i I / \ i \ I i Digitized by the Internet Archive in-2014 https://archive.org/details/natuurlykehistor35linn / i NATUÜRLYKE HISTORIE O F UITVOERIGE B ES CI1RTFING DER DIEREN, PLANTEN E N MINERAALEN, Volgens het Samenstel van den Heer Met naauwkeurige Afbeeldingen. DERDE DEELS, DERDE STUK. De STEENEN. Te AMSTERDAM, Dy de Erven van F. HOUTTUÏNl MD CC L X X X I I, INHOUD van dit STUK. II. AF DEELING. De STEENEN, ï. Hoofdst. Algemeene Eigenfchappen en Oir* fprong der Steenen ; aU ook derzelver Verdeeling , Rangfchikking en onderfchei* ding in Gejlagten. Bladz. I II. Hoofdst* Befchryving van de Aard* achtige Steenen f of die als uit Op- pervlakkige Aarde geboren zyn , tot wel- ken de Leysteenen behooren , welke men anders ook wel Schiefers noemt; van veelerley Kleur en hoedanigheid. > ■ ij HL Hoofdst. Befchryving van de K alk- aar t i c; e Steenen 9 onder fcheiden inde Gejlagten van Marmer , Gips, Draad- fieen enSpaath; waar onder de Alabas- ter, Bononifche Steen 5 het Yslandfch verdubbelend Kryftal , de fchemerende La- brador - Steen ; als ook de Veld- en Vloey-Spaathen, zyn Vhuis gebragt. - 1 « 41 IV. Hoofdst. Befchryving van de K L E 1 j ig e Sieenen, dus i als uit Kley voortgeko- men zynde , genaamd ; tot welke de Ami- anth * Glimmer , Talk en daarom ook de Spekfteen, Serpentynfteen, Potfteen , Graveelfteen , Hoorn fteen , Pekfceen > Rood -Aard 5 Steenmerg > Spaanfch Kryt enz% behooren. • 157 * 2 V. V. IIoofdst. Bêfchryving van de Kei ze- li g e Steenek; tot welken, zo d* gewoone Keijen en Vmirfteenen, als de Egyptifche,n«i.« 119 F/g. 1, £m Sü/fedoorfchynend Dubbel-Spaath varc Andricsbcrg, « bh 122. • 2, roöi m w#f Sfl/^ doorfchynende Duitfche Teerling - Spaath 131* — 3. Aartige Kamerige Spaath uit de Sibe» rifcherGondmynen. . H.ixa. — ■ 4. Lensvormige Spaath uit Dalmatie bl 133. — 5. Driekantige doorfchynende Spaath - Kry- flallen wzf Engeland bl, 135. ö. Zeskantige , tweepuntige Spaath -Kry* Gallen dito. . ü« 13$. * 3 mg* Fjg. 7- Topaaskleurige Teerlings-VIoey-Spaath uit Engeland, hl 155. mmm 8. Korrelig gekryftailizeerde witte dito uit Saxen. . bi. 156 . Plaat XXVIIf. Afbeelding van Serpen- tynsteen cd Asbesten. tegenover Bladz* 165 Fig* i» Een Jlukje Cyprifche Asbeft, Zilver- kleur. . 5/165. ~ 2. Een Stuk onverbrandbaar Touw , van Aslett gevlogten. . bl. 166. — 3. Donker groene Onrype Asbeft uit Schotland* bl 172. — 4. Gefiraalde of Stern Asbeft, Goudkleu- rig. . bl. 173» • — 5. Sttti/e zogenaamde Berg -Kurk op Spaatk. . bl- 174» — — 6 ££7* dzta, Berg-Vleefch geheten, van den Haart s „ bl. 175. *— 7. Witachtig Berg -Leder van Schneeberg in Saxen, . bLï^6. 8« £e» Flaatje Serpentynfteen wit Saxe». W.208. — 9. ifiWer bruine Pekfteen va» Meisfen. . bl. 214. Plaat XXIX. Afbeelding van Keystee- nen 9 enz. —■■«»«» ■■ ■ 251 I. Een doorgezaagde Keyjleen uit den Rhyn , by Bazel, 232, — 2. Een doorgeflagen Vuurfteen, op de Breuk geringd. bl, 237. — » 3» Bisfchops- figuur ineen Egyptifche Kei* zei. . bl. 246. — • 4. Kardinaals- Mutfen of dergelyke in een Key uit den Rhyn. bl. 248. • — 5. Veranderlyke Opaalfteen uit Hongarie. M- 2(5(5. — 6. Een zeer fraaïje Onyx Sardonyx • Steen, uit Ooftindie. bl 269. — ■ 7-12. Verfchillende Onyxen of Oogftee- nen, . bl. 273, ~ 13, Een zeer fraaije Sardonyx, als een Eytje gefatfoeneeid. W. 274. Plaat Plaat XXX. Afbeelding van verfchei- _ derley Achaatek. tegenover Bladz. ipi Ffe. Doorfchvncnde -Ar/wat van Roslag , met aarttee figuiiren, K291. — 2- Rondvlakkige 9 rood en witte, van Grunbach in de Paltz W. 293» — - 3. Fraaiïe itowi ■■ -rfc/wat van Rogïits in Saxen. - K ^94. — 4. Zeer fierlyke dito uit Tweebrugge , niet Kryftal en Mos. bL 294» • 5. Keurlyke Vefting- Aehaat vanKirchen- bollenbakker. , M.*95» - 5 Fraay getekende Onyx - Gehaat uit Sa- xen. . bl. 296. ^— 7. SierlykeGnm-^dfoat vanCunnersdorf by Dresdem K 298* Plaat XXXL Afbeelding van verfchei- derley Jaspissen. «— — — 303 Wig» 1. Zeer fraai je hoogroods Jaspis met Mi- neraal , uit Italië. bl. 304. — 2. dito groene Kruider - , zo ge- naamd, uit Bohème. bl. 310. — 3. Zeldzaame bruine gemarmerde uit En- geland. . M. 3J3- . — 4. Roode 2\Te£JW9 ƒ van Frauen- berg by Ober Rein. ^.313. mmmm 5. Sierlyk paarfche groen gehande er d 2 Jas- pis uit Siberië. bl 314. mmm 6. Bleekroode Band- Jaspis , Gênant of Taffteen, uit Saxen. W.315. 7„ jaspis mat Verfteende Asbejl , groen ge- vlakt, uit Mansfeld. &/.316. Plaat XXXII. Af beelding van Kw arts- Droezen en KRYSTALLEN./^g^^r Bladz*333 Wig. I. Gekapte Kwarts of Kaften- Droeze van Schneeberg in Saxen hl 333. - — -2. Korjlige Kwarts van Ifaak byFreiberg met Wormachtige figuuren. 335. u - 3* Gekorrelde Kwarts - Droeze uit de Frei- , berger Rivier. ^.336* . -4. Egelvormige Kwarts -Droeze uit Hon- garie, . te 337. mm-* 5. Zflkfe/^egekryftallizeerdeKy/arts-Droe- ze , van Andriesberg. , ■ hu 338» Tig* Fig. 6, Switferfche Kryftal -Tak. W.354} 7. Kryfial van Ilirfchberg in Silezie.i/. $ 56. Plaat XXXIII. Afbeelding van K&y- stal-Droezen ea ScmRLSJegenoverl$lzLdz>259 Fig. 1. Een wiite Evemvydige Kryftal-Droes van Eibenftock in Saxen, bU 360. — - 2. Op elkander leggende van Hirfchberg in Silezie. . -5/. 360. ——3. Een dito heldere met bruine Punten van Bramberg in Bohemen* bu 361; 4. Een Ceyionfch Rook - Topaas Kryftal tweepuntig, . bl 303. 1 ■$. Een byna rond ondoorfchynend wit Kryftal uit Keulsch Suerland, bi. 365* — 6, Een zogenaamde Hyacinth of twee- puntig Kryftal , uit Spanje. bu 369. 1 1 7* Eèn Smaragd - Prajer Steen , groen , Schirlachtig begroeid van de Kaap.R378. ■ 8« Een Glimmerfteen met fyne Schirl uit Spanje. . K386. « 9* Violette Schirl uit Dauphiné, M. 388. Plaat. XXXIV. Afbeelding van Edele SïEENENeilROTSSTEENEN. ■ ■ n — 401 F/g 1. Tirolfe Tourmalin in zyneTalkige Ma- trix. . "«.402. — - 2. Kryftal -figuur van Ceylonfche. Z?/. 409. 3# BraJiliaanJ'ckegt ome Tourmaün. bL^oi. — — -4 Noorweegfe zwarte. bL 401» — — » 5. Spaanfche dito. K 405. 6. Hongarifche Diamant* R 445. ■ 7. Nagemaakte door de Benjaneezen in Oofündie. . K446. ———8. Kryftal -figuur van Robynen. bh 463. — ~ 9. - -—■ — van Safieren. bl. 472. — — 10. van Brafiliaanfche Topaazen. bu 478. -n, van Schnecken - Topaazen. , />/.483. - — . 12. ■■ ■ van Chryfoliethen. bh 501. — ■ 13. van Granaaten. bL 520. — — 14. Groen Porfier^ of zo genaamd Vliegen- Marmer van Moskuu. bL 570. — 15. Dendrietifch Porfier uit Duitfchland* ^573- — 16. Groenachtige Graniet uit Moravie. W.593. -17. Poddingfteen uit Schotland. &/• 628. 2?£G«? REGNUM LAPIDEUM, HET RYK DER MINERAALEN. TWEEDE KLASSE. P E T R m. S T E E N E N. B E S C H R Y V I N G D E R MINERAALEN. ƒ ƒ. A F D E B L IÏX G. De STEENEE ï. H O O F D S T U K. j&lgemeene Eigenfchappen : Qirfprong : Verdeeling% Rangfchikking en onder fcheiding in Geflagten. t^AA^an de befchouwing der Aard -Stof- ♦( tt )♦ fcn flappen wy, zeer gevoeglyk* *([ ^* tot die der Steen en over. Im- mers , behalve dat fommige Mi- ireralogisten dèzelven tot xle Aarden betrok- ken hebben, en daar onder befchreeven; zo ié het ten minfte zeker , dat de Grondftof der meefte Steenen tot dezelven behoort. Boven- dien heeft onze Groote Voorganger, de Rid- der Linn/eus, de Steenen, naar de afkomsü uit byzondere Geflagten van AardftofFen , in Rangen geplaatst; 't welk dus nog meer my* ïie verfchikking in de befchryving van het Mineraalen -Ryk billykt. Ik heb voorheen A daas III. Deel. III. SfüK» De Steeno in 't n. daar van een Schets medegedeeld (a); als ook Atdeel. van je Groeijing der Steenen uit Aardftoffeu Hoojd- kortelyk gefproken (b). S™K' Steenen zvn harde Lighaamen , zwaarder dan Eigen- * jfchappen. Water , van aanmerkelyken famenhang, niet uitrekbaar ^oor den Hamerflag , maar met ' meer of minder kragt vergruisbaar. De hard- en zwaarheid onderfcheidtze , op 't gevoel , van de meefte Houten ; de famenhang van de Aarden ; de broofchheid van de Metaalen in 'c algemeen. Eenigen zyn van onbepaalde fi- guur , gelyk Ley , Marmer , Zandfteenen , Key- en Kotsfteenen : anderen , gelyk de Spaathen , Kryftallen en Edele Steenen 5 heb- ben een regelmaatige gedaante. De zelfftan* digheid is in eenigen Vezelig, in anderen Kor- relig of Schubbig, Hoewel zy allen onfmelt- baar zyn in Water of Olie, bevindt men doch veelen doordringbaar voor die Vloeiftoffen en zeer aandoenlyk voor de vogtigheid der Lugt, welke de meefte Steenen , door langheid van tyd, meer of min verteert. De zagte Steenen, gelyk Ley , Marmer en Zandfteen , zyn hier aan zeer onderhevig ; de allcrhardften , gelyk Graniet en Porfier , daar van niet volkomen vry. Verfchil De onbepaalde figuur is het gene de Lig- van de Jjaa- Verftee- ningeu. (a) Natuurlijke Hiflorie , 111. D. 1, Stuk, bladz. 130; ' enz. (b) Het zelfde , bladz, 66, enz> ALGEMÉÉN BESCHOÜD. 3 haamen deezer Afdeelinge onderfcheidt van II. de Verfteeningen en andere Zaaken , tot de T voorbaande betrokken. Anderszins komen H00*0" STUK» veelen derzei ven, zo niet allen, in hoedanig- heden met de Steenen overeen; waar van zy ook den naam hebben. Dit ziet zo wel op de Verfteende Zaaken uit het Planten- als uit het Dieren - Ryk. De Dendrieten , Boom- en JMatuurfteenen, zyn volmaakte Marmers, Ley en andere Steenen , en komen derhalve hier ook in aanmerking. De Steenen in Menfchen of Dieren gegroeid , gelyk de Bezoars en Gal« fteenen , onderfcheiden zig door de Groei- plaats: de Adelaar -Kern- of Klapperfteenen door de hoedanigheid: de Stalaólieten of Drup- fteenen door de geftalte. Zo is 't ook met de Zeolithen en Bafaken. De Tuffteenen , al- leen, kunnen bezwaarlyk van de Steenen af- gezonderd worden , en dit maakt dat de Alabastcr,die eene Laags wyze groeijing heeft, van fommigen hier t'huis gebragt wordt (V). 't Voornaamfte , dat de eigentlyke Stee- Oiïfprong b? en van zodanige Samengroeizelen onder- nea,Stee" fcheidt, is, dat menze reeds door de Natuur voortgebragt vindt, zonder dat de wyze van aangroeijing, voor 't Oog, waarneemelyk is. Anderszins moet men den Oirfprong van vee* len (*) Zie 't voorg. 11. Stuk, bladz. 259. A 2 III. Ds.eu III. Stuk* 4 De Steenen in 'ï tl. len derzei ven eveneens begrypen, als die deff Afdeel. Xuffteenen en Omkorflingen. De meeften zyn Hoofd- gefprooten uit eene bezinking of neerzakking der Aarddeeltjes uit de Wateren, met eenige Lymerige Stoffen famengegroeid en door uit- drooging, of door onderaardfch Vuur, ver- hard; even als men zulks in de door Konst van Kley of Potaarde gebakken Vaten , die ook een Steenige hardheid hebben 9 waar- neemt. Ontwyfelbaar is 't, dat alle Steenen $ die men in evenwydige en horizontaale Laa- gen famengegroeid aantreft , by fommigen deswegen Sedimentfteenen genaamd , een der- gelyken oirfprong hebben* Alle Soorten van Ley- of Schieferfteenen ; veele Kalk-enZand- fteenen ! ja de Talk en verfcheiderley Rots* fteenen , behooren hier t'huis. Geftremd© Andere Steenen fchynen uitjeene vloeibaa- Steenen, fe gtofFe 5 met veele Aarddeeltjes bezwangerd, of ook zonder dezelven , geboren te zyn. Sommige Autheuren noemen die Stoffe een Steenfap of Steenmaakend Vogt , en de dus gevormde Geftremde Steenen. Dezelve komen niet Laagswyze maar by Aderen of in Klom- pen voor , en men vindtze dikwils Opper- vlakkig , by ftukken en brokken ;'t welk door Aardbeevingen , het afbreeken van Bergtop- pen, door uitbarftingen van geweldige Water- ftroomen en andere omkeeringen in de Opper- vlakte des Aardkloots , zal veroirzaakt zyn. Dus ALGEMEEN BESCHOUWD. 5 Dus verbeeldt men zig , dat de meefte Kei- IL zeis en Kwartfen , als ook veele Rotsfteenen , Atdeel. ontftaan zyn. Ook behooren hier de Ony- Hoofd- xen, Kat-Oogen, Opaalen, en anderen dieSTUKt' men onder de Edele Steenen telt : zelfs de Jaspisfen en Achaaten. Geheel verfchillende denkbeelden hebben Byzonde* eenige Autheuren , aangaande de Groeijing der^,nge^ Steenen , gekoefterd. Toürnefoiit, zo Tourne- beroemd in de Plantenkunde, bragt de Voort-GEOF- teeling derzelven op de Steenen over, enver-FR0Y# beeldde zig, dat deeze ook hun Zaad hadden: ten minfte dat zy , op de manier der gewerk- tuigde Lighaamen, aangroeiden. Eene Waar- neeming'in de Doolhof van 't Eiland Kan- dia, alwaar hy de ingegroefde Letteren ver- heven en uitpuilende vondt, bevestigde hem ïn die gedagtcn. Zulks , echter , kon door enkele uitzetting of aanvoeging gefchiedzyn: want, indien het inwendige groeijing ware geweest, zou men vraagen mogen, waarom zulks meer plaats had op die uitgegroefde plaatfen , dan door den geheelen Steenwand van de Grot. Geoffroy, niet minder in de Scheidkunde beroemd, Itelde dat 'er in de Aarde tweederley kleine Elementeele deeltjes zyn , eenigen als zeer fyne , dunne , byna gelykvormige Plaatjes , anderen van allerley ongeregelde figuur. De eerften vormden , door hunne famenkomst en verbinding, Krys- A 3 tal- III. Deel. III. Stuk, er De Steenen in 't TT. tallen en Keizeis ; de anderen veelerley Stee- ArDEEt. nen yan onregeimaatige Geftalte en ondoor- sVvsT' fchynende- Wanneer zig deeze deeltjes in de vorming vermengden , dkn fprooten daar uit Granieten en andere famengeftelde Steenen. Maar, behalve dat die figuur en onderfchei- ding der Aarddeeltjes niet bewys!yk is; zo komt de Vorming dan byna op het voorheen geftelde uit. Gevoelen De groote Reaumur verdeelde de Stee- Rêaumuf. nen 130 doorfchynende of Kryftallen , in half doorfchynende of Keizelfteenen , en in on- doorfchynende of gemeene Steenen (W). Hy achtte deeze drie Werken der Natuur in be- trekking tot malkander te ftaan., als de drie Konstwerken , Glas , Porfelein en Aardewerk. De voortbrenging der Krystallen ftelde hy in de famenhooping van allerfynfte Zanddeel- tjes, en het Water , met dezelven bezwan- gerd, hieldt hy voor het Steenmaakend Vogt, dat alle Zand-, Aard- en Kies -Stoffen met el- kander verbondt , en dus de Steenen vormde, Kley, Kryt, Mergel, en allerley AardftofFen, wierden Keizelfteenen , wanneer zy van dit Steenmaakend Vogt doordrongen werden. De Kalkfteen , van natuure fpongieus , werdt door zulk Water tot Marmer gemaakt , en kon , nog al meer van hetzelve doordrongen, zelfs een Key. Mem. fur ia nature et fêtmation des Cailloux. ftïCJn* de PAcad. R. des Sciences , de 17*1 , \u 333, ALGEMEEH BESCHOUWD. Keyfteen worden. De Kley, opdroogende , Tl. barst in Teerlingfe of andere Klompjes, en L' % deeze, van dat Steenmaakend Kryftallyn Vogt ^oofd- verzadigd, waren degrondflag der kleine Kei- zelfteentjes. Uit een overvloed van dit Vogt ontftonden de Kryftalletjes inde Achaat- Ko- gelen. Zodanige Keizeis , die zig tot Kalk lieten branden , bezaten meer Aarddeeltjes en het Water wegclampende werden zy op de Oppervlakte wit, enz. Had deeze Autheur de kragt des lamenhangs, Aanmer- welke allerley Aarddeeltjes op elkander oefe- daa/onr- nen, naauwkeurig overwoogen: had hy be-trent% dagt, dat deeze kragt dan eerst regt werken kan, wanneer de Aarddeeltjes door het uit- dry ven der tusfchen komende vreemde Stoffen nader aan elkander gebragt worden ; zo zou hy niet noodig gevonden hebben een Kryftallifch Vogt aan te neemen , om de Aarden in Steenen te veranderen ; of , 't welk op 't zelfde uit- komt, om den famenhang van derzelver deel- tjes fterker te maaken. Had hy opgemerkt , hoe zeer verfchiilende de Stof der harde Stee- nen in 't algemeen is , zou hy niet , zonder onderfcheid, de zelfde Vogtigheid geopperd hebben, als het middel , om alle Aarden tot Steen te maaken. Had hy in acht genomen, dat het Water ookKley-, Kalk-, Gispaartige cn andere deeltjes met zig voert, die tot een Grondflag der Steenen dienen kunnen ; zou 1 A 4 hy IIL J)x*u III. Stuk. De Steenes in 9 t H. hy niet de fynfte Zanddeeltjes alleen daa^ Afdeel. £oe hebben voo>\gefteld (e). IHoofd- Verfcheide andere Denkbeelden , over den^ STy^rdee- Oirfprong der Steenen , voorbygaande •, zuK fag, len wy ons aan de Natuurlykften , voorge* meld , houden, en letten nu op derzelver Ver-- deelïng , waar omtrent een ongemeen groot veifehil is onder de Steenbefchryvers. In de Gefcbiedkunde der Mineralogie , bevoorens door my medegedeeld , kan men zulks on> ftandjg befchouwen (ƒ)* Sommigen hebben* in deezen , met den fchranderen Hoogleer aar Vogel, die wel de meefte Rangen of Onderdeelingen maakt , gelet op de zelfftaa* digheid en tevens op de zogenaamde natuur der Steenen (g): of zy Kleijig , Kalkig , Mergel- of Gipsachtig zyn ; of zy Korrelig x Vezelig , Bladerig breeken. Die gaf een by^ ftere verwarring en maakte een zeer onvol- Icomene Verdeeling. Anderen, en wel de meeften , geeven met den kundigen Heer Wauërius acht op derzelver houding m 5t Vuur ; naar dat zy tot Kalk of Glas woiv den, of Smeltbaar of Vuurbeftenuig zyn (K)K £)e Onvolkomenheden vaa deeze Klasfikaale Ver* O) Gmelin Natitr-Sijjhm. Nurmi». 177?. I. Th. Cf) Hl. D. 1. STUK,deezer Natuurlijke Héftorie }bMz^ gg, enz, (g) Zie aldaar, bladz. 120. (h) Zie aj^aar, bladz, 11 ALGEMEEN BESCHOÜ WD, $ Verdeeling, (welke ik denk dat zyn Ed , nog n% eenigen tyd in 't Leven blyvende, wederom Afdseu wel eens veranderen zal ,) heb ik voorheen Hoo?d, ter loops aangetoond (/). Onze Ridder hadtSTÜI^ dergelyke Manier in *t eerst gevolgd ; doch naderhand is zyn Ed. tot die Verdeeling ge- komen , welke ik bevoorens opgegeven heb (k)> en welke ik ook grootendeels zal volgen. De Steenen , naamelyk, zyn nu laatst door AaJ'ac^ den beroemden Linn^eus , naar de Hoofd-tige. ftoffen, uit welken zy voornaamelyk beftaan ,^mo"^ in Rangen onderfcheiden. In de eerfte plaats komen de Aardachtige of Grondige (Pe- tra Humofa) ; dus genaamd , om dat zy be- ftaan uit Stuif* Aarde van Plantgewasfen , lang- zaam in *t Water nedergelegd of doorgezakt, waar by zig dikwils Kleyachtige deeltjes ge- voegd hebben , niet zelden met Yzerdeeltjes gemengd. Zy zyn door Vuur verbrandbaar , fomtyds tot eene roodachtige Oker -Aarde, en fmeltbaar tot eene poreufe Slakke. De Ley« Soorten hooren hier tahuis. In de tweede plaats komen de Kalkaar. Kalkaar* Ti ge (Petra Cafcarla); dus geheten , om dafc*g£ . ' derzelver Grondftoffe Kalk is of verkalkte Stof- fen, tot DierlykeLighaamen behoord hebbende; gelyk Conchyliën en Zee-Gewasfen. Zy brui- fchea (7) In 't zelfde Stuk, bladz. 114, 115, Aldaar, bladz. 131, A $ ra, des^. iii. sw«. lo De Steenen in st Afdeel ^chen c3er'ia've^nict: Zuur op, uitgenomen die I. * reeds daar van doordrongen zyn ; gelyk de ^Hoofd- Gipsaartige. Door 't Vuur worden zy tot Kalk gebrand, die, geblufcht, een wit Meel uitle- vert. Hier toe behooren de Marmers, Gip- fen* Spaath en dergelyken. 1 li. De Kleijige Steenen (Petra Argillaced) ^pLmaaken by LiNNiEüs den Derden Rang. Zy zyn, zo zyn Ed. wil, uit de Lymige Stoffe van het Zeewater met Aarde famengegroeid , en werden voorheen , van hem en anderen , gelyk nu laatst van Wallerius (dpyti Lapidei) Vuurbeftendige Steenen geheten ; om dat zy niet verbrandbaar noch imelt- baar zyn , wordende alleenlyk drooger en harder door 't Vuur, Men kanze affchraapen, als wanneer zy zig Smeerig vertoonen , 't welk die afkomst waarfchynlyk maakt. De Ami* anth , Glimmer en Talk, behooren hier ; waar ik, wegens dc afkomst, de Keyfteenen heb by- gev.oegd. IV. Deeze maakten te vooren den Vierden Rang i^yftaI"met de Zandfteenen uit; doch aangezien dee- ^ryft4* ze laatften beter onder de Vergaarde Steenen voegen; maak ik denzei ven van de Kry- stallynk ( Petra Qryftaliïna.') Zodanigen noem ik alle de genen, die de figuur of gedaan- te van Kryftal hebben , en met hetzelve overeenkomen > niet alleen in hardheid en in het Vuurgeeven aan 't Scaalflagjmaar ook daar in, ALGEMEEN BESCHOUWD. ï* in, dat zy met Loogzouten tot Glas fmel- n ten, gelyk de Key- en Zandfteenen, die we- Aïdeel« gens de ondoorfchynendheid tot deezen Hootd« Rang niet behooren. De Kivarts , KryfiaJkn STÜK* en Edele Steenen , maaken denzelven uic. TotdenVyfden Rang, eindelyk, betrek ik V. alle de zodanigen , die uit eene Vergaaring fa*^** van zigtbaare Deeltjes beftaan , deswegen ^£gre8am Vergaarde QAggregatce) genaamd. Der- zelver vorming fchynt gemakkelyk te ver- klaaren. Een Steenmaakend Vogt heeft de verfcheiderley Deeltjes van Kwarts, Spaath, Glimmer , en andere Aard- of Steenachtige Stoffen te fameH gelymd; zo dat zy tot Rots- fleenen zyn gegroeid, waar uit de Graniet-, Porfier- en andere Bergen, die men voor de oudften des Aardkloots houdt, beftaan. Hier kunnen de Zandfteenen 3 als ook uit een fa- men hooping van Zanddeelen famengefteld , gevceglyk betrokken worden. Immers zeer dikwils komt onder dezelven ook eene ver- menging van Glimmerige en andere Stoffen voor. Dus hebben wy dan de volgende RANGSCHIKKING DER GE SLAGTEN. IIL Deex» III, Stuk* & DeSteenenin't II. 1. Hoorn* STUK. P ET RM. STEENEN. Eerste Rang. Humofas. I. ScHISTTJS. Tweede Rang. Aardachtige. Leyfteen. Calcarise. 2. Marmor. G ypsum. Stirium. » Spathum. Derde Argillacese. 6. Amianthus. 7. M 1 ca. 8. TaLCUMi 9. Silex, Vierde Cryftallinae. 10. Ql3A RTSUM. 11. Crystallus, 12. Gemmje. Vyfde Rang. Aggregatie. Vergaarde. 13. Cos. Zandfteen. 34. Saxum. Kalkaartige. Marmer. Gips. Draadfteeru Spaath. Rang. Kleijige. Amianth. Glimmer. Talk. Keyfteen. Rang. Kryftallyne* Kwarts. Kryftal. Edele Steenen. Rotsfteen. ALGEMEEN BESCHOÜ^Ï* I Dat men zo dik* li. * wils de Beddingen van Steenkolen met Ley £°FD" gedekt vindt > geeft kragt aan dit Gevoelen* Ook wordt hetzelve door de in- of afdruk* zeis van Visfchen en andere Gedierten , vari Takjes en Bladen der Planten, die zo menig- vuldig op en in de Ley voorkomen , beves- tigd. En zou het dus wel ongerymd zyn,der- zeiver oirfprong van den Zondvloed af te • leiden? Geeft het bovendien, dat men deezen Steen zo menigvuldig in Europa vindt , geen byzondere kragt aan het denkbeeld van een gedeeltelyke Overftrooming des Aardbodems * daar door veroirzaakt (e Kalkachtige Stesnea geplaatst (/). Als de algemeene Kenmerken van dit Ge- Kenmsr* flagt geeft zyn Ed. op; te beftaan uit fply kea% fc>aare, horizon taaie, platte Brokken, die on- doorfchynende zyn , en afgefchraapt kunnen worden, zynde verbrandbaar door Vuur* Die is echter zo niet te verftaan , d3t zy tot Afch yerbranden zouden : neen; zy knappen in 't Yüuy en fpringen aan Schubbige brokjes weg* fomtyds ontvlammende en altoos veranderende yan Kleur, wordende bleeker of roodachtig ; maar door vermeerdering der Elitte imeltea zy tot eene groenachtige of zwarte poreufe Slakke, van fommigen Glas genaamd, dik- wils zo ligt zynde , dat zy op 't Water dryft. Bovendien is 't hunne eigenfehap , dat men 9&x leesbaar Schrift, met een Griffie, opkan febryvejp* Door vergruizing geeven zy allen een (V) Mineralogie. Berl, 1750. p. 90. <» Syfl. Min. Vindob. 1778. Tom. Lp.349. <*) Twintig Jaar vroeger naamelyk, in Syft, Nat. 174^ &yn laatfte van de Mineralogie is vaja 1768. JU,* Dejsl, lil* s*m* i8 Aardachtige o f IL een ligt Kafïig Poeijer , dat de afkomst nog Afdfel, meer bewyst# Hoofd- Doorgaans komen deeze Steenen Vlots- of STUK» y . Legging. Laagswyze voor : men vindtze ook by Ade- ren, doch zeldzaam by geheele Gebergten» Zelden leggen deeze Vlotten volkomen wa- terpas: gemeenlyk vry fchuins; by Terrasfen en dikwils Golfswyze voortgaande. Op hoo- ge Bergen ziet men fomwylen groote Vlotten Ley loodregt ftaan , dat aan eene Omwente- ling is toe te fchryven. Dikwils vindt menze Biet alleen met andere Aard- en Steen • Soor- ten, tot eene aanmerkeiyke hoogte, bedekt, maar ook van dezelven doorfneeden: zo dat fomtyds twee of drie Ley . Laagen , boven el- kander, door Marmer -Beddingen van een ge- fcheiden zyn. Zeer dikwils ftaan zy op Gra« nietbergen en dienen ook wel aan de Kalkber- gen tot onderlaag. Zonderling is 't, dat het binnenfte Bergachtige , zo van Switzerland, als van Noord - Amerika , en zelfs van de Noorder - Landen , meestal van een Leyftee- n'gen aart zy (v). Verrdiei- Behalve de Kiey- en Yzerdeelen , zyn in de denheden- Leyfteenen ook dikwils Kalk -Stoffen ver- mengd j en veelen hebben in zig een aanmer* kelyke veelheid van Bitumineuze deelen , 't welk maakt, dat zy onder 't verbranden een ftin* (V) Guextard , Mm. de 2753, Leysteener fiinkenden Reuk geeven, of een Zwaveligen Damp. Sommigen , waar in deeze Stoffen overvloedig zyn , broeijen , wanneer zy op stuk, elkander gehoopt leggen, en vliegen wel eens in Brand. Eenigen verweeren door de Lugt en verbryzelen dan tot een Kleijige Stoffe. Die Kalkachtig zyn maaken eenige opbruifching met Mineraale Zuuren. Eenigen waafemen zelfs een vluggen Alkalynen Geest uit. Vee- len zyn met Pyrieten bezwangerd : eenigen met Koper 3 Yzer 3 Zilver of Cinaber. Uit eenigen wordt een menigte van Aluin gehaald, die men deswegen Aluin • Schiefers noemt. De Koper- Schief er s in het Mans*eïdfe leveren zeer veel Koper uit. Dit maakt een groote Ver- fcheidenheid van Leyiieenen, die wy nu gaan befchouwen* (i) Leyfteen met wit Schrift , die zwart , L vast en polystbaar is. £LS Toets* Deeze , zegt Link^eus, komt minder voor fteeïu m 't Noorden, dan in de Zuidelyker deelen van Europa. Men vindt hem overvloedig in Thu- CO Schistus Scriptura alba, ater folidus poliendus; Sijft- NaU XII. Tom. III. Gen. i. Sp. i. Schistus ni- ger durus fubtilis. Wolt. Min. 17. Scistus nigei4 parti- culis fubtilislimis &c. Wall. Sifst. Mm. I p. 353. Fis- filis folidus mollior , particulis crasfioribus. Wall* Min. 64, Lapis Lydius. Baum* Min. I. p, B 2 III. Deel. III. Stok. Aardachtige of 11. Thuringen en Hesfenland , en aldaar meest; Fideel, yiotswyze, doch in Silezie by Schyven. Hy Hoofd- }s zeer zwart * fomtyds graauw of geel , eu T^ts geeft een wit Schrift ; beftaande uit dikke /teen. broofche Bladen , van een zeer fyn en byna onzigtbaar Grein. In de Lugt verweert hy Hiet , maar verandert in 't Vuur van Kleur 9 doch is niet gemakkelyk te fmelten. Hy valt zagter of harder van zelfftandigheid. De zagte dienen tot Slypfteenen, om met Olie ge- bruikt te worden , tot het aanzetten van Scheer- mesfen ; waar van hy den bynaam heeft , wor- dende in Sweeden Olie/leen genoemd. Die hard en donker zwart zyn, gebruikt men tot Toetsfieenen ; weshalve hy ook den naam van Lapis Lydius, in 't Franfch Pierre de Touche , voert, zynde daar toe zeer bekwaam ; dewyl men de Streepen der aangeftreekene Metaalen met Sterk of Konings- Water kan uitdoen. Roode. Men vindt deezen Leyfteen ook van een roode Tegelkleur en dan zeer broofch , zo dat men hem naauwlyks kan fplyten. By Steen- kolen-Beddingen maakt dezelve zeerdikwils de onderlaag uit5 wordende hen Roode Dood& of het Roode Leggende geheten. Nog komt "er een graauwe of graauwzwarte Verfchei- denheid van voor , welke , met Glimmer ver- mengd , voornaamelyk in de Graaffchappen Mansfeld en Hohenftein , het Dak der Koper- fchiefer - Vlotten uitmaakt. Deeze verweert ook Leysteenek. ook in de Lugt niet , en kan derhalve als ^U. Muurfteen gebruikt worden, houdende veel F°^EL# Yzer in , doch weinig brandbaare deelen. st^üïD' (2) Leyfceen met Sneeuwwit Schrift ; zwart, u. onvoelbaar effen, fplytende zeer ligt. TabuiïtZ Schryfley. Deeze Soort komt meer in Switzerland en in verfcheide deelen van Duitfchland, als ook in Groot Brittannie , dan in Sweeden voor* Men noemtze Tafelfchiefer of Tifchfchiefer en Sckreibfchiefer , dat is Schryfley, wegens 't ge- gebruik, dat 'er meest van gemaakt wordt f tot Cyfer- of Reken -Tafelen. Ook maakt men 'er Tafelbladen van , en op fommige plaat- fen Vloerfteenen , wordende de kleine Stuk- ken ook wel tot Daklei jen gebezigd. Aan- gaande de Switzerfche , die men meest den Rhyn af naar de Nederlanden voert, voornaamelyk vallende op den Blattenberg in 't Kanton van Claris , geeft ons Scheüchzer het vol- gende Bericht. „ Die Berg heeft zelfs zyn naam van de „ Bla- (2) Schistus Scriptura nivea, ater impalpabilis sequa- Iis, fisfilïs. Gen. i; Sp. 2. Scistus niger polituram quo- dammodo admittens. Da Costa Fosf. 165, Schistus fub- tilior niger rafura albus &c. Schistus Menfajis. Wall. Syft. Min. I. p. 350. Fisfilis fubtilior niger &c. Wall* Min. 62. Lapis fisfilis niger Glaroneniï*. Scheuchz* Ttht* Alp. 1 , 19: 2 , 47 : 3 > 7- B3 III. D lEXi IIL Stuk. 22 Aardachtige of Itt „ Bladerigheid deezer Steenen, welke aldaar A*™tu » P,at en vlak op elkander leggen, fommigen Hooïd- ^ wei t}en Voeten lang en vier Voeten breed. STUK» Schryflq* » Somryds zyn zy door Aderen van witte 3, Kwarts, van naauwlyks een Siroobreed dik- 3, te , 't zy waterpas , 't zy loodregt , ver- 3, deeld. Het Werkvolk ligt dezelven gemak* 3, kelyk op en fcheidtze van malkander met a, Yzeren Wiggen of Beitels , daar tusfchen 3, ingebragt. Dan bevindt menze doorgans 3, te beftaan uit een harder Blad, boven, en 3, een zagter beneden; zynde fomtyds de ge- 3, heele Steen te week om te gebruiken. An- 3, ders fnyden de Steenhouwers dezelven in 3, de vereifchte geftalte; wordende de genen 3 3, diejang en fmal zyn, tot het afperken der 3, Tuinen gebruikt. De Laagen zyn niet vol* 3, komen waterpas , maar naar 't Zuiden af- 3, loopende; gelyk de meeften in de Switzer- 3, fche Gebergten In de Spieeten komt 3, fomtyds een vette Mergel , die men wit 3, Kryt noemt , voor* Tusfchen de Bladen vindt men dikwils de afdrukzels van Vifch- graaten, die op het eene Blad verheven, op het andere ingedrukt zig vertoonen , welken ik vau aanmerkelyke grootte heb Qfitü , en fom- tyds ook van Planten (x)9 doch op de Swit- zerfchen zyn deeze laatften zeldzaam. Vol- («0 Zie 't 111. Deels 1. Stuk , deezer Nat. Hiftoriè , bladz. 248 - 251» (x) Zie 't zelfde Deels > II. Stuk, PI. XI Yt Fig. 3 ra Pi. XV. Fig, 3* Leysteenen. 23 Volgens de Waarneemingen zou deeze n. Leyfteen zwaarder dan gedagte Toetsfteen A™*^* zyn , byna driemaal zo zwaar als Water , en Hoofd- dus ook zwaarwigtiger dan Ki yftal of chaat (y). Hy heeft een helderen Klank, en wordt door 't gebruik , als bekendis, zeer glad. Het affchraapzel bruifcht een weinig op met Sterk Water ; waar uit men zou mogen denken, dat 'er iets Kalkachtigs in zy; 't welk ook uit de witheid, in 't opdroogen , blyku In 't Vuur brandt hy gemeenlyk witachtig; fomwylen ook, veel Yzer in hebbende, roods niet zonder een aanmerkelyken Stank , uit de Bitumineuze dcelen , daarin vervat, ontftaan- de. Dat 'er ook eenige Kleyachtige deelen in zyn, is ontwyfelbaar. De AluinhoudendeSchie- fers zullen naderhand , als de voornaamfte Moeder van Aluin, in aanmerking komen. Ik heb fraaije Teerlingen of Dobbelfteentjes van Markafiet , in dergelyke Leyfteen. (3) Leyfteen met wit Schrift , die zwartachtig jjj Schi: ütrattit Broofcte, is en eenigermaate wryfbaar. Men Schittm fitratus. (y) By den Heer Gmelin vind ik de proportie van deezen Leyfteen tot Water, als 2730 tot. 1000, en van den voorgaanden als 23&0, Wyien de vermaarde Mus- schenbroek, heeft blaauw Ley tot Water als 3500 tot 2000 , en Achaat als 2512 , opgetekend, (3J Schistus Scriptur^ alba , nigricans fubfriabilis. lu Westgoth. 28. Schreb. Lith. 30. Fisfiiis mollior friabiiis* Wall* Min. 66. Schistus niger. Dacosta. Fosf. lój.Sdiis- 4us diverfo colore &c. Wall. Syfh Mm* I, p, 355, B 4 HL Bbou, I1L Siw» 54 A A ft DACHïïGË ÖF ü. Men vindt deeze in Engeland, Noorwegen* Afdeel. gweeden, Silezie en Duitfchlatid , voornaame- Hoofd- ]yk in \ Graaffchap Mansfeld , in Zwaben by ST^/^Heilbron en hier eD daar in 't Wurtembergfe £fy en in Tweebrugge. Door een groot deel van Wurtemberg ftrykt van 't Ooften naar 't Wes- ten, veele Mylen lang , een Laag zwarte Schiefer, hoe dieper hoe vaster en digter van zelfftandigheid. Anders valt hy ook bruin en graauw , doch geeft altoos een witachtig Schrift, Zo week is hy , dat men hem mee een Mes kan fnyden en dikwils zo murw, dat hy zig met de Vingers vergruizen Iaat. Zyne Blaadjes zyn zeer dun en hy verweert in de Lugt tot eene Schilferige Aarde, Somtyds Hinkt hy in 't branden naar Bergpek,- maar de Glazige Slak, waar in hy door 't Vuur veran- dert , dryft niet op het Water. Misfchien zal de weeke Schiefer, die aan de geheele Nee- kar, tot verbetering van den Grond, inWyn- bergen gebruikt wordt , onder den naam van Lever/teen > hier behooren (z). Dezelve bruifcht niet met Zuuren op , is graauw , zwart- of roodachtig en zo week , dat hy tusfehen de Vingeren vergruist. Hier behoort de Weeke Leyjïeen, in ons Land gevonden, waar van de Heer Berkhet fpreekt ( a ). Ook betrek ik (z) Van een anderen Lever [teen (Nalurforfther XIII. Stuk , bi. 160 J zal ik onder de Bitumina fpreeken. , (a) Nat. Hiju van Holland^ II. D. IL Stuk , Wadz, 2^ LEYSTEENENi ik daar toe de Kleiachtige Ley , die ik heb , A*{j uit het Bentheimfe, en eene zwartachtige .