| NATUURLYKE HISTORIE be Oo F UITVOERIGE BESCHRIVING DER I D IEREN, PLANTEN MINERAAL EN, : _ Volgens ‘het SAMENSTEL van den Heer OOLIJNWNEEUV NR Met naauwkeurige Afbeeldingen. | DERDE DEELS, TWEEDE STUK. De DELEFSTOFFEN, Te AMSTERDAM, y de ERven van A HOUTTUTYN | NDCGLNEEL HES Jel INHOUD van pir STUK, Zit k AFDEELING. Pe DELFSTOEFEN. Xl, Hoorpsr. Befchryving der VersTEe- NINCEN V4% PLANTGEWASSEN » €7 woor eerst van Boomen . ten opzigt van het ongemeene verfchil der Ver- fteerde Houten, Li THOxXYLA ger naamd , wier byzondere Manier en Oirzaak der Verfteening , als ook de _… veelerley Soorten, daar yan voorko - mende, opgegeven wordt. Biadz. z XII, Hoorpsr. Befchryving der Verfteee pingen van de weeke deelen der Planten , genaamd. PHYTOLITHEN 3 te weeten van Boombladen ex Krui- den ; Grasplanten , Rietfoorren , Biezen; gelyk ook Kolendruk of Cee rêiten 5 doch inzonderheid van Va- rens, Paardeftaart , Mosfen , Pad- deftoelen, enz. $ mmm 35 XII, Hoorpsr, Befchryving der VersTEE- NINGEN van BLOEMEN, als ook van VRUGTEN, zo van Boomen als Hee- fters en Kruiden, KARPOLITHEN ge- naamd 3 gelyk Verfteende Graanen, Nooten, Amandelen , Karftengen , Eikels „ Pyvpappels „ Deune -Vrug- ten , enz. Een zeer aartige Verfteen- de Zee- Noot van Zernate in Oost. indie. Gr mee (63 XIV, Hoorpsr. Befchryving van de Den- C PRIETEN , zogenaamd „ of Steenen met Boomachtige figuuren, dat Na- tuurfpeelingen zyn „ gelyk alle de a Gaas GRAPTOLITHEN. zo Landfchaps- als Stedenfteenen , enz. welken men al- temaal gevoeglyk begrypen kan onder den naam van NATUURSTEENEN, Waar — toe ook de zogenaamde Boomfteenen behooren 3 Bladz. 94 XV. Hoorpsr. Befchryving der Duer- STEENEN 5 zodanigen , naamelyk, die in’ Dierlyk Lighaam groeijens ge- lyk de Bìaasfteen, zo van Menfchen als van Dieren ; de Maagtteen of Be- __zoar; de Galfteen of Pedro del Por- Cos; en anderen. etn mn # $: XVI, Hoorost. Befchryving der PLANT* STEENEN, dat is, der Steenachtige Verhardingen „-die of in Planten en- Vrugten , of uit derzelver „Sappen voortkomen , tot welken de Wyrtteen - inzonderheid behoort. ommen {OO “VII. Hoorpsr. Bef/chryving der KERNSTEE- NEN „dat is, die in zig eene Kernvan andere natuur „doch niettemin Steen. achtig , befluiten 3 tot welken, bee halve de Adelaar- of Klapperftee- nen ‚ ook de Meloenen van den Berg Karmel , zogenaamd , en andere Kryftal- Kogels, zelfs die een Vogt of Water bevatien, betrokken zjn, == 197 XVIII, Hoorpsr. Befchryving der Puim- STEENEN of Dryffteenen , dat Sa- mengroeizels zyn door geweld. van Vuur ontftaan of door hetzelve in die gefteldheid gebragt; waar toe de- _ Molenfteenen , het Yslandích A- chaat en de Lava’'s der Brandende d Bergen behooren. hie me 230 Po | XIX, Neer XIX. Hoorpsr. Befhryving der STArAc- xx, TER SR Oe XXI TIETEN Of DRUPSTEENEN, dat Sq- gnengroeizels zyn uit Water in de Lugt geboren ; en dikwils hangende , doch ook van den Gronà opryzendez wan verfchillende aart èn hartheid, Kalk ‚ Zandig, Marmerachtig , Gyps-, spaathig en Metallyn: waar toe ook de Overkorftingen der Baden en an- deré Wateren , die van Rackanje, enz: zelfs de Zeolithen of Schuim- Jteenen, en de Dafalten , die zig als Kantzuilen vertoonen, betrokken zyn. Bladz. 248 Hoorpst. Befchryving der TUrsTeE- NEN, Topii genaamd , uit Water- geboren in het Water; onderfcheiden in Metaalachtige, #05 welken de Oehr of Aardige Yzer -Erts, en ienvou- dige, tot welkende zogenaamde Erw. tenfteenen , Kuitftcenen, Peper- fteentjes ‚ Schulpfteenen, het Been- Iym (Ofteocolla,) de Gemberfteenen of Verfteende Wortels , Schiefernie« ren, enz. behooren. ° HoorpsT. Befchryving der OKERS of Metaalhoudende Aarden , of verkalk- te Mineraalen; gelyk die van Yzer, Koper , Lood , Spiauter , Bismuth, Tin, Kobalt en de Bloemen of Kry= ftalfchietingen van ‘diezelfde Metaa- den, alsook van het Zilver en Spies. glas, enz. . | XXI Hoorpst. Befchryving van de ZaN- DEN; waar in de verfchillende denk- beelden over derzelver Oiriprong on- derzogt en de Middelen , om àe gewel- dige Verftuivingen te beletten , voor- gefteld worden. Nuttigheid der Zand. Velden enZandgronden. Schatten des Zands, Fyne, Grove, eenvoudige en 3 _— 314 mmijtne 3 SE HET vermengde Kwarts „Glas: , Schnlp-, Keizel. ; Goud-, Tin , Yzerhouden- de en andere Mineraale Zanden, mmm 407 XXIII, Hoorvsre Befchryving der KLEIJEN, zo der Gemeente, die tot Teel- of Vrugt: Aarde, tot Steen- , Pannen, Pottebakkeryén , tot Aardewerk ez Porfelein - Fabrieken, gebruikt wor- dens als van de Pypen. en Vollerse Aarden; de Lemnifche , Gezegelde Aarde en Bolusfen; brakke, zoute en Virioolifche Kleijen : wier oîr= fprong , eigenf/chappen en nuttigheden, omftandig aangetoond worden. ommen 404 XXIV, Hoorpsr. Befchryving van de Knv- TEN of Kalkachtige Aarden , die van Dieren afkomftig zyn, en tot Kalk- branden dienftig 5 onderfcheiden in et- gentlyke , opbruifchende; in Gips- achtige, die met Zuur verzadigd zjn en Zandachtige gekorrelde van bei- derley natuur. . mmm ÓO) XXV. Hoorpsr. Befchryving van deleigente Iyke AARDEN ‚of Stuif - Aarden , die amen ook PLANT -ÁARDEN Kan n08- men, als grootendeels van Plantgee wasfen afkom/tig : waar tae verfcheie de Soorzen- van Veen Aarden enz Turf behooren, … _ « , mmm 645 AA Ne AANWYZING per PLAATEN, | en der Bladzyden, | alwaar de Figuuren aangehaald of befchreeven worden. Praar XIII. Afbeelding van Lr T HOxY- LA of VERSTEENDE Hou- TEN, gr tegenover Bladz, or Fig. 1, Een zeer fraay Stuk Pynboomen of Kienhout uit Hongarie. bl. 22 mmm 2, Een Plaat Nooteboomen Wortel- : Hout van de Turkfche Grenzen, bl, 23, eme 3. Een fchoon Stuk gepolyst Staaren- | Hout, van Chemnitse bl. 26. _— 4. Een dito, Wormfteen genaamd, ook wit Saxen. bl. 29. m5, Een gepolyst Plaatje Peereboom - Hout van Wirtemberg. bl. 32. …— 6. Een dito Appelboomen * Hout van Koburg în Saxen, Praar XIV. Afbeelding van PHyrorr- THEN, BLADER- of PLANT- STEENEN. Bladz, 35 Fig, r. Zen Sleedoorn-Blaadje afgedrukt in glimmerige. Landfteen, bl. 38. — 2e Een Rosmaryn-Takje , dito, van Manebach in Thuringen. bl. 42. — 3. Een Sevenbooms- Tak , oog fchyn- Iyk; van Hirfchflein in ’t Baden Durlachfe , by Oberftein, op blaauw Ley. bl, 44 _— 4e Een Stuk Verfteend Riet , zeer duidelyk , uit Pommeren. PL, 45. mm 5, Een gepolyst frukje Rietachtig Pe-- | trefakt van Altenburg in Saxen, bl. 47e * 4 PLAAT PLAAT XV. Afbeelding van Puyrorr- THEN of KRUIDEN - Ler- JEN. à . —_ Bladz, 47 Fig. 1. Eenzeerfrâay Stuk Kolendruk , van Efchweiler uit den Gulikker Eiffel, bl. 5o. — 3, Een Kruiden- Ley van Mansfeld, met Polypodium of Boomvaren. bl. 58, — 3. Ben zeer fraaije dito, met Tokkig of | yerdeeld Miltkruid. ( Lonchitis ) bl, 6o, mmm 4, Een dito met klein Varen (Fiticula) zit Yorkshire in Engeland. bl. 6r. — 5. Een klein Mosachtig Petrefakt, by Maastricht gevonden. ” Dl, Gb — 6. Verfteend Mos, in Achaat , van Oberfleine se bl, Cz Praar XVI. Afbeelding van KAR PoL1- THEN of VRUGTSTEENEN, tegenover Bladz, 69 Fig. 1. Een Bloemfteen , zogenaamd, Afber- achtig op Ley, van Mansfeld. bl. 69, em 2, Een zonderling , náar een Wal- noot gelykend, Petrefakt, uit het Brunswykfe. k bl. 78. — 3. Hetzelve van de andere zyde, wan- neer het meer naar een Doubiet, ge: Iykt. vmma mn 4, Een halve Nooten - Dop » 30 t_ Jfchynt, een weinig vergroot. bl. 79e _— 5e Een verfteend Hazelnootje , te Bath in Engeland gevonden, | bl. 30, —… 6. Een zeer zeldzaame Verfteende Zee- Noot . van Ternate in: Oostindie, bl. 84, a. Dezelve van boven: b yan onderen gezien. e mn Je Een Amandel-Pit , zeer wel en vast werfleend, _ bl. 85e mam 8, Een Steentje van de Munfterfche Heide ‚dat zeer naar een Karfteng gelykt, wat vergroot, bl, 86, BR ie Td Fig. 9. Een flukje van een verkalkte of Kry- tige Denne- Vrugt, van Cambrid: ge in-Engeland. . bl, 89, mm IO. Een Lorken- Kegel, klein Pynap- pelije of dergelyke- Vrugt ‚zeer hard en vast verkalkt. bl. go, Praat XVII Afbeelding van Den- DREETEN Of BoOMSTEENEN. segenover Bladz, 95 Fig. 1. Zeer fraaije zwarte Dendriet van Solenhofen. bl, 103. _— 2, Gele Dendriet van Eichftadt, abs een Cypres of Eik. bl, 104. == 3. Zwarte Spanheimfe als Heide, op een hobbelig Gefteente, kaa, — 4. Breedbladige geele van Papenheim. —= — 5, Zwarte Kobalt-Dendriet op Zraau- sve Kalkflets uit het Swartburgfe. bi. 105. =—: 6, Witte Dendrieten op graauw Mar- mer van de Haarts, N bl. 106. — 7. Graauwe op Achaat van Oberflein. —== —_ 8, Dendriet- Roosje op Kalkfleen uit Beijeren. ° bl, 102. Praar XVIII. Afbeelding van Den- DRIETEN en NATOURSTEENEN. —— Bladz, 109 Fig. 1. Zeer fraaije Florentyn{e Boomfteen. bl. rog. — 2 Kies-Dendriet van Koburg in Saxen. bl. 118, _— 3 Een Florentynfe Sredeftcen met een Kruis. dé bl, 119. — 4. Liniën - Steen van Bareutb, bl. 123, Paar XIX, Afbeelding van STEE- NEN gegroeid in MENSCHEN of DIEREN. p emmen Bladz. 129 Fig. 1. Een Menfchen Pisblaas.Steen , zeer ____knobbelig. : bl. 132. mn 2e Een Kwylfteentje uit de Keel ge- loosde , bl. 138. wd Fig. Tig. 3. Bloedfteen uit het Hart van een Buffel, van Ternate. bl. rag. m— 4, Aapefteen , een foort van Bezoar, dus genaamd. ABR ite == 4. Bezoar van Kormandel , zeer aartig en groot. bl, 157. — 6, Buffelfteen van daar, doorgefnee- den vertoond. bl, 158, == 7. Langwerpige van buiten gezien, —— — 8. Ceylonfe Varkenfteen. bl. 165. == 9. Galblaas Steentje uit een Menfch. bl. 171. — 10, Orientaalfche Paarl , blaauwachtig van Kleur. bl. 187» — II. Langwerpige Schulp - Paarl uit Ooftindie. . bl. 189. …— 12, Ronde dito van Ternate. ne Praat XX. Afbeelding van Apr- LAAR „ KERN- of KLAP. PERSTEENEN. DT Blädz. 195 Fig. r, Sreenachtige famengroeijing wit Moer van Tokaijer - Wyn. bl. 195. —- 2, Adelaarfteen met een Oker - Kern, wan Hildesheim. bi, 200. =— q. Hermaphrodietfteên met een Aard en Steenige Kern. - bl. 203e =— 4, Achaat- Kogel van Oberftein, als een Voet gegroeid. bl, zog, mm 5e Dito gevuld met driekantige Spaath* | Kryftallen. emme — 6. Meloentje van den Berg Karmel geopend. bl 217. == 7. Kalkachtig Steentje uit Cornwall. bl. 219: PLAAT XXI, Afbeelding van STA- LACTIETEN of Dnor- SJEENEN. » Bladz. 253. Fig. re Een zeer aanmêrkelyke Schaftfreen of Priápolieth, bl, 258. Fig. Fig. 9. Een fraay overkorst Eikenblad en | Galnoot van ’t Karlsbad. bl. 262, meme H Verfteende Vrugten, 20’t fchynt, van Moulins in Vrankryk. bl, 267. mem 4, Zeer duidelyke Steengroeijing van Rackanje hy den Briel. bl, 272. Praat XXII. Afbeelding van STA- LACTIETE N en dergelyke. tegenover Bladz.e7g Fig, 1, Een Gips- Spaath Stalaftiet uit de Lekhuigzen der Zoutwerken. bl. 279, mn 2e Een zeer aartige Vzer- Stalatiet uit Hongarie. bl, 283. — 3, Een Lood-Sinter van Furftenbergz in Schwaben. bi. 234, —- A. Een Noorweegfe Zeolith, bl. 288, mmm 5, Een zeer fraaije dito, van de Fa. roe Lilanden. mn mn 6, Een driekantìz Stukje Bafalt, uit Saxen, zeer raar. bl, 310. Paar XXIII Afbeelding van ver- A fcheiderley TUFSTEEN EN. mam Bladz, 315 Fig. 1. Een Klierfteen, anders ook L,udus Helmontii genaamd. bl, 817. =— 2, Eén Vzetboontje van de Kaap der Goede Hope. bl, 325. —_ 3. Een Stukje Celluleus Yzer, wan Namen. bl. 326. mms 4. Een Kogelachtige Zand - Okerfteen. bl. 327. wia 5e Een Champignon: Kies wit Stier- mark. bl. 328. _ 6, Een fraaïje Tuffteen van ’t Karls bad , aangefleepen. bl. 332. m7. Een zeer aartig Stukje Erwten: fteen, _ bl. 340. m8, 9. Wortelpypjes op dergelyke ma- nier gevorind. bl, 349 Puaar Praar XXIV. Afbeelding van Tur. STEENEN En OKERBLOE-s MEN, UN der tegenover Bladz: 391 Fig. 1. Een zogenaamde Gemberíteen wit Voigtland. . bl. 352, 2, Een Tolachtige Tuffteen van Ba- den - Durlach. - bl, 353. m=— 3. Een Schiefer-Nier uit Engeland, bl. 357. —_ 4. Gepluimde Groene Koperbloemen of Veder - Erts. 4 bl, 396. =_ 5. Gekryflallizeerd Bergblaauw. bl. 398. ! == 6. Gefternde Ántimonie Bloemen. bl, 401. — 7. Graauwachtige Zilver Veder-Etrts, uit Saxen a, Een Takje vergroot, bl. 402, — 8, Zeer fraaije Kobaltbloemen. bi, 405° DRUKFEILEN eN VERBETERINGEN. Bladz._ 7 R. 4. Voor, worden „\Bladz.315. R 14 Lees, losfe fteen Lees werden - —— 360, Aant Laatfte Regel, —— 74e R. 22 Moor , Ananas; Lees ‚ de gedaante Lees, Artisjok —— 361, Aant. Voor, Flaxus , — 07. ‘Aant."Zoor , 1128 ; — Lees, Fluxus Lees , 1728. —— 380. R. 14. Lees , Glucks- — 165. R. 17. Voor, Pedto , __brunn / Lees , Pedro —__— 332. R. 3. Lees, Tirol en — I75e R 7e Lees, Perfikfteen elders | ar —— 219, R. ro MVoeg by. Zie —- 383 Laatfte Reg. der Aant, derzelver omftandige be- Lees Marcafiet fchryving en.afbeelding ara. R. 6 Lees, die altoos Stochholmfe Verhand, XXX1v. —— 480 R. 21 , 22 , Lees vitieus Band. 4 : 496 R. r2 Lees, Keizel- =— 239. op de kant , Lees , Paarl- Aarde wordt flakke. e= 510. R, 1, Lees, gebezigd =—— 259 R. 3 gegroeid Voeg by. —- 512 R. 8, Lees, Deeze is ìk hebze.ook uit het Span- —— 544. R- 4 Moor, gladach- jers - Gat , tc Utrecht, be- tig , Lees, elinfterig komen van een Vingerlang: ——= 661 R. 24 Lees, Teel-Aar- mm 271, Re, Ig. Lees, Pisfebed- den _ bt da == 695 R. 14: Lees, Zy wordt se 309 Re 15e Lees, Italie by * BE; BESCHRYVING DER jn MINERAALEN. SSS SSS SISSI ES: J. AFDEELING. De DELFSTOFFEN. SSS SISISISISISISIESEIS SS! NR OOEF/DSIUK, Befchryving der VERSTEENINGEN van PLANTGEWASSEN , e% voor eerst van Boomen, ten opzigt van het ongemeene verfchil der Verfteende Houten, LiTHoxvraA ge- _paamd, wier byzondere Manier en Oirzaak der Verfteening, als ook de veelerley Soorten, daar van voorkomende, opgegeven wordt, a dActer Ryk der Planten komt ook in by- manier MC ) zondere aanmerking onder de Delf- der ver: ; fl A C H De floffen ; maar van hetzelve vindt tr DPP men de Onderwerpen, op eenege- heel verfchillende manief ,‚ tot onverganglyk. heid gebragt. In’ algemeen volgt de Verftee: ning hier den aart vande Plantgewasfen en van derzelver deelen , naar dat die week en flap ger jk of Ui Deer IL Sruu, | L Arne rLe ) VERSTEENINGEN:- „of zonder ftevigheid , of hard en vast zvn van zelfftandigheid. Dus komen Kruiden en Bla den byna niet dan in afdrukzel of platgedrukt , op Ley, Kalk- of Zandfteen vcor 3 terwyl men van de Houten immer zo volmaakte Verftee- ningen heeft als van de Beenders ‚ Tanden „ Schulp- en Schaaldieren in het Dieren - Ryk. _ De Overkorftingen „ welken zo wel de aller- verfchil van die der Dierly- ke Lig- haamen, tederfte Plantjes , gelyk de Mosfen , als de Takken en Wortels der Boomen ondergaan , behooren tot den Rang der Tuffteenen, Som- tyds windt men kleine Mosachtige Gewasfen, in Jaspis, Agaath, Kryftal en Barnfteen ingee flooten, Ook komen van de Planten, zo wel sls van de Dieren , gemineralizeerde of in Kies veranderde Stukken voor. AL Aangezien de Verfteening, in, ’t-algemeen , in.de verharding van een Steenmaakend Vogt beftaat;5 zo begrypt men gereedelyk 5 dat dit zo wel plaats kan hebben in de Planten als in de Dieren. Die verfchil, echter, moet men daar omtrent in aanmerking neemen; dat in de Dieren de weeke deelen , doorgaans , geen Steune zel hebbende , vergaan en de hardere of vas- tere flechts tot een Vorm verftrekken , waaät in zig de Steenkern fatzoeneert, die dan de Geftalte van het geheele Schepzel uitdrukt. In de Zee- Appels is dit , zo wel als in veele Hoorens en Schulpen, die onder de Delfftoffen voorkomen , allerblykbaarst. De holligheid, waar in een geheel weeklyvig Dier gelegen heeft „ “ie VAN PLANTGEWASSEN 8 heeft, verftrekt voor anderen tot een Vorm; gelyk dit plaats heeft in de Verfteende Wor- men. Het maakzel der Plantgewasfen , in ’ algemeen ;, ís meer of min Vezelig, en deeze Vezelen , hoewel Natuurlyk holle Buisjes zvn- de , verftrekken hier zo wel tot Vorm als _Steunzel in de Verfteening ; ’t welk de oirzaak is , dat men de fynfte Streepjes der Bladeren en den Draad der Houten zodanig bewaard vindt, dat de Verfteende even zo kenbaar a!s de Natuurlyken zyn. Ik neem Hier flegts die zo fraaije Wortelftukken van Eike en Noo- tenboomen ten voorbeelde. Hier is het inwen- dige zo wel bewaard gebleeven als het uit- „wendige ; terwyl in de Verfteening der Dier- Iyke deelen, veeltyds, alleen de uicwendige fie guur overblyft. Verfteende Planten worden in ’% algemeen, en nier oneigen, Phytolithen genaamd , dat is PLANTSTEBNEN. LiinNeus heeft dazr van zeven Sooften opgegeven: te weeten 1. de Verfteeningen van Planten: 2. Van Warens: q. Van Wortelen : a. Van Stammen: s. Van Bladen; 6. Van Bloemen: 7. Van Vrugten. Maar, aangezien zo wel de Derde en Vierde Soort , als de Eerfte en Tweede, in malkan- der loopen , en de drie laatften, zo zy ‘allen wee. zentlyk beftaan, tot de overigen behooren 4 vers kies ik liever den Hoogleéraar WALCute vol- gen, die eene verdeeling opgecft, welke nader met de Natuurlyke Hiftorie der Plantgewasfen , A 2 vol IL. Deer. IL, STUK. Í. AFPEELe XL, HoorD. STUÈe Verdeeling in't hoofd. zaaklyke, Ll. ” 5 VERSTEENDEINGEN volgens myne befchryving derzelven , ftrookts eraa Dus zal ik eerst van de Verfteening der Boomen Hoorp- STUK. fpreeken , dan van die der Kruiden ,om voorts; het gene de Bladen , Bloemen en Vrugten be= treft , te melden. Het Hout , van de Stam- men afkomftig, en de Wortels, ziet men ligt, fchikken zig dus mede gevoeglyk in de eerfte plaats. vetfteende Dat ’er weezentlyk Verfteende Boomen, of Boomen s By Joa: chims= "E hall in Bohemen. Boomftammen. met Wortels en Takken , in hee Aardryk gevonden zyn, is onbetwistbaar, Het cudfte verhaal , ’t welk men daar van heeft , is dat CoNnrADUSGESNERUS,nu meer dan twee Eeuwen geleeden,{chreef , hoe hem van KENTMANNus een ftukje gezonden was van een Boom , dien men te Joachims- Thall , in Bohemen , ter diepte van meer dan zeventig Vademen , uitgegraven hadt. Men zou dien Boom met Takken en Bladen hebben gevonden , en de Grond was , daar om heen, wel een Vadem dik verfteend (a). Hoe zeer oek fammigen dit paderhand in twyfel getrokken hebben; dewyl men alleenlyk ftukken en brokken Houts in die Mynen , enwel tot meer dan anderhalf honderd Vademen diepte , als ook ronde frukken van Takken of Twygen en Steenverhardingen in de gedaante van Bladen, gevonden heeft 5 en zulks in een Erts- Gebergte, alwaar de Ver. ftee- \ (a) GEsN. & Fig. Lapid, p. 325. | (&) Mineralgefchichte von Dohmen, Berlin 1774, p. 72 74 VAN BoOoMEN 5 fteeningen zeer zeldzaam zyn: terwyl tegen- ry woordig de toegangen tot dien Zondyloeds= Boom Ärnrer, (gelyk hy aldaar nog heden genoemd wordt), adt door’ Water en afmorteling der Gangen , ge- srux, heel belet zyn: meent nogthans de Heer Frr- BER, uit de Stukken Verfteend Hout, daarvan in de Verzamelingen bevindelyk , met grond “te mogen vastftellen, cat dezelven weezentlyk van een of meer Verfteende Boomen, aldaar zo diep in de Grond leggende , afkemftig zyn. Zelfs acht hy daar uit te kunnen befluiten , dat het een Beukeboom zy geweest (Lb). De Hiftorie van dien Boom hebben wy, tot By Chem. bevestiging van de zaak, geenszins noodig ;. de- Ais Met wyl niet lang daar na , en wel ten tyde van À- GRICOLA, reeds by een Dorp; niet ver van Chemnits in Saxen, in eene Graft, veele ver- fteende Boomftammen ontdekt werden. In Jaater tyd ‚nu geen halve Eeuw geleeden „heeft men nog omftreeks die Stad verfcheide derge= Jyke Boomen gevonden , waar van het Hout; sn. Achaat of Jaspis veranderd , in fraaiheid uit- munt: gelyk in de byzondere Verhandelingen caar over kan worden nagezien (c). Oak is, pu omtrent dertig jaar geleeden , by Leipzig een Verfteende Boomftam gevonden, en in het Hesfifehe , niet ver van Sangerhaufen , ver- fcheidene ; als ook in het Koburgfe en op veele (c) Die van den, Heer SCHULZE; naamelyk, in °t Dicsd- ner Migazyn , enz. NL Deen. II, Stug, Gegraven Hout, 6 VERSTEENINGEN veele andere plaatfen, Zelfs bevindt zig, op zeker. Hofplein te Neuremburg , een Verfteende Boomftam, als een Pylaar geplaatst (d). Vole gens D'ÁRGENVILLE Vindt men, te Saint-Lô in Neder - Normandie , Boomftammen van vyf- eutwintig Voeten lang (e). Door den Heer Crozrer werdt, voor eenige Jaaren, om. {creeks Eftampes, aan den Weg van Parys naar Orleans , in het Gebergte , ook een dikke Verfteende Boomftam waargenomen (f). Het vinden van Boomen, onder den Grond, zou men met reden bier kunnen inbrengen, is niets ongemeens. Hoe groot een menigte daar van, by grooter of kieiner brokken , ja zelfs geheele Stammen met Takken en Wortelen, in onze Veenen uitgegraven worden , ís iedereen bekend, Maar deeze hebben nog zodanig den aart van Hout, dat menze dikwils kan branden, en om deze reden noemt men die:brokken Ge. graven Hout, Somtyds komen zy zelfs zo Bi- tumineas of Harstachtig voor, dat zy deswegen , van (d) Zie ower die alles breeder de uitvoerige befchryving wan den Heer WALCH , in ‘till. Deel der Werfleende Zaa- ken , bladz. 3 ; enze (e) Orylologie, p. 3560 (f) Zie Uitgezogte Verhandelingen. \V, Deer, bladz. 36, (z) De Heer BERKBEY , die over deeze Boomen omftan- dig fchryft , wist de reden van die benaaming niet en leidt daarecm dezelve af van Kiemen (Nate Hif. van Holland. 1. D. U. Srux , bladz. 447.) Het is zeker, dat men in Duitichtand ; byzonderlyk in Ooftenzyk en Hongrie, die Pyn- eva N BooMENe d wan de Veenboeren , Kienboomen geheten wor- den (zg). Boor meldt, dat by zyn Geboorte- Stad Brugge, in Vlaanderen, ter diepte vantien Hoorp- of twintig Ellen , geheele Bosfchen worden STuz. gevonden „van zeer kenbaare Boomen, of Boom- ftammer,: waarfchynlyk fcheef flaande of half leggende; dewyl hy melde, dat de Toppen naar _% Ooften helden , en dat men nog de Laagen der afgevallen Bladen van ieder Jaar kon on- derfcheiden (h). Men vindt die onderaardfche Bosfchen; zegthy , op zodanige plaatfen, wels ke voor vyfhonderd Jaaren Zee geweest zyn; naderhand bedykt geworden, Het Hout en de Bladen werdt tot Brandftof gebruikt en in de Landraal Deerynck geheten (i). Dit zal met de Zeeuwlche benaaming Derry overeenkomftig zyn „en mooglyk aanleiding gegeven hebben tot die vanTurf (k). Immers , dat zulks ín meer Broekige of Moe: rasfige Landen van Europa plaats heeft, is zee ker. LetsNiTs meldt, dat in het Lunen- | burg- Pynboomen ‚ welke door overvloed van Harst kwynen en fterven , Kienboomen noemt? zie myn Il. DEzLS lil. STUK, bladz. 400, 405, 412) 418. (6) Van de Wortels fpreekt hy niet; in welk opzigt zig de ge'eerde Warcn door LeienNrrs heeft laaten misleiden. 3 (ê) Boor de Lapid & Gemmis, p. 322 Hy was Lyf-Arts wen Keizer Rudolf den Tweeden, en leefde derhalve in ° jaatst der Zestiende Eeuw : des zyn Bericht reeds by deë _gweehonderd Jasren oud is, -(k) Nât. Hil, van Holland, als boven, bladze 436, | A4 II. Deer. 11. STUK. Í. ÁFDEEL. XI. Hoofn. STUK 8 VERSTEENENGE NH burgfe , en elders, onder de Kley geheclevof gebroken Boomen voorkomen, met de Wortels paar het Noordwesten , de Toppen naar % Zuidoosten uitgeftreke (l). Geweldige Overs ftroomingen van de Oostzee zullen dit-waars fchynlyk veroirzaakt hebben, zo wekals die van de. Noordzee in onze Nederlanden en zelfs in de Noordelyke deelen van Vrankryk : want die Boomftammen van vyfentwintig Voeten lang, daar p'ARGENVILLE van fpreckt, in Ne- der - Normandie , te St. Ló,, werden gevonden , zegt hy, in de Turven (mm). In Vlaanderen verhaalt hy ook, vooral in Franfch Henegou= wen, in ’t Sticht van Bourbourg, waren. veele Boomen onder den Grond „waterpas leggene de, met hunne Bladen en Vrugten. Van het Verfteende en ten deele verteerde Hout, zegt * hy, komen Turven; die in dit-Land zeer noo- dig zyn (#). Dergelyke Bosfchen van half verfteende of vermolmde Boomen , koten ook op verfcheide plaatfen in Engeland en Schoc- land, voor; alwaar men derzelver Hout, naar dat het meer of min verteerd of met verfchil, lende Stoffen doordrongen is, tot Brandftof „ tot Schrynwerk of andere Huishoudelyke OOZ» merken gebruikt. Gee (5) Protogea. ps 84. Hier op laat hy de Hiftorie van Boor volgen en zegt, dat men van Friesland en Groninger - Land het zelfde verhaalt. (ma) Dans des Tourbes. Dat zy verfteend waren ‚ gelyk WWALCH zegt, vind ik by dien Authear niet, (2). Oryioozie ma 356. / VAN HOUTEN, 1 ‚ Gelyk nu het Gegraven Hout zekerlyk tot „ de Delfftoffen behoort, zo doct dit ons de ‘aanmerkelyke Verfchillendheden opmerken ,Hoorp- welken ’er in dit opzigt, naar den aart des° "UE ‘Gronds , tusfchen de Onderaardfche Boomen; zyn. Immers, daar veele Dierlyke Lighaamen „Yn Hout. in de Verfteening, veelal, van eene geheel ane ‘dere natuur voorkomen , dan de Matrix , waar zy in leggen ; als uit de Keifteenige in Kalk of Kryt , de Spaathige in Zandfteen, en an. deren, blykt; heeft het Hout dikwils den aart van zyne Matrix. Het Gegravene , zogenaamd, ten minfte, is fomtyds weinig veranderd, fom. tyds met eene Aardharst , doordrongen , als ‘wanneer men het Britumineus noemt: fomtyds ‘als geheel ín Steenkoot veranderd: ja fommií- gen willen dat de gewoone Steenkolen daar van afkomftig zyn zouden, De Houtachtige Schil. ferige Derry , waar Van men groote Stukken aan onze Stranden opgefpoeld vindt, behoort zekerlyk hier toe (o/, En mooglyk ook vere fcheide andere Soorten , die van eene Molm- achtige hoedanigheid zyn: zelfs misfchien fom- mige Turf. Sommigen, immers, merken aan, dat de Boomen , of derzelver Wortelen en Takken ;ook, onderden Grond, in Aarde ver- anderen (Pp) | > Dit (eo) BerKmEv Nat. Hit. van Holl, 1E. D, HIE. Stuk, bladz, 1138 & II. Stuk. bladz. 429. (p) De zelfde, II'. Stuk, bladz. 1542, A 5 ze UL Deer, IJ, StTux, 10 VERSTE/ENINGE N L »> Dit zyn (zegt WarrLeErius (g) Booe x1, » men in een Kalkachtige, Krytige of Klei- Hoorps » jige Aarde verwandeld , of met zodanige STUK. », Aarden bezwangerd en doofdrongen „ ter- » wyl het Werktuiglyk geftel in zyn geheel s blyfe. Welke Boomige Aarden zig fomtyds …, met een zwarte of andere Korst omringd en » als omkleed vertoonensfomtyds, aan de Lugt s, bloot gefteld, haare Schors verliezen; terwyl »‚ de Aarde), die de plaats beflaat der inwendí- s> ge zelfftandigheid van den Boom , over- > blyfe 3 wordende fomtyds cok. de Schors s zelve insgelyks in Aarde veranderd geziens „> en in het Vuur vergaan eenigen derzelven „> in roodachtige Asch , wegens de ingemeng- » de Yzerdeelen ; anderen in Kalk. Voorbeel „, den hebben wy van Dennen Takken in Fin- »> land, wier Vezelen, Jaarringen en het Hart , > te gelyk met de Schors zigtbaar zyn: in ’ s Land omftreeks Tivoli in kalie worden zy ‚„ Kalkachtig gevonden” plens verkheie Dit brengt ons tot befchouwing lef ver Aningen (cheiderley Verfteeningen van het Hout, door vanhet [LiNNdeus dus opgegeven (r). 1, Een Kalk- Hout. j achtige Verfteening , waar van zig in ’t Kabinet van den Ryksraad Tessin een Stamítuk bes vondt , (9) Terrificatum Vegetalile Arboris, Lignum Fosfile tei- eum, Syf?. Alin, Te Me Pp. 413 (7) Phytolisbus Truncie Syfl. Nat. Zil, Tom, III. ‘Gen. 42. Sp. 4. SCREBERe Lith. 816, CARTH. Alin, 93: B, Cal- Á ca- «NAAN HourTEN, Ei vondt, ongevaar een Span dik en lang zynde, dat by Joachims- Thall in Bohemen , meer dan Ar vk _„vyftig Vademen diep „was uitgegraven. a. Een Hoorp; „Achaatachtige , waar van een Stam{tuk, drie STUZe, _Voetenlangs één Voet dik en omtrent honderd Ponden zwaar , een weergaaloos fieraad van dat Kabinet uitmaakte, Hy merkte het aan als een onvergelykelyk fraaije Steen, wiens afkomst van Hout, niet alleen uit de onderfcheidelyk- heid van ’t Spint en Hart des Booms , maar uit de Oppervlakte met rottig Hout en Takknob- ‚bels. bezet , ten uiterfte blykbaar was : terwgl de zelfftandigheid zig als Achaat liet polysten;, klinkende tegen een hard Lighaam als Metaal en niet opbruifchende met Sterk Water. 3, Een Keifelachtige. Dit Stuk, niet minder tot een dergelyk bewys ftrekkende, was een Stamftuk vaneen Voetlang, een Span dik en zeer zwaar, „met de blyken van Takíchieting aan de eene zyde. De binnenfte zelfftandigheid daar van was fnydbaar , bruin als Turf of oud Hout : de buitenfte hard als Keifteen. 4. Een Wet- fleenachtige Verfteening. Deeze geleek naar Verfteend dor Hout, met gaapende Plaatjes overlangs, waar tusfchen een: foort van Meel, Ss. De Leyachtige ,„ dikwils Alainhoudende , : fchyne cazium Lithoxylon. Jfus. Zesf. 104. N. %- T.7. 3. B. Achetinum. Jbid, zoz. N, et. T. 7. f, 1. % Silicinum, Ibid, Merlin Te: Soicfn Te ë. Gotaceum, Jhid, 104. N. d. s. Schife tofum. | HL Deer. IL, Stux. 12 VERSTEENIN GEN fchynt niet in ’c gedagte Kabinet geweest te Arpeel. ZVD, De plaats der afkomst was Duitfchland , zegt LiNNaus; doch of zyn Ed, dit van alle die Aluin- Soorten heeft willen zeggen, is duifter. In houdende, » t Meir Lough Neach van Ierland zyn Ver- fteende Boomftammen gevonden, die Yzer in. hielden en Aluin. Sommigen daar van waren flegts half werfteend ; in eenigen zag men nog onverfteende Vezelen; in anderen fchoone A- „ders van roode en blaauwachtige Kleur; in an- dereneen Kryfítaltyn aanzetzel. De brokken, die men by dat Meir droog vondt, waren wit; die in ’ Water lagen zwart, Geminera. De Ridder maakt, in de voorgedagte optel- ling, geen gewag van Gemineralizeerde Houten; maar fchynt dezelven ‚alseen byzondere Soort, . onder den grappigen naam van Plantfleen der Bloemen te willen voorftellen (s) , noemende het- zelve Antholithus , dat is Bloemfteen. Hier mede fchynt zya Ed. te bedoelen de zoge= naamde Koorn- Aairen of Stangengraupen, die Koper- en Zilverhoudende zyn, by Franken. berg in Hesfenland voorkomende ; doch fom- migen houden deeze voor enkel Mineraal of Kies, en het is gantfch onbewyslyk , dat zy van (s} Phytolithus Floris. Sy. Nat, Xlle Tom, MI. Gen, 42. Sp. 6. Spica Frumenti Metallaris. Worr. Hasf. T. V. Fig. s. Minera Cupri & Argenti, GESN, Perrif. 22, Mine» za Cupri figurata Spicam zeferens. WALLe Ädin, 227» vAN HourTes, 18 \ van Plantgewasfen afkomftig zyn. Met Zil. È ver of Koper bezwangerd komen zelden Hou- Epen ten in ’t Aardryk voor (#), en de groene zoorp: Kleur der Koburgfen is voor. % laatfte geen°TUEs zeker bewys. Yzerhoudende , in tegendeel, zyn, in Switzerland en Bohemen , taamelyk gemeen, en men wil in Hesfenland zelfs een geheelen Boom, die in Yzer-Erts veranderd was, hebben gevonden, Sommig Hout ís mas fief Yzer geworden , hoedanig men zeldzaae mer aantreft: dan eene Okerachtige Verfteea ning van het Hout: gelyk men dus in Finland en zelfs by Upfal in Sweeden veele Wortels van Geneverboomen en anderen bruingeel vere hard vindt, zo WALLERIUS aantekent(y): *t welk onze Ridder tot de Tuffteenen be. trekt , gelyk wy vervolgens zien zullen. IK heb een fchoon Stuk Okerachtig verfteend van Ilmenau in Thuringen, en een Stuk van een Elzen- Takje , even zodanig veranderd, dat in Gelderland, by Zutphen, is gevonden, Niet ongemeen zyn ook de Kieshoudende rieshous Houten , welken men dikwils in Klompen dende. Steenkolen aantreft. Dergelyke vallen niet alleen in Duitfchland , maar ook ia Vrankryk en (1) Mineralilatum Vegetabile Cuprenm, WALL. Jfix, Tom. 1. p. 418. Cv) Mineralifatum Veggrabile Ferreum. Sideroxylon. WALL, Min. Tom. IL. p. 417. Zie ook BERKREY. Nat, HIJ? van Holland. IL. D. Ill. STUK, bladz, 1139, II. Deer, IM. STuxe 5 ‘ O:tzaak * van deVere fteening®. 14 VERSTEENINGE N Groot Brittannie. Dezelven zyn dikwils niee zeer duidelyk wan de Steenkolen te onderfcheis den, in welker reeten fomtyds ook Zwavels kies voorkomt, Zy hebben, als menze be- waart , aandoening van de Lugt ; waar uit lykt, dat zy- met eenig Vitriool ‘bezwangerd zyn 5 gelyk dit ook plaats heeft in de Mine: ralizatiën van Hoorens en Schulpen en andere Dierlyke Lighaamsdeelen. Dit bewind ik in one langs bekomen Stukjes uit de Elve by Ham- burg , die alle kenmerken van Hout hebben. Dergelyken bezit ik ook van andere plaatfen en zelfs één dat by Bath in Engeland, door wylen den Heer Doktor SecHLOsSER, is gevonden ; welk veel bezwangerd fchync te zyn mer Gips- Spaath. De Oirzaak van alle deeze Verfteeningen der Houten is buiten twyfel toe te fchryven aan den indrang van eenige verhardende Stof. fe in de Buisjes , welken zo menigvuldig in het frisfche Hout van alle Boomen zyn , als jk heb aangetekend en in Plaat vertoond (1). Inzonderheid zullen daar toe de Lugtbuisjes bekwaamst zyn, die in fommige Houten veel meer plaats beflaan dan de Sapbuisjes (x), en | dus (w) Tweede DEELS Î. STUK van deeze Natuurlyhe Hiflge zie , bladz, 9, en 1Ìl. STUK , PL. XVI, bladz, 413. (x) Zie LED°RMUELERS, Mikroskoopifshe degens sn den, 111. Deer, Plaat EE, (y) Verfteerde Zaaken Ul, Dreu, bladz. zo, zr. (z) Naamelyk in groote Stukken, daar men den loop dez 8 vaN HourEN. I5 dus waarfchynlykde oirzaak zyn,dathet Hout, r, in Water leggende, zozeer verzwaart, Want, ÄFDeeLe indien tot de Verfteening altoos eerst een Uit- goorn. _dampipg moest plaats hebben van de Sappensrux. des Booms, gelyk de Heer Waren vry al- gemeen fchynt te ftellen (y } 5 dan is het duis- ter , hoe veele Houten, in! de allervolkomenfte Verfteening , nog de Natuurlyke Kleur zelfs kunnen behouden, Aangezien de Sapbuisjes de Vezelen des Houts zyn of Draaden , welke in de Verfteende Houten byna altcos zo duide- lyk overblyven , dat dezelven veeltyds even zo kenbaar als de Natuurlyken zyn (2);is het te denken, dat ’er veeleer eene verandering of remming, dan eene uitdamping der Sappen in de Boomen, die onder ’t Aardryk bedolven zyn geraakt, plaats gehad hebbe : te meer alzo de Legplaats weinig gelegenheid tot vitdrooging heeft gegeven. Op eenige diepte onder den Grond, is’t immers altoos vogtig, en de Boo. men , Stammen of Takken, die men Verfteend vindt, zyn ’er waarfchynlyk , doör overftel ping, frisch onder begraven. Ten anderen is hee zonderling , dat de Heer Der Aard. Waren den oirfprong der Gegravene Houten kene toefchryft aan de droogte van den Grond (a); ter= der Draaden kan waatneemen: de kleine aangefleepen Stuk= jes of Plaatjes zyn dikwils zo kenbaar niet. (a) Men vindt op drooge plaatfen geene Lithoxyla, maor alleenlyk Ligna fosfilia. Ver?, Zaaken, III, DEEL ; bladz, 21, IN, Dees, IL. STuxe 16’ VERSTEENINGEN terwyl het zeer bekend ís, dat de genen, die men door deezen naam onderfcheidt, zeer me. nigvuldig gevonden worden in Broekige Gronden; Moerasfen en in het Veen. De regte Verfteen- de Houten , in tegendeel , komen meest in Bergachtige Landen , zelfs in en op de Ber: gen; voor, Het indringen der Aarddeeltjes , dat men op zig zelve als de oirzaak der Ver- fteeninge van zyn Ed, opgegeven vindt, is moeielyker te begrypen, dan dat van Zouten, die in eenig Vogt ontbonden zyn, welken het Hout toevallig of opzettelyk doen verhare den. Dit blyket uit de onechte Verfteeningen der Zoutkeeten in Ooftenryk. Wanneer hief by eenige Kalkachtige Stoffe komt, die aans merkelyke fcherpheid heeft; zo worde hee Hout , onder de Verfteening, tevens doorge- vreten en als geheel tot Kalk gemaakt. Bes halve de Stukken verkalkt Hout ; die echter niet zo menigvuldig zyn als de Verkalkte Con- chyliën 5 blykt zulks aan de uitwerking der ongeblufchte Kalk , doch inzonderheid aan die van het Schulpzand op de daar onder leggen- de Houten Planken , welke door den tyd Steen. achtig verharden (b). Het blykt ook uit de toe. (5) BEERHRY, Nat, Hifls vân Holland. IN. D. III. Sr Ks bladz. 1137. Ce) Verfcheide Manieren zyn ‘er opgegeven om het Hout Konftig te doen verfteenen , door hetzelve „zo KENTMANN wil, met Hoppe lang gekookt zynde, te leggen in Zand, ef in een mengzel van Zout, Alain , poeijer van Keyftee- nen ” VAR Houten. 17 tdevallige Verfteeningen (c) , die men bevon- den heeft , van Höut eenige Jaaren te laaten leggen onder Schulppaden , altvaar buiten twy- 5. ArnrEg Hoornì fel het ‘doorzypende Vogt de Zourige Kalk. srux, deelcjes daâr in voert. Ík heb ftukken zodanig „geheel wit verkalkt Hout van Brusfel;, dat uit Zee afkómttig fchynt ', dewyl hect zig vertoont als met de Paalwormen , Gipsachtig verfteend ; daar ín. | ed Alzó °t waarfchynlyk is, dat de Keizels en di dergelyke Steenen, die aan * Staal Vüor gee- wen , van Kley afkomftig zyn , welke , met eenig Kryftallyn Vogt gemengd, dermaatê Glasáchtig verhardt ; zo is ’t niet te verwon- deren , dat een détgelyk Vogt, in de gedagte Buisjes van het Hout indringende, dáar aân de zelfde hoedanigheid geeft. Waarom zoù zulks daar in zo wel niet gebeuren , als in de holligheden der Zee- Appelen en Conchyliën ? Zeer zeldzaam, echter, komt Verfteend Hout voor, dât de Kleur van de gemeene Vuurftee: nen heeft: fnaar menigvüldig Achaat- en Jasa ‘pisachtig Hout. Onder het Kryfiallyne Vogt; dát in hetzelve gedrongen is ; moêten deeltjes var men, Kalk en Azyn ; van elks even veel, daat BLEGNY van preekt : of, zo BOYLE leert, in een mengzel van versch tot Kalk gebrafide- Alabaster met Water: maar de Zweedfe Mineralogist BRoMELL hekent, dat geen van decze Manie: ren, fchoon verfcheide maalen geprobeerd , hem geluükt zyns “Wat. Syf. Min. u p. 49Âe TL. DeeL; IL STUEs der Kets el- Achaat en Jaspiss ‚ achzige. 18 VERSTEENINGEN, z. van Mineraale Verwftoffen , 't zy Okerig of Arp-eL- Kopergroen , of Aarden van bruine, roode , _ geele of andere Kleuren , zig gemengd hebe Hoo:p- srux, ben, wier meer of minder veelheid zulk Vers fteend Houy de gedaante doet aanneemen” van Jaspis of Achaat. derrar. Metden Heer WALLERIUS s op 't voete fige: {poor van BERTRAND, te onderftellen , dat uit de bedolven Houten „ door het tot dezelven toe= vloeijend Water, de Zoutige , Gom: en Har- ftige deeltjes zouden uitgetrokken worden, terwyl het Draadige alleen overbleef , en dan die holligheden wederom gevuld werden door eenig met Aarde of Mineraal bezwangerd Vogt, % welk door opdrooging de hardheid aannam van Steen (d): is iets, dat zig wel beredenee- ren laat, en misfchien plaats zou kunnen hebben in een Konftige Verfteening; maar tot verklaaring van de werking der Natuur, in deezen ‚ is *t‚ gants oneigen en ver gezogt. Wie , immers , begrypt , dat die werkingen zouden kunnen gebeuren, wanneer het Hout, gelyk de onderaardfche Boomen, in een zelfde Legplaats , rondom met Aarde bekneld, bly- ven moet, Ook ftryde hier tegen de hoeda- nigheid van het zo fchoon Verfteende Kiens hout, van Tokay in Hongarie , daar men de heer! gele Stukken van heeft , gelyk ik kan ver- (1) Warr: Syf?. Aline Tom. Il. p. 402, BERTRAND: Dië, Pe 22e vAn Hours, 19 wertoonen ; mét de Natuurlyke Harst ver- 1; freend, en dus meer dan half doorfchynende. Arberte De oirzaak van de Mineralizeering dèr Hous rn tên» is niet minder blykbaar. Dewyl Aluin srux. en Vitriool in Water zeer gemakkelyk oplos. der gemin fen , en doorgaans eenig Metaal.by zig voe- ak: en ren, kan'de meer of minder veelheid van hete dant door middel van die Zouten en Water in het onderaardfche Hout gebragt, deszelfs zelfftandigheid zodanig doordringen , dat het een Erts wordt. Te Obifau, in Bohemen 3 wordt dergelyk Hout, met andere Yzer- Ett- fen, gefmolten en tot bruikbaar Yzer gemaakt. Dis verliest het Hout dikwils byna zyne ge= daante , en is, in brokken , naauwlyks ken baar, gelyk het Kieshoudende op dergelyke manier verandert, De Zwavelkies zer zig fom- tyds in de reeten van een met Aardharst doore drongen Hout , t welk tot de Aardachtige of Gegravene Houten betrokken wordt. De Zandaartigc Verfceeningen ‚ waar doot ket ‘Hout ‘als tot’ een Zandfteen wordt: de Leyâchtige, waar van Linnasus fpreekt en -_ de Werfteenige , door zyn Ed, ook gemeld ; toonen de indringing van Aardachtige Stoffen verder aan en de aanfchieting van kleine Kry- ftalletjes in de openingen of reeten van fommig Verfteend’ Hout ; bewgst de hoedanigheid van de daar in gedrongene Vogten, Zelfs wil men {rukken Gay daar in aangetroffen hebben. a B 2 IC sollen ULDen. u. s LUK TL. Â:DEEL. Kk Hoorp STUK. der gedee'- KE ver- Beend e Houten. Soorten. Beuken, nk TVERTE _ 20 VERSTEENINGEN Een andere Vraag is, hoe het bykome, dat men fomtyds onverfteend Hout aan een zelfde Stuk met het verfteende vindt 2? Ik heb daar van zeer duidelyke Exemplaaren. De legging kan daar van de oirzaak zyn ; dat naamelyk de indringing van het Verfteenend Vogt als leenlyk aan de eene zyde of wel van buiten en niet van binnen, ja ook anders om, niet heeft _ kunpen gefchieden. Het kan ook zyn, dat het Spint by voorbeeld, of de Schors, tot de Ver- fteening bekwaamer of onbekwaamer zy ge= weest, den het Hart. Zodanige Stukken zyn bekwaam om de allerongeloovigften van de, Verfteeninge des Heuts te overtuigen. Hier: by komen de brokken van Planken , Paalen , Ladders , Byl- en Hamerfteelen en andere Werktuigen, die men insgelyks Verfteend heeft aangetroffen: uit welken bovendien zeer waar- fchynlyk op te maaken is, dat veele Verftee. pingen van veel laater tyd dan de Zondvloed Zyn. Nu den verfchillenden aart der Verfteening overwoogen hebbende, zal ik acht geeven op de byzondere Soorten van Houten , die ’er. Verfteend gevonden zyn. Bynaallen, die men kent, zyn van inlandíche of Europifche Boo- men; waar onder het Beuken - Hout , Phegites genaamd , van de gemeenften is. Men vindt het in verfcheide deelen van Duitschland „ als ook in ltalie, en het is aan de regt- en grofheid zyner Draaden kenbaar, Ik heb daar van fchoone 3 Deel PLAAT XIII. / 1 MN I 7, Pstt. psi dad, et feu 7 Lhalios; Je Te cees renten Ns \ A HN ASS HN es, s , av ON , CAN HN ' AN) SU. ded. LC feutp Phil 7 Ds A vAN HourTeEN BES. fchoone Stukken , zo wel rood Beuken van rz, Fichtelberg , als geelachtig van Wirtsburg en Arperr. bont Haag-Beuken- Hout met Kwasten van RL Bamberg , als ook van Weeren. STUKe Het Eikenhout , dat men Dryites noemt, iS Eikene mooglyk , gelyk de Boomen in de Bosfchen van Duitfchland , het altergemeenfte. Men heeft hect op zeer, veele plaatfen gevonden, Ik heb het uit Bohemen, Saxen, het Trierfe en van Fich- telberg in Tweebrugge, Ook bezit ik een Stuk daar van, met aangevloogen Kryftalletjes, van Weisfenberg by Erlangen. Het valt van vee. lerley Kleuren en het Boheemfe Roozenhout fchynt, in Draad, veel naar hetzelve te gely- ken. \ Van Pyn- en Denneboomen, en dergelyken, pyn- en komt het Verfteende Hout, genaamd Pityites penne Peucites en Elatites , niee zo veel voor. Dit wordt daar aan toegefchreeven „dat het, wegens zyne Harftigheid, minder bekwaam zou zyn tot de Verfteening 3 maar, dewyl men ziet dat de Bitumineuze Stoffen , alleen , zelfs het Hout verharden; zo fchynt dit geen beletzel te kuns nen zyn. Zo wel kunnen ’er Zouten in ’t Aarde Iyk.zya, die de Harftige deelen ontbinden en voor de Verfteende Stoffen doordringbaar maa- ken. Emmers van Verfteend Dennen- en: Pyn- boomen Hout wordt door verfcheide Autheu- ren gewaagd. Ík zelf heb een groot Stamftuk , wel twintig Ponden zwaar, dat van dien aart 4 | B 3 | fchynt EEL Deen. IJs STUZe | 32 VERSTEENINGE N / r. fchyntte zyn. Van Dennen- Hout heb ik eem ArpreLe fchoon verfteend Stuk uit Saxen. Het Pynboog Hoorp. Men is als met een zwarte Harst bezwangerd. eruz. Uit Hongarie bezit ik ook verfcheide Stukken Pe. Xill.van het zogenaamde Kienhout , van Tokay, % Beb welk echter door den Heer Warcu voor Lindenhout werdt gehouden, De witheid zou het daar toe betrekken, en de Harst; zig daar in zo overvloedig vertoonende ‚zou een Hoorn- fteenachtige Spaath zyn. Maar (mag men vra4- gen ‚) hoe komt dit zo overvloedig in het Lin« denhout , om zo veel plaats te beflaan in het Verfteende en zig aldaar juist even zo als de Harst in de Kienboomen of in het Grecnen Hout, te vertoonen ? Immers een Stuk, om- trent een Voet lang en een Hand breed , dat ik daar van aangefleepen en gepolyst bezit, heeft zo duidelyk ’t beloop en de kleur der Harftige Stoffen, dat men ’er niet aan kan twyfclen, An- dere Stukken , die ik ’er van heb , wyzen zulks niet minder aan , en één derzelven is zo leer= zaam ten dien opzigte dat ik niet heb kunnen nalaaten hetzelve hier inPlaat voor teftellen : zie Pr. XIII, Fig. 1. Het Spintachtig gedeelte is , aan de ruuwe zyde a, door zyne grove regte Veze: len zeer kenbaar voor Pynboomen- Hout , en onderfcheidt zig, op de gepolyste Sneede h, door zyne bruine Kleur, var het binnenfte of Hart c, waar van flegts een klein gedeelte daar aan zit, Hoornachtig doorfchynend geelachtig wie, met ftreepen als van Greenen Hout: tere u vaN HourTeEN. 23 wyl zig in de Spint het Harftige door nog bruiner Kleur uitmonftert. Uit de Afbeeldin- Â? XT Lt gen van WArLcuH blyke , dat hy onnoozele zoorn. Stukjes daar van gehad heeft , niet bekwaamSTUke om hem aangaande de gefteldheid te onderrich- ten (e). Het Nooteboomen - Hout, dat men, zo die, Noote- oomen Hoogleeraar zegt, niet veel vindt, maakt eener. xirr. zeer fraaije Verfteening, inzonderheid de Wor” #% 2 telftukken, die, niee minder dan ’t Natuurlyke, door afflyping , gemarmerd zyn, en dus in fchoonheid byna alle andere Verfteende Hou- ten overtreffen. Een aangefleepen Plaat, uit _Hopngarie aan de Turkfche Grenzen, waar van ikeen gedeelte hier in Fig. 2, vertoon » geeft daar van een duidelyk bewys. Ook bezit ik daar van cen groot Stamftuk, wel vyfentwintig Ponden zwaar , en anderen , zeer fraay aange« fieepen, uit het Trierfe ; als ook van Koburg en Dippo!swalde in Saxen en van Wolfftein in de Paltz. Voorts vindt men van Peereboomen, Elzen, en andere Esfchen, Wilgen, Popelieren, Berken, Moerbe- tenet zie , Palmboomen en Lorken - Hout , by. ver. fcheidene gewag gemaakt. Ik heb Stukjes aangefleepen en gepolyst, van Meisfen in Sa. xen, bleek geel van Kleur , rond en omtrent twee {e) Zie Werfl. Zaaken, Il, Desr, Pl, p, fg, 1e &, fg, 3e en 5, AAE 7e B 4 MI. Deer, II, STux. 4 VERSTEENIN GEN a twee Duimen middellyns , welke voor Wyns DEEL. flok- Hout gehouden worden. Zelfs wil. men dat Hoorn: van Hazelaaren, van Geneverboomen en Aves STUK roon, gevonden hebben : dech het is zeker, dat de Soort niet duidelyk keàbaar voorkomt in veele Verfteeningen. Uidland- Het zelfde heeft nog ruim zo veel plaats. Ben omtrent de zogenaamde Uitlandfche Verfteen- Höuren, de Houten. Wel het voornaamfte daar van zyn de brokken vaneen Verfteende Dadelboom- Stam , dien de vermaarde pr LA HrrE om- ftandig heeft befchreeven (f-). Zy waren uit Afrika gekomen , alwaar , in ’t Ryk van Avas een Rivier was, door de Stad Dakan loopende, die de Boomen zelfs daar in ftaande verftee: pen deedt „, onder Water, terwyl het bovene fte onveranderd bleef. Voorts wordt van Ver- fteend rood Sandel- en Aloë-Hout gefproken; doch ’t is de vraag of daar van zekerheid zy, Het Laurierboom- en Olyven-Hout , kan men onder de Ruropifchen tellen. Het gene voor Verlteend Zwart-Ebbon- Houtopgegeven wordt, zou, zo de Heer WaArcHn aanmerkt, tot het Eikenhout kunnen behooren. FSilezifche Een aanmerkelyke twyfeling hebben in dit ke onreg- zi e 5 8 â ge duspe- Opzigt die Petrefakten, by Landshut in Silezie kaamd. opgegraven, veroirzaakt, welken Doktor VorcKs _MANN (Cf) Mem. de Acad. R, des Sciences, de 1692, po 173g 5) Sidezia Jebrerranea, Tab. 7-10. vAN HourTEN, NE BEANN als Verfteende Houten , en wel als Uit- ae heemfche, heeft afgebeeld en befchreeven (8). Xr, Sommigen onder dezelven zyn blykbaar tot * Hoorns Verfteeningen van bet Dieren-Ryk te betrek” aid ken : in alle de overigen, ontbreeken de bly- ken van een Houtachtig geweefzel; terwyl het meest holle Buizen. zyn , van een Vinger of _Duim dikte, met eene verharde Kley gevuld. De meeften derze'ven fchynen derhalve tot ine of uitlardfche Rietfoorten, holle Wortels van Waterplanten ‚ Basten van Takken of tot de Koralliolithen , en onder dezelven tot de Mil- feporieten, Hippurieten of anderen betrekke! yk te zyn (/). / Meer duifterheid is er nog omtrent de Stag- Cheranits Zer Staas renfteenen , die by Chemnits in Saxen zo menig-rentteen. vuldig opgegraven zyn, dat men veele duizend Ponden daar van in ’t Koninglyke Kabinet te Dresden heeft. Zy voeren den naam wegens zekere blinde Kringetjes op de Oppervlakte der dwars doorgezaagde Stukken ; welke in fommigen zig als de Staar in ’ Oog, vertoonen. Eenige Stukken zyn witachtig, anderen bruin, _gwatt, rood of van gemengelde Kleur. Ook vindt men ‘er geheel bruine, daar de. Kringetjes met rood en andere Kleuren getekend zyn ; gelyk de Heer Warca in twee kleine Stuke jes (5) Zie WALCH Verf. Zaaken. U, Deer, bladz, 9 ik. HIL, Deen. IL Stur, 26 VERSTEENINGEN 1. jes aantoont (i). Zyne andere Afbeelding (£) AFDEELe js niet zeer duidelyk, en ook klein, komende Bebe: zeer naby myn Exemplaar van het witte Staa- STUK, _renhout, dus genaamd , om dat de Kringetjes wit zyn. ÌÍk heb een veel grooter Stuk van het roode, en een van het zwarte met een witache tige Schors, van een Vinger dikte, welke ook uit Pypjes , doch die veel naauwer zyn, beftaat. In deeze Stukken zyn de dikfte Pypjes niet dikker dan een gewoone Tabakspyp - Stee! ; maar in een Stukje, dat met de eerstgemelden van WaALrLCH naast overeenkomt , heb ikze veel dikker. Ook merk ik daar in op, dat fommige. Kringetjes in ’t midden een Sterretje hebben , gelyk zyn Ed, heeft aangetekend. Hier zyn ook veelen der Cirkeltjes geheel plat gedruke en vertoonen zig zeer onregelmaatig, waarvan even het zelfde plaats heeft in dat aanzienlyke en zeer leerzaame Stuk myner Verzameling, ’ welk ik hier ten naauwkeurigfle in Plaat voor- ftel. pr. Xin, Op de aangefleepene en gepolyfte vlakte , His. & Fie. 3, Praat XIII, heeft hetzelve de Kleur byna van Nooteboomen- Hout. De Kringerjes ze zyn donkerer , derzelver tusfchenruimten doors gaans bleeker , ziende eenigszins roodachtig wit. De meeften derzelven , waar van eenigen byna zo breed als ‘t end van een duane Pink of (5) Werft. Zaaken, als boven , Suppl. PL, X. fige Ss 6e (&) 's Zelfde Deel, Pl. &, fg. 2e VAN HourTEN,. 2; è of drie achtften Duims in middellyn zyn , heb. ben eene rondachtige figuur en in ’t midden een ‚Sterretje van zes» agt, negen of meer Straa- Hoorv- len, %t welk eene opening of doorgang fchynt STUK. aan te wyzen, die te vooren in °c midden van deeze Pypen is geweest, wier vulzel, voor ’t overige, blykbaarlyk vol kleine Stipjes , een vooze zelfflandigheid , daar zy uit beftaan heb- ben , aanduidt, en ’% is vpmerkelyk , dat men zelfs aan ’* onderfte van het Stuk nog klaarder de blyken daar van befpeurt : want de enden dier Pypen of Steelen zyn op de ruuwe zyde aldaar ook zigtbaar, Tusfchen die rondachtige komen verfcheide andere ook gefternde , geheel plat of drie en vierhoekig famengedrukie te voorfchyn, alleen door een foort van Bast of Huidje, gelyk de overigen altemaal , van elkan- der afgefcheiden, Dat deeze Petrefakten tot de Houten be- hooren is uit de hoedanigheid der Stukken niet minder blykbaar , dan het duifter is, tot welke Soort van Boomen, Sommigen willen, dat die fchynbaare Pypjes in dezelven van zekere Zee- Polypen , welken haare Wooningen daar in gebouwd zouden hebben , afkomftig zyn , en houden eenige Stukken zelfs, wegens de Ster- retjes , voor Madreporieten of Aftröieten, Dit Gevoelen fchynt de Heer W arcu begunftigd te hebben (l); maar aangezien in myn gemelde roode (4) Zie Verfleende Zaaken, II DEEr , bladz, 24 en 229. IL Deer IL, Stuk. 4 LDEEL. XL. Le \ ÄFDEELe Hoorp- STUK. Worm- Been. Pr. XIN, : Fig. 4e 28 VERSTEENINGEN roode Staarfteen alleen het Spintachtig gedeel. te zodanige Pypjes heeft en het Hart volflagen als digt Hout is, en een ander Stuk: van my het Hart, det zwart is, met zulke grootere ; het witachtige Spint met zeer kleine ronde Pypjes heeft ; zo kan ik het een of andere denkbeeld naauwlyks toevallen, Het afgebeelde Stuk, immers, maakt zulk een duidelyke vere tooning der Steelen van Mergachtige Biezen, die in het midden een dergelyk Stervormig Buisje hebben, en zig famendrukken laaten 5 dat men het naauwlyks voor iets anders kan houden. De Tubilariën of ‘Fubiporieten heb= ben de Pypjes ftevig en egaal rond, zelden zo hoekig of plat gedrukt. Het Petrefakt heeft ook geenszins de gedaante van rottig Hout 3 waar in die Zee- Wormen, zo WarcuH wil, zouden genesteld hebben. ‘Terwyl , aan den anderen kant, nog geene Houten van dergely- ke hoedanigheid, of Rietftammen van die na= tuur bekend zyn, zal men het Origineel zo lang in ’t midden moeten laaten of voor verlooren houden: want voor Klompen van Verfteende Biezen kunnen die Staaren - Steenen , om de ge« zegde en andere redenen, niet worden aangezien, By Chemnits in Saxen vallen meer zodanige Petrefakten , wier Tekening der oppervlakte beftaat uit famenluikende Figuurtjes, als Oog- leden, en deeze noemt men Oog fleenen. Eeni- gen , waar in de Pypjes overdwars loopen , noemt men Wormpfteenen, Van dien aart fchynt het VAN HourtTeEx Dô het Stukje te zyn, in Fig, a. afgebeeld ; het HE _ welk verfcheide Wormswyze Tekeningen heeft NE die zig door ’t Vergrootglas aarcig voordoen. Hoorp= Bovendien vallen ’er ook andere Stukken, wier Tsux4 Tekening min of meet naar die van ’ zoge naamde Wortelhout zweemt. Eene bygondere en gantfch nieuwe bez denking zal ik hier opperen ten opzigt van dit ‘Staarenhout., Het geen men Woftelhout der Nooteboomen noemt , is geen Hout van Wortelen. De Switzers , die hetzelve ons leveren , reizen, om dat te bekomen, naar de Bergagtigfte deelen van Spanje, zelfs in Ope per- Ooftenryk tot aan de Turkíche Grenzen; Hier zyn de oude Nooteboomen dikwils met groote Knobbels bezet , welken zy afgekapt fnedeneemen en onder deù naam van Worte telhout verkoopen. Deeze Knobbels, nu, be- vindt men, in ’t doorzaagen , dikwils vol van dergelyke Gaatjes, en dus zouden niet alleen gezegde Wormfteenen ; maar ook de Staaren- fteenen of *t verfteende Scaarenhour, daar vaï afkomftig kutnen zyn. De Tekening der Verfteende Houten, in ’t_ Kriss algemeen, hangt af vän den loop en draaijing der Draaden of Houtvezelen , waar aan zy kenbaar zyn 5 of ook van de Vlammen, daar in fomtyds voorkomende. Andere Tekeningen vindt men zelden op dezelven. Ik heb nog: thans een gepolyst Plaatje Verfteend Nootee boom \ HI. Deer, IÌ, STUx. / 40 VERSTEENINTEN 1. _boom:Hout van Oberftein in het Trierfëhé 5 KAR: het welke zeer duidelyk , hoewel wat opre: Hoorp- gelmaacig, een. Kruis vertoont en dus den STUK. naam van Kruisfteen wel zou mogen voeren; doch de Kleur van het Plaatje is, zo wél als die der Tekening „ donker bruin „des dezelve zig niet, veel‘ uitmonftert. Men kein te mindert twyfelen , of dezelve natuurlyk-zy ‚ aangezien van de agterzyde ook. eenig blyk daar van voorkomt. Verlthile _ In Kleur is ter. tusfchen de Verfteende Hou* kad der ten een aanmerkelyk verfchil , naar derzelvet verleende zare en hoedanigheid, De Gegravene Hourens zogepaämd, ‚Zyn byoa allen Koffykleurig brain en, die met Aardharst bezwangerd zyn, eenis germaatig blaauwachtig È gelyk de Kieshouden= de, of byna geheel zwart. Die zwartheid munt ongemeen uit in het zogenaamde Ehben-Hout, waar van ik een groot Stuk heb, dat in Draad volkomen gelykt naar het Mauritius . Ebbens, zynde aan de, gepolyste zyde glanzig git zwart, Een Stuk dergelyk zwart Hout, dat veel zweemt naar ’t Hout der Paarde- Karflengea Boomen, heb ik van Bamberg. Het Eiken- Hout heemt ook wel die Kleur aan zegt WALCH en in % Pynboomen. Hout valt dezelve gedeel. BES als gezegd is, Van het Mootéboomen is er veel, op de gepolyste zyde, donker Kas- tanje bruin, fomtyds naar ’t zwarte trekkende, Geheel rood vindt men de Verfteerde Hou- ten weinig, maar wel donker rood; gelyk ik EE zo vAN esin esn sr __godanig Zppelboomen van Koburg beb, en uit 1. Polen heb ik dergelyk gezien. Ik bezit een AFoRELs Stukje gemineralizeerd Heut van Chemnits inrzooen. _ Saxen, hebbende een zeer fraaije paarfchachtig sruxe blaauwe of Violette Kleur. In ’t groene fpee- len de Koburgfen , hoedanig ik verfcheide Stuk- ken bezit, zeer arti Volkomen geele ver= fieende Houten, zo als die met Oker doordrone ‚gen zyn, vindt men weinig , maar wel bleek geelen, gelyk de Palmboomen , welke ik zo wel van Tours in Turenne heb, als uit het Trierfe- en Tweebrugfe, Het Linden- Hout ven by Hanover en hect gezegde Kienhout uit Honga- rie, is mede dus gekleurd. Ik heb zodanige brokjes van Chartres in ’t Orleanois in Vrank- tyk, van Eichftadt , van Dantzig en van den Oever der Zwarte Zee, Het Wynffok- Hout van Meisfen , voorgemeld , is op de gepolyfte Sneede Ifabelle-kleur. Graauwachtig vallen ook fommigen, gelyk het Dennen en een Stuk half verfteend Hout , myner Verzameling, uit Ti- rol. Bleek graauw zien eenige Beuken, en in» zonderheid het Haagbeuken, voorgemeld , dat tevens een fraaije marmerirg heeft van bruin. De Verkalkten zyn wit, gelyk dat van Brus- fel , daar ik voorheen van fprak , en Stukjes van Tine, niet ver van daar, die de byzondere ei- genfchap hebben- van, tegen elkander gewree- ven of geflagen , in ’t donker Vuar te geeven of te vonken. Een HI. Deer. IL STUKe a VERSTEENINGENR __ 4 Een ftaaije Marmering hebben fommigen 4 Arpeer, gelyk die blykbaar is in het voorgemelde Haag: XI. beuken, doch ook wel inzonderheid in het Boe td heemfe Roozen - Hout , zogenaamd, ’t welk met Gemar- Appelbloeizel , geel wit , bruin; zwart, zeer ed of lieflyk langs zyne Draaden {peelt en ongemeen fchoon wordt door ’t po!yíten. _ Want byna alle Houten, waar van ik bier gefproken. heb; de Gegravene , Bitumineuze, Kieshoudende en Verkalkte ui itgezonderd » zyn van eene Achaat: of Jaspisachtige natuur, Keizelig verfteend en = Peére. Vertoonen zig als Achaat of Jaspis. Het Pee- apa, reboomen - Hout zelfs , waar van ik fchoone PL. XUL Stúkken uit Saxen, uiet Frankenland en Poolen Ee bezit, heeft op de gepolyste zyde fchoone bruie ne Vlammen , in eene roodachtig bleeke Grond: Een Plaatje van Wirtenberg heb ik om de Aartigbeid in Fig. s, op Praat XIII, doen vertoonen 5 de wy! de zogenaamde Nerf van E Peereboomen- Hout hier zo blykbaar is, dar de allerongeloovigfte van de Verfteening der Hous ten overtuigd moet zyn; wanneer hy zodanig een Stuk bygebragt ziet en gelooft ‚ dat men >er vyftig zodenigen heeft, in bun opzigt niet ‘minder duidelyk, | | Apps De: Heer WArcH heeft aangemerkt, dat boomen: men, behalve de van hem opgetelden, hier Fig. 6e voor (z) Dit fletnt op geene loste Berigten; want aîle my- ne Stukken heb ik door een groot Kenner der Natuurlykè Houten doen onderzoeken , eer ik dezelven met Naamen te= vAN HourTzEN woer genoemd, geene Soorten van Verfteende, L _ Houten by de Autheuren waargenomen vindt, AFDEEL. Zonderling. is % , dat daar onder het Appel- Toorn. boomen - Hout niet genoemd worde , waar van sTUKe ik zulke fchoone Stukken heb (m). Onder anderen één van Bamberg, zesthalf Duimlang, drie Duim breed en twee Duim dik, met Kry= {tal doorgroeid,-en op de gepolyste zyden aar- tig met rood, Appelbloeizel , geel , bruin , zwart en wit gemarmerd. Andere Stukken heb ik, als gezegd is, van dit Hout , die bruinrood zyn, uit Saxen en Boheme, Het Plaatje, in Fig. 6. afgebeeld, uit Saxen, is, op eene zo fraaije manier, in * bruine gevlamd met geels dat ik het waardig keurde , om hier, tot ver- der bewys van de kenbaarheid der Verfteende Houten, den Liefhebberen voorgefteld te wor= den, als insgelyk$ blykbaar de kenmerken heb- bende van ’t Appelboomen- Hout. Zo wel, nu, als men Verfteende Boomenen Verfteends Boomftammen , en Hout daar van afkomftie rakker en windt, zowel komen ook Stukken van de Schors „ Worelen. Takken en Wortelen , onder de Delfftoffen voor. Deeze echter zyn zeldzaamer;, om dat de Schors het afmortelen meer onderhevig is, dan het Hout, en dat de Takken en Wortels tederer zyn. Ook zyn zy, onder de Verftee. ì nin= tekende, en bezit ze'f oók byna tweehonderd Soorten van Natuwlyken „die ik daat mede kan vergëlykena C HIL Deer. II, Stu, zhe VERSTEENINGEN Ye _nivgen minder kenbaar, Ik heb echter var Pan Fichtelberg eene verfteende Boomfchors én Hoorp: twee brokken, voor Wortelftukken. opgege- STUK, ven, wit en volkomen Hoorpfteenachtig vers fteend. Hal Verfteende Zo iemand nw nog twyfelen mogt aan °c er grootfte deel der Stukken , die voor Verfteen- enz, de Houten worden uitgevent , of dezelven „ op ’% voetfpoor van WALLERIUS en andee ren, verdagtmogt willen maakeni(n); dien zoue den wy, behalve de gezegde eigenaartige Kene merken der Natvurlyke Houten, benevens de Kleur, en dat het brokken zyn van zeer ken- baare Boomftammen ; pog kunnen voorleggen de bewerkte Scukken. Houts „ die ‘er verfteend gevonden zyn. Zodanigen zyn de Schindels „ waar mede men de Huizen dekt „in bet Vol- bynifche; de Planken in Vrankryk als ook dat Stuk uit den Zandcuinen by Scheveningen, ’ ‚welk de Heer VosmaAar wereldkundig gee maakt en de Heer BErRKHEY in Plaat gee bragt heeft (o). De Paalen en Staaken,-Sty- len , Pennen en Wiggen , Byl- en Hamer- Steelen „ als ook ftukken van Bergladders Water. Emmers en andere Houten Vaten, en wat dies meer is (p). Dit alles, daar men niet aan kan twyfelen , betoogt de-mooglykheid N en der ‚ (%) Zie WaLLBR. Syff. Min, Tom. IIs Pp: 403. (o) Zie Nat. Hifte van Holland, Ie De Ille STUK ; bladz; 2134, Plaat Zo | 5 \e # De el Ë $ ij Deel PLAAT XIV. AS) Ad ll WN v SAAS N LS 5 IEEE hl ODD LEULLLIE ES as BTN PN HIL ERR ENEN NS NEN = Ir van Houten 83 der Verlteening van” het Hout op % ontegen- feggelykfte, en, diebeweezen zynde, zal men Arpeebe XI, niet aarfelen , om alle de Stukken, waar in zig zoorps de ëninetkch van’ Hout opdoen ; “voor Ver=STUK: * fteend Hout aan te neemen, ssssssssssssses XI HOOFDSTUK. Beflrping der Verfteeningen van de weeke deelen der Planten , genaamd Pm yrort- THEN; te weeten van Boombladen en Krui- en; Grasplanten, Riecfoorten , Biezen; ge. lk ook Kolendruk of Cerëisen ; doch inzon. derheid. van Varens , Paardeftaart , Mosfen, _Paddeftoelen , enz | DD van de weeke deelen det Plantgewas- fen ‚ meest, Indrukzels of Afdrukzels ten minfte plac gedrukte Overblyfzels; voorko- Men, heb ik reeds gezegd, Men vindt dezel« ven tusfchen Leyfieenen van verfcheiderley Kleuren, op en in Mergelachtige Zandfteenen , Tuffteenen en dergelyken 5, op Kalkfteen , _ Marmer en Arduin 5 s op Jaspis cu Achaat, als aQk in Keizels, Kryftallen en Châleedoon, In a ee @) Zie sais Def. Zaken, UL, Deer , bladz, 31, 4 de. Ca u Der. ISzux. bn ÄFDEEL. XI, Hoorp- STUK: Esom-e bladen, 36 VERSTEENENGEN In de eerfte plaats zal ik vau de Boombla= den fpreeken, waar van LiNNaus een bys. zondere Soort gemaakt heeft (5). Zyn Ed. heeft derzelver Legplaats gefteld op Ley en fplytbaar Marmer; waar door hy de Papen heimer en dergelyke witachtige Leyfteenen , verftonde. Men vindtze zelden weezentlyk verfteend , meest alleenlyk afgedrukt of over- toogen met eene Tufachtige Stoffe, gelyk zy dus overvloedig in de Verfteenende Wateren van Karlsbad in Boheme, als ook by de Zout- keeten in Opper-Ooftenryk en elders voorko= men. De Afdrukzels van Blader vindt men by Afti, in Piemont, op geelgroenachtigen Kalkfteen » in verfcheide deelen van Duitfche land op witte Kalk-Tuffteenen, op roode Ae Juinhoudende Ktiey , verharde Yzer-Aarde , Zandfteen , zwarte, graauwe en witte Ley- fteenen , Mergel en Tuffteenen; gelyk zy ook wit en weezentlyk verfteend op Ysland in een magere, murwe, zwarte Leyfteen vallen, en zeer zeldzaam in Barníteen. De meeften deezer Bladen zyn kenbaar en van Europifche Boomen, Door de Autheuren vindt men die der Ockernooten, Hazelnooten , Haagbeuken, Kiken, Deuncu, Elzen , Esfchen, | Beu- (5) Phycolithus Folii, Lithophyllum. Syf?. Nat. XII. Tom, II, Gen, 42. Spe 5e GE9Ns Petrif, 22. Lithobiblium. Woet. Min, 43. f. 3, Petrif. Vegetabilia , Foliorum Plantarum vel. Artborum, Lithophylla. War, S3/7e Jdine Tom. MH. Pe 405, VAN BLADEN 37 Beuken, Wilgen, Linden, Popelier, Mispe-,_ fe len, Peer en Pruimeboomen , als ook die van Ar KIT den Wyngaard en van de Sleedoorn, van Klim- Hoorps - op benevens andere Gewasfen , opgetekend, STUK. Te Chaumont, in Vrankryk , zou de Heer Jussieu Palm- of Dadelbooms- Bladen op de Kolen» Leijen. aangetroffen hebben. VorLck- MANN maakt, onder de Silezifchen, van die van den St, Jans Brood en van den minnen Vygeboom gewag (4). Van Boombladen zyn door den vermaarden Afbeels Knorr, onder-de Verfteende Zaaken , ver“ xiv. fcheide.ftaaije Afbeeldingen gegeven (r). De Fz» Heer WaLcH oordeelt, dat onder dezelven verfcheidene voorkomen , die weezentlyk ver. ftëend zyn» geen enkele Afdrukzels of Overa korftingen. _KNorr heeft dezelven niet bee noemd ‚ maar WareH vinde ’er onder (s) van den Ockernooten- Boom, (PL IX. a Fig. 15) van Linden (P). IX, Fig. 1:) van Wilgen _(PL. IX, Fig.-6:) van den Vuilboom (Pl. IX, a, Fig. 2:) vanden Kwee-Appel (PI, IX. b, Fig. 1:) van het Peperboompje (Pl. IX, b, Fig. 4:) van den Efchdoorn of Schotfche Linde (PL IX, c, Fig. 2.) en vande Klyf af Klimop Pl. IX C. Fig, 30). Is zeker dat (5) Zie BERTRAND, Dil, Tom. I. pe 228, &c. (7) Naamelyk in ’t Ie Deel der Werfleende Zaaken, op Plaat IX en Plaat IX a,b,c (5) Clasfific, Tabelle, p. 50. TIL DEEL: IL, STUKe ij 50 VERSTEEND NGE Ne dat de meeften vry veel gelyken, Onder de ArFberL. overigen kan men veelen met zekerkeid ner- Hoorp- STUK» gens t'huis brengen. Ìk heb van Koburg in Saxen, op een zogenaame Kalkfinter, die vuil wit is, zeer kenbaar de Bladen leggen van Berken , Elzen, Linden en Olmen, die door een Geel of bruinachtige Kleur zig mex- kelyk van de Matrix onderfcheiden, ‘Niet mins der duidelyk heb ik Bladen op dergelyke Stof- fe, van Zecherheim , by Rudolftade in ’t Swarts= burgfche, Dewyl zy vaneen weinig verfchil. lende Kleur met de Matrix zyn, en een gelyke - Oppervlakte, als ook een bekwaame.dikte heb- ben, moeten wy deeze voor Verfteende , nieg voor afgedrukte of overkorfte Bladen, aanzien, Immers dic was cen reden voor den Heer W arcr; om zulks van verfcheidene der eerstgemelden te denken. « Het Geweefzel deezer Bladen is in allen deele ‚vry: kenbaarer dan ín die van Knorr. Maar , niettegenftaande de fterke uitmunting van graauw opeen, wicachtigen Grond, heb ik op een Stuk. glimmertigen Zand- fteen de Afdrukzels leggen van. Blaadjes, wier Geweefzel niet kenbaar is, doch de geftalte zo veel te duïdelykers zie Fig. xr, op onze XIVde Plaat. Men ziet dus dat zy veel naar Slee: doeornblaadjes gelyken. Van deezen aart vind ik ze by Knorr niet, of het moefte dat nat he Eiteren hd (1) Phytoliehus Plante, LINN. Sy/% Naf, Xi. Tom. NI. Gen: 42e Sp. 2e Eetzificata Vegetabilig Plantasume WarcHe Sif. VAN KRUIDEN. 3 Blaadje zyn s %* welk de Heer WarcH tot Ï de zwarte Els of Vuilboom betrekt, en nader, \FDEELÀ IL dunkt my, met de milde Pruim of Sleedootn zoorps {trookt. “Her ziet mèn de noodzaaklykheid der Kruide kunde in het Ryk der De'fftoffen , maar nog meêr zal dezelve blyken , wanneer wy de Ver- fleeningen ván Kr urpeENbefchouwen. Daar door verftaa ík die, welke een gedeelte van een Kruid, deszelfs Stcelen of Bladeren , of die beiden te gelyk vertoonen, Men noemt die eigentlyk Phytolithen , dat is Plantfteenen (z)e Zy komen, in ’t algemeen gefproken, meest voor op de zwarte Leyfteenen , deswegen Kruia den. Leijen genaamd, die gemeenlyk de boven= korst of het Verdek der Steenkolen- Groeven uitmaaken, in de Engelfche Landfchappen Derby- en Gloucestershire , by Chaumont en elders in Vrankiyk, op de blzen van de Se- vennes in Languedok ; by Lach in Lotharin- gen; by Wettin in de Saalkreits; by Eisleben en in de meefte Keurfaxifche Stcenkolen - Groes ven; by Manvebach en elders in Silezie: op den Baldüs- Berg in ’t Verfoneefche ; als ook by Oeningen en’ in verfcheide deelen van Swits zerland , op Stinkfchiefer; by Schlimbach in Opper-Ooftenryk en by Oberhaufen in het Tweebrugfe op Mergelfchiefer : in Switzere Á land Alin. Tome Ml. ps A09, Typoliehus vegetabilis. CARTH, Jij: 97 Je Ie DEEL: IL SUB: G 3 STUK. Kruiden: \ AN Pd 40 VERSTEENINGEN Jand en elders ook fomwylen op Zandfteen ; AFDEEL. by Dresden en Zwickau in Keurfaxen op vere í « Koor: 6TUKe gatde Kley; enzo ‚ Aanmerkelyk is ’, dat men deeze Kruiden byna nooit in gezelfchap van Conchyliën vindt ‚waar uit men met reden zou magen opmaa- / tiken, dat zy van een andere oirzaak afkomfcig zyn. Evenwel kunnen zy , zo wel als die gevoeglyk van den Zondvloed worden afge= leid ; wanneer wy dien op zulk eene manier „ als ik heb voorgefteld (t), begrypen. Een gee weldige uitgulping immers , van den Afgrond des Oceaans , dien men de Atlantifche Zee noemt, over Europa en de aangrenzende Lan- den, heeft daar in deszelfs boezem uitgefchud en dus alle Zeefchepzelen daar in geworpen, welke grootendeels , door dat geweld, gebro- ken en vergruisd zyn. De Planten ondertus- fchen, hier en daar, van Landen en Geberg- ten afgefcheurd , op ’ Water dryvende, zyn naderhand , door deszelfs ftille bezakking „ toen- het zyn Slibber afleide, die de Vlotber- gen, en Rocfen of Laagen van Ley gevormd heeft , daar ingeraakt, en door de verharding van die Kleyachtige Slihber, met Kalk of Zand gemengd , bewaard gebloeven (v). | ‚ Geen dit laatfte denkbeeld bekragtigd „ís, dat de one, Kruiden „ die „men op de Leys fleg= ‚() Zie 't voorgaande STUK , blade, 184e - (wv) 't Zelfde, bladz, 61, VAN KRUIDEN. AT Ateenen vindt, geheel uitgeftrekt leggen, zon- zj der eenige kreuken of plooijen , even als of zy Arperu.! fer aan gelymd waren. Dat de meeften, die goorn. men in Vrankryk. aantreft , even zodanigensruk. «zyn als in Engeland, laat zig door het voor- gaande ook taamelyk ophelderen, En dat zy op twee Plaaten Ley, Doubletten genaamd , even de zelfde oppervlakte vertoonen; *t wel. ke zo veel hoofdbreekens veroirzaakt heeft (17) z dit begrypt men ligtelyk zo te hebben moeten: zyn 5 wanneer men flegts onderftelt , dat het geen enkele Afdrukzels , maar dat het verhe- vene de Plant zelve zy , die verfteend is of verhard, ‘Dan moest noodwendig op de beide Doublet- Plaaten zig de zelfde oppervlakte ver. toonen van het Kruid. “Na deeze bedenkingen gaa ik over om de ruropi- Soorten van Planten , die dus onder de Delf ha, EE ftoffen gevonden zyn, voor te ftellen, Ik zalven. daar in eerst acht geeven op {de genen, die °°“ tot de gewoore of Europifche Kruiden be- hooren. Dus vindt men voorbeelden van Kleef- kruid of Walftroo of dergelyke Kransbladige Planten , bv Alais in Vrankryk , in de Dek- Leijen der Engelfche en Saxifche Steenkolen- Groeven ; als ook by Efchweiler in Westphalen, ef* voornaamelyk in Silezie. Ik heb zodanigen!, | ; als (ww) Waren Verft. Zaaker, III, DEEL, blada, 66 , 67. A ) ni G S n Wil. Dzer. IL. STUK Ld EN Árpzcr} ZI, Hoorpe STUK. 4x VERSTEENINGEN als SeneucHzer afbeeldt (4); die zeer fraay zyn, van Mansfeld bekomen. De Heer Waren geeft, uit zyne Verzameling , de Afbeelding van een Steen, waar op zig dere gelyk Gewas , dat zyn Ed, tot het Paarde- ffaart- Kruld betreke, zeer fraay vertoont (y). De Heer GuNTHER maakt ‘er geel Watlftroo van en % komt my voor, dat ‘hetzelve meer naar ’t zelve, dan naar °c Paardefkaart geiyke, Zo weinig kan men dikwils van dergelyke Krui- den oordeelen. Van de Wolfsmelk en Wilde Kervel, „ als. ook van de Berg = Eppe „ hade VoLCKMANN in Silezie afdrukzels bede Men vindt dergelyken, als ook van de. Zene kel, in Westphalen, op verharde zwartachtige Kley. Van Spaanfche Peper „ Schorpivenkruid en Aardrook „geeft SemEuCHzea Afbeel. dingen en Worc KMANN van Pacta, als ook van een Plant, die men in ’t Hoogduicfch Sternkruid noemt. De gelykenis van alle dees ze Planten is zo volkomen niet, als ’ afdruke zel, dat ik op een taamelyk dik ftuk Zandfteen heb, in ‚Ee 2, op Plaat XIV, afgebeeld, | | naa (ee) Herb. Dilin: Tah, TIL Fig. 3e í 6) Verft. Zaaken, MI, De Plaat &, 2. Pig. Te (2) Zie Verf, Zaake III DEEL , blada, Li7e Plaat, e 2, Fig. 5. (a) Ik geloof dar het deelne Steenen Zyn , wele ken Lurp Yzerachtige Steenen Knobbels noemt , van de grootte van een Walnoot tot die van eens Mans Vuist veel gevonden wordende in de Kolen=Groevén van Ker VAN KRUIDEN 45 paar een Takje van. Rosmaryn gelykt. Het ie, & gelyk de Blaadjes van Fig, 1, graauw op een MaaR witachtigen of bleeken Grond. Hoor. Een zeer fraaije Zilverachtig op een rood- STUE» achtigen Grond leggende Plant, betrekt Warcra Bien” tot de Kroontjes Kruiden, en in ’t byzonder tot die Soort van Lzbanotis , welke fommigen witte Gentiaan noemen (2). Het legt op of in een Yzerhouderre Steen, zegt hy, uit Cor lebrokedale in de Proviocie Shropshire van En« geland , weise alaaar zekere Bonken maakt, die aan ftukken geflazen zodanige Planten ine houden, Ík heb op zulk een Steen , uit Enge- land, een dergelyk Gewas , doch niet zodanig vitgemonfterd , en dergelyke Klompen Steens , doorgeflagen , io welken zig , in de ééne een Biesachtige in de andere een Takje van derge- Iyke Plant, met Blaadjes, bevinden fa). Op een Steen , die wat rooder is, uit Nasfau= _ Saarbruk, komt het zelfde voor, De Teke- ping-is hoogrood en icherp (b). „Dier Planten. komen de Varen - Kruiden in „ Rate of i Ì ge hg Kenton en elders in Engeland , omtrent veertig Valem diep. Deeze , zegt hy, fplyten, als zy eenigen tyd in de Lugt gelegen hebbem, -van. zelf by de integgende Blaadjes: af, Fosfils of England. We p. 14. Met de Ilmenauer Schiefer « Nieren , die ook Kruiden bevatten, hebben zy veel overeenkomsren zyn mooglyk op en manier als dat Flerinpje van Ferro 2 waar van ik in % voorige STUK , op Plaar [f, de Afbeeln ding gaf, geformeerd, (4) Van deeze fpreeke WALGH, MI. DEEL, blade, 74. MIL Deer, IL, STux, Û 44 VERSTEENINGEN gedaante der Blaadjes naby , en in geftalte de oc gene ‚ welke ik op een Leéyfteen van Hirschs= Hoorp- ftein in ’t Baden. Durlachfe, by Oberftein, heb STUKe leggen. Dit raare Stuk, door zyne lange VE zytakjes uitmuntende ; Heit door de Schub- Grasse planten, bige Blaadjes ongemeen van alle de genen , daar ik Afbeeldingen van vind onder de Kruie den-Leijen. In geftalte komt het een onbe kende Plant; door den Heer THuUNBERG in Japan verzameld en in myne Japanfche Herbarius bevindelyk , zeer naby. Onder de Kaapfche Hey-Soorten komen ook voor van dergelyk postuur. Doch, om zo ver niet te gaan, zal ik het betrekken tot den Savel- of Sevenboom , of tot die Soorten van Ceèders , welke tot het Geflagt der Geneverboomen bee hooren, als welke vry lange Takjes hebben; bekleed met overendftaande fpicfe Blaadjes (c). Dit is in het Voorwerp , dat hier een indruk- zel uitmaakt, zeer blykbaar. Nader kan ik hetzelve niet bepaalen, Men ziet ligt dat hee geen Koorn-Aairen zyn , voor ‘welken men dergelyke enkelde Takjes weleer heeft gehou den (d). | Deeze zeldzaame Kruiden- Leijen befchouwd hebbende , gaan ak thans over Ot de Gras* Plan: _(c) Zie het II, Deers III. StuK van deeze Nat. Hifted rie, bladz, 544, enz, (d) Zie Mvr. Saxon. fubterr. Te Pe 6. Figs 4e (2) Herb. Dilav. Tab. Ille Fig. 4e / VAN KRUIDEN, 45 Planten. Van het gemeene Gras, dat men, Le Kweekgras of Hondspras noemt , komen in- ha Xil, drukzels voor, op Leyfteen in Switzerland , op Hoorn Kleyachtig Gefteente by Joachims - Thall inSTUE- Boheme , op geelen Drupfteen in Silezie, en op Kaneelkleurigen Tuffteen by Langenfakza in Thuringen, ScuEucHzeEn geeft de Af- beelding van een Leyfteen van Oeningen,met geknokkeld of knoopig Gras, overvloedig daar op leggende (e). Die in ’ Werk van Knorr voorkomen , zeggen weinig (f). Die, welke ‘er WarcH bygevoegd heeft, en een Aair of Halm zou vertoonen , wordt verfchillende be. oordeeld (g). | Meer zekerheids ís ’er aangaande de Riete Rie Soorten, van welken men, onder den naam ps xv van Kalamieten , gefptoken vindt. Daar ko. #24» men Rolronde Stukjes buiten ’% Gefteente voor, waar omtrent het dikwils duifter is, of menze voor Verfteende Wortelen, voor ‘Tak jes van Boomen, voor Zeegewasfen die men Hippurieten noemt , of voor iets anders, moet houden. De Knoopigheid onderfcheidtze daar van en betrcktze tot het Riet, gelyk Scneucn- ZER reeds van oordeel was ten opzigt van ’ | | Zj= (Ff) Verf. Zanken. Te DaEL. 'PL IX. Bizz & IX, à Fig. 6e | (2) Verft. Zaaken, Sl. DEBLa Pl. a, 2 Figs 4: zie bladze 116, 1172 UI, Deer. IL, Stux: 46 VERstTEÈËENINeGeER Î.. Zzyze, een Vinger dik , by Bononie in Lom: rex, bardye door zynen Broeder gevonden (h). Ook ad ZYN Zy, byna allen ‚ overlangs eveiiwydig ge- stux, ftreept (ji). TuxorpnRrAsTus heeft reeds van Indifch Riet; tot Steen geworden , dat byna den aart van Koraal aangenomen hadt; gewag gemaakt (k). Meù heeft in ’t jaat 1952; in de Kolengroeven te Swanvich in Der: byshire, een Rietfoortige Plant gevonden van veertien Voeten lang, die fpits uicliep aan heet eene end en een grooten knobbel hadt aan. ’é andere: De omtrek in ’t midden was negen Duimen, derhalve de dikte omtrent een Hands breed (1). | | De Heer Warcu geeft zeer fraaije Stuk- ken in Plaat van zodanige Kalamieten „ wel. ken zyn Ed. achtte van uitheemfch, Indisch of Bamboes - Riet, afkomftig te zyn (m). Al. len bevonden zy zig in ’t Naturaliën- Kabinet. van den Ryks.Hofraad ScumiprL, en het grootfte derzelven , inderdaad , zou tot een dikken Steng fchyneni te behooren, Ik heb een Rietftuk uit Pommeren, in zwarte Ley, ’ welk ruim zo duidelyk is, hier in Fig, 4, Op Plaat XIV, naauwkeurig voorgefteld, Volgens de rondte zou het byna de helft des omtreks zyn: want de dikte is byna de helft der breed- te (B) Herb. Diluv, Tab. III. Fig. 2 €) Zie Verf?. Zaaken III. Deer, bladz, 83» SA (£) GESN, de Fig. Lap. Pe 15e dn 5 + en : - « al u : IN "A ë ei if ME, e ie fee \ eo & ( . st N ” a \ 4 ul 5 ei baar We hd 5 Lj Lt NN ' r ad d . N _ é : Ra Al - 2 , « se re L r « 4 ‘ 5 . 4, ï A ‚ ä \ / te ij Vn . « \ é ki k N rig A 8 5 k ‘ ‘ RA fl a { Nl vds ' 4 . WBK Ue el DN 1 5 » Ns le d A A4 v K . bi " v‚ « sj í ' ij k ; / nt ï - G 5 Ll Le 4 } f Á ú ni h : | Ì A 1: NE Y } rr í DE (7 CAN : ï NR, rg 5 KAR AN Lien TAB Ait ok DE ie NR EN , 3 Deel PLAAT XV. \ \ % NN SSN NM f il IJ | | l Il | b il Li van KRUIDEN Pe, te, Behalve de gezegde evenwydige Streepen 1. overlangs , heeft het vier zeer blykbaare Rin= ie: rd gen, die op byna gelyke afftanden uitpuilen , Hoorp- en het zeer kenbaar maaken. Of deeze Stuk- STUK. ken niet tot de Wortels of Stoelen van ons “ imlandsch of Spaanfch Riet, welke fomtyds zeer dik en zwaâr voorkomen , betrokken zouden kunnen worden, fchync my bedenkelyk, Het aartige Stukie in Fig. s, ven Altenburg pr. xv. in Saxen, fchynt, wegens zyne flreepen ; ook: lige 5e tot de eene of andere Rietfoort betrekkelyk. Onverhoeds zou men ’t aanzien voor een Ver- fteende Schulp , maar de doorloopende Strees pen in de dikte van een half Duim , toonen , dat-het van een Plantaartige natuur zy. Ik heb niets dergelyks afgebeeld gevonden; zo dat ik in dit bloote vermoeden moet berusten. De Streepen zyn zwart op een bruinachtigen Grond * en het heeft een fchoonen Glans door *t polys= ten aangenomen. Van Biezen, die zeer wel onze Europifche mieren; kunnen zyn, vindt men dikwils de in- en af. drukzels op de Kruiden - Leijen. Zy komen of tusfchen en by andere. Planten voors gelyk dit op een Plaat door WarcnH of Knorr, uit het Kabinet van ScHMmiper aan-’tlicht gegeven (1), Rt, baar; is 5 of ap zig zelve, Dus () Phi. fi Wola p. zon. St a) °t Zelfde Supplement- Plaat I, 1, TIL. 7 (%) Verft. Zaaken Ill. Deel, Plaat Fe Zie e oûk IDs Plaat 5» TIL, Deer. ll, STUK, 48 VERSTEENINGEN L Dus heb ik ze in dat ‘Yzetachtig Gefteente er van Colebrokedale, in Engeland , als gezegd Hoorpe is en uit het Mansfeldfe bezit ík een complee- STUK. ten Biezen- Steen , zynde een Kolen - Schiefer , aan beide kanten bezet met een menigte in en afdrukzels van Biezen, e Kolen- In de Steenkolen - Groeven van Engeland „ Juke Silezie, de Sevennes, als ook in Langue dok en Westphalen , vallen zekere Petrefaka ‘ten, welken fommigen voor Kalamieten ,„ anderen voor Verfteende Houùten hebben aan- gezien. De Engelfche Heer CoLLiNsoN heeft de Aftekeningen daar van, uit Londen, aan den vermaarden K nonr toegezonden ges had, die dezelven op drie Plaaten in ’ licht bragt (o). In ’ algemeen zyn deeze Petrefak- ten opmerkelyk door zekere regelmaatige Tea kening , ’t zy van hoekige of ronde indrukzelen en verheffingen , welke of op ryên of in ’t vers band voorkomen , en naar die Tekening heeft de Hoogleeraar WarcH dezelven dus onder: fcheiden, Organa Carbonaria, Orgel-Kolendruk. ° Dit zyn Biesachtige, zo wel enkelde als aan elkander verbondene Steelen, met zekere klei- ne Kuiltjes of Merktekens op gelyke afftan- den: waar door zy eenigermaate naar Orgel- Py= Lo) *t zelfde, le DEEL 3 Plaat X, a, be c, „VAN KRUIDEN, 49 | pPypen zweemen,. Hier toe betrekt zyn Ed. L dé Afbeeldingen der beïde Pläaten X, b en X, Beg ra C‚ van KNORR. Hexagonon Cfboris tin Zeshoek « Kolertdruk. ‘Zeshoekige Figuuren , tegen elkander aan En Onderfcheiden deeze Soort: zie Plaat X, a, Fig. n. De Leyplaat heeft maar weinig dikte, Ungella Carbonaria, Voetftap- Kolendruk: Hier van is een grootere en kleinere, naar de grootte der indrukzelen of merktekenen, welke big vertoonen als de Voetftappen van eenig Gedierte: zie de zelfde Plaat Fig. 2, 3. Undulatum Carbonarium. Golf -Kolendruk. ian de gegolfde Streepen heeft deeze Soott den naam, 8 Lepidûtes Câtbónaries, Schub- Kolendruk. _Deeze heeft Schubbige indrukzels in ’ ver. band geplaatst: men vindtze in de Sevennes en Silezie, VorcKMANN heeft daar van de Af. beelding medegedeeld, in Fig. 4 | Ovarium Cârbonariuri. Eyvormig Kolendruk: 3 Hiet heeft de Vlakte eenvormige Verhef. | fingen, omtrent van grootte als een KofFyboon; zie de zelfde Fig. 5. AET TARA, Oe: Ocel UI, Deer, IL, Stug, Hoorps TUE: 50 VERSTEENINGEN Wit, Ocellatum Carbonarium, Oogjes - Kolendruk. | XII. Hoorp: Deeze in Fig, 9, onder de Silefifche Petre: STUK. _ fikten, by VorLCKMANN voorkomende, noemt hy Geoogrd Kolenhout. Overal is ‘dezel- ve aan de eene zyde als met Oogjes bezer, die glad en glanzig zyn. Dergelyke als dit en het voorgaande Eyvormige komen ook in Ens geland voor (Pp). Cepina Carbonaria. Uijen - Kolendruk. In Silezie is ook deeze gevonden, die Ruits. wys' geplaatfte Schubben of Verheffingen heeft , welke zig ‚alseen Uijen met een ftompe Punt, vertoonen. ZeeeAjuir; Dit laatfte brengt my zekete Verfteening in gedagten , welke ik onder den naam van Zee- Ajuin uit den Eiffel bekomen heb, Het is een roodachtige Steen , byna gelyk de Blan. kenburgfe Petrefakten , voorheen gemeld, waar in men dikke groote Cirkelswyze verdeelingen Ziet, die naar de Rokken van een Uijen taa- melyk gelyken. Cerëitens De Heer Warcu noemt alle de gemelde Pek Koten -Schiefers Cerëiten, om dat hy dezelven van. Cerêusfen en dergelyke Toorts= Planten , of van Opuntiaas en anderen , welke onze Ridder altemaal in ’ Geflagt van Caêtus be- greê- ce) Zie Phil, Tranfalt, Vol. L. Tab, Vo fig. 6, 7, Ni VAN KRrRUtDEN si greepen heeft (q), afkomftig achtte. Hy oor- Le deelde dat zy van geen Europisch Gewas nk afleidelyk waren. Hier toe behoort zekerlyk Hoorp- zodanig een Leyfteen , dien ik van Eschwei- STUK. ler uit den Gulikker Eiffel heb en waar van de Afbeelding , zo paauwkeurig als’ doenlyk was „ in Fig. 1, op Praat XV, gegeven wordt. Tot geene der voorgemelde Soorten van Ko= lendruk fchynt dezelve betrekkelyk te zyn, Men zou zeggen , dat de Figuurtjes, die ’'er verheven op leggen, naar Leliën gelyken. Zy zyn in verheven randwerk, Ruitswyze, inge= flooten. Veel overeenkomst fchynt dit Petre« fakt te hebben met dat Stuk uit de Kanaal: Koolgroeven in *% Engelfch Greaffchap Lar- caster , *t welk de Graavers aldaar Zwarte Baftas heeten, zo Lu1p verhaalt (r), en om= ftreeks Durham en Newcastle gedreeven Plaat- werk. „ De Bedding ‚hier van ‚is onzevaar drie ‚… Voeten dik, legt honderdewintig Voeten > diep en dertig Voeten boven de Kclen= », Groeve. Daar is op die Ley een indruke », zel van een Lighaam, dat zyne Oppervlake s> te Netswyze in ’t verband verdeeld heeft, s, veel gelykende naar ’t gene gemaakt zou ») kunnen worden daor den Bast der Takken ‚, van (7) Zie IL. D. V. StTum, deezer Nat. Hiflorie, bladz. 142 EnZe (r) Fosfils of England, Lond. 1729. Tom. Ile p. 16 | Da MI. Deer. IL, STUK. FE de sa VERSTEENIN GEN ‚‚ van den gemeenen Detneboom , na dat de Arprel, ,, Bladen daarafgevallen of afgeftroopt zyn (s je” Noo STUK: Indien deeze Petrefakten van dergelyke Ori= gineelen konden afgeleid worden, 't welk mis- fchien niet onwaarfthynlyk is; Cre minder om dat de Steenkolen moogltyk ook wel haare af- komst hebben konden van de Harst «vân groote ‘Bosfchen van Pyn- of Denneboomen , door zekere omwentelirgen van ’s Aardkloots Op- pervlakte in brand geraakt en vervolgens met Aarde bedekt :) dan zou men die Lighaamen niet behoeven t’huis te brengen tot de uit- landfche ‘foortsplanten of Opuntiaas , met welken zy , wel befchouwd zynde, weezent- yk weinig ftrooken. De Toortsplanten zyn meestendeels fterk geribd en op de kanten van’ die Ribben zitten de Stekels; welken men in de Opuntiaas wel op de vlakte van het Blad, doch niet in zo geregelde orde of zo digt aan elkander vindt, dat men de meesten deezen Petrefakten tot de bekende Soorten daar van zou kunnen t’huis brengen, en allerley rieuwe Soorten daar van te willen onderftellen , is zeer ín t wilde gefchermd. Thans {s) Dat hier iets derpelyks als het myne bedoeld wordt , is blykbaar uit de Afbeelding Phil. Trans, Vol. L. Tab. V. Fig, 3 °t welke door den Heer MENDEZ D'ACOSTA daar toe betrokken wordt. Men vindt zodanig Kolendruk in de Steenkolen- Groeven aldaar , dikwils by Takken van eenige Voeten lang , die hem fomtyds voorkwamen met lange’ (malle Bladeren voorzien te Zyne GE de ded E ; | ke \ Re Ni { W AIN CRB DEN js “93 Thans\komen wy tot de VARENS, diewel 1 de gemeenften zyn op de Kruiden - Leijen, Lin- ä Hi N&US maakt daar van een byzondere Soort (2) , Boorp: en zegt, dat men die Kruiden op Leijen in STUK: Duitfchland vinde , %t welk waar ís; doch zy Varens komen ruim zo veel in Engeland en in Vrank- ryk voor. „Men vindize gemeenlykst op die Bedding van Leyfteen , welke, hoewel veele Voeten of Vademen onder den Grond, de Steenkolen dekt, door byna geheel Europa, De Groeven by -Manebach in het T huringer Weud, in Saxen , leveren, ter langte van wel honderd Vademen „ zodarfige Kruiden. Leijen uit, Op welken men meestendeels Varens , Kat- teftaart en Boom:-Varen of dergelyke ee ingedrukt vindt. Sommigen van deeze Schie- fers. zyn zwartgraauw , met zwarte; fommigen witachtig met bruine Kruiden en daar komen ook voor met bonte Kruiden op donker graau. we Leyfteenen. Door % fplyten ziec men dat dezelven op de ééne Plaat verheven » Op de andere gediept leggen. De meeften zyn uicgeftrekt als frisfche, doch eenigen ook ge. kreukt en ingekrompen as verdorde Kruiden. Van Ca) Phytolithus Filicis, S+f, Nat. X!I. Tom III. Gen. 42e Sp. 2. Herbe Capillares pesrificate, Juss. Jem, de 1718. Eüik petrificara. VoLCam. Siles. KE. Tab. r. Fig. 23, & TT. 12. Fig 1-s & T. 13. Fig. r-16,-MyrL. Sax. Jubterr, Ia pe 19. lig. 1, 2 3 6,10, mn & p. 26, Fig, 2-8, en Dae J- IL Deer, U. Stur, 1. AFDEEL, XIL Hoorp- STUK. Varens, 54 VERSTEENINGEN , Van de natuurlyke Varens, Katteftaarf en dêr. gelyken , fchynen zy niets te verfchillen (t). De Heer Jussieu, in tegendeel , nuruim zestig Jaar geleeden , een Reis doende nadr Spanje door het Lyonnois , vondt omftreeks St. Chaumont een menigte Leyfteenen , met indrukze!s van Planten, hem geheel vreemd , en orbekend zegt hy in gantsch Vrankryk. De meeften behoorden tet de genen , die mea Capillares noemt; gelyk de ( Ceterach) Herts- tonge , het Vrouwen- Haair ( Adianthuim) , het Boomvaren (Polypodium), de Osmunda , Filiculá en veelerley andere Soorten van Varens; op welken hy fomtyds nog de indrukzels van ’t Zaad, dèt zy op de rug der Bladen draagen en weshalve menze Zpiphyllosperme tytelt, waarnam, De merigte van dergelyke Kruis den-Leijen was , omftreeks die Plaats, onge- meen groot. Hy vondt ’er cok nog Bladen van verfcheide andere onbekende Planten, en fommigen zelfs die hem toefcheenen tot de Dadel- of andere uitheemfche Boomen te bes hooren (»). Vyfentwintig Jaaren laater werdt het Ver. toog van den Abt pe Sauvages aan ’% licht gegeven , die omftreeks Alais, in de Zuidelyke deelen van Vrankryk, een Bedding vondt van vere Ct) MYLe Saxon, fubt. I. Pe 21e (v) Mem, de Patcad, des Sc. de Paris, de 1718. pe 3635 &c, VAN KRUIDEN, 7 55 ‚verfcheide Mylen langte , waar in zig allerley 1, foort van Ertfen en Steenen bevonden, als Árpeet. ook. veele Mynen van Steenkolen. Hier kwa- roorp. men hem , onder andere Verfteeningen., ook sruz. veele graauwe Leyfteenen voor,met deindruk. Waren. zels van Varens , Waterlisch , Walftroo, Oi | jevaarsbek , Koornbloemen, enz, Op dezelven was, behalve de Bladen , ook dikwils de Sten. gel der Planten en derzelver Bloefem , bewaard gebleeven. Behalve deeze vondt hy ook een menigte van zulke Leijen , mer geheel vreem- de, onbekende Planten, waar. van hem alleen= Iyk groote Bladen voorkwamen, breed, lang en dun, onder anderen naar die van de Indi- fche Banannen gelykende, Een zodanig hade zyn Ed. ’er gevonden , dat agt Duimen breed svas en meer dan vyf of zes Voeten lang bui« ten de Rots uitfteekende, Het zeldzaamfte in deezen was, dat men die vreemde Bladen nooit onder de anderen gemengd , maar in byzon= dere hoopen aantrof (w). _ Aan de bekwaamheid van gedagten Franfchen Heerpr Jussieu, in het onderfcheiden der indrukzels van Planten, die hy omftreeks St. Chaumont vondt, kan men niet twyfelen. Die twee Stukken , ondertusfchen , welken ik daar EN van aan ’t licht gegeven vind, vertoonen zig gantfch (w) De zelfde van 1743, p2g. 565. ee el UL Deen. IL. STuze | heden. XII. Hoorp- STUK. vi arens. 56 VERSTEENINGEN gantfch niet uitheemfch (#). Hy verbeellde Zig, dat “duizenden hoopen van derge!yke Planten, uit vreemde Gewesten, door de Was teren der Zee in Europa overgebragt waren , en dat alleen die genen , welken by toeval eene Bitumineuze Stoffe hadden aangetroffen, daar door in ipdrukzel of afdrukzel waren. bee waard geb eeven , de anderen verzaan. Zo zou dan die Bitumineuze Stoffe 4 welke zo overvloedig is op de plaacfen daar veel Steen= kolen- dijen Zyn, gelyk in ’t Lyonnois, tevers door ce Zee moeten overgevoerd zyn geweest ; en, wat middel het fl gediend om die Kruiden en Bladen zodanig te ontwikkelen, dat zy op de Leytteenen kenbaar afgedrukt zyn? De meeften van de gezegde Varens en dergelyke Kruiden achtte hy te gelyken naar de genen , welke in de Oost- cn Westindiën waargenomen Zyhe 0 De geleerde Warca merkt aan, dat men op” de Kruiden- Leijen veel voor Inlandfeh houdt , t welk misfchien een Uitheemfche Soort of Verfcheidenheid is van de Ke er Plant. Ik geloof dat men, in tegendeel, veel in de eerfte opflag voor Uitheemfch reed *% welk cot Inlandfche Planten zou kunnen be: trokken worden, Daar is al een groote kennis der. (x) DARGENV. OryBelogie, Pl. 21, Fig. 5, 6. WALCH wondt ook reden om aan het geftelde van JGSsIEU te twye felen : ze Verf, Zaaken, Ui. D, blade, 75. Eef os. _ VAN KRUIDEN 57 der Kruidkunde noodig , om deeze Indrukzels 7 van Plante en altemaal te ontcyferen. Welk een Arpzer- gemakkelyke uitvlugt is hee, voor iemand , die zel ks dezelven ter loops befchouwt, een hem onbe. STUK. kende Plant flegts voor een Uitlandfche uit te pareni maaken 2 En , wanneer deeze Kruiden- Leijen, gelyk veelen denken, ook van den Zondvloed afgeleid moeten worden ; zo kunnen gemaks kelyk de Origince!en van fommige Soorten: daar mede verlooren gegaan en gebleeven zyn. _— Voornaame Stukken van dien aart, afkomfti van Manebach in hect Thpringer Weud , zyn door den Heer Warcnua;s uit het Kabinet van den Ryks-Hofraad ScHMIiDEL, in Plaat ges geven (9). Her eerfte en voornaamtfte is een graauwe Leyfteen , van omtrent anderhalven Voet lang en half zo breed, byna geheel be: legd met twee Bladen, welken zyn Ed. tot het gewoone Mannetjes - „Vuren , dat niet Takkig is(z), betrekt. Ik heb uit de ‘Steenkolen- Groeve Paulton , in ’ Engelfch Landfchap So: merfetshire , een fchoonen blaauwachtigen Ley- fteen , wel anderhalf of twee Duimen dik , vier» kantig, overhoeks negen Duimen lang en agt Duimen breed; op wiens eene’ zyde die zelfde Soort van Varen legt , zyrde in de myne ook voorzien met getande Vinnetjes, Die op de 3 vol. (y) Werft. Zaaken, DI. DEEL. Plast e, SF Ts 93 (z) Filix Mas non Ramofa, C, B. Pin, Polypodium. Filix mas. LINNEL. \ D. 5 EI, Deer, IL, STUK, IL. ArorEL. XII. Hoorve STUK- 58 VERSTEENINGEN volgende -Plaat by WaArcH, zouden, vol. gens hem, het Filicaflrum Sepientrionalium van AMMAN het naaste komen, Op Plaat 7 acht hy een Leyiteen verbeeld te zyn, met afge= Varens. zonderde Vinnetjes van het Mannetjes- Varen Graft- of Boom-Va- ren. voorgemeld ; doch ik zou die tot een andere Soort van Polypodium betrekkelyk oordeelen, Van de twee op Plaat v, zou de eene tot hete zelve Varen, de andere tot het gezegde Fili- caftrum van A MMAN behooren, Dus fteilen die voornaame Stukken ‚ volgens W arcu, maar tweederley Varens voor, van . de oude Wereld, Hy voegt ‘er, uit zyn eigen ‘ Verzameling , nog twee by van de Sevennie fche Bergen , waar op hy meent het Wiyfjes Varen voor te komen (a). Ik heb zodanigen op ecn Kruiden- Ley van Luttich en op eenen uit. Yorkshire in Engeland. Onder de laatst. gemelden verbeeldde zyn Ed, zig, op zulk een Sevennifchen Leyfteen, volgens de naauwkeu- rige befchouwing van den Heer Doktor en Hof. raad GUNTHER te Cahla, het zogenaamde Miltkruid of Groote Miltkruid te zyn , dat men in Nederland , volgens Doponaus, Grafte Varen noemt (b). Doch het verfchil is te byfter groot, aangezien de Blaadjes op deezen Ley- (a) Filik ramofà maor , Pinnu'is non dentatis, C. B. Pin. Pieris Aquilina, LINNEr, Zie zyne Plaaten ®3 Fig, 3, Cw, L Fig, te (b, summers hy zegt dat het is de Lonchitis Folio Polypo- di van J. BAURINUS, het Poiypodinm aneustifoliam van TCURe vaN KRuIDEN. 59 Leyfteen overhoeks {taan en veel breeder naar / De, de langte zyn, zelfs dan die van ’c gewoone xj Polypodium of Boomvaren : daar deeze, gelyk Hoorp- uit de benaaming van TournerorT ook *T0r blykt, fmaller Zyn dan die, Nader zou daar peen. aan komen myn zwarte Kruider - Ley van Mans- feldt, in Fig. 2, op Paar XV, afgebeeld, als welke Vinnetjes van dergelyke gedaante als in ’t gemelde Graft- Varen aan de Takjes heeft. Zyleggenaan deeze zyde afgedrukt of verdiept, maar aan de andere zyde ingedrukt of verheven op den Steen. Weinig Afbeeldingen vind ik van Kruiden. Miltkruid, Leijen , met ronde Vinblaadjes, gelyk in het eigentlyke Milckruid , Asplenium of Ceterach der Apotheeken. By ScnreucHzeERr komt ‘er ééne voor, op een zwarten Steen (c), die hy echter zeer verkeerdelyk voor het Manne- tjes Varen gehouden heeft, en zodanigen, die weezentlyk die uitdrukten, zag hy voor onbe. kenden aan (d). Ik heb, in een gefpleeten Schiefer - Nier van Iimenau, een dergelyk in- drukzel als dat, van SCHEUCHZER, eerstges nield , doch zonder de Stipjes , diehy op ’t zyne waarram , en voor mêrkun der Zaadjes hielde: TOURNEECRT , tot het welke de Lonchitis aspera van Doe DONEUs ; weke de Lonchitis altera Diossoridis by LoBad is, betrokken worde (ce) Herb. Diluviani, Tab. IL Fis. Ze Cd) Ejssd, Tab. 1. Fig, 3, Se UIDaeL, IL Stuge 62 VERSTEENINGEN EL hieldt. Het Loof is geheel zwart, de Steen. jj, van binnen graauw, Dergelyk indrukzel heb, Hooven ik ook uit Oxfordshire in Engeland op een plac« STUK. _ ten Leyfteen, die blaauwachtig is en van Hirfche _ „Varens. frein in ’t Baden- Durlachfe, by Oberftein, op een geheel graauwen., Op de eerften leggen de Blaadjes of Vinnetjes verheven , op deeze vindt men alleen het afdrukzel, met holle Vinne- tjes: | Takkig of Een. allerfchoonst Exemplaar , dat ik van, Gd dien aart heb, hier in Fig. 3, op Plaat KV Fi 3. grootendeels voorgefteld „ is ook van Hirsch- | | ‚ftein afkomftig. Dit toont allerduidelykse ì dat dergelyke Delfkruiden (€), met zulke ron- de. Vinblzadjes , te vooren. opgenoemd ; niet, van het. gewoone Miltkruid, dat flegts onver. deelde. Blaadjes heeft , maar van een andere. “Soort afftammen , welke Asplenium Ramofuin heet by TourogrerFoRT, Het is de Lonchitis, folio Ceterach van CAsPAR BAUHINUS, en, by zyn Broeder JAN, de ruuwe Lonchitis van Maranta. Om die reden geeft Linnaus ook. den bynaam Marante aan de Soort, wel- ke zyn. Ed. van deeze gemaakt heeft in cen Geflagt van Planten , welks Kenmerk is , dat de Vrugtmaaking de geheele Vlekte der Vin. netjes bedekt (f): terwyl zy in de Varens Streeps- (e) Ik mag ze dien naam wel geeven, daar fommigen dezelven Herba Minerales tytelen. WAN KRUIDEN óf Streepswyze gefchiedt aande kantèn. De Groei- plaats van die Kruid ftelt hy in de Zuidelyke _L Arvoterà deelen vàn Europa, en in de Noordelyke valt Hoos: een ander, niet veel verfchillende, daar zyn Ed, STUE. den bynaam van linenfe aan geeft, volgens J. BaumiNus, die de Groeiplaats van ’t ande- re in Stirie ftelde, dat is in Opper -Ooftenryk, Dat Noofdfe echter groeit naauwlyks langer dan een Vinger, op de Rotfen in Lapland en Swee- den , als ook in Groot Brittänrie. Des wy ons moeten houden aan dat van Maranta, hoewel dit ook delden hooger dan een Span groeit : want hetzelve heef: de Bladen Vinswyze verdeeld jn Blaadjes, die famengelteld zyn uit ftompe 3 dikke, Eyronde, effenrandige Vinnetjes. De- Zelven zyn als tegenover met elkander ver- eenigd 3 ’**.welk ook in dit Delfkruid plaats heeft, dat men als eene Verfcheidenheid , tus- fchen’ die beiden in komende, kan aanmerken, Niet minder duidelyk vertoont dat Plantje , xt welk ik op een Leyfteen úit de Engelfche Provincie Yorkshire heb , hier in Fig. 4 af- gebeeld , een Soort van bilicula , en mooglyk wel die Soort , welke VAtLLANT genoemd heeft Koninglyk Varen met Vinnetjes van Dui. Ki k vee __{f) Acroftichum Marante. Syf?. Nat. XII, Tom. II. Speés Plant, p. 1527- Lonchitis folio Ceterach. C‚ B, Pin. Lon chitis aspera Marante, CAM. Epir, 665, IL, Deer II, STuk, Warrens: Klein Varerì », 4 BEND © Ve e Fig. 4 ES 62 OVERSTEENINGEN ve- Kervel (gs door hem omftreeks Parys ge» AFDeEL: vonden. Of anders zou het kunnen zyn het Hoorp- STUK. Rots-V'aren met een dun broosch Steeltje van PLUKENET, ’t welk LinNaus mede tot Varens. het Polypodiam t'huis brengt en den byoaam geeft van broofch (h) Mec dit laatfte komt het in geftalte zeer overeen, en heeft, zo veel my toefchynt , de Vinnetjes ook rondachtig en ingefneeden. Het gelykt minder naar die Soorten van Filicula by TourNEFORT, wel- ken men wit en zwart Adianthum noemt. De Varens zyn op de Kruiden- Leijen , die tot verdek ftrekken van de Steenkolen, en dus op de blaauwe Leijen, allergemeerst, en dees ze drukken zodanig, als gezegd is, de geftalte teder Europifchen uit, dat men aangezien die op dergelyke plaatfen veel groeijen , waar Bose fchen van Pyn-, Denne- en dergelyke Harftige Boomen zyn , naaawlyks twyfelen kan, of zy hebben , by een algemeene vernieling van zo- danige Bosfchen , de bovenfte legplaats beko- men. Deeze , voor den Zondvloed reeds in wezen „ en door denzelven verfmoord , heb- ben naderhand door broeijing in brand kunnen raaken , en door Aardbeevingen wederom bes ‘dolven worden onder eene Aardkorst, welke genoegzaame Kleijige Stoffe tot vorming van de Leijen ; die men altoos op de Steenkolen | vindt, (2) Filik Regia Famarie Pinnulis. VAtLL, Prise Te 9 fe Ee Polypodium Regium, LIND, Spec, Plaat. p. x553o \ \ SVIACN: KRUIDEN 6q vifidt, kunnen opleveren ; waar dan dergelyke el me Kruiden in verfteend zyn. Maar zy komen xii. gok voor in dergelyke Yzerachtige Steenen , Hoorp- in Engeland Katskoppen genaamd , als ik boven “YE van gefproken heb; welken men aldaar , diep in de Grond, vindt leggen in een Bedding van blaauwe Schiefer. Op graauwen, geelachtigen of witten Leyfteen , vallen zy zo veel niet, noch ook op Zandfteen , gelyk ín fommige deelen van Silezie. Andere Soorten van der- gelyke Kruiden, gelyk de Muur- Ruite, het Vrouwen - Haair ‚ enz. heeft men zelfs in West- phalen gevonden. In de Noordelyke deelen van Europa komen zy, zo ’t fchynt, weinig voor. De Kleur der Kruiden verfchilt doorgaans Kleur, weinig van die van het Gefteente, dan dat zy dikwils wat zwarter zyn. Men vindtze ook wit op een zwarten Grond, gelyk de Ysland- fche Bladen -Leijen; doch dit is zeldzaam. By- zonder fraay zyn de afdrukzels van Kruiden uiet de Sevennifche Bergen. Men heeft ook witte Steenen , met bruinachtige Bladen, by Blankenburg, en roodachtige Leijen , met groene afdrukzels van Kruiden , by Zwickau in Bo- heme gevonden, Meest is dit Varenkruid, ‘Vrouwenhaair en Steen- of Muur-Ruite. Op fommige Leyfíteenen hebben de Kruiden een Zil. (4) Filix Saxatilis Cauliculo tenui fragili. Prum. Alm, 159 Ts 130. É, 5. Polypodium fragile, LINN, Sp. utlupra, MI. Deer: ÏI, Srux. 61 VERSTEENENGEN \_L Zilver of Koperglanzig overtrekzel 5 ja wees iin len; inzonderheid de Saxifche, zyn ‚ zo M ve Hoorpe Lus verzekert, Zilver- en Goud-houdende, sruK. Veelen bevatten eenige Kies; hoedanigen ook zeer fchoon te Colebrokedale en elders in En- geland voorkomen. | | ' Pearde- In ’t zelfde. Gefteente vallen oak fomtyds vd andere Planten , die mede een duiftere Vrugt maaking hebben (Ci). Zodanigen zyn het zo- genaamde Paardeftaart (Equifktum) of Heers moes , waar van eenige Soorten ook, drooge Gronden tot haare Groeiplaats verkiezen. De ____meeften, echter , die daar van gevonden zyn, betrekt men tot de Waterplanten (£), en dus wil men ook de zogenaamde Katteftaarten op Levfteenen aangetroffen hebben ; ja zelfs an- dere Kruiden geheel onder Garden 8 groeijende, die men Duizendblad noemt ). Ik wil wel bekennen; dat ik in die allen de gelykenis zo groot niet kan vinden, dat ik ze daar voor zou durven uitgeeven : te minder , om dit de Verfteening van zulke Slymige, weeke Plan- tens é) Plante ad Cryptogamiam LinNmi pertinentes (2) SCHEUCHZER Herb. Diluv. Tab. Il. Fig. 1: die daat van maakt, Eguifétum paluftre brevioribus foliis polyfpers dnòns ziep3g- IG. 4e, MYL. Saxon E. Pe 19e Tab. Fig. 3; Ss Je €) WALCH. Verf, Zaaken. II. Deel Pl. &. 2 Fis. Ie Equifera: Pl. P. Fig. tr, 2. Myriephyllum Linnzi P) x, Pig. Is 2,3 & Ple ip. Bebi Linnzi, Clasfifse, Tabelie. vid ld cad vant. „AN KRUIDEN 65 ten, wat vreemds fchynt. Ondertusfchen mag I KE men vraagen: wat zou het andets zyn (m)? Ka Van Zee- Wier ( Alga marina) dat op Kalke gyoorp- of Marmerfteenen ingedrukt zoude gevonden stu. zyn, wordt door ommigen gefptoken (z). Ik Zee- Wiets weet niet of men daar van zekerheid heeft 3 maar op de Leyfteenen der Groeven van An- gers,in Vrankryk, heeftde Heer Govert TARD zelfs Zee- Ruy (Fucus) met Blaasjes waarge- nomen (0). D'ÄRGENVILLE vertoont een dik ftuk Leyfteen, uit-de Provincie van Forest zes Mylen van Lions; uit verfcheide Laagen „ zegt hy, van Zee- Wier , digt tegen elkander aangevoegd , beftaande (p). De Heer Derk: HEY meent in het Zee- Wier van onze Dy- ken eenefoort van Verfteening ontdekt te heb» ben; zodanig , dat zyn Ed. denken zou , oË niet dergelyke Stukken van verhard Wier, als zyn Ed. ’er één in afbeelding gebragt ;heeft , wel (m) De Plant, die zyn Ed. hier tor de Egsuifsta betrekt ; heeft de Heer GUNTHER, als voorheen gemeld is , voo het Galiium luteum, naar twelke zy ook meer gelykt, aan- gezien, Die,daar zyn Ed, het Mlyriopbyllum van maakt , fchynen my daar toe veel te dik van Steng en te grof van Blad te zyn, en meer te zweenten naar het Katteftaart (Hippuris LINN. zie ons IL. D. Vil, Stùk , bladz. 57) : de overigen kan men voor het Ceratopbyllum of dergelyke Was terplanten houden. (#) Zie WALGH Verf, Zaaken, 111. Deel, bladz. 620 (o) Mem. de 1757. p. 129. Pl. 1, 2, 3 (p) Oryologie, Pl, 21, Fig. &, E HI. Dezer. Il Stur, 66 VERSTEE NINGCEN L wel voor Verfteend Hout konden aangezien Brpeel. worden (q). Met kleine brokjes‘zou dit mis= Hoorp fchien kunnen plaats hebben ; maar niet ligt TUX, met groote Stukken , ‘waar in de Draaden „ Kwasten en het maakzel van hec Hout al te blykbaar zvn, om zig te laaten misleiden. Ook zal een Kenner zeifs kleine Stukjes , die wel verfteend zyn, geenszins verwarren met dat half verfteende of verharde Zee- Wier, Mosfen, Het Mos, dat, ket zy op den Grond of aan Res Boomen groeit, komt fomtyds in die gedaante voor, dat men het Verfteend Mos noemt. Ik beb daar taamelyk groote Stukken van , onder anderen één, uit de Steengroeven. by Bianken- burg in het Swartsburgfe, daar een goede veel: heid geheel natuurlyk verdroogd Mos vog aan zit, terwyl het overige Steenhard-is geworden. Deeze Verfteeningen , echter „ moeten betroks ken worden tot de Overkorftingen : want men bevindt, de Takjes afbreekende , dat zy van binnen hol zyn. Een Water met Kalkachtige of Steenige Stoffs bezwangerd , die kleine Plantjes overloopende , doet dezelven allengs begroeijen met een Steenige Korst, Ook zyn ‘er dergelyke gedaanten, die , door het afdrups pelen van zulk Water „ als Sralaëtieten worden geformeerd, ‘Twee kleine Plantjes, of Plante ‚__ achtige Lichaampjes, geel van Kleur, op den Pie- (4) Nat, Hif?. van Holland, 11, Deel , bladz, zrso, vAn Krürpim , 62 Pietersberg by Maastricht gevonden, gelgken B _ zeer naar Mos, als. uit de Afbeelding van één meae derzelwen, in Fig 5, blykbaar is. Heursh Ontwyfelbaar ondertusfchen is het , dat in sTuKe _Kryftallen , Achaat en Chalcedoon , fomtyds Mos voorkomt, ’t welk men weezentlyk Ver- fteend kan noemen. Dielange fmalle Blaadjes, echter, welken men zo duidelyk daar in bek fpeurt , hebben meest de gedaante van dat _Mosachtig Slibber der ftaande Wateren ,’t welk Flap genoemd wordt op fommige plaatfen 3 gelyk dit my duidelyk blykt in een groot Stuk Yslandfche Chaleedoon, myner Verzameling , dat daar vam rykelyk is voorzien, Van Ober. {tein in het Tweebrugfe heb ik evenwel, onder weele anderen; een helder doorfchynend Plaat. je, waar in zig een Mos bevindt, dat meer naar het Aardmos gelykt : zie ’t zelve afgebeeld in Fig. 6. | | Of ’er echte Verfteeningen van Paddeftoelen . Paddes gyn, is zeer duiftet. Die Petrefakten, wel ken naar dezelven gelyken , hebben dar Plaats achtig maakzel niet, * welk de Kampernoeljes eigen ís; en worden derhalve voor verfteende Koraalgewasfen , onder den naam van Fungièten , gehouden (#). Daar komen ook Lighaamen voor , naar dezelven zweemende , die enkele | Drup. _{r) Zie ’t voorg, LIL. DERLS In STUK, bladze E a «EIL Deer. IL, STuz. 68 VERSTEENINGEN 1. _Drepfteenen zyn (s). Men heeft wel zeer fraai- Arvrel. je Stukken van dien aart, met lange dunne Hoop, Steelen en Pieramiedaale Hoedjes , voor Ver- Tsux. fteende Paddeftoelen uitgevent en duur betaald gekreegen , doch of die echt en niet flegts ge= conterfeit zyn , wordt onder de Kenners nog zeer getwyfeld, XI. HOOFDSTUK, Befchryving der VERSTEENINGEN van BLOEMEN, als ook van VRUGTEN , zo van Boomen als Heefters en Kruiden, Ka m= POLITBEN genaamd ; gelyk Verfteende Graanen , Nooten ‚ Amandelen „Karftengen, Eikels , Pynappels , Denne-Vrugten, enz, Een zeer aartige Verfteende Zee- Noot van Ternate in Oostindie. \ DD DD de Heer LiNN&us, metzyne Antho- Verfteenine lithen, flegts bedoeld heeft de Mineraa- Eeen le Koorn- Aairen en Stengel - Ertfen , hebben tig. wy hier voor gezien. Daar komen evenwel weezertlyke Verfteeningen van Bloemen voor, _ die men dus zou kunnen tytelen ; doch dezele ven zyn, gelyk ligt te begrypen is , niet gee meen, en veelen twyfelachtig. Het is dikwils Een (:) Zie Verfl. Zaaken, II. Deel , bladz, 251, 1520 red Ker "1 idd af p NSK io PR sal eva heen . ' | : { È en ú 6 GIrn rears AT R k a Ni B din al \ \ / é 1 1 ie | EM ; Waf er 4 jk À ne. he ij k ï Y } Ö AE Deel PLAAT XVI. . ns k in Dal 3e it iet … 2 ONAN BLOEMEN, \ 69 een enkele gelykenis , daar men ook wat an- ders van kan maaken. Ten voorbeelde kan die za- genaamde Bloemby ScneucHnzeERr, Tab III, Fis. 3, verftrekken. Mvyrius hadt op een Eislebifche Koper - Schiefer een Bloem gezien, die naar de Zonnewende geleek. Andere klei- nere Bloempjes zyn nog duifterer , gelyk die van het Walftroo en dergelyken op de Se- vennifche Leyíteenen , dat wel Caryophyllie- ten kunnen zyn. Hen dergelyk indrukzel van een Vuurfteen , als waar van ik een Zee: Sterretje gemaakt heb (t) , zou, volgens M y- LIUS, die het afbeeldt, tot zekere Bloempjes behooren , die men in ’c Hoogduitsch Vergis mein nicht , dat is Vergeet my niet, noemt. Deezen naam voert het Kruidje Gamanderlein of Bäthengel , welks Bloempies ’er. het aller- minfte niet naar gelyken. „WarcuH heeft zig verbeeld, dat het een ongewoon verdiept Af. „drukzel van een Ïrochiet zy (yv); doch uit myn Fxemplaar , ’t welk ik doublet heb , is zulks niet waarfchynlyk, De meefte zekerheid zou men hebben van de Bloemen vaneen Soort van After, met Wil. gebladen, welkeneerst VOrLCKMANN,in Sj. lezie, op Leyfteenen ontdekt heeft, en waar van vervolgens LEHMANN een groote me. nig- (£) Zie ’t voorg. 1. Stok , Plaat HI, Fig. 4, bladz. zoa, (vj Verf, Zaaken. 1ll, DEEL , bladz: 79, | Eg3 NI Deer, IL, STUK, Afters op Levfleen. PL. XYZ Fig. ke Zaad- Reenen. 70 VERSTEENINCEN nigte ‚ in de Groeven te llefeld , heeft waar genomen, en in een byzonder Vertoog befchre= ven (w). Zy leggen aldaar „dat zonderling is, onder de Steenkolen-Beddingen, met andere Kruiden , op Leijen ingedrukt. Hy merkt aan; dat die Plant daar omftreeks overvloedig groeit « en verbeeldt zig, dat zulks door groote Over- ftroomingen en inzakkingen des Aardryks vers cirzaakt zy. Men heeft meermaals, gelyk nog onlangs in Ooftenryk , voorbeelden-van dien aart gezien : doch of zulk een geweldige oir- zaak gelegenheid geeven zou kunnen tot zo geregelde Indrukzels ven zulke tedere Lighaas men, ís wat duister (4x). Van VERSTEENDE VRUGTEN ; Karpo- lithi gepaamd „ hoewel die ook niet gemeen „zyn, is meer zekerheid, Sommigen noemen eenigen derzelven Spermolitni , dat is Zaad- fteenen. Van deeze zyn veelen , die men dus getyteld heeft, gantích onechte Verfteenins gen 5 gelyk de Oölishen , of Erwtenfteenen ; die tot de Tuffteenen behooren : anderen bes {taan uit kleine Hoorntjes , Schulpjes of der- zelver Zaad; gelyk ik bevoorens opgemerkt heb (y). Dus monfteren wy dan de zogenaamde Komynfleenen van deezen Rang uit‚als ook de Peperfteenen , die uit een foort van Porpietjes {ae (rs) Mem.de P Acad, R. de Berlin. Tom. Xl. p. 127 (x) Zie WarcH, die aangaande omftandig , Werft. Zaaken ; als boven, blads. gu. VAN ZAADEN, 71 mengegroeid zyn, In de door my bevoo- 7 rens befchreevene Ammonieten en Nautilie- Â-®rer. ten: van de Kust van Normandie, komt En echter een menigte kleine bruinroode ronde srux. Korreltjes voor , welken ik niet dan voor Verfteend Zaad kan houden (2). Mooglyk- zou men de Cenchrieten of Geerst-, en de Meconieten of Slaapbollen- Zaadfteenen , door VOLCKMANN ín Silezie waargenomen , daar mede kuônen vergelyken. Van Koorn of Graanen kan men ook de bee verfteende ftaanlykheid onder de Delfftoffen nist geheel Graanen. ontkenren. De Heer Warcu geeft de Afe beelding van een Steentje , waarin zig zeer duidelyk Rogge « Graantjes bevinden (a). Hy merkt aan, dat men in deezen byzonder letten moet op de jhoedanigheid der Koorntjes , of dezelven wel even groot en van de zelfde figuur, a'sook van de Natuurlyke geftalte zyn, hebe bende op de breuk een behoor!yken Bolfter ; waar mede men echter de bruine of anders gekleurde Korst der Tufachtige Verfteeningen, gelyk de Chemnitzer , Ilefelder, Zwickauer , de Goldbergifche in Silezie , de Liptauer in Hongarie , en meer dergelyke zogenaamde Zaad. fteenen, niet verwarren most. In een geelach- tige (y) Zie ’t voorg. I. STUK , bladz. 476. (2) 't Zelfde, bladz. 398, 410. (a) Verf, Zaaken, Suppl. Pleat III, a, Fig. 4, | Ë 4 HI, Dern, IL, Stug. Koorn- Aairen, 72 VERSTEENINGEN tige glimmerige Leyfteen, door. welken by Ame bach in Saxen geheele Vlakten bedekt worden, komen nogthans menigvuldige zwartachtig bruie ne Lighaampjes voor, die. naauwlyks iets anders, kunnen zyn, -dan Zaad van Grasplanten. Een ftukje daar van ten naauwkeurigfte befchouwens de, kan ik niet anders zien, Van Verfteende Koorn- Aairen is met veel zekerheid gefproken. De Afbeeldingen , ech= ter,die daar van gegeven zyn (hb), hebben iets, dat dezelven verdagt maakt ; zo de geleerde WarcH met reden opmerkte, De eerst opges tekende van M yrrus zal buiten twyfel een Takje zyn van dergelyk Verfteend Gewas, als Ik hier voors Pl. XIV, Fig. 3, in Plaat gegeven heb, De anderen vertoonen wel iets Plant- en Halmaartigs , doch kuonen ook wel iets anders dan Koorn-Aairen zyn. Die af= drukzels, evenwel , welken men in de Jlmee nauer Schiefernieren aantreft, fchynen nog= thans afkomftig te zyn van zodanige of Gras- Aaïren (c). De Soort is niet gemakkelyk te beftemmen. DaAvira verbeeldt zig, dar een Stuk uiet zyn Kabinet, waar van hy de Afbeel- ding geeft, naar een Aair van de Spaanfche Tarw „ zonder Graankorrels, gelyke (d), Van (4) Scneuchze Herb. Dilav. Tab. I. Fig. 1. & Tab, Ve Fig. 4. ice MYE, Saxon. fubt. p. 16, 8, Fig. 4 en p. 15, Worr, Hiff. Nat. Hasf. T. V, Fig, 6. (:) Zie Waren Verf, Zaaken. II, Deel, Suppl, Plaat Zil, bj Fig. 29 3e VAN VRUGTEN. 53 Van Verfteende Peulvrugten komt , onder, 1, » den naam van Siliguastra, een groote menigteÂrverr, by de Autheuren voor , die meestendeels al Be deenlyk Steenen of Verfteende Lighaamen ssrux. misfchien Tanden of Kiezen van Visfchenzyn, peul- welke flegts de figuur van Boomen, of van"tE Leedjes van Boone- Peulen hebben. DaAvre LA, nogthans, maakt van het indrukzel of af« drukzel van eene Haauw , in Oeninger Ley- fteen , gewag , welke de langte van dertig en de breedte van agt Lynen hadt, zynde vere deeld in negen perkjes, ieder met een Tepeltje als het merk van een gewezen Boontje (e). Men kan dit niet tegenfpreeken; maar de zoge- naamde Boonen- Erts is niet van die Vrugten afkomftig. Ook behooren de Erwtenfteenen „ die men lang daar voor gehouden heeft, zo als jk reeds aangemerkt heb, niet hier t'huis (f), Zekere Erwtachtige Zaaden , weezentlyk Steen, die ik uit Homburg in Hesfenland heb , kun- nen insgelyks met geene zekerheid hier toe betrokken worden. Verfteende Meloenen, van den Berg Karmel melcenen, in Paleftioa , zyn lang berucht geweest, Menken) gaf voor, dat aldaar een geheel Veld met zo- danige Meloenen en Komkommers te vinden wa. (d) Catal, raifonnd. Tom, III. pe 2570 T. 3. (e) Ibid, p. 256. (f) Dezelven behooren tot de Tuffteenen, Zvphi , ge'yk wy naderhand zuilen zien. Es U Daer. IL, STux, 74 VERSTEENINGEN van den Profeet ELras, zouden verfteend Hoorp ZyD. Naderhand, echter, is met zekerheid STUK, ontdekt, dat die zogenaamde Vrugten Achaat» | kogels zyn, hoedanigen men in menigte by Overftein in het Tweebrugfe vindt, inwendig met Kryftalletjes aangefchooten , die weleer voor Zaadjes der Meloenen gehouden werden, Op dergelyke manier is de Fabel van Vere fteende Komkommers, of Augurkies liever , voor welken de Poodenfleenen „ die men thans voor Pennen van Zee- Appelen erkent, gehous den werden, t'eenemaal ín verval geraakt. Ansnasfen. Van een Verfteerde Ananas - Vrugt, of wel een gedeelte daar van , ís door VOLCKMANN de Afbeelding gegeven 5 doch welke weinig " gelykenis heeft. DAvara betrekt tot het Ges {lagt der Anavesfen een. geachatizeerde Vrugt, van buiten en binnen regelmaatig in hokjes en celletjes verdeeld; zo dat men, volgens zyne befchryving , daar aan niet kan twyfelen (2). Ik heb een weezentlyke Ananas , met haaren Steel, die overkorst is in de Karlsbad- Wateren van Boheme : doch daar van in ’t vervolg nader. Ik maak ’er flegts gewag van, om dat men dit fomtyds ook Verfteeningen noemt. Bui- (sz) Zie Coral, raifonn, Tom, Ill. p. 256. Tab, VII. Fig. M, m. Vid, pag. 290. | (4) In *c voorg. le STUK , X, Hoofdftuk. (é) Zes. fubterr, Brunsv, p‚ sx. Tab. Ve Ike WAN VRUGCTEN, 75 Buiten die Wateren, in welken alles, zelfs r. een Bos Druiven, met een Steenige Korst Á“DrEK. p en overtrokken wordt, zal men naauwlyks waare geb. Verfteeningen van weeke of fappige Boomvrugten ,stux. gelyk Appelen , Peeren, Oranje - Appelen, Vy- Appelen, Peeren, gen, Pruimen, en wat dies meer is, aantr< ffe, vvzen ; Ik bedoel zodanige Zaaken, die men weczent= P"8meRa lyk Petrefakten noemen kao ; want de meeften, die men voor zodanige Verfteende Vrugten heeft uitgevent, zyn of enkele Ntuu:fpeelin- gen, Drup- en Tuffteenen , g-weest , of zy hebben behoord tot die Zee -Sckepzelen, wier Verfteeningen ik onder den naam van Fun.ie= ten, Alcyonieten, kicóiden of Caricöiden „ heb befchreeven (h). De vermaarde BRUCKMANN heeft een menigte dergelyke Steenen, by ’ Kloofter Marienthall in ’ Brunswykíe, verza= meld en in Plaat gebragt 5 waar onder één , daar hy zelfs een Perfik van maakt (ij. De Verfleende Olyven van den Berg Karmel, weet men , zyn Zee- Appel Pennen (k). De Verfteende Wyndruif in?’ Kabinet van den Sweedfchen Ryksraad TE ssin, die onder de Rozynen gevonden en voor tien Dukaatcn ge- kogt was, is grootelyks verdagt (l). De Verfteeningen van hardere Boomvrugten verneende zyn niet zonder voorbeeld, Hier toe betrek- Walnooren of Groote ken Nooten, {£) Gedagte I. Srur , bladz, 526. (4) WaLcu Verfleeade Zaoken, UI. Da bladz, zoo. II. Deer. II, STuxe 76 VERSTEENINGE N 1. ken wy, in de eerfte plaats, de Walnooten of Árpe?L. Ockernooten , gemeenlyk Groote Nooten ge= Hoorp- Deamd. Onze Ridder maakte gewag, dat hy STUK, een volkomene verkalkte Kern van zulk eene Noot bezat (m). Verfcheide Autheuren vere „haalen , dat in Franche Comté, nu omtrent veertig Jaar geleeden, by ’t uitgraaven van een vervallen Zoutwerk , honderdvyftig Voeten diep onder den Grond, verfteende Walnooten zyn gevonden, waar van Davrra de Afbeelding geeft (nx), Het zonderlingfte in deezen was dat de Dop en ’t middelfchot , als oak het Vliesje van de Noot, in natuurlyke gefteldheid waren ; de Pit van natuur als een Keyfteen geworden. In dit opzigt ftazn zy eenigszins gelyk, zo de Hitoriefchryver van de Franíche Akademie der Weetenfchappen aanmerkt (o) , met de Echinieten : maar, of het Verfteenend Vogt door de voedende Vaten in de Picten der Nooten doorgedrongen zy of ingedrongen in derzelver poreufe zelfftandigheid , dan alleen- lyk de plaats beflagen hebbe der vergaane fi Pite Cm) Mihi est Juglandis Nucleus perfeltus Calcareus. Sy. Nat. Ed. VL. pe zot. S. Vill. Lips. 1748. (2) Catat, raifonn, Tom, II, Pl, 2. Hy zept, evenwel „ dat zy in figuur en overlange rimpels volmaakt overeen kwamen meteen miet verfteende Myrobalanus citrina, van welke hy de Af beelding daar byvoegt , ’t welk dan de Fi- guur O moet zyn: zonder dat de Figuuren M » IN s Iets tot de Myrobalanen betrekkelyks hebben ; alzo hy daar van de verfteende Ananas; voorgemeld , maakt. Niettemin heeft Ware LEEIUS dezelven aangehaald als Verfteende Myrobalanen , zege En vaN VRUGTEN, 23 Pitten ; dit laat hy ter nader onderzoeking of beredencering over. De andere Verfteeningen van Walnooten „Hoorn: die men heeft, betreffen zo wel den Dop als de Kern; zo WaArLcr aanmerkt, dic een zo= danigen in een Kleijige Zandíteen , byna van _ de Natuuriyke Kleur , vertoont (p). In ver- fcheide Kabinetten , in Switzerland, zegt hy, waren dergelyken , insgelyks uit Piemont af. komftig, te vinden, De Adelaar- of Klapper- fteenen worden , zo hy ‘er byvoegt, daar me. de verward ‘g). De Pastoor MEINEcKE vondt, in zyne Land- ftreek te Oberwiederftadt, een Arendfteen , grootelyks naar een Ockernoot gelgkende, doch zo volkomen niet , als die daar de Heer An- DREE; in de Switzerfche Brieven , uit hec Kabinet van AMMAN te Schafhauzen gewag van maakt, welke hem, niëttegenftaande zyn ongeloof aangaande dergelyke Petrefakten , tot overtuiging der Vrugt. Verfteeningen hade gebragt. Het zyne hadt in de Dop een Kern, doch zeggende, dat DAVILA die heeft befchreeven en afgebeeld s Tab. Vil, Fig. M , m : waar uit zyne weinige naauwkeu- righeid blykbaar is. Zie &yff. Min. Tom. 1I. p. 406. Mooglyk heeft Swedenborg, dien hy aanhaalt , zig dus ook laaten misteiden, (o) Hijt. de P Acad. R. des Seiences , de 1742, p‚ 47. (p) Zie Verf, Zaaken Ill. DEEL, Blaat ie Fig, 533 4n be (4) 'e Zelfde, bladz. 96, uL Det. Il, STUKe STUKe „8 VERSTEENINCEN , doch daar ontbrak het middelfchot aan, en aaf Árprete den Dop de famenvoegiog ; des hy het hieldt XL. voor een onvolmaakten A lelaarfteen (r)- Hooro- | Á ie Het zelfde, zou kunnen gefchieden met dat Naar één taare Petrefakt, van Scheppenftadt in * Bruns- ER Led wykfe afkomftig , my onlangs bezorgd 5 ’t welk Percfikt. ik in Fig. 2, 34 Op Praat XVI, om het de Bg 1,3. Liefhebbers en kenners nader onder * Ovg te brengen, van twee zyden heb doen afbeelden, De Ribachtige Streepen aan de agterzyde o« verlangs, in Fig. 2 ; de dikte van de Schaal , meer dan een Stroobreed , die Spaathig is werlteend: de figuur van de Steenkern , daat buiten uitfteekende van Zandachtige natuur , en het geheele beloop , tond en dik, zonder dat men een blykbaare Naad of Scheiding waarneemt „ geeven ’er eene geftalte aan , die vry veel naar den. Dop van eene groote Wal- noot gelyke, Maar aan de andere zyde, Fig: 8, openbaart zig een duidelyke fcheidipg, wel- ke om eene Doublet doet denken , en, door vergelyking met de Natuurlyken, zou het my hiet vreemd voorkomen , wanneer dit Petrct fakt tot de zogenaamde Basterd-Arken , die op de Rug ook geweldig gefleufd- of geftreept zyn, behoorte, Ík heb het om de aartigheid, en tot nader overweeging „ hier in Plaat ge: geven. Blik. "(*) Naturforfcher XIN. STUK, bladz. 