\ NATUURLYKE HISTORIE O F UITVOERIGE BESCHRTFING DER DIEREN, PLANTEN E N MINERAALEN, Volgens het Samenstel van den Heer ^ J SY <^ U Qf, Met naauwkeurige Afbeeldingen. TWEEDE DEELS, VEERTIENDE STUJC De varens, mossen, enz. - F Te AMSTERDAM, By de Erven VAN R HOUTTUYN. M D C C L X X X I I L Digitized by the Internet Archive in 2014 https://archive.org/details/natuurlykehistor32linn INHOUD VAN DIT STUK. zevende afdeeling, De varens. I. HooFDST. Be Eigenfchappen van de Ge- heim-Echte of Schüilteelige Pianten in V cdpenieen^ en van de Haairplanten in H hyzonder ; voornaamelyk ten opzrgt van derzelverVöontQtïiï g of Fru^tmaakende deelen. . Bladz. l li. FiooFosT, Befchryving van de H a air- plakten met Ge-aairde Bevrugtin- gcn , gelyk het Paardeilaart , Weik- Varcn , Adders -Tong en 1 ros - Varen. — 20 IlL HooPDST. Ecfchryving van de Haair- p L #4 N T r- N met de tievnigtingen aan de agUTzydeder Bladen ; waar tae de Varens , eigentlyk zogenaamd^ //^^ Hertstoog^ We- derdood , Meenruit , Engel/oet , Vrou- wen - Kaair en veele anderen y behöoren. — — Ö7 riIL AFDEELING. D E W I E R E N. L Hoofd sT.Z)^ EigenfcJiappen der W j eren in 't algemeen . en derzelver onderjcheiding. — — 235 IL HooF csT» Bejciirynng van de genen ,die blykbaare hlocmtn hebben; als het ge* mme Vsiim^dat tot befciiutting onzer Dy- ken en andere Zeoyvecrifigen; als ooktct Zee- hoofden gebruikt wordt . en van andere Wa* terplanten; ^elyk het Water. Duizendblad, Eendekroos, 'enz, . . — — ÏII. HoofBf^T* Befchryving van de Wieiit,n of dergelyke Waterplanten ^ met diiifiere Vnigtma.'ïkirgm ; gdyk het Zee-Kuy, Waiervlies en Flao. • — — af^^ ^ IX. IX. AFD EELING. De mossen. L HooFDs I • Algtmetm Eigenfchrippen der Mosfen. Verjchillende denkbeelden over de Vrugtmaakiiig.. p^eelerley gebruik derzeU ven. Bepaaling der Gellagten en Rang- fchikkinjr. . Bladz. 345 IL HooFDSi . Befchryving van rf^ M o s s e n , die bloot en onged ki zyn , dat is ^ Meel- knopjes hebben zonder Huikje, tot welken het Woltsklaauw, Gaatmos, Veenmos en Baardmos , behooren. . — III. HooFDST, Befchryving de Mossen die met een Huikje gedekt zyn: gelyk het Fonteinmos , Kaalmos , Parafolmos , tiaairmos. Roosmos, Knopmos, Tak- mos, hier volgende. . ~— 39^1 X AFD EELING. De paddestoelen. I. HooFDST. De Eigenfchappen der Pad- destoelen (?ƒ Kamp krisoeljes in 't algemeen ; detzclver Voortteeliiig, Naamsreden , Gebruik en Misbruik : Ge- JlagtS' Verdeeling s enz. IL HooFDST. Befchryving van de Pao de- stoel en met hoedjes, tot welke de Kampernoeljes , Boomzwamoicn ^ Ste- kel- m Rimpelzwammen bekooren» 600 111. HooFDST. Befchryving der Paddestoe* LEN die geen Hoedjes hebben, tot weh ken deNeiYormige , Iblachtige, JBeker« Knods- en Stuifzwanimen , als ook het SchimnieU tlmis gebragt zyn. — - d^r^ AAN AANWYZING der PLAATEN, en der Bladzyden, alwaar de Figuuren aangehaald of bejchreeven worden^ Plaat XCIV. Afbeelding van Haai r plan- ten, tegenover Bladz. 41 Ffg. I. Ceylonfch Adders- Tong , Ophioglo^^ Jum Zeyla?iicim. hl 43, - — 2. Klimmend van Japan , Opkloglosjum Jcandens, , hl — . 3. Spitsbiadig van 't Eiland Java, Ophio* glosjim acuminatum» hl, 49. Plaat XCV, Afbeelding van Haairplan- TEN. . — — — Pig. I, Japans Tros -Varen. Osmunda Japom^ ca * hU 57' 2. Piekachtig Plak -Varen van Japan, A- crojlichum haftatum. hL 6?. — 3. Driebladig Ceylonfch , Acrojlichum tri- foliatum, • bl. 79. Plaat XCVL Afbeelding van Varens. — — • — 87 Fig. i.Muls - Oor - bladig Randvaren , Pterh Pilojelloides.vtin Ceylom bL 88. -~ 2. Hail vinnig dito, Pterisfemipinnata. hl 1 o> — 3. llondbladig, Pteris orhicuUta ^ van de Kaap. • bh 10$ Plaat XCVII. Afbeelding van Varens 5 enz. ^ . I13 Fig. I. Japanfch Rib -Varen, Blechnum Japa- nicum * iï5« — 2. Kaapich Miltkruid , Aspknium mman- themum, • *34» * 3. PLAAr Pla^tXC VUL Afbeelding van Boom -Va - «ENS. . tegenover Bladz. Fig. I. Driekwabbis; Boom - Varen , Polypodium trilohum, van ] van de Kaap. \ bL lóQ. — — 2. Spitsbla'dig van Japan» Polypêd. actmi" natum. . hL 181. »— . 3, Gekwifd Japanfch , Polypêdium crijla- turn, . è/, 184. It.AAT C. Afbeelding van Vrouwe of Ve- inüs-Haaiu. *-.««^«n» /Vg*. I» Maanvmnïg,-<^a7^fWttt7;iZlM72ttto«m, van Java. . Z?/. 209» — 2, Getand , ^diantim Dentkuhtum , van dito. . LL 2\2* — 3. Afrikaanfch, M. Mthiopicum y van de Kaap. . hU 219. Fl»^at Cl. Afbeelding van Wieracbtige Plakten. Tig. I. Pokkii? fmalblad'f^ Zee - Ruy , Fticiis Va* riolof us , ui: Weftindie, bL 288, 2, Wrattig , Fucus Fermcofus , vnn de (Kaap, . hL 309» 3, Hoornachtig, Fiwm Corneus, uit Oosc- indie. # ZjJ. 316. Plaat CU* Afbeelding van Mossen. - Ff^r. I. Het Krullige Wolfsklasuw , L37ropö(?/7 . Z?/ ^38. 10 Japanfch Takmos , Hypnum Alopecu- rum. ♦ Z?/. 457. Pi,AAT cm. Afbeelding van Sch^jrftmos* SEN enz* ugeNoyerBhdz. 465 Fig» I, Khauwien'ge Jungenmnnia , Viticu* lofa^ . 467* -~ 2. Onderbladige Targïonia , hypopbyU la. , . • 480. 3* Veelvormige Marchantia , polymor* plm. . Z// 482. 4* Manwyvi'^f? dito, Androgyna. hL 488. — 5* Gedipp^ui Hoornbloeai , Anthoccros punüatiis» . hl. (^94., . — 6, Kaikfteenig S cburftinos , Lichen Calca^ reus. ♦ bh S03* — • 7» Heyveidig difo* Lichen Ericetorum. O • Zj/. 505. *~ 8* Verzilverd dito. Lichen Argematus^ • • hL 5'®, ^ 9. Navelachtfg dito. Lichen Omphaloi* des. . ♦ ^^-513. . — 10* Yslan-^fch, Lichen Islandicus. 520. ir» Saffraanig, Lichen Croceus. hl 537, ---- i2«Snuiug, Lichen Proboscideus. hl, 539* Pig. 13. Doozig, Lichen P'jxiddtus. hl 542. _ 14 Oixel of OxÏQ\\]t ^Lichen Roccella van de Kamrifchc Eilanden. /;/. 550* Plaat CIV. Afbeelding van Verwm os- sen. . tegenover Bladz. 55 1 Fig. 1-4. Zeer zeldzaame en uitgezogte Plant- jes van de Kanarifche Orfeilje.U. 551. 5. Dito van de Kaap Verdifcke en Van de SkUiaanfche Orfeiije , allen tot Verwllof in gebruik bL 552. Plaat CV. Afbeelding van Paddestoelen* ^ Ffg^ I. Een Japanfch Zxvammetje , ^gari* cus* • II, 621. — 2. Een Bywasfige Scekelzwam , Hyd- num parqfiticum. hl 634. I— 3» Onderaardfche Tolzwam , Helvel- la^ . hu 649. 4. CeylonfcheBekerzw-m^p^z/ga W. 655. .. 5. Gezoomde dito. Peziza limbofa^ hl 659. - — - 6. Gewortelde Stuifzwam» ^ycopetdon. bl. 681. R E G N U M F E Q R T A B I L E. Het RYK der PLANTEN. ZEVENDE CLASSE. F I L I C E S. VARENS. ! A BES C H R Y V I N G DER P L A N TE N. vil afdeel ing. De varens. I. H O OP D S T ü IC JDe Eigenfchappen van de Geheim - Echte Plan- tea in V algemeen , en van de Varens in y hyzonder:^ voornaamelyk ten opzigt van derzei* ver Voortteeling of Frugtma^kende^ deelen. ^AA^y komen thans tot de laatfle Klas- Cryptog.t- < W> der Planten, in het Samen- ' '^^'^^ *([ fiel van Linn^-^us, door zyn <^ Ed. Cryptogamia getyteld. Dit woord heb ik Geheim -Echte Plan- ten verduitfcht: want dat de Bloemen, door haare kleinheid, buiten het bereik onzer Oo« gen of op eenigerley manier verborgea zyn (*) : gelyk fommigen willen , die het derhalve Planten met onkeuhaare Sesgen hec tm C^J üifgezogu Verhmd. II. D. W« -550i A IL Dsjgju. XJV* Sïü&t» De Eigenschappen der tVil. ten{^)i is oneigen. Beter zou men het ^FPEEIm I. vertaaien kunnen , Planten van eene duiftert $TUK?^°" Vrugtmaaking of Teeling ( f ) ^Izo de manier van derzelver Voortplanting nog grootelyks in gefchil ftaat. Voornaame Kruidkundigen, ondertusfchen, dat vvroord , 't v^elk onze Ridder als een Hei- melyke Bruiloft der Plan^gewasfen verklaard hadf (I ; 5 niet goedkeurende of met iets _ nieuws willende praaien ; hebben het in een andere Vorm vergooten. Dus maakte dó vermaarde Wachendorp daar van Cryj>- thmth(z (§) 5 en Adr. van Royen, Cryp^ tanthem *). Het woord , door den Utrecht* fen Hoogleeraar gebruikt , betekent Planten met verhor gen Bloemen \ het andere, van den Leid* fen Hoogleeraar , met verborgen Meelknopps : terwyi. volgens de Waarneemingen der laat- fte Natuurkundigen , de Bloemen% ten minfte dat gedeelte , welk men Meelknopjes tytelt, in deeze Planten allerblykbaarsc zyn. Gedagten Waarfchynlyk is die verandering gefprootea ^en uit het denkbeeld , dat het zigtbaare der Vrugtmaaking , 't welk zig in deeze Planten open- ('^ Mit unkenntlichen Gefchlecbtern. Planer Gatt. der Pflcinzen. Gotting. 1775 p. 1603. (f) Piantse oblcurae Fruftificationis vel Generationis* (4.) Nuptise clam celebrantur. *S'^A Nat. Feg. Xlil. (£) Hort^ Vltvaje&, p. 346. Q'} Fior. lei/d, Frodr* p. 495, d^penbaart, Zaadjes zouden zyn, Zaadhuis-^ VIL jes. De Ouden meenden 5 dat zy Bloemen Qocfe Zaad voortbragten , en van de Varens Hoofïsh ^elf zegt Lo B E L ; zy groeijen en fierven zonder^'^^^* ' Zm(L Tour NEP ORT verzekerde, in tegendeel ^ dat zy geen Bloemen hadden , maar Vrugt droegen aan de Rug der Bladen. Hierom werden zy, van fommigen, Epiphyh Jofperm(B geheten: maar de geleerde Ray dit woord 5 als niet algemeen genoeg, verwerpen- de, ftelt, onder den naam vaü CaplUm'^s ^ het Kenmerk derzelven jdat zy een zeer fynZaad- ilof hebben , meestal groeijende aan de Rug der Bladen (f). Den Mosfen en Paddeltoelen werdt door hem, zo min als door Tourne- FO RT, eenige Bloem of Zaad toegekend. Hier tegen kwam, in 't voorfte gedeelte ^^r>ee^ 4eezer Eeuw, de vermaarde Italiaan, MicHE-hebbea , in 'c wapen> „ Hoewer T ourne-|^^^^^ ®^ 3, PORT, Tzegt hy) aan de Zestiende Klasfe ^, geen Bloem, en Bloemen noch Zaad aan de ^> volgende toefchryft (|); zyn wy nogthans 5, ten Plantamm Genus > quod nutlum Semen molitur % 2egt CiESALPiNUs van deeze Planten in 't algemeen. Cap, i6. Plinius , Filicis duo genera nee Florem habent nee Semen. • (t) Nota Capillarium efto : Semen minutisfimum Pol- vereum , Foliis et plerumque averfis innascens. Metli. f^c^nty emend, p. g. Q,) De Zestiende Klasfe , by Tournefort, bevat de Va- yens, Lichens en dergelyken : de Zeventiende die h/losi^Qn 9 Faddeftoelen , Zee-Ruy , Wier, eiiz, A a II. Dfisu XIV. SïüK. 4 De Eigenschappen der VU! 55 ten uiterfte verzekerd, dat niet alleen de Afdeel. Planten , in de Zestiende Klasfe vervat , Hoofd. Bloemen voortbrengen ^ maar dat ook die 5, van de Zeventiende 5 zo wel als alle ande- 55 ren, welken de Natum^ heeft voortgebragt, „ Bloem- en Zaaddraagende zyn. Wy ge- ^, looven 5 naamelyk , niet, dat 'er eenige 5, Plant gevonden wordt, zonder Bloem of ^, Zaad. En, dat 'er onder de Oudenen He- „ dendaagfchen , (zelfs , die in onze Leeftyd „ zig beroemd gemaakt hebben, niet uitge* yy zonderd ,) fommigcn zyn , die zeggen, dat 3, 'er Bloem* en Zaadlooze Planten voorko- „ men ; zulks is daar aan te wyten , dat zy of 55 deeze Kenmerken niet naauwkeurig onder-* 3, zogt hebben ; of aan derzelver kleinheid ; 5, zo dat zy de fcherpte van 't Gezigt, zelfs 35 door Vergrootglazen geholpen , by fommi^ 35 gen ontglippen. Bovendien is de zeer on* 33 gewoone gedaante van zodanige Bloemen 33 of Zaaden dikwils de oirzaak geweest , dat 3, menzedaar voor niet heeft aangezien , ge^ 3, lyk dit, by voorbeeld ^ met de Bloemen der 33 Varens gebeurd is. 5, Tot beveftiging vau ons Gevoelen, dat ,3 alle Plantgewasfen Bloem en Zaad hebben, „ is geen omflag van Woorden noodig, maar 3, de Vertooning alleen genoegzaam van eeni- 53 ge weinige Bloemen en Zaaden ; inzonder- 33 heid by zodanigen 3 die niet alleen als 53 van dezelven ontbloot 3 maar naauwlyk^ 55 al$ Geheim-Echte Planten. 5 5, als Planten aangemerkt werden; zynde, vn. 5, zo men meende , by toeval of door eenige „ belachlyke oirzaak ontdaan; in wier getal J^^oofd- ^9 zy de Paddeftoelen, Truffels ji Schimmel en"* 3-, dergelyken plaatften» Weshalve, daar het 3j ons gelukt is in eenige Geflagten der ge- 3, melde Klasfcn en anderen van ons uitge- 3, dage 3 tot dezelven behoorende , dat gene 5, te ontdekken ^ waar van 't Gemeen ton nog 3> toe onkundig is en dat wy altoos geloofd 55 hebben te beftaan ; naamelyk de Bloemen van de Zestiende , en de Bloemen zo wel 5, als de Zaaden van de Zeventiende Klasfe 55 van To urnefort; hebben wy getracht 5, die op de gezegde Geflagten in Plaat voor 3* te ftellen , en tevens een naauwkeuriger 3, veideeling van de Soorten die tot dezelve 35 Geflagten behooren 3 op te geeven. IVy „ hebben, wel is waar, in alle die Geflai^,Len3 33 de Bloemen niet zo wel als ds Zaaden kujti- nen-befchouweo: maar 3 wegens de overeen- 33 komst, welke 'er tusfchen eenige Bloemea 33 van de Zestiende en Zeventiende Kiasfen 33 plaats heeft, is eene twyfelin^' ontflaun. of 3, zy in haare Klasfen te laaten en te bevelli- ,5 gen, dan liever allen tot eene zelfde Klasfe 53 te betrekken waren. In 't Tweede Deel 53 van dit Werk , daar wy van de Zee Ge- 3, wasfen en Haairplanten , als dok van de 3, Aard-Mosfen meenen te handelen, zal be- A 3 53 kwaa- IL Desu XIY. Stuk. S De Eigeïtschappen beis Ajülih '^^^^"^^i* gelegenheid zyn 5 tot het oplosfeir iDEEL. ^.^ twyfeling si^k!'^"' Dat de Mosfen, die door den vermaarden^ Waar- TouRNEFORT als Planten zonder Bloemen genten' voorgefteld waren (t) , weezen clyk Bloemen^ dien op- en wel fommigen, naar oogenfchyn 5 Manne- lyk , anderen Vrouwelyfc hebben , is door gezegden Autheur> reeds by voorraad, in 't zelfde Deel aangetoond, To urne fort hadt , zo by meende, de Vrugten of Zaadeu, daar van afgebeeld; doch men erkent thans ^ dat die Topjes, met een Huikje gedekt , het Mannefyk Stuifmeel bevatten en verfpreiden: zo dat hy de Bloem voor het Zaad genomen hebbe (!)♦ Immers naderhand zyn^ door den geleerden Heer P. Bergiüs, thans Hoogleeraar in de Natuurlyke Hiflorie te Stokholm, in zyne Inwydings . Reden voering te Upfal, in den jaare 1750, de waare Zaa-> den der Mosfen niet alleen befchreeven , maar ook in Afbeelding gebragt (§); waar van ik in MiCHEi,» Nova Plant, Genera. Floretit. ï'ji^. !>• 72. (^\) Muscus eft Plantse Genus Floribus carens. Inji. Jt. Herh. p. 550, Ibid. p 556. T-.326. H, T, K, L> M. (§J Am, Acad. Vol. ÏI. Holm, 1751. p. 284- fommigen alle die Vethandelingen, bevoorens afzonderlyk uitgegeven, onbillyk op rekening van LiNNiEUS ftellen, en, het gene daar in vervat is, voor zyn Ed. Werk of Opftel aanzien, fcjiynt byzonderJyk uit deeze te blyken ; Geheim-Echte Planten. 7 in 't vervole; nader fpreeken en ook acht ^ ^^ï* geeven zal op de Tegenwerpingen , ten dien 1. opzigce gemaakt door den Heer N J. r^^^w^^^^ Necker 5 die dezelven voor Zaadblaadjes of jonge Plantjes houdt i*). De groote Hal- LER was insgalyks van dit Gevoelen. Dat ook de Paddeftoelen haare Bloemen en Zaadjes hebben , is door gedagten Italiaan aangetoond en ondervonden f). Terwyl de wydbei em- de Reaümür, reeds lang te vooren , de Bloemen en Vrugten van het Zee-Ruy en dergelyke Planten ontdekt en befchreeven hadt (4.;. De Vrugtrjiaaking of Voortteeling der PIan« oe Vrugt ten van deéze myne Afdeeling, de V a u e w s ^^^'^J^.^^s naamelyk , tor welke de zogenaamoe Haair^iensis planten (Plantce Capillares) behooren, fchynt^^"^^^' nog wel de duifterfte van allen te zyn. Im^ mers die voornaame Plantkenners van den ouden tyd , Theopkrastus en Dios- K0RIDES5 ja op derzelver voetfpoor Pli- Kiüs en Ga LENUS , verzekerden 5 dat zy geen alwaar van onzen Ridder meermaals in de tweede Per- ibon gefproken wordt: terwyl men ook geenszins den Heer BerGiïjs onbekwaam kan achten geweest te zyn, om zelf zulk eene Diafertatie op te fte'len O AEi. Acad, Tlieod. Palat. Tom. \ï. Man'i. ij^o^ 423. (t) Nova Plant, Gen, p. 136» (•!•) ^Ui' VAead, R. des Sc euceSi de 171 1. 70. O^avo : item de 1712. A 4 IL Deel. XIV. Stuk, è De Eigenschappsen ütk Vn. geefi Zaad gaven. Dit heeft ook de verraaarv Afdeel, D O DO N TE us gevólgd ; zeggende ^ dac ^ÏIk7°' ^^^^ ' ^^'^ derzelver Bladen ^ ten onrechte van fommigen voor het Zaad deezer Planten was aangezien en gehouden geweest Daar moeten dan reeds voor zyn tyd geweest hebben , die het voor Zaad' hielden. Naderhand is dit Gevoelen, allengs ^ zodanig doorgedrongen , dat geen der Kruid- Jcenneren van de voorgaande Eeuw , byna , daar aan twy felde* C^esalpinus hadt gezegd , dat 'er een Zemellge Wolligheid agter aan dd Bladen groeide, die het Zaad der Farens v;i2i% ; welk denkbeeld de Bauhinussen, Ray en anderen toevielen; ja dat To urne fort gantfch ontwyfelbaar oordeelde, helDbendede Zaadhuisjes en Zaaden zeer duidelyk in Plaac vertoond (f). Het Zaad De fchrandere Italiaan, CoLuMNA, naa- wllrge- nielyk, hadt, op 't voetfpoor van Cfesius, nomen, die Zaaden met fterke vergrootiDgbefchouwd. ,5 Dat ruige uitgroeizei der Bladen (zegt hy) 3, op zyn tyd door het Mikroskoop onder- „ zoekende , zal men groote groenachtige „ Bloemen en Zaaden, ja aan het Zaad , voor „ 't bloote Oog naauwlyJvs zo groot als een „ zwart Zandkorreltje , dat Navelachtige ge* „ deelte , waar mede het aangehecht was en waar ('•') Kriiidhoek III» D- 15. Boek ,,bladz. 752-. ft) I^flit^ Rei Herb,}^. s^^*T*3^^> 3ï^« Geheim«Echte Plakten, waar door het gevoed werdt , ten duide- vn. 3, lyfcfte gewaar worden. Men zal, naame- i. „ lyk , in die geelachtige Haairige uitpuilin-^^^''^^'' ^, gen twee ryën befpeuren van Tuiltjes , ieder omtrent vyftig Bloemen of Vrugten 55 met haare Zaaden bevattende" ('^). De En- gelfchmanW. Cole, van BriftoUdeedt na* der Waarneemingen daar omtrent, die door ^ hem 5 in 't jaar 1669 5 Briefswyze aan den beroemden Hook medegedeeld werden en vervolgens door deezen aan 't licht gegeven; waar van ons Ray kortelyk het volgende meldt (t). 3, De Huisjes of Doosjes 5 die het Zaad 55 bevatten , zyn 5 in de meefte Planten van 35 dit Geflagt , kleiner dan een Afchgraauw 55 Zandkorreltje 5 tot de helft, ja in fommi- 55 gen tot een derde of vierde deel en min- *y der, gelykende veel naar zekere Blaasjes, 55 met Ringetjes of Wormachtige Bandjes 5, omwonden. Onder deeze Blaasjes waren ,5 'er 5 die men rekende omtrent honderd , 55 geheel met het bloote Oog onzigtbaare, ,5 Zaadjes te bevatten. De Bladen , inzonder- 3, heid van het Wyfjes Varen , voorzigtig ,5 vergaderd en bewaard zynde 5 vervolgens 55 in de Zon of open Lugt geplaatst, wierdt 35 men een fterke beweeging in derzelver „ Wol- C^) Anmt, ad Not* Reccki ,m Hiji, Mexic- p, S7> (f) Bifi. Plant, Tom. I. p. 13:5, 5 Ih DKISi» XIV. STfTK, 10 De Eigenschappen der Afdeel ^' Wolligheid gewaar en de Zaadhuisjes bor» 1. ' 5, ften 5 werpende het Zaad uit , gelyk men {sxük!^°" 3, zulks in die van fommige Planten reeds lan^ heeft waargenomen ; waar by zi^ te- 9y vens een knappend Geluid, inzonderheid 3, wanneer men dezelven op een Papier by een vergaderd hadt, openbaarde, en door 5, het Mikroskoop zag men de Zaadjes uic 5, dezelven hier en daar verfpreid, Die Zaad- „ huisjes en Zaadjes worden in alle Haair- planten , gelyk in de Varens, Steenruy , 5, Hartstong en anderen , hoe zeer ook in 5, grootte en gedaante verfchillende byna ,5 van de zelfde figuur en grootte bevonden* „ De ongemeene kleinheid der Zaadjes was, 5, in vergelyking met het Gewas, verbaazen» 3, de. Nogthans vondt men, by dezelven, 3, met het Mikroskoop Diertjes loopen , die 35 nog veel kleiner waren. De Zaadjes der 5, Varens geleeken naar 't Zaad van Vitfen 3, of Linzen 5 en fommigen waren als drooge 3, Erwten gerimpeld : maar die van *t Boom- 33 varen verfchilden in figuur en kleur. De ,3 overigen roodachtig of bruin zynde, waren 3, deeze geel en Niervormig als 't Zaad van 5, Rups -Klaveren." Voorts laat hy 'er dit op volden Inzame- De Zaaden der Haairplanten worden niet ^"dve" >9 ^^^^ Herfst ryp. Hier uit blykt, hoe betwist. ^3 beuzelachtig en valfch 't gemeene praatje 3, zy 3 van de vergadering van 't Zaad van Geheim-Echte Planten. II ,5 Varen , dat fommigen op den langften Dag, vil anderen op St. Jans Nagt verzekeren te ^^^^f-^* 5, kunnen gefchieden , met Linnen daar on- Hooid- 3, der gefpreid. 't Is echter te verwonderen , 5, dat de vlytige en geenszins inbeeldige 55 Kruidkenner Tragus niet gefchroomd 5, heeft, opentlyk te betuigen, hoe hy noch ), door bygeloof gedreeven , of op Tover- 3, middelen (leunende , viermaal ter toets ge- 5> bragt hebbe, om, op St, Jans Nagt, met 3, onder gefpreid Linnen en BJaden van Wol- „ lekruid, dit Zaad te vergaderen; bekennen- 3, de, dat het hem gebeurd zy, \s morgens, 3, voor het aanbreeken van den Dag , dus ,5 een klein zwart Zaad , naar dat der Heul* „ bollen gelykende, meer onder de eene dan 5, onder de andere Plant, ook meer in 't eene 3, dan in 'c andere Jaar , te vergaderen (*). „ Maar, hoe zeer ook Tracus zig tragt te zuiveren van bygeloof, zal hy den blaam van ligtgeloovigheid ten minften niet ont- 3, gaan kunnen , by de genen, die weeten , 3, dat de Zaadjes van het Varen niet voor de Maand September voortkomen, en> al wa- „ ren zy 't geweest, niet dan meteen Ver- 35 grootglas zigcbaar zyn.*' Voornaame Kruidkundigen, van deezcEeuw, hebben dan ook de beftaanlykheid van het Zaad dee* De Stirp. Hifi. Lib. I, p. 545. IL Deeli XIY* Stuk, De Eigenschappen der vn. deezer Gewasfen voor zeker gehouden AFmzu MoRisoN zegt, dat hy zelf de Zaadjes vaa Hooked, de rugzyde der Hertstongea , daar atgewree- ven 5 op een vogtigen befchaduwden Grond verfpreid , en met den Vinger in de Mos- achtige Korst ingeftreeken hebbende , in 't volgende Jaar daar uit onteibaare Plantjes, van dien aart, heeft zien voortkomen (f ). Onze groote Boer HA AVE zegt. ^, De Europi- 55 fche Haairplanten ontbreekt een Steng en ,5 eene tot nog toe zigtbaare Bloem ; maar zy 55 draagen Zaad 5 dat met het bloote Oog , 5, wegens de kleinheid 5 naauwlyks zigtbaar 5, is, in Huisjes, tusfchen twee dunne Vlies- 55 jes geplaatst: welke Huisjes in kuiltjes, die 55 op zekere ryën in de Bladen ingedrukt 55 zyn 9 gefchikt voorkomen ; weshalve meti- 35 ze Epiph'jUofpermci noemt" (|). DeVrngt- Onder de Voorzitting, zelfs, van denRidder Sfcïrïe- ^^^^^"^ > den jaare 1745 5 te Upfal, v^n, door den Heer Hei ligtag eene Verhande* ling verdedigd; waar in de Vrugtmaahng der Varens aldus befchreeven wordt (§)♦" Aan ,5 den agterkant der Bladen van deeze Planten 55 komen, in zekere Kuiltjes , famengehoop- 5, te Bolletjes voor , met een Vliesje gedekt , 't welk, op zyn tyd gaapende, uittocht aan 5> de* C) Zie PhiL Trakfcü. VoL LV. p. 264. (f) Hifl, Plmt. Tom. III. p. 555. Ind.. Hort, Lugd. Bat. p. 25. C§) Am, Af ad. VoL 1. Holm. ï?49« ^^3» Geheim-Echte Planten. 13 ,5 dezelven geeft. Deeze Bolletjes, op een Y\v 5, Haairachtig Steeltje zittende ^zyn doorgaans ^^^^^^^^ 5, Klootrond , en met een gedraaid Veerkrag-^^^^^^^^' 55 tig Ringetje gezoomd, 't welk los fpringen- 3, de het Bolletje tweekleppig opent. Als dan ,5 werpen die Bolletjes een Stof uit , welks 3, Deeltjes, onzigtbaar voor 't bloote Oog, 35 door het Mikroskoop van een bepaalde fi^ guur, met eenige Haairtjes gewapend, ver- ^5 fchynen. Dat open fpringen doet de Bol- 9, letjes , op een Papier fimengehoopt , als 5, levendige Diertjes zig vertoonen; hier in naar de Vrugten of Zaadhuisjes van de Si- 3, gesbeckia gelykende" (*> Die beweeging is voor veele Jaaren reeds waargenomen door den vermaarden Borel- Lüs'Cf) , en naderhand door anderen beves- tigd ; maar fommigen hebbenze , door ver- warring van den naam, aan dat Stof of aan de Zaadjes zelf toegefchreeven. De groote Hal- LER is eenigszins duifter in dat opzigt (4.), Volgens hem zouden de Deeltjes van dat Stof zelf , of de zogenaamde Zaadjes , die uit de gemelde opengebarften Zaadhuisjes fpringen, nog C) Zie het II. D. X. Stuk, deezer ISfat. Hijïom ^ Ibhdz. 813» (f) Cent Ohferv. Alt« 3. N. 54. (O Amiulus Capfulam cogit disfilire, fuumque fundere Follinem, qui elaftica vi fubfiUat, (irauulis foetus ixuiu* jpaerabllibus, Hisu Hdv, ff • DEEt, XIV* SxUKt. i De Eigenschappen ©er VII- nog met ontelbaare Korreltjes bezwangerd ^ïDEEt. ^yj^ . ^^jj^ mede uit de Waarneemingen Hoofd- van den Baron van Gleichen blykt, die 't zelve veertigduizendmaal vergroot voor- ftelt, en Schmiedel heeft in eene Soort van Varen die Stofjes ook met Ringetjes afgebeeld. Het Stof 3? Dat dit Stof Zaadjes en geen Stuifmeel Soudeï'-^' ( vervolgt .men blykt uit de Proef- 55 neemingen van Mortson, bevoorensge- 55 meld 5 en anderen. Plümier meent ^ 5, in Boomachtig Varen , Klokswyze half» 35 klootronde , grysachtige Bloemen gezien 3, te hebben ; maar mooglyk zullen de open 55 gebarften Zaadhuisjes , als naar Klokjes 55 gely kende , door hem voor Bloemen ge* 55 houden zyn : want zo lang de Vrugtmaa- 35 kende deelen daar in niet zyn ontdekt 5 is 55 daar van geen zekerheid. De overeenkomst ^5 deezer Planten, evenwel; daar in 't Lycopo^ '55 dium Meelknopjes van de Zaadhuisjes onder- ,5 fcheiden, en in de Pilularia^ een Soort van 5, Marfilea^ Bloemen 5 van de Vrugt afgezon- „ derdj waargenomen zyn; doet ons 5 hoewel 5, de Bloemen der Varens nog onbekend 3j zyn 5 daar van het zelfde denken." Meel- De Heer Baron von Gleichen, ge- waarge- Bolletjes vastelyk voor Zaadhuisjes nomen, houdende 5 meent in dit flag van Planten ^ buitendien. Meeldraadjes en Meelknopjes ge- vonden te hebben. Het Vliesje, dat de bui- tenzyde van het Blad tekleedt, 't welk niet Geheim-Echte Planten* 15 niet dan met het end daar aan gehecht is , ^VJh opligtende, en 'er een ftukje affnydende, ko * men by zeer fterke Vergrooting, zegt hy^.^uKr"' ivanneer men 'i nat maakt, in hetzelve Meel- knopjes , die geel zyn , en Meeldraadjes , die bogtig door elkander loopen, te voorfchyn. Zelfs zag men , in dat Stukje, iets, 't welk naar Stuifmeel -Bolletjes geleek. Dit is door zyn Ed. dus in het Boomvaren waargenomen en afjjjebeeld (* • Hy merkt aan , dat deeze Meelknopjes niet grooter zyn dan het Stuif- meel van de meefte Bloemen. In het Steen- ruy (Ru^a Muraria hadt hy zulks ook waar- genomen , zynde die Meelknopjes aldaar nog war grooter. Maar , zouden dit niet de Klie- ren der Bladen zyn , welken de Heer Gu et- TARD zo omftandig heeft befchreeven en zelfs in dit flag van Planten waarg;enomen * zig als kleine Schubbetjes verheffende boven derzei ver Oppervlakte Ct)? Ten rhinde komt het zonderling voor 5 dat de Mannelyke doe- len der Vrugtmaaking hier onder een Vliesje beflooten zouden leggen , en als in deszelfs geweefzel vervat zyn. Zekere kleine Bolle- tjes , welke aan de Puntjes der gedraalde Schildjes of Schubbetjes op de Vinblaadjes in een Soort van Water -Varen zitten, heeft de Heer ScHMi ED EL daar voorgehouden Dit Nouvetl. decouvert. Tab. TIL Ct) Zie het II. Deels I. Stuk, van deeze Nat.His^ iorie, bladz. 58. (ü Icon, Plam. p. 48 X. XIII. Fjg. 6.9. Dat do tl, Dbbi., XIV. Sxuiu ver. X6 De Éigenschappen dejx VIL Dit alles om het oude Gevoelen , dat de AroE3L.^p^^ barftende Bolletjes op de agterzyde der Hoofd- Bladen van de Haairplanten Vrugten of Zaad- huisjes zyn, ftaande te houden. De bewyzen, daar omtrent bygebragt, zyn inzonderheid, dat men jonge Plantjes uit dit Stof, door 't zelve op een bekwaame plaats te zaaijen , bekomen hebbe, gelyk bevoorens is gemeld. Hall EK brengt, ten dien opzigte, deProe* ven by van St^helinüs, door wien de HertstoDge dus geteeld was op een Muur ; waar van hy aan Plantjes van verfchillende grootte de blyken hadt (*)• Ook kan men niet zeggen , dat de kleinheid der Bolletjes dit ongeloof baar maakt (f). Maar, aan den anderen kant , komen die Bolletjes , en der- zei ver gedeelde Huisjes, benevens derzei ver losbarftinjs: ^ zo zeer met het Stuifmeel der Bloemen overeen , dat zy van veelen voor Meelknopjes {^Antherce) en dus voor de Man- nelyke deelen der Vrugtmaaking, dat is voor Bloemen, gehouden wotden ; terwyl dan de Vrou* vermaarde Haller' dit bedoele , Cv^anneer hy Hijf. Helv, Tom. IIL p. 5, zegt. ï>e Autheris non perinde Hquet. Globulos minutisfimos , lu Polypodii operculis Ra- dios facientes , Schmidelius eo^referfc : is waarfchyjalyk r doch de aanhaaling en befchryvipg ftrookt niet. HUu Helv, loco citaro, (tJ Daar is , misfchien , minder evenredigheid van de Zaadjes eenes Appelbooms , tot denzelven , dan van dee- 2e Bolletjes tot de Haairplanten. G E^H E I M ' E C H T'fl P L A N T E ï ? Vrouwclyke en het Zaad nog onbekend zyn Vit. zouden* De geleerde Heer THUNUEaG^^^^j^^* thans Heogleeraar te Upfal in SwecJen , ^cht^^^^ö- zulks, ten minfte wat dc ge-aairde Vrugt- maakingen van de Varens m andere Haair- planten betreft, volkomen zeker C^')^ Hier komt ia bedenking 3 waarom deezewaaiora Gewasfen met den naam van Haai rpl an-^^^^J^~ TiLN (F/amce Capillares) zyn beilempeld. genaamd.' Mooglyk hebben zy dien van het Vrouwen- Ilaair, zogenaamd, of Capillm Venens ^ welks Haairachtigheid , wanneer het gedroogd is, zeer blykbaar in de Oogen flraalt* Immers inMe Geneeskunde zyn reed^ lang vyf Haairi- ge Kruiden {Herbcc Capillares^ bekend ge- weest: naamelyk het Vrouwen- Haair, zo even gemeld, de Hertstonge, Wederdood, Steen- luite en Miltkruid, R ay hadt tot een Ken- merk der Haairplanten gefteld , geen Steng te Jiebben; en als uit enkele Bladen te beftaan: doch, wegens de nieuwlings ontdekte der an- dere Wereldsdeelen , vondt hy Eelf die be- paaling onbeftaanbaar en ftelde vervolgens tot derzelver Kenmerk : een zeer fyn Poeijerach* tig Zaad op de Bladen. ^ en meest aan derzel- ver agter of Rüggezyde, groeijende (f). De^- we- In zyn Wel Ed. Vertoog, aan de Holl. Maat- sciiAPPY ingeleverd 5 en, door my vertaald, in derzelver Verhandelmgen geplaatst, XX. Deels 2. Stuk, bladz. 4190 De Pkuitis Capillaribus epiphyllofpermis, flam, III. Ceheim-Eciite Planten. 19 :jing afleidende van de plaatzmg der Vriigtniaa- Vii. Idngen, waar in hy ten deele gevolgd is door ^^j^^^' onzen LiNNiËüS v die :zeer oordeelkundig dezelven aldus gefchikt heeft. V A u E N s • 1. Meé ge-aairck Vnigtmaakingm.] E Q,p I s E T; ü Paardeftaarü. O N oc L E W elk - Varen. Ophioglossüm. Adders - Tong. OsMüjNDA. Tros -Varen. M^l de Vrugtmaaklngen aan het Loof. AcRosTicHüM. Plak-Varen. P T E R I s. Rand- Varen. Blechnüm. Rib-Varen. Hemionitis<» Oor- Varen* LoNCHi'T IS. Bogc- Varen. AsPLENiüH. Miltkruid. PoLYPOBiuM. Boom-Varen# A D I A N T ü M. Venus . Haair. Trichomane§. Wederdqod. 3* Met de Vrugtmaahngen aan den Wor^ iel. Mausïlea. Dryfblad. P I HJ L A R I Pillenkruid. , IsoëTEs. . ^ .Priemkruid. E %^\Z H. HOOFD. iL DffEL. XIV. Stuk, fin B E S C H R V V 1 N O Y A K vu. Afdeel. II. Hoofd- Befchryving van de EJaairplanten mei Ge-aairde Bevrugtingen , m welken het Paardeftaart , VVelk-Varen, Adders-Tong en Tros -Varen, hehmen^ Tr|e Varens of Haairplanten met Geaairde Bevrugtingen , zyn zodanigen 5 die de- zelven van de Bladen afgezonderd hebben en Aairswyze geplaatst. Hier toe hadc L i n-» NiEOs 5 behalve het Paardeftaart , Welk -Va- ren 5 Adders - Tong en Tros- Varen, ook de Cycas en Zamia ^ twee ui theemfche Palmboom-Gewas* fen 5 t'huis gebragfc ; welke reeds door my , on- der dePalmboomen , zyn befchreeven De Heer Thünber G, dezelven in Indienaauw- keurig onderzogc hebbende, oordeelt dat zy, alzo de Vrugtmaaking thaus volkomen bekend is^, tot de Klasfe der Tweehuizigen (Dwikia) moeten betrokken worden , en heeft twee nieuwe Soorten daar van , de eene in Japan ^ de andere aan de Kaap ontdekt 5 en van die beiden omftandige befcbry vingen aan 't licht gegeven (j). Ten opzigt van de CycaSj> die ten ('•) Zie het II. Deels I. Stuk> van deeze NatuurtyU Bijiorie y bladz. 282 , 299, 425» (f) in zyn Ed. voorgemelde Vertoog, Vsrkand. den mu. Maatfcha^pj , te Hasgciem , XX» Deew z 5Tük /i p E H A A I R P L A N T E N. 21 ten onregte met den Sagoe - Boom verward was , v 1 1. is thans 5 onder den naam y2in Krullende Moes^ Afdeei Talm^ een omftandig Berigt, in Ooftindie op Hoo?d- gemaakt zynde , medegedeeld Ik gaa^^"^' dan tot de befchryving van 't eerstgemelde Geflagt over (f). E Q u I s E T ü M. Paardeftaar t. Dit bevat de Kruiden 3 die men Paardefiaan noemt, in 't Franfch Prêie of Queue de Cheval^ in 't Engelfch Horfe^TaiL De Duitfchers heetenze Schaftenheu of Pennen • Hooy 5 en 0^ Kannenkraut ^ dat is Kannenkruid: gemeenlyk Paar* C^) Verhandel, vatt het Batavïafch Cemotfchap, IIL !Deel , Batavia 1781 , biadz. 4it# CY) Te verwonderen is 't , dat men in een gantfch nieuw Vertoog over 't Heerr.ioes of Paar dejïaart , waar mede de Heer C. N. onlangs den Prys by het Genoot- fchap van den Landbsuw alhier behaald heeft ; den Vy* geboom nog onder de Crijptogamia , en dus het Equi» fettitn als het tweede Geflagt opgetekend vindt: daar het al by de dertig Jaaren is , dat het EqvAfetum da eerfte in Rang is geweest. fVid, Gen. Planjt, LinyL, Ed. V. Holm. i75v) zynde de Vygeboom toen reeds in een iindere Klasfe geplaatst. Hoe kon de Heer C N. nog den Ouden Druk, van 't jaat 174;^ , daartoe gebruiken : terwyl hy die verandering in alle de volgende Uirgaveu van 't S//^. Nau Linn, Ed. X, Xfl & XHL zeer dui- delyk moeft gezien hebben? En een deezer laatfteii be- hoorde hy zekerlyk in te zien , waaneer hy over zu'k een zaak wilde fchryven. B3 II, DbEI.. XlVt SiBK, 22- B E S C Et R Y V I ]Sr a V A aSL -P^*^^"^- o{ Kattéfiaart: doch Katteftaart *is een HoL- ' ^'^ "'^"^ '''^ <^^^2SC maar fot dat STUK. van Hippuris behoort (*). By ons zyn zy , onder den naam van Hemmes , Haarhuis Roe. ftaaru j^i Uj^^^.^^ onder 't Landvolk bekend. De vermaarde T o u r n e f o r t hadc dezel- ven , als wier Bloem en Zaad bekend was, tot de Klasfe der Planten met Bloemen Tjonder Bloem- blaadjes betrokken. Onze Ridder ftelc rot GeHagts -Kenmerken, dat zy Schildvormige Vrugtmaakingen hebben , die aan den voet veelkleppig gaapen. Zyn Ed. heeft 'er de zeven volgende Soorten van opgegeven. 1.- (O Paardeftaart mei een geaairde Steng en ra- /jjiJii- mengejlelde Bladen. Bosfchig. Deeze Soort , in de Bofchvelden der Noor- delykedeelen van Europa, volgens Liis^NiEus gemeen, komt op dergelyke plaacfen ,in Swit- zerlandp ook^ volgens Ha l ler voor^ en in fommige deelen van Duitfchland op lommer- ry- O Zie het !U D. Vlf. Stuk , bladz. 57. Cl) Equifetum Caule Spicato, Frondibus compofitis. Syfl. Nah Feg. XIJI. Geii. 1169. Sp. i. Fl. Suec. 834, 927- Gort. Beïg^ IL p. 275. Eqnir. 5etis Ramofis inter- nodio multoties longioribus» R. Lugdb. 496. Equif, Syl- vaticum. Fl. Lapp. 391. Tab, Eist. 562. Eq. Sylv. te- iiuisfimis Seris. C. B. Pin 16. Theafr 245. Eq» Fol. repetito- Ramofis, Vaginis laxislimis. Hai-l. lielv, imhoau TAIU DE HaAIRPLANTEN. 1^3 ryke Weiden, zo Tabernemont aante- ^JJJ-^^^ Iccnt* Geen Bosfchen, byna, zyn 'ervan ont- li. - bloot in Moskovie* 't Is twyfelachtig of het s^k?^"' ook in onze Provinciën gevonden worde. Pmrde^ Het vertoont zig met zyn Loof volkomen als de Kransjes -Kruiden 5 in geftaite byna als een Denneboom, zegt onze Ridder. Het on- derfcheidt zig van de anderen door de zagt- heid, en de fyne verdeeling zyner Bladen, zo Ray aantekent* H aller merkt aan, dat het de Scheedjes van de Steng, die een Voet of anderhalf hoog is , allergrootst, ruim en geel, met groote driehoekige Tanden inge- fneeden , de Bladen zeer dun , vierhoekig , gcftrekt, meer dan twaalf in getal heeft. Ie- der Blad geeft wederom agt of tien Kransjes van vyf Blaadjes uit, die zo Scheedig zyn, dat zy als gedoomd voorkomen. Op den top der Steng , is een gefteelde , lange , bonte Aair (*). Van dit Paardeftaar t getuigt LiNNiEns,dat hetzelve 't voornaamfte Voedzel der Paarden is in dat gedeelte van Sweeden , 't v/elk Jem- tenland heet. Anders vind ik geen gewag van deszelfs gebruik of nuttigheden» (O ri) Volgajis Haller Hetu, htchoat, 111. p. 3* Op den B^ïg Neuneuen , in een Denne-Bofch, hadt hy het overvloedig gevonden met een korte bruinroodachtige Bloem -Aair. Spica Florali brevi fiifpadicea, in foliofd Caule. i/. Hetv, p. 280, B4 ÏL Deel. XIV. Stuk. 2 4 B S S C H R Y V I N G V iï KT Anwli. Paardeftaart met een nénkte Vnigtnmc^ H ^iD ^^^'ide StCfig; de onvrugtbaare B lader Ig. Veele Laage Landen in onze Provinciën zya EqTtffefmn htünet met dit Paardeïlaarc, 'c welk gemeen- Aikerig. 'yk Heermoes genoemd wordt of ook Unjer ia Noordholland. Voorts groeit het door ge- heel Europa hier en daar in de Weidlanden» waar van veelen 'er byna door bedorven zyn. Niets is in Switzerland^des Voorjaars ^ gemee- ner aan de Slooten of Graften, en in vogtige Landsdouwen > zegt H aller. Het korac op Zandige, drooge Akkerlanden door geheel Duitfchland 3 zelfs in Moskovie , ook veel voor, en wordt insgelyks in Virginie gevon* den. In de Maand April fchiet deeze Soort uit den Wortel dunne tedere witachtige Scheuten^ die in een Bloemknop uitloopen, doch fchie- lyk verdwynen. In de Meymaand geeft het zyn (2) Eqinfefum Scapo fruO:ificRnte nudo ; fterili fron- dofo^GoRT. Betg, \\, p. 275. Equif. Scapo Fruftrnudo, Caule fterili Ramis compofitis. FL Suec, , 928. Mau I^ed, 479. Equif. Sctis fimplicibns internodio multoties longioribus. R, Lugdb. 496. Eqwifet. Arvenfe» Fl, Lapp. 390. ƒ/. Cliff, 471. Gron-. Virg^ 123. Equifetum Ary. longior. Setis. C B. Fhu 16. Theatf\ Bot. 247- Elquif. tninus. Fuchs. Bijl. 323. Hippuris minor Dod. Fempt^ 73. Klein Peerdefteert met cn zonder Bloemen. Dod. Kriiidh. bi, 9. Lob. Ic, 794, 795. Eq. Caule Florifero nudo fterili verticiliato , radtorum duoc^ecim. Haix. Hflu^ inchoat. III, N. 1676. DE H A A I 11 P L A N T E 125 zyiiLoof, beftaande uit bogtige Stengels van^vii. een of anderhalf Vcet langte, Knoopig famen- Ïl" gefteld uit veele in elkander fteekende Scheed-^^üK?^^' jeSj ieder een Kransje hebbende van ongevaar Paards^ een dozyn lange Borflelige Bladen (*). ftmru Gelyk het zeer weinig te vermoeden is , dat de eerfte uitfchietende Spruiten Zaad , maar veeleer dat dezelven Bloemdraagende , en dus Mannelyk zyn , blykt zulks nog te meer aan de wonderbaare beweeging van der- zei ver Stuifmeel. H aller heeft die in dee- ze Soort, zo hy fchryft (■\)^ waargenomen ; op 't voetfpoor van Stehelinus , aldus fpreekende. 5, Van alle Paardeftaart 3 doch inzonderheid van het Akkerige , welks Bloem 35 afzonderlyk van de Bladen voortkomt, in 3, 't vroege Voorjaar groeijende, fchuddemen de Aair over een Papier uit , dan zal uit de ^, agt Doosjes, die onder de knikkende Schil- 5, den zyn , een groen Stuifmeel vallen, zo „ zwaar ^ dat het in Water zinkt. Dit een 5, v/einig drooger , echter niet al te droog , „ op een Glaasje geftort zynde , zal , wanneer 35 men het door 't Mikroskoop befchouwt , aartig huppelen en fpringen ; zo dat men n het Ct) ï>it Kenmerk ran de byzon^r opfchietendeBIoem- fteeltjes , welke ik zeer dikwils waargenomen heb , on- derfcheidt dit Heermoes zeer duidelyk van het volgende. (fjl Hujus particulas Spermaticas tvipudiare vidï, Meh* utfupra. . B s ILDaiti, XIV. Stjijï. 26 B E S e H R Y V ï N G ^ A K Afdeel. 3' ^et geluïd daar van zelfs kan hooren. De „Ai- 55 Zaadelyke Lighaampjcs, naamelyk^bewee- STUK, 55 gen en draaijen zig , door een ingeboren Faarde-^^ Vcerkragt* De Bolletjes zyn byna allen 55 voorzien met twee Pootcn tot vyf toe ; 55 waar van het uiterfte end, gefpleeten 5 zig 55 weder famenvoegt als een Strike DieBeent- 5, jes ontfpannen zig met een groote Veer- 55 kragt 5 en doen de Bolletjes 5 verfehcide 55 Minuuten lang 5 tot eenigen afftand huppe- 55 len. Dus overtreft deeze zeer gemeene 5, Plant alle beweegingen van het gevoelig „ Boomvaren en de Mimofa ^grootelyks, in 5, vlugheid en aanhouding {^\). in. (3) Paardeflaart me^ eene hoekige Steng \ liet FlhStT Loof enkeldbladerig. Moeras- ^ ^ , , Deeze Soort 5 die aan een taamelyk groote zwarte Aair , op de gebladerde Steng, ken- baar is, komt ook vry algemeen in Europa, en dikwils op vogtige Velden 5 doch ook wel op Hall. lu Helveticum. Opusc, Bou p. 281* (3J Equifetum Caule angulato, frondibns firppiicibus. Gort. Belg, 11. p. 275. Eq. Setis fimpK int^rnodia vix fuperantibus. R. Lugdh* 496. FU Suec, 835 , 929- Eq. Paiullre, Fl, Lajjp. 392. Eq. Paluftre brevioribus Setis. C, B. Fin. 16. Theatr, 242. fi^ Eq. Paluflre minus po- lyftachion, C. B. Pm* 36. Frodr. 24. Raj. Angl IIÏ^ 3?. i3t- T« 5. f. 3« Eq, Canie fuicato, Ramis multiflo- xisy FoUis ..indivifis, Hali,. lleïv% mkoar, lU, 7,, N» A Haairplanten* 127 öp drooge plaatfen en in zeer verfchillende vii. Gronden ^ voor. Dit doet dezelve in by- zondere Geftalten verfchynen. Op 't droo- Hooïd- ge groeijende heeft zy Scengetjes van een p^]^^^^. Voet 5 met niet meer dan vier of vyf Sleuven Jtaau. geenszins ruuw. In Noordholland wordt de- zelve gemeenlyk JJnjer genoemd ^ als een on- deugend Kruid, De Steng -Scheedjes zyn ge- baard, bladerig, zeer zwart met witte randen. Het geeft zeer veele Takken uit , met Krans- jes van agt of negen Bladen 5 die diep gefleufd zyn, en ieder Tak heeft eene Bloem -Aair. Dat in Water groeit, heeft de Steng bree- der en hooger , met veel meer en dieper Sleuven , en veel Takken hebben aan 't end ook een Aairtje of zwart Knopje, Somtyds komt het zonder dezelven voor , en dus vindt menze onder malkander groeijende. ikan die Knopjes wordt , dobr de Landlie- Nadee-* den, de nadeeligheid van dit Heermoes of ün*^^^^^^^^' jer , voor het Vee , toegefchreeven. Men is door veele Waarneemingen 5 dienaangaande, taamelyk verzekerd. De Paarden fchaadt het niet , noch de Schaapen ; hoewel zy 't niet dan by gebrek van Gras eeten ; maar het Rundvee kan dit Onkruid niet verdraagen. Elders wil men waargenomen hebben , dat het de Beeften dikwils hun Jong verfmakken doet(*3« Hal- 'Ep^* Nat. Cur, VoU I, Obs, Am, Amd.^iAg il. I^^^u XIV, S^K, 2Ö B E S G H R Y V I N G V ^ N Afd^u ^^^^ ^^^^ ^^^^^ ' ^^^^ j^oOi de on- ' II. dervinding gehad, die aan den Afgang ftierf* gruïc!^^' De manier, op welke het door zyne fcherp- Pmr4e'héd in de Ingewanden dier Beeften werkt , en A^^* cenen bloedigeii Afgang of doodeiyke Bloed- . watering veroirzaakc, is door den Heer Berk- HEY omftandig aangeweezen Zyn Ed. oordeelt die ruuwe , zonder Bladen , welke als de zesde Soort ftaat te volgen , by ons meest in Slooten groeijende , met reden de gevaarlykfte (!}• Hy acht, dat men het Heer- buis noemt als Haarhuis , wegens de Haairig- heid der Pypachtige Bladen ; en misfchien is de naam Heernms ook wel daar van afkomAig» In Groningen noemen de Boeren het Houtpy- pen; zegt de Heer de Gorter. Dit fchynt meest op de ongebladerde Soort toepasfelyk te zyn* Middelen De Heer H aller merkt aan, dat de uit» tot «it- roeijing van dit Onkruid een wenfchelyke zaak , Koeijing. jgj^ L^j^ jj^gj^ yQQi Gelds waardig, zyn zoude* Noch de Ploeg of Egge, waar van Schre- ê eij: tot nitroeijing van het Kweekgras gewag maakt , ^''^) Verhand, der Holt, Maatfch. te Paarlani VIII. Deel. Antw, bl. 158» (tj) Want fchoon dezelve elders uitgenionfterd wordt ^ als ten dien opzigte geheel niet in bedenken komende , om dat zy meest in Slooten of Beeken en Bofchjes groeit : (Zie 't gedagte Vertoog van C N. , ) is het nog- t5ians zeker , dat zy zeer dikv\^ils gelegenheid geeft 3 om afgefchooren te wojpdcn en gegeten door het Vee. DE M A A I R P L A N T E N. ^0 maakt (*) , noch Mest of ccnig ander Mici- j^^^^ dcl, was hem daar toe nuttig geweest. Ge- u. dagte Heer Bkrkhey geeft wel tot het uit-g^^ü^*^" haaien van deszelfs Wortelen zekeren Sloot- paavckA haak aan de hand, doch erkent zelf 5 datzulks/^^^^^ niet dienftig is dan in \ Water, in Modder of zeer wecke Moerasfige Gronden : zo dac zyn Ed. den Ploeg aanpryst om het geheel te overwinnen. Het aanbelang der Middelen > ten dien einde ^ heeft het lofFelyke Gen©ot- fchap van den Landbouw in deeze Stad 5 aangefpoord, om een Prysvraag daar omtrent op te geeven, die onlangs door den geleer- den Heer C. Noseman beantwoord is , met een Vertoog , aan 't welke de Prys is toege- weezen (f). In dat Vertoog vvorden de Mid- delen tot üitroeijing, welke by het Landvolk in gebruik zyn ; zo wel als de nadeelen, die men van \ ünjer of Ileermoes ondervindt^ omftandig aangetoond. Aan de Wortels van dit Paardeflaart, door Eetbaaf« hun voortkruipen niet minder laflig zynde op^j^"^^^^* Ysland , groeijen aldaar zekere Knobbeltjes, van grootte als Hazelnooten, die zoet en eet* baar zyn 5 wordende van fommigen Suiker* Appeltjes geheten, Zy zyn van buiten wit 5 vaa f*J Grafer UI. SaiTiJ. p. 29. Zie niyne befchryving det Grasplanten, in 't voorg XIJL Stuk, bladz#442'. ft) Dit Vertaog Haat, in het Tweede Deels Dfi.?^^, 30 JB E S C H R Y V I N G y ^ aS.. "^"^ ^'°f/° groenachtig en hebben een 11 zwarte Höornige Schil of Dop. Het eroeic stüK. ^'^^^^"^ best in een Zandige, drooge en losfe Grond (4^ Paardeftaart met eene geflreepte Stens en fSgf b-aa enkelbladig Loof. ^ Wegens de groeiplaats aan de kanten der Rivieren en Meiren in cns Wereldsdeel, gaf LiNN^us 'er dien bynaam aan. Zodani? komt het in Lapland overvloedig voor. Veel- al vindt men 't op Waterige plaatfen , ge'lyk het by ons ook in vogtige Weidlanden, en aan de kanten der Slooten groeit. Over den Ty- ber te Rome waren plaatfen, zodanig met dit Kruid bezet , dat menze Codeta noemde , zo Festüs verhaalt: wegens de Staartachti- ge gedaante van hetzelve, dat dgentlyk den mam van Hippuris voerde. By ons noemt men het Groot Paardeftaart , en in het Sticht van Utrecht .gree^e^e^» , volgens den Heer SDE GOR- <■*) Equifetum Fül. oftonis. Ritfe dunk Island^ Kop- penh. and Leipz. 1774. n. Xh. p. 230. (4> Equifeium Caule ftriato, Frondibus fubfimplicibus. Gort. Belg. II. p. ^J(,. Eq„in Caule non fukato latis- Cmo, Verticillis denfisfimis. Ft. Suec. 836, 930. Equife,- tam paluftre longioribus Setis. C B. Pm, 15. rw. 242- Hippuris. Lob. Ic. 793. Dod. Kruidb. 98. Équii; alterum. Tabern. Kmute^b. 590. Equif. Cauje Florifero tiudo. öerili verticillato . radiorum quadtaginta. Hali,. iielv, tuchoat. iU, p. i. .,•4; I>. E JH A A I R P L A N T E ]S\ 31 Gorter; waarfchynlyk wegens de broofch- (yj^^ heid der Stengen, Het groeit, in Switzerland, Afpef.i. op koude Waterige plaatfen ^ aan Mciren van Hooïd- zuiver Water, in Berg- Valeijen en omftreeks Bern 5 zegt H aller, die het aldus ht- ftaart. :, fchryft. Het is de ffaaifte van alle onze Paarde- ftaarten ^ inet een Steng van een Elleboog, 5, een Duim dik , mee dertig tot veertig Bla« ^ den , die diep gefleufd en. vierkantig zyn. „ De Steng beftaat uit veele taamelyk lange 5, Leedjes, ook Takken uicgeevende. Zy is „ bleek , wordende door den tyd zwart ; week, 5, niet gefleufd, Pypig hol^ met kleine Pyp- 5, jes rondom de groote geplaatst* DeScheed- 3, achtige Leden zyn in zo veel fpitfe Tan- 55 den gefpleeten, als de Krans Bladen heeft* 5, Deeze Stengen Woe'jen niet* maar 's Voor- 5, jaarskomen 'er andere diklc€ Scheuten, zon- 5, der Bladen-, een Voet of anderhalf lang, ^, met Roosachtige Bloemdopjes , hebbende een blaauwachtig Stuifmeel." Dit Paardeftaart , zegt zyn Ed., zal het ge- Gebriilkf wee«t zyn , dat men te Rome tot Spys ge- bruikte 5 onder 't Gemeene Volk. Het wa« ■^er, echter, in weinig achting (^^). L i n- NiEus merkt aan, dat het in Sv^eeden afge- fneeden wordt tot Voeder voor de Koeijen j oni O Eqywl^tutu, Hippuris, vitupevata uobis, extiiigisïit Curforum Lienes. Plin. Hifii, Nat^ L, XXYL, II. DiEL, XIV. Sius:,, 32 Beschryving van Vn. om meer Melk te geeven ; doch dePaardeii Afdeel, j^^jj^j^ weinig Smaak in. De Rendieren HoopD- koozen hetzelve, tot hun VoedzeL uit ander STUK. ' p^r/f^^^-Hooygewas. Het moet derhalve veel minder flaart. ruuw en fcherp zyn, dan de anderen, inzon- derheid dan de voorgaande Soort (*). De Heer deGorter, niettemin , ftelt het voor , als in de Apotheeken gebruikelyk; waar toe L I N N s het Akkerige doodverwt en Hal- LER het naastvoorgaande Moerasfige Kleine Paardeftaartj fpreekende aldus daar van» Genee- , , De Geneeskragten acht ik naauwly ks zeker kragt! ?5 zyn van dit Kruid. Het is Waterig en „ weinig fcherp. Men heeft het aangepree- zen als Samentrekkende, in de Buikloop ea' 5, Bloedfpuuwing dienstig* Dat het , met 35 gekookte Azyn op de Schaambeenderea 5, gelegd , het Water afgezet ZOU hebben , 5, verhaalt Heücherus. Men mag wel 3, vastflellen, dat het Pisdry vende zy ; dewyl 5, het Bloedwateren in 't Vee veroirzaakt. 3, Niettemin pocht Bras s AVO LUS, dathy, 3, met het Sap en Poeijer deezes Kruids, een 5, Dame genezen hebbe. Volgens Ho y er us-» ,y nog- co Deeze Soort zal bedoeld zyn , wanneer in Jlm, Acr4d. Vol. I. p. 537, door den Heer Aspelin gezegd wordt , Equifetum Vaccis utüisfimum Foenum, Verfcheide Soorten vv,n Eqitifemn , op Ysland groeijende ^ zvn een zeer begeerd en goed Voedzel voor het Vee , dat 'tt fpoedig vet door ^Oï^uReifedunhlstaHd^hlh'^V* 8* 4) E H 'A A I R P L A N T E N. 33 y> nogthans 5 is het de Maag en Blaas fcha- viK .35 dclyk geweest. Tegen de Schurft der Blaas, wederom*, zou niets beter zyn, dan Hooro^ ^, *c x^fkookzel van Paardeflaart , volgens A- j,, GRicoLA Ammokius. Van de Kolen 5, wordt met Olie een Zalf gekookt tegen ^ Brandfteden» Doch ik geloof dat het 35 naauwlyks met ernft gebruikt worde" (*^e - Uit dit alles ziet men, dat de Geneeskrag- ten van byzondere Seorten , die zeer verfchil- lende eigenfchappen hebben, verward worden* Een Scheidkundig onderzoek zou misfchien de taak nader kunnen ophelderen. Dé gewoon- te van gebruik maakt, zo fommigen aanmer- ken, dat het Vee, zelfs vande fcherpoSoort^ in 'c va-volg geen nadeel heeft. (5) Paard eftaart met de Steng byna naakt en V, 7 j Equifètum S^^^' Limofum. Slykeri^c In diepe Moeraslige Veengronden van Svvee- den heeft Linn^üs deeze waargenomen^ welke hy zelf oordeek de voorgaande naby te komen, hebbende fomryds eenig Loof aan de Steng. Haller merkt aan, dat zy eene \ ver- if"^) Hallier He'v, inchoat. utfiipra» (5) Eqvitfetum Caule fubundo laevi. FL Sue€,%yi, 931» Dalib. Far. 308. Eq; nudum Ijevius noftras. Raj. Angh IlL p. 131. T» 5. fca-HALt* Hetu, imhoai, N*. 1677. G 11. Deel. XIV* Stuk. i 54 BESCHlltVIÏfO VAI* Afmbl verandering is van het Moerasfige Paardfc» II. ' ftaart, welke -> in Water groei jende 5 een stükT^' dikker Steng verkrygt 5 met veele Sleuven of p^.«r^^- Voortjes overlangs. By Frankfort aan den /taart. het 5 in Waterige Greppels , ook waargenomen In onze Provinciën fchynt het , tot nog toe , dus niet gevonden te zyn, VT. (6) Paardeftaart 777^^ de Steng naakt enrmw^ '^^maU? ^^^^ ^^^igermaate Takkig/ Winterig* Decze Soort is in Zandige Slooten aan den Duinkant en andere ftrlftaande Wate-* ren van ons Land ; als ook door geheel Eu- ropa ^ zelfs in Rusland en byzondcrlykinSwee- den 5 vry gemeen. Ook groeit zy , zo hier als elders, in vogtige Bosfchagiën. Men vindt daar van 5 waar over men zig billyk mag verwonderen, by DoDONéüs en LobeIt geen Afbeelding, Zy fchynen dezelve gehou- den te hebben voor eene verandering van het Groote Paardeftaart , dat echter de Steng nfcc (^0 Reichard, Flora FrmicofurU p. 117. (16) Eqviijetvym Caule nudo fcabro , bali fubramofö. Gort, Belg, 276. FL Suee, 838 , 931. Eq. Scapo nudo fimplicisfimo* R. Lugdb. 496. Gron* Virg. 196. Eq. hy- ema=e. Flor, Lapp, 394. Eq. Fol nudum l^amofum & Jiou Ramofnm, C. B. Fin, 16. Theatr, z^"^. Equifetum, Cam* Epit. 6gzn f. A. Equif. Caule fubnudo asperrima^^ Vaginis Cauiinis indivifis , Rameis ciliatis. Hall» flehr mlmu llh p. 3% ü É . H A A ! ic JL A R T Ë isr* 55 ïiiet ruuw heeft^ gelyk dit, het welke deswe.^^^Iïv gen Schaaffiroo genoemd, en van de Schryn- ^^ff^" Werkers gebruikt wordt cm glad Hont polyften. Andere Soorten zyn daar toe ook p^J^^^ Wel in gebruik , en Worden ^ wegens d^jiaaru ruuwheid 5 in Dnicfchland gebezigd , om Tin- Hen Vaatwerk te fchuuren: weshalve men het Kannenkruul noemen zou. Die naam^ echter, kan ook wel daar aan gegeven zyn, wegens de aartig in elkander fteekende Leedjes, wel- ke zeer zigtbaar zyn in deeze Soort, Om dat zy 's Winters overblyfc , zal onze Rid^ ' der 'er den bynaam aan gegeven hebben , van Winterig Paai-deftaart^ Het heeft de Stengen fomtyds wel vier of , Vyf Voeten lang, aan *t end gekranst; doch voor 't overige uit Leedjes beftaande , die zelfs naauwlyks getand zyn , Wit gezoomd , ïiiet zwart , gelyk de anderen ; hoewel met Èwarte Tipjes. De Takken , welken het Tomtyds uitgeeft 5 hebben irttegeödeel de Scheedjes Ooghaairig getand. Over 't geheel ïs de Steng zeer ruuw op de kanten vanhaa- re Sleuven , en draagt op den top eeti zeef ïzigtbaar bruin Aairtje. Van dit Paardeftaart getuigt Linn^ïiüs: dat het een goed Voedzel voor de Paarden zV) maar fchadelyk voor de Runders , die ^er de Tanden door k^yt raaken , en het der* halve dikwils weg fmyten : terwyl ook de Schaapen, die 'cr door miskraameC;» dit Kruid Biet willen nuttigen* Ga (7) 41. Dasi^. XIV. SïüK. 36 Beschryvïngvan ^ Afotel. ^7) Paardeftaart met een geflnepte Boomachtt^ yiil/ ge Steng eu enkeld ^ geflrekt^ Aairdraa- HoorD- 1 T r STUK. g^^d Loof. Vn. Door den vermaarden Plümïer is, ia Gigan- de Westindiën , deeze zeer hooge Takkige Rersach- ^^^^^ Paardeftaart, gevonden* De Tak- tig. ken van de Steng , Kringswyze uit de Leedjes fchietende , twaalf in getal , waren ieder met een Aairtje gepunt: des het dat groote Water- Paardeftaart niet kan zyn , 't welk , volgens Sloane, op Jamaika groeit (*). Het Naak^ te , zo even gemeld , wordt ook in Noord- Amerika gevonden. Haller zegt, dateen dergelyk^ met gebaarde Scheedjes, in de Rhyn voorkomt, zynde door zyn Ed. ook omftreeks Bern, in Switzerland, waargenomen Cf). Hoe zeer ook de befchreevene Soorten van Paardeftaart oogfchynlyk verfchillen, zouden echter de veranderingen , daar in geduurig voorkomende, byna doen denken, of niet de Grond en Groeiplaats gelegenheid gaf tot Ver- fcheidenheden van eene zelfde Plant , die voor Soorten gehouden zyn. Immers, ik -heb dit dikwils gedagt ten opzigt van de vier eerfte Soor- ^ (f) Equifetum Caule ftriato Arborescente &c. Equi- fetum altisfimum Raniofum. Plum. Sp. ii. Icon* 125^ f. 2. (-) Sloan. 3f^m, Cat, p. 215. ft) Equifetum Caule fulcato, fubnudo, Vaginis Art^-- tatis. N. 1678. Equif, nudumt TABEKiN. 590, deHaairplanten. 37 Soorten, en Doftor ScopoLr vondt de on VIT. derfcheiding zo duifter , dat hy maar twee als 1 1. Soorten voorftelde ; de eene met een Gladde , s-J^^j^^/ de andere met een Gefleufde vSteng , waar hy Paarde^ de anderen, als Verfcheidenheden , aan onder^^^^^''^' fchikte (*). Inderdaad deeze Planten verdien- den 5 ten dien op^igte 5 wql nader onder- zoek* , O N O c L E A. Welk-Varen^ Deezen Geflagtnaam geeft Linn^eüs aarï een Gewas , welks Kenmerken zyn , een twee- ^ydige Aair en vyfkleppige deelen van Vrugc- niaaking. Behalve de eene Soort, tot welke dezelven behoorden , is een nieuwe daar by gekomen: zo dat zyn Ed. daar van thans twee Soorten opgeeft, hier volgende. (l) Welk-Viaren met gevind Loof^ dat aan j, de tippen eenigermaate getakt is. Smfitnu ^'^^ Gevoelig. Flora Camiotica ^, i^z^ ■ Cf) Onoctea Frondibus pinnatis , Apice fubramofis. SijfL Nat Veg^ XIII. N. 1170. Angiopieris Mich. Gen, 29. Osmiinda Frondibus pinnatis <&:c. H. CU ff, 472. Gro^. Firg, 196, IL 163. Filix Mariana Osmundee facie , Ra- cemifera. Pluk. Mam, go. T. 404. f. 2. Pc^lypod um Virg. majus, Osmundse facie, tenerius. Moris. Hifi, IIT. p. 563. S. 14. T. 2. f. 10. Fiüx Jndica Polypodii facie. Mentz. Pug. 6. T, lo. Filix Indica Osmunda; fa- cie, Bod. Stap^ 320. Polypodium fenfibiie. Munt» liiji. ^ 290, c 3 II. DEEt. XIV. Stuk. SS BESCMfRYVlKO VAN ilFDKEL. Van ouds is reeds deeze Plant, onder dea HoJïD- ^^^^ VBn Virginifch of Gevoelig Boomvaren ^ STUK. bekend. Bauhi nus maakt 'er gewag van ^ rlïeT'^ onder den naam van Gevoelig Kruid mei Loof van Boomvaren. Sedert is het onaer de Boom-^ varens of Varens geteld geweest j gelyk Mün- TiNG daar van getuigt , dat het een Plant „ is van eene verwonderens waardige natuur^ 55 zodanig, dat, wanneer iemand een der Bla- 5^ den tusfchen de Vingers drukt , hetzelve ^ des anderen daags geheel verwelkt en ver- 5, dort: weshalve men het met regt,zegthy> 55 Gevoelig Boomvaten mag heeten. Ja al het ^, Loof famendrukkende zal de geheele Plant ,5 verdorren; doch de Wortel geeft weder 3, nieuwe Bladen uit : al gebeurde dit driemaal in een Zomer.*' D^wyl het de Vrugtmaa^ Jcende deelen Troswyze vergaderd heeft, zo heeft onze Ridder het tot de Ommda be- trokken gehad ; doch , fchooq 'er een Plant van was in de ClifFortfe Tuin, die Gevoelig- heid, zo ^t fchynt, niet ondervonden^ Mi^ cHELius noemde het, wegens de grootQ Vat^chtige hokjes , in de Vrugt- of Bloem- tros, Angiopteris. LiNN^üs heeft het ein-. delyk, ik weet niet om welke reden, OnoGlea gedoopt, MoRisoN befchryft het aldus* 3, Uit Wortels van een Vinger dik^dic Knop'* „ pig zyn, mer fcheeve Spruchtels en Veze- 55 len , komen Bladen voort, die, nog te^ 55 der zynde of eerst uitfpruitende y omge* 9, kniI4 DE HaAIRPL ANTEN. 39 9i kruid verfchynen^ zynde bekleed met eene ^^J^'^^ 3, bruine Wolligheid, welke 'er afgaat en ver- 3, dwynt. Vervolgens breiden de Bladen zigsTUK.^^" breeder en grooter uit , dan de andere Boom- ^eik^ ^, varens , zynde dun^ bleek groen en glad ^^^^^^^ 5, met taamclyk breede Kwabben of Vinnen ^ 5, op de kanten uitgefneeden en zo teder, dat 9, zy op de minfte famendrukking of aanraa- 5, king verwelken. De Bladen vergaan by 't 3, aankomen van den Winter en fchieten „ 's Voor ja ars weder uit." In de Europifche Tuinen heeft men 5 tot ïiog toe 3 zo 't fchynt, de Vrugtmaaking of Vrugtmaakende deelen niet kunnen waarnee- men , van dit zonderlinge Gewas y dat ook ia Oostindie groeit f (2) Welk -Varen m€£ dubheld- gevind Frugi- 11*^ maakendLoof; de dekzehjes drkkkppig* Folijpodi- oides. ïn de Kloven der hoogfte Rotfen van den^"^'^^^^^** Tafelberg aan de Kaap is dit door den Heer K o E N I G groei jende gevonden , en aldus be- fchreeven. Het heeft een Draadachtige , glanzige, kruipende^ rosfe, wortelende Steng. Het ' O Crescit in utraqiie Ifidi^. N. Bukman NUs. FU Jnd, p. 227. (2) Onodea Frondibus bipinnatis Fmftjficantilms , 0- 'j^ereulis trivalvibus. Mavit^ p. 306. C 4 iï. D»*L. XIV. Stuk, 40 B C H R Y V I N C V A if Afmlh. ^^^^ famengefteld ; de Blaadjes twee- Hoofd- '^^""'S gepaard, uitgebreid: de Vinnetjes by^ STUK.^°" na twee vinnig, ver afftandig, liniaal, tot aaa, Fa^l^^^' de Rib verdeeld, ftompachtig: de Vrugtmaa-. kingeo , gelyk in het Boomvaren , naar den. voet der Tandjes zydelings, yl, platachtig,, gedekt met een driekkppigen Kelk of drie- deeh'g Vlies , dat uit h^t middelpunt naai: den voet verdeeld is» Voorts merkt LiWN.iï:us aan: dat dq. 5 5 ronde Vrugtmaakingen , gedekt met een ^5 Vliezig dekzel , 't welk driekleppig is en 5, een vasten rand heeft , veeleer dit Geflagt^. „ dan eenig ander dqr opgegevenen, fchynq aan te duiden : hoewel de andere Soorc 5, Trosachtige Vrugtmaakiugen heeft/' Ma^ar dus verdwyat het Geflagts -Kenmerk , in een, tweczydige Aair beftaande,. groöteadeqls* O p H I O G L O s s u M. Adders -Tongv Van ouds was reeds deeze Griekfche be- naaming in gebruik , voor een Geflagt va» Planten , welker Vrugtmaakingen vergaard zyn, in de gedaante van een Adders- Tong* Volgens onzen Ridder beftaan dezelven ia een gewrichce tweezydige Aair, wier Leed- jes overdwars gaapen. De volgende Soorten syn daar vaii waargenomen. (O Ad- DE HAAIRPLANTEN» 41 (i) Adders- Tod g met Eyrond Loaf. Afde^e 11. Door geheel Europa komt deeze Soort Koofd- voor, op Vogtige Zandige Bofchvelden cn by ons in de Duin - Valeijen , als ook in OpMogios^ broekige Landen , by Zucphen en Zwol. 'L^^gluJm!^ groeit insgelyks in Ooftindie, volgens Rum- Gemeen* PH,iüs, en volgens Clayton in VirginieC*"), Men noemtze Adders Tong of Nater-Tong^ in 't Franfqh Langue de Serpent , wegens liet Tongetje , dat uit het Blad voorkomt , en ïlenophyllum , dat zo veel zegt als Unifolium. qf Eenblad : ook wel Speerkrukh Het heeft een enkeld Steeltje, van een Handbreed hoogj^ dac regt opwaards uitloopt in een puntig Ey- rond of Lancetvornijg Blad , waar van hec Steeltje als omvangen wordt. Dit Blad is Ongcribd en zonder naad : weshalve, moog- lyk, de Franfchen dit Kruidje Herbe fans cou^ ture heeten. Uit deszelfs boe?em fchiet me- de Cl) Ophiogtosfiim Fronde ovata. Sijft. Nat. Feg^ XTII. Gen. 1171. Gort. Betg, 11. 276. Burm. IncC, p. 227. FA Suec^ 839 , 832. Dalib. Par. 309. Ophioglosfam Fo«* |io ovato, Spica difticha. H, Cliff, 472, Qph. vulgatum, C. B. Pin, 354. Plum. Fil. XXXVL T. p. f. 5. Qphio^ glosfum C. B. Pm. 364. Dod. Pempt, 139. Lob* Tc, 808- Oed. Dan» 147. Ophioglosfam minus fubrotundo fo-^ iio. C. B. Fin. 354. Pi^odr, 150. Ophiogiosfum f. Ennea- jDhyllum. Lob. Hift, 471. Rumpk. Amb. VI, p. 152. T. (^^^ Ophioglosfam, Radicerepente, Gron. rirg^Tl, 16^^ c j ÏI. Dbei. XIV. Stuk. 4t Beschryving van VII. de regt op waards een dun Steeltje 5 dat aan *t Afdeel. Tongetje verbreedt en ver- HooFD- (jji^t^ beftaande wederzyds uit zekere Hok- j^Mrs-i^^^ die, open gaande, een fyn Stof uit wer- Jong, pen , laatende dan dit Tongetje in eene Zaags- wyze gedaante over. Het komt in April of Mey uit den Grond , en blyft naauwlyks zes weeken frifch. In Oostindie komt het veel op vlakke drooge Velden voor zo Rum- PMiüs aanmerkt, inzonderheid na de af bran- ding van het Snygras , wanneer *er Regen op volgt. Het heeft aldaar fomtyds kïuipende Wortels 5 gelyk het Boomvaren. Anders komt het met het Europifehe overeen. De Smaak van dit Plantje is lymerig en zoetachtig : weshalve men het voor een Wond- middel gehouden heeft. Inwendig is het, toe een Vierdeloots daags , cegen Breuken aan- gepreezen geweest. Men heeft het Lancea Chrifti genoemd 5 en mooglyk is daar van wel de ingebeelde kragt , tegen Toveryën, af- komftig. Van dit Europifehe Adders -Tong zyn eeni- ge Verfcheidenheden. Het komt kleiner voor, met een rondachtig, als ook met een hoekig Blad , en het Tongetje is niet alleen twee en drievoudig , gelyk Mentzel de- zeiven uit het Brandenburgfe afbeeldt, maar vak in Engeland drie , vier en zesdubbeld , %o Los EL aanmerkt. Somtyds vindt men het, in zyn geheel, naauwlyks twee Dui- men hoog. {i) PE HAAIRPLANTBNt 43 (2) Adders - Tong met Lancetvomig Loof. vii. De fmalbladigheidonderfcheidt deeze Soort, Hoorn- die zeer klein is en in Portugal gevonden"^^-^ wordt» Opkioglos-» (3) Adders -Tong m^t Harlvormig Loof* Portu- geelch. De Netvormigheid van het geweefzel der^^J^^^^^ Bladen geeft den bynaam aan deeze , die naar/^/w* het gemeene Adders -Tong veel gelykt .^^j^f groei jende in Zuid •Amerika, (4) Adders -Tong met Findeelig Lmf jy^ Zeilani^ Onder de Ceylonfche Planten is deeze door ^^^^j^^j^^j^ den Heer Thunberg verzameld, welke Plaax wegens de figuur der Vrugtma^kingen en ge* Fig\. te alszins cot dit GeÜagt behuort, terwylook de Aair tweezydig is. Ik geef daar van de Afbeelding in Mg. i y op Plaat XCIV: van het Blad , naamelyk , 't welk ook een zeer fraay Netswys' Geweefzel heeft en weder- zyds Vindeelig ingefneqden is, hebbende, aan den {2) OpMoglosfum Fronde Lanceolata. Syst. Naé. Ophiogl. pumilum Antumnale. Grisl- Lufiu Ophiogl. anguftif. minimum. Barr. Rar. 1280, T* 252. f, 2. (3) Ophioghsfum Fronde Cordatl. Sp. Plant, 4» Ophiogl* Cord. & retïculatum. Plum. FH. 141. T. 164, Ophio* glosf. vulgari facie. Pet. FiL 179 T. lO. f- 4. C4) Opfkiogtosfum Fronde Finnatifidü, Mihü II, Dbeu XIV» Stübu 44*^ Beschryving vaint ^Td^el Voet, twee afgezonderde, fcheef geoor* IL * de Vinblaadjes , en afzonderlyk is gedeeld : ter- srlï^^^ wyl de Vrugtmaaking zig op een dunner Steel- Mdm^tie ^ van omtrent negen Duimen of een Span langte , vertoont. Het is een Aair van twee Duimen 5 die wederzyds,. aan den Voet, ook een klein Aairtje heeft, even als 't Blad zyne Vinnetjes. De Aairtjes zyn bezet met me- nigvuldige Korreltjes , geiyk in 't voigendq Geflagt, y. (5) Adders -Tong met gepalmd Loof ^ aan den fu!r& ^oet Aairdraagende. ^1 Of turn. Gepalmd, j^j^ Amerikaanfche heeft de Bladen als een Handpalm verdeeld of Vingerachtig , en de Vrugtmaakingen komen uit derzelver Voet voort, zo Pi. uMi ER vertoont* VI» (ö) Adders • Tong, met een hpgtïge hoekige tig. ^voetach Steng en een Vo^tacUfig Loof. Men moet. hier niet denken om eens Meu- ^fchen maar om een Vogelen , en misfchien Daast een Eenden -Poots Voet of dergelyken. Op _ (5J Ophioglosfim. Fronde Palmsta , bafi Spicifera. Sp^ Tlant, N* 5 OphiogL Palmatum. Pi^um. ///. 139. T. i63. Pet. FiU 178^ T. 11. f. 2 f ^H ~ (6) Ophioglosfum Caule flexuofo angulofo , Fronde data BuRM, FL Ind, p 2zy. Tab» 66» f# i. Filix fcan- deas Fol. tripartitis» Pryon, to z a AA IRPLANTEN* 45 op Java was dit door den Heer Pryon VIL waargenomen % die het klimmend Varen noem- '^^^^^"^^ de, met drledeeUge Bladen. Onze Hoogleeraar Né L, BüR MA NNüs maakte 'er een nieuwe Adders-^ Soort van, met gedagte bepaaling. Ik heb^^^^^* het gene de Heer Thünberg op Java, rond- om Samarang j verzameld heeft , welks Bladen gepaard en , juist gdyk in het afgebeelde •Takje van den eerflgemelden , onder drie-, boven vierdeelig of vierkwabbig zyn ; maar dieper, tot aan het Steeltje toe, verdeeld, en op de vlakte met evenwydige, van de Rib fchuins afloopende Streepjes ; fmaller en wel vyf Duimen lang geflipt. (7) Adders - Tong met Liniaal^ zeer tang^ vir^ onverdeeld Loof. Ophiogtos'^, Jum pen» Een Bygcwas der Boomen lu Oustindie, datNeerhan< veel naar het Hertstonge gelykt, uit Blade-^^"^' " ren beftaande ^ welke drie, vier of vyf Vee- ten lang zyn, ruim een Duim breed, dikach- tig, doch flap , glad en groen. Twee of drie zulke Bladen groeijen uit éénen Wortel, die in de Schors der Boomen zit. Sommigen dee- zer Bladen zyn, aan 't end, in Lappen ver- deeld ; (7J Ophiogtosfum Frondibus Linearibus iongisfimis in- divifis. Sp, Flaut. 3. Burm, Fl Ind. 227, Scolopendriïi major. Rujvipu. Amh, VI. p. 84^ T. 37. f. 3. II DsEi,, XIV, Stuk, 46 Beschryvino vau VII. deeld ; doch de meeften geeven ^ omtrent teri Afdeel, y^^^. ^^^^ Wortel af, uit het midden een' s^üK°^ Steeltje , dat een Aair draagt^ wel gelykende ^^^^^.naar die van lange Peper 5 maar platter en op Tofjg. (Je zyden byna gelyk die van het gewoone Adders -Tong geftreept en kartelig, Ibmtyds een Vinger , Ibmtyds een Voet lang. In 't Maleits noemt men het Daun rambu^ dat is Haairig Blad. Meest komt het aan de Sagu* eer-> doch ook aan andere wilde Bofchboo* men 5 voor. VllI- (8) Adders -Tong met bbh hogtige ronde Steng f^jHZ è^P^^^d ViMadig Loof', de Blaadjet denst wederzyds Aairdraagende. Klim- tnend. Vi^xciY. Van dit klimmend Gewas 5 dat zo wel in Fig> 2. West- als in Ooftindie sroeit^ zyn verfcheide Afbeeldingen aan 't licht gegeven , die het in zeer verfchillende gedaante voorftellen. By. zonder fraay is de Vertooning van het Brafi* liaanfche,by Bueyn, door Morison over- genomen, welke duidelyk doet zien, hoe de Vrugt- (8^ óphioglosfum Caüle flexuofo tereti; Ffond. conjug* j)ïnnatis; Foliolis utrinque Spiciferis. Sp, P'ant, N, 6, H. Cltff. 473, F/. Zeyt 374. Burm. FL Ind, 227. Fi* iix fcandens pulchra Brafiliana. Breyn Cent. 185. T 96. FfiT. T. 64. f. II, Lonchitis fcandqns Brafiliana» Mor* hifi, UI. p, 568. S. 14. T. 3. f. 15. Adiantlium voltibi- Ie minus. Rumph. Amh VI. p. 75. T. 32, f. 2> a.Tfem VuUI-jpUnna. Horu Méit, Xil i>. 65. T, 33, J> E H A A 1 R P L A N T E N. 47 Vrugtmaakingetl wederzyds als Aairtjes fprui- ^TSkt. ten uit de kanten der Bladen. Dit heeft Rum- ^^^^-^^^ PHiüs flegts in éénBlad^ Fig. 3^ aan gewee* stuk. zen: terwyl Fig. a een endelings Takje voor* Jidders^ ftelt 5 met eenvqudige Blaadjes. Dat dit dus ^^^^ zy, ontdek ik in een Tak van zulk Gewas , wel drie Voeten lang, op Java rondom Sama* rang door den Heer T h ü n b e r c verzameld , alwaar de Bladen naar 't end toe dus Klyfach* tig, byna driekantig ; de laager Bladen Lan- cetvormig en aan den Voet wederzyds ge-oord zyn, of ook Wci tweevoudig verdeeld. Van de Vrugtmaakingen komt aan deezen Tak niets voor ; maar ik heb dezelven zeer blykbaar aan fommigc Blaadjes van ten anderen vaa Ceylon , die wederom het Loof wat verfchil* lende heeft , doch zodanig dat het aan de op* gegevenc hepaaling van Lustw^uö eenlger- maate voldoet. Mooglyk zal dit de Verfchei» denheid zyn daar de Heer Burmannus van fpreekt , met Hartvormige Blaadjes en korter Aairtjes. De Afbeelding van zulk een Vin- draagend ge-aaird Blad geef ik in Fig. op Plaat XCIV, van een zodanig Gewas in Japan verzameld 5 't welk zelfs de onvrugtbaare Blaadjes ingefneeden heeft. L I N N iE u s merkt aan , dat de Vinnen in deeze Soort Hartvormig gepiekt, of Piekswys' Lancetvormig zyb: de BJadfteelen niet tegen- over elkander , maar famexigevoegd zittende aan IL DissL. XIV. Stuk, \ 48 BEseriRTViNC VAN vil. aan de knobbeltjes der Takjes. Zulks is blyk* i\FDLEi..j^^^^ in gezegde Exemplaaren^ HOOFD- ^"ix Adders - Tong met een bogtige hoeUgé Ophio" Steng en tweebladig Loofy de Vinnen drie^ pjosfum j j. ^ 1 j fJmfuw. ^^^^^^g g(^p(^l^d. Bogtig. Töt de^ze Soort heeft de Ridder t'huis ge* bragt, het Groote Slingerende Venus - Haair \2iXi RüMPHiTJs, dat op de drie - eti-dertigftö Plaat is afgebeeld; térwyl de twee -en -dertig^ fte door heili aangehaald wordt. Op deeze vindt men niet^ , dat met de bèfchryving fttookts terwyl ook dezelve niet overeenkomt met de bepaaliiig: alzo dat Venus-Haair ronde flin-^ gerende Steelen heeft. Het Loof aangaande > dit wordt niet düidelyk befchreèven 5 en is ook veranderlyk ; dóch fchynt door de Ge- vingerde Bladen meest van de voorgaande Soort te verfchillen, die fomtyds maar in tweeën of drieën, fomtyds meervoudigzyn verdeeld. Dus acht menze met het Klimmend Varen van Slo*. 7\Ke, op Jamaika groeijende, met de Bladen in lange , fnlalle , niet gekartelde Vinnen ge- fpleeten , overeenkomftig ; 't welk taamelyk met dat Vrouwen -Haair van Rumpiiius ftrooktt (9) Ophiogtosfiim Caule üexuofo angulato , Frond. di* phyllis, Pinnis trifido - palmatis. Sp. Plant. 7. Ft. ^^y^' 375» BURM. FL Ind. p. 227. Adianthum volubil© majus. Rumph, Amh, VI. p. 75, T. 33» Valli - Pairn»,* Horu Md. XII, p. 63. T, 3?. DE H A A I R P L A N T E N* 49 ïlrookt: doch zyne Afbeelding fchynt veeleer vu. btt voor befchreevene Voetachtige aan te wy- zen. De Heer N. L. Bljr^m aknus heeft daar Hoofo- van een nieuwe Soort gemaakt (10) Adders -Tong tm overhoekfe Pinnen^ X. die zeer lang , fmal en [pin zyn^ ghsf^" 'aoumiua* Op \ Gebergte, bezuiden Batdvia, is hetg^^'j-^^^^. Gewas ^ daar ik in Fig. 3 de AfoeGlding ^^^p^^^^^jy, geef, gevonden. Dit fchynt een nieuwe V^. 3, Soort tè zyn van Adders - Tong ; alzo de Viubladen niet met de twee laatften overeen- komen. De Steng of Bladfteel vertoont zig bogtig en eenigermaate hoekig , zynde over-^ hoeks 5 niet tegen over elkandet, bezet met Bladen van vier Duiijien langte, die vedalzeer fmal en fpits uitloopen 5 op zyde als Zaagtan- dig ingeftieeden door een menigte ronde Aair^ tjes vön Stuifmeel of Stofknopjes , welke ^ als 'het Stof daar af is, een Gaatje overlaaten* Voorts is dit Gewas niet ruig of gehaairdji glad 5 groenachtig van Kleur. Osmünda. Tros-Varen» jDit Gefiagt van Planten heeft eene getrois- te (") Oplüoglosfum Circinnatum. FA Ind, p. i228» . fio) Ophioglosfum Caule flexuofo, Pinnig aIt^rnj;S aeu-^ iisfiniis prselongis , anguftis. Miki, D II, DEEJt, XlVt SXVH, 50 Beschryvihg vak VIU te of Trosachtige Takkige Aair , zo LiN- Afdeïl» j^^^^g aanmerkt 5 met Kogelronde Vrugtmaa-^ Hoofd- kingen* In fommige Soorten van hetzelve zit *^7>^j- Bloemfteel op Steng aan den voet van Varen, \ Loof; in fommigcn komen de Bloemfteelen naakt uit den Wortel voort; in anderen draagt het Loof zelf de Vrugtmaakende deelen. Di£ maakt drie Afdeeh'ngen , als volgt. !• Met de Bloemfteel op de Steng. I. (i) Tros -Varen met een enkelden Bloemfieel; Osmunda ■ j^^^ j^^^f Gekramt\ Lancctvormip onver ^ Zeijtanica- _ , *^ ^ ^ Ceylonfch. deelde ; Op Ceylon en Amboina groeit , volgens LiNN^ii üs V dit Tros -Varen 5 waar toe zyn Ed betrokken heeft het ingefneeden Slangen^» tong van RumphiüSj dat, wat het Loof aangaat , veel naar het Voetachtige of Ge- palmde gelykt. 't Is een Plant die een Voet of Elle hoog groeit 5 en Bladen heeft in twaalf Slippen verdeeld. Uit het midden der Bladen fchiet een Aairdraagend Steeltje. De Wortels gelyken naar die van 't Boomvaren. Het is, zegt hy 5 een fierlyke Plant in de Hoven. De Bla- (ij Osnnmda Scapo Caulino foUtario , Frondibns ver- ticillatis , Lanceolatis ïndivïfis. Syft, Nat, Tcg, XWU Gen. 1172. Sp. r. ^'ZeijL 373. Burm. FL Ind^ p. 228* Ophioglosfum laciniatum. Rümph. VLp. 1534 T. 68. f. 3* Ö K H A A r R ^ L A N E N. 51 i31aden eft Steden wotden tot Moês gebruikt vn. €n de jonge Scheuten als Aspcrgies gekookt ^^j^^'^^ ^« rv«/ro^«n Hoofde en gegeten. ^^^^^^ (2) Tros- Varen ifiet een enkelden Bhemjieel ^ ij. ^ en enkeld gevind BIad>. Maau* Vry algemeen komt dit Kruidje^ dat meïi,^^^^^' naar den Latynfchen naam Lunaria ^ in 't Fraïifch Lunaire y in HoUandfch Mmnkruid noemt , op drooge Bergachtige Velden door geheel Europa voor. By ons vindt men \y hier en daar, in de Duin- Valeijen , in Enge* land op de Heuvels by Greenwich en aan de Theems, zegt Lob EL. Het wordt dus ge- noemd v/egens zyne halfmaanswyze Blaadjes^ die als Vinnen aan een Steeltje (laan ^ het eenigfte Blad uitmaakende , 't welk aan zyn voet een Steekje uitgeeft, dat een Trosachtig ge Aair draagt« Dus groeit het fomtyds een Hand^ (2J Oiinunda Scapo Cauliiio folitario , Froncle pinna- folitaria* Gort. Belg. IL p. 277. Suec. 842 ^ 932. Dalib. Far. 309. M. Clijf. 472 FL Lapp, 389. Lunaria Racemofa minor & vulgaris C. B. Pin. 354. Lunaria Tninor. Cam* £pit* 643. Lunaria. Dod. Pempt. 139» Lob, Ic, 107. /3, Lunaria Racemofa raniofa major. C. B> Fin, 355. Lunariae rarior fpecies. Cam. Epit. 644. Lunaria Racemofa minor, Adianthi folio. Breyn. Cent^ 183» T.93. i, Lunaria minor Rutaceo folio. B% Pin. 355* Epimedium. Col. Phytob. ^. 65. T. iS« D 2 ïL Peel. XIV, Sim. 52 Beschryviko van aTdesl fï^^^'^^'^^^ of een Span hoog; maar het blyfe ii. * ook Wel zeer Ide^n y ter hoos: te van een of &^k/^' twee Duimen. In Engeland is eene verande- 7> oj- ring gevonden met meer Bladen dan één n wel- Vn-en. C A M E R A R I ü s afbeeldt. Ook komt hec op de Gebergten , aan de Grenzen van Poolen en Pruisfen, zeer klein voor met diep inge- kerfde Blaadjes , als die van 't Vrouwen Haair of Moederkruid ; hoedanig door Br ey n in Plaat vertoond wordt. Het is insgelyks met Blaadjes als van Wynruit gevonden , en ia veele andere geftalten , gelyk men negen Ver- fcheidenheden , daar van, door Buxcaum Verzameld, in Afbeelding vindt (*}. Dit Maankruid is eenigszins famentrekkende en wordt als een Wondmiddel , of ook tegen de Breuken der Kinderen, gepreezen. Binnen den voet van den Steel , wanneer die in 'c Voorjaar uitgefchooten is , openbaart zig de Plant van 't aanftaande Jaar, in alle zyne dee- len 5 een Jaar voor uit , in volkomenheid , dui- deiyker dan in de liepatica of Daphne, zegt L l N N u s (t). HL (3) Tros -Varen met een enkelden Bloewfieel\ V^lilSl ■ het Uof meervoudig VinhMig. Ja, na, Virgi. Ngv. au. Pkijs. Med. Tom. 1. Norimb. 1757. p. 43. niich. j,^^^^ ^^^^^ (3) Osmunda Scapo Caulino fólitario, Fronde fupra- decompofita. aS>. Piant, N. 3. Gron. Firg. 196.11.164^ Osmiinda Asphodeli radice, PlUm> FiL 13^, X, j^g^ Pet. Fil. 168. T. 9. f. 5. P E II A A 1 R P L A N T E N* 53 In Noord -Amerika 5 en in *t byzonder in vu, Virginie, groeit deeze, die Wortels als der ^^^^^^ AfFodilIen heeft , welke tegen de uitwerk in- Hoofd- STUK» gen van den Beet der Ratelflangen , als een j^^^^^ Geneesmiddel , in gebruik zullen zyn ; alzo /^^/v?^, de Plant, van de Engelfchen , Rateljlang-Wor- tel Varen geheten wordt , Bladen hebbende , weike naar die van Moederkruid gelyken* (4) Tros- Varen meteen diihheïen BïoemJIeeï^ iv. die glad is , het Loofgevina. ^^jf^ In Zuid-Amerika komt deeze voor, die de ^g^^*^^^^*^' Bladen Snipperachtig gevind heeft ; zo dat zy naar die van het Kruid, dat men Hertstong noemt, eenigszins zvveemen. Zy zyn Lan» cetvormig, zeer fyn getand. i (5) Tros "Varen met een dubbelen Bloemfleel^ v, die ruig iSy en gevind Loof* J^mcu Dee- fteeiig, ^ (4) Osmunda Scapis Caulinis geminis , Fronde pinna- ta, Caule Irevi. Sp. Pkmt, N. 4. Osm. Lanceo^ata & fübtil. ferrata. Plum» Fil, 133. T. 156. Osmunda Race- mifera, Phyllitidis folio, vix crenato. Pet. Fil, 163, T, 8/f. 15. (5) Osmuuêa Scapis Caul. geminis, Fronde pinnata ♦ Caule liirto, Sp. Plant. N. 5. Osmunda liirfuta Lonchi- tidis folio. Plum. Fil. 114* T. 157. Lunarla elatior Amer. hlrfata , Pinn. Lonchit integris, düplici Spica. Mor. Elft, Hl. p. 596. Lonchim iiHfuta flarida. Vlvm. Anwr^ 38* T. 56. D 3 lU DissL. XlYf Stuk. 54 B E S C H Y V I N G V A f« Osnmuda Jlirfuta» Ruig- VII. Decze , op AlarteniquQ gevondea » geeft uit éénen Wortel vyf of ze^ Steelen , Hoofd- een Voct lang , die met een bruine Ha^irig^ ^^TVoj." ^'^^^ bekleed zyn 5 en opwaards bezet met VjLrenJ gevinde Bladen 5 welke ieder twee Bloem- fleeicjes uitgee ven 3 met een Pieramidaal Bloem-- trosje van twee Duim laagte. VI. ^ (6) Tros - Varen met een duhbekïen Bloemfteely en dubbeld gevinde IVolü^e Bladen. Deeze groeit op Rotfen in Zuid- Amerika^ zegt LiNN^üs. De vermaarde Sloane heeft het Gsv^as^ aan den Oever van Rio Co-» bre op jamaika , benedei;! de Stad St. Jago de la Vega, op een Rots groèi jende gevonden. Dit zal de reden der bepaaling van die Groei* plaats zyn* C7) Tros - Varen met een duhbekïen BhemfleeJ^ en meervoudig verdeeld Loof, Op (6) Osmunda Scapis Caulinis geminis , Fronde bipin- nata hirfuta. Sp> Fiar.t^ N. 6. Osm. Sp. geminis villo-? fa. Pet. FiL 165- T. 8. f. 16. Osm. moll. hirfuta & pro- lande laciniata» Pjlum. FiL 138% ï. 162. Lonchitis hir- futa florida. Plum. Amei\ 28, T. 26. Lunaria elat?or Matricarise folio, Sp. duplici. Sloan. ^am, 14. Hijl, I, p. 71. T. 25. f. 6, Mor. Hili, 111. p. 595, Raj, Suijpt^ (7J Osmunda Scapis Caulinis geminis, Fronde fupra*^ decompofita. Sp, Phnt. N. 7* Osm. Filiculae folio ma- 3or4 Plum, Fik 135, isB» Osm. Adianthi nigri facie. Pet* VU, J^dianti-^ Vrouwen- haairig. Ï>E Haairplanten. 55 Op de Rotfen der Eilanden Dominika en ^^H- ' Afheel. Jamaiica komt deeze, volgens den Ridder voor* u, Zy groeit by en onder de voorgaande , zyn ^^^^^^ de door Pater Plumier op Dominika waar- tvoj- genomen, 't Gewas is omtrent anderhalf Voet hoog . en gelykt zeer naar het zwarte Vrou- wenhaair , maar verfchilt van hetzelve door zvne Trosachtig geaairde Vrugtmaakingen. Hierom was het ook Bloeijend Steenig Frou-- wenhaair door Plümier getyteld. II. Met naakte Bloemfteelen , uit den Wortel fpruitende. (8) Tros -Varen met gewortelde Bloemfieekn VIJL en gekranfte Trosjes ; het Loof meervoudig yj^lll\\[f^ verdeeld. ^f. , OekransU Wegens de gekranste Trosjes voert deeze Soort , die , gelyk de volgende , in Zuid- Amerika of in de Westindiën groeit, den bynaam. (9) Tros- Pet. Fih 167. T. 9. f. i. Lunaria elatior &c. Sloane nts. Mor. uts. Adianthum Saxofum fioridum. Tlum- j^mejr. 29. T. 43. Raj. SuppL loi. (8 Osmunda Scapis Radicatis , Rac. Verticillatis , Fron- de fupradacompofKa. Sp. Plant. N. 8. Osmunda vertl- cillata. Flum. FiL 137, T. 160. Pei. Fü. 171. T. 12* f. 4* D 4 II. Deel. XIV. Siok. 56 BesCHEYVINC VAlf YII. (9) Tros- Varen met een gemrie/den Bhenh». n. '* fteel\ het Loaf geviud ; de Finblaadjes, on- Hoofd- nïdeeld. STUK. jX. Omntuda Het Loof van deeze wordt by dat der ^Snf^l Hertstonge vergeleeken , ev^^n als dat van de vinnig. Vierde Soort , doch dit i 138. T. 161. Osmunda Cicu|pe folio. ^Fet. FiL 170. T< 9. 3. D s !L Dj^u XIV. SïBK, Beschryvtng van ^T}lk voorgaande in Zuid - Amerika of in de 11. VVestlndiën groeit , is zodanig ingefneeden , STUK?^^ dat het door Petiver by 'c Loof van Dol- Tros^ 1g Kervel vergeleeken wordt. Het Loof is i^^ren. viermaal overhoeks gevind , met eenen naak- ten Bloemfteelj de Steeltjes overhoeks, met overhoeks geplaatfte Bloem -Aairtjes 5 volgens 't gene zig in de Cliffortfe Tuin bevondt. Hier is door den Ridder bygevoegd, dat het ir de Bosfchen van 'c Eiland Dominika zeldzaam groeit. III. Het Loof zelf de Vrugtmaakende deelen draagende. XII. (12) Tros -Varen mei: duhbeld gevind L^ofy jRegaiis. de Itp Irosdraagend. Koning"^ ^^^^ Deeze Soort hcefc allereerst den naam ge- voerd ("12) Osmmtda Frondibus bipinnatis, apice Racemife- "ris. Gort» Betg, 11. p. 277* Gsm. Scapo paniculato polyphyllo. Oed. Dan\ 2i7« Fl» Siiec, 840, 933. Dalib. Far^ 308» Clijf, 472. Gsm. Regalis f. Fiiix flori ia. Plum. Fit^ 35. T. B f. 4. Filix Ramofa non dentata flo- rlJa. C. B.P/V^ 357. Osmunda vuig. <& paluftris. Tournf* Inji. R. HeriK p. 547. Osmunda, Filix florida, Filix la- tifolia Cordi. Lob. Ic, 813. Kruidb, 992. Filix paluftris. DoD. Fempu 473. Kruidh. 759. Filix florida f. Os- munda Regalis, Fol. alternis , furculis Seminiferis. Groist» Virg. 123. Filix non dentata florida. Pluk. Alm, 156. T. a8i. £• 4. Filix Botryites Florïdana major Virginian'i» Mor EijL HL p. 593. DE II A A I U P L A N T E I^, 59 voerd van Osmunday mooglyk wegens ''t zui ^ ^^^H. veren van den Mond ïn Gorgeldranken, Want, 11. hoewel dat gebruik van die Kruid niet gemeld ^^k?^ wordt, is het nogthans , als van een famen- Tw^ trekkende en Wondheelende hoedanigheid, zodanig aangepreezen , dat men het zelfs Komnglyk genoei^nd heeft , zegt L o b e l ^ wegens zyne uitmuntende kragt^n. Ey Do- bonheus wordt het flegts Groot of Wild Varen, anders t er - Faren ^ getyteld^ Het komt, in ons Land, veel aan donkere vogtige kanten der Slooten, in Gelderland , Vriesland en Groningen , meer dan in Holland , voor. Het groeit ook veel in Bosfchagiën van Poi» tiers, en is in den Elfaz , tusfchen Wimme- nau en Ingweiler, op vogtige Steenige plaat- fen , zeer gemeen , doch komt aldaar niet voor in vette Mocrasfige Gronden. In de Zuidelyke deelen van Europa is het zeldzaam ; doch in de Noordelyke , gelyk in Sweeden , wordt het op verfchelde, zelfs Bergagtige plaatfen , gevonden* In Switzerland , zegt Hal- LER, is het nog niet ontdekt Uit Wortels, die een Schubbigen bol met veele Vezels maaken, komen Steelen van een Elle of drie Voeten hoog (f}, welke op zyde paars- (^) Helv. mchoaf. Tom. IIL p. 6. ft) Van twee Cubiteii zegt Lobel. ?/[orison fpreekè van Cautes bicubhales et ad Hominis aUhudwem asfur- 11. Deel, XIV. Sxux» B E S C H H V V ï ^ G V A ISI Afdeel. P^^^'^^^y^^ bezct zyn inet Vlcugelachtige Bla- ^ den, gelvk aan die van 't Varen . doch niet STUK. iDgefneeden , gekarteld noch getand. De Vin- Trosr i]en, naamelyk , waar uit ieder B!ad bqftaat • Varen. . ^ . , , zyn eenigermaate Lancetvorniig en derzelvor gemeene Steel geeft een Tros uit , van veelen Aairtjes, naar de Bloemen van den Tamaris^ boom gelykende : weshalve het ook bloeijend Varen geheten wordt. Die Tros is een half Voet of een Span lang, en derzelver Aairen beftaan uit een menigte zeer kleine Bolletjes , eerst wit , vervolgens geelachtig en eindelyk bruin rood. Zy gaan in een vuile Stofachtige Scbimmelheid open, zegt Lobel , en too- neo een geftalte of hope vanZaaJ. Mori- soN fchynt 'er den opflag van te hebben ge- zien : want hy getuigt dat 7.y, ryp zynde 5 in een bekwaamen vogcigen Grond vallendcj eerst Plantjes met ronde Blaadjes , dan drie- voudig en vervolgens in Takjes en Vleugels tjes verdeeld, voortbrengen (*)♦ In Virginie is een Soort ontdekt, die zelfs Boomachtig genoemd wordt wegens haare groot- tes Verfcheidenheid hier t'huis ge- bragt. gen/es: maar van die hoogte is het Europifche niet be- kend. CO 't wat omftandig uitgedrukt , om zo op zyn Ed. geloof aan te neemen : tervvyl anderen nog te vergeefs naar Za^d in deeze Planten zoeken. Dodo NiEus zegt , dat Osm» noii Ramofa &c, Raj, n ?! A A I a P.L. A N T E 63, jlieidenheid daar van zyn. In de Provincie vu. van Maryland is haare groeiplaats. -ApDEEt. Hoofd- ei 6) Tros -Varen met gevind Loof\ de ^/^-stuk* blaadjes Vindeelig ; de P^nigtmaakende osllndct. Steel tweezydi^. Struthiop^ ^ teris. By oude Schryvers vindt men van deeze veerig^* gewaagd, onder den naam Struthiopteris y dat is Struisveerig Varen. Dus komt zy by CoRDiJS voor, en is omftandig door Th a- L I ü s befchree ven , die aanmerkt , dat zy zeer gemeen is by Luttetsdorf in 't Graaffchap Hon^ ftein, duizend Schreeden van Andersberg, in \ Schwartswald waarfchynlyk. Hall er liadize by Jena gevonden , doch in Switzer- land 5 zegt hy 5 is zy nog niet waargenomen. Te vooren hadt hy ze met de volgende ver- ward 5 en als een Inboorling der Bosfchen van zyn Land voorgefteld. Behalve Sweeden ^ waar zy op fommige plaatfen groeit, komt zy ook in Noorwegen , en in Rusland , voor» Am M Ars 5 die ze Noordelyk Moerasfig Fi» licajlrum noemt , merkt aan , dat het Alkr^ groötfte Bloeras - Faren van Baühinus daar toe fi6^ Osmunda Frond. pinn. Pinnis pinnatifidis , Scapo fruftificmte dillicho. FU Suec, 841 5 935- Oed. Dan, 169. Filix paluftris altera fnsco pulvere hirfuta. C- Pin. Filicaftrum feptentiionale & paiuftre, Aiviivi» Ruth^ 175. A[i. Fetrop, X. T. iS. Stiuthiopteris. Thau Een\ 119» 11. msu XIY. Stuk, (54 B E S C ü R Y V I N C VAN VII. toe behoore. Dit is een Gewas van wel an< Afdeel, ^erhalf of by de twee Ellen hoogte. Lm- Hoofd- us merkt aan , dat deeze Soort ^ door haare STUK. j^.*^, groeijing in 't ronde, eene holligheid maakt, Farefs. welke de Natuur als gèfchikt fchynt te hebben tot Vogelnesten , en verblyfplaats van Slangen of ander tweeflagtig Gedierte: maar 5 hoe is dezelve dan zo zeldzaam? O?) Tros- Varen mei Lancetvormige P^indeè^ Spkant, deelige Bladen , de Stippen famengehechi f !a*iiidig onverdeeld^ evenwydig. Zonderling is 't, dat Linn^eüs den Hoög^^ duitfchen naam Spicant hier tot een bynaam gebruikt, vooreen Kruid, dat tot de Lonchitis van Dl os co Ri DES behoord heeft , worden- de anders BTdthuuI geheten 5 in 't Engelfcll Splenewort. By DoDONé üs en Lobel komÊ het voor , onder den haam van Grachtvareni T^ant het groeit 3 zo de eerfte zegt, aan dö kün* Ct?) Osrmmda Frond. Laiiceól. pinnatifidis , lacinii's confluënU integenimis parallelis. Sp, Flant, N* 16. Pteris fronde pintiata lanceolata , iacin, parall. integ. FL Suec^ 844, 936. Oed. Ban, 99» Dalib. Far, '^10. Gort» Belg» 277. Pteris fronde pinnata &lc R. Lugdb, 497. Lonchitis minor. C. B. Tin, 359. Lonchitis aspera. Dod* Fempfi 469» Grachtvaren. Kruidb. 766. Lonchitis altera Diosc* Lob. Ic, 8i5« Lonch. aspera minor* Cam- Epiu 665* Spi* cant. ÏAB, Kruidb, 509. Polypodium folio vario. Toürnf. Injl, 540. Struthiopteris. Hall. Helv. inchoat. llh ö« As* rlenon'fylveftre. Trag. Hijt. p« 550i V E II A A I R P L A N T E ]!• 65 kanten van Kuilen en Grachten, in broekige vu. vogrige , belommerde' plaatfen van donkere ^^^^^^ Bosfchcn 5 op een dorren Grond, Lobel Hoofd- getuigt dat deeze Plant gevonden worde in magere Bosfchen , zo van Engeland als van/^^^mf, Nederland ; als ook omtrent Bafel , by den hoogen Berg, eene Myl van de Stad gelegen* H A L L E R 3 die het Sirmhiopterh lytelt , zegt dat het in Dennen Bosfchen van Switzerland niet zeldzaam is* Toürnefort hadt het in 't Geflagc der Boomvarens t'huis gebragt; doch de Vrugtmaakingen zyn daar van ver- fchillende , hoewel de Bladen veel naar die van 't Winkel -Boomvaren gelyken, 't Gewas is lang zo hoog niet, als datdex voorgaande Soort , bereikende naauwlyks een Voet hoogte; maar de groeijing is ook in *t ^ rende; zo dat het Nestjes maakt, gelyk het- zelve. Die Nestjes beftaan uit de gedagte Bladen , tusfchen welken , als uit het mid- den , atideren opfchie:en, die met deWorms- wyze Vrugtmaakende deelen beladen zyn: zo- danig , naamelyk , dat de Slippen zig als Wormpjes vertonnen , welke roodachtig zyn. Hier van geeft Tragus een taamelyk goede Afbeelding. De verdeelingen der middelbla- den, die hooger opfchieten, zynfmaller, en wederzyds met rosfe Streepjes , welke zeer fyne Zaadhuisjes bevatten, volgens den Heer Gleditsch, met een enkel Zaad, niet snet zeer fyn Stuifmeel , gelyk de andere E Tros^ 11. Dbexc. Xiy. Stuk^ ^6 Ï5 E S C H R Y V ï N O V A ^ AÏbEEL. Tros • Varense Ook oordeelt H A t L ê r , dat Hoofd ^'^^ Geflagt, 't welk de Zaadhuis- »iüK. jes zigtbaar en onderfcheiden heeft , behoo- re* ' XVIIL Tros Varen men zeer fyn verdeeld Loof ^ crispa. Vifiblaadjes overhotks ^ rondachtig^ in^ Kruibla- gefneeden* ' Deeze , gelyk de voorgaande > in Engeland en op de Pyreneefche Bergen voorkomende , is in de Switzerfche Alpen niet ongemeen zegt H ALLER. Zy heeft insgelyks verfchillend Loof; weshalve Toürnefort haar op de zelfde manier onderfcheidt* V/^ant uit het midden der Blaadjes 3 veel naar die van Steen^ ruit gelykènde, komen 'er voort > die Vrugt* óf Bloemdraagende zyn^en byna Wormswyze zig vertoonen. Evenwel wordt deeze Soort als tusfchen de voorgaande en volgende mid- delflagtig aangemerkt, III. HOOFD- 08:) Osmmda Frond* fupfadecompofitis , Pinn. altem. fnbrotiindis^ incifis. Hvds, ^ngt, 383» Oed. Dan, ^6g. Fte* ris heterox^bylla, *5>7« PUwt, 1534. N. 19. Adiaiit. FoL ininutim in oblongum fdlsfis, Pediculo viridi, C. B. Fik^ 355. Adiant. all?. teji\iifoliiim , Rutae Mürariae accedenst B- Hi/i. lil |>. 743 A(3. alb. Alp. crispum. Raj. Jfi^^ 47. ^ngl. III. p, 126* Ad' alb floridum. Pluk. ^/m; 9. T. 3» f. 2, Adiant Fol. minutim in oblonge fcisfis. MoRi s. IIL p. 585. S. 14. T. s. f. 25- i^^^' T. 4 6 4>^. Junior. Fiiicula Moiitana folio vario. Toürnf^/z^A $^4' VIL 111. . 1 1 1. II O O F D S ï ü K. sSr"^ ^efcki^yving van de HaA i rplAnten Sevrugtingen adfi de agterzyde der Bl&deu; waar- toe de V A R R" N $ ' eigent lyk zogenaamd , ' het . ; Hertstong, Wederdood, Steenruit, Engel- zoet , Vrouwen • Haair en veele anderen ^ be^ hooren* ■ ■ ' ■ ' De meefte Geflagtén ett Sóórteti v^h deezQ Afdeeling komen in dit Hoofdfttjk, 'if tyelk d^ Par^n^An !t algemeea Vat , die dojo? oné:en Ridder naar deplaatzing der Vrngtrnaar kende dpelen ooderfcheiden zyü> , Dit heeft dan dé volgendè benaamingen in trein gebragt; . xjevvyl dezciyéö 5 wat de eerfte Geflagtea ^ aangaat, tea opzigt van liet Lqof ia malkandet ioopen. ; AcROSTiQHuïyt. Plak-varenV Alzo dé geheeléonderflé vlakte der Bladen be- dekt of als beplakt is met de Stulfmeelachtigé izelfftandigheid. Offchoon dit Göflagt veele i| |a by de dertig Soorten heeft , komen daar önder maar twee of drie Europifche; alle de överigeiï behö'orèn'tot de andere WereldsÖ** len. Zy zVnV naar de höedatiigheid ^an het Xoof, in drie ,Rangea .ondejjfche "Volgt ' ' ~ '\ ' ^-\nA II. Dmu XIV, Stok, fjg B E S Ö H R V V I N C V A ïSf VII. L Met eenvoudig onverdeeld Loof AFDEELr Hcojö- (i) Plak -Varen mei Liniaal^ Lancetvormige fp^^fi B/a^^;/ en een klimmend Stengetje. chumLan^ Een Gewas , dat in Ooflindie , byzonderlyk ''^''LaTet'^P Ceylon, als ook aan de Malabaarfe Kust, vorinig. op Booinea groeit. Het heeft een zeer dun klimmend Stengetje , waar aan fmal Lancet- vormige Bladen, die over de geheele Opper- vlakte als met Stuifmeelbolletjes gepoeijerd zyn. Het komt ook op Java aan rottige Boo- nien en in de Kloven van Steenrotfen voor , volgens den Heer Bürmannits* De Heer T'HUNiiERG heeft hetzelve aldaar, rondom Samarang , verzameld cn my bezorgd. Haftatiinu In Japan heeft die zelfde Kruidkenner een Pje^^^^g* Soort van dit Geflagt verzameld, waar aan hy ^Fig, 2. den bynaam y^n Piekachtig geefc^ Men kan de reden daar van uit de Afbeelding van het Blad, in Fig. ^, op Plaat XCV, genoeg- zaam befpêuren. De Kleur fs meer bruinach- tig dan groen terwyl het Lancetvormige , waar van dit wel eene Verfcheidenheid kon zyn , uit den rosfen ziet. (i) Acrojlickufn Ff^ond. Lineari - Lanceolatis , Surculo fcandertö.- >5V/^. Nat. f^eg. XIIL Gen» 1173. Sp. i. //, ZeijL 380. Am. Acad, I. p. 268* Burm. FL Tnd> 22%.^ PhylHtis Malabarica &c. Pbt. 3. T. 54. f, 8. Tm -Pan?* na. Ilorè. Mcth XIL p. 24^- T. 33» DE K AAI R PLANTEN. 6(> (2^ Plak - Varen met Eyrond Lancetvormig Z^"^^- effenranclig Looj en een klimmend Spen- 111. De Bladen, eenigermaate naar die van den Acrofn* Cicroenboom gelykende , onderfcheiden dit,/;^^y^//^^[ het welke in de Westindiën door Plum i ERf/<^»;?^'^^ IS waargenomen en afgebeeld. (2) Plak- Varen met efenrandig glad ge/leeld 111. Loof; de hevrugtende Bladen Liniaal ^ de pkijimm. anderen rondachtlg. . } erfdiil- Op Ceylon, Malabar, als ook op Java, en Sn Afrika, groeit deeze Soort, die wegens de verfchiJlende Bladen den bynaain heeft; zynde dezelven geheel rondachtig en breed of fmal en langwerpig , w^elke laatften het bevrug- •tend Stof houden. De Stengetjes zyn als kruipende Worteltjes, ter dikte van een Draad Stopgaren , geheel Schubbig met Vezeltjes als (2) Acrofiichum Frond, Lanceolato • Ovatis integerri- niis, Surculo fcandente. j^m, Acad. I. p. 269. Lingua Cervina fcandens , Citrei foliis, minor. Pjluw. FiU 107» T. 116. (7,) Acvoftickum Frond. int^gerr. glabns petiolatis ; Herilibus fubrotundis ; fertilibus linearibus Fl. Zeyt. 378, 378. Am, Acacia L p. 268. T a. Phyllitis repens fcan- densve, Fol. dupllcibus &c Raj. SuvpU 13. Filix Ma- iabarica. Pet. Gaz 3. T. 53. f. 12. Maletta- mala- ma- lavara. /?or/. iï/^/. Xfl. p« 87. T. 29. Burjvi. Fk Ind, p. E3 iL Dehil. XIV. Stuk. ?o B E s c H R y V I N C V A N Vïl. als Mos bezet 5 welke e^n groot end wega lil langs de Stammen der Boomen , als Klyf^^ sTUK°^^" opklimmen , zig hechtende in de Schors mes^ Plak' ruige Worteltjes. Het Loof is rondachtig , Faren, ^eer kort gefleeld y en Wollig , of lang^er-. pig 5 als gezegd 3 met Schubbetjes bekleed. Boven op het Gebergte, bezuiden Batavia > heeft de Heer Thunberg dergelyk;e ver- zameld. , (4) Plak -Varen metftomp Eyronde ruigs Bl^n € hum Cd" den ^ die van boven Haairig zyn* mtimi. De Groeiplaats van deeze fcbynt niet be* kend te zyn. Zy is zeer breed van Blad. De Heer Burmannüs geeft , uit Java , een 'Langhladig, Plakvaren op, dat van het middea tot den top Zaaddraagcnde is, volgens Pe-. TIVEE5 en wel het Loof onverdeeld heeft, doch niettemin na^r hqt Boomvaren zou ge-. lyJcen (*). (5) Plak- Varen met Hartvormig Tongachtige unn. fcld^^^^" Actofikhum Frondibus ovatis obtufis hirfutis, fu- pra crinitis» Sp, Flmt. N. 4 Phyllis crinièa latisfimo fc* lio» Pet. FiU 145. T. 13. f. 14. Acroftichum lougifotium, Fl, Ind. p. 228. Aspleiiiuni anguftifolium , e medio ad apicem Seminiferum. Pet. - Gaz^ 310. T. 61. f. 2 & 4* (5) Acrofiickum Frondibus Cordato • Lingulatis acumi- ïiatis integerrimis > fupra punftatis. Sp^FianU N.S.BuRi^:. e E H A A I R P L A N T E K. 71 Bladen y die gefpim effènrandig zyuy ^'^^y^^^^^- ^ boven geftippeld. 1 11!''" HOOFD- In China komt, volgens J. Fotherc ^ I'^j^^^J^ deeze voor> welke naar het Hertstong uicer- Varen. - maate gelykt doch de onderfte vlakte der I31aden vol heeft met geele Stippen, zeer digt aan elkander. Zou het dan ook eer tot de Boomvarens behooren , vraagt L i n n ^ u s. Het heeft van boven eenige zeer fyne 5 yl verfpreide Stipjes, en een naakten byna vier- hoekigen Stam^ Het is een Winkelmiddel by de Chineezen. II. Met eenvoudig verdeeld Loof. ( door het Stuifmeel* VIL (7) Plak -Varen , dat naakt is en zeer een-^ chvfmpÈi- roudig, met een Eironde, eenzydige^ op^ natuni. fiygende , omgeboogene , famengedrukte draa^^end. Aair^ Tot de Biezen zou men , onverhoeds , deeze Soort t'huis brengen , die 'er ook den naam van voert by vooroaame Aurheuren. Pluke- jSfET v^Q^miZQ jdlkrfraaijïe Bloembies met gekam- de Hoofdjes 'c '/ ya enkelde Steeltjes, van een Voet hoog, ieder zulk een Kammetje op den top ' C7) AcToftichum nudum fimplicisfimum , Spic^ ovat^ fecunda adfcendente reflex^ conipresfa.- Acad.\ p, 270. f. 4. Ad peftinatum e Cap boiise Spei. Pet. Mus^ 743. Juncus elegant. Cap. peftiiiatis. Pluk Mm, 200. T, 95. f. 7. Junc. Afric peftinato Capite. Mor. Hift, \\\ 233- S. 8. T. 9' 30- BuRM. Cap. Prodr, p. 2%. Bfiuie Cap. 356. DE HAAIj(lPLjR]^TEN. 73 jtop draaiende. De vermaarde Heuman- ^Vil s heettze aan de Kaap gevonden. 5 iL Hoofd* (8) Plak Varen, dat naakt h en geg^f^ld met eenzydige ^ op/iygende ^ omgeboogene y Acrofti* famengedrukte Aairtjes. fhomtm. Gegaffeld..' In China komt dit voor, dat naar het voor- gaande veelgelykt, maarden Steel meermaa- len gegaffeld heeft, met een Aairtje op ieder top» (^9) Plak - Varen met naakte driekantige Sten-- tX. getjes; het Loof gevingerd^ Liniaal ^ effen- ^J^^^^^^^ randig , egaal» Gevind? gerd. Op Ceylon is deeze waargenomen , een 'Plant met driekantige Bladen , als het Cyper- gras, die aan den top in verfcheide Slippen, van twee Duimen lang , verdeeld zyn. Het Stengetje is naauwlyks een Voet hoog. De Vingerachtige verdeelingen zyn aan de binnen- zyde geheel bedekt met Meelknopjes of Stuif- meel. Cio) Plak- (8^ Acroftichum nudum dicliotomum , Spicis fecundis , adfcend, reflexis , compresfis. Sp, Flant. N 8» Filix Co- Chine, Pet Gaz, T. 70. 12. (9) Acroftichum Stipiti'^us nudis triquetris , Fronde di- gitata Linesri integerrima sequali. Sp, Plant. N. 9 PL Ze^L 379. Am. Acad. I. p. 269. f. HpKiJwr. ZeijU ^j* E s " II.. Dïït. XIV. Stok, 74 B E S C H R Y V INC V A W ' Vllf (lo) Plalc- Varen met Findeelig Loofi de Fin^ /^ïpEE^. ^^^^ Liniaal /pits , uitgebreid ^ ejfenrandig , Hoorn? famengegroeid ; de Steng glad^ STUK. Mrofii' Op de aangehaalde Afbeelding van Plu* cto//^?/- XiENET , ftaac , Firpimaanfch klein dunbladigr Roeft' Boomvaren ; y^;^ yaren. rietzelve kleurig, komt, in befchryving , met het Jamaikalche van BaowNE overeen* De Bladen zyn van agteren Roestkleurig door het Stuifmeel. XI. C^^) Plak -Varen met Vindeelig Loof ^ de iitr^^' /^3f/?/^^« Liniaal 5 ftomp , efenrandig^ uit^ Boomva- gebreid y [amen gegroeid}, de Steng gtfchuhd^ De Vinnen zyn in dit naauwlyks ftomper afgebeeld dan in het voorgaande by Pluke* WET 3 't welk doorSLOANE betrokken wordt tot zyn Klein Boomvaren , \ welk de Vinne- tjes van onderen Afchgraauw of Zilverkleurig , heeft, Oo) Acróftkhum Frond. pinnafeifidis ; jPinnis lineari- l)us acutis ,patentibiis , integerrimis connatis; Stipite Ise- vu Sp. Plant, N. 10. Brown. S^cim, 105. Filicis folia Folypodium ferruginofum minus. Pluk. Phyt S9. f. 9. Acróftkhum Frond. pinnatifidis , Finnis Lineari- bus obtufis , integerrimis patentibus connatis ; Stipite fquamofo- Am. Acad. F p. 271. Gron, Virg, 196. Po* 3yp. mmus Virginianum , Fol. brev. fubtus Argenteis. Mor. Hift. III. p. 563. S. 14. T. 2. f. 5. Polyp. m^nus 6ic. Sloan. 9am. 16. Hift, 1. p. 79. Fiiix PoJypodium difta, mininia, J^maicenfis &Cr Pluk. Alm. J53. T, Ö E H A A I R P L A N T E K 75 fteeft , volgens Morison; in deezen zeer vii, van het voorgaande verfchillende. ^^ïif.^* Hoofd-- m. Met gevind jLoof, (12) Plak -Varen met gevind Loof\ de Finnen x\\. overhoeks ^ Tongagtig y efenrandigyglad. chem^'^Au^ reum. Goud*» Op vogtige plaatfen der Westindifche Ei- kleurig;, landen komt deeze Goudkleurige Soort van Va- ren voor 5 die tot het Hertstong is betrokken geweest. De Vinblaadjes , immers , hebben eene Lancetvormig Tongachtige figuur , en zyn aan de agter^yde geheel bedekt met eene Roestkleurige Wolligheid , dikwils byna Goud- kleurig De Stengen van dit Gewas zyn meer dan negen Voeten hoog en een Pink dik , verfcheidene by elkander voortkomende ui? ééne Stoel. (13) Plak - Varen met gevind Loof\ de Vinnen XllL langwerpig Eyrond , geheel efenrandig , ^-^^f * Wollig ruig. Dee- (12) Acfosiichum Froiid. pinnads , Pinnis alternis Xinguiformibus integerrimis glabris. H, Cliff, 477^ Am^ Acad. !• p. 273. Phyllitis Ramofa Aurea. Pet Fiï^ 242» T. 8* 5» Lonchitfs palüftris maxima» Sloan» ^am, 15. Hifu 1. p 76. Lingua Cervina Aurea. Plum, Fii* 87- T. 104* Fil. palüftris Aurea Fol. Ling. Cervi- 513e. Plum. Amer. 5. T. 7 Raj Suppl, 63, Fil. fimpl. 3^)innatis foliis &c PilUk Alm^ 154. T* 288. f. 2. ^ 03^ Aciroftiohum Frond. pinnalis ; Piniiis oblongo* 11. Desï.» XIV, Siui?. JBeschryving van Afdeel, I^^sze 5 in Europa overgebragt , is een zeer HooïD ^^^^^ Gewas , met rondachtige Vinblaadjes , die «xüK. niet gekarteld zyn en geheel met eene rosfe Wolligheid belclecd. Het groeit natuurlyk in Westindie. XIV. (i 4) Plak - Varen met geviml Loof; de Vinnen <^m!^Sof^ //7/;^^'^^r^/^ , onverdeeld , Zcmgtandig , fpits ; dyhtimn. de Stengen Schuhbis:* De Vinbladen van deeze Soort, die insge> lyks op de Westindifche Eilanden groeit ^ gelyken byzonder naar het Loof van den Ly^ fterbezie* of Qualfterboom : of ook naar Es- fchenbladen 5 by welken zy door Pluke- KET vergeleeken worden 5 zynde zeer fya gekarteld, en gefpitst. XV. O 5) Plak- Varen met gevind Loof \ de Vinnen Areola.» mi, Afgeperkt' turn, ^^^^ ovatis integcrrimis pubescentibus» Sp, Plant N, 13. A» croftichum Fronde pinnata &:c* Horu CAjf. ^-^^^ YiWx minor ruffa Lanugine tota obdufta &c. Sloan. ^^/a^w. 19^ Htft, h p. Sj. T. 45 f. I. Pteris rufa. Sp, PlanL I, p. 1074. .(14J Acroftkkim Frond. pinnatis; Pinnis oblongis in* tegris ferratis acutis; Stipitibus fquamofis. Sp, PUm, N» 34* Lonchitis Cahmifeia, Pinnis ferratis Pet. Fil. 15^, T« 9 f. 8 Fii. fcand. latifolia ferrata. Plum, y^ner. 8. T, 12. Ra]. Suppft, 76. Fiiix major &c. Sloan. ^am^ n.Hift, r. p. 84. T. 38. Fiiix Jam. Pinn. Fraxini fo- Biis. Pluk. Alm, 153. T. 286. f. 3. (15) AcToJlïchum Frond. pinnatis , Pinnis alteijjis Li* D È ' H A A 1 1» L A N T E 7;^ overhoeh y Ltmaal ^ am de tippen Zaag- Vir. tandt g. iii. HoOFD- In Virginic en Maryland komt deeze Soort voor. die daar van den naam voert, höbbende de Vrugtmaakcnde Vinnetjes zeer frtiaL De- ielven zyn door de Rib van 't Vinnetje ia twee ryën verdeeld, en deezé wederom over* dwars afgeperkt, waar van de bynaara. (i6) Plak' Varen met gevind Loof'^ de Vin^ XVL nen langwerpige efenrandig, g^go^f^ y g^- chmn7/^^ Jpitst; de Steng naakt-, ginatwiu^ Dit gerande Plekvaren , op Jamaika vallen- de, is door den vermaarden Slo ane aan de Oevers van de Goud - Rivier overvloedig groei- jende gevonden. ^ r:^^''' ^ ' :rr-;> :/(,r7) Piak - Varen, ^^(?/ gevind Lancetvormig xviL^ ^ HeJ]3^^ jiearibus apce ferratis. 5jP. Piam. 17. Groit. Fh\ 124. II. ]). 165. Am, Acad. I. p. 274* Filix Mariana ^ Pinnulis Seminiferis angiiftisfimis. Pet AÜ, 246. 398*. (16) Acroftichum Frond. pinnatis ; Pinnis oblongis in- tegerrimie undulatis acuminatis; Stipite nudo. Sp^PtmH^ J>J. 15. Acroft^ erfeftum fimplex» Br»wn, (?^^^//. 1P5. Fi=« Jix major in Pinnas tantum divifa , oblongas anguftas^ ,que non crenatas. Sloa^j 3^mh iS, ///y/. L 1^84» . O?-) AcrQftichum Frond, pinnatis Lanceoidys , Pinnig Vineari ^ Lanceolatis incifo - ferratjs ; J^exraturi^^ injimis n, djsei. xiy. stuE» / B ï: S C H R Y V ï G \r A H vit» Loof \ de Vinnen Liniaal * Lancetvomig 111. ingefneeden Zaagtandig ^ de mderfte Tcm^ Plak- ^ . Varen. Aari belommerde Beekjes in de binnenland^ fche deelen van dat Eilaiad, kwam dien Kruide kéntiep dit voor^ een klein Gewas met veele Steeltjes , de Blaadjes diep ingefneeden heb- bende, -met zeer fmalle gekwabde Vinnetjes^ Het maakte aldaar geheele Plaggen uit. By Plijkenet vindt men het zeerfraay afge- beeld* XV lil. Cl 8) Plak -Varen met gevind Löof% de Vin* cimm^pta^ ;/^// overhóeh ^ Eyrond \ gekarteld^ onge^ Breed fleeld '^ opwaards geicromd. ribbig. JuOiiL Ëen handbreed hoog valt dit klein Virgi- iiifch Varen , *t welk zeer naar het Boomvaren gelykt, inzonderheid doof de breedte vaii de mid« jbiajoribua. PtanU i6. Acroft* ereft. ttiïnimum fitnplex. Örown. 105. Filix Jamaicenfis non Ra- inofa &c. Pi.UK. Alm, 150 T* 283. Filicula non Ramo- fa rnininia 5 furculis ciebris &c. Sloan» Sf^* ^o* Ififtm 1. p. 91 T. 49. f. s. O 8) Mroftkhum 'Fïoïïd. pinnatis, Pinhis alternis ova- tis , crenatis , fesfilibus furfum arcuatis. Sp, PlanU N» ï8- Gron. Virg 123. II. 165. Am, A£ad^ 1* P« 271» Fili35 Polypodium difta, minima , Virg, platyneurosfV Pluk. 153. T. 289 f. 2. Aspleniitm Virg. Polypo^ dii facië. V^ky Sup'pL 59. Polyp. minus Virg. 'FoI. bi-ev* fubtus Argenteis» Mok* IHff. llKp.^ós» S* 14. T. a.f#5* tfliddelrib der Blaadjes : tvier Vinnen ftomp ^ViL^^ zvn, en aan de agterzyde geheel bedekt met iiu - ' een Zilverkleurig wit poeijer. stok. Clo) Phk -Varen met gevif ld Loof i ciedkadjes XIX. ^ ^ ^ . Acróju^ drievoudig Lancetvormig. chum tri-^ foUatum. De driebladigheid onderfcheidt deeze Sooit, ^ op Jamaika groeijende , welke rosagtig zwar- te Stengetjes heeft van een Voet langte eii drie fmalle Blaadjes y het middelde langst , die van agteren met een geel Stof overtoogen zyn. ^ Hier moet ik dat Ceylonfche t'huis breïigen-^ waar van de Afbeelding in Fig. 3 5 op Plaat XCV,is gegeven : ten ware het eene verandering mogt zyn van de volgende Soorc^ waar voor ik het nogthans niet durf houden. De Plan- ten 9 van deezen aart , zyn in haar Loof niet zeer beftendig^ Ondertusfchen , terwyl het middelde vao, de drie Blaadjes langst is, fchynt het tot deeze Soort te betrekken* IV. Met (19) Acroftkhum Frond, pinnatis ; Foliolis ternatis 1.2iïiCQo\^xis- An;i^^ Acqdi \. jp. 274. H. llps, 476. Phylli-* tis Ramofa trifida. Sloan«, 3^ara, 19, Hift. L p. 88» T. 43» f. «. Phyll. vwlverulenta , Fol. anguftis. trifidis. Pet. Fik 141. T. 8. fi 9'. Ling, Cervina triphylfe. Plum. FiL 12. T. ï44.,Filix Jaimicmfis hio^ Eift^ ^^^*V*57^r ilt Dwx.