ïï.Eït# broofche Schiefer uit Voigtland. De zwarte s^0K°%rD- wryfbaare Ley, in Engeland Shale genaamd, maakt wyd uitgeftrekte Laagen in Derbyshire en in de andere Landfchappen , waar men Steenkolen - Mynen heeft , zynde zeer fterk bezwangerd met zuure Zouten, zo Da Cos- ta aantekent. De Stinkfteen in 't Mansfeld- fche, een graauwe Schiefer, op de Vischlei- jen leggende, zou van de verrotte deelen der Visfchen afkomfcig zyn (b). (4) Leyfteen met wit Schrift, die opBruifcht, IV. I x ' Sckistus groen van Kleur. vindis. Groene? Deeze valt in WestgothIand,een Provincie van Sweeden , als ook tusfehen Manheim en Heilbron, by Hoornberg, in Duitfchland, in eenige deelen van Engeland , en zeer over- vloedig in Staats Brabant, benevens de Paar- fche Ley, en met dezelve zodanig vermengd, dat men 'er Bladen van vindt, die half groen, half paarfch zyn. By Namen wordt die paar- fche Ley fterk gegraven en door geheel Bra- bant en Vlaanderen vervoerd, alwaar men ?er dc fjb) Naturforfther* VI. Stuk , p. 250. (^) Sckistus Scripturê alba , effervescens viridis* Mus, Tesf. 18. Schistus viridis. Da Cost. Fosf. \%z, Bs III, Dssx.. III, Stuk> 25 Aardachtige of lU de Huizee in'plaats van Pannen, mede deku Atdkel. Dewyj de Groene door 3(. branden paarfch 5Tül°rD* wordt> °A CoSTA of de paarfche ook daar van afkomftig konde zyn. Andere Groe- ne wordt door 'r droogen Afchgraauw , zo on- ze Ridder aanmerkt Het is , zegt hy , een weeke Ley , die met Zuuren opbruifcht , waar- fchynlyk uit Aarde en Mergel geboren. V. (5) Ley freen met Afchgraauw Schrift > blaauw- ArÊfiT5 achtiS zwarte klinkende. Dakley. Deeze Soort , die in Vrankryk den naam van Ardoife, in Engeland van Slate , in Italië van Scaglia voertuin 't Latyn Arde/ia genaamd, is de gewoone Dak-Ley , in gebruik tot het dekken van Kerken en voornaame Gebouwen» Men vindtze zo wel in deZuidelyke en Noor- delyke, als in demiddeldeelen van Europa. Zy valt op Spitsbergen, in Sweeden en Noorwe- gen, in Italië, op de Laplandfche en Switzer- fche Gebergten. Jn Duitfchland heeft men 'er voornaame Groeven van, by Mosheim en Koburg , in Vrankryk by Angers en elders , en C 5) Schisfus Scrïptura cinerea , coemlescenti - rriger , tmnitans, Schistus nigro - coerulescens clangofus. Sysi. Nat. VIII, p. 154. Sp. 1. Schistus durus , Rafura albescens , clangofus. Wall. Sysu Mn. f. p, ^51. Scistus coeruleus. Da Cost. Fosfils. 181. Saxum com- ros. Mica , Quartzo & forfan Argilla fttartiali. Crqn5ï» Min. §* 2,62,. N, ^ 4. LEYSTEENEN. *7 en aan onze Grenzen in Luiker - Land. De , Engeifche , die meest in de Westelyke dee- ^ * Jen voorkomt , wordt voor de beste gehou-s^FD- den en veel van da3r naar elders gevoerd. BakUp Deezc munt uit in helderheid van Klank en is ook minder doordringbaar voor Water en aandoenlyk , voor de Lugt , witachtig blaauw van Kleur. De Duitfche en Franfche valt d ukerer , en trekt meer naar de Kleur van s de Schryfley uit Switzerland , welke door fom- migen alleeniyk in trap van hardheid en zwaar- te geacht wordt daar van te verfchillen. De blaauwe Ley , naamelyk , daar ik hier van fpreek; is zwaarder, drie en een half maal, naar men rekent , zo zwaar als Water ; ze klinkt fterker , ligt fplytende in dunne glan- zige Blaadjes* Ook heeft zy het Schrift zo wit niet en laaczig niet polyften. Men vindtze by groote Streeken , zig taamelyk diep uit- ftrekkende , fomtyds met eenige Glimmer- deeltjes vermengd. Aan onze Stranden komen veele brokken Ley voor , die meest rondachtig afgefleéten zyn, datzekerlyk door de fchuuring der Zee- baaren veroirzaakt is. Maar het valt moeie^ lyk reden te geeven van die zelfde figuur der Leybrokjes , in de Klei -Beddingen bin- nenslands , hoedanigen ook in 't Graaffchap Merioneth , in Engeland , rondom zeker Dorp , in zulk een menigte voorkomen,, dat 'er alle Gron- HL DesIm BI. Si uk. 28 Aardachtige of 11 • Gronden vol van zyn. Dit kan men niet op* li. losfen, dan door hetzelve van groote Over- STUK. ftroomingen af te leiden. Ook worden zy wel met het Zand der Rivieren afgevoerd. Ley- Deezen Leyfteen vindt men niet Oppervlak- van An- ^ig' geIyk de Schl7f Iey van den Blattenberg §ers. in Switzeriand , maar tot een aanmerkelyke diepte in de Grond. Hierom is het dikwils moeielyk de Beddingen te ontdekken , waar van , op woefte plaatfen , zekere Heuvelach- tigheid des Aardryks de kentekenen uitlevert. Ook worden de Bedd;ngen fomtyds van Bee- Icen of Rivieren doorfneeden , en openbaaren zig dus aan derzelver boorden. Men graaft dan eenige Putten , drie of vier Vadem diep cn onderzoekt de hoedanigheid van den Steen* De gene, dienaby de Oppervlakte voorkomt, is tot Dakley te hard en niet f plytbaar , die- nende tot Muur-, Vloer en Stoepfteenen , of ook tot Zarken. Te Angers in Vrankryk , voor- gemeld , beftaan de Huizen byna geheel uit zulke Ley -Blokken , en zyn allen met Ley gedekt, 't welk de Stad een treurig aanzien geeft; ja men noemtze, deswegen, deZwar* te Stad (V). Vier Vademen diep krygt men doorgaans eerst de gemakkelyk fplytende Lei* (r) Angers is de Hoofd ftad van Anjou 9 leggende vyf- fcien uuren gaans van en boven Nantes , niet ver van de Loire, in een regte lyn omtrent vyftig Uuren vaa Parys ten Zuidwesten* LeysteeneS. K> Leijen, die voordeeligst zyn , wanneer de Laa- IU % gen loodregt breeken. Dus moet de Aarde * Aï^EE1* Kley en veelerley onnut Steengruis eerst uits^0ÏD- de Groeve gewerkt worden ; dan maakt men Dahieq, daar in een Greppel tot vergaaring van het Water: voorts verdeelt men de goede Ley- Bedding in Banken, daar men de Stukken met Wiggen en Mookers affcheidt , die vervolgens, naar boven geheesfen , aldaar gefpleeten, ge- zuiverd en gefatzoeneerd worden. Wanneer de Groeven te diep zyn, dat men te veel met Water belemmerd is , dan worden zy verla- ten. By Angers zyn Ley- Groeven van der- tig Vademen breed en byna zo lang, de diep- te hebbende van veertig Vademen en meer. Tot het fplyten der Ley - Blokken worden Kinderen van tien of twaalf Jaaren , en van zeven , agt of negen , als Leerjongens gebruikt. Omze, tot Schaliën, in vier- of vyf hoeken te vormen , als ook om 'er Gaten in te flaan of te booren, is meer handigheid en Konst noo* dig. ByRimogne kan een Arbeider, op éénen Dag, meer dan duizend Schaliën gereed maa- ken, die 'er tot agt of tien Livres , dat om- trent vier of vyf Guldens is , verkogt wor- den. By Angers , daar zeven of agt Groe- ven zyn, rekent men zyn Dagwerk maar op vyf- of zeshonderd Schaliën. Men brengtze naar den Zeekant , in Wagens met vier o zes Osfen befpannen ; ieder Wa^en belaaden* de HL Djejeï.% III. Stuk, Aardachtige of !ï. de met drie of vierduizend Stuks; of laatze Afdesl. van Paarden in Korven draagen , geevende Hoofd- ellc drie of vierhonderd tot een Vragt S1Soofren Schaliën of Dak - Leijen worden in van Scha Vrankrvk onder verfcheide benaamingen ge* leverd. Quarrée fine> of fyne Vierhoek, die tot de Koninglyke Gebouwen beftemd is , meet , volgens de Ordonnantie van 16693 van twaalf tot dertien Duimen lang, van ze- ven tot agt Duimen breed , en maar één Li- nie dik, fterke , fyne, helder klinkende Ley zyn: Quarrée forte of enkel Quarrée > dat is gemeene Vierhoek , twee Duimen korter en één Duim fmaller, twee Liniën dik. Men, heeft het echter ondoenlyk bevonden , Ley van de eer stgemelde grootte en dunte te le- veren voor den geftelden Prys , van een- of twee - en - twintig Livres het duizend : des hier tegen door de Eigenaars der Ley -Groe- ven Vértoogen gedaan zyn , doch , geen ver- andering van de Wet gevolgd zynde, wordt daar omtrent veel door de Vingeren gezien. Poil \ (d) Dit is ontleend uit de omftandige Verhandeling von de Eigenjchaften des Dachfchiefers , und wie 'er ge- brochen wird 9 door den Sweedfchen Heer Hermelim opgemaakt uit een Vertoog , dat door de Kon» Franfche Akademie der Weetenfchappen aan 't licht gegeven was. Stockh. Verh. 1771 : alwaar tevens een fraaije Af- beelding van de Groeve en de geheele manier van be- werking, als ook van de Werktuigen, wordt medege- deeld. 1 E t S T E E N E No . 3* Pètt gros noir noemt men een grover Soort, AFDÉEt, die kleiner is , en doorgaans aan den boven- gjfc kant , dien men den Kop noemt , een Punt STÜK. heeft, zynde dus vyf hoekig of vyfkant. Dan Dril*. heeft men Poiltachê, een Vlakkige Ley, voor geringer Gebouwen en een Poil roux , zynde nog minder Soort, veelal van het buitenfteder Ley- Blokken, en veel kleiner dan de eerstge- melden. Anders heet ook Quartektte een Ley die goeden fyn is, maar kleiner dan de Maat der Vierhoeken: Heridelle een langwerpige, in gebruik voor Tooren - Spitferi en Cofine verhe- venrond, tot de Vorften der Gebouwen ; die moeielyk te bekomen is en duurder dan de anderen. Dikwils wordt de Ley aan den eenen kant afgerond , als wanneer zy immer zo goed kan dienen tot de Daken van Kerken en Paleizen. Hoewel het dekken met dezel- ven in 't eerst kostbaarer is , wordt nogthans op den duur veel vrugt daar van genooten, en, wel gelegd zynde, maakt het fteviger werk dan Dakpannen , zynde ook beftendiger tegen den Wind. Inzonderheid overtreft zy, in duurzaamheid , de Houten Schindels der Duitfcheren zeer. De Heer Guettard, die Ley- Groeven Hoeda- . T7 t i j mgheid. van Angers en anderen in Vrankryk , nader befchryvende , merkt aan, dat de Banken van Ley , in dezeben , lchnins afloopen: dat de bovenften de dunften zyn, beltaande de op- per- III. Deel. III. Stuk, 34 Aardachtige of AroEEt. perfte niet dan uit Ruitacht5§e brokken Leyz li. * dat zy forntyds afgebroken zyn door Laagen s?uk0FD" van een wit Spaath , Chaz genaamd by het DakUij. Werkvolk. Ook komen in de Ley zelf, zegt hy , Zout -Sterretjes voor en Pyrieten van eene Teerlingfe figuur , forntyds wel een half Duim breed : maar het aanmerkelykfte zyn de indrukzels van Planten en Visfchen of Infek- ten. Mosachtig waren die der Kruiden meest , of van een foort van Zee - Pvuy , en dat het geen Dendrieten of Natuurfpeelingen waren , fchynt te blyken uit de Infekten daar in door hem ontdekt , die tot de Trilobieten behoo- ren (*). De grofften van deeze Leijen wa- ren zeer zigtbaar doorzaaid met glimmerige deeltjes ; doch de fynften hadden daar zeer weinig van (ƒ). Wallek ius acht deezen Leyfteen , in natuur , van de andere Dal- Leijen te verfchillen; doch ik vind daar voor geen reden , zelfs niet in zyne Aanmerking gen (g). Verfchil- Deeze laatfte Autheur fpreekt van een Afch- KJeur. graauwe Dak - Ley 9 die zeldzaam is, komen- de in Westmannland een gedeelte van Swee-r den , voou Hy hadt bevoorens ook van CO Zte het III. D. I. Stuk, deezer Nat. WJlorie t bladz. 288. (ƒ) Vid. Mem. de ÏAc. R. des Sciences, de 175^ 52. Quarto. O) fy/?- Min, Tom. I. p. Leystïe nek, geele en bruine gefproken , zegt de Heer Guet- aidW tard, die aanmerkt, dat by Charleville ook bruinroode, gemarmerde en groenachtige Lei- stuk. jen vallen ; welke verfchilleode Kleuren daar van zouden kunnen afhangen , dat de Ley nog haare rypheid niet bekomen hadt , of liever van byzondeie vermengingen met Mineraale Stoffen. Van de paarfche en groene Dak- Leijen ,in Brabant en VJaandercn^heb ik reeds gefproken. (6) Ley (leen met Afchgraauw Schrift , die VF. Deèze wordt ïn Sweeden , by Hellefors , ï^aagswyze gevonden als de Leyileen , waar van hy verfchilt door Lighaamelyk en vast van zelfftandigheid te zyn , niet dan ïn dikke Stuk- leen fplytbaar cn dus zeevgoed tot Bouwfteen, In Engeland valt dergelyke en men zou daar tce fommigen Arduin - Steen > misfehien, be- trekken kunnen. O Ley (leen met Afchgraauw Schrift , die fit wryfbaar is en licht gr aauw van Kleur. &JJfm (6J Sctestus Scriptwa cinere* , nigricans folidus tinni- lans. Stjst. Nat. XII. Sp. 6. f7) Schistus Scripturê cinerea , friabilis cïnereus. Syft. NaL Sp. 7. Schistus Argfflofus, Voa. Min. j5o. Schistu* firagilis Colore cinereo. Wall. Syfu JEto* I. p. 356. c 1IL Lmu III, Svj&* zwartachtig is, vasten klinkende. Sckistm 34 Aardachtige of i |. By Osmundsberg en by Landskroon in Swee- Afdeel. den) vin(Jt men feeze, die eene geheel Klei- Hoofd- jige gedaante heeft, uit het licht graauwefom- tyds wat in 't geele fpeelende. Gemeenlyk is hy zo murw , dat men hem met de Nagel kan affchaaven. In 't Vuur wordt hy harder en # bleeker , doch blyft dof op de breuk. Met Zuuren bruifcht hy niet, maar trekt het Wa- ter fpoedig in. Op eenige plaatfen wordt hy tot Dak-Ley gebruikt. Groote Vlotten van deezeKley- Schiefer komen op Nieuw Zeeland, in de groote Zuidzee , voer. VIII. (8) Leyfteen met rood Schrift. Schistus Marga- ceus. Deeze valt Vlotswyze in Hongarie , in Swit« Schieferf "zerland en in verfcheide deelen van Duitfch- land , voornaamelyk by Joachïms - Thall in Bohème , in Engeland , als" ook in Swee- den op verfcheide plaatfen. Men vindt- ze zeer dikwils in Schieferbergen , midden tus~ fchen dikleijige Kalkfteenen. De Steen geeft een rood Schrift en is uit den Grond komende hard, maar verweert in de Lugt en vergruist t'eenemaal in Water. Met Zuuren maakt hy een geweldige opbruifching ; zo dat hyblyk- baarlyk uit Kalk beftaat en Kiey, geevende door (8) Schistus Scriptura rubrê. Syft. Nat. VIII. Sp. 5, Marga indurata Aëre fatiscens. C kunst. Min. §. %ï% L 1 I I T fi £ N E H door t branden ook een Kalk, die taamelyk - goed is, maar niet beftendig in 't Water. De II. Kleur is zeer verfchillende , wit, geelachtig ,s^°rö" groenachtig, licht zwart en bont , veranderen- M*rg& de naar de plaatzing en den ouderdom. Som- s dat in 't Osnabrugfe Hoofd- vajt s;s te verfchillen. Het komt • boven- STUK. J Zwart dien , in Italië voor , alwaar het befte ge- Kr%** vonden wordt , als ook in Sweeden en in Si* berie. Het is een weeke brokkelige Leyfteen i zwart afkleurende en hierom zo wel tot fchry- tycnals tot tekenen bekwaam, met Zuuren niet opbruifchende. In 't Vuur verliest hy zyne zwarte Kleur en wordt rood, kunnende dan als Rood -aard gebruikt worden. Middelerwyl geeft hy een onaangenaamen Reuk; des 'er ze- kerlyk Bergpek in moetzyn, met Yzerdeelen. Ook wordt hier een Aluinhoudende Schiefer uit Jemtenland 5 welke de Oppervlakte ge- golfd met glinfterende Spieeten, en eene Wig- vormige figuur heeft, door den Ridder t'huis gebragt. X. (ro) Leyfteen met zwart Schrift , Pekzwan communis. en met Jplytbaar. Gemeene. Deeze Leyfteen is in Sweeden en inDuitfch- land gemeen , verfchillende van de voorgaande Soort, door niet af te geeven en van vaster zelf- lis mollis friabilis pi&orius, Wall. Min. 67. Baüm. Min. I. p. 219. Scistus Aluminofus Cuneiformis fïsfim$ fplendentibus. Cronst. Min. p; 143. (i) Zie 't voorg. II., Stuk, bladz. 619. (10) SMstus Scripturi oigra , ater folidus. Syfu Nat XII. Leys-teenen, 3? zelfftandigheid te zyn. Dikwils maakt dezel- ^1. ve den Moer uit van Aluin, gelyk wy ver- jj. * volgens in de befchryving der Aluin - Enten J|™FOm zullen zien. (li) Leyfteen met grys Schrift, Afchgraauw XI SchL Olearü Slypfteen» SchisHts en fchums geknot. oiearius. Deeze komt den Rotsfteen Trapp genaamd , volgens Linnjeus , zeer naby, van buiten Roestkleurig zynde, met bruine Stippen, als Zandkorreltjes, befprengd. Ca r the user zag hem ook zwart, graauw en geelachtig. In Sweeden wordt hy tot Slypfteenen met Olie, voorPenne-, Scheer- en andere Mesfen , ge- bruikt. Hy kan dienen tot een Toetfteen voor Zilver. Men vindt hem , volgens den Ridder, ook in de Pyreneefche Bergen. Hier behoort de Afchgraauwe Leyfteen van D a Costa, die doorgaans in Bladen fplyt van een Kwartier Duims dik, zynde zeer ligt en taamelyk hard , doch fyn en glad van Opper- vlakte. Daar van komen aanzienlyke Beddin- gen voor, in Wales en andere deelen van En- ge- ("lO Schistus Scriptura cana , cinereus oblique trun* catus. Stjft. Nat. XII. Fisfilis duriusculus , Laminis cras- lis* Carth. Min. 25. Schistus cinereus folidiusculus Scrip- inra cana. Syft. Nat. VIII. N. 4. Schistus cinereus. Da Cost. Fosf. p. 173. c3 III. Deel. III. Stvk, 38 Aardachtige of Amz&L. gelanel. Somtyds is hy donker graauw met Hooïd- een Paarfc^en wecrfchyn ; fomtyds groen gea- sïutk. aderd. Hy is tot Dak-Leijen zeer fraay en giypjleen. deugdzaam. Aanmerkelyke Groeven, van zulk flag van Steenen , zyn 'er in 't Graaffchap Cum- herland, niet ver van de Potlood - Mynen. Der- gelyke graauwe Ley , met geele glinfterende Markafiet doormengd f wordt op 't Eiland van Kaap Clear , in Ierland , gegraven ; die van zeifin langwerpige regelmaatige figuurenfplyt, zo dat menze ongehouwen tot Stoep -Trap- pen , Vloerfteenen en beftraatingen, kan ge- bruiken. XIL C12) Leyfteen met grys Schrift , die bruinis Schstus en opbruifchende. ejjerves- r J fchiefer. Kalk- De Bladerigheid moest deezen onderfchei- den van de Marmer -Lei jen , die echter ook fplytbaar zyn, gelyk wy vervolgens zien zul- len. Wallerius, die geen opbruifchende Leijen erkent , zondert deeze Soort uit* An- deren , wederom, gelyk Da Co sta, er- kennen de zodanigen. Ten opzigt van de Grondftof , die grootendeels Kalk is , zou deeze Schiefer hier, onder de Aardachtige Stee- Ben, niet behooren. (13) ^ey- ■ (ia) ScMstus Scriptura cana , fuscus effervescensi Syft9 ttat* XII. Schistus Calcarïus. Vog. Mm, 150. Leysteeneh. 39 03) Leydeen met witachtig Schrift, zeer digt AF"k. en Vast zynde. Hoofd- stuk. Van buiten is deeze glad en oneffen; van xilt. binnen zeer digt van zelfflandigheid, als een cf^sJcHJ Keyfteen , zonder zigtbaare deeltjes , zzgvisfmws. onze Ridder, die aanmerkt dat dezelve zwart digte^ is of bruin, aan 't Staal niet Vonkende, en in China valle, zynde zeer zeldzaam. De Hoog- leeraar Gmelin vraagt, of dit wel een waare Leyfteen zy ? Zyn Ed. voegt by de voorgaan- den van Linn^üs nog deeze echte Schiefer- Soorten. Een Ruitachtige LeytteentSchisMsRhombeus), XIV. die men vindt in 't Wurtembergfe , in 't Sile- RuTtachJ zifche Vorftendom Liegnitz , by Goldberg ^W* en in 't Graaffchap Glats by Neudorf, alwaar hy geheele Bergen uitmaakt. In weekheid komt hy de Kley- Schiefer zeer naby , maar breekt in regelmaatige Bladen of Plaaten , wier Vlakten gemeenlyk langwerpige Ruiten, zel- den rcgthoekige Vierhoeken zyn. Hy fplyt ook meest in regte lynen, die dergelyke Vlak- ken influiten en bevat niet zelden Verfteenin- gen; neemende geenen Glans aan, en zwaarer zynde dan alle overige Soorten * nu donker bruin, dan geel, dan groen. Een C*3). Sthistus Scriptura exalbida , compa&isfimus fó* Jdisfimus. Syfl. Nat. XII* C 4 SU. Dseu HL Sxvfi^ 40 Aardachtige 0 F II. HoOFD<- stuk;. XV. Carbona- rius. Kolen- Schiefer. XVI. Een Kolen -Schiefer, Kolenfteen (Schtstm Carbonarius ,) die zeer dikwils het Dak is der Steenkolen -Beddingen en de gewoone Moer der Leyfteenige Koper- Ertfen. In 't eerfte geval is dezelve vast enbroofch(£), in 'tlaat- fte dun-Bladeriger, weeker en deelbaarer; zo dat men hem met een Mes kan affchaaven en fplyten. Inzonderheid overvloedig komt hy in de Pruisfifche Landen voor. Zyne donke- re, blaauwachtig zwarte , glanzige Kleur , komt van de ingemengde Aardharst : weshalve hy ook helder brandt in 't Vuur , wordende daar in op 't laatst roodachtig of wit ; m3ar is zeer moeielyk tot vloeijing te brengen. In geflooten Vaten gebrand , wordt hy hard en behoudt zyne Kleur, kunnende dan tot Verw- ftof gebruikt worden als Zwart Kryt. Een grove Schiefer (Fhftüs rudis), die hard en vast is , meeftendeels graauw, doch fom- tyds ook zwartachtig voorkomende. In 5t Vuur fmelt die tot een digt Glas, dat byna in % geheel niet Schuimig is. Hy heeft altoos zigtbaare Laagen , fomtyds ook zigtbaare Schyven, doch hy breekt niet naar dezelven, noch ook niet in regtlynige vlakten, maar Schulpachtig, gelyk een Vuurfteen. Men vindt hem in Sweeden als ook bruin in Spanje en in de (£) Sckistus fölidns crasfhs , non fï&iliïs 9 rafura nigra,, Carbonarius. Wall. Syfi. Min. I. p. 358. Schistus f eaéiis mgex Carboaaiius* Cost, Fosf% xég* LSYSTEENEN. de Spaanfche Westindiën (/)• Hy dient niet il ten gebruike. Afdeed Een Knoopfleen {Lapis Globulorunï) komt > Hoofd- volgens V o g e l 3 in 't Brandenburg - Baireuth-ST^n fe voor. Deeze fmelt zeer gemakfcelyk, zo Schism dat men 'er, zonder eenig byvoegzel, Roks-rum{°M°m Knoopen , Kogels , Mesfehegten en meer der-ftee^n00^ gelykezaaken, van kan gieten (m). De Heer Gmelin twyfelt, of dit wel een Soort van Leyfteen zy (V). III. HOOFDSTUK. Befchryving van * Kalkaartige Stee- nen, onderfcheiden in de Geflagten van Mar- mer , Gips , Draadfteen en Spaath ; waar onder de Alabaster, Bononifche Steen 3 het Yslandfch verdubbelend Kryftal , de fcheme- rende Labrador -Steen ; ah ook de Veld- en Vloey - Spaathen , zyn fhuis gebragt. TT\e Kalkaartige Steenen zyn meest- endeels van een Dierlyken oirfprong 5 zo 't fchynt; als voortgekomen uit verkalkte over- (/) Schistus folidus durus, dïfficulter vel non in La- mellas divifibilis. Fisfilis inutilis. Wall. Sijft. MinX fc 35;". (m) Vog. Min. Syft. p. 154. De Schiefer - Nieren heb ik reeds befchreeven , in 't voorg. 11 Stuk, bladz. 356. (ftj Men vindt , volgens Henckeï, a in verfchGidc Yzer- C 1 w KL Deel, HL Stsjk* 4& K A I, K A A R T I G £ O P A^lsv^ Lighaamen. Meest, in. endeels bruifchen zy derhalve met Zuuren op Hoor». en zyn d0Qr Zuuren ontbindbaar> 0ofc vaJ]en zy gemeenlyk zo week, dat zy geen Vuurgee- ven aan 't Staalflag ; maar door vermenging met andere Stoffen kan hier in een uitzonde- ring plaats hebben , gelyk in de Veldfpaath blykt. Allen worden zy , in 't Vuur gebrand, poreus, en vergruizen, in de Lugt gebragt \ tot een wit Meel, Kalk genaamd. Zeer moeie- lyk zyn zy , in 't Vuur, tot vloeibaarheid te brengen'; ten zy men 'er Borax, Kley of Vloeifpaath,byvoege. Sommigen worden met evenveel zuivere Kley, dooreen Smeltvuur, gebragt tot een groenachtig geel Glas , dat vast is en doorfchynende , aan 'c Staalflag von- kende. Steenen van deezen aart komen op des ... Aardkloots oppervlakte , inzonderheid in ons Wereldsdeel , menigvuldig voor. Zy maaken het Dak uit van alle Vlotbergen, dat is, die uit Laagen beftaan van Leyfteen. Zelfs in de Noordelyke deel en van JMoord- Amerika zyn de meeiie Steenen , zo 't fchynt, Kalk- aartig (o). Doorgaans maaken zy, in Euro- pa, ffliynen een Mineraale zelffiandigheid, die zwart en ge- makkelyk fmeltbaar is ; waar van men Zwart Glas en Knoopen maakt : weshalve die Knoopfteen wordt ge- noemd. Introd. a la Min. p. 62. CO Mem, de tAcad, R, des Sciences, de 175a ,p. 289. Kalksteen en. 4$ pa, de laagere Gebergten uit; terwyl de hoo- il gere veelal uit Graniet en dergelyke vergaarde A*™®** Rotsftcenen beftaan ; maar het hoogfte Land Hoon* in Spanje beftaat uit Kalkfteen , met ZandfteenST°K* gedekt , en doormengd met Blokken Gips of Pleifter en Amaril (ƒ>). Het eerfte GefUgt , hier van voorkomende* voert den naam van M a r m o r. Marmer* Waar ondefook de Kalkfleenen , zogenaamd 3 begreeepen zyn ; weshalve fommigen 'er dea algemeenen naam aan geeven van Cakareus , dat is Kalkfteen; anderen onderfcheiden die van elkander , doch ten onregte : want Marmer is een Kalkfteen 5 hoewel alle Kalkfteen geen Marmer. Wegens de uitmuntendheid past het laatfte tot een Geflagtnaam best ; gelyfc men ook verfcheide Kalkfteenen , geen ei- gentlyk Marmer zynde , nogthans dien naam geeft; als blykbaar is uit de FJorentynfe Boom- fteenen, enz* De Kalkfteenen, in 't algemeen, zyn zag- Eïgen* ter te bewerken dan de meefte overige Stee-fthapj?e0* nen , dof op de Breuk , doch zeer fyn van deeltjes * die men met het bloote Oog naauw- lyks O) Phü. Trmfaft. for 1766. Vol. LVI* p. 23* Hfc Deel. III, Szw* 44 Kauaartice op H. lyks onderfcheiden kan. Zy breeken geens- ' Afdeel. zïns Bladerïg of Korrelig , maar in hoekige Hoofd. Stukken, van onbepaalde figuur. Inde Lugt Marmer. worden zy eerst harder, maar vervolgens ver- wceren zy , hoewel niet dan na een lang ver- loop van tyd , en worden met een Kalkige Korst overtoogen, of mortelen by Schubbetjes af. Dit heeft in fommigen vroeger , in ande- ren laater, ook naar 't verfchilvan ftand fpoe- diger of traager plaats. De betrekkelyke zwaar- te tot die van Water is wat minder dan drie tot één: des een Rynlandfe Teerlings- Voet tus- fchen 170 en 180 Ponden weegt (q). Samen- Deeze Steenen bevatten de Kalk - Aarde door* dedeïu6 ëaans vl7 zuiver ; ten minfte zodanig , dat dezelve haare Eigenfchappen onverhinderd te werk kau ftcilen. Dikwils is 'er een weinig Aardharst, waar van eenigen eene zwarte , in 't Vuur verg'anglyke. Kleur hebben; fomtyds Zand , Leem , Kley of Yzerdeeltjes , onder gemengd, welke laatften de Kleur aan de mees- ten geeven. Altemaal bruifchen zy op met Mineraale Zuuren, en ontbinden 'er zig, zui- ver zynde, volkomen in. Giet men , by de So- lutie in andere Zuure Geeften, Olie van Vitri- ool, (q) Volgens den Hoogleer Musschenbroek was de zwaarte van Marmer, tot die van Water ruim als 27 tot 10: des de Kubik-Voet, die van Water 64 Pond bédraagende , omtrent op 175 uitkomt* Welk een Voet de Heer Gmelin bedoele , wanneer»by zegt, van 90 tot 96 Pond , begryp ik niet. Kalksteenin. '4r ooi , dan vormt zig daar van een Zout , 't welk II, in witte Blaadjes of vierhoekige Prismaas ne- A*$j*f dervalt , weinig Smaak heeft , zig moeielyk Hoofd, STUK ontbindt in Water , tusfehen de Tanden knarst Marnmi en in 't Vuur knappende weg fpringt. Dampt men derzelver oplosfing in Geeft van Salpeter door kookenuit, en brandt het overblyfzel in ?t open Vuur* zo krygt men daar van een Lig- hiam dat gewreeven in 't donker Licht geeft, genaamd Phosphorus BalduinL Uit de Solutie van Marmer of Kalkfteen in Geest van Zee- Zout, krygt men insgelyks een foort van Phos- phorus. Uit alle hunne oplosfingen in Zuure Geeften kan menze door eenig Loogzout fchei. den, en dan vallen zy op den bodem als een wit Kalkmeel. Ook beneemenzy, door by- menging, het Zuur zyre kragt, even als de Loogzouten ; weshalve zy vanfommigen aan- gemerkt worden als Lighaamen van een Al* kalifche natuur. Voorts hebben zy altemaal die Eigenfchap , Kalk- dat men 'er , even als van Schulpen en Zee- brandlIlg* Gewaslen, Kalk van kan branden; een Stoffe, welke de bekwaamheid om met Zuuren op te bruifchen, of zig daar in te ontbinden, ver- looren heeft. Deeze Kalk, nog ongeblufcht, vermeerdert de fcherpheid der Loogzouten, en bevordert derzelver vermenging met Oliën, Vet, Harst en Zwavel. Door in de openLugt, öf in Water , gebluicht te zyn , wordt de* zqlva ÏÏL Desl. III. Stuk, 45 Ka lkaarti ce op u. zelve wederom eene Kalk - Aarde /wier gebruik m # tot Metzelwerk zeer bekend is* Ik heb van sSk°FD" het onderfcheid d^ Steen- en Schulp -Kalk, ten dien opzigte , reeds gefproken (r). Smelt- I^at Marmer of Kalkfteen , dus tot Kalk ge* baarheid brand zynde, in 't Vuur, op zig zelve, geen meer verandering onderhevig war?, hebben de meefte Mineralogisten vastgefteld (j) ; tot dat het eenen Porner gelukte, in een uiter- maate hevig , lang en met de grootfte een- paarigheid aanhoudend Vuur, ook zonder by voegzel , Kalkfteen en Kalk tot een fchoon , doorfchynend , groen en zo dun Glas te fmel- ten , dat het door twee Tegels heen vloei- de 0). met an- Gemakkelyker brengt men de Kalkfteenen dere Stof- tot Smeltbaarheid , door by voeging van ande- re Zaaken. Met Borax en Pis -Zout vloei jen zy zeer ligt, en veranderen in een Glas, dat in minder dan gloeijende Hitte week blyft en allerley indrukzels aanneemt. Even zo vaardig vloeijen zy met Vuurvafte Loogzouten, Me- tallyn Glas en Vloeifpaath. Met dit laatfte zeer dun en worden tot een hard fnydendGlas. Zy bevorderen, wanneer zy eenige brandbaare zelfftandigheid inhouden , de fmelting van Glim- <>) in 9t voorg. II. Stuk , bladz* 613 , enz. (/) Lapis Calcavèus in Igne Fuforlo , per fe , fi pums fue< Kit , non liciuescit. Waller. Syfi. Min* 1. p. 123, 0) Gmu Natur - Syftem. 