243. (5) WALGH, Wert, Zaakene Ille DEEL, bladz 98, 99, A zou men hier thuis brengen , Nd die zo oogfchynlyke halve Nootedop , van Fig. ÂFDEEL, 4» welke van buiten alles heeft, dat vaar gE zulk een Dop gelykt, en in figuur volftrekt svp. daar mede overeenkomt, zyade geheel Chal- Nootedops _€edoonachtig verfteend. De ongelykheid , #% 4 evenwel, van dekant , en deszelfs dikte, doen grootelyks twyfelen, of het niet veelcer een Drupfteenig Samengroeizel zy. Van Hazelnooten komen ook weinig echte rrazets Verfteeringen voor. Om niet te fpreeken van ne de genen, in Duitschland gevonden , waar van HeLLwiNG en anderen (gewagen, zal ik volgens WaArcu aanmerken, dat men in de Engelfche Steenkolen . Groeven zeer fchoone gevonden heeft, die nog aan haare Takjes zas ten (s). Het Bericht, echter , waar uit dit ontleend is, naziende , wind ik piet, dat ’er van Verfteende Hazelnooten, noch ook van ’t zitten aan de Takjes, gefproken wordt. De geleerde GESNERUS fchynt dit niet wel uite getrokken te hebben (4). Onder in de Grond van die Bosfchen en Moerasfen, in Yorkshi- re, welken Koning Karel de Eetfte aan eenen Hollander, Kornelis Vermuiden genaamd , befteede de. of verkogt om droog en gelyk te maaken, werden behalve een, menigte van Oden Boomen en Boomwortelen , ook dikwils Ha- zel= (£) GESN. de Perrifrcatis, P. 22e U. DEEL. 11, STUK, KL maf Bo —_ VERSTEENINGEN zelnooten en Eikels gevonden , en Pynboont: Asper. Appelen of Kegels, by geheele Schepelen , zegt XI. Hoorp STUKe > \ de Text (y). Men vindt daar piet, dat dezel« ven verfteend waren;ook niet, dat zy lagen in de Steenkolen- Groeven; noch dat zy aän Tak- jes zaten. Luro fpreekt van Hazelnooten , die by het maaken ván eene Veengroeve, in “ Landfchâp Chester , gevonden werden, en zig als oprype Nooten vertoonden, zo datzy, by ’t breeken, zelfs geen Pieten hadden. Dit wordt daàr van afgeleid , dat de Zondvloed tegen ’ end vàn Mey zoude gekomen zyns wanneer de Nooten nog niet ryp waren (w). _Ondertusfahen blyke uie dat Verhaal zeer dui- Neote- Moskaa- TENs delyk, dat die Nooten , zo wel als anderen , welken men in dergelvke Veenkuilen vondt s geenszins verfteend waren. Zy hadden aldaat ook geen-bekwaame Legplaats ten dien einde, Wylen Dr. SerrosseEnr heeft in een Bak der Badwateren te Bath in Engeland een zodanig Nootje gevonden , dat verfteend fchypt te zyn; zwartachtig van Kleur, hier in Fig. 5. afge- beeld , en de Doppen daar by onverfteend. Dit komt byna op *t zelfde uit, als de gezegde Walrooten, in Vrankryk svonden. Verfteende Moskaat- Nooten hebben ongelyk meer gerugts gemaakt, By SCHEUCHZER | vindt (ov) Phil. Tranfaë. ebridge by Jones. Vol. IV, p‚ 212. (rw) Fosfils of England. T. II. p. 92. Zie ook van éen menigte derzelven, op andere plaatfen gevonden, die ome trent eveneens gefteld waren, p: 31, VAN VRUCTEN. Br vindt men ’er een afgebeeld (x)» die echter Tr niet zo zeer in aanmerking komt als anderen, Arpeer: van KuNDMA N voorgefteld, Dit zyn ron- Horb. de Lighaamen , „zegt WarcH » ongevaar vansrux, grootte ‘als een Walnoot; van onderen gemeene Iyk Kuilswyze ingedrukt en rondom bezet met kromme Voort jes ‚ die naar het boven- end famenloopen. Gewoonlyk Zyn Zy van zeer hard Gefteente , geevende aan het Staalflag vuur: fommigen zwart van Kleur , anderen donker of helder brgin en eenigen witachtig, gelyk Rivier Keytjes. De Voortjes , die id eenigen wyder zyn, vindt men fomtyds ledig , fomtyds gevuld met eere Steenige Sroffe ; doch deeze laatften zeldzaamer, Van Bins toonen Zy, als menze doorzaagt , donkere Streepen en Vlakken „ gelyk die der Moskaat - Nooten, Men houde ze ’er ook gemeenlyk voor; doch gezegde Hoogleeraar , de zodänigen met Na= tuurlyken vergelykende ‚ heeft , zo in de fi- guur, als in de gedaante ‚ een verfchil opge= merkt ‚ te groot , omze in ’t algemeen daar voor aan te neemen. Hy meent evenwel dat zy tot de Verfteende Zaaken behooren, en wel tot die van het Planten-Ryk; niet dat met er , met fommigen , ‘Natuutfpeelingen van zou mogen maaken , of Alcyoniën, gelyk die van SCHEUCHZER; voorgemeld. ; Het is, zegt s> hys (x) Herb. Diluv, Tab. XII. Fig. 2e Pe 107 in, DreL,. IL. Sruxs Xill, Hoorp: sSTUJe G2 VERSTEENINGCEN ‚‚ hy, raar alle aanzien , het Origineel van ‚ eene ons nog onbekende Vrugt , die, den. ss kelyk , met de Noote Moskaaten, of met ‚‚ de Kerftengen , in eenige verwandfchap ftaat.”” Hy gelooft , voor ’t overige , dat dit Petre- fakt een bloote Stéenkern zy, en dat die Rim- pels en Voortjes, daar in, door uitdrooging ontítaan zyn 5 gelyk men zulks in de Karftene gen, onder haare Schaal , waarneemt (4) Dit Voorwerp geeft nog aanleiding tot eeni« ge bedenkingen. BERTRAND zegt dat de Verfteende Moskaact - Noot van SCHEUCHZER eene Porpiet zy (2), en van dezelven in ’£ algemeen : het Zyn of Kernen van Zee- Appe: len , of Joodenfteenen , of Kernen van gelyk» zydige Doubletten , of afgeronde Keyfteen- tjes (a). Elders fchynt hy ze altemaal tot Zee- Appel Kernen te willen maaken (b). Het ‚is te denken, dat alle die Steenige Lighaamen, welken men voor Verfleende Moskaatnooten aan- gezien en uitgegeven heeft, niet van een zelf. den oirfprorg zyn, en dus kennen zy ook niet tot een algemeenen regel gebragt worden. Of het mooglyk zy, dat eene Moskaat - Noot, (derzelver ongemeene vettigheid aangemerkt ,) ver- {y) Verf. Zaaken, TIL. D. bl, 98e (z) Dil. des Posf. Ue p. 72e Ca) ibid. p. 66. €5) Ibid, p: toss (c) Zie van dit alles omftandig, de Beytrage far Natur: gefchichte, Altenb, 1774 p. 163, Cnze VAN VRUG TEN, de verfteene , wordt nog getwyfeld. Ten ande- Ì ren is ’t niet te denken, dat zy zo rykelyk in ae ren den Grond RAR zullen geraakt zyn , in Hoorp. dit Wereldsdeel , als men wel dergelyke Lig-STUKe haamen heeft gevonden. Sommigen ‚evenwel, willen thans nog mer kragt beweeren „ dat ‘er weezentlyke Verfteende Meskaat- Nooten zyn. En het grappigfte is, dat eenigen der genen, die daar over twisten, zelfs de Naruurlyke Moskaat- Nooten niet gekend hebber. Daar de geleerde Warcnm zig te regt verbeeldde, dat de genen , welken men gemeenlyk koopt, in een Houtige Schaal , onder de Foelie, bee flooten hebben gezeten ; hebben anderen zig wys laaten maaken; dat de Foelie onmiddelyk op de Kern zou leggen (c). Konden niet de. Duitfchers zig uit de gekonfyte Nooten ge: noegzaam van het tegendeel overtuigen ? Ik heb ’er overvloedig in de Natuurlyke bol. fter , in. Flesfchen met Liqucur , daar toe dienftig en te bekomen. Van andere Uitheemtche Vrugten, gelyk de _Ahouai , daar Myrrtuss, en, volgens hem, SCHEUCHZER, van fpreekt; van het Ana cardium, de Kardamom, Baobab (d) en Nuces Vo: (&) De Fabel van die Verfteende Vrugt, welke tot den Meloenboom C Adenfonia} , die ik in ’t is. DEALS Il. STUK van deeze Natuurtyee Hoflorie met eene Afbeelding op Plaat Xi, heb beïchreeven, zou behooren ; is afkomftig uit de befchryving van't Naturaliën - Kabinet van CALGEOLARIUS, | F a Hi Dax. IL, STUK. 84 VERSTEENINGEN L _Womice of Braaknooten , door fommigen als Hee verfteendopgegeven , is nog minder zekerheid: Hoorp. hoewel het niet onmooglyk was ‚dat dezelven , STUK. ín Europa overgebragt, by toeval voorkwamen; onder de Verfteeningen van laater tyd. | Bie Een allerfraaist Voorwerp, dat mooglyk weis van Tere Dig zyn weergaa vindt onder de Vrugt- Vere Pr gvi, fieeningen, is in Fig, 6, op Praar XVI, af- Fig.6, gebeeld. Ik heb hetzelve , nu drie of vier Jaaren geleeden , onder andere aartige Natu- raliën , door de gunfte van den Wel Edelen geftrengen Heer RADERMACHER, Extraot- dinair Raad van Nederlandfche Indie , van Bae tavia Ontvangen , onder den naam van Boa Laut; dat is Zee- Noot , van Ternate, Daar nevens ging eene onverfteende Boa Laut, veel gely- kende, wat de befchryving aangaat , naar de Coguinho of kleine Maldivifche Noot, van _RumeHius (e), en, wat de Afbeelding be- treft, naar de gene die by hem genoemd wordt Cocos de Melinde (f ), Die, immers, hadt een oraauwe buiten- Bast of Bolfter , waar onder een Houtige Schaal, met een Gat op zyde, en van binnen een hoekige Pit, De myne, van grootre als een groote Pruim of kleine Appel, fchynt daar men kwanswys zulk eene Baobab- Vrugt, verfteend , in Plaat vertoont, page 414 : doch men zal hedendaags niet liet dien Steen, welke , gelyk veele anderen, een toevalligé gedaante kan gehad hebben ‚daar voor houden: zo min als ce door Cprotcus voor een Verfteende Siang opgegevene Ammons= Hooreus Doublet, pag. 424e VAN VR ucTEN 85 ‚ fehynt van binnen hol te zyn , en van buiten, “_vyfbillig, gelyk deeze Zee- Noot , mooglyk K Arrr ELe XT, de Pit of Kern daar van „ die, weezentlyk en Hoorp- geheel, Spaathachtig is verfteend. Haare vyfSTUK, Billen doenze in de eerfte opflag naarde Vrugt ‚van den Blimbing - Boom, welke RumrPuius Gefternde Pruim noemt, en waar van ik een Zeer goede in Liqueur heb, gelyken (z): doch de Billen , die aan den top famenloopen , als by a, wyken op zyde van één , of zyn door een diepe Sleuf verdeeld ; zo dat van onderen de Noot zig vertoont gelyk by h, hebbende ale daar In ’*t midden een diepe uitholling. Tus- fchen ieder paar Billen zyn nog bovendien twee kleine Ribbetjes. De Kleur is eenigermaate geelachtig bleek wit. | Van ce Nooten komen wy tot de Amande- Jen. Die , waar van ik hier in Fig. 7, uit myne Verzameling: de Afbeelding geef, heeft zo volmaakt de figuur, grootte en kleur, wan een Amandel- Pit , dat niemand daar aan zal _twyfelen. Dezelve is volkomen verkalkt, en behoort dus ook tot deze Verfteeningen, Amyg- dalieten genaamd, Wat de Zmandelfteenen aan. gaat, waar van men in Saxen, by Zwickau en Wickau, zo veelen gevonden heeft ; deeze kun. (e) Berbar. Amboinenfe Cap. 9 , aan ’t begin, Cf) 't Zelfde Tab. LXXKIL. Fig. 4 (z) RUumrFH. Ax), 1, pe Ils. Te 35e Averrhoa Caramboe la. Zie Nat. Hiflorie, I, D, IN. STUK, Ë 3 EL Deer. IL STUK, Amandel, Fig. 7e 86 VERSTEENINGCE N EI, kunnen of verfteende Doubletjes , of Stalatt Arprel. gifche famengroeijingen, of Keifelachtigc Steen- Seed tjes zyn, van die figuur, Immers BAiIjERs stuz, | BRUCKMANN en anderen, frellen dezelven in deezen gelyk met de Boonen-Erts en der= gelyken. Ook blyke het genoegzaam uit de veifchillende groate en figuur der Lighaam- pies , welken men dus by elkander vindt in zulke Amandelfteenen; gelyk ik een Yzerach. tig Stuk van Schlemig in Saxen heb, wel met kleine zwarte Amandelachtige, doch ook met Peperkorrelige ven andere Ligbaampjes , ‘bela- den. Myrrus heeft zelfs opgemerkt , dat dezelven fchynen te groeijen , zynde , hoe hooe ger in de Rots, hoe grooter en volkomener. Men vindt: fomtyds als verzuikerde Amande- len, met een Pit daar binnen. Zy zyn niet al. leen in Saxen, maar ook in ‘t Brunswykfe „ ‘in Switzerland, en in Silezie, gevonden. Niet ver van Regensburg komen,in de Donau, vees le Steentjes voor , die naar Amandelen , als ook die naar andere Vrugten gelyken (A). Karfteng. Van Verfteende Karflengen is nog minder ar zekerheid, Die men ‘er, in ’t eerst, voor ge- houden heeft , waren Stans: celingen. Die van BurTTNER, welke zo veel gerugts ge- maakt heeft , dat anderen daar op deeze Vrugt mede onder de Verfteende Zaaken geteld heb- dl ben, (6) Bavexm. Zhes. fubt, Brunsv, pe 33: VAN VRUGTEN 87 bens was , zegt Warcn, een verfteende IL Vischtand. Inderdaad, ik heb ook een Vifch- “rn tand, die verfteend is, van dergelyke fi- Hoorp- guur. Maar, het gene ik hier als een byzon- STUK. dere aartigheid opgeef , en in Fig. 8. een wei« nig grooter dan natuurlyk vertoon, is een Voorwerp , ** welk zodanig naar een Karfteng gelykt, dat men het’er volftrekt voor zoude opraapen. Ik twyfel ook niet, of men zou ’er een party Karftengen zo wel mede vervalfchen kunnen , als men een koop Saleb- Wortel alhier vervalfcht heeft , met gebraden en gefchilde Karftepgen (4). Het heeft de grootte, de fi- guur, de kleur, en zelfs het bleeke merk , waar aan die Vrugten , zo als menze gewoonlyk koopt ‚ kenbaar zyn. Met dit alles is het, volgens ’t byfchrift, een Steentje gelyk men vindt op de Munfterfche Heide, et is hard als een Key en zwartachtig glad. Niettemin zou het een Verfteende Karfteng Kunnen zyn; maar de witte Plek, daar het ook wat uitpuilt, beftaat uit een menigte van zeer nette Pyp- jes, die uitwaards verbreeden en aldaar een langronde Opening vertoonen , als of het Pe. perbuisjes waren. Dus leggen zyop het Steen- tje als geplakt, en loopen met de enden famen jn een foort van Spleet. Zal men nu hier om een Tubularia of Tubipora denken; of om een CE) Dit is my door een voornaam Drogist, die dezelve gekogt hadt, verhaald. E 4 Ii. Deer, II, STUZ. zikels, 88 VERSTEENINGEN een Echiniet-Kern ? Die Pypjes, ten minftes fchynen iets Dierlyks aan te duidco., Ik heb Fet , om de aartigheid , hier in Plaat vertoond. Ver Verfteeningen , daar men verfcheiderley Vrugten van gemaakt heeft , gelyken minder naar dezelven, dan dit naar een Karfteng, Onder de Vrugten der Woudboomen, geee ven wy eerst acht op de Eikels, Glandieten of Balanieten genaamd , waar van echte Verftee- ningen voorkomen in de Engelfche Steenkolen- Groeven, zegt WarcH (k). Die plaats ech-. ter, waar hy zulks uit gehaald heeft, naziende, bevind ik dat het ’er juist mede gefteld i is, als met de voorgemelde Hazelnocten. Het was by de droog- en gelykmaaking van Moerasfi ig en Beschland in Yorkshire ‚ dat men deeze Eikels onder den Grond vondt, doch niet ver- fteend. Hier fchynt wederom GESNERUS door zyn Ed. niet wel begreepen te zyn, die allcenlyk zegt, ‚‚ dat de Karpolithen in Stee- > nen zeldzaamer, doch meer gevonden wore 9, den in de Groeven ven Steenkolen en Tur- ss ven , alwaar dikwils de Vrugten van Pyn- „>en Denneboomen , de Eikels der Eiken en s de Nooten der Hazelaaren , nog aan haare E (k) Verf. Zacken. III. Deel, bladz. ror. (4) De Perrificatis. p. 22. °*t Schynt dat die Heer de Ens gelíche woorden , by whole Bushels together, dat is, byges heele Schepe's te famen: voor by Bosjes genomen heeft; even of 'er Bushes in plaats van Bushels ftond, (xs) Phytolichus Fruêtuum, Locus Germania, Conftat es Schifto vel Marmore, Sy/. Nat. Ed, VL £ VII ded Hat Ik; VAN VRuGTEN. 5 99 ‚, Takjes hangen” (}). Dit fchynt LiNNAus FH nagenoeg overgenomen te hebben , wanneer et zyn Ed., die bevoorens de Vrugt - Verfteenin-Hoorp: gen, in Duitfchland „uit Ley of Marmer fteldeSTUX te beftaan (1) : vu laatftelyk daar van zegt: dat zy in de Steenkolen- Groeven, doch zeld= zaam , voorkomer , en meest beftaan uit de Vrug- ten der Pynboomen , Hazelaaren, Eiken (z), De onechten , zo wel als die der Galnooten , zyn meest Alcyoniën of Adelaarfteenen. | Van Dennen - Vrugten komen weezentlyke End Verfteeningen of Verhardingen voor, die ENEN zon Lepidote by de Engelfchen genoemd vindt, om big. 2. dat zy gefchubd zyn. Wylen de Heer Doktor ScHLossER heeft in een Kryigroeve , by Cambridge in Eng eland » zodanig een Stukje opgeraapt ‚ dat zekerlyk een brok is van zulk eene Denne- Vrugt , van binnen geheel met Kryc gevuld. De Afbeelding daar van ziet wen in Fig. 9, op Onze RE LE Plaat (0). Zo zyn .ook wan Pynappelen overblyfzels, Pya: onder de Delfftoffen. Niet alleen heeft men ti Ze (x) Carpolithus. Phytol, Fruêtus. Habitat in Lirhantracis fodinis, ratiot. Hie plerumque e Frutibus Pini , Coryli, Quercus. Syft, Nats X!1. Tom. Ui. Gen. 42. Sp. 7. (o} Uit de Verzameling van dien kundigen Lief hebber, die een groot gedeelte van Engeland , tot bevordering der Natuurlyke Hiftorie, heeft doorgereisd, vertcheide dingen gekogt hebbende, kan ik nier beter zyne gedagtenis ver eeren , dan met, by ge legenheid , daar van melding te maa- ken. F 5 MLDerr, IL Stug, ds oo VERSTEENINGEN ze verhard in de Switzerfche Turfgroeven, AFDrEL: ZO SCHEUCHZER meldt, maar Kieshoudene _Hoorp- 8TUZe Lorken- Kegelse Fig. 10, de, by Weenen , ín eene Laag van Kley ge= vonden. Door den grooten Verzamelaar Da VILA is eene dergelyke Vrugt in Plaat ge- bragt , uit Piemont, leggende in een gryze Zandfteen , vol van Cochlicten en veele ftuk- jes Hout (p\. De figuur is evenwel wat lang= werpig en anders dan die der. Pynappelen; zo dat de Heer GueETTARDdezelve voor ecn Cypresfen- Vrugt aanzag, nogthans van de gee woonen aanmerkelyk verfchillende , als veel langer en grooter zynde (q). De Soort van Vere fteening wordt niet gemeld. Kegels van den Schoifen Pynboom zyn ’er verfcheidene in de Moerasfen van Engeland ge vonden ; als ook van den Lorkenboom inde Kryt- groeven by Cambridge (r). In die Koobbels van Yzerfteen , Katskoppen genaamd , welken men diep in de Grond by de Kolen- Groeven, te Colebrokedale en elders in Engeland vinde, dikwils Kruiden en Biezen bevattende, komen ook fomtyds Kegels of Katten van dergelyke Woudboomen voor, die men niet gemakkelyk thuis kan brengen. Zy gelyken meest naar de Wortelen van den ronden Cyperus der Apothee- ken. Misfchien zyn het onrype Vrugten van Pyn- (p) Catral. raifoneé. Tom. Ir. p: 254. Pl. VL, (4) Mem. de P Acad. R. des Scienses , de 1759, (7) Lvio Posfils of England, Ul. p‚ 22. ij 2d vAN VRUGTEN OI __Pyn- of Lorkeboomen (5). Even zo ftaat het Pal mooglyk met die, Fig. 10. afgebeeld, waar Xlr. van ik verfcheidene heb, fommizen ronder , Hoorn. fommigen fpitfer, allen bezet met veele Knab. STUEs beltjes en wit van Kleur. Ik bevind dezelven zeer hard en meer dan Kalkachtig verfteend , zodanig, dat zy niet gemakkelyk met den Ha- mer aan ftukken te flaan zyn, en dan van bine „pen egaal Krytachtig wit. De plaats der afe _ komst is my onbekend. Hier zalik, (zonder acht te geeven op an-= dere zogenaamde Verfteeningen , gelyk van El. zen-, Esfchen- en Olmen -Vrugten, van Pyn« appel - Pitten ‚ enz.) dit Hoofdftuk befluitens my vergenoegende , dat ik meer weezentlyke Karpolithen , mooglvk, dan iemand, by elkan- der in Piaat gegeven heb, Buiten de Ockere nooten voorgemeld en de Rogge - Koorrtjes , heeft WarcH 'er naauwlyks eene , die hy voor echt erkent. Van Zaadhuisjes fchynt eenig blyk te zyn, zo in eene Afbeelding door zyn Ed. gegeven , als in twee anderen van KNoRrr , die zeer twyfelachtig vaorkomen, en op “ hooefte maar Typolithen of Spoor- fteenen , dat is afdrukzels van de gemeenfte Vrugten zyn (de Maar (s) Phil. Tranfalt Vor. L. ps 23% (2) Verffleende Zaaken, Ill. Daer , Pi. HI, a, Fig. 5 & 1 D.Pl IX. a. Fig. s: Pl. IX: b, Fig. 4e II, Deer. II. STuz. 92 VERSTEENINGEN IL. Maar, wat is de reden van de ongemee= En. ne Zeldzaamheid der Vrugt - Verfteeningen ? Hoorp, Daar men onder de Delfftoffen zo veele overs STUK. blyfzels vinde van Dieren, immer zo weeke OE En dunfchaalig als de Sappige en Peulvrugten zeldzaame zyn 5 gelyk van Alcyoniën en Zee- Appelen. vliet ver Dat de harde Vrugten , gelyk Nooten, Ae Oreieseen mandelen, Karftengen, Pynappels en dergelys ken, wel zo bekwaam tot Verfteening voors komen als het Hout , * welk zo menigvuldig verfteend gevonden wordt , moet men die der … Vrugten met Lantaarnen zoeken. Zal het zyn, om dat uit geen Plantaartig Lighaam cen Spaath- achtige zelfftandigheid kan ontítaan; gelyk de Heer WarcH aanmerkt ? Dan zou ’er een andere Verfteening kunnen plaats hebben. Waar. om kon de holte van Granaatappels, by voore beeld, zo wel niet met een Hoornfteen of Key gevuld voorkomen , als die der Echinieten 2 Waarom vindt men zo wel geene in Jaspis of _ Achaat veranderde Nootendoppen , Pynappels en dergelyken, als Houten van allerley Soort 2 Misfchien zal de reden van dit laatíte daar in te vinden zyn , dat het Hout, als ’t ware , een dood Lighaam is , welks Buisjes de Veere kragt des Levens misfen; zo dat ‘er vreemde Vogten ongeftoord kunnen indringen # terwyl de Nooten en allerley Houtige Vrugten het Le- vensbeginzel nog in zig hebben , dat het indrin. gen der vreemde Vogten voor een tyd belet , ch; 7 / VAN VRUGCTEN — 94 en , als dezelven eindelyk daar in komen, fchies B Iyk een inwendige verteering of verrotting XU baart. Dit ziet men in die Nooten, welken Hoorp diep onder den Grond, na Jaaren verloops , STUE gevonden worden , met de Doppen byna gaaf en de Pitten geheel vergaan. Ondertusfchen js dic alles zeer onzeker, als men aanmerkt; hoe onverfchillig alle andere Dingen tot Vere fteening komen, Het eenigfte dan, dat tot volkomen oplos: fing in deezen dienen kan, is dat men alle Verfteeningen , die van aanmerkelyk belang Zyn, als boven gefteld is (y), van den Zonde vloed afleide. Die, nu, in ’ laatst van Mey, of op het einde van den Bloeityd, plaats gegrees pen hebbende , gelyk men wil ; zo waren de Vrugten nog niet volgroeid. Dit kan, ten opzigt van de Woudboomen ; zekerlyk , tot een waarfchynlyke verklaaring dienen: als ook ten opzigt van de Amandelen, Nooten en Kar- ftengen. Van de Sappige Vrugten, gelyk het Ooft of Besfen , zal men niet ligt Verftee. ningen verwagten. Zaad en Graanen , welke gezaaid kunnen geweest zyn of op den Grond gevallen , en daar onder geraakt, hebben wy gezien , dat weezentlyk verfteenen. XIV. HOOFD. cv) Ziet voorg, I. STUK , bladz, 190. U. Deens U. Stuk. 94 DENDRIETEN or 6 ‚Ate ln EENES KEKEN NW Hoorp- zi de XIV. HOOFDSTUK, Befchryving van de DRENDRIETEN, zogen naamd, of Steenen met Boomachtige figuu- ren, dat Natuurfpzelingen zyn, gelyk alle de GRAPTOLITHEN, zo Landfchaps- als Stee denfteenen „enz. welken men altemaal gevoeg- lyk begrypben kan onder den naam van N a- TUURSTEENEN, waar toe ook de zogen naamde Boomfteenen behooren. De naam van Dendrieten wordt fomtyds aan dS de Verfteende Boomftammen en Hoù- ten, die men ook wel Dendrolithen noemt, ge- geven. Hy zoude eigentlyk dezelven toeko- men ‚ ’t is waar ; doch het gebruik heeft den- zelven zodanig toegepast op Steenen, die door Natuurfpeeling met Boomachtige figuuren ge- tekend zyn, dat men, niettegen(taande dezels ven veel beter Dendröiden zouden heeten, den eerstgemelden dient te behouden, Ook zal mooglyk die naam, by verkorting , daar van sfkomftig zyn. Zy maaken een voornaam ge- deel- (1) Graptolithus Nemora , Frutices, Plantas, Muscosve referens. Syf?, Nat. X11, Tom. II{. Gen. 43. Spe 3: SCHREBe Lith. 119, Achates Figuris RRA ANeM. Zlin. 69. Dendrites. RiTrTER Zoo -lithodendroides. T. it. f 3. VOLK. Silez, Ie T. 3e fe 2. & Te 30, fe 19. MYLe Saxon. Ie ps 53 rn Rn 3 Deel, PLAAT XVII. ERTEGEN, PRENTEN ELLE Ed ET VET ZTL ACOD Feb NATUOURSTEENEN. 95 deelte uit onder de Graptolithen van Lin. Tj NEUS, dat eigentlyk Steenen met Tekeningen ÁFDEEL, of befchilderde Steenen zeggen wil, welken zoo.n. WaALLERIUS altemaal onder den naam van sTUK. Lithomorphi begrypt. Men noemtze, in t al- gemeen, niet oncigen,NATUURSTEENEN5 dewyl zy als de Natuur in ’ klein affchetzen,. Het zyn, naamelyk , allerley toevallige Af. beeldingen van Landkaarten , Landfchappen, Puinboopen van Steden , Menfchen , Divren en Gedrogten , die dezelven doen onderfchei- den, en dienvolgens zullen wy ze in byzon- dere Soorten befchanwen. (1) Natuurfteen , die Bosfchagie, Heeftertjes _ Le á fobta of Boomen, Kruiden en Mosfen, vertoont. Weleda: drites. 2 Boomfteen De eerfte plaats geef ik aan de Boom- of k Plantfteenen , om dat die meest in aanmerking ko- men 5 maar ik moet in dezelven een aanmer- kelyke onderfcheiding maaken , naar het Ge- fteente, waar in zy zig bevinden. Zy leggen of Oppervlakkig op ondoorfchynende , of in de zelfftandigheid van doorfchynende Steenen, Die $8, 5® T. BRAUN. Jin. II, T. 5. RUMPH. Rar. T, Ss. f. omnes. Schiftus fubhiteus Marmorens elegans, Cosr, Fos/s 177. Synon. Msrmor Florentinum Dendriticum Wora. Mus. 44 CALC. Mus. 419. ALDB. Mus. 96, Lithomorpht Vegerabililus & eorum schen pilti, Dendriti, WALL. 5/8 Min. Il. p. 593: NI. Deer. u. STUKe 96 DENDRIETEN of . L Die van de eerfte foort worden gemeenlyk te Dendrieten genoemd, de anderen Dendrachaten Hoorp of Boomfteenen. Beiden vallen zy , volgens STUK. de fchikking van LiNN&Us, hier in ’t Oog, doch moeten elk in ’t byzonder befchouwd worden. Het zyn Steenen met Boomachtige , Hees- terige, Kruidige , Mosfige en meer dergelyke Figuuren ; maar die dezelven niet, gelyk de voorbefchreeven Phytolithen of Kruiderfteenen , van de afdrükking of indrukking-eener Na- tuarlyke Plant hebben. Men ontdekt dit groo- tendeels aan een geheel byzonder Gewas, dat Zig als eene Tekening van Geboomte in ’t verfchiet voordoet en tevens van geheel andere Kleur is.dän ’ Gefteente. Veelen, echter , gelyken zodenig naar Aardmos, dat fommigen dezelven ais met verfteend Mos bezet of be. groeid hebben aangemerkt: maar dit denkbeeld vervalt ‚ doordien zy meestal van eeh Yzerach- tige natuur zyn. De gedaante, bovendien, en de fynheid der Takkige verdeelingen , als ook de dunte der Stammetjes, toonen genoegzaam , dat deeze Tekeningen een anderen oirfprong hebben, | Oirfprong De eigentlyke reden van haar ontftaan heefc Eede Konst opgehelderd, Wanneer men tusfchen Plaatjes , van Marmer of andere zagte Steenen, Papieren legt met Tekeningen, door middel van een Vogt, uit Vitriool , Zout, Aluin beftaan- de, die in Water laf ZyD, of met enkés le NATUURSTEENEN. 07 le gewoone Schryf - Inkt gemaakt, en dan dee 1, ze Plaatjes, digt tegen elkander aangebonden, Arpeets in een-vogtige Kelder legt, zo drukken die Te- Sasak keningen allengs daar in over. Ook is 't be- struxe kend, hoe dat de gedaante van ftukken Yzer, Spykers , Ringen of wat het zy, toevallig of met-opzet onder Marmeren Vloerplaaten ge: legd , met den tyd,als ’t ware , daar door heen dringt, en Roeftige Vlakken maakt op de Op- pervlakte. Hoe Marmers en Achaaten , door middel van Sterk Water , waar in Zilver, Koe per of andere Metaalen gefmolten zyn; ja. zelfs de Marmers heet gemaakt, met Tirêtuuren van Verwen in Wyngeest , of enkel gekleurd Wasch , met Kleuren en Figuuren kunven getekend worden, heeft de Heer pu Fav omftandig aan de hand gegeven (w). Maar dit alles one derftelde eene door Konst gemaakte Tekening, welke men niet kon fielien plaats te heb. ben in de Natuur. Hier moest dezelve door een ftreoming van Vogten of door een Tak» Schieting - veroirzaakt worden 5 op dergelyke rnanier als men ’s Winters zo fraaije Schilde. ryën van allerley Geboomte en Bosfchagie, door den Vorst , aan de binnenzyde der Glazen van dampige Vertrekken ziet ontftaan: of ge- Iyk allerley Zouten haare Takfchietingen heb- ben , die BAKER zo omftandig befchreeven en ‚ {w) Alem, de PAcad, R. des Sciences, de z128, p. zor G 1. Deer. IÂ. STuKe A | Ar PER. rd IT. XIV. Hoorn 8 TUK, es DENDRIETEN OF en in Afbeelding gebragt heeft (x). Aan de Wanden van een geflooten Glas , daar men een groote veelheid Kamfer in bewaart , zyn dezelven allerblykbaarst, Uit de Metaalboo- men, die men op veelerley manieren verwek- ken kan, is het verder onbetwistelyk, dat ’er eene Boomachtige groeijing plaats kan hebben, zopder eenig Zaad: waar door de oïrfprong der Koraalen , Koraalgewasfen en Korallynen; grootelyks opzehelderd wordt (y). Dezelven, paamelyk „ hebben eene Plartaartige groeijing en zyn evenwel zo min Planten als de Teke- ningen der Boomfteenen of Dendrieten , daar ik hier van fpreek (2, Omtrent vyftig Jaar geleeden kwamen de aartige Proefneemingen aan ’ licht van den Heer DE LA CONDAMiNE,die uit Druppeltjes der Solutiën van Goud en Zilver, in derzelver fcherpe zuure Scheidvoeten, aan kleine brok- jes ander Metaal , daar in gelegd, ongemeen fierlyke Boompjes deedt groeijen , op vlakke Glazen Plaatjes (a. Het Zilver leverde daar van veel uitgebreider Takfchietingen dan het Goud en wel de voorraamften met Spiauter en Bismuth. De deelijes derhalve , van die Half- (xe) Nuttig gebruik wan *e Mikroshoop , door my uit het Engelfch vertaald, Amfterd 175% (y) Zie ’t zeifde Werk, bladz: 200, 226. (z) ket Groeijend Nest van RumprHivs , Herb, Amb. Tom. Vi. Libr. «XI. Cap.’ 16: Tab: ss, geeft veel kragt aan de flelling van onzen Bidder, ten opzigt van de Sa- men- EN OAOAPUWURSTEENEN. 799 flalfmetaalen , fchynen een fterker werking te L hebben op‚het Zuur van den Salpeter. Geest , XIV. zelfs dan Lood , Koper en Yzer. Want dè Hoorp: reden van die Verfchynzels is , gelyk hy hetSTUEs zeer wel verklaart , buiten twyfel eene aan- trekking „ die Stroompjes veroirzaakt naar het brokje vreemd Metaal , dat in het Druppeltje gelegd is , en deeze Stroompjes hebben haare zyd:Stroompjes , welke zig even als de Bee- ken in een Rivier vereenigen. Het Zilver, ondertusfchen , dat zy leggen laaten , maakt en loop van deeze Stroompjes kenbaar en dit zyn de zogenaamde Takfchietingen. Dat „dezelven door dergelyke Stroompjes veroirzaakt worden, ís verder bewyslyk, aangezien , wan- neer men aan het Plaatje een aanmerkelyke fchuinte geeft , de Boompjes zig veel verder paar boven , dan naar beneden uitftrekken, Ge- melde Heer Baker heeft een nieuwe manier opgegeven, om Takfchietingen te maaken van Koper, welken hy achtte zeer naby te komen aan die der Mocha-Steenen zogenaamd, dat is Oostindifche Boomfteenen ; ja dezelven in fraaiheid te overtreffen (b). Dat menvoeging der Dierlyke en Plantaartige groeijing in de Koraalen en Koraalgewasfen, door my voergefteld in het I. DEELS XVII. Stom, deezer Natuerlyhe Hiftsrie, (a) Mem. de PAcad, R, des Sciences, de 1731 „pe 456, T. 28, 29. …_ (5) Zie Nuttig Gebraik wan ’e daedin ‚ blads, 201 ’ enz. Pl. XVII. Pig. 1, 2, 3 2 II, Deer U, STUK, % 1. eg ÂFDEE’:. XIV. Hoorn. STUK, Er {0]e) DENDRIETEN oF Dat men op dergelyke manier de Achaate Boomfteenen zogenaamd , welke eigentlyk uit Chalcedoon beftaan, op Glas of Kryftal kan nabootfen „ is door gezegde Proefneemingen ‚bekend geworden (c). Ík heb ’er dus gemaakt ; met fraaijer Boompjes dan de Natuurlyken: maar dezelven leggen Oppervlakkig en kunnen ligtelyk weggenomen worden met Sterk Was ter of eenig ander bytend Vogt: terwyl zy ine werd:g zitten in de Chalcedoon. Ook zvn al. le die Boomachtige figuuren , welken zo fier- lyk voorkomen op Leijen, Mergels, Marmers en andere weeke Steenen , tusfchen derzelver Piaaten ‚ in de Scheuren of in de zelfftandig- heid zelve g-booren. Hierom fchynt derzelver oirzaak eerder toe te fchryven aan eene indrin: ging of opklimming van een met Mineraalen en Zouten bezwangerd Vogt, gelyk men dit door aantrekking plaats ziee hebben in de Glas zen Haairbuisjes , of tusfchen Glazen Plaatjes , die digt famengevoegd zyn , met eenige tus- fchenwydte. Zodanig werdt het ook byna, AEN EN door den Heer pe LA FAves reeds in Jaar 1717 begreepen , en op de vorming der Florentyofe Boomfteenen, alwaar de Figuuren door de geheele dikte van den Leyfteen door- dringen , toegepast (dje Dewyl het zeker is , dat byna alle Zouten zeer (e} Men wist 'er nog piet van in ’t jaar 1728, volgens den Heer Du FAY , Mem. de 1723. p‚ 71, (d, Hift. de &Apad, R, des Sc, de 1717. p. ze NATUURSTEENEN. Ior zeer genegen zyn tot Poomachtige Takfchie-, L pi FEL, tingen. Dewyl de Netuurlyke. Zouten der ry; Lugt, gelyk uit de begroeijing der Venftergla- Hoorp- zen blykt „ en die der Bronwateren ,-als ook” TEK. van Spiesglas en Vitrioolen, daar in utmun- ten (ey: zo is het onbetwistelyk, dar de Stoffe en Oirzaak van dergelyke Configuratiën in ’c Aardryk huisvest. Dewyl ook veele Steenen voor Water doordringbaar zyn ;'ten minfte in hunne Spleeten of Reeten en tusfchenwydten hetzelve ontvangen: zo is het zeer ligt begrye pelyk; dateen Vogt, met Vitrioolen of Mine- raalen bezwangerd, daar in Takfchietingen kan maaken. Te meer nog, wanneer de Steen van dien aart is , cat hy bet Zuur opflurpt of ver- ftompet: waar door dan een Vitrioolisch Water zyn ‘Mineraal aflegt. even als dit gefchiedt door Potasch of Kalk gedaan in ecn Yzerhou- dend Vogt. Dus wordt, als men Olie van Wyniteen giet in een Solutie van Yzer- Vyl- zel in Sterk Water, zelfs een Yzerboom gefor= meerd, aan de Wanden van het Glas. Dit geeft een zeer bekwaam deukbeeld, van Opper g : Ar : vlakkize de vorming der Oppervlakkige Dendricten , pendrie-. welken meest voorkomen op Steenen en Stof. jn oP ke5- fen van dergelyke eigenfchap. De gemeenften Pepeuhein en wel de fraaiften vallen op de geelachtig eld witte Leytteenen van Pepenheim , Eichftade en (e) Zie Nuttig Gebruik van 't Mikroskoop, als boven, op verfcheide Paasen, G 3 IL Dee. II, STuxe 102 DENDRIETEN OF en Solenhofen , doch verfchillen in gedaantes Sommigen vertoonen als eene Haag van” op een ry ftaande Heeftertjes , voortkomende uit de afgezaagde kant van den Steen: fommigen als geftamde Boomen , die uit Kreupelbosch op- .fchieten : fommigen een enkelen geftamden Boom, die zyne Takken wyd en zyd uitbfeidt. Ook komen zy wel voor, zig in ’t ronde uit- fpreidende van een Wortelpunt , even als een leggend Heeftergewas, Dan noemt menze Dendriet- Roozen 3 gelyk ik dus een zeer eartig Stukje uit Beïjeren heb, op Kalkfteen ; als een Zonnetje vertoonende : zie Fig. 8, op de: vol« gende Plaat. Men vindt fomtyds regte Stree- pen over den Steen loopen „die wederzyds, in de winkelhaak, Takken uitgeeven, „Het Loof is. doorgaans zeer fynen naar Heide geltyken. de of naar Averoon „. fomtyds breedbläderig. De Kleur is zwart ef roodachtig geel ; en fomtyds vindt men zwarte cn geele Boompjes ep een zelfden Steen, ’t zy van elkander af» gezonderd of ondereen gemengd ; maar dan legt het zwarte gemeenlyk op het roodachtig geele. In een fterk Vuur houdt het zwarte {tand , doch het geele wordt byna geheel rood. Men kan deeze Verfcheidenheid der Papena heimer of Solenhofer Dendriecen op. de zes eerfte Plaaten in ’% Eerfte Deel der Verfteen- de Zaaken van Krormr befchouwen. Zy hebe ben meerendeels tot haaren grond{lag een witte | Kies- Ki vel el Dr AD d keld, P, Ne Er NATUURSTEENEN ‘ 103 Kies- Ader , zegt hy, die zydelings zodenige L Boompjes uitgeeft. Zo wel de zwarte als de Kin geele zyn, buiten twyfel , van eene Yzerachti- Hoof. ge natuur; zynde de zwarten van onverbeten , STUE. _ de geelen van Roettige Yzerltof , op gezegde manier , gebooren. ‘tc Kan ook zyn dat het Vuur, waar aan mooglyk die Marmer. Leijen _haare witheid te danken hebben, iets daar aan heeft toegebragt, en dan zouden die Boomach= tige Figuuren, op dergelyke mapier a's aan de Glazen door Vorst , uit een Miveraale damp kunnen ontftaan zyn. En dit is te minder on. waarfchynlyk , aangezien ’er fomtyds Doulete ten van voorkomen, die aan de opelkander ge- voegde zyden eene zelfde Tekening hebben, Onder verfcheidene van deeze Dendrieten „Pr. xvir. in myne Verzameling berustende , heb ik die Fig, Ie zwarte van Solenhofen , op een dun ftukje Marmer-Ley , in Fig, 1 ‚ op PrAar XVII, voorgefteld, ter Afbeelding uiigekoozen, be Takjes , van een witachtigen Stam wederzyds uitfchletende, zyn zofierlyk en zo fyn verdeeld, zonder eenige verwarring , dat men over het Konstwerk der Nacuur verbsasd moet ftaan. Geen zo geregelde groeijing heeft in het Ge. boomte plaats, Waar is de Pen, die deeze. Tekeningen trekt 5 waar de Hand die dezelve beftuurt? Zoergens, hier moet men uitroepen, dit is het Werk van Gods Vinger! Men zou ter een Geneverboom van kunnen maaken en G 4 noe- UL Deer, IL, STUK, . Fige 3e 104 ° DENDREETEN or „noemen het Juniperites, In de daar nevens gevoegde geele Dendriet van Eichftade , inFiges 2, heeft wederom een geheel andere Teke=' ning plaats. De Stam is hier roodachtig geel, zo wel als 't Loof en vertoont zig byna-als een Cypresfeboom, Taxis of Eik. Des kan men het noemen Cypresfites of Dryites. Deezebeie de Leyfteenen zyn vlak; hoewel de eerfte vlakker dan de laatfte , die eenige oneffenhe= den heeft , zynde een weinig wittér. Ik heb ’er dat Stukje uit het Spanheimfe bygedaan, in Fig. 3, ’t welk niet aileen wederom een ge heel andere graeijing , byna-als Heide ‚ voorftelt ; ‚ mear ook daar in epmerkelyk is, dl niette. Breed- bladige. Fig. 4e genftaande de ongemeene hobbeligheid van dee. zen Steen, de Boompjes ’er zo regelmaatig, in * zwarte , op verfchynen , als menze hier ziet efgebeeld. Dit flag van Dendrieten noemt men gevoeglyk ZEricites of Heyfteen. „Deeze Tekeningen hebben naauwlyks eenige diepte, Mien kanze gemakkelyk affchraapen en af{lypen; zo dat zy geheel Oppervlakkig zyn. Daar komen ook voor „die het Loof zo breed. bladig hebben , dat-het Gewas naar Zeeruy (Fucus) eenigermaate gelykt; waar van de Heef diNnNeaus een byzondere Soort gemaakt heeft (f)» zeggende, dat men die op Goth- land viodt, Zodanige Dendrieten, nogthans „ vallen op de zelfde plaatfen: ja fomwylen groeie jen (Ff) Graptol has Fuciformis, Gr: ee Algas teferens. ld Nat. neen Gen, 43. Sp. 4e \ NATUURSTEENEN. 105 jen de fyn- en breedbladige Boompjes onder-, É een. Men kan dit;derhalve, als geen weezenc- rn Iyk verfchil aanmerken. Van een zeer fraay Haorp. Stuk van dien aart, in ’ geele, van Papenheim „STUÉe js het bovenfte gedeelte hier, in Fig. 4, voor. gefteld, Daar heeft een byzondere verandering in plaats, ten opzigt van de toppen en het on- derfte gedeelte , welk het Stuk byna tot een Licheniet zou maaken, gelyk ik dergelvke ook genoemd vind (g). By D'AReEnvirre komt een fraaije Dendriet van deeze figuur, geel op zwatte Ley, van Anjou in Vrankryk voor (%). Van dergelyken aart isde zeer breedbladige Ee Kalks zwarte Kobalt - Dendriet, op graauwe Kalk. Flets leggende, van Könitz in ° Swarcburgfe 3 hier in #ig. 5 vertoond; welke in zeldzaamheid _uitmunt.. Dezelve gelykt zeer naar het Loof van Zee-Ruy , voorgemeld, en is niet minder fraay dan. de voorgaande, Ik heb Kobalte Dendrieten van een andere fizuur en fyner ge. bladerd,„ op zodanige Kalk-Flets, van Kames. dorf in Saxen, De Tekening is een weinig ine gedrukt of uitgevreten : terwyl dezelve verhee ven voorkomt in eeve Figuurin ’ Werk van KNoRrr , alwaar men ook zulk een breedbla. dige Dendriet vindt, die zwart getekend isop een tepdAenu geelen Grond, by Flach ftadt , Fig. Se / (2) GMELIN Natur= Syflem, IV. Theill, Pp. 17e (5) Oryélologie, Rie ar, Fig. 4, G 5 UI Deer, IL STux, 8 xo5 DENDRIETEN OF 1. ftadt, in ’t Swartewald gevonden (%). Dus heb Arve'L: ik ook zeer fraaije Dendrieten op eene witach- Ho dep: He Kalk - Flets,van Swartenberg en van Berge sruxK, _mans-Giuck in Saxen : op een witten Kalkfteenn van [lmenau in Thuringen en uit de nabuut- fchap van Bath in Engeland: als ook op een donkergr-auwen , byoa van de zelfde Kleur, uit Sweeden, Op Mar-_ Behalve de Kalk-en Marmerachtige Steenen , mersZand® (gelyk ikze dus zeer fyn op Marmer van Hese Fig.6,7. fen-Darmftad heb,) vallen de Dendrieten ook op andere Soorten van Leyfteen en fomtyds op Zandfteen , op verharde Kley, op Kalmey, op Bergpapier en-op witte Bladerige Kalk - Spaa:h in Noorwegen, als ook op witten-orduvorzig- tigen Barnfleen, in Pruisfen. Ook vindt men. ze dikwils op de Plaatjes der verkalkte Schule pen en Beenderen , inzonderheid van het Gea graven Yvoor, De Kleur is dan gemeenlyk zwart of bruinachtig, doch fomtyds ook wit, gelyk ik ze dus heb op het eraauwe Vedere Marmer van de Haarts, in Fig, 6 vertoond. Ik heb een Stukje Fichter Achaat van den Gal- genberg by Oberftein in het T'weebrugfe, welks witachtige Korst met zeer fyne helder graauwe Boompjes is getekend, als in Fig. 7. Hetzele ve gelykt veel naar dat Suk , t welk in Fig. 3, op Plaat VII. a, byK Norm is afgebeeld, In ) Zie Werft, Zaakens L, DEEL; Plaat Vil 8 Fig, Is 2e \ NATUURSTEENE N, 107 in Fig. 4, 5; 6, vindt men aldaar witteDen= 7, _ drieten, die tot de Breedbladigen behooren, ÁFpzeL „In- Engeland en elders vallen zy ook op Kei- B astd zels of Vuurfteenen. De Pastoor MEINEC*sruxa KE fchryft, dat iú zyne Landftreek , by O- berwiederftedt , in ’t Graaffchap Mansfeld , Dendrieten voorkomen ‚ met groote Bosfchas giën, dikwils Ellen lang , in ’t perfpektief bo ven en onder , waar vän de Steen wel vyftig Ponden weegt. Kleinere, ten deele op Vuur- _fteenen , ten deele op witte Kwarts- Keizels , waren minder gemeen. Die op Vuurfteenen hebben een glanzige Yzerkleur en-zyù uitere maate zuiver , doch maaken op den zwarten en graduwen Steen geen aanmerkelyke vers tooning 5 terwyl zy „ door het Mikroskoop bekeeken , nog fchooner aânzien hebben dan de Achaate Boomfteenen. De anderen, op witte Kwarts. Keizels, zyn insgelyks zwart, ook wat glanzig , en vallen op den witten Steen fom: tyds zeer aartig in ’c gezigt (k). De meeften der Oppervlakkige Dendriee ten zyn van eene Yzerachtige natuur , ge- Iyk uit de Kleur blykt, of ovok Bitumie neús , weinige Koperachtig BRUCKMANN Verhaalt , dat alle Dendrieten, die in de na buurfchap wan Goslar „aan den Rammelsberg, vallen, groenachtig zyn. Ook zyn ’er, als bes (£) Natarforfiher Xlls STUK, bladz, 243e IN, Deer. IL, Stux: 108 DENDRIETEN OF , bekend is, masfieve Boompjes van Koper of Arver: . Boomachtise groeijingen , zo van dat Metaal Glee als van Ziver en ven Kobalt, die hier toe be= srug _ trokken kennen worden. Floren- _ÌÍk gaa nu over tot dat flag van Dendrieten „ Foomfiee- Gie uit Spleeten van den Steen voortkomen» Hen, zodsnig , dat men aan beide zyden der Plaat nagenoeg de zelfde, Tekening heeft, Deeze zyn meest bepaald aan Leyfteenen, en onder dezelven zyn ce Florentynfe Boomfteenen, by de Iraliaanen Pietra emboscata genaamd, wel de voornaarften, Oit is een Kalkachtige Steen 3 van cen zeer fyne „ digte en vatte zelfftandig- heid, als Marmers gelyk ‚het ook dikwils gee noemd. wordt $ naar het-valt in-Plaaten als Ley, doorgaans omtrent een-half,_ Duim dik „ of ook wel dunner, geheel vlak , egaal en sit fen, taamelyk digt tegen elkander aangevoeg: Het ‘aat zig wel polysten: het 1s voor Water ondoordringbaar en taamclyk hard , doch geeft aan % Staalflaz geen Vonken, en ondergaat in ’t Vuur weinig verandering, Mien vindt hee naby Florence , alwaar deszelfs voornaamfte Groeven ruim een Uur gaans van de Stad zyo s en de Florentyrfe Stedefteenen, vervolgens te befchryven, komen by hetz-lve voor, Laar worde veel werks van gemaakt, tot het inlege gen {1} Dacosra Fosfils. Vol 1. p. 178, (Cm) Amtoinfe Rarteishamer , Plaat LVI by Leken G; H. Jammer is 't,‚ dat ín dat Werk zo veele Afbeeldingen de Et 1 kr ch 5 AP RA Wte en! Ee t: 4 Can Pe le, „ 3 Deel, PLAAT XVIII. LLÄ NaATUURSTEENEN, 106 gen van Kabinetten ; Tafels en iaaere Ver- Ee fierzelen (). ' \ AX ‚Weinig Afbeeldingen , van eenig belang , Hooro= komen van deeze Boomfteenen voor. …Men$"us- vindt ’er twee in ’t Werk van Rumearus"se ingevoegd (m), en ééne in dat van KNoRr (7). LacHmusp heeft ’er, in zyne befchryving der Delfftoffen van Hildesheim , ook ens in- gelafcht, die een Boompj>, vaar eene Eis gee lykende , zou voorftellen (nz). Hy noemt het een Melkkleurige Marmerfteen van Florence, waar op een natuurlyke graauwe Boom, Het Loof van deeze Boompies is veel fyner, en in lang zo naauwkeurig niet bepaald; zo dat zy veeleer als eene Tekening in ’t verfchiet voor- ftellen ; terwyl die anderen van Papenheim , Eichftadt en Solenhofen , hoe naauwkcuriger bekeeken , hoe fraaijer voorkomen. Ik heb niettemin een gedeelte van zulk een Plaat, uit myne Verzameling , hier op Plaat XVIII, in Fig. 1, doen afbeelden ; alwaar men op den voorgrond als een hoogftammigen Esfchenboom, die aap den Top fierlyk uitkroont, ziet vere fchynen „ waar nevens v: ele kleinere in ’t Ver- fchiet, op verfcheide aftanden, ge vende met elkander een fraaije Schets van een lugtige > lan- tas gebragt zijn van Zasken in ’t geheel niet tot Oostind'e he- hoorende; ’t welk den beichouwer in verwarring brengt, (n) Werfleende Zaaken, \ DEEL, Blaat Viia, Mig, 7e (o) OryElegr. Hildesheim, HL Deer. IL, STUK Î. AÄFDEEK. XIV, Hoorn. STUK, Dendrie- ten by Alais in Languê= dok, {Ig DENDRIETEN OF tagie ; als door Menfchen Handen geordie neerd. | Ik heb gezegd, dat het weezentlyke verfchil deezer Dendrieten, van de voorgaanden, daat in beftaat „ dat de Figuuren door de dikte van den Steen heen dringen , zo dat de Te- kening zig aan beide zyden eveneens vertoonte Dic maakt den oirfprong derzelven veel moeie Iyker te verklaaren, Zo eenig Mineraal Vogt of Damp door die Spleeten is heen gedrongen ,- en ‚ door de op of aanleggende Plaaten bepaald , eene zydelingfe uitfpatting gemaakt heeft: hoe komt het dan , dat zulks aan beide zyden op de zelfde manier gefchied is? Dic kan ik niet wel begrypen, zonder te onderftellen , dat die vogtige Damp overlangs moet ingedrongen zyn inde Spleeten , als wanneer zy , eenigen tegen= ftand ontmoetende, naar beïde kanten gelykelyk heeft kunnen uitfpatten en dan, wederzyds ook gelyken tegenftand vindende, egaale Tekenine gen maaken. Tot eenige verklaaring van dit ftuk , zullen misfchien de Waarneemingen kunnen ftrekken van den Abt pe SauvaeceEs, op de Dendriee ten die men omftreeks Alais in Languedok vindt, insgelyks voortkomende uit Spleeten van het Gefteente (p). Dezelven zyn gemeen in eene Valey naby die Stad, Rusfeau genaamd, De Rots, die dezelven uitlevert , beftaat uit ’ meer Cp) Mlens. del? Acad, R, des Sciences , de 1745, p. 3070 t NaTUURSTEENEN. ik à 6: meer of min dikke Laagen, in afgezonderde K_ brokken, welke op verfcheide manieren gefplee Xx IV. ten zyn, van eene donkere vuil blaauwe Kleur, foorps In een brok van een Vuist groot, vindt men S*UEe dikwils vyftien of twintig Spleeten, ieder een byzondere Tekering uitleverende, Op een Okerachtigen geelen , ronden, witten of bruíi- nen Grond , komen zwartachrige Figuuren voor , die Geboomte en Landfchappen voorfteilan, welke op verfcheide manieren als in 't verfchiet agter elkander geplaatst zyn, met eenen fchyn van Dageraad, Lugt-en Wolken. Hy verbe lt zig, niet onbillyk , dat de Gr ndkleur en d'e der Figuuren van een verfchillenden oirfprong zyn. De eerfte acht hy Waterig, me: eenig Yzer bezwangerd ; de andere Olieachtig, of ten minfte, zo menze voor Vitriolisch wil aan= zien, met eerige Aardharst gemengd, Want de Gronkleur verdwyot fchielyk door Rezen of Vogt: die der Tekeningen houdt ftand, zegt hy, en de Landftreek , daar men deeze Den- drieten vindt, is vol Mynen van Steenkolen;, Zwavel en Vitriool. In de Spleeten, pu, ver- beeldt hy zig dat het Olieachtige Vogt, naar de verfchillende veelheid , verfcheider'ey Fie guuren maakt, en daar buiten gedrongen de Boomechtige Tekfchietingen , wier verfchillen- de hoogte afhangt van den meer of minderen aandrang des Vogts, deszelfs hoeveelheid en de wydte of naauwte der Spleeten: waar van het ook komt, dat zy fomtyds als op een Grond BEP en " / 2 DENDRIETEN oF 1. Grond of Terras ftaan, door de uitgedronge. ÁFDEEL. ne veelheid van Vogt veroirzaakt. rr 5d Van dergelyken aart fchynen de Dendrieten srTuK. — van Orleans te zyn, die men vindt in de Groe Dendrieeven daar het Witzel uitgehaald wordt , dat Orieans, men Blanc d' Espagne noemt (q). De Heer SALERNE; Korrefpordent der Koninglyke Akademie van Parys , verfcheide zodanige Stee= nen daar uitgehaald hebbende, bevondt die ook met ontelbaare Spleeten , en dus uitermaâte broofch ‚ wan Afchgraauwe Kleur „ op “t aan= raaken zagt en digt van zelfftandigheid. De Tekeningen beftouden uiteen Ckerachtige geel- roode Grandkleur', waar op zig, van bleek tot donker bruin en zwart , veelerley kleinere en grootere Boompjes vertoonden, die of op ryën fcheenen geplant te zyn , of een Bosfchagie maakten , en fomtyds een Landfchap , met Ber. gen, Dalen, Huizen, Vlekken en Kerken met Toorens: ja ook wel Figuuren van Menfchen en Dieren, die met Boompjes begroeid zyn, even als men een Kreeftja op Steen ‚zeer fraay op' Duicfch Marmer- Ley, by K NoRrR, rond- om bezet vindt met fraaije Boompjes (r). Op deeze Dendrieten van Orleans zyn zy gantfch. onduidelyk $ hoewel de verbeelding ‘er Mos, Gras, Heide, Alfem, Averoon, Sevenboom, Ta= mariss ja zelfs Eiken en Ojmen van maaken kon. Ge. E64) Mem, de Math, S Phys. Tom, II Raris €755. pag. To Na TUURSTEENEN, 113 ' Gedigte Heer heeft veel moeite gangewend ï ‘om te onderzoeken, van welken aart de Stoffe Arpger; dier Tekeningen zyn mogte. Door het Vuur dese. onderging dezelve weinig verandering; zo datsrTux:. zy niet Zwavelachtig of Bitúmineus kon zyn, Water met Zeep, Loog van Potasch, Geest van Armoniak- Zout , Wyngeest, hadden op de Tekening geen uitwerking: Azyn een wei- nig: maar Geest van Vitriool nam , in vieren- twintig Uuren, dezelve geheel weg. Derhalve ‘kan men niet elen aan de Yzerachtige natuur ook van decze Takfchietingen. Ik heb Dendrieten van Saltzthall, by Bruns- chotolië wyk, van dergelyken aart, doch in een Gee Sie fteente , dat zeer naar de Florentynfe Mar- by Bruns: mers gelykt , komende ook in gladde Plaaten he voor ‚ van omtrent een Kwartier Duims dik, Hier op zyn aartige Tekeningen van allerley Geboomte in ’% verfchiet , op verfcheide af- {tanden en hoogten; zo dat men dezelven ge. voeglyk Land/chaps- Steenen zou kunnen tyte- len of Chorolithen. De Tekening, echter, is doorgaans zeer verward, fomtyds met Stree. pen , die duor elkander loopen , en met ver= fcheiderley plaatzingen van het Geboomte, Ik heb ’er één, die zo geregeld een Bergachtig Landfchap ; met Bosfchagie en Rívieren voor- ftelt, als het een Tekenaar zou kunnen maa: kens () Werft. Zaaken. 1. DEEL „Pl. ZI. Fig, a, UI Deer. U, STux, 1 14 DENDRIETEN of ken. De Tekening is op den voorgrond zwátrt 5 ArprE.. in verfchiet blaauwachtig op een bleek gee. Hoorp STUK, Aëhaate’ len Grond. Zy dringt overal door de Ley- plaat heen en maakt dus dat men wederzyds byna de zelfde Figuuren heeft , even als in de Florentynfe Dendrieten , die ook op den Berg Siräi zouden voorkomen. Misfchien heeft het Albertyns Marmer der Italiaanen, van den Gal. likaanfen Berg, meer betrekking tot deeze Chorolithen. Hier moet ik, nu , van de zogenaamde 4- Boomftee-chaate Boomfteenen ‚ genaamd Dendrachaten , men fpreeken. Zy maaken een derde Soort van Dendrieten uit, wler Boompjes inwendig zit- ten, zonder eenige kenbaare Spleeten van den Steen ‚ die doorfchynende is, en tot de Chal cedoon behoort (s). Zy worden in Euüropifche en Oostindifche onderfcheiden „ waar vac men de laatften , als eerst uit de Haven van Mocha, aan de Roode Zee, overgebragt zyade , Mocha: Steenen plägt te noemen. De anderen komen inzonderheid uit het Tweebrugfe „ alwaar de Achaaten de Schors uitrnaaken van rondachtige Kogels, van grootte als eens Menfchen Hoofd en kleirer, die van binnen hol en met Kryftal- letjes aangefchooten zyn , of met Amethyst. In de Schors van fommigen deezer Kogelen open- baaren zig, wanneer menze af{lypt, gezegde Boomp- (s) De Achaat is een Natuurlyk famenftel van Chalce- doon , Onyt, Jaspis, Cameool en andere Gefteenten, Narvur STEENEN. IIS Boompjes, welk ven men dan in Plaatjes vormt, dT De Stoffe , waar zy in zitven, als gezegd is, xiv. noemt men Chalcedoon ; s zynde dikwils Melk. Hoogp: achtig en fomtyds ook. zo helder als Kryftal. idee De Tekeningen vallen grover en zo Takkig niet, alsop de Leyfteenen „ voorgemeld. De Kleur is zwatt en ook rood; zeer zeldzaam wit 5 hoedanig eene de Heer VosMAER my fchryft te hebben, De oirfprong van deeze Boompjes moet een weinig anders begreepen worden , dan die der befchreevene Dendrieten. Wel dat zy Metaal- achtig en doorgaans van een Yzerachtige na- tuur zyn, maar , hoedanig ook” de vorming dier Achaatkogelen Zy geweest , zy moeten , „toen de Stoffe der Chalcedoon nog vloeibaar was, daar in, op de zelfde manier „als de Zil= ver- en Yzerboom door Konst in Vogt op- fchieten , hier ook geboren zyn. Dit blyke cok daar uit, dat zy in geene Vlakte leggen , en daarom ook niet door afflyping kunnen ge- bragt worden opde Oppervlakte - van den Steen, De Boompjes, die men door Konst op derge= lyke Steenen maakt, zyn wel zo fraay als de Natuurlyken., maar zy leggen flegts in de Op; pervlakte. Hier door kan men het bedrog op % gezigt ontdekken , en wanneer men die ver- fche Boomfteenen met Sterk Water of Olie van Vitriool beftrykt » of daar in eenige Uuren Ì iegt , » „verdwyat de Tekening t'eenemaal. Daar is nogthans een middel uitgevonden , om Lwee ee gl En H pi Glaäs: HL Dit 18 STUK. L Árpr:L, XIV. Hoorp- STUK. 116 DENDRIETEN OE Glaasjes , het eene met een Boompje ; door Vuur aan malkander te foldeeren; als wanneer de Tekening zig binnen bevindt; doch zy Iyde ‘er dikwils merkelyk door, en een kundig Oog kan het bedrog gemeenlyk aan de platheid van het Boompje , of aan de Kleur, wel ontdek- ken. Zo dat die uitvinding meer voor een aartigheid , dan voor weezentlyk bedrog , ver« ftrekt. Ook zyn de Naruurlyke Achaate Boom. fteenen niet geheel vry van aandoening door Sterk Water en door Vogt, gelyk de Heer or LA CONDAMINE oBdervonden heeft (t). Offchoon ik eene groote menigte bezit van Europifche en. Orientaalfche , echte „als ook eenige nagemaakte Boomfteenen, heb ik daar van geene in Plaat willen geeven : eensdeels dewyl zy zò bekend zyn ; andersdeels, om dac men ‘er een geheele Plaat vol van vindt in de Ambonfe Rariteitkamer van RuMmPHIUSs die aanmerkt , dat zy in menigte vallen om- ftreeks de Stad Suratte in Oostindie. Die Steenen , evenwel, welken op gezegde Plaat LV., uit het Kabinet van den Heer Frrra- MA, in ’tgedagte Werk gebragt zyn, komen my voor, altemaal Europifche Boomfteenen te zyn geweest, en fommigen ook nagemaakte. Eene Verzameling Oostind‘fche van die groote te en fraaiheid was onfchatbaar, (2) (1) Hift, de l Acad. R. des Sciences, de 1733, p. 35. (2) Graptolithus Lineis Mappam Geographicam referens} Syft. Nat. Xll. Tom, Ill. Gen. 43. Sp. Te NaATUURSTEENEN. 117 (2) Natuurfteen, die met Lyneneene Land-, k | ArDErr. _ kaart voorftélt. XIV. | Hoof pn. Deeze op Keyfteenen der Velden van Schô srux. pen,eene Provincie van Sweeden , voorkomen- rn de, verfchilt, zo L1NNaus aanmerkt, van thus Map- de Plantjes geraamd Lichen Geographicus > °%S 1. Silicinus. Het eerfte derzelven is een geele kaartfteens Steenfchurft met zwarte Streepen, naar een Landkaart gelykende , zo hy aanmerkt , op hoo- ge Rotfen voorkomende in Europa : het andere mooglyk op Keyfteenen , daar men dergelyk Schurftmos aantreft. ’% Is twyfelachtig , of zyn Ed. die Landkaartfteenen bedoeld hebbe, waar van zo fchoone Tekeningen op de Papenhei- mer of Solenhofer Marmer - Leijen gevonden worden, die als een geheele Zee met Eilan« „den voorftellen , en wederom cen in Zee leg- gend Land , waar van men , met eenige toe. _geeflykheid , het Ryk van Groot Brittannie zou kunnen maaken. In anderen zyn de kan- ten der Eilanden en Kusten als met Geboom- te begroeid (u). Deeze komen eigentlyk niet voor , als Steenen met Konftige , maar met Natuurlyke figuuren 3 terwyl WALLERzrUS deeze Soort, zo wel als de volgende, betrok- ken heeft tot zyne Technomorphi (y). Hier (u) Zie KNoRR Verfl, Zaaken. Ie DEEL, Plaar Vils Fig. ls 29 3e (wv) Zyn Ed. zegt daar van: Sune Lapides gai varia arn 3 de UL Deer, IL. Srux. 118 DENDRIETEN or 1 Hier kan ik gevoeglyk thuis breinddaf $ ie Arpesl. zeldzaame Kies - Dendriet van Pansberg by Hôbrs Koburg i in % Saxen - Weymarfe » welke valt in stru een bruin- Okerig week Gefteente, en *t zel- Biessen. ve ook doordringt. De Tekening hier van Koburg. vertoont alseen Landfchap met Rivieren door- deb feeden, in't plat , en komt misfchien nader aan, | de bepaaling der Landkaartfteenen van den Rid der, die van Streepen gewag maakt. Het mid- den derzelven fchyot wat Bitumineus; doch de kanten en Bladerige Figuurtjes zyn zuiver Kies, met eenen Koperachtigen Zilver - Glans, Van dit zelfde flag heb ik ’er één, dáar de Tak- maakingen Konftig aan gemaakt fchynen te zyr; doch deeze hier, Pr, XVIIL Ke 2; afs gebeelde is zuivere Natuur CH ur. G) Natuurfteen » die Puinhopen en eel An Schapen voorflelt. Steden: Dreezen noemt men gemeenlyk Stedenfteen s om dat dezelve doorgaans vry duidelyk de Puinhoopen van een verwoeste Stad , dikwils met een daar aan. paalenrd Landfchap, vers beeldt, Dezelve komt in de zelfde Groeven, by Florence, als de gedagte Boomfteenen, en” veel tafala Corpora viti opera vis piZuris repr afentant. SyB, Min. IF, p; 596 Dit verftaa ik miet en kan het niet ontknooe pen. daad | | h (w) Van dergelyken aart is meoglyk die Schiefer uit het Mansfeid ‚ met Kiezige Dendrieten ; daar de Pastoor ME: Arcur van nr Naturf. Ve Ed p. 182e NATUURSTEENEN 119 veel overvloediger dan dezelven, voor. Ook 4 ak ee FDEEEs valt hy omftreeks Firerzuola, in de Apennyoe xiv. fe Bergen, wel tien Uuren gaans van die Stad Hoorn- ten Noordwesten. Zyn gebruik is tot ingelegd STUE- Werk , van Kabinetten , Schrvf« Kantooren 3 enz. gelyk der andere, Deeze Leyfteen , die door den Heer LN. Pr. XVIII, Naus en anderen voor een Soort van Mar- ii he mer gehouden wordt, is doorgaans op eenen geelachtig bleekbruinen Grond, met Vlakken, die donker roodachtig bruin zyn en in ver= fcheide Perken verdeeld „ zodanig getekend, dat men ’er , met een weinig toegecflykheid , de Reïren van Kafteelen, Torens, Huizen en Steden, in kan vinden. Somtyds geeft dezel- ve (ee Wetvöoning van een Stad met Torens en Kerken in ’ verfchiet , zelfs met een aan- paalend Gebergte, en) de Lugt vertoont zig daat boven , met veranderingen van Wolken; zeer patuurlyk : gelyk men dit in de twee Afbeeldingen daar van , in” Werk van Rua- pm:us gebragt „ kan befchouwen, die hier aan- gehaald zyn. ‘Trouwens deeze Steenen zyn ook zo bekend, dat ik naauwlyks de gedaante behoef te melden, Ik heb ’er groote Stukken é vans (2) Graptolithus Rudera Rursque referens. Syft. Nat. Xr, Tom, IIL. Gen. 43. Sp. 2. Schiftus Florentinus variee gatus &c. DAcosT Posfil. 188 Marmor Florencinum va. riegatum, WORM. Afus 44 WALE, Alin 43. RUMPH, Afgse T. 56. f, 3, 4e LACHM. Hildesb. p. 14. Tabs | H 4 TI. Deer, 11, Sruz, LL 120 DENDRIETEN OP van, dic zeer fraay zyn. Zodanig één heeft AFDEEL. ook LacuMuNps doch wat ruuw, in Plaat Hoorp STUK, “ gebragt, noemende denzelven een Fiorentyner bonte Marmerfteen , niet vervallene Gebou- wen, waar boven Wolken, en- in dezelven een Kruis, als een Wonderteken., Op een kleiner Stukje heb ik ook een Kruis, dochin de Grond fraande ‚en voor ’t overige met zodanig By: werk, veel gelykende naar de Toppen van Rore fen of Bergen, als hier in Fig. 3 vertoond wordt. Het Kruis, dat wel ruuw is, doch niet ruuwer dan veele gemaakte Kruifen , fchynt niet verte van eene Kapel of Boeren Huis, als in eene Valey geplaatst te zyn. Maar deeze Steenen leveren oneindige vers anderingen van Gezigten op. Zy komen voor met een geheel bleeken en ook met een don. keren en groenachtigen Grond, die, dikwils als met Mofaick Werk, van bleeke en bruine Vlakken , is gefprenkeld, Eene andere Soort is bleek bruin van Grond, met Roozekleurige Schaduwen en hoog geele Vlakken. De gee heele Tekeving dringt ’er , zo wel als in de Florentynfe Boomfteenen , doorheen, en zal waarfchynlyk door vloeibaare Aardítoffen , die zig, byde vorming van het Ley, daar onder ge. mengd hebben, veroirzaakt zyn. Immers, dat he de {x) Zie de Afbeelding derzelven in *t III. Deel der Uit- gezogte Verhandelingen , op Plaat XXI, ais ook in die van de Hollendfche nde der Weetenfthapp en , met Kleu= ken, IV, Deel, NATUURSTEENEN It de Natuur meer dergelyke werkingen doet, iS rt uit de Schyfjes van een Paerébabihis Hôtttén Armer: Stoele Poot, nu ruim twintig Jaar geleeden , te H bel | Haarlem , waargenomen „en onder den naam van sruz. Steden- of Landfchaps- Hout aan *% licht ge- geven, blykbaar (x). ‘_Dergelyke Figuuren vindt men ook op Kalk. aartige Steenen, op den Berg Sinäi, by Gos- Jar en in ’t Karlsbad in Boheme , zo GMme- LIN aanmerkt, Het is de Tuffteen der Wa- terleidingen van dit laatfte , welke zulks uic- levert , gelyk ik daar van twee fraaije Plaa- ten heb. Maar ik zou hier ook dien Steen thuis brengen , welken KNoRrkR (die van de Florentynfe Stedenfteenen , op zyne Plaaten VIII en VIIL. a, keurlyke Afbeeldingen gege- ven heeft,) op ’t midden van zyne IV. Plaat als een Kwast in eene Plank vertoonende , voorftelt. De Heer G MEL IN heeft wel dee- zen , waarfchynlyk Papenheimfen Steen , bee trokken tot de Vyfde Soort van Naruurftee- nen, by LiINNAUs (9), waar van zyn Ed, een Cirkelfteen maakt; doch het is zeer blyk- cinee baar, dat onze Ridder daar mede niets anders Seen. bedoeld hebbe , dan die Kringetjes ‚ welke ke fomtyds op Verfteende Oefters en andere Conchyliën voorkomen, buiten twyfel van : ; | die (y) Graptolithus Sertpulites. Graptol. Circulos cancentricos esarans, Sy/f. Nat. Xll. Tom. ill. Gen, 43. Sp. 5. ‘ H 5 II, Deer, Il, Stuk. 122 DENDRIETEN OE j, die Wormpjes ontflaande., welken men zo ArprrL. dikwils op de Natuurlyken,neg niet gezu'verd XIN. gynde, aantref; welken ik voorheen onder den Hooro- sruk, Paam van Concemvrieten heb betchreeven (2) | _Dreeze, als ven het indrukzeì van een Dierlyk Lighaam afkomftig , kunnen „ myns oordeels, niet billyk tot de 'Natuurfpedlingen betrokken worden. Mooglyk zal het eveneens beftaan met dien Steen , met indrukzelen van ongefteelde Pyl tjes , welken LiNNmaUus, als eene Zesde Soort van Graptolithen , daar op volgen laat (4). Op Wetfteen kwam dezelve in Silezie voor, en beftondt uit byna op elkander leggende Pyl= tjes, allen met de | ‘unt naar een zelfden oord geftrekt. Dit laatfte fchynt met eene Natuur- fpeeling weinig overeenkomst te hebben, By Boll „in ’t Wurtembergfe, vindt men fomwy- len een dergelyke Tekening, zegt GMELIN, _op graauwen Kalkíteen, / Pylfteenen. iv. (4) Natuurfteen,, die een Donne - Vrugt voor- Graph kben thus skroe « bio deo. j Derve- _ By Ïlmenau in Frankenland, als ook in Swee- grugtsieene | on Dae | d ú | ED s (2) Zie ’e voorg STUR,bladz. 438. (a, Graptoluhus Sagittarius, Graptol. impresfionibus Sa- gittaris. ov, Nat. Kili, Tom. Il. Gen. 43. Sp. 6. Ano-= pyinum. VOLGER. Silez, II, p. 332. Te 4 Fig. 6. (4) Graproiithus Strobilum Abiëtis -referens, 8/2, Nat, zi NATUURSTEENEN. 123 den, komt deeze voor in Schiefer + Nieren. ik OR S weedfche iseen Eyronde Steen van digte brui” yy. be Schiefer , door wiens Hart een overlangf® Hoorp- Streep doopt ‚ uit glanzige witte Schubbetjes STUK. beftaande , die wederzyds veele zydelingfe Streepen uitgeeft, naar ’t end gekromd, Terwyl men zo veel Afdrukzels van weezentlyke Zaa- ken in de Ilmenauer Schiefer - Nieren vinde; is zonderling, dat deeze niet tot de Vrugtftee: nen betrokken zy, Kd | (5) Natuurfteen , die een Linie en dwar fé yv. Streepen voorfdelt. teha Sand laris. Op den gemeenen Leyfteen in Schônen, de, „iniën, Zuidelykfte Provincie van Sweeden, vondt re ven. Linneus deezen , die ook by Oeningen in “© * Switzerland op Ley voorkomt, zo GMELIN aantekent, noemende denzelven LEiniënfleen, Ik heb een Stuk van eene blaauwe Jaspis van Ba- zeïth , welke weezentlyk deezen naam mag voc« ren, âls zynde met zwarte Liniën en dwarse Streepen, doch ontegelraatig, getekend ;gelyk uit de Afbeelding, in Fig. 4, blykbaar is. Gee polyst heeft deeze Steen een zo fraay aanzien, dat 'er , wegens de dartigheid , te Potsdam | | daha dh XII, Gen.43. Sp. 8, Fakrenkraut Schilt nigti Jimenavlens fis. BAUM» Min. 1. p. 209. Te Is, '(sò Graprelishss Lineam Striacque transverfas referens. Syft. Nat. XU. Tom, Ill. GEN. 43e SPe 7e BRR Se Js dean 147. Fig. aL DEEL: i STUK, 124 DENDRIETEN OEF 1. _Tafelbladen van zyn5s zo men my verhaald - AFDEEL. heeft. De Tekeningen van getallen, die op Boor fommigen der cerstgemelde. Leyfteenen voor- STUK. komen , geloof ik daar in gemaakt te zyn. Sraptoli (6) Natuurfteen met veele Stippen of Sterre: | zhus stige tjes getekend, goites.k Beens Onder de Dendrieten komen voor, wier Te- | kening byna geheel beftaat uit fyne Stipjes ; even als of zy met een Pontfoen gepointileerd waren, Ik heb zodanigeen Stukje uit het Swarts. burgfe. Men vindtze meest op Leyfteen, by Oenirgen in Switzerland, op Mergel, by Tu- bingen in het Wurtembergfe , op een geelach- tige verharde Kley, by Hof in het Bayrcuthe fe, als ook by Nosfen en Chemnits in Saxen, Buiten twyfel is hier de vloecibaare Mineraale Stoffe door de geheele zelfftandigheid van den Steen gedrongen en heeft zig dus verdeeld. Op deeze Steenen komen doorgaans tevens Dendric= tifche figuuren voor, of die Stippen maaken een vertooning van Bosfchagie, fomtyds van een Nevel of Wolken , en ook wel van een Hemel met Sterren, als wanvpeer men ’er , met WALLERIUS,wederom een byzondere Soort van zou kunnen maaken, onder den naam van Hemelfteen. De eigentlyke Stigmiet , eene Seort van Achaat, vol roode Stipjes , welke St. Ste- Yens (6) Graptolithus Purndis vel Stelfulis plurimis infignitus. Bfihi, Lapis melanoftilus, GMEL. Natur -Syflem IV. Pp, 173. NATUURSTEENEN. 125 5 ‘wens - Steen genoemd wordt, zou hier t'huis be- LL hooren, Ook meldt DAVvrraA van een Pjdat ALDE je Orientaals Achaat, geheel doorzaaid met zoorp- ° Boompjes als Sterren van verfchillende grootte :TUÉe en veelen geftaart , als Komeeten; dus het Fir= mament nabootzende. Dewyl veele Dendrieten ook dergelyke Stippen en Sterretjes hebben 5 __gelyk inzonderheid uit de gemelde van Saltz- thall by Brunswyk blykbzar is; zo kan menze gevoeglyk daar roe betrekken. By aldien het Oogmerk vaú LINNA&uns ge. weest ware, alle de Steenen, op of in welken eenige Natuurfpeelingen voorkomen , tot dit Hoofdftuk of Geflagt te betrekken, dan zou= den hier ook die, welken WArLERIUS An- gropsmorphi en Zoömorphi tytelt, als toevallige Afbeeldingen van Menfchelyke Lighaamen en Dieren voorftellende; gelyk ook alle zyne Techmomorphi, met Konftige Figuuren t’huis te brengen zyn. lk heb ’er verfcheidene van dien aart , zo in Achaat!, als Jaspis en Mar- mer, ongemeen fraay en Natuurlyk. Maar, aan den eenen kant, is het getal der Afbecl- dingen hier reeds te veel uitgedyd , om ’er die, naar waarde, by te voegen: aan den anderen kant is het Oogmerk van den Ridder alleen- lyk geweest ‚ zodanige Stukken hier te plaat- zen, 1373, Lithomorphi Corporibus Calestibus piéti, Utanomorpki, WALL: Syft. Mine It. Pe: 59G. NI. Deen. IÌ, Sruxe ah A ArFDEEL. XIV, Hoorp- TiÜKe 136 SAMENGROEIZELS OF zen , welke naar Verfteeningen geleeken-s”%t gene van de zo even gemelde, uit Natuurlyke Vlakken in de gezegde Steenen ontftaande Af. beeldingen, niet gezegd kan worden: des ik liever deeze befpaaren zal , om’er dit Werkin’t vervolg, als ik die Steenen befchryf , mede te verlieren. Ik gaa dan thans over tot den TWEEDEN RANG SAMENGROEIZELS of STEENGEWASSEN: _ Volgens de Rangfchikking van den Heer Linneus komen hier thans in aanmerking die Lighaamen, welken men geveeglyk begrye pen kan onder den naam van Samengroeizels of Steengewasfen. De eerfte benaaming komt met het Latynsch woord Concreta overeen ,’t welk de Ridder voor deezen Rang, WALLERIUS voor een geheele Klasfe gebruikt, daar in ook de Verfteeningen en de Natuurfteenen begry- pende (b). Hoe eigen of oneigen dit Zy, laat ik anderen beoordeelen. Zyne bepaaling, ten minfte, is zeer dubbelzinnig. ‚„ Het zyn (zegt > hy) Aardachtige ; Steenige of Mineraale 5 Lig- (#) Zie t voorgaande STUK , bladz, 153 STEENGEWASSEN - 129 ° 3 Lighaamen ‚ die of van vernielde Migeraa-_ Le. 5, len , wederom gemengd en vereenigd, ge- Ark j, fprooten zyn, of door een byzondere figuur Hoorps „, of door de buitengewoone Groeiplaats , uit-STUÉe ‚ munten.” Dit doet hy, om dezelve toepas- felyk te maaken op zyne vier Onderdeelingen , die grootelyks van elkander verfchillen. Met de Verfteeningen en Natuurfteenen , zeker, _ftrookt zyne bepaaling weinig. Ook kunnen dezelven eigentlyk niet tot de Samengroeizels betrokken worden. Deeze zvn deltae) bil Iyk , door LiNNaus=tot een byzonderen Rang gebragt; behelzende Lighaamen van eene Aard- of Kalkachtige natuur, meestal in deze of gene byzondere gedaante famengegroeid; Dus heeft zyn Ed. daar in de volgende, niet onaartige, onderfcheiding gemaakt. Natuurlyke Samengroeizels, CarcuLus, Dierfteen; TaARTARUS, Plan: fteen. ETiTEs, Kernfteen, Elementeele Samengroeizels. PoMEx. __ Puimfteens STALACTITES, Prupfteen. Toraus. ‘Tuffteen. Van de drie eerften heeft de eerfte zyn birfprong in het Dierlyk Lighaam 5 de tweede in EIL, Deer, IL Stux, m3 STEENEN GEGROËID, in Plantaartige Vogten ; de derde in Steenen, L, Van de drie laatften is de eerfte in of door het _ Vuur famengegroeid: de tweede in de Lugt: de derde in ’t Water (c). Eigendyk behooren deeze Lighaamen wel niet tor de Delfftoffen , alzo zy meestendeels buiten ’t Aardryk voorkomen ; maar men kan- ze, wegens de hoedanigheid , cot geen ander Ryk betrekken, De meeften kan men den naam geeven van Steengewasfen. Ìk zal’er dan, in zo veele Hoofdftukken, van fpreeken, SSS SINE: SIS SIS SISI Ee: Xn. 0E Dst UK. Befchryving der DIERSTEENENS3 zodanigen, naamelyk , die in ’t Dierlyk Lighaam groeie jen; gelijk de Blaasfteen , zo van Menfchen als van Dieren ; de Maagfteen of Bezaar; dé Galfteen of Pedro del Potco, en anderen, 1 D: Vogten der Dierlyke Lighaamen bevats ten in zig een aanmerkelyk gedeelte van Aarde, welke, zo lang die Vogten wel gefteld zyn , en in genoegzaame beweeging blyven, met dezelven omloopt en zig niet afzondert. Maar, zo dra, door eenig gebrek der Werk- tuigen of der Vogten of der beweeginge, het Even- / éc) Vid. Sy. Nat. XII. Tom. Ille pe 153. 2 Deel PLAAT XIX. Ö PE f if fn Hi (/ | NN „0 HEE isd, 4 4 I Iij | Hi OIII / | ha a ON Á md iN MENSCHEN EN DiERÉN. 29 Evenwigt indeezen verlooref wordt ,danifcheidt _ L- zig dikwils iets van deeze Aarde af, zet zig op Jia de een of andere plaats neder , en , door ze- Hoorn: kere aantrekkende hoedanigheid , allen? ver. STUEs meerderende. of aangroeijende , fofmeert zy ein: delyk een Steen. Terwyl, nu, de ftilftand van Vogten , die tot edelen of eflegging det Aarde gelegenheid geeft ; nergens meer plaats heeft dan in de Waterblaas, zo is die ; hoe- wel men byna overal Steenige Samengroeize. len gevonden heeft ; ook de ‘gemeenfte zits plaats van Steengewasfen in’t Lighaam , ten mine fte in dat der Menfchen ;. en maakt dus mef regt de eerfte Soort uit. | (1) Dierfteen uit de Piss aen EN © ‚‚t, Cafculas Men vindt denzelven in de Nieren, in Urinaridse Blaas», de Blaas en in de overige Werktuigen tot af fee, zondering van de Pis dienende , în de Schild, padden , doch voornaamelyk in Zoogende of Pramdieren, als Gemfen, Rheeën , Harten ; Schaapen , Runders , Paarden ; Zwynen , Honden, Rotten eh Muizen, maar allerge< meenst in Menfchen , en wel in Kinderen; die ’er zelfs mede tet wereld komen. ín’ Lyk van een Kind van dertig Weeken is’er, behalve veele kleinere , één in de Nier gevone P 30 ot on 0 den €) Caleulus Urine, Sy/l. Nat. XII, Tom, MI. Gen. 4% Sp. Te Calculus Remum & Vefiez walgt. HL Deer. IL, STUK 139 STEENEN GEGROEID lk den „zo groot als éen Linze (d). Zeldzaae c xy, merkwam weleer de Blaasfteen voor in Duitfche Hoorp- land en Switzerland , dan in Vrankryk, Enge- STUK. _Jand en de Nederlanden , zynde in Oostindie Slaasfleen. geinig of niet bekend. Sedert een reeks van Jaaren is hy ook in dit gedeelte van Europa minder gemeen dan te vooren. Meest fchynt derhalve deszelfs oirfprong aan het algemeen gebruik van eenige Spyzen of Dranken, of aan de algemeene Levenswyze, toegefchreeven te moeten worden. En, dewyl men in de Oos. terfche Landen den geheelen Dag verdunven= de Vogten, Thee en Koffy drinkt, waar van ’“ gebruik in deeze Keuw, in ons Wereldsdeel, dermaate toegenomen is en het gebruik van Bier kragtig verminderd; zo is ’ niet onwaar. fchynlyk „ dat de fterker Waterloozing , daar door veroirzaakt , ook minder gelegenheid gee« ve tot eene groeijing van den Steen (e). ®irfpronge Dat de Pis in zig de zelfftandigheid van den Steen bevatte , is blykbaar uice hect vast aans: groeijende Zetzel der Waterpotten en. Glazen, Dat zulke afzetting ook in ’t Lighaam plaats hebbe, blykt uit de Graveelige Stoffe, die dike wils in zo groote veclheid door de Waterwes gen geloosd wordt. Eenig overblyfzel, hier van, groeitfomtydsin de Nieren tot een Steene tjes ’c welk dan in de Blaas gekomen tot een % Kern (8) 43. Phys. Med, Tome IVe pe 546, in MENSCHEN EN DIEREN. 131 _ Kern verfttekt voor een grooter Steen, wiens r, manier van aangroeijing blykbaar is, uit de Arprets) Rokken, waar hy; even als de Bezoars , uit ie A, beftaat. Vreemde Lighaamen van allerley stu, foort „ by eenig toeval, door de Pisbuis, van Biaasfteend buiten inde Blaas geraakt 3 zelfs Draaden , Lape jes , Koorn - Aairen , Boonen , Kogels, Naals den; hebben het beginzel uitgemaakt van een Blaasfteen. Zelden vindt men dien aan de Blaas gekleefd; dewyl de inwendige Rok door eene dikke Vettigheid daar voor befchut is. Somtyds, evenwel , heeft zy zekere Beurzen 3 Zakjes of byhangzels , waar in de Steenen kun- nen nestelen , misfchien door dezelven veroire zaakt, ten minfte uitgezet door de aangrocie jing van den Steen, De Menfchelyke Blaasfteen is van een zeer zerenana waste zelfftandigheid „ dikwils zo hard als een digheid. Keyfteen , doch fomtyds ook Kalkachtig en brooich; gemeenlyk met Zuuren niet opbruis fchende en alleenlyk oplosbaar door Sterk Was ter of Salpeter - Geest. Dit heeft hect zeer _moeijelyk gemaakt een Middel uie te vinden , tot oplosfing of af{lyting van den Steen in ’ Lighaam. Eindelyk, echter, fchynt men zulks door Zeep. en Kalkachtige Stoffen, in groote veelheid dagelyks ingenomen, uitgevoerd te heb- (e) Vergelyk Snare Aanmerkingen over de Heelkunde. Amtfterd, 1751. bladz, oor, en de Aantekening alde NI Drer, IL, STuKe 132 STEENEN GEGROEID L- hebben (f ). Anderen. pryzen een rykelyk ed gebruik van dun Bier of verdunnende- Vog- Hoorr- ten, van eene Zeepachtige hoedanigheid „ STUK. __aan (g). De Ongemakken, die anders uit eene Blaasfleen, ftaan, worden ’er ten minfte door verzagt en mooglyk de verdere aangroeijing belet (4). Scheid- _ Door de Scheidkunde heeft men bevonden, kundigon- gat de Blaas-Steen een groote menigte Lugt en wat minder Water bevat, Men krygt ’er, door Destillatie , een: vlug Loogzouct uit en eenen rood gekleurden Geest „als ook eenige Olie, Na het verkalken , waar door de Steen meer dan drie vierden van zyn Gewigt vers liest , blyft eene witte bynaSmaakelooze Aarde over, die gemeenlyk wat Yzer bevat. Anders- zins zyn ’er de Aarddeeltjes meeftendeels door een Dierlyk Lym te famen gekleefd , en hier op werken eigentlyk de zogenaamde Steenbreee kende Middelen „en dit fchynt de oitzaak te zyn, dat gezegde Zeep: en Kalkachtige Vog- ten daar de meeste uitwerking op hebben, Door langheid van tyd wil men dat hy ook in enkel Water ontbonden worde en gefloopt (4). Van Kleur zyn de Blaasfteenen , in Mere Gedaante. PL, XIX E ‚Tige Te fehen, (f) Zie Uitgezogte Verhandelingen , IV. Deer „ bladz. 542 , ENZe (g) HALL. Not, ad brake, dead, BOE&B, Vor, UL, m 329. (4) SHARE. Aarm. over de Heelkundì , Amf? 1751. bl. 298, SYDENHAM was ook vaa dit denkbeeld, vid, Orer. De 579 lange ophouding of fcherpheid der Pisfe, ont- # IN MENSCHEN EN DIEREN. 133 fchen, by ’t uithaalen donker , doch gedroogd } Lo uit den geelen of graauwen witachtig. De Op- En pervlakte hebben zy meestal effen, maar {om= Hoorpe wylen zeer ruuw „ ja ook wel Takkig of ge- STUK. doornd-s en bezet met Kwarts - Kryftelletjes. Zelen Anders-is de gedaante meestal langwerpig of Eyrond, fomtyds ook hoekig en als met Fan _eetten. „Het Bekken van de Nier levert won: derlyk gefigureerde Steenen uit (k). Sommi- gen merken de gladheid aan , als een bewys ; dar ’er zig meer dan ééne Steen in de Blaas bevonden hebbe; doch alzo ’er ook verfcheide ruuwe uitgehaald zyn; is dit twyfelachtig of geen vast bewys (1). Men vindt vier zodanige , die in't jaar 1758 uit een Man gefneeden wa. rep , afgebeeld (1); doch geen derzelver komt in ruuwheid in vergelyking met den myren ; reeds meer dan veertig Jaar geleeden, in een Lyk, inde Blaas gevonden; hier in Fig 1, op Plaat XIX , vertoond. De Oppervlakte be- ftaat uit veele Steenharde Knobbeltjes , die hem byna naar een Moerbezie doen gelyken. Naar zyne grootte is hy zeer ligt , weegende maar zes Drachmen. Tot tien, twintig, dertig en weertig „ ja zestig zyn ’er te gelyk uit ééne Blaas È (é) Hil. de Acad, R‚ des Sciences, de 1720,p. 30e (&) Vid. AZ. Phys, Med. Vol. IV. Tab, 11, (4) Zie Uwugez. Verhand, V, DrEu, bladz. 272, Enz, (xs) Phil, Tranfail. Vol. L- Tab, XXile UL Deen. IL, STuKs 134 S TEENEN GEGROEED %. _ Blaas gehaald (x). Anderen fchryven van meér: ilse dan tagtig, van eene vyfhoekige figuur 3 ’t welk Hoorp- Diet te verwonderen is, daar men honderd STUK. Steentjes gevonden heeft in *% Bekken van ééne Blaasfleen. Nier, Zy zyn dan klein en veroirzaaken veel mocielykheid aan den Steenfnyder. ‘Somtyds valt ook de Steen zo groot, gat hy niet uitge- haald kan worden, of dat de Patient het door * geweld der Scheuring moet befterven (0). Men vindtze ongemeen verfchillende. Vau de kleinste als Erwten of Duiven - Kitjcs » groeijen zy aan tot de grootte van een Kinds- Hoofd; zodanig zelfs dat er fomwylen de ge= heele Blaas door gevuld is, en tot de zwaarte van twee of drie Ponden. Har DANusmeldt, dat in den jaare 1604 zekere Jongeling, twin- tig Jaaren oud , van eenen Steen gefneeden zy; die twee- en- twintig Oncen woog; doch de- zelve beftierf het (p). Van agttien Oncen was ‘er een Bn een Man van tagtig Jaaren ge» haald, en één, van grootte als cen Struisvo- gelse Grootte. (+) Phil, Trans. abridg. Tom, VI. P. 3 Pe 225e Co) Vion. HEISTER. Chirurg. Pe II. Pe 846e (p) Hip. Oper. Chir, pe 720» (g) Ex Velich Militis Servi. BARTHor. Hifl, pais, Cent. V. Cap. 57» (7) Phil. Trans, abridg. by LowrHonP, Vol, III. p, 154 (s) Phil. Trans. for 1750. pe 596 (2) Weinig kleiner , derhalve , dan die door den Heer RocQquritE uit een Lyk gehaalde , welke varfch za of 23 Leot, dat is ruim elf Oncem woog, onlangs vereerd aan ‚de IN MENSCHEN EN DIEREN: 335 gels-Ey , vit een Militaire Knegt (q). Te , 1 Parys was ’er, in ’ jaar 1690, een uit een en Geestlyk Perfoon gefneeden, die omtrent één. Hoorpe en-vyftig Oncen woog; doch hy ftierf onder STUK. de. Operatie (fr). Eiders windt men gemeld Blaasfleng van Menfchen=Blaasfteenen van drie-en viers en dertig Oncen (s). Ik heb ’er één, reeds - veele Jaaren uitgedroogd , die thans nog over de zes Oncen weegt: zynde, volgens ’t ope fchrift, te Rotterdam uit een Mansperfoon ge- needen. Die Steen heeft een zeer regelmaa- tige platachtig Eyronde gedaante , en is drie en een half Duimen larg , derdhalf Duim breed en een Kswartier minder dan twee Dui- men dik (#). De Oppervlakte is aan de eene zyde Kalkachtig, aan de andere bekleed met eene gladde Korst. Een Vrouwsperfoon van negen-en-tagtig Jaaren, heeft ’er , zo Tuu- Pius meldt, een , van drie Orcen en twee Drachmen zwaar, die zeer ongelyk en hoekig was , zonder hinder, van zelf geloosd (y). Die Steen, de Hollandíche Maatfchappy der Weetenfchappen te Haar- lem, en in derzelver Verhandelingen , „XIX. DeELS le SruK, bladz. 83 , enz. befchreeven en daar nevens afge beeld ? wear van zyn Ed. zept, dat veele Liefhebbers enz. betuigd hadden, ‚, nimmer zulk een zwaaren , grooten en s» vasten Menfchen -Steen gezien te hebhen , en dat zyn » Ed. zig niet erinneren konde , osit iets van die natuur ‘ap -by een eenig Schryver aangehaald gegonden te hebben.” (vj Ohferv, Med, Libr. It. Cap. 7e _T4 HI. Deen. IL de: E. AFDEELe XV. Hoor p- STUKe 4 Paarde= fteen, 135 STEENEN GEGROE LG Steen ‚ waar van een Smid „ reeds tweemaal van den Steen gefneeden, zig zelven fneedt;, was grooter dan een Hoender-Ey, en woog vier Oncen (w); nog verfch gewoogen, denk ik: want de grootte uit de Afbeelding opmaat kende, fchyre by my te kleiu tot die zwaarte. Onder de Blaasfteenen der-Viervoezige Die, ren komen de Paardefteenen woornaamelyk ia aanmerking , waar van ik te vooren reeds ge= fproken-heb (4). Men vindtze niet alleen ia de Blaas, maer cok in de Maag; Darmen en Buik der Paarden, … In % algemeen worden zy Hippolithi genoemd, over welken een geheel Vertoog is van eenen Doétor A LBER TI, mel« dende, dat in de Maag, van een Paard van agt Jaaren , drie Steenen gevonden zyn , wier groot- fte vyf en een vierde Pond woog ,-zynde van grootte als een klein Kinds Hoofd ().. Wei- Dig s echter , kwam die in vergelyking, met de Ent daar ik van. gemeld heb, in Engeland gehaald uiet den Buik van een Merry, waee gende vyftien, en die uit de Maag van een Paard, zeventien en een half a Pon- den zwaar, De Heer |. VAN ALPHEN, betbeid Ge. neesheer alhier , bezit een Paardefteen, die in 2% jaar 1777, hier te Amfterdam , by het ope- nen van een dik, ver Merrie- Paard, dat vier re 2 Baga ies en (ww) Ibid. Libr, IV. Cap. 30. (2) Naiusserd, Ef, E, D, ui. STUE; blada, 3ô2e iN MENSCHEN OF DIEREN. 137 „en een half Jaar oud was, in ’t zelve gevon- jí._ den werdt. Deeze Steen lag in de holligheid ArDerk: van den Buik , tegen het Middelrift aan , in Hoorp- hoogte als tusfchen het Hart en de Maag. De-srux. zelve was met een vet en lymig bekleed: zel omwonden , en van onderen aan °t zelve vastgegroeid, Dewyl hy voor ’t overige los Jag,zo moet men denken, dac by met het Vlies, waar in hy gegroeid is, door een fchielyk toeval afgerukt. zy of afgefcheurd; te meer, alzo dit Paard zeer fchielyk is geftorven. Naar myn gee dagten zal dit de Galblaas zyn geweest; want in de holligheid der Darmen zou. hy zekerlyk eene Verftopping gemaakt hebben 5.’t welk in zulk een gezond Paard niet vallen kon; en in de Maag kon de Steen naauwlyks eene zoda- nige figuur aanneemen. Voeg hier by de Kleur, welke volftrekt met de Kormandelfche Bezoars overcenkomftig en groenachtig bruin gemar- merd is , even als dergelyke Galfteenen. Het iseen zeer fraaije Steen , van eene Druifswyze figuur, met eene rondachtig platte bafis, daar hy zig Schilferig vercoont , op de plaats der aangraeijing. Voorts loopt hy met drie platte zyden pieramidaal In een ftompe punt uit. De omtrek is van onderen zestien; de hoogte by de vyf Duimen: de zwaarte drie Pond en elf . Loot, ordinair gewigt (2). In (y) Alta Phyfico- Bled, Vor 1. p. 482 bain BERKH, et Hift, v. Holl, 1. D, bl. 1030: “…{z) Uit die Verhaal, dat my, ten grootften deele, door HS ges UL Deer, II, Stur, 133 STEENEN GECROEID L In andere Viervoetige Dieren komen de Blaag-- A peslsfteenen ‚ als gezegd is, fomwylen ook voor Hoerp- gelyk van gedagten ALBerTiverhaald wordt, STUK, dar aan zekeren Doktor N tUMANN, te Frey= Lenen. Hhenb zulk een Steen uit een Koe gebragt wa- fleen, re, weegende meer dan zes Loot; zynde twee Vingeren breed en zeven Vingerbreedten lang, geheel wit van Kleur , doch zeer murw , brokke- lig en poreus, Uit een Varken hadt dezelve ‘er ook Één bekomen, van grootte als een Dui- ven -Ey , bruinachtig van Kleur, Van beiden worde uitdrnkkelyk gezegd , dat zy in de Pis. blaas gevonden waren : hoewel het niet waar- fchynlyk is , ten opzigt van die uit de Koe, cerstgemeld, Dat ’er evenwel in de Pisblaas van het Rundvee ook voorkomen , is zeker (ae II. (2) Dierfteen wit het Speekzel. Calculus | Een Die Steenachtige Korst , gemeenlyk de Kalk ade der Tanden genaamd, welke „zo de Ridder aan: merkt, meest in Menfchen , met het Scorbut jn de Mond geplaagd ; zelden in de genen, die niet dan Water drinken, voorkomt; zou, zo zyn Ed, oordeelt , veel overeenkomst hebe ben met den Blaas- of Nierenfteen. Alles ; zelfs, gezepden Heer medegedeeld is, blykt „dat de Paarden nier altoos kwynea, die dergelyke by zig draagen, al zyn ze groot : °t welk men zeu kunnen befluiten uit de Voorre= de van ’t VL. Deel der Verhandelingen van het Zeewufsh Gez noetfchap , blade, LX, iN MENSCHEN OF DIEREN. 179 hd zelfs, dat de eene ontbindt, verzekert hy,ont- y, bindt ook den anderen , en , dewyl het over- Arpeer- vloedig eeten van Aardbeziën hem genoeg was PRA geweest om de Tanden van die Steenige Korst srux, te zuiveren, pryst zyn Ed, het onderzoek wan Kuyten. dat Middel, ook , tegen den Blaasfteen aan , ten gninfte ftelt het bedenkelyk (5). „De oirfprong, zegt hy, is uit Slym, meest aan rottige Tanden of Kiezen gegroeid, ’t welk bedervende zyn Aardse aflegt, die dan als Wyn- fteen famengroeit. Op dergelyke manier ko- men ook verhardingen voor in de Kwyl-Klie- ren, gelyk men dus onder de Tong fomtyds een Steentje uitgefneeden heeft , van grootte als een Koffyboon. Wylen myn groote Vrind, Doftor Jon BASTER , te Zierikzee, fchryft, dat hy dus, zekeren Rdelen Heer, een Steen- tje onder de Tong heeft weggenomen , ter grootte van een Hazelnoot (c). Een driekan- tig Steentje, witachtig en glad, hard als Gyps, doch oogfchynlyk uic veele Plaatjes famenge- fteld , fprong van zelf onder de Tong van daan in een Schoenmaaker , die wel twintig Jaaren geduurig met Kiespyn aan de flinkerzyde van de (a) Vid. AE, Phys. Med, Vol. VIJL, p. 9. C2) Calculus Salive. Sy/t. Nat, Xl. Tom, III. Gen. 44e Sp. 2. 2. Tartarus Dentium vulgo. (6) Mihi folum füffecit Fragerum copiofior efuss An fufs ficiat in Calculo Urinario? Syf?, Nat. uts, p. 176, (ce) AE, Phys, Med, Vol, Vild,. p. 57, Ul Deer, II, STUZ, 240 STEENEN GEGROEID 1. de Onderkaak was geplaagd geweest , zonder AFDEEL dat men ’er eenige. hulp aan kon toebrengen, bn, Eindelyk kwam ’er een Gezwel van buiten, srux. dat de Pyn verminderde, doch, harder wore Kwylften, dende en inwaatds voortkruipende , de Zwel- ging en Spraak zeer belemmerde , terwyl hy naauwlyks kaauwen kon, Na het opleggen van warme Pappen , wierdt hy ’er eindelyk, op ’t onverwagtfte, dus van: verlost (dì. De Kwylbuizen, die, uit de Kaak - Klieren voorte komende, zig by den Wortel van de Tong onte lasten, zyn dikwils de zitplaats van dergelyke famengroeijingen » die gevaarlyk kunnen wor- den. Zo was het met cat langwerpig Steens tje, waarfchynlyk op de zelfde plaats geboe ren, ’t welke, dwars in de Keel gevallen zyn= de by een oud Man „ Burgemeefter te Olden. burg, zyne zwelging met groote Pyn verhin- derde, tot dat het van hem met de Vingeren uitgehaald werde (e). Het Geval, waar. van ik te vooren melding maakte (f )s zeker Heer, hier te Amfterdam , nu weinige Jaaren gelee- den ; bejegend , hade met die beiden eenige overeenkomst. Zie hier de Afbeelding van het Steentje, dat my goedguntftig daar toe van ‘hem geleend is, in Fig. oe, Het is zeer hard, doch fchynt wan eene Kalkachtige. natuur te Zy; (d) AE. Phys. Med, Tom. IV. pe 37% de) Eedem. Tom, VI. p. 245a ij (f) Voorg. Stuk , bladz, 259. €3) Caleybus in Capite, IN MENSCHEN Oor DIEREN: 341 zyn „ vol oneffenheden, meest aan de onder- LI zyde, die een weinig platter is dan de gene Ke -= welke zig hier vertoont. Hoorps STUK. (3) Dierfteen in het Hoofd. a Calculus _Blyvende by het Hoofd „ zal ik thans acht Cerebr:. géeven op de Steenen, daar binnen in gevon- geen den. Een aanmerkelyk voorbeeld, hier vans verhaalt HiLpANuUs. Een fongeig van « delyken Huize, van de Trappen gevallen zyn- de, en hier door zyn Opperhoofd gekwetst hebbende , ftierf na zwaare Hoofdpynen te hebben uitgeftaan, en toen werdt by de famens voeging van den regten metden hoekigen Beke Rkeneels Naad een Steen gevonden; die uit een dikke Lymige Stoffe famengegroeid was en in een Vlies beflooten (g). Hy geeft zelfs de Afbeelding van dien Steen; de grootte onge- vaar van eene Moskaat- Noot hebbende , in en buiten ’t Vlies, Ik heb voorheen van Ver- fteende Herfenen gewag gemaakt, ° welk twy- felachtig fcheen (h). De Hiftorie van eene Verfteening van het Brein in een Os, die men paauwlyks verdagt kan houden, is door my lang te vooren befchreeven @. De geleerde V A (£) Hiep. Obferv. TI. Cant. V. (#2) Zie ’t voorg. STUK , biadze 1970 (ij Ziet I. DEELS Ill, STUK Van deeze Nat, Hiflorie, bladz. 286. UL, Deer, IL, Stug; zen 143 Sn B NCE NM GEGROEID VALISNIERI heeft wel duidelyk beweezen se ei dat 'er nooit een waate Verfteening der Here antr: fenen in leevende Schepzelen plaats gehad hebs sTuK. be, maar dat het Brein onder een Steenachtige Breinfteen, Klomp verholen geweest zy. Niettemin kan ’er dan een Steen in ’*t Hoofd zyn, waar van foms migen ‚ om iemand die zinneloos fchynt te be= tekenen , grappig gebruik maaken. Dit blyke verder uit den zogenaamden Steen in de Kop der Zee- Koeijen , waar aan men den naam van Lapis Manati geeft. Deeze valt ter grootte van een Kaatsbal en fomeyds grooter. De zelfftandigheid is zeer hard , doch fchynt veeleer van Beenige dan van Sreenige nacuur te zyn. Ik heb daar van cok voorheen gefpro= ken (j)e lets dat my onlangs, onder den naam van Verfteende Herfenen der Zeekoe , dat is van ’t Zeepaard, van de Kaap der Goede Ho. pe, bezorgd is, fchyne veeleer het Gehoortuig te zyn van dit Dier (£). En Iv. (4) Dierfteen der Longepyper. Calculus i kt Palmonas — Dat ’er.in de Borst ook Steenige famengroeie SN monden jingen ontítaan „ blykt uit de Steentjes, welke nn door ’t hoeften worden uitgeworpen. Dewyl men dikwils vry hatde brokjes daar mede loost, js het zeer ligt te begrypen, dae Menfchen , : die u j) zie IT. DEELS I, STUK deezer Natuurlyke Hiflorie , bladz. 473 (&) Vergelyk Rum, Amb. Pl, LVII, Lett. Ge Ca) Calculas Trachee. Sy/?, Nat, XIL.Tom, ILL, Gen, 44. Spe 4e iN MENSCHEN OF DrEREN. 143 die veel Steenig Stof inademen, aan dit On- ke gemak onderhevig kunnen zyn. Kalkwerkers, xv, Pleiftermaakers , Steenhouwers en Steenzaagers , Hoorp= ja zelfs de Metzclaars en Bikfteen- Molenaars, peten: zyn derhalve ’er dikwils mede bezogt en fter- rn ven daar door veeltyds vroeg aan de Longe. Leering. Hetzelve heeft, uit eene andere oir« zaak , plaats, in de genen die veel Rinfen Weyn drinken, In een Vrouwsperfoon van een- en-dertig Jaaren , was de oirzaak zo blykbaar niet. Zy was Teeringachtig, met een ge- weldigen Hoeft , werpende tevens een menige Steentjes uit , de grootften als een Linze of kleine Erwt. Dit duurde byna een half Jaar, tot dat zy ftierf. ’% Scheen dat zy nog een grooter Steentje in de Long hade, ’t welk tel. kens met den Hoest oprees, doch niet werdt uitgeworpen (l). In ’t Lyk van een Hoveling, die vyf en zestig Jaaren oud was, zeer aan ’ Graveel onderhevig , vondt men in de Lon- gen twintig zeer ruuwe Steentjes, van groote te als een Erwt en Linze (m). Meer voor, beelden van dien aart gaa ik voorby. (5) Dierfteen van Bloed, Dat ‘er in ’t Bloed van leevende Menfchen , El en uit deszelfs zelfftandigheid , ook Steenige art teen. 9de {l) AE. Phyf. Med, Tom, V. pe 1I3e en (ws) Eadem. Tom. IV. p. 155, 5) Calculus ex Sanguine, ddihin TI, Deer IL, STUK, 144 STEENEN GEGROE LD L. _Samengroeijingen ont{taan, is piet minder zes ArDerle ker. Men heeftze in de Groote Hart -Slagas Hoos», der-gevonden en in de Borst- Ader , zo Dok- Stuk, tor Tuurrus fchryfc (nz). De eerfte, door Harsfieen. hem afgebeeld, naar een geplukt Vogeltje ge= igkende , was Tufachtiger dan de laatfte ter grootte van een Hazelnoot , vastzittende in de uitwendige Borst- Ader, van gedaante als een Trosje Korenten , en beftaande grootendeels uit verhard en als verbrand Bloed. _ Hy was in een uitwendige Borst - Zweer geboren : ter- wyl die der Longen , voorgemeld , in derzel. ver Klierachtig Geftel en misfchien in dehol- le Blaasjes der Longen, waren ontítaan, Het aanmerkelykfte , echter , in deezen, is- de Hartfleen, waat van de voorbeelden zeld= - zaam zyn. Hors T1us maakt ’er gewag van en Doktor ScHRreEY , die over eenige zelde zaame Tong: Nieren- en Blaasfteenen een fraay Vertoog heeft aan * licht gebragt „ verhaalt 4 dat door hem in ’t Hart van een Adelyke Das me een Steen gevonden zy, welke de gante fche holligheid daar van vulde, Hy was Asche kleurig „, gekroma, en hadt aan ’t end als twee nitfteekende Snuitjes (w). Gedagte HorsTrus hadt in ’t Hart van een Meisje , dat aan een Ongefteldheid geftorven ware, in’ de regter Holtigheid een Steentje aangegroeid gevonden , dat (#) Obferv, Medicarun Libr. IL. Cap. 25. Libr, IV. Cape zie (o) AT, Phys. Mede Vol, IVe pe 362 « he le AA 4 IN Menschen of DiekÈn: Tâé dat naar een klêine Karftene geleek, Waar: r: fchynlyk zyn die uit het verharde Bloed der A"peers Polypusfen , welken zo dikwils ín hect Hart gooens _ voorkomen, gefprooten. STUK, ‚Immers, dat het Bloed op die wyze kan ver= uit een harden, is my zeer duidelyk blykbaar, uit dien Bie, aartigen Steen, in Fig. 3 vertoond. Derzelven Pig. % heb ik, in ’t jaar 1777 , uit Oostindie ontvan- gen , oader den naam van een Steen uit het Hart „van een Wilden Buffel, van Ternate. Hy is van eene zonderlinge figuur , hebbende vvf zy. den, waar van twee driehoekig, tegen elkan« der over, en drie fcheef vierhoekig, de ande. ren verbindende, De zelfftandigheid is donker bruinrood of Koffykleurig , met menigvuldige grootere en kleinere zuiver witte Streepjes en Fakmaakingen,; als Aderachtig , doorreegen. Op eenige plaatfen , daar brokjes afgebroken zyn, blykt , dat die witte Kleur niet ver in- waards loopt; Zynde, voor % overige, de Stof. fe egaal Koffykleurig. Zy is zo hard als een Keyfteen , laatende zig met een Mes niet af. fchraapens en dus blykt, als gezegd is, dat uit Bloed ook een Steenige Verharding kan ont- ftaan. Dat hy veeleer in één der Ooren van het Hart , dan in één der Holligheden , ge« groeid zy ‚ is my uit de figuur waarfchynlyk. Mooglyk hebben de Bloedvaatjes van het bin. nenfte Vlies die Aderachtige Takmaakingen veroirzaakt | Van de Steentjes, die in andere Vogten des K Uk Mer: UI. Deer, Ìl. STUKé 146 STEENEN GEGROEID zr, Menfchelyken Lighaams ontftaan, zal ik maar SADerh. kortelyk gewsg maaken. Men heeft “er gee Hoorr- vonden in de Traanbuizen, in de Gehoorwegs STUK, ja zelfs in de Pynappelklier des Hoofds. In de holligheden , waar de Stoffe van het Slyms dat men door de Neus ontlast, vergaart, fchy-« nen zy ook voor te komen , wordende dan fom= tyds door de Neus of ook door ’t Gehemelte uicgeworpen (p). Dikwils zyn’ zy in de Et- ter, die hier of daar in Zweeren vergaard of in Holligheden uitgeftort was , geboren. In ’c Zaadvogt „ zelfs, zoudenze gefproten zyn, in de Lyfmoeder (q) , in de Ballen en ’c Balzak. je. Ja geen gedeelte des Menfchelyken Lig- haams , byna, is ’er niet,den een of anderen tyd, mede bezet geweest (r), Inzonderheid zyn de Spysverteerde Wegen daar aan onder- hevig, gelyk wy nu zien zullen. VI. (6) Dierfteen uit de Maag , die vast is van Celes zelfflandigheid. _Maagfteen. De Steenen , die in de Maag grocijen, zyn | in €) Vid, HirDANI Opera, Cent. Vv. Obs. r. (4° Dit is ze'dzaam. Men vindt in ’t III. DEEL der Holl Maatíchappye, vier Steenen van aanmerkelyke groot= te «Is vlt de Ly/moeder eener jonge Dogter uitgeworpen, afgebeeld, op Plaat XI. en bladz. 603 befchreeven : doch de Heer BERKHEY , naderhand meldende dat dezelven door zyn Ed. afgerekend zyn ‚(chyntze tot de Blaasfteenen te be- trek E iN MenscHer of Dieren, 147 in de Viervoetige Dieren getmeener dán in, Ee _ Menfchen. Het Voedzel, waatfchyalyk , en or de meerdet kreuken in de Maag , inzonderheid froorp- by de Herkaauwende Dieren , geeft daar aan- STUK: leiding toe, Dat ’er echter, in Menfchen; ’t Maas fiet zy in de Maag, *% zy in ’t Gedarmte, derge- lyke fämengroeijingen fomtyds plaats hebben; blykt uit de Steentjes ; met den Afgang gee loosd , die dan dikwils voor Galfteenen gehou= den worden. Dus verhaalt BAR THOLINUS een Geval van een Vrouw van zeventig Jaaten te Regensburg, die ‘er drie kwyt taakte, van grootte als een Hazelnoot ; driekantig , welke men oordeelde uit de Galtuis in ’t Gedarmte gekomen zyn (s). Een Vrouw van drie- ene dertig jaaren, die, na het geweldig opftoppen ‚ van de Derdendaagfe Koorts door Kina, in groote benaauwdheden ; met ongemeene zwaar- moedigheid, verviel; hebbende den Mond , an. derhalf Jaar lang, geduurig vol Lymerige zou= te Slym 3 loosde eindelyk een groote menigte van Steentjes, naar die der Katperen gelyken- de ; wit of geelachtig , fommigen hard, an= | de. trekken. Zie Matuurlyke Hiflorie van Holland, 11. D. bla 1029, (+) Zie Uitgez. Verhand 11, D. bl, 2010 (6) Calculgs Gaftricus folidus. Syff, Nat. XII, Tom. 1lls Gen. 44 Sp. 4 Calculus Animalium Bovini, Caprini Ges hetis & Cervorum. WALL. Syf2. Min, ll. p. 6333 6343 635. Bezoar valgo, Cs) Rar. Cent. IV, Hift. 49 | Es K 2 UL Deer, IL, Sruz, _ 149 STEENEN GEGROETIG “L deren broofch : waar door zy van alle Toe: en vallen verlost werdt (#), Dit is te Suinfort , Hoorp- in Duitfchland , omtrent den jaare 1730, ge= STUK, beurd. Nog aanmerkelyker vind ik de Hifto« Maagfleen.rie van een Timmerman, te Hallifax; een zeet groot en welvaarend Vlek in * Noorden van Engeland ; die met veel moeite twee Steenen met den Afgang kwyt raakte, der laatften zo groot, dat dezelve door zyn Knegt mer een Yze= ren Haakje uit het Fondament moest getroke ken worden. Dit gebeurde in 1684, en om- trent zeven Jaaren te vooren was hem het zelfde bejegend (u). Om nog nader te bevestigen, dat ’er weezentlyk Steenen in eens Menfchen Maag kunnen groeijen, dient de Ontleding van het Lyk van een Dame, in Schotland na geduurig braaken en Graveelpy- pen geftorven, welke, behalve verfcheide Stce- nen in de Nieren en Pisblaas , ’er één hadt , door welken de Uitgang van de Maag in ’t Gedarmte t'eenemaal roegeflooten werdt (yv), Meer Voorbeelden , zelfs van verfcheidene, toc dertig toe , groot en klein , die aan de Maag waren vast gegroeid , vindt men elders aange- tekend (w). Men heeft ’er zien haalen uit de Maag van Mepnfchen , die aan onlydelyke Maagpyn geftorven waren „ ter grootte van s een (t) AE. Phys. Med, Vol. 111. p. 273. (#) Phil. Trans. abridg. by LowrHorp. Vol. 111. p. 160, (vj Zie Phil. Trans. N. 250. p. 95 en de Afbeelding als daar; ook als boven p. 359. Figs 41e en iN MENSCHEN OF DIEREN, 149 een Hoender-Ey. Ook zyn ‘er, van grootte T- als een Noot, door Braaken uitgeworpen , vole ei komen Gypsachtig, hard en wit. Negen wer- doorps den ’er, in Vrankryk , in het Lyf van eeneSTUX- Weduw „die aan geweldig Maag-Kolyk was Maze fieem overleeden , uit dat Ingewand gehaald (x). On- verbeeldelyk was de menigte van Steeren, die door een jong Vrouwsperfoon, te Bern in Switzerland, zo door de Keel als uit de Blaas en door den Afgang uitgeworpen werden, al- len van eene Tarterachtige natuur (9). | In Viervoetige Dieren , inzonderheid Hera ezoar kaauwende, komen de Maagfteenen menigvule t° diger voor , zelfs ook in Paarden , gelyk ik reeds gemeld heb. Het Rundvee is 'er fom- Wwylen mede geplaagd. en-vooral die Dieren ; welken tot het Geflagt der Herten behooren , of als een middelflag tusfchen de Herten en Bokken zyn. In deeze voert de Maagfteen den naam van Dezoar, afkomftig, zo men wil, van ’ Chaldeeufch woord Beluzaar , dat Tegengift betekent; wegens de eigenfchap daar aan toe- gefchreeven (z). De Arabieren noemenze Be- zuaharth , °t welk meer overeenkomst heeft; de Perfiaanen Belzahar of Pafan, naar de Die. ren, waar in menze vindt; de Portugeezen Pes dra (ws) A&. Phys. Med. Vol. 1V. pe 368. (x) SCHENK. Obferv. Med, Libr III. 97, (9) Phil, Tran/all. abridg. ut fupra ,p. 167 &c, Cz) D'ARGENV. OryBZologie. p. 374, K 3 HI, Deer. II, STuK. ' ISO STEENEN GEGROEID ___t. dra de Buzio, de Chineezen Cautsfors de Ma. Ärneet, leijers Culiga Kaka of Culiga Kees, welke drie Hors. benaamingen bezekenen Aapenfteen, sruK. Men kan de eigentyke Bezoarfteenenvin drie _Dezoar, Hoofdfoorten béfchouwen. Eerftelyk Orien- taalfche , die de voortreffelykften. zyn; dan Occidentaalfche , de flegtften, en verder Kors mandelfche als eene middelfoort uitmaakende, Dit ziet op de plaats der afkomst : wat de Dieren aangaat , daar zy van komen, is de on- derfcheiding zo zeker niet. | Oriën. By gelegenheid van dé befchryving der Bee Caafche, zogre Bokkén, die volgens de Afrikaänfe, daar van in Áfbeelding by den Hoogieeraar Bure MANNUs bevindelyk, door my ín Plaat ge- bragt zyn , gaf ik zo omftandige Berigten aangaande den Orientaalfchen Bezoar (a), dat ik het daar by thans zou kunnen laaten be= rusten. Zodanige Dieren hadt TAVvERNIER zes in Perfie gebragt, in welken zeventien Be- zoarfteenen gevonden zyn, fchryft Sera ,die Vela (a) Nat. Hif. IL. D. LIL, Srux , bladz, 206, Pl, XKIVe (6) Kabinet, 11. Deel , Plaat CXT. (c) Op die Plaat, Fig. 11, F2 3 13, I4e (d) Deigelyke verteilingen gaat echter de Heer BRANDT (Vilisf, Gen. Vi. D. Vootrede) thans weder opdisíchen # tellende de Groeiplaats in de Gewrichten der Aapen, die zo ongemeen beweeglyke Leden hebben , €en wel door Kwetzuvren van Schietgeweer ; uit welken, immers, niet dan een Calius of dergelyke kon ontftaan , dat regen het snaskzel deezer Steenen flrydt, die van de Bokken- Stee- nen of gewoone Bezoas, maâuwlyks dan door de Kleur te Oi IN MENSCHEN oF DIEREN. Ist verfcheide Afbeeldingen van zodanigen Steenen, L geeft (b). t's echter zonderling , dat de In- sl diaanen , op Borneo en andere Eilanden, daar Hoorn. over lachen , wanneer men zegt, dat de Bezoars STUE- wan Hertebokken komen; alzo zy die van Ag, Pmean pen krygen, welke dezelven waarfchynlyk door den Afgang loozen, Dat zy in de Kwetzuu- ren, door Schietgeweer aan Baviaänen toege- bragt » grocijen zouden , is uit de gedaante (c) niet waarfchynlyk (d). * Ís, uit de berigten van RumrPmrus , wel Aapefteens GltooPbaar’, dat zodanige Steenen, op de Oost: ta indifche Eilanden , in Aapen vallen; maar te« vens zeker , dat dit een ander flag van Bezoar zy; verfchillende van den echten van de Vas- te Kust van Indie of Perftaanfchen. De Aape- fteen is donker bruin; gelyk dat fraaije Steentje in Fig. 4. vertoond ; daar de echte Orientaal. fche Bezoar uit den Olyfkleurigen of blaauw. achtig ziet en fomtyds zelfs naar ’t paarfche trekt. Die donker bruin of geelachtig vallen, zyû onderfcheiden zyn, €en derhalve een dergelyken oirfprong hebben moeten. De Indiaanen zullen , mooglyk , de losfe Beentjes; welke natuurlyk in (ommige Gewrichten der Diee ren zyn, daar in vindende , dezelven voor iets wonders aangezien en voorts, die Bezoars elders aantreffende , gedagt hebben» dat zy ook daar groeijen. Deeze laatfien zyn ze- kerlyk, wat 'er ook van dle Bloedímaak mogt zyn „ geen fainenproeijing van Bloed, zo min als de Bokkefteenen , en het fchynt my uit zyn befchryving, dat men hedendaags , ‚_än Oostindie, de fraaifte en fynfte Bezoars voor Aapefleenen houdt. K 4 UL Deer. II, Stuk. 152 STEENEN €EREGROEID dE zyn doorgaans als gemarmerd. Zy hebben “xy, ook gemeenlyk een Eyronde figuur, en een Boorp- byzonderen glans en geeven bruin, geel of STUK. groenachtig af , wanneer menze op een ftuk Bezaar. Kryt of op wit Papier , dat met Ceruis bee ftreeken is , wryft: * welk tevens dienen kan om de echten van de nagemaakten te onders fcheiden (€). Uit de gedagte groenachtige Kleur zou men weezentlyk in het denkbeeld kurnen komen, dat de Bezoars Galfteenen waren ; gelyk ze- kere BoucnHeEer, Geneesheer te Rysfel, op ecnige Waarneemingen , door hem omtrent Menfchen- Steenen gedaan, met kragt wil be-= weeren {f). Ik kan zyn Ed., in deezen, niet toevallen ; aangezien ’er van zo, veele Aucheu- ren verzekerd wordt ‚ dat dezelven „ by geo- pende Dieren, in de Maag gevonden zyn; en bovendien dat de Bezoar ongemeen verfchilt , naar de koedanigheid der Kruiden, welken dee. ze Dieren gegeten hebben. Maar ten uiterfte verwonderlyk is *t, cat men in het uitvoerige Frarfche Woordenboek der Dieren gezegd vindt; hoe het Gevoelen van SE BA ftryde te. gen dat der andere Autheuren , die zeggen Zou. fe) De Kentekeren der echtheid van de Orientaalfche Be. goars ‚ zya zeer naauwkeurig opgegeven door. den Heer BRANDT, Wlisf. Gen, VL, Bel in de Voorrede , bladz, ie enzo ec Ee Ld iN MENSCHEN OF DIEREN, 553 zouden, dat de Bezoar in de Pisblaas der Die. IL ren groeije (g), By welke Aurheuren , dachte vind? men die zotte onderftelling 2 Honen De Orientaalfche Bezoar is van ouds voorsrtuz. een zeer kragtig Geneesmiddel gehouden gee Bezar weest „ en thans geld: nog de Once tot twin- tig, vyfentwintig en dertig Guldens; naar zy fraaij en groot zyn, Men hieldtze voor onge= meen Hartfterkende , Zweetdryvende en Te- gengiftig. Of dezelve nog dien naam by de Chineezen , Indiaanen en Perfen , behouden hebbe ;dat zy 'er zoveel gebruik van maaken , als Rumeruius fchryft; kan ik niet berigten, * Is zeker , dat men ‘er in deeze Eeuw, in Europa, in lang zo weel werks niet van maakt als voorheen ; te minder nu de kragteleosheid van dit Geneesmiddel, door veele Proefnee- mingen, zo duidelyk is aan den dag gelegd (4). Ondertusfchen zou het wel kunnen zyn ‚ dat deszelfs uitwerking in heete Klimaaten fterker ware , dan in de gemaatigde of koude Gewes. ten; alwaar bet Menfchelyk Lighaam niet zo ligt tot Zweeten is te brengen en de Uit- werpgaatjes der Huid digter geflooten heeft. De (fs Uitgezogte Werhand. II. D, bl. 299, enz. (£) Dilionn. des Animaux, Paris 1759. Quarto. Tom. Ie p. 285 (B) Zie het Vertoog van den Engelfchen Door SLARE. ten dien opzigte,in de Phitofoopkifche Verhandelingen, lit. DEEL ; bladz. 316, enz. kiek K 5 IL. Dier, IL, STUK, 154 STEENEN GEGROEID L De Occidentaalfche Bezoar , welke van Pe. sE ru en uit de Spaanfche Westindiën in menigte Hoorp- aangebragt plagt te worden , zo SrBA meldt: STUK. js naauwlyks zo veel Stuivers het Once, als de rde andere Guldens waardig. Dezelve', zegt hys Bezoa. groeit in de Maag van wilde Geïten of Herte- bokken , die de Bergen beklimmen. Deeze Dieren beb ik voorheen , onder den naam van ‚ Bezoar- Hert , befchreeven en van de kragten van den Occidentaalfchen , in vergelyking met den Orientaalfchen Bezoar , omftandig gefpro« ken (4). In ’t midden ven deeze zit, zo wel als in de andere ‚een Strooitje, Blaadje of eenig Mos, waar de Steenige Stoffe , by Schilfers of Korften , om heen groeit; maar dikwils is daar binnen eenige Haairigheid vervat. Gedag- te Herte- Bokken loozen denzelven door den Afgang , zelfs met het Zakje , waar in hy is geboren. Van buiten zyn die Steenen ook wel Haairig en van Kleur bleek Aschgraauw of geel met bruin gemarmerd, Deeze Occidentaalfche Bezoar fchynt kleiner te vallen dan de Orientaalfche , waar van men fomtyds ziet ter grootte van een Hoender - Ey. Zulk eene, die een Once woog, zegt TAVER- NIER , was in Indie honderd Guldêbs waar- dig, en hy hadt ’er een , van by de vyf On- CEN 3 {:) Nat. Hifi. LD. Ill. STUK , bladz, 134 , Enzo Cl) Nov. AF. Phys. Med, Vol, lll p… 300 & Vol, IVe p. 377e Tab. Vie Lig. 7e t as MENSCHEN Of DiEREN. 153 een, verkogt woor duizend Guldens, De Lief- &” hebbery, om groote Steenen van dien aart te ADRIA hebben , heerfchte zeer onder de Perfiaanen, Hoorp. Zekere Apteker van Dresden hadt 'er van de STUK. Leipziger Misfc, des Jaars 1731 ;een mede ge Btzare bragt, die volkomen rond was en grooter dan een Ganzen-Ey, zo Doktor ScumreEY ver- haale, die hem ook in Atbeelding uitgegeven heeft, doch min of meer aan de echtheid fceen te twyfelen (k). Misfchien , en wel waar- íchynlyk , zal deeze tot de volgende behoo- ren. De derde Soort, niet minder aria Hezoit van dan”de anderen, is de Bezoar van Kûrmandel, Eekman Deeze munt in grootte uit, en wordt in ’t Por- tugeefch Bezoar de Vaceas geheten ; dat is Koei. ; jen-Bezoar, Veelen ; naamelyk „ heeten de Dieren, in welken menze meest vindt , Zee= Koeien. SrBA, ook, is van dit denkbeeld gee weest, onderfcheidende dus die Dieren van de Walrusfen , in ’t Nootfden voorkomende , wels ken fummigen Zee- Paarden geheten hebben doch anderen ook , wederom, Zee= Koeijen, Ik heb bevoorens aangetoond, dat de Lamantin der Westindiën eigentlyk den naam verdiende vän Zee- Koe , en op dien naam , welken dat Dier aldaar voert , heb ik hetzelve befchree. ven (4). De Walrusfen heb ik deezen naam, by (5) Nat. Hifl, I. De I. STUK, 8 Hoofdft. ii, Deer, U, STuz. LL 156 STRBENEN GEGROEID by welken zy bekend zyn, laaten behou« ÄFDEEL: gen (mm). Maar die Dieren, tusíchen de Keer« RV. Hoorp- kringen voorkomende, welken gemeenlyk Hip- STUK. popotamus heeten , heb ik , om dat zy zo wel Bezoar. jn de Zee als in Rivieren leeven , Rivier of Zee- Paard getsteld (n). Dit is door my» volgens eere Aftekening , welken wylen de beroemde Hoogleerâar J. BuKMANNUS van de Kaap ontvangen hadt , in Plaat gebragt en naderhand door anderen , naar den Kop en Huid, van daar bekomen en opgezet zynde, (gelyk dat Dier zig thans in hert Naturaliëne Kabinet van zyne Doorlugtige Hoogheid , den Heer Prins Erfftadhouder , bevindt), in vere fcheide opzigten verbeterd (0) Zee-Paarde Deeze Zee- Paarden „die zo wel aan de Mone Steen. den van de Ganges als elders aan de Vaste Kust van Indie voorkomen en lyviger vallen dan de zwaarfte Osfen , leveren „zegt men, de voornaam. {te Bezoars van Kormandel uite Van zes Pone den hadt Sera ‘er een gezien in de Verzge meling van den Haarlemfen Predikant »p’O re VILLE, die denzelven duizend Guldens ge= kost hadt, Zelf geeft hy de Afbeelding van een Stuk van zulk een Zee - Paard - Steen, die ruim vier Ponden zwaar geweestwas, van buiten geheel glad , ligt Aschgraauw „vers beeldende als de Herfenpan van een Menfch, zyne (2) Zie 1, D. U. Strek , bladz. 7. (3) IL De Ill, Stuk , 38. Hoofdft, bl. 404, EN MENSCHEN lor DIEREN 187 zynde langwerpig rond , Steenig hârden zeef 1} _ zwaarwigtig. Volgens het afgebeelde Stuk JEE fichync by ongevaar vyf Duimen dik te zyn ge- Hoorp weest. De zelfftandigheid was Schilferig en srux. de manier van aangroeijing , om een Pit of Bezoars Kerntje , fcheen met die der andêre Bezoars overeen te komen. Ook werden ’er dergelyke Hartfterkende en Zweetdryvende kragten , als aan den Orientaalfchen, voorgemeld , aan toe gefchreeven 3 mids men daar van in grooter veelheid , tot een half Vierde Loots of twee Scrupels, gebruik maakte; komende deeze Bee zoar, in dit opzigt, met de Occidentaalfchen overeen. Die groote Bezoarfteen van Me r= CATUS, van zesenvyftig Oncen Gewigts 4 aan den Paus prefent gedaan , hadt een Niers vormige figuur, was ligt geelachtig van Kleur en werdt voor een Peruviaanfchen gehouden 3 doch geleek anders, zegt SBA , veel naar den grooten ‚ by hem afgebeeld, Verfcheide kleinere heeft hy ook in Plaat gebragt , die byna Hartvormig zyn en anderen Eyrond, allen van dergelvken aart (p). | Schoon myn Bezoar van Kormandel, ín Fig, De myne 5, op Plaat XIX, vertoond ,„ niet zo zwaar in 4 noch zo groot is, als de voorgemelden; (wee- £%: s« gende (o) Zie de Afbeelding van hetzelve en de Waarneemine gen vanden Heer Doîor J.C K.OCKNER ten dien opzigte 4 te Amfterdam by Schneider, Quarto 1775. (p) SeB. Kabinct Ii, De Pl, CKII, Fig. re xe. UI. Daer, IL. STuxs Á 158 STEENEN GECGCROEËD gende geen twee Pond „) verdient hy echter ; in ÁrpeEteverfcheide opzigten , eene byzondere opmer- Hoorp STUKe _ B:zjar, kings De grootte is , zo naa men ’ heeft kunnen treffen ‚ gelyk de Afbeelding woorttelt. Hy fchynt uit zes byna Kogelronde Bezoars, die taamelyk regelmaatig aan elkander gegroeid en met een dikken gemeenen Korst overtoo= gen zyn, te beftean, Vier derzelven puilen ia de omtrek uit, en maaken als een vierkant; waar boven een vyfde, aan de zyde, die hief zigtbaar is, hoog in ’t midden uitfteekt ende zes= de van onderen zig voordoet, alwaar de Rok- ken afgeflagen zyn, wier Schilferig Geftel zig dus duidelyk openbaart. Ik heb den bowenften en onderften een weinig doen polyften ; de anderen, met den geheelen Omtrek , ruuw gelaten ‚daar de Korst Afchgraauw is, met vuils geel gemarmerd: De zelfftandigheid is zeer hard, doch laat zig met een Mes een weinig _affchraapen, en heeft dan een -aangenaamen Buffel- teen, Kruiderigen Geurt. | | Dit laatfte fchryft SEBa aan de Buffelfteenen van Kormandel toe, welken hy zegt, ligt, PL. XIX. ie Fis. e‚7-harftig en broosch te zyn , laatende zig gee makkelyk tot Poeijer wryven. Aan * Vuur gehouden , zegt hy, fmelten ze als Harst en geeven dan een liefetyken Balfamieken Reuks Diet komt , zo hy aanmerkt , daar van daan ; dat deeze Dieren, inde Bosfchen omloopende ; aldaar veelerley Kruiderige Boombladen en Plans ten vinden tot hun Voedzel. Bedenkelyk ache hy; IN MENSCHEN OR DirnrEns Xs hy ‚ dat hunne Maag, die niet wel verteeren E ok kunnende, gelegenheid geeft tot eene Schilfe- “ xv,” rige aangroeijing der Harftige deelen , om eenig Hoorp- Ligbaampje , daar in bevindelyk, SommigenSTö5e _ worden met den Afgang van dezelven geloosd. Ee dl Het zouden dan misfchien ook wel Galfteenen kunnen zyn , indien de Geur niet daar tegen ftreed. Verfcheidene heeft hy daar van in Plaat gebragt (q), waar onder ook eene doot gebroken , om de inwendige zelfftandigheid te vertoonen, welke daar echter, op ver naa, zo duidelyk niet is, noch zo fraay, als in een der mynen , doorgezaagd ‚in Fig. 6,op Plaat XIX jn afgebeeld , alwaar ten minfte twaalf Schilfers zigtbaar zyn, evenwydig loopende om de mide delfte, die ongevaar de grootte heeft van eene Koffyboon. De Kleur van binnen is donker bruinachtig , met veranderingen s die van hct Holletje in °t midden geel ; van buiten geelach- tig groen, gelyk ik ’er meer heb, als ook die in % bruine vallen „doch deeze worden gemeen- lyk gehouden voor den Aapen-Bezoar, boven gemeld, Somrmigen zyn als gewolkt en gemar- merd en zeer langwerpig van figuur, gelyk die van Fig. 7, in welke tevens zig van buiten het Schilferig Geftel openbaart. Ik heb ook een Schilfer van eenen , die wel zo groot als een Kaatsbal moet geweest zyn , egaal groen ach- (2) op Pl, CXIT, als boven, Fig, 1I- 17e UL Dzxrr. IL, Stug, 160 STEENER GECGCROEËEED 1, achtig geel en zeer glanzig vân Oppervlaktes Arvren. De Hertebeeften , welke op Ceilon , en elders aide aan de Vaste Kust van Indie, in de Wilder- T:uK. Risfen gevangen worden, hebben fomtyds vyf Herten- zes en meer Steenen in hunne Maag; die hard; Steen, dik van Schil en Steenschtig zyn, van. grootte als Duiven- Eijeren, bleek Afchgraauw en glad van buiten, RumrPu:ius fpreekt van een dergelyken Hertenftcen, doch meent dat die ‘er van buiten ingekomen ware of ingeflokt door het Beest. Of in de Eur opifche Herten dit ook plaats hebbe , weet ik niet. Men ver. zekert dat de Traanen van een oud Hert dik- \ wils zodanig verharden, dat men ’er den naam. van Bezoarfteen aan geeft, Daar zouden zoda- nigen „ van omtrent een Duim groot, zig in + Naturaliën - Kabinet van den Koning van Vrankryk bevinden, Ook was aldaar een reg- te Herts- Bezoar , Eyvormig, meer dan twee Î Duimen lang, weegende ruim zeven Loot (r), Het Beentje , dat in derzelver Hart groeit, in de Geneeskunde vermaard , fchynt van geen Steenige uatuur te zyn (s). Ármadit- Voorts vind ik, by dien Autheur, gewag ge- le-„Schild- naakt van Maagfteenen van Schild»Varkens of eenen. Armadillen, als uit verfchelde Bolletjes famen- ge- (r) Zie deeze Nát, Hiflorie ‚L. D. Il, SrUK. bl. òse Cs) Ose Cordes Cervi, ald , bladz. 94. (#) Op Plaat CAI, als boven, zie bladz, 141, iN MENSCHEN of Digâan. 1ór tan ; van Schildpadden „ die mede zeer Ke __ ‘knobbelig zyn ; als ’t ware met veele Pokken ÄrDEEke bezet ; zo dat die van Tunquin dezelven Pok- Hoofs Keftéen heeten, De Indiaanen, zegt hy , hou-sTUK? ‘denze voor het beste Geneesmiddel in de Kin- ‘defziekté , om de Pokken zagtjes uit te dry- ven , en geeven ’êr van tien tot twintig Grei- neh tévéns van in. Ìn de Westindiën werden zy hoog geacht tegen heete en Bluts- Koorte fen. Eirdelyk maakt hy melding van een Steen Van taamelyke groötte en ‘dergelyke gefteldheid;, welke ùit de Maag van een Benhoorn-Vifchs in de Straat- Davis , gehaald zou zyn. Van alle deëze zyn ook Afbeeldingen door hem ge= gevel (4). pe ian” Hir Ao) Mss ats Wiwsi en Vit. u) Dierfteen wit de Maag , die Wezelië îs Caleuläd wan zelffbandigheid. Lgagro. van zelfftandigheid 6 pila. Haaicbals Deeze bepaaling dient om denzêlveh van de voorgaanden te Onderfcheiden. De Bezoars hebben ook fomtyds van binnen Vezeltjes of Haaîrtjes , inzonderheid de Westindifche; doch hier beftaat de geheele zelfftandigheid uit Ves zeltjes s die fomtyds met een Steenachtige Korst begroeid zyn. Inzonderheid komen hier de jk Haair- G) Calculus Gaftricus intus Filofns. Sf ‚Nat. XII, Tom. il. Gen. 44e Sp. 3. Calculus Animalium Crinibus coage mentàtus. WALL. Min, 420. Calculi Animalum, Crinibu8 vel Fibrís cóagmentati, Egagropile, WALL, Sy/l Mins Ue Pe 639e 8 MI. DeEkL. IL STUK: I \ 168 STEENEN GEGROEID Haaïrballen in- aanmerking, die men zeer dike Árberr. wils in onze Kalvers en ook in volwasfen Rune Hoorn STUK. @ deren vinde , gelyk ik daar van omftandig heb gefproken (u). Zy vallen van verfchillende Haairbal, Kleur , naar dat het Haair is van de Koe, weles ke het Kalf of een endere gelikt heeft; alzo zy uit het afgelikte Haair famengroeijen : ’t welk zulks onbetwistelyk maakt (#), De groot- te is dikwils als een Kaatsbal of als een Vuist, ja als een Kinderen - Hoofd , gelyk ik dus don- kerbruine , roode of rosfe en bonte heb, S e- BA beeldt ’er af , van vierderley Kleur, uit in- Jandfe Kalvers, en een gryze uit een Europi- fche Melk- Koe, a'len zonder Korst: doch hy vertoont ‘er één van een Runder - Beest, uit de Spaanfche Westindiën , hebbende van bui- ten een dikke Steenige Korst, Kastanje - bruin van Kleur. De figuur was rond , de dikte. by de vyf Duimen, Dergelyken vertoont hy ook uit de Maag van een Paard, en van een Muil- Ezel, in de Westindiën gefneeden, die mede een harde dikke Korst hadden, en van binnen een. Haairige zelfftandigheid. Terwyl anderen, id 5 gelyk die uit een Wild Zwyn van ___ Cey- {u) Nat. Hift. l, D. 111. Srux, bladze 283, ' (v) Zonderling is *t , dat SwAMMERDAM zelfs in de Ex: krementen- van ongeboren Kalveren Haair vondt, dat hy achtte , doórdien zy in de Lyfmoeder hun eigén Lighaem gelikt hadden , daar in gekomen te zyn. Bybel der Naissr é I, Deel , bladz, 3194 Ke eid An bart ik n et Oane : bl £ k \ _ANSMENSCHEN ÒP, DiekEN. 163 Ceylon en- uit een Siberifche Bever, van buiten 7, geheel ruig waren , beftaande t'eenemaal uit Arperrk Haair „en zynde uit derzelver Maag gehaald (57). "3 EY. OOFDe Bike de Schaapen ook dergelyke Ballen in desrux. Maag krygen , die fomtyds de grootte van Gemfens een Appel hebben „en van binven met Wol, nz Mos ‘en dergelyke dingen gevuld zyn, met een harde Steen- of Kalkachtige Schors over« toogen , heb ik voorheen verhaald (x), „Een aartigen vondt men in ’c Naturaliën Kabinet van den Koning van Vrankryk. Gemecener zyn de Gemfen » Ballen, welken men vindt in de Maag van Wilde Steengeiten of Bergbokken, Gem= fen genaamd , die zig op de fteile Stoenige Bergtoppen der Alpen in Switzerland onthous den. Ik fprak daar van insgelyks uitvoerig (9% Het woord Zgagropila, dat is Wilde Geiten. Bal „ door den Ridder hier in den voorften geplaatst , heeft zyne afkomst van dezelven; Men noemtze Ook wel Gem/en - Bezear , en heeftze dikwils , in fommige Apotheeken 3 voor den Bezoartteen, ja zelfs voor den Pedro del Porco gebruikt, eh Meer: (w)'seBA Kabinec, Il, Deel , Pl. CXIV. Fig, 1-10, bladz, 144 = 146. (x) Nat. Hijt. l. D. ill, Stuk, bladz. 240. Bladz, agr, wil ik niet zeggen , dat het in dezelven oek niet door like ken ontftaat 3 (hoewel dat by de Schaapen zo gemeen niet is,a's by het Rundvee) maar dat het in de Gemfen daat uit niet voortkome,. Cy} 't Zelfde , bladz. 190 , enz, NE La IL Dazen, IL, STux, Í. Árprer, XV. Hoorp: STUZ : Gerfen. Abe 164 STEENEN GECROET® Meergemelde Sena geeft de Afbeelding van verfcheide Gemfen- Ballen , de grootte onge= vaar hebbende van een gemeene Pruim, ronde achtig of een weinig plat, van buiten met een harde gladde Korst , of ook zonder dezelve , van binnen digt gevuld met een fyne Haairig= heid als Vilt; ja ook van eene , waar in hy die Stoffe oordeelde als verteerd te zyn; zynde van buiten deeze Bal Schilferachtig bekleed ; en , gelyk de befte Ceilonfche Varkenfteen , aane genaam bitter van Smaak, even als de meefte anderen, ’tKan zyn dat fommigen van deeze weezentlyk Haairig zyn, en door likken ook in deeze Dieren, die zeer fyn gehaaird zyn, even als in het Rundvee ontftaan; gelyk verfcheide voornaame Autheuren van Gevoelen zyn: tere wyl anderen met kragt beweeren, dat de Gem- fen- Ballen van binnen een Vezelige zelfftan- digheid hebben, welke van Planten, wier Stee. len of Wortels zy gegeten hebben , afkomftig zou zyn. Zy zyn fomtyds met een zagte , fom- tyds harde Houtige , zelden met een Steenige Korst bekleed , doorgaans langwerpig, zeer ligc en zelden grooter dan een Hoender-Ey. De Kleur is gemeenlyk Aschgraauw of bruin, fomtyds donker- geel of hleek groenachtig (z). Gedagte Vezeltjes zouden, volgens fommigen , va (z) TRiLr de Mat. Med, p. 471. (a) KRAM, Plant. Aufir. p. 320, (b) TRiLLe Mat. Mied. p. 294 IN MENSCHEN OF DIEREN. 16 wan het Doronicwm , volgens anderen van het Meum Athamante, welks Wortel - Vezelen tot RA FPERLs XV. een voornaame Spyze der Alpifche Steenbok- Hoorp- ken ftrekken , afkomttig zyn (a). Gemeenlyk. worden deeze Ballen Duitsch g Bezoar geheten en men heeft ’er voornaame kragten aan toegefchreeven. %t Is zeker, dat zy fomtyds tegen Hoofdpyn , Krampen, Zee nuwtrekkingen en dergelyke Kwaalen , dienftig zyn bevonden , wanneer men ‘er een half Drachme of wat meer, met Wyn, van liet gebruiken: als ook eenigszins Zweetdryvende: doch tot dergelyke Kwaalen zyn kragtiger hulp- middelen en ín zwaare Toevallen zal men ’er niet ligt op betrouwen, STUK. Gem (ene al. Hier moetik fpreeken van den Ceylon/en-Var- Ceylonte kenfteen, gemeenlyk Pedto del Porco van Cey- lon genaamd ; alzo die mede een Maagfteen is, en wel een zeer fyne Haairbal, in de Maag van Wilde Bosch. Varkens groeijende en niet in de Galblaas , gelyk de Malakfe Steenen van dien naam, Sommigen willen, dat hy ook uit Stekelvarkens , doch uit derzelver Maag, zou komen (hb). Hy- wordt , derhalve , met regt onder de Bezoars geteld , en voor een vierde of vyfde Soort daar van gehouden (c). SBA, cie {e) Zy tekenen dan 1. den Orienraalfchen: z. dén Occis dentaalfchen : 3. dem Bezoar van Kormandel: 4. den Buro- pilehen of Gemfen:Bezoar : s. deezen Ceyioníchen, Dat L 3 JEE IN. Deer UL, Stuk, N Varkene fteen. Pl. XIX. Fig. 8, 166 STEENEN GEGROEID! 1 __die zeer kundig in deeze zaaken was, heeft terr itn verfcheidene in Afbeelding gebragt, waar vân Hoorp- de vier eerfte en beste, zo hy aanmerkt, STUK. dus beftonden. De eerfte. was rond als een te pi. Kaatsbal , van buiten met een donker ‘bruine henfieen. gladde Korst , van. binnen digt van zelfftan- digheid , zonder Haair, bitter van Smaak, als menze! kaauwde. De tweede, half, doorgee foeeden , beftondt uit verfcheide Schilfers of Korften , gelyk de Bezoars. De derde was donker bruin , mee grysachtige bulten en de vierde: zwartachtig ‚ byna vierkant , met een donkeré marmering van boven5 glad, harden clanzig „ bebbende een dunne Korst en bitter zynde van Smaak. Vier anderen ‚ omtrent van grootte als een Limoen of’ Oranje - Appél , wêten ‘zeer bitter, Deeze hadden cenige Haai- righeid; weshalve ‚hy áchtte de ‘Haairige Stof- fe in dezelven nog niet verteerd te zyn (d). Voorts geeft 'hy hog de Afbeeldingen van drie Kleinere, welke de tegte Ceylonfe Wilde Var- kens- Steenen zouden zyn, als geen Haairig: heid van binven-hebbende (e). Het zelfde bevind jk in myne Ceylonfe Pedro del Poreo, in Fig, 8 afgebeeld;, die een bruine Korst van buiten heeft ter zyn, die den Menfchen Blaas *Steen ook voer een Soort wan Bezosr. houden en daar mede een Tegengiftige kragt ‚aan toefchryven,, gaar buiten fchreef. Zie KRAM. du/lr, als boven. (á) SEB. Kabiner I I Drei, Bl, CXIÏL, Figs 1-6, bladzs [7 ú Jin « h _ k iN MENSCHEN oF Di EREN. 167. heeft, en eene fnybaare zelfftandigheid, egaal Lb donker Olyfkleurig „ zynde van eene Eyvor- en mige figuur en van grootte omtrent als een Hoen: Hoorp-. der- Ey. Een weinig van de zelfftandigheid, STOE gekaauwd , laat lang een niet onaangenaamen en. bitteren Smaak in myne. Mond, Dien Smaak kenlenme bevind ik niet in een andere Ceylonfes welke rond is en van grootte als een Stuiter, vaal met - zwartachtige Vlakken „en blykbaar van EEDE fyne Haairige zelfftandigheid. RuMmPHIUS merkt aan, dat de Maagballen, in de Moluk- fe kleine wilde Strand- Varkens, dikwils byna een Vuist groot voorkomende ‚ van binnen en buiten Haairig zyn als Vilt, hebbende geen aan- merkelyken $ Smaak (f). Welke de oirfprong van die Haairigheid. in de Maag van deeze Wilde Varkens mogt ZYD » kon die Autheur niet uitvinden, … ’% Ìs niet waarfchynlyk , dat het door aflikken van hun eigen Haair, gelyk ín het Rundvee, ont{taas om dat de Varkens - Haairen zo grof en lang zyn. Veeleer zou ik denken, dat het de Haai- righeid zy van zekere Boom- of Peulvrugten , welken. zy puttigen , En die dan onverteerd blyven in hunne Maag , tot dit zy aan Ballen | fae 137-139. In 't Werk van RumrHiUs is , op Plaat LVil, by Letter A Mig ten AOR Aen Steen ingen voegd. ‚{e) Plaat xm, als boven, Fr 9, IE, Ie (f) Ambonfe Rariteithamer, Ll. Hoofdd, La ui. Derle IT, STUKe 168 STEENEN GEGROEIH L._ famengroeijen : 't welk te waarfchyalyker is” ie on om dat men zo groote Ballen in zo kleine Vare Hoorp. kens en dikwils twee ; drie of vier, in ééne STUK, Maag vindt, Coloss (8) Dierfteen uit de Galblaas. Fellis. 4 / Galdken, De Galfteenen zyn wel de gemeenfte onder alle Steenige famengroeijingen van het Dier- Iyk Lighaam. Men heeftze in alle Werelds- deelen en in allerley Dieren nu en dan gevon- den. In Menfchen zouden zy ook, indien zy: zo duidelyke en pynelyke Ongemakken , als de Pisblaas - Steen , veroirzaakcen, en door de O. peratie uitge \needen werden , menigvuldiger voorkomen.