Smalbladigheid Hoofd meest van de voorgaande. Men vindrze, on- STUJt» der den naam van Zeer groot Melkwit Orni* thogalun 9 in de Verzameling der Bloemplant ten van den Eyftetter Tifin ^ en wel ^nder de Voorjaars - Bloemen , afgebeeld. De af* komst is van Heuvelen -in Poitugal, zegt de Ridder» B. Met de Meeldraadjes beurtlings uitge* rand. ix. (9) Vogelmelk met getuilde Bloemen, ds mSm^ Bloemfte eitjes laager dan de Stengel; de Anbtfch Draadjes eenigermaate uitgerand. Deeze , door Closiüs Arabifch , door Dodok^üs Croot Ornithogalum getyteld 5 werdc gemeenlyk Alexandrynfe Lelie genoemd > volgens Lob el; welke raam men zoude mo- gen denken van Akxandrie in Egypte afkom- ftig om dat zy meer naar c!e Soorten van .Vogel- melk geleek, den naam van Jrabifch Ornithoga- hm aan. De Bloemtros , inderdaad , zo als hy dezel- ve in Afbeelding bragt , welke de zelfde is als die van Lobel en DoDowéos , gelykt zeer weinig naar eene Hyacinth, als de Bloe- men byna egaal van hoogte hebbende ; wes- halve deeze Soort ook zeer groot Kroontjes- draagend Vogelmelk genoemd was by Bau- hinus. Ik kan derhalve naauwlyks begry* pen, hoe de Dames te Weenen dezelve Wit- te Hyacinth konden noemen > gelyk hy zegt. Immers de grootte der Bloemen , derzelver figuur en plaatzing, hadt geen de minfte over- eenkomst met de Hyacinthen. Ook verftaa ik niet, hoe de Steeltjes der Bloemen laager kun- nen' gezegd worden te zyn dan de Stengel : ten zy dat zulks in tegenftelling met de volgende gezegd ware. Immers de uitdrukking van wy* len den beroemden Hoogleeraar A, van Roven billykt deeze twyfeling; alzo hy niet de bepaa- ling van de Ridder heeft ; maar zegt , dat de Bloem fteeltjes naauwlyks hooger dan de Sten- gel zyn (*). Lin- (*) Ornithog* Flor. Corymbofis, Pedunculis Scapum vix fuperantibiis, filaraemis altersis emarginatis. K, Lugdb. i OF BOLPLANTE N. 309 Linnjeüs merkt aan, dat decze Soort •£ ook aan de Kaap der Goede Hope voorkome. A jjj£i" Ik heb van daar een Bloemtros ontvangen , die Hoofd- in 'c gezegde opzigt meer met de gedagte be-*TL,K. paaling Urookt en welke ik derhalve onder den bynaarn van Twyfelachtig Vogelmelk voor- fte.1. Men vindtze, in de Natuurlyke grootte ^ch^g!^" in Fig. 3, op Plaat LXX XII, afgebeeld. Het £/x" nevensgaande Blaadje toont, dat zy het Uijm- 3* Achtig Vogelmelk niet kan zyn van Herman- nüs(*); gelyk ook de Meeldraadjes geene Wolligheid hebben. De Blikjes, die de Bloem. Heekjes omvatten , zyn niet Hartvormig, hoe- danigen de Ridder toefchryft aan het Arabi- fche (f): maar zy loopen zeer fpits uit. De onderfte Bloem deeltjes zyn vry wat korter of langer dan de top des Stengels , en maaken met de boveDften eene byna pfcramiedaale Tros*, van tien of twaalf Bloemen, Deeze hebben de zes Blaadjes taamelyk fpïts 3 en geel van Kleur, ovaal- of Eyrondachtig. (10) Vogelmelk met getuilde Bloemen , de x. BÏoenifteeltjes hooger dan de Stengel ; ~ de gJ?™%fcmm Meeldraadjes aan den Vm verbreed. htiiatum. Gemeen, De (*} Ornithogalum Ccpaceum* Heem» Lugdb* p. 46 vervolgens aan alle toegefchreeven. Dit Kruid , dat men Wit Vogdmelk noemt , komt door geheel Europa, ten minfte wat de Zuidelyke en middelfte deelen betreft , op ver* fcheide plaatfen voor. 5, Het groeit op Vel- „ den omftreeks Dresden aan de Eive (zegt v L i n n je u 3 in Italië by Padua en nevens f, Villanova ; omftreeks Lyons in Vrankryk ; „ ja ook door het grootfce deel van Duitfch" „ land.5' Dit zyn , op ver naa5 alle deszelfs Groeiplaatfen niet» In Languedok en Proven* ce is het alom op Akkers en Veldeö gemeen. Omftreeks Parys ontbreekt het óok nietynoch in Engeland, en in onze Nederlanden - als ook in Brabant , komt het op verfcheide plaatfen voor, 't Is niet te denken , dat het daar ge- zaaid ïibus, Filaroemls roa(ï dïlamis. Syft. Nat. Vtg. XIII. — « ïilam. emarginatis. Sp Plant. II, Gort Belg. 96. Gqvah Mens?. 172. ■■■ Pedunc. Scapum longe fuperantibus a Fiiamemis alternis eroarginatis. R Lugdb. 32 H. Clffi 12$. GSOM. Oriënt. 42. Ornith umbell. med. anguftifolium. C. B* Pm 70. Ornith. virgaic majus et minus. J, B. Hifi, IU $*q. Bulbus teucanthemus minor. f. Ornithogalum- DOD. fmph Qnuthogtlon. Lq$. Je. 14S. EHocaimos, Re&, ty« 8*. T. $7* OF BOLPLANTEK* zaaid zou zyn. R au wolf vondc hec zelfs V. by A'eppo groeijen. De Franfchen noemen het Ür ithogale , de Engeifchen Star of Bath hoofd- khem ; de Duitfchers Feld - Zwibel , dat is stuk. Vc-1-Ajnin. Ik z 1 h;er de befctiryving in- lasfchen van den Geleerden H alle r , die het m Swkzerland , hier en daar , op Gras- wegen, tusfehen de Wyngaarden en in Velden * overvloedig aantrof (*). De Bolwortel heeft aankomeüngen De „ Wortelbiaden zyn zagt , gekield f weinig „ breeder dan een Lyn, doch ook tweelynig* 5, ftomp. Aan de Stengel , die eeia Span hoog „ is, komen witte , zeer groote, gekielde Stop* 3> peltjes voor. De Bloeroen zyn geaaird , hoe* a, wel zy zïg als een Kroontje v rtoo en,'t 5, welk uit cenbloeroige Steeltjes beftaat, waas f, van de onderfte, die zeer la- g zyn, boven 99 de bovenfte korteren uitfteeken* Een dub- 59 belde ry is 'er van Bloemblaadjes, van bin- „ nen Melkwit , van buiten met een breede 3, groene Streep getekend. De Meeldraadjes Ja zyn breed , Sappig > drie eenvoudige, drie Jf uitgerande, welken het Meelknopje uit de 5> verdeeling uiigeeven. De Styl is enkeld : s, de Vrugt Eyrond % ftomp.'1 \ Is zonderling % dat gezegde Fleer a^n dit Vogelmelk geaairde Bloemen toefchryft; olm Helv. 'mzhoat. Tom. II. p. Ï03. H, DEEL. XII. STUK. 3i2 Zesmannige Lelie- Afdeel Zy in C ^e^ee' ?edaar,te njet hebben van * een Aair , en naauwlyks ook die van een Hoofd- Kroontje ; hoewel men het gekranst zou kunnen stuk. noemen of getuild* 't Verfchil in de figuur der Bloemtros is nogthans aanmerkelyk. De aankomelingen 9 die men Bolletjes of Klifters noemt, zyn in de Afbeeldingen blykbaar. Dat het in gebruik zou zyn, tot Spyze of Genees- middelen, vind ik niet aangetekend. Wat de reden zy , dat L i nn m u $ het voor de DuU ven - Mest , welke in de Belegering van Sama- ria zo duur verkogt werdt (*)> houde (fj, ïs my duifter. Het zou daar overvloedig moe- ten groeijen en in menigte in gebruik geweest zyn in *t Beloofde Land. Hasselqthst vondt, in 't jaar 1750, by Smyrna een Kruid , dat hy Qrnithogalum uwibellaiiim noemt r en omftandig befchryftj doch maakt daar van geen gewag (-!■> (11) (*) II. Koningen VI. vs. 2 5. (t) Stercus Goiumbinum Eiblus. SyJ. Nat, XIII. Stercus Cülumbinuïii chare t-inptum in Obfidione Hierofoiymitana , JWant. 364. Dat heet vei flimiTi een in plaats van verbete- ren. Het was naamclyk niet in de Belegering van Jerufa- letn maar van Samaria , en fommigen verftaun dit geheel anders, ïn de vertaaling van Jünius en Tremellius leest men : ut Penter ipfe qui ejl in cavo Columbarnm ejfet quinquê Sielorum Argemi. Dus zuu liet zeggen willen , dat men de Ingewanden cener Duive , of een vierde part daar van a toen voor vyf Sikkelen £ilvers verkogt had. (\) Reize &&ab Pd&tVma* p. SOI* i of Bol planten* 313 (u) Vogelmelk met eenzydige hangende Bloe- v- men en een Klokvormig Honigbakje van F^L* Meeldraadjes. Hoofd- stuk. In 't Napelfche vverdc , nu meer dan twee 0*^6o Jaaren geleeden, deeze zonderlinge Soort door gal um nu- Clüsiüs waargenomen en befchreeven. De Knikkend, zelve heeft Bladen , naar die der Hyacinthen gelykende , zegt die vermaarde Kruidkenner ^ en een dikke taamelyk Hevige Stengel, glad en groen, een Span lang, van boven met tien, twaalf of meer, aan Steeltjes van een half Duim hangende Bloemen , die wit van Kleur zyn , van buiten groenachtig. Hy merkt aan , dat deeze in 't midden een Kelkje hebben , ook van zes Blaadjes , waar in zig zes witte Meeldraadjes, met geelachtige topjes en een witten Styl , vertoonden. De Bloemen, zegt hy , zyn geheel Rrukeloos , en daar volgen driehoekige dikke Hoofdjes op , met zwart Zaad gevuld , door haare zwaarte de Stengel nederdrukkende* De Wortel was een witte Bol, met een bruinachtig Huidje, boven pun- tig, onder plat, en niet ten onregte werdt dee- (11) Ornithogalum Flor. feetmdis pendulis, Ne&ario Sta- xnïneo Campaniformi. Filatn latis emarginatis# li Cliff. 124. Ups, 84, R. Lugdb* 32. Sp* 4. Ornith, exotic. magno flore minori innato C. B, Pin 70. Ruob» Elys I. p. 137. f. u> Ornith. Neapolitanum ■ CLUS A?p* s. p. p. T» 9. MORIS. II. S. 4,T» 13. f*. Sj 9* V 5 lii reu» xiitSTUKi 314 Zismankige Lelie. V. deeze Plant in 't Napelfche, daar zy zeer ge- ^j*L% meen was, t^ogelmelkachtige Akker - Ryacinth Hoofd geheten. Want men kan ligt bcgrypen, dat stuk* de Bloemtros veel naar die der Hyacinthea geïykt, m\ C12) Vogelmelk met Hartvormig • Eyronde yrmtk. Bladen. ftnfe. Kwpfch. gen zonderlingen Wortel heeft deeze Kaap*, fe Plant, zynde byna een Vuistgroot, knob» belig , vuil paarfch van Kleur , beneden met verfcheide Knobbeltjes , als jonge Wortelen , begroeid. De Bladen , welken dezelve, twee of drie in getal, uitgeeft, worden, door den vermaarden Breyn, als tusfehen die van 't Varkensbrood en Water - Slangekruid middel- flagtïg aangemerkt. Commelïn oordeeltze volmaakt naar die van da breedbladige of Roos- Weegbree te gelyken. Tusfehen dezel- ven fchiet het een Stengel, van anderhalf of twee Voeten lang, naakt en dun, van 9t mid- den tot den top yl begroeid met Bloemfteel- tjes , ieder een klein Bloempje draagende , dat blaauw* en groenachtig is van Kleur, en uit zes Blaad- (ia) Örnithogalum Foliis Cofdsto - ovatis* BVRM* Prodr* Cap p* 9. R. Lugdb 31. It. Scan. 71. Ornithcg. Afrfc* yiantag Rofeae folio , Radice Tuberofi. Comm Hort. tl. 175. T. 88 Ornithog, affinis Radice tuberofa, Cyclaminis folio. BREtfN Qte. T. 41. RUDJS. Elyu U p. i;f. f. 14, OF BOLFLANTEN* 3*5 Blaadjes bcftaat , die een Bekertje maaken. V. Somtyds zyn de Bloemlteelcjes , inzonderheid Af^el# de onderden , wel een Vinger lang, naar bo-HooFD- ven gekromd. De Bloempjes, die op 't laatst stuk* wit worden , bevatten een driekantig Zaad- buisje , dat driehokkig is , met ronde Zaaden* De Meeldraadjes zyn , in deeze Soort , tot een Cyimder famengegroeid* S c i l l A» Squille. Een zesbladige uitgebreide afvallende Bloem s met Draadachtige Meeldraadjes, ftrekt tot on- derfcheidiog van dit Geflagt , waar in de vol- gende Soorten zyn begreepen. (i) Squille die de Bloemen naakt heeft, met i. Scilla ma* geknakte Blikjes. rttima, Zee. De eerfte i&de Squilla der Apotheeken, dieAjuilu men by ons gemeenlyk Zee - Ajuin , in 'c Hoog- duiefch Meer-Zwibel noemt, In Spanje groeit de- (i) Sdlla nudiftora Bra&els refra&is. Syfl> Nat, XII. Gen. 415. Veg. XIII. Gen. p. 271. Scilla Radice mnicata. Mat. Med. 161. H. Cliff» 113* Upu 89* R. Lugdh. 32. GÖUAN Monsp» 173. Sciila vuig. Radice rubra, C. B. Pin* 73. Scilla marituna. Clus. I. p m. Hisp» 190 9 291. LOB. Ic. 15 t. Dod. Fempt. 69 1. Ornithogalum nnri- firnum» Squilla Rad» rubra* TOUUNF. Inft. 38 !• g4 Scilla Rad. alba. C. li. Fin, 73* Scilla alba. B&SI* Byfi. Vcnu 3f, f. £• 3*6 Z E S M A N N 1 6 E L E h I E- 'Afpeel. dezelve n^et al'een natuurlyk , maar ook in III. * Italië en elders op Zandige Oevers aan de Hoofd. Middellandfche Zee. By Lisfabon, in Portu- stue« gaj^ js Zy njet 0Dgemeen# Qe Wortel wordt door de Engelfche Schepen , die de Ita* liaanfche Kusten van Callipolis bevaaren, zegt SfcBA , medegebragt. Hier door verftaat hy de Stad en Haven van Gallipoli, op een uit- hoek gelegen in 't Ryk van Napels. Volgens Ra u wolf vindt men die Gewas ook by Tri- poli in Syrië. De Afbeeldingen, welken Lob el en Do- DON-ffio s , in hunne Kruidboeken, zo van den Bol als van de Bloem geeven , zyn even de zelfden als die van Clusius; door wel» ken grooxen Kruidleezerde Squille op verfchei- de plaatfen van Spanje en Portugal., aan den Zeekant, in Auguftus en September bloeijen- de werdt waargenomen. Dien zelfden Bloeityd houdt dit Kruid hier te Lande t en heeft dit byzonders, dat de Bollen, op een Zolder ge- plaatst, buiten den Grond Steng fchieren en bloeijen* De Stengel is in de Natuurlyke Groeiplaats doorgaans een Elle hoog , regt , en in de bovenfte helft, Aairswyze , begroeid met veele witte gefternde Bloempjes, kleiner dan die der Affodillen , zo Clusius aan- merkt. Op dezelven volgen driehoekige Zaad- huisjes, als famengedrukt en ledig, bevattende een zwart plat kaffig Zaad* Na dat het Zaad typ is en de Steng verdord , tegen 't end des Jaars* of 6ol!Lakten« 317 Jaars , fchiet de Dol vyf of zes breede, groote 5 V* groene zeer dikke Bladen , op den Grond leg- ™f*L gende, en eenigermaate gekield (*). Hoofd- De Wortels of Bollen van dit Gewas, o-stcjiu verkomeade , zyn van een half tot vier of vyf Ponden zwaar , en dus dikwils uitermaate groot* Zy zyn byna van figuur sis die der Hyacinthen, uit veele Rokken, gelyk een Ui- jen, famcngefteld. ,, De buitenfte zyn by den „ Steel, (zegt Se ba), als afgerot, droogcn „ bruin op en vertoonen als een marmering „ door het allengs uitzetten van de witte Ly- „ mige boven- Schil In de Grond gezet, fchiet „ de Bol dunne V ezelachtige Wortelen "(f). Wy vinden een Squilla met roode en eene met witte Wortels by de Autheuren opgete- kend : waar van de eerfte eigentlyk Medici- naal zou zyn ; doch Bauhinus merkt aan , dat 'er geen verfchil is in de hoedanigheid. Ook fpreekt Clusiüs van een witten Wor- tel en 3 eb a van een wicte boven -Schil. Vee* len twyfelen, of dceze Plant wel de Skilla der Griekfche Geoeesheeren zy. Salmasiüs heeft zulks met kragt ontkend; doch dit doec weinig ter zaake , aangezien de onze de zelfde uitwerking heeft, als die, waar zy van fpree- ken* (*) Clusiüs zegt dit , die de Plant op de Natuurlykc plaats laadt z en groeljen. Linn^us zegt , dat de Bladen 2Lancetvo£tnig en geftrekt zyn. (f) Zie S£B Kabinat*U D* p« 7** fk* 44» Ftg, 4, f* 318 2 £ S U A N N I C E L fi L i V. ken. Raaüw is de Bol , hoe Lymerig ook i AFDm .20 fcherp5 dat men Puistjes aan de Handen Hoofd* krygt > door ze 'anS te behandelen. De Smaak stuk* is onverdraaglyk bitter, heet en fcherp. Men begrypt ligt , dat zy, dus ingenomen , den Keel en Maag verfchrocijen en derhalve een Vergift zyn zou. Ondertasfchen geeft de Squil* le, door Deftillatie in een Kromhals, een zuur* achtig Water* Loogzouten beneemen haare bitterheid en fcherpheid grootendeels. Doof 't braaden wordt de vinnigheid ook getem- perd; doeh het verdikte- Extrakt , met Water* behoudt dezelve. Het Poeijer van den gedroog- den Wortel, tot eenige weinige Greinen, met andere Middelen, die de fcherpheid maatigen* ingenomen , is door Hedendaagfche Proeven van een byzondere kragt bevonden in de Eng- borftigheid en Waterzugt. Alle Kwaaien , die uit een langduurige verftopping door Slymige Stoffen ontftaan , kunnen dienst hebben van een voorzigtig gebruik daar van* De Squillö bevordert altoos de Waterloozing ,• lömtyds doet zy braaken of afgaan en verwekt ook wel de Stonden* Behalve de Koekjes daar van ïn de Theriaak , heeft men in onze Apothee* ken een Azyn van Squillen, waar door iemand* met 's avonds en 's morgens twee Lepels , verfcheide Maanden lang , in te neemen , van een Steenachtig Graveel verlost werdt. 'c Ge • bruik dat de Gemeene Man van deezen W (2) Squille met een gefchubden Wortel. Tf. Seill* LU Tot dit Geflagt brengt de Ridder die Bo\^nt^m plantjes t'huis , welken Toürm efort ^c*Hyacintb3 greepen heeft onder den naam v&n Lelie* Hyacinthen : alzo het Blad en de Wortel veel gelykt naar die der Leliën. Anderen haddenze gefternde Hyacinth geheten , om dat de Bloem zig Sterswyze opent ; hoewel een Tros of Aair maakende als de Hyacinthen. Dus gelykt de* zelve ook veel naar die der Squillen. De Groeiplaats is in verfcheide deelen van Spanje en op de Pyreneefche Bergen. Uit een Bol - Wortel , van gemelde hoeda- nigheid . fchiet dezelve zes of zeven breede Lelieachige Bladen , en daar tusfehen een Bloemfteel van een Span hoog , aan den top Bloem- (*) RüTTY de Mat.. Med. p 471. (i) ScilU Rad!ce Squamaté H Cliff. nu R. Lugdb. 32. Sp. 2. L1U0 - Hyacinthus vujgaris Floie coeruleo. Tournf. Inft. 372. Hyacinthus Stellaris Folio et Radice Lilii C* B* jP#»< 4*. Hyacinthus Steil, fioiidiis Mutcni, LoB# U> IOI. ÏX, Dïel, xn. Stuk. 5*0 ZESM AKNIGE L E L I E* V. p]es hebbende die zesbladig zyn , als een Ster Afdeel. uitgefpreid , gemeenlyk blaauw, doch ook wit Hoofd- of roodachtig van Kleur* In 't laatst van 't stuk» Voorjaar bloeijen zy en daar op volgen drie- hoekige Zaadhuisjes met zwarte Zaaden. (3) Squille met een langwerpige Kegelachtige Scilla TV./.* Jtalica. lr0S* Italifche. De afkomst is onbekend van deeze fraaije Ster - Hyacinth > door Toürnefort tot de Ornithogala betrokken* Men noemtze even- wel ltaliaanfche. De Bladen gelyken naar die der gewoone Hyacinthen en vallen meest op den Grond neen De Bloemfteel , tusfchen dezelven, is naauwlyks een Voet hoog, en op den top getrost of getuild met twintig of der- tig Bloemen , blaauwachtig Afchgraauw of witachtig van Kleur, Ieder Bloemfteeltje heeft twee fmalle Blikjes, 't een langer dan hetan. dere. De Bollen zyn digt van zelfftandigheid, byna gelyk die der Tulpen. C4)SqiI- (%) Scilla Racemo Conico oblongo* Syft* Nat. Ve%> Xlir Seiila Corymbo conferto hemilphaerico. Syfl. Nat. XII. Sp» Plant. It Scilla Radlce fo!ida\ Fier. Corymbofis confer- tisfïmis. H. C///F. 123. R* Lugdb. 32. Govan Afonsv* 173. Ornithogalum fpicamm cinereum, Tournf. Inft. 380* Hyacinthus ftellaris Ipicatus cinereus. C* B. Pin, 45. Hya- cïnth. ftell. Italicus. Besl. Syft. Vtrn* 42. U i« Clus. OF Bglplanten* (4) Squillc met een digte Kegelvormige Bloem* V. tuil. ArD™y , , Hoofd* Een ongemeen fchoone Bloemtuil maakt dee- stuï* - ze , die gemeenlyk Peruviaanfche genoemd wordt tv. in navolging van Clusius; hoewel mcnze ook in Portugal groeijende aantreft. Sommi- Peru- gen meenden 3 dat zy eerst uit Peru overge* viaankhe* bragt ware ; maar op den uithoek Lands van Kadix, in Spanje, groeit zy ook menigvuldig, Gouan merkt aan, dat de Stengel minder hoogte dan de voorgaande heeft en dat de Bloemen kleiner zyn , doch de Tuil is grooter en aanzienlyker, 20 dat men deezen onder de fraaiften rekent van alle Hyacinthen. In Bloem komt de Spaanfche volmaakt overeen met de Peruviaanfche , doch deeze heeft de Bladen eens zo breed. Uic een gerokte Wortel > die als met Spio- ne webben is overtoogen ; weshalve Clusius 'er den naam van Bulbus Eriophorus (dat is Woldraagende Bol,) aan gaf, komen in 't Voorjaar groene Bladen, byna een Duim breed en {4.) Scilia Corymbo conferto Conico* GouAN Mcnsp. 17$. Sciüa late Umbellifera. Saüv. Monsp* ig, Ornithog. cacr. Lttfit. latirolium ; item Orntfli. Edophorum Peruvianurn. TouRWF. Infi. 381. Hyacinth. Ind. Bulb. Stellatus. C B* Pi». 47. Rudb. Elys. I. p. 37» f. ï# Hyacinth. Stellatus Eeruanus. CLUS. Hifi. I. p, 173, MORlfi, II, p, S» 4* T. 12. f. 19. X 3« ZESMANN1GE L fi L I É- V. en een Span lang , in* 't ronde op den Grond Afdeel, verfpreïd. Daar tusfchen ryst een Stengel of Hoofd- Bloemfteel, van dikte als een Schryfpen, ter stuk. langte van een Span, die aan den tcp me- nigvuldige dunne Bloemfteeltjes uitgeeft , paarfchachtig zwart, welke ieder een Bloem- pje draagen, dat uit zes gefpitfte Blaadjes be- Haat , die als een Sterretje uitgebreid zyn paarfchachtig blaauw , of donker paarfch en Violet, of ook uit den witten roodachtig van Kleur* Zy hebben in 'c midden een Vrugtbe- ginzel dat hoog paarfch is , omringd met zes Meeldraadjes , die taamelyk breed en Pypach- tig hol zyn. De Bloem heef: geen Reuk, maar de Bladen, afgerukt , rekken zig in Draadjes uit. Als de Bloemen oud worden, krommen zig de randen der Bloemblaadjes om. Zy bloeit in de Meymaand en is in de Tuinen van voor- naame Liefhebbers niet onbekend ; gelyk men- ze ook by de Bloemisten kan bekomen ; doch de tederheid van 't Gewas en der Bollen maakt- ze duur. v, (5) Squille met de Bloemen zydelings , over* Scilla .5 " hoeks $ tlmcena. Ster * Hya- , _ _ M cinth. (5) Sclli* Floribus lateralibus aiterms fubnutantibus. «• Cllff- 123. R. Lui&b. 33» Gouan Monsp, 173. Hyacin. thus SteilariS coeruleus amcenus. C B Pm, 4.6. RuDB* Elys. II. p. 54- T- 7« Hyacinthüs Stellaris Byzantinus. BESU Eyfi. Vern» 43. »• Hyacinthüs ferotinus elegantisfimus. J. B. Hift* It. 532, Ornithogaium cocruleum Byzanrinuna» TOURNF. lnft% l%*>> OF BoLPLANTEtt. 3$$ hoeks, eenigermaate knikkende, en een ge- V* hoekte Bloemfteel. * Hoofd* Deeze f die in den jaare 1590 van Kon-si-mc^ flaptinopolen overkwam, wordt deswegen Kon* ftantinopolitaanfche by fommigen getyteld. Zy verfchilt van de voorigen , doordien zy ver* fcheide Stengels of Bloemftcelen uit een Bol * die digt en Vleezig is , uitgeeft. Die Stengels zyn hoekig , een Handbreed of eeti half Voet lang, en draagen dik wils ieder maar twee Bloe- men , welke volkomen als die der gemelde Ster- Hyacinthen gefatfoeneerd zyn , van eene zeer bevallige blaauvve Kleur* Drie Bloemblaadjes zyn van binnen aan de tippen Eeltig of ge- nageld en alle zes aan den voet met twee wit- achtige Stippen of Streepjes getekend. Het ISaveltje of Vrugtbeginzel, in 't midden éet Bloem , is geel. De Bloem is door een klein Vliezig Blikje befchut. Zy verfchillen, op by* zondcre Planten , in grootte en Kleur, ko- mende bleeker of hooger blaauws ook fomtyds paarfchachtig of Violet, zelden wit voor 5 zegt B a u h 1 is u Sé Tegenwoordig vindt men 5 by de Bloemisten , zo wel witte en roode als blaauvve Ster- Hyacinthen. (6) Souille metbyna werend ftaande Bloemen > vx: weiniger in getal. u/ra* Men Twee*' MCD blad!;** (6) Seilla ïlor. ere&ïusculis paucloribttf* OïBff JQtfh J34 Z ESM ANNICE LeLI E- Men vindt van deeze , aan welke ook een Afdeel. tortel toegefchreeven wordt, vier Soor» Hoofd* ten by Toürnefort, onder den naam van stuk* Duitfch twee of driebladig Vogelmelk , met blaau* we, donker blaauwe * VI efchkleurige of wit- achtige Bloemen , aangetekend* De Groei- plaats, naamelyk 5 is in Duitfchland vry alge- meen , hoewel men \ ook overvloedig in de Elzas , in Switzerland en in de Zuidelyke deelen van Vranïcryk aantreft. Ra y meldt, dat het op zekere Eilandjes aan de Westkust van Engeland, in de Ierfche Zee, inzonderheid op Bardfey , voorkome. Het voert by Dodonóus den naam van Hyacinth van Fuchsius;ooi dat 'er die Autheur de eerfte Afbeelding van gegeven hadt. Dezelve noemt het Mertzen- blum9 dat is Maambloem, alzo het in 't Voor- jaar bloeit; doch geeft dien naam ook aan Druif- Hyacinthen , enz. (*). De beroemde H al- ler noemt het Phalangium met een Bol - Wor- tel , zeer breede Itompe Bladen, een Aak met weinig Bloemen en zeer kleine Stoppeltjes. Hy befchryf c het dus (f ). „ Een H. Cllff. nj. R. Lu?dbé 33. QOUAN Monsp. 174. Hyacin- thus Stellaris bifolius Gertnanicus. C. B. Pin, 45. Hyacin» thus Germanicus Liliftams* Lob 99. Hyacinthus Fuchfu» Dod. Pempt, 219. Ornithogalum Gernian/ciim* TouRNF. 380, ' MORIS. IU S. 4« T. I*« f 15* (*; Zie FUCHS. Hcrbarius9Q&zvot Hyacinthus cotrultutmfr jor , minor , mas et fosmina item niveus.pag, 48 1— -—485. (f) Helv, inchoat. Tom. II. p. 10*. OP BOLPLANTEN* 325 3, Een Uijenacht?g2 Bolwortel; met twee of V; s, drie breede llompe zagte Bladen , en eeneAF^L< „ naakte Stengel , van een half Voet of eenHooFD* „ Span. Een losfe Bloem- Aair, van twee of^ÜK* ,> drie, op 't hoogfte tien Bloemen (*). Zeer kleine Stoppeltjes. Uitgebreide, ook wel om- geflagen Bloemen, zeer kort famengeknoopt, groen genageld, de Blaadjes ovaal en blaauw , 9, door een donkerer Streep verdeeld. De bui- tenfte ry der Blaadjes (maller , de binnenfte breeder: de Styl enkeld met een fpitfe tip; „ het Vrugtbeginzel Kegelachtig en breeds v Meeldraadjes" (f). Van deeze Ster «Hyacint!} zyo de Bloemen vry groot en fraayv en vertieren in 't Voorjaar de Velden in Duitfchland en elders niet weinig, wordende in Engeland Our Ladies Flower , dat is Onzer Vrouwe Bloem , geheten , zo Lobel aantekent. In de Tuinen plant zy zig fterk door haare Bolletjes voort (f> 17) Squil. (*) Dikwüs vier Bloemen, gelyk van hoogre , fehryft 'er onze Ridder aan toe. (|) Daar liet Gefligt van Phalangium Elsvormige Meel- draadjes by den Heer HALLER heeft, en hy van het Or«i- nithogalum zegt: a Phalangio diffèrt Filamentis Iatis : zo komt het vreemd voor , dat hy dit Plantje daar ook en niet met TOURNEïORT tot de Ornithogala t'huis gebragt hebbc* (l) Hoe de Squillen en dergelyke Planten u*t enkele Schil» fers , op een warme plaats gelegd , Bolletje? gecven 9 kan men zien by Guettard. Memoires. Tom.I. ObfeïV* lh DEIL» nu stuk* 3*6 Zesmannige Lelie. ^ (7) Squille met een langwerpige Kegelachtige Afdeel. jm m &ejireepte Bloemblaadj.es. Hoofd- stuk. Van deeze , die in Portugal grocijende is ge- SeUa^Lu V0DC'en > maa^c de Ridder thans een nieuwe /unica. Soort, en zegt , dat zy naar de Vyfde gelyku sscfthê. ^e Stengel is rond en draagt een Tros van afftandige Bloemen , die byna korter dan de Steeltjes zyn. Zy hebben ovaale, ftompachtige Bloemblaadjes , Sleufswys' geltreept en uitge* breid; een weinig langer dan de Meeldraadjes > die geel geknopt zyn ♦ Vin. (8) Squille met een zeer lange Tros y de Bloem ifaJtT** men kwter dan het gekleurde Steeltje. Hyacimh* *r De vermaarde T 0 u r nefort heeft 5 in zyn Ccrollarium , geeö gewag gemaakt van zulk een Ornithogalum % maar ttelt onder dien nanm een Soort in zyn Werk voor, tot welke hy de Woldraagcnde Bol van Clüsiüs betrekt (*). Op welke plaats de Heer Gouan van deeze, or% (7) Scïlla Racemo oblongo Conico, Petalis lineatis. Syfi* jtfar* XII, XI L Hyadnthus Siellaris coeruleus Stamïri. e vi* ïidi luteis. C# B. Pin. +6. RüDB. Elys. II. p. 34- f. 4» (s) Sc'uU Racemo longisfimo, Floribus pedunculo cclcra- to breviotibus. Gouan. Ornithogalum Eriophoium Oriënta- le TouiiNF. Inft. Cor* (*) Oriëntale. Inft. p^Sif. Orniihog. Erloph. Bulbus Erio. plaorus Qrientalis. C. B« Pin* 47. Bujb» Eriophonis. Slift* ïn. J. B. lijft. II. CzU OF BoL PLANTEN, 3*7 onder den opgegeven naam , gefproken hebbe , weet ik niet. De Ridder laat op het hier onder' ^ ** gcplaatfte volgen. „ De Bloemen blaauw, me* Hoofd* „ nigvuldig in getal en klein : de Steeltjes?TÜK» 0 verfpreid , Draadachtig , blaauw, driemaal „ zo lang als de Bloemen." (9) Squüle met Draadachtige Liniaale Bladen ix. en getuilde Bloemen 9 de Steeltjes naakt y ,J^#lf/ opftygende , van langte als de Bloem. Hwfctfche. Deeze wordt Herftfche Ster ■ Hyacinth ge- tyteld 5 om dat zy in de Nazomer bloeit. By Kaap Lezard in Engeland vondt Ray dezelve overvloedig* Zy groeit ook omftreeks Parys en verder in Vrankryk Zuidwaards, als ook in Spanje en Italië , op Zandige Gronden. De Sten- gel is een Handpalm hoog , rondachtig , de Bloempjes niet grooter dan een Erwt, zonder Blikjes. (10) Squille met een rondachtig Blad, op zyde x. a eenigermaate geaaird* ^enbfalu ge. In (9) Scilla Fol. Filiformibtis Linearib*s, Flor. Corymbo- fis &c. GouAN Mor.sp. i744 Sciüa Rad Solide , Fol» Seta- ceis öcc. GER. Ptov. 149, GufcïT. Stamp 13 I. DALIIi, Parts. io*. Hyacinthus Stellaris Autumnilis minor. C. B. Pin% 47. Clus. Hifi. U p, 18 5« Hyacinthus Auturanalis. Lob. Je, 102. Goj ^cilla Folio teretiusculo , Latere fublpicato. Syfi* X 4 Wét. SI. Disl. XII, Stuk, 328 Zesmak ni ge Lelie. r V. In Portugal was de Groeiplaats van deeze by* Ar peel. zon(jere Soort , ("ie ongemeen zeldzaam is. Clu- Hoofd ■ $lvs ïia(it een Bol daar van by een Franfchen «tuk. Bloemkweeker , in 'c voorde der voorgaande Eeuw , voor Geld bekomen. Zy fchiet uit den Wortel een Biesachtig Blad , van een Voee langte, om laag Sleufachtig hol, en aldaar een Bloemfteel befluitende van ongevaar een Hand- breed langte , welke op den top drie witte Bloemen draagt, naar de Plant naamelyk groot en zesbladig , met witte Meeldraadjes en een drie- hoekig VrugtbeginzeL De Bol was niet grooter dan een Hazelnoot , bruin , en gaf twee zo- danige Bladen uit , ieder met een dergefyk zydelings Bloemtros je. apen/is. Behalve de Berfcfche Ster - Hyacïnth betrekt Xaapfc. je fjeer jsj# l# Bürmannüs, onder de Kaapfche Planten , eene daar hy den naam van Kaapfche Squille 'aan geeft (*). Dezelve was by den vermaarden Commelyn afgebeeld én befchreeven , als zig in de Amfterdamfche Kruidtuin bevindende. Die heeft de Plant f wel is waar, genoemd Jlfrikaanfche Squillamed een kleine groene Bloem en een zeer groooten Bol : maar alzo hy meldt en vertoont, dat de Bloe- men, die aan een Stengel van drie Voeten een lange Aair uitmaaken 5 niet zesbladig 9 maar m Nat. Ornitbog. Spicatum unifolium , Flore Niveo odorato. Grisl. Luftian* Balbus monophylius Flore albo. J, b. Hift+ tl; p* 5i2. (*) Scilia Capenfis. Comm. Hort, Amfl% n. T. 04. OF BOLPLANTEN. 329 ïo zcsfen gedeeld zyn : zo kan die Plant naauw- V. lyks tot dit Geflagt behooren. De Rol was dne- Af^el* maal zo groot als die der gewoone Squille , zegtHooFi). Commelyn. Aanmerkelyk is 't, dat zy een stuk* bloeijcnde Stengel zonder Bladen fchoot; 't welk haar , in de eerfte opflag zelfs , genoegzaam van myne nieuwlings ontdekte Kaapfe Bolplant, die ik tot het Geflagt van Jsphod lus betrok* ken heb , onderfcheidt. Cyanella. Een zesbladige Bloem , met de drie onderfte fte Blaadjes neerhangende, en het laaglte Meel- draadje langer, van de anderen afgeboogen* onderfcheidt dit Geflagt. De eeniglte Soort , daar van bekend, voert u den bynaam naar haar afkomst van de Kaapc^j^f* der Goede Hope, Benige gelykheid naar de Kaapfe. Koornbloemen , Cyani , fchynt aanleiding ge- geven te hebben tot den Geflagtnaam. De aangehaalde Afbeelding van Plokenet, on- dertusfehen , voert by hem den tytel van Klein Leliebloemig Phalangium met Goudgeele Bloemen., L.NNiEus oordeelt dezelve liegt te zyn , en inderdaad, zy gelykt weinig naar een Plantje, dat de Geftalte van de Squille heeft a zo de Ridder aantekent , die ook aanmerkt , dat de Bloemen onregelmaatig zyn. A s- (l) Cyanclia. Svft. Nat. XII* Gen, 41^ Vtg. XXII. Gen, 420, p. 17*. Vid. PLUK. Pbyt. p. 434. f. x 5 II. OBL. XII. Ssus* 33° Zesmannige LbliE' V. Afdeel» III. Asphodelus, Affodii. in. Vlt GeAagt heeft de Bloem in zesfen gedeeld u ,en het Honigbakje beftaat uk zes Klepjes, die h t Vrugcbegiozel bedekken , zegt de Ridder» Voorts moet 'tien in aanmerking neemen, dat de Bloemen Aairswyze aan een lange dikke d xe Stengel groeijen en de Wortels eene bvzondere gedaante hebben, als by veele la% werpige Knobbels ce gelyk aan één Stoel han- ger de in de gemeene Soort. De drie volgende heeft Linn^us opgetekend, i. (x) Affodü met een gebladerde Stengel en drie* Op Sicilië groeit natuurlyk deeze , die zo gemeen niet is als de volgende. Men achtze te zyn de Plant lphyon genaamd by Theo- phrastus en het Erizamba der Arabieren. Gemeenlyk wordt zy geele Affodil genoemd en was by de Ouden het Wyfje > tot onderfchei- ding van de volgende, welke zy het Mannetje noemden. De gebladerde Stengel, die de hoog- (t) Aspboiilu* Cau'e foiïofo , FoU Mquetris. Syft. Nat. XII. Gen. 417- f*g* XU?, Geru 4*1. p. *7*. jAcq* Hort-, T, 77» OOüAM MoKsp. 174. H Ctiff. 117. Ups* «3 & Lugdb. 33. Asphodelus luteus Flore er Radice. C. Bi Pin* z84 Asphod. foemina, Cam. Epit. syz. Asph. luteus. Dod- Pempt. zog. Asph* luteus minor &c. Lob* 9U rAsphodelu$ luteus. <3eeleé kantige gejireepte Bladen. te OP BOLPLANTEN, 33T ce van een Elle of daar omtrent heeft, maakt V* het grootfte- verfchi!. De Bladen, immers, ko- men in deeze ook fomwylen Pypachtig voor, Hoofd- hoewel zy meest maar geftreept zyn. De Bloe-3TÜK* men , geel van Kleur , hebben groote witte Vliezige Blikjes. (2) Affodil met een naakte Stengel en Degen- u. vormige gekielde gladde Bladen. jfij^ Witte Deeze , de Witte of Mannetjes AfFodille ge- naamd, groeit in de Zuidelyke deelenvan Vrank- ryk , in Spanje, Portugal, Italië, in Switzer- land, als ook in Goftenryk , volgens Linn^eüs* Ik vindze nogthans door Kramer of Jac quin niet aangetekend; maar in de Krain groeitze op 't Gebergte, volgens Scopoli. H aller maakt wel van de voorgaande Gee« le, doch niet van deeze Witte, onder de Planten van Switzerland , gewag» Ray heeft dezelve op Gebergten by Mesfana, ais ook op Steenige Heuvelen, omftreeks Montpellier, ge- vonden. Goüan zegt , dat zy aan de Zee, Daar Frontignan enCettein Languedok , groei je* Op (2) Asphodclus Caule nudo , Fol. Enfiformibns Carinatis Ixvibus. Mat. Med. 172» Asphodelus Caule nudo , Foliis laxis, H. Ciijffl 127* R* Lug4b, 2*. GouAn Mmtp* 175. Asphod. albus Ramafui et non Ramofus. C. B- Pin. z$. ToüBNF. Inft. 34 3 < Asphodelus primus et fecundus* CLüSt Miijl* U p. 197* Mobis Hiji. IU p. $3o. S. 4, f.i# U »Dl£JU« XII. STU5, 33a Zesma n n ige Lelie- V. Op dorre Bergen , ia de Zuidelyke deelen van Afdeel. proveDCe^ worcjt zy > volgens Ger ar n, ge- Hoofd vonden. stuk. Daar deeze Affodil zo wel ongetakt als Takkig voorkomt , vind jk den bynaam riet zejr eigen. Clüsius noemt de ongetakte Witte , de Getakte Groote Asphodelus , van welke laafcfte hy , van Lisfabon naar Madrfc reizende , de Wortels door den Ploeg uitge* rukt vondt leggen , wel tweehonderd of meer in getal, aan éénen ^toel hangende, zyndezeer dik als Stek-raapen: des hy dagt , dat de ge. heele Plant wel vyfrig Ponden gewoogen had. De Steng, zegt hy, vak fomtyds wel twee Ellen hoog , zynde rond en glad , boven in Bloemdragende Takjes verdeeld , en anders geheel naakt. De Bladen, uit den Wortel of Stoel voortkomende, zyn langwerpig, fmal, driekantig en als gekield , gefpitst , voos en taay* De Bloemen zyn zesbladig, van binnen wit, van buiten ieder Blaadje met eenpaarfch- achtige Streep getekend. Zy zitten op korte Steekjes en hebben die eigenfchap , aan de meefte Bolworteüge Planten , welke een Aair of Trosachtige Bloem draagen, gemeen; dat zy van onderen op ontluiken, en dus de onderfte Blcemdn reeds verflenst of afgevallen zyn , eer de bovenften open ftaan. Een paarfchachtige AfFodille, met bonte Bladen, vindt men door Baühinüs opgegeven. De Zaadhuisjes zyn byna rond , met drie verhevene Ribben , in drie OF BoLPLANTEN. 333 drie holligheden verdeeld , een zwart driekan- A¥^ELi tig Zaad bevattende. m. Hoofde (2) Affodil , die de Stengel naakt heeft 9 era *tuk. gepekte, Elsvormige , getlreepte , byna ^p\l^elus Papachtige Bladen. fiftufofu* ge. Deeze , die de Stengen minder dan een Elle hoog en altoos getakt heeft, is in Spanje zeer gemeen , en komt ook voor in Languedok en Provence. In de Woettynen by Kairo in E- gypte is een Pypbladige AfFodil door Fors- kaohl waargenomen. De Wortels zyn van die dergemeene Affodillen verfchillende : want zy hangen Vezelig aan den Stoel, niet verdik» kende. De Bladen zyn fomtyds Pypachtig , maar ook dikwils halfrond 5 aan de eene zyde vlak , aan de andere geftreept , veel bleeker dan die der gewoone Affodillen, welke insge- lyks Zeegroen zyn. De Bloemen vallen klei- ner en witachtig , hebbende de Meeldraadjes aan de tippen verbreed } de Zaadhuisjes en het Zaad komen nagenoeg overeen. Dat deeze Affodil ook op Creta groeije, heefc (3) Asphodelus Caule nudo, Fol. ftri&is Subulatis, ftria- Cis fuhfiftulofis. H. Ups. 8 3. GOUAN Monsp. 174. Asphod* Cauie nudo Folé ftri&is. C. B. Pin. R. Lugdk. 34. Aspho- delus Fol. Fiftufoiïs, C. U. Pin. z9. Aphod. minor* ClüS» fflft- I. p. 197 Hisp. p, 295. T» 2 9 tf. D9D. Pempt. zq$¥ Phalangium Crers. Los, ƒ«?. 4$, , i 334 Zesmannige Lelie- V. heeft L ï N n je u s meer dan eenmaal gemeld (*), Afpebl. Men moest den bevorderende; doch tegenwoordig geeft TUK* m^u 'er naauwlyks plaats aan onder de Ge* i neesmiddelen* De Wortels zyn zeer heet en j fcherp , kunnende derhalve uitwendig dienen als een Schroeiend middel. Inwendig zal men 'er niet ligt gebruik van' maaken. Door de Zwynen worden zy fomtyds uit den Grond gewroet en opgevreten. Onze kundige Hoogleeraar, N. L. Bun- mannüSj telt onder de Kaapfe Planten twee Soorten van dit Geflagt. De eene, door zyn Ed. Capenjis gebynaamd , beeft een naakte Stengel die Takkig is en Lancetvormige plat- achtige Bladen : de andere , met den bynaam van firi£tus , een naakte Stengel en Lioiaale geftrekte Bladen , die langer zyn dan de Sten- gel ft). Tot geen van beiden behoort die Kaapfe Bolplant3 in 't voorleeden Jaar 1778, hier te Lande mooglyk allereerst , en in 5t byzonder ook (*) Cetti Plante vlent dans le Crau d' Artes Aupres dt Sa" Ion , zegt Gauidell : waar uit Mykt , dat die Gruis* Zandige Vlakte tusfehen de Steden Arles en Aix gelegen xy» omftreeks de Stad Salon. Zie de Tegenvj. Staat vm Franknk • lï. Deel t 459- (t) Asphodelus Capenfis & ftri&iis , Predr* ^Fl. C*f>< 336 Zesman nige Lelie V. ook by my gebloeid hebbende , welke ik , zo AF^ILL weëens de deelen der Vrugtmaaking, als we* Hoofd- gens de Geftalte , niet nader brengen kan dan stuk. tot dit Geflagt. Ik maak 'er derhalve een nieu- we Soort van , onder den naam van Asphodelus Comofus of Bladerkroonige Affbdil , om dat de Bloem- Aair met Bladeren gekroond is, en geef die op met de volgende bepaaiing. iv. (4) Affbdil met een naakte Stengel , de Bladen ^Com^uL Lancetvormig , Geutachtig, gegolfd, van Blader- onderen gekield. kroonige* Plaat i-xxxiii. Naar de leevende Plant, in een Pot by my, als gezegd is, uit een Kaapfe Bol gekweekt, en in de Zomer des voorleeden Jaars zeer fierlyk in Bloem ftaande , is de nevensgaande Afbeel- ding , tot een derde der Natuurlyke hoogte ver- kleind, door onzen kundigen Plaatfnyder, den Heer G. Philips, getekend en vervolgens in 't Koper gebragt. Deezen Jaare 1779 heeft zy ook nog, zo wel als toen, met verfcheide Sten* gels in de Hortus Medicus alhier gebloeid en Zaad gedragen» De Kenmerken f op de manier van den Ridder , door my ten naauwkeurigfte daar van opgemaakt, toonen , dat dezelve tot dit Geflagt behoore ; naamelyk ; De Kelk ontbreekt* De Bloem is eenbladig, zesdeelig, metLan- cet- (4) AiphodeUs Caulenudo ,FoIii$ Lanceolatis, AiveohtiS ündulatis , fubtus Carinatis* Hquttuyn. OF B O L P L A N T E N; tetvormige vlakke uitgebreide Slippen , die wit V* zyn, aan 't end geknodst en groenachtig; niet afvallende. Hoofd* Het Honigbakje beftaat uitzet paarfcheSchuB*3T0*; betjes f die Kegelswyze famenluiken , dekken- de het Vrugtbeginzel. De Meeldraadjes, zes Elsvormige üitwaards fioogswys' gekromde Vezels* van gelyke laag- te, de flippen der Bloem aan den voet inge- plant: de Meelknopjet langwerpig opleggende* x)pftygende , tweelings of gefpleeten , neder- waards Vorkachrig; vervolgens Eyrond, dwaH opgelegd ; het Stuifmeel Zwavelkleurig. De Stamper ; eenr rondachtig Vrugtbeginzel ± binnen de Schubbetjes van het Honigbakje by- kans verborgen: de Styl Eivormig met een ge- knotten Stempel. De Vrugt : een Kogelrond'* Vleezig, drie- kwabbig j driehokkig Zaadhuisje ; niet alleea gekroond met den Styl en de blyvende Bloem j maar zelfs door de Meeldraadjes gefchoord* Zaaden verfcheiden , tot negen toe , in ieder Hokje der Vrugt , die Eyrond gefpitst zyn , aaö de ééne zyd£ bultig. Op Plaat LXXXIII , hier nevens, zyn ter vrëderzyde van de Bloemfleng de deeleii der Vrugtmaaking t in alle Afmeetingen verdubbeld iynde , ondier 't oog gebragt. Dus ziet men by A de Bloem vertoond , zo als zy na de ontluiking voorkomt , de Slippen , naai' Blaad- jes gelykende, half wit, half 'groen * aan 'fc Y fen<3 li. mtu xn. stuju C$J& Z i e s m a y n ï g e Lelie- Ifc end gekoodst: de zes geboogen Meeldraadjes, AFïlf L' met Vorkagtige Knopjes omringende het Fjntgti- Hoofd- hegimel , 't welk by B afzonderlyk vertoond is , stuk* zo wel als de Meeldraadjes by C en D< Hier openbaart zig in deeze laatlfen een aanmerkelyk verfchil , naar dat dezelven 00^ in ftaat tot Bevrugting of reeks uitgewerkt zyn , gelyk men dit ook aan de Bloemfteng , die van on- deren op bloeit , kan waarnee men. Zodanig iets heeft plaats in de Wyvende Meelknopjes van allerley Bloemen. Zy keuren zig om en fchuddeh als haar Stageel uit, waarna zy allengs inkrimpende v^rdioogen* De Vrugt , die onder groen , boven paarfchachtig is , ver- toont zig by E , in de overblyvende Bloem gevat , met de Meeldraadjes omringd en met den Styl gekroond* By F ziet menze over- dwars doorgefheeden , zo wel als de hollighe- den der drie Hokjes en de Zaaden , daar in 'vervat, wier figuur nader >blykt by G, alwaar zy, zó* van de eene als van de andere zyde* vertoond zyn» ( a ■ Befchryving der Plant. De Wortel is een Schubbige Bol , niet rond-, tflaar Kegelvormig , onder geknot en als dwars afgefnefcden , witachtig geel , van aanmerkelyke grootte. De Bladen zyn Lelieachtig, anderhalf Voet en daar over lang, by den, Stoel derdhalf Duim 6F BöLHANTÈ tf* T Duim breed, vöörts iiWfigl,* tot aan de pödè ^ V. £oe, verfmaliende, van boven Geutachtig , van * onderen bukig gekield , op de kanten gegolfd, Hochd- niet uk^egulpt , aan de bovenzydc donker groen , STÜIC4 van agtèren geelachtig en aldaar, inde beneden- üe helft, met pa irfche Vlakjes getekend. De Bleemfieng is aanzienlyk, fchuins uit den Wortel fchietende en verder regtopftaande , lievige van bereden tot het midden een Vrager dik, en ter hoogce van drie Rynlandfche Voe- ten opgfoeijende. Zodanig is de hoogte van dei eene myner Planten, in Potten, geweest. Ik had nog een andere , met twee Bloem (lengen van minder hechte, In de Hortus Medicus was zy, deezeo j are , met verlcheide Bloem- ftengen van verfchillende hoogte, allen van bo- ven met Bladertjes gekroond» Het middePle en bovenjfte gedeelte hadt ia de eerstgemelde , by rny , ongevaar zeventig Bloempjes % ieder óp een Steelt jé van een Duim langte , dat van onderen qevat is m een drie- hoekig fpits ho! Blikje, De Bloempjes zyn op- ftygende, niet neerhangende : ieder omtrent een Duim breed. Het ondérfte vad de 'Sten- gel f dat hee.grocrifte is , glad en volkomen rond , is met dergelyke paarfche Vlakken als de Bladen , die onregelmatig zyn en digt by elkander ftaan , getekend. Het bovciule is geeler en hoekig door 'tafgee ven vandeBioem- fleeltjes allergs verdunnende. De afgeblocide Bloempjes worden * op da Y 2 Zoa II DUU Xlh STUÉf 340 Zesmannige Lelie- v* Zon flaande, aan de randen paarfchachtig ; maar AFIIIE.L# het Vrugtbeginzel 9 dat in 't eerft paarfch was Hoofd- bekleed, wordt van onderen groen of geelach- stuk. tig en by aanryping uit den geelen paarfch* Anthericum» Dit Grickfche woord is van Plinius voor de Affodille , by Theophrastus voor de Steng der Affodillen : waarfchynlyk wegens de menigte van Bloemen f daar aan zittende , in welk opzigt zy de tneeüe andere Planten over- treft , gebezigd. Waarfchynlyk zyn de Witte Affodillen daar mede bedoeld , dewyl men 't Latynfch Albucum daar mede gelyk ftclt. Lin- ïïmvs gebruikt het hier voor een Geflagt van Pbnten , dat niet alleen in Geftalte zeer veel van de Affodillen verfchilc, maar ook de Bloem zesbladig , Sterswyze uitgebreid heeft en het Zaadhuisje verhevener > Eyrondachtig. 