1. Th. p. 350* Kalksteen» n. 47 Glimmerige Aarden en Steenen in 't Vuur; die van Kley- en Keizei -Soorten, voornaamelyk A^fEt; indien zy Yzerhoudende zyn , en der weer- Hoofd* barftige Yzer-Ertzen. Zo wel ruuw, als ge-s^" brand, hebben zy een byzonder verwantfchap met de Zwavel , en fcheiden die ligt af van andere Stoffen. Dit is de reden , dat menze met voordeel gebruikt om het Kwikzilver en andere Metaalen uit Zwavelige Ertfen af te zonderen. Bovendien hebben zy 't vermogen, om het Metaal uit eenige Metallyne Kalken hervoor te brengen ; gelyk inzonderheid het Lood en de Bismuth; fomtyds ook Yzer en Koper. De Kalkfteenen komen meest voor in laage Kalt* Gebergten en Heuvelen , die dik wils geheel Ber£en< daar uit beftaan. Zodanige Kalkbergen zyn doorgaans op Leyfteen -Bergen geplaatst, of maaken daar van het bovenfte uit. Voornaa- melyk vallen deeze Steenen in Vlotbergen > daar zy Laagen uitmaaken van eenige Duimen tot eenige Vademen dikte ; fomtyds op zig zelve, fomtyds verwisfelende met andere Laa- gen, inzonderheid van Schiefer. Dus maaken zy dikwils ook het Dak uit , der Beddingen van Steenkolen, Koper -Schiefer en Steenzout, en voeren dan, op verfcheide plaatfen, den naam van Sechftein, dat is Kouterfteen. Deeze verwisfelende Laagen van Kalk - of Marmer- fteenen , en de menigte van Verfteeningen , wel- III. Deel, III. Stuk» 4» K A L K A A R T 1 G E O F n. welken men daar in , en fomtyds in ieder Laag Afdeel. verfchillende Soort vindt , toonen zeer sw°K.bDm bI3;kbaar ' dat de Kalkbergen niet oirfpronk- fCattjteen.lyk , maar door Overftroomingen geformeerd zyn 5 en op de gedag te plaatfen aangefpoeld. Evenwel vindt men ook de Kalkfteenen, voor- naamelyk in Hongarieen Oofteuryk , in Gang» bergen, en zelfs in Silezie, Saxen en op den Haarts, in zagte middel - Bergen , die byna onmiddelyk tegen de Vlotbergen aanftooter. Hier maaken zy fomwylen het bovenfte der Aderen of Gangen uit, die zelden zeer magtig zyn en dikwils afbreeken , nooit zeer diep loopende. Zelden komen zy in 't binnenfte van Bergen voor, maar loopen dikwils Aders- wyze door andere Steenen , inzonderheid door den Leifteen of Arduin. In Brabant, Vlaan. deren én Vrankryk,beftaan de Heuvels meest uit Marmer of Kalkfteen. In Kanada zyn de JCalkfteenen allen graauwaehtig, hard en vast, taaiiielyk zwaar , en komen voor , aan eert Leyfteenigen zoom; doch te Quebek brandt men Kalk van een zwarten Leyachtigen Steen, waar uit de gehöele Rots, daar die Stad op ge- bouwd is, beftaat (u). Stoffen In de Laagen van dit Gefteente. vallen geen Êtvat? eigentlyke Erts-Aderen , maar te overvloedi- ger Steenkolen , Zwavelkies , Aluin- en tri- O) Gukttabd Mem* de 175^ , p, 809. Kalkstee n e n. 49 triool-Er tfen, zwarte en graauwe Koperfchie- fer; als ook, by nesten, zeer dikwils Yzer- lil, * Erts, geele, blaauwe, graauwe en groene Ko-s^tD* per -Erts, Loodglans en Cinaber ; Graveel- fceen, Amianth , gedeegen Zwavel en Rotte- kruid. By Annaberg in Saxen breekt in Kalk- ftéen vermomd Zilver, enz. De nuttigheid der Kalklteenen is niet al- Nuttig ö . heid der leen op zig zelve en onveranderd in deBouw* Kalk-* konst en Beeldhouwery , maar inzonderheid fteen^' door het Kalkbranderij zeer groot. Best zyn hier toe de zodanigen , die het volkomenfte in Sterk Water oplosfen , by het uitkooken met Wynfteen-Olie de meefce Vettigheid too- nen, in 't Vuur niet aan ftukken fpringen en geene of maar weinige Yzerdeeltjes inhouden, waar van de Kalk graauw wordt. Het bran- den gefchiedt, naar de gelegenheid, met Hout of met Steenkolen. In dit laatfte geval is de Kalk zo wit niet, wegens de vermenging met Afch en brokjes daar van ; doch tot Metzelen beter, kunnende ook tot Witten van Muuren bekwaam gemaakt worden, met een weinigje Spaanfch Groen daar onder te mengen. Wac verder het gebruik van de Kalk zo in ver-' fcheide Fabrieken als anders in de Samenlee- ving betreft . daar van zal ik niet omftandig fpreeken, gaande thans tot de befchryving der Soorten over. D III. Deel. III. Stok. ondoorfchynend , digt van zelfftan- digheid en polysibaar. Dit (1) Marmor particulis inpalpabilibus, mgrum, Scrip- tura alba. Sijfl. Nat. XII. Tom. 3. Gen. 2. Sp. 1. Mar- mor nigrescens. Da Cost* Fosf. 186. FJisten» It. Scan. aai, 143, 148, 156. r Marmor unicolor nigrurn. Wall» Min 41. N. 2. Calcareus aequabilis niger. Wall. Stjft* Min. I. p. 125. (2) Marmor particulis fufeinpalpabilibus , opacumcom* K ALKSÏEENEN, 51 Dit Edele Marmer , dat in 't byzonder by ^ dien naam bekend is, komt in alle deelen des nij Aardbodems , zelfs tot digt aan den Noord- pool, op Eilanden onder 79 Graaden breedte, Edel doch ten opzigt van hardheid , kleur, en glans door 't polyiten , in oneindige verfcheidenhe- den voor. Het is zo fynkorrelig, dat de deel- tjes zig voor t bloote Oog niet laaten waar- neemen. De polyfting onderfcheidc hetzelve Tan gemeene Kalkfteen; zo wel als de fchoon- heid en verandering der Kleuren, doch in de open Lugtis het niet beftendiger, indien men het niet van dikke diep leggende Laagen heeft genomen. Ongefleepen is het ruuw op 't ge- voel en in groote flukken geheel niet, maar ia dunne Plaaten aan de kanten eenigszins door- fchynende. Gemeenlyk is het zo zagt , dat men het met een Mes kan affchraapen en in het minfte niet Veerkragtig, doch een langen tyd in de open Lugt aan fterke Zonnefchyn bloot gefield zynde geweest, heeft het eenige Veerkragt bekomen : gelyk aan de Pietra E~ ïtasiicf , in 't Paleis van Borghefe, te Rome , blykbaar is ; een Blad zynde dat uit een ftuk wit •pa&am poliencTum. Syft. Nat* XII. Marmer folubile part. ^ ïmpalpabilibus rafiHbus* Syft. NaU VIII. 152. N. Mus* Tesf% iOi N. i. Calcareus polituram admittens. Wall» Syft. Min. I, p. 133. Cronst. Win* p. 34, Wolï» Mw* 19. Calcareus fubtilis. Carth. Mm. 33» D 2 s IIL Dmu IIL SftJS» y2 K A L K A A R T I G E O F TL wit Marmer, *t welk aan een oud Paleis tot Afdeel. gorBjs gediend heeft, is gezaagd; vierSpan- ^HccFD' Den ]ang , één Span breed en twee Vinger- breedten dik : 't welk, op zyn end gezet, zig met eenig knarfen buigen Iaat. ^enmer- Voor Marmer worden dikwils Steenen uit- gevent 3 die in 't geheel daar van den aart niet hebben, maar Ilotsftcenen, Serpentyn- lleenen of zelfs Jaspisfen zyn. Om zig voor 't bedrog in deezen te verhoeden, moet men hier op acht geeven. Een Steen, die zeer blykbaar famengefteld is uit verfeheiderley deeltjes ; die geene hooge Kleur en na het polysten geen glans heeft ; die met Zuuren niet opbruifcht, of ook,by zyne oplosfïng in Zuure Geeften , veel onoplosbaare Stoffe over- laat , en aan het Staalflag vonkt of Vuur geeft, is zekerlyk geen Marmer* Verval- Van ouds , ja zelfs ten tyde der Romeinen, fchingvan heeft eene vervalfching van het eigentlyke de Kleur. , . . ° , m Marmer plaats gehad , wat de Kleur aangaat. De doordringbaarheid van deezen Steen voor bytende Stoffen , gaf fchoone gelegenheid daar toe ouc*e Grieken beftreeken hunne Beelden met Cinaber , maar hunne navolgers maakten dezelven eerst heet , waar door de Verwen beter introkken. Onder de Regee- ring van Keizer Nero begon men het Mar- mer (v) Zie het voorgaande II« Stuk. deezeriVfe JHièm rle^bladz. 96, 97, K U K S T E E N E N, 53 mer, door *t inzetten van fhikken, bonter te AmF.VL. maaken. In de Leeftyd van Boyle was een rood Vogt bekend , waar mede het witte Mar- stuk. mer gekleurd werdt. Hedendaags gebruikt men in Italië , tot verwen van het witte Mar- mer, niets , dan het te laaten byten door ge- kleurde Zuuren. Men verkiest daar toe van 't beste , witte, harde, we! gepolyfle Mar- mer , dat Vlakken heeft noch Aderen , en maakt hetzelve heet , zo dat Water daar op zisfe. Wil men de Kleuren droog daar op brengen, zo wryft men ze flegts daar in; nee* mende tot de roode Drakenbloed, tot de gee- le Guttegom, tot de groene Spaarifch Groen, tot de bruine Zwavel, Pek of Terbenthyn, en tot Goudkleur een mengzel van gelyke dee- len ruuwe Sal Armoniak , witte Vitriool en Spaanfch Groen , zeer fyn onder malkander gewreven. Wil men vogtig Kleuren, dan neemt men dergelyke Verwftoffendie in Wyn« geest, Loog of Terpentyn -Olie, ontbonden zyn. Zodanig Marmer, welks Kleuren over 't Vuur ligt weder verdwynen , noemt men in Italië ahrusclato* Op dergelyke manier kun- «en allerley gekleurde Vlakken en Streepen op deezen Steen getekend worden, die min of meer ftand houden, naar dat men flapper of fcherper bytende Vogten heeft gebe- zigd* D 3 De HL Desl. III. Stuk, 54 K a l k a a r t ï g e o f Abosi. ^e a'ouc'e Volkeren , Egyptenaars, Grie- 111. ken en Romeinen, hadden een menigte Mar- STUK?11*" mer- Groeven, welken zy door Slaaven of door Marmer- Misdaadigen , wien zulks tot Straffe was op- Groeven. geieg(jj lieten bearbeiden. Oneindige pragti- ge Gedenktekenen hebben dezelven, zo in de Bouwkonst als in de Beeldhouwery , uitgele- verd. Dit Marmer werdt doorgaans te kost* baar geacht , om 'er Kalk van te branden : waar toe men dikwils van de flegte Duitfehe en Noordfche Marmer - Soorten , welke fom- tyds maar Glimmerige Kalkfteenen zyn, be- zigt. De afval der Marmerfteenen , van de- zelven zo tot vervoerbaare Blokken , als an* ders, te houwen, dient veelal daar toe. De arbeid in de Groeven is veel verligt, federt men tot het los breeken der Banken dezelvea door Buskruid heeft kunnen laaten fpringen» Daar men Zaagmolens heeft ,v die door Wa- ter omgaan, worden door dezelvea de Blok- ken in Bladen gezaagd , tot allerley gebruik- 9t welk; hier te Lande, als bekend is, mee een zeer langduurigen arbeid, door Handzaa* gen gefchiedt. Verfehei- De . Verfchpidenheden van het Marnier* fenheden. m£ ^ |Qeur aangaat: % Zyn zo groot, dat fommigen daar van eenige honderd Soorten yertooncn O); doch men moet aanmerken dat j O) Zie Nat, Hifi* van Holland. 1 1 D. H. Stuk. bi. 754* Kalksteenen, 55 dat uit een zelfde Blok of Brok een menigte Afdeel. Plaatjes kunnen gezaagd worden van verfchil- in. lende Tekening ; ja dat hec moeielyk zo niet stuk. onmooglyk zou zyn, uit een Stuk geaderd cn e inzonderheid in 't Baden - Durlachfe , alwaar het by Sallingen rood* byEffringen Ifabelle- kleur valt. Van dit laatfte heb ik een fchoo- nen Marmerfteen , ruim zeven Duimen in 't vierkant en een Duim dik , met zeer fraaije Dendrieten > gelyk daar van een gedeelte 9 in Fig» ijt) Gmelïn Natur* Syftetn. 1. j>, 381 - 388» KIL Dsel. HL Stvk* 64 Kalk aartice of II. Fig. 3> op Plaat XXV, in Afbeelding is voor- Aiu%Lt gefteld» Zodanig Marmer valt ook groen by «oofd- Waldheim in Saxen , en van andere Kleuren in Switzerland , in 't Wurtembergfe en op an- dere plaatfen. Van dergelyken aart komen brokken Afchgraauw , met bruinachtig geel gewolkt Marmer, omftreeks Bath en Bristol, in Engeland , voor; dat op een regelmaatige wys met Boompjes is bezet , die zig als ge- bladerd en aan een Rivier ftaande , vertoo- nen (i). Marmer Schoon ik reeds uitvoerig van deVeritee* ü&srfaT~ ni"nSen ^ gehsndeld, moet ik nogthans koi> gen.> telyk hier de genen gedenken , welken in de 5* Marmerfteenen voorkomen. Lumachella nor- men de Italiaanen dat gene, waar in Verfteen- de Conchyliën zigtbaar zyn , 't welk by de Duitfchers Mufchel- Marmer heet , dat is Hoorn» of Schulp - Marmer. Ik heb bevoorens daar van gewag gemaakt (k). Het valt wit, rood, graauw , geel , bruin en van verfcheiderley Kleuren , zo in Duitfchland als in Italië, Hier toe behoort dat zwarte met Anomies uit Ier- land, waarvan ik gemeld heb, hoedanig ook by Cofors in Bohème voorkomt. Ook behoo- ren hier die fraay gefleepen Plaaten, welke uic den (0 Mamioroides Dendropotamites. Da Costa, Fos* fits , p. 241, Zie III, Deels, I. Stuk deezer Nai* Niftorïe> bkdz, 475. K A L K S T E E N E W2 den graauwen zien, met Ammonshoorens van n* witte Spaath daar in, van Altdarf by Neurem- in. burg en van den Heimherg by Gottingen (/)-. S™^ÏD" Van een Marmerachtigen aart is ook dat Ge- fteente met Conchyliën, in Fig. 4 vertoond, nu onlangs ontdekt zynde , h welk door de wonderbaare fchittering van zekere daar in voorkomende Vlakken? zeer aanmerkelyk is(m\ Het is graauwachtig bruin , en komt, wegens de kleinte d>er Conchyliën , het Italiaanfche , Caftracana genaamd , zeer naby, dat men 'er zeer duur betaalt Dat Marmer met ver- fteende Rader- en Ster'reftëenen , 't welk Pk- tra Stel/aria in Italië geheten wordt, valt ook in Engeland en Duitfchland. Ik heb van der- gelyk paarfchachtig Marmer , met' witte En- trochieten,uit Sweeden, de Afbeelding mede- gedeeld (0). By Blankenburg valt het meC Orthokeratietcn en veelerley Koraalgewasfen, dat men Koraal- Marmer noemt; waarvan een Plaatje, in Fig. j, is voorgefteld. v (3) Marmer met cnvathaare deeltjes > endoor» ui rrL., Mar mof kimi, CO 'fe Zelfde ? bladz. 415. Floreji* ' fwj'k Zelfde, bladz. 47?. , ' tyniüh (V) Ferbrr Brïefe p. 257. Co) Nat. Hift. als boven, Pi. XJL Fig. 2. Cz) Mavmor particulis impalpabilibus , opaeum , cora- yaftum, poliendum, flavicans. $0: Nat. Marmdr £lo~ Ventinum, Calc, Mus, 410. Lang* jFfe 33. Bayer E ' III. Deel. IIL Stuk. 6# Kalkaartige of d fchynend^ digt van zelffiandigheid en p$+ A7tUL lystbaar , geelachtig. HooïD- stuk; pe xieur zou dan byna de eenigfte onder* fcheiding zyn van het Florentynfihe Marmer , reeds onder de Dendrieten voorgefteld, dat evenwel ook een ander aanzien heeft, zynde wat fyner van grein en digter van zelffiandig- heid dan de gewoone Marmerfteenen. Ook moet men daar by aanmerken , dat het Bla- derig valt , wordende deswegen een geelach- tige Marmer -Schiefer van Da Costa gehe- ten. Ik heb de Afbeelding en befchry ving van hetzelve 3 zo met Boomachtige figuuren, als met Ruïnen , dat men Stedefteenen noemt 9 medegedeeld (p). Het komt in Italië, niet ver van Florence , by dunne Laagen tusfchei* de digte Kalkfteenen, als ook by Goslar en op den Berg Sinaï voor. De fchoonfte Plaaten daar van worden te Florence in de Gaandery verkogt. Men kan zodanige Tekeningen ook, door Konst, op Marmer nabootzen, als ge- meld is; maar het bedrog is ligt te ontdekken. (4) Mar- OrijÜogr. 44. Myx. Sax. I. p. 57. Scheüchz. Mus. 98 * 248. Marmor de Monte Sinaï. Impkr. Nat. L. 24. 0.244 Schistus fubluteus Marmoreus elegans &c. Da Costa Fosfils. p. 177. Schistus Florentinus variegatns &c. Idem p, 183. Marmor pittorium. Wall. 'Sy/f. Mm. I. p. 137. (jy) In het voorg. 11. Stuk déêzejc Nat. Hiftork 1 PU XVHI. bladz. 108- i*8» K A L K S T R E N E Nf (4) Marmer met byxa onvatbaare deeltjes , n fplytbaar en :ïitaclit:g. Afüeeu Hooien STUK Dit, nog nader aan de Leyfteenen komende, jy ^en naauwlyks van dezelven af te zonderen , Marmot ievert de Papenheimfe Dendrieten of Boom- Leykcbtig. fteenen uit, insgelyksdoor my reeds befchree- ven en in Afbeelding gebragt (q). Behalve het Graaffchap Papenheim, in Beieren , alwaar men deeze Leyfteenen meest by Solenhofen vindt, en het Bisdom van Eichftadt, komen zy ook in andere deelen van Duitfchland voor* Men gebruikt 'er de flegtften als Ley , om de Huizen te dekken ; de beften tot Tafeltjes , Blaadjes , en omze als iets raars te verkoo- pen. Gemeenlyk is de Kleur witachtig , doch fomtyds ook graauw , geel en brnin. Het valt zofyn korrelig als de gev/oone Marmers, doch grover dan het Florentynfche, en neemt door 't polyften geenen glans aan» Behalve de Boomachtige figuuren , komen ook in- of af- drukzels van Kruiden , Visfehen en Schulpdie- ren, op deeze Leyfteenen voor, die wegens de Kalkachtige natuur hier behooren. By Os- na- (4) Mctrmor pariïculis fub -irr.palpabilibus , fisfile al* turn. Sijft. Nat. Schistus pallidö - albus, f. Marmor Pap* ^enheitnenfe. Gron. Sujp. 99 ; ibi, Schistus Calcareus flavö - albidus. Da Cost. Fosf. 169. (#) Zie het zelfde Stuk, PI XVII * bladz, loi. em* E 2 UI, Deei-. III. Stuk» K A L K A A II ï I Ö E O F •ft nabrugge m Westphalen vmdt men er een in. grovere Soort van , die zagter is en dik- kT0- w^s 00^ met Dendrieten praalt* By Verona in Italië heeft men dergelyk Gefteente, met fraai je afdrukzels van Zee -Schepzelen. Ook fchytien daar toe de Alheresfe ColteHino der Ita* liaanen, die in dunne Blaadjes breekt 5 waar op regte Lynen in de winkelhaak door elkan- der getoogen zyn, als of menze met een Mes daar in gefchraapt had , en hunne Galeftri of brokkelige Kalkfteen-Laagen , te behooren* V. ( 5 ) Marmer met byna onvatbaare deeltjes , By Nordberg en kodberg, in S weeden , komt dit voor, dat eenigermaate naar Kwarts gelykt , en zeer traag met Sterk Water op* bruifcht, waar van de bynaam. Het is, voor 't overige, zo fynkorrelig als het edele Mar- mer, wit en doorfchynende* VI. (6) Marmer met Korrelige glinfterende deeltjes. ($) Marmor particalïs impalpabilibus > album diapha- jium. Syft. Nat. (6) Marmor particulls granulatis mïcantibus. Syft. }fat% Calcarius part» fcintillantibns. Wall. Min» 39* Calcareus micans. Sijft. Miny I, p. 126. Lap. Galcareus part. Graï rmlatis, Cronst. Min. '§. 8. Carth. Min. 22. Calc. La«,\ amorphus. Wolt. Min. 19. Saxum CaWareum fcintillans albidum. Da Cost. Fosf. 153, Marmor tardum. mt0 doorfchynende. Traag. Rude. Grof- korrelig» Dit KUKSTEEÏJEN, Dit grofkorrelige Marmer komt by zwaare A^Et Beddingen zeer overvloedig voor in Swee- lil- den 3 omftreeks Sahlberg, Dq Persberg , een stuk.0™" Heuvel van veertig Vadem hoogte , en van Grof een grooten omtrek, levert een menigte Y-Mmmr% zcr-Erts uit, behalve dit Gefteente, 't welk meest door middel van Buskruid werdt ge- broken. Verfcheide Groeven aan de Oostzy- de waren reeds ter diepte van yyfen veertig Vademen onder de oppervlakte der Zee ge-" bragt , toen Linn^üs dit Bergwerk in % jaar 1746 bezigtigde, In Engeland zyn niet minder zwaare Beddingen van dergelyk Mar» mer. Men vindt het bovendien in verfcheide deelen van Duitfchland, in Switzerland , en het maakt byi:a alle Bergen uit, tusfehen Seven- bergen en Nageyban in Opper - Hongarie, als ook het Gewelf der Kopergangen by Sask$ in 't Bannaat van Teirieswar. Somtyds is het fyn of kleinkorrelig , maar dikwils zo grof, dat men het, in de eerftQ opilag, onder de vergaarde of Rotsfteenen zou plaatzen: maar het ontbindt zig t'eenemaal in Zuuren ea neemt gemcenlyk een doffen glans 3 door 'c polyften, aan. De gewoonfte Kleur is wit of witachtig; doch men vindt het ookgraauw, bruin , roodachtig geel of geel en geelachtig groen, byna zo hoog van Kleur als het Edele Marmer: zelfs bont, wit en groen of wit en zwart, of gewolkt, of gebandeerd,- Somwy» E 3 ïéi III. ÜEEt, III, SxüKt *jö Kalkaartio'e of AvJitL. !en is he£ half 'doorfchynefide; gelykhetzig 111. in de Solfatara van Italië vertoont, en daar sraZ komt dikwils gedeegen Zwavel in hetzelve Grof voor» Zou het Witte Marmer van 't Groote /lliirffier» Meir, waar van de geheele Domkerk van Mi- lanen opgebouwd is , niet hier toe behooren ? Het geeft zeer goede vaste Kalk en wordt daar toe veel gebruikt , als ook om de vloei- jicg der Ertfen te bevorderen. Te Iverdua en Neuchatel dient het voor Bouwfteen. VIL (7) Marmer met Spaathachtig Schubbige deeh Marmer y . ö Wicrms. *Jfó* ' Glinfte- rendp Terwyl de voorgaande Sahflag in Sweeden geheten wordt, noemt men deezen Leimfteeiu Hy verfchilt alleen dcor de Schubbigheid der deeltjes , die grof zyn of fyn , en 'er een glanzig of glimmerig Marmer van maaken y dat zig polyften laat. Hetzelve komt in Finn- land niet alleen , maar op veele andere plaat- fen in Sweeden , in Hongarie en Bohème 9 in Saxen en in Italië voor. Veele uitlandfe Mar- mer - Soorten behooren hier toe. Want de Glinfterende 'deeltjes zyn femtyds zeer fyn > en verhoogen zo wel den glans als de kleuren on- (7) Marwor parfciculis Spathofo - Squamofis. Syjï. Nah Calcarius particnlis disperfis. Wall. Mm. 40. Lapis Cal-* carcus particulis Squamofis live Spuihofis. Cronst. Min* Kalksteen e n. 7* ongemeen : weshalve het dikwils tot Ornamen- II ten der Bouwkonst , Kolommen , Pylasters , A™£EL* Beelden en Borstftukken, gebruikt wordt. Tot Hoofd- ö STUK. het doen vloeijen der Metaalen is het zeer be- Qunftèm kwaam. Zeldzaam vindt men 'er Verfteenin-ra^^* gen in. Het komt meest by zwaare Aders en * Vlotten voor , zynde naar de Kleuren ver- fchillende. Dus behooren hier veele mtte Marmers ; zo wel het oude Parifche en Arabifche Marmer der Grieken en Romeinen, als dat van Carra- ra, 't welk fomtyds doorfchynende is , voor- gemeld, en veele andere hedendaagfchen , ia - Engeland , Sweeden , Noorwegen en Duitfcb- land breekende. Graauwkomt het by enkelde ftukken en brokken op de Velden by Schwedt, fomtyds met Petrefakten , en ook wel Vlots- wyze in Hongarie en Opper - Ooftenryk voor ; roodachtig geel, met zeer groote Schubben, in Finland; zwartachtig in Silezie; blaauwach- tig op Gothland : bont , gebandeerd en van allerley Kleuren, die het Edele Marmer heeft, daar het doorgaans alleenlyk door de Schub- bigheid van verfchilt: zo dat men, wanneer de Spaathige Schubbetjes fyn zyn en het zig wel polysten laat 3 hetzelve 'er naauwlyks van kan onderfcheiden? E 4 til. DïBL, IXL Stuk. (8) Mar- '-2 Kalkaartige of ii. (8 ) Marmer met langwerpige > platachtige , Afdek*, kruislings verfpreide deeltjes. *tuk. p|t jn Gothland, als ook op Oeland, in I/llworSweeden voorkomende, wordt Gothlandfche inm^ ^iem genoemd# Dezelve is wit, groffplinte- Cekruïst. rig en fynftraalig. Niet altoos laat hy zig in Sterk Water oplosfen, en geeft, door Subli- matie, een Alkalyn Zout. Dooreen zagt Vuur fmelt hy tot een HemelsblaauwGlas; door een iterker w7ordt hy tot een witte Kalk. Men maakt 'er ook veel gebruik van tot het fmel- ten der Yzer-Ertfen. IX. (9) Marmer met langwerpige Kaffige deeltjes 3 ^C£lÊg' overlangs verfpreicL Dit is een Laplandfche Steen, Sneeuwwit, naar Spiesglas -Erts gelykende, doordien hy t'eenemaal beftaat uit langwerpige Kaffige deel- tjes, overlangs verfpreid, zeer wit en glanzig» Misfchien behoort hier de Bondélfteen, daar G ér hard gewag van maakt, in x Graaf- fchap Ravensberg , by Wet tin en op den Op- per- Haarts voorkomende. Dit is een waare Kalkfteen, uit Draaden beftaande van ongely- f8) Movmor particulis oblongis, depresiïs , decusfato* fparfis. Sijft. NaUX.\U Marmor folubile particulis micarw tibus radiantibus. Sijft. Nat, VUL N. 7. Marmor particulis 'oWongïs aceralïs , lorjgftu4ï^t b'ter Tpapfis. Syft. Nat, Kalksteenen. 71 IceTangte., Bondelswyzefamengegroeid enaan^ li. beide enden meer uitgebreid dan in 't midden: ni. -* des zeer veel naar een bosje Stroo gelykende.s^°0FD* Zeer zeldzaam is deeze Steen en legt altoos op andere Steenen, op digt Marmer, op Tuf en op Droezen van Bergkryftal (r). (io) Marmer met Kleiachtige deeltjes > hort- X. V ' rr 7 7 Mar mor zomaal breekenae. f trant* rium. Latur* Het eigentlyke Gefteente, dat onze Ridder fteen. hier bedoek, en van Da Costa genoemd wordt Zeer harde glanzige Rotsfteen5. valt veel in Sweeden , en wel allermeest op Oeland* ^welk Eiland, tegenover de Stad Kalmar, in de Oostzee, 'er byna geheel mede bedekt is; alzo het overal voorkomt onder andere Steenlaa- gen. De Opgezetenen graaven hetzelve uit, en houwen het in flukken van verfcheiderley grootte, die zyop een zonderlinge manier af* flypen of polysten(x), en dus bekwaam maa- ken O) G ra el. Ncitur- Syficm. J. p. 398. (10) Marmor particulis Argiilofis , Fragrnentïs horr zontalibus. Syft. Nat. X I 1. Mus. Tesjïn. 12. Saxum ru- brura fplendidum durisfimum. Da Cost. Fosf. 155. Cal- careus aequabiiis rubro- fuscus. Wall. Syft, Min. Lp, 124. Lap Calcareus particulis impalpabilibusrufis. Cronst. "Min. "'§. 7, Marmor purpureum ex Oelandia Suecise. Mus. 44. O) Zie de Vertaalde Oelandfe Rme yan den Heel LiNNiEUs 9 biadz# 79 , 178, £ 5 ÏÏIt Dsel» III. Stuk, 1 74 Kalkaar tige of IX. ken tot verzending naar verfcheide Steden , Atdeel. zq we| naar Koppenhagen , als naar andere Hoofd* plaatfen aan de Oostzee, naar Londen en her- S^eedfche waarc*s ' alwaar men 'er tot Schoornfteenftuk- &een. leen, Trappen en inzonderheid tot Vloerftee- nen , gebruik van maakt, gelyk by ons, onder den naam van Sweedfche Steen ; doch te Lon- den noemt menze yerkeerdelyk the Norway Redftone, dat is, deNoorweegfe Roode Steen; alzo zy niet valt in Deenemarken of Noorwe* gen, zo Doktor Hill aanmerkt. Dit Gefteente is van een donkere doch niet onbevallige roode Kleur , zeer zwaar, uiter- maate hard, van een fyn, digt en vast ge- weefzel, laatende zig zeerwel polysten. Daar, komt ook een witte Steen van dien aart voor , zo Linn^üs aanmerkt. Het is een waare Kalkfteen, doch die niet dan een bruine Kalk uitlevert , zynde in de onderfte Laagen zo hard niet , barftende met groot gedruis in 'c Vuur, en veele Verfteende Zaaken bevatten* de. Inzonderheid worden 'er dikwiis zeer fraai je Orthokeratieren in gevonden, gelyk ik heb aangetekend (t). Dïgte beroemde Walleriüs ftelt deezen Kalk- Oelandien voor , ais een Soort van den ei- gentlyken Kalkfteen, die de Heuvels uitmaakt, in O) Zie 't lil. Deels 1» Stuk, deezer Nat. ffjftorie, Wadz. 417. De myne , op Plaat VÏ afgebeeld, legt ia «en graauw Gefteente vsui dien aart.j Kalksteenen. 75 m de meefte deelen van Europa, komende 11. hym altoos in de Vlotbergen en fomtyds in A*™fu Gangbergen voor, ja ook wel by losfe ronde Hoofd* brokken op de Velden. Hy vertoont zig by- K^ na zo fynkorrelig als de Keizei- VuurfteenenP/#^« en breekt Schuipswyze op dergelyke manier, laaiende zig niet met Glans polyften, VeeL aandoening heeft hy van de Vogtigheid der Lugt , inzonderheid die aan den Zeekant valt , zynde de Calculus Littoralis of Oever- fteen der Ouden , en de digte Kalkfleen der hedendaagfehen. Dikwijs bevat hy Yzer- en Lood-Ertfen, als ook Zwavelkiezen en Ver- fteende Zaaken ; Aderen of Droezen van Kalkfpaath en zelfs kleine Kwarts «Kryftal* len. Hy valt van veelerley Kleuren. De Wit- te van deezen aart , in Italië Pietra dflftria genaamd, wordt in Venetië zeer veel tot den bouw van Paleizen en Kerken gebezigd : de Blaauwachtige heet Pietra Columbina of Tur* china , in dat Gewest. Zulke Blaauwe Kalk- fceen valt in 't Brandenburgfe , by Ruders- dorf, die zeer hard is, doch in de Lugt fchie* lyk verweert, en tot Schilferige deeltjes ver- gruist* In Engeland wordt ook zulk een blaauw- achtige Kalkfteen gegraven, die men in Lon- den veel gebruikt tot Vloerfteenen. Groen komt hy in Sweeden , als ook in Silezie en Bohème , voor; zo wel als rood* in 't Vor- ftendom Jauer en in Sweeden 3 gelyk wy ge- zien III. Dbzu IIL Stok. ~ ^6 KALKAART! GE O F 17. zien hebben : bruin zo aldaar als in 't Wur- ArDEiL. tembergfe. Graauw is de gemeenfte, zo wel Hoofd- jn Engeland , als elders ; zwartachtig vindt menze by Praag en in geheel Carinthie , als ook by de Zoutwerken in Opper -Ooftenryk en op 't Deenfche Eiland Bornhokn: Dendri- tifch by Reichenftein, in 't Silefifche Vorften- dom Munfterberg. XT. (n) Marmer met Kleiachtige deeltjes, waar fl^ZT ™ Kryfial* Kogels verfpreid zyn. " Jum» jleen.bbtl- Men vindt deczen Knohbelfleen voornaame- lyk op den Berg Kinnckulle in Westgoth- land, een Provincie van Sweeden, leggende op de ander Kalkfteen-Laagen , waar mede hy veel overeenkomst heeft , maar hy is niec zo digt en vast 5 en beltaat uit Appelvormige knobbels , die van binnen dikwils met Kry- {tallen aangefchooten zyn. Dit zyn die Kry- ftal- Appels, waar van ikbevoorens fprak(#), welke by nader onderzoek ., thans als Verftee* ningen dzr Dieren, welker Schaalen men Zee- Appelen noemt, met Spaath-Kryfcallen ge- > vukl, (wy*Namior partïculis .Argillofis , jEtitis Cryftallinis fyarfis. Suft. Nat. XII. Marmor folubile Fragmemis fubrotundis, Syft. Nat. V 1 1 1 N. 3. Mus. Tesfin. \z% •Gorden. It. U'estgoth. 21 , 28. Tab. r. 00 IIL D. II. Stuk, bladz. «18, Zie ook Link* Oelmdfche Reize 9 bladz. 209, 241. Kalksteen en* 77 vuld , worden afgeleid (»• De dikke Kalkfteen- A^'BM. Laagen van dien Berg, waarin zulke Kry- nr. ftal -Appels voorkomen , noemen de Steenhou- S^°°ÏD- wers aldaar Lekhcnftein - Geburge , dewy 1 daar uit KmbbeU alleen bekwaameSteenfchyven kunnen worden^""- gebroken, om Graffteenen en andere zwaare Werken, gelyk Schoorfteenmantels, Trappen en dergelyken te maaken. De bovenkant of het Dak deezer Laagen, is zeer rimpelig en oneffen; weshalve hetzelve van het Werkvolk Wrangfidan , dat is de onregte, omgekeerde \ of agterzyde , geheten wordt. Dit komt daar van daan, dat die zelve zyde uit louter Kryftal- Appels en Kalkballen famengefteld is, welke gezamentlyk Verfteeningen van Zee- Appelen zyn (w). Dit KinnekuJle is, wegens zync byzonde- „ re legging en gefchapenheid, een der merk- „ waardigfte plaatfen in Sweeden. 't Ge- „ bergte beftaat uit breede en wydloopige Terrasfen, óf trapswyze leggende Velden, „ die zo ruim zyn , dat zy geheele Dorpen bevatten kunnen , zynde ook met aange- „ naame Weiden, Vrugtbaare Akkers enfraai- je Bosfchagiën bedekr. Ieder Vlakte be* „ ftaat uit byzondere Eergftoffen , welke , » ge- (v) Stoekh. Verhand, XXIV. Band op 't )*ur ï^jz 7 j>ag. 231. &c Tab. VYlfi IX, (w) Ibid. pag. 246* III. Debl. III. Stuk, KALKAAPvTlGE of ÏL « gelykerwys de Terrasfcn , byna horizon- Afdesl, ^ taaj om het middelpunt des Bergs in 't ron- Hooïd- 5? de gaan , zynde van elkander afgezonderd 5> door Loodregie Wanden of Rotzen , die f9 naar de allerhoogftê Kerk- of Slot-Muurea „ gelyken. De Bedding, nu, van gedagten Kalkfteen , bedraagt in delangte zesnonderd 5, Ellen en regtopgaande zeven -e«- zeventig „ Ellen. Tot Kalkbranden of tot Siyplteen 5, deugt ditGefteente niet O)'5. Xli. (12) Marmer uit ronde korft ige Korreltjes zeer Uammites* jamengepaku Kuit- Marmer. Jfe ^ bevoorens omftandig van de Erw* ten- en Kuitlleenen gefproken, dit Tufachti- ge famengroeizels zyn, van eene Kalkachtige wryfbaare Stoffe; waar van, zo ik aangemerkt heb, door onzen Ridder afgezonderd wordt een hard Marmerachtig Gefteente , 't welk uit dergelyke ronde Bolletjes is famenge- fteld (5), 't welk men des wegen Kuit -Marmer kan noemen. In de Stad Brunswyk is het- zelve een voornaame Bouwftoffe. Ik heb een Plaatje daar van> waar uit de hardheid bly kt, , , en C*) LiNN". Westgoth. Reife. p. 25 , 27. £12) Marmor Granis globofis cruftatis confertisfïmis. Syfi. Nat. Schreb* Litlu 17. Pifolithus. Von. Miiu 256, Oolithus. It. GothL 268. Saxum Arenarium Granulis ren tandis, Hammites diftum. Da Cost. tosj, p. 129, Qt) Zie >t voorg. 11. Stuk, bladz» 336, | K A t K .8 T E E N E t£ en de bekwaamheid tot polyfting. Een der- ü gelyken Steen , die echter niet polystbaar is3 A™£E]U heeft men Groeven van , in fbmmige dcelen Hoofd* van Engeland* Dit is een goede Hardfteen , s j^: veel in gebruik tot bouwen ; zo dat 'er ver- Marmer* fcheide Koliegiën t$ Cambridge van gemaakt zyn. Op 't Sweedfch Gothland vindt men 'er een Laag van op den Wetfteen, zynde Afchgraauw, ruuw en uit Erwtachtige Kor- rels digt famengepakt. Linn^eüs verbeeld- de zig , dat dezelven £ op dergelyke manier als de Erwtenfteen der Karlsbad- Wateren, uit Kalkachtige S toffe der Zee gebooren , en door de Golven rond gemaakt waren (z)« Op verfcheide plaatfen in Duitfchland en Ita- lië komt dergelyk Gefteente voor. (13) Marmer dat wryfbaar is, uit Korftige XI 1L deeltjes befiaande. Schulp- Dit maakte het grootfte gedeelte eü WeldenMarmer* grondflag van een Berg in Schonen, een Pro- vincie van Sweeden , uit ; zo de Ridder op zyn Reistogt bevondt. Het kan buiten twy* fel vergeleeken worden met dergelyk Ge* fteente^ ook t'eenemaal uit Conchyliën, of der- (z) Zie die Vorming omftandig verklaard , in 9t ge* dagte 11. Stuk, bladz. 341 , enz. (13) Mar mor friabile, Pertic uiis Cruftace». Calx Bal- bergenfts. It. Scau% 393. IIL Deel. III. Stuk* Kalkaartxce ör Afdeel. derzelver Gruis befcaande, waarvan ik voor- in, heen gefproken heb Qz): want dit Sweedfche stuk°.FD" was blykbaarlyk uit Gruis van Schulpjes, SMp Hoorntjes en Koraalen > famengefteld. Jn Marmer- Duitfchland en Spanje, zegt Linn^eüs, is het gemeener ; zo dat de meefte Muuren te Kadix daar uit befcaan. Ik heb ftukken van zodanig Gefteente , waar van de Vestingwer- ken te Mentz en Oppenheim opgebouwd zyn. In Vrankryk vindt men ook Banken van der- gelyke Kalkfteen 9 ten deele brokkelig 5 ten deele hard en tot den Huisbouw dienftig (b>% , XIV. (14) Marmer dat Krytig is en Zandige af* MarmoY feffile* Snybaar. femie. geevende. Dit Geffcèente, dat uit Kalk en Zanddeelen famengefteld is, wordt geheel week bevonden, wanneer men 't graaft; zo dat het in allerley Geftalten kan worden gefneeden; doch ver- hardt in deLugt,en zulks geeft gelegenheid, om (q) In 't Hl. Deels L Stuk, deezer Nat. Hiftovie , bladz. 475 , enz. Uit deeze laatfle Soorten van Marmers bfykt de nuttigheid van de verfchikking die ik in 't Ryk der Mineraalen gemaakt heb, met de Delfftoffen eer te befchryven dan de Steenen: zie ald. bladz. 130. Men 2ou 'er naauwlyks een denkbeeld van kutmen geeven , aan iemand die onkundig was in de Verfteeningen. Guettard Mem. fur la Champagne. Mem.de (14) Marmor Cretcueum i^enofum inquinans. It. Svan. f96» 205. Lapis Arenaceus . glutine Calcareo. Cronsc* Min. J. 274, N. 3. Kalkstee nen* 8r r>m 'er tot bouwen gebruik van te maaken ; t II* doch het kleurt altoos af, als kryt. JNiette- in. min zyn 'er de meefte Huizen te Parys van S^FD* gebouwd. Men vindt het ook in Deenemar- ken , en in Schónen , te Malmoe, waren de Mnuren van oude Huizen daar mede opge- haald, (15) Marmer dat verjpretd is, vast van zelf- xVo ft eindigheid^ met eene Kleijige Schors. MargZ^ ceum. Deeze Mergeifteen komt niet by geheele ft^rfGl" Heuvels of Beddingen , maar los in kleine ftukken op Velden van een vogtigen Kley- grond j in Engeland , Vlaanderen , Upland , Westgothland en Oeland , voor. Hy is met de Kalkfteenen zeer naverwant, en heeft ook ongetwyfeld , offchoon hy zig maar by en- kelde los gefcheurde Stukken vertoont, met denzelven een gelyken oirfprong. Hy is grof, hard, zeer digt en fynkorrelig, gemeenlyk met een witte Kleijige Schors bekleed, heb- bende dikwüs hoekige, van buiten roode, Spaath- Aders. Meestal is hy geelachtig of Vleefchkleurig , fomtyds wit, fomwylen graauw. In ("15) Marmor vagum folidum , Cortïce Argillaceo. Syst, Nat. Mus. Tesf. 12* N. 8- Lapis Calcarius particulis impalpabilus incarnatis* Cronst. Min. §. 