“ Immers die Kwaal is zo gemeen dat de vermaarde HorrMANN van dezelve een byzonder Hoofdftuk gemaakt, en niet al- leen de Kentekenen , maar ook de Geneesmid- delen opgegeven heëft ‚ onder welken het ge. bruik der Mineraale, Wateren, door hem, als het voornaamfte is aangetekend, Oisfprong. Sommigen willen , dat deeze Steenen ook in het Darm - Kanaal ontftaan zouden en BucnH- NERUS ‚ zege men, heeft zulks door Waars DEEs (3) Caleulus Félleus. Syfl, Nat, XII. Tom, III. cis 44e Sp. 6, Chololithus Pulgo. &, Howinis: £e Bovis: % Erie nacei. Lapis Malaccenfis, Cu.ug. Exot, 217: Calculi Animas jum Hyfzicum, WALLe Syfls Min. He p. 636. TC in MENSCHEN oF DIEREN: 169 neemingen aangetoond (é). Térwyl het zekeris; L dat deGal dikwils zo wel naar boven als naar benee AFpeel, den gaat, is het niet te verwonderen; dat zelfs Hedin. in de Maag Steenen kunnen groeijen , die meer srux, of min hebben van eene Galachtige hoedanig; Galfleen. heid. En hier van ís zekerlyk de bicterheid der Maagfteenen „ zo der Bezoárs, als det _ Haaitballen voor befchreeven , doorgaans af te leiden. Ook maakt de brandbzarheid geen wee: zentlyk onderfcheiding & want de Ontleedkun- de heeft den grooten Mora aAe ni doen bly« ken, dat ’er veele Steenen in de Galblaas groei jen, die zwart en Aardachtig zyn en niet brane den; terwyl de geelen doorgaans ontvlammen , wanneer menze aan de Kaars houdt, HALLER heeft ’er witachtigen gezien, met een bruines zagte Kern ‚ welke als Zegel- Lak fmolten en brandden (MD. De Kleur derhalve geeft geen zeker Kenmerk, en, dewyl zy ook in de Lever ontftaan , zal de hoedanigheid van de Gal het voorpaame 'onderfcheid der Galfteenen te weeg brengen (#). | De grootte van deeze Steenen is zo opmet- kelyk niet als derzelver getal, Men heeft ER piet alleen tot tweehonderd gevonden i in de Gal. blaas fg) Aiscell, Phys. Med. Math. Aani 1730. Mensa id Vid, AE. Phys. Med. Vol. X. p. 122. u (5) Comment, al Pral. BoERH. Vol. III. p. 186. {i) Zie de Waarneemingen omtrent de Galfteenen en Bezoais. Uirgezogre Verband, U. DEEL é bladz, 291, Kle Deal, u STUK, Geeal, 170 STEENEN GEGROEID __L _ blaas van het Lyk eener Vrouw „ die gezond dv En frifch fcheen , doch zeer EEn was en na Hoorp- het doen van een goeden Maaltyd eensklaps STUK. dood nederviel. Zy was, in voorigen tyd, Galfeen. wel met de Vallende Ziekte geplaagd geweest, De meefte Steenen waren hoekig, van grootte als Erwten , de grootíften als Hazelnooten, geeler en broofcher dan de anderen , die meest- al een zwartachtige Kleur hadden , ontvlams mende aan de Kaars (k). Zal men gelooven, dat ‘er tweeduizend in ééne Galblaas gevonden zyn (1) 2 Twintig waren van zekere Vrouw door eene Verzweering , drie Vingerbreedten hooger dan de Navel, uitgekomen, welke van grootte als Erwten waren , en twee anderen, byna van figuur en grootte als Karftengen , werden ‘er nog uit gefneeden. Toen bevondt de Chirurgyn, dat ’er nog één in de Galblaas zat , die derzelver geheele holligheid vulde, en. waar van hy de Lyderes niet, dan door den zelven aan ftukken te breeken „ kon verlosfen. Dit gelukte echter, en de Wond, zo wel van de Maag als van de Galblaas , werdt genezen ; zodanig dat het Vrouwsperfoon, reeds by de veertig Jaaren oud, wederom haar werk kon. doen (k) AB. Phys. Med. Vol, X, pe 120. CI) Comm. Litt.Norimb, 1735. Hebd. sze p. qr. Ex lisd, p. Iz2. Annot. (m) AE, Phys. Med, Vol. Vle p. 250. (7) Zie Sranes Oordeelkundige Aanmerkingen „ door iny- uit hect Engelích vertaald en by een gebragt. Amft, 1751, Pladz, 355, in MENSCHEN or Dieren uzi doen (m). Dus ziet men dat, hoe gevaarlyk - 1 de Wonden van de Maag en Galblaas ook zyn, Arprer- de Operatie, in. dringende Omftancigheden , sd zo wel op den Steen, door uitwendige uitpui- sryz, ling zig openbaarende , in die deelen: gelcnies Galften, den kan, en met zo weinig gevaar, als op den Pisblaas -Steen (7). ‘Mer. heeft zelfs uit een Ettergezwel in de Grootte, Lever , van een leevend Mensch , een Steen ge- À Bea haald als een Duiven- Ey, en uit het Liyk van | een voornaame Dame is ’er éen als een Gane zen-Ey gefneeden, die in een bekleedzel bin- nen de Lever zat (o). Daar is een Galfteen door den Afgang uicgeworpen „die de figuur en grootte hadt van eene groote Flefch - Kurk (p ). Ook is 'er één, van grootteals een Hoenders Ey, uit de Galblaas van een Lyk gehaald. Ze!fs heeft men-het geheele Galblaasje, met deszelfs inhoud, in Steen veranderd gevonden. Om de menigvuldige voorbeelden, daar van befchree- wen (q), voorby te gaan ; zal ik alleen thans ten dien opzigte aanmerken, dat de meeften, die men groot mág noemen , ongevaar zyn als een Moskaat- Noot of Turkfe Boon: des de myne, in Fig. 9 afgebeeld, welke ik, mec nog Ce) Zie Uitgezogte Verhand. als boven, bladz. 297. (Pp) AE Pby/. Med. Vol, VL. p. 248, (4) Vid, Scnenu. Obs, Aded, Tom, L Libre Ile Obs. zo. MLDar II, Srux; 1e STEENEN GEGROEID ey, _pog twee-en-twintig anderen , van grootte (Arpzer, byna als Erwten , nu ruim dertig Jaar gelee- KV. den, by de brai in een Lyk vond ; nog rk. “wel onder de grootften van de Galblaas geteld Galfteen, mag worden. Elders heb ik daar van de Hi- ftorie uitvoerig medegeeld (r). Hy is aan de beide enden zwartachtig bruin , doch ziet an- ders uit den geelen!, gelyk de overigen. Die Gal- Steenen , welke in de Maag of in de Dar- men gevonden, of doorden Afgang uitgewor- pen worden , zullen aldaar nog merke'yk aane gegroeid ZyD. me: Alle die Toevallen en Örsnakt; welken | men aan de Galfteenen toegefchreeven vindt; kunnen met zekerheid niet daar van afgeleid worden. % Verfchil, daar omtrent, is groots naar de grootte , plaatzing en hoedanigheid dee- zer Steentjes , cie fomtyds in ’* Water zin= ken ‚fomtydsdryven ,fomtyds Vlam vatten , fom. tyds niet. Hares heeft ’er een ongemeene veelheid Veerkragtige Lugt, en veel Olie , door Destillatie uit gekreegen, Hier uit zou- den fommigen opmaaken , dat zy veel Vafte Lugt bevatten. Zekerer is t, dat zy uit de Aardachtige deelen van de Gal, door weinige beweeging des Lighaams en gebrek van Zeep- achtig verdunpend Voedzel, ontftaan 5 % welk maakt, dat ‘er het Gedierte tegen ’t end van den Winter meest mede bezet is en geplaagd. | Dit (2) Uitgez. Verhand, als boven. in MENSCHEN or Drenen, 17â Dit brengt ons tot befchouwing van de Gal. 'í., ** ‘fteenen der Runderen, die in Turkye zo ge- SFDEEL meen zyn, naar BerroNius verhaalt , dat goorp- geen Vleefchhouwer een Galblaas der Osfen'TUEe wegfmeet , zonder eerst naar Steentjes daar in Re gezogt te hebben ; welken men aldaar tot Schil= nen. deren met Waterverw gebruikte (s). Des kan - men ’er ook de Sterfte der Runderen, die thans zo veele Jaaren in onze Provinciën en in andee re deelen van Europa gewoed heeft , met Moer- BIUS, in geepen deele aan toefchryven. Ik heb van die zogenaamde Osfen- Bezoar 3 als ook van hetgebruik „dat ’er door fommigen inwendig van gemaakt wordt , reeds omftandig gefproken , en opgemerkt, dat dezelve gemeen: lyk de figuur, grootte en kleur, heeft van een hard gekookt Eijer - Doir. De Heer Dau- BENTON vondt, in de Galblaas van een Koe, een geelen Steen , van grootte als een Vuiste Deeze Galfteenen zyn zeer broofch en by uite ftek ligt, fchynende uit veele Schilfers famen- gefteld te zyn (4). Indien de Bezoars, uit Viervoetige Dieren , ook tot de Galfteenen behoorden , gelyk de Heer BoucHERr wil, als voorheen gemeld js; dit zou het getal derzelven zeer vergroo- ten. De Steenen der Paarden, die dikwils in het (s) BELLON. Obs, III, pe 46. Vergelyk BERKHEY Nat Hift. wv. Moll. li. D. bladz, 1031. (£) Zie Nas. Hi. 1. D, IIL.STUK „bladz, 285, 31ge ce HL Deer, IL, STUK, 174 STEENEN ERGROETD 1. _ het Gedarmte derzelwen , of ook in de Maag Arprel. voorkomen (v) , zker zo wel als de Stee- Hoorp. Ben, van Menfchen door ’t Fondament geloosd; srux. __Menfchen- Bezoars genaamd, hier thuis behoo- Galfleen. ren (w). Dech zyn Aanmerkingen zyn gegrond op de Waarneemingen van Brancur, wel- ken Morcaenizo grondig wederlegd heeft. Ook zou ’ verwonderlyk zyn, dat in de Gal- blaas Steenen om Strooitjes ‚ Haairtjes „ Kaf- jes, Pitjes, Houtjes ; Mos en dergelyke vreem- de dingen gegroeid waren, die men altoos in ’e midden van de regte Bezoars vinde. Dezelven echter; hoewel in de Maag geboren, kunnen meer of min eene Galachtige hoedanigheid hebben , en dus in zeker opzigt Galfteenen heeten 5 gelyk ik boven heb aangemerkt, Malskfe De voornaamfte van alle Galfteenen is de tse Malakfe Pedro del Porco, ook Lapis Hyftricis, Lapis Porcinus en Lapis Malaccenfis getyteld. De naam betekent eigen:lyk Malakfe Warken- fleen; hoewel hy den oirfptong niet uit gemee. ne, maar uit Yzer- of Penne-Varkens heeft, die meest op Malakka , doch ook op eenige Eilanden van Water « indie voorkomen. Ik heb | | daar pn, De zelfde , blads. 382, Hiec voot befchryf ik een Galfteen uit een Paard. Dat meest alle Paarde- Steenen in de Blaas of Nieren groeijen zouden {Zeeuwfih Genootfchap ‚Vi. Deel, Voorrede, p. LIK,) flrydt tegen de Waarneemin= gen, aldaar gemeld Om dat ’er, evenwel, Blaas- Steenen van Paarden zyn 3 heb ik van dezelven in ’: algemeen aldaar gefproken. iN MENSchEN or Drenen. 123 daar van gewag gemaakt by gêlegenheid der Af. 1. beeldinge- van dat Dier (x) , ontleend uit het jin vermaarde Werk van SrBA, die tevens ook Hoorn. ‘zodanige Steenen in Plaat vertoont, Men ver- STUE- zekert, in ’t algemeen, dat zy in de Galblaas er del groeijen (9), niettegenftaande zy rosachtig zyn , gelyk veen Perfikfteen of bruin Kaneelkleurig , en dus meer naar de Haairballen in Kleur gelyken dan naar de Galfteenen. Zou dit Dier ( mag men vraagen) zyne Gal anders gekleurd hebben, dan ide meefte Viervoe- tige Dieren , enz ? De grootte ondertusfchen is vry egaal , van die van een Hazelnoot tot een Walnoot bepaald , hebbende de grootfte , van SEBA, omtrent anderhalf Duim middel. lyns gehad en_de figuur byna Kogelrond. De vectigheid „ van buiten, en de ongemeene bit. terheid , als ook het vaste famenweefzel , on= derfcheidt de waare Malakfe Pedro. del Porco Steenen, van de Ceylonfe en anderen. Van binnen is de zelfftandigheid Schilferig , zege S Ee (w) Zie Uitgezogte Verhand, IL, Deel , bladz. zog. (2) Nat. Hift. Ie D. Il. STUK » Plaat Xix, Fig, 2 Pe tbe | | | (y) Elders vind ik aangemerkt, dat men in de Kop en Buik van het Stekel- Varken Steenen vindt, niet grooter zyn= de dan een Amandel uiet den Dopz ook naar dezelven in-fi= guur gelykende. (Di. des Animaux, Paris 175g. Quartos Tom. 1. p. 283.) Op welken grond dit fteune is my onbe. kend, Ook wat men daar door vetftaa. Want vervolgens Tem. III, van het Stekelvarken fpreekende , wordt de rege te Galfteen van hetzelve belchreeven. UL Dezer, IL Stur. -Á, 176 STEENEN GEGROErS Ne midden. zie een dun Vliesje, naar een Blaadje Hoorp- gelykende , of ook fomwylen niets (z). ST’ K. „Pedro Porcà, del SErBA, met verandering van Kleur „en in "€ Gemeenlyk heeft men deezen Screen in Goud ‘gemonteerd, met een dergelyk Kettingje; wee gens de waardy ; die zo groot plagt te zyn 3 dat voor gemelden grootften dikwils duie zend Ryksdaalers aan SEBA gebooden waren Naderhand ‚.echter, is de Prys zeer gedaald3 dewyl men grootelyks verlicht geworden is , aangaande de uitmuntende hoedanigheden , wel: ken ’er aan toegefchreeven werden. Men vindt daar een Lyst vaa by RumrParuss wel veer- tien Gereeskragten optellende (a). Men kaú niet ontkennen, dat hy een Hartíterkende kragt heeft en Zweetdryvende s dus ook eenigermaas te Tegengiftig zy; doch om op het Aftrekzel daar vans ian Wyn of Water , tot een uiterst Middel , in Zieltoogende Menfchien , als iets kragtigs te betrouwen, wordt een fterk geloof vereischt (b), Pedro dé De zeldzaamheid en duurte van deezen Steen; Goaen Pe- dro Cot- diaal, en de groote verbeelding, die men 'er in Indie van- hadt 3 heeft aldaar andere Steenen doen maaken ‚ die byna de zelfde kragt hadden 3 waar mede de Jefüiten in de Portugeefche Zen- din- vn Zie breèder dè omftandige befchiyving van den Heet BRANDT , Drogist alhier, in her VI. DEEL van ons Zeeuwích Genootfchap , Voorrede : doch men moet aldaar, bladze _ XXXIV , de benaaming van LINNAUS leezen Hy/lrix bráân ehyura , dat is, Kortfiaärtig Stekelvarken. (a) Amboinfbe Rariseiskamer , bladz. 299e IN Menschen oF Drees. 17} dingen zig veel opgehouden hebben. Hunne L fabriek is de Pedro de Goa, zo groot als klein, Arpeel? waar van ik Steenen heb, getekend met het Hoorn: , Merk van den Maaker, zo als de vermaârde sTUKa sKamrrer hetzelve opgeeft , en de Pedro Cordiaal , inzonderheid uit Hartfterkende din- gen famengefteld , waar van wy genoeg heb. ben onder de bekende Geneesmiddelen, „Meergemelde Verzamelaar, SEBA, hadt ook he, Iftéerk en Ty= een Galfteen bekomen van een Pierdia van ied el Ol: de Afrikaanfe- Kusten , welken hy mede af-P beeldt (c). Dezelve was taamelyk groot, met veele Takkige Uitwasfen begroeid, als groote Wratten, die weder kleinere uitgaven, van Kleur donker Kastanje - bruin , geheel Steenhard en bitter van Smaak, Men hieldt hem aldaar voor een uitmuntend Middel, tegen de uitzin- nigheid of dolheid, mids dertig of veertig Grei- men daar van eenige maalen ingeevende, Hy hadt insgelyks een Galfteen uit een Ceylonfe Olyphant gekreegen , van de zelfde Kleur, fchy- nende ‘uit verfcheide kleinere Steentjes famene gefteld te zyn. Deeze was mede bitter van Smaak (de se Dus () Over de nutteloosheid van deezen zo vermaarden Steen , in dien opzigt, en het bedrog dat daaromtrent ge= pleegd werdt, heeft wylen Door SLICHTING een geheel Vertoog gefchreeven, Zie Niv. A. Phys. Med, Tom, fj pe 339, (e) Kabin.1I, Deel „PJ. CXINI. Lett, M, (#) De zelfde Plaat , Lett. N. p. i44s UI Deer; II, Srux. phante 178 STEENEN GEGROEID Á L A Dus de voornaamfte, Dierfteenen uit Men. ev, fchen en Zoogende of Viervoetige Dieren Hooen: voorgefteld hebbende, gaan wy nu die van STUG andere Dieren befchouwen. 1x. (9) Dierfteen uit Pluimgedierte, Caiculus Volucrium, Vogelfteen. 't Gevogelte is ook geenszins van Steenige _Samengroeizelen bevryd, In de eerfte plaats zal ik acht geeven op die der Moenderen of Haanen , waar van AericorA tweederley bee fchryft; fommigen in de Maag voorkomende, van grootte als Lapinen of Boonen , helder als Kryftal of Keitjes: dus misfchien van dezelven ingeflokt 5 anderen in de Lever, bruin en van onderen poreus. Sera beeldt een Steentje af van de eerfte Soort, dat ín een Kapoen of gelubde Haan was gevonden (e). Dan fpreekt hy van een Witten Melkfleen van Malabar, in ‚ Portugeefch Lama da Costa genaamd, ko- mende uit de Maag van zekeren Vogel van grootte als een Kalkoen, zwart en fierlyk- ge- vederd; die zyn Nest op oude Boomen maakt, Deeze Steen, van grootte als een Turkfche Boon, hadt eene Melkwitte Kleur en werdt by de In- di. C) Calealus ex Avibus, Miki. Calculi Animalium Gallo- rum , Hirundinum „ Motacillarum &zc. WALL. Syf?. Min. U. Pp. 631, ke, Vogelfteenen. BERKH, Nat, Hifl. vaa Hole dand. Il. 1033, | (e) Als boven , Pl, CXIV, Zig. 33. pe 154 Sin MENSCHEN OP Dienen. 179 diaapen in veel waarde gehouden, om datmen 1, zig-verbeeldde ‚ hoe hy, tusfchen de Vrouwe ne Borften gehangen ‚ het Zog deedt vermeerde: goorp: ren (f). RumPrius zegt, dat dic Steen sTuxe zeer week en broofchis, ligt en aan de Lippen kleevende , maakende, behalve het gedagte by- geloovige gebruüik, ook daar van gewag, dat __hy den brand der Oogen verkoelt. Men bragt hem , in vierkante Stukjes gefneeden, in Indie te- koop (£). | ë De Zwaluwenfteenen , die der Kwikftaar- zwalu- ten (%) , Magellaanfe Ganzen en Gieren of Ha- ren is vikken , welkede Heer WALLERtUS als bye zondere Soorten van Dierfteenen opgeeft, zyn, volgens zyn eigene aanmerking, meestal kleine Keifeltjes of Zandfteentjes , welken deeze Voo gelen tot. vérteering der Spyzen inflokken, en die men mooglyk, nu en dan , in de meefte an- dere Vogelen ook wel zou kunnen vinden (2). Die evenwel uit den Kop van een Arend,en in het Eijer-Doijer van een Vogelftruis aan de Kaap gevonden, by: RumeHrius gemeld, konden dus niet ontftaan zyn. De Arendfteen , zogenaamd , behoort tot de Klapperfteenen , in een byzonder Hoofdítuk te befchryven. (ro) (f) Als boven. Fig, 34e (g) Amb. Rariteithamer, bì, 329. {b) Van Kwikftaart- Steenen is by RUMPHIUS een gant/{cht Hooefddeel , bladz. 309. (£) ZieRumem LXIl, Hoofdd. bladz, grrg | M 2 INL Deer. HH, Sruz, 180 STEENEN GEGROEID 1. (ro) Dierfteen wit tweeflagtige Dieren. has | ÄFDEELe f Gezegde Autheur ftelt vier Soorten van zos srux. _danigen voor, naamelyk, van Vliegende Draas X, _ ken, Leguaanen , Slangen en Schildpadden. Tot pee) de eerfte betrekt hy den Draakenfteen „ waar TU og van veele oude Autheuren fchryven, doch die len-Steen. hedendaags , zo wel als het Dier dat zy. bee: doelden , voor een Verdigtzel gehouden wordt. Die kleine Vliegende of Gewiekte Haagdisjes, waar van onze Ridder een Geflagt gemaakt - heeft , werden door hun niet gemeend. Vanden Leguaanfteen, dien hy mede voor twyfelachtig hieldt , heeft SEBA ’er een , ter grootte van een Duiven-Ey, afgebeeld (k), als ook twee Krokodillenfteenen „ waar’ van WarreErius geen gewag maakt. Hier van hadt Sega ver- fcheidene uit Oostindie bekomen, bleek Afch- graauw „ gemarmerd van grootte als een Een- den-Ey , en ook van die figuur „ met veele kleine Knobbeltjes, Zy waren in de Maag der Kaymans of Krokodillen gegroeid; ten minfte daar uice gehaald (l), Haagdisf/en-Staentjes heb jk twee uit Oostindie ontvangen, komende van Ternate , die wie en rond , van grootte als Erwtjes zyn ‚ wordende aldaar, zo my be. rigt is, van de Haagdisfen fomwylen uitge- braakt, (ro) Calculus ex Amphibiis, Adibt. Calculus Animalium Cobre , Iguanx , Draconis volantis , Testudinum. WALL, Syf?. Mine 11, pe 628. &c. (&) Kabinet , Ie Deel , Pl, CXIII, Lett. D. RE kt ú ots ar … efplla,, iN MENSCHEN oF Dieren. 18r braakt, zE Schynt my toe , dat het een Soort … L van Schulp- Paarlen zyn, afkoritië waarfchyn- ee Jk van Schulpdieren ‚ welken zy hebben op- Hoorr- gevreeten, Van den Schildpadden - Steen prak #7 edet “jk hier voor. De aanmerkelykfte onder de Steenen van De Atmphibiën , of die wel het meefte gerugt ge. ek maakt heeft, is de Pedro da Coba ot Slange- fien. fteen der Indiaanen , welke hun als een Mid-e del, om het Venyn uit de Wonden te haalen, verftrekt. Srna heeft verfcheide van deeze Stee- nen in Plaat vertoond (mm). Ik kan wel gelooven, dat die Steenen , aangemerkt de zonderlinge aan- kleeving aan de Lippen, eenige bekwaamheid daar toe hebben,doch geenszins, dat dezelven uit de Koppen van Slangen of Adders komen zouden. Men houdtze voor uitgebrand Been, K&mPrenr dagt dat zy van een Steenige na- tuur waren , hier of daar in ’t Aardryk gevon- ‚den wordende , even als de Padde- en Joode- Steenen, waar van hemin °t Zand eener Rots, twee dagreizen van Ispahanin Perfie, een groo- te menigte voorgekomen was, Dus zouden zy dan ook tot.de Nartuurlyke. voortbrengzels behooren. Ik heb ’er twee van in zulk een Doosje bekomen, als hy afbeeldt (7). Rum: PHIus is over dezelven uitvoerig (o), Hy be- | fchryfc €£) De zelfde Plaas, Lett. B, C. bladz, 139. (zz) Kabin. 1. D.-Pl. CXIV. Fig. 18-26, (v) Amcenit, Exotica. p. 39%. (o) Amboinfe Rariteithamer , bladz, 303, Enz, M 3 UI. Deer. IL, STUK: 132 STEENEN GEGRCEID L fchryft ook Steentjes ult Duizendbeenen en AE andere Venynige Dieren (p). Dat de Slangen Hoorp- een Maag. of Galfteen uicwerpen kunnen, of STUK. _ zelfs maar een ingellokten Steen , vind ik, zo min als van de Haagdisfen , voorgemeld;, one mooglyk. xr. (xr) Dierfteen uit Visfchen. Caleulas < Belluge. Bellugene De Dierfteenen uit Visfchen hadt Linnaùs, Steen. zo wel als die van Vogelen en Tweeflagtige Dieren , overgeftapt. WALLEERIUS maakt ‘er een Soort van onder den Hoofdnaam Bel lugen- Steen , welke , zo zyn Ed, aanmerkt , voorkomt in die Steuren van de Wolga, daar men het Huizenblas van krygt. Het was by den Ridder de derde Soort van Steur , door hem onder den naam van Hufo , dat is Hui- zenblas = Visch , voorgefteld , en dus door my befchreeven (q)e Wy zullen vu niet in aan« merking neemen „ dac zyn Ed, den Steur tot de Amphibiën betrokken heeft: alzo dezelve in deeze eigenfchap fchynt overeen te komen met de eigentlyke Visfchen. ‘Hy heeft, naa- melyk , dergelyke Beentjes’ in de Kop, als de # Ka- (p) De zelfde LX. Hoofd. bladz, g08 (ary Calculus e Piscibus, Mihs. Calculi Animalium Piscis Belluga, WAELe ©y/Ze Alin. II. p. 630. (2) Nat. HIA, le De. Vie STUK ; bladze 55 3e (7) Nat. Hit. Ie D, Vil, STUK „ bladz, 52, IN MENSCHEN OF SEEN _ 183 nn ur en ” Kabeljauwen ‚ Schelvisfchen en Baarfen , wel. L __ke-zeer groot zyn, wegens de grootte vanden ArpzL, Steur. Men weet thans , dat ’er in byna âlle Hoorps Visfchen twee of drie paaren van zyn, en dat STUK. zy in fommigen de hardheid hebben van Steen , gesvende aan % Staalflag. Vuur, Zy- worden in ‘*‚algemeen, voor. de Gehoorbeentjes der Vise fchen ‚gehouden, Bevoorens fprak ik daat van omftandig (Cr). (12) Dierfteen wit Infekten. XI. | Calculus De Steentjes uit Spinnekoppen door SEBA ed in Plaat vertoond, doch waar aan hy-zeif zeer steen. twyfelde (s); als Ook die van de Zee- Luis; daar Warrerrvs, uit WorMmtus,onder den naam van Weegluis - Steen gewag van maakt , als een. byzondere Soort van Dierftee= nen {4) 5 t'eenemaal overftappende , letten wy hier alleenlyk op de. Kreefts- Oogen , zoge- naamd. Dit zyn weezentlyk Kalkachtige Steen- tjes,in verfcheide Kreeften voorkomende , die , volgens de laatfte Berigten, niet in Ever Kop; maar in. de Maag groeijen; gelyk ik be- VCe (12) Calculus ex Infeltis, Mihi, Calculus Animalium Crus- eha dornen: WALL. Syf?. Min. 11. p. 627, Calculus Cancri, LiNN, Sy/t. Nat. Xif. Tom. HI. Gen, 44. Sp, 8e (s) Kábinet, 1, DeeL „Pl, CAV. Fig. 35. bladz. 154. Sgr) Calculi Animalium Pedicu!i Marini, Calculi Cimicíse WALL. Syft. Min. Il. p. 628. M 4 Hi. Deer. IJ, STUK XII 1. Caiculus Limacum. Slakken= Steen, XIV. Margaria Zâe Baarlene . van hier nader te fpreeken. (wy). 184 STEENEN GEGROEID arts voorens te omftandig aangetoond. heb, om „daar. Aai, _ . Nad Ci 13) Dierfteen uit Slakken. Van' ouds ís veel gerugts gemaakt van een ‘Slakken - Steenije ; « welk ‘door Wòrmrus wordt befchreeven als wit of blaauwachtig ; half doorfchynende, van ovaale figuur en zeer glad te zyn. Meer komt hetzelve voor in de paakte of Kelder - Slakken , dan in de Tuin of Wyngaard- «Slakken , wier Eyties, verhard zyn- de , mooglyk wel voor dergelyke Steentjes konden - aangezien worden, Voorts heb ik, het gene van dien Slakkenfteen bekend was „ook uitvoerig voorgedragen. (w)e €14) Dierfteen van Schulpvisfchen, Niet minder omftandig fprak ik bevoorens , toen ik de Paarl- Schulpen befchreef , van de Paarlen , derzelver Visfchery en eigenfchap. pen (x). Eerst befchreef ik die, welke men Schotfche of Mosfel- Paarlen noemt, waar van weleer voornaame Visfcheryën in Sweeden geweest zyn: vervolgens de eigentlyke Orien- taal. (») Nat, Hifi. 1, D, XIII Srux, bladz. 394 , enzo (13) Calculus e Limacibus. Mihi. Galculi Animalium Li- snacum. WALL. Syl, Min. Il, pe 627. (w) Nat, Hif. l, D. XIV, SrUK» bladz. 149, enz, en byzonderlyk bladz, 183e \ IN MENSCHEN or DiEREN: 185 caalfche of. Oefter - Paarlen,. waar van het Dier evenwel „ door LINNeaus, wegens het Scharnier der Schulpen , tor de Mosfelen thuis Hoozp- gebragt wordt. « Van deeze laatften zal ik, in “FEE de eerfte plaats, terwyl de Paarlen hier als tegen = natuurlyke, Dierfteenen der Schuipvis- fchen in aanmerking komen, kortelyk nog iets zeggen. De Indiaanen noemenze Mestica , zegt Rua, Ee daliche. PHIUS „ welke benaaming door hun gegeven wordt aan sllerley Steenen , die op een tegene nacuurlyke plaats en niet uit. de Vogten van het Dier voortkomen ; of ook in Planten en Boomen « weshalve zy daar een bygeloovige werking aan toefchryven, De Maag-Gal- en „Blaas - Steenen ‚ zyn by hun geen Mesticen, „Dit. komt met der Paarlen groeijing, niet in ’t ‚Lighaam, van.den Schulpvisch, noch door een „Ziekte of gebrek , maar door uitwendige en „toevallige oirzaaken, die de Schulp van buiten „befchadigen , gelyk ik heb aangetoond (y), overeen. De Schulp der Paarl . Oefteren „ immers en zelfs die der Paarlemoer - Schulpen, js van buiten doorgaans bezet met veele Worm. gaat- (24) Calculus Conchilii. Sy/, Nat, X1l, Tom, Ill. Gen. ‚44 Sp:7. Calculi Animalium Concharum, Margaritz, WALL. Syft. Min. Ek De 626. Cx) Nat. Hifi. l. D. XV. STUK, biadz. 154 en bladz, 384. (y) Het zelfde bladz. 3859, Plast CXIX, Fig, 2, 3. TI, Dern. IL, STUE. Ed | 186 STEENEN GEGROEID IL. gaatjes, welke tot binnen doorgaan en eene Wv uitpuiling maaken in het Paarlemoer , dat des Hoor. Zelve inwendig bekleed; waar door dan de Paarl stTuK. geboren wordt. Dit, nu, gebeurt in de Paarl- _PaarkreOefters niet alleen, maar ook in andere Schul- pen, Zulks heb ik aan een Natuurlyk Snoertje van ronde Paarlen , die in een Poolfche Zadel Schulp gegroeid zyn, aangeweezen (2). Ook komen zeer dikwils geheele troppen van Paarl- tjes en groote Paarlgewasfen , inde Zee= Ooren voor; ja in-de gewoone Oefters (a). Jua Dikwils valt maar ééne Paarl--in eene Paarl.Oefter ; fomtyds veelen , waar onder die vry groot zyn. In de Westindiën, aan de Kust van Amerika , vindt men doorgaans tien of twaalf in ééne Schulp. De fraaïheid der Paarlen hangt deels van de plaats daar men ze vischt, deels van de volwasfenheid en misfchien van andere toevallige oirzaaken af. De besten vallen aan de Vaste Kust van Indie en Perfie „alwaar voor. naame Paarlvisfcheryén zyn geweest. Aan de Molukfe Eilanden en in geheel. Water- Indie vindt menze ook wel , maar niet zo fraay. On- dertusfchen is de Smaak der Natiën in dit op- zigt verfchillende. De Aliatifche Volken geeven voor de Goudgeelen het meefte Geld : terwyl in Europa de genen die zuiver wit, met eenen helderen glans en half doorfchynende zyn, het meest |__(z) De zelfde Plaat, Fig. Ke ej. (a) Het zelfde, bladz. 387. Daar toe behoort die groete Paar] , als een leggende Leeuw verhesidonde „_ gpjangs hiet 6: MEt ke f Je ál a hel LAS y \ , L AN MENSCHEN Or DIEREN. 187 í meest geacht worden, De groot{ten, met de 1. gezegde Eigenfchappen , zyn echter overal van OEL | de-hoogfte waardy. Men heeft ’er , van groot- Hoorn. ‘te-alsveen. Hazelnoot, zien verkoopen voor een STUK, Tonne Gouds, „Oudtyds zyn zy veel hooger Feart in Prys geweest. TAVERNiER hadt ’eréén, Fig. zo. van twaalf Karaaten zwaar, gezien, waar voor de Groote Mogol „ vrugteloos, veertigduizend Ryksdaalders- hadt doen bieden aan een Ara- bifch. Vorst , in wiens bezitting deeze Paarl was. Dezelve moet omtrent van grootte zyn geweest als die Orientaalfche Paarl myrer Ver- zameling, in Fig. 10 afgebeeld , welke wel een fchoonen. Glans uit den blaauwachtigen, doch geene doorfchynendheid heeft, zynde platachtig rond, alseen Knoop, vyfcig Greinen zwaar, Die Paarlen , welke in de Noordelyke deelen schotfzhe van Europa „in Rivier - Mosfelen, voorkomen , 95 Mostel- genaamd Schotfche of Mosfel- Paarlen, zyn het i opzoeken ook wel waardig. Men heeft ’er on« der gevonden , die byna de zuiverheid en fchoon- heid hadden van. de Orientaalfchen. De befte Paarlvisfcheryên zyn nog in Lapland en Lyf- land. In Sweeden heeft men de Rivieren , door. het dooden der Mosfelen, reeds uitge- vischt. Wanteen ongelooflyk getal van deeze _Schulpvisfchea wordt daar door vernield; aan- gezien men dikwils onder de honderd maar ééne ade te Amfterdam in Veiling sthrdett $ Kina opgehouden; : 578 Karaaten zwaare UI, Deer, IJ. STux. 8 OSTEENEN GEGROEID y, aantreft, die een Paarl bevat van eenige waar: ArprEi de, en, omze te vinden, worden die-alle om % H ed leven gebragt. In verfcheide:deelen van Duitfch- srux, land, zo Oostwaards als aan den Rhyn , komen Paarlen.ook van deeze Paarl- Mosfelen voor , waar in men Paarlen gevonden heeft , die de Oofterfchen tarten (hb), - Zy hebben weinig dat naar een Mosfel gelykt , komende meer overeen met de zogenaämde Verw-Schulpen; weshalve LINN zus dezel ven ook tot de Gaapers betrokken heeft. De figuur is ovaal , de grootte fomtyds een Spän in langte en een Hand breed; de Kleur zwart= achtig, doch by ’t Scharnier doorgaans Paar- Jemoerig. _ Het eene end is ronder, het andère end loopt fmaller en dunner uit. Gemeenlyk ‚ftaan zy overend , als wanneer de “Slak half buiten deïgaapende Schaal gekroopen is, in ’é Zand. Uit dic alles blykt , dat zy veel vers fchillen van de gewoone Strand of Zee Mos: felen, in welken ook fomtyds- Paarlen voorko. men. Immers, behalve het verhaal van den Heer PoNTOoPPIDANS, ten opzigt van de Noorfche Mosfelen , ’t welk niet zeer duidelyk is (c): bleek my zulks in Oktober deezes Jaars 1780 , toen my door zeker Heer vereerd wer- den meer dan vyftig kleine ronde Paarltjes , On= (4) Zie dit alies ten uitvoerigfte door my befchreeven: in 1 het XV. STUK van ’t I. DEEL deezer Natusrlyke Hi flos ‚ van bladz. 154 tot 184. iN MENSCHEN OF Diemen, 199 onder * eeten van gekookte in ééne Mosfel ù gevonden ; terwyl verfcheide anderen insgelyks Arne als met Zand onder ’t kaauwen kraakten en troorp: én duús het Mosfelmaal zeer ongevallig maak- STUK. ten (d). In Oostindie komt een ander flag van Paars schuip- Jef voor ‚ die men Perli de Concona, dat is irr Schulp - Paarlen, noemt. Dezelven behooren Fig. 1:,22s zekerlyk tot de Chamieten of Mryieten van Rum- PHIUs 5 inzonderheid tot de eerften, die ín de Kom-Doubletten voorkomen, waar van ik ook voorheen de befchryving heb medegedeeld (e). Ik geef in Fig, 11. de Afbeelding van een der - Steentjes aldaar gemeld , in figuur overeenko- mende en in grootte , met een dergelyke Schulp- Paarl, welke een Oostindifch Schipper onlangs hadt medegebragt, en zelf by ’t Eiland Boeron, in dergelyke Schuip, gevonden. Derhalve kan ik niet denken ,of derzelver Peerachtige figuur zal nátuurlyk zyn. De Kleur is Melkwit. Meer doorfchyhendheid hebben die Paarlen uit een Kima- Schulp, dat een dergelyke Kom. Doublet is, van Ternate , my door den Wel Edelen Geftrengen Heer RADERMACHER kn Batavia gezonden ; 5 die byna rond zyn , waar (c) Nat. Hift. als boven , bladz. 409. n Cd) Dat dit meer gebeurt, kan men zien in de Nats Hif?, van Holland, door den Heer BERKHEY, ll, DEEL , bladz. 1035. (e) Nat. Hifl. als boven, bladz. 296. IL Deer, II, Stux, de ArprerL. : XV. Hoorp- STUK; Er! STEENEN EECROELD waar van !de grootfte, in Fig. 12 „op Plaat XIx N is voorgefteld, Hier mede befluit ik de befchryving der Diez fteenen en gaa over tot het | EE XVI. HOOFDSTUK, Befchryving der PLANTSTEENEN, dat iss der Steenachtige Verhardingen , die of in Plan- ten en Vrugten, of wit derzelver Sappen voori= komen, tot welken de VWynfteen inzonderheid behoort. DD" ’er in de zelfftandigheid der Plantaarti- ge Lighaamen , en uit derzelver Sar- pen, ook Steenachtige Verhardingen ontftaan ‚ kunnen , is blykbaar uit zekere Peeren , waar in men dikwils dezelven vindt. Waarom zou men dan ook niet geloof flaan aan de Berige ten , dat er Steenen in het Hout der Boomen zyn gevonden ? Men zaldit wel erkennen „doch met W ALLER I US, misfchien, zeggen of dene ken, dat die Steenen, toen de Boom nog jong of jonger was, by geval of met voordagt in een Spleet of Scheur geraakt, en vervolgens overgroeid zyn. En, waarom zou dit niet even (f) Galculi vegetabilium innatie Syf?. Afin, Il. p. 624: ú maer k j IN Eren EN VRUGTEN. IGT even zo wel kunnen plaats hebben inhet Hout, IL als in de Tanden der Olyphanten , waar in Ape men dus Yzeren Kogels geheel verholen vindt. ooren. Ook moet men dat. denken , wanneer die Steen» sTuxe tjes zodanigen zyn , als men elders aantreft 3 gelyk gezegde Autheur verzekert , dat de ge- nen, waar van voorbeelden in Europa bekend zyn en door hem opgegeven allen van een Kei- zelachtige natuur waren (f). … Maar Ru m- PH3Us, fpreekende van de groote waarde, in welke deeze zogenaamde Mesticen by de Indie aanen gehouden worden ‚ maakt wel degelyk die onderfcheiding , dat zodanige Steentjes dan van de gewoonen verfchillen moeten, en dus zegt hy, „, is het te gelooven , dat dezelven s… geformeerd worden uit een Steenfap, ’t welk » uit den Grond in de Boomen en Vrugten op- 9) getrokken wordt , zig aldaar concentreert en s» een Gemma of aartig Stcentje maakt; hoeda- „» nigen men in die Oofterfche Landen byna „> in allerley {lag van Boomen en Vrugten » Vindt” (2). Ik heb, uit hem , reeds oníftandig gewag gefnaakt van den Kalappus - Steen , een wit Stcentje gelyk Albast , fomtyds van grootte als een Erwt , fomtyds als een Duiven-Hart ; het welke, doch zeer zeldzaam , in de Kokos= \ | Nooten (5) Ambenfe Rariteithamer LXVIIL, Hoofdd, bl, 319, UL Deer. II, Stux, 5 io2 STEENÁCHTIGE VERHARDINGEN Nooten wordt gevonden (4). Deezen tellen Árpern. Zy Ónder de voornaamfte Toverfteenen: In’ Hoor: STUK de Pinang- Nooten kwamen dergelyke woor 3 zo wel als in de Vrugt van den Nanka, die men Soorfakken noemt(%) en in anderen «dach féheen dikwils daar van de een of andere Kot-' rel, verlteend zynde, dit Verfchynzel uit te leveren. Zelfs in eene Bloemknop was zulk een Steentje voorgekomen, Dan fpreekt hy verder van Steenen die by geval in eenige Boo- men of Vrugten gekomen of daar in geftoken waren, brengende daar van voorbeelden by); Hoewel dit niets byzonders heeft , vindt men het door WALLERIUS tot eene mot ge: maakt (1). De Hef De Bygeloovigheid der Indifche Volke: van het Bier. ren, die zig verbeeldden, dat zy „ door zul- ke Mesticen by zig te draagen; ’*t zy in hunne Kostwinning , ’ zy in Gevegten ge- lukkig zyn, voorbygaande ; merk ik alleen op ‚ hoe , behalve het voorheen gezegde, de mooglykheid van Steenachtige Samengroeijin= gen uit Plantaartige Vogten verder bewyslyk js, uit de Hrr van het Bier (m). Dit Af: kookzel van de Mout werpt , gelyk alle gis= tende Plant- of Vrugt-Sappen , een Schuimi ae die Gest genoemd wordt , welke , vervol: gens (5) ziè Il. Deere) Ie STUK deezer Nat. Hi ori, bladzé $23e CE) Zie ll, De XI, STUK , bladz. 454: (£) Amb. Rarit, LXXVII. Hoofdd. blade 3265 m IN PLANTAARTIGE Voeren. 103 gens nederflaande , het Vogt klaar laat, en dan, , d : | ÁFDEEL? op den bodem gezakt, den naam voert van xvi, Moer of Hef, Door ’t droogen neemt deeze Hoorps _Hef eene aanmerkelyke hardheid aan en toont lee haare Steenige natuur , bovendien , door de aangroeijing aan de Vaten of Flesfen , die men niet ten eerften uitfpoelt of fchoon maakt, Zou dit geen voornaame reden zyn kunnen, van de vergaaring van Zandige of Steenige Stoffe inde Nieren , als Graveel; de oirfprong van den Blaasfteen , in Menfchen die veel Bier drinken en zig weinig beweegen: want door ftildand legt het Bier deeze Stoffe af, en men windt die Ongemakken zelden in Arbeidslies ‚den: terwyl het veel gebruiken van verdunnen- de Vogten die Stoffen uit het Lighaam fpoelt5 gelyk ik bevoorens opmerkte, De WYNSTEEN geeft een ander en no8 pe wyis nadrukkelyker voorbeeld van zodanige Samen ficen. ‘ groeijing (4), Ik heb daar van reeds kortelyk gefproken, toen ik den Wyngaardof Wynftok befchreef , in ’t Ryk der Planten (6), tot hec welke veelen dit Lighaam veeleer betrekken gouden , dan tot de Delfftoffen. Zy heb- ben ook ,„ in zeker opzigt, wat den oir- fprong (£) Calculi Vegetabilfum intrufi. Syft, Min, Il. pe 625. (oz) Tartarus Cerevifie. Tartarus Feex, LINN. Sy/f. Nats Ki. Tom. 11Ì. Gen. 45, Sp. £. Cx) Tartarus Vini. Linn. Sy/f. Nat. XII. Gen. 45.Sp, Ze (9) Nát. Hil. Il. D. IV. STUK , bladz. 372. 1. Dezer. IL, Stur, — 194 STEENACHTIGE VERHARDINGEN EE. fprong betreft, gelyk; doch , als men opmerkt , xv, cat de Aarde , welke men vande Delfftoffen niet Hoorp. kan uitfluiten, insgelyks uit Dieren en Planten STUK. voortkomt 3 zo moet men erkennen , dat de groote LINNEus wel gedaan beeft, met dit Voortbrengzel eene plaats te geeven onder d Steenen. | | Wit of rood vallende, naar de Kleur van den Wyn, is dit Lighaam een Zoutige Korst, die uit denzelven ‚ na de Gisting , aan de kan- ten der Vaten groeit, met eene Krystalswyze aanfchieting. Niet gemakkelyk ontbindt zig hetzelve, doch fmelt evenwel volkomen in warm Water. Het is van een zeer zuure hoedanig- heid, en komt overvloedigst van de Rynfe en Moefelwynen (p). De-Dettillatie, niettemin’, toont, dat ’er ook veel Olie-en Aarde in huis- veste , en door verbranding levert hy Loog- zout uit, van eene geheel tegenftrydige natuur, onderling 1s ’t ook, dat dit afzetzel van zui- vere Wynen zulk een ftinkende Olie uitgee- we, Ik zal niet van de zo menigvuldige gebrui- ken van den Wynfteen in de Geneeskunde -fpreeken ; noch van den gezuiverden ; die in ’t algemeen zo bekend is onder den naam van “Cremòr Tartari , dat is Room van Wynfteen, De Raauw , £p) Hietom zouden die ook meer aanleiding tot den Blaasfteen geeven , zo LINNEUS zig verbeeldde ; maar hoe komt het dan, dat dezelve minder voorkomt in Duitích- fand en Swltzeiland , dan zn Vrankryk , Engeland en de Nederlanden ? zie hier voors nn ’ hd 2 8 - \ eN 1 d 5 /s d . À 9 . £ p Nt \ 8 Riette É : i En 3 hs KY £ ie * - Ee 5 dp : S % En 1: Ld 2 i s - st 7 \ : wi - f 5 ì R £ 7 Ar en ee . EN Ce one nf Ee = ed ae de ern ke Renn & 3 Deel, PLAAT XX. MELIS, ee Net VONN ANN NSS Een LINE! EEE AE EEAN | REKEN AN PLANTAARTIGE Voeren. 05 Raauw, met Salpeter gewreeven en gemengd, A, ú geeft hy den Raauwen Vloed (Fluxus crudus) 3 oe, in’ Vuur daar mede vereenigd , den Zwarten Hoorp- Vloed, (Fluxus niger ;) of, wanveer men hem Tuts in minder veelheid onder de Salpeter doet; den Witten Vloed (Fluxus albus); welke allen mes nigvuldig tot wederherftelling der Metaal; Kal- ken gebruikt worden. Behalve den Wynfteen heeft ook de Wyn, wWyn: zo wel als ’ Bier , een Moer of Droesfem „Moere x% die inzonderheid voorkomt in Verte , zoete Fig. ha Olieachtige Wynen. Men héeft onlangs waar- genomen , dat dezelve uit een groote veelheid Olie, met Zout- en Aarddeelen gemebgd;, be. ftaat en dus van eene Zeepachtige. hoedanig- heid is (q). Wanneer uit deeze Droesfem Brandewyn geftookt is, levert het uitgebránde overblyfzel een zeer wit en Scherp Loogzout uite Uitwendig opgelegd of opgeftresken ; heeft zy eene zeer verflaande kragt , tevens verzagtende en dikwils froppende, naar den aart des Wyns (r). De Tokaijer Wyn, naar zee keren Berg in Hongerie dus genaamd, die; wel bereid zynde , in lekkerheid , kragt en zwaarte, byna geen weergaa heeft 5 zynde | Goud. (4) Zie de Scheidk, Verh. over de Olie, tiatuuelyk in de Wynmoer bevat, door Dr. Ge, G. TEN HAAFF , te Rots terdam. Hell. Maat/ch, XI. DEELS , II, vids Haal. 1780, bladz. 139. - ) Rüriv Mat, kid P.' 542s nn Na 106 STEENACHTIGE VERHARDINGEN. ‚_k Goudgeel van Kleur en ongemeen Kruiderig ADE tE, van Reuk, elders zeer omf{tandig befchreewen (s)5 Hoorpe wordt hier te Lande, om zynen hoogen Prys s STUE. zorgvuldig opgepast. Het Vat , waar dezelve in is, niet volkomen vol blyvende , vult men, door zuivere Keyfteentjes , die de kragt van den Wyn niet benadeelen kunnen , daar in te Ímyten, Wanneer, nu, zulk een Vat, na ver= loop van tyd, geledigd wordt, dan bevindt men die Steentjes zodanig hegroeid , als in Fig. La op PLAAT XX , vertoond is; zynde die Afe beelding gemaakt naar zulk een Samengroeizel , my voor eenige Jaaren door een Wynkooper vertoond en prefent gedaan, De zelfftandig- heid is Tuffteenachtig , cenigermaate by Laa- _ gen en vuilwit, In ’t midden ziet men het Key- fleentje4 om het welke dezelve was gegroeid ; zo men my verzekerde, Hier uit blykt dat de Wynmoer ook tot Steen- achtige famengroeijing bekwaam zy en dat dus dezelve hier t'huis behoore (4). XVI, HOOFD. (s) Append. A. Phys. Med, Vol. VII. (zt) De Heer WALLERIUS geeft aan deeze Produêen , on= der de Plantfteenen , geen plaats; nach ook, zovveel ik zie, onder de Zouten , Aarden of Kalken , waar van nogthans veelen , die veel minder famenhang hebben, voorkomen, En „waar zou dan deeze Stoffe, die zeker Natuuslyk is , eigente lyk moeten geplaatst worden ? Onze Ridder, niettemin, | heeft REN es s p je % wi (} ° Li ge - _ ADELAAR- or KERNSTEENEN. 197 rh N SSSSSSISISISISS SSS Anker, XVI. KVL "HOOFDSTUK, Hoo:p. STUKe Befchryving der KERNSTEENEN , dat is, die in zig eene Kern , van eene andere natuur , : doch niettemin Steenachtig, befluiten; tot wel- Ren, behalve de Adelaar- of Klapperfteenen , ouk de Meloenen van den Berg Karmel , zoge- _naamd, en andere Kryftal - Kogels, zelfs die een Vogt of Water bevatten , betrokken zyn, De bekenden naam MEtites geeft de Heer LiNNaus aan dit Geflagt , waar in hy niet alleen de „Adelaar- of Klapperfleenen, welke een losfe rammelende Kern hebben ; maar ook die Steenen, welke als eene Kern van Kry- frallen of Kryftalletjes bevatten, fomtyds Me. Joenen van’ den Karmel geheten , als ook de Kryftal- Kogels en dergelyken, begrypt. Dee- ze laatften zouden, wegens de aangegrocide Kern , onechte of basterd- Adelaarfteenen zyn. Ik befchryfze liever , altemaal, onder den naam van Kernfteenen 5 welke op de een zo wel als op de anderen past, De heeft daar omtrent een grappigen inval gehad. Tartarus “(zegt zyn Ed) cum vix gecurrat nifì praparatus, posfst exulare, N 3 HI. Deer, Il. Stu. 193 ADerrAAR-; Ker H- A De Heer Warrerrius een Geflagt maa- rd kende, onder den naam van Lithotomi of i inge. Hoorr- fheeden Steenen , gelyk zyn Ed, dat woord ge STUK, Jieftte vertaalens zegt, ‚„ dat het verfchillen- de Steenen zyn, die doorgaans uitwendig „ geen byzondere figuur, dan fomtyds eene „s Klootronde of Ovaale hebben „en met geene s Tekening verfierd , maar evenwel voorzien 3 Zyn van eenige figuur , die ’er als met cen … Steenfnyders Mes of Beitel (Lithotomus) is s‚ ipgefneeden of ingehouwen.”’ Uit die bepaa- ling zou men niet gemakkelyk begrypen wat hy zeggen wilde, Zyne eerfte Soort zyn zekere doorbootde Steenen, Koefteenen genaamd, alzo het Gemeen in Sweeden zig verbeeldt, dat zy een Geneesmiddel zyn voor de Koeijen , die Bloed in plaats van Melk geeven; doch waar van zyn Ed. het Gat meent, door ’t opdruppe: lende Water, te zyn veroirzaakt, In allen kan dit evenwel geen plaats hebben; gelyk ik zulk een Steen bezit , waar van ik mooglyk naderhand onder de Keyfteenen ípreeken zal; wart hy is volmaakt. Keizelachtig , met een dikke Kalk- achtige Schors , zynde by Bremen{gevonden: ook geenszins in die Klompen van Wormbuisjes in Zand, (v) Masla Arenaria aquabilium Vermium Nidulis tubula- ta. HELW. Lisb, Angerb. p. 64. Tabs 7e £. zo, Euip, Litho Bris. N. 179. (wi Lithotomi Cavitate, latente, Parietibus nudis , donatie Etiez. Aquilini Lapides nonnullorgm, WALL: Sy, Adin, IT, enen 4 En or KLAPPERSTEENEN, 199 Zand, toreen Steen famengegroeid, welke men 1, fomcyds dan den Zee- Oever vindt (y): met Arpzer; Gaatjes. of Pypjes, ten deele niet, ten deele al rror; doorgaande :‚ want deeze zou men eer tot de srux. Verfteeningen. betrekken. Dan vervolgt hy met de Adelaarfteenen, die „ Adsaar ook onder de Ingefneeden Steenen betrekken. ° de. Dit zyn, zegt zyn Ed, , Lithotomö met een verborgene Holligheid en onbekleede of naakte Wana den (ww). Hy befchryftze nader ; als Keizels of Yzerfteenen „ Klootrond of Ovaal en fom= tyds van onregelmaatige figuur, met eene in= wendige holligheid, die fomtyds ledig is , fomtyds een vasten of beweeglyken Steen, fom- tyds Aarde en zeldzaam’ Water bevat. Dien, volgens maakt hy daar van agt Soorten, LiIN- NA Us heeft maar twee van echte Adelaarftee« nen, tot welken de anderen t’huis gebragt kun» nen worden, als volgt. j nífteen met een los Ac nti ERE (1) Kernfítec s Aardachtig Inge gen wand. Geodes, Aarddraas Deeze komen van verfcheiderley grootte Ed Kleur en Geftalte, voor, « Somntyds hebben zy een» (2) eEtites Embryone libero tetreftri. Sy. Nat, Xif. Tom, 111, Gen. 46. Sp, Ie Mus, Tesf. 78. N. 2, SCHREB, Lith. 97. FEtites Geodes, meer. Nat, 738. Etites Tertâ ine clufâ. WALL. Afin. 407. Sy/?. Min. Ie 614. N 4 IM, Deer, IL STuwe 200 ADELAAR: KER Ne eenige gelykheid naar een Testikel, en voeten » deswegen den naam van Enorchis. Zeer dik- wils zyn zy geel of bruin en veeltyds Yzer- houdendes ja zodanig , dat men ze tot het maaken van Yzer bezigt ‚als in ’t Nasfau-Saar= breckfe. * By Gommaringen houden zy witach= tige, by Nurtingen Citroen geele , als ook in Wurtembergfe, en aan den Donau, in Opper- Schwaben , Kleijige Aarde ; by Dusfeldorp Stuifzand, by Wipperfurth in ’t Bergfe „en aan den Hunneberg van West - Gothland in Sweet den, een graauwe Aarde, Dewy! zodanige Adelaarfteenen geen geraas «maaken, wanneer menze fchudt , kan men den inhoud riet, dan door ‘t aan (tukken {laan of openen , ontdekken, Ook is het niet gemak- kelyk te onderfcheiden , of de Aarde, daar in vervat , beweeglyk zy; vooral wanneer de gant- fche holligheid zig daar mede gevuld bevindt, Zodanig eenen bezat de Heer WALLERzuUs uit Engeland , naar een plat gebodemde Schuit gelykende , met een egaale Bloedfteenige Schors, welke van binnen bekleed was met verharde blaauwe Kley , die zig ligt door Water week liet maaken; met eene Okerachtige harde Kern daar op leggende, die de geheele holligheid vulde. Hier toe ís dan ook de myne van Hildes. heim, in Fig. e,,afgebeeld, die als een Eitje van Oker maakt in een Dop van Yzerfteen , te betrekken, C2) PE or KLAPPERSTEE NEN aor (2) Kernfteen met een ik Steenig Inge L _ wand, AFDEEL, XVII, Hoorn. Dit is de regte Adelaar: of Arendfteen ,die,sTux. wegens het rammelen van de ingeflooten Steene pens kern, Klapperfleen getyteld wordt. Den eere Aguilinus, ften naam kreeg hy, om dat men zig verbeeld-Seare de, dat de Arenden zulke Steenen in hunne Nesten bragten, om de Eijerlegging te bevor- deren, ° Schynt dat men, doordien de Steen zig als bezwangerd voordoet, tot dit denk- beeld gekomen zy. Hierom werden zy ook eertyds zeer geacht, by de Vrouwelyke Sexe, die ze by zig droeg om de Baaring gemakke- Iyk te maaken, ÍMPERAT1 vertoont ’er een, die in zyve holligheid een dergelyken bevatte: des hy denzelven een dybbhelden Arendfteen noemt, Zeer zeldzaam zyn de zodanigen , doch men vindt ’er wel met verfcheide Steentjes, die zig door ’t rammelen ontdekken, beladen, In anderen is de Kern zodanig naar de holligheid gepast, dat men veel moeite heeft, om dusda- nig (2) #tites Embryone libero Lapillalofo, Sy/?,. Nat, XII, Tom, Ill. Gen. 46. Spe ze Aus. Tesfin. 78. N. IE, GRON, Sup, 58. Ne 13 3. SCHREB. Lith, 99. Aquilinus, IMPER, Nat. 739. Lithotomi cavitate latente donati, WALL. Jin, 407. N. 1, MEtites Lapide inclnfo mobili, WALL, Syt, Afin. Ils ps 615. N 5 il. Deer, IL STUK. ao2 ADELAAR KERN _ Ek nig een Voorwerp te onderfcheiden van een ben verfteende Noot of Vrugt; woor welken de Hoorp- Aren?fteenen wel zyn aangezien (x). In dit À STUK. geval ishet Geluid zodanig, dat het byna naar | eene fchommeling van Water zweemt, en mis- fehien wel daar voor gehouden zy. Immers ik heb ’er één , van grootte alseen kleine Vuist „ wiens rammeling zig zo dof laat hooren en dus zou dezelve aan de bepaaling van den Heer WarLERrtus voldoen (y). Men zou, nogthans ‚ de zodanigen. openen moeten , om ser van verzekerd te zyn. Hoe vreemd heg/ ook fchyne , dat in zulke Okerachtige- Stee« nen, gelyk dezelven meest zyn, zig Water zou bevinden : komene nogthans daar van voorbeelden voor (2). De figuur der Arendfteenen is meest Eyrond of rondachtig; zo wel wat de Oppervlakte als de inwendige holte aangaat : ook dikwils plat en driehoekig , gelyk ik ‘er eenen van Aarnhem heb, die braaf rammelt „ en anderen, welke veel naar Nooten gelyken. Men vindtze ook dikwils in ’* Gooyland, omftreeks Naarden, in | het (2) Vergelyk , bladz. 76 ‚ hier voors Cy) rites Aquâ incluíâ. Enbydros, Hic Foraminulis cas tet, inhospitans vero Aqua undulatione percipi porest. Uts, pe. 615. (z; Zie BRUCKMe Thief, put, Duc. Brunsv, p. 120. Tab, XXII. Fig. 1e (*9 Eloil, Maatfih, Haal, 1765, VIII. DEEL, bladz. 4re Piaat we or KrLAPPERSTEENEN. 203 het Oehr ‚dat onder de Kley Gronden geméngd nk is, die mede geheel Yzerachtig zyn, Zoda* ArDeern TL. nig eenen van aanmerkelyke grootte, naame- Hoòr Iyk vyf Duimen over ’ kruis, doorgebroken „sTux. heeft de onvermoeide Heer Dr. BERKHEY afgetekend en in Plaat gebragt, Zyn Eid. merkt ten dien opzigte aan, „, dat dezelve een Yzer- 2) laag , met Zandige Oker- Korften omzet, „> vertoonde , in welks midden geele ronde s> verhevenheden waren, gelyk aan ’t Yzer dat ‚> men Glaskop noemt (*).” Myn Arendfteen, in Fig. 3, op Pr, XX af- gebeeld , mooglyk van dien zelfden oofd af- komftig, bevat weezentlyk zulke uitpuilingen van een glanzige bruin zwarte kleur, en dus als Bloedíteen zig vertoonende: terwyl de ge- heele Schaal volkomen Yzerachtig is , dof bruin met een dun Okerig beflag , dat hoog geel ziet „ en eene Zandige Korst daar om heen. Indieh dezelve een Kern van Aarde, die los was , bee vat heeft, gelyk het byfchrift luidt, zó moet men hem tot de Hermaphrodieten , gelyk dus- danige Adelaarfteenen genoemd worden , met het grootfte recht betrekken. Men vindt ook zulke Steenen, dieledig zyn, cn TI. Lett. K‚, L. Volgens welker verklaaring , bladz. 28 , echter, die Steen uit verfcheide Yzerlaagen beftondt, met een Oker= achtige bruine Korst omzet, en van die knobbelige ronde uitpuilingen, in *t midden, vind ik aldaar geen het minfe blyk. | | II Dzen. IL, STuKs De Herma- phrodiets Steen. PE: AX Fig. 3e. Tite AFDEEL. XVII. Hoorp. STUK 204 ADELAAR ;-KER Ne en waar van men miet vast weet, of ’er Stece nen in zyn geweest , hoewel de holligheid zig alszins daar toe gefchikt vertoont. Zodanig eenen hebik , meer dan een Vuist groot, af« komftig van Hartzheim uit den Gulikker Eiffel, welken de vermaarde Heer Baron vAn HurscH aan wylen den Heer Doktor SCHLOSSER, in den jaare 1765 „, heeft vereerd, Van buiten is deeze zeer ruuw en opregelmaatig, geheel van Yzerftoffe, inwendig eenigermaate glad en gedeeltelyk als bezet met aangegroecide Aarde, De holligheid ís hier, door ’t afbreeken , zigt= baar; maar geheel verborgen in een Kogel of Nier, van een kleine Vuist groot, van Ober- ftein, waar in zeer duidelyk het rammelen der Steentjes te befpeuren is: zo wel als in de anderen , voorgemeld, De Arendfteenen hebben fomtyds verfcheis dene holligheden, die of ledig, of met eene beweeglyke of onbeweeglyke Steen of Aarde, geheel of ten deele, opgevuld zyn. Dus vindt menze dikwils in den Eiffel, Op andere plaat« fen, gelyk in Hongarie , Silezie , komen zy veeltyds met aangegroeide Aarde voor; als ook by Blankenburg aan den Haarts, en in ’t Hertogdom Bergen, Overvloedig vindt menze in Epgeland , en op Ysland die zeer fraay zyn. Oudtyds heeft menze gehad uit Oostindie „ Afrika en Arabie, gelyk Pr r_N1us meldt (a). Het (a) Rumerrus maakt wel, in zyn LX. Hoofdftuk , ge- | ‘wag van een Arendfieen, doch dis fchynt niet tot deeze te be- “ror KLAPPERSTEENEN: 905 | Het Steentje der Klapperfteenen s Callimus 4 of Krytachtig, of Berigermaat hadi jag Het Klaps WALLERtUSs (bh). Somtyds is het ook als ee Kryftal cen deele doorfchynende ‚ en men vindt aan de Elve Arendfíteenen , bevrugt met een zeer harden witten Keifteen, die op de Opper= vlakte Holletjes heeft als van Honigraaten, zo -Boor getuigt. Buiten twyfel heeft men fom= wylen wel verfteende Zee- Appelen , die zeer afgefleeten waren , daar voor aangezien: gelyk ik zodanig een Echiniet heb , boven en onder met een Gat , en van binnen een rammelend ‘Keitje, dat ‘er niet uit kan. Ook heb ik van de Elve zulk een Arendfteen , die volkomen Kogelrond ís, een Duim in ’t middellyn , doorfchynend Chalcedoonachtig met een Gaat« je, waar binnen een rammelend Steentje, dat zeer ruuw isen zo ’c {chynt van eene Kalk. achtige natuur, De vorming der Adelaarfeenen fchynt ders halve dus te begrypen. De een of andere Stoffe, ’t zy Aard, Zand, Kley of Krytach- tig, of wat het anders moge zyn , heeft zig ingewikkeld best all in eene Yzerachtige Stoffe behooren , en de Afbeeldingen, Plast LVII, L&tter E‚, F, zyn 'er bygevoegd, (b) Syt. Min. II. ps 15e UL Deen, 1. STur, 2056 ADELAAR, Ker me 1. Stoffe of Oechr , en is, door derzelver verhaf« ADEL: ding, daar in beflooten geraakt. Dic niet, ge- Hoorne fchied zynde , dan door een geweldig ondere STUK. _ aardích Vuur, zo is de ingeflootene Stoffe, naar „haaren vaart, min of meer ingekrompen en famengepakt tot-Steen ‚of heeft, onveran= derlyk zynde door „dat Vuur ‚ haate gefield- heid behouden, hoewel tevens in veelheid ver= iminderd zynde: gelyk men dus zelden de.hol- ligheid met Aarde t’eenemaal ‚gevuld vindt5 maar wel met. Okerachtigen Steen. „Dat ook de Kern niet altoos van een andere, natuur zy dan de Schors,sis uit de.myne,in,Fig. 2 , af- geneelde KT blykbaar, | Ws cel a) Kernfteen die Keyachtig ús is „ van binnen idee begr oeid met Kwarts « Kryfiallen. EESe Achaate sordl Hier behooren de Áchaatkogels ; ‚ die. thans zo overvloedig by Oberftein „ op. de Grenzen van het Trierfe „ Paltzifche en Tweebrugfe 5 gevonden worden3 wanneer men de Rotfen van het, Gebergte. ok Buskruid pringen laat. „Deeze ; naamelyk » vertoonen zig niet alleen als Keyfteenen „ meet of min rond en zelden „grooter dan eens Menfchen Hoofd; maar heb. Ren, ook eene Keifelachtige Schors ‚ die min of (3) „Atites Siliceus Embryonibus fixis Cryfiallinis Nitri * Quartzofi. Syft. Nat. Kli, Tom. lll, Gen. 46. Sp. 3. Mus. Tes= fin,80, N.s. Uterus Cryltallinus, IMPER. 4Vaf. 749. or KLAPPERSTEENEN. 202 of meer paar Achaat trekt, en fomtyds de :y fehoonfte Achaaten en Boomfteenen uitlevert, Arpzer: ‘hinnen een Okerig Yzerachtige Korst befloo. Av ten. ;/ STUK. Groot is de verfcheidenheid var deeze À« Uitmun= chaatkogelen, die nogthans meeftendeels daar a ZN in overeenkomen, dat de gezegde Schors van Bbecibin, binnen begroeid is met een menigte van groo. ster of kleiner Kryftallen , fomtyds ongekleurd , fomtyds geel, fomtyds zwart, en dikwils met de Kleur en glans van de fchoonfte Amethyften. Ik heb zodanigen Kogel, die wel van de groot- ften is, order plat, doch voor ’t overige rond en eens Menfchen Hoofd evenaarerde, Daar is een ftuk afgeflagen , waar door men ’t ge- zigt heeft van de dikte der Wanden en degroot- te der holligheid „ welke zig vertoont als de Natuurlyke Drupfteen - Holen. Van koven hangen , naamelyk , StalaCtieten , wel twee of drie Duimen lang , even als men ziet. in. de Grot op ’*t Eiland Antiparos , door den be. roemden ToUuRNEFORT, omtrent het begin deezer Eeuw , bezogt en in Plaat gebragt, wier fraayheid niet. grooter fchynt te zyn geweest. De Vloer en Wanden van deezen Kogel , die uit Amethyst, dat met cen Oker. Korst om- kleed is, beftaan , geeven puntige Kryftallen uit, als van Salpeter , rykelyk een. half Duim dik, en deeze zyn altemaal. rauw beloopen met een Droezig aanzetzel , dat ook Kwartzig | en UI. Deele Il, STUKa 208 ADELAAR KERN 1, en van dergelyke natuur fchynt te zyn,' Mis: ArpreLsfchien heeft de afdruipende Vogtigheid of Hoorn. Damp hetzelve, zo wel als de hangende en srukK. hier en daar opftygende Stalaêtieten , gefore zein meerd, Voorts ziet men ’er twee Droezige uitgroeijingen in , waar van de eene een Ko- lom, de andere een Altaar , veel natuurlyker dan in gezegde Grot, voorftelt, De Schorse De uitwendige Schors ís, als ik gezegd heb; doorgaans Okerig of Yzerachtig ; *t welk dee- ze Kogels nog nader brengt aan de Adelaar fteenen. Men heeft ‘er zelfs , daar een ram- melend Steentje in is gelyk ik 'er eene afge- fleepene , volmaakt van grootte en figuur als een Hoender- Ey , van den Galgenberg heb, blaauw Chaleedoon en zodanig oort nd dat ik door een Gaatje het rammelend Steentje daar binnen kan zien. Ook zyn ’er met een _Natuurlyke gladde Schors, als van Key of A- chaat , doch zeldzaam. Men heeft ’er, die gekapte genoemd worden , om dater van bui- ten, als met een Beiteltje „ verfcheide, ja me- niv aläieë® houwen in fchynen beast % welk in den harden Steen niet heeft kunnen gefchieden ; te minder, daar dezelve dus uit den Grond gekomen is. Ik heb een ronden Kogel, van binnen met Amethyst Kryftalletjes begroeid , ruim een Vuist groot, die aan den eenen kant zodanig is gekapt of ingehouwen, meer dan een half Duim diep; even als of ’er, met een vierkantig gepunt Inftrument , hon- ofe. or KLAËPERSTEEN EN. BOD konderd maden in geftoken ware. Dit heeft, & toen de Körst nog week was, moeten ge- Vi fchieden „ maar wanneer? De menigvuldigheid Hoorpe der Houwen maakt Zulks nog. meer onbegry: STUK pept. gaen De figuur deezer Achaatkogelen is wel door. Figuur. gaens roodachtig, als een Kogel, waar van zy 5%, K den naam hebben ‚of Eyrond , of Niervor- mig; weshalve menze ook wel noemt „Achaat- nieren; maar fomtyds zeer aartig, gelyk blyke uit het Stuk van zulk een Steen, in Fig. 4 Plaat XX, afgebeelde. Dit heeft Selma de gedaante. van het end van eens Menfchen Voet, Schoen of Leest, en isgeel Okerig van buiten, bevattende in een Chalcedoon- Schors zeer hade hoogkleurige Amethyst - Krystal. ten , welke eene byna driehoekige holligheid bekleeden; ná Ghpn | Doorgaans is de holte met dergelyke Kry- Het in: fallen , van meer of minder grootte, altoos bne puntig fpits naar binnen ; bekleed, Zeer dik- wils maaken dezelven , hoe hoog ook Violet gekleurd; de-toppen uit, van de Krystallen , die de uitwendige Achaat , Chalcedoon- of Kei- zelige Korst; aan de binnenzyde, bekleeden en geheel onkleurig zyn. Ik heb ’er, waar in dergelyke of een weinig gêelachtige Spaath- Kryftallen ‚ door de Amethyst-Korst heen , de wendig, uitpuilen en ftomp zyn aan ’t end. De Punten der Amethyst- Kryftallen zyn door- gaas vylof Zeszydig. Zeldzaam vindt men Î | OO > Zet Deer, U. STUKa | 1. ÁTDrEL, (AVI Hoorp= STUK “_Achaat- Kogel, er driezydige Krystallen in, en nog ongemees ner van Kalk-Spaath , waar mede die Kogel , van welke ik ongevaar de helft in Fig, 5 vertoon; byna gevuld is. Men heeft denzelven onder de anderen, by Oberftein , gevonden, ’t welk deezen Kernfteen te aanmerkelyker- maakt, ‚ss Men houdt het voor eene groote zeld- zaamheid (dus fpreekt. de Heer Bru cue > MANN (Cc), wanneer in de Achaat Kalkfpaath= ze aartige Kryftallen ingeflooten zyn. De: Heer Cour rin: befchryft dergelyken van Obere flein en Freifen , welken Yzerfchietige , graauwe „ ‘bruine , Zwart- 9 roodachtige’, doorfchynende en ondoorfchynende , : Zuil vormige Kalkfpaath= Kryftallen , met ftom- pe Pieramieden , hebben. Eenigen deezer Achaatnierèn, van’ myne Verzameling „ be. > Vatten van binnen Amethyst- en gemecne > Kwarts-Kryftallen , over welken; zig een geelachtige , witte ; of cok roodachtige Teer- lingfe- Kalkfpaath aangelegd heeft. Inde ss eene Niet heeft, gelykerwys COLLIN 1 aan- . gs ‘duidt, deeze Spaath eene zeskantige Zuil en driekantige laage Pieramiede.” De Ko- lommetjes: verbreeden opwaards,en veelen derzelven leggen aan en in elkander; zo dac het gäntfche Gewas zig vertoont , “als of een ‚ Wig in de andere ingefchooven wate, Deeze 2 Spaath- 23 Cc) U, F. B. BRUCKMANNS Beytrage zu Jäiner Abhandt. von Edelfreinen, Braunfchw, 1778 P. 158. hl \ or Kiartens ST ERENEN òft 6 Spâath = … Kryftallizatie is , myns oordeels ; „, Eene der zeldzaamften (4). 5 Kanaalen of Cylindertjes , die dikwils van 1 2 Arpeel. XVII. «5 Eenige Achaat-Kogels hebben fyne holle Hoorp- sTUKe Achaate= » een middelpunt Straalig fpreiden en gevuld moge, Se 290 Mee verfcheidelyk gekleurde Aarden, „ naamelyk met die Stoffe , welke de Booms 5 pjes» het Mos, enz, vormt. Eenigen be= . » Vatten Wolfram en Schirlftraalen, Voor de 5 taarften houdt men, te Oberftein ; die een »> Mineraal in hebben 5 dat volkomen naar > Spiesglas gelykt. Myn Exemplaar is te klein ; om dit Scheidkundig te toetzen. Myne Ver- 3» zameling bevat dergelyke Achaatítukken > waar in Kanaalen of Pypige Takken begree- ‚‚ pen zyn. Een Stuk heeft witte Knodsach- tige Spaathaartige plekken, die uit een mids delpunt fpreiden , en de eene Plek is met blanke Kies ingefprengd. Andere Stukken hebben, in een ondoorfchynende Achaat; dergelyke Pypen en Kanaalen , die ‘er ten », deele uitzien, als of zy van Wormen door« „> vreten warens byna gelyk van „Maden 56 doorgektoopen Kaas. Deeze Pypen en Kas »‚ Daalen zyn met doorzigtige Chalcedoon ge? à» vuld, zo dat men in dezelven tot zekere „> diepte kan inzien. | De _(d) Het voorgemelde Spaath = Kryftal , in myn gedagte A= methyst- Kogel , vertoont zig alseen dikke ingeflagen vier= kante Pen, Oa TIL Deer. IL, Stur, 212 ADELAAR, -KER Ne 1 De vorming of oirfprong deezer Achaat: Koe ArpetL: gelen moet van die der Adelaar - Steenen aan- gioorp. Merkelyk verfchillen, Eene Kleijige Stoffe, sruxK. tot rondgroeijinge geneigd of op eenigerley ma- Achaat- nier, even als die der Keidelens daar toe ge= Hagel, dwongen , heeft een Vogt in zig bevat ‚ bekwaam tot Kryftalfchieting. De Naruurkenner [Mp E- RATI was reeds van dit denkbeeld, toen hy " deeze Steenen noemde ; ‚ Baarmoeders van ‚> Kryftal , door anderen Mtites enydros ge- „> Daamd, als een Adelaarfteen met Vogt be- 3 zet derd uit welks verdikking de aanfchiee ting ís ontftaan” (e). Ook maakt Pur- Nius daar van gewag, zeggende, dat de Ene hydros niet van de Geodes verfchille , dan daar in, dat dezelve Water bevatte in plaats van Zand of Aarde ,’t welk op de beweeging fchom- melde (f ). water- Die Waterfteen was, volgens PLiNrus, fieen, _ wit en glad:derhalve fchynt hy reeds de Chal cedoon mét Water , die thans zo veel in waar= de gehouden worden , gekend te hebben. In ’t Kabinet van CAECEOLAR1IUS bevondt zig ook, nu by de twee Eeuwen geleeden , zodanig een Steen uit het Veroneefche Gebied, in wel- ke het Water zig door fchommeling opeo- baarde (g). Hy zal derhalve niet doorfchynen- de (e) Ventre Cryflallino , da altri detto eAtites enydros, quafi Aquilina prégna di humore, da cui fiano condenfati l'ingem= mamenti, Alif. Narsrale, Venet, 1672, Pe 574: | or KLAPPERSTEE NEN. 219 de zyn geweest, gelyk wy thans zodanige se KE Steentjes hebben, en ik een grooten bezit, vr platrond, byna anderhalf Duim in middellyn, toorn. «waar in men het Vogt zeer duidelyk kan zien. STEE Deeze is doorfchynend , wit , glad gepolyst zn } Chalcedoon. „Hoe het bykome , dat zig Vogt of Water bevindt in de geflooten Steen , hebben de Oue den niet kunnen begrypen. Zo het Water ontftaat uit eene fmelting van den Steen, vraag= den zy; waarom {melt dan niet dezelve geheel- enal? Zo het ’er van buiten in kwam , dagten Zy, dan kon het ’er, door den zelfden weg „ weder uitgaan, Men vondt ’er , die zulks by het zweeten der Steenen , in Dooy- Weer , wanneer de Dampen der Lugt zig door de Koude daar aanzetten, vergeleeken. Doch ’t is waarfchynlyk ‚dat dit Water, by de vorming van den Steen , daar in beflooten zal geraakt zyn , of dat hetzelve, uit de weeke Stoffe naar * midden geperst ‚ geen uitkomst heeft kunnen vinden. Dit blykt te meer, om df men in fommige kiyaat Kryftallen ook Water vindt , hoedanig een bt hoi Stukje ik bezit, en waar van een ongemeen groot en fchoon Stuk, ten pryze van honderd. twin- (f) Puin. Hiff. Natur. Lib. 37. Cap, ar, Lit, b. fe= \ eund, Boor, Lapid p 381. (£) CALGEOL, Msi. Pe 324e &I u. Deer U, STUK. aid Ä DELAAR=-s K ER Ne 1. twintig Gouden Dukaaten, in het. Naturaliëge Arpeel. Kabinet van zyne Doorluchtige Hoogheid „ on- Hoorp zen Prins Erfftadhouder , isgekomen. Dit moet STUK. hier insgelyks t'huis gebragt worden, als mede Bd behoorende “tot -de Water - Steenen, Enhy- droi genaamd, Van zulk Waterhoudend Kry- {tal vindt men in de gedagte befchryving van ‘t Kabinet van CALCEOLAR 1US, by de tweee honderd Jaar geleeden, ook reeds melding ge= maakt. Amethyst _ Verwonderlyk, ten dien opzigte, is. een Kogel met Amethyst - Kogel , met eene groote veelheid. Watere | Vogts bezwangerd. … De zelfde Koopman ScHuMÖLL, die ’ gemelde weergalooze Kryftal hier. gebragt hadt, heeft deezen Jaare ook dit uicmuntendeiStuk my ter verkoopinge aangeboo= den Ch)» Dus heb ik het in handen gehad, bee Ichouwd en afgemeten. De dikke buitenkorst is blaauw Chalcedoon , waar binnen zig de, A» methyst- Kryftallen als gewoonlyk vertoonen , zynde de overige holligheid byna half vol Wa- ter. Het Stuk is plat gefleepen, met eenen langronden Omtrek, den rand afgerond; zynde dus drie en een half Duim lang» drie een vierde Duims breed en omtrent AAR Duim dik. Dat men onlangs bevonden heeft, hoe derge- Iyk Vogt, door uitdamping, Krystallen geeft, - maakt den gedagten men nog waarfchyn- Iyker van de Achaatkogelen in algemeen: te meer (5) Het kwam „zegt hy van den Galgenberg , tus{chen Edaz en Mackezoth ‚in het Baden - Durlachie , by Oberiteine „Monte Fiascone en elders in Italie, holle Ko= er KEAPPERSTEENEN, 2I5 meer aangezien. die Waterfteenen, in % Vero- r reefche , voorkomen in een foort van Lava of Afperr. uitebramde Stoffe. Ook heeft FERBER aan PE rand den Weg van Rome «naar Oftia , als ook in de srux. geelachtige Aschheuve!s tusfchen Viterbo en 8 Waters LEEN a gels van Lava gevonden, die van binnen met lange, Straalige , fpitfe of platte Schirl-Kry- {tallen , van witte of blaauwe Kleur, bezet waren ten blyke dat het onderaardfche Vuur dergelyke uitwerkingen heeft, (4) Kernfteen , die Marmerachtig is , van bin= Iv. nen met Kroftallezjes begroeid. Nain Tesa Tot de voorgaande Soort betrekt Lanna us nn ook die Kogclachtige Steenen , welke Metoenen ii Kars van den Berg Karmel, of Perteende Meloenen , on getyteld worden. Door WALLERrUs wor- den zy ook vermengd met de Tweebrugfe A» chaatkogelen. LiNNaus hadt zelfs die E- gyptifche Steenen , fomtyds Boomachtige of andere Tekeningen hebbende en ‘tot de Jaspis ' behoorende , zonder eenige inwendige hollig. heid f4) e«Etites Marmoreus, Embryonibus fixis ‘Cryftallinis Natri Hyodontis. Syff. Nart, XII. Gen. 46. Sp, 4. Melo Montis Carmel. BREYN Monogr, cum Fig. Lips, 1722 Quar- to, MYL. Saxon, Il. p. 5. Uterus Cryftallinus Siliceus, Melones Mentis Carmel, WALL, Syt, Min, 1. p. 618, C 4 UL Deer, IJ, STUK, 216 ADELAAR; KERN. _y. heid , verkeerdelyk hier thuis gebragt « Ek ÄFDEEL. zal op ’t voetfpoor van Brey Ns door wien led gedegte Meloenen opzettelyk befchreeven zyn, stuk, _dezelven,als aanmerkelyk vande Aêhaatkogelen ______werfchillende , hier afzonderlvk voorftellen, en gebruiken daar toe de Vierde Soort van den Rid. der. Die Autheur. noemtze Marmerac htige Kloòt- ronde Kryftalmoeren van den Berg Karmel, in Paleftina , thans een. Steenig Gebergte aan de Zeekust , waar op-een Klooster is van onge- fchoeide Monniken, aan Elias toegewyd. Dee: ze hebben groot belang om den Fabel, dat zy door een Vloek van dien Propheet ontítaan zouden zyn, te verbreiden. Zekere plek Gronds op dien Berg wordt het Meloenen - Veld gehe- ten; om dat ’er deeze Steenen weleer , overe vloedig , plagten gevonden te worden; doch hedendaags zeldzaam. ‚> Het zyn, zegt BREYN, (die er twee van den Heer ANDERson ter befchryving hadt ) rondachtige Steenen van verfcheiderley grootte „ als van een Hoender- Ey tot een a) middelmaatige Meloen , ja grooter 5 in een ‚ taamelyk ‘harde Zandfteen zittende , welke , bleek Afchgraauw is,en, daar van los gee „‚ maakt, hebben zyde Oppervlakteeffen,doch een weinig ruuw, graauw. van Kleur, dlk- wils bleek Yzerroestig. Gebroken vertoonen Zy in’t midden een holligheid, meestal on- regelmaatig ‚ nu grooter, nu kleiner, door. 9 | Baans 33 29 23 \e \ 2) 95 99 9, / Cor KLAPPERSTEENEN. 217 ‚» gaans evenredig tot de grootte van den Steen, zn Lr FDEELe „‚ en met zeer kleine Kryftallyne famengroeize- XVIL „5 Ten, die doorfchynend en glanzig zyn ,meestHoorp- ss met zeshoekige Puntjes , die naar ’t midden“T?Ee ‚‚ van den Kogel gericht zyn, aan aile zydenin Bas „> bekleed. De zelfftandigheid , naamelyk , van Karmtbe > den Steen , die Marmerachtig is en gepolyst 9, kan worden, van geelachtige Kleur ,byna als s, het Florentyofche Marmer , een halven en 39 femtyds een geheelen Duim, naar de grootte ss van het Stuk, dik, hoewel niet overal van s, gelyke dikte, en in de rondte omtrent een ‚‚ half Stroobreed bieeker van Kleur, als een s» Schors , geeft ehs overal Krystalletjes ss Uit.” Dac het geen Waenbendt Meloenen zyn , pr. xx. maar patuurlyke Samengegroeide Steenen, be- Fig 6 toogt gedagte Autheur door bondige geeen: Hy vergelyktze met de gemelde Achaatkogels, . die ’er echter in verfcheide opzigten van ver» fchillen.. Naast zouden zy overeenkomen met die Kryfítal- Kogels, welken men zo menigvule dig- aan den Oever van de Moldau in Saxen, na zwaare Overftroomiugen , vindt, in eene kleine holligheid van binnen als praalende met een menigte van Diamanten ; hoedanigen aldaar ook in het Gebergte en op de Velden voorko- mens gelyk Myrrus meldt. Ìk heb ’er zoe danig één, ongevaar cen Vuist groot, waar de Kryftalletjes van binnen als Diamanten gline {eten 5 doch zy fchieten niet , gelyk Breva Os ZeEt, NL Deez, II, Srux. À "_Kryftal- Appel. 218 ADELAAR, KERN zegt, uit de Wanden van den Kogel, maar uic ongelyke knobbelige uitpuilingen , die zig als Chalcedoonachtig vertoonen ín-een klein Me. loentje van den Berg Karmel, * welk de vera maarde Russer zelf van dear mede gebragt heeft en aan wylen Doktor Scumrossr 2 pre- fent gedaan. Dit Steentje , van grootte als een Hoender- Ey , bezittende, heb ik. doorgeflagen , en van binnen zonder eenige Krystalletjes , doch zodanig bevonden, als het in Fig. 6G,op Plaat XX , vertoond is, Het fchyat derhalve een jonge te zyn, of van onvolkomen groeijing. De inwendige zelfftandigheid is Kwarts , de Schors weezentlyk Marmerachtig , en uitwen- dig wit , met Yzergraauw gemarmerd. Zon. derling is ’t‚ dat hetzelve , toen ik het door- floeg, een aangenaamen Reuk gaf, eenigszins naar Moskeljaat gelykende 5; ’t welk van dees ze zogenaamde Meloenen in ’t algemeen vere zekerd wordt. Wanneer men zig erinnert, dat de Kwarts als de Moer is der Kryftallen „, en zo wel als dezelven uit een Vogt geboren wordt „ ver- fchillende in de groeijing naar de uitwendige oirzaaken 3 zo begrypt men ligt, dat ’er on- eindige Verfcheidenheden kunnen zyn van zo- danige Kryftal- Kogels. Maar men begrypt tevens, daät naar de geaartheid van het Vogt, in zulke Kogels begreepen , de Kryftalfchie.. ting ook verfchillen moet. Dus was het ge- legen met die Kryftal - Appels, welken Lin- NAE US ‚or KLAPPER STEENE N, 219 Naus op Oeland vondt, in Kalkfteen, van z grootte als Appelen; welke, aan ftukken ge- ÁFPrer. bag nr J een , XVI flagen , in groeijing geleeken naar den Bloed- rroorp- fteen ,beftaandeuit veele doorfchynendeSpaath-srux. , Kryftallen , welke in ’t middelpunt famenlie- pens doch dikwils ook in ’t midden een klei- re holligheid formeerden , zo dar men haarc driezydige punten duidelyk kon zien, Zoda- nigen kwamen eok op Kinnekulle en elders in Sweeden voor (5) Kernfteen, die Mergelachtig is,vanbin- v. nen begroeid met Teerlingfe Kryftallen. pppd x Krytkogel. Op Gothland was deeze uit de Zee ge- haald, zynde een losfe Kalkachtige Krycfteen, die, gebroken, de ingedrukte holligheid vere toonde van een gewoonen Zee- Appel of Zeee Klit , waar van de Paden regelmaatig bezet waren met gelyke grootere, de tusfchenwydte met zodanige kleinere Kryftallen , in figuur als die van Zee- Zout, naamelyk allen Teer- lings, helder, Spaathachtig , bu'ten twyfel uit hec Zeewater geboren. Hier toe behoort eene Kalkfpaath-Droes pr. xx, die ik bezic, uit de Krytbergen in Engeland; als \ (s) eEtites Margaceus , Embryonibus fixis Cryftallinis Muriz. Chryfolampis. Sy/f. Nat. X!l. Tom, INI, Gen. 46. Sp. 5. Helmintholithus Echinitis Atie , Embryonibus Cry- fallinis figis. Mus. Tesf. 94, T. 2.f. 9, Ja U, Deer. IL, Sruxe L 200 ADELAAR-STEENE Ne als ook dat raare Stukje , ’c welk wylen,de - Art EEL Heer ScHLessER gevonden heeft inde Pro XVIL. Hoorp- Vincie van Cornwall , zynde een Krytachtige STÜK. Keizelige Adelaarfteen, Ik geef daar van, in Fig. 7, de Afbeelding. Het Steentje is van buiten geclachtig wit , effen met veele gaate jes: binnen in de Krytachtige Schors, die zig op de Breuk openbaart , is het Keizelig, en bevat van binnen een harde geel Okerige Kern, bezyden welke het ook een rond Gat heeft. SISI SEE SSS SIS: XVII, HOOFDSTUK. HED der POIMSTEENEN of Dryf- Îteenen, dat Samengroeizels zyn door geweld van Vuur ontftaan of door hetzelve in die ge= fleldheid gebragt; waar toe de Molenfteenen;, het Yslandfch Achaat en de Liava’s der Bran. dende Bergen beliooren. De dit Geflagt heeft de Heer LinN aus thuis gebragt alle die Stoffen, welke haare gefteldheid aan ’t Vuur te danken hebe ben , Cr) Pumex Schifti niger. Sx/?. Nat, XII. Tom. III. Gen. 47. Sp. 1 Pumex. DALE Pharmacol. 43. ANON. Min. 297, Voa Min. 186. Portus Igreus , Lapideus ‚ porofus fibrofus , levis, Aquis innatans, WALE. Syff. Min. Il. pe 375. PUIMSTERNE N ear ben , mids dat zy tevens eegigermaate cot de EE, FDEELs Samengroeizels Kunnen betrokken worden. Som” xvm, migen derzelven zyn Puimfteenen , eigentlyk, Hoorpe _ gelyk de drie eerfte, anderen oneigentlyk dus" genaamd, geïyk de vyf laatfte Soorten, (1) Puimfteen van Ley, die zwart is. Pk el | : Wulcani. Hier wordt de gewoone Puimfteen bedoeld s gewoone, die door de Lugt verandert , komende in vee= lerley Kleuren voor , en van verfchillende hard- Dh 5 ot De Pacnlehe naam is Pumex , de Franfche Pierre ponce, de Engelfche Pumice- flone „ de Hoogduitfche Bimflein. ’t Is een vooze, ruuwe en ligte Steen, die op het Wa- ter dryfc, dikwils Vezelig of Bladerig, welke in ’* Vuur {melt , en , wanneer ’t zelve zeer fterk is „ eindelyk tot Glas en zo hard wordt , dat hy aan ’c Staalflag Vuur geeft, Wegens de gezegde ligtheid noemt men hem ook wel Dryffieen ; wordende op de Molukkifche Ei- janden , in Oostindie, tot Boeijen voor de An. kers gebruikt (*). De ruuwheid maakt den Puimfteen zeer dienftig tot het polyften van Metaalen, Ook wordt hy fomtyds in Tand- poeis (*) Rumenius Herb. Amb. Il. p. 110, Niet tot Booten gelyk men het verftaan hadt. Rrmea zegt , dat men ’er Ankers maakt van Hout en de Boeijen van een Soort van Dryffieenen, welken de brandende Bergen aldaar niet dan tè veel en dikwi!s by groote fiukken, uitwerpen, III, DEL, II, StuR, EN AFDEEL do PurmstTEENES …poeijers „tot het affchuuren der Tanden; ge. xv, bezigd, en wegens het een en andere Schiiip. Hoorp- ‚fleen genoemd, STUK: r Over den oirfprong van deezen- Steen zyn de gedagten verdeeld geweest, Sommigen hebben hem, om dat hy veelal doorde Baaren op Strand gefmeeten worde, voor een foort van Zeefchuim ‘of Zeegewas gehouden. Dewyl hy zo veel voorkomt in de nabuurfchap der Vuurbraakende Bergen, wordt hedefidaags niet lapt eld, of hy is door dezelven voortgebragt en in Zee gefmeren. Men is dan echtef wee derom verdeeld, over de Stoffe , uit welke hy voortgekomen zy. Wegens de Vezeligheïd willen fommigen: het Phiim £ Aluin daat voor houden 5 doch dan zow mén daar uitz doot Vuur, zodanig een Steen moêten Kunben voorts brengen. Onze Ridder acht hém uit Ley, Steenkolen en Pytiet, door ‘onderaardfch Vuur; % zy in die Stoffen zelf, ontftoken , of van buiten daar by komende ; geboren te zyn. Bezwaarlyk is het te raaden „wat ín de Inge: wanden des Aardryks gebeurt , en te weeten, of aldaar zodanige Stoffen > die men meest op de Oppervlakte windt, by elkander kannen kos men. Ook ís hetiets byzonders, dat op een Steen ‚die door de onverbeeldelyke-klitte van onderaardfch-Vuur zoude uitgebrand zyn, het konftig Vuur nog vat zou hebben „ om hem tot Glas te fmelten. Zou men hem niet veeleer. voor ecn Schuim der Lava BNO mogen ; % welk of DRIFSTEENEN. 208 welk reden gaf van zyn ongemeeneligtheid., De 1. vermaarde VOGEL fchynt de afkomst te wil- ÁrneeL: XVII len rekenen van een Slymige zelf{tandigheid , rroorpe welke de Lighaamenin de Zee zo veel bekleedt ; sTuxe doch dan zou men hem als een oan der Zee moeten aanmerken. De Scheidkunde heeft ’er Keizel- Aarde, en Aarde van Bitter of Bronzout; als ook een weinig Yzer- aardas uit getrokken. | „Dat het een voortbrengfel van aile Hy is eert Bergen is, blykt uiet Waarneemingen van vroe- van Sl ger en laater tyd. Niet lang na ’s Heilands dende Bers Geboorte , toen ’t Eiland Hiera in de Grickfche® Archipel te. voorfchyn kwam , of naderhand , wanneer hetzelve , met fehnikkalske Aardbee- vingen, vergroot werdt , volgde tevens een onte zaglyke Regen. van Puimfteenen , geheel. klein Afie, tot aan de Dardaaellen , bedekkende, Men heeft de Zee inmiddels zien opbruifchen als een ziedende Pot en andere blyken vernomen van een. onderaardfch- Vuur ‚ door ’t welke „ nu tweehonderd “Jaar. geleeden , een klein Eiland opgeworpen werdt, dat men nog het Verbrans de Eiland noemt. Uit de Haven. van Saatorin kwam in-de voorgaande Eeuw „met geweldige Donderflagen b EPD, uitbarfting, van Puimftee- pen, alle nabuurige Eilanden bedekkende. San= torin zelf beftaat geheel uit Puimfteen „ zegt TourNErFoRT, die ’t zelve in ’t, begin dee- zer Eeuw Bte. en hetzelve zal, buiten twyfel , op dergelyke manier als andere Eie lan- II. Deer, IL STUx, 224 PutMmsTEENEN 1. landen van dien aart, gevormd zyn (#). Ook ke is zulks óp Ysland zeer blykbaar , gelyk wy __Hörp. ftreks zien zullen, ‚_ STUKe Men vindt den Puimfteen, wel is waar , bys ep erchile na over den geheelen Aardkloot, doch niet in Kleure _aanmerkelyke veelheid, dan ín de nabuurfchap van nog brandende of wielset gebrand hebben- de Vulkaanen. - Van deeze zyn ‘er weinigen ; alwaar hy niet gevonden wordt. Wit komt hy voor op Nieuw Zeeland , aan het Strand by Napels, by Neuwied aan den Ryn, en by den Hekla op Ysland, Asthgraauw , als gewoons Iykst, vale hy in-Italie , voornaamelyk omftreeks Napels , in de-Asch, welke Pompeja bedekt; als ook tusfchen Monte Fiascone en Aquapens dente, Geel. of graauw geelachtig vindt men hem tusfchen- Kobientz en ‘Andernach aan den Rhyn; als ook by Nedermennich inde Aardlaaa gen, op den Molenfteen leggende: roodachtig in het Gebergte van Vicenza in Opper -Italie: rood in de Vulkanifche Asfché, welke Pompe- ja bedekt, als ook elders in ’t Ryk van Napels, op den Slotberg te Radicofani, in *t Gebergte van Albano en Viterbo, Men heeft een zwart. achtigen Puimfteen in Groenland op ’t Strand gevonden , en een zwartéen by Eger in Bohe- me , omftreeks Napels, in de Asch - Heuvels by Rome naar den kant van Viterbo ; en in ’6 Gebergte aldaar, | Dik: 4) Reizen naar de Levant, I, DEEL , bledz, To4, or DRyFsrRENÉN. eis Dikwils kotnt ook de Puimfteen met andere ler Stoffen gemengd voor. Men vindt hem fom- XVIL tyds, en dan by groote veelheid, in Lava in. Hoorp-= geflooten , te Ronca in t Veroneefche, of jn STOM Pouzzolaan- Aarde in ’t Gebergte van Albano en Viterbo ; 5 maar overvloediger in famenge groeide of losfe Asfche van den Berg Vefús vius , omftreeks Napels en naar den kant va Rome, wordende door het Regen- Water; en door dè Zee, dikwils daar uit gefpoeld. Boven de Puinhoopen der oude Stad Pompeja , valt hy fomtyds vol kleine, witte „ Schitl- Granaa= ten. Met andere produkten der Vuurbraaken- de Bergen is hy ook wel onderéen gemengd. (2) Puimfteen van Yzer, die witachtig iss it. Patek Ferrie Dit is niets anders dan een Yzerhoudende Yzet- Schuim , die overvloedig valt in de Yzer - Hut. Puimftsend « ten. Niet minder Spongieus , voos en ligt, dan de Poimfteen komt dezelve voor, en is ges meenlyk witachtig. Dewyl ‘er buicen twyfel ook natúurlyke is van deezen aart ‚ heeft Lr Ne N aus ze hier betrokken. (3) Puimfteen van Koper , die rood is, EE, upri. ('à,-_ Kopet: Ge Puimteshs (2) Pamex Ferri exalbidus, Syft, Nât, Xii. Tore ILL, Gen. 47° Sp. 2e (3) Pumex Gopri ruber, Syf2, Nat, Xi, Tom, Ille Gek, 47e Spe Ze \ HI, Deer, IL Srum) T. ArFpeErLe xXVII HocfDe STUKe IVe Pum: Fuligo. Roet, 226 PurMSTEENEN Gelyk deeze in zekere Koper- Kies Groeve; van Gaarbergen in Sweeden , aan de Wanden als een Zwam uitgroeijende voorkomt, zovindt mepze ook op het Eiland Ascenfion , tusfchen Afrika en Amerika , dat weieer door Vuur- braaking fchynt geteisterd te zyn geweest. „Hy is rood „ nict glanzig, zeer ligt en uitermaate broofch. (4) Puimfteen van Plantgewasfen , zwart en Zoutig. Deeze Stoffe, die dikwils ook tot harde brokken famengroeit, is insgelyks een voort- brengzel des Vuurs, als bekend is, en kan dus gerekend worden onder de Nacuurlyke Zaa- ken. Men noemtze in ’t Hoogduitfch Rus, in ’t Engelfch Soot, in ’c Franífch Suie, en in Italie Fuligine, naar ’t Latynfch woord Fuligo, By ons is zy onder den naam van Schoorfteene Roet zeer ‘bekend, en komt, door verbranding, - git Turf, Hout en andere Plantaartige Stoffen. Doorgaâns is zy zwart, bruin of roodachtig , van een los Geweefzel en fterk afgeevende of befmettende 3 Zoutig. bitter en walgelyk van Smaak; onaangenaam van Reuk; fmeltende grootendeels zo wel in Water als in Wyn- geest, en geevende door Destillatie een Loog- achtigen Geest , ftinkend Water , een weinig fcherp (4) Pumex Vegetabilium „ater Salinus, Sy/fe Nate Xile Tom, III. Gen. 47, Spe 4» OF;DRYESTEENEN 297, Scherp Zout, brandbáare Olie. en een tâamelyk. z gedeelte „Aarde 3 ; doch dit alles in verfchijlende Arpgels XVIIe evenredigheden, „ naar dat het Roet door ver- Hoorn: branding. van deeze of gene Stoffe komt, Dar stut. der ‘Steenkolen is van. een byzondere hoedânig- heid „ en wordt zeer ge- -estimeerd tot Verw- foffe des men het, in Engeland, met vlye opzamelt : terwyl het gewoone Roet van Turf en Hout by ons weggefmeeten wordt. Men heeft’ daar van echter, in de Geneeskunde ; fomtyds gebruik his (k). (5) Puimfteen 3 die pe als Staf en. Zâne Vil Pa umex, dig is. : Cinerariëss Vuurbêrg- Asch. Deeze is niets anders dan eene zeer fyn, of als tot Zandkorrels , of ook in grootere Brokken ‚vergtuisde Lava, welke van de Pouz- blaan - Aarde, die hógthafis meest uit fyn gemaakte Puimfteen beftaat, weinig verfchilt , en door langheid des tyds ; door Regenwatet bf Koude; te famen gebakken, den zogenaam- den Vulkanifchen Tuffteen maakt, | In Italie beftaan daar uit fommige kleine Berg. jes, die men Asch - Heuvels noemt ‚ menig vuldig in ’t Napelfche ; omiftreeks Rome: » En elders in d) vide BoErH. ‘Chem, Proc. 86, (5) Pámex pülvereus Arenaceüse Syft, Nat. XII. Tos, IÎl, Gen. 47. Spe 5» Scotig pulverulente f, Cinerês Vilcande kum, Anon. Min, 299, carne P 3 HI Deens IL, Stuk. 828 PuiMsTEENEN in Italie, byzonderlyk in % Gebied van Vene- XVI. tie , voorkomende. Alle Heuvels, rondom den ee Berg Albano , zyn van dien aart: zo ook de geheele Paufilip en de in laater tyd ontdekte “oude Steden , Herculaneum , Pompeja en Sta- bia, leggen onder zodanige Asch begraven. Ja de Oppervlakte des Aardryks, zo in de Zuide- lyke deelen van Italie, als op verfcheide Eilan- den in de Middellandfche Zee „ beftaat teene. maal uitzodanige’Asfche, die, by het hevig bran” den van den Ethnaen Vefuvius , zig „als Wolken, ongemeen ver heen verfpreidt, den Grond al, Sneeuw bedekkende (Z). Corrinr vondtze ook hier en. daar aan den Rhyn, inzonderheid aan den Oever van een Meir in de Abtdy Lach, Op Ysland moet dergelyke gefteldheid zyn. De Deenfche Heeren immers, die voor de Ko- ninglyke Societeit der Weetenfchappen te Kop- penhagen, ou omtrent dertig Jaaren geleeden, dat Eiland ten naauwkeurigíte bezogten, wer- den ‘er overvallen van eenen Nevel en Asch. regen, die , fchoon de Zon helder fcheen , zo dik was, dat men naauwlyks eenige Schreeden - vooruit kon zien, Dezelve beftonde uit eene roodachtige As{che ‚ waar door de bloote Lig: haamsdeelen niet alleen , de Kleederen tot op den Huid en alles wat in Koffers ingeflooten was, maar zelfs de Mond van binnen zwart ge- (4) Ferper, Briefeans Walschland, Prag. 1773. p.139. (4) Ozars, und POVELSENS Reife durch Island, Koppenk. and Leipzig. 1775. Quarto. IL. Th, pe 121. or DRYESTEENE:Ne 229 kleurd werdt, als uit den Adem bleek, De Paar- rm „den konden daar van niet zien noch eeten , en ÄFPEEL: XVIIL. twee wierden geheel blind (}). Eicon Van verfchillende Kleur komt deeze Aschsrur, zelfs in een zelfden Heuvel , of ook onder den fortis Grond. voor. … Wit “valt zy voornaamelyk by Rome, agter Ponte Molle; graauw en groen- «achtig op ’t Gebergte Albano; geelachtig , roodachtig, bruin en zwartachtig by Vicenza, als-ook op de Ferro - Eilanden 5; zwart en dik wils gemengd met Puimfteen of Lava , omftreeks de Vefuviuss als ook by Vicenza, met Schirl, Kalkfteenen en Chalcedoon- Keizels , die dik- wils niet grooter zyn dan Erwten, doch ook als Nooten 5 fomtyds Water bevattende , doch meest ledig „-hoedanigen ik in * Gefteente, als ook daar buiten heb, In deeze Asíche komen, om- ftreeks Napels , andere vreemde Lighaamen voor ; gelyk-Zee- Schulpen, Beenders van Die« ren, Eikels , Karftengen en andere Vrugten. Ook is 'er een aanmerkelyke veelheid Yzer in vervat... Dat zy niet onvrugtbaar is, blykt uit de heerlyke. Wyndruiven , welke, zo in Gries kenland , als in ’ Napelfche en op de Eilane den der Middellandfche Zee, daar in geteeld worden ‚die de kragtigfte en geurigfte Soort van Wynen „ als bekend is, uitleveren (1). By (u) Zie II. DEELS IVe STUK, van deeze Nar, Hiflorie , bladz, 367 , 268, P 3 __ ML Deer, IJ, STUE. 230 PurMSTEENEN 1 By het bezigtigen vanden Betg Hekla op Axneet. Ysland, die toen in-zestig Jaaren geen Vaar , Hoor: * hadt uitgeworpen, fcheen gezegde Heeren de sruxe Witte Puimftcen of Schuurfteen de eerfte uit- Vuurbraa- werping van ieder Vuurbraaking te zyn , Láva dee eri zwarte Puimfteen de tweede , en de derde Hekla of Jaatfte „Zanden Asfche. Die maakten zy op uit de gefteldheid der Heuvelen „welke dien Berg omzoomen. Zy bevonden hem by- na; geheel. uit: Puimfteen ‚te beftaan, die ’er rood, zwart, blaauw en. wit voorkwam, allen origineel : zo dat de verandering: van’ Kleur, voorgemeld , hier geen plaats kon hebben, Zy zagen Verfteend Hout; dat uitgebrand: was tot groven Puimfteen, waar in zy nog de Draaden des, Houts waarnamen. « Zelfs „vonden zy ftuk= ken Rots, in Puimfteen veranderd ; miet klei- ne zwarcachtig blaauwe glanzige Steentjes daar in. En, dewyl die Derg , gelyk;de meefte Vuurbraakers „ zekerlyk gemeenfchap met de Zee heeft, (waar van de Grond, op fommige plaatfen, ult Steen- of Kalkachtige Zee-= Ge. wasfen beftaat ,) zo kon het denkbeeld van Vo- GEL, ten opzigt van den oirfprong des Puim- fteens , wel zo onwaarfchynlyk niet zyn. De Hekla „ immers, heeft weleer een groote me- nigte Zouts uitgeworpen. De omleggende Heu- vels branden nu en dan , als ook eenige andere Bergen op dat Eiland , die hem ver in hoogte overtreffen3 maar in ’t Jaar 1766 ontftondt een gewel \dige Vuurbraaking van dien Berg ‚ wan- neer Fr or DRYEFSTEENEN. 231 meer hy Puimfteenen van drie Ellen omtreks 1, en zwaarte Zeilfteenen , uit eene dikke zwarte EE | Vuvrige Zauúdkolom uitwierp , die eene, Rivier goorr. verftopten ; ja de Zee, daaromftreeks , was ‘er „STE, ter langte van dertig Mylen, zodanig mede bee dekt, dat de Visfchers - Booten naauwlyks daar op vaaren konden,” Een Wolk van Zand ver- fpreidde zig byna over ’t geheele Eiland en op het laatfte gaf hy ,„ na het uitgulpen van een geweldigen Lava-Stroom, een dikke Water- Kolom uit. Dit alles was niet gefchied dan met geweldige Aardbeevingen en een fterk ge- druifch, als van Donderflagen, die het gehee= le Eiland deeden beeven. ’t Gemelde Zand iseen foort van fyne Asch, eam zwartachtig van Kleur en zo doordringende , de de Ae dat zy overal influipt , de Betwaren bederven. de en het Gras oneetbaar maakende voor het Vee, Evenwel wordt het Land, waar op zy piet te dik gevallen is, ’er vrugtbaarer door gemaakt., Profesfor KRATZENSTEIN nam de volgende Proeven op die der laacfte Vuure braaking. De raauwe Asch werdt maar flaauw , doch fterker, hoe langer zy over een Kolen Gloed gehouden werdt, van den Zeilfteen aan- getrokken. In een gewoon Smeltvuur ziet men opde Oppervlakte maar eenige blyken van Smelting. Aan Water geeft zy naauwlyks eeni- gen Smaak en maakt, door bygieting van ’ Afkookzel van Galnooten, geen Inkt. Hier uit leidt die Heer als Gevolgen af : 1. Dat dit Stof | uit UL Deer, IL, STUKe VI. Pursex dMolarise __Molen- (teen. 432 PUIMSTEENEN # vit eene Vuurbeftendige Vzerhoudende- Aarde * beftaat , welke grootendeels haare brandbaar- heid vain hebbe : 2, Dat ’er geen door Zwavelzuuren opgelost Yzer in vervat zy: 3. Dat evenwel zulks plaats heeft in andere As- fchen , elders uitgeworpen: 4, Dat, eindelyk , dezelve grootendeels beftaa- uit Puimfteen- Zand, ’* welk met een klein gedeelte Yzer- Aarde vermengd is en zynen oirfprong, ver” moedelyk , uit een verbrande Zwavel-Erts genomen heeft, (6) Puimfteen , die Steenachtig hard is en Aschgraauw, Aanmerkelyk is ’t, dat gedagte Deenfíche __Natuurkenners , die reeds waargenomen. had- den , dat de Strand-Rotfen van Ysland allen gefmolten Steen zyn, en dat, onder de Geberge ten van dat Eiland, zig dikwils een geregelde Laag van Lava bevindt; die Stoffe vergelyken by de Molenfteenen van den Ryo. Deeze ko. men overvloedig voor by Niedermennich, in *t Aartsbisdom Trier , alwaar men ’er Steen. groeven van heeft en een groot vertier is van dezelven , zo naar het Brandenburgfe als de Nederlanden , Engeland en de meefte Noord= | fche (6) Purmex Saxiformis cinereus. Sy/t. Nat. XIT. Gen. 476 Spe 6 Lapis Molaris Rhenanus, CRONST, Jim, 6. 204. Pee or DRAFSTEENEN, 233 Sche Ryken, Zy vallen evenwel ook in Bo-, an heme , Loodgraauw en Yzerhoudende, op de Evi Euganeifche Bergen by Padaa in Italie, by Hoorne Altbreifach in Brisgau, en, volgens den Heer STUK, Baron vAN DIETERIiCH, zou de zoge. Melenfieens naamde Keizers-Stoel daar uit beftaan. Op de gemelde plaats, in het Trierfche , legt deeze Steen- aart by de vierentwintig Vademen diep onder de Oppervlakte des Aardryks , op een bodem van digte zeer harde Lava. De Aarde en Zand- Beddingen , die dezelve bedekken , bevatten veele Puimfteenen en andere voorte brengzels der Vuurbergen; gelyk de Steen zelf vol is van graauwe en witte Schuurfteentjes , zwarte Schirl- Naalden , bruinroode Slakken , als ook witte en groene Glazige vlakken. De Kleur is zwart ‚ doch {peelt wat in het graauwe. Hy geeft aan ’t Staalflag eenige Vone ken 5 zynde vol grooter en kleiner Holletjes en Gaatjes, dikwils rond, ovaal of zeer lang- “werpig. In fterk Vuur barst en fpringt hy ge- weldig. Met een hard Lighaam daar op flaan- de, geeft hy een doffen Klank, Van den geleerden WALLERIUs wordt, op het gezag van den Heer GuerrTaRD, die, zo hy meende, deezen Steen wel onder- zogt zou hebben, dezelve onder de Kegyftee- nen Petro - Silex opacus , variis foraminulis inordinate diftincs tus. Petro-Silex Molaris. WALE. Syf?, Min, 1. p. 2820 P 5 IL DEEL. IL, STUZe 234 Pur MSTE ENEN I, nen geplaatst; hoewel hy bekent, dat dezelve Arprer. veel naar de Slakken der. Vuurbergen gelyke. pee Maar, als men op. zyne legging ag: geeft, en STUE.- „Op de overeenkomst, die hy heeft met de Molenfleen. voorgemelde Yslandfche Stoffe, buiten twyfel van Vulkanifchen oirfprong; zo kan men hem niet dan onder de Puimfteenen pldatzen. Op dat Eiland, immers , bevonde men het onderfte dier Stoffe zo hard, dat het naauwlyks te bez werken ware. Het is de fynfte Soort van Lae va, wordende derhalve ook in de Vuurbergef , mooglyk uit gefmolten of verharde Zandfteen ; geboren (e). By Koblentz , Andernach, en daar omftreeks „ is „het een der gewoonfte Bouwfteenen, hoewel hy meer bekwaam is tot Trappen en Stylen , dan tot Schoorfteenen en Bak- Ovens, wegens zyn barften en fpringen door het Vuur, Graauw. Van ouds is hy reeds bekend: en in gebruik feen, geweest, gelyk nog heden , tot de Steenen van Koornmolens. De Laagen, die ’er op leggen, ongevaar vyftien. Voeren diep , leveren den Graauwfleen ait, die nagenoeg van den. zelfden aart is , gelykende naar Wormfteekig Hout, of. raar een ligte-vooze Slakke. Deeze vereé- pigt zig ligt met de Kalk, en wordt veel ge- ruikt tot het opmetzelen van Muuren en Kel ders. By (0) Or Ars. und Pov. Reife durch Island „IL. Th. p. 173. Zie ook RaANouw » Naruturs en Konst- Kabinet Vil. De — Aug. -- Dec. 1722, bladz. 122 , 127 (P) GMELIN Nazur- Syfiem. IV. Theill. pag, 2Iâe or DRYFSTEENEN. 235 By Bell, insgelyks in het Trierfche, wordt í, eén Steen gebroken , die naby en onder Laa- Arprets geh van Traslegt, met welken hy van eener- oost: tey zelfftandigheid is, hoewel niet met Gaatjes sro: zynde. De Heer Cotrini befchryft den- nak-Oven- zelven als een mengzel van veelerley kleine S* Steenbrokjes, eenige Blaadjes witte of zwarte Glimmer , eene fyne geele Yzer- Aarde, en enige zwarte Korrels , die aangetrokken wors den vanden Zeilfteen. Hy is vol kleine fyne Sneeuwwitte Cirkelronde Vlakjes , en weder. ftaat de werking des Vuurs hardnekkig , doch met den Brandfpiegel komt ‘er wel haast een Gat in , waar uit Vonken en Vuurftraalen fchie- ‘ten en op % laatfte verandert hy ín een zwar- te, glanzige , Glasachtige Slakke met een rooden zoom. Uit de Grond komende, ldat hy zig tot Vloerfteenen en lange Bladen , die gepolyst kunnen worden, houwen. Men gebruikt hem voornaamelyk tot het maaken van Bak - Ovens “en by de Franfchen wordt hy deswegen Pierre a __Four geheten. Misfchien zou deeze hier ook kunnen behooren (#). e (7) Puimfteen , die Glasachtig is, niet po- yi ade TEUSa \ wone x s …Vitress. Hie Glas. | Achaat. (7) Pumex Vitreus folidus. Syff. Nat. XII. Tom. IL, Gen. 47. Sp. 7. Achates Isiandicus niger, CRONSTEDT, Jin. 6. 293. Vitrum fosfile. VAND, Therm. s. Porus Igneus Lae pideus (olidus Vicreus, Warm, Sy/2e Zlin, Me pe 373 ILL, Deer, II, Sruz, 236 -PUIMSTEENEN 1 ‚Hier onder begrypen wy die Steenen, wel ‘Arpzer- ken in ’t algemeen Glas- Achaat genoemd wor- XVII den, om dat zy zig als cen Glasachtig Achaat rd vertoonen, en fomtyds gegraven of delfbaar Glas Glas. Men betrekt ’er toe, in de eerfte plaats, chat. de Yslandfche Achaat , aldaar, Rafetinna ge- naamd, en verder den Ravenfteen van Honga- rie, als ook de Pierre de Gallinace der Fran- fchen, uit Zuid-Amerika , ja zelfs den Obfi* _diaanfchen Steen, waar van Pr 1Nius fpreekt: welke altemaal Vulkanifche Produkten fchynen te zyn, van eenerley natuur, Dus vindt men deeze Glas- Achaat zo wel in de nieuwe als in de oude Wereld, in de koud- fte niet minder dan in de heetfte Lugtítreeken. Een geheele Rots, daar van, legt negen Mylen van Quito , in het Peruviaanfeh Gebergte, al waar hy ook voorkomt , omftreeks de Vuur- bergen, daar ín zynde, By Napels en op vere fcheide Eilanden en Kusten van Italie : aan de Karpatifche en andere Bergen van Hongarie, paar den kant van Sevenbergen „als ook by To- kay, daar de gedagte heerlyke Wyn valt: by Egra in Boheme 5 zelfs in Saxen, in ’ Wur- tembergfe , en aan den Rhyn , alwaar de-be- fchreevene Molenfteenen breeken , komen ’er Stukken van voor, eee Meest , echter, is die van Ysland berugt, waar van ik een fchoon Stuk heb bekomen; de zwatte paamelyk , die ’er zeldzaam voorkomt in de Zuidelyke deelen; doch de witte is nog zeld- er DaYrsSTEENEN. 237 zeldzaamer , en gelyke veel naar Kryftallen. vr, Hier van vindt men ’er meest maar, die tot ÁFDEELs | Knoopen kunnen dienen , fomtyds wat bruin- 5 oorpe achtig, altoos doorfchynende. In de Noordeesrux. lyke deelen valt de zwarte op verfcheide plaat- Gtas- fen , fomtyds in groote ftukken, doch is nie fehaate overal even glad en fyn (q). “In % algemeen is de Glas- Achaat een Stof- fe, die zeer veel naar Glas gelykt of naar ‚ Slakken van Lood, hebbende een eigen Glans, zonder polyfting; doorzigtig, en zo hard, dat Zy aan ’t Staalflag vonkt ; broofch en Schulp= achtig breekende, Dikwils komt zy met de Lava, of in dezelve, ja fomtyds aan dezelve gekleefd voor, of ook , gelyk by Egra in Bo- heme, flegts op Schiefer aangevloogen of Tap- vormig, als aan den Vefuvius. De gewoonfte Kleur is zwart , donker zwart of Pekzwart; fomtyds met ingeflootene witte Schirl-Granaa-- ten, of kleine groenachtige Steentjes, die uit korte dikke fpreidende Straalen beftaan. In dunne Schyven is zy meest groenachtig en doorfchynende , dat fomtyds ook in groote Stukken plaats heeft, by den Vefuvius: fom-= tyds als verglaasd over zwarte Lava ,of groen en Bladerig aan de Kust van Algiers. Ook valt zy by den Vefuvius dikwils graauw, of zwartachtig graauw , met veele kleine witte Schirl- (4) OLAEs, und Pov, Reifs durch Island, II, Th. p‚ a2 74e 1 Daz. II. STUKe 23% _PurimsTEENEN Ie Schirl-Staafjes of Sterretjes: wit by Egra-ëù ET op Ysland, als ook Hetmelfchblaauw , met zes Hoorpe kere Yzer- Slakken , overvloedig in de V ulkani- STUK. _fche Strecken van het Venetiaanfch Gebied. In deler dat van Florence bevat zy grofftraalig Spies: glas. Op ’ Eiland Ascenfion komt zy ook; volgens OSBECK, voor. De Juweliers betrekken deezen Steën tot de Achaaten: Eenigen fchyneú ’er den Gagates3 of zwarten Barnfteen, mede te verwarren. Op Ysland vindt menze beiden en zy fchynen alz daar byna den zelfden oirfprong te hebben (r): Hier van komt het, dat fommigen zeggen; dät de Glas-Achaat ondoorfchynend is en ges polyst kan worden (s). Dit zelve wordt van den Obfidiaanfchen Steen verzekerd. De In- diaanen, in Peru, gebruiken den Raávénfleen (&) : 3 die aldaar valt, tot Spiegels, en de Opgezetes nen der Eilanden in de Zuidzee fcherpen met driehoekige Stukjes, daar van, de punten hun- ner Pieken en Pylen , zo ForsTER verhaalcs LEHMAN vermoedt ; dat dezelve uit te famer gefimoltene Asbest en Amianch, of Pluim-A- lain, beftaa 3 aangezien die, door den Brand: iplegel , in zulk Glas veranderen ; en dat dé Yzer: >) ÓrL. und Pov. Reife p als boven. 1. Th. pe 15 Se (s) BRUCKM, von Edelfteine. I, p. 233o | (2) Dar is de Pierre de Gallinace, das naar een Soort va pwarte Raaven, in ’ Spaanfch Galilinaza, misfchien ge- Raamd, waar mede de vslandíche naam fchynt overeen te ftemmen: oF DRYFSTEENEN. 230 Yzerfteen te Olonitz , die in dergelyke Berg- L, dn 5 FDEEL; fteenen legt , gewoonlyk zodanige Slakken xviu, geeft. Hoorp- STUK, (8) Puimfteen, die Glasachtig is en uit Kor- YE Lone ____rels beftaat. A Perlacease Faarflakke, ‚Niet alleen op het Eiland Ascenfion , maar ook te Pozzuolo by Napels , komt zulk een Slakke der Vuurbergen voor, welke men dess wegen Paarlflakke tytelt. Dezelve beftaat uit louter witte en groenachtige Glas- Korrels 4 welke zig, toer zy nog door de Hitte week was ren, aan elkander fchynen gelymd te hebben, Derzelver oirfprong is duifter te raaden. (9) Puimfteen , die naar Metaal lakken ge. 1x. Uykt, mike dVde Die Stoffe, welke gewoonlyk Laya genoemd wordt, behoort zekerlyk ook tot de Samen groeizels, door Vuurbergen voortgebragt : hoe. wel zy van onzen LiNNEUs niet in aans merking fchynt genomen te zyn. Ik maak ’er derhalve deeze nieuwe Soort van , op ’t voet: ípoor " (8) Pumex Vitreus granulatus, Syft, Nat. XII. Tom. HI, Gen. 47. Spe $. Scorie conftantes Globulls ‘Vitreis conglg= __meratis. CRONST. Min, 6 296. (9) Pumex Scorias Metallorum referens. Mibi, Porus Ige meus, Lapideus , facie Terreftri aut Scotiaceâ » folidus, Lava, WALL. Syt. Min, IL. p. 377. ‚EL Deer. II, Sruz. IL. ArDEEL. XVIII Hoorp- STUK Lava. 49 TT PUIMSTEENEN, ° {poor van den Hoogleeraar GMELINs met de bynaam van de,voorgaande , als hier beter pas= fende, W ALLER Us zegt, dat zy van Aard. of Slakachtige gedaante voorkomt ; doch; alzo de Metaalflakken dikwils ook iets Aatd- achtigs hebben, kan onze bepaaling ftand hous den, } Het is éene vry algemeene eigenfchap der thans bekende Vuurbraakende Bergen, dat zy na het uitwerpen van een geweldigen Rook en daar op volgende Vuurvlammen , Áfch en Puim- fteenen „, of ook onder hetzelve , een Stroom van Lava uitgieten. Dus noëmt men een Stof= fe als gefmolten en gloeijend Metaal, welke, * zy uit den top , of uit de zyden of uit den voet des Vuurbergs , door Spleeten eù Gaten ; welken zy zelfs maakt, uitbarst, en langs de Aarde vloeit; alles, wat brandbaar en verniel: baar is , wegruiimende én medefleepende. 't Duurt lang eer deeze Stoffe hard en nog langer eef zy koud wordt 5 ja de bovenfte Oppervlakte reeds tot zulk een Korst geworderi zynde, da men ‘er over gaan kan , is het onderfte nog zo week, dat men ’er een Rotting in kan ftee- ‘ken. FERrgBER bevondt de Lava van den Ves fuvius, omtrent een Jaar na de uitbarfting , nog voor de Hand onverdraaglyk heet en rooken= de (y), Verhardende bekomt zy éen oneffé. | nes { (w) Brief: aas Valschiand, Prag. 1773. pe 15% OF DRYFSTRENEN. 24t ne, Blaazige , dikwils gegolfde Oppervlakte VAF AFDEEL? naar binnen dichter en gemeenlyk vol Schirl. “sey, Kryltallen, die fomtyds als de geheele zelf. goorps ftandigheid der Lava uitmaaken, in de gedaansSTUKe te van’ groote Bafalt-Staaven. Dus legt zy #2 zig, naar den loop des Strooms, of op de zy- de en den voet des Vuurbergs, of op de Vlak: ten daar beneden , of dringt tusfchen de Aard. lagen in, en ; tot in Zee geloopen, vormt zy fomtyds Kaapen of Voorgebergten , waar van men voorbeelden op Sicilie heeft, of bekleedt den Grond der Zee, De Rotfen, rondom Ys- land, beftaan op veele plaarfen uic zulk eene gefmoltene en verharde Stoffe. Op dat Eiland komen ook menigvuldige Holen voor en Spe- lonken, door de Lavaby ’ uitloopen gevormd 4 welken men thans gebruikt cot Schaaps- Kooi: jen. Hier toe betrekken wy ook het berugte Honden -Hol in het Napelfche , en veele ande- ren in Italie, Rivieren zyn fomtyds door zuik een Lava-Stroom verftopt geworden, Wie wèet hoe veele Rotfen en Eilanden, in de Oce: aan , door zulke Uitbarftingen ontftaan zyn. Op het Eiland Tahiti, in de Groote Zuidzee; “immers, komen geheele Bergen van Lava voor; van welken weder Brokken , door Aardbeevin= gen waarfchynlyk , afgebroken Zyn. Dikwils vindt menze met geheele Laagen Aarde, Asch of Steenen, die ’er naderhand opgeworpen zyn; bedekt. In hardheid komt Zy veel met de Keizels zeifdane | ov er. ighei e IL Deer. Il, STuKs 242 PuIMSTEENEN 1. overeen , des menze ook tot Straat- Steenen gr gebruikt in Napels en andere Steden van Italie, Hoorp Zy is, nogthans, meer of minder Spongieus en sTUK. _Yzerhoudende; doch dit verfchilt naar de plaat= _ Lava. fen zeer. Op Ysland wordt zy aangemerkt als gefmolten Steen. In Italie fchynt fommige Lava van eene Vitrioolifche natuur te zyn; de« wyl zy in de Lugt verweert tot een witte Kley, en men ‘er fomtyds binnen in een dergelyke Stoffe vindt, ja ftukken die half Lava zyn, half Kley. Op de Oppervlakte fublimeert zig; twee Maanden na de uitbarfting , een menig- te wit Armoniak- Zout (wv). Niet onwaar- fchynlyk is *, dat veelerley Kley « Soorten , die men omftreeks de Vuurbergen vinde, daar uit ‚ door langheid van tyd, gefprooten zyn. Wanneer men den onuieputbaaren voorraad der Natuur in aanmerking neemt , begrypt men ligt, dat de verfcheidenheid der onderaardfche Stof. fen en de verfchillende menging derzelven , hier in een groot onderfcheid moeten maaken; ge- Iyk wy pu zullen befchouwen, werfchil- _ Sommige Lava is zo ligt , dat zy van het EE: Landvo!k tot Dak-Gewelven gebruikt wordt, gelyk de bruine die by Egra in Boheme valt , als cok de roodachtige , die tevens voorkomt by den Vefuvius en elders in Italie ; of ook graauw „ blaauwachtig en zwart als een Yzer- flak , (zu) FERDERS Brieft als bovene kad ed or DRYFSTEENEN, 248 flak ‚ gelyk- menze meest in “het Waldekfe, Hesfifche en in Boheme, vindt. Ín ’t algemeen Arrzars is de Lava van den Berg Ethna ligter en poreu- XVII. zer , dan die van den Vefuvius. Op meerder diepteiszy, omftteeks de Vuurbergen. gemeenlyk digter en vaster, klinkende als Metaal, Zelden komt zy witachtig voor, gelyk in Nieuw Span- jes en wit op de Euganeifche Bergen. Rood als Porfier , bloedrood of bruinrood , valt zy al- daar , als ook: by Bergamo , alwaar men die Sarres heet. Rood, wit en graauw gefprenkeld valt zy tusfchen den Berg Fíascone en Aqua- pendente, Ik hebze, in groote ftukken , blaauw. en roodachtig „ afkomftig uit den Vuurberg van Ternate , een der Molukkes, en die La» va, by Hoorn in Noordholland gevonden , waat van ik te vooren fprak Cx), heeft dergelyke Kleur. De geftalte is zeer onbepaald , doch fomwy- len komt. zy voor, als onvolkomene Schaalige Kogels ‚ die van binnen geheel ledig, of-aan de zydwanden met halfdoorfchynende , lange Straalige , witte of Amethystkleurige, gefpicfte of ftompe, Schirlkryftallen bezet zyn. Om den binnenften Mond wan den Vefuvius vindt men ze als een Tros Druiven, of Takkig als Ko- raalgewasfen geftold. Zeer dikwils vormt zy tegelmaatige Bafalt- Kryftallen, Zeer dikwils ië Cx) In ’t voorg. Suu , bladz, 47. ft) kend UI, Deer. Ïl, St ux, Hoor STUKe Lavâ. Geftaltë: 244 PUIMSTEENEN 1. is zy vol witte, geele , groenachtige, groene Er of zwarte , doorfchynende Schirlftippen , Schirle Hoorn. greintjes, - Blaadjes , - Naaldjes , « Staafjes; STUK. en voornaamelyk Schirl- Granaaten , die ligt Lava. verweeren tot een wit Kleyachtig Meel. In de Diftrikten van Verona , Vicenza, en elders in t Gebied van Venetie, als ookop den Berg Al« bano, bevat zy fomtyds kleine Keytjes, van veelerley Kleuren , wit , groenachtig, groen, geel , rood, zwart of bont, die in Italie voor Edele Steenen uitgevent, en by 't Gemeen ge- dragen worden: In de Asch- Heuvels by Vi- cenza bevat de Lava dikwils Chalcedoonach- tige Steentjes, kleiner of grooter, welke fom- tyds cenig Water bevatten , behoorende tot de voor befchreevene Warterfteenen (y). vermen- Dus van de zelfftandigheid , Kleur en Ge. gingen. ftalte , waar in de Lava voorkomt, gefproken hebbende, zal ik nu acht geeven op derzelver vermengingen. Aan den Vefuvius is zy dik. wils met een Soort van Mos bekleed, voerende ook fomtyds , daar zy de kloven der Kalkber= gen opvult , Ertfen met zig. Dus vindt men groff{traalig graauw Spiesglas, in t Gebied van Florence; in ’t Venetiaanfche ryke Yzer- Ade- ren, Lood- Erts en Blende, in Lava en in Ber- gen, die half uit Lava, half uit Kalkfteen be- ‚ ftaan: ook Koper-, Zilver-Erts, Kies en Bruin- fteen (y) Zie bladzyde àrz. hier voor. or DRYFSTEENEN, 245 fteen in ’ Diftrikt van Vicenza. Somwylen 1 heeft zy aldaar een gantfch Vlot van Steenko- AFDEEL. len ingeflooten , of brokken van Ley, Puim- pede fteenen , Kwarts en Glimmer, of Marmer, of srux. gemeenen. Kalkfteen , of Verfteende Zaaken. Lava Dikwils vermengt de Lava zig ook broks-, Aders- of Korrelswyze, met andere Aard- cn Steen= Soorten ‚ waar uit dan veelerley famen- geftelde Steenen , inzonderheid Granieten en dergelyken Rotsfteenen , oncftaan. In Italie zyn daar van overvloedige voorbeelden. Ook bee zit ik een Stukje graauwachtige Lava van Frank- fort, dat zeer aartig is , met gevitrifieerde Kwarts. | _ Een byzondere opmerking verdient hier nog _Lavavan de Lava van Ysland , aldaar Hraun genaamd ici of Ruïnen, dat is , eene verwoesting des Aard- ryks. Het gantfche Zuidelyke gedeelte des Ei- lands beftaat uit eene Laag van Lava, eenige Voeten. dik , byna op' gelyke hoogte als de _ Zee; die met een Laag Steenen is gedekt, waar op dan de Vrugt- Aarde legt. Het Westelyk gedeelte is met Klippen van dergelyke Stoffe omringd „ vol kleine Spaath en Kwarts- Kry- ftallen. Op zekere Heide , daar in, legt een geheele Dyk van Lava, waar op gefteegen _ men, naar’t Noorden, zeven zogenaamde Aard. brands Schoorfleenen. ziet ‚ van gefmolten Stee gen, die aan de buitenzyde zeer ruuw, fcherp en van donker Afchgraauwe Kleur , inwendig hol en als verglaasd zyn. De grootfte is driee en- UL Deer. II, STUK, 246 PuriMSTEENE NN” T. _en-dertig Voeten hoog en agt Voêten breed’, eN met eene Opening van drie Voeten, en een Hooep. open Bodem. Niet wer van daar zyn twee STUK. helder roode Bergen , ook door Aardbrandonte Lava. fran, veel gelykende naar de Grond-Lavädes Eilands voergemeld. Hier in komen helder doorfchynende ftukken Kryftal, of liever Glas, voor,. Elders vindt men daarin Chalcedoon- en Zeolith- Nieren, De Kleur der Lava- Klip» pen, aan ’ Strand, is zwart of rood ‚doch ook paarfch „ blaauw- of geelachtig, Op” *c Land vindt men geheele Streeken van Lava, die zig groenachtig bruin vertoonen: *t welk komt van het Mos, waar mede zy door den tyd begroeid „zya: de nieuwf{ten zyn overal zwart, De Op- pervlakte is zeer ongelyk, en op fommige plaatfen tot wonderlyke figuuren gevormd: zo dat zy als Beelden van Menfchen en Dieren vertoont (2). De verandering van Kleur, in db Lava, ontftaar buiten twyfel uit de verfchiilende Me- taaldeelen ‚die, door % onderaardfche Vuur tot vloeijing en gloeijing gebragt, alle andere fmelte baare Stoffen aangegreepen, Aard en Steenen tevens medegefleept , of ook door Zouten vloeibaar gemâakt hebben 3 maakende dus een nieuwe Steen -Soort „ of gefinolten Steen, die digt, zwaar en dhc nan iss dorktais niet= (2) OrAzs.; and PovErs. Reife durch Esland , als bor ven. or DRYrFSTEENEN, 247 __miettemin poreus, en door een fterk Vuur nog veranderlyk, tot een zwart of bruinrood, on- doorfchynend Glas, Dit zelve Werk volbrengt de Natuur, door een fterker branding , in het vormen vân ’t Yslands Achaat, hier voor be- fchreeven (a). In Italie, voornaamelyk te Padua, Venetie en Rome, gebruikt men de Lava, tot het pla veijen der Straaten, Bruggen en Wegen, tot de Fondamenten en andere deelen der Gebou- Wen ; zelfs waren de oude Steden , die men onder den Grond heeft gevonden, daar mede L ÁFDEELe XVI. HOOFD= STUEe Laus Gebruik, geplaveid en-’er grootendeels van gefiicht, Ook zyn de Tempel van Jupiter Ammon, de Brug van Caligula en meer andere Gedenktekens der Aloudheid , daar van gemaakt. Men maakt ’er hedendaags insgelyks gebruik van tot Beele. den, en zelfs tot herftelling der oude gebroke- ne Beeldzuilen van Orientaalfche Bafa't,ì gee. vende 'er dan den naam van Occidentaalfche aan. Eenige Steenen Bruggen daar van komen by ‘Albano, in-de Kerkelyke Staat, by Napels dan ’ Strand op den Weg paar Pozzuolo , ter regter hand, als. ook tusfchen Portici en Pompeja, voor. Gemeenlyk wordt zy in lang- werpige vierkanten gehouwen, en dus naar afgelegene plaatfen vervoerd (b). | | Dus, (a) Zie bladzyde, 236. (}) Dus blykt klaar , dat de Lava veel overeenkomst met Qs mn MIL Deer, U. STUK. 248 STAEMNCTAETEN L _ _Dus,de Steenige Samengtoeizels, door Vuur,’ AFDErL, mu b xvin, befchouwd hebbende, gaa ik over tot die door Hoorp- Water en uit hetzelve, voortgekomen zyn. 6TUK, SSSSISISSISISSSI SISSI: XIX OO RDS Tak Befchryving der STALACTIETEN of Drur- OSTREENENs dat Samengroeizels zjn uit Wa- ter in de Lugt geboren, en dikwils hangende, doch ook van den Grond opryzende: van ver< fchillende aart en hardheid , Kalk-, Zandig „ Marmerachtig ‚ Gyps-, Spaathig en Metals lyn: waar toe ook de Overkorftingen der Bas den en andere Wateren , die van Rockanje ‚ enz: zelfs de Zeolithen of Schuimfleenen, en de Bafalten , die zig als Kantzuilen vertoos ven , belrokken 297, DD het Water, zo als men het Natuurlyk heeft, meer of min met vreemde Stof. fen is bezwangerd, heb ik bereidì cmftan- dig de Steenen heeft, doch niettemin van de Rotsftecnen (San xa) aanmerkelyk verfchiit , waar mede zy elders byna ver- ward wordt „ en dat alle Samenfiellen der Mineralas gie, die voor het jaar 1774 bekend waren , ten. dien op- zigte moeften verbeterd worden , als welken geene bran- dende Bergfloffen erkennen zouden; gelyk de Heer Raser fchryft (Holl. Maatfih. XVI. D. 2 STUK , bladze 380.) fchynt my oen wonderfpreuk, Linneus hadt reeds, voor den jaare 1748, van Steenen door Vaar geboren gefproken en Cron- STEDE zo van den Paimfteen’, als van den Molenfteen , het Ys 4 DRUPSTEENEN. 249 dig aangetoond (c). Maar byfter groot is het verfchil in deezen. Meestendeels bevat het veel Ae Keuken - Zout; gelyk die onmeetbaare{ Oceaan, 1aaoss: bier en daar, wie weet hoe ver, in ’c Aard- srux, ryk dringende , en dus dikwils de oirzaak der Vuurbraakende Bergen , welken men meestal vindt in de nabuurfchap der Zee. Op Ysland fpuit de Hekla, na dat de Vuurftoffen uitgee worpen zyn , geweldige Waterftroomen, die veel Zouts overlaaten. Ik zwyg van de me- nigte Zee-Zouts in het Water van binnen- Jandfche Zoute Meiren en van de Kaspifche Zee, Dat ’er veele Zouten van anderen aart in de Natuurlyke Fonteinen en Bronnen zyn, blykt uit de Mineraale Wateren , die of Ví- trioolifch of Loogzoutig bevonden worden, doch gemeenlyk ook Mineraale, en inzonder- heid veele Kalkachtige of Aarddeeltjes bevate ten , welke als onzigtbaar in dezelven zwee= ven, en zelfs voorkomen in het allerzuiverfte Water, Dus vindt men op Ysland Natuurly- ke Fonteinen. van brandend heet Water, onder _andeten één. » de Geyfer genaamd „ dat is de Grim. Yslandfch Achaat en Naruurlyke Metaal. Slakken : om van WALLERIUsS geen gewag te maaken , die reeds in * jaar 1747 ‘een Porus Igneus, onder de Delftoffen , befchreef, „Maar wil hy zeggen , dat ’er meer Steenen tot Produkten der Vuurbergen te ftellen zyn , dan men voorheen gedagt heeft; zo kan ik het , hoewel mooglyk niet in die uitge. breidheid , toeftemmen. (c) Zie ’t voorgaande Stuk , bladz, 10, Qs 08 te IL, Srux, D | # 250 „STAHACTIETEN » 1 _Grimmer, die, by wylen, een Kolom van Wa. (niet: ter 3 doodregt uitgeeft, wel drie Voeten dik Hoorp- en meer dan zestig Vademen hoog. Dit Wae STUK. ter, zo wel als dat van de menigvuldige hee-. te Baden daar omftreeks , verkoeld zynde zuiver , helder en drinkbaar, heeft eene zeer Verfteenende hoedanigheid; zo dat niet alleen de rand van het Bekken „maar alles dat men ‘er in werpt, met een Steenige Korst- overe toogen wordt (f}). | Zytebben . Deeze eigenfchap des Waters komt hier Bere thans in byzondere aanmerking.:-a!zo zy ‚de met de Oirzaak is van de StnlaCtieten en Tuffleenen , iid waar van onze Ridder twee Geflagten maakt 3 terwyl WarLLER ius die beiden. begrypt one der den naam van. Porus ‚ en ze alleen’ door den byraam. Agueus van de, Vulkanifche Pro- dukten onderfcheiat. Het zyn: Lighaamen van zeer verfchillende zelfftandigheid, Zandig ; Kalk- , Spaath- Oker- of Mineraalachtig ; wese halve de Heer Gur TTARD die tot de byzon= dere Klasfen , waar mede zy in aart overeen- konmsen , betrokken wilde hebben, Wat reden is’er meer, vraagt hy, om dezelven , wegens de geftalte „ daar van af te zonderen, dan om een Beeld , Muntíftuk of iets anders van Me- taal , niet tot hetzelve te betrekken(g) ? De manier van grocijing onderfcheidtze zekerlyk , Wd ida C° (Ff) OrArs, und PovELSENS Reize II, Theill, pe 246; EnZo : it En Te or DRUPSTEENEN est volgens %t oordeel vände voornaamfte befchty-._L vers der Delfftoffen, XIX. … De vermaarde Gottinger Hoogleeraar V o-Hoorp- EEL verdeelt die Lighaamen dus (4). De Stof- STUK, fe, welke het Water , * zy door kooken of „ Onder- ’ fcheiding door: ftilftaan., aflegt, allengs verhardende , door vo« noemt hy 1. Tophus of Tuffteen, die men ““= rond , Kegelvormig , Pypig en fomtyds digt, fomtyds poreus vindt. Dit gefchiedt , voornaa- _melyk, in de warme Baden, alwaar zodanige Tuffteen voorkomt van allerley Kleur 3 ook op den Grond der Zee. Men windt ’er veeler- ley Lighaamen, zo uit het Dieren-als Planten Ryk ‚in vervat en {ommig is zo hard, dat hy Zig polyften laat, 2. Dropfteen , Sinter, Sta- lattiet , zegt hy , wordt die Tophus veheten , welke in de Lugt ontftaac uit het afzypelende Water. Menvigvulcig is derzelver figuur. Vee- le flukken gelyken naar de Yskegels ; anderen, door het druppelen op den Grond gegroeid in Holen of Grotten ; beelden wonderlyke Zaa: ken. In de Grond, zelfs, kwamen van dit drup- pelen die geftalten voort, welken ‘men Erwten. en Kuitfieenen plagt te noemen; zyide, gelyk d: meefte Drupfteenen, van eene Kalkachtige patuur, In de derde’ plaats, 3. ftelt hy de O+ verkorftingen (Incruftata), van welken aan. merkelyke voorbeelden aangetroffen worden in de (zg) Des StalaCtites. Alem, de 1754, (5) Mineral Syflem Leipze 1762 NI. Deer, IL, STUK, | 252 STALACTIETEN r. de Zoutkeeten , als ook in veele Bronnen, ins ÄrpzerL. zonderheid die uit Kalkfteenige en Selenitifche des. Bergen komen ; waar omtrent de Verfteening stux. van het Mos zeer aartig is , van ’t welke men by Gottingen aanzienlyke Stukken vindt. Hier toe behoort ook het Beenlym { Ofteocolla) „ be- ftaande uit overkorfte Wortelen. Doch dit is, gelyk hy zelf aanmerkt, alleenlyk een Tophus, die zig om de Lighaamen aanzet : zo dat zy billyk tor de voorgaanden kan betrokken wor- den. | ET Geheidins Ik zal in deezen, gelyk altoos ‚zo veel mooge en Iyk, de verdeeling van La NN us volgen ,die | ‘als tusfchen beiden komt, maakende , gelyk gezegd is , twee Geflagten van deeze Samen- groeizels ‚ welke evenwel , ik beken het, ec- nigszios in malkander, loopen „ zonder dat ik ze ten paauwkeurigfte kan bepaalen. ‚Hy zegt , de Stalaêtites is een Samengroeizel door mida del van de Lugt ; te vooren hadt hy gezegd, een Samengroeizel van het Element der Lugt (ò): de Tophus een Samengroeizel door middel van Water, onder Water : te vooren een Samen- oroeizel van ’c lement des Waters (k). Dit laatfte is zo wel toepasfelyk op de Overkorftin« gen, welken zyn Ed, als de eerfte Soort van Stalattieten opgeeft, als het andere op de Erw- ten, (i) Concretum Aëtis ope. Syl, Nat. Ed, XII. Concr. Elementi Aërei. &y/t. Nat, Ed. Vilt. (£) Concretum Aque ope, fub Aquâ. Sy/l. Nat, XlL Concr, Elementi Aquei, 87/2. Nat. Vall. Deel, PLAAT XXI. fj KN 47u AIIVAAN KI NS CHR Mh HAN \S 5 nd, Hi Ik LAAN SUN NN / ZI (OE VIOS Vn NN NN N ie men, en DJ jb DIN HH) / ETA ZJ 7, 74, 55 or DRUPSTEENEN. 25î tenfteenen, die hy onder de Tuffteenen plaatst, WL De Overkorftingen zyn zekerlyk zo min gefor- Ul meerd door afzypeling of afdruiping , als de roorp- Pifolithen door aflegging van een Zetzel in ’*t sTux. Water. - De Ouden , zelfs Pr iNius en Ae GRICOLA, noemden het flegts Steenige Sa- mengroeizels uit Water of Verhardingen van Water tot Steen; gelyk men hedendaags fpreeke van Verfteend Water, Niettemin zal ik die algemeene benaamingen behouden voor deeze Geflagten. Schoon het woord Stalaêtites van de Ouden niet gebruikt is, dan voor Pyrietifche of Vie trioolifche Stoffen , kan men het nogthans ge= voeglyk op allerley Spaathige , Kalkige en an- dere Samengroeizels toepasfen , mids dat de- zelven dcor zekere zypeling , afdruiping of looping van een Vogt ontftaan zyn, Hier onder zyn ook de Stalagmites en Stiria, die byna hee zelfde betekenen, vervat, In de eerfte plaats ftel ik derhalve die Soort, op welke deeze daam meest toepasfelyk is, naamelyk (2) StalaCtiet die als uit Rokken famengegroeid ae - îs, Spilrond en van Kalkachtige natuur. frillatitius. Afdruipen= Dus algemener maak ik de bepaaling dan ΰ die (1) Sealaëtites Tunicato - Cruftaceus , teres , Calcareus, MMihi. Stalatites Cretaceus , Tunicato - Crudnsa. Apice perforato Natrofo. LINN. Syfi. Nat. Xil. Tom. III, Gen, 48. Sp, 2e StalaCtites Marmoreus Tunicato. Cruftaceus, A HIL Deer. IL Stu. Le Manier van ver- mige 254 STALACTIETE Ne die van WaALLERIUS ‚welke ze hangendé noemt, daar fommigen. als uiet den Grond op: groeijen ; en zelfs dan die van onzen Ridder, die ze te vooren Marmerachtig of als Mar: mer, thans Krytig tytelt. WALLERIUS zegt, dat deeze eigentlyk zogenaamde Stalac= tiet , „, doorgaans , een Kegelvormige doors „> boorde , zelden Pypige figuur heeft , be- ;, ftaande uit on-evenwydige en evenwydige > Rokken; voortgebragt van eene eenvoudige s, of gemengde Kalk- Aarde, in vloeijend Was ‚… ter ingemengd 5 welke „ Druppelswyze met s, hetzelve afzypelende , in de Lugt: of ledige s plaatfen , na ’t wegdampen des Waters s) ftremt, door de onderling aantrekkende kragt s der Deeltjes. Hierdoor wordt het «een ‚> Steen aan Rots of Steenen-aangehecht en kan s> nergens anders gevonden worden ; dan ín », Holen der Bergen of ‘in oude: Onderaardfche 5» Gewelven , met de Punt nederweards gee ss keerd.” Verduifteren , heet dit, ín plaats van ophels deren. Welk Kegelvormig doorboord Lig- haam is niet Pypig? Het hangen naar om laag maakt ook geen Kenmerk uiet: als verder blyke uit deeze naauwkeurige befchryving van de vorming der Stalaêtieten door den Franfchen Akademist GoerrarD (1). | A 5 39 Het pice Natrofiùs. Zas, Tesf. p. 76. N. 2. Stalatites Calca= teus fillatitius „ {ub Stillicidio concretus pendulus. Stirie fosfilis. WaLk, Sy/le Adin, KL. pe 385s Stalaêtites Conifor- ais or DRUPSTEENEN 455 É | ‚ Dr ze van ’* _ h bj Het Water zypelt eha dai elke „ Gewelf ‚eener Grot, Kelder, of overdekte sr, ‚> Geut, en legtop den Vloer var deeze Grot Hoorpe ss de Stoffe af, welke in 't Water hing, en dee- STUK, > ze Stoffe krimpt in een, naar da: het Wa. s ter wegdampt. Zo nu de Druppels fchielyk > op Elkander volgen, dan verheft zig van den ») Vloer een Kolom, Pieramied of Kegel, naar > de veelheid der Druppelen „ of ook naar > derzelver aanhoudende of afgebrokene neer« 2 valling. Zo zy niet menigvuldig zyn , of op s, verfchillende plaafen vallen, dan zullen ’er ‚> Bolletjes uit oncftaan, die ronder , langwer= 3» Piger of platter zyn, naar de minder of 3» meerder fchuinte van den Grond. Hier uit s‚ kunnen zelfs Takmaakingen voortkomen, „> Als Planten van Steen en andere figuuren, ‚> inzonderheid, wanneer het Water langs de ‚, Wanden van de Grot of Kelder loopt, Als > het Water, in plaats van Straalen, een foort ‚> Van Gulp maakt, zullen daar uit vlakke of ;, knobbelige, gefleufde of geftreepte, Plekken s> groeijen, die men altemaal onder deezen naam s, begrypen kan.” In de Grotten heeft het éên zo wel plaats in Groe als het andere; gelyk uit de Afbeelding en be- ten, van 5 5 Kalkber- fchryving van die zo vermaarde Grot op *tEi-gen land mis perforatus. CRONsTEDT Jin. Porus Aqae Stillatieius 8e. WALE. Jin, 329, (1) Mem. de V'Acad, R, des Sciences „de 1754. Tom, Ie p. 30e Eil. DEEL, Il, STUK, 256 -STALACTIETEN 1. AFDEELe KIN, Hooerep. STUKe land Antiparos , door den beroemden Toure NEFORT in ’t voorfte deezer Eeuw bezogt, blykbaar is (m). Hier zag men aan ’t Gewelf een menigte geknobbelde of gefpitfte Klom- pen, met regt nederwaards hangende Steenke: gels van verbaazende langte , fommigen regt, anderen als Festonnen omgedraaid, Op den Grond verhieven zig drie of vier Pylaaren , als Stammen van Boomen , verfcheide Voeten hoog en een Voet dik, Ook waren ’er veele Piera- mieden , opwaatds zig uitbreidende , gelyk Bloemkoo!: onder anderen één van vierentwin® tig Voeten hoogte , met verfcheide kranfen van dien aart. Aan alle kanten zag men als uitge= ftrekte Gordynen en Tafellakens van Steen ; maakende veele Kamertjes in den omtrek van de Grot. Doch die Autheur leidt zulks eer van eene groeijing , dan van eene Waterige neerdruiping af (1). De Kalkachtige Drupfteénen komen meest voor in de Holen van Kalkbergen , hoewel menze ook , by Joachims- Thall in Boheme ; in Schiefer - Bergen , ter diepte van derdhalf- honderd Vademen , aantreft. Op Kandia en verfcheide andere Eilanden in de Middelland: fche Zee, windt men, behalve die van Anti= paros, dergelyke Grotten. Het Baumans-Hol , in Neder-Saxen, is deswegen zeer vermaärd; De (on) Reize naar de Levant. 1. De bladz. 77. (») Hoe kan men echter anders eene arngroeijing der Steenen begrypen, in welken geene verlanging der Vaten Ös E or, DRUPSTEENEN. 257 De Adelsberger Grot munt uit door de af- 4 N fchuwelykfte Beeltenisfen, van Reuzen, Men- XIX fchen , Dieren en Gedrogten , daar in op de Hoorpe gezegde wyzê, maar ’ denkelyk is, gefor- “TUE meerd. Voorts komen in Duitfchland niet al. leen , maar ook in Italie, Spanje, Vrankryk, Switzerland en Groot Brittannie, Holen voor, die meer of min Stalaétieten uitleveren. Zelfs dan de Kaap en in Oostindie , heeft men der- gelyken (vo). Verfcheide oude Bergwerken, die een langen tyd verlaten zyn geweest, of derzelver Gangen „ verfchaffen zodanige Ver- fchynzelen. Maar, behalve de Bergachtige Landen, val- Aan Steen len deeze zeldzaamheden der Natuur , amis een in in oude Gewelven en Waterleidingen van Kalk. Nederland, fteen. Wy hebben dezelven nader, dan men misfchien zou denken. De vlytige Natuur- onderzoeker , de Heer LE FRANCQ VAN DERK- Hey, door zyne Werken over de Natuurlyke Hiftorie van ons Land , als anders , zo ver- maard, berigt ons (p), dat de Drupfteenen al vry menigvuldig in Holland voorkomen, han- gende als Yskegels aan oude Putten, Bruggen en Gewelven, Uit een Put, aan den Leidfen Burg, hadt zyn Ed, ’er gezien van byna twee _Ele of Vaste deelen ‚ door den toevloed der vloeijende Vogten ; plaats kan hebben , gelyk inde Dierenen Planten 2 (0) Zie Rumpn Amb. Rar, bladz. 328, {p) Nas. Hifl,van Holland. 