't Geflagt van Phalangium by Xoürj^efort , zo wel als deszelfs Liliajlrum , en dat gene, h welk de Ridder bevoorens Bulbine getyteld hadt,zyn begreepen in de drie volgende fmaldeelin- gen. A* Phalangium : mfct de Bladen gefleufd 9 de Meeldraadjes nieeftendeels glad. (i) An- OF BCLPLANTEW. 541 (i) Anthericum met platachtige Bladen , de V. Steng eenbloemig. 1 F^EL# Hoofd* Deeze , bevoorens voorgefteld onder acnSTüJt. naam van Bulbocodlum , van anderen onder de 1. Narcisfen of Basterd- Narcisfen geteld geweest ^eTotiZmT is een loutere Bergplant, voorkomende op S wit- Laatbioe- zerfche Alpen en andere Gebergten der Zuide*ms' Jyke deelen van Europa , als ook in Engeland volgens Ray , die dezelve heeft afgebeeld. Haller btfchryftze dus. De Wortel is een langwerpige Bol, met een Netje omweven, die veele dunne ronde of drie* kantige Bladen uitgeeft, en een Stengeltje van vier Duimen of een weinig hooger, met veele korte Blaadjes. De Stengel draagt een enkele Bloem , die van zelf famenluikt 9 gelyk die van 't Palangium des avonds. De Blaadjes zyn Ey- rond-Lancetvormig 5 wit , van binnen en bui- ten ros, met donker roode Streepen en een geel Nageltje» De Styl is Prismatiek; de Vrugt drie- kantig - Kegel vormig. Het is , zegt hy, een Voorjaars- Plant, en be- (1) Anthericum Foliis planiusculis , Scapo unifloro. Syft. Nat. XII. Gen. 418. Veg. XUI. Gen, 4*2* ?> 27*. Mant. 365. Bulbocodlum Fol. Subulato - Linearibus. K. Lugib. 41. Sp. Plant. I. p. 254. Bulbocodium Alpinum Juncifo* lium* RAJ. AngU III. 874- T« 17* 6 "« Pfeudo - Narcis • f^s Gramineo folio* C. B. Pin. 51. Prodr. 27. RüDB. ELytê y 3 I 342 . / E s M A N n i o ï Lelie- V.- betrekt 'er niettemin toe de Kleine Herfst- Nar* Afdeel- ^ yan jt Bauhinus5 als ook de Laatbhemi- Hoof d- g£ Narcis van C l ü s i ü s j "t welk tegenftry- STUK* dig fchynt, doch niettemin den bynaam bil-, lykt van onzen Ridder it* (X) Anthericum met vlakke Bladen, een en» cfXmr kelde StenSeI en gctuilde Bloem. Griekfcn. Dit Kr;uid > in de Levart door Tourne- fokt waargenomen , heeft een Bolworiei en Liiiiaale gladde Bladen , byna zo lang als dq Stengel , die eenvoudig is , met drie of vier koricre Bladen , hebbende op 't end een Tuil- tje van vyf Bloemen , op drie Steeltjes , het middelfte eenbloemig. De Bloem is wie, met de Meeldraadjes kort en de Styl nog korter. iih f3) Anthericum met vlakke Bladen , de Sten* ïum^0* ^ en Meeldraadjes Wollig hebbende* ' Vlakbla- d|gt Deeze Soort, in Portugal, by Kaap Spizel, in de Maand April bloei jende gevonden door den (*) De Afbeelding van de Narcisfus Autumn&lis minor 9 by Clusius, hiip* p 2*2, komt met die van Bauhinus. nagenoeg overeen , of deeze is daar van ontleend; maar de Bloem voldoet nieu (2) Anthericum FoL planis, Scapo fimplici , Flor. Corym- bofis. Bulboccdium Grieèum Myofotidis Fioxe. ToüRNf, Cor. S°- (3) Antkerkum Fol, plasjif , ?capo Filamentismsc Lanatis» frlaKh 224. of Bolflanten* 343 den Heer Vandelli, heeft, volgens hein, V. de Wortels dik , langwerpig , geelachtig ; de Wortel bladen Liniaal , vlakachtjg , gefcreept , Hoofd* ecnïgermaate gekield, met het end omwonden, STÜK» Elsvormig : de Stengel Takkig met Lancet- vormige Blikjes en de Bloemfteeltjes eeniger- miate gecrost: de Bloemen rood, van grootte als in het Takkige , dat volgt, met Wollige Dmadjes , geele Meelknopjes en den Sdyl kor- ter. De Gcftatee is als die van 't voorgaande, maar de B een Takkige Stengel en omgekromde eum^eml Bloemen. : lutum* Krom» Tot de Kaapfe Planten moet, volgens den Heer Murray , deeze Soort behooren , als zynde in de Hortus alhier , nu negentig Jaar geleeden , uit Zaaden van de Kaap gefprooten. Zy maakte een Gewas 3 niet Bladen als van Prey , de Stengels anderhalf Voet hoog en Tak^ (*) Gelyk hetzelve , wil zekerlyk de Ridder ze?gen ; Mant* fac. cit. en daarom heb ik Filamentis Lan&tis , dat 9 er byge- voegd was , van 't voorgaande afgelaten. (4) Anthericum FoU trigonis fcabris, Scapo Ramofo , Co- xollis revolutis. Phalangiutn ^Ethiopicum Ramofum Flor* albis» Peralis reflexis. Comm. Hort, L p* 67* T. 34. Mürr* Goctt. 214, Asphodelus Fol< cornpresfïs asperig, Cauie p»tu« !o* Tourkf* !«/?♦ 343. y 4 II. Deel, Ut, Deiu 344 ZfisMANNiöE Lelie» AfiT* l ^ akfc5£ y ^e Bloemen zesbladerïg , agter waards, UI. ' omgekruld, gelyk die der Hyacinthen, en yvït% Hoofd» de Zaadhuisjes langwerpig driekantig, bevat- ITÜ£* tende bruine ruuwe Zaadjes , driehoekig zyode en met drie zeer kleine Gaatjes doorboord* V. CS) iWhericum met vlakke Bladen , een Tak» zumntÊ[-' Stengel* platte Bloemen en een r eg" wsfum. ten Stamper. Dit is het Gemeen of Groote Phalangium , dat, in de Zuidelyke deelen van Europa, op. Kalk- of Kryt- Rodën groeit, volgens den Rid- der. Dien Griekfchen naam leidt men dair van; af, dat de^zelfs Bladen, Bloem en Zaad, op. Wyn gezet , een nuttig Geneesmiddel tegea de Beeten van Spinrekoppen, Scorpioenen en andere Venyriige Ir fe! ten zouden uitleveren. Hierom noemen fommigen het rok, in 't Er- gelfcir, Spiderwort , in 't Hoogduitfeh Erd- fpinntnkraut , dat is Aard « Spinnenkruid. Op verfcheide plaaifen, in Danfchland, groeit het op Heijen en Bergvelden en komt in Sweeden yoor. (6) f5) Anthtrkum Fol. pianfs , Scspo Ramofo, CorclL pla- 8iis, Piftuio se&o. Anrher. Fol. planis &c. Gouan Mensp* Ï7J. FL Suec. 167 , 189, GïJETT* Stamp, p. 129» Phalsn- gium paivo Florc ramcfiim. C. B» Pin *9» Toufnf. 368 Phalangium majtis, Cam, Epit. 52o. Phalang. Rimo. fum. Dod. Pempt, yo6. Lob* !*• 47- Horologmm fiorac* A8. JBern. i]66. Tt 6. OP B O L P L A N T E K. 345 (6) Anthericum met vlakke Bladen, een ge V. heel eenvoudige Stengel i platte Blaemen en AFr. **** den Stamper neergeboogen. Hoofd- stuk, Deeze, zo wel als de andere , groeit in me- y% . nigte op de Switzerfche Bergen * ais ook op**» drooge Vlakten in Provcnce. L i nn^üs voi^f^^^ deeze laacfte zelfs in S weeden en verzekert dat zy een verfchillende Soort zy , hoewel de Heer, Gerard ze als een Vcrfcheidenheid aanmerkt van de voorgaande* Het voornaam- fte verfchil is aangeweezen. De beroemde Haller noemt deeze laat* fte een fraaije Plant , die de Wortels Vezelig tot een Knobbel vergaard heeft en famenge- groeid ; waar uit veele Grasachtige Bladen voortkomen , die fteyig en een Voet lang zyn. De Stengel is een Elle lang, Bladerloos, met een losfe Aair van tien Bloemen , welke uit twee ryën Bloemblaadjes beftaan ; de binnenfte breeder Lancetvormig ovaal en zuiver wit; de buitenften met een groenachtig ftreepje. Ieder Bloem is by de twee Duimen breed en zy ge* lyken veel naar die der Affodillen. Van het Takkige Phalangium , zegt die groo- te {t} Anthericum Fol* planis Sczpo fimpllcisfimo &c. GOUAN JHensp. 175. GER. Prov H Ups. Fl Suec. II. N* 290. Phalangium parvo flore non ramofura. C. B, Pin. z,9» DOD. Ptmpu iotf# Liliago Coidu LOB» /c. 48* JKQ. HorU y 5 II, Obel» XII, Stoa, 34<5 Z&smannige Lelie* V. te Kruidkenner , is zy voor 't overige weinig Afdeel* verrchilleride9dandat zy de Bloemen veel kleiner Hoofd h-ef c , en dus ook veel minder aanzienlyk is, stuk. 13e Stengel verdeelt zig boven in verfcheide Takjes , yl met Bloemen beladen , welke by pagt geheel geüooten 5 op den middag volko- men uitgefpreid zyn<» en op de tusfchen- 'Uuren in een gemiddelde ftaat. In Swceden bevondt LïKNi&us, dat zy van zeven Uuren 's mor- gens , tot drie of vier Uuren 's namiddags , waaken. Wegens die zonderlinge eigenfchap beeft Muller os de Plant het Uurwerk van Flóra getyteld (*). vu. C?) Anthericum met vlakke Bladen 9 een ge-? F i heel eenvoudige Stengel, en Klokvormige jiZm. % % 9 Bloemen , met neergeboogene Meeldraad- Van deeze Bloemplant hadt Tournefort een byzonder Gefiagt gemaakt, onder den naam van Liliajlrum , om dat zy een Bloem heeft ia filiiih naar die der witte Leliën gelykende$ doch venchillende daar van 5 inzonderheid 9 door- (*} Vid. Mtm> de la Societé de Btrne. 1766. T. IV. {7) Ar.thericum Fol. planis , Scapo iïmplicisfimo , Cor* Campaniilatïs , Staminibtis declinatis. Heraerocallis Lilia- ftrum, IL CM. 128* Sp. Plant, j» 324, GER. Prov. m. Hall» lhlv> 290, Lilïaftmm Alpinum minus. Tournf. InJ2é 3694 Fhalangmm magno Floie. C. 0. Fin* Phalangiura* OF BoLPLANTEN* 347 doordien de Wortels aan den Seoel hangen als V. Stekraapen/ Anderen hadden* ze onder de Pha*A™**u langia gefchikt, en door de grootte der Bloem Hoofd- van de voorgaande onder fcheiden. Linn^ u sstuk* plaatfte dezelve bevoorens in 'c Geflagt van Hemerocallis , welke benaaming de Heer H a l- ler nog behouden heeft (*J. Overvloedig kwam het deezen voor, op de Bergvelden der Alpen in Switzerland , ze!fs op- de allerhoogften ; gelyk het ook groeit op die van Provence, naar den kant van Piemont en, Savoije. De Wortels , zegt die Kruidkenner , beftaan uic veele ronde zeer lange Vezelen- Hierom is 't zonderling «, dat Li NNiEos 'er een knobbeligen Wortel aan toegefebreeven hebbe (f). De Bladen zyn Grasachtig, zagt, breeder dsn twee Lynen, die uit den Wortel zeer lang» De Stengel ongebladerd , van een Voet of een Elle, met een yle B!oemaair,over ééne zyde. De Bloemen komen gaapende voor f op eenbloemige Steeltjes , met gekleurde Ey- rond Lancetvormige Stoppeltjes. Zy beftaan uit zes tedere Sneeuwwitte Blaadjes , die de punt omgeboogen en dikker hebben, met een groene Stip getekend. De Meeldraadjes zyn byna zo lang en flap ; de Stamper is langer t aan (*) Hemerocallis Plor. pattuis fecundis. Flelv» incboat. IT. p. J1Z. Sp 12jO. (t) Hemerocslüs Rad/ce tuberofS , Corollis hex'petalis» Jkrt. CHJf* uts. item. R. Lugdb. Z7f U. STUK, 348 Z E s M A n k i c £ Lelie- V. aan 't end geknopt ; de Vrugt Eyrond Kegel- Afj^Li vormig , met hoekige Zaaden. De Bloemen Hoofd zyn welriekende. STUK* vur. (g) Anthericum met een omgedraaide Bloem* AntherU a 1 tum Spira* Jtengei. ie» Aan den voet des Leeuwenbergs , aan de Kaap der Goede Hope , kwam dit Plantje den Heer Koenig voor, dat federc inde Upfal- fche Akademic-Tuin is waargenomen Uiteen Bolwortel fchiet het een Stengeltje > dat van onderen als met beginzels van Bladen bekleed is, doch Bladerloos blyft. Dit Stengeltje , een Handbreed ho.°g en Draadachtig dun , is Schroefs- wyze gedraaid , een weinig klimmende. Het draagt drie of vier Bloemen , op eigen Steel- tjes, die viermaal zo lang zyn, aan den top: terwyl ieder Bloempje flegts de grootte van die van 't Varkensgras heeft* B. Bulhine, met Vleezige Bladen en gebaarde Meeldraadjes. ix* (9) Anthericum met Vleezige Spilrotide Bladen Heeftedg!* en eene Heejlerige Steng. We- f8) Anthericum Scapo Spirali. Mant* 224, (9) Antberitum Fol. C3rnofïs teretibus , Caule Fruticofo* GOUAN Mon>p. 175» Anthericum Caulescens. WACHÏ.ND. UUrm jof* Buïbine Caule eens, H> Clif. uz. R. Lugdb. 53. Fhal. Afiic, Fol. Cepaceis , Flor. ipicatis Aureis. Bokrh» Lugdb* Iï. p. 132, Fhal Capeafe Caulescens, DiLL» Elth> 319. T, $3 U £ 25>8. EU&M. Frgdr* 10. OF BoiHANTÏH» 349 Wegens de geftalte hebben fommigen dit V. Kaapfe Heefterige Gewas ook toe de Phalan- ™**u gia t'huis gebragt. De groote Boerhaav eboofd- noemde 't zelve Afrikaanfch Spinnekruid , metsr{]K* Bladen als van Uijen en geaairde Goudkleurige Bloemen. De Ridder heeft het , met de vol- gende van decze Afdeeling, onder den naam van Bulbine , tot een byzonder Geflagt betrok- ken gehad. Immers die erkent Dillenius het zelfde te zyn , als zyn Stengmaakend Kaaps Phalangium , 't welk hy aldus befchryfr. „ Een regte, Houtige , ronde Steng, van 5, een Duim dik en een Voet lang , Takken uitgeevende met Bladen van dergelyke of „ meerder langte, die glad en groen zyn, van „ boven plat , van onderen rond en niet hol : fi zo dat zy niet volkomen met Uijenbladen „ ftrooken. Zy omvatten Scheedswyze de 3, Takjes aan den voet en ftorten , gebroken „ zynde , een lymerig bitter Sap uit, Naar 't 3, end der Takken komen uit de Oxels Stee- „ len , van één of twee Voeten langte, die ij ge'yk de Eereaprys geaaird zyn met Bloe- „ men van het Spinnekruid , geel van Kleur, M hebbende drie breedere , drie fmallere Blaad- 3> jes* Het Vrugtbeginzel , dat een dun Styl- 3, tje heeft, is met zes Meeldraadjes omringd, Ieder Bloempje duurt flegtséécen Dag , doch 3, wordt dagelyks van anderen vervangen; zo 3, dat de Plant byna den geheelen Zomer bloeit," II. D££L. XII* STUK, ZiSMASN-IGi L EL I È« V. (io) Anthericum met Vkezige Elsvomiige A?niEL' platachtige Bladen. Hoofd- stuk. Dit wordt door den beroemden Dille- 'x- niüs, in tegenftellipg van 't voorgaande; rktm 'jt Kaapfch ongejleeld Phalangium getyteld. Het /WA'oëach^ee C CJe ^ac*en Z0 Zeer naar ^ie van Aloë tfg. ge! y kende, dat uien het, zonder Bloemen 3 daar voor zou aanzien. Zy zyn Lancet vormig, aan de bovenzyde Gents wyze uitgehold en komen tropswyze uit den Wortel voort , die een kor- te , breede , geele Knobbel isj Vezels uitge- vende. Met een weinig behandeling kneust men deeze Bladen en krygt aan de Vingers een lymerig Sap, als Eywit, dat, in 'teerst Smaakeloos y een gevoel van fcherpte op de Tong agterlaat. Deeze tederheid doet de Bla- den, ligtelyk, van 't end af verdorren, en de Plant is niet gemakkelyk te behouden. Zy geeft uit den Wortel Stengels van een of twee Voeten lang, met Aairen in 't eerst byna als die van Weegbree, vervolgens ontluikende met dergelyke Bloemen f als hec voorgaande. (n> An- (10) Anthericum Fol. CarnoGs Subulatls planitisculis. H9 Ups* 83. Anther. FoL pulpofis Lanceolato » Subulatis , fa- pine excavatis. WACkeno. UUr* 30*. IJulbine a-aulis. H. Ciiff. U3. R. Lugdb. 3 £• ' P-haiangiam Capcnfe feslïle Sec, DlLL. Ekbt iiz. T. *3*. f. 25^ ©f Bol planten. 351 (n) Anthericum met Vleezige Elsvormtge VV half Spilronde gejirekte Bladen. Afdeel: HOOFD- f12) Anthericum met Vleezige Elsvormtge SXÜK|> rondachtige Bladen > en een byna Trosdraa- xr. deloides, Deeze twee Kaapten verfchillen in het Loof Atïbduiig, van de voorgaande byzonder weinig. Ook is J^unim de manier van groei jing byna eveneens. Vol* juriykst gens W achendorf heeft de eerde xie Bladen platachtig van boven % \ welk byna overeenkomt met die der Hcefterige van D i l- leniüs, en de laatfte zou dezelven fmailer hebbeq dan de Stengel, Zy zyn ftevige^itfde AfFodillige 3 van welke de Jaarlykfe inzonder- heid verfchilt, doötdien' zy niet overwintert, gelyk dezelve. Anders komen deeze en de vol- de daar in overeen 5 dat zy geen Stengen heb- ben dan de Bloemftcelen. De Iaatfte is de eenige Jaarlykfe Plant in dit Geflagt. v_7 (13) Anthericum met Vleezige 9 famengedruk- mi. te, fiekelige Bladen. sZï^' Dee- (V ) Anthericum Fol. Carnofis Subulatis Semiteretibus ftri&is. R. Ups. 83. Antheric. acaule Fol. Pulpods teretibus Subulatis, fupine convexo - pïams. WACHEND* Ultr. 30$. £12) Anthericum Fol. Carnofis Subularis teretiuscuJis , Sca- po fubracemofa. H. Ups. g$. Anther. acaule Fol. Setaceis ' Caule anguftioribus, WaCH. Ultr. 305. O 3) Aruhtricum Fol. Carnofis Góqipresfis hispidis. Aspho* I dc- II. deel. xir. Stuk* 3ja Zesmanhige L b l i è- V. Deeze f ook aan de Kaap huisvestende , heeft * AFIII 1L' vo,gens den Ridder > een Vezeligen Wortel | Hoofd* met byna Vleezige , famengedrukte, geftreep- stuk. te Bladen , een half Voet lang , omgekromd* overal bezec met ftekelige Haairtjes , zo wel als de Stengel y die eenvoudig is en een Bloem- tros draagt met Lancetvormige Blikjes f zo lang als de Bloemfteeltjes en ook ftekelig* De Bloe- men zyn wit met een groenen Kiel en geele Meelknopjes. Bedenkelyk wordt bier van zyn Ed. t'huis gebragt, die Plant * welke door den fchrande- ren Miller , onder den naam van Jffodit met een naakte Takkige Stengel en platte Lan- cetvormige Bladen , is afgebeeld en befchree- ven» 't Verfchil, ondertusfchen, is ia de eer- fte opflag zelfs vry groot. De Takkige Scengci fcrydt tegen een eenvoudige of enkelde zeer. De Bladen waren in deeze glad , zonder eenige ftekeligheid : hebbende negen of tien Duimen langte en anderhalf Duim breedte in 't mid- den en loopende aan beide enden fmal. Dit verfchilt veel van famengedrukte , Vleezige^ omgekromde Bladen. De Wortels waren Affi> dil-achtig als dunne Stekraapen. Uit Kaaps Zaad was deeze in Engeland geteeld y die aldaar Zaad uitleverde , in driehokkige Zaadhuisjes verval Van deeze zelfde heeft 5 dat ook zonderling delus Caule nudo Ramofo,, Fol, planis Lanceolatis, Miu^ OF BOLPLANTEN. 353 is, de Heer N. L* Bürm annus zyn Pha- V* langium Ramofum , 't welk ik hier voor be- ii£eu fcnreeven heb, gemaakt. Hoofd- Moodyk zal tot één der gemelde SoortenSTÜK^ van Bulbine die Kaapfe Plant behooren, waar van ik de Afbeelding in Fig. 3 , op Plaat LX XX, heb gegeven. Immers, dat dezelve een Anihericum zy, blykt uit de zes Meeldraad- jes en het Vrugtbeginzel binnen de B'oem,ge- lyk onze Afbeelding duidelyk voorftelt: maar de Meeldraadjes zyn niet Haairig of gebaard, als blykt by Letter b9 alwaar men ziet, hoe de- zeiven uit den Voet of Nagel der Bloemblaad- jes oirfprong neemen,en vrygroote Meelknop. jes hebben. C. Narthecium$ met Degenvorrnige Bladen. (14) Anrhericum met Degenvorrnige Bladen xiv. en gewolde Meeldraadje*. cm^(u/u fragum. In de Noordelvke zo wel als in de middel-, B,een: , , * breekend. lle deelen van Europa groeit dit Kruid , dat het r (14) ^inthericum FoL Enfiforiiiibus , Filamentis Lanatis. Gort. Belg. 96. FL Suec, 269 , 287- Gmel. Sib. t. p, 73. T. ïS. f. 2. Fl* Lapp. 136. R. Lugdhs 4$ Narthecimn MoEHR. Epb. N. Car. p. 389- T, j. f. I. Pfeudo - Asptiodelus paluftris Anglicus. C. B. Pin. 29. Phaiang. AngL paluftre lridis folio. TOURNÏ Injl. 368. Afpbodelus luteus paluftr. Dod. P*mP** Asphpdj minimus lureus &c. Lob» U. z IX. DEEL. XIL STUK, 354 Zesmannige Lelie- V. het zo beruchte Beenbreekend Gras is onze? Afdeel. Voorouderen* Het komt overvloedig buiten Hoofd- Harderwyk op de Gagelkamp voor , by 's Hee- «tuk. ren Loo ; in Vriesland op de Bergummer- Heyde en elders in de Wouden , volgens den Heer de Gorter. Men noemt het, zegt zyn Ed« , Geele Water - Affodillen en by de Boeren Egelgras. In Eftgeland fchynt het by» zonderlyk zyn Zetel gevestigd te hebben, al- zo het den naam van Engelfeh of Schotfch voert by de Autheuren , ja zelfs by fommigen Lancaster* Affoail getyteld wordt» Het is 'er op Moerasfige plaatfen zeer gemeen , als ook in Noorwegen en Sweeden. Het zelfde verze- kert de Heer H aller van Switzerland, doch nergens komt het overvloediger, zege hy,voor,* dan by Bern in het Veld de Eymatte, daar de Beek eerst uit het Bofch komt vloeijen , als ook op andere Moerasfige plaatfen; doch zelfs ia de fchuinte der Bergen* De Wortel , die wit en Vezelig is, geeft veele Grasachtige , harde , platte Bladen uit5 en een regte Stengel , om laag gebladerd , welke uitloopt in een lange Bloem -Aair, be- zet met paarfche Blikjes. De Bloemen , kort gefteeld , hebben twee ryën van Blaadjes, uit den geelen groen en een Draadachtigen Styl % met gladde Meeldraadjes , volgens dien Au- theur. Dit is te verwonderen, daar de Heer Linn^eus getuigt , dat in Sweeden de Bloe- men door haare gebaarde Draadjes aanzienlyk zyn. OF BOLPLANTEN* 3f5 fcyn. Zou dit dan ook een weezenclyk ver- ^pdeei1 fchi! maaken ; aangezien Haller zegt : dee- m# 35 ze onze Soort heeft geen Beenbreekende Hoofd* Jf kragten , om welken een dergelyke Plant 8TÜK* in 't Noorden berugt is" ? Maar de Heer Gmelin heeft zelfs in Siberië ook deeze Plant met gladde Meeldraadjes waargenomen; zo het niet de volgende is, welke daar mede verward wordt by de Autheuren» Die Beenbreekende hoedanigheid, ondenus- fchen, fchynt eene Herfenfchim te zyn. De vermaalde Bartholijnus bragc dezelve te voorfchyn uit een Gerugt , 'c welk ten dien opzigie in Noorwegen heerfchte, daar men 't Storregras noemde. Men zeide, dat het de Beesten , die daar van aten , kragteloos en tot beweeging onbekwaam maakte , zo dat zy zig als Beender loos vertoonden (*). SïmonPaül* l ï j die in zyn tyd een bekwaame Arts was5 meende zulks door zekere Lood- of Kwikzilve- rigc Stoffen , welke aldaar in de Grond mogten zyn, te verklaaren. De Franfche Schryvers van het Journaal der Geleerden , op 't jaar 1675, ftaken 'er den gek mede , zeggende ; dat Bar- „ THOLiNos van dit Noorweegfche Kruid ver* zekerde, hoe hetzelve , van de Katten ge- „ geten, derzelver Schenkels als door de Huid 5> heen deedt komen , zo dat zy niet loopen »> kon* (*) BARTH. Aïïa Hafw II. p. u6. Z 2 IU Deex., XII. Stuk, 35ö Zesmannice Lelie- „ konden in die toeftand. Men gaf haar 3 *iÏl*'*> tot Geneezing, Poeijer van gedroogde Been- Hoo:d- „ deren , dat eene fterke Kwyling verwekte." stuk. Hjer ofntrent verantwoordt Barthomnus zig zeer wel, maar voegt 'er by, dat in Jutland, alwaar het overvloedigst groeide, geen Mine- raalen waren , en dat het Vee aldaar, zonder hinder, d it Gras nuttigde (*). In onze Pro- vinciën heefc men 'er ook geen nadeel, noch voor de Runders , noch voor de Schaapen, van bevonden; hoewel Likisjeus aanmerkt, dat men het by de Boeren, in Smaland , voor het Wolvee fchadelyk oordeelde. Men achtte het in Engeland tot Geneezing van Wonden kragtig, en met de Bloemen, in Loog geweekt, maakten de Meisjes het Haair geel, volgens Lobel, zo Ray meldt. Misfchien ziet dit op een andere Soort van Affodillen. xv. # (ij) Arthericum met Degenvormige Bladen cumntclir en driekwabbige Kelken; de Meeldraadjes cyiatum. glad ^ de Bloemen driewyvig. bloemig. (*) Eadetn T. IV. p. ioo* (15) Antbericum Fol. Enfiformibus , Perianthiis trilobis, Pilamentis glabris , Flor. crigynis. GoüAn Momp. 175. FL Suec. 269, 288. Gmel. Sib. t. p. 13. T. 18. f. z. fi, Cllff. 140. Gron. Virg. 39. Anther. Scapo imdo Capïfato , Filam. glabris. UI, Lapp. N. 136. T. i«. f. 3. Anthericum Pfeudo* Asphodefus* Jacq^ Vin&% 233. Oed, Dan. 35. Pha- lang. Alpinum paluftre Iridis folio. TOURNF. Inft. 368* Seg. yeron, 11. p. stuk» 55 Geen Geflagt , (zegt Linnjeus) (f)5 99 wordt, in de gcheele Klasfe der Lelieachti- 3, gen, moeielyker dan dit bepaald. Het Steen" ,3 breekend en Kelkbloemig Anthericum is in dc „ geheele Geftalte zo overeenkom ftig , dat 5y menze , de Vrugtmaaking uitgezonderd % 3, naauwlyks onderfcheiden kan ; doch de laat- fte Soort heeft gladde Meeldraadjes , een 3, byna Klootrond Zaadhuisje, drie Stempels 3, zonder Stylen en een driekleppigen Kelk, 33 Hec Steenbreekende is mee de vyf voor- 33 gaande Soorten door zyne ruige Meeldraad- 3, jes verknogt , doch verfchile door een pie- 33 ramidaal Vrugtbeginzel , kaffige Zaaden en 5, een bly vende Bloem. De zeven eerfte Soor- 33 ten verfchillen van de volgenden door glad- 3> de Meeldraadjes en Geftalte der Affodiilen : „ derhalve moeften alle deeze Plqnten of in 3, één Gefiagt begreepen, of in vier by zonde- 3, re voorgefteld worden, als wanneer men zeer 33 moeielyk de Kenmerken der zeven eerften 3, zou bekomen»" Zie daar de reden van de opgegevene fchikking en benaamingen. Le~ (*) Gemeenlyk leidt menze van de nattigheid af ; zfa »yn I. D. 1U. Stuk, bladz* za*« ,ïljK' ken over Zee , maar bevat verfcheide ronde zwarte Zaa den , als van 't Oostindifch Bluemriet. Het Leontopetalon heefc , volgens GnLE- nüSj uitwendig op Gezwellen gelegd zynde, een kragt van vermurwing , verwarming en verdrooging in de derde Graad* De Wortel, zegt Dioscorides, met Wyn genomen, helpt de genen die van Slangen gebeten zyn. Diestyds werdt dezelve veel in Klyfteeren ge- daan, om de Jichtpynen te doen bedaaren, en was in deezen van goede uitwerkinge. De eerfte Soort , die veel naar 't zelve ge- lykt , acht men het Chryfogonon van den laatst- genoemden te zyn. Sommigen hebben daar voor het bekende Kruid, 't welk men Cinera- ria roemt , anderen de Tormentilla gehouden; doch dit fchync het echte te zyn. De Wortel is ook een Knobbel , maar van binnen rood; de Bladen zyn ingefneeden , als die der Eiken, cn ttaan kruislings om den Eladfteel , donker groen van Kleur ; de Bloemen , ook geel, zyn aanzienlyker , als kleine Anjeliertjes ; voor 'c overige komt het in Gewas byna overeen > dan dat de Stengetjes dunner zyn , zig over den Grond uitbreidende* Z5 II. d&sl* xu. stuk* (3) Leeu- 362 Zesmannige Lelie. v* f3) LeeuwenbJad met het Stengblad driemaal FIIlfL* drievoudig i het Bloemblad tweemaal (*). HOOFD- nvx* Die van Parys zyn gewoon die Kruid Tha- 7IU*. liftroides tc noemen, zegt de Heer Grono- Tbafc* vius. Het groeit in Vjrginie op de manier r^ntiadig- van 'c Epimedium , volgens den Ridder, die het dus befchryft. „ De Steng is naakt, bepaald door drie uit- „ gebreide gefteeldé Binden. Ieder Bladfteel is driedeelig . met negen aangegroeide Blaad- jes, waarvan de twee zydelingfe ongefteeld, tweekwabbig, het middelfte gefteeld , drie* kwabbig " enz. Aan 't end loopt de Steng uit, in een losfe overeod (taande Tros van Bloe- men. ïv. (4) Leeuweüblad met enkelde driedeelig veel» tMdïu' deelige Bladen, en eenbladige gekelkte Yeeideeiig. Bloemen. Dit Kruid, in Oostindie groei jende, endoor Amman in de Pctersburgfe Verhandelingen af- (s) Leontice Folio Caulino tritecnato f27), Florali biter- nnto (9). Leontice Fol. fapradecompofiris. Gaon. Vïrg* II. 52. (*) Dat is het Stengblad van zevenentwintig, het Bloem* blad vm negen Blaadjes. (4) Leontice Fol. fimpiicibus tripartito - multifidis , Cor# monopetalis Calyculatis f. Leontopetaloides. Amm. ^ö. VUI. p. 211. T. 113. BüRM. FU lndt p. 82» OF BOLPLANTEN. 363 afgebeeld, heefc de Geftalte van dit Geflagt, V. doch dc Bloem fchynt veel te verfchillen. Af^ei* Misfchien zou men 'er een byzonder Geflagt Hoofd- van mogen maaken > zegt onze Ridder , die het ITÜ*» niet hadt gezien. De drie hier op volgende Geflagten van As* paragus , Dracana en Convallaria 9 reeds be« fchreeven zynde, komen wy tot dat van Polianthes, Tuberoos. Dus wegens de menigte van Bloemen 3 die de Steng verüeren , en wegens derzelver fraai- heid , genaamd. Het heeft een Trechterachtige , kromme , gelykrandige Bloem , die eenbladig is 5 met de Meeldraadjes in de Keel ingeplant, en het Vrugtbeginzel op den bodem. De eenigfte Soort (x) , die haar afkomst i. uit Oostindie , van Java en Ceylon ? heeft , Jjjjf maakt een Bloemplant uit, welke, en wegens sierlyke* de Geftalte en wegens den Reuk , zeer bemind wordt. {1} Polianthes. Sy$. Nat, XII. Gen, 4zz. Vc%. XIII* Gen. 426. p. 176* Polianthes Flor, alternis. H. Cliffl 126. Ups* j6. GoUAN Monsp. 178. R. Lugdb* 27. Wli Zsyl. i- benaaming daar van afkomftig is, dat het den stuf Wortel van onderen knobbelig heef 1 , en hier* Tuherm'om voert het by Baohinüs den naam van Indifche Hyacinth met eenen Knobbelwortel. R u m- phiüs h eeftzë Nap - Lief (ie of Nagt - Mm- wflflw genoemd , naar 't Maleitfch Sondal- Ma- rum* om datze by n igt lieffelyker dan over dag ruikt. Het is een van de welrickendfte B!oe- 3, men, zegt hy, in Indie, uit het geflagt der „ Hyacinthen ; want onder by de Wortelen „ maaktze een Bol als een groeijende Ajuin 3 3) hier op Amboina een paar Duimen , maar 5> elders wel een Vuist dik, en aan 'tonderfte M derzelve veele dwarsloopende Vezelingen» 55 De Bladen verfpreiden zig in 't ronde , zeer „ fmal , van een Elle of langer, een Pink „ breed , Geutswyze gefatfoeneerd 3 dik, Sap- 5> pig, doch flap en meest gebroken hangende, 55 Uit het midden der Plant fchiet een enkelde „ tonde Steel , drie of vierdhalf Voeten lang , met eenige korte Bladeren bezet , welke „ zig fomtyds in zyd- Takken verdeelt. Aan 5> het opperfte van dien Steel of Stengel ko- 5, men Bloemer> voort , twee by elkander uit „ een klein Blaadje, als uit een Scheede, on- ;, gefteeld , doch met een langen krommen 3, Ha]s ; des menze altoos over zyde of ne- 5, derwaards geboogen ziet. De Bloem heeft Sï de gedaante van die der Hyacinthen , gaan- P de OF BotÊLANTEN. 3*5 «% de *s avor.ds open als een Klokje , van zes % m Melkwitte en gefternde dikachtige Blaadjes 1IJ% „ of Slippen. De onderfte Bloemeo gaan al- f Joofd- 5> tocs eerstopen, en duuren maar éóoen Dag,5™* „ doch worden telkens door anderen vervan- 'r^rm« „ gen , tot aan het bovenfte van de Stengel. De ondente zetten inmiddels tot Vrugtknop- „ pen of Zaadhuisjes maar zonder Zaad: des „ men dit Gewas moet voortteclen door de „ Knobbels , die ter zyden uit den HoofJwor- 3> tel fchieten. Men plantze aldaar meest in >3 Potten of Kasjes , in goede zwarte Aarde 3, en zetze voor de Veniteren , wordende de „ Bloemen 's avonds afgebroken 5 om in 't „ Haair te fteeken of op de Bedden te ftrooi* jen* Men zet ook wel de Bloemftengen in „ Water of de geheele Pot met de Bloemplant „ in een Kamer , om die des nagts te vervul- „ len met den aangenaamen Reuk , als van Le« „ liën en Narcisfen." Nu ruim honderd Jaar geleeden was deeze Plant eerst op Amboina gebragt van Batavia, alwaar de Natuurlyke Groeiplaats , als gezegd is , fchynt te zyn. In Egypte vondt H A s s e l- q o i s t de Tuberoozen in Auguftus bloeijen- de, en merkt aan dat men aldaar, door infufie der Eloemen, een zeer welriekende Olie, gel yk met Jasmyn - bloemen , vervaardigt. In Italië en in andere deelen van Europa zyn zy door de koost der Bloemiscen zeer verbeterd en ver- fraaid , zynde aldaar reeds meer dan anderhalve Eeuw llsDmu Xü, Stuk* 366 ZesMannige Lelie- V. Eeuw bekend geweest. Men vindtze nog weï Afdpel Ui. m^t enkelde Bloemen , gelyk die, welke Rum- Hoofd phiüs afbeeldt en dus a's Hyacinthen ; doch stuk* 00jc mec dubbelde Bloemen, naar kleine Nar- T**ff^'cisjes of Roosjes gelykende, wit met eenig mengzel van Roozekleur (*). De enkelde Z) n zesbladig , maar de dubbelde of volbloemige , hebben negen , twaalf , agttien of meer Bloem- blaadjes en een veel grooter Bloem* Zy komen ook mec verguld gezoomde Bladen voor. Het gene de manier van behandeling of kweekiag betreft, veel tot het begrip van deeze Bloem- plant dienende, zal ik hier overneemen (\). 3i De Tuberoozen begeeren eenen vetten 3, Zavelachtigen, wel doormesten Kleygrond, 3, in eene vrye opene warme Lugt met veel ^) Vogts. Wanneer men dèzelven aldus plant en onderhoudt 5 vermenigvuldigende zeer 3, fterk,en brengen, uit ieder Bol, verfcheide „ Bloemftengen voort; 't welk niet zo zeer door „ de grootte van den Bol, maar voornaame- „ lyk daar door veroirzaakt wordt , dat de 3, Bol , van onderen , met eenen gezonden * „ vaften, dikken Wortel voorzien is, uic wel- „ ke veele kleine Haair- of Houtige Wortelen „ fchie- (*} Zie de Afbeelding by Weinmann , in zyn Kruidboek t Plaat N. 584, doch ongelyk fraaijer in 'r Werk van dea Heer la. Coürt » over 't aanleggen van Lusthoven en Plan- tagiën , enz. h Druk > aan 't end. (tJ üit het laatb^etnelde Werk , bladz. 40.3. ofBolplanten. 367 fchieten, die aan deezen Plantbol, by aan- JJ-^ houdende Warmte cn Vogtigheid, een ge- " duurigen groey veroirzaaken door geftadigen Hoo*d4 aanwas van KUfters. Dit is, myns wcctms,"^. aan geen ander Plantgewas zo eigen en ik * heb het door de Ondervinding geleerd. Wan- V neer ik zodanigen grooten onder- Wortel , " zonder Bol . die alleenlyk op zyde eenige * Heine uitbottingen hadc , van grootte als !; Speldenkoppen , geplant had ; bragt cleeze „ niet alleen in het zelfde Jaar, in Auguftus, "9 vyf Bloemftengen, ieder met over de dertig of veertig Bloemen, voort: maar was ook , " in Oktober uit den Grond genomen zynde, tot een groote Klomp 3 van tien groote 5 Bollen en een menigte aan wasjes van klei* " ne KUfters , gegroeid. Ook bevond ik, dat '* een groote Bol, het ééoe Jaar gebloeid heb- ' bende , indien by flegts met een goeden " onder - Wortel voorzien is , het volgende Jaar niet minder Bloemftengen voortbrengt ; „ alzo ik 'er dus vyf te gelyk op zyde heb zien uitbarften. 5, Koude en natte Damp is deeze Bolplant „ zeer nadeeltg1, maar een zoel Najaar, met veel Vogts > doet dezelve met ongemeene f, dikke Stengen en veele Bloemen praaien. ,4 In tegendeel zyn de Stengen , in groote , Zomer - Hitte en droogte s mager , dor met weinige Bloemen : weshalve men dezelven alsdan overvloedig en dikwils begieten moet, ?l zelfs Jh 0»EL. HU STUK, ft 9* 363 Zesm annice L e li e- V. M zelfs fomtyde twee of meer maaien in de AFrrTTEL* » Week." in» H-jo?d. stuk* Hyacint hus. Hyacinth* Dit Geflagt , 't welk tegenwoordig de voor- naamftc Liefhebbery van Flora behelst , worde bepaald door een Klokvormige Bloem , en dac het Vrugtbegiozel drie Honigvoerende Gaatjes heeft. Voorts komt daarby, de algemeen be- kende Geftake, uit hoofde van welke, buiten de gewoone , hier rok verfcheide andere Bol- planren t'huis gebragt zyn 9 in de volgende Soorten* \%thu5 (O Hyacinth met Klokvormige zesdeelige Bloe- non j. rtp» men 9 aan de tippen omgekruld* zus* temche' Dat deeze Hyacinth , by fommigen , den naam van non fcriptus , dat is niet befchreevere , voert > is in te*enfcelling van de benaaming Hy- aeinthus fcriptus > welke oudtyds toegepast werdt op de Oranjekleurige Leliën ; om dat derzelver Bloemblaadjes me: zekere Merkte- kenen als befchreeven zyn* Hoe die vergely- king fi) HyAcinthus Corollis CampanuUtis fexpartitls , apire revolutis. Sy/l. Nat. XII. Qcn> 423. Pcg> xm. Gen. 427. p. 276- H Cliff* 125. R. Lugdb.n. SAW. Monsp. 17. Hya* cinth. oblongo Flore coeru'eus major. C. 6 Pin, 45. Hya- cimh. non fcripmsr Dod* Pempu 216. Hyac. Anglicus & Bdgicus. Lob. Ie. 103. ÖF li O L P L A N T f. Kv 369 • lang plaats kan hebben , daar zy in gedaante ArJ^hi zo zeer van deeze Hyacinth verfchillen , is in. duifter. Dezelve voert , by anderen , naar den Soowrt Landaart, den bynaam van Ëngelfche en zelfs van Nederlandfche. „ Defen hebbe ick wilicn^*c'*'fa; „ heeten Engelfchen ofte Ncderlandtfchen Ja« 55 cinih , om dat hy nergens ter wereldt in groen Bosfchen en Bemden overvloediger „ en groeyet, dan in Engellandt , Nederlandt, „ ende principaal by Doornick 9 aan den Berg 3, van Trinitc geheten ende desgclycke by 93 Bruesfel * zegt Lobsl. De Heer Schwenckê heeftze in 't Haagfe Bofch gevonden en men noemtze Hyacïnthiis Belgicas by de Bloemis- ten. In Bosfchen en Heggen van Engeland^ san de kanten de:c Akkeren in Spanje én de zui- delyke deelen van Vratikryk , als ook nevens de Wegen in dePiemontecfche Landsdouwen y ftelde LiNN^os de Groeiplaats. In Langue- dok of Provencs , ondertusfehen , vind ik ze onder de inlandfche Planten niet aangetekend en de Spaanfehe van Clusiüs verfehilt eeni* germaate van deeze , die Ray Ëngelfche Hy • acinth of Haazenklokjes noemt. Misfchieo val- len zy , in onze Provintiëa, dan ook wel elders wild, als mede ia üuitfchland; hoewel zydoor Kramer niet onder de Ooltenrykfen geteld zyn. In Switzerland vindt menze op eenige woefte Steenige Bergachtige plaatfen, zo Hal- ler aantekent , die deeze Hyacint aldus be- fchryfe (*). De (*) Helv. inckoat. Tom. II. p. 121. A 3 iu m^u nu stuk, 370 Zesmannige Leiiê. v- De Bol is als die der anderen en geeft Gras- AII1.BL# » achtige , zagte, breede Bladen uit 9 van taa* Hooi ö* „ melyke langte , als ook een Bloemfteel, met stuk, ^ eene omgeboogene Aair aan 't end , van wei- „ nige Bloemen , die Pypachtig zyn , ann den „ voet buikig ; voorts rolrond cn aan 't end in 5, Slippen verdeeld, drie grooter, drie kleiner." In de natuuriyke Plant zyn deeze Bloemen blaauw , maar men heeft 'er zo veel Verfchei- denheden 9 in 't witte en roode of Roozekleu- rige, van bekomen , dat onze Ridder hier de agttien eerfte Soorten van Tournefort t'huis bragu Baohinus heeft 'er tien 5 van Hyacinthen met langwerpige Bloemen en de groote Boerhaave zes opgetekend (*), 11. (a) Hyacinth met Klokvormige zesdeelige UcnrMusT Bloemen en een knikkende Bloemtros . Spaaafche. De bynaam van Cernuus onderfcheidt dee* zen niet behoorlyk , alzo de andere ook vol* ftrekt knikkende Bloemen heeft* Hier wordt thans de Spaanfche van Clüsius t'huis ge- bragt , die , zo LiNNiEüs aantekent 5 de Bloemen meer knikkende en vooral buikiger heeft (t)> van eene Koozekleur, met de Slip- pen (*) BOERH* Lugdb. II. p UI.i (2} Hyacintbus Cor. Campsn» fexpartitis , Raccmo cernuo» Hyacinthus Hispanicus, Clus. Rift* L p, 177. (t) Cerolla bric Bafi Veniricofier , pr&cedenti veromtKime^ OF BolHANTEN# peü weinig omgekruld. De Blikjes ook, die de V. Bloem befchutten, dikwils langer dan dezelve >Aï^*L* zyn van een zelfde Kleur of hooger rood. De Hoofd- Stamper is korter dan de Meeldraadjes, en 'cstuk* Gewas kleiner. \ (3) Hyacinth met de huilende Bloemblaadjes til byna onderfcheiden , de binnenjlen te fa- men vereenigd. WocwSJjc. Deeze was, onder de voorgemelde Verfchei* denheden van de Eerde Soort, bevoorens me- de geteld door den Ridder , doch naderhand daar van afgezonderd. Hy ftelt de natuurlyke Groeiplaats in Spanje en Barbarie. DeBloem- „ tros (zegt hy) bloeit aan ééne zyde: de „ Bloemen zyn droevig of fle s van Kleur en „ evenwel by nagt niet welriekende: de Bloem „ is zesdeelig , met de drie buitenfte Slippen 5, beurtlings , byna tot den bodem toe, van één gefcheiden en omgekromd." De Kleur is , volgens Clusïüs, uit den paarfchen bleek groenachtig. wordt in de laatfte üifgaave vin *t Syft. Nat. Ed, Veg^ XIII., gezegd: doch H aller ze^t daar van Flos tubulofus% Mellugint pünus , ad origmem P^entrkofus gelyk ik heb ge- fchreeven. (3) Ryacinthus Petalis exterioribus fubdiflinftis , interiori- » bus coadunatis , Kyacinthus oMbleto Flore* C. B. Pin. 44, Tournf. Inft. 345. Gouan Monsp. 