* XIV. StMnu 80 B Ê S C H R Y V I M C VAN Vit IV. Met het Loof bynadubbeld gevind (*> 111. MooiD- ^20) Plak- Varen met gevind Loof ; de Finnen overhoeks opwaards Liniaal gevind ^ de on^ Acrofn^ derfièn tweedeelig. chum Si li* *^ ® Peul- Ët n zonderling Gewas , in 't uiterlyk aan- magen . ^.^^ ^^^.^ >^^^ Venkel gely kende , 't welk door geheel Indie in byna ftilftaande Rivieren, Graften en heldere Poelen groeit. Rdmpkiüs noemde het, om die reden 5 Water ^ DuizemU blad: want het zweemt , in 't Water , veel, naar onze Slootplant van dien naam. Plu- KENET hielde het voor Peuldraagend , als de Peultjes verfpreid hebbende in verfcheide als gebladerde Takjes , zodanig dat die 'er de Blaad- jes van nirmaakpn. Zou ook op 't drooge groeijen 5 indien 'er het Javaanfch Berg^Fa^ ren van Kleinhof, dat de Heer Bür- MANNUs hier t'huis brengt^ toe behoorder maar 5 behalve dat deszelfs Vinnetjes getand QO Dit is de onderfcheiding van deezeii Rang (Fron^^ ie fvihhipinnat(i\) 't welk de Heer Murray, (\xi Ed^ Veg, XII IJ verkeerdelyk veranderd heeft, in, Fronde ffibpwmatd, izo} AcrojUchum Frond. pinnatis , Pinnis alternis fur- fam iJinnulatis Linearibiis ; inferioribus bipartitis. Sp* Plant. N. s,o. Ft. ZeijL 376. Am. Acad. \. p. 270 £ 3. Millefolium Aquat. Rumph, Amb, VI. p» T. 74. f.^ a. Planta Siliquola bivalvis unicapfularis &c. Fluk. Alm^ 2^%* T. 215. L 3» BüRM. FL Ind^ p. 228, D !• H A A I R PLAN f Ê 8l iyn 5 verfchik 5 inderdaad^ de Öroeiplaats wat Vil veel. Hcc Ceyloiilchè héefc dezelven vol-^j",^^^ ftrekt elFenrandig. Hoofd* . . STUK. (21) Plak -Varen me; gevind Loof:, de Fin- xxi. nen overhoeks wéderzyds' Fmdeelig ; de , onvriigthdare breedst. liUroUês^ Wyn* Niet minder Zonderling is deeze, ook in 't*^^^^^^' Water , op Ceylon groeijende ' Plant j, veel naar die Vlottende Water- Ranonkel onder Graften en Staande Wateren gelykende, waar van ik voorheen de befchryviiig gaf (*}. Som- mige Bladen^naanielyk^ van het Loof, zyn als van de voorgaande Soort, Venkelachtig, an- deren als die der Pluis- Akeleijen of als die V^n Wynruit, breed met Vinswyze infnydin» gen. Gezegde Hoogleeraar merkt aan, dat hét Javaanfche Kruid, van dien aart , het on* derst onvrugtbaare Loof breeder en meer verdeeld heeft, - dan bet in de Afbeelding van 't Ceylonfche voorkomt : terwyl het andere zig niet zyne fmalle Blaadjes aan een Steng ver- heft ^ de Vrugtmaakingen aan \ end omge- draaid hebbende^ (22^ " (21) AcTofiickim Frond, piiinatls l Pinnis alterrys u# trinque Finnatifidis 5 fterilibus latioribus. Sp, Plant, N. 2u Fl, Zeijh '37?* -T.' 4. Am. Acad^ i. lp. 275. Bürm^ FU Ind, 228. ■ C*) Zie U. Deels IX. Stui^ éo^QZQl NaU liiftom , %WAt. 248. ■P ii. PSfilu ^ilY» SXVK. 82 Beschryvïnc van •VIT. (22) Plak -Varen met bet Loofhyna duhheli ' lil. ' gevind^ de Vinnen door paaring famenge* ^nT^^ '^'^^è^^' ^^^^^^^^ uitermaate ruig, aan XXII. ^^'^^ eenigszins getand. fanL^"" In de Zuidelyke deelcn van Europa , al- Maran-Ieen , is dit Gewas bekend 3 't welk Came» tïït^th. i^^Riïjs getyteld heeft, Lonchith van M(u ranta. Men beeft hetzelve betrokken tot het Cettrach of Milckruid , waar van het bykans de Bladen heeft; maar , doordien het Stuifmeel dezelven geheel bekleedt, behoort het, vol- 'gens onze onderfcheiding , alhier. Het is over *t geheel als met eene rosfe Wolligheid bedekt en wordt dus door Linnjeüs be^ fchrecven» „ Donkerpaarfche Stengetjes van een Span , 5, hoog. Het Loof bykans dubbelvinnig Lan- cetvorraig , van onderen digt bezet mei: Kaffigc Saffraankleurige Schubbetjes. Doof uicdrooging wordt het famengetrokken en ^, verbergt de opperzyde. De Blaadjes ge- 55 paard, byna gevind. De Vinnen Eyrond ^ 3, ftomp , dik^ efFenrandig ; maar d^ onder* * AcroftMmm Frond. fubbipinn. ; Pinrds oppofito-» coadimatis , fubtus hirfutisfimis ; baft fubdentatis. Flant^ N, 22. Locchitis FoJio Ceteracli. C. B. Pin. 359. £arr. It'. 858 , 857. Lonchitis aspera Marantse. Cam, *Epit^ 666. Filicula crispa, Lanugine Hepatici colori^ veftita. Pluk. Alm 150. T. 281, f. 4^ Lonchitis Mari;^< k\m 3 Ceterach Ramafum cj\iarundanj. J-oa. / H A A ï R P t A N T E N. 3, ften aan den Voet dikwilswcderzyds getand, ^^^^"j^ De Vrugtmaakiiigen , tusichen de Bladerige ïii. Schubben 5 over 4^ gcheele agterzyde ver*s^!^^^ ftrooid*'' (23) Plak- Varen met het Loof hmia diihheJd gevincl\ ae Vinnen door paaring famenge-chitm Ih voegd , ftomp^ van onderen ruig ^ ^cin den^^^^lf;^ Voet effenrandig» Op de Rotfen der koudfte deelen van Eu* ïopa groeit deeze , zegt LiNNiKüs, daar hy^ niettemin , den bynaam aan geeft van het Eiland EIba in de Toskaanfehe Zee. Dit komt tegenftrydig voor, doch een dergelyk Kruidje j als op de Laplandfche Gebergten j zeldzaam , tiibfeheu de Rutfen groeide , was door J* Baühinus. vooigèfteld met dea bynaam van Ilvenfis 5 naar 't gedagte Eiland. In Svveeden 9 wederom ^ zege hy 5 dat het-^ iselve gemeen is in de hoogde Kloven der iteilfte Rotfen j „ Het gelykt naar 't voor- ' 5, gaande zeer, doch is naauwlyks langer dan ^, een Vinger ^ (zo hy aanmerkt) nietpaarfch maaif (23) Aerofiktimn Frond. fabbipinnatis ; Pinnis öppofi- tó-coad. obtufis^ fubtus hirfutis , bafi integerrimis. Sp, Pljmr. 23 Folyp. Fronde dupl. pirinatii &c. Fl. SHec\ 850, 938- Fl Lappi 383. Fojyp. Lonch. Mar. Sp» Cambro - Bt zynde tevens groot van Gewas , naa- melyk Stengen hebbende van negen of tien Voeten hoogte en een Vinger dik ; de Bladen wel anderhalf Voet en langer. Van Morison wordt het j, derhalve 5 zeer groot Amerikaanfch Varen getyteld. Het valt ook in Oostindie» gelyk de Heer Bukman nu s aanmerkt, en ik heb Bladen van dcrgelyfc Varen ^ dat rond- om Batavia is verzameld. (9) Rand- Varen mei gevind Loof^ de Vinnen ix hi' ^^m^f^^ ha. (8) Tterh Frond. pianatis; Pinnis oppofitis Ovato- bladfg.^ Linearibus acuminatls iiitegerrimis. Sp. Flant 7. 473« Pliyiiitis Ramofa. Pet.. Fit. 127. T. 6. f 15, Ling. Cerv. iatifolia. Plum* FiL 88. T. loó. Filix lati- folia. ad marg> pulverulenta, Plüm. Amer, 6. T. S» Raj. Suppl 64. Filix Amer, maxima. Mor. Hift» UI. p. 571, BfïKM^ FU Ind, p. 230^ (9) Pteris Frond. pinnatis ; Pimiis Linearibus repan- dis y bafi Cordatis. Sp. Flant^ S» Cliff, 473. Lonchi- tis Lineata Piunis longisfimis. Pet Fil 129. T. 6, f \z. ï^oncU Am. uiajar , Alis iojigi^C non ferratjs Mor. H. Resl, XIY. Stü^ () % B E S C H R Y V ï N G VAN mts VIT- Liniaal uit gegulpt y aan dm Foet llarU 111. ^ wmtg. HOOFB- .ffru K. '( i o) R a n d - Varen met gevind Loof; de Vinnen P^g^ig LiftiaaJ en regt , nan den Foet rondaclitig Vittata, GQ . *Snoerig« - ^ (ii) Rand -Varen f;?^if gevind Loof; de bo" Enfifor^ , i^enfie Finnen Degenvormig byna eff^enran^^ Deinen- r/Zg"; de onderjkn gepaard^ Eyrond ^ ge- acUtig, -^Qjr^i^ Zaagtandig. De bepaalingen van deeze drie Soorten kor men elkander zo naby 3 dat menze byna tot eene zou kunnen betrekken. De eerfte is op Eiland Dominika , in Bosfchen , aan Beek- jes, door Pjlumier gevonden. Zy heeft de Stengen wel vier of vyf Voeten hoog en de Vinbladen zyn Hartvormig ge -oord. De an- dere 5 die den bynaara van Snoerige voert , nam Bift» Hi. p* 568. Lonch. non Ramofa &c. Plum. FiL 5:. T. 69. Amer. 12, T. i8- (^16) Pt nis Frond. pirinatis, Pinnis Liiiearibus reclis , Bafi rotundatis. S]\ Plant. N. 9. Osb. It'uu T. 4, Lon- chitls major Pinnis long; angnftisfimisqne. Sloan. 3f^nu 16. Biji. I. \\ 70. T. 34^ Filix odorata Luzonica. Fet. Qéiz. T. 63, f. 10» ^ 00 -^/^'W Fiond. pinnata ; Pinnis fuperioribus Enfi- formibus fiibintegerrimis ; infer. oppofitis , ovatis , Auri* ciilatis , ferratis. BrRM. FL Ind p. 230. Filix Fronde Pinnata, Pinnis Enfiforinibus ferratis EIL (13) Rand-Varen met gevind Loof-, deP-^ne,» Eyrondachtig fiomp, uttgegulpt, van onde^ steen- ^en l'Uis, breekig. Naar het bekende Kruid , dat mön Steenbree* ke noemt, gelyktdeezeJWestindifche zodanig, dat <-i2^ Pteris Frond. pjnnaHs, Piunis linearlbus fesfill- bus; Stipulis Lanceoiatis, Sp. Plant. N. 10. Fiüx alt. longisf. anguftis et ad bafin foliofis foüis. Pluji. W;wri 13. T- 19. Fil, T. 70. Fil. lineata ad bafin foliofa. Pet* Fit, 130. T. 12. f. I. (.3) Plens Frond. pinnatis; Pinnis fubovatis obtiife ïepandis, fubtus hirfutis. Sp. Plant. N- 11. H. Cliffr 473- Trichom. Argenteum ad Orasnigrum. Pldm. FiU^^' T. 75. Pet Fil. 137. T. 9. f. 16. Trichom. majus Pinn. finuatis fubtus niveis. Sloau. ^ain. 17. jRift. I. p. %o. T, 35- f. I. Raj. Suppl. 60. Filix crispa LanUgine HepsC* tini coloris ex Ins, Fortunatis. Pluk. Alm. ijo. T. agr^ .t) K H A A T ft P L A N T E N. dat mcnzc ZUverkkung Trkhomancs , aan de viL w/i^;/ sj^''^^'^ 5 genoemd vindt byde Autheuren, ^^^^u De Bladen zyn omtrent een Voet lang en ko- Hooïo. STUK* men uit dergelyke Wortels als andere Varens ^^^^^ voort, zo Sloane aanmerkt. De Vinnen, ^^riw, een half Duim lang en ge -oord, naar 't end Puntig, zyn op zyde als uitgehoekt en voorts Zaagtandig ingeiheeden , van boven groen, van onderen Zilverkleurig , met eenen Mos* achtig graauwen Rand , dat de Zaaddeelea zyn. (14) Rand- Varen i';;^/^a7WL^?^^;-öfe/^///?^;^ XTV» gepaard y Lancetvormig Zaagtandig^ aan cmkat den voet yerfmallende\ de onder fien veelal driedeehg^ Die Plant, welke door Alpinus, onder den naam van Takkig Ilertstong ^ is befchree* ven en afgebeeld , groeide op 't Eiland Kan- dia een Elle hoog en hadt aan lange Steelen wederzyds fmalle, fpits uitloopende. Vinbla- den , zonder dat zy , zo hy zegt , Bloem , Vrugt of Zaad, voortbragt. Zy fcheen echter de Bla^ (14) Fteris Froncl. plnnatis ; Pfnnis OTppof, Lanceola-* tis ferrulatis bali anguftatis; infimis fubtripartitis. Mant* 130, Hemionitfs mnltifida^ B. Pin, 354. Phyüitis Ra=» naofa. Alp, Exot, 67. T. 66* Lingua Cervina Fol. Cofls^ innascentibus. Tournf. Injt. 544, T. ^21* Filix Cret, minor non ramafa, Moris. Hift. HU p. 573, S, 14» it, L 16. IL Dast. XJV. StüK» 96 BEsCHkYViKd V A tt VII ArDEEL.BIaden niet Zaagswyze gekarteld te hebben $ Hoofd- dezelven zo duidelyk zyn in de Af beeldin- «TUK, gen van Tour ne fort enDALECHAMP, l^rm" Eiland E!ba, naauwlyks een Voet hoog groeijende, welke in gedaante ook vry veel verfchilt 3 doordien de onderfte Bladen dikwils twee- of driedeelig zyn* Nogthans wordt het voor een zelfde Gewas gehouden^ IIL Met het Loof byna dubbeld. ^Y- *(^"5) Rand -Varen met het Loof v^f hoekig drie- ledata. hkd'tgi de Finnen Vindeellg^ de zydelin^. Voetacii*- yj;^ ly^eedeelig. De Bladen van deeze Soort zyn, door fom* migen* by Hie van gempenp Oijevaars - Bek óf St Robertskruid ; door anderen by die van den Platanus; door eenigen by het Loof van Peterfelie vergeleeken. Morison noemt dezelve Amerihmnfch eenhladig Vrouwen-Haair y met diep gefnipperde Bladen > poeijerig aan de . Ftei ïs Froiid. quinquangulis tritoliatis ; Pinnis pinnatifidis , lateralibus bipartitis. ójy. Plants N. 12. H. ^Mff' 473* Hemionitis profunde l.xiniata &c. Plum. Amer, 24. T, 35. FiL 130. T, 152. Hem. Fol. atrovi- rentibus &c* SloaNe §[am. 15. HiJL I. p, 2^3. Filix He- mionitis Aiijeiicana &c. Pluk. Alm^ 155. T. 286. £♦ 5. Raj S'nppl, c^^. Filix marginifera Geranii folio. Pet. jF//. i^ó. T. 8. f. ï2. Adiantum monophyllum America* num. Mor» Hifl. lll. p, 592. fteris Aigent^ru .4^/. .P*^ XIL p. 5i8*Ttïa,f.5» DE H A A I R ^ L A N T Ë N. 97 de kanten. Het valt niet alleen op de West- vil indifche Eilanden , maar ook in Siberië ^ doch ^]^^^^^^ dat is Jcleincr, zegt Linnteüs, en van onde- Hoofde. i-en Sneeuwwit* Ik heb een fch 00 n Exem» ji^and* plaar , op Java rondom Samarang door den Faren^ Heer Thünberg verzameld, dat my hier toe fchynt te bchooren. Immers dat hetWest- iiidifche ook gladde zwarte Steelen heeft , gelyk het myne , van omtrent een half Voet hoogte 5 bevestigd my in dit denkbeeld. (i 6) Rand -Varen met het Loof meervoudig xvr. verdeeld ; de Blaadjes p'evind; de Vinnen J^^^^^.- Lancetvormig ; de onder ft en Vindeelig^ Gemeen» hovenften kleiner. Van het Kruid , dat onder den iiaam van Varen ^ in onze Bosfchen , Duinen en dorre Wildernisfen , gemeen is en iedereen bekend , worden thans , by de Autheuren in ^t alge- meen 3 de Soorten , wegens de verfchillende manier van Vrugtmaaking, in byzondere Ge* Aagten geplaatst. Van ouds onderfcheidde men hetzelve in Blannetjes^ en /^j^V^- Varen\ zon- ^ (^6) Pteris Frond. fupradecompofitis, Föliolis pinna- tis ; Pinnis lanceolatis, infimis prnnatifidis , fuperioribus niinoribus. Sp. F/ant.N^ i3'-^. (^^iff- 473. R. Lu^db» 497. Flor, Snee. 843 , 940. Dalib. Par. 309. QoKt.Beïg* 1 1. p. 278. Fil, ramofa major, Pinn. obt. non dentata. C. B* Pin^ 557. Filix foeiTdna. Cam. Epit^ 992. DoD* Pemjpt. 4^2» G II. Dbel. XIV. Stuk. 9S B E S C H U ^ V I G VAK VIÏ. zonder ecbtef te begrypen , dat het eéti6 ■^^n^^* .vrugtbaarer was dan het andere. Dit laatfte HooïD- inaakt deeze Soort uiC : terw^^I het zogenaam- Rand' Mannetjes - Varen , door onzen Ridder, in Paren. 't 'Geflagt étx Boomvarens geplaaj:sü is. Hier in wordt zyn Ed. van de meeüe: en zelfs van den beroemden Haller , die anders in ^eenen deele zyn Stelzel aankleefde of beminde^ x)p *V fpoor- gevolgd ; maar van het . Wyf jes-* Varen heeft dezelve uit achtinge voor den ou- den naam , onder dien van Ftlix^ een byzon* der Geflagt gemaakt (*). ■ ' rïaamsv Ik fpreek dan hier ook in 't byzonder van^ deÏTa- ^"^^^^^ ' Griekfche ' naam , • Pteris ^ ïQiis^. den Hoofdnaam uitlevert' van dit Gèïldgt. De- zelve is 5 wegens de Vleugelacbtigheid van het Loof 5 tóegèfiast op de Varens ^ wier Neer-^ Öuitfche naam 5 met den Hoogduitfchen -Z^liiJy^ra/-' kraut '^i en den Engelfchen Fern^ in klank by« iia ov.ereeükomflig , ook iets Vederachtigs üknduidt. De Latynfche naam , FtUxy zou van die Haairige ruigte, met welke dfe Wor- tels van feöven begroeid zyn, afgeleid kunnen Vvorden: terwyl men misfchien zo veel reden voor den Franfchen Fougere of Feuchiere niet tinden zal ^ npgyoor den Italiaanfchen -F^/^-^, of Spaanfchen -//^/aV/ö Terva. De andere Eu* liopifche benaamingen . gelyfc Paproe in Poo- Icn , Kaprady 'm Bohemen en zes byzóndère in Sweeden 5 laat ik onaangeroerd* Dat HêivJmfmt. Tom* 111. p. b E H A A I R P L A N T K N. 99l bat onze Ridder den bynaam j^^mUind aan 'Vit. deezc Soort gegevetl hcbbe'^ t^^as, by gebrek m. * Van beter , nfet te mispryzën; dóch anders. ^^^^^^^"^ zeer ver gezogt; Buiten twyfel is het , om Rand^ dat de Steel of Steng , overdvvars doorgefnee- ^^f^» den zynde, in zyn Merg eenige gedaante vaa eeii dubbelen Arend ^ of Adelaar met twéé Kop- pen j fchynt te vertóonèn ; zo Dodonóüs feegc. LoBEL fchryft , ,9 dat in dë Wortel, 35 die een Vinger dik , lang uitgefpreid, vaa 59 bniten zwart is 3 Halmswyze 5 niet over- è3 dwars 5 eenigö Sieraadtekens fchynen ge- i), fneéden te zyn , gelykende naar een Arend 33 of anderen Vogel i, met uitgeftrekte Vleugels 3P en ópen Beenen (taande; weshalve dit Ge* 33 was ook, van 't Gemeene Volk, Arend ge'^ 35 het'én wordt/^ ' De Wortel^ dié geel is eö kruipende v ftelt ingefneedeiif een Kruis voor^ 't wélk anderen voor een Arend houden 5 zegt li A L L E Ri hier zyne verdere befchry- ving vaö dit Gewas , hét fraaiile onder de Eu- ropifche Varen -Kruiden 3 zo zyn Ed. aante- kent (^)^ \ Hy noeirit hét 3 P^aren met drievoudig gevinde Geilaltié Bladen , de Finnen geribd en geheel effenrcmdig ^ Soou!^^^^ de uiterften Lancetvormig. Het heeft, zegt i,, hy3 Stengen van twee Voeten en meer, tot 35 V3^f O Filicem vocamis [iianc] Stirpem ejus ClalSlis mtQt Euroi^séas fpeciofisiimam. utfujjia, ' ■-" G a ■ II, Deel. XIV» Siüh. 100 BeSCHRVVINO YA3^^ VII. 5> vyf Voeten lang , die Takken uitgeeven; Afdeel. waar van de Vinnetjes ook Takkig zyn* De Hoofd- „ tweede Vinnen brengen Bladerige Vinnetjes ^'^Rand^ ^5 voort, die met een breeden Voet de naas- Varen^ 3, ten raaken, ftomp, ribbig, hard, effcnran* ,5 dig; de uiterften in een grooter halfvinnig 5, Blad famenvloeijende , van Lancetswyze figuur , dat in de hooger Bladen weinige 3 5 Vinnetjes aan den Voet heeft , in de boven- 5, ften geene , die enkel Lancetvormig zyn. 3, De Bladfleeltjes heeft het gefleufd , het 35 Ribbetje van onderen ruig. De Zaaddoos- 5, jes bevinden zig in Streepen aan den rand ,5 evenwydig, door deszelfs omkrulling allengs bedekt wordende, zynde de Opperhuid van „ de Blaadjes het omwindzel der Zaadftreep- 5, jes. Het Doosje is Klootrond, eenzaadig, 55 gefteeld Voorts fpreekt hy ten opzigt van de hoedanigheid en het gebruik aldus. Gebruik. 3-> De Wortel is Lymerig, eenigermaate bit- 55 ter en vvalgelyk; gelyk in alle de Varens 5^ iets Slymerigs zig bevindt en Zoutigs. Theo- 3, PHRASTus fchryft 'er een zoeten famen- ,5 trekkende Wortel aan toe, en dat dezelve 5, tegen den Lintworm dienftig zou zyn; 35 DioscoRiDEs tegen de ronde Wormen. 53 Dien Lof heeft ï r a g ü s herhaald en onlangs 35 Andry, ('•') Zyn Ed» haalt Böehmer ten dien opzigte aan, en , dit zo zynde , zou men deeze Soort , als Zaaddraage^i de i te regt het Wyfjes - Vaien mogen heeten. HE Haairplanten. lor ;,j Andry, fpreekende voornaamelyk van den ^^^J- ,3 bast des Wortels. Dat door een Drachme hk^'^'* 3, Varen- Wortels de Lintworm overwonnen g^^^''^^' 3, zy^ getuigt Spigeliüs; terwyl anderen Rand^ ^, het ontkennen. Dat 'er een famentrekkende^^^'^^^^* 3, kragt in zy, blykt, alzo het Afkookzel van 5, Varen dienftig is tot Lederbereiding, maa- 5, kende inzonderheid van Geitenvellen het 3, Leer dat men Corduaan noemt Het 5, Zout uit de Asfche is geen zuiver Loogzout, 5, maar gelykt naar 't Armoniak -Zout meer , 5, en heeft een!g Olieachtigs inzig. Hetdient, 3, niettemin, om Zeep temaaken, en van de 55 gebrande Wortels maakt men Balletjes, die, 5, in Water geweekt, dienen voor [Spaanfche] 5, Zeep. Van dit zelfde Zout met Zand 3, maakt men uitmuntend en buigzaam Glas, 5, in Vrankryk gemeen : zo dat ook de Poëe- 5, ten, van die Natie, den naam van Fougere 5, aan Drinkglazen geeven. Dit zou ik liever 5, doen, dan het by Brood voegen , gelyk meji 5^ in Normandie gewoon is (f). Men behoort 53 die 't Kan zyn , dat in de Noordelyke Landen zulks daar mede gefchiede , doch het echte Corduaan ofSpaanfch Leer wordt met Sumak bereid en met Galnooten ge- verwd. (f) Haller haalt ten dien opzigte de Hiflorie der Planten van Lions aan , in welke alleen gezegd wordt. Au refte il eft asfuré , que les Bretons et les Normands, v^vX habitent parmi de forr grandes Forefts, a fuute de Bié G 3 II. D»EL, XIV. Stük. 302' Beschryving V Jl VIL die ; in Water gekookt , aan- de III/ M Varkens overiote laateD. Ook zou het my c!?T^f^^' 33 niet behaagen., liet Bier met Varen te be- Rand-.^ uerven , door twee derden daar yan by de Varen. ^ Mout te doen, Tegen de Engelfche Ziek- „ te wordt het onder Kinderen gelegd." ^^Onder- Dit laatfte gebruik van het Varen -Kruid is vVn'heT zo wereldkundig , dat ik my grootelyks ver-, ^vonder , daar van geen gewag gemaakt ta vinden by den Heer Rüïty ^ die over alle enkelde Geneesmiddelen ^ en zelfs anders ook over dit Kruid, zo uitvoerig is» Deeze Au- theur merkt te regt aan , dat het Mannetjes, en V^^yfjes- Varen, wat den Wortel aangaat, onbillyk verward worde ; alzo dezelve in het laatfte Lymerig is en in het eerfte bitter en zeer famentrekkende. Dus dient de VVortel van h€t Wyfjes- Varen ookdikwils, by gebre^ van Koorn , tot Brood , en waarom zou de- zelve niet zo dienftig daar toezyn , als de Boom- fchors voor de Laplanders. Ik vind dat de Opgezetenen van Nieuw ZeelandJ hun gewoone beftaan hebben van Varen- Wortels, welken, zy eerst over 't Vuur braaden , dan tusfchen Stee- Ble font du Pain de la Racine de Feugiere & meslant les cendres de Ia Feugiere au lieu de Salpetre font fon- dre les Pierres; & en font des Verres de couleur verte brune , dans lesquels ceux d'Anjou & du Mans prennenfe grand plaifir de boire du Vin blanc, lorsqu'il eft encore, 4ous^ & tronble. Tom, IL Lyon. 1615, DE HaAIRPLANTEN. I03 Steenen kneuzen , en 'er het Sap uitzuigen , vit, werpende het overige , dat Houtachtig is , ^'jff.^' weg. Doch dit is deeze Soort van Varen niet ('^); Hoofd- Tegen den Lintv^^orm wordt ook hedendaags " maar de Wortel van 't Mannetjes Varen ge^ Farm.I bruikt; zo als wy naderhand zieri'zullénw Het Sap van den verfchen Wyfjes Vv/ortel , of het poeijer daar van in Roosv^ater, is met opftry- king of betting zeer dienftig tegen her bran- den van eenig Lighaamsdeel , *t zy door heet Water, Olie of Vuur (f). In warme Landen , gelyk op Slciüe , hangen Honigblaasjes aan dit Varen, volgens Boe co- ke. Dus blykt dan ook^ dat het zo wel in de Zuidelyke als in de Noordelyke deelen van Europa, en door ons gantfche Wereldsdeel , groeije* In Karniolie , daar de Ingezetenen hetzelve Velkapraprat heeten, wordt het vaa de Boeren afgemaaid , om voor Stroo in de Stallen te werpen, zegt Scopoli, die den V/ortel te vergeefs tegen den Lintworm inge- geven hadt. In Sweeden , daar het op dea Grond van afgebrande Bosfchen zeer gemeen is, maakt het in 't ploegen veel belemmering door zyne voortkruipende W ortels , diep onder de Oppervlakte; welke derhalve door't afbran- den niet vernield worden , maar weder uit- fprui- if) 't Ts het Acroftichumfnycattim y bier voor bladz. 85 * feefchreeven. Zie ForstErs Reize um die Welt. p, 384, (f) RüTTï Mat, Med, Lond. 1775. p. 202# G 4 II. DSSL. XIY. SlüK. 104 Beschryving v a n VII. fpruiten (*); zo wel als die van 't Mannetjes AïDEEL. Varen 5 dikwilsdsar onder groeijende, waarvan Hoofd- in 't vervolg nader. Rand' ^'^^^ befchryvingen opgemaakt Farm. hebbende, begaf ik my, den 21 Auguftusdee- zes Jaars , tot nader onderzoek naar Benne- broek buiten Haarlem, alwaar, op 't Duin aan den Weg , dit Wyfjes - Varen overvloedig groeit. Het Loof bevond ik wel zodanig, als de beroemde Haller opgeeft, doch, ver- fcheide Planten uithaalende, zag ik dat dezel- vea een enkelen regten Penwortel hadden , van buiten zwart , weinig dikker dan de Steng, en meer dan een Voet lang. By nader onder- zoek blykt , dat deeze Penwortels afkomen van een diep in de Grond horizontaal voort- kruipende Wortel. Ook is 'er boven aan den* zeiven geen de minfte ruigte. Opdroogende, wordt hy van binnen geel , maar blyft van buiten bruin. Ik kon 'er naauwlyks eenigen Smaak in befpeuren. Hy is Geutswys hol , gelyk de Stengen en Steelen. Hem, zo wel als de Steng , eenigszins fchuins doorfnyden- de, bevond ik daar in eene zeer aartige Teke- ning van demonden der Sapbuisjes, welke de benaaming van den Ridder eenigermaate billykt^ (17) Rand* C*J Radix flava^ tepatrix, muUicaulis: zegt de Heer Haller. DE H A A I R P L A N T E N. tojT (17) Rand. Varen met het Loof meervoudig verdeeld ; de Blaadjes gevind ; de Vinnen 1 1 1 Liniaal ; de onderflen aan den Voet Vim- stuk. zv^ze getand i de endelingfen zeer lang. XV 11. Pteris Caudata. Zeer weinig fchynt dit Varen, dat openGeftaart. Velden van 'c Eiland Jamaika en anderen , in de Westindiën 5 bedekt , van het Gemeene Wyf- jes Varen te verfchillen. De Punten der Vin- blaadjes, die byna egaal van breedte blyven, loopen alleenlyk langer uit , 't welk dezelven als Geftaart maakt. Men vondt zodanig Va- ren, volgens CLAYT0N5 ook in Virginie en de Exemplaaren van Varen , welken ik van de Kaap der Goede Hope heb , komen zo zeer daar mede overeen , dat ik ze daar toe moet betrekken. Immers de omgekromde randen der Vinnetjes doen blyken^ dat dezelven tot dit Geflagt behooren. (18) (17) F terts Froiid. fupra - decompofitis ; Foliolis pin- natis ; Pinnis Llnearibus ; infimis bafi pinnato ^ dentatis ; terminalibus longisfimis. Sp^ Plant. N. 14. Hort Cliff^ 473. Gron. Virg. 11. p. 166. Fiiix R^mofa Pinnis ion- giusculis &c. Plum. Amer. 14. T. 22. Fil. 23. T. 29. ÏFilix foemina vuig. facie. Pet. FiL 135. T* 3. f. 12. Fi- iix foemina f. Ramofa major &c. Sloam. ffam. 24, Hift, I. p. loi. Mor. Hiji. II L p, 583. ^, Eadem pin- nulis anguftisflmis rarisfimisque. Sloau» T. 63, G5 II. Dbwl, XIY. Stuk. 106 B E S C II Y V-ï 11 G VAM Apdeeï. Cl8) Rand-Varca mei het Loof verdeehli (h in. * Blaadjes gevind de, onterft en halfvindee^ ^tuk!^^' //g*^ de endeüngfen en dk van den Foet "xvill. ^^(^r lang. ■ Pteris vIrSt. Van deeze WestindiTche zyn de pnderfte zydtjlingfe Bladen aan den Voet langer en al- leenlyk aan de onderzyde gevind^ zegt L rw- XïX- (19) Rand- Varen met verdeeld Vinhladig purea^"^' Xöö/p de Vinnen Lancetvormig ; de ende- Donker- lin^fen langer. In Virginie is deeze Soort waargenomen aam' de Oevers van een Rivier. Zy gelykt naar 't Vrouwen- Haair , zo men wil, hebbende de Steng , Takjes en Steelen 5 glanzig zwart ; doeh de Vinblaadjes LaRcetvormig en gefteeld, het endehngfe langst; terwyl het geheele Ge- was niet meer dan een Span hoogte bereikt» Zoude hier de Pteris Adianthoides ^ welke de Heer N. L. Bürmannus als zyn eenigfte Soort Pteris Frond- decompofïtis 5 Foliolis pinnatis ; fimis femipinnatifidis ; ternvinalibus bafëosque longisfi- STiis, Sjj. Flaut, N. 15. Lonchitis Ramofa, Limbo piiV veriilento. Plum. Amer. ai. T. 30. Fil. T. 51. Vkt. Fii^ 131. T. 3. 10. (19) Pteris Frond. decompofitis pinnata; Finnis Lan- ceolatis ; terminalibus longioribus. Sp. Plant. N. 16, Pteris Adianthi facie &c. Gron. l^irg. ig^, lU 165, DE HaAIRPLAISTT EN, ÏO7 Soort van dit Geflagt onder de Kaapfe Plan- ten, opgaf f^) 3 betrokken kunnen worden ? ni!" Doch de aangehaalde Afbeelding van P u- 5^^^^^°" KEN ET fchynt 'er niet mede te ftrooken. (20) Rand • Varen met gevind Loof\ de Finnen XX. Vindeelig ; de onderjle tweedeelig. hiauritL Tweer Op verfcheide Westindifche Eilanden komt - deeze voor 3 waar van ik ook een Exemplaar heb, dat op Java, omftreeks Samarang, door den Heer Thunberg is verzameld. (21) Rand «Varen met hyna duhbeld gevind XXT. Loof; de zydblaasjes en onder ft e Kwab ^^^^^^-^^/^ halve Vindeelig. Half- vinnig. ^ In China is deeze Soort door O s b e c k waar- 'pig. 3. ' genomen , die een gladde Steng heeft en Lan- cetvormig gevind Loof; de Blaadjes gepaard, yer afftandig , Vindeelig , met de endtippen zeer (-^) Flor. Cap. Prodr p. 28» Pteris Frond. pinnatis ; Pinnis pinnatifidis , infl- ma bipartiia. Sp. Tlant. N, 17. Filix Pinnulis Lonchi- tidis obtufis , non dentatis , ad oras pulveriilentis. Plüm. Amer. 10. T. 14. FiL 15- Pluk. Fhijt, T. 401. f. i. Filix Lonchitidis Pinnis. Pet. Fit, 134. T. 3. f. 11. (^zi) F te ris Frond» fubbipinnatis 5 Foliolis lateralibus Loboque infimo femipimiatifidis. Sp, Flant, N* 18» Osb» Itin. T. 3» f. !• IL Deel, XlVt Sïuk^ io8 ]3eschryving ^an Afde ' zeer lang. De kant derzelven 5 die naar den UK^* Grond ziet, is alleen Vinswyze verdeeld, de sTUK?^^' bovenfte niet. Voorts hebben fomraige dee- Rand^ zer Blaadjes een onder -SHp , die langer is ^ Fanpi. Jq onderfte als een byzonder Vinblaadje uitmaakt, eveneens half Vindeelig. Dit open- baart zig in de Afbeelding, welke Osbeck van het Chineefche geeft, en niet minder dui- delyk in de mynen van Ceylon, gelyk Ft^. 2* aanwyst. XXI L (22) Rand -Varen met TaWg meervoudig è/mlat^f' verdeeld Loof; de Finblaadjes rondachftg Rond- ejfenrandig. PiXCVL 3« Een nieuwe Soort van dit Geflagt, die uiter- maate zeldzaam is , van de Kaap afkomftig , bezittende, geef ik daar van insgelyks in Fig. 3, de Afbeelding. De Kleur van het Gewas is bruinachtig rood , en die der Steelen zwart- achtig; in welk opzigt het veel naar het Vir- ginifche donker -paarfche, hier voor befchree- ven , gelyken zou ; doch de Blaadjes , byna van grootte als een Pinknagel, zyn niet Lan- cetvormig , maar rondachtig. Anderszins is het daar mede genoegzaam overeenkomftig; hebbende ook breede omgeflagene kanten en ge- C" 22) Tteris Fronde Ramofa fupra * decojnpofita ^ Pinnis rotundatis, integer imis. MiU. IE H A A I A ^ T E 1^9 gedeeld zynde , maar niet de endelingfen langst, ^^l^^]^ De Steeltjes der onderfte Blaadjes zyn ook j^^^^J^J langer en bezet met twee of vier ongefteeldesTüK. Blaadjes- Terwyl dezelven geheel efFenrandig ^^^^J^^"^^ ' zyn, en naar 't end verfmallen, kan het ook niet tot de Fteris Jdianthoides y voorgemeld, behooren. Ik heb van Java nog twee of drie Soorten Java3.a> van dit Geflagt , met Vindeelig ingefneeden Bladen, welke zo van bet Gemeene als van het Geftaarte en de volgende Soorten , ver- fchillen, Mooglyk zal in 't vervolg wel nader VVaarneeming daar omtrent gefchieden , tot naauwkeurige bepaaling en befchryving der- zeiven. Behalven het Gemeene Wyfjes - Varen 5 Arabjfclje; x^ondL de Heer Fukskaoj:ijl, op het Ge* bergte by Hadie in Arabie , nog tienderley Pterisfen met gevind Loof, welken hy allen omftandig befchryft. Ik zal de benaamingen hier opgeeven van zyne nieuwe Soorten. Hy heeft een Scheef Rand -Varen, dusgenaamd, om dat de Vinnetjes aan den voet fcheef zyn* Een Kanthaairig heeft wegens de Haair- tjes aan den rand der Vinnetjes zynen naam. Voorts een Fiervmnig^ wegens derzelver ge» tal. Dan geeft hy een Regelmaatig op, en een Afloopend Rand - Varen : ook een half^ Zaagtandig en een Groen; als mede een Ge^ iand , een Zaagachtig en een Meelig Rand- Varen; II. DsEL, XIV. Stuk% iïO B E S C H it Y V I N C j^pj^^^^^VarenimeYaWQi' hoedanigheid eü önderfchei* Hoofd ^^^^ Bepaalingen blykt (*)^ *tUK. B L c K N O M. Rib - VareHè . Dit. Gejlagt ^vw^ 7^^^ LtNNiEüs éctl Griekfchen naam Blechnon , bevoorens ook op zulk Kruid toegepast geweest (f)^ heeft ge^ geven,, noepiyik dus , om dat de Vrugtmaa- king gepkatst is op twee Streepen digtaan en evenwydig met de Rib van 't Blad* Zulkè dient tot anderfcheiding van hetzelve. L i k4 KjEüs geeft /er van op, de vyf volgende Soorten* ^ (l) Rib - Varen met gevind Loof^ de Vinnen Sïechnum Lancetvormt^ > gepaard , ctaa den Voet^ Occidentci" . % te, mtgerand^ . Westin- difch. Gezegde hoedanigheid , van langs de Rib ftreepig gepoeijerdte zyn, onderfcheidt deeze Soort CO Flor. ' ^gypt. Ardh. p. 185^ 186 , 187. ff) Pteriif Graeci yocant, aiii Blecbnon. Plin. Libfi XXVII. Cap:V ' ("i) Blechnum Frond. pinnatis ; Pinnis taliceolatis öp- pofitis i baü ^ emarginatis. Syfi> Nat. F^»^. XIIL Gen, !• Lonchitis juxta nervum pulverülentat PisT. Fit. 128. T. 3. f. 9. MoRis. III. S. 14. T. 2. f.i6. Lon- thitis f. Heniionitis pinnata. Pi.um. Fit. 6i. Amer. 20* ï. 29. f. B. Filix 'minor in Pinnas &c, Sloan. Sfani^ ï8. Hift, 1. p. 87- T. 44. f. Biechnum Indicum, B'»JRM. Ft^ hid^ p* DE ïl A A ï R F LA N t E K.^ tit Soort, welkedoor St OA NE aan de zyden van v;jï. den Duivelsberg , op Jamaika, was gevonden, ^^^^^^i»* Zy hadt. de Stengen een Voet of anderhalf Hóorö^ hoog en de Vinblaadjes als gemeld is. (i) Rib -Varen ihet gevind Loof de Vinnen IL ^ Liniaal overhoeh geplaam^ Memai^ Oostia* In China was deeze. Soort door deö Heef^^^^^* O SB EG K waargenomen > die het Loof drie Voétcn hoog hadt^,: de Seeng aan déii Voet-, van voeren , met groote gryze Haairen be- kleed, cn aan de voorzyde met drie Sleuven överlangs liirge^föefdi De VinbladeH tvaren Liniaal- Lancetvormig 5 ongefteeldv gtad, ef- fenrandig^ fpitsJioekig geftreept^ een "Vinger j^^'i lang. ... . '.fi-)^: E H A A I R P t A N T E N. II^Ï In diepe Klefjige Kloven der Rotfen van ^H^^ Virginie en Madéra nam de Heer K o n i g dee- 1 1 1. 2e waar , die beneden den top uit het Loof ^^j^^^^" Wortelfchiec en daar van den naam heeft. De Vinnen zya Lancetvormig , ongedeeld , aan den Voet eeliigszins famenloopendej gefpitst » met een fyne Eeltigheid Zaagtandig en van enderen meest geaderd. Nevens de Rib loe- pen de Vrugtmaakende Streepen, die als uit kngwerpige Stippen famengefteld en dus af- gebroken zyo. Dat zeer fchoone Exemplaar >door den Heer lapanfcii. ÏHüNBERo in Jïïpan verzameld, en uit my-xcvül ne Verzameh'ng hier gedeeltelyk in Flaat ge- ^^^^ brjgt ; fchoon door zyn Ed , als een nieuwe Soort, getekend met den Baaoi van Bkchnum ^apomcum% komt zo üaby met de laatstgemeld de overeen , dat ik het naauwlyks daar van kan afzonderen : te minder^ aangezien het ook taamelyk flrookt met de aangehaalde Afbeel- ding van Plükenet , door den Heer Ba* N ï s T E R in Virginie getekend en overgezon- den» Gedagte plaatzing der Vrugtmaakendc deelen onderfcheidt het Gewas genoegzaam van alle anderen. Myn Exemplaar, dat een Bladtteel heeft van meer dan een Voet langte, hier in Fig. op Plaat XCVII, wat verkleind,, vertoont hetzelve als veel grover dan 't ge- ineene Mannetjes Varen ; waar mede die Au- theur het zyne vergelykt. H H E- 11, Djcel. XIY^ Stuk. it4 B E S C H H Y V t N C V A H Hemionitis# Oor-Varen^ Hoo^rJ. Be Oorachtigheid van het Loof fchyöt Hiy *^o*f veeleer aanleiding gegeven te hebben tot den Varen, naam van dit van ouds bekende Gewas , daQ dcszelfs onderftelde Onvrugtbaarheid, welke het immers met de andere Varens gemeen heeft. Halve Ezels -Ooren zou men het bil* lyk by kunnen vergelyken. En die geftalte veroirzaakt, misfchien, de plaatzing der V^rugt* maakende deelen op Kruis- of Kettingswyze Streepen; \ welk Linn^eus als het onder- fcheidend Kenmerk opgeeft van dit Geilagt» Het bevat maar deeze weinige Soorten, allen Westindifche. ^ L (i) Oor -Varen met het Loof Lancetvofmig '* Kleine ruige Hertstong is deeze door Plü- MIER genoemd en door Peti ver Smalbla- dige met gekettingde Streepen. De Groei- plaats is , gelyk die der beide volgende 5 in dft Westindiën. (i) Hemionitis Frond. Lanceolatïs integerrimis, Syft» Nat. Veg, XIII. G3n. 1176. Sp. i. Phyllitis anguftifo* lia lineis catenatis. Pet. Fit, 122. T. 6. f. 4* LingUïfc Cervina villofa minor, Plvm, FiU 1^7. f. ^ Jïemionitïs Lanceola^ ia. effenrandig. (2) Oor- i> t: H A A 1 R P L A K T K ÏST. llJ t'^) Oor - Varen mei het Loof ^c^ahnd en rm^^. III. ^ STUK. 'SLóANÈ heeft die flag Vcin Oor -Varen op tamaika , P L ü M i e r op Mar teniqüe verza Hemionith taeld. Het heeft de Bladen als die van het Gepalmd^; Sanikel vyf Vingerig gepalmd, en is, gelyk het voorgaande , ruig , met Netswyze Stof* ïlreepjcs op de Oppervlakte. De hoogte mag omtrent een Span bedraagen* C3) Oor - Varen met het Loof Eyrond gefpitst ïïï. en kruipende Kaffige StengetjeÈ. '^'noom^^ De van ouds onder dén haam van Hemionh ih bekende Gewasfen , zyn niet tot dit Ge- ïlagc; maar tot de volgende, door den Ridder bètrokkèn : zo dat de Naamsreden eigentlyk Eiec toepasiclyk is op hetzelve* L O K« fs) Hemiomtis Frond. palmatis; hirfittis. H, Ctiff. 474. feemrohïtis Aurea hiriiua.» Flum. Anicr, 23, T. 33. Fif^ T. 151. Hem. Folio hirfuto & tnagis dislefto 1. Ranuii- iculi foÜO. Sloan. ^mn 14. HiJL L p. 72. Moris. III» S- 14. T. ï. f. 5. Filix Ranuiiciili folio prolifera. Pet. Fil, 177. T. '8 ii« Fii. Hemionitis difta , Sauiculae fo*» liis , villofa. Pluk. Alrn, 155. T. 291. f 4. (3J Hemiomtis Frond. Ovatis acumiiiatis , Surculispa^ leaceis repentibus Sp. Plant^ 3, Hem. parafitica repens, ïol. ovato - acumiiiatis. Brown. ,9'^/?/. 95, H s ÏI. DSXL, XIV. SXÜK, ti6 Beschr^vïncvah AfIIel. L O n c h I t 1 s. Bogt • Varen- III. «^^^f °* Wegens de bogtige infnydingen van den Bogt^ Rand, die tevens de Streepjes der Vrugtmaa- rare^. j^jngen , onder deeze Bogten, bogtig maaken, geef ik den naam aan dit Geflagt-, waar op die van Lonchitis by de Ouden voor een Kruid , dat langwerpige Speerachtige Bladen hadt , gebruikelyk, is toegepast. Het bevat de vol- gende Soorten. 1. ( I ) Bogt - Varen met het Loof Findeelig hfrfuta!'^ fi'^^^^V^ efenrandig; de Stengetjes Takkig^ Ruig, ruig. II. (^) ^ogt ' Varen met het Loof gevind i de on^ Aurita, derfte Vinnen tweedeeli^ : de Sten^eU'es Ge-oord, i 71 j a onverdeeld gedoorna. TTI. Cs) Bogt -Varen met het Loof gevind ; dt Kmi^eiid Vinnen overhoeks uit gegulpt y de Stengetjes Takkig gedoomd. (3J C i) Lonchitis Frond. pinnatifidis obtufis integerrimis ; farculis Ramofis hirfutis. Sijfi Nat. Feg. XHI. Gen. 1177. Sp. I Filix Ramofli Pinnulis Quercinis. Flum. FiL 18. T. 20. Adianthum Pinnis Quercinis Ramis VU** lofis. Pkt. Fü. 82. T. 4 f. 5- (2) Lonchitis Frond. pinnatis; Pinnis infimis biparti- tis; Surculis indivifis aculeatis. Sp* Ft N, 2- Filix latif. Spin. moli. & nigris aculeata. Plum. Fit. 14. T. 17. Fi* lix Spinofa, Sem» Lunu'atis. Pet. Fit. 172. T. 4. f. 4. (3) Lonchitis Frond» pinnatis ; Pinnis alternis finuatïff# DE HAAIRPLANTEN. II7 (4^ Bogt - Varen met het Loof Voetachtig ^^^^^^^ verdeeld ".^ de Vinnen VtndeeUg met fyne HL ^ 7. Hoofd* landjes. j-tui^. IV. . In de Westindiën groeijen alle deeze vier Lomh;iu% Soorten , die door haare bepaalingen genoeg- voetach- zaam onderfcheiden zyn, Forska oiiLnam, in Arabie, een Gewas waar, 't welk hy Lon* chitis hiptnnata ty telde , en de bovenfte Op- pervlakte met groene Maantjes verheven hadt 5 wegens de Vmgtmaakende Streepjes aan de onderzyde. Het Loof was omtrent een Voet hoog , dubbeld gevind , met Lini- aale famenvloeijende Vinnetjes , de binnenften uitgerand: de Groeiplaats op Bergagtigeplaac- fen van Gelukkig Arabie. A s p L E N I u M. Miïtkruid^ De Latynfche benaaming van dit Geflagt wyst genoegzaam aan 5 dat men zodanig Kruid tegen Mikkwaalen dienftig geoordeeld hebbe : gelyk dan ook het Ceterach zig onder de Soor- ten bevindt. De onderfcheiding beftaat in Streep- Surc. Ramofis aculeatis Sp, FL N. 3. Filix aculeata re- pens. Plum. FiL II* T. 12. Fiiix Ramofa aculeata re- pens. Pet. Ftl. 39, T. 4. f. 6. (4J Lonchitis Frond. pedatis ; Pinnis pinnatifidis fer- rulatis. Sp, FLN. 4. Lorchi is ereftatribrachiata ; latera- libus bipartitis ; medio refto fimpiici. Brown. ffam, 89» T, I. f. I , a. H 3 IL Djceu XIV. Stüku SiS B E S G H R Y V I N ü V A H, Vil. Streepjes op de vlakte vau het Loof Yerfprcid» ^TiT' 't Getal der Soorten is vyfentwintig , ia Hoorp- volgende Rangen verdeeld. STUK L Met eenvoudig Loof. K CO MiUkriiid met het Loof Hartvormig Be^ 'Rl^^^ph!^ g^^b^^^^^S onverdeeld , de Draadachtige ti^. BJadwor- Wortelfchietende. De Konst van den Schepper blykt niet dui^ delyker , d:m uit de tegenftrydigheden in \ beloop der Natuur , die tot het algemeena doelwit ftrekken. In Menfcben en pieren is, de Voortteeling aan zekere manier en Werkf tuigen bepaald: in de Planten gefchiedt zy op, gantfch verfchilleade manieren. Behalve die door Zaad^ door Stek, door Afzetzels enUit- loopers of onder den Grond voprtkruipende Wortels 5 hebben wy ook gezien hoe fommige Boomen, in de Indien , uit de Takken Slierten ncdcrlaaten y die ia den Groad Woitelfchie- ten> (i) Asplenhun Frond. Cordato • Enfiformibus indivi- fis , apiQe Filiformi radicante. Sijfl. Nat. Veg, -^1^^^ Gen» 1178* Sp. I. Gron. Virg, IL p. 166. Am, Acad*. H. p 337. Phyllitis Filicifoiia ter DE H A A ï R P L A N T E 121 ter wederzyde van de Rib, getekend ^ even vil „ als in het Gemeene Hertstong, en gelyk ^^^^^^ 5, hetzelve van een wrangen opdroogenden Hooio- 3, Smaak* De Wortels %yn zwart en ^ ^'^^^-MUtkruid. „ h"g, hoedanig ik dczelven befchouwd heb, 9, (en men nog kan zien) in de echte Hemi- 55 onitis , welke de zeer vermaarde en geleer- de Geneesheer Hippolytus Salvia- 5, Nus van Rome gezonden heeft aan den 55 doorlugtigen Heer J. de Brancion, van 3, wien zy nog in een Pot levendig gehouden 5, wordt." Of men door deeze Echte een andere ver- Haan moet dan de voorgemelde, en welke van de twee, by DoDoNéus afgebeeld, is my duifter , en mooglyk onzeker in deeze kleine Plantjes, die misfchien door de Groeiplaats alleen verfchillen van de volgende Soort. (3) Mikkruid 7;;^^ y^^i^ Loof eenvoudig ^ HarU HL vormig Tongagtfg effenrandig ; de Blad-^J^j^^^^^"^' (\) -^sptenium Frond. fimplicibus Cordato • Lingulatis integerrimis ; Stipitibus hirfutis. Sp, Fkmt. N. 3. Gort, Belg. 11, p. 278. GoUAN Monsp, 525 Asp!. Frond. Eii- fiform. integris &c. R. Liigdh. 498. UorU Ciiff. 474. Mat. Med, 481. FL Suec. 843 , 941. Dalib. Par. 310. Hail. Heh, inchoat, 1 11. p. 10 , ii» Lingua Cervina Officinarum. C. B. Pin. 353. Phyllitis. Cam. Epit. 579. Scop. FL, Cam. 191. Lob. Ic, 805, Dod. Pempt 464, fieelen ruig^ IL DsEL. XIV, SxüK» H 5 122 B Ê S C H R Y V I Xsf G Y A N VII, De gemeene naam van dit Gewas is, we-^ ^^DESL> ggjjg de Tongachtige figuur der Bladen, Hoofd- Tonge , iu 't Latyu Lingua Qervina , in *t STUK. Franfch Langue de Cerf\ als naar de Tong van Miithrm ^^^^ gelykende , en dat dezelven , op zyde 5 niet ingefneeden zyn , onderfcheidt hetzelve van 't Ce-ierach gemeenlyk Aspknium genaamd, \ welke ftraks zal volgen. Phyllitis^ als uit enkele Bladen beftaande y wordt het ook wel in 't Griekfch geheten , en het komt, onder dien naam, by voornaame Kruidkundi-* gen voor; terwyl eenige dezelven famenknoo'- pen (*} , voegende 'er fomtyds dien by van Scolopendria of ScoJopey^drhfm (^\^ ^ met welken het ook alleen fomtyds , doch verkeerdelyk ^ zo Lob EL aanmerkt, bedoeld wordt. Dq groeiplaats is , door geheel Europa , zeer verfchillende. Camerarius zegt, dat het op belommerde en donkere plaatfen der Tuinen uitfchiet, By ons Iaat het zig in Kruidh. 763. Lingua Cervina. Tournf. Lift, 544. T. 319 > 320. /3. Phyll. crispa. J, B. Hift. \\\. p. 75^. Phyll. f. Ling. Cervina maxima, undulato folio. Pluk. Fhyt. T. 248. £. I. h Ling. Cervina med, folio in acu^ leum. MoKis. S* 14. T. i. f. 9. s. Ling. Cervina multi- lido folio. C. B. Pin. 353. Pliyll. f. Lingua Cerv. crispa, folio multïfido , ramofa.t Pluk. Phyt, T- 248» f. 2. (*J Lingua Cervina Pliyllitis. BLACKw.'i^^/^. T. 138* (tJ Zie de fraaije Afbeeldingen, onder den naam van Lingua Cervina , Scolopendre Hirfch - Tung, W^iNn. Kruidb. Tab. 662^, 66 P E H A A I R P t A N T E I23 in de Kruidhoven voortplanten en blyft's Win-?. VU. ters over. In Provence groeit het, volgens ^ifj'J*^^ GüRARD, aan de kanten van befchaduwde Hoofd^ Peeken, Scopoli getuigt, dat het veel'^'JJ^^^^^^^ voorkomt in Bosfchen van een Steenachtigen Grond (*). In de Gebergten van Ooftenryk, omdreeks Weenen , groeit het in fob- r> fe H A A I R 1* L A N T E lo,^ Blaadjes Lancetvdrmig , hyna mgffhoekt > vit. famengegroeidH ^Iljf^* HooïD* Deeze drie , eenoegzaam döor de bepaalin- , , gen en bynaamen onderlcheiden , hebben in de Westindiën haare groeiplaats. De laatfte fchynt allermeest van de voorgaanden te ver* fchillen. IL Met Vindeelig Loof* (8) Miltkruid met het Loof Vindeeïig^ de VllJ. Kwabben overhoeks , fiomp , famenloo- i:l^!ralhT pendeé Steenva- ren. Dit is het eigen tlyke Miltkruid of Aspie. mum^ in de Winkels bekend onder den naam yan C^^^rac/^,èn ook wel Scolopendria genoemd wordende ^ wegens eeni'ge gelykenis van des* zelfs fubfinuatis , connatis. Sp^ Ftant. N. 7. Ling, Cervina geminato folio. PluM- Fik 116. T. 133. Phyll. folio ge« minato , dentatp. Pet. FiL 107. T. 13. f. 11. C8) Asplenium Frond. pinnatifidis, Lobis alteriiis con« fluentibus obtufis. H. Clïff. 474. Mat. Med. 482. Dalib. fat, 310. GouAN Monsp. 526. G&r. P/oz/* ó8. Hüds. Asplen. foL pinnatis &c. Hall. Heiv. im thoüt. 111, p. Aspienium Scolopendria. Cam. Bpit. 640. Lob. Ic, 8074 Aspienium f. Ceterach, J. B. Hijl. Hl. 479* ToURNF. Injh 544. Plum. Fit. XXXIII. T. B, f. 3. Barr, Ic. 1043 , 1044. Ceterach Orticinaiwmt C» B» fin. 354« 11. DEBt, XIV, Stua, B E S C » R T V 1 N Ö VAN ^ VII. zelfs Bladen naar de Duizendbeenen. Het komt nif^* op dergelyke plaatfen als het Hertstong, doch Slim geenszins in de Noordelyke deelen van Euro» MMmidJ^^ , voort. , Meest groeit het in de Zuidelyke deelen aan Muuren ; doch in Switzerland ook in, de Spieeten van Steenklippen; weshalve het S^mtvaren genoemd wordt. Men vindt het ins-- gelyfcs omftreeks Parys , en in de Westelyke deelen van Engeland op beiderley plaatfen. Het maakt een aartig Plantje, van blygroe- ne Blaadjes , omtrent een half Voet lang , on* gefleeld , óp de zyden Vinswyze rond ge- kwabd, van agteren als beftrooid met een ros* achtig Poeijer, dat dikwils de ^eheele Vlakte beflaar, die aMaar ruig is. Men telt het on- der de vyf Plaairplanten en gebruikt het als een openend Middel , 't zy op de wyze van Tliee getrolcken of in Afkookzel ; gelyk het ook in de gewoone Syroop van Vrouwenhair / van Montpellier^ komt. JX. (P) Miltkruid met het Loof hyna gevind^ dt fbfjjijt^ fiomp ^ uitgehoeh y afloopenden ' overhoeks. Stomp- , bladig. Deeze heeft in de Westindicn haare groei- plaats. IIL Met i ■ • j^sptemum Frond, fubpinnatïs * Pinnis obtufis fi-* auatis decurrentibus alteniis. Sp. Flanu N. 9. AdicUi< turn Alis latioribus. ffii. Fih \i2% T» f» 4» IIL Met j^évind Loof» VIT* IIL ®) Miltkruid met het Loofi^evind^ de l^in-^ Hooïq* mn gepaard 3 Lancetyormig efenrandig. jisplemum Deeze Soort , insgelyks in de Westindiënf^^^^^^^^ groeijende, heefteen geknokkelde Steng, met lange gepaarde Bladen 5 en wordt derhalve Knoopig Hertstong van Plu mier gctyteld* De Streepjes der Vrugtmaakiogen zyn zo digt aan elkander, dat zy bykans de gantfciie Vlak- te van het Blad beflaan. (ïi) Miltkruid met het Loof gevind^ de Pln^ XT. nen Zeisfenswys' Lancewormig ^ gekarteld ; f'''^^^'^'' ■aan den Voet opwaards gehoekt. Wïlgbls.^ Volgens de befchry ving, welke de beroemde Kruidkenner Sloane geefc van dit Gewas , (lo) Asptenium JPrond. pinnafSs; Pimiis oppofitis^lau- tèolatis integeïifimis. Sp. Pia?ii^ N. il, Aspleii. fimplex a-sfur^ens &c, Brown. ^^t?^. 93. Phyilitis pulveruknta iiodofa major. Pet. FiU 143» T. 6. f. 16* Lingua Cervi- ïia nodofa. Plum. FiL *^^- 108. Filix major in Pinnas tantum divifa Sloan. 18. iiijU I. p. 85. T. 41. £ ï. -(lO Aspknium Frond, pinhatisj Piiinis Lahceolatïs, cïenatis ; bafi furfum aiigulatis. Sp^ Plant ^ N. ii. I.ón- chitis glabra major. Plum. Amhs, 18. T. ^7. Fil- T. 60& Lonchitis ftriata. Pet. FU, ho. T» 3. f. 2* Lonchiiis rnajox: Bnnulis latioribus &c, Sloak. Sf^m, 16, 1. p. 78. ■• ■ I IL Hssu XIV. Stpjc» J3Ö Beschrvvin© vak VIT/ 't welk PtuMiER Groote gladde Lonchitk m*^' genoemd heeft , hadt hetzelve Steelcn van ' Hoofd- ^wec Voeten lang en twee Lynen dik , de ^Imkeuid.^^^ twee derde deelen overhoeks met Bladen bezet van vier Duimen langte , die Lancetvormig waren , met een hoekje boveü aan den Voet, Zaagswyze ingefneeden, aafa de Rugzyde fchoon groen , van agteren bleek en als doorzaaid met kleine Wormpjes van een half Duim langte 5 zynde de Vrugtmaa- kende deelen* XIL (12) Miltkruid met: gevind Loof\ de Vinnen ^in^!^ • rondachtig , gekarteld. manes» ^^Weder- Dit, dat onder dcn naam v:m Trichomanes^ in *t Nederduitfch Weder deod en Steenhreeke^ bekend is, komt by ons öiet voor, dan aan Kerken en oude Muuren ; maar in andere Lan-» den, bovendien, ook in de kloven van Rot- fen, alwaar het in Sweeden gemeen is, zo wel als te Falckenftein by Frankfort en elders. Het (ï2^ Asplmhm Frond, pinaatis; Pinnis fubtotun- dis , crenatis. Sp. FlcinU N* 19. Gort. Betg, iz^g* FL Lapp. 3S8« Fl, Suec^ S54 ^ 942. Oed. Dan, 11 9. Dalib. Par, 311. //. Cliff* 474. R. Lugdb. 498. Mat^ Med* 483, Trichomanes f. Polytrichum Officinarum. C« B. Pin* 356. Plüivi. Fit' 26, T. 5. f. i. Trichomanes. Cam. £pit. 925. DoD Pempt. 471. Lob. Ic. 809. fi^ Trichoma^ nes fül. eleganter incifis. Toürnf. Ihj^, 539» T, 315* fc C' Adianthum maiitimum. Pluk. Phye. 73. f, 6» Trichomanes minus et tenerlus. €• Bt Pi^ 35fc iD £ H A A i X p t A N T Sr. 15» Het groeit door geheel Europa > eh wordt in Vii. Vrankryk Politfic genoemd , naar den Griek* nr^** ichen naam PohÏY'ichum , welke het Venus- Hoofd- , , , , , , . j STUK. Haair eigentlyk toebehoort* 't Schynt dat men het daar onder geteld öf daar mede ver- <^ood- geleeken hebbe : want Haairig is het niet. Het is een Plantje , dat uit Bladfteeltjes be- I ftaat Van een half Voet langte, die in de ge- I meende bezet zyn met ronde groene Vin- I blaadjes ; doch Ibmtyds zyn die Steeltjes ge- I gaffeld of verdeeld, en men vindt het met de 1 Êlaacljes fierlyk ingeftieeden ; hoedanig het i zeldzaamer voorkomt en inzonderheid in de ï Levant. Men vindt het ook met driehoekige ! en met Ipitfe Blaadjes. De Zaadftreepjes loo- ^ pen allengs in 't zelve famen en bedekken de Bladervlakte , gelyk in andere Sóórten* Tot de Haairplanten behoort dit mede en Worde van de zelfde kragten geoordeeld te zyn als het Venüs- Haair en de Hertstonge. De Nederduitfche na.am , Wederdood^ fchynt eene byzonder heilzaamheid in hetzelve aan te duiden* Het Afkookzel is bitter en famen- trekkende; het Sap zeer zoet en bitterachtig ; öoende het Eywit ftrémmeü. ^ ("i 3) Miltkruid met gevind Loofi de Finnen ^Uï* ftofnp Wigvormig ^ Tandsw'^ze uit gegulpt. dZmT^^^^ Dit '{i^^ Asptenimn Frotid. pinnatis, Pinnis Caneiformi- fcas obtufis , crenato - emarginatis. Sp. Plant* 20. Polytri- thum faxatile dentattim. PlUm. Amer, 35;, T. 50. Tricho- II, D*e:i.. XIV. Stuk. Getand» 132 B X S C H R V I H G V A U VTT. Westindifche , veel naar 't gewoone iii. Wederdood gelykende, is nogthans daarvan s^k!^^" genoegzaam verfchillende geoordeeld , om een byzondere Soort uit te maaken* XIV^ (i 4) Miltkruid mei gevind Loof; de Vinnen, ^M^mTnum. fiomp Eyfond^ Zaagtandig^ van bovenhui" Zeekants. fjg^ ftomp\ aan den Voet Wigvormig. Een Plantje , dat aan de Zeekusten van En- geland en de Hieres- Eilanden 5 in de Middel-' landfche Zee , by Toulon , als ook in de Westindiën , voorkomt^ maakt deeze Soort uit, welke de Vinblaadjes Wigvormig en aan den bovenkant ge -oord heeft; dus veel naar die van de Elfde Soort gelykepde* XV. (15) Miltkruid met gevind Loof\ de Vinnen tiurn.^^^^' Zeisfenachtig Lancetvormig ; infneedig ge . Mesbla- tand ; aan den Voet nederwaards gehoekt. ^* (lö) Milt- jiianes iatifollam dentatum. Plum* Fit. T. loi. Pet. FiL 420.' Ti i. f. is* C14) Asptenium ¥xondi* pinnatis , Pinnis obovatis fer- ratis fuperne gibbis obtufis , Bafi cuseatis. H, Clijf. 474. Chamaefilix Marina Anglica. Moris. Hifi, lil. p. 573. S. 14. T. 3. f. 25. Filicula maritima ex Ins. Stoecha- dum. C. B. jP/w. 359. Adianthum. C« B. P/». 359. A- diantlium Jam. Pinnulis auriculatis^. Plu.k. Alm^ 9. T. C15) Asptemum Frond, pinnatis, Pinnis Falcato-Lan* teolatis incifo;- ferratis ; Bafi deorfam anguiatis. Sp» Plant, 10, Ci/ff. 474. Lonchitis latifolia. , Pediculi^- iucidis et glabris. Plvm. Fil» 45» T. 59* DE II A A I R P L A N T E N. 133 (16) Miltkruid mes gevind Loof: de Finnen y^^- ronaacnttgy vyf of drte. \ 1 1, W OüïD- (17) Miltkruid met gevind Loofy dat uit ^^^^xvi tippen WoTtelfchiet ; de Vinnen Eyrond ; ^^pienium mtgulpig byna geoord \ de hkinflen vet af- Dwergl^* fiandig ongekartehh XVJT. De zelfde eigenfchap , welke wy in ^^^^^ '^^^^^ortei Soort van Rib -Varen met verwondering be-draagend, fchouwen , heeft ook dit Miltkruid; dat het naamelyk uit de tippen der Bladen ia 't Aard- ryk wortelt : maar dit laat Worteltjes uit de enden der Bladfteelen 5 welke naar die van 't Penningkruid gelyken, in den Grond neerdaa* Jen* Het groeit in de VVestindiën , alwaar ook de beide voorgaanden waargenomen zyn. Miltkruid met gevind Loof; de Vinnen XVlll. fcheef vierkantig ftomp , van boven gekarteld ; th^uw^^ de Vrugtmaakingen op eene enkele Streep. Een-" j^j^ bloemig- fió^ AsjJÏenium Frondt pinnatis, Pinnis fubrotundis guinis ternisve. Sp» Plant* N. 18. (17) AspUnium Frond, pinnatis , apice radicantibus ; pinnis ovatis repando - fubaurins ; minimis remotis in- tegerrimis. Sp, Plant. N. 17. Lonchitis Aspleiiii facie, PinnuJis variis f. fubrotimdis ex utraque latere Auricu- latis^ Sloan. S^yn» 16, HUI, L p. 76. T. 29, 30, f. i. " Adianth. f. Filix Trichomanoides Jamaicenfis &c. Pluk. ^m. 9. T. 253* f. 4. C18) AspUnium Frond, jnnnatis; Pinnis Trapeziis ob- (ufis fuperne crenatis , Linea Fru6lificatïonis unicu» Mant^ 230. I 3 tl. Dfifiïa XIY. Stüic. 134 Beschryvinc vah aTdeÊl; ' ^'^^ ^^^P Goede Hope aflcom^; HoQFp gelykt, zegc LiNN^us, naar!\etWe- STUK, deidood, maar is grooter: de Vinnen zyn o- Miltkruid, verhocks geplaatst , van gezegde figuur , aan de boyenzyde gekarteld» De Streep der Vrugt- maakinge, langs den beneden -rand loopende, is enkeld, korter dan de Vin en van opderea met een Vliezigen rand gefchoord. Dit alles neem ik v/aar in dat Kaapfe myner Verzameling , gedeeltelyk van de agterzyde in Fig. 2, op Plaat XCVII, afgebeeld. Het- zelve heeft donker bruin of zvyart- glanzige Steeltjes , in myne Exemplaaren meer dan een Voet lang ^ ovcrhoeks bezet met ongefteelde Blaadjes van gemelde figuur, die op^c meeftc een half Duim lang zyn en van agteren ieder, voor een klein gedeelte , bedekt met een trop- ee Zaadftof bolletjes , welke in de bovenden half in een Schubbetje vervangen zyn; gelykGLE- DiTscH ten opzigt van 't gemeene Miltkruid waarnam, 't Getal der Vinblaadjes is , aan ieder Bladfteel , honderdtvyintig pf daar om- trent- XIX- (19) Miltkruid met het Loof ovcrhoeks famen;^ fitam'u' gefield uit mgvormig^e gekartelde Blaad^^^^^^ raria, Al- Stecn? (j.g') Aspknium Frond. alternadm decompplitis , Fo- liolis Cuneiformibus crenulatis. Sp, Plant. N. 22* Gort. Bslg^ 11. p. 279. FL JSuec. 855 ^ 943. Oed* Ban, 1^0 p E H A A I R P L A N T E N. I35 Allergemeenst is dit Gewasje in ons We- vu. reldsdeel, als ook in onzeProvintiën, op oude ^ïnf^* Muuren , alwaar het in de Spieeten der Stee- Hoofd* nen wortelt, en Blaadjes uitfchiet, veel naar ^^^^^^^^/^^ die van Wynruit gely kende, groen van kleur, zelden meer dan twee of drie Duimen lang. Ieder Blaadje heeft een Steel , aan welke de onderfte Vinnetjes driebladig , de bovenden driekwabbig zyn , met Ruitachtige Kv/abbe- tjes, rondom fyn getand. In Frankenland en in Switzerland is een dergelyk Gewas ontdekt, welks Bladen een Span lang en veel fyner gebla- derd zyn Zeker is ''t , dat daar omtrent eea groote ongelykheid plaats heeft, alzo ik ,in de gemeene Steenruite onzer Muuren , de on- derfte Blaadjes ook wel vier of vyfbladig, en de bovenften enkeld vind. Aan de agter- of onderzyde zyn de Blaadjes begroeid met de Vrugtmaakende declen of Streepjes van het Zaadftof , dat by veroude- ring Daltb. Par. 311. GouaN Monsp. 526. FL Framof. lai, R. Lugdb, 498. Mat. Med. 484. Asplen. Fol. laxe ra- molis &c. Hall. Helv, inchoat. 1 1 1. p. 9. Ruta Muraria. B. Pin, ^356. DoD. Pempt. 470» Salvia Vitse f, Ruta Muraria. Lob. Ic^ 811. Paronychia. Cam. Ept. Gleich. Oès. Microscop, T. 24. ^ C^) Asplenium ICaule pinnato, Pinnis irais trifoliatis, fuperioribus Iimplicibus dentatis. Hall. Helu, inchoat, lil. p. S. N. 1690. Adianthum noYai,n Germankum Ru- tae Mmrari* facie. Breyn Cent. U Ic^ 97, 14 ÏI. DSEI» XIV. SXOK, J^6 B E S C H K V V I N a VAN aT^eel. ^'^'"S dezelven geheelenal bekleedt. De Heef Hl. Baron van Gleichen heeft zeer duidelylc $TVK. ^' waargenomen , dat de Blaasjes van eene Peer- Sfimmit. achtige figuur zyn , en veel overeenkomst hebben met die van het Varen. Zy hebberi insgelyks een Veerkragtigen Ring 5 die dezel- ven, als zy ryp zyn, 't welk aan de bruinte blykt , doet open barden en bun Stuifmeel uitwerpen. Dit zou, volgens hem, hun wee* zentlyk Zaad zyn , ^ terwyl zyn Ed. de Meel- knopjes en Draadjes binnen in de BlaadjeSt meent ontdekt te hebben , geiyk bevooren$ is gemeld. Die geduld heeft (zegt deeze Heer) om , 55 met behulp vaii 'c Mikroskoop, de manier by afwagting waar te neemen , op welke 35 deeze Doosjes barften , zal zyne moeite we.1 5, beloond vinden , als hy ziet, hoe door de 3, werking van den Veerkragtigen Ring de 55 Huid allengs van één gefcheurd worde ea 5. cindelyk in tweeën ftlyt ^ waar door het 5, Zaad weggefmeeten en naar alle kanten verfpreid wordt. Vervolgens zal hy ook „ zien, hoe de verhevene zyden van deeze 5, twee Bakjes , zynde de twee ledige halve 55 Bollen der Doosjes , zig agterwaards nade- ren ^ tot dat op 't laatst de fcherpe kant of 3, Rug van de Ring, die over de twee halve 55 Bollen gaat , zig zelf raakt , en de bewee-^ i) ging dus ten einde loopt. Maar de Waar- j3 nee** O neemer zou het fraaifte Verfchynzel uit Aïd^eL ^, het Oog verliezen, indien hy zyn Oog niet jj^^^^ j5 aan het Mikroskoop gevoegd hield , tot stuk! 13 dat deeze laatfte beweeging der Doosjes Steenmu ^5 gedaan ware^ Want dezelven, door de j, eerfte beweeging alleenlyk het Zaad uitge- 35 fmeeten hebbende , onttrekken zig zelf „ thans aan \ gezigt door een Sprong» Het ^, is dan klaar , dat de Ring , als de eerfte oirzaak deezer beweeging 5 vaneen dubbeld 9y Werktuiglyk geftel voorzien moet zyn ; 5, dewyl hy eerst de Doosjes in tweeën doet fpringen , en alsdan zig nog eens famea- „ trekt, om eenen Veerfprong te doen, met ^5 vernieuwde kragt." , Voorts redeneert de Baron van Glei- CHEN nog verder over de oirzaak van die beweeging , welke zyn Ed. door zeer fraaije Afbeeldingen verklaart ; doch tevens aanmerkt, dat dezelve gemeen is aan de meefte andera Haairplanten ; gelyk ik bevoorens ook reeds daar van, in 't algemeen , gefproken heb. (20) Miltkruid met het Loof hyna drie -Vin- XX. nig ; de Blaadjes overhoeks ; de Vinnm^f^^^^^^^^ Lancetvormig ^ Zaagt andJg ingefneeden. y^^^*'^ In Haair, (20) Asptenhm Frond. fubtripinnatis ; FoIioHs alter-» ; Pinnis LanceolaUs incifo - ferratis, ^% FUnu N. Is 11. Dztu XIV. Siew 1 3?ï B E S C H n Y V I K C ^ V A VII. In Italië, Switzerland en de Bergagtigftq ^^III.^' deelen van Duitfchland groeit deeze Soort , Hoofd- die in Vrankryk ook niet ongemeen is, Mea ^^^^wart vindtze in Engeland dikwils op Steenachtiget Fenus^ donkere plaatfen , aan oude Muuren, aan dü Mcimr. w/Qrtels van Boomen en de Schoeijingen van Grafcen en Vyvers, inzonderheid in een Klei? jige Grond, zegt Morison. Toürne- FORxftelt dit, en andere dergelyke Gewasfen, in een Geflagt voor onder den naam van Fili* cuhy en geeft alleen voor Kenmerk op , dat zy naar de Varens gelyken. Dit groeic naauwlyks een half Voet hoog , en beftaat > als de Steenruite, uit eene Vef zameling van gefteelde Blaadjes , van agteren met een Saf- fraankleurig Zaadftof. DoDONiEüs heeft dit Kruid voorgefteld onder den naam van Zwart Eiken- Paren y in 'c Latyn Dryopteris nigra , en het fchynt dien naam weezentlyk te verdienen; hoewel Lo- 8 E L zegt , dat men het zeer verkeerdelyk voor Dryopteris genomen hebbe. Zyn Leermeefter RoN- 23. GouAN Monsjp. 526. Reich. Frmcf. izi. Asplen, Frond. duplicato - pinnatis &c. LugdK 498. Aspl. Fol. triangularibus , Pinnis pinnatis , Pinnulis lèmipin- natis , Lobulis ovatis ferratis. Hall. Heh, inchoat, 1 1 U p. 9» Dalib. Par, 31 !♦ Filicula quse Adiantbuw nigruin Ofïicinarum. Tournf. Injl^ 54Z. ƒ. B. Bijt. 111. p. 73^. Ouopteris major. Tabern. 796. Pryopteris nigra» Doj», JP K H A A I K P L A K T E 539 RONDELETIÜS hadt in zyne Lesfen opent- ^p^^. lyk gezegd, dat door de beeftige domheid van j^J^y^j^ fommige Aptekers , met dit Kruid voor Ei-stuk. leen -Varen te neemen en in de Dranken yf2^^^ doen 5 veele Menfchen naar de Eeuwigheid j^^^/rl verzonden waren. De Wortel, naamlyk, is ' fcherp, V/rang en floppende; niet verzagten* of Afgang maakende, gelyk die van 't Boom- Varen. Ondertusfchen behoort dit Kruid weezentlyk onder de vyf Haairkruiden {Herb(^ CapUlare^ wordende zelfs van Tourne- FORT 'Capillaire ordinaire geheten; terwyl hy aanmerkt, dat hetzelve komt in de Borst-Sy- roop van Haairplanten Dus moet dan in *t Kruid een geheel andere eigenfchap dan in de Wortelen zyn , die hetzelve beilzaana maakt* Door Scheidfcundig onderzoek heeft men uit deeze Plant verfcheide Zuure Vogten , een weinig Pisachtigen Geest ei^ vast Zout , als De StjrupHS Capillorum, Fmeris , iiaamelyk , die volgens verfchillende Voorfchriften gereed gemaakt wordt 5 Czie Elzevier Apothekers Woordenboek-^} rnaar in welke altoos eenigen komen van de vyf Haairkruiden , en in de famengeftelde van RENOOiEUs altemaal: te weeten ï. Het Echte. Vrouwen- of Venus - Haair : Het Zwav' te of gemeene , zynde dit : 3. Het l^^itte of de Steenrui- te, die voorgaat: 4. Het Ceierach of eigentlyke Milt- kruid : 5. Het Wederdoüd of Steenbreeke Trichomanes, Van het Echte zal ik vervolgens f])reeRen en dai^ nog nader van deeze Syroop gewag maake©. 11. DSJEÏ.. XIV. SXÜK, 140 B E S IC K R V V 1 N O V A N YII, als ook veel Aarde en Olie bekomen, Zy beh Afdeel, ya^^ gyen als de Steenruit en andere Haaii;- Hooro- kruiden, veel Zuur^ dat door een Aardachdg.e ^^Zwart Lymerige StofFe omwonden ^ en door eep Fejms" vlug Pis - Zout en Olie verzagt 5 een mengzel Mmn uitlevert, van eene Armoniakaale , eenigszins famentrekkende hoedanigheid. Dus fchryft men niet ten onregte daar aan eene verzag- tende , openende , oplosfende hoedanigheid toe, inzonderheid tegen Borstkwaalen diea- ftig Misfchien is de Steenruit, desvre- gen, ook wel SalviaFit(Sy in 't Franfch Saim Fle^ geheten. Cu om el hadt met een Af* .trekzel, daar van, in Water, een Etterborst, door ondastii]g , genezen. Boerhaave raadde aan , dat menze , ten dien einde , op Mede zetten zou. De Steenruite noemt men, gelyk ik heb gezegd. Wit Venm- Haait \ ter- wyl dit in de Winkels onder den naam van Zwart Fenus-'Haair is bekend geweest , en zees: dikwils in plaats van 't Echte Venus-Haair gebruikt. Hoewel , nu , de Haairkruiden , thans , op ver naa die achting niet hebben , als by de Ouden, toen zy byna voor een algemeen Ge- fte^smiddel gehouden werden ; kan men echter niet ontkennen, dat zy tot fommige Kwaaien wel zo dienftig als andere Kruiden zyn , en dQ (•y G^eOFFRoy* 3ïaU Med^ To)Xi% III. p. 37.4 DE H A A r K ^ t A N l!' Ê t|I tJe Syroop van 't Venus^Haair wordt door de VH. Ondervinding zeer voor de Borst gepreezen* ^^^^^>^ Wat ver gaat derhalvejde beroemde Haller^ Hooiö^ wanneer hy ze altemaal voor droog , fmaak- , reuk- en kragteloos uitmaakt (J^). Ik wil niet hopen 9 dat hy verdroogde en verouderde tot onderzoek in deezen gebruikt hebbe» (2 ï) Miltkruid met dubbeld pevind Loof ; de XXL Vinnen flomp Eyrond gekarteld ; de onderfle jrichoma^ Blaadjes kleiner. f ^ Dit Takkig Wederdood, dat de Bladfleel- ^^dei^ . tjes verdeeld heeft en daardoor van 't gemee- ; ' ne verfchilt, hadt J. BAunrNUs bekomen ->^:\r.:xA van TURNii:RUS, LiiTM A?uc «regt 5 rbt het op de Rotfen van Auvergne groeit : Ray te- kent het onder de Engelfche Planten aan. Ta- J5ERNEM0NT heeft 'er , onder den naam van Wyfjes-Wederdood^ groot en klein, de Afbeelf dingen van gegeven* (22) (*) Rüta Muraria 111 OfRcinas irrèpfit inter cioIiKiua plantas Capillares ^ quse nescio quo modo FeBori ami^ cce creduntur , cum tameB ficcae, infipidae, inodorse^. inertes videantur» Helv*inckoat. iit,<5. (2 O Asplenmm Frond» duplicato - pinnatis ; ^ Pinnis öbovatis crenatis ; Foliolis inferioribus niinoribus. S^m Flani. N. 24. R. Lugdb. 498. Trichomanes ramofum wajus et minus» C. B* Fin, 356. Tiich. ramofum. J. Bi. üift. 111. p. 747. Raj. Angl^XW. p. 119, TrichoiiQ2uaeS> föeuüna & minor. Tab, Kraumb. li, p, 506, 507^ IL Hwï» XIV, Sw^ ï4è ü E S C H R Y V I k G V A (22) Miltkruid met gevind Loof i de Finnm gepaard , Hartsw^s" Lancetvormig , eenU germaate gerand^ onverdeelde (23) Miltkruid met gevind Loof ^ de f^innêé. gefpitst en ingefneeden }, de Steng gefihubd. (23) Miltkruid met gevind Loof; de Finnen Findeeiigy ftomp gekarteld ^ de endelingfc gefpitst. (24) Miltkruid met gevind Loof; d^ Finnen langwérpig fcheef vierkant^ ge ftreept , uitge- knaagd; aan den Foet verbreed. De groeiplaats van dea^e v^'^^- v^i-rohniende ' n: V Soor- C^2) Asptehium Frond. pinnatis ; VintAs oppofitis Cor-» dkto -Lanceolatis, fubmarginatis integerrimis. Sp. Plant, 13. Phyllitis Ramofa margine Membranaceö, Pet. FiL 108. T. 12. f. 2. (23) Asptenium Frond. pinnatis ; Pinnis acumïnatis in- cifis ; Stipite fquamofo. Sp* FlanU N. 14. Lonchitis Ra- ïpofa Cauie Squamofo. Pet. FiU 112. T. 5. f. 2. (24) Asptenium Frond. pinnatis ; Pinnis pilinaBlidiS obtufis crenatis; terminali acuminata. Sp. Plant, N- 15» FiliX ftriata , Pinnis crenatis , major & minor. Pet. Fth ïi3i I14. T, 3. f, 3 , 4. (25) Asptenium Frond, pinnatis ; Pinnis Trapezio-ob- iangis ftriatis, erofis, Bafi auclis. Sp, Plant, IST. 16. As-i pjeniunt fimplex nigrum. B^LOV^n, 94. Xonchitis taajor ^ Pinnis anguftioribus &c. Sjuoaha Qam^ 16. Hijli^ I. p. 78vT. 33- f. s. Afdeeï.. III. SiTUK. XXIL j^spleniufft Margina- turn. Gerand. xxm. fum,. Gefchübd. XXÏV. Striatumm €eftreept. XXV. Erofunu Üitge- knaagd. i) E tl A A I R P t A N T E N. I43 Soorten is in de Westindiën- SLoA NEhadt vit^ de laatfte in de Middellandfche deelen van Ja-^%^^^^ maika^ op lommerige Steenige plaatfen^waar- Hoofd- genomen 5 en merkt aan, dat de Blaadjes ^^^-j^^^^^^^ de bovenzyde ge-oord zyn* ' • Behalve het Trichomanes heeft de Heer ÏSI« L. BuRMANNUs, onder de Kaapfe Planten een Asplenium lucidum befchreeven. Hetzel- ve heeft zegt zyn Ed., het Loof overhoeks meervoudig üimengefteld, de Vinnetjes over* hoeks Vindeeligjinfneedig Zaagtandig enzedr glad. Het Eenbhemtge van de Kaap ^ uit myne Verzameling , befchreef ik hier voor. Behalve het Hertstong, aan de Muuren vaa Konftantinopolen groei jende , vondt Fors* KAOHL, in gelukkig AraDie, Dy ivurma^eeii Miltkruid, dat hy Lanatvormig noemde. Dit is door hem befchreeven , als hebbende ge- vind Lancetvoraiig Loof , met de Vinnen langwerpig , fpits , ingefneeden > overhoeks geplaatst. Het Wederdood en Steenruit kwamen hem aldaar ook op het bovenfte der Bergen ; het Hertstong en Miltkruid in het middelfte gedeelte, of aan de zyden, tusfchcn den Top en Voet derzei ven , voor(*J. P O- ,(^) Flor. JEgypt. Atah 1^, 185. CXXIV;^- Cl. BlyEi.. XIV, SXVK, t44 B- E s O k it * V ï If G V A N VIL PoLYp ODIUM. Boom -Varen. III. ^^^OFD- Schoon de minfle Soorten in dit Geflagtaan Boom^ Boomen groeijen 5 waar van het Gemeene. ^^rm. den naam heeft , zal ik echter 5 om die reden^ den Griekfchen Polypodium y vitlkQ ook op de minften past 5 aldus verduitfchen» De Kenmerken van dit uitgebreide Geflagtafcj. waar in omtrent zeventig Soorten begreepea-^ zyn , beftaan in eene Vrugtmaaking van rond-»^ achtige Stippen ^ over de vlakte der Blaadjes, verfpreid. Het is^ naar de figuur van 't Loofy in.de zeyen volgende Rangen gefmaldeeld» • L Met onverdeeld Loof» (l) Boom - Varen met Lancemrmige effen* dium^Lm randige gladde Bladen ; de Vrugtmaakingen teoiatum, eenzaam y de Steng naakU vormig» , . De Vrugtmaakmgen noemen wy, in dit Ge*- flagt , eenzaam^ zegt onze Ridder, v^anneer zy flegts aan beide zyden overlangs gefchikt zyn: op rfén^ wanneer zy overdwars , op eene enkele ry , tusfchen de Aders zyn geplaatst : ver^ (ï) Fohjpodium Frond. Lanceolatis integerrimis gla* bris, Fruftificationibus foiicariis ; Surculo nudo. Sijji,. Nat. Feg. XIII. Gen* 1179. Sp* i. Phyllitis folio Iongo> anguftifolia, Mhöuüs majoribus. Pfit, FiL 8^ Té 4 l 2, Ë H A A I K ï> t A N T E Ï4S \erjpreid\ indien mcDze tusfchen dfe dwars- A- ^^^^"^^ ders op meer dan ééne ry vindt ftaan. iii- HooïD* Cö) B-öom- Varen Lancetvormige efen^ ,j randige gladde Bladen '^ de Vriigtmaahn^ Poiijpo^ gen eenzaam ; een Schubbige ^ruipemk f^!^^^^^fl^S pootack'** Drt 5 op de Stammen der Doornen in de West- tig. indien groeijende , maakt door de ruigte zyner ïciruipende Stengetjes eetie Wolfspöotachtige vertooning. De Bladen zyn Lancètvormig, lang en fmal , zeer glad. In Japan heeft de Heet Thunberg deeze Soort aangetrof- fen. (3) Boom -Varen met Lmcetvormige ejfenran-^ jll. dige ruige Bladen , de onvrugtbaare Ey- ^^^'^^^^^^^^ rond 9 de vrugtbaare Liniaal: de VrugU Muisoo^* maakingen eenzaam. l>ladig. (4) Boom* (2) Folfpodium Frond. Lanceolatis integerrimis gla- fcris, Fruftif» folitariis; Surculo Sviuamofo repente. Sp^ Plant. N. 2. H« Cliff. 474. Lingua Cervina fcandens » Caiilibus Squamofis. Fluim. FU 104. T. 119. Phyllitls minor fcandens FoK anguftis. Sloan. ^am, 15. Èijl, l. .73. Filix Sannentofa bifrons, Flük. Alm. 156. 290. f. 3. (3^ PoJypodmm Front^. Lanceolatis integerrimis hir- tis , fter. ovatis , feitil. liiiearibus ; Frü8:if. folitariis. Sp Picmt^ N. 3» Lingua Cerv^ina minima repens et hirfuta* ipLUM. FiL 103, T. lig, Filix foliis ovalibtts et longïs Pi« |ofis. V&ï. FiU 175. T. 10. f. 5. K IL DfiEL, XIV. Sxvis:, 146 Besckbl'ïvïng van Vil. Atdeel* UI. HoorD- STUK. IV. Pofypo" dium Hb" terophijl' Vcrfchil- bladig. V. Crasfifo" Hum, Dikbladig. VI. Fhijlliti- dis. Herts- tongach- tig. (4) Boom -Varen met gekartelde gladde Blw^ deii'y de onvmgtbaare rondachtig omgefleeld*, de vrugtbaare Lancetvormig ; de Frugt* 7naakingen eenzaam. (5) Boom -Varen met Lancetvormige gladde efenrandige Bladen ; de f^rugtmaakingen op ryën geplaatste Deeze drie^ in de Westindiën groei jende 5 zyn door haare bepaalingen genoegzaam on* derfcheiden. De Bynaamen drukken eeni* germaate de geftalte uk. (6} Boom • Varen ^mci^ Lamesvurmige gïaddt effenrandige Bladen , en verfpreide Frugt* maakingen» (7) (4^ Poïijpodium Ffond. crenatis glabris; fterrllibus fu-J biotundis & fesfilibus, fertilibus lanceo^atis ; Fraclifica- fionibus foiitariis* Sp* Flmu. N. 4. Lingua Cerv. hete* rophylla fcand. & repens. Plum. Ftl, 105. T. 120. Filix niaculofa fcandens. Pet. Fit* 174. 15. f. 4» (5) Pohjpodium Frond. Lanceolatis glabris integerri- niis ; Fmftificationibus ferialibus. Sp. Plant, N. 5. Phyll. niaculata amplisfimo folio. Pet. Fil, i. p. 6* T. 8. Item» breviori &: crasfiori folio. Pet, Fit, 2. p. ó. T. i. Polypodium Frond- Lanc. glabris integerrimls ^ Fruftif. fpadis» Sp, Plam^ N* 6. Polypod. Ling» Cervé folio ma jus» Plhm. Amer, 26. T. 38- Raj* Suppt, 53. Phyll. folio loiigo & marginato* Pet. Fit, 5. T. 6, f 30. PhylU fol, non finuato tenuiore* Si.oan« Qam* I4« liift* I. p. 72» h II A - A 1 È LAKTE IT. 147^ {7) Boom- Varen mei LancstvoYmige gladde VIL efenrandige Bladen , aa7i de tippen veel^ Afdeel» deelt g*^ de Vrugtmaahngen verfpreid^ Hoofd* {S} Boom Vareii met Lancetvor fnigs gladde ^ poU/po» . ■ ^ulpsw^s" uit^ehoekte Bladen ; die aan ie^^^^J^ mof urn, tippen driekwahbig zyn. Gefnip^ perd. ÏDèwyl de Biaden van het Hertstong, waar J^j^^- I mede deeze drie veel overeenkamst hebben ^mm, iook nu geheel, dan aan de enden verdeeld^.^^f^^^^" ! Voorkomen ; zo is 't begrypen, dat deeze drie Soorten eikanderen naverwant kunnen zyn. De eeïfte groeit op de manier van het Euro* pifche aan Boomen, wier oude Stammen 'er, | op dé Wéstindiiche Eilanden , Ibmtyds als Itoede bedekt zyn. Zy heeft de Bladen twee of drie Voeten lang , anderhalve Vinger op \ breedfte 5 aan \ end fpits , met ronde , 'Êwarte, poeijerige vlakjes, als Wratten, op de agterzyde» De Bladen zyn aan de kanten golfswyze geboogen , doch effenrandig , zo wei •i if?) Pottjpodium Frond. Lanceolatis |;labrls integerrl" jïiis , apice muItiHdo ^ Fruttif. Iparüs. Sp* tiant. N- 7- IXing. Cervina mukifido cacumine , laciniata. Plum. FiU 115. T. 131. PhylL Fol. longo, apice palmato Pet* mi, 6. T. 6. f. lï. i (8) Potypodium Frond» Laaceol. glabfis repando - fi- ' jiuatis, apice trilobis. Sp» Plcmt. N. 8. Lnigua Cerv. finuofii, in fummit. trifulca. Plum« iao> T. 138* Pö*^ lyp. vulgare fummo trifido. Pet Fit, 34% T» 15* f. 3. K % II. Deel, XI V. Sxijk. r48 BfiSCHRYViNO VAN VII. wel in de eerfte als in de tweede, die dezelvem "^m^^^'a^n 't end gefnipperd heeft, en de laatfte aan HooïD- zyden gulpswyze uitgehoekt, met de pun- «•TUK* Boom' drietandig gevorkt ; zo als de bynaam aan- Fare^. duidt» Ik heb Boom- Varen van Java en Cey- lon, dat mooglyk hier zoude t'huis te brengen zyn, alzo de Bladen glad, efFenrandig, naar die van 't Hertstong eenigszins gelyken. TX. (9) Boom "Varen met Lancefvormig driekwah ^/A^ hige gladde Bladen, , lobum, kwabb^o^ Hier voegt best de Af beelding' van dat zon- Pi.xcvnuderlinge Boom- Varen, 't welk de meergemel* ^' de Sweedfche Heer Thünberg op het Ge- bergte bezuiden Batavia gevonden ^ en ont- dekt heeft 5 tot dit Geflagt te behooren. Fig. I , op de nevensgaande Plaat , ftelt myn E- j^emplaar in Afmeetingen tot de helft verkleind voor. Men ziet klaar , dat bet één Blad is , in drie Kwabben gedeeld 5 en dus veel over- eenkomst hebbende met het Loof van het Ja* vaanfch Gewas , 't welk de Hoogleeraar N. L. BüRMANN us onder den naam van OphiO" glosfum pedatum in Plaat gebragt heeft , doch: niyn Exemplaar van 't zelve, daar ik bevoa-i « Zie ^^^^ van fprak*, toont genoegzaam, dat het Wadz. 45' daar van verfchillende zy. II. Met Co) Fohjpodmn Frond, Laiieeolat 0- trilobis > glabrüÈi O E H A A I R ? L A N T E N. I4P IL Met Vindeelig Loof , de Kwabbetjes ^"^^^^^^ vereenigd hebbende. lU* "Hoofd- stuk. (lo) Boom • Varen met eenvoudig i drie of ^ vyfdeelig ^Lancetvormig Loof; dat boven ^/^.^^'^f*^ de Frugtmaakingeu Wrattig is. matodes, : De byzondere eigenfchap , van de Bladen aan de bovenzyde , op de Plekjes der Vrugt* maakingen, met uitpuilende Wratten of Puis- ten bezet te hebben , zou deeze Soort ge- noegzaam beftempelen 5 indien zulks altoos plaats had. Maar uit de Afbeelding en be- fchryving van Breyn, welke zekerlyk het zelfde Oostindifche Gewas bedoelt 5 is blyk* I baar , dat het Loof Ibmtyds zonder die Puis- I ten voorkome. Misfchien is het 'er alleen \ op Ibmmige tyden des Jaars mede bezet. Ook I vindt men 'er geen blyk van in de Afbeelding . van den ouden Heer Bürmannus, onder de Ceylonfe Planten , die 't zelve noemt , ■ ^Boom- Faren op verfcheide manieren verdeeld ^JpitS" . €n ftomphladig% Dit drukt de hoedanigheid zeer (iq) Polypodium Frond. fimplicibus trifïdis quinquelo* "bisve Lanceolatis , fupra Fruftificationes Verrucolls. ' Mant. 306. Poly podium vario modo divifum, acutum et obtufum. BuRM. Zeyl, 196. T* 86. Filix Hemionitis Phy- jnatodes. Pluk. Phijt» 404, f. 5 & Polypodium ' Scolopendria. Burm. Fl, Ind. p. 232. Polypodium Indi- cum Scolopendrise facie, Breyn, CenU I, p. 190. T. 98. K 3 ÏL DiBL, XIV. Stüii. 15-0 Bes. c, h r X V ? K y, A^m VIL zeer wel. uit en - boeter dan de bynaam vas^ AïDESL. iScolopendria , door den jongen Heer daar aaa HooïD- gegeven; 't zy men die op het Hertstonge 5. ^^oom ^f^^P Miltkruid toepasfe. , Breyn heeft Varen, zekerlyk, met zyue vergelyklng , het eerfte op 't oog gehacj.» naar 't welke de enkelde Bladen van dit Boom -Varen, die gantfch on^. verdeeld zyn 5 ;sweemen. Ik heb zodanfgen^ op een zelfden Wortel zitten en by het vyft declige 5 in mynè Ceylönfe Exempjaaren. Lin- KiEüs merkt agn, dat het.dn'e^ of vyfike/ig- zou voorkomen 5 doch uit de Af beelding vaa cerstgemelden Hoogleeraar , uit hiet Kruid- boek van H E R M A w N u s ontleend , is blyk-, baar , dat het ook twee- en vierdeeiig zy. Ik; heb een zeer: groot Bhd 5 met zyn dikken Steel meer dan twee Voeten lang , op Java t>mftreeks Saniarang door den Heer T h u jn-i -BÉ'R^ verzameld, 't welk de gezegde Puiftig-J heid zeer> blykbaar heeft met hoog uitpuilende Wratten , cn wegens de Geftalte ook volftrekt tot deeze Soort behoort ; maar dit Blad za] Fel in eivea gedeeld zyn géwees^:. Mooglyk -Eeemt het getal der Vindeelingen in het Loof van dit Boom - Varen toe, naar den ouderdom en aangroeijing der Bladen. Immers in myne .Ceylönfe Exemplaaren zie ik duideiyk, dat de enkelde 5 ftompe, onverdeelde ver cje kleinftea '?;yn5 naauwlyks een Vinger lang. (I ï) Boom- DE H A A 1 IX P L A N T E N. T^l (ïi) Boom -Varen met Findeelige gladde Bla- ^^y- den ; de Kwabben half-Schyfrond^gekar* lli. tela^> sTUKi XL (12) Boom- Varen met FindeeJige gladde deny de Kwabben halfEyrond en puntig. Gekruld. (15) Boom- Varen met Vindeelige ruige Bla- ^J^'^^^ den], de Kwabben half Eyrond en puntig* fum, (14) Boom -Varen met Vrndeelige Lancetvor- Ji^^j^ly^^ mi ge Bladen; de Kwabben ftompachtig; delhm. onderften van elkander af. XTV. Deeze vier , altemaal Westindifche Boom- Scotopen* Varens, komen in gedaante ved overeen/ De "^""xong^ ~ Bla-ï^i'^^ciig, (11) PoUj podium Frond» plnnatifidis glabris; Lóbis fe- mi - orb'culatis crenatis. Sp, Plant, N. 9» Polyp. Asple* nii folio crispo pendulum. Pet* Fü. 25» T. 13» £♦ 12, : (12) Poltfpodium Fïond* pinnatifidis glabris, Lobis fe- jni - ovatis acutis Sp» Plant. N» 19. Polypodium pendu- lum glabrum. Plum. -F//. 67. T. 87. Polyp. Asplenii fo- lio brevi, pendulum. Pkt. Fit. 24. T« i. £♦ 15. (13) Pohjpodium Frojid. pinnatifidis Piloüs ; Lobis fe- lïii- ovatis aciuis. *S/7, Plant, N. 11. Folypod, Asplenii folio viliofo* Pet. FiL 26. 7. f* 16. Plum. FiL 68* T. 88. (14J Poppodium Frond. pinnatifidis Lanceolatis; Lo-^ bis obtusiusculis , infimis remotis. 'Sp, Plant. 12, Po- lyp. incifuris Asplenii. Plum. Fiu T. 91. Filix non ra- lïiofa Scolopendrioides. Plum. Amer, 7, n. Fiiix Ja;;^ maicènfis &«• Pluk. Alm, 152. T. ^90* f. i, < - ■ ' , . . . K 4 ' ' H. Dbei,. XI Y. Stok, ; B E S C H R Y V ï N G VAN VIL Bladen gelyken naar die van het Ceterach of 111. Miltkruid, zyndc in de twee eerfteu glad , m ^HooFD- het derde ruig. De drie eerften zyn hangen. Boom^ Cewasfen , waar van alleenlyk het tweede Famu den bynaara voert. Het laatfte is op Jamaika in 't byzonder waargenomen., XV. ( ï 5) Boom • Varen mep Findeelige Bladen ; dt dium^vui Vinuen langwerpig , eenigermaate geiatid; gare. en fiomp. Euro- Pïfch. Door geheel Europa groeit dit Kruidje, dac eigentlyk den naam aan dit Geflagt gegeven Leeft, alzo de Bladen naar die Dieren , welkQ veele Pooten hebben , gelyken. De Ouded leidden de benaaming af, van de Mosachtige Vezelen , die 'er aan de Wortels zyn. De Franfche naam Polipode is , zo wel als de En- geifcbe, van den Latynlchen of Griekfchea Polypodmm , ontleend. In 'tHoogduitfch noemt men het Engelftisz en Susz-Far€n ^ waarvan onze benaaming, Engelzoej^ fchynt afkomftig te ("15) Pdijpodmm Frond. pinnatifidis Pinixis oblongis fubferratis obtufis ; Radice fquamata. Sp, Plant, N. ^i3,« fxoüAN Mo?isp; ^22* Gort. Belg. II. p, 279. Polypod» fronde pinnata 8zc. R. Lugdb. 499^. H.^ ClifjV 475. i^'» Suec^ 845 5 944. Dalib, FoLr^ 3n, Mat, M.e^. 485. POf l>'pod. vulgare. C B. Tin. 359. Plum. Fih i^. T. A. 2. Polypodituii majus et minus. Dod i^^;/^/7A,464. Tournf» Injt. 540. T. 3ï6» UAt.u IleJluJnGhoaiAll p. n^GfcEX^H* Qbs, Mkrcsc» T^b. 3« ^ . s>E Haair^lanten* 153 te zyn. Gemeenlj'k heeten wy het Boom-Fa^ Yjj^ ren^o^ EikewFaren ^ als veel voorkomende ^^^^^*»« op de Eikenboomen. Het groeit by ons, aan Hooïd- Wallen, Wegen en in de Bosfchen, op oude^^^*^^^^ Wilgen , als ook aan de Wortels der Eiken. Varen/ In Swecden is het gemeen in de Spieeten der Rotfen ; weshalve men het aldaar Stenfóta noemt. In Switzerland komt het ook meer aan oude Muuren en Rotsfteenen , dan in de Spieeten der Boomen , voor 5 zo H aller aantekent. De Ouden hebben reeds eene purgeerende kragt aan de Wortels van dit Boom -Varen toegefchreeven , en het moest juist op Eiken- boomen gegroeid zyn : weshalve het nog he- den in de Winkels berust , onder den naam van Polypodhm Querchmm. Sommige laa teren ondertusfchen , bedenkende , dat de famen- trekkende Sappen dermaate heerfchen in het Eiken-Hoqt, hebben aan deze eigenfchap der Wortelen begonnen te twyfelen \ en an- deren 5 die op zig zelf alleen iri Afkookzel gebruikende 5 bevondenze , in dat opzigt, byna kragteloos. Ondertusfchen kan men niet ontkennen , dat 'er eene verzagtende , openende enoplosfende hoedanigheid in plaats heeft; des de Wortels ook in Borstdranken , in zodanigen als tegen Leverkwaaien dienen , en in de Jicht 5 aangepreezen worden. Maar, zo veel van dezelven te verwagten ; dat men« K s SC II. DïBLv XIV. Stok, Ï54 E n S C lï R Y V I N C V A i!^ Atd^l. zelf tot Geneezing van Xrankzin* IH- nigheid en Dolheid gebruiken zou, gaat bui- ^k!°" ten fchreef» Verfcheide Samengeftelde Mid- Boom- delen , Conferven , Syrpopen van dien naam, Varen. de Winkelboeken opgetekend, die ech- ter,hunne voornaamfte kragt van de daar in-- komende Purgeermiddelen hebben. De Wortels zyn zoet met' eenige walgelyk- heid en bitterheid» Het Kruid fchynt niet in aanmerking te komen , dat ter langte van een handbreed, half Voet of een Span , uit de Wortels groeit ; zynde Vinswys' verdeelde Bladen,, van agteren met groote geele hoop- jes Zaadftof daar op verfpreid. De Heer Ba* ron VAN G L Ë I c n i; N heeft dezel ven naaüw* kpurig waargenomen en zo wel de Bolletjes, als derzelver Steeltjes en het Stof daar in vervat 5 zeer duidelyk afgebeeld : zo wel als dat hy meent de Meelknopjes en Meeldraad* jes te feunnen zyn. "r^^!^ Deeze Waarneemer merkt aanV hoe de Ber- lynfche Heer Gleditsch zig verbeeldde, dat 'er fm^^ één Zaadje ware in deeze Doosjes : ^£ welk zyn Èd. van Blackwell' fchynt ontleend te hefciben : doch zulks is mis. De Heer Gleditsch fchryft 'er veele zeer kleine, rondach^ige Zaadjes aan toe (-^j. Glei- CHEN- heeft ^ezelven bevonden naar Citrcén^ Pit- Semma phirima. mmutisfima , fubrotun^a, l^ft* "tlant. BeroL t^t^, p. flS8% HaAIRPLA JSr T E N-t t55 Pitjes te gelyken^ en ongevaar veertigduizend vii. maal kleiner te zyn, in doorfnyding, dan die.^^fij^^' Maar Gleditsch moet daar in zeer gedoold Hoofd- hebben 3 dat hy aan het Boom -Varen Kloot- ^^'^^^ ronde Doosjes zonder een Veerkragtigen Ring Varen. toefchreef ; welken Gleichen zo blylc- baar aan dezelven waarnam. Immers deeze Ring is ook door anderen waargenomen en niet minder duidelyk afgebeeld (f). Niet alleen is in de hoogte van dit Kruid een aanmerkelyk verfchil , 't welk D o d o- K é ü s zeer wel uitgedrukt heeft , met by zyue Afbeeldingen te voegen : Boom - Varen dat; groot rvordè y en Boom - Varen ^/^/ ; doch in de befchryving wordt aangetekend, dat dit flegts van de Groeiplaats afhange. Hall ER geeft 'er Bladen van een half Voec en van een Voet aan. Ik hebze van een Span en van een Vinger lang verzameld. Gleichen houdt het zyne , van een half Voet lang, voor een middelflag van grootte. Maar, ten aanzien van de Wortelen heeft ook verfchil plaats , 't welk de oirzaak kan zyn van de zo tegenfrrydige Ondervindingen ten opzigt der kragten, 35 Aanmerkelyk is *t, dat d^ Wortels van 't Boom- Varen ^ op vogti- 5> ge Polypodium Capfulis globofis absque Annulo. Ibid, Misfchien om dat Toürnefort zegt , Annulo carentes» (t) Vid. FMl. TranfaU, VoL. LV* for 1765 ^pag.a^Q^ 1^^* 33>34« 35- II. DjEst. XIV. Stuk, t56 Beschrijving van Afdeel 8^ plaatfen groeijende of aan de Noord- 11 J. 35 zyde der Boomen;van binnen , als menze STÜK?^^' 35 breekt, uit den geelen zware zyn; doch die Boom^ 5, op drooge plaatfen voortkomen , op Stee- Varm^ ^, nen of aan de Zonzyde der Boomen , zoet van Smaak,, lang duurzaam en best tot Me- dicinaa! gebruik. Die van binnen witachtig 5, geel zyn, worden best gekeurd, die zwart 3, van binnen zyn , deugen niet en bederven 55 fchielyk*'. Dit is inden Elfaz, alwaar het Biet alleen aan de Stammen cn Wortels van Eikenboomen , maar ook in het Mos op de Steenige Bergen overvloedig groeit, waarge- nomen XVI. (i6) Boom -Varen met Ftndeeltge Bladen; da dium^Pir- Vinnen langwerpige eemgermaate Zaag- ginicinum, taudtg , fto7np ; den Wortel glad. nlfch. Van deeze wordt alleenlyk gemeld, dat zy kleiner is en de Kwabben der Blaadjes ftomper heeft, dan het Europifch Boom -Varen; van on- O Mappi Bifl. Tlmt. Ats. 245. «(ló) Fohjpodium Frond. pinnatifidis \ Pinnis oblongis fubferratis obtufis, Radice Isevi. Sp* Plant, N. 14. Po- lyp. minus vulgaris faciei. Pet. FiK 22. T. 7. f. 9. Polyp. Radica tenui & repentc. Plum. Amer^ 25» T. 36. Fit, €0. T. 77« Raj. SuppL 56. Polyp. Virg. minus, fol. ob- eufioribus. Moris. Hijt. III. p. 563. S. 14. T. 2. £ 3. Au Filix Polyp. difta minima Virginiana platynjewros ? Pluk, Alm. 153, T. 289. f. t) R M A A 1 R P t A N T E N# 157 ónderen g'ad* Ik vind 'er geen gewag van 3 vin '-^ irt de befchryving der Virginifche Planten door den Heer Gronovius* Hoofd* 1 STUK. (17) Boom -Varen met Findeelige Bladen*^ de ^^tyjl. Kwabben Lancetvormig ^ ftomp^ overhoeh^l^^^^^' geplaatst en van elkander affiandig. Oorlepel^ ^ bladig. (18) Ëoom- Varen met Gevinde Lancemnm- XVTir»'^ ge Bladen ; de KwabBen digt aan elkander ^ f^m. ^'^^^ evenwydig^ T>egenvormig ^ JpitSy Horizon^ Gekamd^ taal; den Wortel naakt. (19) Boom - Varen met gevinde Èladen; de XIX. Kwabben dlgt aan elkander 5 evenwydig , Uumf^^'^ Degenvormig^ fpits ^ opjiygende; den ^^''"^j^^g*^'* tel ruig^ (20) Boom -Varen met gevinde Bladen i de XX.' Kwab-J;""'^'''^ fi?) ^^^ilPêdimn Froncl. pinnatifidis , Lobis Lanceo]a-^gJ[g^^^^^ tis alternis obtufis diftantibus. Sp. Plant» N. 15, Polypo- dium Lonchitidis fölio minus. Pet. Fi^^ 32. 1\ i. f. i6# Folijpodium Frond» pinuatis Laiiceolatis 5 Lobis approximatis Enfiformibus paraHeliS acutis horizontali- bus; Radice nud^* Sp. Fianu N. i6* Polyp. Lonchiti- dis folio. Pet. Fil, 31. 7. f 14. Polyp. nigmm tene* rius feftum. Pjlüm. Amer. 26. T. 37. (19) Polypodïum Frond. pinnatis; Lobis approximatis Enfiformibus parallelis acutis adscendentibus ; Radice hirta Sp. Plant, N. 17. Polyp. Taxi folio pendulum. Pet. FiU 35. T. 14. f. i. Polyp. tenue & pend. Ptuiyi. Fü. 69. T. 89. (20) Polypodïum Frond. pinnatis ; Lobl3 approximatl.9 11. Deel. XIV- 5tvjk% vir. III. HooRï- Boom'» . XXI. Polijpo* dium Squama* Schubbig. XXII. Zjoriceuyn^ Snoerbia- ijS Ë s s c YviNc vAiï Kwabben digt aan elkander ^ Degmvormïg^ uit gegulpt , horizont aak In gedaante van het Loof hebben deezé vier 5 in Zuid- Amerika of in de WeStindiëa groeijende , gelyk uit de bepaalingen blykt> veel overeenkomst. In allen zweemen de Bla^ den , door hunne fmalle Vindeelingen ^ veel Daar 't Loof der Taxis-Boomen ; hoewel de iaatfte Soort dezelven gekruld heeft 5 en dus meer naar Struisvogels Vederen gelykende» In deeze is de Wortel blaauwachtig en geftip» peld; zo Plumïer aantekent. (21) Boom - Varen met Vindeellge niznvé • Bladen ; de Vinnen Lancetvormig 5 afi ftandig y effent andig , horizontaal. (èa) Boom • Varen met Vindeeïige gladde Bla^ deny EnUformibus repandis, liorizontalibus, Sp^ Plant, N. iSè Folyp. Fronde pinnata , Foliol. Lanceolato - Linear. &ic, H. Cliff. 475. Polyp. crisp. Strnthionis pennis. Pet. FiU 30. T. 3. f. 8. Polyp. rad. fubcoerulea punftatÉ. Plum* FiU 6oé T. 78. (aij Polifpodium Frönd* pinnatifidis fcabris ; Piiinïs Lanceolatis diftantibus horizontalib\is integerrimis. Sp^ Tlanu N. 19. Polyp. longifolium fquamulis Argenteis^ PfeT. Pil. 29. T. 7. f. 21. Polyp. fquam. ArgenU adfper- fum. Plum. FiU T. 79. (22) Potypodium Frond. pinnatif. laevibus ; Pinnis Lan- teolatis diitantibus horizontalibus repandis. Sp. , Fimu N. 1) Ê li A A I It P L A N T K N. ïjg ^en; de Vinnen Lancetvormlg af/Iandig y viï, mtgegülpt y horizontaaL Apdeel. HüOïD- ( 23 ; Boom - Varen met Vindeelige gladde ^^^^V j j Bladen \ de Vimten langwerpige afftandig^ PoiypL Zaagswyze getand. ^um.^^* Gevleu«» Deeze drie ^ waar van ten minfte de twee s^^^' laatften ook Westindifche zyn , komen ins- gelyks in de gedaante van het Loof eikande- ren naby. De eerde munt door haare Zil- verachtige Schubbetjes uit : de tweede door liaaren zoeten Wortel, misfchien met die van ons Boom- Varen ftrookende; de derde door de gevleugelde Rib der Bladen, (24) Boom - Varen met Vindeelige Bladen ; XXIV. de Vinnen Lancetvormig , gefcheurd'^Vin' cuni.^^^^^* deeligy Zaagt andig. EngelfcM êo. Polyp. longifolium Radice dulci. Pet. Fit. xi ^ 58* ï. 7. f. 10, 12, (23) Potijpodium Frond, piniiatif. Isevibus ; Pinnis ob- iongis diftantibus dentatis. Sp. Plant, N. 21» Polyp. fèr* ratum niajus Coda alata. Pet. Fit. 37. T* 7. f. 13. (24^ FJypodium Frond. pinnatifidis ; Pinnis Lanceola* tis lacero pinnatifidis ferratis, Gouan Monsp. 527. Hüds» ^ngL 387- Polyp. Fronde pinnatifida , Foliolis Lanceo* latis finiiato • pinnatifidis. H Cliff* 475. Lugdb. 499. Polyp. Cambro - Britannicum , Lob fol. profunde den- tatis. Mor. mjL 111. p. 563 S. 14. 2. f. 8 Ra]. IliA 437. j^ngl, 3. p. 117. Filix amj>lisfima , Lobis foliorum laciniatis, Cambrica. Pluk, ^tm. 153. ï. 30. f. i» IL Deku XlVt Sïüifi, 1Ó6 ËESCHRYVING V A Vil. Ia Engeland was dit op een Rots >^ in ArDEEL, Graaffchap Glamorgan, groeijende gevonden; Hoofd- gelyk het insgelyks voorkomt in Languedok^ ömftreeks Montpellier, volgens GoüAN,die P'areft% aanmerkt, dat het Loof byna Hartvormig zy* Het verfchilt in grootte niet van het groots fte gemeene Boom -Varen, als hebbende de Bladen maar een Span lang en vyf Duimen breed; in Lancetvormige Vinblaadjes verdeeld > welke aan de kanten Zaagswyze ^ doch zeer ongelyk en als door infcheuring getand , voor- komen. Somtyds vallen zy wel een Voet langen breed; zegt MoRisoNt des het door de ongemeene breedte van " het Loof zig onderfcheidt. XXV* (^5) Boom- Varen met Plndeelige gladde Bla* dium^Au Vinnen langwerpig afftandig\ de reum. onderften uitgebreid ^ de endelingfe grootst : fti^Jigf" Frugtmaakingen op ryën^ Hoe dit Boom "Varen allergrootst en aller- hoogst, of zeer groot en hoog genoemd, kan worden , indien het de Bladen maar een Voet lang f25) Pofijpodium Frond, pitinatifidis IsevibuS ; Pinnis oblongis diftantibus , infimis patulis , terminali maximS , Fruftificationibus ferialibus. Sp Ptant. N. 23. Polyp. fron- depinnata&C.i^. C///;475. Polyp, majus Aureum. Plum. j^^mer. 25. T. 35. 59. T.. 76. Polyp. maximum. Pet* /V/, 15. T,7.£8. Polyp» altisfimum. Sloan. '3(^m, 15» Htjf» la K H A A I U P L A N T E lU I(5X kDg heeft , gelyk in de befchryving ^^rdt^^^^^^^ gemeld , begryp ik niet. Het is aanmerkelyk lil. wegens de Goudkleurige plekjes van Zaad bol -^x^^?^^* letjes, welken het aan de agterzyde der Bla* Boom^ den heeft* Ik heb het hier met Bladen van^'''^'''* meer dan een Elle lang > bleek blaauw van Kleur, in de Medicinaale Tuin, gezien. Op Jamaika groeit het aan de Stammen van oude JBoomen, in de middellandfche Gebergten» (26) Boom- Varen me^ de onvrugthaare Bla* den korter en ftomp uhgehoekt; de Fiugt* maakende cverhoeks j gevind , Lancetvor" mig. Door geheel Oostindie 5 ten minfte wat de xxyr. Eilanden en Kusten aan de Indifche Zee be- ^/f^"^^'^" treft, groeit deeze Soort 5 die wegens de daante der Eladen den naam draagt. Het Rikebu- klimt by de Boomen op , met dikke ruige^'^p.^^^ Wortelen, die omlaag Bladen fchieten, welke^cvajr. eenigermaate naar die der Eiken zwcemen ^ kort (f26) Folypodiwn Frond. flcrilibus brevior, obtufis ilniT- atis; Frnélificantibus a'tcrnis viniiatis lanceolatis. ^S^^;. Flant, N. 24. FL ZeijL 382. Fïh.i.* Amt, T. 10. Polyp* exot. folio Qiiercus. C. B. Pi^i. 359. Mor. Hifi* IIL p. 564» S. 14. T. II. f. 15. Polyp. Malaban'cum foliis bi- , formibus. Pet. Mus, 794. Raj. SitppU 57» Polyp. Indicum. Clus. exot. 88» T. Sg» Pis, Mant, i95,Rumph, jinih, VI. p. 78. T. 35. Hort, Mal, Mh p. 23. T. 11. Burrt, Fu Tud. p. 231. IL DcsLt XIV. Stuk. 162 ïiESCHRYViNG VAïf AToEEL.korr zynde en breed , rosachtig van Kleui? ^}^^' en ftomp uitgehoekt : maar hooger komen Hoofd- , t^, , . . , STUK. er Bladen uit voort, naar dievan tBoom- Boom^ Varen gelykende , ongelyk langer en grooter dan die anderen. Dikwils komt het ook wel op den Grond voor , alsdan veel ongemaks in 't gaan veroirzaakende 5 door zyne dikke knobbelige Wortelen en de fcherpe punten der Bladfteelen die na 't vergaan der Bladen overblyven. Ik heb het van Ceylon in twee- derley gedaante, als ook van Java, omftreeks Samarang, van waar een der eerstgemelde Bladen , van een byzonder maakzel 5 alhier in Ftg. 2, op Plaat XCVIII 5 half verkleind, is arg^eeld-. XX VIL r^7) Boom - Varen mei Findeelige Bladen^ - ^'oiT^o^ Slippen ongehk. Geven^ Deeze Soort is 'er door den Heer N. fterd. , , BuRMAiNNus oygevoegd , welke men ei- gener Gevenfterd noemen kan , om dat de Bla- den in het Malabaarfe met Gaatjes doorboord zyn : want de fnippering hebben zy allen by- na gemeen. Echter tekent zyn Ed* aan , dat iade Javaanfe Exemplaaren , daar men het Gewas Kakajer of Ta/y Zi?^ noemt , die Gaat* jes niet gevonden worden. Op Malabar waren de Bladen drie Voeten lang. III, ■ Pof^podium Frond. pinnatifidis, Ladniis irisequa:- libus. BuRM. Fl. Ind, p. 531 • Elettadi Marayara, Mcd^ XIL p. 41. T. 50 > %u Raj. Svip'pl^ 52^ b É li A A I R T L A N T E It. Ï63 'ill. Met driebladig Loof, op een Steeltje. . ^i?- lil- (a^Q Boom -Varen dnevöudig Loof; de ^^^^^^^^ Kwahhen uitgehoeh^ de middeljie grootste XXVIiii Veel gelykt dëeze , wat ieder Blad in 't hy-^!^^ feonder aangaat, naar het Heniionitis der Ou- Driebla- den, hier voor befchreeven. Het middelfte^^^* Blad 3 dat het grootfte is, heeft de langte van een Voet en half zo Veel breedte ; doch de Stéel der driö Bladen is maar een half Voet lang. Evenwel is dus dit Gewas zeer groot ^ naar het Hemionitis te rekenen. Het groeic öp de Karibifche Eilanden» Mooglyk is het: Veranderingen onderhevig , die ook aöderen^ met meer of minder Bladen ^ daar toe betrek- kelyk maaken. IV. Met het Löof eenVoüdiglyk Vindeelig. xxta. Lonchitis^ (29) Boom -Varen met gevind Löofx de Fin- , nen (28) Fatijpodimn Frond. ternatis finuato-Iobatis , in- termedia majore* Sp. PUnt, N. 25^ Polyp. Fronde ter- nati fmua.ta« i/, Cliff. 475. Polypodium trifoüatam. Pet. Fit. 18. T. 7. f. 3. Lonchiris maxima trifolia Amerlcana. Raj. Suppl. 66. Hemionitis maxima trifalia. PLUivL-^/^^^T» 22. T. 32. Pi^' 127. T. 148' Fili.^ f. Hemionitis difta Ca- tibaeomm &:c. Pluk. ^Un, 155. 291. f. 3. (29) Potypodiuni Frohd. pinnatis; Pinnis Lunulatis ci^ liato-ferratis declinatis; Stipitibus flrig^ofis. Sp. PUnt. L ^ Ü. DiEat, XIV^ Sttjice r64 B E s c H n t V I K O V A n VIT. fien halfmaanvormigi kamhaairig getand ^ 111. * fieergehoogen*^ de Steekn nmw. Hoofd- stuk^ Op vogtige Bergvelden der Zuidelyke dee* Fareu' Èuropa , grócit dit Kruid ^ dat men Spicant noemt of Groote , om het van 't kleine voor befchreevene Spicant te onder- fcheiden. Het is geheel ruiiw, en harder dan de overige Varens van Switzerland , zegt Haller. De Steel is een Voetlang, ge- vind, met bruine Schubben bekleed. De Vin- nen gepaard en krom , zyn aan de eene zydc hol- 5 aan de andere verhevenrond , mei: fyne Tandjes als gehaaird. Ieder Vin heeft een driehoekig byhangzel opwaards en fomtyds ook een dergelyk nederwaards. Om die reden ' hadt ToTjrvNEFORT een byzonder Geflagt van dergelyke Kruiden , onder den naam van iö/^c/^/V/^ jgemaakt^enze hier door van de Va- rens onderfcheiden De menigte der Paaren van Vinnetjes , tot over de veertig , welken dit Kruid fomtyds heeft 5 ziet men in de Afbeelding , door den Heer Gunnerus gegeven , van 't gene in Noorwegen was gevonden. Het is in 'c Noorden zeldzaam: evenwel groeit het ook op de N. 27. Cliff. 475. Ger. Frou^ 69. Gouan Monsj^ 527 Gron. 'f^irg. Ï23, Lonchitis aspera. C. B. P//^. 359» Lonchitis i)spera majór. CAm.Ejoit, 66d^- Moris. S.ió^% T. 2. f. I. Hall. Helv, incimit, III, p. i6. Oejj, Dan^ AU, Nidros, IV. T, 5. jf. 2, 3 O Zie de Afbeelding Tvft. Bot.J. 314. DE H A A I R P L A If T K I65 de hooge Bergen in Engeland en zelfs in Swee- ^^^-^^ den: zo 't fchynt: doch onder de Sweedfche ^ni. Planten vind ik het niet opgetekend. Het Vir* stuk!^^"" ginifche heeft de Blaadjes langer en minder krom, de Tandjes ook niet zo fyn en fcherp. (30) Boom -Varen imt gevind Loofy de Fin^ xxx*. nen Degenvorm'ig effenrandig , aan (^^n ^if^^'^l^l^ onderkant inwaards ^ aan den bovenkant altatum^ opwaards hiUig. ileelig!^ (31) Boom- Varen met gevind Loof\ de Vin- xxxr. nen Zeisfenswys Lancetvormig ^ Zaaglan- -^^^^J^^^^^' dig^ aan den Voet geknot en opw-aards Ge - ooïd^ . geboord. De Oortjes der Vinbladen, in deeze en de twee voorgaande Soorten voorkomende , maa- ken dezelven altemaai Scheefbladig, De twee- de valt jn VVest-3 delaw^tfte inOostindie, inzon- der- (30) PoUjjpoditmt Frond. pinnatis ; Pinnis Enfiforml- bus integris ♦ bafi inferiore in'rorfiim * fupenore farfum gibbis. Sfj, 'Plant. N. %9. Loucbitis glabra minor. Plum. Amr, 19. T» 48. Lofichitis altisiima Pjnnulis ab utroque latere Aiiriculatis. Sloan. ^am. 16. HilL \ p, 77. T. 31. (31) Potijpodhim Frond. pinnatis ; Pinnis Falcato - Lan- ceolatis ferratis, Bafi tnincatis , furfum Auritis. Sp^ Tlant, N. 28. 'Zeijl 383. Filix Zeylanica Lonchitidis 'facie. Breyn Cent. 189 Raj. SiippL 69, Burm. Zeiju 98. T. 44 £• 2. Fil-ix f. Londi. aspcra maxima Tndornm^ Pluk, Ab^i* 253. T. 30. f. 4. Burm, FL Ind\ p. 232. 3 ÏL Djcbl. XIY. Stuk. 166 B Ê c ir R ^ V I N Q V A IM vu. derheid . op Ceylon , van waar ik een Exem* ^,'^/j^^^plaar heb , volkomen daar mede Qvefeenkom- HooFD- ftig en van Java een , aldaar genaamd j^angoP ^^^Boom^ S^g^esfe^ 't welk alleen door ongetande Blaad- Varen, jes verfchilt, dat ook in een zodanig Kaapfch> van myne Verzameling, plaats heeft. Volgens Breyn groeit dit flag van Varen wel anderhalf Voet hoog. XXXn» (32) Boom - Varen met gevind Loof 'y de Vin-^ Gium^unl- ^^^^ ^^g^^'^ormig Zaagtandig ; de Tanden '"cim. half Eyrond^ Eyrondig geaderd. Veree- n'ïgd. By het befchouwen van een Exemplaar dee- zer Soort, op Java omftreeks Samarang door^ den Heer Thunberg verzameld, blykt, in vergelyking met de Afbeelding van den Hoog- leeraar Burmannüs , eenigermaate de re- den der bepaaling , dat de Vinnige Tandjes Eyrondig geaderd zyn. Zy zyn fpits en aaa de kanten omgeboogen, doch de hoopjes van Zaadftof vind ik op 't midden verfpreid. Mooglyk zal hier dat gene, 't welk de jonge fleer B u r m a n Sphs Boom - Faren noemt , be- ter voegen. (33) C32) Polypodium Frond. pinnatis ; Pinnis Enfiforniibus ferratis ; Serraturis femi - ovatis ovato- nervofis. Sp^ IPiant^ N* 26* Filix pyramidalis Maderasp. elegans. Pet. Mus 10. T. I, f. 55. Fil. Zeylaiiica denticulata non Ramofa. Bürbï, Zeijl. 98. ï* 44. f. i. Filix Bermudfen^^ ii3 non Ramofa petraea. Pluic, T. 244, t i & 403. £. u BïTRM, FU InU, p. 232. DE lï ,A A I R 1' L A N T EN* I67 (33) Boom - Varen met gevind Loof; de Fin- ^^JJ- nen driehoekig en getande HL (34) Boom -Varen met gevind Loof ; de Fin- nen flomp Hartvormige efFenrandig ^ uit ge-- Poiypo- duim tvi' g^^P^* cwgutare^ Drie- C3j) Boom -Varen met gevind Loof i de Ftn*"^^'-^' xxxiv" nen Zeisfenachtig , efenrandig ^ fpits Hart- Cordifo- rormi^. ^ Hart- bladig. Den bynaam van Japanfch heefc de Heer xxxV. ï HU NB ERG. voorgemeld 5 aan die laatftezeer ^^^w- raare Boom- Varen gegeven ^ 't welk door zyn japanfch. Ed. in Japan is gevonden» Zeer gevoeglyk^^^Yiü^ zou het tot het Hartbladige betrokken kunnen ^^s- 3- worden , indien het niet de Bladen met zulke fpitfe punten had ; waar door het grooteiyks van dat Westindifche verfchilt* De Afbeel- ding in Fig, 3, op Plaat XCVIII . geefceep genoegzaam denkbeeld van deeze Soort ^ vfe!- ke rosachtig is van Kleur en de Zaadhoopjes byna (33) Fohjpodmn Frond. pinnatis ; Pin^iis triangulari- bus deiitatis. Sp* Flant. N. 30. Tricliomanes Folio trr- aiigulo dentato. Pet. FïU 76. T. i. f. 10. Polypodium acutum. BuRM. Ind. p. 232. Pluk. Mm. T. 2S5. f. i. C34) Folijpodmm Frond. pinnatis; Pinnis Cordatis ob- tufis, integerrlmls repandis. Sp^ TlanU N. 33. Tricho- ïnanes Folio Cordato. Pet. FiU 75. T. i. f. 11. (35) Poiijpodmm Frond. pinnatis ; Piiinis Falcato-Cor- ^iformibus acutis / integerrlmis, Mihi^-^^*-^' "^^'y' V L4 II. DEEt. XIY» Stuk ï6i5 B £ S C H R Y V I N C V A VTI. byna op rycn overlangs , op de geheele ac^- lil. tcrzyde der Bladen vcrfpreid heeft* De Steel, looFD- gefleufd is, fchynt eenigermaate Schubbig ruig te zyn geweest, 't Gewas is hier wac kleiner dan natuurlyk vertoond ; zo wel als de twee anderen op decze Plaar. (36) Boom- Varen 7nct gevind Loof \ de Plih nen Lancetvormig effenrandigj afflandigy de bovenJJcu kleinen d^ Zaadplekjes op ryin geplaatst, (37) Boom- Varen met gevind Loof\ de Fin^^ nen LancetvGvrnig^ fcmenvloeijende , emr* germaate ruig , de onder ft en onderfcheiden;^ Zaadplekjes hier en daar verfpreid. Van die ongelykbladigheid vind ik geen blyk, in eenige der of door den Ridder byge- bragte 5 of door den Heer jBurman nader aan- Pohjpcdhfm Frond. piiiiiatis; Finnis Lanceolatis integenimis diftantibus , funremis minoribus ; Punftis feriaii- bus. Sp, PhirJ, N. 31. Lonchitis akisfima^ Pinnulis ra- ris non laciniatis. Sloan, ^am, 16, liijh I. p. 77. T. 32» C87J FotijpGcimm Frond. pinnatis ; Pinnls Lanceolati§ (rtbf ubescentibus, couiluentibus , inferioribus diftinclis ; Pua^lis fparus. ^p. Fkiiit, N« 3:;. FiÜx Jamaicenfis Ja- ceae majons a^niula, Falcatis foliis integris margine 32- quali. Plu li. Ahn. 154. 288. f. !♦ Polypodium Indi- cum minus five glabrum. Rumph. Ainh. VL p. 80. T. 35. f- 0, Filix Afnca,na Polypodii fade. Pluk» T. 175^. if I & 400. f. 2« , XXXVT. FohjpO' dmn jirdi- te, Gelyk^ bladig. XXXVII» JDisfimikjt Ongelyk- bladig. ö E H A A I R P L A N T E I ör> aangehaalde figuuren. Want die van Rum- vit. PEius zoude het kleine of gladde Boomva- ''^^jjj^^* ren moeten zyn, welks befchryving geene on- Hoofü- gelykheid der Bladen aanduidt. Ook is het zelve geenszins ruig en de Puisten van boven Fare^^ betrekken dat Boom - Varen veeleer tot het voor befchreevene P%w^/öi^>^; terwyl het ook flegts Vindeelige Bladen heeft. De Afbeel- dingen van Plukenet geeven zulks niec meer , dan in andere Planten van dit Geflagt ^ te kennen» De laatfte alleen hadt verfchillen* de , naamelyk Vindeelige en afgezonderde gevinde Bladen , doch dit was een Varen van Maryland naar de Osmunda gelykende , en dus' alhier niet behoorende* Zyn Ed. ondertus- fchen hadt verfcheide javaanfche Exemplaa- ren , met die ongelykbladigheid op eenever- fchillende manier begaafd , bekomen , welk& naar de laacften van Plukenet, wier ééne een Afrikaanfche was , geleeken. Met meer regt zou men hier dat Kaapfe myner pj^^^^' Verzameling kunnen t'huis brengen j't welk in F/^, L* Flg. I3 op Plaat XCIX, hier nevens, ten deele in natuurlyke grootte, vertoond wordt. Dit heeft , naamelyk , de Bladen van bove» en van onderen, zeerongelyk; niet alleen op- waards allengs langer v/ordende , maar zeer verfchillende van figuur , byna als op de Vier- de Soort gemeld is. De onderften zyn drie- hoekig 5 ongedeeld , aan dqn Voet opwaards L S ge- II. Djeel, XlVf Sims» j^o 3e^schryving van vil. • ö^^^ ♦ bo venfteti Liniaal Zéisfen vormig , AïDEEL. breed aan den Voet. Maar , als men 't wel befchouwt , ziet men, dat die fmalheid der bo, venfle Bladen alleen daar uit ontftaat 5 dat der- j^im^' zeiver kanten omgeflagen zyn , tot bedekking, der Vrugtmaakingen^die als vereenigde Stree- pen maaken aan den rand; doch tevens aan de Midcfelrih evenwydig. Mooglyk is dit der- halve het gene de Heer B u r m a n n u s ge-^ noemd heeft Bkchnum Capenfe^ met gevinde Bladen, de Vinnen ongefteeld, Hartswys Lan^ cetvormig effenrandig. Liever zou ik, nog- thans, dit myn Exemplaar tot het Geflagt van Ttms betrekken. Evenwel, wanneer ik het beginzel der Vrugtmaakingen op de ondertte Blaadjes befchouw , die uit ronde Plekken be- ftaan, dan fchynt het my voUhekt tot dit Ge- flagt te behooren. En , acht geevende , zo op de figuur der Vinblaadjes , als inzonder^ heid op d® Streepen aan de onderzyde, waar mededezelven , gelyk in het Hemionitis^ ver- fierd zyn; dan komt het my voor, dat dit een zelfde Soort zy als dat Kaapfe , \ welk an- ders voor het Ge-oorde kon worden aange- zien, doch waarfchynlyk dus verandert, door het toeneemen der Vrugtmaakingen. xxxviix. (3S) Boom -Varen met gevind hoof; de Vin^ dhim veti' ciilatum, HetYor* (3S) Polypodium Froxid, pinnatis ; Pin^is otloDgis 'm^ » E H A A I K P A N T E If I ften langwerpig efenrandig met regthoekige aTi^l, Adervlegtingen , en vierkante Stippen digt ^^^^^^ aan elkander. stuk. De Netvormigheid van het Aderachtig Go-^''^'''' weefzel der Bladen onderfcheidc deeze West- indifche Soort, welke vierkantige Zaadftippen heeft 5 zo Plüm IER aantekent. (39) Boom -Varen met gevind Loof ; de Fin-xxxiX. nen Lancetvormig • Degenachtig ^ ^f^^^^^' diumWa-' dig 5 evenwydig geftreept , en ^^^fi^^^S^^^^^^^^^ Zaagtandig: overhoeks geplaatst. fig^ Hier zal deeze Ceylonfche van den ouden Heer. BüRMANNus 5 van welke de Ridder geen melding maakt , behooren. Mooglyk heeft zyn Ed. zulks gelaten , om dat 'er geen zekerheid was^ aangaande de Vrugtmaakingen^ die tegerrimis , Ankftomofibus reclangnlis ; Piinftis reftang» approximatis. Sp^ 'Plant, N. 34. Fiüx latifolia non Ra- mofa , nigris Tuberculis pulveruienta. Plum. Amer. 6. (39) Polij^^odium Frond. pinnatis ; Pinnis Lanceolato- Enfiformibus , integris , [parallelej ftriatis , 5etaceo-fer- ratis, alternis, Bürm. Fl, Ind. p. 234. Fiiix non Ramo- fa altisfima Paluftris, Pinnis integris Serratis alternis a- cutis. BuRM. Zeijl. 100. T. 46. Filix esculenta f» Foemi- Ha Rumph. Amb. VI. p. 67. T. 29. Lonchitis Am- boinica. Rumph. Amb, VI. p. 70. T. 30 Poiypodium fimplex. Bürm, Fl. Ind^ p, 235. Poiypodium glabram.. ' II, DSEL* XIV* Stuk, 173 BtBOttHYYl^G V A ï? VII. die ten minfte in myn Exemplaar niet zigt- ^^uT^' baar zyn. Ook wordt 'er , door gezegden Heer^ Hoofd» niet van gefproken. 