11. D. EL, STUR , bladz, 972, MiDerr, IL Stug, 1, ÁFDEEL. XVIII. Hoorp- STUK. „Zonder= linge Sta- laétiet. Pr. XXe Fig. Ee 255 STALACTIETEN Ellen langte 3 gelyk hy ’er van een dergelyk , dech half zo Jang, de Afbeelding geeft (a). Geheel Pypachtig waren deeze , en van eene Kalkachtige natuur, Eene andere Soort, zegt by, ontdekt men in de Boogern, boven op den, Burg, in de open Lugt. Zo heeft zyn Ed. ‘er cok waargenomen onder san oude Steenen Bruggen 3 geïyk de Vifchbrug te Leiden, de etoote Sluis te Delft , en de Grimnisfe-Sluis hier te Amfterdam. Men vindtze insgelyks E zo hy aanmerkt , aan de Gewelven van Wyn- kelders en op andere plaatfen. Somtyds vers toonen zy zig als eene famengevloeide Kalkache tige Korst , met Golfachtige verheffingen 3 mooglyk naar die gelykende, welken de Heer GureTrTarD afbeeldt, in Grotten van Vranke ryk gevonden (r). Zy verfchillen, merkt hy, aan, in Kleur , naar den aart der Wateren of Steenen, waar zy uit oncftaan , zynde fommi- gen geel, anderen wit, anderen groen of zwart- achtig. De vorming der Pypachtige Drupftee- pen wordt vervolgens door zyn Ed, zeer dui- delyk verklaard (s)). Ik bezit aanzienlyke Stalaêtieten uic het Bau- mans - Hol, van byna een Arm dik en vol. maakt Kegelvormig ; ook kleinere van dien aart, Afchgraauwachtig en geel, uit Yorkshi- re in Engeland, en anderen, van Chaumont in Vrank- 4) Hall. Maatfihappe VIEL. De 2e STUK, Ke Plaat, Fige M. bladz, 28. all or DRurstTeEENEN. 259 Vrankryk, beftaande uit een geheel Sneeuwwit- rz te Kalkfpaath, op een Kalkachtige dunne Korst ÁFDeeLs gegroeid. Maar „ behalve deeze. Kegelvormige , Ham, komt die Stalatiet ook voor in eene byna Cy-sTouma lindrifche en zeer aartige figuur, zodanig dat menze Priapolithus noemt 3; gelyk dat Stuk uit myne Verzameling in Fig. 1, op Praar XXI. afgebeeld, Hetzelve , naamelyk, gelykt der- maate , door de geftalte en dwarfe Rimpels , als ook door de opening aan ’t end, naar ’€ Mapnelyke Lid , dat een ligtgeloovige het- zelve voor een Verfteende Priapus zoud aan= zien: waar by komt , dat het Vleefchkleurig js. Aan ’t agter-end heeft het ook een ronde Opening , als een dunne Pennefchaft, die wel twee Duimen inwaards doorgaat. Voorts ziet men aldaar de Rokswyze famengroeijing dee Stalaftieten, Zodanig is doorgaans derzelver zelfftandig= heid, welke van fommigen Sclhiaalig genoemd wordt, doch zy komen ook Korrelig voor, en fomtyds geheel Spaathachtig , digt en vast ; byna half doorzigtig, gelyk die van Chaumont, voorgemeld ; zo dat zy naar Alabaster gely- ken, ’t welk by fommigen ook voor een-Drups fteen gehouden houdt (2), De meeften kuanen tot Kalkbranden dienen, en men vindt ’er , die. | tog (rv) Mem, de 1754, uts. Pre V. ‚{s) Nat. Hift, van Holl, als boven > bl, 97ge (:) GuETraARD Mem, de 1754. p‚ 126. R a Eil Daer. IL, STuK. 260 ST ALACTIETEN LL tot het fmelten der. Ertfen gebruikt kunnen raft worden ‚ even als de Vloey-Spaathen. edi (2) Stalatiet die bn Lighaamen Korftig r. omkleedt. Stalaltites eraan. Jes algemeen dient de bepaaling te zyn ftende, van deeze Soort, welke niet alleen Planigee wasfen, gelyk LiNnNaus, of harde Lighaa- men , gelvk WaAruErrius zegt , maar ook Dierlyke en die geheel zagt en week zyn, ge- lyk Bladen ‚ Mos en een Bos Druiven, Kor- {tig omkleedt.. Zulke dingen alleenlyk, die in geheel geen Dop, Vlies of vastigheid hebben, gelyk Vleefch, hecht zy mooglyk zig niet aan. Ik zal 'er, evenwel , cie Korst, welke aan de Pypen der Waterleidingen groeit , met den laatften niet toe betrekken; alzo dezelve, vol- gens onzen Ridder , als een Tuffteen der Ba. den, tot het volgende Geflagt behoort. Men kan ze noemen Korstfleen; gelyk men- ze in Duitschland gemeenlyk Sinter heet en Trasfel in Sweeden ; maar die benaamingen fchynen meer te pasfen op gezegden Tuffteen ; daar deeze in zelfftan ligheid mede overeenkom- {tig is, doch in manier van Groeijing verfchilt, | Im- ‘ (2) Sralattites Cruftâ obducens quzcunque. Miki. Stalac= tites Vegetavilia incruftans. Syf? Nat. Xil. Tom, II, Gen, 48, Sp. 1. StalaÂt Cretaceus incruftans. Sy?. Nat, VIII. zor. N. 1. Mus. Terf 76. N. 1 Stal. Argille Calca- ig Hypnuminvolvens, GRONe Sapell, 55e N, 6, Porus A- qus or DRUPSTEENEN. sóf Immers de Ridder zegt van deeze Soort: , op L » Gothland komt zy voor, Mosfen omkorften- Árprer, dezop Oost- Gotbland Takjes van Boomen; ss is een witte broofche Korst , waar mede > drooge en doode Plantgewasfen overtrok- s» ken werden : zo dat men ’er geheele Kabi- ‚netten mede vullen zou kunnenals met Ver- fteende Zaaken; gelyk Picten van Walnoo- ten en honderd dingen meer: voorts met den Juffteen der Baden zeer overeenkom- ss tig, en, even als die, uit Room van Kalk ‚> geboren” (y). | Allermeest komen deeze Stalactieten voor in harde, dat is mec veele Aard- en Kalk- cf ‘Tarterachtige deeltjes bezwangerde en derhalve zogenaamde Werfteenende Wateren. Dit heeft inzonderheid plaats by heete Baden en Zout- werken, voornaamelyk in Lekhuizen, daar het wegloopende Water zyne Aarde aan alle Lig. haamen „welken het ontmoet, aanzet en aflegt, Veele dergelyke Zaaken heeft men nu en dan voor Verfteend uitgevent, Dus wordt veel gefproken van Vogeltjes met Nest en Eijeren verfteend „by de Zoutwerken in Saxen , alsook in 39 gur Cruftaceus circa alia Corpora concretus WALL. Min, 329. Stal. Calcareus Cruftaceus, vel perfe in Canalibus, vel eirca alia Cospora duriora concretus. WALL. Sy/?. Min, Ml. pe 380, Calcarius ex Aqua generarus. CARTH, Jdin, 23. (v) Syft. Nat. XÌt. Tom. Ill. p. 183e HIL Deer. IL, Stux. Ld E > Hoorp= in de Baden allerley Vaste Lighaamen. Hetsrux. Verftee- nende Wateren, 862 STALACTIERTE Ne 1. in de Wateren van ’t Karlsbad in Bohemen; \FDEEL, welke beiden van die natuur zyn, dat »zy XIX, > Det Hoorp. het ingeworpene met een Kalk- of Tarterachtie STUK, ge Korst overtrekken (w). Bovendien heeft die eigenfchap plaats in veeclerley „Bronnen en loopende Wateren of Waterleidingen, waar coor men niet alleen geheele Plaggen Mos, in de matuurlyke Geftalte , met Steenige Stoffe overkorst vindt, maar ook allerley dunnere en dikkere Boomtakjes , Vrugten , Bladen , Plan- ten 5 zelfs Beenders , Ertfen en Metaalen: ja „Werktuigen door Konst gemaakt. Dus zag FrrBer een Ankertouw met Kalktuf overe toogen. Zilver. en Goud »Ertfen , zelfs Steen- kolen , vindt men in Hongarie en Boheme met zulk een Steenkorst bekleed. In Vrankryk gee- wen de Waterleidingen te Arcueil daar van aanzienlyke voorbeelden, waar van ik fchoone Exemplaaren heb 3 als ook «een uitermaate raar, van Takken aan malkander gevlogten Stuk , aanzienlyk groot , uit Spanje medege= bragt, Dievan®t Niets is in dit opzigt beroemder dan de Sm Karlsbad - Wateren in Boheme, van ‘welken Rn zeer fraaije Overkorfte Zaaken , die men ook “wel Verfteeningen noemt, in de Kabinetten der Lief hebberen voorkomen. Doch deze druk- ken, zo natuurlyk, het Origincele uit, dat men @ ’er (w) Zie ’t voorg. I. Stumm, bladz. 224 , 22óe or DRUPSTEENEN, 253 Yer weinig of geene Afbeeldingen van vindt. LL Van het Dierlyke heb ik daar van zeer fraaije nie “=d Rivierkreeften : van het Plantaartige, behalve aoorr. eene zodarig Verfteerde Arcichok, verfcheidesTuz. Takjes met Bladen, die in de Breuk zeer zigt- baar en natuurl;k zig vertoonen, als van Palm €en anderen , dech inzonderheid van Eiken en andere Boomen met Bloem en Vrugt; waar van ik hier een Blad , dat vry natuurlyk is, met een Galappel daar op gegroeid, in Fig. 2, op Praar XXI, voorftel. Aan de agterzyde zyn de middelfte en zyd-Ribbetjes of Adcren dui- delyk te zien. Van waar deeze Overkorftingen , welke op de Breuk zig Kalkachtig en wit vertoonen , die fterke roode Kleur hebben , is zo blykbaar niet. Misfchien zynze , toc fraaïheid , dus geverwd of hefchilderd. Ik vind , evenwel, in de bee fchryving deezer Bronnen , door een Heer, die dezelwen in perfoon befchouwd heeft (4); ‘dat Pleifter- Beeldjes , die men ’er in legt, nâ twee Etmaalen verloops met eene gecle Korst overtoogen zyn. De zelfde uitwerking heeft het Water vandie Bron op de Houten Pypéù en Geuten, door welken men het loopen laat : want , indien dezelven niet drie of vier maas len in een Jaar werden fchoon gemaakt, zou- den zy geheel verftopt raaken, De Hoofd. | Bron (x) Jra. Mines, Med, Door, Zie Phil, Trenfaft, Vol, 1. Pp: 25e RK 4 NI. Deer HN, Srux, ke > ÁFDEEL. XIX, Hoorp. STUK» De Baden befchrees Vene 264 STALACTIETEN Bron zuivert men in dertig of veertig Jaaren eens. Men merkt aan , dat deeze Overkor- ftingen van verfchillenden aart zyn; behooren: de tot den Tufíteen der Baden, waar van ik in ’c vervolg zal fpreeken. De Plaats deezer Bronnen , Karlsbad ge- naamd, is een klein Vlek , ongevaar vyf- en- twintig Uuren gaans van Praag ten Westen, De heete Baden werden aldaar , nu ruim vier Eeuwen geleeden , door Keizer KAREL den IV. , toen op de Jagt zynde , ontdekt ; waar van zy den naam hebben. Het Vlek is, we- gens dezelven, tot gervf der Brongasten , die hect Water in de Zomer komen gebruiken, aangelegd. Twee Bronnen zyn ’er, de eene heeter en kragtiger dan de andere, geevende een Watergulp uit, van zes Voeten hoogte. Deeze is omringd met een vierkant van Muur= werk, door het welke drie Houten Pypen loos pen, die het ín een Bak brengen, waar uit het afgeleid wordt in een menigte van kleiner Bakken , tot de Badhuizen behoorende , die aan de Rivier gebouwd zyn, ten dienfte der Patienten. Het Water is zo heet aan de Bron, dat men ‘er de Hand piet in kan hou- den. In een Glas gedaan, heeft het eene Melkachtig blaauwe Kleur, als een Opaal, en een witachtig Schuim , dikker in de Baden , byna als een Ouwel , en Zoutig van Smaak. Men kan dit ’er afneemen , en dan gebruiken de or DRUPSTEENEN. 265 de Inwooners hetzelve tot fchoonmaaken, zo _L van de Tanden als van Zilver. A Doktor SprINGsrerD heeft in een Ver- Hoorp. handeling over de Karlsbad - Wateren , doorsTux. hem in ’t jaar 1749 aan ’t licht gegeven , uit erge Proefneemingen aangetoond, dat deeze Wate: ren. ren altoos iets Loogzoutigs bevatten. Uit jeder Pint kreeg hy, behalve het onzydige Purgeer- Zout, drie Greinen Alkali, en tien Greinen van eene Kalkachtige Aarde, Hierom bruifchen zy ook op met allerley flag van Zuuren. En zy komen met het van Kalk gee maakte Kalkwater grootelyks overeen. Zelfs ‚heeft men bevonden, dat zy een aanmerkelyke uitwerking hebben op Menfchen Blaasfteenen „ daar in gelegd , die ’er vry fchielyk murw in worden en ontbinden; zo dat menze , met een goed gevolg , tegen ’c Graveel en dergelyke Ongemakken gebruiken laat. Galfteenen, on- dertusfchen , op welken het Kalkwater ook niet werkt , worden ‘er niet door aangedaan, ja zelfs met eene Kalkachtige Korst overtoogen. x Aanmerkelykfíte is, dat deeze Wateren in ’% geheel niet walgelyk zyn, kunnende Maanden lang na malkander gedronken worden, zonder dat het den Patient verveelt, ea dus, door de Jangduurigheid » OOk {trekken tot Geneezing van den Steen (y). Te _ (9) Phil jee Vol, XLIX. P.2, for 1756.p, 355. 5 R 5 UL Daer, IL, STUX. / 265 STALÁCTIETEN ik Te uitvoeriger ben ik geweest in de be- ARE Íchryving der Karlsbad- Wateren , om dat die Hoorp- zo bekende Overkorftingen uicleveren. Men STUK. _vindtze , als gemeld is ‚ ook op veele andere Verfchi] - Ô : der Over. Plaatfen en de Korst is van verfchillende na* Kortingen. tuur, Zuiver Kalkaartig komen zy meest voor in de heete; doch men vindtze Mergelachtig in de meefte koude zogenaamde Verfteenende Wateren 5 Gipsaartig in de Zoutwerken; als ook van eene Selenitijche hoedanigheid, Van Kwar:s, Chalcedoon , Cacholong , Hoornfteen;, Keuken- Zout en Zwavelkies, Kalmynfteen en Glaskop ‚ vallen Overkarftingen in fommige declen van Hongarie en Boheme. Men vinde ze aldaar ook van Zilver-, Glas- ‚en Rood Gul. den Erts, en zelfs van Koperblaauw by Zel- lerfeld aan de Haarts. Gebruik In de middelfte deelen van Italie worden de ve eis Heere Badwaters van St. Filippo, by Quirico , den ,enze op eene zonderlinge manier; door zekeren Kon- ftenaar , gebezigd. Hy gebruikt dezelven tot verhevere Afdrukzels van Medailjes, Munt-of Gedenkpenningen; tot verheven Beeldwerk „ witter en fierlyker dan Marmer; ja tot Borst- ftukken en Beelden in Levens grootte. Hy laar, naamelyk , het heete Verfteenende Wa- ter deerer Baden, hoog van boven, in een groot Vat, op een van Hout gemaakt Kruis nedervallen ; waar van het met geweld, en in fyne Druppen verdeeld, tegen de Wanden fpringt, de Penningen , en het gene verder daar aan or DRUPSTEENE Ne 267 vaan opgehangen is, overtrekkende met eene LE gladde glanzige Korst, Deeze Tuffteen is ls ed de natuur wit , doch wordt rood , wanneergooro. men het Water door. Verwhout laat loopen,STUKe ‘Zelfs a ranli van Plaaten weet hy daar door over te brengen in zulken Tuffteen, _ Een zonderlinge Stalactiet van deezen aart, Verfteende van by Moulins in Vrankryk afkomtftig, ver. van Mot: toon ik hier, uitmyne Verzameling, in Fig. 3.‘ PL XXL. De verbeelding zou ’er ligt Verfteende Rup- Fig. 3e Jen van maaken; alzo de Lighaamen, daar op voorkomende , veel gelyken naar Rupfen of naar de Kwatwormen van Torren3 doch op de breuk ziet men, dat zy altemaal een rond Gat In ’t midden hebben , % welk met een kring wan kleine Gaatjes omringd is en daar om heên met. digte Steenige Korstjes. Die Gaatjes fchy- nen tot bevatting gediend te hebben van zekere oogfchynelyke Zaadjes of mooglyk Kinkhoo- „rêntjes , waar mede de Moer, daar zy in zit. ten, op de wyze der zogensamde Zaadftee: nen (2), vervuld is, Zal ik ze, nu, woor Verfteende Zeewormen houden , naar de ‘Trilo- „bieten zweemende , of voor Overkorftingen vân Vrugten? In het laatfte geval kan ik niet raaden , tot welke Vrugten zy t'huis te brene gen zyn. De Rokswyze omkorfting „niettemin, doet my daar toe befluiten, en mooglyk zoù- den e): Zie t voorg. STUK , bladz. Pv u. Daer. IL Suki 968 STALACTIETEN * j, _ den zy naast komen aan Dadelpicten. De Kleur ‘Arpzer- derzelven is van buiten geelachtiger dan de XIX. Matrix, die vuilachtig/u uit den wit Genen Hoorp- \srux, Ziet. Verfteend ‘Îie Zaaken , welken men Bor verfteerd Brood. Brood’ heeft uiegevene , zyn wel fomtycs Ver- fteende Zee “Appelen of Zee - Pafteitjes , gelyk ik heb aangemerkt (a ‚5 doch anderen „die men fomtyds Duivelsbrood noemt, groeijen op de magier der Stalattieten. - Aanmerkelyke voor beeiden heft men hier van in ’t Baumans:Hol, en wel in de vyfde Grot van ’t zelve, alwaar, zo de vermaarde BrRUCKMANN fchryfe b) een geheele Oven is ,door de Natuur gevormd, op wiens Vlakte , onder het Gewelf „ver- fcheide Steengroeizels leggen , door ’ct afdrui- pende Water ontfiaan , van welken men „met een weinig Verbeelding-kragt, zeer gemakke- lyk, een. foort van Taarten , Koeken en Pas. teijen, kan maaken. Veele andere Hiftoriëa, van dien aart, door hem aangehaald, ftap ik over. Zelf heb ik een groot ftuk Stalaftiet, van eene witachtige Kleur, waar in drie ne- vens elkander leggende bruine Rolachtige Lig- haamen, byna een Voet lang en een Vuist dik, vervat zyn, welken men voor -Verftéende | Broodjes zoude aanzien, Andere Zaaken, van dien aarc ,-behooren tot de toevallige Steen- ge: (a) ’t Zelfde, bladz. 322, (b) Epifte dssa, Gent, Le Ep. 669 Ö or. DRUPSTEEN EN 269 geftalten; zonder dat derzelver oiríprong van , Vervloeking, by Menfchen van gezonde Her- ArpeEt? fenen, eenige plaats vindt. | Ed Hier moet, volgens de fchikking van den srux, Ridder, ook geplaatst worden de Steengroeijing _ steen- van Rackanje, een Dorp in ons Nederland Harie digt by den Briel, aan de Duinen gelegen, kanje. , Nevers of na5y if is een Waterplas , in welke zig een Bergje vertoont, van op el» kander geftapelde Steenen , dat men de Rots van Rackanje of Rockanzien noemt. De meer. maals met Lof aangehaalde Heer LE FrANCQ VAN BerkHev , hier omtrent zyne Waarnee. mingen in ’t werk ftellende, oordeelde dat die Steenen alleenlyk gevormd werden door fyne Kley- of Slibberdeel:j-s , rondom de Biezen, welken hy voor Matten - Biezen hieldt, aange- zet, die ‚ door het rotten van de Bies om ver vallende ‚op den Grond door de rollingen fchuu. ting gefatzoeneerd werden tot ronde Steenen en allengs vergroot; doch, hoe groot ook, uit niets dan de allerfubtielfte Kleydeeltjes beftonden. Dic achtte zyn Ed, door Afbeeldingen genoeg- zaam aangetoond te hebben (c). Ook werden dezelven gepreezen door den Heer Parr As; Hoogleeraar te Petersburg; doch die by nader onderzoek vastftelde , dat dit Samengroeizel niet van eene Kleijige , maar van eene Kalk- aar- (c) Antw op de Vrâag der Holl, Maâtfche Perhand, VIII, Deer , Haarl, 1765. 2. Stuk, bladz. 24. Plaat JI. Ml. Deer, II, STUK: k ArpzEL. XIX. Hoorp- STU Ke Rots van Kashanje. 870 STALACTIETEN aartige natuur ware en van een Dierlykeit oifs fprong , op de wyze der Milleporen. Hy ver- beeldde zig, dat om de driekantige Steelen det Biezen , die aan de kanten van dit Meirtje groeie jen, zekere Slym aanzette , maakende een dun Korstje , omtrent van dikte als grof Papier , in het eerfte Jaar5 ’c welk vervolgens verdikt zyndestot eene Grondlaag ftrekte voor zekere Stammetjes, die in de rondte aangroeijende de verdikking maakten van deeze Omkorftings Na het verrotten of omvallen der Biezen , in het derde of vierde Jaar, zou dezelve dé grondflag zyn def aangroeijing van, gezegde Steenen „ welke allen , uit het Water gehaald zynde, van binnen eene zelfftandigheid hadden als die van ’t Korftig Hoornwief ‚ uitwendig met een Tarterachtige Korallyne Korst over« toogen (d). Gedagte Heer BrerKreyv kwam hier op | Wee (d) Pare, Elench. Zöophyt. Hag. 1766: pag. 268. (ed Om dat de Eerw. Heer NOZEMAN gezegd hadt , dat ‘er in zyn Ed, Antwoord terts opzettelyks voorkwam , bes tchtende de Korstmaakende Poel van Rackanje, bladz, 413 wil hy dat zulks bedrog of eigenzinnigheid hetekenen ‘zoude (Nat. Hift. van Hoil, 11. D. Il, Stuk, bladz. 979 , 10183 enz.) : terwyl gedagte Heer die woorden , zet opzet en op= zettelyk, verfcheide maalen , en altoos in een eenvoudige zin, als a defèin of datâ operÂ, gebruikt heeft in ° zelfs de Vertoog. Holl, Maatfih. Xl. De a. Stuk. (f) Nat, Hiflorie van Holland, 1. De, II. Stuk , bladz. 10135 alwaar hy zegt , dat de Aantekenaar op bladz. 230 4 van °t IV, Deez der Uitgezogre Verhandelingen, de Afellas Aguaticus of Water=Pislebed voorftelt „ als cen Midlepes of Duis \ ' ) or DRUPSTEENEN oft wederom ter baan, en, ten onregte, zo hy L nk oordeelde, van opzettelykheid befchuldigd (e), in heeft zyn Ed, de zaak nog nader orderzogt en goorn. meent gegronde redenen te hebben om vast te STUK. ftellen , dac het een Kleyachtige Zandige Tuf- se ‚ Jleen is; hoewel hy echter toeftaat, dat daar in een menigte Waterdiertjes nestelen , die de ongelykheden der buitenkorst veroirzaaken en zelfs fomtyds „ de Tufftof gebruiken tot het », bereiden van Buisjes of Koraal- Efchara vor- »» mende Huisjes , welken zy neerleggen op den ») Tuffteen,” Zeer naby komt zyn Ed. dus, hoe groot het verfchil ook fchyne, aan t Ge- / voelen van den Heer Parras, die mooglyk wat fterk ontkend hadt , dat ’er iets Tufach- tigs in deeze Steengroeijing ware, Maar, wat de Diertjes aangaat, in dat Meircje huisvesten. de in de holligheden wan die Steenen, welke hoofdzaakelyk Water - Pisfededden Zyn , heeft hy in zyne berisping zeer misgetast (f Je Ik Duizendbeen? terwyl die Aantekenaar duidelyk gezerd heeft, een Millepes of Pisfebed, Heeft de. berisper toen nog niet geweten , dat Miliepes geen Duizendheen berekene „ ‘welk Dier-men in ’t Latyn Scolopendra noemt ? Of is ’ een opzettelyke verdraaijing van ’t gezegde geweest , om denzelven ten, toon, teftellen? Waarfchynlyk heeft zyn Ed. den Heer NOzEMAN bedoeld; daar het myne Aantekeningen Zyna En dus is ’t volftrekt onwaar „dar ik Bedagten Water « Pisfëa bed verward zou hebben met de Watervloo (Palex Agaaticus ) gelyk Doâor BERKHEY den Aantekenaar » zeer onredelyk , ten lafte legt. Zyn Ed, moet dat Werk zeer ter loops hele ben ingezien, om dus verward te oordecten, | UL Deer, II, Sruz, ai OSTALMCTARTE NG Ik wil dien aangaande niets vastftellen, Ík geloof , dat de omkor{ting weezentlyk Tuf. fteenachtig zy 5 maar de verdere omgroeijing fchynt iets te hebben, dat naar de Miileporen zweemt , waarfchynlyk van Dierlyken oiríprong. Dit komt my-vry duidelyk , onder anderen , voor , in zodanig een Stukje der gezegde Steen. groeijingen van Rackanje, uit myne Verza- meling , hier in Wig. 4, op Plaat XXI, afge- beeld, Deeze, van ruim een Vinger dikte, zic nog om haaren Bies-Steel , die driekantig is en wel verdroogd , maar geenszins verrot of vergaan. De Steel komt wederzyds buiten en zit ruim in de Omkorfting , die een weinig; driekantig is of op zyde platachtig ; doch zulks overeenkomende met de zyden van de Bies , kan ik daar uit niet befluiten, dat het Stuk lang op den Grond gelegen hebbe, Van onderen , daar het langfte end uitfteekt en een gedeelte afge- broken zal zyn ; is een dun Laagje zigtbaar rondom de Bies; terwyl al het overige, meer dan vyf zesde deelen der dikte uitmaaken- de, beftaat uit eene knobbelige aanzetting, van eene Kalkachtige Koraal gedaante, als rondom op dat Korstje gegroeid. Dit moet, derhalve, van een andere oirzaak afhangen. Het zelfde neem ik waar, in groote rondachtige Steenen van die afkomft , in geen van welken zig iets Kley- of Zandachtigs openbaart. Zy gelyken vry veel naar de Efchara frondiporauit Zeeland, my door wylen den Heer Doctor BAsTER se ha eo Arak Wd : or DRUPSTEENEN 273 gêzonden’, en hebben niets, “welknaardeLaags- Tr, _Wyze aangroeijing der Omkorftiogen zweemt, Arveers ‚Waarlyk , indien ‚de Tufachtige omkorfting es van de Bies in een Jaar-flegts de dikte heeft srux. Van. grof Papier, gelyk de Heer BErKuey oss ig den Heer P arr as toeftemt plaats te hebben ; dais ‚En sin de zelfde smaate Jaarlyks aangroeit; zo zouden ’er wel zes Jaaren: vereifcht zvn gee weest , tot zulk ecne aangroeijing van die Stoffe: * Is hêt danniet weel waarfchyolyker , dat. zeker. flag van Polypen zig op het cerlté Korstje-gevestigd-en “den aangroey in dikte veroirzaakt hebben ; tetwyl de Water - Pisfe: bedden-en andere. Infekten , daar op aazende, de-ongelyke -holligheden , bultjes en gaatjes 3 hebben -te weeg gebragt ? 3) Stalatiet die Marmerâchtig is en digt , !ì Stalalitës van zelfflandigheid, Solidus. Marme:5 Volgens’ de- Voorwerpen in het Kabinet van “chüss, den Ryksraâd Graaf van Tessin, waar uit de Ridderreerst deeze Soort ontleend heeft was het een Steen in de Oppervlakte uit ronde Knobbels. famengehoopt , van binnen in gex weefzel naat, den. Bloedfteen gelykende; om | laag (3) Sfalaëtites Marmoteus folidus. Syft. Nat. Xil. Tom, ULsGen. 43. Sp. 3. Mus. Tesf. 76, N. 4. SCHREB. Lith. 94. Stalactites Tesraceus particulis impalpabilibus. CRoNsT. Min. 6, tè. Sralaêtites Calcareus folidus & Cruftofus , figurâ incertâ. Sintér Calcareuin. WarL. Syf?. Min, Il. P. 3895 | Ks) UL Deer, IL. Srums 274 STALACTIETEN L laag zo digt als Marmer: beftaande voorts-de Ar Dele puirenkorst als uit zeer kleine Kryftalletjes. Hoor». Deeze kwam uit het Karlsbad ; een dergely- STUK, ke, die Okerig geel was , van Baden, en een se derde, Yzer-Okerig met eene groene Korst ; Fn van verfcheide plaatfen. Zelf. hadt Hy’er een, die om eens Menfchen Been gegroeid was , van buiten befprengd met Teerlingjes van Loodglans. Het is de gemeene Sinter. of Kalkff nier , digter van zelfftandigheid «dan de eigent!lyke Drupfteenen , die in veelerley gedaanten voor« komt in de onderaardfche Holen. Zo Mare merachtig waren die Zuilen „naar Boomftam= men gelykende , in de Grot van Antiparos, door TouRNErFoRT befchreeven; als boven js gemeld, Wy moeten ons-hier evenwel bee paalen tot de Kalkfiater , die. wit voorkomt in de Holen van den Piek , in %* Engelfche Graaffchap Derby 5 als ook. by Markirch in de, Elzas , in ’t Baumans- Hol , by Kozors , niet ver van Praag in Boheme , in Hongarie by Schemnits , by Mohad in Sevenbergen en elders. Ik heb ’er van den Zilveren Kamer by Kamesdorf in Saxen,als ook uit het Fifch- bacher Koperwerk by Oberftein in het Nase faufche, die zeer fraay gegroeid zyn. Zy M | val. (z) Stalafliie a Alamelons, en Grape, en Choux fleuri, en Bouguet Ec, Men vergelyke de Afbeeldingen die de Heer GUET- wits OR En, á { É ) or DRUPSTEENEN. 275 vallen ook graauwachtig op dezelfde plaatfen 1 en in de Zoutwerken van Opper - Ooftenryk ; ej fomtyds blaauwachtig of geel en uit den roo- Hoorp- ; den, by Aken, omftreeks Parys en in ver-sruk. feheide deelen vän Tealie, Ik heb een fchoon ed Stuk met Bblaauwachtige Streepen , in groote « Krobbels op Achaat gegroeid, van den Gal- geberg by Oberftein. — Dikwils komen zy voor als Verfuikeringen of Kónfyt, gelyk de Steen, die Confetto di Tivoli genoemd wordt; hoeda- nig ik een aanzienlyk Stuk bezit, ’ welk men zoude aanzien voor Kandy- Suiker, uic Vrank. ryk , tusfchen Lyons en Geneve, afkomftig. De hardheid werfchilt, doch zy zyn altoos on- doorfchynende; de Oppervlakte is glad, inge. vreten , Knobbelig , Korrelig , Schaalig, Bla- derig, op veelerley manieren. Somwylen ge- lykt dezelve naar Prammen ; fomwylen naar Druiftrosfen , naar Bloemkool of naar Bou: quetten ; waar van zy dan den naam beko- men’ (£). Hier toe behooren veele Zaaken, die men gehouden heeft voor Verfteende Gember- Wortelen „ Boomzwammen, Sponfen , Padde. {toelen ; als ooken wel inzonderheid een Stuk, dat ik voor eenigen tyd gekogt heb , bfner den naam van €en „erignde Pad , waar het grootelyks naar gelyke. | (4) Stas __GurrranD gegeven heeft , ferm, de PAcad, Ra des Scione ces, de 1754. Tab, s, S 2 HI. Deen, II, STuk, k 276 STALACTLETEN: I. (4) Stalaftiet die Marmerachtig is en sen: df zeden gevlogten. Hoorp- so} BE Zekere aartige Takkig gevlogtene Stukken, Iv. van eene Sneeuwwitte Kleur, heeft men, om En ed dat zy in de Yzermvnen voorkwamen, Bloem Takkige, wan Yzer geheten of Yzerbloem. By nader on- derzoek is ontdekt, dat, fchoon wel bet Yzer fomwylen in dergelyke witte Bloemen + aan- fchiet, nogthans deeze Stukken gemeenlyk flegts een Koraalachtige Kalkfinter waren , zonder eenig Yzer. In Karin:hie, tot Opper- Stiermark behoorende 3 by Heidenheim in't Waurtembergfe , als ook in Spanje, vinde-men deeze Sinter op Yzer-Erts. Zy komt ook in Bergwerken van andere Metaalen en onderaard= fche Holen „ zelfs Mergelachtig op grzaauw Marmer, voor; gelyk in Switzerland en by Cosfan, niet ver van Beziers, in Vrankryk, «Zyn Klompen van veele als door elkander. gegroeide dunne Takjes, van gelyke dikte, aan de punten fpits ui: loopende, van verfchillende langte, op eene Kalkachtige Korst gevestigd, en doorgaans Sneeuw - wit ‚ten minfte op de breuk. Derzelver Oppervlakte ís echter (omw ylen blaauw of {4} Stalaflites Marmoreus Ramulofus. Sy/f. Nat. Xil. Gen. 48. Sp. 4. SCOP, Hydr. 46. Fertum mineralifatum Ramofum album &c. CARTH. Afin 71. Minera Ferri alba germinans. WALE. Min. 244. N. 1. SralaCtites Coralloides, Flos Ferri fpurius. WALE. Syfi. Zlin. 11. p. 388, or “DRUPSTEENEN 277 of groen, graauw-of- roodachtig en niet zelden IJ ziet-zy uit den geelen. In Stiermark komtÄrpeer deeze Yzerbloem fomtyds voor met eenen Zil- ver -Glans , en in hee Wurtemberzfe, by à Hoep. STUK Urach, geheel met witachtig geele Kalkfpaathe Taer bloem, Kryftallen bezer, welke driekantige punten hebben : des de-Klomp zig v ordoet als Kane dy-Suiker. « Gemeenlyk is zy duister , doch fomtyds half of geheel doorfchynende . en doorgaans Kalkachtig. Op de breuk heeft zy doorgaans Sterswys’ uit elkander loopende Ve- zelen en is aldaar-zeldzaam Bladerig of digt, Hier zouw men , ‘misfchien , die Mergelach- tige Steenfpeelingen kunnen thuis brengen , welken in de Heuvels aan den Zeekant by Pi- fa in Florence voorkomen. Deeze zyn Tak- kig, als een Koraalgewas , en draagen ronde Knoppen , die naar Appelen gelyken. Men heeftze ’er gevonden van eens Mans langte hoog (h). ‚(5) Stalactiet die Gipsachtig is en digt van v. zelfflandigheid. std dus By de Franfchen wordt deeze Gipsachtige 4 | S (5) FensErs Briefe aus Walfihland, Prag. 1773. p. 349, (5) Stalaëlites Gypleus folidus. Sy/?, Nat, XII, Tom. LIL, Gen. 48. Sp. s. Stalactites Gypíeus , perticulis impalpabilie bns. CRONST.. Min, 6, 20, Stal, Gypfofus, Grignardus; Warr. Syf. Min. Il. p. 391. S 3 IN. Deer. IL, STUK. Alabas- ige. L 273 STALACTTIETEN Stalatiet Grignard geheten, die van de ove: AAEEL: rigen verfchilt, door geen opbruifching te maa: Hoorr- ken met Sterk Water. Hier toe behooren de STUK, meefte Alabafters uit Spanje, Italie en Vrank- dlabefler. ryk , inzonderheid die van Montmartre by Pa. fys ‚ als ook die van het Wurtembergfe in Duitfchland en van de Zoutwerken in Opper= Ooftenryk , de Sweedfche ‚die men in de Wes telyke Zilverbergen vindt, en de Siberifche , van Kumgar en Spaskoe , alwaar geheele Ber- gen van deezen Alabaster voorkomen, in wel- ken groots, zeer koele , Grotten zyn, Ondertusfchen moet men hier niet allerley Soorten van Alabafter begrypen. Daar zyn Steenen , die men dus noemt, hebbende byna den aart van Marmer, ten minfte daar in overeenkomende , dat zy door Zuur opbrui: fchen , gelyk alle de Orienraalfche., Ja daar zyn Stukken gevonden, half Marmer , half Albast. Maar veelen groeijen op de manier der Stalactieten , gelyk die waar van [mp r- RATI fpreekt, dat men dezelven vindt in de Druipholen der Gebergten. Wanneer al- daar zodanig eene Stoffe voorkomt, die zig polyften laat en voorts de hoedanigheid van Alabafter heeft, dan is het die , welke de Fran- fchen Grignard noemen , wordende van ande- | ren (2) Vid, GusTranD. Jlem, de PAcad. R, des Scienses, de K754s ps K20 &C. Ch) Mem, Jur VAlbatre, ibid, p. 362. 2 Deel, PLAAT XXII. zoch or DRUPSTEENEN 279 ven Gips -Sinter geheten , om dat zy met Zuur’ Ee niet opbruifcht, volgens den aart der Gip- Aen fen (ú)-- Hier van in % vervolg nader. Dau- Hookrd BENTON wil niettemin , dat alle AlabastersTUK. tot de Stalatieten beboore , de Kalkachtige tot-die vande Derde , en de Gipsachtige tot deeze Soort (Kk). ‘ p # te Ak et & 5 jn e e VI, (6) Stalaêtiet die Gips» Spaaïhachtig en di8t oratines- is van zelfftandigheid, amtizuus. y Gips- In zelfftandigheid komt deeze , die volgens PSE den Ridder op Sicilie , en wel by Trapano , F5 te Kegelachtig , uit- den witten geel , gevonden wordt, met de Gips overeen , als met Zuuren piet opbruifchende : doch in gedaante met de Spaath, zynde op de breuk Bladerig, gelyk de Gips -Spaathen.. Zy valt ook wit in Swee- den , graauw in Hongarie , en dikwils zonder eenige bepaalde geftaite. In de Lekhuizen der Zoutwerken, gelyk by Sulz aan de Neckâr in het Wurtembergfe, komen ook dergeïyke Stas latieten voor, Ee ik twyfel niet, of hier behooren deeze van eên zeer fraaije figuur, met Sterk Water niet opbruifchende;, in Fig, z, Plaat XXII. afgebeeld, zynde om een Tak- | je (6) StalaEtizes Gypfeo - Spathofus folidas. Syfe. Nat. Xile Yom. II. Gen. 48. Sp. 6. Stal. Gypieu: teztur Sra'hofd, Cronsr, Min. G. 20. Stâl, Gypfeo- Spathofus. WALL. Sy/t. din, Ile p. 392 Ill. DEELe 11, STUKe S 4 230 SPALACTIETE NR Ie je gegroeid , waar van ik verfcheidene heb „ ÄFDEEL. meest ten aanzien van de Oppervlakte ver- Hoorp fchillende, die in fommigen byna effen is, in’ STUKe anderen zodanig geknobbeld , doch altoos Straa- lig op de Breuk. Van by Dresden heb ik een ftuk gekryftallizeerde Gips-Spaath, dat mooglyk ook hier zal t'huis behooren. vi. _ »(7)- Sralatict 'die Marmerachtig Spaathig en eng | digt is van zelffbandigheid,- Spaathige. __ Men vindt deeze in de boven gemelde on- deraardfche Grotten „ in Saxen „ by Clausthalt aan den Haarts, in de Krain, in Switzerland, voornaamelyk in ’c Kanton Zurigs in de Tem- pel van Diana ín Languedok , by Bath in En- geland en in de onderaardfche Holen van de Piek in ’t Graaffchap Derby. -- Dikwils valt ze van zeer aanzienlyke grootte en even zo menigerley Geftalte alsde gemeene Kalkfinter. van de Derde Soort, vormende insgelyks vere fcheide figuuren en beeldtenisfen, Ik heb zelfs van ’c Eiland Java ftukken van zodanige Sta=. latiet-Spaath bekomen , die met Kalk{paath famengevoegd zyn. Somtyds komt zy Niers achtig voor, en op de Breuk Vezelig gefternd , gelykerwys de Bloedíteen. Dee- (7) Stglaëlites Marmoreo -Spathofus fclidus. Syf?, Nat. Xil, Tom, Il, Gen. 48. Sp. 7. A/us. Tesf, 78. N. 6, Stae lactites folidug particulis Spathofis. CRONsT. Min. 6. 12. Ne 2. Spatkum molle ex Aqua deftillante generatum. CARTHe Alin 13. Stalattites Spathofus folidus figurâ diverlâ. WALL, Syfl. Llin, kie 39Ge nm DRUPSTEENEN. 28r Deeze. Stalatiet heeft haaren oirfprong uit. Tr, de Kryftallizatie van een Selenicifch Zout , en Arnen, wordt ook fomtyds neerhangende als Yskegels H ord gevonden 5 gelyk ik dergelyke Stukken heb.'srut. Men onderfcheidtze wan de voorgaande door het opbruifchen met Sterk Water of ander Zuur ; van de gewoone voorgemeld, door de doorfchynendheid en Spaathige Struêtuur. Som- tyds komt zy voor met Melkachtige Streepen, en is van Grondkleur doorgaans wit of geel. achtig , gemeenlyk zo hard , dat zy zig als Albast laat flypen en polyiten. Te Afchford, in Engeland maakt men zyn werk daar van, alzo zy tot Medaillons in gebruik is. Some mig Albast fchynt hier ook te behooren (l). " (6) Stalaêtiet die Streepig is met dwarfe Ve- vir. zelen. en ln Streepig% Deeze, die men Streepige of Vezelige Sine ter noemen kan , komt by de Aluinwerken en heete Baden , gelyk in ’t Karlsbad , als ook. by Apono in Italie ; fomtyds als eene Steen» korst , meestal wit , en ook wel wit en rood dend en fomwylen met een Kleur van Koperblaauw te voorfchyn. In ’c Kabinet van den Graaf Tessin was een Boomftam dus met (D Vid. GuerTArD , Mem. de 1754. pag. 126, (3) Stalaëfites Stiriaceus Fibris transverfis. Syf, Nat. XiT. Tom, III. Gen. 48. Sp. 8, Mus, Tesfs 76. Ne Ss, 8. Toe phus alter. VAND, mek 16, S 5 UE Deer. IL. STUK 082 ST ALACTIETEN I. met dwarfe Draaden overoogen, zig vertoo- ASN nende als Albast. De hardheid verfchilt, doch Hoorp. het geweefzel komt. met den Draadfteen, wenn STUK. men $tirium noemt ; overeen, IX. (9) Stalatict die Kwartzig is en gekorreld, Stalaëtites Ee Men vindt deeze Kwarts- Sinter in Neder- Kwartzige. Hongarie , by Schemrits, als ook in de Myn Grengie van Sweeden, daar zy op Yzer Erts is gegroeid. Dezelve beftaat uit zeer kleine doorfchynende witte Korreltjes , die met een gewapend Oog zig als agtkantige Aluin-Kry< ftalletjes van Kwarts, te famen gehoopt en wit of Roestkleurig, vertoonen. LiNNAUS ftelt de afkomst uit Water, van om hoog op de onderleggende Yzer- Erts afgedroopen. Gee meenlyk maakt zy een Korst op de Lighaamrmen , zelfs op gedeegen Zilver in Boheme en opande- re Metaalen, Hier toe behoort een Stuk gefin- terde Kwarts ‚, met Lood - Granaaten , van Dantz berg, myner Verzameling. x. (ro) StalaCtiet die Kiesachtig is, van veeler- a ley gedaante. Kies- d | sinter. In de Mynen van Duitfchland is deeze Kies-Sinter niet ongemeen. Men vindtze op 5e. (9) Sralalites Quartzofus Granulatuse. Sy. Nat. XII. Tom. III, Gen, 48. Sp. 9e (to) Stolaëtites Pyriticofus polymorphus, Syfl. Nat XIl, Tome. III, Gem. 48e Sp. 10, 4 RN or DRUPSTEENEN, 283 gedeegen Goud , op witte ondoorzigtige zui- rn vere Kwarts, in Hongarie , als ook by Claus- xx, thall aan de Haarts, waar van de StukkenHoorp- bekend zyn. Ook valt zy op verharde Kley Pe by Zellerfeld „ als mede in Normandie en insiner. Northumberland van Groot Brittannie, Dikwils heeft deeze Stalaftiet eene glanzige als gepolyfte Oppervlakte, fomtyds is zy Druif= trosachtig , over ’t geheel begroeid met drie er vierzydige Kies -Krystalletjes , of beftaat uit rimpelige als een Worm gewondene Pypjes. Ook valt zy wel Kegelvormig, Pypig of Golf- achtig , en komt fomtyds geheel verweerd voor. Zy heeft volflrekt den aart van Zwa- velkies, (ri) Stalattiet van Yzer, in Cylindrifche fi= xt. Stalalfites guur. [ Ferreus, / jn À f VZete Hier moet ik t’huis brengen die raare Vaer .sualaêtier, Stalaëtiet , my onlangs uit Hongarie bezorgd ‘Eis. eg en oogfchynlyk met Goud aangevloogen. Zy komt uit Stiermarck in Karinthie, Op een Okerige Korst is een geheele drom gegroeid van Cylindrifche Scheuten, volmaakt naar die der Drupfteeren gelykende, als in Fig. a, Plaat XXII, wordt voorgefteld; zynde die al- len knobbelig,doch glad van Oppervlakte , met Tepelachtige punten, en met een glans van ki Goud (ax) Stalaëtites Ferri, figur Cylindricâ. Hib, UL Dee, II, Sruze a84 ST ALACTIETEN L Goud bekleed of Natuurlyk. verguld. Op de A Breuk zyn deeze Staaven Stra-lig , byoa als, Horne Bloedfteen of Glaskop , zogensamd. Andere, STUK. Yzer Stalatieten , die in * vervolg zullen te pas komen, wanseer ík dat Metaal befchryf; gaa ik tegenwoordig voorby. XIT. (12) SralaCtiet die Kalmey- Loodachtig is , hd graauw poreus en knobbelig. Pnbod. Volgens LiNraus vindt men deeze in prm, Tealie, die naar zyne befchryving beftaat uit Fig. s eene Bladerige, eenigermaate poreuze „doch taamelyke digte, zeer zwaare, vafte , geelach= tig witte en van buiten Krnobbelige Korst. Zeer fchoone Stukken van dien aart ,Sneeuw- wit, zyn hier onlangs gebragt van Furftenberg in Schwaben; waar van ik een gedeelte alhier in Fig. 3. vertoon. De groene Loodípaath , die op Hofsgrond by Freyberg in ’t Schwarts= wald zo fraay groeit , waar van ik aanzienlye ke Stukken heb, heeft veel overeenkomst mee de Stalactieten, Men zou hier ook de zwarte’ uit Lotharingen , de geelachtige uit Neder: Bretagne in Vrankryk , en de verharde Lood= Oker, die by Kalle in de Eifel valt, kunnen thuis brengen. Weinige andere M'ineraalen zyn ‘er, die ook piet by wylen e-ne Stalac tierifche Geftelte vertoonen 5 gelyk de Mala- chie- (ra? Sentaltites Calamimari- Plumbeus , grïfcus , Porofus modulofus. Sy/e. Nate All. Gen. 48, Sp. Ee „ or-DRUPSTEENEN.: 283 chieten „ Bloedfteen , Loodglans, Zwavels, LE Zouten en Vitrioolen ; doch van deezezal op zyn UR plaats gefproken worden. Ik hebeen Zealithifche Hoor: Loodfpaath ‚ Stalaêtifch gegroeid op een fchoon STUK: Stuk Oker met Loodglans, die deeze Soort met de volgende verbindt, | | (13) Stalaétiet die Spaathig is geftraald, vur. he / Stair Eités Dus maak ik de bepaling „om algemeem “iten te pasfen op: dat zonderlinge Gefteente , voor steen, eenige Jraren eerst in Sweeden on:dekt ‚„t welk Zeolithus, datis Schuimfteen, genoemd wordt(m )e De Mineralogist CRONSTEDT, die het zel- ve in ’ jaar 1756 allergerst bekend maakte (7) gâf naderhand het volgende berigt van deszelfs Eigenfchappen. > Het is wat harder dan Spaath- en Kalk- » Stoffen, doch geeft ook aan ’t Staalflag geen > Vuur, Het fmelt zeer ligt, voor de Blaas- ss Pyps gelyk de Borax , tot een wic Schuimig ‘ss Glas, dat bezwaarlyk tot digtheid en doors ‚> fchynendheid is te brengen, Door Loogzout is ‚ (13) Stalaftites Spathofo=radiatus. Mibi. Stal, Spathofus rufescens. Sy/?. Nat. Xll. Tom, III. Gen. 45. Sp, 13. Zeoe lites Spathofus. CRONST. Min, Óe Tio. Zeolithus, VOG. Jin. 189. " (2) Ik zou het ook Kosrn- Aairfleen vertaalen kunnen; doch de benaaming van Schuim - Steen drukt beter de eigen= fchappen uit. (2) Stockb. Verhand, van 1756. p‚ IJE. UI, Deer, IL. STUK, 486 STALACTIETEN % ss is het gemakkelyk oplosbaar, doch met fter- KIK,» ‚ ke-bruifching ; door Borax en (meltbaar Pis- Hoorp: »» Zout , zonder dezelve, Met Mineraale Zuu- =TUK. ren bruifcht het wel niet op, doch wordt Zeolith, allengs van dezelven ontbonden. Op zig > zelf geeft het, in ’t oogenblik der Smek ss ting, een. Phosphoresceerende glans” (0). Tot ide Kalkfteen , Gips of Spaath , is dit Gefteente derhalve , zo hy oordeelt, niet te betrekken. Hy laat heet op de Asbesten vol- gen, wegens de Straalige ftruêtuur, De Hoog- leeraar VOGEL, uit andere grondbekinzels À maakt een Hoofdftuk van Smeltbaare Steenen, (daar hy echter , dat zonderling is, zo veele anderen , die ook fmeltbaar zyn , zêlfsde Schie- fer en Asbest , om dat zy andere Kenmerken hebben , buiten fluit 3) bevattende alleenlyk den Puimfteen en de Zeolith. WaALLERIUS maakt ‘er, onder de Smeltbaare Steenen , een Geflagt van , waar in hy tevens den Lazuut: {teen , Bafalten en Schirl, als ook den Tour= malin, begrypt (Pp). Onze Ridder heeft het , om dat de groeijing van alle Stukken, welken zyn Ed, daar van gezien hadt , StalaCtitifch was , hier thuis gebragt. Het groeit, zegt zyn Ed, in air lprtof der Rotfen. Behalve Sweeden , alwaar het eerst in de Kopermyn. van Swappawarie, omftreeks Tor= (o) CroNsT. Afineralogie , als boven, (p) Lapides Zeolitici , Bafaltici, Sy, Alin. 1. Geneaze of DRUPSTEENEN, 287 Tornea in Lapland , ontdekt werdt, heeft men „ E het naderhand op de Faroe- Eilanden, in Noor- "erg wegen en op Ysland, als ook in ’t Gebied van Foorp. Verona , in Tealie , gevonden, Zeer dikwils STUK. komt het, op Ysland, met Cacholong en Chal 40# cedoon , in eene groenachtige Aarde, voor, In Sweeden valt-het in Staalfteen , in een mengzel van Schirl en Granaaten, in Hoorn- fteen of Kakfpaath , byzonderlyk. in het dub= belzigtig Spaath op Ysland, alwaar fomwylen gedeegen Koper of kleine brokjes Hoornfteen in de Zeolith verfchyren. Verfcheidelyk valt deeze Steen - Soort, Die , sweedfchs welke eerst gevonden werdt in Sweeden , be= ftondt ‚uit ronde en golfachtige brokken , als” uit Straalige Pieramieden famengefteld , welke haare punten in een middelpunt vereenigden. Van dien’ aart heb ik een Stuk uit de Verza- meling van wylen Doktor ScH1OssSER, daar hy by gefchreeven heeft: dit is de opregte Sweedfche Zeolith , my door mynen goeden Vrind. Car , Doktor te Leipzig , in ’c jaar 1765, prefent gedaan (q). Hetzelve nogthans is wit van Kleur en gelykt volkomen naar die van Faroe of Ysland ; terwyl de Sweedfche rosachtig was volgens LiNNseus, en vol- gels CRONSTEDT ligt geel, Ik heb ’er, uit | ze. (7) Genuinus bic! eff Zeolithus Suecieus e Dorn Amigise Jimi D.ni Cap, Medicë Lipfienfis, Anno 1765e ú ® KIL. DEEL, II, STUKe 288 STALACTFPIETE N 1, _gedagte Verzameling, ook eene , waar by was” Arpeel, aangetekend: Rosachtige Zeolith, met Zandige ms en eenigermaate Kafachtige deeltjes (r), Dees STUK. “ Ze, uit eene Goudmyn van Sma!and in Zweeden Zeolith, afkomftig , zit in een Schicferig, blaauwachtig » Gelteente, en is-hoogrood. van Kleur, als Pre« cipitaat, Die-zyn ‚de eerst. bekende Verfcheis denheden, Noot- Uit Noorwegen heb ik een fchoon Stuk van ne: dien aart ‚ „dae. mooglyk „nader komt «aande . Fig, 4 eerst, gevondene Sweedfche.,„ dewyl het bleek geel is van Kleut en de. Koorn - Aairige geftale: ‚te zo wel” uitdrukt. … Een klein, gedeelte van hetzelve. is in Figs q» vertoond,-waar-in men de Straalige groeijing ziet, die , volgens foms: migen ‚het beginzel is_der Zeal Het Stuk is platachtig en ongelyk., doorsen door bezet: met deeze Dendrietifche Figuuren „ waar tuss fchen zig, op de breuk „ kleine zwarte. Schirle, Granaatjes openbaaren, zeolith _ Veel aanzienlyker komt die. Zeolich van. A ani En Faroe: Lilandjes, benoorden Hitland, voor „wels landen, „ ke ik onlangs. bekomen, heb, in ig.s afgebeeld, ‘Fig. 5. Deeze heeft dikke Spaathige ; wit glinfterende Staafjes, die wederzyds uit een Punt fpreiden 3 en zig dus fterk Straatende vertoonen „loopen=: de met de breede. enden tegen elkander. aans met bruin Mos daar tusfchen gegroeid. Díe Sttaa= dadel “ (r) Zeolithus rufescens, Particulis Arenariis © fubacerofis, Locus, Asrifvdina Smolandia, Or DRUPSTEENEN. 209 Straalige figuuren zyn zeer gemeen en eigen aan de Zeolith van deze Kilandjes. Deeze Arpzrrus wordt ‚ by fommigen, gekryftailizeerde Zeo- lith genoemd of Gefternde , in onderfcheiding snyz, van anderen, die Bladerig zyn of Korrelig of zion, ook egaal van zelfftandigheid en digt,-deswee gen genaamd Maste, Glasachtige Zeolith (s). __ Van deeze wordt aangemerkt , dat zy uit Yslandfche: zeer fyne Deeltjes beftaa , die famengegroeid zyn in de gedaante van Glas byna of Keyfteen. Zy is meer of min half - doorfchynende , hard; met de fcherpe Hoeken Glas fnydende 3 op zig zelf {meltbaar tot een wie Glas; door Sterk Water en Vitriool-Olie oplosbaar. Op Ys- land valt deeze wit van Kleur, fomtyds ondoore fchynende, hoedanig eene roodachtig in Swee= den is ontdekt; die eenige Elektrieke kragt heeft, ‚ Te Suratte valt deeze geelachtig en ik heb on- der de Oostindifche Keitjes verfcheide ftukjes Zeolith gevonden. De Lazuurfteen kon wel, wegens de fimelt: baarheid, hier bygevoegd worden, doch dezel« ve behoort niet tot de Stalactieten. Ik zal veel- eer , hier nog laaten volgen , als een nieuwe Soort, een Steengroeijing van eene verfchillen= de gedaante. | (14) Sta: (s) Zeolites particulis impalpabilibus, Vitreâ fere facie, folidus , durior. Zeolites folidus, WALE» Sp. 143 Zeolites purus. CRONsT, Ó. 109, én HI, DeÈr, 48 STURe Te AFDEELe XIX, Hoor STUKe XIV. Bafultes. guilfteen. do STALACTIETEN (14) Stalatiet die Kantzuilachtig groeit. ‚Hier door verftaa ik de Bafalten in *t alge- meen, en in ’t byzonder die, welken met gee- ne gevoeglykheid tot de Borax of tot het Tin kunnen t’huis gebragt worden. Zodanige , naa- melyk, zyn de Steenen die den Reuzen-Dyk aan ’t Noord-end van Ïerland, vormen; een der wonderen van de Natuur. Zodanige zyn ook die, daar ik in de befchryving van Ysland van gefproken vind, onder den naam van Bau- lufteen: als ook die groote Steen. Kolommen in Duitfchland en de Stukken Bafalt, waar van men zo veele Beelden gemaakt vindt in Italie, Die allen, immers, kunnen naauwlyks tot de Borax worden t'huis gebragt „en fchoon eenigermaate op de wyze der Kryftallen ge- Hoeda- nigheid. groeid „ hebben zy haaren oirfprong , waare fchynlyk , wel zo veel aan ’t Vuur en de Lugt, als aan Water, te danken (t). De oude Natuurbefchryver Pr 1Nrus heeft den naam van Marmor Bafaltes gegeven aan een harde glanzige Steenfoort , naar den Toets= fteen gelykende. Hier van is de naam afkom- ftig, die hedendaags gebruikt wordt voor een Ge. (14) Stalaëfites Prismatice concretus. MMihi, Lapides Bafal. tici. WALL. Syt. Min. 1, Balaltes. CRONST. Ó. 72. Stannum Cryftallis Columnaribus nigris. LINN Sy/f. Nat, Vil, 181. Ne. 2, Borax Lepidofus Columnaris politus &ce Sy/t, Nar, XiL, Tom. III, Gen. ISe Sp: 3: (1) FeRBERS Brieft aus WWaifsblend, bladz, of DioPsrerNEn òor Gefteente , ’t welk, volgens WarLrerRIus, groenâchtig is of zwart, altoos Yzerhoudende, T ÁFDEELà Xi: veel by elkander voorkomende , dikwils in goorp. Kloven der Gebergten , en met andere Soor- sTuK. ten fomwylen tot Rotsfteenen famengegroeid. Het is door Vuur niet ligt {meltbaar, maar gaat dan over tot een Schuimige donkere of Zwarte achtige Klomp. Van deeze Bafalt plaatst zyn Ed, in de eer» fte plaats een digte of vaste, van onbepaalde figuur s ten tweeden een Spaathachtige , die bit Teerlingfe of Ruitswyze glanzige Vlakten beftaat en ook in zulke ftukken breekt, harder dan Kalkfpaath , fomtyds in Sterk Water ope bruifchende en gemakkelyk fmeltbaar door Vuur (y); Deeze, gemeenlyk Schirl genaamd 3 valt wit of groenachtig , bruin, zwart ‚in Swees den. Ten derden rekt hy van eene Bafalc , die eene Zuilachtige figuur heeft , met onge- regelde kanten. Hy noemtze Gekryftallizeerdé Bafalt, onder welken naam de Schirl - Kryftal- len door CrONsSTEDT mede begreepen wor- den , die ‘er byvoegt van roodachtig bruine Kleur, 3, hoeedanig ook de Bazelfche Tuffteen 33 is (v) Wat Teerlingfe Vlakten zyn : verftaa ik tiet en ligt fmeltbaar in Vuur flrydt tegen de algemeene bepaaling. ok taerkt VOGEL te regt aan, dat de Schirl, die hier bedoeld Wardt, aanmerkelyk van de Bafalt verfchille; zynde dé Schil met de laa zeer naa verwande Mins Syfle ps 178. MR XK a Hls Deer. Il, STuzs gb Bafalts Soortörs „892 STALACTIETEN is (zegt hy ‚) die uit twee zeskantige Schirl- Kryttallen , dwars over elkander leggende ; | Hoorfp- „, beftaat , zo dat hem de Roomfchgezinden Pres voor een Kruis draagen , wordende dezel. ille Lapis Crucifer geheten (4). : > Deeze Bafalttteenen (zegt WALLERIUS) > Zyn Zuilachtig, elders grooter, ja de groot- ften, welken de Natuur heeft voortgebragt ; elders kleiner, doch allen Prismatiek , veel- tyds geworteld en als aan de een of andere ‚> zyde uitgehold, ook dikwils overdwärs Zee s‚ fpleeten , en derhalve uit onregelmaatige „> Zyden , van vier, vyf tot negen toe, fà= > mengefteld. In dunne brokjes hebben zy ‚> dikwils eenige doorfchynendheid, In Sterk 4, Water geeven zy een Solutie, die door ‚> Loogzout ftremt, gelyk de andere Bafalten, s In ’t Vuur fmelten zy, op zig zelf, tot een „> zwatte Slakke. De betrekkelyke zwaarheid, s tot die van Water, is ongevaar als 3% of a sf TOE Ee De Reu“ Tot deeze Zuilachtige Bafalt, nu , die ook ene in Sweeden wit, zwart ; bruin en groenach- tig, voorkomt , betrekt hy de gemelde groote ftukken; waar onder die van den Reuzen-Dyk in Ierland wel de aanmerkelykften zyn. Zy maaken een zeldzaame beftraating uit, die op den Noordoostelykften hoek des Lands, in ’ Graaf. Ae \e (w) CroNsT. Mineralogie , p. 90. (x) WALL. Sy/l. Min. Tom. IL, p. 334e kg OT Ò al BVS or DRUPSTELNEN. 293 „Graaffchap Antrim, orgevaar vier Uuren gaans L „bewesten. Kaap air, crie Uuren van bet Vlik ER BEL Coloraine ten- Noorden gelegen is. Dezelve scorp- heeft eene byna driehoekige figuur, Van hetsreÉ. „Zuiden , tot ‘eene gaaping van den Oosthoek , is de lengte omtrent vierhonderd Voeten, en van daar, tot aan ‚het end der Noordpunt, tus= fchen de zes en zeven honderd, Aldaar loopt zy, met eene flaauwe fchuinte, in Zee, wor- dende tot by de tweehonderd Voeten door den Vloed bedekt, en met de Ebbe kleine Water« fprongen maakende, Van daar terugwaards, tot „aar het end der Zuidpunt , is negenhonderd Voes ten, maar die zyde is door de Zee als in drie. …ên ge'eeld (y). ‚De Klippen zyn daaromftreeks zeer hoog, en ’t geen eigentlyk de Dyk genoemd worde is een-daag Hoofd, dat zig van den voet der Klippen in Zee uitftrekt, en daar in weg loopt , zodatmen het end niet kan zien, Maar, men vindt deeze Steenen ook door het Land ver. fpreid, tot…den afftand van wel vier of vyf Uuren gaans, Zelfs de Rotfen aan de Zee. Kust, van Kaap Fair af , tot aan Coleraine, vertoonden zig als Pylaaren , en in derzelver Inhammen maakten dezelven hier en daar een fierlyk Gezigt als van verfcheide Gaanderyën bo» (4) Dacosra Naewral Hit, of Fosffls, Pp. 253. Men kan hier mede de Afbeelding Phil. Tran/att, Vol, XEViii. Tab, Xl. Ps 238, VEigelyken, \ 5 Le] | Bafalt. 294 STALACTIETEN y, boven elkander , a's Gothifche Gebouwen of: Arprer. als Orgelwerk , hoedanig één , uit eene ty wan Ed zestig Pylaaren beftaande ‚ men omtrent hog- srux., derd Roeden beooften gedagten Reuzen -Dyk Bafult. vernam , die van den Eerw. Heet Pococ« KE, Aarts- Diaken te Dublin, (door wien dit wonderbaare Gevaarte meet dan een Week ang waargenomen is) aldus befchreeven wordt. \ Pylaaren De Dyk beftaat uit verfcheide duizenden / Dik (ongevaar dertigduizend volgens deù Heer “p Drury, wiens Zuster het zeer fraay in Af- beelding gebragt heeft:) hoekige Pylaaren , meestendeels loodregt geplaatst en zeer digt aan elkander ; zodanig , dat hoe ongelyk van hoekigheid zy ook zyn, geen ruimte daar tüs- fchen overblyft. Sommigen zyn hooger dan de anderen; eenigen kort en afgebroken ; eeni- gen , een groot end ver, van gelyke hoogte ; zo. dat haare toppen als een egaale Straat of Vloer ùitmaaken. Verfcheidene zyn onvolkomen s gefcheurd en onregelmaatig, anderen geheel en gaaf, van een fraay aanzien. Hoe diep zy in de Aarde ftaan , is onbekend , maar zeker Heer heeft agt Voeten in t Strand laaten graaven en vondtze van de zelfde gedaante onder als bos ven den Grond , zonder het end te ontdekken. De Pylaaren zyn uitwendig effen , zonder eenige Streepen , Ribben of Sleuven, en van verfchillende hoogte 5 fommigen maar drie of vier , anderen tot twintig, dertig en de Orgele pypen 3 voorgemeld » tot veertig Voeten , of daar hd or DRUPSTEENEN, 295 daar omtrent, Haar dikte is gemeenlyk by de Ï. twee Voeten, of eigentlyk van de vyftien tot Árprer.. t zesentwintig Duimen over ’t kruis, en ieder rarr. ® Pylaar blyft van boven tot onderen even dik, srur. als ook eveneens gehoekt. Zy komen van drie. tot vegenzydig voor; maar dic van drie, vier, agt en negen zyden, zyn zeer zeldzaam. Men Vindt , in de Dyk, maar omtrent een half do- zyn Pylaaren van vier of agt zyden, en eenige weinigen van drie of negen in het Land. De ze-= venhoekigen zyn onder de overigen zeldza1mst en de vyfhoekigen veel menigvuldiger dan de zeshoekigen. Die zyde van een Pylaar , welke tegen de andere aankomt, is van gelyke breed- te daar mede ; hoewel men in een zelfde Pye laar byna nooit twee volkomen gelyke zyden aantreft. Dus heeft ieder Pylaar ’er zo veelen rondom zig als Zy zyden heeft, uitgenomen de buitenften, die het geheele Werk zig hoekig doen vertoonen. Geen Pylaar beftaat uit een geheelen Steen , maar uit verfcheidene , fommigen tot veertig Leden, datis, uit zo veele Steenen, die als de Wervels van een Ruggegraat in elkander fluiten. Deeze Steenen zyn, gelyk men ligt be- grypt » van breedte als de Pylaar dik is , en van dikte ongelyk; doch gemeenlyk omtrent agt Duimen, Men vindt ’'er van zes tot dertien Duim dik,en fommige Pylaaren fchynen , twee of drie Voeten lang, uit één Stuk te beftaan: ja men heeft ’er , in de Dyk , één gevonden EA van HL Dezer. II. STuK. Befàit, Leden der Pylaaren, 296 STALACTIETEN ‚van twaalf Voeten „ met eene enkele verdee= ling of Naad. Zelden komen, in een zelfde. Pylaar , Leden van de zelfde dikte voors aan elkander volgende , of in twee Pylaaren opde zelfde manier. De bovenfte Steen zal , by voor- beeld, zes , de tweede agt, de derde elf, de vierde negen Duimen dik zyn „enz. Zy fluiten, ondertüsfchen, zo digt in malkander , dat de Naad: naauwlyks zigtbaar is, zo dun als een Draad, zonder dat zy aan malkander kleeven. En deeze fluiting wordt veroirzaakt door eene ronde uitpuiling in de eene. en daar op pasfen- de holte in de naastvolgende Steen. Wanneer men op den top van een Pylaar zulk een uit- puiling aantreft , zullen „doorgaans alle de Le- ‚den daar van opwaards uitpuilen en nederwaards uitgehold zyn: het tegendeel, wanneer de bo- „venfte Steen eene uitholling heeft. Eenige wei- pigen hebben twee uicpuiliagen , of ook twee holligheden 3; daar dan de Steenen boven en oa der wederom naar gefchikt zyn. Men vindt ook, doch zeldzaam , Steenen , die wederzyds byna plat zyn, en volgens’ fommigen zouden de bovenfte Steenen, der” geheele Pylaaren', eene platte of byna platte bovenzyde hebben. De uitpuiling „zo wel als de uitholling, is altoos Cirkelrond , en verheft zig of duikt twee of drie Duimen; zynde de ronde omtrek ook byna zo veraf van den hoekigen buitenkant. Dok- tor MoruvNeux heeft. waargenomen, dat de onderfte Leden der Pylaaren doorgaans langer zyn or DRUPSTEENEN.\ 297 zyn dan de bovenften: als ook, dat onder de 1: inlandfche veelen voorkomen , met platte EEE * Leden. | Hoorn. * Gefteente (zegt DAcosTA) is van een srüx, diep’ zwarte Kleur, kunnende zeef glad gemaakt Be/z%, en met een fchoonen Glans gepolyst worden, Eientchap % Geweefzel is fyn ; zeer fterk, digt en een= Gefteente. vormig , niet-van helderheid ontbloot, ’% Is uitermaate zwaar en zeer hard, fterk vuurende aan ’t Staalflag. Een Uur gebrand, kreeg het flegts een Roeftig beflag ‚ maar in een geweldig Vuur wordt het Glas, en met Loogzout hecft men ‘er , in een Glasblazery „ zwarte Glazen Bottels van gemaakt, ’t Verftrekt tot een goe- den Toetsfteen voor Metaalen, maar de over- groote hardheid mâakt het voor den Beitel on- bekwaam, tot Beeldhouwers - Werk of tot den Huisbouw.. In een afgebrand Huis van den Graaf van Antrim, evenwel „ te Ballimagarry, twee Uur gaans bewesten den Dyk , aan den Weg naar Coleraine, zag de Heer Pococke, dat men ‘er tot het Muurwerk van gebruikt ‘hadt. « | Wat denkbeeld , nu, zal men van dit Gewaarte Gedazten maaken ? Zouden de Puinhoopen van Palmy- Babes. ra in Perfie, naar- welken gedagte Heer, hete } zelve van verre door een Oogglas bekykende, dagt dat het veel geleek, wel met meer rege voor een verwoelte Stad gehouden worden, indien men niet wist dat die ’er geweest wa- re, dan dit voor % overblyfzel van eenig | Ts Werk. UI, Deen, IJ, Srur, a STALACTIE TEN L. Werkftuk 2 Zou het wel onmooglyker voor- AFDEELe komen , dat deeze Reuzen - Dyk door Mene XIX. fehien ZITA „ É Jloorps ÍChen- Handen gemaakt ware, dan de Stones STUK. _ Henges, zo menigvuldig in Engeland en Schot- Bafalt. land, uit Steenen wan verbaazende grootte en dikte, op anderen gelegd , in ’t midden van Heijen, daar ren niet begrypt hoe zy gebragt of opgeregt hebben kunnen worden? Terwyl die Steenen, niettemin, uit de plaatzing en ’c gene mea 'er by gevonden heeft, buiten twy- fel tot Heidenfche Tempels gediend hebben (z). Voeg hier by de Hunne. Bedden, in Drenthe, van verbaazend groote Steenen ; de Water- leidingen en Bruggen door de Romeinen ge- maakt: de Pieramieden , door hun uit Egypte overgevoerd en opgeregt. Uic dit alles blykt, dat die Reuzendyk , met zynen aanhang, zeer wel een Werk van Mepnfchen Handen zyn kon , en , lag hy op een andere,plaats, men mogt het vooreen overblyfze! van den Tooren van Babel houden. | Hetfchynt Waar vinde men , naamelyk, in\de Natuur ke cen Werkftuk van die regelmaatigheid? Pylaa- zyn, ren, die Loodregt ftaan, dige tegen elkander; de tusfchenwydte, daar zy nog overblyft, met brokken Steen gevuld en naanwkeurig gefloo- ten. Pylaaren, die uit Geledingen beftaan, zo net in malkander gevoegd , als men zig kan ver. (2) Zie Tegenwe Staat van Gr, Brittannie, Amft, 175 5e Bladz, 124 &Ce OF DRUPSTEENEN. 295 verbeelden; vast zonder eenig Sement, en on: 1. wrikbaar voor den alles verflytende en verwoes- Te tende tyd. Pylaaren , nevens elkander op een riooen- ry geplaatst , boven op cen Rots, nagenoeg sTUK. van gelyke hoogte, die zo verbaazende is, dat Bez. men op ’t Schotsch Eiland Staffa ’er vindt van geventis Voeten. Pylaaren, wier Geledingen zo verfchillende zyn als ik heb gemeld en dus buiten kyf niet door eene zelfde oirzaak voort- gebragt. De Heer WarreERrtus bybrengende , dat Men koud: fommigen het ook voor eenigen Heidenfchen Nastrt, Tempel of deszelfs overblyfzelen houden 3 vinde geen beletzel, omze als natuurlyk te be= fehouwen5 dewyl zy aan elkander famengelymd zynen derhalve ook famengegroeid „en ’er zeld- zaam een gekrystallizcerde Bafalt voorkomt, die geen Spleeten overdwars heeft. Dat zy in ver« fcheide deelen verdeeld zyn, en het verheven- ronde gedeelte van den bovenften Steen in de holle Oppervlakte van den volgenden fluite , hangt ‚ volgens zyn Ed, , buiten twyfel , van de fplyting des Steens, onder ’t droogen, af; ge- Iyk men voorbeelden heeft , dat andere Stee- nen, onder ’t droogen en fplyten, in Bolletjes van elkander breeken (a). Meermaals heb ik getoond, dat die Mincra- logist , vocesftoots over de dingen heen loopen- de, Ca) Syf2. Min. Tom. L. Pe 3350 HI Deer. IL, Sruz. „ate ArFDEEL, XIX. Hoorp- 8STUKe Bafalt. 300 WSITADACTUVETEN de, doorvonoplettendheid in groote misflagen vervallen zy. De voorgemelde Engelfche Hees ren „ welke deeze Pylaaren zo lang En zo aan- dagtig befchouwd en veele Stukken daar var s gclyk PocockE, medegebragt hebben, die hy in zyn Tuin, te Dublin „ opgeregt. heeft 5 verhaalen ons dat de Steenen, waar dezelven uit beftaan , alleenlyk in malkander fluiten en niet famengehecht zyn gs zo dat menze met weinig geweld van elkander fcheiden kan , als wanneer de brokken , op fommige plaatfen daar tusfchen zittende , als voorgemeid, van zelf afvallen, Eenigen flegts , die wat wäst Landswyze in malkander zitten , kunnen vere draagen , dat zy te famen ‚orgeligt worden. De platte Leden zelfs hangen alleenlyk aan elkander , door de drukking van bun gewigt (b). Wat overeenkomst, nu, heeft dit, met aan elkander gelymd en famengegroeid te zyn, ge- Iyk Warrrr1iUs verhaalten 't-gene hem tot een bewysreden. zou flrekken 2: Wat overeen: komst, bid ik U, heeft die overkonftige „Sluiting der Geletiinden van deeze Pylaaren , met toevallige fplytingen , door het barften van een Steen onder ’ droogen 2? Waarlyk die S weed. (4) They adapt themfelves , on all fides , in the artict- lations ‚ fo exaûly , one to the other , as it is posfible for two bodies, that are only contiguous and not cohering. Jtem. Most Joints feparate very eafily, but ome, which are more flrongly indented , cohere ftrong!y enough „to bes ds nd or DROPSTEENEN. _ got Swee äfohe” Heer hadt beter gedaan; in plaats ts van op zulke denkbeelden een Onderftelling te anne vestigen , zig te houden aan zyn laatfte ge- Hooen. zegde: ‚‚ misfchien kunnen de genen, dic opstux. „ de plaats zelf deeze Kryftallen onderzoeken, Ba/uit. 9 ons een betet denkbeeld aangaande derzel- s ver vorming verfchaffen (c).” Reeds twintig Jaaren en langer voor die Denkbeel« den over laat{te nieuwe , verbeterde Uitgave van Zynae vor- Samenftel „waar in zyn Ed, dit te berde brengt , Men, was zulks reeds uitvoerig gefchied (d). Die Heeren pogthans houdenze ook voor een Werk der Natüur. ‘Fen opzigt van de Leden der Pylaaren, hoedanig een Natuurlyk Werk- ftuk men misfchien nergens anders vinden zal , onderftelt Pococke , om de volgende redenen 5 ;‚ dat de verfcheide deelen deezer „, Pylaaren in ’t eerst gevormd waren 5 of in 3, de geftalte van een Cylinder , met het op- ‚‚ perfie end , zo niet de beide enden, van ‚eene Klootfche figuur 5 of ‚dat dezelven ‚‚ Kloortfch waren of platachtig Holrond. Want, „(zege zyn Ed.) heet is waarfchynlyk; dat » toen de Steenige Stoffe zig in een vloeibaa- ‚‚ re ftaat Revan » en de bedding van de | ‚> Rots bear the being taken away in pairs. Jer, They ftand unie ted by means of their welght and.presfure , fo thar a fmal force wil fever them. DACOSTA. Fosf, p. 256, 257. (e) Syft. Min. Tom. 1. p. 336: (d) Da Cosra. Nar, Hift, of Fosfils, Lond. 1757. IL, Deer, ll, STUK, ‘ Bafalt. 302 STALACTIETEN ‚‚ Rots geformeerd werdt, waar op zy groeie ‚> de, het Vogt , dat aan de Rots raakte, nog sin beweeging bleef ; maar dat, na verloop 3, van tyd, eenige daeies der Stoffe, die dee s, ze Pylaaren famenftelde, ontwikkeld van de >, Waterdeelrjes , ophielden te beweegen en 2 de deelen deezer Pylaaren , die digtst aan js de Rots zyn; in Cylindrifche of Klootfche 4 Lighaamen vormde, Zo veel; nuj op een- 3, maal , of in een zeer korte tyd, gevormd 3 Zynde , als tot de eerfte Geleding zig uite ‚> ftrekte , werdt misfchien, door verandering > Van Het Saizoen of eenig ander Toeval, de ‚… Stoffe zo veel verdund, dat de vorming op» s, hieldt 5 maar dezelve vervolgens op nieuws ós honen s door vermindering van ’c Wa- s» ter, gefchiedden andere bezakkingen van dé s> Steenige Stoffe , op gelyke manier ; tot aan > de tweede Geleding , en dus al voort, tot „ dat de geheele Pylaaren gevormd waren. s, De top nu , van het laatst gevormde , verhes 3» ven zynde, moest, waatfchynlyk , het gene > daar op gevormd werdt hol worden, ’ zy ‚s door zyne zwaarte of door meerder week. ‚‚ heid. Door zydelingfe aanperfing der ome ‚ leggende was inmiddels de hoekigheid van » deeze Steenen te weeg gebragt.” Hier moet dan zulk een Steenmaakend Vogt onderfteld worden op een Rotzigen Grond ftil geftaan te hebben, en dus als in eene Kom ver- gaard te zyn geweest ‚ zonder aanfposling of 8 or DRUPSTEENEN 303 gemeenfchap met de Zee. Hy onderftelt, dat f _ hetzelve van natuur geweest ware om zeszydi- ei ge Kryftallen en driezydig Spaath te vormen, Hoorpe gemengd met een zeer fyn zwart Zand, „ ToenSTer. ‚de Kryftal en Spaath zig vereenigd n , en Oe s Een onregelmaatig Lighaam vormden , vulde het fyne zwarte Zand de tusfchenruimten en „, maakte zodanigen Cylindrifche of Kloot- 9, tonde Lighaamen, tot nog toe zagt; maar in ‚, dunne Horizontaale plaatjes gelyk Talk, ‚ hoedanig zy meestendeels fchynen te zyn , 2 en; indien men groot geweld gebruikt, s, fcheiden zig de Steenen tusfchen de Gele- 2 dingen in zodanige Plaatjes, welke zig ook ‚> inde verweerde deelen van deeze Py!aaren „, openbaaren”’ (€). Indien de Steenen, die de Leden der Pylaa- Verwarring ten uitmaaken, plat waren ,zou men die Plaats. orn wyze vorming Eenigszias begryp-n kunnen ; maar wat overeenkomst heeft dezelve met Kryftalfchietingen „ en deeze , wederom , ftrooe ken weivig met bezakkingen van Aardachtige deelen , tot het vormen van Klootfche Lig« haamen , omtrent van hoedanigheid als Leem of Potaarde , bekwaam om door de drukking der zwaarte een Bolronde of Holronde Op- pervlakte aan te neemen. In die verklaaring is dan alles door malkander gemengd, ten einde het d (e) Phil. Tranfalt, Vol. XLVILE. Part. Te Pe 230. HL Daer. IL STUE; R. 304 STAL ACTIETEN het een of andere te verkiezen, Ens alles wel Árpeele in aanmerking genomen zynde, zou het nog XIX, Hoorp. STUK. Stolpifche Bafalte meer met een ruuw Werk. van Menfchen Handen „ door een geweldig Vuur verglaasd 4 fchynùen te ftrooken (f). Merkelyk opheldering acht men aan dit On- derwerp toegebragt te zyn, door andere Stuk- ken van dien aart. Te Stolpen, een -Katteei den Keurvorst ‘van Saxen toebehoorende, aan de Grenzèn van Boheme, omtrent drie Mylen van Dresden, vindt men een groote trop Py-e laaren, doorgaans anderhalf Voet dik en veet- ten Voeten hoog of hooger, op een gedeelte van welken dat Kafteel en de nabuurige Hui- zen gefticht zyn. Zy ftaan zeeft digt aan el. kander , op ryën , loodregt ; zynde meeften- deels zeven- en zeskantig, hoewel men ‘er ook vyfkantigen onder aantreft ‚ maar vierkantigen zeer zeldzaam, Uitwendig zyn zy glad, zon- der eenige Streepen , van eene dof zwarte kleur, zo hard, dat menze naauwlyks met een Mooe ker kan in ftukken flaan, en zwaarwigtig. Om- ze tot Aambeelden te maaken voor Boekbin- ders en Goudflagers, moeten zy met-een on- getande Zaag, door middel van nat Zand „afgee zaagd worden; waar mede voor één Stuk we agt Dagen tyds verloopt. Ook is het een zeef goede Toetsfteen (2 )e | Meer C 5) Opmerkelykis *e ‚dar men aan de Haven van Dune bar, en elders aan de Kust van Schotland, dergelyke Py« laaren vindt. Phil, Trans. Vol. Lille ps 98, 10de or DRuUPSTREENEN. _ 355 Meer plaatfen zyn ’er in Duitfchland, daar _ rz, dergelyke Pylaaren voorkomen. Acrico- ÂFDEEL, LA,ennahem LacHMUND, gewagen van goor: een Heuvel tegenover ’t Kasteel van Marien. srux. burg in ’ Hildesheimfche, volSteenen Balken, aajax, die hier en daar uitfteeken , ook tropswyze ge- plaatst, naar zwart Marmer gelykende. In Síi- lezie vindt men ook zodanigen en by Eifenbach in Thuringen iseen Heuvel, genaamd Billftein, daar een menigte Steenen worden uitgegraven, van drie tot agt Voeten lang , en van cen hal- ven tot byna een geheelen Voet dik, die meest- al fcheef vyfhoekig zyn. Men heeft ’er halve Cirkels van dergelyke Pylaaren , digt tegen elkander Schouwburgswyze geplaatst. Sommi- gen ftaan regt , anderen fcheef. Zy zyn har- der dan Key, niet aandoenlyk voor Sterk Wa. ter , van kleur uit den blaauwen zwartach= tig (h). Ook vallen dergelyken in het Keul- fche en elders in Europa ; zelfs in de Rhyn, van Andernach paar Unkel vaarende, komen troppen voor van hoekige Pylaaren of Kant- zuilen , die in ’t Water ftaan. STRABO verhaalt, dat de Bafalt der Ouden Eeyptifche by dergelyke Kantzuilen in Egypte voorkwam. Veelen hebben ook de gedagte Europifche voor eene zelfde Soort van Steen aangezien, en zy ver. (2) Geen. de Fig. Lapid. p. 20. &c, (5) AE. Phys. Med, Vol. X. App. p. 122; daar men de Afbeelding vindt van den Heuvel Biliftein, HIL Deer IÌ, Srur, Ï. AFDEEL. XIX, Hoorp- STUK. Bafalt. 306 STALACTIETEN | verfchilt ’er, inderdaad, weinig van. De zwaa- righeid is alleen, hoe men ’er zo groote Beel- den van heeft kunnen maaken , als nog heden te Rome gevonden worden, Hierom hebben fommigen gedagt , dat de Bafalt der Ouden Laagswyze zou gegroeid zyn (£); maar aan- gezien op ’ Schotsch Eiland Staffa Bafalt- Zui- len zyn , van vier of vyf Voeten dik en ze: ventig Voeten hoog , vervalt die bedenking Veenemaal (£). De meefte Orientaalfche Bazalt is zwart of zwartachtig graauw , doch verfchilt ten op- zigt van de ingefprengde Stoffen, Men heeft ’er met kleine witte Schubbetjes; die vermoe- delyk Schirlachtig zyn , en op de breuk zig vertoonen als Aderen van Kwarts. Deeze is de gemeenfte, Een andere heeft, in het zwart » digt ingeftrooide , zeer kleine witte „ Granaat- achtige Kryítalletjes , en zwarte glanzige Schirle blaadjes daar tusíchen verfpreid. Een andere is Golfswyze zwart en wit gemarmerd, Men vindt ’er ook met Granietachtige banden , of breede Streepen van roode klein - korrelige Gra. niet, en eene, waar in de brokjes Kwarts „ Veldfpaath en Glimmer, die de Graniet fa- menftellen , los verfpreid zyn. Een andere zwarte bevat groote Granaatvormige Schirl- Kryftallen , en een allerzwartfte groenachtige | Vlak- (£) Da Costa. Fos/ils. p. 263. (£) Gmer, Nature Syflense Il. The pe 1240 of DRUPSTEENEN. 307 Vlakken-van -Hoornblende. Deeze wordt van EL de Steenhouwers Egyptifche of Nephritifche ee, Steen geheten: Van een geheel groene vindt Hoorp. men op het Kapitool voortreffelyke Beelden. STUKe Daar is, eindelyk „ ook een groene, digt be- aks fprengd met kleine Kryftallyne Schirlftippen , van grootte: als een Speldenkop, welke de Steenhandelaars noemen Pedochiofo s dat is, Luizige Bafalt (1). Men heeft in ’teerst gedagt, dat deeze Stof- Oirfprong fe door een foort van Kryftallizatie geboren rj ware, en de Franfche Heer GUÉÊTTARD heeft zulks , in een Vertoog over de Bafal. ten, met kragt beweerd. Maar, na dat men de Bafalt - Bergen in Boheme, en inzonderheid die van Padua, Vicenza en Verona, in Italie, alwaar eenige Lava » Bergen ten decle of geheel uit dergelyke Kantzuilachtige Lighaamen be- ftaan , naauwkeurig bezigtigd heeft , is men begonnen over te hellen tot het Gevoelen , dat de Bafalten haaren oirfprong hebben van het geweld des Vuurs. Dit heeft de Heer Das- MARETS, Onlangs ; in een Vertoog, aan de Franfche Akademie der Weetenfchappen voor. gedragen, ’t Valt, in de eerfte opflag, wel is waar, wat moeielyk zulk eene regelmaatige Prismatieke figuur van eene Smeltinge des Vuurs af te leiden: maar, aan den anderen kant, daar de (1) Ferner Briefe auc Walfchland, p. 273« Va II, Deer. IÌ, STUK, 208 STALACTLZETEN T. de Kryftallizatie zelden zonder uitdampinge ÄFDEEL. goor Vuur gefchiedt, en men zelfs bevonden Hoorp. heeft, dat die in ’c midden van de Lava ge= STUK. fchied ware , zo is ’er geen zwaarigheid , om het een met het andere famen te voegen. dt Zo onderftel ik dan , dat een Kryftalfchie- Beigen. tend Steenachtig Vogt , door ‘t geweld des Vuurs , gedwongen zy, om zodanige Stoffen tot eene StalaCtietifche groeijing te brengen. Dus vindt men, midden in de Italiaanfche Lava's, dikwils een groote menigte van witte veelhoekige Schirl- of Granaat » Kryftallen , wier figuur niet minder regelmaatig is!,dandie der Bafalten. Deeze Kryftallen ‚nu, moeten noodwendig geduurende de fmelting der Lava geformeerd zyn; dewyl een zo groote menig- te derzelven , van zodanig eene foort en fi- guur ‚ nergens tot nog toe aangetroffen is, in eenig Gebergte van den Aardkloot. . Hierom is ’t niet te denken , dat zy reeds gevormd met de Lava uit de-diepte- zouden zyn uitge- worpen.” Te minder, alzo zy zelfs voorko- men in de Bafalten , die men hedendaags in Italie graaft of vindt , waar onder die volko- men naar de Orientaalfche , hier voor opge- teld, gelyken , en cat veelerley Schirlblaadjes in de famen gebakken Asfche der Vulkanen ge- vonden worden. Ook bewyzen zulks de Ber- gen, kalf van Lava, half van Zuilachtige Bafalt; gelyk onder anderen de Duivels- Berg in ’t Gebied van Vicenza, aan de Grenzen van | t or DRUPSTEENEN. 309 *t Veroneefche.- Deeze beftaat grootendeels L. uit vier- vyf zes en zevenzydige harde zwar. ARDREEN te Kantzuilen , fcheef overend ftaande met den Hoorpe top naar * Westen3 terwyl de zyden des Bergs STUEe van Lava zyn en de Voet van Kalkfteen. Ver. #44% fcheide andere Bergen , by Paduaen daarom- ftreeks , zyn geheel famengefteld uit Bafalt (13). ‚ Somtyds verwart men zwarte Marmer of Kalkfteen, Yzerhoudende Spekfteen of Jaspis- Soorten ‚ met dezelve ; doch behalve de fi- guur, die in gehouwen Werkftukken niet waar te neemen is, kan het onderfcheid ontdekt worden aan de uitneemende zwaarte en hard- heid der Bafalt. Gelyk men deeze, in de Zui- delyke deelen van lalie, tot Beelden, Voets ftukken , Gewigten en ander Werk bezigt , zo. maakt men ’er in de Noordelyke deelen , als ook aan den Rhyn en in Boheme , gebruik van ; tot het plaveijen der Straaten, of ook tot Fondamenten van Gebouwen , tot Muuren , Poorten , Bruggen , Paalen, Veld- en Markt- freenen. Dat men ‘er ook Toetsfteen en Aambeelden of. Klopfteenen van vervaardige, heb ik te vooren reeds gezegd. Deeze Steen - Soort is niet vry van andere ver- mengingen, ScopoLI vondt ’er, behalve Keie fels- en Yzer-Aarde, ook Aluin- Aarde in, en LEHMANN , in de Bafalt uit de Boheemfche Tine (#2) Farmers Briefe, als boven, p. 6466, e' Vv 3 WLDeer, IL, Stug, 310 STALACTIETEN L _ Tinwerken , behalve Yzer- en Keifel = Aatde ein Tin. In Sweeden vinde men daar in, behalve Hoorp- de Schirl, zo wel Zeolith en Loodglans, als STUK. Blende, In die van Ierland heeft men een Bfalt. groote witte Kornalyn gevonden. Pr.xxit. De geftalte is dikwils vier, doch meest zes Pis 6 of vyf, fomtyds zeven , tot negenhoekig, Dries hoekige Kantzuilen daar van zyn zeldzaam , ’t welk dat Stukje Bafalt van Bornftedtel in Sas xen, in Fig. 6, op Pl, XXII. afgebeeld , te raarder maakt, Op de zyden is het, als ge= woonlyk, geftreept „ aan de enden ufdebsoeken en op ‘t eene aangefleepen ; waar door het-zye ne glanzige zwartheid openbaart. — Sommig-n komen ook wel aan de enden puntig voor „doch dit is gemeener onder de Schirl-Kryftallen , welken ik , als van een andere natuur, dewyl zy in de Bafalt geboren worden, tot een an« dere plaats befpaaren zal, zo wel als de Ass fchentrekkers of Tourmalins , waar van: thans in Tyrol gevonden zyn , die ik bezit, vol- maakt Schirlachtig en niettemin zo fterk’ wer. kende als de besten van Ceylon. Yslandfche In het denkbeeld , dat de Bafaltfteenen , met Vaulalleen. ge Zeolithen naverwant, en mooglyk van den zelfden oirfprong afkomftig „, als een Samens groeizel uit Water in de Lugt, door Vuur „tot dit Hoofdftuk behooren , word-ik nader be. ves. (“) De Deenfche Natuurkundigen hebben hem Saxum _ Tophaceum albidum Columnare five Bafaltiforme geheten. Ik volg or DRUPSTEENEN,. SIr vestigd door den. Yslandfchen Baulufteen , L vooren gemeld (n). Een hooge Berg, ak AFDEEL. genaamd , in de Westelyke deelen des Eti- ALs Boorp- ‚ lands, door zyne witheid en fteilte van verre srux, zigtbaar , is de eenigfte plaats van dit zonder. linge Gefteente. De Top van deezen Berg beftaat geheel uit eene zwart verbrande La- va , maar het midden ten deele uit gedagte _Steenfoort, welke zig by groote Stukken , van twee of drie Ellen lang , een half Voet en daar boven dik, vertoont. Zy ftaan regt over- end, zyn van vyf- tot zevenhoekig en taame- lyk hard, doch men kanze houwen. De Kleur is van buiten bleek rood, van binnen wit en fcherp op ’t gevoel , egaal van grein en digt; maar de buitenfte bleekroode Schors, ruim een Stroobreed dik, heeft kleine fyne Gaatjes. De zwaarte is middelmaatig en minder dan van den gewoonen Zandfieen. Hoewel hunne zyden niet allen even breed zyn , fluiten zy dige in malkander. Men vindt 'er ook fomwylen drie-, vier-, agt en negenhoekigen onder. Daar isop veele plaatfen, aan de Oevers inzonderheid , van Ysland, eene foort van Zuilachtige Steenen, van eenige Vademen hoog en drie of vier Voeten dik, welke in ’t uiter- lyke aanzien ‚ in Kleur en Glimmerglans; deeze “Bau. volg hier hunne befchryving van deezen Steen, OLAFs, und PoVELS. Reife durch. dsland. Koppenh. and Leipze 1774 1. Theill. Pe 74 V 4 Il. Deer, I, Srux, Bafalt. ‚8 512 STALACTIETEN lufteenen fchynen naby te komen, doch zy ArpzeL- verfchillen daar van, zo zy oordeelen, vooral Hoor p- STUK. door den oirfprong: alzo zy denken dat de laatstgemelden uit heet Water geboren zyn. Bafalt. Immers deeze Baulufteenen hebben de eigen- fchap van de Tufachtige Overkorftingen der heete Bronnen. Hunne Grondftof achten zy eene uitgeloogde Aarde te zyn, welke, na dat het Zetzel en het Water daar van gefchei- den is , meer door eene inwendige en onder- aardfche, dan door eene van de Zonen Lucht veroirzaakte Warmte, is gedroogd en verhard geworden. Dit , meenen zy, bewyst de uit- wendige Gatige Schors, welke , na dat de Stof in hoekige deelen was gefcheiden , door de Hitte des Vuurs, fterk in de reeten werken: de , tot cie geftalte was gekomen. De Kry- ftallizatie willen zy hier niet erkennen; want, zeggen zy ‚ men weet, dat de meefte, onder Water geftaan hebbende Aardfoorten , die niet tot Ley worden , door uitdrooging in zulke hoekige figuuren barften , waar van men by Zomer een voorbeeld vindt, aan de uitgee droogde Leemputten. „Zo is ’t ook op Ys- 9, land 5 (vervolgen zy) komt men ter plaatfe 9, waar gedagte Steenfoort aan den Oever gee s vonden wordt , boven op de Klippen, die 3» gemeenlyk effen zyn; dan ziet men, dat de » reeten der Zuilen boven wydst en met Aar- , de gevuld zyn , wordende, hoe nader aan ss den Voet, hoe kleiner, Boven op de hooge | fte dj / A ‚fte Bergen van dat Eiland komen deeze r, » Klippen voor, waar dikwils een Myle gaans Arpeer. ss geen Kruiden groeijen , en ki Zuilen veel poor: »» dikker dan de gemelden zyn.” | STUK. „Mooglyk zyn deeze Steenen, die men cot Ba/ai. Grafpaalen en Andere gebruiken bezigt „ door het geweld des Vuurs nog niet tot die ge- fteldheid gebragt als de voorgemelde Bafalt- Zuilen. Men vindt op Ysland ook Kegelvor- migen van dergelyke Kleur , doch harder ea zwaarder en niettemin veel poreufer, aan den voet van gedagten Berg Baula , zynde waar. fchynlyk afgebrokeve Drupfteenen. In een ' merkwaardig Hol op dit Eiland, natuurlyk in de Lavazo’t fchynt gevormd, vonden zy Drup- fteenen , die door het Vuur meer of min ver. glaasd waren 5 gelyk door hun een Klipftuk , met zulke gefmoltere Stalactieten , in Afbecel- ding is gebragt (0). or DRUPSTEENEN. 313 Î (o) Als boven Pl, XVI, Zie p. 128, enz. De Deenfche Natuurkundigen , zo even geïmeld , heb ik hier op ’t oog. XX. HOOFD. EF Vs HIL Deer, IL, STuxo si De TUFSTEENEN . SSSSSSSSSSessss XX, HOOFDSTUK. Befchryving der TUFSTEENEN, Tophi ge- naamd , uit Water geberen in het Water 5 onderfcheiden. in Metaalachtige , tot. welken de Oehr of Aardige Yzer- Eris, en Een- voudige; tot welken de zogenaamde Erwtens fteenen , Kuicfteenen , Peperíteentjes ‚Schulpe fteenen , het Beenlym (Ofbeocolla,) de Gema berfteenen of wverfbeende Wortels „ Schiefers nieren, €nx. behooren, DD Voortbrengzels der Natuur, onder de Samengroeizelen, welke eene Groeijing hebben , eenigermaate zweemende naar de Kryftalfchieting ; in het voorgaande Hoofdftuk befchouwd hebbende , komen wy thans tot de zodanigen, welke alleenlyk uit een Zetzel of bezinking van Water , dat met Aardachtige of andere zwaarwigtige deelen bezwangerd is, beftaan, en dus onder Water en uit hete zelve zyn geboren. Men noemtze Tuffteen of (p) De Heer MENDEZ DA CosTA , Fosf. p. 136, be- weert, dat die den naam van Zvpúus gevoerd hebbe by de Romeinen ‚en van Porus by de frieken; een Steen , zeet hy, in ’t allerminfte niet overeenkomende met de C- verkarftingen , die men dikwils vindt aan de Oevers en op de Beddingen vandRivieren en Bronnen; nogthans fpreeken de pede Ane TorHr…I GENAAMD. SIS of Tuf , naar het Latynfch woord Tophus,dat L _ by de Ouden gelyknaamig was met Porus ha lia) betekenende een voos, zeefachtig Gefteente ,Hoorp- dikwils van eene Zandige, natuur. De vraagSTUK. is, of men het onderfcheiden moet van dien ligten poreufên Zaudfteen , waar van groote Rotfen zyn iu:de:nabuurfchap van. Andernach aan den Ryn, welke tot Bouwfteen wordt gebruikt 5 zynde , zo fommigen willen , by de Ouden ook bekend Bemeest onder die benea- mingen (p). De geleerde WALLERIUS hadt den Tuf- fteen aldus befchreeven.. „, Het is een ligte ss loafe Steen , fomtyds digt van zelfftandig- sa-heid , fomtyds poreus en Pypig; van ver- ss fcheiderley figuur en kleur 5 zynde uit de , Mineraale deeltjes , welken het ftroomend s‚ Water los gerukt en met zig gevoerd heeft , ste famen gelymd , en „na dat het Water ss minder vloeijende of, ftilftaande geworden sis „ daar uit door bezinking nederge- s legd (4) „Onze Ridder onderfcheidt de, Tuffteenen in zodanigen die Metaalachtig zyn, eenig Mine. raal J: ed , de meefte Autheuren , welken hy op dien Zandfteen aan- haalt, onder den naam van Zopbus , duidelyk van deeze laatfte en uit BRUCKMANN blykt, dat die Zandfteen van een zelfden oirfprong zy. (q) WALL. Jin. Berl. 1750. pag. 4rr. Vergelyk Beer. - HEY, Nat. Hij}. van Holtard , II, D. 2. STUK „bladz, 979 , die zyn Ed. een weinig anders heeft begreeren. HI Deer. U. Stur. sió Der TOFSTEENEN IT. taal of Oker bevattende , en in Eenvoudige, ArFDErL. van een Kaikige , Zandige, Kleijige of Sele- Midoens nitifche hoedanigheid. Met de eerften maakt sTuK, hy een begin , als volgt N TL. MeTAALACHTIGE, 1. (r) Tuffteen die Zandig Kleijig is van vees Tophus lerley eedaante, ham ) 6 ê lende, DANE Deeze, die in Duitfchland, gemeenlyk, den naam van Tuffflein , Tophftein of Duchftein „ en van Makelbrod of Mom in Sweeden voert , komt voornaamelyk op den bodem en aan de, Oevers der Rivieren , inzonderheid van Vers fteenende Wateren , voors alwaar hy, zonder eenige bepaalde geftalte , by enkelde niet fa. menhangende Stukken, nedervalt en verhardt. Dus vindt men hem in Lapland , in Dalekar- lie, Angermannland en andere Provinciën van Sweeden „ als ook op zeer veele plaatfen in Duitfchland , inzonderheid overvloedig by Lan-= genzaltza, in het Keur-Saxifche gedeelte van ‘Thuringen en te Konings - Lutter in het Bruns. wykfe (r). Hy is graauw of witachtig, van een ‘Porcufen , zelden vasten digten famen- hang, (1) Topbus Glareofo = Árgillaceus polymorphus. Sy/?. Nat, Xit. Tom. ili. Gen. 49. Sp. 1. Porus Aqueus folidus &c, WALL. Min. 331, 420. Tophus folidus Margaceus &c, Toe phus polymorphus. WALL. Syf? Min. :£ Sp. 124 p. 394 Marga indarata amorpha. CRONSTEDT: Bl, $. 28, Brucsi Thes, fabt. Duc, Brun:v. p. 95e TorPrur GENAAMD 317 hang, Kalk - Aarde en Kley zyn de voor- LI naamtfte grondftoffen „ waar hy uit beftaat, Vic apres hoofde deezer vermenging kan hy als Mer- Hoorp- gel, en, wanneer de Kalk- Aarde daar in deSTUE. overhand heeft; als toegift gebruikt worden omde vloeijing van wreede Ertfen te bevor: deren. Dikwils , echter, bevat hy ook Zand en gemeenlyk tevens Yzer- Aarde , weshalve hy, door een Sterk Vuur gebrand , een hoog- roode Aarde wordt. Men gebruikt hem in Duitfchland veel, tot het bouwen van Kelders en Grotwerken. In Sweeden valt hy ook zwartachcig ‚ en wordt in Finland als Pot- lood gebruikt van de Ingezetenen. Zyn Gee ftalte is Pypachtig , Peoningrond , Kegel- of ‘Zuilvormig, enz. Op plaatfen , die overftroomd geweest zyn , komt hy ook wel in ’t Mos of Gras, of onder Hoorentjes en Schulpen voor, Mooglyk zou men hier dien wonderbaaren 7,4, Steen kunnen thuis brengen , gemeenlyk Lu- lemari dus Helmonti, en by fommigen Ludus Para po, xxur, celft genaamd (s). Men vindt denzelven niet Fig. 1 alleen in Engeland en Lotharingen , maar ook by (r) De Afbeeldingen , door BRUCEMANN van de Over= groeijingen , daar door gemaakt , gegeven, toonen het ver- fchil aan van deezen Tu'fteen met de Stalattietifche Over: korftingen, te vooren befchreeven. (5) Tophus fufibilis flavo-fuscus , Figurâ Globulari vel Columnari , in Segmenta Spacho Calcaueo divifus, WALL, Syfe. Min. Il. Sp. 425. Pe 395e EL D EELe Lin STUK. 1. ÄFDEEL: XX. Hoorp. STUK 8 De T'ursTEENEN by Koburg in Saxen , en in % Gebied van Eononie in Lombardye, Het is een Mergel. achtige Tuffteen, van bruin geelachtige of Afchgraauwe Kleur , doorgaans platachtig Kloot- rond, als door middelfchotten , overlangs en overdwars, in veele Klompjes verdeeld; wes- halve de Oppervlakte zig met Kalk - Spaathige Streepen „, van witter Kleur, doorreegen ver- toont. Om dat de groote Klieren, die men Conglomerate noemt , doorgaans zodanig ver- deeld zyn, noem ik hem Klierfleen. Wegens de middelfchocten geeven ‘er fommigen den naam van Sepiaria aan. Door affchraapen geeft hy een graauwachtig Poeijer : door Calcinee« ring verliest hy de helft van zyn Gewigt: door fimelten wordt hy tot een digt zwart Glas. Van Sterk Water wordt hy met fterke! opbruifching ; Schuim en Rook, ontbonden „ en in de bruin geele Solutie, hier uit ontftaan ‚ maakt de indrui- ping van Wynfteen - Olie geen beweeging , maar daar komen Bellen in, van welken, dat aartig om te zien is, Draaden gevormd wor. den, die, zich hechtende aan den bodem en wanden van het Glas, als dikke zwartachtige Spinpewebben voorkomen. Met regt mogt dan deeze Steen den naam van Speelende of Spelfteen van Helmont , voeren (H.* De Af- beel- (£) Die benaaming, echter , wier toepasfing men niêt ze- ker weet , wordt cok aan andere Zaaken gegeven, Som- migen verftaan ‘er des Menfchen Blaas - Steen door. Wide L&” di Oleum apud SCRODERUM, Pharm. V‚, 2940 Tora GENAAMD. 319 beelding van zodanig eenen, waar in zelfs die L Spaathfchotten driedubbeld zyn, geef ik in 7 Fig. 1, op Praat XXIII, uit myne Verza- Hoorn: | meling. STUK, (2) Tuffteen die Kleifig Okerachtig is, door- Tipbas boord en rokkige pertufus. Doorboore By Upfal in Sweeden , als ook in Finland aan het Strand, komt deeze Tuffteen voor, Het zyn niet anders , dan gladde Schaalige en Rolachtige ftukken van Yzerhoudende Kley , byna gelyk Belemnieten , in de langtc doors boord en Yzerroeftig van Kleur, Zy hebben den oirfprong, zo LINNEus zig verbeeldt, of van Wortels , die dus door een Steenmaa- kend Water overkorst zyn , of van Wormga. ten in het Aardryk , in welken dat Vogt die Stoffe aan de kanten hadt afgelegd. Hier toe zullen de Zandige Oker - Buisjes , tusfchen de Oker- Zand Beddingen in ons Land groei. jende , welken de Heer BERKKEY afgebeeld en befchreeven heeft, behooren {v). Ook heb ik, van dien aart, een fchoon Stuk geel Oker. Tuf , gevonden op den Loesberg by Aken , al- (2) Tophss Argiflaceo= Ochraceus perforatus tunicatuse Syt. Nat. Xil. Tom, III. Gen. 49. Sp. 2 Terrificatum Vee getabile Radicis, WALL, Miz. 339. (uv) Nat, Hift. van Holland, U. D, IIe STUK » bladz, 386, Plaat VIII. Fig. F‚, G,,H en GC. Ue DEEL. IIe STUEe 30 DE TUFSTEENEN _ LE alleenlyk hier in verfchillende , dat het niet en doorboord zy, maar in ’c midden een bruine Hoorp. Kern heeft, om welke hec waarfchynlyk is STUK. _ gegroeid, 8 ak: 0 (3) Tuffteen die Zandig Okerachtig is , met Marinus, Schulpen befprengd. Zee-Tuf. is eene derde Soort plaatst de Ridder hier een Klomp, die aan de Oevers van Oostfriesland , by de Ebbe , op den Grond der Zee gevonden was en in het Kabinet van den Graaf van Tese SIN gekomen. Om een Yzetren Bout, welke op een half Pond gerekend werdt, was Zy aan- gegroeid tot de zwaarte van twee-en - vyftig Ponden, met eenige Schulpen daar in gekleefd; Hy fteltze geboren te zyn, uit Zand , ge- mengd in het door Zeewater ontbonden Yzer, en befluit daar uit, hoe zeer hetzelve dus ver. meerdere; aangezien men uit die Klomp, door zuivering en fmelting ‚drie Ponden Yzer kreeg, Hier toe betrekt hy een Tuf,uit Zand , Schul- pen en brokjes Steen, door Yzer-Vitriool te famen gegroeid, by GRroNovius gemeld, die daar thuis brengt een Yzer-Erts uit de Zee voor onze Kusten , waar in ook Schulp- jes (3) Topbus Arendeeo- Ochraceus Testis adíperfus, Sy, Nat, Xil. Toine Ill. Gen. 49. Sp. 3, Jlus. Tesf/. 74. N. 9. Tophus connatus ex Arend, Conchis &c, Vitriolo Ferri coa= litis. GRON. Supell, ss. (w) Epift. lein, Gert, L Ep an GS 254, 205: To 2, £, I2s 140 TorPrHr GENAAMD 32 jes flaken en een Klomp van brokjes Yzer pnt met Tarter, Zand en Schulpen overkorst, bei _«X, den door BRUCKMAN N befchreeven en af- Hoorp: gebeeld (»). Die Klomp , of met Yzer - Oehr “7% gemengde Steenbonk vol Schelpen, welken de Heer BErKneEyY zo fraay in Plaat vertoont, hoedanigen, zo zyn Ed, aanmerkt , dikwiis aan onze Stranden , voor Geheveningen en ’s Gra- venzande , aanfpoelen $ als ook dat Stuk Oker: Zand met Hoorntjes, in de Katwyker Zand. beddingen door zyn Ed, gevonden (x), gee- ven een nader denkbeeld van deezen Tuft fteen, (4) Tuffteen die Zandig- Okerachtig is en Korrelig. re # Zand- ruf; By de Bronwateren komt deeze , zo Lin: Nus aanmerkt , menigvuldig voor. Zy be« ftaat uit famengehoopte Zandkorreltjes , los famengegroeid en gekleurd door een Okerig Water. Hier moet ik thuis brengen de Zandige Sta- baCtieten van den Heer GuETTARD. Zyn Ed. vondt dezelven overvloedig omftreeks E- (x) Zie Nat. Hift. van Holland, II. De II. SruK , Ple IX. Fig. D, E‚ (4) Tophas Arenaceo- Ochraceus Granulatus, Sy. Nate Xit, Tom, Ul, Gen. 49, Sp, 4. Tophus particulis Arenas ceis concretus. WALLe Syff. Min. II. pe 397 SP. 4274 IM, Deez. IL, STuKe 5 4 ® 922 De TuersSTEENEN Etampes in Vrankryk, in een Gebergte, dat, ArFnzer, tot verbreeding van den Weg naar Orleans, XX. Hoorp- STUK, doorgegraven werdt. Het- waren grooter of kleiner bollen van Zandfteen, fommigen tot vier Voeten dik; anderen , Tropswyze famen- gevoegd „ niet grooter dan Hagel of Kogels; fommigen hard , anderen broofch, In andere Steengroeven kwamen ’er hem voor, die naar Paddeftoelen of naar Merfchen-Hoofden ges leeken 5 in ’t byzonder één, die een geheel Rorstftuk affchetfte. ALoRovANDUS, merkt hy aan, heeft reeds gefproken van Steenen, in ltalie gevonden, die naar Herfenpannen ge- leeken , Cranites genaamd , of naar Herfenen ; Cerebrites ; anderen haar Testikelen, welke die Autheur Orchites noemde; hoewel zyn Ed. de gelykenis zo ver niet trekt (y). Men zou ’?er, zegt hy, dus menigvuldige Vertooningen , van Vrugten , Kaas, Brood, Koeken en an- dere zaaken , in kunnen vinden; gelyk Ar- DROVANDUS van Cucurbites , Similagites , Laganites en meer. Steenen gefproken heeft. Dus zou men een geheelen Tafel kunnen toee richten, als met Verfteende Spysen Vrugten (2). Van dergelyken aarc fchynen die Steen - Gee ftalten te zyn , welken de Heer SALERNE, eer (3) Alem, de Acad, Re des See de 1754 Pp. 370 Geen Dl, Im 4e z) Vid, AZ. Pôys. ded, Vol, VII. pe 283e (a) Zie bladz, 112, hier voor, TAPEi ERNAAM PD. 823 eer hy:de voôfgemelde- Dendrieten aantrof (a); KE _7 ontdekte. Komende by Cavereau , een klein arena Gehugt aan de flinkerzyde ván de Loire, ne= Hoorp- gen Mylen beneden Orleans, kwamen hem, ter STUK: tegter en flinkerzyde , een menigte. Steenen vóór , van buiten broinachtig, van binnen wits die zig vertoonden als brokken van Menfchelyke Lighaamen. Hier zag hy een Köp, daar een Romp, wat verder Armen en Beenen. Maar, %* geen hem meest ontzette „ verbeeldde het Lig- haam van een Vrouwsperfoon, ’t welke, fchoon Zonder Hoofd , Handen of Voeten, zo fraay was, dat hy het gaarn zoude met zig genomen hebben: De Armen en Beenen ware alleen- Iyk wat dun naar de gezetheid van het Lyf en zo digt aan °t zelve , dat het Stuk naar een Momie geleek. Zekere Priefter hadt ’er eens een Steenen Kindje gevonden, dat hy in zyn Kabinet bragt en tot verwondering ftrekte van iedereen. ALDROVANDUS, merkt hy aan , hadt reeds van dergelyke Steenen , on- der den naam van Anthropomorphites, gewag gemaakt , waar van fommigen een Been, ab= deren een Aangezigt , anderen een geheel _ Menfch affchetften (b). Vergelyk hier mede de Verfteeningen van Menfchen en Dieren , in Afri- ka en elders, voorgemeld (cj. B (5) Tuf- (B) Mem. de Math, & Phys. Tha. EL. pe 2. (e) Zie ’t voorg. STUK , bladz. 198, 199, X a IL, Deer, IL, Srux, “824 De TuUrFsSTEENENR L (5) Tuffteen die Aardig - Okerachtig is. Hoorp- Een Yzer-Erts, die men op veele plaatfen STUK, der bekende Wereld , hier en daar, op Vel« rie ie den die of Moerasfig zyn, of weleer geweest , Tubakai aantreft, is van den Ridder hier geplaatst, om "zer-Tuf, det zy buiten twyfel eenen Tufachtigen oir= - re. xxii fprong heeft, Men noemtze Moeras- of Mod- Fig 2 der-Erts, ook WVeld- Eris en Weld- Steen of Yzer. Tuf. Zy valt ook wel onder Water , en de Klonten der Okerlaagen, die in de Zand. beddingen van ons Land , aan den Duinkant, worden gevonden , zyn van deze hoedanig- heid; doch wel allermeest het Oekr, dat zo wel in ons Holland hier en daar, als op de hooge Landen in Gelderland en inzonderheid naar den kant van Deventer, in Overysfel voorkomt , (het zy dan broofch of vast ,) hoort hier t’buis. Van den zelfden aart, als die by Deventer valt, heb ik deeze Veld. Erts ook van Ceylon , Sumatra en. Java in Oostindie , bekomen. Maar, dewyl zy eigentlyk behoort tot de Yzer-Ertfen , en vry veel goed Smelt- Yzer uitlevert , fpaar ik derzelver omftandige befchryving , tot dat ik van de Yzer-Ertfen fpreek, Thans willen wy maar letten op de byzondere gedaante , in welke zy, volgens den Heer LiNNaus, verfchynt, ad Men (5) Tophas Humolo „@chraceus. Syft, Nat. XII. Tom. ITs Gen, 49. Sp. 5. Minera Ferri Calciformis. CRONST, Jdin, $ zoo. 6 Ne ToPHIi GENAAMD. 325 Men vindtze in Sweeden Erwtachtig inde 7, Moerasfen van Schônen; als ook Penningach- Árprer, tig, naar de Braaknooten gelykende, of Koeks- ens. spyze, die veel zweemt naar de Koeijen -Stront srux, op de Weiden, By de heete Baden komt dik= _ wils een Korrelige, als Hagelklompen, voor » en in Switzerland een dergelyke Yzer. Erts , die de gedaante van Musket - Kogels heeft , roodachtig van Kleur en digt. Van deezen aart zyn waarfchynlyk de Yzer- Boontjes van de Kaap en elders , als ook de Boonen- Erts zogenaamd, Een der grootfte Kaapfe Yzer- Boontjes vertoon ik in Fig 2. Voorts heb ik een Yzerfteentje wan grootte als een Duiven- ‚Ey, met byna zodanige verdeelingen als Fig, Ye. ‘Verder walt deeze Tuf in onbepaalde fi« guur , by Bonken, Klompen en Brokken , ge. lyk de voorgemelde Oehr van ons Nederland en zelfs die van Oostindie , meest donker geel of roodachtig graauw van Kleur. Somtyds is zy week en bryzelig; fomtyds uitermaate hard en naauwlyks met Mookers te vergruizen, Buiten twyfel beftaat deeze Yzer-'Tuf uit eene vermenging van Yzer met Aarde en Zand , bevattende ook hier en daar , paar de gefteld- heid des Lands, ingemengde Mineraalen; zelfs Zilver in Saxen en Goud in Hongarie, Zy zal op dergelyke manier, als andere Tuffteenige | Stof. N. 2, Ferrum Limofum Minerâ fuscà „facie Terrefiri vel Sco- riace , fubaquofa, WALL. Sy/7. Jin. 1le Pe 255% X 3 NL Deer, IL. Srux. 36 De TursSTEENEN + L. Stoffen, door bezinking naamelyk geboren A zyn, onder Water. Hoorp- jn (6) Tuffteen die Yzerig Dier, is , in de de A di langte gegroeid, derosylon, ee In Duitfchland komt, volgens den Ridder, pr. xx, deeze voor „ die of Meelachtig met, Oker be- Flg. 3. groeid, of in de gedaante van den Erwten- fteen , geheel Yzerig , zig vertoont. Zy ger leek volkomen naar rottig Hout, welks Stof- fe in een Bloedfteenige Yzer- Erts veranderd, doch de tusfchenruimten of als uitgevreten met geele Oker , of met ronde Yzerkorrels gevuld waren. Dergelyke komt wel onder de voorgaande Veld- of Moeras-Erts voor, Van het met Yzer - Erts doordrongen Hout zal menze niet gemakkelyk onderfcheiden. Ik heb , onder anderen, een Stuk van. Pirna „ van deezen aart. _Dach nader zou ik hier t’huis brengen , dat Stukje Celluleus Yzer- van Namen, in Fig. 3, op Praar XXIII, afge- beeld; ’t welk weezentlyk uiet Laagen beftaat van Yzer, en daar tusfchen zig vertoont als uitgevreten en beftooven met geele O- Ker. k (7) Tuf. €6) Topids Ferreus Ochraccus , longitudinaliter enatuse Eyle Nate, XII. Tom, lil, Gem. 49e Spe 6e d TOPH 1 GENAAMD, 327 (4) Tuffleen die Zandig . Veerig à en rand. J. ÂFDEEn, Deeze komt dikwils in de Grond voor, ter En JUD. grootte van een Pruim of Appel, zegt Lin- sryz, NEUS, ‘van rondachtige figuur. Zy gelykt vi. naar eene harde zwaare Yzer- Ests, zynde &0% Zardig Okerig en dikwils gerokt. Waar- Klootach- fchynlyk is zy uit Yzer ontftaan, dat in nat Ee) XXI Zand: zig van het middelpunt naar. den om- #4 trek heeft uitgebreid, Ik heb zodanig een Kogel, mooslyk uit Schwaben afkomftig, die Zandig Okerig is en gerokt, in ’t midden een Kinkhoorentje bevattende, dat Glanzig is vers fteend. Hy is in ’t midden doorgebroken en de helft vertoont zig , als in Fig. 4 is afge: beeld, Mooglyk zyn die ronde Stceren, wel. ken men zo overvloedig in het Brunswykfe gevonden heeft, als ook veele rondachtige zo. gevaamde verfteende Vrugten, hier toe betrek. kelyk {c). Ik heb zodanige ronde Kogels, die tot. de Arendireenen behooren , als door de rammeling. zig openbaart. re , , , Par PP ‚ VII. (8) Tuffteen die Okerachtig Vitrioolifch is, eed Vitrioolie Hier door werfteaat de Ridder het Grond: fche. ZEete EZ. 5e 1 (7) Tepbus Arenofo - Ferreus fubrotundus, Sy/?. Nat. Xl. Tom, Il. Gen. 49. Sp. 7, _(e) Zie BRUcxM. 7bes, Bruusv.p. 59. Tab. 5 = To, (2) Tuphus Ochtaceo - Virriolicus, Syt, Nat, Xi, Tof, Il. Gen. 49. Sp. 8. Ä 4 EI. DEEL. IL STUKe nn 323 De TursTEENEN 3 zetzel, in de Viriool-Ziederyén zig hechten. ÁrpreL, de aan de Pannen, Ketels en Kuipen, ’t welk Hoors. grootendeels uit een geele Oker beftaar, Miís- stux, fchien zou men hier de meefte Pyriet- Kogels, zo van Normandie als uit Engeland en zelfs uit Ooftindie, betrekken kunnen 5 alzo dle meest- al eenig Vitriool bevatten. Ik breng hier thuis die zonderlinge Champignon-Kies van myne Verzameling , welke uit Pyriet, in een Krans van Markafieten geworteld, is famengefteld , en dus zeer aartig zig vertoont, Zy komt uit Stiermark : zic Fig. s. ix. (9) Tuffteen die Zwavelig is, wanftaltig , Topbus Sulbbarenss uitgehoekt, van buiten Meelachtig. Zwaveligee Deeze zou niets anders zyn dan zuivere graauw-geele Zwavel , meestal van een zeer ylea famenhang , die zig uit Zwavelig Wat ter nederzet, Dus vindt menze ín de Gangen en Bakken der meefte warme Baden, die van een Zwavelachtige natuur zyn en aan de Oe- vers van zodanige Wateren, Ik heb kleine bol- lecjes geklonterde zuiver geele Zwavel, Trops- wyze aan malkander gegroeid , die men hier toe betrekken zou kunnen, HL. EEN. fs) Fophus Sulphureus, amorphus, finuofus , extus Fas ginofus. Sy/2, Nat. Xil, Tom. III, Gen. 49, Sp. Je / ToPHI GENAAMD. 32 IL. Eenvounice, er (to) Tuffteen die Aluinachtig is, Laagswy- Arie ze famengepakt ‚ digt en graauw. Hoorne STUK. Zo noemt LINNmus de graauwe Schaa- x, lige Sinter, welke zig in de Geuten, Kuipen ,„7v2/ss en Bakken , der Alvinwerken aanzet, allengs ris- verhardende. Hy vondrze, in die van Andra- ruf rum, in Schônen, een Vinger dik en zo hard, dat men ze naauwlyks kon breeken. Zy ge- leek naar Verfteend Hout en bruifchte niet met Sterk Water. Bovendien nam zyn Ed. op den bodem der Pannen , daar Aluin in gee kookt werdt, een Steenachtige verharding waar ; die zig als Marmer vertoonde, zynde graauw , van binnen gefprenkeld , hoekig in t breeken en geen Vuur geevende aan het Staalflag , Zoutig van Smaak, Een Sinter, die ik heb , afkomftig uit een oude Bergbouw, met Steen en Kolen gemengd , van Saalfeld, Íchync van dergelyke natuur te zyn. laine Crr) Tuffteen der Pispotten. xr. keek Pis- Tu js Geen ( ic) Tophus Aluminaris, fuperftratus, compaîtus, gri- fcus. Syf?. Nat: XII, Tom, MI. Gen. 49. Sp. 10. Tophns Aluminaris griseus &ce Tophus Aluminaris cous, /#, Scan, 122. (ax) Tophus Urine Matularum. Sy/?. Nat. Xit, Tom, lie Gen. 49. Sp. II. X 5 UI, Deen. IJ, STuKo EL { 330 De TUrsTEENEN Geen andere wordt hier bedoeld; dan die AFDEEL: Steenachtige Korst , welke op fommige plaate Hoorp- STUK e XI. Tephus Lebetinus, Ketel- korst. fen , daar de Menfchen geduurig hun Water loozen , of ook daar men hetzelve, ’t zv door onachtzaamheid , ’t zy met voordagt, eenigen tyd opgaart en ftaan laat, aangroeit. Dezel- ve heeft, in eigenfchappen „ veel overeenkomst met den Blaas» Steen, (12) Tuffteen der Ketelen , die Kalkachtig 15e Naar de hoedanigheid van het Water ; dats tot Theedrinken of anders , op zig zelve ge= kookt wordt, groeie aan den Ketel, indien men denzelven niet fchoon maakt, allengs een Korftig beflag, zynde doorgaans van eene Kalkachtige natuur, volgens de bepaaling van LINNAUs. Zyn Ed. merkt aan , dat hee overvloediger uit Bronwatet dan uit Rivierwa- ter ontítaa. Het zuivere: Regenwatér , onzer Bakken, geeft daar van het minfte;s maar Pute water , inzonderheid dat hard is em brak , zo veel te meer. De eigenfchappen zyn naar den aart van het Water verfchillende, Men noemte ze 12) Topkus Calcareus Lebetum. Sy: Nat. XiL. Tom. Jil. Gen, 49. Sp. Iz. SCHREB. Lith, 86. Portus Aqueus Aquâ fimplici genetatus, WALL. Min. 297. 'Tophus fufibie Ys terreftris Aquâ fimpliei generatus. Läpis Aqueus, WALL, oyfle Min, il. P. 392. Ep. 422e 4 Tornzi GENAAMD, 331 ze Waterfteen of ook wel Ketsigeis. zy ís KR door Vuur fmeltbnar , zegt WALLERIUS, ÄFDEELs XX tot een dootfchynend Glas, Hoorne STUKs 13) Taffteen die Kalkachtig is en Kor= xr. Tvùbus: 1 16 lig. Thermaiës. 5 q Baden=Tufe „De heete Bädwateren, die de hier voor be: fchreevene Stalatietifche Omkorftingen rmaa- ken (d), leggen aan de kanten der Bronnen , Bakken en Pypen, een Zetzel af , als voor- gemeld is , ’t welk dezelven, indien zy niet öm zekeren tyd daar van gezuiverd werden , geheel verftoppen zou. Hetzeive verfchilt, in natuur, zo zeer niet van dezelven, als in gedaante. Het beftaat , naamelyk, als uit een Kalkachtig Zand, dat broofch en geelache tig is, aen de buitenzyde begroeid met byna onzigtbaare Kryftalletjes , zegt de Ridder. Doch anderen merken aan „dat deeze Baden. Tuf niet alleen in de Kleur, die daorgaans wit js en fomtyds donker bruin, groen- of geelach= tig, naar de bygemengde Mineraale Stoffen; maar ook in aart grootelyks verfchille : alzo men fommige geheel Kalkachtig , anderen ge- mengd aantreft, met deeze of gene Aarde (e). Zo (13) Topbus Calcareus Granulatus. Sf. Net KIL. Pom. IIe Gen. 49. Sp. 13. Lapis in Canalibus, VAup. Dis/. 18. (d) Zie bladz. 263, hier voor. Ce) WALL. Sy/l, Min, II. p. 332 Arn de incraft, Agrè Gort, 1756. OC, Item, Zlin. Syfh. p. 257. UL Deer, IL, Sruz. L 832 Der TurFsTEENEN Zo aanmerkelyk, nu, als de Overkorftingen ArpreL, der Karlsbad- Wateren in Boheme , zyn; zo Hoorp= STUK Van ’t Karlsbad. uitmuntende zyn ook derzelver Tuffteenen. Men heeft ‘er Stukken van , meer dan een Handbreed dik , Marmerachtig wit, en doot- PL. XXIII {needen met roodachtige dunne Laagen: Dee- Ege 5 Ze groeijen- aan den Mond der Bron, en in derzelver onderaardfche Holligheden komen zy veel harder voor, gelykende naar Alabas- ter- Spaath met eene fchoone mengeling van Kleuren : teewyl die in de Pypen van eene Zandige natuur en helder geel zyn, worden de van het Volk als een zegt Bytmiddel op Zweeren gebruikt. Van de eerstgemelden kry- gen zy Stukken , die fomtyds groot genoeg zyn, om Tafelbladen van te maaken, en, fchoon afgefleepen, door hee polysten een glans bekomen als Jaspis. Het is een voornaa- me Fabriek van die plaats , deeze Tuf tot Snuifdoozen , Tabaksdoozen, Kottingknoppen en Roks of Broeks.Knoopen te verwerken. Een ronde gefleepen Plaat daar van , in Te- kening naar de Vesting « Achaat gelykende, vertoon ik hier in Fig. 6, op Plaat XXill. De Kleuren fpeelen , van het bruine , door het rosfe en het geele, in hee Ifùbelle, met eene fraaiheid , gelykende naar die van fom- mige Dendrieten, Ik heb ’er ook een weergaa van ‚ met eene verfchillende Tekening. Aan de agterzyde zynze, op een geheel andere manier , Wolkig gemarmerd, | Der. Torni GENAÁÄMD 333 „ Dergelyken fraay roodachtig bruin; geel en 1, wit bonten Tuffteen , verfchaffen ook andere Ârnrets heete Bronnen. Men vindtze in de Eifenba- prooene cher en Glashuttner Baden in Duitfchland , als srux. - ook in die van Raufchenbach in Hongarie. De Tuffteen van Konigslutter in het Brunswykfe, - drie Mylen van de Hoofdftad, is tot het bou- wen der meefte Huizen aldaar gebezigd, in. zonderheid tot de Kelders , waar in men de, Brunswyker Mom bewaart (f ) Verfcheiderley Tuffteenen leveren de heete Van vss Bronnen op Ysland uit , doch onder dezelven Kn is de Witte een algemeene Schors of Korst, derzelver Kanten en de naby zynge Steenen , Schulpen of ftukken Houts, bekleedende. Deeze Korst is als met Wratten bezet en in hardheid zeer verfchillende. Somtyds kan men ze met de Nagels afkrabben, fomtyds is zy zo vast als Yslandích Agaath. Men merkt aan, dat dezel- ve eer Kley- dan Kalkachtig zy; als niet op= bruifchende met Sterk Water. Dit heeft zy met andere Steenachtige Samengroeizels van de Yslandfche Bronwateren gemeen (£). Hier behoort, wegens de hoedanigheid, het verteeng zogenaamde “Verfleende Water van Oberftein, \*% Dit zyn wanftaltige Klompen en Stukken , waar van ik verfcheidene bekomen heb, van buiten roodachtig „ van binnen Spaathachtig wit, doch van * (f) Brucum. Thief. Brunsu, p. 97» (g) OLAFs. and Pov. R ci/A, 1, Th, p. 73, UI Deen. IL STux, 34 De TupsTErNEN _ L van eene Kalkige natuur. Het Water , dóof rd de Gangen der Bergwerken loopende, maakt Hoorp- ZOdanige Samengroeizels van. aanmerkelyke STUK: dikte en zwaarte, XIV. (14) Tuflteen die Kalkachiig is , uit ver- beid fcheide Erwtachtige gekorstte Bolletjes Kuitkeen. Jamengehoopt. Onder de Delfftoffen kome „ behalve de Verfteeningen van kleine Hoorntjes en Schulps jes, die zig fomtyds zodanig vertöonen, dat menze voor Verfteende Zaaden aangezien en Zaadffeenen geheten heeft (h },ook voor, die men Kuiifteenen noemde , zig verbeeldende 4 dat het Verfteeningen waren van de Kuit of Eijertjes van Visfchen (4). Om die reden gaf __ men daar aan den naam van Oölithen, in ’£ Hoogduitfch Rogenfteineé, Verfcheide voornaas me Lithologiften , waar onder SCHEUCHZER; BaAijErR, BRUCKMANNSs zyn van dic Ges voelen geweest, waar in zy bevestigd wer. den, doordien zy, met een gewapend Oog , daar in meenden zelfs het Wit en Doijer van een Ey te onderfcheiden. Een ronde zwarte | Stip î (14) Tuphas Câlcareus ; Globulis Pififormibus Cruftartis congeftus. Sy/t, Nat, XII. Tom. IEI. Gen, 49. Sp. 14. Toph. Caâlc. glomeratus &e. Mus, Tesf. 74. N, 3. Tophus Calca- ius Thermarum. Sy/f. Nat. 129. Ne 2e Stalaêtites Tefta- ceus Glovulofus. Caonsr, Miny Óe 12. Pila Carolina, Worm: ToPHI GENAAMD 83% Stip , fomtyds in het midden van ieder Eitje voorkomende ‚ zou dan het Doijer of Vrugt- L Arprrt; beginzel zyn. Maar dit maakt de zaak te on- Hooen- swaarfchynlyket alzo in de Kuit der Visfchen , STUE, voor dat die gefchooten is , niets zodanigs plaats heeft, aan den eenen, en de verbaazende veel- heid , in welke deeze Steentjes op fommige plaatfen voorkomen, aan, den anderen kant. In ’ Halberftadfe, by Hammersleben , kan menze by Wagens vol verzamelen en in zeker Stadje;, genaamd Weferlingen , zya byna alle Huizen van zulk een Gefteente gebouwd, Voeg hier by, dat menze aan de Bronwateren ook vete zamele; ’t welk den oirfprong nader aane wyst. Wy moeten hier , tot onderfcheiding , cen weinig ftil taan. ’t Gefteente , dat hier be- doeld wordt , beftaat byna geheel uit ronde Bolletjes, Van dien aart komen ’er voor, wels ken men, met een Vergrootglas ,duidelyk kan zien, Verlteende Hoorentjes te zyn. Dit baart derhalve geen zwaarigheid, Anderen, die tot de Helicieten behooren, zyn op de breuk, of door afllyping , aan de Spiraale draaijen ken- baar (k). Onder de Heliolithen of Aftroieten | ko» Worm. Jlus, 52: Stalaêtites Calcareus, Globulâijs &e, Oolithus. WALL. Syl, Min. MU. p. 383, Sp. 4154 (5) Zie ’t voorg. 1. STUK ; bladz. 476, (£) ’t Zelfde, bladz, 262. Ck) Zie ’t voorg. IE. STUK, bladz, 436, UL Deen. I.STUKe d. _AFDEEL. XX. Hoorp- 6TUKe Kuite Marmer. 36 De TUrsSTEENEN komen ook voor, omtrent welken men zig it gefleepen Plaatjes vergisfen zou kunnen ; in: dien niet gelet werde op de Sterretjes in de- zelven (J). Van de Porpicten zynze niet zo gemakkelyk te onderfcheiden. Hier moet men ook op het inwendige acht geeven , dat in dezelven Straalswyze of Raderachtig is , gelyk ik die befchreeven heb (m) : terwyl de Oölichen zulks misfen , hebbende in ‘€ midden een Stip, welke met verfcheide Rokken , die zig op de doorfnyding als evenwydige Cirkeltjes vercoo- nen , is omringd. | Daar is een Soort van Marmer , genaamd Hammites , dat door Linneus afgezonderd ‘wordt van dit Gefteente. Het verfchilt, daar van , zegt hy, doordien ‘het wryfbaar is en Sneeuwwit , uit de Baden geboren: dat Mar- mer, in tegendeel, hard en Laagachtig, Afch: graauw , diet, aan den Zee-Oever eertyds gegranuleerd. Dus zouden wy dan hier moeten uitfluiten de Kuitfteenen , over welken Bruck- 'MANN weleer een geheel Vertoog gefchreeven heeft, zeggende daar van : dat het een foort van Rotsfteen is, uit ontelbaare Bolletjes , welken hy voor Verfteende Kuit hieldt , fa= mengefteld , waar van fommigen de grootte van Geerst Cenchrites , anderen van Slaapbol- - len - Zaad , Meconites gecaamd , en nog minder, heb. (1) Zie GurrranD. Jlem. Tom. III. PL, 46 , 47e (tn) 1. STUK , als boven, bladze 505. / ToPHI GENAAMD 237 _ hebben. Van Kleur waren eenigen geel, an g deren wit s eenigen rood, anderen bruin; @ts Arprer, telyken wit in een rood of bruin Gefteente „XX leggende, en fommigen graauw, Men hadt ’er srux, „gezien in een bruine Matrix, wit van Kleur in ’t midden rood: welk door ’c aile een fraai- je Vertooning maakte. Van dergelyken Kuit» fteen , zegt hy , worden in de Nootenberg , by de Stad Brunswyk, (dus wegens de menig- te van Hazelaaren , die ‘er op groeijen, ge- naamd,) jaarlyks wel honderd Wagen . Vragten gebroken , waar mede men dagelyks aldaar Huizen bouwt en de Straaten plaveit. Ook is de St. Andries - Kerk in Brunswyk „een zeer groot Gebouw , geheel opgehaald van zulk Geftecnte , waar onder voorkomt dat donker rood is, met Bolletjes zo klein, dat menze naauwlyks zien kan met het bloote Oog (u). Hier behooren , evenwel, de zogenaamde peper Peperfteentjes (Piperites) , welken ik, zo log Steentjes als in een Klomp famengegroeid, En ‚ van eene bruinachtige Kleur. Deeze , uit Noor. wegen afkomftig , zitten zo dige tegen elkan- der, dat men geen blyk kan vinden van eenig ander Gefteente, en gelyken, zo door de groot- te als door de ruuwbeid, zeer naar Peper, tere wyl zy ook allen van gelyke grootte zyn. Met een Vergrootglas zie ik dat zy uit Schillerjes of (xe) Spee. Phys. de Oölithis, ad ealc, Thes, Bransvicenfrs, Hi Deer, IL, STux. 5 933 De T UFSTEENEN L of Bastjes beftaan , en dat de ruuwheid doot xx Kleinere zwarte Korreltjes als Zard, daar buie Hoor» ten aangegroeid , veroirzaakt worde, Onder STUK. de vier Soorten van Oölitben, welken W Are ‘LER1US voorgefteld heeft , ze ik piet waar deeze t’huis te brengen zyn. Eiwten- Die Autheur maakt zyne eerfte Soort van leenen, ge genen , welken LinNaus hier eigertlyk bedoelt , dat is de zogenaamde Pi/olithen of Erwtenfteenen , Orobias genaamd , by fommte gen, of Phacolithen: waar van BRUCKMANN; meergemeld , de Afbeelding geeven zou (6). Al wederom heeft hy hier in zeer misgetast 5 want BRUCKMANN zegt uitdrukkelyk, dat hy van ceeze niet {preekt , willende daar over een byzonder Vertoos fchryven, en de aange- haalde Figuur wyst flegts een grooter Soort van Oölithen of Kuitfteenen aan. WALL Ee Rtus onderfcheidtze door den Bast, als ook door de Meelige zelfftandigheid van binpen, en dat het Gefteente , waar in zy zitten, zo hard niet zy, als de Matrix der laatstgemelden, Voorts merkt by arn, dat fommizen als groo. te, anderen als kleine Erwten zyn , en dat menze vindt in Boheme , Engeland, Gothland. Van de Boheemfche heb ik drie of vierderley , die haaren oirfprong genoegzaam aan de Tuf- achitigheid van het Gefteernte openbaaren, Die Co) Spec. Phys. de Oökithis. Tab, XXV. N, 3. WALE) Sf, Jline il. Pe 384. \ ER LorHt GENAAMD, 939 | 7 \ Die van de kleinfte. Soort » weinig grooter hroteà ri dan de gemelde Peperfteeutjes en wat ongelyk ì _ van grootte , vullen hetzelve, en zyn van de groerd. zelfde Kleur , naamelyk tieke vuil wit,£ TUE: Aan deeze blykt reeds duidelyk , dat zy uit Pld in verfcheide Rokken of Schilfers , over elkan- der, beftaan. Die van een andere Soort, om- trent van grootte als gedroogde witte Erwten ; vry egaal, zitten in een Sneeuwwitte Kalkach= tige Korst, en hebben deeze aanmerkelyke byzonderheid „ dat onder haar buitenfte witte Kalkachtige Schors een andere legt , die hoog Oranjekleurig geel is. Dit fchynt niet door de Lugt veroirzaakt te zyn. Een derde Soort, blykbaar Stalatietifch , bevat niet alleen zo kleinen , ja kleineren dan de eerfte , maar ook middelmaatige als de tweede en zeer grooten, als gedroogde witte Boontjes , welken lang- werpig, plat en van onregelmaatiger figuur zyn. Van't gezegde hoog geele Korstje, komt ’er ook eenig blyk in voors Het Stukje , dat ik , als eene vierde Soort pr. erts van Erwtenfteenen , hier geheel in Afbeelding #8 7: mededeel, Pl. XXIII, Wig. 7, is in verfcheie de opzigten merkwaardig. Duidelyk vertoonen zig daar in de Laagen van de Stalaêtietifche Korst der Baden, overlangs, waar wederzyds de rondachtige Bolletjes ingekast zyn. Een derzelven is van de groot{ten , en heeft nevens zig de holle Doppen van andere zodanigen, als ook verfcheide Bolletjes van de kleine Soort. Y a Van HI, Deer, IL STuxe Wes 340 De TursrTeEeENEN K L. Van de meeften komen hier ledige Dopjeg ÂrFpeel. voor , die in de holte een byzonderen Glans, Hoorn. de van Opaal, vertoonen , zynde in één der- sTUK. zelven, die cen half doorgebroken Erwije bee Erwten vat, de inwendige Samenftelling uit Kalklaage reen jes, tot het midden toe, te befpeuren, als men ziet by Letter a. Daar tusfchen komen, io en op de StalaCtiet-Korst , veele kleinere, byna als Geerst of Slaapbollen - Zaad, voor : des men hier byna alle verfcheidenheden by elkander: heeft. Het zyn Zo blykt dan, uit het een en andere, dat het BCANW- geen Erwten zyn, noch Linfen, Wikken of dergelyk Zaad; *t welk anders, in deeze Bron- nen geworpen, zeer wel overkorst zou hebben kunven worden (p). Want, fchoon-” waar is , dat het dunae Oranje- of hoog geele Korstje;, Ct welk fommigen, als gemeld is, regelmaatig omkleedt,) gereedelyk het denkbeeld gceve van de Schil eener dergelyke Peulvrugt , wier bin= nenfte dan vergaan zou kunnen zyn of ver= teerd; is 'er naauwlyks reden te bedenken van eene zo ongelyke en onregelmaatige figuur , die in de losfe Erwtefteentjes, welken ik heb, nog meer doorftraalt. Derhalve hoewel zy, by ’t Gemeen, Pija Carolina, dat is Karlsbad. Erwten, gebeten worden; houden wy ze voor Tufachtige Natuurfpeelingen, door de bewee. ging van het Water , zekere Kalkachtige Ker» | nen (p) Zie WALCH, Verfleende Zaaken , III. D. bladz, O3. ToP HBI GENAAMD S4T men overkorftende , gefprooten. Dit geeftre- ke den van derzelver rondachtige , doch onregel-* Ws maatige fipuur en ongelyke grootte, in een Hoorp- zelfde Klomp. Want het is wat anders met “TU ke de Hagelbolletjes, die in de vrye Lugt Ee eh vormd worden uit Druppels van gelyke groot. te, Hier zyo de Bolletjes, in de vorming , aan geduurige drukking en ftooten onderhevig. Zie verder, woordelyk, hoe de Heer Horr- MAN N zulks verklaare (q). ‚… By-aldien Wateren , met een Steenige en _otrfprong ‚> Tufachtige Stoffe vervuld, op eenige plaats En rusten ‚ en op hunve oppervlakte, uit det Waren. een of andere oirzaak , bezet raaken met Lugribelletjes ; wordt de omtrek van die Belletjes dikwils, in korten tyd,zo ítyf, dat s» Zy byna gelyke naar een zeer fyne Eijcr- ‚> fchaal , die zelfs, door byten met de Tan- den onderzogt, een kennelyke kparling ver- oirzaake. Deeze Stoffe, derhalve, indien zy zig hechte aan Korreltjes , door het Wa. ter heen en weer gewenteld of gerold, be- kleedt dezelven gemakkelyk met een zeer ‚‚ dunne Schors, waat , kort daar na, een „Andere om heen groeit, en om dezelve. „, wederom anderen , agtervolgelyk; maakende ‚dus te famen, zelfs midden in hee Vogt, | > EEN 53 (4) Sy!l. Comment. in Reg. Scisut, Soc. p. 192, WALle Syft. Alin. 11. Pe 385, bi: HI Deen. IL, StTuz, 242 De TursTEENEN j, een zodanig Kogelrond Lighaam , waar zig ÁrrreL. , dergelyk een Zandje, als ’t ware voor mid- Hoorg, » Celpunt, ingeflooten bevindt.” STUE. Te meer nog wordt men bevestigd ín dit Erwten. denkbeeld , om dat van Yzer dergelyke: Tuf- feenen, < achtige Steengroeijingen bekend zyn. Das heeft men niet alleen de gemelde Boonen-Erts en Yzer- Boontjes, maar cok een Erwtachtige Yzer-Erts van Marsdorff, door den vermaar- den BRUCK MANN in Afbeelding gebragt (7); die daar van zegt : ‚ Men vindt in Hesfen s, dergelyken Yzerfteen , niet ver van Hom- s> burg, in zulk een menigte , dat daar mede s> twee hooge Ovens zan den gang gehouden s… worden. Het Yzer , dat daar van zonder ss byvoeging van andere Yzerfteenen komt, ss is regt goed en het Zweedfíche gelyk. Zy a> worden in een Dal, meer dan een half Va- 9, dem dik , by glad Kalkgefteente leggende »> gevonden, en het is zeker, dat men reden >, heeft zig te verwonderen, hoe de Natuur ss dergelyke famengehoopte Kegeltjes, en wel sin zulk een menigte , heeft kunnen vor- 33 mene” | Oifprong Dat ’er ook nog een andere manier van en “groeijing deezer Zaad- of Erwrachtige Bol- Groëten. Jetjes zyn kan , leert ons de hier voor be- fchreevene Zand- Tuf, zynde de vierde Soort van cit Geflage , buiten twyfel door afdrui- | ping | Cr) Epif. Iein, Cent. I. Ep. 41. T. 2 TorPrPHI GENAAMD. 343 Í ping van Okerig Water, in de Drupfteen-Ho- Te len, geboren. Laatstgemelde Autheur heeft Ärpzrr. zulks zeer duidelyk aangetoond in die van aoorp. Hongarie , alwaar men op den Grond , zegtsrur. hy, kleine Bergjes ziet, van ontelbzare zoda- f nige Verfteende Druppelen, de onderften van grootte als Zand of Geerstzaad, de middelften als Erwten, de bovenften grooter, doch zel. den zo groot als een Hazelnoot, Hy heeft dezelven in Afbeelding gebragt en zegt, dat zy byzonder geleeken naar Verfuikeringen. Da:r vevens voegt hy een gefteelde Klomp van zodanige Stalaticten, volkomen naar een rui. ven - Tros gelykende ; hoedanigen de Heer GUETTARD in Vrankryk ook gevonden heeft en afgebeeld {s). Erwten CENEN« _ Eindelyk kunnen deeze Erwtenfteentjes, zo of door de Heer Warrerius zig verbeeldt , oo k Giftende op orree ontftaan uit eene inwendige beweeging naar ling. Gisting gelykerde. Want eene weeke Kalk- klomp , daar door in Borrels opgeheven, kan dezelve door fpatten afwerpen in een omkorss= tend Water , ’t welk dezelven dan als Bolle. tjes vormt en doet aangroeijen. Hier moet men zig erinneren , boe zulks by de uitdamping van Kounferven en dergelyke Papachtige Stof- fen, plaats heeft. Dan zal men zig over de mee £5) BRUCEM. Epiff, Jrin. Cent. Je Epe 3. De Bellsrijs Las pideis Liptovienûbus Hungaricis. GUErT, Mem. de 17543 wt fupra. ie à 4 IL, DEEL, IJ, Styx, XV. Tuphus Leflaceus, Schu'p: feeen. xvL. Ofleorolla, Beenlyime 344 Dr TursTEENEN menigte van zodasige Bolletjes „ over derzelver * verfchillende grootte en zelfftandigheid, niee meer behoeven te verwonderen , noch vreemd. vinden, dat zy maar op eenige piaacfen voor- komen. Ik heb een Tufachtige Overkorfting , waar in zig de blyken van zulk eene opborre- ling duidelyk voordoen. - (rs) Tuffteen die Kulkachtig is, uit brokjes van Schulpen famengehoopt, Doargaans komt deeze voor, daar men Kalk vindt , voornaamelyk in Vrankryk , Spanje; Engeland, zegt Linnaeus, Te Kadix wor den ’er Huizen van gebouwd. Zy komt het Schulp- Marmer zeer naby, maar heeft geen Steenige hardheid. In * Kabinet van den Graaf wan Tessin bevondt zig zulk een Steen ; waar in men de Hoorntjes naauwlyks met het bloote Oog ontdekken. kon. Bevcorens heb ik, onder de Verfteeningen , van dergelyken gefproken (4). (16) Tuffteen die Kalkachtig is, en byna. Rolrond , doorboord. Zeer (15) Tertar Calcarius glomerstus e Testarum fragmene tis. Sy/l. Nat, Xi. Tom, Ill, Gen. 49e Sp. 15. (1) Zie ’t voorg. STUK, biadz. 475. (16) Topbus Calcarius fubeylindricus , perforatus, Sy? Nat, Xl. Fom, lll. Gene 49. Sp. 16. Mus. Tesf. 22, N, 2. Tophus Margaceus Cylindricus perfvratus. VOG. Alin, 258. To: he TorHtI CENAA MD 345 ‚Zeer bekend is dit voortbrengzel der Na- rz, tuur, dat men’, ‘uit een verkeerd denkbeeld, Árpeer, van ouds Ofteocolla,’twelk Beenlym betekent, ooren. genoemd heeft „als dienftig tot het fpoedigersrux. doen famengroeijen van gebrokene Beenderen , Ofeocolia, en naderhand , toen men de ydelheid van dit denkbeeld begreep , geheel tegenftrydig , als naar gebroken Beenderen gelykende , Osfifra- gus. Ook noemen de Duitfchers hetzelve Beinbruch, dat is Beenbreuk , Beinwelle , Wal- flein , Bruchftein en Steinbein of Steenbeen , met het Latyafch woord Ofteolithus overeen- komftig. Sommigen hebben het „als naar een Boomftam gelykende, ín ’ Griekfch Stelecht* tes geheten, ’'t welk misfchien daar van daan kwam , dat men daar in eene Groeijing , als van Boomachtig Koraal , meende plaats te heb- ben. Veeleer zou men het Rhizolithus noe- men mogen, dat is Wortelfteen; hoewel dit ook niet in de volftrekfte zin moet opgenoe men worden. Het zyn, naamelyk, geen Ver- fteende Wortelen , maar alleenlyk overtrekzels van. Wortelen: des WarrLertus in dit op- zigt, Tophus Arg:lle Ramofus et Fistulofus. GRON. Sup, 16. Ne g. Stetechites Radix petrificata, Cortice Arenaceo Lapidese cente. WOLT. Min. 43: BAUM. Min, 1, p. 194. Petrificatum Veg. Rad. Artborum, WALL. Jfin. 335. Sta'at. Calcareo. Aten, circa Radicem Vegetabilem concretus. Ofteocollzs WarL Syff. Min. IL, p. 382. Larva Argillacea, Argillâ in- natâ, Ofteocolla, CRONST, Min. 6. 281, Ofteocolle, Phi Trans. 1745. a Ko. UI, Deele Il STuKe 346 De TUFSTEENEN L _zigt, ten aanzien van zyn eerfte bepaaling, ik door VocerL te regt berispe wordt. Nadere Hoorp. hand heeft hy zyve bepaaling beter gemaakt , STUX. noemende het cen Kalkig Zandige Sralattiet ; Ofleocolla. rondom een Plantaartigen Wortel famengegroeid. Men zou zyn Ed, nogthans daar omtrent ook mogen vraagen , of ’er andere zyn dan Plante aartige Wortelen ? De Ofteocolla is, volgens deezen, een witachtig , grys of geelachtig famengroeizel als Steen , met eene oneffene Opper vlakce , doorboord , gelykende naar een Boomftam of gebroken Been, en, op fommige plaarfen , oirfpronglyk uic een fyne Zardige met eene Kalkachuge Aarde gemengd, op anderen uit eene Mergelachtige ; waar door diep in de Gro: d overgebleevene Boomwortelen eerst om- korst worden , laatende , nadat zy vergaan zyn, hunne figuur en een opening in het Samen- groeizel over. | } De Hoogleeraar Voerer had: aanzemerkt, ca bepealing van onzen Ridder goed wa- re, mids men Kalkachtig in Mergelig veran- derde. Hier door onderfcheïdt hy zelfs de an- dere Steenige Overtrekzels van Wortelen van het (v) Verfleende Zaaken. lll. Deel , bladz. 