7. N. 3. Cal- careus sequabilis incarnatus. Wall, Sijfl. Min. L p» 124. Saxum Calcareum album. Da Cosx.Fosf. i$u F III. Deel. III. Stok. Kalkaarticb of \l In Vlaanderen wordt hy gebruikt om de We- Afdeel. gen Ce beftraaten , in Engeland om Kalk te Hoofd- branden. Waarfchynlyk behoort hier die wit- *™Mergel- ac^ti8e Kalkfteeh , in Switzerland gevonden, fim. welken men aldaar , op fommige plaatfen , als Bouwfteen gebruikt : als ook het wilde Mar- mer, aldaar vallende , 'c welk op een zwart- o achtigen Grond witte Spaath - Aderen heeft, en , niettegenftaande zyne ongemeene hard- heid , als Leyfteen affchilfert. mtreer- De fchrandere Hoogleeraar Gmelin voegt Marmer. bjer by 9 als eene Zestiende Soort, het Fil- treer-Marmer * dat men, zegt zyn Ed., hoe- wel zeldzaam , by Nesten aantreft in de Kalk- breuken te Rudersdorf in het Brandenburgfe. Het is vol kleine Gaatjes en kan, volgens hem, als de beste Filtreerfteen gebruikt worden. Zo echter die Gaatjes zigtbaar zyn , dan zal het myns oordeels tot zuivering van Water niet dienen kunnen. Aangezien in dergelyke Groe- ven de Kalkfoorten dikwils met Kiesbrokjes doortoogen , en de kleine Gaatjes van den Steen een Okerachtig overtrekzel hebben, ftelt zyn Ed* het zeer waarfchynlyk, dat gedagte Ope- ningen door verweering van de Kies ontftaan zyn. ^ Pietra Voorts betrekt die. Heer alhier de Pietra forte der Italiaanen ; een Gefteente met Kley gemengd, 5t welk Laagswyze breekt in Flo- rence en Toskanen. Men noemt het Pietra, Tur« KalksteenïNi 83 Turclüna , wanneer het blaauwachtig en ■P^*^'^^, iigia9 als het uit den geelen ziet Te.Flo- in. rence plaveit men 'er de Straaten mede. stuk0/0" Het tweede Geflagt 5 van deezen Rang , voert den naam van G y p s u M. Gips. Hier toe behooren eenige Soorten van Gips, by Wallerics en Cronstedt; de Se- lenitifche Steenen van Vogel; de Gips en Alabaster van Wcltersdorf en de Ala- bader van Gerhard. De Gïpsfteenen zyn ligt en nog weeker dan Eigw de gemeene Kalkfteenen, zagt enkoud op 'Éfcha^ea< gevoel , hebbende maar een doffen Glans. Zy breeken in veelerley hoekige Stukken , dis fomtyds eene Wigachtige figuur hebben. Mea vindtze overvloedigst in Kalkbergen, gemeen- lyk by enkclde Laagen tusfchen die van Kalk- ileen, of zy maaken ook geheele Bergen uit, die met Zand en Leem bedekt zyn en in wel- ken zy fomtyds veele Vademen dikte bereiken. Zelden maaken zy Ertsgangen , en men heeft 'er tot heden nog zeldzaam echte Verfteenin- gen, ja ook maar weinige Spoorfteenen (c) in gevonden, Deeze ("O Dus noemt men de enkele in- of afdrukzels van Die- ren en Planten , die men , zonder eenig blyk des Lig- haams , zo dikwils op Ley en Kalkfteenen aantreft. Zie *t t Stuk , bladz» 192 , en het 1 1. Stuk , bladz. 35 , 47» enz» F 2 III. Dmv. III. Stok. 84 Kalka-artige of jiFDHEL. Deeze Steenen beftaan uit eene Kalkachtige Hoofd * jAarde 5 zegt LlNNiEUS > die ontbonden is Jiuk.FD' en doorgezakt zynde herboren. Zyn Ed. heeft Gips- begreepen , dat eene Kalk - Aarde , tot vorming Steenen. yan de ^ apgei0st worde in een Zuur Vogt, en daar uit nederzakkende tot Gips we- der famengroeije. Dat dit een VkrioUfch Zuur zy, blykt 3 alzo 'er met vast Loogzout een Vitriolifche Wynfteen van komt; als ook uit de vlugge Zwavelige Damp , welke door Des- tillatie uit de Gips met Kolen -Poeijer geboren wordt. Wegens die verzadiging maakt ook de Gips geen opbruifching met Zuuren, 't welk tot een onderfcheiding van den Kalkfteen dient. Zodanige Stukken, evenwel, dieniet volkomen zyn verzadigd , gelyk men onder de Alabasters heeft , maaken eenige opbrui- fching. Dat, voor 't overige, de grondflag der Gips Kalkaartig zy, blykt, doordien zy, met vyf-of zesmaal zo veel Loogzout gefmol- ten, na de uitiooging een zuivere Kalk -Aarde aflegt. Ook ontbindt zig de Gips zelfs inde fterkfte Zuuren niet , maar wel in Water , wanneer zy lang gekookt wordt in een groote veelheid daar van. Wanneer men by die So- lutie eenige Olie van Wynfteen of Armonl* ak- Geest giet, dan wordt zy troebel en Melk- wit, en lege een Kalk- Aarde af, die wit is van Kleur. De meefte Gips bevat eenige Kley- en Yzerdeeltjes ; fomtyds vindt men 'er Kalksteen. ek. 35 *er ook Glimmer in , en onverzadigde Kalk- n. Aarde. A™fL' Zonder byvoegzel zyn de Gipsfleenen niet Hoorn- fmekbaar ; doch zy fmelten niet met alle Stof- onder- fen , die den Kalkfteen doen vloeijen. Aan den zoek door anderen kant, wederom, vorderen zy een zp uur% fterk Vuur niet, als die, om tot een Glas te fmelten , dat volkomen doorfchynend is en groen. Smelt menze met Borax3 dan brui- fchen zy op in 't Vuur. Door dit, zo wel , als door gemeen Zout en Frit van Glas, wor- den zy ligt tot vloeijing gebragt , en , met Kley g:men»d, fmelten zy tot een witte half door* fchynende S toffe , die naar Porfelein zweemt. Aan 't Glos geeven zy een geelachtige Kleur. Ja fommigë Gipfen, die in- Kley- Beddingen gelegen hebben , zyn dikwils op zig zelf fmeltbaar , met weinig Vuur. Het allerdunfte vloeijen zy met Vloey • Spaath , die , gelyk de Kley , een mengzel van Gips en Keizei- fceenen doet fmelten- Brandt menze tusfchen gloei jende Kolen, dan komt 5er dikwils een Phftsphoms van en die van Bononie hoort hier t'hujs. Indien menze, zonder gloeijing, met een zwak Vuur , in een Yzeren Pot of ander zuiver Vat roost f dan worden zy tot eene by- jkans vloei ba are Stoffe , die opwelt en weder ajederflaat , veranderende , door uitdamping, in een los witachtig; Poeijer als Meel, dat met "Water tot een Deeg en zeer hard wordt 5 F 3 be* HL Dssjü* III, SlüïC, 86 Kalk aartige' of Fideel, bekend onder den naam van Pleifter van UI- Parys. / Veele nieuwerwetfe Landbouwers pryzende Gips- fyn vermolmde Gips tot verbeteringe des Lands tsewn. ^^^^ &qc}\ j§ jn alle Gronden niet dienftig. In Smeltwerken is zy, op ver naa, zo nuttig niet als Kalkfteen. Door de Zwavel , die daar by voor den dag komt , wordt het Yzer wee- ker en broofcher en het Koper verliest van zy- tie zelfftandigheid» Allermeest gebruikt men de gebrande Gips f die inwendig een Vergift is voor allerley Gedierte , tot Pleifterwerk , Stukadooren, halfverheven Beeldwerk en an* dere Ornamenten ; tot nagemaakt Marmer, tot Votmen der Porfelein- Fabrieken , als ook in de Manufaktuuren van Engelfch Aardewerk en tot Plakwerk van Muuren .* maar zy moet, ten dien einde, van wel zuiveren Gipsfteen ge« brand zyn , om duurzaam Werk te geeven. Onze Ridder telt daar van de drie volgends Soorten. O) Gijp fum particulis Argilliformibns opacis. Syst. Na$m XII. Tom. 111. Gen. 3. Sp. 1. Gypfus informis rudis, nitorem non asfumens. Carth. Min. 24, Gypfum parti- culis minimis indiftinftis , facie Terrea. Wall» Syst. Min. 3. p, 163. Marmor fixum lamellatum particulis Spatho* fis. Mus. Tesf 14. N. 12% (i) Gips met Kleiachtige duijlere deeltjes* Deeze Kausteener, Deeze is grofkorreliger dan de gewoone A^ Gips en wordt wel grove Alabaster geheten, hl Zy vertoont zig als drooge Kley, maar is watSTU£°Tn* harder , zynde witachtig ofgraauw, en fom- Gipu tyds roodachtig , bruin of zwartachtig van Kleur. Zelden heeft men ze zuiver , en zy geeft zo goeden Pleifter niet als de gewoone Gips , waar van zy anders niet weezentlyk verfchilt* Men vindtze ook dikwils tusfchen dezelve, by taamelyk magtige Laagen en Bed* dingen. By Ordal in Noorwegen breeken 'er Koper -Ertfen in. Men treftze ook overvloe- dig in Polen, in Silezie, in het Brandenburg- fe , in 't Vorftendom Minden , in Opper- Qoftenryk, en elders in Duitfchland, aan. (2) Gips met Zandige gltnflerende deeltjes. h. Gypfum De S toffe , die men in 't algemeen Gips of Gemeens Pki/ïemoemty valt overvloedig in Engeland niet Glps* ver van Derby, in Vrankryk by Montmartre, in Switzerland voornaamelyk by Bevieux^als ook in Italië en verfcheide deelen van Duitfch- land. Men vindtze in Hongarie , in Opper- Ooftenryk , als ook in Tartarie of Siberië. Zeer (2) Gypfum particulis Arenaceis micantibus. Syft. MyL Cypfum. Vog. Min* 118. Gypfum particulis Micaceis. Cronst. Mn §. 16. Gypfum Arenarium. Wall# Sijft. 'Min. L p. 163. F4 211, Dul. III. Stuk, S8 Kaxkaartige of \ li. Zeer dikwils komt zy in de nabuurfchap van *inEL' heete Ba(Jen of Zoutbronnen voor , bevat? Eigen- De zelfftandigheid beftaat uit weeke buig- fchappen. zaame Schubben, die eene Kogelvlakte , doch anders geene bepaalde Geftalte, fomtyds de grootte maar van een Speldekop , fomtyds van de Schubben van Karper, fomtyds eene mid- delmaatige grootte , daar tusfchen , hébben , en even zo van verfchillendedoorfchynendheid zyn. Het knapt in 't Vuur niet, Somtyds is" het zo week, dat men het tusfchen de Vin- gers fyn kan wryven , of het fchynt, op 5t ge- voel , uit enkele Zandkorreltjes te befcaan * dikwils is het, inzonderheid het Kleinkorre- lige , zo hard, dat het door polyften een dof- fen glans aanneemt. Dus beftaat het met een witachtige en rood geaderde Gipsfteen, wel- ken de Heer Gmelin by Thubingen heefc gevonden, Somtyds is de Gips met Zand , Kley en Mèrgel 'gemengd, 'en overtrekt zig, in 5c Vuur, meteen wit Glas; gelyk die, wel- ke men in de Groeve te Charonne, by Parys, vindt. Hier toe betrekt de Heer Walle- rius het Luneburger Porfelein, daar Bructc- jiakn van fpreekc O). Zeer dikwils vindt men 00 Epift* XLVIL VI, 12. Gypfus nativus ft Porcellana Luneburgica. £ft Lapis Gypfeus, in ïgne VU UQ ^Ibo obdu&vis. Ziet '€< uit ais wit Porfelein. K A L K S T E E N TL N. $0 men deeze Gips Sneeuwwit , gelyk by Bevieux n. en Thutyngen, welke de zuiverde is, geevende A™**u de beste Pleifter, Zy komt ook graauw, rood- Hoofd- stuk achtig, Vleefchkleurig en geelachtig; ook wel G^s ^ geel, bruin of zwart voor, en fomtydsichoon^/^* gemarmerd , waar van gedagte Brückmann aartige Plaatjes bezat. Hy fpreekt onder an- deren van een, als Marmer gepolyst van een fraaije heldere Vleefchkleur , niet ver van Ba- reuth gegraven , hoedanig een Plaatje ik ook heb. Voorts maakt hy gewag van Gips met Vrouwen -Glas vermengd, zynde vry zeld- zaam. Menigmaal vindt men 'er Seleniet in, of de geheele Steen fplyt, alsLey, in groo* t?r of kleiner Blaadjes van onbepaalde geftal- te , maar meest regtlinifch , en dan noemc menze Schiefergips , overvloedig voorkomende op de Swiczerfche Alpen en op de Pyrenee- fche Bergen (e). Deeze Schyven zyn of ge- liëel vlak of Schubachtig; dikker of dunner; graauw ; geelachtig of geheel wit , of wit en graauw geaderd ; ondoorfchynende of ook doorfchynende. Van deeze laatfte komt voor jn de Gipsgroeve, by Thubingen aan de Nec- tar , als ook te Rongenftock , in de Leut- meritzer Rreits van Bohemen , alwaar Wie Gulden, Loodglans, Blende en Kies, daar in b ree- CO Gypfum Lamellare. Wall» Sysf. Mm. I. p. 165. F? III. Deel. III. Stuk. 9© Kalkaar- tige of Afdeel, bleken. Dezelve is zo weelc , dat men ze Hoofd met den ^agel affcfiaaven en tusfchèn de Vin- 5TLTK. " gers fyn wryven kan. De geftteepte en fyn- Gips of ftraalige , Meelige half verharde Gyps , die men tófter. jtalie jfr0fa/im ^ en jn Engeland ChauJk\ Cawk , Kewel en Keble noemt , overvloe- dig in Derbyshire voorkomende , fchynt rtieer tot de Aarden betrekkelyk te zyn. Ik heb ook daar van onder het Gips- Meel reeds melding gemaakt (ƒ). Deeze veclerley foorten van GipS en Gips- fleen kunnen allen, meer of min, tot die ge- bruiken , in de Beeldboetzeering , het Plak- werk en Stukadooren, dienen, daar ik vaa gefproken heb. In \ algemeen moet men aanmerken , dat de fynkorrelige , gelyk de Franfche by Montmartre , byna in een half Uur, en dus veel fchielyker tot Pleifter ge, brand kunnen worden, dan de grofkorrelige, gelyk de Engelfehen van Derby- en Yorks* hire. Op fommige plaatfen in Europa komen deeze , evenwel , Laagswyze , by elkander voor. De branding gefchiedt doorgaans in Bak-Ovens, die eerst wel heet gemaakt, ver- volgens, onder de Calcinatie, geflooten zyn; zo Wallerius aanmerkt (g)- Proeven Door den Franfchen Heer L A v o i- finf^te s i e R is veel moeite aangewend tot Oplos- Gips. fm. (f) In ?t voorg. Stuk , bladz. 635* C&) StjSt, Miu. I. p. 164* Kalksteeken 91 fingc der Gips. Hy nam, tot zyne Proefaee- a£oÊEIw mingen , de gekryflallizeerde Gips of het Bas» terd Vrouwen Glas, door Linn^eus onders-niK. den naam van Natrum Glaciale voorgefleld y^G/Ps °f vervolgens te befchryven. Zyn voornaame e^'er' oogmerk fchync geweest te zyn, om te cqo- nen , dat hetzelve geheel ontbindbaar was irj Water : maar hy bevondt , dat daar toe vyf- honderdmaal zo veel Water vereifcht worde. Voorts heeft hy het Vitriool -Zuur daar indui- delyk ontdekt. Uit zulk Zuur heeft hy, door middel van Kryt , Selenitifche Kryftallen be- komen , die volmaakt de eigenfchap hadden van Gips : alzo zy , fyn geftooten en op 't Vuur gebragt , vloeibaar wierden en fcheenen te kooken ; geevende vervolgens , door een maatige Calcinatie 5 een goede Pleifter-Kalk. De verharding derzelve met Water hieldt hy voor een waare Kryflallizatie (3) Gips met onvatbaar e deeltjes , tfoorfcky- 111. wende. AUbas< 3> Den*™»*. Alabafter. f») Naturforfcher ÏVL Theill. Art, 16. CsJ Gtjpfam particulis impalpabiiibus,diaphanum. Stjsh Nat. Alabastrum. Vog. Min. n9. Gypfum particulis minimis, pun&ulis nitens , polituram admittens. Wali^ Syst. Min. I. p. 160 Min. p. 67. Gypfus informis lub* tilis, nitorem asfumens. Carth. Afin. 24. Marmor fixum, yafticulis Aremiceis micantibus. Stjst.Nat. VUL N# ïu Jerra Gypfea indurata, Crgnst. Min, §. 35, 311. Dbel; III. Sïük, $S Kalkaartige OW STÜh }% 5, Den Gipsfteen (zegt de Hoogleeraar Vo» iriiHEL' 3> gel,) noemt men Alabaster > wanneer hy yJ zig polyften laar. Hy kan evenwel nooit Aiabafter.^ tot een zo fchoonèn glans "gebragt worden, 3, als het Marmer. Gelyk nog heden eenigen 5, den Gipsfteen onder de Kalkfteenen tellen , 3> zo houden zy ook het Alabafter voor een 3, Marmerfteen : maar het onderlcheid is even „ zo groot , als by de Gips,- en meri behoeft ,, maar de Beeldhouwers te vraagen , zo zal 55 men hooren , dat zy wel hunne Marmeren 35 Beelden , maar niet de Alabafteren 5 met 5, Sterk Water verhelpen kunnen. Het laat 5, zig even zo branden als de Gips , en 'er „ wordt Pleifter genoeg van gemaakt* Men 3, vindt witte, zwarte , bonte en ftreepige A- i> ïabafter. Dat zy altemaal uit fyne, kleine „ glinfterende deeltjes , als Stippen, beftaan >3 zou, vind ik niet: maar zulks heeft plaats 5, in de eenkleurige Soorten. De bonte zyn 3, uit ongeregeld over elkander opgehoopte 3, Blaadjes famëngefteld. Zo gaat het ook niet ,3 door, 't geen eenigen beweeren , dat alle 3, Alabafter zig meteen Mes laat fhyden. Voor 3, 't overige legt dezelve, evenals de Gips, 3, in horizontaale Langen ,' van verfchillende 33 dikte, fomtyds vier, zes, agt, tien, twin- 3, tig cn meer Vademen hoog. De merkwaar- „ digfte Alabafter -Groef is in 't Graaffchap 5, Hohenftein 3 byzonderlyk aan Kohnftein,' „ by Elrich , Oberfachswerfen en Nieder- fachs* KalksteenëNi P3 3» raehswerfen , alwaar geheele Belgen van n Alabafter zyn , meer dan dertig Vademen Ajjffts >i hoog." Hoofd- Buiten dat Graaffchap en andere deelen van j^lMer Saxen , breekt dit Gefteente ook Laagswyze in 't Wurtembergie , in 't Süezifch Vorften* dom Schweidnits; in Switzerland, in Italië en Spanje, op 't Eiland Sicilië ; als ook in Oost- indie, Perfie en andere Oofterfche Landen» By Kungur en Spaskoe, in Siberië, komen geheele Bergen voor , van Alabaster. Men noemtze in 't Franfch Alhatre , in 't Italiaanfch Ala* bastro. De deeltjes zyn fyner , zagter en Kogelachtiger dan die van 't Marmer, en de zelfftandigheid fomtyds fnybaar. In dunne Plaatjes is zy altoos doorfchynende, doch in groote Stukken dikwils geheel donker. Het heeft byna de dubbele zwaarte van Water. Offchoon de Alabafters meefrendeels mee Oir* Zuuren niet opbruifchen , vindt men dochfinone* eenigen , die zulks geheel of gedeeltelyk doen; gelyk de Alabafter - Vaten der Ou- den , welke men in de Ruïnen gevonden heeft. De zodanigen zou men eer tot de Stalaótïeten betrekken met den Heer Güettard; dan alle de Alabafters daar toe te brengen , met den Heer Daubenton (/). Limn^üs wil , dat zy uit Bronwateren geboren zyn , ge- CO Z\e 't voorg. Stuk deeze: Nat Hijhrie , bladz* tïl. Desl. IIL Stuk, 94 K ALKAAHTl GE ÓF II. gelyk de Stalaftieten en byna door Kryftalli- yf^ zatie famengegroeid (&). stuk°FI>" On^er de Eenkleurigen is het Witte aller- Verichei-fraaist. Dit valt doorfchynend in 't Gebied denheden. van Siéna, als ook in Switzerland en het Wur- tembergfe ; gelyk ook in Perfie. Alle de O- rientaalfche Alabafters der Italiaanen zyn van dieu aart. Ondoorfchynend Melkkleurig komt het op Sicilië en elders in Italië, als ook in 't Bannaat van Temeswar voor , alwaar Koper- kies in 't zelve breekt* Het Roodachtige wordt van Sterk Water groen , van Azyn geel. Het Geele valt doorfchynend in de Oofterlche Landen en ondoorlchynende in Spanje. Voorts heeft men het ook bruin, als een Schild padden -Schaal, genaamd Alabaftró Tartarucato. Bónt valt het met roode of zwart* achcige Vlakken op een witten Grond, 0;/v- chites by fommigen genaamd. Zodanig was da'c kostbaare Alabafter , te Marfeille , zo door- fchynend, dat men meer dan twee Vingeren diep de Kleuren kon zien; waar van de Groe- ve zig niet ver bevond van die Stad (/). Ge- ftreept , geaderd of gebandeerd , dat men Band- Alabafter noemt, komt overvloedig in 'c Graaffchap Hohenftein voor. Wie met dun- ne evenwydige Melkwitte Streepen zyn veele Grien- en Natum ex Aqua Thermali more Stalaftitse, con- cretum fere cryftallizando. (ƒ) Hijh de VAcad. R, des Sciences , de 1703 , pag. $i# K AL K S T E E a E N. 95 Orientaalfch?. Wit met half doorfchynende !K biuine Banden , valt het in 't Wurtembergfe \\y met beurtlingie , ten deele regte, ten deele ^oïD" Golfachtig loopende , witte en bruine Ban- Akhajteu den, die met bruine en witte Liniën geftreept zyn , komt het in *t Gebied van Siéna voor- Men noemt dit Alahaftro Fiorito^ zo wel als het Dendritifche, dat aan eenige Voetftukken van Borstbeelden, in de Voorzaal van het Speelhuis midden in de Hof van Villa Albani , gezien wordt (*»). Zeer toevallig komt in het Alabafter Zand voor, doch men vindt 'er dikwils (tukjes Se- leniet, en ook wel Spekfteen , Kley, Xalk- fteen en Amianth, in. Het wordt eerst met Tripel , en dan met zeer fyn gewreevene ge- brande Hertshoorn gepolyst. Dus dient hec voornaamelyk tot Beeldhouwers -arbeid en Or- namenten der Bouwkonst ; tot PyJafters , Schoorfteen- Mantels , Vloerftcenen , Trap- pen, Tafelbladen, enz. Men zal het echter niet ligt buitenshuis , in 't Water of in de Grond, gebruiken; dewyl het van de Lugt en vogtigheid meer aandoening heeft dan Marmer» S t 1 r i u m. Draadfteen. Sommigen noemen dit Veder - Spmh > ao- de* (m) Fe rb er Briefe aus Waifihland 258. III, Deel. III, Stuk, Kalk aartice of Hoofd- stuk. Straal- Gips. H deren Straal- Gips ; doch wel de eigenfee be* naaming fchynt Draadfieen tezyn, overeen- komftig met den Griekfchen naam Inolithos , welken men .nog in 't Italiaanfch behoudt , het noemende Inolitho. De Kenmerken , im- mers , beftaan daar in, dat de zelfftandigheid blykbaar beftaat uit Draaden , die wel gemeen- lyk evenwydig , doch ook fomtyds als Strarf* len uit een middelpunt , of zonder bepaalde orde loopen , of elkander kruifen. Het fchynt' dat die Steen uit Water , waar in hy te vooren opgelost was , neerzakkende geboren , dus zulk een Draadachtig Geweefzel aangenomen hebbe. Of daar zal een foort van Kryftalliza- tie plaats hebben in de Solutie der Gips- Aar- de, uit welke hy ontftaat: des ook fommigen hem tot de Gips - Spaathen t'huis brengen , anderen tot de Gipfen betrekken. De volgende Soorten van dit Geflagt zyn door LijnnjEUS opgegeven. 1. Stirium Gypfeum. Gipsach- tige. (i) Draadfteen2 acktigis*- die doorzigtig 9vast en VezeU Dit (Y) Stirium pelluckïum fïxum fibrofum. Stjft. Nat. XII. Tom. 111. Gen. 4. Sp. 1. Inolithus fragmentis determi- natis. Carth. Min* 18. Gypfum fibrofum. Cronst. Min. ij* Gypfum filamentis paralielis compofitum G. ftriatum. Wall> Syft. Min. I. p. 167. S pathum Gypfeum fibro- fum. Wolt. Min. 18. Marmor fixum filamentis perpen* dicularibus paralielis. SyfU Nat. VUT. N* 10. Inolithvi?» Baum. Min. i, p. 204. K A L K S T E E N E N» ?7 Dit is de gemeene Straal -Gips, ook /^^r- Üips en Goudfmits - 5/>^^ , en by fommigen , H^ verkeerdelyk, Pluim - Aluin genaamd* Men stuk, vindtze in 't Engelfch Graafchap Derby, in verfcheide deelen vanSweeden en Duitfchland, als ook in Spanje ; in Lyf land , Koerland , en zy is uit China overgebragt. By Baituga, in ' Siberië , vindt men geheele Bergen van Straal - Gips. Zy breekt ten deele Vlotswyze, in eene Kley- Bedding tusfchen Laagen van Kalfcfreen , of tusfchen Leyfteenen, waar van zy de Laagen als famenbindt : maar in de A- Juingroeven dringt zy, by klompen, door Gips- en Alabaster- Laagen heen. De zelfftandigheid van deezen Draadfceen plxxvt, is ligt , op de breuk weinig glanzig en zo u week , dat men hem gemeenlyk tusfchen de Vingeren fyn wryven kan. Hy bruifcht niet met Zuuren op en toont in alle opzigten zyne Gipzige natuur. De Draaden , daar hy uit beftaat, zyn zeer fyn en leggen digt aan mal- kander ; zodanig dat hy in deezen veel naar een Amianth of Asbest gelyke ; doch zyne Tiouding in 't Vuur cnderfcheidt hem daar van genoegzaam. Gemeenlyk is hy wit; maar men vindt hem ook roodachtig of Vleefchkleurïg , bruin en geel, of ge-aderd. Een Stukje roodachti- ge Straalgips, van Jena, is, uit myne Verzame- ling , waar in ik ook witte doorfchynencle uit Viankryk heb, in Fig.iy afgebeeld. Alle die G Kleu lil Duik III, Stok, / KAL K A ARTIGÏ OF Afdeel fleuren raakt hY in 'c Vuur kwyt, en brandt Ui. ' zo wit als Kry t ; geevende ook 5 gelyk hetzet- sSk!*0" ve> aan de handen af. Gebruik Door 't branden levert deeze Steen een tref- der Straal -felyke Pleifter uit, en wordt niet alleen daar gips» toe , maar ook met groot voordeel van de Goudfmeden tot Vormen gebruikt. By Jena, Halle en Erfurt in Thuringen , daar men hem in menigte op de Velden vindt , maakt men *er Strooizand van. Somtyds formeeren de Draaden 9 uit welken deeze Gips beftaat y digte Ruitachtige Blaadjes en Sehyveti , en de Steen Iaat zig zodanig fplyten: waar door hy, by fommige Autheuren, den verkeerden naam van Splytbaare Aluin of Schiefer • Aluin bekomen heeft. Il9 (2) Draadlteen, die doorfchynend en onthind*» Mat™* ^aar*> Vezelachtig is* reum. JË?" De Heer Wallerius betrekt deezen Draadfteen, die met Zuuren opbruifcht, tot de Kalkfteenen van eene bepaalde figuurmaa- king. Men vindt hem in Schónen en andere Landfchappen van S weeden, in Silezie in de Marmergroeve by Kaufungen ; in 't Graaf- fchap Glatz by Keinerts, inde Brandenburg- fe (2) Stirium diaplianum folubilé fibrofum. Sijfï* Nat* Alabaftrites. //. Scan. 121; Calcareus figuratus filameii"* tofiis. Wall. Sijft. Min, L p. 132. aartige. KALK'STESNENi 92> fe Kalkgroeven ; by Idria in de Krain ; in de IL Chriftina • Groef by Schemnits in Neder -Hon- AF®f€* garie , als ook by Maagdeburg in Zandfteen. s^üF0' De Vezelachtige zelfftandigheid verfchilt van die der Straalgips weinig, doch is zo ft**. helder doorfchynend niet , Sneeuwwit , wit- achtig geel of graauw , ook wel rood en wit of rood en geel gemengeld. Niet zelden is deeze Steen gantfch ondoorzigtig. De Draa- den loopen fomtyds zo evenwydig als in de voorgaande ; fomtyds Bondelswyze , gelyk Straalen uit een middelpunt , als in het Glas- kop en Malachiet, van welke laatfte hy mis- fchien den grondflag uitmaakt; fomtyds doch zelden Sterswyze , gelyk in de Bloemen van Spiesglas. In de laatfte gevallen neemt de Steen een goeden Glans door 't polyften aan; hoewel by 't Marmer te kort fchietende. ' Hier behoort, buiten twyfel, de Alabastriet of onechte Alabaster , een harde grove Soort, welke men op vede plaatfen van Duitfchland* in Switzerland en in Sweeden, vindt: als ook. alle Duitfche en It?:liaanfche, die met Zuuren opbruifcht ; en verder die Kalkachtige AJabas* ter> welke weezentlyk van een Stalaktitifchea oirfprong is, deor den Heer Daubenton feefchreeven (3) r (n) Alabatre Cakaire. Mèm, de PAcad. Mf de$ Sc. 4$ garis , 1754. Zie Jt voorg* Stuk: , bladz, 27%* G % ÏIL Deel, IïL Stuk, V IOO KALKA ARTIOE OF IK (3) Draad fteen, die geheel doorzlgtïg vast H Afdeel. . » dl. en vereemga. H00ED- srm^ Een heldere vafteGips noemt de Heer Wal. *sï/W»«ileriüs deezen, die van fommigen tot de Se- /r/wSf^"lenieten betrokken wordt, in Spanje voorko- Aiabaste- mende. Linn^eus plaatst hem op 't Ge* rige. bergte Jura , dat de Grenspaal is tusfchen Vrankryk en Switzerland. Bovendien valt hy ook by Cfaellafton in Engeland, in de Seven- burgfche Zoutgroeven te Marmoros , en by de Durrenbergfe Zoutwerken in Saxen. Hy is zo naverwant met de Straalgipfen , dat men hem vermoedelyk met meer reden voor eene byfoort derzelven, dan voor een eigen Soorc zou mogen houden; doch de Vezels zyn zo digt famengepakt , dat menze naauwlyks on- derfcheiden kan , en de Steen zelf is als Krys- tal doorfchynende, wit of Sneeuwwit, in de langte fplytbaar. IV. (4) Draadfteen, die geheel donker is en vastx mm*/"*'*' met geruiste Splinters. Baikltige. Men vindt deezen in Nericie, een binnen- Iandfch Gewest van Sweeden 5 hooger dan de (3) Stirium pellucïdisfimum fixum coadunatum. Syst* Nat. Gypfum folidum pellucidum fibrofum. Selenifes fo- lidus. Wall. Sifsi. Min. J. p. 166. (4) Stirium obfcurum ftxum , Ramentis decusfttis* JStjst. Nat. Kalksteenen, IOI de reckfen van Kalkbergen, en by Riga. t'Is n. een zonderlinge Steen, als middelflag tusfchen verfcheide Geflagten : de gedaante hebbende s^™ri* van Marmer, niet opbruifchende en dus vast £>raad« als de Gips ; en door zyne Vezelachtigheid/^- bykans hier behoorende. De zelfftandigheid , naamelyk , zweemt naar Hout-Splinters, die kruislings en vry ruim leggen. Ieder Splinter is langwerpig, zonder bepaalde geftal te, aan de beide enden als afgebroken, en beft3at uit digt famengepakte evenwydige Vezelen. Vermoedelyk is dit het Stirium acerofum , 9t welk de Heer Gerhard befchryft. Het Stuk, dat hy onderzogt , was wit, met afge- broken Vezelen , over elkander , eenigen kruis- lings leggende (0). De StraalgipS) merkt onze Ridder aan, wordt van allen onder 't Geflagt van Gips begreepen ; waar van zy ook den aart heeft; maar, zegtzyn Ed. , zo men de Spadtk van \ Marmer afzon- deren moet, dan ook het Stirium van het Gyp- fum ; ten zy men de Syftematifche Regelen geheel wil verwerpen. Hier komt by, dat de Draadfteen vast valle, gelyk de Gips, of ont- bindbaar alsKalkfteen. , Ik zal hier , wegens eenige overeenkomst Van Geftalte , nog de volgende Gips- Soor- ten by voegen , welken Linnjiüs tot de Zouten heeft t'huis gebragt. (0) Gmslin Naiur- Stjftenh L p. 421» G 3 311- Deel. III» Stuit. 102 K A IK A AR T I G R O F An**u Draadfteen , die in Kryjïalachtige figuu* III* ren farnen gegroeid is, doorfehynende. STUK» y. Dit is een min of meer doorfehynende Gips> cJyftaül in bepaalde figuureu gekryftallizeerd , zegt fatum. Walleriüs, welke , door haare weekheid y aduïge!1" zig van alle andere Kryftallen genoegzaam on- derfcheidt , als met een Mes gemakkelyk fny- baar zynde. Doorgaans heeft zy eene Ruit- achtige figuur , fpits getopt met dikke en als afgefleeten hoeken van onderen. De Gips-Droezen zyn aan elkander ge- groeide platte Ruitachtige, of langwerpig hoe- kige geftompte > taamelyk weeke Kryftallen» %egt Vogel, die men ten deele met een Mes in Blaadjes kan fply ten , van Kleur geelachtig graauw en wat doorfehynende. Men vindt- ze byna overal waar Gipsfteenen zyn, doch overvloedigst in Aluin -Bergwerken, gelyk by FraauwenwaJde, alwaar zy tusfehen de Aluin* Aarden fteeken, Taikach- Hier toe behoort, in de eerfte plaats, het 4%l& Natrum Glaciale van onzen Ridder O), dat Fig. 2. by ("6) Stirium in Cryftailos con ere turn pellucidum. Mïhu Gypfum cryftallifatum. Wall. Syft. Min. L p. 169. Fluor Seleniticns» Scheuchz. Se\en\tes nomiuttorum. Dra* fae Gypfese. Cronst. Miné §. 19. Gypfum Drufiforme. Voa. Min. Sijst. p# 159. Natrum Glaciale, flexile , cris- fcatum. Linn. tyft. Nat. XII. Tom, 111. Gen. 14. Sp,6, 7, 8* Qr) Natrum Lapidafum Gypfeo - Spathofum > Fuü- Kalksteenen. 103 byfommigen voorkomt onder den naam van n. Marien-Glas of Frouwen-Ts? doch waar van m. het verfchilt , doordien het niet in zulke dun- HooF°- 7 STUK. ne Bladen, maar in Kuitachtige Stukken fplyt ; giPs-Ky^ ook in Water fmeltbaar is en tot Kalk brandt/^**- in 't Vuur. Men vindt dit voornaamelyk in Gips- en Alabafter - Groeven , ook inKiey en in de nabuurfchap van Zout- of Pekelbronnen en van Tin-Ertfen ; als mede in de Wanden van Zwavelkolken : ook wordt het onder de voortbrengzels van den Vefuvius getoond. Dus valt het in verfcheide deelen van Europa, en is inzonderheid in Swkzerland , als ook by Montmartre, niet ver van Parys in Vrankryk, zeer gemeen. Het bevat veelerley Mineraalen, ja byMoersfeld en aanStahlberg breekt 'erge- woonlyk de Cinaber in. Het laat zig in een groote menigte van kookend Water oplosfen, doch geeft 'er geen Smaak aan. Voor 't ove- rige heeft het de eigenfehappen der Gips. Het maakt zeer lange, groote Kryftallen , zegt Lin- k/eüs , die dikwils van eene Wigachtige fi- guur zyn, weshalve het ook by fommigen den naam voert , zynde te vooren by hem Selenites Cimeiformis genoemd geweest; hoewel zynEd het forme pellucidum. Lïnn. SijjL Nat. uts. Selenites Spa- thofo -Gypfeus Cuneiformis. Lïnn. Mus. Tesf. 24. N. 3. Gypfum Cryftallizatum Cuneiforme. Cronst. Min, 19. Cïacies Marine. Vog. Min, Syjï. pt J59. G 4 HL D esl. III. Stuk. ïo4 KAlküaartige of 1T. het thans Spoelachtige Kryfïallen geeft , aait* AnfEL' merkende , dat de Ruitachtige deelen weder* sSk?ID' z^ds naar een middelfl:reeP toeloopen. Dit Ü Gips-KryM een aanzienlyk ftuk daar van, \ welk ik be- [tallen, ^ ujt p0mmeren , hier in Fig, J Natrum Lapidofum Gypfeo - Spathofum , decaè- drum Prismaticum flexile , particulis Spathofis oppofitis. Sijft.- Nat. uts.. N. 7. Selenites Spathofo - Gypfeus Pris- inaticus. Mus. Tesf. 24. N, 2. Q j ÏIL Deel. III. Stuk, io6 Kalkaar tigê o f Afdeel, heeft , dat is Gekamde (j). Ieder Schub is fom- 111. r tyds met Wit Gulden -Erts en Zilver -Zwart Jnral*0" doortoogen en zeer dikwils met Zwavelkies Gips-Knj- beftrooid. Van dien aart is de Gips-Spaath, [tallen. ^ ^ vertoond, van Clausthall aan den Haarts , waar van ik groote ftukken heb , be- dekt met zogenaamde Spaath-Roozen van Py- riet. De zejfltandigheid is week , op de breuk glanzig, aanmerkelyk zwaar en gemeen- lyk Gipsaarcig. De glanzige Schubben fchy- nen, op 5t eerfte aanzien , geene bepaalde ge* ftake te hebben , maar, naauwkeurig befchouwd, ziet menze beftaan of uit twee pieramieden met vier zyden, of uit zeskantige, ongelyk- zydige Staafjes» Somtyds zyn , in 't eerfte geval, de hoeken plat, en dan heeft het agt- zydige Pieramieden. Maar gemeenlyk ftaan deeze Kryftallen zo digt by een , dat haare geftalte niet zeer blykbaar is, zodanig dat zy naar een Toupet van opgekamd Haairgelyken. Zy ftaan ook wel evenwydig en zyn fomtyds tot halve Kogels famengegroeid : nooit vindt menze enkeld. Meest komen zy ondoorfchy- nende voor, van eene Melkwitte Kleur, doch ookfomwylen helder als Water , graauw , bruin, geel, Zeegroen en roodachtig. Cronstedt zegt, (j) Ncdrum Lapidofum Spafcliofum dccaëdrum Pris- matïcum apice parallelo. Stj/L Nat. uts. N. 6. Marmor Metaliicum Druficum Criftatum. Cronsï# Min. §, ig,z* Kalksteenen. 107 zegt, dat zy naar Haanekammen gelyken , en li zitten op vlakke, uit zwaare Spaath famenge- Al^Lm ftelde Korften der Droezen- Gangen: hoeda.^™** nige ftukken ik van Izaak by Freiberg in Sa- Gips-Kry« xen heb, van aanzienlyke grootte, met Zwa-/'^- velkies en Schiefer -Laagen. Hier van is een gedeelte voorgefteld in Fig. 5, op Plaat XXVI. Op zig zelf kan menze zo wel ge- bruiken , als andere Soorten van Gips, Van de Gips-Kryftallen komen 'er voor, Haai*-» die als Hoofd -Haair gegroeid zyn , en daar acllt1^ van byna de fynte hebben (t) ; gelyk te Stoll- berg in Dalekarlie, dat totSweeden behoort. Deeze zyn gemeenlyk ondoorfchynende en witachtig geel van Kleur. Men vindt 'er van deezen aart ook dieTakkigzyn gegroeid. Hier door komen zy aan dit Gellagt naby. (6) Draadfteen, dieVlaatig^ doorfchynend 'is , VI. met Ruitachtige plaatjes. wettam*. _ Seleniet. Dee- PLxxv/r. Fig. 6, 7. CO Gypfum cryftallifatum Capillare. Wall. Syfu3Iin% I. p. 171. Vegetatio Lapidis Gypfarii forma Pilorum. Imper. p. 730. Drufae Gypfeae Capillares. Cronst. 