't Gewas is aanmerkelyk wegens de dunte en evenwydige Adertjes der /w'. " Bladen , die by my meer Eyrondachtig daa 'Lancetvormig zyn 9 en wegens de fyne fte- keitjes aan derzelver kanten. Het zoude ook in andere deelen van Oostindie voorkomen ; gelyk op Java , alwaar men het Daun Pechu Eoemc, zo de jonge Heer Burmannus aanmerkt. Dus zal het buiten twyfel het Eetbaare Varen zyn van R u M p H i u s 5 dat niet dan op vogtige Zandige plaatfen groeit 3 wor- dende Sajor pacu in 't Maleitfch genoemd > als een eetbaar Moeskruid zynde. Het Amhonfch^ Lomhitis , dat ook een Moeskruid is 3 en de Bladen insgelyks overhoeks gevind heeft , fchynt weinig van deeze Soort te verfchillen. Uit de befchryving blykt , dat hetzelve wee- i^.entlyk tot dit Geflagc behoort. Het Gladdo Boom ' Varen ^ van gezegden Heer^ komt ins.% gelyks dit Moerasüge naby, XL. (40) Boom -Varen met gevind Lancetvormig^ dium¥on'- Loof; de Blaadjes rondachtig Jpits inge^ ianum. fneeden'^ het Stengetje glad. Dit C40J Po'ypodmm Frond. Pinnatis Lanceolatvs; Foliolis fubrotundis argute incifis ; Stipite Ixvi. Sjj. Plant, N. 39. Aaoüichum Frond. fubpimatis, Pinnis alternis Cunei« D Ë H A A I R P L A N T E 173 Dit is een zeer klein Plantje, welk op vir. fommige plaatlen in Provence zeer overvloe- diff j^roeit in de Kloven der Rotfen; entevens Hoofd- STUIC* voorkomt in Siberië 5 zo Linn^üs zegt* Waarom hetzynbynaam van Bronnen of Fon- yare^t. teinen hebbe, vind ik niet gemeld* Dezelve zou van Tabernemont kunnen ontleend zyn^ wiens Afbeelding echter veel van die van Lob EL verfchilt , door wien hetzelve PenuS' Haair genoemd wordt* Niets gemeener in't Gouvernement van Aquileja, zegt H al- le dan dit Kruidje , aan Muuren en Rot* fen. Zyn Ed befchryft hetzelve aldus. 55 Een fraay Plantje met de Steng, van de 5, kleinften der onzen, een Handbreed of half 55 Voet lang p Hevige glad, gefleufd, gevind^ 5, plat , met een middelrib doorloopen , de 5, Bladen en Vinnen yl geplaatst» De Vinnen 5, zelf zyn los gevind ^ van vier of vyf paa- ren , de uïterften famenvloeijende. De Vin- blaadjes zyn breed en kort, in halfmaans* „ wyze figuur fpics verdeeld , ook viertandig 5, met gebaarde Tandjes. De hoopjes rond^^ 55 met een vnt Omwindzel , tot vyf op één 5) Viü'- Jwormibus iiiclfis. Ger. Frov, ji. Filicuia Saxatilis om- nium minima ,etegantisfima. Tour Inft. 542. Garid* Ï83. Adiantum Filicinum duiiua rrispum minimum. Barr, i^. 432. f I. Filicuia Fontana. Tab. p. 792. diantbum album. Lob. Ic, gio. Folypodium duriusculum 5óc. Hall. Heïv^ hichoat. III. p. 15^ Pluk. T. S9» f»3* 174 liESCHiEtYVljRG VA^ VII. 3, Vinblaadje, bedekken, rypzynde, het ge- i> heele Plantje, als in het Plak- Varen-" Dè Hjoofd- Afbeelding van Plukenet drukt zeer fraay de Gcftalte der Bladen uit, jCLt. (41) Boom -Varen drievoudig Loof\ dè Poïypo- Blaadjes dubheld 9-evind < aan den Voet cutarium. gefnlpperd ^ ftomp Zaagtandig fpiu ingé* Ik kan , om de waarheid te ièggen, geeii de minfte driebladigheid befpeuren in de aan- gehaalde Af beeldiqgen van Plukenet: waar van hec Loof evenwel taamelyk naar dat der Dolle Kervel gelykt* 't Geen Browne be- fchryft, hadt het Leöf driebladig, met de Bla- den diep verdedd, de Kwabben langwerpige eenigermaate Kwabbig gekarteld. Dit was op 't Eiland Jamaika gevondeUé XLll. (42) Boom-Vareö dat geflengd is ^ met het gr;2.^/o- Loof gejieeld , Finswys' driedeelig]^ aan dé Stekel- tippen tweedeelig met Doorntjes. biadig. ^ Hier Polypodium Frónd. ternatis ; Foliolis ^^ipinnatisj Baü laciniatis, obtnfe incifo - ferratis acuminatis ; infimis gibboüoribus. Sp, Plant, N. 35. Polyp. minus triphyl- lum. Brown- Sff^m 97. Filix pumila paluftr^s Virginia-* na. Pluk. Alm. 151. T. 284. f. i- Fiiix v irg. non Ram. fol. planis Pluk. ibid^ f 2. (42J Poiy podium Cau'escenS > Frond. petiolatis pinha- tifido-trifidis; apice biüda fpinolli Burm. FL Ind, j^. t)È HAAlRPLANTEN* 175 Hier fchync alszins dat aartige Javaanfche ^^if Boom -Varen te behooren , 't welk de Hoog- JiT/""* Iceraar N. L. BüRmannus zo fraay in AL.g^^^'^^'' beelding heeft doen brengen. Het heeft de Bladen, zo zyn Ed. aanmerkt, op verfcheide manieren gefnipperd , met Doorntjes aan de Tippen. (43) Boom - Varen dat g&jlengd is 5 met de XLIIT; Bladen Straahwyze vergaard , de l^inhlaad- ^^^^^^^^ jes Liniaal aan den Foet. famengegroeid» datum, Yoet- Dit behoort ook tot de Boom- Varens , wier Bladen eenvoudig gevind zyn ; hoewel ver- fcheidene derzclven , by elkander op den top van 'tStengetje Straalswyze vergaard, als ^de figuur van een Vogelpoot vormen; weshalve de Heer Thunberg, thans Xruidleeraar te Upfal^ die dit Gewas in Japan heeft gevonden, daaraan den bynaam van Fbetachtig gzï. Geene; Soort , naamelyk , noch onder die van L i N^üs, noch van Bürmannus, kwamzyn Ed, volftrekt daar mede overeenkomftig voor. Men kan evenwel niet ontkennen, dat de Bla- den op zig zelf veel naar die van de volgende gelyken. In myne Exemplaaren zyn 'er zes en vier by elkander op den top van 't Stenge- tje, dat omtrent een hwilf Voet hoogte heeft. (44J 043) Pohjpodium Caulescens > Frondibus Radiatim con- geftis ; Pinnulis Linearibus , ad Baiin connatis. Mihi^ il. Dbsl, XIV. Stüh;, 176 B E S C K R Y V ï N C VA K VII. C44J iioom - Varen me^ twee-Finnig Loof^ Afdeel. Vinnetjes tegenover elkander^ aan den Voet Hoofd- hreeder en famengegroeid ^ Liniaal geftreept ^TltV tfenrandig. Fohjpo' dium Li' ]\,T^j; j-cden wordt deeze Ceylonfe Takkig Liniaal, genoemd van den ouden B u a m a n n u s ; wanc het gevinde Loof verdeelt zig zodanig , dat men het byna gegaffeld zou kunnen heetenr't welk een voornaam verfchil is met het voor- gaande Japanfe. Ondertusfchen zyn aan de enden altoos twee gevinde Bladen op zulk een manier famengevoegd, als de jonge Heer Buk- man in Plaat gebragt heeft. Ook heeft ieder Blad, op zig zelve , veel overeenkomst met het voorheen befchreeven Taxisbladige: zo wel als dat Van Thunberg, zo even ge- meld ; maar een weezentlyk verfchil beftaaü daar in , dat in het Ceylonfche de Vinblaad- jes van agteren groen , in het Japanfche Voetachtige als Roozekleurig wit zyn : 'c welk insgelyks fchynt aan te wyzen ^ dat heü byzondere Planten zyn. V. Met (443 Pohj podium Fronde Pinnk geminis f Pinnulis op- pofitis, Bafi dilatatis conuatis, Linearibus ftriatis inte- gerrimis. Burm. Fl. Ind. p. 235. T. 67. f. 2. Filix Fron- de Ramofa, Foliis conjugatis. Foliolis pinnatifidis &c» FL Zeijl. 201. Filix Ramoft, Zeylaaica &c. Bürim^ 4r> E H A A I R P L A ISf T Ê I?? V* Met het Loof dubbeld of byna dubbeld . ViL gevind. Iij, Hoofd* (45) Boom » Varen met hyna duhheld gevind^ ^^y. Loof'^ de Vinnen Degenvormig Vin deelt g\ Poiijpo' de Vinnetjes flomp Wigachtig: de Steng cum.^^^^'^ Takkig. Zeegroen. Door den meergemelden Heer TtiüNBEtiö is ook deezè in Japan gevonden en met deü nevensgaanden bynaam gedoopt, Zy maakt , %o veel ik uit het daar van bekomen Exemplaar kan oordeelen , een zeer fraay Gewas ; de Sten- gen rosachtig en getakt hebbende; de Bladen van boven geelachtig groen , van onder blaauw- achtig wit; alwaar zy met kleine zwarte Stip-^ jes bezet zyn. De langte der Degenvormige ; Bladen ïs byna een half Voet, op naauwlyk^ een half Duim breedte. Aan één derzelvea tel ik by de honderd Vinnetjes, (46) Boom - Varen met byna duhheld gevind xi.vr. Loof^ de onder fle Blaadjes omgeboogen-^ de^^f^^^'^^ paaren met een vierhoekig Vinnetje ver^ Krombla^ eemgd. Op (45) Fohjpodmm Frond. fubbiphitiata ; Pinnjs Enüfor*" ftiibus , pinnatifidis ; Pinnulis Cuneiformibus obtufis X Sti* , pi e Ramofo. Mihi. Poly podium Frond. fubbipinnatis; Foliolis infi- mis teflexis ; paribus Pinauia quadrangulaxi coadunatis. M IL Daau XIV* Stuk, IJS B E s c H Y V I N Cr VA M , VIL op verfcheide plaatfen van Europa, inzon- 111. * derheid in Berg^ en Bofchachtige Landsdou» s^K^/^" 5 groeit deeze Soort van Boom • Varen, die Boom* het Wiue Eike - Varen van DoDONéüs eenigs- Varen. ^ins gelykt 5 ten minfte de Vinbladen zwee- mende heeft naar die vatn den Eike - Beuk ^ Esculus of Phegus genaamd. Den Heer Hal- LER kwam dezelve doorgaans , zo wel in Duitfchland als in Switzerland , voor, doch in onze Provinciën fchynt zy nog niet gevonden te zyn» Omftreeks Petersburg groeit dezelve overvloedig in de Bosfchen , zo de Heer c 15 Gorter fchryft» De Stengetjes zyn een Voet hoog en glad^ doch de Bladen dikwils ruig en ruuw, inzon- derheid aan de kanten. De onderfte maaken een zeer breede vereeniging aan en om den Steel 5 waar door deeze Soort zig grootelyks onderfcheidt; maar het ombuigen der onderfte Vinblaadjes heeft zy met de volgende West* indifche gemeen. De bovenfte loopen drie- hoekig ten einde uit, en vereenigen zig dik--, wils met elkander. C47) Boom- Sp. Flmiu N. 36* i/. Cliff^ 475. Fl. Suec, 851, 945. F/, i-ir^p. 367» Phyllitis minor hirfufca, Pinnis variis* Petrcp, 3o. T. 21. Fiüx non ramofa minor & fylveftris» PfiTiT. Epifl. 56. T. 50. Filix minor Britannica. Mor. mji. 111. p. 575. S. 14. ï. 4. 17, Polypodium Fo!. pinnatis Keflexis, Pinnis ova»is hiifiitis &c. Hall. Hek^ mchoat^ Tom. 1 1 !• p. ia« Dryopteris candida» Dod. DE H A A 1 R P L A N T E I79 (47) Boom -Varen met hyna duhheld gevind VII; Loof\ de onder fte Blaadjes mgehöogen\de ^nff^ Vinnen rappio;. Hooidp .jC4^0 -Boom -Varen met hynci duhheld gevind Polypo^ ^ Loof% de Blaadjes getropt , de Kwahhenf;^^J^;^^ Jlomp Zaagtandig : de Steng Kaffig^ Omge- boogen. Decze laatfte groeit 5 volgens L i nn^eus 5^^^^^^^^ zo wel in Engeland als in Siberië, alwaar de Geurig. Inwooners van Jenifea , volgens 'c berigc van den Heer GMELrN, die Kruid in Bier kooken- de 5 aan 't zelve een aangenaame Reuk en Smaak van Braamboozen geeven. Ook droog in een Vertrek famengehoopt, vervult dit Kruid het* zelve met zynenGeur, Het worde , door hem ^ als een zeer kragtig Midde! tegen 't Scheur- buik geroemd. Op de Gebergten aan de Rivieren Angara en Selenga groeide het o-» vervloedig. De hoogte is omtrent eeü Voet en de geftal- te ais die van 't Mannetjes - Varen 3 maar dé Blaadjes zyn digter famengehoopt en als ge- tropt ^ ^Aj) Folijpodium Froud. Ajbbipirm. Föliolis infimis ie- fiexis ; Pinnts laceris. Sp* Ttmt* N. 37. Filicula Alisi inieiior ook een goed Middel zyn. De nuttigheid der gedroogde Bladen y in Matrasfes of Kusfens , om Kinderen op te leggen , die de Engel- fche Ziekte hebben, is by ons zeer bekend (|). Op 't Eiland Faroe zoude de Ingezetenen dea Wortel 5 m Bier gekookt , tegen den Steea dien» (*) Vide ScopoLi Flor, Carniot, p, i^^o; door zyn Ed. aangehaald. (f) Zie de Proeven en Ondervindingen ten dien op- zigte reeds verfcheide Jaaran in 't werk geiteid door den zeer kundigen Apotheker W» van Barneveld, in de Hedend, VaderU Letter oe ff enin gen , V» Deel N. 5 en 6 , of bladz. 188 en 236. Deeze Heer, een groot Liefheb- l^er der Natuurkunde ^ heeft reeds een aanmerkelyk getal Lintwormen, door deezen Varen- Wortei üitgedreeven , verzameld , en verfcheide byzonderheden in dat Onge* dicrte ontdekt. (ü Pueris Rachitide laborantibus loco Straminis fub- llernunt . Batavi' Boerh. ld. ibidem, uit Haller. Beh^ Ed. I. p. 139; die twyfelde of het dit ManBerje dan 't Wyfje moefte zyn: maar Boerhaave ftelde de kragten gelyk en fprak ook niet van in plaats van Stroo , waar de jopge Kinderen zelden op gelegd worden 5 in ons Land. n F> H A A I R P L A N T E N. l8<; dienflig bevinden (*). De jonge Spruiten zyn VII. als Spergies eetbaar en de Schubben van den ^^uï^ Wortel worden in Noorwegen, van 't arme Hoofb- Volk, by gebrek ï> wel zo in 't Bier als in 't^^^^*^^^ Brood gebruikt (f ). l^aren. Dit Varen verfchilt niet alleen aanmerkelyk in Geftalte, van het Wyfjes- Varen, dat Tak- kig is en wel driemaal zo hoog groeit; maar ook in de manier van Vrugtmaakinge en veelal in de Groeiplaats , als boven is gezegd. Ik begryp derhalve niet, hoe H aller zeggen kon, dat het, even als 't Wyfje , uitgebreide Landflreeken beflaat en een plaag der Velden is ,naauwlyks uitgeroeid kunnende worden (|), Alle Autheuren getuigen , gelyk hy zelf ook zegt, dat het Mannetje in Bosfchen groeit(§^. Maar inzonderheid verfchilt het door de figuur van den Wortel, die zeer knobbelig Schubbig is en ruig , langs den Grond door het Aard- ryk voortkruipende , en geduurig nieuwe Scheu- ten uitgeevende, 't welkzekerlyk dit Onkruid moeielyk uit te roeijen maakt. Ook is in het Mannetje die zonderlinge omkrulling der Scheu- ten, gelyk in veele andere Soorten van Varen, opmerkelyk. (54; Ct) GuNN. Flor^ Nor V eg* Fol. p. 4» G) Peftis Pascüorum vix uUo modo potest extirpan* & latas regiones, perinde ut Femina> teuet. Beiu^ incba-* fit, ibïd, i§J Somtyds, evenwel, komt het Wyf j«s - Vajren , dat yoQï^ IL Deel, XIV. Stuk. IfpO F/ S C II R Y V I N G V A K A^mi C54) Boom -Varen ma het Loof duhheld gè^ ■ HooïD- vlnd'^ de Finnen- Lancetvormig Findeeligy «TUK. fpits. Poiijpo- Hoewel de Naameh goedertieren zvn, be-- fcemina. gi'YP ik niet, met wat reden onze Ridder den Wyfjer" ^^^^^ van Varen -Wyfje op deeze Soort toe- pasfe, die *er door geen Autheuren aan gege* ven is 5 buiten Tabernemont, by wien het nog door den naam van Steen ^ Faren on-^ derfcheiden wordt. Immers 'die bynaam baart de uiterfte verwarring Het groeit, by het voorige, in Bosfchen ^ zelfs voorheen befchreeven is , of het Arend - Vareii , ook iü de Bosfchen voor : gelyk my de gedagte Heer W. v^n Barneveld verhaalt, in Gelderland ondervonden të. hebben , en het Wyfjes - Varen , waar van hy my de geheelö Plant , benevens die vail 't Mannetje bezorgd heeft, is weezentlyk het voorgemelde. (54J Poltjpoizum Frond. bipinnata Pinnulis Lanceo- latis pinnatifidis acutis. Sp. Plant, N. 44» Gort. Beh. II. p. GoUAN Monsp. 528. Daliö= Par. 313, pi, ^^^'^ 847, 947- i^- L^gdb' 499- Hall. Hetu. incLat. m. p. 14, N. 1704. Filix mas non rnmofa, Pinnuiis angufll larioribus, profunde dentatis. Mor. S. 14. T. 3. f, g. Pluk. Phijt. igo. f. 4- Filix Fetrsea foemina, uTab. £ 793- Mooglyk is deeze of de volgende Piant oudtyds voor 't U^W^^ Varen gehouden; dewyl Pliniüs van beiden , zo wel van 't Mannetje als van het Wyfje , zegt: Petlunt interaneorzm Animatia, ex his Tcenias cufü Meile-^ ccelei-a cum Vim tridm ^otx, Libr. XXVII^ zelfs in ons Land, en onderfcheidt zig. bo- Vil. * vendien, door de langte der Biaden; terwyl ^^Tii^^' ook de tropjes van Bloemen > gelyk onze Hooid. Ridder ze noemt 5 hier niet Niervormig, maar ^^^^^^ • Eyrond, eenigermaate gehaaird en eenzaam ^'^'^^z^- zyn. (55) Boom - Varen met het Loof duhhekl ge* lv, rind'^ de Vinnen Findeelig effenrandig^van ^^^^{'^^^^ .onderen feenemaal bedekt met StuihmeL Ujptens. Plakmee» In de Moerasfen der Noordelyke deeleu van Europa, zelfs ook in die van Switzerland, en in Rusland aan de Wortels der Boomen , volgens den Heer de Gorter^ groeit dit zeldzaame Varen , dat naar 't gewoone Vareu wel wat gelykt , doch inzonderheid in de Vrugtmaakinge verfchilt* Dewyl het Stuif- meel de geheele ondervlakte der Vinnetjes be- Haat, hadt LiNNiEOs het bevoorens in Geflagt van 't Plak -Varen geplaatst; maar na* derhand bevindende ^ dat het in de jongheid af. (55) Pohjpodium Frond. bipiniiata ; Pinnis Pinnatifidis- iBtegerrimis lubtus undique Polline teftis= Mant. 505. Acros- fcichum Thelypteris. Sp. Plant. p. 1528» Flor. Suec. Ih p, 939. Poiyp. Finnis pinnatis, Pinnulis ovatis integem* tnis. Hall. Helv. mchoat. III. p, 14» N. 1697, FüixX Sa- xatilis foliis non ferratis. Pluk» T. 179. f. 3. Filix mi- mor non ramofa. Mapp< Als Ic, 7* Thelypteris paliiflds non ramofa R^pp, ^en, 277. ScmiiB, Ic^ T. XL 1 1. Deeï., XIV. Stuk, 19» B E S C H R Y V I N G VAN VII. afgezonderde Plekjes waren ; heeft zyn Ed# ilFDEEu j^j^^. weder t'huis geMagt, daar het3VoI-' Hoofd- gensH ALLER, weezentlyk behoort. STUK Boom^ Een keurlyke Afbeelding en befchryving f'areiu heeft de Heer Schmiedel, Hoogleeraar te Erlangen, aan 't h'cht gegeven van dit Kruid ^ 't v^elk ten tyde van J. Bauhinus reeds ïn 't Wurtembergfe was waargenamen. Het blykt daar uit , dat de Vinnen alleenlyk Vin- deelig zyn, niet in Eyronde Vinnetjes ver- deeld 3 gelyk Haller zegt. Het zelfde is blykbaar in het derde Steen -Varen Wyfje van TaberkeMont ,als ook in het LaageVir- ginifche Moeras -Varen van Pldkeiset, hier toe behoorende Vt^ant de Vinnetjes zyn met een breede ftrook, langs de Bladrib heen 5. vereenigd , en de endelingfen loopen in een lange fpitfe punt famen. Zeer duidelyk beeldt ook gezegde Autheur af, hoe de Zaadhoopjes 2^ig eerst op eeneLyn, langs den rand^vertoo» nen, terwyl zy met een geftraald Schildje gedekt zyn ; vervolgens aldaar fainenvloei- jen 5 en zig eindelyk over de geheele onder, vlakte verfpreiden; even als ook in andere Soorten van dit Geflagt gebeurt. De Eyronde figuur der Bolletjes , haar Steeltje ^ de Veer- kragtige Ring en hoe zy open fpringen, om hunZaadftof uit te werpen, is ook zeer duidelyk door hem in Plaat gebragt. (56) O FiUx pumla Paluftris Virginiana. Tab,284»f.ï» jo È H A A I R P L A K T E ï^. 193 CsC) Boom • Varen met het Loof dtihheld ge Vli/ vmd; de Vinnen haJfmaanswyzey haairig m/ getand ^ de Steng ftr oef. stok?^°' ■ LVI. De gedoomde Vinnétjes maakëndeeze Soort Poiypo^ 'zeer kenbaar 5 die door Tournefort totifan,^.^^ het Geflagt van Lonchitis betrokken was, we- ,^^9^^'^" gens de fcheefheid derizelvefi ; terwyl zy ge- oord zyn. Dezelve groeit ook op verfcheide plaatfen in ons Werèldsdeel, doch is niet zeer gemeen. Hall er merkt aan, dat zy fom- tyds met farhenvloeijeridc 5 foriityds met on- derfcheiden Vinnetjes voorkomr. De Steng h driekantig , bekleed met bruinroode Schub- beö. (57) Boom -Varen met het Loof duhheld gé- LVIh Graan w-^^ I (56) Fotijf odium Frond, bipinnatis ; Plnriis Lunulatis^^"^^^^' tiüato -dentatis; Stipite ftrigofo. 5^?. Flant. N, 45. Gouan Éonsp, 528* Dalib. ?ciTis^ 314. FIuds. AngU 500» Po- lyp. Pinnis pinnatis , ciliatls , ferratis , aculeatis. Halt.,. Helv. inchoai, HL p. 16. N, 1712. Filix aculeata major, C. B* Pin, 358 Prodr, 151. Filix m as non ramofa^Pin- nülis Jatis auriculatis Spinofis. Pluk. Al^n, 152. T, 179. f. 6 & 180. f. !• Lonchitis aculeata major. Tour nf. htjïi> 53S. Mor. S. 14, t. 3- 15. (57) Polypodium Frond. bipinnatis , iFoliolis' Pinnis- qtte remotis Lanteolatis ; Serraturis aciiminatis. Sp^ Plant. 46. GouAN Monsp. 528» Huns. AngU 390. Fi- lix Rhaitica, ternuisfima denticulata; J. B. Hifi, \\\ p* 740. Fiiicula Fontana major, f. Adianthum album Fili- cis folio. C. B. Pin, 358. Tournf* Injh 542» Dryopteris N • eanr II. Deel. XIV. Stuk. 194 Bes c*h ryvino vap? AFOTHt* vif^d; de Blaadjes en Vinnen ver afftan^ HooïD- ' Lancetvormig i met gefpitfle Zaag^ STUK. pandingen. Boom» r- Varen.. j^j^ moct het /F/V/^ Eiken - ^r^;^ van D o- DONéus zyn ^ volgens de aanhaaling vai> ToüRNEFORT, op den naam van C. Bau- Hiisüs. H ALLER bctrckt daar toe de Filicu^^ Ja 9 door Ssguier afgebeeld. Onze Rid-, der heeft den bynaam van J.Bauhinus ont-. leend , die hec in Graauwbunderland gevon-: den hadt , hoewel hy zelf aanmerkt, dat het> ook in Vrankryk en Engeland groeije* Jn Switzerland is het, volgens Haller,zo^ gemeen , als by ons de Steenruite, zyn- de byna op alle Rotfen en Muuren te vin- den. LVTIL C58) Boom - Varen fnet het Loof duhheld ge* ^/'o^^ö" vind; de Finnen langwerpig ejfenrandig veboracen- evenwydig i de Steng glad. | Jorks. (59) Boom -Varen met het Loof duhheld ge-^ Lix. yind^ Puhes* s> eens. Ruig- candida. Dod. Tewp, 465. Haller. N. 1708* SEg. Vev^ achtig. I. I. Pohjpodium Frond. bipinnatis ; Pinnis otloiigia integerrimis parallelis ; Stipite Isevi. Sp, Plant, N. 47. (59) Potijpodhim Frond., bipinnatis Pilofis ; Pinnis Lanceolato - ovatis fubincifts acutis extimis couflueutibiïiS. Sp, PlanU 48^ }) E II A A I R P L A IV? T E lU IpJ vwd , Haaing ; e!e Pinnen Lancetvormig ^^^^ Eyrond^ een weinig ingeficeden^ JP^^^j ^li- uiterjien famenvloeijcmk. sxuk, ; (60) Boom -Varen fe^ Loof duhheld ge- LX. r/W; Vinnen aan den Voet hoekig uit- ^^nJ^^^^^^ gegulpt ; de Vinmaakingen aan de kan- '^cirgina^ Van deeze drie groeit de middelde, die Haai- rig Loof heeft , op Jamaika; de eerfte, hoe» wel Nieuw Jorks gebynaamd , in Kanada , volgens Kalm; zo wel als de laatflcjdie zig onderfcheidt , doordien de Vrugtmaakingen aan den Rand zyn, niet op de vlakte van de Vinnetjes verfpreid , gelyk in het gewoone Mannetjes Varen , naar welk zy anders veel gelyken. 'i (61) Boom -Varen met het Loof dubheld ge- LXI. vind ; de Blaadjes affiandig : de Finnen f * langwerpig ^ ftomp\ Zaagtandigy van on- Boldraa- deren Boldraagende. Dee-^^"^^* «tóo) Folypodum Frond. bipiiinatis; Pinnis bafi fmua^ to-repandis; Fruftificationibus marginalibus. 5j£7, PLii^t^ 49- (60 Folypodium Frond. bipinn. Foliolis remotis^ Fia- nis oblongis obtufis ferratis fubtus Bulbiferis* Sp, P^anU N". 50. R. Lugdb, 500. Filix Saxatilis Canad. Gk)buliie- a. Pluk. Alm. 150. Filix BaccJTera. Corn^ Canad, 5. Mor. Hifl. 111. p. 579* S, 14. ï. 3, u jq. N 2 IL Deel. XIV. Sxük, tt)6 BESCHRyviNG VAN VIL Deeze Soort , de zeldzaamfte in dit Ge* flagt , zou de Voortteeling der Varens eeni- HooïD- germaate kunnen ophelderen ^ indien het waar ^'^^^ is, 'tgene 'er van gefchreeven wordt. Im- Famir mers op de rug der Vinnetjes of Blaadjes ko- men, volgens CoRNUTi, tusfchen de ge- woone tropjesvan Stuifmeel -Bolletjes, ronde Kogeltjes voor , die afvallende het Gewas voortplanten. Maar hoe gefchiedt dit dan ia de andere Soorten V In Kanada is ook deeze t'huis. LX II. (62) Boom -Varen met het Loof duhheld ge\ Potijpo' yi^^ . Blaadjes afflandio: : de Vinnen dimn fra- ^ \ ^ gile. Tondachtigy ingejneeden. Broofch- fteehg. Q^^Q^ Heer H aller dit, dan hetGraauw*' bunderfe bedoele , met zyn Boom - Varen , dat de Vinnen gevind, ruimfchootig verdeeld, de^i^ Vinnetjes half gevind , met rondachtige ge- tande Kwabbet jes heeft , blykt my te minder-, wegens de veranderingen ,door zyn Ed. daar in waargenomen , die hem zelf ten opzigt van deeze twee deedt twyfelen. In Sweeden groeit dit (62) Potijpodium Frond. hipinn. Foliolis remotifi; Piu-^ Xi\s fubrotundis, incifis. Sp. Plant, N. 51. Dalib. Pav. GouAN Monsp. 528» Fl- Suec. 849. 948. P^or, Fran* cof. 119. Hali., Wt/. 111. N. 1707. Fiiix Saxatilis Cau* liculo tenui fragili. PlUk. Alm. 150. T. 180. f. 5. FiiiX,^ pumila Saxatilis feciinda, Clus, Pmn^ 706. » E II A A I K P ri A N T n 197 iit Broofchjleelige overal op dorre Steenachtige vil. . plaatfen, zegt Linn^üs. ^ni^^^ HöOFB* Boom -Varen met het Loofduhheld ^^-«tuk. vind ; de Vinnen Eyrond eenigermaate ge^ ^Fol^po" brabd (lomp^ van onderen nmkt^ aan den ^^^^ fra-* Rand^ jvaar de Frugtmaakingen z^n ^ om^^^'^^ixi^n geboogen. In de Zuidelyke deelen van Europa is deeze jafeuwe Soort waargenomen , die de Geftaice der voorgaande heeft, en, verfch gedroogd zyn» 'de, zeer aangenaam is van Reuk. Het Loof is maar een Handbreed hoog en zou, indien de Zaadftofhoopjes niet met e^n eigen Schub- betje gedekt waren , tot het Rand - Varen zya «'huis gebragt. " (64) Boom -Varen met het Loof dubheld ge* lxiv. rlnd; de Vinnen Eyrond infneedig getand l^^ff^^^- yan onderen Kafflg , aan den Rand , waar Kaffers # de Vrugtmaakingen zyn^ omgeboogen. Deeze, aan de Kaap der Goede Hope ge- von- (63) Totijpodiim Frond. bipinnatis ; Pinnis ovatis fub- lobatis obtulis nudis margine refLexis j Fruttificadonibus marginalibus, Mcint^ p, 307. Polypodium Frond. bipinnatis ; Pinnis Qvatis in- cifp - denticulatis ;fubtus paleaceis murgine reflexis j FruQ^ Üf. margiaalibus. Mant^ 307. N3 lU DEEl.i XIY. SlVK. ipS E S C H R Y V I N O V A VIL vonden, is van Geflalte als de laatflis, maar AFDEEL, driemaal grooter en dikker , met de Stengel iJopFD* KafBg gehaaird , zo wel als 't geheele Loof. ,21 : LXv. (65) Boom •Varen hei Loof duhhehl ge^^ difm^Re- , Vind; de Blaadjes\by na gepaard ; de Finnen £i^fn^ overhoeks gefnipperd. 'Koning- " •** lyk. In Vrankryk groeit deeze , die de tropjes 2aadftof grooter heeft dan dergeiyken. Vml* I^ANT, die. ze omftreeks Parys vondt en zeer fraay in Afbeelding bragt , heeftze Koninglyk Eike-Varen , met de Vinnetjes van Duiveker- iVel 5 getyteld. IXVl. ' (66) Boom- Varen met het Loof dubheld ge* fjlu/if!lm- ' vind; de Vinnen Wigvormig gekwabd. , Fyn-' l)ladig, Kruidje in Spanje, Portugal en Proven- ce 5 gevonden , heeft de gedaante byna van oiizc? Steenruite , en fchynt als een middelflag tus- fchen het Plak - Varen , Tros - Varen en Boom- Varen 3 te zyn. (67) (65) Potijpodium Frond. bipinn» Foliolis fub - oppofitis ; iPinnis alternis laciniatis. Sp, Plant, N. 52. Hort. Ctiffk 475. R. Lugdh. 500. Dalib. Paris. 312. Filicula Regia, Fumarise pinnulis. Vaill. /'^r. 52. T. 9. f. i; (66) Polijpodium Frond, bipinn. fterilibus brevisfimis.^ Pinnis Cuneiformi- lobatis. Sp. Plant, N. 53. Magn, Monsp, 5, T. 5. Adianth. Filicin. leptophyil, elatiusHis* X^anicum. Barr. Rar, la^o. T. 431. DE II A A I R P L A N T E N. 1 99 C^>7) Boom -Varen met het Loof dubheld ge- ^Vii. vind; de Vinnen Vindedig Lancetvormig inf^^* Zaagtandig. sfuKr""' LXVII^ Uit China hadt Linn^eüs deeze Soort den Wortel bekomen, die als met een geel Dons, gelyk een Haazepoot, is bekleed. ^^^^^^ Stengetjes , een Voet of anderhalf lang , wa- ren groen en glad, zo Wcl als het Loof; waar aan de |Ridder geen Vrugtmaakingen hefpeur- dc, hebbende het wegens de gedaante flegts hier t'huis gebragt. VI, Met verfpreide Stekels gédoornd of Boomachtig. <68) Boom -Varen met het Loof dubheld ^^•LXVIII. rind ^ Zaagtandig \ de. Steng Boomachtig ^^^^^"^^ on£:edoornd. Boom- ^ achtig. (69) Boom - Varen met het Loof duhbeld ge- lxïX. vind ^m^^^'^- ^^^^ > Doom- fteelig, (^67^ Polijpodium ? Frond. bipinn. Pinnïs pinnatifidis LanceoIatisTerratis , Radicibus Lanatis, Sp. Plant, N. 54. 068) Polypodhim FrOnd. bipinn. Serratis \ Caudice Ar- boreo inermi. Sjj* Plant. N. 55. Filix Arborescens, Pinnulis dentatis. Plum. Fil. i. T. i, Amer. i. T. i, Pet. iv/ 41. T. i» f. i , 2. (69) Pohjpodium Frond. bipinn. Serratis; Caudice Ar- boreo aculeate. Sp, Plant. N. 56. Filix Arborea ramo- ia fpiflofa &€. Sloan. S^cim* 24. HiJL I. p, 95. T. 56. Filix arborescens lutifolia aculeata. Plüw. Amer, 3, T. %^Fit. 3. T. 3»Pet. Fth 42. T. 4 f. u N 4 II, Dbsl. XIV. SivK. 2©p B E S e H R Y V I N G V A N vincly Zaagtandig; da St^ng 'Boomacktig ^ gedoomde (70) Boom - Varen met het Loof meervoudig famengefield ; de Vinnen haif-Pylvormig aan den Voet ver eenigd^ aan de tippen Zaag- tandig ; de Steng gedoomd» (^1^ Boom -Varen met het hoof meervowUg famengejleldy de.endelingfe Vinnen, Lancet'- rormig^ zeer ïang^ Zaagt andigi de Steng om laag gedoomde Deeze ; vier zyn Westindifche Gewasfen ^ hoedanige men , zo 't fchynt , in Oostindie nog niet heeft gevonden. De twee eerden zyn Boomaehdg ; het eene ohgedoornd, hec andere gedoomd ; gelyk ook de twee laatften , die door de dubbele verdeeüng van.hec Loof uitmunten : terwyl de zydeHngfe Ribben in het Schroomèlyke' wederóm' Taklcig zyn» VIL . AiDEÉL. liU -Hgoïd- $TUK. LXXJ ' Poltjpo- dium hor'» ridum^ Schroo- melyk. LXXI. Tijrami^ dak, Pierainie? (70) Fohjpodinm Frond. fupradecompofitls ; Pinii. femi- fagittatis , bafi cönnexis, apice ferratis ; Caudice aculea* to. Sp. Flanu N- 57. "Fil* ramofa , Pinnis latis , Gladia^ tis ; Caudice fpinofo. Pet. FiL, 50. ï. 5» f, 1. Plum. Amer. 3. T4. , Raj Suppt^^ 92, (71) Fohjpódium 'Fxondi, fiipradecómp. Pinnis ternrjna- libus Lanceolatis löngisfimis ierratis ; Stipite inferne acu- leato. Sp. Plant. N. 58. Filix ramofa pyraixiidalis Finxii? parvis. Pbx* 40. T. 4. f. p E Haai r p l a n t e n# aof (72^ Boom - Varen w^if "het Lóóf meervoudig ^y^l. famengefieldy de Vinnen ftomp ^ aan de tip lu. Zaagt andig ; deendelingfe gefpitfl } de Steng 5^^!^'' Boomachtig ^ gedoornci. LXXII. ' ' dium as-* ' C73) Boom -Varen met het Loof duhheld ge> perum. vind 5 de Vinnen E'^rond met kkine Tandjes. ^^^^ j^* 1 ..(74) Boom,- Varen met het Loofdubheldge-*^^^\^^^^^ vind en ruigh de Vinnen langwerpig Jïompi j^xXIV» deendeün9'(engefpitfl^''\^^\'^\ • Villofum^, ' /n-^U'd:.':. Pluizig.- - (7j) Boom - Varipji met, het Loof dubbeld ge* lxxv.' vind ; ^de^ 0^^^^ \, horizontaal effenrandig^^^^^^^^^ ftomp \ de endeljpgfe^ Lancetvormig^ - - • ■ ^ Van deeze viet héefc de eerfte de Steng, de tweede de Bltódjc^ ftèkelig Öf^edoprrid : de ^'-^ ' ^ • /"der* (72) Pohfpodimit Frond. fupntdecömpofitis ; Pmnis ob* tufis apice ferratis , termin. acaminatis ; Caudice. Arbj> ieo aculerato.ilS/7. f /^^/. N, 59. Pei^ ///.vij.- X.i ,4. f.7» (73) Folypodium Frond. bipinnatis ; Pmnis ovatis > den^ tlculato -fpinofis. a5>. P/^^w/. N. 60. Pet. i^/. 53. T. C74J Motypodium Froud, biplnn. hirfutis ^- Pinnis ob- bngis obtufis, termin^\iibus acuniinatis. >5/?, Flant, ï^. 61. Pet. FiU 52. T. 4. f. 10. Plüm. Alm* 15, T. 2^* Fif^ 21. T. 27# RAy Suppl. 97. (75L) Fotijpodium Frond. bipinn, Pinnis j?ori;5ontalibas integerrimis obtufis; terminalibus Lanceolatis Sp)* Flani. K. 62. Filix Taxi foliis major éc minor. Fex, FtUdiy^i^^ X. 2 f. 5;, ótBüRM, i^;; Ini. p. 234. '5 -^^^ }!• De5u Xiy» Sxüb; 205i BESCHRYVIif^G VAN Vil. derde heeft dezeWea ruig of als met Haaing .AïDETx. Inluis begroeid : de vierde beeft hec Loof als rHöeïo> kruislings of Taxisbladig. . fiec fchynt dat dee- ^^Boom '^^tft^ Oos tindie groei je* De drie anderen zyn alleenlyk in de Westindiön ge- vonden» - v zyz: VIL Me6 meervoudig famengefteld Loof* IXXVL . (^öUl Bpo'm- Varen mei het Loof meervoudig immEnj- ' f^^^ngtjïeld , de Blaadjes dnevoudig en opjris, dubbeMnmW Wynriu- tlg. . ^ .-O r - ^: . Tn de Bosfchen van Europa, doch niet al- ^ -^^ gemeen, komt deeze Soort voor, welke van 'i**MO'CLüs I üs kkin laag Steen - Faten genoemd wordt, liy namze aan deq,. Voet der Eer- g€n in 't Ooftenrykfe zeer overvloedig waar. Het hadt kruipende W^ortelen , byna als 't Mannetjes Varen , van een zeer famen- irekkenden Smaak en zeer kort Loof, Ik kan echter de drievoudigheid der Blaadjes niet tlnden ïn zyne Afbeelding. Mooglyk komt . : , die . (7^ Pglypodium Frond. fupraJecompofitis ; Foliolis tftrnis bipinnatis. Sp. PlanU N* 63. Gort. Ingr. 165. JDalib. Far^ iia^, FL Suec, 85^ , 949, Pöiyi). frifidum , fiamis inanatls, Pinnis pinnatlfidis, F/. Z^j[7;>/^§7, Filik Jlamofa minor, Pinnulis dentatis. C. BV i*/^. 358 ^ct^ Teirop. X. T. 22. f. 2. Filix pürnila faxatiüs prirfia! Clus. Fann, 705?' /^^* 704» Noniië" HalIl. Beïv, mchociu ïp. 1709, Filicula Aipiiia cpsÏi^' Se^;;; f.32 \. ^ D F> H A A I a P L A N T E ÏT* ao'J die van Sec uier, behoorende tot een Va- Ati^f ren op den Baldus -Berg in 't Veroneefche ge- j./^^^^^ vonden, iets nader daar niede overeen. HetsTUK. Wyfet , dat deszelfs Bladen Wynrui tachtig ^J^m** waren^ (77) Boom - Varen met het Xoof weervoudigl^^'^li» famenfieJd en Haairig ; de Blaadjes Lan- dium Spe" cetvormig gevind ; de Vinnen gepaard j^p^^^i^jg^ yïndeelig. . Van ; het groeijen in eene Spelonk op de Bermudifche Eilanden , daarPLUKENEx ge- wag van maakt , zal buiten t wy fel deeze den bynaam hebben , hoewel zy ook op Ceylon is waargenomen 5 en derhalve niet ten onregte onder de Ooftindifche Gewasfen mede be- trokken wordt. Het Portugeefche Varen met den Wortel van Boom-! Varen, bevoorens de laatfte Soort van dit Geflagt uitgemaakt hebbende ,, is thans tot dat van Trichomanes j ftraks volgetide, over- gebragt. ; 5b£rt t ^ Voor^ (77) Fotypodium Ftond. fapradecomp. Piloüs ; Foliolis Lanceolatis pinnatis ; Pinnis oppofitis pinnatifidis^ 5^. Flam. N. 64 Fl ZeijL 384. Filix Bermudenfis elegcins Ramofa^ Pinnis rarioribus dentatis , Cauiiculis Musco- fa ïanugine obdiiftis Pluk. -^Im. I55« T. 244. f. 2.; BüRM. Fl Ind. p. 234. ' AOV^ AD3C lÈ DïEI.» XIV. SïUKt - ' ^ö'4 B Ê S C lï R Y V I N C V A Vil Voórenaleer hetzelve të befluiten > zal ik ^VDEfXj^Qg- ge^ag maaken , hoe in Gelukkig Ara- Hoofd- bie , op het Gebergte , alleen maar drie 'Soorten van Boöm - Varen door Fors ka gul Tdin;:, zyn gevonden ; een Kambladig , een Gekarteld eïi . Getand ; als ook een Borfieldraagend aan de ' Dardanellen , by Konftantinopolen (*)t^ Op Ysland komen , behalve hét Mannetjes- en Wyfjes:. Varen , ook het Broofche, het ge* meene Europifche 5 het Bronnigea heifKrom» tladige en Vi^ynruitige , voor. Meer dan dee» ze zeven vind ik onder de Yslandfche Plan- ten niet ^opgetekend (f). ' In NoorWegen k inaar ééne Sootc van Pterh\ nèamelyk d^ he^ A D 1 A fï T u M. Venöii^'ffeafr* : ; ^ V/V ; ^.:.>> ............ ^-De Konmerken van dk'Geflagr heeft Li N*. ï^jEüS^gefteld tebeftaan in end-Vlalcjes ondet den omgeboogen rand v^iübet Loof. Tour- i^EFORT hadtdezelven in de byzondere gedaan- te der Blaadjes, die tot het gezegde aanlei- ding geefc 5 gevonden. Van onzen Ridder .fvordt het ih deeze Rangen onderfcheiden. L Met C*) Ftor. JEgypt. Af ah. p. iS^. (f) ZoEGA F/or. IslanU, H A A I R P A W T E JJ. 20$ I, Met eenvoHdig Loof. Vit 111. ' fi) Venus-Haair fnet het Loof Niervormig ^ Hoofd- eenvoudig 5 onverdeeld i gejïengeld , veel* ^ bloemt g, Adianttfm IMierbloe- * Zeer blykbaar is het voorgemelde , in datmig. zogenaamde Faren van Madéra , Hemionitis genaamd, van Plükenet, 'c welk ronde Bladen als het Mans -Oor heeft, met de lang- werpig vierkante Tanvdjes der Bladen , in de geheele omtrek , omgekruld. SLoANEhadc dit raare Gewas van dat Eiland , alwaar het alleen fchynt gevonden te zyn, bekomen* (2) Venus - Haair met het LoofNiervormig een' \ l. vöudig overhoeks , gefleeldy gehvahdy veel-^jl^f^^^^^^^ hkemig. Philip* Op de Philippynfe Eilanden , daar het den saam van heeft > is deeze Soort waargenomen» II. Met {1) Adiantum Fol. Reniformibus fimplicibus indivilis , Stipitatis, multifloris* Syfl* Nat. Feg. XIIL Gen, 1180. Sp. I. Ad. monopliyllum Fol. Afari rotundis. Mor* Hift^ ilU p. 592. Filix Hemionitis dicta Maderenfis &c.Pluk. T. 287. f- 5* Hemionitis Afari folio. Sloane ^am^ 14. Mift. I. p. 15. . (2) Mimtuni Frond. Reniformibus limpl. alternis 9 PetioK Lobatis , multifloris. Sp. Tlanu N. 2. Ad. Pki- Jipp. Fol. rotundo laciniato. Pst. Qm* g. T. 4. il, XIV* Stuk. CLoS Beschryving va» VIL 11. Met: famengefteld Loof. Hoofd- (s) Venus • Haair gevingerd Loof; de Blaadjes gevind ; de Finnen eenbloemig. ill. f^dmtiml Eilanden Jamaika en St. Domingo, in Geftraald.de Westindiën , is dit Venus- Haair waarge* nomen, 'c welkSLOA ne noemt 5GrootzwarC niet Takkig, met de Spruitjes uit den top van het gemeene Steeltje als Sternswyze geftraald. Dit is het Polytrichum van dü jTEaniE, gelyk hy aanmerkt» Anderen hebben het tot de 7r/- chofnanes betrokken , of tot de Lonchitis wegens de ge oorde Vinnetjes. De Stengetjes zyn een Handbreed of een half Voet hoog. TV. (4) Venus- Haair met het Loof Voetachtig de ^ Voet-^* gevind ; de Vinnen van vooren achtig. hultig^ ingefneeden i Vrugtmaakende. In (g) Aduintum Froiide Digitat^ ; Foliolis Pinnatis ; Pin- nis unifloris. Sp\ PtauU N. 3. Ad. Alis radiatis. Pet, i^r^ 93.> T.. 14. f. 3. Ad, Ramofutn radiatum. Plum» Amer^ 33. T. 49» Ad. Jamaicenfe , Piim. Auriculatis &c. Pluk. Alm^ iié T- 253. f. 3, Trichom. Amer. radiatum. Mor. HijL 1 11, p. 591. S. 14. T. 4. f. 9. (4) Adiantum Frond Pedatis ; Foliolfs pinnatis ; Plnnis aïitice gibbis, incifis , fruftificantibus. Sp, Plant N- 4. Kalm. //. lil. p. 338. Ad. Fronde bifida &c. R.Lugdh. 500. Ad. Fruticofum Americannm &c. Pluk. T. 124. Mor. T. 5. f. 12. Ad. Frut. Brafilianum. C. B. Pwj. '^SS^'P^odr. i5f Ad, American. Corn. Canad. 7. T.6% DE H A A I K P L A N T E N. ^Ö^ In Kanada en Virgiiaie groeit deeze, die de vu. Bkadjes niet zo in 't ronde , maar op de wyze ^ ^ j^^*' van den Voet eens Vogelpoots uitgebreid heeft ^ Hoofd-,. en omgeboogen , met de Blaadjes Ruitachtig j^^^^^^ of fcheef vierkant. De Takjes zyn glanzig ^^^ï//* % zware. Het valt ook in Brazil. (5) VenuS' Haair met het Loof gevind ; ^^^^^^j^^ Vinnen langwerpig en gepaard'^ de endc^ Lancea. lingfe driehoekig Piekvormig. nig**^^^^^"^ (6) Venus- Haair met het Loof famengefield ^^ VI. de Vinnen driedeehg ^ jtomp ^ tngejneeam^ Drie- veelbloemig. kwabbig. (i) Venus -Haair met het Loof gevind l de VIL Vinnen ftomp Eyrondachttg ^ Zaagtanmg^ tum. eenbloemig. tan^g^" Deeze drie zyn in de Westindiën , of in A- merika, en de eerfte te Suriname waargeno-. men^ (5) Adiantum Frond. pinnatis", Pinn» oppofitis oblon-^ gis; termia. trianguluri - haftatis* Sp. Plant. 5. Adi-* ant. album maximum Amexicanum. Seb. Thes, 11. p.ós» T. 64.' f. 7, 8. fÖ) Adiantum Frond. compolitis; Pinnis tripartitis ob« tufis, iiicifis , multiüoris, *S^. Plant, N. 6. Ad. triphylU repens* Pet. FiL 100. ï. 11. f. 9. (7J Adiantum Frond. pinnatis ; Pinnis obtufis, obova* tls, ferratis , unifloris. Sp^ Plant. N. 7. Trichomanés majus nigtum, Pimiis leviter dentatis Trapezü figurS» SLOAif. 3f(^m. 17. T. 35. f. DisBL. XIV« Stuk. 208 . E S C H R Y V I N C? V A VII. nien , wordende dezelve Allergrootst witFmi'^ Afdeel. ■ ^ . c • ^ o IIL wen-Haair van Suriname door Se ba gety« yill. (8) Venus-Haair met het Loof gevind ^ Zeié- Caudatum. fenvörmig , ^fe ////^/^ Staartig. Staïirtig. lo Oostindie groeit deeze Soort, wier Loof uit veele Blaadjes aan een Steekje beftaat, als dat van Trichomanes : zynde het Steeltje te- Vens Zeisfenswyze omgekromd , *t welk 'er een aanmerkelyke byzonderheid van uitmaakt^ zeet blykbaar in de fraaije Afbeelding daar van door wylen den öuden Heer B urm a n- isriTs, die het Ceylonfche Exemplaar van den ouden Gronöviüs hadt ontvangen en aan- merkt 9 dat de tip van het Loof zig naar den Grond fchynt om te krommen > tot Wortel- fcliieting* Mooglyk zal hier het Maanswys Fems-Haair Van den jongen Burmannus te betfekkeri 2yn ^ niettegenftaande zyn Ed. 'er eenvoudig Loof^m toefchryft : want L i n n^eus noemt Loof ^ dat gevind is , niet eenvoudig. Ik be- zit een fchoon Exemplaar van een Adiantum ^ dat de onvermoeide Heer Thüni]érg, thans Kruid- ig) Adiantum Frond. pinnatis, falcatis, apice Cauda- tls. Mant, 308. Adiant. Caule reflexo , Pinnulis alternis ftriatls &c. Burm. Zeijl. 8 T. 5. f. i. An Adianthum Ltiiiülatum ? BuRivi^ FU Ind. p. 235» E H A A I R P L A N T R ï?» Kfuidleeraar te Upfal, boven op het Gebergte, afdkeu bezuiden Batavia , in Ooftindie , verzameld ^^^^^^^ heeft. Dit fchynt my den zelfden naaiii te stuk, verdienen ; boewei de Vinnen eigentlyk niet gekarteld noch getand zyn. Ik bepaal het (dus» (9) Venus - Haair me^ het hoof gevind ^ de ^^^^^^^^ Finnen Maanvormig vyfblQemig. Lunuta^ ium. Dit heeft een Steng, mooglyk Heefterig , vinnig, ran dikte als een Pennefchaft , eenigzins Schu b- ^; big, hier en daar Bladen uitgeevende, gelj^k 'er één in Fig^ op Plaat C, is afgebeeld; Van omtrent zeven Duimen lang 5 die over- hóeks bezet zynmet afgezonderde doch naauw- lyks gedeelde Vinnetjes , aan de eene zydê rond, aan de andere hol; aan de ronde zyde vier en èndelings dikwils nog één tropje heb^ bende van Zaadftof , dat my hetzelve vyfhloe* inig doet heeten. De rand kromt zig om , teü einde waarfchynlyk deeze zogenaamde Bloe- men te bedekken ; en daar door vertoont hy éig als Golfachtig geboogen ^ zonder eenig blyk van Infnydingen of Tandjes. Aan 't endi loopen de Blade»n fraaller en zyn aldaar Vin^, deelig bepaald* lil. Mee . (9) Adianium Ffond. pinnatls; Piimis jLwnivlatis ^uin^ ^ueflorls. Mihi. O ÏI. DESlf XlV. SïüK. B E S C H R V V I N G V A IIl. Met meer famengefteld Löof. (10) Venus-Haair tnet het Loof meer famen* gefield \ de Vinnen overhoeks ^ Ruitachtig gerond , veelbloemig ; de Stengen om hoog ruigachtig. (ji) Venus-Haair met het Loof meer famen^ gefield \ de Blaadjes over hoeks ^ drievoudige Liniaal^ eenbloemig. (^11) Venus-Haair met het Loof meer famen^ gefield ; de Vinnen overhozks y Vindeelig s met ongelyke Kwabben, Van deeze drie Soorten is de middelfte in- de Westindiën ; de beide anderen in China waargenomen» De eerfte , met de Blaadjes byna als van het Koriander , is Takkig , het Loof roodachtig t de laatfte heeft hetzelve glad , de Vinnen Vindeelig ingefneeden ^ met Wig- (lö) Adiantum Frond. decompofitis , Pinnis alternis Rhombeis , rotundatis , multifloris ; Stip. fupra pubescen* tibus. Sp, Plant. N. 8« Ad. Chinenfe perelegans Ramo» Aim. Pluk. Alm, 11. T. 4. f. 3 Ad. fol. Coriandrl Ra- niofum. Raj. Bijl, 1853. (11) Adiantum Frond. decomp. F0I. altern. ternatis - Lin, unifloris. Sp. FlanU N. 9. Ad. Clavatum triphyl* lum. Pèt. Fil. 99. II. f 4. (12) Adiantum Frond. decomp. Pinnis alternatis ^iana^ tifidis , Lobis inaequalibus, Sp^ Flant^ 10, /VII. Afdeel» 111. Hoofd- STUK. X. uAdiafttum Plabelluia'» Waaije- XT. TrifoUcL* turn. Driebla* derig. XTL Chufanum, Chineefch. E n A A i ^ f L A 15? T E N. 2ïti, Wigvormige Kwablxïtjes, Deez:é beiden zyn, yji. . door den Hoogleeraar N. L« B u r m a n N u s , ^^^ifj"* onder zyn Ede Ooflindilche Planten van den Hoofd- Ridder overgeuorhen ; waar by zyn Ed. nog /t^^^^ een Soort gevoegd heeft, met den bynaam van i^^^^^r. €bineefch uit het Kruidboek van Petiver; zullende zyn , het Zwarte fyn , verdeelde , Chineefchie Venus-Haair van Plukenet, met zeer kleine 5 ftompe , doorgaans tweedeelige Vinnetjes. Dan brengt zyn Ed. nog een Soort te berde, welke hy Getand noemt Cf) 3 zynde onder den naam van Varen ^ mét överhoekfe Bla- den, die Tandjes hebben^ van boven bly^ groen en glady van onderen of aan de agterzyde der Vinnen bruin ^ door den Heer Pryon uit Java gezon- den. Zyn Ed. betrekt daar toe die Afbeelding van Plukenet, welke een Europifch Varen yoorftelt , en door .LiNNiEus t'huis gebragt is tot het Vx-^yfjes- Varen , in \ Geflagt van Bóom- Varen , hier voor (|): merkende nog- thans aan , dat het Javaanfche , gelyk h'gt te bégry pen is , daar van vry wat verfchille. 't Is ^eker, dat die Afbeelding veeleer een Soort van Varen voorftelt , dan van Venus-Haair. Uit ('•^) Acliantvim Chinenfe. Burm. FL Ind. p. 236. Ad, ni* grum Chinenfe &c. Pluk. TkijU 10. T. 4- i- Cf) Adiantum denticulatum. Burm. FL I^d. p. 23Ó. Fili>: tnas non Ramofa» Pluk. Phijf, T. 180, f. 4. G) Bladz. 190. Vid. Linn. Sp, Plant. i^%z^ O 2 IIó Deel. XIV. Siuk» fiia B E S C H R V I N O VAK AfdeÊu ^^'^ J^P^^ ^'^^^^ bekomen, weV ' ke met het Chufamm van Linn^eüs ftrookti Hoofd , . „ STUK. maar dat gene , waar van m Fig. 2, op Plaat Üaair^^' C, een Blad is afgebeeld > fchynt, meer met het Getande van den Heer Burmannus, wac zyn Ed, bepaaling aangaat, overeen te Hem- men. XIII. (13) Venus-Haair met het Loof meer famen^ dmücu'^ 5*^7?^/^; de Finnen over hoeks ^ de onder fié latum. Kwabben Vindeeli^ , de bovenflen Lancet* Getand- . ^ pj. c. vormig met landjes. De Bladen zyn overhoeks gevind , en deeze Vinnèn verdeelen zig wederom in Vinnen , waar van de endelingfe Lancetvormig en ge- tmd zyn* Ook is het Loof aan de eene zyde donker bruin , aan de andere helder groen. Maar het komt my voor, dat het van boven , niet van onderen, bruinst zy. ileder Tandje heeft een rond Zaadknopje , met twee Punt» jes ter wederzyde één* De meergemelde Heer Thunberg heeft dit flag van Venus- Haair omftreeks Batavia gevonden. 04) Venus* f 13^ Adianntm Frond. decompofitis ; Pinnis alternis 5 Lobis inferioribus pinnatifidis , fuperiorlbus L^nceoktijSf «lenticnlatis- Bukivt. uts. ï) E E A A I K P L A N T E N. 213 [ (14) Vcnus-Haair mei het Loof meer famen-^ yjj^ gefield ; de Blaadjes overhoeks , de Vinnen Wigvormig gekwabd^ met dunne Steeltjes. Hoorn* STUK. Dit Kruid , naar 't welke het geheele Ge- ^f^^;^^^ flagt den naam voert , groeit in de Zuidelyke ^f^f^^ deelen van Europa en in de Levant. Het was Kuro-' in Switzerland lang gezogt, doch niet gevon- den, tot dat de Heer Fuessli hetzelve in "t Over* AIpiTche ^gedeelte, dat is in 'c Walli- fer-Land, waarnam , alwaar het in Putten, op Steenen en aan vógtige Muuren groeit , zegt Hall ER. Goüan getuigt, dat het omftreeks Montpellier neftelt aan de fcheuren of fpleeten der Putten* Van die Stad heeft het zynen door geheel Europa bekenden naam, wordende in Vrankryk Capillaire de Wlontpeh Vier geheten. Het kwam den Heer Fors- KAOHL in Egypte en Arabie voor, en Rum- y H i u s op de Molukfche Eilanden. Op Java , rondom Samarang 5 heeft de Heer Thunberq het ook gevonden. Dit C14) AdiantumYtoxA^ decompofitis , Foliolis alternis , Finnis Cuneiförmibus Lobatis , pedicellatis. Sp, Plant^ N. 32, HüDS. AngL 391, GoUAN Monsp, 529. Adiantum Fol. Coriandri. C. B. Fin» 356. Mat. Med. 480. Adian- tum. Cam. Epit. 924. DoD, Pempt. 469. Ad. f, Cap. Ve- neris verus , Poiyrrichon Apiileji. Lob. Ic, 809. Ca)^ Veneris Amboir*icus. Rumph. Amb, VI» p« 77. ï. 34* f. X. 03 11% Djreli XlVi Stuic, aï4 B E S C H R Y V 1 N c y A ï^* " VII. Bit Venus-IIaair heeft dunne Stengetjes ^la^*" die paarfchachtig zwart zyn , aan welkea Hoofd- lange,, driebladige Steeltjes over hoeks groei- ^^Venus- jen, met zeer tedere gladde Blaadjes, Waai- I^mir. jerachtig, aan den omtrek getand; dikwils ia drie,, vier of meer , ftompe Kwabben verdeeld.^ Ieder Tandje heeft één of twee witte. Zaad- hoopjes , met een Vliezig omwindzel , worden- de door den omkrullenden rand gedekt, Zy beftaan uit ronde Bolletjes met een Veerkrag- tigen Ring, als in de andere Haairkruiden. De zo vermaarde Borst Syroop C"^) , heeft van dit Plantje zynen naam ; hoewel hetzel- ve ^ zo fommigen willen , naauwlyks eeniga kragten bezit Cf ). Het levert, niettemin , een overvloed van Sap uit, dat van eene Zeep- achtige hoedanigheid is , niet zonder eene Zuurachtige famentrckking. Doch wel verre van den lof eens algemeen Geneesmiddels te verdienen j gelyk het , nu byna anderhalve Eeuw geleeden dbor zekeren Montpellierfen Arts op- gehemeld wordt (1), komt het flegts, in dee- zen, overeen met de Steenruite, Wederdood, en andere Haairkruiden : des ook gedagte Sy- roop meest van andere Adianta , pf met zulk eene (♦) Syru^us CapUlaris Monspelimftim. Syxop de Ca^ 2pUlaire, ftj) HallEr, l^etv. inchoat, III. p. 17. G) In Libello de Aduintho , AütOïQV.Yo^mo.T^onsjlt* p 'e H a a 1 r p l ante Na Zlp cene famenftelling vervaardigd wórdt , dat ^ W.' men naauwlyks weet, waar aan derzQjver zo ui/ uitmuntende Borstverzagtende kragten toe te/^uKl^' fchryven Het Zwart en Witte Vehi^s- /^^^l' Haair zyn 'er de voornaamfte Ingrèdiënten^^^^^*' --^ van. Met Hall er ondertusfchen te den- ? ken , dat die Syroop haare kragt alleenlyk van 't Water van Oranje -bloemen hebben zou, gaat wat ver (t> C15) Venus- Haair mei het Loof dubbeld ^e- .]^^' vind \ de Vinnen Ruitachtig ^ aan 't endnilofum, en uitwaards Vrugtmaakmde ; de Steng -^^"^^^S* Pluizige Dit Jamaikafche wordt nader befchreven , als een driekantig, zwart, Haai'rig, Stamme- tje hebbende, met het Loof byna dubbeld gevind ; de Vinnen overhoeks ^ naauwlyks gefteeld en glad. (l(5) Venus -Haair met het Loof dubbeld ge- XVL vind-:'^''^'''^''' Poeijerig. (^) Zie liier voor , bladz. 139, in dé befcfiryving der Jwintigfte 5oort van. Miltkruid. (f) Ab Aq. Fl. Aurant. vim fuam accipere videtur, fi quam habet. UtJuprcK ^. (15) Adimtum Frond. bipiilnatis ; Pinnis Rhombeis aBtice extusqwe Fruftificantibus ; Stipite villofo. Sp, FlanK Jf. 13. ManU 505. Adiantum. PlOk, Phijt, T. 253. f. i. l ■V 06) 4^iantum Frond. bipinnatis; Pinnis ovalibus an- tice O 4 i!» Deeï.1 XIY, SïüK, B E S C H R Y V I N O V A Ü vindy de Vinnen Eyrond ^ van voorcn knot:, eenbloemig'y de Sungvuig^, (17) Venus -Haair met het Loof duhheld ge^ vind de onder fle Blaadjes tweedeelig; de- Finnen Maanvormig en, van boven veek hloemig^ Deeze beiden groeijen in de Westindiëiu De Portugeezen zouden het laatfte Jvenca noemien, volgens Sloane, die het befchryfc als een Allergrootst zwart Venus - Haair, niec ïakkig 5 met menigvuldige dikke groote Vin-? nen , die van eene Scheefruitige figuur zyna Deeze beiden fchynen de hoogte van drie of vier Voeten te bereiken. XVIII. (18) Venus -Haair met het Loof meer famen^ 22/i?r^^^^" g^T?^/^ ; de Bkadjes gevind ; de Vinnen. GeknoL over-* tice truncatis unifloris ; Stipite hirto. Sp. Plant, N. 14- Adiantum mas, Caule fquamofo et pediculo piilverulen- to» Pet. FiU 84. T. 5. f, 7. Plum. Amer. 32. T.47. FiL X. 55- Raj. Suppï, loor Adiantum Frond» bipmnatïs \ FoHoIis infiiriis bi- partitis ; Pinnis Lunatls fuperne multifloris. Sp^ Flav.u N. II. Ad Ramofum Fol. trapeziis dentatis. PlUivt- Anier. 31. T« 46. Fii. 97» Ad. nigriim maximum non ra- «nofum, Sloak* 21, Kifl^ ï. p. 93»ï. 55* f'i- (18) Adiantmn Frond. decompofitis ; Foliolis pinna-» tis ; Pinnis alternis Cimcatis fubfalcati's rruncatis infee« jgeriimis. Burm. FU p* 255. ï* 66. £. 4, VII. IIL HooiD» STUK. XVII. Adianu in Criftatum, DE HaAIRPLANTEN. Sllj overhoeks i Wigvormig 5 eenigermaatc ge* Vltj zeisfend 9 geknot^ efenrandig, Afdeei,, HooïD» De Hoogleeraar N. L. Bürmannüs, dk"^^- Javaanfche afbeeldende , merkt aan , dat het jiaaf^" eene gladde , hoekige , gefleufde Steng heeft en Blaadjes van een onregelmaatig driehoe- kige figuur^ IV. Met meervoudig famengefteld Loof. XIX. Adiantum C19) Venus^Haair met het Loof meervoudig Qeknod^t* famengejlehl ; de Blaadjes overhoeks ; een* bloemig» (20) Venus-Haair met het hoof meervoudig XX. famengefteld'^ de Vinnen Vinger achtig ver-iMm. deeldy veelbloemig ; de Steng gedoomd. ^^edoornd* (21) Venus-Haair wié'^ het Loof meervoudig XXL famengefteld; de B/aadjes overhoeks ; de j-^'^l''^^'' Vinnen Rui tachtig , ingefneeden , weder zyds Scherf-» Vrugimaakende, tmnz* 02) (19) Adiantum Frond. fupradecompofitis ; Foliolis al- ternis ; Pinnis Cuneiformibus integerrimis alternis uniilo«# ris. Sp^ Plant. N» 15. Adiantum Ciavls flmplicibus. Pet. FiL 95. 14. f. 7. Adiantum Frond. fupradecompofitis ; Pinnis pal- matis multifloris ; Stipite aculeato* Sp. Flant, N. 16. iWiant. repens fpinofum. Pet. FiU 78. T* n* f 6. (21) Adiantum Frond. fupradecompofitis ; Foliolis al* fferms ; Pinnis rhombeis incifis utrinque Fructificantibus. Os 11. DjsaL. XIV. Stü^ Sl8 IJ E S C H Y V I N G V A 4FDEEL ^^^^ Venus • Ham met het Loof meervoudig lli. ' famengefleU^ de Vinnen zeshoekig y uii^C'* rand^ onverdeeld^ jvederzyds eenbloemig. Hoofd- XXtl. tefago^'^ Deeze vier Amerikaanfc Soorten van Ve^ ^um, nus - Haair vi^orden door haare Bynaamen zeer ^j^^^^^^'duidelyk afgetekend. De drie eerften hebbbn zig in de ClifFortfeTuin bevondeö. De twee- de munt wel het meefte uit , door haar ge- doomde Steng y de laatfte door haare zeshoe- kige gevorkte Vinnen, XXIIL (23) Vmm^UdLzn met het Loof meervoudig ^ V^aren- famengefteld ; de Vinnen Eyrond , onver-^. ^^btig, deeJdy gekarteld \ de Steng glad. ^ , Van deeze Kaapfe is de Steng een Spaa lang y paarfch van Kleur : de Vinnen heb* ben den rand , van onderen >- gedekt niet zo veel Schubbetjes als Tandjes , waar onder de Vrugtmaakingqn zig'verfchuilen. (2-4) 1^. FlanL N. i^. Adiantum ramofius i>edicuiis lucidl^s & nigris. Plum. FiU 78. T. 95^ Adiantum Fruticofuru Coriandri folio Jamaicenfe. Pluk. T. 254. f. r. (22) Adiantum Froiid. fupradeconipofitis , Pinnis fe« xangularibus emarginatis, integerrimis utrinque uniflo- jris. Sp, Plam, N. 18. Adiantum Pinnis hexagonis fui> catis. Pet. FiU 94» T. 10. f. 2. (23) Adiantum Fronde fupradecompofita j Pinnis ova^ lis 5 integri^; , crenulatisj Stipite Icevi. Mant. 130. i) E H A A I R ? L A iSf T E 219 (24) Venus -Haair met het Loof meervoudig féi^ Av^^^ vtengejield ; de Vinnen rondachtig^ onver^ 111. dceld y gekarteld , met Haair dunne Steel" s^k!^^* tje^- XXIV. ^ Jldiantitm Volgens de befchr y ving van B e r g i u s , die ^Jm^^^ San dit Venus-Haair flegts een H^tidbreed hoogte geeft, en Eyrondachtig geronde Bla- |i;^C. den van twee Lynen langte; zou het naauw- ^* lyks van 't voorgaande fchynen te verfchillen ; niettegenftaande Plu ke net hetzelve Hee- fierachtig tytelt, met groote rondachtige Vin- netjeSo Myn Kaapfch Exemplaar, zeer fraay gefield , waar van een gedeelte in Fig^ 3 ver- toond wordt 3 is volftrekt een Rynlandfchen Voet hoog 5 en heeft de Vinnetjes wel vier Lynen breed en drie Lynen lang ; kooiende taamelyk met de Afbeelding overeen 3 welke Plükenet van een zeer klein Takje daar van gegeven heeft» Zelfs komen, in het my- ne , de Vrugtmaakingen voor , taamelyk grooc zynde en van eene halfmaanswyze figuur, op fommige Blaadjes één, op veele twee, aan ze- kere uitgehoekte Infnydingen, die in andere Blaad- (^24) Adiantum Frond. fapradecompofitis ; Pinnis ro« tundatis integris crenulatis ; Petiolulis capillaribus. Sjj. Flant. 19, Adiant. Fruticofum Mt\no\ncnm. Plum* Alm, 10. T. i53« f. 2» BuRM. FL Cap* Prodr. 28. Berc. (;ap. 359. il. Desl. XIV* StM. aao Beschryving van ^jdeÉl. Blaadjes ontbreeken of naauwlykszigtbaar zyn* ' i^i- Die Bloemtropjes Ichync de Heer Bergiüs STUK. niet gezien te heoben; alzo zyn Ed. er geen i Fenus' gewag van maakt» Aan de bovenzyde der 'üamu vertoonen zy zig zwartachtig , aan de onderzyde witachtig, In Japan heeft de meergemelde Heer Thünberg ook deeze^ Soort 5 doch met eenige verandering, gevou* den, gelyk uitmyne Exemplaaren vandezelvQ, hlykbaar isa Van dit Gcflagt , op \ welke de Ridder- den naam van een zeer bekend Haairkruid # BI. 130. hier voor befchree ven toegepast heeft, be-* ftaan de- Kenmerken in eenzaame' Vrugtmaa- kingen, die in een Borftelig Styltje uitloopeiij in den rand van het Loofingeplantzynde. Het is insgelyks in drie Afdeelingen onderfcheiden^ ^Is volgt« 'S^lo.zi'^n, (i) Trichomanes Frond. finipl. oblongis laceris. Stjjï, Nat, Veg, XlII. Gen. 1181. Sp. i. Darea Amencana Lichenoides. Pex, Mus. 763. Adiantwm Membranaceupn Lichenoldes. Pet. Fit. loi. T. 13. f, 5. Ad. Muscofum Li- chenis Fetrsei facie. Plum» Amer. 34. T. 50, Filix Hemioni^ tis Lichenoides &c. Pluk. PkjU s,%* f. 3,* Trichomanes, Wederdood. I. Met eenvoudig Loof. riacmm. ]D E H A A 1 R P L A N T É Jn de Westindiëo groeit deeze> zynde een Vit. zeer klein Mosachtig Plantje, met Vliezige ^'^n^^* Waaijerachtige Blaadjes , voortfpruitende uit^^^o^°*' een kruipende Wortel. Petiver heeft het Da- rea geheten. (2) Wederdood met het Loof Findeelig ^Lan* \\, netvormig; de Vinnen evenwydig^ eenher^ ThcÏió'^ maate Zaagtandig* crispumt Gekruld; Op het Eiland Martenique is deeze gevon- den , welke P L u M I E R tot het Boom - Varen betrekt, Pet r ver in gedaante vergelykt by het Mannetjes - Varen» (3) VVederdood met het Loof Lancetvomig Vindeelig uit gegulpt \ de Bloemen eenzaam Poïypodi^ , ^ ^ Olies. ^ endehngs. Boomva.- Het Loof van deeze > die in Oostindie valt , is een Vinger lang en breed, bynaaande Rib toe Vindeelig , met Lancetvormige Kwabben , die flomp Zaagtandig aan de tippen fpits zyn , met ééne Bloem aan de punt van elke Kwab* De (a) Trichomanes Frond. pinnaHfidis Lanceolatis; PIu^ jiis parallelis fubferratis, Sp. 2, H. Cliff. 4^6. Polypa* •öium crispum Calyciferum. Plum. Fit. 67. ï. S6. Darea Filicis Maris facie. Pet. FiL 103. T. 11. £ 8. (3) Trichomanes Frond, Laiiceolatis , Pinnatifidis re« "pandis , Fleribus folitariis toiminalibus. 5^* FlauU N. 3t ÊURJM. Fit Tn^* p. 236. 222 B E S C H R Y V ï K C V k n Vi^. De Blaadjes zyn döorfchxraendemetöverhoék- lil. Ie Aderen» Hoofd- stak, jj^ Met famengefteid Loof. TV* TrichO" manes kir- futum. Ruig» V. Ttjxidife^ Yum^ Doos- draagend. VI. Tunhri' genfe, Tun- (4) Wederdood met het Loof gevind'^ de Vinnen överhoeks , Findeelig^ Haamg^ (5) Wederdood met het Loof byna dubheld gevind; de Vinnen over hoeks digt getropt^ gekwabd^ Liniaah Deeze beiden vallen in Amerika, doch de iaatfte komt ook in Engeland voor , worden- de Laag kruipend Varen van Ray getyteldè Naar de volgende gelykt zy zeer. (6) Wederdood met het Loof gevind^ deVin^ nen langwerpig gegaffeld , afloopenden getand. Van (4^ Tvichomanes Frond. pinnatis; Piniiis alèernis pin- natifidis Pilofiis.5/;. TlanU N. 4. Filicula .digitata. Plum. Sp. 13. i^i^- T. 50. f. B. Dareae affinis digitata, Pet^ TiL 105' T. 15. f. 5. (5) TricPiomanes Frönd. fub - bipinnatis i Pinnis alter- nis confertis lobatis, Ünearibus. Huds* Angt^ 393. Filix Pyxtdifera. Plum, FïL 74. T. 50. Filix humilis repens, Raj. Angl, 111. p. 137, T. 3. f 3 j 4- Darese Tunbrigen- fis facie. Pet. FIL 104. T. 13. f* 13. (6) THchomanes Frond. pinnatis ; Pinnis oblohgis di* cbotomis decurrentibus dentatis. Huds. Angt. 393. Ad. Petraeuttl pèrpufillüm Angl. fbl. bifidis fcrifidisque, Raj, AngL 111. p, 123. Ad. Radicofum humisparfum &c. Pluk. Alm^ 10. T. 3» f» 5 , 6* Muscus montanus Italicus Adianthi foUis. Bocc. Mus^ 11, u D E H A A I R 1» t A N l!' Ë N. Vail Tuiibridge in Eügaland heeft deezeden j^XI^eu naam , alwaar zy door den Heer D A i R e werdt 1 1 i. ' gevonden , naar wien Pet i ver haar den ty-s^^K^^^" tel van Darea gaf. By Ray wordt zy Zeer tVeder* klein Engeljch Steen - Fenus - Haair ^ met twee^^^^* ea driedeclige Bladen, geheten. Plüke- NET geeft 'er den naam aan , van JVortelig op den Grond verfpreid Venus-Haair , of doorfchy» nend Varentje van ons Land , met Blaadjes van Koriander die zagt zyn ^ Bolletjes draa- gende. De Blaadjes zyn langwerpig, aan end met knobbelige Tandjes* (7) Wederdood met het Loof gevind ; de Pln^ VIL 7ien Degenvormig gefpitst ^ infneedig Zaag- manel% tandig\ de Tanden tweedeelig* dioMtoides* haairig* Deeze Soort groeit , volgens LiNNii^us^in Indie en in Afrika, 't Is zeker 3 dat het Afri- Icaanfche Venus-Haair , naar de Steenruite gelykende, van Plukenet, zeer veel over- eenkomst met het Ceylonfe hebbe, dat door den ouden Burmap^nus is afgebeeld. De jonge Heer onderfcheidt hier van eene Sooit^ welke (7) Trïchomanes Frond. pinnatis ; Pinnis Enfiformibus acuminatis incifo - ferratis ; Serraturis bifidis. Sp^ Plant^ N. 7. Fl, Zetjl, 385. Ad. Afric. Rutae Murarice semulum. Pluk. Alm, 10. T. i23» f. 6. Füix iion ramofa Zeyla- nica. BüRM. ZeijL 97. T. 43. Burm. Fl. Cajp. p. 28. (i^ Trich. ^thiopicum. Burm« Uid. ^ II. DasL. XIV. SiüK. ^24 B E S 'C H li V 1 N O VAM VII. welke zyn Ed. Ethiopifch noemt, hebbendé ^^m^ de Vinbladen, ia plaats van VindeeligjinVin*^ HooïD- netjes gefcheiden , die overhoeks ftaan eii wederom Vindeelig zyii ; doch even 't zelfde heeft ook plaats in de Vinnen van myn Cey- lonfch Exemplaar en de Kaapfchen ^ die ik heb 5 verfchillen meest in de diepte der In* fnydingen: zo dat het mooglyk Verfcheiden- hedea zullen zyn , vaii deeze Soort. IlL Met meervoudig famengefteld Loofi VTil. (fi^ Wederdood met het Loof meervoudig fa^ Tricfio- men^efieldi de Bldadjes overhoeks ; de Fin» fcandens.. nen overhoeks langwerpig Zaagtandig^ Klim- naend, ^ , « é By de Stammen van groote Boomen op t Eiland Jamaika, en wel op hoogc Gebergten, is dit Gewas opklimmende gevonden door den vermaarde Sloane, die aanmerkt, dat het de Blaadjes diep gefnipperd en doorfchy- nende heeft. Hem was een dergelyk van het Land del Fuego , aan de Straat van Magel^ laan, gefchonken* (9) (8J Trickommes Frond. fupradecompoHtk ; Foiioïis al- <:ernis ; Pinnis alternis oblongis ferratis, Sp. Plant. N. 8o Ad. Ramofum fcandens. Sloan ifam. 22* Hifl. L 58. Ad. fcandens ramofisiimum. Pjlum. Fit^ 76» T. 93. Darea ïamofi^funa fcandens» Pst. Fih 10%^ X» t%i bE Haairplantek. tp) Wederdood met het Loof meervoudig fa- ^j^^^,^ mengefteld\ de Bladen en Vinnen óverhoeh lll. *' Lancetvormig ; de Finnen met Wigvormige ^^^J^ Slippen-. IX. Tricfio^ ïn China nam de Heer Ösbeck deèze^^S/*^. Soort wa^r^ die den Wortel naauwlyks Haai-^^^^^^^^^^ ï-ighadt; den Stengel glad, Van vooren eeni« germaate gefleufd , maar (lomp gerand, niet fcherp , als in de volgende. Het Loof was Lancetvormig, een Voetlang, uit overhoekfe Lancetvormige Blaadjes beftaande : de Bladen overhoeks, beurtlings gevind, Cio) Wederdood met meervoudlë famen^efleld ^ X. driedeehg Loof\ de Blaadjes overhoeks i aefi. Vinnen overhoeks Vindeelig. rifch^"^" Öp de Kanarifche Eilanden groeit deeze jü de fchuinte der Bergen , en komt overeen^ zo LiNN^us aanmerkt , met het Portugeefch Va- Trichómams Frond. ruprade'cómpofitis ; Fol. Pin- hisqne alternis Lanceolatis ; Pinnis Laciniis Cuneiformi- bus; OsB* Itin, 222 T. 6. Cio) Trickomanes Frond. fupradecompofitis pahids ; Fol. alternis ; Pinnis alternis pinnaris» Sp. Plant, N* lO^ Filix Ramofa Canarienfis &c. Pluk. Alm, 156. T. 291» f. 2. Polypodium Lufitanicum. Sp. Plant, 1556. R; Lugdb. 500. Filix Lufitanica PolyiiOdii radice. Maoh^ Eort. 79. T. P il. Dbku XIV. Stuk^ .4^ 22Ö BESeHRY'^lHG VAST Vil. Varen, dat den Wortel heeft van Boomva^ ^^f\u ^ ren , zynde ook in de Tuinen van Europa be-^ STUR. XL ( 1 1 ) Wederdood met meervoudig famengefteld Draadachtig Loof ^ de Blaadjes Liniaal manes Ca* - . Miaceum, eetibloemig* Haair^ tóadig. Blaadjes zyn Haairachtig dun en fyn in deeze Soort, die in de Westindiën haare groei- plaats heeft. De Heer N. Burmannüï heeft, van dit Geflagt, nog de twee volgende Soorten. XTI. (12) Wederdood met meervoudig fametigefield tïlm^^^'^^' iö^?/; de onderfie Vinnen overhoeks^ Vin^ Fyiibia* deeltg de bovenfien gepaard; de Bladen Lancetvormig j ingefneeden. Deeze, met het Loof naar dat van Wynruit gelykencie , heeft eenige overeenkomst meC de Feld - Dryopteris van RrMPHius , welka op dorre Heuvels van Amboina groeit. (13) (11) Trkhomanes Frond. fupradecomp. Pinnis Filjfor- mibus Linearibus uiiifloris» Sp, PlanU N, ir. Adtantum Capillaceum. Plum. FU 83. T. 99. Pet. FU, 96. T. lO* f. 7. Ci^) Trichomams Frond. fupradecomp. &c, BuRnr* FL Ind. p. 237. ^. Dryopteris Campeftris* Rümph, ^m^m VI. p. 77. T. 34. f. z. b k A A I R P t A w t E H; 02^ ^13) Wederdöod met eenvoudig Loofy de Vin- ^ Tien oveirhoeks^ uitgulpig Eyrond^ vm oti" ïïu^ d€ren wUavkHp'. Hooio^ STUK. Xïir ih de beide ïhdiëö Irotót deezé voor , dié Trhho^ ^öorSLoANE tuslchen Rotlen op 'c Eiland AW«. Sjamaika werdt waargenomen^ Dezelve be-^^^^ iiöort tot den tweeden Rang , als hét Loof • gevind hebbende, Welk Linn^üs famen^ %efteld noemti IV. H 0 0 F D S T U ^tjchryving vaH Ha AirpLa NtÊrr 5 é'ê dè Vriigtmaakende deekn amd^n Wortel kei^ken ; Waar van drie GeJIagten* Marstlea* Djryfbladé ^'\\^ Gefïagt heeft de Vrugttiiaaking Watdui^ delyker* De Mannelyke Bloemen zit* :eti 5 to onze Ridder aanmerkt , boveii het Loof^ Ie Vrouw elyke aan den Wortel en deeze maa- kën een Vrugt, die uit vier rondachtige Doos« ies beftaat. Drie Soorten zyn thans daar van i&ngetêkend, öaamelyk. f (i3J> mdoinanes Frohde ümplici, Pinnfs altèrhisova* o-finüatis > fubtus albicantibus. Burm. Fl Ind. uts.Tri* :homanes majus, Pinnis finuatis fubtits ni7«i;s. S%QLn> Hift. Sfam. I. T. 34. f. P a IL J)mu XIY« SxuK« Beschrijving van AïdeeL Dryfblad mét gepaarde eenvoudige Bk* IIL den* Hoofd- ^^^^i' Een Plantje , dat, als Eenden- Kroos op 't MarfikoL Water dry vende 5 in Italië en andere Zuiddy- ^^Zwem- ke deelen van Europa, als ook in Zuid-Ame- niend. ^^^^^ gevonden wordt ^ zynde Breedbladig ge" fiippeld Moeras -Kroos genoemd geweest • J. Bauhinüs geeft 'er den bynaam van Padua aan , en zegt , dat het ook in Silezie gevoa*, den worde* Het groeit in zeer zagtvloeijende Moerasfige Wateren, wordende allengs door den Stroom naar beneden gevoerd. Miche- Liüs, die het Salvinia noemt , geeft 'er een zeer fraai je Afbeelding van , en merkt aan dat de Vrugt, uit het midden der Wortel -Ve- zelen voortbreekende, een enkeld of dubbeld , ook drie- en fomtyds vierdubbeld, rond ruig Doosje is, gevuld met kleine ruige Zaadjes, - 11/ (1) Dryfblad met viervoudige effenrandigê Vierbla- dig. In ; (i) Marfïlea Fol. oppofitis lïmpllcibus. Syft. Nat. Vegw Xlll. Gen. 1182 Sp. i. Salvinia vuig. Aquis innalant &c. MiCH. Gen. 107. 5$. Loefl. Itin. 281. Lenticula Paluftïis latifolia punftata* C. B. Pin. 362. Lens Palu- ftris Patavina. J. B. HiJL 111. p. 785- Gouan Monsp^ p. 529. (2) Marfitea Folüs quaternis integerrimis. Sp* FlanU N. ^. Lemna. Juss. Aiï, 1740. «63. Lemic, paluftris qua-* 1> E H A A I R P L A N T E N. 229 In verfcheide deelen van Europa , niet al- vil leen, maar ook in Siberië, groeit deezeSoort, ^^^y^^ die altoos FierhJadig is ; hoewel de Heer TnuNr^^^^^^^ fi E R G 5 in Japan , eene Drtehladige heeft ge- Dryfblaê^ vonden» De Groeiplaats is in heldere Sloo- ten onder Water ; en dus komt het menrg- vuldig voor , in. de Elfaz^, als ook in Vrank* ryk. Men vindt 'er uitgebreide befchryvin- gen van , als door den Heer M a p p u s , die het overblyvende acht te zyn, wegens de voort- loopende Wortels en Slierten; daar Mori- soN het een jaarlykfe Plant geheten hadt, en aanmerkt, dat de Bloemen in de Voorzomer zeer dun en fyn zyn , naauwlyks dikker dan een Speld , een weinig omgedraaid en aan 't end open : terwyl men , in de volgende Maan* den, op den grond van het Water een me- nigte Linsachtige Zaadhuisjes van dit Gewas befpeurt , vol van kleine Zaadjes. Deeze zitten op kleine kromme Steeltjes, en zyn door den Heer B. de Jüssieu, by ver- grooting , doorgefneeden , zeer duidelyk in Afbeelding gebragt , die onder den naam van Lemna dit Plantje befchryft. (3^ Dryf blad met viervoudige getande Bladen. 1 1 1. Marfitea Jj^ minuta, quadrifolia. M^app. ^tjat. 166» T. 166. . Lens pahiftris ^ein. nuadrifolia. J. B. HiJtAW, p. 789. Mor, Hi/t. IIJ. p. 6i9«S. 15. T. 4,f. 5. Lens Paluftris altera. Cam. Epit, ^53» (l) Marfitea FoUis quaternis denticulatis. Mant. 3©a, Mars. Cormandelina, Burm, Fi. Ind, T. 67,, f. 3, P 3 IL Deeï.. XIV. Stuk. Besghryving y a ^ VIT. In teerheid en kleinheid munt dèeze uft i 4fdw. j^Qedanige de Heer N. L. Bürmannus Hoofd- uJt Oostindie zeer fraay ii^ Afbeelding heeft gebragt. De Steeltjes > een Duim lang, wa-. ren dunner dan een Hoofdhaairtje ; de Blaad- jes zeer klein :gelyk ook degeele Bloempjes; doch daar groeit , zo zyn Ed. aanmerkt , een grootere, met de Europifche overeenkomftig. LiNN^üs merkt aen , dat de Zaadhuisjes van deeze kleine tweetandig zyn» PiLüLARiA Pillenkruid. Maar ééne Soort is tot nog toe^w^argeno-^ men van ditGeflagt, welks Kenmeikeii beftaaa in Mannelyke Bloemen aan de zycjen ^van. het Loof en een Vrouwelyke Vrugtmaaking aan den WorteU Kogelrond, vierhokkig^ ' TiiHimm verfcheide Autheuren , dloch wel aller- '^lobuUfe^ fraaist by VaillanT| vindt men de Af- Bolletjes- b^^^^^^S van dit zonderlinge Gewasje ( i), dat <^i^a§en(l.zig als een foort van^Biesachtig Gras voor-, doet, Hy gaf 'er den naam van Pilularici ^ dat is Pillenkruid 3 aan> wegens de Zaadhuis- fOPilularia, Sijjl. Nat. Veg. Xlll. Gen. 1183. Sp. ï. EL Snee. IL 950. Gort. Belg.ll p. 280.^ Mees» Fris» 431. Pilularia paluftris Juncifolia. Vaill. Far. 159. 15. f. 6. DinL. Mtisc. 53g. 79. f* Juss* Aiem, de 1739. p. 240. II. Graminifolia paluftris repens, Vas- culis Granor. Piperis aemulis. Raj, Bijl. 1325. ^figl» lil, p. 136. MoRis. S. 15, T. 7. £• 49. Gramen Piperinum. FfiT. Berb. ig. f. 8» Muscus Aurcüs CapiU* Paluftris» f L^. ^//«. 246. T. 48. f» I. f)Ê Haairpi-anten. a^r jes, die zig als Pillen vertoonen , bevattende Vil veele kleine Zaadjes. Zy zitten aan en by ^^^f^ de Spruchteltjes; waar mede dit Gewas langs ^^^^ofd- den Grond voortloopt, bekleedende als een pi/un^ Tapyt die plaatfen rondom Meirtjes en Wa-^*^^^^^" terplasfen , welke droog geworden zyn Dus vindt men het omftreeks Foncainebleau en elders, niet ver van Parys, in Vrankryk: ook in Engeland , en in Friesland beooften Kuik* horne en Bergum , aan een Waterpoel. By Chriftiaanftacit , in Schonen , vindt men het op de Landen, die door de Rivier zyn over- ftrcomd geweest. Plukenet ook noemt het. Gulden Haairachtig Moeras - Mos : V7ant fchoon de Kleur van het Gewas doorgaans wit is , verandert die , fomwylen , en de aart van den Grond of van de Modder maaktze fom- tyds ovaal of ros, uit den geelen; hoewel ook dikwils bruin en zwartachtig. Jus s i E ü merkt aan dat dit Kruidje in verfcheide opzigten met* de Varens llrooke , byzonderlyk door de opfchietende Scheutjes , die insgelyks aan 't end omgekruld zyn. De Bloemen vondt hy te beüaan uit Stekelige Bolletjes, in vier hokjes gedeeld , welken ieder een tweenagtige Bloem bevatten, uit Meeldraadjes en Stampers heftaande, geplaatst op een gemeenen Stoel: welke vervolgens de Pilachtige Vrugtjes wor- den, die gevuld zyn met kleine Zaadjes. Men i^oemt het, in Engeland, P^i^^r-üf^?^. P 4 ï s O* IL Dkw-. XIV, 2321 ï) E H A A I R P L A N T E K^. ^VII. I s O ë T E s. Priemkruid. sTUK^^°* Een zeer zonderlinge manier van Vrugt^ i' maaking heeft dit Geflagt , welke men ailer-i ifoèhs biliykst tot de Schuilteelinge betrekken kan JBoeiig. De eenigite Soort van 't zelve(i), die, even als het Ruiters- en Elskruid, in Poelen onder Water groeit, beftaat uit taamelyk dikke fpits uitloopende Bladen, tropswys' vergaard als de Aloë ' planten. Van deeze Bladen bevatten fom- migen , aan den voet, ieder een Meelknopje, in een Schubbetje vervat^ anderen, en wel de buitenften, een Vrugtbeginzel of tweehokkig Zaadhuisje. Wanneer de Braafem rydt , üan ' woelt dezelve zodanig in dit Kruid, dat ver- fcheide Bladen daar van aan de Wal komen dry ven , en deswegen noemt men het , in Swee- den , Braafemgras. In Engeland kwam het iin Poelen, op hooge Gebergten, voor. Onze Rid- der heeft eerst regt de Vrugtmaaking waarge* nomen, door welke het inzonderheid van hqt Elskruid verfchilt ïl E G ^ CO IfoetGs Lacuftris. Syjl. NaL J^eg. XIIT. Gen. 1184. ^P* Mnrfilea Fol. Subulatis> femi - cylindr. ar- ticulatis. FL Suec. 996. Calaniaria folio iongiore et gra- ciliore. Dill. Musc, 541. T. 80. f. 2. Subularia lacus- tri,s f. Calamiftruni. Herba Aq. Alpöja. Raj. Angl. I. 310. T. C3 Zie 11% Deels IX. Stuk deezer NaU Hiftorh^ REQNUM VEQETABILE,, HET RYK DER PLANTEN, AGTSTE CLASSE. A L Q JE. WIEREN. BESCHRYVING DER PLANTEN. riIL AFDEEL ING. D R WIEREN, I. HOOFDSTUK. De Eigenfchappen ^^r W i E R E n m 't algemeein ^ en derzelver onderfcheiding. A^^e Heer L i n N u s hadc de Mo»? -p^ fen laaten volgen op de Varens , en -"-^ ])♦ dan de Wieren; doch *t kwam my ^ beter voor , de laatften onmiddelyk lia de Varens , en d^n de Mosfen te befchry-? ven (*). Door Wieren verftaa ik, in *t algemeen. Planten die geheel in 't Water woonen en on- der Water blyven , of alleenlyk de Opper- vlak- C'0 Zie héc U. Deels XL Stuk deezer Natumttjh mjïorie, bjadz. 4^6. IL Ceel. ;^I7, Stvi^. 236 D E E X G E N S C H A I» P E K VITI, vlakte der Wateren bekleeden. De Ridde? ArDEEL. f^j^yQj. i^jgj. een ^nder denkbeeld gehad te Hoot^D- hebben, toen zyn Ed^ verlcbeide Landplant- jes, die in 't drooge groeijen , onder den naam :van Alg^ voorftelde als eenNatuurlyke RangC*J. Ook geeft zyn Ed. als een bepaaling derzel- ven op, dat Wortel , Blad en Steng, by haar een zelfde, dirjg, of oaaffcheidelyk vereenigd zyn (t) : gblyk men dit, \yy voorbeeld v in het Schurftmos ( Lkhen ) waarneemt ; 't welk men niet zeggen kan, een Wortel, Blad of Steng , te hebben, en dat niettemin groeit en weelig tiert. Doch, aangemerkt het gewoone gebruik der benaaming J/g:e , kwam my zulks niet ei- gen voor, en dus betrek ik tot de Wieren al- leen de gedagte Waterplanten. Daar zyn ech- ter eenige Soorten van Fonteinkruid , enz. reeds befchreeven , die hier ook behooren zouden. ' Ik heb dan 4e Wieren in twee Rangen on- dërfcheiden (|)-, waar van de eerfte dezo^ danigen bevat , die blykbaare Bloemen hebben ; de laatfte alle de Planten van dien aart, mqc dulflere Vrugtraaakingen. IL HOOFD^ f-) Zie het ii. Deels I. Stuk, bJadz. 19^. ftJ ^k^* His. Radix, Folium 6c Caudex , in miumf Fhilof, Botanica^ p. 3^, (ü Zie het II Deels XI» SiüK, als boyen» DER W I K R E 237 II. HOOFD vS T U K. Befchryving van de genen, dieblykbaare Bloe* men hebben ; ah het gewoone Wier, dat tot hefchutting onzer Dyken en andere Zeewee-' ringen , als ook tot Zeehoofden gebruikt wordt ^ en van andere Waterplanten ; gelyk het Water- Duizendblad, Eendekroos, enz. De Waterplanten , die blykbaare Bloemen en Zaad hebben, behooren tot verfcbel- de Afdeelingen van het Samenftel der Sexen. Men heeft 'er onder van de Twintigfte, van de Eenden- twintigfte en Twee -en twintigfte Klasfe. Eenigen daar van hadt onze Ridder tot den Rang der //^rai!2^i:eof Overftroomde Jn de Natuurlyke Methode , t'huis gebragt ('^), Ik zalze agtervolgelyk befchry ven. Z O s T E R A. Zee -Wier. Het gemeene of Zee • Wier is het laatfle Ge- flagtin de Klasfe der Manwyvigen; naamelyk van die Planten , welke de Mannelyke en Vrou- welyke deelen famengevoegd hebben, Lin- KiEus heeft 'er den naam van Zajlera aan- ge* (^) Zie II. Deels I Stuk, bladz. 191. IL DsaL. XIV. Sxu^t♦ S38 jB E :i C II R Y V I N « VAN VIII. gegeven 5 om dat oudcj'ds een Zee-Ruy, '£ ^^]^^' welk lange platte Bladen, als Riemen heeft , Hoofd- Giickichen naam Zo/Ier benoemd ►TUK. ' . - , werdt. By hem zyn deszeits Kenmerken een Liniaaie Vrugtfcheece (Spadix), die aan de ééne zydc Vrugc draagt , hebbende overs- hands Meeldraadjes en Zaaden, doch geen Bloemblad of Kelk. Daar van ftelt zyn Ed. de tv^ee volgende Soorten. I. (i) Zee -Wier mei ongeJïeeJde Zaadhakjes. Zoffera Gemeen. Dic IS het gemeene Wier, by ons zo be- kend en van zeer groote nuttigheid tot be- houd onzer bage Landen. Men noemt het gemeenlyk Alga , vï^egens de Koude op 't ge* voel 3 die hetzelve echter met andere onder Water groei jende Zee - Planten , Zee - Ruy (Fucus) genaamd 5 gemeen heeft. Elders geeft men het den naam van Sirand- of Zee - Gras ^ om dat het veel naar Gras zweemt , en het Smalbladige Zee- Ruy, naar Veters of Nefte- lingen gelykende, van B a uhinus, dat door Ibmmigen hier t'huis gebragt wordt, is, zo (i) Zojlera Pericarpiis fesülibus. Syff. Nat, Feg, XIIJ Gen. 1032. Sp. I. li. IVesigoth. T. 4* f. i. Mees. Fris. 379. Gort. Belg, H. p. 241. Alga Grami'neo folio 3 nu- nor. C. B. Tin. 364 Cowm* HolL 38. Oed, Dan. T. 15. Ruppia l ol. Linearibus ohtnCis. Phil. 2'rafis. Ï741. p. 217. Futiis r. Alg;a marina Graminea^ Raj. j^ngl. UI. p. 52, Sloan. ^'^i^^i. p. 5' « E W 1 E R B W 4 S.0 wel als de tweede Zee Fucus ofWien, VIIL by üoDONiEüs, van het gewoone Zee* Wier 1 1. ' zeer verfchillende^ (3) Zee - Wier met gefieelde Olyfachtige Zaad- 1 1. Volgens den Heer Gerard komt zodanig' eene Soort van overblyvend Zee- Wier aan de Kuften van Provence voor, van welke hy aldus fpreekt. „ De Zostera , in de Middel- 5, landfche Zee groeijende, tot welke metregt 5, het Smalbladig Wier der Glashlaazeryèn , vaa ^, C* BAÜHINUS5 t'huis gebragt wordt, 5, fchynt van de Zoftera , die in de Oceaan „ en de Oostzee huisvest, te verfchillen, door „ Vrugten die op een langer Steeltje zitten „ en grooter zyn : zynde bovendien de Wor- 3, telvezelen zodanig in elkander gedraaid, dat „ zy tot een ronden Bal famengroeijen : welke 3, Ballen, aan den Oever opgeworpen, voor „ een Soort van Akyonium^ en dus voor een byzonder Zee -Gewas gehouden zyn (*}. 5, Dit doen de Wortels van het Zee -Wier g^, niet, dat in de Oceaan groeit.'* Der* (2) Postera Pericarpiis pedicellatis Oliviformibus. Manu 323. Gkr. Prou lai. Alga anguftifolia Vitriariorum. C. B. Pin. 364. Alga marina , Zee - Neftelen. Lob. Ic \ U O Alcyonium XIV. €• B. Pin, 368, Pila ro^ioa? CiESALP. bakjes. Zoster& OceauiQCU Oce- aanfch* piKju. :kjv. B-E S C li R Y V ï N G V A fi VIII. Dergelyke Zee-BaJkn voüdt de Heer Fer« Afdeel, ^er in het Zand aan den Oever der Zee vaii Hoofd, het Napelfche , by den Paufillp , overvloedig Zqq. andere Soort van Zee - Wier ^ Baiiëhvan dan het onze , komèn , is niet onwaarfehyn- Wier* ^ jyj^ ^ aangezien dezelven hier niet gevonden worden. Die, welke onder deezen naam aan de vStranden van Holland voorkomen, zynméeft Neften van de Zee - Wulk ^ uit Blaasjes be- ftaande en dus naar Zee -Schuim gelykende(t)» De zodanigen zyn bedoeld met het Vyftiende Alcyon'ium van C. Bauhinüs (.[.) , en wor* den van de Visfchers Druiveirosfefi genoemd (§)♦ By fommigen heeft daaromtrent eène aanmer-* kelyke verwarring plaats (**). Ik geloof niet^ dat zodanige eigentlyke Zee -Ballen , als bo-« ven gemeld , ooit aan onze Kuften gevonden zyn» Het gene dat Ray befchryft, was van binnen hol , en dus een Zee • Blaas of zoge- naamde Zee-Orange- Appelof Bal, behooren* de tot de Plantdieren (ff). De Zee -Ballen 5 die uit Vezelen van het Zee^ Britfe aus WalfcMand, p. 1474 (t) Zie Uitgezogte Verhand. I. Deel. bladz. 461. PL VIL Fig. I. G) Pila Mariua velut ex Ampullis conftans ad Spu- iTwe fimilitudinem. C. B. Fin. 36o# Alcyonium Vefica- ria« (D Baster Nat. Uitfpann, I. D. bl. '42. C 'O Gorter. Belg^ Append. Ed. Imse. p.sgr, (if J Zie het 1. Deels , XV U. Stuk van deeze Natuur^ ^ijh niftorie, bladz, 4x0. ft t W £ h: u E 141 Zee - Wier oötftaan^ 2yn door den beroemden VïtL Klein zeer omftandig befehreëven eti in ^^^^^ iPlaat vertoond. De Oever bv Marfeille^merkt Hooró* * STUK. zyn Ed. uitFiscHER aan, is mét dezelven sis bezaaid» In eerst zyn zy langwerpig , ^^^^k doch worden door 't rollen rond ; zo dat zy naar de Haair - Ballen , die uit de Maag der Beeften komen , gelyken , en doordien de Jongens aan den Oever 'cr mede fpeelen , en dié als een Sneeuwbal in de Handen rollen ^ worden zy ronder en gladder. Inzonderheid gebeurt dit, wanneer zig in de kleverige ruigte der Wierballen , door 't gewemel der Baa^ rèUi veel Kaf, Zand en wat dies meer is , mengt ; want dan worden zy byna onkenbaar* 'tis eigentlyk de Stoel en niet zo zeer de Wer- tel van het Wier , dié den grondflag of Kera Van decze Ballen uitlevert (*). Dat dit laatfte niet bekend waSi> heeft zö VÊel verfchillende denkbeelden ten opzigt van deeze aan de Middellandfche Zee zo ge- meene Zee - Ballen veroirzaakt* Ondertus-^ fchen fchynt my de onderfcheiding der ga- dagte twee Soorten van Wier nog zeer twy-. felachtigi De Heer de Gorter merkt aan , de eene by de andere voorkoiht (f); daa moes* Ó) Klein de Pili^ Marinis. Tab- Marft, Append, I9. 2ie ook Lob ELS Kruidboek, en Icon^ loc. ejt uiterlyke aanzien , zegt zyn Ed. enVrugt- ^ kómt het met het Vlotgras overeen. De Steng is: rondachtig 5 met Leedjes: de Bla* 35 den zyn eenzaam , Liniaal 3 zeer lang en. 3, glad 3 Vrugtmaakende* 'De Vrugtmaaking ^3 gèfcMedt uit' het Blad, dat eenige Duimen 3, van onderen een Gewricht heeft; vervol- gens aan beide zyden een breeden ran4- 5, bekomt 3 wederzyds ftomp 3 overlangs fa- 3, menluikehde. Zo dat men 3 van de zaafc 33 onbewust; het Blad van boven befchou- 53 wende, zou denken , dat het van binneü^ 5, door een Worm uitgevretén ware3en flegtS' 3-3 de beide Vliezen behouden hadden. Dus 3, heefc hetzelve een Vrugtjcheede beftaande 35 uit het Hmeulnikende Blad: eeh Frugtfieng^ 3 die plat' is cn Liniaal, daar binnen vervat,' 35 aan de eene zyde met Meeldraadjes en Vltt j,, Stampers , die afgeboogen 2;yn , overhoeks ^^^^^^^ 35 geplaatst. De Meeldraadjes^ meest in getal , Hoofd*. zyn zeer kort met Eyrond- langwerpige , 5, knikkende, ftompe, Meelkmpjesi van agtQ-Wur* 3, ren opwaards Elsvormig omgekromd. De 55 weinige Pl'ugtbeginzeh ^ platachtig Eyrond, op zyde fcherp 5 eenigermaate geftceld , 55 knikkende , met de tippen aangehecht > ^> hebben eenen Elsvormigen &y, 20 lang als 3^ 't Vrugtbeginzel , ten halve tweedeelig en 55 Haairachtige eenvoudige Stempets. Het 55 Zaadbakje is Vliezig , fdmengedrukt ovaal , 55 gaapende in^ een hoek overlangs: het Zaad 3, enkeld Eyrond.'' Voor ruim veertig Jaaren door de W^ervel- ^en tusfchen de Zyp en Wieringen vaarende, !s my duideiyk getoond het Zaad van *tV^ier, fittende overlangs in de Bladen en naar kleine Gerst- of Tarwkoofntjes gelykende. Mywerdt tiaar by verzekerd , dat een menigte van wilde Eenden , Ganzen en ander Watergevogelte^ aasde op dit Zaad. Onlangs verzogt ik den Wel Eerwaarden Heer M a r t i E x , waardig Natuur onderzoeker, diestyds diaar toe gele« genheid hebbende , om eenige opheldering aangaande de VTUgtmaakinge van ditzonut* 'ti ge Gewas 5 d»'e my dan ook, iii de Zomer des jaars 17795 niet alleen een droog Vrugt- blaadje, maar zelfs in Vogt een dergelyk be- * Q a Eorg- lU D^zu XiVf Siuk;» 244 JB E S C H R V V I N G V A 1^ VIII. zorede met zeer duidelyke Vr ugtmaakingeü ^ ^^y^^*"'t welk ik nog bewaar. Hier nevens voegde Hoofd- ^yj^ Ed. onderrigc te zyn 5 dat aan een Zaad- zè^^ draagerde Wierplant zig vooraf vertoonen , W^er. lange fmalle Scheeden , waar in twee ryëa langronde Lighaamen , gelykvormig van fi* guur, beiden groen van Kleur 5 in 't middea door een Bandje aan de Scheede gehecht. Eeni- gen hebben twee Sprietjes , die door de Schee- de heen gaan en zig daar buiten vertoonen ; gely k zy ook door O e n e r u s afgetekend zy n» Anderen hebben eeQ enkele Punt, aan welks end mai een zwarte Stip waarneemt. Deeze worden Zaadkorrels , terwyl de anderen met de Sprietjes vergaan , en 'er blyft maar één doorgaande ry van Zaadjes in de Scheede over. Dit laatfte had ik bevoorens ook opgemerkt, en het door zyn Eerw. my in Vogt gezonden Bloeizel komt zeer naa met de gedag te Afbeel* ding van JLinn^eus overeen; uitgenomen^ dat aan het Zaadftengetje of Vliesachtig mid^ delfchotje zekere Schuitachtige Vliesjes uit- ftceken v welke waarfchynlyk de Zaadbakjes {Pericarpta) zullen zyn , die 'er ligt afgaan en misfchien om deeze reden in de Afbeet ding van den Ridder niet voorkomen. Hoe Ker ik zulks wenfchte te doen , geef ik ech- ter dit niet in Plaat ^ laatende de eigeniJyke Hillorie der Vrugtmaakinge nog over tot na«? der onderzoek. Wat DE W ï B K E N. 2|S Wat m het gebruik betreft , van 't Zee- ZmÊi., Wier* daar omtrent merkt onze Ridder aan , ' ^, , , _ HoüFD- dat de Bladen, aan den Oever opgeworpen , stuk. en wit geworden door de Zonnefchyn, van Gebruik de Gothlanders in Kusfens en Matrasfen ge-zee-Wier^ ftopt worden ; terwyl zy het groene Kruid tot bemesting der Landen bezigen. Aan de Zeekusten van Groot Brittannieen Vrankryk, is dit insgelyks, op veele plaatfen , de gewoon- te* De Runders worden 'er, op de Schot- fche Eilanden , ook wel mede gevoed. Maar , hoewel i n n iE u s meldt , dat de Hol- landers van 't groene Wier Huisdaken maa- ien, die byna onverganglyk zyn; is zekerlyk by ons het allervoornaamfte en byna onont- beerlyke gebruik daar van , tot het befchutten der Dyken tegen den flag der Zee. Hier toe is dit Kruid, dat groen op elkander gehoopc tot een Muur famengroeit , van de grootfte nut- tigheid voor de aan Zee leggende Provinriën ; wordende jaarlyks , by groote menigte , in Schepen van de Gronden benoorden Wierin- gen opgevifcht zynde,aan de Dyken gebrast: terwyl het , dat zonderling is, ook in 't Wa- ter geplompt , op zig zelf dient tot het maa* ken van Wierdyken en Zee -Hoofden. Wy kunnen derhalve dit Gewas , met de Ouden , geenszins voor nutteloos of voor gering uic- ïnaaken C"^)* De C) Alga Herba Manna nullius ufus: iautilas. Hora* tio. Fabm Thefauru^^ Vilior Alga. Froverh^ Q 3 246 B E S C H U Y V I N G VAN i^DEELi A^c^ Zee -Wier levert, door Hoon) ^^^'^°S^°S* Zout 3 dat niet alleen dienen ^rvjü. kan om 't Vleefch voor bederf te bewaaren ; • Zoutvat! maar ook dikwils in de Glasblaazeryën van j Engeland, als ook tot het maaken van Aluin en Zeep , in plaats van Potafch , onder den naam van Kelp gebruikt wordt Dus moet dit Zout dan aanmerkelyk verfchillen van dat Zout van Wier , 't welk men uit verfcheide Soorten van Zee - Ruy , aan 't Strand der Noordzee opgeworpen , heeft bekomen , als welke geheel onzydig was (f )♦ Die Ge- wasfen worden ook wel onder den naam van Wier of Wierdy in 't Franfch Algue marine^ begreepen. Of dat Zee - Gras ^ 't welk op een Oostindifche Reize , by de Kaap der Goede Hope 5 door 't fchoonmaaken van het Schip bekomen , en tegen het Scorbut zo dienftig bevonden was (1), van dergelyken aart zy, laat ik daar. Immers het geleek veel naar Gras, om welke reden ons Wierook Zee- Gras wordt geheten. Brceijende geeft het een zeer leely- \ ken Stank , mooglyk dienftig tot het verdry- ven van Vlooijen en Wantfen. Aan de Oevers der Roode Zee, by Mocha, kwa- Zie het omftandige Berigt van Doftor Baster diea aangaande. Natimvkm UitfpanuAl* DEEL,bladz. 137. (tj Zie BoU. Maatfdu XVI. D^el , a Stuk, bladz* Cü Zie Zeeuwfcih Gmootfih \\\. Deel, Siüjs^ DE Wieren* 04*7 kwamen den Heer Forskaohl drie Soor- viu. ten van zodanig Grasachtig Zee- Wier voor. ^^j'^^el. De ecne, met zeer korte Bladen, werdt van Hoofd* hem Eenribbig genoemd ; de andere Kanthaai-^^'^^^^ i7g, wegens de Haairigheid der Bladen : deWter. derde Stoppelig , wegens de Stoppelige Blaad- jes, welken zy aan de Knietjes had (*)• ZaNNI CHELLIA. Tot de Eenhuizige Eenmannige Planten behoort dit Geflagt, welks Kenmerken zyn > dat de Mannelyke Bloem uit een enkel Meel* draadje beflaat , zonder Blad of Kelk ; de Vrouwelyke een éénbladigen Kelk heeft, met vier Vrugtbeginzels of daar omtrent, en even zo veel 2aaden. Het Gewas (i) is door den beroemden Mi- i, CHELITJS getyteld, naar den vermaarden Ve-^^^ff^^jJ. netiaanfchen Apotheker Zaïsinichelli , door^^T^^^^'-f- verfcheide Werken over de Natuurlyke HiücrJ!^^^^'''' rie; ('0 Fior. JEgypts ^rah. p. 15^, (O Zannichellia. Stjfl, Nat. Feg, XJll. Gen. 1034. Flor, Lapp. 321. FL Snee. 745, 824. Hort. Cliff, 437. K. lz:gdbs 9. Gron. Virg, 143. Zannichellia palufiris major ïoWis Gramineis. Uien. Gen. 71. 34. f, 1,2. Algoides vulgaris. Vaill. Ai% 1719. p. 15. T. i* f. i. Potamo- geton Capillaceum. C B. Pin. 193. Prodr. loi. Pota- mogetoni fimilis Gramiiiifolia ramofa & ad Genicula folyceiatos. Pluk, Alm. 305, 1\ 102. f, 7» Q4 ' IJ. DïBt, XIY. SiuK %48t B E S G H R 7 V I ^7 © V A iNF ^JJ^^ rre wereldkundig* Vaillant gaf 'er deisr ^ IL * naam aan van Algoides^ als veel naar \ Z^eet ï^FD- ^jgj. geiykende. Het was te vooren onder de Fonteinkruiden geteld geweest.. Immers zo wel in de Noordelyke als in de Zuidelyke en middeldeelen van Europa komt het voor > zynde ook by ons in fommige Vaarten en Slop- ten gemeen* In Virginie wordt het insgelyks gevonden. Het is een onder Water groeijende Plantje welke zig Takkig in veele Leedjes verdeelt 5^ zeer dun gefteeld , met eenvoudige fmalle Bla* Hen, uit wier Oxels de Bloemen voortkomen, . uit ieder één* Deeze beflaan ure een enkeld Meeldraadje, rondom het welke veele Vrugt- beginzels geplaatst zyn , die in Peulachtige Zaadhuisjes overgaan, met een enkel Zaadje, clat eene Nierachtige figuur heeft. Vaillant kende maar ééne Soort van ditGeflagt , van \ welke Ray 'er drie heeft waargenomen. Migheliüs telt 'er twee; een Grooce, naam^lyk, met Grasachtige fpitfe Bladen , een vierhokki^ Meelknopje , de Schild* jes van 't Vrugtbegineel efFenrandig , en 'c Kelkje ongebaard , de Zaadhokjes aan de Rib getand; een Kleine met fpitfer Bladen, de Bloemen zeCr klein , het Meelknopje twee- liokkig , de Schildjes van het Vrugtbeginze} rondom gekarteld cn het Kelkje gebaard, met 4e Za^dl^oijes ruuw aan de Aib. Omftreeks Florqnce komen 4eeze beiden voor , en zyne ^m. i Afbeeldingen bevestigen het Soortelyk ver- ^u.^^^' fchil derzelven, «S?"^' C H A R A. Modderfta^re, In dit Geflagt heeft de Mannelyke Bloem ^ Kelk- en Bladerloos ^ een Meelknopje onder Vrugtbeginzel : de Vrouwelyke een vier^ bladigen Kelk, zonder Blaadje ; e?n vyfdeeli- gen Stempel en één enkel Zaadje. Van hetzelve komen de vier volgende Soor- ten voor. (i) Modderftaart met Eironde Stehls aan de \. ^ Chava ta^ Of eng. ' mentala. Woiiig- Aan den Zeekant ab ook in Meiren en an^ 3ere Wateren van ons WereldsdeeU groeit dee- ze, die de Blaadjes Kranswyzeom de Tajcjes heeft, v^elke gekaauwd zynde Zandig zyn^ zo fommigen opmerken. Het leevende Ge- was is, zo de Ridder aantekent, altyd rood- achtig , met eenen gedraaiden Steel , doch droog wordt bet Af^hgraauw. (ï) Chara aculeis caulinis ovatis. 5# Nm. Veg. XIII. Gen. 1203. Sp. I. Suec» 993, 1132* Equlfetum fragile majus fub- cinereui» Aquis immeifum. Moris. Hift. HL y, 6z:. S. 15. T. 4. f, 9. Equif. f. Hippuris Lacuftris, foliis manfu Ar^npfis* Pluk. Alm. 135, T. 29. t 4. II. Ceev XIY. Sxuk, 250 B B S C H R Y V I N C V A N VIII. Modderftaart met gladde Stmgen ^ het Loof Afdeel* • i j ♦ 11. immras getand. HOOÏD- ^^^^{^ Gemeen is deeze Soort , die Stinkende Wa- Paardeftaart genoemd wordt , op den mod- Gemeeni derigen Grond van veele Slooten en ftaande Wateren in ons Land. Zelden vertoont zy zig daarom ook in haare waare gedaante, zyn- de meest als met een Vlies van Slibber over- €oogen 5 op 't aanraaken glad en zeer broofch, inzonderheid droog wordende , als v/anneer zy van zelf bjma tot Stof vergruist. De KJeur is alsdan ook Afchgraaiiw, in \ Water groem In Vrankryk wordt het wel c^ns Lujire d'Eaih dat is Water -Kaarskroon> geheten. Het beftaat uit veele zeer dunne ronde Stee- len, die Slingerachtig als Wrongel -Suiker ge* ftreept zyn , onder Water langs den Grond verfpreid 3 fomtyds wel een half Elle lang. Deeze verdeelen zig in veele gearmde Steel- tjes 5 met korte Blaadjes , Krans wy ze omringd, welke inwaards Tandjes hebben. De Heer Weiss tekent aan , dat het langwerpige Veelzaadige Besfen draagt. De Reuk is Sly- Èerig en fomtyds Zwavelachtig of Bitumineus. C3) Mod ' (2) Cham Cauiibus Jsevibus, Frond. interne dentatiss Sp. 'Plant. N. GóRT. Belg. 11. p. 242. Chara vulgaris foetida Vaill. Mem. 1719. p, 23. T. 3. f. i. Equifetum foetidiim fub Aqua repens* C. B> i6# Frodr^ zS% ^atr* 251. Oed. Dan^ T. 150* D W ï E K ï 1^51 (3) Modderftaart met de Stekels aan de Steng VUL Haairachtig^ digt getropt^ Afdebu Hoofd* In Ierland is deeze door den Heer She~ ^^^'^^ R ARD gevonden , die ook elders voorkomt , cham gelyk aan de Zeekust by Roslag in Sweeden. Frifch is dezelve witachtig of bleek grocQ y zegt L I NNiEÜS. (4) Modderftaart met de Leedjes der Steelen ongedoornd , doorfchynend , vai^ hoven ^^g^^^^' hreeder. zaam.'^ Aan de Zee - Kusten van Europa komt dee- ze, die doorfchynend is en buigzaam , doch zeldzaamer voor. De Blaadjes ftonden, hier en daar , Borftelig by elkander , en aan derzel- ver Voet zaten kleine ronde Zaadkorrels; zo zyn Ed. in Gothland waarnam» L E' M N A (3) Chara Aculeis Cauünis Capillaribus confertis. FU Suec. 994, 1133, Cbara Caulibns aculeatis. Hort, Clijf* 477. R^ Lzigdb^ 214. Chara major Caul. Spinofis» Vaill. Mem, 171 9. p. 18- 3. f. S* Eq. f. Hippuris Muscofus fub Aqua repens. Pluk. ^^Int, 135. T. i93« £ 6. (4J^ Cham Caul. Articulis inermibus , diaphanis, fu- perne latioribus. It» GotL 215^ FL Suec, 995, 1134» Chara transfluens minor fie^tilis. Ri^j. AffgK \\\% p# II. T>mu XIV. Sxüs, B B S C H H V I N O VAN Af™. L e m n a. Kroos. 11. Hoofd- Xot de Tw^emannige Eenhuizigen behoort dit Geflagt, welks Mannelyke Bladerlooze Bloem een eenbladigen Kelk heeft, zo wel als de Vrouwelyke , met éénen Styl en een een* hokkig Zaadhuisje* Vyf Soorten komen 'er in voor, altemaalop 't Water dryvende, als volgt, 1^ ( I ) Kroos met gefleelde Lancetvormige Blaadjes. ^^^Qiöot Op verfcheide plaatfen in ftille Waters en Slooten van ons Land , als ook door geheel Europa 5 komt die flag van Kroo^voor, dac aan zyne op 't Water dryvende driepuntige Blaadjes Jcenbaar is; weshalve het van Lobel Tlederula Aquatka , in *t Nederduitfch Klem Water - Veil i geheten wordt. Dat de Blaadjes gefteeld zyn , onderfcheidt het , bovendien , van 't andqre Kroos , zo wel als de Takkiga heid; terwyl die Blaadjes dunne Worteltjes in \ Water nederlaaten, even als het gewoone., Drie^ (i) Lemm FoL petiolatis Lanceolatis. Sijfl^ Nat, p^eg. XI 11. Gen. 1038' Gort. Belg, 243. FL Lapp, 4^0, FL Suee, icoo , 828. Hof t. Clijf. 417. R. Liigdh. 526. Lemna Fol, LanceolHtis. Sauv* Monsp. 91. Lenticularia Ra- inofa monorhiza. Mich. Gen. i6, T. 11. f. 5. Lenticula Aq. trifuToa, C. B. i^/». 36»' HedeA'ula Aq. Lob. Jg. \\, E W I E ft S Sr. iS3 Dfiefleuviff Kroos hadt C. BAüfliirts het- /^'in, 'xelve geheten. lU Hoofd* ^ STUK» (2) Kroos met ongejïeeldè weder^d$ platachtt^ ge Blaadjes^ en eenvoudige Wortelen. f^^n^^ Gewocmf Het gewoone Kroos ^ dat men dik wils dekroos noemt , is onder den naam ^tanLenti' ittla of enkel Lens paluftris^ by de AutheUren gemeld* Niets gemeenef in ons Land , dan de ftaande Watereu met dit Gewas bedekt te zien 5 welks Blaadjes veel gelyken naar het Zaad van Linzen. Grootelyks wordthet van dö Eenden bemind en is derzelver voornaamftc Voedzel, met het welke zy tevens veele Wa- terdiertjes influrpen. Het bloqjt jaarlyks ia de Hondsdagen zegt Li NNiSus. MicHE* Lius merkt aan , dat het de Oppervlakte, van onderen, met kleine Zaadjes bezet heeft, on^ der het Hm'dje zittende. Dikwils is het aldaar rood of paarfch 5 en geeft een menigte Wor- teltjes uit , omtrent een Duim lang , die aart (jz) Lemna FoL feslllibus utrinque planiusculis , Radi* cibus folitariis. 'iT. Cliff, 4^7. Fl^ Suec. 999. Gort. ^/j^» 043. R. Lugdb, 516. Gron. ^irg, 143. Lenticula mi- nor monorhiza , Fol. fubrot. utriiique viridibus» Micic. Gei^, 16. T. II. f. 3. Lens Paluftris. Cam. £pit, gs«. JU#B. DoD. &c, Ra], u^^ig/, lil. p. 129. f. u Vallïsn. Op* 11. p.. 81. T. ï4, i^;. Vailï,. P^W^ 1x4. !♦ 29. f. 3- 254^ Bes c k u y v ï n v A n vin. 't end een foort van Dompertje hebben , dat Afdeel» j^jsf^^^ien tot Evenwigt dient , voor hec dry-» Hoofd- vende Kruid. Deze Dompertjes worden , by deszelfs veroudering, zwart en vallen af. Hl. (3) Kroos mes ongefleeUe Blaadjes^ van onde^ g^ba!^ ^^^^ halfklootrondy en eenvoudige Wortelen. Bultig-* In verfcheide Slooten in Friesland is dooï Meese deeze Soort waargenomen ^ die door .Gerard voor eene Verfcheidenheid der voorgaande gehouden wordt, Waarfchynlyk zou zy, by nader onderzoek , ook wel hier ge- vonden worden» Immers ik meenze , wel in onze Provintie gezien te hebben. IV. (4)" Kroos met ongefteelde Blaadjes en getropta ^tootT : :tVortelen. Een grooter Soort van Eende - Kroos , welke men niet zo menigvuldig, echter ook in onze Hollaadfe Wateren, in Friesland en elders in Eu. Lemna Fol. fesfilibus fubtus hemi - fphaericis. Ra- dicibus folitariis. Goht. Belg, 244^ IL Cliff 4x7. FL Smc, 998, 8^6. Lenticula paluftris major. &c. Mich. Qen. 15. T. 11. f. 2 Mees. Fris, 384. (4) Lenma Fol. fesfilibus , Radicibus confertis. Gort. Belg. 244. Cliff, FL Sitec, Lugdb. 516. Lenticula- ïia major polyrliiza , inferne atro - pm-^^urea. Mich. Ö/«. 16. T. li* f. I. Lenticula 'paluftris major. Raj. AngL 111. 129. T. 4» f. Vaili.. Par^ T. zo. U 2. ComcïV tD E Wier e /N. 355 Earopa, aantreft. By ons vindt menze i^de^^ï^-^ Vaart yan Amfterdam op Gouda , niet ver' n. van de Goudfe Sluis, enz. s^l^^/^"" . (5) Kroos met duhhelde Blaadjes > zonder ^ Wortel-* In Italië en Vrankryk is d doordien het de groeijing en voortteeling der Waterluizen en andere Infekten zeer bevor- dert^ gelyk ik dit zelf bevonden heb^ V A I L L A N T j die het Hydre cornu noemt heeft, behalve de gewoone Soort, die ruuwe vierhpprnige Bladen heeft , een andere waar* genomen ^ met gladde agthoornige Bladen en omgedoornde Zaadjes. Hy vondtzeby de an* der,^ grpeijen , in de ftilftaande Wateren om- ftreeks fi) CeratopkjUum Fol. dicliotomo - bigemims , Fruci* (rispinofis. Gort» Be!g. 256. B. Cliff, 446, Flor. Smc^ 783, 866. R. Lugdb. 214. Dalib. Par, 292. Hydrocera-' tuphyllum FoU aspero , quatuor Cornibus armato. Vaill. Mm. 1719. p. 21. T. 2. f. I. Equifetum fub Aqu^ re* pens, Fol. bifurcis. Loes. Vrusf. 67. T. 12. Millefolmm. Aquat. cornutujn, J. B. Hijl. p, 789* Cojnivi, -fiTp//^^^. Ib E W I B 1^ F. 1257 jftreeks Parys. Dat dit flegts eene Verfchei* Vin, denheid zy , is my uic een fceurlyke Afbeel-'^^^^a^* ding van dit Gewas, door myn goeden Vrind^^^^^^D- den Heer M. Sla BBERjUit Zeeland, ter on-HoomhM derzoek overgezonden , gebleeken» L i n- Niïiüswas ook bynavandit denkbeeld, hoe- wel zyn Ed. 'erde volgende Soort van maakte^ (2) Hoornblad met de Bladen gaffelig drie' ir. dubheldy en ongedoornde Zaadhuisjes. piuju^m* fubmer^ fmn. Want zyn Ed. merkt aan , dat de dezelve Onge- de voorgaande al te naby komt ; als of jry^oonid. cene Verfcheidenheid daar van v^are# Myriophyllüm. Veder kruid. De Bloemen hebben , in dit Geflagt , een vierbladigen Kelk , zonder Bloemblaadjes, de Mannelyke agt Meeldraadjes ; de Vrouwelyke vier Stampers zonder Styl en brengen vier naakte Zaaden voort* Het bevat de twee volgende Soorten. (I) Ve- (\) Ceratophythim Fol. dlchotomo - trigeminis ,^ Fruft. muticis» Oed. Ban. 510. Hydioceratophyllum folio iae- vi ofto cornibus anmco» Vaill. Mem. ijig, p. ai. R 11. DüEL. XIV. STüKr a$i BESCBR.VVINC VAN ' Vlll. ■ Cl) Vederkruid , welks Mannelyke Bloemen, Afdeel, afgebroken ge^aaird zjn. HooïD- sTüK. -Qjj. qqJ^ Vyvers en ftilftaande Wa- MtjriQ- teren , op veele plaatfen van ons Land 5 ea ^Spklmm ^^^^ geheel Europa , voor* Gemeenlyk i$ Gö^aaird. het Water - Duizendblad genoemd geweest ; om dat het Loof naar dat van 't Duizend- blad gelykt : doch ik noem het Vederkruid. Het Gewas geeft uit dunne Vezelachtige Wortelen veele holle gellreepte Takken % die gearmd zyn , en op het Water vlottende dry ven. Uit ieder Knietje derzelven komen ^ Sterswyze, drie of vier Bladen voort, welke f in figuur en dunheid, zeer veel naar een Pen- nen-Veder gelyken , bruin zynde van Kleur. De toppen der Steelen , een Handbreed lang, verheffen zig in de Zomer boven *t Water, met eene paarfchachtige Aair , van geele Blommetjes , die als Knopjeè famengevoegd ver van elkander om het Steeltje ftaan. Een kleiner Soort, in fingeland gevonden, welke niet meer dan een Span in hoogte bereikt, heeft (i) MijriophyUum Flor, masculis interrupte Spicatis. Syjl. Nat, Feg. Xlll. Gen. 1066. Sp. i. Gort, £et^. 2s6. Bort, Ctiff. 781 , 867* R. Lvtgdh, 312» Dalib. Far. 292. Sauv. Monsp. 160, Myriophyllum. Fl, Lapp^ 343. Millefolium Aq. Pennatum Spicatum. C» B. Pin. 141, Prodr, 73. T. 73' Fotamogeton Fol. jennatis,^ TaüRNF. Inft^ 233« J> E Vï I B H E In, 259 heeft een Blaadje onder ieder Kransje van vm. Eioempjes (*> ^^^fl^*- VAiLr-ANT, die de Planten van dit Ge- Hooïd- flagt f^/ant SEau noemt , om dat de Stukjes i^^^^ van de vSceng , afgefneeden , wegens de Ve« kmU^ dertjes naar Palet- Balletjes zweemen; merkt aan (f)!» dat zy ïv/eefiagtige Bloemen van vier Blaadjes hebben , die uic een vierdeelig Kelkje voortkomen , 't welk vier Vrugtbe- ginzelen bevat ; zo dat die nader onderzoek verdient* (2) Vederkruid , V welk alle Blosmen gekranst n. en meejlagtig heeft. , vermiUa'9 " Van deeze , die by ons zo wel als elders , ^^'^^^ op verfcheide plaatfen, voorkomt en zig ook krao^t? aan 's Waters Oppervlakte verheft , zegt L I N N ^ u s : 55 de voorgaande heeft doorgaans ^5 vier, deeze vyf Blaadjes tegen over elkan* 511 der. Ik vind Mannelyke en Vrouwelyke 5, Bloe- 00 M' peniiatum irjirus , Foüolis fingular. Ia dusc« Fiosc* fubjettij. Mor. ilL S. 15. T. 4. f. 7, Raj^ ^figf. lil. p. 151, * Cf-) omn. verticÜlatis hermaphro«^ iöltis. GoRï, 27*.'/^. 256. //. Ciiff, 44Ó# -F/» Sim. 782 ,868- R. Lngdh. 213. Dal, jPi^/r/j 292. Sauv. Mwp. 160* Mynophyllam Aq. minus. Clüs. Hift, |1. p. 252, Miile" fcliviin Aq. Flosculis ad Fol. iiodos, B» ï4Io Idyrioph. vul gare raijius. Vaïll. R % !>• JDfiEit X^IV. Stüe. 260 Beschryvino van VIII- Bloemen , onderfcheiden , in de eene zó AïDEEL. gis in de andere zeer zeldzaam eenige HooyD- 5, Tweeflagtige» Ik vreez' dat deeze de voor* 55 gaande al te naverwant zy". Volgens Tur- RA heeft dezelve vier Blaadjes in de Kransjes en Tweeflagtige Bloemen. Tot de Klasfe der Tweehuizigen behoorea nog de tv^ee volgende Geflagteü van Wa- terplanten. N A j A $• Najade. Hier heeft de Mannelyke Bloem een Rol* ronden tweedeeligen Kelk, en een vierdeelig Bloemblaadje 5 zonder Meeldraadje : deVrou- welyke geen Kelk of Bloemblad , maar één Stamper of Vrugtbeginzel , en een éénhok- kig Eyrond Zaadhuisje, j De eenigfte Soort ( i ) wordt door onzen ^lirina ^^^^^^ Zee -Najade genoemd, terwyl alle de Zeewa-* Autheuren dezelve als een Rivier -Plant aan- terige. ^gj., (i) Najas* Syfl, NaU Veg. XI II. Gen. logS. Hort. Cliff* 437' 791, 877. R- Lugdb. 10, GoUan M^nsp. 500. Fluvialis vulgaris latifolia. Vaill. Mem^ 1719. p. 17. T. I. f. 2. Fluv.latifcliaetanguftifoIia.MiCH. Gen. II. T. 8» f» i> 2« Potamogeton Fluviatile Sargas- fo fimile Ineens. Pluk. Alm, 304. T. 2i6« f. 4. FIu*' vlalii fpeci^s Spinis infefta^ Raj. Suppl, 132. FIuv« i^ecies Flagellum Chrifti difta. Raj. SuppU lai, Fluvia* lts Pifanat J. B. Hift. 111. p. 779. D E W I E R E Cl61 merken, geevende *er zelfs den naam van Vlll. F/uvialisa^n. GoüANzegt, dat zy voorkomt ^^l*^ in ftaande Waters en in de Rivier: Vaillant, Hooid« 111 r^. . STUK. dat zy op den bodem van Rivieren en Stroo- jsia/oiif. men groeit. J. BAunrNus noemtze i^7r/r/a- //> Pifam ; om dat zy gevonden was in de Rivier van Pifa, loopende naar Livorno. Plu- KENET geeft 'er den naam. aan van Rivier Fon* teiukruid. Volgens Michelius kwam zy by Florence , en omftreqks Bononie , voor. Maar Linn^eus meldt, dat zy aan de Oe- vers van Sweeden , iri de Ooftzee, is gevon* en zegt zelfs , dat zy huisvest in de Zeewa- teren van Europa (*}. 't Gewas gelykt vee! naar het Zee -Kroos van den Oceaan , genaamd Sargazzo , of ook naar die Soort van Fonteinkruid , in onze Slooten groeijende, welke Forfchen-Slaa ge- noemd wordt (f ). De Plant en Bloem zyn zeer fraay afgebeeld door M i c h el i u s , die 'er drie veranderingen van heeft , de twee breed', de derde fmalbladig en kleiner,* zynde de Vrugt in de eerfte ftomp en vierzaadig, fn de tweede minder ftomp en éénzaadig; terwyl de laatfte een éénzaadig fpits dun Zaadhuisje hadt. R A j u s geeft 'er ook drie Soorten van op, , C^} Habitat in Europse Maribus. *S>. F/ant p. 1441. Ci-) 2ie het 11. P. VII. Stuk deezer Nat. Hiftoriê, Wadz. 396. f: R 3 IL Puu.. XIV. Smc s:^ h r y V I c V a iUDEïi- ^P' ^^^^ van twéé de Tandjes der Bladen ge.»' 11. * doorod heljben > wordende de laatftc ^sHei-^ J^^^ Gfe^5/^/ geheten. De Vrngt gelykt naai* Najade.ecn klein Eikeltje; de Bladen ftaan Kranswy-» ze aan de Steelen , meest twee , doch ook drie of vier by elkander. VALLiSNKfi I A. VVierblad* Dit Geflagü , naar den beroemden Italiaan V A LL I sNERi getyteld, heeft tot Mannelyke Bloem, volgens den Ridder, een tweedeelige Vrugtfcheede , de Steng met Blommetjes ge- dekt, welke driedeelig zyn : tot Vrouwelyke een tweedeelige éénbloemigeScheede ^meteen driedeeligen Kelk boven het Vrugtbeginzel en eene driebladige Bloem, met drie Stylen;zyn- de de Vrugt een éénhokkig veelzaadig Hui«je. I . De eenigfte Soort (i), volgens LiNN^üs, r^^//V;?^-}^oeweI met aanmerkelyke Verfcheidenheden , f^^^/^?r^ maakt een zeer zonderling Ge was. uit. De Rla- den van hetzelve worden by die van Wier ver- geleeken , en komen tropswyze by elkander voort mt een Wortel , waar mede het zig in de CO Vallisnerla. S^^ff. Nat. Veg^ XITL Gen. 109^ FL Lapp^ 371. Hort, Cliff. 454. R. Lugdb. 9. Dalib. F ar. 296. Fcemina, Valisneria Paluftris Algoe folio, Jtalica. Micm Gen, T/ 10. f. i. Potamogeton Algje folio ^Pifanum. Bocc. v ^9' Vailisneroides Palufu« Algae follio, Italicum» Mich. 13. T. io,f.^, ^ DE Wieren» ^53 de Graften of Slooten van Italië, door 't fterk^ Vin. vooitloopen, zodanig vermenigvuldigt, dat de ^^ii^"^ Vaartuigen dikwils daar door in 't voortkomen s^^^'^^^^' verhinderd worden; alzo het Kruid den gehee- wierbtad, len Grond beflaaü. Dit heeft by Pifaen ook omtrent Florence plaats. De Bladen , als uit fyn Netwerk geweven, hebben aan de tippen fyne Tandjes. Tusfchsn dezelven komen Krul- trekkige dunne Steelen voort, op *t end een Bloem hebbende , die zig ontfpannen, en dcc- 2;e Bloem aan de Oppervlakte van 't Water brengen. Zy is paarfchachtig en driebladig , voortkomende uit een Kelk , waar van het on- derfte gedeelte een lange Rolronde Vrugt wordt, met veele Zaadjes bezwangerd» Dit is de Wyfjes- Plant ; terwyl de Mannelyke , van even de zelfde gedaante ^ Bloemen voort- brengt, die onvrugtbaar zyn, wit van Kleur , tot een Hoofdje famengehoopt# Deeze Bloe- men fcheiden zig van de Plant af, eer zy onr. luiken , en ryzen tot aan des Waters opper- vlakte, alwaar zy dan als Veerkragtig open fpringen , vertoonende twee Meeldraadjes en Knopjes, waarfchynlyk om het Stuifmeel tot bevrugting der anderen te verfprdden. Het Water is , in de Herfst, dikwils met zodani- ge Bloemen, als met een wit Laken, be» dekt. Behalve deeze wonderbaare werking, door den geleerden M i c h e l 1 11 s ia Italië w^aar- R 4 ge* lïf Djsat. XIV» Sxüji;, 2Ö4 B fi S C K R Y V I N O y A w Aroï"i. genomen , is 'c ten opzigte vao dit Kruid ook Hoorn. ^on'J^rliDg , dat het buitendien in Oostindie STüK. gemeen zy ; zo ifc thans door den Heer Mür- iFierbiad. RAY aangetekend vind; hoewel 'er de Hoog. leeraar N. L. BüRMANNüs,wien zo veeleOofï" indifche Planten bezorgd zyn, niets van meldt En wederom, dat het, volgens Linnveus veel groeit in de Beekea van Finmarfeen; daar hy hetzelve j te Upfal , nog nooit hadt zien bloeijen. Zyn Ed. telt het evenwel niet on- ■ derde Planten van Sweeden, maar zegt, dat het in de Vyvers, nevens de Slooten van Ne- derland, zeldzaam voorkome. 