29. (w)} De Heer WALLEnRiUsS hieldt de Ofleocolla voor Ver- fleende Wortels van den Zwarten. Popelier , niet Kalkach- tig, zeggende dat, als zulk een Boem, op een Zandigen Grond groeijende, efgehouwen werdt of verdorde, dan de Wor. Torni GENAAMD, 847 het Beenlym, De geleerde WauLcuH, nog: IL thans, acht ook hetzelve zo wel van eene Kal- kig Zandige als van een Mergelige natuur voor Hoorp. te komen , en zondert daar van af die omkor-STUK. flingen, welke uit Tufwater ontftaan (y), Ofrecolla, GRroNovrus hadtze een Kley- Tuf gehe- ten, en BRUCKMANN verhaalt, dat zy te Berlyn in ’t Zand groeit. Anderen merkenze aan, als eene Zandige omkorfting van Worte: Ten. LinNaus befchryftze dus. , Een lange Spilrondachtige famenhooping,. ‚9 van Kalk- Aarde, fpongieus, oneffen , wite ss achtig, opbruifchende , met een gladde ope- ss ning Pypachtig doorboord : gebooren uit 9» eenezeer fyne Kalkftoffe ‚met Zand gemengd, s, En diep begraven Wortelen, van Pyn- Eike- ‚> Esfcheboomen (4), omgroeid, Deeze Wor- ss tels, door verloop van tyd en vogtigheid » verrottende , geeven gelegenheid tor de ss Sroeijing van het Beenlym , terwyl hunne », holligheden gevuld worden met eene Kalk. 9» achtige Aarde , welke in Water ontbonden s is aangebragt. Dit leert het Celachtige Ge: »» weefzel van Hout, Bast en Vezeler., waar ‚ mede de brokken , als menze uitgraaft , digt „> omvat zyn. D, Grepirsen, Ep. 1747.” Van Wortel aanftonds begon in Steen te veranderen ; doch de Heer BERKHEY heeft naar zodanigen, in onze Zandgronden , te vergeefsch gezogt. Nat. Hiftorie van Holiand, il, D. 1 STUK , bladz, 1142, UI Deeus EL, Stur, de: 349 De TursTEENEN Van dien aart vait deeze Stoffe in Silezie en Arpret. in het Brandenburgfe by Sonnenburg, niet al- Hoorr - STUK leen, maar cok op andere plaatfen in Duitfche land, in Hongarie , in Italie, Switzerland en Ofteocolla zelfs in Engeland. By Frankfort aan de Oder van Etam- DES _ fchiet de Ofteocolta ter diepte var twee Mans langten onder de Grond , met een Stam van dikte als een Arm of Been ,en Takken als de Vinger (x), In Vrankryk heeft menze inse gelyks ontdekt , van eene Mergelachtige na- tuur en week; ten minfte by Etampes , een Stad twaalf Mylen van Parys, aan het begin van eene Rivier, die in de Seine uitloopt. Hier komt zy aan den Oever voor, in een verheven Grond, in de gedaante van Pypen, die van drie of vier Duimen tot één of andere half Voet en langer zyn, de meeften Cylin- drifch, van een half tot een Duim dik, fome migen platachtig of half Rolrond ; fommigen Kegelachtig , eenigen Krom-als Hoornen of driekantig ; anderen als uitgegroefd ; doch ale len met een ruime Pypachtige holte, van bin« nen gled en doorgaans overlangs geftreept, roodachtig geel , of vuil wit 3 terwyl de uit- wendige Oppervlakte fchoon Mergelachtig of Krytwie zig vertoont, Men vindt geheele Klompen van zodanige Pypen , verwardelyk endereen gemengd , by de gemelde Stad (). | Over Kd (x) Phil, Tranfalf. abridg, by Lowtrerp. Vor. 1Ì, p. 4ór. (9) GuErTrARD, Mem. fur VOfteocolle d'Etempes, Mem, de Acad, de Paris de 174; Pe 4C& ) Toru GENAAMD 349 Over derzeiver vorming hadt de Heer Gu- Ee gTTARD verfcheide bedenkingen , tot dat, Ee hy eindelyk begreep, dat zy buiten twyfel Hoorp. door Tufachtige Overkorftingen van het Wa- “TPE ter der Rivier veroirzaakt waren , en gegroeid ae vitik om-de Steelen van verfcheiderley Planten, of ook om derzelver Wortelen. Dit past hy toe op die van Etampes in ’t byzonder, erkennen: de, dat zy elders ook wel Riet of Baomwor- telen tot haare vorm gebruike , en dat Om- korftingen daar van voorkomen, naar den aart des Gronds, Zand- , Kalk- , Mergel= of Steen , ja zelfs Kies of Yzerachtig , gelyk de Heer GLEDITSCH wil (2). Het Pypje, uit myne Verzameling in Fig. ae: 8, Pl. XXIII, afgebeeld, gelykt zo zeer daar PiP er. de gemelden van den Heer GurrrTArp, by Fig 5 » Etampes , dat ik het als van dergelyken oira fprong moet befchouwen. Het is, als ’t wa= re, uit twee Pypjes, nevens elkander, famen- gefteld, die Spílrondachtig loopen, en dus het Stukje aan ’ eene end fmaller maaken, Van binnen is het geheel open , met verfcheide oneffenheden, en heeft dunne Wanden , van buiten ook ruuw Kalkachtig en over ’ geheel bruin wit van Kleur, en, met fterk Water op» bruifchende , fchynt het Mergelig te zyn. Het alle {z) Obferv. (ur la veritable Kn ode Hift. de & Acad, de Berlin, de 1750, HL Deer, U. STUKa 3se De TürstEENEn Ì. andere, van Fig. 9, toont duidelyker de f. nd guur van een Wortel, en fchynt daar van een Hoorp- Overtrekzel te zyn , uit Kalkachtige Stoffe , STUE. met Zandkorreltjes, die ‘er zeer zigtbaar op Oflacolae Loggen , van buiten omkleed. Dus is het van buiten graauw , van binnen wit , alwaar het mede cen zeer ruime Pypachtige holte heeft, geheel doorloopende, en twee Gaten op zydé; daar zekerlyk Sprugtels zullen gezeten hebben van den Wortel. Dit Stuk is van Bareuth af- komftig. | …… De Ofteocolla, die men in de Winkels koopt, heeft geen zo blykbaare Wortelachti- ge figuur , noch zo ruime holligheid, zynde ook veel knobbeliger begroeid, en als geheel uit Kalk beftaande, Dus is de gene, die in “ zekere Landftreek aan den Rhyn, de Berge ftraat genaamd, zo veel gevonden wotdt. In % Kabinet van den Graaf van Tessin kwam ze voorter dikte van een Arm, vaster en glad- der dan gewoonlyk. Die by Frankfort valt wil BRUCKMARN dat van zulke Mergel zy, als de Tuf van de Bron der Digteren , daar dezelve, zegt hy, ook in groeit, en van wel« ke Mergel men aldaar Kalk brandt (a). Ook Ípreekt hy van een witte, weeke, Aarde en Landige, van Warnies in de Ucker- Mark van % | KE (a) Epift. ltin. Cent, II, Ep. 7ie (6) lid. Ep. 72. p. 907. (6) Epif, lin, Cent. Ie Epo 59e zDeel, PLAAT XXIV. Mer Ln À 4 i Ê » G nr B MB EN aps RN emd 2) = ) NN EN NIN NS OMEIN TorBt GENAAMD. Sst se Brändenbutgfë, een half Uur van Suckow (bh). Á _ In zyn Kabinet hadt hy , van Masfel uit Silezie, vore ‘werfcheiderley Ofteocolla's , inzenderheid een Hoorns | Pypige Yzerachtige ‚ die Glas fneedt als een TPE Diamant (é). Van dergelyke vinde men ook ie | by K KuNDMANN gewag gemaakt , als mede van eene Zandige en van verfchillende figuur, Sponsachtig , Pypig , Takkig en Kogelrond, Volgens HERMANN vondt men ‘er te Mas- fel Één , die blaauw was en Zilverhouderde, Het Kalk- of Gyps-achtig zetzel der Brone wäteren van Karlsbad in Boheme, wordt door Gesner ecn Korftig Beenlym, by de Duit- fchers Wallftein , geheten, om dat het de krage zou heoben van Beenders aan malkander te Iy- men „ in leevende Menfchen (d). Dus heeft men oudtyds zig verbeeld, dat de Ofteocolla, inen uitwendig, tot aangroeijing van het Been- weer , dienftig zoude zyn , en men heeft ze ook tegen den Witsen Vloed en afpopende Koortfen, aangepreezen. Hedendaags komt zy, onder de Geneesmiddelen , naauw!yks in aanmerking. (17) Tuffteen die Kalkachtig Kleijis Ss 20e xvm , Tophus der bepaalde figuur | Argilla. CEUS In Kley-Tufi (4) C‚ GESN. de Fig. Lap. p. 30. (17) Tuphus Calcario=Argillaceus amorphus, Sy£, Nar; X1l. Tom. Ill. Gen. 49: Spe 57» II. DEEL, II, STUBo 352 Dr TursSTEENEN - dn + In Westmannland, een Provincie van Swee: ak den, was deeze den Ridder voorgekomen, die Hoorp. Raar een Vleefchkleurige Kley zodanig ge: STUK. leek, dat menze ’er niet, dan door Een Stee: nige hardheid , van onderfcheiden kon, or Gortinger Hoogleeraar GMELIN vraagt of de verharde Slym , welke zig op den Bodem en _ aan de Oevers van Staande Wateren aanzet , niet ook hier behooren zou? De voor be= fchreevene Omkorfting van Rackanje-mogt ; indien dezelve van een Kleijige natuur ware , en geen byzondere figuur had, hier plaats vere dienen, Gember- _ Ondertusfchen meen ik tot. eee Soort te hehe, Kunnen betrekken , fommigen van,de zoge- Fig.» naamde Gemberfteenen ; gelyk ik een daar van uit Voigtland heb, welke zig, als in Fig‚ore Pr, XXIV, uit Kalkachtige Kley. famenge: groeid vertoont, behoorendetetde gefigureerde Steenen, die aldaar menigvuldig voorkomen (e}. BRUCKMANN heeft een geheel Hoofdftuk van deezen Gemberfteen „ die hy wil uit Zande korreltjes , door eene Lvymige Stoffe , waar. fchynlyk Kley , famengegroeid te zyn. In de Zwart Spanjer Steenbreuk voor Weenen hadt hy daar van een menigte , in grof Zand leg- gende, aangetroffen (f). De figuurderzelven , hoewel naar Gember - Wortels Ei icetd is zeer onbepaald, (18) (e) Vid. AZ. Phys. Med, Val. VII. p. 281. | (f) Thes. fsht. Duc, Brunsv.p, 122 Tab. 235, Fig se DRR Fi Ad a OE EK ne ‚. d \ DNG TorHrI GENAAMD 353 08) Tuffteen die Kalkachtig is en Tolrond, ‘1 „met veel Rokken , van binnen op elkander Árprlr: XX. Knaag | | me TULe By Helfingburg in Sweeden , niet ver van” XVIIL WE kaskfoon ‚ is in een Klove des Aardryks _ Zophus _deeze Tuf ontdekt; die oak omftreeks Oster- Nec walde, in Nederfaxen, valt. Zy is zeer zeld= Tolachtige zaam , zegt LiNN&us, en byzonder. De "rg Steen beftaat uit twee Laagen, waar van de bovenfte uit veele Kegeltjes famengefteld is , nevens elkander geplaatst , die in even zo veel Kegelvormige Holletjes fluiten van de onderfte Laag. Zo wel deeze als de Kegeltjes beftaan uit Rokken, naar ’t midden allengs verkorten- de, even of een menigte Peperhuisjes, al klei« nêr en kleinet , in malkander geftoken waren, *t Gefteente is graauw en fomtyds wryfbaar „ fomtyds zo hard als Marmer, WArLLERIUS geeft ’er de Afbeelding van en verbeeldt zig, piët ten onregte, dat dit zonderlinge Verfchyn- gel door zekere opborrelendê beweeging in de weeke Tufklomp , onder het opdroogen , ver- oirzaakt zy; Hier in word ik nader bevestigd, door (18) Tophus Calcarius Turbinatus, multicorticatus, intere ne imbricatus.- Sy/. Nat, XII. Tom. 111, Gen. 49. Sp. 18e Stalactites Conis concretis excavaris, GRONsT, Min. 6 12, Ne 4. Tophus Margaceus , Conís turbinatls, multiplici Cortice cancentrico praditis &c. WALE Syft. Min. Il, p. 398 Tab, IT. Fig. 36, A, B. TL, Deze IL, Srux, 354 De TurSTEENEN L door een Stuk van dergelyken aart, uit Herte os a ftein Yzerwerk in ’t Badef- Durlechfe , hier Hoorn. in Fig. 2, op Plaat XXIV , voorgefteld , als STUK, waar zig de Verdiepingen van eenige. zodanige Tolachtige Holligheden , met haare trapswyze. Wanden , openbaaren. De Tuflteenachtige groeijing is zeer blykbaar aan de verheven Kegeltjes op de andere zyde , hebbende dit Stuk eene blaauwachtig Afchgraauwe Kleur. xix. (19) Tuffteen die Spaathig is, rondachtig Tephus gerokt , met Zaagtandige randen. Spathofuse SPee JO ERESNEE Kabinet van den Heer Ryks- Raad. Graaf van'I'rssin ftelt Li NNA&us ons dees ze voor, als een rondachtige. Steen, met Schile_ len gerokt als een Uijen , zwart, en de randen Zaagswys’ getand hebbende. Volgens SBA, zegt hy, was dezelve uit Oostindie, afkom- ftig, | ‘Een Spaathigen Tuffteen heb ik, uit Switzere land , die wel niet rond, maar, een, hoekige Klomp is aanmerkelyk, doordien zig daar in veelen bevinden van die kleine Dobbelfleentjes „ zo groot naauwlyks als Peperkorrels, van wel- ken men aldaar Fabelen verhaalt. Alzo dezel= ven by Romeinfche Oudheden voorkomen, zouden het die zyn , met welken de Krygs- kneg- €19) Topbus Spathofus fubrotundus ‘Tunicatus marginibas ferratise Syf?. Nat. Xli. Tom. }Ìl Gen, 49. Sp. 19. Spas thum Oxbiculatum, Tunicatum &c. Mus, Tesf. pe 14, No He PoPkr cENAAMD 358 koi gedobbeld hebben over % Heilands Ee Rok. Dus verhaalt mem, dt zy by Baden, Arnen, vier Uuúren van Zurich, diep in de Grond zóu- Hoord- den gevonden wrörden ; ‘gelyk ik losfe heb , een sTUEe weinig grooter. Dit Stuk Spaath wederfpreekt die vertellingen : alzo het hier en daar met eenig Mos begroeid is en dus Oppervlakkig fchync te Zyú. Voor ’t overige is de menigteen de kleinte deezer Dobbelfteéntjes te gróot ‚ om dat denkbeeld te begunftigen… Zy zyn zeer netjes, moöglyk van Spekfteenì „ gemaakt, en veeleit met het juifte getal van Oogef voorzien, als. de gewoone Dobbelfteenen. (2) Tuffteen die Werfkeenig en rondachtig %% Eis is, uit Rokken famengefteld. beke. Wwerlters Men zou deeze , zo wel als de voorgaande 3 nige. Schaalige of Sahiléetiae Tuf: noemen kunnen 5 maar ik volg den bynaam van den Ridder , die aanmerkt dat dezelve in Westgothland ; een, Provincie van Sweedens walt, en, de plaats be- paalt te. Moesfeberg. Hy hadtze bevoorens Werfteen die eenigermaate vast is, van egaúlë Zándige deeltjes , Plaatië gerokt zyhde, gehe: ten. Zy i$ rond, en als een Uijen uit Kore ften famengefteld , die geêlachtig Afchgraduw Zyn, lln doot Yzerhoudend Water, ke 21), (&o) Topkús Cótaceus fabrotundus Tunicatuis, Syfl. Näts kin. Tom. Ill, Gen. 49, Sp. 20. Cos foltdiuscula „ Parmicig=: lis Atendbeië zqualibus , Tunicato= lamellofà,' Ms, RA Pp. 4 NEE Ls Á IU, Diar. Id, Stuit 356 De TurFsTEENEN. 1 (er) Tuffteen die Leyachtig vast, Lensvor- AFDBEL- mig is en zwart. XX, | ri set af Deeze, die in de Mynen van Aluin -Schie= xxr. fer voorkomt , is in grootte zeer verfchillen- Mn de. Men vindtze van die van een Eikel tot enticula= vis. die van verfcheide Vademen , en dus ontzag- eecniefer- jk groot. Dikwils vallen zy in Sweeden Ko- gelrond, en worden dan , wegens de Kleur, Zwartballen geheten , hoewel zy meesten= deels als een Lens, Linze, of als een Neet;, plat gedrukt zyn, LINNeus hadt ze voors heen tot het Geflagt van Rottekruid betroke ken. Zyn Ed. vondtze in een Aluingroe- ve van Oeland van geftalte als een rond Brood, zo hard, dat men meer moeite hadt om ze aan ftukken te flaan , dan tot Keizelfteenen. Zy waren op de breuk volkomen Pekzwart. Ge- heel op ’t Vuur gelegd, gaven zy een flag als een Piftoolfchoot ‚met een ftank van Knoflook „ zoet op de Tong , doch zeer fchadelyk , als van het Rottekruid, dat ’er in zit , afkomtftig, Niettemin: worden zy, eenigen tyd in de open Lugt leggende , door Regen en Zonnefchyn t'eenemaal in eene zwarte Aarde ontbonden. -In de (21) Tophus Schiftofus folidus Lenticularis ater, Sy/?. Nats Xl, Tom. II. Gen. 49. Sp. 21. Schistus rudis Renifor- mis. Vor. Min. 15s. ‘Arfenicum Schifti- Lenticularis atri. Syft. Nat. Vilt. 170. N, 8, Swartbällar. Je, Oel, 78. Kior- telftenar. Zé, WWefigoth,:a1ze Kulesnewars- dt. Scan. 120 , 549, Tera er, Nl ToP Hr GENAAMD, 357 de Hunpeberg, van Westgothland,kwamen zy, L Staalzwart voor , ovaal, Bladerig als een Uie "ses jen, met geel-Oker daar tusfchen. Sommigen Hoorp: ‘hebben een Zwaveligen , anderen een ftinkendeSTUKe „Reuk, byna gelyk Asphalt, Joodenlym of als “Zwavel- Lever, volgens CRONSTEDT, die „zeachtte uit eene Kalkaarde „ met Zwavel en „Vitriool- Zuur gemengd, te beftaan. Dikwils bevatten zy ook Kies, gelyk VocEL derge= Jyken in de Schieferbreuk by Goszlar vondt. Sommigen kwamen deezen Hoogleeraar voor als Klompen Kies, ‘die met een bekleedzel van Schiefer of Ley overtoogen waren. In de Jllmenauer Bergwerken , zegt hy, zyn dezelven niet ongemeen, Hier komen die Schiefer -Nieren in byzon- ps. xxiv, „dere aanmerking , waar van ik te vooren in Fig 3 ?t voorbygaan fprak (g), als dikwils het Ge- sraamte van: Visfchen bevattende, Daar ko-= men ook fomtyds Kruiden in voor, en Lan. GIUS zou ‘er het Afdrukzel in gevonden heb. “ben van -een- Tulp , zelfs met de Meeldraade jes. Menigmaal hebben zy holtens van bin» nen, met Kwarts - Kry{talletjes aangefchooten , ja ook wel een Waterig Vogt inhoudende (A). Daar Terra Calcarea Phlogisto & acido Vitrioli mixta. CRONsT. Min. $. 24. Schiltus figurà determinatà , Reniformis. WALLe Ey/t. Min, I. p. 360, (g) Zie ’t voorg. I. STUK , bladz, 246 - €) VoGEL Min. Syflem., p. Isse Ul. Deer U, Stux, 353 De TUrsSTeEENEN 1. Daar toe behooren ook die. Bonken , in de AFDreL. Epgelfche Koolmynen voorkomende, als Stee. Hoor. Ren Koobbels, van eene paarfchachtige Kleur, stux. Íplytende wanneer menze in de Luge legt, en “dan dikwils Biezen of Planten, vertoonende:, die ‘er ingedrukt of afgedrukt zyn (). Zelfs dic Steen , naar een Zee- Ajuin gelykende , uiet den Eiffel s welken ik hier voor bee fchreef (£), zal van deezen aatt zyn. Ik geef hier, van een zodanige Schiefernier uit Enge. land , die zeer plat is, en doorgeflagen van bic een Mosachtig Gewas vertoont ,:de Afbeelding, in Fig. 3. Men kan ’er de Schil- ferachtige famengroeijing als Ley uit zien. De Kleur is paarfchachtig donker rood, Daar is geen blyk van Zwavel of Pyriet in waar te neemen. Ik heb een andere, die zeer verhez ven is en byna Eyrond , van de zelfde Kleur, Van deeze vind dà by dpi pien geen gewag. eh (22) Tuffteen die Leyachtig is, uit brokjes 0 Schiftofusa Samengegroeid. Schiefete * loen: Deeze , die zig in t Kabinet van den Heer Graaf van TEssaiN bevondt , was van Hel- Aekis op Kinnekulie seen Gebergte van Sweedfch Lap- (2) Zie hier voor bladz, 429 43e (£) Bladz. soe (22) Tophus Schistofus fenftulis coagulatus. Sy? Nat. Xlle Tom, IL. Gen, 49. Spe. 22e dass Tesf, 74 N- Se %o aen GENAÀAMD. 859 Lapland » afkomftig. Mooglyk behoort hier _ 1, toe de Korrélige Kolen-Schiefer van den Hun- Axper. neberg in Westgothland , welke den Heer Hoorp- „WaALLER TUS toefcheen als uit kleine brok- srux, jes vette Ley famengefteld te zyn. Dezelve was uitermaate hard, gloeide niet fchielyk in % Vuur en gaf weinig Rook, brandende geens- ‘zins, maar verviel, na langduurige gloeijing , tot witte Asfche (D). Nu gaa ik over tot den DERDEN RANG der Delfftoffen 3 naamelyk de WAARD EN. Ta ’% algemeen kan men daar van zeggen 2 dat het Stoffen zyn zonder famenhang , indien Zy niet door bykoming van eenig Vogt worden | fämengelymd, Hierom kunnen zy ook, droog zynde, al maáken zy een Klomp uit ‚ gemakkelyk ‚fyn afgefchrdapt, gewreeven of tot een Poei- jer vergruisd worden 3 als wanneer zy, meeste endeels, door den Wind verftuiven. Men heeft de figuur der Stoffelyke deelcjes, waar Zy uit beftaan, (indien dezelve bepaald is), nog niet kunnen waarneemen, De ongemeene fyne heid _(8) Schiftus Carbonarius Granularis, WALE Syl. Hin, je Pp. 359« | hemoaridt 4 EEL DEEL. 6 P STUKe p Te s6o : De OxKerns or heid derzelven blykt ,dewyl zy onzigtbaar zwêea | ii ven in de Lugt, en hangen in ’t Water (*). Zy Booep-” Zyn, evenwel , door Water niet ontbindbaar „ STUKe Geflagten noch door Olie of eenig Scheidvogt, hoewel zy zig byna in alles mengen, Geen Dierlyk of Plantaartig Lighaam is bekend , dat niet zyne wastheid heeft van Aarde, Veele Steenen en „andere Delfftoffen en de meefte Erefen der Mineraalen , de Zwavels en Zouten , beftaan ter voor een groot gedeelte uit, Op zig zelve js de Aarde, de fynheid hebbende van Stof, ligt 3 gelyk uit het verftuiven blykt; maar, met eenig Vogt gemengd, zwaar, zakkende op den Grond in ’t Water. De Heer LiNnNaus heeft vyf Geflagten bs Aa- voorgefteld: waar van het eerfte bevat de Af Ge leidelyke Aarden , onder den naam van Oker; ‘als haare afkomst hebbende van Metaalen. De vier anderen „ Oirfpronkelyke door zyn Ed. ge- tyteld ; onderfcheidt hy in ZAND als een ruu= wez in Krey als eene Lymerige; in KALK; als eene opbruifchende ; en in eigentlyke Aar- pr, welke zyn Ed. verbrandbaar noemt. Wy zullenze in die orde befchouwen. _ XXI. HOOF D. (*) De Heer BERKHEY zegt, dat de allerkleinfte Kley- of Aardftofjes de gedaante wan Zand hebben, dat is, rond-= achtig zyn (Nate Hift, van Holl, 1. D. I, STUK, bladz, 230, 231.) Zyn Ed, zal mooglyk de eerfte zyn, die dezels ven heeft gezien. Welke zyn dan die fyne deeltjes het Oog ontglippende , iets ruiger, daar hy van fpreekt? Of is ’er einer dan allerkleinst, en , zo zy het Oog ontglippen; hoekan merdan egedaante befchouwen £ METAALHOUDENDE AARDEN. 36r _ \SSSSSSSISSSSSSISS Aep: XXL HOOFDSTUK, ‚ Hoorp, Befchryving der Oxkers of Metaalhoudende …__Aarden, of verkalkte Mineraalen ; gelyk die van Yzer , Koper; Lood, Spiauter , Bismuth , Tin, Kobalt en de Bloemen of Kryftalfchie= tingen van die zelfde Metaalen , als ook van het Zilver en Spiesglas, enz — B Heere! de Okers eigentlyk maar Metaal. Kalken zyn, welke haare brandbaare grondftoffe , en met dezelve tevens haaren glans, haare vastheid, haare Smeedbaarheid en de overige eigenfchappen van een volkomen Metaal verlooren hebben; behoorden zy ech- ter hier in aanmerking genomen te worden, Tot de Metaalen , naamelyk, kan men, om dat zy de gedagte eigenfchappen' misfen, haar niet regtfireeks betrekken, en hoewel zy; met den Zwarten Vloed (m) gefmolten, we der volkomen Metaal uitleveren , zal menze naauwlyks onder de Ert/en plaatzen; als in welken het Metaal of blykbaar of vermomd is (m) Die Flaxus niger wordt van Cremor Tartari en Dat, peter gemaakt, zie bladz, 195, hies voor, | Ls WU Deer, IL. Stuge EL 362 _ De OxKeErs oF is of gemineralizeerd (n). Evenwel zyn zy ÄFDEEL. zwaarder dan de andere Aarden , en hebben Hoorp dikwils een aanmerkelyke Kleur, van het Mee STUK. Berri. taal afkomftig , fmeltende in een fterk Vuur, zonder byvoegzel, tot Glas; maar , Laagswyze met Kolen in * Vuur geealcineerd , leveren zy weder haar Metaal uit, | Opder de Soorten van Okers, door den Ride der opgegeven, zyn de eerften Stof- of Poei. jerachtig „ de laatften Tak. of Draadfhlen. de , als volgt. I. Stof. of Poeijerachtigo. â (1) Oker van Yzer, die Poeijerig is en geël. Geel Oker. VEelerley benaamingen voert deeze, die men gemeenlyk Geel Oker of Yzer » Oker , in ’ Franfch Ochre jaune noemt, in Duitfchland, Men heetze Gilbe, of Eifen-Gilbe , Kollerfar- be ‚en, als de Kleur wat hoog is „ naar Saf- ffzan Brekend by fommigen. Seefchaum of Steinmergel : Kollerfarg in Sweden, Eenigen i van (%) Nudum aut Nativum, Larvatum , Blineralifatum.O vet %* onderfcheid en de eigentlyke betekenis dier bêriaamine gen in ’t vervolg nader, Zier inmiddels het voorgaande STUK, bladz. 74. (1) Ochra Ferri pulverea lutea. Syf?, Nat, XII. Tom, NI Gen. so >p. 1. Mus. Tesf, 106, Ferrum terreum Iu- teum friabile Wort. Min. 31. Ferri Terra pracipitata non Mineraiilara. WALL. Min. 205. Ferrum acido folutum & pszcipitatum Colore favo, WALE. Syf2. Min, Il. p. 258, E. EN ne METAALHOUDENDE ÂARDEN. 363 van die benaamingen zyn daar van afkomftig , hi dat menze gebruikt om geel te verwen; XXL * Overvloedig wordt deeze Stoffe in de Ka- Froorp- naalen en Verlaatbakken der Staalwateren vers STUK. gaderd. Men vindtze byna de geheele We Gekker: reld door. Zy valt in Noord-Amerika , in Oostindie en in Europa op menigvuldige plaate fen. Aan den Zees Oever, in een gedeelte van Sweeden , vondt men eene Aardlaag van geele Oker, die aldaar tot Lederbeteiden gee bruike werdt , geevende een fchoone geele Kleur (o). Elders waren ’er Moerasfige Vel- den mede bedekt, waar onder een Bedding van bruine Oker, dikwils ter dikte van een Elle (p). Hoe de Okerlaagen door het Zand van den gemeenen Grond onzer Duinen loos pen, heeft de kundige Heer BERKHEY zeer fraay in Plaat gebragt, en zeer omftandig be- {chreeven (q). Ook vondt zyn Ed, Oker in alle onze Kley- Gronden , en wyst de groëi- jing derzelve, zo Bd, als by Klontén, in Afbeelding zeer duidelyk aan (r). De mee- fte, echter , die in ons Land voorkomt, is grof Minera Femi Calciformis &c, CRONsT, Alin: 6. 200, Ochra Bava. le. Scan. 123, 152. Ca) Stochha Verhande, IV. Band. p. 22e _(p) Dé zelfde Xii. Band, p. zi, (7) Nar. Hift. van Holl. Il, De 1. STUK , Pl Ie 2, Hoofdft. bl. 38. (7) De zelfde II. Stuw, bladz, 373. Pl, VI, Fig. C‚ Fo TEL Daegu. IL Sruz: Ï 864 — De OxKeEns or grof en Zandig, ja dikwils maar geel gekleurd ÁrprerL. Zand ; hoewel men ’er ook enkelde brokjes: Hoorp- STUKe fyne geele Oker aantreft (s). In Engeland, komen , behalve de grove Zandige , de fyne Gel-Oker.'Okers overvloediger voor, zo van eene enkel geele , als van Saffraankleur. … Deeze laatfte valt Plaatachtig , is ruuw en Poeijerig van oppervlakte ; zy geeft aan de Handen af en kleeft aan de Tong , doch fmelt in de Mond weg, bruifchende geweldig op in Water. Men vindtze fomtyds op zig zelf een Bedding maa kende , fomtyds in loodregte fpleeten der Rotfen, fomtyds by losfe Bolletjes in andere Beddingen. Zelfs omftreeks Londen komt zy; Goudkleurig, in aanmerkelyke Klompen voor(t): By Petzenftein , een Dorp niet ver van Neu- remburg, wordt met de roode tevens een zeer Íchoone Citroengeele Oker- Aarde gegraven, en by veele honderde Ponden Jaarlyks van „daar door geheel Duitfchland vervoerd (y). Behalve de Kley, die zeer dikwils van de Oker doordrongen wordt, vindt menze ook, gelyk by Moersfeld in Keur- Paltz , dus in Kalkfpaath ; by Orpez, niet ver van Presnits, in Boheme , in groote en kleine ftukken Hout; by Hodrits, niet ver van Schemnits, in Hon- garie , in Goudhoudende Kwarts. ‘Ik heb Stukken van ’ een en andere. In de Twee- brug: (s) Het zelfde, bladz. 304. (2) DA Costa Fosfils, p, 99 METAALHOUDENDE AARDEN, 365 brugfe Groeven, als ook by Mofchellandsberg he ke _ | beke 2 ArperLe en daar omftreeks , breekt zy dikwils met Cie xxr, naber of gedeegen Kwikzilver; Te Stahlberg , Hoorp- by Lemberg, als ook by Weibach in het Span-°TUE* heimfe , vindt men dikwils Cinaber in Oker- Goe Olen klompen zitten, Te Carlsgluck breekt gedee- gen Kwikzilver ; by Wolfftein en Munfter- Appel Cinaber ; by Jan Georgeftadt in Saxen vermomd Zilver; by Freiberg in Saxen Lood- Spaath; by Dognaska in Temeswar Bannaat gedeegen Koper , als ook Schirl-Kryftallen „ daar in, By Spitzenberg in de Paltz, als ook by Kirchheim in ’ Nasfau- Weilburgfe „ is zy in de Cinaber- Ertfen ingefprengd. In Kleur fpeelt de Oker, tusfchen Geel , Rood en Bruin , met oneindige veranderingen, Men vindtze bleeker , donkerer, doffer, hele derer, en fomtyds , gelyk in Saxen en Swit- zerland , naar ’t groene trekkende; dat ver- moedelyk van eenig Koperig bymengzel onte ftaat. De gewoonfte is de gene , die men Okergeel noemt , van welke, door branden in % Vuur, een roode Oker , tot fchilderen , ver= vaardigd wordt. De Smaak is anderszins ook famentrekkende en eenigermaate Zuurachtig , kunnende deeze Oker , in plaats van door Konst gemaakte Yzer-Kalk of Yzer.Saffraan, zelfs in de Geneeskunde worden gebruikt, Ook | is Cv) BRucku. Ep. leine Cent. III. pe 26: HIL Dexr. IL, Srux, 366 De Ofkerts ot is zy oplosbaar in de Mineraale Zuute Geese ten. In. zekere Provincie der Noordelyke deë. len van Perfie , wordt van dergelyke Nat door fmelting een broofch Yzer gemaakt. (2) Oker van Yzer, die Poeijerig is en bruine foods In uitgedroogde Meiren van Sweeden komé deeze Oker , Rost genaanid, dikwils voor „als ook in Yzergroeven op andere plaatfen, By Schem- nits in Hongarie heeft zy eene Kwarts geheel doordrongen ; in zekere Groeve, by Johan Ge- orge Stadt in Saxen , zit ’er Hoorfilyer op; en in de Sweedfche Provintie Westmanfiland breekt ’er gedeegen Koper in: De eigenfchap komt veel met die der geele Oker overeen; doch zy verfchilt op zig zelve ia Kleur, val- lende , hoog bleek of dönker rood. De laatfte; welke ook roode Yzerfchieting , bruine Yzer: Molm of Yzer Saffraan (Crocus Martis) geheten wordt ‚ komt voor op de hooge Gebergten vän ’ Bivikzerfche Kanton Äppenzell ; op de Kalvariën- Berg by Schemnits in Neder - Hongarie 5; hiet en daar in Saxen, iù Sweeden en als Sintef by ’t Karlsblad in Boheme. By Schlaggen- wald breeken daar in Tingroepen » by Przü- | bram (2) Ochra Ferri pulverea rufa. Syf?. Nat. XIL. Tosn. UT. Gen. so. Sp, 2. Ferrum acido corrofum rubrum. WAEL: Syt. Alin. 1e Pp, 25e MerTAALHOUDENDE AARDEN, 36% bram Loodfpaath, en by Kacharinaberg in Bo- j; eme Koperkies. Alle deeze drie verfchei- Arnat} denheden worden donkerer door % branden. iben _ Bruinachtige Oker graaft men by Konitz „srux. niet ver van Neufohl , in neder. Hongariee Bruine Bruin , die gemeenlykst uit den geelen ziet „°“® » ook Braune of Eifenbraune genaamd, is de gemeenfte, In de Nasfau- Weilburgfe , Twee: brugfe en Keur=Paltzifche Kwikzilver - Groes ven ‚ te Mofchellandsberg , Stahlberg ; Lims= berg en Wolfftein, als ook in het Fifchbachet Koperwerk aan den Rhyn, is het een zeer gewoone Gangftof., Men vindtze in de Cinae ber-Ertfen aldaar fterk ingefprengd. In zee kere Groeven van Saxen zit ’er Hoornzilver op 5 by Schemnits in Hongarie breekt vere momd Zilver , by Kamesdorf in Saxen wit Gulden daar in. Ook is zy op deeze plaats overvloedig. gemengd in andere Yzer= Ertfen, Zwartachtige of zwartbruine Oker valt op Zwartachie fommige plaatfen in Saxen, Dikwils doordringt"6° zy.de Kwarts en kleurt dezelve : hoedanige _ Kwarts men in Sweeden. vindt.s.als ook mee- Tinfteen. niet. ver van Eibenftock in Saxen , met Loodfpaath by Zellerfeld. aan de Haarts, en Goudhoudende by Bugganz în Neder-Hon- garie. „Deeze. bruine Okers worden door ’c bran- den rood, Dus maakt men ’er een-kontftig _Reodaard van, doch dat weeker is dan het natuurlyke. Ook maakt men ’er in Saxen fraaije UI. Deer, IL. Sruke 038 --DeE OKERS Of Ks fraaije Verwen van , tot Miniatuur - Schildes Pe rens waar van ik verfcheidene , behalve de: Hoorp- natuurlyken, heb , bleeker of bruiner, heldee, STUK. per of donkerer bruinrood. Men vindtze zeer dikwils in de Krytgroeven van Engeland, in; ronde Holligheden „ alwaar zy uit een ont- binding der Pyrieten voortkomen, % welk blyket, alzo men fomtyds Klompen ziet, die half Pyriet zyn, half Oker. Somtyds komen ook Pyrieten voor, enkele korften zynde ;, daar mede gevuld, en de meefte Pyriet - Ko- gels uit Normandie , gelyk ik verfcheidene heb , zyn daar mede overtoogen, Ook valt zy in de Zandbeddingen van ons Land (»). ur. (3) Oker van Koper, die Poeijerachtig is en Phn groen. Berggroens £ Gemeenlyk noemt men deeze Berggroen, in Franfch Verd de Montagne, of Verdet na= turel, als een natuurlyk Spaanfch Groen, 4£- rugo nativa , waar van mooglyk de Sweedfche naam Erg afkomttig is; in Engeland Copper« Rust en Kupfer-Grun in Duitfchland, Hier toe behoort de Chryfocolla der Ouden. Men vindt het in de Koper-Groeven , daar het (zo) Nat, Hfl. van Holl, als boven, bladz. 395. (3) Ochra Cupri pulverea viridis. Sy//. Nat, XII. Tom. I!I. Gen. so. Sp. 3» Ochra viridis Chryfocolla. f, Viride montanum. DA CosrA Fosf/. 100. Cuprum folutum & cor= tofam precipitatum viride, WALL. Afine 278. N, 3. Cu- - prum 4 zal Ds / J MerTAALHOUDENDE AARDEN, 369 het als een beflag zit op andere Ertfen „niet zel- den in gemeen{chap met het Koperblaauw. De Bergwerken van Sweeden en Engeland, nog- thans , leveren daar van weinig uit; maar te evervloediger valt het in verfcheide deelen van je Duitfchland, Boheme en Hongarie. By Mar- ‚kirch, in de Elzas , zit het op Wit Gulden; by Oraviza in ’t Bannaat van Temeswar , op Koper Glas-Erts; in Stiermark op Kwarts en Thonfchiefer ; in de Felicitas- Groeve, by An- driesberg aan den Haarts, op zuivere , by Rusfenika in ’t Rusfifch Lapland op onzuive- re Kwarts. Van Markirch heb ik Lazuur en Kopergroen, met Zilver , op Bergfteen. In Siberie komt het, overvloedig, in fyn en grof tot Steenen famengebakken Koperhoudend Zand voor. Niet minder gemeen is het by Falken- ftein in Tirol, by Bulach in ’t* Wurtemberg= fe , by Seifen en Saida in Saxen. Somtyds vindt men het ook in de Wolf{teinfe Kwik- zilver-Groeven. By Zellerfeld aan den Haarts breekt Loodfpaath 5; by Mariafchnee , in het Teweswarer Bannaat, gedeegen Koper; by Bufchweiler in Tweebrugge , als ook in het Trierfe , Koper - Vaalerts ; by Lauterberg op den Haarts Koperkies 5 by Veldentz kleine Kwarts- Kryftallen of witte Topaazen „ daar ID, ptum arrofam viride terreftre. CARTH. Afin. 7o, Minera Cu- pri Calciformis pura pulverulenta. CBONST. ddin, Ó, I92s Erugo nativa. WALL, Sy/?. Jin. IL. p‚ 286, HL Deer. 11. Stur. 370 DE OKERS OF L in. Met andere Koper-Ertfen valt het by Renn Katharineberg in Boheme , by Mehlbach in Hoorp. ’c Weilburgfe en met gedeegen Koper in Kwarts STUK. in een gedeelte van ’t Gebied van Florence « Berggroen met knoopig Koperglas te Stahlberg in hee Tweebrugfe ; met roodachtig geele verharde Yzer.Kley, in Lavas in ’* Venetiaanfche, Ik heb het op gedeegen Koper met Haair- Koper , als ook op zwarte Koper-Erts , van Kames= dorf in Saxen , en op Koper Pek-Erts van Konits in ’* Schwartsburgfe „ op Koper Glas= Erts van Sahlfeld in Thuringen, Somtyds komt het in Kalkfteenen en Kalkfpaath voor, die het geheel doordringt en kleurt, Het Koper - Groen wordt in de grootfte veelheid , en van de fynfte foort , verzameld en. bereid in Hongarie , alwaar men het door. wasfchen zuivert. Ik zal hier de Manier op« geeven ‚ hoe zulks gefchied:;s zo als de vere maarde Bruck MANN die zelf , in ’t jaar 1724, waargenomen en befchreeven heeft (x). Manier ss De Chryfocolla of Berg « Groen wordt en » vergaderd te Neufohl, inhet Bergachtig Hongarie. „, Landfchap Herrengrund genaamd, in Hon-= 9» Satie , alwaar de Waters der Koper- My ‚> Den vol zyn van die Stoffe, Om dezelve s> te bekomen , leiden de Mynwerkers die > Wateren , door een menigte van Houten h 98 Py- {x) Epifl, lain, Cent. Ie Ep, 76e Le rede AARDEN. 97E s, Pypen , in groote vierkante ‘Bakken s van … KL , > breede Planken gemaakt, waar in het Wa-“iFDEELe s, ter deeze groene zelfftandigheidaflegt Wan- rzooro« „neer zy dus een groote veelheid van die sruza » Oker vergaderd hebben , doordien de Bak- Berggraen 5 ken met een dikke Korst daar van overtoo- s geh zyn , dan leaten zy ’t Water weg loo- ‚‚ pen en fchraapen de Oker af, die zy droo« 9» gen, en in drie Soorten fcheiden, De eer- » fte die de flegtíte is, komt uitde bovenfte, 9 de tweede of middelfoort uit de tweede ‚> Bak , en de derde, die de fynfte en van » de meefte waarde is, uit de onderfte Bak: s, want de Bakken zyn „ ten dien einde, bo- > ven elkander geplaatst, zo dat het Water - 3 uie de een in den ander vloeije, Men legt „> dit Berg- Groen , afgefchraapt zynde , in „, de heldere Zonnefchyn te droogen, en pakt s, het vervolgens , tot verzending, op. De at fiegtfte Soort is onzuiver , gruizelig en don. „, ker groen 3 de middelfoort wat zuiverer „ , doch de derde heerlyk helder groen, Van ‚de twee eerften wordt, door nader was- «s fching en zuivering » ook nog een fyne s, Soort gemaakt, Doktor BRUCKMAN'N merkt verder aan ; dat deeze Oker alleenlyk vergaderd kan wor- den uit zeer ryke Aderen van Koper-Erts, als zynde weezentlyk maar een Koper door Zuur opgelost , en in de gedaante van een Poeljer neergevallen. Het Koper, in de My- Aa 2 nen HL Dern. IL Sruz; eo — 872 DE OkKERS OB L _ nen, door Vitriolifche of Zwavel - Dampen etn verknaagd „ wordt door Water afgefpoeld ; Hoorp-dat de Zuuren te veel verflapt, om ’t Me. STUK. taal langer op te houden. Misfchien is ook Berggroen. qit Water van eene Kalkachtige natuur, waar door het Koper. neergeftooten wordt. Door het met brandbaare Stoffen te fmelten , im- Amers ‚ krygt men ’er zo veel Koper uit, dac men het onder de rykfte Koper-Ertfen zou kunnen tellen. Door het in Mineraale Zuu= ren te laaten ontbinden , bekomt men uit de Solutie , met Yzer daar in te werpen, ook een zuiver Koper. Door branden wordt het _donkerer en {melt eindelyk t'eenemaal. verfehij. — Gemeenlyk valt het Berg- Groen flegts aan- lendheden, gevloogen ‚ als gemeld is. Dus heb ik het op een fchoon Stuk masfief gedeegen Koper » van ’t Eiland Timor in Oostindie. Geen Ert- fen of Steenen , byna, zyn ’er te bedenken ; daar men het dus niet op gevonden heeft. By Konits in ’t Swartsbergfe komt het ook voor jn doorfchynepde Kwarts - Kryftallen ‚ waar van ik een fraay Stukje heb. Somwylen is het geheel Poeijerachtig ; gelyk men het, bee halve in Hongarie , ook in Lottharingen, in Thuringen , in het Wurtembergfe , in Tirol en op ’*t Eiland Martenique aantreft, Sommig heeft een losfen famenhang , zo dat men het met de Vingers kan vergruizen; gelyk het dus in Hongarie voorkomt, als mede op de Pyreneefche Bergen. Ook valt het wel in ronde P í like A | \ ï Á _METAALHOUDENDE AARDEN. #73 ronde Korreltjes, die men Koperwikken noemt, j. of Stalaêtietifch; gelyk in Tiro: , in Thurin- Arneeue gen , in Engeland en ín Siberie, DA viLA Hoorn. vergelykt een dergelyk Koper- Groen, van de srux. Pyreneefche Bergen, in geftalte by Bloemkool: Berggroen. Veele Malachieren zou men daar toe berrek- ken kunnen. - Het komt ook in Kryftallen voor; hoedänigen Dav1La,die donkergroen zyn, befchryft uit Lotharingen , als kleine Naalden , nevens elkander geplaatst (9), en GRromovrus een dergelyk Stuk van Zel- lerfeld aan den Haarts, Men vindtze gemengd met kleine Spaath-, Kwarts. en Lood-Kry« tallen (z). | Veelerley trappen van Kleur doen ook het Berg- Groen verfchillen , ’t welk, by vaste Klompen voorkomende , op de breuk of digt is » gelyk- Jaspis, en famtyds vettig als Speke fteen 5 of. korrelig, byna gelyk Zandfteen: of Vezelig , waar toe de Fluweel Erts behoort, die ik zeer fchoon heb van Kamesdorf in Sa« xen, op Yzer- Oker : of Bladerig op Lever- Erts van Koper, in de Pyreneefche Bergen, en met Koperkies in Saxen, by Freyberg : of Schaalig , dat men Schiefer- Groen noemt , in Nieuw Jork , op de Pyreneen, by Falken- ftein in Tyrol, en by Saska in ’ Bannaat van Temeswar. Men vindt de Schaalen, daar | | Van, a. (y) Catalog, raifonnd. Tom. II. p. s21e : (2) GMEL. Na AEUT = car IV. Th Pe 36. & KN, Deer, II, STux C f ArDEEL: XXI. Hoorp-. STUK. 374 De Okers oF a Des hen van, fomtyds a's Doolhofswyze ondereen ver- ward, Vol holletjes en gaatjes, byna als een Lava of Puimfteen, valt het wel eens by Lauterberg op den Haarts, als ook op de grind „ reneefche Bergen, Iv, Ochra Cupri. Berg- blaauw, (4) Oker van. Koper, die LATE is en blaauw. & Dit voert ook den naam van Bergblaauw , \ in ’t Franfch Azur de montagne, of Bleu de Montagne , in * Latyn Cweruleum montanum ; by fommigen Azuthum > dat mooglyk. Azus reum zal betekenen , gelyk men ’ in Icalië Azzuro tytelc, Eenigen noemen het blaauwe Koper -Erts , anderen blauwe Koper- - Oker of Koper - Blaauw, ’ Zeer dikwils komt het als een beflag, of aangevloogen „ voor , met Koper -Groeù , “op andere „ inzonderheid Kalk. en Yzerhoudende Koper-Ertfen ; s zelfs wel op verharde Klom- pen Koper- Groen; gelyk by Falkenftein in Tyrol , of op Paauwenftaart Koperkies in’ Bo- heme, op Vaal-Erts in ’* Wurtembêrgfe , Nasfau «- Weilburgfe , den Llzas en Sweeden, op Koper Zand-Erts in Saxen, by Malat chict in Siberie , en met verfcheide Koper- ond. Ert- (4) Ochra Cupri pulverea coerulea, Sy/7. Nat. XI’. Tom, 1. Gen. so. Sp. 4, Cuprum arrofum coeruleum terreîre. Carru, Jins cel Cöprim Solgtum pracipititum coeruleum. WALL. Snig E _ Vk L ME TAALHOUDENDE AARDEN. 375 Ertfen by Kamesdorf in Saxen. Maar ook, & zonder deeze, vindt men Bergblaauw op Ley net Di jin Rusland en by St. Bel in Vrankryk; op Hoorp- Kalkfpaath „ by Sablfeld in Thuringen ; op STO& Kwarts in de Elzas en Languedok; op on- bile: zuivere roodachtige korrelige Kwarts by Bu- lach in ’c Wurtembergfe ; in Kwarts en; Lood- fpaath by Zellerfeid op den Haarts, in Zand- fteen op verfcheide plaatfen 5; in witte Hoorn- fleen by Thierberg 5 in witte Kamvormige zwaare. Spaath by l’alkenftein in Tyrol; op Kwikzilver - Ertfen- by Wolfftein in de Paltz en by Kircheim in * Nasfau- Weilburgfe; op bruinen Yzerfteen by Mosfchellandsberg in hec _Eweebrugfe ; op Kobalt - Oker by Sahlfeld5 ook in verharde graauwe Kley by Vogel in Tyrol. „By Bulach in * Wurtembergfe, als ookin Siberie , doordringt het dikwils K warts- Kryftallen „ en kleurt. dezelven fraay. By Mehlbach in *t Nasfaufche breekt Wit Gul- den, by de large Hecke in het Trierfe Ko- per Vaal-Erts, by ‘Schneeberg in Saxen Ko. baltbloemen en by Saska gedeegen Koper daar in. : ‚Buiten wed): ourftadt dit Koper » Blaauw uic eene ontbinding var Kasten door eenig ù eN vlug WAL, Min. 250. N. re Cuprum corrofum & folutum, a Mineris defttuêtis precipitatum coeruleum. Coeruleum mons tanum. WALL. 65/7. Zlin, IL. p‚ 289, Mines Cupri Calcis formis. CRONsT. Min. p. 210. | Aa 4 IL Deer. IJ, STUK. Zerg- blaauw, 376 De OkKeErs or vlug Loogzoutig Vogt of Damp. Want daar … door geeft het Koper , als bekend is, een Hemelfchblaauwe Kleur uit. ‘Ook bruifcht hetzelve gemeefilyk met Zuuren op, en heeft byna altoos Kalk - Aarde. met zig verbonden, Men kan het, gemakkelyk „ in Loogzoutige Vogten oplosfen, en het onderfcheide zig van het Berlyns Blaauw „ doordien het aan Sal Ar- moniak- Geest een blaauwe Kleur mededeelt, Dat het dikwils voorkomt in en op klompen van Koper -Groen , kan evenwel plaats heb= ben: want eerst kunnen.die Klompen. geftold zyn, en naderhand het Blaauw daar by gekos men, Immers het is zeker, dat ieder een by- zondere en geheel verfchillende oirzaak moet hebben gehad, | Het Koper- Blaauw verfchilt ook in Kleur, die helderer is of donkerer, doffer of leven= diger, doch altoos naar het zogenaamde La- zuur of Hemelfchblaauw trekt, hoewel het fomtyds uit den paarfchen of violetten ziet Het komt of aangevloogen voor , als een bee flag , gelyk gemeld is , of ingefprengd , en wel Bladerig , gelyk in Languedok, in de El- ‚gas en Siberie ; of Fluweelachtig, en zo zagt, dat het zig met de Vingers fyn laat wryven; % welk men Zwavelblaauw noemt, by Sahl- feld in Thuringen. Aardachtig als Poeijer ì komt (a) DA Cosra Fosfilse p. 03e rd 4 | d - \ ik: _METAALHOUDENDE AARDEN. 372 komt het op zig zelve voor, by Falkenftein 1m in Tyrol, als ook op de Pyreneefche Bergen, Ârprer. Steenig verhard, in * Franfch Bleu de Mon-ioorn:- tagne Pierreux genaamd „ vindt men het insrug. Siberie, in Sweeden, by Freiberg in Saxen nes: en by Bulach in ’t Wurtembergfe.. Dus heb ik het van daar met Groen in Kwartzige Gang- fteen, en van Staatfeld by Eifenach in Flets en Spaath ingefprengd. Ook wordt het by” kleine Korreltjes , als Raapzaad „ in een zeer donker groen gekleurde Aarde , uic Ierland, gevonden (a). Op de breuk ís het dikwils Korrelig en gemeenlyk wat glanzig; gelyk men het dus vindt in Tyrol en in Thuringen, Dikwils is de Oppervlakte fterk glinfterende, doordien het uit zeer kleine Kry{talletjes be- ftaat, die fomtyds grooter en zeer aanmerke- Iyk zyn, gelyk wy, naderhand zien zullen. Sommig is op de breuk digt en vast, in Sie berie , Hongarie , Temeswar en in ’ Zalts- burgfe. Met Kalk- Aarde vermengd , maakt het den Armenifchen Steen , uit welke, door Konst het Bergblaauw gehaald wordt , dat men tot Schilderen met het Penfeel gebruikt, Hier van-nader onder de Koper Ercfen. (5) Oker van Koper- Nickel, die Poeijerig ós A en uit den groenen geelachtig, … Dit miskeis.. } Nickel, (5) Ochre Cupri Nickeli pulverea viridi - flavescens. Syt Oker, Nat, XU. Tom. Ill, Gen. so. Sp. 5. Niccolum Calciforme Martiale. CRONST. Min. $. 253. p.262e | Aa 5 Nl, Dezer. Ils STUK, L 378 De OxKEns om 4 Dit zonderlinge Metaal , van eene witach, ArprrL, tig roode Kleur, als ’t ware uit Koper , Y. Hoorp- STUK. L. zer, Spiauter, met Kobalt en Rottekruid fa mengefteld , * t welk men Kopér- Nickel noemt : in ’t midden deezer Eeuw ontdekt, krygt een beflag van deezen aart. Dus komt het, by voorbeeld „ voor, in de vyf Boeken Mofis , by Andriesberg , op den Haarts; als ook in de Louifa Chriftiana by Lauterberg, aldaar ; in Rappold by Schneeberg, en, in- zwaare Spaath, in de Morgenfter by Freiberg in Sa« xen. Ook valt het in ’t Zaltzburgfe, en fom. wylen zonder Koper- Nickel , in eene ilvers houdende Kley, in Wermeland, en in Weste mannland „ ip Sweeden, in de Bgptnes Groes ve, breekt ‘er Kobalt in, … _ Het beflag , uit de verweering, van de Ko» per- Nickel, en op dezelve , ont{taande , is van eene Appelgroene kleur en ontbindt zig. in alle Zuuren donkergroen, . ‘Men kan het niet anders houden, dan voor een natuurlyke Kalk van diet Metaal, * welk zyne. brandbaa- ‚re Grondftoffe verlooren heeft, en gelyk dee- Ze van natuure altoos Yzer met. zig, voert, vindt men ook de Nickel - Oker byna nooic zonder Yzer. Kalk, (6) Oker van Koper Glas. Erts, die e Porijt- rig en donker Roesikleurig is. War- (se) Ockra Cupti vitrati pulverea obfcure ferruginea, Syf2. | Nat, eld MrTAALHOUDENDE AARDEN. 379 WaALLERIDS noemt deeze Roode Koper- Oker ‚ en fommigen » zegt hy „ Koper, Roest, Arpsern Zy gelykt. veel naar. de rosfe Yzer - Oker , en zoorp., wordt in de Kopergroeven, zo van Sweedensturs als elders , gevonden, alwaar zy uit de ver- weerirg van Koper. Glas. Erts vntítaat. Niet altoos. ontbindt, zy zig geheel in Zuuren, en heeft zeer dikwils, vreemde Lighaamen onder haar gemengd. Met brandbaare Stoffen ger fmolten geeft zy overvloedig goed. Koper, _ Niets bepaalds heeft zy in haare Geftalte, en doorgaans een losfen, fomtyds een. Poeijerach. tigen Samenhang haarer deelen, . Dus-valt zy. by Saska, voornaamelyk in de Lieve Vrouwe Rots , en by Oravifa in ’: Bannaat van Te- meswar, als ook by Falkeftein in Tyrol, Het is een waare natuurlyke Koper - Kalk, Deeze Koper: Rôest komt ‘in verfchillende trappen van Kleur voor. Men: vindtze rood Roode. in Hongarie, ja geel- of Cinaber- rood: bruin- rood in Sweeden , in Tyrol en by Oravifa ; daar zy rood, afgeeft aan de „Handen. Som: wylen , gelyk in „Smaland „ doordringt zy de Kwarts ; of „in Hilarius- Back by. de Moldaw in, Temeswar Bannaat ” » doorfchynende dobbel- SV WWwnor ! fi : 7 fteene ‘Nat, KIL. Tom. 1L. “Gen. so, Sp. 6: midaddape cat. ciformis pura & indurata Colore tubro. Cronstr. JZin. Ge 193. Cuprum corrotum & folutum, a Mineris Cupri dese truêtis precipitatum , rubrum, WALL, Sf Kd U p, 20e - JIL Deer, II, Stux, | 7 al RD, Le 380 De OKERS OF fteen-Spaath , en kleurt dezelve rood, | By ÁprpeeL. Oravifa breekt ’er gedeegen Koper in. Bruin, Baoorr- 6TUK. F Koper : Bruin, Koper- Zwart. Vil. Ochra Plumbi, Loode Oker. meest al geelachtig , dat men Koper -Bruin heet, valt zy „ ook in witte verweerde Veze- lige Asbest, in verfcheide Mynen van Hon- garie „ in Tyrol, in het Nasfaufche , en in Dunckler by groot Kamesdorf in Saxen. Op deeze laatfte plaats breekt Vaal’ Koper-Erts en by Saska gedeegen Koper in hetzelve. Zwart van kleur, geraamd Koper « Zwart , heeft zy altoos Yzer- Kalk met zig vermengd „ en valt overvloedig op verweerde Koperkiezen aangevloogen 5 gelyk by Falkeftein in Tyrok. In Gluc brunn en Langenberg, by Meinune gen in Franken, breeke ’er Kobaltbloesfer in. ke (7) Oker van Lood, die Poeijerig is en wit- achtig. | Meest komt deeze op Loodglans en andere Lood-Ertfen aangevloogen: voor , uit welker verweering zy optftaat., Het is een waare na- tuurlyke Lood-Kalk, welke , met brandbaare Stoffen in ’t Vuur gefmolten , weder volkomen Lood wordt; ja , voor ‘*t overige , met het door Konst gemaakte Loodwit veel overeen- komst heeft. Zeer dikwils is ’er Kalk. Aarde cn: (2) Ochra Plumbi pulverea albida. Sy?. Nat. Xll, Tom. II, Gen. so, Sp. 7, Plumbum facie & confiftentiâ Terreâ, WALE. Sy/te Alin, Ile pe 312e &e Plumbum terreftre Ochrae ceum rn Ik 3 4 y AN 4 Mr AALHOUDENDE AARDEN, 381 onder. gemengd, en dan, inzonderheid, bruifcht 1 ‘zy op met Zuuren. Haar deelen hangen gee Arpeer: meenlyk maar Poeijerachtig famen , doch fom- zi Bee: wylen zyn zy, gelyk in Tyrol en de Elfaz, STUK. Ri te famen gebakken, of, gelyk by Call inden zood- Eiffel, te famen gefinterd : maar ook alsdan Oer. is zy op de breuk dof en Aardig en maar half hard ; kleurende ook gemeenlyk af aan de Vingeren. Deeze Lood-Oker valt in zeer verfchillen- de Kleuren, Men vindtze wit of witachtig , natuurlyk. Loodwit genaamd , op Loodglans, als gezegd is , in Sweeden, Engeland , den Elfaz, Eiffel , Saxen en elders, Zeer zeld- zaam is deeze vry van Kalkdeelen, en altoos fyk van Lood. Ik heb een zodanige op ’t Lood, daar de Westerkerks Tooren , alhier , boven mede gedekt is, vergaderd , van eene Schilferige zelfftandigheid, Graauw vindt menze in het Trierfe , als ook met fynkorree lige Loodglans, by den Wilden Man op den Haarts: blaauwagtig in de Loodberg ín Schots ‚ land: groenachtig in Saxen en by Monnash in * Engelfche Graaffchap Derby. Deeze laate fte bruifcht niet met Zuuren op. Geelachtig komt zy voor in die zelfde Myn , als ook geel, doorgaans tusfchen Zwavel- en Citroens kleur, D| eum, CARTH. Jlin. 66. Gerusfa nativa. CRONST. Min. 6e 184. N. I. S, Minera Plumbi Calciformis pura pulverulenta, Id. 6. 37e UL Daer, IL, StTux; 392 De Oxrenrs or L: kleur, Dus valt zy insgelyks in Siberie en ARE by Loods ob Lood-Oker , die men Bleygilbe noemt, zyn= de een natuurlyke Menie of Minium Lunare, graaft men by Call in de Eiffel, by Johan- georgeftadt in Saxen en by Grosshol; een brui- ne in de Siberifche Groeven, by Saska in hec Bannaat van Temeswar en by Bleyftadt in Boheme. Deeze is dikwils met Yzer - Oker gemengd en een zwarte, by Schemnits in Hon- garie , met Loodfpaath. Van gemengelde Kleur, graauw en wit , met of zonder zwart, als ook geel en rood Taaie deeze Lood - Oker by Grofs- hol, met Cinaber by Rohfelden in het Twee- en! en met Loodglans in der Holle op den Haarts. vir, (8) Oker van Spiauter, die witachtig is, Ochra 4 $ 4 sust, Deeze, die men natuurlyke “Spiauter - Bloem bloem. kan:heeten, komt op den Westelyken Zil. verberg in Sweeden , als een beflag der: Spi= auter-Ertfen , voor , en-men vindtze, volgens de Sweedfche Natuur -onderzoeckers , ook in China, Vermoedelyk behoort de witte Kala- mynfteen ook hier, en in alle Kalmey bevindt B zig ep Ochra Zinci albida, Sy/?, Nat. XII, Tom, III. Gen, $0a Johangeorgeftadt in Saxen : roodachtig by” en Bleyftadt in Boheme, in Tirol elders, Deeze STUK. twee laatften bruifchen gemeenlyk. Een roode METAALHOUDENDE AARDEN. 333 vig de Zink onder de gedaante van een Oker. U. Geelachtig , als met Yzer- of Lood- Oker ge: sed mengd, valt zy ook in Engeland, Hb | ___STUKe RC ) Oker van Bismuth , die Peeijerig isen ax, _ geelachtig. | Ei Bismuthe / _Deeze wordt altoos Poeijerig en murw „ Oker. doorgaans op verweerde Bismuth-Ertfen aan- gevloogen „ gevonden. Zy is, gelyk alle ei- gentlyke :Okers , zonder glans, en {melt met brandbaare Stoffen, in ’t Vuur, tot een waas re volkomene Bismuth (b). Men vindtze graauw by Johangeorgeftadt in Saxen, die uit het Centner tagtig Pond Bifmuth geeft: ook witachtig geel , in de Sweedfche Provincie Helfingeland , en groenachtig geel, zo aldaar als by Schneeberg in Sagen, Veelen geeven aan eene bleeke Kobaltbloem , en ook wel aan eene Spiauter -Etts , den naam van Bismuth= bloem 5 (9) Ochra Wismuthi pulverea flavescens, Sy/?. Nat, Kil. Tom, Ill. Gen. so, Wismuthum terreftte pulverulentum flavescens. WALL. Sy/?. Min. Il. p. 209. Wismuthum Cal ciforme pulverulentum. CRONsT. Mix. Ó, 223. Flos Wise mauthi, JusT. MÁin, 165. (6) Zonderling is't, dat men de Letter W , anders in ‘et Latyn onbekend, buiten noodzaake hier ingevoerd heb. be, in navolging van den Hoogduitfchen naam Wismuth , waarfchynlyk van WWeis/, wit, afkomftig. De Re. VogEL fchreef Bismathurs, Wy volgen de Franfchen , die Ret, Bismut heeten. Het wordt van fommigen met ae Mae cafiet verward. HIL. DeeL. IJ, Stur, 38 De OkKERs oz ‚_& bloem, doch met deeze moet men de Biss AFDEEL. Ô xx, muth= Oker nict verwarren, Hoorp- - STUK, (ro) Oker van Tin, die ros- geel iss Gebra Om wat reden de Ridder thans de Oker Tin-Oker, van Tin uitgelaten hebbe, welke hy voorheen tot een Soort gemaakt hadt , begryp ik niet. Zyn Ed. ftelde de plaats , daar menze vondt; in Engeland, alwaar, volgens Da CosrTaA; een dergelyke voorkomt, die Ochra Anglica of Engelfche Oker genoemd was door Wort M Ius en andere Autheuren, en waar toe zyn Ed. de Room/e Oker van WoopwARD thuis brengt. Ook de Ysland/e van Wor- MIUS , dagt hy daar toe te behooren, zo wel als de donker geele „ in de Rammelsberg by Goszlar gegraven wordende , daar BRUCK- MANN van fpreekt (c). Mooglyk- zal deeze door War LERztUS tot de Yzer- Okers be- trokken zyn; alzo hy daar van een Soort op: geeft, welke, met Zuuren opbruifchende, ge- lyk deeze , hem een mengzel fcheen te zyn van geele Oker met Krytachtige Aarde (d). Dit is een harde zwaare Oker, (zegt hy) van eene zeer hooge of bruin geele Kleur , van een vast , digt > regelmaatig geweefzel ; met (10) Ochra Stanni fulva. Syff. Nat. VIII. Gen. 47. Sp; 6, Stannum Calciforme, CRONST, Min, 6. 180. Ochra An- glica. WorM. Mus. p. 17. MERRET. Pin. oïg. CHARL. de Fosf. p. 219. N. 5. &c, Ochra Ramana. Woonw. Cat, I. 2. 29, Ochra Islandica,. WORM. Mas. pe 17: CHARL: ufs) d METAALHOUDENDE AARDENe 395 met een ruuwe Poeijerige Oppervlakte en en fterk afkleurende aan de Handen. Ook kleeft xxr,. Zy aan de Tong , fmele vaardig in de Mond Hoorpe en is onzuiver. In Water verbryzelt zy op?"öE ftaande voet tot een fyn poeijer. In ’t Vuur wordt zy een weinig harder en krygt eeue donker paarfchachtige Kleur. Men graaftze in Somerfetshire by Briftol, als ook in Mon- mouthshire , alwaar zy opgemaakt wordt tot groote Ballen , daar men jaarlyks een groote menigte van uitvoert, naar vreemde Lan- den. Doktor WoopwARrp vondt deeze Oker in een Loodmyn in Arkendale , in ’t Graaf- fchap van York, als ook in een Kolengroeve by Coekermouth , in Cumberland; alwaar zy door 't Water neergelegd was in holligheden, aan den bodem van den toegang, waar hee over heen pasfeerde. Het is gemeen, zegt de Doktor , in de toegangen van veele Kolen: - groeven in ’t Noorden , en ik houd het voor % Okerig deel der Kolen, welk door Water is uitgetrokken. Die Heer geeft ook de zelf- de Soort op van Rome, waar men ze, zegt hy, in groote veelheid graaft , en hy hadtze insgelyks uit Nieuw Engeland bekomen, Het (e) Ochta obfcure flava, BRucuMm. Ep. 1rin. III, P: 26e N Ir. Cd) Ochra Fexi lava, Golore luteo, Alcalina. WALL» 59/78 Min. M. p. 259. B b UL, Deer, IL. STuws ï. AFDEEL. XXI. Hoorp- STUK. Xe Ochra Cobaltt. Kobalt- OkEte 386 De OKErnrs or Het onderfcheid van de Yzer-Okers, hier voor befchreeven , beftaat daar in, dat zy mét Zuuren opbruifcht 5 terwyl die van een fa- meptrekkend Zuurachtigen Smaak zvn , as gemeld ís, Het zou gemakkelyk te onderzoe- ken zyn, of ’er weezentiyk Tin in ware. Ik hebze hier, op ’t gezag van gedagten Autheur ‚ geboekftaafd. In Kanada valt een dergelyke opbruifchende Oker , doch minder geel, gro- ver en ruuwer dan dic van Vrankryk (e), De Okerachtige Mergels , waar van ik verfcheie dene uit Oostindie heb , zullen naderhand in aanmerking komen. (zi) Oker van Kobalt, die Poeijerig is en roodachtig. Zeer bekend is deeze , die men in de Groe- ven zo overvloedig als de eigentlyke Kobalt- Erts , en gemeenlyk by dezelve aantreft. By Almond in Dauphiné, in Vrankryk , breekt gedeegen Zilver; in de Pelikaan - Myn, by Sahlfeld in Thuringen , Kobaltbloesfem daar in. Zy is ligt, gemeenlyk zeer week, op de breuk dof en Aardig; zynde een waare Na: tuur. Ee) Mem. de U'Ac, des Sciences de Paris , de 1752. p. 2850 (21) Ochra Cobalti pulverea fulva. Sy/le Nat. Xil, Tom, MI. Gen, 5o. Sp. 8 Ochra Wismuthi rubra, $Sy/?, Nat, Ville p. 205. Gen: 47. Sp. 7. SCREB. Lith, 128. Cobalti Minera colore rubro vel flaro, WAELe Ain. 234. Cobole tum METAALHOUDENDE AARDEN, 397 tuurlyke Kobalt - Kalk, zonder bepaalde geftal. r te, fmeltende zonder toegift in ’t Vuur tot ÁFpeet. een blaauw Glas , en met brandbaare Stoffe ge tot een echten Kobalt- Koning. Zy is echter ;rux. nooit volkomen rein , overvloedigst met Kalk van Rottekruid , fomtyds met Yzer , zelden met andere Metallyne Lighaamen of Aard- foorten vermengd. | Deeze Oker wordt, gelyk andere Kobalt- Ertfen , voornaamelyk gebruikt tot de berei- ding van Smalt of Blaauwfel. Louter aangevloo= gen noemt menze Kobalibeflag , en dus komt zy voor, op andere Kobalt-Ertfen. Daar zyn ‘er , die ze in naam verwarren met de Kobalr- bloefem, welke wy ftraks befchouwen zullen, Maar , wanneer zy als gefmolten is en ge= klonterd , dan heet zy Kobalt- Sinter. Men kan deze veeltyds tusíchen de Vingers tot poei- jer wryven , en dikwils ís zy zo lugtig als Stof, gelyk de meefte roode als ook de blaau- we , van de Vachinifche Alpen in Karinthie , de groene van de Diefskasten en de zwarte van de Erts-Stollen , by Sahlfeld in Thurine gen. Somtyds komt zy verhard voor „ en valt van verfcheiderley Kleuren of op zig zelve of tum Ochraceum rubrum. CARTH, Min, 56. Ne, 2 Minera Cgbalti Calciformis Calce Arfenici mixta. CRONST. Mine Ge 246. Cobaltum facie & confftenti terreâ. Ochta Cobalti. WALL. Syfl. Adin, Ile pe 182. Bb a Kil, DEEL, Il, STUK. 1. Árr ren. XXL. Hoorp. STUK. Rood- achtige, 958 DE OKERS of of op Koper-Vaal-Erts , in Koperblaauw of Zandfteen, omftreeks Sahlfeld in Thuringen ; en in graauwe verharde Kley, by Freyberg in Saxen. | In Kleur is deeze Oker ongemeen verfchil- lende, Gemeenlyk valt zy roodachtig , en wel zeer aangenaam Perfikbloemen of Appelbloei- zel-rood, op verweerde Kobalt - Ertfen; dat men dan eigentlyk Kobaltbeflag heet , of- op Slakken- Kobalt. Ook komt zy dus voor, in geelachtige en bruine, of ook in bruine, graau- we, geelachtige en zwarte Kobalt- Oker, op Bergblaauw , Koperzwart en Zandfteen, in Saxen, Thuringen en Frankenland. By Kons- berg in Noorweegen valt zy dus in ondoor- zigtige witte; aan den Schimmelberg in Kor- relige , en elders ín Saxen in onzuivere geel. achtige Kwarts : op Kwarts - Kryftallen , in geelachtige zwaare Spaath; in graauwe ver- harde Kley en in zwarte Leyfteen by Sahle berg. By Seirling in Schotland breekt ?er Koperkies in. Men vindtze ook veel te Ka. Wikteo mesdorf in Saxen en bleekrood by veele Bis- muthbloemen , die men ’er dikwils mede ver- ward heeft, dat ook LinNeaus zelf bevoo- rens deedt, Verfcheide Stukken heb ik met dit beflag van Sahlfeld in Thuringen, waar uit blykt dat hetzelwe als de grondflag of hee beginzel is van de Kobaltbloefem, eigentlyk zo genaamd, 8 De witte, gemeenlyk Witte Kobalt geheten 18 t METAALHOUDENDE AARDEN. 389 isin tegendeel zeer zeldzaam. Men vindtze L in Wolfgang en Eberhard, by Alpirspach inArpren. *% Waurtembergfe, en op witte heldere Kwarts-Hoorp. Kryftailen by Schneeberg in Saxen, Deeze issTur. zeer ligt , murw en als uit kleine klompjes famengetteld , gelykende naar een witte Mer- gel, doch fprelende ook wat in ’t groene, De Waurtembergfe breekt in eene met Kopergroen doormergde Gángftoffe , en geeft een goede Smalt. Een Geelachtige Oker van Kobalt komt Geele, voornaamelyk by Sahlfeld , in de Gezellen- zech, in Jeremias- Groeve Korrelig, en in ver- harde Kley, of met groece Kobalt - Oker , in witte Zwaare Spaath, in Laurensgluck, en met roode Kobalt- Oker in de Zilvere Kamer voor. Een geele, die men Geele Kobalt noemt, valt in Wolfgang en Eberhard by Alpirspach in ’ Waurtembergfe. Zy is breukig , grofkorrelig en ligt, heeft veeltyds een rood beflag en geeft “goede Smalt. Daar is dikwils Koper - Peke Erts, en fomtyds ook gedeegen Koper, > inge- íprengd. Geelschtig groene Kobalt - Oker, die men araens ook wel verward heeft met de Nickel- Oker, achtige, komt in het Wurtembergfe voor: ethers. ge, met zwarte vermengd , by Alwa niet ver van Stirling in Schotland en met wit Gulden by Mehlbach in ’t Nasfaufche : Groene by Freyberg in Saxen, doch voornaamelyk by Sahlfeld io Thuringen. 89 Brui- Ki. Dezt: ÏÌ, Srux, \ 00 Der OKERS OF L Bruine Kobalt - Oker , die gemeenlyk Le- Arpeele verkleurig is , valt in de Juliana by Kamese Hoorp. dorf en in de tienduizend Ridder - Myn by stuK. Apnaberg in Saxen, by Meivurgen in Fran- Bruine, ken, en in verfcheide Mynen by Sahifeld in Thuringen. Somtyds breekt ’er Rood Gulden „en ook wel roode Kobalt - Oker in. Gemeenlyk is zy. zo wel als de zwarte, Yzerhoudende, plaauwe, De blaauwe Kobalt- Oker onderfcheidt zig niet gemakkelyk van het Koper- Blaauw. Men vindtze op de Vachinifche Alpen in Karin- thie, en in de Pelikaan by Sahlfeld in Thu- ringen. Ik heb van daar een Stuk dat zeer fraay ís, op geelachtige Flets , die misfchien ook Kobakhoudende is, bezwangerd met Gips- Spaath en zwarte Kobalt - Oker, waar tusfchen zig hier en daar Koper- Blaauw vertoont en ‘elders wederom blaauwe Kobalt- Oker , meest op de Spaath aangevloogen , en duidelyk aan de Blaauwzelachtige Kleur kenbaar. Ook heb ik een Stuk Steenzout uit Opper Ooftenryk , * welk daer door ten deele blaauw is gekleurd. zwat. Zwart en zeer dikwils blaauwachtig, komt eene Kebalt- Oker voor, die men Kobaltmolm , zwartwolkige Kobalt - Aarde , of ook zwarte Kobalt noemte Deeze valt in Zandfteen by Stirling in Schotland , als ook in verfcheide Mynen by Sahlfeld, zelfs in Gíps- Spaath en Kwarts, en in de Kloven der Kobalt by Ei- benftock in Saxen. Dikwils vindt menze;, in ’ Wurtembergfe, in Kleyachtige Berg - Aarde; : of An MERTAALHOUDENDE AARDEN. sor ‚of ook „by Wittichen in * Furftenbergfe, in LL roode zwaare- Spaath, fomtyds met Schubbige hi Gips -Spaath geheel doordrongen. Zy geeft Hoorn. aan de Handen af als Roet, zynde los en STUK. dicht, piet zelden Niervormig en houdt altoos Yzer. Somtyds heeft zy een rood beflag en geeft , ten minfle de Wurtembergfe , zeer fchoone Smalt. Zwartachtig valt een Kobalt. Oker bv Sahlfeld en Afchgraauw in het Saltze burgfe. (z2) Oker van Kwikzilver , die geelachtig zi rood 15e Hirai wike Deeze Soort maak ik van een Stukje kn aarde, welk ik bekomen heb van Ober- Mufcheln in het Tweebrugfe, onder den naam. van Kwik- „Aarde, Het is geclachtig bruinrood , doch on- gelyk van-Kleur; op de eene plaats byna gantífch bruin geel, op de andere Cinabere rood. Aan de Vingers geeft het af en is zagt , zeer ligt af te fchraapen. Het zal bui- ‚ten twyfel die wryfbaare Cinaberzyn, welke , volgens den Heer WALLERz1US, Aardachtig is, naar roode Oker gelykende en dikwils Op« pervlakkig aan de geftreepte Cinaber kleeft. Wanneer men in aanmerking neemt „ wat Cinaber, de Cinaber zy, is het te verwonderen , dat onze Ridder die cok niet onder de Okers gce plaatst (12) Ochra Mercurii rubro « flavescens, abi. Cinnabarie friabilis, WALL. Sy,?. Min, II, p. 150. Bb 4 ey] ML Deer. II, STuga XII. Ochra Magnefia. Bruinfteene Aarde, 592 Dr Oxenrs op plaatst hebbe. De Oker bepaalt zyn Ed, te zyn de Aarde van een onthonden Metaal, be- flaande uit zeer kleine gekleurde deeltjes. Veel Cinaber komt nict minder Aardachtig voor, dan de befchreevene Metaal. Okers , welke zo wel haar Mineraal wederom geeven , en met niet meer omflag, dan de Cinaber. Dee- ze alleen is door Zwavel en Vitriool; gelyk de anderen door de Zuure Geeften of Dam- pen van dergelyken aart , tot een andere zelf. {tandigheid vermomd ; doch de Wederopwek- _ king of herftelling in de voorige gedaanuc , door Vuur, zo wel als die onderhevig. (13) Oker van Bruinfteen , die Poeijerig is en zwart. Men noemt deeze Bruinfteen- Aarde , of wees ke wryfbaare Bruinfteen, Zy toont zig aitoos, als een beflag, op verweerden Bruinfteen ‚en fchynt ook alleepiyk door deszelfs verweering ontftaan te zyn. Zeer voos is zy en week, op de Breuk gemeeplyk dof en Aardig , fom- tyds glinfterende. By Bulanskoi, in Siberie, vindt C13) Oshra Magnefie pulverea nigra. Syst. Nat, Xlle Fom. INL, Gen. so Sp, 9. Magnefia friabilis Terriformis. CRONsT. Min, Ó. tig. (f) De Bruinfteen zogenaamd, in *t Latyn Magnefia, is een Stcffz van Yzerachtige gedaante , doch maar zeer „weinig of geen Yzer inhoudende; hoewel zy door den Ride der bevoorens, met de meefte Mineralogiften , onder de á. j METAALHOUDENDE ÁARDEN. 303 vindt menze in dunre Blaadjes op Kwarts. 1 Van Kleur komt zy zwartachtig voor in En- ÂfPreLs XXL geland, als ook by Schnecberg in Saxen : rooderzoorn. achtig bruin in de Myn van Upton by Ezessrux. ter, als ook in de Laagen van zwarte Virrie ool-Schiefer by Goldberg en Leyzersdorf in % Silezifche Vorftendom Liegnits. Aan het Glas geeft zy’ geene zuivere. Violette, maar eene crocbele roode Kleur (f ). WU. Digt Hasirachtig uitfchietende Okers, Á Of deeze bepaaling-op alle de volgende Soorten toepasfelyk zy, laat ik daar. Ik zal. ze flegts agrervolgelyk befchryven. mt Oker van Yzer, die uitfchiet en ros is, AV. EHTM Ferrugo Dat zeer bekende voortbrengzel, ’t welk zer men in Sweeden Rost, in Enpeland Rust, in“°“* « Franfch Rouille, in Italie Ruggine of Ru- bigine tytelt, wordt van Linneus hier thuis gebragt. Mooglyk om dat het, daor een Ver- ej befchouwd zynde, een geregelde fi- guure k vzer- Ertfen , of in ’c Geflagt van Yzer, was geplaatst 2 tegenwoordig als onbekend, in ’t Geflagt van Molyhde= num 3 gelyk wy naderhand zien zalien. in de verglazin= gen ‘wordt zy gebruikt om eene Violette of blaauwachtig paarfche Kleur te geeven aan het Glas, (14) Ocôra Fexci germinans rufa. Syft, Nat. Xi. Tom, jl. Gen. so, Sp, 10. Bb 5 NL Deer. Il, STuc. L 394 De OKER S OF ouurmaaking , die naar eene Kryftalfchietirg ArpeEl. oclykt, vertoone 2 De- Latynfche naam, Ru- Hoorp- STUK XV, Ochra ZErugoe Koper Roest, bigo of Ferrugo, betekent Yzer- Roest, en , dewyl ze zo gemeen is „dikwils alleenlyk Roest. j Het is niets anders dan Yzer , door zuure of andere knaagende Dampen, die in de Lugt zweeven , of Zoutige deelen in Water ver- vat, tot eene roodachtig bruine, wat harde, en zig aan de Tong hechtende Kalk vervree- ten. Het vertoont zig; op alle zo ruuw vals bewerkt Yzer, te ligter, fchielyker en over- vloediger , naar dat hetzelve minder glad is, minder fchoon gehouden wordt of meerder bloot gefteld aan eene vogtige, fcherpe mer zuure Dampen befmette Lugt. In ’ Vuur houdt het zig als andere Yzer- Kalken. (15) Oker van Koper ‚ die witfchiet en groen \ 15e - Gemeenlyk wordt deeze genoemd Kopers bloemen of Straalig Koper - Groen , in ’t Franích Verd de Montagne Strié, dat is Streepig Berg- groen „ en behoort tot de Koper- Roest , die men Erg noemt in Sweeden of natuurlyk Spaanfch. Groen. De Ridder merkt aan; dat het een Koper, uit het voorbefchteêvene Ko- | per- (is) Ochra Eris germinans viridis. Syste Nat, Xil. Tom. Il. Gen. 5o. Sp. fi. Cuprum arrofum viride friatum, CARTH, Min, ______METAALHOUDENDE AARDENe 593 „ __per- Groen herboren, zy. t'Is ten minfteze- Te | ker, dat hetzelve dikwils tot een grondflag A: verftrekt voor deezen Bloemen. Hoorp- Men vindtze meest op of met andere Ko» STUK» per - Ertfen in China, in Siberie , op Koper= glass by Dognaska als ook by Saska in Hone ‚ garie , op Dropfteenachtige Malachiet ; in ’ „ Barnaat van Temeswar, voornaamelyk in Ma= riabrannen , in Herrengrunde by Neufohl in neder= Hongarie;s by Falkenftein in Tyrol, als ook by Bulach in ’t Wurtembergfe , zeer overvloedig op andere Koper- en Koperhou: dende Zilver-Ertfen, Voorts hier en daar in Saxen , voornaamelyk by Freiberg , met Ci- naber ; te Kamesdorf, Zellerfeld, en Lauter- berg op den Haarts 5; als ook tusfchen Bonn en Neuwied aan den Rhyn, te Rheinbreiten- bach , te Moschellandsberg en Caudebach in Tweebrugges hier en daar in Lotharingen, in *% Keulfche en in Cornwall, op graauw Ko: perglas. In eigenfchappen komt het overeen met Atlas- Koper- Groen, doch is van een vaster famen- eden) hang zyner deelen en niet dof maar glanzig ep de breuk, Het komt donkerer of helderer groen , gemeenlyk zeer aangenaam Grasgroen voor, en beftaat uit meer of minder, korter of Min. 30. Cuprum viride plumofum. WoLT. Min. 30, JE- xugo firiata, WALL. Adin. 260, N. 2. ZErugo nativa Crye fallifata. WALL. Syste Alin, II, p. 287» UL Der. IL STUK 490 Hà De Okens or 1, _ of langer , Haairachtige Vezelen of Naaldvor. Arprer. mige Kryftallen. Somtyds is het maar aan- ne gevloogen of ingefprengd; fomtyds heeft het srux, Een aanmerkelyke zelfftandigheid. De Vezel- tjes zeer fyn en voor het bloote Oog niet zigtbaar zynde , met een Glans, noemt men het Atlas- Erts , als naar Zyde van dien naam gelykende. Wanneer de Vezeltjes zigtbaarer zyn en door haare veelheid, overendítaande , een doffe Vertooning maaken ‚ dan geeft men ‘er den naam van Fluweel- Erts aan. Hier me= de heeft de Roest , die zig fomtyds aan Kos peren Werktuigen of Vaarwerk , door fcherpe Vogten of Vogtigheid, openbaart , veel overe eenkomst. | Vedere _ Hier van verfchillen de eigentlyk zogenaam- td nn de Koperbloemen. . Deeze maaken eene Sters= ‚ Fige4 wyze of Bloemachtige figuur, met grove Straa- len, uit een middelpunt fpreidende, langs de vlakte van den Steen of Erts, waar op zy zig bevinden. Men vindtze ook by Knop- pen, van ovaale , ronde , of Nierachtige fi guur; met Straalen , die naar het midden loo- pen. Van de gezegde Fluweel-Erts heb ik zeer frasije Stukken van Kamesdorf in Saxen, met Koperbruin en zwarte Koper-Erts, als ook met geele van Andriesberg op den Haarts en in Spaathige Bergftoffe van Blankenberg ia % Zwartsburgfche. De eigentlyke Bloemen , die men Gepluimde of Veder - Lrts noemt, vertoonen zig zeer fraay op een Kwartzigen Berg- METAALHOUDENDE AARDEN. 397 Bergfteen van Sleits in Voigtland 5 gelygk in, LE Fig. 4, op Plaat XXIV, is voorgefteld, Haar Er Straalen hebben. den glans van Atlas, en leg- Hoorp- gen in een perk van doffer, donkerer, F'lu=STUKe weelachtig Kopet - groen; ’ct welk een zeer ‚__‘ fraaije vertooning maakt. Dergelyke heb ik > op een Zand-Flets van Kamesdorf en knob» belig ín een StalaCtitifche Kwartzifche wite te Yzerfteen van Breidbach in de Paltz, Ook heb ik zodanige Koperbloemen los en op zig zelve, Knopswyze of Knobbelachtig gegroeid, Die Kogelachtige, en op de oppervlakte Haa- nekamswyze Kryf{tallen , welken men by Fal. kenftein in Tyrol vindt, zouden misfchien ook hier kunnen behooren. (16) Oker van Koper , die uitfchiet en blaauw AVL e ó chrâ 15e Cuprigo. In de eerfte plaats wordt hier bedoeld eenbloeme Bergblaauw, dat, op dergelyke manier als het Berggroen, geftreepte of Sterswyze Schietin- gen maakt; ’t welk by Sahlfeld zou voorko- men. Het is, gelyk de Poeijerige blaauwe Ko» per-Oker , veel zeldzaamer , dan de groene Kon (16) Ochra Cupri germinans coerulea. „Sy/?. Nat. Xil. Tom. Lil. Gen, 50, Sp. 12. Ochra ponderofa elegantisfime ccoeru'ea, DacosrTA Pos/, ros. Mss. Tesf. Tag. Ochra Vee neris Terrà Calcareâ mixta. CRORsT. Jin. Ó. 194. N. Te ‘ Cuprum coeruleum Plumofum. WoLT, Min. 30, Coeruleum _montanum fupexrficiale, WALL» Syfi. Min, Il. p. 2904 HL Deer. 1, STUKe 398 De OkxKEnrs oF de: Koperbloemen. By Bulach, in het Waurtem- in bergfe, heeft men de voornaamften. De Heer Hoorn. DaAvrra hadt daar van, in zyn Kabinet , STUKe groote fchoone Stukken , op Kwarts- Droe- zen. Het Blaauw was ten deele gekryftallí- zeerd in Kleine dunne Plaatjes, met verfchil- lende helling naar elkanderen ; ten deele Naaldse wyze gefchooten als de gefternde Bloemen van Spiesglas. Op een ander Stuk was de geheele Oppervlakte bedekt met een geftreept Lazuur ‚ van Naalden by groote bondeltjes Sterswyze gefchikt. Verfcheide Stukken met gefternd Koperblaauw hadt hy uit Saxen, Saltzburg en van andere plaatfen (2) Ìk hebze op een Okerachtigen Yzerfteen, uit den Eiffel by Keulen. Gekryfat- Behalve dit komt ’er ook een gekryftallie | zeerd Bergblaauw voor, dat men in ’t Franfch Ole Bleu de montagne cryftallizé noemt, en in * Fig. s<. Hoogduitfch Kupferblau- Kristallen. In Sibe- | rie walt dit, als ook in Hongarie , in eenige Saxifche Groeven , in Tyrol, in %*% Wurtem- bergfe, in ’t Nasfaufche ‚in Thuringen , Twee- brugge en Languedok. Zeer fchoone Stukken daar van hadt de Heer DA CosTA uit de Gebergten van Medenbeck in Wallachie ont- vangen , en hy verbeeldde zig dat het over- vloedig in China moest zyn, vastftellende dae het blaauw der Porfeleinen daar mede werdt ge- (g) DAviLa Catal, raifvnné Tom. Ile pe 595 ‘e hd ï 4: P] 4 ” Kal METAALHOUDENDE AARDEN. 399 gefchilderd, Het zit meest op andere Koper: vend Ertfen en op Kwarts-Droozen, Ik heb een xxr, Stuk gekryftallizeerde Spaath die glanzig wit Hoorn: js, vol van dergelyke Kryftallen, die ten dee-°T“E le afgebroken zyn, in Fig.s „op Plaat XXIV, afgebeeld. Zy zyn donker Lazuurblaauw, taamelyk vast en hard , glanzig op de breuk, en in ’ Vuur van den zelfden aart als andere Koper- Kalken , maar ryker , leverende byna de helft Koper uit. Uit de Solutie van Ko- per in Geest van Armoniak - Zout krygt men dergelyke Kryftallen, doch zo beftendig niet , wier Kleur wel haast in Groen verandert. Veel Koper- Blaauw beftaat uit zeer kleine Kry{tal- letjes als Zand , die fierlyk als Diamanten glinfteren ; gelyk ik dus een Stukje van geel Koper heb, met groene Fluweel-Erts in zulk Blaauw zeer aartig gefchakeerd : maar anderen van deeze Koper - Blaauw - Kryftallen vallen taamelyk groot. Sommigen zyn platachtig , anderen pieramidaal , met vier of meer lang- werpig Ruitvormige zyden , en eenigen veel- hoekig, gelyk men by Saska vindt, Somtyds zitten zy, gelyk by Falkeftein in Tyrol, op Kogelvormig Koper- Blaauw; doorgaans veele by elkander, en dan of evenwydig, gelyk by Oraviza in Hongarie voorkomen, of zy loo- pen Straalswyze uit een middelpunt, by Bu» lach in ’t Wurtembergfe , als voorgemeld, (17) ee NL Deer II, STuKe 400 Dr OxkeRSsS OV (17) Oker van Spiesglas, die uitfchiet en rood 15. | De Erts van Spiesglas valt byna altoos Straalig en op dergelyke manier gefternd als gezegde Koperbloemen ; doch deeze wordt hier zo min bedoeld als de roode of anders gekleurde Antimonie- Erts , welke uit Vezels of Plaatjes beftaat, in Hongarie en Saxen voor- komende. Hier worden flegts de Bloemen van Spiesglas bedoeld , die als een fyne Wollig- heid of Fluweel op andere Spiesglas - Ertfen groeijen , en zekerlyk mede door de werking van eenig bytend Vogt of door de Lugt ont- ftaan. Zy hebben dikwils ook eene Sterackti- ge gedaante. De Kleur is fomtyds fchoon rood, of paarfchachtig of blaauw of groenachtig geel; ja men vindt ook wel die allen by mal« kander, Zodanig een Stuk heb ik uit Hartz- wald, dat met alle deeze Kleuren fpeelt , van zeer fyne Vezelachtige Spiesglasbloemen op geftreepte Spiesglas - Erts, in witte Kwarts, Dawvrra hadt dergelyke Stukken, met Kleu- yen als een Duiven- Hals, uit Hongarie, zelfs met gefternde Pluimen of Vedertjes , als ook Ela (17) Ochra Stibii germinans rubra. Sy/2. Nat. XII. Tom. TI, Gen. so. Sp. 13. Stibium Fibris Capillaribus fparûse Sy. Nat. VIll. 179. Antimonium rubrum plumofum, Wort, Min. 27e Antimonium magna Copiâ Sulphuris sineralifatum &ce WALLe Môn, 283. Antim, Sulph. minee à ral, METÁALHOUDENDE AARDEN. 4eï eene die graauw en paarfch was gebloemd, op poen een blaauwachtigen korreligen Kwarts-Steen (2). “ xxr, Van een dergelyken , die ik van de Oude Hoorn. Hoop in Braunsdorf by Freiberg bezit , mes STUKe fchoon paarfche eenigermaate gefternde Bioe- Gee men, geef ik in Fig. 6 gedeeltelyk de Afbeel- Ps: 6% ding. Somtyds komen deeze Bloemen ook zwart voor , of graauw , by Joachims - Thail in Boheme, en zy zyn Goudhoudende in Se= venbergen en Hongarie, Zilverhoudende in Sa= xen. Ook vindt menze by Ilmenau in Thu- ringen. LiNNEUs zegt dat zy in Vrankryk thuis en ryk van Yzer zyn. Men heeft My- nen van Spiesglas gevonden in Poitou en Bre- tagne zegt PomeT , die nooit het Hongari- fche hadt gezien (£). Dav1ra hadt een dig: te, vaste Antimonie-Erts ; met eene Zwavel« achtige Oker omkleed, van Moulins in ’t Bour- bonnois. Men heeftze ook, uit Siam in Oost- indie, in Vrankryk aangebragt. Ik hebze, be- halve Duitfchland en Hongarie , uit Enge- land, uit Toskanen en van ’ Eiland Corfika in de Middellandfche Zee, (18) zal, Lanz inftar Fibtis Capillarihus feparstis, WALL, Sy/2e Min. 1. p‚ 197. Flores Antimonii. Vo. Min. A96, €) Davy. Catal' raifinné Tom. U, P. 376 @ PoMET des Drogucs. Libr- Ils p. Saa | Ce HL Deer, IL, Stug, | 402 Der OxKenrs oF 1 (18) Oker van. Zilver „die uiefchiet en zwarts ÁrperLe htig is. ee | | _Hoorp- Niet het Haair- Zilver , dat gedeegen is , STUE» ' 9 xvnj, Van Freiberg in Saxen, maar een Vederach. O:bra tig gegroeid Zilver, met Antimonie, Zwavel Argentis. en Rottekruid gemineralizeerd ‚ dat men Jes Zilver, ger-Erts van Zilver of Veder - Zilver tytelt , wordt hier bedoeld. Men vindt hetzelve in de Zilvermynen van Saxen, gelyk by Brauns- dorf , in ondoorfchynende korrelige Kwarts , voornaamelyk in de Hofnung Gottes , in Kwarts en Arfenikalifche Zilver- Ertfen , als ook im gelobten Lande, by Freyberg , in zwarte Schub- bige Blende , by Hodritfch op onzuivere Y- zerhoudende en in de oude Aarons-Stollen, in witte Kwarts als verzonken, by Schemnits in Neder - Hongarie, Graauw- _ Gemeenlyk is de Kleur zwartachtig blaauw; PelBeiv. gelyk ik dus een zeer fraay Stuk van Him- Fig 7e melsfurften by Freiberg heb, zeer fyn gee haaird, maar de Vederachtige Schietingen ver toonen zig veel duidelyker in die van Witti- gen in * Furftembergfe, niet minder raare , graauwachtig geele Zilver- Stof, in Fig. 7. af= gebeeld, waar van de Takjes als met Kryftal- letjes begroeid zyn, zelf kantig en puntig uic- loo= (18) Ochra Argenti gerininaes nigricans. Syf?. Nat, XIIe Tom, UI. Gen. so» Sp. 14. Argentum Fibris rettis tenuis= fimis friab. nigricantibus. CARTH. Min, 76. Argent, Ans tim, Sulphur, MineraliCatum Gapillare, CRONST, Jin. Ge I7 Ze MeRrTAArHOUDENDE AARDEN. 403 loopende; gelyk men dic aan eeh zodanig Ve-, FE _ dertje, hier in langte eens vergroot , by Let- KX ter a kan zien. Deeze Stof moet ook hier Hoorp: thuis gebragt wórden ‚ alzo het Haair- zede ST UKe _zulke Schietingen niet maakt. \ … Deeze Veder -Erts houde maar weinig Zi's wite: ver, dikwils niet meer dan vier of agt Loot , zelden over ’t Mark in de honderd Ponden; maar daar is een Witte van Hodritfch : die cot geven Mark uit het Centner geeft, Dezelve beftaat uit Haairachtige fyne Sneeuwwitte als Wol zagte Vezelen, nu langer dan korter , meest regt „ zelden, gelyk im gelobten Lande by Freiberg geflingerd ‚ ook zelden vast {amen hangende , en meestal in de Moer verftrooid leggende, fomtyds evenwydig , maarook Sters= wyze gefttaald , by Schemnits in Hongarie, . Davrra hadt, behalve de blaauwe, ook zwarte: groenachtige en zwarte Vedere Erifen van _ Zilver , en volgens WALLEERzIUS zyn de _gwartachtigen de gemeenftes Het Haair - Zil ver, dat gedeegen is, moet hier van. uitgezon« derd worden ; maâár onder het Zwart- Gulden; dat een ZilwereErts is , door Rottekruid 3 Zwavel en Koper , gemineralizeerd , komen Takfchietingen vaor, die hetzelve hier zouden 8 kuns 372. Ne 2, Argent. Sulphure Arfenico & Antimonio mie neralifatume WALL. Mins agt. Ideme Minerà Plumofâ vel kadiacÂ. WarL. Syst. Min, ìla ps 3:2 Ge 2 È an Dez, Ï, Stuk, 408 DE OKERS OF B kunnen betrekken, en zekere witte Vliesach-- en tige Blaadjes , of fyne Haartjes , als Schim- Hoorp. mel, in gezelfchap van het Hoorn- Zilver op STUK. geelachtige Ley voorkomende , of ín Kalk- fpaath als geweeven, welken de Berglieden Lappig Zilver heeten, zouden misfchien ook hier kunnen behooren; xx, (19) Oker van Kobalt, die uitfchietende is, Cobie paarfch van Kleur. okebet «Als dertedtfte: onder de ken itenaiehkseed LiNnN&Aus deeze voor , die men eigentlyk Kobaltbloemen ‚ in ’t Hoogduitfch Koboltbluthe, in ’c Franífch Fleurs de Cobalt flriées , tytelt. Men vindtze in de meefte Kobalt- Groeven „ gemeenlyk in en op andere Kobalt- Ertfen , doch zo veel niet als ’t voorheen befchreevene beflag. Dus wallen zy by Stirling in Schot- land, en in Loodglans by Annaberg , als ook in ondoorzigtige witte korrelige Kwarts of în witte zwaare Spaath , in Rappold by Schpoee- bergin Saxen. Op groene Kobalt- Oker vindt menze by Sahlfeld in Thuringen, als ook by Meinungen in Frankenland, en op zwarte Ley by Wittichen in ‘t Furftembergfe en by Al. pirspach in Wurtembergfe. | De (19) Ochra Cobalti germinans purpurea. Sy/?. Nat, XII. Fom. III. Gen. 50. Spe 15. Cobaltum Ochraceum rubrum, CARTE, fin, 56. Cobaldblathe. Flos Cobalti, GESN, Hence ee kel Lead Bik ' METAALHOUDENDE AARDEN. dos. De Kleur is Appelbloefem of helder paarfch ie food, en de geftalte komt ook zeer veel met Hoorn. die der Bloemen van Spiesglas overeen, hoe- sTux, ‘wel zy kleiner vallen in dat Stuk, uiet myne Ee “Verzameling , gedeeltelyk hier afgebeeld in a Fig. 8. Het beftaat uit korrelig gekryftallizeer- de Kwarts, en is afkomftig uit de Myn van ’t Witte Hart, by Schneeberg in Saxen. Ik heb gekryftallizeerde roode Kobalt - Bloemen , in weeke Kalkfpaath, met Leyachtige Bergftoffe , van Sahlfeld in Thuringen. Dat dezelven geen Kobalt zouden in hebben, gelyk onze Ridder uit HENCKErL verhaalt, ftrydt tegen de Waare neemipgen van anderen , die aanmerken, dat zy door Calcineering maar omtrent de helft verliezen , geevende goede Smalt en Kobalt- Koning. Deeze Bloemen vertoonen zig als famenge= Kry&al- fteld uit dunne, langwerpige „, Kryftalletjes „ nl fomtyds wac breeder vallende, zo dat zy als vierzydige Kantzuilen gefchapen zyn, met fpit= ze punten , hebbende twee of vier zyden fcherp= hoekig vierkant. Deeze Kryftallen zitten of ongeregeld en tropswyze by elkander, gelyk te Wittichen, of fpreiden zig Sterswyze met Straalen uit, gelyk in het afgebeelde Exzem- plaar. Hier kel. Min. 107, Cadm. 21. Ne 37. Flos Cobalti germinans, WALL. 8yfl, Min. IL. pe. 18r. Ge 3 UILDeEL, IL Sruze Att ÁFDEeL: XXL Hoorp- $TUKe 406 or DE OKER se Hier zou ik de befchrvving der blaanwe en groene Yzerhoudende Aarden, op ’% Voets {poor van den Gottinger. Hoogleeraar J. FE. GMELIN, als Soorten , (doch zeer ongeres geld, dewyl zy geenszins tot de Uit/chietende. Okers behooren,) kunnen laaten volgen (k). Maar , aangezien de eigentlyke plaats derzel. ven onder de Kleijen is, alwaar onze Ridder van cen Blaauwe en Groene Aarde op % artis ket Bolus Spreekt (l) , zel ik , om herhaalin= gen te vermyden, waar in gedagte Hoog'ees raar ten deezen opzigte als elders vervallen iss zya voorbeeld niet volgen, (&) Natur « Syfierm, das Htineral - Reichs. Iv. Theilt Pe 309, (4) Volgens zyn Ed hadt de Heer LiNnmus geen gewag van die Aarden gemaakt ; ; 't welk my zo niet voorkomt, gelyk wy in ’t volgende Hoofdftuk zullen zien, XXI HOOF De Ed / ed GLASACHTIGE AARDEN. 407 I sssssssssssssss Ak fe HoorpD. XXI. HOOFDSTUK sr. Befchryving van de Za NDEN ; waar in de “werfchillende denkbeelden over derzelver Oir- « Áprong onderzogt en. de Middelen , om de ge- weldige Verftuivingen te beletten, voorgefteld worden, — Nuttigheid der Zand - Velden en Zandgronden. Schatten des Zands, Fyne;, Grove ‚ eenvoudige en vermengde Kwarts-, Glas-, Schulp“, Keizel- 5 Goud-, Tio-, Ye zerhoudende en andere Mineraale Zanden, aa Oe het ZAND, in ’ algemeen, zyn de verfchils “gedagten der Geleerden zeer verfchillen- lende denkbeels} de. LiNnNaus hadt hetzelve bevoorens aane den. gemerkt als de eenigfte oirf/prongelyke Aarde, uit welken ale andere Aarden en Steenen, door inmenging van verfcheide Elementen , onte taan zyn (m1). Naderhand ftelt hy hetzelve wan Zee- Water geboren, uit. de neervallende. Slagregens gekryftallizeerd te zyn en eindelyk op't Vaste Land geworpen (n). Volgens den | Heer (mm) Syf?. Nat. Ed. VIII. p. 219, Dus heeft de Hoog- leeraar VocerL hem begreepen. Ik denk dat onze Ridder ook de Metaalen meende, alzo hy zegt totum Regnum La- pideum ; en wel Elementorum ope ‚ dat is door middel, hut. pe of werking , der Blementen. (2) Syft. Nat Xie pe 196. TE Hi Deer. IL STUK, Gevoe- len van … BUFFON. 403 De ZANDEN" ór Heer Bu rron is het Zand, benevens de Kley, de Stoffe , waar uit het binnenfte des Aard- kloots beftaat , en deeze zouden, ten tyde toen de Aarde haare geftalte kreeg, tor Glas geworden zyn (o). ‚, Op die verglaasde Stoffe, > [waar uit hy nog ftelt het binnenfte des ‚‚ Aardkloots te beftaan,]) lagen de Zanden ; a> die niet zyn (zegt hy) dan brokjes Glas, en ‚‚ op dezelven de nog ligtere deelen , naame- s Iyk, de Puimfteenen , Schuim en Slakken „, van die verglaasde Stoffe ‚ welke, de ver- », fcheiderley Soorten van Mergels en Kleijen ‚ voortgebragt hebben , onder een bedding », van Water 9 vyf- of zes honderd Voeten , dik, door verdikking der Dampen, toen de », Aardkloot verkoelde , geboren. Dit Water ‚‚ leid overal een Slykerige Korst af, gemengd 3, met alle Stoffen , welke zig kunnen opheffen s en uitwaafemen door ’ geweld des Vuurs , „>en de Lugt werdt gevormd van de fyníte ‚> Dampen „ die door haare ligtheid zig ont= »> wikkelden van de Wateren en daar op blee= ss ven zweeven (p)-” Geneuglyke Droomen mag men zegt De Aardkloot moest vloeibaar zyn by de Schep. pinge , om door % rond draaijen zyne Knol. ronde geftalte te bekomen ; en zulks was ge« fchied door eene fmelting der Glaswordende Stof Ce) Volgens VocEn, Minerals Syflem, p. Ste GLEASACHTIGE AARDEN &có Stoffen; maar, hoe kwamen de Zanden, die, L na de ftolling van den Glas. Kloot , daar op Ankie lagen , van dezelve afgezonderd? Dic is , wan- Hoorp. neer men ’t gene in de Fornuizen der Scheid: STUKe kundigen of Glas - Ovens gefchiedt , gade flat, volftrekt onbegrypelyk. Wel werpt het gefiköke ten Glas , onder ’t gaar worden, een Schuim op, maar geen Zand, ’t welk tot deszelfs Grondftoffe dienende daar in verfinelt. Indien , overzulks , de door ’t Vuur Glas wordende Stoffen , het inwendige des Aardkloots uitmaae kende, by de Scheppinge gefmolten en tot Glas geworden waren , zo kon op dien Glas- Kloot geen Laag van Zand zyn blyven lege gen, onder ’ Schuim, Meer opmerking verdient het gezegde van Det het den Heer BurrFoN, dat de Zanden niet an. Blah? _ ders zyn dan brokjes lak; Een dergelyk Gee Î% voelen hebben de genen gekoefterd, die dezel- ven achtten van Glasaartige Steenen te zyn af» gebroken , en door de fchuuring op elkander rond gemaakt. ARISTOTELES heefc dit denkbeeld reeds ter baan gebragt. ’t Is zee ker, dat fommige Zanden veele brokjes Steen, Spaath of Mineraal „en vergruisde Conchyliën, bevatten ; maar ’t gene men eigentiyk, en op zig zelve, Zand noemt,is te egaal van groot- te, om door zulke wisfelvalligheden te zyn | | Ber » BUFFON Hifl. Nat. Tom. I. O&ivo, Pe:337« Cc 5 U. Deele IL STuR, | ’ 41e De ZANDEN oF ÁFDREL. ke XXII. Hoorp: STUKe Denk beeld van LISTER. geboren, Het fchynt veeleer van eene Krya ftallyne of Kwartzige nacuur te zyn, en is, ‚ volgens den Ridder, door. Kryftallizatie voorts gekomen uit troebel Regenwater (g). 3, Ik heb reden om te deùken, zegt Doktor ») LIsSTER (r) dat Zand eenmaal geweest zy «> het buitenfte en algemeene bedekzel des Aarde ss kloots: om dat alleonze Noordelyke Gebergten „ ‘ernog, hedendaags ‚ meer of min, mede bedekt „> zyn ; en‚hoe hooger de Bergen zyn ‚hoe meer , en hoe grover het Zand is; als ook , om dat s, de Rivieren, die in de Bergen ont{pringen; ss hetzelve nog dagelyks in groote. veelheid afe 3, brengen, En dat .het dus, naar alle waar« s> fchyrlykheid , alle Eeuwen door, geweest 35 Zy» federt dat de eerfte Regens op den Aarde sy bodem vielen, komt my deswegen geloof. 9, baar voor, dewyl ’er de Zee - Oevers en „> Monden der Rivieren gerneenlyk mede be. e; bolwerkt zyn: buiten en behalve de Zandi- 3) ge Zee - Gronden op de meefte plaatfen , en, ss "tgene een klaar bewys fchynt te zyn voor s, de langte des tyds, is dat, wanneer men de ss laage Gronden by deeze Rivieren, die al- ss toos, zo veel men weet, Veenachtig zyn »s geweest; zo diep doorboort, dat men: der. ss zelver Bodem ontdekt, dit Bergzand zig in | a» groote (7) ARENA. Cryûallizatio Pluvialis Aque turbidz, Su a Nat. XIl. Tom. UI, Pe 6. GLASACHTIGE AARDEN. AU 3, groote veelheid openbaart, en op eenige z» plaatfen daar onder wederom Veen , en on. ago: 3» der ’t zelver eenspieuwe Zandbedding. Nu doors, 5 weet men dat het Veen lang werk heeft om8TUE: 5 te groeijen , als meestendeels beftaande uit ‚de Bladen en -Worrels der Planten. Een s» andere bewysreden haal ik uit de groote hard- „s berd en-bygevolg uitmuntende duurzaamheid »‚ en OoDnveranderlykheid van deeze Delf{toff:, 5) Want, heewel veele dingen Zand gevoemd » worden , wegens de kleinheid en weinige a» famenhang- of droogte van derzelver Kor. oM ss tels , behoudt nogthans dit flag van; Berg- | ss Land, boven alle anderen, zyne natuurlyke N s‚ En oirfprongelyke grootte, en is niet, gee 2» lyk veele andere Zanden, door wryving van 3» Steendeeltjes tegen elkander gevormd, maar s> van eene beftendige en duurzaame figuur : „> weshalve ik meen reden te hebben, om te 2 Onderftellen „dat het bekwaamst zy geweest, s‚ om tot een uitwendig beklee Azel te {trekken van den Aerdsloot.” Nader zou de beroemde Baan ZyNe Dat hee gedagten hebben kunnen fterken , daor die af. Cen alre- meen be. gryzelyke Woeftynen van barre Zanden, in kleedzel. e es es arde de binnen-deelen van Afrika, wier kanarie kloots ges misfchien verklaard zou kurnen worden door de WSE 25.4 _geweidige uitgulping van den Oceaan ‚die ik on- ak der- ee (+) Phil. Trans. abridgd by LOWTHORE. Vol.1l. p. 451,7 UL Dear, U. Stug, q12 DE ZANDEN OF L derfteld heb, by den Zondvloed, over Euros ll pa en een gedeelte van de nabuurige Wee Hoorp. reldsdeelen , plaats gehad te hebben (s). Daar STUK. door, immers, kan het Zand, ’t welk de Op- pervlakte des Aardkloots bedekte , naar alle kanten zyn afgefpoeld , maakende dus die al, woelende Zandbanken aan onze Kusten , en Duie nen (t), die men alomme vindt, en paar den anderen kant, die magazynen van Zand in Afrie ka, onbevattelyk uitgeftrekt en in veelheid one afmeetelyk. Men vindt Ten opzigt van het Zand dat iden in de het in d actien. Grond zit , van laage Landen, gelyk die van ae ons Holland, en of hetzelve voormaals bloot Grond. gelegen hebbe , maar naderhand door eene Kleyachtige bedding van één of twee honderd Voeten hoogte bedekt geworden zy; terwyl men; in tegendeel, in de laatere tyden, met Hiftorifche zekerheid, niet anders weet dan van affpoelingen en wegfpoelingen van Landen, in onze Gewesten : kan men niets vastftellen , dan dat het tegenwoordig zig aldaar bevindt. Men vondt het by ’t booren van de zo beruch- te Put in ’ Oude Mannen Huis, hier ter Ste- de, onder een Kley- bedding van meer dan honderd Voeten dikte, die honderd Voeten diep (5) Zie *t voorg. STUK, bladz. 189, (t) Door LISTER , voorgemeld , verbeeldde zig , dat die Zanden, op onze en de Franfche Kusten , aan de Noörd- zee en ’t Kanaal , van de Engelfche Kust , die meest uit verheven Gronden van Kryt en Keizels , duor hem JWeoids AE GELASACHTIGE ÁARDEN. 413 diep, en veertig Voeten onder ’t Zand lag, A waar op geheid wordt : dus ter diepte van Ärpeets tweehonderd Voeten onder de Oppervlakte ; arn, alwaar men ’er , wederom , ruim dertig Voe.stux. ten diep in gegraven heeft. Men oordeelt doorgaans , dat de Stad legge op een Staart van het Muider Zand. De zeer kundige Heer BERK- HEY, die fterk over dit onderwerp redeneert, fcheen eenigzins te twyfelen, of dit Zand ook zoet. Water verfchafte (#) ; maar zulks is, of- fchoon het met die Put,en een andere , by ons geheugen, op ’t Amftelveld gegraven, niet gee lukken wilde}, volkomen zeker. Men vindt op andere plaatfen , in deeze Stad, zelfs niet ver daar van daan, op de Reguliers Graft , geboor- de Putten, zo men ’t noemt, die goed drink- baar Water , zuiver als Regenwater, uitleve- ren. . ja by de Oude Kerk lege dit Zand zo hoog , dat ordinaire Putten zoet Water geen ven. In Noordholland is ’t ook bekend, dat een geboorde Put goed Water verfchaft. Al« daar, boort men flegts door de vaste Kley „ die zonder Heywerk goede Grondflagen voor de Gebouwen geeft. Het is evenwel, in dit opzigt, overal niet eveneers. Jammer is’, dat zodanige diepe Grondboo- net wel rin= zand. genaamd, beftaat, zouden afgewaaid en door den Regen afgefpoeld zyn; maar dit vind ik niet waarfchynlyk. (v) Natusrt, Hiftorie van Holland, Il. De Ie STUK ‚ bladz; 116, enz. HI Deer. IL, Sruxs Hoor pe STUKe 414 De ZANDEN of tingen piet menigvuldiger in 't werk gefteld worden: waar door men iets naders aangaande. de gefteldheid onzes Lands ontdekken zoude, Van het bovenfte , dat omtrent tot vietent wintig Rynlandfche Voeten gaat, terwyl men op de. helft dier diepte dikwils Welzand vindt „ heeft gedagte Heer ons een zeer fraaije Schets ges geven (wv). Te Marly la Ville in Vrankryk „ niet ver van Parys , vondt men op omtrent zestig Voeten diepte Zand , dat met eenige veranderingen aanhieldt tot de diepte van hon- derd Voeten. Te Modena, in jLombardie 4 komt byna overal; op omtrent zeventig Voe= ten diepte, het Welzand voor, dat alsdan fchoo- ne Zoet water Putten :uitlevert (4). - van waar Voorde onderftelling dat het Water in-dit dit zynWae ter hebbe. Welzand doorgezypeld Zeewater zyn zoude; vind ik geen de minfte reden, Zelfs die Wels len, Bronnen- en. Putten, van zoet Water aan onze Stranden en in de Duinen ‚maaken zulks geenszins waarfchynlyk , noch baaren eenige belemmering in, deezen (9). Geeven niet de Zandduinen. geduurig helder zoet Water uit 2 Zypelt hee ‚uie dezelven niet zo wel in de Vae leijen en Strandwaardsals naar binnen ? Dus kan: men dan zeer wel, in ’t Zand der Stranden , na (w) In ’t zelfde Stuk, Plaat To bladz. rr. Tx) GESNER de Perrificatis. p‚ to2 &c. (9) Nar. Hift. wan Holland, als boven, bladz. rze, (2) Vergelyk dezelve ‚ II, D. Il. STUK, bladz. 6785 GLASACHTIGE AARDEN, 415 pa Regenig Wedêr , zoet Water vinden, En, Te _ dat Water, ’t ijn in ’t onderaardfehe Wel- XXL zand huisvest, komt buiten twyfel van bin- Hoorps: nenflands en aol wel uit eene onafgebro= STUKe kene gemeenfchap. van die diepleggende Bed« dingen met den bodem der Rivieren, Men weet. immers, dat het Zand, hoe dik of dun 3 klein of groot, van uitgeftrektheid, het Was ter door laat loopen , ten einde toe (2). Hier zou nu in bedenken komen, of het Aloudheid Zand, van welks overvloedigheid men al vroeg fs aan gewag vindt in de Heilige Bladeren (a) 5; ook als eene Grondftoffe des Aardkloots gefchapen Zy, dan naderhand voortgebragt,. De groote BoERrRHAAVE achtte het zeer verkeerd, dat men het voor een Aarde hield; al zo het uit Kryftalletjes beftaat ‚ en niettemin ftelde hy, dat het tot de vrugtbaarheid des Aardryks noodwendig vereifcht werde, als doorloop ver= fchaffende aan het Water (b). Zo moct het zig dan ook reeds in het Paradys bevonden hebben 5 ja in die Schepdaad begreepen zyn ge« weest , door welken de Aarde vrugtdraagend Kruid voortbragt, Sommigen, niettemin, ons der- (a) Het Zaad van Abraham en Jakob zou ten uiterfte vers menigvuldigd worden, als het Zand dat aan den Oever dez Zee is , ontelbaar in menigte. GEN, XXII, vs. 17, XXXII, vs. I2, Enz. Dat niet gemeten noch geteld kan wordens JEREM. XXKKIII. vs. 2Ie HoSe Is V5, 590 _ (6) Chemie, VDL. I, Pe 666e IL DEEL: IL, Sum 416 De ZANDEN OF fe derftellen, dat het uit Kley voortgekomen zy; nn die wederom flegts een bezinkzel ís van Water. Hooep- De Zandkorrels zouden, of door de fyne STUK. Aarddeelen zelf, of door een Aardfmout, of door Zouten of door de beweeging der Wa- teren , tot een Steenachtig Gruis en fcheidbaare Korrels gegroeid zyn {c\. pe oir, De meergemelde Heer BerRKHEY, die dit fprongdoorfchryft, hade vry duidelyk aangetoond, dat de uit Aard: Hoofdftoffelyke deelen van Zand en Kley de deeltjesge-elfden zyn; naamelyk ongemeen en byna on= eindig fyne Aarddeeltjes ; welken zyn Ed, zig verbeeldt, dat in de Beddingen des Aardryks, door eene meerdere famentftolling „en dooreene hun natuurlyke vertigheid of andere Aard-O- liën, en door tusfchen komende Zouten (d), verbonden zynde, eindelyk van die Beddingen los geweld , door de fchuuring van ’t Zeewa- ter tot eene rondachtige gedaante worden fa» mengefleepen, en dan, in filler Wateren ver- voerd , onder de Aarddeelen nederzinken (e). *% Is niet te ontkennen, dat zulks zou kunnen gefchieden ; doch voor de Vorming van zulke groote menigten van Zand , als ’er op den Aard. bodem zyn, op zo hooge Gebergten en zo ver van de Zee afgelevene plaatfen, en, daar het zo vroeg na de Scheppinge reeds ín zulk een veel. (c) Zie Nat. Hif.. van Holland, als boven, bladz. 667. … (dj Door Zouten ichynt zyn Ed, hier , naderhand, Krye fNalmaakende Vogten te verftaan, her GLASACHTIGE AARDEN, Á17 veelheid aanwezig was, fchynt die Stelling 8 biet zeer guaftig.- Ook is het-moeielyk tebee ee grypen ‚ wac de reden kan geweest zyn, dat Hoorn: uit een zelfde Stoffe , door de zelfde ri nende middelen , op eene zelfde plaats, Zelf- ftandigheden zouden geboren worden , die elks kander zo ongelyk zyn als Kley en Zand; ter- wy! de eene valt onder de andere en tot be: hulp derzelve ftrekt. | Wy! en de geleerde W arcu heal: een opitette: De Oite iyk Vertoog gefchreeven over den Oirfprong [°258 en des Zands (f). Na dat zyn Ed, daar in, ten en uitvoerigfte „ het oude Gevoelen , der genen die ons gewoone Kwartzige rondkorrelige Zand, van eene afbrokkeling der Kwarts - Rot. fen en Klippen „ door de beweeging der Zee- baaren „ afleiden > als onmooglyk , beftreeden . hadt, bewyst hy zulks nader , doordien het geenszins overeenkomt met het Gefteente van zodanige Rotfen, maar meer met de Glasaarci- ge Kwaris- en Kryftaldroezen , die in befloos tene bolligheden van Steenen , en în Kloven der Rotfen , groeijen; zynde derhalve voor al le aanftooting en affchuuring beveiligd. Dat het van gefloopte Zandbergen in Zee zou ko mea , neemt de zwaarigheid niet weg: want dan moest men nog onderzoeken, van waat derzelver Zand afkomftig ware, Dewyl ’er Öok “ fe) Dezelfle 1 D.1. trok , bladz. zat, aôt. (f ) Naturforfeher Uil, STUK, nie Art. IX. Pp. 1565 D Elle T&ELs U. STUK, 418 De ZANDEN oF bn. ook , buiten twyfel, veel Bergen van anderen XXil. Steenaart in de Zee zyn; zouden de deeltjes Hoorp- daar van, zig onder het Zand mengende, of op STUK. zig zelve, een geheel andere Stoffe uitleveren. vpit water Alzo nu het Zand, waar van wy hier ípree- met Glas- kens uit Kwarts- Korreltjes beftaat , befchryft Aarde be- zwangerd, Zyn Ëd. ; vervolgens „, in de eerfte plaats de zelfftandigheid der Kwarts, De zelve is (zegt „, by) uit eene Glas- of Keizel - Aarde te famen „‚ gefteld , en van deeze gelooft men, dat „ zy de eigentlyke eerfte oirfprongelyke of É+ „, lementeele Grond-Aarde zy. Deeze Aarde „is wel overal , ín alle Lighaamen van de „ Ryken der Delfftoffen, Planten en Dieren, ‚, voor handen, maar zy is niet in enkele s, Korreltjes voos en droog zigtbaar; vertoo- „> nende zig aan ons of vloeibaar en dan maakt „‚ zy een weezentlyk deel des Waters, (zo ‚, wel van het zoute als van het zoete ,) uit ( 8) „ of tot Steen verhard, en dan bevindt zy zig, 9» zuiver en ongemengd, in de zuivere door- „, fchynende Kwarts- en Kryftaldroezen , in de ; zuivere doorfchynende Keizels , ten zuiver - ;, fte in de Diamant ; of gemengd, en wel of met Metallyne Verwen in de bonte doorzig- „ tige Edele Steenen, of met fyne Kley- Aar- 33 den (2) „» Dit js de Aarde, die uit het zuiverfte Water , „ door wryven , (chommelen, uitdampen en deftilleeren „ ‚‚ vooitgebragt kan worden, Zie BERGMANNS PAy/fik, Erd= pe befchreibunga Se 408» Kh 4 GLASACHTIGE AARDEN, 419 4» den in de Hoornfteenen, of met fyne Kalk- ss en, Gips - Aarden „ in de Kalk-, Gips- en » Vloey = Spaathen.” | Vervolgens nog nader de vorming van Kwarts en Kryftal verklaard hebbende, merkt hy aan, dat ‘wanneer onzigtbaare eenflagtige Aarddeel- tjes in een Water zyn , dezelven door de be- weeging des Waters te famen geftooren wore den, zo dat zy aan malkander kleeven en een Korrelije maaken , ’t welk, door zyne vermeer= derde zwaarte, in ’t Water neerzinkc. Ditkomt vry duifter voor , dewyl wy altoos zien, dat bewoogen Water de Aarddeelen opneemt, wel. door bea weeging des WaÉ« ters. ken het , door ftilftaan en rufte, vallen laat. Zya Ed, verklaart zulks door de Tufbronnen , alwaar de Tuf allermeest groeit , daar zulk Water door vallen en gulpen fterk bewoogen wordt, maakende Kalk - Korrels , u't welker famenvoe- ging de Tuffteen ontftaat (k). >» Kon men ‚> deeze Kalkkorrels haar Slymigheid bepee- > men, en ze zonder dien op den bodem laa* », ten vallen , dan zouden wy een Zand bee s> komen , ’t welk uit loutere rond gemaakte „> Kalkkorreltjes beftond (£). Nu willen wy » In (5) De Vraag is, of die algemeen waar zy, In de Bran- nen van 'e Karlsbad wordt de zwaarfte Tuf by den oirfprong , alwaar het Warer zekerlyk de meefte heweeging heeft, vers zameld: zie hier voor, bladz. 322. “(È) Dir zou eenigermaate met de »ldaar groc'jen de Erwten fteenen, te vooren befchresven , kunnen krooken; zie blada, 3384 | | Dd a HL Deer. Il. STUK 420 De ZanDen or Ts iú'plaats van de Kalk- Aarde de Glas- Aatde AFDEEL, 39 tellen, en iedereen: zal begrypen, dat met ed ‚> dezelve gelyke werking der Natuur mcet ‚ » gefchieden, Uit de onzigtbsare Glas- Aarde ss worden, door de heen en weder beweegings 2) des Waters, Glaskorrels, welke op den Grond ‚, vallen, even als de Kalkkorrels; doch, de-= ‚> wyl haar de Slymigheid , aan dezelveneigen ‚ s, ontbreekt, zo kunnen zy ook niet, gelyker- > Wys die, te famen bakken, maar blyven aan » enkele Korreltjes leggen, en die famenhoo= >> pivg roemt men dan Kwarts - Zand, Verhindes 5» Lerwyl nu deeze Glas- Aarde in alle Wa- gingen in „ teren, als een weezentlyk deel derzelven, ‚s bevindlyk is (&), zo kam ook ieder Water; s‚ wanneer ‘er geene verhinderingen bykomen;, é, Ons Kwarts-Zand leveren. Welke zyn die s> verhioderingen? Wy betrekken daar toe ten 5, deele de rusté, ten deele de tusfchenkomst. ss van ongelykaartige Stoffen. De deeltjes der ss Glas- Aarde moeten door de heen en weder ss beweeging aan elkander geftooten en daar 5 door tot famenhang gebragt worden: wese ss halve in ftilftaande Wateren, by voorbeeld: s in Vyvers, in ’t geheel geen Zand, in zagt » woelen de weinig, maar in zulke Wateren „ ») daar (0 Indien zy de Elementeele Aarde van alle Ligbaamen is, gelyk de Heer WARCH bevoorens gefteld heeft, dan zou dus het ééne Element een weezentiyk of Esfönueel deel van het andere zyn, ’t welk frydt tegen ons denkbeeld van de vier Elementen, he} GhAF ACHT GE AARDEN, 421 3 daar een, fterke-heen. en weder-beweeging Ks AFDrEL, 9 Plaats heeft, veel Zapds geteeld wordt (1), sie Prag ‚… Terwyl ongelykaartige Lighaamen den fa. gooep- >; menhang der; gelykaartigen. verhinderen , zo:Tux, a> kan- het zelfde. gefchieden ‚ wanneer by ’ sy famenkomen- van twee „deeltjes ‚der Glase ss-Aarde zig daar tusfchen een derde bevindt ; ss maar, gefchiedt dit niet,en de naby elkan- der leggende deeltjes raaken, niettegenftaan- de de bygemergde Kalk - Aarde , nog aan elkander , zo oniftaan ’er Kwartskorrels , „even als uit, de Kaik- Aarde Kalkkorrels , en beiden vallen onder, elkander gemengd op den Grond: weshalve bykans ieder Tuf- en „> Kalkzeizel bygemengde. Zandkorrels heeft. _ 9, Wanneer de enkelde onzigtbaare deeltjes Oirzaak » der Glas- Aarde , door de famenkleeving aren z. anderen van gelyken aart, in een bewoogen 8! Water. toc zigtbaare Glaskorrels- worden , » zo kunnen zy zig wel niet , gelyk in een ‚rustend. Water , regelmaatig in een bepaald getal van zydenen hoeken aanzetten, enecne Droezige geftalte aanneemen , maar. niecte- min zal hunne figuur altoos rondachtig moe- 53 tn 32 » _{£) Dat het in de Wadniken door fterke affpoeling onte bloot en famengehoopt worde; terwyl her in fulftaande en traag bewoogene Wateren met Slibber begroeit, is bìyke, baarer , dan de teelinge de; Zands, „5 Dd 3 HIL Deer. Il. STUK. 422 De ZANDEN or LL. 5 Arnert. XXII. Hoorp-. 2 STUK s3 $3 33 Het maakt Verflykin. gen en ER) Zendbins kenia Zee. 33 ten uitvallen, De Korrels van den Tùfs fteen hebben reeds decze geftalte , en zo veel te meer moeten die der Glas= Aarde zodanige hebben. Terwyl de Kwartfen ons der de Steenen de vardften en vastften zyn ; zo moeten wy aan de Korrels, uit welken zy beftaan, de kleinfte grootte toefchryven : wanc, hoe vaster een Steen ís , hoe fyner en kleiner de Korrels zyn, uit welken hy is famergefteld. De kleinfte grootte, hu, moc. ten wy ons als rond voorftellen 3 want als dezelve hoeken had, zou men zig altoos nog een kleinere kunnen verbeelden , die daar van was beroofd, Aangemerkt dan , in ’% Water, een ieder zulk onzigtbaar Glaskore reltje een menigte dergelyken’ rondom zig en nevens zig heeft, en derhalve in een heen en weder zig beweegend Water van alle zyden tegen anderen aangeftooten worde ; zo kan, by de daar uit volgende famenkice= ving , wanneer dezelve , gelyk ligt te bee grypen is, van alle kanten gefchiedt, der- gelvk klein onzigtbaar Korreltje, waar zig meer anderen aanhechten, geen andere dan eene rondachtige &cftalte bekomen. Dus zien wy ook , dat de Zandkorrels gemeen- lyk rondachcig zyn. s, Àls deeze Kwartskorrels zig in de Zee precipiteeren, dan vermengen zy zig met die Kalkachtige Slyk , welke de Zee-Tuf en Kalklaagen des Zee-bodems vormt. Hier s3 V Zee-Slyk een menigte van het Zandig Zet- ss zel opgewoeld, en van het bruifchend Wa- s ter mede voortgerukt; daar kan niets anders », dan een foort van eene zogenaamde Verfly- », king uit volgen. De Zandkorrels zyn Zwaars s»-der dan de Kalk-en Kleyachtige deelen , welke s» zig in ’t Zeewater bevinden „en zakken der- > halve , wanneer het Water gantfchelyk tot » ftilftaan komt , eerder op den Grond, wor= »> dende daar door van de ongelykaartige Aard: ss ftoffen der Zee afgezonderd. Zy vallen ne- s) der, wanneer de overige Kalk. en Kley- „5 deeltjes nog van * Watergedragen worden; ‚> in welken als dan van bet Zand niet meer 55 we dat fyne overblyft; ’t welk even zwaar- Dd 4 2 Wig: ur Deer, II, Stuk 44 De ZANDEN or hk » wigtig-is als zy. Daar door ontfraan , op ARDEEL. s, den Zee bodem , in- zekere: ftrekkingen., Hoorp, »» Zandlaagen ‚ en uit-dezelven. Zandbanken. STUK. _,, Hier-bouwt de Zee, als * ware, haare Mar ss ZEZyNeD ‚Uit welken zy het Zand aan den ‚, Oever voert, of aan de Rivieren mede s-deelt. — | 45 GT | Hetgroeit” ‘sy Dat het Zand ook in de Rivieren en Bee, en Er 9 ken groeijen kan , is blykbaar uit het voor Beeken, rige, en wordt door onbetwistelyke Waar- „, neemingen bevestigd, «Ter plaat{e daar de Watermolens, Dammen poodig hebben , dig „een fterke heen en weder. beweeging des 9, Waters veroirzaaken , zal men. gemeenlyk 9 veel Zands aantreffen, Ruifchende „en bye „‚-gevolg zig zeer fterk beweegende Beeken , al zyn zy. nog zo helder en-klaar , zonder ss eenige de. allerminfte- Slykerigheid , hebben 5, nogthans altoos, Zand by- zig. Zulke Bees „ ken ontfpringen vit Bronnen'-der Bergen 9, in welken het Water ten fynfte doorgezee- 5) gen is; zo dat het zelfs veel kleinere Aard: „» deeltjes,can de Zandkorrels zyn; heeft moe: ‚ ten terpg laaten. Dikwils zypelen zy, in % Gebergte, door Aarden,daar niet een eenig „‚ Stofje, veel minder een Zandkorrel; onver: ‚, hinderd door komen kan, En evenwel voee ‚ ren deeze Beeken Zand met zig, niettegen- „> ftaande zy dikwils uit Bergen komen, die, ‚s haar ale vermoeden , geen Zand ingeflooten ‚> bebe dn GLASACHTIGE AARDEN. 425 #» hebben (mi) “Schept men by de Bron, en B ss laat het. gefchepte Water, hoe lang ook ; ee 5 ftaan, zal zig geen Zandig Zetzel openbaa- Hoorv- 95 ten. Terwyl, pu, rogthans deeze Beeken STUK: ° 55 in haare loop, dikwils veel Zands afleggen, | 5, zo is de Vraag, van waar zy dat hebben 9, bekomen 2, Zou. men daar door niet in ' vermoeden vallen , dat ook in zuike kleine „Beeken een verzameling van zuivere Glas- 5, Aarde gefchieden en dus Kwarts- Zand ge- » teeld kan worden.” Aangezien de Hoogleeraar Warenrditftuk po, „ie zo. oplettende hadt behandeld , heb ik her te fyne Aard. eitjes o£ omftandiger „voorgedragen, Oelerane de hoofd= ftoffelyke deelen van het Zand, een allerf'ynfte „Aarde , komt hy met den Heer BerKuaevy overeen , maar al waren derzelwver byna cn- zigtbaare “deeltjes , gelyk de laatfte zegt, van figuur als de Zandkorrels, is het nog zeer moeielyk te.begrypen, hoe eene famenvoeging derzelven „op zig zelve, doorfchynende K wart. zige Zandkorrels zou kunnen vormen. Ja, al ram amen Zeuten, Olie en andere Vertighe= den, tot behulp 3 was nog die farhenvoeging y zelfs, van. doorfchynende Korreltjes , oopfchy= nelyk daar toe onbekwaam; veel meer nog van. on. (mm) Dit vermoeden is evenwel zo gegrond niet, aange- zien by het breeken van Bergen dikwils menigten Ziads voor den dag gekomen zyn. Dd 5 426 Der ZANDEN or ‘{, _ondoorfchynende 5 gelyk men ftellen-moet die ArperL, der Elemenceele Aarde te zyn. Zou niet zo Hoorp, Wel in * Water een beginzel kunnen zyn van sruxK, de Zandkorrels, als van de Kryftallen en Kei- Uit eene zels. Immers de Heer W ALLERIUSzegt(n) EVREES dat, ‚‚ aangezien alle Waarneemingen bewy- Wateren, „, zen, dat de Zandkorrels uit eene vloeihaare ss Stoffe zyn ortftaan , men het Zand befluie > ten kan, by de Schepping te zyn voortges s… bragt, niet alleen , maar cok nog dagelyks ss voort te komen wit eene Lymerige Stoffe, > die in de. Wateren geméhgd is en allengs s> daar uit „ door verdikkinge , verhardt „nadat ss Zy in Korrels ís verdeeld.” Alleen blyft dit laatfte moeijelyk te begrypen;, en daarom hebe ben fommigen zig verbeeld, dat het door Árye door Coa. flallizatie zoude geboren zyn, In een Brief deer van Dottor van Scuerrrer te Dantzig; aatiee aan den Heer Hofraad WarcH; merkt die Heer aan, van gevoelen te zyn, „, dat ’er > een geduurige Voortteeling des. Zands plaats ‚ hebbe „ dat hetzelve in Water uit Keizel. „, Aarde ontftaa, en wel door middel van eere > Coagulatie, dat is cene ftremming , zonder > Vorm of bepaalde figuur; in welk opzigt s alleen de oirfprong des Zands van ‘eene s» Kry- fx) WALL. Syf?. Min. IL pe 122. | (e) Naturforfcher. Xl. STUK, p. 12% (p) Nat. Hit, van Holland, als boven , blade, 274e (4) DA CosrA Fosfils, pe 120 GEASACHTIGE AARDEN, 42 ss Kryftallizatie “verfchillen zoude”(o). Het LL Zand immers komt onder veelerley gedaanten VEREEN voor ‚ en men zal mooglyk onder duizend zo ‚n Korrels geen twee vinden , die volmaakt van sruze _ eene zelfde figuür Zyn , wanneer menze door * Mikroskoop. befchouwt, « Dat zulks van de eigenfchap der Kryftalmaakende Vog= ten af hange (p) ‚geloof ik piet; maar wel ,dat het veroirzaakt worde door gedagte fchuuring tegen elkanderen door ’t Water; even als men zulks in de Diamanten, Edele Steenen en Kri- gels, waarneemt. Niet minder verfchil is er onder de Aucheù- verfchite ren over de Rangíchikking. Sommigen, die wone. het Zand als van eene Keizelachtige natuur fehikking. befchouwden , wilden „ dat hee van de Aarden geheel afgezonderd moest worden (q). De Heer Hriru fchikt het onbefchroomd onder de Kryftallen (r), en maakt ’er een Rang van, tusfchen de genen die regelmaatig gehoekt, en die piet hoekig zyn , gelyk de Kryftallyne Keizels ; merkende de Zandkorrels aan , als gebrokene , onregelmaatig gehoekte, en in de ge- daante van een Poeijer (s). Dus heeft zyn Ed, hetzelve naderhand in zyn Samenftel ingevoegd, Anderen oordeelden (£) dat het als een byzon- | de- (r) Wie het onder de Steenen geplaatst hebbe (Mat. A wan Holl. 'l, De, If. St. 5 hladz. 666.) weet ik niet, „(s) Fosfils arranged. Lond. 1771. p. 133* « 140%, (£) BERKREL Nate Hij, van Hlol, Il, De Ile STUK o bladz. 667. IL. Daze DL. STUKe | 8 De ZANDEN op 1 dere Klasfe tusfchen de Aarden en Steenen ‘Arperr.behoorde te worden geplaatst , met den Heer Te Warurerius, die het niettemin op ’tvend crux, der Aarden, en dus onder dezelven , fchikt; | met den tytel van Harde Aarden (y). Voce, noemt het een Keizelige Aarde, welke hy-tus- fchen de Kalk- en Mergel - Aarden gerangeerd heeft (wp). WorLTERSsSDOR FF maakte ’er Glas» wordende of Glasachtige Aarden wan (x). Des wy! veele Zanden Okerachtig zyn, misfchiens en wegers de oveteenkomst van natuur, heeft onze Ridder dezelven hier , zeer gevoeglyks als een Geflagt, plaats gegeven ; tusfchen-de Okers en Kleijen. Zyn Ed. zegt ’er van, in % dae » dat 2, het een Aarde is van Water ; beftaande uit onderfcheidene , gekorrelde , drooge , „, harde, ruuwe Deeltjes „ die voor-Water niet „> doordringbaar zyn, noch door hetzelve fa. ‚, mengelymd kunnen worden „en, niet ont- „, bindbaar door Zuuren,” » Men-heeft’er van zeer verfchillenden aart , gelyk thans blyken zal uiet de befchryvinge der Soorten, d (1) Zand dat Kwartzig is , rondachtie van Arena Korrel, en als Glas doorfchynendee smobilis. B: Duinzande 5 ui. (») Syh. Miam IL, Pe 87, &c. (vw) Mineral Syflem. Leipz. 1762. p. 46 (2x) Syflema Minerale. Berl. 2755. (1) Arena Quartzofa rotundata diapbana hyalina. Sy2, Nat. Xil, Tom. Ii, Gen. St. Sp. 1. Glarea mobilistmáime pa'pabilis fluida albicans, WALLe Zin, 35. Arena: Quorrzofá moe A 4) re GpasacuTtce AARDEN. _ 42ö* “Beï en twyfel beoogt Linneus hier het La Arpzers. gemeene fyne witte Zand , dar, hoewel in ze“ xxir, ker opzigt onvatbaar, nogthans zigtbaare Kor- Hoorn= rels beeft, en daar door verfchile van het Meel-ST®* zand, ftraks te befcbryven. In ’c Water maakt hetzelve het Welzand uit, dat men in ’t Hoog- duitfch Ouellzand noemt ; op onze Duinen is het Duinzand , en door fer opdrooging wordt het Stuifzand. Ook behoort hier toe het Trieb- and der Duitfcheren , dat is Driftzard; wel- ken naam zy zo wel geeven aan het laatstge- melde, als aan dat vogtige, ’t welk de Rivieren met zig afvoeren en in Zee brengen , naast overeenkomende met het Welzand. Men vindt het byna overal aan de Stranden en ik heb van de Kaap der Goede Hope, met eenige Bloem- bollen , even zodanig wit Kwarts- Zand, als het gemelde van onze Duinen is, bekomen. Met regt kan het Duinzand genoemd worden , dewyl deszelfs eigenfchap is, dat het door ge- weldige Verftuiving die Zandbergen maakt , wel. ken wy Duinen noemen, en deswegen is het in Vrankryk onder den naam van Sable mouvant, in ltalie onder dien van Sabhia movente bekend. Vera gmobilisfima impalpabilis fluida albicans. WALL. Sy/?. Min, Il. ps log. Ar. Quartz. tenuior, particulis inzqualibus aa- gulatis. Id, ibid. p. ros. ee, Arena Quartz. Vento valatilis, Syft. Nat. VIl. p. 208. N. 5. Arena fubtilis mobilis levis. CaRTHe Min 10. B, Ar. Q. rotundata zqualis. lbid,N, 4. y. Ar, Q impalpabilis. Lid. N. ae Mug. Tesf, 119, HI. DEEL. u, STUKe u“ inzatde 430 De ZANDEN ep L __ Verfchriklyk zyn de uitwerkingen, door die ArpEe!. Stuifzand nu en dan veroirzaakt. Ik wil Hopp, niet fpreeken van de Zand- Woeftynen in % sTux. _ binnentte van Afrika of in Arabie, gemeenlyk Geweldiee de Zandzee genaamd, om dat het Zand ’er zig Verftuivine gen fomwsylen Golfswyze beweegt, en wel eens geheele Karavaanen , van Meníchen en Bees- ten, verfmoord heeft. Zulke toevallen zyn gee beurd in die verfchrikkelyke Vlakte , Zaarage- naamd, bezuiden Barbarie , welke jaarlyks door Ingezetenen van Marokko, Tripoli en Egypte, doorgereisd wordt naar het Land der Negeren, tot het inkoopen en afhaalen van de zogee naamde Arabifche Gom en andere zaaken (y). Ook zal ik maar ter loops gewagen van een Zandregen , in Zee , niet ver van de Kusten van Noord-Amerika, nu ruim zestig Jaar ge- leeden waargenomen , die meer dan een Éte maal duurde, en waar van het Zand, naar ’ gemeene fyne Zand gelykende,aan de Koning- lyke Akademie der Weetenfchappen , te Parys, door Pater Feurrrér vertoond werdt (2). Nader kunnen wy die uitwerkingen befchouwen in een Berigt van ’t gene gebeurd is aan den Zeekant van Neder- Bretagne: te weeten. sande Omftreeks de Stad St. Paul de Leon is, aan Kust van den Oever der Zee, eene Landftreek, welke Vrankryk , voor (y) Zie de befchr, van ‘Afcika, in de Tegenw, Staat van alle Volkeren, bladz. 309, en deeze Nat. Hlijt, U.D. Ile STUK, biadz, 579, 580. GLASACHTIGE AARDEN, 431 voor den jaare 1666 bevolkt was, en federt T. geheel onbewoonbaar is geworden, door een ÄFDEEL, opftapeling van Zand, die dezelve ter hoogte Hoorpe van twintig Voeten bedekte, en van jaar totsrux. jaar meer Gronds innam. — Van dat tydpunt Dsinzerde afgerekend „ hadt het meer dan zes Mylen ge. wonnen. In het overdekte Land zag men , hier en daar „ nog eenige Toorens en Schoor- fteenen uitfteeken; Men was zelfs voor eene Overftuiving van de Stad, wier ongemeen hoo. ge Tooren de Zeelieden in ’t Kanaal tot een Baken verftrekt , bekommerd. Dit Zand kwam van een Dank, zig ter langte van vier Mylen uitftrekkende „ maar weinig boven ’t Peil van volle Zee , en Noordooftelyk van daar gele. gen; des de Verftuiving niet gebeurde dan met een Ooften- of Noordooften Wind. De- wyl die Bank nogthans in hoogte niet vermin= derd was , fcheen dezelve geduurig een nieu= wen toevoer te moeten bekomen uit de Zee; welke ook merkelyk Velds won op die Kust (a). In ’ Groot Brittannifch Graaffchap Suffolk , ia Grooe wel tien Uuren gaans van Yarmouth ten Wes. Brittannie ten , en dus binnerslands , gebeurde, in ’t laatst ade der voorgaande Eeuw , een dergelyke Zand- Verftuiving. Dat Graaffchap, *t welk een ge- deelte der Oostkust aan de Noordzee, bezuiden die (z) Hit. de PAcad, R. des Sciences, de 1719 , pag. 29e Ke) Hifl. de V'Accde R, des Sciences, de 1722 „ pag. zo. EI, Deer. IJ, STUK, 43% De ZANDEN of Sy, Amde wyd uitgeftrekee, Veeoen van Carmbríds Hoorpe geshire , dat door de Oufe van Norfolk, bes STUE. noorden Suffolk , wordt afgefcheiden; “Tuss Duinzard gehen Ely , een Stad, in die Veenen op een Heuvel leggende, wegens haare. aanzienlyk hooge Domkerk vermaard, en Thetford, op de Grenzen van Sufolk en Norfolk gelegen 4 waren eenige Zand - Duinen , die door % ges weld der Zuidweste Winden , by Stormen ; allengs zodanig verftooven zyn , dat zy wel vyfhonderd Morgen Gronds bedekten, Zon- derling is 't,‚ dat dit Zand, al voortrollende; geduurende dertig of veertig Jaaren tyds; eine delyk zyn vaart byna verloor , toen het- aan een fchuins neerdaalende Landítreek kwam 3 maar , deeze Valley gepasfeerd zynde , en kos mende aan een opgaanden Grond; vernieuwde het zyn geweld, vorderde in twee Maanden tyds wel een Kwartier gaans en overftelpte honderd Morgen goed Koornland in dat zelve Fear. Eindelyk bereikte het Downham, een Vlek of Steedje tusfchen Thetford en Brans don gelegen , dat ‘er byna door overftelpt werdt en de Rivier gedeeltelyk geftopt, die een groot behulp was om deezen Zandloop te ftuiten. Anderszins zou Norfolk daar door al lengs ten grootften deele overftroomd zyn. Men hadt, (5) Pl8l, Tran/alf. abridg. by LOWTHOBE. VOL, Ie Ps 53de GLASACHTIGE AARDEN, 43î hadt , niettemin ‚in det Graaffchap dikwils, k Procesfen „ wegens Landen die weg gewaaid xj waren , zo men ’t noemde, Want dit voort- Hoorp. rollende Zand fleept de Landen, die veelalsTÜXe Zandig zyn, of wel derzelwer vrugtbaare bo- venkorst mede, laatende dus niets over dan een barren Grond (b). “In Sweeden „ alwaar de Grond der Vlakten tn swae« veelal Zandig is, ten minfte in de Zuidelyke end an deelen, heeft men „zo de Ridder aantekent (c)) „ Landen dergelyke Verftuivingen, Het drooge Zand wordt door den Wind tot hoopen famenges dreeven, zegt zyn Ed,, als Sneeuw , en over= ftelpt, door zyne plaats- verandering , Akkers, Velden en Landwooningen. „ Ter wederzy- 5» de van de’ Rivier , inzonderheid aan den ss Zuidkant , lag, op de hooge Velden by A« s» huis, een menigte van Driftzand, Hetzel- sy Ve is wit, zuiver en fyn ; want, wanneer s, grove deelen onder *t zelve gemengd zyn, > blyvendie leggen , en de fynere waaijen wet s een halve Myl verder voort; gelyk men zulks „‚ des Winters best aan de Sneeuw kan zien, 9 Op zulk cen wyze doet dit vliegende Zand _ de Rivier verdroogen en de Akkers verzan. „ den. Het neemt geheele Velden , die eeni- „ge duizend Schreeden uitgeftrekt zyn, in, „Het omringt de Bosfchen en ftapelt zig, s by ge) Syfl. Nat. Ed, XII. Tom, FE’. p. 196, . WIDem u, Stur,” 434 De ZANDEN OF ‚> by dezelven, tot zulk-een hoogte, dat meg ‘4, de toppen der Boomen naauwlyks kan ziens 2, Zelfs de Helm wordt ’er zodanig door overs 2 ftelpt,dat het Zand geheele Heuvels maakt „ ;, die, wanneer dit Gras vergaan is; wederom s> verftuiven , enze (d)” oua Dar gedeelte van Sweeden , ’t” welk men Halland noemt , een kleine Landftreek aan ’c Schager- Rak , by de Zond’, benoorden Schô- nch, die dus aan de Zuidweste Winden zeep is bloot gefteld , heeft van dêrgelyke Zands verftuivingen, veel te lyden. rGeheele Lande goederen. zyn daar door verwoest, en vers fcheïde anderen, ja veele Dorpen; werden met den ordergang gedreigd’, door "dé verzanding haarer. Landeryën. Het Zard hade ?er Heuvels. of Duinen gemaakt van meer-dan, vyftig Voe= ten. hoogte, Met Schuttingen van Stroo en. Ryst heeft men dit Driftzand wel willen- bee dwipgen , doch weinig: daar mede uitgevoerd 5. alzo het blykbaar is,dat deeze Vyand , hoe meer men hem:tegenftaat ‚hoe fterker woede oefent Dus is men in Schônen, int algemeen ; ge- vallen opde aanplanting van het Duingras „ Helm genaamd , op de wyze van onze Hol. landers, Zy-noemen het Zee- Gras €en eeman- dere Srort Zand- Haver (e); welke aan de Oe. vers van Gothland overvloedigvan zelve groeit belettende grootelgks de Verftuiving van het | Zand, (d) Linn. Schonifsber Reife. Leipz 1756. p. en (©) Arundo Arenaria LINN, & Elymus Arcnazius. Ejusd, IR U er da en - Ser Grasd Cutrick AAnbEn. 433 Zand , en ftrekkende dus tot bewaaring der tf. Zee- Oeveren (f)._ , EES By Engelholm in Schônen was de gewoone goorp= manier van voortteeling det Helm en Zand-stux. Haver, dat men derzelver Aairen in den Grond Mel tak. Dit kon van Maart af tot in den Herfst en Zands gefchieden , doch het was best in April en É*Y Mey ‚ om dat men dan,daar van, inde Herfst nog Scheuten kreeg, en anders niet woor ’t volgende Jaar. Men deedt gemeenlyk drie of vier Aairen , in teder Gat , dat men met den Hiel van de Schoen drie Dies diep maakte , en dan aanftonds met Zand weder vulde en digt tradt, Deeze Gaten waren ongevaar een half Elle van malkander , en het geheele Veld , dat men dus beplant hadt , werdt met gevlogten Rys of Teenen bedekt, om het weg ftuiven voor te komen: Men hadt ook Proeven ges nomen, om de enkele Zaaden van Zanda Haver en Helm te zaaijen 5 maar de" Plan- ten, die van de geheele Aairen kwamen, breidden zig beter uit; des men het meest anders deedt. De manier der Hollanderen 4 om, de Helm te verplanten ‚ werdt beter ge- oor deeld van den Heer LinpecK, die Zyne Aanmerkinger deswegen medegedeeld heeft (2). Verfcheide andere Planten en Gewasfen, die in het Zand wel groeijen willen en daar toe (Ff) Stoëkh. Verhand. 111, Band. p‚ 216, pr @) De ij XXI. Batid. p. 130 Eea HL. Deze: If, Stor, Arperr. OKT, 436 DeE ZANDEN or dienen zouden kunnen , zyn door zekeren Dok- tor MoNTiN, Land -Medicus in Halland ; Hoorp. omftandig voorgedragen (kh). STUK. Dewyl de ftrekking onzer Kust, van den „lknten Hoek van Holland af tot aan de Helder, en Ruig- Noordooftelyk ís, zo hebben onze Zand- Dui- 1E nen geen zo geweldige Verftuiving naar bin- nenslands , als zy anders wel door Stormen uit den Zuidwesten zouden lyden (#). Niet= temin is de Verftuiving derzelven zo aanmer- kelyk , dat men ín ’t voorfte der Zestiende Eeuw reeds zorg gedragen vindt, om dezelve, door het befteeken der Duinen met Helm en andere ruigte , waar onder Kruipwilgen, ‚Brem, Braamen en Doornen begreepen waren , daar voor te befchutten. Ook werdt het beweiden der Duinen tot vernieling, of het weghaalen van die Ruigre, op zwaare Boeten verbooden, Sedert is die beplanting van onze Duinen, met Helm , wel in trein gebleeven en wordt nog op hooge order onderhouden ; maar, het zy men de Plantzoenen niet wel uitkieze, of niec wel behandele , of dezelven niet genoegzaam door Stroo of andere ruigte voor ’t uitdroo« gen en voor den Wind befchutte, of geen be= kwaamen tyd des Jaars daar toe in acht nee- me; men ziet de meeften verdorren, en dus wordt (%) De zelfde XXX. Band. p. 276. (é) De Zuidweste Wind maakt geen regeftreek fen aanval op onze Kust, gelyk ik elders gemeld vinde, maar waaie langs dezelve heen , een weinig: affchampende, De Noord- Weste , Ne GEASACHTICE AARDEN. 