178. Kyacinthus obfoie- £i Coloris , Hispanicus ferotinus. Clus. Hift* I.p, 177, Aa 2 II. Deel, XII. Stuk* 374 Zesmannige Lelie- V. (4) Hyacinth met de buüenfie Slippen der Affeel. Bloemen Elsvormig en zeer lang. Hoofd» stuk* Deeze zeer aartige Hyacinth, van de Kaap* iv, afkom ftig , hadc de Heer Bürmannüs !e* M*frifaSvmüg gehad, fchryfc LinnjEüs, die aan- Groene, merkt , dat de Geftalte als van de volgende is , Lxmv. maar ^at zy ^e bloemen groen heeft, De drie JFig* 1. buitenfte Slippen, beurtlings , zegt zyn Ed., zyn eens zo lang als de geheele Bloem, en loopen Elsvormig uit in een zeer fpitfe punt. De Ridder fchynt dezelve niet levendig ge- zien te hebben. Ik had deezen Zomer het ge- luk, van die aartige Groene Hyacinth uit my ne Kaapfe Bollen in bloey te krygen en der- halve heb ik ze in Afbeelding laaten brengen 9 ge- lyk zy in Fig. 1, op Plaat LXXXIV, naar 't Leven is vertoond* Men moet in agt neemen , dat deeze Bol- plant alles groen heeft, uitgenomen de Lan- cetvormige Blikjes , één by ieder Bloem , die Vliezig witachtig , en de naauwlyks zigtbaare Meelknopjes in de Keel , die geel zyn. Voorts zyn de Bloemen met een paarfchachtigen waa- fem als bedaauwd* De Stengel of Bloemftee! heeft omtrent een Voet hoogte. In de Hor- tus alhier heb ik ze dit Jaar ook bloeijende ge- vonden. (5) (4) Hyaeimhui CorolL cxterionbus Laciniïs Subulatts loiï- gisfimis. Burm. Mi Cap, ProAr. i©. O F BöLPL ANTEN* 373 C5) Hyacinth met Klokvormige half zes&céli* V.' ge Bloemen , die aan den bodem Rolrond F j"L* zyn* Hoofd- stuk, Drie Bolletjes van deeze Soort, in Spanje ver- ff , J 9 1 * Hyacintbus zameld, hadt Clüsiüs ontvangen, en twee Ameibyfti* derzei ven gaven Bloem. De Plant hadc lange MyMltt, fmalle geflreepte Bladen, van onderen gekield, achtigc, groen , zeer flap en doorgaans op den Grond leggende. Een regtopltaand Stengeltje of Steel- tje, van een Span lang, paarfchachtig gekleurd, droeg zes of zeven Bloemen , kleiner dan die der gewoone Hyacinthen en wyder, van blaauw- achtige Kleur uit het eene, wil uit het andere Bolletje , en uit dergelyke zouden ook roode Bloemen voortgekomen zyn. Met paarfchach- tige Bloemen , ondertusfehen , is deeze in de Bloemhoven niet onbekend, (6) Hyacinth met Trechterachtige half Q .v**, deelige Bloemen* die aan den bodem BuUqwwhs. kig zyn. Naauw- (s> Hyacintbus Corollis Campanulatis femï - fexfidis, bafï Cylindricis. H* Ups %$. Hyacinth. oblongo coeruleo flore minor. C 6. Pin 44. Rudb. Elys. II. p. 27. f. 8. Hyac. minor Hisp. anguftifolius. ]. B. Hifi* II. p. 587. Clus. C«r. App. alter. {6) Hyacint bus Corollis Tnfundibuliformibus , femi» (èxfï. dis, Bafi Vcntricofis. H, CHf 115. Ups. 85. R. Lu%db. 27. G OU A N Monsp> 178. Hyacinthus Oricntaiis Sp. I • 1$ Aas & II. Dbil. XiU Stuk. 374 Zesmannioi Lelie- V. „ Naauwlyks is 'er een Bloem , die de Wet- Afdeel. ^ ten jer }^ weekïng bekwaamer ondergaat, of Hoofd- j> daar door befchaofder gemaakt wordt, dan STUFf* 3, deeze ; zeide Linn^üs. Hierom worde llyaeinthen ^ zy y hedendaags , by de Haarlemmer Bloe. „ misten , als de Koningin der Bloemen geëer- „ bied en gekoesterd; maar , de Kweeking ver- 3, waarloosd zynde, neemt zy allengs, weder* „ om, haar wilde manieren aan.** Dus fprak de Ridder , nu ruim veertig Jaar geleeden , toen hy den ClifFortfen Tuin be- fchreef, van deeze vermaarde Bloemplant , (^ie tegenwoordig nog de grootfte Liefbebbery der Bloemisten uitmaakt. Verwon derlyk is het te zien, met welk eene zorgvuldigheid de Grond der Bedden, waar in menze planten wil, be- reid wordt, om vryheid en Voedzel te verfchaf* feu aan de zwaare Wortelvezelen der Bollen! Verwonderlyk is de zwaarheid der Bladen , Stengels en Bloemen, door zodanige Oefening gekweekt ! Verwond erlyfc de fchoonheid der Bedden, in haa?e Bloeuyd praaiende met een oneindige Verfcheidenheid van Hyacinthen , blaauw , wit, Rooze kleur en rood, ja zelfs thans & plenus i-3. C* B. Fin, 44. Hyacinthi Species 20- CZ" Tournf. Inft. 345. BOERH Lugdb. Sp. 1$ - 58. Hya- cinthus Orientalis Sp. 10- 14. MoRJS. Ui/l. II. f. 474- 3> 4, T. 11. Hyacinthus Or* major et minor, Dod. Tempt, ai6. Hyacinthus Oriënt. Graecus, purpureorubens § major polyaiuhos : albtis ct minor. L ü b. Je* 104 , los t 106, OF BOLPLANTEN. 373 thans geel, met veranderingen , te fyn om van tene Plant de Neusgaten niet minder ftreelt'J11** dan het Gezigt , door een by uitdok l\QÜy]frnHy*c2nt Geur; hier in de fchoonde Tulpen , Ranonke- len en andere Bloemen , overtreffende ! Kortelyk zal ik van den oirfprong des naams en van de plaats der afkomst fpreeken. Hya- kinthos is een zuiver Griekfch* woord , van DioscoRiDEs gebruikt, dat by de Romei- nen met den tongval van Hyacinthus overgeno- men werdt , en nog heden door geheel Europa zwerft. De Iialiaanen zeggen Hyacintho9 de Franfchen Jacinthe 9 de E igelfchen en Duio fchers, gelyk wy, Hyacinth. Daar zyn 'er wels die ze in 't Spaanfch Mayos Floret , in 't Hoog * duitfeh Mertzblume9 in 't Engelfch Grape Flo- wer , in 't Nederduitfch Hondslook heeten ; doch die benaamingen zyn of op byzondere Soorten toepasfelyk , of in geen gebruik. Men geeft 'er 9 by 't gemeen , 't zy wegens den Reuk, h zy wegens de figuur , in ons Land wel den naam van Nagelbloemen aan. Of de Hyacinthen naar zekeren Jongeling van dien naam genoemd zyn; als uit deszelfs Bloed, wanneer hy door Apollo, onverhoeds, al fpeelende, doodeiyk gekwetst was, gefproo- ten zynde , laat ik voor de Fabel - Hiftorie- kundigen ter beflisfiog over. Die Bloemen , Aa 4 wel- II. Deel. XII. stuk. 3/6 ZlSMANNUE L E t i V, welken Ovidius daar mede bedoelt (*) , feby- AFniEL# Een geensziDS ünze tegenwoordige gewoone Hoofd- Hyacinthen geweest te zyn (f). Zy hadden * stuk» immers , de gedaante van Leliën, en waren Hjjcfcd*«paarfch van Kleur. „ De Hyacimh (fchryft „ Dioscor ides,) geeft Bladen als eenBol* en een gladde Stengel van een Span hoogte % dunner dan de Pink, Grasgroen van Kleur, met eene bultige knikkende Tros van paar- „ fche Bloemen." Dit zou nader komen aan de eerde Socrt, of misfehien op de tweede of op de vyfde kunnen zien , die in de Zuidelyke deelen van Europa groei jen, dan op de gewoo* ne hedendaagfche Voorwerpen der Liefhebbe- ry> welke haar afkomst hebben uit de Oofter- fche Landen. In Italië worden zy genoemd Oriemaalfehe Hyacinth, zegt DoooNéos en Lob el tytekze Hyacinthen van Konftantino- polen, 't Is wel waar , dat deeze ook van eea Griekfche fpreekt, doch daaruit op te maaken, dat zy in Giiekenland natuurlyk groeijen zou- den, (*) Ecce Cruor, qiü ftifiis Humi fignaverat Heibas, Definit esfe Cmor , Tyiioque mtemior oeftro , Flos oritur, formaaKjue capit quam Lilia , fi non Purpureus Coior his , Argenteus esfet in x II is. Non fatïs hoe Phsbo eft , {is cnira fuit Au&or Honorts : } Ipfe fuos gemitus Foliis inferibit, cc ai ai Flos habet inferiptum. (t) Immers de tekening der Letteren Ai of Aja vindt men duidelykbt in de Ridderipooren , gclyk ik gemeld heb § II. D. IX. Stuk, bladz, 152. OF BOLPLANTEN. 377 den , was ongegrond, Matthiolus, im- V. mers , die de woorden van D ioscorides AF^fEL# verklaar en wil, verftaat 'er door een Hya- hoofd- cinth, in Italië wild groeijende, aldaar Cipolle trvK. Canine% dat is Honds -Ajuin genaamd, en dee-%*^'^ ze is niet onwaarfchynlyk één "van de volgen- de Tros - Hyacinthen , wier Kleur in rt paarfchc valt, en waar op het kan zien, dat deze! ven knikken , naar den Grond hellen of ook fom- tyds op denzelven neerleggen ; gelyk fommi- ge Handfchrifcen de laatfte woorden vaa Dioscorides hebben (*}. Matthio- lus zelf verhaalt, daar nevens, dat hy onze thans gewoone Hyacinth , die hy afbeeldt , ontvangen hadt van den Kruidkenner Co rt ij- sus, wien dezelve uit de Oofterfche Landen, waarfchynlyk van Kon ltan linopolen , was ge- zonden. Dezelve was ook, ten tyde van Clu- s i u s , reeds onder den naam van Orientaalfche Hyacinth bekend; zo dat zy geenszins de Hya- kinthos van Dioscorides kan zyn en den Ouden waarfchynlyk niet bekend zal zyn geweest. Overtollig zou het derhalve zyn , het ver- fchil van Kleur te trachten goed te maaken ; dewylnjende Gewoone natuurlyk flegtsblaauw of (*) Naamelyk in plaats van K'cpw i-nm^im «fJti»; dat men op verfbheide manieren vertaaien kan, ieezen zy ijri y%$ KUfliw ; dat is op den Grond leggende. Aa 5 II. DHL, XII. STUK. 378 ZesMannige Lelie» V. cf wit aantreft. Van meer belang acht ik het, Afdeel. te ]etten op het gr00t Verfchil van de figuur, Hooi'D- wel^ plaats heeft in de Bloemen der enkel* stuk, de en dubbele Hyacinthen» De Bloem der Hyamtkn Enkelden maakt van onderen , daar zy op 't Steeltje zit , een Knopje; weshalve ook onze Ridder, in de bepaaling deezer Soort, dezelve zegt aan den bodem Buikig te zyn : daar de Bloem der regte zogenaamde Dubbelde of vol- bloemige Hyacinthen zig Klokvormig ais een Vaas 3 ja in fommigen byna geheel plat, als een Roosje, vertooat. De reden , nu , hier van 3 isblykbaar, wanneer men acht geeft op het maakzel der Bloemen en de Vrugtmaa- kende deelen. In de enkelde Hyacinthen heeft de Bloem f welke fommigen zeer verkeerdelyk de Kelk noemen , eene Trechterachtige gedaante* ver* toonende zig, wanneer menze vergroot be- fchouwt, byna als een Trechter met zyn Tuit geplaatst op den bodem van een omgekeerden Bottel, wiens Hals dan het Steeltje verbeeldt* De rand van den Trechter is in zesfen gefnee- den en meer of minder omgekruld. In de Keel , of het onderfte van de Tuit , bevinden zig de Mannelyke Teeldeelen , naamelyk zes Palet- achtïge zogenaamde Meeldraadjes , naauwlyks grooter dan een Zandkorreltje , ieder een lang- werpig Meelknopje hebbende , dat driekantig is of Prismatiek , aan twee zyden bezet met Stuifmeel , regt overend ftaande in de opge- regte OF BOLPLANTEN. 379 rcgtc Bloem. De holte van den Bottel % dat V. is het Buikig Knopje der Bloem , bevat het^*™j*u Vrugtbeginzel 3 waar in men , door 't Mikros- Hoofd- koop , zeer duidelyk de toekomftige Zaaden5Tüs:* waarneemt, in een driehokkig driekantig Kloot- rondachtig Huisje zittende. Dit is met een taamelyk dik Styltje gekroond , dat zeer kort is en den Keel der Bloem niet bereikt, hebbende een breeder Stempel. De geleerde Heer Marquis deSt. Simon, door wien dceze Vrugtmaakende deel n zeer naauwkeurig in Plaat gebragt zyn (*) , geeft op de volgende Plaat, tot vergelyking, de Af- beeldingen der Bloemen van eene Enkelde en verfcheide Dubbelde Hyacinthen ; waar uit men ziet, hoe dat de Vrugtmaakende deelen éctóé de Bloemblaadjes , naar derzelver meer of min* der menigvuldigheid , ook in meer of minder graad verdrukt en in de hoogfte trap van vol* bloemigheid als geheel vernietigd worden. Uit zyne Afbeelding der doorgefneeden Bloemen blykt , dat zy niet , gelyk fooimigen zig ver- beeld hebben (f) , haare binnenbiaadjes van de Meel- es) In zyn Ed. Werk, genaamd^* Jacinthes &c. Amfterd, 1768. Pl. 6 , 7 , 3» Men vindtze ook by uitftek fraay en niet minder duidelyk , met de Natuuriyke Kleuren, uit de Enkelde Blaauwe Hyacinth afgebeeld door den beroemden L.EDERMULLER , in zyne Mtktoikoopifche Vermaaklykheden , ï* Deel, Pl. 22, : die reeds in 't Franfch te Neuremburg, in 't jaar 1764, uitgegeven waren, (f) Zie ons I, Deel , deezer Natwrlyfo Hïfiitis ,bl, 14a, IL DBEL.XII. STUKf 3&d Zesmannice Lelie- V, Meeldraadjes bekomen ; alzo dezelven in den Afdeel. Kee} der jgioem . en deeze Blaadjes in den Hoofd- bodem ingeplant zyn. Te minder , alzo de stuk. Meeldraadjes, zowel als de Vrugtbeginzels , H)$mtfah-m fommige dubbelde Bloemen nog te vioden zyn : ja dat meer is , aangezien de Dubbelde Bloemen fomtyds vrugtbaar Zaad voortbren- gen. Dit is een twistappel. L i n n j& u s zegt , dat volle Bloemen nooit Zaad geeven , dewyl zy in "t geheel geen Meeldraadjes hebben (*); terwyl gezegde Heer, in de Bloem van de Hya- cinth, genaamd le Fainqueur% dat is de Over» winnaar , dezelven zeer duidelyk aantoont. Niemand , nu, zal dezelve niet voor een vol- bladige Bloem houden. Ook is 't in de Balfa- minaas en anderen bekend , dat dubbelde Bloe- men fomtyds Zaad geeven. Maar zodanigen houdt LiNNiEus óiet voor Volle , of gelyk men gewoonlyk zeggen zou , volkomen Dubbelde Bloemen (t)» Ook blykt uit gezegde Afbeel- dingen , dat de dubbelheid der Hyacintben niet voortkomt uit flippen van den Rand , maar uit weezentlyke Blaadjes, niet tegen ftaande de Rid- der (*) Plcnus Flos, cum Corolla adeo nmltiplicatur, ut Sta» mina omnia excludantur : Stcrilcs ergo funt Plern' ; illi cnim Eunuchi evafemnt, adeoquc fcmpcr abortmnt. F bil. Botau. §. 121 , 150. (t) Pauci Flores, ut Fafavtr , Wpll* , potius muhU plicati diccndi quam perfcffe pleni , Semina pcrficiunt. Ièid, §. 150, ofBolplantik* 381 der zulks verzekerde (*). Dan die geeft ftoffe V. tot nader Waarneemingen (fj. Afdeel* Ten tyde van Clusius waren nog geen hoofd- anderen , dan Enkelde , van deeze Oriëntaal* «tuk. fche, Afiatifcheof KoDftantinopolitaanfche Hya- cinthen bekend. Hy maakt echter van eene gewag f die een Kelkje van drie Blaadjes in 't midden hadr, zyndede Bloem eenigszins groen* achtig cn deeze was ook met Meeldraadjes voorzien. Uit zodanigen zullen vervolgens , door *t zaaijen f die uitmuntende Tros -Hya- cinthen voortgekomen zyn , wier fchoonheid thans tot zo veel vermaak ftrekt. Immers men verkiest , om Dubbelden te teelen , onder de Bloemisten te Haarlem 3 liever het Zaad van Enkelde dan van Dubbelde Hyacint hen zegt gedagte lieer ; dewyl hetzelve volkomener Haagt , en 'er geen voorbeeld bekend is, dat het Zaad van eene Hyacinth 9 *t zy Dubbeld of Enkeld, ooit de zelfde Soort voortgebragt hebbe , uitgenomen de Kleur , die doorgaans eenigermaate fland houdt. Sommigen verkie- zen het Zaad van zodanige Bloemen , die eeni- (*) Florcs monópexali per lacinias Limbi , Polypetali per Petala implentur. $. 1*5. Vervolgens § ijo, Stamina excres- ctint in Petala. ("f) Zie ten dien opzigte het Vertoog van Doktor Hill , over de Manier, om uit Enkelde Bloemen dubbelde voort te hrengen % door een regeimaatig beloop van K wecking. Uitgtz* Ytrband. VII. Deel. bladz. $7 9 enz, EL DS&L» III» STUK, 3S2 / Ë S M A N K I G É L E L i ï« V. ge Blaadjes bevatten of half dubbeld zyn} ge- Afdeel men ,t noemt . aderen hebben andere op* Hoofd* merkingen ; doch het is gebeurd , dat men uk stuk* eakeldé geele Hyacinthen , flaauw van Kleur en Hyaeintken.^]^ van Gewas, de fchoonfte Dubbelde^ zwaar van Bloem, hoog van Stam 5 en volmaakt fchoon van Kleur, bekomen heeft. De Liefhebbery der Bloemisten heeft , in deeze Eeuw, onder de Dubbelden zelfs aanmer- kelyke onderfcheidingen gemaakt. Men heeft 'er die ten deele en die geheel gevuld zyn ; in fom- migen leggen de Blaadjes van binnen regelmaa- tig op de buitenfte Slippen en op elkander; in anderen zyn zy, op veelerley manieren, door één gevlochten en verward. Sommigen hebben het Hart of middelftuk van de zelfde, fommi- gen van een geheel andere Kleur als den buitcr» rand» Voeg hier by , de trapswyze verflauwin- gen of verheffingen van Kleur , in eene zelfde Bloem; om nu niet te fpreeken van derzelver figuur, die in fommigen Klokvormig , in an- deren Roosachtig uitgebreid is , gelyk ik be- voorens heb gezegd. Bovendien komt in aan- merking de geftake , die zelfs fommige Enkel- den bevallig maakt» In de witte Hyacinthen is de mengeling van het Roozekleurige,paarfch of roode , een voor- naame fraaiheid met veelerley veranderingen (* % Niet (*J Zodanig eene , van ongemecne fchoonheid % is dooi dea O t? BÖLPLANTEN* 383 Niet minder fierlyk fpeelt het zwarte of vio- V, lette met het blaauwe in de Blaauwe, en het^j"1* groen in de Roode Hyacinthen; terwyl de Soofd- Geele aartig met wit of rood gemarmerd zyn*STUK# Men heeft ook verfcheide Witten, in 't inid-H^c^ den geel , en onder de Enkelden zyn fommigen "in veel achtinge. Onder alle de Kleuren vindt men 'er, die een aanmerkelyken Prys waardig geacht worden , waar in de nieuwheid en zeld- zaamheid , of ook de fraaiheid in alle opzig- ten, de Markt ftelt. Jaarlyks komen nieuwe Soorten te voorfchyn en de onvermoeide vlyc der Bloemisten , in het aanteelen , heeft ge- maakt, dat 'er hedendaags naauwlyks Kleuren te bedenken zyn , welken men niet in deeze Bloemen aantreft. Men heeft 'er Blaauwen die byna geheel zwart zyn, ook helder He» melsblaauw en oneindige tusfehen - foorten : men heeft paarfchen ? Agaatkleurigen en Por- feleinen , zogenaamd : ook geftreepten en on* der de Rooden, van Roozekleur of incarnaat tot Scharlaken en Vuurkleur, zeer veele ver- anderingen, In 't Witte en Geele zelfs zyn aanmerkelyke Natuurfpeelingen ; gelyk men witten vindt , wier Hart byna Goudkleurig ïs. Dit alles maakt, dat men thans te Haarlem byna tweeduizend van deeze Orientaalfche Hy- den fchranderen Miller , in zyn Kruidkundig IVoordea- hek » op Plaat ng, uïrgefchilderd. II. Deel. XII» Deel» 384 Zesmanhige Leliè* V. Hyacinthen, zo enkelde als dubbelde , by Naa- ^F^EL*men vindt aangetekend : wier verfcheidenheid , Hoofd- wanneer zy op Bedden in bekwaame orde ge- stuk. plaatst zyn , het Oog der Liefhebberen onge- tytfftttfa.jxieen veriuftigt. Ruim een Eeuw geleeden , kwamen de dub- belde Hyacinthen nog in geen aanmerking. Swertius geeft, in zyn Florilegium $ dat tot een Verzameling der Afbeeldingen van aU lerley fraaije Bloemen ftrekte, die van veertig Soorten van Hyacinthen , of daar omtrent , waar onder zig geene Dubbelde bevindt, Na het het verval van den Tulpen - Handel , voorheen *Biadz gemeld * , begonnen echter de Hyaciothen al- lengs het hoofd op te fieeken , en dus vverct van dezelven langs hoe meer werks gemaakt. Maar men lette toen flegts op de zwaarheid der Bloemen , de fraaiheid der Kleuren en de aan- genaamheid van Reuk. Men verwierp , onder de Nieuwelingen , alle, die van de gewooce regelmatigheid afweeken , en gaf dus in 't geheel geen acht op Dubbelden, welken men voor wanfebapen aanzag , verkiezende flegts de genen , die tot Zaaddraagen wel gefchikt tvaren. Even zo weinig als een Liefhebber thans op dubbelde Tulpen het Oog flaat, wer- den de volbloemige Hyacintben diestyds 3e- estimeerd. De fraaiheid van een dubbelde Hyacinth , by toeval uit de Enkelden gefproo- ten en bewaard gebleeven , bekoorde eindelyfc de Bloemisten om dezelve voort te teelen ; Welk aanleiding gaf tot het begin der tegen- V; worrdige Liefhebbery. Dit moet niet veel AFfi"t,S voor den aanvang deefcer Eeuw -geweest zyn , Hoofd- aangezien de zogenaamde Koning van Groot *TVKr Brittannie^ die tegenwoordig voor de oudfteH>^^ gehouden wordt , thans maar óhitrènt tagtig Jaaren is bekend geweest* Deeze Bloem werdt oneindig mr er geacht dan de anderen en het ging zo ver , dat mes 'er meer dan duizend Guldens voor betaalde* Ia warme Landen overgebragt , ontluikt hy veel ichooner dan te Haarlem en flaagt xo wel op den blooten Grond als in Broeibakken , maar vergaat irt eea koud vogtig ïerrein. Sedert dien tyd , dat is geduurende het be* loep deezer Eeuw , heeft men zig met zo veel vlyt toegelegd op het aameelen van nieu- we Soorten en op allerley manieren , dóör ver* betering van den Grond , de aankweeking en Voortteeling zodanig bevorderd, dat hét getal ontz?g>yk is vergroot* In plaats van veertig of vyftig Verfeheiclenheden > die men voor honderd Jaaren kende., waren 'er, in 't Jaar 1767, te Haarlem reeds zo veelen met Naamen ondericheiden , als ik bevoorens, van de Ver- fcheider- heden der Bloemen ipreekende, in een Tafeltje opgegevèn heb f*)è Hetzelve had ik ontleend uit de Lysten der Naamen, door deö (*) II. Deels I. Stuk van deeze Natuurlyfy tisfttrtt^ bladz. zij» . _ . Bb II DEEi* XII» STUSS* 3SÓ Zesmannige Lelie- V. den meer gemel den Heer, Marquis deST. S ï« Afdeel MQN ^ ^ z0 ujtVoerig over de Hyacintheö Hoofd- gefchreeven heeft, verzameld* Die Heer zegt, stuk* in zyn Werk , verfcheide maaien ; dat men 'er #yacmthen.te Haarlem meer dan tweeduizend by Naamen kende. De Catalogus van den Heer Dirk Voorhelm, voor dit loopende Jaar 1779, bevat de volgende H Y A C 1 N T H E N. Dubbelde bruin blaauwe. . 189 - Porfelein blaauwe. 129 — Agaat blaauwe en Grisdeline. 54 * Witte. . 53 ™- met Geel. » 36 Geele. ♦ 3 — Witte met Rood* . 86 — — — met Violet of Purper. £7 — — - met Vleefchkleur. 38 Roode, , 126 ■ Roos- en Vleefchkletirige. 80 Enkelde donker Blaauwe. g% lm Porfelein blaauwe. 70 Agaat blaauwe. • 35 ■ i Witte , gz Roode en Rooskleurige. 55 I Geele. • 26 Dit maakt famen een getal van twaalfhon- derd een en vyftig, waar onder driehonderd- zeventig Enkelde, van welken 'ook veelen een aa&* Ö *r BoLfLANTE», aanmcrkelyken Prys waardig zyn , inzonderheid V* deGecle en Roode; welke laatfcen , die voor Af^êM dertig of veertig Jaarennog byzonder zeldzaam Hoofd-; waren , thans zo zeer vermenigvuldigd zyn 3 8TUK* als men uit de optelling ziet en in raarheid Hy^nt^ plaats gemaakt hebben voor de Geelen> onder welken deezen Zomer een Nieuweling by zyn Ed. gebloeid heeft 3 die ik gezien heb, zo uit- muntende 3 dat dezelve by het bezigtigen door haare Koninglyke Hoogheid , de Princesfé W i lhelmi na * met Hoogst derzei ver Naam is Verwaardigd (*). Onder de Blaauwe en Witte komen nog welde hoogfte van Prys voor; gelyk ik dus, onder de eerden, Marchal de Turenne, Monbijou, Tria* non en Vimportante van 40 Guldens; Prinee Fredric Henry , Fanciscus primus , en la Gen- tillesfe f van 25; Duke ef Nêwcastle , Gekroonde Moor > Grand ViStorieux , Keurvorst van Trier , la Mode Franpife van 2.0 ; la Belle BrunetU van 18 Guldens, aangetekend vind. Onder de dubbelde Witte is de Admiraal Generaal op 40 , de Erffiadhouderesfe op 30 Guldens ge* fteld en verfcheide anderen op 25 a 20 Guldens* Onder de Rooden vindc men la Republiqued^RoU lan* {*) De nieuwheid dér Gecïen blykt te racer cbar uit* dat men in 't Kruidboek van Weinmann, nu ruim dertig Jaar geleeden aan 't licht trekomsn, onder de zo reële dub- belde en enkelde Hyacwhen , als Plaat Nf, — ■* $%f4 voorgefteld zyn , geen ééne Geele of Geelachtige yindu Bb 2 II. DEEL, XII. STUK» 388 Zesmannige Lelie- V* lande, (met reden de hoogde) , op 50; Prift- Afheel, cesj-e Frederica Sophia Wühelmina $ Duchesje de Hoofd Panna en Aimable Caroline , op 30; anderen stuk. op '20 Guldens en minder getaxeerd. Onder H^aftntbtn.^ Enkelde Roode of Roozekkurige en Geele, komen ook eenigcn van 12 en ic Guldens dc Bol voor, enz / Uit de Catalogusfen der Bloemisten blykt , dat eene zelfde Naam , in verfchillende Kleu- ren toegcp st wordt a n byzondere Hyacin- then. Men vindt , by voorbeeld, een Gloria Mundi> zo wel onder de Elaauwen en Witten, als onaer de Rooden. Sommige Enkelden zyn met de Naamen der Dubbelden benoemd ; *c welk daar uit voortkomt , dat de Bloemisten het onder malkanderen niet eens zyn , omtrent de benaamin^eo. Ook verfchillen zy dikwüs met elkander , ten opzigc van de Kleuren , die zo in rnalkarider loopen % dat men tusfchcn Rood > Rcozefcleur en Vleefchklëur, geen regte onder- fcheiding vindt. Voeg hier by, dat de zelfde Bol in de ééne Tuin een Bloem van booger Kleur geefe dan in de andere; doch inzonder- heid, dut het Rood in hec ééne Saizoen veel beter fbagt dan in het andere; gèlyk ook de Kli fiers, van een zelfde Bol gt nomen, zo van elkander als van den Moedtr-Bol dikwüs in KlfcUi; verfchillen. Men heeft ook Bloemen v§é verfchillende Kleur op één Steel gezien. Ik zwyg van de Gedrochtelyke vermengin- gen, die men kan maakenj zo door twee halve Bol^ OF BOLPLANTEN, 3^9 Bollen aan élkander te lappen, als anders; om V# nog kortelyk tc fpreeken van dé Ongemakken, welken deeze thans zo geachte Bóïbloemen Hoofo- onderhevig zyn ; het geene den Prys onder de,rr°*«. raarften in ftand houit, en maakt dat yeeteft-f^- te Haarlem een beftafrn I ebben uit de Ver- zendingen , zo binnenslands , als inzonderheid aan de Vorftelyke Hoven door geheel Europa. Want, behalve dit 'er dikwils fter ven , zonder ' dat men 'er de reden van kan mvorfchen; of ook door blykbaare redenen, wegens de kou- de en natheid van 't Saizoen ; zyn fommige Bollen, in de Behandeling, van een geheel an- dere natuur dan anderen ; waar omtrent gezeg* de Heer Marquis de St. Simon, van wien ik veel ontleend heb , dus fpreekt (*J>. ty De Franciscus primus is onder alle Hya- cinthen - Bollen de gene die moeielykst voorn* teelt en de meefte zorge vereifcht voor zyne „ Klisters; ma-r , tot vergoeding, is dezelve „ het minst onderhevig aan verfcheide Kwaa- „ len , welken de andere Bollen aandoen en vergaat niet Igt. Het is de eenigfte die , federt vyfentwintig Jaaren , op een aanmer- „ kelyken Prys blyfe. De Rien ne me furpasjhy „ een der fchoonfte blaauwe Hyacinthen , heeft altoos eea kwynend Loof, dat verdroogd is „ en zelfs een weinig gekruld: men zou den- ken ' (+) Tn zyn aangehaalde Wede , des Jadnths , ds leur v4natom:.ey repro iuïïion, et Culture. Arnft. 1768, £b 3 II, DSM.. XII. STOK, 39ö Zksmannioe Lelie* V, „ ken dat de Bol ziek ware ; doch hy geeft Afdeel. ^ een ciet te mjrjt]er fchoone en forfe Bloem. Hoofd w De blaauwe Pasje non plus ultra fchynt ook stuk i$ geen genoegzaam Sap te hebben toe onder- ïïywnthen.^ hcnld zyner Bladen, die vlak op den Grond „ uitgefpreid blyven , hoewel zeer groen en „ gezond* Og Koning van Bafan , in tegen* 3, deel , fchiet de Bladen zo hoog , breed en 3) regt3 dat zy, zo wel als de Bloem, die van 3, een buitengewoore grootte is 3 [wit in 'c 5, midden geel,] alle anderen overtreffe. Dé „ Couronne du Roi heeft haar Loof ook al- 3, toos van een byzondere breedte en dikte. 3, De Parhelie Solaire en de Komeet hebben 33 het Hart haarer Bloemen > rood en groen a5 gemengeld. Daar is veel werk aan , orn 3I deeze laatfte van het Groen te zuiveren > zo 33 dat zy met behoude dan het voort reffelyké ,3 Rood, *t welke haar tot eene der fchoonftea 33 van alle Hyacinthen maakt. De Prins Des- 3, fau heeft het zelfde gebrek en , nog trasger 3, zynde dan de Komeet , is het veel moeie- ,3 lyker die te zien in alle haare fchoonheid. 3, üe Theatre Italien y zeer fchoon rood van 33 Kleur, maar altoos laag blyvende, komt uit 3, den Grond met een fterkkleurige Aair en 3, naderhand vertoonen zig de Bladen , die zig 3, niet ontwikkelen dan na de Bloem, welke 5 M om de reden, meer dan een andere van den 33 Vorst te dugten heeft , waar door de Kop 33 ligt yerfqhroQid ^ordu Het juweel van Haaf- p> Urn of- Bol p" lan rEW. 391 3, lem cu de Frincesfc 'Karolina hebben zo loei- 5, ne en imalle Bloemblaadjes^ Vüdrèi wanne- t jjj ■ „ zy beginnen te ontluiken, dat men ze, wn- rioorn* 3, der op de manier van g*oeijirg te létten , 3, naauwlyks voor Hyacinten aan zou zkn.Hyaem^f „ Ook behooren ze tot de laatblocijende* „ De Admiraal de. Ruiter h 9t blaauw man* 5, keert nooit een tweede Steng te fchieten, 3, zo dra de eerste haar Bloemen begint uit te 3, fpreiden. De Marquife de Bonnac , wier 3, Kleuren zo fyn zyn5 is meer dan een andere onderhevig haare Steng te verliezen , welke 3, voor 't open gaan der Bloemen dikwils ver- 53 dort 3 't geen de Bloemisten veel moeite 3, hebben te beletten. Dit toeval doet den Bol 3, geen kwaad , die niettemin in de volgende 3, Jaarcn op zyn tyd bloeit. Een der ver- 9> maardlie Bloemkweekers heeft my gezegd 3 3, dat hy dit toefchreef aan een gebrek van 3! den omloop des Sap?, 'c welk te veel van f, het middelpunt afweek, om zig inde zyden 3, te begeeven. De Alcibiade en de Beaure- 3, gard zyn ook dit toeval onderhevig, 'twelic 3 men voorkomt met deeze Bollen in Noveoi- 3, ber, dat is een Ma;nd laater 3 te planten, 33 dan de anderen. Sommige Soorten gecven 9 ëea gmote menigte van Klifters , gelyk de ,3 Gekroonde Amfielland , die 'er altoos een 5J kru g van rondom de kroon des Bols maakt;' „ terwyl anderen 'er zeer weinig uitleveren en 33 ieder Soort behoudt hier in haare eigenfehap^ B b 4 ,3 pe&« II, DE£L. m stuk, §92 % E S M h U N l C & L R:L. I Afdeel "pen# Die zig heÈ minfte vermeoigvuldigen t IH.L' 3> 8e,ylK de Francisaiï primus , Staaten Gen^ Hoofd raai 9 Gekroonde Pieramiede > enz. vergaan m7ï* ook zo ligt niet als anderen, De Witten in Mttimkn.^ ,t midden rD;>d> paarfch of violet* zyn h«?t 5, bederf meest onderhevig , verrottende ligc : de Kontrolleur Generaal in 't Witte, met een Violetkleurig Hare , is het moeiely^fte te behouden en het gemakkelyklte om voort te m teclen. De Gloria Florum fuprema > welke, i% veele Liefhebbers voor de bevalligfte vaa 3i alle Hyacinthèn houden 3 vergpt zeer ligt- „ en fleept in het bederf alle de Klisters mede, v welke zig daar aan gehecht beviaJen.'' Wat de Bollen, aangaat, die hebben, gelyfc; bekend k , eene zeer regelmatige en fraaije figuur ; waar in zy byna alle Bolplaüten over-, treffen. Ook is die figuur in alle Hyaciothen- Bollea even de zelfde. De meelkn zyn vaa buiten niet een Vlies van een zeer bevallige paarfche K'eur bekleed ; doch fommigenmis- feu akoo$ dit paarfch- Vliesje, en blyven wit; hoedanig ook de Kleur der B'oemen zy. Oo- dertu^fchen kunnen geoefende Bloemisten, niet- tegenftaande die egaalheid van de figuur der Bollen , de meefte Soorten aan dezelven onv derfcheid.en, h Verdient eok aanmerking, dat deezc Bollen eenigermaate den aart hebben vaa de Zee-Ajuia, niet eetbaar en misfehien ceni* germaate Vergiftig ^rynde: zo dat zy door het; Q^edi^rt y Rotten en Muizen , dat naar Tul- je»-: OF 1? O L P X A N T E N. 393 pen- Bollen zo gretig is , zelden worden aan- V. getast. Afmil;- Ulo HOOFD* (7) Hyacinth fw*£ Trechterachtige getuildesrvn. opflaande Bloemen , ^ Steneel korter tt* , 1 j di w 1 A Hyacint ba: dan de Bladen lieejt. corymbo* Jus* Getuiicïs, Deeze Kaapfe heeft den bynaam daar van3 • dat de Bloemen niet Aairswyze groei jen , maar een Tuiltje inaaken aan den top van de Sten- gel (*% De Bladen , die uit den Wortel , welke een Bol fss voortkomen, zyn seer fmal5 dik wüs drie in getal > korter dan een Vinger: de Mengel is nog korcer en heeft een Tuiltje van Trechterachtige paarfche Blommetjes. De Jieer Kqeïug heeft deeze aan de Kaap ge- vonden* (8) Hyacinth met Khkvormige half zesdee- vnu lige getroste Bloemen en Fliezige ^ee^m^^^t draadjes. Te ( 7 ) Hyaclmbus Coroll. Infundibulifoim» Corymbofi», Scapo folüs breviore. Mant. 223. (*) Men vindt wel Comofus in Syfl* Nat. maar dit zal een misihg zyn; alzo 'cr Coryrnbofus in de Manthfa öaat en nog een andere Soort met dien bynaam volgt. (8) Hyacinthui Cor. Carnpanulatïs femi - fextidls Race- mofis &c4 Mem. 224. Hyacinthus Comofus alhus Belgicus. C. B Pik, 41. Hyacinth. Comoius a'.btts, coeruleis Stamini - bus. J. B. Hifi, li. p, 584. Eb 5 Ui Dbel. XII« Stok» Sn Zksmannige Lelie- V. Te Rome komt deeze, volgens den Heer Afdeel. Copelleh, van zelf , zo op Bouwenden Hoofd ' als in de Tuinen voort. Zy heeft Bladen STVK. die zeer lang zyn , een Vin er bre^d , en eene lange ron je Tros van mei .ï&vuldige B oe- men , die gdtesld z>n [ met kleine Vluzige (lompe Blikjes* Zy zyn KlokVnrnüg of Cy- lindrifch Eyror.d * over de hétït in zesfen ge» deeld a wit, n et breede Vliezige Meeldraadjes en blaauwe Meelknopjjes. ix. (9) Hyacinth met .Eyronde Bloemen, die aU Muskee- CCiide. 33 Uit Konftantinopolen en de nabuurige Tuinen , over den Bosphorus gelegen , is allereerst aan ons Europa deeze Plant me- „ degedeeld , (zegt Glusiüs,) welke ik , we- 9I gens den aangenaamen Reuk, niet kon voor- 3, bygian. Zy heefc een witachtigen Bolwor» 3, tel, die groot is, en uit veele Schilfers beltaat als een Uijen. Deeze geeft vyf of ,5 zes langwerpige Bladen uit 5 over den Grond „ verfpreid , taamelyk dik en Sappig, dikwils 33 fchoon rood of paarfch van Kleur. In 'c „ Voor- (9) Hyacintbus Coroüis oyatis omnibus zqualibus. //♦ Clif* 116. Ups 85. K. Lugdk. 28* GOUAN Monsp. i~t. Hyacintbus K.Sccrtaoftts Moschatus. C. B. Pm. 4?. Muscari obfoletiore flore Clis Hij}, 1. p. 17S. FANN* Ic. p« 201, Tipcadi Chakedoaiurn. Lo». /*. jcs. OF BoLPkANTEN. 295 Voorjaar fchiet uic derzelver tnidden eenvry V. „ dikke roode Sted, niet ftevig, in de boven- A™fL# „ fte helft Troswyze wet Bloemen omn, gd > ,0, D< „ welke als aan elkander klecven. Zy gelyken *tuk. 39 naar Bekertjes , en zyn in 't eerst fomwy- „ len paarfchachiig of groen, vervolgens uit „ den groenen witachtig : fomtyds b'aauw of zwartachtig in 't begin en vervolgens bleek. „ Als zy verflenzen willen, dan geeven zy „ een zeer aangenaamen Moskeljaat of Krui- derigen Reuk: hoewel die geel zyn naarNar- cisfen ruiken. Ik verftaa, dat zy ook geheel wit of hoog rood voorkomen : doch zodani- gen heb ik nog niet gezien* Op alle volgen „ groote* driekantige en als.gevinde Hoofdjes, bevattende een zwart rond Zaad , dat taa- 3, melyk groot is, als kleice Erwtjes, Zy be- „ gint van onderen op te bloeijen , gelyk de andere Hyacint her.« De vermaarde Cor» „ Tüsus heeft: eerst de Bollen, hier van, „ aan den grooten Liefhebber van Kruiden in Nederland , myn Vriend Brancion,1, on- „ der den naam van Tipcadi roegezonden Te Kocftantinopolen zyn de Bloemen, als aller- „ aangenaamst van Geur, onder den naam van 35 Muscari of Muschurimi beken i (*)." Zy groei- jen in Languedok in 't wijde , zo Gouan aantekent.5' do; (*/ Zy zyn 'er tot Minmaryên in gebruik, wordende san eene Beminde toegezonden, zo Tou&M&iO&r verhaal:. II. Desl. XII» Stuk. 395 Zesmannigb Lelie. V* (10) Hyaeinth met byna Eyronde Bloemen. Afdeel. Hoofd- Hoe deeze Monjlreuze Hyaeinth gezegd kan «tuk. worden byna Eyronde Bloemen te hebben , « *♦ . begryp ik niet. De gene, ten minffr, die ik monftro/us daar van gezien heb, gelykt in Loof wel naar Monfticu. de Hy icinthen doch de Bloem , hoe fraay ook door h:ar^ icbopne prtarfchachtig blaauwe Kleur, gelykt in geenen deele naar dezelven > dan do >r de .trosachti^heid; zynde als het over* blyfzel van *:en 1 ros , daar men de Druiven afgeplukt he ft , zo Co l ü m n a aanmerkt. De Bloem , die Kegelvormig gepluimd is , duutt lang en vergaat emdelvk zonder eenig Zaai te geeven, De Soort niettemin blyft be- houden door de Afz^uels of KHMers, waar mede m&n dezelve voortteelt. Colüm'na heeftze naar den Kardinaal S A N N E S I VS 2*e » coemd , in wiens Tuin zy zig ten zynen tyde bevondt. Sommigen willen , dat zy in 't Land omftreeks Pavia , in Lombardye, zou gevon- den zyn. Anderen denken, dat het eene ver- bastering zy van de volgende Soort, en dat is niet onwaarfchynlyk. By Weinman vindt: menze , onder den naam van Koraalen-Hyi* \ cinthy (10) Hyacintbus Corollis fubovatis. Vir. CUff. 28, r/ Lugdb 28 g# Hyac. Flcribus pinieulatis monftrofo. Rt Wig, 116. Hyac, pancu'a coerulea. C. JB. Pin, 42. HyaciA. thus Sanne jus , panicula comjfa. Col. Ecpbr. p. u, r Vb ofBolplanteh* 397 tlntb, om dat de Bloesfem zig zh Takjes Ko-^^ raai vertoont, zeer wel afgebeeld (*). Hï. Hooffft» (ii) Hychith met hoekig Rolronde Bloemen^ STUK* ie bovenjten onviUgtbaar en langer %M*Hyamtbui fle^d* Gckjcoon* de, In de Vel ^cn der Zuidelyke deelen van Eu- ropa, zelfs in Vrankryk, Duitfchlan i en Swit* zerland , groeit deeze , die in \ Fraufch Vac- eet genoemd wordt. Veefen houJen dezelve voor de Hyacinth van D I oscorx DEs,ven misfehien niet ten onregte. De Kleur, immers, voldoet 3 en wat de kromte van de Bloera- Aai r aangaat , hier omtrent is zyne befchry- ving duifter. Gerneenlyk wordt dezelve, in Duitfchland, Akker - Hyacinth geheten* Men houdtze hier in de Tuiren. Uit een Bol , als die der eerfte Soort > komen v breede Bladen , van een Voet langte , waar tusfehen een Stengel , die fomtyds een El le hoog worde , met een zeer lange Aair. De on- derfte Bloemen zyn flets van Kleur, Rolrond, van (*) Hyacinthus Calaraiftratus» WEinm. Tl. N. $83. tttt> a. (ïi) Hyacinthus Coroll* angulato - Cylindrlcis &c. ManU %66. Gouan Monsp% 178. Muscari Arvenfe latifolmtn pur- purascens. TouRNF. Infl, 347. Hyacinth. C'omofus major purpureus. C B. Pin. 42, Hyacinthus. Cam» Epiu 798» Hyac» Comofus fpurius tertius. DOD. Pempt* 218. Hyac. JSMoscoiidis como&s major* Lob. 1c» 105. Weinm* uts.Lete. k* in Dkel. Xü. Stuk,» 398 ZESM ANNIG E L È L 1 £• V. van binnen met Honig gevuld en Vrugtdraa- A7lLL Se ]de* ^an den t0P zyn zelfs de Steltjes Hoofd- p?arfchachtig blaauw, zo wel als de Bloemen, stuk* dje zeer fcbraal zyn ea misdraagen , raaakende een Kroontje boven de anderen 5 waar van de bynaam. Het enkele Gezigt maakt het blylo baar , dat de voorgaande Soort uic deeze kan zyn gefprooten. tu. Hyacint kot Jtvtryotdts, Druir- achtige. XIIT. RAcemofus* Getroste. ( 1 2 ) Hyacioth met Klootronde eenvormige Bloemen en Sleuf achtig Rolronde geftrek* te Bladen. Hyacinth met Eyronde Bloemen , de bo* venjlen ongefteeld% de Bladen Jlap* Deeze beiden , in de Zuidelyke deelen van Europa, als ook in Düitfchland en Switzerlaod, groeijende, verfchillen weinig. Behalve het ge- ne in de bepaalingen is aangeftipt , merkt de Ridder aan , dat het voornaam (te verfchil daar in (n) Hyacintbus Coroll. GIoboGs uniforraibus, Fol. Cana- Hculato - Cylindriris {trï&?s. Gouaw Monsp. 179, Hyacinthus Corollis globofis. H. Cti/fc it6. Ups. 85. R. Lugdb. 2g. Hyac. Racemofus coeruleus major. C. B. Pin* 4*. Hyac. Botryoides purpureus tertius* Clus» Hifi. I. p, I8i. Hyac. Botr. coet. amoenus. Lob. Ic. 10 8* (13) Hyacintbus Coroll. ovatis , fumrais fesfilibus , Fol* laxis Saüv. Mensp. 17, Hyac. Racern. coerul. minor Jun« cifolius. C. B* Pin. 43. Hyac. Botryoides primus, ClüS» Hift. I. p. 181. Pann* T. 205 , ao.6« Hyacinthus Raceoiofus. Dod. Pempt. 217. 