'e Schynt dat de beroemde Hoogieeraar D. de Gorter hetzelve aldaar nog niet gevonden hebbe. Ook is de uitdrukking van dcu Ridder , ten dien opzigte, wat duifter Zyn Ed. merkt aan, dat men het bevoorens voor Wier of Grasbla- den aangezien hebbe. Een Kruid ontmoe- tende, onder Water, dat de Bladen dun en taamelyk breed , aan 't end ftomp en zeer fyn getand heeft, mag men wel om hetzelve den- ken. Ook wordt my verhaald, dat het in de Ryn of Vaarten by Leiden te vinden zy. JII. HOOFD- (*j Crescentem vidi Jn FosRs et Rivulis Finmarfciae, Norvegiae , Jiixta Mare glaciale: in Fiuvio SaJa juxta Urbem Upfaiienfem ; in Piscinis juxta Fosfas Beleii r^arius. Hoi^t. Cliff. j,, ^5^, * i.. D E W 1 E R E lï. 26S IIL HOOFDSTUK- vin. Afdeeu TII. Hoofd* JJTUK. Befchryving van Wieren of dcrgelyke Wa-^ terplanten , met duiftere Frugtmaakwgen ; g^- lyk het Zee - Ruy , Watervlies en Flap. Nu blyven vau de Waterplanten nog de zo- danigen over , wier Vrugtmaakingen 5, wat de Bloemen aangaat, niet zo blykbaar of geheel verborgen zyn : vervat in de drie vol* ^ende Geflagten. F u c u s. Zee-Ruy. De Planten, hier toe belioorendeszyn vee- lerley, en komen alleenlyk in de zoute Wate-» ren voor, weshalve menze, teregt, Zee-Ruyf noemt. Dat zy den Griekfehen naam , Fucus , van zekere Soort , die tot een Blanketzel be- kwaam waren , eer dan van de Geftake, die zig fomtyds als Eiken of andere Boomen ver- toont , bekomen hebben , is blykbaar. De meeften bevatten een paarfchachtig Sap , 't welk men *er door weeking in Fis met Zee» zout uithaalt. Het Vrouwvolk aan de Stran* den maakt ''er, zo wel in de Ooftelyke deelen van Siberië , als in ons Wereldsdeel, gebruik R5 vaa 11; DlEL. Xiy, SXUK, .266 B s s c n R Y V I N o -van VUT. van, om de Wangen te kleuren (*> Ook zie ik dat een gedroogde Fmn, uit Jnpan, rood- sllT^°' acl^'g afgegeven heeft aan 't Papier. Met de ^^""erEmj/'S^ ^ï^'nze doorgaans verward , en ook onder 'den Nederduitfchen naam,^7c;- of ^f//, bc-- greepen geweest; hoewel zy van ons gewoone W ier zeer verfchïllen. In 't f'ranfch worden zy onder den naam van Fray of Farec, in 't Engelfch onder dien van Scawrak, enz. be- greepen. In Sweeden is Tang de naam van het gewoone Wier , en met een byvoégze! ook van hetZee-Ruy. De Vrugt- aanvang deezer Eeuw werdt dit iiiii aking. Gewas , door den beroemden T ö u u n e f o k t onder de Planten' geplaatst , wier Bloem en Vrugt gemeenlek onbekend zyn. Niet lang daarna meende men de Vrugtmaaking volko- men ontdekt te hebben. De vermaarde R e- AUMüR gaf, in 't jaar 1711, zyne Waar- neèmingen dien aangaande in 't licht , op een breedbladig getand Zee-Ruy, welks opper- vlakte, in 't midden van de Zomer, geheel bedekt gevonden werdt met Bloemen, vaneene Sterswyze gedaante, groenachtig in 't Water, raaar buiten 't zelve wit. Deeze Bloemen aan 't afvallen toe zynde, dan verdikten de ^ enden der Bladen zeer a^merkelyk, en, als y.y afgevallen waren , zag men in derze'lvcr plaats , (*J S, G. Gmeun. Ilift. Fuar. Gen, p, D E W r E R E N. 2r)7 plaats , over 't geheele Blad, even zo veele vni. Gaatjes, als de Kelkjes zynde , waar in zy uj/'* gezeten hadden. De enden der Bladen ope- g^^^^^^" nende , vondt men die gevuld met eene Ly- ^-^.'/^^^^ merige doorfchynende StofFe; waar in een me- higte ronde Korreltjes, ieder met een Steeltje vast aan een zodanig Gaatje. Deeze Korrel- tjes waren vol van een dergelyk Vogt met veele zeer kleine Zaadjes. De zwelling der enden van het Zee - Ruy , welke men voor een Soortelyk verfchil gehouden heeft, merkt zyn Ed. dus aan als toevallig , en tot de Vrugt- maaking behoorende ('^j. Vervolgens werden, door dien grooten Waarneemer, ook in ander flag van Zee -Ruy dergelyke Vrugtmaakingen ontdekt. Zyn Ed. vondt Fucusfen , wier Bloemen langer of kor- ter , van eene andere Kleur of anders gefat* foeneerd waren : fommigen zelfs die 'er in *t geheel geene hadden: eenigen,wier Zaad ver- fpreid was. door de geheele dikte der Bladen , öf beflooten in zekere Peul tjes,alleenlyk door de oph'gting van het Vlies des Blads veroir- zaakt zyndc, of vervat in de Rolrondachtige enden der Bladen. Zo dat, hier omtrent, door hem een groote verfchillendheid naar de by- zondere Soorten van Zee -Ruy werdt geven, den (t> De (^J Hifi. de PAcad, R, des Sciencss ^ de I7ii> p. ^r, Hijl» de PAcad. de 1711^, Oct* II. DfiPL» XIV. Stuk, ' 268 Bbschryving van 'iijFDEEL ^^^^ LiNN^üs maakte 5 in 't jaar lii. * 1746, op zyn Westgotchifchen Reiscogt, eea stük!*'^ andere Ontdekking ten dien opzigte , in een ^^#-i?^/f,'.Zee- Ruy met gegaffelde Bladen en Wrattige Endblaasjes, ^, Aan de zyde des Blads en 3, daar de Takken afgaan (zegt zyn Ed ) zaten „ Kogelronde, gezwollen, bleeke en gladde 5, Blaazen , inwendig hol en met een Geweefzel 35 van Haairen opgevuld : boven, Maar de Punt „ toe 5 bevonden zig een paar met Wratten be-» 35 zette, metLillig vogt gevulde en met veele 3, kleine flippen beftrooide Blaazen , welke, dat 3, merkwaardig is , aan de uitwendige zyde ,3 een klein open Gaatje hadden: waar uitmen 3, mag vermoeden, dat ieder van deeze Wrat- 3, jes een klein Zaadkorrekje bevat, 't welk 3, uitgang neemt door dit Gaatje. Ik denk , 5, dat deeze laatfte Blaazen de Vrouwelyke 3 33 de andere de Mannelyke Teeldeelen voor- 3, ftellen" (*). Oeflagts- Waarfchynlyk is hier van zyn Ed. bepaaling &en!^^^* der Geflagts- Kenmerken ontleend i wanneer zyn Ed. van de Fucus zegt : Mann. Blaasjes met Vezels doorweven. Vrouw. Blaasjes be- fprengd met ingedompelde Korreltj:es , dio «an de tippen uitbotten. Eenzaame Zaaden» ' De vlytige Natuur -onderzoeker 3 wylen de Heer Doftor E asïer > heeft de Vrugtmaa-. king t> E W I E R £ i5p fcing van fommige Soorten van Zee.Ruy ook viih waargenomen en in Plaat voorgefteld(*). Hy ^\n.^ bevondt dezelven bezet met Kwispeltjes of^^^^^*^ Pluisjes, zynde dat gene, 'c welk Reaümür zee-Ruy. voor Bloemen hieldt , en aan welken Donati zelfs Meelknopjes meende gezien te hebben doch dit was hem nooit gelukt, en, dewyl zy in geheel jonge Plantjes voorkwamen ; als ook om dat lommige Soorten dezelven nooit hebben 3 geloofde hy niet ^ dat het Bloemen waren. Maar de dikke Blaasachtige top -Enden in 'c Voorjaar doorfnydende , vondt by die met eene Wolachtige StofFe gevuld , en, in de zelfftandigheid van het Blad zelf, dq. Begiczels van die Korreltjes, door Reaümür opgemerkt , zynde de weezentlyke Zaadhuisjes van dit Gewas* De Heer S. G. Gmelin, Hoogleeraar te Petersburg, gaf, in 't jaar 1768, een zeer voortrefFelyk Werk over dit flag van Planten uit (t). Hier in worde het denkbeeld van R E A ü M u R , dat de Fucusfen zo wel Bloemen als Zaad hebben zouden , insgelyks, als onge- grond , tegengefproken. De Onderftelling , dat alle Schcpzels uit een Eitje voortkomen, 't (*) Natuurkundige Uiifpannhgen, il. D. 111. Stuk# Haarlem. 1765. bladz. 129. Tab. XI. (f) Hift^ Fuconm, Autore S. G. GaiEUN, Petropoll «768. Quartd. II. Skkl. Xiy. Stuk, ^'JP B E S C n II Y V I N O VAN Vlir. 'c welk door 'c Mannelyke bevrugt wordt > AwML^ toont hy mank te gaan. Voor eerst in die Hoofd- Soorten van Zee-Ruy , w'elke Blaasjes draa- !J"^^ een : want de Zaadkorreltjes worden in dezel* ven 5 aan t end der Bladen , m het Slym, zegt hy geboren , en fchynen dus buiten ftaat ge- field voor uitwendige Bevrugting. Ten an- deren komt in die Soorten , welke Bolletjes draagen , niets voor , dat naar eenige Manne- lyke Werktuigen gelykt. Dus gaat hy voort met de Penfeeldraagende, Vliezige en andere Soorten , behoorende tot de volgende Geflag- ten^ en oordeelt dat dezelven, wat de Voort» teeling aangaat , niet minder van de gewoone Planten , dan de Poiypen van andere Dieren verfchillende zyn. Zeifftan- De Fucusfen zyn Zee - Planten van eene Le- digheid, derachtige , meer of min taai je , buigzaame zelfllandigheid; in fommigen Lilachtig , in an- deren Vliezig dun. Wortels hebben zy door- gaans niet y of zitten flegts met hunnen Steel als geplakt op Steenen , Schulpen , enz. Des moeten zy door inzuiging van het Zee- Water gevoed worden , en zulks blykt niet alleen , doordien de genen , welke op *t Strand in \ Zand verdroogd zyn, door affpoelmg der Baa* ren herleeven ; maar inzonderheid , doordien verfcheide Jaaren gedroogd bewaard Zee-Ruy, wanneer hetzelve in Water geworpen wordt , I> E W T B U E N. 271 in korten tyd een nieuwen groey krygt,frifch vitk en tierig wordende C J* Jii. Dat zy veel Zouts bevatten is hier üit on-^^^^'''^" twyfelbaar, maar dit Zout is door de Slymig- ^outvan heid van het Gewas zodanig getemperd, datZee-Ruy. het tot een goeden Mest verftrekt op deLan- deryën, en ook wel dient tot Voedzel voor het Vee* Het nuttige Zout 5 genaamd, Oitde Afch van Zee -Wier, waar van ik be- voorens fprak * , wordt in verfcheide deelen <^ Bhdz. van Engeland , inzonderheid op de Sorhngs- ^^ó. Eilanden en aan de Kust van Cornwall, alsook in Schotland , met veel zorgvuldigheid en in groote menigte , van het Zee-Ruy gebrand. De Heer Ba ster bevondt dat het een vast Loogzout ware, uitmaakende de helft van het Gewigt der Asfche. Die Kelp is derhalve een foort van Pot- Afch (f). Aan fommige Soor* ten C^J Gm^lin utfupra, yi, 38. (fj Men kan in het XVI. Deels 2. Stuk van de MoUanclfche Maatfihappij der IVeetenfchappen , een Ver- toog vinden van den Haagfchen Apotheker Wess. vak RiEMSDYK, die beweert, dat het Sai Q^uercus maruise of Zout van Wier , geen Akali maar een Neutrum zy of onzydig Zout» Omtrent het Zout der Zee-Grappe ( SaUcornia) is een dergelyk verfchil , gelyk ik in het VIL Stuk deezer Natuurlijke Hijlotie ^ bladz. 51. opge- merkt heb. Of myne bedenking, ten opzigt van de re- den daar van , hier ook zou kunnen plaats hebben , was wel Waardig nader te oüdejzoeken» Immers , in- dien de Kelp van geen Loogi:outigen aart ware , kon II. DfiBi. XIV. Stuk, 27» Beschryving van VUT. ten groeit y wanneer menze, uit het Water ^n]^^ gehaald zynde , toedekt , een foort van Sui- HooïD- ker 9 welke een Salpeterige hoedanigheid STUK, , r heeft (*). Gebruik. Gedagte Heer Gmelin heeft meer dan eene Soort van Fueus Scheidkonftig onder- zogt , en bevindt zig allermeest belemmerd met den oirfprong van het Slymig Zeepachtig Vogt, in deze! ven huisvestende. Dit Slym> dat des Zomers ia de Blaasjes van fommig Zee-Ruy gevonden v^ordt^is uitermaatedien- ftig tot het doen verflaan van harde Klierge- zwellen. De Engelfche Geneesheer Russel wil 5 dat men flegts die Blaasjes in de Hand breeken en dan dergelyke Knurven daar mede wry ven zal. De Heer B a s t e r goot Zee- Water, tot een Pint, op een Pond zulke Blaas- jes , en , na dat dit veertien Dagen geftaan hadt, het Vogt zo dik als Honig zynde , liet zyn Ed. daar mede de Verhardingen eenige maaien daags wry ven ; dezelven dan met Zee - Wa« ter afwasfchende : 't welk doorhem zeer dien- iligwerdt bevonden (t). AI- zy niet dienen rot heè maaken viin Glas en Zeep : daat ondertusfchennu, ten dien einde, door 't Volk derSor- lings -Eilanden , jaarlyks voor eeuige duizend Guldens van dat Zout bereid wordt , om naar Briftol te ver* zenden. Dat met de grootfte Blaazen geeft, zo Basteï^ aanmerkt , het meefte Zout. C*) Bas TBR utfupra. (t) Als boven, bladz* 135» b E W I E a É aya Algemeener Zee -Gewas zal men niet over ^^^rf^^^ ^en geheelen Aardbodem bedenken, dan héc IH. 2;ee-Ruy, ook wel Zee -Eik genaamd, in des stuk!^** zelFs verfchillendheden. Maar zonderling is Groeit dat men deéze Planten allermeest aantreft 5^^^^^^* - öp die plaatfen van den Oceaan, waar groote Rivieren haaren uitloop hebben» Aan dea mond van Rio de laPlata, in Zuid- Amerika, zo verhaald wordt, groeijen dezelven in zulk een menigte , dat de Schepen *er door ver- traagd worden in hunne voortging. Van het Sargazzo in 't midden van den Oceaan, tuis- fchen Afrika en Amerika, is 't bekend, dat zulks w^eezentiyk plaats heefc. De Sctiepeü daar ih verward raakende, is men 'er fomtyds zeer mede belemmerd. Evenwel komt het al- óm aan de Stranden voor , inzonderheid in Baaijen en Inhammen , alwaar het dikwils een Vèrb^iazende grootte bereikt,. Men vindt Fucusien vaneen Duioi tot twin-GeflaJi^, tig Voeten en meer hoogte. De Geftalte van fommigen is als een enkel Blad , mdt ^en Steel ; van fommigen als een Trechter öf Trom- pet ; van fommigen Vv^aaijerachtig of gevingerde van fommigen als een breed Lint of TouwJ Van fommig'^n als ecri Veter of Neftellng. An* deren maakeneen Boomachtig Gewas uit , dat i\g ih breede Bladen , óf in fyoe Takjès eti Lóóf verd ek ; waar van het den naam vail Zee'Ri'y,of Zee-Eyk^ heeft bekómeD# Meri S vindi 11. DsBL. XIV. Stüji* ^74 BeschryvïHg van VIIL vindt by Kamtfchatka een Fucus , die met ''^Tn^^* gebladerde Roosjes praalt , hierom te regt de Hoofd. Zee-Roos by Gmelin getyteld , geelachtig % - .fff/ ^^^^ Kleur. Anderen draagen Blaasjes als 'Vygen, Appelen en Peeren. De Vrugtmaakin- gen zyn in eenigen als Peultjes, in anderen als Peperkorrels* De gedaante van veelerley Plan* ' ten Wynruit, Venkel, Averoon, Alfem enz, wordt door hetzelve uitgedrukt. De Middel- landfche Zee, inzonderheid, levert Gewasjes van dien aart , welke zeer fraay zyn. Ik zwyg van de heerlyke veranderingen van Kleur der zogenaamde Kaapfche Zee - Gewasfen , des wegen gebynaamd. Voor 't overige is de Ver? fcheidenheid , in deezen , ongemeen* Verdée- Weinige Autheuren hebben zig op eene ling. geregelde befchryving van deeze Zee -Planten toegelegd. Clusiüs, Dodon^üs, en an« dere Kruidkundigen van de Zestiende Eebw , hielden zig meer op met de Landplanten. Zy maaken flegts van eenige weinige Soorten gewag. Omtrent den aanvang der tegenwoor* dige Eeuw , of in 't laatfte der voorgaande ^ heeft men zig meer bemoeid met derzelver onderfcheiding. Dus telde ïournefort reeds over de zeventig Soorten van Fucus ^ en Ray betrok dezelven tot Hoofd verdeelingen , welke door MoRison grootelyks uitgebreid en ver- beterd zyn. Gedagte Heer Gmelin bragt deeze Planten ook tot verfcheideae Rangen, ft fe t E ït È ». van Blaas-, Boldraagende , enz* als boven fs a^*^^ gemeld; maar onze Ridder , bevoorens vier iii. Afdeelingen in dit Geflagt gemaakt hebbeüde> ^tük?^^ heeft thans eenvoudiglyk dè Soorten van Zee- Zee^Rtt^ Ruy agter elkander , in zyn Ed. nu laatst , door den Heer Mürrav uitgegeven Samenftel ^ laldus voorgefteld, (t) Zee -Ruy f^et een Draadacktigen TakkU J^- gen Steel , en dtgt getrapte Eyronde ge- UvariusJ welfde Bladen^ Druiftros^ In de Ooftindifche Oceaan groeit deeze goort^ welke de Bladen klein j Vliezig, paarfch- achtig, Troswyze getropt heeft, en van ag* ! teren gewelfd^ zegt Linn/eüs. (2) Zee - Rüy meteen Draadachtige Takkigeè Steels Lancetvormige , Zaagtandige Bladen ^^^^^^ en Kogelronde gefieelde Vrugtmaakingen^ mendi Dit is het Kroo§ van den Oceaan ^ dat men gemeenlyk Sargazzo noemt , by geheele Velden daar in voorkomende op ftille plaatfen. Men vindt (1) Piicus Cauie Filiformi Ramofa Sjjft. Nai. Vtg^ XIII. Gen. 1205. Sp. Plant. N. 36. {t) Fucus Caule Filiformi Ramofo &c» ip> Plant, N. IJ. FL ZeyL 389» R' Lugdb 513, Fucus Folliculaceus ferrato folio C. B Pin^ 365 Sarga90 Fis. Bras. \ 1. p, 266^ BüPMc Flor Ind^ p. 239. Sargasfo Liftpreum» Rüx^phv ^mb^ VI. T. 76. f. 2. I s % IL Dbhu XIV. Beschryving van ^^^J;^^ vindt het 'er echter , op ver naa, niet overal IH- in; zo dat ik de bedenking van den Ridder, stük7^' of dit het allermenigvuldigfte Kruid op den Aardbodem zy , zo voetftoots niet kan billy- ken* De Vrugtbolletjes , zegt zyn Ed. , zyn fomtyds met een Draadje gebaard ; fomtyds komen uit de Oxels der Bladen zeer kleine Trosjes van zeer kleine Wrattige Peultjes» Dit Zee -Kruid was op 't Strand, tusfchen Scheveningen en Katwyk , door Meersürgh gevonden; zo de Heer ds Gorter meldt. Het zal zekerlyk by toeval daar gekomen zyn , en ik zou het daarom niet tot de Plan- ten van ons Land betrekken. Ook ftrookt hier geenszins het Ambonfche Sargasfo van Rum« PHius, dat de Heer N. L. Bürmannus daartoe betrekt , maar wel deszelfs Strand^ Sargasfo^ met het Brafiliaanfche van Piso en dat van den Oceaan overeenkomftig, \ welk verkeerdelyk door zyn Ed. tot het Korrehge is t'huis gebragt. 111/^ (3) Zee-Ruy met een Draadachtigen Takki^ jkhiarius. ë^^^ Steel y Liniaak efenrandige Bladen , en Besdraa- Kogelronde gefieelde Frugt maakingen. gend. Zeer (3J FucM? Caule Filiformi Ramofo &c. ^p. Ptant. 14. Fuciis Follkulaceus Linariae folio. C. B. Pin, 365. Lenticula maïina Serapionis. Lob. Ic. II. p. 256. Acinarisifc imperati. Donax. /ï/^m. 35, T. 4» it «öf^^^f 5q8« C;yisic ^ Fm. 99, p E W I E R E ^77 Zeer weinig verfchilt deeze, die in de Mid-^^^^^J^ dellandfche Zee , aan de Kusten van Italië ni. * i groeit, van de voorgaande, dan doordien desJ^^^'^*^ Blaadjes efFenrandig > niet gekarteld zyn , noch Zee- Ruif ^ getand. Ook komt dezelve fomtyds voor ^ met een lange , gedoomde Sceng, wel twee- maal zo dik als een Duim, naar Ginanni aantekent, Gemeenlyk heeft zy een Kraak- beenigen , rooden , Draadachtigen Steel , en de Vrugtbolletjes ^ die rond en gefteeld zyn, van grootte als Koolzaad , hebbende dikwils aan den Voet een Elsvormig Blaadje. (4) Zee-Ruy meteen Draadachtigen^ Tahki^ IV. gen Steels Lancetvormige Zaagtandige Bla- ^^'^^y^^!'"^ den 5 en getroste Vrugtmaakinpen met Neet- hmhhehge Peultje^, Aan 't Eiland Ascenfion nam O s b e c k dee- ze waar, die de hoogte hadt van een Span^ een Steel hebbende met enkelde Takken , en uit de bovenfle Mikken byna ongebladerde Trosjes van Elsvormige Peultjes met Knob* beitjes als Necten* (j) Zee-Ruy met een Draadachtigen eeniger- V. maate ' Jolblctsu (4) Fucus Caule Filiformi Ramofo &c. Sp. Fianu ^^S» N. 15. (5) Fucus Caule Fïliforrni fabrajröfo Sp. FUm, S 3 IL Dsau XIV. SïüK, SfS B B S C H U y V I N G V ^ K VIII. mcio^te Takkigen Steel ^ en getrofie Prugü ' \ \\^^* fnaakingen; ééne Blaazig Tolachtig in ^e:$^ , sTOK^^°" fi^r/ï^öm/g: gekarteld Blaadje^ 2i^^B,u}s. Een zonderlinge Soort van Zee.Ruy; dooT den fchranderen Stelleïius op Rotfen aaQ de Kust van Kamtfchatka gevonden , docU welke ook groeit aan die van Sumatra eij el- ders in Oost* als ook in Westindië. De Tros» jes beftaan, als in de voorgaande 3 uit Wratti-^ ge Peultjes ^ en hebben ieder een Tolachtige JBlaas, die gefteeld is en gerand met een ftomp^^ Hartvormig Blaadje , de Blaas als een jf^asj^ omvattende. ' VI. (<5) Zee-Ruy met plat gegafeld Loof ^ dat ^^frratus geribd is en Zaagswyze getand^ a(\n 't end k Zaag- knobbelige Vrugtniaahngen hebbende 255, jp. Fucus maritimus f. Q. Marina FoJ. extremis tumir ^is C. B. Pin. 365. Baster utfu^ra. Tab, XI* Fig, u ^uQus Marijpius prior. Dos. Temp, 479» » E W I E H E N. ClSl {9) Zee -Ruy met plat gegafeld efenrandig VI 11. Loofi dat wyd gemikt is en dubbelde Blaas- \u^^* fes aan de mikken heeft. Hoofde. ^ STUK. Deeze , die waarfchynlyk eene Verfcheiden \x. heid van de voorgaande is^ wordt by Harim- gea in Vriesland en elders aan onze Stranden Wydge- gevonden. Voor veele Jaaren is my ajn onze Zee-Dyken een Soort vanZee^Ruy voor^^e^ komen, inetgrooteEijerachtige Blaazen , iST/^?^- pers genaamd , hangende aan gefteeld Loof. Hier van vind ik geen melding; des het toe Dader onderzoek zal overlaaten. (lo) Zee -Ruy met plat gegaff'eld efenrandig x. Loof ^ dat geflippeld is en Eyrond-Lan- ^^^^f^^' cetvormig opgeblazen; aan d^ tippen blazen, deehk Aan de Kusten van Lapland en Swreden heeft men deeze gevonden 5 die flegts één of tv/eemaal gegafFdd is , ook eene Verfcheiden* heid van de voorgaanden, (11) Zee*^ (9) Fuciis Fronde plana dichotoma mtegerrima &c. Sp» Flant, N. 8. Fucus buUatus frutkescens &c. Mor. Mifl^ lil. p. 647. S. 15. T. 8. f. 5- Gort. Betg. IL P» 316. (10) Fucii% Fronde plana dichot. integerrima &c. Sp^ S,5 ' ïl. DïEU XIV. SlüK 433 B E S C H K y V 1 2? G V A H VUL (ll) Zee-Ruy met plat gegaffeld effenrandig Loof ^ dat geftippeld is en Lancetvormig , mn 't end met geknobbelde tweedeelige Frugtmaakingen. Hqoïd- STUU. XI. Fums Ce* Hoorn- Een kleiner Soort van Zee-Ruy, zeldca Acbtig. ^ggj. ^j^j^ Handbreed hoog en dikwils veel kleiner , maakt deeze uit , die ook dikwils aan onze Kuften , en veelal op Steenen zit- tende 3 gevonden wordt. Zy verfchilt wee- zentlyk van de voorgaanden , a!s door 't uiter- iyk aanzien blykt. De zelfftatidigheid is Vlie- zig, dun , Kraakbeenig doorfchynende. Zy heeft bet Loof plat , Takkig en aan 't end Trosachtig verdeeld , dewyl de Takjes zig Bladerig verbreeden. De Kleur is meestal geelachtig wit of Vleefchkleurig ; doch ook geel, groen of paarfchachtig, ja geheel don- ker of zwartachtig bruin. Voorts verfchilt het Gewas , naar den Ouderdom , in gedaan- te ongemeen. Aan *t end is het altoos verdeeld en als gefnipperd , doch dikwils ook aan de kanten rappig ; 't welk dan eene Verfchei-- denheid uitmaakt* Somtyds is het ook ge- kruld^ en als met Franje aan 't end voorzien, of aan de tippen gefternd. fiï) FuiPfS Fronde plana dichotoma mtegerrima, punftati Lanceola'a, l^iuftif, tuberculatis bïüdis terminalibus. Sp* 'Tlant' N« 3. Gort, Belg. H, p» 315, Fucus humilis di- chot Ceranoides &c. Mor. Htji. 111. p. 646. S. 15. T. f. 13' Fwcu5 laccrus, Pianu N. 4. Gméx* Fm^. p. W ï B R E ' 183 (la) Zee-Ruy met plat gegaffeld effenrmdig Vin. Loof dat geftippeld is ^ van onderen Liniaal gejleufd ^ en tweelingfe knobbelige Frugt* maakingen^ Fucus Een plat Vliezig Loof, van onderen fmal- ^f^ij^ I^r , aan de eene zyde gefleufd, maakt deeze Soort uit 5 die tweelingfe gedeelde langwerpi- ge dikachtige Vrugtmaakingen heeFt: zynde, terwyl zy in de Zee groeit. Spiraal gedraaid. (13) Zee-Ruy 'met plat £emffeld ^ effenran- Xllï; dig^ gejleujd Liniaal Loof^ en tweeaeehge / t^s geknobbelde fiompe Frugtmaakingen. Geüeufd, Tot het Hoornachtige fchynt ook dit Zee* Ruy te behooren, dat fomtyds aan onze Stran- den wordt opgeworpen. Verfcheide maaien is het gefcheidcn in fmalle verdeelingen > en heeft aan 't end tweevoudige Blaasjes, die met doorboorde Knobbeltjes bezet zyn. (14) (la) Fucm Fronde plani dichotomSl integerrim§. &c. Sp* Plant, N. 6. Oed. Dan. 286. /V. Suec, R Lugdb. Fucus fpiralis maritimus major. ^hyAngl ill. p. 41, (13) Fucus Fronde plan^ dichotoma integerrim^ ca- naliculati lineari &c. Sp, Plant. N. 45. Oed. Dan, 244. fi^ Fucus excifus. Sp. Plant. N. lo. Fucus dichotomus Membranaceus &c. Moris. is» T* 8» ft lu GmSi^» II, ï>%j^u XIV. Sxm^ a84 BeschrYvinc v a Sji VÏÏT. (14) Zee-Ruy me^ pht gegaffeld effeurandig Afdeel, Liniaal Loof ; de Frugtmaakingen knobbc'* Hoofd- lig en gefpitst. STUK. Ff^Jdis^ Van de voorgaande Soort verfchilt deezej, ticimu dat het Loof geenszins aan de eene zyde gc« öÏT^^^^'fleiifd is en dat de Blaasjes, als Peultjes; lang en gefpitst zyn. De verdeelingqn zyn fmal en egaal van breedte, met een middel- Ribbetje en de zelfftandigheid is ICrnidig, yv. (15) Zee-Ruy met plat gegaffeld Loof y de '^odofus^ Bladen tweezydig effenrandig , met een- zaame blaasjes , die utt verdikking der Steelen mtjiaan. Dit is dat knobbelige Zee-Ruy, onder Wa- ter groeijende , 't welk van de Engelfchen Knotted Fucus ^ van ons Volk Patemojler-Wier geheten wordt, om dat de Blaasjes, die het heeft /als aan een Ketting gereegen zig ver- toonen. (14) Fucus Fronde plana dichotoma integerrimi II- neari &c» Sp, Plant. N, 46. Fucus dichot. &c. Huds, AugL 473» Oe3. J^^n, 351. Fucus Filiformis. GmZuFuc-^ 72, T. I. ' (15) Fticus Fronde compresfa dichotoma &c. Sp. Ttant, N. II. Gort, Belg, 11. !>. 316. Baster Uitfpany^^ ïl. D. 111. Stuk. 121. II. f. 5' R- Lugdb. 514. FU Suec. 1006, 1149.GMEL. Fuc^ 1%^ T. I, Bé f. I, Oed» D/^;^. T. 146. Fucus maritimus nodofus. C. B. 3^^, Fucus marinus tertius. Dod. Fempu 480. Kruidb^ DE VV I E R E sSj toonen. Heü heefc plat rondachtige Steelen, Vïil • die wederzyds met kleine Blaadjes bezet zyn. ^^ïn.^* Het komt omtrent Wieringen , aan deKuften Hoofd- STUK» van Vriesland^ als ook aan onze Stranden en elders aan die van Europa ; voor. (lö) Zee-Riiy dat een Draadachiige gegaf- xVl felde Steng heeft ^ met F'liezige Degenvor» ^•^J^lf ^'^ mige eenzaame ZaagtanJige Bladen , de Peer- endelingfe aan den Steel opgeblazen^ draagend. In de Ethiopifche Zee komt deeze üit de Diepte voort en maakt een Soort yan Eiland- jes; weshalve Linn^us aanmerkt, dat hec misfchiea de allergrootfte zy van dit Ge- flagt. (17) Zee Ruy mct^ plafnchtjg Takkig hoof ^ XVI L tweezydige effenrandige Blaadjes overhoeks j,^^^^^^^^* en gefieelde langwerpige gefpitfte Frugt-' Peul- maakingen. draasend. Deeze , die aan onze Stranden als ook in de Fmus Stirpe Firformi dichotomsl, Frond» Mem-» branaceis Enfiformibus &c. Mant^ 3ir* . (17) 'FucHs Fronde compresfi Ramofa, FoU diflichis alternis daar het ook wel (18) ///^^«J FfondeFiliformicompresfa &c. O 9) P^^^^ Fronde Filiformi compresfa dicfioeomt &c; Sp* Plant, N, 9. Fucus Caule Lineari aphyllo , dichoto-* mo. R. Lugdb^ 517. Fucus Filiformis teretiusculus fiiU* cUchotomus. Huds. AngL 470. ft E W ï E E 28? v?el afbreekt. Men vindtze ook aan de kust VIIL van Groot -Bnttannie. m. Tcrwvl LiNNiEüs hier geen aanhaalingen ^I^^^f^»- doet en zelfs die van Moriso n uitmon-^^.^Tj^^^ ftert, heeft de Heer Gmelin , deszelfs be- paah'ng bybrengende op zynen l^ucus elonga* tus (t)? daartoe veelen van andere Autheu^ len betrokken. Dat het de Fucus Fungulam van Imperati, zo min als de Fticus Fungis affinis van Gaspar of de Fuci Fungiforme^ van Jan Baühinüszy, die naar alle waar- fchynlykheid tot de Pavonius ^ thans Ulva Pa" vonia^ behooren^isallerblykbaarst. HeiTweede Zee-Ruy van DoDONiEUs, 't welk door de G OR TER tot de eerfte Soort van Wier, hier voor t'huis gebragt is ( |) , hadt R e A u M u R^j^^^^® opgemerkt , zo wel als het Smalbladig Zee-Ruy^ ^ ^'^^^ , naar Veters gelykende , van Bauhinüs; om dat die plat Loof hadden, hier niet te behoo- ren(§). Dit echter is de enkele redea niet; maar wel, dat het Zee -Wier niet zo- danig groeit, als de Figuur van Dod onheus voorfteIt.|C o M M E L y n, willende volftrekt ons gewoone Zee - Wier by dien ouden Autheur vin- Fucus fpongiofus teres. Hi/i. Plant, S. 15. T. 8* (ff) Fucor. Hift. fpeciat. p 103 • OL) P^^r. Belg. Ed. 11 p. 241, (5) Mem.^Q 1712. p. 31, 0£lavo» Dïfiu XIV. SxvK, 2«8 ËESCHRTVING VA» >^bEEL. vinden, was gedagten Hoogleeraar daar iii.' H oFD- M O R I s O N 5 onder tusfchen > ' •STux? hadc, met veel reden > dat tweede Zee-Ruy £ee - van Doj^oNiEüs betrokken tot het Zee • Ruy met lang 5 ftnal dik Blad , van C. Baühi*^. Nüs 5 't welk daar mede beter ftrookt dan hee eerfte Zee-Ruy van dien Autheur* Billyk rchjrQt h:er deHeer Gm el in t'hm's te brengen dat Zee-Ruy van den beroemden Reaumur, genaamd Fucm in lange fmallé rondachtige Neftelingen verdeeld ; maar die Au* theur merkt op , dat deszelfs Bladen geens* zins gewricht zyn, gelyk die van het Draa^ dig Zee-Ruy^ 'c welk 8a uhinus noemi Fucus mar em Snaar gelijkende ^ rond en zeery hng^ buiten twyfcl het Zee -Draad, 't welk ook wel Zee-Flafch wordt geheten. Het«v zelve bovendien is alleenlyk een lange fmalle ronde Draad of Veter, niet gegaffeld, oft'ei- kens in tweeën verdeeld 5 als dit , 't welk ik hiet tusfchen het uitgerekte en Riemige van L t n* HiSüs een plaats geef: want het is niet ge- wricht gelyk het eerfte , noch met zekerheid t'huis te brengen tot het laatfte , waar toe het echtef naast fchynt te behooren: hoe* wel het zo min Draadachtig Loof heeft als één van beiden. Des noem ik het ^ (J^^ Zee-Ruy met gegafeld famengedrukt zeer Fucus Va^ ' j riolofus. l^^g Pokk'g» i PI. Cl .; ('«J Fuciis Fronde dichotoma compresfij?rgelopga#Se^ D D ,W I E R E N. 0.89 inag Loof 9 vohaadig y PokBg^den TVor- ^^^^^ tel Paddefioelachtig hebbende. lil. HOOFD- Ik breng hier het Hoornachtig of naarHerts- 2^ee-Ruy, jhüornen gelykend Zee-Ruy t'huis, van Mo- jaisoN, dat met Wrattige Bolletjes, zo hy zig uitdrukt , is getekend : om dat hetzelve volftrekt hier mede ftrookt. Het heeft de I Bladen , zegt hy , een weinig lamengedrukc I rond 5 pieramidaal , dat is puntig of dunner I uicloopende , en beneden eene zagte verhe- ; venheid , vau Stoffe als de Paddeftoelen, v^aar onder eenige kleine Worteltjes, Die onder- fcheidt blykbaarlyk deeze Soort, welks Steel, zo Gmelih aantekent , voortkomt uit een rond Schyfje, dat een weinig boven het uit* gebreid Voetje geplaatst is , en welk Schyfje^ volgens Waarneemingen van W7len den ge- leerden Doktor ScHLössER, reeds beftaat, eer eenige Steel wordt uitgefchooten ; des het i beginzel van dit Zee - Ruy naar een Paddeftoel- tje gelyke. Zyn Ed heeft hetzelve overvloe- i dig aan de Oevers van Cornwall groeijend ge- von- I Himibus repletl, Varlolofa, Radice Fungiformi. Mihï, ; Fucns eloni/atus. GMELii^. Fni\ p- lo?. Fiicns in Ligu-» ; las longas anguftas et fubrotuudas divifus Reaum. i de 171a» . p. 31. T» f. 2. Fuc. Marinus Cerano des, GIo- bulis Verrucofis lignatus. Mor Bift. HU p 648. S. 15* T. Q, Fucus Fronde dichotomsl diftichsl &c» Brown* ^ani, p. 73. N. 8. T ?i II. Deel. XIV. SiüK» 990 B E S C JI R y V I N G VAN IApdeÊl. 'Vö^deD. Het wordt dikwils verfcheide Voe- IL ten lang , zegt G m e l i n, en is van eene Le- stuk!^°' derachtige 5 dikke, ondoorfchynende zelfftan- digheid , vuil geelachtig van Kleur. Mori- soN getuigt, dat het eens Mans langte hoog groeit 5 zynde het zyne in de Inham Udjen-^ Soright^ die waarfchynlyk tot Europa behoort, gevonden. Het Sargasfo van Rümphius, door Gmelin aangehaald (*), van dergely- ke geftalte, groeide, volgens dien Autheur, langs de geheele Kust van Portugal en Spanje» Dit komt aan de Oevers van den Noorder* Oceaan, zegt hy , overvloedig voor, altoos los dryvende : misfchien dewyl het, v^egens zynen zwakken Wortel, door de gewoone be- weeging der Golven, ten minfte by gelegen- heid van Stormwinden , van de Rotfen afge- rukt wordt. Volgens de aanmerking van Gmel i n zyn deSteelen of Scengels van dit Zee-Ruy na- tuurlyk niet rond, maar plat, wordende door 't droogen rond ; waar van ik eer het tegen- deel zou denken. Immers zyn Ed. hadt de- zelven , in zyne befchry ving , rond genoemd. Edoch, hier uit is ten minfte blykbaar, dat het ook plat voorkome , en niet altoos zoda- nig als Reaumür voorftclt ; naamelyk, dat de doorfnyding een ovaal zy, half zo breed .^i:;.. als O RüMPH. Amb, VL p. 187. N. 3., als lang. Ik heb het in Liqu^ur, met deïge- VllK lyke platrondachtige Takken, waar van een ^ul^^'^ gedeelte in F/g. i , op Plaat Cl , is ^fge- ^^^oofö« beeld; zynde myne Plant geelachtig van zeJ^Rv,^ Kleur, meer dan twee Voeren lang. Ook heb PlaatCL, ik het nog langer en zwartachtig bruin , dat -^^s* geheel plat is. Beiden zyn aan den Wortel met een dergelyk bruin plat Schyfje, nagenoeg een Duim breed , voorzien , en in dat ïswarte is onder aan hetzelve een Infekt , dat mea Concha Anatifera noemt , gegroeid : waar uic blykt» dat hetzelve los gedreeven hebbe», Of het eerlle met zyn Spongieus Voetje, ondet het Schyfje , niet elders zy vast gehecht ge- weest, acht ik bedenkelyk. In beiden zyn dü Bolletjes, door het geheele Loof, van bin* nen zigtbaar en in het eerftgemelde op fommi- ge plaatfen uitpuilendeals Kiaderpokjes, doch ook met een Gaatje of zwart Stipje, 't welk Eelfs in die van binnen zig eenigermaate ver* toont. Of zy met Zaadjes gevuld zyn , 't welk Reaümur in de zyne v^aarnam, heb ik niet onderzogt : maar de zogenaamde Bloempjes, daar zyn Ed. van fpreekt«)Uit kleine Vezelt* jes beftaande , en dus geheel Schimmelachtig vo'M'komende, zyn in mynlaatstgemelde zwart- bruine Exemplaar zeer blykbaar , groot ea fvaay» De afkomst van beiden zal waarfcbya- lyk uit dc Westindiën zyn. T % \\ Deel. SIV. Stv». (SC) Beschrvvino van VUL jAfdeel. UI. Hoofd- stuk. XX. * Fucus loreus. Riemig* XX L FcenicU' tdceus^ Venkel- bladig. XX 11. Triqueter^ Driekan- tig. (ao) Zee-Ruy met Draadachtig famtngedrukt gegaffeld Loof ^ dat overal wederzyds met Knobbeltjes is bezet. (21) Zee»Ruy met Draadachtig zeerTakkig Loof en Eyonde Blaasjes , die bepaald zyn door veeldeelige flompe Blaadjes , aan de tippen Frugtmaakende. (a2) Zee-Ruy met tweefnydig Takkig Loofde Blaadjes gejieeld met kleine Tandjes ; de^ Vrugtmaahngen binnen 'tLoof^ laugwer^ pig driekantig. Dit laatfte is een Kaapfch Zee Ruy^'t welk de Blaadjes Vliezig heeft met enkelde Takken; de Vrugtmaakingen Eyrond langwerpig, fom- tyds gefteeld, doch niet uitfteekende buiten \ Loof, C23) Zee* Fuciis Frondc Filifotmi compresfa dichotom^ &c. (21) Fucus Frondc Filiformi ramofisfima &c. Fucus Veficulis ovatis alternis pediculatis &c. Sp^ Plant, N. 20, Fucus P'olliculaceus , Foeniculi foliis brevioribus»'C. B» Fin. 365. Gmel. Fttc, 86. T. 2. a. f. a. /3, Fucus bar- batus, Sp. Plant, N* 19. Quercus maririma barbata. B« Prodr, 154. (22) Fucus Fronde ancipiti Ramof^ div» Mant^ 313* DE Wieren. 293 (03) Zee-Ruy fnet Draadachtig z^f '^^^^^S Loofy de Takjes gejpitst y met rondachtige 1 1 J. * famengehoopte Blaasjes^ aan de Takken etï^^^^^ fpitfe Bladen allen opgegroeid. XX 1 1 f . Fucus Dit is een Oostindifch Zee-Ruy, van een f^;;""^^- Span hoog, dat de Blaasjes allen op de Takjes Korrelig, en aan derzelver punten gegroeid heeft : zo dat zy met elkander als famengehoopt zyn , zonder Blaadjes : des hier de Afbeelding van het Oever -Sar gas fo van Rümphius, welke het eigentlyke Kruid van dien naam voordek , niet kan behooren. (24) Zee-Ruy met Draadachtig zeerTakkig XXIV. Loof'^ de Takken gegaffeld, de Bladen Els^ f^f^'""^'- vortnig overhoeks aan den Voet Blaazig. Heybla- dig. Sommigen verwarreu deeze met de Zee-Hei* de; waar zy nogthans , volgens Gmelin 5 van verfchilt, die 'er geene overeenkomst met den Denneboom in erkent ; hoewel Zee- Denne de (23) Fucus Fronde Filiform! Ramofisfim^ &c. Fucus Fronde Varicoia &c. Sp. Plant, N. ig. Oed. Lfau, 591. BuRM. V' 239- (24) Fucus Fronde Filiformi Ramofisfima , Ramis di- cliotomis &c. Sp> PtanU N. 36. Mant, 134. Fucus Abies Marina. Gmel. Fuc. 83. T. 2. A. f. i. Fucus Follicula- ceus Foliis Abrotani. C. B. Fin, 365. Fucus crispus lori- Gatus nigricans. Barr. Tc» 1290. Bocc» Mus, 7. T. T3 Djêsï.. XIV. Stuk. <^94 B S S € il R Y V I N G V K VITL gewoone naam is van dit Gewas. Sommi- AïDEEt. gen verwarren 'er het Denneboom Korallyn HooïD- mede ^ dat tot de Dierlyke Schepzelen be- ^^^'^ hoort (*) 5 groeijende als een klein Boompje ^ * op Hoorns en Mosfelfchnlpen en andere Zee- Gewasfen. Het onderfcheid is niet zeer blyk- baar 5 dewyl het Gewas , ook in deeze, vol- gens Gmelin geheel uit Blaasjes beftaat , met Bladerige Takjes, veel naar die van Heide gelykende. Mooglyk hoort zyne Heyachtig^ Fucm (t) ook hier t'huis. (25) Zee- Ru y met Draadachtig zeer Takkig Loofj dat gegaffelde Takjes heeft en afflans' dige Blaasjes , die ah een Krmh Ketting gegroeid zyn , om EUvormige Blmdjes. Deeze, veel naar de voorgaande gelykende Soort 5 heeft in de Oceaan haare Groeit plaats.. (26) Zee. O Zie I. Debls XV li. Stuk van deeze Natumlyke- Miftorie ^ bladz» 534, Abieti fimilis maritima. C. B. Pm^ Corallina Abietis form^» Tournf. ff) Fueus Ericoides. Gmel. Fnc. 128. T. X\. Fig, 2. Tamamco fiiinlis maritima. Comi^i. Erica Marina quir busdam. B. Eijl. ill. x^. 799. Gort. Belg. Jl. |3» (25) Fuczis Fronde Filiformi Ramofisfima , Hamulfs Cichotomis &c. Sp, Plant. N. 12, Fu^us Caule teyed Fucus Gekct- fc^d. BE W I K a E K. (26) Zee - Ruy met Brandachtig famengedriikt Vin. zeer Takkig Loof^ de Tandjes aan den rand ^^^^^^^^^ Ehvormig overhoeks opfiaande. Hoöfd- STUK. Tot dit Gedoomd Zee^^Ruy^ in de Spaanfche "^^^j* Zee voorkomende, wordt ook ^2it Mosachtige ^^^^^atm.^ door LiNNiïius t'huis gebragt, of het Roe- ' dig Zee-Ruy van Noorwegen, door den Heer GüNNERüs, te DroDthem, befchreeven en afgebeeld. Wegens de fynheid van het Loof, wordt dit Gewas by een Paardeftaart vergelee- ken 5 maar het heeft, aan de Takken, Blaadjes als kleine Doorntjes. (27) Zee -Ruy met Draadachtig rond^ eeni- xxvil. germaate Takkig Loof y dat overal met ^-^^J^f^' Borfiels is bekleed. Wolfs- klaauw- cicbti§« Deeze heeft een opftaand Loof, dat weinig Takkig is, naauwlyks een Voet hoog, overaU op de wyze van het Wolfsklaauw, gedekt met Borfteligc Blaadjes, van een half Duim. (28) Zee- " (26) Fucus Fronde Filiformi compresf^ Ramofisfimi &c. aS>. Plant. N. 34* Fucus tenuifolius Foliis dentatis. MoRis. IH. S. 15. T, 9. f. 4* Oed. Dan, 353. j^^ Fu- cus Muscoides. Sp* Plant. N. 23. Gmel. Fuc. 130. T. ïs» Fucus virgatus. Gunn. Norv, 93. A[l, Nidvos. \ y. V' S3. T. 7. Fucus Foliis Ericae iimilis. Raj. Bi/i. 73, Fucus Fronde Filiformi tereti fubramaf^' &€. Oeo, Dm. 357t T 4 IL Vb^U XIY* Sxvk. ^5^6 B E S € H R Y V I N C VAN vni. C28 ) Zee - Ruy met Draadachtig rond , gegaf- AroEEL. y^^^^ j^^^j:^ ^^^^ öj^^r^/ ruigte be- STUK. XXV 111. , , Ar^/j- Dit bykans naar een Spons gelykend Zee- I^uy^ heef^ zeer TakkigeSteelen van een Voet lang, als grof Garen , overal bekleed met een zeer fyn dik Pluis , byna als dat der Herte- Hoornen , doch naauwlyks zigfbaar met het bloote Oog. Het komt de voorgaanden naby,' en is ook in de Noorder Oceaan , aan de Kustf van Noorwegen , gevonden* ™^ors. ('^^^ Zee-Ruy dat het Loof rond ^ met jlappe twee- Doorntjes digt bezet heeft de Bladen twte-^ dragtig, z^digy byna gevind^ Lhijaai'- Lancetvormig Zaagtandig. z'. . . ^ De Steng van dit Gewas is een Handbreed hoogt behalve de Doorntjes wederxyds bezet met BIaad|es, als of zy gevind ware* XXX, (30) Zee -Ruy met het Loof Draadachtig een^ iv>sach- voudig , Kraakheenig , eenigermaate door^ tig. fchynendc. Die C28) Fucus Fronde Filiformi tereti fubramofa &c. Sp^ Tlant. N. 35. Mctnu 134. Fucus. teres Ramofus &c* HuDS* Angl. 47c. (293 Fidcus Fi'onde tereti inermi aculeatislim^ &c» (30) Fuctis Fronde Filiformi firaplici &c. S/7. PlanU 32* Fucus Tndicus teres. Pluk, Alm, 160. T, 184. 3. Gramen Sparteum Setas Equiuas referens. C Fini^ 5; Frodr^ II. BüRM. FU Ind. 21^* BK VV I K 1^ 1^ n; 297 Dit zeer lang 5 dun , Peesachtig Zee-Ruy -vm. groeit in China en Ooftindie , alwaar het om ^^^^^^^ Tapyten of Vloermatten te vlechten gebruikt ^^qofb- wordt; zo het dat is, uit Bauhinus ^^i^g^- Zee-Rmj^ haalde 't welk de langte van twee Ellen hadt. (31) Zee-Ruy met het Loof Draadachtig XXXU: .» eenigermaate hroofch en niet doorfchynende. p^^^^^f Draadig* In de groote Oceaan niet alleen, maar ook in de Noordzee, en in onze Zuider-Zee, omtrent het Eiland Wieringen, komt dit Zee- Ruy voor, dat Zee- Flafch geheten wordt van B ARTHOLiNüs. Hy vondt het op eenKey- fteen gegroeid ^ gelyk met het Zee-Ruy meer- maals plaats heeft» Het valt dikwils, by Mar* ftrand in Sweeden , onder 't Wier , en ver- toont zig als Vlafch , fomtyds wel een Elle lang. Hierom wordt het Zee -Garen en ook , wel Zee - Haair genoemd. Ik heb het, dat aan onze Stranden gevonden is, op een Schulp- je gegroeid, van twee Voeten langte* (3O ^^f^^s Fronde Filiformi fubfragili opaca. Sp. Tlant. N. 31. Am. Acad. 1 V. p. 259. ï. 3. f. Fucus Filiformis fimplex. FA Lafp. 459. FL Suec. 1009, 1153. R. Lugdb^ 513^ Fücus f. Filum maritimnm Germanicum. Bocc. Mus. 1. p. 27^' T. 9. f. 9. C» B, Frodr. 155» Linum Marinum. Barth. Ati. 16^1. p. iig. f. 8- Gmbl, Fiic, 131. Gort. Belg, 11. p. 317. Alga nigro Capillaceo folio. CoMM. HolU p 5* T 5 ÏI, Debl.IXIV. SniK. B E S C W R Y V I N G V A ^ VIII' (32^) Zee-PvUy met Haairlg gegaffeld ^ zeêr Atpeel. ^ Takkig^ ruuw Loof. HOOFIÏ- sTüK. In de Yslandfche Zee komt , volgens den . XXXH. HeerKoENiGj deeze voor, die naar zwarte^ Lanofus. Wolgelykt, een Handbreed hoog zynde,* Woiach- ^ ^QQj. ^^^jj Vergrootglas gezien , zig ruuw vertoont, met byna gekranfte Scippené tig XXXI 11 ^33-^ Zce-Ruy met Draadachtig gegafeld^ Fastigia-^ zeer Takkig , ftomp getopt Loof. tus. Getopt. Oostzee valt deeze , die zig in 'c ronde uitbreidt, omtrent een Handbreed hoog^; te hebbende, verdeeld in korte, ronde, ge*t gaffelde Takken. XXXÏV. (34) Zee-Ruy met Draadachtige gegaffeld ^ FurceUa. 2^^^ takkig, gcfpitSt Loof. Vork- achtig. Worm* (32) Fticus Frond. Capillaceis dichofcomi's Ramafisli- ttiis {c2LhTis. Sp, Flanu N. 49; Fticus Fronde Filiformi dichotoma &c. Sp. Flant. N. 29. Oed, Ban. 393, Fucus Caule Lineari dichotomo* R, Lugdb* 514. F. Palmaris tenuis &c. Moris. S. 15, T- 9. f. 9. Fucus Marinus polyfchides, Loes. Prtisf, 7^, T. 15. GmEl. Fu6, p. 106. f34) Fucus Fronde Filiformi dicbotomê Ramofisfim^ acuminata. Sp, Flauu N. 30* Oed. Dcm. 419. Fncus Cp^>rinus. 'AÜ, Nidros, 1 V. p. 82. T. 5. f. 4. Fucus Lum- bricalis. Ghkel» Fhc 108. T. 6. f, 2. Mor» S. ii, T. f. Wormachtige Fucus noemt Gmelin deeze VlU. Soort , om dat zy de Takken van gedaante ^^^^^^^ als Wormen heeft* Hy merkt aan, dat de-^HooFo- zelve meest voorkomt in de Engelfche , doch Zee-Ruij, ook in de Indifche Zeewateren. Zy valt ook by Noorwegen en heeft by Gun n er us den naam van G^/V^/^^^^om^- Z Loof^ en eene ronde zeer korte Steno^. clutnmis, , Suikeri^, Soort 9 in de Oceaan hier en daar voorkomende, wordt Z^^-G^r^i^/ of Bandelier, by de Franfchen Baudner^ getytdd^ Overvloe- dig groeit zy aan de Malouines Eilanden , en in derzelver Wortelen of Stengels , welke als een Takkebos uitmaaken , neftelen veelen van die fraaije Ccnchyliënjwelke men ons onlangs van daar heeft aangebragt , die met dit Kruid op den Oever worden gefmeten (*). Het is eenige veranderingen onderhevig , hebbende de fomtyds zeer korte, dan eens langere Stee- len , doch die niet door het Blad loopen , gelyk in de voorgaande Soort , ten minfte daar in niet zïgtbaar zyn. Het is fomtyds vier Ellen lang, (3§l) ^^t^^s- Fronde fubfimplici Eiififormi &c. Sp, Plant^ N. 25. Oed. Dan» 416. Fl, Snee, loio, 1151. West^ gotlu i6g, Fucus longisfimo , latisiimo crasfoque folio. C. B. Frodr. 154, Raj. BiJL 74. £ph* Nat. Cur. 1748. p. 450' ï. 9» f. 1,2» Fucus Alatus f. Phasganoides. C B. fin, 364. Gmel. Fuc. p. 194. T, 27, 28. Rkaum. Mem^ de 1712. p. 38' Tab. 3. £♦ 4* C*) Sourn. HiJL d'un Foiage aux Il^S Makuines, Berl. 5769. p. Ï54, ^ng , aan beide enden fmal , in 't middeu VUL breed en overlangs met ingedrukte Holletjes, ^^ifi^^* die als een Zoom of Bandelier maaken: doch Hoorof *■ ' - ' _ STUK, het komt ook zonder dezelvea voor. De Ze^Ruifi Plooijen zyn altoos vol S!ym , waar in de Vrugtmaakende deelen zullen vervat zyn. Hoewel dit Slym eenige Zoetigheid heeft , is Bogthans deeze Soort het regte Suikerdraageri'^ letjes bezet, fomtyds als gepluimde 'XLII. C4^) " '^^y ^^^h^^ Vliezig gegaffeld Loof ^ Fucus de Slippen verbreedende. crispus. Gekruld. In de Oceaan , aan de Weuer Kuften van Engeland, valt dit Zee -Ruy, dat dikwils op Oefter - Schulpen groeit , naauwlyks een Handbreed hoog , en dus in grootte, als ook doordien het geen Steel heeft, van het voor- gaande verfchillende. Het wordt van de Strand- volkeren gegeten. XLTII. (43) 2;ee-Ruy met Vliezige hyna Liniaal^ Crispatus. zeer Takkig , gekruld Loof^ dat gekleurd is. Kronke- De (42) Fucus Frond. fubmembranaceis dichotomis \ laei- niis dilatatis. Mant, 134. Fucus f. Alga Membranace^ candida &c. Mor. Hijl. lil. p. 646. S. 15. T. 8. f. 6. Fucus ciliatus. Gmel. Fuc. 176. T. si f. it (43) Fmus Frond. Membranaceis fttblittearibus Ramo (48) Zee-Ruy fnet plat laf7gwerpig byna ge- ^l^^^ vind Loof^ dat geheel met Wratten als he 1 1 1. . , . HoOïD- grom IS. ^ STUK , XLVllI. • Om wat reden de bepaaling der, Voorgaande ^^^w veranderd zy, die te vooren was met Tak-^^yr^ïti^f kige Aderen, begryp ik niet. De Heer Thun* i^ERG heeft aan de Kaap deeze Soort waarge- nomen, die weezentlyk den bynaam verdient van Wrattige door zyn Ed. daar aan gegeven. Dezelve heeft eene zwartachtige Kleur en is in de Natuurlyke grootte en gedaante > volgens het daar van my door den Heer Burman- Nüs medegedeelde Exemplaar, in Fig. 2, op Plaat Cl 5 afgebeeld. (49) Zee-Ruy met Vliezig verdeeld Degenvor* XLIX. mig Loof^ dat Tandswyze gekruld is. Q^^oerd. Aan de Noorder Kusten van Europa komt deeze voor, die veel gelykt naar de Kaapfche, welke onze Ridder Ferjierde gebynaamd hadc. Dezelve heeft het Loof Liniaal of langwerpig, of Lancetvormig , Bloedkleurig , ongeribd. De rand van 't Loof is zeer digt op de kanten gehaairdj met kleine gefcheurde of ingefneeden Blaadjes. (50) (48) Fucus Ffönde plan^ oblonga ful)pinnat^, totiVer- rucofa» Mihi^ Fucm Fiond. Membranaceis Jivifis Enfiformibus, dcntato-crispatis. Oed» Dan, 353. Fucus oraatus Mant, %\2* ' • V 3 U. DSBt. XIV. SlUK. 3IO Beschryvinc vak VIII. C50) Zee - Buy met eenvoudig JDraadachttg lil. Loof^ dat aan de tene zyde digt Bladerig HooïD» ^efnipperd. Aan de Kust van Deenemarken valt insge- Sr'^'^-- lyks deeze Soort, die Pypig holle Stengctjes Snipperig.heeft, een Handbreed hoog, aan dqeene zy-' de digt bezet met gekleurde Bladerige Snippe» ringen. LI- (51) Zee*Ruy met Kraakheenig^ Lancetvor' Ge^^im* 5 i^^VQUdig gevind Loofy dat gepluimd de. is; de Steng Draadachtig duti y famenge* drukt en Takkig. Naar de volgende gelykt deeze, die in de Atlantifche Oceaan voorkon:it en zeer klein is, met Mosachtig Loof. Lil. ( 52 ) Zee - R uy met Draadachtig famengedruH foliul^^^' ^rók/i^^mW Loof ^ dat de tippen Blaas- -Averoon- acktig verbreed en uit loopend e heeft in Frugt^ ^^'^^H* ^^aakingai , die aan de eene zyde geknobbeld zyn. (53) Zee- (50) Fucus Frond. Filiiorm. fimplicibus , hinc ramen-' tis Foliaceis confertis. Oed« Dan, 356. CsO ^^cus Frond. Cardlagineis Lanceolatis bipinnatis Plumofis &c. Manu 134, Oed. Dan. 150. Hüds. ^ngh 473» N- 35. Fucoïdes purpureum eleganter Plumofam. Raj. AngL 37, (52) Fucus Fronde Filiformi compresfa bipinnata &c« Fucus pinnatus Ramis dichotomis. Loefl» -^A 174, Fsi« ctis Capenfis» Ghjei*. i'w» 15^ iy E Wieren* 311 (J3) Zee -Ruy Kraakheenig famengedrukt^ A^eeIi meervoudig famengefleld gevind Loof \ de ^^^^^ Slippen niet verbreedende* stuk. LUK (54) Zee - lluy met Kraakheenig Draadachtig , cfy^agi^ famengedrukt y gegafeld J oof; de Vrugt-neus. maakingen Kogelrond, gejleeld y endeJings met een onderleggend Baardje. l V. Gigarti Deeze drie Verfcheidenheden van het Kruid, ^f^órrelig dat men gemeenlyk Kaapfche Zee-Ge^msfen noemt, heeft Linn^^us opgetekend. Gme- LiN heeft ook de twee eerften onder fcheiden , en het verfchil duidelyk in Plaat vertoond , noemende één derzelven Kaapfch , het andere Kleurwisfelend Zee-Ruy; hoewel die eigen- fchap ook plaats heeft in zyn eerfte. Het komt naamelyk insgelyks rood-, geel- of groen- achtig voor, doch dezelfftandigheid is Lymig en veel weeker , dan in zyn laatfte, v/elke onze Ridder Kraakheenig tytelt. Men kanze , buitendien, door de bepaalingen fchiften, uit de verdeeling van het Loof. Ook heeft het laatft- Css) "Fit-eus Fronde Cartilaginesl compressa , fuprade*» compolito - pinnata ^ Laciniis linearibus Frutices Marini» Seb. Mus, lil. T. 102. f. i . 2* Fucus verficolor. Gmel. '^ne. 158* T. 17. £ Fucus vindicatus. Günn. Norv^ N. 975 & 864. Tab. lil. Tig, 5. f54) Fucus Fronde Cartilaginel, Filifomai, compresfa j 4i«hotoma &c. Sijlh Nat. Veg, Xlii. V 4 H. Dbel. XIV. SïUK. 5iè Bes c h r y v i n g v a iÏ ' VltL laatstgetaelde metr veranderingen van Kleur; ^Tnf^' é^Iyk uit het gene, onder den gezegden naam, ^^uV^^' zo menigvuldig gedroogd, aan Papier gehegt^ ^ee-üi/tf^^^^^ overgezonden , zeer blykbaar is. De hoogte is fomtyds wel twee Voeten , doch dikwils ook veel minder. Somtyds groeit dit Zee • Gewas op Steentjes , fomtyds op Schul- pen, Hoorens of Patellen. U^t Korrelige vqx^ fchilt daar van $ door de Kogelronde Vrugt- ^ maakingen. Het wordt aldus door den Ridder' befchreeven* 3, Opflaandfe, ftyf, een Handbreed hoog, ^5 doorfchynend. Draadachtig, famengedrukt gekleurd 5 op zy de met weinige Takjes voor- 3, de Vrugtmaakingen , die Kogelrond zyn,. 5, van grootte kleiner dan Koolzaad ^ op eert: 3, kort Steeltje of Takje zittende, dat onder 5, ''t Zaad uitfteekt met een langer Puntje". tv. (55) ZcQ-'^ny d/it ongebladerd^Takkig Kraak-- S^Sis. heenig^ is , ma drieroudig gekranfte Öèdoomdi TandjeSé Aan de Kaap groeit ook deeze Soort, etn Handbreed hoog , met een Kraakbeenig Sten- getje 3 zegt de Ridder 5 dat romd en Takkig is, CsO Fucus aphyllns Cartilagincus Ramofus', Dcnticu» !is verticillato - ternis. Mazit. 313. Fncus deiiticttlatuis. BüRM, Prodr. p, 28i b Ë R W ï E R S ,113 Js, doorfchynend ongebladerd , met Tandjes ^j^^f-^ gekranst, meest drie in getal, niet fïeekende. m. Ik zie niet 5 hoe dit met den bynaam ftrooke.sr^Kr°" De Getande van den Heer BtjRMANNüs,z^^.i?2/y. die een platachtigen Takkigen Steel heeft, de Takken met Tandig Takkige Knietjes, byna gegaffeld , wórdt hier t'huis gebragt* (j6) Zee-Ruy met Vlkzig ^ gegaffeld ^ ja^ LVL mengedrukt , Haairig Loof^ dat gefteelde Spermo- zydeJingfe Vrugtmaahngen heeft en i^'^^^'^^^^.f.'^^ aale veeldeelige Blaadjes. drkagend. Deeze , ook van de Kaap zo 'tfchynt af- komftig , was niet grooter en GafFelswyèe zeer Takkig verdeeld, in Haairig Loof. Dit heeft zydelingfe Steeltjes, met ronde Vrugtmaakic- gen, niet grooter dan Thym-Zaad. Aan den voet van de Steng komen Liniaale Vliezige Blaadjes , diebreeder zyn, verfcheidelyk veel* deehg, ftomp* C57) Zee Rny met Kraakbemig i meervoudig LVTT. J^'mium. Krullig; 56) Fucus Fronde Membranacea dichotoma compres- li , Capillacea , Fru^tif. lateralibus , Fol, Linearibus mul- tifidis. Nau Feg, XIII. (57) P^cus Fronde Cartilaginea , decompofita , Ra* niuUs extremis Circinnato - pinnatis. Mikt, Fucus Pioca- mium. Gmel. Füc. 153. T. 16, f. i. Palmula Marina. Jmper. Hifl. NaU p. 844» Musciis Marlnus. Clüs» Hift* 050. Fig. bona. V s 314 Bk s c h r y V I w O va m vflT. famengefield Loof; de Takjes aan 't end Afdeel» Krulswyze gevind hebbende. Hoofd- sTüK. De Kraakbeenigheid , welke door onzen Zeê ^Ruy. RjdJer aan verfcheide der voorgaande Soorcea toegefchreeven wordt, is eigentlyk maar eea Veerkragtige taaiheid , waar in dezelven uit- munten. Dit hebben de meefte zogenaamde 2ee*Gewasfen van de Kaap, yoo^g^"^^'^» wel als deeze , welke van den Heer G m e- L I N naar de Krulachtigheid van het Loof by- genaamd is> Hierin verfchilt zy van die Kaap - fchen, wier Loof de uiterfte Takjes aan beide zyden gevind heeft , en deeze flegts aan ééne zyde, een weinig omgekromd, zo dat zy naar'. Kammetjes . of naar Haairkrulletjes gelyken* Uit de Middellandfche Zee bekomt men zoda- nig Zee - Ruy, dat veel kleiner dan het Kaap* fche 5 ook fyner en digter van Loof is , en op het uiterlyk aanzien zelfs blykhaarlyk daar van verfchilt, hoewel het met niet minder veran- deringen van hooge Kleuren fpeelt. Jk heb 'er zeer fraaije Boompjes van , een half Voet hoog en aan den voet aartig begroeid met Ko- raaN Mosfen. Gezegde Heer oordeelt, dat het Loof zeer naar 't Duizendblad, 't welk mea Geruwe noemt , gelyke. By de Engelfchen wordt het , volgens zyn Ed. , Scarlet Fucus of Scharlaken Zee - Ruy , by de 'Hollanders Zee^ Mlom genoemde Het komt ^ volgens hem , over* O E W 1 E B. ï;, ^1$ overvloedig voor, in de Zeewateren van En- Viii, geland. u. Hoofd* C58) Zee-Riiy met Vliezig , Liniaal^ famen-^^^'^^^ gedrukt Takkig Loof\ de Frugtmaakingen Fucuf verfirooid, ongefieeld ^ rondachtig. £f Flap- Een Zee-Ruy, dat in gedaante veel naar^^^^s* Flap gelykt , wordt dus van LiNNiï:us omfchreeven. Zyn Ed. betrekt hier het Wrat- tige Zee- Ruy van den lieer Gmelin, dat de Engelfchen dus noemen wegéns de Vrugt- maakingen, die als Wratjes op zyde zitten van het Loof, dat zig uitfpreidt in eene me- nigte van Borftelachtige Takjes. Het valt , zegt hy, zo wel in de Oceaan, als in de Mid- dellandfche Zee , en merkt aan, dat het van de Roccella , die tot de Lichens behoort » verfchille. Zelf heeft hy ook een Flapachtig Zee ^ Ruy benoemd en in Plaat voorgefteld, 'c welk veel naar het Krullige gelykt en dus een. geheel andere gedaante heeft. (59) Zee- (5S) Fiscus Frond. Membran. Luieaiibus compresfis » Ramofis &c. Fucus fubdichotomus teres Filiformis Ra- molisfimus , Ratnis inse^ualibus Setaceis. 5/;, Fiant, N. a2. Fwcus Verrucofas. Gmel. Fuc, 136» T. 14. f. i. Fu- cus teres rubens Ramofisfimus» Raj. ^//^/* ill. p. 51. HüDS. AngU ^10^ Ih Dbsi,* XIV. Stübc, 3IÖ B E S C H R Y V I N G ' v ' A N yijFDEEi- ^^^^ Zee-Ruy met ronde Hoornige Takken 111. ' ongehladerd^ eemgermaate getand. Hoofd- stuk j^j^^ De Heer G ME LI N befchryft een Zec-Ruy, pucus dat hy, wegens de zelfftandigheid , den by- Hoorn-naam van Hoormggften^ voorkomende zo wel ^^Pii^Cl de Middellandfche Zee, als aan de Kusten J^tg* 3' van Engeland, Het verdeelt zig, zegt hy^ opeene onregelmaatige manier ^vaa een Stam» metje; dat omtrent de dikte van een Pen- nefchaft heeft, al dunner en dunner. Van de voorgaanden verfchilt het zeer , doordien de Takken en derzclver verdeelingen rond zyn. Hier toe fchynt dat Gewas , 't welk ik uit Oostindie 5 en wel van 't Eiland Java, beko- men heb, in Fig. 3, op Plaat GI, ten dee- Ie afgebeeld, te behooren» Vrugtmaakingen heb ik 'er niet aan ontdekt. LX. (po ) Zee - Ruy met Kraakheenige Haairdunne cem^^^'^^''^ jT^i^^j , die överhoeks gevind zyn. Haair- sichtig, Deeze Soort van Zee-Ruy,in de Middel, landfche Zee groeijende , is , volgens Gme- L I N , die dezelve afbeeldt , omtrent een Hand. C59) Fifcm Ramis teretibns Corneis, aphyllos, quo- ^iammodo deiiticulatus. Mhi. Fucus Corneus. Gmel. Fue. 344. T. fig* 3' ■ (60) Fucus Ramulis Cartilaginers Capillaribus , alter-, itatim pinnatis Mihu Fucus Capiilaceust GmEi,. Fm» Tab. 15- J^' .^^ ^ ,Ii D E W I » R E N. 317 Handbreed hoog, van eene Vliezig -Kraak- beenige zelfftandigheid. Zy heeft de Steng IIL^^ eerst rond, vervolgens zig platachtig uitbrei- ^^uk dende in fyne Takjes , die wederom rond^^^.2?;/^^ zyn. Deeze Takjes zyn wederzyds , over- hoeks j bezet met vyfborftelige Vinuetjes , aan de tippen Vrugtmaakende. De Kleur van dit Gewas ziet uit den groenen» ü L y A. Watervlies, De Kenmerken van dit Geflagt ftelt Lin- Kjeüs, dac het de Vrugtmaakingen heeft in een doorfchynend Vlies. Het onderfcheidc zig , door zyne Vliezigheid , van het voor- gaande en volgende; des ik hetzelve Water» vlies heb getyteld. Daar van komen de vol- gende Soorten voor. (i) Watervlies, dat plat Niervormig onge^ \. fleeld is, kruislings geftreept. Kalkoeiv» Deeze Soort, die in de Zee der Zuidelyke^^^"- deelen van Europa voorkomt, volgens Li n- KiEüs, v^lt inzonderheid aan deEngelfche ea Schot- (i) Ulva plana Reniformis Tesfilis , deciisfatim ilriata^ Syft. NaL Veg. XIII. Gen. 1206. Sp. i. Fucus Pavonius. Sp. Plant, p. 1630. Sp. 28. Fucus marit. Galiopavonis Pennas referens. C B. Frodr. 155. Mor. S. 15. ï. g. f. 7^ Ell. Corall, 88» T. 33. f. C. CorailJina Payoni^» Pall. ZoVphp. 419. !!. Djeel. XÏV» SyüK« 3l8 Beschryvinq vaïj; VIII. Schotfche Kusten , zynde ook op ons Strand, ^vT^^^Y Scheveningen , opgeraapt. De Heer El- Hoofd- i s beweert met kragt tegen den Heer Pal* *^^^^^^.LAS 5 dat het geen Korallyn of Dierlyk^ maar vües. een Plantgewas zy. De geftalte zweemt veel naar de Agaricus of geoorde Boomzwam ; maar het is een Vliezig dun Gewas; des ^ hoewel bevoorens tot het Zee-Ruy betrokken 5 veel- eer hier t'huis hoorende. De Zaadjes zyn , door den Heer E l l i s , in de Vliezige zelf- ftaudigheid waargenomen, 11. (2^ Water vlies dat Schyfrond isy ongefteeld^ mmUs^' Schildvormig , Lederachtig. In de Oceaan , byzonderlyk aan de Kusten van Engeland , komt dit voor, wordende al- daar Navel -Laver geheten: want dit Geflagt noemen zy Laver* Dillenius merkt aan, dat de naam van iZ/j^^ by de Romeinen wel zeer bekend geweest is, doch gebruikt voor allerley zagt Watergewas , Kroos of Flap : weshalve hy het verkoos Tremella te noemen. Het is donker van Kleur, glad en taay van zelfftandigheid, groeijende op den grond on- der 't Zeewater, dikwils een Voet en daar over breed, C2) tliva planaorbicularis , (^Q^iilis , peltata Coriacea. Sp» Flant, N'7. Fuciis Umbilicus marinus diftus. C- B Pin.id^ yremejla mariua u>iabiUcata. Dij^u Mms. 45, T» 8» 3. » E Wieren. 51^ (n) Watervlies, dat Buisachtig is ^ eenvoudis:. a^^^^* . ° ^ Afdeel; ill. In alle Zee - Wateren valt , volgens onzen Hoofd. Ridder, deeze Soort , die, volgens den Heer ^ '^^ DE Gorter ook in onze Zuider en ih de Ülva in* Noordzee groeit , veel voorkomende onitrent'^-^'^^^^;; Koehool in Friesland. Linn^üs merktaan3achtig» dat zy aan de Oevers dei Ooflzee opgefmeeten en buitendien te üpfal veel' in de Vy vers ge- vonden worde. Zo heeft ook Dilleniüs in Sloocen , by Woolwich , dezelve , en eene verfcheidcDheid breeder uitgellrekt 3 als het Dannfcheil gekruld, waargenomen. Zeer veel komt zy by ons voor in brakke binnen- Wate- ren, die byna flil ftaan ; alwaar het groene Vlies , op dezelven groeijende , zulk eene Darmachtige gedaante aanneemt en geelachtig wordt. (4) Watervlies, dat Buisachtig isy door mid- iv; delfchmen verdeeld. Lumbric^ Worm* Aan de Kaap der Goede Hope nam de^chtig. Heer Koenig deeze Soort waar, die veele Sten- (3) Ulva fcnbulofa fimplex. Sp, FtanU N. i. Gokt. Betg. 1 L p 318. N. 1004. Flor, Lapp. 458. Ft, Suec. 1113 » II 54- ^oru Clijf. 478. R. Lugdb, 515. Gron. f^irg. ao4, I28* Fucus cavus. C. B. Fin. 364. Tremella marina Tubulofa. DiiL. Musc. 47. T. 9. f. 7. (4) . (//t/a Tubulofa, Ifthmis imercepta. Manuyiu il. Deel. ;pV. Siük. 3a?>- Beschryving va2? VIII. Stengetjes uit een zelfde Voet fchiet, van dilff AïDEEL. te als een Pennefchaft , van langte als een Hoofd- Vinger, opftaande, Pypig, Vliezig, geelach- sxüK, ^jg^ rond, gelyk van grootte; wel met mid- fcliotten , doch niet volkomen geflooten ; gee- vende uic den top der Stengetjes een bondel uit van Blaasachtige Tepeltjes. Dus verfchilf: zy van de voorgaande zeer. V. (5) Watervlies, dai Buisachtigy Takkigis en ^^""^ r platachtig. Sameiir gedrukt. gy Darmachtige komt deeze voor j> zo de Heer de Gorter aantekent. Dille- N lüs meldt , dat zy in de Theems overvloe- dig aan Hout en Steenen groeije : L i n n ii s vondtze ook op Strooijen Daken aan dep Zeekant, in de Zuidelyke deelen van Schóneq. Zy is , zegt hy 3 vafter van zelfftandigheid , oneffen , bogtig , met ongelyke belletjes in elkander uitloopende 3 en heeft eenvoudige verfpreide Takken. VI. (6) Watervlies, dat Buimhtig Takkig is 0p Deeze C^) ülva Tufcülofa ramofa compresfa. Sp. Plant. N* 2. GoRï. Belg, p, 318. TremeUa marina tenuisfima com? yresfa» Dill. Musc. 48. T. 9. f-S. (16) Ulvd ïubulofa Ramofft ruggfa^ MaiiU 311, DE W I K R E N/ 3ar- Deeze i^, wederom , een Kaapfe, door den Vlir. Heer K o e n i c waargenomen , die eenige ^^^i^*.^' Srengetjes uit de zelfde Voet uitgeeft , van Hcofdt langce , doch naauwlyks van dikte als een j^^^^^^ Vinger, geheel Buisachtig open, even als^A^J^* het Darmachtige of gewoone Watervlies , niaar Takkig en zeer gerimpeld. (7) Watervlies , dat DTaüda^chtlg en gewricht Vii/ de Leedjes Qverhoeh famengedru}it heb-fi^^^l^alT bende^ Flapach-^ tig. Aan de Kuften van Engeland komt deeze, idoch zeldzaam , voor , die ook aan de Kaap der Goede Hope groeijen zou, Zy valt naauwlyks een Handbreed hoog^dikwils klei- |per en het gewoone Zee-Ruy is 'er fpmtyd^ inede begroeid, (8) Watervlies , dat langwerpig , pJat^ ge- y^^^ golfde f^liezig is en groen. latisfïmc^ Zeeij: Aan de Oevers van de Middellandfche Zee ypndt BAüHiiSus dit Gewas 5 't weJk hy toe : Ult/a Filiformis tirticuiata , Artkulis alternatim «ompresfis. Sp, F lam, N, 3, ClijJ\ 478, Conferva Marina fiftnlofa Dili.. Musc, 34. T. 6. f. 39. . (8) Ulva oblonga plana undulata, Membranacea vi? lidis. Sp. Vlanu N. 4. FL Suec, 11. N. 1156. Fucnslon* igjsrimo,laiisfimp,tenuiïiue ïoïiq* Bauh. Fin* ^6i\, Frod^^ U, DissLU XLY. Sim 322 B E S C H R Y V I N G V A If vni. tot het Zee-Ruy betrekt 5 zynde een zeer lil. dun Blad van byna een Elle langte, vyf of zes Duimen breed, bleekgroen van Kleur^ iVaier- Het kwam onzen LinnjEüs by Marftrand, in S weeden , overvloedig voor , onder de opwerpzelen der Zee* Hetwerdt, door zyn^ Ed* 5 by de Banannen - Bladen vergeleeken. Aan de Kust van Noorwegen vondt de Heer GüNNERus twee Soorten , hier van in lang- te en breedte aanmerkelyfc verfchillende (*). De eeoe was wel anderhalve Vadem lang en een Voet breed , de andere hadt meer breed- te en langte. IX. (9) V^^atervlies, dat gepalmd is ^ Kinderend^ La^uca. F/iezig ; met de happen van onderen fmal- Zee-Ska» ler^ Onder Water groeit deeze aan de Zee - Kus- ten op Steenen , en breidt zig dikwils zeer uit in Kuilen en Waterplasfen > aan onze Stran- den 00 Ulvalongisfima et Ulva maxima. Gunk. FL Nor* V2g. 1766. N. 1002 & 1003. Tab, Vil. Fig, z & 5. (9) Uiva palmata proHfera Membranacea , Ramentis inferne anguftatis. Si/fi. Nat. Feg, XUl. Ulva Labyrin- thiformis. Sp, Plant. N. 5. FL Sue(\ li. N. ii57,Gort^ Belg, 11, p. 319. N. 1006. Tremella Laftuca. Qmi.i.,Fuu ai5. Muscus marihus Laftucae limilis. C. B. Pin, 364» Xremella marina vulgaris , Laftucse fimilis. Dill, Mnso^ 4ï» T. B» I. Fucus Scoparius. SxRöi^t. Sundm. 93. E W ï E E E 323 den zo wel als san die van geheel Europa, ^^^deeV R u M p H I ü s noemtze Zee . Salade y zo Gme- ^ 1 1.^^ ' Lm aanmerkt, doch dit fchynt my een ander srjK/ ^, Kruid te zyn , dat in Oostindie, onder de ge- ^^aier^ daante van Slaa - Planten , op het Water^^^^"^' dryft en Wortels heeft Het onze, dat de Franfchen Lai^ue de Mer noemen, groeit^ als gezegd is , op Stecnen of andere Lighaa- men, zonder Wortel, en beftaat uit eene ver- gaaring van gegolfde, gefnipperde en als ge* fcheurde Bladen, van eene zeer dunne , Vlie* zige , bleek groene doorfchynende zelfftan- digheid 3 een hal ven Voet uf anderhalf Vo^e lang* Of dit het zelfde zy, daar de Ouden onder den naam van Zee -Mos, naar Slaa gelykende, gewag van gemaakt , en waar aan zy genee^ ssende kragten toegefchreeven hebben , is on^? zeker. Op de Eilanden van Schotland zou het aan 't Voorhoofd en de Slaapen worden aan- gelegd, om de Hoofdpyn te ftillen , zo Mar- tin fchryft. In de Weftelyke deelen van En-^ geland wordt dit , of het Genavelde VVatervlies, dil<'wils in 't Zout gelegd , en vsa 'p arme Vqllf gegeten, (ic) WatPfvlies, dat Lancet swyi^ EIsVQrmtg is 5 overal met Tepels gedoorni. In ^U^j-^'^'' R 'MPH. Berb Amb. VI p. 177 T. 74 f 2. Gete|jel4ï Ciq> Ukva ^ l.aïiceola-to - Subulata > undiciue Payiiiis ïiiu- II. DsjsL. XIV. SiUB* 324 Ebschryving van Atoeel. Ethiopifche Zee kwam , volgens Koe* 111-^ NiG, deeze voor, de langte en dikte maai hebbende van een Vinger, geel, Lancetvor- HooriH STUK. mig, aan de eene zyde overlangs als gefleufd, anders overal gedekt met geele Vleezige Te» peltjes. XI. (ii) Water vlies , dat Lancetvormig en plat is. ütva Lm" ceo'ata. Lancet- In de Oceaan valt deeze , inzonderheid op vormig. j^Q^^gQ lerfche Zee , hebbende Bladen als die van Prey , omtrent een half Voet lang, zeer dun, glad en groen ^ volgens Dille* NIÜS. XIU (12) Water vlies met Doolhofachtige Celletjes ^ ^Mformis geknodfte uitpuilingen. I>oolhöf- ^^htJg. Ju Baden van Padua groeit deeze, die zeer naauwkeurig door den Heer Vandelli is afgebeeld en befchreeven. Zy beftaat uit twee Vliezen , waar tusfchcn veele Celletjes , in welke holronde Korreltjes verfpreid zyn. (13) Wa. ricata. Mmu 3114 Fucus muricatus» Gmel. Fue, m. T. 6. f. 4. (lO Ulva Lanceolata plana. Sijft.Nat.Veg.XWX.Tt^- tnella marina Porri folio. Dill. Musc, 46. T. 9. f. 5. (12) Vtua Cell. Labyrinthiformibus prominentiisque Cl^vatis. *S>. Flanu N. 6. Uiva ïherniaüs» Yandejuj^a DE Wieren. 3^5 (13) Wat er vlies met langwerpig hobbelig ^^JJ* Loof. 111. Hoo^D- Aan de Zeeftranden van Friesland, zo wel^^*jj als elders in de Oceaan, aan deEuropifche üiva Kuften , komt dit Gewas voor 9 het welke windzel van ouds Lima genoemd is by de Italiaanen, ^^^^^s» om dat het zig als Banden of Windzels ver- toont 5 die dubbeld gevouwen en hobbelig ge- kreukt of gefronzeld zyn. De Kleur en fi- guur doet het eenigszins naar de Zee-SIaa gelyken, (14) Water vlies , dat Kogelrondachtig is , xiy. eenzaam i van binnen Sappig. mhf^"^^* Pruim- In Meiren van S weeden en Pruisfen valt ^chtig. deeze zonderlinge Soort, die rondachtig is , en uit een Vlies beftaat , byna als de Huid van een Pruim , waar in dergelyk Vleefch als in die Vrugt vervat , zo dat men het Waters- Pruim zou kunnen heeten. De Vermaarde Gleditsch, te Berlyn , heeft dit Gewas befchreeven* ter ongewoone langte, zegt hy , van vyf El- len. In de Züidelykp deelen van Europa komt het ook voor* Het is, zo menwil-^ de Con^ ferva ' van : P l i N i ü s , welke ^ zo die Autheur -verhaalt, gebroken Beenderen wonder fchie- lyk doet té famen groeijen •(*). Hy hadt eene irerbaazcnde uitwerking daar van gezien , in ''c geneezen van een Man ^ die, van een hoogea Boom gevallen zynde, geheel met Flap be- wonden werdt , welke men geduurig vogtig hieldt. Byna alle Beenderen, zegt hy, van dien Man, waren gebroken en werden dus tot hee^ / (i) CónfifvA Filamentis fimplicisfimis seqnalibiss Ion- glsfimis» Sijft. Nat, Feg, X\\\> Gen» 1207. Sp* i. Gort. (jBelg.W. N. ioo8« ^t. Suec. 1023, 1161. Conf. Ca* pillaris fimplicisfima enodis. R. Li^gdh 511. Conf. Flu- viatilis Serieea vulgaris & fluitans» Dill. Musc, i;s.T. 5« , f. I. Coilferya Plinii. Lob. Ic 11. 257. H%ft. Nat. Libr. XXV li. Cap* E W I E a E N. ^ig heelinge gebragt. Men mag zeggen , dat dit tnccr te verwonderen dan te, gelooven zy. IL Wylen de kundige Hovenier M e e-jJ^k!^''' $E, zig pryswaardig toeleggende om de F/ap. nuttigheid van fommigen onzer gemeene in- landfche Planten te onderzoeken , heeft zig ook byzonderlyk daar in ten opzigc van dit Gewas bevlytigd* Hy verhaalt, daar van Vlafch en Papier gemaakt te hebben , en acht, dat het ook zeer wel tot Lemmetten in Lam- pen 5 Vulzens van Kusfens, Bedden en Rok- ken, zou kunnen dienen, door welke behan- deling veele Menfchen de Kost ?:ouden kunnen winnen; terwyl het anders nutteloos -vergaat en tot veel belemmering voor den Landman Urekt, ' In de Cyd van anderhal ven Pag hadc hy daar van zo veel verzameld, dat het^ ge- droogd negentien Ponden uitleverde. Het rot, zegt hy ,-^ niet ligt en de Reuk veldryfc .;r de Motten (*V Hy hadt Monfters daar van aan dc Hollandfche Maatfchappy , te Haar- 'hm y gezonden. In 't Werk van den verm.aar* den Paftoor Sch^fi* er , qvef h^t Papier maaken , vindt men 'er Proevén Va'n , die zeer fraay zyn. Deezen Heer was, door den Heer BucHNER te Plalle , een van zelf daar van gegroeide Sprey , veele Ellen lang en breed, welke men, als door de Zonnefchyn gebleekt zyn- f») HolL Maaifckipp. X. D. s.Stuk ,U. 1^4, X 5 IL DEEt. XI7. §ruK. 33Cy U 'E SI G f I R Y V I N G VAN VITL zyndei voor een van Wol geweven Kleed aan- Atdml zag^ toegezonden (*). HooïD- Mooglyk noemt men daarom dit Gewas , in ons Land , ook wel Dekenvlag. Immers ik heb my over deszelfs natuurlyk fym Geweefzel , wanneer het uit de Slooten opgehaald en door de Zon gedroogd was, dikwils verwonderd* De Engelfchen noemen het, deswegen, Crow- Stik of dryvei3d Zyde Water-Mos. Den La- tynlchèn naafm Conferm vind ik, 't welk nogthans niet eigen is, Water- Spoffgie yentiald De- wyl het' als lange dikke Draaden voorkomt, inoemtfeien het > in 't Hoogduitfeh , JVasferfaden. De Draadjes of Vezelen, waar het uit beftaat', zyn hol, en bevatten zeef kleine groene Bol- letjes, die de Vrugtjé3 of 'Zaaden daar van zyn, (2) Flap met eenvoudige gelyke Fezels y diekor^ Conferva ter dan een Vinger zin* Flap der Bronneiu Dit toQiit de ongemeene kleinheid van dee- ze Flap, die iii fommige Bronnen voorkomt , en aldaar, dikwils een Okerachtige of andere Kleur aanneemt , naar de hoedanigheid der Wateren. II, Met (*) ScHJEFFER von Paptermackept, \. B. 2* Cap. (f ) In Lexico Fitisci Latino - Belgico. (2 ) Cmtjerva Filam. fimpj. seq. Digito brevioribus. Sp. PlanLN.z.FL Snee. Vl N. 1163. Conferya minima Bysfi II. Met Takkige gel yke Vezels. Vin. Afdeel» (3) Fhp met gelyh Fezels ^ die Takhigtyn^ Hoofd- LugtheUetjes influitende. 111: - In flilftaande Wateren en Regenbakken s^\^hm!f!r t)ns Land, komt deeze voor, die ook in an-j.J-^ëtbeU *^i5feré deelen van Europa gevonden wordt. Het is een Mosachrig Gewas , als Zyde of Katoen » veelal groen van Kleur doch ook donkerer, naar de hoedanigheid van het Water. liet breidt zig ter langte van een Handbreed, of ook van een Voet en langer uit, en kan, ge- droogd zynde , zp. wel als het voorgemelde FJap, tot die gebruiken dienen. De Takkig- heid onderfgheidt hetzelve duidelyk daar van. ' C 4 ) Flap met gelyke Fezels , die naar den jy^ Grond^jm Takkiger zyn. taTs*^^^^^' l^ït £ deeze den naam van Biiizenf*^^ Fhmcel Molen 'Flap y en hy merkt aan dat de- "^^^v^- zelve (3J Conferva Filamentis oequalibus. Ramofis, BuUas Aëreas includentibus. Sp^ Plant. N. 3. Gort. Betg^ p. 319. N, 1009. Snee. io;i4 , iióói Conf. Paluftris Bom- bycina. Dill. Mme. 18. T. 3. £♦ 11. Alga Bonibycinas C. B. Pin. 363. (4) Conferva Fil. ajqaal. Bafin verfus Ramofioribus. Sp. Plant. N. 4. Gort, Betg, p. 350. N. loio. F/or, Suec^^W, N. ii6a. Conf. Rivulörum Capillacea. Dii^i.. Musc. 21. 4. 15. Alga in TuJbulis , Aq, Font. ducentibus* C. f. Pi:.2. 364. 11. Deel, XIV. Sïük» 332 li E S C H R Y V I N G VAN yjjj^ zelve groeit in heldere Beekjes , als ook in Atfdeel. Pypen en Geuten , die 't Water naar de Mo t HooïD- lens afleiden ; 't welk de oirzaak, zegt hy , is , dat deeze gemeenlyk korter valt. Zy ge- lykt naar Fluweel, zagt en digt van geweef- zel, groenachtig van Kleur, en wordt door 't droegen byna zwart. In ons Land komt , zy op dergelyke plaatfen voor, V. (5) Flap tm gelyké l^ezeh ^ die Takkig zyn \ ^AmpMhia. ^^^^ uitdroogeu tot Doorens famenloo- ïweeüag» pen* tig' Op veele plaatft^n, in Graften, Vyvers en Slooten , als ook aan Hout en andere Lighaa- men onder Water , komt deeze, zo by ons als elders in Europa , voor , en houdt zelfs buiten 't Water flarid op vogtige belommerde plaatfen; door *t uitdroogen eindelyk zig ver- toonende als een ruuwe ftekelige Spons; gelyk menze fomtyds op de Oevers van Rivieren vindt. Zy blyft den Winter door ; maar ver- dwynt in 't Voorjaar, groeijende ter hoogte van twee of drie Duiment (6) Flap Conferva Fol. seq. Ramofis, éxficcatione coëim- tibus in acT^Ieos. Sp, Plant. N. 5, Gort. Belg. p. 320. N. ïoii. FL Suec. lU N. 1164. Confena ampbibia fi- irillofa & Spongiofa* Dill. Mme. zz. T. 4» f. 17* t> Ö W I E R E (6) Flap mt gelyke Fezels , die zeer Takh> ^ Viii. \ y ^ *^ iiFDEEL. lang en ruuwacnttg zyn. IlL Aan de kanten van de Zuider-Zee, in onze yj Provinciën, als ook op Rotfen en Klippen aan|^j{/^^^«^ den Zeekant van Engeland , S weeden en el- ^ol^tt* ders, groeit deeze Soort van Flap , die een^^^^* Handbreed of een Voet lang wordt, en in zeer fyne Vezelen is verdeeld, geelachtig groen zynde van Kleur» (7) Flap met Takkige zagte Fezels die korter y ,^ dan een Finger en hoog groen zyn* ^rugina^ (8) Flap met gelyke gegaffelde Fezels. roeftigf^" VJll. (9) Flap met Kinderende getopte ruige Draa- ^ ƒ ^^^^^^ den. Gegaffeld* Cio) IX. Scoparia^ (6J Conferpa Fil. sequal. Ram. elongatis fc^briuscu- ^^j^JI^"^* lis. Sp. Plant. N. 6. Gort, Belg, N. 1012. Conf. Mar. Filiformis longisüma fusca &c. Fl. Suec,i03.S, 1170. Conf. Mariaa CapilL longa Ramofislima. DitL. J^usc. 23. T» 4. f. 19. (7J Confsrva Fil. Ram, molUbus , Digito brevioribus viridisfimis. Sp, Plant. N. 7. Conf. Marina Capillacea bjrevis viridisfima, Dill. Musc. 23» T. 4. f. 20. (8) Conferva Filam. seq. dicbotomis. Sp* Flant, N* 8 Conf. dichotoma, Setis Porcinis fitniiis. Dill. Mnsc.i^* T. 3. f. 9. (9) Conferva FiL proliferis faftigiatis hirds. Sp^ Planh N. 9. Conferva Marina Pennaia. Dill. Musc» 24* X». 4^ f. 23» , 334 B E S C H R Y V I N O VAN Vlll. (lo) Flap met Takkige Draaden % de VezeU Afdeel. overhoeks ^ kort^ veeldeelig gevingerd. 'Hoofd- ^ STUK. Kleine Mosachtige Waterplantjes , in En- TaJ^rf;^ geland door DII.LENI17S waargenomen, j^naaken deeze uit, waar van de laatfte ook Getralied, in S weeden , aan den Zeekant, is gevonden. De eerfte groeit veel op het Zee-Ruy , de tweede in Slooten der Velden aan de Theems» III. Met in elkander uitloopende Vezelen. XI. O i) Fl^P Netsjpys^ vereenïgde Vezelen. ^Ne^vor Jli vieren van Europa > aan derzelver Oevers 5 komt deeze Soort voor, die eenNets- wys Geweefzel heeft , zeer fyn en teder, waar in dikwils Rivier -Posthoorntjes en andere Slak^ kenhuisjes zig verft rikken. De Vezeltjes of Draadjes , waar het uit beftaat , zyn in de kleinfte Plantjes fyner dan Hoofdhaair. Men heeft het aan de Theems in Engeland en in de (10) CoHferva FiWs Ramofis; Filamentis altern. brevï^ bus multipartitis dig tatis. Sp, Plant. N. lo. FLor, Suec^ 11. N. ri^i. Conf. Marina cancellata. Dill* Musc. 24. T. 4. f 22. (11) Conferva Filamentis reticulato - coadunatis. Sp^ Ptant, N II. Conferva reticu'ata Dill. -Musc. 2o> T# 4. 14 FL Suec, 1025 , 1167. Conf. reticulata crispa» ;pT,UK. Atïn. 113. T. 24. f..2. Mor. S 15. T. 4. £ 4.^ IVluscus Aq* Bombycinus Retiformis. LoEs. tmsf. 173^ T. 54. I) £ W I E R E N. S35 dc Rivier van Upral, in Sv/eeden, waargeno- Viii. men. Het zal, waarfchynlyk, by naauwkeu- ^m^"'^* ri2 onderzoek , in onze Provinciën ook wel Hoo^o- ergens te vinden zyn. IV. Met Knoopige Vezelen. (12) Flap mt geheel eenvoudige Borjielachtige XIL regte Drmden ; de Knietjes dikker en ge^ Fhviaü- hoekt. . . Rivier* Flap. In de Rivier van CJpfal komt deeze Soort 5 zeer veel aan Steenen zittende, voor. DiL- LENius beeldtze overend ftaande af 5 en noemtze Paardeflaart Rivier Flap ^ om dat zy zeer naar het Kruid van dien naam gelyken zou. De hoogte is , zo hy aanmerkt , van een Vinger of een Handbreed , de Kleur don^ ker en bruin paarfchachtig. (13) Flap met Takkige Koraalkettingachtige xill. '^retatinoj Liiiig» Draaden i de Leedjes Kogelrond en LiU^^^^ll^l^^' achtig. Dit (12) Conferva Filis fimplicisC Setiformibus reÖ:is ; Gen. crasfioribus angulatis. Sp» Plant, N, 12; Suec^ 1026, 1168 Conferva Fluviatilis hibrica Setofi- Dill. Musc» 39. T. 7. f. 47. (73^ Conferva Filis Ramofis Moniliformibus ; Articu- Us globofis Gelatinofis. Sp. Plarit. N. 14. FL Suec* II. N. 1165. Conferva Fontanr^ Nodnfa Sperm. Ran. inftar tubrica , major & minor, Dill. Musc^ 36 . 37. Tab ^, lU DfiBL, XIV. SruK, 336 B E S C H K V V I N C V A K vni. Dit , veel naar de Koraal -Mosfen gelyken-r^ ^Tn^' de , groeit in de helderde en uitmuntendfte FooFD- Bronnen van Europa , volgens den Ridder* Dl LI EN lüs noemt het, Knoopig Rivier^ Flap , dat glibberig is als Kikvorfchen- Schot. Hy heeft hetzelve grooter en bruin , dat fom^ tyds drie Duimen lang was , ook kleiner en groen, op 't hoogde anderhalf puim berei- kende, in Bronnen van Engeland vsraargeno- nien. Het beftaat als geheel uit Kraa?en of Knoopige Leedjes , en is bovendien getakt , welke eigenfchap ook anderen van Dille-? Niüs hebben; gelyk dat der Moerasferi met groenachtige flymerige Bolletjes ; dat der Al- pen met Knoopige blaauwe Vezelen, en eeo der Bronnen , met uitermaate dunne zwarte Dryaden , ook als uit Kraaltjes famepgefteld ; welklaatfte alleenlyk waargenomen was, op 'c Eiland Mann , aan de Westkust van Engeland* XIV. (14) FI^P ^^^^ eenvoudige geknokkelde Draa^ f. 42, 43 CoralUrja pingnis Rair.ofa yiridis. Vaill» Pd^v. 40. T. 7. f. 6 Confcr. DiLL.f. 44 , 45 , 46. C14) ConfcTva Filis geniculatis fimplicibus 1 Articulis al- ternatim compresfis Sp, Planu N. i4« Gort. Belg, 320,. Conferva Filamentis longis genie, fimplicibus Dill. Musc. 25. T. 5. f. 25. Conferva fluitans , Filamentis geniculatis» jPl.üK. Alm. 113, ï, 84, f. 9, Moïiis. S. 15» 4. f. 3. V, Met geknokkelde Vezelen. Conferva CapiUaris* Haair- acluig% E W ï Ê R E N. ïn Meiren , Vy vers , Graften van Europa. VIIL komt decze voor^, die in Plasfen van brak Wa- A^öe^u ter en Slocten , omtrent Dykshoek in Fries- Hoofo^ Ut . r\ STUK. land, door Meese is gevonden. Dille- ^^^^^ Nius namze, in Engeland, waar^ op plaat- ren, daar het Zee -Water, met de Ebbe, was afgeloopen. Het is eed Haaing Gewasje, veel naar Jn elkander gewikkelde Draaden gelyken- de: weshalve hy ook hetzelve M^^r^^-G^^'^/^ tytelt. Men wil dat het Water -Vlafch vai> Imperati daar toe behoore* (15) Flap met gekmkkelde Draaden ^ die ge- xv. Deeze , veel aan de Strandeü, dikwils öp Koraiiy* Hooreiis en Schulpen , öf oök op Mosfelen"*^' voorkomende , beftaat uit Knokkelige Leedjes als het Korallyn , vallende rood of witachtig van Kleur. De Heer Ellis, de Cö/^/eri'^ van de CoralUna onderfcheidende , merkt aan , dat dezelve een Plant is , met Vezeldraaden die uit Leedjes beftaan. Hy geeft een Afbeelding van eenige der:salven , met de Vrugtmaakin-* gen, welken zy als de Tweehuizige Planten 'hebben y beftaande de Bloemen der Mannely- kea Cl 5) Conferva Fliis geniculatïs dicliotomis. Sp. TlanL N. 15, Gort. j^^/^. II. N. 1014. Conf» Marina Gelatino' fa &c. DiLL. Musc. 33. T. 6 f. 3 6 , 3^. Y II. Dbbi-vXIV. Stük, §58 Be^cmryvino van . VTil. ken in een fooit van Katjes, die der Vrouwe- AïDEftLc jyj^en in rondachtigeZaadhuisjes^ Waarfchyn- HooFD" lyk behooren eenigen daar van tot deeze en de volgende Soort (^)* XVI. ( l6) Flap met geknoTikelde Draaden ^ en RoU tbgde. Jq de Zee , die de Zuidelyke deelen vaa Európa en de Kufteri van Zuid Amerika befpoelt 5 komt , volgens L i n n ^ u s , dit G^- kettingde Zee -Mos voor, \ welk weezen tlyk de Takjes als uit Schakels van een Ketting famengefteld heeft. CATESByhadt hetzelve van de Bahama - Eylanden medegebragt ea MicHELius ook dergelyke uit de Middel landfche Zee aanDiLLENius toegezonden. XV 11. (17) F'^P geknokkelde Vezelen^ de Tak^ Fo/y^ Ifondelswyze famengevoegd. Z\e Phil. Tranfaff. Vol. LVIL p. 421. (16) Conferva Filis genicii^atis , Articulis cylhidricis. Sp, PlanL N. 16. Gort. Belg. 11. N. 1015. Conf. Ra- jnofa , Geniculis longioribus Cateniformibus. Dill. Musc^ 27. T. 5- f- 27. (17) Conferva Filamentis geniculatts, Ramis fascicu* latis* Sp. Plant. N. 17. Gort. Belg, IK N. 1016. Ft» Suec< 1031 , ïi74« Oed. Dan. 395» Conf. Mar. genicu- lata nigra palmata. Dill. Musc. 32. T. 6. f. 35. Co- rallinse affinis. Pluk. Atm. ug. T* 47. f. 10. Muscus Conferva Catenata* Geket- ronde Leedjes. morpha. Veran-1 derlyk. lal E VV I » R E ÏT. 259 In Veclerley gedaante komt deeze aan de VTTL Kuften van Engeland vry gemeen , voor $ ^^ii.''* zvndc ook na een harden Storm ^ in Vries* Hoofd* land, door den Kruidkundigen Meese, op *t pj^^ Strand gevonden* Dille niüs geeft 'er drie Figuuren van en merkt aan , dat zy, veele Takjes kwyt raakende -> zig als met Kwastjes vertoont , doch door den Ouder- dom weder Takkig wordt en dan met Zaad- bolletjes is voorzien, hoedanig zy ook door den Heer El Lis is in Plaat gebragt* Dan gelykt zy, zegt hy, naar Zee-Ruy^ onder welken naam menze, by Barrel i er, af- gebeeld vindt , zynde zwartachtig; daar de Kleur in 't eerst rood is , vervolgens allengs bruiner v;ordende. Dikwils komt zy zoda- nig voor 9 dat haare Takjes naar de Bladen van fommige Palmboomen gelyken. flS) Flap mef geknohkekle bogtige Veze* XVIIL len ; de Takken en Takjes korter heb- FagïZ^ hende. In |rid?iaylites &c. Bocc- Mms. I. p. 268. 5. f. ir. Fncus crispus loricatus nigricans, Barr. Rar, 1323. T» (18) Conferva Filamentis geniculatis flexuofis, Ramis Ramulisque brevioribus. FU Suec. II. N* 1177. Coiif. Ma- rina Trichodes , Lanae adinftar lexpanfa-SDiLL. Mhsc* $0. T. 5* f- 32^. Y 2 II. Debu XIV. Sm. 340 Beschryvinc van yiri. Jij de Europifche Zee vindt merr dit Zee- UI. Mos vry zwervende in t midden der Wate- *Sk?T ren, zo Lr NNiEus aantekent. Als een Vlies Férap. of Vel uitgebreid, dryft het daar op en wordt door de Golven her en derwaards gedree- ven. Men vindtze ook in Moerasfen en Poelen aan de Zee -Kust van Engeland. XIX. (19) Flap met geknohkelde Vezelen ^ de Takjes GimelT korter en veeldeelig. ia* wendl^^"" In Bronnen , Slooten en Beekjes , komt deeze Soort in ons Wereldsdeel voor 5 zo LiNN^üs aantekent. Dillenius merkt aan , dat zy zig van een Handbreed tot een Voet en meer langte uitbreide , zynde in menigvuldige Takjes , al fyner en fyner,, verdeeld; zo dat zy zig als een Kluwen, of als een Spons, vertoont. Ray hadtze io Regenbakken gegroeid gezien. XX (^^) ^'^P goknokkelde Vezels , die zeer Rupeftris. Tükkig en groen zyn» (19) Conferva Filamentis Geniculatis, Ramulis brevio- rjbus multifidis. Sp, Plant. N. 19. Conf. Fontinalis Ra- mofisfima, glomeratim congefta. Dill. Musc, 28. T. 5. f. 31. Conf. viridis Capillacea. Mor. S. 15. T. 4. f. 2. Alga Fontana trichodes. C. B. Pin, 364. (jzo) Conferva Filamentis geniculatis Ramoiisfimis vi- DE Wieren. 341 Zeer gemeen komt deeze voor , op de ^^1^;^ Rotfen van Europa, zo de Ridder aante- m. Jkent* D l LL E N I u s , die dit Mos Zee.Baard ^^^^ noemt, hadc opgemerkt, dat dezelven 'er , Fkp' aan de Engelfche Kuften , dikwils geheel me- de bedekc zyn. Het vertoont zig, op zig zelve , als een Bosje Haair, en gelykt naar zyn Rivier- Baard zo zeer , dat men het 'er naauwlyks van kan afzonderen. (21) Flap met geknokkeïde Vezelen^ die zeer xxi. Takkig zyn , digt aan elkander uit een ^^f^^^^ middelpunt K/ootsms^ groeijende. p^^^^ : Haair- ballig* Naar de Haairballen der Beeften gelykt deeze dermaate *, dat zy daar van den naam bekomen heeft. Aan de Oevers der Meiren ïn Sweeden heeft menze dikwils opgefmeeten gezien. De Kleur is groen , de grootte on- gevaar als een Ockernoot , de gedaante vol- komen rond. Zy is nergens aan vast , en heeft in 't midden ook geen vast Lichaam , waar zy op gegroeid zyn zoude. Het fidibus. Sp. Plant. N. 20. F/. Suec. 11, N* 1176. Conf. Marina Trichodes ramoüor. Dill. Musc, 28. T. 5. f. 129. Pluk. Mmiu 53. T. 182. f. 6. (tl) Conferva Filamentis geniculatis Ramofisfimis , e centro confertislimis , Globum conftituentibus. Sp. Fiani^ 21. Conferva globofa» Fl^ Suec, 1027* ii6g. Y 3 II. Dkil. XIY. Stuk. 34Si Beschryvïhc van vni. Het Gegaffelde Flap vondt Forskaohl ^Tu!*" in de Middellandfche , en een Plat, als oofc Hoofd- een Borftelig Flap of Zee- Mos, by Mocha ^'"""^ ia de Roode Zee. ^ ^ REC' REGNUM FEGETJBILE. HET RYK DER PLANTEN, NEGENDE CLASSE. MU S C L MOSSEN. BESCHRYVING DER PLANTEN. /X AFDEEL ING. De mossen. I. H O O F D S T ü K. Algemeene Eigenfchappen der Mosfen. Ver^ fchillende denkbeelden over de Vrugtmaaking. J^eelerley gebruik derzelvefi, Bepaaling det Geflagten en Ranglchikking, ^AA den door den Ridder Linn^eüs/'^^^^^'^* •C })♦ niet onaartig , als Slaaven be- fchouwd in het Planten- Ryk* Zy moeten zig behelpen op plaatfen , die voor anderen onbekwaam zyn , en hebben dus , doorgaans , een zeer fchraal VoedzeL Ook is haare gedaante , veelal , zeer gering , en de Kleeding , welke de overige Planten dikwils y j 2a IJ. Daat. XIV, Stuk. ) 34Ö De E I g e n s c h a 1? p e n AfdeÊï ^^^^ verfiert , gantlch onaanzienlyk. Zy '^L ^" verdraagen 5 zonder hinder 5 de brandende $tük!^°" Zonnefchyn , en dienen tot befchuttinge van de Wortels der Boomen en Kruiden, zo voor uitdrooging als voor 't bevriezen; terwyl zy zdf naauwlyks aandoening fchynen te hebbea' van de Koude. Immers men vindtze meefl: op hooge Gebergten en Vlakten , in de Noor- delyke 'Landen. Ondertusfchen wordt door haar een vrugtbaare Aarde, tot bemesting der Landeryea dienftig , verzameld { ( Deezeoogfchynlyke nietigheid der Mosfen^ heeftze oudtyds ook veelal doen over *t hoofd zien: ten minlten bemoeiden zigde Krüidkun^ digen der voorgaande Eeuwen weinig met het nagaan van derzelver verfchillendheden. Meest werden zy door de Groeiplaats, ook wel door de grootte of kleinte en eenigen door de Ge- ftake onderfcheiden. Dus telde Gaspar B A UH I N u s dertien Kruipende^ veertien Tak» h'ge^ vier Koraalachtige A A R D-, en agtderley B O o M - Mosfen. Dit maakte negen - en • der- tig Soorten van byna altemaal Europifche MoS'- fen. Door de Kruidkundige Waarneemingen van Pl ü M I E R in Amerika, als anders ^ ver* meerderde het getal zodanig , dat de beroem- de TouRNEFORT 'er, omtrent den aan- vang Zie ÏI* IDebls L Stuic deezer Nat^ Htjlork ^ 'fclad, 237- DER Mossen. 347 vang deezer Eeuw, reeds over de honderd ix* boekftaafde. Sedert is derzelver getal nog groocelyks uitgebreid» Micheliüs fchreef, Hoofd- omtrent dertig Jaaren laater , dat hy 'er na«*™^^ genoeg tweehonderd in zyne Verzameling hadt, welke misfchien door niemand nog gezien wa- ren Ray befchreef , in de derde Uic- gaave van zyn Kort Begrip der Planten van Groot Brittannie (t) 5 ^^^^ driehonderd verfchillende Mosfen , op dat Eiland waarge- nomen ^ by welken Dilleniüs nog veele nieuwen gevoegd heeft : zo dat het getal der Soorten thans byna oneindig is. Door een Reistocht, op de Gebergten van OneMig Wales, tot bevordering der Kruidkunde, in 'J^lo^rcéii*^ Jaar 1726 ondernomen, vondt die Autheur nog veele nieuwen , en anderen kreeg hy van buitenslands. Uit Noord - Amerika, byzon- derlyk uit Virginie en Penfylvanie, veele Mos- fen bekomende , wierdt hy gewaar, dat om» trent het derde deel, van de aldaar grpeijende ^ nieuwe Soorten waren. In de Zuidelykfte dee- len van Zuid- Amerika, zegt hy , yerfchilleu de meeften van de onzen ; maar, die in Groen- land en Lapland voortkomen, zyn meest aan die der Bergen van Wales en der Alpen van Switzerland gelyk. Op de Gebergten tusfchea de C'0 MiCH. Nova Vlam, Gen, Flor. 1729. p. 109. Cü RAj.^5f?ï. Stirp. Britamiice. Ed. 111 ÏI. D«Kt, XIV. Stuk* 548 De Eigenschappen IX. de Keerkringen groeijen, vervolgt hvjzeer^ i. ' fraaije Heefterachtige Soorten , naar de Varensi $TüK?^°* zweemende; waar van veelen nog niet ontdektj zyn* Zelf bezat hy vyfhonderd verfchillendo . Soorten ; buiten en behalve de Verlcheiden-; heden , en toegang hebbende tot de drooge Kruid- VerzameUngen van Bob art, She*** RARD en Dü Bois, vondt hy zig in ftaaft tot de onderneeming en uitvoering van zynon- vergelykelyke Werk over de Mosfen ; 't welfc nog heden tot een grondflag van derzelven befchryving dienen moet ; in welks Voorree de hy dit verhaalt (^). 'i Vwdee- De vermaarde Tournefort, van deei» gentlyke Voortteeling der Mosfen onbewust /- en meenende dat zy wel Zaad maar geen Bloei^) men hadden , verdeelde ze , eenigszins naar de gedaante, in drie Rangen. Hy hadt "tx Haair^ achtige^ Gefchubde^ en met Bladen van Varkens- gras, Vlafch-en Penningkruid, enz«(f)*RAY onderfcheidde de eigentlykc Mosfen in Groo- tere en Kleinere , en deeze laatfte in Schubbige Gebladerde^ welke laatften , wederom , naar dat zy gefteelde of ongefteelde Hoofdjes haddeft en naar de fchikking van het Loof, door hem gefmaldeeld werden (!)• Dillenïüs, daar (") DiLLENiï J^ifi' Miisccrunu OxcN. 1741. Qumtc-* (f) Tow^¥*InJl. Rei Herbaria^ Paris 1700. p. 550, G) Raj. Metk Flanu emend, ^ auüa. Lond. 1703. Hoofd* STUK. :u E it Mossen. 345» daar onder ook de Conferva , Lkhen en anderen . t 1 -11 Afdeel* betrekkende, maakte eene geheel verfehillen' _ 1. de hoofd - verdeeling van dit flag van Plantge- wasfen. Deeze Autheur hadt deMosfen eerst gehou- _ ^, f 1 1 1 - maaking den voor rlanten geheel zonder Zaaa^ ttiy in volgens plaats van Bloemen , zekere Hoofdjes voort- ^1^^^' brengende met Stuifmeel, waar door de enden der Blaadjes bevrugt en tot Voortteeling be- kwaam gemaakt zouden worden (*). Nader- hand fcheen hy , in verfcheide Soorten , Vrouwelyke Zaadhuisjes te erkennen ; hoewel hy meende, dat de meeften maar Spruitjes hadden in de Oxels der Bladen, met die Bol- letjes 5 welke dus in fommige Bolplanten ver- fchynen , overeenkomftig. Eigentlyke Zaa- den, zegt hy, ontbreeken 'er aan (fj. Mi- e H E L 1 ü s waande , in de Sterretjes der Mos- fen, zo wel de Vrouwelyke als de Mannelyke deelen van Vrugtm^aking ontdekt te hebben , en ftelde vast, dat zy in 't zelfde Plantje, op ^ de manier der Straalbloemen, by elkander zig bevonden. Doch zyne verklaaring, door 't Mikroskoop geholpen, is duifter en doet wei* nig ter zaake , zo de Heer Haller oordeelt, die aangaande de Mosfen dus fchryft (1). Wy (f j App, Flor. Giesf. p. 77. (t) Hifi, Musc, ïntrod, p. 14. (4.) Hijl. Stirj?. Helv» inchoat. Tom. III, p. ig. IL DsBL. XIV, Sivs, 350 De ElGENSCHApPEn aSu onderfcheidenze van de L;Vfe;;j,d3t Hoofd- ^^^^^ Bladen hebben en Zaadhuisjes stok!°' 3j draagcn. Meestal hebben zy iets dat naar Aanmer-)) Bloemen gelykt ; rondachtige Bolletjes vol van Hal.'' Stuifmeel , naamelyk, 't welk ontvlamt aaa LER. de Kaars , even als dat der gewoone Meel- ij knopjes van de Bloemen. Dezegelyken naar 5, die der Varens , of zyn van een andere fi* guur, Klootrond of Cylindrifch, ongedeeld „ of gefteeld , van binnen met een Sponsje of ^,'als lange gegaffelde Hoorens. Bovendien 5, is in zeer veele Mosfen iets dat naar Zaaden 53 gelykc, op den top van het niet Bloemdraa- „ gend Steekje famengehoopc, of in het Blad „ zittende , dat my in de meeften veeleer „ voorkomt als een Knopje of Spruitje, dewyl 5, het bedaat uit waare Blaadjes. De eigent- lyke natuur, echter, van deeze, naar Bloe* „ men of Zaad gelykende. Deeltjes, en der- „ zeiver bekwaamheid om de een of andere ® 3, Sexc te vertoonen, is nog door geene dui- „ delyke Proeven verzekerd. Hill houdt 5, het Stuifmeel voor Zaad, en St se heli- „ N ü s heeft een Soort van Mos gezaaid : maar „ welke Deeltjes het zyn, die de Voorttee- 5, ling eigentlyk maaken , is ons nog onbe* 5, wust." Denk- Onze Ridder , de Mosfen bepaalende 5 zegt : Knk'Ius'^ h-b^^^ Meelknopjes zonder Draadje! 35 afftandig van de Vrouwelyke Bloem , welke 99 een O E n Mos s E N. 351 ^, een Stamper ontbreekt. Ook hebben de ^^J^^^ Zaaden geen eigen Rok, noch Zaadblaad- i. 5, jes (* > Elders merkt hy verder aan , dat s|J^^^°* haare Medknopjes met een Huikswys'Kelk- je gedekt zyn ("f)» Het fchynt, derhalve, dat zyn Ed* door Anthera in het eerfte ge- val iets anders verdaan hebbe dan in 't laat. fte ; want hoe kon hy anders zeggen , dat de Meelknopjes geen Draadjes, Czoblykbaar in deeze gefteelde Knopjes,) hebben? ScHREBEa betrektze, dat zonderling is, met alle de Ge- heim-Echte of Schuilöeelige, tot de Planten met een naakte Bloem (|). - De geleerde Heer Be r g i üs befluit zyn uit- Verklaard muntend Vertoog, over de Zaaden der Mosfen , g^^^Jy^^ als volgt C§). „ Wy hebben uit het voor- 3, gaande klaar gezien dat het Poeijer in de 5, Hoofdjes een Mannelyk Stuifmeelxs^y dat de 5, kleine Spruitjes haare Zaaden zyn , of ont- „ bolderde Zaadplantjes 5 die ook geeneZaad- 5, blaadjes hebben: derhalve dat, dewyl alle Mosfen haare Meeldraagende Hoofdjes of Meelknopjes hebben , zy ook noodwendig haare FrouweJyke Bloempjes of Zaaden bezit- 3) ten (^) PhUos^ Botan* Stockh. 175 1. p. 37, (f ) Cajyptra Calyx Musci cucuilatus , Antherse füper- impofitus. Ibid, p. 52 (5) Spiciieg, Flor^ Lipficce. Lips^ 1771. (§) Semina Muscorum, Autore P. J. BeRgio. Am. Acad^ Vol. 11. Holm. 175 !♦ p. 284- IL Deïl. XIY. SxüK. 352 De EiGËNSCnAFPEN !X. ten moeten. Deeze Zaaden, nu, zyn ge-^ ArDEEL^^ heel naakt, 't welk evenwel met de Zaaden Hoofd- van alle overige Klasfen ftrydig is» Zo dat 3^ men in de Mosfen geen Stamper vindt, met 35 Styl en Stempel praaiende* Daar is ^ naa- ^, melyk, geen Vrugtbeginzel, Kasje of Rok 3, van 't Zaad ; maar deszelfs plaars wordt bekleed door eeh geheel naakt Frugtje ^ \ 3, welk men in geen ander Plantgewas voor* 3, heen gezien heeft , en dus het Stuifmeel on. ,3 middelyk op het Vrugtje der Plant werke# ,5 Wy weeten dan thans , wat Mannelyke en Vrouwelyke Bloemen inde Mosfen zyn.'* Bepaaling Voorts merkt zyn Ed. aan , dat de Sterre* Aagten' in fommige Mosplantjes de toppen kroo- doorTem.nende 3 weezentlyk de Vrouwelyke Bloemen zyn 3 terwyl dezelven in anderen verfpreid voorkomen in de mikjes der Bladen 3 en in eenigen nog niet gevonden zyn ; 't welk by- zonderlyk plaats heeft in het Schurftmos {Li» chen)^ daar zy zo veel te duidelyker zig ver- toonen in het VJolhkl^^mv^ {Lycopodium). Der- halve , meent hy 3 zou men dienvolgens dc Geflagten dus bepaalen kunnen. PoLYTRiCHüM. Een gehukt Meelkmpje , met zyn voet zittende op een üitfteek* zei. De Fromrelyke Bloemen vergaard. MniüM* ï) B R M ^ S E M N ï ü M. Een gehuikt Meelknopje zonder Ui N^^^'^^^, fteekzel. i. Hoofd*» De Frouwelyke Bloemen v ergaard# ^'^'"5. Bryum. Een gehuikt Meelknopje^ zonder Uitfteekzel. De Ftmwelyh Bloemen eenzaam verfpreid* Hypnum. Een gehuikt Meelknopje^ zonder üitfteekzeU De Frouwelyke Bloemen eenzaam , enz. FoNTiNALis* Een gehuikt Meelknopje^ aan den voet omringd met een Haairbe- kleedzel. De Frouwelyke Bloemen niet bekend. Splaciïnüm, Een gehuikt Meelknopje , meC een Vliezig Uitfteekzel, De Frouwelyke Bloemen vergaard. S p H A G N ü M. Een naakt Meelknopje met een efFenrandigen Mond, gedekt door een af* vallend gefteeld Dekzeltje. De Frouwelyke Bloemen verfpreid. Z Phas- IL DcEL. XIV» Stuk, .4 554 EiGENSCHAPPElsr ik. P H A s c ü M, Een naakt Meelkmpje meteea AroEEir gehaairden Mond , zonder Uitfteekzel. jtüK,^"' Frouweiyke Bloemen verfprtid* Po REL LA. Een Meelkmpje doorboord met verfcheide Gaatjes. De Frouweiyke Bloemen onbekend. Lycopodium. Een Meelknopje^tv^CQ^ kleppig. De Froumlyke Bloemen met een vierdeeli- gen Kelk. Waarnee- Omtrent twintig Jaaren daarna kwam de TanNEc- ^leer N. J DE NhCKER, de Planten in de Paltz nagefpoord hebbende , ter baan met een Vertoog over de Voortteeling der Mosfen en Wieren (*)• Ed, tracht daar in, op *t voetfpoor van Adanson , de beftaanlykheid der beide Sexen in dit (lag van Planten geheel M.' onder de voet ce werpen. Hy erkent ook niet , dat zy eigentlyke Zaaden hebben. Hy hadc waargenomen, dat de Mosfen door euke'- p Spruitjes worden voortgeplant, even als dit gefchiedt in fommige Soorten van Gewasfen, wel- O*) Disf. de Muscorum et Alganim generatione. ^ciU. Theod. Palat. Manh, 1770. Quarto. Tom. !!• p, 4»l» DER Mossen. 355 I Veike men deswegen Jongwerpende * tytelt. AFD^Hi» £)us zou, daar omtrent, flegts eene Ontwik- ^^^^^ kelende Voortteelingf plaats hebben, 't welk stiw. zyn Ed. door het wegneemen der Meelknop- ^wi- ies ondervonden hadt. En hier in ftrekte hem^^T^ , \ tot beveiliging die zonderlinge eigenfchap der rameuQ^ ' Mosfen , welke men Herkeving noemu i^^^^^^^^ mers , het is bekend , dat zy , fchoon yeele Jaaren gedroogd geweest, door enkele bevog* tiging met Water wederom frifch en tierig wonden, en dus als uic den Dood in 't Leven komen , groeijen en uitbotten, Hy verwerpt volftrekt derzelver Stuifmeel en Zaad, yer^ deelende dus de Mosfen in de vier volgende Rangen. 1. Gemmipar Die Autheur beweert, dat de f"^) Zie zyn Vertoog, daaromtrent , in de Verhand, der UolU Maatfchappije. X. Deel 2. Stuk. Haarl. 17 68- bl. 171. (f) Metkodzis Muscoru7n illujhata , quam x^i'a&fide Caf« A LiNNc, Med. & Bot. Profesfore, üpfalice, in Audito- rio lïiajori , ad diem 14 Aprilis 1781 , propofiiit Olof SwARTz , Norcopia Gotiius. z 3 ü. Dkel. XIV. Stuk, 35B DÈ Eigenschappen IX. de gedagte Sterretjes of Roosjes Mamelyk zya Afdebi.. ^Qdat ^^Meelknopjes waar ZaadhQ^^ttQW^^och HöoFD. tevens een Stuifmeel , door den top uitgaande : . dat de Frouwelyke Bloem beftaat in ieen gefteeld Frugtbeginzel 9 't welk na de Bevrugting uit- puilt en een Doosje wordt, waar van het Huik- je het Dekzel is: dat de Zaaden weezentlyk met een Vlies overtoogen zyn 5 't welk openbar- ftende ZaadkwahbenXiXXX^vtxt ^ dus het Spruit jé uitlaatende, enz. T^ieuwe Tot aanpryzinge van dit Gevoelen, 't welk Methode ^xx&^x is en naast met dat van Meese van den ^ jongen fchynt te ftrooken , kan ik zeggen, dat het- zelve door den jongen HeerLi nn^ïiüs, thans Hoogleeraar te üpfal , is goedgekeurd en met eenige verandering aangenomen: terwyl dee- i ze ten allerfterkfte de Zaadkwdbben* ^ die door , * Cottjle" Tl 1 T €éne^ wylen den Ridder Lïnn^üs, zyn Vader ^ ontkend waren , beveftigt plaats te hebben in de Mosfen, Wat verder aanbelangt zyn Ed^ Leerwyze der Mosfen^ daar uit opgemaakt; hier van zal ik, eensdeels , dewyl dezelve my wat duifter voorkomt; andersdeels , om dat zy niet algemeen is , als het Wolfsklaauw , een der voornaamfte Mos - Geflagten , buiten fluiten- de; en eindelyk ook, om dat zy my van des Ridders Methode, die ik tot dus verre gevolgd heb 3 zou doen afwyken ; terwyl ik voor 't overige dit Stuk al vry omftandig heb behan- deld ; met verlof van den Leezer niet uitvoé- Jig fpreekên. AI- DER Mossen-» 359 .TUK. Alleen zal ik kortelyk me!den, i hoe zyn i^* Ed. de iViosfen Itelt 5 of iE^;^- or Tweehuizig 1. te zyo , dat is Mannelyke en Vrouweiyke Bloemen te hebben op een zelfde of byzonde- re Plantjes: 2. Dat die Bloemen of in Knopjes vergaard^ of naakt geplaatst zyn in de Oxels der Bladen : 3* Dat die Knopjes ('t zy als een Haa'rbekleedzel ^ 't zy als sterretjes of Roos* jes voorkomende) binnen de Schubbige Blaad- jes veel Blommetjes y Mannelyk of Vrouwelyk, bevatten : 4. Dat de Mannelyke Bloemen be- ftaan uit een éénhokkig , Rolrond, geknot, van boven met één Gaatje doorboord, MeeU knopje i 5. Dat de Frouwelyke Bloemen een gefteeld Kyrond Vrugtheginzel hebben, meteen Trechterachtigen Stamper, vervat in een ge* fteeld Doosje^ met een Dekzel en Elsvormig Huikje 5 welken afvallende de Zaadjes uitge- worpen worden* Ingevolge van dien zyn de Kenmerken der Kx^xwt Geflagten door zyn Ed. aldus opgegeven. keïf d'er *^^ Geiiagtem De Mossen hebben A. T>e Opening van het Doosje naakt. Sphagnum. Het Doosje Klootrond. Het Huikje beneden, vlugtig. P H A s c ü M. Het Doosje Eyrond. Het Huik*^ je boven, fpits, Z 4 B. Dj tl« Ji^^u XIYf StüR. 36o De E I c E N s c H A p p K ir IX. B. De Opening van het Doosje Haairig ofmei Afdeel; Tandjes gekroond. Hoofd- stuk* * Het Doosje wanftaltig. B ü X B A u M I A. Het Doosje fchuins plat , met een Kegelvormig hellend Dekzeltje» Splachnüm. Het Doosje Rolrond opftaan- de 5 met een bultig doorfchynend Bakje. * Het Doosje langwerpig egaal. PoLYTRicHüM. Het Doosje Haairig^ Mniüm. Het Doosje endelings, uitgerekt Steelig. Mannelyke Sterretjes of Roosjes. Bryüm. Het Doosje endelings, uitgerekt Steelig. Mannetjes in de Mikjes der Bla- den. FoNïiNALis. Het Doosje zydelings af endelings , kort gefteeld , binnen een Haair- bekleedzel. Hypkum, Het Doosje zydelings, uitgerekt Steelig , binnen een Haairbekleedzel. *t Gene hier het Doosje (Capfu/a) genoemd wordt, voerde te vooren den naam van Meel- knopje {Anthera). Men kan nu deeze Bepaa- ling met die van den ouden Heer Linn^üs, welke ftraks zal volgen , vergelyken ; naar welke ik myne befchryving reeds gemaakt had, toen my dit is ter hand gekomen: des meng i>ER Mossen* 361 men , zonder myn Oordeel te vorderen 5 welke de bejtezy, my ligt zal verfchoonen, van dit ^STÜK, laftige Werk niet door eene verfchikking der^^^^^^' Soorten verdubbeld te hebben. Onder de Voorzitting van den Ridder, is Gebruik der Mos* te Upfal 5 aoor den Heer Berlin, in 'tfen. laatst des Jaars 176Ö5 een geheel Vertoog verdedigd over het Gebruik der Mosfen Terwyl zy den Grond voor de Hitte en Koude dekken en het verftuiven beletten, hinderen zy aan de Boomen en Planten niet, gelyk de Varens , Paardeltaart en dergelyke diep wortelende Onkruiden: want haare Wor- teltjes dringen naauwlyks in de Aarde, 't Schync dat zy meeft gevoed worden door Regen , Daauw en andere uitwerpzelen der Lugt. De bemefting en het roeren van den Grond ver- delgt, door de uitfchieting van Gras en ande- re Planten , de Mosfen t'eenemaal. Die op het Geboomte groeijen , inzonderheid het Schurftmos , worden voor hetzelve nadeelig geoordeeld. Wat zy daar aan toebrengen, en of zy, gelyk het Ongedlert op de Dier- lyke Lighaamen, door zuiging of prikkeling werken , is onzeker (f ). De zagte Mosfen dienen den Laplanderen en (c) De Ufu Muscoriim. Am. Acad, VIL p. 370. ft) An vero, ut Oeftra in Pecudibus et Pedicali ia Pueris, Fonticulos praeftent, alii judicent, Utfitpn^. z 5 II. Debu XIV. Stuk. 362 De Eioênsghappen IX. en andere Noordelyke Volkeren , tot Ma- trasfen en L ekens. Zy maaken 'er ir>sgelyks Hoofd- Hoofdkusfens van 5 gelyk ook de Beerenjlnk- hoorens en ar^der Wild Gedierte , zig aaar van eene Legerilce en veel Vogels hunne Nesten bouwen. Tot dekking vsn veelerley andere Zaa; CE , op dat die door 't vervoeren niet befchadigd mogen worden 5 zyn ook de Mos* len zeer bekwaam. Inzonderheid dienen fom* rnige Soo ten om de Reeten der Wanden van Fouten Huizen te ftoppen, als mede tot het braeuwen der Schepen en andere Vaartuigen : want het indringende Water doet het drooge Mos 5 in de Naaden geklopt , uitzwellen en fluit dezelven dus volkomen. Insgelyksblykt, uit de Proeven van d-n vermaarden Paftoor ScHiEFFER, dat zo wel Boom- als Aardmos- fen tot het maaken van Papier bekwaam zyn. Men gebruikt verfcheidene tot VerfftofFen. In de Geneeskunde heeft inzonderheid het Lon-- ge - ?Aos een grooteo naam gemaakt ; gelyk ook andere Mosfen tegen den Hoest en Borst- kwaaien op lommige plaatfen nog , zo voor Beeftcn als voor JVÏenlchen,in gebruik zyn. Men kanze gebruiken als Sceekwieken , om het Neijsbloeden te ftenipen, of ook om Vogtig- heidop te flurpen; gelyk tegen de natte Kraau- wagie der Kinderen, niet nutteloos, het Zaad of Stuifmeel gebezigd wordt van het Wolfs- klaauw , daar de Apotekers , veelal 5 hunne Pillen D E K M O S S E N. 363 tillen in rollen* En wat het Schurftmos aan- in- gaat, dat zo menigvuldig op de Laplandfche 1, ^' Heijen en Bergachtige of Bofch - Velden groeit, stok!^"" deszelfs nuttigheid tot Voedzel van de Ren- dieren , die den eenigen rykdom der Laplan- deren uitmaaken , befchreef ik voorheen om- fiandig (*). De M o s s E N 5 die door hunne Bladerigheid, Onder- als kleine Kruidjes, zig kenbaar maaked, wa- dom'^^^^ ren door onzen Ridder, naar dat zy gedekt of LiN^iEust» ongedekt , een- of tweebeddig zyn , in drie Rangen onderfcheiden , als vcigt. * Zonder Huikje^ Lycöpodiüm. Een tweekleppig^ onge- deeld , Meelknopje. PoRELLA. Een Meelknopje dat met Gaatjes is doorboord. Sphagnum. Het Meelknopje efFenrandig gemond» P H A s c u M. Het Meelknopje kanthaairig ge* mond. Gehuikt iweeheddig. Splachnum. Het Aleelknopje met een zeer groot uitfteekzeL Po- ^ O Zie ï, Deel^ 3. Stisk van deeze Natmrtyke Hi^ flor ie , bladz. 109. iL Dkel. XIV. Stck. 364 De Eigenschappen Afdeel Polvtrichüm, Het Meelknopje met een 1, * zeer klein gerand uitfteekzel j^iK^^^' Mnium. Het Meelknopje zonder uitfteekzel. Gehuikt eenheddig. Bryum» Het Meelknopje met een endelings Steeltje uit een Knobbeltje. Hypwüm. Het Meelknopje met een zyde- lings Steeltje uit een Haairbekleedzel. FoNTMNALis» Het Meelknopje met een Haairbekleedzel , ongefteeld. B ü X e n V M 1 A. Het Meelknopje gefteeld > Vliezig aan de eene zyde. Myne Ik heb, met DiLLENrüs en andereii, de i^^k^ïg. Licherjs en dergelyken , die door Linn^etis tot de Alg(Z of Wieren betrokken waren, hier bygevoegd , en dus de onderfcheiding in drie Rangen, op de volgende manier, gemaakt (*}* De Mosfen zyn I. Bloot en ongedekt. Lycopodium, Wolfskiaauw* Por EL LA. Gaatmos. n. Sphag- {^^) Zie 't voorg. XI. Stuk , bladz. 126. (\) Deeze twee iaatften hebben ook wel een Soort van Dekzeitjes of Hu«IHes, doch zo kem^dat men die ouauwlyks in aanmerking acemen kan» . B E R Mossen, 365 Sphagnum. Phascum (t). Veenmos» Baardmos. II. Gedekt met een Huikje. Font IN AL IS. B UXBA UMI A. SpL AC HNUM. POLYTRICHUM. M N I U M, Br Yü M. Hypnüm. Fonteinmos. Kaalmos. Parafohïios* Haairmos. Roosmos* Knopmos, Takmos. Iir. Met Kelkjes voorzien. JüNGERM ANNIA* T ARGIONl A. Marchantia. BlAS I A. RiCCIA. Anthoceros. L I C H E Tremella* Byssüs, Jungermannia» Targionia. Marchantia. Blifia. Riccia. Hobrnbloem» Schurftmos» Lilmbs. Katoenmos# IX. HooFifo stujr;. Volgens deeze Orde zal ik myne befchry ving der Mosfcn inrichten ; gelyk men in het voU gende kan zien. Ih HOOFDt Besciiryvikc VAM XX ^^^^^^^^^^^^^^^^^^ holFD. IL HOOFDSTUK. Befchryving van de Mossen, die bloot en ongedekt zyn^ datis^Meelknopjes hebben zon- der Huikje 5 welken het Wolfsklaauw , Gaatmos 5 rVeenmos en Baardmos , hehooren. De vier Geflagten , hier opgenoemd , maa* ken deezen Rang uit ; waar van het eerfte is, L y c O p o D I ü M, Wolfsklaauw. De grootften en aanzienlykften onder de Mosfen bevat dit Geflagt , welks naam, van de gedaante afgeleid , in 't Franfch Pied de Loup is of Woifspoot; doch ik noem het, tot onder* fcheiding van het Kruid deezes naams, JVolfs- klaauw- Men noeuit het anders ook Ge^ knodst Aardmestn in 't Hoogduitfch geeft rnrn 'er den tytel aan , van Teuffelsklauwen , Beerlap ^ Gurtelkraud^ Schlangenmoofs j enz. Het laatfte betekent Slangen -Mos; om dat de Stengetjes veelal Slangswyze gedraaid zyn of gevlogten. De Sweedfche naam is Matten- Gras^ alzo 'er veelal Vloermatten van gemaakt worden , om de Voeten aan te veegen , als men in huis komt. Hier van komen de volgende Soorten voor. (i) Wolfe DE M O S S E 3/^7 (I) Wolfsklaauw met overhoekfe , afjlandige^ IX. hancetvormige Bladen en Bloemen in de^^^\)^^ Oxelen. Hooïi>. STUK* Zeer drukt deeze de gedaante vnn Vlafch- kruid uit, die door P l um t e r in de indien is waargenomen , aan de Boomen han- Viarch-i gende, zo 't fchynt. Het is een Mos, dai in^^^^*^* grootte veele Varens overtreft. (a) Wolfsklaauw , met b'^na geen Bladen ^ jl. gegaffelde Aairen en afflandige Éloemen. Naakfcl* In de Indien kómt deeze voor , die een over- endftaande, byna Houtige, vierhoekige St^ng heeft, met zeer kleine, fpitfe, ver afflandige Blaadjes: aan'/t end gegaffelde Takjes, met zeer korte zydeliagfe Steeltjes , en in de M.k- ken ongefreelde tondachcige Meelknopjes , met . Seuifmeel gevuld» (3) Wolfs^ (1) Lycopodium FoL alternis remotis Lanceolatis , Flo- ribus vAxiliaribus. Sylt. Nat Veg. Xlll. Gen. 1185- Sp* I. S^'^go Linariae foliis- Dill. Musc. 440. 