437 wordt het beoogde nut daar door niet ver. 1. kreegen (k). f, Arprer, Dit zal zekerlyk de reden zyn geweest, dat Rd de Hollandfche Maatfchappy der Wettertchap: STUK. pen, in ’t jaar 1773» de Prysvraag opperde: Prysvraag welke ‘Boomen, Heefters en Planten , behalve de teh Helm en Sleedoorn , op onze Zand - Duinen ter weeringe der Zand-Verftuivingen zouden geplant kunnen worden , enz. Het beletten der Vere ftuivingen, die de Landen , aan onzen Duinkant gelegen , zeer benadeelen , fcheen het hoofd« Oogmerk van die Vraag te zyn, en derzelver oirzaak de weinige voldoening der twee gemelde Plantgewasfen , die aanleiding gaf om bekwaa- mere te zoeken tot dat Oogmerk. De geleer= de Heer Dr. Le FRANCQ vAN DERKHEY heeft wederom hier van den Gouden Eerprys weggedragen , zo door zyn Ed, beantwoor- diog van die Vraag, als de nader opheldering ten dien opzigte. Nog drie andere Antwoor- den over dit Onderwerp , het eene van den Heer DAUBENTON , het endere van den Heer DENTAN , en het derde van den Ho. wenier der Akademie- Tuin N. Merngure , te Leiden , zyn in het voorleeden jaar 1780; Olle … weftelyke , die zelden zo lang duurt, fiaat ‘er vlak op aan „en doet meer nadeel door de hooge Zee. (£) Zie de Verband. van de Holl. Maatfehappy der Wees benfihappen , te Haarlem, 1780. IX. D, 2 en 5. £ETUKa Ee 3 NL Deen, IL Srux, \ 458 De ZANDEN OR 1, onder de Verhandelingen van gedagte Maats _Arperer. fchappye , tevens aan ’t licht gebragt. Hoozg, Na dat gedagte Heer BerKHEY,door wien srur. dit fluk het uitvoerigfte is bekandield ‚een Lyst Eel segeven hadt van de woornaamfte Duinplanten , doom best Ons Land eigen, van de Boomen af tot de Mos- gekend, fen toe, de Heefters en Kruiden ingeflooten; vondt zyn Ed, ‚onder meer dan anderhalf ‘hon- derd derzelven, niet meer dan negen -en - twin= tig, die op onze Zandduinende Zee - Winden kunnen wederftaan, en dus in ftaat zyn op de Voorduinen , aan ’c Strand, tot weering der Verftuivingen te dienen. Onder deeze evens wel zyn de minften ‘op zig zelve daar toe in {taart, en zouden, naar haaren aart, zo zorg. vuldig moeten behandeld worden , dat‚„zo zyn Ed, oordeelt, de genen, die men van ouds daar toe gebruikt heeft, misfchien nog wel de besten zyn. Dus ftelt zyn Ed. een manier voor ‚ om aan den Zeekant het gulle Zand, van welks Verftuiving zyn Ed. een Afbeelding geeft ‚ te bewaaren. Diet zoude, zo hy zig verbeeldt, kunnen gefchieden, met afgehakte of uitgedolven Takken of Stoelen van den Sleedoorn, (even gelyk zulks aan den binnene kant der Duinen door de Boeren gefchiedt „) tot genoegzaame diepte in het Zand te poo- ten, en, tusfchen dezelven in, de Worteltak- ken of lange kruipende Slierten der Braamen te vlechten , en naderhand , als de Grond en het GLASACHTIGE AARDENe 439 han NIE. | het ligte Stuifzand beklonken is , Helm te plan- ’ ten; waar. van de manier, zo als dit gewoon- KELL Iyk gefchiedt, met de gebreken , die hetzelve Hoorp- dikwils doen ken ‚ door zyn Ed. om-STUE- ftandig voorgefteld worden. In Zeeland be- poot men de Duinen met Strocpelen, zynde Bosfen Stroo, die tusfchen de Helmplanten „worden ingeftooken, of ook, by dringend ge. vaar , wel op zig zelve gebruikt , dat mede aan onzen Duinkant dikwils gefchiedt, Terwyl wy dan, in ons Vaderland,genoeg- puin. zaame Planten ten dien einde hebben , (mids Bek. de zaak maar wel behandeld worde ,) zo fcheen ‘en. Lirus de aanbieding van den Heer DAusENTON, om reis’ bnn daartoe de Chineefche Jasmyn te leveren, niet alleen overtollig , maar het was ook zeer tw yfel- achtig , of dezelve onze Zee-Lugt zou kun- nen wederftaan. De Heer DENTAN meent, dat men by de Helm en Sleedoorn zou kunnen voegen de Zand- of Duin- Wilg, en de Duin= besfen of geele Besfen(l), als ook de Ligus- ter, Diftels en Zee- Kool , welke laatften ge- zaaid konden worden van Ei dat men ge- makkelyk in de Duinen kon 'aaten vergaderen, De Duin-Brem hadt zyn Ed. daar niet onder geteld, om dat die zo geweldig vande Kony- nen opgevreten wordt , dat men de jonge Plantzoenen naauwlyks daar voor kan befchute tene Zone (1) Salix Arenaria & Hippoohaë Rhamnòides, | Ee 4 HI, Daer. 1. STUKe TL. 440 De ZANDEN oF Zonderling is ’*, dat deeze Heeren niet FDEEL, in byzondere aanmerking genomen hebben de Hoor N: STUEe Zand- Haver. Andere Hey - Ge- wasfene Zandhaver (in) ‚een Gras - Plant , welke in Sweee den ook daar toe gebruikt wordt, als wy ge: zien hebben. De Heer MeEeErBoure, niette: min, maakt ’er wel degelyk gewag van, on- der de van hem tot Zandkeering voorgeftelde Plaotgewasfen, en merkt aan, dat dezelve by Katwyk , tegen den voet der Duinen groeijen- de, het zelfde te weeg brengt, dat men, op andere plaatfen , door het planten van Heim en Slee - Doorn zoekt te bekomen. Zy heeft kruipende Wortelen , die het Zand vast vere eenigd houden , breede Bladen, zeer tegen de Verftuiving dienftig , en maakt zo groote , zwaa” re Aairen, dat hy dezelven, fomtyds ‚meer dan een Voet lang en een Duim dik gevonden hadt. Derhalve zou men deeze Plant gemak. Jyk door zaaijen kunnen vermenigvuldigen. Zy groeie voorts in de Duinen by Zantvoort, en overvloedig aan den Zeekant buiten Hardere wyk. Voorts pryst die Hovenier, in * byzonder, de nuttigheid aan van de Ligufter , daar men geheele Duinen mede bedekt vindt, de Syrin- gen, de Chineefche en andere. Fasmyn, Sumach , Wiierboom „ Brem, Zand- Wilgen en Genever- boom 3 als altemaal Gewasfen zynde , die op dore (ae) Elymus Arenarius, Zie GORTER Flora Belgica, p. 29. Oe GLASACHTIGE ÄARDEN. 44r dorre Heijen zeer wel voort willen en aldaar UL * zekerlyk de Zand- Verftuivingen beletten (n). Eid Maar , is die Zand- Verftuiving aan den Strand- goorps kant wel zo fchroomelyk, om zo veel omflagss Tux. te vereifchen ? De Heer DENTAN meent, Of die middelen dat zulke zorgen, als zyn Ed, opgeeft, voor« dienttig gemeld, behalven het beletten der Verftuiving Grzsge. in weinige Jaaren een Schat van Brandftoffe voor dit Land opleveren zouden, en dat men dus de natuurlyke Dyken, waar door zyn Ed, de Zandduinen verftaat , verfterken zoude te- gen den Oceaan (o). Ik twyfel niet, of voor het eerfte zou men veel meer dienst hebben van de beplantinge der Wegen binnenslands , by- zonderlyk in de Kley-Gronden , alwaar die Schat veel gemakkelyker was te vinden, Wac zou doch het fchraal Gewas op die barre Zane den tot Brandftoffe van eenig belang uitleve- ten? En, de verfterking der Duinen tegen den Oceaan aangaande, is ’t niet onwaarfchynlyk „ dat dezelven meer fchade dan voordeel zouden doen. Wat heeft dien verbaazenden Zanddyk, tus- De zand. fchen Petten en de Helder , meer dan ander= gaara * halve Eeuw, voor Zandverftuivingen befchut 2 ir ‚ Toenik ’er, voor veele Jaaren, op was, weet jk niet aan de Zeezyde iets anders gezien te heb- (n) Dit alles kan omftandig gelezen worden s in het voorgemelde IX, Decl van onze Holl, Maatfchappy. (o) Aldaar, bjadz. 32, III. STUK, Ee s UL Deer, IL, Stuc, 442 De ZANDEN or 1. hebhen dan Zand , met een Zeeftrand , geheel pe uit Nollen of laage Duinen beftaande, Die Dyk, Hoorp-. niettemin , is in de zelfde {trekking als onze stu. Kust, en dus zo wel aan de fchuu:ing der Zuid- Beinzand, veste , als aan den regtftreekfen aanval der Noordweftelyke Winden bloot gefteld. Men zou kunn.n denken , dat hy van Aarde, Kley of dergelyke vastere Stoffe dan Zand , gemaakt was en naderhand met Zand overltooven , ge- Iyk ik dit daar van gemeld vind (p); doch hee is my onbegrypelyk , van waar men daar ter plaatfe zo. veel dier Aardftoffe zoude bekomen hebben, om in de tyd van twee Maanden zulk een Dyk, van tweeduizend Roeden langte, te maaken (q). Het kan ook niet wel anders zyn, of hy moet van Zand gemaakt zyn geweest; dewyl men hem , omtrent den tyd des aan- legs zo ’t fchynt, reeds de Zand- Dyk noem- de (r). Daar was in ’t jaar 1610, den 23 January , met een Noordwesten Wind een zo geweldige Watervloed geweest , dat men dit middel befloot aan te wenden, om de inftor- ting van ’t Zeewater over.’t Koegras voor te komen. Deeze Dyk nu, ten minfte voor een groot gedeelte Zand , heeft het zonder aan- aanmerkelyke Verftuiving tot heden toe gehou: den; daar men aan den Hondsbosfche jaarlyks Zo (p) Hedend. Hiflorie XVIII. Deel of Befche. van Holland , bladz. 372. (4) VeLrus Kronyk van Baeand door S. CENTEN 1740. bl, 539: GLASACHTIGE ÂARDEN. 445 zo groote kosten heeft moeten doen en dik. L wils gevaar geftaan van doorbraak. Dit komt “xr hier vandaan, dat men aldaar, op een wat uit- Hoorne fteekende hoek van ’t Strand by Petten, deSTUEe Zee met geweìd heeft tekeer gegaan; terwyl vrt men, op ’ Koegras , aan de Zee heeft toege: geven, en dus het Strand behouden, dat veel meer te Iyden heeft van den flag der Baaren, die by hooge Zee tegen de Duinen aanbotzen;, en van de fchuuring der Stroomen „ door wel- ken de hoek van Holland aan de Maas, en die van Huisduinen, zo fterk afgenomen zyn, dan van de Verftuiving der Zee- Duinen door den Wind, | Uit aanmerking hier van is, tot beantwoor=, D: Vers ftuiving toe ding van een opgegevene Vraag , door een zo-hehoud en genaamd Genootfchap hier te Amfterdam ; yesterine welke de beste middelen zyn , om Nederlands den aangee Zee= Stranden te behouden en verbeteren , enz. dn een Verhandeling aan ’t licht gekomen (5) » wier Autheur , die niet onkundig fcheen van de gefteldheid onzer Duinen, en daar toe ook een bekwaame Woonplaats hadt, zig verbeeld. de, dat men veel beter zou doen, met al de ruigte aan de Strandzyde der Duinen weg te ruimen , en die tot gul Zand te maaken; het welk (7) D. BURGER Aron. van Medenblik, bl, 314. (5) Werhand. over de Zee. Scranden, euz. door JAN Nis- ROP, geadmitreerd Landimeeter te Schoorl, Armfterdam, 3727. JIL Deer. II, Stuz, 8 fe AFDEeL. XXII. Hoorp- STUKe 444 Dr ZANDER or welk dan, door Verftuiving, een glooïjende gee daante zou verkrygen , langs welke de Zee, by hoog Water , zou kunnen oprollen, in plaats van haar geweld te oefenen tegen de fteile kanten der reeds door den Wind, tus- fchen de Ruigte, hier en daar uitgeholde Dui- nen. Dergelyke Glooijing , merkt hy aan ‚zou ook door Menfchen arbeid kurnen gemaakt worden , en, gemaakt zynde, kon menze met Stroo befteeken. Zyne bedenkingen grondt hy op dergelyken Stuifberg , binnensduins „ door zyn Ed, waargenomen, en geeft tot ver- klaariog daar van, en van de Strand - Duinen , eene Afbeelding. Ik wil het een en andere , uit gebrek van Ondervinding , niet beoordeelen, doch geloof dat ’er een aanmerkelyk verfchil, ten dien op- zigte, plaats heeft aan onzen Zeekant. Het gene op de ééne plaats dienftig is, zou mise fchien nadeelig zyn op de andere, Langs een gedeelte van onze Kust houden de Duinen het, zonder dat men ’er eenig werk van maakt, en daar is ook de breedte derzelven zo groot, dat men geen gevaar loopt van inbreuken der Zee, Elders zyn zy, niettegenftaande het geduurig Helm en Stroo planten, aan Verftuivingen onderhevig , die wel het meefte nadeel doen aan de binnenlandfche zyde. Zou men dan. Diet (2) JEREM. V. vs. 23. \ (v) Zie de Nas, Hifl. van Holland, ie D. Ie Stuk, bladz: 705 » enze GLASACHTIGE AARDEN. 445 niet daar uit ‘befluïten,, dat het Zand op zig et zelf een goede. Zeeweering is 3 ‚daar God XXI „ hetzelve de Zee tot een paal gefteld heeft Hoorp- „‚ met eene eeuwige wet, om daar ‘over niet STPE- - », te gaan, hoe dat ook haare Golven zig bee 9, weegen en bruifchen (#).” Het Zand is op zig zelf onvrugtbaar. Niet- Nat der temin weet men van onze Duin-Valeijen nog Derpn er een aanmerkelyk gebruik te maaken, even als den. van de wyd uicgeftrekte Zandvelden , omftreeks Naarden , in het. Gooy » Gekerknd en het Sticht; doordien dezelven begroeijen met een bovenkorst van Aarde , die Voedzel aan Schaa- pen geeft, Dit zelfde heeft aan de Oostzee „ in Pommeren en ’t Mecklemburgfe , als ook. omftreeks. Hamburg , in Sweeden, Engeland en elders, plaats. De Afzandingen , hier en daar ondernomen ‚ maaken ook goed Bouw- en Weid= land van onze Duinen (y). Aard- Appelen en Raapen worden zeer finaakelyk in ’ Zand ge- teeld. Met behoorlyke Mesting zyn de Zand- velden tot den Koornbouw „ het teelen van Ta- bak en wat dies meer is, zeer bekwaam (#). “Zonderling is ’ ; dat, hier in Amfterdam, Verfhir om ftevigheid . voor de Gebouwen te_ heb. Zanderonk ben ‚ dezelven op. Paalen of . ‘Masten moeten ftaan > van veertig, vyftig of zestig Voeten Ì \ lange: (w) Zie het Antw. van den Heer BERKBEY over’t gebruik en de verbetering der Landen, Holt, Maatfih, Vlile Dzere 2 STUK, bladz, 110, enz. | Ul, Deer, IL, Srux, 46 De ZANDBEN oP sell langte, die in ’t Zand geheid- worden $ A * welk XXI, dus tot een vasten Grondllag ftrckt voor de Hoorp: onbevattelyke zwaarte van een zo groote Stad Eee „( ). Zonderling , zeg ik, is dits daar oudtyas KEN ZAN het bouwen op een Zandgrond tot een zinnee beeld diende ven een reukeloos beftaan, in de Heilige Bladeren (y). Aan'den anderen kant , wederom , werdt het Zand gebruikt tot beftrooi- jing der Worftelperken, by de Romeinen, om té vaster te kunnen ftaan : des die ’er zelfs den naam van voerden (2): Ef hedendaags weeten wy, hoe moeielyk he t gaan is en hoe los ‘men ftaat in ’t Zand, dat op Vloeren ges worpen de Voéten. ligt dake uïitglyden3 t welk. voor de, Kámpvegters en Worftelaafs zeer nas’ ria zou’ at geweest. ki züllen’ dit wat ier. nde lees Dit. Gehynt enbeftaanbtar es de groote nr Gronden „om. Jaag,, waar van „gezegde Heet (Mae, Hij VAR, Holl, U, D, 1. St_ bladz. 239 J preekt, zeggende , da at men hier te Lande , ‘van diepte tor diepte , al werker Gronden aana treft. Ook: firyde Zulks volftrekt “tegen zyn eigene afbeels ding van de, beddingen. te, Amfterdani,/Pls 1.) , daar-men on erde bovenfte vyftig, Vasten veel … weeker, Grond gevonden hi voatheeft , dan vyftig Voeten. langer 5, en honderd! Voeren. laagef e note enZe. Ook is het zonderling , ‘dat zyn ‘Ed. ‘het gevoelen van HENGREL zó gegrónd acht, ‘die een’ weeke’ Aarde totseert grondflag: felt, uit welke vervolgens, door famengroei- Ding de Steenachtige Bergen en Beddingen zouden geboren Ès zyn. ’tiste verwenderen » det zyn Ed, hier van een does zem des Aardkloots {preekt „ „even âls of men , met onze gríavingen, tot eenige diepte in den -Aardiloot ingedron- gen ware. Een Houten Globe, van twee Voëten middet- « Iynss rj GÚASACHTIGE AARDEN: 447 nader overwegen , om ‘te zien of ’er reden te k IL geeven is van die tegenftr ydigheden. vend _De Zindgronden ä inderdaad > Zyn hier te Hoorp- Lande zo los niet, of zy ‘kunnen genoegzaame “TUKe - ftevigheïd” geeven tot Grondvesting zelfs van Dwivzard. zwaare Gebouwen. Men moet derhalve de Gelykenis van den Zaligmaaker begrypen, als gezegd van een agteloos Men'ch , die zyn Huis maar los weg hadt nedergezet op of tot ig weinig diepte in het Zand, en letten dan op. ho den gewe \digen aanval ll Slagregens ‚ Wa. tertroomen en Winden, die door wegfpoeling vân den” Grond hetzelve fchielyk konden on. dermynen en geheel doen inftorten. Die Zande grond, po in deeze Stad op geheid wordt , t É hadt, » hes, mer hannes zynde is men- nog-zo diep naauw! yks Bere als de dikte van dat Papier, In Bergachtige Landen heeft ‘mìên tiënmaal zo diep gegraven (zie myn Ie Stuk , bladz: 6s.); niet altoos uit de toppen van Bergen, die meet din een vierde: van een’ Myl boven het waterpas der Zee, verheven zyn: zo, dat ‚die kleine’ diepte van onze Amfterdamfe graaving, sin deezen, weinig uitdoet , en niets buste > » ten opzigt van de weekheid van den Grond om ladg Eén diepté van twintig Ellen, op welke men, volgens BOOT 4 in’ Vlaanderen Bosfchen - gevonden heeft , (zie bladz;, 7, hier voor) Konit byna overeen met die van her Zand, daar in, Amfterdam op geheid, wordt „en die-Boomen hebe; ben waarfchynlyk niet geftzan in een Weel Grond, “(9) MATTH VL vs. 26 9 27. {z) In, Arenam descendere. Vualg. Prov, Arenariug, qui în Arenâ feu Ampbitheatre pugnat, Lies, de- enh Caps; TIL JM, Deer. II, STUZe 443 Der ZANDEN of zy.” hade, op de onderzogte plaats, onder zig een Arpzer- harde Kleybedding van honderd Voeten dike XXIL ge (a). Dic verklaart de ftevigheid van deeze srus, Grondvesting. En hoewel men los ftaat in: | Zand, dat op gelyke Steenen of Houten Vloe-. ren legt, zal zulks nogthans geen plaats heb- ben , wanneer Zand geftrooid werde op een Grond van natte Kley of Aarde , hoedanig mooglyk die der Worftelperken is geweest. ven Maar zonderling is ’t‚ dat Moses reeds ® gefproken heeft van de bedekte verborgene dina, gen des Zands (b). De gemeene Overzetting: heeft verborgene Schatten in ’t Zand, Men wil dat het eigentlyk moet zyn , glad gemaak te of glinfterende Schatten. des, Zands (c), en. dan zou ‘er, zo fommigen meenen, het Glas , als van Zand gemaakt wordende , door te ver- ftaan zyn ; doch «dat is wat ver gezogt: waar. fchynlyker Edele Steenen, welke. zeer dikwils. in Zand gevonden worden, Immers das vindt. men ook van Zand en deszelfs Steentjes mel- diog ‘gemaakt (4d). In het Zand der Rivieren op Ceylon worden menigvuldige Keyfteentjes, en onder dezelven de Edele Steenen gevonden. Uit de’ Diamant -Mynen van Borneo , in Oost= indie , heb ik geelachtig Zand. bekomen met een menigte Steentjes. Doch misfchien gaat eed | | | die (a) Zie de Afbeelding , Nat. Hist, van Holland, IL. D, Ik Stuk , Plaat I. _ (&) DEUTEBON, ZKXIIL, vs. 19 di en Ees GLASACHTIGE AARDEN. 445 dië zegenwenfch. van Moses over Isfafchar, Ze ArpzreL? en Zebulon, welke de Kusten bewoonen zou- XXII, den , nog verder, aanduidende , dat zy dus fHoorps- piet alleen den overvloed van den Koophan-STUEs del ter Zee, maar ook de voordeelen der Rivie- ren zouden hebben, ten opzigt van het Goud, dat zig in *t Zarid bevindt. Men weet, hoe dat hetzelve in veele Rivieren van Europa voorkomt, en tot weezentlyke Schatten ftrekt , voor de genen , die naby dezelven woonen. Hoe het Goud, in andere Wereldsdeelen 3 ook dikwils in ’t Zand gevonden worde, zal ik nu niet ophaalen. Het legt , dat zonderling is, niettegenftaande zyne overmaatige zwaar- te, meest Oppervlakkig op den Aardkloot. Men heeft het zelfs uic Zand van den Rhyn, naby de- Grenzen van onze Provintiën, ge- puurd (©. Nog verder ging bk: ‘Ontwetp van den be-, Goud in rugten Becner , een Hoogduitfch Chymist And die omtrent den jaare 1670, en vervolgens , ter. baan bragt, dat het mooglyk ware, uit het Zand-onzer ‚Duinen Goud tehaalen. Verfchei- de Proeven ; daar omtrent gedaan, hebben - zulks aangetoond , en men behoeft. geenszins daar aan te twyfelen; doch de veelheid is zo klein, dat de onkosten, naar alle gedagten „de voor _@) Zie Uitgezogte Verhand, I, D. bl. 186, _{d) Jesatas XLVIIL vs. 19. __(e) Zie ’t voorg. STUK , bladz. 31, IL DerL. Il STUK, 450 — De ZANDEN of Y. _ voordeelen zouden te boven gaan. Ook moest ee * men dit weinige Goud bekomen: uit het Y. Hoorp- zer, dat zig: vry overvloedig ín onze Duin: STUK. zanden, en mooglyk wel in de meefte Zan- Duinzand. gen des Aardkloots meer of min bevindt, ge- lyk wy vervolgens zien zullen (f). Nuttigheid Veeleer zyn de Schatten des Zands, by tor ilse ons, te zoeken in ’t gebruik, ’t welk van dit Zend gemaakt wordt tot ‘bereiding van het Glas. Hier toe is hetzelve zo uitmuntende, dat de Engelfchen en Duitíchers nog dagelyks het Zand , waar van zy hun zo beroemd wit Glas maaken , uit onze Duinen en Beddingen haalen moeften , zo Doktor BERKHEY schryft (£) , die voorts aanmerkt , dat zulks ten voornaamfte plaats heeft op de Harger Zandery in Noordholland , dus genaamd naaf het Gehugt Hargen, in een byzondere Polder miet ver van Camp , dat wederom in: de Har. ger Banlegt, tusfchen Schoorl en Petten , be= noorden Alkmaar. Deeze leverde het meest beroemde fyne witte Zand uit), * welk, van daar naar. Amfterdam vervoerd ,„ onder den maam van Ballast geleverd zou zyn aan de En- gelfche Schepen, zo wel als dat uit de Naar. | ‚der _ (Cf) Vergelyk ten deezen opzigte de Nat, Hist. vaù Hole “land, 1. DEELS II. Stuk, bladz. 723-733. Cz) Of zulks voor veele Jaaren plaars gehad hebbe weee ik niet: maer ten Opzigt van de Engelfchen, ten minfte, die genoeg Zand in hun Land hebben, ja zelfs veel witter dan het onze, is het niet waarfchynlyk. GrEASACHTICE AARDEN. 45 der Beddingen , % welk ruim zo wit is, en dergelyk Zand valt insgelyks in de Voorhou- ter „ Katwyker en Hillegommer oalde} Niettegenftaande de goede gelegenheid, welke men’ dus- hier. te Lande heeft ‚om van die Schatten des Zands gebruik te maaken; (alzo ‘er flegts-de byvoeging van Potasch, of eenig Zout uit de Asch van verbrande. Planten of Hout, toe vereifcht wordt ,) liet men dit , zo hy aanmerkt „ verlooren gaan en van Vreem= den tot ons nadeel gebruiken: terwyl men in onze Glasblazeryën naauwlyks iets anders dan groene grove Flesfchen ‚en. Glazen , en. die meestal van gebroken Glas, vervaardigt, …In * Hertogenbosch , evenwel ‚ wordt ‚nog: zeer uitmuntend goed wit. Glas , maar by het Ene gelfche in zuiverheid. te kort fchietende , gee blazen (k). bs „Voorts heeft dit Zand een byzondere zute tigheid in het Schuuren , van allerley Metaal , Hout- en. Aardewerk; weshalve men het dia wils Schuurzand noemt. De Metzelaats ge= bruiken ’t om onder de Kalk: te mengen , waar door die dan een byzondere vastheid erlanges Ook wordt het niet alleen in de Tainpaden en Bloemperken; maar ook, en wel inzonders Kir A) a heid , “ (5) Dit alles en de manier der Smeltinge van de Glass ftoffe, als ook van ’t. Glasblaazen, is zeer omftandig door gedagten Heer BERKHEY belen! als sne bladze 636 , enzo Ff 2 Hi, Dezer. IJ STuxe iks Schuurs; zande 45% De ZANDEN or „Le heid, tot beftrooijing van Houten en Steenen etn Vloeren , voornaamelyk ten platten Lande, Hoorp- gebezigd; dat een gereed middel is, om de- €TUK. zelven fchoon te houden, In de Zandloopers _ Duinzand. of Uurplazen kan men ’t zelve niet ontbee- fen3 volgens *c hedendaags gebruik. Van een byzonderen dienst is het, om onder Kley , Veen en Aarde te mengen , in Gronden die anders te zwaar of te digt zyn, tot Vrugtbaarheid, Eer groote menigte wordt ‘er van tot Ballast der Schepen gebruikt , als gemeld is. Verfchei- _LiiNNEUs merkt diet Zand als drie-erley denheden. gan „ of eigentlyk twee-erley , het'eené uit rondachtige Korreltjes die gemakkelyk zigte baar; het andere uit zodanigen die byna on= zigtbaar, doch niettemin gevoelbaar zyn, be- ftaande, Droog zynde, is door fterken Wind het eene zo wel verftuivend als het andere, …—_ gelyk de Ondervinding leert. Doch ’t zy het laat{te van het eerfte, door affchuuring of af= {lyting, voortgekomen zy, of op zig zelve be. ftaa , hetzelve verftuift door veel minder Wind, en komt het Meelzand zeer naby (ú). Of on- ze Ridder dit bedoele , wanneer hy zegt dat het in Savel vervormd worde ; welke men eer= tyds voor een fyner Zand fchynt gehouden te hebben (k);doch thans voor grover en Gruis, dat Cé) Zie de Nae, Hift, van Holland, IL. De Ile STUK, … bladz. 671. N (ì Transformatur in Sahbulum. Sy/2. Nae, Sabulum Ares na minuta et tenuior, Famru Zhe/aurus, en GLASACHTICR AARDEN. 483 dat men grof Zand noemt (1); zouik niet E kunnen zeggen. Het eerfte, met zigtbaare in Korreltjes , komt volgens zyn Ed. in Zee, en Hoorp- aan den Zeekant vòor 5 het laztfte ín Bron- STUK. nen. De reden , dat men dit fyne Zand op Diüönzand, gedagte plaatfen aantreft, legt buiten twvfel daar in, dat het zig ligter heeft laaten affpoes len van het Aardryk , ’t zy door den alge- meenen en andere geweldige Vloeden , t zy door den Joop der R'vieren. Want het is one twyfelbaar , dat het Water dus hee fynfte Zand eerst weggefleept moet hebben , terwyl het grovere , met menigvuldige Kefteentjes en Gruis, i is agtergebleeven. Zulks maakt, weder- om, ’t Rivier. Water zuiverer in Zyn loop. Die ziet men aan ’t Zand van de Lek, ’t welk groe ver is en grootendeels beftaat uit Keyfteen= tjes. Ik heb Zand uit zekere Bron in Fran- _kepland , by het Dorp Moenchau, in % Gee bied der Graaven van Giech, dat niet alleen; gelyk hetzelve, meest uit Keyfteentjes beftaar , maar ook Brolin van Koraalen, Belemnieten en Zee- Appeltjes in heeft. Daar tegen heb jk Zand met verkalkte Schulpjes, by Meaux jn Vrankryk vergaderd, *t welk van dergelyken aart is alshet gewoone fyne Duinzand , Kwarts. Zand (1) Sa'ulum, fabulo. Grof Zand, Piriscr Lexican. Savel. Arena crasfior. KrLIAAN, Arena Saxofa. Sabulum. Gzuis. Gruis - Zand. WALL. 109. ° Ff 3 KI. Deen. 11. STux, 454 ‚De ZANDEN OE * L Zand of Glas-Zand : des gedagte regel diët ner zonder uitzondering duorgaat. Men vinde fyn Hoorp Kwarts- Zand binnenslands en grof Keizel- STUK. Zand in Bronnen. Op ’t hoogfte van den Muis Dainzand. gerberg heb ik grof wit Kwarts-Zand verza? meld en van ’t allerfynfte op den Blinkert buis ten Haarlem (m3). u. (2) Zand dat Kwartzig is , rondkorrelig , by= Arena eslorata. na doorfclrynende , gekleurd, | Gekleurd. ° Zand. Van de fyne Zanden , voorgemeld, verfchile deeze Soort alleenlyk door de Kleur , die een blyk is, dat zy met eenige andere Stoffe ver- mengd , of daar van doordrongen zyn. De Mineraale Zanden, vervolgens te befchryven , evenwel, moet men hier van uitzonderen, en letten voornaamelyk op de Verfcheidenheden , welken de Ridder opgeeft. | Geel, > Geelachtig komt veelal ons Duinzand voor, doch het wotdt witter in de Lugt ; des men dit voor geene beftendige Kleur van * zelve kan houden, Daar is evenwel geel Zand, ’ welk in het Vuur zelfs hooger geel wordt ; gelyk dat men van Suriname krygt. Ik heb het helder geel uit Hesfenland, en van Spe. gelberg by Osnabrugge. Het valt ook in fom- mi (m) Zie verder een naauwkeurige onderfcheiding deezer. Zanden , ín haare Soorten , door den Heer BERKHRv, als boe ven , bladz. 670, enz. (2) Arena Quairzofa , rotundata fubdiephana colorata. Syf?. Nat GEASACHTIGE AARTDEN. 458 mige deelen van, Sweeden „en dat gene, daar LE men in Vrankryk die wit verkalkte Hoorent- “er jes-in vindt, ziet doorgaans uit den geelen. Hoorpe Bruin Zand vindt menin een Bron te Hes-STUK. lington. in Engelands en te Bath in Somerferse Bruine hire, Jk heb bruin Zand van Naarden, als ook dat in ’ midden van een Duin by Kat wyk is gevonden, Helder roodachtig bruin: heb ik het van Aken. Graauw komt het voor op de Banken by Hartlepool, aan den uidloop van de Rivier Tee. Zwatrtachtig, door eene Modderachtige befmetting , valt het aan de Oevers van het Y, en van eerigen onzer Ris vieren. Ik heb het zwartgraauw , zo als men in de Okerige Aarde vindt, en Afchgraauw wit het Sticht en Overysfel. Rood of. Roodachtig Zand: komt, zo L ENS Rood, NA&Us zegt, in de Roode Zee voor, Dat die Zee daar van den naam zou hebber , is echter niet waarfchynlyk (a) Ik heb:rood Zand van Damascus , als ook dat by Naarden vergaderd is ‚ met Yzerachtige deeltjes vermengd. In Sweeden heeft men het by Wyburg en elders. Dat van de Pillow , in de Oostzee, is van dien aart. Het valt hooger of donkerer en ook purperrood, behoudende in’t Vuur zyne Kleur. Met Nat, XII. Tom. III, Gen. sr. Sp. 2. ge, Flava, 6. Teftacea, 7. Lutea, d, Rubra s, Violacea, | () NIEBUHR , descript, d'Arabie. p, 360. * Ff 4 ULDezer, IL, Suge Violet. Groen. Tl. _ Arenâ Lacuft rise peiszande 456 Der ZANDEN OF - _Met het Vergrootglas befctouwd, zyn 'er veel witte Korrels onder. Zand dat Violet is, of blaauwschtig paarfch 4 zou men in de Oostaët ‚ naar den kant van Duitfchland, vinden. Van deeze Kleur is het Goudhoudend Zand, dat ík heb, uit den Ryn by Manheim ‚ waar in zig veele Yzerdeeltjes bev.nden. Ook heb ik zeerfraay paarfch Zand, of Zand met Aarde gemengd, uit Siberie. Hier kunnen wy byvoegen het groene Zand , dat io ’t Engelfch Graaffchap Kent voorkomt , maar welks Korrels , door * Mikroskoop be- fchouwd , zig wit vertoonen. Ook heb ik groen Meelzand uit Dalekarlie, dat tot Swee: den behoort. Deeze Zanden moeten haare Kleur hebben van eenig Metallyn of kleurend Vogt, *t welk in de fyne gaatjes en fcheurcjes, die men met het Mikroskoop in fommige Zandkorrels onte dekt heeft, is ingedrongen. Zelden heeft men — het in genoegzaame veclheid, om ‘er, gelyk LinNdaus zegt, de Tuinpaden mede te ver- fieren 5 het geele uitgezonderd, ten minfte hier te Lande, Het witte heeft doorgaans de voore keur; ten zy men Keizelzand gebruike, (3) Zand dat Kwartzig is, met hoekig ronde Korrels , Glasachtig doorfchynende. Aan (3) Arena Quartzofa, angulato- rotundata, diaphana hya- lina. Syf?. Nat. Zil, Tom. ZIT. Gen, st, Spe 3: GLASACHTIGE. AARDEN. 457 “Aan de Oevers der Meiren, in Sweeden, , % oai dit Zand voor, dat veel grooter is van 5 rr Korrel dan het fyne of Stuifzand , eerst be- Hoorns fchreeven , en ongelyk van grootte, geelach-STUKe tig „ dooffchynende als Glas, even of het vog- tig ware, met de Korrels niet volkomen ronde Het wordt, zeg: LINNaus, gebruikt om te flrooijen op gefchreeven Schrift; daar men liefst fyn wit of zwart Zand toe gebruikt, Het grof gemeen Zand, dat de Heer Berge Hey Rivierzand noemt (o), zou misfchien daar mede overeenkomen , indien hetzelve niet bes hoorde tot de agtfte Soorr, (4) Zand aat Kwartzig is ‘en rondkorrelig , bal doorfchynende „ bleek, Campeftrisd Veldzand, Volgens LinNaus gelykt dit Zand veel naar de eerfte Soort, doch is wat ougelyk van grootte , uit den gryzen bleek. Het komt op de Bofchvelden; in Sweeden, voor ; inzonder- heid waar Pynboomen zyn. Van waar hetden bynaam Boraria bekomen hebbe en of die ook __Horaria noet zyn, blykt my zo min, als waare om het Paarlzand zou heeten, in onderfcheie ding van het Stuifzand , voor befchreeven, De Korreltjes evenwel gelyken meer naar kleie á ne (o) Nat. Hift. van Holland. 11, D. IT. Stuk , bladz, 717. (4) Arena Quartzofa rorunda diaphana pallida. Sy. Nat, Xil, Toms lil. Gen. st. Sp. 4. Arena grosfiusculà Quartzoe’ | Ff s Á UI Deer, IL, STUK. | 853 —_ De ZANDEN or d ne Pareltjes, Het behoort zekerlyk tot de'fy- AFDEEL. ne Zanden „en zal mooglyk dat zyn, ’t welk dé Pen Heer Brakuerv Aschverwig Stuifzand:noemt; lege 8TUKs gende oppervlakkig, zegt zyn Ed. , lamss een groot deel der Naarder Heide, em op onzê hooge Duinen (p)e v. Cs) Zand dat Kwartzig is en rondkorrelig, Arena Margaria. wit, met de oppervlakte eenigermaaiê Mergele _Wraïtig. 7 zande Dus duidelyk onderfcheidt de Ridder „a Zand , dat in eenige deelen van Sweeden gee sondek was, fchynende van het gedagte Paarle zand anders Weigig te verfchillen „ dam dar ie- der Korrel de oppervlakte ruuw en witachtig had , even als of dezelve met t Mergel was be- groeid, wr: (6) Zand dat byna Meelachtig is , als een peld onvatbaar Poeijer „en °t Vuur wederftaat, Meelzan wise ik Ín ’t algemeen noemt men dit Meelzand , hoe- wel fommigen ’ ook Maalzand heeten, om dat het als gernalen a’ s maar die benaaming wordt ins- Ta particulis rotundis, Ca“ru. Mis, 10, Arena Quartzo , particulis majoribus zqualibus rotundis, Arena Boraria. WALL. Syf. Mis. I. pe 106. {pì Als boven „ bladz, 672, (5) Arena Quartzofa rotundata „ alba „ fuperficie fubverrue gofâ. Sy/?. Nat. Xii, Tom. II. Gen. SI. Sp. 5e (6) Arena fabfarinacea pulverulenta, impalpabilis , apyra, Sy/le GELASACHTIGE AARDEN: 459 ae insgelyks gegeven aan het andere Stuifzand, van wegens de draaijingen , die het maakt door den xx, Wind. LinN&vs meent , dat het door veroude Hoorn: ting of vergruizing van het Duinzand zoude°*"® voortgekomen zyn. Dit zo zynde, dan is aac hiet te verwonderen, dat men ’t op de meefte plaatfen aantreft , waar de voorgemelde fyne Zanden zyn , inzonderheid op de droogfte en dorfte Bofchvelden. Mooglyk maakt het ook wel een groot gedeelte van die ftuivende Zan- den, welke zig als Wolken in de Lugt ver- heffen , in Afrika en Arabie, uit. Hier te Lande is, by fterke droogte , dat ftuiven der Zandwegen maar al te zeer bekend en uiter- maate laftig voor Menfchen en Beeften. Men moet ’er, in de Zanderyén, dikwils het Werk om ftaaken. By oppervlakkige Beddingen komt dit Zand op de Naarder Heide, omftreeks A« mesfoort „ als ook op onze hoogfte Duinen voor (4). De Heer W ALLER tus maakt ’er een hd Giet af zonder Geflagt van onder den naam van Glazen rea, hetzelve geheel, en met tusfchen -in- voes ging van de Tripel- en Sement- Aarde , van de Zanden, voorgemeld, afzonderende. Hy acht dezelve meer Aardachtig dan Zandig, of als tusv Sy. Nat, XII, Tom. lil, Gen. Si. bp. 6. Mus. Tesf. 110, Glarea vulgaris mobilis pulverulenta, WALE. Min, 32. (4) Zie de Nat. Hiftg van Holland , als didi bladze 67 Te III, DEEL, 11, STUKe 460 De ZANDEN OP %. tusfchen Aard en Zand, gel\k het Sabbia of AFDEFL. Sabulum van Toin ok hûs s komende ook Hoorne Eenige Kleydeeltjes daar order. Dic maakt, BTUK. dat men ’er met de Vingers een Kuiltje in _ Bleelgand, drukken kan, en dat het eenig:zins aan dee zelven kuett, de Klecgeren ook befmertende , waar het op ftuft. ‘Twee Soorten maakt zyn Ed. ‘er van, waar van de eerfte, den naam van Gietzand of Vormzand voerende , in gebruik is om Vormen en Modellen te maaken, waar de gefmolten Metaalen, gelyk men anders wel in Potaard of Kley doet, in gegroten wore dep. Deeze Zand- Aarde, ten dien einde met Water of Azyn gekneed, is daar beter toe , als door de Hitte niet barftende noch fcheue rende. Of die andere Soort, door zyn Ed, gepaamd Glarea flerilis, welke, in Sweeden Mo genaamd, tot het Dryfzand behooren zou, hier van weezentlyk verfchille, is duifter. Men noemt deeze Zanden dus, om dat zy in % Water gefmeeten in ’t eerst niet zinken, maar eenigen tyd daar op dryven. Misfchien bee ftaat het onderfcheid alleen în meerder of mine der zuiverheid; terwyl deeze laatfte, ruuw op t gevoel , meerder Zandige en ook cenige Kalkachtige deeltjes bevat, Men maakt daar in Sweeden veel werks van, om het, met Kley gemengd, als Kalk tot Merzelwerk te gebrui- ken. Door de vogtigheid der Lugt of met een weinig Water , verhardt het tot een Klomp. 8 {se GEASACHTIGE ÂARDEN. 4ór Misfchien is die het Tripel- Zand, dat men in Noordholland vinde, aldaar natuurlyk met Arpzer: Kley verhardende. Ik heb uit Engeland dat Pra zeer witte, daar men Porfclein van bakt, be- sor. hcorende mede tot de Giet of Vorm. Zanden ageeszande van WaALLERIUs voorgemeld , maar Kor- reitjes hebbende, die door *t Vergrootglas zigte bear zyn. Afchgraauw heb ik het van om. ftrceks de Stad Leipzig in Saxen. Ook vale hetzelve Melkwit in het Brandenburgfe , en witachtig geel; in Sweeden , op verfcheide plaatfen, 2raauw, Dikwils is het gemengd met Kalk , met Aarde , of Mergel , en bruifcht daarom fomtyds met Zuuren op. Geelachtig komt het overvloedig in de Provincie van Up- land in Sweeden voor , waar van men goede Sement maakt met Kalk, Ik heb het zoda- nig, met Keyfteentjes gemengd , dat op den top des Tinbergs van Sumatra is verzameld. Ook heb ik het groenachtig uit Dalekarlie „als boven is gemeld, en het roodachtige van Da- maskus ‚ dat fommigen voor een Adams- Aar- de houden, verfchilt daar van in fynte weinig: zo ook het helder geele Zand uic Hesfenland en dat van Spegelberg by Osnabrugge ‚ waar van ik te voren {prak, Het witte Stuifzand , by Calais , brandt roodachtig en wesp in ’€ Aer niet (7). 0) (7) Phil. Tranfe, abridg. utfupra. p. 4530 Ul, Deer. IL, STUK, 462% De ZANDEN or À (7) Zand: dat eenigermaate Meelig is en O. ArDrEL. kerachties ros gekleurd. Î XXL iras” Hoorp- Deeze Soort komt voor , by Polchersdorf wh Neder - Ooftenryk en overvloedig in het Mark Arena Brandenburgfe , als ook ín Sweeden op ver: tak fcheide plaatfen. Men vindt in onze Provins Zand. cie, volgens den Heer BERKHEY, een fyns geel , bruin, rood en zwart bruin Oker-Zand (5) % Verwondert my , evenwel, zeer , dat zyn Ed. wel daar toe betrekt, die hy te vooren Aarden genoemd hadt, en niet het geel aan één verbonden Oker - Zand , ’t welk, volgens zyr berigt, zo veelvuldig in onze Zandbeddingen verfpreid is, dat het zig in dezelven overal by Laagen bevindt, inzonderheid by Naarden, In de Geestgronden by Noordwyk, als ook in Kennemerland , ontdekt men , zegt zyn Ed, deeze aaneenverbonden Zand - Oker tot zwaare Laagen en Kluiten famengegroeid.. Een der. gelyke donker bruine Oker - Zand. Aarde, kwam dikwils op de zelfde plaatfen voor dn à _ Het is niets anders dan Meelachtig Zand, door Yzer- Oker gekleurd , dat, met Kalk ge: mengd, dezelve zeer goed maakt tot _Metzel. | it werk, -°(2) Arena fubfarinacea , Ochraceo e zufi, Syl, Nat, XII. Tom. III, Gene SI. Sp. 7. th SOEN Td Vv „ASD Zie Nae. Hifl. van Holl. IL. De It, STUK, bladz. 738, (z) 't Zelfde STUK, bladz. 396, 397. Dz fyne geele Oker, zegt zyn Ed. bladz. 394 „ is vast, zonder eenig Zand, des ik niet begryp , hoe dezelve tor de Zanden kan behooren, ‘ Ks GLASACHTIGE AARDEN. 468 werk. Somtyds heeft dit Oker - Zand, gelyk by Jonkiop:ng in Sweeden, een glans. Ik heb md ter van, die zeer fyn zyn, en ros van Kleur, XXII, van Spaa, van Osnabruzge, en hoog geel uit STIK. Duidfchland. Ook heb ik Oranjekleurig Oker- ozerzarnd, Zand , dat op gezegde manier famengegroeid is, van Montmartre in Vrankryk, als ook van by Aken sen Amesfoort. Hier. zou ik t'huis brengen dat Zand uit de Diamant - Mynen van Banjer op Borneo, my bezorgd, ’t welk zyne geele Kleur wrd van de geeneen, daar in vervat. 8) Zand ‘dat ongelykflagtig is, oneffen , doch vilt n ipnr werpt |R btk, „Dit is het gemeene graauwe grave Zand, door geheel Europa vallende, inzonderheid aan de Zee- Oevers die ‘weinig verandering onder- gaan hebben, volgens -L 1 NN & Us. Het js, zegt zyn. Ed,, gemengd uit Glasachtie ge Kwarts- „rosfe Spaathdeeltjes en bruineSteen- brokjes, wel hoekig, dech naderhand een wei- nig afgerond en in grootte niet zeer ongelyk, hee: optijd wordt dit grove Zand veel ge- bruikt. 1 “€8) Arena heterngenes inequalis fubrotundata. Sy/f. Nae, Xl. Tom. Itt. Gen, st. Sp. 8. Arena grosfiuscula Quarte zofa , particulis angulofis. CARTE. Mine ro. Artena Quarts zofa tenuior , partic. zqualibus zotundatis, WArLe Mine 81 ) JIL, Deere Il, STUK. AFDEEL. xXIL. Hoorv- STUKe Gro Band, IX. Arena wabulun, Gruise Zand, 464 De ZANDEN OP bruikt, Welke van de grove Zanden, door den Heer BERKHEY opgetekend, hier eigent- lyk toe behoore (y) , weet ik niet. Ook vind ik deeze eigenfte Soort niet in de nieuwe Uite gaave van WALLERIUS, die het mooglyk niet van de volgende Soort onderfcheiden zal hebben. Dat gene, 't welk ik op den Muie derberg heb verzameld , EE , hier toe te bee hooren. \ (9) Zand dat. engelykagtig is, van zeen lende geftalte , gehoekt. ) Dit noemt men in ’t Franfch Gravier , in't Hoogduitfch Grus ‚ Gravel in Engeland-en Sabe bione in Italie. Het is by ons, zo wel als ’t voorgaande , bekend onder den naam van Sa- vel of Grof Zand. Men zou dit van het an-= dere onderfcheiden kunnen door den naam van Gruis- Zand, om dat het met veel Steengruis gemengd en derhalve fcherp is-op ’t gevoel. Hier te Lande komt het veel voor aan de Mon- den der Rivieren; zo het dat is, daar de Heer BERKEEY Onder den naam van gemeen grof Zand van fpreekt (w). Hetzelve, immers , be- trekt zyn Ed. ook tot het Zand met grovere on= gee (v) Nat. Hlift. van Holl. als boven, bladz. 7168 alwaar voor inequabilis , men leezen moet , inagualibus. (9) Arena heterogenea difformis angulata. Syft. Nat. X11s Tom, Ill, Gen, sl. Sp. 9e Arena heterog. Saxofäà e Mica, Quate GLASACHTIGE AARDEN, 465 gelyke of oneffene deeltjes van den Heer War: Á LERIUS, die dit thans Steenachtig , grof of Arprer: Gruis- Zand noemt. Ín’t midden vân die on- Hoors. gemeen groote Vlakte van geelen Kléy-Grond ; stux. in ’c Land van Aftrakan , daar ik ftraks van _ Greiss zal fpreeken , is een Veld van dergelyk , doch in fyner Gruis- Zand, wel veertig Uuren gaans lang en by de twintig bteed , benoorden de Kaspifche Zee en beooften de Wolga (x). Dit zal de bodem van een uitgedroogd Meir of Moeras zyn; als waar van men meet voor: beelden heeft in dat gedeelte van Mosko« vie (y). j | Het Gruis - Zand valt overal, op onvrugte baare Bergachtige en Rotzige plaatfen, zegt Onze Ridder. Het beftaat uit eeù mengzel van de voorige Soort met grof Poeijer van Steenen , Spaath , Kwarts , Glimmer, Rots- fteen , in grootte, figuur en kleur, verfchillen- de , altoos meer gehoekt en ongelyker. Zyù Ld. merkt aan , dat men het op de Rywegen brengt en dat ’er de Kalk mede gemengd worde tot Metzelwerk. Men heeft het, van Kleur , wit, graauw of geelachtig , gelyk dat uit Quartzo, Spatrho. Syf. Nat. VIII. N. 7. Mus, Tesf, r1z° Arena patticulis disfimilaribus. Carrn. Min, 1o. Arena pats . tiéhlis grosfiorivus inzqualibus. War, Jin. 34. Arena Sac «ofa Sabulum, Wats. Svf?. Min. Ip. 109, in (ww) Als bover , bladz. 7:7. (x) Phil. Trans far 1767. Vot, LVII, ih $17. 0) Stockb, Verhand. XXXV, Band, UL Daer. II. STux, TL. 466 Dr ZANDEN or uit de Naarder Afzandingen. In de grofte ís ArDeeL. ook een aanmerkelyk verfchil , wordende het XX Ï L Hoorp- STUK. Gruis- Zande grof{te , dat dikwils met Keizelfteentjes ver- mengd is , Mannetjes- Savel geheten, en het fynere , dat door ’t Water affpoeit, Wiyfjes- Savel. Het eerfte is bekwaamst tot Wegen , Dammen en Zandftortingen , gelyk veel daar van tot beteugeling van ’t Haarlemmer= Meir, aan den kant der Veenen, gebruikt is: het an- dere is best om de Kalk mede te beflaan, De Ballast der Schepen ( Saburra) heeft van dit grove Gruíis- Zand haaren naam, | (ro) Zand dat wit Keyfteentjes beftaat, Hier verftaan wy niet zo zeer een Zand dat met Keizelfteentjes , van meer of minder groot- te, vermengd is, gelyk het dikwils voorkomt in onze Duinen en Rivieren ; maar dat teenen maal beftaat uit kleine Keizeltjes, gelyk hee gene in en omtrent de Lek valt, waar van ik thans voor my heb. Het kleinfte evenwel daar van heeft den aart van Kwarts- Zand, hoeda= nigeen wit grof Keifel- Zand men te Naarden, veel vindt , en by geheele Beddingen (2). In Engeland komt op de Bergen natuurlyk een fcherp Zand, Rag= Zand genaamd voor, ’t welk uit (10) Arena Silicea. Syf?. Nat. XII. Gen. sr. Sp. 14. KALMe dtin. Tp. 259. CARTH, Min. Toe WALL: 59%. Min, Le p‚ 108, (2) Nat, Hifl, van Holl, als boven , bl, 716e | GLASACHTIGE AARDEN, 467 uit kleine doorfchynende Keyfteentjes, die EF __ Vuurvast zyn , is famengefteld (a). XXL Ook heb ik van den Tafelberg aan de Kaap , uit Hoorn. een afvlietend Beekje, Zand dargeheel beftaar uit STUK. Kwarts - Steentjes , doormengd met Glimmers „Aizeh deeltjes en het fynfte is Okerachtig: des hetzel- ve misfchien meer betrekkelyk zou zyn tot de twee voorgaande, dan tot deeze Soort, In ’t Graaffchap Buckingham bevondt de Heer Karm , dat de Aarde, in de Valeijen tus= fchen de Heuvelen by Ivinghoe, meestendeels beftondt uiteen grof Zand van Vuurfteenene Want, daar dezelven in dat Land alom onge looflyk menigvuldig zyn , is het niet te vere wonderen , zegt hy, dat men ook Gruis van dezelven vindt, ’t welk dikwils taamelyk fyn is. Geen Kwarts- Zand, gelyk het onze, was aldaar ergens te vinden. Men gebruikt aldaar dat Keizel-Zand , zo met Kley gemengd om Tegels daar van te maaken , als onder de Kalk tot metzelen der Muuren. De Kryc- Aarde, daar hetzelve zig onder mengt , neemt eene Roestkleur aan (b). / Zou hier ook niet dat Zand behooren , %* welk by Thajoba, niet ver van Neufohl, in Neder« Hongarie gevonden wordt, uit Korrels van roo- de Jaspis en witte Kwarts beftaande? Zou men daar (a) Phil, Trans. abridg, by LowrHoue. Vol. {Ie ps 45 3e (6) Karm Reife, Gott. 1754. 1. Theill, p. 307% GZ 2 EE. Deer. II, STux hl L. ArDEEL. XXI. Hoorp: Ke:zele /À XL. Arenâ Conchaceae Scuulp- Zande 463 De ZANDEN or daar toe ook niet betrekken moeten dat Zand; op het Gebergte van Pefaro in lcalie verzas meld, ’t welk de Heer Grorrrovy aldaar waarnam 2 Hetzelve bevatte kleine deeltjes , die, met het Vergrootglas gezien , naar Edele Steenen geleeken , van verfcheiderley Kleur , fommigen als Smaragden , anderen als Amethys= ten, Topaazen , Hyacinthen. Dit Zand was fcherp en zo hard , dat men het toc hét fly- pen van Brilglazen gebruiken kon , zonder het „ gelyk het gemeene Kwarts- Zand, dikwils te moeten veranderen, Daar waren, niettemin; ook veele Yzerdeeltjesin, gelyk in ’t Zand der Velden, omftreeks Rome (c). Die Keizeltjes , welken men op de Amesfoortfche Heide vindt, ook wel Diamanten genaamd , achtte de Heer BERKHEY uit eenige famengepakte Zandkors rels, die door de Hitte der Zonne-Straalen , van het Zand afftuitende, gefmolten waren, te kupnen zyn voortgekomen (d). Ik achtdit , om de waarheid te zeggen , niet waarfchynlyk „ ja onmooglyk. „(r1) Zand dat uit Schulpengruis beftaat. Op verfcheide plaatfen in Vrankryk vinde men Zand, van geelachtige Kleur , vervuld met een Ce) Hin, del Acad. R, des Scienees „derzor, p. 21 (ds Holl. Maatfhappye V1ll, Deel. Lt. Stuk , bladz, 66 Cri) Arena Concuacea. Mihi. Arena Animalis Conchaceas Walle Syf?. Aline Ie po 1I6e ‚ REEN q Ed \ ; € GLASACHTIGE AARDEN, 469 een menigte van zeer fraaije onbefchadigde, 1, gebrokene, en vergruisde Conchyliën „ die ver- AFDEELs kalkt zyn. Ik heb verfcheidene daar van in Plaat B nd gebragt en befchreeven. Zelfsheb ik Zanden ,srux. zo by Meaux , als-Soisfons en Montmartre, ver- _Schalp- zameld , waar in zig een merigte kleine vers ‘kalkte Hoorenrjes en Schulpjes bevinden. Dee ze beftaan veeltyds byna geheel uit Schulp. gruis , doch ik heb ook fyn Kwarts- Zand , van Troizy , by Meaux , met verkalkte Hoo- rentjes. Ook heb ik gemeld , dat men in Cham- pagve een foort van wit Zand vindt, dat tot mesting der Akkeren gebruikt wordt, ’t welk van vergruisde en vergaane Conchyliën moet afkomftig zyn (e). Dit zou onze Ridder tot de Kalken betrekken , gelyk ‘wy naderhand zien zullen. Het Kalk- Zand van WArLLE. RIUs moet vooral daarook plaats vinden. Het Spaathzand, dat fommigen Bergfuiker heeten, fchynt my een Soort van Bergmeel te zyn. Dat „men op fommigen onzer Duinen wel eens ‚Beddingen van Zand vindt met Hoorntjes of Schulpjes , is zeker. Hec Zand van Rimini, „met die aartige Hoorntjes , moet hier ook be. trokken worden; maar het gene doorgaans , onder den naam van Schulpzand, gebruikt „wordt, beftaat uic fyn gemaalen Schulpen (f). (ra) (e) Zie * naast voorg. Sruk deezer Nat, Hiflorie „blads. 476. Cf) Nat, Hift. van Holt, als boven , bladze 721 Gg 3 IL Deer. IL STuk, 470 DE ZANDEN OF 5 (12) Zand dat Kwartzig is , vrondkorrelig, AEDEEL. eenigermaate doorfclrynende 4 gemengd met XXII. Hoorp- glinfterende deeltjes, STUK, | xi. Men vindt deeze Soort , welke de Heer Can GMELIN Zilverzand noemt, op ’t Eiland Ee en Casferita, volgens LiNnNaus, die ons in % duiftere laat, wat dit voor een Eiland zy. Zy valt ook, zegt GMELIN,by Scharding in Bei- jeren. Naverwant is dit Zand met het fyne Stuifzand, en beftaat ook uit ronde Kwarts- Korreltjes, doch die Melkwit zyn, en niet zo doorfchynende , gemengd met zeer dunne glin- fterende Zilverachtige Glimmerdeeltjes. Moog- lyk.zou men hier toe betrekken kunren , hec glimmend Tin= of Loodzand , dat boven Naar= den gevonden wordt (g)- zUt. _ (13) Zand dat Glimmerig is, Schubbig en ein glanzig. zand, Dat men in ’t Franfch Sable brillant, in Sweeden Glitterzand noemt, is by ons bekend onder den naam van Glimmerzand. Men vindt hetzelve niet zeldzaam. Het komt voor op ’t Eiland van St. Euftachius , in Bengâale, in Sie ‘berie en China, by Merfeburg in Saxen, by Cô= (12) Arena Quartzofa rotundata, fubdiaphana , mixta pare ticulis Micaceis Syf?. Nat. Xil. Tom. JIL, Gen si. Sp, fo. (2) Nat. Hif?. van Holl, als boven, bladz, 740. (13) Arena Micacea Squamola nitens. Sy/?, Nat, Xil Tom, GLASACHTIGE AARDEN. 47r Comorra in- Hongarie , by Dib in Smaland ; Ì A FOEEL. by Freyken in Sweecfch Wermeland, by Pas xxir. fau in Beijeren , piet ver van Straatsburg, in Hoorpe de Elzas. Ook heeft men het in Engeland te°*®* Limeftone , aan ’t Zuid-end van Cornwall 0 meed by Scarborough en elders gevonden. Daar is een geheele Ader van Glimmer in de Zand- groeve te Heslington , en Zilver - Glimmer valt overvloedig in de Rood-Zand Rots by Rip- pon, gelyk de Goud- Glimmer te Cleveland, In onze Nederlanden komen hier en daar ook Zilverachtige Schubbetjes en Goudglimmend Gruis, in de Zandbeddingen , voor, welk laat- fte Zwavel- of Kiesachtig fchynt te zyn (%). _ Het Glimmerzand is altoos glinfterende , en beftaat, op veele plaatfen , uit vergruisde Stece nen, die uit Kwarts en Glimmer famepgefteld waren, Het geele of Goudkleurige verf{chilt van het Goudzand, doordien de deeltjes , daar in zynde, uit Glimmer beftaan. Ey Mafiö in Smaland, dat tot Sweeden behoort, enby Ho- henttein in Nederduitfchland wordt bet dus gevonden; zo wel als by Cleveland , voorge. meld. Het Zi'vrrachtige wordt van de voors gaande Soort orderfcheiden , doordien het min- der Tom. MI. Gen. Sr. Spe 1e Mus. Tesfin, 112. GRONOV. Sup. 14. N. 2, 3. Arena nitida. CARTH. Min, 37, Arena Micacea nitens WALL. Sy?. lin, Ie pe 108. (4) Als boven, bladz, 741, | Ga 4 3 UI Dezer. IL. STUK. XXII, HoorD. STUK, Glim- mer zind, XIV Arend Aurea, Geudzand, 472 De ZANDEN or der fyn Zand is, waar uit men zelfs by Wem; fen , in 't Hanoverfche , Gips kan bereiden, Daar is ook groen , met Falkachtige deeltjes , dat in Egypte valt en met glimmerige in Sa- xen, doch dit betrekt La NN zus tot de Klei jen. Ook vindt men zwart Glimmer- Zand ; in Virginie , Noorwegen en niet ver van Fal- kioping in Sweeden. __Men kan dergelyke Glimmerzanden gemak- kelyk maaken „door het vermaalen en vergruizen van ele Steenen, of ook van Glimmer zelf, op welke manier het Strooy - Zand vervaat- digd wordt van Glas. Het Zand, daar Glimmerige deeltjes in zyn, wordt dikwils gebruikt op ge- fchreeven Schrift, Men moet daar echter niet mede verwarren de Metaalzanden, van Cey- lon, de Kaap en elders , wicr deeltjes ook zeer glinfteren. Sterk Water op het Glimmerzand gegooten , doet die Deeltjes van Kleur verans deren. | Om de hoedanigheid te ontdekken van de vreemde Stoffen , die ‘er in eenig Zand zyn , moet hetzelve voor eerst wel gewasfchen en dus van zyne Aarde gezuiverd ; vervolgens met zuiver Water te deeg omgefchud wor-= den; dan kan men, door ’t afgieten van ’t Wa:- ter, de Stoffen van elkander fcheiden en ‘tet toets brengen. (14) Zand van Goud, in verfchillende ge- daante. De (x4) Arena Auci diformise Syf2. Nat, XII. Tom, III. Gen, $ Ze GLASACHTIGE AARDEN: 473 ___De woonplaats van deeze Soort ftelt onze IL Ridder in de Rivieren van Guinea, Arabie, es a a's ook in de Ganges van Indie, Het beftaat Hd zegt hy, uit yle ongelyke deeltjes , en is zeer STUK. gelden vermengd met andere Zanden, Dus fchynt Gesdzané. zyn Ed. ’er bepaaldelyk door bedoeld te heb- ben het Goudzand van Guinee en dergelyken , die men weezentlyk tellen moet onder de Goud- Ertfen of Stoffen van ’t natuurlyk gedeegenGoud. . Daar van heeft WALLERIUS veele Ver- fcheidenheden (4). Het gene uit de Rivieren van Europa, en anderen , bekomen wordt, noemt men Wafch- Goud, om dat hetzelve uit Zand wordt gewasfchen of gefpoeld, gelyk uit dac van den Rhyn in onze Provintien zelfs, vol gens de aanwyzing van den Heer Maar 1- NET, gebeurt, | Maar dit is wel degelyk met andere Zan- den vermengd, en als zodanig moet men ’t begrypen, wanneer ik fpreek van’ Goudzand, dat men vinde in de Taag van Portugal eù Spanje, in de Po van Italie, in de Rhône en veele andere Rivieren van Vrankryk, in die van Switzerland; ín de Rhyn, voornaamelyk daar dezelve door den Elzas en het Badenfche {troomt; ook in de Donau en verfcheide klei- nere Rivieren van Duiefchland „ Boheme, Sie ie ‘ st-Sp. 12 Aurum nativum, diverfo colore „Terre vel Arcar inhzrens, Aurum Solatnm, WALL. Adin. 304. Syfl. Dlin, 358. (é) Ik begryp nier, waarom zyn Ed, -hetzelve noemt „Age 5 TD MI Deer, Ils STuz. 474 De ZANDEN or 1. lezie, en inzonderheid in Sevenbergen, in de Aer “Rivier Aranvoz, alwaar wel negenhonderd Hoorp-. Huisgezinnen van Zigeuners uit de inzameling STUK. van ’t Goud beftaan. Voorts valt hetzelve in Geadzard.andere Rivieren van Hongarie, Afie, Arabie, Afrika en Amerika, te veel om allen op te noe- men. ’t Schynt dat in de middelfte deelen van Afrika ook verfcheide Landftreeken zyn, al- waar het Goud, op de Vlakten of Gebergten, in ’t Zand gevonden worde, | Uit hect meefte Goudvoerend Zand bekomt men het Goud , dat zig in zyne Kleur, als kleine Stofjes, vertoont ‚door wasfching, of af- fpoeling, gelyk op de Rhône, beneden Lions zeer behendig gefchiedt,en daar mede kan een Man twintig of vyfentwintig Franfche Stuivers winnen op een Dag, Hy heeft maar een Plank- je met diepe Vooren , en fchept daar mede het Zand op, ’t welk. afgefpoeld het Goud in die Vooren leggen laat, Beneden Valence gefchiedt zulks met Houten Bakken, ieder aan een Sta- ketzel van drie Stokken opgehangen, waar in men ’t Zand uitwascht (kj. Met welk een Werktuig eenige Goudzoekers van den Bo« ven-Rhyn , in de nabuurfchap van Wezel , en var folutum, dat is los, vry of ontbonden Goud. Moet alle Aurum nativam (gedeegen Goud), dien naam niet voce ren? En meer zelfs dan dit, alzo dat dikwils by groote Klonten valt, ten mintten zigtbaarer is, den in het Zand. (k; Aangaande de Goudvoerende Rivieren en Beeken in Vrankryk en de verfchillende manieren om het Goud in dere GLASACHTIGE AARDEN, 475 €n dus by de Grenzen van onze Provinciën ,, hk Goud uit het Zand van die Rivier gepuurd dele ‘hebben, dat hun een taamelyk voordeel aan-Hoorpe bragt , is door den geleerden Heer Mari." TUE: 4 NeET , Predikant te Zutphen, befchreeven en Wire ín Plaat gebragt (l). Het Zand, zo als hetzelve uit de Rivier ge- fchept wordt , waar van zyn Ed. my cok heeft mede gedeeld, ís een geelachtig Kwarts-Zand, met fyne taamelyk ronde Korreltjes , en veele zwarte Stofjes daar onder gemengd, die , wan- neer het door wasfchen gezuiverd is, gelyk ik het ook van zyn Ed. heb , overblyven , doch niettemin nog gemengd zyn met witteen geel- achtige Korreltjes. Het heeft veele glinfte. rende deeltjes , en gelyke dus zeer paar het ‚Metaal. of Mineraal Zand , van de Kaap of van Ceylon. ‘Ten opzigt van deeze deeltjes merkt zyn Ed, aan, dat dezelven ten deele of geheel uic Yzer beftaan, als hebbende zulks met den Zeilfteen bevonden. Onder dit Zand, zegt hy, ontdekt men, met het Mikroskoop, ‘de brokjes Goud , die niet glinfteren „ noch doorfchynend zyn , gemakkelyk kerbaar aan de gedaante ; en aan de kleine. zagtblinkende ftip- derzelver Zand op te zoeken , kan men het Omftändige Bee richt nazien van den vermaarden REAUMUR , Mem. del’ Acad, R. des Sc. de z718 , p. 34. Oer. (4) Werband. der Holl, Maatfthappye te Haarlem, XVII, Deel , IIe STUK „ bladz, d22, enzo UL Deer. IL, STuze - 476 Dr ZANDEN OF 1. ftipjes, op derzelver oppervlakte, Na het uit- Arprer. haalen van de Yzerdeeltjes met den Zeilfteen Ho he bevind ik dat ‘er nog wel ZO veel zwarte Kore srux. reltjes overblyven , misfchien van eene Tine Goudzand aartige natuur. - Het Goudzand uit den Rhyn by Manheim , dat ik in aanmerkelyke veel heid bekomen heb , fchynt ook uitgewasfchen te zyn, en heeft, in plaats van glinfterende , onder de zwarte veele roodachsige deeltjes „die t zelve Violetkleurig maaken , gelyk ik voor= heen meldde. Die roode deeltjes zyn ronde achtige Kwartskorreltjes van cene bleekroode Kleur. Voorts is ’er onder de Tinzanden dik- wils Goud gemengd , en zekerlyk onder de Yzer - Zanden ; aangezien BrcnEr zyn Goud der Duinzanden uit het Yzer, dat hy wit Kley en Zand haalde „- wist te bekomen. Daar van fprak ik hier voor, en, het gene verder dit fluk ‘betreft, zal in vader overweeging moeten ko- men als ik, onder de Metaalen, het Goud be {chryve, xv. (15) Zand dat Tinhoudende is, j Arena DEARNLA. Tinzand, Dit, aan ’t welke de Ridder maar weinig kennis hadt , behoort hier zo wel plaats te hebben als het Goudzand, Zyn Ed, merktaan, dat (15) Arena Stannifera. JMihi. Stanni Mimera Arenis vel Terzis im mixta. Arena Stannea, WARE. Syst, Min, 1de Pe 352e í GLASACHTIGE AARDEN. 477 dat Kapitein EkEBeRG, van het Eiland Ban HW ka,een zeer ryke Tin -Erts in de gedaante van ÄFDEELs Steentjes , met Yzer - Oker gemengd, hadt goorp= medegebragt. Men vindeze dus, wel is waar, sruxe op dat Eiland, (aan de Kust van Sumatra, in Zinzasd, Oostindie, gelegen,) ter grootte van Erwten of Koffyboonen, naar Keitjes gelykende , hoe- danigen ik zo wel van daar, als van Palam- barig , bekomen heb; maar deeze komen onder het Tin- Zand voor, ’t welk ik van die beide plaatfen heb , en waar in geen de minfie Y- zerdeeltjes zig bevinden. Hec Palambangfe is fyn als Stuifzand cn gelykt eenigermaate naar de Metaalen of ‘zwarte Glinfterende Zauden, van de Kaap „ Ceilon en de Perfifche Kusten. Het Bankafe T'inzand , ook geen de minfte Yzerdeeltjes aan den Magneet afgeevende , heeft veele Kwarts - Korreltjes , van verfchil- lende Kleur, van grootte als die van onze fy- ne Zanden , onder de ‘Tinkorreltjes, die niet veel grooter zyn , vermengd, Ik heb evenwel ook van daar een Tin-Erts, geheel beftaande uit Korrels , omtrent van grootte als die van onze grove Zanden , zonder eenige vermen- ging van Kwarts- Zand of Yzerbrokjes, Of de Oker , welke zig in die van EKEsErG bee vondt „ daar uit gezogt en hetzelve dus ge- zuiverd zy, weet ik niet; maar my dunkt dan moetten zig , in ’t gedagte Bankafe Tinzand, dat zeker ùatuurlyk is, eenige Yzerdeeltjes be- vinden. | Mes UL. Dezus IL, Stur, 475 Der ZANDEN OF Le Men graaft, zo my berigt wordt, in ’t Ge- rn bergte van dat Eiland , Kuilen tot by de veere Hoorp> tig Voeten diep en van eene Trechterswyze STUK. figuur, wegens de losheid van den Grond, Dan Tinzand komt men aan het Tinzand, * welk in zeke- re Bakken door ftroomend Water afgefpoeld , en dus van ’t eigentlyke Zand gezuiverd, vere volgens gefmolten en tot blokjes van by de zeventig of tagtig Pond gegooten wordt. Ik heb ook Tinzand, dat Zilver-ryk is , uit Saxen, en een ander eenigszins met Goud bezwangerd, Ook ontdek ik, dat zeker zwart Zand met fyne Keitjes , van den Oever by Edgecombe in Engeland vergaderd , *t welk voor Yzerzand gehouden was, niets anders dan Tinzand zy. Geenszins is dat te verwonde- ren , alzo de Berg van dien naam in dat Tin- ryke Cornwall legt, daar men de zogenaamde Stroomwertken heeft, om de Tinfteentjes, hoe- danigen ik van daar, byna als die Oostindi- fchen, heb , uit het Zand van de Rivieren te verzamelen. Deeze Steentjes, echter, zyn zeer met Kwarts gemengd, In Gelderland zou ook een Zand gegraven zyn , dat zeer goed Tin uitleverde (xm). rvi. (16) Zand dat Yzerhoudende is en zwart, „Arena | In Ferrea, Yaerzand,. (m) Nat. Hist. van Holland. 11. D. II. Stur. bladz. 740. (56) Arena Ferri atra. Syf?. Nat, XII. Tom. III. Gene. SI. Sp. E3. Álus. Tesf. 112. Ferrum Arene minerslizatum. WAKLe Min, 251. Ferrum Glareofum atrum Magnetem fe= QUEDSe GLASACHTIGE AARDEN. 479 ‘In de Noordelyke deelen van Europa isdit TI. Zand taamelyk overvloedig; gelyk in Groen- ern: Janad, op Ysland, en in de Monden der Lap- Hoorns landfche tard, als ook ia Finnland en Swee-stus. den. Of het zelve daar overal van de uitwer- Tzerzande king der Vuurbraakende Bergen oirfpronglyk zy, gelyk in Italie, alwaar men ’ meest op zodanige plaatfen aantreft, daar die zyn of te vooren geweest hebben, is onzeker. Daar ko» men op verfcheide andere plaatfen in Europa, gelyk in Vrankryk , in de Elzas, als ook in opze Provinciën, Yzerhoudende Zanden voor, zo wel als op Jamaika in de Westindiën, aan de Kaap , op Ceylon en elders in Oostindie, Het valt op Ambon , als ook op Ternate en andere Eilanden der Molukkes, zynde na een zwaare Aardbeeving in groote veelheid voor den dag gekomen (xn). Men heeft het over- vloedig in Virginie , alwaar, nu twintig Jaar geleeden , de manier uitgevonden is, om er Yzer en Staal van te maaken , zeer goed ten gebruike (o). Ook komt een Yzer - Zand in Ka» nada voor, dat, buiten de Gouddeeltjes , groo- teiyks naar het bovengemelde Zand van den Rhya quens. WoLT, Min. 31. Arena Ferrea. Voo, Min. 80, Arena Metallica. CART. Adin. 10. Ferrum mineralizatum, in for» mam Arenx collettum, Arena Ferree. WALL, Syf?. shi LL. p. 255- () RUMPH. Amb, Rar. XVI. Hoofdd, bladz, 223. Co) Phil. Trans, Vol, Llil. pe 48, UI Deer, IL, Stuk) dr Arvter. Hoofp- STUKa 480 DE ZANDEN of Rhyn gelykt. Zo overvloedig is het aldaar ; omftreeks de Stad ‘Trois Rivieres , dat men er byna geen anderen Grond ziet, ter uitgee ftrektheid van eenige Uuren gaans (p). Teerzand, Men noemt het Eifenfand in Duitfchland, Fernfand in Sweeden, Jron/and. in Engeland, en in Vrankryk Sable noir , dat is Zwart Zand. Die Kleur , nogthans , heeft het met de Tin: zander gemeen, waar van het op het Oog niet wel te onderfcheiden is, Overvloedig is het doorgaans onder de gewoone Goudhoudende Zanden gemengd, zo ik hier voor meldde. Men kan den Zeilfteen niet alleen gebruiken , om het daar van af te fcheiden , maar ook Sterk Wa- ter, daar op gegooten, ontbindt het Yzer en roert het Goud niet aan, Mert Kwikzilver , insgelyks ‚ kan men ’er dat edele Metaal uit fchiften. | Dit is het zogenaamde Zeilfteen- Zand, waar ovér men een Vertoog vindt van den Heer LEHMAN; dat uit het Latyn, doch zeer vie ticus, vertaald , in de Verhandelingen van de Hollandfche Maatfchappy der Weetenfchappen is geplaatst (q). De Tophi noemt men Tuf- fleenen, in plaats van Tuffteenen: de Saxifche Yzerfteentjes Lux = Saphingen , in plaats van Luchs-Saphieren 5 ’t Bitwmen Bergwasch; doch wel het allergroffte is, dat meu Minera Ferri , La- (p) Mem, del Acad, R.des Se.de 1752. p. 285. (43 Helt. Maatfchapp. Xl. Del STUK, bladz, 337. GLASACHTIGE AARDEN. 48 Lacuftris vertaald heeft Lacufterfche inplaats Ie van Moeras - Yzer - Erts „gelyk het molt ZyD, A Diet is de Moeras- of Modder - Erts , waar van goorp: ik hier voor fprak (r) , maakende een groot sTuge deel van het Oehr onzer boven - Landen uit. Dezelve komt ook in Sweeden en in Duicfche land en elders, ja geheel op Java in Oostindie voor, en deeze is t, waar van de Heer Le u- MANN, met tweemaal zo veel Steenkolen en . driemaal zo veel vast Alkalifch Mineraal - Zout, uit gemeen Zout bereid, te famen gemengd , in een Smeltkroes , door middel van een Wind- Oven, een zwarte glinfterende Klomp kreeg „ welke in ftukken geftooten „afgewasfchen en ge= droogd , een zwart Zand gaf , luifterende vol. komen naar den Zeilfteen. Het Yzerzand beftaat uit deeltjes Yzer die zeer zuiver zyn, en komt dus Oppervlakkig in de Grond, nooit in de diepte der Bergen voor, Dat geheel zwart is , beftaande uiet Korreltjes van grootte als fyn Zand , houde veel Yzer; Kunpende hetzelve dikwils tot negentig Pond uit het Centner gefmolten worden, Zodanig zou mooglyk dat Yzerzand van de Kaap zyn, ’* welk zig ongemeen fterk aanzet aan den Zeilfteen, en maar weinige Korreltjes Kwarts. Zand onder zig heeft, met eenige glinfterende ng De Franfche Akademist Gr or ROY bes (r) Tophus Tubalcainì, Zie bìadz. 324. Hh UL Deer, IL, Stuc, 482 Ds ZANDEN of ,. __bevondt dat die deeltjes , in het zwarte Zand Arpzet- omftreeks Rome, zig niet aan den Zeilfteen XXIL hechten, en hieldrze derhalve voor een zwarte mara Glimmer of Talk - Pacijer. Zyn Ed. merkte raerzand, aan , dat de Velden aldaar, nà eenen Regen , door derzelver fchittering ongemeen glinfterden, De donkere deeltjes van dit Zand waren ’% al« leen , die zig hechtten aan dea Zeilfteen («). Ik heb zwart Yzerzand , van St. Brieux in- Normandie , dat geheel bont is, doordien zig: onder hetzelve byna de helft witte en geele Korreltjes van fyn Kwarts - Zand bevinden, Daar is ook een bruin en roodachtig Yzerzand, xt welk dikwils voor Goudzand wordt gehou den, doch op de- proef ligt. daar van te ondere fcheiden is. Dergelyken komen, buiten en bee. halve het zwarte Y zerzand , in ons Land voor (é). Glinftere Meer zwaarigheid baaren_ de blaauwachtige Zand, __Mineraale Zanden, van Ceylon en uit den Per-, fifchen Zee - Boefem. Men mag dezelven met regt Glinfterzand noemen, om dat zy zo onge- meen vol zyn van ones deeltjes „ en deeze zyn het voornaamelyk , die aan den. Zeilfteen hangen blyven. Het getal is zeer klein van de genen, welken hy dus opneemt. Daar fchynt derhalve eenig Yzer in dit Zand te zyn, doch op ver naa zo veel niet als in anderen, Ik heb uit een Drachme ,daar van, naauwlyks een Grein Ús) Hij. de P Acad. R‚ des Sciences, de 1700, p. 20 (2) Nat. Hij?, van Heil, als boven, blads, 735, GrasacHtioE AARDEN. 483 Grein Yzerdeeltjes, op die wyze, kunnen af. yr, zonderen. Op het overige Sterk Water gie- Arpzer. tende, hadt het daar van geen aandoening. Ik Kist, deed daar Geest van Zout by, om het tot Ko. srux. pings - Water te maaken, en te zien, of het Günfters ook Tin most zyn; doch ’ bleef hét zelfae “”* en behieldt zyné glinfterende deeltjes, die door % Mikroskoop zig als Zaüdkorreltjes, vry ree gelmaatig gehoekt en rondachtig , vertoonen. Zou het dan Zand zyn met eérig Metaal ge: kryftallizeerd? Even als die Steentjes uit de Stroomwerken van Cornwall ; zigtbaarlyk , ten deele uit Kwarts, ten deele-uit Tin beftaan, Zekerlyk, dit glinfterende Zand is iets aartigs, en dewyl het uit Sterk Water genomen en ge- droogd geen de miníte Roest ondergaat , maar blyfc als te vooren, zo kunnen die glanzie ge deeltjes geen Yzer zyn. Mooglyk zullen. zy tot de Mica of Glimmer behooren , gelyk ’t vermoeden was van den beroemden Ge or- F RO Y‚ aangaande het Roomfche Zwarte Zande ‚Jk zou.hier nog byzondere Soorten kunnen andere maaken van andere Metallyne of Mineraale Be Zanden ; maar dezelven zyn zo gemeen niet om dit te. vereifchen ; of al te gemeen. Het Zand, immers , vermengt zig met deeltjes van allerley Lighaamen uit de drie Ryken der Na- tuur, en dus zou men bet getal der vermengde pet Zanden ongemeen kunnen vergrooten (y). IK (v) Zie als boven, bladz 718, enz, zal ala Hh 2 SIL Deer, IL, Sruze 484 Der KLEIJEN OP L, zal derhalve maar kortelyk ftilftaan op het Arpeel. Zilverhoudend Zand ‚dat men „zo gemeld, wordt Hoorp. PY Pafow, in Boheme, op de Velden vindt: STUK. op het Loodzand , ’t welk uit vergruisde dee- Jen der" Zand- Erts van. Lood ontftaat : want die fyne Stoffe, tot verglaazing in gebruik welke in de Loodmynen fomtyds voorkomt ;, is flegis een poeijer van Lood: op. Koper- en Kwikzilver- of Cinaber- Zand, dat aan de Kleur kenbaar is : op Markafiet , Pyriet en Zwavel= Zand, gemakkelyk aan de bygemengde deeltjes te onderfcheiden : en befluiten hier de. befcheg- ving der Zanden: SISI SISIENIESNESISISISIS XXL HOOEFDSTUR, Befchryving der KLE1jEN, zo der Gemeene “die tot Teel- of Vrugt. Aarde, tot Steen. , Pannen , Pottebakkeryën , tot Aardewerk en Porfelein- Fabrieken „ gebruikt worden ; als van de Pyper= en Vollers- Aarden; de Lem-. “nifche, Gezegelde Aarden en Bolusfen; brak. ke, zoute en Vitrioolifche Kleijen: wier oîr— afhan eigenfchappen en nuttigheden, ie bac dig aangetoond worden, | De Kley D: KLEIJEN zyn van alle Autheuren on- Auber. der de- Aarden geplaatst, doch op eene verfchillende manier. Sommigen, fchikkenze , met Vocer en DacosTa; in-het voorfte, als BRR ae h SPOP-AARDEN — 485 als waren zy de eerfte oirfprongelyke Aarde 1. geweesst, Inderdard, wanneer men achtgeeft Ärpe: rs XXIII, op de eerfte afzondering der Wateren , waar Hoorps door het Drooge by de Schepping in ’ gezigtsTux. _kwam, dat te vooren door Water was bedekt geweest; dan zou de natte Aarde de voorkeur moeten hebben. Maar natte Aarde is geen Kley: hoewel de Aarde, misfchien , door lang- duurige befproeijng met Regenwateren Dauw, Kley zou kunnen worden. Hierom ftellen an- deren, met den Heer WALLERITUS, de magere, drooge Aarden in de eerfte plaats, en laaten’ daar op volgen de Vettige of taaije Aarden , tot welken de Kleijen en Mergels behooren (1). Dus komt het eenvoudigfte , zeker, in ’t begin; ’t welk onze Ridder, om redenen, door hem daar van gegeven, heeft omgekeerd (x. Wy-hebben hier voor gezien , hoe fommige Zy beftaat Autheuren van Gevoelen zyn „ dat de Kley ; ear wat de Hoòfdftoffelyke deelen betreft, veel i°S» overeenkomst hebbe met het Zand, ja dat de- zelve uit ontfloopt , of tot poeijer vergruisd Zand gebooren worde (9). Dit zal mooglyk;, zyn Ed. de Kleyen op de Zanden hebben doen lasten volgen, hoewel hy die weleer de voor geplaatst hadt, Maar deze eigenfchap der | (wv) Zie 't voorgarsde 1, STUK, bladz. 11e, (x) Zie ’t zelfde, bladz. 127. (y) Zie bladz. 416, 423 , in dit STUK. Hh 3 IL Deer. Ile STUKe 485 Der KLEIJEN Or L der Hocfdftoffelyke deelen doet tot een rept pede begrip der famengeftelde Zaaken weinig. In Hoop. de Planten en Dieren , immers, is die zelfde STUK. Blementeele Aarde de grondflag van-hun ber ftaan. Dus zoude men een geheele vermenging maaken van de drie Ryken der Natuur. Diedoor De Heer BerRKHEY heeft uit menigvuldie Verikheid ge Proeven ‚op. Kleyachtige Aarden, beflooten, zyn ver dat de Kley beftaat uit allerfynfte. Aarddeel; kid tjes, door zekere Vertigheid , welke haar Smee- rig en Lymerig doet zyn, te famen verbon» den (2). Deeze Vettigheid noemt zyn Ed; een. Aardfmout , welks aart hy meent, te bly. ken uit de Olie, welke hy door Destillatie uic allerley Kleijen bekomen heeft. In’ byzonder leverde de blaauwachtige of zwarte Kley, gelyk men hier in de Stad veel heeft, wegens, haare byfteretaatheid Katte- Kley genaamd ‚hem zeer veel van die Olieachtige Stoffe uit (a). ’ Is dan. ontwyfelbaar, dat ‘er iets brandbaars in de meefte Kley huisveste, hoe zeer de Hoog- leeraar Por daer tegen geftreeden hebbe, om den Heer Errenr te. wederleggen , die hete zelve ook daar in ‘ontdekt hadt door middel van Wyngeest en. van Loog (b). Dar die Vettigheid niet van een Plantaartige of. Dier- lyke afkomst zy, gelyk in de. Aarde, is, uit | het (z) Holl. Maatfchappys VITI-D, II Stuk, bladz, 11, 12, (a) Nar. Hfl, van Holl. 11. De ISTUK , bladz, 339. (é) Voer Mineral Syflers. De 399 40: Por-AARDEN, 437 ket verfchil der Aarde van de Kley, waar- fchynlyk. Met reden mag menze afleiden van de Mineraale Vettigheden, welke in ’t Aard. LE AFDEELe XXII. HoeOrD* ryk zyn verfpreid , en die ook wel byzonder STUEe het Bitumineuze deel des Zeewaters uitmaa- ken, aan welks bezinking de geboorte der Kley, door Linneus, tosmnlehteven wordt (c). Dat hier uit een Kleijige Slibber voortko- mé, is zeker en ten overvloede bekend: de- wyl alle Zaaken, die in Zee gelegen hebben, daar mede overtoogen zyn. Dergelyke Slib. ber, evenwel , wordt ook afgelegd door Rie vierwateren, verfchillende , ten voornaamfle , door niet brak te zyn en vrugtbaar. Maar s, dat de Kley , in welke plaats of Land zy s» ook gevonden worde , haare famenpakking en » vrugtbaarheid , door de Overftroomingea der s> Rivieren , door het overloopen van Wate- » ten en ook door geweldige nederftortingen ‚> van het Water der hooge Bergen en door- s, breekende Dyken, verkryge;”’ gelyk de Heer BeRrRKHEy verklaart zyn Gevoelen te zyn (d)s dit kan ik zo gereedelyk niet toeftemmen. Zyn Ed. ftelt die als een oirzaak van dezelven voor, die wel is waar een tweede oirzaak zyn zoude, maar welke dan de eerfte ? In plaats van fa- menpakking, verbeeld ik my, zou een gewel. dige te) Argilla Terra Maris Sedimenti viscidi, Sy/?, Nat, XT. Tom LIL. p 200. (é) Holl, Maatfchappy VIT. DERLe IL, STUK , bladz. 18. h4 Ul. Deer, IL, SrTuK, en doof het Slidbek der Wateca ren (amen gepakt, SRX Hoorp. 6TUKe De Kley komt in de 488 De KLEIJEN le } „dige nederltorting des Waters van hooge Ber- gen en inftorting wegens doorbreekende Dy- ken; veeleer. eén losmaaking en wegfpoeling der Aarde en Kley te weeg brengen ; waart van men aanmerkelyke voorbeelden heeft. De Vrugrbaarhejd der Overftroomingen wordtdoor - de Kley , welke het Water der Rivieren, in ftilte bezakkende , leggen laat , volgens zyn Ed. veroirzaakt. En, hoe bekomen de Kley-Lan= * den in Noordholland, die door Gods Zegen in honderde Jaaren niet overftroomd zyn, hunne zo uitneemende en byblyvende Vrugtbaarheid ? Van waar die Laagen van Kley, niet alleen in de vlakke Landen door geheel Europa, maar ook en wel inzonderheid in de Mlothergen , daar zy de Laagen van elkander fcheidt, zyn- de de Grondflag der Leyfteenen zo wel als het Dak- of Gewelf der Steenkolen - Beddin- gen (e). Die Laagen Kley of Leem, in de Vlotbere Gebergten SEN, welken men in Italie, wanneer zy door menigvul- Ke dig voo uitdrooging wat verhard zyn, Bardelloni noemt , verbinden de Kalk - en Zandfteen - Beddin= gen, of houden met dezelven, ja ook met die van Lava, in de Vulkanifche Streeken van I« talie , een beurtwisfeling ; zynde gemeenlyk, dat wel op te merken ftaat, hoe dieper hoe vetter. Dus komt de Kley, onder veelerley Kleuren , ook in verfeheide deelen van Duitfch- land (1) Vocsr, Min. Syfdem. pe 3ae | PoresÂARDEN; 439 land voor. Maar, bovendien, vindt menze in, L de Gangbergen (f), ten deele als de weezent- XXI Iyke Gang, ten deele voornaamelyk in zoda- Hoorn." nige Gebergten, die byna geheel uit Glasaar-°TUK. fige Steenen beftaan , zelfs in de grootfte diepte. In de Bergwerken is het de gewoone Gangftof. In de Orpesgroef , by Presnits in Boheme , maakt zy ’t Gewelf uit van den Gang; op andere plaatfen , gelyk in Boheme, inde Krain, by Idrias in werfcheide Groeven aan den Staalberg in Tweebrugge , als ook by Moersfeld en Wolfftein in Keurpaltz, is het de gemeenfte Gangftof. Niet zelden, gelyk ‘by Toplitz, bedekt of doorzet de Kley Laags- „ __ _wyze de Steenkolen. In Sevenbergen breekt Goud en gedeegen Zilver , en dit laatfte ook by Konsberg in Noorwegen ;, in verharde zwar- te en by Creilsdorff in Beijeren in Arfenikaale Kley. Vermomd Zilver komt by Schemnits, in Hongarie , voor , in geelachtige weeke, af- kleurende ; Kryftallifch Roodgulden by Johan- georgeftadt ín Saxen, in verharde bruine: Wit- gulden by Clausthall op den Haarts , als ook by Frankenberg in Hesfenland , in verharde Kley met Kalkfpaath : gedeegen Koper by. Schmölnitz in Opper -Hongarie ‚ in groenach- tige; Koperblaauw by Vagel in Tyrol, in ver- har. (f) Zie aangaande het onderfcheid der Plot. en Cange bergen, het voorgaande STUK, biadz. Gr« 55, | Hh s II, Deer. II, STuxe 40 De KLEIJEN op we ‘harde graauwe en geelachtige $ Koperglas- Erts XXI, by Dognarska en Saska in *t Banpaat van Te» Hoorp- meswar , op verharde zwarte ; Vaal - Koper: STUK, _ Erts in Stiermark, by Thierberg ‚in zwartach- tige 5 in de niobe tof Falkenftein in Ty- rol ‚, in witte 5 by Sahlfeld in Thuringen in graauwe en geelachtige ; Koperkies «by Stoll berg in Boheme in groenachtige Kley. Zeer overvloedig valt in een Kopergroeve der Sweede fche Provincie Smaland, in zwarte Kley, Glase kop; en in Siberie, als ook in Carinthie , blaau- we Yzer- Aarde, Loodfpaath vindt men, by fa Croix in Lotharingen, als ook by Zellerfeld op den Haarts 5 Loodglans in Carinthie, by Claufen in Tyrol, als ook aan den Rammels- berg op den Haatts , by Goslar, en by Mar- kirch in den Elzas, als cok in Lotharingen by la Croix, altemaal in verharde Kley. Tim- fteen. valt,by Altenberg in Saxen, in verharde; wit en rood gebandeerde; by Godsgave in Bo- heme in verharde groenachtige, ook by Grau- pen in murwe Afchgraauwe Kley: Tinzwitter op de laatstgemelde plaats, en natuurlyke Ko- balt-Kalk by-Freiberg in Saxen , by Sahlfcld ‘Fhuringen 3 als ook Kobaltbloesfem , in % by- zonder by Frans Jofias, aldaar , ín verharde graauwe.: Blende , by Schemnits in Hongarie, in meest groenachtige, by Kapnik in Seven- bergen in graauwe ‚…en in Cranich by Claus- thall op den Haarts , altemaal in verharde Kley, Men vinde Bedeeggn Kwikzilver, by Idria in de Krain; Por-AAR DEN 491 _ Krain, op den Berg van St. Flora in-het-Tos- 1, kaanfe , en Cínaber , zo aldaar, als in het Twee-Ärprer. $ XXII, brugfe en Keurt- Palezifche ; natuurlyke Kalk goorp. van Rottekruid by Ehrenfriedrichsdorff in” Sa-sTUE, xen , in groenachtige; Sandrak by Nagyag in | Sevenbergen in graauwe verharde; Orpiment, njet ver van Neufohl in Hongarie , in blaauw. achtige Kley. Zeer overvloedig komt Zwa. velkies voor, aan den Rammelsberg in verhar- de zwarte.en by Zellerfeld op den Haarts , als ook by Schemnits in Pacherítollen , en by Neu- dorf „ niet ver van Schmölnitz , in ‘verharde groenachtige Kley = Aarde. Insgelyks graaft men dezelve in ’t Gebied van Venetie, :Flo- rence en elders in Italie, als ook by Wolfftein in de Paltz , en in Lamberts- Gat in de Nee der-Elfaz „in graauwe Kley; daar ook verfcheia de. Soorten van Zout- en Kalkfpaath - Kryftal- Jen „op verfcheide plaatfen van Düitfehland, Ooftenryk , Honzarie en-Engeland, in vóorka= men. Gemeene: Kaikfpaach valt by Juachims- Thall, in Boheme, in graauwe en A:best; by Sala, in de Swredfche Provincie Westmann- Jand , in groenachtige Kley. Geweenlyk legt de Kley effen onder de Tee]- Gewoone Aarde, of is in de Oppervlakte da:r mede: ge- EP in mengd. Niet zelden komt zy ook geheel op zig zelve voor , en legt aan de Lugt bloot ; gelyk, behalve de bovengemelde voorbeelden in ons Land, agter Amiëns by Fligcourt in Vrankryk, en op den geheelên Weg van Pa- UI. Deere Il. STuRe VE 402 De KLEIJEN op rys tot aan Calais, In de Paltz beftaan ‘er Arpzer. een menigte Bouwlanden uit, Verbaarende XXIII, Vlakten van Kley zyn ’er aan de Ooste Iyke Zy- Hoosp. de van de Rivier Wolga in Moskovie. Zek STUK. Oirfprong van de Kley, den vindt menze by Klonten: evenwel komt zy dus in de zogenaamde Macigno, by Fiefoli in ’t Groot Hertogdom Florence , voor. « Zeer dikwils vallen in Kley, van veelerley Kleuren ; echte Verfteeningen en nog menigvuldiger afz drukzels of indrukzels van Dieren en pn ten. Dewyl, nu, de Kley zig zo overvloedig in ons Wereldsdeel bevindt, en veel meer dan in de anderen, zo is ’t niet onwaarfchynlyk , dat dezelve van den Zondvlaed haaren voornaam- ften Oirfprong hebbe, Zy zal het afzetzel zyn of bezinkzel van de Wateren, die aldaar zo lang ftil geftaan hebben (e) ‚en wel het on- veranderde gedeelte derzelven : even als wy niet kunnen ontkennen, dat zy nog heden ge- boren worde uit bezakking der Wateren. -Haa- re Hoofdftoffelyke deelen zal zy hebben van het Stof, dat door de fchuuring van veelerley Steenen afflyt , als ook van vergruisd en cot Pocijer gemalen Zand. Haare vastheid zal Zy bekomen van de bygemengde Aärd- en Zand. deelen : hasre Kleur van Metallyne Stoffen, daar onder gemengd. Bui (g) Zie 't voorg STUK , bladz: 186, Por-AARDEN 493 Buitendien fchynt ’er nog een andere Oir-, IE _ fprong te zyn van de Kley in Bergagtige Lan-“ xj den. Wanneer men in acht neemt, dat de Hoorpa Schirls der Lava’s zeer dikwils verweeren totSTUK, een Kleyachtig Meel; dat ook de harde Lava’s Herna zelf , in de Zwavelholen en Vuurbraakende Keizelach- Bergen, daar zy geduurig aan de fcherpe Detinen, pen der Zwavelzuuren bloot gefteld zyn „ ja ook zonder dien tot Kley overgaan; dat men dikwils. Stukken vindt, die half Kley, half Lava zyn, aan welken men dus den overgang van het een in ’* andere oogfchynlyk bee fpeurt, dat verfcheide Soorten van Kley overe vloedig voorkomen in de nabuurfchap van nog brandende of uitgebrande Vuurbergen; dat ook Bafalt en zelfs Glasaartige Steenen, wier oire _fprong door Vuur geen twyfel lydt, by voor- beeld Veldfpaath en Kwarts , ja Glimmer zelfs, en om kort te gaan de Graniet, gelyk by Ka- tharinenbergin de Saatzer Kreits van Boheme, en de oppervlakte der Bafalt, in de Opper- Lausnits, by voorbeeld, tot Kley verweeren : dit alles doet denken, dat ten minfteeen groot deel der Kley uit Keizelachtige Steenen onte ftaa, die door zekere Zuuren ontbonden zyn, Die Zuur der Lugt, ’t zy van een Vitrioo.en Alains lifche of Zwavelige eigenfchap zynde , ver. “6 mengt zig eenigermaate onder de Kleijen en maakt dat de meeften , door Destillatie » eenig Zuurachtig Vogt uitgeeven. Ook komt, uic NEE: UI. Deer IL, STUK, T. AFDEEL, XXL Hoor. sTUKs Eigen- Schappn der Aluin= Aarde. 494 De KLEIJEN or veelen , een vlug Loogachtig Zout, en ande= ren waafemen alleenlyk een Waterigen Damp. Door Olie van Vitriool op Kley over te haas len, tot dat dezelve-droog blyve, en dan het overblyfzel. mee heet Water uit te loogen , krygt men , door Kryftallizatie, Aluin. Dit heefc fommigen doen denken , dat de Aluin- Aarde ook een weezentlyke Hoofdftoffe der Kleiien zy. Deeze Aarde vindt men zelden zuiver in de Natuur. GERHARD nogthans, die dezelve Stypterioides- noemt , trof haar afkleurend en zagt op ’t gevoel, by Grache in ’t Silezifch Vorftendóm Munfierberg , tusfèhen de Chrys zoptaas, io een groene Kley, en de Ab: Me- zAás, by Poliniére in Vrankryk , in Tripel aan. De eerfte vermoedt, dat menze rog meer zou vinden, indien men acht gaf op de witte Nesten in Kley - Beddingen. Zy onts bondt zig tot op een vierde deel, dat een fyr ; doorfchynend , glinfterend , wit Zand was, teenemaal , en wel met fterke opbruifching, in Vierioól- Zuur , ’t welk ook de zuivere Ae luin= Aarde altoos doet , vormende dus, door Kryftalfchieting , Aluin. Met Geest van: Sal« peter of van Zout, fchiet zy geene Kryftal- len, maar ‚, wanneer men ’ Vogt, door koo- king, geheel doet wegdampen, Klompen, die vervolgens in de Lugt weder fmelten , gee» gende , door Deftillarie, aanftonds haar Zuur over, De Plantaartige , Zuuren veranderen haar Por*AARDEM —_ 495 haar in een kleverige Stoffe, die veel naar Ae Le rabifche Gom gelykt. Op zig zelve veran- XXII dert zy, door een fterk Vuur , noch in onge: Hoorpe blufchte Kalk , noch in Glas , maar , vinnig STUE: doorgegloeid , verliest zy byna de helft vanì haar gewigt , en trekt dan de Vogtigheid uit de Lugt weder aan. Met vette Steenen eú Zand, of met dezelven en met Gips, of met beiden te gelyk , fmelt zy tot een taamelyk vaste, meer of minder Schuimige, en mêt evene veel Yzer - Saffraan gefmolten , wordt zy eene donkerbruine Klomp; met Zand en Kryt tot een vast Lighaam , dat aan ’ Staalflag Vuur geeft, en met gelyke deelen Loodkalk tot een groengeelachtig ; met gelyke deelen Bismuth- Kalk tot een Kaneelbruin , op de oppervlakte als met Kryftallen bezet , Glazig Lighaam , vit het welke men de Metaalen niet wederom kryst. Deeze eigenfchappen ‚ maar inzonderheid Overeens haare houding in ’ Vuur, maaken de Aluin- zeg Aarde, ’t zy alleen gebruikt, of met andere Aarde. minder Vuur beftendige Lighaamen verbonden, tot Vaten die ° Vuur kunnen uitftaan, zeer dienftig. Hier uit zou men derzelver overeen- komst met de Keizel. Aarde nader kunnen be- fluiten , welke, met Loogzout gefmolten, in Water opgelost, door een Zuur nedergepoft, _ zuiver uitgewasfchen en gedroogd, een Aarde wordt , die men van de Aluin- Aarde niet kan onderfcheiden, De verharding der Kley in ’ Vuur, ULDeer, IL Seuga I. Ar DEELe XXII, Hoorn. STUK, Uit Kley ontftaan Keizels, ! 496 De KrLEIJEN or Vuur , en derzelver weekwording door zuure Dampen 5 de zo dikwils, door de Naruur, bee: werkte verandering der weeke Kley in harde Keizelfteenen s en wederom „ de zo even ge:- dagte overgang, der hardfte Keizelachtige Stee- nen en Lavas, in Kley , en de zo gewoone vermenging der Aluin - Aarde by de meefte Steenen van dien aart, maaken immers waar- fchynlyk, dat de Aluin- Aarde eene onzuivere Keizel- Aarde zy. Men begrypt ’er uit , dat even als dezelve door verlies van Zuure dee. len een harde Keizel- Aarde;zo ook de Keizel- Aarde , daarentegen, door Zuure Dampen uit de Lugt, van haare verharding overgaat tot een weeke Stoffe, die men Kley noemt. Aan den anderen kant is het taamelyk ze- ker , dat de Keizelachtige Steenen hunnen grondflag in de Kley hebben , en daar uit gee fprooten zyn. In de gewoone Vuurfteenen is dit gemeene Kley, waar van men, op den bo- _ dem van Rivieren , weeke Keizels gevormd gevonden heeft , die in de Lugt hunre. hard- heid kreegen ; gelyk de vermaarde Tournee FORT, omtrent het begin deezer Eeuw, be- vondt, Hy hadt een zeer harde Key, welke, door op den Grond der Zee te groeijen, het gedeelte van cen Schulp in zig beflooten hieldt (4). Ook hebben fommigen beflooten;, dat (5) Mei. de Acad R. des Sc. de 1700, p. 40, 5) Hil. de l'Acad. Re, des Scode1707 , p. 7e Potr-AARDEN, 497 dat die Keizels , welke binvenslands voorko-, Ie men, uit de Zee, welke altoos een Kleyach- Sein tig Slibber aflegt, zouden herkomftig zyn (î). Hoorns Hoe veele Verfteeningen van Zee-Schepzels STUE. valler niet in het binnenfte van Keizels of Keizelachtige Steenen. Dat meer is, men treft fomtyds Keizels in Kley, en wederom Kley in Keizelfteenen aan. In Achaaten, Jas- pisfen en Hoorn-Steehen , inzonderheid die Kogelachtig groeijen , ontftaat de Kleur uit bygemengde Metallyne Stoffen 5 gelyk op ’t Oog blykbaar is in de genen , die by Ober. ftein vallen , alwaar de Grond, vol Cinaber- ftoffen , die fchcone roode Kleur aan dezel- ven mededeelt. Een ander gedeelte van de Kley, of zoda- Leyfteens nige, welke minder Kryftallen of Zoutige dee- “"* len in zig gehad heeft, is, * zy door de Laagswyze legging , of uit onbekende oir- zaaken , tot eenen Leyíteen geworden, Naar fommiger gedagten heeft ook de Glimmer À wier hoofdftoffelyke deelen byna de zelfden zyn , insgelyks haaren oirfprong uit Kley (£), of uit Selenitifche Stoffen , die zig daar in bevonden hebben, met Kalkaartigen gemengd, De Kley maakt zekerlyk een groot gedeelte der Grondftoffe van de Oker uit , maar dat zy ‚Ook in Steenkolen zou veranderen, gelyk fom.- mie {k) Zie ’t voorg. Sruis , bladz. 6î e « li UI, Deer. IL, Stuk, 499 De KLEIJEN or Hoorp- STUKe migen zig verbeelden (Ì) „ wordt , om dat ’er zo weinig brandbaars in dezelve plaats heeft b van anderen niet toegeftemd. En, dat zy hee Dak der Steenkolen- beddingen uitmaakt (42) firydt veeleer daar tegen, Waarom zou zy dan niet zo wel als die gebrand zyn? Veel bedenkelyker is ’t, of zy niet cot fmooring der gloeijende Steenkolen , toen die gevormd werden , heeft geftrekt, ‘Zy bevat Zelden is de Kley geheel ontbloot van Yzer ; 5 Tact, nat weshalve ook de meefte , droog zynde , vol- gens de handgreepen vanden Heer BRUGMANN, door den Zeilfteen aangetrokken „en veele Kley, offchoon zy weinige ja bykans geene Kleur be- zat, in 't Vuur rood gebrand wordt. Hier door werdt de Konftige Yzermaaking van den Heer Grorrroy, uit Lyo-Olie en Kley , door LemeERry den Zoon ontdekt (u). Met veele Soorten van Kley is bovendien Glimmer, ( hoee danig eene door geheel Nieuw Zeeland zeer gemeen is,) als ook Zand en fomwylen Kalk. Aarde , vermengd: doch deeze Stoffen behoo. ren , zo min als de Zoutdeeltjes, die men ’er fomwyleo , inzonderheid aan den Zeekant , ia vindt, tot het weezentlyke van derzelver be- ftaar. De Vettigheid is aan dezelven ook piet onaffcheidelykeigen, alzo men Kley heeft zon. der (1) Zie de gedegten van den Heer Dr. BERKHEY daar omtrent, Nat. Hifk. van Holl. 1. D. 1, STUK, bladz. 264 (m2) Zie bladzyde 489, hier voor. (nj Mem. de VAcad, Re des Se, de 1707, Pp. 3e For-AÂARDEN. 499 der dezelve 5 maar de Kleverigheid, uiteene L Zeepachtige Stoffe waarfchynlyk ontftaande, ank behoort tot derzelver natuur, en is niet van Hoorp=- de enkele famenbindingder Elementeele Aard- STUEe deelen vande Wateren , gelyk fommigen zig ver- beeld hebben , afhangelyk (o). Die Zeepache tige Stoffe is waarfchynlyk famenfteld uit iets Kalkachtigs met eenig Zuur. Wanneer de Kley met Zand of Tuin-Aar- Met zand de gemengd, en daar door wat lugtig gewor rad den is, bevattende tevens niet te veel Yzerisay Vrugte of Oehr, zo verfchaft zy eenen” vrugtbaaren Grond voor Geboomte niet alleen, maar ook tot Bouw- en Weidland, Hier door, naame- lyk, wordt zy in ftaat gefteld, om zo wel de Zoutige deelen als de Vertigheden van Daauw , Damp en Regen, uit de Planten, als ook, en wel voornaamelyk , die van de Mest, uit hee Dierlyk Ryk afkomtftig , naar zig te trekken, in te zuigen en aan de Wortels der Planten te brengen. Kley, in tegendeel, die zodani+ ge hulpmiddelen ontbeert, laat zig wegens de taaiheid moeielyk. bearbeiden , verhardt door de droogte tot byna onbreekbaare Klompen en geeft zeer weinig wasdom. Zelfs maar verfch uit den Grond gedolven, inzonderheid brak “ {o) Zie WALLER Sy. Afin, 1, p. 67 en vergelyk de Redeneeringen en Proeven van den Heer LE FRANCQ, VAN ‘BERKHEY , Nat. Hifl, van Holl, Ii. D, Ie STUK, bladze 217 » 241, Enz. Enz. bj Ì li 2 Uil, Deen. IL STUE, L 560 De KrertjJEN oek brak zynde , vereischt zy eenigen tyd bloot Arpeel.gefteld worden aan de aandoeningen der Lugt, „XXII, Hoorde ETUKe inzonderheid aan Vorst, die mooglyk haare taai= je deelen eenigermaate breekt, Na denzelven uitgeftaan te hebben; ten minfte, bevindt men- ze handelbaarer-en meer vrugtbaar. De Kley , die te veel Yzer in zig bevat , en daar door byna geheel tot Ochr , of Oker is geworden, heeft niet alleen weinig vrugtbaarheid , maar bederft zelfs de Aard- en Zandgronden , en inzonderheid de Kley, waar onder zy zig mengt. Dit is blykbaarer in de Provinciën van Utrecht, Gelderland en Overysfel , dan in ons Holland , alwaar men in * Gooy , omftreeks Naarden , ook zodanige Gronden heeft (p). De harde Klonten maaken den Grond zwaar te bewerken , en beletten cen Groey der tedere Worteltjes, zo van het Gras als van ’t Koorn 5 maar het Geboomte, dat met Penwortels door= fchiet, gelyk de Eiken, wil ’er-nog:wel in voort ; maakende geheele. Bosfchen in zulke Gronden. De Kley, te hard zynde of te wreed, kan door Zand en Aarde verbeterd worden ; gelyk haar bymenging insgelyks tot vrugtbaar- ‘maaking ftreke van dorre of fchraale Zand. of Krytgronden. Van de verdere gebruiken zal ik ‘by de byzondere Soorten gewag maaken. De (p) Zie Perhand, der Holt. dlaatfèhappye, VIII. DEsLs 1. sTuk ‚ bladz, 4le \ Nt „PorsAARDEN. sor „De Kley, int algemeen, heeft eenige vet-, lk _ À …_tigheiden taaiheids zo dat zy niet, gelyk Aar XKIL À | de en Zand, van zelf vergruist, maar in ’ Hoorp- Water week. wordt en zig dan laat kneeden *TU*- tot allerley gedaante. Met Mineraale Zuuren (ile ben maakt zuivere Kley geene opbruifching , maar der Kley. verliest ’er haare taaiheid door, In ’ Vuur verhardt zy, doch wordt tevens bryzelig, in- dien zy geen aanmerkelyke veelheid van Zand- of Kalkdeelen by zig heeft, welke haar dan Steenhard maaken, Met Vloeifpaath , Zeolith , Lood, Borax en Loogzouten , fmelt zy in ’ Vuur tot een faort van Glas. De Kieyach- tige Smaak ontftaat uit de bygemengde Aard: en Yzerftoffen , of ook van het Kalkachtige, dat dikwils in de Kley plaats heeft. Zelden is zy vry van vermenging met Zand, dat men er, doorze in Water te ontbinden, kan af. fcheiden. „Men kan deszelfs tegenwoordigheid aan het knarfen tusfchen de Tanden, of ook op ’t‚ gevoel , wanveer menze tusfchen de Vingers wryft , ontdekken. Dat ’er Kalk=Aar- de onder de Kley gemengd is, blykt , wanneer zy opbruifcht met Zuuren (q). Kies, Seleniet en Glimmerdeelen, vertoonen zig daar in fom- tyds op ’t gezigt, en het Yzer uit de Kleur, welke zy door ’ branden bekomt. Zwavel of Rot. (4) Alsdan kan het gebeuren , dat zy cen foort van Kuyt orde door de Lugt. | Ii 3 EI. DERLe Il, STUBe 552 DE KLEIJEN Ôeg Rottekruid, daar in huisvestende , openbaîärên Aat zig aan den Reuk , wanneer de Kley, ge’ Hoorp- droogd zynde, op ’t Vuur geftrooid wordt. STUK. Om te weeten, hoe veel diëf vreêmde Stof „Bihoe fen de Kley bevatte , medgt menze met Was det by ge: ter, allergs verdunnende , en fcheidt, door € ih hoe omroeren ‚ de ligter deelen van de Zwaardere tege: af, die dan,bezinkende, de evenredigheid too= nen van de vrdenitle Stoffen, tot de weezent Ijke Kley-deelen. De meergemelde Heer 1e Francq vAN BerkHev heeft de manier van zyne Proefneemingen , ten die Opzigte, op _ gemeene goede Teel-Kley , onzer Bouw lar den omftandig medegedeeld (fr) De hoeveelheid vän Zand, welke zyn Ed. daar uie, als ook uitde beste Pottebakkers- Kley , kreeg, fchync raim de helft des Gewigts geweest té zyn. Kley , ean den voet des Dyks tusfchen Buik: floot en Sardam , uic het Y gegraven „ leverde hem, uit een Klomp als een Vuist, niet meer dan een halven Tafel - Lepel Zand, met eenige Aarddeeltjes en fyne Steentjes gemengd (5). Zo ‘et Yzeronder ’t Zand is, kan men dit ligt ontdekken, door hetzelve, met Lyn- Olie bee daauwd „ te bfander-, als wanneer het pier al» ken zwart, maar ook fomtyds van den Zeil- fteen aangetrokken wordt. Men kan hetzelve daar ook affcheïiden met Sterk Water. Om te \ (+) 'n het IL. Drerg Ie, STUK dez Nat 17, van Hela Sand, blalz, 2io,enze be ee EE PofT:AARDEN. 593 te weeten , of ’er Kalk. Aarde in dat Zand Zy; giete men det op gemeenen Geest va Zee- Zout , en laste ’er dien eenigen tyd op haan flaan 3 dan den Geest afzietende en de Kleystuze droogende, zal men, aan de vermindering van derzelver Gewicht , de hoeveelheid der Kalk- Aarde ontdekken. Onder dezelve kunnen, wel is waar , ook Yzerdeeltjes zyn 3 doch dit kan men gewaar worden aan de roode Kleur, wel- ke de Geest van Zout, die dus lang op de Kley geftaan heeft , aanneemt, als men, denzelven afgegooten en door uitdamping verdikt hebben- de, een Afkookzel van Galnooten, met Loog- zout gemengd , daar by giet, Hoe hooger rood dan de Geest wordt, boe meer Yzer on- der-de Kalk- Aarde was, en derzeiver hoeveel. heid wordt door het afzetzel aangeweezen. Giet men Olie van Vitriool in den gezegden Geest van Zout, dan krygt men van de uit de Kley getrokken S:offe een waare Seleniet of Gips. „Men noemt de Kley ; ‚ in ’t algemeen , naar Le den ketryniChen naam Argilla, in ’t Franfch mingen, Argille, in ’c Engelfch Clay , en in * Hoog- duitfch Thon , maar in de Bergwerkskunde Letten , inzonderheid , wanneer onder dezelve veel Kalk- Aarde is gemengd, By ons is ook het (s) Werhand. der Holl Maat fih, vl DEEL 2 1e STUE , | bladz. 15. i li 4 MI Deer, II, Stug. | n ERETEe so4 Der KLEIJEN or 1. het woord Leem in gebruik en inzonderheid Kx, Van Pot- Aarde , ’t welk een byzonder toe- ‘Hoorv- pasfing fchyne te hebben op de Pottebakke- STUK. _ ryëns gelyk dat van Leem op de Kley, welke 2 meest kneedbaar is, en dus bekwaamst cm tot Potten, Pannen , Steenen en wat dies meer is 7 te bewe:ken, De Maleitfche naam Zambac fchynt daar mede eenigszins overeenkomftig te zyn. Van het overige verfchil der Kleijen zal ik in de befchryving der Soorten fpreeken „ tot welke wy nu overgaan. Onze Ridder heeft dezelven in twee Rangen, van Eenvoudige en Gemengde Kleijen onderfcheiden, als volgt. L. EENvouDIGE,. à (1) Kley die Vuurbeftendig is en fchraal. dÁrgiila urbe. … Deeze Vuurbeflendige Kley wordt in ’t al- Rendigee gemeen Por/elvin- Aarde genoemd, om dat men ‘er in Europa dat Vaatwerk van maakt, in na- volging der Chineezen, en in Saxen byna hee Oostindifch overtreffende in fraaiheid. Derge- Iyke vindt men zeer dikwils, met ingeflooten Keizeltjes in Siberie, by Arszamas, in de Rusfifche Provincie Irfer ; in de- Westlyke Zilverberg in Sweeden; ook tusfchen Steenkoe Jen by Boserup in Schönen5 op het Deenfche Ei- ‚1 Argilla apyea arida, Syft, Nat. Xi. Tom, III, Gen, $3 Sp. te Argilla apyra. WALke Jdin £9. Argilla apyra pue DE Por-AARDEN 5oy Eiland Bornholm;;by Schneeberg in Saxen;by IJ ” Almerode in Hesfenland 3 aan-den Stahlberg rg in Tweebrugges by Neuteniberg ; in ’t Aarts- Hoorn. bisdom Salezburg ; in ’t Bisdom Pasfau; insrTug. Stiermark, Voorts komt cezelve in Italie voor, Ne by Bergamo en St. Ilderico , met ingeflooten Es Hoornfteen en Jaspis, en op den Berg Trecto in ’”t Vicertynfche , waar van te Venetie en Florence Porfele'n gemaakt wordt. By Bau- disfé in Piemont vindt menzeten deele verhard in ondoorzigtige Melkwicte, of half doorfchy- nende witte Keizels; fomtyds met zwarte Ye zerboompjes , Klomp- en Laagswyze, in een andere witte Kley , honderd-en-twintig Vae dem diep, by Schemnits en elders in Neder- Hongarie. By Weenen noemt men ze Porft- lein-Steen, als ten deele in een Melkwitten , ondoorfchynenden Steen verhard zynde „die op. de breuk glad is en glanzig. -Qok komt zy op verfcheide plaatfen in Boheme voor, Ik heb dergelyke witte magere Kley, van Ceylon en van de Kust van Guinée, Men merkt aan , dac deeze de zuiverfte is Bigen« onder alle de Kley-Soorten , dikwils zo wei pen pig Keizel- Aarde bevartende, dat zvde Aluin- Aarde zeer naby komt, en zo weinige Vetrig- heid, dat zy geheel fchraal is op ’ Gevoel , en za macta. WALL. Syf?. Alin. I. ps $4e Arg. rudis pura Igne indarescens. CARTM. Min, 5. Terra Porcellanes para. CRONsT. Min, Ó. 73e N. ze k li s UI. Deer. un. STUK, $o6 De Krijn or _ Le én weinig taaïheid aanneemt door het byges rit mengde Water. Zy bruifcht met Zuuren op; Hoorp- en wordt ’er ten deele in opgelost; % welk in STUE. de eerfte opflag doet denken om een Kalkachtis Paard ge natuur, Gemeen'yk heeft zy , raauw zynde, | eene fchemct- witte Kleur, welke zy, gebrand Zynde , behoudt. Men vindtze in Saxen ook Vleefchkleurig , en by Felfobanya, in Nedere Hongarie , geelachtig rood. Bleek geelachtig komt zy in Engeland , doch zeer fpaarzaaar , voor (t). Doorgaans heeft zy eenigen famene hang , maar fomtyds, gêlyk' in Sweeden „in de Chriftina- Groeve by Schemnits , en in ’€ Saltzburgfë, is zy als Stof of Mect enige ver. gruisbaar, gelyk by Aue in ’t Ertsgebergtevan Saxen. Voor den Brandfpiegeél gehouden ; fpringt zy in kleine ftukjes weg; en, doot een gemee= néntrap van Vuùr zeer verhardende , wordt zy, door een uitermaate fterken Gloed „ niet zo zeer gefmolten , als wel , haare geftalte behoudende , week gemaakt , dat zy, verköeld , een hard Lighaam is, als Glas doorzigtig , klinkende áls Metaal en aan ’t Staalflag vonkende. Dan is zy, op de breuk , dof , fynkorrelig, digt en glad, byna als Taf, en verdraagt de fchielyk- fte verandering van Hitte en Koude , zonder nadeel; fmeltende ook niet in het heetfte Oven. Vuur; met eene volkomen Schemerwitte , zui- vere ‚ gladde en glanzige Oppervlakte, | Dus (se) DA Cosra Fos/ils. p. 43e Por-AARDEN. sor Bek ontftaat het Porfelein ; x welke, goed a Ne a en écht zynde, alle deeze eigenfchappen heb- xx iig, ben moet. Hier toe wordt ook inzonderheid Hoorpe deeze Kley gebezigd, welke men ten dien ein-"TU*- de verkiest , mager en zo zuiver zynde ; dat ams nn het. Koningswater, zelf ’er geene Kleur yic-Bortelein, haalt en dat zy Schemer wit wordt in het Vuur. Evenwel is zy het nier alleen , die tot berei- ding van het Porfelein gebruike ordt. Na dat zy zorgvuldig gewasfchen eù doorgezeëgen is, mengt men daar onder zuiver fyn Zand; of fyn gemalen Keizelfteenen of Kwatts , én zelfs gebrande Gips , of Gips - Saath, Gips- Kryftallen , Alabaster, of dergelyke Stoffe , welke te famen de Frit genoemd wordt. Het Poeijer van die beiderley, Zand- en Gi lig tige Stoffen , wordt, eer men het onder de gezuiverde Kley mengt, door een, Zyden Zeef geflagen. Men doet ’er fomtyds ook wel eel dergelyk gezeefd Poeijer van Porfeléitt - Sctiet- ven onder. De geheele Klomp „ niet Regel water tot een Deeg gemaakt, wordt, zo drà Zy eenen onaangenaamen Reuk, eené afddùe Kleur en eene bekwaame zelf{tandigheid heeft „ of , wänneer zy flegts tot gewoon Vaatwerk derchike is, op de Schyf gedraaid ; of fluks. wyze in vormen gedrukt, te Be: gevoegd , met Houten of Yvooren Werktuigen gebe ES zeerd, e vervaardigde Stukken worden if daar toe gefchikte Kommen of Kasfen , ’t zy van Porfelein of Fripel; Gips of Pypen- Aat- de, UI, Deer, U. Srux 508 De KLEIJEN OF “__L de, in de Oven gebragt, en wanneer zy fte: Serre vigheid genoeg hebben, om ze te verglaazen, Hoorp. in een mengzel van een fyn poeijer, daar toe STUK. bekwaam, in Water, eenige maalen gedom- peld , vervolgens befchilderd en dan weder in de Oven volkomen gaar gebakken, | in vere _ Op dergelyke manier wordt hedendaags het Lead Chineefche Porfelein nagemaakt in verfcheide Europa; deelen van Europa. Te Dresden in Saxen , alwaar men daar in het beste geflaagd is, be- gon men daar mede reeds in ’t voorfte deezer Eeuw , en, te Meisfen is tegenwoordig een voornaame Fabriek daar van. Dergelyken zyn; nu omtrent dertig Jaar geleeden ‚in het Twee- brugfe, in ’t Markgraaffchap Baten, te Fran- kenthall in de Paktz, in : Aartsbisdom Mentz , te Anfpach in ’t Brandenburgfe, te Ludwidgs- burg in 't Wurtembergfes te Kasfel in Hes- fenland , te Furftenberg in ’t Bracswykfe, els ook te Berlyn en te Weenen , opgeregt, Men heeft ’er bovendien , al voor veele Jaaren, in Italie en in Vrankryk. „ Al voor langen tyd, „(zeid’ REAUuMUR, nu vyftig Jaar gelce- s, den ,) maakt men te St. Cloud Porfelein , ‚ dat wel niet van de eerfte Soort is, doch s» men krygt flegter uit China, var deeze s Fabriek is een andere gefprooten , in de Voor- ss ftad St. Honoré, en in die van St. Antoine, ‚> als ook op andere plaacfen van Parys, heeft 3 | RED (v) Mem, de ? Acad, R,des Se. de 1729, p. 475. C&, & Por-AARDEN. sop „ men Werklieden , die Meshechten en Rot- K LL / _ AFDEELa >, tingknoppen » zelfs als Raavebekken, daar xr, __» van vervaardigen, met Goud en verfcheide Hoorp- „ Kleuren verfierd (v)” Het Engelfche, zo- °*0% genaamde , echte Porfelein , wordt veelal ; zegt men, van Fritten, en meestendeels zon. der Kley , gemaakt, Dat men, hier te Lande, Delftfch noemt, en doorgaat voor bafterd-Por- Áelein, is flegts een Soort van Aardewerk, om het welke te maaken driederley Soort van Kley ondereen gemengd , naamelyk Doornik- fe, Westphaalfche van de Rhoer,en Ryswyk- fe of Rhyn-Kley, gebruikt wordt , zo de Heer BERKHEY, die de manier omftandig befchryft, heeft aangetekend (w). Sedert eenige Jaaren is in de Oude Loos- In de oude drecht, dat tusfchen Loenen en Hilverfom aan goe5. den kant van ’t Sticht, op Hollandfen bodem, legt , een Fabriek opgeregt van Porfeleinen , die het Delftfche zeer verre te boven gaan en het Japanfche naby komen , zynde ook niet van eene Aardachtige maar Glazige natuur en doorfchynende. De Stoffe is beftand tegen ** Vuur, en overtreft daar in, zo wel als in fraaiheid van Schilderwerk , doch tevens ook in duurte , alle andere zelfs de -Saxifche Porfe- leinen. Men wil, dat veel gebroken Oostin=- difch (w) Nat, HiB. van Holland, II, D. Ie STUK , bladza 292, ENZe HL. Dsere II STUK: gro Der KLEIJEN er L. difch Porfelein daar toe bezigd worde ; * welk ArvEe. A, Mk’ Ee) qe “xr, Diet onwaarfchynlyk is, wanneer men aan. Hoorde merkt ,dat dergelyke ook in Saxen gefchiedt (x). STUK. In ’t korte, de geheele Konstgreep, omecht Porfelein te maaken, beftaat daar in , dat men een zuivere Bergftoffe , welke op de zelf lige tot Glas fmelt , met eere andere verbinde, die op zig zelf of geheel niet, of zeer moeielyk in deezen toeftand overgaat; of dat men eene Pergftoffe, die in een zagt Vuur met ondoor- fchynendheid verharde , en in een {fterk Vuur tot Glas {melt „als in een middeltrap des Vuurs houde (9e Hier uit blykt, Lasgslske 4 dat men niet volftrekt aan eene zelfde Stoffe tot Por- felein verbonden is; gelyk men ook uit dere gelyke Kley, andere Vaten , die een fterk Vurr moeten uitftaan „ ZO ten dienfle. van de Huis- houding, als van de Chymisten en jen. p kan vervaard; gen. In (2) Kley die witachtig en Ver, eenigers P AN maaie Meelig is en glinflerende. Porfeleine Per De Heer LiNNaus bedoelt hier de Stof. fe » uit welke het Chineefche bore! ein gemaakt wordt. _(x)} Volgens den Nieuwen Reiziger van Abt. DE LA POR-= E. Zie Algemeene Pad, Letteroeff. Ill. D. 1781. bl. zoz. (y) Dit is la demi=vitrifisation of halve Glasmasking waar van de beroemde REAUMUR hare Mem. de Acad. Re. des Sc. de 1727. (2) Argslia ld arida , fubfarinacea, Atomis nitidis, Syft. e PoTsÂARDEN: sit wordt. Deeze hadt de Heer WALLErIus LE bevoorens tot de Mergels t’huis gebragt, maar As thans heeft hy ze ondergefchikt aan de Vuur- goorp- beftendige Kley , of tot dezelve betrokken „STUK- poemende haar Porfelein- Kley, die Meelachtig à E hd is en glinfterende, Meer dan anderhalve Eeuw geleeden gok een Bericht in druk van de Nederlandfche Ge- _zanten , van Batavia naar den Keizer van Chi- pa gezonden „ waar in verzekerd werdt, dat de Aarde , daar men het regte Porfelein van maakt , gehaald werde van den Berg Hoang; dat dezelve mager wate en fyn, glinfterende als Zand; dat men ?er mede te werk ging, als tot het maaken dier fraaije Aarden Vaten van Faventia in Italie , naar welken nog het Aare dewerk, in Vrankryk , den naam van Fayance voort 5 en, eindelyk , dat zy vyftien Dagen lang gebakken werden in een heete Oven, In ’t jaar 1717 kwam een Brief in ’ licht van een Jefuiet, die Zendeling was geweest in China, en lang zyn verblyf gehouden hadt in de Stad Kimtchim , daar het meefte en beste _Porfelein gemaakt werdt. De manier van be= werking was aldaar door hem naauwkeurig waargenomen ‚ komende ten naaften by met | die Syft. Nat, X!l. Tom. III, Gen. s2. Sp. 3. Argilla Porcele lana, Vo. Min. 33, Marga Porcellana. WALL. Jin, 23e Argilla Porcellana Farinacea micans, WALLe Sy, Min, Ie p. 54 Sp: 9, Litt. d, | IL Deet, IL, STUK. \ / Sitz De KLEIJEN or L. die van onze Aardewerkmaakers in Eytopâ AFDEEL: overeen, zo de beroemde RrAUMUR aante: Hoorp. kent , die aangaande de Stoffe, daar men ’% STUK. van maakt, uit gedagten Brief het volgende mededeelde (2). De stoffe v> De Stoffe van het Porfelein beftaat uie ben ‚» twee Soorten van Aarden , de eene Petunt- fche Porfe-,, fe, de andere Kaolin genaamd, Deezei $ fehreeven,s» met Lighaampjes doorzaaid , die eenigen >, glans hebben; de andere is alleenlyk wit en …‚ zeer fyn op ’t gevoel. Men brergtze bei- „ den indie Stad , als Bakfteenen gefatfoeneerd. „ De Petuntfes, wier grein zo fyn is, zynniet 9, anders dan ftukken Rots, uit de Groeven s, gehaald , en waar aan men, na ze geftampt ‚ te hebben ; die geftalte geeft. Alle Steen sis 'er niet bekwaam toe; anders zou her » nuttelooze arbeid zyn, dezelven twintig of ‚> dertig Mylen wer uit een nabuurige Provin: s, Cie te gaan haalen. De Steen, die goed is, ss zeggen de Chineezen , moet een weinig naar s ‘t groene trekken. De Kaolin vereifcht wat 9 minder arbeid dan dezelve. Men vindt ‘er ‚> Groeven van in zekere Gebergten, die van ss buiten meteen roodachtige Aarde bedekt zy > Deeze Grocven zyn taamelyk-diep. Gedagte ‚> Stoffe komt ‘er in voor, by Klompen , waar ‚> van men , op de zelfde manier , Stukken ‚… maakt als Vloerfteenen. Ik zou haast den- ‚… ken (a) Berm. de F Acad, R. des Se. de rzar.p 271. OR. En Por-AARDEN _ 818 > sp ken, (voegt gemelde Pater ’er by) dat de 5, witte Aarde van Maltha, die men Aarde »» van St. Paulus noemt, in de grond veel 5, Overeenkomst had met de Kaolin, daar ik » van fpreek ; hoewel men in nn die „‚ kleine Zilverachtige deeltjes , waar mede ») de Kaolin doorzaaid is , niet befpeurt.” Gezegde Pater hadt monfters van die Stof- fen overgezonden , welke dus in handen van den grooten Natuurkenner, REA UMUR, kwa- men. Hy merkte aan, dat de Kaolin was van de natuur der Keizelfteenen ‚ maar de Petuntfe een Stoffe, die in ’ Vuur gemakkelyk , en Zonder hulp van eenige Zouten , tot Glas wierdt, terwyl de Kaolin weinig of niet verglaasbaar XKIL HooFD= STUKe Porfelein® Aard. deor ReaumUR onderzogta) was 5; maakende dus de eene met de andere eene flegts onvolkomen of ten halve verglaas: baare Stoffe uit, De Kaolin, welke hy alleen- Iyk in brooden hadt, van Poeijer gemaakt , onderzoekende , twyfelde hy niet of dezelve was een gepulverizeerde Talk, of Moskovisch Glas, zogenaamd , een Stoffe die de Verglaa- zing hardnekkig tegenftaat , en dus aan het vereifchte der Porfelcinmaaking , voorgemeld , Kon beantwoorden. Ook bevondt hy, dat het met dergelyke Stoffen, uic Vrankryk; zo wel gelukte, als met de genen, die uit China overs, gezonden waren (4). De Ca) Mem. de PAcad. R,‚ des Se, de 1727, utlipra, Iik Daer, U. STUK, -$14 De KLEIJEN OF L De vermaarde REAUMUR gaf twee Jaaren ÄFDEEL: daarna een Vertoog aan ’t licht , waar in hy, Hioorp- Op de gezegde Grondbeginzelen , nader onder- STUK. ZOgt, welke Stoffen men zou kunnen verkies pe zen, om in plaats van de Chineefche te ge« van Por- bruiken tot het vervaardigen van het echte felen !e Porfelein (b). Tien Jaaren laater openbaarde hy eene Konst, door hem lang te vooren uit- gevonden, om , op ecn zeer gemakkelyke ma- pier, van Glas , dat reeds bewerkt is en zyne geftalte heeft, gelyk Bottels en Glazen , Pore felein te maaken , dat zo fraay als het Chí- neefche en beftand was tegen ’t Vuùr (c). Hy deedt zulks door middel van Gips of Pleifter, en maakte van de flegtíte Bottels zeer fraalje Porfeleine Flesfchen , door dezelven in die Vaazen , waar de Werklieden het Porfelein gewoonlyk in bakken , in het Poeijer van Plei- fter bedolven, bloot te ftellen aan een geweldig en lang aanhoudend Vuur. Die Vaten, nog- thans, hadden de fraaiheid niet van het Chi- neefche Porfelein , des men zyne uitvinding voor de Chymisten dienftiger oordeelde (d). Naderon- Hier door werdt de Heer GUETTARD ope derzoek gewekt, die uit de monfters van de Origineele Heer Gu- Stoffen, daar men in China bet Porfelein van ETTARDe ° maakt, aan den voorigen Hertog van Orleans overgezonden , befloor, dat dezelven aan R r- A Us (b} De zelfde van 1729, p. 460. (ce) De zelfde van 1739, pe 507. Pof-ÀaARDEN 5ìi8 AuMur niet regt warèn bekend geweest. De LL Kaolin, zegt zyn Ed, , is een zeer fyne witte AF KE Aarde; gemengd mét eenige Zilverachtige Talk- obs: deeltjes en kleine Korreltjes van Kryftal of srux. Kwarts, welke waarfchynlyk door * wasfchen Perlin niet hebben kunnen weggenomen worden Deeze glinfterende deeltjes gaven dien berdem: den Man het denkbeeld 3 dat de Kaolin een Poeijer was van Talk ; maar de Heer Guzr- PARD ontdekte , dat zy aan die Stoffe vreemd zyn, als welke flegts een fyne witte Aarde is; hoedahige vecl voorkwam in fommige deelen van Vrankryk , inzonderheid in Bretagne , en zelfs in gebruik was tot het maaken van Aar- dewerk, De Petunife was een Rotsfteen, die men voor leevende Menfchen geheugen gebruikt hadt tot het beftraaten van den Ryweg naar Alencon en zelfs tot het plaveijen van die Stads alzo ‘er de omleggende Bergen zeer veel van uitleveren. Het is een Vuurfteen, van een Glaswofdenden aart, fyn van greiù , helder graauw van Kleur, fomtyds doorzaaid met e@ni= ge rood- of groenachtige Vlakken. Men zou ze aanzien voor een zeer fynen Zandfteen , veel harder dan de gewoone ; maat zodanig als die Bonken , welke in de Groeven fomtyds voorkomen, en van de Werklieden onder dert naam van Cliguart weggefineeten wotden, Ge- mas (4) Hit. de P'Acad. R, des Se, de 1740, ps 76 Kk a MIL. Deer: II, Stuze 516 Der KLEIJEN ‘or 1, malen en gewasfchen levert die Steen een zeer Arpzel. fyn wit Poeijer uit, hebbende een flaauwen Sg Zoutfmaak, welken ReaumuRr ook waarnam stuk. in de Chineefche Petuntfe. Zo wel als die ‚nam _Porfelsin- hetzelve, eenigen tyd in Water gelegen heb- Aard pende, een walgelyken Reuk aan, en wierde j bruin (e). | Verkeerde Dus waren dandie beide Stoffen, in genoeg= dean zaame veelheid, in Vrankryk ontdekt, om daat ‘gaande, mede Proeven , van eenig belang, werkftellig te maaken. Wylen de Hertog van ORLE- ANs deedt zelfs den aankoop vaneen Diftrikt waar in die witte Aarde zig bevondt, en het Gerugt daar van , zig verfpreidende, bragt door Mondelyke Berigten verfcheide misflagen te weecz, in Boeken, De Autheur van de Oryéto- logie vergelykt een Granietfteen, daar men te Alengon Huizen van bouwt , met de Chinee- fche Kaolin en de Petuntfe zou een Mergel- achtige Steen zyn. In het beredeneerd Woor- denboek van BoMARF , die voorgeeft de Chie neefche Kaolin ontledigd te hebben (f)s vinde men dat het Meelachtige gedeelte Kalkachtig is, en het famenhechtende van eene Kleyaard. achtige natuur (g), Hy houdtze voor een vermengde Graniet , en wel voor een gemeen Sort (e) Guerragn Mem. des Sc, et Arts. Paris 1768. Quar= tc. Toin, 1. p. 99-10 (/) Dus zou men ’t voor een Vat of Pot houden kun= nen, dat ortledigd wordt, Men vind: in 't Franích Anale, dat is Ontleeding. Á PoOT-AARDEN. chi ad ader. Het een en andere zweemt zeer den. naar eene ontlediging des Hoofds van gezondeSTUz. „Herfenen (%). __ De gezegde Stoffen, uit Vrankryk, behoor- Proeven Iyk fyn Beale ‚ gewasfchen, en met Water 3? Bor ‘tot een D eg gemengd zynde, heeft gezegde eenden Heer, in de Helin: Fabriek door den Her-" tog te Bagnolet opgeregt, in ’t eerst Kopjes, Schotteltjes en andere kleine Stukken , vervol- gens ook Potten van meer dan een Voet hoog. te en Vaazen, gelyk men tot verfiering der Tui- nen gebruikt , gefabriceerd. Eene Vaas, hoo- „ger dan anderhalven Voet en van evenredige. breedte , was „zo welals haar Voetftuk ‚met fraay Lystwerk verfierd , en hadt van binnen een keurlyk Bougvet van verfcheiderley flag van Bloemen 3 Roozen , Anjelieren , Anemonen , Ranonkels en Jasmyn 5; wier Steelen met el- kander de opening vulden, en, niettegenftaan- de hunne dunte , zonder eenigen fteun , ’ ge- weld des Vuurs zo wel uieftonden als de Pot, Dit Vuur was-zo fterk, dat de Porfeleinen van Chantilly en inzonderheid die van Vincen= nes, op de gewoone manier gemaakt, daar door gefmolten werden tot wanftaltige Klompen, Die van (s) Un Cirfent Argiileax zegt BOMARE, Cb) Vid, GUETT. Mea, utfupra, p. Loge Kk 3 UI Deer, IL, STUK. 518 De KLEAjJEN or TL, van St. Cloud , zelfs „leeden ‘er veel van; doch EEN de Chineefche en Japanfche hielden het uit. Hoorp. Deze Bloempot is, benevens andere Stukken 4 srux. in ’t Jaar 1766 aan de Koninglyke Akademie sdi der Weetenfcharpen te Parys vertoond , en Aard heeft de verwondering der Leden weggedraa gen (ó). | | Met de Stoffen , door GUETTARD aangee ___weezen, hadt en ook in andere Fabrieken, gelyk te St. Cloud, door eene gloeijende Hitte van zestig Vuren, zeer goed Porfelein gemaakt, Gezegde Heer , nogthans, achtte die Stoffen, waar van hy een groote menigte op ’t Geberg- te van Vosges, aan de Grenzen van Bourgon- die en Lotharingen , vondt, de eenigfie niet , daar toe bekwaam. Uit China zelfs waren twee andere Soorten van Steenen, als ook Petuntfes zynde, aan den Hertog van Orleans gezonden. Ook weet men, zegt hy , dat zy een andere zeer fyne witte Aarde gebruiken , waar aan zelfs door hun, tot het maaken van de fynfte Porfe- leinen , de voorkeur gegeven wordt, Misfchien zal wel de voortreffelykheid der oude, boven de hedendaagfe Porfelcinen , daar van af hangen. ’tIs genoeg dat men twee Stoffen heeft, waar ‚‚ van de eere fmeltbaar is, de andere niet 5 z gelyk men tot het Saxifche Porfelein, zegt s> by, naar het fchynt , een wicte Aarde ge- ‚… bruikt (5) Mam. de GUSTTARD Bie, Preface, p. XEXIV, | Por-AARDEN, 519 > bruikt en een Vloey-Spaath” Volgens die beiden , welke my daar van bezorgd zyn, LL ÄFDFEL; XXI. is de laatfte een Spaath van eene Selenitifche Hoorp- natuur. ‚, Men zegt (voegt hy ’er by) dat STE „, het frasifte Porfelein ven Engeland gemaakt „‚ wordt met Vuurfteenen der Mergel- en Kryt- « velden, uit welken de Zeekusten van eenige …, Provinciën beftean, Ik weet, dat men in „‚ Italie Porfelein maakt met ecne Aarde en » verfcheiderley Soorten van Keizelfteenen , “oe die door de Beeken of Rivieren worden > voortgerold” (£). | Of nu het fterven van den Hertog van Ore Jeans, waar over hy zig beklaagt ; dan de Kos: ten daar toe vereifcht, overtreffende misfchien de Waarde, Oirzaak zyn geweest, van het niet voorzetten deezer Fabrick, is my Ònbe- kend. Zonderling vind ik, dat LINNZUS hier „als de echte Porfelein- Aarde, alleenlyk eene Kley opgeeft , welke witachtig fchraal en eenigermaate Meelig is, met glinflerende deeltjes. Geen andere kan hy dus bedoeld hebben dan de Kaolin; terwyl men in Sweeden, niettegen= ftaande alle de voorgemelde Ontdekkingen van REAUMUR, nog zo onkundig was van de ei« genfchap dier Stoffen, dat zekere Heer Scuer- FER, Du omtrent dercig Jaar geleeden, eerst . voorgaf, ontdeke te hebben, wat Petunife zv. Hy (&) Mem. uts. Preface, p. Xxv. Kk 4 II. Deet. Il, Sruk, 2 Porfe eine Aardk, Verwar- rine in Sweeden ten opzigt van de Kaolin en Peiunsfee ‚ $20 De KLEIJEN or 1. Hy oordeelde, volgens SavArvy, dat de Ka- kein olin eene Kley ware, ván een kleverige zelf- Tfoorp. ftandigheid , en zekere Stoffe ontvangen heb- STUK. bende, die hem bericht werde uit China te ng Zyn, onderzogt hy dezelve en meende daar zes uit=te mogen befluiten , dat dezelve de Pe: tuntfe ware (1). Zy was glanzig , balf door- fchynende en Bladerig, als Moskovisch Glas; van Kleur uit den groenen bleck graauw en zeer zwaarwigtig. Met Zuuren bruifchte zy niet op; zy fprong in ’t Vuur tot klein Gruis, en ‚met een brandbaare Stoffe gebrand, gaf zy een fterken Zwavelreuk als Gips, Aangezien, nu, de Peruntfe niets Gipsachtigs, heeft, en zulks alleenlyk berust in de Kaolin, gelyk wy gezien hebben; zonder dat die glinfterende deeltjes zelfs volftrekt noodig zyn tot de Por: feleinmaaking , zo blykt, dat die Heer ScHer= FER geen reden hadt om te befluiten, dat de door hem onderzogte Stoffe de in China tot Porfelein gebruiklyke Petuntíe ware, De Aarde De Stoffe , niettemin , van dien naam, een vane Pocijer van Keyfteen of uitermaate fyne Zand. EBronzout als de Kuo- 8 din voor= van R EAUMUR en GUETTAR D; de grond. geteld. qa van het Chineefche Porfelein. Zy maakt (1) Vertoog onder den tytel Was Peruntfe ist ? Saochhs Werb. XV. Band, op 't Jaar 1753. Pe 223e (2) Vid. Mem. de 1727. p. 278. Ge) Mem, de GUEFTARD. Tom, I, pe ICH fteen ‚is, volgens de gegronde Waarneemingen B Por-AARDEN, $2r als de Beenderen van het Lighaam uit, ende kk _ Kaolin het Vleefch (m). Des ik my al weder- ern om verwonder, dat de Kaolin door den Heer Hoorpe GMELIN als de weezentlyke Grondftoffe vanSTUE. hetzelve aangemerkt wordt, en dat dezelve zou famengefteld zyn uit Keizel- Aarde en de Aarde van Epfomse of bitter Bron- Zout, reeds overlang onder den naam van Magnefia be- kend. Deeze , om maar kort te gaan, ont- bindt zig , volgens zyn eigen aanmerking, in alle Zuuren met opbruifching 3 regt vegenftry. dig met den aart van de Kaolin der Chineezen, welke, volgens de Waarneemingen van den Heer GUETTARD , geenszins in Zuuren ontbon- ‘den wordt, en ook niet Kalkachtig ís van nas tuur (#). Ik zal derhalve ook hier niet ftilftaan op de Eigenfchappen der Magnefia , welke men el- ders uitvoerig kan voorgefteld vinden (e). Hoe zou men een Stoffe, die door Destillatie tot meer dan de helft verliest en in Water en Lugt overgaat (p), kunnen bekwaam achten, om, met Keizel- Aarde gemengd , een zo V uur- beftendig Lighaam famen te ftellen? Met Bos rax of met Vloey-Spaath vloeit zy zeer dur; en verandert , wanneer men Keizel- Aarde by de (o) GMEL. Natur= Syflen. IV. Th. p. 361 , Enz, Zie ock het voorg. STUK, deezer Nat, Hij? bladz. 145. Cp) BLAIR Es/ays and Ob/erv. Edinb. Il. Pe 173. Kk 5’ se dl HIL Deen, IL. STUKe 522 Der KLEIJEN oF 1, de Borax doet , tot een Topaaskleurig Glas: Pen met Kley en Keizel- Aarde tot eene Porfelein= arte achtige Klomp : met Keizel- en Gips- Aarde erug. vloeit zy, ook in ’% hevigfte Vûur, doorgaans niet , en met Kalk - Aarde verhardt zy {legts. Hoe kan zulk een Stoffe bekwaam zyn, om voor de Kaolin te verftrekken, en met de Pe- tuntfe het echte Porfelein te vormen? Pad De vermaarde KAEMPFER verhaalt, dat Porieiein, men in Chinade Thee in Tinnen Bosfen , maar in Japan in Aarden, en by de Grooten in Por- feleine Potten bewaart, verkiezende de Kei« zer daar toe zodanigen, die uit den Grond van een verdronken Eiland, by Formofa, worden opgevischt , de figuur byna hebbende van Snuif- potten, en zynde ten uiterfte dun , Glasachtig doorfchynende „ groenachtig wit van Kleur. Men zoude weleer, op dat Eiland, zulke Var ten, uit een zeer fyne Kley , vervaardigd. heb- ben (q) ; maar welke Stoffe het zy , daar men het hedendaags Japanfe Porfelein van maakt, Vind ik niet by hem befchreeven (7). Als de Aarde, van welke men hetzelve fav briceert, is my door den meermaals met eer- bied gemelden Wel Edelen Heer, Mr. J. CG, M,. RADERMACHER, Lid van de hooge Re- gee- (4) Amcen. Exot, p. 621. {r) De Mineralagist Cuonsrapr hadt, in zekere Verzas meline „een Stuk Porfelein -Kley gezien, dat uit Japen ges bragt was, alle Kentekens van een Houtwortel hebbende; doch Por ÂARDEN. 523 geering te Batavia in Oostindie, een groot vp Stuk Steen, uit het Landíchap Amaxa in Ja- Arprer- pan, overgezonden. Dit Stuk hadc eene by- Eik na Teerlingfe- figuur, zynde omtreat vyf Dai- oryx. men hoog , vyf Duimen breed, en vier Duis Porekige men dik ; zo dat ik het reken op ongevaar 4% honderd Duimen Inhouds. Het woog byna zeven Ponden, en dus de Teerlingfe Duim ruim een Once. Het Poeijer, daar van , wees gende, bevind ik in die Inhoud zeven Drach: men Zwaar. Een Teerlingfe Duim Water weegt omtrent vyf Drachmen : des het de dubbelde zwaarte niet heeft van Water. De Magnefia is, volgens den vermaarden M us- SCHENBROEK , drie en een half maal zo zwaar. Het komt in zwaarte byna met de Kreefss Oogen overeen, naar welker Poeijer „ het gene ik ‘er van gemaakt heb , zeer ge- lykte Gezegde Steenklomp was aan vyf zyden geelachtig , doch aan de zesde zyde Sneeuw- wit, ruuwer op ’t gevoel dan Kryt en veel gelykende naar hard geworden Ka!k. Die zy- de was zekerlyk afgeflagen , en daar in vef- toonden zig, aan den onderkaat voornaamelyk , bree. doch dit hieldt hy zelf voor eenen ín zulke Aarde verane derden Boomwortel. }finer. p. 286 , 94, Het zal, waare fchynlyk , daar uit gefabriceerd zyn geweest s geïyk ik een dergelyk Worsteltje van Maarsten hed, dar naar gebakken Steen ge'ykt, ALA Deer. IJ. STUK, 524 Der KLEIJEN or L breede hoog ‘geel Okerige Streepen, die ook, AEN by het in ftukken flaan, aan de andere zyden Hoorp* voorkwamen. Ik befluit hier uit, dar het geen STUK. van Poeijer gemaakte Klomp, maar Natuurlyk Bore gegroeide Steen zy. Om denzelven in ftuke ken te flaan, was veel gewelds noodig, maar de afgefprongen brokken waren breekbaar met de Hand, en ligt tot een fyn Poeijer te wrye ven, na dat ik ze met den Stamper had ver- morfeld, Het Poeijer hier van, ‘zo fyn als Meel en aan de Vingers afgeevende , Sneeuw- wit, hadt, zo min. als de Steen, eenige aan- doening van Sterk Water; des het niet Kalke achtig is. Het EE ik van de Okerige brok- ken maakte, hodg geel gekleurd, deelde zyne Kleur mede aan Regenwater en aan Sterk Wae ter, zonder eenige opbruifching. Het fyn af. gewasfchen kgziokzel heeft eenige kleverigheid en zou misfchien op zig zelf kunnen dienea tot het maaken van Porfelein. In. (3) Kley die geelachtig is, met Yer - Oke- er rige Stippen en Vlakken. Chinee- $che, ‚Onder deeze bepaaling ftelt onze Ridder eene Aarde voor, welke hy zegt ros te ayn of (3) Argilla flavescens , Punêtis Maculisque Ferreo- O» ehraceis. Syft. Nat. Xil. Tom. IL Gen, s2. Sp. 4. Tet- ra Porcellana Marte mixta. Anon Min. 27. A. Argilla apye za Marmoxea. WALL, Sy/f. Mine Te Pe 57. PoT-AARDEN, 525 of rood , met bleeke of geetachtige Vlakken 1. verfcheidelyk gemengeld en fchraal. Dezel- Arprer; ve, zegt hy, komt op de Heuvels voor in Honen China. Men zaait ’er Ryst, Katoen en Indie sruge go in,en zy dient om ’er Bak{teenen van, onder Water, te bereiden, Dat de Ryst op Heuvels gezaaid worde ; daar weet ik anders geen voorbeeld van. Men kiest ’er doorgaans vlakke laage Landen toe uit, die zagtelyk overftroomd worden van Rivieren, Zelfs in Oostindie wordt zy geplant op Slykerige Vel. den en groeit, even als by ons het Riet, in % Water (s). Mooglyk zullen de Klinkerts , die men ‘er van bakt, onder Water duurzaa= mer dan anderen zyn. Men:vindt dergelyke roode Aarde cok te Montmartre en in vér- fcheide deelen van Duitfchland, die Yzerhou-. dende is en door een fterk Vuur brandt toc een zwarte of Staalgraauwe safe. (4) Kley die Wuurbeftendig is en Vettig. Iv. Argiila' Sommigen ‘tellen deeze onder de Mergels/. tiki, of Kieijen die met Kalk gemengd zyn, ader welk vry oogfchynlyk in de Pypen-Aarde plaats heeft, _{s) Rumpu. Herb. „Amb, Tom. V. bl, 196. (4) Argilla apyra lubrica. Syff. Nat. XIl, Tom, IIs Gen, 52. Sp. 2. Argilla Nivea , hinc inde incarnara. Syf2. Nat. Vlilp. 