0F BöLPLANTEN, 399 in beftaat , dat de Bloemen in de laatfte wel-^ V. riekende en de Bladen h lf neerhangende zyn. Hj# De cerfte heeft dezelven , buitendien, veehlooFD- breeder dan de laatfte , die derhalve Bicsbla^TüK. dige door B a u h i r< üs g' b\nanmd werdt. Ook vak dezelve kleiner. Tourne fort maakt derhalve , doch irzondi rhcid wegens de K'eur der rflorrhéfo , wel a&t of negen Soorten van tkeze Druif - Ryicinthen in zyn Geflagt van Muscar%% dat do r de Kogelrondachtige Bloe- men van de Hyacinthen onJerfe' eiden wordt. De beroemde H aller betrektze, met on- zen Ridder , tot de/elven en roemt de laatfte* Hyacinth met gekielde, de andere met Gras- achtige Bladen , welke de Kogelronde Bloemen eenzydig heeft , èn de Aa:r met wat minder beladen , twintig of dertig naamelyk , daar de Getroste 'er wel veertig of vyftig in ééne Aair heeft. Deeze , zegt hy > ruiken naar Pruimen , en zyn vol Honigzoet Vogt, maar aan den top vindt men dikwils misdragende. De Stengetjes vallen maar een half Voethoog* 't Gemeene Volk, in Provence, noemt deeze Druif - Hyacinthjes Barrilets zegt Lobe l, om dat de Bloemen naar Flefchjes , [ik zou den- ken naar Tonnetjes ,] gelyken en in Languedok geeft men aan dezelven , zo wel als aan de Gekroonde Hyacinth , voorgemeld 9 den naam van lou Cougaou, zo Goüan verzekert. De Kleur, geiyk men ze ook by dnze Bloemiften vindt , is blaauwachtig, wit of incarnaat# (14) . II* D«pu XXX, $TVM* 400 2 ES MA H N 1 G É L £ L I Ë~ V» f14) Hyacioth we* zesdeelige Bloemen , F BülPLANTEN» 40Ï gccne Bladen ; de Stengel was geel en bruin m gevlakt, de Bloemen , uit den witten geelach- Af tig, maakten een korte digte Aair u't. Hoofd-» Ik heb dergelyke Verfcheidenheden deezet8TUK^ Soort van de Kaap ontvangen 5 waar onder êéne eenbladige , gelyk deeze Hyacint h by Weinman afgebeeld worde (*) : doch de Bloemen gelykeo 'er weinig naa en de twee- bladige, die hy daar nevens opgeeft, fchynt door den Wortel nog meer te verfchïllen van dx?eze Soort , die een roödeü Dol wortel heeft* Of) Hyacinth met Wollige Bloemen en een xv. Takkige Stengel Deeze , die zig in de Leidfc Akademie* Tuin bevoedt , welke de Hoogleeraar A. vah Royen genoemd hadt f Hyacinth met een Takkige Stengel en Woldraagende Bloemen , , hadt de Heer Ltjnn/eos niet gezien en wist ook de plaats der afkomst niet. Onder de Kanpfe Planten telt onze Hoog- leeraar N. L. Bi-rmannus, ook de Paarfch* achtipe (Amethyftinus) en misfehien de Oriem ialis of gewoone Tuin -Hyacinth. Ik heb Kaap- fe Exemplaaren naar deeze beiden geiykende. Alï* {*) Hyacinthus Africanus Orchioides Serpentarius B*Tab» (15) Hyacintbas CcrolÜs Lgnatis , Caule Ramofö* Hya* &mtht Caule Ramofo, Corollis Lammens* R, Lugdb* 17. Cc U. DEEL. XII. STCK. 4oa 2esmannigé Lelie* V. A L È T R 1 5. Afdeel. Hoofd- Dit Geflagt hadt een Trcchterachtïge ge- stuk. rimpelde Bloem, ook in zesfen gedeeld zynde, met de Meeldraadjes in den vcet der Slippen ingeplant en het Zaadhuisje dnehokkig. De volgende uithetmfche Soorten komen 'er thans in voor; naamelyk t. (i) Astris die ongefiengd is9 met Lancetvor* c^nfii mHe &8&°tfde Bladen , een Eyronde Aair Kaapfe. m knikkende Bloemen. Na dat dc Heer Linn^eus die Kaapfe Plant , onder cleeze bepaaling , voorgefteld hadt , werdt dezelve door gedagten Heer N. L. Buu- mamnus omftandig, op de volgende manier, be- fchreeven. De Wortel, een Kegelachtige Bol , van- $i onderen plat als een Koek, met omgeboo- 5, gen Vezelen. Lancet vormige, gegolfde Sap- 55 pige 5 zeer gladde Bladen , die de Stengel 3, Scheedswyze,tot het midden toe , omvatten , welke anderhalf Voet lang is, eenzaam, met paarfche Vlakken. De Bloemen aan den „ tOp ( i ) Aletris acaulis , FoL Lanceolatis Uiidulatis , Spic& ovata , Flor,bm nutantibus. Syft* Nat. XII. Cen* 414. Veg. XI Gen, Caule et flor. maculatis. IHjxs* Cent* HU p. 12. T« a©« Ofr BOLPLANYEN. top van de Steng , knikkende, Pypachtig, w 3Ï aan de tippen zestandig. Zes Draadachtig Afi^' 55 dunne Meeldraadjes, in het Bloempypje in- tJooFö* geplant , met rondachtige Knopjes* Een stuk* langwerpig , driehoekig , driehokkïg Vrugt- „ beginzel ^ met een Elsvormigen geboogen M Styl." Het is , volgens den Heer Mürray, de zelfde Plant , waar van wylen de beroemde Heister den Bol van de Kaap ontvangen hadt, en die, in den jaare 1760 in de Helinftad- fe Akademie Tuin gebloeid enryp Zaad gedraa- gen hebbende 5 in 't j iar 1763 we 'erom bloei- de (*) y geevende toen veel forfer Bloemfteel; waar uit de Heer FAüaicius dezelve als een byzonder ihg van Plant, ttisfchen de Aloë en Hyacinth middelflagug , befchreef. 9k De- s, zdve geleek > (zegt die Aucheur), ten op* 3> zigt van den Wortel en Bloemfteel volmaakt 5> naar de Pcruviaanlche Hyacinth, (waarzyn 3> Ed* dit Gewas op volgen Iaat); in het Loof „ naar de Emncinthus Colchici folio van D 1 L- „ leniüs ; maar, wat de Bloem -Aair aan- gaat, volkomen naar diePJant, welke Afri* „ kaanfe Aioè\ met zeer lange fmalle driehoe- ks ki* (*) Dit biykt daidelyk uit de woorden van den Hoog- ïeeraar Fabricius , die zegt : qax nmc , Menfè JanuariO 176 $$ iterum Scapum floridutn adhuc vegeciorem ex eodem Eulbo protulit. (Enum. Metb, Planu Hort* Htlmjinit 174$M p. 230 Cc 3 iu deel. xn. stm. 404 Zesm annige Lelie- V. J5 Idge Bladen en geele ftinkende Bloemen , van Afdeel. ^ Commelyn genoemd wordt : » welke de Hoofd- Aloë (thans Aletris) Uvaria is (*). stuk. Gezegde Gottingf r Hoogleeraar Morray in de Kruidtuin aldaar, in den jaare 1769, twee bloeijende Planten daar vati voor Oogen heb- bende, gaf daar van, in de Verhandelingen der Koninglyk Sweedfche Akademic te Stokholm, . een uitvoerige Afbeelding en befchry ving, waar van het voornaamtte hier op uitkomt. „ De Plant heeft een Klootronden , gerok- „ ten , Violetkleurigen of bruinachtigen Bol, 3, die van onderen veel lange witte Vezels heeft , welke taamelyk dik zyn , met fyne „ Vezeltjes doorvlogten. Zes Wortelbladen i5 heeft dezelve van ongelyke breedte , de •£ buitenften als een Handpalm 5 Lancetvor- 3J mig - Eyrond , Sleufachtig geplooid , op de 5, kanten gegolfd, donker groen, met paarfch- „ achtige Vlakken. Zy zyn half zo lang als de „ Stengel , die fcheef tusfcheü dezelven op- » ftygt, (*) !n de Mantlsfa tltera van den Heer LiNNOTS , wordt de benaammg van Sciïla, Radice folida > Corymbo contortc Conico : Fabr. Htlmfiud. <2? ; zeer verkeerdelyk als een Sy toenyttum van deeze P!am opgegeven: daar dezelve de Soort- naam is van de gedagte Peruvia*nfcke Hyacintb > met een vitieu.e veidraaijing van contorto voor conferto $ 't welk men uit de agter gevoegde L Sp. 4, genoegzaam had kunnen bePpeuren. 't is te verwonderen , hoe men door verhaafting kan mistasten : want het blykt zeer duide'yk , dat F abri* cius niet in zyn hoofd gehad heeft , gedagten naam te gceven aan dit vreemde Gewas. OF BOLPLANTEN. 405 s> ftygt , in 't eerst krom , verder regt, rond , A?I^#BI/ „ taamelyk dik, twee Voeten lang, met der- nf „ gelyke Vlakken , aan den top gekroond met Aoofd- 3, een dikke digte-Aair of Tros, van menig-s?aK* „ vuldige, kort gedeelde , knikkende Bloemen, ieder met twee Borftelige Blikjes , die bo- ven een klein Kroontje maaken. De Bloe- „ men, orgekelkt , zyn byna Rolrond, Pyp- 3, achtig , drie Duimen lang en maar twee Ly- nen breed , aan den Mond doorgaans een „ weinig ingefneeden , Reukeloos , witachtig 9] met Vleefchkleurige Vlakjes* Zy bevatten ,> doorgaans zes Meeldraadjes, die, op twee „ derden der langce van den bodem af, aan „ den wand der Bloemen aangegroeid zyn, en 5, by den Mond eindigen , met langwerpige 3, Meelknopjes en een geel Stuifmeel* Het „ Vrugtbeginzel , op den bodem zittende, heeft den Styl een weinig korter, Elsvormig, met een ftompen Stempel* Het Zaadhuisje „ is groot, driekantig Eyrond , met drie Vler- ken, Baasachtig, twee Duimen lang,fprin* gende van boven open, en bevattende maar weinige Zaaden." Gezegde Heer heeft in die beide Planten eenige vei fchillendheden opgemerkt. In de groot* fte hadt de Aair wel zestig, in de kieinfte maar twintig Bloemen. De onderden hadden den Mond in zevenen of agten gefneeden, en ook zo veel Meeldraadjes t tcrwyl de bovenden in zesfen gedeeld waren , met zes Meeldraadjes. Cc 3 Voorts II. Deel» XII. 6*us. 4o6 Zes. m a. n n ï o e L e l i *. Afdml Voorts mejrkt by te reêü aan> dat deeze Plant III. # van de opgegevene Kenmerken der Aletvis in Hoofd, dit voornaame afwykt ? dat de Bloemen geens- ITW. zins gerimpeld, maar volkomen g!ad zyn. Het eerfte hadt Linn/eus' van de Virginffche Soort, welke den bynaam van Meelig droeg, ontleend, en, mettegenfta.ande dezelve thans "is uirgemonfterd en ik weet niet waar geplaatst, beefc zyn Ed* nog dit Kenmerk, op geen der tegenwoordige Soorten pasfende , behou- den (*> Bovendien komt de inplanting der Meeldraadjes geenszins met deezc Soort over- een en de gedaante der Bloemen verfchilt groo- telyks van de Hyacinthoides , gclyk wy zien. zullen ; zynde zelfs ook ni.ee Trechterachtig ; des het byzondere Kenmerk van dit Geflagt byna verdwynt. (2) Aletris die ongefiengd is , met Degewor- mige gefleufde gekielde Bladen. Dat (*) Ook wordt elders daar van gezegd : Stanoina non al- ternantia curn Corcllx fo^memh , fci iisdem oppofita , ut et Corolla rugofisiima et fere Faiinacea , dUVwaisGmnm reek dunt Genus. *Am. Ac&d, ia. p. 11. Hoe weinig flrookt dit met de thms opgegevene Soorten! (2) Akiris acaulis, Fol. Enfifqrmihus Csnaüculatis cari. tfÉtifc'. $yf, Nzt* X1IÏ. Al^ë Uvaria. 5/>. I^*. 460. Akg Fo!. Linearihus Radic. Membranaceis. fi. Ctiff. 133. &e 2*- AT°ë Afticana , V0W0 trianguïarï longïsfiooa et agguftisGrao, Dor, luteis fctidis, Comm. Hor\ u. p, 2SV T- is. Seb» 7%«. 1. P. T. |9. F. 3. Wfinm. ^fó. Tab. N. 45. KNORR. HtrbarU Eomnfnque. Ncex» Tab, ts« opdme. iï; Aktrk OF BOLPLANTEN. 40? Dat deeze van de voorgaande afgezonderd moet worden > is blykbaar uit het Loof, alzo' ^ ê zy zeer lange fmailc driekantige s gcfpitfte,De Hoofd» genvormige Bladen heeft, u;t hoofde van wel-™* ken van Stapel Imr ou ityds Iris Uvaria genoemd heeft, zinfpcelendc tevens op de Ge* troste Bloemen , die echter in 't allerminfte niet naar de Bloemen van Lifch gelyken : des deze naam weinig past* Toe de Aloë - Plan en kon zy ook niet gevoeglyk behooren 5 ge-yk de Heer Bormannüs den Ridder erinnerd heeft : hoewel de Bloem i zo min nis die der voorgaande Soort , met de opgegevene Ken- merken der Aletris ftrookt. Ten opzigt van de gedaante der Stengel en Bloemtros komt zy byna volmaakt piet gedagte Kaapfe , zo wel als in de afkomst overeen; doch heeft denStyl en Meeldraadjes een weinig uitfteekende, en de hoogte van 't Gewas verfchilt aanmerkelyk. Haar Bladen en Stengel hebben wel vier of vyf Voeten langte; de Bloemen zyn geüooten rood 3 ontlooken geel en ftinken ; de Wortel is geen Bol , maar een onregelmaatige Knob- bel, die zydelings dikke Vezels uitgeeft. In de Holland fche Kruidhoven is zy taamelyk be- kend en bloeit 'er op 't laatfte van den Zo- mer, ( 3) Aletris 5 die ongejlengcl is , met breedeplau ni. te Lancetvormige Bladen. Niet- r.Aletr*5 u LmguAfor» {%) Aletris acaults, Folns lat is, planis , T^aticeolatïs» Mthtmy l, BlRM. Cap> Prodr. io« BïJXB» Cent. IU. T* 20. J,>e> Cc 4 11. DfcEi* Kil* STUK, 4^8 Z E S M A N N ! G E L E L I AfSel. Niettegecftaand^ de aangehaalde Afbeelding jJL #van Buxbaum door den Heer Linnjehs Hoofd- tot de eerfte Scort betrokken is , geef ik hier stuk. nog p]a3{s aan de genej> We{ke c|e Hecr N> ja Burmannus Tongachtige , wegens de figuur der Bladen , tytelt. Dezelve 5 zegt zyn Ed. , hadt in de Maand April van 't jaar 175-* ge- bloeid en kwam in Gewas met de eerstgemelde overeen; doch hadt de Steng korter, ongevlakt en de BJoemcn eens zo groot. Een dergelyk \erfchil heeft plaats in de Standelkruidige Hya. cinth , als boven is gemeld. Muru Aletris die ongeftengd is en tweebladig. Vtfolia. ^eebla- jfe ZQU ^ deeze ^ ^ oofc ^ denheid van de eerfte fchynt tc zyn, geen ge-, wag maaken , indien 'er niet in een Verzame- ling van nog niet uitgegeven Planten , urn het Kruidboek van Büchodz, een Afbeef- ding van m* 'e licht gekomen ware, die in ge- ftalte aanmerkelyk van de voorgaanden veifchifr. De Bladen omwinden de Stengel , welke yl met Rolronds Bloemen is bezet , waar van eene afzonderlyk geopend vertoont wordt. Volgens die figuur fehynt my de Bloem toe $an den voet verdeeld te zyn , dat met de an- de- (4) AltliU acsuhV, Foliis binatis. Mlhl. Burm» C*p* Fre4r. io„ Ecfag* Botanie* per \V|RSIng, Nojiiab, 177%, Tab, 3, OP BoLPLANTENi 409 deren geheel ftrydig is. Zy was , in dat Kruid- v- ^ boek , een Soort van Oriënt aalfche Hyacinth ^F^L^ genoemd; 't welk myns oordeels beter ltrookt. -Joofd- stuk. (5) Aletris die ongefiengd is , met Lancetvor- v. mige Vleezige Bladen en tweelingfe Bloe. HfJ"™ men. weides* Hyacin» Veel twyfeling heeft deeze PJant veroirzaakt, als zeer lang zonder bloeijen in de Holland- fche Tuinen bewaard geweest zynde; zo dat daar van zelfs Afbeeldingen , met enkele Bla- den, aan 't iicht gegeven zyn^ onder den naam van Aloë , wegens de gedaante ; doch men heeft naderhand ontdekt f dat dezelve, in fi- guur der Bloemen , nader kwam aan de Hya- cinthen of aan dit Geflagt, tot het welke zy eindelyk is t'huis gebragt. Men meent daar toe zo wel een Ceylonfche als een Guineefche te behooren; maar dezelven verfchillen mer- kel yk in 't Loof, als volgt. JDe Ceylonfche (*) heeft de buitenfte Bladen A; Lan^^* Ichc f5) Aletrh acaulis Fol. Lanceolatis Carnofis , Floribus geminatis. BüRM. FL InL p. 83 Aloë Hyacinthoides. Sp* Plant» I. p. U3. Aloë Fol. Lanceolatis pUnis re&is Radica» Hbus. H Gif. 132» Upts 85. Fl. Zeyl. i$o. Kam • Kapel./f. Mal XI. p. 8 3. Ti 4ï 2 (*) Aloë Zeylanica pamila Fol. variegatij* Comm Hert. II. p. 4W T. 21. pluk. At*. 19. T. 255 f. 5 Weinm* Kruidb. Tab. N. 74» Aloë Fol, exterioribus Lanceolatis p'a,- -pis ere&U Radicalibus &c. R. Lugdfr. 23» Cc s lh BSH- XII. STUK. 4io /esmaknige L E L i £. v* Lancet vormig plat regtopftaande, debinnenften III.EL* Eivormig half Rolrond, gefleufd en veel lau* Hoo/d- ger : allen in 't donker groene met biceker stuk* Vlakken , als een Slangehuid getekend. Öeezö Bladen ko.i co vooit uit een üikke roodachtige Wortel , die van binnen wit is en Iterk voort- loopt , zo dat menze ligt kan vermenigvuldi- gen. Eens beeftze in de Keizerlyke Hof-i uin te Weeoen gebloeid , zo de Heer J a c q u i n aantekent; die bevondt , dat de Bloemen nage- noeg niet de volgende overeenkwamen, zynde zeer fyn geflipt , en de Stengel maar een Voet lang, de helft dunner hebbende. De Guineefche (*) heeft de Bladen wel op G««t*«/'«dergelyke. manier, in ft donkere, naamelyk/ fchc.UineC" niet Goifswyze licht groene Vlakken gete- kend; doch dezclven zyn altemaal Lancetvor- irdg en plat , hoewel insgelyks ftyf overend ttaaude. Deeze werdt door den vermaarden Commelyn, uit de Hortus alhier, ook zon- der Bloemen in Plaat gebragt, als wanneer zyn Ed. opmerkte , dat zy een Wortel met Kniet- jes heeft , die van buiten geelachtig is en de Bladen komen op een geheel andere wyze voor, zynde ook met een rooden rand gezoomd. Dus fchpt zy vry veel van de voorgaande te ver- fcliillén. Hy hadtze, in den ja re 1702, eena Blcemftcng zien fchieten , van twee Voeten hcog, Aloë Guinoënfis , &ndice genïcutetA, YcWh e vindi ct atro undulatim vaiie^atis. Cömm« Hort, 1U p, 39. T. 20. Prad. 8*. T. 33. OF BOLPLANTEK. 4** hoog, rond cn uit den groenen paarfchachtig , V. met veelc witachtige eenbladige Bloemen» Deeze waren Pypachtig , in zes diepe omge- Hoofd» boogene Slippen verdeeld, hebbende in 't mid-^TÜK» den, behalve den Styl , zes witachtige Meel- draadjes 5 met dwars daar op leggende Knop- jes. Deeze Bloemen vergingen in de Herfst altemaal , zonder Zaad te maafcen. Het fchynt dat van dezelven twee by elkander aan de Stengel voortkwamen , 't welk de reden zal zyn van de gemelde bepaaling» ,5 Zy gelyken 5, naar die der Hyacinthen (zegt de Ridder) 5, ook door de drie Honigvoerende gaatjes van het Vrugtbegiczel ; Jacquin, niettemin, „ achtze tot dit Geflagt te behooren (* )" (6) Aletris die gejtengd is , met Lancetvor- vr. mize Jlappe Bladen. - Aktris Welrie. Deeze Plant , in 't laatst der voorgaande kende' Eeuw in de Hortus Medicus gebloeid hebbende, werdt door den geleerden Commelvn op twee Plaaten afgebeeld* Dezelve hadt toen een (*) tk vind dat zvn Ed. dezelve tot da Hyacinthen, of tot een nieuv/ Geflagt , met de volgende betrokken wilde hebben : zeggende , dat zy jaarlyks in de Keizedyke Hof- Tuin bloeit. Vind. 308. (6) Aletris Caulescens, Fol. Lanceolntis hxls» Jhcq^Plnd» 509. Aloë Africani Arboiesceiis Floribus alb;can#bas fra- gtantisfimis. Comm, Hort. II* p- 7- T. 4» N, 1 , 2, & I. p 93. T, 49. H. DK£t, XIU STOfc 4i2 Zesmannige Lelie* V. een Stam van vier Voeten hoogte, aan 't bo- 'Afdeel. venejncje . 0p de wyze der Mays, met Bladen Hoo/d- bezet van anderhalf Voet langteen drie Duimen stuk, breedte , fpits uitloopende en donker groen s van onderen met eene dikke Ribbe gekield , niet Hevig* Daar tusfchen fchoot zy een Stengel of Bloemfteel van anderhalf Voet hoogte , beladen met veele Trosjes van witte eenblade. rige Bloemen , met een' in ze&fen gefneeden omgekrulden rand ; dus ve l naar die der en- kelde Hyacinthen gelykende , en met rcode flreepjes overlangs getekend. Zy gaven een zeer aangenaamen Reuk , als de Tuberoozen , Hortende, gelyk de Boomachtige Aloë, een Ho- nigzoet Vogt. Vroeg in 't Voorjaar bloeide deeze Plant, om de twee Jaaren, in het Win» terhuis ; vervullende; hetzelve niet haaren aan- genaamen Geur* Zy was uit Guinee afkom- ftig en moest derhalve warmer gehouden wor- den dan de Kaapfe Planten. Hy hadtze Boom* achtige Afrikaanfche Moe, met witachtige zeer geurige Bloemen, getyteld. Maar éénmaal hadt de Heer J A c q u i n dee- ze Piant bloeijende gezien in deKeizerlykeTuin te Wecnen, alwaar het zeergroote Winterhuis ook met derzelver aangenaamen Reuk vervulci werdt. De deelen der Vrugimaaking onder- zogt zyi: E i. naauwkcurig en bevondt de Bloem als gezegd is, aan den voet Buikig, als het Viugtbegjiizel infiuitende, 't welk Eyrond was met een laiigen Draadachtigen Siyl , die een Knop- / OF BOLPLAN TEN* 4Ï3 Knopje hadt als uit drie Stempels beftaande. Y* Decze Scyl ftak buiten de Bloem uit, van lang* iIL te zynde als de Meeldraadjes, die de omgeboo- Hoofd- , gene Bloemflippen bykans evennarden , zynde *TUK« aan derzelver voet ingeplant , zes in getal , met langwerpige draa-jende Meelknopjes. Dit doet' dan blyken , dat deeze Plant , zo wel als die van de voorgaande Soort, geenszins tot het Geflagt van Aloë, dat de Meeldraad- jes, volgens LusnjBüs, in den Seoel moet ingeplant hebben t behoorde. Tot de Hyacin* then kon zy ook , wegens 'c gemis d^r drie Honigvoerende Gaatjes in 't Vrugtbeginzel , Diet t'hu:s gebragt worden. Hierom was niets nader dan dit Geflagt , tot het welke zy , vol * gens de opgegevene bepaalingen , meer behoor- de dan de eerfte Soorten. (7) Aletris die byna geftengd ïs, met deWor- vir; telbladen Eyrond, gefieeld %en Klokvórmige Aleifts 0 rapontCA* Bloemen. japanfehe. PLAAT Tot dit Geflagt heeft ook de Beer T hun- berg een Plantje betrokken, dat zyn Ed. in Japan geplukt hadt; hetzelve, als een nieuwe Soort, noemende Aletris Japonica* Ik heb, vol- gens myn daar van ontvangen zeer fraaije Ex- emplaar, de Afbeelding in Wig. 2, op Plaat LXXXIV* (7) Aletris fubcauleïcens , Fol. radicalibus ovads petiola* tis, Flor. Campanulaüs. Mihi. 414 ZesMANNIGÈ L ELlfc ^ V? LXXXIV. medegedeeld, In Bladerloof ver^ UI ■ fchüc hetzelve van al!e de voorgaanden niet Hoofd- minder dan in de figuur der Bloemen ; het STUiu welk ik door de bepaaling getracht heb eeni« gerraaate uit te drukken. De Steng of Stengel fchynt taamelyk lang te zyn , doch hoe lang kan ik niet vastllel- len (*)♦ De Wortelbladen , in een Plantje daar nevens gevoegd, zyn Eyrondachtig , overlangs geribd , met zeer langeSteelen en Vliezig dun > zo wel als de Stengbkden, die Lancetvormig en naauwlyks gelieeld , allengs verkleinen naar boven , en ieder aldaar uit zynen Oxel een Bloem uitgeeven 5 welke van een dun Pypach- tig beginzel zig Klokvormig uitbreide met zes fpitfe punten* De Styl des Stan pers is geknopt en langer dan de Meeldraadjes > die echter oak buiten de Bloem uitfteeken en ingeplant zyn in de wanden, daar de Trechter eindigt .gelyk my uit de opgefcheurde Bloeai is gebleeken. De Geflagten van Tucca , Alot en Agave % hier op in het Samenftel der Sexen volgende „ zouden volgens de gedaante der Bloem ook wel tot de Lelxeachtigen hebben kunnen t'huis ge* (*) Ofhet een Steng (Caulis) dan een Stengel of Bloem* fleel (Sc£pas) te noemen zy , is my even zo min blykhaar» Het onderfcheid daar tnsfchen fchynt niet vclftrekt bepaald te zyn. In PblL Bot. onderfcheidt Linn/eüs Scapus van Cauiis , doordien de eerde enkel Bloem en V;ugt, de laatje ook Bladen draagt: dtenvolgens zou dit een Camlii zyn» Doch men vindt ook wel Scapi genoemd > die Bladen dsaa* gen en Cauks zonder Bladen» ofBolplanten. 415 gcbragt worden : maar , om dat de Gefcalte te V* veel van de Bolplanten afweek, heb ik ufe**^* reeds elders befchiceven (*> Dus volgt dan Hoof hier het Geflagt van STÜK« Alstroemeria» 't Welk de Bloem zesbladig, byna tweelip- pig heeft, met de twee onderlte Blaadjes &ag den voet pypachtig , en afgeboogene Meel- draadjes, Het is naar den Sweedfchen Bota- nist Alstroemer getyceld en bevat de drie volgende Amerikaanfche Soorten. De natuurlyke Groeiplaats van deeze Soort is op het Gebergte, omtrent een Uur gaans p benoorden • de Stad Lima in Peru , alwaar de Plant, wegens de lrrTykheid haarer Bloemen, Pelegrina , dat is Uiimuntende , van de In* woorers geheten wordt. Pater Feu i ll é & befchryft ze aldus. De Wortel is als een (*} Men vindc de Yacca , onder de Heefter- (Sewasfefi , ia het IV* Stuk, foladz. 441 ' de Aloë - Planten in het Vil I. $tvk9 blailz. 313 enz, , onder de Kruiden voorgemeld» (1) Alflroeniarïa. Caule ere&o. Syft% Nat. XII. <3en. 4*5. V^. XIII. Gen. 43*. p. 279. Jac<^ Hart. Tab. 50. Planta Alftromeria. Am. Acid. VI. p, 247. Tab. Henierocallis Fior. purpurascênubus nwcdatis, Feüill, Peruv» IL p* 7U.T, 5* (1) Alftroemeria met een opgeregte Steng* I* Aljlroeme- ria pelegri- bos*- SI. DïEL. XIL STUK» 4ï6 Zesmannige Leliè^ V. „ bosje Franfche Raapen , van twee Duimen Afdeél, j5 langte, en in 't midden byna een half Duim HoÏÏd- * dikte. Zy maakt een Stengetje van een stuk* h Span hoogte, seerdun, doch overend (taan- 9> de, onregelmaatig bezet met eenige Blaadjes „ van anderhalf Duim langte en vier Lynen „ breedte, dat puntig uitloopt, Op *c end der 5> Steng zit een Peerachtig , overlangs gefleufd, Vrugtbeginzel , gekroond met eene Lelieach* tige Bloem 9 die tot aan den bodem ia zesfen „ gedeeld is en de Bla derige Slippen zeer ver- ^ fchillende heeft. Drie derzdven hebben , „ by de tip , de randen in waards gevouwen 9 „ en loopen uit in eene fpitfe geelachtig groene punt; terwyl het midden fchoon Karmozyn* „ rood is , met Roozeldeur tot oan de kant ge* 3, zoomde De langte is twee Duimen en de 5, breedte , naar de punt toe, ruim één Duim» „ De drie andere Slippen , maar een half Duim 3, breed, zyn plat, ten halve mar de punt töc? rood, met donkerroode Vlakken regelmaatig „ bezaaid: de helfc naar den voet geel, met bleekroodfc Vlakken. Zes Roozekleurige Meeldraadjes komen uit het midden der Bloem „ en het Vrugtbeginzel heefc zes Hokjes, ie- „ der met Zaad gevuld." By geval kwam gedagten Heer Alstromer te Kadix deeze Plant te vooren , die dezelve nader onderzogt en het Zaad naar Upfal overzondü, alwaar zy opgekomen is , en federt overbly- vende de Oogen verlufcigd heeft door de on- 8* f,u'F Bölplanten; gewoone fraaiheid haarer Kleuren. In de m* W - dcre befchryving , welke daar van gegeven A™jfELS Wordt , is gemeld , dat de Bladen ongeplooid Hoofd- zyn en de Steng hadt aan 't end verfcheide ITÜ^ Bloemlteeltjes» De Bloem was tweelippig5be- ïlaande de Bovenlip uit één breede en twee fmalle 3 de Onderlip uit óéne fmallé en twee biecde Slippen of Bloemblaadjes. De Meel- draadjes waren, drie boven , drie beneden, iü de hellende Bloem, van den Styl afgeboogeh, welke Draadathtig j aan 't end drie dunfte ge- knopte Stempels hadt. Het Zaadhuisje , van grootte als een Vingerlid, was driehokkig, bë- vattendë véele rondachtige Zaadjes* (a) Alftrofcmeria met een opjlygende Steiïg. -JU ^ mtria Lig^ Deeze, Welke ruim zo veel naar het volgen* de Geflagt gelykt , werdt daarom , naar alle Hcll dat hy de Bloemen ran alle deezè Dd 2 drie H. Deil, XiU Stuk, 4*o Zes *Ta nnige L £ l i e- V. s, Behalve 't gemelde gebruik dat de Indt- Afpesl. ^ aanen van (jeeze p|ant maakten , bedienden Hoofd-. ,> zy zig ook daar van tegen Maagpynen ,laa- sti/k. )? tende dezelve, óéne nagt lang, koui in ge* „ meen Water trekken , en dan hetzelve nee- ,5 mende voor hunnen gewoonen Drank*" Hemerocallis. Dagfchoon. Dit Geflagt onderfcftódt zig door öene Klok. vormige Bloem, met een Rolrond Pypje en af- geboogene Meeldraadjes. Het bevat de Lelie- Affodillen van den beroemden Toürnefort, dus, wegens de Lelieachtige Bloem en Affo- dilachtige Wortelen, reeds voor hem genoemd. LiNNiBus dien naam, als famengefteld, ver- werpende , geeft 'er deezen, welke Dagfchoon betekent, aan, om dat de Bloemen vroeg open gaan en wederom vroeg verwelken , op den zelfden Dag. Hier van zyn bekend de twee volgende Soorten* T- m (i) Dagfchoon met geele Bloemen. HemerO' %Tfla' Dee- Gcele. drie Soepten in 't Franfch rood of roodachtig (rouges) en wel in de tweede cfun beau rouge , dat is fchoon rood, in de eerft e Karmozyn - rood ( d'un beau rcu^e cramoift noemt , en in 't Latyn paarfch of paarfchaclïtig. (i) Hemerocallis Corollis ft vis. Syft. Nat. XXL Oen. 419. Veg. XIII. Gen. 433. p. 179. Hemerocallis Scapo Ramofo Cor. rccnopetaltj. H. Gouan Mensp. igz. Hem# Rad* tuberofa &c. H. Cltf. m* R. Lugdb. 2*. Gmel. Sik* OF BoLrL ANTEN* 4<2X Deeze, die in 'c Ooftenrykfe , in Hongarie V, cn in Siberië, wild groeit op drasfe, veiteGron-Ajjj£L den, is een gemeene overblyvende en fierlykeHooFD- Bloemplant in de Tuinen van ons Wereldsdeel/TLK* Ook is zy in Switzerland , en in de Bosfchen by Idria , aan de Adriatifche Zee , waargeno- men. Men heeft ze Lelie- Affodil genoemd of geele Lelie > om dat de Bloemen hyna de fi- guur en Reuk hebben van de gewoone Witte Leliën. Hierom noemde Dodoin é us deeze Plant, Lelie zonder Bol ; want de Wortel is, gelyk ik gemeld heb , a?s die der Affodillen. In \ Franfch noemt menze ook Belle de Jour dat is Dagfchoon , naar den Griekfchen naam Hemerocallis , welke aan dit Kruid door de Ou- den zou gegeven zyn(*): hoewel anderen dien op fommige Leliën toepaslèn , gelyk wy gezien hebben. De Engel fchen noemenze , om de zelfde reden, Day Lilly, dat is Dag -Lelie. Uit den Seoel der Wortelen, die een Knob- belige Tros uitmaaken , van buiten geel zynde , v^n binnen wit en zoet van Smaak , geeft het een Sifr. I. p. 37. Lilio- Asphodelus luteo Fiore. Clus, Hifi, I. 137. Liliasphodelus lttteus. Pann* T. 344. LoB« le, gz, JLilium luteutn Asphodeli radice. C. B. Pin %o, Lilmm non bulbofum. Dod. Pempt. 204. £# Lilio- Asphüdeius lu- tcas minor. Tournf. Inft. 3H. (*) Liiiasphodeluiii nonnuUi appellant, nonnuüi Liltagi* nem, plcrique Liliaftrum : Vctcres autcm Hemerocallida di> igemnt. Dod. loc. cit* Dd 3 II. Dafi*-«xn. stuk* 422 Zesmahnige Lelie- v# een geheel Bos van lange gekielde Degenvo*. 1H. tt^ge Bladen , donker groen van Kleur , waar £oofd° tusfehen dunne ronde Stengels, van meer dan $TÜX# een Elle lang , aan 't end gekroond met Takki* ge Bloemfteelcn , waar op Bloemen van ge* zegde figuur en fchoon geel. De Zaadhuisjes, zynde dikke dviekantigc Haauwen, bevatten een rond zwart Zaad, Een aanmerkelyk gebruik maaken de Tartaa- ren, in de OoUelyke deelen van Siberië, van deeze Plant. De Bladen , verdroogd zynde , wryven zy tusfehen de HUnden,en van de over - blyvende Vezels weeven zy zekere Klee- den, die haar , onder de Beeften - Vagten , tot een foort van Linnen verRrekken. Hier van hebben deeze Bladen 3 by de Rusfen , ook een byzonderen naam. n. (o.) Dcgfchoon met hoogroode Bloemen. fhmerecal» ^koodcï* Behalve de Kleur en grootte der Bloem , fchynt deeze ook daar in van de voorgaande % volgens Gmelin , te verfehillen , dat de Slippen der Bloem als twee ryën maaken Lin- n>eüs vondt buiten 't gemelde geen verfchil 3 dan dat deeze grooter is en wat laater, naa- ment* fa) Hemsroeallis Coroilïs fulvis , Lilio - Asphodclus putu- ceus. Clus Hifi. li p- 137. Lilium rwbrum Asph. radice. C. B. Pin. 80. Liriosphodelus phoeniccus, LOB Ie, $3. Lil. non Bulb, obfolete colore rubens* DOïï. Pempt. 204, . G^Rxs>, OF B O L P L A N T F. N. 423 mentlyk in de Nazomer , bloeit. Zy is in de v* Velden , omftrecks Pouriéres in Provence , door Al'^Et den Koninglyken Hoogleeraar Fouqüe ge* Ho o- vonden cn door Garidell afgebeeld. In «tuk* Switzerland , tusfehen les Posres en Ferialet, febynt zy ook waargenomen te zyn. Sommi* £en Hellen do Kleur flets- 9 anderen hoog-^ anderen Oranje rood. De Bloem is van niet langer duuring dan die der geele. Onze Rid- der heeftze uit Chïca afkomftig gerekend. Hier volgen, in het Samenftel van LïN- nüïüs, eenige Gefl3gt.cn 3 met eene geheel ver- febü lende geftalte van Bloem- en Vrugtmaaking , gelyk de Acorus , Orontium en Calamus of Rot- ting Riet , reeds onder de Kruiden befchre * ven , dan dc Juncus of Biezen , nog onder de Grasplanten te befchryven 2 voorts de Achras, Prinos , Burfera 5 Capura onder de Boomen ; de Berberis 9 Loranthus} Hillia ond^r de Hees- ters en anderen onder de Kruiden voorgeftcld : waar mede de Rang der Eenwyvigen t n einde loopt. Maar tot dcnzelven behoort nog een nieuw Geflagt. By gelegenheid , naamelyk , dat een Kaapfe Bolplant , welke de vermaarde Heer Thün- b e r g naar zynen Reisgenoot in Afrika, den Engelfchen Heer Masson (*), bencenna hief tf te- (*) Zie het Dagverhaal der Reizen van dien Heer, van de Kaap Noordwaards , in de (aaren 177a , 73 , 74 , in het VI. £)d 4 Deels II. Deel, xiu Stuk. 4 bladz. 235 , *74 & 323» ' (ij Masfonia. THUNl^ OF BoLPLANTIN. 4*5 achtig is en van de omgeflagen Slippen , die v* groenachtig zyn. De holte van de Bloem ver- llrekt vpor Honigbakje , als zynde met een hul- Hoofi der , zoet, Vogt gevuld: welks rand in 'tron-sTinu de gekroond is mee zes taamelyk dikke Rooze- kleurige Meeldraadjes , binnenwaards gekromd en op 't end langwerpige MeeIknopje,s hebben- de* Op den bodem van het Honigbakje zit ceq Éyrond Vrugtbeginzel,met een Roozekleurigen Styl, die zig toe de hoogre der MeeSdraadjns verheft , hebbende een naauwlyks blykbaaren Stempel, als in de geopende Bloem by b zeer duidelyk zig vertoont* Nu gaa ik over tot den Rang der Driewy- vigen onder de Zesmannigen > alwaar eerst voorkomt het Geflagc van Melanthïum. Welks naam weleer op de Nigelle toegepast geweest , wegens de zwartheid der Zaaden (*) , thans , ik weet niet om welke reden , door den Ridder gegeven is aan Planten , die een zesbla- dige Bloem hebben, uit welker verlangde Na- gelen de Meeldraadjes fpruiten. Het bevat de volgende Soorten , die naar de plaats der af- komst onderfcheiden zyn* (O Me- (fjzle & Deels IX. Stuk, bhdz. 17& Dd j- -,t. OSEL. XII. STUK. 4i6 Zesmannige Lelie. V. (|) Melanthium met genagelde Bloemblaadjes,, Afdeel. , UI* Hoofd* Dit Kruid , welk Plukenet als met de stuk* Affodillen navqrwant aanmerkte , hadt Tak- MeUn Wff0 Stengen en fletfe Bloemen naar die vaa tti** Pir* \ Vogelindk gelykende. Zyne Afbeelding ver- Vu^mich toont hetzelve m een fraaije gedaante* Men vindt het by Clayton genoemd , Nigella met ccne flets geele Bloem en Grasachtige Bladen. Het is, volgens de befchryving van wylen den Meer Gronoviüs , een Plant van één , twee Voeten of hooger, met een ror de Stengel als een Halm en Bladen als van Koorn, overlangs geribd, dun en flap. Op den top is de Stengel, zegt hy, gepluimd met on. telbaare Bloemen , doch allen Vrouwelyk zyn- de, dat is, zonder Meeldraadjes. Hierom vraagt de Ridder, of het cok tot de Twechutzigen behoore. £en fraaije Afbeelding van deeze Sjort , d >or den beroemden Ehret getekend, vindt men in \ Werk van dea Keiz^rlykn Lyf- Arts, Trew, in welke niet aüeen de Bloe- men mee Meeldraadjes maar ook in 'c midden van (i) MeUmbium Tetaiis Ungulculatis. Syft„ Nau XII. Gen. 449 Vtg- XIII. Gen. 45*. pag. 287. Gron. Virg lu p. 55. Melanth. Foi. Line3ribus integerrimjs longisfimis. Grom. Vir^ I. p 5 9, Asphcdelo affinis 5loridana , Ramofo Cau- le, flor Otnithagoli obfoJetis. PLUE. Amüih. 40. T. 434» f. 8. TREW. Ehret* T. 81. OF BOLPLAHTIH. 4*7 van ieder Blaadje met een aartig Honigbakje V. zyn voorzien - Hoofd» (2) Melanthium met ongemgelde Bloemblaad~iTvsi. jes. u. Op verfcheide plaatfen, in Siberië, is deeze^Av»»'. " waargenomen , wier Bloemblaadjes, in verge«SlbenfcI*' lykirg met de anderen, ongcnageld zyn (f). Gmelin noemt het Kruid Ornithogalum , om dat het , wat de Bloemen aangaat 5 ook veel naar 't Vogelmelkgelykt. \ Heeft een langwerpig Bol* letje dat Gra^achtige Blaadjes , van een Span of een Voet lang, uitgeeft en een dun Sten- getje , dikwüs twee Voeten lang , fomtyds roodachtig. Dit is, in de bovenfte helft, Aairs- wyze bezet met Bloempjes , zo aan de Stengel als zydelings. Dezelven zyn zesbladig, uit den groenen witachtig, en hebben de Meeldraadjes van onderen breed, allengs verknallende en de Meelknopjes taamelyk groot, in 't eerst paarfch* achtig. Zy komen voort ter plaatfe daar het Bloemblaadje is aangegroeid aan 't Honigbakje: doch geenszins uit de verlangde Nagelen der Bloem, (*) Triw Ehret. T. si. (2) Melantb'mm Petalis fesfilibus, Am* Acai, II. p. 349. T. ii. Ornithogalum Spicis Flor. longisfimis Ramofis. Gmel» Sib. I. p. 45* T. 8„ (ï) De Nagel {UnguU) is dit langwerpige Steelachtige gedeelte , waar mede ds Bloemblaadjes in den Stoel ©f Kdk %yn ingeplant. II. Deel* XII» Sxu* 4^8 Zesmaknige Lelie- Vfi Bloem, alzo dezelve geen Nagels heeft: ten ^F® jEl,ware men de Honigbakjes daar voor neemea Hoofd- m°gt» Ondertusfchen zweemt dit Kruid naar *tuk. 9t gedagte Virginifche , in Geftake, zeer. De Vrugt beflaat uit drie famengevoegde Scheed- jes. in. (3) Melanthium metgejlippelde Bloemen en Huik* ac]ltize mden* fenfe. Kaap?* j)e befchryving , welke ik van dit Kaapfe Plantje vind , is als volgt. Een geheel eenvou- dige Steng 5 van een Handbreed hoogte. Lar^ cetvo-mige Bladen, die omvattende, doorboord of Huikachtig zyn 3 of onder Scheedig, met de Scheede opwaards uitgebreid. Vier zodani- gen aan de Steng , het bovenfte en onderfte kleinst. Een Tros aan \ end. Ovaale Bloem- blaadjes , cenigermaate genageld , en geftippekU De Meeldraadjes byii3 in den Stoel ingeplant. Drie Stylen. iv. f4) Melanthium met Liniaal - Lancetvormige ïn&cum. Bloemblaadjes en Liniaale Bladen. Oostin- <#ifch. By Tranquebar was deeze door den Heer Koe- nig gevonden. Het Kruid , dat de GeftaJte van (3) Melanthium Petalis pun&atis , Foliis cucullatis. Am. Ac cd. VI. Afr. 12. (4) Melantb'mm FetaUs Lineari • Lanceolatis , Fol. Lincis;i» bus. Mant, zH. Ö F BOLPLANTE!*. 429 Van het Gcele Vogelmelk heeft, komt uiteen VV Bolwortel voort. De Steng is ook eenvoudig , Af^L4 een Handbreed hx>g , regtopftaande > glad , Hoofd- met drie Liniaale Bladen , die langer zyn , be- «tuk» groeid* Aan 't end komen doorgaans twee Bloemfteeltjes, het eene één-* het andere twee- bloemig; met twee korter breeder Blaadjes by de Bloemen. De Bloemblaadjes , fmal Lancet* vormig , zyn donker paarfch , met de Meel- draadjes en Stamper korter: het Zaadhuisje is driekantig , effen , van grootte als een Koffy^ Boon. Q$) Meianthium met de Bloemblaadjes van v* binnen Jamengegroeid en cmgeboogen; de th&mtfi. Bladen ge/pitst en omgekromd. 'ceaaird Deeze Soort heeft onze Hoogleeraar, N. L. T?t™* B ürma nn u s, by dit Geflagt gevoegd , doch *• geeft daar van geen nadere befchryving. Ik heb by den Leidfen Hoogleeraar 5 D. van Royen, onlangs op dien naam de zelfde Plant gevonden , welke voor twee Jaaren by my uit Kaapfe Bolletjes , die ik toen ontvangen had, gebloeid heeft, en welke ik nog gedroogd bewaar. Onder myne van de Kaap overgezon- den Planten heb ik 'er twee Exemplaaren van ; het eene > gelyk het voorgemelde , dat by ($) MeUntbium Pculis interne concretis reflexis , FoIüj scuminatis recurvis. Burm. ProJr* ïll ILD&EL. XII. STUK* 43ö ZESMAfïNiös Lelie- V. by my id een Pot bloeide , zeer donker paarfch Afdeel. en ^m zwart vaD Kleur , het andere met wit* Hoofd* te Bloemen. Van bet eerfte gaat in Fig. 2 9 stuk. Plaat LXXXV,de Af oeelding Levensgroot- te, hier nevens. De meergemelde Heer Th uk berg, dat Exemplaar by my ziende, verzekerde my^dat de Ridder LinNjeüs die Plant elders als een nieuw Geflagt, onderden naam van Sparr- MANNia, naar den vlytigen rdzenden Botanisc deezes naams , badt voorgefteld. Ik heb het, tot nog toe , nergens kunnen vinden , en der- halve breng ik ze hier onder den opgegeven Soortnaam , als een Soort van Melanthium , naar welk Geflagt zy vee] gelykt. De Bloemblaadjes , immers, in figuur naar die der voorgaande Oostindifche tweernende, doch Sleufachtig hol , geeven , als 't ware, uit hunne Nagels, welke famengegroeid zyn, ieder een Meeldraadje ; gelyk men ia de eenmaal vergroote Bloem , by d3 duidelyk ziet, wier geele Meelknopjes op de zwartachtige Kleur der Bloemen zeer, en byna eveneens als in het witte Nieskruid , affteeken. Dit maakte myn bloeijend Plantje zeer fraay en het gedroog- de, dat zyne Kleur behoudt, nog niet onaartig^ Maar het byzonderfte is , dat deeze Bloemen , zo veel ik 'er heb kunnen onderzoeken, geheel van Vrouwelyke deelen ontbloot zyn. Die van myn Exemplaar met witachtige Bloemen , in tegendeel ; zo veel kleiner, dat men eene der- zei- Otf BöLPLANïEN, 431 zei ven, by a>vyfmaal in Afmeetingen verproot V. ziet, hebben allen een Vrugtbeginzei,met Styl- AttT^1* tjes, wier getal ibmtyds drie of ook vyf of zes r]oovm. en meer is ; fchynende dit , zo wel als \ getal *tuic, der Meeldraadjes, af te hangen van 't getal der Bloemblaadjes of Slippen , die ik h er vyf , zes of zeven , bevonden heb Ondertusfchen heeft dit laatlte de zelfde Geftake a*s het an* dere : zo dat dit Plantje ook tot de Klasfe der ïweehuizigen of Veelwyvigen zou fchynen te behooren» T r 1 L l 1 ü M. Een driebladige Kelk en een driebladige Bloem onderfcheidt dit Geilagt , welks Vrugc is een driehokkige Bezie. Daar toe behooren de volgende Noord -Amerikaanfche Planten. (1) Trillium met een gefteelde knikkende T, Bloem. Tnmum Ctrnttum. % <* fa-i • « Knikkend* ln Karolina heeft deeze haare Groeiplaats, zynde een Kruid met een Knolügen Wortel , die twee of drie Steelen uitgeeft van ongevaar een Span laagte, volgens Catesby, op 't end (1) Trillium Flore Pedunculato cernuo. Syft. Nat, XH. Gen» 4Ji. Veg, XIII. Gen. 456. p. 287, Paris FoL ternls ïlorc Pedunculato nutante. COLD. Noveh Si. Solanum tri- pbyllum , Flore hexapetalo Carneo. Catesb. Carol. I. p 45» SELiGivi. Wéfi I. Band, Pl. 90. 1I« BS£L. XII. STUK. 432 Zesmannige LeliI- V. end van welken altoos drie Bladen groeijen* Afdeel. en ujc derzeiVer midden komt ^ zegt hy, een Hoofd- zesbladige Vleefchkleurige Bloem voort, mee stuk. ongelyke Meeldraadjes. Het Zaadhuisje is rond en in een Kelk van drie omgeboogen Blaadjes gevat. li. (2) Trilliutn met een gefieelde opgeregte TrilUun i&uté. fcpgeregt. Trillium tritium. W°em> Niet alleen in Virginie, maar ook in Kana- da en zelfs in Brafil , dat tot Zuid * Amerika behoort , fchyct dit Kruid te huisvesten , dat men , gelyk het voorige , tot de Nsgtfchade betrokken heeft gehad. Volgens Cornüti heefc het ook een Bolwonel, die een Sten» getje uitgeeft van een Vcet langte > dat om- trent in 't midden drie Bladen heeft, byna ge- lyk de Bofch - Ranonkel , eü op den top een Bloem » welke zig zesbladig vertoont , doch uit drie groene Kelkbladen beftaat die korter en drie donker paarfche, welke langer zyn. Jn 't midden groeit een klein Appeltje of Bezie , byna gelyk in de gewoone Nagi- fchade, zwart vaii Kleur , met fyn Zaad. Hec Brafiüaanfche , dat Bauhinds befchryft^ fchynt hier van aanmerkelyk te verfchillen* (3) (1) Trillium Flore Pedunculnto ere&o. Paris Fol. terntè &c, Am. Acad. I. p. 1*4. Solanum triphyllum Braiilianum; C. B. Pin* 167. Prodr. 