57. f. 5. Muscus maximus Linariae foiiis. Plum. F//, 144, T. 166. f C. b, (2) Lycopodium Fol fubnuilis &c. Lycopodioides itxk^ tescens, Spicis laxis nudis. Dill. Musc, 468- T. 64. f, 4. Musc frutescens Fmftu tricaprulari. PLuwtt IBit* 145» T. 170. f. A. A. BüRM. FL Ind. p. 2.12* IL Disskt XIV. Stuk, 368 B E S C n R Y V I N G VAN IX. (3) Wolfsklaauw met vier gekranjie Blaad* Afdeil. y^j^ enclelingfe gegaffelde Aairen% Hoofd- stuk. De Stengen van deeze Soort , welke aan de ^^^^^^ Vafce Kust van Oostindie , doch zeldzaam ♦ iium gevonden wordt ^ loopen uit in een Kwast , P^/^^/^/^- die zeer gelykt naar een Geesfel van Koord- Gecsfelig. jes, hoedanig de Roomfche Boetelingen ge- bruiken : weshalve het, aan de Kust van Ma* labar, de Geesfel van St. Thomas en door Breyn Phlegmaria getyteld is. Het heeft wel drie Voeten hoogte. ÏV. (4) Wolfsklaauw met verfpreide Fezelige Bla^ GeknodTt. Rolronde gefteelde tweelingfe Aai* ren. Door geheel Europa is deeze Soort, die men gemeenlyk Wolfsklaauw ^ in 't Hoogduitfch . Beer lap of ook Slangen- Mos noemt , in Mosfi- ge (3) Lycopodium Fol verticillato - quaternis &c. Lycop. ereftum dichotomum &c. Dill, Mus:* 450. T. 61. f. 5, FL ZeifU 3S6. Selago ïnd. Ou live Phlegmaria admirabi- Jis Zeyl. Breyïj Cent, 186. T. 92. Bürm. jF/. //2ö?,p. 237. (4) Lijcopodium Fol. fparfïs filamentofis &c. Gort, Belg, 281. Lycopodium Caule repente &c. Cltff. 476. R. Lugdb, 506. FL Suec. 859, 952* Hall. Helv, in* dioat. III. p. 22. 1722. Dalib, F&v* 339« Lycopo* diam vuig, pilofum anfragofum & repcns* Dill. Muscm 441. T. 58. f. I. Muscus terreftris Clavatus. C. B. Pw^ 360. PlI'K. Phyt. 47. f. 8' Oed. Dan. 126, Muscus clavatus. Lob^ la. 1I« 244* Lycopodium. ïabsiuc# Ic^ DE Mossen» 369 ge Bosfchagiën te vinden. Op de Heiden van ^j^el, Gelderland , Utrecht , Holland en anderen on- IL * zer Geweften 5 is dezelve gemeen. In RuS' s^k°^°* land, merkt de Heer de Gorter aan, iVoifs^ 1 worde dikwils een zogenaamde Zwavel- Regen ^^^^^^'^^ waargenomen , die alleenlyk uit het Stuif- meel van dit Gewas , in de Herfst overge- bleeven , en in 't Voorjaar door den Wind verfpreid wordende , ontttaat. Het komt iii Switzerland zo wel in de Dennen Bosfcheii om laag, als op de Alpen, voor. De Steng is kruipende, lang en Takkig , Het Stuift Schubswyze met Blaadjes bekleed , die lang ïj^z^^jf^I^^ en Ipits zyn, in een Haairtje uicloopende, zoHiaaw^ dat de jonge Scheuten zig geheel ruig vertoo- nen. Het Bloemfteeltje, dat ongebladerd is , ooftaande, eenige Duimen lang , verdeelt zig, Gaffel-swyze, in twee Rolronde Aairen , die ongebladerd zyn, met Kafjes bekleed, wier f 'ikjes Niervormige Doosjes bevatten : zi§ de Afbeelding derzelven by Letter op Plaac Cn, Dee?:e hebben in zig een overvloedig Stuifmeel , dat uit ronde gladde Deeltjes be- ftaac . en ontvlambr^arer is dan eenig ander 7, i Stuifmeel der Bloemen* De Rusfen gebruik ken \ zelve tot hunne Vuurwerken, doch het brandt niet, dan in de Lugt verfprejcï i '?ycde. Hiet fchynt bykans van natuur als ii ^^afcn te zyn en heeft door de fynheid zy-? per Deeltjes eene byzondere hedende hoeda-! Aa • nig* 3?0 Beschryving van nigheid: zo dat men het met voordeel uic^ ' wendig gebruikt om Wonden , de Klovett s^^'k.^^' der Tepelen en de Dauworm der Kinderen ff^of/S' te geneezen* Inwendig wordt het tegen de kkmu;. Xeering en andere Borflkwaalen , tegen It Graveel, den Röoden Loop en Buikpyn, als verzagtende, gepreezen. Men acht dat het de Stuipen doet bedaaren3de Doorwaafeming bevordert, enz. Door defcillatie geeft het ^eer veel Olie 5 tot vyf agtfte deel en, en eeö! Zuurachtigen Geest 5 gelyk andere Harftige* zaaken» V. (5) Wolfsklaauw met verjpreide FezeligeBla»^ dium Tuf' ^ ^^^^^^^Sf^ ^airen vierkantig. Rotzig. uj|. Pcnfylvanie .hadt Dilleniüs deezQi ontvangen , waar van de Plantjes niet meer dan twee, drie of vier Duimen hoogte hadden. Zy groeit ook in andere deelen van Noord - Ame- rika en in Siberie*^ VT Wolfsklaauw met verjpreide kanthaairige\ Setaginoi^ Lancetvormige Bladen; de endelingfe Aai* ^^Glim- eenzaam en gebladerdm kruidig. ^ . , (5J Lycopodium Fol. fparfis FilRmentofls &c. Lycop* ' Rüpeftre Pllofum & incanum. Dïll. Musc, a,s7^'Y.6^, {^ \ tl. Muscus Rupeftris repens Virginianus. Pluk. Aim. \ 248* T. ICO. i* t ! (6) l^/fojpodhrn Fol. fparf. Ciliatis Lanceolatte &c, \ DE Mossen. 5^1 Op Mosfige Velden in Europa groeit dee- IX. ze, welke Selaginoides genoemd is van Dil^ ^^^^^t-'f LENiüs, als naar het Kaapfch Gewas, dat Hooïd- tl ' STUK ik Glimkruid getyteld heb , gelykende, Zy ^^^^^ ^fcbynt volftrekt Zaaddraagende te zyn: vjznt^^taauw. In de onderfte Mikjes der Bladen komen Zaad- huisjes voor, die zig als drie vertöonen, maar -i vierhokkig zyn , ieder een Zaadje uitgeevende, van grootte als Papaver - Zaad , welke een in- .drukzel als i^e zogenaamde Kreefts - Oogei^ hebben. ' . - : (7) Wolfsklaauw met verfprMde kanthaakige viL IJniaale Bladen \ de endelingfe ^^i^^n ^i^^^^^^^^^ rebladerd. . pecuroides. ^ "> Vosfer^; Deeze wederom in Noord- Amerika groei- ^ende, fchiet Worteltjes uit de enden der Tak- leen, waar door zy zig fterk uitbreidt en voort- plant. Aan de kanten van Moerasfen komt fe'y in Virginie, Penfylvanie en in Kanad? ^oor. (8) Wolfs- tycop. Sp* folitariis fesfi'ibii^ Fl, Suec. 863,955;^ Seiaginoides Fol. Si>inofis, Dill. Musc. 460. T. 68. f» ï% .{)ed. Dan, 70» (^-^'y ' Ltjcopodmm Fól. fi^ar/is dliatisLinearibus &c. Lyr èop. Ramis reflexis &c. H, Cliff. 476, Lycopod, terreftr^ rcpens. Gron- yirg* 126, Lycop Alopecuroides. Dil^.. 'Jkfusc, 454. T. 62. f. 8. Müsc terreftris repens Yirgini^* Mor. Ififl* llh p. 624* S. 15, 5 £• Aa 2 n. Dsau Xiy. Stu^ 37^ Beschryving van IX. (8) Wolfskiaauw mei verfpreide effenrandiga Afdekl. Bladen; de endelingfe Aairen gebladerd. HOOFD- Op vogtige plaatfen komt deeze Soort, zo Z^Jo^yo- wel in Sweeden als in onze Nederlanden , voor^ diuminm-Y^ het eewoone Wolfskiaauw onderfcheidt datum, ° f . , Moeras- zy zig door haare kruipende Stengen en ge^ bladerde Aairen, TX* (9) Wolfskiaauw met verfpreide agmudigt m- ^/^^^/^ > een gegaffelde opftaande getopt t kïuid» Steng en verfpreide Bloemen* In Vriesland is deeze gevonden , die inzon- derheid voorkomt in oude Bosfchen der Noor- delyke deelen van Europa. In Sweeden noemt men het LuUgras , om dat het Landvolk met deszelfs Afkookzel het Ongediert der Runde- ren en Varkens wegneemt. De Takjes 3 die gegaffeld zyn , endelings bekeeken> vertoo- nen O) Lycopodiim Fol. fparfis integernmis &c. GoRn JBetg, 2%i* Lycop. Caule repente Sic, Fl, Suec 862,954* Lyc. Paluftre repens , Clava fingulari. Vaill. Paris. ï23» T. 16. £ II. DiLL. Miisc. 452. T. 62. f. 7. Oed. jD(m, 336. , (9J Lycopodimn Fol, fparfis oclofariis , Caule dfchoto- lïio &c. Gort. Beig, 2B1. Lycop. Caule erefto dichoto- mo. F/. Suec, 857, 955» Med, Olijf. 475. Selago vuig. Abietis rubr^e facie. Dill. Musc, 435. T. fc I. Muscus ereclus Abietiformis. Mor» /f/^, 3, p, 624,8* D£ MossftN* 375 neu de Blaadjes op agt ryën gefchikt. Uit de j^jf^^^^ Vrouwelyke Bloemen, in deeze Soort, is de ii. Vrugtmaaking der Mosfen zeer blykbaar, Want s^k!^"" in de Mikjes der Bladen komen hier, behalve i^oifs»- de tweekleppige Meelknopjes , met Stuifmeel bezwangerd, zekere Knoppige puntjes voor, welke de Vrugtbeginzels fchynen te zyn , zo DiLLENius oordeelde. Dat het den by- naam van Selago voert, is, om dat de Ouden dien naam aan dergelyk Mosfig Kruid gege- ven hebben (*). (lo) Wolfsklaauw me^ ver /prei de afloopende Bladert , kruipende Stengetjes en opfiaande dium^ob- gegaffelde Takjes. /~ Uit Penfylvanie hadt Dillenius deeze Soort ontvangen, doch zegt niet, gelyk Lïn- N^us 5 dat dezelve in de Hoofdftad Phila* delphia woont. Een Stammetje , van ruim een Handbreed hoog, geeft Straalswys' fpreidende Takjes uit , die aan 't end gegaffeld zyn» De Vrugtmaaking is nog niet waargeno. men. (li) Wolfs. C'D Lycopodium Sabinge fade Thaliits credidit esfe Eelaginem Pliniamm , quod Herba fit Sabinae fimiliSi (lo^ Lijcopodïmn Fol. fparfis decurrentibüs &c Lyco- podioides radiatum dichotomum. DiLt. Musc, 474. T. X 67- A a 3 J)wu Xiy« Stuk. 374 Beschryvïngvan Atmi.L. ^^^^ Wolfsklaauw tm verfpreide eenigszim II. Zaagt andige Bladen ^ op vyf ryen ; de iJu^^ Spruitjes jaarlyks ^ gewricht y de endeUngfé XI. Aairen opflaande ^ glad. Lycopo* In de Bosfchen van Europa, ook op Vee« jaariyks.j^jg^ Hey Velden in Switzerlahd en op Ge- bergten , is deeze waargenomen , die de Stengetjes fomtyds een half Elle lang heeft ^ met opftaande Steeltjes als Takjes van den Geneverboom , aan 't end ieder een onge- fteeld Knodsje hebbende, dat glad is, bevat- tende de Stuifmeel -EoUetjes, gelyk in de, an- deren. XII. (12) Wolfsklaauw met verfpreide gekromde 'iSiïken^' Bladen , een zeer Takkige Steng en knik- kende Aairen^ Een fii) Lycopodium Fol. fparfis quinquefariis fubferratls &c. Lycop. Caule ereélo Spica glabra terminalu Fl, Suec^ 8385 956« Lycop. elatius Juniperinum &:c. Dill» Muscm 455. T. 63» f. 9. Muscus clavatus &:c. Mor, S, 15» T« 5. f. 3. Musc* terreflris repens , Clava fingul. erectus» Pluk. Pluk. Aim. 248. T. 205* f. 5* (12) Lycopodium Fol. fpaifis carvatis &:c. Lycop. fru- tescens Capillaceuni crispuni. Dill. Musc. 456. T. 63. f' 10 Lycop. ZeyL ereft. raraofisfimum. Burm. Zeyt» 144' T. 66* Muscus Zeyl. eredus perpetuo virens. Pluk. Alm^ 247* T. 47. f. 9. Musc, Clav* ereftus crispatis fo- liolis. Pluk. Mm. 149 T. 431* f. 3. Muscus maximus Cdridisfofiö, Plum. Fik 144, T. 1654 Burm. Fl.Ind^ Een der hoogfte Soorten van Mosfen maakt - jx. deeze uit , die zelfs in de befchryving der SAïdeel. Planten van Malabar een Heefter genoemd Hoofd- wordt, mét ruige Wolligheid bekleed» 33 f^^e*^"^ 5, hoog dezelve groeije (zegt D i l l e n i u s) -kka^w^ ^ „ is onzeker ; wy hebben Exemplaaren van één en anderhalven Voet, met een ftyven ,5 groenachtigen Steel, die van onderen Hou- 3, tig bruin is , geevende veele Takjes uit , die zig in kleinere verdeelen, welke om- 5, gekromd zyn, en bezet met gekrulde Blaad- 5, jes." "^t Schynt dat zy zo wel in Amerika als in Ooftindie huisvefte , en op 't Eiland Su Helena werdt zy op Rotfen aan Boomen * groeijende gevonden. Van Ceylon heb ik een fchoonen Tak daar van, die 't gezegde beveftigt , en boven beladen is met veele knik- kende Aairtjes. (13) V^olfsklaauw met verjpreide Schubbige XIIL Bladen en omgekrulde Takjes. ditmBr^^ opteris. In Ooftindie , als ook aan de Kaap , valt y^^^j^^* dceze, wier Loof naar dat der Varens zweemt, zeer (13) Lycopodmm Fol. Xjparfis imbricatis &€* Lycopo- dioides Squamofum hispidum &c. Dill. Musc, 472* T, 66. f. ii. Muscus ereftus Indicus platyceros , Fiiicein re- ferens. Mor. S. 15. T. 7. f. 51* Muscus Filicinns ele- gans. Bryopteris Pluk. Alm. 247. T. 100. f* 3* Burm* FU Ind. p, 238. Aa 4 ÏI, DsuL. XIV» Stuk 37Ö B 6 6 C H R Y V I lï ö \7 A H Afdeèl. ^^^^ Itjrccd uitloopende. Ik heb een dergely* v FDEEL. ^.^ Japan bekomen» Hoofd. *'xTv. ^^4^ Wolfskiaauw mt gefchuhd vierryige Bla^ Lycopo' den 9 gegaffelde 'kruipende Stengen en ö/i- gZfer g^fi^^lde vierhoek-^e Aairen. Bloederig, Kamtfchatka , aan den Ooftkant van Si- berië, is deeze kleine Soort gevonden, die dooi* haare kleinte, en in de gezegde byzonderhe- den , verfchilt. XS[. (^5) Wolfskiaauw met gefchuhd vierryige- Ü/a^^^5 die fpits zyn; opftaande gegaffeld de Scheutjes en ongefteelde Spilronde Aai* ren. Deezc komt niet alleen op de Gebergten van Lapland en Switzerland, maar ook in on* l^e Nederlanden voor , wordende by die van Zutphen Hexen - Kram geheten, 't Is het Wolfskiaauw in de gedaante van Savelboom by Lycopodium Fol. quadrifariis imbricatis &c. Ami éAcad, IL p, 363. f, 26. (15) Lycopodium Fo!, qtiadrifariam imbricatis acutis &c. GoRt* Belg. 282. N. 861. Lycop' Caule fepente 9 Ramis tetragonis. F^- Lapp. 417» T. 11. f. 6. FL Smc^ Cliff* R* l.ugdb. 506. Hall^ Helv. 91* Hetv» imhoctt^ K, i^rQ, Lycopodium Sabinse faeie, Dïll» Musg^ 445. £ M ö s s E N. by D1LLENIUS5 die het Cypres-BIos tytelt ix, cf Hey-Cypres. Anderen vergelyken de fcheu- ten, die fomtyds wel een Voet lang zyn ^Hoofd- by 't Loof van den Levens -Boom. By veele^^^^' oude Autheuren is dit Mos gemeld, befchree- ven en afgebeeld* Het heeft, volgens H al- ler, op de Alpen een aangenaamen Reuk. (16) Wolfskhmw met tmeryige famenge- XVI. groeide Bladen ; de Oppervlakkige eenzaam diuliTom^ en tweelingfe gefieelde Aairen. ptanatum. lig/ In drooge Bosfchen van ons WereldsdeeU als ook van Noord ^ Amerika , groeit deeze Soort van Wolfsklaauw , die zeer gemeen is in Sweeden , en aldaar in Smaland van de Boeren gebruikt wordt om de Wol geel te verwen. Men vindtze Gevingerd Wolfsklamw^ met Bladen van den Levensboom ^ en dub- beid -tweelingfe rolronde Aaircjes , by Dil« LENius getyteld. Ook fchynt daar toe het Zeer hoog Wolfsklaauw^ met vierkantige dub- beid - tweelingfe Aairtjes , van dien zelfden Autheur^ tebehooren» (17) Wolfs^ (16) Lijcopodium FoL bifariis coiinatis &c Lycop. Caule repente , Ramis triquetro - planis FL Snee. 860 , ^5g. Mufcus Clavatus Fol. Cupresfi. C. B. Pin. 360, Muscus terreftris Ramofus pulcher. J. B. Hijh ll l. p» 759. Lycop. digitatum , Foliis Arboris Vit9e. Dill. Mnsc. 448 T. 59. f, 5, Oed. Dan. Aa 5 IL DfiBi. XIV. Sxü». 3^8 Beschrvvingvaw IX- Qiy^ Wolfsklaauw mt tweeryige uitgebreide^ II. Bladen ; de Oppervlakkige eenzaam ^ en f TüK?^°" /^^^^ eerk - Airige Bloemftengen. 'ijcopo^ Deeze , uit Karolina gezonden door Cates- Sw/"" BV . heeft de Blaadjes maar één of twee Dui- ^^Karo "^^"^ ^^^^ Steeltjes wel een Handbreed ynifch. of een half Voet lang , met groote Aairen* Zy maakt een aartig Plantje uit. XVIIT. Wolfsklaauw met tweeryige uitgehreida 9um^^^^^^' ^^^^^^ l Oppervlakkige gepaard en Swit- tweelingfe gefieelde Aairen. 5:erfch. Op de Alpen van Switzerland , als ook op die van Karniolie , is deeze waargenomen. XIX. r^ö) Wolfsklaauw met tweeryige Bladen^ de Demicula^ Oppervlakkige Schubbig ; kruipende Sten* Getand» g^fps en verjpreide Bloemen. In (17) Lyeopodium Fol. bif^riis patulis &c. Lycop. Pin- natum repens , Spicis & Pedic* fingularibus longis. Dill» Musc, 452* T. 62. f. 6. (i8j Lycopodium Fol. bifariis patulis &c* Lycopodioi- ies denticulatum pulcbmm repens <&c. Dill. Mme. 465. T. 64. f. 2% Muscus denticulatus major, C. B. Pm» 360. Lycop. Caule plano, Fol fuperne quaternis. Hall. Helv. inchoat. lïl. p, 20. N. 1718. (19) Lycopodium Fol. bifariis , fuperfidalibns imbrica*^ tis &c. Sp, PUint. N. 24. Lycopodioides imbricatum re- pens. Dill. Musc, 462. T. 66. f. i , A. Muscus denti- culatus minor* C. B. Pin, 360. Muscus Terreftris demi* eulatus* Lob. Ic^ II. 242. I) E Mossen. ^19 Inde Zuidelyke deelen van Europa, Span- IX. je, Portugal, enz. groeit deeze, die Gerand ^^^ff^ Mos is genoemd geweest , en waar van de Hooïd- voorgaande Switzerfche een Verfcheidenheid j.f^o/fs--^^ volgens den Heer H aller zyu zoude; zo^^^'^^^t^. niet de zelfde Soort, (ao) Wolfsklaauw met weeryige Bladen; de XX. ' overhoekfen kleiner ; kruipende Stengen en jium^^apl. vn^efieelde Aairen. ^^^^^ Voete- loos, (21) Wolfsklaauw met twee- ryige Bladen; xXL Oppervlakkig tii^eezydig: en eene opftaande ^^j^^^^^^" Spilronde Steng. Waai- Van deeze twee wordt de eerfte iii Virgi- nie 5 Penfylvanie en andere deelen van Noord- Amerika ; de laatfte in de Westindiën gevon- den. De Bynaamen drukken genoegzaam 'de hoedanigheden uit. De eerfte is een zeer klein Mosje; de laatfte taamelyk groot. (22) Wolfs* (20^ Lycopodium Fol. bifariis ; alternis minoribus, Caule repente^ Spids fesfiiibus. Sp, Plant. N 19* Ly- copodioides dentic. pulchrum repens, Spicis apodibus. DiLL. Mnsc, 467. T. 64» 3. (21) Lycopodium Fol. bifariis fuperficialibus diftichis &c. Sp. Flanu N. 20, Lycop. dent. ercft. Fiiicinum , Caule tereti Ramofisfimo Dill. Musc. 468» T. 65* £♦ 5. Muscus Squamofus ereftus* Plum* Amer. 35» T. 24 Fil* T. 43. Raj. Suppt, 31. lï. Deel, XIV* SiUK. gSo BescHryving van (a2) Wolfsklaauw mes weeryige Blaclen^ de 11. * Oppervlakkige gepaard ^ en eene opftaandt gefleiifde Steng. KoofD* STUK. XXII. LycojjO' Wolfsklaauw met tweeryige uitgehreide^ maHciiUi- B^-aden ; de Oppervlakkige half Eyrond Gefleufd kanthaairig\ de Stengetjes hyna opflmnde\ XXI 11/ endelingfe Aairen vierkantig , onge^ jpiumofum lïeeld. Veder- «ichtig. In Ooftindie komen déeze beiden voor , waar van de eerfte by Rümphius den naam van Aard' Gordel voeren zou, volgens den Heer N. L. Bürmannüs; doch dat fchynt niets anders te zyn dan het Knikkende Wolfs- klaauw , in zyne eerfte opfchieting aanmer- jkelyk van de volwasfenheid verfchillende en nog geene Aairen hebbende ; hoedanig de Heer Thünberg hetzelve boven op \ Ge- bergte bezuiden Batavia gevonden heeft, dat in myne Verzameling berust : zo wel als een al- (22) Lycopodium Fol. bifariis ; fiiperfidalibus diftichis <&c. !^p. Plant» N, 21. Lycopodioides ereftum Filicinum. DiLL. Musc. 469. T# 65. f. 6* Musc. denticul. major ex Ceram. Pluk. Amalth. T. 453. f. 8« Bübm. Ft. Ind. (23J Lycopodium Fol* bifariis patentibus &c. Lycopo- dioides dentHtum dichotomum rigidum. Dill. Musc. 471, T. 66. f. 8,9, 10. Musc. Sqiiamorus repens Plum. ^mer* 36. T. 24» Fit. 43, Planta Muscofa Giiyanenfis perelegans. Brsyn CenU h p, 194. T* loi. Bürm, Fh P* ^38* 381 allerfchoonft Exemplaar, van dien aart, uit IX Bengalen. Het andere onderfcheidt zig dui- ^^if^ delyk door zyn geHeufde Steel of Stengetje,^^^^^^ in een ander Exemplaar van 't gedagte Ge- ^^^^ bergte zi gebaar : terwyl een derde volmaakt^^^^^^. de geftalte uitdrukt van het Veierachtige Wolfs- kIaauw,zo als die by D i lleni us vertoond wordt, nagenoeg met dat van BREYN,'twelk die Autheur een zeer fraay Gujaanfch Mosach^ tig Plantje tytelt, overeenkomftig. (24^ Wolfsklaauw met twee-ryige uitge- XXTV^ breide Bladen , Oppervlakkig ^^^^^ydig l ^-^^q^^^ kruipende Siengetjes en ongefteelde ^airen.thopodioU Deezc, vrier Blaadjes naar de Vinnetjes vsnpootig» *t Kruid 5 dat men Vogelpoot of Vogelvoet noemt, gelyken , valt in Ooftindie, zo wel op Ceylon als op Java waargenomen zynde, volgens den Heer Bür mannus , die aan- merkt, dat de Bladen by de Javaanen op Won- den gelegd worden , tot Bloedftemping. Ik heb het zeer klein van Ceylon, doch een veel grooter Exemplaar , meer dan een Voet lang , C24) Lycopodium FoK bifariis patentibus , Superficlali- t)us diftichis &c. Sp, PlanU N. 23. Lycop. procumbens repens &c. Fl, Zeyh 388« Lycopodioides repens, Pinnu- lis Ormthopodii. Dill^ Musc^ 464. T. 66.f»ï, B. Burm» Ind, p. 238. op IL DwL, XIV* SïüK, ^'8ï B' fi S C n R y VING. VAN IX. op Java rondom Samarang verzameld, fchynt Afdeel* ^^y- j^^j. ^-^g behool'en. Hoofd- ^J^^' (25) Wolfsklaauw met tweeryige Bladen; ^ Ltfóbpo" Oppervlakkige tweelings ; de Takjes omgé- dimncir- j^^^l^^ Krullig. riaatcii. De Takken zyn met Takjes gevind en,evea ^' als. in de laitbottende Varens omgekruld ^ wordt wordt byLiNNiEüs gezegd, door wien de zelfde Autheuren hier aangehaald worden als op het Mos -Varen , voorheen befchreeven. Hier komt in byzondere aanmerking dat fraai je Wolfsklaauw , door den Heer Thün- SERG op 'c Gebergte, bezuiden Batavia, ver- lluoo' zameld. Myn Exemplaar is een Tak van by- na anderhalf Voet langte, waaar van een gé- deelte , in Fig. i ^ op Plaat CH, ten naauw- keurigfte vertoond wordt.' Van onderenis dezelve zeer ruim bezet met fpitfe Schubbige .Blaadjes , die naar boven veel digter ftaan en aan de Takken , die overhoeks geplaatst zyn , in elkander fluiten. Voorts zyn deeze, ook overhoeks ^ verdeeld in twee* en driedeelige Blaadjes 5 van den zelfden aart , wier om- krul* Lycopodrnm Fol. bifarüs ; fuperficialibus geminis ; Ramulis convolutis. aS>. Flam. N. 24. Lycop. Squa-r mofum hispidum &c. Oill. Musc. a^iZi Tl* 66* f. u« Muscus Filicinus elegans. Pluk. -^/w. 247. T, ioo» ff 3. MoRiS, Nijl. III. p. 628» S. 15. T. 7- 5?* DE Mossen* 385 Mling zig, inzonderheid aan de onderfte IX. Takken, zeer duidelyk openbaart, terwyl de ^^^^^^^ Bladen aan de bovenfte byna regtuit geftrekc Hoofd- zyn; doch aan 't end niet zodanig verbree* j^^^^^ dende als in het Mos -Varen , voorgemeld *Maauw^ van 't welke dit Wolfsklaauw, voor 't overige> ook grootelyks verfchilt* En , dewyl de Vrugtmaakingen hier fchynen te ontbreeken , ^ heb ik 'er die van 't Gemeene Wolfsklaauw , op Letter a , v\rat de Aairtjes aangaat , by- gevoegd* De Heer Forskaöhl nam , by Hadie in Arabie, een Wolfsklaauw waar 3 't welk hy Imbricatum noemt; het welke Takkig ge- vind Loof hadt; altemaal boven en onder met Blaadjes op twee ryën gefchubd. Men noem- de het aldaar Scheker rahba^ dat is zyn Mee- fter dankzeggende : om dat de Bladen , ver- droogd en omgekruld , door den Regen be- vogtigd zig onmiddelyk weder uitbreiden ea op nieuws groen worden, P o R E L L Af Gaatmos» De Meelknopjes in dit Geflagt met vee- Ie Gaatjes doorboord zynde , heeft het daar van den naam by Dilleniüs bekomen. Het heeft dezelven, bovendien > ongedekt en zonder Huikje, De IL Dix^» Xiy. Stius^ 384 BjESCHRYVrNG VAH IX, De eenigfte Soort, hier van, voert den by« AïDEEL. ^^^^ Gevind (i). Dilleniüs hadt Hooro- dezelve uit Penfylvanie gedroogd ontvangen, ^^^^'^ en door in 't Water te leggen haar doen her-r, Foretia leeven , als wanneer hy tot ontdekking vaa Gevend. byzondere eigenfchap kwam, welke hem deedt goedvinden om 'er een nieuw Geflagt van te vormen, 't Gewas is anders zeerMos- achcig , en verfchilt van de laatfte Soorten van Wolfsklaauw weinig, als de Blaadjes byna gelyk die van 't Vogelpootige gevind hebben* de, en de Takjes overhoeks a^n het gemeeuQ Steeltje. S p H A G N u M. Veenmos. Dit Geflagt veelal Veenige Gronden be« minnende , geef ik daar van den naam. De Gr\Qk^Q\\Q^Sphagnon ^ was van ouds aan fom- mig Mos gegeven. Het tegenwoordige onder- fcheidtzig door eengedekzeld Meelknopjemec een gladden Mond , byna zonder Huikje. Van dit Geflagt komen de drie volgende Soorten , in ons Wereldsdeel, voor. j (i) Veenmos 7net neergeboogen Takkm* Sphagmmi ^jalujtre. Uit Moeras- %• (i) Voïq\\2l. Sijfï. Nat. Veg. XIÏI. Gen, 1186. Sp. u Porella Pinnis obtufis* Dii. Musc 459, T. 6g. f. i* (O Sphagmm Ramis deflexis, Sy/t, Nati Veg. XIIT, Gen, J) K M O S S E N. 385 . Dit is een Mos, dat veel voorkomt in Vee- IX. nige Moerasfen en aan de kanten van Staande ^^^^^^^^ Wateren, welken het, allengs aangroeijende. Hoofd- opvult en tot droog Land maakt, zo Linn^eos ireè^^^^ aantekent, By ons groeit het in verfcheidepiaatciL Provinciüü, zo Gelderland, als het Sticht en ^' Overysfel , als ook in Vriesland , in Water- Kuilen op vogtige Hey- Gronden* Het wordt by Bauhinus allergemeenst Mos geheten. In Sweeden wordt het vogcig en koud , als een hulpmiddel, op dikke Beenen gelegd , by het Gemeen. In Lapland ftrekt het tot eea - bedding in de Wieg van jonge Kinderen , wel- ke men dagelyks ververfcht. De Heer Hal* LEu^, die het in Swiczerland ook zeer gemeen yondc , befchryft het aldus. . In de weeke Grond der Moerasfen fchiet het zyne Wortels zeer lang nederwaards uit, en geeft opftaande Steelen , met nederhangen- de Takjes , geheel rnet Bladen bedekt , die fomtyds ovaal , fomtyds lang en fmal zyn; bo. Gen. 1187. Sp. ï. Gort* Belg.U. ^,282. Suec,%e^, 959. Go^'AN Monsp. 530, Ger. Prou. 65. Syhagnum paluftre molle deflexum , wSq. Cymbiforrnlbus» Dill, Utisc, 240. T. 32. f. I. Mvisciis Paiullris in Ericetis nas- cens. Pluk* Pkyt. loi. £• i. Vaill. Paris\ 139. T. 23. f» 3. Oed* Dam 174. Hall, Plelu. inckoaU lil. p. 24^ Muscus paluftris. Dod. Penipt, 472. Musc. Terr. vuiga- ris. Lob. Ic, 242* /S. Sphagn. paluftre molle deflexum Scjuamis Capillaceis. Dill. Musc^ T. 32. f, 2. B b II. Deel. XIV. Stuk. 386 Beschryving van VllI- boven wit en ook niet zelden roodachtig, 't welk de Verfcheidenheden van dit Mos uit- . den , volgens Dilleniüs, geef ik in Fig. *2, op Plaat CII , de Afbeelding. Men ziet aldaar, hoe het van boven zig eeniger- maate als een geftraalde Bloem vertoont. Al- daar komen , uit Kegelvormige Knoppen , dikke Steeltjes voort , byna drie Lynen lang, aan den top als een plat Schyfje gezwollen ; waar op een groot, Eyrond, bruin, opftaand Doosje zie , vol van een fyn Poeijer , dat het- zelve uitgeeft, wanneer het dik gebaard Dek- zeltje afgevallen is. De Meelknopjes barden met geluid 5 zegt onze Ridder. De Slym,aan de Wortels van dit Mos vergaard , merkt hy aan als de voornaamfte GrondftofFe van het Veen, dat de brandbaare Turven uitlevert. (2) Veenmos dai eenigermaate Takkig is en Berg- In Poelen of vogtige Spongieuze gronden , >eiis» Qp hooge Gebergten van Engeland, is deeze waargenomen, die by Plaggen groeit, hoeda- nige Dille jsius ook uit Groenland beko- men hadt. L ! nnjeüs twyfelde, of het ook een Soort van Bryum ware. (3) (2J Sphagimm fubramofum ereftum. Sp, Plant, N. 3, • Sj>hagnum fubulatum viridisfimum capfulis ovatis. Dili.» '\ Musc. 245. T. 33. f. 3. IL num Alpi^ nnm overend ftaande. j[> K M O s 9 E 837 (3) Veenmos , dat Takkig is en kruipende , ^^^^^ met eenzydige zydelingfe Meelknopjes. II. HOOFD- Alleenlyk op Boomen is deeze in Enge'and ^^^j'^jY tvaargenomen 5 die enkelde horizontaale Tak- '^p^^ g^^^^ff^ jés uitgeeft 5 mee veele Hoofdjes, allen aan der Boo-* ééne zyde , doch ongefteeld. Zy blyft den Winter over 3 en bloeit flegts in Oélober en November, zynde donker groen van Kleur. Men heeftzé ook elders gezien» P H A s c ü Baardmos. . Wegens de Baardjes , die aan het Mondje van de gedekzelde Meelknopjes zyn , geef ik 1 hier aan den naam van Baardmos. Het heeft een zeer klein Huikje en bevat de vyf volgen- (ie Soorten. (i) Baardmos dat onge/Iee/d is y met een ge * f. i Jleeld Meelknopje. XdumuT Op rottige Spongieuze plaatfen , in fommige ^^eftedd. « 11. LU. dee- i-ig' 2* CO Sphdgnum Ramofum re pens , APxtheris fecundis lateralibus. Sp. Plant N. 3. Huds. Angt, 396. Sphag- RUm heteromallum polycephalon. Dill. Musc. 248* T. sa, f 6. . fi) Phascum acaule Antliera pedunculara. Syjf. Nau V<^g, XIH. Gen. 1189. Sp. i. Huds. JingL 39!. Bryum ^mpuUaceum , Fol. Serpilli pelliicidis, Coilo crasfiore; Dill» Musc, 344. T. 44. f. 4, Bb 2 IL Dbsl. XIV* Stuk. 38^ Brschii!?vinc van Afdeel ^^^^ Engeland, groeit dit Mos, 't welk li- doorlchyriende Blaadjes als van Wilde Thym $ïuk!^°" of Onzer Lieve Vrouwe Bedftroo heeft, zo DiLLENius aantekent, die zelve tot het Geflagt van Bryum betrokken hadt. De Steel- tjes en Knopjes zyn ten deele Goudkleurig» Van deeze Soort geef ik uit DILLENIUS5 in Fig. 3, de Afbeelding. ^IT. C2t) Baardmos, dat y zo wel ah Meelkmpje^ i^au^r onge fteeld isy met Eyronde fpitfe Blaadjes. Onge- 1 : fteeld, fommige Velden , Tuinen en aan Graften, komt deeze Soort van Mos, in verfche'de Lan- den van Europa voor. By ons heeft menze om 't Huis Staverden op de Veluwe, op de IBergummer Heide , en aan de kanten van vogtige greppels in Vriesland waargenomen^ In Engeland is zy niet ongemeen , een zeer klein Plantje uitmaakende , niet grooter dan een Erwt , dat de Meelknopjes , in 't laatst van 't Jaar, naauwlyks zigtbaar voortbrengt, in midden der Blaadjes, niet veel grooter^ zynde dan Papaver ^ Zaad. (3) Baard- (2) Fhascum acaulé Antbera fesfili , Fol. ovatis acutis Gort Belg II. p 282. Fl, Suec. II, N 960 Sphagnum acaulon bulbiforme ma jus et minus Dill Musc, T* 32. f. II, 12. Musciis acaulos trichodes minor latifo* lius. Vaill. far^ 128* ï- f« ^« Oed. Dan. 249» f. 3- DE Mossen* 389 (3) Baardmos, dat^ zo wel als V Meelknopfe^ IX. ongefleeld ts^ met Ehvormig Borftelige uit- pebreide Bladen, Hooro» ^ STUK. Weinig grooter is deeze. die ook bv kleine ^f^f^'/^ Plaggetjes gevonden wordt , en de Meelknop-^^^^w- jes veel zigtbaarer hcefc , of de Zaadhuisjes 5^'^^^^^^^^' welke als Bolletjes , van grootte gelyk Zaad van Tabak, tusfchen de Blaadjes groeijen , by« blyvende tot in de Herfst, en Goudgeel zynde van Kleur. In de Zuidelyke dealen van Sweeden is thans ook deeze Soort van Baardir.os, in de Veengronden, waargeno- men. (4) Baardmos , dat gefleell h en overendflaan* de ^ met Lancetvormige Blaadjes overhoeks» ^IV- (5) Baardmos dat gefteeld is en kruipt. Gelleeld. V. Een ^'P''^'^ Kruipend» (3) Phascim acaule Anthera fesfiü , Fol. Subuiato-Se- cate's patulis. H<-'ds. AmL 397. Sphagnum acnulun tri- chcdes. DiLL. Musc^ '-5{»T 32» f. o. Muscus tricho- des minor acaulos, Capillaceis foliis. Vaül. Par. 128. T. 29. 4» Oed. Dan, 249. f. i, Stokhotm, 3769. p 248- (4) Fhascum Caulescens ereftura, Folns Lanceolatis airernis. Sp» Plant. N 3. Sphagnum FoL tenuibus Gra- mineis pellucidis. Dill. Musc, 550 T, 85- f- 15. ( 5 ) Phascum Caulescens repens. Sp, Plant- N. 4. Sphagnum Vermïculare repens &c. DïlLi Mnsc, 550. T. 85. f, 16. Bb 3 il. Deel. XIV. Siük. 290 Bbschryvïnö van IX. Een half of een geheelen Duim hoog val- Afdesl, j^j^ deeze Mosjes , beiden uit Penfylvanie ge« HooFD"^ zonden aan den Heer Dillenïus, Zy zy n , ^^^Baard' ' ^^^^ ^^^^ gebladerd als de mos, voorgaanden, en komen, buiten het verfchil van de opgeregLe en kruipende geftalcc, vry veel met elkander overeen. De eerfte groeit op den Grond , de laacfte op de Schors van Boomen. 55 Uqi ongefteelde Baardmos , volgens de 55 waarneeming van S c h m i e d e l , en het Eh^^ j3 bladigey volgens die van S c h r e b er , draagen „ beiden een Huikje , zegt L? nn^us ea 55 zouden derhalve bekwaamejyk tot de Knob- 35 belmosfen kunnen betrokken worden/' Maar in de bepaaling van dit Geflagt vind ik reeds een klein Huikje gemeld, en dan zou de Vraag ^yn5 of zy dat Knobbeltje op 't end der Sten- . getjes hadden 5 het wt lkede öry^ onderfcheidt. Immers uit de Afbeeldm^en en de Gellalte fchynt zulks onmoogiyk* W^aar toe dan die bedenking? Jli HOOFD- DE Mossext, 391 III. HOOFDSTUK, IX. lil. stUK. Befchryvwg der Mossen die met een Huikje gedekt zyn : gelyk het Fonteinmos 5 Kaal- mos 5 Parafolmos , Haairmos 5 Roosmos , Knopmos^ Takmos, hier volgende. FoNTiNALis. Fonteinmos. De Latynfche benaaming billykt den Ne- derduitfchen , dien ik 'er aan geef, hoe- wel 'er andere Watermosfen zyn, gelyk wy ia \ Geflagc van Veenmos gezien hebben. Die van die beminnen meeftendeels heldere Bron- en Rivier- Wateren. De Kenmerken zyn5een gedekzeld Meelknopje, met het Huikje onge- fteeld, beflooten in een Haairbekleedzel. De vier volgende Soorten zyn hier van op- gegeven. (i^ Fonteinmos met plooijig gekielde drieryige ^ I- fpitfe Bladen ; de Meelknopjes zyaeltngs. ftca. Uit Brand- ftuitenrl. Fl Cil. Cl) Fontinalis Fol. complicato - Carinatis , trifariis acu- Fig, 4- tis &c» Syjh Nat» Feg, XIII. Gen. 1190. Sp. i. Gort. Belg, IL p. 283* Fl* 866 , 961. Gouan Monsp* 531. Fontin, Capit, lateralibus. R. Lztgdb. 506. Fontin. tfi- an- Bb 4 II. Deel. XIV. Stuk, f 3y2 B E S C H R Y V I N G VAN Afdeel zonderlingen bynaam zou men den- 111/ ken, dat deeze dienftig ware tegen de Koorts, s-ruK?^"' doch de Ridder heeft denzelven gebruikt, om Fontein- Qen Mos tc betekenen , dat, tusfchen den Schoorfteen en een Houten Wand ingedoken, het Vuur belet door te dringen , en dus den Brand fluit» Het dient evenwel, met dun Bier, zo hy zegt , tot een Voetwasfching in eene Borstkoorts. Dit Mos groeit, zo hy aantekent , in de Ri- vieren van Europa. In die van Sweeden kwam het, aan Steenen en Boomftammen, doorgaans voor , en werdt , by die van Dalekarlie, Lon- ke- Mos/a geheten. In Engeland groeit het, insgelyks , in Staande Wateren, zegt Dille- Niüs ; als ook in Fonteinen of Bronnen , volgens Ray. Het is aldaar in kleine Rivieren ge- meen. Men vindt het, by ons, volgens den Heer de Gorter, in donkere Bosfchen , in Slooten en natte Greppels onder deBoo- men , op veele plaatfen in de Wouden in Vriesland: in Switzerland in Rivieren en Mei- ren op Steenen , volgens Haller. Het heeft Steeltjes van een Span , die paarfchachtig en Takkig zyn, met zeer bree- de, angiilaris major. Dill. Mnsc, 254. T. 33 f« Musc. Squam. Fol. acutisfimis. Vaill. Par, 140- T. 33. f. 5 Musc. Aq. terreftri vuig. fimilis major. Buxb. CenL III. p. 39. T. 69» £• 2,^ Musc. Aq. denticulatus. hoEs^Fmf. 173, T, 5^. DE Mossen. 393 de, verdubbelde, Lancetvormige Bladen, In ^^^^^^^ het onderfte en middelfce gedeelte van de 111. * Plant komen Bladerige Knoppen voor , in de^^^^^°" mikjes der Bladen , die het Meelknopje of Fontein* Zaadhuisje omkleeden , 't welk een Kegelvor-^'^^'^' mig rood gebaard Dekzeltje heeft en een Huik- je van de zelfde figuur. De Afbeelding Fig. 4, op onze Plaat CU, ftelt een gedeelte voor van dit Gewas, (2) Fonteinmos met Eyrond holronde drieryige jj. fpiife, doorgaans tweeUngfe , Bladen, en^Ztofl' endelingfe Meclknopjes. Kiein.* Driehoekige Takjes , zo wel als de voor- gaande, heeft deeze, die derhalve , het klei-- ner driehoekig Fonteinmos by Dillenius heet. Het valt korter en takkiger. Boven- dien komen de Knopjes niet uic de Mikjes der Bladen , maar uit de enden der Takjes voort. (3) Fontemmos met gefchubde ElsvormigeB/a- UI. den en zydellngfe Meelknopjes. ^^sZt Fyn- (2) Foutinatis Fol ovatis concavis trifariis acutis , pas- fim geminis , Antheris terminalibus. Sp. Plant, N, 2, Fou- tin, tiiangularis minor carinata, e Cymis Capfulifera. DiLL. Musc, 257. T. 33 f. 2. Font. Capit. terminalibus. R. Liigdb, 506. (3^ Fontinalis Fol. imbricatis , Subulato * Lanceolatis , Bb s 11. DsEfc. XIV* Stuk. 394 Beschryvino van ÏX. Fynbladerig gUnfterend. zwartachtig groen Fon* teinmos noemt Dillenius deeze , die in Hoofd- stuk. Engeland , in Beeken , is waargenomen en ^Fomein^ ook, te Franeker in Vriesland, in een Regen- bak gevonden. Volgens J. B a u h i n u s komt zy in Vrankryk tusfchen Mompelgard en Cla- renvaux voor, als ook by Wasmunfter. Bet is een Gewas van omtrent een Handbreed of een Span lang, met zwarte Haairdunne Tak- jes 5 die zig rigten naar den Stroom van 't Water. Nat zyn zy ook driekantig , doch droog rond. De Meelknopjes of Zaadhuisjes zitten in een Haairbekleedzel, dat uit veele Bladertjes beftaat^ gelyk by de anderen plaats heeft. IV. (4) Fonteinmos met tweeryige uitgebreide FflTjff ^^^^^^ zydelingfe Meelknopjes. Gevederd. Op de Boomen in Switzerland is, volgens L I Antheris lateralibus. Sp, Ttanu N. 3. Gort. Belg. p. 283. Font. Squamofa tennis Sericea atro - virens. Dilï.. Musc. 259. T. 33. f. 3. Font* minor lucens J. B. Hijl^ lil. p. 778. (4) Fontinalis Fol, bifariis patentibus , Capfulis latera- libus. *S>. Ftant. 4, AE(, Stokh 1769. p. 248 ^ Sphag- num Penn. undulatum. Vagina Squamofa. Dill. Mme* 250. T. 32. £» 9. Sphagn* Cauliferum & Ramofum. Hall. Hetv. 94. T. 3» f. 2. Muscus Terreftris major. Vaill. Far^ 129. T. 27. f. 4. Confer. Sphagn Pennatum pla- ïium & ündula,tuin. Dill. Musc, 249 , 250. T. 32. f. 7,8. DE Mossen. 395 LiNNi^us, de Groeiplaats van deeze Soort. IX. Immers vandaar nadc üillk nu; s dezelve, nu door H ALLER overgezonden , ontvangen s^Ji^Jk"^"* die het thans noemt, Hypnum met tweezydi- Fontein» ge Sceelen 5 welke Takkigzyn, en Eyronde^^^"^* Bladen , overdwars gegolfd (*). Men heeftze thans ook aan Beukeboomen ^ in Sweeden , gevonden* Een dergelyke, meteen Haairig Scheedje , denzelven do(n- Dilleniüs be- zorgd , fcheen, zo die Kruidkenner aanmerk- te, ook hier te behooren. Zelfs Ichynt een Gevederd niet gegolfd Mos, plat van Loof, dat uit Patagonie gekomen , en in de Boom- Mosfen , daar men de Goederen in pakt , ge- vonden was , mede betrekkelyk te zyn tot deeze Soort. (5) Fonteinmos met Liniaal-BorJieUge Bladen. V. Fontinalts Deeze Soort , die M e e s e in natte laagtens, ^^HaTir!' tusfchen Franeker en Harlingen , in Vries- b^^^^is- land, op verfcheide plaatfen, gevonden heeft, was door Celsius in een Rivier van Swee- den ' O Hypnum Caulibus diftichis &c. Belv. inchoat. 111. p- 42. T. 46. f. 2. Men leest er, by nii5^ftelling. T. 45, ea pinnatum, in plaats van pennammi 't is te beklaagen dat zo veel Drukfeilen in dat Werk zyn C5J Fontinalis Fol lineari • fetaceis. FU Snee. \ 1 962. Gort. Belg. IL N. 866 Font, Capillacea , Cal. Styli adinftar cuspidatis. Dill, 3Iusc, a6o. T. 33» f. 5» II. Desl. XIV. Stuk» 306 B E S C H R Y V I N G VAN IX. den waargenomen< Die van Dillenius, ''^^nT^* mee de Kelken als een Priem gepunt , zynEd. Hoofd- ^jj- Penfylvanie gezonden , was omtrent eea Hancipalm uitgebreid. Zy is zeer kenbaar door haare fpitspuntige Scheedjes. B u X B A ü M I Kaalmos. Naar den vermaarden Büxbaum, Hoog- leeraar te Petersburg , door wien de Kruid- kunde zeer verrykt is, werdt dit Geflagt met te meer regt benoemd door den beroemden ÏIallerus, alzo hy de gemeenfte Soort 5 daar van, eerst omftreeks Aftrakan in Mosko- vie ontdekt heeft en befchreeven , v^elke na- derhand ook in Sweeden, Noorwegen, Dee- nemarken 5 Duitfchland en Italië, is waarge- nomen* I. (i) Buxbaumia met een gefieeld naakt Doosje. Buxbu- tmaaphijt' 'tGewasje, door den kundigen Sciimiedel !o(^^^^^^" byzondere Verhandeling, als ook door pi. Cil. den Svveedlchen Heer Roland Martin onder fig^ 5. de (i) Buxhcmmia Capfula Stipitata nuda. Mihi Bux- baumia» Hai L Hdv 10 Am, Acad: V, p. 78 Tab i. ScHMiFD Disf propr, Oed« Dan, 44. Muscus CapiHa- ceus aphyllus, Capitulo crasfo bivalvi. Buxb. Cent, II, p, 8. T. 4. f. 2. DiLL. Musc. 477. T. 68. f* 5* Hall» Mossen. 39? de Voorzitting van Linn^^us befcbreeven ; ^ï- kan met regt Kaalmos genoemd worden, alzo 111. het volftrekt Bladerlocs is , gelyk onze Rid- ^^^^^^ der hetzelve ook dien bynnam geeft. Sopmi- ^aatmos.^ gen hebben zelfs getwyfeld , of het niet eer tot de Paddeftoelen , dan tot de Mosfen , te be- trekken ware. Veel gelykt het , in zyn ge- heel , naar een Koker , waar in het gemeene Volk zyne korte Tabakspyp bergt, een Pype- doos genaamd : maar dan moet men niet op 't oncz3g!yk vcM-fchil van grootte zien : want ^^ec valt naauwlyks een Duim hoog. Zie hier de befchrvving door deszelfs eerden ontdekker 5 voorgemeld. 5, Zonder eenige Bladeren fchiet het uit een 55 ronde, ruige en als Paddeftoèlige Wortel ; 5, als uit een Scheede, een Steeltje van een „ half Duim of iets langer, bruin paarfch van 5, Kleur, veel dikker dan in het Goud koppig 3, Mos. Hier zie een krom Kopje op, uit 5, twee Klepjes beftaande, die overlangs van 3, elkander wyken , en wier onderfte rond is, 5, het bovenfte platte in een kort Nageltje 3, uitloopt, dat met een groenachtig 2; wavel- 35 bolletje is bevrugt Zie hec , volgens de 5, Afbeelding van den vermaarden Heer 3, ScHMiEDEL , in Fig. 5, op onze Plaat CII, 33 in de Natuurlyke geftalte en grootte ver- 53 toond," In Italië zou de fchrandere MicheliüS dit IL Dasu XIV. Sïüi^ 398 Beschryving van tX. dit Plantje ook waargenomen hebben, indien ^fn*' deszelfs Mosje met een knobbe igen Wortel • HcoFD. QQY^ groot Eyrond gezwollen Hoofdje hier t'huis behoort; doch hy geeft daar aan zeer fyne Blaadjes , welk de zaak twyftlachtig maakt. F a b r i c i u s befchryft hel onder den naam van Paardepootje ^ welke niet zeer eigen is Haf. ^ ER, die h t zeldzaam in Switzer* land heefc aangetrofFen , fpreckt 'er dus van» j, Het is een zonderling Plantje, dat onder 5, alle my bekende Mosfen het Doosje aller- 55 grootft heeft, ovaal, met een Kegelvormig „ DekzeUje , dat met een Huikie gekroond 55 is, de Haairt^es inwaards uitgerekt, tot zo 5, verre het Knopmos Bryum) en Fonteinmos ?i gelykende: maar, voigens 't gevoelen van vermaarde Mannen , daalt uit den top van „ 't Dekzeltje, door de ry van Haairtjes,een 5, Styl in 't Doosje neder , waar aan een rond- 5, achtig gekr oc Meelknopje, dat nederwaards 5^ open is en' met Stuifmeel bezwangerd. Dit Zakje heeft de vermaarde Muller eerst 5, gevonden en LiNN^nsineen ander Mos 3, befchreeven. My fcheen dit Zakje binnen 55 een Schorfig bekleedzel geplaatst te zyn , 5, maakende het Bolletje uit , welks ronde 55 gedeelte paarfch, het platte groenachtig was, en het Zakje met Haairtjes bekleed. „ Dit maakt echter geen volflrekt onderfchei- dend Kenmerk uit j alzo verfcheide andere Mos- CE MOSSEN* 399 „ Mosfen een dergelyk Zalcje binnen het ix. „ Bolletje hebben, en een dergelyken Styl in'^^^fj^^" het binnenfte Zak'e neergelaten. De Bla Hoofde STÜK 5, derlooze Geftaltc moet 'er derhalve als een jQ^imos 5, Kenmerk worden bygevoegd." Dat 'er aamnerkelyke Verfcheidenhedcn ia dit Gewasje plaats hebben , blykt uit de by- zondere befchryvingen van hetzelve. Men kan zulks niet aan 't verfchil der Waarneemin- gen alleen loefchryven. DeHeer Holm vondc het in Deenemarken mee een langwerpig of Rolrond Bolletje, veel langer , naauwlyks aan de eene zyde plat en niet Vliezig : daar het anders een Eyrond Hoofdje heeft, 't welk als plat afgefneeden is, en aldaar m het groene met roodachtige Vlakjes en glinfterende Schub- betjes, byna gelyk de Goudfteen , Avanturine, getekend, zo de Heer Martin aanmerkt, die hetzelve in 't jaar 1756 eerft by Upfal in S weeden, aan de kanten der Greppelen, daar 's Winters het Zand voor de gemeene Wegen uitgegraven wordt, in 't Voorjaar vondt, en federt is het aldaar menigvuldig waargenomen. Dit volgende tekent die Heer , aangaande de Groeiplaats, aan. „ Het komt in een onvrugtbaare zwarte Aarde, gelyk veelerley Mosfen en dikwils 5, uit rottige brokjes voort , die bevogtigd worden door helder van den Voet der Ber- ^, gen afzypelend Water. Daarom heeft het niet IL Deel. ZÏY, Sxük» 400 Besciiryving van . 5, niet veel Wortels noodig. Men vindt het 111. 5, onder ander Mos en fomtyds op 't open stük!^"' 39 Veld oader het Schurftmos groeijende; 't Kaaimos,^^ zy om door deszelfs Schaduw of door het daar van afdruipende Vogt in groey gehou- 5, den worden , verkiezende derhalve inzon- derheid laage en holle plaatfen» Hierom 5, is het ook gemeenlyk verholen en niet dan 5, by geval te vinden, 't Gelykt, bovendien, 5, zeer naar de Steekjes der Mosfen, enblyfc, 35 even als dezelven 5 den gantfchen Winter 3, over. II. (a) Buxbaumia^^/V het Doosje hyna ongejieeld milfoZ' ^''fi ^ omringd met Bladertjes. ^Gebia- Ik moet hier deeze Soort by voegen 5 welke door den ouden Linn^^eus niet opgemerkt was 5 doch thans door den jongen Heer, onder deeze bepaaling , wordt voorgedragen en afgebeeld. De Heer Hall er geeft voor, dat dezelve , hoewel menigvuldig in Switzer- land groeijende , door hem eerst ontdekt zy. Immers het was op zyn Reistogt door dat Ge- west, in 't jaar 1739, dat hy dit Mos waar- nam (2) Buxhaumia acaulls , Capfula fubfesfili, Foliiscinc- ta* Meth, Musc, ememL LiwN. p. 33. T. i. f. 4. Sciimio:d. Disfert. Web er. SpiciU 128» Sphagnum acaule maxi- mum , FoL in Centro Ciliaribus. Hall. //?. Hetv* N. 57, Helv, inchoat, T. IIL N. 1725. T. 46. t 3. Ofip. Dan,Ti, »49' 3. A^. Stokh. 1764» p. 29' T. zA,(i' BE Mossen* 401 ' nam en onder een anderen naam befchreef, y^JoEEL. die in de eerfte opflag daar van een ver- Hl. Iceerd denkbeeld geeft. Hy noemde het a/-sruK. lergrootst ongefleelcl Sphagnum ; terwyl het een Kmlmos. uirermaate kiein Mosplantje is, naauwlyks een halve Vingerbreed hoog, maar het welke ook een zeer groot Doosje heeft, met Haairach- tige Blaadjes omcingeld In 't jaar 1762 werdt het door den Heer Muller, in Deenemar- ken, aan de kanten van oude Dammen gevon- den en omftandig befchreeven. De Heer ScHMiEDEL gaf een byzonder Vertoog daar over uit. Het is dan tegenwoordig al- om bekend; hoewel in deszelfsGeftalte eenig verfchil fchynt te zyn ; gelyk uit de Afbeel- dingen blykt en van Hal lek. ia 't breede aangeweezen wordt, S p L A c n N u M* Parafolmos. , Dit Geflagt onderfcheidt zig n van de an- dere Mosfen , door een Zonnefchermpje 9 waar op het Meelknopje geplaatst is, zynde dat Schermpje doorgaans gekleurd en naar hec overige zeer groot. liet heefc een afvallend Huikje en een gePcernd Hoofdje aan een Wyf- jès - Plantje , van 't Mannelyke afgezonderd, jHier van zyn de volgende Soorten in Europa gevonden. Cc <:) Pa. II, D£EL. XIV, SXVK. ^ 40Z. B S S C H R y V I N O VAN IX. (i) Parafolmos met een half bolronde Zonnt^ Aïdeel. fcherm. lil. ^ Hoofd- stuk, Parafolmos een platte Schyfron(h Spiach' Zonnefcherm. hrum. Rood. De cerfte van de twee , in 't jaar 1695 Noorwegen ontdekt zynde door Richard Geel. \V HEIVER en aan Petiver medegedeeld^ Jvreeg ^n deezen den naam van A^OT^i^^^^ycA^ hevallig Mf^^j- wegens de fraaiheid , en Plu> KEK et befchreef het als een klein GoudkleuS rig Haair ,- Mos,^ dat op 't fcovenfte van deii' Steel , by het Hoofdje , een Schild draagtè Mor I s.ON noemde het Gekrmnd Noorweegfch Mos en ïo urnefort betrok het tot de Schurftmosfen ; hetzelve Hmirkladig Lichen heetende, die lang gedeeld is, met een hoog- rood jBekken . (*). De andere Kruidkundigen van dien tyd helderden de kennis daar . van niet op , maar de vermaarde 'B u x b a u M , he(;« zelve (i) Splachumn Umbruculo Orbiculari hemisphsericói Sijfl, Èau Veg. XIII. Gen. 1191. Sp. i. Anu Acad. II> p. 272. T, 3. u 2. FU Snee, 11. N. 963. Muscus Norve> gicus Umbraculo ruberrinio. Pet. Mus, ^o* T. i. f. 10. DiLL. Musc. 547. T. 83 f« 9- MoRi= S. 15. T.7.f. 10. ( 2 J Spkhnum Umbraculo orbicnlari. plano, Anii Accid. 11. p. 277. T. 3. f. I, FL Siiec. II. TV\ 964. Lichen Capillaceo folio, elatior, Pelvi ruberriniS» DE Mossen. 405 «elve ïn Siberië , daar het zeer gemeen is , ix. waarneemende , befchreef het nader, tot dat ^^^f^^ het in zyne verfchillende ftaaten van groeijing Hooro- naauwkeurig afgebeeld en omftandig voorge- pj^^^ fteld werdt door den fchran deren D i L L e n i u s/olmos. en ook in Sweeden gevonden, in 'c jaar 1748, * in handen van den Heer LiNN^uskwam, . onder wiens Voorzitting een Vertoog over dit Plan t je , door den Heer M o n t i n , aan 't licht gegeven werdt. Deeze Leerling van den Ridder , op des- Pj:.^ zelfs aanraaden y tot bevordering der Kruid- kunde 5 in 't volgende Jaar geheel Lapland doorkruifende , hadt het geluk , van aldaar een nieuwe Soort te ontdekken van dit Ge* flagt;, welke het Zonnefchermpje in plaats van Bolrond plat , en niet rood maar geel heeft. Van beide deeze raare Mosplantjes hadt de vriendelyke Heer Th un berg , thans Leer-» aar der Kruidkunde te Upfal , onlangs de goedheid my te zenden, waar van ik het geele hier in Fig. 6 , op Plaat CII , in afbeelding geef. Dit verfchïlt van hec Roode weinig dan doordien hetzelve v't welk in 't eerft ook half Bolrond is, eindelyk geheel plat en geel wordt van Kleur: terwyl het Meelknopje bruinrood is en met Tandjes als ook met een Dei^zeltje voorzien. Beiden fchieten uit een Vezelig Worteltje een Haairdun Steeltje , dat onder voor een gedeelte met Blaadjes is bekleed, die G c 2 ovaal . II. Dan.u XIV. Stuk^ 404 B E S C II R V V I N G VAN A-nmL ovaal zyn met een Puntje, doorfchyneddei"' de onder ften kleinst* De Steeltjes berelketi «fer^" een half Duim , fomtyds veel minder langtéi Paraju- Het Wyfje heeft den Steel geheel met Blaad* jes bekleed en aan 't end gekroond met eert * Sterretje van fpitfe Blaadjes, . :'Dit Geele Parafol -Mos werdt door gedag- ten Heer M o n t i n eerft op rottige Boomen , die in een Moeras lagen, en vervolgens ook aan de kant van een Gebergte gevonden; ' :^ doch het khynt 3 zo wel als 't Roode^gantfch niet gemeen te zyn. III - (3 ) Parafülmos met een Fkfchachttg ftomp s^4ach' Ev'ond Zönnefcherwpje. mtii: Am- Flercii- ( 4 ) Parafolmos met een Flefchachtlg byna achtig. Bolrond Zonnefchermpje. IV. fuiL Deeze beiden komen op Veenige plaatfeh in j^^^^'^^^^^'Sv/eeden, en ook elders voor 3 byzonderlyk^^ het (3^ Splachnum Umbraculo Aniiml'aceo obovato. 'Am^ Acad* II. p. 2%o,, Fl. Suec. II. N. 965. Bryuni Ampul- laceurn, Fol Tliymi pellucidis ,&c. Dill. Musc, 343. T,-. 44. f. 3. Muscv Capill. minor, Capit. geminutls. Vaill/ Piiris, 130. T. 26 f. 4. Or,D.- J^an, 192. Muscns Aureus Cai>i]]aris minor cV- Fl"k. Alm, 246. MoKis. S\ 15'. T. 16. f. 10. Rmcn. Flor. Frcmcofurt, ii^- Hall, Melu»- ni^choat. I Ih 49. . , (4) SpUchnuyn .\imhï?iC\x\o Ampullaceo fubglobofo. Am. AiCid, W p. 282. Musc Capillaceus , Capitulis Py* riformibus, tubulofis. 6V«/. II. i* Tf ï) K Mossen. 405 het eerfte derzelven; maar LiNN^sas merkt ^ , , AFDKKt.% aan, dat 7>y zeer wemig en naauwlyks meer IM. dan de twee voorgaande verfchillen. Het s^u^^^^' Kopje is Bolronder in hetlaatfle en Bloedkleu rig'of donker rood , in het andere Tolacbtiger en geel van Kleur. Ook fchynt zyn Ed. te -twyfelen , of het niet eene enkele Verfchei- denheid van zeker Fonteinmos en of dit ge- heele Geflagc niet maar eene Natuurfpeeüng zy (*). H ALLER betrekt dit Flefchachcige tot het Geflagt van Knopmos. VAiLLi\NT noemt het Haairachrig Mos met dubbelde Hoofdjes^ om dat het Meelhiopje boven het , Bolachtig gedeelte uitfteekt. Ply heeft het- zelve in Beekjes 5 omftreeks Farys, waarge- nomen. (5) Parafolmos met een Klootrond Hoofdje» V. Splack" num fphcp' (6) Parafolmos met een zeer kort Steeltje en rkum, Haairdraagende Bladen. Bo^ron . Aiigufla- Deeze mm, Dunhal' ' zig. ('^) Anne Nnturx lufiis totnm Iioc Genus ? An hoe Mnii Fontani mpra varietas? Sp, Plant. II. p. 1572. (5) Sptachnum Receptaculo Globofo. Metk^ Mnsc. emend, LiNN. p. 33- T. I. f. I. (6) Splacknum Caulescens , FoÜis PiHferis , Feduncu- lo brevisfimo Meth, Musc, eiviend^ Linn. p. 33. Bryiim Ampullaceum C'ips. & Fol. angufticribus, Dii,L. Mv.sc^ 345. T. 44* f. 5 ? Cc 3 JI. Deel. XIV. Stuic. 406 B E S C H R Y V I N G VAM IX. Deeze beiden zyn, door den jongen Efeer AFDEEL. LiNN^us^ in Lapland gevonden. Het eer- Hoofd- fte groeide onder het Roode en Geele voorge- ^^Parafol' ^It onderfcheldt hy door een zeer lang mos. Steeltje , ten minfte als een Vinger , hoewel dat in 't Geele fomtyds langer valt, en een zeer Jclein Doosje , dat groen is , van Klootronde figuur; het andere, in tegendeel, hadt eea uitermaate kort Steeltje en het Hoofdje, dac ook bultig was, zeer dun gehalsd : des men het Ampul" achtig zou kunnen noemen met DiLLENiüs , indien deszelfs Bryum 'erme- de ftrookt. Waarom zyn Ed. dit door de by- voeging van Caukscens onderfcheide , begryp ik niet. P O L Y T R 1 c H ü M. Haairmos* Deeze naam is , zo wel als die van ''t voorgaande Geflagt , by de Ouden in ge« bruik geweest , om een Haairig Mos te be- tekenen* De onderfcheidende Kenmerken, by LiNNiEOS, zyn: een gedekzeld Meelknop- je , op een zeer klein uitfteekzel zittende cn een ruig Huikje: terwyl het Wyfjes Plant- je gefternd is op, den top , als in 't voor- gaande. Van dit Haairmos komen de drie volgende Soorten voor. (O Haair» WE Mossen. 407 (i) Haairmos meteen eenvoudig Steeltje en een /^4ekl/ vierkantig Meelknopje. n i. Van dit gemeene Mos, overvloedig by ons 1, op vogtige Heygronden en Mosachtige V^^'^^' chumfjll len groeijende, zyn drie aanmerkelyke Vtx-mune, fcheidenheden, mooglyk veel afhangende van den Ouderdom en van den Grond. De eer- üe, die de grootfte is, groeit op vogtige vet- te plaatlen wel een Voet of anderhalf hoog; zo dat men 'er in Sweeden , Engeland en elders , \7el Bezems van maakt om de Bak- Ovens uit te veegen. Hier van worde zy Muscus Scoparius , dat is Bezem - Mos , by Lob EL getyteld. Dodon^lts noemtze Muscus Capillaris y dat is Haairmos. Deeze, gemeenlyk een Span of een Handbreed hoog opfchietende , wordt by ons Geel Vrouwen Haair , Gulden Haair of Gulden Wedèrdóod , geheten. Onder den naam van Verguld Ve- nus- Cl) Fohjtrichum Caule limplici , Antheri parallelepide- da. .5V//. Nat. Fêg. XI 11. Gen. 1192. Sp. i. Gort, ^^/g^. 283. Polytr. quadrangulare vuig. Yucc^e foliis ferratis. DiLL. Musc, 420. T. 54. f. I. Polytr. Aureum majus, C. B. Pin» 356. Muscus Juniperifolius &c. Vaill, 131. T. 23. f. 8. |8. Polytr. qv.adr. Juniperi foliis. &c, DiLL. Mttsc^ 424. T. 54* f« 2. V^AiLL, uts. f. 6. Polytr. Aureum medium. C» B. Pin. 356» ^, Polytr. quadü\ mi- nus, juniperi foliis Piloüs, Dit L. uts. f« 3, Musciss coro-' , jiatus» BoERH. MoRis. Cc ,1. II. Dekl. XIV. Stsie 408 B E S C H R Y V I N G VAN ^X. nus-Haair QAdiantum Aureum) is zy in de Afdeel* Apotheeken bekend geweest en voor een Ge- HooFD- neesmiddel gehouden y dat hedendaags geen ^'^^Haai S^^^^^ vlndt. 't Kan nogthans wel zyn5 dat mos. zy 5 in Water afgetrokken , tot een Zweet- middel verftrekke, gelyk Lemery wü. De Franfche naam is Perce-mousfe, Sommigen hebben het Afkookzel, als een uitmuntend Middel , in Aamborftigheid , Zydewee en an^ dere Borstkwaalen, aangepreezen. Pr.. CII. JDe Bladeren , die den Steel onrtrent ten 7- halve bekleeden, gelyken meer of min naar die van den Geneverboom. In de gemeen- fte en grootfte zyn ze breeder en Zaagswy- ze getand ; in de anderen fmaller en in de laatfte Haairig. L r n n /bus merkt aan, dat de eerfte en grootfte op modderige losfe Gronden; de tweede op vogtige Bergagtige; de derde op zeer drooge Zandige plaatfen gemeen zy. Deeze laatfte bereikt dikwils naauwlyks een Duim hoogte en ziet roodach- tig in de Zomer; gelyk de Haairachtige Steel- tjes , die 's Winters boven uicgroeijen ; de Meelknopjes , ryp zynde , Goudgeel , gelyk ook het Loof door den Ouderdom wordt , waar van de naam. Tot verklaaring van de geftalte dient , in Fig. 7, de Afbeelding van de middelfoort. (2) Haair DE M O S S R N. 509 (^2) Kaairmos met een zeer Takkigen Steel ^ - en IX endelingfe Eloemfteeltjes. (3) Haairmos met een zeer Takkigen Steel ^ en 111. HooïD- SJTUK. zydeUngfe Bloemfteeltjes* plii/fri'- ehmn Al- Weinig verfchülen deeze , waar van de^^^AipiVch. eene op de hoogde Gebergten van Swiczerland iil. en Groot Brittannie , de andere niet alleen ^^^^[^^^^^^ in Europa , maar ook op Jamaika, is waarge- ^^^^^^^^ nomen. De Takkigheid onderfcheidtze van het Gemeene Haairmos, en zy hebben, bo- vendien 5 de Meelknoples niet vierkant, maar rondachtig , zo dat dezelven zig, in de Iaat- fte , als Kruikjes vertoonen. Dit heeft alleen- lyk plaats , wanneer dezelven door Oüderdom open gaan: voorheen zynze fpits gelyk de an- deren, en van boven geflooten. Dit Mos valt anderhalven of twee Duimen hoog. Het Loof is gelyk in het eerft befchreevene Gemeene Haairmos of Gulden Wederdood. Twee (2) Potijtrichum Caule Ramofisfimo , Pedunculis ter- m-nalibus. Sp* Ttant, N. 2. Oed. Dau* 296. Polytr* Alpinum Ramofum. DiLL. Musc, 427, T. 55. f. 4. (3) Folijtruhum Caule Ramofo , Pedunc. Axillaribus. Sp, Plant, N. 3 Pt' Suec, 870, 967. Dalib. Par, 315^ Polytr. Ramofum &c, Dill. Musc, 427» T. 55. f* 5. Musc Ramofus ereftus , Calyptra Villofa. Vaill. Put. 131, T. 2S» f. 13. Cc 5 11, Deel* XIV. Stuk. 4XO B E S C K R Y V I N O V A K IX. Twee raare Soorten heeft de jonge Heer Afdeel, l inn^eüs by dic GeHagc gevoegd. De eene.^ Hoofd- welke zyn Ed. Omwonden Haairmos noemt , ^^J^* van 'c Eüand Bourbon afkomilig , hadt de 1'laadjes Elsvormig en als om den Sceel ge- wonden. - Zodanig één , doch maar half zo groot , hadc zyn Ed. ook van de Kaap der Goede tJope. De andere , uit de Straat van Magellaan> hadt de Bladen gefleufd. Kraak- beenig-Zaagtandig. Beiden waren zy enkeld: gefceeid M N I u M. Roosmos* Wegens zekere Bladerige Roosjes , met welken een gedeelte der Steeltjes in dit Ge-r flagt gekroond zyn , noem ik het Roosmos \^ hoewel 'er veele Soorten in komen , die van anderen betrokken zyn tot de Gefternde Mos- fen: want Siernmos zon hetzelve verwarren met de beide voorgaande Geflagten , wier VVyfjes- Planten ook Sterretjes op den top hebben. Hier heeft zülks dikwils in een zelfde Plantje plaats tervv^yl andere Steeltjes gehuikte Meelknopjes draagen op lange Haairdunne Draadjes. Dit Mos zou men derhalve Eenhuizig kunnen noe- men, de twee voorgaanden, het Farafol- en Haair- ee Polytrichum convolutiim & Mageilanicum* lleih. Mitsc* mnend, 33, T- 1. f. z & p. 34. DE M O S S E Nt 411 Haairnios naamelyk , Tweekuizig : indien het vol- IX. ftrekt doorging, gelyk HALLERftelt: maar ^Tnf" wv zullen zien , dat 'er. ook veele 1 weehui- Hoofd- STUK, zige onder zyn. Van het volgende Gefiagt ^eoojw^i». onderfcheidt het zig door die Gefternde Roos^ jes , welken LiNNiï:üs uoemt, een naakt, Poeijerig, afftandig Hoofdje. Een gedekzeld Meelknopje, en glad of ongehaaird Huikje, heeft het met het Knopmos gemeen. Dit Geflagt bevat by de twintig Soorten , als volgt. (i) Roosmos met een eenvoudig Steeltje en I. Er onde Blaadje,. ^J^j^ dum. Veelal komt dit Mos in Velden , op ^ogtige^^^^l^^^'^ plaatfen , in Sweeden, Engeland , Vrankryk, als ook in Duitfchland , voor. De geleerde ScHMiEDEL heeft het zeer omftandig be- fchreeven , en ten keurlykfte afgebeeld. Het heeft , in zyne Figuuren , door Vergrooting , byna een half Voet hoogte , terwyl het na- tuarlyk niet boven een Duim hoog valt. Hier van komen Plantjes voor, die enkel Roosjes draa- (i) Mnium Caule fimplici, Foliis ovatis. Sijjl, Nat, Veg. XITI. Gen. 1193. Sp. i. PI, Snee. 968* Mnium SerpiJli foliis tenuibus pellucidis. Dill. AUisc, T. 31. f. 2. Bryiim alternans. Hall. Helv. ng^ T. 4. f. 8- Mus- cus coronatus minimus. Vaill. Par^ 130. ï» 24. f. 7.. SiPHMieDEL. Icon^ PlanL T»II!. II. Dbel. XIV. Stüiu 4Ta 1} Ei c n R Y V ï N c /van ^FM^L ^^^^^S^^ * beflaande: uit -zeer Meine lamenge-'^ Ui', ' hoopte Bladertjes, welke zig, met hei bloo- »^K°^^" Oog gezien ^ als Poeijer vertoooen. De . Vv Kleur der Bladeren is groen , doch die der Steeltjes Roozerood ^ zo wel als der Meel* knopjes. II. (2) Roosmos met een Takkig Steeltje ^ Mm* Manwy- Om dat de Roosjes op het zelfde Plantje groeijen als de Gebuikte Meelknopjes en Draadjes , wordt deeze Soort Manwyvig ge- heten : des zulks niet in alle Mnia plaats heeft ; gelyk H a l l e r z:'g verbeeldde. In de voorgaande Soort , immers , komefi zy ' op byzondere Plantjes voort, zo wél als: in volgende. Dit Manwyvige of Eenhuizige Roosmos konu by ons in de Duinen en in de Haarlemmer -Hout voor, groeijende op vog- tige Gronden fomtyds wel twee Duimen hoog. ^t Is , in Europa , op ver naa, zo gemeen niet, als het voorgaande. (3) Roos- (2) 31nmm Caisie Ramofo, y^ndrogynum, Sp Plant, N. d. GcRT. Balg, 11. p 284. Oed. Dan. T. 299, Mninm perangnftis et brevibus foliis. Dill. .^^x^^. 250. T. 31. f. I» Muscoïdes. Vaill. P-r- T. 29. fc 6 Muscus tri- chodes pamis MieH, Gm. 108 T. 19. f. 8. K. ï) E M O S S E N. 413 (3) Roosmos met een opgeregt Takkig Steel- tx. 'tje y en - f^rouwelyke Steeltjes in de Blikjes, ^^ff*^* HoOFD- Minder Takkig is dit Roosmos, dan het^'^^^* Moerasfige , 't geen thans volgt ; hoewel hec Mmum niettemin Takkig genoemd kan WQi*den , heb- ^ bende zeer veele kleine Takjes en draagende dus ijienigvuldige Poeijerige Hoofdjes. Hec viel groocer d^n het naast voorgaande; doch de Groeiplaats was niet bckenv^ , "rJ ,.l ? C (4) Roos mos 7net een enkelden Steels die met ^ '^^^^ , Kmetjes ts gehoogen. Bronnig, (5) Roo^mos met een gegajfdden Steel en ^ V. Elsvormige Bladen. ^^^^ . mSs^' • "^-'^ " Van (3^ Aijiiiim Caule Ramolb erefto', 'Pedunc. Fsemineis Axiliaribus. H jds. A^S^- 403. Mniuxn m^jiis-i^'ïninns Ra- mofum. Di^i.. M'iiSCi 21^, - 3i' 4- ' '"^ ^ JCa^ J/^/^;i, ,Cau}e J&mpiici Geuicialis inflexo» Sp, - IPlant» N. 2, F(. Suec. 913, 969. Bryum palnftre , Sca- 3pis teretibus Stellatis. Dill. Musc, 340. T. 44 f. 2, Muscus Capillaceus tenuisfiinus. Vaill. Par, 134. T. 24. f 10. Muscus trichodes. Mor. S. 15. T. 6 LS- Musc. parvus Stcllaris. Plum. Alm. 255. T» 47. f. 6. (5) Mnium Caule dichotomo , Fol. Subnlatis. Sp. Plant. 3. F/* iS'^/tftv 912, 970. Mnium majus; Ramis lou- gibf.' bifurcatis. Dill. iZ/j^i-.^ T. at- f. 3. Musc. paU ereftus, Vaill. Plit. 135. T, 24- f. t. Mu.sc. Paluftris, Fiagellis ereftis &c. Mor. S. 15. T. ó- f. 9. Muscus Stetlaris, Buxb, Cent. i, p. 45, T. 65. f. 1- 4* JL Djesl. XIV. Stuk, 414 Eeschryvinc van jX* Van deeze twee Mosjes, in S weeden en el-, ders gevonden, is de e^rfte voor de Laplan- -HooFD- ders een aanwyzinj; om Waterbronnen te ^^i^osmos '^'"^^^ Bosfchen , die Moerasfig zyn s ' de' anderegroeit in Moerasfen van ons Werelds- / deel op verfcheide plaacfen* Het onder- fcheidc zig door zyne gegaffelde Takjes vaö de andere , die dezelven eenvoudig en gc- fternd heeft, geelachtig van Kleur, met lang- werpige Hoofdjes als die van 't Venus-Haair> volgens D I LLEN I us , maar Buxbaum heeft dergelyk Mos met groote ronde Bol- letjes opGoudgeele Steeltjes. . ( 6) Roosmos Jai ongejieeld U 5 met een knik- ' Mrtnmt kend Meelknopje en een vierkantig omge* iricum. boogen Huikje. Vogtmee- ^^^'S- In lugtige onvrugtbaare Bosfchen groeit die Mos in ons Wereldsdeel , volgens L i n n iE u s. By ons komt het op oude vogtige Muuren en Steenachtige dorre plaatfen, onder 't Geboon> te (6J Mnium acaule Antbera nutante , Calyptri reflexi tetragonzL. Sp. Plant. N. 5. Gort. Betg. 284- FL Suec. 903 , 972, Brynm Bulbiforme Aureum , Calyptrt quadrangulari. Dill. Musc, 407. T. 52 f. 75. Musc. Fol, fcutellatis. Vaill» Far, 135. T- 26 f. 16. Musc. Coronatus minor. Moris. S. 15. T. 7. f. 17. Polytri- chum Aureum minus. C. B. Fin, 357. Mnium Fol. ova- to - lanceolatis conniventibus. Hall. Helv^ inckoat. HJ» 55- O r. Mossen. 415 tc, ook in Duinen by 's Gravenhage voor, IX. volgens den Heer dë Gorter. De naam ^^nx/'* is daar van afkomftig, dat de drooge Draadjes 5^^^^^^°" een Vogcmeecer uitleveren , zode Ridder wil. ^^J^^^^ Zo men' , naarnelyk, een natten Vinger, langs het Meeldiaa.dj;e.5 waar onder naar. 't .midden opvoerc,zegt hy , dan buigt zig hetMeelknop- je om, en denzelven van hetzelve nederwaards tot het midden ftrykéndc , herftcit het zig. Die Proef moet zeer moeijelyk in 't werk te ftellen - zyn, ineen zo klein Mosje. D1LLENIUS5 die het Klein verguld f^rouwenkaaJr noemt ^ merkt aan, dat in droog Weer de Draadjes minder omgeboogen of overendftaande zyn. Hy zegt> dat het tropswyze groeit inJBosfchen, Tuinen, aan Voetpaden , als ook op Muuren , oude Boomen en rottig Hout ; beminnende vooral de afgebrande dorre Gronden. Dodon/eus ftelt het voor, als een tweede Soort van GuL den IVederdood , kleiner d^n de eerftet. Som- migen betrekken dit Mos onder de vyf JHaair- planten.der Apotheeken (^}.. uu;;..;...: : (7) Roosmos met een gegafeld Steeltje^ SleeU |VIT. draagende BMjes , een öpjiaand Meelknopj^e en fiekielde Bladen^ reztm. Aan CD Dalr Fharm, p. 113. Fdit. Brem. Haller» f7) Mnwm Caule dichotomo , AxiIRs pedunculifens ïL DxRu XIY. STwiSf ^t6 B E S C il R Y V I N G VAN Af ^eelI Paaien en Boomen by 't H^is E^j^^ . 111. delgeer heeft de Leidfe ' Hovenier Meerburg stuk!*°" deeze Soort gevonden , volgens den Heer dei Moosii.'os.^^^^^^' In de Mey - Maand is zy op d^ Velden, by Upfal en elders in Sweeden , zeerc- gemeen. Aan de paarfche Draadjes is zy ken- baar. VTIL (8) Roosmos met opflaande Meelknopjes en S^^Teum, Draadachtige Dekzehjes ^ zo lang als die Borftelig* ^ ' zyn^ IX. (9) R-Oosmos met de Bladèn door V droogen Genoegzaam -onderfcheiden zig deeze, die beiden Roos- of Stern - Mosjes zyn, door de gedaante. De eerfte heeft , oogfchynlyk , zeer dunne fpitfe Meelknopjes en paarfche Steel' &c. Sjj, PUmt, N. 6. GoRj. Belg. II. p. 285. Bryiim Caps. ereftiuscula obloiiga. F/. Snee, 896, 973. Bryum tenue Steliatum Setis purpürets. D i ll. -/^^^i"^^* 386, T. 49. f. 51. Musc. tricliodes parvus &c. Mor. S. 15. T. 6. f. 4, 16.' - 'i^'*^ ^t ii' y (8) Mnium Anthetis ereftis &c. Sp. Ttanf. N. 7. Gort. BetgAl.yi^ 235. F/. 1 1. N. 974. Bryum Stellare niti- dum pallidiun Caps. tenuisfimis. Dill. Musc, 381. T, 48' f. 44- (9) Mnium Fol. arefaftione revointis. Sp* Plant, N. %. FL Suec. 1 L N, 975. Bryum Cirratum & Stellatnm , temüoribus foliis. DiLi.. 3Iusf, 379. ï. 48, f,42. VaiH;» ^ar. T. 24. f. 8. Steeltjes. Deeze is op de Hooybergen en j^^]^^^ eenige Wilgeboomen , by Noordwyk, door in. * M EER BüRGH gevonden. In Swecden groei- s^v^^^ de zy op Paaien aan de Draaibrug te Upfal. Roosmos^ De andere, die zeer dunne gekrulde Blaadjes heeft , komt in Bosfchen van Europa en aan Haagen voor , zegt Dillenius, die aan- merkt, dat deeze omkrulling der Blaadjes door 't droogen ontftaat. (10) Roosmos met Eyonde gefpitfte door- X* fchynende Blaadjet , de Draadjes byna uit aJnotl^^ den Wortel en knikkende Meelknopjes. ^^jaVrig (11) Roosmos met hangende Meelknopjes en XT. gekromde Draadjes ; een enkeld Stammet^ ^^oq^T je^ de Blaadjes ruuw gerande jaars. Wegens den bloeycyd in 't Voorjaar beeft deeze laatfte , die in 't Haagfche en andere Bosfchen onzes Lands op de Wortels der Ei- ken (loj Mnium Fol. ovatis acuni. p^llucidis &lc. Sp. Plant^ N* 9. Suec^ IL 976. Bryum Annotinum Lan- ceoiatum pellucidum , Caps. oblong, pendulis. Dill. Musc. 399. T. 50. f. 68. Cii) Mnium Anth. pendulis, Pedunculo curvato &c. Sjp. Plant. N. 10. Gort. Belg, 11. p. 285* Bryum Stel- lare hornum Sylvarum &c. Dill. Mtuc* 402» T. 51» 71. Musc. Capillacsus major Stellatus. Vaill. Par. T. 24% f. 4, 5« Mnium Fol Lanceolatis imbricatis &c«Hai«l« Helv. inchoat, 111, N. 1846, Dd 11. DisQL, ^lYn Stuic> 4l8 B © S C H R \' V I N G VAN IX. ]E Mossen. O 3) Roosmos met hangende Meelknopjes^ een omgekromd Huikje en doorfchjnende Bladen, j^**^ HOOFO. (14 Roosmos met hangende Tolachtige MeeU^^^xiw. knopjes i een Draadachtig Stammetje \ de ^^^^^^ Frouwelyke Bloempjes Borjleldraagende. Raaw. Deeze beiden komen in Sweeden en andere ^.^''^^^''T' deelen van^Europa ; de eerfte by ons veel in tig. Bosfchen en aan de kanten van greppels, als ook op de Muuren der Stad Leiden en elders voor. De laatfte heeft den bynaam van de Peerachtige figuur der* Meelknopjes , welke, gelyk in de andere Soort, nederhangen, zyn* de Goudgeel van Kleur* (ij) Roosmos met een pluizig Huikje^ XV. PotijtrU Op c^ö?V/^j, (ï3j Mnium Anth» pendulis &c. Sp. Plant. N. ii. Gort. Bel^, 286. Bryum Caps. pendulis &c. Ft, Sues. go7, 979- Bryum pendulum hornum mollei &c, LUll. Musc. 401. ï. 51. f. 70. (14) Mnium Anth. pendulis turbinatis &:c. Sp. PlanU N. 12* Fl» Suec, goz, 980. Bryum trichodes Aureum, Capit. Pyriform. nutantibus. Dill. Mus^. 391, T* 50, £• 60. f15) Mnium Anth. Calyptra vilioB. Sp> Plant, N. 13. Polytrichum nanum Aloës folio non lerrato. DiLt. 'Mttsc^ 128. T. 55. f. 6. Musc. Cap. minor, Calyptr^ tomentoiU- Vaill. Par, 131. T, 26. f. 15. /8, Polytr. parv. Aloös folio ferrato. Dill. Musc^ 429. T. 55. f. 71. Vailï,» Par* T. 29. £. xi. M. Adianti Aurei faw, bumiüs &c. D d 2 ByjiP» IL Deel. XIV* Stuk» 42<^ B R S C H R Y V i N O VAN IX» Op vogtige Heygronden komt deeze, vol- ^^lïi.^' gens den Ridder , in Europa voor. De Ge-^ Hoofd- ftaltc zweemt veel naar die van 't Haairmos en '^Roosmos ^^^^^ ^^^^^ Huikjes , even als hetzelve. * Daar zy n Verfcheidenheden van : verfchillende de twee eerden , doordien de Blaadjes, naar die van de Aloë gelykende , in de eerfte elFen , in de andere Zaagtandig zyn. De laatfte heeft de Hoofdjes dunner, de Draadjes langer 5 de Blaadjes regter. Vliezig, dun en doorfchynen- ^ de. Altemaal zyn het zeer kleine Plantjes , naauwlyks , met hunne Draadjes > een Duim hoogte bereikende. XVI. (16) Roosmos met vergaarde Draadjes en uit* Serpiiii- gebreide doorfchjmnde Blaadjes» folium. biadfg.^^^* De ondergefchikte Verfcheidenheden met Pl. CII. den bynaam van Geftippeld^ Gefpitst^ Kinderend en BuxB. Cent, I. p. 43. T. 63. f. I. Polytr. acaulon , Capillaceum , Caps. cylindr. DiLU Musc. 434. T, 55» £• I*. C16) Mnium Pednnc. aggregatis, Foliis patentibus pel-* lucidis. Sp. Plant. N. 14. Gort. Betg. 2&6, Fl, Suec^ 901 , 982. Pwifiatum, Bryum pendulum SerpilJi folro» DiLL. AUtsc. 416. T. 53. f. 81. Vaill. Par. T. 26. f. 5. Cuspidattiw. DiLt. f. 79, Vaill. f. 18* y. ProUfe^ rum. DiLL. f. 77. Muscus Stellaris Rofeus» C. B. Pw, 361. l. Undulamm, Dill. f. 76. Muscus Roseus poly- cephalus. Vaxll. Pnr^ Tt f. 3» MiCH« Gen. 408» T. 59- 5. f) E M O S 3 E 4üi en Gegolfd Roosmos, zyn , zo Linn^us \x. aanmerkt , door de Autheuren als byzondere Soorten befchree ven ; doch zyn Ed. , niet voor Hoofd- derzelver vermenigvuldiging zynde, acht dat*^^^J^^^^ zy allen tot deeze Soort kunnen t'huis gebragt * worden. De laatfte, evenvrel, é\Q Feelkoppig Roosmos , inet gegolfde Bladen van Vlafch- kruid, door Vaillant getyteld wordt, oordeelt de Heer Haller grootelyks van de anderen te verfchillen. De Blaadjes , zegt hy, zyn geel; eenige Steeltjes kruipen, ande- ren regten zig op, en breiden zig als een Roos- fe uit. . De Blaadjes , inderdaad, welke in de eerften veel naar die van Wilde Thym of Quendel gelyken , gelyk uit de Afbeelding van dit fraaije Mos , in onze Figuur 8, op Plaat CII, blykbaar is, zyn veel langer en fmaller in de laatfte , en komen meer met die van Vlafchkruid overeen* In onze Af beelding ziet men , hoe de Draad- jes tropswyze uit een Roosje van Bladeren voortkomen , gelyk dit ruim zo blykbaar is in die van Michelius, waar nevens een ander Roosje gevoegd is, dat men Vrouwelyk kan noemen , als geen Meeldraadjes hebbende en in plaats van dien veelePypjes, door wel- ken mooglyk het Stuifmeel , dat deeze Mosfen uit de Knopjes blaazen , ingeflurpc wordt. Zulke Roosjes komen blykbaar voor, in Exemplaaren van dit Mos , welken de Heer Dd 3 Thün- IL DcBU XIV. Stok, 4^2 BesciIryving van Afdeel. '-f'lïUNBERG op het Gebergte bczuiden Ba- 1 1 1. tavia verzameld heeft. Hier uit blykt , dat «^^k!^°* rnen in Ooftindie Mosfen heeft , die veel Moosmos.mGt de Europifchen overeenkomftig zyn. LiNNiEUs merkt aan, dat dit QuendeK* bladige , in Sweeden , aan Beekjes en op vogtige Velden overal groeit : elders zegt hy , in Europa komt het byna overal voor. In ons Land is het zo gemeen niet. Het Geftippelde vindt men te Katwyk, zo wel als het Gefpitfte, dat ook veel voorkomt in Haagfe Bofch : het Kinderende te Heemfe in Overysfel : het Gegolfde op verfcheide plaat- fen in de Weiden van Vriesland, zo de Heer DE Gorter heeft aangetekend. • XVIT. (17) Roosmos met drieryive uitgehréide ElS" ivtqm^^ ^y^' Lancetvormige gekielde Bladem tig^^^"" op vogtige plaatfen komt zodanig Mos , in verfchillende hoogte , voor , dewyl het ligt afbreekt , zegt Dillemiüs. De Steelen zyn (17) JiMum FoL trifariïs patulis Subulato - Lanceol?» t!s carinatis. Sp. Fïant, N. i5» FU Suec. 11. N» 978» Bryum annotinum Pa'uftre, Caps. Ventricofis pendulis*. DiLL. Musc. 404» T« 51. f» 72. Musc. dentic. lucensFluv. maximus &c. Vaill. Par. 135. T. 24. f- 2 fi. Bryuin Laiiceolatum bimum &c. DiLi. Musc 405. T. 51. f.73. Br. paluftre coinpiicatum rubens &c. Di jll. Musc^ 406. T» 406. T. 51. £. 74. DE M O S S IC 423 zyn digt met Blaadjes , op drie ryën , be- j^^l^;^^ kleed , en hebben aan de Draadjes dikke han- 1 1 1. gende Meelknopjes» Mooglyk zou hier het stük!'^°" # glanzige allergrootfte getande Rivier - Mos , Roosmos; van Vaillant, omftreeks Parys vallende, behooren kunnen. In Sweeden vindt men het in de Veenige Moerasfen. De Roosjes of Sterretjes komen, in 't zelfde Plantje, op by- zondere Takken voor. Hier kunnen , als Verfcheidenheden , nog twee andere Mosfen, van DiLLENius, t'huis gebragt worden , die weezentlyk wxinig daar van fchynen te ver- fchillen. (18) Roosmos met tweezydige onverdeelde xvijl. Blaadjes^ Trkhoma^ nis. Op vogtige plaatfen > zo wel in Sweeden als in Engeland, groeit dit Mosje, dat wee- zentlyk veel naar het Wederdood gelykt , kruipende langs den Grond. In onze Provin- ciën fchynt het nog niet waargenomen te zyn# ( 19 ) Roosmos met tweezydige tweedeellge XIXJ C18) Mnium Fol. diftichis integerrimis. Fl. Snee, IL N, 985. Mnium Trichomanis facie. Foliolis integris. Dill. Musc, 236. T31. f. 5 Mnium Fol. diftichis bifidis. Gort. Belg. II. p. 287. Mn. Trichomanis facie Foliolis bifidis. Dill. M-mso. Dd 4 »3Z* ÏI. Djkeï., XIV Stv|k, 424 Beschryvino van TX. Dit aartig klein Mosje verfchilt van het AïDEEu voorgaande zeer weinig, geevende ook,gelyk Hooïii- hetzelve , kleine opftaande Steeltjes , uit de ^c^^^^j.. Mikjes der Bladen, die een Roosje draagt > ^ dat fomtyds rood is en naar een Aardbefie ge- lykt. Immers , dus hadt Halleii hetzelve in Switzerland waargenomen. XX. {20) Roosmos met tweezydige Blaadjes 5 de Smg^^ ^>//;^/if van onderen ge-oord. mannia* Wegens de gelykenis naar zeker volgend Geflagt van Mosplanten voert deeze den by- naam; gelyk ook Michelius een Junger^ mannia daar van maakt, doch Dilleniüs heeftze geheten Alpifch paarfch Lkhenaftrum y met ge-oorde en Lepelachtige Blaadjes. Naar den Ouderdom en Groeiplaats is dit Mosje , dat met Bladen als van Wederdood overend- ftaande groeit, zeer verfchillende- Het kwam niet alleen op de hoogde Bergen in Engeland, maar ook elders op vogtige plaatfen , en te Lei- 237* %\% f. 6^ Jungermannia Terreftris repens. Mich. Gen, Terreftris repens. Mich. Gen* 8« T. 5. f. 14. Jun- germ* FoL bidentatis , In apice fragifera. Hall» helv. inchoat. N- 1864. (20J Mnium Fol. diftichis , Pinnis fubtus Auriculatis, Gort. Belg 11. p. 287- Suec. 11. N. 984. Lkhena- ftrum Alp. purpwreum , FoL Aur. Dill. Musc, 479. T. 69. f. I. Jungerm. Alpina paluftris purp. Cambrica&c« Mich. Qen. 6. T. 5« i* 16. DE M O S S E Nf 425 Leiden op de Stads Muuren, aan den Hortu- i^- ^ lanus M E E R B ü u G H voor , die het voorgaan- 1 1 1.' I de in de Haarlemmer Hout en 't Haag(eBofch^JJ^^°- j beeft waargenomen, zo deHeer DE Gorter Ro'osmos: i aantekent B R y ü M* Knopmcs* Dit Geflagt onderfcheidt zig van 't voor* gaande , doordien het geen Roosjes , maar het Meeldraadje uit een endelings Knopje fpruitende heeft* Het is gedekzeld en heeft bovendien een ongehaaird Huikje , even als *t voorgaande, welks naam, zo wel als die van het tegenwoordige, oudtyds in 't Griekfch ge- bruikt is , om zekere Mosfen te betekenen. De Soorten > wier getal hier meer dan der tig is , heeft L i n n -fls: u s in drie Rangen on- derfcheiden, als volgt. I. Met oDgefteelde Meelknopjes. (l) Knopmos met ongejleelde Meelknopjes aan i. V end en een zeer klein Huikje. Om ^""^^^ apocar» O Men vindt dit Geflagt thans verrykt met verfcheide Vrugte» Soorten uit het volgende, wier endelingfe Roosjes waar-^^^* genomen zyn , naamelyk het Bryum undulatum , fquarro^ fnm, Pomiforme , Rurale, Murale , tortuofum , ExtinUo^ f'mm , Suhulatum , viridulum , Taludofum , Trichodes , Sar^ fieuMy Ccespititium , Alp 'm^m. Vid. Meih. Mme, emend^. utfupra» O) Bryum Antheris fesfilibus terminalibus, Calyptra Dd 5 nil- n. Deel. XIV. Stuk. 4^6 IJ E S C n R Y V I N C V A M IX. Om dat dit Mos zyne Meelknopjes naauw- Afdeel, jyj,^ vertoont , en die voor Zaadhuisjes plag- Hoofd- ten gehouden te worden , hadc de kundige ^Kno^mos Vaillant 'er den bynaam van Frugteloos * aan gegeven, liet is op Steenen en Boomen door geheel Europa , als ook in onze Neder- landen 5 gemeen. De Meelknopjes aan de en- den der Takjes in de Blaadjes verborgen, zyn rood van Kleur en fteeken met Puntjes uit. II. (2) Knopmos met ongejieelde Meelknopjes die fi^attm! verfpreid zyn^ en de Huikjes gefireept of Geftreept. opwaards Haairig. Deeze Soort komr^ met baare Verfcheiden- heden , in ons Wercldsdeel , alom ^ op Boomen , Stee- lïiinima. Sjfji- Nat, Vtg. XJII. Gen. 1194. Sp. i. Gort. Belg. 11. p. 287. Flé Smc, 865, 986. Oed^ Dan. T. 480. Sphagnum Foliis Pilo terminatisu Lugdb. 500. Sphag- num fubhirfutum obfcure virens , Cap- rubellis» Dill. Musc, 245. T. 4 > 5. Miiscus apocarpos hirfutus &c. Vaill. Paris., i2g, T. 21. f. 15» (2J Brijum Antberis fubfesfilibus fparfis Gort. Belg. 287* Polytrichium Cal. ftriata furfumve Pilofa- FU Suec, 869, 987- Polytr. Bryi Ruralis facie, Caps. fes- filibusjmajus» Dill. Musc^ 430. T. 55. f. 8» Musc. apo- * carpos , Aiboreus Ramofus. Vaill. Par. 129. T. 25. f* 5, 6. /J. Id^ ihid. T. 27. f. 10. DiLL' T. 55- f- 9- y. DiLL» T. 55. f. 10. Polytr Capill. crispum» Dill. T. 55» f. II. Vaill. Paris. 130. T. 27, f. 9. Bryum Sctis brevisfimis Axillavibus , Calyptris Cylindrids viUolisfimis. Hall. Hetv.inchoat, Ui. N. 1798. DE M O S S E 427 Steenen, Rotfen en in Bosfchen, voor, zegt , IX. LiNNiEus. Ey ons groeit zy ook veel aan Boomen. . Die , welke de Huikjes zeer ruig Hoofd- ^ heeft, merkt Haller aan , komt in Swit- y^,,^^^^,^. zerland overvloedig voor op de Schors der Boomen. Deeze zou eigentlyk aan de bepaa- hüg niet voldoen , en veeleer tot het Geflagt van Haairmos behooren , indien zy eenig Uit- fteekzel onder het Meelknopje had. Ook verfchilt zy door de ongemeen korte Draad- jes te veel daar van , en wordt wegens de gely- ke gedaante hier t'huis gebragt. II. Met gefteelde Meelknopjes , die over- end ftaan. (3) Knopmos met opflaande Kogelronde Meel- IIK knopjes^ Pomifir^ me» (4) Knopmos met op/laande Eyronde Knopjes ^ een Elsvormig Huikje , on gefteelde Spruit^ jy^ jes en Eyonde ongefpitfte Blaadjes. Pyrifir-^ (5) Knop- Peerach. tig, (3) Anth. ereftis Spbaericisv Gort* BetgAX. 288* Fl' Sttec, 888^ 988 Bryum Capillaceum Capfulis fpbaericis. Dill. Musc. 339. T- 44. f. i. Muscus Tricho- des minimus Sericeus Capillaceus. Vaill. Par. 129. T. 24» f. 9 , 12. (4^ Bryum Anth. ereftis obovatis , Calyptr^ fubulata &c Gort. Belg. II. p. 288. Fl. Suec, 890, 989* Bryum Sei'pülifob pellucidum, Caps. Pyriformibus. Dill» Musc» 345. T. 44. f. 6 Musc. CapiJlaceus minijiiiis &c. Vaill. Par, 129. T. 29. f. 3. II, Deel. XIV. Stuk* 4^8 B ESCHUYVINO VAW IX, (5) Knopmos met een opflaand langwerpig Afdeel. Jdeiner Meelknopje , de Huikjes ruim m Hoofd- egaal. STUK. B^^^nn (ö) Knopmos met opflaande Ehvormige MeeU ExtinUo- knopjes en ongejieelde Spruitjes. tium, jDotnperig» IV. Deeze vierderley Mosfen , allen wegens de Suhuta fïguuj. der Meelknopjes gebynaamd , komen Eisvor- door geheel Europa voor. De GroeiplaatwS der eerfte, tekent onze Ridder aan , op Aardige Rotfen , die der tweede in Velden aan Dy- ken; die der derde op Zandige plaatfen; der vierde op Dykjes die wat vogtig zyn. Dé Hoogleeraar de Gorter merkt op, dat het Appelachtige in *c Haagfche Bofch voorkomt, in eenige Groepen; het Peerachtige aan Scha- duwachtige Wallen , ifi fchraale Weiden en in de Duinen by 's Hage : het Domperige in den Enck by Harderwyk: het Elsvormige, eindelyk, op vogtige Zandgronden en onder aan fommigc Boomftammen. Allen zyn het zeer (5) Bryum Anth. erefta oblonga minori Gort. Belg. ïl. p. 288. .S»*^^. 891, 990- Bryum Calyptr^ Extinaorii forma minus. Dill. Musc, 349. T. 45. f. 8. Vaill. Fat, 137. T. 26. f. I. Muscus Capillaris mini- mus cucullatus^ Magn. Hort, 139. T. 82. (Jb) Brijum Anth. ereftis Subulatis &c. Gort. Betg, JL 288. -Sw^^. II. N. 991. Bryum Caps. longis fubulatis. 'D1VI..MUSC. 350.T. 45. f. 10. Muscus Capillaris , Comiculis longisfimis incurvis. Vajle. Paris* 133 T. 25. f. 8. zeer kleine Mosplantjes, naauwlyks een half IX. op 't hoogfte een Duim hoog , behalve het ^inf^ eerfte , dat fomtyds wel anderhalf Duim be- Hooid- raïkc, zo DijLLENiüs aantekent. (•7) Knopmos met bym opjiaande Meelknop- VU- ^/i Maairige omgekromde Blaadjes. Rurale. Land* <8) Knopmos me^ opjiaande Meeïknopjei ^'^^^•^^^ Haairige Blaadjes die byna regt zyn en Mmate, eenvoudige Spruitjes^ Plagmaakende^ Muung, Zeer gemeen Mos is dit in ons Werelds* deel. Het eerfte groeit , volgens Linn^eus, op de Daken der Boeren Huizen en op de Stammen van Boomen : het andere op Steenen , Muuren , Daken en Dakpannen. Beiden ko« men zy in ons Land , op de Rieten Daken eu oude Muuren , als ook tusfchen de Straatftee- nea (7) Brijum Auth. ere£l:iusculis &c» Gort. Belg. II* 289« Sms. 900 , 993. Bryum Rurale Unguicul^ turn &G. DiLL. Musc, 35a. T. 45. £♦ 12. Muscus Cajsil- laris Teftorum &c. Vaill. Tar, 133. T. aS. f. 3* (8j Bryum Anth. ereftis , Fol. Piliferis reftiusculis &c. Gort. Belg. II. p, 289» Suec^ 1 1. N. 993. Bryum Tegulare humile Pilofum & incanum* DiLi.. Musc^ 355. T. 45. f. 14. Muscus vuig. omnium vuJgatisfimus non yillofus. Vajll. Par€ 133, T. 24. £ 14. Muscus Capil- laris minor , Cap. erectis , Fol. in Pilum desinentihus, ld» ihid. f. 15. Bryum Caulicalis brevisfinais &c, HiiLt» Jiilv. imhoat N. ig^S , iSïó» li. Dszu XIY# STiJii> 430 Bbschryving van IX. nen, voor* Ook vindt menze, dat zonderling ^^^n!"" ' Haarlemmer Duinen. Het laatfte , Hoofd* inzonderheid, groeit by Plaggen of Plagget- ^Knopmos. J^^* ^^^^ behoort het Allergemeenfte Mos van Vaillant, met Haairtjes en zonder Haaircjes. hunne dunne fpits gehuikce Meelknopjes zyn zy kenbaar. De Draadjes , van taamelyke langte, komen uit zekere Ster- retjes voort, welken Hall er Roosjes noemt. IX. (9) Knopmos met bynaopjlaande Meelknopjes ;^ fcopariZi. vergaarde Draadjes ^ eenzydige omgekrom" Bezem- Blaadjes en hellende Steelen. achtig. Pl. CU. ^^g* 9' (10) Knopmos met byna opflaande Meelknop' Undula- j^s ^ omtrent eenzaame Draadjes y Lancet^ c^' ifd vormt ge , gekielde ^ gegaffelde , uitgebreide ^ Zaagtandige Blaadjes. Van deeze heeft het eene wegens de Bezem- ach- (9) Bryum Anth. ereftiusculis , Peduiiculis aggregatis &c. Gort. Belg^ 11, p, 289 Suec. 898, 995. Bryuni recliiiatum Fol. falcatis, Scoparum effigie. Dill. M^isc. 357, T* 46. f. 16. Musc. Capül. major. Vaill. P^r* 132. T. 28. f. IS. (10) Brijum Anth. ereftiusculis , Pedunc. fubfolitariis Gort. Belg, 1 1. p. 289» Suec. 899 , 996. Oed* Dan* 477, Bryum Pliyllitidis folio rugofo acuto» Dill» Musc, 360. T. 46. f. 18. Musc. ereélus Linaiiaè folio ^ major. Vaill. Fat. 133. T* 26. f. ij* DE Mossen. 431 achtige gedainte , het andere wegens de rim* jx. j peligheid der Bladen ^ die als gegolfd zyn3den ^^u^^' i bynaam. Het eerde groeit veel in Bosfchen, Hoofd- I OD de Wortels van verrotte Doornen en op Hey-^^"^' velden: het andere komt ook in Bosfchen en belommerde Velden , zo in ons Nederland als elders , voor. Dit laatfte heeft de Bladen breeder en eenigermaate naar die van Vlafch* kruid gely kende , zoVa illant aantekent. Beiden vallen zy veel grooter dan de voor- gaanden en het eerfte maakt eene aartige Ver • tooning , als blykt in Fig. 9, op^ onze Plaat CU, hier voor, fli) Knopmos met hyna opflaande Meelknop-- XI; jes, een Boogswys' Dekzehje , opfiaande gtau!um. Schubswyze Bladen en Takkige Spruitjes, ^eegroejv (12) Knopmos met opflaande Meelknopjes ^ de xiL Bladen Tongachtig ^ byna ftomp ^^^'^^^'Wlt^cMg breid. Cl 3) Knop- en) Bryum Anth. ere£liusculis , Operculo arcuato &c» Gort. Betg. 11. p. 290* FA Suec. 11. N. 994. Bryum albidum & glaucum fragile majus. Dill» Musc. 362. 46. f. £0* Musc. er. Capill, Vaill. T. 26. f. 13. Musc. Saxatilis Ericoïdes, C. Fin, Q^Sz^Prodr, 151. (ijij Bryum Anth. ereftis , Fol. Lingulatis &c. Bryum nanum, Larignis foliis albis. Dill. ^uss. 364. T. 46, f. au llo Dbil. XIV. Stuk» 432 Beschryvinc ^ a m fchynend* Afdeel O 3) Knopmos mei byna opfiaande Meelknop^ UI. * jes'^ de Bladen fpits ^ omgskruld i de Sieelm Hoofd- . STUK. rutg. XllL Bryum Dg Kleur onderfcheidt voornaamelyk deeze ^dum,^' Mosfen i,die in geftalte weinig verfchillen. De wne^l cerfte komt veel op bloote Hey velden, de laatfte in Moeraslen , zo by ons als elders,; voor. Het Witachtige Mos, met Bladen als van den Lorkenboom , is op het Eiland Pro- vidence , dat tot de Bahama's in de Wesiin- diën behoort^ verzameld. VlV. ( 14 ) Knopmos met opfiaande wydmond}g& ^"^Onte- Meelknopjes en gekielde Bladen. (15) Knopmos met opfiaande langwerpige Ungtd^ Meelknopjes ; Draadjes in de Bladermikjesi ^^Gena- Spruitjes opwaards verdikkende* XVI. (^^) Knopmos met opfiaande Meelknopjes y een ^Acicula" Speldachtig Dekzeltje en opgeregte byna Speld- eenzydige Bladen. Drie achtig. C 13) Bryum Anih, ereft Fol. recurvis acutis &c. Gort. Eetg^ 11. p. 290. FL Snee, U. N« 997. Br Paluftre pellu- cidum &c. DiLL. Musc* 364. T. ^6*. f. 23 & 24« Musicus Polytrichodes elatior &c. Pluk. T* 44» £ 7. C14) Bryum Anth. ereftis Ore dilatatis, FoL Carina- tfs. HUDS, A^gt, 309. Bryum tenue imberbe &c. Dill. Musc, 382. T, 48. f. 46. ("15) Bryum Anthe ereftis oblongis > Pedunc. Axlllari- bus &c. DiLL. Jïf^/J^^. 383. T. 48. f. 47. Musc< Capillaris &c. BuxB* Cenu 1 1. p 9. T- 2, £♦ 9. (16) Anth. ^reftis, Operculo Aciformi &c. Sp. baard, XV. - x> E M O s s E N. 433 Drie zeer kleine Mosfen, allen jn Engeland IX. ^ ipfévonden^ raaaken. deeze uit. Het la^tfte on- ^fj^f*^ derfcheidt zie; door de Spel Jachtige puntjes, Hoofd* 5TUK die het aan de Dekzeltjes der Meelknopjes lieeft, genoegzaam. m([i7) Knopmos met opfi(iande Meelknopjes ^ en XVIT, 21 Borftefige Bladen-, de Draadjes hogtig. jexm/h^^. " (i8) Knopmos met opjlaande Meelknopjes en XVlir. Borjielige Bladen , over ééne ' z^de.. maiulT Zydig* ' j^ip) Knopmos met opjlaande Meelknopjes en j-^^^J^^ Borjielige ongedoornde Bladen , door Hfitm. droogen omgedraaid. Krullig» • r Aan Plant, N. 14. Bryum Ment. hemi-heterophyllum , üperc. jxutjs. DiLL. ilf^/^^. 366. T. 46. f. 25. (17J Bryum. Kïi\h ereais, FoL Secaceis Ped. flexuo- !s. 5/;. Plant. N. 15. Gort. Belg. 11. p. 290. FL Suecl i92> 998. Bryum Piiofum molle Setis intortis. Dill. 373 . T,. 47. f- ^ (18) Brijim Amh eredis , FoU SeUceis. fecundis. iS>. . ^tor. N. 1,6. Gort. Belg 11. p, 290. Fl Smc. 895, J99. Bryuni^lieteromailum. DilL. ~Musc. 375. T. 47, f. Ij-V -Musc.' öiirHhceus &c. Vaill. FarU. 132. T. ,2.7. f. ii. Oed. Ban. T. 479. : (19) Bvmm Anth. ereftis , Fol. Setaceis inermibiijS Sp. ?lant\ N. 17. ^'/'/^r. 897, 1000. Br. Alg^ SJrin. crisporutn fimile. Hall. Helv, iio T. 4 f. 2. Bryum Girratum; Dill. Mitso, 3^7. T. 48. £ 40. Musc.' i^elvr trichodes crispatüs. Petiv* foz. ï59» T. 65 f. 8. ■ Ee JL PsBï.' Xiy. Sifur-. 434 SCHRYVINC VAW Afdeel. gedaante zyn deeze drie te onder- in, fcheiden , waar van het ^rfte in Bosfchenij sfij^^^' het tweede op Hey- Velden 5 het derde op Knopmos. hooge Gebergten , inzonderheid van Swit» zcriand, groeit. Men vindt het Bogtig Knop? mos in Vriesland 3 op 't Heereveen , in de Wouden en elders; het Zydigekomt veel op) Heijen , onder Haagen , en ook wel op de Stammen en Takken van Boomen , in oqze) Provincie voor. Het is op Boomftammen enr in holle Paden van Switzerland gantfch niet; zeldzaam, zegt H aller. Het laatfte^Swit- ferfch gebynaamd , naar gekruld Haair gely-' kende, vind ik thans by hem niet. XX. C^o) Knopmos met opjlaande rondachtige Bryum Medknopjes ; het Dekzeltje gefpitst. iruncatU" turn, Kaottig. In fchraale Landen, en aan de kanten vaal Gruppels, komt deeze Soort, by ons, op, veele plaatlen voor , zegt de Gorter.! Kasselqüist houdtze voor den Yfop , waar van in de levensbefchryving van Ko- ning Salomo wordt gefproken* De Meel- knopjes vercoonen zig, als het Dekzeltje *er Bryum Anth. ere/lis fubrotundjs &c, Sp, PtanU N. 18. Gort. Belg. \l p. 290. Fl. Suec. 8891 lOoi., Bryum exiguum , creberrimis Caps. rufis. Dill^ Musc* 347. T. 45. f,. ^. Musc. Capiilaceas omnium minimus. Vaill%, f&7, 130. T. 26. f. 2. Hysfopus Salomonis. Hassbiquisj:. af fs zeer geknot of knottig , waar van de j bynaam, iii. j Hoofd*» (2j) Knopmos met opflaande Meelknopjes die Eyrond zyn^ de Bladen LanQetvormig Bryum gefpitst , Schubbig uitgebreid. ""^"'^ffr'^ groen# Een bly- of hoog groene Kleur heeft dit Mosje 9 dat allerkleinst Haairmos met langer ;fmaller Blaadjes , vau Vai llant getyteld is. De Knopjes zyn geelachtig en gehaaird. Het komt in de Koornlanden , buiten Harder* ^yk, voor, ^ (22) Knopmos mei opfiaande rondachtige XXIL Meeiknopjes in de Mikjes en Elsw^g^ ^Q^\^f* afftandi^e Blaadjes. (23) Knopmos dat ongefieeld is ^ met Borftelige XXITL Bladen \ de Meeiknopjes zeerjïomp en g^^^ j-^^^^-^^^ pende. Dee- Moeira*» C21) Br^um Antli. erectls ovatijs, Fol. Lanceol. acu«- p^in. imbricato - patuiis» aS^. Fkint, N. 19. Gort. jE?^/^. 191, Bryum Capiliaceum breve, pallide et Isete virens , Caps. ovatis. Dill. Mzisc. 380. T. 48» f. 43. Musc» Capill omnium minimus. VaiLl* Par, 130» T. 29. £5, (22) Brijum Anth, ereftis fubrotundis Axillaribus 8ce* HuDs. Angl, 411. Br. paluftre ceftivum Coniexv^e fapii^» 'DïLL. Musc. 375. T. 47. f. 36. (23J Bnjum acaulon , Fol. Setaceis , Anth. obtufisfi- aiis patulis Sp^ Plant. N. Jio. FL Suec. 11. N. 1904^ «Bryum trichoxies acaulon, Paluftre , .miiiimum &c.I3t[L|^> Musc. 387, T. 49. f. 53- £ e ^ IL T>isu XIY. SïBR. :43Ö H R Y V I N O VAN lx. Peeze beminnen Moerasfen en Moerige vog-| AFDi2EL,j.jgp piaatfen in ons WereldsdeeL Aan dpj Hooro- Paaien van de Draaibrug te Upfal is het laat. STUK. • fi^^uitermaate kleine 5 waargenomen. Het eer* Kmjjmos. fchynt een zelfde te zyn met het Zomer^ fchey des ik dat heb uitgelaten. XXIV ^^"^^ Knopmos met opfiaande Meelkmpjes ^hei Brtjum"- Stammetje ' hyna ' regt y korte vrugtbaan ^^S^ --■^^^ ^ hébbende. kig. , • . XXV • C^5): KöPP^^o.^^^^^ opfiaande. Meêlknoj)jes\ ^ Veriiciiiü'^ Draadjes door V droegen getropt; Haairir Gekranst. §^ Blaadjes en getopte Stammetjes. ' XXVI. 06) Knopmos met byna, opjiaande Meelknop^ < ■^fais ^^^^ lange Draadjes ^ Borflelige Bla» den en ongefteelde Stammetjes. Van. >deeZQ\ drie is het eerfte een WoHigj Mös, voorkomende op Rotfen , Steenen eni Zan- ("24) Bryum Antli. ereclis, Caule reftiusculo &c. F/ajif. 'N. 2u Fl: Suec. 893,1003. Bryum Hypnoides polycephalön ' Lanuginofum &c, Dill. 3Iusc. 372» X* 47- 32. /I. 28* £. 3^. / (25) Bryum Awth, ereclis, Pedunculis licc. contordï &c. Sfj'n 'Plant. N. 22. Bryum Pilofum verticillatura. Dill. A^usa, ^74. T. 47. f. 35» (26) Bnpun /iritli. ereftiusculis , Pedunc. longisfimis. &c. Bryum Trichodes acaulon minimum. S/?» /'/^ï/^/. JJ^ ^4 DiLL» i^//^-^^/3S8. T# 49. f» 5^. !) E M O S S E Né Zandige plaatfen , byzonderlyk in Lapland ;' . IX alwaar veele Rotfen 'er zodanig mede be- kleed zyn , dat men 'er zagtelyk op -zitten kan. In ons Land vindt men het op donkere Knopms. belommerde plaatfen, ook jop Heyvelden, in de Duinen, en aan Dykjes. Dit Mos heeft eene aanmerkelyke hoogte, maar-> de. beide - anderen zyn wederom zeer klein, en bet laat- •fte, mooglyk door Celsius , Hoogleeraar te üpfalj aldaar gevonden , heeft' zcQr lang- werpige Meelknopjes. , ^(^7) Kv\opmos met hynaopJlaanJe Meelknopjes^ XXVII. die het Mondje Haairig zonder Ring hebben XnclTJ^s. en het Draadje zeer lang, . Haairig. " ^ /28) Knopmos met fcheeve Meelknopjes; <^^XXVIII. Blaadjes op vyfryen Schubbig omgekromd \ rofumT de Steel met eene Roêjïige Wolligheid fe- Rappig^ kleed. 'Het laatfle van deeze twee Mosfen, vanhet Rappige Takmos zeer verfcliillende, komt ia open Moerasfen der Noordelyke deelen van ■ : (2f) . Briiunz Anth. ere6t. Ore ciliato abx%i8 Annulö &:c. Sp, Flant, 2»;. Fl. Suec. II, N. ioc6. Bryum tri- Xihodes Aureum. DiLL» Musc 389. T. 49. f. 58. • (28) Bryum Anth. obiiquis , Foliis quinciuefariis dat het een Mos is van een Handbreed hoogte. D È M O S S E N. 445 Meelknopjes gedekzeld en een Haairloos ^J^-^^ Huikje, even als de voorgaanden. iii. In dit Geflagt zyn over de veertig Soorten^H«^^«- begreepen , welken onze Ridder in zeven j^^^^^^^ Rangen onderfcheiden heeft , als volgt. I. Met gevind Loof. (i) Takmos wet geheel eenvoudig Loof, de ^^j;^^^ Blaadjes Ehvormig uitgebreid; de Draad- Spmif&r- jes uit den Wortel. Graatach- tig. Een zeer byzonder en aartig Mos is dit Ja- maikafche, aldaar door Sloanr gevonden, \ welk veel naar het Bezem-Mos, voorheen befchreeven, gelykt» Het geeft, naamelyk^ uit den Wortel enkele Steeltjes , die met Bla- dertjes gevind zyn , ter hoogte van het mid- delflag Vergulde Haairnios of Wederdood. De Draadjes , ondertusfchen , die de Meel- knopjes draagen , komen uit den Wortel » tusfchen de Bladtteelen , voort, en overtref- fen dezelven weinig in hoogte. (ii) Tak. (O Hypnum Fronde fimpUcisfima, Foliolis patentlbui Subulatis , Pedunc. Radicalibus^ Syfl. Nat. Veg, XIII. Gen, 1195. Sp. I. Hypn. er. non Ramofum, Spin. Ha- le:um aemnlum. Dill, Musc. 332. T. 43- ^' Adian- turn f. Polytr. Aurenm medium &c, Sloanr 3^^* Hifl. 1. p. 68. T. 25. f- 4- IL Deel. XIV. Stuk. 444 ® E S C H R Y V I N O VAN IX* C^) Takmos met geheel eenvoudig gevind Loof ^ Afdeel. ^^t Lancetvormig is ^ aan denFoet Draad^ Booiiï- draagende. STUK. H. Takmos met gevind eenvoudig Loof\ de ^Taxifo- Vinnen verdubbeld ^ aan den Voet Draad-- ^^Taxis- draagende. III. Grootelyks verfchillen deeze niet , die uit S"" den Wortel Vederachtige Bladen uitgeeven , Tandig. welke zig Roosachtig uitbreiden, en uit het midden Draadjes fchieten met knikkende Meelknopjes, veel gelykende naar die van 't Haairmos of Verguld Venus-Haair. 't Is een klein Mosje ^ by ons tusfchen het Gras, op veele plaatfen , en elders daar het vogtig is, groeijende. In Sweeden komt het in lomme- rige Bosfchen , by Upfal , voor. (4) Tak. (2) Hypmim Fröiid. fimplicisfimS , Pinnat^ , Lanceo- 'lat^ , Bafi Fediinculifera. Gort. Belg. 11. p. 292. Fl, Suec, 11. N. 1013. Oed. Ban, 473. f. 2. H^^pn. Fol. Pinn„ contig, Linearibus. R. Lugdb, 504. Hypn. Taxiforme mi- nus Bafi Capfuiifera, Dill. Musc. 263. T. 34. f. 2. JMufc. Pennatiis, Capit. Adianti. Vaill. P^rr, 136. T. 24- (z) Bypnum FroiifTe Pinnata fimplici; Pinnis duplica- tis; Bafi Peduncuiifera. Gort. ^^-Z^. Fl. Suec, uts Hypn, denc'cul. Pinnatnm , Pinn. dupl. recurvis. Dill. Mttsc, 266. T. 34. 5. Penn denticuiatus minor. Vaill* 137. T. 29. f. 84 M. Penn. Capit» Adianti. Mor. S. 15. 6. f. D E M O S S E 445» (4) Takmos met zeer eenvoudig gevind Lan- Afdeel cetvormig Loof^ dat aan de tippen Draad* \\{. * fes draagt. ^^^^ IV. (5 ) Takmos met gevind Takkig Loofy aan ^^^^ de tippelt Draaddraagende. Knop- • f 6) Takrops met gevind Takkig Loof, dat 2:acioU over end (laat y inH midden Draaddraa- des. j r, Slee- genae» ;^ : pruimig, yi. Naar de gelykenis , welke deeze Mosfen met het Knopmos , Sleepruim of Venus Haa^r venus^ hebben, ^synze dus gebynaamd. Het middel- fte was door Dille ni üs onder Mosfen , uit Patagonie overgebragt 5 dus gevonden. Dit hadt maar zeer korte Draadjes. Da twee an- (4) Htjpnum Fronde fimplicisfima Pinnata j, Lanceola- 't2i ; Apice Pedunculifera. .Gort. Be/g. II. p, 293, Ft. S^iec* I K N. 1012. Óeö. Ban, 473, £, i. Hypn. Taxiforme exi- guum. DiLL. Mmsc, 262. T. 34. f. i. Muscus Polytri^ choides. Vaill. Far^ 136. T. 24. f. i3» Musc. Terreftris minimus. Buxb. Cent. J. p. 44. T. 64. f. 3» Hall. Helt/» inchoat, I IL p. 36. Cs) Hijpnum Fronde Pinnata Ramof^ , Apice Pediinc. Hypn. Pinn. Acaciae Setls brevisfimis. Dili*. Biusc. 265* T. 34- 4« f6) Hypnum Fronde Pinn. Ram, ere6:a &c. (Iort. Betg> 11. p. 293.. Afi, Stokh 1769. p» Hypn. Taxl« forme paluftre Ram ma jus & eieftum Dill. Musc,26_^> T. 34. f» 3. Musc» Taxiforniis Ramofus* Vajjcl. Far, II. J)mu XIV. S^MiÊ^ 44^ Beschryvinö van iX. anderen zyn in ons Wereldsdeel t'huis. Het in!'" eerde is een zeer klein Mosje ; het laatfte vale .Hoofd- groocer en gelykt , volgens Dillenius, Takntos.^^^^ Taxis ; zo dat ik de overeenkomfl: van hetzelve, 'in gedaante, met het Venus-Haair, niet kan vinden. Veeleer zou ik 'er een Va- renachtige geftalte aan tocfchryven met Kux- BAüM, of noemen het Taxisbladig, Takkig Mos , met Vaillant, Deeze beiden zyn in Haagfche Bofch gevonden: het laatfte komt op Steenen in Bosfchen van Sweeden voor* •'V lI. (7) Takmos mef gevind Takkig Loof\ de Hyprnmt Blaadjes Schubbige fpits ^ geplooid^ Co ium. mengedrukt. Platacli* (8 X Takmos met gevind Takkig Loof; de Ornithopo' Blaadjes zeer uitgebreid ^ Eyrondy gekield ^ Vogel- gefpitSt. pootig. IX. (9) Takmos met gevind Takkig leggend Loof Sytvati" cunu minnend. Hijpnum Frond. Pinnat^ Ramof^ &:c. XkoTkT.Belg^ jl. p* 293, FU Suec, lU N. 1015 Hypn. Fennat* com- yresfum & fplendens. Dill. Musc. 268. T. 34* f. 7. Muscus Trichomanoides. Vaill» Par. 139. T. ^3. f. 4. (8) Hypmm Frond. Pinn. Ramofa , Fol. patentisfinfiis &c. Hypiu Pennatum Ornithopodii Pinnulis pellucidis, DiLL. Ii^usc\ 270. T, 34. f. 9. C9-) ^^ypn^^ Frond. Pinn. Ram. procumbens &c. Hüds* AngU Hypnura dentic. Pinnatum, Pinnulis fimplicibttS reftiojibus. Diti.* M'^isc. 267. 34. f. 6« DE Mossen. 447 en fpitfe Blaadjes , in V midden Draad- ix. draagende. Aïdeel. Hoofd- Weinig yerfchillen ^ van elkander, in ge- stuk* ftalte deeze Mosjes; waar van, het gene den '^^^^^^^ bynaam van Fogelpo$tig voert , uit Patagonie was overgekomen. Het Platachtige is in de Duinen by Hillegom en Noordwyk waarge- nomen. Het laatfte komt op donkere plaatfea in Bosfchen voor, zo Dilleniüs aante- kent. II. Met verfpreide Spruitjes» (10) Takmos met Takkige Spruitjes ^ bym »x. gevind Loof en geftippelde Blaadjes. tmelT^^ Glinfte^ Takmos met verfpreide hyna regtopjiaan- rend. de Spruities ; de Blaadjes over ééne zyde , „ XI. , , . , r- Rugofum. omgekromdy rmpeiig aan den f/oet. Gerim*] peld* (la) Takmos Takkige Spruitjes ^ byna XII. ^ " ÜndutiU g^- turn. Gegolft (10) Htjpnmn Surculis Ramofis, Frond. fubpinnatis &€♦ Sp* Plant, N» 9. Hypn. Penn. Aq, lucens , longis latisque Folüs» Dill. Musc, 270. T. 34. f. 10. ( 1 1) Hypnum Surc. vagis ereftiusculis &c. Sp, PtanU N. 43. Manu 131 Hypn. lutescens crispum Lycopodij fade. DiLL. Musc. 289. 37. f. 24» (12) Hypnum Surc. Raxnofis , Froftd» fubpinnatis &€• Sp» Plant, N- 10. Hypnum Penn. undulatum, Lycopo* dii adinftar fparfum. Dili,. Musc. &71. T. 36. f» n» ÏL Dj6«. xrv. Siriwc. 44S C E S t H R Y V I N G V A W ^IX.^ gevind Loof en gegolfds famengevouwen III/ Bladen. HOOFD- ^^XIII (13) Takmos met Ikkkige Spruitjes 9 hyna Hypnum gevind Loof en gegolfde platte Bladen. Kiuilig* deeze vier Europifche komt het eerfte op Moerasfige plaatfen voor: het tweede zou in Hesfenland en Halland groeijen: het derde in Engeland', Ierland en Switzerland: het vier- de, eindelyk, op Steenige plaatfen. Dit laat- fte zou 3 volgens Boer ha ave, in onze Provinciën ook t'huis zyn. Het heeft veel kor- ter Praadjes dan het Gegolfde, 't welk 'eran* . derszifis zeer naar gelykt, eh platachtige Tak- ^A^... ]ts 5 de'Blaadjè^ op de Oppervlakte gekruld» . ■ C^/^) T 1016., Hypn. vulg^ trir angalum maximnm & pallidum.. Dii i.» Musc, 2^3, T. 38* £. 28. Vaill. T. 28. f, 9. Os) H^éP^um Rriïi, vagis fubrej^eatibus &.c, Go^t. ^ ' ' Belg. £) E M O S S P Na 44fï Takhnh de Bladen Eyrend ^ g^Jp^^si ji^^l^l^ fchubhig. ^iÏlT Deeze in Velden , Bosfchen en Haagen , j^^,^^^ van ons Wereldsdecl voorkomende, groeijen * jby ODS iii Weiden en met Onki-uid begroeide Tuinen , tusfchen 't Gras. Het eerrte heeft zyn naam van de driekantigheid der Bladerige Steeltjes , het andere van de figuur der Meel- Icnopjes; zo dat dezelven, met de Draadjes, ials een Schraap» Yzer , waar mede de Oyeqi uitgehaald wordt, vertoonen. Jlh Met gevederde Spruitjes. (16) Takmos met gevederde Spruitjes ^ afflan* xVL ■ •V'^ di^e Takjes en ^efchubde kromme fpitfe Jj^ypnum T>i j' jj 1 ■ Fihcinum. 1^ Dlaadjes ever éénezyde. Varee» achtig. " (17) Takmos met Kinderende Spruitjes die XVJI» ^lat gevind zyn 5 en vergaarde Draadjes. ^^^^^^^^ Belg, H. p. 294. Hyph. dent. vulgatisfimum. D?ll. Muss, 295. T. 38. f' 29. Muscus Myofuroides Rutabuli fruêlu. Vaill» Par, T. 27* f. 8. (16) Hypnmn Surc Pennatis, RamuUs diftantibus &c» Sp^ Plant N. 14 Gort. Betg, II. p. 294. Fl. Snec,%i^ ^ 1017. Hypn. repens Fiiicinum crispum. Dill- H^sc. 282. T. s6» f. 19» Muscus Filicinus. Vaill* Par, 138. X» 29. f. 9. (17) Hypmm Surc- proliferls plano ?Pinnatis , Fe« Ff II. D|f?L..xïv. sm^ i 450 B E S C n R Y V I N G VAN IX. fiS) Takmos met de Spruitjes byna Kindereftd Afdeel, ^j^^ gevind gepunt , en vergaarde Draad* Hoofd* jes» STUK. XVïIT. (19) Takmos met plat gevinde niet afgefchei* ^delim^ Spruitjes en vergaarde Draadjes. itihtni Tcaeug. Qiq^ Takmos met eenigermaate gevinde leg» Parien- gende Spruiijes , afftandige Takjes , Ey^ ^^Miiurig. ronde Blaadjes en knikkende Meelknopjes. Pro^ion- Deeze vyfderley Mosfen komen veel met ^^zêer malkander overeen. Zy hebben eene Faren'- lang. üchtige geftalte 5 waar van de eerüe Soort den by- dunc. aggregads- Sp. Falnt. N. 15. Gort. Belg. FL Suec, uts. Hypii» Filicinum Tamarisci foliis majoribus fplendentibus. Dill. Musc^ 22^4. T. 35. ï< 13. Musciis Fiiicinus major. Mor. S. 15. T. 5, f. Tournf. T. 326. C. Vaill. Par.T. 15. f. i, (1%) a^pnum Surc. fubproliferis , plano -Finnatis, cus]>idatis ; Pedimc. aggregatis, Sp^ PlanU N. 16. FU Suec. 11. N. 1019. Hypn. Filicinum, Tamarisci foliis minimis non fplendentibus. Dill. Musc, 546. T* 83» f. 6. (19) Btjpnum Suic. plano - pinnatis continu atis , Fe* dunc. aggregatis. Sp* Plant, N. 17. Gort. Belg, 11. 295. FL Suec. Lapp. Hypn. FiUpinum ïam. foL minori- bus non fplend. Dill. Muec^'^6, T- 35. f» 14 Muscus Fiiicinus major. Buxb. Cent, II. p* 2. T. i. f. 2 & p. 3. T. 2. f. I. Yaill. Par. T. i8 i & T. 29. f. i. C20) JFhjpnum 'SuYc. fubpinnatis décumbentibus &€• ! Gort. Be/g, Fl, Suec, &c. Hypn- repens Filicinum, trianguiaribus parvis foliis , prselcngum. Dill, Musc^ 278. T. 35. f. 15. Musc. terr, minor foL crispis. I^m^^^ n.P07. T. 63. f. 3- DE Mossen. 45* bynaam draagt by Linn^ïius; doch Dil- ïX- L E N I ü s heeftze allen Varenachtig ge- ^ noemd. De derde Soort is teerder dan de Hoofd- r /* 11 1 STUK» anderen en fyner van Loot , vailende zo xahmos. wel in Amerika als in de Noordelyke dee- len van Europa. De vierde is zeer gemeen eïi de vyfde komt , by ons , in veelc Bos» fchen onder oude Heggen en op oud Hout voor. Zy is gemakkelyker te kennen , dan door (Je befchry ving of bepaaling te onderfcheideu. Dus is de eerfte Soort ook gemakkelykft aan de gedaante kenbaar , en aan haar krullend Loof. ' r2i) Takmos met gevinde Spruitfes ; de Tak* XXI.1 ' . /. , jj . > 7 7 . Hijpmm jes digt by een , met omgekromde tippen. Criiia Can " Om dat dè Tnkjès 'eindigen als een Veder^kuif. pluim der oilderwetfche Helmetten > heeft deeze Soort den bynaam. Zy is in Europa en ïn Penfylvanie aan de Wortels der Denneboo» men gevonden. Boerhaave heeft dit - Mos (21) Hijptmm Surc plnnatis , Ramiilis apprcximatis 2[sc. Sp* Plant. N. 19. Gort. Betg^ p, 295. Hypi>. Fi- lichium Criflam Caftreiifem repraefentans. Dill. Mtfsc. 484» 36. f. 20. Musc. Terreflr* repens fubüavus. Vaill. Par, 141. T. 27. f. 14. Musc. repens Ramofas Pinnatus , fubtilislime divifus , Foliolis crispis reflexis. Boerh* 'tugdb» l, p. 21. 27. Ff2 JL Dbel. XIY. St9K. 4f2. B E S C H R Y V I N O V a\ï^ IX.^^ Mos als inlandfch onzer Gewefteu opgetekend, ^nff.^ Het heefc ecne geelachtige Kleur, (22) Takmos met gevinde Spruit jes \ die rond' mfp¥ufn achtig zyn , afftandig en ongelyk. niim. Denne- (^3) Takmos met gevinde kruipende Spruitjes^ : boomig. getropte Takken , Schubachtige Elsvormige . Pli^ofum Bladen en opftaande Meelknopjes^ Pluim- . achtig» Van deeze twee heeft de eerfte van het^ groeijen in Bosfchen onder Denneboomen of van de Denneboomachtige geftalte.den by- naam. Immers C o m m e l y n heeftze genoemd, Mos in de gedaante van den Denneboom , en zy is dus ook van ouds befternpeld. By Haar- lem vindt menze op 't Hooge Veld aan den Houte. De Draadjes , die paarfch zyn , ko. men uit het midden der Spruitjes of Takjes voort, gelyk in de andere, die aan de Wor- va^ /^Qomen in Engeland is gevonden. IV. Met {22) Hijpmm Surc. pinnatis teretlusculis remotis inse- qualibus. Sp^ Plant, N. 20, Gort. Betg. FL Suec. Hyp- jium lutescens Alis Subulatis tenacibus. Dill. Mme, 2ga. T. 35. f. 17. Musc. Peniiatus minor, Caulibus Ramofis. Vaill, F ar. T» 29. f, 12. Muscus Abietis facie. C. Br Tin. 360. Couni- Holl, (23) Hypnum S\xïc, Pennatis repentibus dx. *5>;. PlmiÜ N. 21, Gort. Bëfg. 2q6* llvns, ^%/. 423. Hypnum re* pens Filicinum Plumofwm. Dirx, Mme, 2%o. X. 35. 4 lê. ■ ■■■ " ■ f) E M o s s E N* 453 IV. Met omgeboogen Bladen. IX, AFDfcSL. (24) Takmos met eenigermaate gevinde Sprmt- HooI j?