207. N. 5. Argilla fubrilis Igne indurescens Et pallescens. CARTH. din, 6. Terra Porcellanea phlogifto &sp HLDer, IL Stug. L Äroeste XXL Hoorp- STUK, Pype. Mk, 526 De Krijn öf heeft, Hierom worde zy ook, in *t Hoögs duitfch, genoemd Mergel - Thon , dat is Mer- gel-Kley; in ’t Franfch Marne Argilleuft, of Ferre a Fayanté, dewyl men ‘er zo wel Aar- dewerk van bakken kan als Fabakspypen. Som: migen tellen ze onder de Cimolie, dat Aarden waren; die de Ouden tot Pottebakkery of tot wasfchen als Zeep gebruikten , naar een Eiland van dien naam getyteld (t). Men noemdeze ook Terra Samia , Terra lluâna, naar de afe komst, en After, Stella of Calamita albá, we- gens de Witheid ; gelyk zy dus voor de Led- cargilla „of witte Kley van PLiNtus, gehou. den wordt. Nogthans komt zy verfcheideiyk gekleurd voors, gelyk wy zien zullen. Men vindtze in verfcheide deelen van Eù- topa; gelyk by Kostugna en Ozegow in Sile. zie ; by Seilitz in Keur- Saxen; by Rathenau in 'c Maagdeburgfe , by Marpurg, Koburg ; in de Bisdommen Bamberg „ Hildesheim en Luttich, en elders in Duitfchland, als ook in Engeland niet ver van Pool , weshalve men: ze aldaar noemt Pool- Clay. Een Bedding daar van, doch wat gruizig , legt boven het Zand in de Okergroeven op Shotover= Hill, by Ox: | ford. &c. minima portiene mixta. CkONsr. Jin, Ó. 79. Leucate gilla Plinii f. Argilla Fistularis. VOG. Min. 32, Marga Ars gillacea pinguedinem imbibens , Calore indurabilis. WALL Hin. 24. Marga Argill. lubrica friabilis plastica. WALL, Syl. Min. 1. p. 72, Cimolia alba fexta. DA CoSra Fes, p. 423 vinde PorsAÂARDEN, OE > ford, In de Provincie Dalekarlie van Swee- IL. den , komt zy ook voor. Die men hier te ETT Gouda tot Pypenmaaken gebruikt, plagt wel- goorp. eer menigvuldig van Rouaan te komen: doch :Tux. wegens derzelver duurte heeft menze nader. Pypen hand van Keulen en andere plaatfen aan den“ Rhyn , als ook uit Brabant , gekreegen; want Zy valt insgelyks by Maastricht (y). Die Stoffe, welke men Pypen- Aarde noemt, Haare ei z js caamelyk wast en taay, op * gevoel glad en E“nichepe Smeerig, neemende, als menze met den Nagel wryftjeen Glans aan, In eenfterk Vuur brande Zy, van binnen buitenwaards, geheel zwart „ zodat zy, in Kleuren hardheid, naar de gewoo- ne Vuurfteenen gelyke (). Behalve de brand. baare deelen bevat deeze Kley niet zelden Zand , waar van zy door wasfchen kan gezuiverd wor= den, en fomtyds ook wel kleine K wartskorrel« tjes , of eenige Kalk- Aarde ; weshalve zy dik- wils met Zuuren opbruifcht. De Witte ,en die in %* Vuur haare Kleur behoudt, of zelfs wit- ter wordt , is tot het bakken van Tabakspy-= pen in gebruik ; wordeade fomtyds onder de gene die wat fchraal iseen andere vettere ge. mengd, om de lenigheid te bekomen, Waar- fchyne (:) Zie Tounnezour Reize naar de Levant. Ie D bl.6r, (v) Zie de befchryving der Pyp- Aarde door den Heer BERKHRY ; Nas. Hijf. van Holl. 1, D, lie STUK , bladz, 85E , Enz. (w) GMELIN Natar « Syflem. IVe Th, Pe 35 3e UL Dezer, IJ, Stuc L. AFDEEL: XXL FioorD- STUK. P ypene Aarde, 28 De KLEIJEN Of fchynlyk- zal van den min of meer gepasten trap dier vermenginge , of van de natuur der Kley , de brooschheid der Pypen ‘afhangen " welke in de flegte foorten plaats heeft (x). Zo- dapige witte Pypen- Aarde vindt men by- Maastricht , Namen, Keulen , ín ’t Maagde- burgfe , in Silezie en het Brandenburgfe. By Wolfftein , in de Paltz , valt ’er Molmige, hooge roode Cinaber in. Maar op de zelfde plaatfen komt deeze Kley ook blaauwachtig wit en Afchgraauw voor , gelyk by Montmartre, al- waar men dezelve Glaife noemt, en tot vers fcheiderley Aardewerk bezigt. Ik heb daar van eenige monfterftukjes, ook in ’t roode en geele vallende. Graauw komt zy op verfcheide plaatfen in Engeland, Duitfchland en Vrank- ryk, voorg bruin by Annaberg in Saxen en zwart , zo by Montmartre, als by Kisfingen in Frankenland en by Halle in het Saltzburg- fe. Ik hebze zwartachtig van Namen, en don- kerblaauw van Bicêtre, by Parys. Ook bgzit ik een dergelyke Kley, die geelachtig wit is , vit de Bergen van Sumatra, Tanna Haloe ge. naamd , welke aldaar tot het bakken van Aar- dewerk gebruikt word: Deeze gelykt zeer. weel naar de Kley van de Rhoer in Westpha. Jen, die men onder anderen tot het bakken van Delfts Porfelein bezigt, Ook behooren hicr dere (x) Zie de manier der Pypenbakkery amftandig door Dot, BERKEEY befchreëven , als boven , bladz, 35: , Enzo ee _ PorsAARD EN. 529 dergelyken uit Hongarie en Siberie, als ook _ 1 eene paarfchachtig wit bonte Kley-van Keu- Bennie len, myner Verzameling. is Hee Van deeze Stoffe , die door haare fynte enstrux. beftendigheid van Kleur in ’ Vaur, inzonder- Zy dient ook tot het heid, van de gewoone Potten- en Pannenbak- b:kken kers-, als ook Steenbakkers Kley verfchile , $% Aar worden in Duietfchland weelerley Vaten , die tegen ’t Vuur beftand moeten zyn, gelyk Bee zen , Retorten , Vormen en Bakken , waar mede men het Porfelein in ’ Vuur zet, ja zelfs Steenen tot Smeltovens vervaardigt. Tot meerder vastheid wordt daar onder Zand, of Kwarts of Spekfteen , gelyk in Hesfenland en Saxen , of ook, gelyk in Boheme, Opper - Oos« tenryk en by Berlyn,Potlood gemengd, waar van die Kroezen en andere Vaten dan eene blaauwe Kleur hebben. Doch inzonderheid maakt men daar van, in Vrankryk en Enge- land , dat fyne Aardewerk, ’t welk dikwils de plaats van Porfelein bekleedt, en ook zo wel tot allerley flag van Dettilleervaten, als in de Huishouding „ dienftig is. Geheele Serviezen, zo tot Maaltyden, als tot Koffy= en Thee Gereedfchap , weet men, zyn daar van in da- gelyks gebruik, In Engeland wordt federec eenigen tyd, behalve ’t witte , zeker Room- kleurig Aardewerk gefabriceerd, dat men ale leenlyk van dergelyke Kley bakt, geevende daar aan met Keuken- Zout \een verglaazing, Anders wordt ook de Kley , gelyk te Wor- | f | Li ceze UL Deer, II, STuKe 530 DE KLEIjJEN Or _L cester, by Derby en Newcastle, zorgvuldig Er gewasfchen, dan gedroogd en met Water tot Hoorp. Een Bry gemaakt , mengende dezelve met een STUK. vyfde deel Keizels of Vuuriteenen , die tot Kalk „Pypere gebrand , gemalen en gezift zyn: het meng: Aarde. , h : zel in een byzondere Oven door uitdampinge verdikt , met Houten Knodfen geflagen , en door gearbeid , tot dat men ‘er, op de Schyf draaijende of in Vormen van Gips drukken- de, de vereifchte geftalte aan kan geeven van het Aardewerk , dat men , onder ’t bakken in de Oven , met Keuken - Zout befprengt ; waar door het, zo wel als het Duicfche, vers glaasd wordt. Eenigen ftrooijen ‘er van te vooren Zeut op anderen dcoopen bet gevorm- de Goed , eer zy ’t in den Oven zetten , in Pekel, Dus bereiden de Engelfchen hun Wit of Witachtig Aardewerk, daar heet Duicíche meeftendee's bruin, rood: of blaauwachtig ziet. Het Geele , dat thans ook in Kasfel gefabri- ceerd wordt , overtrekken zy, na het bran- den, met een Zwavelgeele Glazuur, en be- fchilderen het, even als het Delftíche Aarde- werk , zettende het vervolgens nog eens in zy- ne Kasjes in den Oven. Somtyds geeft men ‘er, met Bruinfteen in Engeland, of in Frank= ryk met wel uitgebrande Asfche , daar men de Vaten voor het branden mede beftrooit , een zwarte Verglaazing, of , door opgeftrooide Goudglimmer, een fchittererde glans, of met ‘ Bruin. (x) GMeLIn Natur -Syflem, IV, Th, pe 360. Por-AARDEN, 53r Bruinfteen „ die voor het branden onder de LE _ Kley gemengd wordt, door en door eene brui- pe ne Kleur aan. In Vrankryk wordt ook , door goorpe den Rook van aangeftooken groen Hout ‚ het peer Aardewerk voor- het bakken doordringende, Pc daar aan eene zwartachtige Kleur gegeven, ‚In ’t algemeen wordt dit oogmerk zeer wel bereikt, als men eenig Poeijer van fyn gema- len: Kwarts of gebrande Keizels , of ook fyn Zand, order deeze Kley mengt , en dus is dee zelve zeer bekwaam tot het beftryken van de Glazen Vaten en Ovens der Scheidkundigen , om tegen een allerhevigst Vuur beftand te zyn , dat men Luteeren noemt. Ook kan men ze zeer gevoeglyk tot zuivering vanden W'ynfteen gebruiken: wânt de Franfche Aarde van Mer- ville is niets anders dan zulk een Pypen- Aar- de, met veel Zands vermengd (x). (5) Kley die geelachtig is en hard wordt, v. onvatbaar. zibvaar if het gedeelte van Tartarie , genaamd de Turkce Arde. Krim, valt deeze , die men ‘noemt Turk/che : ‘Aarde, en aldaar den naam van Keffekil voert. Men maakt ’er groote Pypen - Koppen van, tot Ta- {s) Argilla flaviceans folidescens impalpabilis, Sy/t:- Nat. X!l. Tom. III, Gen, 52. Sp. s. Lithomarga flavescens, ANON. ” Mins 79. Lithomarga Keffekil Tarrarotrum. CroNsT. Min, 6. 35. Argilla Cruftacea albo- flavescens. WALL. Syl, Mins Te Sp. 2de bp. SO Ll 2, Ii, Deen. II, STUK 532 De KrEIJEN or Tabakrooken voor de Turken. Zy is witache Ben tig geel , op de breuk wat ongelyk en Schub- XXII big, doch anders taamelyk digt „en droog Zyn Hoor» de hard, maar op’t gevoel gladen vettig „fchuis liek mende met Water als Zeep , waar voor zy eok urklche d Aarde. tot wasfchen gebruikt wordt. Zelfs met een natten Vinger gewreeven , fchuimt zy, doch Jaat zig niet zo ligt, als andere Kley , in Wae ter mengen , breekende. veeleer in brokjes en klonten. An ’t Vuur verfmelt zy ligt tot een fchuimend wit of Vleefchkleurig Glas , dar veel meer plaats beflaac dan de Kley te vooren deede, Misfchien is het om die. reden, dat zy van fommigen Zee - Schuim. geheten wordt(z): want anders verftaat men daar door een Harst= achtige Stoffe , díe aan de Oevers der Zware te Zee door de Golven wordt opgefmeeten, waarfchynlyk ontftaande ‚van eene Steen-Olie A welke in die Zee vloeit (a). Ook voert zy, by fommigen, den naam van Steenmergel. Ah (6) Kley die roodachtig is » zeer glad op de raibia Lemnia. breuk. Lemni- 4 che, ___ Deeze maakt de Lemnifche Aarde uit, van ouds zo berugt onder de Geneesmiddelen. Zy heeft (z) BRUNNICH Aantek. op CRONsTEDTs Mireralogie, p‚ Tote (a) Aan de Kaspilche Zee » ten minfte, heeft men zodae nige Naphtha - Rronnen. BAKER Nuttig gebruik van te Mie kroskoop, bladz. 145 Aant, 66) Argiila incarnata fraturis glaberrimis, Sy/f. Nat, Xie Tom, ja _Por-AARDE:N. 523 heeft den naam naar % Erland Leimnos, beden- Lb daags Stalimene- genaamd , of Stalamine, dar Rn voor het inkomen van de Straat der Dardanel- Hoo, b. Jen, ten Noordwesten van Tenedos, legt, DeSTUK. Groeve daar van is in cen groote Vlakte, al- 7 sien waar zy een horizontaals Laag maakt, van ruim een Handbreed dikte, welke deeze roo. ‚de Aarde uitlevert en waar onder een bleeke- te legt. Met vele omftandigheden werdt: die Groeve , eenmaal ’s Jaars, op den zesden van Augullus, geopend, en dan ’er zo veel uitge- nomen, als men benoodigd dagt te-zin. Men verkogtze gezegeld of ongezegeld , doch de Ouden zyn niet eenftemmig ten opzigt van „deeze Aarde, Dit weet men, dat zy reeds ten tyde van Homerus met groote plegtig- heden uitgegraven werdt. Ten tyde van Dr- OSCORIDES mengde men ’er Bokkenbloed onder, en de Koekjes werden, door een Prie- fter van Venus , met het afbeeldzel van een Geit gemerkt (hb. Nog heden wordt zy by de Turken gehouden voor een Souverein mid- del tegen. Venyr ; weshalve cok de Koppen, vit welken de Groote Heer drinkt ‚ zo men wil, daar van gemaakt Zyn. | Men Tom, IIF. Gen. 52. Spe 6. Lithomarga. Terra Lemnia. Pat. Pharm, 20. N 2. Terra Lemnia rubra. DA Cosr, Fos. 14, Argilla Crustacea incarnata. WALE, Syf. Alin. Le Pp. 50 (2) GEorFR. Jlar. Med, 1, p 67. Ll3 IL Deer U, Stur, ween A 534 De KLEIjJEN or Men befchryftze als bleekrood van Kleur, tend dikwils met geele Vlakken en Aderen gefpren- XXIII Hoorp- STUK. * keld, digt van zelfftandigheid met eene gladde Oppervlakte, niet gemakkelyk breekende , niet ende afgeevende aan de Vingers , moeijelyk gaat. tende in Water , famentrekkende van Smaak en kleevende aan de Tong. De hedendaagfe Terra Lemnia der Apotheeken is uit den bruis nen rosachtig en in brokjes niet gezegeld 3 wordende ons, zo lrMmeEnRy fchryft, ook uit _Puitfchtand en van elders toegebragt. Zy valt, naamelyk ‚ mede in bet Hongarisch Graaffchap Zemplin ‚ en by kleine enkelde brokjes, in eene geer Yzerhoudende Kley , by Striegau in Si- lezie, Het Konings - Water trekt ’er de Kleur uit en dat aftrekzel , uitgedampt , zet een paar- fche Stof af. In Water geworpen, fpringt zy van elkander , in Bladerige, byoa Ruitachtige ftukjes. De famentrekkende kragt , dienftig tegen Bloedvloejingen, als cok tot Hartfter= king of Zweetdryving in Koortfen met uit« flag, wordt ‘er nog aan toegekend, even als aan de Armenifche Bolus. De Terra Chia, Melitenfis, Samia, afkomftig van de Eilanden Chio , Maltha en Samos, in de Middelland. fche Zee, zyn meer in Kleur dan in hoedanig» heid daer van verfchillende, (7) Kley he Sans eN \ wen an” > PorT-AARDEN, 585 C7) Kley diesfplytbaar- is, broosch en Vetvig, ,F vin ° Water fclruimende, XXL p Hoorp- Van Liinnmus worde alhier de Vollers-srox, Aarde bedvelt , welke dien naam heeft, om VIE, dat menze gebruikt tot het zuiveren der La- en. kenen en andere Wollen Stoffen. Want de valle gard Wol, van eene Smeerige natuur zyrde, moc- ten de Stoffen , daar van gemaakt, eerst ge- vuld worden met dergelyke Zeepachtige Kley , na welker uitwasfchinge zy van dat Smeer gezuiverd zyn , en bekwaam om geverwc te worden met een afkcokzel van Dierlyke of Pantaartige Verwftoffen in Water, Dit noemt men Vollen, en daar van heeft de Vol- Aarde haaren naam, in * Latyn Fullonica, in *t En- gelsch Fulilers- Earth; in ’ Franfch Terre of Argille a Foulons ; in ’t Hoogduitfch Walker. Thon , Walker - Erde » of ook Sciffren- Thon, wegens de Zeerachtige hoedanigheid; zo dat menze zelfs in ’t Franfch Savon naturel , dat js, Zeep tytelt , of Terre Savoneufe, dat is, Zeep- (7) Argilla fisilis friabilis labrica, in Aqua fpumans. ' Syft Nat. Xl. Tom. IN, Gen, sz. Sp. 7. Argilla fisfilis, ECREB, Lith. 139, Arg. fuhbtilis pinguis in Aqua cito lie quescens, WorLr. Min. 11. Arg. Fullonum Saponacea La- mellofe, WALL. Min, 26. Smeltis fubt. cum Acidis non cifervescens. CARTH. Min, 2, Lithomarga. CRONsST. Mir. Ó. 8s. ACF, Stockh, 1930. P- 242. Argilla Cruftacea grifea. WALL. Syl. Min, 1. p. 49, Sp. 21. a. &c. Argills viriese cens ‚ param indurata Ecc, Smetkis. Ider, p. So, Sp, 22. j Lila NM. Daer, 11 Srux. 536 De KLEIJEN og Pe Zeepachtige Aarde. Veelen noemenze , des. Xx, wegen, Smeélis , met een Griekfchen naam Hoofp- van dien aart, en anderen Argilla fisfilis , om ie dat zy droogende Schubachtig of Bladerig ade plv AE De Heer WaLrerius hadt de Vollers- omtent. Aarde, bevoorens, gedeeltelyk tot de Kleijen, gedeeltelyk tot de Mergels t'huis gebragt, en vondt zig ook nog daar toe genoodzaakt, de- wyl hy daar van twee Geflagten maakt, Hier uiet blykt de onvolkomenheid van de Mergels, wegens de opbruifching met Zuuren, van de Kleiien af te zonderen. ‘Thans fchynt zyn Ed. dezelve , onder de laacften » ook tot twee Soorten thuis te brengen , meest onderfcheie den, doordien de eene , opdroogende, in Schub- betjes „ de andere in Plaatjes of Ruitswyze íplyt. Ook merkt zyn Ed, aan, dat ’er ten opzigte van de Vollers- Aarden veel verfchil tusfchen de Aucheuren zy, en denkt, dat ’er door de Fabrikeurs dikwils minder bekwaame Stoffen toe gebruikt worden , om dat zy de besten niet hebben , wier voortreffelykheid , door zyn Ede, van de fyrheid, droogheid , brooschheid en zuiverheid der famenftellende geeltjes , afgeleid wordt (e). | | Twvfeling De Hoogleeraar VOGEL’ gedagte verfchil watdiezy…_ qe Vollers- Aarden , waar uit blyke „ dat de (e) Sy. Min, Ed alt, Tom. Ee Pp. STe de eene wat Kalkachtigs in heeft, opmerken-, de _ de, zegt , dar men gemeenlyk deeze bekwaa- mer tot Vollen acht, in vaste verbeelding „Hoorns, dat die zo woortreffelyke Engelfche Vol- Aar-STUEe den van zodanige natuur zyn zouden, Hy twy- 4, Wollerss rde. feide daar nogthans aan „ terwyl ook de Hoog- leeraar Por r verzekerd hadt, het tegendeel in een brokje daar van ondervonden te hebben, xt welk door den” beroemden LIEBERKUHN uit Engeland was mede gebragt (d). Zyn denkbeeld kunnen wy nader bevestigen, uit de omftandige befchryving van de Vollers- Aar. dedoorden kundigen MENDpeEz pA Cosra, wiens Werk over de Delfftoffen, evenwel , reeds lang voor ’t zyne het Licht hadt ge. zien (e). Onder de Mergels daar de Zuuren geen wer. Engelfche king op hebben, telt die Autheur eene Groen- aire. achtig bruine Mergel, gemeen!yk Vollers- Aar-fchreeven, de genaamd. Hier toe betrekt hy de Smeêis of Zeepachtige Engelfche Vollers - Aarde van. Wormius, Merger, CHARLETON en anderen: de Wollers- Aarde of paarfchachtis ge Cimolia van Woopwarp, en die welke W ALLER 1 Ustot de Mergels betrokken heeft , zynde dein Plaarjes {plytende van JounNsTon als ook de Aschgraauw - bruine zagte Mergel, door (d) Voerr Mineral: Syflem, Leips. 1762. pe 35e (e) DA Costa Posfils, Lond. 1757. p. 69, Ll s EI. Deer. IL, STUK. 838 De KLEIJEN or dede, door Hier gemeld, als zynde de Smeêlis en Sex, Aepachtige Aardeder Autheuren. De gewoon. Hoorp- lyktte Kleur der Vollers- Aarden , zegt hy, is STUK. praauwachtig bruin, doch daar heeft een groo= arr te verfcheidenbeid, van bleek tot donker of byna zwart, in plaats, hoewel altoos gemengd met een tint van geelachtig groen. Het is een harde Mergel, maatig zwaar , ven binnen zeer digt en egaal ‚maar droog of ruuw3 Vet- tig en glad van oppervlakte, wanneer zy ge= fneeden of gefchraapt wordt. Zy peeft niet af aan de Handen, kleeft weinig aan de Tong, fmelt ligt in de Mond, als ook in Water , daar Zy tot een fyn zagt Poeijer vergruist, In ’ Vuur krygt zy eene geelachtig bruine Kieur en de hardheid van Steen. Deeze Soort acht hy aan Groot Brittannie byzonder eigen te zyn, alwaar dezelve voernaamelyk in de Graaf. fchappen Bedfordshire, Surrey en Kent, wordt gegraven, | Derzeliver In het eerfte graaft men wel veertig Voeten Groeven. diep , door Laagen van Zand , cie meestal roodachtig zyn ‚ tot ‚dat men aan de Vollerse Aarde komt, waar van de bovenfte Laag , of het Verdek , ongevaar een Voet dik , als te Zandig zynde , weggefmeeten wordt; dan vin- den zy een Bedding , agt Voeten dik, van de eigentlyke Vol- Aarde , die in de bovenfte helfe roodachtig gekleurd is, in de onderfte ongekleurd , zuiverer en tot het Werk bekwaamse geacht wordt. Daar onder is een Laag van uus Por-ÂARDE Ne | 559 ruuwen witten Steen , twee Voeten dik, wel ben ke zy zelden doorgraaven ; maar, dit doende; dr dan vinden zy wederom Zand, Aanmerkelyk Hoor. is't, dat die Bedding, niettegenftaande de ver-ÔTUE: fchillende hoogte van den Grond , waterpas 4 ed loopt. Daar zyn menigvuldige 1 oRmterte Kilo» ven in, en de Aarde breekt, onder ’c uicgraa- wen , in veele brokken. In Surrey, waar men- ze te Reygate, Nutfield en daaromftreeks, ín eene uitgeftrektheid van meer dan een Uur gaans, graaft, en daar toe een foort van Put- ten maakt , is de Grond, meer dan vyf Voe« ten diep, Zandig ; voorts heeft men vier Voe: ten Zandfteen , in groote platte Klompen , en dan vindt men de Bedding der Vollers - Aarde, welke ongevaar zevenentwintig Voeten dikte Feeft, Deeze Mergel maakt geen digte Taag uit, maar onregelmaatige Klompen , die op fommige plaatfen door Roestkleurige Sroffen van een gefcheiden zyn, en zig Okerig, geel. achtig of groen, in de Oppervlakte vertoo- nen. Men vindt ’er geene Verfteende Zaaken ter wereld in, en niets vreemds, uitgenomen een zeer zwaare Kryftallyne Vloeifpaath. In die geheele uitgeftrektheld Lands, wordt de Mergel - Beddinz cp dergelyke manier gevon. den, In Kent graaft men ze te Detling, naby Maidftene , alwaar de Grond een gemeene Plant - Aarde is, omtrent twee Voeten dik , waar onder een Laag Pot - Aarde met veel Zand , ter diepte van vyfentwintig Voeten , waar UI. Deer, II, Styx 540 De KLEIJEN-OrP 1. waar in een menigte van Schulpen gevonden dn wordt: caar op volgt een Laag Vollers- Aars Hoorp- de, die donker graauw is , naar zwart treke BIUK. kende , omtrent vyf Voeten dik , en onder pi (75 deeze legt een Laag van andere Vollers-Aar- de, ongevaar een Voet dik, Die wordt ook, daeromftrecks, overal dus bevonden. Het is die uitmuntende Vol- Aarde , welke grootelyks toebrengt tot de voortreffelykheid der Engelfche Lakeren en Wollen Stoffen, Hierom. is derzelver uitvoer, door eene Parle- men se Wet , ten flrepgfte verbooden. De overvloed, ad van, die men op gemelde plaat: fen graaft, is by uitftek groot. Een andere, die wat lichter van Kleur is, met geele Aders en Vlakken, is onlengs in Hampshire en Wilcs- hire ontdekt „ waar van mer te Salisbury tot Vol» Aarde veel gebruik maakt. Deeze heeft dergelyke eigenfchappen als de voorgemelde, doch wordt in ’t Vuur Afc hgraauw. De digte Kleijige Mergel, van douker Aschgraauwe Kleur en glad van Oppervlakte , uit welke de hooge Rotfen van % Eiland Sheppey , by ’t inkomen van de Theems, aan de Kust van Kent, bee ftaan, en waar in men Selenieten , Pyrieten en veelerley Conchyliën vindt, is van geen ge. bruik. Luikfche Dus de Engelfche Vollers- Aarde , volgens Vol-Aarde. - de (f) Phil, Trans, abriëg. by LOWTHOAP, Vol, 1, D. 45e, Por:sÂARDEN. Sar de befchryving van DA Cosra, befchouwd … Tr: hebbende , die men ook geelachtig in ande Etten re Graaffchappen, bruin. omftreeks Hallifax ken en wit in de Loodmynen van Derbyshire srur. aantreft Gf) 5 zal ik nu eens het Oog flaan 1 a op degene ‚ welke in ons Land, tot het bee k feiden der Lakenen, gebruikt wordt. Dit is, volgens de Waarneeming van den Heer Berk- BE“, inzonderheid de Luikfche, zynde geel graauw van Kleur, ongemeen fyn en Zeep. \achtig , gelyk ook uit de natuur der Vettige heid , welke zyn Ed. daar van overhaalde s bleek (go). Men vindt , zegt hy, in ons Land, tusfchen de Kley-Beddingen aan de Lek en in het Maasland, ook wel een Vol. Aarde die graauw is, en aan den Ysfel eene geelachtige, doch men maakt daar weivig gebruik van, de- wyl zy hier niet overvloedig valt, en men de Luikfche genoegzaam krygen kan (4). Behalve die heb ik ook brokjes van de Vol. Frantche Aarde van Montmartre by Parysin Vrankryk, Lied wordende van de Arbeiders Boufin genoemd. Zy komt ‘er in de Groeven voor , alwaar zy de ioskake Bedding uitmaakt, wan vyftien tot twintig Voeten dik , bedekkende die van de Gips of Pleifter- Steen, tusfchen welker Laa. gen zy ook wel in legt. Zy valt Afchgraauw , en (z) Holl. Maatfih. VIII. D. 2. Stuk , bl, 36, (4) Nat, lift. VAN Eield. Ik D. Í. ST, bladz, 27 ha UL Deer. IL, STUKe 1 ArpeeL KX Hoorp- STUK Wollers. Aarde. Spaanfch Wit of Witzel, Sya De KreEIJEN op en oôk gévlakt of wit, als wanneer zy over ‘eenkomt met de Witte Cimolia „een Aarde die op ’t Eiland Cimolus , thans Kimoli of Argentie« ra, ia de Griekfche Archipel , gegraven werdt „ en by de oude Geneesheeren heilzaam geacht, zo in- als uitwendig. Deeze bruifcht met Zuu- ten op, en zou derhalve eigenilyk een Mergel zyn. Te Parys, en ook alhier, maakt men ’er gebruik van om Vlakken uit de Kleederen te doen; doch op dat Eiland. wordt zy tot was- fchen van Linnen. gebezigd ; een gewoonte , die reedsten tydevan Pt N1 us plaats hadt (}). De Epgelfche Vol- Aarde wordt ook tot het witmaaken van ’t Lywaad , zo wel als alhier de Luikfche, gebruikt, en van de grove Soor- ten maakt men wel Tabakspypen : want in hoedanigheden komt zy de Pypen- Aarde zeer naby, en ’ verfchil van trappen haarer Zeep= achtigheid maakt ze meer of min tot het Vol« lers. werk. bekwaam. | Van dergelyken aart fchynt-my die Stoffe te zyn » waar van men te Cavereau, eén klein Gehugt, negen Mylen beneden Orleans , het zogenaamde Spaanfch Wit maakt. De inwooe ners vergaderen dezelve aan den Oever van de Loire, zynde Krytachtig wit, vet en kneed- baar, wordende met bioote Voeten, als Kley, in Water getreeden , en van alle Steentjes ge- (5) TOURNEE. Reize naarde Levant. I. De. bladz, Gr. Por-ÂARDEN, 543 gezuiverd; waar na zy'er Rollen en Rolletjes IL van maaken, die in Vaten naar de voornaam: Et fte Steden van Vrankryk verzonden worden. goorp- De kleine Rolletjes zyn de fynften. Men ge- sTug. bruiktze onder den naam van Witzel, door-= Wor gaans met Lym gemengd, tot het beftryken dû van Houtwerk en Muuren, als ook tot het wic maaken van Wollen Stoffen , inzonderheid De- kens, en tot Blanketzel (m). De Vollers- Aarde komt ook op andere p'aat- „Andere, fen in Europa voor. Men vindtze op Sicilie , ley Kleute by Cettinale , zeven Icaliaanfche Mylen van Siéna, in Florence , wit ; by Zurig in Swit- zerland witachtig graauw ; by Salinelle, niet ver van Sommiére in Languedok , Vleefchkleu- rig rood; dus oak by Plombiéres , en wit by Bourbonne in Vrankryk; Violet in Duitfchland by Dietfurt, by Stuttgard in ’t Wurtembergfe graauw 5; by Papenheim witachtig graauw; in Stiermark geelachtig 5 in Ooftenryk, by Rose wein niet ver van Freiberg, groenachtig. Ook valt zy op verfcheide plaatfen in Saxen , in het Brandenburgfe, in Silezie, Boheme, en in Hesfenland, De Osmundsberg in Sweeden, een hoogte uit veele Ley- en Kalkfteen - Bed: dingen beftaande, is voor veele Jaaren bevon- den, niet alleen Steen - Olie , maar ook een donker graauwe Vette Kley te bevatten , die ID (oa) Mem. de Math. 5 Phys. Tom, IL. Par, 1755. p‚, 6e UI Deer. IL STuxj La AFDErL. XXII. Hoorpe STUK VIII. Argiila) Tri politaw Ne. Tripel. sá4 De KLEIJEN oF in Water fmelt, als Zeep fchuimt , en waar- fchyolyk toe Vollers- Aarde zou kunnen die- nen, naar men zig verbeeldde (7). (3) Kley , die ruuw is, gladachtig uit den geelen ziet en afgeeft aan de Handen, De Tripel, die men in Vrankryk Tripoli, in Duitfchland Trippel noemt , is van den Heer WALLERIUs Onder de Zanden geplaatst geweest, en maakt thans by zyn Ed, een by- zonder Geflagt uit, dat aan het Meelzand of Maalzand volgt. Andere Autheuren betreke ze tot de Aarden, gelyk ook de eigen benaa- ming Terra Zripolitana is, als zynde van Tri poli in Barbarie afkomftig. Men vindtze Kleyachtig week en ook Steen. achtig hard, niet alleen aan de Kust van Afri- ka, by Tunis en Tripoli , maar ook op een nieuwlyks ontdekt Eiland, Tanna genaamd, in de Groote Zuidzee, De beste zou voorko- men in het Koningryk Napels. Ook valt zy by Lucern in Switzerland, in Bretagne , by Memoa in Auvergne en by Grosbois , niet ver van Dijon, in Vrankryk. Dikwils vindt menze in de nabuurfchap van uitgebrande Vuurber- gen, by Calno , Gechsheim en Sindel'. Singen | in (#) Stochhe Verband, op ’t Jaar 1739 en 1740. I. Band, p. 238, (8) Argiila fcabra nitidula flavescens inquinans, Syst. Nat, Kil. Tom. lil, Gen. sze Sp. 8. Argilla {ubtilis macra, WOLE, / ae nd Ad kb ndi hd pr Wrs NK ij ’ Por-AARDEN, 545 ín % „Wurtembergfe, by Duisburg in t West= LA ArDEELs phaalfcbe Graaffchap Mark, in Bremen, by XXill. Hildesheim , Hedemunden en Halberftadt in mem Neder- Saxe , in het Mansfeldfe op den zo- “* genaamden Aschberg , onzuiver en met Kalk. Aarde gemengd; by Sablfeld in Thuringen» by Schneeberg en elders in Saxen 3 aan den Weisfenberg by Praag in Boheme; in Silezie, Lyfland, Sweeden , en in Siberie Vlotswyze in Teerlingachtige Stukken, voornaamelyk niec ver van den. Uda- Stroom, en fomtyds , in Vrankryk, met afdrukzels van Boombladen of Schulpdieren. De Tripel is dof op de breuk , ruuw op 't gevoel, en, in vergelyking met andere Kley.- Soorten , mager , koarfende tusíchen de Tanden als Zand ; doch zy kleeft aan de Tong en geeft af aan de Handen. Het Water trekt zy fterk aan, maar wordt ’er niet week door, gelyk andere Kley, Op eenig Metaal gewreeven ‚ neemt zy, goed zynde, deszelfs Kleur ípoedig aan , en maakt deszelfs oppere vlakte glad, even als andere gebrande Kleijen , ‘en het Zand inzonderheid. Van Kulk - Aarde zuiver zynde , bruifcht zy niet op met Zuu- ren, hoewel zy gedeeltelyk daar in ontbonden wordt, Wort. Min, ar. Tema Tripolitana, Cronsr. Min. 6. 89e Vog. Min. 38. CARTIB, Min. 8. Glarea indurata coherens asper, WALL, Jin. 33. Tripela. WALK. dins Ie P. 94e Gen, 8. Mm » ML Deer. U, Stug, Tripel, Eigene fchappene st s46 De KLRIJEN or RE ‚g, wordt. Door % gloeijen wordt zy, niet te Arpzrr.fterk Yzerhoudende zynde, en in * Vuur al XXIII, gemeenlyk herd , maar fmelt niet op zig zele shr ve 3 wordende ook , maar motielyk , door by= Tripel. voeging van Borax of Pis: Zout tot vloeijen | gebragt. Eenige Aarde van Bitterzouct en Y. zerdeeltjes ‚ welke zig met de Kleur door Geest van Zout en Koningswater uithaalen laaten, zyn ’er altoos in vervat. Zand laat zig, door wasfching, van zuivere Tripel niet affcheiden. De Franfche Soorten houden, volgens de on: dervinding der Scheidkundigen, ook Zwavelen Aluin. Déskbeel- Zeer verfchillende denkbeelden zyn ’er over den over den eigentlyken oirfprong van deeze Stoffe, {pronge Sommigen hebben gedagt , dae die van Vuur- briakende Bergen afleidelyk ware ; doch , dewy! menze dikwils op andere plaatfen vindt, ís dit niet waarfchynlyk, Apnderen hebben ge- meend, d t zy uit afgefleeren deeltjes van Glass aartige Steenen „ Jaspis en Porfier , beftaan mogte. Anderen hieldenze voor een bvyzondee re Soort van Zand; eenigen voor een harde Aarde of Kryt. Eindelyk kwam zeker Heef Garpeir, uit de befchouwinge der Tripel Groeven , omftreeks Rennes in Vrankryk, in jaar 1753» tot het zonderlinge denkbeeld, dat fe) Mem. des Seav. etrang, Tom, Ille ps 19. (p) Phil Tranfalt. Vol. Lle & for the year £759, pe 34g. Pors AARDE N, 547 dat die Stoffe van eene Plantaartige zelfftan- 7, digheid , welke in Aarde was overgegaan, AFDtELe mogte gefprooten zyn. Hy ftelde vast, dat ad het Boomen waren ‚van welken de Tripel haaÉ-srux. re afkomst had (o). Niet lang daar na, in ripe % jaer 1755 naamelyk, deedt een Hoogleeraar van Koppenhagen, HuBNEr genaamd, een toer door Bretagne, om de natuurlyke voorte brengzels van dat Landfchap waar te neemen, en meende aldaar ook, in het Gebergte van Poligné, vyf Mylen van Rennes, den waaren oirfprong van de Tripel ontdekt te hebben ; ftellende dezelve te zyn een volkomen gepetrifie ceerd Hout ‚dat naderhand gekalcineerd was door het onderaardfche Vuur Cp). Op ’t laatfte er- kent hy, echter, dat die maar ééne Soort van Tripel zyn zoude , en, fchoon hy gegraven Hout vertoond heeft, dat weezentlyk door- drongen was met Tripel, kon men dit zo min een bewys achten van den oirfprong, als die der Pyrieten of Metaalen uit Hout , dat in dezelven is overgegaan. Op dergelyke manier wordt dit denkbeeld, zeer grondig ‚ door den Heer Da CosrA tegengefproken (q) s gelyk het andere wederlegd was door den Heer G ue ETTARD , die, met dit oogmerk, de “Iri- pel- Groeve van Menat, zes Mylen van Riom in Auvergne, in Afbeelding gebragt, en de bee fchryving daar van medegedeeld heeft (r). Hier (4) De zelfde. p. 192. (r) Mem, de U'Acad, R, des Sciences, de 1755. P‚260, Ot. Rl. VL Mma Ii. DEEL. IJ, STUEe 1, Ärveer. „XXI ‘Hoor: « STIK Verfchil fende soie ten. Fran(che. s4ö De KrLeEtJEN or Hier kwamen drie Soorten van Tripel vaor, een roode, een zwarte en een bruine, aan de ‘kenten van die Beek zigtbaare Laagen maa kende. De laatfte vertoonde eenige Vezelen 4 die Plancaarrig fcheenen , en was doorzaaid met Goudkleurige Glimmerdeeltjes. De zwarte had: Pyrieten ingeflooten „en deeze gaf het uite:'yk aanzien van vermolmd Hout; doch hier uit acht gemelde Heer nogthans niet waarfchyn- lyk , dat zy weezentlyk van Hout afkomftig zou zyn. Want in de geheele Groeve kwam niets voor dat naar Boomen ‚Takken of Wortelen geleek : veeleer hadden de Laagen de gedaante van die der Leyfteenen. Men verhaalde evenwel , onder het aldaar woonen- de Volk, dat ’er een Aardbrand zou geweest zyn, en verfcheide Steenen, daar “omftreeks, hebbende volftrekt de kenrtekenen van HN 5 maakten dit waarfchynlyk. Sommige Tripels zyn van eene zeer Kalkach- tige natuur , zegt zyn Ed,, gelyk die van Pa. tys, welke wir als Kryt is, zagt opt gevoel , zeer fyn van korrel en opbruifchende in Sterk Water, dat de Tripel van Menat maar weinig doet; weshalve hy dezelve betrekt tot de Kleie jen of dergelyke Stoffen, De roode wordt van daar naar Purys gebragt, om te dienen tot het flypen van G'azen voor Brillen en Verreky« kers, waar toe de fyne Zwavelgeele van Po- ligné in Neder-Breragne ook zeer bekwaam is. Dergelyke geele valt ook in Barbarie, in Na PorsÄARDEN z49 ’t Napelfche en in Siberie; alwaar zy op fom- en ai) \FDEELS | st plaatfen met zwarte , op anderen met xx | oog geele Streepen geaderd voorkomt, Jo Hoorn. veelerley trappen van grasuw vindt men zeSTük. by Praag en op de gemelde plaatfen : wit by Schneeberg in S xen, „Hier moet men thuis brengen de Engelfche Engelfche Tripel, die aldaar Rottenftone geheten wordt, “PS dat is Rottige Steen, in ’t Fransch Tripoli caricufe. Da CosrTa geeft 'er den naam aan van Bruin Kryt, dat men vermolmde Aarde noemt (s). Hy maakt daar van een byzon- dere Afdeling, order de benaaming van Bruis ne Kryten, heobende de gewoene Tripel, aie geelachtig is, in die der Geele Kryten be- ‘greeper. Het zyn Kryten of Kalkeu, zegt ‚hy, daar de Zuuren niet op werken. Deeze is zeer ligt, Aschgraauw van Kleur, taamelyk hard , maar van een los g:weefzel, met een ruuwe , poeijerige oppervlakte , aan de Han. den afgeevendes niet kleevende aan de Tong , in Water aanftonds vergruizende, Gebrand wordt zy donkerer , maar niet harder. Men graaftze vocrnaamelyk in Derbyshire, op Ba. kewell: Moor, alwaar zy in afgefcheide brok. ken legt ‚omtrent drie Voeten diep. In Nieuw Epgeland is dergelyke gevonden, als ook zeer over. zi (1) Creta fusca, Terra cariofa dia. Da CosrTa Fosfils, p, 87. Tripela Cariofa. WALL, p, 95. Sp: 39. Mm 3 550 De KLEIjJEN oF L___ overvloedig in de Rivier Lee, by Cork. De APFDEEL, XXII Koperfmeeden en Steenhouwers maaken ’er veel Hoorp- gebruik van, tot parrain STUK. IX, (9) Kley , die vogtig zonde blaauwachtig is 1 kvdd std en gebrand uit den rooden ziet. Steenkley. Onder deezen tytel begrypt LinNaus de Gemeene Kley, Leem of Potaarde, die door de geheele Wereld voorkomt, als een bezinkzel , waarfchyolyk , der Zee- Wateren, welke den Aardklooc in ’t eerst geheel bedekt hebben. Dus acht zyn Ed. dezelve als de Moeder van alle de andere Soorten. Men vindtze gemeenlyk Vlotswyze, en den by beurthoudende Laagen met Kalkfoorten en Zandfteenen, zelfs op de Eilanden in de groote Zuidzee , Tahitien Tan. nas op die van Oostindie 5 in de Afiatifche Landfchappen van Rusland , voornaamelyk by Tabynsk; in Sweeden , gelyk by Upfal, geel. en roodachtig ; in Vrankryk met Bergpek of Joodenlym doordrongen en zwart 5 by Mar- Jenheim in de Elfaz witachtig; in Switzerland „ gelyk by Baden en op ’t Gebergte Jura , zwarte p achtig blaauw, op het Eiland Elba en op Ifchia aan de Kust van ”* Napelfche; rood en graauw om= (9) Arzilia humidg coerulescens, uftione rufescens. Sy/. Nat. Xil. Tom. Ille Gen. sz. Sp. 9. Argilla coerulescens, Sy. Nat. Vill. p 207. N. 4 Argil.a rudis Sabulo deftiturz, WoLr. Min, 11. Argilla communis vulgaris plastica, CRONSTe Alin. 6, go. Argilla vulgaris, VOG. Alin, 28. Argila Igne Yi- Por-AARDEN- Ssi omftreeks Rome3 donker bruin in Piemont RK’ eenige Mylen van Afti, als ook by Bandisfe, Saa en overvloedig in het Veroneefche en Vicen: Hoorps tynfche gedeelte van den Staat van eerd ern voorpaamelyk in de nabuurfchap van uitge- Sienklye brande Vuurbergen 5 wit, fomtyds met rood gebandeerd, en van meerderley Kleuren; by I- dria in de Krain , rood en geel , gemeenlyk Kwikzilverhoudende: rood en graauw in Stier- mark , en met gemeen Zout doordrongen in Ooftenryk ; blaauwachtig by Schemnits in Ne- der - Hongarie, alwaar zy den Grond var fom- mige Erts.-gangen uitmaakt , zynde ook fom. tyds geelachtig , by Roswald in Mahren geel, by Presaits groenachtig , elders rood , zwart of geelachtig: wit in Bohemen , of ook graauw s en van veelerley andere Kleuren, in Silezie en Duitfchland op zeer veele plaatfen. Somwylen komen Lighaamen, zo uit dit als righaa- uit de andere Ryken der Natuur , in Kley n° dax veranderd, in dezelve afgedrukt , of ingefloo- komende, , ten, voor, Behalve de verkalkte en verfteene de Conchyliën, daar in, zo wel in ons Land, als elders , vallende; Boombladen daar in ge= drukt 3 Hout daar in overgegaan en geheele Boome vitresens puta, CARTH. Min. 6. Limus , Terra Lateritiae Voo. Afin. 31. Arg. Vitresc, rudis , Rimis (ub exficcatione inordinacis. Argilla vulgaris, WALL. 6y/E, Mine le Pe 42e Sp. 16e Mm 4 HI, Deere Il STUKe ssa De KrLeEryjenR op ArpreL. XXI, Hoorp- STUK. Steenhley. Boomftammen, die men in Kley vindt, gel yk voorheen gemeld is , vindt men daar in een menigte Mineraale Stoffen, By Moldaw, in het Bannaat van Temeswar, houdt zy Asbest, by Hallftadt, ín Opper- Ooftenryk , gemeen Zout , by Altzedliez in Bohemen, als ook in _ eene Myn by Schemnits in Hongarie , Schirl ; Eigen- fchappen der Kiey. in de Elzas Bergpek of Joodenlym: by Crem- nits in Hongarie , by Toplits in Boheme, en op andere plaatfen meer, Zwavelkies. By Haf: nerzell in het Stift Pasfau, breekt Waterlood, in de Windichacht by Schemnits, als cok in de Krainfe, Tweebrugfe en Paltzifche Groe- ven, Cinaber 3 bv Kisbanya in Sevenbergen en in de Morgenfter, by Freyberg ín Saxen, Loodglans ; by Kleingabel Eifenram, en by Koniz in Hongarie, als ook in Karinthie en by Atlen in Zwaben blaauwachtige Glaskop; by Saska in het Bannaat van ‘Temeswar gedeegen Koper 5 by Joachimsthall in Boheme Zwart- gulden 3 by Kreisdorf in Beijeren en in Win- difchleiten by Schemnits in Neder -Hongarie vermomd Zilver; by Herezigan en in Sigmunde ftollen, niet ver van Salatnams, in Sevenber. gen , vermomd Goud daar ín, Deeze Stoffe is meestendeels week en taay; fomtyds wat verhard , en dan noemt menze Steenkley, Steenleem of ook Kley-Steen. Altyd bevat zy Yzerdeelen en wordt derhalve, door “t branden in een open Vuur, naar de meer of minder overvloed derzelven , hooger of blee. k Por-AARDEN. $53 ker rood. Zy verfmelt ook taamelyk ligt eri een groenachtig Glas, en geeft aan *t Konings fen ÁFDrerLs XXIII. «water, zo wel als aan den zuiveren Geest vanHoorp= Zout, haare Kleur over. Meestendeels bevatSTUx. zy ook Vitriool- Zuur en is zelden geheel vry Stekkers van Kalkaarde en Zand, Wanneer zy die bei. den in aanmerkelyke veelheid bevat, en der- halve met Zuuren opbruifcht, fmeltende ook ligter in ’t Vuur 5 dan noemt menze Mergel, en wanneer zy van dezelven in % geheel nict, maar een grooter overvloed van de Lymerige deelen bevat , Leem (Lutum) Pot- Aarde of (Limus) Slyk, Ten opzigt van de verfchillende Kleuren , moet men opmerken, dat de Kley, op fommi- ge plaatfen van Boheme, zo wit voorkomt, dat menze in plaats van Kalk gebruikt tot hee witten van de Huismuuren. Zy valt ook wit in Wermeland, Smaland en andere deelen van Sweeden , en in Duitfchland, aan den Rhyn. Ik bezit zodanige uit Guiée, van Java en Ceilon. Graauw, of Aschgraauwsgelyk zy in onze Provinciën gemeen is, valt de Kley in verfcheide deelen van Duitfchland en in Swee- den. Dergelyke heb ik , die afkomftig is van de Bergen op Sumatra in Oostindie , aldaar _ Tanna Haloe genaamd , als ook uit Engeland « en van elders, Blaauwachtige of blaauwachtig graauwe, is by ons wel de gemeenfte, en vak ook diep in de Grond , in het Tweebrugte en elders in Duiefchland ; aan de Oevers van de Mm s Oost Ul. Deer. il, STUKe Kleur, 554 De KiLEIJEN Or PA Oostzee , enz, De gewoone Teelkley in ons xx, Land is van een licht blaauwe of Afchgraauwe Hoorp Kleur, Ik hebze blauwachtig , van Bicêcre STUE: _ by Parvs, als ook van Siegberg in het Keuliche Steenkdeye wee en vyftig Ellen diep , en uit Honerie , zo met Merkafieren als met Zee Schuipjes bezwangerd. Geheel blaauw komt zy ook voor; hoedanige ik heb uit de Meijery van ’s Herto- genbosfche en van Padberg. Geele Kley, uit den rosfen, of bleeker, vindt menze op de Eie landen in de Zuidzee , voorgemeld; in Ruse land, in Sweeden , in het Wurtembergfe , in Saxen en elders. Ik hebze hoog geel van Jae va, Jaccatra en Sumatra,in Oostindie, als ook van de Kust van Guinee: bleek geel uit Hon. garie , Siberie en van Eibenftock in Saxcn, * Geheele Land van Aftrakan beoosten de Wolga, en benoorden de Kaspifche Zee, door de Samara Noordwaards en de Jaik Oostwaards bepaald , dat van de Kofakken en Kalmukken bewoond wordt , wel honderdvy’tig Mylen lang en honderd Mylen brced , heeft den Grond beftaarde uit geele Kley , zeer vrugtbaar in Geert en Tarwe (&), Hier zou men onze rosachtig geele van den Ysfel en de Lek moeten thuis orepgen. Roode Kley is, in verfcheide deelen van Europa, ook wel bekend. Veele _ valt uit den rooden bruin , of zelfs donker bruin , = als voorheen gemeld is en de meeste trekt naar _ Bo- (6) Phil, Tranfsl?. for 1767, Vol. LVIT. pe 315. Dn PoTeAÂARDEN, _ 555 Bolus of roode Aiiine- ‚ hoedanigen ik van ver- 1 _fcheide Soorten uit Saken heb, Groen vindt Aai men ze in Hongarie, Silezie en in Tirol , als op. ook in de Sweedfche Provincie Nerike. Groen-sruxe achtige heb ik van Montmartre en uit Enge- Srentleye land; een groen gevlakte Aschgraauwe Kiey van Tweebrugge en eene geheel groene uit Siberie, die tot Verwítof wordt gebruikt , maar zo helder groen níet als een dergelyke , welke „men Vol- Aarde noemc, van Altenburg in Sa- xen. Zwarte of zwartachtige Kley komt in ons Land in de Veenen , als ook op modderige plaatfen aan de Oevers der Zuider-Zee , en alom aan onze Stranden voor. Ik hebze ook van Namen , gelyk menze hier en daar, diep in de Grond, in Duicfchland vindt, zo wel als by % opgraaven van de Grondvesten der Huizen in onze Stad Amfterdam. Gemarmerd, van rood en geel, of rood en wit, blaauw en graauw en andere Kleuren , valt zy insgelyks op deeze en gene plaatfen. Zodanige heb ik uit Silezie , van Keulen ,als ook uit de Theems; enz. De oirzaak deezer Kleuren zal zekerlyk te zoeken zyn in eenige Mineraale Stoffen , die zig met de Kley vermengd hebben , en wel inzonderheid in het Yzer, dat byna altoos, meer of min , in dezelve gevonden wordt, Dit Me- taal, overvloedig door des Aardkloots oppervlak. te verfpreid, geeft wel gewoonlykst eene graau. we ; rosfe of geelachtige Kleur, wanneer het UL Dear, IJ, Srux, Eg 556] De KLEIJEN or 1. in Roest ís ontbonden , maar, door andere ÁFDEEL. Scheidvogten aangetast, ken: het ook andere etn: Kleuren uitleveren. Dus ziet men dat het Glas, STUK. waar in Yzer gefmolten wordt, daar van een Sreenkley. blaauwe Kleur aanneemt, ez dat hetzelve ‚met famentrekkende Plantaartige Vogten, een zwar: te Inktkleur maakt, Dit kan , derhalve, de oirfprong der blaauwe en zwartachtige Kleyzyn, hoedanige de Natuurlykfte is van deeze Soort. Gebruik. De Kley is in de Huishouding, Landbouw en veelerley Handwerken, geheel on-Ontbeere Iyk. Op veele plaacfen maakt men, daar van, Vloeren , Wanden en Daken , der Landwooe ningen. Geen vetter, vrugtbasrer ; beftendie ger Bouwlanden , dau in Kleygronden: geen zwaarder , vrugtbaarer Gewas , zo van Mocse als Boomvrugten « dan-in dezelven. Van on« gemeene nuttigheid is zy deor de cigenfchap , vac het Water tegen te houden, dat door de Zandgronden heen loopt, en dus tot het maa- ken van Dammen of Dyken en Waterkommen of Bakken, en om dezelven digt te houden, gelyk zulks blykt io de Zoutkecten, Zeepzie- deryën en Suiker - Fabrieken, Van gelyken dienst is de Kley in de Smelt- Ovens der Erte fen „ die in Kalkftcen of Kalkfpaath breeken, Met poeijer van Steenkolen en Water wordt zy geroerd tct een dunne Bry, de Haanen: Pap geneamd , die, in de gereedmaaking van het Yzerblik , tusfchen de enkelde Bladen ge- daan wordt, om derzelver famenhechting door de „PotT-AÂARDE N $57 de Hitte en het fmeeden voor te komer. De Smids maaken ook van Kley of Pot - Aarde, in Arzt, Puitfchland, en de Metzelaars tot beftrykin 8. {ooeo- der Teenen Wanden gebruik, Hier te Lan-srux. de worden doorgaans de gemetzelde Regen- Sseentdey. bakken en Geurten van buiten daar mede be- kleed , om het doordringen van * Water uit het Aardryk te verhoeden , en de Ovens der Scheidkundigen dikwils daar mede gebouwd, Met Kalk eo Zand, maakt men ’er een Deeg vans tot het-dige firyken der Deftilleerglazen , en-om dezelven met een Steennarden Rok te bekleeden; dat zy beftand zyn tegen ’t hevige fte Vuur. Het Muurwerk der Smelt - Ovens, byzonderlyk dat in ’c Vuur moet ftaan , worde Jer mede opgehaald , en de Vloer daar mede beplakt. Ook maaken de Beeldhouwers van Kley of Pot - Aarde hunne modellen, en de Schilders plumuuren daar mede haa Doek, De voornaamfte gebruiken van de gemeene steen- en Kley , beftaan in het bakken , zogenaamd, van Steenen en Dakpannen. Tot de eigentlyke Steen. bakkery wordt de gemeenfte Kley van ons Land, van den zelfden aart als de ‘Teelk kley , die mink zynde blaauw is , doch opdroogende hard en witachtig wordt , gebezigd, In het Vuur der Steen- Ovens wordt dezelve graauwachtig en bleeker of hooger Tegelrood , naar dat zy meer of minder aan den g'oed is bloot geftcld ge: weest. Dit maakt dat 'er veelerley, ja wel Lot twintig Soorten van Bakfkgenen „ die hun. ue ‚JI. Deet. IL, Szug, Pannen- Bakkery. 558 De KLEIjJEN or 1, ne byzondere naamen hebben, uit zulk een Arpeer, Oven , door ééne branding komen; waar on- XKUL ger die men Klinkerts noemt, wegens de Glas. Hoorp s WEZENS dE Lsias sruxe’ achtige hardheid en deeze trekken het Water Steenkleye niet in; wordende derhalve hedendaags in de Fondamenten der Muuren gemetzeld, waar doorde Huizen minder vogtig zyn dan van ouds, Roode Moppen , die het Water fterk inzuigen, zyn de gemeentte (»). Tot het bakken der Dake pannen en vierkante Vloerfteenen wordt een grover Kley genomen , welke ook blaauwach- tig en vet Ís, maar hoog graauw opdroogt. Deeze wordt, nadat zy met Water week gee maakt en wel met Zand doorgewerkt is, in een Molen, welken een Paard omdraait, nog eens volkomen doorgekneed , dat by de Steenbak.= kers niet gefchiedt, Door ’t Vuur worde dee- ze Kley ook rood , gelyk men dit in de mee- fte Dakpannen onzer Steden ziet ; maar men weetze blaauw te maaken , zo wel als de Vloer- fteenen, door het Stooken van den Oven, in plaats van droog Hout of grove Turf, met Takkebosfchen van groen Elzen- Hout. De Steenbakkers- Kley wordt meest aan den Rhyn. kant, en by Utrecht, gegraven en gebrand (w). peftche Die Steentjes of Tegeltjes, welke men in Bl de Delftfche Platteelbakkeryën maakt, worden van (wv) Omtrent de Bakfteenen, welke hier te Amfterdam ‘got ‘bouwen gebruikt moeten worden , werdt voor eenige “Jaaren eene bepaaling door de Regeêring gemaakt. Zle Nee — derl, Jaarbe van 1747. Pe 900 ed Wit \ & “PÓrF-AARDEN ssd ván de zelfde Stofre gevormd als het Delftfch 8 Aardewerk, Schotels en Borden, van ouds ge ArDzEL. naamd Platteelen, naar welken die Fabriek nog ele heden den naam voert. Men heeft aldaar „langssrue, * hoe meer, getragt,de Ooftindifche Porfeleinen Stcekky, naat te bootzen, en dit heeft veel Aardewerk, van die afkomst, doen noemen , Delftsch Por. felein. Ik heb te vooren * reeds gemeld „dae men * Bl. sos: daar toe driederley Kley gebruikt, naamelyk de , Doornikfe , die geelachtig wit, fyn en vet is, wordende aan de Rivier de Schelde gegraven: de Westphaalfche van de Rhoer en elders, die zo fyn niet is maar weeker en blauwachtig : de ‘Hollandfche Rhyn - Kley , van den zelfden aart , als de Pannebakkerse Kley , voorgemeld, en weinig van de Steenbakkers- Kley verfchillen. de. Deeze Kleijen worden zorgvuldig gewas. fchen, en in zekere evenredigheid gemengd „ waar van zy een geheim maaken. Wat het vor. men , bakken, fchilderen en verglaazen van dit Aardewerk betreft, kan men elders omftandige onderrigting bekomen (x). Nog een andere Soort van Steenbakkeryën Geele zyn 'er in ons Land ; naamelyk die aan den Ys= „„Klinkere fel ‚ alwaar de Steenen , Klinkerts genaamd , wor- xstel, hi den (w) De Manieren , op welken zulks gefchiedt, zyn zeee Omftandig door meerpemelden Heer BERKHEY befchreeven . in de Nat. Hiüt. van Hoiland, Il. D, L. STUK ‚ bladz. 284 „ 30i. (x) Nae, Hist. van Holland, als boven, bladz, 292 „enz, IL Dezer, U. STUK, $60 De Kreijen of L. den gebakken. De Kley , daar toe dienftig , AFDEEL. vale alleeniyk > zo ’ fchynt „ in die Rivier, se orp, meest in de nabuurífchap ven Gouda; hoewel grux. zy ook aan derzelver uicloop, in de Lek, gee Steenkky. vonden wordt. Van Kleur is zy geel of rose achtig, ten blyke, dat zy grootelyks bezwan. gerd is met Yzer. Oker. Hier voor maakte ik gewag, van veele dergelyke Kleijen, in andere ® zie Landen vallende *. Deeze Kley wordt des bladz, 554% Zomers op de Banken of Schorren in die Rie vier gebaggerd of gevischt, en dan vervol gens , een weinig bezonken zynde, zonder verdere bereiding verwerkt: zynde voor ’% overige de manier byra eveneens , als in de andere Steenbakkeryén. De Goud/che Steenen en Potten , na ’t bakken geel, zyn van eene Glasachtige natuur, en dus helder klinkende ; waar van die Steenen den naam voeren (y), In Vriesland worden ook dergelyke geelachtige Steenen gebakken, die veel harder dan de Moppen zyn. Van de Steenbakkeryën in andere deelen van Europa, of ook in de overige Wereldsdee- len, alwaar die hier en daar geoefend worden , niet meer, deh, het gene hier voor ten opzigt van de Porfelein- Fabrieken gezegd is , te bes rigten hebbende; gaa ik nu over tot de (roy (9) Zie de Naz, Hij, van Holl, als boven, bladz, 268, @nze id rf d { ze GR { ef - 7 ‘ Kd ” n { D in i f Lane Por-AARDEN 56 (ro) Kley „ die opdrogende en Dobbelftee ak & Arnr nig Jcheurt. Er Door deeze Kentekenen wordt de Potte. aai bakkers- Kley, die men in ’t Hoogduitfch Zop- fer- Thon , Wurfel - „Thon en Speck- Thon, in nn % Franfch Argille a Potter tytelt, van Lr n. engen N&us onderfcheiden. Ik vind ook by War- LERIUS opgemerkt ,dat dezelve, droogende, door Scheuren, die elkander regthoekig {ny= den, van de gemeene Kley, waar in de Scheu- ren ongeregeld loopen , verfchilt. De kundige Heer BErKHEYS, niettemin , door wien de Aard- en Kley-Stoffen onzes Lands zo naauw- . keurig onderzogt zyn, mâ-kt geen gewag van dit verfchil, tusfchen de Potrebakkers en Steen. of Pannebakkers Kleijen. Zyn Èd. zegt alleene Iyk ‚ dat de eerstgemelde de fynfle is en vetfte; hoewel naderhand de Pannebakkers- Kley van hem gezegd wordt vetter te zyn dan die der Pottebakkeren , welke ligter van Kleur is en * minder blaauw , doch hoog blaauw opdroogt, de andere doorgaans hoog graauw , en de Steen. bakkers Kley witachtig. Allen worden zy , door ’t droogen , zeer hard; doch bezitten, nat en Clo) Argilla Siccitate rùzturis fubresfellatà. Sy. Net. XI, Tom. III. Gen 52, Sp. 16. Argilla tesfellata. Sy/7. Nate | Vilt. p. 207. N. 3. Argilla Tesfulata Figulina. WALL, Aline 1). Mârga, LEHMAN. /’in. 16, Aigilla vitregcens „ exûccata Tesfularis. WALL. Syf?. Min, :. p. 46. Sp, 18e | ‚N n UH. Dezer, 1. STUK. _S62 De KLEIJEN Or 1. AFDEEL- XXIf. BHoorp* STUKe« ___ Pot. Aarde, en week zynde, een lymigheid , die haar taay en verbonden houdt; waar in de Pottebakkers- Kley uitmunt, die ook minder Zands in heeft dan de Kley der Steenbakkeren. Zy onder- zoekenze door een Klont in ’t Vuur te were pen : wanreer. dezelve , door die Hitte, wel fcheurt , maar niet vergruist, dan achten zy de Kley tot hun gebruik bekwaam. Men vindt de Pot- Aarde doorgaans in Europa , zegt onze Ridder, „, In Holland komt ss Zy overal voor, tusfchen de andere Kley- s> Laagen , meest ter diepte van anderhalf of twee Voetens doch de beste Kley van dien > aart leveren de Landen aan den Rhyn, de ss Vechten de Gouwe, benevens. veele Maase Engelfche Pot« Aare de, s, landen” ; zo de Heer BERKHEY aante- kent (2). Zyn Ed, omftandige befchryving van de manier , op welke deeze Kley door-de Poc- tebakkers bewerkt wordt ; en tot Aardewerk gemaakt, is alleszins lofwaardig. Waarfchyne lyk zal men ’er in Duitfchland en Vrankryk, als ook in Italie, op dergelyke wyze mede han- delen; mids acht geeverde op het verfchil der Kleijen 5 waar uit dan ook het groote verfchil van ’t Aardewerk ontftaat. Neem in dit. op« zigt het Keulfche , dat van een geheel andere Kleur en zelfftandigheid is, ten voorbeelde, „Het gene my , in dit opzigt , aanmerkelyk voorkomt, is, dat de naauwkeurige Heer Da | 7 Co se (z) Nat. Hfl, van Hoil. alsboven, bladz, 278, LJ ‘ P OT-ÂARDE RO s63 CosTa, de Pot- Aarde befchryvende, diemen f, in groote veelheid op de Oostelyke Oevers van in de Rivier Medway, tusfchen Maidftoneen Ro- zoorp. chester , in ’t Engelfch Graaffchap Kent uitsTur. ° den Grond haalt, en te Vauxhall tot het maa- , Pete : ° é Aardt. ken der gemeene Witte Potten gebruikt ; van dezelve zegt, dat zy geweldig met Sterk Wat ter opbruifche, Dit is tegen de natuur der zui- vere Kleijen ‚ gelyk ik boven aangetekend heb, en moet- derhalve veel Kalk zig daar in be- vinden, In ’ Vuur, zegt hy, wordt zy Steens hard en bleek rood: zo moeten die Potten. dan maar wit vérglaasd zyn. Vogtig zynde;, is haar Kleur uit den groenen Afchgraauw, Een andere, die uit den blaauwen ziet, hebbende dergelyke eigenfchap , van. met Zuur op te bruifchen , werdt overvloedig, zo uit Ierland, als van Nortwich, te Liverpool ingevoerd , en aldaar in de Fabrieken van. Aardewerk gee bruikt. In ’ Vuur kreeg deeze een zeer bleek bruine Kleur, met een tint van rood (a). Bui- tendien vindt men in Engeland een menigte „van Kleijen, zo geel als blaauw en van. andere, Kleuren „die tot Pottebakkers- Werk , tot Steen- en Pannebakkeryeu , zo hyaantekent, gebezigd “worden. De algemeene Steenbakkers Kley ‚meest bruinachtig van Kleur, doch rood wordende in “ Vuur, isaldaar zo vol van Vitrioolifche Zoue PN PEEN Tan ……{e) DA CosTA Fos/ils. p‚ 47, 48 Nn a IM, Deen, [1,9 TUKe 564 De KLEIJEN Or bide ten, dat men ze een langen tyd in de Lugt XKIL laat leggen „ eer menze kan of mag gebruis Hoorp. ken (b). STUK. XI. (23) Kley die Vleefchkleurig is. Argilla nara Door de Kleur alleen onderfcheìdt Lan kleurige, Naus deeze, die door WALLERIUS ons der de gemeene Kleijen geteld wordt. Door * Vuur en ’t droogen krygt zy haare Vleefch- kleur , ziende, raauw en vogtig, uit den rosfen: De Ridder deeze in Westgothland, op den Weg naar Philippftad , een Marktvlek , waarneemen- de, noemtze een Vleefchkleurige Kley „ die in Water rooder wierd , en, in ’t. Vuur bleeker, Men groefze op veele plaatfen aan dien Wez, en ook elders in dat Gewest. Tot Vuurplaat- fen was zy zeer dienftig , maar in Sweeden zeldzaam „ onderfcheidende zig ‚ zo wel van de witte als -blaauwe , en nog meer van de Westgothifche roode Kleijen, zit. (aa) Kley die groen en wryfbaar is , met glin- Talcofa rh €lim ef flerende Stipjese Ee ef ge. (B) Argilla Lateritia. Ibid. p. 56. (11) Argilla incarnata. Syfi. Nat, XI, Tom. III, Gen. st. Sp. 1de Ito Westgoth. ast , 267- Argilla communis ine carnata CRONST. Min. p. 106. Argilla dak rpg rubens. WALL. Ak Min. 1. p. 43e (122) Argilla viridis friabilis , Atomis nitentibus. Sy/? Nate Xl. Tom. Ill, Gen. 52.Sp. 12. Arena micans viridis. WALbe Min. 37. N. 3e Sy? Mine 37. Ne 3, Syfle Aline Le pe 199: 4 „Por=ÄARBEN, 565 Dit is die groene Stoffe , welke de Heer, L Warrerrus, gelyk ik voorhenen meldde Syr tot de Zanden betrokken heeft. Men vindtzefoorp- in-Egypte , op ’t Eiland Chio, en in de Zui-STUK delyke deelen van Europa, Het fchynt eigent- lyk een gruis van Talk of. Glimmer te zyn, als in haare groene Meelachtigheid een menigte bes vattende van Schubbige witachtige, glinfteren- de deeltjes. By Lowenftollen en pig in Sa: xen komt dergelyke voor, ‚ (13) Kley, die in de Mond finelt, drie Boius. _ Dus ondetfcheidt LinNaus de Stoffen , Dn die men in ’t algemeen Bolus noemt, in ’ Ita= f Jiaanfch Bolo, in *t Epgelfch Bole ‚in ’t Franfch Bol. Men geeft ’er, in ’t Hoogduicfch, ook wel de naamen van Fetthon, en Eifenthon, dat is Vette of Yzer-Kley , als ook van Tegel- Aarde of Engelfche- Aarde , aan ; maar zulks is veel te onbepaald, ’: Woord Bolus, dat in t Griekfch, zo wel als in ’t Latyn, een Klont betekent , is ’er ‚ wegens de klonterigheid , buis „f13) Argilla Ore liquescens. Sy/?, Nat, XII. Tom. Ille Gen. 52. Sp. 13. Mus. Tesf, Kro. SCHREB. Lith. 136. Are gilla fubtilis Aquâ in masfam Un@tuofam disfolubilis. Caeru. Min, 6. Argilla fwbtilis pinguis WALL. Min, il, Argilla pinguis. WaLt. Min. 15. N.6. Bolus, Cronsr, Min. 6, 86. VoG, Min. Syfl, 31. Argilla Vitrescens, pinguis, ex- ficcatione folida, Warr. Syf?, Min. 1. p. sr. «. Arg. alba, Bolus alba, DAL, Pharm, 19. N, 8, B, Cinerea. Axungia Lue No 3 UI, Deer, IÁ. STuxe $65 De KrEIjJEN Ôp L buiten twyfel , op toegepast. Deeze Stoffe, en naamelyk ‚ valt in ’t algemeen by Klonten et Hoorn. breekt Klonterig , wanneer zy in Water wordt STUK. gelegd; zelfs als menze in de Mond: houdt : des Boles. het fmélten in de Mond , dat ook veele andere Kleijen doen, hier geen vast Kenmerk uitmaakt, CARTHEUSER noemtze een fyne Kley, die in Water zig ontbinden laat tot eene Vettige Stoffe. WaLLERIUs hadtze eerst alleenlyk een Vette, of een Wyne verte Kley getyteld ; thans noemt by ze eene Glaswordende Kley „ die vet is en opdroogt zonder fcheuren. Da Cos- TA, die ’er een byzonder Geflagt van maakt „ zegt , det het „, Aarden zyn , van maatigen > famenhang, zagt, uit fyne deeltjes famenge- „ fteld , glad op 't gevoel, ligt breekende tus- 9, fchen de Vingers , gemakkelyk fmeltbaar in. > Water en daar in onvermengd doorzakkende, ‚, De Bolusfen (zegt hy). Zyn eenigermaate ‚, kneedbaar maat niet Iymerig; ook branden »» Zy niet tot zulk een Steenige zelf{tandigheid „ als de Kleijen : * welk de onderfcheidende „, Kenmerken dier beide Stoffen zyn” (c). verfchit- _ Zyn Ed, hade de Aarden, die van een vase bne rk famenbang eb van een vettige zelf (tandig- heid zyn, of glad als Smeerige Lighaamen, in | | drie Lunz. a, flava. Terra strigonenfis. Ö, rubra. Bolus Armee na. DAL. Poarm. 19. N. Te 6, viridis Terra verde. & Gerulsa. Tera Stolbesgenfis. 9, 7474 PoT-sAARDEN 567 drie Geflagten Á naamelyk ia Bolusfen, Kleijen L. en Mergels , verdeeld. De eer{ten onderfcheidt Kn hy in Witte ;, Afchkleurige , Roode, Geele, Hooro- Bruine en Groene Bolusfen ; onder Bedr van STUE. welker , behalve de Afchkleurige en bruine , nd ‘er, zo hy aanmerkt, zyn die niet en die al met Zuuren opbruifchen , door hem Alkalifche getyteld. Van de witten heeft hy dertien; van de Afchkleurige maar twee; van de roode wel negen-en-twintig; van de geelen zes; van de bruinen en groenen ieder drie Soorten. Dit maakt te famen zes - en - vyftigderley Bolus- fen, die door zyn Ed. elk in * byzonder be- fchreeven worden en uitvoerig voorgefteld, Men vindt deeze Stoffen zeer overvloedig Plaats, in de Valkanifche Landftreeken om en by de Stad Vicenza in t Gebied van Venctie , als ook by de Pisciarelta en de Solfatara in ’t Na- pelfche. Daar komen: roode , blaauwe, geele en Afchkleurige Bolusfen voor , welken de Heer F ErneR houdt voor natte uitwerpzels van de Vuurbraakende Bergen. Allen, zegt hy, zyn ze zeer vet,en laaten, in Water opgelost, een fyn Yzerzand vallen , hoedanig ook de Regen van alie die plaatfen affpoelt; waar uit blyke , dat zy Yzerhoudende zyn (d). In de Glas- hutte , by Schemnits in Hongarie , vindt men _ Zwa- {e) DA Costa Nat, Hif. of Fosfils. Pe Te (d) FERBEK Briefe aus WWalfthland, Rrag. 1773. ps Go. Nn 4 UL Daer. IL, STukK. ‘ 568 De KLEIJEN er - 1 _Zwavelkies en by Kapnik in Sevenbergen ges rl deegen Zilver daar in. Men vindt zeer-dike Hoorp- Wils, op Sardinie en Elba, Stukken, die. aan STUS. _’t eene end de zelfftandigheid van Bolus ,-aan Bolus, ’ andere de hardheid van Jaspis hebben. Eigen. — De Bo'us is fyn en vast van Stoffe , hou happen. dende altoos eene aanmerkelyke veelheid Y- zer, ‘t welk zig meestal door de Kleur derraaue we cn nog meer door de rood: of zwartheid der gebrande ; door Sterk. Water, door andere Proeven, als ook door den Zeilfteen open- baart. Op ’t gevoel is zy Vettig , wordt met Water tot een fyne Bry en fmelt in de Mond als Boter , wordende in een fterk Vuur tot Glas. Eenmaal verhard zynde, laat zy zig in Water moeielyker, dan gemeene. Kley of Por- _felein- Aarde , ontbinden , en klontert dikwils maar, of trekt het Water geheel niet in, wor: dende ook niet gedwee, Zy is niet zwaar, en breekt, verhard zynde,Schulpswyze; ook fom-, tyds Vezelig, als Asbest ,en dan wordt Zy , wit zynde, in lralie Calamita blanca geher ten. … : f Kragtenin — Voormaals fchreef men deeze Kley voortref. pd felyke hartfterkende, Zwcet- en Giftdryvende | kragten toe. In ’teerst hadt wen dit denkbeeld maar ven eepige Oosterfche Soorten , doch nas derhand meende men dergelyke kragten ook “in de Europifche te befpeuren. leder Land achtte zig gelukkig, dat zig met Bolusfen ge- zcgend bevondt, en de Steden, ler Ad e. Por. AARDEN 569 dezelven voorkwamen , droegen zorg, omze 1, met een eigen Merk te beftempelen Dit isArprer? de oiríprong van zo veele Perfifehe, Armenie XXELe prons HooFD- fche, Turkfe , Florentynfche, Franfche , Wur-srux. tembergfche , Boheemfíche;, Silezifche, en in- Bolus zonderhcid Saxifche Gezegelde Aarden; onder welken veelen zyn, die niet tot de bolusfen behooren , en.’ zy in zelfftandigheid , door kleverige middelen ,’t zy in Kleur door Verw- ftoffen vervalfcht, meer tot verfiering der Ver- zamelingen. dienen , dan cot eenige nuttigheid. Van de Witte Gezegelde Aarde alleen , die dikwils van Kalk , Magncfia of Pypen - Aarde bereid wordt, zyn zes Soorten bekend, waar onder die van Maltha, of de Turkfche, in de meefte achtinge plagt te zyn. Dat 'er in eeni. ge derzelven een Zuurtemperende, verzagten* de „enin deroode ‚zo welals in de andere Boluse fen, eene famentrekkende hoedanigheid plaats heeft, kan niet ontkend worden ; zo min als dat. zy , in fommige Gevallen , inzonderheid van Buikloop , eene goede uitwerkiog gehad hebben , door de fcherpheid te werzagten en de Vezels te verfterken; doch hedendaags maakt men zeer weinig werks daar van, De Armenifche Bolus alleen, ’t zy dan echt of on- echt ons toe gebragt wordende (e), heeft nog on- (e) Want veele ‚ die deezen naam voeren, komen ook uit Vrankryk en Duitíchland. TrinL, Mdar, Aded, p, ze . Nas _ HiDaeL, Il, Stug, $70 De KLEIJEN Op 1, Ónder de Bloëdftempende Geneesmiddelen , die en men inwefdig gebruikt, háaren naam behouê Hoorp- den. De Bolus van Blois (Terra Blefenfis) STUK. die geelachtig rood is, gelyk de Armenifche , Bolus doch een weinig ftroever, komt dezelve in kragten zeer naby (f). Ook komen de Geze- gelde Aarden , zo genaamd, nog uit een oud bygeloof, in de Theriaak en andere famenge« ftelde Winkelmiddelen (g)e | Andergee De gemeene Bolusfen worden nuttig , in bruik der naars van’ Kley, gebruikt, tot het bekleeden der Deftilleerglazen , dat men futeeren noemt: waar toe dezelven dan met:Lyn-Olie worder gekneed, Men bakt ‘er ook Tegels en Aârdee werk van; ja te Burslem , niet ver van New= castle, in * Epgelfche Graaffchap Stafford ; het zogenaimde PFaspis- Porfelein, dat zig fly= pen en polysten laat. Voor de uitvinding van het Saxifche werden in Saxen, uit dergelyke Kley, ook zodanige Vaten vervaardigd. Met Glimmer gemengd heeft men daar van glinfte= rend Aardewerk , en uit roode Bolus, in de Turkfche Landen, fraaije Tabakspyp « Koppen gemaakt. Dus fabriceert men ‘er in Sina ook Frekporten en ander fyn Aarde of Beeldwerk van , dat dikwils in de Kasfen geplaatst wordt. Verfchil Nu zal ik nog acht geeven op de byzondere Bl Kleuren der Bolusfen , en niet alleen de plaac- fen (f} Rur*y Mat, Med, p. 68. (zj Grorza. Mat, Med, Tom, 5. ps 69e PortTsAARDEN. zt fen van derzelver afkomst opnoemen, maar ook EL _ de byzondere Eigenfchappen voorftellen , waar ERE in zy van elkander ver{chillen. Hot: ‚De Witse Bolusfen, die men ook wel Berg-srux. dalk of Bergfmeer roemt 3 leveren deeze ver: ergriad fcheidenheden uit, Daar is ecn Witte Lemnt: Jche, of Turkfche, Gezegelde Aarde , waar van een Drinkbeker / door den Sultan , aan den Koning van Vrankryk , werdt prefent gedaans Deeze is een weinig roodachtig, en werdt door den Bisfchop Pococke, met een roo- de Kley gedekt , uit een Groëve op ’t Eiland Lemnos , nu Stalimene , gehaald. Door ’ wasfchen wordt zy Melkwit. De Witte Are gnenifche Bolus , by de Ouden Terra Eretria alba geheten, ís helder wit, en wordt in de Ooftelyke deelen van Armenie gegraven. Op % Eiland Elba valt in de Yzermynen cen dere gelyke. De Witte Bolus van Goldberg af Liegoits en Strigaw in Silezie , te regt Silefi- fche genaamd, kreeg den tytel van Maanfmeer- van MoNrTANUs, om dat zy, zo hy meen- de , Zilverhoudend ware 5 doch men vindt ’er dit Metaal niee in. Zy is, verfch gegraven , zuiver wit „doch wordt door ’t droogen Paarlkleu- rig of Aschgraauw. Deeze fmelt gemakkelsk in de Mond, de voorigen niet, en wordt door’ branden , dat dezelven zeer hard maakt, wei- pig aangedaan, maar bleek witachtig geel. Men gebruiktze , op fommige plaatfen, als een Sa- mentrekkend , Harcfterkend en Zweetmiddel. HI. Dez. IJ Stor re L 572 De KLEIJEN OF Die van Nocera , een Stad in Italie, daar zy ÖEDEEL, den naam naar voert, wordt by zekere Mine- XXII, Hoorp. OTUK. Bolus, raale Wateren gegraven, Zy is zuiver. wit « zeer Zwaar , en als een Geneesmiddel in veel achting ‚„ werkende door Zweeten als de Bea zoar, In Finland graaft. men een dergelyke , die met een Star , in ’t midden van een Roos: getekend wordt. Een witte Gezegelde Aarde , van dergelyke natuur, is met twee aan elkander gebonden. Olyftakken. getekend; _ Op „deeze vyfderley Witte Bolusfen heeft het Zuur geen werking , maar de volgende bruifchen- daar, mede op : als de. Terra Eretria, die by de Ouden. in zeer veel gebruik was , en tegen= woordig overvloedig te Negroponte gegraven. wordt, Deeze is graauwachtig wit ‚maar wordt door ’t branden geheel wit en zeer hard, Een weinig vogtig gemaakt , en op een Koperen Plaat geftreeken „ geeft zy in ’t kort daar op een. blaauwachtig merkteken :- ’t welk eene Loogzoutige fcherpheid aanduidt, De Witte Gezegelde Aarde , die onder den. naam van Terra Melitenfis of Aarde van Maltha in fom- mige Apotheeken bekend is, heeft eene Room. kleur , en wordt eenigszins roodachtig, door ’c brender. De Florentynfche is eenigszins geel- achtig , en niet zo gruizelig in de Mond en wordt door ’t Vuur zuiver wite In ’t jaar 1675 werdt zy eerst ‘in.’ Groot Hertogdom Toskanen ovtdekt , alwaar men ze thans op verfcheide plaatíen graaft. Men houdtze voor A een ] m3 „Por-AÂARDEN : 573 een Zweetdryvend en Samentrekkend of Stop- nm pend middel. Nog zyn ’er twee andere Wie ADR te Gezegelde Aarden , van elders afkomftig. rione De Georgen- Berg of Spitfe Berg, naby Striesrux. gaw in Silezie, levert ’er ook twee uit, die Bolus met rond getopte Heuvels zyn gezegeld , en daar onder den- naam van de plaats voeren. Einde- Iyk komt hier in aanmerking de gemeene Witte Bolus , in de Apotheeken bekend „ die niet al« leen in Italie, maar ook by Frankfort aan den Rhyn „en op andere plaatfen in Duicfchland , ja zelfs in Sweeden en Noorwegen, gegraven wordt. Deeze toont haare. Alkalifche of Zuur- breekende natuur , door opbruifching , gelyk de agt laatstgemelde Soorten. ‘Onder de Roode Bolusfen, daar het Zuur Roode geen vat op heeft, komt eerst in aanmerkingBolusten. de Armenifche , die hoog rood is, fmeltende niet gemakkelyk in Water, Men graaftze in Perfie en Armenie, doch ook op andere plaat- fen. Zy wordt voor de kragtigfte en beste in de Geneeskunde, onder de Samentrekkende middelen ‚gehouden. De Turkfche, die geelach- tig rood is, bekleedt dikwils derzelver plaats 5 want de echte Armenifche krygen. wy zelden, BRUCKMANN befchryft zeven Soorten van Roode Turkfche Aarde en geeft de Afbeelding van het Zegel 5 doch hy gelooft dat die Turk- fchen zelfs niet echt zyn, verbeeldende zig , vie de menigte derzelven die jaarlyks te Re. gensburg gebragt wordt „ dat de Tyrolers en ans KL Dez. IL Srums LL AFnceEL. XXIII, Hoorp. STUK, „Belus. 574 De KLEIJEN or anderen dergelyke Zegels op Aarden drukken die ver van het Turkfche Gebied gegraven zyn(h). Die van Tyrol, nogthans, reizen, dike wils derwaards, om andere Koopmanfchap, De Virginifche Bolus, zogenaamd, die-aan de Qee vers der Rivier Delaware , in Peníylvanie ; gegraven wordt, is Roozekleurig, met hooge, roode Aderen , en fcaynt van niet, minder kragt te zyn. Ook valt in Engeland een fraaije roode Bolus, Deeze beiden. zyn ongezegelde Die, van Maltha , als een Stoppend Middel in gebruik , komt gezegeld, voor (ú); zowel als de roode Bohemifche der. Autheuren, die in Duicfchland veel tegen Bloedvloeijingen ingee nomen wordt. Men noermtzesaldaar de gemeene roede Bolus. Die van Laubac in de Wetteraw , zes Mylen vaa Frankfort, wordt uit, een Berg; gegraven ‚, waar van de Tekening, met twee gekruiste Sleutels daar boven, of twee Bers gen, met een Leeuw daar cusfchen „ het denks beeld bewaart. Men. verkooptze ook -ongeze= geld, en deeze Bolus was in Duitfchland ins- gelyks veel in gebruik (k). Daar is een roode Bolus mer. bleekere Srreepen,en eene Hesfijche donker-roode, als ook een ruuwe Turkfchesen eene van Seichaw, in Silezie „ die insgelyks meet Sterk Water riet opbruifchen , gelyk de vole ì gen. (5) Epift. lin. Cent. HIL Ep. VIT. Tab. 1. Fig. 3. (i) Terra Melitenfis rubra, diverfo Sigilio impresfo, Abid, N. Je | _PoresAÂARDEN. 575 gende doen : te weeten: de Roode Aarde van Lemnos , die Roode Turkfche Gezegelde Aar. Ï. FDEELe XXI de genoemd wordt. Zy is Vleefchkleurig of Hoorp- bleek rood, dikwils met Vlakken en Aders van gprs (54Sa eene geele kleur gefprenke!d , niet Vettig, niet afgeevende aan de- Handen , fterk famentrek- kende op de Tong. Zy legt op de voorge« melde Tourkfche Gezegelde Aarde, en maakt een horizontaale Laag , van vier Duimen dik- te. Men achtze ongemeen Tegengiftig, en de Koppen ‚ waar uit de Sultan drinkct, werden, om die reden , daar van gemaakt, Ik heb zo- danige van Bareuth , doch die niet opbruifcht met Sterk Water. De geelachtig roode Arme- nifche, die de voorgemelden dikwils vervangt, komt ook van Tokay, in Hopgarie, en vau Blois in Vrankryk. Dergelyke vindt men in Engeland en zy komt ook uit Oostindie, Een __ zeer fyne Silezifche is dof Oranjekleur ; een an- dere van Strigaw is licht rood, onzuiver en grof, gelyk de Goldbergfe, welke beiden ge. zegeld voorkomen , zo wel als nog eene van Georgenberg „ zynde deeze laatften dof rood. Behalve deeze vier levert Silezie van den laatst gemelden Berg nog eene hoog roode fyne Bo. lus uit. Behalve de gewoone roode Gezegelde Aarde is 'er eene Lyflandfe , welke, zo Dok- tor (£) Terra f, Marga Sigillata Laubana, BRUGKM, ibid, pe 64. Te Lo Fig, 3e UI. Dezer, II, STUK. 1. AFDEEL- XXL. Hoorp- STUKe Bolus. 516 De KLEIJEN Op tor HtirLL zegt, ook in Penfylvanie gevonden wordt, en eene Florentynfe , met de Groet Hertoglyke Kroon en Wapening. Een roode Franfche Bolus heeft men , en eene Portugees Jche, die zo wel in Spanje als in Portugal o« vervloedig gegraven wordt, en, behalve haar gebruik in de Geneeskunde, ook dient tot het bakken van zeker Aardewerk , Bucaros- genaamd. De Portugeefche Aarden Veten , tegen *t Venyn dienftig , waren aan ALDROVvVANDUs reeds bekend (}). Uit Nieuw Spanje, alwaar zy ook valt , werden zodanigen in Europa gebragt. Zy is van eene levendig roode Kleur, zo wel als een andere van die zelfde afkomst , geze. geld met Takken aan den rand en % wourd Sigillada in *t midden, Alle deeze, zo wel als eene geelachtig bruin roode Bolus uit Swit- zerland , maaken met Sterk Water een gewel- dige opbruifching, Dan is ’er nog een Noore weegfe roode , Terra antiscorbutica genaamd, en eene Vleefchkleurige uit. Boheme, en nog twee anderen uit Duicfchland 5; de eene van Masfel in Silezie , de andere van Sachfenhau- fen: maar van deeze vier wordt niet gemeld, of zy beftand zyn tegen ’c Zuur. De laatfte , die bruin rood is, hoedanigen ik uit Turkye en (4) Vala Figulina Lufitanica adverfus Venena. Mfus. Aen eall. p. 229. _(m) Terra Sigillala Aavescens Goldbergenfis, BRUGKMe Epifl, Jin. Gent. Ill, Ep, 7 p. 60, Por-ÄÂARDEN, 577 en uit Saxen heb, wordt als Mergel gebruikt, ná kB tot het bemesten der Landen. _ XXille De Geele Bolusfen, die van fommigen Berg- Hoort- boter geheten worden , komen ook hoogkleuri-$ TUE ger of bleeker voor, Maar ééne is ’er bekend , En. dof hoog roodachtig geel, uit Portugal, wel- ke met Zuuren opbruifcht. Dezelve heeft A- ders en Vlakken , van eene zwarte Kleijige zelfftandigheid. Men bakt ’er Aardewerk van, dat zeer veel in gebruik is, daar te Lande, On- der de anderen. komt voor ‚de Geele Lemnifche Aarde der Apotheeken , die levendig heider geel is , wordende op *% Eiland Lemnos gegra- ven. Ik heb zodanige van de Kust van Guie nee, De Silezifche van Lignits is Goudkleurig en wordt fchoon rood in t Vuur. Men gebruike ze in Duicfchland veel, alseen kragtig ftoppend middel. De Goldbergfe van BRUCK MAN N(m), die geelachtig en van K UND MA NN die Goud- kleurig is (1), fchynen- hier te behooren. Dan is ’er een geele, die den naam van Srrigaw heeft , welke onze Ridder Zonnefineer genoemd hadt?(o), zo welals BRUCK MANNs die ’er ook den naam aan geeft van Gezegende of Adamse Aarde (p). Je MoNrTANuUs hadt dezelve, daer d nu (») Terra Sig. Goldberg. Aurei coloris, KuNDm. Prompt, Nat. &» Artis. p. 203, N. 38. (o) Axungia Solis. Syff. Nat, 1748, p. 207: (p) Teria Sig. Strigovienfis &c, Epijt. lin, Cent, Ille P- 5% Oo HL Deer, IJ, STuze ke ÄrpzrL. XXII. Haorp STUKe Bolus. Bruine EBolusfen, 578 De KrLErjJeN or nu meer dan twee Eeuwen geleeden , niet ver van Schweidrits, in de Kloven van oude Goud- mynen, in de Georgenberg , ontdekt, Hy was Lyf- Arts van den Keizer en befchreef vervol- gens deezen Bolus omftandig. Zy is zeer vet, doch heeft haare Kleur, waarfchynlyk , meest van Zwavel 5 dewyl men ’er , door Proeven, geen Greintje Gouds in heeft gevonden,” De Neuremburgfe en anderen fchynen van den zelfden aart te zyn, In Lyfland valt een derge- Iyke , dech donker geele , Bolus , die voor Zweet. dryvende en Samentrekkende gehouden wordt, Ik heb een zodanige Bolus van * Eiland Su. matra in Oostindie. BRUCKMANN fpreekt van eene Arabifche Gezegelde Aarde (g), die bleek geel ís, en in Europa wordt overge- bragt, met Arabifche Letteren , of ook met de Turkfche Wasfenaar en eene Ster getekend, Zekere Geelachtige van Bareuth, welke die Autheur bezat, zou hier behooren kunnen (r)e Van Bruine Bolusfen komen geene voor, die met Zuur opbruifchen. Daar is een bleek bruis ne Turkfche Gezegelde Aarde bekend (s), die ôok Arabifche genoemd word: , met dergelyke Merktekens als boven. Ook valt ’er eene vana. geelachtig bruine Kleur, in % Silezifch Vor. ftendom Jauer, welke men als eea fterk Stop- mid (7) Ihid. Epitt. XL. p. 93. (r) Ibid Epift. VITG. p, 72e N. ate (s) Terra Sigill, Tazcica &e, Llid. Epe VII, pe 43. N. 1e. „Por-ÂARDEN S79- middel in Duitfchland gebruikt, Pezelve is met Vlakjes van andere Kleuren , geel ‚groen, Alber: paarfch, fierlyk- beftempeld. Sommigen fpree- XXIIL ken ook van een verharde bruine Kley (4), Hoosps - $* TUe die een zeer fyne Bolus is, donker geelach- Bolus, tig, met kleine zwarte Vlakjes. Deeze zou op ’t Eiland Lemnos vry overvloedig voor- komen. De gewoone Terra Lemnia, der A- potheeken „ is van dergelyke Kleur, naar ’c Leverachtige trekkende. Men vindt zodanige Bolusfen ook in Italie en andere deelen van Europa. Onder de Groene Bolusfen , die zeldzaam Tren Zyn, behoort de Engelfche, die op verfcheide Ë plaatfen , rin Loodregte kloven der Steenrot- fen , voorkomt , en zeer fyn is, Olyfgroen , van éen walgelyken Smaak ; zo dat menze vastelyk onderftellen mag , door Kopergroen gekleurd te zyn. Ook wordt van eene Hee melfchblaauw =groene gewag gemaakt (y). Deeze beiden zyn niet Alkalifch; maar men heeft een groene Arabifche, die fterk met Zuu- ren opbruifcht, zyndevan buiten zwartachtig, van ‘binnen hoog groen, Men krygtze over, in Kogelronde Koekjes, met Arabifche Merk- tekens beftempeld, Hier behoort ook de Ter- ra Vaie of Groene Aarde, welke men in Nore mane (1) Argilla Andarata fusca, Maculis vigicanibus väriegata. Hil, Fos, p: 26, N, 1, (v) A Verdazurine Bole, Gezw. Mas, Rege 506. Pa 3494 dr | Ooa EL Dees Il. STUK. 1. Arpre. XXII. Hoorn: STUK: Bolus, % 330 De KLEIJEN Or mandie, als ook by Presnits in Boheme, by Stenthorp in Westgothland en omftreeks Ves rona, aan de Noordelyke zyde van ’ Geberg= _ te Baldo, aantreft, Deeze zou, als Metaal- houdende zynde , ook onder de Okers geteld kunnen worden. Behalve ’t Koper , dat ’er de Kleur aan geeft, bevat zy eenig Yzer en Kalkachtige Stoffe. In Italie wordt zy veel tot Verwen en Schilderen gebruikt, Mooglyk behoort die groene Siberifche en anderen ,- waar van ik onder de Kleijen gefproken heb, hier t’huis, Sommigen betrekken de Veronee= _fche tot de Kryten. Aan den uitloop van de Rivier der Amazoonen graaft: men een groene Kley , die zod?inig verhardt ; dat tmenze tot Zaagen , om Steenen te. klooven, gebruiken kan (»y). De Groene Aarde van: Kanada en ‘ Louifiana, daar de Wilden hun” Aangezigt mede befchilderen , fchynt ook Koperhouden- ‚ Blaauwe Belusfen, de en van dergelyken aart te zyn (x). Hier behoeft men te minder aan te twyfelen „ aan- gezien boven de Kopermynen dikwils een foort van Kley , die met helder groene Vlakjes ge= fprenkeld is, als een Kenteken van zulke My- nen , gevonden wordt, „Even zo is % met de blaauwe Bolusfen , die men Blaauwe Aarde noemt of Stolbergfe Aarde, als {w) BRUCKM.- Epift.-Ttin. Cent. Ill. ps 83. (x) Mem, de PAgad. R. des Se. de 1752. ps 233. (7)-Phil. Trans. Vol, LV, p. 20. moPursAanben 581 _als- overvloedig by Stolberg in Sweeden gegra-, kk ven wordende. Deeze is in t Gebergte kneed- KX baar, maar.trekt het Water piet in, en houdt Hoo:p- in ’* Centner veertig Ponden Yzer ; ja , alsSTUE- menze in geflooten Vaten in ’t Vuur brengt, Bela - Zet zig ’t Yzer in de gedaante van Kryftallen op de oppervlakte, Daar is derhalve geen twy- ‚fel aan, of derzelver blaauwe Kleur, zo wel als die-van veele Kleijen , oncftaat uit Yzer, % welk, door famen{melten, een blaauwe Kleur geeft aan Glas (y). Ook is die Kleur graauw. achtig, donker, en niet boog blaauw, gelyk in die Aarde , welke Naruurlyk Berlyns Blaauw geheten wordt , in zekere Pyriet-Myn, bin. nen een Kley-Ader , niet verre van Eikerse Berg in Thuringen gegraven wordende: wier Kleur zekerlyk afkomftig is van Koper, dat door Loogzouten een blaauwe Verwe geeft. Deeze Bolus, hoedanige men ook by Eiben- ftock in Saxen vindt,iseerst uitgegraven wit, en worde in de Lugt blaauw (2). Die welke men «in Veenachtige Gronden, gelyk by ons te Veghel, in de Meijery van ’'s Hertogenbos.- fche, graaft , zynde in Groningen ook gevon: den (a), voorheen reeds onder de Kleijen ge. dagt , heeft als een middelflagtige Kleur , hoe- / wel fomtyds voor ’t Oog bevallig en zo vro- | lyk, (z) BRUCKM. utfipra.-p. 78, (a) Zie Eloi Maarfih. AV1. DEEz , IL Stuk, biadz, 369. 7 ë O3 UL Deer. IE, STUK, 532 De KLEIJEN or 1, lyk, dat menze naauwlyks van den - Rook vän Afper1. groene Takken zou kunnen afleiden, Ook heeft XXIII, Hoor, Men door Scheidvogten bevonden, dat pen eTuK. insgelyks zeer Yzerhoudende zy, Zware _ Voorts wordt gewag gemaakt wan een dri Bolusln. Bólus » genaamd Paigite, welke, gemeenlyk van Joodenlym doordrongen, in de Schiefer- breuken by Oberhast , als ook by Meiringen in Swizerland , zoude voorkomen. DAVviLA hadt zodanige in zyne Verzameling (b), Zou men hier toe ook niet de zwarte zogenaamde Fluweel « Aarde betrekken. kunnen, welke men op den Grond der Switzerfche. Kryftalholen vind: , en. waar. in eigentlyk ‚de. Kryítallen groeijen 2 Deeze is Meelig,-doch een waare Kley en op ’t gevoel zagt als Fluweel. In Engeland wordt dergelyke Kley overvloedig gegraven , die voor een Cimolia gehouden wordt, : By Northampton zyn voornaame Groeven daat van en men maakt ’er , dat zonderling is , Tabakspypen van ‚ zo wit als Sneeuw, Een andere , welke de Heer Harn voor de Puis gites van GALENUS houdt, valt in veele deelen van dat Ryk. Naby Londen is ’er, ag» ter St. George’s Hospitaal , een Groeve van, waar in zy vyfentwintig Voeten diep voor. komt, onder een Bedding van Zandige Aarde; s en (#) Catral. raifonné. Tom, ML. p. 7. (e} DA Cosra Foifils, ps 30. Van wien de meefte by= konderheden der Bolusfen , naat de Kleur , hier ayn onmte leend, d enveene van Leem of Pot- Aarde, Door ® bruin van Kleur /(c). „Por=ÂARDEN 583 ra ' dk: e er branden wordt deeze zeer harden roodachtig xx Hoorp- STUK, 1. GEMENGDE, 4) Kley. die. gemengd , eenigermaate fplyt- A. guld baars enn Meel- Zandig is. E AerdBk Onvrugte In Sweeden wordt, by den naam van Björk Paac: lera, in ’t Hoogduirfch Birkenihon, een foort van Kley onderfcheiden, die voorkomt op de onvrugtbaarfte Velden, in de Sweedfche Pro. vincie Sudermavnland , als ook in Boschachtige Streeken , inzonderheid van Berkenboomen , waar van zy den naam voert, als Berken- Kley, Zy valt ook op fommige plaatfen in Duitfch- tand, gelyk by Grunftadt, niet ver wan Schwar. zenberg in Saxen, by Schladming in Stiermark, by Gutenbaum in Neder- Ooftenryk, geelach. tig; by Pasfau blaauwachtig ; en roodachtig op de Faroe- Kilanden, Zy is gemeenlyk mec Zand gemengd, cp de breuk Schilferig, droog en fyn 5 in ’ Vuur brandt zy niet zeer hard en wordt daar in gemeenlyk bieekraod, fmel- tende veel ligter dan de gemeene Kley, (15) {14) Argilla mixta fubfisfilis Glareofa. Syst, Nat. XII. Tom. Ii, Gen S$2, Sp. Ig. Argilla communis pura aiba, GroNsT. Min p. 105. $. 90. Argilla fisfilis alba, Warre, Syfl. Min, le Pp. 47e Oo 4 k HI Deer. Ile STUK, | 534 De Krearjen or le (15) Kley die gemengd , poreus is en Me ArFprrELe Jeen Zandig; uitzwellende. en: Deeze, die men Gest- Aarde , in ’t Sweedfeh xv, Giefkra of Wefa, in % Hoogduitfch Braufe- nde ion of Braufe- Erde, dat is Bruifch- Kley of sruitch- Bruijch- Aarde noemt , in ’c Franfch Argille Kley. _ dilatable; heeft dien naam, om dat zy alsop:- bruifehende uitzwelt door het Regenwater , in * vroege Voorjaar onder de Voeten der genen, die ’er op wandelen, golfswyze beevende , ge- Iyk LiNNmus zegt. Men vindtze dikwils by de voorgaande, waar van zy in % algemeen zig maar door de gezegde eigenfchap onder- Scheiden laat, op de onvrugtbaarfte plaatfen van Sweeden, in Dalekariie en Noordland, tus- fchen laaze Bergen en Heuvelen , als ook, in de diepte ‚ in Upland en andere digt aan Zee gelegen Landftreeken „ in ’t Graaffchap Bent. heim aan onze Grenzen, by Altzerlifch wits by Katharineberg en op Wa plaacfen van Bo- heme3 als ook in de Pacherftollen , by Schem nits in Neder - Hongarie, - Rosachtig of bleekrood komt deeze Kley in S wees (15) Argilla mixta porofa Glareofa. S/?. Nat, XIL, Tom, Tin. Gen. sz. Sp. 15e Argilla rubens Aquâ intumescens ean= demque diu retinens, WALL. Mlin. 18e Argilla communis intumescens. CRCNST, Min. 106. $. 90, Argilla fermentans, vog. Afin. 30, Argilla vitrescens, Aquâ intumescens, fub exficcatione membranacea. Argilla fermentans,. WALE. Sy, Min. LL P: 45e Spe 2e kh Kin Ee - „Por-AARDEN 585 ‘Sweeden voor ; alwaar zy zeer bedrieglyk is y, en gevaarlyk, Want tegen den Zomer neer- Arpzer- zakkende en opdroogende wordt zy met eene pwn Lederachtige Korst overtoogen , die door hetsruz, gaan kan breeken , en dus is t meermaalen ge- Braijsh. beurt , dat Menfchen daar in verzonken en key. werfmoord zyn , zo WALLERIUs verhaalt, Indien ’er Huizen op gezet worden, onder. gaan die, door de ryzing van deeze Kley, tot verfcheide Voeten, dat zy barften en inftorten kunnen. Doch zo men ze op de Aarde bouwt, welke boven op deeze Kley legt, dan is ‘er, zo zyn Ed. aanmerkt , minder gevaar van, (16) Kley die met fyyn en Gruis- Zandgemengd _xvr., is, in de Zomer Steenachtig wordende, …_ Azilia £7araava, | den, KD Zandkley, Deeze, die door de nattigheid ook uitzwelt , rie wordt in ’ Hoogduitfch Steinbraufethon of Thon- Zand, in Sweeden Steen-Wefa of Moe lere en Pinmo, in ’t Franfch Argille Sablon- neufe , dat is Zand-Kley , geheten. De by- naam grandeva zou doen denken , dat onze Ridder haar voor een der oudfte Aarden hieldt. Men vindtze op verfcheide plaacfen in Swee. den, (16) Argilla mixta Glareâ, Arenâ, Sabuloque, tate fublapidescens Sy. Nat. Xit. Tom. il. Gen. 52, Sp. 16. ‚ Argilla Arenacea Sabulofaque. Syff. Nat. Vill. p. 207. N, 9. Argilla intumescens Lapillofd. CRONST. Min, p, 105, Glarea Argillofa. WaLL, Afin. 32e | Oos KI. Deer. IL Stur. "886 Der KeLEiJEN or y. den, als ook waarfchsalyk wel ie Duitfchland Arprrn. en Vennkiijk ‚ ten mintte zekerlyk in Enge- pdr land, In onze Nederlanden fchynt de Kate- srux, Kley, inzenderheid die men uit Zout Water Zondkley. haalt, Steenig wordende ‚door ’t droogen, en “die welke de ftroeve harde bovenkorst der hooge onvrugtbaare Geestgronden maakt, van dien: aart. te zyn (d). | Deeze Kley is dikwils met Keizel - Zand en zelfs met grovere Steenen , hier te Lande met Ochr en Okerbonken vermengd , die dezeive onhandelbaar maaken. Vogtig zynde beeft zy nog eene kneedhaarheid , maar gedroógd is zy zo hard als Steen, gebrand zynde niet minder. In’ Voorier“ en natte ‘Zomers is zy derialve Wiek, maar in een: droog Saizoen kan men ’er met geen Werktuigen „ byna, doorkomen. Fyn gewreeven en gezift is zy dienftig tot Bak-o- vens en andere Huizelyke gebruiken. ‘Men heeft 'er Verfcheidenheden van , ten opzigt der Kleur en fynte, Sommige is geheel grof- korrelig, gelyk menze vindt in. Dalekarlie en Finland : fommig gelykt, droog zynde en fyn gemaakt , maar Mecizand, Dus komc zy ge- meenlyk graauw ing veele deelen van Sweeden voor; roodachtig op andere plaatfen ; geel bruin in Engeland , aiwaar menze Hedgerley- Loam ty- (d; Zie de Nat. Hfl. wan Holland ,door den Heer BERK- gev: it. D. I. Stuk , bladz. 339 En de Verh. der Hoif, Alaatlih. WIET. D, Ee st. bl, 54e POT-vAARDEN,! 587 bele ‚ en met eene groene Kleur; welkeech. 1. ter; door ’t droogen, meer in ’c graauwe, en Ae. door °c branden ‘ín ’e roodachtige, verwandelt, Rest sen op bruine Oker, aan den Halsberg , in de aje STUKe vincie Nerike van Sweeden. 8 0D Kley gis bekend isen bleek, met Zuu- Xvm. rèn opbruifchende. Ir : 0 / Mergel. „De Stoffe; die men in’ Vrankryk Marne, in Engeland Marle , in Duitfchland Mergel. of Mergel - Aarde noemt, heeft de meefte Minee ralogisten aanleiding gegeven tot een byzonder Geflagt , gelyk ik bevoorens meldde, Line Naus hadtze voorheen tot de Kryten thuis gebragt, en CARTHEUSER telde ze onder de Kleijen , gelyk door ‘den Ridder thans cok gedaan wordt. Door haere bryzeligheid zou zy daar van ten. voornaamfte verfchillen. …_ Men vindt de Mergel byna over den gehee- len Aardkloot : in Oost-ien Westindie zo wel als in Europa. Langs de geheele Oost- Kust van Noord - Amerika ftrekt zig, ter breedte van ver. (17) Argiila mixta pallida, Acido effervescens. Syff. Nas. Xi. Tom. III, Gen. sa, Sp, 17« Greta Argillscea fisfili friabilis, Syf?. Nat. VIlL. p. 206. N. 2, Marga friabilis Cuonsr. Min. Ó. 26. Argilla rudis Calcaria Egne indures- cens. CARTH. Min. 6. Marga Argillacea , lubrica , friabulis , plaftica. Marga Argillacea, WALLe Sy/fe dline I, ps 72 IL DEEL, Il. STUZì 588 De-KkruetjJEeN dr verfcheide Mylen „ een Mergelachtige Strouk . Lands uit, welke de vrugtbaarheid- der Volk» plantingen aan die Kust , van Florida af cot aan Nieuw Schotland, uitmaakt ‚volgens de ‘ aanwyzing van den Heer GuETTARD (e)e In Engeland en Sweeden komt zy menigvul- dig voor; hier te Lande valt zy ook ‚ maar niet overvloedig « men vindtze meer in Brabant , naar den kant van Luxemburg en Namen, In Vrankryk, zo wel als in Duicfchiand, is men er op verfcheide plaatfen „ «niet van” misge= deeld, «Byzonder overvloedig komt de “Mergel voor in ’t Veroneefche , als ookin de Kerkes Iyke Staat , tusfchen St. Qurico en Siéna in ’t Groot Hertogdom Florence „ alwaar gefiees le Heuvels daar van-zyn; zo wel als dan den gantfchen Weg van Ottacio tot:'Lurinin Pie: mont „en in Vrackryk. By Altpolonder. Dorf 4 in ’t Nasfau- Weilburgfe , worde zy Porfeleins Thon geheten en tot Aardewerk. verarbeid, Dikwils- komt zy, in Durtfchland , voor, op Moerasfige plaatfen, of in de nabuurfcbap van groote Meiren , van welken zy fomtyds den bodem uitmaakt , meest by geregelde Laagen en Beddirgen , die dikwils in Kley- en Kalk- Jaagen -ingeflooten zyn. Men vindtze, ten platten Lande, gemeenlyk van drie, vyf, ze= ven tot twintig Voeten onder den Grond; fom- tyds Ce) Flem. de Acad, R, des Se, de 1752 Pl, Vil, Pe 826, ii De, P oT-  A RDE Ne 589 tyds met veranderde of afgedrukte Lighaamen & van Dieren of Planten, of met Natuurfpeelen- Re ade dek gep IE, de Tekeningen. | Hoorp: „De Mergel is uit Kley en-Kalk- Aarde fa-srug. mengelteld, zo WALLERIUS aanmerkt en_ Eigen- chappen. CRONsTEDT noemtze eene met Kiey vere hengde Kalk. Aarde, Dit maakt dat zy zig in Water veel ligter ontbindt dan de Kley, en dat zy opbruifcht met Mineraale Zuureo. Vog- tig zynde is zy Smeerig op ’e gevoel en een „weinig taay, doch zelden kneedbaar en droog laat zy zig gemakkelyk fyn wryven. In de Lugt zelf vervallen fommigen tot Stof of tot Bry, naar de droogte of natheid van ’t Sai- zoen. In Water geworpen werpen de Mer- gels aan{tonds borreltjes op ‚en. worden allengs ‘ontbonden ‚of in Vlokjes of in Plaatjes, naar- dat de veelheid der Kalk of Kley ,- daar in vervat , grooter is, Gebrand zynde, worden zy doorgaans hard , en fmelten dan nietmeer , noch in Regen-, noch in Sterk Water of Sal- peter - Geest. Weinig gebrand , trekken zy het Water fterk in zig , en vergruizen allengs door de Lugt. ‚Op de breuk isde Mergel altyd dof en Aard- nurtigheid achtig, echter byna nooit geheel ontbloot 2% dn van Yzerdeeltjes , die zig wel niet altoos in Planten, de raauwe Mergel , maar , wanneer dezelve gebrand wordt , door de geele of roodachtige Kleur , welke zy alsdan aanneemt , openbaa- ren, Van de verbinding der weezendyke dee. len » HIL Deer, II, STUK, % AFDEEL: XXL Hoorp- sTuKe Mergel. 593 De KLEIJEN or len, daar zy uit beftaat, te weeten Kley en Kalk- Aarde, hangt voornaamelyk de kragt af welke in de Mergel bevonden wordt, tot voortzetting van den groey der Plantgewasse fen. De Kley , hebben wy gezien, is op zig zelve daar toe onbekwaam, zonder het byko- men van Zand, en, dit daar in zynde „ wordt de Stoffe, door het bykomen van Kalkige dees len, met Zouten voorzien, die, eenigermaate opbruifchende met het Zuur der Lugt , dat ’er door den Regen op valt, een Zout voortbren- gen , ’t welk de vrugtbaarheid des Aardryks bevordert. Dic is het Zou der Aarde, waar van men in de Heilige Schrift gefproken vindt (f), wel duidelyk onderfcheiden van de oirzaak van eenen onvrugtbaaren brakken Zouten Grond (zg). Hierom wordt ook de Mergel , op plaaten daar zy overvloedig is gelyk in Engeland „ veel gebruikt tot bemese ting det Landeryëén: doch gelyk dezelven groos telyks in hoedanigheid van Grond verfchillen ; zo zyn ook byzondere Mergels noodig tot deeze of gene Landen. Veenige Gronden wor- den, gelyk door Asfche, meest verbeterd door eene: Mergel die zeer Kalkachtig is: tetwyl de fchraale ftroeve Geestgronden een Smeerige Mergel , waar inde Kley de overhand heeft, vereifchen , en de Kleijige Gronden , die te \ zwaar { {f) MATTH. Vv. vS. 13e | (zg) PSALMe CVI. v8e 34: JERSM, XVIl. vsa ba PorT:AÂAARDEN, soi zwaar zyn, hebben het meefte voordeel van 1, eene Zandige Mergel: terwyl de zwarte Tecl- A IE. Aarde niets daar van behoeft. Hers … Een byzonder gebruik dat men in Ooftin:sruz. die, byzonderlyk op de Molukkifche Eilanden, Gebruik - van de Mergel maakt , is, dat dezelve aldaar digg van de Inlanders cot verfnapering gegeten wor. Oostindie, de. Daar valt een Soort, Baiu Poean genaamd of Vette Steen , omdat zy Smeerig is in ’ _eeten 5 die men op alle Ambonfche Eilanden vindt ,, wordende twee of drie Voeten diep onder den Grond gegraven. Het zyn Steenach- tige Klonties, grooter of kleiner, uit den gee. len wit van Kleur , die in de Mond, na dat men ’er een brokje afgeknapt heeft, aanftonds verbryzelen en wegfmelten. Men gebruiktze evenwel niet. verfch , zo als zy uit den Grond gehaald is, maar hangtze omtrent een Maand, in een onverglaasde Pot, in de Rook , waar door zy een Smaak krygt , byna als verfche Ryst , den Amboineezen aangenaam , en dus wordt zy op de Markt verkogt. Het Vrouw- volk, zegt RumrPHius, is naar die Kost zeer gretig, inzonderheid die Zwanger of zoo. gende zyn3 doch zy krygen daar van een blee- ke Kleur , en dikwils eene Mikziekte en be. naauwdheden met Verftoppingen der Ingewan* dep. Waerfchynlyk zal die Mergel , derhale ve, zeer Kalkaartig zyn. Men vindc’er ande- ren, zo hy getuigt, die zo vet zyn , dat zy | aan IL Daer, IL, STUK, 392 De KLEIJEN or L aan de Tanden kleeven, welker gebruik niet ArveeL. XXII, zo ongezond is. Deeze vergelykt hy by de Hoorp- Gezegelde Aarde, Somtyds valt de Mergel STUE: geheel Aardachtig, en deeze wordt in de Ulias- OE gebruikt om Vormen van te fnyden , waar in men gefmolten Tin , Koper en Lood, kan gieten. Dikwils is de Mergel, op die Eilan- den, vermengd met roode en witte Bolus, of Okerachtig , bruin cn geel; welke niettemin , zo wel als de anderen, gegeten worden, Men vindt ’er ook een vette zwaare Mergel en an- dere Soorten van Kleijen, dienende tot het maaken van Smeltkroezen , Steen- of Potten bakkers - Werk (A). Kleuren. De Mergel is meest wit of graauwachtig en dikwils geel ; doch men vindt ook blaauwe en groene Mergels, die gemeenlyk vetter dan de anderen zyn. In Sweeden valt een roode Mere gel, die buiten twyfel veel Yzerdeelen bevat, wordende door ’t Vuur helder geel. Een der= gelyke heb ik van Altenberg in Saxen, bene- vens een rood en geel bonte uit Lithauwen, Bleekrood komt dezelve by Upfal voor, don- ker of hoog rood in Dalekarlie, Van deeze wordt te Stockholm Aardewerk gebakken, zo wel als van de volgende, die ook ín Engeland ek (5) Rumen. Amb. Rar, III. Boek, II, Hoofddeel. Zou kier ook kunnen betrokken warden die Stoffe Terra Par. na genaamd, in ’t Ryk van den Grooten Mogol valtende en LEMERY, en tot het maaken van allerley Vaarwerk die- 4 PorT-AARDEN. 593 gegraven wordt , zynde roodachtig bruin, taa- IL. melyk veten niet los van zelfftandigheid. Dee. bn ze komt insgelyks in t Keurvorftendom Hano-Hoorp= ver voor , dikwils aan de zyden der Bergen.STUE. Behalve verfcheide witte en geele, heb ik een erge helder blaauwachtige, met Granaatjes , uit Erne geland , Afchgraauwe uit China en Cornwall, en eene groene uit Siberie, Ook vindt men fomtyds een zwarte Mergel , die van Joden. lym is doordrongen ; een Mergel die in Dob. belfteentjes breekt, Staal - Mergel in Engeland genaamd , en eene Bladerige , aldaar Papier” Mergel getyteld , die Bladerachtig legt op de beddingen van Steenkolen : maar daeze , zo ‚wel als de Pypen- Mergel , zogenaamd, {chy- nen veeleer Soorten van Kleijen te zyn, De. Mergels van de Kleijen hoofdzaakelyk_ Onders onderfcheiden zynde door de opbruifching met sisiding Mineraale Zuuren, gelyk wy bevoorens geziengels. hebben; zo vallen hier alle die Stoffen uit, welken de Heer DA Cosra heeft voorge: fteld als Mergels, op welken de Zuuren niet werken. Zy hebben allen eenige Kleverigheid Kk waar door zy van de Kryten onderfcheiden worden. In ’t Engelfch Graaffchap Bucking- ham dienende , *t welk zo ligt is , dat het ledig door den Wind in de Lugt gevoerd wordt, en zo aangenaam van Smaak , dat de Indiaaninnen , inzonderheid die zwanger zyn ‚ hetzelve gretig opknappen? HI. Deer. IL, STUK. L AFDEEL. XXI Hoorp- STUK. „Mergel; 504 Der KLEIJEN Opr ham ram de Sweedfche Heer KALM dit one derfcheid zeer duidelyk waar , toen hy uit de Krytheuvels om’ Little Gaddesden by Ivíing- hoe kwam, alwaar het vlakke Aardryk bedekt was met een Leemig Kryt ; ’t welk hard op- droogde door de Zon, en fcheurde, doch het Water zeer lang behieldt , wordende uit de Bergen , in de nabuurfchap, gegraven ten dien= fte der Landeryën , welken die Stoffe , wel bearbeid en fyn gebroken zynde, zeer vrugte baar maakte (£). De evenredigheid , nu, van Kalk of Kryt en Kley, in de Mergel, maake derzelver voornaamfte verfchil , en de byge- mengde Mineraale Stoffen veranderen de Kleur. Door wryving tusfchen de Vingeren kan mens ligtelyk ontdekken, of zy grof dan fyn is, en of ‘er ook Zanddeeltjes onder zyn gemengd, Door ontbinding in Sterk Water of Salpeters Geest openbaart zig de Vettigheid of Kley, die ongefmolten overblyft, of boven op dryft, en men kan uit de hoeveelheid de eigenfchap- pen der Mergel waarneemen. Indien de Mer- gel in ’ct Vuur zeer rood brandt of dat ’er uit eszelfs Solutie in Zuuren , zelfs in fterke Wyn- Azyn , door ’t bygieten van Bloedloog veel Ber- Iyns Blaauw neerflaat ‚dan is zy fterk Yzerhou- dende, Buiten de eigentlyke Mergel, die de Kley en Kalk of Kryt in gelyke deelen en niets anders bevat , hoedanige zeer zeldzaam is; heeft (5) KALM Reif?, IL. Th. E: 31% PorsAARDEN 595 heeft men drie voornaame onderfcheidingen , 1. ten opzigt van de hoedanigheden ; naamelyk ÄFPEete Kalk. Mergel , Kley- Mergel en Zand -Mer- pat gel, in acht te neemen, als volgt. STUK. De Kalk- Mergel, die men ook zeer ge- ze voeglyk Kryt- Mergel kan noemen, valt over- i vloedig , gemeenlyk wit , fomtyds met zwart- achtig Dendrietifche Tekeningen „alsook graauw in verfcheide deelen van Duitíchland, in ’t Ha- noverfe, in Pommeren en op de Eilanden aan de Oostzee. Altoos bevat dezelve meer Kalke of Kryt- Aarde dan Kley, dikwils twee der- den en fomtyds zo veel , dat zy niet alleen als Kryt afkleurt en even als hetzelve tot Te. kenen, Witten en Polyften gebruikt kan wor- den, maar ook gebrand een goede Kalk geeft „ die echter in lang zo duurzaam niet is als de gewoone, Men bedient zig daar van , met veel vrugt ‚ tot het verbeteren van al te koude ; taaije Kley-Gronden, Dikwils is onder deeze Mergel nog Zand vermengd, gelyk menze op verfcheide plaatfen in Duicfchland graaft, Zo- danig is ook de Witte Mergel , die in de Gyps- Groeven te Montmartre, by Parys „de bovene {te Laag uitmaakt, zynde, van tien, tot vyf- tien en twintig Voeten dik an tot Vlakken- Aarde gebruikt wordende. Ook zal die En- gelfche, waar van ik zo even, uit Karms berigt , gewag maakte , van dergelyken aart zyn. Pp 2 De Hil. Deer, IJ, STUK, L, 596 „De.KkrLeErJEN Or De Kley- Mergel, in Duitfch'and Mergelthon, Arpert.of Ackermergel , by fommigen ook Porfelein- XXII. Hoorr- STUK. Kley- Mergel. Aarde, in Vrankryk Marne Argilleufe „in Swee- den Mergel - Leragenaamd , bevat, volgens Ans DREA, ten hoogften drie deelen Kley tegen één deel Kalk- Aarde, Hierom heeft zy ook dikwils zo veele gelykenis naar Kley, dat daar van allerley Aardewerk gebakken kan worden, Die Pottebakkers en Steenbakkers. Kley , Py- __per- en Vollers- Aarde, welke met Zuuren opbruifcht „ zal hier t’huis behooren. Men vindtze op zeer veele plaaten in Duitfchland , welken ik onnoodig acht hier op te noemen. Somwylen is zy vermengd met Gips, en valt dan dikwils zo hard , dat menze Steenmergel noemt, hoewel men dien naam ook geeft aan Tufachtige Mergels (k)e Met Glimmerdeel- tjes komt zy ook voor, en heet dan, wegens de glinftering ‚ Glimmermergel of Duiven - Mer- gel (3). Zy kan tot verbetering van Zand: gronden zeer wel dienen , én wordt, op fome mige plaatfen , als een byzondere Mest voor Peulvrugten gebruikt. Men vergruist dezelve zo klein als Zand, en beftrooit ‘er dan de Ak. kers mede, na dat het fterk gedaauwd of ge- ‘regend heeft , wanneer de Planten ongevaar een Voet hoog zyn, even als men elders met As. (&) Marga Tophacea. WALL. Syl. Min. I. pe 77e (1) Marga Columbina. GMEL, Nat Syflem. IV. p- 4008 Vid, DA COSTA Fosfiis, P« 73e Por-AARDEN 497 Asfche ‘doet , en om die reden noemt men _L / Arpreu. bet das “Strooy- Mergel. De Erwten en Boo- XXL Pen, nogthans, ep zulke Akkers geteeld, zyn Hoorp-: in ’t kooken harder dan gewoonlyk. De Zand - Mergel is fomtyds met zo veel Zands bezwangerd ; dat hetzelve ’er de helft van uitmaakt. Men wil dat ‘deeze de Ruuwe ‚Mergel der Ouden zy , by PL inrus reeds bekend (m). Men vindtze in ’t Keurvorften. dom Hanover by Ompelde , als ook by Fott Holteníen in ’ Ampt Kalenberg , en in een Schaapenweiders Heuvel in Hizaker, in ’% Lippifche Ampt Sternberg in de laage Bofch- | groeve by Schonhagen; als mede in Enge. land; desgelyks in de Sweed{che Provinciën sctôcn en Upland. Wegens het bygemeng- de Zand is zy op ’t gevoel fcherp , wapneer ‘menze met den Vinger wryft, en knarst tus- fchen de Tanden , hebbende weinig famenhang en laatende zig niet zo ligt op de Schyf draai- jen"of tot Aardewerk verarbeiden ;’ maar zy fmelt vecl vaardiger, dan andere Mergel , door * Vuur tot Glas. Hier behoort ook, voornaamelyk wat de STUK. Zind- Mergel, Giet. of menging betreft , (uicgenomen dat het Zand SG azuar- veel fyrer is,) de Gietmergel, Glazuur- Mer. gel, losfe Mergel of Gierzand 3 in Sweeden rade in Vrankryk Marne en pousfiere , Mar- (m) Marga Arenofa &c, Wâtr. Sy? Jin, 1, PIN Pp 3 uil, Deer. IJ. STuK, Merge Le 598 De KLEiJEN or Marne vitrifiadle genaamd (un). Deeze komt in de Sweedfche Provincie Upland, by Wiby, als ook niet ver van Upfal woor. Een derge- Iyke zou men by Goszlar , aan de Haars , aantreffen. Droog hangt zy geheel los te fas men, als Stof 3 zynde dan , wegens de fynte van het Zand, zeer zagt op ’t gevoel ; maar, in Water geweekt , worde zy taay, en Jaat zig dan zeer wel bearbeiden. In ’c Vuur fmelt zy ligt tot Glas, dat , wanneer zy, als ge- woonlyk, Yaerhoudende is, een zwarte Kleur beeft. Zy is zeer dienftig tot het maaken van Vormen, om in te Gieten, en, gautfch zuiver zynde, geeft zy aan ’t Aardewerk de befte en duurzaamfte Verglazing. Een Zandige Mergel , die hoog geel is van Kleur , zeer broofch , mee kleine glinfterende Glimmerdeeltjes gefprenkeld , wordt op vers fcheide plaatfen in Engeland gegraven en voor cen goede bemesting gehouden op taaije Kley- Gronden. Zy is zeer onzuiver, en fmelt in Water zeer gemakkelyk. KENTMANN be- fchryft een Harde geele Zandige Mergel, uit de hooge Landen van het Sticht van Utrecht, waar mede aldaar het Land, gelyk op andere plaat- fx) Marga Farinacea non cohzrens, Marga foluta. WarL. Syf? Min. t. p. 78: Marga fuforia „ Vitrificationem admite tens. Mius. Reg. Sp. 32e (o) DA CosrA Fosfiis. p. 68. (p) Nate id. van Holl, Il, D. MM. Stuk, bladz. 345, Por=ÂAR DEN 509 plaatfen , gemest worde (o). De Heer Brrx- , be J ' FDEEL, HEY fpreekt van een Zandige Mergel, voor- xx, komende by de Hooge Morfch: ook hadt zyn Hoorp. Ed, dezelve insgelyks by Naarden , hier en ST®% daar , gevonden (p). (18) Kley die Aardig is, bruin en afgeeven- pek de aan de Handen, Umbra. Omoere Onder den Latynfchen naam Umbra, een weinig, naar den Tongval, veranderd in Ome bre, Umbre, Umber en Uimbra 3; is deeze Stofe fe-in Vrankryk , Engeland , Duitfchland en t- talie , als ook door geheel Europa , bekend, Wy noemenze Omber , en verftaan daar door een bruinachtige Verwftoffe, die meest in het ‘Turkfche Gebied gegraven, en op *t Eiland Cyprus , zeer overvloedig, gevonden wordt. Zy komt ook op veele plaatfen in Duitfche land , gelyk te Annaberg, Scheibenberg en Schwartzenberg in Saxen , als ook by Stein- ach ín ’c Hertogdom Koburg , in dat van Blankenburg , en verder by de Mynen van Sahlberg in Sweeden voor. In Engeland vindt Mmen- (re) Argilla Hamofa fusca inquinans. Sy/?,. Nat. XII. Tom, III. Gen, 52, Sp. 18. Argila Piétoria fusca, Wort. Alin. 11. Humus nigro=brunnea, WAL Le Min. 3. Tertt „Umbria. Baum. Min, I, p. 42. Umbra, LEHM, Min. o4, Umber- Erden. Voa, Mine Syff. p. 73e Argilla Mineralis fusca. Umbra. Wathe Sy/?. Afin, Le pe 63e Var ge Pp 4 II. DEEL 1 STUKe 600 De KLEIJEN or _{. menze fomtyds , doch zeer zeldzaam, in de Mede Aders van Lood-Erts. „ Ik hebze aangetrof- Heorp- 9» fen in de Loodmynen van de Piek in Dere STUK. ss byshire (zegt Da Costas) by kleine klor- Omber. ,, ten, gehuisvest by de donker bruine Oker, s Ìk hebze cok van de Loodmyzen in Fliints- », hire ontvangen en Arrr verzekert, dat hy > ze op de Mendipp- Heuvels, in Somerfetse ‚> hire, vergaderd hebbe” (q). Deeze Autheur betrekt de Omber tot de Okers ; anderen brengenze tot de Aarden thuis; fommigen tot de Kryten. ’ ls, (volgens > LinNNaus)een paarfchachtig bruine Aarde » met een weinig foodenlym en Yzer bezwane » gerds ’t welk blykt uit den Zwaveligen ‚, Reuk als menze brandt en de averblyvende 9, rosfe Aarde,” Eigentyk komen tweederley Stoffen , onder den naam van Omber, voors De eene is Kleyachcig, van gezegde hoedanig- heid en za terk Yzerhoudendesdat zy agttien Pond Yzer uit het Centner geeft. De andere zeer liet, los en Aardachtig ‚is piet anders dan fyu vergruisd Stof van ’t zogenaamd gegraven Hoyt of dergelyke Stoffe, dryvende op ’t Wa. ter , g (7) Pesf p: ver Ochra fusca, Terra Umbria dia, (r) Humus colozata bituiminofa fusca. Umbra. WALL, Syft, Min. 1. pe 19. Sp. 3e Mumia Vegerabilis. CRONST, Alin, p 238. } (s) Vos. Min, Syfi. p. 73. (1) Ep. ltin, Cent. II. En. Ve gu} Ochra friabilis nigroe fuser. An Umbra Anglica Fasci eotoris. Mes, Richt. pe 145. DA CosrA Fos/ils, p. 1a2, é Por-ÂARDEN, 6or ter, fchraal op * gevoel, zonder famenhang IL “en na’t verbranden maar weinig Asfche over. eg ‘Jaatende. Deeze komt meest, by en omtrent goorp- ‘de Sreenkolen - Groeven, voor en wordt Keul-3TUK. fche Aarde geheter. Men heeftze Planten. Omber Momie genoemd gehad (r). k Gewasfchen is de Omber in algemeen ge- “bruik tot het fchaduwen in ’ fyn Schitderen , en gebrand in de Handfchoen - Fabrieken en tot Emailleerzel (s), BRUCKMANN telt vere fcheide Soorten op uic zyn Kabinet, waar on« der een Kaneelkleurige van Berggieshubel, Voorts ‘hade hy vyfderley bereide Schwartsbergfe ; Ge- meene , naamelyk , Helder en denker bruine, Kerfenkleurige en Zwartbruine (#) 5 hoedani- “gen ik: ook onder de Saxifche Verw - Aarden bekomen heb. Da CosrTa gewaagt vamcene Zwartachtig bruine Engelfche uit de Loodmy- nen , die met Lyn - Olie tot een Deeg ge- menzd , om te wryven, byna een Uur gele. gen hebbende in brand vloog; ’t welk. voor- zigtigheid in deezen raadzaam maakt (u). (19) Kley ‚met Aarde gemengd, bruinachtig, vir. br i/t î veevende. Argilig opbruifchende en niet af gees Mia. Dus Avi Aarde, (19) Argilla mixta Humo, fubfusca , eff°rwescens, non inquinans. Syf?, Nat, XII. Tom, Uli. Gen, 52. Sp. 19 At- _ gilla fubfusca. Jus. Zesf. 550, Argilla Humofa Fsca. WALL, Syfl, Min, Ie p. 58. Pp 5 UI. Dezer, 11, STur, 6o2 De KLEIJEN or ik Dus bepaalt LaiNnN&Aus die vrugtbaare en rrd den wasdom der Planten zo zeer bevorderen. Hoorp- de Aarde , welke men , na de Overftroomin. STUK. gen vanden Nyl,opde Egyprifche Velden vindte bn Dezelve bruifcht met Zuuren op , kleurt niet af, en beftaat waarfchynlyk uit een Krytache tige Slibber, van Kley met Aarde gemengd, Gedroogd is zy bruinachtig van Kleur, Mee- lig en zagt en laat zig niet polysten 5; veran- derende in *t Vuur weinig , dan dat zy Afch. graauw wordt en een weinig harder, ere Een dergelyke vrugtbaare uit Kley en Aars j de gemengde Aardftoffe , Ackerthon genaamd, vindt men ook hier en daar in Duitschland en zelfs in Sweeden , als ook in Vrankryk. Ja dergelyke Poot- of TFeel-Kleijen , die or= gemeen vrugtbaar zyn, komen in ons Holland aan de Rivieren , waarfchynlyk weleer door dergelyke Overftroomingen geboren en fom- tyds eenigszins met Kalk of Kryt bezwans gerd „ voor (y). Deeze vallen wel doorgaans blaauwachuig , doch worden opdroogende Afch- graauw en piet hard noch taay, vergruizende zeer ligt tot Stof , inzonderheid, wanneer zy door den Regen bevogtigd zyn geweest s ’ welk een vorrnaame oirzaak van de vrugte baarheid der Landervén in Noordholland , in- zonderheid ia de uitgemalen Meiren, ise (20) _{w} Zie de Nat. Hifl. van Holl, doo: den Heer Da, ERRKe HEY, il. D. Le 5TUR, bladz, 334, ERZ, Por=AARBEN 6o3 (20) Kley die gemengd is en Mergelachrig , bruin van Kleur , opbruifchende, brak. In de Woeftynen omftreeks de Roode Zee, in Egypte, als ook by Smyrna, komt, vol- gens den Ridder, deeze voor, welke, zo hy aanmerkt, Afchgraauw is of bruin, door ’t droogen Poecijerig , zout van Smaak en met Sterk Water opbruifchende, CRONSTEDT;, aan wien zyn Ed. daar van gegeven hadt , befchryftze onder den naam van Aarde uit Paleftina. Misfchien zal dit, zegt LiNNa us, het Natron der Ouden zyn. Ik twyfel niet, of het is die Zeep * Aarde , waar van men fchryfe, dat dezelve op twee plaatfen , onge: vaar zes Uuren gaans beooften Smyrna , gevon- den wordt, als een Soort van Schimmel dage. Iyks , ter hoogte van één of twee Duimen , in de Zomer- Maanden uit den Grond opfchie= tende. Men vergadertze alle morgens, en zy is van ongemeen gebruik tot het maaken van Zeep met Olie ‚ waar van men aldaar, jaar- kyks, duizend Kwintaalen ten dien einde bee zigt. Deeze witachtige Aarde wordt met Kalk gekookt , en het Loog daar van, inzonderheid de Schuim , is tot het Zeepmaaken dienttig. Hier ii “ (20) Argilla mixra Margacea, effervescens, fusca, Muriae tico-falfa, Sy/f. Nat. Kil, Tom, Ull. Gen. sa Sp. zo, Tere ra e Paleftina, ANON. JZin p. 125. KL Daer. IL, STux,. 8 Arpeer, XXI, Hoorn- STUKe Argilla Muriatiec. Zoute Kley. Go4 De KLEIJEN OE 1, Hier uit blykt de Alkalifche natuur van deeze Arprer. Aarde (wv). one Zonderling ís 't , dat de Grond, waar op reinen deeze Zoute Aarde groeit, des, Winters, vog- Zoate. tig zynde , Gras uitlevert. Zo fchynt dan die Kley, Aarde niet onvrugtbaar te zyn, gelyk onze brakke Kleijen, die fterk met Zee- Zout zyn bezwangerd (a). Het Natron , waar mede Linnaeus de Oofterfche gelyk ftelt, is van eene Loogzoutige natuur: terwyl in dezelve, zo zyn Ed. aanmerkt, veel Pekel- Zout huis. veste. Dus vindt men, in, Opper - Ooftenryk , zelfs Korrels en Knoppen van Keuken- Lout; ingefprengd in graauwe, blaauwachuge en zwarte Kley. Xx. _ (ar) Kley die gemengd is en bruin, Vitriool- Agila zoutig van Smaak, Witriola« CeZ. Vitiool-” Men vindt deeze onder Moerasfen zegt SU Linneus „en ik twyfel niet, of hier toe behoort die Modderige Stoffe, welke de meer- gemelde Heer BERKHEY Zwarte Veen- Kate tekley noemt , als onder de Veenen, of ook de Blaauwe Katte- Kley , onder aïlerley zwarte . Tuin- Aarde en zelfs onder goede Kley , in ons Land, zo zyn Ed, aanmerkt, overvloedig voor- ko- (wo) Phil, Trans. abridg. by LowTHore. Vol. Hp. 457e (x) Zie Nat. Hifi. van Holl. als boven, bladz. sqt. (21) Argilla mixta , fusca, Vitriolieo -falfa, Syfe. Nat, Xil. Tom. LÌl, Gen. st. Sp 2% Por-ÄARDEN, Cos komende. ' Ik heb daar van hiervoor reeds®%, Is onder den tytel van Zwarte Kley, gefproken , in en aangemerkt dat derzelver Kleur waarfchyn- goorp- _Iyk van Yzer afkomftig zy. Derhalve moetsruK. men zig niet verwonderen , dat zy de Han- et den, als ook het Water, inzonderheid dat doot. | Bladen of anders famentrekkende is geworden , zwart maakt als Inkt. De gewoone Kley houdt doorgaans ook eenig Yzer, gelyk gemeld: is „ of Yzer-Vitriool. By Idria in de Krain , als ook in ’t Lamberts- Gat in-de Neder -Elzas, wordt dikwils Koper-rood op en in Kley ge- vonden. nr dh, UIT | Die Kley of Bolus , welke week zynde on- „Witt der de Grond wit is, en vervolgens fchoon wordende blaauw wordt in de Lugt, waar van ik bevoo- kod rens fprak f , als in Thuripgen gevonden, zal RL ain van dergelyke Vitrioolifche natuur zyn. De Vie trioolen ondergaan zodanige verandering door de Lugr. Ook zal van dien aart zyn de Stof« fe, nu ruim twintig Jaar geleeden in ’t noor- den van Schotland , omtrent vier Vuren gaans van Aberdeen , by toeval uit een Moerasfige Grond , in de hoek van een uitgepuurd Veen- of Turfland , gegraven. Onder de Mosfige bovenkorst vondt men een Laag Veen, een Voet dik , en daar onder kwam deeze Stoffe, byna in gelyke dikte , voors zynde daar on- der; zo men meende Kley, De Stoffe, nat zynde , was wit en Vertig , byna als beflagen Kalk , met Bitumincufe. Streepen doorregen ; wess MI. Deer, IL. STUK 606 De Kreijen or dl L__weshalve zy ook een Zwaveligen Stank hadt, Ee Aan de Lugt blootgefteld wierdt zy allengs Hoorne blaauw. Het blaauwe Poeijer liet zig moeie- STUKe lyk, door afwasfching, van het zwarte Bicu= mineufe fcheiden. Met Vitriool. Zuur wierdt hetzelve donker bruin, en , Loog daar by ge- gooten zynde , viel een wit. Poeijer op den Grond. Dit toonde duidelyk de Yzerhouden. de eigenfchap dier Stoffe, door ’t maaken ven Inkt met famentrekkende Vogten. Ook zyn de Wateren , daar omftreeks , altemaal be- zwangerd met dat Metaal (x). Behalve de Reode Zitrioolifche heb ik, uit Saxen , een Aluinhoudende en Salpeter - Aar- den, die allen eenigszins Kleyachtig voorko- men. Een Salpeterige heb ik , bovendien, van den Berg Gede op Java, niet ver van Batas via, in Oostindie , die Klonterig is, en eene andere Aarde , graauwachtig wit van Kleur, die Zoutig is en onvrugtbaar , van ’t Eiland Sumatra, In hoe verre deeze tot dit Geflagt behooren, zal ik niet bepaalen. De Heer Warrerius heeft nog twee Soorten van Kleijen opgegeven, die eenige opmerking verdienen ; hoewel zy mooglyk tot de voorgaande te betrekken zyn ; naamelyk (22) (z) 8. Daucras Exp. and Obferv, upon a blue fubftan. ce Stc, Fide Trans, VOre LVill p. 184. PorT-AÂARDEN 607 “Ce2) Kley die Glas wordt in ’t Vuur, uit- T, droogende Korrelig. | Ker Deeze , uit Peru in Zuid- Amerika afkom-, Hoorp- ftig , zou misfchien door het afwasfchen en al uittpoelen der Kleijige Stoffen , tot het beko- Arsilie men van * Goud uit dezelven, zo die Autheur G79"“ aanmerkt ‚ kunnen geboren zyn. Zy is uit Korrelis den graauwen geelachtig , naar Zandfteen ge- lykende , met Kwarts - Korrelrjes daar door ver- fpreid, Dit fchynt met de bepaaling niet zeer te ftrooken & want die Korreltjes zyn zo klein, dat menze met een Vergroorglas dient te be- fchouwen, Zyn de Korrels van deeze Kley zo groot, dat menze als een Zandíteen in ver- Ícheiderley brokjes breeken kan , dan zou ik ze liever Klonterig noemen. Hoe ’t zy „in Wae ter jang gekookt , wordt decze Kley week en ontbindt zig; in Sterk Water wordt zeer wei. nig daar van,-zonder merkelvke opbruifching , opgelost en door een Smeltvuur verwandelt zy in een vooze zwarte Slakke. (22) Kley die naauwbyks famenhangt, Mee. xxur. Soluta. lig ‘ Meel Kley. Wy (22) Argilla vitrescens, exficcata Granularis. WALE. Sy/fe Aline IL. Pp: 48. Sp. Ss Ë (23) Argilla vix coherens, Farinacea. WALLe Sy/. Mid 1. p. 64. Sp. 14. Calt fixa Palverea plastica. LINN. Gen, 53. Sp. Se ML Deer. IL, SrTux. L Arnrer. XXIII. Hoor p- STUK, Meel. Kley. óo8 De KLEIJEN „Wy ontkennen niet, dat de Kley ‚ door droogte zig ontbindende, wanneer zy met veel Kalk of fyn Zand gemengd is, in een Mee- lige Stoffe overgaat, die geweldig ftuift en wederom , door bevogtiging , dient tot het maaken van Vormen , om Metaalen in te gie- ten: terwyl anderszins dat Poeijer , zeer Kry- tig of Kalkig zynde , gebruike kan worden, tot het witten van Wanden en Haardíteden. Tot dergelyke gebruiken wordt in Sweeden de Stoffe, welke men aldaar Zrippel- Lera noemt, en die natuurlyk op verfcheide plaat- fen valt , aangewend, . Men vindtze 'er wit en ook graauwachtig. Mooglyk zal daar toe ook de Tripel- Aarde , die ik uit Saxen heb, behooren. LiNNaus heeft deeze Stoffen ; gelyk wy vervolgens zien zullen, tot de Kry- ten thuis gebragt, XXIV, HOOFD. Befthryving van de KRyTEN of Kalkachtige ‚DE K RYTE Ne Gog pesos Ee XXIV. HOOFD STUKS Horse Sapa Aarden , die van Dieren afkomftig- zyn ,-en tot Kalkbranden dienftig : onderfcheiden in ei 3, gentlyke „ opbruifchende 5 #n Gipsachtige , die met Zuur verzadigd zyn en Zandachtige _… gekorrelde van beiderley natuur. DD Stoffen, welken LrNNA&us in deeze verdeeling gebragt heeft , zyn-zo vere fchillende- niet „ als het in de eerfte opflag fchynt. … Als eene Hoofdeigenfchap ftelt zyn „Eds, dat het een Dierlyke. Aarde zy; welk «denkbeeld, ten opzigt van -de-Kalk , door fom- „migen. betwist wordt. —… WALLERIUS , im- „mers ‚verzekert , dat uit Plantgewasfen ook „een-zuivere Kalk- Aarde komt en aan de zoge. „naamde Kalken der Mineraalen is geen cwyfel (a). «Kalk. wordt zo wel van Steen , van Koraalen , „en Kryt gebrand, als van Schulpen; ’t is waar: „doch die Steenen, waar van men Kalk brandt, ‚zyn van” eene Kalkachtige: of. Krytige natuur 5 -gelyk. Marmers-en andere Kalkfteen, Over ‘den Oirfprong der Natuurlyke Kalk- „Aarde, waar van. het zogenaamde Kryt wel de « algemeentte is, zyn de Gevoelens der Natuur- « | kun- («) Zie de Stachh, Werhand. op *t jaar 1760. Qg u Dezer. IL Srux, Ondere fcheiding. Oirfprong er Kaike Aarde, 610 De KRvTEN ov ie „dj kundigen grootelyks verdeeld, De meeften CIV hebben zig met NeEUMANN verbeeld, dat Hoorp- het Kryt uit de zwarte Hoorn- of Vuurftee- STUK. nen ontflaa, welke daar in voorkomen ; endie;, __-door venae in de Lugt, eerst vergruisd en voorts allengs tot een fyn wit Poeijer ge- bragt zouden worden (b). », My komt (zegt », de Hoogleeraar VocerL) dit Gevoelen on. : s, waarfchynlyk voor 5. ten. deele , om dat de > Alkalifche en Keizelige Aarde van eene ss gantfch ftrydige natuur zyn. Veel geloof= ‚> Iyker was het , deeze Hoornfteenen uit Kryt , ‚‚ dan het Kryt uit dezelven te laaten voortko- s‚ men : aangezien men in de Hoornfteenen ‚ Verfteende Conchyliën aantreft , die onwe- >, derfpreekelyk eene Kalkachtige Grondftoffe 9 hebben, Doch die omftandigheid werpt we- z der dit denkbeeldom verre, en brengt ons » tot de gedagten, dat Kryt en Hoornfteenen „op den zelfden tyd ontftaan , en noch het ss Kryt van den Hoornfteen , noch deeze van s, het Kryt, zynen oirfprong hebbe : want hoe ‚> zouden de Conchyliën , by eene zo groote 4 verandering, als tot voortkomen der Hoorn- ‚‚ fteenen uit Kryt , of omgekeerd, vereifcht „ worde, in wezen hebben kunnen blyven 2 s De Hoogleeraar Lupw1c brengt een an« ; der Gevoelen, aangaande den Oirfprong des Kryts, (5) NEUMANN Pral. Chemiee. pe 154Te (s) De Terr, Mus. Reg: Dresd, p. 263e ZE 3 KALK=ÂARDE Ne Grr » Kryts, ter baan (c). Hy verbeelde zig, dat, L ki ÁFDREL; s hetzelve voortgekomen zy uit Kley, welke XXIV. s> beroofd was van haare vette en kleverige Hoorps » zelfftandigheid , waar uit vervolgens de"TUE s, Vuurfteenen zouden ontftaan Zyn, en, de» s> Wyl die Verfteende Schulp-Schaalen in zig ss hebben, zou de Kryt - Aarde uit de Zee zyn » opgeworpen. Dit Gevoelen heeft, dunkt s My , ook weinig :waarfchyelykheid. Wy 3, kunnen , naamelyk , wat de eerfte Stelling s, betreft , de Kley niet over doen gaan tot s> eene Kalk- Aarde, wanneer wy dezelve haa= » Te kleverigheid door branden , of op cenige s Andere wyze , beneemen; bygevolg hebben s Wy geen Grond om te gelooven , dat het s Kryt op dergelyke manier geteeld zy (d), ‚> Ten anderen kunnen wy ook uit eene kleve. ss tige zelfftandigheid, en uit Alkalifche Aard. » achtige deelen , niets Hoorn{teenachtigs voort. >, brengen. Ten derden fchynt het, om der Cone ‚‚ Chyliën wille, niet noodig, dat het Kryt uit » de Zee zoude gekomen zyn. De Aarde kan ‚ veeleer in haare Laagen dus gelegen hebe » ben, en de Schulpen kunnen , door een ge. >) weldige en woedende Overftrooming „ daar sin gebragt zyn. Het waarfchynlykfte Ge- ‚‚ voelen, over den Oirfprong van het Kryc, ss EN (d) De Heer BERKHEY flelt als een algemeene waarheid wast , dat de Kley door de Lugt in Kcyt verandere : zie Nat. Hijt. van Hloiland. ll, D. I. Scak, bladz, 235, Qasa WL. Deer, U. STuKe : ÓIe De KRYTEN Or 2 En van alle andere Alkelifche Steen- en Aäárd- en: foorten, is van den Heer BurroNs, dat Hoorp- » haamelyk dezelven uit vergruisde en ver- STUK, », Dielde Conchyliën zyn gefprooten (e). Ik … noem, opzettelyk , dit Gevoelen het waar 9 fchynlykfte : want aan deszelfs zekerheid Ontbreekt nog veel: terwyl ook het geheele „, Stelzel van den Heer Burron zeer Poëee s tifch is, zig alleenlyk grondvestende op On- » derftellingen , die door eene fterke Verbecl. ss ding voortgebragt zyn. My komt het waar- ss fchynlykst voor, dat het Kryt eene Oirfprons ‘9 Kelyke Aarde zy , welke door de Schaalen s der Zee-Schepzelen alleenlyk “toegenomen, s‚ maar niet ontftaan zy ; terwyl de zig dèar in s, bevindende Hoornfteenen -uit- hunne: eigene ss Sappen, welken de Natuur daar onder hadt » gemengd, en die zig byeen vergaard hebben, 9 zyn gefprooten. Ik wil , ondertusfchen, die 9 Gevoelen niemand opdringen , en zal zeer > wel te vrede zyn, als men het gelieft te we- s, derleggen. Ook fpreek ik hier niet van die ‚> Hoornfteenen en Keizels , welke Laagswyze ‚> geplaatse zyn tusfchen de Kalkbeddingeng 2 Want deeze hebben buiten kyf een anderen ss Oirfprong (f)” De geleerde Heer WarreErtus verklaart Betoo- tins dat. zig ook voor dit Gevoelen, dat HENcxer Dier!yke eerst Aarde Zye “(e) Hit, Nat, Tom. I. p. 128. (f} Voa, Min. Syfiem. Leipz. 176% Pp: 43 Ó, 4 KALK=- ÂARDEN, . 613» eerst-ter bâan gebragt heeft. Zonderling,nog- r, thans, is-her , dat een Oirfpronkelyke. Aarde kin dagelyks wederom zoude geboren worden. En, Soep. — dat men. de Kalk --Aarde’ juist allermee:t op stuk. die plaatfen vinde, alwaar, voor derzelver Oir= fprong uit de.Schaalen van Zee- schepzelen de grootfte. gelegenheid was, paamelyk aan. den Zeekant der Wereldsdeelen : dat men, op. fommige plastfen, den overgang van Conchy-_ liën in eene Kalk- Aarde zeer duidelyk be- fpeurt , gelyk ik aangetekend heb (g): de Proeven , eindelyk , die. de Alkalifche natuur der Kalk- Aarden , hier in met die van ver- kalkte Dieren overeenkomtftig, aantoonen: dit alles loopt te famen, om, de Kryten of Kalk- Aarden , met onzen Ridder, te houden voor eene Dierlyke Aarde, als boven is gezegd. „Ten opzigt. van. de zelf{tandigheid, of. het naer. uitwendig voorkomen , zegt zyn Ed, ; „ de ‚‚ Deeltjes zyn droog, Meelig, wryfbaar en »‚_befimettende.”. Als ook, ,, Kalk- Aarde (ze= sy.kerlyk gebrand zynde,) is in Zuur met op- ‚> bruifching cutbindbaar en kleurt het Water.” Dit past zeer wel op de gewoone Kalk, die oudtyds „ gelyk nog op veele plaatfen in de binnen-deelen van Europa , van Marmer. en Kalkfteenen , doch in onze Provinciën meest. endeels van Strandíchulpen gebrand wordt. Men heeft weleer uit de vastheid der 85 (2) Zie 't voorg. STUK, bladz. 