91. Solanum triphyllum Canadenfè* COHN. Canad. itfS, T. 167* MORIS. Bijt. III. p. fji. T. 3* f. 7. oy Bol planten* 433 Trillium met een ongefleelde opgeregte V. Een zeer aartig Plantje , dat in Vïrgmie en stuk. Karolina vry gemeen is , maakt deeze uit. Het Ui. . i/- wr t . Tri/5* heeft ongevaar een half Voet hoogte , en be- fisfik fi'aat uit een enkel Steeltje* dat aan 't end drie ^^f* groote groene Bladen heeft ; waar tusfchen in 't midden een Bloem voortkomt * met drie over- cndüaande lange paarfche en drie nederleggen* de ^f omgeboogene groene Bladen, welke voor Kelk verftrekken. De Wortel is knobbelig en geftreept van dit .Plantje * zegt de Heer Clayton* die van eene Verfcheidenheid daar van gewag maakt* door wyien den Heer Gronovius genoemd ; Trillium met drie bynaEyronde (lompe Bladen* een ongedeelde * opgeregte, eenzaame Bloem* welke de helft kleiner dan de Bladen is. Deeze fchynt * inderdaad, zeer weinig, dan in Kleur* te verfchillen, De Bloem, naamelyk* was wit en welriekende. Dit Geflagt heefc een Bloemfcheede*, De (i) Trillium Florc fesfili êre&o, CfeoN. Virg. II. p. 5 Wortel voort. Het Zaadhuisje beftaat uit drie Hoofd famengevoegde opgeblazene Hokjes. Hier ko- *tuiu men de drie volgende , Europifche Soorten , ia voor. Coklkum f1^ Colchicum met platte Lancetvormige op- fiaande Bladen. Laatbloei- jend, Zo vreemd als de voorgaanden , zo bekend is dit Kruidje onder den Daam van Colchicum, den Griekfchen Cokhicon nabootzende , welke daar aan gegeven was , om dat het veel op 't Eiland Colehos groeide. Het komt zo wel in Engeland en Ooftenryk , als in de Zuidelyke deelen van Europa , op Velden en Akkers voort. In Karniolie is het op de Velden, na 't afmaai- jen van het Hooy , een zeer gemeen Plantje, de voorlooper van den Herfst , zegt Doktor Scopoli, die het aldus befchryft (*). Een geelachtig , langwerpig gefpitst Bol- „ let je , ontvangt in zyne gefleufde holte een » ge- f i) CoUhicum Foliis planïs Lanceolatis ereftis. Syft. Nat. II. Gen. 45** Kg. UtlU Gen. 457. p. *87« ft Clif. 140. Ups. 90. R. Lugdb. 41. GOüAN Mensp* 185. BOE HM. Lips. 29. FABR- Helmfl. 13. Colchicura commune. C. B. Pin, €7. TOüRNï. lnjt. 348. T. %%\ t 38*. Colchicura. Dod. Pempt. 460. Colch. f. 5tranpuIatorium Ephemerum Crocifolium. Lob. U, 143» fa Colchicura floie pleno. G# B. Pin. 67» (*) Flor. Carnicl. p, 229. OF BoLPLANTEN, 435 ,3 geworteld Pyïaartje , dat twee Bloemen V* „ draagt. Dee/.e hebben een half rolrond AFj^EL' 3 5 Pypje uit twee Vliezen beftaande , waar hoofd- 3, van het buitenfte de groote Slippen der stvk* Bloem, het binnenfte de kleine voortbrengt. c*khk™ „ Tusfchen dat Pylaartje en den voet van 't 3> Pypje legt het Vrugtbeginzel , dat flegts in 3> 't volgende Jaar een Doosje maakt 9 in het „ dorre gefcheurdeen verwyde Pypje der Bloem „ beflooten en bevrugt met veele witte rond- achtige Zaaden." De beroemde Heer Hall er, die het een weinig omflandiger waargenomen heeft, be* fchryft het (*) als vo'gt. „ Een Bolronde, M Vleezige , Scheedige Wortel , aan de eene „ zyde verhevenrond , aan de andere plat , en 5, aldaar uit een Sleuf een nieuwen Stengel li uitgeevende, brengt in de Herfst de Vrugt, 3, met de beginzels der Bladen, onder de Aar- „ de' voort. Na dien tyi en even zo in 'c „ Voorjaar , in de Verfcheidenheid B , komt „ de Bloem , alleen s door een Sleuf van den ouden Wortel te voorfchyn , met een Pyp- 3, je van een half Voet of een Span en bleek 5, paarfche Bloemblaadjes* In 't naafte Voor- „ jaar , (of omftreeks de Maand Juny in de s> gezegde Verfcheidenheid ,) volgen Bladen , 35 die Lelieachtig , zeer groot , Eyrond Lan* 9$ cctr (*) Helv. incboau II. p« H5# Ee 2 II. DEEL* Xllt STUK, # 435 Zesmannige Lelie- V# cetvormig zyn 9 bevattende de ongefteelde ^ » Vrugt.» Hoofd- De gezegde Verfcheidenheid is het Voor* stuk. jaars . Colchicum, „ dat by Roche, fzegt zyn CoUhicum. ^ Ed j in de Velden omftreeks Rennaz , dver* 3, vloedig is , groeijende ook by Zurich en „ Dyon. Dit brengt insgelyks de Bloem een 5> weinig voor de Bladen voort , welken te ge* „ lyk met de Bloem overblyven. De Bladen zyn niet Liniaal , noch uitgebreid, maar zo „ wel als de Bloemblaadjes een weinig (maller 5, dan in het aDdere." Zyn Ed* hadt de Bloemen aldus befchree- ven. „ Een Pypje 5 uit den Wortel zelf ge- 35 booren , lang zonder weergaa , zeer naauw 5, en vervolgens in drie grootere, drie kleine- a, re, famenluikende , ovaale Slippen verdeeld, „ Zes Meeldraadjes 3 uit het onderfte der Bloem- 3, blaadjes, ['t welk de gezegde Slippen zyn,] ,3 fpruitende. Drie Stylen , ook buitenfpoo- ,3 rig lang, Draadachtig , uitloopende in krom- 3, me Haakjes. Een groote, Eyronde, drie- „ bokkige, veelzaadige Vrugu" Men behoeft flcgts de aangehaalde Plaaten van Tourn e fort , die ten opzigt van dit alles byna volmaakt zyn , te befchouwen , om een begrip te krygen van de Bloemen deezer zonderlinge Plant , welke ook gemakkelyk des Winters , tot onderzoek , zyn te bekomen* 't Is naamelyk , bekend , hoe deeze Bloemen des Winters , zelfs buiten den Grond, uit de Bol- le- OF E O L P L ANTEN* 437 letjes voortkomen. Dus vindt menze doorgaans V; by dc Bloemisten en op de Markt te koop. Ap,^EL* Men heeft 'er aanmerkelyke Verfcheidenheden Hoofd- van, zo ten aanzien van de breeder of fmalk,rvruK* en ook bonte, Zilver- of Goudkleurig geftreep- cMicum^ te Bladen , als ten opzigt van de Kleur der Bloemen, die, met veel veranderingen, van 't witte in het bleek en bruin paarfche fpeelen, als ook geïlreept , gevlamd en dubbeld of vol- bladig voorkomen. Men heeftze ook met veel Bloemen op één Stengel en geel van Kleur (*). De geftalte van de Bloem zweemt zo zeer naar de Crocus, dat menze, op fommige plaat- fen, Wilde of Veld -Saffraan noemt, gelyk in Engeland en Italië. De Duitfchers heetenze Zeiilofin of Wiefonzeitlofen > dat is Tydeloczen, een benaaming , welke by ons aan de Naakte Juffertjes of ook aac de wilde geele Narcisfen gegeven wordt * , om dat zy zo vroeg in 't * zie jaar en dos buiten den gewoonen Bloeityd, voor*^2,133, komen ; even of zy de Tydrekening misten. Met meer regt mag die naam dan op de Colchi- cums worden toegepast , als welke doorgaans midden in de Winter bloeijem De Franfchen geeven 'er den naam aan van Tue - Chien , of Mort au Chien , dat is Hondsdood : welke voor een geheel ander flag van Planten , doch om de (*) Vjd, Lob, i44« A* titu'° » Cokhicnm cand.dum pannonicum polyanthcri Ciufii & Colchicusn luteum. p. 147* Stem TABERNEMONT. Hetb. 331. Ees II Deel* XIU Stuk» 438 Z E S M A N N I C E L £ h I E- V* de zelfde reden , gebruiklyk is (*} ; dat 'er Hlf' naanielYk cene verworgende kragt aan toege- Hoofd- fchreeven wordt. % . stuk. £e Reufe is walgelyk en van het veel eeteq auhkum, der Eloemen was een Kalf geftorven, dat de Maag zeer gezwollen en hard en de Bloedva- ten van dat Ingewand met zwart Bloed opge- vuld hadt, fchryft Doktor Scopoli. Men verhaalt zulks, ten opzïgte der Wortelen , ook van andere Dieren. Men heeft, in Engeland, met Honden daarvan de proef genomen. Door twee Oneen der Bolletjes op te eeten, wierdt een Hond blind , en van een half Loot ftierf e n ander , met geweldig braaken en afgaan. Men vondt de Maag , in dit Dier , zeer Tarten getrekkenen ontdoken, de Darmen veraaauwd* met harde Vuiligheid opgevuld en van derzei . ver Vliezen was de Hond, zo boven als onder, kwyt geraakt (f). Ten opzigt van de Menfchen was het Col- chicum ook in een zo kwaad gerugt, dat men het, met Dioscorides, veeleer onder de Vergiften , dan onder de Geneesmiddelen tel- de- De verfche Wortel is zo fcherp, dat hy, gekaauwd zynde, de Tong en het Gehe- melte verfchroeit en als gevoelloos maakt, voor eenige Uuren; doch, gedroogd zynde , verliest dezelve byna zyn geheele kragc Dit heeft ecg (*) Zie v. Deels vu. stuk, blsdz. 740> 747. tt) STORCK as Colchlco , p. 21 , 22, 23, (1) STOSCK. de PulfaüUa. p, 5s>. OF BOLPL ANTEN* 439 een byftere tegenftrydigheid , omtrent deszelft ^igenfchappen , onder de Geneeskundigen ver- III. oirzaakt. Men leest van geweldige uitwerkin- Hoofd. gen, daar van waargenomen op de Waterloo Colcfaum en Afgang. De Afirekzels daarvan, 't zy met Water , Wyn of Wyngeest , waren by uitftek bitter en fcherp en van het gebruik der Wortelen, in zelfstandigheid, waren verfcheide Mer fchen geftorven. Anderen verhaalden, dat men de Wortels eeten kon als Hazdnooten , hebbende dergelyken Smaak* Veel gerugts msakte, voor eenige Jaaren ,ge- ]yk het Extractum Cicut® , zo ook het Oxy- mei Colchicu De Weener Geneesheer Storck , door het beproeven van verfcheide zogenaam- de Vergiften , ter Geneeziog, Wereldkundig 7 et te den Wortel , in 'c voorde van den Zomer verzameld , op twaalfmaal zo veel Azyn en maakte van het Aftrekzei, met Honig, een Sy- roop* Hier van tot zes Drachmen in Kinderen, tot anderhalf Once in Volwasfencn eens, of tot twee Drachmen om de twee Uuren gebruikt zynde , kreegen zy daar van, fomtyds, zulk een fterke Water!oo?Jng, dat zy dagelyks ne- gen Pond Pis kwy t raakten ; des zyn Ed. daar me* (*} Zie myn breedvoerig en naauwkeiirig Berigt diea aangaande, ten opziet van de Bolle Kervel , zo in het II. I>£ELS » VIII. iTUK, deezer Natuur ly& Hiflorie , bladz. >7 ^ en vervolgens ; als in de Uitgezogte Verhandelingen , op ?ef» fcheide plaatfea , aldaar aangehaald. ~Ee 4 11. DKKI,. XII. STUK. 440 ZES M ANK I ge Leli i» V; mede verfcheide Waterzti'tigen genezen hadtv ^FjjjEL% Bar stk waaien wnren ook door dit Middel weg Hoofd- genomen; weshalve het daar toe, inzonderheid * stuk* wanneer men gedagten op een Borst - Water- Cobhicum. ZUgt j3acjt naar zyn voorbeeld , van andere Ge- neesheeren ock voorgefchreeven werdt. Doch dit Cxymeel voldeedt 5 zo min als het zo be- rugte Extrakt van Dolle Kervel , aan de ver- wagung» Een Poolfch Geneesheer , Cra« tochwyll genaamd, maakte zelfs de Wor- tels van Colchicum voor kragteloos uit, heb- bende van vyf Oneen van dit Oxymel , op éénen Dag gebruikt , geen de minfte uitwer- king waargenomen. Het zelfde hadn hier plaats, en in Engeland heeft men ook de Pisdryvende Icragt des Wortels fchrifteïyk t'eenemaal ont- kend. De vermaarde Storck derhalve (zegt de '„ Heer Hall er (*) , van wien ik dit ont> „ leen,) bekent, dat hy in Karniolie deWor- „ tels van het Colchicum onfchadelyk bevon- den heeft , zo dat hy zonder nadeel daar 3, van een geheel Bolletje kon opeeten , en , „ zelf de proef herhaalende, hebik in de Herfst den Wortel zonder eenige Smaak of fcherp- 5, hcid bevonden* Is misfehien , gelyk Ma- 3> ra is ta gewaarfchouwd heeft, de Wortel» (*} Hifi* Sthp* Relv. Inchaat. Tom, IL p. i*f , icé» Her bovengaande is een kort begrip van zyn Sd. uitvoerig Berigt dien aangaande , kunnende zyne aanhaalingen, waan hy het van daan hadt, aldaar nagezien worden, OF BOLPL A*N TEN. 44! in 't Voorjaar zeer bitter > in de Herfst zoet (f )? V, „ Maar, in de h-oeven van anderen ontftondt , lf^L* „ op het gebruik van ColchicUiH, gelyk ook 3 ^OFD- Monro meldt, een geweldige prikkeling stuk. „ tot en pynlyk Wateren. Andere Genees- -OM**** 33 heeren maakenze zwakker dan de Zee-A- s, juin : anderen evenwel hebben gezien dat 3, het Oxymel de Pis fterk afzette , met een „ zeer gewen fcht gevolg. Ia de Proef nee- mingen, eindtlyk , van Cratochwyll 3, zelf, ftierf een Hond van twee Oneen dee- 99 zer Wortelen metOntfteeking van't G darm* 3, te» My komt het zeer onwaarfchynlyk voort s> dat een Hond van twee Wortelen zou (ter- 3, ven , en een Menfch 'er vier zou kunnen 3, verdraagen : wart in *t algemeen kunnen de „ Honden grootcr Giften van Geneesmiddelen , ,3 dan de Menfchen, uitftaan y*),? (2) Colchicum met Liniaale zeer uitgebreide „ }}: Bidden. montanum. Snabudig, De ff) Lobel fchryft dit groote vetfchil aan denLandaart toe: zie zyn Kxraldhé p, 176. i\) Behoudens de achting rm den grooten H4IXER vee- fchüt het vee! , welk foort van H miea men de Proef op nesme* Van een Bulhond zal dit laatfte waar zyn ; doeh niet van kleine of Schoothondje?. En of 'er in 't voor- gaande ook een Drukfeil fchuile , dat het twee Drachmen IVêTtekn moet zyn ; is my onzeker, (1) Cckbkum Fol. I,inearibus patentisiïmis* L gefju HUp. Ee 5 ipt lh Deel, XII, Stuk§ 442 Z E S M A N N I G E LELIE- V, De Smalbladighcid mderfcheidt voornaame- Af^jFX ly1^ dit Berg - Colchicum , 't welk in Spanje en Hoofd Switzerland vale. Op Heuvels by Salamanca stuk. plukte Clusius hetzelve in de Meymaand Colchicum. ujt cj£n Grond , met een ftevige Stengel, van een Spsn langte , die op den top een driehoe- kig Peultje hadt , met klein, roodachtig, bit- ter Zaad beviugt. , In Nederland overgebragt, Zegt hy, heeft dezelve, fchooo eenige Jaaren gebloeid hebbende , nog geen Zaad voortge- bragt. Men noemde het aldaar Merenderas en by fommigen Villorita* De Bladen vergeleek hy by die der Duitfche Hyacinthen, drie of vier in getal, een Vinger lang zynde en ruim zo breed , maar donker groen en glanzig, op den Grond uitgefpreid, fljp wordende roodachtig en zuur van Smaalt Eerst kwam de Bloem te voorfchyn,doch werdc fchielyk van Bladen gevolgd en als voortge- flooten, die den geheelen Winter overbleeven tot den Zomer toe. De Wortel was Bollig, niet groot 3 met veele ros en zwartachtige Rok- ken bekleed, van binnen digt, wit, zoet met eenige famentrekking. Overvloedig vondt de Heer Loêfling die Colchicum by Madrit groeijen, 't welk van hec Gemeene, zo hy aanmerkte, genoegzaam in het 19 $ *6. Colchicum Montanum anguftifolium. C. B. Pin. 6$* Colchicum Montenqm. Clvs, Hisp. i66% T. 2*7, Hijl* I. p. 2cO. Lob. k, 145, OF BOLPUBTEN. 443 het Loof, doordegettalte, kleuren tyd, onder- V. . fcheiden is; hoewel de Bloemen eveneens zyn , ^ » en hy achtte het moeielyk te bepaalen , of Hoofd» het een byzondere Soort dan eene Verfchei- stuk. denheid ware van de andere. Het bloeit zo wel in de Herfst als die. (3) Colchicum met gegolfde uitgefpreide Bla- deflt variega^- tam. De Bladen van deeze hebben volmaakt deblo^J# gedaante van een Tulp, zegt Linn^eus (*). £)oor dje uitdrukking , hoe duister oolc , zal hy zekerlyk hebben willen zeggen , dat de Bla- den van deeze Plant naar die der Tulpen zwee- men. Zy komen ook als zodanig voor by Mo- uisoN, die door dezelven haar van een ander Bontbloemig Colchicum , dat vlakke Bladen heeft , pnderfcheidt. Het hier bedoelde , van »t Eiland Chio, zo men wil t afkomfiig, geefc ook in de Herfst zyne Bloem, die, gelykerwys fommige Kievitsbloemen, van binnen Ruitswy- ze gefchakeerd is met zwartachtige Plekjes, loopende in 'c midden , overlangs , een witte Streep f3) Colchicum Vol. Undulatis patentibus. //. CUff. R. Lugdbé 4*» Colchicum Chioncnfe , Flor. Fritillari* müat tesfuhds, Fol. ufldilatis. MORis. II. p. 3*1- S. 4. T. j4 f. 4. Colchicum variegaturau CORN, Car.ad. Colch. Frldl- Cfrenfe, RAJ. Hifi. 1172» (*) Folia haiiis faciem exa&t Tulïp* fcrunt. fferf, CliJt* \\t DEïE.. XIX. Stuk* 444 /esmannige Lelie, v* Streep daar door heen. Midden in de Bloem , Afdeed. vQor ^ overige naar die van 't gemeene gely- Hoofd- kende , zyn zes Meeldraadjes met blaauwe stuk» Knopjes. De Wortel, met rosachtig zwarte Cêkbicum. Rokken omwonden en met Wolligheid voor- zien , is van binnen digt en wit , gelyk in de andere Soorten* Na het bloeijen komen de Bladen te voorfchyn , welke donker groen zyn met gegolfde kanten , als boven is gezegd. Veelen hebben de Wortels, 't zy van deeze of van een andere Soort , gehouden voor den HermodaSkylus der Apotheeken. Anderen hebben het gebruik derzelven, als zodanig, zeer veroor* deeld. Ten overvloede zagen wy, hier voor, het ongemeene verfchil , dat 'er tusfehen de Bolletjes van het Colchicum , 't zy door den Landaart , 't zy door het Saizoen , plaats heeft , en dat fommigen derzei ven zoet en onfchadelyk zyn. Toürne- fort verzekert 3 dat deHermoda&yli de Won tels zyn van die Soort, welke CasparBau- hinüs genoemd heefc , Colchicum, welk den gedr oogden Wortel wit heeft. Hy hadt dezelve dikwils in Klein Afle aangetroffen met Bladen en Vrugten van Colchicum. 3, Men heeft dan 55 de minde reden niet, zegt hy, om te twy „ felen of de Hermodaétylen de Wortels van 3, een Soort van Colchicum zyn; alzo ik de „ Plant , waar van menze afrukt, bevonden „ heb , overeenkomftig te zyn met het ge- ?) meene Colchicum , door haare Bladen en >j Vrug. OP BoLPLANTÈ N. 445 „ Vrugten (*)♦ Rauwolf heeft ook in V. Syrië , by Aleppo , een Soort van Colchi- Afd^M cum, tusfchen de Olyfboomen gjoeijende, ge-ftooFD* vonden , by de Ingezetenen Kufam genaamd , stuk. 't welk de Herraodaftylus zou zyn. Dit wordt van fommigen voor een Soort van Iris gehou- den, als boven is aangemerkt Cf)* He LONl AS. Een zesbladige Bloem, zonder Kelk, en een driehokkig Zaadhuisje, komt als de byzondere Kenmerken van dit Geflagt voor, 't welk ge* lyk de voorigen zes Meeldraadjes en drie Stylen heeft, hoewel de geftalte anders veel naar die der Weegbree gelykt. Het bevat de volgende Soorten* (1) Helonias met Lancetvormige geribde Bla* *• j » Helonias den. ulata. Belbloe- We- mige. (*) Toühnf. de la Mat. Mei. Par. 1717. Tom. I. p# 167 , T68. (t) Iris tuberofa* bladz* %S. (1) Helonias Fol. Lanceolatis Nervofïs, Syft. Naté XII. Gen. 45 3» V*g* XIIT. Gen* 458. p. 287. Helonias Fol. Radicalibus Lanceolaris. *Am. AcaL Iir. p, iz. t. 1. 1, Ephemerum Phalangoides Virginianum , Flosculis Aureis bul- latis in Spicam dispofitis. Pluk* Alm. 135. T\ 174, f. 5. Moris. Hifi. III. p. 606. S. ij* T. a. f. 1. Veratrum Race- mo fimplicisfimo , Corollis patentibus , Staminibus longiori- bas. MïLL. h. I8n T. 2.72* lh Dêei., uu Stuk, 4$6 Zesmannigé Lel iè^ V. Wegens de Bolachtige gedaante der Bhê* ^fHIEL* me°5 ganL^ch n*eC §r°ot zYn3 heefc deexe Hoofd, den bynaam. Zy groeit op Moeraslige plaat* stuk. fen van Penfylvanie, als ook van Nieuw Jer- féy, in Noord- Amerika. De Wortel is Vleezig, en geeft Lancetvor- mige, Ribbig geftreepte, fpitfe Bladen uit. In 't midden derzelven ftaat een geheel eenvou- dige Stengel , die rond is , met eenige Lan- cetvormige Schubbetjes, wyd van elkander , aan den voet digter en Eyrond, bekleed. Op 4 end is een Eyronde, paarfchachtige, Bloem- Aair , met blaauwachtige Meelknopjes» Hier brengt de Ridder die Plant t'huis , wel- ke Mille r genoemd heeft Veratrum , met een geheel eenvoudig 31oemtrosje , gaapende Bloemen en langer Meeldraadjes. De Geftake, inderdaad , gelykt zeer , doch dat de Bloemen zig plat open fpreiden, gelyk die Kruidkenner zegt, wykt ongemeen af van eene Belvormige figuur. Ook warende Bloemen geenszins Goud- kleurig , gelyk in die van Plukenet, maar donker - rood en ten deele Mannelyk, ten deele tweeflagtig: zodat de Plant , volgens Millers oordeel , billyk , met het Veratrum , tot een andere Klasfe moest behooren* it. (2) Helonias met Borjlelige Stengbladen. HelorJas idspbode* Dee- lige/ 4 (a) Keh**** Foliïs Caulinis Setaceis» Asphodclus minor albus, Plü«. Mant. 29 . T, 34i« £ 3. ©F BOL* LAKTEN, Deeze, ook in Penfylvanïe groeijende, heeft V. A TT Pi fï* P T een geheel enkelde Steng , twee Voeten lang , UL ' overhoeks bezet met Borftelige Bladen, cn aan Hoofd* 't end getrost met lang gefteelde witte Bloem- STU4# pjes. Zeer gelykt deeze naar de Affbdil, zegt L in- »iEüs, maar heeft drie omgekrornde Stylen, Ik twyfel of de aanhaaling van de kleine witte AiFodil , uit Pluk eneï, wel regt be- grecpen zy. Immers , het fchynt my toe , dat met die Figuur een andere Plant bedoeld worde (*) ; waarfchynlyk de Aleiris Hya- cinthoidesy hier voor befchreeven> Katu-Ka- pl der Malabaaren. (3) Helonïas met Liniaale Bladen en Takkige nr. Stengeltjes. mi^% Zeer klei- ne. Nevens het Vlek aan de Kaap der Goede Hope, op Puinige of grof Zandige plaatfea, is deeze door den Heer Koenig gevonden , die men ook in de Upfalfche Tuin gehad heeft. Haar Wortel is een Kegelachtig Bolletje, van onde- ren geknot en gerand. De Wortelbladen Li- niaal, Vleezig , fpits , langer dan de Stengetjes of Bloemfteeltjes , welke rond zyn en Takkig, niet witte Bloempjes 3 ieder op een Steeltje, Het O) Hdonias Fol. Lincaribus , Scapis Ramofis, Mant. as. II. Deel, £11* Stuk* 448 Zesmannioe L e l i é- Afme VruStbe§inze* is Iangwerpig , met drié Fijïl.L* v^ez^ge Styltjes , pieramidaal famengevoegd, Hoofö^ Het Icheen een overblyvend Plantje te zyn. stuk, Eer dit Hoofdftuk eindig, zal ik hier de befchryving nog invoegen van een aartig Plant- je > by my * nu vyf of zes Janren geleeden, uit Kaapte Bloembolletjes > die ikgekogthad, ge^ bloeid hebbende en toen door den Heer Ph i- l i p s naar 't leeven afgetekend. Het is my nergens voorgekomen en devvyl het , fchoon driemannig, wegens de figuur der Bloem grens, zins tot de Ixïaas behooren kan, noch ook, zo 9t my voorkomt f tot eenig ander Geflagt in de derde Klasfe, zo geef ik 'er den naam aan van Ë O Ü T T ü ¥ N I A, De Kenmerken zyn een éénbladige Klob. vormige of liever Trechterachtige Bloem, die in zesfen gedeeld is, met een .Cylindrifch Pyp. je en drie opttaande Meeldraadjes f de Styl in drieën gedeeld. cTplT" Aao ~de Soort , my daar van bc PitxSv keDd' k™ lk "iet eevoeglyker dan den bynaam &g. 3. 'van Capenfis geeyeb. Men zou mogen denken of zy tot een der Sijynrichia, welke door den vermaarden Commhïs op ééne Plaat, uic den Hortus Medicus alhier , vertoond zyn , behooren mogte; dewyl derzei ver Bloemen ook wit waren, met paarfchachtigeStreepen, gelyk in OF BOLPL ANTEN. 449 in de myre ; maar geen dcrzelven komt* in andere opzigten , daar mede overeen , en het A^Et< fchynt my toe , dat dezelven Ixiaas zyn ; tot Hv>ofd- welken dit Plantje , als de Bloem niet zes» ST^ bladig noch tot het Pypje toe verdeeld heb- bende , volgens de Kenmerken van dat Geflagt geenszins behooren kan. Ook komen de Bloe- men niet uit dergelyke Scheedjes 3 maar uiteen afzonderlyk tweepuntig Kelkje , dat in een Blik- je gevat is, voort. De Styl is Draadachtig dun, in drie Stempels verdeeld , en langer dan de Meeldraadjes, wier dikke langwerpige Knopjes zig in de vergroote Bloem , by e , duidelyk openbaaren* Die aftekening toen niet hebben- de, was 't my in de andere voorgekomen , dat de Bloem iqs Meeldraadjes had en daarom had ik ze dus lang bewaard : ma^r naderhand heb ik bevonden , dat die hoog paarfebe Streepen, in \ midden van ieder BloemfTp, in de Keel der Bloem, zig als Meeldraadjes vertoonden ; doch het niet waren ; zynde die deelen juist in zodanige vergrooting, ook , op myn order, ten naauw- keurgfte afgetekend. Voor het overige was de Bloem geheel wit en5 diestyds door andere be- zigheden verhinderd, heb ik geen nader Waar- neemingen daar op gedaan. Het Plantje federt verlooren hebbende, flrekt de Aftekening alleen tot onderrigting van de Geltalte; zynde de hoog- te omtrent een Voet geweest. Ff II. deel, XII. Stuk. IV. HOOFD- 450 Minwyvige Lelie- Afdeel. ^©SS^^^^^^^^^S^^S Hoofd- IV. HOOFDSTUK. STUK. Befchryving der Manwyvige Lelieach- tige of Bolplantek, der genen , naamelyk , wier Bloemen de Meeldraadjes of op den Styl zittende, of opeenigerley manierist mede vercenigd hebben ; als daar zyn, de ver* fchillende Gejlagten van Standelkruid en derge- lyken. De zodanigen heeft de vermaarde Hooglee- raar, op onze Leidfe Akademie,/L van Royen, toe de Palma betrokken en gerekend dat zy als een middelflag tusfehen de Lelie- en Grasplanten uitmaakten: zo dac zy, in my- ce Natuurlyke Methode, niet gevoeglyker dan hier geplaatst konden worden. H aller maak* te 'er een byzondere Klasfe van , onder den naam van Liliaceis adfines , dat is de Lelieach- tigen nabykomende , en Doktor S c o p o l i onder den tytel Satyria , waar van hy het volgende zegt. „ Met de Leliën komen zy overeen, door een enkel Zaadblaadje , een fappigen Wor- tel, onverdeelde Bladen en een onbekleede Bloem. Zy verfchillen daar van door een enkele Stengel of Bloemfieel; een veelbla* dige onregelmaatige Bloem ; twee Meel- „ draadjes op een eigen Kolommetje gegroeid , 35 mee OF BOLPLANTEN. 4JI li met Wigvormige Meelknopjes ; geen Styl ; V. „ het Vrugtbeginzel gedraai^ en altoos buiten Af^el# „ de Bloem te hebben ; als ook een éénhokkig Hoofd- „ Zaadhuisje, dat driekleppig aan de hoeken STUK* „ open fplyt en zeer veele Zaagzelachtige „ Zaadjes , welke op drie ryën gefchikt zyn." De algemeene Kenmerken der Standelkruiden, achtte de Heer H aller te beftaan „ in die „ Klootronde Balletjes, Kluwens naamelyk van „ Draaden , daar het Stuifmeel aan kleeft , in „ twee Huikjes verborgen en op den top van „ 'c Vrugtbeginzel zittende binnen den Helm; 3, van welken , door een taamelyk open Ka- „ naai, het Zaad bevrugt wordt:" zegt Dok- tor Doktor Scopoli. H aller hadt zulks tot onderfcheiding der Orchis van de Hellebo- line en aoderen voorgefteld , in welken de 3, Meeldraadjes (zegt zyn Ed.) , binnen de „ vooze zelfftandigheid van het opgeregte 3, Spongieufe Lighaampje geplaatst zyn" Het algemeene Kenmerk deezer Planten, hadt de beroemde Tournefort, zeer eenvoudig en duidelyk, gefleld in een ongeregeld veelbladi* m Bloem , wier Kelk de Vrugt wordt. Kelk (Ca- (*) Non posfum , quin — — notem , vemti Chara&erern Orchidis, quo &b lUlUhonm fep Meelknopje draagende,dat van onderen fma!- 5) Ier is , naakt of zonder bekleedzel , en gelyk „ het Merg der Citroenen deelbaar. Deeze zyn „ gedekt met zo veele Celletjes 3 neder waards Sl open , in den birneorand zelf van het Ho- 3> nigbakje ingegroeid. De Frugt is een één- 3> hokkig driekleppig Zaadhuisje, dat aan de 9, hoeken gaapt onder gekielde Ribbetjes* De „ Zaadjes zyn menigvuldig, fyn als Zaagzel, 3y zittende aan een lang en fmal reepje in ieder %y Klepje. Aüe deeze Planten zyn , door de 51 Ge- <*; Des maaken deeze Planten, onder den naam van Tweemamigen > den eeeften Rang wt in de Twintig fte AT/ü. . fe van het Satnenftel der Sexen , die de Manwyvigen ( Gy mandria) behelst. Zie het voor^, XI. STUK , bladz. Ff 3 II. Deel* XII» Stuk. 454 Manwyvice Lelie- v* „ Geneesheeren , in 't algemeen als de Minne- ^V?1* n driften opwekkende erkend (f).'* Zy voeren Hoofd- daar van ook veelal den naam, gelyk blykt $TUK* in het Geflagt van Orchis. Standelkruid. Dat van de figuur der Wortelen , die veel- al naar Honds - Balletjes of KuUetjes gelyken, den Griekfchen tytel heeft ; in 't Franfch CouiU Ion de Chien; in *t Spaanfch Coyon; in 't En- gelich Goats - Stones > Fools -Stoms, enz. Men noemt het, in 't Hcogduitfch 5 Knabenkraut > Ragwurts en Stendelwurts > waarvan misfchien de Hollandfche naam. „ De Orchis (zept de Heer H aller) heeft „ de Wortels Boiachiig 5 gevingerd of onver- s3 de. ld. Haare twee Meeldraadjes hebben Viiezige Klepjes , die als met een Kleedje 5, geflooten zyn , 'c welk opfcheurende f als het „ tyd is 5 de Meelknopjes uitlaat. Dit zyn „ geen Doosjes y maar Kluwentjes van een 5, opgewonden Draad 3 waar overal de Zaad- je bolletjes aan zitten.'* Dit Geflagt wordt van onzen Ridder door de Hoorn van 't Honigbakje* die zig als een Spoor „ on» (-f) Voorts merkt de Ridder aan, dat men, in 't onder* toeken en vergelyken der Kenmerken van deeze Klasfe , al- toos eerst acht moet geeven op den Stamper of Styl9 nïet- tegenftaande zyn Ed. de Meeldraadjes tot de eerfte onder- scheiding hadt gebruikt. Fii* ejus Genera Pianttrm* O F BOLPLANTEK* 455 onder aan de Bloem vertoont, onderfcheiden , V. en bevat meer dan dertig Soorten , weiken op Af^el# de volgende manier gefmaldeeld zyn# Hoofd» STUK» A. Met de Helm der BIcem gefpoorcL (i) Standelkruid met onverdeelde Bolwortelen , u de Bloemhelm tweefpoorig. $k?M? Tweehoog Deeze en de beide volgende verfchillen van n,^AAT de andere daar in , dat zy de Helm gefpoord lxxxvi* hebben. De eerfte heeft twee Hartvormige Fig% u Wortelbladen en drie of vier aan de Stengel , Huiksvvyze dezelve omvattende. De Aair is met Lancetvormige Blikjes voorzien , befchuu tende de Bloemen , welke ieder een gewelfd , eenbladig Helmpje hebben , dat van agteren twee Hoorntjes uitgeeft, langer dan het Vrugt- beginzel , en op hetzelve leggende. De twee zydelingfe Blaadjes zyn breeder dan de flippen van bet driedeelig Lipje, welke byn3 egaal zyn: gelyk dit zig in de vergroote Bloem van myn Kaaps Exemplaar deezer Soort, in Fig. i , op Plaat LXXXVI afgebeeld, by a9 ver- toont. (2) Stan- (1) Orchis Bulbis undivius, Corollis Galei bicalcarati. Syft. Naté XII. Gen. 1009. Vfë. XHI.p. 673. Am. Acci. VI. Afr. 90. Orchis lutea , Caule geniculato. BüXB* Cent* UI» 6. T. BüRM. Fl. Cap. Frodr. p. 30. Ff 4 2£. Dzzu XII. Stok. 4j6 Manwyv ige Lelie. V. (2) Standelkmid met onverd. Bolwort, de Bloem. jy • helm êénfpoorig , met uitgebreide Vleugels ; Hoofd» & Lip ge/pitst Lancetvormig. STUK. ^n. Deeze, ook van de Kaap afkomliig 5 heeft tt/forJ, eenige kleiae Eyronde Wortelblaadjes en een hio^mig" draadachtige Stengel met Bladerige Scheed* jes, doch doorgaans maar twee Bloemen aan den top hebbende. Een kort gefpitst boven- Blaadje loopt van agteren in een Spoor uit : twee binnen - Blaadjes verbergen de Teeldee- len, en de Lip, een gefpitst Blaadje, is tus- fchen de twee zydelingfe, die langer zyn, ge- plaatst* in. f3) Stmdelkruid met onverd. Bolwort. de Gehemd. Blosuihelm eenfpoorig met uitgebreide Vleu* uxxvu &e^s ' ^ ^ zeer ^**n en by^ans Fig* ** rond. Veel Bladen heeft dceze aan de Stengel , die groot en Lancetvormig zyn, van onderen Scheedig : een losfe Aair met Lancetvormige Blikjes , langer dan de Bloemen , wier Helm gewelfd is, langwerpig, van agteren een Hoorn- tje uitgeevende 5 dat ftomp is en kort. De twee (a) Orchis Bulb. indiv. Coroll. Galei unicalcarata : Alis patentibus j Labio Lanceolato acaminato. Am. Acad. VI. Aft. 92. (O Orchis Bulb. indrv. Coroll Galea unicalcarata , Alis patentibus , Labelio ininimo fubovato. Amt Acadt VI. Afrt OF B O L P L A N T E tf. 457 twee zydelingfe Blaadjes zyn langwerpig, de V» anderen korter dan de Helm en daar onder Af iyEU bykans famenluikende , met een kleinder ovaal Boofd- middellipje. Men ziet de Bloem van deeze*TUK* Kaapfe, die in Fig. 2, op de gezegde Plaat is afgebeeld , vergroot by b. Myn Exemplaar heeft twee Hoorntjes of Staartjes. Mooglyk heeft men 't eene over 't hoofd gezien of, gelyk alhier , niet kunnen zien. B. Met onverdeelde Wortelbollen. (4) Standelkruid met onverd. Bolw. de Lip *v- * Orchis van 't Honigbakje , dat krom gehoornd is , San&a. Lancetvormig vyftandig; de Bloemblaadjes Joodrclu famenluikende. Deeze Soort , in 't Beloofde Land groei- jende , heeft de Steng een Voet lang , tea g ootftcii deele naakt / boven met een of twee fpitfe Blaadjes. Dc Tros isyl, met Lancet- vormige Blikjes en drie fpitfe Bloemblaadjes, welke een langwerpige Helm maaken» De Lip is breed Lancetvormig , in vyf fpitfe Tanden verdeeld, waar van de middelfte langst. (5) Standelkruid met onverd. Bolw. de Vleu* v. 1 Sufdtin&* ge hs sufaanaas, (4) Orchis Bulb, indivifis ? Labio Lanc. qulnquedentaco , Cornu incurvo, Petaüs conniventibws. ($) Orchis Bulb indiv. Ne&arii Alis amplioiibus ciliatis. Ff 5 II. D1U», XII. STUK, 458 Manwyvige Lelie. V. gels van 't Honigbakje grooter en kant- A™*u haairig. Hoofd- „ «tuk. Deeze wordt byRuMPHius Sufanna • 2?/o*wt genoemd , naar zyne Beminde , die hem in *c opzoeken der Planten behulpzaam was geweest, en hem ook allereerst dezelve getoond hadt. Zy heeft een Steng van derdhalf Voet langte, die van onderen af bekleed is met Scheedachtige , geribde Bladen als van Weegbree, en boven vier of vyf witte Bloemen draagt van eenezeer aartige figuur* Op zyde hebben dezelven twee gedraalde Vleugels , boven een Helm , van ag- teren een Hoorn , Spoor of Staart , die byna een half Voet lang is en de Bloemen zyn zo groot als gewoone Narcisfen , hebbende een flasuwen Lelie - Reuk, In 't midden zyn de deelen der Vrugtmaaking vervat en het Steeltje levert het Zaadhuisje uit, geiyk in de Standel- kruiden in *t algemeen. De Groeiplaats was voornaamelyk , zegt hy , op de Bergen van Leitircor , by het Kafteel Viéloria , naar het Ooften , onder laage ruigte , daar de Cajupoe- tie-Boomen ftaan. vi. (6) Standelkruid met onver d. Bolw. de Lip van afaïisï * honigbakje Lancetvormig kanthaairigt Kant- met em zeer lange Spoor. haairig. ° jQ Orchis Ainboinenfïs F!, albis fïmbr. HERM. Par. p, T. 20$. flos Suiannse, Rumph. Amb. V* p. 286. T. s>9. U) Orebis Buib. indiy. Ne&arii Labio Lanceolato &c# A8. O ff Bol PLAN TEN. 459 In Virginie en Kanada komt deeze voor, V. die niet minder aanmerkelyk is, wegens de,AyJJy*u zeer lange Staart van haare Bloem, welke geel Hoofd* is van Kleur en aartig gepluimd. Zy heeftSTÜK* fmalie geftreepte BlaJen. Aan deeze wordt , door Banister , een gepalmde Wortel toege- fchreeven. (7) Standelkruid met onver d. Bolw.de Lip van ™*.f 't Honigbakje driedeelig ; de zydelingfenHabtnaria* Borftelig en een Draadachtige Spoor %tien-Gctoom^ maal langer dan de Bloemblaadjes. Op 't Eiland Jamaika , in de Westindicn , is deeze waargenomen > die een ongemeen lange Staart aan de Bloem heeft. De Steng is een Voet hoog , met langwerpig Eyronde Bladen en Vrugtbegiozels of Bloemfteeltjes van een Duim lang in gefpitfte Blikjes gevat» De drie bovenfte Bloemblaadjes luiken famen en zyn eenigermaate gekarteld; de twee zydeling- fe Eyrond langwerpig , uitgebreid , en het on* derfte , dat de Lip maakt , is in drie lange Slippen gedeeld. Aft, Ups. 1740. p« 6. GRON, Virg. II. 156. R. Lugdb. 15* Orchis palmate elcgans lutea Aniericana &c. Morjs. Hifl. Hl* p. 499- Orchis Aiarilandica grandis ct proccra. Rij. SuppL 582. (y) Orchis Bulb Ne&arii Labio tiipartiro &c» Ant. Actd* V. p. 408. Satyr ium cre&um , Fol» obiongis &c. BftOWN. Jam. 324. Ih Deel* Xlh Stvs* V. 'Afdeel. IV. Hoofd- stuk. viii* Orebis bifolia. Twee- bladig. 460 Manv/yvige Lelie- (%) Standelkmid met onver d. Bolw. de Lip van fi Honigbakje Lancetvormig eflenrandig; een zeer lange Spoor en uitgebreide Bloem- blaadjes. Deeze Soort , op drooge Velden door ge- heel Europa hier en daar voorkomende , wordt ook by ons in de Duin - Valeijen agter Hille- gom , en op HeyveMen in Vriesland gevonden , zo de Heer de Gorter aantekent , die ze insgelyks ia Rusland aan de Neva en elders waargenomen heeft. Wegens de Wortelen telt menze onder de Vosje- Kulietjes , hoewel de EDgclfchen haar, veel deftiger, Butterfly - Satyrion heeten , om dat de Bloem eeniger- maate naar een Vlindertje gelyken zou. Lo- bel j nogthans , oordeelt, dat dezelven de fi- guur van eene Mug uitdrukken, en zegt, dat menze daarom , in 't Neerduitfch , Muggen noemt. Zy bloeit laat , zegt Hall er, en geeft (8) Orchis Bulb. Indiv. Ne&arii labio Lanceolato integer- iirao &c. Mau Med> 411. Gort. Belg. 25 5. AU. Ups. 1740. p. 5. Fl. Suec. 723 , 793. DALIB. Par. 273. Ger. Prov* 127. Scop. Carn. 244» KRAM. Auflr. 263. HALL. Tfor. T* 35. Orchis aiba bifolia minor Calcari oblongo* C# B. Pin. 83. VAILL. Par. i51. T. 30. f. 7. SFC. Veron. T. j;. f. 10. Orchis Serapias primus. Dod» Pempt. 237. Testi- culus Vulpinus primus. Lob , Ie4 I78. T«sticuli Sp« quinta. Cam. Epit. 625. & Orchis trifolia minor. C. B. 83. y. Orchis bifolia altera & lacisfima. C. B. Pin. 82. Orchis Ra,du cibus oblongis , Labello Lineari. HALLt Helv. incfaat. II. 146. Tab, f, 1, Oed. Dan* T, *j5. of Bolplantek. êfit geeft tegen den avond , als ook in de vroege V, raorgenltond, en zeer aangenaanien Reuk. Afi^sl, Ongemeen heeft decze Kruidkenner in 'choofd- Geflagt der Standelkruiden uitgeweid enzeer?TUK* fchoone Afbeeldingen van de genen , die in Switzerland groeijen, gegeven. Daar onder is ook deeze , die dus ongelyk fraaijer by hem voorkomt , dan by CamerarïüSj Lobel en Dodonjeus. Vaxllant heeft dc Bloem ook zeer naauwkeurig in Plaat gebragt , die wit is en aan haar fmalle voorwaards afhan- gende Lip, niet minder dan aan het lange Staar- tje of Hoorntje (*) van agteren, kenbaar* In langte echter komt hetzelve by de naastvoor- gaande veel te kort (j). De opmerkzaame Heer S co poli befchryft dus deeze Bloem, s, De Lancetvormige Wieken maaken een kruis „ met het ovaale Schildje en de Lip , die lan- 39 ger is dan het Kapje. Het byna vierhoekige „ Hoorntje, eenkleurig met de Lip, is eens „ zo lang als het Vrugtbeginzel. Het groen- 3 , achtig Blikje is langer dan hetzelve en kor- „ ter dan het Hoorntje. Het Huisje der Meel» draad- (*) In dc bepaaling noemt Linn&us het een Hoorn : in Manüsf* alt. zegt hy Calcar Subulatum longU/imum* HALLES noemt het ook een Spoor. (T) Die groeit in de Westindièn , gelyk ik aangetekend heb , des men d3ar agter , in Syft. Ve%> Ed XII U zeer verkeerdelyk , Oed. D&n. T i3S> geplaatst heeft, 't welk deeze is , die ook geen Calcar hngisfimum heeft , als in Mantisfa wordt gezegd. II. Piel* uu Stuk. 462 Manwyvigb Lelie- A?m*h* *> draadjes is groen getopt, van agterenknob- IV. „ belig , met afftandige beursjes. De Meel- Hoofd* ^ knopjes zyn geel: de Reuk is aangenaam." •tuk. Voorts moet men aanmerken dat deeze Soort de üeftake der andere Standelkruiden heeft, maar voorkomt met een byua naakte Stengel , van een Span of een Voet hoogte, naar den Grond (* ) ; hebbende om laag twee of drie breede Bladen , waar hy uit fpruit en van on- deren twee langwerpig getepelde ronde Wor- telbolletjes. De Stengel is onder met eenigc kleine Blaadjes bezet , en boven met Bloemen en Blikjes, maakendeeen lange y Ie Aair. Hier toe behoort ook dat Breedbladige al- lergrootfte Standelkruid , welk de groote Clu- sius, nu twee Eeuwen geleeden , by het Kas- teel Greben , in Opper - Ooftenryk , eenmaal waarnam met twee Bladen , zo groot als die van 't Witte Nieskruid , fterk geaderd , van boven groen en glanzig. De Bladen, naamo lyk, van deeze Soort, zyn de groot (ten in dit Gelhgt. (9) Standelkruid met onver d. Bolw. de Lip van 't Honigbakje geplooid ; twee Draadachtige verborgene Bloemblaadjes en een bogtige StengeL Aan (+) Caulis Cubitaih zegt de Heer Hallier. Hy moet aekeclyk Cuhitus op een half Elie hebben genomen. (9) Orebis Bulb. indi*. Ne&arii Labio imbricato, Petalis duo- bas occiilutis Filiformibus $ Scapo flexuofo* Am* Acad. SU Aft* S9. IX. Orchis jlexuofa. Bogtig* OF BOLPLANTEN* 463 A an de Kaap valt deeze , die de Wortel* V. bladen Eyrond , de Stengel een Voet lang A™EEU heeft , overhoeks bezet met kleine Scheede-HoofD- blaadjes, en aaa 't end met kleine Bloempjes , tuk. ver van elkander. Deeze zyn Vlinderachtig, mee de Vlag en Vleugel roodachtig wit en twee Draadachtige Blaadjes onder de Vlag; de Lip bleekgeel met zwarte Stippen , breed en golf- achtig geplooid. (10) Standelkruid met onverd. Bolw. de Lip x. van 't Honigbakje driedeelig ; de Bloem- °^ac*' blaadjes famenvloeijende en een naakte Gekapt. Steng. In Siberië groeit deeze , die door haar drie- tandig Kapje van alle anderen verfchilt, zo de Heer Gmelin aanmerkt. Zy is nogthans aldaar, of ook in Rusland, niet ongemeen , en wordt van hem een zeer fchoone Plant ge* noemd. Zy heeft twee rondachtige Wortel- bladen , het Stengetje een half Voet of een Span hoog , met een losfe Aair van Bloemen , die paarfchachtig zyn , hebbende de Lip ook drie- deelig en een kort krom Hoorntje. (ïi) Stan- (10) Orchis Bulb. indiv, Ne&arü Labio trifïdo, Petalis confluentibus , Caule nudo. Orchis Rad lotunda, Cucullo tridenrato. Gmel. Siï» Lp. 16. T. 3. K II. DS£L. XII. STUK. 464 Manwyvige Lelie. Aaiüg. V. (li) Standelkruid met onver d. Bolw. de Lip Afdeel} van »| Honigbakje omgeflagen * driedeelig $ Hoofd- met de middelfte Slip uitgerand : een korte stuk» Spoor en de Bloemblaadjes Elsvormig ge- ,xï*. tipt. Orebis J Gttbofa. £?"d" Wegens de roodachtig Kegelvormige Bloem- Air voert deeze den bynaam , die de Steeg ook ongevaar eén of anderhalf Voet hoog heeft , met Lancetvormige Bladen bezet en langwerpig ronde Wortelen. De Bloemen zyn bleek paarfch en flaauw van Reuk, Men vindt deeze, zo wel in Ooftenryk als in Switzerland, op laage Berg* velden* xii. t12) Standelkruid > met onver d. Bolw. de Lip pyrami- van H Honigbakje tweehoornig , driedeelig > (lalt Pieramie- egaal 3 daal. (11) orchis. Bulb. indiv. Ne&arii Labio refupinato rrindo &c* JAC<^ Vind. 292. HALL. Flor» 27. Orchis Rad. Conicis &c. HALL Helv* 295. Opusc. 