19,2. (6) Stirium Lamellare , pellucidum , Lameliis Rhom- boidalibus. MihL Selenites. Wall. Syft. Min. J. p* 165. Lap. Specularis. Plin. Agricolje. Aphrolelenites. Ga- ï-eni. Selenites Auftorum. Selenites Spathofo - Gypfeus, Rhombeus. Mus. Tesfin. 24. N. 1. Natrum Selenites» Syft. Nat. XIL T. III. Gen, 14. Sp. 9, Sal petrefaaum. Iu Qel. 79. //, Scan. 121. Rümph. Mus* T. 52. f. 1 * I2« III. Deel. III. Stuk, io£ Kalkaart i ge of n. ' Deeze, die gemeenlyk Seleniet of ook Gips* Afdeel, ^fyh genoemd wordr ,^in Vrankryk Tak de Hooïd- Pasfy, terwyl de voorgaande aldaar Tak de S . M Montmartre of Tak de Platre'heet , wordt voor- naamelyk tusfchen de Laagen van -Aluin, in- zonderheid waar Aard - Harst by voorkomt , gevonden. Dus valt hy op verfcheide plaat- fen in Europa, en men vindt 'er, in Siberië, fchoone groote Kryfhllen van. By Schnee- berg in Saxen breekt Bismuth, by Thierberg inTirol, by Oraviza in Temeswar-Barmaat , by Neufol in Hongarie Koperkies, elders Wit- cn Rood Gulden , ook gedeegen Zilver, daar in. In Himmelsfufften , by Freiberg, is een Vleefchkleurige Gips - Spaath met Zwart Gul- den doortoogen. Ik bezit fchoone groote Stukken van helder doorfchynende Seleniet- Kryftallen , famengegroeid , van Schneeberg in Saxen en van Clausthallaan den Haarts,wier famengroeijing en figuur men eenigszins aflei- den kan uit dat kleine fraaijc Groepje in Fig. 6, afgebeeld. Deeze Kryflallen hebben meestal de gedaan- te van een plat gedrukten fcheeven Dobbel- fteen: want de twee breede Ruitachtige zyd- vlakten zyn aan de vier zyden met dubbelde finalle Ruitjes omringd, 't welk dezelven tien- zydig maakt. Somtyds zyn de hoeken geknot, en dit geeft 'er veertien zyden aan. De Blaad- jes ook, in welke zy by 't in ftukken Haan en door Kalksteenïn, 109 , -door 't Vuur fplyten, zyn gemeenlyk Ruitach- 11 tig. Dit onderfcheidt de Selenieten genoeg- A™m.' zaam van 't Vrouwen -Ys of Moskovifch Glas.^oïD- Zy zyn zwaarwigtiger dan de andere Soorten, ^'eUnl twee en een half maal zo zwaar als Water. Men kanze ook door kooken daar in fmelten , en in 't Vuur tot PJeifter branden, gelyk de Gipfen in 't algemeen. Niet zelden zyn zy doorzigtig en dof; doch ook fomtyds ondoor* fchynend , Melkwit of geelachtig, of rood, of geelachtig met roode Vlakken , of groen^ achtig en zwart aangevlogen , of graauw of zwart; hebbende ook fomtyds de Oppervlak- te als gefleepen of gepolyst , en dan noemt menze Glas-Spaath pf Spiegel - Spaath^ Van de Goudfmeden gecalcineerd wordt de SeJgniet Spaath genoemd, zegt Walleriüs. Hier behoort , buiten twyfel ook die zeer aartige, Bladerige Gips - Spaath Droes, met Kobalt, van Annaberg in Saxen, insgelyks uit myne Verzameling , hier in Fig. 7 voorgefteld. De Plaatjes , uit welken dit raare Stukje be- ftaat, zyn Loodregt gegroeid op de vlakte van een voozen Steep.Zy hebben eene Schub' bige figuur > en zyn van boven met Tandjes ingefneeden , zeer dun en zien eenigermaate Loodkleurig blaauw. Misfchieri zouden hier wel eenigen van die Hanekamswys of Roos- achtig gekryftallizeerde Gipfen , welken de Heer f II. Djsjwu III. Stuk, iio Kalkaar -tics öf ÏL Heer Davila in zyn Kabinet bezat t'huïg ui*1 gebragt -kunnen worden, indien dezelvenniet Hoofd- tot de voorgaande Soort bèhooren. STUK. VII. (7) Draadfteen van ongeregelde rondachtige Stirium fipuur* Spathofum J o Phospho- rus. Dit is die zo berugte Steen, welken men . in 't Franich Pierre de Bologne , in 't Itali- aanfch Lithosphoro 9 in 't Latyn Lapis Bonomen* fis en gemeenlyk Phosphorus van Bononie ty- telt, wegens zyne Lichtgeevende eigenfchap. Men vindt hem zeer dikwils in de nabuurfchap van Gipsbergen en Zwavelkies, in Talk- en Kley -Beddingen; fomtyds ook geheel los in Kley of Mergel; voornaamelyk omftreeks Bononie , op den Berg Paderno , en in de Dalen Ronchaglia en Pradalbino , of ook in het overige van Toskanen , in Switzerland tusfchen Merlingen en Brienz, als ook, naar fom- C ö Selenite cryftallizé en Rofes , qu en Crête de Coq , de Normandie, Catal. raifonné. Tom, II. p. iot. &c. (3) Stirium irregularis globofae figurae. Mihi. Gypfurn Spathofum Globofum femipellucidum. Wall. Syft. Min. I* p. 169. Calcareus fubdiaphanus fragmentis tunicatis, Carth. Min. 23. Lithosphorum f. Phosphorus natïvus* Baum* Min. I. p. 204. Lapis Bononienfis. Worm. Mus* 46. Vog. Min. 161. Lapis illuminabilis. Aldr. Mus. 688- Marmor Metallicum. Aïï. Stoekh. 1753. Cronst. Min. ir8- N. 2. Stannum Spathi. Mus. Tesf. 66. N. 4. Muria Phosphorus. Linn. Syft. Nat, XU. Tom. IIL Qea, %6* Sf« 6t é I Kalksteen-en, iii fommïger vermoeden , in China. Hy heeft ^J^L^. den aart van Gips en lost zig gemakkelyker in lil. Water op , komende dus nader aan de natuur s^£°rD* van Zout. Hy is ook veel zwaarwigtiger dan Phospho* de meefte overige Soorten , vier en een half ^ow>t maal zo zwaar als Water. Gemeenlyk treft men hem in afgeronde , fomtyds in hoekige Stukken aan, die grooter dan een Hoender-Ey of ook veel kleiner zyn. Altoos heeft hy eenigen trap van doorfchynendheid, en fpeelc meestal uit den blaauwachtigen in het witte. Inwendig beftaat hy uit dunne Schyfjes, of wat breede maar zeer zeldzaam fyne Vezelen of Wigvormige Straalen , die digt op elkan- der leggen en fomtyds in een middelpunt fa- menloopen. De Oppervlakte is zeer dikwils met Teerlingfe Kryftalletjes bekleed (v\ In 't Vuur brandt hy % gelyk allerley Gips* Eigen* achtige Lighaamen , tot een foort van Kalk ° ap* of Pleifter , maar welke de byzonder Eigen- fchap heeft, van in 't donker Licht te geeven. Hierom noemt men hem Phosphorus van Bononie9 in onderfcheiding van andere Stoffen van dien aart. Zekere Schoenmaaker in die Stad, in deeze Steen door 9t Vuur Zilver willende zoc ken 5 (V) De gedaante van deezen Steen en ueszelfs el- -genfchapyen , kan men zeer naauwkeurig beichouwen ia liet IV. Deel van Ledërmullers 'Mikröksoopifche Fev- maakhjkheden , alhier , in 't jaar 1776, door jny aan 'X iicht gegeven, bladz» 11. Tab» V# III, Pjbkl, III. Stuk, 112 K ALKAARTIGE OF Ajdlel. ken> °ntdektc de gezegde Eigenfchap, welke hÜïd na^er^an(^ 0°k bevonden is in andere Gips- stuk. Soorten, als ook indeVloey-Spaathen plaats te hebben* Bereiding. Om den Steen daar toe te bereiden, wordt 'er een uitgekoozen , die zwaar , broosch , bladerig , eenigermaate doorfchynende is , van eene langwerpig ronde of platachtige geftalte, eene zuivere Kleur , eene geheel gladde Op- pervlakte , met eene witachtige Schaal 5 in 't midden een weinig ingedrukt. Deeze in een Smeltkroes doorgloeid , vervolgens in een Gla- zen of Steenen Mortiertje fyn gewreeven zynde, maakt men van het Poeijer, met Gom Dragant , Kogeltjes als Hagel , welken men zeer fterk droogt, en dan, in een Wind O- ven tusfehen Kolen, kalcineert; 't welk her- haald kan worden om de werking kragtiger te maaken. Deeze Balletjes, verkoeld zynde, eenige Minuuten in 't Licht van den Dag , van een Kaars, van de Maan ofZonnefchyn, gehouden, geeven daar op, in 't donker gc- bragt zynde, een veelkleurig Straalend , rood , geel, groen, blaauw en witachtig Licht, dat fterker of flaauwer is naar de hóedanigheid van den Steen. Somtyds wordt hy ook wel in zyn geheel gecalcineerd. Men bewaart hem dan in een Doosje op Boomwol of Ka- toen , en dus behoudt -.hy die Lichtende ei- genfchap eenige Maanden of langer: ja, wan- neer •{{ A L K É T E Ë !N £ £?. M$ )eer hy ffe verliest , kan men hem dezelve , door afuéèu ten nieuwe Calcinatie, wedergeeven. De Heer 0111- No ll et heeft 'er een gehad, die zynekragts-nnu behieldt tot in *t zevende enmisfehien wel tien of twaalf Jaaren , na dat hy was toebereid ge- weest (V). Dus ziet men hoe zeer deeze Phosphorus van Andere dien van Boyle ed k unckel uit Pis, aisrusfeu% ook van dien van Homberg uit Drek -3 door Lemery, vervolgens, gehaald uit allerley zo Dierlyke als Plantaartige Stoffen, ve'rfchille. Deeze beiden branden , zo dra zy in de Lugt komen en fteeken allerley brandbaare zaakëa aan : terwyl de Bononifche Steen alleenlyk eea fterk Straalend Licht geeft ; hier in nader met dien van Baldüincs , waar van ik bevoo- rens fprak, van Kryt gemaakt, of van Oefter- Schulpen , daar ik de bereiding van opgege- ven heb (V), overeenkomende. De Heer DU Fay heeft, nu ruim vyfeig Jaar geleeden, ontdekt, dat van de Belemnieten, niet alleen,, maar van allerley Gips- of Pleifterfteeüen en Alabasters , Hardfteenen , Kalkfteenen , Mar- mers , ja zelfs van Mergels en Kleijen , door Calcinatie, Phosphorusfen konden bereid wor- den, (.ui) Hifi* de pAcad, R. des Sciences , de 17435 145. Oftavo. (x) Zie 't voorg. Stuk , deszer Nat. Hiflorie, bladz. 622 - 624* H Hl. Deel, JIl. Stux, 114 KAIKA ARTICE OF lïiet. Ifc den, die min of meer Licht gaven. Hy nam. in. daar omtrent, in t algemeen waar, dat zy nee stok?*1' Licht aanneemen door Glas en zelfs door Phospho- Water heen : dat zy te lang aan 't Daglicht bloot rus' gefield, hunne kragt verliezen: doch dat de meeften dieeenigen tyd behouden, al leggen zy onder Water (y). Dus ziet men ctet de Hiftorie der Phosphorusfen veel uitgebreider is geworden, dan voorheen. Ook blykt, dat men , om die rede, den Steen van Bononie niet behoeft te onderftellen van een Dierlyken oirfprong te zyn , gelyk de Heer Bertrand zig verbeeldde (z). Kogdron* Een dergelyke Spaath, die nogonregelmaa- fLSele" ^8er *s > komt op de Haarts , in de Wildeman , voor; als ook by Freiberg in Saxen, vanwaar ik ze heb; doch wel inzonderheid behoort hier de Kogelronde Sekniet op fommige plaat- fen in 't Graaffchap Mansfeld voorkomende, welke van den Heer Bergraad Lehmann aldus befchreeven wordt, Zy breekt by nes- ten in groote ronde Stukken , die , zo wel uit als inwendig, donker Ifabelle- kleur zyn, befhande uit louter Wigvormige Straalen, die in het middelpunt van den Kogel famenloopen, welke ook , by 't aan Hukken (laan, in Wig« Tormige brok&en fplyt. Deeze Straalen, in't don- • (V) Bift% & Mem* de PAcad. R. des Sciences 9 de 1730* (zj Diftiomi. Oryfiolog. p. 68. (a) Selenites globofus. Vog. /;7«. Syft. p. 160» Kalk steenes tig donker overdwars doorgebroken , verdeelen II. zïg altoos in dunne Rotachtige Blaadjes, wel-^fj**' ke in 't donker 5 op-een warm Fornuis gelegd, Hooi», fchynzel afgeeven Ik heb zodanige k!ei-STÜK" üq Seleniet - Balletjes 5 uit een Kley - Groeve te fit- Paneras by Londen. Cnder den naam van Tin*Spaath hadt Lin- tiUEVs in het Kabinet van den Graaf vanTgs- «in voorgefteld, een Steen uit Oostindie, by~ na een Vuist groot van eene Lensachtige fi- guur, ftomp, ongelyk; uit den blaaüwen wit- achtig , byna ondoorfchynende, zeer zwaar; die gebroken uitSpaath beftondt, en zyn Ed. fcheen naby te komen aan den Steen van Bo<- ïionie, zo het niet de zelfde ware. 't Schync dat de Ridder deezen Steen gehouden hebbe voor te'Petunt/e der Chineezen, welke over- •eenkomfcig zou zyn met het Metallyn Marmer van den Heer Pott, 't welk niet dan nadat het gebrand is met Zuur en opbruifcht (r). Ik heb, het gene van die Petuntfe bekend was^ omftandig medegedeeld Kdy (8) Draadfteen die doorat fchraapen vonkt* VIII, IxC Sirfphu** (U) Fon Fiotzgebirgen. p. 229» reum, , ' (V) Zie de Stockholm/* Vethiwd. van 1753. p. 525. Zwavel^ (d) Zie 't voorg Sn )k , biadz. 512- 520. (*g) Stlrinm rafura fcintilians Mihi, Spathum Phospho- ïeum , Fibris viridibus tenuisfimis cryftallinis , Lapidi Bo- aionienli appropinquans. L*dsrm Mikroskoop, Fermaai* tyhhedeu. IV» Deel , bladz, 10 I, Fig. 2» 3, 4* U % JII. Debl. III. Sxvs» 116 K A t K A A R r ï G E Ö F* a/?eel. Ik *aI hier 5 ten befluite van dit Geflage, 'lil. dien zonderlingen Steen uit de Palrz bvvoe- stuK. gen , weifc.n Leder muller zo omftandig befch eeven en afgebeeld heeft. Hy acht denzelven een Lichtende Vederkalkfpaath te zyn , beftaande uit zeer fyne groene Kryftal* lyne Vezelen en zeer naby komende aan den" Bononifchen Steen. Ook dagt hy , dat de- I zelve Koper- en Vitrioolhoudende zy, bevat- \ tende , vermoedelyk , ook eenige Yzer- en | Zwaveldeeltjes. Dat hy rykelyk met Zwavel bezwangerd is , blykt my uit zodanig een Steen , in tnyne Verzameling , die , op het fchraapen met een Houtje, in \ donker fterk vonkt, doch tevens een fterken Zwavelreuk geeft, nog een wyle tyds daar aan beklyven- < de. De glinfterende Stippen, zelfs by 't Dag- j licht overal aan zyne Vezelen blykbaar, duiden waarfchynlyk iets Zoutigs of Vitrioolifchsaan. Ik bevindt 'er geen 't minfte biykvan Kalk* aartigheid in, en zou hem dus veeleer tot de Gipsachtige Steenen , gelyk d~n Phosphorus van Boncnie , voorgemeld , t'huis brengen. * S p a t h u M. Spaath. De Hoogduitfche naam Spat of Spath^zzt j van de Latyniche Spathum of Spatum gefmeed j is, in t Hollandfch Spaath^ fchynt van die ; éigenfehap eeniger Steenftoffen, dat zySchop* j P*g Kalksteenen. 117 pig of Spatelig zig vertoonen , afgeleid te moe- H. ten worden* Men verftaac 'er zodanigen door ♦ A™**u die eenigermaatc Ruit3chtig, plat en glanzig Hoofd- breeken. Sommigen breiden die benaaming verder uit. „ Spath (Spawm), zegt de Hoog- „ leeraar Vogel, is een Bladerig, brokke- „ lig, Schieferig, fomwy!en hoekig en droe- „ zig , fomwylen ook Korrelig en Vczplig f 3, dikwils geheel wit , menigmaal anders ge- „ kleurd , nu ondoorfchynend dan doorfchy- „ nend Gefteente , 't we^k, wat de menging „ aangaat, of Kalkachtig of Selenitifch bevon- p den wordt en bovendien dikwils met Me- taal bezwangerd is , fpringende , in een 9J maatig open Vuur, al knappende by kleine 3. brokjes weg*" Volgens die bepaaling zouden daar onder, Verfchd* behalve de Dobbelfceenige of Wurfd Spat y 11 # ook de Bladerige en Schiefer -Spath, de Korre- lige , Schubbige , Vezelige of Feder-Spaath% zynde de Draadfteen , reeds befchreeven en allerley andere Gips - Spaathen ; als ook de Me~ taïïifche , Tin» Lood- en Yzer - Spaath , de Sch:rl-Spaath , Glasfpaath, Spiegel -Spaath , CU veele anderen , begreepen zyn. Hier van komen eenigen in dit Geflagt by den heey Linn^bus, anderen niet, In 't algemeen toont het maakzel deezer Oirfpron^ Steenen duidelyk , dat zy uit een vloeibaare Stofe, op de manier der KryftaJIeo , ontftaan H 3 zyn HL Dis&u III, Stuk* ii3 Kalkaartïgé of Afdeel. zyD' Vlöetëof, nu, moet met Kalkaar lil. # tige deelen bezwangerd zyn geweest; aange- sSFD" zien * Grondftof der Spaathen eene Kattfj Sfaath. Aarde is. Door branden in een fterk Vuur, immers , veranderen zy in Kalk. Men heeft ook uit ongeblufchte Kalk , met Zwavel wel' gekookt en doorgeroerd in Water , Kryftallen van dergelyke Teerlingfe figuur bekomen. Veeleer is ?t derhalve te denken , dat de ver- andering, in de gedaante der Spaath -Kryftal- len plaats hebbende , uit de bymenging van £enig Vitriool of Zwavel -Zuur ontftaa, dan uit die van byzondere Mineraalen 5 gelyk 5t Gevoelen was van Woodward en Hiix» Deeze onderftelden , dat de Teerlingfe figuur van Lood afhange, de Ruitachtige van Yzeri de Pieramidaale vierzydige van Tin» Men ziet tvel , dat dergelyke plaats heeft inde Lood-, Yzer- en Tin-Spaathen; doch aangezien een- voudige Spaathen 3 van doorfchynende, wit- te of geelachtige Kleur 5 weinig of geen Me- taal bevatten , en niettemin die figuuren heb- ben, zo is dat Gevoelen niet aanneemelyk. Men behoeft daar van geen andere oirzaak te zoeken , dan die plaats heeft in de zo verfchil* lende vorming der Kryftallen. Onder- Cnze Ridder heeft de Spaathen onderfchef- fcheidmg. vonkende aan 't Staalfiag? dat Kalksteenen. 119 dat is in Kalk- en Veldfpaathen zogenaamd. li. Hier zal ik de Vloey- fpaathen by voegen, als A*»*EU een derde Afdeeling van dit Geflagt. Hoora- STUK. I. Kalk-Spaathen. Door Sterk Water of ander Mineraal Zuur Ken- zyn deeze, aan de opbruifching, even als de er efl* Kalkfleenen 3 kenbaar. Zy hebben ook den aart daar van , alzo zy , door branden, een. Kalk uitleveren, die echter zeer dik wils graauw wordt en zo goed niet is tot Metzelwerk als de Steenkalk, maar byzonder dienftig voor de Kapellen der Chymisten. Daar is minder Brand» ftof in deze Spaath dan in de gerneene Kalk- fteen, doch veel meer Water, dat ten minfte een agtfte deel bedraagt van deszelf s gewigt f en hoe poreuzer de Spaach is, hoe meer Wa- ter dezelve bevat. Behalve het Water zyn , 'er dikwlls ook Zwavelige of Yzerdeeltjes in , die 'er de Kleur aan geeven. Meestal zyn zy glanzig op de breuk , en niettemin zagt van relfftandigheid,in 't Vuur knappende , en door den Hamerfiag in ftukken fpringende van gezegde figuur. In de Saxifche Bergwerken morden zy Phengiet geheten (e). i De groeijing der Kalkfpaath is dagelyks waar Groeijing derKaik- ce Spafttlien* (ir) Bkunn. Not. ad Cronst. p. i& H4 III. Desjl, IJL Stok. \o.ó Kalkaart ï fchynende Spaath tot zulke Dubbel -Spaath te maaken ; gelyk die Autheur wik In het Stuk van een Voet lang, een half Voet breed en derd, half Duim dik , door den eerften bekendmaa- ker van d't Xs'andfche Kryftal, Dr. Eu as* iiys Bariholi n u s , nu ruim honderd Jaar gebeden aan de Koninglyke Sociëteit van Lon- den gesond°n , werdt opgemerkt, dat de Voor- werpen , in zekere plaatzïng door hetzelve ge- zien , zig enkeld, in andere dubbeld en fom- tyds zesvoudig vertoonden ; 't welk daar vaq afgeleid werdt , dat hetzelve uit verfcheide Kalksteenen 125 Pïaatenbeftond, enz, (ƒ> De groote New- aHeeu ton nam waar, dat de Straalbreeking van het ^lit Yslandfch K yllal zeer weirtig van die van Glas sTin^ en Rots - Kryftal verfchilde (g): daar dooront dekce hy die eigenfchap der Lichtftraalen , datSfmt^ zy aan de eeoe zyde breekbaarer zyn, dan aan de ander- (Ji). De vermaarde Hüigens leid de verdubbeling af van zekere Golvingen van het Licht 0): maar de Heer de la Hl- re hier mede een foort van Talk, die men cp d? Gips of Pleifter- Banken te Parys vindt, vergely kende , bevond t , dat de Plakten daar van uit kleine Driehoekjes beftonden , over- eenkomftig met de figuur der grootere ftuk- ken (k), en alzo even het zelfde in 't Yslandfch Kryfcal plaats heeft , zou daar van misfcfren die Verdubbeling , als gezegd is, kunnen af- hangen. (3) Kalk-Spaath die doorfchynend is,en/p!yt* III. (ƒ) Grew Mufceum. p. 309. (g) Optica, p, 233. C^) Boerïï Chem, I. p. 39B. (/) Bi ft. de PAvad.fi. des Sc. de 1710. p. 163* (kj Mem. ibid. p 454, 00 Spathum folubile diaphanum fisfile album. Syffm Nat. XII. Spathum Lameüofum molle. Wall. Syft. Mhu \. p. 142. Spathum Caleareum Lamellofum. Ckonst. 10. Sp. informe mollediaph. Lamellis minutislimis, Carter Min* 12. baar , wit van Kleur* Spathum III. Deel; WL Stuk, I2Ó KiLK AARTIÖ E OF AfdÊkl ^eeze Bladerige Kalkfpaath vindt men in de Ul Groeven van Noorwegen , op den Haarts by stük° FD" Andriesberg % in de Stahlberg by Mofchel , in Blader- Moleofteen- en Steenkolen-» Groeven enz. Sjaatk. Zy beftaat uit fyne Blaadjes , dikwils zo duq zynde als Postpapier, en even als hetzelve op elkander leggende , doch van onregelmaatige figuur. Zy is zo week, dat menze met de Na- gels kan afkrabben en fpringt in Ruitachtige Stukken, zynde gemeenlyk Melkwit en byna half doorfchynende. Zou daar toe niet de Roo- zen-Spaath) welke te Joachimsthali , in Bohc- men 5 de Noordelykeen Oofter-Gangen maakc , en van het Bergvolk onder de gunftigfte Berg- itoffen gerekend wordt, behooren. Dit is een blykbaare Kalk-Spaath, uit dunne, op elkan- der leggende , ronde, gedraaide, witte Blaad- jes , beftaande , veel op den Gang der Roos van Jericho voorkomende. Het Kryftallyne, Robyoroode doorfchynende Rood Gulden zit aan en dikwils in 't midden van die Bladerige Roosachtige Kalkfpaath , welke daar door het aanzien eener witte Bloeme of Ranonkel be- komt, waar in het Rood Gulden als de deekn der Vrugtmaakinge voorftelt. Deeze Spaath is zeer zeldzaam en maar in weinige Verzame- lingen te vinden (/> (4) Kalk, (0 Fsrber Mn. Qefdu van S&tosm. p. 8$#; Kalksteen en. (4) Kalk -Spaath, dk Plaatig k$ gegolfd^ wit 1L van Kleur. UI. HOOFD» » STUK. In dat Landfchap van Sweeden , 't welk mens Dalekarlie noemt, komt deeze in 'c Zand voGr. spatLm Zy is wit, en beftaat uit fyne Blaadjes, welke Und^^ Golfachtig opryzen. Mooglyk zal dit maar Spaath* eene verfcheidenheid van de voorgaande Bla- der -Spaath zyn. In dergelyke valt,m Bohe- men en Hongarie , vermomd Goud. (5) Kalk -Spaath 5 dk naauwlyks doorfchynend y; is9 digt van zelfftandigheid. fum*^^ Digtê ' Deeze valt overvloedig in Groeven en Rot- Spaath? fen , op verfcheide plaatfen. In de Loodgroe- ven van Derbyshire in Engeland is zy gemeen^ en doorloopt Klomp- of Draadswyze de Kley- Schiefer in fommige Kolen - Groeven van Duitfchland. Dikwils is zy zo bard, dat men- ze kan polyften 5 en op 't hoogst maar aan de kanten een weinig doorfchynende. De Blaadjes hebben geen bepaalde geftalte, en leg- gen zo digt op malkander , dat menze niet kan (4) Spathum folubile Lamellofurn undulahim album» Syft. Nat. It. Westgoth. 131. Spathum Lamellare Lameliis undulatis. Wall. Sijft* min* 1. p. 142. (5) Spathum folubile fubdiaphanum compaccum. Stfft. Nat. Spathum Rhomboidale opacum , Spathum Tesfhlare. Wall. $yst. Jh'm. l. p; 141. Spathum Calcareum Rhom- boidale opacum. Cronst. Mins §. io» 1IL DEBt. III. Stuk. ii3 KalkaartJce öf jl# kan zien 9 voor dat de Steen gegloeid en \n Afdeel. Water uitgedoofd zy. Door , haare fplyting Hooïd- in fcheefzydi^e Dobbelfteenrjes komt zy over* STÜ*# een met de doorfchynende Spaath. Men vindt- ze meeft wit , doch ook roodachtig, geel-* groen- of graauwachtig , blaauw , Violet } bruin- geel by Sahlbevg en by Konsberg , in Noor- wegen , zwart. Sommigen hebben deezeMr* tallyn Marmer getyteld. VI. (6) Kalk - Spaath die doorfchynend is en ge* Spathum kkurd twïïutn. Gekleur- de* Weinig fchynt deeze , die in de -Sweed- fche en Saxifche Groeven voorkomt, van de eerfte Soort te verfchillen dan in hardheid* De Kleur , die geelachtig is of groen of blaauw, doetze veel gelyken naar de Vloey» Spaath, welke van Topaazen , Smaragden , Saphieren, den naam voert. Men zal ze, door 't onderzoek met Sterk Water, daar van moe* ten onderfcheiden. VII. (7) Kalk • Spaath die byna ondoorfchynend digt Catcarium f$ Schubbig breekende. Schubbi* ' , r«* ge. Ja (6) Spathum folubile pellucidum coloratum. Syft. Nat. Spathum compaftum pellucidum tinftum. Mus. Tesf.i6> N. 8. (7) Spathum folubile fubopacum compaftum, Fnig- mentis fubfquamofis. Stift Nat. Spathum Calcareum ppacum. Cronst. Min. §. 10» K A L K S T F, E N E Si Ï2? In Dalefcariie en elders in Sweeden valt dee- A n. . 4ïDEF.Z.p 2e, dieby de Smelting der Koper» Ertien ge- lil, LI OOFD- STUK. bruikt wordt, om ze fpocdlger en gemakke- lyker te doen vioeijen. Zy is als tot Plaatjes jtyfc famengehoopt, die in ongrlyke Ruiten deel- baar zyn. Mooglyk fs zy van de voorgaande weinig verfchiffende. Misfchien behoort daar toe die Schubbige Kalk-Spaath, welke deVe.- fuvius dikvvils by (lukken, van grootte als eens Menfchen Hoofd en kleiner , ja zo klein als Erwten, uitwerpt; hoedanigen men cok in de Aschheuvels en Lava ingeflooten vindt, dan reeds verkalkt zynde. (8) Kalk-Spaath die ondoorfchynend is naar VUT. de plaatzin g van het Licht ; oppervlakkig. fugaxT^ Aan ge? Deeze aangevloogene Spaath komt zeldzaam vloo^l4~J op de Oppervlakte van andere Steenen, voor- naamelyk der Kryftal- Appelen *, in Sweeden bla*d5ie voor. 't Is eigentlyk maar een Spaath -Schors, * *' 7^ wier deeltjes ailen naar éénen kant ftaan; zo dat zy in zekere plaatzing tegen 't Licht glin- fleren , en anders niet. (9) Kalk- f8) Spathum foïubile opacwm fecundum fitum Luds, fug&x, Syft.Nat. I }IL Djs*l. III. sm* 130 Kalkaartige of II. (9) Kalk-Spaath die naauwlyks doorfehynend Afdeel. ^ verwarde Ruiten. Hoofd- STlJ^ In de Yzermynen van Swecdén kwam zo- Spatkum danige voor: F er b er namze onder de uit-* Kwrelige, werpzelen van den Velüvius , mee Glimmer en Schirl , waar: G er hard in de Steenko- len-Groeven van Pommeren , in de boven Ber- gen van de Mansfelder Koperfchiefer en over- vloedig in de Kalkfteen-en Marmer - Breuken : de Heer van Born in de Groeven van Neder- Hongarie, te Schemnits, alwaar zy in fommi- ge Mynen de algemeene Metaalmoer is. Hec Bergvolk verheugt zig deeze Spaath aantref- fende; alzo dezelve zwaare en ryke Erts-Ade- ren uitlevert. Zy is weinig of niet doorzigtig ? de Blaadjes laaten zig wel met het blooteOog onderfcheiden , maar zy hebben geene bepaal- de geftalte en leggen verward door malkander, zittende zo vast , dat menze niet kan afzon* deren : des de Spaath naar een broofchea Zandfteen gelyke. Gemeenlyk is zy Melk- wit; doch men vindtze ook graauw, geel- of roodachtig , Vleefchkleurig of Roozenrood % bruin en geel. (10) Kalk- (£) Spatkum folnbile fubdiaphanum 3 Rhombis coa- fufis» Syft. Nat. Sp. particuiis disperfis, Rhomboidali- bus , irregulariter congeftis. Spathnm Arenarium, Wall» SyfU Min, I. j>. 145, Kalkstee n e n« (i'ü) Kalk-Spaath die pndoorfchynend , Rui- 11 jf/g* ts en vonkende. ju. Hoofd- ïn twee Sweedfche Gebergten vindt men, STU** volgens Linn^us , deeze, die eigentlyker Spathum tot de Veldfpaathen zou fchynen ce behooren , f£{*it7~ wit zynde of groen van Kleur cn geheel on- ^Bazalti- doorfchvnende. Om dat zy rnet Sterk Water Cle* opbruifcht , is zy door den Ridder hier be- trokken. (ri) Kalk-Spaath, die ondoorfchynend \ zwart xl is en weinig vonkende, d*um**~ Vierkan* In de Yzermynen, by Norberg en elders in tige. i * 'Plaat Sweeden, is deeze den Ridder voorgekomen ? xxvn. zwart zynde en aan 't Staalflag eenigszins von- kende ; ook zwaar en bard. Zy maakt met Zuufen eenige opbr-uifching en behoort der- halve hier. De naam fchynt daar van afkom- ftig, dat zy zo volmaakte Ruiten voordek. In Hongarie en Sevenbergen valt een dergely- ke , die WurfeU Spat genoemd wordt en in zwaarte veel gelykt naar de zwaare Spaath* wel- CioJ Spathum folubile opacum Rhombeum fcintillans; Sijst. Nat. Spathum pyrhuachum effervescens. Wall. Syft. Mm. I. p. 215. 'O O Spathum fubfolubile opacum nigrum fubfcintil" lans. Syst. Nat. X1L Spathum compa&um opacum tino turn. Sïjffi. Nat. VIII. N 5. Spathum informe duriuscu- Ipm opacum. Carth. Min* 13. I 2 lil. Deel. III, Srvx* 131 Kalka ar t i g e of 11 welke tot de Gips-Soorten behoort; teroyl An [EL deeze een zuivere Kalk-Spaath is, niet Zuu* F( üid- ren fterk opbruifchende • van veelerlev Kleur. STUK, Kalk- Spaath, Deeze is zo wel Yzeihoudende als die Sweed- fche. Ook vondt Gerhard^ op een ron- de Droes van Pieramiedaal-Kry (lallen te Frei- berg m Saxen, een Kalk -Spaath , die gamfcli ondoorfchynend en Geelachtig was, beflaan- de uit Dobbe'fteenen wier zyden regthoe- kige Vierkanten zyn. Anders zyn dezelven byna altoos fcheefhoekige Ruitem , gelyk ia de Afbeelding van een zodanige Teerling- Spaath uit Duitfchland, in Fig. 2, op Plaat XXVII , blykt. Dezelve is ten deele wit , ten deele rood van Kleur en half doorfchy» cende. XIL (12) Kalk - Spaath , die met veele hokjes is door* Spathum 77 Cavemo- boord. Jum. PLXXvn. Deeze zonderlinge Kalk - Spaath , in de F*8- 3- Goudmynen van Siberië vallende, uit myne Verzameling in Fig. 3, op Plaat XXVII, ten deele afgebeeld, is met Pyriet -Kryflalle- tjes begroeid en eenigermaate blaauwachtig van Kleur. Het Stuk beftaat uit eene vlakke Plaat, op welke anderen Loodregt zitten eu evenwydig, tot ruim een Stroobreed afftands; waar O 2) Spathum fubfolnbile multis Cavernulis pettufunu ffihu Kalksteenen, 133 waar op wederom anderen regthoekig en lt evenwydig; zo dat zy ruime Kamertjes maa- 111. ken , met welken het Stuk als doorboord fchynt. S*^FD" De Plaatjes zyn op zig zelf witachtig en half doorfchynende , inet glinfterende Stippen be« sFa^ zaaid. Van dergelyke vind ik geen gewag, en zy fchynt zo min tot de voorgemelde B!a- derige of Gegolfde van den Ridder, als tot de Huatire van den Heer W A lleuius, te- behooren. De Cellige Kalk-Spaath van den Heer Gmejlin is hier van ook verfchillen- de {» (13) Kalk-Spaath 3 die in Limvormige figuur XI 11. is uitgegroeid. S[enncuL re. LL . c % . Linsvor-* De Limvormige Spaath uit Dalmatie, waarmige. van ik het fraaije Stukje heb, hier in Ftg. 4 , Fif7t vertoond, vind ik ook niet befchree ven. Zy komt evenwel die Sweedfche uit Nericie , welke de Heer Wallerius noemt Pïaati- ge , gekryftallizeerde Spaath , met opftaande Plaat- jes , die de helft van een Agthoek of Zeshoek yoorfiellen^ zeef naby. De Plaatjes naamelyk, over- (ni\ Zie Natur - Sijftem, II. Th. p. 90. (13) Spathmn folubile in forma Lenticulari excreseens. JMikt. Spath. Cryilall fatum Lamellofum , Lamellis erec- lis , dimidiam paitem Ofto^oni vel Hexagoni reprjefen» £uitibus, Wall. Suft, Min, L p. 14- , i, 1 3 lil. Deel. III. Stuk, i34 Kalk aartic e o f Ajdeel. ©verend en op allerley manieren door mal* Hooid- Gander gegroe*d > zYn veelal niet volkomen s tük» rond ; hoewel zy in de eerfte opflag zig Lins- K*tk- vormig vertoonen ; en taamelyk dik, half door- fchynende. Het geheele Stukje , een waare Kalk - Spaath , gelyk de opbruifching doet blyken , is bleek geelachtig van Kleu*. De Kalkbloew, die op warme Baden en an- dere Bronnen , ook fomtyds op de Wateren der Groeven dryft, fchynt wegens haarmaak- zel hier ook te behooren : doch haare Blaad* jes zyn los van elkander en van onbepaaldè figuur. Waarfchynlyk zal zy de grondflag of 't beginzel zyn van de groeijing der Spaa- then. Mooglyk is het Engelfch Kryt, dat men op de Wateren te Bath vindt y ook van dien aart* Dus komen wy ongevoelig tot de Kalkfpaath- Kryftallen , welke door onzen Ridder wel on«* der het Natrum vervolgens zyn befchreeven j doch hier niet gevoeglyk kunnen over^efla* gen worden. Ik maak daar van derhalve , behalve de twee voorigen , nog deeze nieuwe Soort. XIV* (14) Kalk -Spaath die in Kryftallen Droezig dyftaili- is aangefchooten. fatum. Gekryftal- _7 . . , , rr üzeerae De ongemeene Verfcheidenneid der Kry- (14) Spathum folubile in Cryftallos concretum* Mihh KalksteeneNi 135 ftallen, die de Spaath- Broezen uitmaaken, zou n. byna 3an derzelver regelmaatige Groeijing doen Aj^j>1ËBX,, twyfelen. Waarom, zou men mogen vraagen , Hoofd- vormt dat Kalkaartig Zout, uit het welke zy Katk^ beftaan , zig in zo verfchillende gedaanten ? Spaath. Men vindtze die enkele Pieramieden zyn , aan \ eene of aan beide enden puntig en zeer fpits : men vindtze die enkele Staafjes zyn , aan de enden fpits of geknot; men vindtze drie, zes of twaalfzydig , enz. Ik zal naderhand de figuur deezer Kryftallen nader befchry ven , en letten thans maar op de voornaamfte Ver- fcheidenheden der; Spaath -Droezen. De Driekantige Spaath- Kryftallen zyn, vol* Driekait* gens Wallerius , zeldzaam ( n )* Li N-pj^xvi U n je u s noemtze Natrum Urinofum , als naar het FiE* 5- Steenig Zout van de Pis gelykende , en hy ftelt de plaats in gegraven Schulpen, of ook in Mynen. Die zyn Ed. opgeeft, zouden digt by elkander famengegroeid zyn met haare Staafjes, des men alleen de punten kon on- derfcheiden. Zodanige Driekantige Spaath- xkoefen komen in Hongarie en Sevenbergen , in Italië en in de Kalkbergen van Duitfchland, voor. Zy beftaan uit zuivere Kalkfpaath, door- 2igtig zynde of ondoorzigtig,gemeenlykgeel- ach- (V) Spathinn Ciyftailifktum triangulare. Sy/ï. Min. h p. 147. g. Natrum Lapidofum , Marmoreo - Spathofum, «reftum , Pyraraïde triedra. Natrum Urinofum. Linn, Syft. Nat. XII- Tom. III. Gen, 14. % 12. i 4 Jlh Deeu III. Stüas. 136 Kalkaartigb o P ê iL achtig , doch ook wit , rood of bruin vart Art»?