476, Qq3 id TU Deer, IL, Stug. ór4 De KRYTEN ot 1. _gemetzelde Muuren van aloude Gebouwen , Arpret. zig verbeeld, dat de eer{te veel duurzaamer en voed flerker famenhechtende zy. De Heer de STU“, CREUTZNACH , Generaal van de Artillery Bd ten dienfte wan deezen Staat , ftaafde voor en teens eenige Jaaren dit Gevoelen met kragt; aan- ji mierkende , dat wel de Schulp - Kalk dienftig is, om boven den Grond Muuren mede te maaken van Bakfteenen cf Moppen, die wei- rig last te draagen hebben ; maar, om gladde Steenen aan malkander te hechten , was zy op zig zelve niet bekwaam. „‚ Derhalve (zegt ss zyn Ed.) kan met Schulpkalk ; zonder Tras, ‚> geen goed Werk van Hardfteen gemetzeld … worden, en zwaare Gebouwen, met Schulp- s, kalk alleen opgehaald , zouden kort van duur 2 Zyn.” De nuttigheden van de Schulpkalk beftaan, volgens zyn Ed. , meest in het bevordee ten van algemeene en byzondere belangen on- zer Vaderlanderen (A): terwyl hy ontwyfel- baar vastftelt 5 dat , zo men Kalk en Zand al. leen gebruikt, de Steenkalk minder kostbaar zal zyn en beter Werk geeven dan de laate fte. Mooglyk hadt dit betrekking tot het Request ‚door de Hollandfche Schulpkalkbran- ders,in den jaare 1753, by hunne Hoogmogen- den ingeleverd , ftrekkende ten verzoeke, dat de inlandfche Schulpkalk , met uitfluitinge van de (5) Zie de Verhandeling over de Kalk , Heil. Zfaarfih, V. EBEL ; op ’t jaar 1760. in't byzonâcr , biadz, 24, 28, 29, - EN er es Pa rf KALK-ÁAR DEN 6rs _de buitenslandfche Steenkalk , mogte gebezigd 1, worden aan ’s Lands Vestingwerken : waar ne- Arpeet, vens een. Memorie gevoegd was, om te be- PE org wyzen, dat de Schulpkalk vaster en duurzaa: stuk, mer dan de Steenkalk zy. ‘Ten dien einde worden niet alleen voorbeelden van Gebouwen, meer dan een halve of een geheele E-uw oud, in onze Provincie , bygebragt , die nug heche en fterk zyn; gelyk de Burg te Leiden, ,, waar van de Muuren , met. Schuipkalk gemete zeld „ derrienhonderd Jaaren de aandoening 2 van de Lugt en felie Winters hadden uit- s, geftaan , zonder vermindering van flerkte » Aan de Kalkvocgen , van den tyd der Stig: s tinge afs” maar ook van den hedendaagfchen tyd. Zy vertoonden , onder anderen, „, dat » aan de Metzelwerken van de Wierikker. > Schans, in den jaare 1673 van Schulpkalk ‚‚ gemaakt, in tagtig Jaaren zo veel onderhoud s‚ Diet is geweest, als aan het Kruid. Magae ss Zyn, met den daar om ftaanden Muur, beie ‚den in ’c jaar 1747 met Steenkalk opge. s metzeld , in zes Jaaren reeds hadt moeten „… befteed worden.” Zy verhaalen , dat in Vriesland alle Werken, zelfs die den on. middelyken aanflag der Zuiderzee moeten uit. ftaan, van Schulpkalk gemaakt worden , en bevestigen dat dezelve , onder Water zelfs » ook duurzaamer dan de Steenkal!k ZV. > Dee. » Ze laatfte (zeggen zy) beftaat in ’t geheel » uit Meeldeelen zonder eenige fcherpheid: iK, Deen. II, Stuk. Ra 4 ‚ de 616 De KavrTEN op LO EE de Schulpkalk, in tegendeel, gelefcht en tot” tr ‚‚ Meel gebragt zynde, behoudt altyd min of Hóorv- ,, meer ongebrande Schulpen en Keitjes , in STUK. zig, welke de Verlteeninge van de Kalk me: s, de niet weinig bevorderen.” Hier tegen kwa. mien wederom andere Memoriën in ’% licht, om dat geftelde te ontzenuwen , gelyk men elders in ’t breede kan zien (£). Kalk van Deeze groote verfchillen kunnen ten deele bn ontftaan uit het onderfcheid, dat ’er ‘in de Steenkalk plaats heeft, naar den aart der Steen “nen, waar van zy gebrand wordt. De blaauwe Arduinfteen, van Namen afkomtftig , kan, ge: Iyk andere Steeren van eene Leyachtige na« tuur, geen zo goede Kalk uitleveren, als‘ vas* ter Steenen, in ’t byzonder de witte Marmer- fteen, welke aîle anderen in deezen te boven gaat. En, aangezien die, naar alle’ waar- fchynlykheid , zynen oirfprong heeft van Con-- chyliën , of vergruisde en verkalkte of tot Kryt gewor lene Hoorens en Schulpen, zo komt dit byna op het zelfde uit, en zal de fynheid der deelen en de manier van branding „moog- Iyk, in ’ algemeen. wel het grootfte verfchit maaken. Van Tuffteen en dergelyke Stoffen wordt fomtyds ook Kalk gebrand , die op ver naa de duurzaamheid niet heeft van de ge» WOO« (1) Mederlandfihe PFaarbothen van 1754, of VIII, Deel , bladze 2733 ENZ. (R) KALM Reifte Te The p. 307 9 328, er KAL K-ÀARDEN, 617 woone Kalk, In Engeland brande- men Kalk rz, van Kryt, als gemeld is, welke, met Poeijer Árpeet. van Vuurfteenep , dat men?er overvlocdig heeft, goorn, gemengd, tot Muurwerk zeer dienftig is, zegtsrux, KarMm., Men verzekerde hem, dat aldaar uit … - Vuurfteen-n ook Kalk gebrand werde (k). Die Stoffen-, welken de Heer LinNau tege s, in‘ die Geflagt brengt, hebben tot hasren Grond- aarden, flag gedagte Kalk- Aarde, Hy onderfcheidtze in negen Soorten , verdeeld in drie Rangen : zynde die “van den eerften ontbindbaar in Zuure. Vogten , gelyk het Kryt en dergelyken: die van den tweeden daar in niet ontbindbaar , als verzadigd met Vitriool- Zuur, gelyk de Gipse Aarde: die van den derden Zandachtig gekor- reld, anderszins van dergelyke. natuur. Wy zullen dezelven nu gaan befchouwen. Ì. Ontbindbaar in Zuur, (1) Kalk - Aarde die ontbindbaar is, onvat: baar , famenhangende, Hier wordt bedoeld het Gemeene Witte a Kr yt „Creta. Kryò (1) Calx folubilis inpalpabilis coherens, Sy. Nat. XIT, Tom. IÌl, Gen. 53. Sp, 1. Creta fubrupeftris alba. S+A, Nat. Viil. p. 206. Mus. Terf. 168. Creta dura, CArTr. Min, 9 Creta cohzrens folida. Warr: Min B Creta foli- da friabilis. Cronsr. Afin. G. 6. Creta vulgsris DA Cost. Fosf. 77. Creta Graphium album, Voe. Min, 42, Creta al- ba WALL. Syfi. Min. I. p- 27. Qas Ui. DeeLs UI, Sruk, 2 618 „De KRYTEN oF Kryt, of Schryf- Kryt, in ’t Hoogduitfch Kreis de, in Sweeden Krita, in Vrankryk Craye, in Engeland Chalk genaamd. Diet valc in Spanje, ltalie en op Kandia in de Middellandíche Zee; welk Eiland, mooglyk, daar van zynen naam, Cre« ta, hadt (l‘. Men vindt het in ’t Kanton Uri van Switzerland, in ’c Barrer Dal van den El. faz , by Bleyberg in Karinchie, in de Cunie gunden- Groeve. In ’c Zuidelyke Rusland zyn geheele Bergen daar van, doch geene in Sibee rie (m). In Lichauwen , in het Brandenburge fe en in Sweeden , komt het op Keyfteenen voor, als ook in Noorwegen. Geheele Ke- tens van Krytbergen vindt men in Deenemate ken, waar toe ook de Stevens- Klint op Seee land behoort en de Klipt op ‘t Eiland Mona, Overvloedigst zyn dezelvenin Engeland , voore naamelyk in de Landíchappen aan het Kanaal, en langs den Weg van Londen paar Doveren, als ook aan de tegenoverzyde in Vrankryk , en op den gantfchen Weg van Calais tot Amiens, Mep vindt daar in een menigte Vuurfteenen, hoe langer hoe grooter, welke, zo Karum meert waargevomen te hebben, in Engeland uit Kryt op de Velden ontftaan (n). Ook koe ‘ men (1) Vee! waarfchynlyker is dit, dan dat het Kryt zyu paam zou hebven van dat Eiland, gelyk fommige wil- len. | Cz) Dit hevestigt wederom myn denkbeeld van den Zondvloed en tevens den oirfprong des Kryts van Zees Schepzelen. Zie 't voorg. STUK „ blada. 153, KALK-AARDEN 619 men in die Krytbergen veelerley Dierlyke ry, ke Schaalen , inzonderheid van Zee - Egels , Arpzer; voor. XXIV, rijd E Hoorp- Het Kryt is wel gemeenlyk wit , doch ver-srux. fchìlt aanmerkelyk in zuiverheid van Kieur en verfchil in fynte, Hier in munt uit, het gene nen van Kleur. Roomsch Kryt noemt , dat eenigszins naar ’t Roozekleurige trekt. Die graaft men in ’t Her- togdom Mantva, in Ítalie, en hec wordt van de Werklieden , te Rome , Ges/o genaamd , zynde by de Schilders en Tekenaars in ge- bruik, In eigenfchappen komt het veel met het gewoone overeen (o). Nog ruim zo bee kend is het Zwart Kryt , ’t welk uit twee Groee ven te Esfen in °* Osnabrugfe gehaald wordt , by brokken van zes en meer Ponden, die men aanftonds aan ftukken zaagt, tot Teken- Stifs ten of Schryfpenpen , voor Timmerluiden , Kastemaakers enz. Als men van Osnabrugge naar die plaats rydt, komen eerst Velden voor , die Geel zyn, dan zwerte Steenachtige , en eindelyk is het Land, alemaal , als git zo zwart (p\ Dergelyk Zwart: Kryt valt ook in Switzerland en in Sax-n. Ik heb het zwart uit Siberie, wit uit Oostindie en geel, zo wel als Loodkleurig , van Geijer in Sagen, De (1) KALMS Reife, 1. Deer, pe 899, (0) DA CosTA Fosfils. p. 30. (p) BKUCKM. Ep. ltin, Cent, IL, Ep. 2e 3 II. Deer. IL. STug. 0 ip ArpeeL. XXIV. Hoorp 8 TU EK Ld Eigen- fehappen, Gebruik des Kryts. t 620 De KRyTEN OF De eigenfchappen van het. Kryt in 't-alges meen zyn, dat het afkleurt of afgeeft aan-de Handen en aan allerley Lighaamen, die eenigs= zins ruuw zyn, ep aan de Tonge kleeft , zyn- de niet koud op ’t gevoel, Op de breuk is het dof en Aardig; droog , fchraal en Meelig , heb- bende altoos eenigen famenhang ‚ waar door. het by klompen verfchynt. Het Water wordt ‘er fterk door aangetrokken, dringt ‘er in en als door de zelfftandigheid heen. In-’t Vuár is het eene der beftendigfte Aardfoorten, kun- nende derhalve , volkomen zuiver zynde , en uitgehold , tot Smelttegels en Kapellen , ook in het hevizfte Vuur, gebruikt worden: maar men moet 'er geen Glas van Lood of Kismuth in fmelten 35 alzo het Krye uiet dezelven het volkomene Metaal hervoortbrengt. Traps- wyze met Zwavel geroost , zou het , volgens HENCKELS; ep , met Rottekruid geroost ‚ vol. gens anderen ; Zit verdrsinsbs geeven. … Behalve het gewoone gebruik tor fchryven en tekenen, wordt het Witte Krye; in Enge- land en elders, niet alleen gebruikt tot het ver= beteren van den Grond; in Leemige Landen, alzo het met die Kley een goede. Mergel wordt ; maar ook tot het branden van.Kalk ; als gemeld is. Ín kleine brokjes geflagen , maakt men ’er beurelings Laagen van , met Gruis van Steene (7) KaLms Reize Ie Th. p- 307, Zie de befchryving em- fandig. lie Th. pe 88, Enz. á \ - dad …— maar ook wel in te veel gebruik, dewyl het K A Like AAR DEN: 62r Steenkolen ‚en houdt dit te famen een Et- maal- gloeijende, «Na het branden laat men de Steenkolen onder de Kalk bìyven, die dus zeer „duurzaam is tot Metzelwerk ‚ mids ’er Gruis srux. „van „Vuurfteenen onder gemengd worde (q «59 Het-doorgebrande Kryt (zegt Kar Mu) is vs veel ligter- dan voorheen, en vol fcheurens » uitwendig graauwachtig van de Steenkolen En den Rook 5 inwendig ook zo wit niet IL, Arprer, XXIV. at a Hoorpe= 4 PC 7jbe “ss als“ voorheen. Vuurfteenen van vyf Duim-- lang-en “één Duim dik , die onvoorziens mede in de: Oven gefmeeten- waren , vondt "ss men insgelyks geheel wit doorgebrand.” Is derhalve niet ongeloofiyk , dat , gelyk hy ‘elders „zegt. hem verhaald te zyn, aldaar ook “Kalk van Vuurfteenen gebrand worde (r). - ‚ Buitendien heeft het Kryt nog veele andere «gebruiken. , Zyne voornaame eigenfchap, van “het: Zuur te breeken , welke het met de zo- gevaamde Kreeftoogen gemeen heeft, gaf aan- leiding tot-de -verfcheiderley Voorfchriften van Poeijers, Koekjes , Muftuuren en Afkookzels, tegen’ de Pyn voor ’t Hart of Sood inde Maag, welken men in de Apotbeeken vindt (s). Op zig zelf alleen , nee:nt het dikwils die Pynen „weg; envis daar toe by den Gemeenen Man, cen () De zelfde ï. Th. p. 323, t rs) Zie- ELZEVIER Apothekers HV doréenboek, Jo Deel, op Creta u. Daer IL. STUK. In de Ge. neeskun- de, 62% De KRvTEN or {en Koek in de Maag en Verftoppingen kan Arpzer, Veroirzaaken in ’t Gedarmte, Voeg hier by, XXIV, dat de Verteerende kragt der Ingewanden, Hoorp- door een gewoon en zelfs coeneemend inflok- ie ken deezer Stoffe, allengs verzwakt en de Ap- ie petyt byna geheel weggenomen wordt, Dus kan een Middel, dat op zyn pas niet ondien= ftig is, door overmaat en Caere gehen! Ver. giftig worden. Phosphoe In Fabrieken dient het Kryt ‚ onder ande- ren ren, tot het maaken van Spiegelglazen, Maar maakt. het zonderlingfte is , dat men daaruit een fraaijen Phosphorus vervaardigt , naar de uite vinding van BALDUINUS, een Hoogduitfch Rechtsgeleerde,die wel een Werkje daar over fchreef , doch de manier niet opgaf. Men kan dezelve vinden in het Werk van den vere _maarden KuNcKEL , naar wien derhalve die Phosphorus ook wel den naam voert. Doktor. SLARE gaf, in % jaar 1679, de manier van bereiding aande Koninglyke Societeit van Lon- den op, welke Garw vervolgens ook in zyn Kabinet publiek maakte , zynde als volgt (t). e Kryt, in een Kroes gloeijend gemaakt en ss fyn gewresven , werpt men by Lepeltjes s in fterken Salpeter-Geest, tot dat die t’ee- > nemaal verzadigd zy of niet meer opbrui- 5, fche, Dit Vogt, met zuiver Water ver» », dund aynes. wordt gefiltreerd en uitgewaas- 2 femd , (s) DA Cosra Fosfilse ps 78 KALKesAARDE N, 623 5 femd, tot dat men een droog Zout hebbe, lt ‚‚ Een wel gebakken Schaaltje , dat onver. poe: 3, glaasd is, geplaatst in een Reverbereere Hooros „> Fornuis , wrok gloeijend gemaakt; menSTUKe. », werpt daar in het gedagte Zout, by wei. ss Dig teffens, en houdc het Vuur zo fterk , „ dat het Zout koske en zig langs het Schaal- 3» tje verfproide, Men moet wel zorg draagen, ‚ss van nieuw ‘er by te doen , voor dat het „ laatst ingeworpene verteerd Zy, en, wan. „, Peer het allerlaatfte niet meer rookt , fchie- 5 lyk het Schaaltje van ’t Vuur neemen. Al s, les wel verrigt zynde , bevindt zig daar in » Een geele glinfterende Stoffe , welke men > voor de Lugt bewaaren moet; anders zou 5) Zy, în een Week, haar lichtende eigenfchap 3» verliezen , daar in ‘beftaande , dat , wanneer s>‘menze een half Minuut in de Zonnefchyn, s> Of wat langer in’ Daglicht of helder Kaars- „> Licht plaatst , zy eenige Minuuten in ’ don- »‚ ker Licht zal geeven.” Nu weinige Jaaren geleeden, vind ik een ge- Derge'yke makkelgke manier voorgefteld , om dergelyken, 2” Phofphorus te maaken, en wel van Oefter- dal, fchulpen (y). ‚‚ Neem gemeene Oefter-Schul- „> pen en calcineerze in een goed Vuur van ‚) Steenkolen een half Uur lang. Laat het », zuiverfte der Kalk fyn geftampt en gezift „2 WOI (wv) Phil. Tranjalk. for 1763, £, Vol, LVIII. ps 3978 UL DERL, IL. STUK, "624 De KRWTEN or > „Arpren. XXIV. ’ - Hoorp- STUK, ss worden. Meng met drie deelen van dit Poet. „jer één deel Bloem. van. Zwavel, en laat „‚ het mengzel gepropt worden in een Kroesje van omtrent anderhalf Duim diepte, tot dat ‚ hetzelve bykans vol zy. Plaats het Kroes- si en in ’t midden van den Gloed en houd het ss ten minfte een. Uur gloeijende, zettende het 3) dan neer , om -te verkoelen, Koud zynde „> fmyt. de Stof 'er uit „, en ‚die. aan ftukken s gefneeden hebbende of gebroken , {chraap ‚a er de glanzigfte deelen af, welke: zo het ‚ss een goede Phosphorus. is, een wit Poeijer ‚sy zullen zyn, kurnende bewaard worden door s het droog te houden in een. haags met > Een. Glazen Stop.” Deeze Phosphorus- wordt gezegd. van alen . aart te zyn, dat hy, eenige Sekonden aan her Daglicht. bloot. gefteld. zynde geweest in de open Lugt , dan in. een-donker. Vertrek ge- bragt, zo veel Licht geeve „dat. men op ’% Orlogie kan zien hoe laat;het- is. Hy verliest ‚ook zyne bekwaamheid dear toe-niet, al is hy een langen tyd , ín digt gefoldeerde Glazen „Ballen ;-aan- de Zonnefchyn bloot. gefteld ge - weest: daar, volgens LE MERY ;de Steen-van ‚ Bononie hier door zyn-lichtende hoedanigheid _kwvt raakc. Men heeft 'er veele Proeven me- de gedaan, die ik hier niet zal bybrengen. Al- „Jeenlyk heb ik ’er vân gefproken, om dat hy veel overeenkomst heeft met den Phosphorus hen van KArE=AARDEN 625 Van Kryt: waat’ door dan de Dierlyke Oir. „ 1” fprong der „Kalken nader blykt, ERI Hoorb- (2) Kalk- Aarde die ontdaan: is en Poei- srux. vvjerig. rn Alarmoreâi _Deeze voert den naam van Meelkryt, om B dat zy, door haâre Meelachtige Poeijerigheid , byna alleen van Kryt werfchilt. Hierom noemt menze in Vrankryk Craye Tophcufe, Craye d'un blanc fale; dat is, Tufachtig, vuil wie Kryca Ook geeft mien ‘er, zeer wél, den naam aan van Stuivige Kalk- Aarde en Kulkaartig Berg- Meel, Ik noemze Kalk- Meel , omze van het andere Bergmeel , dat ftraks al volgen , té Onderfcheiden, Voorts zyn de benaamingen Van Maanmelk en Mineraale Zwam, om Zee ‘kere redenen, hier op toegepast. Men vindt het zelden geel, gelyk in Sas Xen, by Timmerdall in de Sweedfche Provin: cie Westgothland, by Schinsnäch in ’t Swit= zerfche Kanton Befn en voor de Porta Julia by Rome 3 ros of roodachtig op Botkland : maar algemeenst is het van eene onzuivere , in ’ graauwe fpeelende , witte Kleur, Dus komt _ (2) Calx folubilis palverea. Sy/t. Nas. XII. Tom, IL Gen, 53. Sp. 2e Creta terreftris alba f, purpurascens. Syft. Nat. VII, p. 206 Creta pura pu!verúlenta. CRONST, Min, ö.: 5. Creta pulverulenta rudis. Creta Tophacês, WALE, Syt, Min, 1. Pe 28 Rr iL Deer. u. STUK, 626 De KRYTEN or Ì k komt het în veele deelen van Europa voor, en: ÄEFDEEL. xxiv, wel misfchien overvloedigst in het Maan- Gat, Hoorp of Grot van de Maan , op den Pilatus - Berg STUK. ijn ’ Kanton Lucern in Switzerland, Hier Kalmelgruipt van het Gewelf fteeds een“ Vogt , * welk verandert in een Melkachtige witte voo-. ze Stoffe, die men Maan- Melk noemt (w). Dezelve maakt aldaar een Korst aan de Wan- den, dikwils van een Voert dikte. Men vindte ze ook in andere Grotten , zo van Switzers Jand als van lualie , Hongarie , Ooftenryk „ Boheme en Duitfchland ; gelyk by Neurenburg en in het Baumans- Hol op den Haarts. Ook valt het in Noorwegen , op ’t Eiland Faroe en op Ysland; ja zelfs in fommige deelen van Afa en Amerika. verfshei- Nooit maakt deeze Stoffe een Laag ì in het denheden, Aardryk: ook wordt zy niet in de diepte ge. vonden, maar , als gezegd is, aan, de Wane den en Gewelven van Grotten ; “of in de Klo- ven van Rotfen en Steenen. In de Ley - Groe- ven van Engeland, komt zy voor in de Splee= ten der Ley=Schotfen, en is dan dikwils met Spaath gemengd. LinNmus vondt dezelve op lzage plaatfen , tusfchen Kalkbergen , in verfcheide deelen van Sweeden, wordende al- daar Blecke geheten. Zyn Ed, nam op Goth- land zeer duidelyk waar , dat dezelve beftonde uit verweerde deeltjes. van den Kalkfteen, an» ders (w) Zie Trgenw, Staat van Switzerland, bladz, a17, “ Katk-AÂARDEN. 629 ders Láag- Marmer genaamd , deor den Re- gen afgefpoeld , en dus bevendt zyn Ed, ook dit en EEL] XXIV. Meelkryt vermengd met Gruis of grover Steen- Hoorp= tjes, niet alleen , maar van Kleur als de ge- zegde Kalkfteen. Op Gothland was het witte zo zeldzaam; als op Oeland het roode, Doch of dit het zelfde zy , als de Maanmelk voor- STUK Kalkmet}s gemeld , die uit de Rotfen zypelt, zou men mogen twyfelen. Zy kan van dergelyken aart zyn. Ook vind ik aangemerkt , dat dit Meel. kryt fomtyds in Klompen voortkomt, fomtyds als Meel , doch altyd zo ligt, det zy op *t Water dryft , of daar in opbruifchende een wit Poeijer laat doorzakken, Op ’t gevoel is Zy tuuw, geeft aan de Handen af, als Kryt, kleeft niet aan de Tong, fmelt in Ue Mond ; en is fmaakeloos- Zy behoort tot dat Bergineel, ‘t welk zo Brood rr van veel gerugts gemaakt heeft in voorige tyden, bchekkel, toen fomwylen , wegens gebrek aan Koorn , in Duitfchland Brood daar van gebakken werdt, În't jaar 1597 gefchiedde zulks in Thuringen, ha een zeer natten kouden Zomer, van ’t zo- genaamde Meel dat op zekeren Berg werdt gevonden, Men hieldt dat voor een foort van Mergel , die, gelyk wy hier boven zagen, in Oostindie gegeten wordt, In de Opper - Laus- mits gaf de Grond van zekeren Berg , waat uit men Salpeter. graaft ‚ zekere Meelachtige Korreltjes uit, waar van het Arme Volk Meel naakte en Brood bakte , dar, met weezentlyk | Ris Meel ni Deer. IL Stu, 623 De KavTEN of I. AFDEEL. XXIV. Hosrp: STUK. Kalkmeel. Meel daar onder gemengd, niet onfmaakelyk was , noch onverteerbaar, Van deeze Kalke achtige Stoffe, op zig zelve , nogthans bevondt men het gebruik , ’t zy als Brood, % zy als Bry, zeer nadeelig door zwaare Verftoppingen in de Ingewanden , daar uit ontftaan (x). Verkeer. Sommigen hebben deeze Stoffe Morochtus delyk A4a: rochthus geheten. genoemd , met ALDROVANDUS; doch dit betekende by de Ouden een Smeerige groen- achtige Steen, volgens hunne befchryving veel naar Spekfteen gelykende, of naar een Vollers- Aarde, of naar die Kley , welke tot wegneeming van Smeervlakken uit de Kleederen dient , Vlakken- Aarde genaamd, Zy fchryver ’er van, dat hy Melk zweeten wit afgeeft aan de Klee- deren (y). ’« Kan zyn, dat die Melkgeevende eigenfchap gedagten Steen hier in % fpel ge- bragt hebbe, Anderszins is de overeenkomst ver te zoeken. Het Kryt van Briangon „ zoge- naamd, een Soort van Spekfteen , door onzen Ridder tot het Geflagt van Talcum betrokken, wordt tegenwoordig voor den Lapis Moroch= tus der Ouden aangezien (2). Gebruik. Dit Kalk- Meel wordt in de Geneeskurde , op fommige plaatfen , als een uitmuntend Zuur. breekend en Verzagtend Middel, inzonderheid in Bloedvloeijingen , Buikloop , Graveel en | kwaad: (x) BruckMm,. Epift. Irin. Cent. I. Ep. Is. (9) DE LAAT de Gemms. 6 Lap. Libr, Ile pe 1408 (z) DA CosTA Busfiise pe 40 & Go, KALK=AARDENe 629 Kwaadaartige. Koortfen , gebruikt. Uitwendig 1 js het zeer goed, tot opdrooging van loopende 5 Zweeren, aan de Beenen inzonderheid. Men Hoorn. kan het ook tot Witten van Muuren als Kalk°TUE: gebruiken ; doch dan geeft het altoos af, Kley- Jinkmetl, achtige Gronden kan men ‘er mede verbere- ren. Van dergelyken aart is mooglyk die witte Stoffe , een weinig naar ’t geele trekkende, welke in ’t Landfchap Tsjampea, op Ambon, des Zomers uit den Grond opwelt, en in Klui- ten famenpakt vaneen Vuist groot, welke door wiyving tot Asch worden, die men als Zeep en Kalk gebruikt (a). (q) Ka'k- Aarde die ontbindbaar is en Zemel- rr. achtig. | edad Schulpe Aan den Zeekant te Helfingeland en Ros- *°&L- lag in Sweeden,onderde oppervlakte des Aard- ryks, hadt Li NN&usdeeze, zo hy fchryfc, in ’t jaar 1732 waargenomen, die naderhand ook ontdekt is op andere plaatfen. Immers, indien men ’er in ’* algemeen die Aarde door verftaan zal, welke kaare afkomst heeft van vergruisde en vergaane Conchyliën, waar van ik (a) RumPre Amh. Rav. XVI. Hoofdd, bladz, 224, (3) Calx folubilis Furfuracea. Syft. Nat, XII. Tom, INI. Gene 53. Sp. 3. Creta Ferrefkris Conchicea. CRONST. Min, 6, &8r, Humus Animalis nen terrifica. WALE, Min, 7. N. 2. Hum. Anim, Conchacea. WALL. Syfi, Min, Le p. 25. Sp, 3 be | Rr3 UL, Deere. lI, STUKe ke AFrDEEL. XXIV. Hoor p- STUK. Schuip- ameel, 690 De KrRyTEN OE ik te vooren fprak(b). Dus komt zy voor by Wehrau in de Lausnits , by Pirna in Saxen, tusfchen Halle en Bifleben, by Alzey in de Paltz, by Heydenheim in * Wurtembergfe , in Vrankryk rondom Parys en Soisfons , als ook aan de Middellandfche Zee en in Italie, Dat- berugte Zand van Rimini , met byna erZigt- baar kleine Hoorntjes en Schulpen meestal met Gruis derzelven , onder gewoon fyn Zand gemengd , zou men ‚met den Hoogleeraar GME- LIN, kier ook betrekken kunnen ; doch dan vervallen wy tot dat Schulpzand , waar vau ik hier voor een Soort gemaakt heb (c). Dat Schulpmeel , ’t welk de Ridder waarnam, oogfchynlyk geboren uit gewoone Mosfel- of Oetfterfchulpen , (waarvan men fommigen nog ge- heel, doch met deVinge: en als Meel vergruisbaar, daar in vondt ;) vertoonde zig alseen Schubbige Aarde , bleek paarfchachtig blaauw , wanneer zy bevogtigd werdt , doch niet famenhangen- de, Op andere plaafen beftaac hêtzelve uit Gruis van een ander flag van Schulpdieren Weoeningen , en is doorgaans wit , of ook geel. achtig van Kleur; gelyk dat van Troizy, niet ver van Meaux in Champagne , volmaakt Zee melachtig ; behalve ’ weike ik ook een der- gelyke bruine Aarie heb, uit ons Land. Der- zelver afkomst blykt duidelyk uit de fterke op- k brui. (5) Ziet voorg. STUK, bladz. 476. Ce) Arena Concharea, Sp. zie Zie bladz. 468 hier voor. met regt kunnen thuis brengen dat Wicte j KArK=ÁARDEN. 631 bruifching met Zuure Vogten en de mike. L we s ud FDEELe ring door *t Vuur in waare Kalk, XXIV. (4) Kalk. Aarde „ die ontbindbaar is, Schube ASD: et vr big» Afchgraauw. Iv. Cal!x Om wat reden onze Ridder hier van een oee byzondere Soort gemaakt hebbe, is my dui- Aarde. Îter, Het is, zegt hy , een grove, Schubhi. ge, witte Aarde ,nog niet tot Kryt geworden , en geboren vie Schaaten van Schulpdieren , wel- ke door de fpoeling der Zeebaaren zyn ver- gruisd, _Hadt niet nagenoeg het zelfde plaats in de voorgaande Soort : zelfs het voorkomen aan de Stranden , gelyk zyn Ed., ten opzigt van deeze, het Strand onzer Nederlanden op- poemt? Hier behooren , derhalve, buiten twye fel, die Kryc- Aarden , welken de meergemel- de Heer BerKHEY, als in ons Holland voorkomende , opgeeft, wit, geel- of Zwarte aguig zynde van Kleur (d)e_ Tot deeze of de voorgaande Soort, zal men Natunrlye ke Kaike Kryt, Natuurlyke Kalk genaamd en by fom- migen Bloem van Kalk , welk men in Enge« dand op verfcheide plaatfen vindt (e). ’t Zele ve, (4) Calx folubilis Squamofa cinerea. Sy?. Nat. Xil Tom, Ml. Gen, 53. Sp. 4» (d) Nat. Hift. van Holl. 1E. D. 1. Stuk, blade. 348. Ce) Creta Calcarea indurabilis. Calx nativa. WALE. Sy? Kr 4 Alin, Hi Drete II, STuKe 633 De KRYvTEN of b ve, immers, verfchilt van den Kalkachtigen AEDEEL, Tuffteen , vit Schulperuis. fe fte] XXIV. 5 gruis famengefteld „ hier Hoo:p. voor befchreeven (f). Men beweert dat die STUK. Stoffe het Gyp/um TFymphacium van Tueo- Rt PäaRASTUs en PLINIUS zy 5 doch zy is geenszins van eene Gipsachtige natuur. Zelfs wil men,‚dat de Aarde van NIEREMBERG, zynde zo Kalkachtig bytend fcherp, dat een dood Lighaam ’er , in vierentwintig Uuren tyds , door verteerd worde, daar toe be- hoore. Op meer plaatfen vindt men derge- Iyke Natuurlyke Kalk, Aan de Kust van A- frika , by Marokko en elders, worde dezel- ve dikwils, aan het Dieplood, uit de Zee op- gehaald, Hier toe betrekken wy ook de Sie ciliaaoíche Zeep-Aarde , genaamd Terra di Baira , welke omftreeks Panormo by Baira gevonden wordt (8) 5 vocrnaamelyk in de fplee- ten des Aardryks door de Hitte der Zon, op den Hondsberg, geboren. Dit iseen wit Kalk- achtig Poeijer , dat met Zuuren opbruifcht. Somtyds vinde men het by Klompen, als Kryt, afgeevende aan de Handen, en in ’t Vuur een zwaveligen Damp uitlaatende. Eler van worde, na dat het taebereid is, in de Kerkelyke Staat veel Min, U. p. 31. Terra Aceldama. NIEREMB, Caleimonia iM= PERATI. Hijl, Nat. D. 366. (f) Tophus Teftaceus. Sp." 18e zie hladz 344. (z} Creta Arenacea Sicula , Terra di Baira dia, 4 iin Fosfils. Sp. 3, De 84e a „KALK-ÀÂARDE WM 633 veel gebruik gemaakt, onder den naam van vg, Claramonis- Poeijer ; naar den genen, die tArprer, eepst in trein bragt, De kragten fchynen na- erby genoeg met die van Kryt of Kreefts- Oogensruz, overeen te komen. Voorts zou men de Mals Schaip- zheefche Aarde, der Autheuren (h), hier ook Aarde, kunven huis brengen, welke eenigszins Mer- gelachtig is en tot kleine Koekjes op dat Ki- land gemaakt wordt , met wel vyftienderley Afbeeldingen van Santen , onder welken San Paolo ‚ nogthans , de voornaamfte is. Dit zet deeze Aarde ,als een Geneesmiddel, in ’t denke beeld der Ítaliaanen ongemeene kragten by. II, Vaste, piet ontbindbaar door Zuur. (5) Kalk- Aarde die vast is , Poeijerig klee- if vende, Paluftriss Turfmeel. Onder de Moerasfige Veengronden , van Sma* land, Oeland en Westgothland, in Sweeden, komt, volgens LiNNdmus , deeze voor, wel- ke zeer veel gelyke naar het voorbefchreevene _Meelkryt of Bergmeel, maar dermaate mer Vie triool- Zuur is verzadigd, dat zy niet opbrui- k fche (5) Creta albescens, Terra Melitenfis diêta, DA CosTA Hesfilso Sp. 6e Pe 8 Ie | Cs) Cake fixa Pulverea plaftica. Sy/l. Nat. XU. Tom. INL. Gen. s3. Sp. s. Agaricus Mineralis, CRONSE, fin, $. 5. “Terra Tophacea. Baum. die, 1, p. 141. Rr s Il. Deer, II, STux, | 64 “De KRvTEN or z, fche met Zuuren. Zy werdt aldaar gebruikt Arpeer. tot het witten der Wanden , Schoorfteenen XXIV. ) ROR bn Ank | en Vloeren, doch gaf altoos fterk aan de Kjees Hoorp- RA io Me srux, deren af, inzonderneid in vogtig Weer, A/S (6) Kalk- Aarde , die vast is; onvatbaar é Gur. Meelig. Gipse Ae: De voorgemelde onderfcheiding , van niet met Zuuren op te bruifchen , maakt de af- zondering van deeze Stoffe , van het voorbe= fchreevene’ Meelkryt , onder den naam van Gips- Meel. Zy werdt by fommigen onder den zelfden naam van Hemel - Meel, als uiet de Lugt gevallen , en van „Aardmeel, als uit het Áard- ryk voortkomende , begreepen. De andere benaamingen „ gelyk die van Maan - Melk , van Mineraale Zwam en van Morochtus of Wit Aardniet , zyn ’er ook op toegepast ge weest. (eN Men vindtze nu eens droogen noemtze dan Berg Meel of gegraven Meel, of nat en vloei- baar, als dikke Melk, wanneer zy Bethlemi- tifchen Maan. Melk of Bergboter, en by het Bergvolk Gukr geheten wordt. By heete Ba- den kont zy dus in de Kloven , voornaamelyk in tr (6) Calx fixa impalpabilis Farinofa. Syf?. Nat. XII. Tom. IL! Gen, 52. Sp. 6. Steta friabilisfima levisfima non cohz- rens ela, WALL. Min. 11. Marga candida. Dal. Pharm. 13. Morochthas levis pulvcralentus. CARTH. Min. 3. Terra Gypfea puiverulenta, CHONST. Min. $, 14. Lac Lunz. _VAN- Î KALE -AÂARDEN: 635 in de diep gaande Spleeten der Gipsbergen, LE dls ‘ook dikwils aan derzelver Voet , voorz SLEE van waar Zy fomtyds, gelyk by Auerftedt en Hoorp- by Rebiingen niet ver van Halle in Saxen ‚STUK. door ftroomende Waters op ’s Aardryks Op: Pe pervlakte gevoerd wordt , en dan aanleiding heeft gegeven zan behoeftig Volk , om daar, even als van * gedagte Meelkryt, Brood van te bakken. Men vindtze ook aan den Berg di S, Fiore, in de middelfte deelen van Italie, en elders. Weleer werdt zy voor een Ge* neesmiddel gehouden, Dat Melkachtig Vogt, als Room, op den bodem van Steenkolen- Groeven en Yzermynen in Engeland, in groo- te veelheid gevonden , zal misfchien van der- gelyken aart zyn (ú), __Dit Gips- Meel is zeer ligt, gemeenlyk wit, doch fomtyds wat naar ’t geele, rood: of blaauw- achtige trekkende, Doorgaans is het, droog zynde, geheel Poeijerig als Meel , doch be- ftaat fomtyds uit fyne glinfterende Schubbete jes of Blaadjes. Naverwant is met heizelve de Afrofolina der Italiaanen , de Chaulk, Kowel of Keble der Engelfchen, welke by de Aluin- werken aan Monte rotondo in het Groot Her- togdom Florence , aan witte Kuitftcenen, en EN VANDELL. Term. irr. BAUM. Zin, 1. Pp. 143. Creta Fari- macea Spongiofa mollis , Agaricus Mineralis, WALL. Syr. din. T. P- 30 (2) Phil, Trans, abridgd by LOWTHORP , Vol, 1. p, 458, Ie DEEL: UI. STUKe 636 De KRYTEN or 1. in Engeland , voornaamelyk in ’t Graaffchap, ArpreL. Derby, by de Baden van Matlock , als ook Hoörn. “by Monyash gevonden wordt, Deeze is ge. sruk, heel van de natuur van Gips, fyn, wit, zwaar , Gips murw, doch ten halve verhard, nogthans zoe Wiek danig, dat menze met een Mes als Kryt kan affchraapen , en of uit fyne Vezeltjes , die Stern:wys’ fpreiden , of uit ronde digt over elkander leggende Blaadjes famengefteld. Berge Onlangs heb ik vierderley Dergmeel, dat men den ge- Duchs noemt , bekomen ,,’t welk uit de Klo- maamd. ven der Rotfen , by Klinkerbrunnen , tusfchen Haitorf en Ofteroda aan den Haarts, is vere gaderd, Het eene is wit, het andere een wei- nig geelachtig , het derde ziet uit -den bleek rooden , het vierde is Tegelroodachtig. Van deeze biuifcht het eerfte en laatfte met Sterk Water op, de twee anderen niet. Daar uit ziet men, hoe ligt de twee Soorten, van Kalk- achtig en Gipsachtig Bergmeel, met elkander verward kunnen worden, De laatstgemelden zyn zekerlyk het Gips- Meel , zo even bes fchreeven, waar toe ook een dergelyke Stoffe behoort van Fredrichscthaler by Grafendaal , welke ik onder den naam van Steen - Mergel gekreegen had. Gipse Hier toe moet betrokken worden, de zo- bloem. genaamde Gipsbloem , welke men nu geheel dan half deorfchyrende , dan wit, dan geel, dan Vleefchkleurig, Neftwyze in Gips- Breu. ‚ken, gelyk by Saalberg en Blotha, in de Ko- Ding- KALK-AARDEN. 637 niaglyk Pruisifche Landen „ vindt. Dezelve _ TI. beftaat uit Blaadjes , die zydewaards en by- En kans op de kant leggen , zo dat zy byna een Hondt Anjetief. vertoon@n. Ook fehyntde Gips-Aar- 5TUK. de, welke men tusfchen Krolpa, Zella en Oe- „Gips piz , in Keur-Saxen vindt , hier te behooren, De Meelachtige Stoffe van het gekookte Wa. ter, uit het Koekkoeks - Bad by Frankfort , overblyvende , bevind ik , in tegendeel), zeer fterk opbruifchende , en dus een waar Kalk. achcig Meelkryt te zyn, | UI, Zandachtige gekorrelde, (7) Kalk- Aarde die vast is, byna egaal Kor — wrr. relig gepotijerd, en eenigermaate doorfchy- eg nende. Gipse Zand, Deeze , die men Gips- Zand zou kunnen noemen, komt fomwylen in Saxen voor. Zy beftaat uit witte, murwe, byna egaale Kors, reltjes, zynde uit verweering van de Alabas« ter, die Gipsaartig is , zo de Ridder wil, ontftaan. WALLER«svs betrektze tot zyne Aardachtige Meelige Gips, welke het Gipse Meel is , voorheen befchreeven. Daar van verfchile dit Gips-Zand door zyne Korrelig- heid „: … €7) Calx fixa, Pulvereo - Grannlata , fabequalis, fubdiae phana. 5y//. Nate Xile Tom. Ill, Gen. s3. Sp. 7. Areng Gypsea. SCHREB. Lith, 144. Gyplum temettre Farinaceum, WALL. Sy/?. Alin. kp. 36 UI Deere1l, STux, ú39 De Kavtén öë t heid, als uit de bepaaling “blykt. 'Tot hetzels- Árpzer. ve fchyne ook een zogenaamde Witte Talkige bnl Aarde van- de Haarts en die Gipfige Spasthe sTUK, Aarde te. behooren , welke men by Eisteben Gips in de reeten der Creisfeldfche Gips- Bergen SE winde vir. (8) Kalk- Aarde-die ontbindbaar is en Zandig 3 eso met ronde zeer gladde Korreltjess __Spaathe ri Hier door verftaat Linnaus een Kalk: achtig Zand ; by eenigen Bergfwiker genaamd 3 dat men in Vrankryk Sable Calcaire- of Sable Spatheux tytelt. De Ridder geeft 'ef den zonderliegen naämaan, van Schildpadden= Kalk; om dat de Zee-Schildpadden , op de Oevers van het Eiland Ascenfion in ’t midden def Atlantifche Zee ; °s nagts daar-in haare Eije- ten leggens ’t Blykt daar uic; dat zulk Zand op dat Eiland vootkome, gelyk men ’t zelve ook vindt op Eilanden van. Indie, in Rosla- gen, als ook, mee Gips en Kwarts vermengd , tusfchen Mergel en Kryt, by Vaugirard, niet ver van Parys, In hoe verre deeze Stoffe van het Gru's- Zand verfchille , ’*t welk onze Ridder onder ‘den naam van Sabulum voorgefteld heeft, en “zie dat wy Zavel noemen *, is my duifter. Het: Bladz, 464. | ï | E zel. (83) Cafx folubilis Atenacêo-grenulâta, rotuncata , gld beuima. Syff. Nat, Xil. Tom. Lif. Gen, 53, Sp. 8 KarK=AARDEN. 635) gelve , immers ;beltaat ook tendeeleuitSpaath- Le 5 deeltjes; doch het tegenwoordige zal Kalkach- EN tiger van natuur zyn, als fterk met Zuuren Hoorn? opbruifchende. Zyn Ed. merkt aan, dat het STEE, een Zard is , met grove Korrels , van groot- „2% ll te als Akeleijen- Zaad , die Melkwit , ondoor- fchynende en zeer glad zyn , de Handen niet befmettende, Hy acht het voortgekomen te zyn uit Gruis van Schulpen en Zeegewasfen , door de Zeebaaren fyn en glad gemaakt. (9) Kalk- Aarde die ontbindbaar is en Lins- De Ca X Lê vormig gekorreld, iin, Kalke De ‘Bethlemitifche Linzen , zogenaamd, die Finzen men in Paleitma, Egypte en op de Libyfche Bergen vindt, zullen mooglyk Helicieten zyn s zegt WaArcu (k). Ik heb , hier voor, een naauwkeurige onderfcheiding gemaakt van der- gelyke Penningfteentjes Cl). De Helicieten zyn aan de {piraale drasijen , van binnen , ken- baar 3 de Porpieten aan de Raderachtige fi- guur; de Oölithen aan de Rokken, waar zy uit beftaan. In deeze zogenaamde Bethlemiti- fche Linzen heeft niets zodanigs plaats. Van % | bin= (9) Calx folubilis granulata Lentiformis. Syf, Nae, Xi. Tom. Ill, Gen. 53. Sp. 9. Tephus Calcartus Lenticularis, Syft. Nat. VIil, p‚ 129. (hk) Verjfeende Zaaken, IT, D. 1. STUK, bladz. 63, (4) Bladz. 335 , toen ik de Kuiifteenen befchreef, MI. Dies IL Stuk, 630 De Kunyren. binnen zyn zy digt van zelf(tandigheid en Kalk: of Tufachtig. De figuur én grootte komt bys ° pa met die van ° Linzen- Zaad overeen, en, dewyl menze op de Velden -omftreeks Bethe lehem, of wel voornaamelyk op éénen Akker vondt, gaf díe aanleiding tot de Fabel , dat zy uit vervloeking zouden ontftaan zyn. Een Mone „nik, een Boer voorby pasfeerende, die aan ’% zaâijen was , vraagt hem wat hy zaaide, en kreeg , boertende , tot antwoord, Steentjes : waar op de Monnik, ùit verontwaardiging , het _Zaad in Steen deedt veranderen. Heerlyk uit- gevonden om ’t Volk ontzag in te boezemen voor de Geeftelykheid! De beuzelachtigheid hier van, ondertusfchen blykt, doordien men- ze ook in andere Landen en op Bergen vindt. Zy hebben een fcherpen rand, zyn graauwach: tig wit, en geheel van eene Kalkachtige na- tuur 5 waarfchynlyk op dergelyke manier als de Tuffteenen geboren, Ja de Ridder acht, dat zy misfchien zo wel toc dat Geflagt , als de twee voorgaande Soorten tot de Zanden, betrokken hadden kunnen worden: maar, wee gens de Kaikachtigheid , hadt zyn Ed, dezels ven hier t'huis gebragt. XXV, HOOFD: DE STUIF=AARDEN, Gár E, Je | | zak EL RRERRRGLEG NEDEEL Hoorp: „XXV. HOOFDSTUK … sroz. Befchryving van de eigentlyke AARDEN , of _Stuif- Aarden , die men ook PLANT-AARe DEN kan noemen, als grootendeels van Plant- gewasfen afkomftig : waar toe verfcheide Soor« ten van Veen- Aarden en Turf behooren. WW komen hier tot het laatfte Geflagt der Delfftoffen , ’t welk de eigentlyke AAr- DEN bevat, die meestal Plantaartig, dat is van Plantgewasfen afkomftig zyn, , Zy beftaan > (volgens den Ridder) uit Poeijerachtige deel-: s>-tjes , die door de droogte met den minften > Wind verftuiven, Zy zwellen uit door de s> Vogtigheid en kunnen tot Aích verbrand wor- ‚‚ den door Vuur” Hierom worden zy, van AGRICOLA, genoemd Verftuifbaare Aar: den (m). Woopwarp tyteltze Drooge, Ruus ve, Ontbindbaare Aarden: WALLERIUS Magere Aarden 3 ‘t welk echter op de Zwarte ‘Feels Aarde niet zeer toepasfelyk is. Men moet de Stuif . Aarden , waar van dit Oirfprong Hoofdftuk fpreekt, aanmerken als het laatfte Aan” overblyfzel van vergaane Planten en Dieren. Stof zytgy sen zulttot Aarde wederkeeren , daar A {m) Terre disfipabiles, Oper. p. 5774 q Ös Hit. Daer. U.Stur, Ls ADEL. 642 DE PLANTAARTIGE gy uit genomen zyt; zeid de Schepper tot den eerften Menfche. De Grondflag der Menfchen isin bet Stof , vindt men by Jor. De Men- fchen en Beeften gaan alle naar ééne plaatfes zy zyn alle uit Stof en keeren weder tor Stof 3 zegt Koning Salomo (2). Van dePlantgewas. fen is ’t niet minder zeker, en decze leveren veel meer Aarde uit. Terwyl ook de Lig- haamen der Dierlyke Schepzelen , ver meeften- deels, uit Flanraartig Voedzel beftaan (a): zo kan men alle deeze Aarde van Plantaartige afs komst rekenen. En fommigen in dit Geflagt gebragt , die men uit het Ryk der Delfftof- fen zou afleidea , hebben ook haaren eerften: oirfprovg uit het Planten-Ryk, Gelyk , nu , deeze Aarden van Plantgewas- fen afkomftig zyn ‚ zo leveren zy; aan dezel. ven , wederom, het beste Voedzel uit. Hier heeft een Omloop plaats in de groote, byna gelykende paar dien des Bloeds in de Kleine Wereld. Een Plant vergaat en uit haare As- fche (laat ik het Stof dus eens noemer) ver- ryst een andere Plant. Een Kruid of Vrugt wordt van een Dier of wan den Menfch op-, gegeten, en levert door den Afgang reeds een vrugtbaare Aarde, Een Dier fterft en wordt tot Stof, dat Planten voedt, die tot Voedzel firckken van andere Dieren. Het Gras ver- | dort , (#) Jor. IV. vs. Io, PREDIKER: III. vs. 20. (2, Conftat enim quibas nutrieur Co pus BOERH, „or STUIF-AARDEN €43 dort ‚ de Bloemen vallen af: voorwaar het Tr; Volk is Gras (p). Arpeer, De Aarden, daar wy hier van fpreeken , ko- ne men zelden tot eene aanmerkelyke diepte ondersTux. 2 'Aardryks Oppervlakte voor. Wanneer niet door Overftroomingen , of dergelyke verande. ringen, een gedeelte deezer Aarde weder weg- gevoerd is, zyn derzelver Luaagen dikker, naar dat de Grond meer met Boomen en Kruiden bezet is geweest , en naar dat dezelven langer daar op geftaan hebben. In het Sch wartswald heeft zy, op eenige plaatfen , vyf Voeten diep= te: in een zeer oud Dennen -Woud , tusfchen Clausthall en Andriesberg aan den Haarts, der- tien Duimen. In een zeer vogtig Elzen- en Popelieren- Bofch , dat reeds meer dan hon. derd Jaaren geftaan hadt, werdt zy een-en- twintig Duimen dik bevonden, Van de Kleijen onderfcheiden zig de Aarden, Algemeene doordien zy zulk een aanmerkeiyken enk nt ind niet hebben, dien men Kneedbaarheid noemt: van de Zanden , doordien haare Deeltjes niet zo blykbaar zyn of van eene voor ’t Oog zo be. paalde figuur : als ook , doordien zy zig met Water vermengen , en eenigen tyd daar in hangen blyven. Van de Kalken of Kryten kan menze niet zo volftreke onderfcheiden. Zy hebben minder famenbang ; bruifchengniet zo (ah Jas. XL. vs. 7e Ss a ill. Deer, IL, STUK _L 64g De PLANTAARTAGE zo fterk op met Zuuren , dan gebrand zynde, APFDEEL, on de Kleur maaktze doorgaans kenbaar. ’t Kans XXV Hoorp. ondertusfchen , zeer wel zyn, dat de oitfpron« STUKe gelyke Deeltjes der Aarden niet van die der Kleijen en Kalken en misfchien ook niet van die der Zanden verfchillen, en dat het onderfcheid alleenlyk-van de bygemengde Stoffen ontftaa, Immers, vogtig in ’t Vuur geworpen , rooken de Aarden fterk, en droog geworden branden gy, doch zelden met een Vlam, en laaten een zeer fyne Asfche over. In een hevig Vuur fmelten zy, tot een Ie groen of zwarte achtig Glas. | Hier uit blykt dat op de Aarden in % algemeen niet toepasfelyk zy, ’ gene «de Groote BoErHAAve als het denkbeeld der Philofoophen en Chymiften, niet als het zyne , voorftelde: „, de Aarde is een eenvoudige, > harde , wryfbaare Delfftof , in ’t Vuur beftene ‚ dig en niet vloeijende; noch door Water, ‚noch door Alcohol , Olie of Lugt, ont- ss bindbaar(g ). Duifter is ’ct-ook, hoe hard en wryfbaar op de eenvoudige Elementeele Deeltjes der Aardítoffen toepasfelyk kan zyn, wier hardheid. men niet in ftaat is te onderzoe= ken, zo min als dezelven fyner te wryven en die veeleer voorkomen als een zagt fyn Meel (r). Gezegde hoedanigheden zyn , nogthans , niet allen (4} Boer. Cheme Tom. I. p. 630, (rd Vergelyk, ten dien opzigte, de Nar, Hifl, van Hole land, 31. D. Ie STUK, bladz, 203 , enzo or STUIF-AARDEN 645 allen op de byzon tere Soorten even zeertoe- TI. pasfelyk ; gelyk wy nu , in de beftryving “4 Arpr zus apr zullen befchouwen, ; Böin: | k STUK. (1) Aarde van Plantgewasfen, die onvatbaar _L is en bruine | bie Stof. Hier verftaat onze Ridder, volgens zyn ei- gen verklaaring, de allerfynfte deelen der Plant. gewasfen, ’t zy door uitdroogirg van de Zon, of door Vuur, of door langheid van Tyd, uit Mest of Teel- Aarde geboren. Dit Stof is zo dun, zegt hy, en onvatbaar, dat het met Wa- ter vermengd door het Filirum loope en af. gefcheiden kunne worden van de grovere Aar- de. Het maakt byna het eenigfte, of wel het voornaamfte en waare Voedzel der Planten uits dewyl het zig overvloedig bevindt io goede Teel- Aarde,en ook, in de Lugt opgevoerd, in het vrugtbaare Regenwater. Dus komt de Aarde in de Plantgewasfen, uit dezelven in de Dieren,en door derzelver Uitwerpzelen , als Mest, we- derom in de Planten 5 -maakende eenen Orr loop die verwonderlyk is tot in ftand houding van het gefchapene ; volgens het wyze oog- merk van den Schepper. Om die reden geeft, waarfchynlyk , Linneus aan diet Stof den naam van Dedalifche Aarde, Men (1) Humus Vegerabilis impalpabilis fusca, Sy, Nat. Kil, Tom. III, Gen. 54. Spe Fo oss UI. Deer, JI, STuK, 646 DE PLANTAARTIGE Te Men ziet dan klaar , dat dezelve over dèén Gag gantfchen Aardbodem verfpreid zy „ en dus in BHoorp- meer of minder maate den Grond vrugtbaar STUK. maake, Immers, daar geen Mest of Teel-Aar- de van belang is, moet de Vrugtbaarheid al- leen deor Damp en Regen komen. Hier van de ongemeene fchraalheid der Heijen en bloote Zand- of Geest- Gronden, Hier van de Mid- delen , om niettemin Pouw- en Weidland daar van te maaken. Hiervan dat vrugtbaare Korstje, 't welk de fchraalfte Landen, nog- thaps, door den Hemel -. Daauw bekleedt (5). Askhe. Tot deeze Soort behoort buiten twyfel dat fyne Stof, de vrugtbaarheid der Landen , op de Eilanden in de Middellandfche Zee, veelal uitmaakende ‚ zo ligt en verftuifbaar, dat ie- mand ’er, dikwils , den éénen Dag een vrugt= baaren Akker, den anderen een blooten Steen= grond heeft (é). Op fommigen van die Ei- landen s gelyk Santerini, is de Grond geheel van Puimfteen , bedekt met een fyne Afchache tige Aarde 5 ’t welk niettemin eenige Vrugt- baarheid daar aan verfchaft , door de nyverheid der Ingezetenen (y), Ongemeen vrugtbaar zyn de Asfchen der Vuurbergen in het Napelfche en op ’t Eiland Sicilje, in den omtrek van den Ve. (s) Quam plenus verd Terrefiri materie (ex combustis nempe Vegetantibms , per Fumum et Fuliginem,) eft Aër ? BOERH. Chem. Tom. Ie p. 635. (1) Zie ’t voorg. STUK , bladz, 13, 43, 67- Enz. (v} TOURNEE. Reize naar de Levant, 1, D. bladz, z08e OF STOIF-AARDEN 647 Vefuvius en Ethva. Dat onze Hollandfche y, “Turf- en Hout- Asfche, niet alleen tot Mes- Arnrers ting der Landen in Brabant, maar ook in onze had Provincie , van ouds gebruikt zy, en nog he-srux. den met vrugt gebruikt kan worden, inzon- derheid om driefde dorre Gronden te verbeteren, is door den meergemelden Heer LE FRaNcQ VAN BERKHEY, echter met eenige bepaa- ling, zeer omftandig aangeweezen (w). Byzonderlyk meldt zyn Ed. zulks, in de by- eentrekking of zogenaamde recapitulatie, aan “tend. Wat driefte dorre Gronden zyn, kwam my duifter voor, eer ik by KrriAan vond, dat Dries Land betekent , een nieuw ontgon. pen Veld (x). Waarfchynlyk zal zyn Ed. dan daar mede bedoelen die anderszins onvrupte baare Duin- Zand- en Hey- Gronden, van wier vrugtbaarmaaking hy, bladz, rao, fpreekt, Omftandig maakt hy gewag van de verbetering der Heylanden, door middel der van de ruig- te, daarop verbrand, gekomen Asfche (y). Op dergelyke manier , zegt zyn Ed. , wordt de wrugtbaarheid der Veenlanden bevorderd , door het afbranden van de bovenkorst, met de daar op gegroeide ruigte en Kennip - Struiken; ja van _(w) 'n zvn Ed. Vertoeg, over het Nationaal gebruik der Turf. of Houte Asfche in Holland, Amtterd. 1279, _ (x) Ager novalis, novale „ Vervactum &cc. (9) Antwoord aan de Holl, Maatfch. Ville Dser , blade, 118, 119 3 ENZ, Ss 4 Ul, Deer. II, STUK, Asfche, 648 DE PLANTAARTIGE _ vanhet Veen zelve ‚dat dan in een Soort van Afch verandert, welke tot Mesting ftrekt van haar eigen Grond (z). Dus ziet men den Vogel Pheenix verryzen uit zyn Asfche! Dit geeft ook aanleiding tot het in brand fteeken der Heijen, welk in Sweeden en andere Noordfche Landen, doch inzonderheid in de Ukraine, zo bekend is, onder den Hoogduitfchen naam van Schwenden ‚ tot bederf ftrekkende van veele Landen. By ons weet men, wat ten dien op: zigte in Gelderland plaats had; voor dat, door een zeer fcherp Plakkaat , het in brand ftee: ken van Veenen en Hey -Velden, in ’% jaar 176s, door de Staaten verbooden werdt (a). Inderdaad , de ruigte van Hey en Doorn- ftruiken , die een Veld tot Bouw- en Weidland onbekwaam maaken , af te branden, kan van nuttigheid zyn; maar vrugtbaare Gronden, daar men Hooy en Stoppelen, ja zelfs het. Koorn, dat men te veel heeft, door vadzig- heid laat ftaan en rotten , vervolgens in ’ Voorjaar in brand te fteeken , vernielt niet alleen alle nuttige Kruiden en Boomen, maar bederft zelfs de bovenkorst der Aarde, en maakt, dat (z} t Zelfde , bladz. 93» (a) Zie de- Nederl, Jaarboeken van 1765 of XIX. Deel „ bladz. 575. (é) Geogr. and Phys. Bemerkangen , bey einer Reife von St. Petersburg bis Poltawa, Stockh, Perhand, XXKV. Band. _Leipz, 1750. pe I9le OF STUIFsÁÂARDEN 649 dat die in lang niet tot verhaal kan komen, PR Dit , ondertusfchen , is, in de Ukraine , de XXV. gewoonte van het Landvolk (bh), Het een of Hoorp- andere , als bekend is , zal de oirzaak zyn, van Eeen die brandige , dampige , zoele Lugtsgefteld- rl heid, welke wy dikwils hier in de Voorzo- mer , met een Zuidooften Wind, eenige Da. gen hebben. De puttigheid der Asfche, in dit opzigt, hangt veel af van de manier, op welke zy ge. bruikt wordt. De Strooijing derzelve , over den Grond , is zeer dienftig in laage Moerasfige Veengronden; doch te groote veelheid nadee- lig, dewyl zy „, door de nattigheid , geweldig famenpakt ‚, zynde hier door bekwaam tot het maaken van Kadykjes ter Waterkeeringe (c). Voorts kan de uitgeloogde Asfche, zo van Die. ren als van Planten , eene allerfynfte Aarde zynde , gebruike worden tot het maaken van de Kroezen en Kapellen der Scheidkundigen „ Alchymisten en Esfayeurs, die tegen ‘t fterk= fte Vuur beftand zvn (d). Uit dit alles blyke verder de Naamsreden van deeze Aardfoort, (a) Aar- fe) Zie BERKHEY Vertoog , als boven , bladz. ss, 62, enz, Ende Woordeelen van de Turf = Afch, ala een bemes. ting, benevens de wyze van die te gebruiken: Nieuwe Landbouw. IV. STUK , Amfterd, 1765 , bladz, 193, enz. (d) Bogrn, Cheme Tom, Ie p. 302, 65%. Ss 5 III, DEEL. Il, STUK. lin Arprere XXV. Hoor p= STUK 1. Hurmus Ruralise Tecl. Aarde, 65o De PLANTAARTIGE (2) Aarde van Plantgewasfen , die volkomen Poeijerig is en zwarte | In ’t Hoogduitfch noemt men deeze gemeene lyk Damm - Erde of Garten - Erde, in * Sweedfch Dam- Ford en Swartmyllas in Engeland Gar- den- Earth, dat is Tuin- Aarde; in Vrankryk Terreau , Terre des Jardins en Terre commune noire, dat is Gemeene Zwarte Aarde. By Ons is zy Onder die benaamingen , of ook by die van Teel- Aarde bekend, Dit laatfte drukt de hoedanigheid uit; dat Zy, naamelyk, zeer bekwaam is tot het teelen van Blantgewasfen. Men vindtze over de Op* pervlakte des Aardkloots verfpreid; zelden in aanmerkelyke diepte : evenwel, zo algemeen niet, dat men met onzen LiNNmous zeggen kan, dat zy overal gevonden worde (e). In veele deelen der Indiën komt weinig en op fommige Eilanden geheel nicts van deeze Aar- de voor. Zal zy in de onafmeetelyke Zande Woeftynen van Afrika plaats hebben ? In A« fia, in tegendeel , is zy taamelyk overvloedig. Men €22 Ffamus Vegetabilis perfete Pulverifata atra. Syf?, Nar, Xli. Forme IIL, Gen, 54e Spe 2e Humus Vegerabilis coinmue nis. Syfl. Nat, Vill. p. 209. Humus nigrescens Hortorum. WoLT. Min. 11, Humus communis atra, WALL: Min. te Fumus ätta communis, DA CosrA Fos/, 115, Humus atra CRONST. Jin. 6. 093. N. 3, Humus pura. CARTH. Afin, $3. Humu$ Vegerabilis. Terra Ruralis. BAUM. T, 1e ps 16Ls Humus atra. WALL. 55/2, Mlin,l. Sp. IT. De I4e (e) Habitat ubique, Sy/2. Nae, Xit, urfupza, là s TUIF-ÁÂARDEN. Ó5t Men vindt menigvuldige Valeijen en Vlakten, pz _ met zulke wette zwarte Aarde , in ’t midden Arpeers van Siberie. Op het Zand , dat met eene Ben Mergelachtige Stoffe overdekt is , legt zy» insrus. de Ukraine , dikwils een half Elle diep. Aan ziet den Westelyken Oever der Wolga, van de a Bergen, die deze Rivier bezoomer, tot aan de Choper, die in de Don vloeit, beftaar de Op. pervlakte des Lands, ter hoogte van twee of drie Voeten, uit eene zwarte, vette en zeer vrugtbaare Aarde: terwyl men, aan de Oost- zyde vande Wolga, vlakten heeft, van groote uitgeftrektheid, byna geheel beftaande uit geele Kley- Grond of Zand (f). In de middelfte, zo wel als in de Noordelyke deelen van Eu= ropa, in Vrankryk , Engeland, Duitfchland , komt zy op plaatfen, daar broekige Landen zyn, zo wel voor, als in onze Provinciën , al: waar zy de boven - Korst der Veenen uits maakt (g). Elders komen daar van niet al- leen Oppervlakkige Beddingen, maar zelfs in aanmerkelyke diepte voor (XZ). Hier (£) Phil. Trans. Vol, LVIL. p. 353. (5) Nate Hiff, van Heiland, Il, D. II. STUK, bladze 65 Ze (4) De Heer BERKHEY zegt (IT. De I. Srux, bladz. 98) dat men in Holland niet alleen de gant/che Oppervlakte des Eands doer een Bedde van gemengde Aarde, ter diepte van één , anderhalf of twee Voeten, overdekt vindt , maar dat men ook overaf , op zekere diepte „zuivere Aardbeddingen ont- moet , en beroept zig, ten dien opzigte,„ op zyne Afbec!. dingen. II, DEEL. Il, STUK, 1. ÄFDEEL, Hoorp- STUKe Teele Aarde, Grond- eg:nzels der Aardee EN ós2 Der PrLANTAARTIGE ‚ Hier valt , derhalve , deeze zwarte Teel. Aarde meest in de laagte ; doch elders bekleedt. zy den Grond der hooge Landen... Tusfchen de Rivieren Oby en Jenifea, aan de Tom by Kusnez, in Siberie, vondt GMELIN de Bere gen zelfs bedekt met eene vette zwarte Aare de, zeer vrugtbaar in Koorn (4). SCH EUC He ZER merkt aan, dat op den top der Switzer- fche Alpen , daar geen Planten groeijen, een zuivere zwartechtige Molm gevonden wordt 5 die zig meer uitzet dan ecnige bekende Aarde „ en niet verglaasbaar is. Hierom, misfchien & ftelt hy met Woopwarp en anderen, dat voor den Zondvloed de Aardkloot t'eeremaal bedekt ware met zulke Molm ‚en, deswegen zo uitermaate vrugtbaar (k). Zy houden, dere halve , de Teel- Aarde voor Oirfpronklyk, by de Scheppioge reeds voortgebragt. De Heer WarLeRIUS, niettemin, en anderen, zyn volftrekt van Gevoelen , dat dezelve uit ver- gaane Plantgewasfen haare afkomst hebbe, be- fluitende zulks, voornaamelyk , uit de deelen 8 waar in menze door een Scheidkusdig onder. zoek ontbindt. Ik zal zyn Ed, berigt, diene aangaande, hier inrukken, | „ Warm Water, by Aarde gegooten, worde ‚> eenigszins Melkachtig en minder doorfcnye » nende; gefiltreerd en uitgewaafemd laat het d 2» EEN (£) Flor. Siler, Tom, I. Praf, p. 2XXv, derd te or STUIFeAARDEN, 653 3 ten Afchgraauw Poeijer , dat Zoutig van 1. 3, Smaak is; over. ‘Door een fterker Vuur met ÄFPEELs rn Watèr "afgêkookt ‚ geeft zy een vloeibaar Hoorpe > Extrekt , % welke , droog uitgewaasfemd , #TUK. seen Lymerig Zoutig of Smeerig mengzel dieen ss wordt,” Dit mengzel fchynt niets anders te à ss zvn, den de Eymerige of Gomachtige Stofe s> fe, door welke de Vezels der Plantgewas- 9 fen-zyn verbonden geweest; aangezien men, 3 door Destillatie , de zelfde Produkten byna, 3, daar uiet krygt, als uit andere Lymerige en „‚ Gomachtige Stoffen; als ook , aangezien het 9 even fmeltbaar is in Water, als die:zo dat ‘se men het geenszins als van een Mineraalen „-oirfprong kan aanmerken. Ook geeft, door z» Destillatie, de zwarte Aarde eersteen Wa. » terig Vogt: dan een fcherpen ftinkende Geest, „‚ haar dien van Wynfteen in Reuk en Smaak „> gelykende; eindelyk een weinig roode Olie,” Men zou het gezegde ook kunnen opmaa-_ ripuur ken uicde figuur dèr Deeltjes, welken, zo zyn ed Deel, Ed, verhaalt, door 't Mikroskoop gezien , naar dunne. Rolletjes of Vezeltjes van Plantgewasfen zweemen ‚ aan welken gewoonlyk eenig zeer fyn Zand-of Stof hangt, De Heer BerkKurv, integendeel , merkt aan , dat haare Deeltjes, door ’t Vergrootglas gezien , van eene onre= gebe (Z) Woonw. Nat. Hift, of tie Earth, MORToN Nar, if, nf _Northarnsptonshire, SOHC Hike U Helg, p. 93: EI, Deer. IL Srux. hal 654. De PLANTAARTIGE gelmaatige en flompe gedaante en korrelig zjn (19. xxy, Dit bepaalt zeer weinig en buiten twyfel zal Hoorp- zyn Ed, hier die allerkleinfte Aardflofjes niet STUK. bedoelen , in welken men , door het Mikrose PE koop , zo hy elders zegt , de gedaante van “Zand kan ontdekken : behoudens dat , alleenlyk „ eenige fyne Deeltjes, die het Oog ontglippen, zig iets ruiger vertoonen (m). Mooglyk zal dit de reden zyn, dat de Hoofdftoffelyke Aar- de, naar zyn Ed, meening , allerzuiverft en allernatuurlykst, inde fynfle Kley -deelen be- ftaat (1). De oirfpronkelyke deelen van Kley en Zand acht ook zyn Ed., zo wy bevoorens gezien hebben „ overeenkomftig. Das vorden ren wy eindelyk zo ver, dat wy komen tot * Terra de Maagdelyke Aarde ,*dus wegens haare een= dibns voudigheid genaamd, wier Deeltjes hard „doch. nogthans verdeelbaar zyn of wryfbaar, tot zo lang, dat zy, door haare fynheid, duide Ont. glippen (0). pe meoge Dat deeze laat{te in de Schepdaad des Al« B! magtigen begreepen Zy > zal wel niemand twy- Aarde uit felen; maar , hoe. het bykome, dat het Aard- den af-tyk in: den. beginne reeds zulk een. uitfteekende konde, Vrugtbaarheid gehad hebbe, dat het zo eens- Zy 9 toogd. laps van Kruiden heks dit maakt den w Nat. Hift. van Holl. II. D, Il, Stuk, bladz, 636, (om) De zelfde l, STUK, bladz. 230, 231. (nx) De zelfde Il. Stuk „ bladze 637. (9) BOERE. Chem, Tom, Te pe 63He OP,STUEF-ÀARDEN. 655 den knoop. Sommigen hebben, uit eene vas- te onderftelling , dat alle „Teel- Aarde van Arprer} Plantgewasfen afkomftig zy „ daar door den XXV, juiften tyd des Zondvloeds willen bepaalen irortt dat op geene vaste gronden fteunt, Door ry. Proeven is waargenomen, dat de aangroeijing derde. van de Aardkorst, ín honderd Jaaren , omtrent een half Duim zy, zegt DA CosrTa (p); dat my te weinig voorkomt, Zo men een Opper: vlakkige Aardbedding aanwyzen kon , welke federt den Zondvloed gegroeid ware en zo lang ítil gelegen had, van twee Voeten dikte; dan zou dit evenwel goed uitkomen (g). Dusdanig omtrent is die Aardbedding aan de Wolga in Moskoviee By het booren van den Put in ’t Oude Mannen Huis, hier te Amfterdam , kwa- men, op omtrent vyftig en zeventig Voeten diepte , Aardbeddingen voor van vier en vyf Voeten dikte , die zekerlyk bevoorens Opper= vlakkig zyn geweest, en mooglyk reeds duie zend Jaar bedolven: zo dat men , om deeze dikte in drieduizend Jaar te vinden, de toe-= neeming wel ftellen mag op anderhalf of twee Duimen ineen Eeuw. Daar is zekerlyk eenie ge aangroeijing van vrugtbaare Aarde, zelfs op de droogfte Zandgronden „door den Regen, En, de. (p) Fosfils. p. 115e _(q) Want een half Duim in honderd, is vyf Dulm in duizend, en das twintig Duim in vier duizend Jaaren, die federt den Zondvloed verloopen zyn, Hoewel hy anders tekent. EIL. Deur. Il. STUE) 656 De PrLANTAARTIGE) dewy!l het uit de Proefneemingen van den be- roemden BoNNeT blykt , dat men ’ Zaad * van Planten kan doen groeijen in allerley Stof. fen zonder Aarde , mids die flegt bevogtigd worden met Regenwater (7): dewyl zelfs de allerfynfte en fchraalfte Aarddeeltjes , gelykdie der Asfche, fomtyds tot Vrugtbaarheid ftrek- ken: dewyl Kley met Zand , uit Water ge- boren wordende ‚ zonder Aarde , genoegzaam Voedzel aan de Planten geeven: komt het my gantfch niet onmooglyk voor, dat het Aardryk in den beginne vrugtbaar kan geweest zyn, zonder zwarte Aarde. Op veele plaatfen des Aardbo- dems , zelfs in Engeland, is de Grond een - roode Aarde of Bolus; op anderen een witte Kryt- of Kalk- Aarde, beiden vrugtbaar. Neem hier die geheele , zo ongemeen vrugtbaare , Vlakte beooften de Wolga in Moskovie , daar ik ftraks van fprak , welke uit enkele geele Kley en Zand beftaat , ten voorbeelde, Tot groeijing van dergelyke Stoffen was, wegens het onder Water ftaan der Aarde, van dat het Drooge gezien werdt, niet alleen gelegenheid, maar zelfs noodzaake. Voeg hier by de Rie vier, die het Paradys bewaterde, en dat, tot vervulling van % gebrek van Regen en van Landbouw ‚ een Damp was opgegaan uit de Aar- (r) Uitgezogte Werhandelingen. 111, Dre « bladz. 36 - 70. (s) Zie Werhand, over den Nieuwen Landbouw, Ill. STUK. Amifterd, by F, HOUTTUYN, 1764, bladze 120, Or STUIF-A ARDEN. 657 _ Aarde , door welken de gantfche Aardbadem nk Aj bevogtigd werde (*). Uit de famenhang blykt xxvy, duidelyk ‚ dat door den Heiligen Schryver al. Hooros daar bedoeld wordt, de Vrugtbaarmaaking des°"®E* Ti ln Aardryks te verklaaren. 7 | ppt Men heeft, bovendien, opgemerkt, dat de Oorzaa- Vrugtbaarheid des Aardryks naar het Saizoen dst verfchille. Ja ’t is zeker, dat fchraale Win-heid. den en koude ziltige Dampen, die men Zee« Wlammen noemt , aandoening hebben op de Landen. En, aangezien de Aarde door de Lugt vrugtbaar gemaakt wordt, als uit het zo noodig braaken der Landen blykt (s); zo moet men wel degelyk befluiten , dat zy een Men- gelmoes zy van allerley ontfloopte Plantaarti- ge, Dierlyke en Mineraale Stoffen , opgevoerd in de Dampkring en ontbonden in het Wa. ter3 gelyk de Groote BorRHaAAvE, zo bon- dig en zo omftandig , aangetoond heeft (t). - Hier om tyteltze de Heer BErKarvy, Ver. mengde , aan Stof verdeelde , zwarte algemeene Aarde ; maar wilze geen Zwarte Kley. Aarde genoemd hebben, hoewel zyn Ed, begrypt , s, dat de fyne Kley-deelen, zo dra ze niet ‚‚ meer aan een verbonden zyn, en met de , zwarte Aarde vermengd worden , dan die s» Aarde (*) Gen, II. vs. 6. (£) Terra eft alterum Chaos , de quo orta omnia , án guam relabuntur. Chems. Tom. 1. p. 54% Tik KL Deur, ll, Sruz, 65% Der PrANTAARTIGCE 1 '„, Aarde zelf uitmaaken” (yv), Ik beeryp niet, AFrDrrL. waarom ze dan geen Kley - Aarde genoemd ad ô h ook, hoe het byko- Hoorp. Zou Mogen worden: voc di y stu. me, dat de Aardbeddingen dus zo bepaald van Tele dikte blyven , en zo orderfcheiden vande Kley, Aarde. Behalve het Zand en Veen, komen ’er, door Mest en Rotting, nog veele Dierlyke deelen in, van welke dus meer en meer vermengde Teel - Aarde zyn Ed, een byzonder Geflagt maakt, zynde voorts de Kenmerken van teen goede Teel. Aarde , zo uitvoerig als naauwe keurig , door hem aangeweezen (yv). Beden- — De Ondervindingen van de Laaagen des Aard. kingen ryks, by het booren van gedagten Par, in het Grondboo-Oude Mannen Huis, hier ter Stede, in den HOE Jaare 16053 zo als dezelven door zyn Ed, zeer fraay in Plaat gebragt en befchreeven zyn (x)s geeven my nog aanleiding tot deeze bedenkin= gen. De geleerde Burron befluit daar uit, onder anderen, dat de Grond van Holland hon= derd Woeten opgehoogd zy „ door Stoffen uit de Zee daar op neergelega: dewyi men in die boo- ring Schulpen ‘gevonden heeft op honderd Voeten diepte. De onderfte bedding van Zand, tweehonderd Voeten diep , daar men nog dertig Voeten in gegraven heeft ‚denkt zyn Ed. moog- Jyk niet ver af te zyn van de eerfte bedding der al. ë {») Nát, Hit, van Hall, Île De II. St. bladz. 645. (ww) Het zelfde St. bl. 647. (x) Zie tl. D. Y, STUK, Pl. 1, blädz, zro. (y) BurFan Theorie de la Terre. Tom. 1.p, 359. Zieookde Nat. Hit, wan Holl, 11. D. l, Stuk 3 bladz. 214 , enze NS of STOIF-'AARDEN. 659 aloude Gtond-Aarde by de Scheppinge(y). Geen tm van beiden heeft veel zekerheid. Men gaat ÁFDEErs te ver, die Grondbooring te Amfterdam op Hoard3 de Grondsgefteldheid van geheel Holland toe- sruxe pasfende : terwy zy in deeze zelfde Stad groo. Tek telyks verfchillende is, gelyk ik bevoorens °°“ aangetoond heb (z). Zo zal dan die ophoo- ging op de ééne plaats ongelyk grooter zyn geweest, dan op anderen. Ontwyfelbaär on- dertusfchen is *% , dat, ter plaatfe van de Boo- ring, die Kley- Bedding , van honderd Voeten dikte, op het onderfte Zand leggende , voors maals uit een langduurige bezinking van Zee. Water, mooglyk wel van den tyd des Zonde vloeds af, geboren zy: zynde de hoogere Beddingen , van Zand , Kley en Aarde, in de bovenfte honderd Voeten , zekerlyk uit vole gende Overftroomiogen gefprooten, De Aard- korst kan neergezakt of neergeweld zyn, van welke. Grondzinkingen men zo wel oude als hedendaagfe voorbeelden heeft (a). En, dat die. Kleybedding , weleer , van Menfchen of Beeften bewoond zy geweest, blykt niet on= duidelyk uiet het Haair, onder de Zee- Schel« pen gemengd > want dat hetzelve byna onver- ganklyk zy , ten minfte veel duurzaamer dan de-Beenderen, is uiet het Haair in de Aarde der Kerkhoven blykbaar (bh). (3) (z) Bladz. 413. daar ik van de Zandbeddingen fprak, (a) Zie Nat. Hift. van Holl,1l. D, 1. Stuk ; bl. 139e (b) Nart Hift, van Holl, UL. D.11 Stuk, bl. 659, Tt e2 HLDeEL, II, STug. 6é6o De PLANTAARTIGE F L. $ (3) Aarde van Plantgewasfen » die eenigers EL» Me | XXV. maate Meelig is. zieng ___, Dewyl de Planten, tot haar Voedzel , veel (jj, so meer zelf{tandigheid van Luge en Waref aan. pmen 5 neemen ‚ dan uit de Aarde » zo geeven zy Hee an verrottende daar aán meert t@ rug , dan zy Aarde. _ ’er uit gehaald heboen ; gelyk ook een Bofch „ de Regenwateren bepaalt door het ophouden „‚ der Dampen ‚ en dus zal in een Plantagie, die Jang ongemoeid ftaan blyft,‚de Aard!aag , welke tot groeijing der Planten dient, aan« merkelyk toeneemen (zegt de Heer Bor. FoN.) Maar alzo de Dieren minder aan de Aardeterug geeven , dan zy’er van trekken, en de Menfchen byfter veel Hout en Plan- ten , zo tot Vuurftoffe als anders , gebrui- „, ken 5 zo volgt daar uit, dat de Laag der „ vrugtbaare Aarde van een bewoond Land „ geduurig verminderen , en eindelyk worden „, moet als de Grond van Steenig Arabie, en ‚> van zo veele andere Oofterfche Landen, zyne ‚‚ de inderdaad het oudst bewoonde Klimaat, „‚ daar men hedendaags niets vindt dan Zout en „, Zanden: want het Vaste Zout der Planten „‚en Dieren blyft over, terwyl alle de ande« ‚ te deelen zig verfpreiden in de Lugt” (c). | Het (3) Humus Vegetabilis ubfärinofs. Syft. Nat. XII. Tome Ill, Gen. 54 Spe 3. Räckjord, Jz. Weftzo:b. 249, Humus atra depauperata Colore griseo, Walk: Sy? Jilin hp. 15e Ee dn ) OF STUIF-AARDEN. 66r Á | Het eerfte kunnen wy ‚ door Ondervinding, zeggen, van Tuinen , die men een Wildernis laat worden en van Landen , die men braak EL Arnrerà HoorD- laat leggen: terwyl in tegendeel in alle Tui-srur, pen, Plantagiën en Landen , wier Grond een zwarte Aarde is, daar men veel Vrugten , Kruíi- den of Graanen teelt, de Grond allengs ver- armt, indien dezelve niet , van tyd to: tyd, door Mesting of Braaking , herfteld worde . tot gyne vocrige Vrugtbaarheid, De Warmoeziers hebben hier van dagelykfe blyken. Of het, nu deeze verarmde Aarde zy, welke onze Li N= Naus hier bedoeld heeft, dan de algemeene Hey- Aorde, is zo blykbaar nier, In Wes:goth. lend kwam zy hem op laage p'aatfen voor, on* der den naam van Räckejord, zynde „ een Ake ker. Aarde, zeer murw en zagt, op ’t ge. », voel byna als Meel, wat roodachtig van ss Kleur, Door veel nattigheid wierdt zy heel » fchiclyk zuur, en in droog Weer deedt zy nog minder goed, Daar kwam niet ligt an« > der Koorn in voort, dan Haver, welke ook > op den mageríten Grond groeic. De wei. A nige Teel.- Aarde, die men op magere , vog- s» tige , hobbelige Heijen vindt, waren ge ‚, meenlyk van deezen aart, en de Boeren ‚‚ verzekerden hem, dat uic Slyk deeze zelfde f ‚ Aar: {c) BUFFON Theorie de la Terre Tom, Lp. 854, 355. de” KU Deer IL, STUK, Heye Aarde, 664 DE PLANTAARTEIGE Ie ss Aarde ontftondt , wanneer die op de Ak: Annee: kers gebragt werde (d).” EAA De Heer WarLrLrEr1us verhaalt, dat def. srux. gelyke Aarde ook te Wasby, in de Sweedfche Pe Provincie Upland, fomtyds by dunne laagen , de ger diepte van verfcheide Ellen, of digt onder de zwarte Teel - Aarde „ voorkome. Mooelyk zullen die diepe Laagen van een voorigen Hey. grond afkomftig zyn. De Hey- Aarde, in ons Land , beftaat meeftendeels uic ontfloopte Hey- Gewsasfen ‚en ecne groote veelheid Zands, zo de Heer BrrmKaey aantekent, Misfchien zou de Aarde der Geestgronden , zogenaamd , hier kunnen behcoren (e). Iv, (4) Aarde van Plantgewasfen , die Kaffig iss | pissen eh in °t drooge wryfbaar. Zwels ar Men vindt deeze, die zy Gjdsjord in Swee. den heeten , aldaar dikwils op vogtige plaat- fen, zynde uit Worteltjes van. Pianten ont= ftaan , welke tot een. grof Poeijer zyn gewor: den, Zy fchynt eene verfcheidenheid te zyn van de Tuin- Aarde, welke nabykomt aan de + zie Bruijch- Kley, zynde onze vyftiende Soort*: bladz. 584. maar zy is veel grover, flokt heet Water veel fter= (4) Linn. Weflgorhifche Reiss, als boven, (e; Zie de Verband, der Hioll, Maarfih, 1e Haarlens. VIlE. Deeu. Îl. Stuk „ebladz. 70, (+) Hamas Vegerabilis kee fieco fziavilis. Sy. Nat, Xile op STUarrF-AARDEN. 663 flerker in, en houdt het langer by zig, droo- 1. gende ook langzaamer uit, en wordende dan Ae wryfbaar tusfchen de Vingeren. In ’t Voor- Hoor. jaar verheft zy zig door den Nagtvorst en de STUKe Hiete van den Dag, werpende dan de opfchie- „24% tende Plantjes met den Wortel uit, dat zy fterven. Hierom is deeze Spongieufe Aarde , op de Akkers en in Tuinen , zeer gehaat, Hier toe zou anders misfchien de bolle boven- korst van eenigen onzer Veengronden, welke zig geduurig uitzet , en dreunt wanneer men ‘er over gaat , kunnen behooren ; welke de Heer BERKHEY een zwarte Teel- Aarde noemt, met Veen of alierley verdorven Plante ftoffen vermengd (f ). (5) Aarde van Plantgewasfen, die grof Poei- _v." jerig is en bruin. Js Berge Op de hooge Bergen, in Sweeden, is dee- Jen ze, volgens den Ridder , zeer gemeen , een weinig, fyner dan de voorgaande, met de Kleur van Omber. Zy is, zegt hy, gefchikt tot. Voedzel der Berg- Planten , maar moet , indien zy in hoedanigheden met de Zwel- Aar. XI, Tom, IIL. Gen. s4, Sp. 4. Humus Spongiofa, Ie. Vefta goth. 240. Cf) Nat. Hij? win Hell. IL, D 11, Srum, bladz, 652. (5) Humus Vegetsbilis grosle pulwerifata fusca. Sy/f, Nat, Xl. Tom. l1l, Gen. 54. Sp. 5e Tt 4 HI Deer, IL; Tux. Lm AFDEEL. XXV Hoorp STUK. Berg: larde, 664 De PLANTAARTIGE Aarde overeenkomt , (volgens zyn Ed. ,) ook niet zeer vrugtbaar zyn. Mooglyk zou men de Aarde van eenige Geestlanden onzer Provip- ciën (£) hier kunnen thuis brengen. Ten min- fte zullen wy de fchraalheid der Bergplanten daar uit afleiden; die allengs verkleinen, naar dat-men hooger ftygt. Veelen, ondertusfchen , brengen alle deeze vyf Soorten tot eene zelf- de Teel - Aarde t'huis, in trappen van Vrugt- baarheid verfchillende , en altoos voor verbete: tiog bekwaam (%). Immers de geede zwarte Aarde, uit Plant: gewasfen afkomftig en de tweede Soort uit- maakende , heeft altoos de eerfle in zig ver- menzd , en gaat ‚door verarming of uitpuvring, tot de derde over. Voorts heeft zy altoos die eigenfchap ‚ van vogtig zynde als een Spocs zig uit te zetten en droog weder in te krim pen; gelykende dus naarde Zwel- Aarde, van de vierde Soort , waar van de Berg - Aarde, zo evengemeld, maar weinig verfchilt, (6) (z) Zie Holl Maaefch, VIT D. 11, Stuk, bladz 70, enzs ($) Zie de zelfde Verhandeling van den Heer BERKHEY, over de Midde'en tor verbetering der Landen in onze Pre- winciën, dienende tot beantwoording van de Vraag , nu twintig Jaar geleeden door onze Hollandfche Maarfchappy opgegeven , en de Verband. van den Nieuwen Landbouw , als boven, over de verschillende Soorten van Grenden , enz. Ille STUK ‚ bl, 105. 7 / Or ST UIF-AARDEN, 665 — (6) Aarde van Plantgewasfen , met Vezels L doorweven ‚die hard wordt door ’t drogen, ÂTDEEL; Ha Van de voorigen onderfchridt zig deeze zeer srux. blykbaar , doordien zy die zo bekende Turf uitlevert , naar welke Linnaeus ‘er deezen batterd-bynsam aan geeft. Het is cigentlyk de Ween- Aarde , of het zogenaamde Veen , dat men in ’t Engelfch a Fenn of Fenny Ground roemt, in Vrankryk gemeenlyk Tourbe. Die benaaming is zekerlyk van de Hollandfche, Turf, ontleend , welke men oudtyds Torf fchreef of Torve, en ‚, myns bedunkens, allereigenst afge-= leid wordt van Dor - Veen of Dor - Ven ‚dat men door de enkelde uitípraak toet Torven, en dan; in het eenvoudige, tot Turf heeft kunnen bren. gen: want hetis zekerlyk een uitgedroogd of dor Veen (í). Dus moeten wy de Veen- Aar- de ook van de Turf , die daar uit gemaakt worde , onderfcheiden. Behalven onze Provinciën, alwaar de Veen» gronden misfchien overvloediger zyn dan in eenie (6) Humus Vegerabilis interteêto - fibrofa , ficco induranda. Syft. Nat, XIlL. Tom Il. Gen. 54. Sp. 6. Humus Vegetae bilis Turfacea fibrofa, WALL. Min 11, Turfa. Darcis CRONsT. Min. 6. 291. Humus denía Radicibus vix mutatis intertezta, CARTE. Min, $3. Humas compatta lutofa. WALL. S3/7, Min. Ie Sp- 6. p. 21, Humus Veger. Lutofa Turfa diéta, Da Cosr. Fos/ p. 116. (i) Veele andere afleidingen zyn zo eigen niet; geïyk men kan zien by DEGNERUS de Turfis, pag. 6=9, ts UL Deer. IL, Stuk. XXV. OFD= VI. Humus Tur fa. veene Aarde, Plaats. LB De 666 DE PLANTAARTIGE eenige andere ‘Staat , komen zy ook in zeer vee. TN le deelen van Europa voor; doch het Veen is Hoorp. Diet van eenerley natuur. Zy bevinden zig op STUK. Veere Aarde, Ysland, in Rusland, in Noorwegen, Jutland, Deenemarkea , Sweeden , en zo wel in de Noordelyke als in de Zuidelyke Landen aan de Oostzee, Men vindtze in Koerland , in Pruisfen by Truttenau , op het hooge Geberg- te in ’ Silefifch Vorftendom Jauer, ook by Beuchnits, by Dachenberg , by Creutsberg en op den Schneekop in Silezie, by Oberfchwer= da in de Lausnits,als ook op verfcheide plaat- fen van Opper-Saxen, in Thuringen, Fran= kenland, voornaamelyk aan den Ramberg in ’c Wurtsbergfe , in Zwaben , aan de Bodenfees by de Ryks-Stad Ulm, by Bebenhaufen en op de Hermans- Heide, tusfchen de Rivieren Enz en Murg, anderhalf My! van Wildbad ‚op verfcheide plaatfen in ’t Wurtembergfe , by Of. fenbach niet ver van Frankfort aan de Main; op verfcheide Gebergten, zelfs op de hoogfte Alpen in Switzerland ; ook in Piemont en Îta- lie, zelfs in het Napelfcheen omftreeks Rome: by Arras, Compiegne, in Pikardie by Amiens, in Poitou, by beauvoifis, by Villeroy in Cham- pagne en elders in Vrankryk (k); als mede in verfcheide Lendfchappen van Krgelind, in Schotland „ ferland en op de Orkadifche Ei« landen, | Naar (k) Zie Uitgezogre Verhandelingen. XK. DEEL, ble228,237e or STUIirF=ÂARDENe, Góz Naar den kant der Nederlanden vindt men E Veengronden op den top van fommige Gee ee bergten in het Keurvorftendom Hanover , Hoorp. inzonderheid op de Luneburger Heide, als ook STUE- in de Hertogdommen van Bremen en Verden, Pez ia het Oldenburgfe , in Oos:vriesland , in de Stichten van Hildesheim , Paderborn , Osna- brug en Munfter; in de (sraaftchappen, Ben- theim , Tecklemburg , Lingen en Meurs; in het Keulfche , Guiikfe, Bergfe en Kleeffche: in Brabant niet ver ven ’s Hertogenbofch, in % Landíchap Drenthe , in Gelderland by Nim- wegen en Zutphen, in ’t Overysfelfche, Gro- ningen en Vriesland , in Utrecht , Holland, Zeeland, en dus in alle. onze Provinciën, In t algemeen komt het Veen meer op laage Hoed: dan op hooge Gronden, en byna altoos Laagse sa wyze voor , leggende op Zand of Kley, en gemeenlyk met eene aanmerkelyke veelheid Teel - Aarde bedekt, De dikte der Veen- laagen , of eigentlyk derzelver diepte , is , vol- gens DeEGNERrus,van twee , vier, agt, tien tot twaalf en twintig , ja vyfentwintig of der- tig Voeten; de uitgeftrektheid dikwils van ver- fcheide Uuren gaans (}). Men windt ‘er dik- wils, niet alleen in orze Landen, maar ook elders, een menigte van Boomftammen, Wor- telen (1) Vide Degserum de Turfis, p. 25- En uit denzelvenin de Nat. Hif?. van Hollaud \l, D. 1 Stur , bladz. 73 „enz. UI, Deer. II, STuEe 663 De PLANTAARTIGE — L telen en Takken , zelfs Steenen en gemaakte ren Werktuigen in, die aanwyzen, dat zodanige Hoorp- Veenlaagen een voortyds met Boomen begroei= STUK. den en bewoonden Grond overdekt hebben (m2). viart Niet zelden komen ’er veelerley Hoorentjes en Schulpen , Vischgraaten , Kreeftfchaalen en an. re overblyfzels van Zee-Schepzelen , ja van Land - Dieren in voor. Dus heeft men ‘er, in Vrankryk en Engeland , Herts - Hoor: nen en Beenders van Zwynen in aangetrof- fen (ù). In verfcheide deelen van Siberie, en andere Noordelyke Landen, zyn daar in Been- ders, Tanden en geheele Geraamten van groote Visfchen, in ’t byzonder van Walrusfen en Een. hoorns „ als ook van Hertenen Rendieren , ja, za men wil , van Olyphanten gevonden (o). Laar komen ook fomtyds Mineraalen , inzonderheid Yzera (m) Zie bladz, 7 ‚hier voor. (x) Uitgezogte Werhend, als boven, bladz, 210, Phil, Trans, Vol. L P., 1 p. 112, {o) Zie ’t voorg. STUK, bledz. 206, 219. Men hadt tot nog toe vastgefteld , dzt in Siberie weezenilyke Beenders van Olyphanten gevonden waren , en niet kunnen begrye pen, hce dezelven aldaar mogten gekomen Zyn 3 wegens het zo koude Klimaat aldaer; doch uit de Kaskebeenen en Tanden, in mepigte aan de Ohio, in Noord. Amerika, 2e. vonden; waar van de eeiften tot een verfcheurend Dier bes hoord hebben, de anderen geheel anders gedraaid zyn, dan die der Olyphanten ; wordt, éniettegenftaande de volftrekre befluiten det Franfche Akademisten uit die zelve Beendee ren ‚) door den Heer Door HUNTER niet onwaarfchynlyk betoogd , dat die, zo wel Siberiiche als Amerikaanfche, Beenders en Tanden, van cen tegenwoordig onbekend Dier af \ ë or STUIF-AARDEN. Gó9 Yzer-Ertfen en blaauwe Aarden, van derge IL gelyke natuur, ja Zwavelkies, Pyrieten en WAAK ftukken Barnfteen in voor. den Dat het Veen van eene Plantaartige afkomstsTux. zy en weezentlyk beftaa uit vergaane Krui- Oirfprong van het den en Boombladen , vindt hedendaags geenvecn. twyfel meer, De meergemelde Heer Le FrANcQ VAN BrRKHEY heeft zulks door Ondervindin- gen en Redeneeringen , wat ons Holland aan. gaat, zeer klaar en omftandig betoogd (p). De- GNERUS hadt de Hey, benevens allerley Soor- ten van Mos en Watergras , voor de hoofdzaa= kelyke Stoffen gehouden , uit welken het Veen geboren wordt , en dan zouden de Boomen, die men ’er in vindt, maar toevallig zyn , heb= ben. afkomftig zyn. (Phil Trans. Vol, LVIII. p. 34.) Zie ook het Latynfche Vertoog van den Heer RASPE » Hafraad van - den Landgraaf van Hesfenkas(el, ten dien opzigte , die aans merkt, dar 'er zulk een verandering van \Klimaaten niet ons derfteld kan worden , als tot het verblyf van Olyphanten aan de Ohio of in Siberie vereifcht werde. (Pil, Trans, Vole LIX. p. 126.) De verandering der Klimaaten, op den Aard- kloot, is inderdaad wel groot , gelyk daar uit blykt, dat het oudtyds in Italie en verder aan de Middellandfche Zee, vry fte:sk gevrooren heeft: maar zu'ks zou ik veeleer aan de verandering van °s Aardkloots Oppervlakte door den Zondy vloed, dan aan eene verwrikking van den As toefchryven. _ Naderhand kan het Klimaat van Italie veranderd zyn, door de opdrooging, van zo veele Meiren in 't Noordooften , van waar de Koude komt. (p) Holl. Maatfih, VIT, DEEL 3 Île STUK, bladz. 47» sa, Item Nat, Hij?. van Holland, 11. D. ll, STUK, bladz. 450 , enz. UI Deer. Il. STUK, 1. 670 De PrLANTAARTIGE bende derzelver Bladen ook iets toegebragt, AFDEEL. Van Riet en Wier komt op zig zelve, zeker-= Hoor STUK. Peen Agrde. Veugten, Behalve de Boomftammen én Takken, en Nogten 3 Zaaden daar ine Iyk, brandbaar Veen (q). Boombladen kan men op veele plaatfen , inzonderheid daar geen Stammen in ’ Veen zyn, niet in ’t Spel bren= gen, en, daar men ze maar enkeld in hetzelve vindt, zal naauwlyks de oirfprong t'eenemaal aan derzelver Bladen kunnen toegefchreeven worden. Anders ís ’t gelegen , daar men ze- kere kentekens heeft van diep onder den Grond bedolven Bosfchen;, gelyk by Brugge in Viaan= deren, alwaar meu zelfs de Laagen der Bladen van ieder Jaar , in het-Veen, kon onderfcheie den (r). In Vrankryk en Engeland wordt; zo wel het Hout als de Bladen, tot Brandítof ge= bruikt ,jazelfs Turf van het Hout gemaakt (s) 5 waar uit blykt , dae de onderftelling van fom- migen, als of hect Hout niets konde toebren- gen tot de vorming van het paid, geen grond hebbe (4). de Wortels van, veele Kruiden, die den Plant- aartigen Oirfprong van het Veen nog nader aanduiden, komen. daar in ook veelerley Vrug- ten en Zaaden voor, In Engeland, daar het Veen veelal van een Bitumineuze natuur is, Pes (7) Het zelfde bladz. 620, nze (r} Zie hier voor, bladze 7e {s) Aldaar bladz, 8. (2; Zie de Nar: Hif?. van Holland, il. De LL STUX ; bladz, 444e item DEGNERUS de Turfis, Cape Vle pe 77e Ï | Or STUIF-AAR DEN. 67t Peat genaamd, een Soort van Dary,vindt men 7, daar in dikwils Erwten , Wikken, Hazelnoo- Arpeer; ten, Waterncoten; ook Eikels en Ker sels van Ad Pyn -en. EE neboaen (y) enz. Desze komensrux. onder de Delfftoffen in aanmerking, hoewel Peene “Aarde, zy niet verfteend zyn 3 des ik daar van hier voor gefproken heb*. Zy zyn ook dikwils wat * gladz.88; Vitrioolifch „ hebbende dat Zout als uit den | Grond in zig getrokken „ zo dat zy , aan de open Lugt bloot gefteld, in ’t kort vermolmen en vergruizen, De Engelfche Heer, Doétor Parsons, heeft twee geheele Plaaten vol, van zodanige gegraven Vrugten , waar onder hy eenigen voor Amerikaaníche opgeeft, van *t Eiland Shepey, in ’c licht gebragt (w). Ten opzigt van fynere Zaaden , die in de paadetoer Veen- Aarde vervat zyn, komt hier wel by.'©n-Steen. zonderlyk die zeldzaame Pietra Fongaja op ’t tapyt, welke in Îcalie gevonden wordt. De. zelve valt in ’t Ryk van Napels, aan de Greg- zen van den Kerkelyke Staat, op Kalkbergen, in .de Oppervlakte , meestal twee Voeten dik5 gynde een Veenige Spongieuze Klomp. Wan- neer men dezelve in een vogtige Kelder lege of eenige maalen met Water begiet , zo geeft zy -Paddeftoelen of Champignons uit, die be. kwaam zyn voor de Keuken. Door laauwr ‘ ) Phil. Tranf/alt. Vol. L. P. 1. D. 112, Was (w) Phil. TranfaltE. Vol, L.P, 1. ps 396. Vergelyk bladz, 91 , hiervoor, alwaarik verzuimd heb daar van gewag te maas ce UL Deer, II, Srux, 672 DEBE-PLANTAARTIGE 1. Water daar op te gieten gefchiedt de uitgroei» Aen: jing fpoediger. In voornaame Huizen maake Hoorp, men ’er gebruik van, Op die zelfde plaatfen sTuK. valt ook een verharde Aarde , van den zelfden alg aart (x). Hoe zy Een aanmerkelyke zwaarigheid zouden fom- Sereen migen hier ten opzigt van den gezegden Oir- kan ont fprong der Veen - Aarde kunnen inbrengen: flaanzyn ? naamelyk, hoe het bykome, dac men dezelve ook vindt op hooge Gebergten, zelfs op zoe danigen, , daar men Mertaalmynen in heeft of Granietbergen. Opde zodanigen komen vlake ke Velden voor, met een of twee Voeten vrugtbaare Aarde, die behalve veele Boomen; Heefters en Kruiden, ook goede Gras- Weis den en Koornlanden uitleveren (9). Men vinde er , bovendien , Valeijen, Moerasfen en ftaan- de Wateren , waar in en om veele Planten groeijen, die door den tyd zo wel in Veen ver- anderen kunnen, als zalks in de laage Landen gebeurt. En, wat het Veen aangaat, dat men op de toppen der Alpen vindt , daar naauw- Iyks Kruiden groeijen , dit zou ’er door den Zondvloed moeten gebragt zyn, even als men de Zee aan onze Kusten nog dagelyks ftukken Dary. dat ook een Soort van Veen is, ziet opwerpen. Hier zoude men billyk kunnen vraagen, hoe ) het (x) Fennens Briefe aus WWalftdland. P. 135. 0) Phil. Trans. Vol, LVL. Pp: 23de Stof in de Lugt zyn opgevoerd, en, nederval- lende, dat dunne Korstje uitmaaken; waar van òr Stuir-ÂARDEN. 67î het hans dat de Teel-Aarde en her Veen, „ … Te beiden van Plantaartige afkomst, zo zeer ver- ee Schillen , en zo onderfcheidbaar zyn? De Teel- Hoorne Aarde beftaat eigentlyk uit de fynfte Aarddeelen, ST®* gris: die, met Water, Oliën en Zouten , gemengd, als sara, ik hier voor fprak. Het Veen beftaat uit de groffte deelen der Plantgewasfen, daar de fyn. fte Olie en het Zout, door de vogtigheid van den Grond , of door het Water van Moeras- fen, grootendeels Zyn uitgeloogd. Hierom moet, noodwendig, het Veen zo veel fchraaler dan de Teel- Aarde zyn. De Veen- Aärde, voor’t overige, geeft, doof … Eigen: haare Eigenfchappen , van gezegden Oirfpfong chepren. uit het Planten « Ryk genoegzaame blyken. Tot Turf gedroogd vertoont zy duidelyk haa- re Vezelachtige zelf {tandigheid, en de aart van haare brandbaarheid bewyst de afkomst ge: noegzaam. Ook komt in de Asfche, behalve meer of min Yzerdeelen, gemeenlyk, door uit- _Jooging, een Âlkalyn Zout te voorfchyn, gelyk tie verbrand Hout. Dat de veelheid daar van minder is , wordt door de menigte van Aard- en Zanddeelen , in de Turf, of ook door ander Zout , veroirzaakt. Door kooken in Water komt ’er een ftinkend Vogt van „’t welke, verdikt zyn. de , zuur is bevonden, met Loogzout opbrui- fchende, Door Deftillatie hebben fommigen een Zuuren Geest en dan een roode Olie, ge= j / lyk HL DeEtL. Il. STUK, 674 De PLANTAARTIGE L … Iyk uit de Schotfche Turf ; anderen een vlug Ge Alkalyn Zout en vervolgens een bruine Olie ‚ Hoorn met een zuur Zout, gelyk uit de Franfche van STÛK, Champagne } anderen een geek of roodachtie Ph gen ftinkenden Geest , naar dien van Hertshoorn | gelykende , als uit de Sweedfche en Holland- fche Turf, bekomen (z). In dit opzigt is een groot verfchil onder de Turven, gelyk ook in % branden ; dewyl veelen, als bekend is, zeer Zwavelig zyn , anderen niet, Dus verfchillen zy ook ongemeen in Kleur en duurzaamheid, zo ten opzigt van het branden , als van de gloeijende Kolen , welken zy geeven; daar in van Houtskolen onderfcheiden , dat zy niet, voor dat zy geheel verteerd zyn, uitgaan , wanneer zy niet uitgedoofd worden. Byzor. der is ook die verftikkende Damp, den Turf- kolen eigen, die , na het uitdooven, in een beflooten Vertrek weder aanglimmen : moog- Iyk wegens de Aardharst of Zwavel, in dee zelven vervat, Dat ‘er weezentlyk Zwavelachtige Stoffen in fommige Turf zyn is zekerer , dan dat alle Turf meer of min van een Bitumineuzen aart ‘zyn zoude; gelyk de Heer BERKHEY fchyne te willen. De HeerTen HAArFrF, van wien zyn Ed. de Proefneemingen over de Turf-As- fche (2) HIERNE Tent. Chem. Deenen de Turfis Cap. XI. gie ook het Scheidkundig Onderzoek van het Veen, door den Heef DR. BERKHEY, en de Proefneemingen van den Heer „EN HAAF op de Turf. Asíche, Nat, Hift, van Heij, als boven , blade, 305 = 57e EO, Ee EN DAE DE EN er STurr-AARDEN. 675 féhe hadt bygebragt , meent ondervonden te 1, hebben, dat de wicte aanlag van ’t Vaatwerk, Arprers t welk lang over den Gloed van Turfkolen Eren geftaan heeft, geenszins uit Zwavelachtigesrur. heid , maar door een Armoniakaâlen Damp ont. „Zn » ftaa. Eene aanmerkelyke veelheid dier Stoffe, En, verzameld, heeft zyn Ed. , door Sublimatie ; éen B Soaeneidk Armoniak - Zout uitgeleverd. De invreetingen, daar door aan Yzeren en Koperen Vaten veroirzaakt, fchynen nader aan een zodanigen , dan aan een Zwaveli- gen Damp toe te fchryven, Het is ook ligt te begrypen, dat dezelve de oirzaak van die benaauwdheid kan zyn, welke ges glommen Kolen in beflooten Vertrekken, zon- der Zwaveligheid , die ligt te ontdekken is » weroirzaaken. * Is verder niet vreemd, aan- gezien het Roec van Schoorfteenen insgelyks Ármoniak- Zout uitlevert (a). _Dewyl onder de Plantftoffen, waar uithet Veen voortkomt, zo Mos, Kroos als Bladen, veele Dierly- ke, van Infekten en Wormen, gemengd zyn, is de oirfprong van dic Zout niet duifter, "De Turfbouw , in onze Provinciën, is reeds Pe Tuta zo omftandig befchreeven en door Piaaten op- kicke kele (b) ‚dat ik dear van weinig zal fpree- ken. (a) Verband, van bee Bataaffcb Genoorfchap te Rotterdam. y. DretL; volgens *t Uittrekzel in de Algem, Waderl. Leta geroeff. <1 Deel, bladz. azr. (b) Zie de Tegenwe Szaat der di > Nedert, B ig. Vva Tie KI. Dear. IL STUKe XV. Hoorp- STUK. Veens Aarde, 616 De PLANTAARTIGE ken. Alleenlyk merk ik aan, dat ‘er, watte neer het Veen zodanig legt, dat het eene Bed. ding maakt onder de bovenfte Aardkorst, gee lyk gewoonlyk; geheel geen Konft in fteekt „ om hetzelve in de gedaante van onze Turven uit te fpitten , en dan deeze Stoffe, die teeds in de Grond famengebakken is , door lugtige opftapeling tot het gebruik droog te maaken. Dus gefchiedt de Turfbouw in Sweeden en de meefte andere Landen, gelyk in Vrankryk, Engeland, Duitfchland ; ja in: fommige deelen van onze Provinciën : zelfs ook wel in Hol. land, Gemeenlyk wordt zulks gedaan op de Heijen, in Vriesland, Groninger - Land en O- verysfel , waar door men dan die zogenaamde Brouwers- Turven bekomt , welke roodachtig, Jos en ligten weinig Vuurhoudende zyn. Zulk eenen Turfbouw acht men reeds meer dan vyf= honderd Jaaren in deeze Nederlanden plaats gehad te hebben (c). Of mooglyk is het al- lereerfte gebruik geweest, de bovenfte Hey. Zooden af te fteeken , in de gedaante van Plaggen, die men breede Turven noemt,’t welk in fommige deelen van onze Provinciën ook. nog hedendaags gefchiedt. Een andere manier bee _ TIRION ‚ Amfterd. 1742, IV. Deer, bladz. ar, enz. De befchryving der Veenbeddingen,, Dary- en Moergronden, door den Heer DR, BERKHEY. Nat. Hifl, van Holland, 11, D. III. Hoofdít. bladz. 71, @nz, (e) DEGNEBUS de Turfis. p. 1650 € in or Sure „ ARDEN 677 _beftaat in het gebruik van de Daryof Derry, 1, ‘een Veenachtige Stoffe, welke aan Klompen op Arprer. onze Stranden door de Zee wordt opgefmee- gie ten en van ouds by die van Zeeland inzonder- srur, heid , niet alleen om de Hitte, maar ook en Aem âr . „wel inzonderheid wegens het Zout, dat zy uit de Asfche haalden, gedolven, gedroogd en ge- brand werdt. Men vond:ze aldaar menigvul- dig, onder de Kley, in de buitendykfe Schor- ‘ren ; doch dit Derry-delven is , om de Stran- en/niet te benadeelen, voor driehonderd Jaa- ren geheel afgefchaft (d). Even zo werdt het wegfpitten der Landen , na dat men echter er fehroomelyke Plasfen gemaakt hade, in nze Provincie al voor twee Eeuwen verboo- hai ten zy men of de gemaakte Graften we. der vulde , en dus het Land behield, of, door een Kadyk daar om heen te leggen, enhet Wa. ter uit te maalen, drooge Meiren maakte, van uitgeveend Land. In ’ algemeen moet men voor Geld verlof tot het uitveenen bekumen van de Ambachten of Heerlykheden ‚en dit verhoogt zeer den Prys van de Hollandfche Turf (e). De diepte, van tien , twaalf en meer Voe- get veen= ; Î ten , baggeren, (4) Zie Tegenw. Staas van Zeeland, 1, D.bladz. 273 , enz. (ej Aangaande de groote veelheid van Turf , welke uit een Morgen Veenland komt en de groote waarde der Lan deryén deswegen : zie de Nederl. Jaarboeken van 5748 of 1. Deel, bladz. 128, en, wegens hec laatstgemelde , her IK, Deel van 1755, bladz. 38: , enz. Vvg3 UL Deele Il, STUZe 618 De PLANTAARTIGE, L. ten, tot welke de Veenbedding zig uitftrekte, AE. gaf aaien tot het Veenbaggeren, eene ma- Fo. rp. Dier, die thans de befte ‘l'urf uiclevert, Want, srux. door het affpitten van het bovenfte Veen „komt | pa men wel haast aan Water , dat het overige “geheel week en onhandelbaar maakt. Dit , -Flods der genaamd , wordt vervolgens, even als de Modder uit onze Graften , dooreen, Yzeren Beugel; die een Schepnetje beftuuit „ opge. haald, en‚’t zy vanden Wal, of met Schuiten op het Land gebragt, daar het zig zelve als een weeke Modder egaal uitfpreidt, en vervolgens, byna opgedroogd zynde, met een Spade geftoo- ken wordt tot Turven , van zulk een regel. maatige figuur, als wy dezelven gewoonlyk ges bruiken. Regt van Aangezien de Turf een gewoone Brandftof dog uitmaakt in onze Provinciën, en voornasmelyk maar valt in Overysfel , Vriesland, Holland en Sticht, zo zyn door derzelver Staaten ook by» zondere Ordonnantiën gemaakt , cmtrept de belesting , die betaald moet worden van de Turf, welke uit de eene Provincie in de an‘ere ge« voerd wordt. Dit noemt men Onigronding , en met reden, alzo de Grond dus weggevoerd wordt; ’ welk door de menigte en aanhou- ding een aanmerkelyke verrnindering der Weid. en Teel.- Landen veroirzaake, De Uitvoer van onze (f) Zie de Nederl. Jaarboeken, als boven, en ’t Regifier daar van, op dentytgl van Zurf, onze Turven buitenslands, is door hunne Hoog- _mogenden , uit aanmerking van het aanbelang “Se dier Brandftoffe „ volftrekt verbooden (£) Hoöfn. | or STUIF-AÂARDE;N €79 Pk In de Langeftraat , een Landftreek aan de STUK, Lange. Ke Grenzen van Holland , bewesten ’s Hertogen gratie | bofch , worden die beide manieren , zo ’tfchynt , Tus — eneen (g).. Na het afiteeken van de bovenkorst, die een zeer geringe Turf uitmaakt, wordt de Veen- Aarde , die doorgaans één of anderhalven Voet diep legt, met een Schop uitgegraven, En, Da dat men tot Water gekoe men is, verder uitgebeugeld. Het ecn en ar- dere, op Land geworpen ‚ mengt men met een kromme Schop wel famen , tot een dikke Bry, die-ter dikte van ruim een, halven- Voet wordt gelyk, gemaakt, en vervolgens, met ze- kere Yzéren Roede, tot op den Grond vere deeld in Riemen. van zeven tor negen Dui- men lang en omtrent zes Duimen breed, Na dat deeze gedroogd zyn , wordenze opgenos men, aan lugtige Hoopen geftapeld , die piera- midaal oploopen , welken men Wimmer noemt, dienende tot een Maat omze te verkoopen. De Heer , die zulks verhaalt , meent aldaar Aangroei- duidelyk ondervonden te hebben, en zoude het= han zelve, volgens zyne Berigten, in omtrent ze. ventig of tagtig Jaaren wederom de uitgeveende Plas vullen met een dergelyk e Soort van Veen, gd, Men (g) Zie lie Verhand. over de Turfbouw in de Lida Braat „enz. Holl, Maatích, X’1. DEE. Bezigten , bladz. 47. | Vv4 IE Deer, IL Stuks 630 DE PLANTAGAR TI dE 1, Men graaf aldaar ;, zegt hy, niet meer , dán AGREE che de diepte van omtrent zeven Voeten” én Hon minder. Zyn Ed. leidt der aangroey af ván stur. allerley Waterplanten ‚in de uitgeveende Plas. Pien. fen groeijende; zo dat dit op een en ’t zelfde Aarde, ú : \é vickomt als de Oirfprong van het Veen voorge. meld’, en tevens dienen kan tot bevestiging van het Berigt van anderen , die verhaalen , dat het Veen by ons in vyftig jaaren éénen Voet hoog groeije. Ten dien einde, echter, moet het Veen niet geheel uitgebag gerd. zyn, tot op ‘het daar onder leggende Zand of Kley. De re- den kan zyn, of dat hetzelve hog Zaaden van Planten fn hebbe, of liever dat het een bekwaa- mer Voedzel aan dezelven verfchaffe, en dus een! Moergrond worde voor het Veens gelyk men daar van voorbeelden heeft in ons Land (i). vereni De meergemelde Heer BERKAHEY merkt sen aan, dat Moer, Dary, Veen en Modder , meer Ë in benaaming dan in de daad verfchillen. De Moers rond is. het weeke , Moerasfige beginzel van het Veen en Modder beftaat uit eene ver- menging van Veen met Aard en Kleyachtize _Stoff:n „ Zand, enz, Door Dary of Derry verftaat zyn Ed. , als ik her wel begryp, een „Veenach:ige Stoffe, die byna altoos met Aard- harst of Zwavel en dikwils met Zout bezwan- verd is. Van zodanig Veen, in Engeland Peat genaamd, kak men, onder anderen, in Berks- (4) Zie Nat. Hi. van Holland, 1. D.I. Stuk „bladzegr., ” Í oe STUIr=-AAR DEN é8t ‘bire aanmerkelyke Groeven, omtrent het Vlek Hs Newbury, in een Valey leggende, daar de Ri- XXV ‘vier Kennet midden doorloopt. Ter wederzy-Hoorp. de vindt men de Dary „onder Weidland van°T®E- witachtige Aarde , bedekkende eerst een Stof- eng fe genaamd Clob, die uit Kley, een weinig Aarde en eenig WEG beftaat , van vier tot agttien Duimen dik. Het regte Veen of Dary legt van één tot agt Voeten diepte onder de Oppervlakte des Gronds, en maakt fomtyds een Bedding van agt Voeten dikte, waar onder grof Zand. Hetzelve is zigtbaarlyk famenge= fteld uit Hout, Takken , Twygen, Bladen en Wortels van Boomen ,met Gras, Stroo en vee- lerley Kruiden daar onder gemengd, zynde door geduurig in ’t Water te icggen zo zagt, dat menze gemakkelyk met een Spade af kan fteeken. De Kleur is zwartachtig bruin, zon= der eenige gruizeligheid, die men vindt in de Clob , welke ook tot Brandftof -dient voor den ‚ gemeenên Man, of, tot Aschgebrand, aan de Boeren verkogt wet De Dary wordt in Stukken, byva als onze lange Furven, geftoe ken , gedroogd en verder als Furf gebruikt. Daar: komen veele Stammen van Boomen , Denne- Vrugten en Nootedoppen, als ook Hoorens en Beenders van Herten, Slagtavden van Zwynen, Koppen van Bevers en andere dingen van dien aart , in voor (7) Duys (é) Phil. Trans. Vat. L, P.I. for 1757; p. 1e9, Vvs HI, De zn, IJ, STUZ, 682 De PLANTAARTIGE Dus blykt dat die Stoffe, welke men in En. Arperr. geland Peat noemt, weezentlyk tot het Veen XXV, behoort, en niet, gelyk Da Cosra wil, ese daar van afgezonderd moet worden, Zy fchync soorten door grofheid te verfchillen van de Bitumie vanDary, neuze Dary , welke dikwils aan onze Kuften komt aandryven , vertoonende, zo de Heer BerxKney verhaalt, (omtyds van binnen een Houtachtig Geweefzel (k). Voorts. maakt hy ook gewag van eene Bitumineuze zoete Dary, die binnenslands onder onze Beddingen, voor- naamelyk aan den Duinkant, gevonden wordt en weinig van het Veen verfchilt; hect welke, ge= lyk wy weeten, ook fomtyds Zwavelige Turf uitlevert. Berg. De Bitumineuze Soorten van Turf, die men Tuk in de Oofterfe Landen , als ook in. Duicfchland en elders op veele plaatfen „graaft en op de Gebergten vindt , „waar van zy bergturf ge- noemd wordt en, Pekturf ‚ by Laagen en Bed. dingen van groote dikte en uitgeftrektheid, Zo in. Westphalen: in’t Gulikfe en Bergfe, als in de Noordelyke en Zuidelyke deelen van Euro- pa» voorkomende; door onzen Ridder, als een Soort van Mardkolen, tot het Geflagt der Berg: harften (Bitumina) betrokken zynde, zullen wy hier overftappen. Papiere … De Papier-Turf., rt inSweeden val- Tuf. lende, by CrogsTEpT Bladerige Turf, is ene (&) Naz. Hi?, van-Hoiland. 11, D. 11, Srum ; bladz. 429, 1 tnt dn heen er SrTurr-AARDEN.: 632 eene nog onvolmaakte Veen-Aarde, die men 1. op Moerasfige plaatfen vindt, alwaar zy klei- “SPEEL: ne Heuveltjes formeert. Dezelve beftaat uit;1oorpe … __verfcheide op elkander leggende Blaadjes, niet: TUK. _ allen van eene zelfde dikte, welke als Papier | van een kunnen gefcheiden worden, waar van de naam, Ook kan men , op fommige plaat- fen, daar in de blyken vinden van Wortels n onb aet en Éladen „inzonderheid digt aan de Oppervlakte. Men houdtze voor een nog one rype Veenftoffe ‚ welke naar verrot Hout ges Iykt, zo fommigen. opgemerke hebben (]). Waarfchynlyk zal de Houtachtige Dary, zo even gemeld, daar toe behooren, Buiten en behalve de gedagte Bitumineuze , Breede welke men Stinkturven noemen kan; moeten Si wy nu nog acht geeven op vierderley gebruik. baare Soorten ; naamelyk de Breede of Heye Turven , die als Plaggen van de Hey- Gronden worden afgeftoken en dus van * gemeene Volk gebrand, Derzelver Hoogduitíche naam is Rafen- Turf ‚ de Sweedfche Myr- Torf. Zy munc in ligcheid uit, âls gemeld is „ beftaande uit een zeer los geweefzel van allerley Plant en Mos- Vezelen en Hey - Worteltjes 5 verbrandende zeer fchielyk. Dus is-dezelve ook in geen achting . en van weinig nuttigheid. Ik heb dergelyke uit (1) Zie ArrinG. Not. Germe önfer. Pe 60, volgens BERK» HEY, als boven, bladz. 4:77, II, Deer, 11, STUK 6% DEe PLANTAARTIGE EK _ uit het Bentheimfe , van meer dan nti an AFDEEL. flandigheid. $ End “Die Soort van Turf, wand ‚ by de ontgin« sruk. ning der Veenlanden, onder de bovenfte Aar= li od de Zand- of Hey - tn voorkomt, en in groo. Turven, te lange brokken geftoken wordt , gemeenlyk Wriesfche genaamd, is ook zeer ligt , grof en los; vän rosachtige Kleur (m). Wegens’t gebruik „dat _>erde Brouwers van maaken , noemt menze Brou wers - Turf , gelyk zy ook zeer veel tot het ftooken van Steen- en Glas -Ovens wordt gee bezigd : want zy brandt fpoedig en geeft een goede Hitte, doch Kolen van belang moet men ‘er niet van verwagten. pef of ‘Het Veen zelf, dat uit verfcheide Laagen, TA van byzondere hoedanigheid en Kleur beftaat;, geeft onder het delven gelegenheid tot byzon- dere Soorten van Turf , de een beter dan de andere. Dit Furfdelven, dat by ons noz op fommige plaatfen, daar het Veen hoog en droog legt, en altoos in ’t begin der Veenderyën ge= fchiedr; heeft hoofdraakelyk plaats in Vrank- ryk ‚dat aan de Rivieren ook met veele Veen. landen is voorzien, gelyk in Champagne, van waar men de Turven, ja zelfs de Kolen, daar van gebrand , in menigte te Parys te koop ekke (1). Die kan men dan Delfturf noe? men , (mm) Volgens den Heer BEREHEY is de WVriesfche Turf, om dat zy Chet Veen wil hy zepgen) niet genoeg gerot is , geel van Verwe, (Hol. Maatfib. Vilt, Deel. Il, STUK, blidz 52.) maat zodanig heb ik ge nooit gezien, ; Án er STUIrF-AARDEN. 68f men, en van dergelyken aart zal geweest zyn r; de Zandturf; in aloude tyden hier te Lande Arpert? in gebruik, welke uit de Duinen gegraven Ei werdt. Nog heden graaft men, in de Zuide-srux. Iyke deelen van Ysland, by de Ebbe, uit den Oever Turf, die dus weezentlyk den naam van Strandturf verdient (o). Tot de Huishouding wordt tegenwoordig, in Gewoone ons Holland , byna niets gebruikt dan Bagger. Ri Turf, op de voorgemelde manier gemaakt, De Turf uit onze eigene Provincie , gelyk uit Rhyn- en Delfland , ja zelfs uit Amftelland , niet ver van deeze Stad, daar, zo wel als in de Stichtfe Veenen , fen gebaggerd wordt , heeft de voorkeur. Uit de Noordelyke Pro. vinciën, evenwel, inzonderheid Overysfel, komt ook zeer goede Turf, die gemeenlyk den naam van Owverzeefche voert , en dikwils voor Hol- landfche gefleeten wordt. Zy is, evenwel, door- gaans rosachtiger, of minder zwart van Kleur, en zo vast niet als de Turf uit de Hollandfche Veenen, Onze beroemde Ridder de Turfgraaveryën Nadeel in de Zuidelyke deelen van Sweeden befchry- seen vende, merkt ten dien opzigte aan , dat, hoe fchadelyk ook de afbranding der Landen, voor- gel (n) Zie het Vertoog over de toeneeming van het Turf dele ven in Vrankryk, door den Heer GUETTARD. Uitgezogse Verband. X. Deel, bladz. zo5, enz. (0) OLAFS, und POVELSENS Reife drsh Island, II, The pe 575 HI, Deer, IÁ, STums; 636 De PLANTAARTIGE 1 gemeld *, zy, door t bederf der Bosfcher , ÄFDrEL. niettemin het verbranden van het Veen ng on- ol Hoorn: gelyk fchade!ykeris. „ In veele honderd Jaa- STUX 9, ren (zegt hy ) is de befte Aarde, met de : Bladz,,, verrotte Gewasfen , van de Akkers afge- 648. „, een kostbaare Mesthoop bewaart, ten einde „de vakomelingfchap zig daar van bedienen 9 mogte, om daar mede hunne uitgemergelde. „„ Landen te mesten” (p). Die bedenking zou men op onze Gewesten ook mogen toepasfen „ aangezien het Veen , met Kley of ook met Zand gemengd, eene zeer goede Teel- Aarde uitle= vert. Men zal wel inbrengen , dat ’er buiten- dien genoegzaam Gronds is, tot Weid- en Bouw- landen: rnaar de vermindering van het Bagger- Veen, dat den Prys der Turf van jaar tot jaar verhoogen doet, geeft veel bedenken op een toekomftig gebrek , en dan zal men , voorts al Turf willende branden , ook andere Lan- den moeten aantasten. De aangroeijing van $ zladz. hetzelve, daar ik hier voor van fprak $ en die 679. ontwyfelbaar is , beeft te langen tyd noodig. ‚„ Een Bofch kan twintigmaal eer opfchieten , „, (Zegt de Ridder, ) dan nieuw Veen, dat zo > goed zy, als het oude is geweest.” Boven- dien is gedagte herftelling naauwlyks te ver wagten op Bagger “Gronden , zo ontzaglyk diep, dat ’er zodanige groeijing van Waterplanten ; of (p) LinNe Schone Aeize, pe 23E8 „ waaid en weggefpoeld , en in het Veen als or STUIF-ÂARDEN 6% of Mos geen plaats in hebben kan, als in TL. Kuilen of Moerasfen (q). De uitgeveende Arprers Plasfen , bedykt en opgedroogd , leveren , wel Hoorp- is waar ; goede Landeryën uit; doch die, al-sruz, les onaangeroerd, laag zyn en koud van Grond _en meer blootgefteld aan te dügtene Overftroo- mingen. Het algemeenfte en zeer bekende gebruik is tot Branaitofre: welk echter in deeze Pro. Tue tot B e vinciën veel meer plaats heeft dan elders, Volgens Pur Nius was het branden van Turf, in de eerfte Eeuw na ’s Heilands Geboorte, jn Friesland reeds zeer gemeen. In Groot Brictannie gebruikt men meest Steenkolen , in Duifchland Hout en Houtskolen, in Vrank. ryk Hout , doch wegens de fterke afneeming der Bosfchen , omftreeks Parys en de duurte van het Brandhout, heeft men daar, federe een reeks van Jaaren, langs hoe meer begone nen Turf te branden. Op fommige plaatfen, in Duitfchland , maakt tmen ‘er, op dergelyke manier , in Groeven of Kuilen des Aardryks, als van het Hout , Kolen van, die wel een fterken Gloed geeven, doch tot vervoering en bewaae ring niet zeer bekwaam zyn; zo wegens haare broofchheid , als om dat zy door vogtigheid vermolmen en bederven. Hier te Lande wordt de (4) Zie de Ondervindingen dienaangaande. Nat, Hif, wan Holland, UI. D. Ile STUK ‚ bladz. 492» 494. IL Deer. II, STUKe 6838 De PcANTAARTEGE Arnen. duurte van het Brandhout, als gemeld is, in Hoorp. Brouweryén, Branderyén, Glasblazeryën, Steen: STUK. en Pottebakkeryën , Zeepziederyäën , en tot | veelerley andere Fabrieken, gebruikt. Dewyl de Goudsmids- en Steenkolen fterker Gloed geeven en minder omf{lag, zo worden die, evenwel , gebezigd in de Smeederyën,„ als ook inde Ovensen Fornuizen der Metaal- en Scheid. kundigen. Met Houtskolen vermengd isde Turf; niettemin , inzonderheid tot Kolen gebrand zyn- de, zeer dienftig in de Yzer-Simelteryën , tot Staalmaaken, enzo Gebruik. Op eenige plaatfen heeft meh nog arderë tot den gebruiken van de Turf. Niet alleen de Vloer Kuisbouwe Á en Fondamenten , maaf zelfs de Muuren der Huizen worden ‘er van opgebouwd, en de Da- ken, gelyk in Sweeden, inzonderheid wat de Vorst belangt , daar mede gedekt, Ten dien einde moeten ‘er Plaggen vangeítoken worden, die bykans vier Eilen lang, een half Eile- breed, en ongevaareen Staande Hand dik zyn ; doch aan de zyden een weinig dunner; om’ het afioopen van t Regenwater te bevorderen, Dus kan dezelve tien en meer Jaaren leggen, zon- der dat menze behoeft te vernieuwen (fr). Dit js niet te verwonderen, alzo men daar toe hier te Lande, aan de toppen der Boeren Daken, dikwils Flap ; uit de Slooten, van dergelyke : na- (er) Stochh. Verband, van 1745 s of Vil. Band ‚Pp. 2°9. ë- L de ruüwe lange Turf, wegens de meerders — b k. Ô 8 # ee SEP MAR DENG 689 - natuur; en aan den Zeekant ook wel Wier Ie gebruike „ welke beiden zeer vast en digt te Apen famen pakken, Hóade … „Het Stof , dat men Turfmolm neemt , wordt STUK. dikwils op de Velden en in de Tuinen gebragt , DS Tufie en flrekt voor Kleijige Gronden tot eene goe- de Mesting, zo wel als de Turf - Asfche, ge. Iyk voorheen gemeld is. Met die Molm kan men tedere Planten, zo wel als met Run, voor de Winter- Vorst befchucten en Berat voor Ongedierte. Van het Roet der Turf kan ook dergelyk gebruik gemaakt worden, De deugdzaamheid der. Turf kan dikwils rutte „beoordeeld worden uit de Kleur der Asfche , Asfché. maar terwyl men hier die, welke witte Afch geeft , beter dan de gene keurt, wier Asch geel i is of roodachtig ; als minder bakel Zyn» de; zo acht men elders die voor de befte i welke roodachtige ‚ daar aan die graauwe , en voor de flegt{te die witte Asch uitlevert. De witte Turf - Asfche wordt door den Sweedfchen Hessër ius tot Haairpoeder , de geele tot Verwen, de zwarte tot Vernisfen aangepreezen, Het eerfte komt een weinig vreemd voor: maar men moet opmerken, dat die Asch, daar hy van {preekt , zo wit was als Kryt, waarlchyn= Iyk van eene Kalkachtige natuur (s). Men heeft immers Kalk-Aarde in onze Turf - Afch Td en kreeg * er Kryftallen- uit, naar ’c Won. 5 Stochh. par jand. van 1750, of Xl, Band, pe 233. DS “ we „Il DezL. I STUE. TL AFDEEL. XXV. 690 De PrLANTAARTICE Worider- Zout van Graurrr zweemende (#),' De Inwooners van Callao,in Peru, zegt men, Hoorp- haalen eerst een Olie uit de“Turf , welke zy in STUK, } Bladz 673e Jutum moder: verfcheide Kwaalen gebruiken „ en dan dient hun het overfchot tot Brandftoffe. Van® Scheid= kundig onderzoek der Veen- Aarden fprak ik hier voorf. De Alchymiften hebben’er groote” Schatten in’ gezogt, of liever, hunne bedrië- ‘geryên meermaals daar mede gevracht te bedek- ken (u). (9) Aarde van pambaoerd die Kafi is Ss uit Moerasfen. Deeze Stoffe komt , volgens LiNNZEUS, onder Water, in alle Moerasfen voor, beftaan- de uit Planten, die door t Water bewaard en niet volmaakt bedorven zyn. 't Zou daar uit fchynen , dat zyn Ed, het onrype Veen of Moet’ bedoelde, doch „ volgens de aanhaaling van CRON-- STEDT, is het eene door Water uitgeloogde Stuif- Aarde, en volgens den bynaam fchync het Slyk te zyn, of Modder , die uit eene vermen-. ging van Veen en Aarde, en allerley door’t Wa- ter afgefpoelde Stoffen „beftaat. Menkrygt daar uit, door affcheiding , een zwarte Aarde, die brandbaar Ì is en baarblykelyk komt van ontfloopte Plan: |, (2) Nat. Hifk. van Holl. 11. D. Ue Sr. ed $54y 515. (4) Want het was gemakkelyk, in een Turf eenig Goud te verbergen , dat dan door hun fcheen Knead te zyn uit ander Metaal. « (7) Hamas Vegetabilis acerofs Paludam, Syn. Nat, Kil. Ton. ke or STÜtr F- AKRDEN éor Plantdeelen. Zy i is ligt en dryft boven en p Kan L eenigszins Kaffig genoemd worden ; hoewel de SEDFELe Modder of het Slyk niet zodanig voorkome.Hoorps In * Franfch noemt men dit Limon , in ’tsTux. Sweedfch. Dy, in ’% Hoogduitfch Schlamm , Modder, in ’t Engelích Mud, en de Latynfche naam is Lutum, gelyk de bynaam luidt, Hier zou men , mooglyk , als een Moeras- Veen ‚die Soort van Turf kunnen thuis bren- gen, welke de gewoone Brandítof in Pikardie uitmaakt, Dezelve wordt met Spaden uitgen ftoken en in die gedaante gedroogd. Ik heb ook een Moerasfige Aarde , zo van de Kust van Guinée, als uit Ruslanden Saxen, en van elders, welke beantwoordt aan de opgegevene bepaaling deezer Soort. Het Slyk is eigentlyk eene Stoffe, die în slyk, Staande Wateren „ des Zomers, uit het daar in van zelf groeijende Flap geboren wordt, en vervolgens zig vermengende met het Stof , dat daar in, door den Wind wordt gefmeeten, als ook. met de Aarde, uit rottende Plantgcwasfen en Boombladeren, waar by dikwils ook Dier- Iyke Stoffen. komen, de Modder maakt, welke men dus kan aanmerken „als een mengelmoes van Slyk;, Aarde ‚ Kley, Ween en Zand. inh À Tom, II. Gene 54. Spe 7. Humus Vegetabilis Aquatica. Syft. Nat, VIII. p. zeg. Ne 3. Humus Limofà Aquatica, CARTH, Alin. 53e Humus atra paluftris. Worr. Jin. 11e Hurhùs vegetabilis Lutofa. WALL. Min. 5. Humus Lacuftis. CRONSE, Min. 193e Humus acerofa paluftcis, Lutum. WALL, Syfte iin, I, p. zo. Xx a UL Dre. IL STuK. 602 DE PLANTAARTIGE L (8) Aarde van Plantgewasfen , die een zware mn te Kleur geeft, uit Moerasfen, Hoorp- ; ús STUK. In Smaland en Schônen , twee Landfchap- pil pen van Sweeden , komt deeze, volgens den Tin&oria. Ridder , in Moerasfen, als ook in Elzen-Bofche Aarie” jes voor. Zy is, zegt zyn Ed,, geboren uit Slyk , met eene Vitriolifche Yzeritoffe bezwane gerd, en deswegen zeer zwart afkleurende, Het Landvolk maakte ’er gebruik van , om Wollen Stoffen zwart te verwen: weshalve zy ook in Sweeden genoemd werdt Swarsjord , dat Se Zwarte Aarde, Door Li NN &os wordt hier de Zwarte Klee jige Oker, van Da Cosa, thuis gebragt; welke WarrLeERrius tot de Twaalfde Soort betrekt, De Engelfche , nogthans , die men menigvuldig in Merionetshire vindt, en tot Bal- len maakt om de Schaapen te tekenen , fchynt tot deeze Verw - Aarde te behooren; zo wel als die van 't Eiland Samos, door Tour NE. roRT gemeld , welke ’er gebruikt werdt om het Garen zwart te verwen; want deeze was van eene Vitrioolifche natuur (y). Mooglyk zal hier ook de zwarte Turkfíche Aarde, Ruts ma genaamd, te betrekken zyn ‚ waar van men, na’ (3) Humus Vegetabilis , atro-tin&oria, Paludum. Sif. Nat. Xil. Tom. Ul. Gen. 54e Sp. 8. Ochta nigra Argilla= cea, DA COST. Fosfsls. 89. (v} Voyage aus Levant, 1. D. bl, 164. {w) Phil. Trans, abridgd by LOWTHORP, Vol, IT, p. ás8. A En ke OF STUIF-ÀÂARDEN. 693 ma dat zy met ongebluschte Kalk gemengd, en IL in Water afgetrokken is, zig bedient tot het En doen uitvallen van ’t Haair (9). __Hoorp- Ì it, STUKe - (5) Aarde van Plantgewasfen, die zwart is ix ___en vast wordt door ’t droogen, ng 7 Pek« WaALLERIUs houdt deeze voor eene met Aarden Kley famengeftelde Aarde, waar uit men haare Vastwording door ’t droogen gemakkelyk be- grypt. De Ridder merkt aan, dat men deeze Aarde in Schonen vinde, en dat zy tot den Landbouw eene byzondere behandeling vere eifche (x). Van Sumatra heb ik een dergelyke Pekzwarte Aarde, die Klonterig is , doch broofch en ligt, afgeevende aan de Handen, Deeze maakt aldaar, zo men my fchrvft, een verren wrugtbaaren Grond, te aanmerkelyker , alzodie geheel fchraale zoute Witte Aarde, waar van ik voorheen fprak ‚op Heuvelen naby die plaat- fen, daar deeze zwarte Aarde valt, gevonden wordt, | (ro) Aarde uit Plantgewasfen , die Okerach- _ x, Lig rood iS. Damasce= Dee. Roode (9) Humus Vegetabilis atra , Eexficcatione confolidescense Syft. Nat. XII. Tom. II. Gen, 54. Sp. 9 Argilla Vitrese eens Humo mixta. WALL. Sy. Min, I. p. 58. (x: Vergelyk de Nyl- Aarde en Akker- of Teel- Kley, bladz.6- 2, hiervoor, Argill. Sp. 19, (10) Humus Vegetabilis Ochraceo-rufa, Sy/f, Nat, Xlife Ax 3 Tom, ‚ HI Deer, IL STurs Ll. AFDEEL. XXVe Hooep* STUK. Ronde Aarde, isen 694 DE PLANTAARTIGE Deeze Aarde is omtrentde van ouds beken. de Stad Damaskus in Syrie gemeen, en voert daar van den naam, hoewel fommigen ze ook Terra Adamica heeten ;alzo men zig verbeeldt, dat de eerfte Menfch gefchapen zy uit rooie Aar- de. Zy valt ook in Engeland zeer veel, en wordt voor goed Bouwland gehouden , daar men Rog, Gerst en Erwten, ín menigte op teelt, Men poemtze dazrom ook wel Engele fche Aarde. Aan de Noordzyde van de stad Cork in Ierland is her de gewoone Grond. Op fommige plaatfen vale zy bleeker, gelyk by Neuremburg in Duitfchland, in de Sweedfche Landfícbappen Dalekarlie en Helfingeland; op anderen donkerer, gelyk in Engeland en Fins land. Zy heeft, gelykerwys eene dergelyke geelachtige en geelbruine Stuif- Aarde , uit Sweeden , haarc. Kleur van Yzer, en wordt , wanneer menze in ’ Vuur brandt, langs hoe donkerer rood. Men kan derhalve bier alle de Gekleurde Yzerachtige Aarden, van den Heer WALLERIUSs thuis brengen, welken zya Ed. in een geele , bruin geele, bleekroode en donker roode , onderfcheid: ; waar van decze de laacfte zou zyn. De Aarde van Damaskus wordt van AL DROVANDUS aangemerkt, week en kneedbaar te zyn als Wasch; zo dat men ‘er Tom. III. Gen, 54: Spe Ie. Humus rubra. WALE, Min, S, Humus colorata purpurea, WALL. Sy/?, din, Te pe 18 Hue mu» rubra, DA Costa Fesfsls, p. 116e ven rine a nn p be tar Bismuth - Oker, b. 383 | Cochlieten, 8. 393 laasfteen, b. 329 { Celumeliens 4d SO }laderkam. a. 369 | Concentrietens G. 438 Bloem van Yzer. b. 276 | Conchieten. * * ‘4 335 Bloemen op Leyfteen. “he 68 b Corchites trilobus. a, 282 Bolus. 6 _ b.565 | ConcuvLiouiTHeN. a 33L Boomen (Verfteende) 5. 4 | Conichthyadontes, de 243, 260 Boombladen op Steen. 5. 36 | Conieten, G. 442 Boomfteenen, door Konst. … f Cötnes de Moife, 4e “300 | b 98,11s | Crapaudines, a. 258 (Natvurlyke), 5. os | Cyathieten. a. 507 Boomvaren op Lev. 5. 58; Cyljndrieten, a. 445 Boonen Ertsvan Yzer. h, 325 | Cyprieten. 4. 443 Bo r-Doublstten. _ 4,3828 _…Dâ | i Brattenburg{e Pennin-_ | Dary of Derry. b. 6808 gen. a. 363 | Dekzelfteentjes, a. 440 Brechieten, 4.509 ; DENDRIETEN. Db. 94 Breinfteen. b. 141 | Dennèvrugt- Steen. b. 122 Bronzout Aarde. b. 520 | Dierlyke Aarde. b. 698 Brood: (Verfteend) bp: 268 í DrTeRSTEENEN. _b. 128 din wers - Turven-b.676,684 t Discieten of Discotden. a 258 ruinfteen- Aarde, _b. 392 f Dobbelfteentjes( Switz.) b.354 Bruifch - Kley, Db. 584} Donacteten. N06 Bucardieten, 4: 3408 Donderfreenen. a. Â25 Bucctinieten. a. 447 | Doodshoofdjes. a. 323 Buffel{teen uit hot Hart.b; 14s L Doublet-Schulpem a. 338 ButFelfteen van Korman- | Drupfteenen.- b. 248 deld ’ …b. 158, Dryffteenen. b, 229 Bufonites, _ 4. 258 | Duchs of Bergmeel. hb, 636 Bullieten. 4 443 | Dudley Fosfils, a. 288 5 CG _ | Puinzand. TIJD ETE Capftones, d. 310 | Duivelsbrood. —_ % 268 Caricöiden, 4. 579 | TE NN Caryophyllieten, a. 569 | Echinieten. “306 Cáryophyllöiden.. a. 5og \ Eenhoorn. a ai2 Genchrieten. … -b. Ir} Bivels (Verfteende) ó. 88 Ceratieten, a. 509 | Elpenbeen == a. 207 Cerëiten. bso | Engelfche- Aarde, b. 6of Ceylonfe Varkenfteen: b. 265 j Enkrinieten, - a: 535 Chamieten. ori "44349 GENTOMOLITEEN, ü. 263 Ghelidonie. a, 261 “Entrechieten, 4,553, Ei Pr ee EN ET en mdk ane Bpíitonium. dE gdisfen. &. 236 en GERE: g den nde, 4. 235 eaten hid Haairballen. b. 16r nekammen. 4. 370 Eluweel Aarde. fe B Double 1E 373 Fluweel-Erts ennn he 393 A rf + Florentynfe Boomfteen.b. 1p5 Bins var Fdrtd. tif Fonteinbakken. j % Jen Harfsen. 5 148 eneen. de ne Hazelnooten verfteend.b. 79 BRE sdi Hef van hect Bier. b. 192 ; ï of Pennin Gaap - Doubletten. 5 340 Hgjogen g- en en À 268 Heliolitben, a. 489 Ghorsrolien. b. 362 | HEL MINTHOLITHENe 4. 293 ard b, 454 * Helmftones. a. 321 HM b6, 15 | Hemel- Meel. Ee 634 Ee ‚ 385 Ifteen. 124 Gember Eon EpE dt ak Bobr: Steen.b. 203 ni kn RE Vk Herten-Beenderen. a. 208 sds 9 b 160 4 | Hertenfteen, Gemfen Ballen. b. if E geb. Giet- of Glazuur- Mergel, …b.597 i BE ear: En Giet. of Vorm - Zand d: ed EE nn B GEER hed _b. 636 j Hippurieten. a, 508 KI “Meel 4 b. 634 | Hoenderdarmen. j a 473 Gips. geh steld, 219 Like: Wrap €) 6 393 DE b saf Hout (Verfteeningen Glas - Achaat. je A hen er en ee b. she Houten. (Soorten van Oene le 443 oe 5 Verfteende 29 Glosfopetre. a 235 j Hyfterolithen. a. 334 dolini b ne ICHTHYOLITEEN. a. a. MAR Graanen. (Verfteende) ij 71 | Infekten, 7 EN en b. EE St. Jakobs- Schulpen, a. 356 Ard splänten op Ley. 4 44 Jhopenfteenon, 4. 326 den b. An Kakatoe. Schulpen. a, 28% Gruiszä _b. 464 | Kalamieten of verfteend Eer as G, 380 1. Riet. D. 48 en. Ree b. 634 h Kalappus - Steen. b. 19I BLAD WY ZE R: BL AD Wx B Mn Kalk, (Natuurlyke.) bh. G3r | Kolendruk , zeker Pes. KarK AAR” EN, b. 6og trefakt, 5. Kalk -Linzen, b, 639 | Komkommers (Verfteen- Kalk - Meel. b. 625 | de.) b, 74 Kalk - Mergel. b 595 | Kompas- Doubletten. a. 357 Kalk - Sinter. b 274 , Komyníteenen. 4,434,476 Kalk - Zand. b. 369 | Koorn verfteend.,/ _ b. 71 Kat - D vabletten; & 355 | Koorn- Aairen. (Ver- 3 Kam - Ozsfters. a. 48 | fteende) b. 72 Kapitelftokjes van St. Koorn- Aair-Steen. JZ. 285 _ Pau'us. a. 318 | Koornfteenen. a 1e Karlsbad - Verfteenin- Koper; Elaauw, b. gen. b. 332 gekryftall. 5 3E ke Karlsbad - Wateren.“ B 262 Koper - Bloemen. 5, 394, 30% Karfterg. (verfteende) b, 86 $ Koper - Bruinen Zwárt. ei 380. Kasfidieten. a, 447 | K-per - Groen. b. 368 Katskoppen van Ley- des ten | Hedi of Ko. ud fteen. 5 le per - Rood 37 Katte - Kleye b. 604 | Koraalmos, (Verfteend)a, 595 Keizelzand. b. 466 | Korallieten. a. 532 Keratieten. a, 5og | Korallinieten. * _ _ a, soe en 4 197 on e EN 477 etel- Korst, e 330 - Keulfehe Aarde, b. 6or f Kraakbeen- visfchen, a. 234 Kever - Schulpen. a, 282 ‚ Krabben. a. 273 trade 5 5 ki | rte a ad pe zoe Kies- Aarde. . 69 eeften - Steen, . 182 Kies - Dendriet van jaak À rig sjed a ne Bh ; burg. e ol TI Ì Cc Gel de Ì B; Kies - Sinter. | b, 282 A Kruiden En “ fteenen. sg ey . ai U Klalerfieenks, b. zel Kruiden-Leijen. 5, 39, RE Kreijen. (u b. 484 j Kruitnagelftecnen. a. 569 Kley - Mergei. b. 596 | Kruisfteen, b. 29, Kleyfteen. ’ b. 5s2 | Kryftal - Appels, b, 218 Kley -Tuf, ane: | KRYTEN. «. b.60g Klierfteen. En 317 he korst bie ij- 617 Kiinkerts. ‚D 454 e | D. 219, Kobalt - Bloemens b. 404 | Kuit - Marmer. | b. 336 Kobalt- Dendriet. b. 105 Kuitfteen. __b. 334. Kobalt - Okerof Beflag. 5. 486! Kwarts - Sinter, ‚_b. 282, Kaefteenen, b 198 | Kwarts- Zand, _b, 418 Kokbaanen, &, 355 | Kwik - Aarde. b. 39E - > SELADWYZER „Kwylfteen, b, 135 rs Meloenen. (Verfteende) 5.78 Le Meloen van Karmel. 5. 215 _Lamiadontes. b. 236 | Menfchen-Bezoar. 5. 174 Landkaartfteen. b. 117 | Mergel. b. 587 Landíchapfteenen, b, 113 ! Mergelzand. b. 458 Laurierblad. a. 368 | Mesticen, b. 135 Lavader Vuurbergen, hb, 239 { Metallyn Zand. b. 483 Lazarieten. QG, 348 | Milleporieten. a 518 Leem of Pot Aarde.b. 504, 550 | Miltkruid op Ley. 5.59 Leliefteen. a. <35 | Mineraale Zwammen. a. 515 Lemnifche Aarde, b. 532 | Modder. b, 680, 695 Ley „Aarde. b. 695 Ì Moederfteenen. a. 384 Licheniet. b. ros | Moeras-of Modder-Erts.b 324 Limacieten, , a. 466 | Moeras - Veen, b.69x Liniënfteen. b, 123 | Molenfteen. be 230 Linzen- Stecnen. G. 434 ‚ Molenfteentjes. a. 550 Lituieten. a, 430 } Molukfe Krab, a, 279 Longefteen. b. 142 ‚ Moppen rde eg 558 Liood- Oker of Loodw. 5. 380 Morochtus, 628 Lood- Sinter. j ne vreten: (verft) go Loodzand. sd Mosfelene a, 37I Lorken- Kegels er 5 tg Mosfel - Paarlen. b. 187 Losfteenen, (ancarle) a.425, t Mosfen. (Verfteende) de 66 | 428 | Muricieren, ‚ 456 T das Helmontii. b. « 17 \ Myieten of Musculieten. 4.336 M. Mytiliet, of Musculieten.a.37r Maagdelyke Aarde: hb. 654 Maagfteen, b. 146 | Naad.of Wervelfteenen.a 414 Maalzand. b. 458 j Nautilieten, a. 393 Maanimelk, B.625, 634 | Neritieten. _ & 466 Maétrieten. G. 343 Nickel . Oker. b. 372 Madrepourieten. a. 483 £ Nooteboom - Hout. b. 23 Mammons - Beenderen, a.212 | Nooten, verfteend. 4. 75 Mantel - Schulpen. a.358 * Nyl- - Aarde. b, Gor Marmer -Scalaêtiet. bh. 272 Ö. Marmerfteen- Kalk, ò. 616 j Ockernooten.(Verft.) b. 75 Meandrieten. a. 513 | Oechr van Yzer. b. 324 Meconieten, b,°7I f OkeRs of Metaal-Aard, b 36x Ane Hoofd, a, 306 | Okerzand. b, 462 elkley. B. 607 j Olyffteenen. G. 526 Meelzand. b. 458 | Otyphantse Beenderen a 206, Megarifche Steenen. a. 475 5 A b 668 Meirzands b. 456 | Omber, b. 599 Melkfteen van Malabar, & 18 Oölithen, g. 262.b. 334 Xy Oor- *, id BLAD WEZEN > Oorfteenen. a. 467 | Pholadieten, re 33 Operculieten. a. 440 \ Phosphorus van Kryt, 6. 622 Ophtoltthen. a. 232 | PHYTOLITHEN. b.3,35 Opuntia- Korallinier, 4. 593 \ Pinnieten. 4.373 ORNITHOLITHEN. a. 223 | Pis- Tuf, 6. 329 Orthokeratieten. a 415 , Pifolithen, | b 338 Osfedarmen. a. 474 | Planieten. a. 467 „Ofteocolla. b. 346 ‚ Planten - Momie. “6.601, 697 . Oftraciet. of Oftreit.0348,359 | PLANTSTEENEN. 0.95, 140 Oftreo-Chamieten. G, 360 | Platvisfchen op Ley. a. 254 Oftreo- Peétinieten.. a. 377 | Poffer- Doubletten. a. 354 Oftreo - Pinnieten. a, 360 | Porieten. a. 518 vei inne” b, 260, 266 ddie B A. 505 \ erfelein- Aarde, 5. 504,510 Paalen, Planken. (Verft.} b. 34 | Porfellanieten. a. 443 Paardeftiof Heerm.opLey.b.64 | Pot-Aarde.. 5. 540, 56% Paardelteen, b,136 ( Priapolithen, 4,578,5, 259 hf sine ia oe brek b. 120 Paarlen. ‚ 184 | Pylfteenen. a 425.°6. 122 Paarl - Schalpen. ‘a, 361 | Pynappels verfteend. — 4,89 Paarlflakke, b. 239 | Pynboomen-Hout verft.p. 2r Paarlzand, b. 457 Pypen- Aarde, be 525 Paauwenfteen. @ 2Ór „Re Paddefteenen. &. 258 Raavenfteenen. a.425. be 236 Paddeftoelfteenen. a. 514 Rackanje (Steengroeijin- Paddeftoelen- Steen. 6. 671} gen van) b. 369 Paddeftoelenverftcend? 4. 67 | Rader-en Rolfteenen. a. 449 PapenheimfeDendrieten.b. ror | Reteparieten, 4.526, 590 Papier- Mergel. . 6. 593 | Reuzen-Beenderen, a, 20x Papier - Turf. b. 682 | Reuzendykin Ierland. 5. 292 Patellieten. G. 457 | Rietfoorten verfteend, 5,44 Patrys- Oogen. - G. 298 , Roet. 6. 226 peCtinieten. a. 354 [| Rogenfteine, 6.334 Pedro da Cobra, . 5.181 { Roode Aard e@ 6. 694 pedro del Porco. b. 165, 174 | Rood Zand. be 455 peereboom -Hout verft, b. 32 | Roomfch Kryt. - b, 619 pek - Aarde. b. 693 [ Rotsvan Rackanjë, — 4,269 Pek - Turf. b‚682 | Rots-Doubietten- a. 352 Pennatulieten,. a, 597 \ Runder-Galfteenen, ‘4. 173 Penningfteenen. a. 434 See el Pentakrinieten.: 4.541, 562 | Sabellieten, a, 474 Peperfteentjes. b. 337 | Savelof grof Zand, 6. 464 Peulvrugten verfkeend? 6. 73 , Salpeter - Aarde. b. 606 Phacieten. ae 434 | Scaphoides, 8, rien 4 cha« | $ : b Zi BL AD W Y:Z ER, Schaftíteenen, a. 576 | Sternfteenen. - Schieferdroes. b. 358 | Sterrefteenen, ‚ Schiefernieren, b, 356 | Stigmieten. __Schieferzwart. b.696 3 Stippenfteen. Schildpadden. 6, 228 | Stof. ‚____Schildpaddenfteen, b. 160 | Straalfteenen, Schottelfteentjes. a. 428 | Strand- Turf. - Schroeffteenen. a. 556 | Strombieten. Schuinfteen. b. 285 | STUIr- AARDEN. Schulpen. a ee Stuifzand, Schulp - Aarde. b.6 Ts Schulp-enSteenkalk. & ad Teel- Aarde, Schulpmcél. b 629 | Tegel - Aarde, Schulp - Paarlen, b, 189 | Tellinieten. Schulpfteen. b,344 { Terebratulieten. Schulpfteenen. a. 475 bel me Schulpzand. 6,468 f Tin- Oker, Schuurzand- 6. 755 ji Tin- Zand. Sevenboom op Ley. b. 43 | Tonnetjes = Steentjes, Siliquaftra, 6, 243 ‚ Triangulieten. Sinter of Kalk- Sinter, Ó 274 | Trigonellen, Slakken - Steen, b. 184 f TFrilobieten. Slangen. a. 239 | Tripel of Trippel, Slangepypen. 4 473 | Tripelzand. _ Slangen - Steenen. a 400.4.181 | Trochieten. Slangen-Oogen. a. 2604 Frochilieten. Slyk. 6. 691 | Tubiporieten. Snavelfteenen, à 389 $ Tubulieten, Solenieten. 4 338 | LursTrEENeN, Spaanfch Wit. v. 542 | Tuin - Aarde, ‚ Spaathzand, b, 469,638 | Turbinieten. Spelfteen van Helmont. 4. 348 | Turf - Asch , Molm, Spermolithen, 6 79 \ Turfmeel, Spiauter - Bloem. b. 382 , Turkoizen. Spiesglas - Bloem, b‚400 | Turk(che Aarde, Spongieten, a. 588 { Turven, Staal - Mergel. b. 593 Staarenfteen van Chemn. 4. 25 STALACTISTEN. Stedefteenen. STEENGE WASSEN, Steenkley. Steenmergel, Stellieten, Umbilicieten. b, 248 | Ungulieten, b. 118 | 6. 126 D. 550 Varens op Ley. Veder - Marmer. Veder. Zilver, Yy2 b. 532 & 299 … a384 EE, 565 4517 6. 124 6, 645 &. A25 6.085 D. 448 6. 64r te 429 0. 650 b. 568 a. 339 a. 382 a. 205 6. 384 6. A16 4, 544 4, 344 6. 379 a. 20 b.SA4 b. AÓI ú. 550 a, 460 @, 478 G. 432 0.314 be. 650 a, 462 b. 609 6.632 4. 216 b. 53E 6 675 a. 465 Q. SIE Vv. Vader Noachs Schulpen. 8.352 6.53 b. 106 b. 402 Veen? BLAD WY ZEER Veen -Aarde. 6, 665 { Yslándfch Achaat, el . 236’ Veldzand. 0.457 | Yslandfche Doubt nj „4347 Venerieten. 4, 344 KN Yzerbloem., be 276 Vermiculieten, 4469 | Yzer. Roest. 4393 Verfteend Water. be 333 \ Yzer - Staiaftiet b. 283 Verfteen. van ’tKarlsbad.40332 | Yzer. Tuf, b. 324 Verw - Aarde. b, 692 | Yzerzand. ‚6. 418 Vingerfteenen,. a. 42ö Visch - Leijen. a. 2441 248 | Zaadíteenen, zogenaamd. Vitch-Steenen. a 2 qe. 476, 434.b. 70, 334 Vifch-Tanden of Kiezen.4.258 | Zansen. b. 407 Vitriool - Kley. 6.604 | Zand- Kley. 6, 585 Vliegjes in Barnfteen. 4265 | Zand - Mergel, 6.597 Vogelbekjes. 4.325 * Zand-Stalactieten. &« 322 vogelfteen. 6, 178 { Zand- Tuf. be 321 Vogeltorgen, a, 242 | Zand-Turf. b, 685 Vollers- Aarde, 6. 533 Ì Zavel. 6.638 Volutieten. a. we A45 | Zee- Appelen. (Verft.) a. 306 Vriesfche Turf. . 684 | Zee- Apvel Pennen. a.326 Vrugten. (Verfteende) ee 2q7 5 Zee - Noot van ei b. 84 Vrugtfteenen. 4. 517 | Zeepaard- Steen. 6.156 Vuurberg - Afch. 0,227 Zee Pennen. a. 598 Veurfteen -Dendrieten. .107 Ì Zee Sterren, a. 300 Vygfteenen. de 579 | Zee “Tuf. 6.320 Zee - Tulpen. a. 33E AM dre {5 | Zeep Aarde) b,536,6g2, 603 Walrus - Tanden, GQ. 213 | Zeilfteen- Zand, b. 480 Walvifch - Beenderen. à, 213 | Zeolith. b. 285 Waterfteenen. 6,212 { Zilverzand, 0.470 Welzand. be 413 | Zonnefmeer, 6. 517 Wervelb. vandenRyn. a. 2e4 | Zonnefteenen, a. 409, Wervelfteenen. a.414 | Zöolithen. 194 Wier of Zee - Ruy opLey.5.65 | Zotskap-Doublet , verft a ‚350 Witzel of Spaanfch Wit. be543 \ Zoute Kley. , b. 603 Wormfteenen. -4,293>587 | Zuilfteen. ì. 290 Wortels, (Verfteende) 4. 576 Zwaayfteenen. k A. 318 Wortelfteenen enPypjes 6346 | Zwaluwfteenen. a. 261.4,179 Wrattenfteentjes. 4. 325 | Zwart Kryt. b, 619 Wynmoer - Steen, b,195 | Zwart Zand, b. 480 Wyuíteen. 6.193 } Zwel- Aarde, b. 662 Xe | Zwynenfteen. 6.138