226. Orchis Fioie globofo. Cm B. Pm. 81. Orchis Flore globofo. C. B. Pin. 81. Orchis Rad fubrotundis , Spica denfisfima &c. Hall. Helv. in. choat. N. 1272. T. 27. f. 1. (11) Orebis Bulb. indiv. Ne&arii Labio bicorni trirldo ae* quali integerrimo ♦ &c4 Gort. Belg. 255. GoüAN Monsp. 469. GBR* Prové U7- jACq; Vind. 291. Fl. Suee. II. N. 798, H. Cliff* 4*9* SEG. Ver. T. 15. f. ii, RAJ Angl. 3. f>. 377. T. 18. Cynoforchis Militaiis montana Spicê rubente conglomcrata. C. B. Pin. 81. Prodr. 28. £# Cynos. latifolia hiante Cucullo altera. y# Cynos latif. Spica compaóH. C B» Pin. 81. Cynoforchis tertius. DOD. Pempt. 2? 5. Cynos, ma-< jor alt. noftras. Lob Ic. 17 4. HALL> ifc/v* ir.;/jo«t. N* x*S6 T, 35. 1. RlV. fff*. T. 14, OF BotPLANTEN. 465 egaal , effenrandigi de Spoor lang; de ^F Bloemblaadjes byna Lancetvormig. ' F,j^L' Hoofd- Aanmerkelyke Verfcheidenheden komen vamSTUiU deeze 3 die door geheel Europa gemeen is en önder de Honds -Rullet j$s gereld worde, by de Autheuren voor. In 'c algemeen onder- fcheidt zy zïg door haare Aair, die wel rond- ♦achtig , geTyk irl de voorgaande , doch tevens eenigermaate Pieramidaal is. Zy vale zelden meer dan een Voet hoog. Het is een fraaije Plant , zegt de Heer Hal Ite r , die haar zeer fierlyk afbeeldt, en aanmerkt, dat de Bloemen fchoon paarfch zyn. In Sweeden vondc de Heer Bercitts haar flegts een Handbreed verheven. By ons groeit zy omftreeks den Haag en elders in de Duinvelden. Haar Bla- den zyn taamelyk breed , Lancetvormig , doch hier in heeft , to wel als in de digtheid van de Aair , fomtyds eenig verfchil plaats. (13) Standelkruid met onver d. Bolw. de Lip xnr; van 't Honigbakje driedeelig omgeboogen c^7Pfora% m Wancs- draa^end* (13) Orchis Bulb* indiv. ïïe&arii Labiö trifido reflexo ere* nato &c. GüUAN Mcnsp. 469, GER. Frov 117. RAL,!!}, Par* 272. Otchis odore H ru minor. VAILL* Par. 149. T. 31. f. 30 , 3T s 32. Riv Hexandr* T- 20. Tragorchis minor Tio- ré futiginofo. R.AJ. Hift. 1213. Trag» minor ec verf u Gem* mat. Lob. Ie. 177. HALL, Heiv. inchoat. XI, 145, N« 1284, Gg II. D££L. xix. Stuk» * 466 M a n w y v i g e L e t i fi* V*i ërc gekarteld; een korte Spoor en famsn* Afdeel. luidende Bloemblaadjes* Hoofd- •tuk* De Bloemen vandeeze, hebben iets, dat naar de fi uur van Weegluizen gelykt, zo J^obe l wil , of de Stank der Bloemen heeft reden gegeven tot Ce Gvfckfche fcenaaming Coriosmi* tes en Coriophora: 'r één mooglyk met het,an. dere gepaard. Van lom.Bigen wordt die Reuk Bokkig gekeurd > en d swegen is de Plant Tra- gorchis genoemd geweest» Zy komc op yer- fcheide pjaatfen iq de Zuidelyke deelen -van Europa , als ook in Duitfchland en Switzer- iand voor, en heeft de Bloemen doorgaans don- ker groenachtig of bruin , doeh ook wel uit den paarfctien ziende , welke de zesde Bata- yifchs Orchis is by Clusius* ,ik vindze , nogthat^s, oneer de Planten van onze Provin-» ciën niet erpgejekend. De hoogte komt nage- noeg met die der voorgaande^ ; overeen: de Aair is langwerpig , dun, twee Duimen lang, met kleine Bloèmen; :Zy heeft van de groptfte Wortelbollen , 'ongevaar als de .Ballen van een Bokje, en deswegen wordt zy , in 't Engelfch, Goats- Stmes geheten. xiv. (14) Standelkruid met onverd* Bolw* de Lip CubtalL vmM Honigbakje Draadachtig driedeelig, Hoog. met 'de middelfie flip Eytcnd, en de Spoor kórter dan de ' Vnigtbeginzels . Schoon (14) Orchis Bulb. indiy» Nfe&arii Labio trifido Fiiiformi 467 Schoon aan decze Ceybnfche eehe Steil* v. van een Elle hoogte toegefchreeven wordt, "*^^?* vind ik die, in de befchryvingj maar op an- HooVc- derhalf Voet gefield : zó dat men hier de Cu- stuk, \ bitus ook voor een half Elle neemt. De Wor- tel is Vleezig en zo het fchynt eenigermaate Testikelachtig , als in de anderen* Om laag heeft de Steng vier of vyf Bladen * dié Lan- cetvormig en Scheedachtig zyn : het overige is naakt met fpitfe Blikjes, en boven een zeer fmalle Aair van byna een Span langte. Oy) Standelkruid met onverd. Bolw. de Lip t*% van 't Honighakje vierdeelïg , gekarteld ; ^MorL met een Jlompe opjiygende Spoor , en Jlom* Haüekyü* pe famenluikende Bloemblaadjes. De Bloem zig eenigerma^ als een Zots- Kaproen vertoonende , heeff men d^eze en de volgende Morio geheten > en byfommigen Tri* orchis , als fomt^ds drie Wörtelbolletjes heb- ben- iixtermedijyMOtrata , Cornu GörmïnibuS breviore. FL Zeyh 3ao. Offcri&L fpecies Caule ; C^bitali. Herm. &ejU 23. ( 1$ Orchis Bulb. indiv? Nétoii Labio quadrifïdo crénu- la.to &c. Mat. Med. 412. GORT. Belg. 256. Gouan Monsp. 469* R. LrigJ. 15. FL. 3uec, 724, 7?4. DALlB. Par. 27?, SEC Vtr* T* 15. f. 7. Orchis Morió foemina. B. Pin. 82. VAïLL. Par. T. 31. f. 13, OFD, Z)*ra. T. 457. HALL* He/v. inchoat, II. 143* N. MS 2* T* 33. f. 2. Cynosorchis Moiio foemina, Orchis Delphinia C. Gemmse. Lob. /c 176* Testiculus Morionis foemina. Doo. Pempt* 235. Triorchis Serapias mas. Fuchs* Hifi* 559. Gg 2 II«DSBL. XII. STUK. 468 MaNwyvige Lelie* V« bende» Anderen tellen ze mede onder de Cy- AFDEEL, ^jwchis 0f ooemenze , in \ rlgemeen , Kulle- Hoofd- kens- Kruid, [t Is zeker dat de Bloennn , door *tuk. den gezegden Kap, de geftreepre Vleugels en geftippelde Onderlip , veel hebben dat naar een Harlekyns Pakje zweemt. Zy is op dorre drooge Velden, door geheel Europa f mooglyk wel de allergemeenste, kernen,; e in onze Pro- vinciën ook veel voor. Zy vale dikwils maar een Span hoog en heeft de Bladen een Vinger breed , om laag de Steng Scheedachtig omvat- tende en boven een korte Aair hebbende van Bloemen , welke meest pasrfch , doch ook wit of Roozekleur voorkomen. De Lip is flip- pend en in twee Kwabben gedeeld, tusfehen welken een klein middelftukje, dat uiigerand zynde twee puntjes maakt; waar door de Lip zig vierdeelig vertoont. De Spoor hs eeniger- maate opgewipt en van langte als het Vrugt- beginzel of Steeltje der Bloem. De Wortel - Bolletjes worden in het Ëlec* tuarium Diafatyrion geeifcht , als hebbende een byzondere kragt om de Vermogers van den Menfch te vérfterken. Oudtyds werden zy tot wegoeeming van de Mannelyke onmagt ter Voort teeling , doorTovery veroirzaakt, voor* gefchreeven ; doch hedendaags heeft men zo weinig gedagten van het Middel als van deoir- zaak der gemelde Kwaal. Hierom zal het ook weinig verfchillen , of daar toe de Bolletjes van het Tweebladige , dan van dit StandeN kruid , OF BOLPLANTEH» kruid > onder den naam van Satyrli radix j ge- V; romen worpen (*). Atoeel; Hoofd* (xó; Standelkruid thcê onver d. Bolw. de LipirvjSi. van 't Honigbakje vierdeelig , gekarteld > xvr. met een ftompe Spoor ; de Rugblaadjes ^culL QWgebOOgen. Mannetje* Decze , Mannetjes • Harlekyn by de Autheu- ren genaamd, voert by de Engelfehen , om ge* dagte reden , cok den naam van Fools • Stones s dat is Zots -Ballen. De Bloem komt in het hoofdzaakelyke wel overeen 3 doch heeft de Vleugels fpitfer en langer: ook is de middel- flip van de Lip grooter dan de zydkwahben en dui^elyker in tweeën gedeeld. De Steng valt Tvel anderhalf maal zo hoog en de Bladen zyn tweemaal zó breed. De Bloemblaadjes zyn niet zo zeer gefprenkeld als in de voorige f maar de Bladen komen fomtyds gevlakt voor , fomtyds ongevlakt. Het Kapje van de Bloem is (*) De Heer Lisnmvs hadt de Bifolia daar voor aangete- kend en deeze fchynt zyn Ed#4 in dat opzigt, met de vol- gende gelyk te üellen» Vid. Mat. Med* (16) Orebis Bulb. indiv. Ne&arii Labio quadrilobo crenu- lato &c. Gort. Belg. 25 6. Gouan Monsp. 470. Vaill. Par. uts. U 12. Testiculus quartus. CAM. Epit* 624, Or- chis Morio Mas Foliis (non) maculatis. C. B. Éft %u JlUDB. Elys. II. p. 191. f. r* Testiculns Morionis rnas. DOU* Pempt. 235. Cynoforchis Morio. Lob lc. 176. HALL Helv* ipchoat. II. p. 144, Tt 33* f. I. Riv. Hex. T. lt, tig 3 U, PlM.XlL STOK, 4fo Manwyvige Lelie* V is hier nooit geflooten , gelyk in de voorgaan- Afdeel. ^ maar ^ Bloem- Aair valt mede zowel wit Hoofd- als paarfch. ïtujl9 Die Mannetjes Harlekyn - Standelkruid groeit 2=0 wel by ons , als elders in Europa, op de zelfde plaatfen-, by het Wyfjes, voorgemeld. Men houdc hetzelve voor het Satyrion der Ouden , en fommïgen willen de Wortels daar van 5 ten einde als boven , gebruikt hebben, Dat zy > met Kruim van Brood gedampt en met Spaanfchen Wyn bevogtigd, door ftooving vermurwd , eindelyk door uitdrukking een rood Vogt geeven , gel^k van Heers heeft be- vonden (*) , is zo zeer niet te verwonderen, als dat hetzelve de Minnaary begunftigen zou- de. Zeker Vorst , immers , heeft een groote veelheid van de gekonfyte Wortels, om zig tot Voortteeling bekwaam te maaken, ingenomen, zonder 3 vrugt (f)4 Hier uit blykt, niettemin, de onfehadelykheid deczer Bolletjes, en alzo zy, gedroogd zyn- de, door bevogtiging een lymige StofFe uitle- veren, is 't gantfeh niet onwaarfchynlyk , dat de zo beiugte Saleb , die ons uit de Levant toe- gebragt wordt , de Wortel van dit of eenig ander Standelkruid zy. De Turken en Perfi- aanen, zegt men , maaken van dezelven veel werks, als zynde van eene, ongemeen verfter- ken» (*) BreiL SammL i724» (1) HALL. Hdv. insboau II. p. 145, rOF EOLPLANTEN. 47 1 leende hoedanigheid , weinig minder dan de Nin- V. zi of Ginzeog. Wartel. Zy komen echter van Af^bl* geheel verfchillende gedaante , fommigen lang- Hoofd* werpig Eyrond P anderen aan 't eene end ver- stuk. deeld voor 3 en deeze worden gehouden voor jy^p de Wortels van een Standelkruid , welks Bloe- men wel taameiyk raar die van deeze Soort ge- lyken, doch het welke maar één of twee Bla- den heeft. Zodanige Worteltjes zyn 3 aan Draad- je^ gercegen, overgebragt ; maar anderen , ge- lyk die men thans gemeenlyk los bekomt, heb- ben eene meer Hartvormige figuur, hoedani- gen de kundige Seba van een andere Plant afkomftig oordeelde (*)♦ Dus is 't nog onzeker Cf) , welke Gewas ei- gcntlyk de Saleb voortbrenge , en te verwon- deren , dat m«:n door de hedendaagfe Reizigers in de Oofterfche Lsnden niet nader daar van verzekerd zy. ,By Rauwolf vind ik 'er in 't geheel geen melding van , noch ook by Has- selqcist» Forsicaohl fpreekt alleenlyk vaa een Orchis , we^ke hy by Mharras in Arabie vondt , (die een Takkige Stengel hadt en groe- ne (*} Zie zyne Tbes. Vol. II, alwaar, op Plaat LXXXüI. de Afbeeldingen , zo van de Plant of Bloemiteng , ais van de Wortels , gegeven worden. (f) in deSweedfchc Krhani. 1764 , p 251, vïnd ik we!, d t de Orchis mascula de Salep der Perfèn zy; doch dit zal mooglyk fteunen op de Mat» MeL Linn. welke thans niet op dezel ve , maar op de Orchis Morio aangehaald wordt. ■ Gg 4 II. deel. Xli. Stuk. 47* M a n w y y i ge' Lelie- V. ne Bloemen ;) dat de Bladen gelyk waren aan de *f»*BL* Salet -Plan (*) ; maar të'vind niét' dat hy Hoofd? die ergens heeft bcfehreeven. Ook is het zon- «tuk* derling , dat dergelyke Wortels % als die vai} 9i Standelkruid , door een half Uur in Water; te kooken , doorfchynend worden en dan we- derom gedroogd , vervolgens tot Poeijer ge- maakt , geheel in Water fmelten en hetzelve Lymig maakën zouden (f). Niet minder vreemd is't, dat d e Saltb , welke by ons bevonden wordt zo Verzagtende te zyn vbor de Borst in KoKkpyren, en regen den Bloedlocp uit dien ïioofdc dienftig ( > de zelfde Wortel zy, waar van de OofteiÜngen t^gen Onmagt en tot Hmfterking gibruik maaken. Ten dien einde fc^ynt iets Kruiderigs vereischt te worden, of eenige bitterheid ^ met het Lymige vermengd, gelyk men in de Ginzeng , Pedro del Porco, Bezoar en Ambergrys virdt. Tot langduurige Verzwakkingen , door Uitteering, wegens in* wendige Kwaaien of anders, zyn enkel Lymi- ge middelen dienftig (§)• Die (*) Folia fimilia Plant* Salab. Flor. t&gyptè Arah (X) Vid. Êxp. GEOFïROY : Mem. de VAc&i, de Paris 9 1740* p. 139, &c. Aft. StockJ). 17^4 : Per/tube mit Scbwe- d'ifcbeii Salep von RETZIUS: p» 2J3* (l) Men zegt evénwel bevonden te hebben, dat de Saleb in de Roode Loop een gebrek heeft , van op te droogenen te floppen. Zimmerman von eter Rbür. p. 51 89 (§; Nonne pleraque Analeptica viwofa funt? AutttjV**» jtttd. p. 46$* «F BOLPLANTEN. 473 De Wortels van 't Satyrion werden door de V. Ouden, in Melk gekookt, toe opwekkinge der Af^y2L* Ivlinnelust gebruikt. Men atze ook , ten dien Hooio- einde, gebraden of gekookt en fchreef 'er, insTü^ •t algemeen, eene verzagtende ei^enfehap aan toe. Tegenwoordig bevindt menze van een zoctachtigen Smaak , en fchryftze voor , tot verfterkmg , in Uitteeringen door Borstkwaa* len vtroirzaaku (17) Standelkruid met onverd. Bolw. de Lip xvuP van 9t Honigbakje yierdeelig en rutiw ge- uftJtaÊ, fiippeld* met een fiompe Spoor en afgezon- PukkeI,s> derde Bloemblaadjes. 1 Deeze en de volgende , door geheel Europa ook taamelyk gemeen , voeren by de Autheu- ren den naam van Orchis Militaris of Straten* matica , om dat de Bloemen de figuur van een gehelmd Mannetje voordeden. Deeze fchynt wegens de Pukkeltjes , welken zy me- nigvuldig heeft , of paarfche Vlakjes , die op het f17) Orchis Bulb. indiv. Ne&arü Labio qu3drifi(}o punc- tis fcabro &c. GOOAN Momp. 470. Dalib. Par. zn. FU Stuc* i*6 , 797. Om Dan. T. toj. Orchis Militaris Pra- tenfis huutlior. VA5LL, Par. T. 31. t 35, 16. SEG. /^r. T. 15- § 4. Qrcbis Rad. fubrotundis , LabeUo qtiadrifïjQ , Calcare brevisiimo. HALL. Helv. inebcau 11, p* I38.N4IZ7?# T. 28. f. Orchis Pannonica quarta. Clus# Hifi» I. p. *6g# Cynoforchi? aker. Dod Pempt. 234. örchs Strateumarica minor. Lob. Ic. 18*. Orchis Militaris minor , minima, Ru» ficx&ndr. T. 17* Ggs lh Di£L. Xiu Stuk* 474 M A N W Y V I G E Leli e- V. het witte zeer affteeken * den bynaam beko* Afpkel. men te hebben. De Oelanders in Sweeden Booh'v noemenze, zo de Ridder aanmerkt, Krutbran* stuk* nare. De hoogde van de Stengel is een Span of minder mee taamelyk breede Bladen , en een korte Aair van kleine Bloempjes , die korter gtfpoord zyn dan in de volgende. xviü. O 8) Standelkruid met onverd. Bolw. de Lip M'ltïrls van Honigbakje vyfdeelig en rnuw ge- laygs.' Jïippeld , met een Jlompe Spoor en J amen» mns' gegroeide Bloemblaadjes. Veele Ver fcheiden Heden behoorên tot deeze Soort, die ook, doch zeer zeldzaam, in onze Provinciën wordt gevonden. Wegens de Wor- telen behoort zy, met de voorige, tot de zo*, genaamde Hondskulletjes. Zy valt grooter dan die, doch verfchüt zelf ook in grootte, ko- mende fomtyds tot by de twee Voeten, fom* tyds (18) Orchis Bulb. indiv. Ne&jrii Labio quinquefïdo punc- tis fcaoro &c. GOST. Belg, 2>5* GouAN Monsp. 470. Da- riii. Paris 271. FL Suec. 725, 798- Orchis Rad. fubro. tufidis , Spiek Corsica , L&bello quadrifido , Brachiolis ec Pe&ore perangufhs. Hal U Helv. II. 140. N* 1277. T. 28. ft 1. Item, Orchis Rad* fubrot, Sp. longa, Labelló quadri- fido, Brachiolis anguftis, Crusculis latis ferratis Ibïd. T. 31. Cynoforchis latifoha ht'ante Cucullo major et minor. C. Pm. 80 , 8ï. hint Militiris mejor. Ibid. Orchis Militaris msjor. Toubnf. Inft* 4j3. T. 247. A. Orchis Strateumjti* ca f. Stratioics major live Militaris* LOBi 1c. 184. OF B O L P L A N T E N. 475 tvds van anderhalf of éénen Voet voor* De V. A FIDEEL. Bladen zyn in de kleinere fpitfer dan in de 1V# " grootere , doch in beiden Lancetvormig. De Hoofde Heer Haller , die onvergelykelyk naauw-STUK* keurig is geweest in 't onderzoek der Standel- kruiden > merkt het gedagte grootfte byna als het fchooafte van allen aan. De Armpjes van het Krygsmatinetje , ( dat de Onderlip is der Bloem,) zyn, zegt zyn Ed., in deeze langer en fchraalder, de Schenkeltjes veel breeder en wy- der gemikt, dan in de kleinere, die in Swit- zerland by de andere voorkomt* Van beiden geeft hy zeer fchoone Afbeeldingen , zo van de geheele Plant, met Wortel en Bloem -Aair, als van de Bloemen in 't byzonder. Het klei* ne puntje , dat tot onderfcheiding der Sexe zou kunnen dienen (*), neemt Linn/eus voor het vyfde deel 3 en noemt daarom de Lip vyf- declig. Somtyds komt de figuur nader aan die van een Aapje , en dan voert de Plant, hoe- wel ook tot deeze Soort behoorende, daar van den naam (f). Zodanig is de Bloem , welke de (*) Men vindt dat Puntje ook wel in de voorgaande Sooit, d^ch het is doorgaans kleiner en ontbreekt ook wel geheel : zo dat men die Wyfja zou kunnen noemen. C, BAuhi nus heeft van deeze Menfchdraagende Bloemen % om die zelfde reden , ook Wyfjes en Mannetjes gemaakt. (t> Orchis Flore Simiara referens. C. B. Pin. %z. Or- chis Zöophora Cercopithecum exprimens Oreades. Col, Ecpbr* I. p. 3 2 o* 12. X>££L. XII, STUK* ft 4?<5 Manwyvice Lelie* V, de vermaarde Tournefort daarvan zo Afdeel, ffcnay -m p[aat gehragt heeft , door de imalte Hoofd- ^cr Armpjes en Schenkeltjes veel vcrfchillen- stuk. de; weshalve hy ze ook zegt de figuur van een Raakt Menfch voor te ftellen : terwyl die der anderen" van deeze Soort een Mannetje vertqo- nen als met een Tabberd of in Turkfch Ge- waad. Met eenige toegeeflykheid kan inen zig sllerley veranderingen daar in verbeelden. Ook gaapt in de eene het Kapje of Helmpje meer dan in de andere. De Kleür der Bloemen is, gelyk in de vporige , van buiten paarfcb , van binnen bleek met paarfche Vlakjes qf weer* fchyre&de met eenen blaauwen Glans» Men vindtze ook geheel wit en Vleefchkleurig met paarfche Streeptn op den Helm en roode Stip- pen 3 de Borst van 't Lipje rood gevlakt zyn^ de , zegt de Heer Halllr, die gedag te Ver- fcheidenheden als byzondere Soorten aanmerkt. yix^ (19) Standelkruid met onver d. Bolw. de Lip piiioLctX van '£ Honigbakje gr oot er , onverdeeld, ge- karteld 9 uitgerand; de Spoor Ehvormigi de Bloemblaadjes famenluikende* \ In geftalte komt deeze, die door den Heer Alt- * Orchis Bulb. indiv. Nc&arii Labio indivifo crena- to , emarginato , ampliato , &c. Orchis Papilionem expan- fum lefeiens. C. B. fin. 83 ? Orchis Ornithophora f« Or- nithes. LOB, Ic, m. Cyncforckis quïiuus. Don. Ftmpt^ »35» Vlindet- OF BoLPLAKTÈR 477 ültstroemer in Spanje gevonden is, de V; naastvoorgaande zeer naby , zegt de Ridder Af^ELö en heeft dergclyke Bloem , maar de Lip heeft Hoofde de grootte vaneen Duim -Nagel, breeder zyn*» tuk-. de dan lang , onverdeeld , ftomp of uitgerand en gelyk de Bloem paarfchachtig. Dat van Bauhinüs hadt een groenachtige Bloem , en kwam overeen met het Vogeldraagende of Vogeltjes - Standelkruid van Lobel, die de Vyfde Soort van Hondskulletjes is by Do- DONéüs. Lob el noemtze Fyf wouters of Pepels , dat oude Dultfche benaamiogen zyn van de Vlinders of Kapellen, Men zou deeze Soort derhalve Vlinderbloem kannen heet en* (20) Standelkruid met oiiverd. Bolw. de Lip xx. van ft Honigbakje veeldeelig Liniaal ; een xJrmïL* Hartvormig Bhd, de Stengel* die eenbloe-niaua. 0 , Barman* mig is, omvattende. ntfch. Deeze , van de Kaap afkomftig , heeft de Stengel een Span hoog, naakt en pluizig: een enkel Wortelblad, Hartvormig, flomp, gefpik- keld : een zeer korte, gekapte Bloem -Aiir> met ééne Bloem» Deeze heeft, behalve drie buitenfte Blaadjes , die Lancetvormig zyn en ruig, twee langere Degen vormige , gladde, en een bree- £20) Orchis Bulh. indiv. Ne&arii Lablo multipatuto Li- neari, Fol. Cordato amplexicauli , Scapo unifloro. Am. Ac ad, VI^Afr. 88. Bubm. Troir. p. 30. II» DSSJL, XII. SlüKt 472 Manwyvige Lelie* V. breede lange Lip , die in ontelbaars Liniaale Afpeel. süppen js verdeeld. De Spoor, van agteren, Hoofd, heeft naauwlyks de langte van het Vrugtbe- stuk. ginzel. XXI- (21) Standelkruid met onver d. Bolw. de Lip Ordis yan ->t Honigbakje driedeelig effpnrandig, üieek. een Jlompe middelmatige Spoor en uitge- breide Bloemblaadjes. In Duitfchland, omftreeks Jena, als ook in Ooftenryk en Switzerland , komt deeze voor , die van de bleekheid der Bloemen gebynaamd is, welke echter de Lip geel hebben. De Bla* den zyn zeer breed, doch de Stengel is laag, met eene yle Aair van weinige Bloemen , veel naar die van het Harlckyn gely kende, maar ongeftippeld. Zy ftinkt zodanig naar Katte- pis , dat^ tedere Vrouwtjes 'er byna. in'zwym door vallen, zegt H allee» C. Met gevingerde Wortelbollen. xxn> (22) Standelkruid met byna gevingerde regte Latïfolia. Bol- Breed- bladig. (11) Orchh Bulb. indiv. Nfc&arii Labio trifido integeiri* mo &c. Mant. «292. Orchis Bulbofa Fl. flavescentibus. Seg. Ver. T. 8. f. 3. Orchis foetida Sylv. pra?cox , Fl. albo Bar- ba luteola. RUPP. Jen. II. p. 297. Oichis Pann. feptima. CLÜS. Hifi* I* P*,.*69» HALL. Helv* incboat* N. 12 81. T. |o. (22) Orchh Bulb. fubpalm. re&is Sec. Gort. Belg. p. 257. Da- OF BoLPLANTEN. 479 Bolwortels; de Spoor van 't Honigbakje Ke- V. p eivormig; de Lip' driedeelig met de zyie-AFjyBL# lingfe Kwabhen orngeboogen , en Blikjes Ho ofö- langer dan de Bloem. • * Op vogtige Velden , meest in de middelfte deelen vaö Europa 9 als ook in onze Neder- landen , komt decze voor , die in 't Franfcli Satyrion Royal getyteld wordt , in 't Hoog* duitfch Kruisbloem. De gemeene naam > by ons , is Handekens - Kruid , misfchien wegens de fi- guur der Wortelen, die knobbelig en als ge* vingeïd zyn. Dit ooderfcheidt deeze en de volgenden , zeer van de voorgaande Teftikeldraa- gerde. Zy heeft de Steng ongevaar een Voec hoog , Pypachtig hol , Scheedachtig over- hoeks bezet met Lance:vormi je breeie Bladen , die overlangs geribd zyn en ook 'wel wat Via:;-* kig 5 opwdards verkleine-de en eiodelyk zig tusfehen dé Bloemen als Blikjes invoegende; zo dat zy de Aair fomtyds fterk gebladerd raaaken. DALIB. Par. 274. F/é Suec* 728 , 801. Orchis Rad. palmatis &c. H. Cliff. 429. Orchis palmata Pratenfïs latifolia, loa- gis Calcaribus. VAILL. Par. T. 31. f. I ■■ $. fi. Orchis palm. Paluftris latifolia. y9 Orch. palm. Montana altera. <£# Orch. palm* Faluifris maculata. C. B» Pin. 86. Oed. Dan* 266. Satyrïum Bafilicutii mas & foliofam. Dod. Pempt. 240, 241» Palma Chriüi et Serapias mas lacvi folio. Lob. Ic. 188. HALL. N. 1279. T. 32, f« 2. II. Deel» Xllf stuk* A%0 MANWYVtCE L E L ! È- AfdTel ^c ^oem ' *e paarfchacbtig is of ook wit IV. # of RoozeMeurig , zweemt eenigermaate naar Hoofd- ecn Crucifix in deeze Soort. Haar bovenfte stuk* Bloemblaadje , dat Eyrond is , dekt twee an- deren, en de Kolom der MeeHraadjes , die groene Knopjes hebben. Wederzyds is een fpits uitgebreid Blaadje, en nederwaards hangt de Lip, die bultig is in drie Kwabben gedeeld. De Spoor, korter dan het Vrugtbeginzel , is krom en ftomp. xxni. (a3) Standelkruid met gevingerde Bolw. de . 0rehis Spoor van 't Honigbakje Kegelvormig ; de vieefch- Lip flaauw driekwabbig Zaagtandig ; de kkung. Ruggeblaadjes omgeboogen. Deeze komt in Sweeden, zo 't fchynt, als ook in de Zuidelyke deelen van Europa , doch met eenig veifchil voor. L I n n m vs merkt aan , dat zy van de voorgaande niet alleen ver- fehüt door de Bladen b*eek groen en onge- vlakt , de Stengel half zo hoog , maar ook wegens de Bloemen bleek Vlcefchklcurig te heb- ben > waar van de byuaam. Zodanig badt hy ze in Sweeden gevonden; doch Hall er. verwondert zig , waarom de Ridder dezelve dien bynaam had gegeven ; terwyl hy ze, zo wel (23) Orsbis Bulb. palm. Ne&arii Corriu conico; Labioobs- ciuetrilobo ferrato , Fetalis Dorfalibus reflexis. Fl. Suec.ll. N. So2« Orchis palmata lutea , Flor Labio maculato» SlQ» Vtr% ill. p, 249* T. Sk f. 5* HALL. N. I2SO, OF BoLPL ANTEN* 48* wel als Se g uier in Veroneefche , met V; geelachtige Bloemen vondt. Van de volgende AF[y^L' acht hy haar ; hoewel zy geen den minden Hoofd» Reuk heeft, niet foortelyk te verfchillen. gTÜ*« {24) Standelkruid met bym gevingerde regte £^nr. 2?o/ir. & Spoor 't Honigbakje Kegd- Samhuci^ yormig; de Lip Eyrond, byna driekwab* vli€n^ lig ; de Blikjes van langte als de Bloe- men. Deeze , die in S weeden zo wel als elders in Europa groeit, is door den Ridder £eér naauw- keurig waargenomen. „ Men ondeifcheidtze, 35 (zegt hy) j van hiare mede- Soorten , zo 33 door de figuur van de dcelen der Vrugc* 3, maaking als door de Kleur der Bloemen 3 3, die geelachtig is met paarfchschtige Streep - 3, jes en Stippen. Ook valt zy op vogtige j, Bergachtige plaatfen en bloeit vroeger dan eenig ander van onze inlandfche Standelkrui- 35 den 3 naamelyk met de Kroon Imperiaalen* *> Men onderfcheidt ze ligtelyk van het Breed- 33 bladige , door weinige Bloemen 3 de Steng 33 beneden 't midden flegts gebladerd 3 de Blik- 33 jes niet langer dan de Bloemen te hebben* 3, De r (24) Orchis Bulb. fubpalra. re&is &<:♦ FL Suec. II. N* 203. Orchis palmata Sambuci odore. C, B. Pin. 85. RuD3» -Eiyi. II. p. 213. 9. oreius Pann. o&^va. Clus. I. p. HALL. Helv. N. 1280. Var. Hh II. Deel, XIL Stuk, 482 Manwyvige Lel ii- V* 3> De Bladen zyn ook geenszins Eyrond Lan* Afdeel. ^ cetVormig > maar byna Tongachtig,, gelyk Hoofd- 35 ia het Gevlakte Standelkruid , waar van men- eTUKi „ ze ligtelyk onderfcheidc , door yler Bioem- 3> Aair,deLip niet gekarteld, een langer Spoor, 3, ongevlakte Bladen 3v minder wyd gemikte 9% Wortels , en door de ganifche Geftalte." /y kcmt ook met witachtige ai metpaarfche Bloe- men voor en heeft een zwaaien Reuk als van Vlierbloemen. xxv. (25) Standelkruid met uitgebreide gevingerde n?cluL Bohv- de SPoor van Honigbakje korter «cviakt. dan 't Frugtbeginzel ; een platte Lip en Ruggelingfe Bloemblaadjes. Ten opzigt van het Breedbladige worde dit Standelkruid a's het Wyfje aangemerkt , en zoude dus Wyfjes Handekens -Kruid genoemd kunnen worden. Het komt op de zelfde plaat- Ten van Europa 9 als ook in onze Nederlanden veel in de Duin - Valeijen en in laage Zandige Velden voor, zynde op de Graslanden der Ge- bergten in Switzerland zeer gemeen. Het heeft de (zs) Orchis Bulb, palm. patentibus &c# CoET. Belg. 257, GOüAN Monsp, 47K DALIF. Par* 274* Fl. Suec* 729, 800. Orchis pblrnata Fr tfiaiïs maculata. C. B, Pin. 85* Item* Orch* palm. Mcritana iuês. IbiL Vaill. Par. T. f. 9, 10. Hall N* 1273. T. 32. Satyriuno Baiïlicum foemina» Dod. Ptm-pu 240. Falma Chrifti Serapias foemina Pratenfis^ J-üS. U. iSS. KW* ftex, T. 8, IX. de Stengel wat hcoger dan het Breedbladige, V, niet hol maar digc ; de Bladen fmaHer en met AF^Eia' veel donkerer Vlakken getekend, die defcelven Hoofd-. van boven gantfch bont maaken. Wat de Bloem STÜK» aangaat, die verfchik daar in, dat de twee zy- de-ingfe Blaadjes agterwaards uiifteeken ; dat de middelflip der Bloem niet uitgerand is , de Lip niet bultig maar vlak , doch ook met paar* fche Streepjes en Stippen getekend. Voor 't overige merkc de Ridder ten opzigt van deeze op Waterige plaatlen groeijende Standelkruiden aan , dac de ééne Wortel zwem- mende *t Gewas uitgeeft, en de andere zinken- de de Spruit bewaart van 'c volgende Jaar* JMisfchien zal iets dergel^ks plaats hebben ia de Teftikel - draagende of rondwortelige, waar van het ééne Bolletje doorgaans laager dan het andere , als ook fletfer en meer ingekrompen bevonden wordt. De groottien dier Bolletjes, »in het Stinkende of Bokkige voorgemeld, zyn ongevaar als een Ockernoot in de Bolfter, of als de Balletjes van een jong Bokje* De ge- vingerde Standelkruid-ii hebben de Wortels ook dubbeld , maar als Kinderen Handjes , en deeze noemt men elders Lieve Vrouwe Hand, of gevingerde Orchis. f a6) Standelkruid met gevimerde Bolw. XXVI* de bpoor van t Jiomgbakje korter enratisfima. om* kende.. Orchis Bulb. palm. Ne&arii Cornu iecurvo breviore Hh 2 fcc. XL Defx» XIU 484 Manwyvïge Lelie* Afdeel» IV. Hoofd- •TM. Orcbii Conopfea* Steek- vlicgig. omgekromd ; de Lip driekwabbig : de Bladen Liniaal. Deeze , die ook hier en daar , doch meest in de gemaadgde deelen van Europa, groeit, is ongemeen (terk en aangenaam van Reuk. Misfchien is zy daarom Kruidnagelig of Anje» lierig genoemd geweest. Zy heeft de Stengel een Voet of anderhalf hoog, de Bladen zeer fmal s de Bloemen bleek paarfch en veel naar die der volgende gelykende. (27) Standelkruid met gevingerde Bolw. de Spoor van 9t Honigbakje Borjlelig en lan* ger dan het Vrugtbeginzel ; de Lip drie* deelig met twee zeer uitgebreide Bloem* blaadjes. Naar &c. GöüaN Monsp» 471. Orchis palmaia anguftifblfa rasnor cdoratisfima. C, B. Piz 86. Prodr* T\ p jö. RAJ* Hifi. 1*2 54 $EG Ver* HU p. 25c* ï» 8, ft 6. HALL» N. 1274. T. 29* Orchis pairziata Caryophyllata, J. iu Rifl* 777. Lob. lp* 19+» (27) Orchis Eulb. palm. Nectaui Cornii Setaceo , Gerra. longiore, &c. GoaT* 2fc?£; 2; 8» Dalib» .Par, 275. Obd. Dm, T* 244. 77, 5f waar van ik reeds gefproken heb, D. Met gebondelde Wortelbollen. mr; £120) Standelkruid met géboni* Bohvé de Spoor Orchis fu> v ° tescens. VaU Bruin* Wg* Qrchis Bulfcx, Fasdc. Neftarü Ceïnu longit. Germini's OF BOLPL ANTEN. 4S7 van 't Honigbakje zo lang als 't Vrugtbe- V. ginzel ; de Lip Eyrond aan den voet ge- Af^l« tand. Hoofd* STUK» Ia Silezie nam de Heer Gmelin deeze waar, hebbende vecle Wortels a^s dikke Vezfe- Jen> langer en korter, in 't midden dikwils dik- ker , gelyk die der Affbdillen, De onderfte Bladen zyn langwerpig Eyrond, de bovenften allengs fraalïêr. De Stengel is een Span of een Voet hoog , met eene Aair van een halve of geheele Handbreed en ook van een half Voet langte. De Bloemen zyn uit den groe- nen geelachtig. De Plant wordt door 't droo* gen bruin, waar van de bynaam. C30) Standelkruid met gebond. Bolw, de Lip van '£ Honigbakje tr>, eekwabbig effenran* raniigide Spoor vanlangte als hetlrrugUtlQ^iQMm beginzel. Deeze, op Ceylon vallende, heeft de Sten- gel een Span hoog ; de Bladen Lancetvormig Liniaal, over hoeks , de onderden korter, de fao* &c. Orchis Rad, multis , Lahello quafi a!a;o. Gmel. Sik l. P ro* T. 4. (30) Orchis Bulb. Fascic. Ne&aiii Labio bïlobo integer - timo, Cornu longitudine GeriHinis. Fl. ZeyL 3 fa Bukm. Fl. Ind. p. is 8, Orchis Caule ad fuminum Foiiolö. EufiM» Zeyl. 176. Bh 4 1L DÊE|«. XII* STUK. 4$S Manwyvice Lelu- V* bovenden langen Dus is de Stengel tot boven* Hoofd men , welke de Bovenlip driedeelig , de On- stuk. derlip ftomp Hartvormig tweekwabbig hebben, en van agtercn een dunne Spoor* xxxi. (31) Standelkruid met gebondelde Bolw. de Spoor firborea? v&n 't Honigbakje zo lang als 't Vtugt* ysiands* beginzel ; de Lip Liniaal effent andig ge* knot. De Heer Konig, deeze op Ysland gevon- den hebbende , befchryftze dus. „ De Sten- sy gel met de Aaireen Handbreed hoog* [Welk 5, een klein Plantje !] De Bla Jen Lancetvormig „ overhoeks , van dergeïyke langte. De Aair 5, Eyrond, met Lancetvormige !3iikjes,zolang als de Bloemen , die geelachtig groen voor- „ komen , hebbende de drie bovönfte Blaadjes 3, fameiiluikende j dc twee zydelingfén laager, „ langwerpig en de Lip naauwlyks langer daa s, een Bloemblaadje. xxxu. f32) Standelkruid met gehmd. Bohv. die Draad* '^BaftKd. acJi iS zyn> de LiP van '£ Honigbakje Eyrond effent aniig ; de Stengel Blader- loos. Deeze 00 Orebis Bulb, Fascïe. Ne&arii Cornu fongit. Germ. Lr.bio Lineari integer! tmncato* Mant. i2T# Orchis Bulbis jfibrofii &c OED: Dan. 3? 3. Orchis Eulb. Fasdculati* Filiforiuibus , Ne&arü La- bi* OF BoLPLANTÊN* 489 Decze was, door den vermaarden Tourise- V. fort, tot een byzonder Geflagt gemaakt on-AFjyEL* der den naam van Lirnodorum, by welken zy Hoofd- ook voorkomt in de befchryving der Ooften-STUK' rykfe Planten, door den grooten Clusius» „ Van 't Limodorum (zegt deeze) vindt men „ wel verfcheide Soorten , die aan veele Ge- „ westen gemeen zyn 5 maar ééne, weet ik niet , ergens anders gevonden te hebben , „ dan in 't Gebergte boven de Badenfe Bad- „ ftooven. De Stengel verheft zig een Voet, om laag met veele Scheedachtige Blaadjes omwonden , boven een Aair draagende van „ Bloemen uit vier Blaadjes beitaande, waar „ van het bovenfte in een Hoorntje uitloopt, en zeker Snuitje tusfehen de middelde Blaad- „ jes uitfteekende , daar zekere Baardjes aan gegroeid zyn. Onder de Bloemen bevinden 5, zig geftreepte langwerpige Hoofdjes , met „ zeer klein Zaad als dat der Standelkruiden ge- vuld. De Wortel beftaat uit dikke lange en fcheeve Vezelen. De geheele Stengel 9, met de Bloemen is donker paarfch of Violet " ge* blo ovato integerrimo. Couan Monsp. 471. DALiB. Paris 275. Orchis abortiva violacea. C. B# Pin» 8 Sa. (*) Orch's Fol. ïnferioribus ovatis, fuperiorihus ovato-obf longis^ Flor, ex Aüs fupeiiorihus Gron. Virg. ,p, 109. (f) Orchis cernua. Orch, Fciiacea & denfata» JSUXB. dnu III. OF BÖLPLANTEN* 493 Satyr i u m. Zakjesbloem. % Afdeel» Een Honigbakje , dac naar het Balzakje ge-ft0<^. lykt, of zig als twee Balletjes vertoont, ag-STÜK. ter de Bloem, onderfcheidt dit Geflagt, waar van de meefte Soorten weleer geteld zyn onder de Standelkruiden en in geftalte daar van wei- nig verfchilieo. Ook komen zy in alle opzig- ten , wat dë deelen der Vrugtmaaking betreft , daar mede overeen ; uitgenomen , dat de Spoor, die als een aanhangzel van het Honigbakje aangemerkt wordt , ontbreekt , en dac zy in plaats van dien 't gezegde Balzakje hebben: weshalve ik 'er den naam van Zakjesbloem aan geef (*> (i) Zakjesbloem met onverdeelde Bolwortels , Sat*'itim efl Hirtin%mt Bokkig, III. T; 14, 12. Orch. tcnulfolia. Orch. Calcarata, R*jxs. Cent» III.. T. io. Prtdr. Fi Cap. p, 30. (*) De He^r Haller betrekt de Satyria van LlNN.SE'JS ook tot zyn Geflagt van Orcbh9 en onderfcheidtze alleen- 3yk van de anderen door een korte Spoor : Caleare brevi % zegt zyn Ed. quod cum Scrtto compattt ; dat is : welke LlN- &mus met een Balzakje gelieft te vergelyksn. (1) Satyrium Bulb. indiv. Fol* Lanceolatis ; Ne&arii Lï- bio trifido, intermedia [fc, parte] Lineari obliqua prsemor- fa. Syft. Nat. XIU Gen, ioio. Peg. XIII. p. 676. GqüAW AUnsp. 471. DALiB. Par. 27*. Orchis barbata foetida. J. B*. Hifi. JI. p. 756. VAILL Par, T. 30. f. 6 SEC Ver.T. 15, f. 1. Orchis barbsta Odore Hirci, brevlore et latiore folio, C. B. Pin. 20, Toürnf, In ft. 433. Tragorchis Tefticultis Hirci. Pod. Pempu 237. Lob. 1c. 177. Fig. I. HALL. Helv. & E2$8. T\ 25. Riv. Hexsndr, T. 18. gl, DWL* XII. Sxy% 494 Makwïvice Lelie* V. IV. en Lancetvormige Bladen ; de Lip van 'p Honigbakje in drie deelen gejpleeten% 'waar van het middeljte Liniaal is en als fcheef afgebeeteu. Bokkig Standelkruid of Boks - Kulletjes worde deeze ia 't algemeen genoemd ; dat meer zynen oirfprong van den Bokkigen Stank , dan van de figuur der Wortelen heeft 3 die eveneens zyn als in de TeiiJkeldraagende, voorbefchree* ven. Des verfchile zy van het Wantsdraagende Standelkruid, dit ook Tragorchis geheten wordt, byna alleen in de figuur der Bloem, welke door fommigen Haagdisachtig is gekeurd, In Vrankryk, zo wel als in Engeland, komtzy, als ook in Switzerland, doch zeldzaamer voor, dan andere Standelkruiden. De Heer H al- ler heeft 'er een allerfraaifte Afbeelding van gegeven. Zyn Ed. merkt aan, dat de Wortel- en Stengbladen zeer groot zyn, een half Voet lang en tot drie Duimen breed ; de Wortelbol- letjes van de grootften in dit Geflagt, als Ei- jeren naamelyk , en dus wat greoter nog dan die van het andere Bokkige hier voor befchree- * Biadz.ven** De Stengel vale fomtyds een Elleboog De (*) Zyn Ed. zegt wel, Culmus Cuhitdlis , licubitalis 5 doch liy neem: Cubitus , gelyk 'c behoort, op een half Eile , ge'yk ik boven heb aangemerkt. Het is een der hoogden onder de Orchisferi , des 'er ook onze Ridder van zegt , Flanta alta (hl Syjl* "Hat. en elders (in himthü) TUntu oir Bolhani n, 495 De Aair is Trosachtig en beftaat uit veele , V. paarfchachtig groene , taamelyk groote Bloe ^ ' men , die ten uiterften byzonder zyn door het Hoofd- lange, fmalle , middeldeel der Lip v terwyl desruK. zyddeelen als gekruld zyn of geplooid : waar by komende de gertalte der andere Bloemblaad- jes, die zig als tot een Kop of rond Hoofdje vereenigen; zo kan men 'er, met ecnige toe- geeflykheid , zeer wel een Donderpaddetje of jonge Kikvorfch , die zyne eerde Pooten f!egts bloot heeft, van maaken. In plaats van Spoor is agter aan de Lip, nevens het Vrugtbeginsel daar de Bloem op rust, een dik KDobhelach- tig deel, dat weezentlyk naar een Balzakje ge< lykt, > Het gedagte Strookje van de Lip , naar een Lintje gelykende , is wit met paar- fche Vlakjes , twee of drie Duimen lang , aan h end fcheef , met Tandjes of ook in twee Slippen verdeeld. (2) Zakjesbloem met gevingerde Bolworteh n. Satyrjum m viride. Gieeju chisfima-, dn is , een zeer hooge of allerhoogfte Plant: welk, in betrekking tot de Orchides in 't algemeen, moog- lyk zal gezegd zyn. De grootfte MUitarU komt daar in het naast aan deeze i zie bladz. 474. Dikwiis is de Stengel Pypachiig en maar een Voet lan$9 zegt de Heer GOüAM, die ze by Montpelüer hadt waargenomen. (2) Satyrium Buibis palmatis, Foi. oblongis obtuGs &c. DAL1B. Par. 276. FU Sües* 730, 804. OED, Dan. T* 87. Sat* Fol. oblongis Caulinis. Fl. Lapp* 313. Orchis palmata Hore viridi. C. B* Pin, 86. Prodr. 30. LOES» Prus/. I8i. J*. 5*« /3. Orchis palmata Batrachites* C. B. Pin> 85. Vaisl. Far9 p« Peel. xii, stok, 496 Man wYrioE Lelie- Afivekl €n lan8mrPi&e fiomP8 Bladen \ de Lip van «IV. ■$ Honigbakje Liniaal driedeeïigy met de Hoofd* middeljte Slip klein. stuk. Veel laager valt deeze, die wegens dc groeao Bloemen den bynaaai heefc , beminnende de koude Gewesten van Europa, in fommige deelen van Sweeden is zy zeer gemeen , en komt in Swltzerland op hooge en laage Bergvelden , als ook in de Valeijen, veel voor. Iü Siberië groeit zy van de Oby- Rivier tot de Jaik, overal, indien de Grond gunilig is, zegt Gme- lin. De Heer Scwekcke heeftze in de Valeijen op Staalduin, by 's Graav.enhaage, ge- vondeD. Zy heeft twee driedeelig gevingerde Wortels, welke, even als in de Teftikeldraa- gende of roudbollige Standelkruiden , dg eene frifch , de ander flets zyn en flap. De Stengel is naauwlyks een Span hoog, met taamelyk bree- de Lancetvormige Bladen als die der Hellebo- rine. Of zy wegens dergelyke figuur der Bloemen Batrachites genoemd zy , is onzeker. Lob el zegt, dat mecze Myoides of Batra- chites noemt , om dat de Bloemen groen zya als Vorskens, ghelyckende lanckwerpige Vlie- ghen* Zy hebben een rond groenachtig Helm- pje, van vyf Blaadjes gemaakt, als devoorige, waar binnen de Meeldraadjes beflooten zyo, maar Tav. in, T* 31. f. 6y 7 , 8* Serapias Batrachites velM/« ©}de5< LO». 