- jes en omgekromde Bladen \^ die Elsvormig^'^^^^^'' getipt zyny over éénezyde. '^■u^^nwn (25) Takmos met hyna regtopjlaande Tahkige^^^^^^^-^^^^ Spruitjes; de Takken om gekromd \ de Bla achug. ; den Elsvormig omgekrömd over ééne zyde. XXV; ., . ■ ,. Acimicum, (26) Takmos met gevinde [amen gedrukte xxvx^' Spruitjes^ omgekromde gefpitfle Bladen en ^f'^pf'^^- hyna regtopfiadnde Eyronde Meelknopjes^ '^'^^ skmen- gedruku Alle deeze komen in ons VVereldsdeel voor. De eerfle groeit in Bosfchen op de Worceis tier Boomen: de tweede is in de Duinen by Noordwyk; de laatfte in Engeland , in een Bofch niet ver van Londen, door Dillenics, , gevonden. De Geftake van deeze drie is , over 't geheel , weinig verfchillende. (27) Tak- (24^ Hypnum Surc. fvibpinnatis , Fol. fècundis recur- vis , apice fubulatis. Sp. Plant ^ N. 22. Hypnuin ci'is- pum Cupresfiforme Foliis adiincis. Dul. i^fói-^;. 287. T. 37' ^* 23. Musc- Squam. Ramofus mfnor& crispus. VailL, Fdr. 139. T* 27. f. 13- (25J Htjpnum Surc. erecliusculo - fiibramofis &c. Sp. Plant. N. 23. Gort. 296. Hypnum Paluftre ereftum fummkatibus aduncis. DilU Mzisc. 291. 37. f» 26. (26J Htjpnum Surc. Pinnatis compresfis Huds. ^ngt. 42S. Hypn. Filicinum Sericeum molle & peliud- dum mucronibus aduncis. Dill. J^Uisc^ 286* T. 36. f. Ff 3 B E TS C M K Y V I N ;G V A W IX. lïl. STUK. XXVIL Hypuum Scorpioi' des, Scor- pioen- itaartig- XXVIÏI. Viticulo-' fum, Klaau- wierig. XXIX* Squarro» fum, Rappjg. (27) Takmos met verfpreidé leggende omge- kromde Takken ^ en gefpitfte Bladen over ééne zyde^ Naar het Wölfsklaaiiw gelykt deeze in Ge- ftalte zeer , maar heeft de Takken aan 't end als een Scorpioenftaart omgekromd. In diepe Moerasfen van Engeland en Sweeden is de- zelve gevonden. (28) Takmos met kruipende Stammetjes , ver*' Jpreide ronde Takken en uitgebreide ge* fpitfte Bladen. C29) Takmos met verfpreidé Takken en Lan- cetvormige Pkoijig gekrulde omgekromd^ Blaadjes op vyfryën. Het O7) Htjpnum Ramis vagis produmbentibus recurvis &c, Sp. Tlant, N. 24. FL Suec. 11. N- 1026. Hypn. Scor- yioides paluftre magnum , Lycopodii inftar fparfum. PitL. Musc, 293« T. 37. f. 25. (28J Bypnum Surc. repentibus &c. Sp, Ftant, N. 25. Gort. Belg. W p* 296. Hypnum fubhirfutum &c, Dill. Mtasc* 307. 39 f. 43» Musc. Squamofus Viticulis Ion- gioribus glabris, Vaill. Tar, 137. T. 23. f. !♦ Qi.^) Hypnum Ram. vagis, Fol. complicato - carinatis &c* Sp. Flmt, N. 26. Gort. Betg, 11. p. 296. Fl, Siiec. ^78» 1027. Hypnum repens, triangul. reflexis foliis ma- JUS & minus. Dill. Musc, 303. T. 39. f. 38, 39. Musc crea. Foï. reflexis. Vaill. Far. 139. T,. 27. f. 5. HALCè /r#/t/. imhoau lilt Zl* N# 17323 I7a3» i> K M O s s K w. Het eerfte van deeze twee , onderfcheidc ^^J^^- zig, doordien het zig byna als Klaauwieren iii.^'"* van den Wyngaard vertoont: het andere door./y^^^"' eene rappige gedaante , wegens de omgekrom Takmos* de Blaadjes 5 die ieder op zig zelf driekantig 'Zj'^n en op ryën geplaatst. Volgens den Rid- der komt het eerfte op drooge Bergachtige -plaatfen aan 't Geboomte , het andere op vog- tige in ons VVereldsdeel voor. By ons vindt men het Klaauwierige in de Duinen by Haar- lem , bet Rappige , dat ook veel op vogtige Gronden groeit , in de Haagje Duinvelden overvloedig, (30) Takmos met kruipende Stammetjes ^ ge^ XXX. tropte opftaande Takken^ Ey ronde eenzydige p^^/it^^ Bladen en opgeregte Meelknopjes. (31) Takmos met kruipende Stammetjes ? op- XXXF. fiaande verjpreide Takken , eenz'^jdige Bla-Zweeplg,^ den en rondachtige Meelknopjes. Twee- (3o> ffypnum Surc. repentibus , Ramis confertis erec- tis &c. Sp. Plant, N. 27» Gort. Belg, II p. 297. Hypn. heterophyllum Aq. polyceplial. repens. Dill. Musc. 293. T* S7. f- 27. (3 O Hijpnum Surc. reptant* Ramis vagis ereftis &c. Sp. Plant. N. 28. Gort. Belg, Ih p. 297. Hypn. Loreum Montanum Caps. fubrotundis. Dill. Musc, 305. T.. 39. f. 40. Vaill. Far. T. 25. f. 2. Muscus r»loiuanus. Ta- BERN. Tc» 809. Ff 4 II De£L. XIV. SlUK. 45Ö B E $ C H R Y V i N O V A ix. Twee kruipende Mosfen ^ die niet alleen id lu. gedaante, maar ook in Groeiplaats zeer ver- jJ^k!^^' fchillen. Hei eerftekomt in Moera<;fen voor. Takmos, waar van het zelfs den byoaam heeft ; het andere op Gebergten , weshalve het Berg-^ mos is geheten* Het eerfte , evenwel i zou , volgens MEERBüRGHj by ons in eenige Hoven op Steenen groeijen, en het laatfte ia de Zaliiker- Waard , zo de Heer de Gorter aantekent. Dit is wegens zyne lange dunne Zweepige Stammetjes of Sliertjes opmerkelyk* V. Met Boomachtige of gebondelde Spruit* jes. (32) Takmos mei een opgeregt Stammetje^ dt Takjes byna eenvoudige gebondeldy aan endy de Meelknopjes overend ftaande. Zeer fierlyk is dit Mos , doordien het mét de uitgebreide Takjes zig als een Boompje ver- toont* Het groeit in óns VVereldsdeeï in Vel- den en Bosfchen die eenigermaace vogtig zyn; by ons in 't Bofch van Ulenpas , volgens den Heer de Gorter* Ik heb een fchoon E- xem» XXXÏI* JiijpniiM Dendroi- Büom- (32) Hijpnitm Surc. ere£lo, Rairè Fasciculatis termL naiibus &c. Sp. Piant N« 29. Gort. BeJg, II. p« 297» Fl^ Suect 886 , 1028. Hypnum Dendroides Sericeum , 5Se- tis et Caps. longioribus ereftis. DitL. Musc, 3i3, T. 40* f. 48. Muscus Squamofus Ram* ereftis Aiopecuroides* ïouKigr. Injh T. 326. f* B. DE Mossen. 457 itemplaar daar van , dat in Japan door den ix. Heer Tiiunbergis verzameld. Afdeel, f^ooïO- (33) Takmos met een öpgeregt Stammetje ^'^^^^^^ de Takjes meeji verdeeld y gebondeld. aan ^^^pH]^ V end; de Meelknopjcs eenigennaate knih ^fj^P^^'^' kende^ Vosfen- ftaartig» Zo eenvoudig zyn de Takjes niet van dit Mos 5 't welk ook Boomachtig groeit en an- ders weinig verfehilt van 't voorgaande. Ik zie niet , waarom het meer Vosfenftaartig dan hetzelve zoude zyn. Vaillant hadt het dien bynaam gegeven. Op dergclyke plaatfen komt het voor, zynde by ons in 'c Haagfe Bofch, als ook in de Duinen by Noordwyk, waargenomen. Uit Japan heb ik ook Exemplaartjes, die veel tP^,* CCL gelyken naar deeze Soort, doch insgelyks geen * * ' Meelknopjes hebben* Zy behooien zekerlyk tot dit Geflagt , en de manier van groeijing betrektze tot de Boomachtige Mosfen met gebondelde Takjes; gelyk uit de Afbeelding^ van hetzelve , in Fig, 10 , op Plaat CII , blykbaar is. IV* Met C33) Hijpnum Surculo erefto> Ratrié Fasciculatis &c. Sp. Plant. N. 30. Gort* Be^g. 11. p. 297. Fi, Stiec,%%g^ iozg Hypn» Dendroides obfcurius , Setis & Caps. bre- vioribus fubniuantibiis. Dill. A/usc. 315. T* 4!» £ 49» Musc. fquam. Alopecuroides ^ Flageliis recurvis. Vaill» ■Far. 137. T. 23, f. 5. ^ ^ Ff 5 üt DasL» XIV* Stuk. 458 C E S C H U Y V I N O VAN IX. VI. Met byna rondachtige Spruitjes. Hoofd- (34) Takiiios met verfpreicle ronde Stammetjes^ Eyronde fpitfe uitgebreide Bladen en han^ STUK, XXX ïV. pende Meelknopjes. Hypnum ^ ^ MumT^ (35) Takmos /«^^ Fïnswys^ verjpreide Elsvor^ ha^^e^d ^^^^^ Takjes ^ di Blaadjes Eyrond^ Jlomp^ XXX V. famenluikendim Furmn» Zuiver. (36) Takmos met verfpreide zeer Takkigs f^i^k^um Spruitjes y Draadachtige Takken en fcJuert ^j^raad- Meelknopjes. In geftaltè komen deeze drie taamelyk over- een; wier eerfle , wegens de kort gefteeide hangende Meelknopjes bygenaamd, in Euro- pa en Amerika op de Wortels van Boomen en Steenen groeit: de tweede, om dat zy van Aarde en ander Vuil zo zuiver is, wordende Tan de Visfchers in Lancaster gebruikt om de Wor- (34) Hijpnum Surc. vagis teretibus &c. Sp, Phmt, N. 31. Fl. Suec. 8j7, 1030 Hypn dentatum curtipendulum. Viticulis rigidis- Dill. Mzisc^ 333. T 43» f. 69. (35J Hijpnum Surc» Finnato-fparfis Subulatis &c. i5/;. Thnu N 32. Gort» Belg, 11. p. 298. Hypn. Cuprcsfi- forme vuig. fol obtuiis. Dill. Musc. 309* T, 40» f. 45. Muscus Squamofus Cuprcsfiibrmis. Tournf» /z^y? 554. (36) Hijpnum Surc. vagis Ramofisfimis , Ram. Filifor- iTiibus &c. HüDS. AngU 421. Hypn» Sericeum Ram. & feenuius, Caps. acaminatis» Dilli Mass^ '^zj^, T. 4:;. f. és. GoRj, Ir.gr ^ 173. DE Mossen. 45^^ Wormen af te veegen , waar mede zy henge- len mllen 9 Gn Hemhoorn- Mos geheten. Dee- ^m!^''* zc , by T O ü R N E F O R T Schubbig C'^presachtig ^^^^^ Mos getyteld , groeit by ons veel in natte ruige Takmos; Weidlanden en Hoven, volgens den Heer de Gort ER, die de derde Soort, het Draadbla- dig Mos , aan Boomftammen en op den Grond, in Rusland, omftreeks Petersburg, doch zon- der Meeldraadjes , aangetroffen hadt. (37) Takmos met de Spruitjes en Takken ver- XXXVII. fpreid rondj b'^na regtopftaande ^ ftomp. '^uf^T^ brum^ (38) Takmos met ronde Takkige Spruitjes , achtig. en Uitgebreide fpitfe affiandige Bladen. XXXVliI. Rtparium^ (39) Takmos met verfpreide Spruitjes <^ ^^'^^ ^^^^ XXXlxf* de tippen met omwonden Blaadjes gefhitst Cuspida* turn, -J»- Stekelig. Het (37-) ^yp^^^ Surc. Ramisciue vagis teretibus creft. obtufis. Sp. FUnf, N. 33. FL Suec, 11. N, 1033. Hypn- Cupresfiforme rotimdius vel lllecebr^ gemulum, Dill. Mzisc, 31 !♦ T* 40. f. 46. Muscus Terreftds &c» Vaill. Far. 137. T. 25. f 7. (38) üypnum Snrc teretibus Ramofis &c. Sp^ Ttantm 35«^/« Suec. 11* N. 1033 Hypnum Aq* Flagellis te- retibus & pennatis. DiLl. Musc. 308. T. 40. f. 44. (39J Eypnum Surc. vagis , Apice Fol. conv. acumi- nato. Sp. Plant, N. 35. Hypn. paluftre extremit. Cus- pid. & pungentibus Dill. J^tusc 300» T. 39. 34. Mus- kus Saxatilis repens Coma fparfa, Buxb. Cent^ II. p, 6. T. 3* £. 1-4^ II. V^u XI Y- Stok.; 460 B É S C H R Y V I N O VAN IX. Het naar Huislook geljkend Mos komt in ^la^^* de Velden van Europa en Amerika voor; het «ïlT^^' Oeverige aan de kanten van Rivieren : het " l-^ïW Stekelige in Mosfige Moerasfen , die het op. vult, volgens Linn/eüs. Bdxbaum, evenwel, fchynt het als een Steenmos opge- tekend te hebben en Meerburgh hadt het, in de Duinen by 's Hage , tusfchen het lange Gras gevonden. XL. Takmos met Lancetvormtge óverhoe^jè JTijpnum (ifflandige Bladen. fliiitans. Vlottend. ^ Dit in de Wateren vlottend Mos , zo in Ierland als in Engeland groeijende 5 vermoedde Dil- le n i u s misfchien tot het Geflagt van Fontein- mos te behooren» Niemand hadt de Vrugc- maakirigen 5 zegt hy, daar van gezien. In Sweeden , nogthans , zynze naderhand ont- dekty en bevonden te beftaan uit zeer dunne roode Draadjes, in eenigen zeer lang, in an* deren naauwlyks van een Duim , met een krom, rood, zeer kort, ongehaaird, Meelknopje. Dus heeft Linn^us het onder de Sweed* fche Takmosfen opgetekend , en ik vind het ook door den Heer de Gorter, onder die (40) Hypmm Fol. Lanceolntis alternis remotis. FL Sttec. U. N. 1034. Gort. Belg. W, \) 298- N. 922. Hypn. ' ereftum aut fluitans , Foliis oblongis peranguftis acutis* DxLL. Musc, 399, T. 38«f. 33» DE M O S S R N. 461 die van ons Land, als aan verfcheide Beekjes ^J^'^^^ te Wasfenaar voorkomeode , opgefchrceven. lU. Hoofd* STUK, Vil* Met getropte Spruitjes. XLL C41) Takmos met een kruipend Stammetje ^ ^^fP^^. getropte opjiaande Takken , Ehvormtge Zydach- Bladen en opgeregte Mee/knopjes. (42) Takmos met een kruipend Stammetje^ XLIL getropte opjiaande Takken ^ Ehvormige J^^^^^ Bladen en eenigermaate knikkende MeeU FluweeBgi knopjes. Deeze beiden, wegens hunne zagte Wol- ligheid gebyna^md , groeijen zo wel in ons Land als elders in Europa. Men vindt het eerfte aan Boomftammen , op Steenen , als ook in vogtige Weidlanden en Hoven : het andere komt aan de Wortels der Boomen,op Schaduwachtige plaatfen , voor. (43) Tak. f41) Hfpnum Sarc» repente, Ramïs confertis ereftïs &c. Sp. Flant, N. 36. Gort. Betg. 11. p. 298. Suec. 882 9 1036. Hypn. vulgare Sericeum recurvum &c. Dill* \Mmsc, 323, T. 42. f. 59. Muscus Arboreus fplendens. Se*» riceus Vaill, Par. 132. T. 17. £3. Hypuum Surc repente <&c. Sp, Flant. 883, 1037, 'Ced. Dan. 475. Hypn, Velutinum Caps. ovatis cernuis. DiLL. Alusc. 326. T. 42. f. 6u Musc» Squamofus Ra- mofus tenuior, Capit. incurvis. Vaïll, Par^ i38* T, 26^ II. DkB, XIV. STüKt 4(J2 Bb$chryvïngvan ÏX. (43 ) Takmos met kruipende Stammetjes Afdeel. Draadachtige Tukjes en aïs verjieeteft' ^HöOFD- Blaadjes. XLIII. Hypnum (4^^) Takmos met opgeregte^ Takkige^ omgC" '''^Krui- kromde Stammetjes. pend. XLiy. C45) 1 akmos met kruipende Stammetjes , g*^- ^gs^ hondelde , , bynaregtopftaande Takken ^ hoornig' opgetegte Eyonde Mee/knopjes. xlv» ^r^r?/^. In Europa en Virginie komt het Kruipend Schraal, takmos , zo gebynaamd , aan Boomftammen , Hout en Steenen , voor. Men vipdt het , by ons, in verfcheide Tuinen. De twee eerfteq^ zyn in S weeden waargenomen, groeijende^' zo wel als 't laatfte, op Boomen. In de ryp- heid der Vrugtmaakinge heeft het de Mee!- draad- r43) Hypnum Surc. repentibus , Ramis Filiformibus , Fol. obliteratis. Sp. Plant, N. 38. Gobt* Belg, p. 299, JÏSf. Stohh. ^idq. p. 248» Hypn. Trichodes ferpens,Set. & Caps. longis ereftis. Dill. Musc^ 329V T. 42. fv64. Musc. Terreftr. ómnium minimus &c. Vaill* P^n 138. T. 28 i ' (44J Hypnüm Surc. ereflis Ramofis incurvatis. Sp^ Tlant, N. 39. Ab. Stokh, ijjSg. p» 248. Hypnum Aibo- reum Sciuroides. Dill. Musc' ^jg. T. 41. f. 54v-M^ïs- cus Arboreus fplendens Myofuroide^. Yaili*. Par,^,, 27. £. 12. ^ ' . 'V ' ■ (45) Ifypniim 'Siixc, repentibus, Rainis fasciculatis ta- retibus ereftiusculis , Anth, erefti's ovatis. Huds, ^^gL 430. Hypn, gracile Ornithopodioides. Dill, Muse, ^zo* T. 41. £. £5* : DE M O S S E 463 draadjes als een Touwetje gedraaid ; groei- jx. jende de Spruitjes van het Wyfje afzonderlyk, ^^^^^«i- zegt LlNN^US. Dit is van DiLLENIüS Hoofd- ontleend, die waarnam, dat ^^^'^^^'^ Spruitjes ^^^^^^^ van dit Mos dikker waren , zonder Meeldraad- jes, maar in de Mikjes der Bladen bevrugt met niet zekere Schubbig Haairige Lighaampjes , welke 5 in 't Water gedaan , door een ligte beroering met een Naald , zig ontbonden ia Icleinere dergelyken , welken hy voor jonge Plantjes hieldt. Hy noemt het Inkhoornflaar^ iig Takmos. Het Schraale eindelyk> dat Vo-* geJpootachtig van hem gebynaamd werdt , kwam in Engeland aan Boomftammen hangende voor; het was aldaar ook op Rotsfteenen , en te- vens onder de Mosfen , uit Patagonie over- gebragt, door zyn Ed. gevonden. (46) Takmos met zeer Takkige Stammetjes en XLVI. Ehvormi^e^ aan heide enden verdunnende ^ Hypnum ronde Takjes. des, Muizen- (47) Takmos dat kruipt^ met opflaande digt getropte Takken^ kromme Meelknopj es Ciavetta^ en geboogm Dekzelties. . ' (46^ Hijpmm Surc, Ramofisrimis &c Sp, Plant. N. 40. Gort. Belg. lU p. 299. Hypn. Myofuroidestenuius, Caps. nutantibus. Dill. Musc, ^i^, T. 41. f. 51, (47J Hypnum repens , Ramulis ereais confertjslijoaj^ 4cc. Sp> Plaut, N* 42. II. DiKL» XIV, Stüku 464 B E s e n R Y V I N G van IX. (48) Takmos met opgeregte ronde gefchuhde fi^^P^ Takken en Haairbekleedzels , zo lan^ HooiD- hyna als de Draadjes. STUK. XLvm. Hypmm gy ons cH cldcrs Icomt het Muizenftaartige op ^lUt^üg? Boomen en Steenen voor. Edet Kno izige groeit, zo wel als 't Kattige, met Spruitjes die naar de BIoemi^Katjes der Boomen gelyken 5 en Blaadjes, als van den Savelboom , in Noord-Amerika , zyn-> de uit Penfylvanie aan Dilleniüs overgezon-? den. Twee nieuwe Soorten heeft de jonge Heer L r N N u s by dit Geflagt gevoegd. De eene, gevonden in de Switzerfche xAlpen, geeft zyn Ed« den naam van Rypnum Haïleri\ de andere op vogtige plaatfen in Duitfchland groeijende^ wordt, om dat het een ongemeen Glanzig uic den rosgeelen groenachtig Mos , H'^pnum ni^ tens getyteld f*) IV^ HOOFD3 (48) Htjpnum^ Ramis ereflis teretibus imbricatis obtu? fis, Periciiaetiis longitudine fere Pedunculorum. 5/^. Pto/. N. 42. Hypnum Julaceum , Perichsetio Setas sequante. DiLL» Musc, 321. T. 41. f. 57. HjT'nwni Clavellatura parvum repens, Setis brevibust Dill, Musc, 551. T» 85« f.17. O Hypnum Halleri. Hall* Helv^ incJu N. i734» Ilyp- num nitens. ld. N. 1754. Dill. T. 39. f. 37. Web, Spk. I57* ScHREB. Spie. 95. N. 1062,^ Metlh Upimemii^t IV. HOOFDSTUK. Befckryying van de Mossen, die met Kelk* " jes voorzien zyn , ^^/y^^ Schurftmosfen ^« anderen daar toe behporende. rrXeeze Rang van Mosfen is door den Heer IL/.LiNNiEus onder de Algdeoï Wicrea geplaatst, om dat in dezelven, meeftal, geen mderfcheiding plaats heeft van Wortel, Steng ïn Bladen , of dat die vereenigd zyn. Immers lus heeft zyn Ed. den Rang bepaald, mder de Schuilteeh'ge Planten. Ik hebze, we* ;ens de geringe overeenkomst met de Wie^ en, hier t'huis gcbragt. Het eerfte Geflagt, iat wel allermeest van die bepaaling fchync if te wyken, voert den naam van JUNGERMANNIA. Want hetzelve bevat veele Soorten » dm 7el duideJyk gefteeld zyn en Vinswyze gebla- lerd; gelyk hier volgt. Ook draagt fommig , ilykbaar Bloem en Zaad, Het Mannelyke ' Iceldeel is gefteeld , naakt, met een vierklep- lig Meelknopje;, het Vrouwelyke ongefteeld, laakt, met rondachtige Zaaden. Door Rup- lüs en MicHELiüs is hetzelve benoemd, (laar eenen Doöor Jüngermann, door /ien^ nu ruim honderd Jaar gelceden^ Ca^ Gg ca-» II. Pmu XiV. SruB, I 466 B tE S C K R Y V I K V A ïl IX. talogus van den Altdorffen Tuin aan 't licht v;''^ gegeven werdu I -HooïD- !• Met gevind eenzydig Loof. I* (i) Jungermannia eenvoudig ^mnd Loof\, Mantua de Finblaadjes Eyrond ^ eenigszins Kant^ Asptenm haairig. Miitkrui- ^^se. Dit Mos , dat de gedaante heeft van heC Miltkruid of van Wederdood , groeit op vog* tige donkere plaatfen , zo van ons Wereldse deel als van Indie. Het beftaat uit kruipende enkelde of Takkige Steeltjes , van een tot drie Duimen lang, die met veele rondachtige Blaad. jes digt bezet zyn, en aan *t end in de Win- ter Kelkjes uitgeeven , uit welken in 't Voor* jaar een Styltje of Meeldraadje fchiet , dat aan 't end een rond Korreltje heeft of Meel» knopje 5 't welk door de rypwording in vieren fplyt, en alsdan een Kruisje van vier Klepjes* ver^ (O S^ngermannia Frond. fimpliciter Pinnatis, FoliolisiP ovatis fubciliatis. Syfl. Nat Feg, XIII Gen, 1196. Sp. I. (lOFT. Belg, 1 1. p. 299. Jungermannia major Fol,' brevioribus & obt non dentatis. Mich. Gen. 8 T, 5. f, 3» O, O. Lichenaftrum Asplenii facie, Pinnis laxioribujs* DiLL. Musc. 482. T, 69. f. 5, /3. Jungeroi. Caule Ra* mofo repente R. Lugdb, 508* Jungermannia majot &c. Fol, denticulatis. Mich, Gen 7. T»5»f. i, a Dill#i Musc, uts. L 6. Hepaticoides Polytrichi facie. VAU^^i Faris. 99, T« 19, f. « I) R M O S S E 465 vertoont. Het groeit langs den Hierder Weg ; ix. by Harder wyk , volgens den Heer de GoR- Arnztu TER. die het aldaar heeft waargenomen* Hooin- SltJK. (^2) Jungermannia met eenvoudig gevind Loof; (k Plnblaadjes platy naakt en Liniaal. mamim^" Viticutofa. (3) Jungermannia met eenvoudig gevind Loofy^-^^^^* ^ de Vïnblaadjes effenrandig^ Schubbige nr^ ^Fig^ll hevenrond* jjl^ (4) Jungermannia met eenvoudig gevind Lan-thos, cetvormig Loof^ aan de tippen Bloemdraa^ mlgof^^^ gendei de Blaadjes efenrandig. IV. Lanceota» (5) Jungermannia met eenvoudig gevind Loof y^^^xic^t-- aan de Tippen Bloemdraagende^ de Blaad*^^^^^^^* Jes tweetandig. Bidenm (6) Jan^f^fa Tweetaai (2) Jmgermmnia Frond. fimpU Pinn» &c» Jungerm, erreflr. ViticuHs longis ^c» Mich» Cen^ 8. T. 5. f, 4» Jchenaftrum Trichomanis facie e bafi & medio florens, }l)LL. Musc, 484» T. 69. f. 7. Cs) ffungermanniob Frond, limpU Pinn. &c. Jungerm* ''^paluftris repens. Mïch. nts. f. 5. Lichenaftmm Trichom» 'acie , polyanth. [breve repens» Dill» Musc^ 4g6. T, 70^ 9' (4) ^fungerntannia Frond. (impl. Pinnat. LanceoL &c# angerm. Pa!uftris minima repens &c. filiCH» uts. f.6,7» Jcben. Tricli. fade. Dill. uts. f. 10 (5) jungermannia, Frond, fimpl. Pinnat. apice Flori- 'eris &c» Jung. major repens. Mich. uts. f, 12. Dill. 'lts. f. ïi. AB. Stokh, 1769. p. 248. Hepaticoidgs PoJy* trichi facie. Vaill% I^fir. T. 19. t g« Gg 2 Ih DfiKt. XIV. SïüK^ 468 Bkschryvinc taw /Lr^^L Jungerm^jnnia met eenvoudig gevind Looji, 1 V. * V midden Bloemdraagende ; Blaadü Hoofd* j. STUK. tweetandig. VI. ^ ^«i^^^r- (7) Jungermannia met eenvoudigTakkigLoofi 7uspidata. tippen Bloemdraagende\ dc Blaadü Twee* fes vyftandis:. puntige* -^-^ ^ qJJq^He^ Alle deeze Soorten van Jungermanniaas, ifi ^Vyït^k' 't een of ander opzigt verfchillende , docB dige. hoofdzaaklyk in gedaande overeenkomftig i komen in ons Wereldsdeel voor. Meeft be^ minnen zy donkere , vogtige , Moerasfige plaacfen. In Italië heeft Michelius zei allen waargenomen. In Engeland zynze, vol gens DiLLENiüs, allen gevonden; die d^ laatfte ook hy Giesfen zag en uit Kanada over^ gezonden bezat. Van de eerfte , Klaauwie* rige gebynaamd, geef ik hier, uit hem, de Afbeelding in Fig. I , op Plaat CIIL Duu delyk vertoont zig daar in het Gewas, heti Loof, de geflooten en opengebarften MeeK knopjes. Hy begryptze allen onder den naam van Lichenaftrum als naar het Schurftmosi meer of min gclykende» (6) ^mgermanma Frond. limpl. Pinnat medio FIo» fiferis &c Jung» minima repens, fol bifidis. Mïch, T,, d, f. 17. DiLl. T. 70. f. 13. I (l) jungermannia Frond. Pinn. Ramof^l, apice Flo^jlli ïifera. Hüüs, Angi. 433. Lichenaftrum inultifiduminaju||| PXI.L* Ausê. 494. 71, f, aa* t) n Mosssv. 4(59 In de Noordelyke deelen van Europa , Swee- TX. den 5 Rusland , zynze geheel niet waargeno- ^fmil. men , uitgenomen de Tweetandige , welke Hoofd- men thans in Schónen op Beukeboomen heeft ^^^"^^ gevonden. Zelfs mankeert dit Geflagt by den Heer de Gorter, onder de Planten van Moskovie , t'eenemaal. De meeften ko- men omftreeks Frankfort, en elders in Duitfch^ land, voor; veelen in SwitzerlanJ , eenigen in Vrankryk, omftree s Parys i^^^r in onze Provintiën is nog geene deezcr zes Soorten opgetekend. IL Met gevind Loof ; de Vinnetjes ge- oord (*) en van boven gedekt. (8) Jungermannia mec het Loof van hoven vilL dubbel ' Vinnig , aan de tippen Bloem' ^- draagende; de B Zaadjes rondacktig , effin- ^^Mata. randig, gegolfd. * d^goU^ (9) Jun* (®) Een zonderlinge verandering in de laatfte Uit- gaave van 't Syftema Naturce , door den Heer Mür- KAY ; met viin Auricuiatis te maaken AnicMlatiSy dat |eheel geen zin heeft en op zig zelve niet is te regt tQ brengen. (%) ^mgermannia Frond. fupra bipinnatis Li- filienajRr. PinnuL Auricuiatis rnajoribus et non crenatis. pïLL. Musc. 490. T. 71 f. 17" Hepatica Saxatills undu- tata Seminifera» Vaill. Par. 98. T. 19. t 6* Gg 3 iL D*EM XIY* Stuk. 47o Bes c h u y v i n g v a if (9) JuDgermannia met het Loof van hovêh\ dubbel' Finnig , aan dé tippen Bloemdraa* gen dei de Blaadjes kanthaairig. (10) Jungermannia met het Loof van boven dubbel - Finnig ^ van onderen Bhemdraa^ i gende ; de Blaadjes gekarteld ^ Schubbig $ rond. (ti) Jungermannia met het Loof van hoven dubbel ' Fïnnig ^ aan de tippen Bloemdraa»^ gende; de Blaadjés Liniaal omgekromd. (12) Jungermannia met het Lqaf van onderen dubbel Finnig ; de Blaadjes vierkant en fiaauw driekwabbig* 03) C9-) ff uftgeymamia Ftond, fupra bipinnatis, apke Flo- riferis &c. Jungerm. Nemorofa &c, Mich. Gefs, 7. T, 5. f. 8. Lichenaftrum Auriculatum. Dill. Musc; 490. T. 71* f. 18. (ïo) 3^ungermannia Frond. fui)ra bipinn. &c. Jun^, Surculofa refupinata. Ft. Suec, 926, 1038» Lichenaftr. imbncatum. Dill. Musc. uts. f. 19* (11) Sfungermannia Frond- fupra bipinn. &c. 'Jung. Surc. Pinnatis &c. F/. Suec. 916, 1039. Lich. Auricula- lum» D11.L. uts. f. 20. Hepaticoides albescens, FoK Finnatis. Vaill. P^r. 100. T» 19. f. 5. (12J jungermannia Fiond, fübtns bipinn. &c. Jung^ Surc. planis Finn. Ft, Suec, 917, ip40, Jung. Fol. Jati^ , usculis &c. MicH. Geiu 7. 5. f. ib. Lichea. Pinn. ob- tttfe trifidis. Dill. uts. f. 22. ÏX. Afdeel» IV. Hoofd- stuk. . IX. wannia NefHorea» Bosfchige. X. Refupi" nata^ Agter- overigc. XL Athicans, Witach- tige. XII. Trilohata^ Drie- kwiibbige* D E M O 9 9 X V. 471 flC^S) Jungermannia met het Loof van onderen ix. dubbel' f^innigy aan de tippen kruipende ^^^^^^"^^ de Blaadjes viertandig. Hgofd- -> • STUK. . Alle deeze Soorten komen in gedaante taa ^^^^^^^ nielyk overeen , maar de laatften zyn zeer^«^^^»?« kleine Plantjes. Zy groeijen allen in ons VVe-'^Krafpên- reldsdeel, en drie derzelven zyn in Sweeden^^^ gevonden. De Groeiplaats is , als die der voorigen, op vogtige plaatfen ,die belommerd iyn, in Bosfchen en elders. In Switzerland en Vrankryk heeft men *er ook van waarge- nomen. 'ti4) ivtéêèmznnia met kruipendTakkigLoo Xw. de Blaadjes overhoeks^ dubbeld ^ BorJlelig^QQ^^ll egaaUx^ - : : «^^S^- Veelbloemig heet te regt dit aartige kleine . Plantje , in Bosfchen van Engeland, doch «wMi^^ zeer zeldzaam. , gevonden; 't welk uit ee^i middelpunt veele Meeldraadjes by elkander voortbrengt. Het is zo klein , dat men de Blaiad- * O3) Sfungermannia Frond. fubtus bipinnatis &c. Li- chenaftr. multifidum exiguum, ad bafin florens. Dxll» " O4) S^t^g^rmannia Frond. repente Ramofi , FoIj al«*^ tkxms gemmis. Mant. 310 Jung. Fronda fimpl Pinna- &c HuDS. AngL 431. Lkhenaftrum multiflorum exi- ie^Folioüs exilisfimis. DiLL. Mme, 481. T. 69^ £. 4»' Gg 4 • 472^^ B JE S C H R Y V t N O V A IP? IX* Blaadjes niet dan met een Vergtootglas kan AiOTïL, befchouwen. HooiD- III. Met Schubbig gebladerd Loof* •TUK. XV. mannia êomptana* ta. Platbla- dige, xvr. Ditatata. Verbree- de. XVII. TamatiscU Tama- risfige. XVTII. Platyphyt" la Breed- bladige. (15) Jungermannia met hrulpendè Spruitjes f de Bladen van onderen ge --oord en duhheli gefchubd; de Takjes egaaU . • (16) Jungermannia met kruipende Spruitjes %r de Bladen van onderen ge ~ oord en dubbeld gejchuhdi de Takjes aan de tippen breeder* (17) Jungermannia met twee ry'ên van gei fchubde Bladen ; de bovenden verhevifh^ \ ' rondachtig jlomp en viermaal zo groot • (18) Jungermannia met leggende Spruitjes , C15) ^ungêrmanma^ Smïc, lepetitlbüs &c, Sp, P/afti, N. 14* Cioï^T. ^Be'g, 11. p. 300, FU Suef. 922, 1041. Jung» Fol. cifcinatis &c. Mirti* Gen. 7. T. 5. f. 2ï. Li- chen. imbr. majus. DiLl» IUhsc 496. T. 7a* f. 26* C16J Jungermhnnia Surc. repent. &C. Sp» Plant* N. 15. Gort. Betg^ II. p. 300. FL Suec, 919 , 1042. Lich, fmbr* minus. Dill. lUs. f. 27. Hepaticoides. Vaill. Par, W tj. ib* Muscoides minimum. Mich. 6. f,^ 6..-^«^"ïö- ^' • ■ O?) Sfungermannia FoK imbricat. Serie duplici. Sp» Tlani, '^. i6> Gort. lÖ^fe^. uts. R, Zz/^^/^. 568. Mich. , 6» £ 5. DiLL. T: 72; £ ai. Vaill. 100. T. 13. f. 10. (1^) d^ungermannm Surc. procumbentibüs <^c. Sp. Ptani* fj. i;^. Lichenailrum Arbt Vit« faci«. Dill. M*isc, 501^ DE M Ó S S Ë 47J^ ' van onderen gefchubd; de Blaadjes Hart^ IX. x romig fpits. ^Tv^^^ (19) Jungermannia met kruipende Spruitjes de Blaadjes duhheld gefchubd y van onderen ^^^'^^^ geoordy kanthaairig. mauHia ciltaris^ V T • T O . Kant- (20) Jungermannia met byna opgeregte Spruit^ haairige. nes , die op twee . r'sïn gefchubd zyn : de ,^X. 7. 11' Varia. Blaadjes tweedeelig. VeilchU- Hge. Van deeze zes groeijen de drie eerften op Boomftammen , in ons Wereldsdeel ; de an- deren op Heijen en in Bosfchen. Vier der- zelven heeft men in S weeden en vyf in onze Provinciën waargenomen. Allen, haamelyk, ' behalve de Breedbladige 5 die ook in de Bos- . fchen van Noord -Amerika groeit. De Kant* haairige is in d^ Haarlertimer- Mout gevonden. Allen hebben zy'iets, dat mar hét Loof van den T. 72* f. 32. HepafcicoIdei5. Vaill. T. 19. f- 19. Muscoi- des. MicH. 6. £ 3 ,''4. ' ü'^w^ï^«',%^t^s,^ O 9) d^i*ngermannia Sxxïc, repentibus &c. Sp. Ptant^ N. i8« Gort. Befg^ IL p. 300. /^!^. Snee. 918, 1024» Li- chenaftrum Filicinum puichr, villofum Dill. Musc,\^oi* 73- 35. Musc. Paluftr. Abfyntiiii folio. Vaill-P/jji-*, 140. Té 26. f^'ii? (20) S^ungermamna Surc. ereftiiisculis &c. Sp, Ptant^- N. 19. Gort. Belg^ II p. 301, Jimg. repens Fol. GorJ. carinatis. Migh. T. 5. f- 9. Lichenaftrum Fol. varii;^, DiLjlc ^«J^r. 505. T. 73, f. 36; j . . . Gg 5 II. Djsi&i.» XiV* Stus, 4 74 , 15 E S G H R ¥ V ï M O VAN IX^. den ^Zavelboom , of yan dergelyke Planten , ^^Y^Vvgeiykt. De laatfte heeft den bynaam, om dat ^^<^^^ri'er door de groeijiog een aanmerkelyke ver- ^ÉÊdering in het Loof oncüaat. Deeze komt, byons, in de Bosfchen^ op de Heiden , en ook in eenige Huven , onder 't Geboomte , ^'r-- voor# iV. Met d€ Spruitjes overal gefchubd en verfpreide Blaadjes. XXI. ' (2:) Jungérmannia met SpJlronde Spmitjes; mam^m^'^ ' : ^5 JB/r/ö^Vi Qveral gefchubd en gefteelda §fuiacecu r j Bloempjes. i.attige. XX I I. . (aa ) Jungérmannia met Spilronde Spruitjes én ^RotzXgQ •^^^ iMlsvormige eenzydige Blaadjes^ XX 1 1 K ^ ,C?:3) Jungerraannia met Spilronde Spruitjes en ^hyUa!""' : - Umrüchtige gelyke Blaadjes. Ha air» C24)Jun- (2O Sfungermannia Surc. teretibus &€♦> 5^. Plant. 20. Ochenaftrum Alp. Bryi Julac^i Argentei facie, Dill. é'IusG. 506 T. 75v f* 38. (Z2} ffungermanma Smc, teretibus &c. aS>, F/mt»'^-. r ai Juiig' Sinc* erëft. /^/. 920,. 1045. Lichenafti*,, Alp nigricans, Fol, Cap* reflexis* Dihx^» Mjm, 507, T» 73. f. 40.'. =0.0 -!:r:?p— ^ • » v:-;.* ac^^-w ' (23^ S^mg^rmapnia • SvLYC teretibus ' XXIV/' Eene Booraachtige gedaante, aanmerkelyk Qungev yan die der voorgainden verfchillende , met zeer fyn getakt en als uitkroonend Loof hébben deeze kleine aartige Plantjes , naauw* lyks de hoogte van een Duim bereikende, en ^ dé Takjes niet dikker hebbende dan een fyne ..-'^ Speld of Naald. De twee middelden groei- '/^ jen op Rotfen in Sweeden; de anderen heeft men op Gebergten in Engeland aangetroffen; de eerfte op de -Alpen van Switzerland. V. Ongedeeld met eenvoudig Loof. (25) Jungiermannia die ovgefleeld is^rmei em XXV. • Blaadje op V Loof gegroeid. p£f " derige. ' Jungermannia die ongejleehï4s ^ met het xxvh Loof lai^fgw^erpig i uitgehoe kt en vettig. ^^^y^^fiQ (I24) S^mgermannfa Smc, teretibus Szc Sp. Plant, N. s^3» Lichenaftr. Alp. 'atrorubens teres , CaU Squamofis* DiLL. Musc, 506. T\ 73. f, 39. - ' " • - - ' C^S) 3^^^germamia hCdMÏis , Fblfólo Fi'öödi/ ihnató. 'Sp, Plant, N/ i4. Gort. Be'g, 11. p. 30 c. PI, Susc^^^iii ï04j> Lichenaitrum Capitulis rotundis &c. Dïll. Musck 508. T. 74. f' 41* Lichen Petrseus Cauliculo Calceaito. C B. Pin. 361. ■ ( /i^.oa;^: ^ , izb') Sfungefmannia kóautis FrónHè oblonga fimiatl i>mgui. *S>7. jP;<ï;2^ N. 25* FL Siétc. 929, 1048* DiLt. 476 B E 8 C M R Y V 1 C V A If IX. (27) Jungermannia, die ongefiee/d is ^ )ne^ v!*''' Mbeld Findeelig Loof. tJoOFD- (a8) Jungermannia 3 die ongejleeld is ^ met Sunger- Liniaal Takkig Loof; de uiteinden gevorkt enflompachtlg. Veeldee- ïige. (29) JüPgermannia ^ die ongefleeld is y met ^Fuf^Gotl* hna Findeelig Loof\ de Kwabhen ge* Gevorkte. fchubd ^ en een geplooid Haairbekkedzeh XXIX. Zeer^^' Aan de vogtige Oevers van Rivieren, in Moe- 4lejne. rasfen , op Stecnen en Hei jen, als ook aan Boomftammen en op den Grond , waar het flegts vogug is, heeft men deeze Gewasjes in dit Wereldsdeel waargenomen. De Opbla* derige groeit by ons op vogtige Steenachtige piaatfen. Deeze ftondt by B a ü h 1 n u s reeds onder Musc, 509 T. 74. f. 42. Lichen , j?a,rvus . eretlus. Pluk. ^Im. i6> T. 42. f. 2. (27) Sungermannia acaulis , Fronde bipinnafifida. Sp. Flaut, N. 26. FU Snee, H. N. 1049* Licheiiaftrum Am- brofise divifura. Dill. Musc, 511. T. 74. f 43, (28) ^ungerwannia acaulis, Fronde lineari Ramo- fa &c. Sp, Plant. N. 27. Gort. Belg, U. N. 301. Li- chenaftr, tenuifolium furcatum &c. Dill. Musc. 512. 74. 45. Hepatica Arborea Globulifera. Vaill» Par. 98. T. 23 f lu (29) ^imgermannia acaulis , Fronde fubpinnatifid^ ; Lobis imbricatis , Ferichsetio plicato- Sp, Plant. 2S, JF/; 6mc, W. N. 1050. Lichenastrum exiguum, Capitu^ lis. nigris lucidis &c. Dill Musq^ 513* T, 74. f. 46* SöHMiDEL, Uon^ Fiant, T. zi* UK Mossen, 4j7f onder den naam van Steen - Schut ftmos met een IX. Gefchoend Steeltje , bekend , en heeft den by- ^^^^^ naam daar van, dit de Steeltjes of Meeldraad- Hoofd* jes uit een Kelkje <» dat naar een Schoentje ge- ^unger lykt^ in 't midden van het Blad voortkomen, w^^^^wV?^ Zulk^ , evenwel , heeft ook in de andere Soorten plaats , die altemaal, elk op zig zel- ve, als uit een Slaabiaadje beftaan , 't welk meer of min gekruld is en fomtyds zeer diep ingefnt-eden ; gelyk in de Veeldeeüge blykt. De Gevorkte ^ welke het Loof eenigermaate Hertshoornig heeft , iwS op laage plaatfen, in 't Haagfe Bofch , gevonden. Deeze wordt, in kleinte, nog overtroffen van de Iaatfl:e,een naauwlyks zigtbaar Plantje , 't welk de kun- dige Heer Schm i edel zeer fraay en naauw* keurig in Plaar gebragt heeft ; waar uit biykt^ dat *er zo wel Wonderen in de kleinflc Plant- jes als in de kleinfte Diertjes zyn. DiLLENius hadt opgemerkt, dat dit Mosje zeldzaam en wegens de kleinte niec gemakkelyk te vinden zy. Schmiedel acht het by Erlangen taamelyk gemeen, ko- mende zo wel op een Kleijigen als Zandigen Grond voor; meest onder Gras en ander On- kruid verholen. Somtyds evenwel vondt men het ook op opene plaatfen , daar het by hoop- jes groeijende naar Kropjes Slaa geleek ^ zynde ieder Plantje niet grooter dan een Ger- ftekoornrjet Het zyne fcheen echcer iets van ^ DSxi.. iUV. öX^st, B E S C H R Y V 1 N C V A n TX. van dat van D i lleniüs te ve fchillen, ab ^^7v Blaadjes weezentlyk Vindeelig hebbende» Hoofd- Voorts heeft hy waargenomen, dat 'er van zyn met enkel Vrouwelyke, als ook met bei- 'mmia. derley Tteldeelen op één zelfde Plantje. Vier nieuwe Soorten zyn door den jongen Heer L i n N ^ u s by dit Geflagt gevoegd : twee Javaanfche, zyn Ed, door den Heer Thun- B E R G medegedeeld , waar van de eene Sckee^ dige heet; twee anderen, dat Europifche zyn; de eene aller fchoon[ie ^ de andere Korallynachtige getyteld , beiden zeer kleine Plantjes ; het cerfte op de Stammen van Boomen, het laatfte op vogtige Heijen groeijende T A R G I O N I A* 1. Dit Geflagt, door den beroemden Miche- Tcirgimia^^-^^ benoemd naar een Geneesheer van Flo- ta. rence, wiens naam Iaugioni was, heeit hi^^gtl' byzondere Kenmerken een tweekleppigen Kelk , waar in een Bolletje is beflooten. De eenigfte Soort, daar van (i), voert den by« f*) ^ungevmmima Javanica & Vaginata. Tab» lU f. 2 r Tab. I- f. 5. Pulcherrima. DiLi,^ T. 69- f 3- & Ser- lularioides. q» Vid MetK Mnsc. ewe^d, Tsib' 1- f-6. (i) Targionia. Si/JL Nat. Veg. XllT. Gen. 1197-C0FT. Belg, 11, p. 301. Targjonia minima & vulgaris. Mich, Qm, 3. T. 3. Lichen Petrseus minimus, fruftu Orobi> C. B Tin. 36a. DiLL. Musc* 532^ T. 78. f. 9. Lichea lerieitris minor Scrainifer* Buxb. CenU I. j?. 41* T« 61. B B Mos s ïs V. 475 bynaam van Onderhladige , om dat zy de Vrugt JJ;^ onder 'c Blad draagt. Haar eigentlyke Groei- IV. plaats is in Italië, Spanje en by Konflantino-^jS^^^ polen. Daar heeft men, ten minfte, dit Ge- Targionüi wasje waargenomen , 't welk, volgens Oom- MELYN, ook in ons Land op vogtige Steen- achtige plaacfen groeijen zou , doch de Heer DE Gorter verbeeldt zig, dat die Autheur een Soort van Jungermannia daar voor aan- gezien hebbe, BnxBAUM heeft d^t Plantje kkm Aard^ Schurftmo5\ dat Zaaddraagend is , geheten» Door Baühinüs was het zeer klein Steen- Schurftmosj^é"^ de Vrugt van Erven ^genoemd. CoLUMN A verbeeldde zig , dat het Zaad- huisjes onder aan het Blad droeg, waar van de bynaam zyn afkomst heeft. M i chel ? us ondertusfchen , getuigt ^ dat hy in dit Geflagt nog geen Vrugt ge/ien, of van anderen ver- nomen hadt gezien te zyn. Hy acht dat het een Klokswyze Bloem heeft, ineen tweeklep. pige Kelk aan 't end van 't Blad vervat , weiken CoLüMNA 5 zegt hy, voor de Vrugt hadt gehouden ; zynde deeze Kelk aan de onderzy- de des Blads geplaatst, zo wel als zekere twee ronde Huisjes , ook van onderen wederzyds uit* f. 4. Lichen alter acaulos hypophyllocarpos» CoLi-f^^Si'* ï. p. 331* f. 333- II, Dsjtu XIY. Stvn fflO B.£ S C H R Y V I N G V A H . uitpuilende , welken anderen voor de Vrugt IV. hebben gehouden. iSK?'°' Zyne Afbeelding van dit Plantje, als ia jargioma,fig 2* op onze Plaat CIII, is door DlLLE- >i. ciil.jsïiys overgenomen 5 die het nooit levendig ^ hadc gezien. In Icalie , zegt M i c h e l i u s , is het vry gemeen en groeit 'er op Heijen zo wel als op Mosfige plaacfen en aan de kantea der Bosfchen. Het maakt Plaggeijes, die uit veele zodanige Blaadjes beftaan , als hier twee van de onderzyde vertoond worden , zynde ieder Blaadje een byzonder Plantje , dat aaa 't dunfte onder -end zeer fyne Vezelwortel-» tjes heeft. M A R C H A N T 1 A* Van dit Geflagt , door den befchryver van ééne Soort , daar van , naar zynen Va-, der. Lid der Koninglyk Franfche Akademie, dus genoemd , zyn de Kenmerken een Man- mlyke Kelk, die Schildvormig is, van onderen gedekt met eenbladige Bloempjes en veeldee* Irge Meelknopjes: een Frowve/yke ongeÜQdd ^ Klokvormig, veelzaadig. Hier van zyn de volgende Soorten waarge^ noment 1. (i) Marchantia met den gemeemn Kelk tien^ tiapoty- ^eeilg. mot pha, J^ii VeclYor- fx) Marchantia Calyce commwni a«c8mfiio. Syfi. Na** I) E M ö s s Ë rf. Dit Gewas , dat men iii 't JNederduitfch^^J^^^ Steen . Leverkruid genoemd vindt , komt op l V. vogtige befchaduwde plaatfen, zo in ons Ne-^^^^^^" derland als elders in Europa , voor. IkhthMarchan'^ het uit Japan , als ook van Java rondom Sa-^^^^^ marang , bekomen. Men vindt het, by fom- migen der Ouden , enkel Lichen genoemd , gelykby Camera aius, die aanmerkt, dac het de Hepatica zy der Winkelen; alzo men het oudtyds tegen de Leverkwaaien, inzon- derheid tegen de Geelzugt, aanprees. Het vertoont zig als een Bladerig Mos, Kropjes maakende van veele Bladertjes vaa verfchillende figuur , doch meestal naar die van Haazen -Latuuw gelykende en Schubbig i op elkander leggende , met eene ruuwe Huid bekleed. Het geeft uit de hoeken der inge- fnee- : Feg. XIII. Gen. 1198. Gort. BetgAh p. 301. Fl. Sviec. 931 , 1057. I^" Lugdb, 507. March. major Capit, Stel- lato. MicH. Gen^ 2. T. i. f. i. Lichea Font. major ftellatus &c. DiLL. Mvisc, 523. 76. f. 6. Lichen Pe- irseus latifolius f. Hepatica Fontana. C. Fin, 3,62. Lichen Petrseus i. Lob. Ic, 11. p, 246. Lichen. Cam, Eph. 782* ScKMiED. Ic, T. 29. Marchantia Stellata. March. Mem. i-^i^, p, 307. T. 5. Mich. Gen, f, 2. Li* chen domefticus minor Stellatus &c. Dill. T. 77* f. Lichen Petra2us Steliatus. C. B. Fm, Liehen Pstr. 2. Lob. Ic, uts. j^. Marchantia Cal» communi oftopartito Sec* R. Lugdb. 507. M. Cap. non disfefto. Mich. 5» 1 Lichen Petr. umbellatus. C B. Pm, Schmied, l£, T. 9. !' Lich. Petr* 3. Lob. Ic. uts. Hh IL Dbïu XIV. Stuk, 48 a BeschrVving vam Ari^EL. fi^eed^i^ Bladen gedeelde Hoofdjes , die io 1 V. * fommig geflernd zyn- of Roosachtig, niet in- sluK^^°' gefneeden, terwyl van de eerden een grooter Marckm" is Qu klcicer; maakende dus drie Verfcheiden- heden. Deeze Hoofdjes bevatten de Bloemen of Meelknopjes , wier Stuifmeel de gedagte Franfche Akademist Marcha nt, doorwien deeze Soort in Plaat is voorgefteldenbefchree- ven (*j 5 voor het Zaad hieldt van dit Gewas : daar hetzelve niettemin de Eigenfchappen van het Stuifmeel der Bloemen heeft , vliegende 3 als men 't door de Vlam van een Kaars blaast, in brand* Ieder Hoofdje maakt op zig zelf dat gene uit , 't v/elk Linn^eus den gemeenen Kelk 3 [der Bloemen of Meelknopjes naamelyk noemt* Ook zyn door M i chelius de ei- gentlyke Zaadkelkjes ontdekt , die ongefteeld op de Oppervlakte van het Loof 'zitten, be« vattende op den bodem rondachtige Zaadjes. PI. CIIL De vermaarde H A l L E r maakt een byzon- •^ig^ 3« Soort van de eerfte Verfcheidenheid , welke het Loof door een Streep verdeeld en het Hoofdje van zeven tot tien- Straalig heeft. Dit is de eerfte van de Autheuren, welke aan Bronnen en Beekjes , als ook aan de Bakken der Fonteinen en aan vogtige Muuren der Wa. Mem. de PAead, R, des Sciences de Faris,dej^zj j). 307. oa. I) K Mossen. I Watermolens groeit. Sc h mie del heeft jx. I deeze , onder den naam van Marchantia die Afdeei^* jgefternd is, met een naakten rand en vlakken Ho^o- jKelk, zeer fraay afgebeeld en omftandig be-*^"^* jfchreeven. Zie de Afbeelding derzelve müal'^'^*'^ [Fig. 35 Plaat CIII, hiervoor.. Dan maakt Hall ER een andere Soort ^ met het Loof jongeftreept en agtftraalige Hoofdjes, waar i toe de twee andere Verfcheidenheden , gelyk de tweede en derde van Lobel, behooren. iHier van zegt hy, dat dezelve in Switzerland op de Alpen groeit j> terwyl Dilleniüs dezelve Huifelyk genoemd hadt, als voortko- mende uit Muuren en de Voegen van Steenen, als ook op donkere en vervuilde Plaatfen ag- ter de Huizen {*). LiNNiï:üs vondtze op den Grond van afgebrande Bosfchen en elders op zwarte Aarde : gelyk menze by ons dus veelkop ongeroerde Gronden, in de Tuinen aantreft. De laatfte is ook door Schmiedei: in Plaat gebragt. . (2) Marchantia met den gemeenen Kelk gehal^ u. veerd, gevingerd, vkrdeelig. t^aChZ^ poda. Op Ganzen* voetige% > (*) Nobis Alpinsi eft , quam Dillenius domefticam ïacit. Hetv. inchoat, HL p. 66 ♦ (2) Marchantia Cal. communi dimidiato , palmato , ftuadrifido. Lichen Anapodocarpos. Plüj», FiU 143. T. ^2. Dn.L. Musc. 531. T. 77. f. 8* Hh 2 II. DfiBU Xiy. STVKt 484 B E S C H R Y V I N C V A N AfDEFL Marten ique is deeze Soort, die het Hoofd- IV. 'je van figuur als een Ganzen, of Eendepoot }^uR^^ heeft, door Plümier waargenomen. Doch het gene die Autheur voor Vrugt en Zaadea hieldt , zyn Meelknopjes en Stuifmeel , za DiLLENiüs aantekent. sruK IIT. Marchan" tia Cruci' ata. Gekruifte, IV. T enella. Tedere. V. Hemi" fphcerica, Halfko- gelïonde. (2) Marchantia met den gemeenen Kelk vier* deelig ; de Slippen Pypachtig^ (4) Marchantia met den gemeenen Kelk half ko- gelrond gefpiist j aan den rand gefiraaldl met Plaatjes. (5) Marchantia met den gemeenen Kelk half»\ kogelrond , vyfdeelig : zonder Haairbekleed^ zeh In geftalte verfchillen deeze drie aanmerkc- lyk (3) Marchaniia Cal. communï quadripartito &c.GoRr,? Belg, Vu 302. Lichen Seminifer , Lunulatus &c. Dill. Musc^ 521. T. 75, f. 5. Lichen Hepaticus, Capit. qua- drifidis. Buxb. Cent, 11. T. 62. £♦ Lunularia vulgarisi MicH. Gen, 4. 4. (4) Marehantia Cal- comni. hemisphanr. apiculato &c« Lichen Pileatus parvus Carinatüs. Dill» Musc^ 521. 75. f. 4. (5J Marchantia Cal. comm. quinquefido &c. GoRt*i Belg, II. p 302. Fl, Svec. 932, 1052. R. 507. Ho* g^atica media. Mich. Gef^^ 3» T. 2. f. 2. Lichen Pilea- tus parvus , foliis crenatis. Dill. Musc, 519. T. 75. f« 2. Lichen Petrseus. Buxb. Cent, 2. p. 5. T» 5. f. tfj ScKMiDEL. T» 34* n E M O S S E K. 4f>5 lyk van de eer/Ie Soort. De Gekruifte groeit IX. in ons Wereldsdeel op belommerde plaatfen ; ArDiSEx.. de Halfkogelronde op Moerasfige en de Tede- iJoofd- re in Virginie, zo wel als de Gekruifte, yoU^'ll^lhm^ gens G R o N O V I u s. De eerfte zou , zo wel ^''^^ als de volgende Soort, in ons Land voorko- jnen , naar de aantekening van B o e u b a a v e. .Men vindt de Tedere, die een zeer aartig jclein Plantje is, inde Duinen by VVasfenaar, in de Elzebofchjes. De laatstgemelde is ^ door jien kundigen Heer Schmiedel, zeer fraay in Plaat gebragt en ten uitvoerigfte befchree- ven ; die aanmerkt , dat dezelve aan den Noord- ijkant van Rotfen en Muuren gro^jit. De by- ajaam is van de figuur der Hoofdjes ontleend, ;die Kogelronci zyn 5 van onderen vyf Bolletjes Jiebbende , welke, openbarfcende, het Stuif- jmeel uitwerpen. In de twee e^rixen is het Plantje, dat de Vroyweiyke Zaaddraagqnde •Kelkjes draagt , zp -wel als in de volgende Soortj afgezonderdf (ö) Marchantia mei den gemeenenj-Kelkvyfhokn vi. I- kigen.eenigermaate Eirond. . -S"^^ Deeze Ke^^eu * . ' ■ achtige. n" 'f 5 ) Marchantia Ca!* communi quinqiTelociiïiti > fiib»- jövato. Gort. Belg. IL p. 303. Oed. Dan, 2^4, A^t, ^ ^ Siokh, 1769. p. 248. Lichen velg. major Pileatus et Ver- rucofus. DiLi* Vï^^^j^. 516* T. 75. f. I» Lichen Fetrseus Caliculo lileolum fuftinente. Fin, 362. Lichen • • "Pii- Hh 3 II. DzEU XIV. Stuk. 486 Beschryvinc van TX. Deezeis, door den zelfden Schmiedel, An^uu 2eer fraay vergroot in Plaat vertoond en HooTiv befchreeven ; zo wel als door den geleerden ^MaJchan- MicHELius, die 'er drie Verfcheidenheden ua. een groote , middelflag en kleine , van voor* ftelt , welke op vogtige plaatfen , omftreeks Florence , gevonden waren* De grootfte der- zeiven was aan haare Hoofdjes met gedeelde en gekelkte ; de anderen waren met onge- deelde Blommetjes , die ook geen Kelk heb- ben 3 voorzien* De Groeiplaats was aldaar aan vogtige Steenen , in derzelver voegen en fpleeten , als cok aan de kanten van Bronnen. Op dergelyke plaatfen kwam den Heer ScnMiE- DEL deeze Soort in Duitfchland voor, door wien waargenomen is, dat de gezegde Wrat* jes beginzcis zyn van jonge Plantjes, die in 't Voorjaar affcheiden, en myns oordeels waar- fchynlyk bevrugt worden door de ronde Bol- letjes met Draadjes, welke in de zogenaamde Blommetjes , die onder aan de Hoofdjes zit* ten 5 zyn vervat , en van hem voor Zaadjes gehouden worden» Want , fchoon hy daar tegen inbrengt, dat die Wratjes door vogtig- heid verfmelten en door droogte ook verdwy« nenj fchynt zulks geen tegenwerping te zyn vaa Plinii primus et Pileatus* Col. Ecph. I< p. 330. T. 33U Hepatica vuig. major f. Olïicinarum Jtaliae. i/licju Qm^ 3% T% s,. f. u ScHjdiD. Ico?i. Plant, 31* I) E M Ö S S E H. 487 van eeniff belang ; alzo zekerlyktot de Voort- , . r. 1 r , ^Afdeel* teeling in de Schurftmosfen genoeg gelegen- iv. heid, tusfchen een te groote vogtigheid en ^^^^'J^^'^^' droogte , kan voorkomen , en de plaatzing marctfm^^ niet alleen van de één en andere Werktuigen, ^^'^^ * maar ook de vergelyking met andere Plantjes van deezèn aart; de Gekruifte by voorbeeld, zulks fchynt aan te duiden. Dat die Wratjes de Mannelyke, en de gedeelde Hoofdjes met Bloempjes de Vrouwelyke Werktuigen zyn zouden , komt my zeer met de algemeene fchikking der Natuur onovereenkomftig, eri zelfs met zyn Ed. voorgaande gezegde ftrydig voor. De Celletjes, bovendien, uit welken de gezegde Wratjes beftaan , en de gaapende ' Tepeltjes in derzelver Dekzel, fchynen het denkbeeld , dat zy tot ontvanging van het Stuifmeel gefchikt zyn , grootelyks te begun- ftigen (*). De kundige D i l L E n i ü s ftelde dit twy fel- achtig, doch de gefteelde Hoofdjes hieldt hy voor Mannelyke Werktuigen , en de gezegde Bolletjes , met hunne Wolligh^^d, voor Stuif- meel. Hy merkt aan, dac de Wratjes en ge- fteelde Hoofdjes op byzondete Plantjes groei- jen ; terwyl Michelius dezelven op het zelfde Plantje of Blaadje heeft afgebeeld. Die Au- P) Foemiriei Fiores in Frondö , tantiuaii ^Verrucae. Sijff* Nat. Feg, XIII. p. 804- Hh 4 il. Deuu XiY. Stuk» 4<^8 B E S C H R t V I N G V A M ïX. Autheur hadt de Bloempjes fraaijer in Plaat /iFDEEV* 1111 IV. vertoond; danzy door nemzyn waargenomen, sTijK.^°' vyven verdeeld , daar dezelven , volgens Marchm- ^^ILLANT, flegts vierdeelig zvn. Miche- (ia^ Lius noemde het, der Winkelen van Italië of Gemeen Leverkruid : misfchien , om dat men het aldaar de kragten toefchreef, welken oud- tyds aan 't gemelde Steen- Leverki'uid zyn toegekend. Volgens Boerhaave zou dee '* ze Soort ook in onze ProvinciëD voorkomen en men heeftze thans in Sweeden , aan de Oevers van een Beek, gevonden. VIT. (7) Marchantia ^let den gemeenen Kelk half ümI Kogelrond, onverdeeld, , ^ ^lanwy- j^^jj^ j^j^^jj.^ jg ^^eze gevonden , Pi- CIIL die haaren bynaam heeft, om dat op een zelf- de Plantje de Vrouwelyke zo wel als Manne- lyke Teeldeelen , even als in de eerfce Soort , voorkomen. Het is de derde Hepatica van MiCHELius, voorgemeld, waar van die Autheur getuigt 5 dat dezelve tusfchen het Mos en in de voegen der Steenen , op ver- fcheide plaatfen ,niet ver van Florence, voor- komen (7J Marchawia Cal. communi integro, hemifphaerico, Lichen Pileatus anguftif. dichotomus. Dill. Musc. 520» ^» 75' f' 3* Hepatica minor anguftif, Capitulo henai- fphserico, Mich, Getu 3^ T- a. f. 3. Scop. Cartt, 120* dTe Mossen. 4«9 kome. DiLLENius hadt 'er drooge Exem- ix. plaarcn van gehad , die van Jamaika aan den Kruidminner Collins o n gezonden waren* Hooïd- STü K ScoPOLi, die aanmerkt, dat de Hoedjes by^^^J^^^^ hem fcwaalyk afgebeeld zyn, vondtze te Idthti^. in Carniolie 5 op Muuren en ruuwe plaatfen, overvloedig, en befchryftze als volgt* 5, De Bladen fmal, gegaffeld, plat, Wrat- 5, tig 5 in een Hartvormig Blaadje uitloopende, 3, Borftels uit den oirfprong van dit Blaadje , 5, die hoekig zyn, een Duim lang^befprengd „ met v^einige Haairtjes. Een Hoedje dat 35 vierhoekig is of voorzien met vier Plooijen 5, kruislings , ten halve in vieren gedeeld , „ Wrattig, groen, maar inde Bloeytyd rood. „ Vier Hokjes met bruin Stuifmeel. Vrouwe- 55 lyke Kelken die rondachtig zyn , efFenran- 5, dig hol, op de zelfde Plant, gedeeld met 55 een kort, rond, groen Voetje. Deeze be- 55 vatten een rondachtig rood Zaadhoopje. De 5, Smaak is fcherp. Het heeft, in de Genees- 55 kunde, een tegenfcheurbuikige 3 oplosfen- 5, de, doordringende kragt." Ik heb, uit DiLLENiös, de Afbeelding ook van deeze Soort, in Fig. 4, op Plaat cm, medegedeeld, alwaar zo wel de Vrou- welyke of Zaad-Kelkjes, als dc Mannelyke Meelknopjes zigtbaar zyn. Zo algemeen is deeze niet als de voorgaande , welke ook in Switzerland groeit, en in fcherpe Smaak byna H h 5 over* II, Deel. XIV. Stuk. Beschryvino van ÏX* overeenkomt, zo H aller aanmerkc, met Afdeel. g^j^gg^jg Steen - Levcrkruid , dat de eerftè HooïD, Soort is, voorgemeld, aan welke de gedagte ^Marckajt' oplosfendeEigenfchappen worden toegefchree- ven. Voorts komen deeze Plantjes, in gedaan- te , veel met het Schurftmos overeen , maar verfchillen daar van door een zagte Bladerige zelfftandigheid ; weshalve H a l l e r oordeel- de, dat zy tot de Mosfente betrekken waren. B L A S I A. In dit Geflagt fchynt de Mannelyke Kelk rolrond, met Korreltjes gevuld; de Vrouwe* lyke naakt te zyn, een rondachtige Vrugt voortbrengende , die in de Blaadjes gedookeo is en veelzaadig. 1^ Men heeft 'er maar ééne Soort (i) van ont- ^uf^ dekt, welke door Michelius benoemd ^^Zeer werdt, naar een Kruidkundigen Monnik, Bla« 51US , hem in zyne Kruidleezingen zeer be- hulpzaam geweeft. Men vindtze in ons We- reldsdeel , op verfcheide plaatfen aan de kan* ten van Waterloopen , op een vogtigen fyn- zandigea Grond ^ zo wel in Sweeden als in Ita« (i) Blafia. Sifjl, Nat. Veg, XIII. Gen, 1199. FL Snee 1533, i053« ScHMiED. DisC. Blafia pufilla , Liehenis Py- ^idati facie. MiCh. Gen. 14. T. 7. Oed. Dan, T. 45* Mnlum Liehenis fade. Y>\\a., Musc% 237. 31. f. 7» ÜAL&t Bih. mlmu UI. p. 57. PE Mossen. 491 Italië. Zy is ook in Switzerland , ip Engeland ix. en elders gevonden. iv?' Het is een zeer klein Plantfe , anders naar Hoofd- de laatfte Soort van Marchantia vee! gelyken-*^"*^* de 5 doch Pypachtige Bloempjes hebbende , en Kelkachtige Zaadhuisjes. De Blaadjes zyn niet Korftig gelyk in 't Schurftmos , maar be- ftaan uit kleine Blaasjes. De Ribbetjes, door 't midden der Blaadjes loopende, zwellen aan 't end , tot een Bolletje , dat een hol Buisje uitgeeft met een klein Hoofdje. Dit acht de beroemde Schmiedel enkel uit Korreltjes te beftaan , die zig over 't geheele Loof ver- fpreiden 3 en waarfchynlyk dienen tot voort- planting van dit Mosje. R I C C I A. Verwonderlyker is nog dit Geflagt^ naar een Italiaanfchen Raadsheer Ricci, door den zelfden MiCHELius^ benoemd* Het heeft, naamelyk ^ volgens de Waarneemingen van den zeer Kruidkundigen Schreber, geen Kelk, dan een Blaazige holce binnen des Blads zelfftandigheid ; geen Bloem: maar een Rol- rond, ongefteeld, Meelknopie, zittende op het Vrugtbeginzel , dat Tolrond is , en een Draad'gen Styl heeft, het ïvleelknopje door-- boorende. Het Vrugtkas^'e is Klootrond, met een verwelkt Meelknopje gekroond : het Zaad half kogelrond, meteen Voetje. Do Ih Dkei.. XlYt StüKi t „.r 49^^ B E s c II R y V I N G van De volgende Soortea zyn daar van v orgc- :omen. (i) Riccia met het Loof in de Oppervlakte ge* tepeldV (fz) Riccia met het Loof glad ^ tweedeelig , f^Us. (3) Riccia met het Loof glad ^ g^fl^ufdj twee- hmbhig^ ftomp. (4} Riccia met het Loof gegaffeld ^ Draadach- tig Liniaal. ( 5 } Riccia met het Loof Hartvormig kant* haairig. AU IX. Afdeel. , IV. 1 Hoofd- stuk, 1. Rfccia Cryflalli' ma, Kryftally- ne. II. J^ünima, Ailer- kleiiifte. III. Zeegroe- ne. IV. VJottende. V. (i) Riccia Frond. fui crficie Papillofis. Sijfl. Nat. Veg. '^^Z^im- ^' ' ^^5^- ^^^"^ iricnde. minima et minor pinguis. Mich# Gen^ 107. T. 57. f, 2, 3. Hep. Pahiftiis Lobis inflatis. Vh\t.u Pdiv, 98, T. 19. f. 2. Lichen Pal. Rutae folio. Dill. Mme. 535. T.. 78. £♦ 12. (2) Riccia Frond. glabris bipart* acutis. Ft. Siiec cii^^ 1054. Riccia minima nitida. Mïch. f. 6. Liolien omnium minimus. Dill» f. ii. (3) Riccia Frond. glabr, Canal. &c. Riceia minima ^ piftguis. Stohlh J769. p. 248* MiCH. £ 4. Lichen ml-, nimus &c. Dill. ƒ. lo» Hep. PaluiVris^bifurcarTA /V:r. 98. 19. f. ï. '^rbii^'- ' ( 4 ) ^i^cia Frond. dichotomis Linéaii - Filiformibus*- Fl. Suec. II N; 1056. Lichcnaftrum Aq ' üuitans &c. PiLL. //«Jr. .2i3i ;'T,: 74. f. 47- Hepatica Pal* , dichoto- ma. Vau l. P^r. 98. T. 10 f* 3. , ^ f5) Frond, obcordatis Ciliatis. Lichen paiVus Yernus, Cordiformis &c. Dill. Mttsc, 536. T. 78. £. i8# '^l^Angt, 116. Lens Paluilris Rorls Solis foliis Corda^ tis. Por. Mm^ 65a. -. .rj^ .ViZ. tjs;.a J.f I) R M O S S K Hos Alle deeze zyn kleine Plantjes , het grootfte ix. naauwlyks als een Duim of Vinger ^ Nagel , ^^jy?^ veel naar het Schurftmos gelykende, is zoda- Hoüïd-* nig, dat Hall er ze naauwlyks daar vanaf-*^:' , fcheidbaar oordeelde. Verfcheide Soorten , daar van , kwamen hem in Switzerland voor. Allen vallen zy op vogtigc plaatfen in ons Wereldsdeel 5 en de laatften groeijen zelfs in 't Water. Het Vlottende is in Vriesland^ doot Meese, waargenomen , die "er nooic Vrugtmaakingen in ontdekt heeft. Men vindt het in Slooten, Vyvers , by tropjes dryvende of ook aan het Kroos zittende. Het laatfle is in Staande Wateren van Engeland , als ook in Duitfchland volgens den Heer Schmiedel, gevonden ; het Zeegroene op Zandige plaat- ftn in Sweeden. Zy onderfcheiden zig, in algemeen , door eene Roosachtige figuur ; de- wyl de Blaadjes uit een middelpunt fpreiden ; dat echter geen plaats heeft in de twee laat- ften. Anthöceros. Hoornbloem, De Mannelyke Teeldeelen zyn een onge- ileelde , Cylindrifche , onverdeelde Kelk, met een Elsvormig, zeer lang, tweekleppig Meel- knopje: de Vrouwelyke een zesdeelige Kelk met drie Zaadjes 5 in dit Geflagt, dat wegens de Hoornachtigheid der zogenaamde Bloemen is 11. Db»l. XIV. Siyx, BESCHRYVIMG VAM ïX- is getyteld» Het bevat de drie volgend6 Afdeel* IV, Soorten* HooïD- *^^J (i) Hoornbloem mei onverdeeld^ uitgehoektf Anthoce* gefiippM Loof. ros pmc" ^'^Geftip- (2) Hoornbloem met onverdeeld ^ uitgehoeh; 11. (3) Hoornbloem met duhheld Liniaal Vindee^ Icevis. ija-e Bladen. Glad, ^ MuUifi-' Onze Afbeelding, Fig. 5, op Plaat CIH, "^""Gefnip- geeft een fchets van deeze Gewasjes, ftellen- perd. Je eerfte en grootfte Soort voor 5 die het Loof geftippeld heeft. Men ziet 'er uit, dat zy ook naar het Schurftmos gelyken, maar inzonderheid verfchillen door de Vrugtmaa- kende deelen, als gezegd is. Het Geftippel- de Hoornbloem groeit in Engeland en Italië, zo LiNN^üs aantekent, op belommerde vog. fi) Antkcceros Frond, indivifis Sinuatis punftatis. Stjjf, Nat, Veg, XIIL Gen. 1201. Sp. Dill. Musc. ^^^^ T. 63. f. I» Antli. minor, Mich. Gen, Ih T, 7» f. 2. (2) Anthoceros Frond. indiv. Sinuatis laevibus. Gort. Belg. IL p. 303. Anthoceros. Cliff» 477. R. Lugdb^ 507. DiLL. Musc 476. T. 68. f 2. Anth. major. Mich. ibid, f. I. Lichen Hepaticus Pedic, Gramineis. Buxb. Cent, p. 40» T. 61. f. I. Hall. Helv. inchoat III p- 67* ScHMiED. Tcon. PhnL T. 19. (3J Anthoceros Fiond- bipinnatifidis Linearibus, Anth.' Fol. tenuisfimo mukifidot Dill. f. 4. Hall* He/v. iu^ iibom* utfupra» DE M O s s E w. 495" vogtige Gronden : het Gladde , zo wel in j^. Noord-Amerika als in Europa. Men zou de ^ïJ'eel* Bloemen voor Grasblaadjes aanzien , doch , Hoofd* fplytende, vertoonen dezelven hun lang Meel-^^^^- knopje. Deeze Soort is omftreeks de ^t2id BhemT^" Haarlem en elders, inzonderheid aan de kan- ten der Graften en op rottig Hout, gevonden. De Heer Schmirdel heeft dezelve zeer fraay in Plaat gebragt en befchreeven. De laatfte , zo wel als die in Switzerland door Stjehelin waargenomen , heeft het Loof om- trent een Duim groot , met kleine Bloemhoorn' tjes, zoHallejr. aantekent. L I c H E N. Schurftmos. In dit uitgebreide Geflagt, 't welk een zeer bekenden naam heeft ,zyn de Mannelyke dee- len een rondachtig, byna vlak, glanzig Bakje, zegt de Ridder ; de Vrouwelyke als Meel op de Bladen verfpreid. Toürnefort hadt gezegd , de Lkken is een Geflagt van Planten, dat geen Bloemen heeft, maar de Vrugteenigs- zins Bekkenachtig, met een zeer fyn Meel of Zaad bezwangerd, 'twelk door 't Mikroskoop zig rondachtig vertoont. Die zogenaamde Vrugt erkent men thans DeBIogN voor een Bloemhakje^ met de Mannelyke dee-"^^^^' ien van Bevrugting, een Soort van Stuifmeel synde ^ of aan den rand ^ of over de geheelc; Op« IL Ceel. XIV. Sïvk. 49Ö IJ E S C n R Y V I N G VAN IX. Oppervlakte der Meelknopjes^diQ in dit Geflagt AïDEEu verfchillende gedaante hebben, verfpreid. Hoofd- Sommigen zyn Kogelrond, anderen Eyrond, "^^;*^^ƒ^. anderen Testikel- , eenigen Knodsachtig of mos Knoopig of naar de Pennen van Zee -Appels gelykende. De Bakjes zyn ook verfchillende. Kogelrond , Pieramidaal, langwerpig en fom*. tyds getakt, in wier Holligheid de Meelknop- jes doorgaans in een Lymerige Stof zitten , in eenigen voor *t bloote Oog door drukking zigtbaar, in anderen niet dan met behulp van Mikroskoop , fomtyds enkeld , dikwils op ryën geplaatst, zo Miche li us aanmerkt. DeZaa- De Zaadjes^ zegt die Autheur, komen onder elkander famengevoegd , fomtyds Draadswyze , fomtyds Troswyze voor. Men vindtze nu eens in de Bloemdraagende Plantjes , nu eens in die geen Bloem hebben , en wel op byzon- dere plaatfen of over de geheele Oppervlakte. Hy erkent, nogthans, dat men weinige Soor- ten in dit opzigt volkomen bevindt; naamelyk zodanig , dat men 'er de Bloemen en Zaadjes, beiden p in kan befpeuren. Dit heeft den grooten Hallef^ ze beiden byna onder el- kander deen verwarren. Zie hier wat Dil- le nius daarvan zegt. „ De L I c II E N is by my een Soort van Mos, 5, dat een volmaakter Vrugtmaaking heeft , 5, naamelyk zo wel Bloem- als Zaaddraagende 5, 18 : welks bloeijende Hoofdjes , van ver- M fchei- ï) K Mossen. 497 ;^ fcheiderley figuur , door de rypheid veele ix. 35 eenbladige Blorimetjcs , op verfcheide wy- -Afdeel. zen verdeeld , uitgeeven , die Meel ftor- Hoofd- ' Stuk 9, ten , door 't Vergrootglas gezien Kogel- rond , dat met dunne Draadjes doorweven woj» „ is» De Zaadm komen voort in andere „ byzondere gaapende Doosjes , ongefteeld 1^ op de vlakte van het Loof, fomtyds in de ^, zelfde , fomtyds in verfchillende Plantjes , 31 van die Soort , zynde klein en platachtig i,5 rond. Behalve die bloeijende Hoofdjes, I; 5, worden in de Gefternde Soorten Navelach- jl,, tige waargenomen, zonder Bloem of Zaad, 1,5 welk alleen voorkomt in de Plantjes die geen Bloem draagen. Van beiderley flag zyn de Steeltjes doorgaans naakt, zonder ,„ Scheedachtig bekleedzel." Hier zou men, volgens hem, kunnen by- Het voegen, dat de Bladen minder doorfchynende zyn, van eene Kruidige zelfftandigheid en on- bepaalde figuur , zig breed langs den Grond uitbreidende en veel Worteltjes van agtereu uitgeevende. Hallkr merkt aan, dat de Lichens ,in 't algemeen , geen eigentlyke Bla- deren hebben, alzo het Loof uit Blaasjes be« flaat, zynde doorgaans als uitgebreide Korden, droog en broofch of Lederachtig taay; gelyk zy door de Vogtigheid Lymerig worden. Men vindt 'er ook die niet als Korften , maar Draad- en Vezelachtig zyn , doch van dergelyke na-=. tuur. li De IL Debl. XIV. Stuk» 490 B E S C H R Y V I N O V A 11 '1^' De Ouden hebben , door den naam van Li^ ' iV. ' chen^ zo 't fchync, het zelfde Gewas verdaan, $iuK^^^" en volgens Plin i us zou die naam daar vaa Naams- afkomftig zyn , dat het een allerbest Middel öirfprong. ^^^.^ tegen de Schurft of dergelyke Huidkwaa- len. 5, DioscoRiDES zegt, Lichen die „ aan Steenen groeit en van fommigen Bryon geheten wordt, is als een Mos geplakt aaa i3 vogcige Rotfen. Opgelegd verzag t dezelve ^, de Ontfteekingen en geneest de Kraauwa- gie," enz. Het groeijen aan verfcheide Lighaamen als een foort van wSchurft, kan 'er ook den naam of aanleiding gegeven hebben tot dat denkbeeld. Want dergelyke overeen komst was dikwils een Kenmerk in voorig tyden. Ik heb 'er, fchoon men hedendaag van die kragten niet weet, dan ook den naam van Schurftmos aan toegeëigend. Het Poeijer derzei ven zou 5 echter, misfchien, tot opdroo- ging dienen kunnen in natte Schurft. De Kruidkundigen van de voorgaande Eeuw^ hadden de Lichens onder denalgemeenen naam van Mos begreepen. Ray zelf noemde ze nog omrugtbaare of Zaadlooze Mosfen. Mo* RI S O N gaf 'er den naam van Musco- Fungi aan. ToüRNEi^oRT was de eerfte, die deeze Planten onder den naam van Lichen befchreef ^ gee- vende daar van vierenveertig Soorten op. In deezen als anders werdt hy door Boerhaa- VE gevolgd, als ook door Vaillawt, die' des-» F) E M ^ S S E 499 defzelfs benaamingen behieMen. Doof de ix. Ifraaije Afbeeldingen van den laatftgemelden ^^^^^^^ wordt de onderfchèiding dier Planten groote- Hooio- lyks bevorderd. Mïciielius ging echtér"^^ de^zen Aiitheur 5 in het onderzoek der Li- mas. chens, grootelyks te boven» De Afbeelding derzelven , waar by de Vrugtmaakende deelen in 't klaarfte Daglicht gefield zyu 5 beflaat om» - trent twintig Plaaten van zyn Werk, waar in • hy, met een onbegrypelyk geduld, agtendettig ' Rangen van Lichen heeft opgegeven, die by 1' de driehonderd Soorten bevatten. Niettemin v.'orden nog eenige Geflagten, gelyk de Mar* ' chantia i Riccia ^ Hepatica , LunuJaria ^^oorh^m ; daar van afgezonderd. Dilleniüs, deeze daar onder begrypende, maakte evenwel maar 1 drie Rangen van eigentlyke Lichens: één van ie genen die Hoedjes hebben: één van de • genen die gedraald zyn of gefternd en één van zodanigen, wier Bloemen en Vrugten niet ge- j noegzaam bekend zyn. De overigen verdeel- 1 de die uitmuntende Autheur, in de Geflagten : yan Usnea^ -Coralhides en Lichenoides. Het eer- « (Ie Geflagc, v^aar in de Haairige Boom* Mos- - fen vervat zyn , heeft zestien Soorten. Het [' Geflagt van Coralhides , alle de genen bevat- tende 5 die van eene Paddeftoelachtige, Py- pi ge , H^eefterige of Takkige en Koraalachtig gehoornde gedaante zyn ^ in drie Rangen verdeeld, heeft negen -endertig Soortea, Dat li % van II, D*Bi« Xiy. St^k. 500 B E S C 11 R Y V I N O VAN IX. van Lichenoides^ eindelyk, naast komende aan AïöEEL. eigentlyke Schurftmosfen , houdt alle de Hoofd- genen in , die Korftig en Bladerig zyn , en ^^s'chmft'^^^ honderd- vyfendertig Soorten: zo dat hy fj^Qs. meer dan tweehonderd Soorten heeft van der* gelyke Planten, die allen, in zyn onvergely- kelyk Werk , ten omftandigfte befchreeven en naauwkeurig in Plaat voorgefteld zyn. De beroemde Hall er bevoorens de LU chens in zeven Rangen verdeeld hebbende , bevattende honderdzeftig Soorten in Switzer* » land gevonden maakte 'er naderhand tien ^ van: als i. Gehoornde: 2. Koraalachtige: 3.^ Vezdige : 4. Platachtig gehoornde : 5. Met groote vrye Bladen: 6. Anderen mee rond Loof, dat weinig Takkig is en vry, 7. Met fmaller, minder vry, Loof; 8. Lilachtige: 9. Korfcige, met Schotteltjes of Napjes. 10. En- kel Korftige. In deeze Kangen zyn by hem thans nagenoeg tweehonderd Soorten ver vat (t). Onze Ridder verdeelt de Planten van dii Geflagc in negen Rangen, als volgt. I. Schurftige met Knobbeltjes. n \. O) Schurftmos , dat Schurftig is en witachtig^ Lichen ^j^^t zimrtc Takkige Streepjes als geht*l fcriptus, ^ A-T • Letterig. terd. Groeit, (*) Enumer, Siirp. Helvet. Gott. 1742. pag. 63 , &c. ff) Hift, Stirp^ Hetv, inshoat, Bern. 1768. Tom. \\U p. 7Q. &C' (i) Lickm Leprofus albicans ^(i^Syfl. Nat, Feg.Xl\\ DE M O S S K N, 501 Groeit op de Baft van jonge Eiken en ande- re Boomen, zo by ons als elders. ^DE£L, HoOFD?- (2) Schurfcmos, dat Schurftig is en geelach- ^^^'^ tig, met zwarte Streepjes als een Landkaart Lkhen getekend. ' * Land- Komt op witte Kwartzige Steenen der Alpen ^^^^^tig, van Dalekarlie in Sweeden, by ons op de Baft van jonge Bóomen voor. . : ; (3) Schurftmos , dat Schurftig' is en grdeif 5 IlI- . met zwarte rand en knobbel ij es. ^gns: ^ . Donker- Groeit op Rotfen in ons Wereldsdeel. groen. (4) Schurftmos, dat Schurftig- is en Meelij. ^ met gejieelde byna Kogdronae hchuajes. Schim- meUichtig» Groeit op Zandige Groöden. (5) Schurftmos, dat Schurftig /; en wit , met T. halfkogelronde witte Knobbeltjes. Mdkwii! Groeit Gen. 1202. wSp. i. Gort. Belg^ 11. 304. Ft. SLiec,c^,\^^ 1057. Liehenoides Criifta tenuisfima. Dill. \Miisc. 128- T. 18. f. I. (2) Lkhen Lepr. flavescens &:c Gort. F/. Belg, uts Fl. Smc^ Liehenoides nigro - flavum. D*ll. T. 18. f. 5. (^3) Lkhen Lepr« virjdis, margine Tuberculisque atris; Ft Siéec. 939 , 1Ö62. (4) Luken Lepr* Farinaceus &c. Fl. Suec, Liehenoides Fangiforme* Dill. 14 f. 5- (5) Lichen Lepr. albiis &c 'SMh. 1769, 248» 1» 3 II. Dwu XIV. SiüK 50t2 B R S C M R ï V I N f i V A H IX, Groeit alom op Rocfen en Steenön* Afdeel. IV^. Hooro^ (6) Schurftmosj dat Schurftig ti en rvitack^ '^"^^•^ tig , met hleeke wit gerande Knobbelt j es. Lkhen "Rupicoia; Op platte kaale Rotfén in de Eosfchen komfe deeze voor , zynde fomtyds zeer klein met groene Knobbeltje^. VIT. (l) Schurftmos, dat Schurftig is met W?atjes ^I)oo{^^' ^y^^ i>{?^/'^-^^^« Löprofas Cinereo - vircscenjs &c. FL Suec. 938 , ic^6o. Lichenoides; Lepyofum. Dijll. X. iS* V IL Mos S IC i^,^ 503 - fy) Schurftmos , dat Schurftig is , groenackig , JX, /Ifchgraamv ^ met zwarte Knobbeltjes, Arw^i. Op Rotfen 5 Steenen en Boomftammen bynaoveral* ' ' " . i {10) Schurftmos, dat Schurfiig ïs en hruh^ '%oèdig met zwarte Knobbeltjes é ' * ^ - -V/. j^v . ili) Schurftmos 5 dat Schurfiig- h^en wit-'^^^^ achtig ^ met ronde Roeftkleurige^ Kndè-^^^^l^» helties» ^ï»"^ * " Voor- Deeze groeijen in Europa op verfcheidè plaatfen. (12) Schurftmos, Schurftig is m wit ^ met XTT. rj^ 7 7,. CalcaviuS^ zwarte Knobbeltjes. Kalk- fteenig. In Oeland en Gothland komt deeze op alle 6^* Kalkfteenen en op geen anderen voor. (13) Schurft- (10) Ltchen Leprofus fuscus tuberc atris. Gort* Belg. Hts. FL Suec 11. N. 1063. (11) Licken Lepu tlbidus Sic. Sijfi, Nat, XII. Tom. Ml. p# 234. Ltchenoides Leprofum &c» Dill* Musc.T. 18. f. 4- & 55. f 8. C12) Lepr. candidas &c. Ft, Suec, 937, Lichenoides Calcarium Tinftorium candidum> Dill. T* ag. f. 8. .(13) Ltchen Lepr, Tuberc, nigris , albo marginatis» li 4 II. DssL. XIY. Stuk. 504 B E s e II u y V I w 0 van aIdl%v. ^^3) Schurftmos, dat Schurftig is , met zwar- IV. tt Knobbeltjes die wit gerand zm. Hoofd- STUK XI 11. Deeze groeit overal op Rotlen en Rots- Ctn^ms, fteenen , zynde in de omtrek zwart. Afchkleu- ï^^g- (14) Schurftmos, dat Schurftig is en zwart ^ ^tlo^al' Knobbeltjes zwart en wit gemengeld. hus, e/wk!' (^5) Schurftmos , dat geel is met roode Knob- XV. beitjes. Windige Rotfen derhooge Bergen van Dale- karliej inSweeden, komen deeze voor. XVI. (^6) Schurftmos, dat wit isy met witte Mee'^ Faginiis. iigQ Knobbetjes. booms» Deeze groeit op de Schors der Beukeboo- men, zo in ons Land als elders. XVII. (17) Schurftmos, dat Schurftig is en Jfch» ^^''nilgf' g^^^^^> ^^^^ '^'it^chtige rimpelige Knob beukig» beitjes. Aan de Stammen en Takken der Haagbeu* f. ken, (14) Luhen Lepr. aiger &c. Ft. Snee, 11. N. 1064. (15J Lichen Lepr. flavus &c. Ft, Suec. U. 1065. (16; Lichen Lepr. albus &c. //. Scm^ 59. Gort. Belg» 11. p. 304. O7) Lichen Lepr. cinereus &c. FL Siéec. ] l N. 10^. ï.y;hen Geographicus. //. Scarh 48. r> E M O s s E ïf. 505 Jren 5 in Schónen , het Zuidelykfte van Swee- IX. den, is deeze waargenomen. Aideel. • . Hoofd* . Cl 8) Schurfcmos , dat rondtahkig is en digt^'^^^- g^tropt^ met ronde toppen^ wt van Kleur. "^Jii* ^Op de Rotfen van Sweeden is deeze, i^3ar^^^;,,^^j{g^ het Kalkfteenige veel gelykende, waargeno» men, (19) Schurftmos , dat Schurftig is en wit^ xiX. met roode KnobMtjes. Enceto' » der Hei- ; Op den Grond van dorre Zandige ^^'^^'^^^"•q^j en Bosfchagien 5 die eenigermaat«e vogtigzyn, Fig^ 7/ komt dit aartige Schurfcmos door geheel Eu« topa voor. Men vindt het ook by ons op de .Veluwe 5 in de Haarlemmer -Hout en elders, liet vertoont zig als kleine roode Paddeftoel- ^jes , van grootte als Koriander • Zaad , op een witachtig Korftje zittende ^ en fomt der, fomtyds platter en eenigszins Schild- vormig zynde. Ik heb de Afbeelding van zulk een Plantje, in Fig. 7, medegedeeld. Deeze (18^ Lichen Lepr. Ramofus teres fasciculatus &c. J^lant, 131. O9) Lichen Lepr. candidus , tubercuüs incarnatis. Sp* Tlant. N. 12. Gort Betg. II. 304. Ft. Suec, 936, 3068. Lichea Cruft. terreftris &c. Mich. Gen* 100. T. 59. f. uit. Coralloides Fungiforme Carncum Bafi Leprofa» DiLL. Musc, 76. ï. 14. f. I. Fungilli incarnati, Col mioiati, Musco infidentes. Mkntz. Pug, T« 6» li S IL Dbkl. XIV. Stuk.; 5P6 15 E S C H U Y V I N G .. y ^A N AfIeel. Deeze behooren tot de eigentlyke Schurft- Hoof© ^"^^^^^ > Schurftige Korften op STÜK. Boomen 5 Steenen en op den Grond groei- Vejrw- jen , en waar onder veelen niet onaan- zienlyk zyn , door de Verfcheidenheid van Kleuren. Sonimigen , zelfs , geeven Verw af, welke men niet zou vermoeden daar in te zyn ; gelyk dat witte Schurftmrs , als een Tarterachtige Korft op de Kalkfteenen zit- tende 5 't welk DiLLENius op de toppen der Gebergten in de Weftelyke deelen van Engeland waarnam , en dat de Ingezetenen des Lands hem verhaalden van hun gebruikt , te worden om rood te verwen. Zy zeiden hem, dat het beter daar toe ware, dan het Verw -Mos 9 by hun Kenkerig genaamd, waar van ik vervolgens zal fpreeken. Fiy verbeel- de zig, dat dit het Mos zy, waar van Mar- tin onder den naam van Corkir meldt, zeg- gende, dat het Volk der Wefter- Eilanden van Schotland daar uit een Scharlaken -roode Kleur weet te maaken , door het te droegen en drie Weeken in Pis te zetten. Ik heb dè Afbeelding van dit nuttige Schurftmos in Fig. 63 op Plaat cm, gegeven. II. Schurftige met Schildjes. lulli ^^^-^ Scjhurftmos , dat Körjï{g,is .en geel^ mep geek Schildjes. , . Kaarfig, C^c) LuUfti, l^rüftaceüs flayys &c* Gqkx. Belg, Jl. j^. DE M O S S B W. 507 Aan oude Muiiren en veelerley Boomftam* IX. Iron^t deeze Soort , zo by ons als in andere ^^j^**- deelen van Europa , voor. De Smalanders Hoofo- Stuk» \ mengen het afgefchraapte Mos , gedroogd en fyn gemaakt, in Smeer, om geele Kaarfen te hebben op Hoogtyden: waar van de bynaani. , r (2 O Schurftmos, dat Kor/lig is en witachtig y xxt ^ fhet Kmhbelige^ rimpelige ^ bruin ^ ^^ode ^Jf^^^J^^^ Schildjes^ Yskoad; Op Rotsfteenen van Ysland groeit deeze , die een gebladerde ronde Korst maakt, van de Steenen onaffcheidelyk, in 't midden ipet Schild* jes. Dat Schurftmos van D illeniüs^ hier caar gelykende^ hadt de Schildjes geel, klei- ner en gerand. (22) Schurftmos 3 ^t^/ Korftig is^ uit, den wit- XXIL ten groenachtige met geelachtige Schildjes ^ "^Vv/yn^'* die wit gerand zyn. ftecnig* : Aan 305. Suec^ IL N, io6g. Liclien Cmftofum Grbic. 5c Scutellis fiavis, Dill. Mme, 136» T. 18. fv iS. Bysfus farinacea flava. It, öet. 30, IVeftgoth. 159. (21) Lichen Cruft. albicans &c. Mant. 11$, Dill» Musc. T. 18. f. 18, a, c2 r . (22) Z^V^m Cruft. ex albido virescens Sic^'SpJ Plant, N, 14 Lich. Lepr. candidus ScuteH. fuscis. Fl. Suec. 942, Ï070. Lichen Tinclorius ruber. //. OeL 29. IVeJigcth, 146. Lich Tartareum Fannaceum. Du lv Mme, 131. T. i8» f# 12. MiCH. Gen. 96. T. 52. f. 6. llDasL^XIV. SivK. 50{{ B E S G H II Y V I N O VAN IX. Aan de kanten der Bergen en Rotfen groeit IV. ' deeze Soort in fommige deelen van Sweeden overvloedig en dient aldaar tot gebruik, als STUK. ^ D wy ftraks zien zuilen. XX nu C'^S) Schurftmos, dat Korjiig is en witachtige Uchen j^j^f hleeke Schildjes. Falies- J eens. Bleek- Qp de Schors der Boomen komt deeze riet alleen in Sweeden en elders , rraaar ook by ons, menigvuidigivoor. XXIV. (^4) Schurftmos^ dat Küfflig is en vAtachtig^ Siibftiseus, ff^Ql zwarte Schildjes ; de joiigsten Beker^ achtig. achtig hol. Deeze groeit met en nevens de voorgaande. ^ XXV^ (25^ Schurftmos , dat Korjiig is en wit^ m&t vïxeüJ''^* y?c?;;?/e? holle hleeke Schildjes. Deeze, die men in Vrankryk tot Verwftof gebruikt, groeit op Muuren. (23t) Uchen Crufl, albicarts. ^p. Plant. N. 15. Gort. Belg^ W jp. 305. Fl Suec. 924, Ï071. Lichen Cruft. orbic. incanum.' DiLL. 3^usc, 135. T. 18. 17» (24) Lichen Cruft. aibicans &c. Sp. Plant. N. 16. CiORT, Belg, uts. Fl, Suec. Lich. Cruft. & Leprofum. DiLL 134. T. 18 f. 16. Lichen Cruft. albus , Peltïs concavis &c. Manu Ï32. Lichenoides Leprofum Tiiiflórium &c. DiLl. 1300 X, 18. i 10. Parelle d'Auvergne. Tournf, Iu 233* ö !5 M O S S E !T. ^' (z6) Schurftmös , dai Korjïig is ^ met E/svor- IX. Dceze groeit by Upfal , op den kaaien Bergtop , tusfchen hec Kafteel eo 't Konings- Bofch. ^^Pfaiie^. Dit noemt men eigentlyk Korstmosfen^ alzo 'Upfais* 7y zig als enkele Korftjes vertoonen, die dik- y^^^^^^ wils niet geheel kunnen afgefcheiden worden daar van., van de Steenen of van de Boomen. Zy hebben meestal zekere ronde indrukzels , die meer of min holzyn, en dus naar Schotteltjes of Nap- jes gelyken,fomwylen vlak als Schildjes, Mea vindt 'er ook onder, die tot Verwftof gebruikt worden ; gelyk de Wynfieenige van L i n n ^ u welke tot onderlingen Koophandel gelegenheid geeft in Sweeden. Die van Westgothland rei- zen naar Boras , in 't midden des Lands, al- waar aan de Noordzyde der Steenrotfen, in- zonderheid naar den kant van Hisfingen, een menigte van dat Mos groeit , welk by vog- tig Weder 5 of na een Regen, afgekrabt, ge- droogd , gemalen , en dan in Water omge- roerd wordt, vervolgens, van de Aarde en Vuil afgegooten, wederom gedi:oogd, in een Pot gedaan zynde 5 laat men hctvierof vyf Weekeh in Pis ftaan. Dus komt 'er een Verwftof van. Hoofd* die EY. FL Sue€. 11, N. 1073» H. DfiKU XIV. SïüKj glO B E S C lï It Y V I N O VAN , die onder den naam van Byttekt naar Oeland * 1 V. en andere deelen van Sweeden vervoerd wordt; stük!^^' gelykende naar een zwartachtige Aarde met ^Ji«r>roode Vlakken ; die men ten gebruike , bm rood te verwen , met Water en wat Pis kookt. Tranfche Van dergelyke natuur is de Parelle van Auo Orftüle Land'Orfeille ^QX Franfchen , welke , * aan Steenrotfen in die Provincie van Vrankryk op dergelyke manier vergaderd wordt en met Kalk en Pis toebereid. Hedendaags is dezelv^ aldaar in meer gebruik dan de Orfeille van d^ Kanarifche Eilanden. Dit Schurftmos, door DiLLENiüs Kreefts - Oogen gelykend Lichenoi* des genaamd en ftraks belthrceven, groeit ook wel in andere deelen van Europa, aan Steenen en Muuren ; doch het is niet te denken , dat het overal van dien aart zy : dewyl de kleu- rende hoedanigheid buiten twyfel afhangt van de natuur der Steenen, daar het op gevonden wordt. Engelfcbe. Die van Wales, in Engeland , maaken een ^^'ffg}\[ roode Verwftof van een andere Soort van dee- zen Rang, door Dillenius befchreeven, onder den naam van Groot Korftig en Schurftig Lichenoides met geeJe F laatjes j die Zilverkleurig . gerand zyn. Ik heb de Afbeelding van dit raare Schurftmos , zynde door Linn^eüs * niet aangehaald, welk men Ferzilverd zon kun- nen noemen, in Fig. 8, op Plaat CJII, me- dc- DE M O S S K 511^ deö-edeeld. De Grond van dit Mos een taa- , ^' . Tr n 1 . Afdeel. tnelyk dikke rimpelige Korfl:, zegt hy,is met i v. den rand der Schotceltjes eenkleurig. Het is s^^^*"^* aan Steenrotfen en Gebergten , op verlcheide Schurft^ plaatfen in Engeland, door gezegden Autheur ^^^^^^ waargenomen > die aanmerkt , dat men het verkeerdelyk voor eene Verfcheidenheid van het Kreeftsoogachtige heeft gehouden» Ten opzigt van deeze Korstige Schurft, mosfen, komt nog verder in aanmerking de wonderbaare Voorzienigheid van den Schep- per , die zodanige verachtelyke Gewasfen , buitendien , tot eene byzondere nuttigheid heeft gefchapen. Zy bekleeden , naamelyk , de kaale Bergen , niet alleen , om dezelven beklimbaar te maaken voor Menfchen en Ge- dierte : de Boomen om Voedzel en verfchui- ling te verfchafFen aan veelcriey Infekten en Wormen , die wederom een lekker Aas zyn voor \ Gevogelte ; maar wel inzonderheid de naakte Rotfen , zo dra dezelven door de Zee bloot gelaten zyn , om den Grondflag te leg- gen van de Aarde, die vervolgens dienen moet tot de groeijing van allerley Plantgewasfen. III. Schubbige. (27) Schurftmos, dat Schuhhig is ^ XXVII Blaad- J-i^hen C entrif w (ajj Licken imbricatus , Foliolis obfolete multifidls &c. Middel* Sp, Plant. N. 18. Suic. 945, 1074. Lieh, Foi. planis^ljn^-^ II. D»si.. XIV. Stv«, m«l'wend. 512 BESCHRYViNa VAN j I Aïd^Êl Blaa^ljes^ die flaauw veeldeelig zyn ^ gïad^ \ IV.' witachtig , middelpunt fchtmivende^ de Schild* ' STüK?^"' /^^ ^^^^ ros/en bruin. ^5^to//- j^^^^^^ Winter- Mos fi in S weeden getyteld, groeit op Rotfen , daar zy vast aan kleeft , zynde geheel Sneeuwwit. Door, van het mid- delpunt naar den Omtrek toe, allengs te ver- dwynen 5 is zy in de eeille opflag kenbaar. XXVTTI. (2^3 Schurftmos , ddt Schubbig is , met Blaad^ Licken jes die uitgehoekt rmw en gatig zyn; de Kajlanje^hruin. < Op alle Rotfen , die niet van Kalkflteen zyn 3 komt deeze Soort, volgens den Rid- der, voor, en is, in gedaante, overeenkom- ftig met dat Mos, op Doodshoofden grocijen- de , 't welk den naam van Usnea bekomen heeft, oudtyds bekend in de Apotheeken. Ook wordt zy, van onzen Ridder, daartoe betrok- ken. Tot Verwmos is het , in de Zuidelyke deelen van Sweeden, in gebruik* multifidis &c. F/. Lapp. 448. T. ii* f« 2. Lich. imbrica- tus viridans &c« Dill. Musc, \%o, T. ^4. £• 75. faS^ Licken imbr. Fol. finuatis &c. Sp. Flanu N. 19. Gort. Belg, 11. p. 305. Fl. Suec, 946. 1075, Mat. Med. 494» Lichen Fol. plan. acute laciniatis &c. R. Lugdh 507. Lichen Tinftorius. Scan, 409, Lich. opere phry* gio. VailL. Par. T. 21. £ 5. Lichenoides vulgatisfimum. DiLL. Musc. i88» T. 24. f. 83' Musco-Fungus Lichenoi- des &c. M0R15. S. 15. !• 7. 6, ï) E Mossen» 513 (29) Schurfcmos , dat Schubbig is ^met Blaad- JX. jes die veel deelt g , glad y ftomp en grys zyn ; ^ïdeeu met verfpreide uitpuilende Stippen. Hoofd- stuk. Aan Rotfen en Boomen groeit dit Schiirfc '2-^^.;^^- naos in ons Weieldsdee! , inzonderheid in En- Omphaio^ des geland, alwaar het de Verwllof uitmaakt, die Navel- het Volk van Wales Kenkerig noemt. p^/^^j^nj CHEL I us geeft 'er den naam aan van Longen- 9* Verw- Mos, met de Bladen fraay en fyn ver- deeld 5 van onderen zviartachtig en krullig, vanboven paarfch en gacig, d: Eloembakjes v^w de zelfde Kleur. Zie de Afbeelding van hetzelve in i^/;§*. 9, op pLA/ix CIJL In Swee- den en elders wordt 'er geel mede geverwd. (30 ) Schurftmos , dat Schubhig is , met Blaad- XXX. jes die gekmbd , ghnzig zyn en Lood- ^^^1(^1^^^^ kleurig. rig. Op veele plaa^-fen komt deeze, ann de Bafl: van Boomen , Muaren en Steenen 5 zo in on- ze Provinciën, als elders voor, f31) (29^ Lkken imbr. Fol. mu'tifi lis Sp. Plant, N. 20. VI, Suec. Lichen nigricans Omphalodes. Vaill, Pm\ 16. T. 20. f, lOt Lichenoides Saxt t Ie TiiK^oYiiim , Fol. Pilofis purpureis. DiLt. Musc, 185. T. 24. f. ^o. Licli. Pulmonar. Tinftorius &c Mich Gen 90 T. 40. 2. (30) Lichen ii^br. Foüolis Lobatis &c Sp. Vlant* N* I. GoïiT. Belg. IT. p. 305. R. Litgdb 511 FL Suec, 7aill. Pau T. 20. f, 8. Lichenoides Olivaceum. Dilu Musc. T. 24, f. 78. Kk II. Deel. XiV* Stuk, 514 B E S C H R Y V T N G V A ^ IX. (31) Schui ftmos, dat Schubbig is ^ met Blaad- ^fv;*^' /^^ Liniaal^ gegaffeld^ platachtig fpïts Hoofd- zwartachtig zyn; de Schildjes zwart. STUK. ^Uchm Overvloedig valt deeze op Rotfen te Fah- FahUmen-lxm in SweedcD, alwaar zeer weinig Boom en ■^Fahluns.Steen • Schurftmosien zyn, XXXIL (3-^) Schurftmos, dat Schubbig is ^ met ge* Hdlch''* vingerde^ om gekromde^ zwarte Blaadjes. Voornaamelyk op een Eilandje in de Oost* zee , aan de Sweedfche Euft , groeit die Schurfcmos , dat de Schildjes holrond > zwart, aan den rand ftomp gekarteld heeft. XXXIIL (33) Schurftmos , dat Schubbig is^metde Bla- ^kïüld' ^^^^ gekwahd , geknot , gekarteld:^ zwarte groen ; de Schildjes van de welfde kleur. In Engeland komt deeze Soort op belom- merde Steenige plaatfen en aan den voet vaa Muuren voort. (34) (31) Lklun imbr. Foliolis iinearibus &c. Sp* TlanU N. 22. FU Suec, 1040 , 1078» Lich. Tinftorivuïi atrum. DiLL. ]\uisc. 188. T. 24. f. 81. C32J Lichen imbr, Foi. palmatis &c. Sj), Pte/. N. 23, Fl, Suee. 949, 1079. (33) f-i(^^ien imbr. Fol. Lob. trunc. crenulatis &c. Hüds. Ar/i^L 447. N. 26. Lichenoides Gelatinoium atro-virens crisp. & rwgofum. Dill. J^msc, 139. T. 19. f* 23. DE M O 8 S R 514; • '^SO Schurftmos , dat Schuhhig is , Tandig IX- kanthaairig , de Schildjes grooter dan hes Blad. Hoofd- STUK. In de Zuidelyke deelen van Europa, zegtxxxiv. LiNN^us, groeic deeze, die ook in EngQ- Crtfiaius^ land is gevonden. Zy is groenachtig ^ wor- dende door ouderdom Loodkleurig. (35) Schurftmos , dat Schubbig is , met de XXXV. Blaadjes gehield Goudgeel ^ en de Schildjes ^^^^^ ^^^^^^ van de zelfde Kleur. Muurig> Zeer gemeen is die Schurftmos aan oude Boomen, als ook aan Muuren, Planken, Paa- ien en Steencn 3 zo in ons Land als in Swee- den en elders, komende Afchgraauw, groen iachcig of geel voor, 't welkte verwonderen is, op een zelfde Boopj en plaats. Dikwils fpeelc 'er een mengeling in, van die drie Kleu- ren 5 en zelden ontbreekt het geel ; dat nu hooger is dan bleeker , fomtyds Goudgeel. ToüRNEFOR T merkt aan , dat het de twee- de Lichen zy der Ouden. (36) Lichen imbr. dentato - ciliatus 5rc. Sp, PlanU N» 34. Lich. CiGiatinofum FoU imbric & criflatis. Dill. 140. 'T. 19- ^ (35) Lichen imbr. Fol. crispis falvis &c Sp. Plant ^ N. as Gort. Belg, II. p. 306. FL Snee, U. N. 1080. Lichen vuig. finuofam, Fol. & Scutell. luteis. Dill, p. i8o. T. '24. f 76. Musc. Cruftae modo Arb, adnascens. C- B. fp/K. 361 Lichan Diosc. & Piinii feeundus &:c. TourNf, Inft. p. 548. Kk2 II. DE»Lt XIV. SxüKi 5IÖ I j R S € K 11 Y V I N G VAN IX* (3^) Schurftmos , dat Schubbig is ^ met dt AFDEfit. Slippen ftomp ^ een weinig opgeblazen. «TUK. ^ Stammen der Berkeboomen komt Udmi deeze in 't byzonder voor, en is op dezelven Pkijrodes, aemeen in Sweeden , dat men naauwlyks Bast zonder dit Mos vindt, 't welk m ons Land ook daar op groeit; zo wtl ais elders op Stee- nen en Rotfen, XXXVII. ( 07-) Schurftmos, dut Schuhbis: is % met de Gellernd. Blaadjes langwerpig , gejmpperdy Jmal en Afclipaauw ; de Schildjes donker bruin. Dit, niet minder op de Boomflammen zo hier als elders gemeen, behoort, gelyk de voorigen , tot de fyn verdeelde Schurftmos- fen. Het Mos De laatften , naamelyk , van deeze Schub» ^naamd. ^ige Schurftmosfen , hebben het Loof, dat uit op elkander leggende Blaadjes beftaat, veel fy. (36"^ Lichen imbr» Laciniis obrufis fub-inflatis. S/7. Tlanf, N* 26. Gort. Belg, II, p. 306. Lichen Foliacens &c. Si'tec, 951 , 1081. Lichen Saxeus $can, 409. Lichen Fairnonarius. Micm Gen. 91. T 50. i, 2/ LiC'ienoides CeratophyiL Dill. 154. T. 20 £ 49. (37) Lichen imbr- Foi. oblongis &c- Sp, Plant. N. Xji Gokt. /^W^. uts. R. Lugdb. 510. *Sw^^:. Lichen Pul- mon. vnlgatisf. Mich. Gen, 91. T. 43. f 2. Lichen. ci* n'er Se^^m. arg. flellatis , Scutell. nigris. Dill. MuSQ. 176. T. 2^* f.70. DE M O S S K K. 517 fyner verdeeld , dan de anderen. Veelenzyn ix, zeer gemeen op allerley Boomen , Paaien , A^^^^^^^- len, Steenen. Wat het Mos Us ma betreft, Hootd- gaar. het niet zeker, wüke Spore men eigent- •lyk da3r door te verftaan hebbeden, zo dit d^mos. Geneezende kragt, regen de Vallende Ziekte, van de Doodshoofden ontJeene, is het te den- ken dat allerley Mos , daar op groeijende , van die zelfde eigenfchap zy. Ten minfle zou men dat Mos 5 op alle Rotsfteenen inSweeden .groeijende , daar mede niet behooren te ver- warren, 't welk algemeen in Sweecen van het Landvolk gebruikt wordt om een bruin paar- fche Kleur te verwen. Het vScecn - Mos, afge- Tchraapt 5 leggen zy Laagswyze tusfchen het Garen of Wol , en kooken het dan met Water en Loog, om eene vafte Kleur te hebben. De Boeren weeten zelf, dat zy het op de Rors- lleenen, niet op de Kalkfteenen moeten zoe- ken. Dus is het niet vvaarfchynlyk , dat die de regte Usnea zy; maar wei het Navelachtige^ 'c welk LiNN^us met dien naam beftempelt, hoewel hy 'er het andere bevoorens voor ge- houden hadt. [..'Het Navelachtige of Genavelde Schurft- Het Verw- mos maakt 5 als gemeld is, een vernaai de ^^^^^J^^ Verwftof in Groot i3ijttnnnie uit. De Schorren '"^^l^ï. gebruiken het, onder den naam van Cod- of Jrcel^ om paarfch of rood te ver v/ in. De bereiding is , dat men hei lyn Wi yve en met K k 3 Pis IL Deeu X1V« SryK* 511 3 B É s e U R Y V I N O v*a n IX. Pis tot een Deeg maake. Het arme Volk ih - '^iV^^'^Derbyshire 9 daar ook dit Mos veel aan de ; «JüK^*^' Rotfen groeit , gaan 'er eveneens mede te 5f^2#r//-werk. By die van Wales , daar het Ktnkerig heet, is 't insgelyks in gemeen gebruik. De^ Kleur is zeer donker of bruin rood, doch zoul de waarfchynlyk wel verbeterd kunnen wor- den. Het Eiland Ahnd ^ dat meeftendeels uiteen rooden Spaathigen Rotsfteen be(laat,| is aan den Zeekant byna geheel begroeid meti zulk Mos , waar mede, door het enkel m Wa- ter te kooken, het Vrouwvolk aldaarhet Wol- Ie Goed geei verwt; doende 'er, als zy dei Kleur wat hooger willen hebben , een weinigj Roucou by. Van het Muur ig^ zogenaamd,! of allergemeende Schurftmos . maaken ^zo LiN-j KiEüs verhaalt , de Gothlanders een dergelykj gebruik, en hy voegt *er by , dat het by 't| Landvolk in S weeden een gemeenzaam Mid.» del togen de Geelzugc zy» Helwing ver- zekert, dat dit Mos Papier en Linnen meteenj levendige Vleefchkleur verwe; welke zelfs be- ftendig is tegen de Zonnefchyn : maar DiL^i LENiüs zou het vrugteloos beproefd heb*» ben. Dat Mos, 't welk den bynaam vani He/sck voert , eo aan Sweeden byzonder ei- gen zoude zyn , heeft , volgens onzen Rid- der, de eigenfchap van eene donker paarfcbfc i Kleur te verfchaffen. IX Ce- I ï) JE Mossen. 519 IV. Gebladerde. J^^^ w. ■ ^3<>) Schurftmos, dat Bladerig is ^ bym g'^?-^^'!^^^"^- fchiibd ^ rapp'ig kanthaairigi met ^'^'^^'^^^iiecm 959» 1^85- Mai, Med 493, Lichen FoK oblong. lacinia- tis <&c Lngdb. 508 Hall Helv. 75. Lifhenoides ri- gid. Eryngir foiia reförens* Di ll 209. T. 28. f« m» Muscns Isrlandicus purganS' BoRr. A^t, Hafut 1674. p, 126. fi^ D;ll. £ •112» Coralloides tenuisf. uigricans. DiiL. 113. T. I 7. f. 33, / 1) K M O S S E 52 ï den zyn. Dillenius vergelykc het f-oof ^^^^*^ by de Bladen vim den Kruisdiftel. De Kltur' " ] v. * ns aan de eene zyde vvft , aan de andere S^oen-^^^J^^"' achtig door B reyn waargenomen, doch het vale dikwils bruin. Ik heb de Afbeeldirg van een Blad van dit Yslandlche Mos, 'mFig. 10, medegedeeld. (42) Schurftmos, dat Bladerig is i opfiygend^ XLTï. ge/nipperd^ gekruld , glad ^ Catig^ ^^^^m^^ met een verheven rand* Sneeuwig, Op drooge , naakte , Zandige Bergen V':n Lapland en Groenland, konic dit Scharftmos overvloedig voor , 't welk wie en glad is, en de gedaante van gckru -de Endivie heeft Het is ook in de Duinen by liiilegom gevonden , zo de Hoogleeraar de GortEi^ aaate- *kent. (43) Schurftmos, dat Biaderlg is gefnipperd ^ XLIIï. fiomp en glad; van hoven Gatig ; van ö/^-^^^^f^^^^* deren ffol/Jg;. Long^ Zeer'^'^^'^s^ l^ichen FoU adfccad. laciriiatus crlspus &c. Sp, Plant. N. 30. Gort. Belg, 307. Osd. Dan, 227 FA Suec, 1086. Fl, Lapp, N. 446 T. 11. f. i, Lichenoides lacunofam cand* glabrum. End. crispae facie. Dijll.iÓ2« T. 21. f.56. (43) ^^^chen Fol. Laciaiatus obtufus glaber 5:g Sp. Flant. N. 31. Gort. Belg, IL p, 307» Snee. Lapp. R. Liigdb. 509. Lichen. Pulmou. reticiiiatiurj vuigare, IL DaEL. Xi V. Stuk. 522 E E S C H II Y V I N C VAN IX, Zeer bekend is deeze, onder den naam vaa AïD^EHiL. Longekruid of Lengen - Mos , by de oude Hoofd- Kruidkundigen en Artftn geweest. Hetzelve groeit overvloedig in Bosfchen op de Boom- mQs^^^^^ ftatomen , inzonderheid van Beuken , als ook iian vogtige -Waiien en Dykjes op veele plaat- fcn in ons Land en elders, In Engeland komt het meefl: op Eiken voor, zo Dille- Niös aantekent: doch het verkiest, zo ik waargenomen heb , veelal een gladde Schors. Dus zit hec aan dunne jonge Boomen dikwils als geheele Kwasten , vallende het Loof wel een Handbreed , ja byna een Span lang* De gedaante maakt het genoegzaam kenbaar ; maar het heeft menigvuldige Verfcheidenheden , ten opzigt van de figuur cn fnippering der Bladen. De Smaak is bitter , met eenige vyrangheid of ook wel laf; naar de Groeiplaats. De Kleur is witachtig Afchgraauw of uit den geelen 5 dikwils met cenige Vlakjes , die het nog meer naar een Long doen gel y ken en aan den rand heeft met veele Schildjes , welke , v/anneer zy aan de Schors raaken , daar op vast groeijen , zo Li:^Niï:us aanmerkt. Van ouds is dit Mos zeer beroemd tegen al- lerley Borstk waaien. 5, Men pryst het, zeg!: marg peltiferli». Dijle-. Musc^ 21». T. 59, f. 113. Mus- €us Pulmonarras C. B. Fin, 361. Licheii Arborens i; Pulmonaiia Arbor%«., Toürnf* hijf. 549. Pulmpnajia. V f M OSSEN. ^, CiESAtPiNüs^totdeGebrcken derLongj 5, een drooge Hoeft en moeijelyke Ademhaa- y^''" „ üng. i3e Beeften - Dokters gebruiken het J^,^^*"^ 5, Poeijer met Zout, tegen het Kuchen en de ^i^,-^. „ Aamborftigheid van het Vee. Anderen voe-'*^^- 3, gen 'er by , dat het de Wonden , inzonder- ,5 heid die verfch zyn , van de Long lamen- lymt en dienltig zy tegen den Vloed der Vrouwen en den Bloedloop.'* Linn^ïiüs merkt aan , dat het van een bekende uitmun- tende kragt zy, Breyn verhaalt, dat een hardnekkige Geelzugt door het Afkookzcl van dit Mos is genezen. Dus telt men dit Lon- gekruid nog hedendaags onder de Wickelmid- delen. In een gedeelte van Engeland worde met het Afkookzel bruin geverwd. (44) Schurftmos , dat Blader ig ts, nesr/eg- XLIV, pende ZemeJi^; met fpitfe Slippen^ die van ^^-^^^^^ onderen Gat tg zyn en zwart. eenu Zemeiig. Dit van boven Afchgraauw , van onderen zwart Schurftmos , weleer bitter Mos met AI- fembladen getyteld , groeit in Sweeden, als ook in Duitfchland , aan Boomen ; in Enge- land (44) Lichen Fol. decumbens- &c, Sp^ Piant, N- 32. Gort. Be!g^ 11. p. 307. FL Suec. 953 , 1088» Lichen Arb. kucomelanus. Büxb. Cent^ II. p. 12. T. 7. £• i. Lich. Cornutum amarum» Dill. Mitigc. 157. T» 21. f. 52. Muscus amaïus Abfynthii folio. J» B. Hift. IlL p. 764. IL Deel. XIV. Snic 524 15 E S C H U Y V I N C VAN . land heefc men 't aan Paaien waargenomen : 1 v', by o*is komc net veel op oude bchutcingea ' aan den Duinkant voor. STUK. > LV. (45; Schurfrmos , dat Bladerig is ^ pjatach'-^ JmpuL. ^^S^ ^^teM, gekarteld 7net Bolronde ceus. opgehlazene Schildjes. Biaas- In 't Engelfch Graaffchap Lancaster is deeze Soort, welke cene alleszins vreemde gedaante heeft , waargenomen. Het wordt van D il* L E IS 1 u s the Bladder -Cork geheten. XLVL C46) Schurftmos , dat Bladerig is ^ Liniaal^ tasT'^^'^^^' Takkig , mst zwarte Kanthaairtjes ; de " v^t^ Schildjes eerAgermaate geftedd^ geflraaUL Uit Zuid- Airerika is deeze overgebragt , een Handpalm groot gebladerd zynde , Melkwit, aan den rand yl bezet met zwarte Haahxn, die vry lang zyn; de Schildjes wit, >:LVn. (4?) Schurftmos , dat Bladerig is , regtop- cêiir''^^' paande , famengedrukt en Takkig ; met Mcelig. Meelige Wratten aan den rand* (45) Licken Fol. planiuscul»s &c Sp, Plant. N. 33. Lich. Foi. , laciniatis R. Lugdb. 509. Lich Tinclorium glabrum Veiïcalofum Diil. Miisc^ T- 24 f« 82 (46) Lichen FoI. Linearis Ramofus, nigro fubcihatus, Peltis fubpedunculatis raftiatis. Sp^ Plant. N. 34. C/\l) Licheu FoU ereftus compresfus Ramofus <&c. Sp. plant. N. GoKr. Belg^ II, 307. F/. Iich« DE Mossen. 52J (450 Schurftmos , d%t Bladerig h , regtop- j^. ftaande Liniaal ^ Tckkigy Gatigy verhe» At^zu venrond ^ gefpitst. Hocfd* STUïf. (49) Schurftmos , dat Bladerig is , regtop- ^ll^^^}^* ftaande^ langiverpig ^ Lancetvormig ^, watCaticari^. gejnipperd^ Gatigy glad; met de Schildjes eeniger7naate gejleeld. Fruxineus^ Esfchen- Deeze drie groeijen op Boomen , en de^^^"^^^* laatfte inzonderheid op de Esfchen , in ons Wereldsdeel ; hoewel men de eerfle ook by ons aan Schutciiigen , Hekken , Paaien , en ander Houtwerk, aantreft» Deeze is van bui* ten gantfch Poeijerig, als met Meel beflrooid; de tweede , die veel op Appelboomen gevon- den wordt , heeft gekelkte Schildjes aan de enden der Bladen, en by de derde zitten zy , veelal een weinig gefleemd ^ aan derzelver Op- pervlakte, Deeze laatfte gelykt naar het Lon- gekruid veel. (50) Schurft- Cinereus aagufttor Vaill. Far. 115 T. 20. f 14, 35, 13- Lichen. Segment, anguft. Dilu Musq. 172. T. 23. f. 63. C48) Lkhen Fol. ere^l Linearis &c. Sp Plant. N. 36. Gort. Belg. II. p„ 308- FL Sitec, Vaill. T. 20. f 6^ DiLL, tits. i. 6Z' Musco - Fungus Arboreus. Mor. T. 7. f. 5. (49) ticken Fol ereft. ob^ongus Sp^ F lam. N. 37^ Gort. Bets,^ uts. R. Liigdh, 509 Toürnf. Inji, X. 325. £. A B. DiLL. ï. 22. f. 59. Mor. ï, 7. f. 14. IL Dkbu XIV. Stuk. 5^6 B E S C H U Y VING VAM fX. (50} Schurfcmos , dat Bladerig is ^ byna regt" ^Tyf^* opftaandey efeuy eenigermaate Wollig en Hoorn- Takkig\ met Lancetvormigc Slippen* BTUK* j]^,fiien Deeze wordt door L i n n ^ u s befchree ven, Fu€ifor'2,\^ {^gj. Loof hebbende een Span lang , 't welk Zeeruy-uit verfcheide Bladen beftaat , die witachtig i^chtig. ^^^^ p^^gj. het_ Eslchen-Mos gelykende, maar zagter en Lancetvonr.ig , niet WoHig, met fmaller Slippen in de zelfde Vlakte: de Schild- jes niet alleen op dc zyden, maar menigvuldi- ger aan den rand verfpreid , breeder, rond, naauwlyks gefteeld , Afchgraauw met een ftompen witten rand. Eenige Verfcheidenheden worden , door Dii. LKNius, opgegeven van zulk een Schurfcmos, naar het Zee-Ruy gelykendc , waar van hy Plantjes oftder de gewoone Orcel der Verweren gevonden hadt* . By J. Bau- HiNUs komt 'er een goede Af beelding van voor, naar een Exemplaar van 't Eiland Can- dia hem bezorgd, als ook by Imperati , onder den naam van Wrattig Ferw-Zee-Ruy. In de beide Indien groeit zulk Gewas, zo Dil- LENiLTS aanmerkt, zynde. zelfs by Bon tius af. (50) Lichen F0I. ere^liusculuiS &c» Sp. Plant. N» 38. Mant, 507. Lichen. Fudforme Tinclorium &c. Dill. 168. 22. f. 61. Fucus VeiTucufus tinftorius Roccelii» C. B. Fin, 365» J. B. Hift. lil. p. 797. Alga.' Cornu Cer/i divifuril» C« B. Pin, 364, BüRm. Fl^ ind, p. 23 E Mossen, 527 afgebeeld onder de Javaanfe Planten (^), On- jx. der de uitgezogte Soorten van Orcel of Or- ^•ï'j'^^ï- feille, daar ik vervolgens van fpreeken zal, Hoofd- heb ik zeer bieedbladig en dus grootelyks naar Zee-Ruy gelykende , doch 't welke ik flegts mo^!'^^^'^^* voor eene Verfcheidenheid boude; devvyl het Takkige op den zelfden Worcel of Voetfteun groeit, (51) Schurftmos, dat B/aderig is^ bymregj' li. opjiaande Gatig; van onderen IVollig wit. p^^f^Jl^i^ Slee- Dit zeer Bladertakkig Mos 3 groeit by ons*^^^^"^8* aan de Wilge^Esfche en andere Boomen, doch voornaamelyk aan den Sleedoorn , waar van het den bynaam heeft» Het gelykc veel naar Hertshoornen en is zagt van zelfftandigheid, vol (*) Onder den tytel van Comu Alcis Simhor diüa ^ Planta Javanis Simhor Mangianam^ Malaijis vero Tando Rozifa. Hifi, JSlat, & Med. Libr. VI. Cap. 33. Maar hoe de befchryving , welke 'er Bontius van geeft , met dit Schurftnaos overeenfteHimende geacht kon worden door DiLLENius, begryp ik geenszins. Bladen, immers, van zelfftandigheid en gebruik als die der witte Leliën by ons, ftrookt zeer weinig, en komt meer met dat Zee- Ruy, 't welk ik van Japan ontvangen heb, bevoorens gemeld, overeen. (51) Lichen Fol. ereftiusc* Lacunofus &c. 5^7. PUnt» N. 39« Gort Belg, IL p. 30S. Lich, cinereus Cornua Damae referens. Tournf Infi* 549. Boerh. Lugdh, I. p. 17. 23,24. Lich cornutnm Bronchiale &c Dïll. ilil'/i^. 160, T. ai. f. 54, 55* Vaill, Fat. T. 30. f. 7. 528 B E S C H K Y V I N O V A Tf ïX. vül Gaatjes. Het groeit van één tot twee Afdeel. ^ Duimen hoog en is fomcyds witter. Hoofd- fomtyds Alchgraauw , en ook wel groenachtig moL ' ' 9» Die Schurftmos , hoewel niet inlands in „ Egypte, heeft nogthans in de Broodbakke- 5, ry aldaar een aanmerkelyk gebruik, zegt 35 For5»kaohl(*). Men brouwt in dat 3, Land geen Bier, op de Europifche wyze , 5, en heefc 'er daarom ook geen Geft, In 3, plaars van dien gebiUikt men Zuurdeeg , .3, met byvoeging van eenig Kruid , \ welk ik, toen het my getoond werdt, aanftonds voor deeze Lichen kende. Zy noemen 'c „ Schcebe^ en het wordt bv gehcele Scheeps 5, Laadngen, uit de Griekfche Archipel, in- 3, zonderheid van 't Eiland Stanchio, gevoerd 5, naar Alexandria , van waar men het in Kai- „ ro, Rofetteen andere plaatfen vertiert. Met „ Water , dat twee Duren op een Handvol van zulk Schurftmos geftaan heeft , wordt hec 5, Dee^^ beflagen ; 't welk 'er een byzonderen Smaak aan geeft, dien de Turken bemin* 5, nen. Het Zeme^/'g Schurftmos is ook 5, in gebruik , maar wordt zo veel niet aan- „ gebragt/' (52) Schurft- Pkr^ ^ig]}l't. Arab, p. 193. ï> E Mossen. 525 ( ^1) Schurftmos , dat Bkderig is, gefnip^ IX. perd, gekruld ^ Goudgeei^ met Loodkleu* Afdeêu rige Schildjes, Hoofd- STUit. Aan de Geneverboomen groeit deeze Soort inzonderheid in Sweeden 5 die veel gelykt c^?^«'>»^^- Baar het by ons zeer gemeene Muurige Schurft- Genever- mos, voorheen befchreeven , byna alleen door Bladerigheid verfchillende; terwyl dat andere tot de Schubbigeii behoort. (53) Schurftmos , dat bleek groen en gerim* ltil peld is , Mn den rand gegolfd. ^Sa''* perd. C54) Schurftmos ^ dat Bladerig is i met een Poei" liv* jerigen geelen rand. ^TJm^ fraand. ' is 5) Schurftmos j dat Bladerig is ^ platachtig Lv. gekwahd , gladi met een gekrulden Meeli* Zeeg^oeo gen rand* (52^ Lichen Foliacens laclniatus crispns Sic Sjf VUnu N. 40. Gort. Èelg, 1 U p 308. i'V. Sitec. 967 , 1093 L'icheii ftilvus fiii. Dsedaleis laciniatus. R. Lugdb 510. Lichenoi- des vuig. Sinuofum , FoK & Scutell. luteis. DiLl. Mus-o^ ?8o. T. 24» f. 76. (53) Lichen i^allide vhiJis rugofus (S:c. Sp, PI. N. 41. R. Lugdb. 510. Lich. Caperatum &c, Dill. 193. T. 25. f. 97.M0R, S.i5.T.7.f. I. (54^ Lichen Fol. margine pnK^ereo flavo. Mam, 310. Lichen Fal. depresfus Lobatus &c. 5jy. P/^;^?/. 42. Gort, Belg^ 11, p. 309. /7, Snee. 966» 1094. Oao. 598» Lich. Endiviae foiiis crispis &c Dill, i^z. !• 25. f. 96. Mor, S. 15. T. 7. f, 4. LI 53<^ Beschryving van AtdÊel ^^^^ Schlirftmos , Bladerig is en Lillig J IV. fnet gehort delde Tolachtige knobbeltjes , STUK. grooter dan het Loof. LVT. F^^7cu eerfte van deeze vier , naar de gedaante taris, gebynaamd , komt by ons veel aan Boomen, dd?^^^"' Plankeü en Steenen voor ; de tweede is in Ooftindie door Koenig gevonden; de der- de op de Duinen te Katwyk door Meer- burg h; de vierde door Dillenius in Ergel^nd en in Smaland door den jongen Heer Deeze Bladerige Schurftmosfen zyn , gelyk wy gezien hebben, ook van een aanmerkelyke nuttigheid. Verfcheidene dienen tot Verw ftof , gelyk het Zeer macht t ge ^ en van het Gene* verboomïge meldt onze Ridder , dat de Goth- landers 'er de Wolle geel mede verwen. Ook merken de Boeren hetzelve als een Genees- middel tegen de Geelzugt aan. Het algemee- ne gebru k van h'^t Longekruid tot Borftkwaa- len is VVereldkundig, Het Tslandfche Mos heefc eene zonderlinge eigenfchap. By het Landvolk, op Ysland, is t, volgens Boa* RicHius, de gewoonte, in 't vroege Voor- jaar hetzelve tot een Purgeermiddel in te nee- men; ( 56) Licheu FoU Gelatinofns &c. Mant. 133. Lich. Ge-» yuinorum palmatum, Tuberculis conglomeratis. Dihhi 141. T. 19. f. 27, DE M O S S E H. 531 toen; mnar in de Zomer, zegt hy^maaken zy ^ 'er 3 gedroogd en tot poeijer gewreeven, een IV. Bry van , die zeer voedzaam is. Ondertus-g^^^^^^" fchen is 't zeker , dat hetzelve, aldaar Rou Schurft^ zen- of Klippen ^ Gras genaamd , tot een alge- meen Voedzel der Ingezetenen ftrekt. Het vfordt 'er Jaarlyks ingezameld en 5 gedroogd izynde, in Tonnen gepakt, om door het ge- heele Eiland te verzenden. Men gebruikt het of gehakt of fyn gemalen, in Meikof Water gekookt, of bakt 'er zelfs Brood van, met by- voeging van eenig ander Meel. Het maakt een zeer gezonde Spyze uit, die voedzaam en tevens ligt verteerbaar is, ja ook in Borftkvvaa- len dienftig gelyk LiNNiSus zegt, dat, in Sweeden, die Teeringachtig zyn, door des- zelfs gebruik zig het Leven lang kunnen rek* ken. Men gebruikt, op Ysland, ook andere Soorten van Schurfcmos, op dezelfde wyze. Van de zonderlinge hoedanigheden der Slee* doornige en Zemelige gaf ik hier voor berigt. V. Lederachtige. (57) Schurftmos, dat Leckrig is ^ kruipend ^ LVTT; gekwabd^ fiomp; met zeer groote half Ko- j^atC ^eironde Schilden. Dit^^f* * Waterig* .0 Olafs. und PovELSEN Rdfe dureh lslmd,Koi^^enlx, m Leipzig^ 1774. 1 Th. p. 86* , (57) Licheji Cormcexis repens lobatus <^c.Sjj;. Flini. N. 45. FL Suec. 11, N. I095» Lichenoides Scuieliis amplis, DiLL, Musc^ 150. T, 20. f. 44? & T. 83^. LI a II. DzEL. XIV. Stuk. 53» B E S C R R ï V I N O V A N IX Dit is het eenigfte Schurftraos , dat men AfdeÊc. tot nog tüe onder Water groeijende gevon- HoL. den heeft , waar van de bynaam. Dergelyk STUK. hadt DiLLENius uit Noord -Amerika beko- mot"-^'' men ; zelfs met Haairtjes aan den rand der. Schildjes, die hy opgemerkt heefc, dat 'er af gingen door den Ouderdom, en dat derhalve twee Amerikaanfche, door hem als byzondere Soorten afgebeeld, de zelfden waren (*}. Deeze , echter , groeiden aldaar aan Eike-. hoornen, en dus niet onder Water, gelyk dit Sweedfche: zo dat het een andere Soort zal zyn. LVITI (j8)'Schurftmos, dat Lederig is, kruipend y Lkfien Pekwabd; met Schildjes aan den rand van rejupina- tas agteren, Agterover- kantig. ^^^^ Schurftmos, dat Lederis, is, kruipend Fe^o^. Eyrond vlak; van onderen geaderd enruig» Geaderd. fiiet horizontaak rand- Schildjes, (60) (^0 ï'ig- 4^ ^ 44 ^^^^ Append. 544. T. 82. f. 3» (58) Lichen Cor. repeiis lobatus &c. Sp. Plant. "^. s^H^ FL uec W N. 1096. Lkh. Pulmonarius major f minot ex obfcuro cinereus &c Mich. Gen, 86. T. 44- i . 2. Lkh. füscum. Pelt- pofter. ferrugineis* Dill. ao6. T, 28; ^* (rg) iMhen Cor. repens ovatus jlanus &c. Sp. Plant; FL Suec. 964* 1097- Lich, parvum virescens.' Pii-L, 208. T. 28. f. 109. B E M O S S E N. - Cöo) Schurftmos, dat Lederig is ^ kruipend^ aJd^ku ^ - gekwabd , Jlomp , r/^/^ , met verfpreide ' ^ Wratten en een opflygend rand* Schildje. sIuk?^°' LX. . Schurftmos , Lederig is , kruipend^ 'Ucheu . : gekwahd , y?ö/;?/> , r/a;^., i ^/i^?^ ; r^;^ onderen s ^ru u* •i ongeaderd ruig. .