**» Hl- Kleur en dikwils ruuw van Oppervlakte. Ik $tük. heb een Achaat- Kogel van Oberfteiii , met dergelyk Spaath -Kryftallen gevuld , in Afbeel- ding gebragt en befchreSven (p). Hier geef ik dergelyke Spaathdroes uit Engeland, in Fig. 5, op Plaat XXVII, aan 't licht; wier Kry- ftallen dof döorfchynende en geelachtig, doch zeer glad van Oppervlakte zyn , driekantig met driehoekige zyden , hoewel de kanten ook driehoekig afgefneeden hebbende* 2eska*t* Onder de Zeskantige Spaath- Kryftalleü (ƒ0 6 komen voor, die onder en boven Pyramidaal en zeer fpits zyn ; deswegen Zwyns - Tanden by LiNNiEUs genaamd , in't Engelfch Dog* ■tooth-SpAr% dat is, Hondstand -Spaath. Hier van een fraaije Droes, die geelachtig is, met Yzer-Oker, uit Engeland bezittende, geef ik daar van een Schets in Fig. 6. De Kryftallen zyn zeer helder döorfchynende , doch fom* migen vier of vyfkantig, enz. Men vindt ■fcodanigen ook in Sweeden , inzonderheid by Dannemora, met fiergleer en Jodenlym. El- ders zitten zy in Kley of Kalk- Aarde. In Duitfch- (c?) Zie 't voorg. Stuk , bladz. 209. PI. XX. Fig. 5. (/? ) Spathum Cryffcalli fatum hexangulare , pyramida- Ie. Wall» Sy/t. Min. I. p. 146. Natrum Lapidofum Marmoreo - Spathofum , obliquum , dodecaè'dron , Pyra* roide hexaedra. Natrum Hyodon. Ltnn. Sijft.Nat. XII. Turn. Hl. Cryftélïi Spathofi hexagorii . Fyramidates, Cüoiïïté Min. §. li. N. 6,- Kalksteenen. Duitfchland zyn ze zeldzaam. Men vindt ook Uj &eskantige die*rnaarééne punt hebben enStaar- 4 111. jes die zeskantig zyn, aan 'eend ftomp,zohel-ST(^OFD- der als Kryftal , doch klein ; waar van ik een Kalk- Groepje heb uit Derbyshire. Voorts heb fcSpaath. Stukken van Andriesberg aan den Haarts,waar in de Staafjes zig als dwars afgefneeden ver- toonen (q)> Dit kan men met reden noemen Ge* knotte Kalkjpaath. Ook bezit ik 'er van daar > op Ley gegroeid, die zo dun zyn en zodigtftaan, dat men de Staafjes naauwlyks kan onderfchei- den ; des zy veeleer een verwarde Klomp, van opltaande Priemswyze Kryftaüen ? fchynen uit te maaken , die eene Kogelachtige gedaan- te heeft (r% Tot de Veelkantigen betrek ik de Zeven- Agt- Veelkan- en Twaalfzydigen (Y)> als ook de Veertienzy-tlse' digen (t) ; onder welken fomtyds een aan- merkelyk verfchii van zydvlakcen voorkomt. Dus heb ik een veelzydige Spaar hdroes van de Switzerfche Ysbergen, welker Kryftallen geel- achtig helder doorfchynende zyn 9 aan de en- den fcheef afgefneeden , en zeer digt tegen el- (q) Nitrum truncatum. Lïnn, Cïyftalli Spathofae he- tfagonse truncat*. Cronst, Min. §. u Wall. p. 146. (• O) Spathum'Cryftallifatum Globofum? Wall. p. 148,0. O) Spathum Cryftallis* oftaëdrum et dodecaëdrum, Wall. p. 147. Natri Lapidod Species. Linn. (0 Nitrum Lapid. Spath, decatesferaëarum &c Link. Gen. 13. Sp. 6. ï 5 III. Djusl. IJL Stuk. igS Ka lkaartigk of ü. elkander aan op een vlakken Kalkgrond fcheef ArïïlL' geplaatst, gelyk gewoonlyk. HoOID- TUK' IL Veld • Spaathen. De Veld - Spaathen , zogenaamd , hebben eene Spaathachtige figuur, doch zyn zo hard, dat zy aan 't Staalflag vonken , ja by wylen zoda- nig, dat zy. tegen den Vyl beftand zyn. Hier- om heeftze Cronstedt naverwant aan de Jaspis gerekend en geplaatst onder de Kei* zelfteenen. Vogel noemtze een Kwartziga Vloey-Spaatks en Wallerius teltze onder de Glaswordende Sreenen , met den naam van Vonkende Sparak O). n Dus zoudön zy geheel afgezonderd zyn van de Kalk - Spaathen : maar de- Heer Brünnich heeft waargenomen * dat zy , dikwils gebrand en weder geblufcht zynde , tot Kalk worden ; dat zy , met Kalk- Aarde in 't Vuur gezet, flegts famenbakken, maar vloeijen met Kley: des zy van geenen Kïeyaartigen oirfprong kunnen zyn. Ook heeft hy bevonden, dat fommige Stukken op de eene plaats Vuur geeven , op de andere met Sterk Watef bruifchen Dus oor- deelt de Heer Wallerius, dat zy uit eene Kwartzige zelfftandigheid , met eene Kalk- Aarde gemengd, gebooren zyn* Dit bi» (v) Spathum fcintillans. Syfi. Min. I. £.213.$. 51, t {w) Not. in Crons t. Min, p, 79 , 80. Ka lksteenen. 139 billykt dan de plnatzing van deeze Stoffen, jj# door den Heer Linn^eus, in 't vervolg der Atoèei. Kalk-, en in 't Geflagt der Spaathen, gelyk Hoofö- ik ze dan ook hier zal befchryven. STÜKt (15) Veld-Spaath die ondoorfihynend rosach- XV. . 7 j Spathum tig ïs en vonkende. Campeftr* Gemeene* Deeze is vry algemeen , hoewel zy geen Aderen noch Gebergten uitmaakt. Overvloe- dig komt zy voor , in de Graniet en Porphier- fleen , waar van ik onder de Rotsfteenen zal ipreeken. De Roodachtige telt Fe. bek on- der de Gangftoffen by Bergftadtel in Bohe- men: de Roozenroode is, by Nagiay in Se- venburgen, dikwils de Moer van de aldaar breekende zo beroemde Goud -Erts: in de meeile breekt, by Schemnits in Hongarie , Zil- ver-Glas -Erts : dc Vleefchkleurige is de ge- woonde Gangftof teKapnick in Se venburgen. Ik heb een Stuk zodanige Veldfpaath van Geyer in Saxen , ook heb ik ze uit dat Keur* vorftendom , met een weerfchyn , daar men Duitfche Kat-Oogen van maakt. De Vlakten der Veldfpaath zyn glanzig en ftel- O5J Spathum fixum opacara rufescens fcintillans^ Sy/i. Nat. Spathum fcintillans opacum durum ylanis regularibus. Spathum Pyrimachum. Wall. Stjfl. Mini I* p. 214. Sp. informe durum fubdiaphanum. Carth. Min± 13. Spatum fcintillans. Crgnst, Min. §, 66. N# 1. b. III. Deel» III. Stuk, 140 Kalkaart i ge of Mj (lellen langwerpige Ruiten voor ; gelyk zy AinfL' ook in Ruitachtige (lukken breekt , zynde 5TüK?fD~ gr.ootendeels ondoorfchynende. Linn^els nu- wil, dat zy uit de StofFe van Kalkfpaath, on- Sjwath. £eY warer 5 geboren zy , door de Zee en door Yzer verbasterd (ar). Dat zy van geen Keizel- achtigen aart zy,is blykbaar uit de ligtvloei- jing in \ Vuur, welke Cronstedt reeds overlang aan de groenachtige Vericheidenheid en Engestroem aan de overige bemerkt hebben. Evenwel kan 'er eene. vermenging van Kcizel- .Aarde in plaat? hebben, welke met Kalk -Aarde gemakkelyk tot vloeijing komt. Men yïnafze meest roodachtig, doch ook Melkwit, bruin cfgraauw, bleek geel en groenachtig : fomtyds Droezig by enkele Kry- ftallen , wier zydvlakten langwerpige Ruiten zyn; gelyk in de Mosgroeve te Morberg in Sweeden. XVJ. (16) Veld Spaath, die doorfchynend , wit is Spathum T , Siiiceum. en vonkende. keizelige. i t Deeze fchynt blykbaar (amengefleld te zyn uit Kalk-Spaath en Kwarts: weshalve menze ook (Vi Nata e materie Spathi fub Mari , a Neptuno & Marte aduiterata. (16) Spathum fixum diaphanum , album , Scintillans. Stjft. Nat. Spathum fcintillans diaphanum Plams minus regularibus. Wall. Syft. Min. I. p. 215. Quartzum pu- turn textura Spathofa. Cronst. Min. # 53 , 0 K ALKSTERNE N. 14* ook Kwarts *Spaath noemt. Bovendien komt H- zy dikwils in Kwarts voor, doch is zeldzaam ^xyl" en heeft glanzige Vlakten. Men vindtze geel-s^0FD* achtig in Hongatfé; wie, rood, groenachtig, y^ ïn verlcheide deelen van Sweeden. Doorbran-4^"*» den worde de laatfte rood, de roode wit- achtig. (17) Veld-Spaath, die aan 9t Staalflag met XVir. 7 Spathum vonkt* mutum. ïn Schonen is deeze gevonden , die ook niet opbruifcht met Z 11 uren; anderszins zou menze tot de Kalk-Spaathen betrekken kun- nen. (18) Veld - Spaath , die met een weerfchyn XVIIL van veelerley Kleuren /pee ft. Ubrndotf Steen. Hier moet ik fpreeken van dien zonderlingen , federt tien Jaaren zo bekend geworden Steen van Labrador of Nieuw Brittannie; welke door de Kenners thans tot de Veld -Spaath betrok- ken wordt. Eenige Hernhutters, zegt men, door Storm op een woest Eiland aan die Kust Schipbreuk lydende, vonden aldaar verfcheide Keizelachtige Steenen, in welken zy een zon- derlingen weerfchyn en fpeeling van Kleuren waar- (ï7) Spathum fixum non fdntillans. Syft. Nat. (ïSJ Spathum fixum diverfis Coloribus refplenden§. MihL III. Dssl. III. Stüs. 142 Kalkaartige of Afdeel waarnamen- ^us d*e verzameld hebbende ,zyn in. * ze naar Europa gefchikt en ten deele gefnee- 5Sjk°FI>" den en gefleepen: zo dat daar van thans ftuk- Labrador- jes , van verfcheiderley grootte , in eenige Ver- Swn. zanielingen zig bevinden. De Profefor Les- ke, te Leipzig, heeft 'er eenigen in Plaat ge. bragt en befchreeven; doch hadt maar kleine; hoewel hem naderhand twee grootere uit hec Hcrnhuttifch Kweekfchool te Barby bezorgd werden, Zyn Ed. befchryft zeer naauwkeu. rig de manier van Schemering deezer Steenen ; wier oirzaak hy van eenige ingemengde Yzer- en Zwaveldeelrjcs afleidt (ƒ). Zoude menze niet aan de zelfde reden, waar door het Glas verweert, en niet minder fchoone Regenboogs* kleuren afgeeft, kunnen toefchryven? Door anderen is ook reeds deeze Labra- dor-Steen befchreeven, waar onder den Heer Brückmann, die aanmerkt dat dezelve in de gedaante van Keizeis van verfchillende Kleuren gevonden worde , en dat 'er groote Stukken van te Barby zyn (2). Deeze Kei- zeis beftaan uit verfcheide Laagen of Plaaten , wier Schemering men reeds voor 't flypen ge- waar wordt. In 't geheel zyn zy ondoorfchy- nende, maar in dunne Plaatjes gefneeden heb- ben zy eenige doorfchynendheid. „ Wor* O) Naturforfcher. XII. Stuk. biadz. i6r. (z) Begtmge von Edelfteinen* Braunfchw. 1278. p. 167. Kalksteenen. 143 „ Worden deeze Steenen , zegt hy , ge ,T- fneeden en gepolyst , voornaamelyk wan- 111. ,3 neer zy wat Buikig of Schildvormig geflee- s^ro- „ pen zyn, dan fpeelen zy, inzonderheid by Labrador* 3, de opvalling der Zonneftraalen, met de Stem% 3, fchoonfte en levendigfte Kleuren, die men 5, zig verbeelden kan ; gelyk de Vederen der % Kolibrietjes , Paauwen en de Steentjes uit 3, de Pees der Paarlemoer -Schulp. Aange- zien deeze Steenen uit louter fyne Blaadjes beftaan , zo breeken deeze de Lichtftraa- ,, len, naar dat ik den Steen onder verfcheide 3, hoeken tegen 't Licht draaije, op veelerley 3, manier, en ftellen den Oogen deaangenaam- ,, fte verwisfeling van Kleuren voor. Byna 3, alle Soorten van Groen 5 Blaauw3 Violet, 3, Geel, Graauw, Purper, Zwart, enz. ver- 3, toont zig beurtlings in deeze Steenen. Een „ Goudkleurig Groen , een geel Koper of „ Prins Robberts Metaal Kleur, enz, ziet men „ in eenigen. Sommigen ftellen het Oog , in ,, eenen opflag, twee, drie, vier of vyfKleu- „ ren teffens voor; anderen , wederom, t'el- „ kens maar ééne Kleur, en dan wederom een „ andere, wanneer de Steen, met een ver- fchillenden hoek, tegen 't Licht gekeerd „ wordt." Voorts verhaalt die Heer , dat de grootfte van zodanige Steenen , die hy bez,at, onge- vaar de grootte hadt van een Oc.ker- of Wal- noot, HL Deel. III. Stuk. 144 K A L K A A R ï I G E OF Afdeel. noot3 rnaar ^a^c 'er 00^ gezien van drie li i- en vier Duimen middellyns en een Hernhut- stuk!F°" ter , die meer dan twintig zodanige Steenen Labrador- bezat , verhaalde hem, dat te Barby Stukken Stmu waren van vyftig en meer Ponden zwaar. Des de waarde deezer Steenen 3 die naar defchoon- heid en grootte van twee tot tien Piftoolen gegolden hebben, meest daar van afhing, dat menze op Prys hieldr. Hy hadt Veldfpaath uit Saxen, van Ehrenfriedersdorf,die Saphïcr- blaauw was, komende den Lahradorftecn naby. Ook was in 9t Brandenburgfe, by Potsdam, een uitmuntend fchoone Schemer -Spaath ge- vonden, zo Doftor Bloch verhaalt. Moog- lyk zal dit die zyn , waar van men de Duit- fche Kat-Oogen maakt, hoedanige ik geflee- pen en ongefleepen heb. De Cey'onfche Kat-Oogen zou de Heer Bruckm ajnn ook voor een Soort van Veldfpaath houden ; doch ik zal die, om dat onze Ridder dezelven tot de Opaalen betrekt , onder de Keyfteenen befchryven. 't Blykt ten minfte, volgens zyn Ed. en anderen , dat de Labrador -Steenen geen Kwarts zyn. Dewyl zy Veld -Spaath „ zyn, zo verftaat het zig van zelve (zegt „ zyn Ed.) dat zy aan 't Staal Vuur geeven." Ik zie de eigentlyke kragt niet van datbewys. Uit de mynen heb ik geen Vonken met het Staalflag , zo veel ik ze durf beproeven , kun- tien bekomen. Ik KalksteeneNi X45 Ik heb, naamelyk, behalve de kleine, een n. fchoon Stuk van dien Labrador - Steen , om- Anf^ treilt twee Duimen over 't kruis. Dit Stuk S^°0H* heeft, als men 'er regt-op ziet, eene donker Labrador* blaauwe Kleur , met zwartachtige Vlakken ; bUen* maar als het Licht 'er van ter zyden op valt , en het in de winkelhaak zeer ichuins wordt bekeeken, zo dat de Gezigtslyn een hoek van omtrent twintig of dertig Graaden met de vlakte van den Steen maakt , dan vertoont: zig dezelve ten deele allerhoogst Hemels- blaauw, ten deele Celadon- groen, met eenen Koperachtigen glans. Aan de andere zyde van het Plaatje heeft zulks ook ten deele plaats* In andere Standen heeft de Steen flegts een donker blaauwachtige Kleur, als voorge* meld. In fchoonheid derhalve , zo wel als ia grootte , fchynt my deeze myne Steen alle door Profèsfor Leskk afgebeelde te over- treffen, (19) Veld-Spaath die gekryftallizeerd is* XIX» Spathufft Meest komt de gekryfiallizeerde Veld- iïrufieum9 Spaath Rmtachtig voor, zig door haare hard * ' heid van deKalkfpaath onderfcheidende, zegt de Heer Wallerius, en dan is zy of wit of Spathum fixum Cryftaliifkium Miïü. Spathum; fcintiHans Cryftaflifatum, Wall. SijfU Min. I. p. 2164 £pathum fcintillans, Dmficum. Cronst. Min* §.66 9 t>« . K III. Pk si» III» Stf 9. ï4ö Kalkaartige of II- of geelachtig van Kleur : maar zy valt ook Am?L' in Engeland Droezig, uit kleine Kryftalletjes Hooïd- van witachtige Kleur beftaande , en in Fin- land roodachtig > op de zyden geftreept. Ik zal hier, gelyk gezegd is, wegens de overeenkomst van zelfftandigheid, op laaten volgen de III. Vlocy - Spaathen. Immers deeze worden ook , door gezegden Mineraiogist , geteld onder de Kalkaartige Steenen ; hoewel onze Ridder haar tot de Zouten heeft betrokken , en wel , wegens de Teerlingachtige figuur der Kryftallen , tot het Keuken- of Zee -Zout. De naam is in 5t Franfch Spath fufibk en Spath Fitreux ; dat is Smeltbaare of Glasachtige Spaath ; in 't Hoogduitfch Flufzpat of Vloey - Spaath , en gemeenlyk Fluor , Fluor mineralis of Spathofus. Zy komt driederley voor ; naamelyk Kwart- zig, Spaathig of Gekryftallizeerd. XX. (20) Vloey - Spaath van Glasachtige gedaante % Quamo- met onvatbaare deeltjes. Dee- fum. Kwart- (?o) Spathim Vitreum particulis impalpabilibus. Mihï Zige. Fluor Mineralis pait. impalp. facie Vitrea. Fiuor folidus* Wall. ïyft. Min. I. p. 179. Fluor Min. induratus , partic* impalp. figura indeterminata. Cronst. Min* §. 98. Muria Lapidofa , fubquartzofa , aggregata , fparfa, fixa. Linn. Syft. Nat. XII. Torn, 1 1 1. Gen. i6# Sp. fi Muria Chryfolam- j>is. Ibid. Muria Lapidea Phosphorans. Mus. Tesf. 36. N» d. Spathum lucenjs. Rinm. A&9 Stockfoto», 174^ Ealksteeseb, 147 Vloeit* Deeze, die men gemeenlyfc Lichtgeevende of W Phosphorieke Spaath noemt, komt voor, in de Amf^*t •Loodgröeven van Engeland , als ook in Swee- den, en in Duitfchland voornaamelyk op den^ Haarts , in Saxen , Bohemen 9 Switzerland; fat foyna altoos in Gangbergen , op Kalkfpaath , Gipsfpaath , Kwarts of Gneis. Dikwils maakt zy zelf magtige Gangen, en niet zelden vindc men Kalkfpaath , Glimmer 3 Pyriet , Lood- glans, Lood- en Zilver -Ertfen , ja rood Rot- tekruid , gelyk by Felfobanya in Opper -Hon- earie , daar ingeflooten. Ook is fomtyds de Oppervlakte met Kalk -Spaath en Zwavelkies als Druppelswyze overtoogen , of met Kalk- fpaath -Kryftalletjes als Kandy» Suiker beloo* pen: gelyk ik daar van, uit Engeland, zeer fchoone Exemplaaren bezit. De Vloey- Spaath 5 hoewel half of byna ge- heel doorlchynende en zeer gelykende naar Kwarts, vonkt aan % Staalflag niet en bruifchc ook geenszins met Zuure Geeften op; doch wordt door lang kooken gedeeltelyk daar ia ontbonden. Zy is maar ruim driemaal zo zwaar als Water , en dus ligter dan de Kalk- fpaath , breekende , wanneer zy aan ftukkem geflagen wordt , fomtyds in Pieramiedaale Stukken. Het uiterlyke aanzien doet ze veel gelyken nnar gegooten Glas ; waar van zy ook Glas - Spaath heeten. Zy vertoonen zig zeer Glasachtig op de Breuk, Harder zynze K 2 dm III. Dïïsl. III. Svviu ï4S Kalkaar tige of II. dan de Kalk- en Gips - Soorten en kunnen AnfEL' derhalve ook gefneeden en gefleepen worden, Hcoïd. ais Glas. DeVioey- Aangezien de Grondflag, evenwel, vandee- fpaaih is ze Vloey-Spaath eene Kalk -Aarde is , zo zou tig* dcU" men niet onbülyk mogen denken, dat zy op dergelyke manier , door 't onbegrypelyke ge- weld van onderaardfch of oppervlakkig Vuur, gevormd zy, als men nu den Kalkfteen ea Kalk tot Glas heeft weeten te fmelten (a). Dit myn denkbeeld , dat geheel nieuw is , kan men niet ongerymd noemen. Ook blyft , wanneer zy gedeeltelyk door lang kooken in Olie van Vitriool gefmolten is, daar vaneen Glasachtige Aarde over , die met Loogzout tot eene Achaatachtige klomp fmclt. Op zig zelf zyn fommige Vloey-Spaathen ook fmelt* baar, door een uiterften trap van Hitte, vol- gens den Heer d'Arcet , tot een Gipsachtig Glas. Met Kalk en Kleyachcige Stoffen % Borax en Pis- Zout, fmelten zy gemakkelyk tot een Glas van verfcheiderley Kleur: maar met Keizei- of Glasachtige Steenen vloeijen zy niet. meteenig Behalve de Kalk- en Glas -Aarde, is in de Zuur, Vloey Spaathen een Vitrioolifch of Zwavel- achtig Zuur, dat aan den blyk van Gips-Aarde zig in dezelve openbaart. Bovendien heeft de (a) Zie bladz. 46. hier voor, Kal-ksteenen. 149 de Heer Scheele nog een ander in dezel- Ar*];EU ven ontdekt , \ welk meer den aart van Zee- 111. Zout of Wynfteen-Zuur heefc , en zig door^uK.0" Vitriool -Zuur laat uitdryven in de gedaaute Vheij- van witte zeer zuure Bloemen, Spauth. Zodanig zyn, naar alle Proeven, de Grond- Oirfyrong ftoffen der zuivere ongekleurde Vloey *Spaa-ren, ^ then : maar de Natuur heeft deeze Steenen" dikwijs met graauwe , geele , roode , blaauwe , groene Kleuren , in veelerley trappen , ge- verwd. Die Kleur hebben zy , buiten twy- fel , van eenige brandbaare. S toffe , daar on- der gemengd ; alzo zy , door het Gloeijen, allen wit branden , en , dewyl de Olie van Vitriool, welke men van het Poeijer der raau? we Steenen overhaalt , dezelyen alle Kleur beneemt. Buitendien wordt men in eenige Soorten ook nog Aluin- of Yzer- Aarde, of beiden tegelyk, gewaar. Eene byzondere Eigenfchap is die, om wel- Lichtgee- ke zy Lichtgeevende of Phosphorieke Spaath g^^fp" genoemd worden. Dezelve bezitten zy van Na tuur e , en dit geeft het denkbeeld, dat zy door geweldig Vuur uit KaikflofFen geboren zyn , nog meer kragt. De Phosphorusfen » immers, uit Dierlyke of PlantftofFen , of zelfs uit Delfftoffen , zyn Voortbrengels van den uiterften trap van ons Vuur. Dit blykt zelfs Sn de Steen van Bononie , die door Calcina- tie eerst zyne Lichtende hoedanigheid ver- ft 3 Krygt. , ÏII. Deel. III. Stuk. TfO K A L K A A R T I G E O F 11. krygt*: terwyl deeze Vloey-Spaathen weinig ^niEELt hulp daar toe behoeven. Indien zy flegts, op j Hooïd*- eea donkere plaats , mee een Yzeren Spykei* STUK. n r n i zie gekratst of gefchraapt, of tegen ruuwe Steen- bladz-lI0-achtige Lighaamen gewreeven worden, of ia een Mortier met een Glazen Stamper gefloo- ten ; zo werpen zy eenig Lieht af en de ge- wreeveüe plaats geeft nog een poos daarna Licht, Hoe vlugger, nu, dit wry ven gefchie- de, hoe fterker dat Licht bevonden wordt, en hoe duurzaamer. Het zelfde bewerkt de ver- warming deezcr Steenftoffen op een Kachel, Yzeren Plaat , of in open Vuur, Dan werpen zy , voornaamelyk de gekleurden, en de Groe- ne inzonderheid, zo lang zy warmzyn, een blaauwen of groenen Vuurglans van zig , die haar als een Nevel omringt, en zelfs zig dan vertoont , wanneer zy raauw met Salpeter* Zuur eenigen tyd in een zag te Warmte ftaano Verfterkt men de Hitte , in 't een of andere Geval , tot dat zy Gloeijen , zo verliezen zy die eigenfehap , en het Vuur nog meer aan* zettende , zo barften zy , fpringen met fterk knappen in kleine Blaadjes en verliezen alle Kleur. Gebruik *fc Voornaamfïe gebruik , dat men van de |^^n". Vloey-Spaathen heeft, is, dat haare bymen- ging , waar van zy ook dien naam hebben * ongemeen flrekt om de Vloeijing der aller- fcrdnekkigfte Ertfen te bevorderen. Zy doen die Kalksteeneb, 151 die veel uicgeeven en maaken dat men minder n. Vuur nocdig heeft, om 'er het Metaal uitte AJDBE^ puuren. lot Lood of Yzer-Ertfen, evenwel, Hoofd- worden zy , om dat zy daar aan eenig nadeel doen , niet gebruikt. Sommigen willen , dat Spaat'k. zy ook in de famenfteiling komen van het Sa- xifche Porfelein ; doch anderen , dat men Veldfpaath daar toe gebruike of Gips (b). Van de fraaije Soorten, die helder en fchoon gekleurd zyn, maakt men in Eng*, land, door geheel Derbyshire , Vaazen , Kandelaars en andere Werkftukken , dikwils meer dan een Voet hoog, welken te Birmingham in Pinsbek of ander Metaal gevat en tot Sieraad gebruikt worden. Ook fchildert men , onder dunne Schyven van deeze Vloeyfpaath, fomtyds roo- de of geele Aders , om 'er het aanzien aan te geeven van een bonten Alabaster. Verfchei- de Konstftukken , daar van gemaakt, heeft men voor Edele Steenen aangezien. Ik bezit fchoone Plaaten van deeze Vloey- Spaath,die aangefleepen zyn; van Saphier- A- 1 methyst- en Topaas Kleur , met Lood -Erts daar in, uit Engeland , en anderen uit Duitfch- land , enz. Mooglyk behooren hier toe , die twee groote helder groene bteenen , waar van de één een half Voet lang was , drie of vier Dui» £F) Zie 't voorg. Stuk, bladz, 50^. K 4 III. Deel. 711. Stuk. t$% KiLKAAKTIGE Öf m Duimen breed \ tusfchen de twee en drie Dux* ApDEEt* men jjjjgg Weiken den Heer de la Con.da- Hooïd- mine , door den Opziender der Bibliotheek. vi<*§* van 'c Vatikaan te Rome , voor Smaragden Spaaüu vertoont werden (V) ; maar die grootere Steen van dergelyke K!eur , meer dan twintig Pon- den zwaar , daar Keiszleu de Afbeelding van geeft welke 5 als een onwaardeerbaar Gefchenk van Kar el den Grooten, in de Abtdy van Reichenau, by Conftans in de Bodenfëc , bewaard wordt, is niets dan ge- gooten Glas (d). Het zelfde moet men den- ken van dat Kommetje , meer dan een Voet wyd, en een half Voet hoog, met twee Oo- ren, 't welk te Genua als een groot Heilig- dom vertoond wordt , zynde voor twaalf dui- zend Mark-en Gouds verpand geweest, byeene belegering dier Stad XXL (21) Vloey-Spaath met gliniïerende deeltjes* Spathum v . * J tiicldumx Glanzige, . Ge- CO Mem* de PAcad. R. des Sciences, de 17-57. p. 34X Q. 547. Oft. (d) Zie Andrea, Brief e aus der Schweiz, p, 6> (/) Meifii de tAcad. uts. p. 341. Q. 544. Oft. (20) Spathum Vitreum Particulis nitemibus. Mïhu Fluor Spathofus. Cronst. Min §. 99. Fluor Mineralis Facie Spathofa , particulis mtentibus. Fluor Spathofus, Wall. Stf/t. Min, I. p. 180. Muria Lapidofa, Spatho«* fa, aggregata , fparfa , fficsu LtifN. Syft, Ncth XII. ïom. III. Gen, 16. Sp. 8„ Kalksteenek. Gelyk de voorgaande Kwaitsachtig3zokomt m deeze Spaathachtig voor , en daar in verfchikA Tu*1" zy alleenlyk van de voorgaande. Ook is zy Hoofd- dei halve minder doorfchynende* Men vindt-ST^ ze meest in de Groeven van Duitfchland ensfa^ Sweeden, doch ook in Spanje. De Kleur is wie, geel, rood \ Violet of bruin; welke ia hoedanigheid eenigermaate verfchillen. De Roode , inzonderheid, als fterk met Yzer be- zwangerd, knapt in 't Vuur niet en heeft een fterke Calcinatie noodig om Licht te geeven, dat de anderen , gelyk de voorgaande > doen* die daar door ook aanmerkelyk van Kleur ver- anderen. Ik heb Topaaskleurige , die zeer Spaathachtig ziet , welke uit Italië afkomftig zou zyp , enz. (22) Vloey-Spaath van eene Ruitachtige of XXII. Teerüngfe geftalte. SRhom™ beum. Door Ruitachtige worden hier verftaanfJeerlins* Teerlingfe Kryftallen ; om dat dezelven Ruit- achtige Oppervlakten hebben* De2elven zou- den enkeld moeten zyn, niet famengegroeid, vol- (22) Spathum Vitreum Rhomboidale vel Cubicum. Miki. Spathum Cryftallifatum Cryftallis Rhomboidalibus. Carth. Miu. 13. Fluor Cryftallinus Rhomboidalis. Wall. Syft. Min. 1. p. 183* Muria Lapidofa Spathofa , folitaria Rhombea fixa. Linn. Syft. Nat. XII. Toni. III. Gen* ï6. Sp. a* Kj III. De-sl. III. Stok. i54 Kaékaartice of IPJ volgens de bepaaling van Li nnjEüs. Door /Afdeel* ,rr <, ui. Wallerius worden zy derhal ven ook sSk!FD* t,huis gebragc tot de gekryftaliizeerde Vloey- Fhey- Spaath, Ik zal 'er alle de Teerlingachtige * £pcmth. fc^QQn famengegroeid, toe betrekken, ^ify™* Deeze komen overvloedig voor, in Duitfch- land , op'den Haarts , in *& Sahlfeldfe , in Voigt- Iand; sis ook in Engeland, Sweeden, Span- je, Vrankryk. Zy zyn van heldere Kryftal- lyne, witte, groene , geele, paarfche of Vio- lette en blaauwe Kleur : weshalve zy veel- al den naam krygen van de Edele Steenen , naar welken zy gelyken. Dus worden zy Basterd - Diamanten , Smaragden , Topaazen , Amethyften en Sajfieren getyteld. Somtyds vindt menze Groepswyze zitten op andere Vloey -Spaath, op Kwarts , Kalk-Spaath , Gips- Spaath of Gneis. In Derbyshire , als ook in Saxen, Bohemen en Silezie, zyn de zoda- nigen niet ongemeen. Deeze Kryltalïen hebben gemeenlyk regt* hoekige Vlakten , fomtyds met fpitfe hoe- ken, fomtyds zyn de Teerlingen vol , zeer dikwils veifcheidene in malkander gefchoo- ven ; fomwylen inwendig hol , en dan menig- maal over de geheele Oppervlakte bekleed met eene Schors van kleine Kwarts - Kryftal- len : fomtyds , gelyk in een Loodgroef by 't Matlock-Bad in Derbyshire, van boven open. Ik heb vericheide Stukken van deeze Teer- lingfe Vloey • Spaath ; zo enkelde van Sma- ragd, Kalksteenen. Ï55 yagd, Amethyst en Topaaskleur , als famen- A^^t gegroeide uit Perbyshire , met kleine witte m Kryftalletjes begroeid , als helder Kwarts ofj^0*1*" Kryftal: of gekleurde; hoog geel met Zilver- ^oelJtm Vaal -Erts op Pyriet van Gersdorff in Saxen, sPaclt^ of met gekryftallizeerde Kwarts , als ook groenachtige met fyne Loodglans van die zelfde plaats , en zeer kleine met Droezige Kwarts van freiberg: ook Amethyften-Vloey- fpaathin witte Yzerfteen met Pyriet, van Ma- rienberg in Saxen, en dergelyke in Arduin van Vifet by Namen. Een Topaas kleurige uit En- geland is , om de Teerlingfe Geftalte eenigs» zins aan te wyzen , in Fig. 7 , op de voor- gaande Plaat XXVII , afgebeeld. Hier kan de meefte gekryftallizeerde Vloey- Spaath worden t'huis gebragt. Men vindt 'er evenwel ook slgtzydige, die twee Pieramieden vormen, met den grondfteun op elkander, en dus eenigermaate Aluinachcig Cf) , welke in JDuitfchland vallen , met dergelyke verande- ring van' Kleuren : zo dat zy mede] voor bas- terd-Amethyften , Topaazen enz. gehouden worden. Dezelven komen nog met veran- deringen van Geftalte voor , niet veel van die der gekryftallizeerde Kalk-Spaath afwy- kende. (Y) Fluor Cryftallïnus oftaè'dricus. Wall. Syft. Min. 1. p. 183. Alumen Lapidofum , Calcareo - Spaihofum , cliaphanum, rafile. Linn. Syft, Nat. XII. Tom. 111* Gen. 17. Sp. 5. III, Deel» III. Stuit, 15(5 K A h'K AARTICE OF Afdeel kende. Somtyds zyn de Kryftalletjes zeer m! 'klein en digt by elkander, 5t welk uitmaakt de Hooïd- ^vviiT (23) Vloey-Spaath, ^ »// Kryfiaïïyne Kor* Spathum r eitjes is famengeflekU Granula- Korrelige. Deezé , die in Sweeden Saltflag genoemd pj.xxvii wordt , om dat zy veel naar Zouckorreltjes e's' 8' gelykt, valt meèst Korrelig in de Rotsfteenen, wit, geelachtig, blaauw of Violet van Kleur. Dè' zodanige, evenwel, komt ook op zig zelve , wit en zeer glinlterende , aan dikke Plaaten famengegroeid voor, gelyk ik ze dus heb van Lautherthall , aan den Haarts, Een zeer fraay Stukje van deezen aart, doch waar de Vloeyfpaaih dus Korrelig aan Rolletjes is famengegroeid , die evenwydig op elkander leggen, heb ik in Fig. 8. laaten afbeelden. In Hongarie en Sevenburgen viridt men, 5? zegt de Heer Brunnich, geene Vloey- ^, Spaathen. Saxen heeft 'er wat van, dcch 5, zo veel niet , dat rnen 'er tot de Erts-be- werkingen dienst van heeft. Maar op den 5, Haarts, inzonderheid by 'Stollberg, komen „ daar van Aderen voor , die eenige Vade- men dikte hebben. Hier van daan wordt 3, zy aan de Mansfelder en de omleggende „ Ko. (23) Spaihum Vitrenm Granulis Cryflallinis compo- fitum. Mikt. Fluor Granularis. Wall. Syft. Min. L p. 282- Fluor Cryftallifatus figura multilatera fphsericS» Cronst. Min. £. 100. N. 3» Kalksteene n# *57 5, Koperhutten verkogt , om de moeielyk Af^%l 55 fmeltende Ley daar mede te dwingen (g)." Ui. Zo ziet men het gebruik van deeze Steen- J^™*1* Soort, die, als de Borax in 't Esfaijeeren , in viot^ de Metaalhutten dient, en dus den naam szxiSpaat^ Vloey-Spaath te regt heeft; hoewel de Kalk- Spaathen , die men fomtyds Steenvloeden ty- telt, ook daar toe dienftig zyn. Ik heb daar van hier voor reeds gefproken. IV. HOOFDSTUK, Befchryving van de Kleijige Steenen, dus , ah uit Kley voortgekomen zynde , genaamd : tot welken de Amianth 5 Glimmer, Talk en daarom ook de Spekfteen , Serpentynfteen, Potfteen , Graveelfteen , Hoornfteen , Pek- fteen , Rood - Aard 3 Steenmerg , Spaanfch Kryt enz. behooren. /~\ffchoon het niet volflrekt bewyslyk is5 dat de Steenen van deezen Rang, ge- lyk Linnveus wil, uit Kley geboren zyn, heeft zulks nogthans veei waarfchynlyks. In 't affchraapen zyn zy Smeerig op 't Gevoel , en worden door een ma a tig Vuur drooger en harder: twee Eigenfchappen , die in geen an- de- Ce) Not. in Cronst. Min% p, iigt III. Deel. III, Stuk» 158 Klkijige of H. dere Steenen plaats hebben. Ook zyn zy in Tv. '*t Vuur zo beftendig , dat zy weleer, gelyk ïooïd- Walleriüs nog doet, genoemd werden Apyrt, dat is Vuurvaste Steenen. Zyn Ed* bekent zelf, dat dit niet volftrekt waar zy ; aangezien de meeften door een allerhevigfte en langduurigfte Hitte , tot Vloeibaarheid te brengen zyn. In dit opzigt komen zy ook met fommige Kleijen overeen (h). Andere Autheuren hebben van dezelven byzondere Rangen gemaakt , naar de uiterlyke hoedanig- heid ; van Blader Jge , Vezelige en Glimmerige Steenen; doch zy tellen niettemin eenigen, daar van , onder de Kleijigen of Kieyaarri- gen. Ook is 't blykbaar , dat het fchraapzeï of wryfzel van de Talk alle hoedanigheden van de Kley bezit (/). Sommigen brengen hier tegen in, dat deeze Stoffen in Water niet ontbindbaar zyn , en niet ' Ideeven aan de Tong : doch men moet ze niet als onveranderde , maar als Kley , die door (h) Vergelyk de Argilla apyra> luhrica , enz. in het H-oofdftuk van de Kleijen of Fot - Aarden , in 't voor- gaande Stuk ., bladz., 525, En de Steenige Stoffen , die «daar van gemaakt worden , veel zweemende naar fom- snïgen van deeze Steenen. Ën , dewyl men dit dus kara nazien , blykt daar uit het gemak van myne Klasfi- kaale verdeeling. CO Taici tritura jposfidet pmnes qualitates Argilla Talk-Stee nen. 159 door Vuur verhard is en met andere zelfftan- A 11 Afdeel* digheden gemengd , aanmerken. Haare hoe- 1 V. danigheid, in 't Scheidkundig onderzoek, I85^^^ zo zeer verfchillende , dat men die geenszins tot een algemeenen Regel brengen kan. In allen bevindt zig wel eenige Keizei Aarde of maarKley: in eenigen is die met Aluin -Aar- de, in anderen met de Aarde van Bronzout vereenigd. Buiten dien bevatten eenigen ook Zwavelige of Yzerdeeltjes, en van deeze laat- ften dikwils eene aahmerkelyke veelheid. Zy zyn allen niet zonderling hard ; ten minfie niet zo hard , dat zy aan 't Staalflag vonken , en veelen in tegendeel zeer week en ligt ver- gruisbaar. De zwaarte is nooit zeer groot: ja eenigen dryven op 't Water. Men vindt 'er nooit Verfteeningen in , en geen Ver- fteende Zaaken komen ergens voor , die daar in zyn verwandeld. Veelen komen in de famenftelling der Rotsfteenen. Hier uit verbeelden fommigen zig , dat het Steenen zyn , reeds voor den Zondvloed gebooren. Deeze Kleijige Steenen zyn door den Heer Linnjeus in de Geflagten van Talk> Ami- anth en Glimmer 9 verdeeld ; als volgt. Amianthus. Amianth. De naam Amianth was voorheen aUeenlyk eigen aan het Bergvlafch, dat zig door zyne taaije ÏII. DfiEU lil. SïüK. i6o Kleijige of AiSel taaiJe buigzaame en evenwydige Draaden of IV. ' Vezelen van alle overige Steenen onderfcheidt. stuk?FD" Men gaf dien naderhand ook aan eenige ligte Amianth. Steenfoorten , van een Vezelig gevveefzel. De volgende Mineralogisten vonden goed eene fchifting daarin te maaken, en die Steenen, welke taaije buigzaarne Draaden hadden, op 'e Water dryvende, Amïanth\ de genen diehar- de broofche Draaden hadden , en in 't Water zonken, Asbest te noemen. Anderen gaven aan de genen , die lange evenwydige Vezel» hadden , den eerften , en aan de zodanigen , wier Vezels korten verward waren , denlaat- ften naam. Maar , aangezien het woord As- best op de onverbrandbaarheid ziet , die de eene zo wel als de andere eigen is, zo kan die fchifting naauwlyks plaats hebben, en h;er« om heeft ook de Heer Wallek ius deeze beide benaamingen als gelyk van betekenis voorgefteld (&). In de befchryving, echter f heeft zyn Ed. de gewoone manier omgekeerd , noemende de langdraadige Asbest , de kort> draadige of fchorfige Amianth. Onze Ridder hadt bevoorens daar van twee Geflagten ge- maakt, en deeze Steenige Ligbaamen , even als de Hoogleeraar Vogel, afzonderlyk be* fchreeven Q); doch thans befchryft hy dezel- veo (h) Asbeftus^ Amianthus.