1^3. HALL, H(Iv4 N, Ut?. T% z69 OF ÖOLPLANTK fir» 4yy 'snaar de Lip is geel, en in drieën gedeeld, de V; . Slippen fpits , de middelde zeer klein. Ver- flenzende worden de Bloemen bruin. kooFö-i STUK« (3) Zakjesbloem met gevingerde Bolwortelsen nr. Liniaale Bladen ; de Lip van 't Honig- bakje opwaards geftrekt en onverdeelde fcwarfe* Ëen Plantje vata dergelyke hoögté , als de voorgaande 3 maakt deeze uit , die taamelyfc gemeen is3 fco op de Laplandfche als op de Switzerfche Gebergten , alwaar zy insgelyks in de Valei jen voorkomt. De Duitfehers * (want zy groeit ook op den Schneeberg in Ooftenryk), ncemenze Brandtïia> de Switzers Jtiloujïe, de Sweeden ErunkuM, volgens den Heer Linnjeos. Zeer gemeen is zy op alle belden der Sweedfehe Provincie Jemtenland, alwaar men de Bloemen gebruikt om een Vio- lette Kleur te geeven aan de Jenever. DezeU Ven zyn eigentlyk niet z#art , maar donker paarfch en hebben een zeer aangenaamen Reuk alS (1) Satyrium Buib. palm» Fol. Linearibus , Ne£ariiLa* bio refupïnato indivlfo, Mant. 48 8. KRAM. Auftr* 265. JACQ. Vind» 293. Flor. Sues. 731 , 8oj4 Sat. Fol. Lineari* bus. R. Lugdbt H. Orchis palmata anguftifolia Aïpina nU gro flore C. B. Pm. 86. Palma Christi mjnor. Gam. Epit. 617. Orchis , Rad. palm at is , Spica denfisfïma , Flore re» fiipinato , Calcare brevisfïmo. HALL, N 117 u T. ij% f. i. n 11. ïïuu kil* Stut. 493 Manwyvige Lelie* V* als van Anjelieren Zy zyn zodanig om- *FDXV.L* gekanteld, dat de Helm onder komt 3 de Lip Hoofd* met de Spoor boven : maar de deelen der stuk* Bloem zyn zeer klein: het Lipje gelykt naar een Ploegyzer en de Spoor is naauwlyks sigt- baar. Dit fmalbladig Standelkruid of Zakjesbloem 9 dat Bladen byna als de Crocusjes heeft , komt - op de Gebergten ook , doch zeldzaam 9 voor, met Roozekleurige en met Witte Bloemen, zo Toürnefort aantekent* Het wordt, wegens de gevingerde Wortels , mede tot dc Handekenskruiden betrokken (-\)* $Jtyï:um Zakjesbloem met gebondelde Solwortels , aibidum^ Lancetvormige Bladen, de Lip van 't Ho* witachtig. nigbakje fpits driedeelig, het middel • Slip- je fiomp. In Sweeden is deeze Soort zo zeldzaam , datLiNN-tëus haar in Schoonen vindende 'er (*) Flos faturate purpureus t pene niger , in altioribus Alpibus rarius Rofens, odore Caryophyllorum eximio. HALL, (|) Inco&a Radix dicitur Lac in fervorem ciere. Idem. (4) Sütyrium Bulb* Fasciculatis , Fol. Lanceolatis , Nee- tarii Labio trifido acuto &c. JACC^ Vind* 294- Fl. £«?*«73J, $06. Oed, Dan. T. 115. Satyrium Scanenfe. /*♦ Scan. 153. Pfeudo • Orchis Alpina Flore Herbaceo. MiCH. Gen* 30. T* 26. Limodorum montanum &c. Chom. Mem, de Paris J7°5. p. 517, Tab. 8. Orchis R3d. confcitis teretibus &c. Hall. N. 1270. T.ss. Fig*u Hdleborine Bxoccenbergenfis. &1% Uzx&idu T» 3, OF BoLPtANTEIÏi 'er den bynaam van die Provincie aan gaf» V. Men vindtze ook hier en daar in Duitfchland > Afdejsl? Oofienryk en Provence , aan den voet der Ber- Hoofd- gen y maar in Switzerland is ty op alle Gtds*sïü^ velden der Alpen t'huis. Een trop ronde Wortelen geeft een lievige Stengel van een Voet hoogte , met Bladen van taamelyke breedte overhoeks bezet en een dïgt langwerpig Aaircje hebbende van Bloemen , wier Helmpje wit, geelachtig of Roozekleurig is , het Lipje groen : ja zy komt fomtyds met paarfche Bloemen voor ; zo dat de Kleur , in- derdaad 9 hier geen genoegzaame onderschei- ding maakt, Chomel, die ze op hooge Ge- bergten in 't midden van Vrankryk vondt 9 heeftze , onder den naam van Berg- Honger» gift , met eene uit den witten bleek groen* aehtige Bloem f in een byzonder Vertoog uit- voerig befchreeven en afgebeeld* Rivi wus hadtze Brokkcnbergs Niesblad getyteld. (5) Zakjesbloem met famengedrukte getande V* Bolwortels , een Scheedige Steng , de Lip SEpYpTm van 't Honigbakje opwaards onverdeeld. . _ baardig. De (5) Satyrlum Bulb. compresfts dentatïs % Caule V^ginato &c. ]Acct- VinL 16 4. Epipogum. GMEt-. Sib. I. p. is* T. z. f. 2. Epipa&is Caule aphyilo, FL fupinato, Labello Ovato- Lanceolato, Calcare Ovato turhido. Hall. A3* &sm* V« p. 309. Relv, inchoat, N. I28p» li s II. DSEl, XII» STCS, joo Manwyvige L e l iè V, De Heer Gmelin hadt deeze Soort 5 welke Afdml. hy op hoQgg dorre Zandige plaatfen der Ber* Hoofd- gen, in Siberië , tegen 't end van July fraay stuk* bloeijende vondt, Epipogum genoemd, om dat zy de Bloemen omgekeerd , met de Baard of Lip 3 naamelyk , opwaards geflrekt heeft , even als het Zwartbloemige* Zy komt in Ooftenryk , op dergelyke plaatfen , en zelfs in Switzcrland voor , hebbende een vreemde geüalte. De Wortel , die Takkig is , geeft een Sten- geltje , dat zeer teer is en ongebladerd , een half Voet of een Span lang , by den Grond als Bokachtig* Een yl Bloem- Aairt je, met groote Stoppeltjes , draagt zeer weinige Bloemen > die naar een Spinnekop , doch omgekeerd , gely- ken , zyrde uit den pasrfchen witachtig. Op dezelven volgt een driekleppig en drie ven fte- lig Zaadhuisje met zeer fyne Zaadjes > gelyk in andere Standelkruiden. vr. (6) Zakjesbloem met byna Vezelachtige Bol* TUntcgi^ wortels , de Stengbladen Eyrond gefteeld Heum en, Scheedig ; de Lip van 't Honi&hakje Weegbree- , - , ö ' * ö J achtig. onverdeeld* Dee- (6) Satyrtum Bulb. fubfibrofis , Fol. Caulinis ovatis Pe- tióktii Vaginantibus , &c4 Am Acad* v\ p. 408. Orchis eïa- tior latifolia , Asphndeli Radice , Spica ftrigofa\ SloAN*7^w, 119» Hift* I, p. 250. T. 147- f- a« Helleborine Fol. Lilfo- ceis. Plüm» Ic, 190. Satyrium ere&um minus &c. Brown» J&*** 324. Epipa&is amplQ rlore luteo. Feuill. Fét. lh T# 20. OP JÖOLPLAMTEN* 501 < Deeze Westindifche heeft Wortels byna V." als der Affodillen , zo uit de aanhaalingen Af^el der Autheuren en uit de Afbeeldingen blykt ; Hoofd- des het te verwonderen is , dat zy byna Ve* «tuk* zeiachtig genoemd worden. De Stengel is een Span hoog. De Bladen zyn gedeeld , langwer- pig Eyrond en geribd : dus veel naar die van Weegbree gelykende. De Steelen maaken Scheedjes om de Steng, De Bloem heefc twee uitgebreide zydblaadjes; ééne langwerpige on- verdeelde Lip, en een ftomp Eyronde Spoor* (7) Zakjesbloem met Vezelige Bolworteh , vrr. Eyrond Wortelbladen en eenzydige Bloe» rf^£ium men* Kmipend. In verfcheide deelen van Europa, inzonder- heid in Switzerland > komt dit Kruipend Zak- jesbloem in de Bosfchen voor* Het fchynt die van Pyn- en Denneboomen^ voornaamelyk, %q beminnen. De Wortels zyn Spilrond Tak- kig > als met Leedjes geringd > zonder Haairige Vezelen. Zy geeven kruipende Ranken uit ea (7) Satyrium Butb Fihiofis, Fol. O/atis Radicafibus , Flor, fècundis. OAL1B. Par. 27$. FU Suesm 73*, 807. Fier «. Lapp* 314. Orchis nainor FloscuHs albis f, Radice repepte. Qaiy$. IJorié iti. T. 3J. Pfeudo Orchis. C. B. Pm 84, Pyrola anguftifolia polyanthos, Lofs- Prusf. 210. T. 6$< fi0 Orchis Rad, rep. Fol. raacuüs nigris et albis, Mekï;z. Pu^ T. 3» 4» 5. Iïpipa&is Fol, peciolatis &c. Trew. Nor. 1736, p# 409. T* 6. f, 7. HALL* Hslvé inchqat* p. ijj, Nt tZ9S.» ï> zz, li $ II, Deel. XII* Stuk* 502 Manwyvïge Lelie- V. en als 't ware lang gefteelde Bladen die zwaar AF1VEL' geribd zyn , fömtyds bont met zwarte en wit- Hoo*t>* te Vlakken. De Stengel , een Span hoog, is stuk. byna naakt en geheel ruig, inzonderheid bo- ven, alwaar zy eene Aair draagt van een Duim langte, die als eenzydig zig vertoont, bevat- tende by de twintig Bloemen. Dezelve zya flegts vierbladig en witachtig geel van Kleur. vm. (8) Zakjesbloem, dat de Lip van 't Honigbak- Ca^n/eT je hreeder , Jtomp uitgerand en wederzyds plaPat gulpswyze getand heeft. LXXXVI. ?fy 5* Dit Kaapfe hadt eenige Liniaal Lancetvor- mige Wcrtelbladen , geftrekt en eenigermaate geftreept ; de Stengel werdt overhoeks omvat van kortere gefpitfte Scheede- Blaadjes. Een yle Bloemtros droeg dezelve met kleine Lan- eetvormige Blikjes en Steeltjes van langte als de Bloemen , die uit vyf byna gelyke Blaadjes beftonden , behalve de Lip , welke breeder was , itomp getipt, uirgerand en wederzyds in 'e midden een Tandje hadt , van agteren een zeer korte Itompe Spoor. Van dit alles zyn de blyken te befpeuren in onze Afbeelding Bg. 3, op Plaat LXXXVI^ met de vergroote Bloem, bye, daar nevens. Hier (S) Satyrium Bülbis. ..... Ne&aiii Labio latiore obtufö emarginato utrinque undulato. Syft* Nat* dentato. Am* jiefid. VU Afr. 9$. unidentato. Sp* FUntk n.p. lU?* OF B O L P L A N T F j; Hier by voegt de Heer Bükmannüs,a J» ^ onder de Kaapfe Planten , een Gehoornd Sa- Fjy*Iw tyrium, met gevingerde Bolwortels , Eyronde HoofM Wortelbladen , Lancetvormige Stengbladen en 6TÜX«! een enkele gehoornde Bloem (* ). O p h r Y s Tweeblad. De Griekfche naam Ophrys wordt gemeen» lyk gegeven aan een Plantje , dat de Duitfcbers Zweyblatt of Tweeblad noemen. Ook hebben de meefte Soorten van ditGeflagt, by onzen Ridder , twee Bladen aan de Stengel ; maar zyn voornaamfte Kenmerk bettaat daar in 9 dat het Honigbakje van onderen eenigermaate ge- kield zy. Ondertusfchen zou de Griekfche naam 3 die Wenkbraauw betekent, volgens fom* migen op gedagte Bladen zien» De Heer Hal* i\er brengt de Soorten tot zyne Orchis, tot zyne EpipaSiis en elders t'huis , naar de zeer fyne onderfcheiding der Teeldeelen , door hem ge- maakt. Weinigen, inderdaad 3 zal het gelasten * zyn voetfpoor in die verdrietelyke uitpluizing te volgen. Ik kome dan tot de befchryving der Soorten , volgens onzen Ridder. A. Met Takkige Wortels. (l) Tweeblad m%t Vmlige gebondelde Wor~ h Ul* Gphrys Ni dus (*) Satyrium Cornutum. FL Cap. Proi. p. 30. Vogelnest» (1) Qpbrys Buibij fibrofo • fasciculatis 9 Csule Vaginato s li 4 *Phyi* II, DEEL, Zlh STOK, 504 M a n w y v i c e Lelie* V» telbollen \ een Scheedigeèngebladerde Steng i A,IV?L° ^ Vflw * Honigbakje tweedeelig. Hoofd- stuk. De vermaarde Toürnef o rt hadt een byzonder Geflagt gemaakt van deeze Plan*:, $ie m geftalte behoort tot de Standelkruiden 9 niaar Vezelachtige Wortels heeft, naar een Vogelnest gelykende5 en daar van ook; den Latycfchen ijaam Nidus, Ayh voert. Mees dan tweehonderd Jaaren reeds is die naam aan dit CJewas gegeven gefeest, als uit koBEi, blykt , die hetzelve een Miswas van de Or- chisfen noemt * om dat het geeoe Bolachtige \Vortels heeft. Het komt dpor geheel Euro- pa hier en daar voor, in lommerryke Bosfqha" giën,- doch is in ons Land* zo veei ik weet A nog niet gevonden. Uit een Wortel \ als gemeld is , brengt het ?en ftevige dikke Stengel voprt, die in plaats van Bladen met vry groote drooge Schubben is bezet en Roestkleurig, een Voet of ander- half hoog» üe lange Rolronde Aair heeft een groote menigte Bioemen , tot vyftig in getal ^ die ieder befïaan uit vyf Blaadje tot een Helm ver- gphyiio &c, Syfl* Nat. XII. Gen. ion. Weg* XIII* p* in lornmerryke Dennen Bosfchen , komt dit Gewas voor y dat wegens den aarti- gen Koraalachtigen Wortel den bynaam be- komen heeft. Corallorhiza was het , voor veeT le Jaaren reeds, door Kuppius getyteld, die het omftreeks Jena in Duitfchland vondt. Neot- tia met eenen Netswys* gevlogten Wortel heefc men het , als met Vogelnest naverwant > getyceld» Mentzel nam 5 op zyn fchroomeiyken Togt naar den top des Bergs van M ittcn walde y een Plak- te) Ophrys Bul >Is Ramofis touofis &c\ Neoftia Eulbïs Reticulatis &c* Aft» Ups. 1740. p. 34* Fl, Suec. 743, sitf. ürobanche Rad. Coralloide. C. B. Pin. 68. Rudb. Eiys* II. p, 234. f- I6« Orobanche fpuria f. Corallorhiza. Rupp. Jen. «28.4. T. 2. Orobanche Rad Coralloide rubei:- liml. Mentz» Pug. T. 9» 6 h Corallorhiza. HAL1U Htfv incboat. II. p. i$9* N. 1301* T, 44. Dentaria CoisI iöidé Radicc, Clus. Patin, 4^9. T. 450, Hf ']IfDllL, XII. $TU£, za. Koraal- wprtel. 5o6 Manwyvige Lelie* V. Plantje van deezen aart waar, dat hy noemt Afdebl, j^]ejne Orobanche , met een hoogrooden Ko- Iïoofd* raalachtigen Wortel, doch Clusiüs vondt stuk, in Zyn Kioraalwortelig Tandkruid den Wortel geheel wit, zowel als Hallêr ^die de Plant aldus befchryft, ,, De Wortel wykt van de Stengel in den „ Winkelhaak af , maar geeft aan alle zyden „ fpruchtels , die zelf Takkig zyn en flomp , gelyk in de Koraalen [Madreporen] , allen ,, teder , volfappig ^en wit. De Stengel is een „ Span of een Voet hoog, regt en ongebla- „ derd , uitgenomen de niet groene, weinig 3, uitfteekende en ftompe Schubben. Zy heeft „ een yle Aair , van twaalf Bloemen of daar „ omtrent, metEyrond Lancetvormige Blikjes 3, en Steeltjes van eenige Lynen 5 des deZaad- 5, huisjes neerhangen, Deeze zyn driekantig „ Eyrond en geribd , met drie breede Stroo* 5, ken, welke de Klepjes zyn, daar, gelyk in 3, alle de Standelkruiden , het Zaad aan ge- kleefd zit. De Bloem heeft een groenach- tig Helmpje, maar de Lip is wit met eenr 9> ge paarfche Vlakjes en daar in verfchilt deeze Soort van de anderen , dat zy vier ,, Meel knopjes heeft , doch welke in twee „ ovaale Beursjes verborgen zyn en ryp zyn- „ de daar uit fpringen.". Dit maakt deeze Plant in alle opzigten zeldzaam. De Heer Linkers wil, dat men hier mede vergelyken zal , twee Plantjes , die onder öea OF BöIPLANTEN. 5©7 den naam van Orobanche met getande Wortelen V. door D*Banister opgegeven en door Plu- Afd^sl. KEnet in Plaat gebragt zyn (*), de eene een Hpo/n* Voorjaars , de andere een Herfstgewas. De stuk» Heer Clayton nam in Virginie eene Plant waar, die hy Neottia abortiva of Limodorum Aufiriacum noemt, zonder eenig Blad ; de Sten- gel fchubbig als in 't Heermoes; hangende Bloe- men yan Roeftige Kleur , met paarfche S tree- pen 5 van binnen rood, in een yle Aair gefchikt en eene lange witte Vleezige Snuitige Wor- tel (f). (3) Tweeblad met vergaarde langwerpige Wor* ut. telbollen > een byna gebladerde Stens, ; Spi- spfrTiLl* raai - eenzydige Bloemen en de Lip van 9t sPl™d, Honigbakje onverdeeld gekarteld, Deeze Europifche voert , wegens de Spiraal gedraaide Aair , den bynaam. Welriekende Kuh ktjes was by fommigen de naam, om dat zy eeq 0) Conf. PLUK. Pbyt. 21 r. f, 1,2. (t) GRON. tfrg. XU p. 13 7* (Z) Opbrys Bul bis aggregnis oblongis, Caute fubfoliofb &<:♦ GpüAN Monsp* 47a. Dalib. Par. 277. Triorchis alba odorata minor* C. B, Pin. 84. Satyriumodo riferurn. Brun#p, SftrjR I. p* 105. Teftkulus cdoratus* Lob. /<:♦ *t6. $# Til- tprchis f. Tetraorchis odorata major» C. B. Fin. 84 y# Orchiaffrum aeftiv. palutfre album odoratum. MiCH. Ge*> so. T. 26* J# Epip* Fol. plerisque ex lineari Lanceolatis. Gmel. Sih. L p. 13. T. 3. f. 1. Epipa&is Bulb, Cyl.'ndr. $pic& fpirali, Labeilo crenulaeo, HALL* N. up$,T* $$♦ H» DlKJL, XJI, STUK, 5oS Manwyvige Lelie. V, een zeer aangenaamen Reuk heeft. De Groei* Ar^EL* plaats is op Grazige Velden, in Italië, Vrank- Hoofd- yYk en ÖïOót Brittannie. In Switzerland is zy itük, zeer gemeen, volgens den Heer Hall er; hebbende een Wortel , die uit ééo , twee of drie, rolronde Bolletjes beftaat, van twee Dui- men langte, en een Stengetjevan een half Voet tot een Voet hoogte. Zy heeft vier of vyf Sappige Wortelbladen en aan het Stengetje i kleine Blaadjes, dat ter halver langte fchraal geaaird is met omtrent twintig Bloemeu , die Spiraal gefchikt zyn, even als een Wenteltrap oploopenden Behalve dit , zyn ook de Bloemen van eene zonderlinge figuur, eenigermaate Klok- vormig of Lelieachtig, gelyk in fommige Soor- ten van Aloë, doch hebben evenwel een Lip- je, dat rondachtig isen aan de kanten gehaaird. De Kleur is witachtig , de Reuk als der Hya- cinthen, Als Verfcheidec heden behooren hkx : *• Een gvootere van den zelfden aart , die een Wortel van drie of vier Bolletjes heeft: 2. Het witte Zomers Moeras * Orchiaftrum \ dat M iche- l 1 U s afbeeldt , op vogtig^ plaatfen des Lands omftyt-eks Florence, tusfehen de Biezen groei- jende cn 3. Dat geen , h welk Gmelin ia Siberië waarnam , meest verfchillende door de pa rfchachtige Kleur der Bloemen. Dit laatfte, im v komt volgens H aller anders in alle op^gtcn overeen ; hoewel de meefte Bladea Li. OF BoLPLANTBIf, 509 Liniaal Lancetvormig zyn en het Lipje fpits, V; fmal5 niet rond is gelyk in de anderen. Afdeel^ U) Tweeblad met gehandelde Wortelbollen een gebladerde Steng en knikkende Bloe- IV# ' men; de Lip van '£ Ronigbakje langwer» 0Phn$ pig > fPits > onverdeeld. Knikken* de, In Virginie en Kanada groeit, volgelis den Ridder, deeze, wier Wortel beftaat uk zeer veele dikke Vezelen. De Wortelbladen zyn Liniaal en lang; de Stengbladen Scheedig, zeer kort, Zy heeft een digte langwerpige Aair , van omgekromde knikkende Bloemen , welke klein zyn met de bovenfte Blaadjes famenge- vocgd; de Lip als boven is gemeld. (5) Tweeblad met een Vezeligen Wortelbol ; v. de Steng tweebladig ; de Bladen Eyrond ; c^fe de Lip van yt Honigbakje tweedeelig* Dee- £4} Ophnt Bulb. Fasciculatis , Caule Foliofo , Flor» cer- ruis, Sfe&arü Labio oblongo integro acuto. Sp* Plant, II. p. 1340. (5) Opbry* Bulb, Fibrofo f Caule bifolio , Fol. ovatis % Nc&arii Labio bifido. Gouan Aïonsp. 47*. GaR. Prov. 130. KRAM. Auflr* 265- Gort Belg. 258. Gort. lngr% 145. Gmsl. Sik. I. p. 25. Fl. Suec. 738 , 808. Oed. Dan. 137* SCOP- Carn. 2*4« Ophrys Fol. ovatis. Dalib Par. 278. H. Cliff 429. Lugdb. ij. Ophris bifolia. C, B, Pin. 87. Bifolium. LOB. / beginzel , met een glanzige Borst. Meel* 5, draadjes met een rondachtig Plaatje gedekt , ,f geel van Kleur , driekantig, op een byzon- 35 dere manier geplaatst. Het Vrugtbeginzèl „ Eyrond , met een Blikje dat langer dan het; 55 Steeltje is* De Reuk als van vermufte dia- $* gen/' (6) Ptmpu 242. Ophrïs bifolia. TOURNF. Injl< 4*7* T. lil* Ophris trifolia. C. B. Pin. %7* Epipa&is Fol* billis ovatis La* belïo bifïdo. Hall. N, 1*9 k T. 37* Of BöLFLAHTER 5** (6) Tweeblad met een Vezelige Wortëlbol% V, tweebladige Steng en Hartvormige Bladen. Af^{L- Hoofd- Zeer veel komt dit kleine Tweeblad , dat stuk* in de Bosfchen van Lapland gemeen is, ook ° . Ophrys in die van Switzerland voor. Men vindt net cordata. insgelyks in Siberië. By ons groeit het in de J^™0*' Duin- Valeijen agter O verveen by Haarlem, op opene luchtige plaaifen f zegt Comme- lvn. Het valt ook op hooge Gebergten, in Thuringer-Wald en elders in Düitfchlaod, doch meest in de Hey en Mos , op vogtige Moeras* fige Gronden ; terwyl men het in hooge Dei> nen - Bosfchen , omftreeks Idria , in Karniolie " aantreft. 9t Is , volgens Gag ne b ï n (die 5er een by* zonder Vertoog over gegeven heeft in de Swit- zerfche Verhandelingen,) een zeerkleia Plant- je, dikwils maar één of anderhalf Duim hoog voorkomende , met zyne twee Blaadjes boven aan een Stengetje; doch , als het bloeijen wil, dan verheft zig hetzelve tot twee, vier of zes Duim (<) Opèrp Bulbo fi >rofo , Caule bifolio , Fol, Cordatis. GORT. Belg* zs$. Ophrys Fol. Cordatis. FL Lapp, 247. FL Susc. 719 , 809. GMEL. Sih. I. p. 2;. GAGNEB. A&, Helv. II. p. 75. T. 6. Ophris minima. G. B. Pink 87. Prodr. 31. Bifolium minimum. J- B. Hi/l. III. p. 554. Epipa&is Fol. biais Cordatis , Labello bi&ih t poftice bi. dentato. Hall» N. £# Ophrys minima Flor. purpiiro - cro- cers. JMBNTz» Pug* T. 9. f. II* Dmu XII, Stuk, 512; MANWYVIGELeLIÈ- V. Duim eti fomtyds tot een Voet hoogte* zd Afdeel. Haller m^tm £>it Stengetje is roodachtig Hoofd- bruin , en heeft aan 't end een Aairt je van by de stuk. twaalf Bloempjes , wier bovenfte Blaadjes van elkander gefpreid zyn , allen groen zo wel als 't onderfte, dat de Lip uitmaakt , die in tweeën gefpleeten is, als in het gemeene Tweeblad, maar wederzyds een Tandje heeft* De Bloe- men worden vervolgens rood of paarfch en fomtyds komt aan het Stengetje* digt onder de Aair , een derde Blaadje voor, De Wortels zyn als Touwtjes door den Grond verfprdd, wit van Kleur, doch worden door 9t droogen geel * • bruin of zwartachtig. B. Met rondbollige Wortels* vit* (7) Tweeblad met een ronden Bolwortel} een mfoill* naakte Steng en Lancetvormige Bladen ; ^ Ldiebla* fa jjip van >t Eonigbakje onverdeeld ; dé Ruggeblaadjes Liniaal. In Vifginie en Kanada , als ook in de Moö- rasfen van Sweeden, groeit volgens Linn^üs dit (7) Opbrys Bulbo fubrotundo, Sc?po nudo, Fbl. Lanceo- ktis &c. Gort. Belg* 2*9* Fl. Sute. \u N. Ju, gron. Virg. 138. EHRET. PhiL Tr&fifaB. 1764» N, 53. p* 81. T. 4. Orchis Lilifolia minor Sabuletorvtra Zëland/z et Batavia. ]. B. Hiftm II. p. 770* Hcrminium Rad. ovatis mnicatis, Scapo nudo* //♦ Cliff. 4*9* fi0 Epipa&is Fol. bïnis ovatis, Bulbis Fyriforrnibiis* HALL» A&. IV. p. 120. Bifoïmra btiU bofum» DoD. Pempt. i4i. ©F BoLPLANTEN. 5*3 die Tweeblad roet Lelie - Bladen. Men vindt V* het ook by ons, volgens CoMM^LYff, in J^f^j de Breefaap, een groote Duin - Valey , bezuiden Hoofd- den Weg van de Beverwyk naar Wykop Zee^TüKo Niettemin wordt het als een geméén Cëwas der Duinen van Holland en Zeeland , door fommigen , opgegeven* In de Möerasfige Gronden van En- geladd, by Kambridge, is het ook waargenomen. Uit ten Schubbige Bolwortel geeft het twèe Bladen, van gezegde gedaante, waar tusfehen een Stengetje van een Handbreèd of half Voet hoog , dat hoekig is , en bóvèn drie , vier öf meer, Bloempjes draagt, Deèze beftaan , als in de anderen , uit 2es Blaadjes , waaf vin vyf een Kapje tnaakeü , en het onderfte eén Lip* De Kleur is ten deele groen , ten deele rood. Hier zal ik by voegen de befchryving vah de Virginifche, welke, volgens Linn^eüs, zesmaal grooter is dan de Europifche of Sweed- fe, door hem waargenomen. De kundige £«• het gaf daar vsta , in de Vcihaindelingen der Ko* <> Dinglyke Sociëteit van Londen , een zeer fraaijë Afbeelding en merkt aan , dat de Heef Glay- ton dezelve voorgefteld heeft onder de be- paaling van: 3, tweeblad met een Stengel uk 9, het midden van twee Bladen , die naakt is en ongebladerd , dun aan 't begin, naar den tj top allengs aangroeijende en zes of zeven 9> Doosjes draagende ; een Vleezigen, Vezeli- gen , groenen Wortel , met Bladen omwon- $9 den , ter aarde leggende en weinige Ve« Kfe „ zeis II, t>|lL. XII. SïVJ* 514 Manwyvige Lelies V. „ zeis uïtgeevende ; daar de Wortel van 'e Afdeel ^ voorgaande Jaar , aanraakende en van de Hoofd- » dorre bekleedzels ontwikkeld, doorfchynen- stuk* $3 de aan kleeft." Terwyl zy voor de eerfte maal in Engeland, in den jaare 1758 , in de Tuin van den Heer Collïnson bloeide , befchreef hy ze aldus. „ De Wortel , die veele Vleezige Vezelen „ Takswyze uitgeeft, beflaat uit de Voet- „ fteelen der Bladen , welke elkander zodanig ,5 omvatten , dat zy een Bolachtigen Wortel „ vormen. Van den gezegden Bol komen twee „ ovaale geribde gladde Bladen voort, welke vliezige Scheedachtigc Voetfteelen hebben. Deeze omvatten een driekantige Stengel of „ enkelen Steel, uit bet middelpunt van deezen Wortel fpruitende en veele Bloemen van een „ byzonder maakzel voortbrengende. Dezel- „ ven zyn door kleine Steeltjes onder fchraagd , „ van een Bloedroode Kleur , die tot Zaad- je huisjes uitzwellen , hebbende een fcherp Tandje aan den voet." De Bloem en Vrugtmaakende deelen , door hem onderzogt, achtte de Heer Êhret aan- merkelyk van die van Clayton te ver- fchillen , welke in Virginie deeze Plant , in Mey van 't jaar 1741 , bloeijende aangetrof- fen hadt en aanmerkt dat de Vrouwelyke dee- len volmaakt als die der Ophrys van onzen Ridder zyn. Zyn Ed, brengt hier \ als eene Verfcheiden- heid, / Öfr BotPLANTEN. 51 S heid, t'huis; de Èpipaiïkis met twee Êyronde V, Maden , die tusfchen Gottingen en Pirmont A™"** gevonden was, door den Heer Hall er be- Hoofd* fchreeven. Deez* vondt op den Wortel twee «tuk* groene Vleezige BoUetjes zitten , ieder uit een Scheede van driekantige Bladen een Stengetje uitgeevende van een half Voet of een Span , met een Aairtje van zeven Bloemen of iets meer. „ De Bloem was uit den geelen groen, zeer 35 uitgebreid, met afftandige Blaadjes, de drie 3, buitenften Eyrond Lancetvormig en daar van, 5, het middelfte opftaande 3 de zydelingfen „ hangende , evenwydig aan het Lipje : de 5, binnenfte gantfch Draadachtig , gelyk in het 3, Vliegdraagende Standelkruid } het zesde Blaad» 33 je, dat het Lipje maakt, holrond als een Le- 53 pel en uit den ovaalen Lancetvormig." (8) Tweeblad met een rondachtigen Bolwor* vut; tel9 een naakte driehoekig Stengel, de r0^PÉ t • . TT . , , , „ 0 , ö 7 Loefelti. Lip van Jt Honigbakje Eyrond. Pmi«- iifch. Deeze , eerst in Pruisfen door den Heer Loesel gevonden , waar van zy den bynaam draagt, komt, volgens Loeflinc, ook in Sweeden 3 °P Moerasfige plaatfen , voor. De Wortel is een Bol 3 die een opftygende Tak uit- (8) Ophrp Bulbo fubromndo , Scapo nudo trigono, Nfóc* tacii Labio ovato. Fl. Suec II. N. 812, Ophrys diph^Uos biübofa, LOES. Prasf. Ig®. T. «s. Kk 2 tr. Dut. XII. Stuk, $i6 Manwtvice L E L i V. uitgeeft» Zy heeft twee Lancetvormige ge~ Afdeel. flecide Blaadjes , byna zo lang als het Sten- Hoofd* g^tje 5 dat naakt is, bovtn driekantig, met stuk* Bloemen eens zo groot als in de volgende 9 van vyf tot agt in getal. Deeze hebben fmalle O'n^ebuogene Bloemblaadjes en de Lip van 'c Honigbakje Eyrond* vry groot* (9) Tweeblad met een rondachtigen Bolwor- tel , een byna naakte vyf hoekige Stengel ; de Bladen ruuw getipt ; de Lip van H Honigbakje onverdeeld. Op Veenfge Moeras . Gronden in Sweeden , als ook in Engeland , komt deese voor, die daar van den bynaam heeft. Uit een Eyronde kromme Wortel bol geeft zy drie of vier Spa- telvormige Bladen, en eene meest naakte Steii- gel» die een Trosje draagt van veele groene galachtige Bloemen. Deeze hebben twee zyd- blaadjes largwerpig Eyrond en een weinig om* geboogen; twee anieren Liniaal omgekromd: het bovenfte regt 3 maakeode het Kapje der Meeldraadjes. De Lip is Lancetyormig Eyrond, omgebo ïg *n. De Bolletjes hangen neder waards als gektttingd aan malkander. Van de voor- gaan- (9) Ophrys Bulbo fubrorundo , Scapo fubnudo pemagon» &c. Fl. Suec. N. 813. Orchis minima Bulbofa, Raj. Hifi. III. p 587 Orchis bifoiia minor paluftó. Pluk. Alm. 27Q« t. 247, f, *. fiifolium Patoto* PvAj. dngl, lil. p. 385* VL Ötbrp p/luAofa, OF BOLPLANTEN* 517 gaande verfchilt zy door meer Bloemen te heb- ben en een fmaller Lip; van de volgende door iT~**té niet Eyronde maar ruuw getipte Bladen en geene eiöd*V Haairige Bloemfieeltjes , zegt de Ridder, stu*. (10) Tweeblad met een ronden Bolwortel en ^ * « « opkryt met- een naakte Stengel; het Blad Eyrond; de«op> Lip van 'i Honigbakje onverdeeld. In fommige deelen van Swee !en , doch sonderlyk in het Pruisfi'che, ^ro? it dit Eèriükr dig Tweeblad. dat men ook in Switzerlan ), up ééne phacs, naamelyk in 't opklimmen van e n Berg , Freoalp genaamd, ia \ Kantoa van Cla- ris » heeft gevonden- Uit een rond Bolletje, dat met veeledruoge Bladen als omkleed is, komt, volgens Mal- ler, een nkeld ftevit* Stengetje van anderhalf Voet hoogte y met één B d, ze r daar 'i S'an- getong KruiJ gelykende* Het boven'te van de Stengel, ter lengte van een half Voet, is yl bezet met ongevaar t3gtio; Bloemen , die zeer klein zyn , hebbende het bovenfte Blaadje Ey- rond , het Lipje Tongachtig ; alles groen van Kleur. An- t (10) Ophrys Bulbo rotundo , Scapo nudo , Folio ov?t*> &c. Ophris monophyllos balbofa, Lobs. Prusf \ 80 T. * i Mo* jiorchis Oph-oglosfoides. Mewtz. Pug. V. y. f.1,2 pfeudo- Orchis monophyilos CLUS* Hi/i. U p. 269. Epipa&is Folio unico arpplexicault, Spica prclixa muitifloi&t HALL* i%9}. Kk 3 H. Deel. XII. Stuk, $i8 Manwyvige Lelie* V. Anderen, gelyk Mentzel, hebben dit Afdesl. Gewas veel kleiner , met het Stengetje Draad** Hooin- achtig dun, naauwlyks een Handbreed hoog, stuk» en dus neg meer naar het Slangetong gelyken* de , waargenomen. xi* (t i) Tweeblad met een Klootronden Bolwor* mwrcbil tel en een naakte Stengel ; de Lip van >t sqiMiig. Honigbakje driedeelig gekruist. Op vogtige plaatfen , in verfcheide deelen van Europa , groeit deeze , die in Switzerland zeer gemeen is , zo de Heer Haloer aan* tekent, beminnende veelal de Berg- Valei jen. Zyn Ed. betrekt 'er toe dat Plantje, 't welk Lob ei* Klein Oever - Standehmid van Vries* land en het gene die Autheur Klein Luiks Stan* delkruid noemt, als in die Gewesten groeijende. Uit (li) Ophrys Bulbo glcbofo , Scapo nudo , Ne&arii Labio Uifido crucisto. Ger, Prov. 131, ©£D. Dan, i6z+ Hermi» nium Bulbo fupra radiato &c. Fl> Su?c. 740, 810. Herm» Rad. Globofa. PL Lappt 317. Orchis Rad. fubrotundl , Xabelio Haftato. Gmul. Sib. I. p# 18, T, 4. f, u Orchis cdorata, mofchata f, Monorchis. C. B. Pin* 84. Orchis tri- folia. Seg. V ?r» II, p. \%u T. ig\ Orchis Coleo unico f. Monorchis. Loes. Prusf. 184. T* 61. Monorchis. MiCH. Gen, 30, T. 26. Ru?p, y^»t ^.2I4 T. 2. HALL. N. 1262. p, 13a. T. 42, Orchis lutea hirfuto folio. C. B. Pin* 84. yw Triorchis iutea rol. glabio. lbid. Triorchis lutea altera • Ibid. f. Monorchis bifoiia, Fiore pallide virente, Prusfica. Mentz. Ph%. T. $• £ 5. Orchis Frifiae Littoralis. LQB. lu S8$. Orchis minor Leodienfis. lbtd% 187, OF EoLPLANTEN* JI9 Uit een enkel rond Worteltje geeft het twee AfdY*l; of drie Lancetvormige Blaadjes , die Scheed- iv. * acijtig in elkander fluiten , omvattende tevens Hoofd. het Scengetje , dat naauwlyks een half Voet 8TÜK* hoog is , maar digt geaaird met een reeks van Bloempjes , naar Honig ruikende, die h.t On- derlipje Kruiswyfe in drieën gedeeld hebben, met alle punten fpits. De Kleur is meer of min groenachtig en fomtyds byna volkomen geel. De Heer Hall er hadt bevoorens aan dit Plantje, behalve het Kruiswys' Lipje, ook twee Kruisachtige Blaadjes van het Kapje toegefchree- ven (*). Daar toe betrok zyn Ed. alle de ge- melden , onder den naam van Monorchis en Triorchis , hier uit de Kruidkundige Autheuren aar gehaald* Thans verdwynt die Kruisvormig- heid der twee zydbkadjes, by hem, byna ge* heel en het Lipje alleen behoudt die figuur zeer aanmerkelyk (t> Derhalve kan ook dat Plant- je, 't welk Gmeli n door geheel Siberië, op alle zo drooge als vogtige Velden , aantrof , hier billyk t'huis gebragt worden* Hy fchryft daar van: in't Voorjaar, wanneer het bloeit, „ is (*) Orchis Raöice fubrotunda , Labello & duobus Petalis Cuculli Cruciforaiibus, Calcaie nullo. Enum% Stirp. Helv. p. 269- N. 20. (t) Interiora duo Petala ad ortum ex Bad incilione aliqua notata; Labellum ad angulos re&os trifïdum &c*FIrfv. incboat. II. p. Kk 4 II, Deel. XII, Stok. §ao Manwvvige Lelie- V* is maar één enkel Blad aan den Wortel , doch* ^"Fjy ^ 5, als de Bloemen verflenzen , dat in 't laatst: Hoofd» », van Jusy gebeurt , groeit ook een tweede en *T^* h derde Blad, zelfs aan de Steng, die dan hoo- i, ëCY opfchiett Ik heb ook in fommige Plant* jes , behalve den gewoonen Bol , aan 't end , vm een dikken Vezel, die boven aan den fJ Bol was uitgegroeid, een ^nderep Bol vinden ,* hangen; d s het byna geloofbaar is, dat aan $i alle ^enbollige Standelkruiden twee Bollen ij gegeven zyn, maar van welken de één eerst d, in de Herfst aangroei jè , daar dezelve in de echte Standelkruiden reeds in 't Voorjaar „ waargenomen wordt." Volgens anderen geeft dikwils het Wortel- bolierje van dit Plantje één of meer Draaden uit y waar aan een ander Bolworteltje op eeni- gen afftand is gehecht ; *t welk dan het Plantje twee- of drie - Bollig maakt 5 gelyk men 't irj de aangehaalde van Lob el afgebeeld vindu xii. (12) TweebHd met Eyronde Bolwortels, een JiptiV. naakte' Steng'l , Èlsvormige Bladen ; dè Aipifch. jjp van >t Honigbdkje onverdeeld Jtomp \ wederzijds tentandig. op (la) Opbrys Bulbis . oyatis , Scapo nudo &c. Fl* Saec, II. 817. jAcq. Find* 295. T, 9. Oed. Dan, 45*. Chamae- Orchis Alpina Fol. Gramineo. C. B. Pin* 8|. Prodr, 29. Oi> dcv$ fc.ad fubrotundis, Labello ovato, utrincjue Dcnticwta aotato. Hall» N* 1263» T. 22* f* i„ y OF B O L ï L A N T E N, %%l Op de AJpen van Switzerland en van Lap- A ^ tendis deeze waargenomen , zynde eender aller- jy# ! kleinften onder de Stardelkrüidachtigen volgens Hóofd- L i is n je u s. De Elsvormige Blaadjes , ech-s l*ÜÏ9 ter, welken zyn Ed., zo wel als het Stengetje, maar een Duim lang opgeeft, kwamen in Swit* land den Heer H a ller weinig korter dan de Stengel, die van vier tot zes Duimen lang was , voor* Het getal derzc lven was ook groo- ter: hy fpreekt van veeje tn onze Ridder van vier Blaadjes Op de toppen van den >chnee- Berg, die met Kruiden begroeid zynVby Wee- nen in Öoftenryk vondt de Heer J * c Q u i N Üit Plantje met van vier tot agt dunne; groe- ne, gekielde Blaadjes dikwils van twee Dui- men, en het regtopftaande Stengetje , hoekig naakt, van de zelfde langte. Men begrypc ligt , dat* de Grond en Groeiplaats dit onder- fcheid maakt* 't Getal der Blöemeü of Bloem- pjes verfchilt niet minder, In Lapland hadt dë Aair *er flegts vier of vyf; in Öoftenryk van drie tot twaalf; in Switzerland van twaalf ;bt twintig Bloemen : st welk eemgszins met het vei fchil van grootte evenredig is. Vyf Blaad- je» maaken het Helmpje of Kapje als gewoon- lyk en 't zesde het Lipje , dat weinig langer jjs ; het Vïügtbpginzel omgedraaid als in de voorige. De Kleur der Bloemen is 0Qk uj$ den groenen geel. Kfe $ (ï$ II. DEEL. XII. S3CK. 522 Mamwïvice Lelie- Afdeel Tweeblad met een Draadachtige Schee- IV. # dige Stengel, een yle Bloemtros $ de Lip Hoofd- van 't Honigbakje Liniaal tweedeelig. «TUK. Ophrys Een byzonder aartig Bloempje heeft deeze Cöwr/^to.Siberifche , in Kamtfchatka groei jende; waar 'siberifch. van de Wortel nog onbekend is. Zy heeft een Draadachtig Stengetje van een Handbreed hoog, gevat in Pypachtige Blaadjes, De Bloem- pjes bettaan uit vyf uitgefpreide Blaadjes en een Lipje dat veel langer is, aan 't end in twee Slippen gedeeld* Zy zyn zeer lang gefteeld en het Zaadhuisje is langwerpig , met veele Kaffi- ge Zaadjes. xiv. lAntbropOm fhora. Menfch- feagcnd. (i/Q Tweeblad met rondachtige Bolwortels; een gebladerde Stengel ; de Lip van 't Honigbakje Liniaal driedeelig ; met de mid- delfie Slip langer en gevorkt. In O 3 } Ophrys Bulbis Scapo Filiforrnï vagïnato , Ne&arii Labio lineari bifido. Ncottia Nefö. Labio bifido Lineari. Am. Ac*d. II. p. 3 uit naauwlyks meer dan agt Bloemen beftaande , welke ieder een Blikje hebben, langer dan het Vrugtbeginzel of Steelt- je. Zy flaan overend , en hebben eeD open Helmp- je, met de drie buitenblaadjes groen, de binnen- fte twee donkerpaarfch of byna zwart , gelyk de Lip, die als het Lighaam van een Vleefchviieg vertoont , te meer , om dat zy Pluizig is als Fluweel ; maar de Bloem verwelkende wordt zy bruin met een wicte Vlak» Ook zyn 'er met geele Bloemen , en dus kunnen hier de zes eerfte (A) Orchis Rad. fubrotundls , Labello Sericeo t bifulco , Brachiolis brevibus Subulatis. fhlv, mcboat* II. i33« (*) Spica Floralis omnium Qrchidwm mUGmh Halju iïid, Ih DtU. X1L STUK. $16 Manwyvigê L ë l ï V. eerde Verscheidenheden van Linnjius wot> Afdeel. den t>huis gebragt* |i v * Hoofd* stuk» (B) Standelkruid met rondachtige Wortels 9 is. het Lipje ah Fluweel , uitgerand^ mtt aIZm* een byhangzel. tes. bioemfgt Veel overeenkomst heeft deeze in geftalte met het Vliegbloemige, maar de Steng is meer gebladerd en de Aair minder yl , 2egt Hal* lel De Blaadjes , van het opene Helmpje der Bloemen , zyn hier wit of witachtig, en de twee binnenften , in het voorige fmal en dun, in dit dik en breed. Het Lipje is ros- achtig of donker bruin van Kleur, hebbende een rondachtige figuur , met twee knobbeltjes in plaats van Armpjes en verfcheide Vlakjes , zynde van onderen met een byhangzeltje in de nitranding voorzien , en zo wel Pluizig als Flu- weel, met eenen glans, als in het voorige. Door den ouderdom ondergaan de Bloemen van dit Standelkruid, zo ons de Heer Hal- ler leert, een aanmerkelyke verandering. Het Witte , niet alleen 5 wordt paarfch , gelyk in andere Planten > maar het middelfle tipje van de Lip Haat om 5 zo dat het fchynt weg te zyn , en de Knobbeltjes worden , door omkee- ring , een foort van Armpjes of Pooten. Dit maakt, (B) Orchis Rad* fubrotundis » Labello holofericco , ernat» gïnato, appendiculato. Hdv, inckoat. I. p. 134.. m of Bolplanten. 5217 maakt, dat de Bloem (hoe tegenftrydig zulks Afj^f ook fchyne) als van eenSpinnekop in een Wesp "j^* verandere. Dus kunnen hier de genen die Hoofd* naar een Wesp gelyken, zo wel als die mensrü** Spinneböpbloemig genoemd heeft, worden t'huis gebragt. Gemakkelyk heeft men er ook de figuur van een Torretje in kunnen vinden. Maar de gedaante der Bloemen, die. paar een Aapje of Meerkatje zweemen, in het Portu- geefche S'andelkruid door Breyn afgebeeld en befchreeven 3 fchynt rneer overeenkomst te hebben met de voorgaande Soort : ten ware het enkele Staartje of byhangzeltje genoegzaam mogt zyn , om hetzelve, wegens de vyfdeelige Lip 5 hier te betrekken. {16) Tweeblad met Vezelige Bolworiels , en xvr. driebladige Bloemen 5 die een groot uitge- c?thoii!L /pannen Helmpje hebben en een gekruiste Gekaperd, Lip; de Stengel gebladerd, (17) Tweeblad met onverdeelde Bolwortels, en xvn. driebladige Bloemen ; de Vleugels uitge- c*TaQUmflt* randi omgeboo* gen. (16) Ophrys Bulbis fibroflis > Flor# tripetalïs ; Galei Ven. tsicofa magna , Labio Cruciato , Scapo foliolb. Am> AcaA* VI. Afr, 94. Orchidi affiais Flore luteo. BuXB. Cent, m. p, ir. T. ttm BURM. Fl. Ind p. 30. (17} Ophrys Bulbis indïvüis, Flor, tripetalis ; Alis emar- ginatis 5 Labio trifido latetaübus circutnflexise Am% Ar, ad. VI. Aft 95 Orchis barba carens Flore luteo . viridi- Buxb. Cent. III. p. 8. T. 13. lh Biel. XII. Stuk. gaS MaRWïvici Lei.ii- V. : rand; de Lip driedeelig met de zy djlipptn Afdeel. omgeboogen. Hoofd- * stuk. (18) Tweeblad met de Lip van 't Honigbah xvin. je Niervorm 'g y zeer breed enuitgerand. Cphrys Kalèrs. (19) Tweeblad met het Kapje der Bloemen > six. waar in de Meeldraadjes vervat zin , zwart- tweehoormg. wordend. Van deeze vier Kaapfe zyn de by zonderhe- den uit de bepaalingen genoegzaam blykbaar. De Wortels van de twee laatften waren Lin- jüjèvs onbekend. ; De eerfte en derde haddeó de Stengel ongevaar een Voet , de atlerlaatfte maar een Handbreed hoog, en daar die weini- ge Lancetvormige Bladen hadden, was deeze met menigvuldige , Elsvormige , byna Liniaale Blaadjes , aan de Stergel voorzien. Zy hadt de Bloempjes vyfbladig en het Helmpje gehoornd ; wordende door het droogen geheel zwart, waar van de bynaam. S e r a p 1 a s. Niesblad. Een Eyrond , bultig Horigbakje , met een Eyronde Lip , onderfcheidt dit Geflagt, waar de fis) Ophrys Bulbis...... Ne&arii Labio Reniformi Ia* tisfimo eroarginato. Am. Acai. VI. Aft. 9*. ft9) Opbrys Bulbis ïtorum Cucuilo Starainifer? bicorni. Mant. léu \ / OF BOLPHNTEN»! 