-sijr 'vv^'g- ^ L X. T« De drie eerften van deeze vier komen m'^milïdu ^'Bosfchen van Europa voor , zynde de dercie .wegens de vertooning, of wegens het ge* "bruik, dat 'er onder 't Landvolk in Sweeden van gemaakt wordt, dus getyteld. De Boeren 'in Upland geeven het Afkookzel in Melk de Kinderen in, die de Spruuw hebberr» Het Loof is gevingerd , blygroen , en getekend met zwarte Wratjes. Men noemt het , zegt de Ridder , Muscus Cumatilis ; hoewel hy aan- merkt , dat het niet gehouden wordt in de Apotheeken Tegen de VVormen is het ook dienftig bevonden. Het vierde, einde- Jyk, aan Lapland eigen, komt aldaar onder de * "', (60) Lichen Cor, re pens Lobatus obt. &c. Sp. Plant. N. 46. FL Suec, Mat, Ued. Am. JIcad, 11. p. 69, Lich. digitatum la^te virens. DitL 207. T» *-i8 f to6. • (6 O Lichen Cor. rep" Lob. obt- planiis fe. Sp, Plmt^ N. 47. FL Stcec, 962^, 1099. Lich» Fol. planis fubroL Lob» obtu(i3 5:c. Fl Ldpp. 442. " (*J Oudtyds heeft Cumatilis Zeegroen óf Hemelfch- blaauw betekend. Zou het dan wegend dë' Kleur dus genoemd zyn? De frisfche Blad en zyn hoüg ^loén^. maar gedroogdg Zeegroen, ze^ LiNWiEus,, "'*^8iJ ^c 534 13 E S C H R ¥ V I N O VAN iX* de Geneverboomen voor. Dit heeft de Bla- ArnRttL. onverdeeld , witachtig ^ van onderen Hoofd- jSneeuwwic 5 van boven glad , aan den rand ^ Schurfte een wSchildje van een Duim breed ; dus het ^iios. grootfte van alle bekende Schurfcmosfen ; zyn- de blaauwachtig rood. Onder alle de zo me- nigvuldige Soorten van Dillenius en Mi« cHELiüs , is dergelyk Schurftmos niet be- leend. Het groeit overal in de Bosfchen van Lapland en de Noordelyke deelen van Swee- den 5 zo Linn^eus aanmerkt, maar komt het volgende zeer naby* (6z) Schurftmos , dat Lederachtig is^ krui- pend , gekwabdy ftomp , vlak ; van onde^ ren geaderd ruig , niet een opfiygend rand^ Schildje. Zeer gemeen is deeze Soort in Sweeden in de Bosfchen aan ingedookcn Steenen ; doch in Lapland zeldzaam , hoewel menze anders door geheel Europa aantreft. By ons komt zy op dorre Zandige plaatfen in de Duinen, veel by Kat wyk, ook op *c hooge Veld in de Haar- LXIL hichen Afch- graauw. , (62J Lichen Coï* repens Lob. &c. Sf)* Ptafif. N. 48» Gort- I^tg. 11. p. 309* FL SueG 961 , 11 co. Mat, Med^ N. 491. FU iMpp, N. 441. R. Lugdo, 508. Lich. Puim, Saxat. digitatws. Vaill. Tar, T. 21* f. 16. Lich. digi- tatum clnereum ^ Luftucse foL finuofis. Dill. 200. ^17. f. 3C2. Musco- Fungus terr. Mor. S. 15. T. 7. f. \% Lichen maritimns. Comm. Hotl, 65. Boerh. Lugdb, L 16. N. iG. Lob. lc^\\*^%2£i2^^iLi,}^^Helv*imhoat^ \\\ 35. N. 19^8. i> E M O s s K N. Haarlemmer -Hout , en in de Wouden van ix. Vriesland op veele plaatfen onder de Heyftrui* ken ; als ook aan Dykjes en Wallen in de Scha- Hoofd- duwe voor. Aanmerkelyke Verfchcidenheden ^'/^^jrfi heeft de groote Boerhaave, daar van , aan * den Zeekant ontdekt. Lob el noemtze Zee- Leverkruid, en zegt, dat zy naar 't gemeenè ^Leverkruid gelyke , doch de Bladen fomtyds roodachtig , geel of bleek groen hebbe. - Gemeenlyk vak dit Schurftmos Afchgraauw, Tegen de , ^ , 1 V* V Hondsdol waar van het den gewoonen naam heeft (*) ; heid ge- doch men noemt het ook Honds- Mos ^ wegens P^^^^^"' de kragten , daar aan toegekend. Eerfl: heeft het in de Famihe van Dampier, ais een Ge- heim tegen den Beet der Dolle Honden, be- ruft ; vervolgens aan den beroemden Sloa* NE medegedeeld zynde, wist Doftor Meaö herzelve als een Geneesmiddel in de Londen- fche Apotheek te brengen. Men heeft 'er , met half zo veel Zwarte Peper , een Pulvis antiJysftis van gemaakt , het welke tot de veel- heid van vier Scrupels ingegeven, en zeer ge- roemd werd t, als men hec, voor dat de Wa« tervrees plaats gegreepen hadt , gebruikte. Wel haast vverdc de ongenoegzaamheid be* vonden van dit Middel , dat echter in fommige Gevallen dienftig kan zyn. Is^og heden zyn 'er, O Muscus Caiiinfts, LIchen Citiereus terreftri* Offi- daarum. LI 4 ZL D£Eu XiV. Stus. Afd^Êel ' ^'^^ ^^^^ ^^^^ uitmuntend houderf. IV. 'Men heeft het ook gelyk 1 hee getrokken , sSjk^' als éen Pisdryvend Middel v en tegen deri *?^^2/r//- Steen of 't Graveel 3 niet zonder vrugt, inge^ . noiuen (*). ; { Het Loof is al^ een Kropje Slaa , dikwils grooter dan een- Vuist y beftaande uit Leder- achtige Bladen , meer of min ingefneeden , van onderen geribd, van boven gefleufd , en geheel mqt een Afchgraauwe Mceh'gheid be« bedekt, hebbende roodachtige, doch ook wel eenkleurige , holr e.n verhevenronde Schild- jes aan den rand. Het Aftrekzei in Water heeft een walgelyken^ lafFen, fomtyds bit- terachtigen Smaak,- doch dat met Wyn- geest is e,Qnigermaate fcherp en byna Ho- nigachtig (t> LXIIL (63) Schurftmos, dat Lederig kruipend Sijtmn-^ Gatig , gefnipperdy met op/iygende Rand-^ €US. Bosfchig, ' Schildjes. nos 3 dat Leder ig is , krui vlak^ LXIV. (64) Schurftmos, dat Lederig is ^ kruipend ^ Horizon» ' ■ ' ' • Hori- zontaai. V) Rutty Mat. Med. ad i\U Lichen. (f) CarthEus. J^af, Med. Ed. nov. IL p. 448. / (163^ Licheit Cor, repens lacir4atus &c. Hüds. A}!g{^ 455. N. 47. Liclien polyfchides villofam ' & fcabrunu (64^ Licken Cor. repens jVianus &c. Mant. 132. Huds. Jingh 453» N. 48. Oed, Dan, 533. Lichenoides fubfüs- cum D1i-i-.s05.T4 28vft X04. MicH. 85. T. 44* f« ï-6f 'j> E Mossen. 537 riak, van onderen met geaderd'^ met hor IX. \ zontaale ra^id" Schildjes. Aïdeeï.. S' Hoofd- L,(ö5) Schurftmos, dat Lederig is, kruipend, "^-^^^^ gekwahd ^ glad , van onderen zwart \ met de ^^^'^ Schildjes ge/leeld , onverdeeld. Periatus. Gepa- teld. |(66) Schurftmos , dat Lederig is, kruipend lxvf. fondachtigx met platte Schildjes die van on- ^^IL^'-^/^^- j rrVi. Zakkig, deren Zakkig zyn. (67) Schurftmos, dat Lederig is ^ kruipend^ ^^Jo}}us rondachfig plat; van onderen geaderd <,S'^^t?i'd.- ruig, Saffraankleurigi met ver/preide aan-^^^l (^llh gegroeidê Schildjes. 1 1* Genoegzaam zyn deeze Lederachtige Mos - fên door hunne' bèpaalingen onderfcheiden en door hunne Eynaamen aangeduid. Het eerfte i§ in BosfcUen van Engeland gevonden. Hec . , , twee- (^5J Lichen Cor, repens Lobatus &c. Flims. ^ngt. 448. N. 31. Licli glaucum Perlatum ^c. Dijll. 14^, T. (66) Lichen Cor. repens fubrotiindiis <&c. xS/j'. Pto/. N. 49. Fl^ Suec. 11. N. 1.102. HuD^. ^/«^/. 453. N. 49. Oed. Ban, 532. f. 3. Lichenoides Lichenis facie. Dill. 5^23* T. 30. f P121. (67J Lichen Cor. repens fubrotundus &c Sp* Plant. N. 50, F/. Suec, Lotpp, N. 4^3» T. II. f. 3. R. Liigdb^ ^ogf ï-^ch. Alpinus viridis, fubtus Aurantius, Scut. inagn. ni- gris planislimis. Hall. /^^V. 74. Lichenoides fubtos cro- C2Um &C. DlLL. T. 30. f. 120* LI 5 ÏI, Desl» XI V# Stuk* 538 B & S € II R Y V l N O VAK IX. tweede komt ook in Sweeden en Deenemarken AïDEEL- ^^^^^ derde groeit insgelyks in Engeland g-^K^^^' overvloedig. Dit is van boven blaauwachtig Sciwrfi'groen, van onderen zwart; doch gedroogd zynde geheel wie. Het vierde komt veel voor op de Laplandfche Gebergten , naar den kant van Noorwegen. Van het vyfde, eindelyk, op de onvriigtbaarfte Velden van Lapland , als ook in Groenland en Switzerland , groei- jende , heb ik, in Fig. ii , de Afbeelding van de boven- en onderzyde medegedeeld. VI. Genavelde , als met Roet befmoddeld. iXVlII. C6B) Schurftmos , dat genaveld is^ bultige Luhen Pelïippeld ^ van onderen Goudgeel. Rood- achtig, (öp) Schurftmos , dat genaveld is ^ van onde* LX IX. fr^j^ liitermaate ruig. VeUezts, "Vagtig» LXX, (7^>) Schurftmos , dat genaveld is ^ van onde- i^J^"^^^'^^' ff/^ Gatigy met zivarte Zemelen hefprengd. fiikkelig. Op (68j Lunm UmbiJicaius gibbus punflatus &c. Sp^ Fl^mi, N.51. Lichen. CoriaccuntNebulofum Ciner, pnnc* tsituni fubtus fulvum. Dill. 223. T. 30» f. 127. (69) jUi:heH ümbil. fubtus birfatisfimus. Sp, Piant^ 52. FL Sues^ 968- 1103- Lkh. FoL fabrot. peltato* /'i. tapp. 454. R» Lugdb, 511* Wch. Coriaceum &c« piLL. 545* 82. f. 5. (70) Lichn UmbU. fubtus lacunofus Sic* Sp^* Plant, 5c. GoRr. JSstg, ii, i?. no. Oed^ 'P'^^?/59?. 2. PU E M O s s K N. 359 Op de hooge Bergrotfen van Engeland , ji]^^^ Switzerland, Italië, komt de eerfte van dee- iv; * ze drie voor, die van boven Afchgraauw is jj^^?^"" van onderen roodachtig geel, als van Menie- schurfu Kleur. De tweede Soort, die een geheele^^"^- Vagt maakt, vindt men in Lapland, Sweeden, Engeland , cp Steenrotfen; als ook in Kana- da, alwaar dit Schurftmos, gekookt, van de Ingezetenen , by gebrek van andere Spyze , gegeten wordt, zo Ka lm verhaalt. HetPuk- kelige komt op naakte Kh'ppen en Steenen , in Sweeden en elders , als ook by ons op groote Keyfteenen , die lang aan de Zon bloot gelegen hebben ; gelyk aan de Dykweerin- • gen, overvloedig voor. Vogtigzynde, heeft het de Bladen aan den rand wederzyds uit den bruinen groen ; in 't midden van boven blaauw^achtig Afchgraauw, van onderen groen- achtig zwart : maar gebroken zynze van bin* nen wit* Sterk doornat wordt het zo dun en gedwee, dat het naar Flap gelyke. (71) Schurftmos , dat genaveld is , met Tol- ^^^J^ achtige geknotte doorboorde Schildjes. Frobosci^ (72) Schurft.^l^,,,,,^ PL cm. Siiec. 969, 1107. Ft, Lapp, 453. Lugdb, 511, Liche- Fig*iz, noides Cruftas modo Saxis adnascens , Verrucofus cine- reus & veluti deuftus. Vaill. Par, 116. T. 20. f. 9» Li- cheii puflulattim &g. Dill. 227. T. 30. £ 131. (71) Lichen Umbil. Pehis tnrbinatis &c, Sp. Plant. N. 54, Fl, Suec. 11. N. iioó* Am. Acad, 11. 264. D^lL. 149. T. 20. f. 42. IL CiESL. XIV. SiviU 540 B E S C H li Y V I N G V- A M IX. (72 ) Schurftmos , daf gefiaveld is en aan alh IV. zjden glaa. ^ STUK, jLxxn. (73) Schurftmos 5 dat genaveldis^ veelbJadigy "Èch^n overal glad ^ gekarteld ^ donker groen. deujius. Lxxai, (74) Schurftmos , dat genaveld is ^ veelbla^ tuf^^^^'" ^^S 5 wederzyds glad , met veele Wortel^ Veelbla- tjes, dig. p^j^li^^ Van deeze vier komt de eerfte in Sweeden , ^^Veel •'^^P^^^^ en Penfylvanie , voor; de tweede worteiig. groeit in Sweeden en Vrankryk op kaale Rot- fen of verheven Gronden: dè derde en vierde • hebben in verfcheide deelen van Europa der- gelyke Groeiplaats , maar zyn in onze laage Geweften nog niet gevonden. De aartigheid van het Snuitige Schurftmos 3 dus wegens de jBguur der Schildjes genaamd 5 heeft my dé Afbeelding daar van, in Fig. 12, doen me- dedeelen. Deeze Genavelde Schurftmosfen fchynen van weinig gebruik of nuttigheid te zyn. Ook kan (72) Lidien ümbil undiquQi Isevis. Sp. Planf, N. 55, FL Snee. 970, Lugdb, 511. Lich. Puhnon. Sa- xatilis. Vaill Par, 116. T. 21. f. 14* Dill. 219. 1\ 30. * (73) Luhen Djmbil. polyphyiitis &c. Sp. Fhmu N. 56. Fl, Sr.ec, 11. N. 1104» DiLL. 225. T. 30. f 129. (74) LicUii Umbil. polypliyilus utr. jsevis, polyrhizos, *S>?. Flaiiu N. 57, FU SueQ, 11. N. ïiog. DihU zzê. J. 30. f. 130. ■ n E M O s s E 54a kan men fommigen naauwlyks affcheiden van ix, de Rotfen o^Steenen , waar op zy groeijen j ^^^«at^r gelyk hec Puiftige van dien aart is, daar, even* Hoorn- wel , een fchoone roode Kleur uit gehaald'^^^J!^* worde, in Sweeden. Misfchien zou men, mmos. ons Land, alwaar dit Schurftmos wel te beko- men is, daar van ten dien einde, in plaats van 't Schotfche Weed , gebruik kunnen maaken, en dus den Prys daar op , door de Hollandfche Maatfchappy van Haarlem uitgeloofd , ver- dienen (*). VIL Kelkdraagende* C 75 ) Schurftmos ^ dat Kelkjes draagt , die £xxv» eenvoudig , effenrandig zyn ; met ^'^^^^^ qJ^^-^J!^^. Steeltjes en hoogroode Knobbeltjes. Rood- * toppig. (76) Schurftmos , dat Kelkjes draagt , die lxxvl eenvoudig , korter dan het Blad zyn ; ^^^^ ^^[Jl^'^^'' hoogroode Knobbeltjes. > Hoora< ^ 77)a.chtig* Q^) In 't Jaar 1781 werdt door den Oeconomirchen Tak uitgeloofd een Premie van 50 Dukaaten, aan den Ontdekker van een Inlandfch Gev^ras , dat van de zelfde kragt en dienst ware voor de Laknoes - Fabrieken. C75) Lichen Schyphifer , fimplex integerrimus &c. Sp. Plant. 58. Gort. Beig. 11. p. 310. Fl, Suec. 972, 1109. MaU Med. 496. Vatll, T. 21. f. 4. MrcH, T. 41 ^« 3- Coralloides Scyphiforme. D i l l. gij, T. 14. £7. (76) Uchen Schyphif. limpU Folio brevior &c. Sp. iL DsBL« ;x:iY. Sxv£» 54^ E E s c H R Y V I N c; V A n Afdeel ^^^^ Schurftmos , Kelkjes draagt , ^/V - 1 V. voudig > gekarteld zyn , f;^^^ èm/;^ i^«o-&- Hoofd- , , . • STUK. heitjes. JLXXVII. Lichen Schurftmos , dat Kelkjes draaft . die Doozig. éénvoudig , getana zyn , met Rolronde LXXVIII. Firnhria- Alle dceze komen zo wel in onze Provin- Gefranjedxiën, als elders in Europa, voor. De alge- meene groeiplaats derzelven is in Bosfchen , maar fommigen groeijen ook op Heijen ; gelyk de Roodtoppige dus in Gelderland veel gevonden wordt i de volgende in de Duinen, by het Huis ten Deil, is waargenomen. De Doozige^ waar van ik de Afbeelding in Fig. 13. heb gegeven , valt op dergelyke plaatfen, Deeze heeft de eigenfchap , van niet alleen enkelde Kelkjes te fchieten , maar ook ver- fcheidene op elkander en fomtyds heeft zy den rand geheel begroeid met kleine Kelkjes , dat Flant, N, 59* Gort. Belg. 11. p. 310. FL Suee. Lrtpp» Gron. Firg, DiLL. uts. f. 9. Muscus Pyxioidös. Barr» T. 1268. f. 2, Z?V^^« Schyphif» Hmpl. crenul. Sp, Plant, N. 60 • Gort. Belg, FL S, Lapp. R. Lagdb, Groi^. Firg^ Llcïmi Pyxidatus major- Toürnf* Vaill. T. 21. f. 8. Dill* T. 14- f. 6, (78) Lkhen Schypliif. fimpl. Denticul. Sp. Plant. 6ï. Gort. Belg^ FL Suec. Lapp. Vaill. Par. Tt 21. f. 6. MicH. T. 4i« L 45, DiLL, ï. 14. f, g. D i: M O s 5 E 543 dat een aartige Vertooning maakt. De laatfte ix. verfchilt van alle de anderen daar in, dat de"^^"^^";^* rand der Kelkjes mee Franje is bezet , als Hoöri>« STUK kleine Tandjes ; gelyk de bynaam aanduidt. (79) Schurftmos , dat Kelkjes draagt , die LXXIX. Takkig y getand en Draadachtig dun z^n. graci is! Schraal. (80) Schurftmos , dat Kelkjes draagt , ^^^f^ uitermaate Takkig zyn ; de Takken Rol' a rond ; de Kelken onverdeeld en kmopig^ 2®^^' evin* . (IJl) Schurftmos, dat Kelkjes draagt^ die hy LXXXIJ na eenvoudige eenigermaate Buikig zyn met onverdeelde Kelken* (82) Schurftmos, dat Kelkjes draap-t ^ die hynalt^^^}^^ • : ^ , T> .7. JDeformis» eenvoudig , eemgermaate Buikig zyn^ ^>^^^ Mismaakt; getande Kelken* Der- Ltcken Schyphifer Ramofus d:c, Sp Tlant- 69. GoRT^ Belg U. p. 311. /V. Suec, g^j^ ^^n- Lich. py- xidatws & cornicnl. Mich. Gen, 8i« T. 41. f. 5. Coral- loides Scyphiforme &€♦ Dill* 88. T. 14. f. 13. (80) Lichm Schyphif. Ramofisfimus &c. Sp, Plant* N. 63 Gort, Belg uts. Ft, Suec, Lapp* Coralioides Ramulofum, Tuberc. coccineis. Dill. 96. T. 15 f. 19. ("81) Luhen Schyphif. fimpliciusculus &c Sp, Plant. N. 64 Gort. Belg. uts. Ft. Suec, Lapp. R. Lugdb, Cor. vix Ramofum Dii l, 90. T. 15. £. 14. Muscus Fiftulo- fus corniculatns, Barr T# 1277. f i. (82) Lkken Schyphif. fimpU &c. Sp. Plant, N. 65. Gort. Belg 11 p. 312. F/, Suec. Lapp, T. 11» f 5. Li- chen Pyxoides teres^ Mich Gen 80 41. f. i, Cor» trasiius fub-incanum. Dill»59« T- 15» £• 18» iL Db£l. XJLY. Stuk» ^44 B S C II R Y VING VAN AïDEEL. Dergelyke Groeiplaats, in Bosfchen en of^ iV- Heijen, hebben deeze, zo wel by ons, als in sTUKf"" Svveeden , Lapland en elders in dit Werelds. ^jr//«r//.deeL Allen zyn zy , zo wel als de vier voor- gaande, door DiLLENiüs in zyn Geflagc van Coralloides begreepen* Doktor Hill heeft een byzonder Geflagc van deeze Kelk- draagende Mosfen gemaakt, onder den naam van Pyxidium. H A l l E r maakt 'er zyn eer- ften Rang van , onder den naam van Gehoornde Schurftmosfen (^) en is niet vreemd van te denken, dat het flegts Verlcheidenhedenzyn; gelyk Doktor Scopoli alle de Koraalachtige acht uit ééne te zyn gefprooten ff), G^ebmik Van deeze Kelkdraagende of Doosachtige is in de Geneeskunde gewag en gebruik gemaakt tegen de Kinkhoeft der Kinderen. Of men hier toe de Roodtoppige, gelyk Linn^üs wil, dan de Bruintoppige^ door hem Doozige ge- bynaamd , genomen hebbe , zal weinig ver- fchillen. Alle de Schurftmosfen hebben meer of min eene famentrekkende hoedanigheid ^ welke in dergelyke Kwaaien dienftig kan zyn. Men magze derhalve wel als een Hulpmiddel £ doch niet onfeilbaar, indeezen, aanmerken. VerfcheideGeneesheeren hebben 'er zeer hoog mede geloopen. VV j l l i s gafze in Poeijer , in Afkookzel of in Sy roop , niet zonder vrugti Hux» Hetv, iuihoau lll. p. ^^o. : (f) Flor^ Carniolica, p, 95. H üXHAM houdtze voor het befte der by* ^^^^^j^^ zondere Middelen tegen deeze Kwaal. Dok- ^^l^v. tor Li STER verzekert, in zyne Waarnee- stuk^'^^* minfiren omtrent Kleuren en Verwftoffen , dat Schurfu de roode Topjes deezer Mosfen , niet by voe-^ ging van Loog , een paarlche Kleur geeven i die ftand houdt VIIL Heefterachtige. (83) Schurftmos, dat Heejierig is ^doorboord ^IJ^^Till zeer Takkig ; de Takjes knikkende^ Rafglje- rinum Op Bergachtige plaatfen komt deeze Soort Rendie- door geheel Europa , by ons op de Duinen cn dorre Hey gronden menigvuldig voor, 't I3 iiat Mos 9 waar van ik voorheen , als het voor» fiaame Winter *Voedzel der Rendieren in Lap- Jand , omftandig gefproken heb , en de beelding medegedeeld (f^. Het heeft eenHee- fte. L LmvïHOfiPS Abvïdg, of the TraufaB. Vol. II p. 66o* (83) Lichm Fnuiculofus perfor* Ramofisf. Sp^ Plant. . 66. Gort» Belg, IL p* 312. Fl* Sueo» Lapp, GROtf. I Virg, R. Lugdb. Coralloides montan» Frut fp-ecie , whU \\XQ candicans. Dïll 107. T. ï6, f. 29. /3. Cornic. rufe$* lentibus, Ibid, f. 30. Muscus Corailoides f. Cornutus Montanus. C. B. Pin* 361. Coralana Mout. J. B. Hiji, I :i98. Corailoides Cornic. candidisfimis. Tournf, InJÏ^ ^55. Hall. Helv. inchoat, UI. p.78. Oed, JOan*Tn 180. (t) Zie het I. Disels UI Stük yau deeze Natuurlijk^ Hijtorie, ni\ meer dan twintig Jaar geleeden door mj ;efclireeven en uitgegeven in '£ jaar 1762, hhi^^ 109» Plaat XXJIL Mm IL D«»L. XIY. S11UK. >3?.4^ B M 5 C H li Y V ï N O A N fberiffe gedaante , verde'Selende zi^in -sseer fy^] iv.i lïe lekjes. en groeit tot een haif Voet, ja ifi srim/-^^^^ Lapland wel een Voet hoog ; zynde geheel mëÉ: - ScUirfi-- een fyn Poeijer, als Meel bedekt ; -maar fona^ mig heeft de Hoorntjes aan de enden ook heel :wit; ander heeft dezelven rosachtig. Dit! maakt de twee voornaame Vericlieidenheden^^i die men daar van in Lapland aaotrefc, zynde^ de eerftgemeTcléV die Alpifch van L i n n ü sl If JXXX * genojemd^wprdt, wiel do helft grooter ; de an* dere, door hem getyteld , kleiner en fyner van Loof (^J. Tournefort vondt 'er zes Verfcheidenheden van » omflreeks Pa-i fys. Ik vind 'er, behalve het gewoone, vieri Jn onze Duinen voorkomende, door Boer-J HA AVE opgetekend: de eene zeer klein; dd andere zagt; de derde met Haairachtig dun i de vierde met nog fyner Loof. Alle de Tak* maakingèn zVn aan de Mikjes doorboord. LXXXIV. Lkhm Unciaiis^ Duims. LXXXV. Subvilatus^ KLsvor- (84) Schurftmos , dat Heefterig is en door* hoord^ met zeer korte Jpitfe Takjes. (85) Schurftmos , dat h^na gegaffeld is fneï eenvoudige Elsvormige Takken. C) /Jpe^^iris diffétt'^ SyivL.tico, ut Flos plenus a fim» (^^4) Lid/en Fmküiöfus perforams &c. S/.\ Plant, M 67. Gort. Be/g. 11. p. 312. Ft- Snee, Lapp. R. Lugd^i 511. Coralioides perfor. miKiis- Dill. 99» T»i6. f. 22. (85) Lkhe^ Frutic/ fubdlchotomnsr &c. Sp. Plmt, ^ éS. Gokt. Belg, FL Suec. Lcvpp, R. Lugdh. Corall. Cór-i Bicul. Icngioribus & rariorfcus. J^iu.. lo»* T. 16. f. a^t ^ . Schiirfcmos , dat Hesjiertg is^ digt en ^^^^^ glad^ met Kogelronde holle Knobhehjes aan end ' HooFP' ^ ^f^^' stuk:. , (87) Sehurfcmos, ^/^^ Heejlerlg is ^digt , cu^^ns, dekt met Kor ft i ge Blaadjes. Kogel- . . draagend. (83) Schurftmos , dat Heejlerig U en digt ^ Y^tTaii^. met ronde jlompe Tcj^kjes. Paiafclfjien* . LXXXVTIÏ. In Bosfchen, op Heijen en Gebergten , ^^^'^^^ groeijen deeze Soorten van Schurftmos meest in de Noordelyke , doch ook in de middelfle deelen van Eüropa- en veelen zelfs ih Switzeri land. Hall ER teltze onder de ICoraalaGh- tige Mosfen en zy behooren medé tot 4e Cq^ rallöides van D ï L L E n i u s. In onze Proviö-- dên zyn de twee eerften , en nog eenè VeN Itheidenheid van de tweede ^ op höoge Hey^ Ih.' ' . ■ ■ LicheH Fvvitlc. fplidus Ixvis, TubercuL GJobofis Mant, ly^' Lichen Globofus- Huds. ^ng/, ^6o, N*7S* ^ f87) Li::fie^i FrutiG, iblidus teftus Sec. Sp. Plant. N"^ j^. Fl. Snee. La^p.R» Ltigdb^ Lich. Alpinus &c. Sch euchz* ^^tp*i-^7'^' 19. f»^ 4» Corail ciisp. Bptryoidas Alpinuijij» I)ii.jL. 114. T. 17' f- 33' Corallina AJpina valde^crispa. pV^- T^'ós- f. 7" Muscus Cuprestoojrmis.Raiuofu^^^ ^ Xi^} t^U^iSit folidus &c. Sp. Blmt. ^l io, yiani^y^l''20*^'fh Sluec. 9^,3, jui. Ltcheri ere^l. Ramo- J^j^jdi-ïiT^s. FL 'L^pf "440. T. II, f. 4. Coffill, Al|iia* Co?? yaliiiiae minons" tacie. Dii^t» 11^. T, 17. t 34. '''^ ''^ Mos a II. D»ffiu XIV. SwM^ 548 B E S C H R Y V I N O V A IX. Velden, in Gelderland en Overysfel gevondeD. ArrBRi. jjj^j. yQggt (je Heer p e Gorter, onder deu HooFD-^ bynaam van Meefii ^ een dergelyk Planf je by, ^-^^Schurft^^^^^ den fchranderen Miïese , Hovenier te mos. Franeker, op de Bergummer - Heide , in Fries* land , gevonden : maar t'is zeker , dat dit niet alhier behoore LXXXIX. {^9) Schurftmos , dat Heèfterig is en digt^ ïb^ccdia ongebladerd , eenigermaate Takkig , met Oixei. overhoekfe Knobbeltjes. Dit is de zo vermaarde Verwftof, in Enge- land Argol m Canary-JVeed^ in itaViQ Roccel/ay Orcella & Rafpa ^ in Vrankryk OrfeUk ge* naamd. Het groeit op de Zee -Klippen, eu is gemeen aan de Kullen van de Middelland- fche Zee, en de Eilanden daar in gelegen, ia- zonderheid naar den kant van Barbarie. Wel allermeest konft het van de Kanarifche Eilan- den en van Kaap Verde , en wordt van daar jaarlyks , ten gebruike der Verwery van Stof- fen ^ (O 2:ie hefc T, Deels XVII. Stuk van deeze myni -Natuurlijke Hijlorie, bladz. 519. fgpj Lichen Frutic Solidus aphyllus &c. Sp. Plant* N. 71. CoraLI. corniculatum Fasciculare Tin£loriuin ^ Fuci teretis facie- Djill. 120. T. 17. 39. Musc. Cera- noides Palmenfis , 'Coiiiis digitatis, Örcliili diftus. Pet, Gaz, T. 7 f. 12. Plük^ ï. 205. £► 6. Fucus marinii? "Rocceltk Tinftorum. C- B- Pin, 365. Lichen Grsecus P<^' iypoides tiiittoriu«. Cou InJL Herh. p, 90, fen, in Engeland by groote menigten inge- IX. voerd. De Vraag naar Orcel is zo groot /dat ^f^^^' Monfr. Hel LOT, Lid van de Akademie der ï^^-^'^-'^d- W eetenfchappen , ons verhaak , hoe men ^^.'f^^^y^, jaarlyJcs op TenerifFe vyfhonderd Kwin taaien jwoj-, dat vyfentwintig '1'on maakt, en op de andere Eilanden 5 te famen, meer dan tweeduizend Kwintaalen inzameie (*). In 't jaar 1726 was de Prys van 't zelve te Londen tagtig Pond Sterlings de Ton: 't welk byna eens zo veel is als dit Mos, in 1700, aan de Eilanden van Griekenland goldt , zo Tournefort ver- haalt. Het valt wel , zo hy aanmerkt, ook op andere Eilanden van de Archipel , maar wordt om te verwen alleen te Amorgos gebe- zigd (t)- Den Ouden is reeds deeze Verwftof bekend geweest, Imperatüs gaf 'er, byna twee Eeuwen geleeden , de Afbeelding van, noe- mende het een Wrattig Zee-Ruy, dat de Ver- wers onder den naam van Roccella gebruiken (|). De Manier befchryft hy aldus. „ Het Poeijer „ een Maand in Pis geweekt zynde, wordt 'er een twaalfde deel Potas bygedaan en vyf- 3, maal zo veel Pis , als de zwaarte van 'c Mos bedraagt , op nieuws daar op gegoo- ^5 ten/' Weinig verfchilt de manier, door Ml- («^ VArt de la Teiniiire des Laims &c, Par. 1750. Keize naar de Levant. 1. Deel. V 1. Brief, ^i) IJioria naUirale, 650. Mm 3 ïl, D«xt. XIV. Stük, 5^0 B E t C ÏI II Y V 1 N Ó ^^V A 1^ lx. MicHELïtis opgégevefi , otn de pÉarfchc ^tv!^^' Kleur té trekken uit dit Krüid , welke, volgeia* HooïD- TheópWR ASTüs 5 zeer i üitmuntefid^ tva<$* &Lf//'DiosKOftiDE$ heeft 'er ook van gefpro^ ken PLI Niüs fchynt 'er VeiTcheiden, heden van gekend te hebben (t)é De Tinc- tuur ^ Orc^/ getiaamd 5 werdt eertyds in de Ne- derlanden bereid , doeh federt eenige Jadireil j Wordt het ook te Londen gedaan^ door zoge- naamde Ai-gol- of Orcélmaakers , die hunne j KoTïft geheim houden .» maakende de paarfche 1 Kleur helderer, als van Perfikbloemen, doof j de geverwde Wolle of Zyde in Zeepwaterxiit j te fpoelen , of ook bruinrood , door zolks te | doen in zuurachtig dun Bier. Het efgst is ; dat de Kleur geen (land houdt in de Lugt* j Qp.Wóönë In de joneheid beftaat dit Schurftmos uit ^PL^CiiI^veele dunne reg te ftyve Steeltjes, digt by el- kanderuic een Kalkachtig Voetje fpruitende en Hoornachtig fpits uicloopeode ^ meer of n^in bruin van Kleur J gelyk het Plantje , in Fig. 14, op Plaat CIII, naar de natuur af- gebeeld. Zodanig is, naar my berigt wordt , de Orcél gewoonlyk, die men toe verwen | gebruikt* Verder opfchieteode , wordt hee veel (*) Fhijkos Thatasjïon candidum nascens in Creta, flo- tiduni v?.lde. Libr. IV. Cap. 95. (f) Thalasjion tertium , crispis FoliiS, quo iii Creta Veftes tingümur. JhJi. N4t^ Libf. XXVI. Cap. DE Mossen. 55» Yeel dikker van Steelen cn Takkig , zynde.^^^- van binnen Krytachtig wit, van buiten bruin, 'V. en in de langte overshands duidelyker he7,tt^]\f!^^^^ met zekere platte witachtige Wratten , die zig Schi^rft- als Lidtekens vertoonen, waar iets fchynt a^*^'^'^^- gebroken of afgelost te zyn... In fomrnige deelen komen grooterrimpeUge Bolletjes voor; zwartachtig bruin , met eene witte StofFe ge^ vuld, hoedanigen misfchien ook opdieVVrqc-» jes gezeten hebben. Immers de vermaards T o u R N E F o R T 3 die dit of dergelyk Gew^i naauwkeurig in Griekenland ' Vv^aargenoménl heeft, gaf aanleiding tot dit denkbeeld. •Uit de Afbeeldingen, hier neven$ ^ op PK; Verrdiii- CIV, natuurlyk gemaakt naar. zekere uitge tTngroey. zogte Takjes , die men in een reeks vad Jaa-^J-^^^^^- ren onder de Orcél der Kanarifche Eüanden ^* hier in de Stad gevonden heeft , my gunftig medegedeeld , kan men zien hoe verfchillende derzei ver groeijing zy Fig. i ftelt een Plant daar van voor, die bleek Kaneelkleurig is, dik en rond getakt , aan de enden naar den eenen kant gekromd , met durgelyke Wratten bezet, waarvan fommigen wit, plat en open, ande* ren eenkleurig met de Takken , rondachtig verheven en geilooten zyn Zy is digter ge- takt, dan meö hier heeft kunnen vertoonen. Fign 2, is een Plant van een zeer kronkelige gedaante , bleeker van Kleur , wier Wraeten meest rond zyn als Peperkorrels en witachtig. Mm 4 Eea II. Deel. XIV- Stvvu. 5sa fi E s c n it Y V I K c V A » ÏX, Een kfommé iniddelftam daar in , die zeef Atdekl. \;^7j.attig is^ fchj^t aan beide enden vast geze- HooFD" ten te hebben , zonder eenigen Tak uit te Schurft S^^^^^* waarfchynlyk een miswas mos. IS, door beknelling veroirzaakt. Fig. 3 , ver- toont een kleiner Plantje van dit Mos , nog bleeker, maar zeeir bogtig en vol van Wrat^, Jes. Fig* 4, ftelt dat breedtakkige of gebla- derde Zeemyachügé voor , waar van ik voor- heen gefproken heb, als misfchien behooren- de tot de Vyftigftc Soort van Schurftmos , hier voor befchreeven. Hetzelve is byna van Kleur als het eerfte , met dergelyke Wratjes bezet, en eenige Takjes , aan den Voet uit- fchietende, billyken dat vermoeden. Kaap- Ik heb van dat zelfde Kanarifche nog een cirskiii^ Plant 5 wel zeven Duimen hoog, zeer dun en O^c^^^ egaal, digt Eondelachtig getakt , zwartachtig />5.5f 6. bruin van Kleur, niettemin ook daartoe be- hoorende, gelyk de Wratjes aanduiden. Van 't begin tot het end zyn de Takken naauwlyks dikker, dan in het gevvoone voorgemeld. Ik heb daar van ook Plantjes , die half wit half bruin zyn. De Kaap Verdifche , welke ik bekomen heb , is even zo verfchillende van Kleur en van gedaante als de gewoone Kana- rifche, in Ftg. 14, op Plaat CIII, vertoond. Zie daar van een Takje, niet van de klein- ften, in Fig. 5. Voorts vind ik onder de Si- ciliaanfche Orcél, die geheel witachtig Afch- graauw D E M O S S E N. 555 graauw is , dergelyke breed - Takkige of B!a- ix. derige, gelyk in Fig. 6 is afgebeeld- Anders ^^^j'^,*^* komt dezelve in geftalte en fynte met de ge Hoofd- woone Kanarifche overeen* Deeze Soorten van Verw-Mos zyn zo fynMiddeióm en teder en vergruizen zo ligt, dat men dik-^^'J^J^'^ wils moeite heeft om volkomene Takjes oftoetzen. Plantjes , van eenige grootte, daar in te vin- den. Men heeft waargenomen, dat verfchei- de andere Schurftmosfen , dergelyke witte Kalkachtige StofFe bevattende , niet minder goede Kleur geeven. Zodanig eene werdt, uit het Bofch van Fontainebleau, aan gedag- ten Heer Hel lot gebragt en wy hebben reeds van verfcheidene , in Sweeden , als ook elders, ten dien einde gebruikelyk , gefpro- ken. Die Fleer heeft , in zyn aangehaalde Werk over de Verwery van Stoffen , een Mid. del aan de hand gegeven, om te ontdekken, of dergelyke Mosfen een goede Kleur uitleve- ren. Zie hier hetzelve» 3, Omtrent een half Loot daar van in een 55 Flefchje gedaan hebbende ; giet daar op ,^ een weinig fterk Kalkwater cn vluggen Geeft van Armoniak -Zout, van elks eveii veel; bind dan een natte Blaas over 'tGIaas- je en laat het dus drie of vier Dagen ftaan. 55 Na verloop van dien tyd , de Lichen ten gebruike dienftig zynde, zal men het weini- j9 ge Vogt, op den bodem, hoog Karmozyn- M m 5 „ rood IL D151L. XIV. Stuk. B E S C H R Y V I N G VAN IX. 5J rood bevinden , en het Mos zal die Kleur Afdeel behoudcn , wanneer het Vogt geheel is op- Hoofd- gedroogd. Zo het Vogt of Mos geen Kleur hebben , dan is het noodeloos eenige ver- ^ 5^^^.r//.|» dere Proeven daar op te doen." Men ziet ligt, dat die een gemakkelyke Proefneeming zy 5 wel waardig in 't werk te (lellen op zulke Schurftmosfen , waar van men eenige gedagtea heeft Dus dan wederom de Heefterachtige be- fchreeven hebbende , gaan wy over tot den laatften Rang , naamelyk de IX. Vezelige. XC. (ifO) Schurftmos , da Fezelig is en hangende^ Lichen ^^^^ ^qq^ elkander ^evlogten Takken en ge- ^Warrig. ftraalde Schildjes* Dit Mos 5 waar van de Ouden reeds onder den naam van Boom • Mos gefproken hebben , komt aan veelerley , doch meeft aan Beuken- en Eikeboom . Stammen 5 in groote Bosfchen, voor. (») Watson on the Genus of Lichen. Phil, Trans. for. i^'sS. Vol. L. P. 2 652. (90) Lichen Filamentofns pendulus; Ramis implexis&c. Sp. Plant. N. 72. Gort,. Belg. lï. p. 313- PI 9H» Mat. Med. 495. Lapp. 457. Gron. Firg. 203 , 127- Us- nea vulgaris Loris longis implexis. Dili>. 56. T. ii. f. i« Musc, Arboreus, Usnea OfTicinarum. C B: Pin 361. Niusc. Quernus. Lob. Tc, II. p. 242. Boom-Mos. Doo* Xrmdb. p. 770» Hall* Helv, inchoat. Tom* 111. p* 81. Voor, LoBEL noemt het de graauwe Ilaair- lokken van de Eoomen ; doch de Kleur is ei- IV- gent;lyk Afchgraauw. Dat aan Eikeboomen.^l,^'^*^ groeit, wordt voor het flegtfte gehouden; dat schurft-^ der Cederen voor het befte, als een aangenaa-*"®-^* men Reuk hebbende; hier aan volgde dat der Popelieren en dan dat der Lorken, Pyn- en andere Harflige Boomcn. Hier uit blykt, dat dit Mos weezentlyk zyn Voedzel uit de Boo- men trekke* Het hangt als verwarde Bosfen Haair aan derzclver dikke Takken, tot eene aanmerkelyke langte , zynde fomtyds ook bruin- en geelachtig van PCleur. Men vindt bet door geheel Europa 5 zelfs in onze Nederlanden, als ook in Noord- Amerika. Ik heb 'er van, dat op het hooge Gebergte Siërra Moréna, in Spanje , aan zekere Boompjes groeijende is verzameld. Dergelyk bezit ik, dat de Heer Thunberc op 't Gebergte bezuiden Baca- \^ia gevonden heeft, zynde byna geheel wit, doch zonder Schildjes. Dit Boom -Mos 5 onder den naam van Usjiea Gebruik bekend geweest in de Apothecken , en door Reuk- zyne famentrekkende hoedanigheid tegen het^^^'^^^'' Neusbloeden , als ook tegen Breuken, uit- wendig aangepreezen , is ten dien opzigte uit de mode geraakt. De Laplanders leggen het onder de Voeten , die door lang loopen Velle- loos geworden zyn. Ook geeft het , met Wollen Scoffe in Water geweekt , daar aan een geele Kleur. II, Dbel. XIV* StvK 556 Beschryving van IX. Kleur. Maar wel het voornaamfte gebruik, ^ Afdeel, j^^j. ^ jg geweeft in het Reuk- Poeijer, dat Hoofd- weleer, onder den naam van Cöf^j de CypregriSf ^^^s 't f ^^^^^ gerucht maakte in Vrankryk. Jean wosV^^ 'Bauhin verhaalt de manier, hoe men het te Monipellier in zyn tyd bereidde (*). Het Mos moest van Eikeboomen zyn en werdc eenigen tyd in Water geweekt , dan geklopt en fyn gewreeven , befproeid met welriekende Vog* ten en, geheel wit zynde, gemengd met Poei- jer van wit Sandelhout en andere Drogeryën; ' zo dat men minder zig behoefde te verwon- deren 5 hoe het welriekende kon zyn, dan hoe het van de Grooten zo zeer geacht werde, dat men het byna tegen Goud opwoog* De We- reld wil bedroogen zyn, is 'tgemeene Spreek- woord : maar laaten wy ons zelf niet mislei- den, om te denken , dat dit Schurftmos, na zo veel behandeling , iets toebragt tot den Geur van dat Cyprifche Poeijer , 't welk even zo wel bereid kan worden van andere Schurft» mosfen ; gelyk by voorbeeld dat der Sleedoor- nen Ct)* Mooglyk heeft men het a!s Snuif gebruikt, en dan zou de famentrekfcende hoe-, danigheid misfchien van dienst zyn kunnen, An- ^ («) ////?. Plant. I. 2, p. 88. Zie ook Elzevier Apo^ thekers IVoordenboek , 1 Deel, bladz. 637. (\) Lictwn Primaflri. Ziet hier voor. Pulvis Cyprius fertur ex Foliis f arari posfe pr«ftantisfimus, Linn. Fit Andere Reuk -Poeijers, van dien naam, wor- j^J^;^^ den eebruikc om in 't Haair te ftrooijen , enz. IV- ^ Hoofd* STUK. (yi) Schurftmos , dat Fèzeligisy hangend , y^^^ eenigermaate gewricht , met uitgebreide j^^^^f^^^ . Takken» Gebaard.* (92) Schuifcmos' , dat Fezelig is^ hangend^ XCIL hoekig j gewricht y van binnen Wollige de^^^^ ^ * Takken wyd gemikt : de Schildjes Schyf Wyd rond^ ongcjieela. (93) Schurftmos , dat Fezelig isy hangend , ^^J^^* famengedrukt ^ Takkig^ glad. Takki# Onder den Hoofdnaam Usnea , dat is Baard- mos, befchryfc Dilleniüs deeze, het voorgaan- de en alle volgéndeHaairige of Vezeh'ge Schurfc- mosfen ; doch alleenlyk dit laatfte achtte hy te zyn de echte Usnea der Arabieren, die te Konftantjnopolen verkogt wordt pnder den naam (9O Lichm Filament. penJ. fubarticulatus &c. Sp. Plant. N. 73. FL Suec, 985, 1123. R. Lugdb. 513. U?» 'Hea Barbata. Dïll. 63. T. 12. f. 6. Muscus Capilla' ceus longisfimus. C. B. Fin. 361. (^92^ Fjla^nent, pend. angulatus &e. Lich, FiU pendulu? &c. Scop. 75. Usnea mo'Üs Ramis Ion- ' {is compresfis, Dill. 62. T. 12. f. 5. (93) Lühen Filament, pend. compresfus Ramofas Iae«* *4ris. Mant, 131. Usnea Ceratoides candicans glabra odo^ rata* P>i-L, 71. T* 14. f. 13. & T# 34» ^« Djbbl. XIV« Stvs. IX. naam van Usnec/^ y en het waave jBry^;^ van D A ^^^^^'^^ osKORiDEs en PlIx^ïus zou zyn. Dm ^HooFD- hadt hy uit de Oostindiën , van Madagaskar Schürft^ ^'^^'^"^ oDDvaDgen. Op Marfêni. ^^i-. ' quG is het ook door den lieer J /\ c q u i n waargenoinen. De Indiaanen , z^^igc C aj.ie £. LI, noemen die Gewas Salioga en verzekert gevonden, welken het als eene zwartachtige Wolligheid bekleedt. Haller heeft het op de Gebergten van Switzerland verzatrreld , zo wel (94) Lkhen Filament» pendulus , Axillis cotnpresfisf. Sp. Plant. N. 74. Fl, Snee. La2jpi Usnea jubata nigri- cans. DfLL. 64. T. 12. f* 7. Mussus Arboreus niger tenuior. DoD P enipt, 471. :; '!yaoM (95J Z^Vte Filament, RamofisHmiis deciMTibers impji«« ^ ' ' catus opacus, Sy. Plant ^ N. 75, F/. Suec. Dsiièa Laiife nigrae inftar Saxis adhaerens. Dill. 66. T* ï3t i* S» Hall. Helv. inchoai. 111, p go. DfiJKJ-t XIV. Sinjs. S6o B E s c H u ir V I N c van IX. wel als het g^een van Maanen den naam draagt; AfDEEL. 2ynde dat zwarte Boommos , *t welk van de BooED- Ouden voor het flegtfte wordt uitgemaakt en •^^^^^^ evenwel een uitneemenden dienft doet in de pios. Laplandfche Wildernisfen. Voedzel Akelig is derzei ver aanzien, zo LiNNi5:us der^Ren- getuigt, die dezelven doorkruist heeft. Wyd ^*^Zie üifgeft''ekte Vlakten geheel bedekt met het bladz.545. witte Rendieren - Mos* , in de Winter dier Beeften gewoone Voedzel zynde^en gezoomd met Bosfchen van Geboomte^ 't welk met dit zwarte Mos gebaard is , maaken een grillige Vertooning. Wanneer , nu^ de Winter aan- vang neemt met Regen 9 zo bevriest deSneeuvi^ van boven zodanig, dat de Rendieren, (van welken fommige Boeren, dieryk zyn/erwel duizend bezitten het niet op kunnen krab* ÏDen, dat zy anders dikwils tot één of twee Ellen diepte doen. Dus zyn de Boeren ge« noodzaakt , ten fpoedigfte naar de Bosfcheii te gaan en van dit zwarte Mos , naar 't welke de Beeften immer zo gretig zyn , zo veel niooglyk is te verzamelen en hun te bezorgen; dat dikwils veel moeite in heeft, voor eene groote Kudde. Mos van Wollige fchynt taamelyk dat Mos Corfika. overeen te komen , 't welke nu kortelings aN hier is in trein gebragt, als een Middel tegen de Wormen der Kinderen. ; Men noemt het Mos van Corftka ; het is inderdaad Wollig ^ 49n« DB Mossen, $61 " dotiker van Kleur en fchynt op Zee - klippen ï3C. {verzameld te zyn, uit den Reuk. Mislchien, ^^f*^ I echter ^ zou het nader komen aan het gene Hooro- IDilleniüs noemt, Plaggig , klein, Haa-"]^^^ rig, zwart, Baardmos , 't welk aan de Klip-^woj-^ pen van Groenland verzameld en hem door leen Heelmeeller van daar bezorgd was, zyn- ide de volgende Soort. Het Koraalmos, dat dergelyke Groeiplaats heefr, weeten wy, is van ouds voor een Wormdoodend Middel geroemd C)^ u (pö) Schurftmos , daf Fezelig is , zeer Tak'* XCVr» %5 leggend, warrig, glanzig. puhscTns. Ruig- (97) Schurftmos, dat Fezelig is , Takkig 9^^^^^^^' wyd gemikt^ leggend, ingewikkeld -bogtig. ^falybU^ formis», Van deeze groeit het eerfte^ dat een zeerdj^^^l*"" fyne Wolligheid, als Fluv/eel, maakt, pek* zwart van Kleur , op den Berg by 't Kafleel ivan üpfal en op de Laplandfche Alpen: het ^dere,naar Yzerdraad gclykende, door zyne ftyf» («) Natmtrt. Mifl. L V>, XVIL SruK , bladz. 512. ,(96) .Uchen Filament. Ramofisf &c. Sp. Vlant, N. 76. y/. Svec, 11 N. 1126. üsnea Cyes;^ntofa Capillacea exi- li$ atra. Dïi,l 66.T. i3.f. 9. tishm Filament. Ramofus divajricatus ^pp 'Tlmu N.. 77. Fl Snee, Oed. Dan. T. 292. Usnea rigi- da horrum vorfum extenfa» Dill. 66* 13 f« 10 Hal^i» mchoat. IIL p. 80, Nn JJ. Dbjm*. XIV- Si^ic Sfe Beschryving vah IX. ftyfheid eu Kleur , op Rotfen en Haagen h Afdeüï-. s^ggden en elders* In Switzerland vondi Hoofd- H ALLER hetzelve, aan Steenen en Boomen. ^^^^Lr//-vier Duimen lang, In Engeland heeft mer ^^os. het gevonden aan de Scammen van Eikeboo^ men , langs dezelven zig verwardelyk uit- /trekkende, als ook aan rotcig Hout. Het gej ne men Dorrehom heet , in de GrafftedcOj behoort misfchien daar toe. Ik heb derge^ lyk uit een Herfenpan gegroeid gevonden. XCVIir. (93) Schurftmos , dat Fezelig is ^ zeer Tah hinusT 9 ^^gtopjiaande^ met Meelige Knobbili Ruig. tjes daar op verjpreid. XCIXn (99) Schurftmos 5 dat f^ezelig isy zeer Tah Vuipinus. hg 5 regtopftaande^ getopt ^ ongelyke hüB' draacügr maakende. ^ (100) Schurftmos, dat Vezelig is^ gewricht y ArtiGuia^ met zeer fyn& gehippelde Takjes. &rieht. (98J Lichen Filament Ramofisf. ere£lus &c. Sp* FtanU 78. Gobt. Bdg, \l. p. 314. FL Suec. Usaöa vulga-» tisfima Sic. Dill. 67. ï. 13, f. 12. Muscus Ramofus. Tl AH, Ic. 807* Hall. tits, p. gr. (99) jUchen Filament- Ramofisf. «reftus falligiatus; &c» Sp^ Plant ^ N. 79. Suec. 990, 1129, Usnea Ca- pillacea Citrina Fruticuli fpecie. Dill. 73. T. 13. »6» Hall. uts, p. gi. (looj Lichm Filament* krticulatus &c. Sp. Plant, N» i 80. GoHT. Belg, uts. R. Ltigdb. 513. N. 29. üsnea Ca- f > E M O S S E K. {lOi) Schurftmos, dat Fezelig is^ Takkig^ TX. regtopfldande 5 met gefiraal([s Schildjes. '^j Het eerfte van deeze vier laatften in dit Ge**^^* Cl lage, is zo ïakkig , dat mrn het byna voor JUchen Heeflerig zou aanzien 3 gelyk het volgende , ^'^gl^^^^ Jaar onze Ridder den bynaam van Vulpinm aciiti§, lan geeft mislchien , oni dat men het in Noorwegen gebruikt tot het dooden der Wol- ken. Het wordt , met geftooten Glas ge» nengd zynde, in Krengen gepropt, die men lus laat bevriezen. Allerfynst Gulden Mos s het genoemd geweest en Dille nius ytek het Koperdraad'ig. Het is zeer klein en oint in Smaland aan de Daken der Kerken, üe Tegelswyze met Hout gedekt zyn, voor# )ergelyk vondt H aller op de Switzerfehe jebergten, zo wel als 't Ruige ^ dat men hier e lande veel aantreft aan de Boomen , zegt )E Gorter. Het Gewrichte is ^ volgens yn Ed.3 door Mcerburgh in de Duinen te Was- iilacea & nodofa. DiLt-. 60. T. 11. f 4. Musc. Aibo? sus nodofus C. B. Tin, 361* Mor. S. is^T. 7^ U 11. (loij Lichen Filament Ramofus ereftus &c. Sp.PlanU \. 81 Gort. Belg. uts Fi^Smc. Lichea Caule Ramof 6 folido, Fol. Setaceis &c. H. Cliff, 427. R. Lugdh. 13. Usnea vulgatisfima tenuior &c. Dill. 69. T. 13.. f. 3. Mor. f. 14- Muic. Arboreus cum Orbiculis. B- s6i» Muscus Ram, fioridus. Tab. [c. 808. lltfi^i^ ■is. p. Si-. Nn % I 564 Bkschryving vam Af KEEL Wasfenaar gevonden. Dit noemt DilLkI iv/ Nins Halsketting- Mos ^ en zegt, dat het «rüK?'°' nieer voorkomt in de warme Landen ; hoewc Schurfi-hei fomtyds ook in Engeland en Duitfch land v7ordt befpeurd. Het hangt aan Boo men , gelyk de te vooren befchreevene Baar* mosfen, en gely kt naar de Koraalmosfen zeer, Knoopig Boom- Mos heette het by de Oudem Het laatfte is een zeer fraay en aartig Plantjei dat zig als bloeijende of met Bloemen ver< toont , wegens de ronde geftraalde Schildjesi die het aan de enden van zyne Takjes heeft; Men vindt het, zo wel by ons als elders, ved aan Beuke -Boomen. Het is voorheen Fen> kelbladig en hloeijend Takkig Mos genoemd ge weest 5 en men heeft het dergelyke kragten, als aan veele anderen , toegefchreeven. Zie daar het uitvoerigfte Geflagt, in Soor?i ten, van het geheele Planten- Ryk, befchreej ven. Onze Ridder heeft, niettemin, derzelj ver Getal, gelyk wy gezien hebben, nog groO' ( telyks verminderd,' dewyl anderen 'er tot twcej '^ cn driehonderd hadden opgegeven. Mooglytj { zou 5 wanneer men alle Verfcheiden heden j |j over den gantfchen Aardbodem, kon be! fchouwen , derzelver Getal oneindig zyn Waai è U Door den jongen Heer Linnjeüs , thans, als Hoog'! [ Iceraar in de Genees- en Kruidkunde te üpfal in Sweej j jden y dö plaats van vrylen den ouden Heer p zyn Va' tc 1 PR Mossen. 565 'Want veeien van deeze Schurftmosfen ver- ^ ^- ^ «Sinderen , gelyk de Mosfen in 't algemeen , ^Yv^^' Tiaar den Ouderdom , de Groeiplaats en 't Sai^ Hoofi>. Szoen , grootelyks in Gedaante , Geftalte en Schurft* Kleur: terwyl zy ook, op zekeren tyd des^^oj-. Jaars, even als de andere Plantgewasfen ,hun- flèn Bloeityd hebben , en dan alleen zig met de Vrugtmaakende deelen vertoonen. Zy be- minnen de koude Gewesten , hooge Bergtop- pen , onvrugtbaare barre Wildernisfen , en ïcbynen dus als het uitvaagzei des Aardbo* dems te zyn onder de Planten, vergenoegen- de zig met het allergeringfte Voedzel en niet- temin veel nut verfchafFende , gelyk wy ge^ zien hebben; alzo verfcheidene tot Voedze/ dienen voor Beeften, dat dezelven vet maakt en zelfs voor Menfchen. by gebrek van beter Spyze. Zonderling blykt de Voorzienigheid van den Schepper, met het Aardry k niet on- voorzien te laaten van Planten, die Koude, Sneeuw, Vorsten alle de onaangenaamheden van het Winter - Saizoen , zelfs op die plaat- fen, daar een eeuwige Winter heerfcht, ge. :Jyk op de Alpen en naar de Poolen toe, bra- vee» der, bekleedende ; zyn nog elf nieuwe Soorten van Schurft- mosfen , waar onder twee uit Nieuw Zeeland , opge- geven: daar ik alhier geen befchryving yan doe; kun- nende dezelven in zyn Ed. meermaals aangehaalde Ver- toog, Meth^ Musc» emend. Ups. 1781 , worden nagezien. N n 3 n. Desl. XIV. Stuk. $66 Bes c Xi r y v j n o : v a ^ tx. veeren , wordende als door de Koude 5?cl? ^vv^'Sevoed. Dc: tyd , immers, wanneer deeze Hoorn- en andere Mosfen ^ onder de gemaatigde Luge» .^^^ftreek , m^ecic. gj^oeijcn en bïoeijen , is des mos* Winters en in vroege Voorjaar , wanneer de Natuur: nog flaapt ten opzigc van demeefte andere Planten : zo dat zy als den weg baanen voorden Bloeityd der overigen. Hoe SlaaP. achtig dus > en hoe gering van aanzien ei^ grootte,, ftrekken zy, door hunne nuttigheid in de HuishGUding der Natuur, tot bewys, dat de Schepper van 't Haelal niets te vergeefs gemaakt bebbe ! R E M E ^A; ^ïiiIfm!)S^ Vergun my , Leezer, deeze^verduitfching van een Geflagtnaam, door Dillen rus ia, trein gebragt en afgeleid- v,an de trillende be- weeging der .Lilachtige Pla-nten >'die 'er het Onderwerp van zyn; Zy verfqhillen , door. die Lilachtigheidof Lymerigheid, van het Wa-- tervlies 5 en van de Flap door de Bladerige ge- daante, die echter in fornmigen rondachtig is of Kogelvormig, Men heeft 'er tot nog toe gccnerley deelen van Bloem- of Vrugtmaaking aan ontdekt. 0}W ï> E M O S S E N. 567 ' Cl ) Lilmos , dat ongedeeld en Vliezig is , Oor^ ^^^-^ VQrmig^ Goudgeel. IV, ' Hoofd* Na den Regen heeft Linnjtïiüs dikwils'"*^' deezeSoort, in de Laplandfchc Bosfchagiën, op de Geneverboomen gevonden. Het is een J^^'^^^''^^" donker Goudgeel Vliezig Gewas , dikwils Tak- Genever- Icig, week als Lil en zo broofch , dat men het^^^"^^^* naauwlyks aanraakcn kan , of het breekt. Na eenige Dagen verloops , met een drooge warme Lugt , verandert het in een Vliezige zwarte Korst. H A L L E R maakt 'er een Eoom- zwam van. Het gedefinieerde Water heb- ben fommigen tegen Oogkwaaien en tegen Lammigheid, van de Jicht overblyvende, aan- gepreezen. (2) Lilmos 3 dat geplooid is en gegolfde Noftoc, Een Lilachtige Klomp , fbmtyds groenachr tig, fomtyds geelachtige welke men tergroot- te ft) Trgmetla fesfilis Membranacea &c. Syjl^ Nat, Veg, XlIL Gen. 1204. Sp. i. FL Suec, 1017 , ii75» Bysfus Gelatinofa fagax , Juniperis innascens. FL Lapp, 531. Lacryma lutea Juniperi. Franic. HAtt. Heh» III. 13^^ (jx) Tremella plicata undulata. Gort. Belg, II. p. 314, FL Suec, Lapp* 530. Tremella Terr. linuofa pinguis èt fagax* DiLL. Musc. 52^ T. 10 f. 14. Linkia Terr. Ge^ iat. Membran. vnlgatisflma. Mich< Gen. 106. T. 67. f. Noftoc Paracelfi JIB, Paris, 170S. Noftoch einiflo- BUm. TouRNF. Plant, enu: Paris, - • Nn 4 IL Deiel. XIV. SïVK» S6^ B B S C II R Y V ï N G VAK IX. te vaneen of twee Duimen , in Regenachtig ilFDEKL. YYgjgj. ^ fomtyds zo by ons als eklers^in Wei* Hoofd- (Jen of ook in Wandel* Laanen 5 op den Grond liimos. ^^^^^^ maakt deeze Soort uit. Zy komt meed in de Nazomer Voor en verandert , zo dra 'ef de Zon op fchynt, in eenige bruine Vliesjes. Men heeft ze voor iets dat uit de Lugt ge- vallen ware, en wel voor het overblyfzel der zogenaamde Vallende Sterren , aangezien : doch *t is ontwyfelbaar > dat het een Gewas zy, dewyl de allengfe aangroeijing , van een zeer klein beginzel, is waargenomen. Eenigea houden het voor een Paddedoel , anderen voor Schurftmos. In Lapland groeit het veel by de Mesthoopen ; op Yslaad fchiet het uit 2and- Aarde en wordt gedroogd gebruikt om te branden. De Sweeden noemen het To^ vefiaars Boter en Wolkehreuk^ anderen Sterren- Schot: T O u R N E f: O R T , ik weet niet om wel- ke reden, Nostoch der Frifeerderen. Zou hier ook niet dat z^wartachtige Noftoc van Vail» LANT behooren,'t welk aan de Bast van Boo- men groeit ^ en in Engeland Witches Butter geheten wordt , om dat het, in 't Vuur ge* fmeeten , een behoedmiddel zou zyn tegen Hexeryën Onder den naam van Nofioc Paracelfi heeft de Franfche Akademist, GeoF- FROY, f*) Tremella Arborea nigricans, minus pinguis et fii^ gax. Vaïll. 144- N.3»I>iLL.p.54. l\io,f.i5. DE Mossen. 569 rROY, daar over gefchreeven en de zelfftan- l>- digheid Scheidkimdig onderzogt. Daar kwam, i v. behalve Water , Olie , Geeft en een Viug^^;^^^^°- Loogzout 5 een weinig vaft Zout uit, Hy uiims. BierKt aan , dat de Boeren , in Duitfchland , hét gebruiken om 't tiaair te doen groeijen ; dat het dienftig zy in Fiftuleuze en Kankreu- ze Kwaaien; dat zeker Switzer deszclfs Poei- jer tot eenige Greinen gebruikt hebbe totPyn* ftillingeen uitwendig in Zweeren; terwyl de ^Chymiften •er den algemeenen Geest in trach- ten te vinden , enz. Hier uit blykt, dat het meer ten dienfce der Kwakzalveren en Land- looperen, dan tot een-weezentlyk Geneesmid- del ftrekke» M i c 11 e l 1 u s , die het Linckia noemt, meent Zaadjes in deszelfs zelfftandig- heid ontdekt te hebben. (3) Lilmos , dat regtopflaat en. vlak ke aan in. den rand gekruld en een weinig g^f^^pp^^^'d. J2'em^^ Van fommigen, gelyk Va TLLANT,wordt '"Schurft- deeze Soort ook voor het NojIqc gehouden , waar (^3) TremeUa erecla plana , margine crisp. lacinulato. Fl, Suec» 1020, Ï138. Lichenoides pellucidum Endivise fol ten. crispis. DitL. 143. T. 19. f. 31, 33^ 34, 35. Lichen Terr. Membran. niollior fuscus. Mich. Gen^ 26. T' 38. Lichen Terr* minimus fuscus. Vi^iLL* F/;/r. T. 21- f. 15. Liclien atro- cseruleus iaciniatus et ciliatns. Hall. Heh» incJwat. III. p. 94» Nn 5 II. Derl. XIV. SïüR* 570 B E S c II R y V I N in Engeland , doi^rgaans tusfchen 't Gras of Heide, met de Verfcheidenheden, welken hy als byzondere Soorten opgegeven heeft. LiN- ^/Eiis betrekt dezelven thaps ook tot deeze Soort volgens H a l l e r , door wien dit Ge- was inderdaad wordt t'huis gebragt tot het Schurfcmcs , als niet Lillig zynde dan op vogtige plaatfen ; dat évenwei de eigenfchap is der Lilmosfen* Het heeft , :?:egt hy, de Kleur als blaauw Ley , met breede platte of holle Steeltjes ^ die fpits en kort gefnipperd zyn , in Takjes uitloopende , byna als Oog» haairtjes. In 't midden van het Plaggetje of Dotje komen menigvuldige, opftaande, zeer tedere Slipjes voor , die éen gekruld Vagtje famenltellen» Het valt naauwlyks een Duim groot, en is zo broofch, dat men het naauw- lyks opneemen kan, of van de Planten, daar het by groeit, afzonderen. Wrattig. IV. (4) Lilraos , dat Knobbelig is ^ digt van zelf- T rewetia Jïandtgheid en gerimpeld. Eeö (4^ TremeUa tuberculofa folida rugofa. Sp, Fiant, N. ^, Gcra . Beig. IL p. 3Ï4. FL, Smc, It, Goth. mjlgoth. Tre- 1; E M O S S E N# 571 Een Blaasachtige gedaante heeft dit Wrat- IX. tig Lilmos, dat op Steecen in Beekjes groeit ; ^^1^^/* gclyk men het by ons, op de Veluwe^fomtyds» H. cid- waarneemt. Men. heeft het, in Switzerland, ui^^^^ bok op *t*Water dry vende gevonden. Het / is donker geel van Kleur , op dergelyke ma- nier > in Jtalie gevonden en Miciioliüs zpü''èr Zaadjies in waargenomen hebben, zo hy zig verbeelde ; doch de geheele zelfftan- digheid fchynt als uit Korreltjes famengefteld te zyn , volgens D i l len i u s. « (5) lAlmos^ dat rondnchiig h en tiitgehoekt ^ V, mismaakt i LilUg. di/otmh^ Mismaakt* f6) Lilmos ^dat half' Kogelrond en verfpreid is. VT. Aan de.Kuft van Wesrgothland, in Swee^ i^aiïrónd. 8en , zyn deeze Soorten op het Zèe-Ruy, èat aan de Klippen groeit , v/aargcnomen. Dergelyke als de laatfce, zynde een menrgte halfronde groene Kórrekjes, nam onze Ridder aldaar Tremella Fluviat. Gelatmofa et utercalor^,.DiLi-* 54' T» 10. f. 16. Linkia Paluftr* Gelatinofa, Saxis adnascens &c. MiCH. Gen, 156. T. 76. f. 2, Tremelia Lobata et rugofa. Hall. Jlefi;. inchon \\\, p. 109, (5^ Tre^^ella fubrotunda, finjiata , diiïormis , gelatino- fa. Sp, Plant. N. 8. Tv'. Suec. 11. N. 1140. IVeJigoth, 193. (6) rrm.tf//^ hemisphserica fparfa. Sp^ Flmt. N.6. F/, SuecAl. N, 1141. //. Weflgoik, 193. a Deel, XIV, Stvk.. B E S C H R Y V I K a VAN IX. aldaar op de natte Klippen waar , zynde van ^l\\^^'eene Lilachtige zelfftandigheid ; waar door de HooiD- Voeten uiteleeden. STUK. VIT (?) Lilmos, dai byna Kogelrond ^ ongejieeld^ Tremeüa eeuzaam is en glad. j)urpurea, ' Dit , dat misfchien het beginzel van eene Boomzwam zou kunnen zyn, komt aankwy- nende Boomen > of aan doode of ftervende Takken van dezelveiï voor ; gelyk men het dus als paarfche Knobbeltjes , aan de Takken van Abrikoozen- en Aalbezie - Bbomen , in *t V^oor- en Najaar, dikwils waarneemt. groeid. VIII. (^) Lilmos, dat rond is en fchuhbig^op elkan* Aat'ge-* /^^/, Loodkleurig. Dit is 5 als eene Boomzwam, doch Vliezige aan de Klippen onder Water , op de Kust van Schonen waargenomen. De Judas -Ooren , bevoorens in dit Geflagt onder den bynaam van Auricula geplaatst , zyn thans tot dat van Peziza , onder de Padde- ftoelen 3 betrokken. Bys- (7) Tremella fubglobofa fesfüis folitaria glabra. Gort. JBtfg, II. p. 315. Fl, Sv.ec, 1022 , 1142. Lichenoides Tu- berculorum arnocne purpureum. DiLt. 127. T. iS. f. 6. (^9) Iremetla xatwvA'Si, imbricata, livida, Sp. Flant. &r Fl, Suec, II. 1143. A Sean. 323. I) R M O S S K s7-i B Y s s u s. Katoenmos. IX. Afdeed; Gemeenlyk betekent Bysfus fyn Linnen of Hoofd- Doek, of de StofFedaar 'cvan gemaakt wordt des fommigen willen, dat de Wolligheid der Katoen -Vrugten , of het onbereide Katoen, oudtyds daar door verftaan zy^ In de Kruid* kunde betekent het , by de hedendaagfchen ^ een dergelyke Wolligheid of een Wollig Poei- jer, van eene groeijende zelfftandigheid. Dus gebruikt het D i llenius , die aanmerkt , dat het als een middelflag tusfchen de Mosfen en Paddeftoelen zy. 't Is een Vezelig Gewas, van de Flap verfchillende door zyne tederheid, de kortheid der Draaden en de Geftalte, Mi- cHELius wil aan deszelfs Vezelen kleine Bolletjes ontdekt hebben , die hy voor Zaad houdt en Gleditsch hadt dezelven als Stof door de Lugt zieu vliegen; doch ande- ren twyfelen daar aan. Linn^eüs onder- fcheidt het in twee Rangen , als volgt. I. Vezelige. (ï) Katoenmos, dat Haairtg is en zeer zagt^ ^ met evenwydige Draaden , zeer broofch enfepticT^ hkek. lu Cl) Sysfus Capillacea mollisfima parallel? &c. Stffl, Nat.Feg. XIII. Gen. iao8. Sp, i, Stjjt^ Nai, XII. Tom. li. Dnu XIV. Stuk. 574 ö E S C II R Y V I K O VAN IX. In Spelonken en aan de Gewelven der My- Arra^t. jjgjj groeit die verachtelyk Gewas , dat men HooïD- ook in WynkeMers en andere bcflootene vog- ^^^aioeii'^^ë^ plaatfen , zelfs in de Buizen der Water- mos/ leidingen aantreft, in Italië. Dergelyk kwam den Heer Scopoli in alle de Loopgraven der Mynen van Karniolie voor , zynde een Vezelig Uitfpanzel , doorgaans uit een punt fpréidende 5 met aanhangende Wollige Klu.^ wens 5 fomtyds als een Vuift en grooter , Sneeuwwit. Dilleniüs merkt aan, dat het veelinde Wynkelders aan de Vaten groeit, die 'er lang in gelegen hebbeu , zynde een ronde Plek, eerst: bleek geel of rosachtig > dan groenachtig , eindelyk brum en zwart , veel gelykende naar de Huid van een Muis , op ■ t gevoel.. Het komt uit verrotting voort en worde in de Huizen onder de Houten Vloeren, veel te Enkhuizen , gevonden, zo de Heer DE Gorter aantekent. Men heeft derge^p lyk ook op veele andere plaatfen. Met de Zwam is het naverwant. (a) Katoenmos 5 /^J^r^C/^/;^^ zwemmende . Bysfus Fezelen. In TlosAquce* . Water- tloeizeJ. Hl. App. p. 235. Gort. Belg, II. p, 321. Bysfum latis- fima Filtrum ï. Pannum Laneum limulans &c. Mich^ Gen. aii. N. 10. T. 89. f. 9. iScop. Bisfert. Frag. ^ De Plant, fubterr, p. 93. T. 6. Bysfus tepegrrima Doliaris. piiX. Mitsc, 6. T. I. f. 12. {2) Bysfu$ Fiiameiitis Plumofis natantibus. «Sf». Fknt, li. I) TE M O S S E 57$ In de Voorzomer komt dit veel als een groen j^^^^^^ Vlies op 'c Water voor, be (taande uit deeltjes IV. als een fyn Poeijer van den Grond opryzende^jiJJ^^^^'" en zig dan over 't Water uicfpreidende met Katom- eenigen famenhang : zo dat het zelfs by Vel*^^^^* den uit de Rivieren in Zee dryft , waar oDdef de Visfchen fpeelen en zig verfchuilen. Het wordt by ons en elders Waterbloeizel geheten en zakt eindelyk weder naar den Gronde Som- mige willen, dat het geen Plantgewas, maar alleenlyk een StofFe zy , die dooreen foortvaa broeijing of Gifting, als Hef, uit het Water voortkomt. ('3) Katoenmos, met Draaden overal naauw- \\\. keurig getralied. J^^^^ Getralied,. Een weinig van de groene Slibber , die men aan de kanten van Drinkbakken , Waterkom- men en Vifchhouwers vindt, met het Mikros- koop onderzoekende 5 vondt Ledermul- LER daarin zulk een aartige Vertooning; als door hem zeer fraay in Afbeelding is gebragt, (4) N. I. Bysfus Fannacea virescens Aq. iiifperfa. Gort. Belg. uts. Fl, Lapp, Suec. 1128 » Ï182. R. Lugdb. 520. Bysfus latisfima Papyri inftar fuper Aq. expanfa. Dill. p. 2. Conferva Cruftacea tencrrima fubviridis. Hall. Helv. inchoat. lll. p. 107. Cs) Bysjus Filis exafte «iidique cancellata, Lóspjer- ïMUtï-. Mikrosk 11- Deel. PI. 72. Ü. DaEL. XIYo Stuk. 5?5 13 E s c n 11 Y V I N G ^an Afdeel. (4) KatocniTios y dat Wollig is en Fiolet^ aan l V. Houi groeijende. Hoofd- stuk. Een zeer fyn paarfchachtig ViieS, met kor- ïV.^ te Vezelen als een fyn Dons, dat in de Herfst Thospho' en Winter in Italië aan de Bast der Boomen £^^jj^ggg^ groeit 5 zig wyd en zyd uitbreidende, maakt veud. deeze Soort uit, welke byons, op oud ver- rot Hout , in beflooten plaatfen en vogtige Kel- ders, dikwils voorkomt en dan fomtyds in \ duifter Licht geeft. V, Vetutina, (5) Katoenmos, dat Haairachtig is en groen ^ Bluweelig. j^^^ Takkige Vezelen. Dit bekleedt als een groen T^pyt dikwils den Grond, op vogtige donkere plaatfen, en beftaac uit Vezeltjes, zo fyn, dat menze zon- der Vergrootglas niet kan onderfcheiden, die digt in elkander gevlogten , Takkig en niet Takkig zyn 3 volgens de Waarneeming van MiCHELIUS* VI. (6) Katoenmos , dat Haairachtig is en Poet^ Goudkleu- . y^, (4J Bijsfus Lanaginofa Violacea, Lignls adnascens. Gort. Belg, uts. Smr, 11 30, 1186. Dul. p. 4. T. f. 6» Bysfus purpurea delicatisfima &c. Mich. Gm, au? T. 90. f. 3. (5) Bysfus Capiliacöa viridis, Filaraentis Ramoiisu Sp. Plant, N. 3. G,ORT, Belg, ll. p. 322. FL Suea. 11. 1183. Bysfus tenerrima virid. Velutum referoös. Dill. p, 7. T. j, f. 14. Bysf. Terr. virid. Herbacea et mollisfima, Mich. 211. T. 89. f. 5. f6) Bijsft4s Capill. pulver, kc, Sji, Plant, N. 4, Gleo, DE Mos 8 E k; j€Tig% '^(^t verfpreide Frugtmaakingên ; IX. de Fezekn enkeld en getakt. ^'ly**^ In Italië komt dit Goudkleurige Katoen- ^^«'^• ^ mos, in \ Gebied van Florence, veel ^oot op Steenen en Sceenacbdge Gebergten. Het is ook op de Muuren der Stad Bern in Swit* ^ zerland ^ en wie weet op hoe veel andere plaat* fen , zeer gemeen. Immers in de Weftelyke deelen van Engeland is het ook , aan Steenea groeijende , waargenomen. Het maakt Kus* fentjes, ais van Mos, die Oranjekleurig zyn, zegt Hall ER 3 maar door droogte Afch- graauw worden ^ beftaande uit zeer zigtbaare Vezeltjes. (7) Katoenmos , dat Haairachtig is^ overbly- VII. vend , Jfchgraauw , taay , aan een Rots c^lliT Peproeid. , ken. ^. Dit is den Ridder, op zyn Laplandfche Reistogt , voorgekomen in een Spelonk vaa Medelpad 5 daar voortyds Struikroovers ge- nefteld hebben. Het beftondt uit zeer dun^ nej ■Fung, I. Bysfus Petraea Crocea ^c. Dill, p. 8. T. f. 16. Bysf- Aurea Derbenfis humifufa» Pet. Gaz. u T, 15. f» 3, Bysf. minima Sax. inodora. Mich. 210 T. 89» £ 2. Bysf, pulvinata Crocea. Hall. Hek, inphoat. HL p. 105 . f7) Bysfus Capill. peren nis , cinerea , tenax , Rupi innata. Sp. Plm\ N. 5. FL Lapp, 527. Fl^ Suec,ii22^ %i%u y Oc IL Disat. XIV. St&m 57S B s c r r y «V I k O ham AïDML' ^^9^^^ Afchg'raauwe DraadenV èen Duim ly. Ia ng aan de Kots gegroeid en zo taay ^ dat meü STOK.™ ze 'er naauwlyks met de Vingers af kon trek* ken. VUT* (8) Katoenmos ^ dat Haairig i$ ^ Takkig^ P^IhLi P^^fi^i^j^s uitkopende. • Fenletiig. - ' Eillyk . kan hier deeze Soort by gevoegd^ wor4en , welke Doftor Scopolj aan Hout in onderaardfche plaatfen van Karniolie waar- nam en deezen bynaam gaf. Volgens zyne Afbeelding komt het, in manier v^ngroeijing, dat KatQ€nmos z^ernaby, 't welk Dille- Niüs, in Engeland, heeft gezien, noemende hetzelve zeer teder Pluizig en ongemeen fraay Takkig Katoenmos. Op rottig Hout en Ei- kenbladen kwam het witachtig , op rottige Schoenzooien bleek geel voor. Het be. ftond als uit kleine Penfeeltjes ^ daar op gCr- plakt, en, in de cerfte opflag ^naar Spinneweb- ben gelykende. Scopoli nam, In fommige Myngangen, een Heeffertje wiar, dat aan de enden dergelyke Haairachtige Penfeeltjes '''^^ 11. Poei- hadt Cj. Bijsfus Capillacea, Ramofa , in Penicillos termi- Ji'cita. Mihi. Bysfus Penicillum. Scop. de Fl^nt, fubterr^ Disfevu Prag. 177^. p, 9!. T. 2. Bysfus tenerrime Viilo*^ fa et elegantisfime RaniuJofa. Dill. -^«^A 7.T* i. f. iJ», ^'') Bysliis Frtitkulola. liid. T, 3. D E M O S S K N. 375^ II. Poeijerige. Ix; Afdeel, 1 V. (9) Katoenmos, dat Poeijerig is en %waru Hoofd- stuk, Aan Muuren van Oude Gebouwen , te Wis^ b^sJus by in Sweeden , kwam dit overvloedig sqox.^^^^H^^^^^ Het beftaat uit zeer fyne Draadjes met eenoudheids, zwart Stof gedekt, zo Weiss by Gottingea waarnam, alwaar hy het ook op grootc Stee- nen vondc. (10) Katoenmos , dat Poeijerig is , Afch-' x. graar.w^ de Rotfen bedekkende. ^^^teel^ig*' Op allerley Steenen , die lang aan de Lugt ïyn bloot gefteld geweest, komt deeze Soort als een Afchgraauw poeijer voor, mooglyk uit veroudering van de volgende ontftaande. Cu) Katoenmos , dat Poeijerig is en Bloed^ XT. kleurig ^ op Steenen groeijend^. ^vfofT' Een fteenig. Bysfus Pulverulenta -Itra. Sp. PL 6* Gotkt^ igS* Pi' Suec. 1126 , nSo. Pill. p* 9 7\ i. f. 18. rr Oo) Bijsfus Pulver, cinerea Rupes pperi^as* Sp, Plant^ Ij^. 7. F/. Suec. 11. 1179. (11) Bijsfus Palver. Sanguinea , Saxis innascans» Sp. Plant. N. 8 GoRt: Belg, p. 322. F/. Lapp, N. 528* F/* Suee. 1125 > ii78« Guett. Stamp^ i, p, 3, R, Lvigdb. 520. Byslus Germ. minima Sax« Aurea Violse odorem fpirans. Michl. 210. T, 89. f. 3« Jolithus f. Lapis Vio- 4aceus. ScawEMCKF* Fo'sf. 38?. It. Wejigoth. ^. 12» 289* &c» Oo 2 IL auu XIV. Sroau iJgO. li E S C I! U V V ï » O V A H Afdv^l Een rood Poeijerig Mos, waarmede veele I V. " Kotsfteenen of Keizeis aan de onderfte vogtige s^ïc!^^* zyde bekleed voorkomen ; 't welk wegens Katoen-óen aangecaamen Reuk , dien het daar aan ms. geeft, de zodanigen Fiolen- Steenen doet noe- men. Andere zyn het, welken ik, wegens de- Kleur 5 onder dien naam heb befchreeven C*). Deeze heeft , inzonderheid naar den Regen» een zeer fterken Violen -Reuk, zegt Lik- Niï^us, door wien verfcheidenen in Weft- gothland, aan den Weg, gevonden werden ^ onder de aan eeo zyde geworpen Steenen , insgelyks kenbaar aan de Kleur, Dit Mos kwam op omgekeerde Steenen , in de Bosfchen van Sweeden , ook voor. 'c Waren Vezels , byna Kegelvormig , zege hy, in een zeer dua Meelig Korstje ingeplant ; dat de Vingers^ in 't behandelen, SafFraankleurig maakte. Ook kon men 'er geel mede verwen en in Uicflaande Koortfen maakten fommigen 'er, als een Ge- neesmiddel , gebruik van. Door Saxen, Bo* heme en Pruislen, hadt Mich elius ditKa« toenmos ook op veele plaacfen gevonden* Naar het Goudkleurige gelykt het zeer , en onderfcheidt zig , daar van , byna alleen door den Reuk. Ook vermengt GLEDiTscHbet eene met het andere; *t welk H aller zeer on* • O- Zie het U I. Deels IL Stük , deezec Mat, Hipé<^, %Ui bladz. 458» ; |> E M OSSEN* 581 onbillyk oordeelt ; alzo 't een Vezelig , het IX. ander Poeijerig zou zyn; doch wy zien, dat ^p;;^' het een zo wel als 't andere in dit Katoenmos ^1^^^^* plaats heeft. Hier te Lande komt hetzelve Katoen'^ op Steenen en tusfchen dezelven, by veran- dcriyk en vogtig Weer , als óok op den Grond -^^.^ in donkere vogtige plaatfen, in Bloempotten, • ' >/ ??o-ïT die in Kasfen ftaan en in Broeyba'kken , dik- wils voor. Dev^yl het door den tyd of door droogte bruin wordt en geheel in Poeijer valt, zyn Reuk verliezende ; is het dan naauwlyks kenbaar (*). ^(12) Katoenmos , dat Poetjertg h en geel » xiT. aan Hout groeijende. , ; ' ' Caldei In alle de vier Wereldsdeelen gi'oeit dit^^^^^g^^^^^^^ zegt L I N N ^ u s , in Boomfchors , aan ou- de Muuren en op Daken , die" ISng ' bloot gefield zyn aan ^een vogtigen. Wind. Dus vindt men het bok by ons, aan oude Plan- ^ ken 5 Muuren en Pannen Daken, 't Is een 1 Poeijerige zelfftandigheid , op 't gevoel hard i cn wryfbaar, van eene fraay geele of Zwa- vel- ig:» fn::.i I (^) Gleditsch de Fmgis, p. ig. \ (12) Bijsfus Pulveréa flava , Lignis adnasceris. S^, 1 flanU N. 9. Gort. Belg. 11. p. 322. Dill. p. 3, T. i. f. 4, f 7. Siiec. 11. N* lïSS' We? SS. Qotting, p. 15. Oo 3 il. Dbeu XIV, Stök. 58a B E S G R Y V I H O' VAN ^ IX. velkleufé Op belommerde pladtren valt het" AiDiJM. dikwilï uit Uen geelen groen. STUK. ^x3) Katoenmos , 4at Poeijerig is en groen^ B^rym-^ Dit is öp donkerc natte Gronden ^ ak ook op de Tuinpotten , by ons en elders , y^^^^^^^" gemeen. Het komt ook aan vogcige Muu^ ren voor , daar het dikwils by Laagen op< malkander groeit , tot meer dan een Kwar- tier Duims dikte , wordende eindelyk een paarfche Klomp, met zwarte Vlakken* An- ders beftaat het uit ronde groene Bolletjes, van kleinte als Tabakzaad , die Trosachtig famengegroeid zyn.^ Ha li:, er hadt het toe het Schurftmos betrokken. :5{tV. (14) Katoenmos, dat Poeijerig is engrys^ Incana, , ah Mcêl gefifQoid. Grys. Aan de kanten der Slooten , langs Zan« di- (i^) Bysfus Vüh^iQTL viridis. Sp. Ptmt. N. io.Gort. Belg, uts* FU Sue§. \\. N. 1187- Bysf. Botryoides fatu- ïrate virens. Dill. p. 3* T. i. f 5- Weiss* uts. Li- chen cruft. Verruwfus viridis. Hall. Helv, inchoau III. i ié^) Bysfus Pulver, incana , Farinse inftar ftra* iTi. Sp. Plant. N. ïi. Gort. Belg, uts. FL Suec. 1131. 1128. DtLL. rp. 3. T. ï f. 3. Licheo Farin. mol- lis albicans , Globis difformibus. Hall. Hêlv^ incfioaim III. 5>, 103. Wsiss. ibid^ p, 16* dige Wegcfl, of ook op hloqt geheele Planten-Ryk, maaken met^'^^^f'^"* ♦C ' recht hier de laatfte Afdeeh'ng uit. LiNN^üs merktze aan als het Uitfchot of als Vagebonden , die niet leeven dan van Stoelen en rooven , genee- rends zig met rottig Vuil en uitwerpzels van andere Planten , of van derzelver bedorven Overblyfzels, Ten onrechtej nogthans, merkt ^^^^^^ 1. HOOFDSTUK. hy 11. Duel. XIV. Sxuii:. 588 D ï2 E r (; E N s c ii A P p fi n hy aan, dat zy in de Herfst te voorfchyn ko- AïDEEL. men en dus 's Winters grocijen(*}; *t welk H^öTD- eigentlyk op de Mosfen past, niet op de •TUK. Paddeftoelen: want deeze groeijen , byna 6n- verfchillig , het geheele Jaar door , ten min- fte in 't Voorjaar zo wel als in de Herfst (t> r Groei- Vogtigheid en broeijing, naamelyk, bene« pkiits. ^gj^jj Verrotting, geeven gelegenheid tot den Groey van ,dit Ontuig , dat door Koude en Droogte vergaat. Sommigen zyn 'er , die Qp zekere jtyden des Jaars voortkomen ; gelyk men dus Voorjaars en Herfst - Paddeftoelen heeft. Byna geen Lighaam is. 'er , zo in het Dieren als Planten -Ryk-, dat niet, door Vog* tigheid of Rotting , de Groeiplaats worden kan van dergelyk Gewas* Evenwel zyn 'er , die de Vogtigheid meer beminnen dan anderen, ten minfte meer inzuigen ; weshalve zy Hy^ drophori genoemd worden , als een Waterig Vogt , veelal zo zwart als Inkt, laatende af- druipen uit het Hoedje, 't welk dus verfmelt en rottende verdwynt* Dit zyn veelal ondeu- gende Mcstzwammen , van een 2;;eer bedcrf- lyken aart, welken Sch^effer deswegen Waterzwanimen noemt (j). Andere», in te- : :/ : gen* ■■ ' , . . • (^J Zie het JT. Deels, I Stuïc dsezeï ^Natuur lyke Jlijiorie, bladz 237. (f) Gledttsch de Fungis. Prsef. p. 6. Ci) 2ie zyne Piaatcn N. 6 , 7 , 8 , 17 * 4^ j 5» > *6 » > DER P A O 30 E S T O E L E 1*. 5?$)? gendeel, die op liroey- Bedden van Paarden-' X. Mest zo menigvuldig geteeld worden , zyn drooger en Vleezig en dus van een geheel iroostK anderen aart» Ook zyn 'er Eetbaare Kamper- noelies , die , wanneer menze doorfnydt , o- vervloedig witte Melfc uitgeeven. De meeften komen van zelf op Velden , in Tuinen, Bos- fchcn en op onderaardfche piaatfen, voort. , Met de Ouden te onderftellen, dat de Pad-.y^^^''.^^^^ deftoelen uit enkeie Verrotting of uit over-Zaad, tollig bedorven Slym der Boomen cn Planten, uit de Sappen des Aardryks of uit de Dampea der Lugt, ontftaan zouden, wordt hedendaags voor ongerymd gehouden. Men acht , dat zy haar Zaad hebben, gelyk andere Planten , cn de vermaarde Micheliüs hadt niet alleen haare Zaadjes ontdekt en afgebeeld , maar ook de Paddeftoelen uit Zaad voortge- teeld. De verfcheide Proefneemingen, door hem met alle zorgvuldigheid gedaan en ten omftandigfte befchreeven , fcheenen zulks te beveiligen f*). Voorts bleek zulks niet min- der uit de Paddeftoelen -Steen, in Italië zeer bekend (t). Doch die Zaadjes, tusfchen de Flaat- («J Vide Nov. Gen Planf, p, 136. (f) Zie ons lï. Stuk der Delfftoffen , bladz. 671: vvanfe dewyl die door enkele bevogtiging Kampernoeljes voort- brengt en e^n verharde Veenklomp is ; zo mocian daar zekerlyk Zaadje?: in geweeft zyn, evea als men zulkx by* de gi^oeijing van alle andere Planten onderftelt» IL Dssu XIV. Stuk. ArMEL. ^^^^^^'^^ derzelver Oppeivlakcc zittende ^ 1. ' zyn niet waarneemelyk dan door het Mikros- «^ük!^^' koop. IJovendien meent hy ook de Eloemen waargenomen te hebben » zittende of als en - kelde Vezeltjes of Penfeelswyze getropt, op de kant der Plaatjes; maar de weinige zeker- heid, die daaromtrent plaats heeft ^ doet dit veelen nog zo gereedelyk niet toeftemmen* Ook is het een en andere in fommig flag van Paddeftoelen meer^ in anderen minder of byna geheel niet zigtbaar* Maar in de gewoone Kampernoelies heeft de Heer Baron van Gli- CHEN deeze Bloemen of Meelknopjes , met derzelver Stuifmeel 3 zeer duideJyk waargeno. men Uit De beroemde Paftoor Schaeffer^ die voor weinige Jaaren een zo uitmuntend Wcrk^ ScHiEï- met ongemeen fraaije Afbeeldingen van aller* * ley Paddeftoelen , in de natuurlyke Kleuren > uitgegeven heeft , fcheen zelfs derzelver Voortteeling uit Zaad te willen oniken* nen (f)- Ten minfte beweert hy , dat die Bolletjes geen eigentlykZW kunnen genoemd worden, zo als dat der Plancgewasfen in 't al- gemeen. Hy meent, dat men dezelven veel- eer moet houden voor Eijertjis , als waar in het jonge Paddeftoeltje reeds volkomen ge- vormd (*) Vid. Obs. Microsüop, SuppL Tab. 4, Eg^ 5,6,7. Cf) Fhit. Tranfatl, Vol. Lil. p. 49S. ,j iï>v r A D D E S T O E L E 59i VoTtnd is , voor dat zy van de Moer zyn afge- fcheiden. M^ar dit koinc op zelfde uit : ^FOE^t* alleenlyk zoü menze dan tellen moeten onder-HooFjQ- de zogenaamde Jongwerpende Planten (^m-*^"^* ' - - /flr^f^jr hoedanigen 'er, gelyk v/y in beloop oDzer Befchry viiig van 't Planten - Ryk gezien hebben, nu ea dan voortkomen. Men heeft 'er onder de Grasplanten verfcheidene van dien aart. . Voorts verbeeldt hy zig, dat de Paddeftoe- Verfch» len, buitendijejQ, van: alle andere Planten ver- J^^p^^^Jj^^* fchillen , door . haar Voedzel te kunnen in- neemen aan alle gedeelten van haar Lighaamt Hy hadt fomtyds de eene Paddeftoel aan de andere gehecht gezien met de kant van haar Hoedje of Huikje ; dus v te beteke- nen. De Spcnsachtiglieiv- van deeze Gewas- f rwfwo-fen doet rommigeGezvvellei:, van dien aartf, llfi "^^^ dergelykeo r.aam beftempelen. De Fran- fchej Champignon^ fchynt van het g'-oeijen op 't Veld 5 'Potiron van \ gebruik , Morelle van de gedaante afkomftig te zyn. De Engelfchen noemenze Mtishroom of Todefiole ^ dat is Pad* defioel i gelyk wyze misfchien wegens de af- fchuvvlykheid , en Duivelsbrood^ om het ge» dagte geva ir heeten: maar dc: Duitfchers be- grypenze , in 't algemeen , onder den naam van Schy^am; de eetbaare door dien van Rei» fchen^ Breit iirigen of PfifferUngen ^ onderfchei- dende. Ik fpreek niet van de byzondere Soor- ten, welken zy door veelerley benaamingen aanduiden» Wy noemenze ook Karnpernoel* (^J Dit myn denkbeeld vind ik met dat van den Pas- toor Stebbeek: overeenkomftig, die het in een goede zin neemt, müoï fungi officio, op de JfcLeibaare jpaslënde. DER P A D B E S T O E t. E 595^ ytf;,datmoogIyk van 't Franfche Champignon, ^^^^^^ 20 wel als 't Brabantfch woord PVcijer , zyne i. afkomft heeft. By de Italiaanen is nog bet^^^^^^^' woord Fongho in trein. Dat men oudcyds , by de Romeinen , nietGebrwik. minder werks maakte van deeze Gewasfen 5 om aangenaamheid by te zetten aan de Spy- zen , dan in Vrankryk^ Brabant en Duitfch» land nog heden, is onbetwistbaar (*)• Echter waren 'er 5 die derzelver gebruik, wegens 't gevaar , geenszins goedkeurden ff). Hoe kan men zulk een vermaak fcheppen in 't eeten van een gevaarlyke Kost, zegt Plinius, die verhaalt , dat verlcheide Huisgezinnen en geheele Gaftmaalen , van voornaame Lui- den zelfs, ten zynen tyde daar door om le# ven geraakt waren* Hy geeft ndgthans ver- fcheide Middelen aan de hand, om zig voor *t gevaar te hoedv-^n ; niet alleen in de uitkie* zing beftaande, maar zelfs iii het kooken,dat best was met Salpeter eo by Vleefch, als ook Peeren daar op te eeten. Azyn pryst hy tot verbetering van dezelven aan. Verfcheide Middelen tegen de Vergiftigheid derzelvea heeft hy aangetekend , gelyk het Sap van Kool , van Kers, het Zaad van Brandenetelen , enz. Schoon (f) Pratenfibus optima Fungis Nattira eft. Horatius. et) Quae voliiptas tanta ancipitis Cibi? Plin. Mijt» NaLh\h^> XXil. Cap. 2y Pp a IL DasL. XIV. StüK. 59Ö De Eic^ïNKCHAppgfiï , ^' Schoon men hedendaags dc goede Kamper- Afdeel. T - i i KoDFü- Doeljes genoegzaam van dc Kwaaden te onder-, fcheiden weet , zyn 'er echter nu en dan nog^ iievaar- voorbeelden van Ongelukken daar door ge«*, I beurd; die minder gemeen zyn in Landen daar | menze veel gebruikt , gelyk in Silezie^ alwaar het Landvolk dezelven niet alleen des Zomers verfch, maar ook 's Winters gedroogd nut» tigt. liARTHOLiNus brengt con Hiftotic by , van cene Beroerte daar uit in een Man en Vrouw te Koppenhagen ontftaan In Vrankryk en Brabant wordenze menigvuldig geteeld en ter Markt gebragt ;zo dat men daar van de hoedanigheid genoegzaam verzekerd is en de Kampernoelies dagelyks, zonder fchroom, , in Ragouts, Soupen en Toefpyzen gebruikt ; | maar zy blyven altoos een Kost die moeielyk | is te verteeren , kunnende in zwakke Geftellen allerley Kwaaien uit verftopping der Inge- wanden ontftaande , veroirzaaken ; des de maatigheid en voorzigtigheid , of liever de gehcele Onthouding , even als van ander zwaar Voedzel , ibmmigen is aan te pryzen. Uitkie- Zulke Kampernoeljes 7yn best, volgens Le* M EU Y , welke men in één Etmaal op Mestbed- den teelt. Hier aan volgen de genen, wel- ken in de Velden groeijen , van boven met een wit Vlies bekleed, van onderen Vleefch- kleurig e) j^ïïa Med. 1673. Wift. CXVI* D E U P A B O E « T O E L E N. S9T ' klcune: en van binnen wit. Men vindt in de , ^• . Bosichen ook goede Kampernoeijes, die van i. : boven bruinrood, van onderen geelachtig wit^^^^^°' - zyn; maar dewyl fommige J]oomen , naar men . zig budtyds verbeeldde , eene fchadelyke ^ hoedanigheid daar aan byzettei) , zal men zig t. liever van deeze onthouden... 'Ondertusfchea -biykt uit de Ondervinding, dat het in dcezen w itleer aankomt op dc SoorteKkc onderfchei- -ding, welke afhangt van de kennis van' der- zelver GfeftaUe en Kleur. Die bolle Stee!ea hebben , worden van de onzen verworpen » xegc Ha LLER , maar de Rusfea. letten daar -geenszins op, eetende zelfs zodanigen , wel- ' ken wy voor zqer Vergiftig houden* ■ Zekere kleine Vooi jaars - Kampernoeltjqs , op het :Mos groeijende , aangenaam van R.euk, jond .en van grootte als Erwten, zyn zeer goed om te nuttigen. De Moriijes , Truffels en . anderen, ^maaken zig genoegzaam kenbaar, enz. Bo- vendien is het wel kookerj en toebereiden van ''^ decze Gewasfep , even als in allerley Spy- zen , tot het wel bekomen noodzaake- Dec- (-'0 Lauta dscent m'ód^e Boleti Ferciila Ccen^ï; Sed, nifi percoftis , Virus inesfe puta: Cui Pituita placet , vsl inerti fric^ida Siicco Peciora , Fnngorum miliia multa voreU Scaligsr' &^?ra^, 140. Pp 3 - 598 D E E I Tr E N S C H A P P E N X.^ Deeze Aardvrugt levert mooglyk wel de al- AFDEEt.jgj.gj.Q^^fj.g Verfcheidenheid van Geregten uit. Hoofd- Men legtze in, met Zout, Azyn of Olie 5 en *^To'ebe- kunnenzc, zo v\rel als gedroogd, vcrfchei- reidiög» de Maanden , ja Jaaren zelfs , naar haaren aart , bewaard worden. Voorts worden zy gekookr, gedoofd 5 gebakken of gebraden. Dit laatfte kan ook aan 't Spitgefchieden. Men bakt 'er • Pannekoeken of Taarten van en bereidt *er "Tnede veelerley Potcagiën. In Hongarie wor- den zy 5 gedroogd zynde , tot een Poeijer ' gewreeven , waar mede men aldaar byna alle Ragouts en Sausfen mengt , in plaats van MeeL In Italië maakt men van gepelde A- mandelen, met een weinig Look, Peper, Olie en Limoenfap , een foort van Moftert, met welke altoos de Kampernoeljes aldaar gegeten worden; 't welk tot een goede verteering der- zalven ftrekt. Geflagts- Omtrent de Geflagts - verdeeling der Padde-- ^'^^^^^^^"^ ftoelachtige Planten, is , gelyk omtrent ande- ren, een aanmerkelyk verfchil tusfchen de Aut beuren, T o u u n e F o r t hadt 'er van ge- maakt agt Geflagten, welken hy, naar deGe- Italte, met benaamiogen onderfcheidde. Mi- CHELiüs fchiftze naar de Groeijing, van en- keld of byeengevoegd , Takkig of niet Tak- kig te zyn, den Steel geringd of niet geringd, het Hoedje geftreept of ongeftreept te heb- ban ^ eilg. DiLLKNïü$ hadtzc in de genen die D E u Paddestoelen. 599 die Hoedjes of geen Hoedjes hebben , en deeze j^^^lr^^ wederom naar de Plaatigheid , Pypigheid en Geftalte , onderfcheiden. L i n n u s geeft sx^k!^"" *er van op, deeze tien volgende Gfiflagten5ia twee Rangen : als r I. Mei Hoedjes» Agaricus. Het Hoedje van onderen Plaatig» Bol E rus. Het Hoedje van onderen Gatig. Hydnü M. Het Hoedje van onderen Stekelig, PiiALLüs. Het Hoedje van onderen effen. II. Zonder Hoedjes. C L A TR 0 s. Getraliede. HELvtiLLA. Tolachn'gc. Peziza, Klokvormige. C L A V A R I A. Nagelachcige. Lyc 0PERl)0^f. Klootronde. M u c O R. Met gefteelde Blaasjes, Naar deeze verdeeling, nu , zal ik wederom de byzondere Geflagten en Soorten befchry- ven. Pp 4 II. HOOFD- IL BfiJiL. XIY. Szuiu 6oo Beschryving vak X. i:. STUK. IL HOOFDSTUK. Befchryving van de Paddestoêlkn met Hoedjes > tot welken de Kampernoeljes , Booiiizwammen , Stekel-^ en Rimpelzwam- men behoor en. Tp^e Paddeftoelen met Hoedjes bggrypen on- genaamde Kampernoeljes of Duivehbrood,die vervac zyn inde vier gemelde Geflagten, als volgt. A O A R I c u s. Kampernoelje. Onder dcezen Geflagtnaam, die eigentlyk tot een \Vinkel-Boomzwam, op de Lorken- boomen groeijeads, befaoorr, heeft het Lin- NiEüs behaagd, de gewoone Kampernodjes of Paddeftcelen voor te ftellen. H aller, die zig bevoorens aan 'r gebruikelyke woord B\m* gus hielde , heeft naderhand , in plaats van dien, Amanu.% , 't welk oudtydvS flegts op Ge- vingerde toegepast werdt, verkoozen. Dil- LENiüs was hem daar in voorgegaan. Hier yolgen dc Soorten, eetbaare en andere zo- L Ge' pE Paddestoelen. 6ci 1. Gefceelde met een rond Hoedje. X. Afdeel^ ( I ) Kampernoelie , die gefleeld h , met Tak'^ FIooVd- kige üjïoopende Plaatjes. Deeze, die men gemeenl^/k Chanterelle of(?^?,Xf^^f geele Champtgnoii no^mt ^ komt, met haarc^'^^eem- veranderingen , in de Velden voor. Menleetc. vindtze veel ond':r de Doornen cn inde Bos- fchen in Gelderland, in 't Sticht van Utrecht cn in Vriesljind. Eene Verfcheidenheid^ die zeer klein en Trechterachtig is, groeit cp 'c hobbelige Vek! buiten Haarlem. De genicenc is hoekig eri als in vSüppen verdeeld, een an- 'dere bleek en gelyk Endivie gekruld. Zy is eetbaar, en woMt in Duitfchland, onder den jpaara van Gelber Ppferliiig^ veel genuttigd van den gemeeneri Man ; doch, niet wel gekookt én toebereid zyndc, kan zy llgc fcherpe Buik» 'pynen en Buikloop veroirzaaken ; gelyk de Heer Gleditscii, in 't jaar 1741 , onder (i) ^ig^ii'iciis ftipitatus , Lamoll. Ramolis decuiTGnti^ bus. %A Nat. t^eg, Xlii. Gen. 1209. S^). ï. Go^t. Bstg, II» p. 323. Fi. Succ, 1049, 1207. //. fVeflgo:Pi^ 21^^ Ag. caulesccns fulvus ^rc Fl. L-U'p, 493. Elvela pedi- culata pileata, Guett. Stawp. i, p. 12. Fung, minimus^ flavescens Infundibuliformis. Vaill. Far. T- ii.f. 9, 10 , 0, M i^i^' £.11, 12, 13, ^, f. 14, 15. Glesi. Fu^^g. p. 103. Sterb. Theatr, p. 59 - 61. Merulius flavus Oris contoitis et iaceris. Hall. Helv, vuhoM^ 11], f* Pp 5 P. DSEU Xrf* SXITK öca BsscniiYvlwc van X. 't Landvolk in een gedeelte van 't Branden» Afdee». j^^uj-gfe waarnam, Sterbkek hcudcze nog- HooFD- thans voar de besten en verhaalt, datmenze ^^^^^'^,^,^,zelfs raaiiw kan ecten zonder ecnig nadeeU fioeije. 2y hebben alsdan , zegt hy , een prikkelen- de of Peperachtigen Smaak y waar van de JHoogduitfche benaaming , en , dewyl het Hoed- je, dat echter meer naar een Waaijer gelykt, op den Steel wat fcheef ftaat en fomtyds als omgedraaid is, worden zy van fommigen Haa- zen ^ Oor geheten ; hoewel hy ze liever Zeem' leere zou noemen, wegens de zelfftandigheid, of Saffraan - Kampcrnoeljes y wanneer zy Goud- geel zyn. Zy verfchillen daar in van anderen dat de Plaatjes, door hem P/^/V genaamd , vast zitten aan het Vleefch, en derhalve 'er niet afgedaan worden , om ze te eeten. De Reuk is frifch , rins en zeer aangenaam (*}. De ge« meenfte zyn ruim zo groot als een halve Ryksdaaler, bleek geel van Kleur. De aller- grootften hebben het Hoofdje of Hoedje een Hmdpalm groot, den Steel een Duim lang en een half Duim dik. Tweemaal 's Jaars , in 't Voorjaar en den Herfst , komen in Brabant deeze Kampernoeljes te voorfchyn, doch werden *er meest gedroogd te Markt ge- bragt* Men verzamekze aldaar in de Bos- fchen. Zeker Edel Heer, die een groot Lief- heb* (*) Odür grms Prumrum» zegt HAti^R. V V IL P A D O E S T O K L K N. 603 ' hebber van Kampernoelies was , noemde deeze^^^^-^ het Merg der Aarde en Herndfch Ma7ma , ecten- IK * de dezeJven tot verlnapering raauw , zcgt^TUK^^^' Sterbjckk, wanneer hy ze vondu (2) Kampernoelie , die gefieeld is , met een ^J/;^.^.^^ geelachtig verdeeld Hoedje ^ en witter Plaat- quinque- jes^ die inwf.ards Tandsw'js* famengevoegd^'^^^ll^^Y^^ (3) Kampernoelie 9 die gefteeld ts y met alle UI* j T17 • Integer. de Flaatjes egaal van grootte* Onver- deelde, De eerfte van deeze twee komt zeldzaam op de Velden van Sweeden voor; de andere groeit aldaar in drooge Bosfchen , en by ons opHey- velden en eenige Weiden in Vriesland. Ge- meenlyk valt zy Vleefchkleurigbont, en heeft .het Hoedje een weinig ingedrukt, als gena- veld ^ doch H ALLER heeft deeze Kamper- noelies, in Switzerland, van byna alle Kleu- ren, waargenomen: rood , naamelyk, en wel bruin- co ^garicus Stip'tafcns , Püeo fubfiavescente parfcitp &c. Ag, caulescens &c Ft. Succ, 1063 , 1222. (3) ^g^ricus Stlpit* Lamellis omnibus magn. cequali- bus. Gort. Belg, Jj, p. 3.3. fi Suec 1071, 1230. Aga- ricus major &c. Raj. Suppl, 18. Büxb. Cent^ IV. p. la* T. 19. ^, Agar. caulescens &c. F/, Lapp. 487. Amanita Petiolo farto, Pileoio convexe &c. Hall. Hetv, imhoaf, ÏIL p. l6u TOÜRNF. ïnft, ï. 32^. E, GLED.p.Ioé. Yu DïiL. XIV. Stük. 604 Beschrytikg ^ ^p^^^^ bruinrood of Bloedkleurig , Violet, blaauw ^ ^ir. geel en groen; hoedanigen ookby Scn^EPFfR sTüiu^^' voorkomen. De Steel is altoos wit en dik ; ^a^^per-htt Hoedje op zyn hoogfte vier , dikwils maar noe/je. ^^^^ Duimen breed , aan de kanten rimpelig en geftreept 5 van onderen met dikke v;itte Plaatjes , die eindelyk geel worden. Deeze heeft het VIcefch byzonder broofch enfcherp van Smaak, doch is niettemin eetbaar. IV. (4) Kampernoelje 3 dh' gefieeld is ^ met ge-^' Jgaricp.s halveerde eenzaame Plaatjes , een perinp-- rius. den Steels aan den Top verbreed ^ aan den doocSe, Foet Eyrond. Tot de. Vergiftige Paddelloelen behoort deeze, dieniettemin zeer fra graauw gevonden wordt. Dit Hoedje gelykt fomtyds naar een zogenaamden Rammelaar , daar men de kleine Kinderen mede flilt, zegt (4) Agaricus Stjpit Lamelüs dimidiatis Gort, Belg. Wi^, 32g. ¥h Sbiec. 1076 , 1235. Fung. Muscas interlici^ntis tertia fpecies. C B. Fm, 3^3. Mich. Gen, T. 7S* f. I, 2* Amanita Petiolo annulato, Sanguineo Lanieliis albis. Kacl. Ilelv. inciuat^ lil, p. i60f Gleö. |>. Sa* ^XiSRBEEll. jJ, 1514. T. 2S. DK PADI>jE5T0ÏLKV. 605 Gleditsch. Te Frankfort, en elder» in X. Daitfchland. worden decze Zwammen op de Markt te koop gcbragt , om de Vliegen cn Hootn- Muggen te dooden , ten welken einde menze ^.^ a3n brokjes fnydt en in de Vcnflerpoften lege: ^oeije. kis wanneer 'er de Vliegen , 't zy door deu Reuk, *t zy door de Kleur aangelokt, opgaan zitten en dood 'er af tuimelen, zo men ver- haalt, In Sweeden kookt men deeze Zwam in Melk, ten zelfde einde, of ftamptze in Wa- ter ; wanneer 'er de Vliegen als dronken door gemaakt worden. Deswegen noemt men deeze Kampernoelje , gemeenlyk, in Duitfch* land Fliegenfchwam ; hoewel zy ook voor de Menfchen nadeelig is, die 'er niet aan gewoon zyn; dezelven als uitzinnig en dol maakende. Van de Rusfen niettemin worden zy , hoe fcherp ook van Smaak en hoe llinkende, tot Spyze gebruiker ja van de Franfchen zelfs, zo men verhaalt. Hier te lande komen zy weinig voor; maar in Brabant veel in de Hakbosfchcn , in de Herfst. Buiten twyfel zal de verfchil' lende Landaart , Grond en Groeiplaats ^ de jongheid of ouderdom en het Saizoen, iu de uitwerking veel verfchil maaken. Ook verfchilt het zeer, of men 'er veel dan weinig van gebruike. Dat men met het Sap , daar van, de VVeegluizea dooden kan, is zeker^ II. DsRtt Xiy, SruKt Cs) Kam- (506 ii E S C lï R Y V I W « VAN X. (S) Kampernoelje, die gefleeld is; het Hoedje AïDEEL. verhevenrond ; de Plaatjes aan den Foet HooïD- fpits getand hebbende. Agciricm In de Bosfchen van Sweeden komt zodani- IceTandê^g^ Paddeftoel voor, die een geel Hoedje heefc^ tropswys' groeijende, Zy ziet van boven Ly* merig glad en fchynt vry veel met een derge- lyke, in andere deelen van Europa waarge- nomen^ die ook Goudgeel en groen valt, te ftrooken. yi. (6) Kampernoelje, die gejleeld is; het Hoedje "Lekkere! Tegelrood hebbende; met geelachtig Sap. VII. (7) Kampernoelje 5 die gefleeld is^ met een ^Mdk-^* ' ^^^^ if'/^^^^r^/^^ Hoedje, rieefchkleurig; geevende. rosfe Plaatjes en een langen bleekrooden Steel. Deeze fsj Agaricus Stïpit. Rleo convexo &c. Agaric. Caules- «ens , Pileo fiavo FL Siiec. 1048 , 1206. Amanita fiavns Tiscidiis Fileo conico. Hall. Hetv^ inch» UI. p, 169? ScHiEFF. T. 2. f. 4, 9» (6) AgarïGUS Stipit. Pileo Teftaceo , Succo lutescente.' F/. Smc. IL N, 1211. Fungus perniciofus , Lateritio co- iore vairiaiis &:c. Mi ch Gm. 141. Atuanita fulvus Lafte Croceo. Hall^ /T^-/?;, inchoat, p. i68. Gled. p. loi. ^2) Agaricus Stipit. Pileo plano Carneo Laftesccnfe &c. F/. Z'i^TT, 484, Fungus Laftescens praegnantisfimus. Vaill. Par. pH 61. 9, 10. ScHiEFF. T. 11 , 12* Scop. C^rn. p. 35^ Sterb. N. 41. T. ó. C. »E Paddestoelen* 607 . Deezetwee, door Hal ler tot ééneSoort ^. f huis gebragc , groeijen met haare Veilchei^^ AiDEit, denheden, die aarimerkelyk in Kleur verfchiU^^°^^* len, op verfcheide pladtfen vao Dmtfchlund ^ Kamp^y^ alwaar men 'er den naam van Reitshr oi Riiu^^^^J^* fche aan geeft. Zy zyn vol van een M^lkach. tig Sap, dat Safiraankleurig is en /.eer fcherp van Smaak; weshalve zy ook van fommigen geteld waren ouder de ichadelyke Kamper- noeljes. Op een taamelyk Jangen dikken Sceel hebben zy een rond Hoedje , met den rand wat inwaards omgekromd , welks Kleur van boven meer of min Tegelrood is 5 dar is,ge!yk: de Kleur der Dakpannen of gebakken Steenen; doch ook wel wat naar 't geele of bruine crekt, fomtyds met groene of geele ftreepen ; van twee tot zes Duimen breed. Van onderen zyn de Plaatjes p die Melk ftorten, bleekrood , geel of Afchgraauw, wordende, door veroude- ring verdroogende 3 groen» Volgens S co- poli is dit een onfchadelyke , fmaakelyke, ja regt lekkere Kampernoelje, welke in Kar- niolie,Karinthie, Tirol en aangrenzendeLand- fchappen , met veel vlyt^opgezogt wordt, om tot Spyze re gebruiken. Dit beveiligt het verfchil der Paddeftoelen naar den Laadaart* Hier te Lande is deeze, met het geele Sap, niet bekend* • S ter b bek fpreekt van een Roode Wollige of bonte gehaairde, in 'cBoog- duitfch Rirfchling genaamd * dat is Herts-Kam- per IL DjEBt. XIV. SnK. 6o3 B E S C li R Y V ï H G VAN AYDEtL. p"i*noelje , door hem in Brabant gevonden , welke hier toe behoorenzou, zo Glbditsciï sïüK.!^°' wü, die verhaak, dat decze Reitfchers in het A^i^mfer-Mark Brandenburgfchc co de aangrenzende. Landen , a!s ook in Thuringen , enz. over^. vloedig op de Heijen en in de Bosfchen groei- jen 5 wordende van het Gemeen vly tig opge- zogt, ten dienfte van de Keuken, Maarzyn Ed* merkt tevens aan , dat 'er ook kwaade of Vergiftige Reitfchers zyn 5 bleeker van Kleur en op de kanten Wollig, die zorgvul- dig onderfcheiden worden. Deeze zyn ge- vaarlyk , doordien zy een uitermaate fcherp Sap bevatten , en dus zwaare Buikpynen , Buikloop en andere Ongemakken, veroirzaa^ ken. VTT^ (8) Kampernoelie , die gefleeld is , 77^^ een PipeF:!m^ plG^tachüg Melkgeevend Hoedje ; am den FfeefchkJeur. Deeze behoort tot de Pfifferïingm of Peper- zwammen der Duitfcheren; dus wegens hnar fcherpe Sap genaamd , dat eigcntlyk plaats heeft (S) Agarkiis vStipit FÜeo planiusculo . doch H AL L KR brengt, daar tegen , de Waar- neeming by van Lister, die in een Bofch van Engeland de Melk , uit dergelyke Kam- pernoeijes , heeter op de Tong dan Peper, en, tot een Koek opgedroogd zynde , nog evea fcherp bevondt 5 doch uiet SafFraankleurig, gelyk Halls R zegt, maar wit Niet- temin vondt hy 'er Vh'egen- Poppen in, en Slakken, die 'er op aasden, Hy achtte het deeze Soort te zyn, welke, jong zynde, geheel wit is met een platachtig , ouder met een I Trechterachtig Hoedje , gee! , ros of Kaftan- jjebruin wordende^ van Kleur. Alsdan zyn dezelven van vier tot negen Duimen breed I bevonden* Hoe fcherp ook , eet men in Pruisfcn en Rusland deeze Kampcrnoeljes , waar van ge- heele Vaten vol, ingezouten , tegen de Vas- ten bewaard worden. Zy zyn derhalve eet- baar, en wel , dat zonderling is, de Melkgee- vende; want van deeze zelfde Soort komen 'er volgens Gleditsch voor, die geen Melk gee. (*J Tmnfa^. ahridg. by Lov/thorp. Vol. II«p.^a4« Qq IL Dfflsu XIV. Ssvs. STUK, /.rosEi S^GVCQ en Vergifcig zyn. Ook groeijen op IK dc i4merikaanfche Eilanden > volgens Sloa-- WE, witte Lymerige Paddcftoelea van een Venynigen aart. Zy komen , aldaar , na den Regentyd , overvloedig in de Velden met en benevens de volgende voort C*^). fi (p) Kampernoelje , die gedeeld is ^ tnet eeh Campe- verhevenrcnd , gejchubd^ witachtig Hoedje Gewoone. ^^^A ^'laatjes. Dit 7,yii de Gewoone Champignons ^ die uit afgefnceden Plaatjes, het Pluis genaamd, of andere fnippers; uit een gedeelte van deMefc aan de Steeltjes zittende, en met witte Draa- den overkorst; of uit Water, ia welksy ge- wasfclien , geweekt of gekookt zyn , op JJed- den van Paarde -Mest , als eene Ezels-Rug opgehoopt , mee een Duim frisfchc Aarde en met Stroo bedekt , rondorn Parys en elders door de Tuinlieden zo menigvuldige als de Groen- (*) Sloan. ^am, CaL p. 8. I. p. 65, Fungi albi Vrnenati viscidi. J. Hift, p. 826. Sxerb. p. 206.) T. 20. f. K> (9) Agarkus Stipit. Fileo convexo Sqnamato albido ,^ Laniellis rufis. Goht. Belg, ILp. 324. jF/. Suec. \q^^ ^ 1203, Fungus Campeilris albus fupeme, inferne rubensl J* B. Hifi. UI p. 824, Amanita Fetiolo anniilato. Pi-- leo CaiHpaniformi albido , Laminis Rofeis. Halt.> Helv, inchoat. Hl. 12^3. Agar. Fileoio amplo hemifphxTico. Gled- Fung. p» 115 N» 21. Fradellorum tertia fpecies. Sterb. p. 2,9' T* I. Fig. C, D. / ^ E P A b II Ë s t Ö fe t Ê 6tt Groente hief om dc Stüd, geteeld Wordeü, X» Wanneer zy zig als Knobbeltjes vertoonen 5 ^^^^^^^^ dan verplant men dezelven in de Aarde» Men Hoo^o-' heeft van ouds al de Kampernocljes , welken 'j^;^^^^^^^^ de Grieken en Hydm noemden > ge^meje, 2:aaid , en het Zaad zelfs overgebragt* Van zelf komen deeze Kampernoeljes op drooge Grasvelden voort: weshalve menzè iil Brabant ïVeijcrs noemt , als gezegd is* Zy hebben een lairen Smaak, doch worden lek- ker door 't kooken, door 't braaJen en door bygevoegde Spec^ryëu. Ook maaken zy ^ wederom , door byvoeging in Vleefchnat en andere Soepen , de Pottagie aangenaam, lü de jongheid zynze geheel wit , met eén half Kogelrond Hoedje , du van boven Schubbig is, en zig voorts uitbreidt, platter wordende, van onderen Roozekleur, Ëog geringd 2 ein- delyk valt de Ring van den Steel af en de Plaatjes worden zwart: als wanneer de Kam- pernoelje ondeugend wordt, even als bedor- ven Vrugcen , en niet langer eetbaar is* Als eene Verfcheidenheid van dceze Sóört St J^i worde aangemerkt de St. Joris - Kampemoelje ^^^^^^^^^^^^^ welke de Duitfchers May-Schwamm of ting heeten (*). Deeze is zo gemeen niet en vale (*) Fungi Dm öeor^ii, colorls exalbidi cam ioauci fla- yitla, esculeati Frateafes. J. B. Mi,t, iil. §^4. Sp^ ficmt* N. 14. il. DitHii.. XIV. SïüK. 6l2 B F S C H R Y V I N O VAN _ X- vak kleiner , geheel wit , doch wordt allengs 7)^^^ Zwavelkleurig en eindelyk zelfs hoog geel. tfim^""' Deeze komt vroeger , naamelyk in de Mey- Kampev' maanJ ; daar de gemeenen meest in de Na- zomer, in 't wilde, gevonden worden: maar men teeltze in Kelders, op Mestbedden ea in Broeybakken, 't geheele Jaar door. Op't hooge Veld, by den Haarlemmer -Hout, als ook elders in drooge Weiden, zyn ze in de Herfst te vinden. X, (lo^ Kampernoelje , dk gefleeldh^ met een iMaceus! Scheur tg Hoedje , aan den rand Wollig en Violette. Violet ; de Steng blaauwachtig met Roest* kleurige Wolligheid. (lï) Kampernoelje , die gefleeld isy met het Hoedje vuil geel , de Plaatjes uit den gee-- len ros. (12; Kampernoelje , die gejleeld is 5 met het Hoed- Cio) ^garlcTAS Stipit. Pileo Rimofo &c. FL Suec, 1066, 1226. Dalib. Faris, 371, Fungus esculentus Bulb, dilute purpureus. Mich. Gen, 149, T. 49. f. i. Fung. coeru- leus major. Buxb. Ceut, IV. p. 7. T- n. Hall. Help. inchoüt. 111. p. 175. ScviiEF^. Fiwg,T, 3 > 34» 56. Cii) Agarieus Stipit. Pileo fordide flavo &c. Fl. Suec. 1047, 1205. Amanita liccus Leoninus, Annulo Araneo- fo. Hall. Hetv. indioat. Hl. p 171. C12) Agarkus Stipit. Pileo pui'puraseente &c. Agan. Caulescens &c. FL Lapp, 485. Fi, Snee. 1070, 1229. XI. Cinnamo* meus Kaneel- kleurig. XIT. Viscidus, Lymerige. Ti E Paddestoelen. 613 Hoedje Lymerig , paarfchachtig bruin ; de X. Plaatjes bruin paarfchachtig. Afdeel. HüüïD- (13) Kampernoelje , die gefteeld is^ met het^'^^* Hoedje bleek; de Schyf gejierndy geel, de ^g\!ricus Plaatjes Zwavelgeel Rfdlkily^* ^ In Sweeden zyn deeze vier waargenomen , in iSwitzerland "de twee ecrften , de aüereerfte ook in Rusland , groeijeiide uic de Mefl: die »3 Winters buiten Pecersburg in de nabuurige Bosfchen gebragt wordt, in de Maand Okto- ber. Geen derzelven is als in onze Provintiën waarneemelyk bcfchreeven. De Kleur onder- fcheidtze genoegzaam. Het goudgeel Ster- retje op de Schyf zal de reden zyn des by- tiaams van de laatfte , die anders ook ken- baar is aan de Zwavelgeele Plaatjes. De Vio- lette zou volgens fommigen goed en eetbaar, volgens anderen Ichadelyk zyn. ^ (14) Kampernoelje 5 die gejteeld is^ met het XTV. Hoedje verhevenrond gvfpitst , grys ; ^^^^^^^^^^o- Plaatjes verhevenrond grys gekarteld; den Prammi- Steel naakt. (ij)^^' Os) -^gavicus Stipit. Pileo pallido &c. Fl, Suec, 1060 ^ 1^19. Ag. Caulescens , Pileo convexo fordido (&c. Ft. Lapp, 502. (14) Agaricus Stipit. Pileo convexo acuminaco Sp' Plant. N. 15' Gort. Belg. II. p. 324. Fl, Lapp, Suec. Fungus minor, Cui^tuio Piieum Nauticam &lc. BüXB Cent. IV. p. 13. T.21 f. I. Qq 3 II. DsEL. XIV- Stük. B E S C H R Y V X N O Y A K U. Hooro- XVL lige. XVJT. Gehaair^ (15) Ka'Tipernoelje , die gejieeki is^ met het Hoedje h/ilf Klootrond gej pitst . Lymmg ; de Plaat] 3s v/iS ; den Steel hng ^ wit en Rolrond. (ï6jl Kampernoelje , die gsjlee/d is^ mei het Hoedje Klokvormig ^ rapplg , wit ; de Plaat- jes Sneeuwwit i dm Steel Bolachtige Eh* vofinig naakte Cl 7) Kampernoelje, die gefleeld is y met het Hoedje Trechterachtig Ilaairig ; de Plaat* jes egaal; den Steel Draadachtig. De drie eerften van deeze komen zo wel in onze Provintiën voor^ als in S weeden, waar menzc in de Bosfchen vindt. DePrammige, groeit omtrent het Büdc , in Vriesland ^ aauf den Zeedyk; de Sciiildige in 'c Najaar veel in Bosfchen en liovcn; de Domperige komt aan ou'Je Booinen jals ook by de Wegen teSchalk- wyk, (^iS):'t^gfiricus Stiplt, Pileo hemifphser. viscido it. Pileo Campjtniformi abido- &c% Sp. Pluni. N. 17. Gort. O^- g. iits. il. Lapp, Smc, 1196» . Amanita al'vUS Teti^io V'üJofü. PIall. Hslv^ inchoat. lil. (17) Ag(^rhm Séint^ V\\qo IniandL^ih^^^ Pilofo ^>:c, Sjii Pf^iiK N* ?5' Puceilaria Lanuginofa. Browk- t^^i///, ^S» T 15 f. j. Fuii^oide^ Cyatlijforme purpuveuHij ia-* PlDDKSTeELÏir, 615 r/vk , in 't Sticht van Utrecht , voor. Deezc . ^• heeft een fchraalen Steel , van onderen Bel- 11 achcig, wel vier Duimen lang, gelyk de hvccd-J^^^^' te van hec Hoedje is, dat naar een Dompertje Kampn" gelyki:. De batfte is in Zuid -Amerika ^ door'"''^^-^''' Roland KR, waargenomen. Deeze heeft den Steel maar van dikte als een Pennefchaft^ het Hoedje als een Trechter met de holte op- waards en van binnen vol lange dunne Haai- ren: de Plaatjes zeer dun. (18) Kampernoelje , dit gefteeld is ^ met een XVIIL Klohvormlg rapp'ig Hoedje en zwarte Plaat', ^^tmieta- jes die zjdelwgs bogtigzyn\ Steel P ^p-'',^^^^^^^^^^ achtïg. i^ige. Gemeenlyk worden deeze, die op de Mest- hoopen oveial gxo^\]m ^ Paddejioeleh genoemd, voU^ens den Heer de Gok ter. Zy komen ook op andere vogtige vette Gronden voort en Hall ER merkt aan , dat zy in Switzer* land op Puinige plaatfen , by Scads Muuren en Vv^allen, als ook aan de Wegen 3 groeijen. SxEa* (ig) Jgaricus Stlpit. Pügo Canip:iiiuIato lacero &c. GouT. Belg. li. p. 325. FL Lapp '^soz FL Üuec, 105Ó , Fungus comaius. Stekb. ft:ng, 218. T. ^2. f. i , K, L* Fun^. aibis Ovum referens, Büxb. Ce?ü, I/. p» 16- 27. f- I. Aninnita alb Campauulatus Sqnamofus nigrescens. Hall. Helu- mckoït, 111. p '*r^j, Gleditsch p, 122. ScHiEFFEK, 7, 8 j 46 &;,C, ScHMlEDEL. JcOH. Flmi. T.X. .T ÏI. Deel. XIV. Stuk, ^ X, S TER B EEK namzc wast op oude rottige Bal- AirDEEL j^gjj^ die lang befluoten gelegen iiadden, toen Hoofd- in de open Lugt gebragc ^ynde. Hy geeft 'er ^^Z^' den naam aan van Roock- Pruik- of ook vaa noeije. Bezem-Fungf\ wanneer zy met de Haairlok- ken los omgekeerd voorkwamen Geheel Pek- zwart hadt hy ze op oud Brandhout in een Kel- der met Rommeling gezien. Hoe zeer ver- fchillen de zulken dan niet van deeze Kampcr- noeljes in de jongheid , wanneer zy zig met. een Eyvotmig Hoofdje vertoonen, dat flegts van buiten rappig is, gefchubd en geelachtige van binnen Roozekleurig wit : gelyk Schmie- DEL dit zeer fraay in Plaat gebragt heeft. Ver» volgens wykt dit Hoedje onder van den Steel af 5 en worde Klokvormig ; daarna , al verder afwykende , barst het aan de kanten, wordt allengs bruiner en eindelyk zwart; tot dat het, zig op den top der Steel orokeerende, geheel in Vezelen als een Kwast of Bezempje verdeeld zynde, verfmelt in een Vogt zo zwart als Inkt. Hierom worden deeze Paddefloelen, die ook de Vogtigheid zeer beminnen, Wéiter- Zwammen geheten* A^^icus v^y^ Kampernoelie e die gefteeld is; met een ^ïgs, Ti 9) ^gc^t<^^s Stipit. Pileo Campanulato &c. Gorx. 11. p. 3(^5. /y. Lapp. t^o-^* l*t, Suec, 1054^1213. fupgus trüit piex obtufe Conicus , CoL. grifeo Murino^ 13 K PADDESTOELElf* 617 Klakvormig^ gepreept^ ckorfchynend HoeU'- X. je , opflygenck Phiatjes en een naakten Steel. HooiD- STUK. (ao) Kampernoelje , die gefteeld is^ met een xx. effen Loodkleurig Hoedje'^ zwartachtige af' /^^"''^'^^^ gezonder de Plaatjes y en een geholden ge- Afge- ringden Steel. far) Kampernoelje, die gejieeld is, meteen XXT. verhevenrond ^ Lymerig , door fchynend Hoed* Broofclie. je en geele Plaatjes ; den Steel naakt* In 't Najaar komen op natte Weidlanden , in onze Gewesten, de Klokvormige en Broo- fche Kampernoeljes , hier gemeld, voor. Ia Sweeden vindt men , op dergelyke plaats , de Afgefcheidene , die een langen Rolronden Steel heeft, in 't m^'dden met een hangenden Vlie- zigen Ring. De Plaatjes zyn zwartachtig ,31$ met Roet beftrooid, om laag van den Steel af- gefcheiden. De Broofche, wier Hoedje de Kleur van Spaanfche Snuif heeft , is ook in Switzerland gevonden, (22) I (20) Agarieus Stipit. Pileo Isevi livido 5:c. Fl* Suec. U N. 1220 (21) Agarieus Stipit Pileo convexo viscido &:c*(ioRT. Belg, 11. p. 326. Fungus Pileo Croceo fplendoris parti- dpe. Vaill. Pcir. T. II f. 17, 18- Asnanita fla- vo - Cinereus , viscidus ^ ftriatus j Papiilatits. Hall. Heiu. imhoat, 111. p. 170- ÏI. Deb)u XIV. Stük. Öi8 Beschryvino van 11. Hoofd- stuk, XX iT. yigaricus U-nheUijc-' ZonnG- fchermige. ' XX lil; eens, /^eena- xxlv^. ClCiVliSt " ( 22 ) Kampernoeljc , die gsfleeïd is, met een geplooid Fdezig Hoedje':, de Plaatjes bret-^ der aan den Voet. (23) Kampernoelje, die gefleeïd is^ en wit ^ mei een geplooid Fliezig Hoedje ^ den Sieel zwart kebbende* (24) Knmpernoelje , die gefleeïd isy met een hkek geely verkevenrond ^ gefi reept Hoedje^ de Plaatjes cn Steel wit. Deeze drie zyn zeer kleine dun gedeelde Kampernoeljcs, waar van de eerfle , die haar Hoedje als een Zonnefcherm uitbreide, ook by ons ia de Hoven en Bosfchen voorkomt, tusfchen afgevallen Boombladen. De tweede heeft Agatuus Stipit. Pileo plicato Membraaaceo &:c. Gort. Belg, 11. p. 326. Fl. Suec. \oiiy\i^2, FL Lctpp. 471. Fungus minimus totus a'bus ^c, Mïch. Cen^ lóót T. 80. £ II. (2z) Agmctis Stipit. albns , Fileo 3)licato &:c. FL Siéeo'. 1034, Ag- Caulescens albus minimus. F/* Lapp, 472. Fung. Caule iiigro Capillari, Androfaces cainmio. Bocc Mus, 143. T. 104* Fung. Pileo candi- cante ^c. V'aiLl. Far. 69. T- 11. f. 21,22,23. Am?.ni-, ta Fileoio nigro, Pileo albo llriato excarni. Ha\,i., He/t/» incImU lil. X)» 156. Gled. p. 108. N, 15. (24) Jlgsirlcus Stipit. Pileo luteo convexo §^^^ ft.Suec^ 1053, i-ï^" Fungus minimus AurantiusMamiÜaris. Vaill^ Tar> 7Ó. Tt ii. f. 19, 2«« Hall% Helv^ inchoat* lil. DE Paddestoelen. 6if heeft de Hoofdjes zeer gelykende naar het X. Zeenavei-Kruids ofVenusnavels Bladen, waar ^^^^^^^ van de bynaam. Deeze , op rottig Hout en f^oor»- Bladen ia verfcheide deelen van Europa zeer"* Kamp^r^ gemeen , is naauwlyks een Duim hoog , ge-^o^//^. lyk de laatfte, die naar een Spyker-JSagel ge» lykt, hebbende het Hoofdje rond, het Steeltje een weinig krom. Weinige Soorten van Kampernoeljes heb ik opgegeven , zege onze Ridder , om de Ver- fchcidenhedeo te myden , die menigvuldiger zyn dan men gemeenlyk denkt, verwarrende dikwils het ééne Gefiagt met het andere: zo dat de Kruidkunde in deezen nog vry gebrek- keiyk is. Wy zullen 'er derhalve ook geene Soorten van ande^re Autheurenby voegen; maar ^ulks overlaaten voor de genen, die het gelust dit verder na te gaan. II. Bywasfen,, ODgeileeld halfrond. (25) Kampernoelje , die óngefieeld is ^ met xxv. ■ Doolhofachti'gt Plaatjes,' q^i^lj^l Qt6j Kam- Eikeu- Zwam. (25) Jfgaricus aeaulis , Lamellis Labyr'nthirarni;bus^ Gort. i>^^^^ li- P 326. i^X S^teo\io'èz^ 1241, /ig-imus ViÜoius &c. BüXB. Ceni, V. T. 4» f i- Agarico - Fungus Lameil. crasfisfimis rigidis. Hall* Beli/. 57» Amanit« fesfilis. Ht-liJ* iii(^h£it. lil. p. 151. Agar. de Saint Clom. "VAttx. p. 3 T. I. f. i> 2. Agar Coriaceus durusvf» Gled. 134. Vonkhout. Stêrb* N^'iz%> p« sé.^* Ih 'Dmu XIY, Srmu 620 Beschryving vak X. (!26) Kampernoelje, die ongefleeld is^ Ledef" ArDBïi. achtig^ Pluizige met een Hompen Randen sTuif^^^ r^A'/t/^^ aan elkander fluitende Plaatjes. ^^^cus (27) Knmpernoelje , die ongefleeld is, met Bemlinus. fwcedeelige Poeijerige Plaatjes. Zwam. Drooge taaije en fomtyds Lederachtige , Atneus\ fomtyds Houdge Uitwasfen aan verfcheiderley Ei^n- BQQnien en Hout voorkomende , en dikwik zeer aartige fi^uuren maakende , zyn deeze, die men eigentlyk Zwammen v.oemt. Ster- reek geeft den naam van Fonkhout aan de eerfte, die op Eiken Paaien en Balken groeit en gantfch niet ongemeen is ; een droog , Kraak- beenig Hout uitmaakende, dat voor Tontel ge» bruifct kan worden , zo wel als het Pit van dood Elzen Hout. Verfcheide Duimen , ja wel een geheelen Voet, zyn fomtyds deeze groot , van • boven glad en met veelerley Kleuren half cir- kelswyze getekend. Aan de Elzeboomen val- len dergelyken die kleiner zyn en aan de Ber- ken heeft menze Lederachsig ruig, zo Li n- Niï:üs in Sweeden waarnam. Men vindtze ook aan andere Boomen en Hout, en deeze fchy. C26) ^garicus acaulis Coïiaceus Villofus &c. -F/. Suec. Ï085 , 1224. (27) Agaricus acauHs , Lam. bifidis pulverulentis» /?♦ Snee 1083, 1242 Agarico - Fungus Lam. bifidis pulv. Hall» Helv, 58. Amaiiita fesfilis &c. tietv. inchoat. HU t> E P A D n 1£ S T O E L E N. 6f>t fchynen als een overgang te maaken van dit x. tot het vo/gende Geflagc. Afoeeu Zeer duideiyk toont de Japanfche Zwam , Hoofd* mvner Verzameling , door den Heer Thük-^^"^' , BBRC gevonden, haarc overeenkomst met de Pi. cv^ Eiken- Zwam, zo even gemeld, en met den jigaric de Sl Clou^ door Vaillant afge- beeld, maar, dev^ryl ik niet weet , op welke Boomen dezelve gegroeid zy ,en men in Japan waarfchynlyk geen Eiken heeft, zo kan ik ze niet tot die Soort betrekken. Zy is hier, in Fig. I 5 wat grooter dan natuurlyk afge- beeld. B O L E T u s. Zwam. Onder deezen naam komen die Paddeftae- len voor, welke ook waterpas groeijen, maar van onderen , in plaats van Plaatig , Poreus zyn, dat is met Pypjes of Gaatjes; waar vaa wederom twee Rangen, als volgt. I. Bywasfen, ongefleeld. (l) Zwam , die ongejleeld is ^ hyna Kusfen-» I. achtig , ruuw y met overendftaande Takkige F^f^/^f Borfteh en opene hoekige Gaatjes^ ^ra^t (i) Boletus acaulis fubpulvinltus feaber &c. -5^7?. Nat, Veg. XlIL Gen. laio, Sp. i. Sp. flant, N. 5. Bürm. FL Ind. f. 239- IL Xiy. Stvx. . ^» Deeze , in China gevonden, is een phtm ïl bruine Kampernoeije , naauwiyks Kusfeoacil- stIk^.^^" tig; met de bovcnfte zyde geheel flekeiig, Zwam. als of zymec een klein Rendieren Mos begroeid ware , van platte y Takkige, bruine Borftel- tjes: de onderfle zyde , als een Honigraat, met groote hoekige Gaten, dikwils ongeiyk van grootte naar den Voet toe. lU (2) Zwam, ongejleeld gekusfend is ^wh en Buüfrojus. è^^^^- öngelykvormige Gaatjes. K urk- aciitige. Deeze , die in plaats van Kaïkgebruikt wordt in Sweeden, zynde Sneeuwwit en zagt als een Spons 5 groeit aldaar aan de Berkenboomen* Men vindtze aan dezelven ook in Rusland , al- waar de meeftcn halfmaanswyze Gaatjes heb- ben , volgens den Heer DE Gorter. III. (3) Zwam 3 die ongejleeld is ^ gekusfend^ 011^ viuZ^'^*^' 9 flomp j met ronde egaale Zeegroem Tonte- Gaatjes. IV. (4) Zwam , die ongejleeld is^ gekusfendy ej^ ^^vZ^t^' j^fi, met zeer fyiie Gaatjes. Dat vattende. ("2) Boletus acaiil's pulvlnatus albus Isevis &c, Sp. Plant. N. i; Agaricus acauiis Fl> Suec, 1093 , 1253. ('^ Eo^etus acauUs palvin. inaeq. obtufus &ic» Ft, Suec^ 1092, (4^ Boleius acauiis pulvinatus X'^ns &c, Sp^ Ptant, 3. PE Paddestoelen. 