%7?. Min. I.p. 406. (/) Sijft. Nat. Ed» 1748. Zie Lederm. Mikroskoopiftfe yermaaktykheden , ïy. Deel , bladz» ij> > so ; en royne Aan* fctóening aldw. Talk - Steunen, Ven altémaal onder éénen Hoofdnaam AmU ^p^u anthus, wiens tóepasfing , als onbevlekt bete- f lil. i i • tin . Hoorï> Kenende.» niet £o blykbaar is> stuk. De meefte Soorten zyn zeer ligt en altë- Hoedé* hiaal zo zagt , dat zy aan 't Staalflag niet von- A,&hedttö' leen, maar in 9t Vuur worden zy allen harder , brpofcher en lbmmigen zo hard , dat zy Vuur ■geevem Zuiver zynde, kunnen cie meefteh, ook door den fterküen trap van Vuur, niet tot vlöeijing gebragt worden, zonder het by- komen van Èörax , Loogzout , Vloey-Spaatfi of Loodglans : rtiaar dan fmeïten zy ligt tot een bruine of zwarte Glazige Stofte. Öp dé breuk zyn zy allen dof en oneffen. De zelf- Handigheid is Vezelig; doch de Draaden loö- pen fomtyds verward door malkander, zo dab zy als een Schors maaken. Nooit vindt mén *er Verfteeningen in; maar de Asbest komt zelf als verfteend voor , en in Jaspis of andere Steeneü ingelyfd. Verfcheiderley Ertfen en Zwavelkies heeft men 'er in aangetroffen. Nimmer maaken zy , op zig zelf, Bergen of i-egélmaatige Aderen uit , maar komen of in- gefprengd , of Nestwyze , of by Strookeii , ïh allerley Gefteente , zelfs in Spekfteeil , Talk j> Glimmer , ja ook in Steenmerg eh Kley* voor. Dat de Arriianthen door Vuiir zóuden ge- Oirfprohg boren zyn , is by my niet geloofbaar. Want Jjg01* •zodanig Vuur zou men onderftellen inoë- lè téij IIL Dw,. III. Stuk. 262 KLEIJIGE OF A ll' r ten kragtïger te zyn geweest dan ons Vuur, /AFDEEL. IV. 't welk niettemin dezelven harder maakt. Ten y^°°.FD" anderen toont de onrype Asbest, zogenaamd, AmianthAat 'er nog een groeijing in deeze Steer'foort plaats hebbe. Misfchien heeft de Oirfprong deezer Stoffe eenige overeenkomst met die van Schimmel en dergelyken Cm) of mee het begroeizel der Kalkmuuren. En , dat 'er eeni- ge Kalkachtigheid in plaats hebbe , blykc uit derzelver Melkachtige ontbinding in Water , en de aandoening , welke zy van Zuure Gee- ften hebben, waar door fommigen worden op- gelost* Die Kalkachtige Aarde y welke men 'er door wasfehingen van krygt, is van cene Gipsachtige natuur. Veelen hebben vastge* field 9 met onzen Ridder, dat derzelver voor- naamfte Grondftoffe Kleyachtig zy. Sommi- gen hebbenze aangemerkt als een Zout van Kleijigen oirfprong. De Proefneemingen van Mar c kg raaf en Gerhard fchynen te be- (m) De vermaarde Rieger heeft zelfs in zyn Lex. Jiift. Nat. willen beweeren , dat de Amianth van eenen Plantaartigen Oirfprong, en tot.de Plantgewasfen te be- trekken zy ; maar dit heeft geen waarfchynlykheid. Vid. Wall. StjJU Min. I« p. 416, De Franfche Heer Grignon vergeleek dezelve by de witte Wolligheid, welke in de Spieeten der Smelthaarden van Yzer dik- wijs voorkomt en geheel uit Yzer beftaat : terwyl de zuivere Amianth geen Yzer in 't geheel bevat. Ibid. p. 417. Zie voorts ten dien opzigte de Mikroskoopifche Ver-* müahïijhhedeu van Led^rt/tUller > IV* Deel. bladz. 27, T U K - S T U K E N, 16$ fcewyzen > dat de meefte Soorten van Amianth 11. eene Aarde van Bitter- of Bronzout, of ook ******** eene Aluin -Aarde hevatten, welke beiden zie; Hoofd- STUK met Zuuren uit dezelvén laaten haaien , na ^m"ianij2 dat menze gebrand en fyn gewreeven heeft. Maar het branden neemt die Vettigheid weg, welke de Kley van andere Aarden onderfcheidt. Dat 'er in fommigen ook Yzerdeeltjes zyn, is uit de Waarneemingen van Lehmann on- twyfelbaar. Door onzen Ridder zyn de Amianthen in twee Afdeelingen onderfcheiden , waar van de eerfte de eigentlyk 5 de andere de onei- gen tlyk zogenaamde bevat. L Vezelige > met evenwydige Draaden* (i) Amianth met affcheidbaare , bwgzaame L Amian* t aatje Vezelen, tkus As~ bestus* De veelerley benaamingen, welke de oude vlafcjpf Autheuren aan deeze wonderbaare Steenfoort gegeven hebben , zyn elders voorgedragen en verklaard (»)• Hedendaags noemt menze ge- meen- . CO Ammnthus Fibrofus , Fibris feparabilibus , flexi- Übus, tenacibus. Syft. Nat. XII. Tom. 111. Gen. 7. Sp. a. Amianthus mollior , Fibris paraüelis &c. Wall. Syfu Min. L p. 408. Asbestus Fibris conftans parallelis. Cronsf. Min, 105. Cn) Ledsrm. Mikvosk. Fermaakhjkheden, IV, .D, fcladz. 21. L % K III. Deel, III. Stuk. 164 Kleijige of meenly k Berg - Vlafch , of onverbrandbaar Vlafch % jAideel. ook wel Steen- of Aard -Vlafch y en dikwils Hoofd- Asbest* Sommigen willen, dat zy de Ztyj/jtf %rVK\ der Grieken zoude zyn, en ftellen vast, dat mm 'de Heilige Gewaaden der Ifraëlitifche Priefte* ren , waar mede zy den Altaar naderden , van zulk Ly waat waren : misfchien , op dat zy zig niet branden zouden. Wat hier van zy : 't is zeker, dat men 'er Linnen van maaken kan, gelyk wy ftraks zien zullen» Groei- De Asbest, of het eigentlyk zogenaamde Plaats. Berg- Vlafch, wordt gevonden in de Woefty- nen van Indie , in Tartarie , Japan , China , Egypte , op verfcheide Eilanden in het Oos* telyk gedeelte der Middellandfche Zee, in Griekenland, by Smirna, in Hongarie en Bo- hemen , in het Saltzburgfe , in Tyrol , op verfcheide plaatfen in Piemont en Savöije , op Korfïka, in de Zuidelyke deelen van Vrank- ryk , in Graauwbunderland , in verfcheide deelen van Duitfchland , in Süezie , Poolen ; by Namen in de Nederlanden ; in Engeland en Schotland; in Lapland en Sweeden; in Si- berië en elders onder 't Rusfifche Gebied. Uic deeze Groeiplaatfen van die Stoffe blykt, dat de Asbest niet, gelyk Pliniüs wilde, door de Hitte der Zonnefchyn geho- re® zy. Het denkbeeld, dat zy niets anders zou zyn dan gekalcineerd Yzer , door het Vuur van brandbaare deelen beroofd , gefproo- tea Talk-Steenen, 165 ten uit het vinden van een groote veelheid n. Asbest op den bodem der Fornuizen van Av™**- Yzer-Smelteryën in Vrankryk (0) , fchynt na- Hoofd- der bekragciging te vereifchen. Immers, ™*™mïanifL% dit een zelfde Stoffe ware , dan moest men uit de natuurlyke Asbest , door byvoeging van een brandbaare Stoffe, ook Yzer kunnen maaken ; gelyk daar van gefchiedt. De fynfce Soort van Asbest, met de lang- Eigen- de en dunfte Draaden, zegt men, komt vm&.x™m. Kandie , Cyprus en Korfika ; de Rusfifche Fi& *• heeft wel langere maar grovere , en de Swit- zerfche korte , niet zo buigzaame Vezelen* Ik heb evenwel , uit Graauwbunderland , na- tuurlyk gegroeide Asbest - Vezelen bekomen , die ongevaar een Voet lang zyn, zeer wit en taamelyk dun. In de Marmer - Groeven , op de Pyreneefche Bergen , groeit, volgens Le* mery, een Amianth twee Voeten hoog, met Zilverwitte Vezelen , die , in Water geweekt , buigzaam worden en bekwaam om als Hennip te bewerken (/> ), Van de Cyprifche , die ongelyk fyner is, ftel ik een Stukje voor, in Fig. 1, op Plaat XXVIII. Linn^eus merkt aan, dat de beste in Siberië valt, de gedaante van oud Hout hebbende, en met de Vingeren overlangs fcheidbaar zynde in Vlafchachtige, buig- broofch en pluizig zyn. mofus. BfS;- De Heer Linnjeus verftaat hier die Stofr fe, welke gemeenlyk Pluim- Aluin genoemd wordt, verfchillende daar in van de voorige, dat zy zig niet in volmaakte Draaden, maar in een Pluizige Wolligheid laat fcheiden ; alzo de Vezelen vafter famengegroeid zyn, doch niet- (t) Brhfe aus Wal f chland. p? 334* (2) Amianthus fibrofus , Fibris feparabilibus flexili- Ims , fragilibiis pappofis. Syft. Nat. Sp. 2. Asbestus PJjamofus. VoG.Min. 171. Asb. Fibris parallelis Martfa- lis fragilis. Cronst. Min. §. 105. Asbestus durior, Fi* bris parallelis, arctius cohserentibus , feparabilibus tena* c::us. Asbeftus folidus.iWALL, Syft* Min. Lp. 41a Talk- S t e e n e n. 169 niettemin affcheidbaar. Wallerius noemt II. deeze Rype Asbest , en merkt a3n, dat menze AFfy*L* Afchgraauw , groenachtig en zelfs Vliezig Hoofd- aantreft op verfcheide plaatfen van Sweeden. Amianth* Zy houdt taamelyk veel Yzer , en fmelt der- halve ligter als de voorige, kunnende, in Wa- ter geweekt, ook als die verwerkt worden. (0) Amianth met affcheidbaare , fiyve , glan- HL z;ge9 bröojche ylzeleri. tkus fra- gilis. Dit komt voor , in Lapland , in fommige Brüofche». Mynen van Sweeden , daar het fomcyds door de Loodglans heen boort, en by Reichenftein in S.üezie onder de andere Asbest, als ook in Hongarie en in Siberië. Het glanst als Zyde en fpringt aan ftukken, op \ aanraaken: de Draaden 5 niettemin, loopen eyenwydig, nu regt dan krom: zy zyn ftyf, breekbaar, kort, fcherp en breeder dan in de beide voorgaan- de Soorten. Niet ligt laateu zy zig van el- kander fcheiden , maar gemeenlyk tusfchen de Vingeren tot Stof wry ven : fomtyds zynze wat harder en tevens doorzigtig als Glas , nu groen- of graauwachtig , dan Sneeuw- wit. (3) Amianthus fibrofus, Fibrïs feparabilibus rïgidis, nkidis, fragiiibus. Sijft. Nat. Sp. 3 Amianthus Vitreus. Vog. Min. ijri. Alumen Piumofum , nonnultorum. Asbes - tus rigidus, Fibris parallelis fubtilisfimis , fragillior.s. As- beftus rigidus. Wall. Syft. Mm. L p. 412. L 5 III. Deel. IIL Stuk. !70 Kleijige of H. wit. Het wordt Glas • Amianth of Veder -wit* iv. en ook.dikwils Pluim Aluin genoemd, doch 5ra^rD" ten onregte., Zy heeft wel , geiyk de voor- Amiantlu gaande , de eigenfchap van een .Wollig Pluis uit te leveren, dat men Kriewel Kruid noemt , veroirzaakende aan tedere cieelen van 't Men-, fchelyk Lichaam een aanmerkelyke Jeukt en dus fomtyds dienftig zynde om het Gevoel in verlamde Leden weder op te wekken : maar zy moet wel onderfcheiden worden van de Natuurlyke Pluim - Aluin , die uit Aluin be- ftaat , gelyk de Smaak aanwyst en onfchade- lyk is; daar deeze Asbest ingenomen een Ver* gift uitmaakt. Linn/eus merkt aan , dat dezelve haaren Kleijigen oirfprong door de nog daar aan zittende Kley doet bly ken. Wal- lerxus fielt, dat de Pluim- Aluin der Winke- len tot de Bafalten of Schirls behoore (u). IV. (4) Amianth met de Vezelen famengegroeid , i%us7m-lm hoekige fiyfen ondoorfchynende. fiiaturus. Onrype. De Volftrekte onaffcheidlykheid der Vezel- draaden onderfcheidt deeze Asbest, die we- gens de gedaante ook Hout - Amianth , doch ge- (u) Bafaltes fibrofus. Stjft. Nat. 1. p. 337, 413. (4^ Amianthus fibrofus Fibris connatis arigulatis rigi- dis opacis. Syft. Nat. Sp. 4. Asbeftus durus Lignofus, pibris paralielis arfte cohaerentibus, non feparabilibus. bellus imrmtturus, Wall. Stjft. Min. I. j>. 411. Az« beftus Ligneus, nonmillis% Talk - Stee nen* 171 gemeenlyk Onrype geheten wordt. Zy komt Af^el voor, in Siberië , Lapland, Sweeden, Hon- iv. garie; als ook by Cofemits in Silezie en bys^FD" Zoplits in Saxen in Serpentynfteen. De Draa- Amianth. den loopen evenwydig Straalig ; de Kleur is wit, graauw, groenachtig, groen, zwartach- tig ot bruin; de hardheid grooter dan dervoo* rige Soorten; zo dat menze niet kan fplyten. Somcyds hebben de Draaden eenige doorfchy- nendheid en zyn als V7liezig famengeweeven ; zo dat de Steen van buiten zig digt en vast vertoont. Wanneer hier by de bruine Kleur konit, dan vertoont zy zig als een ftukHout. Wylen de Heer Ledermuller heeft zulks in Plaat vertoond 0> Ik bezit zodanige graau- we Asbest , als Hout, uit Schotland cn Sibe- rië. Aan deeze laatfte is een zagt Gefteente, als een Matrix , gegroeid, welk groenachtig is, en naar Spekiteen gelykr. Groen heb ik ze, die zeer fraay is, wel een half Voet lang, uit Hongarie; als ook uit Schotland en uit Sa» xen. Een Stuk myner Verzameling, dat bleek- groen is , uit Sweeden , heeft zeer blykbaar evenwydige Draaden en is aan de beide en- den met Pyriet begroeid : maar neg duidely- ker en fraaijer onderfcheiden zig die Veze- len in een Stuk zodanige onrype Asbest, die don- (V) Zie Mikrosk, Fermctak!ykheden% IV. D. Tab. I en II, blad?. 28 > 29. III. Deeu III» Stuk;, Kleijige of li donker groen is, uit Schotland, op Plaat Afdeel. xXVHI,in Fig9 3, natuurlyker grootte voor* Hoofd- gefteld; alwaar tevens de Houtachtige gedaan* stuk. ■ ,n . Plaat Onze Ridder merkt aan, dat deeze Onrype XXVIII. Asbest nooit in de voorgaande Soorten over^ * 3' gaa. Wat de Natuur kan uitvoeren weet men niet , en het zou geheel oneigen zyn , deeze onryp te noemen , indien men geen zo- danig denkbeeld had. Ik denk, dat zyn Ed. daar mede bedoeld zal hebben , dat zy door Konst niet tot Vezelige Asbest, wier Draaden buigzaam zyn , te maaken is : terwyl zulks met de rype Amianth, of zogenaamde Pluim-. Aluin , fomtyds kan gefchieden, als voorheen gezegd is. Sommigen raaden tot weekmaa- king derzelve en affcherding der Draaden, den Geest van Armoniak - Zout , anderen onge- blufchte Kalk , aan. Het onderfcheid in de gedaante der fynfte Vezeltjes, zo van de on- rype als van de rype Asbest, en wel van de Sevenburgfe, die Stroo-geele Draaden heeft en van de Cyprifche , wier Vezelen veel wie-, ter zyn 5 is door gedagten Led e r m ul ler zeer fraay vertooond (V)* (5) Amianth (V) Mikrosk* Vermaakt als boven, Tab» V, VI,, Madz, 30. Talk-Sternen* 173 (5) Amianth met hpa Kleiachtige Vezelen. Aïdeei.. 1 V» In de Spieeten der Rotfen komt deeze by Maagdeburg , als ook by Sahlberg in Sweeden * V. by Moldawa in 't Bannaat van Temeswar * thus™™* voor. De Ridder vermoedt , dat dezelve uit ^dige Kley ontftaan zy , welke overdwars in even- wydige , aan elkander raakende Vezelen , is famengegroeid 9 zonder nog een volkomene Steenachtige hardheid te hebben. Hy houdt- ze voor de Moer > waar uit de drie eerde Soorten zyn gefprooten ; doch waarom ook de vierde niet ? Haare Vezels zyn als Kleijig en gemeenlyk groenachtig. (6) Amianth met Middelpuntig Smalende VI. Radiansm ftyve Vezelen* Geitraal* de. Deêze , die men in Sweeden Stiernjlag noemt $ xxvnL komt aldaar voornaamelyk in de Groeven by FiS* 4« Morberg , Garberg en anderen , als ook in Serpentynfteen op den Eulenberg en by Rei- chenftein in Silezie voor. Zy vertoont zig , als uit louter Glasdraaden famengefteld zynde 5 en (5) -^tó«/tofibrofus,Fibnsfub-Argillaceis. Svft.NaU Sp. 5. Amianthus Terreftris. Mus. Tesf 22. N. 5. fö) Amianthus fibroüis, Fibris concentratis divergenti- bus rigidis. Sijjh Nat. Sp. 6. Bafaltes Fibris concentratis. Cronst. Min. §. 74. Bafaltes fibrofus ftellatus* Wall, Syfl, Min. I. p. 336. III. L>SRL. III.* STU*. *74 Kleijige of Afdeei en 1S 00^ n*et minc*er b^oofch : tertvyl die IV. Draaden, uit een middelpunt fpreidende, zig stuk?FD- Sternswyze vertoonen. Ligt fmelt zy in 't Asbest. Vuur, zelfs voor de Blaaspyp, tot Glas, en fchynt meer tot de Bafalten of Schirl, dan tot de Asbesten te behooren. Ik heb derhalve hier de Vezelige Geflernde Bafah^ van Wal* leriüs, t'huis gebragt. Mooglyk kan daar toe ook die betrokken worden, waar van de Heer Brug mans fpreekt en de Afbeelding geeft O). Zyn Ed* hadtze alleenlyk op an- dere Steenen waargenomen. Eene Verschei- denheid daar van, te Garberg gevonden, hadt de Vezeldraaden uit een middelpunt verfpreid in de gedaante der Staart van een Kalkoen* Het zeer raare Stukje, met ftyve Goudkleu- rige Vezelen, op een witte Arfenikaale Kies gegroeid, hier in Fig. 4 9 vertoond, fchynt my tot deeze Stern - Asbest te behooren. II. Schorfige, zonder blykbaare Vezelen. VII. (7) Amianth , die Schorfig , buigzaam is em tJslZ. Kurkachtig. Berg- Kurk. J3£G^ (jk) Lithologe Gvoningam. p. 78* Tab Fig. 4. (7) Amianthus Corticofus flexilis Suberofus. Syft. Nat» Sp» 7. Amianthus Fibris flexilibus , inordinate fè interfe- cantibus , levisfimus. Suber Montanum. Wall. Syft. Min* I. p. 415. Asbeftus Membrauis conitans contoreis, Cronst* Min* §. 104. Tuk-Steenen. 175 Deeze , die Berg -Kurk geheten wordt, n. komt in verfcheide Steengroeven van Swee- A™EÏ* den , in Vrankryk , als ook in Duitfchland Hoof'd- voor. Zy is byna de ligtfte van alle Bergftof-STU** fen 5 dryvende op het Water , tot dat zy KurL * daar van is doordrongen; Jt welk niet een fis* fend geruifch gefchiedt. Zy kleeft aan de Tong; is dof op de breuk, zagt en broofch, beftaande uit Vezelen 5 die als door malkan- der geweven zyn. Dus gelykt zy zeer naar Kurk. Men vindtze gemeenïyk wit, gelyk te Sahlberg in Sweeden en te Schneeberg in Sa- xen; maar fomtyds ook bleekgeel of geelach- tig bruin; welke laatfte veel Yzer houdt, en ligter door 't Vuur fmelt dan de witte en geele* Henckel hadtze ? zonder eenigby- voegzel 9 tot een zwart Glas gefmolten. Het Stukje , op Spaath gegroeid , dat ik hier in Fig. 5 , vertoon , is van eene geelach tige Kleur , waarfchynlyk uit Sweeden (y). (8) Amianth die Schorfig buigzaam is>en op*t VIII.' Berg- Deeze , genaamd Berg.Vleefch of Schiefer-YleeCch. Amianth, was voorheen, van de volgende , ^viir. door Fig, 6* (y) Habitat Dannemorse , in Fodina , cum Natro Hyodonte. Linn. Ik heb thans groote Stukken , op Kalkfpaath } van daar bekomen. (8) Amiauthus Corticofus flexiiis natans. Syft. Nat, Sp« $. Caro Montana. vutgo. Vog. Min. p, 172, llh Deel. III. Stuk» 1^6 K L Ê I ] 1 G E ÖF il door Wallerius afgezonderd : doch thans i*iV.EL# achtzyn Ed. dezelve naauwlyks, dan door dé Hooid- dikte der Plaatjes , daar van te verfchillen. STl£erg- ^en vindtze voornaamelyk in de Sweedfche Vleefifa Yzermynen , als ook in 't Graaffchap Glatz* byTopfchau in Stiermark en elders. Het Stukje* uit myne Verzameling , in Fig. 6, afgebeeld, is van de Haarts afkomftig , geelachtig wit van Kleur. In geweefzel en gedaante zweemt zy zeer naar Lorken -Zwam, en is dikwils in Plaatjes deelbaar. De buitenfte Oppervlakte fchynt als een famenweefzel te zyn van zeer dunne, korte, opftaande Haairtjes, digt gè* tropt en fomtyds met een zwart Vlies bekleedt Dus gelykt zy zeer naar Hoorn - Schiefer * maar is in hardheid zeer verfchillende. De ge^ nen, die (lellen , dat zy in 't Water zinkt j zullen 'er dezelve voor hebben genomen. IX. (9) Amianthrf/* Schor fig > buigzaam , Vliezig ij thufi:: « op V Water dry ft. til. Berg- Leder. Deeze , die Berg -Leder genoemd wordt * Fl£* komt op de zelfde plaatfen: en ook wel op aq- ' (9) Ammtitfyis^Cortkofas flexilis, Membranaceus , na- tans. Syft. Nat. Sp. 9. Amianthus Fibris möllióribus in- tertextis, in Lamellas compaftus Ievis. Aluta Montana. Wall. Syft. Min. I. p. 414. Asb. Membranaceus Mem- branis conftans parallelis. Cronst. Min. §. 103* Coriutt* Montanum, vulgo* Voa. Min. p. 173* Talk-Stebnen. »77 anderen voor : gelyk in Bohème , in Karinthie, fU in Tirol, in 't Saltzburgfe, in Hongarie, enz. jy# * £)e Tirolfe voert fomtyds Loodglans en iks^°0Fi* heb van daar een groot Stuk met Yzerbruiu , Bergm dat graauw is van Kleur. Het Stukje, in Fig.Led*r* 7-, afgebeeld, is witachtig, met Kobaltbloe- fem, en komt van Schneeberg in Sasen. Wei* iiig verfchilc het, in gedaante, van het Berg- Vleelch , doch is Viieziger , hebbende eene zeer Bladerige gedaante. Deeze Blaadjes zyn fomtyds zo dun , dat bet des wegen Merg* papier geheten wordt. Men vindt het wit* licht graauw, groenachtig of geelachtig bruin* In 't laarfte geval is het Sterk Yzerhoudende 0 en fmelt, op zig zelve, in 9t Vuur fpoedigtot een zwart Glas.. (10) Amianth , die Steenachtig is , uit bon* deh van fiyve gedraaide Vezelen heftaande» thus im- Deeze, die in SweedeniMgetyteld wordt, fte^§t* Jromt aldaar in de Yzerrnyn te Nordberg voor. Dat zy weezentlyk van de voorheen befchree^ vene Stern- Asbest verfchille, is uit de bepaa* Jing t'overblykbaar.Zy maakt een zeer zwaar, hanf (if») Amimthus fqlidus , fasciculis Fibrarum contortfe ïïgïdis. 8yft> Nat. Sp. 10. Asbeftus folidus , Fibns \% lasciculum compacHs durisflmis , alio I apidum gerief immixtis. .Asbeftus fasciculatus Wa*x, tyfu Mm. J. ^, hl VfLEu ui. sm» J7& Kleijige of fff hard Gefteente uit , het welk gebondelde IV. Vezels heeft, die op verfcheide manieren on- jk*TD- ^er elkander gedraaid zyn en gevlogten. Het kan ook zyn, datzyfomtyds in andere Steen- ftoffe vermengd zig openbaart; gelykdeHeer Walleriüs zodanige voorftelt. Gemeen- lyk is die Vlegtfteen fterk met Yzerbezwan- gerd. De Kaffïeen, voorgemeld, fchynt wei* nig hier van te verfchillen. De Glimmer s in 't Franfch , zo wel als in 't Latyn, 3$ca9 en fommige ook Talcum ge- naamd, in Engeland Brigts, is een taamelyk zagte , niet zeer zwaare Stoffe 5 dikwils fmee- rig op 't gevoel en glinfterende. By 't aan ftukken flaan of breeken, fpringt zy in Bla- derige brokken , die uit kleine Schilfertjes beftaan , en in de meeften zig ligt van elkan- der laaten fcheiden; zynde nu meer dan min- der buigzaam. In 't gewoone Vuur worden zy broofch , zonder evenwel hunne glans , kleur of imeerigheid te verliezen ; in heviger Hitte rollen de Blaadjes zig in elkander; maar om ze tot Glas te fmelten wordt een uïterfte trap des Vuurs vereifcht , indien zy niet veel Yzer houden > of een byvoegzel van Borax» Loogzout, fmeltend Pis -Zout , Loodglas* Vloey-Spaath of Marmer, hebben, De beide Mica. Glimmer. laatften kunnen , derhalve , met voordeel tot A*j^ Ertfen gebezigd worden , die met veel Glim* IV. mer vermengd zyn. Met Kwarts of Vuurbe- stuk!^ ftendige Kley vereenigd , wederftaan zy het Vuur nog hardnekkiger* Alle Glimmer -Soorten houden Yzer, dat Oirfprong Sn eenigen derzei véx taamelyk veel is, doch, Igf^*" «vat ook fommige Scheidkundigen beweeren mogen , geen fpoor van eenig ander Metaal. Dit bewyst derzelver Ontleeding, en hetont* ftaan van dergelyke Stoffen op de Slakken in de Yzerfmelteryën. Dit , als ook het voort* komen van een Glimmer uit Aluin - Aarde , die lang met Zwavel gedigereerd is; de overvloe- digheid van de Glimmer in de nabuurfchap van Vuurbraakende Bergen en in de oudfts Bergftoffen , maaken het zeer waarfchynlyk, dat de Glimmer door Vuur uit eene vloeit baare Stoffe voortgebragt zy. Die Stoffe •moet veel overeenkomst hebben met de Gronde ftoffe van Serpentynfte^n , Spekftcen en der* gelyken : alzo menze veel in dezelven aan* treft. Bedenkelyk zal de Glimmer, derbal* ve, uit de Vettigheid van de Kl^y, door ze* jker Kalkachtig Vogt ontbonden , by wyze van Coagulatie , geboren zyn (z). Immers * Cerwyl die Stoffen 'er weezentlyk zyn; wat be* (z) Zie 7t voorg, Stuk , bladz. 497, en 't I. S^imde* peifftoffen, bladz. 6g. M % UI. J)mu JIL §$V9$ i8o Kleijige of Aïdebl behoef,c meu dan toevll^gt te neemen tot Zan- IV. 'dige Aarden, gelyk W aller ius wil? 't Is stuk. D' waar , men vindt, in alle de Glimmer-Soor- GJimtner.ten , Aluin- of Zout- Aarde: maar die heb- ben misfchien ook haare afkomst van Kley. Ook komen nooit geheele Bergen , Aders of Laagen van Glimmer voor. Men vindtze al- toos Nestwyze in de Grond , of in andere Steenfoorten , gelyk Kalkfpaath, Veld-Spaath, Marmer , Kwarts , Steenmerg , Serpentynfteen , Amianth , ingefprengd. In de meefte Rots- fleenen zyn Glimmerdeeltjes zeer gemeen. Buiten Cinaber en Tin -Erts komen 'er zelden andere Mineraalen in voor. By Joachims- thall, in Bohemen, evenwel y breekt in witte Bladerige Glimmer gedeegen Zilver ; in Tirol en S weeden Loodglans; in Noorwegen Koper Glas-Erts;in Saxen Blende: ook valt deGlim» mer fomtyds by Koper-, Lood- en Yzer- Ertfen. Hier volgen de Soorten van dit Geflagt, door den Heer Lin u s opgegeven. l. (i) Glimmer die Vliezig is en fplphaar^ huig* mmlra- zaam> Glasachtig helder doorfchynende. Dit Vliezige. f i) Mica Membranacea fisfilis, flexilis , pellucida hy a- lina. Syft. Nat. XII. Tom. III. Gen, 8. Mica Membrana- cea, pellucidisfima , flexilis alba. Vitrnm Moscoviticum. 'Wall. Syft. Min. I. p. 384. Mica Lamellis magnis paral- lelis. Cronst. Mw. §. 94 , Afgyrolithus. BAVM>Mwf ajfe GUicies Marine. vt$g9% Talk-Steenen. l8l Dit wordt gemeenlyk Moshvifch Glas ge- n. noemd, om dat het veel in Rusland valt , en A™fu ook Vrouwen - Glas * Marien -Glas of Vrouwen* Noofd- 7 STUK. in Sweeden Rysfg/as, dat is Rusfifch Glas- Glimmen Het valt op de Kust van Malabar, als ook in Siberië, by Archangel in Moskovie, in Finn- Iand, in Sweeden, Lapland aan de Hudfons- Baay en elders in Groenland; gemeenlyk in Zand- en andere Rotsfteenen ,of ook in Kwarts en Kley. Baumer gewaagt van een Marien- Glas uit Macedonië en Bohemen : Stang van een ander van 'tDeenfch Eiland Bornholm, en Biiuc k mann van één, dat men in 't Brandenburgfe , in roodachtige Spaaih, ge- vonden hadt. In Siberië , alwaar de aanmer- kelykfte Groeven van Moskovifch Glas zyn, was dit Lighaam reeds in 't jaar 1680 bekend. Het breekt aldaar byna Oppervlakkig , en wordt zonder groote Konst, flegts met Breekyzers , Hamers en Beitels , gewonnen* Het is vol- komen doorfchynende 9 dan fomwylen troe- beFdoor eenige Aarde, die tusfchen de Blaad- jes legt ; gemeenlyk zo helder als Kryfial , fomtyds Rookerig graauw, bruin, geel, groen of zwartachtig. Het beflaat t'eenemaal uit buigzaame , Veerkragtige , evenwydige Plaa- ten , fomtyds eenige Voeten in 't vierkant groot , die zïg ligtelyk, zo fyn en dun, van elkander fplyten laaten , dat menze met een Schaar kan afknippen. In een gewoon Vuur M 3 ver- in. Dmu III. Stuk, E L E I J I G E OF Aïökt ver*nc*ert: M niet 5 dan dat het een Weinig IV. # donkerer wordt: in de vrye Lugt krygt het Hoorn- aj]engs troebele Vlakken, voornaamelyk wan- Glimmer, neer zig Stof daar op aanzet : zelfs Vet en Rook laaten zig niet zonder nadeel daar afwas- fchen. De Zuuren werken 'er niet op ; maar , wanneer het met Loogzouten gefmolten , in Water opgelost en daar uit neder gezakt is , dan ontbinden zy hetzelve, en met Vitriool» Olie komt 'er Aluin van. Het heeft ook veele vette Deelen en blyken van Yzer en Kleijige Aarde. Volgens deeze befchryving zal het ligt zyn 3 het Moskovifch Glas van de Sele- niet te cnderfcheiden , waar mede het ver- ward wordt door de meefte Ouden en veele Hedendaagfchen. Het Moskovifch Glas wordt in Rusland veel tot Venfterglazen , zo wel in- Huizen als in Kerken, als ook in Lantaarens en Voornaa- melyk op de Schepen gebruikt : dewyl het 3 wegens zyne taaiheid en buigzaamheid , min- der breekbaar is dan 't gewoone Glas. Het wordt naar de grootteen helderheid der Stuk- ken duurder betaald. Men fplyt dezelven , Baar believen , met een Mes , doch niet te dun, op dat het eenige ftevigheid behoude. Jammer is 9t , dat het zo ras , van de Lugtf Rook en Vettigheid , onuitwisbaare Vlakken bekomt. In de Schuifjes , om Voorwerpen onder 't Mikroskoop te brengen , is het ook veel Talk-Steenen. 183 veel gebruikt. In de Geneeskunde heeft het A^ zyne achting byna geheel verboren. J V Hooïd* (2) Glimmer die Vliezig is en fplytbaar^ buig**™*^ zaam9 witachtig * byna doorfchynende. Mica La- minofa. Deeze valt in Lapland, Smaland, Blechin- Fi2UtIge# gen en andere Provinciën van Sweeden, by Geyer in Saxen , in het Brandenburgfe , in Tirol en elders in Duitfchland , by Dera in Sevenburgen ; als ook in Italië, voornaame- lyk in de nabuurfchap van brandende Bergen, of ook daar dezelven geweest zyn , in Schie- fer, Kwarts en Kley. Het gelykt zeer veel naar het Moskovifch Glas, maar de Blaadjes zyn niet zo groot, niet zo buigzaam, noch doorzigtig* Het laat zig , niettemin , even als hetzelve fplyten , en fpringt in Tafelvor- mige Stukken. Het houdt meer Yzer, dan hetzelve, en vloeit derhalve fpoediger. Zyne Blaadjes loopen evenwydig, zyn fomtyds ge- heel onbuigzaam en worden in 9t Vuur gantfch ondoorfchynende. Men treft bet ten hoog- flen eenige Duimen in *t Vierkant aan, meest* al Zilverwit, in Zand of Schiefer, doch ook geel als Goud, rood-, groen- en zwartachtig. Ik . {2) Mica Membranacea fïsfilis flexilis, fnbdlapliana albida. Syft. Nat. XII. Sp, 2. Mica Membraii. femipel- imida rigida. Wall, Syft% Min. 1. p, 334. M 4 311 Vs&u tït Stok. ï!?4 K L E r j I G E O F Ho OTB- STUK, Katten- zilver. Afdeed Ik heb tIians een zeer hoogkleurige blaauwe ïv. * Mica, op witte Kwarts , uit Spanje , beko- men. 7 III. (3) Glimmer die Schubbig 5 flyfachtig is en Zilverkleurig. Deeze noemt men eigentlyk Katten -Zilver of Katten - Glimmer , welke overvloedig in veelerley Rotsfteenen , als ook in eenige on- zuivere Marmers, gelyk het Cipolino der Ita- liaan-en, in de Kalk-Spaath van den Vefuvius en in de Wurtembergfe Graniet van Wildba- de voorkomt. Zy is nu harder dan zagter> en fomtyds zeer Vettig op 't gevoel, beftaan» de uit kleine, ondoorfchynende en geheel on~ buigzaame Schubben, die zonder bepaalde or- de leggen en als Zilver glinfteren. IV. (4) Glimmer die Schubbig , flyfachtig is en Aurata» Kauen- Goudkleur tg* gmicL Men noemt deeze, die meest door de Kleur van de voorgaande verfchilt, deswegen Kat- tengoud % Goudglimmer of ook Koperglimmer. zy (3) Mica Squamofa rïgïdula Argentata. Sijfu Na$m XII. Sp. 3, Mica Squamulis rigidis inordinate mixtis. Wall. Syft. Min. I. p. 385.. Mica fquamofa. Cronst* Min. §, 94. Nw 2. CO Mica Squamofa rigidula Aurata. Syft. Nat- XII, Sp* 4» Mica Squamulis &c. Wall. uts, Crqnsx» ibid* Talk.Steeneh. 185 Zy komt in dergelykc Steenen en op der- n. gelyke plaatfen als de andere voor; inzonder- Ai™ki. heid in Silezie, Tirol, Bohemen , Ooftenryk , Hoofd- Saxen en Sweeden. Ook wordt zy tot def~ zelfde Soort betrokken, door den HöerWAL- lerius ; die aanmerkt , dat menze by Bono- ïiie naakt vindt, zonder Gefteente. De Goud- 3klei rige héét in Sweeden Glitter , de Zilver- ïdëürige Skimmer. Zy is nu harder dan wee- ker , gemeenlyk Vettig op 't gevoel , be- ftaande cjuidëlyk uit kleine glanzige Schubbet- jes , die meestal broofch , fomtyds ook wat buigzaam zyn en gemeenlyk eene onbepaalde, veeltyds evenwydige legging hebben in het Gefteente 5 of ook Golfswyze loopen. In 't Vuur verliest deeze Glimmer haaren Glans en famenhang , en door opgegooten Sterk of Konings Water alle haare Kleur. Zy houdt taamelyk veel Yzer en Jüsti meende daar in een byzonder * nieuw , zwartachtig graauw Halfmetaal gevonden te hebben; dat echter niemand , na hem , daar in heeft waargeno- men. Veel waarfchynlyker is 't , dat dit een Soort van Yzer zy geweest, waar van de Kleur voornaamelyk fchynt af te hangen. Met veele veranderingen komt deeze Goud- glimmer voor. De meefte is wel Goudgeel of rosachtig , dat men dan eigentlyk Katten- goud noemt ? maar fommige ook Koperkleu- tig , by Schutzingen in 't Wurtembergfe > M 5 Dom |H, Desl, III. Stuk. i8<5 Kleijige of AJl'K^ Donker- of Citroengeel, als ook Perfikbloe- IV. ' men -rood en zeer fyn , of zwartachtig en stuk!