52? de Ridder den naam, die door Dioscori- V# PEs aan een Soort van Standelkruid gegeven Aïjy^ was, aan toeeigent. Om dat de Helleborines Hoofd^ meest daar in begreepen zyn , die van de ge- *tü*<* daante der Bladen haaren naam hebben, gee£ ik 'er den van Niesblad aan* Het bevat thans de zeven volgende Soorten , waar van de vier eerfteo, door den Heer H aller betrokken zyn tot zyn Ge* flagt van Epipattis , dat hy door de plaatzing en figuur der Teeldeelen , zeer fyn , van dac van Orchis , waar toe de vyfde behooren zou, afzondert. (I) Niesblad met Vezelige Bolwortels f Ey* r; ronde de Steng omvattende Bladen en han* utfftia^ gende Bloemen* ^eedbla* Tot veel verwarring heefc dit Kruid > dit men gemeenlyk Helleborim , of basterd- Nieskruid, ia (i) Serapias Bulbis übtoüs , Fol. ovatis amplexicaiilibus , Flor» pendulis. Syft* Nat. XIL Gen. 1012. Flgg.iSXlU p. 678. Ser. Buib* fibr. Neftarii Labio obtufo crenatd, Petalis aequali , Fru&ibus pendulis. Huds* Angl. 341, Serap. Bulb, fibrofis , Flor. fecundis , LabelLo planiusculo , Peralis ovatis* Scop. Car. ijy. Ser* Bulb, Fibr. Caule multifloro, Flor* Ipicatis, Ne&, Labio Petalis breviore. Ger* Prov. 132. Epipa&is Fol. amplexicaulibus Lanceolato • Ovatis , Labello Lanceoiato. HALL. Helv* incboat. II. N. 1297, p« 1*4. T* 40, Helleborine latifolia montana. B. Pin. i%6. Tcfrnf. Injl. 436. T$ 249. Helleborine* Dod, Pempu ag*. Heil, fc Epipa&is recentiorum. Lob. Je, 312. Cam. Epiu 187* IUv* Hcxazdr. T. 6. Gort. Belg. z$9* GoüAN Momp* 474* LI II, DEEL* Xlh STUK, 520 Manwy vice Lelie- in 't Griekfch EpipaStis noemt, aanleiding; ge- ^JXvfU geven* De verfchiilende kleur der Bloemen Hoofd- nam men tot Kenmerken van byzondere Soor- STUKi iQÜ9 zo we] als derzei ver hangende of opüai? de geftalte , benevens de langte of kortheid van de Lip. Liami&üs heeft em^e'yk gpecjge- vonden, de onderfcbiding cus te maaken naar zeer blykba^re Keu teken n , daar toe ook in- zonderheid de [fcegöafiftgen van den groeten Hallerj die dc S'am!e^uidachiige Plan- ten , op de Groeip'aats ?e\ve , weergaloos maauwke^rig onderiSögt en in Afbeelding ge- feragt heeft , gebruikende. Aan dceze , die z *g ëbét de breedte haarer Bladen, welke Lancetvonnig Èfvóèê zyn 9 en m 't klein zeer veel ur r die van % Witte Nieskruid geleken, kenbaar maakt, ichryft de laatstgemelüe , evenwel , een Laneetvormig Lipje toe, daar hy hetzelve, inde befchryving, Hartvormig noemt , uit een Icort van Schuitje voortkomende en Ipits gepunt* De Bloem be- ftaat uit vyf Blaadjes , die Lanc rvormig en byna gelyk van langte syn; een boven als een Helmpje, twee weclerzyds geplaatst, in welker Bridgen zig dat Schuitachtig Lighaampje of Ho- öigbakje bevindt , dat van fonvmigen by het Lighaam van een Vliegje vergeleeken wordt. Het fteekt door zyne donker paarfchachtïge Kleur dik wils veel af by de Kleur der Bloemen , die in de jonge Plant groen- of witachtig, in de volwasfenQ Vleetch&kurig of bleek paarfch m OF ÈOLPLANTEW. <3"4 en fomtyds ook wel roodachtig of Violet , V. voorkomen : want derzelver Kleur is véëlé * * veranderingen onderhevig* De Stcnpel valt/ïooFD- wel teen half Elle hoog, met eene Aair veoSTÜJk ern half Voet, famengefteld uit een groot ge- tal, tot dertig , meest hangen ie Bloemen; waar óp Zaadhuisjes volgen » die ook ncderwsards gekromd zyn. (2) Niesblad wet Vezelige Bolwort Is , Zwaard- n. achtige ongejieeide Blaaen en hangende ,J*ff*f*f* Bloemen. Langtó- dig. Door geheel Europa komt deeze Smalhladi* ge zo wel voor als de Breedbladige B liebori- ne , en w rit ook ïn onze Duin - Vale^jen, hier en daar , gevonden. De Bloemen han- gen zo wel nederwaards , als in de voorgaan- de, doch in deeze zyn zy eens zo groot, met brceder Blaadjes 3 en het Bonigbakje , met de overige Blaadjes farren gegroeid , heek het Schuitje paarfch geftreept , met geele Vlakjes en fa) Serapias Buib. Fibtofis f FoL Enfiformibüs fêsfïlibus , Tlou pendulis. Ser. Eulb. Fibr. Ne££, Lnhio ofotufo Jong tu* dine Petalorum. GEa, Prov* 132. Ser Bulb, Fi r, Fl ibar- iïs patulis, Labello concavo, Petalis longiore> Sec? Cam* 25$* Epïpa&is Fol. Enti^orraibus , Flor. pead Labe lo obtu* fo, Oris piïcatis. HALL. Helv. incheat* II. 229$. p. 154. T. 39. Helleborïne anguftifolia Palufttis f, JPxatemis, C. B? tin* 187. GCHUN Monhp. Var. y# LI % 12. xmu xu* sxuk» 5^2 Manwvvige L e> l i e." V. en een veel kenbaarer Lipje, dat ftomp Hart* AFXvfL* vormi£ *s- Zy valt omtrent van gelyke hoogte Hoofd en meest in 't Loof verfchillende, hebbende STU&* de Aair ook yler, met minder Bloemen , doch grooter, als gezegd is* ( 3 ) NiesbM met Vezelige Bolwortels , Zwaardachtige Bladen en opgeregte Bloem men ; de Lip van 't Honigbakje jtomp eü korter dan de Bloemblaadjes. Bbeze heeft de Bloemen nog grooter en zeer geinig aan de Stengel , vertoonende zfg byna geflooten, en, doordien zy regtop ftacin, veel van de anderen verfchiilend^. Zy zyn niet ia Stoppeltjes gevat, maar in kleine Bladen, die langer zyn dan de Bloemen. Men vindt van deeze Soort ecne Veifcheidenheid , welke de Bladen breeder , Eyrond Laocetvormig , heeft. Het geftteépte Lipje van de Bloem heeft drie geele Ribbetjes , welke Haairig zyn , doch is voor 't overige, gelyk de Bloemen, wit. ($) Nies- fs) Serapias Eulb* Fibrofis, FoL Enfifotmibus, Flor ereo tis, Ne&. Labio obtufo PetaKsbreviore* lu Oei, 144, Huds. AngU 34t. Sër. Bulb* Fibc, Caule paucifloro, Flor. diftant. &c. Ger Prov. i}z. Epip3&is Caule Foliofo paucifloro , Liiïeis tevibus Labelli obtufi. HALL* Helv, incboat, II. N. lzy8. p, 155. T. 41. Helleborine Flore al?)©, f. Damafoniutn montanum latffolium. C. B Pin. 187, Kfilleb* aïba. Riv« Jiex. T* 4, 5. OED. Dêtl% T, S®$« GOüAN Monsp* 474 III. Serapsas grandiflo* ra. Groot- OF BoLP LAKTEN* 533 (4) Niesblad met Vezelige Bolwortelsen Zwaard* ^ achtige Bladen; de Bl emen opgeregt en de' F^ Lip van }t Honigbakje /pits. Hoofd* STUK. Deeze, die meest kenbaar is aan haare rood- s™'iMS of pairfchachtige Bloemen, heeft dezelvenook niet Mem , nraar met Stoppeltjes g^fchoord»bl^g] Het Loof komt veel met dat der voorgaande overeeq en de geftake verfchilt weinig , uitge- nomen dip der Bloem , gelyk uit de bepaaling blykt* Dus ziet men dat alle deeze vier Soorten van Niesblad , die zo wel 'm onze Provinciën als elders in Europa voorkomen , gemakkelyk te onderfcheiden zyn* Of evenwel die Kenmer- ken zo bëftënéig plaats hebben , dat zy op alle Gewe§ren toepa^iëly! zyn* is twyfelachtigV Helleborine laontana anguftifoUa purourascens. C. B. Pin, 117, Gokt. Bdg. 160. Gouam Mm$p< 474. . Var. j^GMEi»£&l.p.8« LI 3 II. Deel» XIL StüKi 334 Manwyvïge Lelie» V» witachtig. Evenwel fcbynt de Heer Haller* Afdeel. en LiNN-fflUs , op zyn voetfpoor, dit (luk liooFD thans , zo 't mooglyk is , op een vasten yoet stük* gebn gt te hebben. v* . (j) Niesblad met rondachtige Bolwortels % dei LingllT Lip van -| Honigbakje driedeelig ge/pitst , Gaongd. glad^ langer dan de Bloemblaadjes. Gezegde Hailer brengt deeze, die we- gens de lange Tongachtige Lip van 't Honig* bakje den bynaam heeft , tot het Geflagt van Orchis t'imis. Hy noemtze Standelkruid met rondachtige Wortels , een fameDgelymd Helmp- je met een zeer fange Snua en een drïekwabbi- ge Lid , die Fyrond Lancetvormig is* Dus befchryft hy dezHye. 33 De geftalte is als die der anderen, met 3, twee WorcelboUen , en een gebladerde Steng, p van een Voet langte, met zeer groote,paarfch« ,p achtige , geftreepte Stoppeltjes. De Aair 3> heeft weinig Bloemen , geheel van die der 3> Sta»* heikruiden verfchillende. De Helm, van „ vooren lang gefnuit, bellaat uit drie geftreep- » te (s) Serapias Bu!b> fubtomndis , Neaarii Labio ttiüdo , acuminato, glabro, Peialis longiore. GoüAn JMonsp. 474. Orchis Mont?na Ital. Floie fenugineo, Lmgua oblonga. C. B. Pin. 8*. Prodr* t$>: fa Orch. Mont. Jtal. Lingu-l ob- long* altera. C. B. Pin 84. Orchis macrophyUa, Col. Ecpbr* ïï. p. 3^4 T* 32i.J&chis Rad, fubrot Galea eon* glucinaia , longisfime Roitrau , Labeüo trilobato , Ovato- tanccolato. Hall. Hdv> inchtet* H, N, 1207. p, ns. OP B O L F L A N T E N# Jfójf * 5, te buiten - Blaadjes , welke uit den Eyron-A^*L 5, den lang Lancetvormig zyn , hebber 'de , aan IV. 3, de -binner -zydc , de rwee binnen • Blaadjes ^00FD^ 5, aargelymd ijle van d. /elfde figuur zyn £ 5 5, geaard , g< ft ri ept. Het zesde daalt ver iéder , als een Pioegyzer , Lancetvormig , 3, m;:t twee Eyronde ftompe Uitfteefczels aan 5i 't bem'ii, tot uus ve re meer naar die der E* 53 pipades gely kende, lusfchen die byna reg- 33 te Uititeekzels is een Valeitje (*J en zy 33 fchraagen wederzyds het pylaartje derMeel- s, draadjes. Door her Blaadje zelf loopen om 33 iaag Slangswyze verhevene Streepen, maar •33 aan 't begin is het ruigachtig. Het Pyiaar* 33 tje der Meeldraadjes geeft voor waards een 33 zeer lange punt uit, gelyk in r het Wespbloe» 3, mige Standelkruid; voor 'c overige heeft het P3 twee Kapjes en gejledde Meelknopjes. Des is 5, het een waare Orchis, Midden onder de 93 Meelknopjes puilt een Bolletje uit. Onder 3, het Pylaartje der Meeldraadjes is het laage 39 holle gedeelte met Smeer gevuld/' Dit laatfte Kuiltje is aan alle de Kruiden van deezen aart , die ook veel Honig uitleveren , gemeen* Van het andere heeft gedagte Kruid- kenner het onderfcheid der Epipaöes' van de Qrchisfen ontleend ; als aan welken de gezegde Kapjes over de Meelknopjes ontbreekt n en de ïvieel- (*j Qux fabte&x Valleculam intercipiunt. LI 4 m II* P£SL« XII. STUK, «3^ Man wy vice Lelie- Vi Meelknopjes ongedeeld zyn. Zy zitten , zon- Hoofd- letjes van een Spongieus Lighaampje* d^t op *tuk. een dergelyk Pylaartje rust , voortkomende uit het Vrugtbeginzel. Iets fraays3 waarlyk, om van de Liefhebbers de Kruidkunde nagegaan te worden (*). vl' . (6) Niesblad met rondachtige Bolwortels, &t Lip van 't Honigbakje driedeelig ge/pitst f draagend. %m &T00t m mU &m ^oet geaard. De Groeiplaats der voorgaande is in Italië, Portugal en de Zuidelyke deelen van Vrank- ryk $ als ook in Switzerland ; van deeze in Spanje , Italië en de Levant , volgens den Rid- der. Hall er zegt , dat zy niet van de voorgaande verfchille : LinnjEus, dat zy 5er veel naar gelykt, maar grooter is, hebben- de de Lip van 't Honigbakje byna Hartvormig 5 in (*) lk heb dit te meet hier mede gedeeld, om dat het als een Toegift kan dienen op de hiftorie der Standelkrui- den , welken de kundige Heer Haller uit de enkele ge- daante der Vmgtmaakende deelen , in de twee Geflagten van Orchis , dat ook de Satyria van onzen Ridder bevat, en van Epipactis, waar in de meeften van 't Opkrys en Se- r&piai vm LiNNiEUS begreepen zyn, geplaatst heeft: terwyl onze Ridder de onderfcheiding van vee! blykbaarer Kenmer- ken , uit de gedaante der Bloemen , in navolging va* Tournefort , afleidt. (6) Serapias Bulb. fubrot. Ne&. Labio trifido acutninato, maxime, Bafi barbato. Orchis Montana ItaJica Lingul tiifidi. RüOB, Elys. II, p, 204* ^ *o. OF BOLPLANTEN* 537 in 't midden van den Voet gebaard, wederzyds V. mee een opgeregt (lomp Oortje. Afdeel; Jl V • (7) Niesblad met verdubbeld - Zwaardachtige STÜK * Bladen : de Steng om hoog byna naakt ; vu. niet Bladerige Scheedjes. 'cSmS Kaaps» Een geheel enkelde opgeregte Steng van een Voet langte heeft deeze Kaapfe Soort , met Zwaardachtige Wortelbladen , glad en fpits, van een Vinger , de Stengbladen een Duim lang , Scheedig , ver van elkander. Aan 't end komt een eenzydige Aair > met elf of twaalf Bloemen , die gefteeld zyn , en Lancetvormige Vliezige Blikjes hebben. De Bloem beftaat uit vyf Lancetvormige opgeregte Blaadjes en heeft de Lip van 't Honigbakje tweedeelig. Het Langbladige is door den Heer N. L. Burmanküs onder de Kaapfe Planten ge- teld : of deeze Soort daar mede bedoeld worde kan ik niet bepaalen* Limodorum. Hongergifr. Een Honigbakje dat eenbladig , holrond is en gefteeld, binnen het onderfte Bloemblaadje vervat, onderfcheidt dit Geflagt, welks be- naaming ik dus vertaald heb. O) (7) Serapias Fol, conduplicaio - Enfiforaaibus ; Caule fuper* ne nudiusculo: Vaginis Foliaseis. Mant, 29$, LI $ II. Deel. XII. Stuk. 538 Manwyvige Lelie- V, ( i ) Honpergift met ongejleelde getroste Bke* ^FI1V.U men overboekt. Hoofd» . . stuk. ï° Noord - Anerika is de Groeiplaats van dit ï. Gewas , dat ee;? Knobbelig; n Wèrèël heeft, SSS^waar van de byi>*l&« Het komt in Geitalte Knobbelig met de HeJleboriaes overeen j hebbende lange fmalie Bladen, uit den. Worceï voortkomende; van groote Wortels gecneenlyk vier in getal , zegt M 1 L t e R. Dezelven zyn negen of tien Duimen lang, in 9t midden drie Kwartier Duims breed , aan % end zeer fpirs uitloopende , en overlangs als gekreukt, met vyf Sleuven ; dus naar jonge Bladen van Dadelboomen wat gely- kende. De Bloemfteng, aan ééne zyde uit den Wortel fchietende , is naakt \ anderhalf Voet hcog , van boven een lange yle Aair hebbende van Bloemen, die roodachtig paarfch zyn. Dee« ze beftam uit zes ongelyke Blaadjes, waar van vyf in 't rondë geplaatst zyn, en één laager als een Geutje uitgehold. Het Vöetftuk wordt een Yrugt, die z?g tweekleppig opent. De Wortels van deeze Plant hadt M I L L E r van Penfylvanie * als ook van de Bahama- Ei- landen en :zelfs van Jamaika ontvangen , daar Deüor .H oükton dezelve overvloedig op de Gebergten vondt groeijen* Zy is in Engel; nd* als (i) Lmodorum Flor. fêsfilibus Racemofis ,alterni$, SyftJ Nat* XII. Gen 1913. Ptg XIIU p..6«o K*.Lu%dh* ió.Gron. Virg* u%. Aft Ups. 1740. p. 21. Heüeborlne Araer; Rad, til- bsrola &c* MART» Cent, jfe, T. 50, MiLUMi®. Tt 14$, OF BotPLANTEN.' 539 als ook in de Leidfe Akademie ■ Tuin , alhier ,A v- ^ voorgeteeld* Hoofd- (2) Hongergift met gejleelde verfpreide Bïoe-svuK* men* T. n: altum. De Amerikannfche of Westindifche Plant * Vc&we*. welke Pater Plumïer genoemd hadt Helle- horine met eenen Rietachtigen Wortel en zeer groote Lierachtue Bladen, acht thans de Rid- der een byzondere Soort te zyn. Hv onder- fcheidt dezelve door den bynaarn van fcrheveni alzo de Stengel gezegd wordt zeer hoog te ?.yn , en de Bladen , door hunne plooijen eenigs- zins naar een Lier gely kende* i'twelk echter Linn£ös niet Lierachtig noemt,) waren in de Natuurlyke Groeiplaats zeer breed. De Bloe- men worden van den Heer Burmawnüs gezegd in een Tros vergaard te zyn % en uit eigent* lyke Blaadjes te beftaan , zynde ook niet meer gefteeld dan in de voorgaande Soort, Maar het fchynt , dat omtrent deeze Gewasfen nog Vgel duifterheid plaats hebbe. A R E T H ü S A. Een Pypachtig Honigbakje binnen den bodem der (2) IJmcclorum Flor* pedanculatïs fparfts. Syft. Hat, XU 9 XHI. Hellebonne Radice AiunduiacdL Fol, amplisömis Ly> saus. Plum. S/>, 9. Ic* isp. lh Deel» XII. Stu&* 540 Manwyvige Lelie- V. der Bloem , wier Onderlip asn den Styl is ^F{vfL* aangc8r0( id 3 maakt de byzoDdere Kenmerken HooiD van die Geflagt , welk* benaaming van den Heer stuk» Cla/ton afkomltig fchynt te zyn. Het be- vat de volgende Soorten. T', , (O Arethufa met een Bolronden Wortel, een Arethufa v y Buibofa. Scheedige Stengel tn een tweebladige Bloem* Dit Virginifch Plantje is Arethufa genoemd door gezegden Heer, als zynde een Water- plantje naar het Standelkruid geiykende, dat in 't Voorjaar zig met een eenige zeer fraaije roode Bloem op zyn Stengetje vertoon- de* Het hadt zeer fmalle groene Bladen * zeer weinige aan den Steel , en een ronden witten Vleezigen Wortel, Volgens den Ridder komt het ouk in Kanada voor* Het is door den Heer Mitchêll befchreeven als een byzon- der Geflagt , onder den naam van Orchidi* on3 die aanmerkt , dat hetzelve vyf bynagely- ke Bloemblaadjes heeft , drie buiten twee bin* nen, (i) Arethufa Radice globofa, Scapo Vagïnato, Spath* di* phylla, Syfi. Nat. XU. Gen. 1014. Veg. XI II. p 68*. Am% Accd lilt p. 15. Arethufa ClaytonL Gron. Virg* 184. II. 138 Serapias Bulbis fubrotundis , Caule unifioro. Aft* Ups> 1740, p. 24* Helleborine jMariana reonamhos. Pluk. Mant* ?co T. £ 7- Orchidion MlTCH. V.OV. Plant. Gen, lp. (*} Antbufa was een der Nyniphcn of Water- Godinnen hy de Ouden% OF BoLFLANTEtf. nen , tot een Helm opwaards famenluikende en W een éénbladig Honigbakje , dat Trechterachtig Af^eu is, met twee Lippen > de bovenfte breed enHootn- hol , de onder fte fmal en byna van langtes*UK* als de Bloemblaadjes* Dit zal die eenbladige Bloem zyn , waar van de Heer Gronovius fpreekt en uit hoofde van welke zya Ed* dit Plantje zo zonderling onder de Scandelkruid* achtigen oordeelde. Het is door den vermaar- den Pli'KENEt eenbïoemige Helleborine van Maryland> met een lange paarfche Lelieachtige Bloem, getyteld. (2) Arethufa, meteen Vexeligen Wortel % een \x. ovaal Stengblad en ten Lancetvormig Bloem* opMogüt fcheede - Blaadje. foii Sib. I. p. £ T. u Ca ceo'us, Ha^ Hete. inchoat. N. p* T57. T. 43* Milu T. 242* Calccoius Ms- rianus Dod. Pempt. i2o. Calceolus M»ri* et Sacerdotis Cre- pida. Lob, h 312. Helieborine Flore rotundo f. Calceolus» C. B. Pin l%7. TOURNF» Infl 436. T. 249, GMKL. Sib. U Tab. 1* Helieborine Virgin/ana &c. Pluk* Ldfegtf» iora T. 41 s, f* 2. Calceolus Maiianus Canadenfis. Corm. Canad. 204» !. Calceolus minor Fl vario Amm. Iluth* 113 % tr+ 22. Calc, Fol. ovatis binis Caulinis. Gw&u 3ih h p« f* 12. X)£ZL. XII. STUK, 5*44 Manwyvige Lelie* V. en Amerika, zegt Linn^üs, groeit deezé. Afdeel. doch zy valt ooJc vry Zuidelyk , gelyk in Lan- Hoofd- guedok, daar menze Sabot de notre Dame, dat stuk» is Lieve Vrouwe -Schoen noemt , en in Virgï- nie. In Switzerland is zy niet zeldzaam , zegt de Heer Hall er, die het Gewas zeerfraay afbeeldt. Hy noemt het een fchoone Plant, gelyk inzonderheid uit de gekleurde figuuren van 't zelve, by Mille r enby Weinman, blykt. De Wortel beftaat uit Vleezige zwarte Ve- zelen , die zig digt aan de Oppervlakte des Gronds uitfpreiden* De Stengel is een Voet of anderhalf hoog , met Blaadjes bezet byna gelyk het Biesblad, welke drie of vier Duimen lang en aan den Voet by de twee Duimen breed zyn, loopende zeer fpits uit. Op 't end van de Stengel komt een enkele Bloem, die vier paarfche Blaadjes heeft , twee breeder , twee zeer fmal ; van elkander uitgefpreid , en in 't midden een dergelyk Honigbakje, als boven is gemeld , geel van Kleur , met een Lipje of Dekzeltje aan 't begin , waar onder de Vrugt- maakende deelen geplaatst zyn. Zodanig komt het Vrouwefchoen in Europa voor; doch men heeft 'er Verfcheidenhedenvan, 't zy met kleiner of grooter geelepf ook met ge- heel paarfche Bloemen 9 zo wel in Noord-Ame- rika , als in Siberië ; welken de HeerGn eli n zeer omflandig heeft befchreeven» Hy merkt aan, dat de Kleuren niets doen tot eene Soor- ie* o jjr BoiPLiNTEKé 545 telvkc onderfcheiding in deese Plant: want A y\ ï1 p p ï s behalve de opgetelde Verfcheidenheden (zegt " hy) is oudtyds reeds , door Gaspar Bau- Hoofd- hinüs, een Vroawefchoen met een purper ITÜK* Blaasje en witte Bloemen waargenomen. Doch hy maakt een byzonder Soort van zyne Cakeo* lus met twee Eyronde Stengbladen , hier als de laatlte Verfcheidenheid door den Ridder öpge« tekend, waar van Amman , onder den naam van Kleiner lrrouwefchoen met bonte Bloemen , de Afbeelding gegeven hadt. Messerschmidt hadt dezelve by Tobolsky in Siberië gevonden en noemdeze „ Calceolus * welke een enkele kleinere Bloem heeft ^ die wit is en met paar; 3, fche Vlakken getekend, het Zakje weinig of „ niet omgeboogen , de Wortel Vezelig eri s, langer kruipende." Of het de zelfde was met • het Kanadafch VrmwefchQen van Cdrnütüsj' kon Amman uit deszelfs gebrekkelyke be- 1 fchryving niet opmaaken. Gmeun echter verbeeldde het zig (*} en dat Schoentje welk hier van hun een Blaasje en Zakje genoemd wordt 9 komt wel wat verfchillende voor* ten opzigt van de figuur en dwarfe Streepen of Kreukels, die het van binnen of baken heeft, Veranderende ook naar den ouderdom ; doch zy fchynen allen tot eene zelfde Soort % die ook wel X?) Vidètur, zegt hy ? dsch HALLEEt gaat verder, zeg- gende Conjungit certe L i nn^üs « ipfe Gmejmnusï bötas discrifriims gnari inquirant* Htlv* incheaii Mm II. DSÏL. XII, STUXt 546 Manwyvige Lelie- V# wel den naam van Priefter* of Paapen - Muil- Afdeel. tje$ voertj (hoewel zy volkomen uicgefpannen ^ Hoofd- veeleer de gedaante van Hoksblokjes hebben , stüs* te behooren* Deeze kleine Siberifche komt , (volgens 2, Gmelin, met witte, of ook met vuil wit- 5, achtige, of met Vleefchklcurig en wit bonte „ Bloemen , door geheel Siberië voor, alwaar 3, zy in 'c voortst van Juny begint te bloei jeo* n Altoos valt zy laager en heeft nooit meer dan 5> twee Bladen aan de Stengel , 'e welk ten 32 voornaams onderfcheiding maakt. Het Ho- „ nigbakje is byna Rolrond en altoos grooter of langer dan de zydelingfe Blaadjes , van & vooren niet gefleufd of gekreukt, maar met „ een verheven Streep getekend» Het bovenüe „ Tongetje van den Styl is opttygende, nies horizontaal gelyk in de andere ; het onder- tfe met drie Tandjes ingefbeeden. Doch de ruigte der Bladen > die van weinig belang „ is, heeft zy met de voorgaanden gemeen* ,3 De Reuk der Bloemen is in deeze ongemeen welriekende en aangenaam : maar het Loof wordt , na 't afvallen der Bloem 5 zwart; weshalve de Rusfen haar Zwart Kruid noe* 3, men : daar de gemeene Naam van 't Vrou- wefchoen by hun is Koekkoeks - Laars* Het zelfde gebeurt , wanneer men de Plantjes» „ grom 3> 3> 3> (*) Labeïlum amplisfimura , Cakei ligneï fimile s ovaÊiatïi 3 ad Cytnbae medum cavum. HALLER 9 ihidm, ©F BOLPLANTEN. 54? 3> groen afgeplukt, tusfchen Papieren droogt. V. „ Dit Kruid is, by de Ingezetenen des Lands Af^eu „ afgekookt zynde, tegen de Vallende Ziekte Hoofde 3> in gebruik. stuk* (2) Vrouwefchoen met eenen rondachtigen . Bolwortd en één rondachtig JVortelblad. dium^But èofum. Te verwonderen is 't, dat de Ridder, naarteUg* zyne gewoonte 5 niet een duidelyker onder» fcheiding in dit Geflagt gemaakt hebbe : alzo hy het eerfte en gemeene Europifche Vrou- wefchoen , zeer gevoeglyk , veelbladig ; het Siberifche kleioere , zo even befchreeven, dat 'er zekerlyk van verfchilt , tweebladig , en dit ïaatfte eenbladig hadt kunnen noemen. Hy ge- bruikt de Wortels, die aanmerkelyk in dit laat- lle verfchillen , 5t welk ook zyne Groeiplaats in Lapland en Siberië heeft. Het was door de groote Kruidkenners Rüdbëck gevonden 9 uit welker Aftekening de Ridder het, onder den mamvzuFrouwefchoen met één rondachtig Blad , in Plaat gebragt heeft en befchreeven. Zelf hadt hy 't in Lapland niet aangetroffen. Het Siberifche heeft Gmelin, wegens het getal der (2) Cypripedium Bulbo fubrotundo , Folio fubrotundo RadU cali. AU. Ups. 1740» p. 2$. FL Suec. 736, 821. Cypripe- dium Folio fubrotundo. Fl. Lapp. 319. T. 12* f. 5. Sera- pias Scapo unifloro. Gmel. Sib« I. p. 7. T. 2. f. I. Orchis Laponenfis monofolia. Rijdb. -Elys. II. p. 2op# f. 10. Mm a H. deel. xiu stuk* Manwyvige L ê r f e« V. der Bloemblaadjes en het maakzel der Teel* Afdeel deelen, liever tot de Serapias dan tot het Cy* Hoofd- pripedium willen betrekken* De Afbeelding •tvk# van Stellerus, door hem gebruikt, is, zo hy oordeelt , ook veel naauwkeuriger* Zie hier zyne befchryving van die Plantje, dat ia 9t midden van Mey zig , op opene Velden tusfehen de Bosfchen , aan de Rivier Lena, tot vyfenvyftig Graaden breedte toe , bloeijen* de vertoont* Het heeft voof Wortel een byna rond , 3, wit Bolletje , op een trop dikke Vezelen >, rustende; waar nevens een ander, Voor /c volgende Jaar. Een Eyrond Wortelblad , op 3, den Grond leggende, met Ruitjes geftreept , dikwils van onderen paarfchachtig, van bo* ven groen. Een zeer teder Stengetje, van „ een Handbreed of een half Voet hoog 9 & witachtig , met fpitfe Schubben , en boven 3, met een Scheede - Blaadje , dat paarfch is , voorzien. De Bloem beftaat uit vyf fmalle 3, fpitfe Blaadjes , Waai jers wys' gefchikt, paarfch „ met eenig wit, van welker midden hetfHo- nigbakje afhangt, dat famengedrukt Eyrond is, van binnen met geele en purpere Stree* „ pen , die aan de buitenzyde doorblinken, f, De opening of Mond van 't zelve is seer groot , en daar over hangt een paarfche <>, rondachtige Lip , bedekkende den Ssamper, die de gedaante heeft van een Per is met een 53 Glans voorzien , welke aan de binnenzydé „ twee of Bolplanten* 549 fJ twee Meelknopjes bevat, ieder met een kort V. 99 Draadje gehecht aan den Stamper." Afdeil, De overigen van den Rang der Tweemanni- Hoofd. gen onder de Manwyvige Kruiden , gelyk het *tuk. Epidendrum of Boomplaag , dat veel naar de Standelkruiden gelykt, en de Gunnera> zyn reeds befchreeven ; maar onder de Driemanni* gen komen nog voor , de twee volgende Ge* Aagten, ook tot de Manwyvigen (Gynandria) behoorende. SlSVRINCHIUM. Dit is eenwyvig , als maar éénen Styl of Stempel hebbende * met eene tweebladige Bloem- fcheedeen zes vlakke Bloemblaadjes en 't Vrugt- beginzel beneden de Bloem , wordende een drie- bokkig Zaadhuisje. Het bevat de twee vol- gende Soorten. (i) Sifyrinchium met Degenvormige Bladen, t. die ongeribd zyn. JSl De mudinum. Lifchbla- (1) Sifyrinchium Fol. Enfifbrmibus enerviis. Syft* Nat. XIU^ Gen, ioi74 Vtg* XIiI# p. 6%z, Sis. Caule Foliisque ancipi- tibus. H> Cliff. 48 U Ups. 278. R. Lugdb. 19, Gouan Monsp. 475. Gron. Virg% li. p. 140. Sifyr. coerul. parvum gladiato Caule Virgïnianum» Pluk. Alm. 3,4*, T. 61, f. 1. Bermudiana Graminea Fl. rainoie coeruleo* Dill. Ehk. 49* T. 41. £ 49. £# Sis. Eeimudienfe &c. Pluk. Ibid. f. 2. Berraud* Iiidis folio Radice ühtofL Toürnf» Dill* EUh* 41. T. 4U fe **♦ Mra 3 gl.DisL» JttL Stuk» 5?o Manwyvige Lelie» v# De vermaarde Tournefort hadt dis Afdeel. pjant:je ? aj$ van je Bermudes Eilanden afkom» Hoofd- flig, Bermudiana genoemd en wegens de Bloem stuk. onder de Lelieachtige Planten geplaatst. Plu- kek et hadt hetzelve SifyrincMum geheten* Dat van die Eilanden afkomftig is, heeft Bla- den als van Lifch , doch kleiner , groeijende niet meer dan één of anderhalf Voet hoog met de Stengel , die , 't welk zonderling is , de gedaan- te byna heeft van een Blad , zynde plat en tweefnydig. Boven heeft de Stengel een Bloem- fcheede, welke verfcheide Bloemen uitgeeft, omtrent zeven in getal. Zy zyn wat grooter dan die der Violen en paarfchblaauw van Kleur, maar aan de Nagels der Bloemblaadjes geel. In 't midden van de Bloem is een enkele Styl, met drie M celknopjes, die aan kleine Draadjes hangen , beladen» Dit is de gemeene Bermudiana , waar van de Virginifcbc eene Verfcheidenheid uitmaakt , als veel kleiner zynde , niet Grasachtige Bladen , welke op de Natuurlyke Groeiplaats byna Draad- achtig dun voorkomen , zo wel als de Stengel. Voor't overige is dezelve aan de voorgaande ge- lyk , maar valt in alle opzigten kleiner en de Bloe- men hebben dikwils niet dan een blaauwe Kleur. De Bladen zyn, zo wel als in 't voorige, over- langs geftreept en de Stengel , die zig ook bo- ven verdeelt , heeft in 't midden als een uitpui- lend Ribbetje. OF BOLPLANTEN. {2) Sifyrinchïum met Degenvormige geribde v- Bladen. 1V# Hoofd- Deeze Amerikaanfche s Ixia met geribde stuk. Bladen door den Heer Bürmannus gety teld , ^n. ^ heeft dezelven geplooid of gekreukt en witte chium Pal. Bloemen. bladig. Ferrari a* Een enkele Bloem uit eene Scheede* on- derfcheidt dit Geflagt , dat ook eenwyvig is* of éénen Styl heeft , met gekapte Stemp Is 2 zes Bloemblaadjes, die Golfachtig gekruld zyn3 en onder de Bloem het Vrugtbeginzel , dat een driehokkig Zaadhuisje wordt. De eenigfte Soort ( i) , reeds lang bekend *• geweest, heeft van wylen den beroemden Hoog-flBi2^f leeraar J. Bürmannds, die 'er in de Ver- Gegolfd uit den Vis» letten bruin , met een knobbeligen Wortel. Zy is nogthans van de Kaap der Goede Hope en niet uit de Indien af komftig. Sommigen had- denze tot de Irisfen , fommigen tot de Narcis, fen, anderen tot de Gladiolen t'huis gebragt. % Gewas gaf zekerlyk daar toe aanleiding , doch de Bloem betrokze tot een ander Geflagt. Ook behoorde zy niet tot de Klasfe der Driemannï- gen , gelyk Miller dagt ; maar, alzo de Meeldraadjes op den Styl gegroeid zyn , tot deeze Klasfe , die de Manwy vigen bevat* Hy taadc den Wortel, afkomitig van de Kaap $er Goede Hope , ontvangen van wylen den Heer Doktor B aster , van Zirikzee ; zynde een plat Bolletje , veel, naar die der Ixiaas of Gladiolen gelykende, van buiten lichtbruin, van binnen wit* Uit een holletje, in deszelfs midden, kwam een Stengel voort van ander- half Voet hoogte, ongevaareen Pink dik, over de geheele lang te met Piekvormige Bladen be- zet, de laagften van vier tot vyf Duimen lang, Écht groen van Kleur. Aan den top kwamen 9 uit Scheedeblaadjes, de Bloemen voort 3 die uit zes Blaadjes beftonden, drie kleiner, driegroo: ter, aan de kanten met Franje en agterover ge* bopgen» Op het langwerpige Vrugtbeginzel, ^at het bovenfte van het Steeltje uitmaakte , bad* op Bol planten. 5J3 hadden zy een Styl , die met zes Meelknopjes V. was gekroond, en daar onder drie Stempels. DeA jy^Kf" Kleur der Bloemen was Hemelfchblaauw en aan Hoofd- $e buitenzyde vuil wit. Het VrugtbeginzepTüiu wierdt een driehoekig Zaadhuisje, dat driehoe- kig was ? gevuld met kleine ronde Zaadjes, De Heer Millek merkt aan, dat de Bol- letjes deezer Plant dit byzonders hebben , dat zy één of twee Jaaren kunnen over leggen % zonder Blqd of Bloem te geeven. Mooglyk komt dit van 't Klimaat : want te Rome hadt i « men bevonden , dat de Wortel Biesachtige Bladen uitgaf, waar tusfchen de Bloemfteng Iproot en de Bloemen , anders van de zelfde gedaante, waren van buiten groen, van binnen Violetkleurig blaauw , met donkere Franje en Vlakken , wordende in ruim een Etmaal geheel zwart, en verflenzende of rimpelig famentrek- kende , zo wel als de Meeldraadjes* In het getal der Knopjes (Anther®) fcheen ook eenig- verfchil te zyn ; zo dat deeze Plant veele by- jgonderheden oplevert* Mm sf IV VMU Xllt Stok, y. HOOFD? 554 Lelie-achtioe Afdeel OFD* )k9 V. HOOFDSTUK» Befchryving van eenige Lelie-achtige of Bf lplainten, welke tot de voorgaande niet belmoren 9 naamelyk het Water -Lifch of Zwaanebloemen 3 enz, \ Tm andere Klasfen, in hetSamenflel der Se- * xen 3 behooren tot de Lelie - achtige of Bolplanten nog eenige weinige Geflagten , waar onder in de Negende, dat is onder de Negen • mannigen , het Geflagt van B u t o M © $ Zwaanebloem, Hetzelve is het laatfte,en het eenigfte onder de Zeswyvigen, dat is die zes Stylen of Stem- pels hebben, 't welk de voornaamfte Kenmer- ken uitmaakt, i. De eenigfte Soort daar van, door ge- umfoïtat'uu heel Europa op Waterige plaatfen , en hy ons Gekroond, 0vural aan de kanten van Siooten, Vaarten , fi) Butomus* Syst. Nat» XII. Geu. 507* Veg. XIII. p. 319* Gort Belg» p. 115. Lugdb. 45. Gouan Momp. 202* KRAM. Auftr. 114. Fi. Lapp. 159. Fl. Suec. 328 , 3* gelyk in de meefle Lelieachtigeo. Haar Kleur is uit den paarfchen Roozekleurig , doch men viodt het ook (*) Planta hxc m Syft. Nattirali fub Liliaceis omnïno com- prehendi debet. Linn* FL Ltpp. p» uo. II. DEELtlXIIt STUK* 55<5 Lelie-achtigb V. ook fomtyds met witte Bloemen. Daar binnen A?rEEL.Zyn vervac negen Meeldraadjes , omringende Hoofd het Vru^tbeginzel , dat uit zes geftylde Scheed-* WW. jes beftaat , die een zeshokkig Zaadhuisje fa- menftellen, waar in veele kleine Zaadjes, Van *t Vee wordt het Loof, misfchien wegens de bitterheid, verfmaad (*). Verfcheide Soorten van het Geflagt van Oxa- Usy dat ik Klaver - Zuuring genoemd heb, zou- den ook, wegens den Bolachtigen Wortel, hier kunnen behooren ; maar de Bloem verfchilde te veel van de Lelieachtigen ; des ik alle de Soorten van dat Geflagt by elkander heb be* fchreeven ^f). Des volgt dan hier, uit de Elfde Klasfe, bet Geflagt van Gethyllis* Waar van , boven en behalve het getal van twaalf Meeldraadjes en een enkelen Styl of Stamper , de Kenmerken beftaan in een zes* deeligo Bloem , die uit een Bloemfcheedje voortkomt y en de geftalte der Crocusfen heeft , maar met een zesvoudige inplanting der Meeldraadjes , en het Vrugtbeginzel , dat een driehokkig Zaadhuisje wordt, onder de Bloem» De (*) Armentïs non placet* Hall* uts, (V Zie ïh D. YUI. Stuk , bladz. , enz. P B O L P t A » t E N. De eenïgfte Soort (i) fchynt eene nieüWë Kaapfe Plant te zyn, alleenlyk in deCliffortfeAFD^ Tuin gebloeid hebbende , en by geen Autheu- hoofd* ren bekend. Dezelve geleek zeer, zegt L in* «tuk. n^eus , naar de Crocus of het Bulbocodium ~l:„f 7 Getbfllis van Tournefort. Zy hadt een Bolwor- A/ra. teltje , met veele Liniaale Blaadjes , van eenAfnkaanfc? Vinger lang* Aan den Wortel was, binnen de gemeen e Scheede der Bladen $ een witte Bloemfcheede. De Bloem hadt het Pypje lan* ger dan de Bladen , een witten zoom en wit* te Meeldraadjes , met geelachtige Knopjes* De Vrugt zat binnen de Bloemfcheede verho- len* Nu volgt nog uit de Drie - en - twintigfle Klasfe, welke de Veelwyvigen (Polygamia) bevat, het Geflagt van Chrysitrix. Deszelfs Kenmerken zyn , tweederley Bloé- men op byzondere Planten, de eene met, de andere zonder Vrouwelyke deelen of onvrugt-* baar. De Tweeflagtige Bloem heeft een twee- kleppig Kafje , en beftaat uit veele Borftelige Vezeltjes, hol zynde, en ieder een Meeldraad- (i) Gethyliis. Syfi. Nat. XII. Gen. 5j>o, V*t<> XIII# |57. H. dij}. 493. ïiURM, FL Cap. Prodr. 13. 3$8 L Ê L I E - A C H T I G E. V. je influitende. De Styl is enkeld, en ontbreekt Afdeel. ge^{ jn £Q Manhelyke Bloemen, die anders Hoorn- eveneens zyn. stuk* De .enigfte Soort (i), hier van, is door den i- Heer Koenig aan de Kaap der Goede Hope C«/*»/fr. ontdekt en waargenomen, 't Is een overbly- Kaapfe, vencj piantje ? dat (je geftalte van 't Sifyrin- chium heeft , en daarom zekerlyk hier t'huis behoorr. De Bladen zyn Degenvorraig f effen , een Handbreed of een Voet lang. De Stengel , naar een Bladgelykende^ is famengedrukt Vlie- zig, en heeft aan 't end een Bloemfcheedje , dat tweekleppig is, met het eene Klepje regt , als een verlanging van de Stengel ; het andere laager, gaapende, Eyrond. De Bloem, voort- komende uit den anderen bovenrand der Sten- gel , is als een getopte Bondel van Gouden Borftels* in een Kraakbeenige Bloemkelk ver- vat. (i) Chryfitrix. Syjl» Nat* Veg. XIII* Gen* I33J# p. 773. Mant* 304. In \ volgende XIIL St uk 3 zullen de Gras- planten , het Koorn en dergelyken , enz. be« fchreeven worden* BLAD- BLAD WYZER DER LELIEACHTIGE O F BOLPLANTEN, AA. dder - Look. AffbdU. Ajuin of Uijen. (lange Spaanfche) Akker -Hyacinth. Aletris. 190 33o 220 397 4.02 Aloë Africana. 402,411 Aloë Hyacinthoides. 40 Aloë Uvaria.' 406" Amaryllis. 166 B. Bafterd - Narcis fen; 133 Beenbreekend • Kruid. 354 Beer of Honds - Knoflook» 214 Belladonna. 173 (Kleine) 174 Berg - Colchicutn. 442 Berg- Look. 190 Bies - Anjelier. 184 [ Bieslook. aai Boks - Kulletjes. 494 C. Chalotten. 208 Cipels of Ajuin. 216,020 Colchicuin Autumnale. 433 (Voorjaars-) 183 Corona Imperialis.! 247 Crinum. (Haak - Lelie) 153 Crocus. 8 D. Bagfchoon. 420 JDas-Look. 213 Dmif- Hyacinth. 399 E. Egelgras, 354 F. Fritillariaof Kievitsbloem.2f4 G. GeelLifch. 77 Gladiolus. 4$ Goud - Lely. 232 Gras -Look. 198 H Haak - Lelie* (Crinum) 1 53 Haanekop. 80 Haazenklokjes. 369 Handekens - Kruid. 479 Harlekyn - Orchis. 467 Helieborine. 529 Hemerocallis. 347 Hermodaétyius. 444. Hondendood. 145 Honds -Ajuin 377 Honds - Kulletjes. 4^5 , 474 Honds - Look. 205 , 37^ Hondsdood. 4^7 Hondstand. 263 Hongergift. 537 Hyacinth 368 (Gefternde) 319 (Getrofte) 398 (Gewolde) 401 (Groene; 372 (Konftantinopoli- taanfche). 322, 376 b l a t) W f z i r Hyacinth (Monflreuze.) 396 (Muskeerende) 394 (Nederlandfche03tf? (Oriëntaal fche) 376 (Peruviaanfche) 321 (Roomfche) 393 (Spaanfche) 370 (Tweebladige) 324 fiy acinthen. ( Ge^oone) 374 Hyacinthus Africanus. 164 Belgicus, 369 Orchioides* 400 Peruvianus. 32U Plumofus. 39ö Stellaris. 319 ï. Indifche Lely. 118,144 Infekten - draagend Twee- blad. 524 Irias of Iris. 65 Iris Bulbofa. 87 Florentinai 67 Perfica. 88 Sufiana. 65 Uvaria; 407 J; Jacobiet- Narcis. 169 St. Jans Look. 220 Jonquiljes. 142 Juffertjes in 'tHembd. 124 Keizers - Kroon» 247 Kievitsbloem* 240" (Pyreneefche) 252 Kievits-Eijeren. 253 Klokbol (Bulbocodiuin.) 182 Knoflook of Knoplook* 195 Koninginne - Lelie. 1 74 Konings - Kroon. 248 Koraal wortel. "505 Kroon Imperiaal, 247 Kruisbloem* 479 ] Krul - Leliën. (Breedbladi* ge) 241 (Geele geftip. pelde) a3tf (RoodeJ 236 (Smalbladige) 23 4 KuIIekens-Kruid. 408 Kulletjes. (Welriekende) 507 L. Lancafter - AfFodil. 354 Landlook. 21 z Leeuwenblad. 359 Lelie. 228 (Alexandrynfe) 305 (pragrige Gey Ion fche) 260 (Japanfche) 245 (Perfifchc) 250 (Roode) 172 Leliën (Roode) 2 3r (Witte) 229 Lelietjes van Kaivarie. 242: Lelie -Affodillen. 420 Lelie -Hyacinth. - 31 g Lelie ' Narcis. j , 3 (Afrikaan fche) i6ö (Amaryllis' tóG (Indifche Bol ronde) I?g (Indifchegroote)i<4 (Twyfelachtige) 18 r Leliepraal, 26o Lelkruid. 2^ Lieve Vrouwe Hand, 4Sz Liliaftrum, 3^ Lifch. $g Look. (Alllüm) (Alpifche) l9a (Egyptifeb) der Wil - dernisfen. 221 (Tamme) Knoplook. ( Wilde) Hoadslook 205 BLADWY2ERJ M. Martagons of Krul-Leüen. 234 Menfchdraagend Twee blad» 522 Methonica der Malabaar. 2C0 Mtxikaanfche Lelie. 174 Moly. (Allerkleinst) 227 (Breedbladig) 21 y (Indifch allergrootst) 179 Muscari. 394» 399 N. Naakte Wyfjes. 124 Nagelbloemen 375 Nagt - Minnaares. 364 Narcis. ( Ambon fche) 152 (Japan fiche) 175 (Laatbloemige) 342 Narcisfen. 130 (Bekerige) 138 (Geele) 132 (Tweekleurige) 134 (Welriekende) . 135 (Witte) 131 Narcisfus Jacobssus. 169 Narthecium, 353 Niesblad. 52* O. Oever - Standelkruid. 51 8 Orchis of Standelkruid. 454 Oinithogalum Alexandri- num. 306 Neapolita- nunu 313 Vulgare. 310 P. Paas- Leliën. 130 Perfiaanfche Iris. 88 Per fi fche Lelie. 250 Phalangiutn. 34o I pinkfterbloemetl. 77 t 186 I Prey of Parey R. Rietmoes. Ruigblad. I06 295 S. Saffraan. 9 (Wilde of Veld-) 437 Salep- Wortel. 47 1 Sacy/ion. 493 Slang Look. 190 Spaanfche jenette. 139 Spat wortel. 156 Spinnenkruid. 344» 349 SpinnekopbloemigeOrchis. 5*4 Squille. 3*5 Standelkruid. 4?4 Ster - Hyacinth. 320 , $2Z Stifibloem. 292> Stinkende Lifch. 78 Sultan Saaibacb Lelie. 230 Sufanna - Bloem. 458 T. Tros -Narcis. 14$ Tros - Narcisfen. 1 39 Tuberoos. 3^5 (Afrikaanfche) 164 Tulp. 267 (Javaan fche) 160 (Kaapfche) 29 r Tulpaaneiu 27T Tulpen. (Gewoon©) 27a van Goudeba. 25$ (Laate) 279 (Vroede) 272r (Wüdé) 267 Tulpen - Handel. 2$o Tweeblad. 503 Tydeloos. 125 Tydeloozen. 437 (Geele) 133 (Witte) 12? Tyloozen. 130 V. Uijen of Ajuin. 215 Uurwerk van Flora. 345 Uvaria. 406 V. Valfche Kalmus» 76 Nn VtWi bladwyzer; Veld - Ajuin, 299 Veld -Saffraan» 437 VUnderbloem. 477 Vogelmelk, ( Qmitfooga* lum) 298 (Wit) 3*o Vogelnest. 504 Vosfe - Kulletjes. 460 Vrouwefchoen. 544 Vyfwouters of Pepels. 4^7 W. Water -Affodillen. 354 Water -Leliën, 76" Water - Lely. 97 Water- Lifcb,(Bioeijende)555 J Weegluizen - Kruid 78 I Wilde Ajuin.) Ooftindi* I fche) 152 1 Witre Leliën. (Westind?- fche) 145 Wittertje. 1*3 Woldraagende Bol. 321 9 326 Wyngaards - Look* 207 Xiphion. 87 Z. Zakjes - Bloem, 493 Zee -Ajuin, 315 Zee -Leliën, 149 Zee -Narcis. 148 Zomer - Zot jes* 124 Zots -Ballen. 469 i' Zwaanebloem. 554 Zwaardekruid. 43 Zwaardlelie. 87 Zwibels* 216 DRUKFEILEN. Bladz. 15, Reg 8. Lees Ixia. *57* — a. — — nederhangeru 572. — 22. — - Voorts* 277. AaRteJr. ■ — k»^« 381, — — , monopetali. 4*3* Rcg. 25. — • Bolplant, 440. — 7. — Oxymel. 469. — — 1 worden. 542. Opdc kant en Aant. — Ophrys* RE- REGISTER DER GESLAGTEN. slïbuca. Aletris. AUiu i. Jlftroemeria. Auiarvllis. Anihericum. Antholyza. Aphylianthes. Arethufa. Asphodelus. Bladz* 292 Fritillaria. 402 185 4*5 ♦ 166 Galanthus. ♦ 340 ! Gethyllis. B. Bulbocodium. Butomus. Callijia. Chryjitrix. Colchieum* Commelina* Crinum* Crocus. Cyanella* Cypripediam. E. Erythronium. F. fabricia. Fenaria. Bladz. 246 G. 56 184 539 33o J82 554 112 557 4S3 103 *53 8 3*9 543 263 119 S5l Gladiolus* Gloriofa. Hcemanthus* Helonias. Hemerocallis* Houttuynia. Hyacint hus> Hypoxis. Iris. Ixia* Leontice. Leucoium* Lilium* Limodorum. M. Marfonia+ Müanthium. Morm* 123 556 43 260 117 44S 420 4*8 3<58 295 «5 14 35£> 537, 424 425 Mi REGISTER. Narcisfus. O. Ophrys. . Orchis. Ornithogalum, P. Pancratium. Phalangium. Polianther. Satyrium. Scilla, 130 503 454 298 Seripias. Sij-yrinchium. Sparrmannia. Trilllum. Tuïbagia. 1 ulipa. Uvularia. 143 ( 114 I 363 " T. U. V. Vieusfeuxia. , W. 493 315 I Wachendorjia. 528 549 430 43 ï 127 207 256 91 93 J7 De Piaaten zyn dus ingevoegd. Plaat LXXVII. tegenover Bla-Iz. LXXVlü. ^ LXXIX. ■ • aq LXXX. LXXXI. LXXXII. LXXXIII. . . ; . . LXXXIV. LXXXV. LXXXVI. 9i lap '8i 335 37i 423 455 I / / / ■ * / • / *./\' * l'l I i