6C3 Dat men deeze laatfte Fonkhout noemen X, zou , en de harde Zwam daar toe betrek- '''^^Yu* ke , die aan oude Paaien cn Eikeboomcn in Hoofd- ons Land gevonden wordt 5 komt zonderling ^^.^^ voor. Het is een Zwam, van figuur als een paardehoef , aan den ranJ dun , in *t midden dik, boven glad, wit of bruiiiachcig, van onderen wit of pa^rfchachcig , zegt Mal- ler, die een Goudgeel zeer taay Vleelch heeft en Pypjes van een Duim met zeer kleine witte Gaatjes. De Bast en 't buiten» fte weggenomen zynde, ftampt men of klopt de binncnfte zelfllandigheld , in Loog van Afch of Salpeter gekookt ^ynde , en dan wordt zy , in Lappen gefneeden , of ook in haar geheel , gedroogd en tot Tontel gebruikt. Dit zyn die Bondeltje? Zwam 5 welke alhier uit Duitfchland door de Kraamers te koop ge- bragt worden en wier nuttigheid , al veele Jaaren herwaards, my altoos iets daar van in de Zak doet draagen. ^Jiec alleen, naame- lyk, dient deeze Zwam tot Tontel, maar een flukje 3. Gort. Belg. \\, j>. 326. FL Sn^c. 1096, T256. Agar. Pedis Equiui facie» To' rnp. Inft, 562 C* B* Pin, 372. Polyporus convcxo - planus , durisIiiTiO - cinereus &c. Hall. Helu. inchoat, 1 1 1. p. 142. Fungi Arbcrai ad El- lychnia. J. B. Hift. 111. p. 840. ScHmrFER. T. Ï37. Ag^'.ricus Igniridus ïuberis formd , ingeiis. "^^^^n^Liigdb, I. I. N. 2. II. DiEEL. XIV. Stuk, 65t4 Beschuyviko van AfmÊl. ^^^'^^ ^^^^ ^'^^ kleine frisfche Kvvet- 11. zuur 9 de Wond fchoon afgeveegd zynde , siJr^^" y''*"g* ge'egd en aangedrukt , doet die aan- ftonds fluiten en heelen. In Vrankryk noemt iTsen de dus bereide Zwam Amadoue. Zy groeit aan de Stammen van veelerley Boomen , maar die der Linden wordt voor beft gehouden ^ xegt H ALLER, waar aan die der lieuken volgt: van de Berken fpreekt hy niet, aan welke dee- ze Zwam in Sweeden meeft fchyntte groeijen. Die der Walnooten * Boomen , zegt hy, is flegter. Nogchans is de zodanige my voor wat raars verkogt, en ik bevind dezelve zo goed als de andere. Kiken- ^^'^^ zelfde hoedanigheid is de Ri* Zwam. ken Zwam . die voor veele Jaaren tot het ftem. pen der Bloedftortingen zo veel Gerugt.^ maak- te r*). Immers dat het de zelfde Soort van Zwam zy , aan verfchillende Boomen groei- jende, is elders asngeweezen (f ) Ra y ver- haalt , dat men/e in Ierland Eiken - Leder noemt, en dat dezclvs al lang by /t Land? volk gebruikt is , om Zweeren te verbirden» Ook werdt zy, door enkele droogfng bereid zynde, nu vyfen twintig of dertig Jaar gelee- den. Zie de Vertoogen' dienaangaande , uit de Fhilojo" pkifche TranfaEfièa van 't jaar 1752, door my vertaald en uitgegeven in het 1. Deel der Uügezogte Verhande* lingen^ bladz. 160 , enz. . Ct) Aldaar , bladz, 488. den van de grootfte Ileelmeeflers tot Bloed- x. ftemping gebriiiJct , geneezende de Wonden ^"^^^^^^^ fchielyk en zo men meende met groote zeker- Hoofd* heid (*). Naderhand, echter, beefc men be-*^"^^^^^ vonden , dal 'er in groote Bloedftortingen niet meer op te betrouwen ware^ dan op de Bovist en andere van ouds bekende Midde- len; hoewel haare uitwerking in kleine Won- den onverbeterlyk is j als boven hebbe aange- toond* Men zegt dat deeze Zwam inwendig ook met vrugt in de Roode Loop gebruikc (t)- (5) Zwam, die ongefleeld^ eenlgermaaie Vlk* V. zig is en rood , met hy.ia onzi^thaare stm^u Gaatks^ neus. Bloed* Te Suriname is dee?.e door Rolanoer waargenomen. Zy heefc de grootte van een Ey , is van figuur als de Europifchen , doch niet gekusfend, weeker; van boven rood met bleeke kringen , van onderen SafFraankleurig , met Gaatjes, die niet dan door een Vergroot- glas zigtbaar zyn* (6) («) 2ie het Vertoog van den Heer Schwencke, over de Bloedftelpende Middelen. HolU Maatfch. 11. Usel> Haarl. 1758» p» 244 > enz. et) d^ourn, de Medecine, 1757. Mars. C5) Botetus acaulis fubmembranaceus ruber, Porlsim* palpa-bilibus. Sp, Ftant, N. 6. Rr IL D«:Bi- XIV. Stuk» Ci6 B E s c H R Y V ï N e va» X. (Ö) Zwam, die ongefleeld is , met Banden ArpK«t" verwisfeknde Kleuren en witte Gaatjes. s^v^!^ Aan de Stammen van veelerley oude Boo- ^l];^,,, men, als mede aan rottig Hout, van Pompen, verfifoior. paalcH cn Planken , groeit deeze Zwam , die wiSlen- men GeMde Spaander- Fungus door Ster- ^e- BEEK genoemd vindt ; hoewel hy 'er ook den naam van Darmfcheil • Zwam toepasfelyk op oordeelde. Zy maakt een geheelen trop van Schubswyze op elkander leggende. Houtige, Oorachtige, drooge, Fluweelig zagte Zwam- men , die met verfcheide Kleuren getekend en dus zeer fraay op 't Oog z>n. Het groen ont- breekt byna nooit , met evenwydige geele , roede , blaauwachtige Kringen doorweven , die van den rand gelyk afilandig zyn. Ook komt zy van boven wel eens geheel geel of Afchgraauw voor. De onderfte Oppervlakte is witachtig, doch wordt donkerer door den Ouderdom , en alsdan , de kleine Gaatjes af- gedeeten zynde , glad. Byna het geheele Jaar (6) Boletus acaulis, Fasciis discoloribus , Poris albis. Sp. PlMt. N. 4. Gort. Belg 11 P 326- Agar. varit Coloris Squamofus. Toürnf. hift. 562. Boerh. Lugdb. 1. p, 14. N. I- Polyporus fesfihs CDefpitofus , planos hirfutus, anulis verficoloribus. Hai.i.; Belv inchoat. lil. j) 140. Agar. feu Fungus Mefentericus. Sterb. p. 359« ï. 27. K. Fungus Ligti-fus Rofeus variegatus. Bocc p. 395. T. 8 N. 5. ScH^FFER. T. 136. Feria yerficoloï. Scop. Suhterr. T. 25, DE P A D D E « T O Pi L ï^ Jaar door wordt nu ea dan deeze Zwam ge- X. vonden. ^^'''^ 1q Switzerland kwam den Heer HAtLER Hoofd- ecne voor , welke zyn Ed, daar van onder- ^^Q^kea- fcheidde , door niet geheel plat, maar verhe- Zwam. venrond te zyn , gelyk zulks ook plaats heeft in de zo beroemde Lorken- Zwam ^ door Lin-» N^us wel tot dit Geflagt betrokken, maar Soortelyk niet aangeweezen Ik kan te minder dezelve voorbygaan , alzo gezegde Kruidkenner daar van een Soort gemaakt ea bepaaling opgegeven heeft, volgens welke zy byna tot deeze Soort t'huis gebragt zou kun- i nen worden (t> I Zyn Ed. betrekt hier toe den Jgaricus van \ alle Autheuren , in de Apothceken bekend , ï die zyne Groeiplaats in de Gebergten van Swit- \ zerland , Graauwbunderland , Tirol en Dau- \ phiné heeft. Zelf hadt hyze afgefcheurd van de Lorkenboomen in Jorogne; hoewel men die aan de tienduizendfte IJoom naauwlyks vindt, volgens Bellokius: des fommigen willen, dat men 'er, ten dien einde, in hakt of fnydt. De figuur is als een Paardehoef , van boven mee I Botetui Abies Laricis di£la. Mah Med. N#497. " garicus f. Fungus Laricis. C. B. Pin. 375. CfJ Poiijpoms fesfilis , convexo - planus , Anulis JiscoJo- ribus fulvis , Poris Odiroleucis. Agaricus omiiiura Anto* rum. Helv. inckoat. N. 2584» Rr a IL Dcsu XIV. Stüx. B K S C H R y V I N Ci V A met bleekgeele. Oranjekleurige en bruine Riü-; AïDEEL. gen, van onderen vol kleine Pypjes, wierMond- HooiD- jes uit den geden wit zyn, gdyk het Vleefch van binnen , dat zeer taay is, byna als dat van Zmm, Xontelzwam. Gedroogd zynde , vergruist zy tot een v^it Poeijer, dat door zyne fcherp* lieid niezen doet, zo fommigen willen ; hoe- wel anderen getuigen , dat het geheel Smaa- keloos zy ; doch dit zal misfchicn van de verfcheidenheid of verandering afbangen. Over de hoedanigheid is een aanmerkelyk verfchil. Sommige Zwammen , van deezen aart , zyn voor nadeelig , ja vergiftig uitgemaakt: geweest; des men het Wyfje, dat wit en ligt was, alleen goedkeurde en het Mannetje, dat ^ zwart of geel was en zwaar, verwierp. De Reuk van een zodanige, in 't Voorjaar gepluk* te Zwam , zou doodelyk zyn, volgens IJel- L O N I ü s. Het Bergvolk kent derzelver pur- geerende hoedanigheid, doch gebruiktzemeefl: voor de BeeÜen. Het Extrakt, met Water gemaakt , is milder , dun de 1 méluur met Wyngeeft, welke dikwils braaken doet en veel Harst bevat , die door Deftillatie overgaat , naar Terpenthyn gelykecde. Hedendaags maakt men 'er , om de gevaarlykheid en dat men veiliger Purgeermiddelen heeft, inwendig weinip; gebruik van» Zy komt in verfcheide Winkelmiddelen , en de Zyde wordt 'er, op fommige plaatfeUj zwart mede geverwd. (7) DE Paddestoelen. 629 (7) Zwam die cngefieehlis ^ van ^ovm glad ^ ^^^-^^ der fFilgeboomen. ' 1 ». HoOFD- In Sweeden woidc dceze, by dq :Helfingers t^'^^ vj'i. Sdiefock geheten , oin dat zy aan de Wilgen Boteiu^ groeit. Men kentze aan haaren aangenaamen -^^^ Reuk en zy wordt van de Lappén en ^'^^^.^"j.g^^^^"*" melanders tot bevalligheid gedragen. Ook diept zy , tusfchen de Kleedcren gelegd, tegen de Myten 5 zegt LiNN-ffius. Die bonte der Wilgen 9 aan de Wortels van oude Stammen groeijende, waar van Coimmelyn fpreekt , zou 5 volgens den Heer de Gorter, tot de voorgaande Soort behooren. II. Gefteelde Zwammen. . (8) Zwam 5 die gefieeld is ^ overhlyvende ^ met vriT. het Hoedje wederzyds plaiaditig. ^OvqM^'- (9) Zwam, die gejieeld is, het llosdje gekus^^^""^^^ fend^ Lymerig\ de Gaatjes rondverheven Fisddus. ingedöoken , onder Jcheiden ; de Steel rappig. "^^*^*se. (7) Boletus acaulis, fapernel3evis,Salicinus. Sp. Plant. 'N. 7. FL Lapp, 522. F(, Smc, 1095 , 1255. (8J Boletus Stipitatus perennis, Piieo utrinque plani' ixsculo. FL Upp, 519. F/. Suec^ icgó, 1245. DaLib. 383* Fungus Li^nofus fasciatus. Vaill. F^/. T. 12. f. 7* ' f9) Boletus Stipitatus , Pileo pulvinato viscido &c. Bol. «aulescens Pileo luteo. Fl, Subg. 1089 ^ 1^48. Vu Deeu XIV. Stuk. 630 Beschryvihg van X. (10) Zwam 5 die gejleeïd is , het Hoedje ge^ Afdeeu kusfendy eemgermaate Lymerig ^ de Gaat-- HaoiD- fes rond verheven • zeer ^eel : de Steel wi£^ achtig^ \,Bo!etus - . Tl n lufeus. Aan rottige Boomitammen, in Sweeden , üeele. gj-Qgit Overblyvende eerftgemeld ; de an- deren komen ook aldaar en elders in de Bos- fthen voor , zynde de Lymerige van boven , de laatfte van onderen geel, beiden dik en Vleezig, Deeze valt ook wel van boven geel of rood, doch. is doorgaans aldaar bruin- achtig of Loodkleurig. Men kan haare fraaiheid in SeHiEFFERs Afbeelding befchouwen. Zy worden Pilfen of J5/-^.?^ genoemd , zo v/el als de volgende , die eeibaar is en wel fmaa- kendej zo de Heer Muller 5 in zyne Ver- handeling over de Zwammen , te Koppenhagen in 't Deenlch uitgegeven, getuigt. XL (11) Zwam , die gefteeld is ^ het Hoedje glad ^ Bovinus^ Aam. ^^^^ Botetus Stlpit Pileo pulvin. fubviscido &c. Eol. Caul. Pileo livido fubviscido &e. Fl. Suee^ \o%% , 1247. Dalib. Fat, 281» Fungus Porofus Autumra. viscidus. BüXB. Cent^ V. p. 7» T. 14, Polyporus Carne fecedente, Petiolatus annulatus. Hall. Helv. inchoaU UI. p. 145, (11) Boletus Stipit. Pileo glabro pulv. marg, &c# Bo^. Caul. Pileo Teftaceo. Fl, Snee, 1087 > ^^4^* Dalib. Par, 38a. Bol» Julli Menfis. Dill. Giesf^ 188. Polyporus Car- ne fecedente pedolatus, fulvus, inferne virescens. Hall. Hetv, inchoat, IH. p. 145. Welfmakende Pilfen. Mull, om Suampe, Hafn, 1763, ScH^fïiSR, T. II4» Toürnf» Inft. T. 328? , DE Paddestoelen. 631 gehusfcnd , gerand, ; de Gaatjes famenge- ^pdk/i, field en fcherp'^ met korte hoekige Pypjes. STUK* Door het eeten van deeze Zwammen , die de gedaante van Kampernoeljes hebben , doch van onderen aan het Hoedje Pypig zyn, wordt de Melk der Koeijen walgelyk ,cndan meenen de Boeren in Sweeden dat de Beeften beto- verd zyn, volgens den Ridder. Den geheelen Herfst , zegt Haller^ vindt menze in de Bosfcben veel. Het Vleefch is week en geel , het Zaadftof groen. Hy hadt deeze Zwam- men, die meefi door dc Kleur verfchillen,be- voorens, mislchien om dat 'er de Varkens gre- tig naar zyn, geheten. (12) Zwam, die gefleeld /V, het Hoedje Lyme' XIT.I rig gekusfend 5 de Gaatjes rond en eeniger^ GramlZ maate hoekig , geknot ; aan den hoek Kor- relig* de. ( 13) Zwam y die gefleeld /V, het Hoedje geel^ XIIL eenigermaate IVollig ; de Gaatjes wat hoe- f^fus, kig , ongelyk Goudgeel en plat; de Steel Woiüge. (H) (12) Boletus Stipit. Pileo viscido pulvinato &c. Fl, Suec. II. N 1249. (13^ Boieim Stipit. Pileo flavo fubtomeritofb &c.Ii% ^mc* 1091 » 1251. Rr 4 IL Dekl. XIV. SxüK. 632 IJ E S C II R Y V I H O V A H , X. (14) Zwam 5 die gefleeld is , he£ Hoedje wit-^ Af^eu achtig ; de Gaatjes ongeluk , langwerpig HoQFD-* h£tij^3 Sneeuwwit* STUK. Boielus 1° Bosfchen van Sweeden zyn deeze fubfqua^ waargenomen , de laatfte hec Hoedje zeer Schubbi- groot en dik hebbende, se, H Y D K ü M. 'Stekelzwam. Deze Griekfchen naam , weleer ook aan de Paddeftoelen gegeven 5 past onze Ridder, zy met reden of zonder reden, op een Gc- flagt toe, 't welk van de voorgaanden verfchilt, door geen Plaatjes of Pypjes, maar Stekels öf Doornen van onderen te hebben. De Heer Halt-Er hceftze, deswegen, met den naam van Echinus , M i c 11 K l i met dien van Erinaceus gety teld. De plnatzing niettemin , is horizontaal, niet opgeregc, gelyk in dezelven* Linn^us geeft ^er van op , de vyf volgende Soorten. T. (i ) Stekelz wam , die gefleeld is , met het Hoed* je verhevenrond. Schubbig. Een GefcUub- (14^ Boletus Stipit-Pileo albido,^ Poris difformibus &c.. ^^-^^ FL Snee, 1090, 1250, (i) Htjpmm Stipitatum , Pi^eo convexo imbricato. Szjft^ Nat. Feg. XIII. Gen. itn» Sp. i. FL Lapp. 523, FU Suec* 1097, 1257. If* IVesigoth, 215. R, Lugdd. sig- Eri- ïiaceas escuientns albus crasfus. Mich. Gen, 132. T. 70. 2. Echinus petiolatus albicans fupcrne Squamafus, Haj^l. Helu, inchoat' III. p. 149. Fungus poene capdidas J* B, Hiji. IIL SS 8^8. ScH/CFf, T. ni, Obd, JDan. ^7S* « DE Paddestoelen. 633 Een Soort van Zwammen, in de Bosfchen X. zo wel der Zuidelyke als Noordelyke deelen'^^Y*''" van Europa voorkomende, en dikwils ontzao:- Hoofd, 11 1 TV /r STUK. Jyk groot 'vallende. M i c n e l 1 u s noemtze ^^^^^^^ de Eetbaar e wUte dikke Kampernoelje ^ en merkt ^2*'^/^^. aan, dat men dezelven op de Markt te FIo* rence verkoopt. H aller betrekt 'er toe de Groote , zwartachtig Afchgraauwe , byna de grootte van een Muts of de Bol van een Hoed bereikende , en van boven gefchubd i welke omftreeks Altdorf 5 in de Bosfchen , groeit. Het Hoedje is van verfcheiderley fi- guur, fomtyds van boven zeer ruuw en van onderen altoos gedoomd. (2) Steke]zv/2iin ycJie ge/Ieeld is ^ met het Hoedje j}}^^^^^^^ verhevenrond y glad en hogtig. rspandum^ üi>ge- (3) StekelzWam , die gedeeld is ^ met tos^lpte» Hoedje plat' Trechterachtig. nmtto. fum^ ( 4 ) Stekelzwam , die gePueld is , t;:et het Woliïge. Hoedje gehalveerd. i5)Au^flaU (2) Hijdnum Stipit. Fileo convexo Isevi flexnofo. Suec, 1098 # i25g. Erinaceus esculeiUus pallide iuteus. MicH. Qen. 132. T. 72, £. 3. Echinus petiol. fubrufus yetiolo laevi. Hall. uts^ p. 150. ScuiEFF. T. 112. Oed* T. 310- (3) -Hijdnum Stip. Fileo plano, infvindibuiiformi» Ft* Suec. 1259. (4) Hijdtium Stip. Pileo dimidiato» Pt, Lapp, Suec. Rr 5 lu Dbki.. XIV. SiwK. Ö34 B E S C H R V V I N e VAN X. (5) Stekelzwam , die ongefteeld^ ^ogttg ge* Atdeei- rimpeld en Wollig is. HOOTD- STÜK. Alle deeze hebben de hoofd -eigenfchap van V* die Geflagt , naamelyk, dat zy van onderen pïS^.^' Scekel/g zyn. Mea vindtze in de Bosfchen mm. van Sweeden , uiigenomen de laatfte 5 die op ^Bywasi g^^^^^ groeit en dus eene Wollige Boom- ^F/g^'i^ zwam uitmaakt. De eerfte komt , volgens H ALLEK 5 in alle Bosfchen van Switzerland voor, ook dikwils veelen by elkander en met veele Hoofden. Dezelve is, volgens MioHic- Liüs, eetbaar en bleek geel van Kleur 3 in Tos- kanen ; in Switzerland droog en broofch* De Wollige^ aan Sweeden en Lapland alleen, zo 't fchynt , bepaald , is Lederachcig zegt L i ^7- ^iEüs , bruin of Afchgraauw , en dus waar- fchynlyk niet eetbaar , zo min als de Oorlepe» lige^ een zeer klein Paddeftoeltje , hoedanig BuxBAUM uit de op den Grond leggende Dennen Tappen gegroeid gezien heeft en af- ge- 1100,1260. R. Lugdh, 519. Erinaccus parvus hirfutus ex fusco fuivus. MicH/ Gen^ 132. T. 72. f» 8. Fung. Erina- ceus parvus. Buxb. Cent, 1. T, 57. f. i. Echinus Petiolo gracili laterali &c. Hall. uts* p. 149.- Sch^ïf» T 143. Gled. p. 74. N. 7. (5) Bydnuni acaule arcuato • rugofum tK^mentofutn* Sp, Ftant' N. 5' -^^ Agaricwm Squamofum album fuperrie Villofum. MiCH. T 64. f. 3, 4, 5? ^« Echfnus fesfilis albicans, Saüsuniis ellipticis fuperne vüloüs» Halu>/J". p DE P A D n E S T O E L E F. Ö07 geheeld. Gledits»h beeft het, op der- X. gelyke wyze, in 't Brandecburgfe , waargeno- ^^j^^-^* men. Hoofd- Tot de laatfle behoort die Boomzwam , , m lug. a 9 op Plaat CV , afgebeeld , mzozte^am. dezelve, hoewel van eene Oorachtige figuur 5 de Plaatjes van onderen alszins met ftekelige Punten heeft. Zy is in ons Land groeijende ge- vonden. P H A L L u s. Rimpelzwam. Van dit Geflagt , naar het Mannelyk J^d benoemd, *t welk ïouu nefort begreepèn heeft onder den naam van Boletusi zyn de Ken- merken 5 d^t het Hoofdje van boven Netswy- ze gerimpeld of getralied is; v^eshalve ik het Rimpehwam heb getyteld: terwyl de naam van Aderzwam^ dien 'er anderen aan geeven, lang zo toepasfelyk niet is. Dcftor FJill heeft dit Geflagt van Zwammen , wegens de Nets- wyze rimpehgheid, Dictyaria getyteld. Het Hoofdje heeft van onderen geen Plaatjes , Pypjes of oneffenheden. De twee volgende Soorten zyn 'er door Linn^üs flegts van opgegeven; als ( I ) Rimpelzwam met een Eyrond Celluleus Hoedje en een naakten Rimpeligen Steel, eseukntus. Dit (i) Fhallus Pileo ovato Cellulofo , Stipite nudo rngo- IL D*Bt. XIV. STqi^ Ö38 B E S G H R Y V I N O VAN At^EEL. bekende Kampernoelies , il. meeft onder den Franfchen naam Moriljes ver- %tjjkJ^' vermaard» Zy groeijen in oude Bosfchen , Rimpei'doox geheel Europa , en komen in onze Pro- zwatn. vinciën ook wel hier en daar aan de kanten van Heggen , inzonderheid van Ypeboomea en fomtyds op de Run in de Hoven te voor- fchyn. In Swi;zerland zynze \s Voorjaars me» nigvuldig in de Boffchen te vinden, zegt de Heer Hal lek, die aanmerkt, dat het een zeer veranderlyk Gewas zy , hebbende het Hoofdje nu eens Kogel-, dan Eyrond,of ook Kegelachtig getopr. Sterbeek, die ze Ge- rimpelde Fungi noemt , heeft deeze Verande- ringen ca^melyk aangeweezen , in navolging van Clusius, dieeenigen Stok - Mam acht en tytelt, de groote en figuur van een hoog ge- topte Mans Muts hebbende. Schjeffer fielt ook die veranderingen, opzyne laatfte Plaac op cénnaa, voor , onder den Duitfchen naam van fo. Sijn Naf. Feg, XIIT. Gen. 1212. Sp. i. Gort Belg. II. p. 327. FL Suec, 1102, 1262. Oed. Da^i, T. 53. GuNN. Aorz;. N. 547. Dalib» -P-^?r. 383;. Phallus petio- lo nudo. H. Cliff. 478, 479- Lugdb. 517, Boletus €sculentus . riigofus albicans. Tournf. Injl. 561. T. 329, A Bol^ escul rugofus. Mich. G»n, 230. T. Ss* f« 1,2. Fungi esculcnti fpecies tres. Clus. lUJh 2. p. 164. Boletus Capite terete articulato. Hall. Helv. huhoat, ill. p. 133. Fungi Favaginofi. Lob Ic. 11. 274. Fungi proLCOces> Dod, Fempt 4^1. SxERBïEKi Theatr* T. jo. ScïiiEFF. T. 199' f. 5 * ^» Paddestoelen. van Morchekmml vertconenóe dezelven don- ker van Kleur en geel , doch deeze laatften niet ^^^^^^ zo geweldig groot , als H A l l e r fchynt aan ^oofd^ te duiden (*). Zy hebben, by hem, naauw-^ Rimpel-^ ]yk de grootte van een Moerbezie, naar wel-^^^^^* Jcen zy in 'c B'ranfch genoemd zyn , als in ge- daante naar die Vrugt gelykende. Miche- Lius, die drie of vier Verfcheidenheden op- pert , heeftze ten minfte van grootte als een Hoender- Ey in Plaat gebragt» Van die grooc* te hadt Sterbeek ze ook gevonden, doch de gevvoone zyn kleiner , en vallen zelden groo- ter dan een Duimlid. Deeze hebben het Hoed- je van onderen aan den Steel gehecht ; maar men vindt 'er die 't zelve los hebben , onder de anderen groeijende,» welk verfchildoor on- zen Ridder in de ClifFortfe Tuin reeds was op- gemerkt. MiCHELiiTs heeft de zodanigea tot een byzonder Geflagt gemaakt , en met den naam van Phallo - Boktus beflempeld, de- zelven ook afzonderlyk afbeeldende (f). Stkr- BEEKhadt deeze, zegt hy, op de zelfde Plaat met de Letteren D, D , H , getekend. Zy worden door de Boeren , te Florence, onder de anderen ter Markt gebragt. Oedepv beeldt een Morilje af , met een tweehalzig Hoofdje* De O ^# l^i^^o vaftisfimo Spbaerico flavo* Sch^fï, T- 199. f. §5 6, (f J Phallo - Boletus esculentus &c. Tab, 84» f*> 3» Ih Deeu XIV. Stük* B E S C H R Y V I N G V A K( X. De Moriljes zyn zeer bekend en overal te Afdmu j^^^p i^ekomen : des ik de geftalte niet na- Hoofd- ^jg,. ^al befchry ven. Gedroogd worden zy *^^j^,^^^.geheele Jaar bewaard en zyn, mooglyk al ver- m^m.^ fcheide Eeuwen , in de Keukens gebruikt , maa- kende , onder de Kampernoeljes , ecne der minfl gevaarlyke Spyzen uit, II. (2) Rimpelzwam , die een Kelk heeft en ge^ infpMdiZ. fl^^^^ ^^^^ Celluleus Hoedje. Stink- fthaft. Deeze , waar van het Geflagt den naam heeft, is Hsllandfche P hallus y dat Fenis betekent, door Dalechamp getyteld, die aanmerkt , dat dezelve op de Zandige Oevers van Holland en Zeeland groeije. D o d o n u s meldt , dat zy veel in 't Gewas , dat men Helm noemt , ge- vonden worde, Lobel tekent de Duinen van Haarlem en Alkmaar en naaftgelegene , by- zon- (2J Pkallus volvatus llipitatus, Pileo Cellulofö. Gort, Belg. IK p. 327. Fl. Sitèc. iJoi»i26i. Phallus voIvatus &c. Séockkotm 1742, p. 20. T. 2* f. !♦ H. 67/^^^.478. R, Lugdh^ 517. Phalius vuig. totus albus &c. Mich] Qen. 201. T. 83- Phallus Holland, f. Batavicus. Dal. Hifï^ 1398' Fung* foetid» Penis imaginem referens. C. B. Fm. 374. Boletns Phalloides. Tournf. Inft^ 562. Fung, Yir. Fenis erefti facie. Lob. Ic, 275. Fungus Mariuus* DOD. Tempt, 482, Hall. llelv, inchoat. III. p. la^^* Bruckmann de ïerreflri Cole, Ep. hm, X. Cent I. Pars. I, Tab. Gled. p. 55. Schjeff. T. 196- 198. Sterb, T. 30# ï)Br Paddestoelen» 659 zonderlyk, als derzei ver Groeiplaats aan. Waar-^^ X. fchynlyk zal dit de reden zyn, dit L i NNiEUS ^^^l^^"^ bevoorens die aangeweexen hebfae in de R^ef^^^^^^^^ velden van Nederland (^}. De Heer de Gor- RimpeU TEH zegt, dat onze Ridder haar gevonden . hebbe in de Rietlanden by Haarlem : C o m m E- LYN hadtze in de Duinen en Zandige Gron- den , by Heemftede, in de Herfst aangetroffen , en zyn Ed. zelf in de Laanen by Uilen pas in Gelderland. H'eruit zou men mogen denken^ of dit Gewas aan ons Land byzonder(t) en zelfs daar in aan eenige plaatfcn bepaald wa- re; doch reeds in *t Jaar 1753 tekende Lin- Ni^:us de.^zelfs Groeiplaats, algemeenlyk, in de Bosfchen aan. Schoon H alle 11 hetiuSvs^it- zerland niet gevonden hebbe C|J, en als iets byzonders aanmerkt, dat de Heer Gagne* BIN het in 't Graaffchap Bourgondie, naiuv^- lyks een half uur afitands van 't Bafelfche Grondgebied 3 aangetroffen had , wordt van den Heer Gleditsch zulk een Lyft opge- geven, van plaatfen in 't Brandenburgfe niet alleen, maar in Bohemen , Thuriogen , en an« de. («J In Arundinetls Belgii. Hort. Cliff. CfJ Het groeit, zegt Lobel, overvloedig in Hollaiid, van waar hem, in 't jaar 1559 te Antwerpen overgezon- den werd t ; daar hy naderhand, in 15Ó6, té^ije Plant van vondt in Zandachtig land, niet ver van Bloys, aan de Rivier Kmidboek^ 11. Wadz. 309. Non reperi in Helvetia, fed &c, Belv. mchoat, uts. Ik Dkku XIV. StüK, 640 B E S C H R. Y V I K G VAN Afd^kl. ^^^^ deelen van Duitfchland , daar men het II. * vindt; dat men niet twyfelen kan, of het is' stük/^ in de middelde deelen van Europa , binnens. - Jiimpei'hnds, ook gemeen. In alle Berg- en Bofch- zwam. achtige plaatfen is het, zegt hy, gemakkelyk te vinden , dewyl het zig door den Stank ontdekt. Het blykt dan, dat het den naam van Zee - Paddefioel geenszins verdiene. In de Noordelyke deelen van Europa fchynt het zeldzaamer te zyn; maar inde Zuidelykekomt het dikwils voor. Evenwel lees ik, dat dee* ze Stinkfchafc , om Frederichsdall , op Zee- land, in de Herfst en Voorwinter overvloedig te vinden zy Hexen- Men moet het in de Maanden September Eijeren. ^£ Oktober , op Hey- of Zandgronden , in Bosfchen en onze Duinen zoeken , om het in zyne volle gedaante aan te treffen. In de Zo- mer ziet men , hier en daar, uit den Grond > gladde witte Knobbels te voorfchyn komen , die zo volmaakt naar Eijeren gelyken ,dat men die al voor twee Eeuwen Ungers-Eyeretty dat is Tovenaars- of Uexen - Eijeren (f) ^ geheten vindt. De Paftoor Sch.^pfer vertoont zulks in Plaat zeer fraay (.}.)♦ Hier in gelyken zy wel wat , naar den Paddeftoel der Mesthoo* pen* Gleditsch merkt aan , dat zodani- ge («J Sfochh. J^erhand, van 1762. XXIV. Band. p. iii» Cf) Wlanium^ Cacodcemonum Ovsi^ (I) Zie ScH^FFER, Plaat 196. P A D ï> E S T O S L E K. ^+1 ge Eijeren fomcyds in oude Boomen zitten, 5f. ^ tusfchen het Hout en de Schors , welken zy ^^'^j^^-^ doorboorende allengs ia de geheele omtrek Hoorr>- van den Boprn uiifciiieten;: Doorgaans groei- jen zy tusfchen de Wortels, der Elzen ; of ook zwam. in het Mos , aan de Boornftammcn ; of op den Grond; Zulk een Ey dcorfnydende, ver- toont zig daar in het beginzel van den StecI^ die vervolgens de zogenaamde Stipckzwamm of^ HhjlMruu^' madkté H A D R i a N u s Ju n i u s heeft dit wonderbaare Cewas met een; zeer fraay Latynfch Gedigt vereerd ^ en deszelfs Gedalte drukt zodanig dat, gene uit, 't welk de Grieken Ithyphallon heeten , dat men over de allerkonftjgfte Speeling der Natuur ver* baasd moet ftaan - De Afbeelding vindt men^by veele Authëu^ Uit^e-^ ren. Dg befchryving is by fommigen niccr , fl^^'ï.^^^^ I' by anderen minder aanlloocelyk. /t Zy hier I genoeg gezegd ^ dat hei;:. een • gevlakte -of I gepukkelde Schaft heeft, d^kwils veel dikker dan een^Vjnger en ook . langer, aan 't ondetr (Ênd voortkomende uic een Beurs ^ welke mea by 't Balzakje vej'gelykt, vaA bi^i^^^ ^^^^ eeo Kanaal , d^t aan 'c end een zeer rimpelig 1 of- ' P niet Putjes ingedrukt , roadacht^g Hoofdje heeft ^ het welk€, in foaimigen , mei een Gajt- ^ . . '^^b aib • ' < 'y'^ ^u 'y^r. je Zie %t "éarmen , ia Dod. Penwt. p. 4S3* ^ ÏL DsEL, XIV. Stuk, 64'2r BeschryvïNc? van ^ sr. je doorboord IS, m anderen g'^flooteo. Hief ii. van maakt de Heer Glkditsch, in navol- sTüK.'^* ging van Michelius, twee Soorten , en Rimpel' noemt de eerstgemelde de echte Hirfchbrufisti zwam. terwyl de andere , zo wel als die, den naam van Stertmorchel of Staartzwam 5 en van Gicht" zwam^ by de Duitfchers voert. De Kleur is over 't geheel witachtig , doch wordt, inzon- derheid boven aan , door den tyd bruin ea zwart : de zelfilandighéid een fpongieusVleelch: om laag zyn de Velletjes van het Ey , 't eene geel, 't andere wit , als afgeftroopt. Zekere Eeltachtige zoom, die om het Hoofdje loopt ^ verfmelc eindelyk allengs tot een uitermaate ftinkend Vogt, als van een rottend Kreng, en loopt 'er Druppelsv^^yze af; in welke Drup* pels zeer kleine Zaadjes, als Stof, vervat zyn. Men noemt het des wegen Stinckzimmm ^ in Duitfchland, en ik heb het daarom Sitnkfchafi geheten. Door dien Stank worden de Vlie^ gen zodanig aangelokt, dat zy by hoopen op dit Gewas aanvallen, en of daar in, of daat op, door de Lymerigheid gevangen en vast getnaakt , verllikken moeten. Gebruik. Het één en andere heeft al van ouds den Gemeenen Man een denkbeeld ingeboezemd, van zonderlinge eigenfchappen in dit Gewast Dat deszelfs Slym , vooral die der Eijeren 9 van dienft zou kunnen zyn tegen de Jicht, door beftryking , is zo longeloofbaar niet, als dat het DE P A B E S T O E L E M. ^543^ het juist een byzondere kragt zou hebben , j^^^^^^ tot opwekkinge der Minnedriften, De Stank, ii. dien hec uitgeeft , fchynt eer van Verrotting ^^^^/"^ voort te komen en door DeftiUatie haalt men Rwp&i, 'er een vlug Pisachtig Zout uit. Niettemin**'^'"'' worden deeze Aard^FJjerenj daartoe, door de Jaagers en Boeren , in T huringen , zorg- vuldig verzameld , en in de Lucht gedroogd^ of in de Rook gehangen; naderhand gepoei^ jerd met eenig Geeftig Vogc , wel eeps de Beeftcn ingegeven , oni de Paaring te bevor^ deren» In het Brandenburgfe wordt niet min- der werks gemaakt van de volwasfen Stinkt fchaft , die meö 'er droogt en zelfs wel zo geheel de Runders in de Keel ftopt, of ook hec Poeijer aan Menfchen ingeeft ; maar fom- migen willen , dat 'er dan dikwüs een Mi9^ icra^m door yeroirza^kt worde IH. HOOFD* # # # 11^ 3av^ Sw« 644 B E S C H U Y V I N a VAN 111. STUK» III. HOOFDSTUK. Befchryving der Paddestoelen die geen Hoedjes hebben^ tot welken Netvormige ^ Tolachcigc , Beker Knods- en Stuifzwam» men , ah ook het Schimmel , fhuis gehragt zyn. Van geheel verfchillende Geftalte korhcn deeze voor > gelyk uit de befchryving zal blyken. C L A T H a ü Netzwam* Een rondachtïge Kampernoelje of Padde- floel V die als met Roofterwerk getralied is of Netswyze bekleed , maakt de-Kenmerken van dit Geflagt ^ 'c welk met het voorgaande na- verwant is j bevattende de volgende Soorten. (i^ Netzwam, dk ongejheld is en rondachtig. 1. CliHhrUS cancëUa- Jlï tus Getralie- (i)CUthrus acauHs fiibrotnndiis. Sijff, Nat- Feg, XIII. Gen. 1213. Sv. i, Górt. ff^lg, lï. p. 328*/^. CV/,^. 479. R. Lugdb, 518. Clathïiis.ïuber»;,,MiCH. Gen. 2T4. T. 93. BöJetus Cancellatus pnrpur^^us» Tournf. Injh 561. T, 329. f. B. Fuiip\i?s CorallöTdes canceliams. Ctus^ y^pp» alt Fung. rot. canc. C. B. Fin 32^5. Col, Ecphr, I. p. 337- T. s?^6» Bar». Ic, 1265. Gled. p. 140. SteKb. 30. f N , O. GüNN. ISJorv. p, 124. Fuiigus parvus pyramw dalis &c. Mentz. fu^. T« 6. DE Padï^estoelen. ff45 In de Zuidelyke deelen van Europa groeit ^^^-^^ deeze , door Michelttts eerfl: met den ili. mnm van Clathrus beflempe!d,d'e echter door .tük?^^' onzen Ridder , in 't jaar 1735, aan den Weg jsfetzwam. tusfchen Haarlem en Amrterdam in 't Riet groeijende gevonden , zo hy fct ry^t , niet alleen, maar volgens den Bisfchop Gunne- jtüs ook in de Bosfchen van Noorwegen, aan den vcet der Bergen , en fomtyds ann de Haagcn groeit, uordende al -lar Sjjrinkelfop geheten. In 't Bratiaenhurgfeen daaromftreeks komt zy , doch zeldxaarp , voor, zo G?.e- BiTSCH aantekent. De roode is in Toska- nen gemeen» zegt Michflius, maar de witte zeldzaam, in Vrankryk wasfen zy veel tusfchcn het Riet, in vogtige plaatfen, zegt Sterbeek, wien de/elve in Brabant niet was voorgekomen. Omftrceks Montpellier vak zy i volgens Go^an, ovaal of rond. Op de wyze der Moriljes komt deeze te voorfchyn met een rondachtig Bolletje , als een groot Hoender - Ey , waar van het Vlies, opcnbarftende , zodanig een ongefteelde holle getraliede Kampernoelje vertoont, a!s men in de Afbeeldingen kan befchouwen(*). Dezel- ve («J Hoe de Heer Gleditsch hier de TMige , Koraatachiige (Hnkende Zwam kan t'huis brengen , welke RsAUMUR aan een Muur in Vrankryk vondt , zo zeer in è^^daante verfchiilende (zie Mem. de 1713), begryp ffe piet, Ss ^ IL Dekl. XIV. Stük^ 640 BUjCÖRïvtNO VAN ve heeft dergelyken Stank als de Stinkfcrhaft^ ^ïrL**"wa3r door ook de Vliegen worden aangelokc ^HooFD- gevangen , zo men verhaalt. II. (a) Netzwam , die gefieeld is, met een Zang* ^ Ciathfus werpig gehikt Hoofdje. Ontbloöte. Netzwam ^ die gefieeld it^ met een lang'- mdus. werpig Hoofdje^ dat aan den over lang fen Nasüfcte. As is aangegroeid. l\f. (4) Netzwam 5 die gefieeld is • met een Kogel^ ^Befnee- ^^^^ Hoofdje y dat een ovaal Topje heeft 2teer kleine aartige Kamper n oei jes , na Re* genachtig Weder aan Hout , de Schors van Boomen en elders opfchietende , naauwlyks een vierde Duims of een half Duim hoog^zyn deeze: waar van Michehus de twee eer- den in Toskanen waargenomen j en zeer dui* delyk^ door Vergroocing^ in Plaat vertoond heeft, (2) Clatkrus Stipitatus , Capit. obloiigo Volvato, Clatli. pediculatus purj». Cap oblongo. Guett. Stampa I, p; 16. Clathroides purp. pediculo donatum. MiCh. Gen. ai4. T. 94. f* I* C3J Cathrus Stipit. Capit. oblongo, Axi longitüdinali sdnato* Fl. Suec. 11. N. 1263. Clathrotdaftriim. Mïch^ y tr oppen vergaard. fJ^^^r^^ ï^^'t Ónder- aard fe.. (*J Müx cp.ndidi , velut apice Flaminis \ inllgnibns pediculis. BIJL Nat. Libr, XXll. Cap. 23. 2» (t) Aper Staminis. Sp.. Fiant, Gort. Belg. uts. (2) HtlveUa PüeQ glol^ofQ sequaii cpngregata. Mikt, Ss 5 II. DpEu XJV. Stok. 650 Beschryving van X. Dit is de naafte bepaaling , welke ik geeven ^^ill^' kan van de zonderlinge Zwam, in Fig. op Hooï»- Plaat CV. afgebeeld» Dezelve heeft een ^j^^^^^jjf bruin geel Okerige Kleur en eene zagte zelf- * ftandigheid. Men heefcze op het oude Hout, dat met een Salpeter- en Zwavelig Water doordrongen was 5 inde Zilvevmynen van Do. rothéa te Clausthall op den Haarts, honderd- twintig Vademen diep, gevonden. Veel fchynt dezelve naar die , welke Dodlor Scopoli in dc Alt-Anthoni de Padua Stollen waargenomen heeft 3 te gelyken (*> III. (3) Tolzwam, ö»^^7^é' zp de Heer de Gorter meldt. De Heer Gle- ditsch merkt aan , dat menze op gedroogd de Koeijen - Stront , in 't Voorjaar en deHerfst^ overvloedig door het Branden burgfe aantreft: ja de Exercitieplaats buiten de Halfe Poort te Berlyn is 'er , onder anderen , vol vaa. Dè Stippen der Oppervlakte vertoonen zig , door 'c Mikroskoop , als kleine Gaatjes, die hét rype Zaad , dat zwart is, zo fyn als Stof uit^ werpen» Zy heeft een zeer kort Steeltie. (3)Bc^- turbinata truncata, disco punftato* Gort". Belg. xxt^. FL Suec CUff. R. Luodb, Oe.d. DanlTm 2S3. Masc. mmimus Lignofus Disco punftato. Bocc. 11. p. 25. T 107* Oed. Dan, 288. Elveia turbi- nata patala &c. Gled. p* 44, Sphseria nivea plaua Pu- netis nigiicant*HALL. p. IL DijEL. XIV. Stuïs. 654 B È S C H k Y V I N G VAN ^* (3) Bekerzwam , ^ie Trechtsrachtlg is ^ van '^lll'" ^^^'^^ gaapend^ uit gehoekt^ geflippeld. HooïD* sïüK. In Vrankryk niet alléén , maar ook in Duitfch- vlliza l^nd, in Switzerland , ja in Noorwegen zelfs , Cornuco' feonit dcczc 9 hoewcI zeldzaam , voor. Zy ^^^Hoorn- groeit tropswyze, en maakt als een Tros van achtige. g^oote Trechterachtige Bloemen , gelyk die der Bignonia, by voorbeeld, uit; welke door- gaans wat krom ftaan , zo dat zy elk op zig • zelve naar een Overvloeds - Hoorn gelyken , waar van de bynaam^ In de Bosfcfaen der liooge Gebergten van het Thuringer Wcud , is zy niet ongemeen. Zy verfchilt , doordien dc rand Ibifityds omgekruld is , fomtyds als af- sefneeden , fomtyds in Sli ppen verdeeld , als die van veele Treehterachtige Bloemen. De Kleur is van buiten doorgaans bruingeel, van binnen donker rood of zwar.^chcip; ^ gelyk VAiLLAi x dit oók van buiten opu4erlcLo(*J , die ze in 'c Bo^fchagie der f^ark-n van Ver- faillcs en Matly , ömtrént het midden Van Au- gustus, van twee tót vier Duimen hoog vondt. Kier C;^ Fezha InfundibuViformis , Disco patente finuatOt puncbato. Elveia Infundbulifcrniis &c» Gi»ett. Daliê^^^ 'uts. Füngoides ^higricaris ma jus , Comncopldt forma,. Yatll. Far^ 13. z. 3» Peziza Menr,braiiacea Tu- bse fimilis. Hall. Eelv. inchoat. III. p, 128. Elveia pe- tiol. Corporc excavkto , Infundibuliformis. Gled. x>» 41. Gi'NN. Norv, N 743» ScHiEFF. ï. i6'5, 166. (*) Brua d*abotdj puis aprés noir cendié ea deliors. DE Paddestoelen* 655 Hier zal die fraaijeC^'/ö/^/c/^^ behooren , ^el-^^^^-^^ ke de Edele Heer Chr- P. Meijer, keu- in. rig Verzamelaar van uitgezogte Naturaliën , onlangs uit Oostindie, onder verfcheide acde- Geylon^ re Zwammen ontvangen , en my ter Afbeel-^p^; ding gunftig medegedeeld heeft: zie Flg^ 4, ffg*^ op Pl/\At cv. Want, fchoon dezelve geens- zins Vliezig is ^ m^ar eene vaste zeirftandigheid heeft, toont de Gefiilte genoegzaam , dat zy hier t'huis te brengen zy en als een middeiflag uitmaake tusfchen deeze en de volgende, die beiden gelte^ld zyn in die Geflagt. Dat zy tropswyzc groeijen blykc aan een Voet ; de Geft ilte uit de Afbeelding, zo wel als de dikte van den Rand , die ftomp is en rond', eeniger- maate uitgehoekt of als ingefneeden. De hoog- te is omtrent vier Rynlandfche Duimen boven het Voetftuk, dat voor Wortel fchynt te ver- ftrekken. Zy heeft den Steel of Stam , toc omtrent een Duim beneden den Rand, zeer glad zwartachtig bruin , even als of zy ge- vernist ware , en zodanig is ook de binnen- holte , meer dan een Duim diep , voor eem groot gedeelte. In *t overige heeft de ge- heele Top eene geelachtig witte Kleur en is van onderen vol uitermaate kleine, naauwlyks met het bloote Oog zigrbaare Gaatjes; welke haar veeleer tot de Boleii zouden betrekken , indien niet de Trechter- of Trompetachtige Geftalte baar hier t'huis bragt» (4) Be- ll, DUKL. XIV^ Sïuic GjÖ U E S C II U Y V l N « VAN Afotei ' (4} Bekerzwam , die Kroesachtig is, van bifi^ 111. ten gekoekt met Takkige Adcrem HoOïD- Des Wincers nam M i gfï e l i us deeze op Peziza hoopen Paardemest en op daar mede gemeste Z^^^^^''^'^^' Landen , in Toskanen waar. Zy is van zeer ^^^^•gl^'^" verander lyke figuur , wordende van hem by een Smeltkroes , van anderen by een Mortier of Pot vergeleeken. Glejji i;sch vondtze fomcyds rond", fomtyds. driekantig hol 5 op een klein .Voetje , van buiten aartig begroeid met Takkige kibben , hard en hruin van Kleurt Zy kwam hem , na den flegen , in Mey èn Juny, in .Mosfige Bosfchagien ^ïi op Veldek in het Brandènburgle/ ja lonicyds ook ia Ho» ven V Boom- en Wyngaarden^ . voor. In grco;. te Bosfchen van Mèisrén ypndt hy ze op de Wortels van Boomen. 'Somtyds. hadc zy de figuur " vari feu Schulp^óf ,w2§ oj^'^ande nieren waoftaltis;, gelyk men.in de'Piaaten vaii ScHiEFFER kan beicnonwen* "'(j3'^ë#erz#am/5^/?'-^^ ^ Cyathoi-' ' jib^npenopgerègteuRxindi ' '^-■-•^ ';?iori ^^^-^^ . :;b 3t3-ri 37.ri:ivo 3* nl . (6) Be- Kroes- ' . fis. Gort. II. p. 325. furigoTdes fuscum Ace;Rt3iili- t fbrrae. Vatll. ^^Ks7^ 13! ^^V V^nbi^eis mfïAirnffrti bra.Ö:eata':fox(ii4e; lutea fubnil^fe jHAi^ii;, mf/iG.,i/^ UI. p. 129* Elvela Corpora ,Jif3rr^si)li^;?^TiG^.^^^ ScHi^vFFK'rï. T. 150, 155, 156. (^y Pézha Cyathiroruus , nKu^iijP j£i||^o i^^k^^i 1> n P A D D Ê S T O E L E 65f (6) Bekerzwam , die Klootachlg Klokvormig X. /V , met een gekar telden rand. ^Tu'^* > Hoofd* (7) Be.kerzvvam, dievlakiSy met een verheven ^'^^^^ Haairigen rand. ^J;^^ Cupularis.. fS; IJekerzwam, dkTolachtig .Skhormïg. ^^^^^^^ VJl. De verfchillende figuur, in de bepaalingen Scuteiia- en door dc bynaamen aangeweezea , onder- Schiii. fcheidc deeze Soorten , akemaal kleine Padde- ^^^^j^^^* ftoeicjes zynde , waar van fommigen op Cochka'm^ Grond , anderen 'aan Boomen , op Hout of ^-o^^,^^*^* Muuren, in donkere vogtige plaatfen, voort- komen. De Scbildachtige 5 Idie meer naar een klein Kommetje gelykt , vindt men by ons menigvuldig in de Weidlanden , op hoopjes OU» ISi^ec, I2Ï0, 1274, PezLza liitea pai'va 1 marg. Isevibu^* Raj. ^ugl^ Ilf. p. 479. T. 24. f 4. . (6) Peziza GtQbofo -Campani^ata,, margine crenato. /7. Suec, II. 1^73. Fungoides Glandis Cupulam rc* ferens. VailL. Pr:r. 57. T. 11. f . i , 2 , 3. (;) P^z/e^planri) margine coilvexo Pilofo. Gort. Belg^ IL p. 329. Fl. Suej. \\. N. 1272. Peziza lutea parva marginibus Püofis. Raj. Angt. 111. p 18. T. 24. f, pungoides, iiui Fungus niinhnus ^cuteliatuis> Coloris Au* rantii. Vaill. Par, T. 13. f. 13 , 14. Elv^ela Discifor- tïiis fesriiis et plana, Gled. p. 42. .,, fgj /'^zw T^jpin^ta Cochleata. Elvela ïnultis anfrac- tibus Cochleata. Guett. JDalib. Far, 3S4. Fiirigoldes Auriculani Judte referens V'aiLl. jP^r, 57, T. iit f. 8. Tt 11. Dasi.. XIV. SiüK* ^jS B E S C H R Y V I N O VAN X. oüde Koemest , by nat Weer, Deeze is frany Oranjekleurig. Somtyds komc zy ook byna H:öora- geheel wit voor , als Schildjes of kleine Pen-, ^^^me^' ï^iïïgjes, beflaandc groote plekken op Boom- zi&mi. Trammen , rottig Hout, Kruiden. Mösfen , ja zelfs op, een vogügen K!ey • Grond. Door Ouderdom wordt zy bruin en zwart of Roest- kleurig", ©e Itotfte , die eeö Slakvorraige fi- guur heeft j is van binnen rosachtig, van bui- ten wit en als met Meel bepodjerd. IX. Jluricula» Judas- (9) Bekerzwam , die holr&t^d rimpelig is en Oorachtig* Aan de l^tammen van onde Viier- en andere Boomen, komen in de Vooftyd difcwils de Zwammen voor , die men gemeenlyk Judas- Ooren noemt* 53 Ik had deeze bevoorens met Dl L L E N 1 u s voor een Lichen gehouden , „ zege Lï nnjEOS, doch doof 't^gel^üg van 35 Gleditsch ben ik thans gedwongen ba;ir 5, tot de Boomzwammen te betrelcken*'' Zy heeft eene minder Oor^chtige geuaanie dan Cq) Pezha conesiv^ TUgofa Aurifórmis. Gonr Betgi 329. TreméÜa fösfnis Membranacéa AuriFi)rmis ciae- rea. Sp, PttvH, p. 162^. F/. S^iec. wif, Efvela lesfiii:^ Mertibr. rüf 6f4' ''^iiri^ipa , forma'''èoWeltl. Gt.Èbit'SöK» i 39 Peziza Bra^letita caespitofa 'flaiia è^tüs S Hall. Helv. uivhmt, iU- p 129 AgjïnaK; Aurit-uloe tónna. Tournf. hijh Mich. Gen, T. 66. f. i. Fuii* gus Sambuci vel Aurioula Jud.£. Si£Rb, jg. 256. T. 27. b E P A D D e' S T O e l ê n. (559 de naastvoorgaande Soort, zo H a r.i:KR aan- X. merkt, Is eene half ovaaie Klomp , die aan ^^jï^^' de eene kanc eene infnyding heeft, van wel- Hooro- Ice plooijen afloopen, gelyk in eens Menfchen Oor, met Slangswyze draaijen van Bladerach- ^ze/j/;?^.^ tige verheffingen over de geheele holle Vlak- te, die donker van Kleur is en glad, doch de buitenzyde uit den Afchgraauwen groenach* tig. Gedroogd zynde, is deeze Kampernoelje hard, maar krygt dcor in Water te weeken zyne Lymerige taaiheid weder. In de Apotheeken zyn de Judas -Ooren bekend , doch weinig in gebruik. Het Af- trekzei of Afkookzel , in Warer , Azyn of Melk 5 wordt om te gorgelen iii Keelziekten , yls cok in de Spruuw der Kinderen , zeer geroemd, en de Zwam zelP tegen Ontftee- kingen der Oogen ; mids , in Wateren Azyn gevveekt, daar op gelegd wordende. Inwen- dig houden fommigen ze voor Lareerende^ ar^deren vóór 'Samentrekkende : ja eenjgen zelfji achten derzei ver gebruik gevaarlyk: des het mooglyk becer zy , zig daar van te ont- houden. (lo) Bekerzwam, d:e platcchtig is en Oürach^ X/ : %5 vol Gaatjes^ met een hreeden Zoom^ Lhnblfa Gezoom- cv. (iq) Veziza explanata Aiuiformis foraniinuloHi , Lim- feo lato cinua. Mihu Tt 1 II. DCSL. XI\\ StUK. 600 Beschryvïno van ^ X. Déeze zeer zonderlinge ^ niet minder fraai-' ^^UL^ M '^wam , waar van ik de Afbeelding in Fig<. ^HooFr* 5^ op Plaat CV mededeel , heefc gedag- " \^ker^ te Heer M e i j i: r vcrfcheide Exemplaaren ^wam. van , onder de gemelde Ceilonfche Zwammen ^ ' ' door zyn Ed. onlangs ontvangen. Dit is wel het volkomenfte , de anderen zyn kleiner , waarfchynlyk jonger en niet zodanig gezoomd. Zyn Ed. heeft ook een Takje , waar aan eenige zeer kleine zitten , uit welken de natuurlyke plaatzing en bovendien ook zeker blykt, dac de Gaatjes 5 waar de eene Oppervlakte uit beftaac , niet beneden zitten , als wanneer dee- ze Zwam tut de Eokti van Linw^us be- hooren zou kunni^n, naar fommigen van wel* ken, inzonderheid naar de Kleurwisfelende^ w^egens .dq andere Oppervlakte, die ook zeer aartig gezoomd en bovendien gebandeerd is , (half paarfciiachtig bruin .5 naar 't midden ,^ hal-f geelachtig naar den rand zy anders veel geiyken zou. De Gef1;alte is ook taame* lyk Ooiachtig, en zodanig heeft zyn Ed. 'er anderen die fraay rood zyn van onderen. D^^ bovenfte Zeefachtige Oppervlakte ziet uit den rosfen geelachtig ongelyk. Geban- Die op Yslafid door den Möer Ko E NïG deerde, gevondene , wélke onder d ^n naam vm Zonalis is te boek gefteld door Zoeca; een uitge- breid Vliezig Hoedje hebbende , dat Vezelig was geftreepc ep met lianden getekend; heefc f)E Paddestoelen» 66i de Heer GuNNERUs bygebragt onder den 'x. byoaam van Gefira^/de C^). Afdkel, HOOFD- C L A V A 11 I Knodszwam, De Paddeftoelen die glad of effen en lang- werpig zyn, hebbende een Knodsachtige Ge- llake, maaken dit Geflagt uit, tot het welke . ook anderen, die Takkigzyn, betrokken wor-- den, als volgt. (1) Knodszwam, die Knodsachiig ïs cn geheel O O Cl "varia eenvoudig. PifHUaris. Stampe- (2) Knodszvvam , dis geknodst :s en onver^ ^ *m deelde met hen iJoofdfe S^htthhig. MWtaris. Schubbi' ge, (3) Knods- O') Peziza nidiata. GaNt^, F/. Norueg. N. 1050. Pe- ziza Zonalis. llor, Islcind. p. 244. FL Fase VI H- T. 469. f. 2. (1) Clavavia Ciava^formis fimpl c'sCma. Sijft, Naf, Veg, XIIL Gen. 1216. Sp. i. Simc. 1104, 1266. Cfijf, R. Lugdb. Clavaria alba riPtilli forma. Vaili-. T. 7- f. 5» Ciav. major liitea. Mich. Ge;u 208. T. $7* f. I. ScHMiED. Icon. T* 15. Clavaria erefta Corp. funpU obtiifo integro. Gled. p. 26. Hall. Helv. inchoat, lll, p. 125' (2) Clavaria Clavata integerrima, Capite Squamofo. GuEXT. Stamp. Dalib* Par, Ctav. Militaris CrocGa. Vaill. Par. 39. ï. 7. f. 4. Schmied. /i;^^/. T. 4. Hall* Tt3 IL Dfisu XIV* Stuk. 6Ö2 B E s c Ji a Y V ; it n -v a n X. ( 3 ) Knoclszwani , die geknocht h en onver'- Afdeel. deeld^ famengedrukt ^ (lamp. Hoofd- stuk- Deeze , la de Bosfchen Vron Europa , daar aavaria^ vogtig en belommerd is^i hier en daar voor- öphiogtos- komende, verfchilien eenigermaate in Gedal- "^""^RHige. te, doch meest in Kleur, 't Zyn kleine Ge- wasjes 3 naauwlyks meer d:m één of twee Dui- men hoog en allen, eenigermaate Knodsachtig; doch de eerfte Soort ^ die witachtig of uit den geelen ziet , heeft meer de gedaante van een Stampertje; terwyl de tweede ^> die SafFraan- kleurig rood is , naar een Krygs- Knuppel der Ouden of naar een zogenaamde Hcrkuks-Knods gelykt. De derde wordt by een Slangetong "vergeleeken. Deeze laatile is zv/art en eeni- germaate ruig of ruuw van Oppervlakte. Nog heeft MicHEL ï.us een zeer kieio geeltje, ea anderen , opgegeven. De Heer Schmiedel heeft dedne Soorten, elk in 't byzonder, zeer fraay in Piaat vertoond en omftandig befchree^ ven. G LE D I T s c H brengtze allen , als Ver- fcheidenheden, tot óéne Soort, IV. (4) Knodszwam, die Takkig^ Houtig is en T^igitata. zwart. (5) (sj Ct&vrtria Clavata integerrima compresfa obtufa. Guett. Daob. lUs. Clav. Oi^hioglosfoides nigra. Vaill» Far. 39. T. 7. F. $• Hall. uts, p. Ï26. Schmied. Icon» (4) Ciavaria Ratnofa Lignea nigra. Gort- Belg. lï. j». 329. Dalib. Far^ 382'» Agaricus Digitatus niger. Tournf. hifi* 5.6*^ DE P A D n E S T O Jr L E N. 663 (5) Knodszwani, die Heorenachtig getakt is , -^^^^^^^ fmncngedmkt. \\\. * {S) Knodszwani 5 met de Takken digt getropt^ zeer Takkig^ ongelyk. CiavaiHA kvjpoxijlon. ✓ \ T7 1 t rrt j t 1 Onder- (7) Knoiszwam, met de Lakken aigt getropt 9 hont^ge, zeer Takkig , getopt 5 /lomp 5 geeh c^'u^t des. (8) Knodszwam , met de Takken gefpitst Tak Koraal* kig , ongelyk j geel van Kleur. V H Fasttgia^^ Deeze brengt de Heer G l e n i t 5; c 11 ook ta.^ als Verfcheidenheden tot ééne Soort t'huis, ^y^j"'^* welke hy noemt ^ Knodszwani niec een veel* M«scoi- deelig Lighaam, dat ongelyk en zeer Takkig j^^Qgr^ek- is, in dunne topjes uitloopendc. Toür n e- tige» FO RT C5) Clavaria Ramofo * Cornuta compresfa. Gort. Belg. ^ V' 330- Si4ec, ^ Agaricus! Ramofus Cornu R ingi-^ feri referens. M^ch. Ehrett. Tah^ FunoasCumu Dorciidis facie. Eph, Nat Cur, Dec, i. Ann. 4. p. 195.GLED. p 31* (16) Clavana Ramis confertis Ramofisf» inaequalibus. / GoRTv Belg, uts* F tor. Suec, Dal F ar» R. LugUb, 518. Coralio -Fungus fiavus Vaill. T» 8. f. 4. Coralloides flava a bida, ïournf. Infu 564. T. 332- f B. Barba Caprina. SïEi^Be p. 9Ó , 9-. T« 11. f » A D. (7) Clavaria. Ram. conf. Ranrifisf, failigiatis &c F/. Su6c. 1107, 1269» Fungoides Fungiforme lutéurn foetidum & minus Raniofum. Raj Angl- Hl. p 479. T. 24. f. 5. (8J Clavaria Ram. R'amofis acnminatis , inssqualibus , luteis. FA Snee, 1108 > 1270. Fnng. par\^iis Raaiofus In- tens. Raj. AngU 11 i. p. 16. T, 24» f. 7. Hall* inchoat, 111. p. 124. Te 4 IL DfiisL. XIV* Stys* 664 B S C H R Y V I N 0\ V A K STUK. Knads zwam. X. FORTbadt'er een Geflagt van gemaakt, on- /fdeki . jgj. naam van Coralhides ^ als zweemendQ Hoofd- naar de Koraalgewasfen, die in Zee g"oei]en. De zelfftandigheid is, volgens 11 all£r, die *er \Tel agc Soorten van heefc , a's Kaarsfmeer. Sterbeek zegt, dat menze in Daidchhnd noemt Ziegenhart of Geissban ^ Ó3.t is. Geiten- baard , in 't Latyn Barba Caprina. Anderen noemden ze ook Hand- of Vinger - Kamper* meljesy wegens dcGeftalte, Hy hadcze in Bra- bant tot vier Duimen hoog en grooter gevon- den, Zy komen in Bosfchen voor, doch de Onderhöutige in Kelders en op andere donkere plaatfen , aan rottig Hout^ De drie eerften zyn in onze Provinciën, en de derde op Weid- landcn in Vriesland, door Mee se ^ vvaargeno- men; de twee laatften, die kleiner vallen, in Engeland , als ook in Sweeden , tusfghen 't Mos. De Kleur van eenigen is wit, van an- deren roodachtig Vleefchkleur, paarfchachtig of Violet, ook Vuurkieurig of hoog geel, en zwart, naar het verfchil der Soorten. Van binnen hebben zy eenige Vezelen: men vindt 'er geen blyk van Zaad in,' dan een Poeijer , door de Opperhuid verfpreid* De Koraalach* tige behoort tot de kwaade Paddefloelen niet, zo Ster BE EK aanmerkt, die zegt, dat men* ze in Duitfchland zeer klein kapt en Balletjes daar van maakt , even als de Fricadellen van gehakt Vleefch. Hy hadt verfcheide Perfoonen ge- DE P A 1) P E S T O K t E 665 refproken , die bekenden , dat 2y dezelven , aldaar dus menigmaal gegeten hadden. Men 111. teltze 'er onder de befte Kampernoe!j>^s , zo^^^^^^^' H ALLE 51 aantekent. L Y c O p E R p O N. Stuifzwam. De overvloed vaneen zeer fyn Stof, 't welk iiic deeze Gevvasfen , wanneer zy ryp zyn, door drukking of van zelve met een geblaas Vjit-fpuit, heefc 'er den zonderlingen Griek- fchen naam, welke IVoIfsveest betekent, aan doen geeven. Betaamelyker geeft men 'er dien van Stuifzwam:, om de zelfde reden, aan. Zy hebben , in algemeen , eene rondachti* ge figuur 9 en beftaan meestendeels uit zekere Rokken, die eene Holte befluiten, waar in eerst een week of harder Vleefch huisvest , het welke vervolgens in Celletjes van één fcheidt , die het gedagte Stof, t v/elfc men denkt het Zaad te zyn , bevatten. In fom- migen, evenwel, ook tot dit Geflagt betrok» ken, vindt men 't zelve niet, in anderen wordt het niet uitgeworpen, gelyk in de tw^ee eerfte Soorten, die I. Vast van zelfftandigheid zyn , onder- aardfch, zonder WorteL (i) Stuifzwam, die Klootrond is ^ vast van 1. TartufFel. ( ij Lycoperdon globofum, folidum ^ jnuriGatum , Ra« Tt 5 "^^^ li. DiiL. XIV. Stuk* 66:6 li E S C II U Y V I N G V A H Stuif" zwam, X. zelfflandigheid , gedoomd , gr^/^ Wortel '^TlL^' hebbende. ^^o^' Die Aard VI ugten, welken men in 'r Latyn T^. Z-^r^^ in 'c Franfch Trufes^ in 't Hoogduitfch 7Vf//- fels, m't ÏVd]havSchTarlup\m\ ï]oI!andfchTi?r- tufe/s of ook Jardbuikn noemt, maaken hier de eerde Soort. Men vindtze niet alleen in Italië 5 maar ook in Vrankryk en veiTcheide deelen van Düitfchland 5 doch iianmcrkeiyk verfchillende» MicHEL iüs merkt aan, dat dezelvzn rond- achtig zyn » meteen ongelyken Bast, die als bezet is met een menigte punten van Diaman- ten, en dus zeer ruuVv ; de zelfflandigheid, van binnen. Eeltig, en, gelyk de Pit van eene Moskaamoot , door veele Streepjes of Spleet- jes verdeeld en gevuld met ronde Celletjes of Zakjes, ieder tw^ee, drie of vier, rondachtige Zaadjes bevattende. Van de zodanigea wer- den in Toskanen, 's Winters, in het Geberg- te, gegraven, met een fmaakelyk welriekend Vleefch; des Zomers in Bofchachtige plaatfèn en dice deditutum. Sijfl. Nat. Veg, XIII. Gen. 12 17. Gomt. Belg, \U i». 330. Lycoperdan folidum. FL Lapp. Snee, ÏI16, li^i» R. Liigdh. 519. Dalib. Far. 391. Tuber Brumale. Micn. Gen, 221. T. ic2. Tuber. Matth. Dioso. 544. Lo3. Ic.^ IJ. p. 276. TouRNF. lil ft. 565. T. 333. Gled. p. 157. Sterb. V» 308. T. 32. Lycopcrdoii ovato - oblon2;am glabrum dcc. Gled. p. 156 Tubera fubterranea Tefliculorum forniS. Meniz. Fug* T. 6» DE P A D D E S T O K L K N. 067 en Boomgaarden j cmflrecks Florence; van x. binnen bleeker, met minder Smaak en Reuk: ^Yl\^^* des hy ze in Winter- en Zomer -ïruifds on- liooro. cericheidt. ^^^^^ Van deezen aart komen die Aardvrngten , in^^'^/z-^. de Ziidelyke deelen van Vrankryk, ook over- vloedig voor. De Provengaalcn noemenze Rabasfos. Doorgaans groeijen zy in magere Gronden, daar men naauwlyks eenige Plan- ten ziet 3 dan Lavendel of Wilde Ihym en dergelyken. Het Landvolk weetze op te fpooren , door middel van een Zeng, wdke zy op dergelyke plontfen brengen , en 5 wan- neer dezelve het Gat diep genoeg gegraven heeft, om aan den Truffel te komen, zo trekt de Hoeder haar by den Poot met hei Touw te rug; dan ligt zy den Kop op, als wanneer hy haar eenige Gerst aanbiedt , en , terwyl zy die opvreet 5 haalt hy den TrufFeluit de Grond* Uit Werk wordt meest door Vrouwvolk ver- rigt, die met dit TrufFelzoeken den Kost w1n- nen» Men kanze, in de Zomer, fomtyds ook vinden, door in de 2'onnefchyn te letten op plaatfen daar vergaaringen van Vliegen tot eenige hoogte boven den Grond zig verhef- fen; maar dan is deeze Aardvrugt doorgaans bedorven of Wormgatig, en in algemeen hebben de Zomer - Truffels weinig Smaak of Reuk (*). In ('0 Garidel. Héft* des Ptm.t. d'Aixen Provence, p.474. II. Dmu XIY. Stuk, 6Ö8 li E S C H R Y V I N O V A X. In Piemont daar de TartufFels mooglyk wel Afdeel, j^et overvloedigfte in geheel Europa groeijen ^ Hoofd- gebt-uikt men Honden omze op te fnafFelen, Tr^^hi ^'^ ^'^^-^ Boeren zyn 'er , die daar uit alleen lende' Ge-hun beP.^^an hebben. Men vindtze 'er zwart, wit cn rood gemarmerd, fomtyds wel twaalf of veertien Ponden zwaar (*)♦ In 't Park van Villareneufe , by de Abtdy van St Denis in Vrankryk 5 waren 'er, voorheen, zo veel tc vinden, dat hetzelve, ten dien einde, in jaar 1674 , door 's Konings Prokureur Gene- raal, Heer van Villareneufe, aan een Fruit- kooper te Parys verpagt werdt voor zes Jaa- len , tegen tweehonderdvyftig Livres in 'c Jaar en tien Pond Truffels aan. den Heer daar uit te leveren , in ieder Saizoen (f). H a llkii merkt aan , dat zy in de Bosfchen, op fom^ mige plaatfen van Switzerland, ook gevonden VTorden, die de East eerst wit dan zwart heb- ben en van buiten ruuw zj^n ; doeh mooglyk '/O ruuw niet, als M i ch e lius dezelven ver- toont. Die welken Tou r NEFORT, zeker- lyk naar 't Leven , in Plaat gebragt heeft, zyn ook zo fcherppuntig niet bekleed. En, aan de (•••■J Men kan hier aan niet tv/yfelen , alzo het uit gelpofwa-iidige Schryvf^rs blykt , iriaar zouden het dan ook Kluinpen van verfcheideriG famengegroeid zyn?lni- jrners Aloiisr. Geoffroy verhaalt , dat zy fomtyds een Pond «u zelden vyf Vierendeel zwaar vailen. JUem^.- d$ (fj GüETiARD, Mem, ^ro^r. Jgm,. I. p, XCIV< D Ë P A D D K S T O E L E C(^$ genen, welke men by Lobel en Dodo-^^ J^^ Ny-Eus afgebeeld vindt, vertoonen zig in 'c iii. geheel geen Puntjes. Zy worden 'er maar ge-^JJ^^'^"; noemd , ro-uie Balachtige Ktwhbeh m by de Stuif-^ Aardappelen vergeleeken. Men zouze, vol-'^'''^'^'' gens diê figpuren , eigener Knobbelige Aard- huilen mogen heeren. Door de gedagte Snuf- felhonden , .uit Italië , zyn v^rfcheidene van dien aart in Duitfchland, zelfs in het IJranden- burgfe ontdekt : doch die komen meest voor in digte Hakbosfchen , vee van Grond ; zy hebben naauwlyks de grootte van een Kaats- bal en dikwils maar van een Ockernoot, en xyn zeer hard van Vleefch* Dïis fchynen zy nader ce komen aan de gladden ^ naar Testikels gelykende, van Mentzel , die door fom- migen met de voorgaande verward, dcör an- deren volftrekt daar van onderfcheiden woi;~ den C*^)* Zie hier wat 'er gedagte Autheur van zegge. ('0 Dit li atfte doet Gleditsch , die tot een by- ■rondere Soort brengt en valfche Hirfch-Brunst ^ doch •ook Siüeme- Truffel noemt , rchryv\?iide 'er 'een Vergifci- 'gen Reuk aan toe, p. 156.* maat de Heer Dfe Gor- E R bGtrektzö tot de Tartuffets en merkt aan , dat ^mefizö in 't Graafichnp Zutphen vindt. Sterbeek h^Qldt -de Aardbuilen , die goed om te eeten zyri^ z^ft^ v^^t-^ ichillende af^hebbeiide zyne Figuuren zekerfyk van an- deren ontleend . Pi. 3^. Hy zegt daar v;^,n , dat ?x eet- baar zyn, van grootte ais Kaatsballen of Kwee- Appe- len , het meeae deel van buiten gebult , geknobbeld en II. DcEï., XIV. Stuk, Ö70 B E S C H R Y V I N O VAN A^EEt, Auguflus en 't begin van September llL 5? vond ik deeze, by Furftehwali en elders ia 't Brandenburgfe , onder de Zandige Gras- Stuif- 3, Zoodep. Het was , by gelegenheid, dat 5, eenige Zwynèn den Grond dien ik pasfeer- ,5 de omgewroet , en nog eenigen van deeze Aardbuilen overgelaten hadden. Ik vondze, 3, in grootte, figuur en kleur , volmaakt naar „ Menfchen Ballen gelykende/ Doorgefnee- S5 den 5 hadden zy een bruinachtig groen Merg-, 5, gelyk de frisfche lioviften. Buiten twyfel ^, zullen de andere Truffels 3 in Italië , die 3, men daar voor zulk een Lekker ny houdt , 3, van buiten zwart , van binnen wit gemar- 55 merd zynde, ook zo toevallig ontdekt zyn. 3, Hier te Lande zoekt men 'er weinig naar cn 3, de meeften worden van de Wilde Varkens, „ in de Bosfchen , of ook van anderen , die 3, men door 't Land dryft , vernield en op- j5 gevreten." Het ojieffen , cToch ibtnmigGa ook glad eji langwerpig rond als een Ey, van binnen n-et etfn geel witachtig Merg^ als Knollen of Raapen: groei jende docrsaans verfchei- dene byt elkander. Maar deeze ftrydigheid wordt opge- lost door gedagten Franfchen ilcer, die zegt , dat zy in •de jongheid, en w^el ,in d^ ZprAer , wit.,. en glad ^ verr- volgens^ in grootte toeneemende , in de Herfst en Wirt* ter 5 gemarmerd., -zwart en ruuw zyn. Mem, de 1711. JMen heeftze in Engeland ook gevondeq, die puntig riiuw als de Italiaaufche en Franfche , maar veel kleiner wa* |:en. LovYxiiorp, Abridgm^ Vol . ÏI, p. 6zs^ ¥ïg. iS7* DE Paddestoelen. 671 flet zyn dan deeze Testikelachtige gladde AardhuilLjes niet , welke men yoor de regte M^ku TartuiFels kan houden, waar van ons de ge- Hogïd* droogde Snippers uit Vrankryk of Italië toe-*^"^*.^ " komen, die men tot Sausfen gebruikt. Verfch zimii// hebben deeze een meer of minder geilen Reuk, welke aan de Zwynen en Honden gelegenheid géefc, öm ze door opwroetinge te vinden. Men eecze in Italië als lekkere Spyzen , dien. ftig toe öpwckkinge der Minnelust* Tot Voed^ zei, echter, zynze weinig beter dan de Kam- pernoeljes, in 'c algemeen .als hebbendedoor- gaans een hard en ta.iy Vler;fch. F e OudeH hebben reeds erkend, dat zy moeielyk te ver- teeren waren, 't Kanzyn, dat haare h^ eda- löigheid naar den Grónd en het Saizóèn ver* fchille. Immers ,ryp of volwasifen , zynze zeer goed van Reuk en Smaak, zegt Geo ff lioY, doch verrotten dan ook ligt iö dê Grond , of worden WormKleekig , als wannéér bitter zyn. In pla-^ts van ééi> verrotten Tr^aftel vindt men , na eenig tyds verloop , een menigte jongen, niet grooter dan Erwten in de Voor- tyd. Dikwils körtien zy by dé Wortels van Eikeboomen voor, doch men moetze van di^ harde Houtige Knobbels , welke aan zodanige Wortels groeijen , wel onderfch'êiden. Dat 'er fomtyds etn Steentje , of iets anders , in ge- vónden zy, is mooglyk^an zekere verhardingj gelyk in de Peerpn , fchryyefl,^ . ^ , IL D&nu XIY. SviK. 07* B £ S C H 11 Y V I N O V A l^t X. (2) Stuifzvvani , die Kkotroncl h , taamel^k Afdeeu ^^^^ van zeljftandigheid ^ in \t midden stuk!^^* Meeïdrmgende ^ niet geworteld. . II. , hjcoper^ Djt zyn de xogenaairide Heitszwammeny of ;f////?, ^ ^ Hens ' Spoiifin ^ van ouds onder de Genees- BiS^^^^* middelen opgetekend ^ en Boletus Cervi ge- noemd* Zy komen in veele deelen van Eu- ropaj niet alieen ia Bohème , Silezie en in Wermcland , 'dat tot Sv/eeden behoort , Linn2ï:us aantekent (*} ;^maar ook in Wal- liferland , aan de Zuidzyde der Swiczerfche Kantons 5 en zelfs in Brabant overvloedig voor» Of zy niet dikwils voor de Truffels zyn aanr, gezien, zou ik twyfele^,, .Onze Ridder, im*- mers, zo kundig in de Kruidkunde, heeftz^e baarblykelyk verward. Zyn Ed. bcfchryft de TruiTels, als ^, ronde Ballen , van grootte als een Pruim, wie, door verhevene pukkels 55 ruuw 41 zonder Wortet> 'e qiidden met „ een .bruin Poeijer , even als de Bovist ge-^ d> vuld^ (^2) Lzjc oper don 'G\oho[um Co\\dlnsci\]um Centro Fadnï- fero, Radice deftitutam. Sij,fl. Nat, XIU. Idem Radice inftruftum. Sp, Piant, N. 2. lycoTpériiaftrum Tuberofiim arliizon ftóvum &e. MicH. Geti. 220* T. 99* f. 4. ïube* ya Cervyina^ C- B* P^'^' 376, Mat> Med. 500. Lob. L\ ,^76. Srhseria fubrotunda &ic, r Hai^Lj JJeti;. JnckoH. . \). 122. Sterb. j). 316. T. 35, B*. Gled. p. 155, N. 7. c. ^ O Habitat in Boliemia, Silezia > Vei'melanclia". Sj\ P/am. 11. p.' 1053, Nogthans" vindt nienj^e, in Ftor, Suefp^ niet» dan onder den b^^naam der Voorgaande. DE P A D D K S T O E L E 673 55 vuld 5 doch in kleine veelheid , niet gaa- ^• „ pende. Dit past m geenen deele op die m. Aardbuilen, welken zyn Ed. Lycopèrdon fi^'^'J^l^^^^^ dum noemt ; maar grootendeels'op de Herts- Sfuif^ zwammen. En ziDdanigen , zegt hy , 'dat men^^^^^'" in Wefler-Bothnie, aan 't Dorp Swartla , op Gebergte Kinnekulle in Westgothland, ea elders vindt (*). Ook is het zonderling 5 dat deeze Herts- zwammen, door Linn^eus, bevooi-ens ge- zegd werden een Wortel te hebben; nader- liand denzei ven te ontbeeren, Michelius befchryft ze als een Goudgeele ronde Kam- pernoelje, Baarde Bovist gelykende, meteea dikken korreligen Bast, het Vleefch uit dea witten paarfch en een zwart t-iamelyk dik Zaad. B A un I Niis geeft 'er de grooite van een Hazel- of ückernoot aan : anderen ver- haaien, dat zy van grootte als een Kaatsbal voortkomen.; doch dit zyn de gewoone Herts- zwammen niet , welke in de Aptheeken ge- houden worden , om ze te doen in eenige oude Winkelbereidingen. Men heefcze aan- gemerkt 2ils Minnedrift verwekkende, en zulks waarfchynlyk, dewyl men voorgaf, dat zy uit de Natuur der Herten, door geilheid op den Grond geftort, gegroeid zouden zyn; wes^ haj- Aldaar ,"pag» 460, Vv IL Desl. XIY. SiUKi» 674 B E S C H U Y V I N G VAK X. Afdeel, 111. Hoofd- stuk. Stuif- TTT. Ijiffoper" don Bo' vtjia. halve menze , nog heden , Hirfch - Brunfi noemt; doch deeze Fabel is al voor twee Eeuwen uit- gejouwd. Veel zekerer is 't^ datmenze dik- wils vindt op plaatfen , daar de Herten den Grond hebben opgewroet , omze te beko^ nicn. Dit doen ook de Zwynen en Haaztn ^ aangelokt door den Reuk of Stank van deeze Zwam, diej volgens Hall er, zo wel bo- ven als onder den Grond groeit. II. Van binnen Poeijerigj groeijendc boven den Grond, en Wortels hebbende. (3) Stuifzwam , die rondachtig is ^ op- fcheuring gaapende. Bekender en gemeener dan de voorgaanden, door geheel Europa , is dat Gewas , waar aan men den naam van Wolfsveefi of Bovist^ in \ Franfch Fesfe de Lcup , in 't Latyn Crepitus Lupi^ van ouds heeft toegeëigend. Maar veel veranderlyker is ook hetzelve in Geftaltc en Groot- (3^ Lmoperdon fubrotundum , lacerato - dehisceiis. Gort. Belg, IL p. 330. Fl, Lapp. Suec, Dalib. Farl^ R. Lugdb, 518' &c. &c. Lycoperdon vulgare. Toürtjf. /«//, 563. Fungus max, rot. pulverulentus , Germ. diclus Büfill. J. B. Bifh 111. p. 858» Lycoperdon globofum fes- iiJc. Gled. Ftihg, 143. Lycop. Saccatnm cinereum, pol- iine obfcuro « viridi. Hall. Helv, inch, UI. p. 117. Lupi Ciepitus» Lob. Ic, 11. 275. Fungus orbicularis. Dod, Fmipu 434, BoviHa Olficiuanini. Dill. Cau Ciesf D K Paddestoelen. 675 Grootte, zo (^at de beroemde Hoogleeraar de X. Gorter daar van veele Verfcheidenheden in ons Land optekent, i. De eerlle en gemeen- Hoofo- 8 TUK» ilc is de Groote Bovist , g ^hecl Klootrond , ^^^^^^ voorkomende op Zandige Gronden. DQezQzwam, valt dikwils van grootte als eens Menfchea Hoofd en groo:er, 2. De üllergrootlle op' K!ey- Gronden 5 inr.onderheid aan den voec van Dyken in de Beemfler en Purmer. Com* MKLYN Verhaak, dat hy 'er van gezien hadr^ zo groot als een Bier-Vats Vierendeel, Den geleerden Bergius te Stokholra, werdtin 'c voorst van September 3es Jaars 17Ó2 een zo- danige Bovist gebragc , die aldaar op een ou- den Mesthoop, in zes Dagen tyds, gegroeid v^as 5 zynde wan plitachcig rond, dwars over anderhalf E!le en, waterpas gemeten, wel twee Duim meer dan twee Ellen cmtreks , weegen- de agttien Ponden , Kraamers Gewigt* De- zelve hadt een Steel van maar drie Vinger- breedten hoog en twee Vingeren dik. De Heer K aestn^h hadt, in't Leipziger Roo- zendaK voor veele Jaaren een nog graotere gevonden Immers, raen heefcze ook: gezien van twee Voeten middellyn , dat is zes en een vierde Voeten, dus ongevaar derd- half Elle omtreks en vyfentwmtig Ponden zwaar (t)« ^ AI5: («) Stockk. Verhand, op 't jaar 1763-^ dat Js .TCXïV"»' Band , p:ig 334. ^ ''^ " " (t-) iicimw Seltenheit^ II, p. 368. Se€» Haller. Vv 2 {}, DiSEL. XIV. Stuïc. 676 B E ê c ii R T V ï N G van X. Als eene derde Verlcheidenbeid, 3. tekent ^ n^^^* gedagte Hoogleeraar aan , een ongefteelde , HooïD- klein en glad, rond en witis^in de Wan- *Ve^fchei.d^^^^^^^^^^ by Harderwyk gevonden ; 4. Een denlieden.Klootrpnde met een taai je Kaftanjekleurige Bast; 5. Een kleine veelvoudige Klootronde: Een dergelyke Eyronde : 7. Een zwarte half Klootronde , die naar een- Kelk gelykt. Deeze is ^ door DonoNéus, onder den naam van platronde of halfronde afgebeeld , en komt, vol gens C O M i\i H L Y N 5 voor ^ in Zandige Moes. hoven en WeidUnden: 8. Een kleine, die naar een Krygs - Mortier geiykt: 9. Een langwer- pige wederzyds naar binnen uitgerand ; die bruin van Kleur is, met den Voet Klootrond: 10. Een bleeke gladde Klootronde. 11. Een groote Kegelvormige met een Hoedje, door- j^aans twee by elkander. Alle deeze zyn door den grQocen BoERöAAvE als inlandfe ge- merkt, en zy komen , volgens den Heer de Gorter, altemaal, in Vriesland , op de Kiey en in de Wouden , in Weidiandenen Bosichea voor. GöiUIte. ^'^^^ wydioopiger te zyn, wil ik geens- 'zins treeden in de befchouwing der Verfchei- denheden van Boviften, welken door den Heer Gleditsch in Duitfchland zyn waargeno- men , byna eens zo veel beloopende ; noch ook van die, welken de vermaarde Hall er in de Switzerfchen opmerkte, 4ezelven hoofd* DT5 Paddestoelen. 6^7 zaakelyk in Riiuwe en Gladde ondeiTcheiden- j^^'^^ de; maar zal alleen deszelfs befchryving van uk dit Gewas, in 't algemeen, aanhaalen. ^Qt^^^^^J'' 3, is, zegt hy , een Zak^ met drie Rokken , Simf^ 3, welke men doorgaans van elkander fchei-^^''^- 33 den kan. Onder de Opperhuid zie een witte 39 Eeltige en daar binnen een andere, die het 3, Merg bekleedt, dat in de jongheid geelach- j, tig is endigt, vervolgens zig in Plaatjes 35 fcheidt , Celletjes maakende, die een don:-. 3, ker groen Poeijer bevatten , hetwelk de Bovid, door een opgebarften Gat in 't bo- 33 venfte gedeelte , eindelyk uitwerpt. Dit ,3 Poeijer beftaat uit ronde Deeltjes, meteen 33 fpits Staartje. De figuur van het Gewas is 5, forntyds ronder, fomtyds platter; fomtyds 5, van onderen dunner en Peerachtig; fomcyds 33 aanmerkelyk gedeeld , fomtyds gantfch 33 ongedeeld. De Bad is dikwils geheel glad, 3, dikwils met veeierïey Vlakken, Knobbels, 3, Wratten , Puntjes, die tegen dc rypwording 3, afvallen, voorzien. De natuurlyke Kleur „ is witachtig of Afchgraauv/ en Loodkleurig; 3, doch ook geel , ja zelfs Oranje met rood , 3, en bruinrood. 3, Het Poeijer van Eovist bruifcht noch met 5 Loogzout, noch met Zuur, noch maakt de ^3 Vioolen - Syroop groen. Het Aftrekzc! , met heet Water , is bitter. De Ouden ge- 3 bruikten dat Poeijer tot Bloeddernping niet Vv 3 5, aK II Dbri^^ XIV. SïüK, B li ^ C lï R V V I N O VAN X^ 55^al]een9 maar leiden zelfs den geheelen Pad- ^TiTr M deftoelop de Wonde; deDuicfchers inzon- Hoofd- derheid: R ah maakte ^er ook veel gebruik ^"^Ttuif- '^^^^ ^^^^ '^5^ '^^^^^ blyven , om van zelf af zwam. te vallen , wiarfchouwende, dat men door afrukken misdeed. Ik v^il niet ontkennen, ' „ dat zy in een ligte Bloeddorting van dienst kan Z3m; doch in deeze Eeuw is zy geheel ,5 in onbruik geraakt." De g'-oote Franfche Chirurgyn Morand ftelt de Bovist , in dit geval , met de Spons gelyk , en achtze minder kragcig dan de Zwam (*). Het zekerde is, dat men op geen van beiden, in zvs^aare Wonden » volftrekt kan betrouwen. Egcer is de kragtig'jeid van het Poeijer der Bovist , tot Bioedftemping , niet lange Jaaren geleeden, door Proefneemingen op Paarden, van Monsr. dk la F os se in Vrankryk zigtbaarlyk bevestigd ( f). De En- gdfchen perfen de Bovist, nogvogtig zynde, uit, droogenze in de Oven en maaken 'er dus Tontel van , die aangeftoken en onder een Byekorf gelegd , de Byen bedwelmd doet neervallen C|). Hier te Lande gebruikt men daartoe, zeer vaardig en mocglyk beter, zon- der Stank, den Damp van brandende Zwavel. Ten ( * ) S c PI V/ E N c K E Veitoog. HoU Maat/ch. 1 J. Deel, Tbladz. 2.43. PkiL Tra7ff'itf, i^s^, Vol-XLIX. P. i. p. 38. (^) Genilem^ Magaz, I7Ó6> Jul. fee. Hall» DE PADDESTOELfem 679 Ten ware het mogt zyn , dat men op de ^^or-^^^^-^ gaande manier dezelven in 't Leven behield, ^iii. Jonge Bo visten worden van de Italiaanen y^^^^^' zegt men, aan Schyfjes gclneeden, en in de Pan gebakken , met Olie en Zout gegeten. (4) Stuifzwam , die Klootrondacktig aan den ^IV, Fbet rimpelig is engefteeld^ mctftomp uit* don ah^ gerande Slippen gaapende. '^''om''je- kleurige* (5) Stuifzwam , met een veeldeelig uitgebreide Kraag; een glad Hoofdje; den Mond ge- Oefternde. Jpitst geplooid. Van dceze twee fchyat de eerfte , die O- ranjekleurig in Vrankryk is gevonden , tot het Lycoperdajtrum van Mïchelius te behoo- ren , waar van die Autheur eenige Soorten opJ (4J Lycoperdou Sphseroidale Bafi rugofum Stipitatum <^rc, Daljb, Par, 390. N, 9. Lycop. Aurantii Coloris. Vaill. Par. 123. T. 16. f. 9, 10. (s) Lijcoperdon Volva multifida patente <&c. Gort, Belg, 11. p. 33t. Ctiff. FU Suec. R. Lugdb. 519. Ly- cop. ftellatum Cal. inverfo. Buxb. CemAX. p. 45. T. 49. £ 3. Geafter major , umbiiico fimbriato. Mich. Geu, r:2D# T. ICO' f. i > 2 , 3. Lycoperdon Giobofum et (ësfi- Ie, VolvS. radiata patente» Gled» Fimg, ji. 151. Lycop. Cort. exteriore revoluto, fteliato. Hall. Heiv. mcJioat. 111. p. 118- Oed. Tab, 360. ScHiEFF. T 182. Tournf. Inih T. 33 T. G. Lycoperdon Volvam frecolligens» ScHMiED. Ison. Tab, 27 y Vv 4 IL Dkm. XIV. Stok. ógO B E S C H R T V I n O V A N . opgeeft, van verfchillende Kleur. De ande- UI. re, waar aan hy den naam geeft van Geafier^ swf/^' dat is Aardfler, heeft eene zonderlinge en niet 5t74ifi on^artige gedaante, dewylzy haaren buiten- *^'am. j^^.^]^ ^ gelyk een Kraag , Sterswyze uit- breidt, met vyf, zes tot tien en meer Punten, die benedenwaards omgekromd zyn, gelyk de fchrandere Schimiedel dit zeer fraay ia Plaat vertoont. In 't midden blyft een Kloot- rond Bolletje, vol Stuivend Zaad, het welke door een opgefcheurd Mondje wordt uitge- fpooten. De byzondere eigenfchap^ dat de Geilernde Rok door de droogte zig famen- trekt en om het Bolletje fluit , heeft deeze Heer opgemerkt. Ook wyst hy zeer duide- lyk aan , hoe de Zaadjes aan Vezeltjes zitten, even als in de gewoone Bovist. De Grootte van deeze is als een Ockernoot of Karfteng , waar van zy ook byna de figuur heeft, zyn- de bruinachtig geel van Kleur. In fommige deelen van Duitfchland is deeze Ster -Bovist 9 op Zandige plaatfen, inde Bos- fchen , vry gemeen , op anderen zeldzaam. GüNï^ERus vondt haar in Noorwegen by de Wortels van Boonien. Te Upfal in Sv^^eedeii kwam zy, gelyk in onze Duinen, den Ridder zeldzaam voor. G o u a N vondtze in Languc- dok naar een Duiven -Ey gelykende: GEUi^Ri) nam in Provecce deeze zo wel als de voor- gaande waar : ScoPOLï vondc in Kamiolie daar DE Paddestoelen. 68i daar van eenige Vevfcheidenheden , en het ^J^'^^ fchyct dat dit Gewas in verfcheide dealen van ui, ' " Europa aanmerkelyk verfchille* Ik heb voor stuk!^°" eenigen tyd , in het Zand op den Muiderberg, Sg^nf^ dergelyke gevonden, die van grootte als een^^^^'"* Ockernoot , rond en geworteld zyn , komen» pja, 5', de, zo 't my toefchynt , nader aan de voor- gaande oort. Ik geef in Fig. 6, op Plaat r:v, de Afbeelding van hetzelve, welks we- dergaa ik thans by doorfnyding bevind ^ met een digc te famen gepakt Afchgraauw Poeijer, binnen een taamelyk dikken Bast , gevuld te zyn. Dit Póeijer , door 't Mikroskoop ge- zien, beftaat t'eenemaal uit ronde Bolletjes, die, by een Zandkorreltje vergeleeken , zig vertoonen als Raapzaad by een Meloen. (6) Stuifzvvam , met een veeldeelige Kraag en VL eene Kogelronde Vrtigt van famengevoegde (tTcar' Zaadjes. ^'^f''.* Sprin- gende. Ongemeen klein 3 naauwlyks van grootte ais een Speldekop , is dit zonderHnge Kamper- noeltje, aan *t welke Micheliüs den naam van Carpobolus toegelegd heeft , om dat de Vrugt van zelve Veerkragtig weg fpringt. Eeni- (6) Lycoperdon Voiva muitindc^ , Friiclu globofo ex Se- minibus combinatis* f Carpobolus. Mich. Geiu 221. T. 101. Lycoperdon , Corticibus revolutis , Stellatis , Glo- bulo projeftili. Hall. H^h. mclioat, 111, p. 119. Vv 5 ÏI, Deel. XIV* Stuk 682 Beschryving van X. Afdeel» UI. Hoofd- stuk* Stuff- VII. Lycopev' don radia" turn, Geftranl- Ecnige brokjes vermolmd Hout, uit een Kel- der, waar op zodanigen zig bevonden, in een Kistje, dat een Elle lang, een half El breed en diep was , gedaan en \ zelve digt in zyn Slaapkamer gezet hebbende , hoorde hy des nagts dikwils het tikken van deeze Vrugtjes , die men *s morgens aan 'c Dekzel en de Wanden in menigte zitten vondt. In Swee- den hadt Forskaöhl dergelyken waarge- nomen 5 die de werking by het fpringen der Kaas -Maden vergeleek. H aller hadt, in Switzerland , op rottig Hout , dergelyke Bo» vistjes , naauwlyks een twaalfde Duims dik » doch het fpringen niqt gezien. ( 7 ) Stuifzwam , met eene half -Kogelronde Schyf en gekleurde Straalkrans. Op rottig Denne- Hout, aanzyne Hofftede^ was deeze , zegt L i n n ^ u s , in 't jaar i ?6o, door zynen Zoon gevonden. Zy hadt de grootte en figuur van een half Koriander- zaadje; was bruinen wierp ^ algaapende, een foort van Katoen uit , met een wegvliegend Stof; hebbende ook een in twaalven gedeel- den Zoom of Kraag. Onder de Sweedfche Planten wordt nogthans van deeze geen ge- wag gemaakt» (8J C7) Lyeeperdon Difco hemisphaerico , Radio colorato» Siffi. Nat. DE P A D n E S. r O K L E 683 C8) Stuifzwam , die lang gefiamd is , met een x. ^/^^/ Klootrond Hoofdje en een Cylhulrijlh '^^^j^j^^- onverdeeld Mondje. Hoüf»- Vry algemeener is dit kleine Paddeftoeltje, i^^^per-^ dat overal in onze Duinen gevonden wordt^zo^^^- LI^Niï:l]s aantekent, en ook door ^yn Ed.^j!!' ' in de Zuidelyke deelen van S weeden, is waar-.^^^'^^^^®' genomen. H aller vondc hetzelve ia Swiczerland doorgaans , en te Gottingen , ^ zegt hy , is 't niet zeldzaam. Op Zandige plaatfen , in het Braodenburgfe en daarom, flre Jcs , kwam het den Heer Gleditsch ook menigvuldig voor. Het mag de grootte ongevaar van een Erwt hebben of van een Hazelnoot , met een Steekje van een Duim of anderhalf lang , dat t'eenemaal onder 't Zand verholen is , zo dat men dit ook: wel voor den Wortel zou kunnen houden. Het Hoofdje, dat rond is, heefteen Tepeltje, \ welk zig met een Gaatje , tot uitwerpinge van het Zaadftof , opent. (9) {%) Lycoperdm Stipitelongo, Cftpitu^o Globofo glabro. Ore Cylindnco integcrrimo. Gort. Belg. 11. p. 321. iï. Clijf. 478. Fl. Snee. 1112, 1276. R. Lfigdb. 519. Lycop. Parlfienfe minimum, Pediculo donatum. Tourmf. Ih/L 563. T. 331. f- E , F. Lycoperdon Pediculo gracili &c. Hali-. Mi/. imhoMt, IIL p. 116. Lycojperd. Sphaerico- papillatum, Petiolo longisfirao. Gled. 150. lï. Debl. XIV* STi«. B E S C ïl H y V I N G VAN X. (9) Stuifzwam , dte Kmdsachtig is, met een ^™L^* ^^^V^^/i Stammetje. \ HooïD- ""^"oc. Ooftindie vondt KoENiodeeze, van d^'^Fis7ii^^^ Span lang , SafFraankleurig, Zy liadt lare. 'ccn Cylindrifch Stammetje, van onderen Ey* acSi''^^"^* so wel als Hoofd, dat viermaal zo dik was en tweemaal zo lang, bekleed met een SafFraankleiirig Vlies, dat gevuld was met een ros poeijer. IlL Bywasfige, die in Meel verdwynen» X. (10) Stuifzwam, op iets anders gegroeid , aan tum!^^^^'^' tip met een Puistje ^ dat op z^de ge Getra- fhleeten is. Op Peerebooms - Bladen vondt de Heer Jacqu I N deeze in Ooftenryk gegroeid, als een Saffraankleurig Wratje , hebbende een wit Tepeltje op zyde gaapende met Draaden ca een bruin Poeijer uitgeevende. (n) Stuif- (gj Lycoperdon Clavatum Stipite torto. Idant. 313, Conf. Lycoperdon Clavae efiigie. Toürnf. Infi^ 564. Fung. Clavat albicans Italicus Piftiilaris. Bocc. Mus. T. 107. (10) Lycoperdon parafiticum , apice pufluli , lateribus üssl. Jacq. Aujir* T. I2. DE Paddestoelen* 685 (11) Stuifzwam , op tets anders gebroeid ^rond- ^ , . n ,1 7 7 . ^ ^Afdeel. achtig ongejieeld ; met den huitenften Bajl IIL Goudgeel afvallende en een zwart gepakt ^^^^^ Meel. ' XL Lycopey^ Oprotdg Hout, dat vogtigis, komt dee.^^'^^.w ze, in verfchillende grootte, des Winters , Pokkige. op veele plaaifen voor. Veel vindt men 't aan doode Takken van Boomen. 't Zyn ver- fpreide Wratjes, eerst hoogrood of Goudgeel en Sappig , die opdroogende bruin worden , en verhard bly ven , niet barftende , offchoon gevuld met een zwart Meel. (12) Stuifiwani , op iets anders gegroeid ^ die xil. rondachtig én geknot is. J^.m^'^^ Op de Beukeboomen valt deeze, een Bol- rondachtig Lighaam , ter grootte van eene Erwt tot die van een Vuist, met een Leder- achtigen Bast, van boven geknot en byna ge- rand, een drooge Kurkig fpongieuze zelfftaa* digheid bevattende* (13) Stuift (11} Lijioperdon fesfile fubrotundum S^c. Gort, Betg^ n* P« 332. Stjj't, Nat, XII. Tom. lïL p. 235» Liclieiioi- des tubercuiofum compiesC nigram tkc, Di3l,l. Musc, i2J. T. 18. f. 7. Lycógala Giobofum &c. Mich, Gen. 216* T. 95» f. 2. Splièeria Lycoperdoides. W^i'^* Ohs. Bot, 47. (12) Lycoperdon parafiticum (VibroturAdi^ilö truriCtóm^ S^jft. Nat. Veg. XIIL 686 Beschryving vah A^EEL ^^^^ Stuifzwam , die Klootrondacktig is en IIL ' ruuWy met een doorboorden Mond. HOOFD- XIII (14) Stuifzwam , met den Bast en het Meel Lycoper- paarfch» don Piji' Kmtach- (15) Stuifzwam , bywasjtg vergaard, ir.et den t^se- Mond gefcheurd veeldeelig en een Goudgeel ïyidcn^ poeijer. drmn* Boomen- Houte Schuttingen en oude Muuren p^iphyi^.'kovnt de Baomen - Stuifzwam ^ welke derhalve ^^'^Bia'éu ^'^^^ byzonder niec verdienen zou , volgens den Ridder voor. De Bladen Stuif- zwam is, in vSweeden , op de rug der groene Bladen van het gewoone Hoefblad der Akke- ren waargenomen. XVI. (^^) Stuifzwam, onderaardfch ^ rimpelig y fa- Brasjh^* mengehoopt. V an zwam. ^jg-j hycoperdon globofum fcabrun. Ore perforato. Ttant* N. II. Cj4J Lycoperdon Cortice Farin&qne purpurea# Sp. Flanu N. 9» fL Suec, 1114, 1279. Lycoperd. Epiden- dron, Miniatum pulv» fundens. Buxb. Ha^t^ 203. Hail. /T^/tr. II. Lycop. San^uin. fj)h3i:jncum. Buxb O»^. V. 35. 15. T. 29. £ Zk Büvifla itiiniata, Pifi majoris magn. DiLï.. GiesJ. 197. (15) Lycoperdon aggregatum parafiticum. Ore multifi- do lacero; pulvere fulvo. Sp. Plant. N. lo. i*/. Suec. II. N. 1278. (16) Lycoperdon fubterraneura , rugofum , congestum. Hall. Heiu, mchoat.lH p. 120. Fungi Br asücsfe putres- ceiitis. Glkich. Fymh^ isr Flanu. DE Paddestoelen. 6S7 Van dit Zwammetje , dat aanmerkclyk is , ^^'^ dewyl het groeit aan de Steelcn en Ribben van iTl Kool, die men 's Winters in 't Zand of A^r-Hl''^ de begraaft, maak ik hier nog laatllelyk ge- wag. Het heeft niet meer grootte dan Kori-^*^**^'* ander -Zaad , weshalve fommigen het ook voor Zaadjes van de Kool hebben aangezien. De Kleur is zwart en men zouze , wegens de hardheid , haast voor Peperkorrels hou- den Buiten twyfel behoorenhier de mceften van die Uitgroeizeis , welke de zo onvermoeide H A L LE R tot een Geflagt gebragt heeft onder den naam van Spharia^ wegens de Kogelrond- achtige figuur 5 en van welken zyn Ed. wel veertien Soorten opgegeven heeft , die of enkeld of vergaard voorkomen, tot wellce laat- ften ook de Herts- Builen of Herts-Sponfen (^Bületus Cervinus) , als voorheen gemeld is, door hem betrokken zyn. Dan heeft hy nog twee Gefieelde van dien aart , tot de eerfte van wel- ken zynEd. i'huis brengt, een zwart Vingcrig Gewas, dat op drooge Planken en ander Hout fomwylen groeit, zynde ook met zwart Poei^ jer gevuld i^f) 5 en een ander met platte Vlee- zige Een nader onderzoek dien aangaande en bewys dat het geen Zaadjes maar Zwammetjes zyn , vindt n-.en in het Vertoog v^an B. Bergius, over der Schwamm am weisfem Kokt. Stockh. Verli. van 1765. p. 1^15, et) Sphseria nigerrima aspera petiolata Conica, Hall. H«hf, 11. DsRL. XiV. SruK. 688 B E S C II K Y V I H G VA X. zige FJoórnen 5 'c welk zyne Wortels uitbreicit ^jjj;^^;'tüsfchen den Bast en liet Hout van doocie Hoofd- Boomilammen , aldaar een Netswyze vertoo- ning maakende (*}. Deeze laatfte zou mi^- zivam. fchien ook tót de Knodszwam van onzen Rid^ der en wel tot die Soort , daar hy den by- naam van Ilypoxylon aan geeft , tot welke ze- Icerlyk de eerfte behoort j kunnen t*buis gebragc worden. De Stinkende Koraalaehtige Takkige Paddeftoel^ welken de vermaarde Reaumür uit een Muur gegroeid vondt (f)^ fchynt niy ook veeleer alhier ^ dan tot de Blaasach- tig ronde or Bekerachtige Boviften , gelyk Hall ER zig verbeeldde , te behooren. M ü c o R. Schimmel. Gelyk ju bet Ryk der Dieren de minst aan- merkeiyke,>.,,Qf hiat ;ik liever zeggen de minsc opgemerkte^ tpt befluit gediend hebben van de faefchryving, zo maaken hier de veragtelyk- f|e Planten het laacfte Geilagt uit. Als Planten, naa- ïhtv, znckoat, III. p, 122. N. ^i93» Lithopliytoides ter- reflre digitatum nigrum. lAxvicn* Mem. de Paris* 1711^ ïoa , &c* Fungus Hyiiüxyion digitatus. Bruckm. Cent. II. T. 9. (^J Sphaeïia nigerrima aspera palmata , Cornübus planis Carnofis pulveruieatis. Hall, uts. N. 2194. Li - ch§n - Agaricus nigricans, Ligno adnascens <^c. iMica* Gen. 104. T. 55. f, I. Boletus Ramofiis Coialloides fcetidus» de Fan^ ^ de 1713. Vid. HAll. uts. lï^. ï) E P A n O E S T O K L E N. 68$> naamclyk 5 zyn deze! ven naauwlyks bekend, X* maar in hoedanigheid al te Wereldkundig en ^^^^-^^^ grootelyks gehaac ; alzo zy het bederf der Koofd- Dieriyke en Plantaarcige wStofFen aankondigen. ^^^^^^^^^^^^ Zy zyn nogthans de oirzaak uiec van de begin- nende Verrotting, maar flegts een uitwerking daar van, of worden by gelegenheid derzelve uic onzigtbaare Zaadjes, mooglyk inde Lugc huisveflende, voortgeteeld (*> Ik bedoel hier het Schimmel \n 't algemeen > dat door Li nn ^Ens bepaald wordt te zyn, Paddeftoekn met gefteelde Blaasjes. Sommigen iliaaken, ten opzigt van hetzelve ^ een onder- fcheiding; gelyk Halleu, die de Mucilagê van Mucor fchift,en Michélius ^ die ook der- gclyke Plantjes tot verfcheide Geflagten brengt en met byzondere naamen beftempelt : maar dit uit te plüizen zou myn beftek te buiten gaan. Aan het Katoen -Mos, voorheen be- fchrecven, komt het wel het naafte,ven zal, indien hetzelve Bolletjes aan 'c end der Draad- je» heeft, niet gemakkelyk volftrekt daarvan te (^^ Tas ket Vertoog van den Heer E l L i s , over de Zaadjes van Schimmel^ door my vertaald en ges^oegd agter Bakers Mikroskoop - befchryving , Amfterd, 177S,' bladz. 368 9 enz. Als ook de V/aarneemingen van Need- HAM over de Schimmel- Plantjes , in het I. DeisljXVIIL Stük van deeze NatunrUjke Hitlorie , bladz* 223 : en de Afbeelding van een zeldzaam Schimmai - Plantje , aldaar PI. CXLIIL Fig. 4. C, D. II. D*au XIV. Siw €90 15 E 8 C II U Y V I K G VAM X. te onderfcheiden zyn» ODdertusfchen is het Afdeel, g^^jj^j^^} j-^j^ overvloede bekend , en men HooïE- j^an doorgaans , zelfs met het bloote Oog , zig ^SchimyrM. verzekeren , dat de bepaaling van onzen Rid- der völdoQniiQ zy; die echter zigjals^ewoon- lyk^ niet ten naau^fte daar aan bindt, gee- vende ook Soorcen op , welke niet gefteeld zyn, en verdeelende het Schimmel, in 't al- gemeen /In twee Rangen , als volgt. L Overblyvende. M^i'c(yy Schimmel , dat overhlyft^ met een zwart fphwroce' ■ Draadachtig Stengetje en een Klooirond ^^Kloot- Afchgraauw Hoofdje. bollig. Op rottig Hout en Bast van Boomen was dit in Sweeden waargenomen. De beroemde Hallek, zyn vermaak vindende in Naam- veranderingen, die niet dan moeielykheidbaa- ren in de Kruidkunde, hadt hetzelve, wegens de Geftake 5 Sphcerocephalos genoemd, ofwel betrokken tot het Geflagt van dien naam, dac hy nadei'hand , by de nieuwe Uitgaave van zya (i ) Mmor pcrcniiis , Stipite FiHformi nigro , Capitulo GJobofo cinereo, ^yjï. Nat. Feg. Xlll, Gen. 1218. Sp, T. Ft Suec, 1121, 1286. Tl Scan, 20, Sphaerocephalos. niger, Villo ochro - leueo, HaLl- Metv^ Enimi, p. 9. T* !• f 3. Trichia petiolata ii'gra , Capittilo fphctrico , Villa odiro - leuco. Uelv. inchoat, III. p. 115. T. 48. f. 3.^8» Tridmiius Stipitatus Globöfus, Schjmiep* Icon* Tab, 24, D II P A D r> E S T O E L K N. 69 1 zyn Werk over de Switzei'fche Planten, nieü y^^^^^^, Trichia verdoopt heeft, om dat door het ilA. * breeken van de Baiit , welke het Kloot ronde sJuk°^°^ Hoofdje heeft 5 zig bleekgeele Draadjes vqx^ Schimmet, toonen 5 die door het afvallen van denzeiven het Plantje doen voorkomen als een Haairige Wykwast met een Steeltje van omtrent eea Stroobreed hoogte. Men vindt het , zegt hy, in 't begin des Winters, op barltige Uoom- fchors. Paaien en Planken. Als eene Verfcheidenheid fchynt hier de Trichtilius van den Heer S c h m i e d E L , die veel dikker geftengd is en rosachtig van Kleur, te behooren. Dezelve v^as op den Grond ge* groeid en hadc naauwlyks de hoogte van een twaalfde Duims. (a) Schimmel, dat overbluft y met een Elsvor* jx. mt^ zwart Stdmmetie • en een Linsachtisi f^^'^^^ AJchgraauw Hoofdje. Schurft- mos lig. Gezegde lieer keurde niet goed, dat dee%e Soort, wegens het Linsvormig Floofdje, van de voorgaande afgezonderd worde. Lin- ï'^^us, nietttemin, vondt daar genoegzaame re- fa) Mmor perennis, Stip. Sfibiilato nigro, Capitulo Lenüculari cinereo. Fl, ^mc, 1122 5 1287. Coralloides Fungiforme Arborum , nigrum vix Cruftoftim. Dill* Mme. 7g. T. 14. f. 3» , Xx- 2 ö(>2 Beschhyvinc van Aï^EEL ^^^^^ 9 ^'^ hebbende dit Schimmel , te Fah- iii. * hin,op Pynboomen -Bast waargenomen, niet $tük!^°' alleen tot driemaal zo veel hoogte, maar het Hoofdje zeer byzonder , byna naar een Kreefts- Oog , zogenaamd , gfelykende , van grootte als Papaverzaad, Dillkïiius was een der- gelyk , in Engeland , 's Winters en in de Herfst, op den Bast der Eiken Ivoorgeko» men. III. (3) Schimmel, met een zwarte Borfiel en bruin Mucor p/^;^^ Embotus, Zuiger- achtig. y^i^ Geflagt , daar de Heer Hall er, wegens de gelykenis naar den Zuiger van een Pomp, den naam van Emiolus aan gegeven , en dien, dat zonderling is, in zyn laatfte Werk ook behouden heeft , maakt dit SGhimmclplan- tje by hem cene Soort uit. Het was door hem, zo wel als anderen, die Vleefchkleurig en wit waren, in de Herfst op rottig Hout, daar het by ons ook voorkomt, gevonden. IV. C4) Schimmel, dat overhlyft en bkekis^ met Gou'd-* Goudgeel Hoedje. Ia (3) Mucor Seti nigra , Villo fasco. Gort. Befg, II. P- 332. F/ Suec. 1136, I28B- Embolus nigerr. Villo al- bo adsperfus. Hai.l. Heh, T. 1. f. Helu. wckoat^ p. III. T. 48. f. I. C4) Mucor perennis pallidus , Pileo fulvo. FL Snee Alm N. 1289- Au Aspergillus cax^itatus ochroleucos. Hall»«i D E P A i) E S T O E L E N. 69? In Sweeden is dit door Solanüer waar- ^irti^Êi. genomen , dat mooglyk tot de Aspergilli van i^i- MicHELius zou kunnen behooren, die doorsTUtt!^^^' Hall ER overgenomen zyn. Deczc benaa- ming is van een Wykwast ontleend, (5) Schimmel, dat overbluft en groen is^ met V. Zemelige Bladen , een Draadachtig Sten-- Furfura- getje en KloQtrond Hoofdje. ^^Zemel achtig. Een Schimmel met Bladen, dit luidt vreemd. Ondertusfchen vind ik geen nader belchry ving van deeze Soort , welke op den blooten Grond in Sweeden gemeen is , volgens den zelfden Waarneemer. II. Verdwynende. {()) Schimmel, dat gejleeldn% met een Kloot* vl roni Doosje. ' f^'^^f'' meen. Dit (^fy) Mzicor perennis viridis» Follis Futfuraceis, Stip. Filiformi , Capitulo Globofo* Ft, Si:eG IL N. 1290. (6) Mucor Stipitauig , Capfula Globofa. Gort. Belg, II, p« 332. R» Lugdb, 5ao. Ft, Suec, 1119, i2S4- Mu- cor vulgaris Capttulo lucido &c. Mich* Gen. 215. T. 95. f. I. Mucedo Capitulo diaphano, deinde viridi, pos- trema nigro. Malpigh F'eget, T. 25. f. io8« P, O HooKE Obs, 20 Mucor petiolatus cinereus. Yihix. Hetv, inch>at. 111, p. 113. Gled. p. 161. Oed. T. 4Ó7. C 4» SteRb, p. 289. ï* 3t« MiCH. Qen^^i^. T. 95» II. Dbsl. XiV. Siux. (594 B E S C H R Y V I N G V A N AFDEEt. algemeene Schimmel^ dat op Brood Hoofd ^nderc eetbaare dingen uit hec Planten Ryk, STUK. geJyk inzonderheid op de Boomvrugten , in *SV/i/>/mr, dom loskanen- en aan de Wortels van Boo- men, iaderzelver HoIIerjes gevonden, gelykc Hoofd- naar een VVykwasc , bym zonder Steel en groeit aan dikkeZoodjes, zy nde eerst Sneeuw» -wit , vervolgens Goudgeel , niet Eyrondc Zaadjes. (83 Schimmel 5 dai gtfletld is^ met een rond^ Vlll* üchtig vergaard Hoofdje. Zeegroe». Op fommige Vrugten , die bederven 5 komt dit Schimmel voor , dat van het Gemcene zeer verfchilt, door getakt te zyn, en door- dien de Hoofdjes uit vergaarde en als getroste ronde Zandjes beftaan. Men heeft het van aartige figuuren en vecierley Kleuren waarge- nomen. Hier tce behoort d:it van Lede ti- MÜLX.ER op een Druiven-Tros^ uit hetwcï- ke men zou mogen denken of de Hoofdjes ook Mannelyke Stuifmeel.- Knopjes waren 5 terwyl het buitendien nog Zaadjes hadt. Dê.G le CHE N, die zulks vermoede , vertoont een dergelyk Schimmel 3 dat op Suyboonen gegroeid was. Mmor ^X'^itKtws , Capitulo fubfotnndo a^gregato. Gort. Belg, jl. p. 333. Aspergüius Capitatus Capitulo glauco, Seminibus rotundis- Mich. Gen. 212. T. 9T. f, i. Botrytis cinerea Racemis fihxvicis. Hall. uts. p. 112» Gleich* Obs» Mierosc, IL T. 4. Ledermüll* Mihr^ ïab. z. Xx 4 II. D«EL. XIV. Stuk, 6g6 Beschryvino van X. was* HiLL befchryft. 'er een, met een vier- ^jY^"^' hokkig Hoofdje, in 't midden Meelknopjeseu Hoofd- Vrugtcn bevattende. H n l l e r zegt , dat dit ^M^mmL Schimmel op Plantjes groeije , dfe onder de Pers vogtig worden, gelyk op de Weegbree. Pit veritaa ik niet. Wel waardig ware het , te onderzoeken , wat oirzaak gave tot het verfchil van deeze en de Gemeene Soort. IX- (9) Schimmel , ^a^ gejieeld ts , geringer- Korftig, -AI wederom een ander Schimmel, dat vol- gens L I N N u s groeit op bedorven Spyzen ; volgens MicHELius op alle Lighaamen die bederven, en volgens H aller lange Draad- jes voortbrengt, waar van Ibmmigen wel aller^ meert vier Aairtjes of Trosjes draagen. X, (10) Schimmel, dat Takkig gefteeld met jJs^^^^^^" di'ievoudige Aairtjes^ Dit had t Michelius eens op een door* gefneeden halfrottige Limoen gezien , doch het* (9) Mucor Sd;>itatus Spkis digitatis. Gort. Belg^ IL P- 333* "ts. Bysfus Filamentofa fugax alba, LugdK 5:0. Botrytis non Ramofa aiha. Mich. Gen. T. 5iv f 3. Hall» 2141. (10) Mucor Stipite Rahiofo , Spicis ternatifi. AspcrgU>* lus albus tennislimus &:c. MycH* iris. T» 91* f. 3. j9« Asp, Tcrreftiis Csefpitoüis. /^jT, T. 91. f» 4. DE Paddestoelen. 697 hetzelve hadt vyf , en een ander , op den , Grond gevonden, drie Aairtjes. Waarom het tii. meer Plaggigdan de anderen heet, begryp ik^^^^'^°* niet. (11) Schimmel , da^ groen en Korrelig is. xi. ^ Mucor Op rottig Hout, inSweeden, kwam dcezej^^^^/^*^" Soort voor, zynde een Korstje van rondach- Groen- tige, ongelyke, groene, Lymcrig vogtigeKor-^^^^^^^' reltjes. Onder den naam van Mucilago heeft MicHELius verfcheide zodanigen , van an- dere Kleuren, te boek gefield. (12} Schimmel , dat wit is met hruine onge^ xii. fteeld^ Hoofdjes. ^^ou\'^ daauw. Op de Bladen van Hoppe, Efchdoorn, Doove Netelen, als ook op die der Linden en andere Boom« of Piancgcwasfen , komt dit voor , dat Honigdaauw van fornmigen ge- noemd wordt C*). (13) Schimmel, dat zig ah geel Smeer of Bq'^ XIII. Urv^toont, Cu) Mucor viridescens Granulofus» Mant^ 3T3. Muci- lago? MicH. T. 96. C12) MticoT aibus , Capituüs fuscis £esfi'ibus. Gort. Belg, IL p. 333. Fh Suec 1124, 1292. C*) Zie 't voorgaande XIIL Stuk, b1adz. 425 , enz. fi3j Mucor Unauofus flavus. Gort, Eetg.H. p. 333- FL Sim, 1285» Mucilago flava Rsünofisfima mol- II. D£&u XIV* Stuk. D: E P A O O E S T O E L K N. Dit groeit op .de Mest in Broeibakken en op Afdeel, vogtige Planken - V' loeren , die 'er door als Hoofd- opgevreten worden. Opfchietende , is het &TüK. eenPIaggetje als van Koraalachtige Bocnipies, Schimmel. groote vogtigheid als Boter weg vloeijen , doch droogende een Sponsachtige gedaante aanneemen 3 welke niet onaartig is, maar binnen w.einige Uuren in een zwart Poei* ' jer verdwynt.,, Op oude Run, by hoopen ge- ^ legd , had t Marcb aïst in Vraokryk dit Groei- zel waargenomen, dat by de Locijcrs,zegt hy bekend is , onder den naam. van Rtmhloenmu Hy geeft daar van de Afbeelding. Die Inatfte zou ftiooglyk wel aangemerkt kunnen worden ais eene vereenig-'ög der Dler- lyke en Flantaartige Voortteelingen ; 't welk fommigen van de Paddeftoelen in 't algemeen denken; doch, genoegzaam uitgeweid hebbeni- de in dit fiag van Voortbrengzelen, zal ik hier de befchryving fiuiien van het Ryk der Plan- ten* Ms. Hall. Ilelv. 5. Fuligo Butyracea Crocea, Cau'icu- Jis Ramofis, laciniatis. Beh, imhoat, ÏIÏ. p. iii. Gled. p. 160. Spongia fugax mollis flava amoena. Makch. 'XB. 1727. p. 472. Lycogala Terreftre Cespitofum mi% reco^H colore.? Mich. 216* T. 95- f. 5. B Y V O E G Z E L O V E R HET Z E E - W I E R. Daar ik m het voorfte van dit S t u k , en wel bladz. 17, 20, gewag geinQ^ikcheb van eene Verhandeling van den Heer 1' hun- berg , Kruidleeraar te Upfal in Sweeden, in hét XX. Deels 11 Stuk van de Verhan^ delingen ov/i.tx Hollandlche Maatfcbappy te Haarlem geplaatst ; zou het eenen opletten- den Leezer vreemd moeten voorkomen , dat ik in dit zelfde Stuk niet aangehaald heb, het uitvoerige Vertoog van den Wel Eerwaar- den" Heer Marti NET , over het Wkr der Zuider-Zee^ \t\ \ gedagte IL Stuk der Hol- laifidfche Maatfcliappy' aan 't licht gegeven , iiiettegenftaatnée ik^ bladz. 243 ^ van het door zyn' Ed. aan my dien aangaande medegedeelde omftandig fprak. De ongemeene vertraaging dér üitgaave van dat Stuk 5 't weJk eerst in Auguftus deezes' Jaars is verzonden; ter- v*'yl ik " de Proeven dier Verhandeling van Tk u N B E v^ c , als ook van tnyne befchry ving der Japanfe Visfcficn, in hetzelve, reeds an- derhalf Jaar te vooren gelezen liad , zonder van 't gedagte Vertoog van den Heer M a r- TlNET iets te weeten; is oirzaak daar van geweest en doet my nu , by^Wvze van II. T)j&zu Xiy. Stuk. Byvoeozel over het voegzeJ^ nog eenige Aanmerkingen daar om- trent mededeelen. Gezegde Heer befcbryft de Nuttigheden van het Zee -Wier, zeer omftandig , ea niet min- der fraay , dan het Ongemak door deszelfs Stank aan het Volk , die 't zelve visfchen , vervoeren en aan de Dy ken brengen veroir- zaafct ; in ecne Blindheid beftaande 3 welke echter door bekwaame Middelen ligt weg te neemen zy. Men behoeft , uit zyn Ed, mede- gedeelte lierigten en Getuigfchriften , geens- zins te twyfelen, of het aankomen deezer Blindheid is van dien aart , dat zy de Men- fchen boven Wind trefFc en onder den Wind vry laate ; weshalve door de Wiervisfchers gezegd werdt, dat de Stanè van 't Wier 5 in het Vaartuig , tegen den Wind op zoude trekken. Dit, echter, wil zyn Ed. niet er- kennen; ja acht zulks onmooglyk en tegen- ftrydig: daar het myns oordeels weezentlyk plaats heeft* In de Lugt, immers, is cene Keerftroom, zo wel als in het Water , welke ontftaat , door eene verdunning der Lugt ag- ter een bewoogen Lighaam ; waar door ligte te ftofFcn , in dezelve zweevende, naar het- zelve worden aangetrokken , en , byna als door den Zuiger van een Pomp het Water, aange- zoogen. Hier van is een blykbaar Voorbeeld in de Dwaal -Lichten, die een Menfch, wel- ke voor hun vlugt , navolgen : *t welk den Heer Z E E • VV I R R. Heer Martin et niet onbekend kan zyn. Even zo moet noodwendig de Stank cf fcher- pe Damp van 't Wier in een vooir Anker leg- gend Vaartuig , naar voeren trekken, en in een Vaartuig dat voor den Wind zeilt, ©aar agteren; om dat de Wind veel fneller voort- fchiec dan het Schip, «n dus hier ook terug- waards eene Zuiging als een Keerfcroom ver- oirzaakr. In de nuttigheden van het Wier , maakt zyn Ed. geen gewag, hoe over- oud deszelfs ge- bruikwelzy, aan de Zee - Weeringen van ons Land. Men vindt op het Jaar 1466, wanneer eerst een aanvang werdt gemaakt, van den üyk met een Schoeijing van Paaien en Dwars- balken te befchutten, gemeld, dat men toen 5, reeds van 6uds denzelven onderhouden en „ geftevigd hadt met een Gewas, Wier ge- „ naamd , 't welk , door de Wilde Vogels van den Grond der Zee opgehaald zynde, „ omtrent het Eiland Wieringen, in grooteu 5, overvloed, plagt gevifcht te worden" (*)• Dit komt ray veel waarfchynlyker voor, dau dat het Loof in de Nazomer los zou gaan , door den* Vloed of door de Golven afgerukt wordende van den Wortel, en voor *t overi- ge geheel zou verfterven. Want, indien dip natuurlyk plaats heeft , hoe komt het dan , dat (♦) WAGftN. Vad, EW. IV. D. bi. 99. Ih T>%mu XIV. SxvK. BvvpiCGZEL OVER ÏIET dat 'S'Wintei's nog door fterke- Vorst de Wier- velden bevriezen Jcunrren metSchotfen^diehet Gewas iiici Wortel en al uit den Grond rukken ? Daar toe, immers, zou de Plant Steelen of Bladen inoeten hebben ^ en wel die zeer vast zaten. Terwyl , nu , de Rotganzen in menigte aazen op het Wier, deszelfs Wortels inzon* derlieid beminnende^ als gezegde Heer aan- tekent, en de Wilde Eenden op het Zaad; zo is hec ontvvyfelbaar, dat die, door plukken en fcheuren , een menigte Bladeren los rukken en doen dry ven , terwyl het overige Gewas 3 in 't Voorjaar weder uitfchietende , nieuw Wier maakt. De Heer Marti net geeft eene zeer goede Afbeelding van het Zaaddraagcnde, welk de VisfchersT^y^j^/Vr noemen, doch geens- zins van het enkel Bladwier ^ 't welk zy, om dat het onvrugtbaar is. Gelde Wier heeten, even als zulks van de Kocijen gezegd wordt. Van dit laatfte geeft de Heer Oeoerus de Aïbeeiding, meldende dat dit Wier, in deBog- ten en Inhammen van Deenemarken , groote Grasvelden maakt, onder Water, Bülyk hadc men van die Verfcheidenheid ^ in de groote omflag van zes Plaaten, ook eene Figuur vcr- wagten mogen: te meer, dewyl dit ons Zee- Wier niet bekend of opgemerkt is geweefc by de Ouden, 't Is zekerlyk de tweede Zee- Fucus of Wiert (^Fuchs Marims alter) van D o-^ Z E E - W IER. DO Neus niet; die zelfs daar van zegt, dac dezelve geeii L;;aderen heefc, verdcelendc zig in Veters of Nefcelingcn van een halvcn Vin- ger breed : 'c welk zeer pafc op het GegulFeid Zee-Ruy , door L inK-^^üs genaamd Fucti^ elongatus ; gelyk ik in deszelfs befchryvinge , (bladz i:§7 , hier voor,) aangetekend heb. Ook is hec geenszins dat Lob el noemt, Alga marimj ZcQ-jSeitelen; waar toe het Smalbla* dig Wier der Glasblazeren ^ dus genaamd, om dat de Vonetiaanen 'er hun Gias in pakten, als ook i:iec Smalbladig naar Veters gelykend Wier, beiden van BAUHii^üs^ behooren: maar het is deszelfs (^/^^ Grannneo foIiojWier met Grasbladen , cn wel in 't byzonder de ^f/* ga rnariija Gramima anguflifolia Seminifira van T o u R N E Fo R ï welke R A y aanmerkt Tak- kiger te zyn ; dat zeer met het gedagte ïak- vvier flrookt. En deeze heeft zeer veel over- eenkomst met . het Vlotgras onzer Binnewate- ren , gelyk onze Ridder in derzelver befchry- vinge (zie bladz. 242 , hier voor,) opgemerkt heeft. Zyn Ed. hadt, in het Verhaal van zyn West- gotthifcbeïn Uelstogt, ook een taamelyk goede Afbeelding van een Takje van dit Zee- Wier gegeven en de Vrugtmaakende deekn vry dui- delyk voorgefleld ; waar uit blykt , hoe het bykome , dat ia 't eerst als een dubbelde ly van Zaadbeginzcls , vervolgens maar een en kele BVVOEGZEL OVER HKT ZêE-WiEU, Icele ry van Zaaden ^ig vertocnen ; als ook dac dezelven onbelemmerd aan een phtten Vrugtfleng ^ zitten, welke in de Scheede des Blads vervat is : en verder , dat geenszins die fyne Streepjes , welke tot aanhechting der Mannelyke cn Vrouwelyke Vrugtdeelen die- nen , in de Vrügcfteng zo zigtbaar, uitzwel- lende Vrugtdeelen worden. Voor 't overige kan men daar omtrent bladz. 243, 244 my ner befchryvinge, hiervoor, nazien. Kortelyk moet ik hier nog , tot vervulling van het gene door my op bladz. 246 gezegd is, by voegen 5 hoede vermaarde Heer Gon- NERüs verhaalt, dat niet alleen dit Wier , \ welk zeer overvloedig in de Zeeby Dront- hem , en elders aan de Kust van Noorwegen groeit, by gebrek tot Voedzel van het Vee ftrekt , maar dat ook de Jutlanders daar een Zout van maaken , waar mede zy den Vifch, die 'er echter zwartachtig van wordt, ter be- waaringe inzouten. Dit is zekerlyk grootendeels een Zee - Zout > uit de Sappen van het Wier , dat voor 't overige van eene Alkalyne zelfftandig- heid is, en derhalve weinig vast Zout geeft, gelyk de Landplanten van dergelyken aart. ^ BLAD- DER SGHUILTEELIGE PLANTEN. jALardbuilehof Truffels. 666 Aard'Eljeren. 643 Aard - Goidel. 380 üardfler. C58o Adders - Tong* 40 Adek^wam» 635 Agaricus. 627 Amadoue of Tontei2Wam.62 4 517 99 ArceU Arend- Varen. Darmfcheil - Zwami Deken vlag, Dryfblad. 624 33C^ ii27 èaardtnös* Êeerlap. Èeker - Zwam- BergniüS Bezem - Mos. Bilfen of Pilfen. Bloeijend Varens Bogt- Vare». Boom - Mos* Boom - Varen. Bovisti • Êraafemgras. Breekebeen. 387 651 456 407 6jo 60 116 554 444» i52 674 232 30 Eendekroos. Eiken -Leder. Ö24 Eiken -Varen. 15^^ CWit) 178^194 (Zwart) 138 Eiken-Zwam. 619,62/! i5-i Engelzoet. iJrood - Mos in Egypte» 528 CyprestMoi. Flap. Fonteinmosi r. Gaatmös. • 2 Geesfel. CsHeilands) Geitenbaard. Gevoelig Boom, • Varen.^ Grachtvaren. Gulden Haak. 3^7 3yf sa 64 40? flaèlitbuis. ^>|aairmosA '^,06 B L A D W Y Z E a. Haajfpknten. Haazen-Oor. 602 Halsketting- Mos. 564 Heernioes. 23 > 2^5 Helmkuif. ASi Hert&hooin.Mös, 459 Herts-Sponfen. 672 Heitstong. * 122 Hertsz waii] of Hertsbuil 6 7 2 Hcxen - Eijeren. 640 Hexen- Krans» 376 Bey- Cypres. 377 Hirfchbrunfl:. (541 , 674 Hondsmos* 535 Honigdaauiv. * 697 Hoornblad. 255 Hoornbloem^' 493 lioutpypen. 2B J- Jicbtzv/ain. , 6
  • 55^ V. Varen. (Gemeen) 97 (Eetbaar) I72 Mannetje. i8f Wylje. . 190 Y y £ Ve« ,B t A D W y Z E R. Veenmos. • 384 VgHUSrHaair. 204 Èuropifch. 2x3 CGeel) Aor (Verguld) 4^8 (WiQ 140 4X73 (Zwart) 137 Verfmos der Schotten. ^17 Vinger - Kamper noeljö» 664 Vlieger» Zwam. • 605 Vonkho^U • 620,623 W^ieïbloeize!- , 575 Water Duizendblad, 80, 258 Wiiter - Paardeftaart* 250 Water Pruim. , 325* Water ^Spongie* 330 WatsT* Varen. t 59 Water -Veil. (I^lein; 252 WatervlieSi. * 317 Waterzwatnmen, 588 W^de?dpod. 130, 220 (Galden) 407 , 415 Weijers of Weidzwamiuen.öii Wc}k- Varen. . 37 Wiev of Wiert. . . 266 Wieïbiad. . 262 Wieren. . 235 Wilgen -Zwam» , 629 Woifsklaauw. ♦ 366 Wojfsveeft» . 674 Wolkebreuk* ^ 568 Wvf|8a- Varen, 98 Wyfj^s - Weder doodt 141 Yslandfch Mos» $20 Zee-Baard. J 34Ï Zes -Ballen. , 240 Zee-Denne. • 29; Zee- Eik. 273,^80 Zee ' Garen of Zee-Haair. 297 Zee- Gordel • 304 Zee- Gras. 238, 246 (Yslandfcb) 300 Eee - Kroo&gen- Sargazzo, 27^ Zee 'Leverkruid. 535 Zee -Mos. . 327 Zee -Najade- , . 260 Zee - PaddeftoeU 640 Zee-Ruy. , 264 (Blaazig) 280 (Draadig) 297 (Eetbaar) 303 (Gedoomd) 295 ,312 (Gepalmd) 29P (Hoornachtig) 3^^ (Knoopig) 284 (Korrelig) 31 ^ .(Pokkig) 288 (Smalbladig) 287 (Suikeriö 304 (Tronipettig) 301 Wrattig) 309 Zee- Salade. 323 Zee-Vlafch* 288, 297 Zee - Wier. 237 Zwammen^ ^ (^'^o REGISTER DER G E S L A G T E N, A. ichufHn Jldianium. Anthoceros* Aspknium* Blafia. Blechnum^ Boletus, Bryum. Buxbaumia^ Bysjus, Ceratophyllum^ Chara. Clathrus» davaria. Confarva. . Equifetum» Fontimlis^ Fucusi, E. F. 67 600 483 117 490 lio 621 396 573 ^S5 249 644 661 3^7 S9I 26J Helvella. Hemionitis* Hydnum. Hypnum» J. Jföëtes^ ♦ j' Jungermannia. Lemna. Lichen. , Lonchitis. Lycopefdon. Lycopodium, M, Marchantia. Marfika. Mnium. Mucor. Myriophyllum. Najas. Yy ; 647 441 4 verfcheidene, eerst onlangs in Japan door deii Heë r Thunberg verzameld. In hec Dertiende Stukzyü de Grasplantkn, en allen tot dien Rang behoo- rende, gelyk de Tarw^ Gerst ^ Rog ^ Ryst en anJere Soorten var Koorn^ ten naauwkeurigfte befchreeven> en dit is behalve een groot getal dergelyken nieuwö Soorten, ook door een Tafel, waar in de deeUn van de Bloem en Vrugtmaakinge der Grasplanten zig zeeif duidelyk onderfcheiden, opgehelderd» Het deertiende en laatfte Stuk, van dit Deel der Natuurlyke Historie, thans hier uitkomende , waar mede het Kyk der Planten (uitgenomen een Algemeen ^ Regifler met eenige Byvoegzelen en Aanmerkingen, die moog- lyk wel dra zullen volgen ,) beflooten wordt, befchryft de Planten van duiftere Vrugtmaakinge gelyk de Varens^ Wieren^ Mosfen en Paddefloelen y zynde ook door vee- le dergelyke Afbeeldingen > zo veel immer doenlyfé i?vas , opgehelderd* O i