*0* helder of donker groen 9 komt zy voor in de G//w/w.Kalkfpaath van den Berg Vefuvius. Voorts heeft menze bruin , graauw en blaauw , op verfcheide plaatfen van Saxen en groenachtig by Geijer, als ook in Tirol. V. (5) Glimmer met prismatieke Bafahifche deeU d^usfcua. tjes* die elkander kruifen. Gekruifle. In Sweeden komt deeze by Bitsberg, en eene verfcheidenheid met grovere Streepenby Fahlun voor. Zy maakt een zwarten Steen , met Kaffige deeltjes, die onvatbaar zyn, waar tusfchen grootere langwerpige zyn verfpreid, die naar vierkante Staafjes gelyken , als Schirh In 't Vuur krygtze eenen Goudglans als de voorgaande. Misfchien zal derhalve hier de Qeflreepte Glimmer van WalleriuSj die uit Kaffige deeltjes beftaat, donker van Kleur, welke door 't Vuur geel of wit worden ,behoo- ren. De Yzer* Glimmer komt zy naby. (6) Glim- (5) Mica particulis prismaticis Bafaldcis ïntercusfan- tibus. Sijft. Nat XII. Sp. 5. Mica particulis oblongis , tenuioribus acuminatis» Mica ftriata? Wall. Syft.\Min. ï« V* 38?. Mica particnüs acerofis ? Cronst. Min* $• 95* Talk - Steen e n# 187 (6) Glimmer met bogtige> brotfche, vergulde Aj.lJ^ P/aatjes. l V. * Hoofd* Deeze, die in Gangbergen, Ader- of Nets- Vj wyze, in Hongarie,aIs ook in Silezie en by MicaHui** Mersberg in 't Graaffchap Glatz voorkomt ^Hong^ worde in 't byzonder Goud -Talk genoemd ,rifche« wegens de Kleur en hoedanigheid. Zy voert fomwylen Kobalt- en Koper- Ertfen. Op 't gevoel is zy vetter dan de voorgaande Soor- ten, maar magerer dan de naast volgende, en kan , niet zeer fterk met Yzer bezwangerd zynde , in 't Vuur zeer moeielyk tot Vloei- jing gebragt worden. De Blaadjes zyn dun , hard , broofch , ondoorfchynende , dikwils krom en fpitshoekig geftreept. Zy laaten zig ligt van elkander fplyten en hangen gemeen* lyk zo los te famen , dat menze afkrabben , of met de Vingers vermorfeien en fyn wry- ven kan. In 9t Vuur verandert zy naauwlyks van Kleur, dan na fterk rooften, waar door zy ook wat ligter wordt. Zy is omtrent driemaal zo zwaar als Water, en bevat geen Aluin - Aarde , gelyk de gedagte Glimmer- Soor- (~6) Mica Lamellis flexuofis , fragilibus , Auratis. Syft. Nat. XII. Sp. 6. Talcum luteum Lamellis flexuofis opa- cis , friabilisfimum. Talcum Aureum, Wall# Syft. Min. 1. P« 390. Talcum Lamellis opacis 3rigidis 9 luteis. Carth. Min. 15, , Hu Dju^ IIL Sim, l88 K L E I J I G E o F li. Soorten i maar Aarde van Bronzout. Behal- Afdeel. ve Goudgeel valt zy ook heldergeel en groen, Hoofd- d0Jnfcer groen, rood en blaauw. Van de laat- 5TUK. QUmmer.^ Kleur treft menze aan, by Silverberg en ReichenfteininSilezie ,en met veel Schirl ver- mengd by Mersberg , alwaar zy eene Koper- Ader maakt. VIL (7) Glimmer met hogttge* wryfbaare% groen Mica 'kofa. Talkige. Tahofa. achtig witte doorfchynende Plaatjes. Deeze Stoffe , gemeenlyk Talk , of Zilver- Talk en witte Talk genaamd, valt in Afrika, in Perfïe en andere deelen van Afie j in Rus- land; in Sweeden by Norberg; in Engeland, Spanje, Hongarie, Bohème en in Switzerland. Zy heeft met de Goud -Talk zeer veel over- eenkomst, maar is op 9t gevoel veel vetter en byna altoos van eene groenachtig witte of Zilver- kleur. Zelden is zy geelachtig en nooit Goud- geel. Haare Blaadjes zyn buigzaam en eeni- germaate doorfchynende. Zy bezit zeer vee- Ie vette deelen, welke maaken, dat de Zuu* ren 'er niet op werken , voor dat zy 1 mee Loog- (7) Mica Lamellis flexuolis friabilibus virescenti - al- bidis diaphanis. Stj/t. Nat. XII. Sp. 7. Mica Squamofa Martialis. Cronst. Mm4 §. 95. N. 2. s™*' benze Ster der Aarde geheten, wegens haare glinfterende hoedanigheid. Door uitdamping wordt zy glanziger* Men kan ze niet tot Poeijer wryven, dan in een heete Vyzel , die daar door Yzergraauw wordt. Niemand, die by zyn zinnen is, zal zig inbeelden, dat hier door het Koper in Yzer verandere, Mka 'ke^ ^ Glimmer met halfronde Schubben. tnisphcevi* ca. Men vindt deeze in Finland niet alleen * ronde^ maar 3n vette ^ley by Striegau in Silezie* en in Hoornfchiefer by Giren. Eene Soort, die ten minfte zeer naby aan dezelve komt, valt by Konits in Hongarie en by Altenberg in Saxen. De Kogels zyn dikwils niet grooter dan een Erwt, fomtyds zo groot als een Snap- haan-Kogel , glanzig, gemeeniyk geel, wit, of ook bruingeel, fomtyds graauw of zwart- achtig , of zy fpeelen uit den Zilverkleuriger in een Koperglans, Zy beftaan uit half door- fchynende Schubben , die een hal ven Kogel vormen, welke men als een Paarl kan afboU lieren. Geen andere Soort heeft men, in dit Geflagt , van ee&e zo bepaalde figuur, (9) Glim*. (&) Mica Squamis hemisphserkis. Sy% Nat. XXI. gfa g. Mica hemisphaerica» Wall, Mvu 125* Syfe. Mm% L T A L K • S T E E N E K, 191 (9) Glimmer met opfiaande> doorgaans drie- II. kantig famenluikende Schubben. A\ yf U Hoorn» In de Mynen van Dalekarlie > als ook by SïüK* Jan George Stad in Saxen , en in 't Silezifch MicaCry* Vorftendom Jauer op glimmerige Schiefer , ftattina. komt deeze voor, die Talkdroes geheten wordt, ly^^ Zy valt fchemerend groen , Goudgeel 9 Zil- verwit of Granaatrood , by Bloksberg , en donkerbruin te Fichtelberg in Bohemen. De Blaadjes ftaan o verend , en loopen zo te fa- men , dat zy verfcheiderley figuuren vormen, welke de Kryftallifche naby komen. Meest gelyken zy naar eene driezydige Pieramiede en ïbmtyds naar een Dobbelfteen. De Goud - Granaaten of zogenaamde Talk' ^Goufc wurfeJs , by Striegau in Silezie , als ook in ten» "J Bohemen voorkomende , (alleen wegens de Kleur dus genaamd 3) flegts Schirlkorrels zyn- de , met Talkblaadjes overgroeid , fchynen hier te behooren. (iq) Glimmer die bogtig gegolfd is > met Goud- X. kleurige Schubben. In Gegolfde* (9) Mica Squamis ere&is pasfim triquetro - conniven- tibus. Syft Nat. XII. Sp. 9» Mica figuri determinat^ 4rufica. Wall. Syfl. Miu* % p. 388. Mica drufica. Cronsx. Min, $. 95. 5. C iq) Mica flexuafo - undulata , fquamis Auricoloribus, Stjft. Nat. XII ♦ Sp. 10. Mica fisfilis Lamellis flu&uanei* fcus. Wall. Sqstt Min. J, p, 387. UI, DfiSL* lil* Siüic 192 Kleijige OF tft In verfcheide Mynen van Dalekarlie , in Swee- jen^ j>omt c]eeze Glimmer voor , die tot de Hoofd- Sphtbaare of Schiefer -Glimmer van den Heer STUK. ■* ^ Glimmer* allerius behoort* Zy is Bladerig ge- lyk de eerfte Soorten , en onderfcheidt zig van de Goud - Talk door de bogtigheid der Plaatjes , waar zy uit beflaat* Eene byfoort daar van , te Fahlun gevonden, heeft de Blaad- jes geheel tegen elkander omgeflagen; gelyk W allerius afbeeldt O). Eene andere y welke zyn Ed. ook daar toe betrekt, met eene platte Oppervlakte , is door de Glimmerige deeltjes , van de Hoornfchiefer en plaatige Potfteen , te onderfcheiden. Andere De kundige Hoogleeraar Gmelin zou , be* Glimmers. haive het Potlood en de Yzer -Glimmer , wel- ke niet alleen door onzen Ridder billyk tot de Mineraalen , maar ook door den Heer W al- lerius tot de Yzer-Ertfen betrokken zyn ; hier nog , als een byzonderfc Soort , t'huis Straaiige. brengen een Straalige Glimmer* in de Tinmy- nen, te Gieren voorkomende , die Goudgeel is of zwart , met de Schubben overlangs fa- mengegroeid, welke mooglyk nader komt aan de Geflreepte van W allerius, dan onze Droezige. Vyfde Soort» Voorts eene Kryftallyne Glim* mer* welke by Sahlberg in S weeden, en taa- melyk overvloedig, zegt zynEd., by Zinn- walde 00 Mica, fisfiiis Lamellis reflexïs* Ibi4% Vki Fig, zfr Talk-Stee ne n, 193 walde en Slackenwalde in Bohemen, gevon- Afbeel. den wordt. Dezelve is Goud- of Zilverkleu- h1vf*d rig: de Blaadjes ftaan overend , of plat, enSTiiK? fomcyds zo regelmaatig , dat zy een zeshoek GHmmr0 of een Bloem voordellen. Waarom deeze Kryftallyn genoemd worde , verftaa ik niet. Anders zou zy misfchien tot onze Negende Soort behooren ; gelyk die Droezige naar een Anjelier gelykende, van Cronstedt. Ein- delyk fpreekt ook zyn Ed. van eene Asbest» Asbest- achtige Talk> welke men te Cofemks, in Sïfe- achtl&e- zie, by enkelde Stukken , in de Kley- Aarde vindt, waar in de Chryfopraas legt. Deeze is geelachtig en komt het Kryt van Km vm Brianfon naby ; 't welk de Heer W alleuius Bil^«n. hier t'huis brengt (c), en oordeelt wel onder- fcheiden te moeten worden van het Spaanfche Kryt, dat tot de Steatieten behoort*. Zy heeft # Zie even zo kleine en digte Blaadjes, maar die bladz.203* overlangs tot breede Draaden famengegroeid zyn; zo dat men den Steen in 't eerfte aan- zien, voor een Asbest zou houden: doch, wanneer men die breede Draaden wyder uit- fpreHen wil , zo ontbinden zy zig niet in klei- ne Draadjes, maar in Bladertjes. In 't Vuur brandt deeze Stöffe geheel wit, en bruifcht, na het branden , fomtyds met zuure Zouten op, (c) Talcum folidum dnrius femipellucidum , piftorium. Cfeta Brianfonia. Syft. Min, I. p# 390. N HL Dmu III. Stok, 194 Kleijige Ó 1? U. op, welke by kans de helft daar van ontbin- AfDREL. der^ Djt 0p|ost)aare gedeelte is niets dan Hoofd- Aarde van Bitter Bronzout. Tot Porfelein Speer- maa^en 38 ZY zeer dienftig* De Speer/leen of fteeu of Svveedfche Wetfteen , die uit fyne Glimmer- Wetftecn' deelt jes met Zand gemengd, beftaat, is hier mede naverwant. T a l c u si, Talk. Onder deeze benaaming komt hier een Ge- flagt van Steenen voor, die in 't Vuur verhar- den, en wier affchraapzel Smeerig is op 't ge- voel. Men noemtze Steenmerg, Rood-Aard, Snekfteen , Potfteen Seipentyn , Graveel- en Hoornfteen , enz. De eigentlyk zogenaamde Talk is tot de Glimmers t'huis gebragt. De zuivere bruifchen mee Zuuren niet op; maar welde genen, die met veel Kalk- Aarde of Yzerdeeltjes zyn gemengd* Deeze laatftea fmelten ligt in 't Vuur, tot een zwarte Glas- achtige en Schuimige Slakke, maar de eerften. wederttaan deeze verandering hardnekkig : ook met Gips en Kalkfteen vermengd, vorderen zy nog een taamelyk geweldig Vuur, eer zy tot Vloeijing komen ; maar met Borax en Loog- zouten fmelten zy gemakkelyk, tot een half doorzigrig gekoleurd Glas , en , mee Kalk -Lever gefmolten 9 gaan zy allen over in een donker zwart Glas. Overvioedigst vindt menze in Vlotbergen, de meefte Soorten cokAderswy- Tj&tk*§TEËNËtt. 195 £e : men vindt eenïgen by Rotfen en gehee!e a tf> Gebergten * of by Nesten en Verdiepingen > iv. famengegroeid. (i) Talk d/V byna Wryfbaar /x, witachtig teeni* i gemaate Schubbig. J^t ga. Om dat deeze Stofte in de Spieeten der Steen- Steen* r , merg» rotfen groeit of gevonden wordt, noemt men- ze Steenmerg. Men vindtze in Switzerland, in Silezie, Dalekarlie en op vericheide plaatfén van Duitfchland; zo wel in Kalk- en Marmer- % als in Zandfteen , Spekfleen en Serpentyn- fleen- Groeven * By Altenberg in Saxen vak serBafalt in, en in deKoefchacht, te Freiberg* gekryftallizeerd Rottekruid. Zy is niet zwaar- ^igtig en dof op de breuk, in de Grond zo week als Kley , maar wordt door 't droogen harder ; ja fommig zo hard , dat menze kan polyften en Werkft ukken daar uit draaijen» Zy is en blyft op 't gevoel fyn en zagt, zon- der eenige Schubbigheid dan op de breuk ; maar eenigszins Vettig en fomtydsafgeeven* de aan de Handen. Houdt men een Stuk, daar van (ij Tatcum fubfriabile , albtcans , fubfquamofum» Sijft» mu XII. Tom UI Gen. 6. Sp. i. Argilla MineralÜ alba. Wall, Sijft. Min. I. p 6i. Marga Argiliacea albida. Sijft. Nat. VIII. p. 204. Medulla Saxomm* Vog. Min. 37. N 2 III. Deel. III. Stuk. i9ö Kleijiob of* II. van, onder Water ; zo blyfthet droog en trekt Afdeel. >er njets van jn# Meest valt zy wit of wkw Hooïd^ achtig , doch fomtyds ook groen , zeel > bruin , Steen- Y00^ cn Vleefchkleurig. Ik hebze uit Saxen , merg* wit, rood en groen. Dikwils komt zy by Tin-Ertfen voor: fomtyds maakt zy de Gang* ftof derzei ven uit. Men vindt 'er, niet ver van Schemnits in Hongarie, ook wel gedeegen Zil- ver in. Hier van fchynt die wonderbaare Sa- xifche Aarde, welke in de Grond wit en week is, maar door de Lugt hard en blaauw wordt, weinig te verfchillen. De Turkfche Aarde zal 'er ook veel naar gelyken (d). Zelfs wil Lin- NiEüs , dat zy enkel door verhardinge uit ge- meene Kley geboren zy. n« (2) Talk die byna wryfbaar is > groen vQP. "alcunt idans. Groene. vltdam. Kleur €n hefmettende. Waarom deeze, door zyn Ed.,tot een by- zondere Soort gemaakt zy , is duifter. Zy is , zegthy, donker groen, beftaande uit onvat- baare deeltjes , van buiten glanzig glad , ge- fchraapt groen af kleurende , en eenig Yzer bevattende. Men vindtze in Duitfchland. Zyn Ed. wil , dat dezelve uit groene Bolus geboren zy. Van dergelyke verharding derzelve, in Zuid- Amerika , is voorheen gewag gemaakt^). (3) Talk Cd) Argilia Li.tliomarga. Zie'tvoorg, Stuk, bladz. 531, C 2) Talcitm fubfriabile viride inquinans. Stjft< Nat* Sp. (e) In 't voorg, II. Stuk s biadz. 580. T A L K • S T E E N E Ni 197 (3) Talk die byna Jplytbaar is9 en rood af II geevende. \ y. HOOFD- T7 r- tt STUK. Van iommigen wordt deeze onder de Yzer- UL Ertfen,van anderen onder de Okers gefchikto RuJ^m Vogel teltze onder de Metallyne Aarden , Rood- doch merkt tevens aan , dat zy van eenen Aardö* Spekfteenigen aart, met Yzerachtige deelen rykelyk voorzien zy. Dacosta befchryft ze onder de Kryten. By den naam van Rood* Aard is zy onder ons algemeen bekend; de Franfchen noemenze Crayon rouge, de Engel- fchen Red ChaJk* dat is Rood Kryr. Wal- leriüs, niettemin, wil, dat de Roode Aar- de van Sinope , door Tournefort befchree- ven , en het Venetiaanfche Roode Kryt , hier van verfchille (ƒ). Men vindt dezelve niet alleen in Dalekar-» lie, dat tot S weeden behoort , maar ook in verfcheide deelen van Duitfchland , in Span- je, Vrankryk en Groot Brittannie. Overvloe- dig komt de Rood -Aarde voor, in de nieuw- lings C 3) Talcum fubfisfile rubrum inquïnans. Sijft. Nat. XIT. Marga Ochracea rubra. Syft. Nat. VIII. 204. Ochra Ferri rubra, Cretacea folida. Wall. SyfU Min. \U p. 260. Rubrica fabrilis. Dale. Pharm9 23. N. 5. Rubrica. Vog. Min. 178. Creta rubra. Da Cost. Fosf. 86. (ƒ) Graphijum rubnim. Creta rubra, Syfe, Min. I. 1?. 33. III. Deel. IÏL Stuk, N 3 ÏJ>8 K L E X J ï GE OF ^fdkïl. lings ont(JeIcte Zuidlanden. Meest valt zy tv,' ' Nierachtig in Kalk- en Zandfteen -Laagcn, stük°.?D' Zy is Steenachtiger dan de Steennier^ en Rood- trekt het Water fterk aan, hoewel zy daar *^ door niet veek wordt; zynde ook Vettig op 't gevoel i in "t Vuur verhardende en donken yer wordende van Kleur* Met Olie wil zy in 't geheel niét mengen ; maar wel met Brandewyn« Zy komt ook ouder de Yzer*Brtfert en by Aders cp zig zelve voor 3 houdende altoos veel Yzer; tot zeventig of tagtig Porden in bet Centner, Voor 't overige fchynt zy uit eene Kleijige zelffiandigheid te beftaan ; alzo de Yzer-K]ey, verhardende 5 tot de zelfde oogmerken diënt. Zeer bekend is 't algemeene gebruik der Rocd Aarde 5 inzonderheid tot Tekenen 3 en vcor "i Werkvolk, In Duitfchlaiid heeft men- ze met den Bloedfteen byna gelyk gefield 9 en inwendig voorgefchreevenin allerley Bloed- ftoriingen en Bloedvloeiingen» Sommigen pryzen het gebruik daar van zeer aan en men verzekert , dat het berugte Poeijer van Dok- tor Lehmann, Lyf-Arts van den Keur- vorst van S^xen , voornaamelyk uk Rooqh Aarde beftond, IV, (4) Talk met de Nagels fchraapbaar^ wit af- Tal mm 7 m. geevende. Ou* A) TaUyr.i yngue raijie, albo ia^iiinasis. Syft M<*k Talk-Steenes 199 Onder deeze algemeene bepaaling en tytel H. hegrypt onze Ridder verfcheiderley Steenfoor 1 V. ten , die door anderen onderfcheiden , ja ze lfs Hn0F»- * STUK. tot byzondere Afdeelingen gebragt worden: smér* gelyk den Vlakfteen of Franfch Kryt, oenEn»^7^ gelfchen Zeepfteen , anders Spaanfch Kryt , den Spekfteen , enz. Wy zullen die élk in 't byzonder befchouwen , na dat, het gene dit flag van Steenen in 't algemeen betreft , is voor- gedragen. Men vindtze by geheele Bergen, Rotfen en Aderen, ook Vlotswyze, by Nesten en Ver- diepingen , in China, [talie, Grasuwbunder-, Wallis en het overige van Swkzerland; in ?t Bayreuthfe , in Silezie , in Engeland , voor- naamelyk in Cornwallis; in Noorwegen en in Sweeden. Somtyds , gelyk by Utzenbach, bekleeden zy de Knlkfpaath - Nieren , in de A- chaat, als een dun Vlies , dat men kan af- fchaaven. Ik heb dit Gelteente ook, in aan» merkelyke dikte, groenachtig, aan Siberilche Asbest* In ?t fchryven geeft het een witte Streep , $n laat zig met een Mes affchraapen ; zyn- XII. Sp. 4, Steatïtes , particulis impalpabilibus , molli- fous , lubricis , inqu&mns, Wall. Sy/t* Min. L $>. 396. Smeftis opacus mollis albicans. Wolt» Mm* 16 Steati- tes9 Lardites, Sme&is , Creta Cimolia. Yog. Min. 100. Argilla ïndurata virescens Morochtos. Da Cost. Fosf. 60 • Creta Brianzonica. Cronst. Min. §. ga, N 4 IIL Deel. III. Stuk, soa K l e i j i öe of IV. Hoojd- STÜK. Jlem, zynde op *t gevoel kouder en vetter , ja ook glanziger, dan de voorgaande Soorten. In 't Vuur wordt het altoos hard , en , heü Vuur regt fterk zynde , dikwils zo hard , dat het aan 't Staalflag vonkt , en een zeer fchoonen Glans door 't polyften aanneemt* Gemeenlyk brandt het witachtig , doch in geflooten Va- ten geelachtig; terwyl de geele Soorten don- ker-rood en bruin worden, en, alsdan geflee» pen, naar een donkere Jaspis gelyken. Het Water trekt het niet in , zynde , in 't alge- meen , niet zo taay als Kley ; maar wel fyn ge- flooten, en met Water tot een Deeg gemaakt, laat het zig op het Rad draaijen. Altoos is, in dit Gelleente, Aarde van Bron- zout, vervat 5 welke men 'er gemakkelyk met Vitrioolzuur kan uithaalen ; maar dikwils is de Vettigheid zo groot, dat men, tot dien einde, eerst hetzelve met Loogzout moet rooften. Met deeze Aarde is de K!ey en de Olieach- tige Stoffe vereenigd, en de Kleuren hebben veelal haare afkomst van Yzerdeeltjes. Wan- neer 'er die overvloedig in zyn , dan bruifcht het fomtyds met Zuuren op. Het dient, tot Poeijer geftooten zynde , tot Vormen en an- dere Vuurvaste Vaten , voornaamelyk met Kley gemengd wordende. Men maakt ook het Poei- jer met Olie gedwee , en gebruikt het , om Spiegels te polyften. I* Talk-Steenes In deeerfte plaats zal ik, in navolging van IL den Ridder, den Spekfteen ,'£)befchryven. Dee- A™*Et* ze, die gemeenlyk Steatites en ook Larditesgz- Hoofd- hecen wordt, of InaElites^ is fomtyds duifter, ^^m(i(ei fomtyds half of aan de kanten eenigszinsdoor» Spekfteen; fchynende. Hy rekt zig, onder alle bekende Lighaamen, door de Warmte het minfte uit, en wederftaat het Vuur hardnekkig; weshal- ve hy tot Ovenfteenen en andere Stukken , die een zeer hevige Hitte moeten uitftaan, zeer dienftig is. Op 't gevoel is hy vetter dan al- le overige Soorten van dit Geflagt, laatende zig draaijen en bearbeiden. Men gebruikt hem tot Sieraaden in de Bouwkonst 3 tot Beelden, Vaten en allerley Snuifteryën. De Chineezen fnyden 'er veeierley grappige Beeldjes van, welken zy zekerlyk in 't Vuur verharden. Ook weeten zy den Spekfteen» zeer aartig en na- tuurlyk, in Leyfteen in te leggen, en dus daar van Schilderytjes te maaken, van Bloemen, Vrugten , Vogels en Infekten , die zig als met het Penfeel gewerkt vertooncn. Hier toe wordt i dezelve zekerlyk , door hun , met Olieverw beftreeken en in 't Vuur doordrongen, ge- bruikt. Dus kunnen ook de donkere meer doorfchynende gemaakt worden. In 't Bay» reuthfe worden, van Spekfteen, niet alleen Snap- Cg) Steatites folidior. Cronst. Min. go. Steatites & Lar-< dites. Wall. Sijft. Min% I. p. 398 , 399. N. 3 , 4. N $ UL Deel, HL Stüüi 202 Kleijige of AvnEEi. Snaphaan - Kogels , maar ook een menigte iv. Knikkers of zogei. oudtyds genaamd Creta Cimolia (/)5Kiyt* is een digte , vafie , min of meer doorfchy- nende Steen, tevens broofch en zo zagc, dat menze gemakkelyk met een Mes fnyden en met de Nagels affchraapen kan ; doch door de Hitte van 't Vuur of door Zonnefchyn wordt hy harder. Op 't gevoel is hy Zeepachtig en glad , en trekt het Water met geruifch in. Op veelerley Stoffen maakt hy , door 't fchryven, witte Streepen r die op 't Glas niet z<*gtbaar zyn, dan wanneer men het met den Adem be- daauwt 5 (0 Talcum folidiim , ferrJpellucidum 3 pi&orium. Creta Brianzonica. Creta Hispanica. Creta Sartoria. Mm. Sp, (k) Zie ?t voorg. Stuk , bladz. 537. (I) Steatites particuüs impalpabilibus , mollis, lubricus, inquinans. Creta Hispanica. Wall» Sijfu Min. I. p* 396. Morochtus t Galaxia Imperati ïf Cap. ó» Stea« fites vera. Da Costa Fosf. p. 36* Ut Deel, IIL Statt, ao4 Kleijige of Asdm. daauwt 5 en zig met Vogtigheid ligt laaten uit- Hoofd- veeSen- De Witte > die in lanSe bukken voor stuk. de Kleedermaakers , om daar mede hun Mo- Spaanfchfe\ te tekenen , gefneeden wordt, is eigent- lyk het Spaanfch Kryt , dat men by Reichen- ftein en op den Uilenberg in Duitfchland,op 't Lands-end in Cornwall , en op verfcheide plaatfen in Italië, omftreeks Florence, vindt. Voorts valt hy ook geel, of geelachtig, groen, rood , zwart en graauw. De gemarmerde wordt, eigentlyk gefproken , Zeepfleen gehe- ten; omdathy, in 't uiterlyke aanzien, veel naar Spaanfche Zeep gelykt. Dendritifch , of met Tekeningen van Boompjes daar in , heb ik zodanigen Zeepfteen uit Silezie. Vlak- Het Kryt van Briangon is de genoegzaam *een' bekende Vlak/leen', dus genaamd, om dac hy dient tot het wegneemen van Smeervlakken ia de Kleederen O). Deeze wordt van den Heer Wallerius onderfcheiden , doordien hy als geftreept is met zeer kleine glimmerige deeltjes. Hy is harder en beftaat als uit Plaat- jes, die men niet gemakkelyk van elkander kan fcheiden. Doorgaans valt hy groenach- tig* (m) Talcum folidum durïns femlpellucidum pi&orium. Creta Brianfonia Wall. Syft. Min. I. p. 390. Creta Hisp. fubviridis Tako fimilis. Mus. Richt. p. 142. Arg. indurata albo - virescens laevis, quae Morochtus antiquo- rum. Hill. Fosf. p. 22. N. 12. Argilla indurata vires- cens JYLorochtos difta, Da Cost. Fosf. p, 60. T A L K - S T E E H E N. 205 tig, en komt dus overvloedig voor by de Stad TI. Briancon, tot Vrankryk behoorende, in Dau- A™VL* phiné , waar van hy ook Franfch Kryt geheten Hoofo- vvordt. Ook wordt hetzelve wit van KleurSTUK* gevonden. (5) Talk, die ondoorfchynend vast en groenach- V. Tala Ollat Potlteen. tig is, met byna Schubbige deeltjes. otlarU. Men noemt deezen Pot- of Kete!fteen> we- gens 't gebruik, van Potten of Ketels daar uit te draaijen; 't welk te St. Come, by Chiaven- na in Italië , gefchiedt , en daar van voert hy ook den naam van Lapis Comenfis^ in 'tlta- liaanfch Pietre di Lavezzi, 't welk Scheüch- zer afleidt van 't Latynfch woord Lebes, een Koperen Ketel (n). Scaliger heeft de ma- nier, door hem afgebeeld, zeer omftandigbe- fchreeven. Deeze Steen komt niet alleen in Italië, maar ook in Graauwbunderland en andere deelen van de Schweits , in Thuringen niet ver V3n Ilmenau, in Zandfteen-Laagen; by Nesten ia de Serpentynfteen - Groeven ; by Aders in Gra* niet- fs) Talcvmt opneum folidum fubvirescens , particuüs fubfquamofis. Syfi. Nat. XII. Steatites opacus particulis Mi- caceis mixtus , folidus &c. Wall. Sijft. Min. I. p. 402, Saxum compofïcum Steatice & Mies, Crohsx, Min* §> 263. (n) Iter Alpin. 11. p, 33, HL Deel» IIL Siusi, 2o). In Switzerland worden die Va- ten byna zo dun uitgewerkt , als van Koper. * Niee- (0) Disf, Ollarès in Finnia rep er tos delineans. Abo» 1756. (JE?J SCHEUCHZ. UtS. ex SCALIGBRO, T alk- Steenes. 207 Niettemin aynze fterk en tegen 't Vuur be- II, ftand. Die Steen is ook zeer goed tot Fonda- Av»**** menten , Muuven, Schoorlteenen en Ovens , Hoofd* kunnende, volgens CronstkdTj met voor- Sp0^^ deel ia de Smelthutten gebruikt worden. De Gildfieiu9 die op den Gothards-Berg, een half Uur van Hospital, in Switzerland breekt, en tot hen maaken van duurzaame Ovens dient 3 fchynt hier te behoorcn (q). (6) Talk die polystbaar is , groenvlakhg , cn- VI. doorfchjnende , met Korrelige deeltjes. Serpent nus. Onder den naam van Serpentyn - Steen , we* tynfteen! gens de Vlakkige gedaante als een Slangen- Huid, is deeze bekend, daar men gemeenlyk Mortiertjes , Kransjes , Kommetjes en ander Vaatwerk van maakt. Men vindt hem Laags- wyze in Schotland , in Dalekarlie, in Siberië, in Silezie , in 't Wurtembergfe , in Saxen op verfcheide plaatfen, maar voornaamelyk by Zö- (q) Vid. Gmel. Natmt - Sijfiem, I. 448. (6) Tcdcum prsepoliendum , viridi -maculatum , opa» cum, particulis granulatis. Syft. Mat. Ollaris folidus vï* rescens maculofus , polituram admittens. Wall. Min, 131. Steatites opacus , particulis diftinguendis , fblidus ; colo- rebus eminentioribus maculofus , durus , polituram ad- mittens. Wall. Sijft. Mm. I. p. 400. Marmaroproferon obfeure virid'e. Da Cost, Fosf. 266. Mar mor Serpensi* imm Zeblitfenfe. Worm. Mus. 43. Mvl. Sax. I. p. 3r. Lapis Serpentinus. Vos. Miu. 103. Marmor virescens mollius &c. Hill. Fosf. p. 485. N. 3. III. Deel. IIL Sxuk, 208 Kleijige of 11. Zöblitz ; waar van hy den naam voert van Afdeel. Zoblitzer Steen. In Opper - Hongarie , in Ti- Hoorn- roj en 'm Italië , komt hy ook overvloedig ST^^.voor, voornaamelyk in 't Groot Hertogdom tijnfteen* Florence, tusfchen Rome en Lorette, en op de Bergen agter Genua, als ook by Suza in Piemont. 't Gebergte , by Impruneta, twee Uuren gaans bezuiden Florence , beftaat ge- heel uit Serpentynfteen 5 aldaar Gabbro genaamd, welke in de Stad veel tot Vloeren en Ornamen- ten gebruikt wordt, Dikwils heeft hy andere Steenfoorten, Glimmer, Asbest , Bafalt, Gra* naaten , GraveeHteen , Potfteen , Spekfteen en Keizeis , binnen zig beflooten. x>!VV„t,t Met veele Verfcheidenheden van Kleuren, Fig. 8 Afchgraauw, zwart, roodachtig, wit en geel, fpeelt deeze Steen , in 't Groene fomtyds Vlak- kig, fomtyds Aders wyze; doch hoofdzaaklyk kan men hem in zodanigen onderfcheiden die weeker zynen die harder zyn, aan 't Staal Vuur geevende, gelyk de Italiaanfche, waar toe de Serpentino antico en Ophites behoorem Deeze zyn tot den Porphierfteen , onder de Rots- fteenen , betrekkelyk. Men vindtze dikwils met Aderen van Kalkfpaach, Marmer ofKalk- fteen, doorweven, alsdan Polzevera genaamd, die in 't Gebied van Genua fterk wordt gebro- ken. Onder de Sweedfche vindt men 'er ook, die byna zo hard als Keyfteen zyn , doch de meeften laaten zig draaijen en bewerken, ja met T AU» S T E E N E N, met een Mes affchraapen,gelykdeSaxifchen; 1L maar deeze worden harder door 't Vuur , A*DV?KK veranderen van Kleur, in wit, eeel of bruin, Hooio- STUK en fmeken door een fterke Hitte. Een Plaat- slrpett^ je van zodanigen uit Saxen, onder de mynen uitgezogt, dat op een donker bruinen Grond wit geaderd is, met ronde zwarte Vlakken, is hier nevens, in Ftg. 8. op Plaat XXVIII, afgebeeld. Gedagte hoedanigheden hebben veele Au- theuren en Konftenaars den Serpentynfleen tot de Marmers doen betrekken; doch hybruifcht geenszins met Zuuren op, ten zy 'er eenige Kalk -Aarde in fchuile. Eigen tlyk beftaat hy uit Aarde van Bitter- of Bron -Zout , vermengd met eene aanmerkelyke veelheid Kley. De zo* genaamde Zwoorden , van eene Kleyachtige zelfftandigheid , die men dikwils aan dit Ge- fleente vindt , bevestigen zulks* Zelden is het geheel vry van Yzerdeelen ; op 't gevoel maatig koud, en niet zeer zwaarwigtïg* De zogenaamde Donder -Beitels , Wiggen ©f Strydbylen der Ouden, zynde van Serpen- tynfteen , die men onder den Grond vindt , doen Wyfeen , dat dezelve al lang bekend ge- weest zy De Groeve by Zöplitz wenk om- trent den jaare 1545 geopend. Men kreeg *er, in 't jaar i577> eeï* Blokuit, van dertig Centenaaren zwaar, het welk gepolyst, ea tot £en gedagtenis aldaar in *t Arfeoaal ge- O plagftst ML Deel. III. Stuk* sio Kleijige of plaatst werdt. In 't jaar itfoo was die Groef 1 V. uitgepuurd : maar federt heeft men verfcheide sTUK?ri> anderen ontdekt en bearbeid , alzo de Vertie- ring der Werkftukken daarvan gemaakt, door geheel Europa, in Saxen groot voordeel geeft. De Werklieden, daaraan arbeidende, behoo- ren tot een byzonder Gild, aan 't welke veele Voorregten , door den Keurvorst , zyn ge- fchonken. Kaïumet- In Kanada komt , boven Quebeck, een Ge- l^^fteente voor, 't welk de Heer Guettard Marbre a Calumet genoemd heeft, om dat de Wilden daar van, of van dergelyke Steenen» hunne Pypen maakten. Dit is doorgaans groenachtig , zagt op 't gevoel en gemakkelyk te bewerken, wordende ook in 't Vuur wit en vallende tevens van geelachtige , bruine of zwartachtige Kleur ; zo dat hetzelve hem toe- fcheen veel overeenkomst met den Serpentyn- fteen of Potfteen te hebben. Hy was wel in Zuuren niet fmeltbaar , doch maakte fomtyds met Sterk Water eenige opbruifching, inzon- derheid de Korst of het Zwoord daar van, 't welk van een Kalkachtigen aart fcheen te zyn. De Stukken , die men 'er van vondt , waren doorgaans niet meer dan een Voet lang entwee Duimen dik (r). C7) Talk (>) Guettard, Mem. de 175a, p. 30O> SttêOftfflO^ *• 301, 533, Quarto. ïalk-Steenen. SU (7) Talk die polystbaar is, groen en eeniger- !ï. maate doorfchynende , met byna Fezelach- ^ffi** tige deeltjes. " VIT. De zogenaamde Graveelfieen of Nierenfieen , Takum in 't Hoogduitfch ook Griesfteen ofSchrokftein^cus. in 't Italiaanfch Oftoda of 'Saatica; in 't Franfchft^vee^ Jade, Sciadre of Pierre Nefiretique , in 't En- gelfch Nephritick Stone genaamd , komt byna over den geheelen Aardbodem voor. Men vindt hem, ten minfte, zo wel in Amerika als in China ; op het Gebergte Caucafus en el- ders in Siberië, Perfie en Turkye ; in Swee» den , Spanje 9 Hongarie , Bohemen en in Sa- xen , alwaar hy by Nesten breekt in de Ser- pentynfteen. In de Karpathifche Bergen valt hy , als ook in Silezie by Reichenftein , alwaar hy Verdiepingen maakt , in welken Amianth en Arfenik-Ertfen breeken en fomtyds treft men kleine Nesten van doorfchynende ofTeer- ling-Spaath daar in aan* By 't breeken fplyt hy in Schieferige ftuk* kenf (7) Talcum prsepoliendum viride fubdiaphanum , par* ttculis fubfibrofis. Syft. Nat. Steatites femipellucidus » part, minoribus , f ^dus, Colore eminentiori viridescens , durus, polituram admittens. Wall, Syft, Min.l.y.Apu Gypflim viride femipellucidum fisfile. Wall. Min. §. 55. Smectis fubd;aphanus % durus viridis» Wolt. Min. 16$ Lapis Nephriticus. Dal. Pkarm. 53, Vos. Min* *p%» o 2 III. Dbsi, III. Sm. MS Kleijice of II. ken, die meer doorfchy tiende zyn dan eenige Afdeel. ^ VOorgaande Soorten , waar in de Chinee- Hoon»- fche uitmunt» Op 't gevoel is hy glad en GravetU ^ettig > eI1 Z0 Wee^ » ^at men 11601 met eeI* fieen. Mes kan affchraapen en zeer gemakkelyk in allerley figuuren fnyden , even als de Spek* fteen. Hy geeft aan 't Staal geen Vuur, maar neemt een Glans aan door 't polyften; waar in de Orientaalfche uitmunt. In 't Water ge- legd , evenwel, wordt hy fomtyds voozer , en in 't Vuur verhardt hy zodanig, dat hy aan 't Staalflag vonke. De Kleur is altoos groenachtig, doch trekt meer of min naar 't witte , naar 't blaauwe , of naar 't geele, of is geheel donker Grasgroen ; gelyk ik daar van een Beker heb. Ook heb ik , behalve de witachtige Chineefche , een wit gewolkte groene uit Turkye en een groenachtige uit Silezie , met Arfenikaale Kies. Op Nieuw Zeeland , in Oostindie , valt hy bleek groen en of niet of half doorfchynende, die van de Inwooners tot Sieraad gedragen , of ook tot Wiggen, Bylen en Meslen, verarbeid wordt. Somtyds komt hy , op een groenen Grond , met witte , geele 5 zwart- of blaauwachtige Vlakken voor. Wryft men hem tot Poeijer , dan wordt hy graauw, en brengt men hem in een fterk Vuur , dan verliest hy , gelyk de Serpentynfteen, zyne Kleur. De Graveelfteen is t'eenemaal fmaakeloos CR Talk-Steenen, 213 en Iaat zig niet ligt ontbinden* Evenwel los- n> fen de meefte Zuuren 'er een groot gedeelte Afdeeu van op : des hy niet tot de Gipfen behoort , Hoofd- tot welken Wallerius hem betrokken %TU^av9ii hadt. Anderen verwarren hem, ten onregte , fum*™ * met de Jaspis of Malachiet. Marcgraaf heeft duidelyk aangetoond, dat 'er Aarde van Bitter -Zout in zy, die met Keizei- of Kley- Aarde is verbonden. Dat hy, bovendien , dik- wils Bergpek bevatte, blykt uit de Stinkende Olie en het Armoniakaale Zout, 't welk Neü- manNj door Deftillatie, daar uit haalde. Dat hy Yzerdeelen in zig heeft, bewyst de bruin geele Kleur , welke hy aanneemt , wanneer 'hy in beflooten Vaten gebrand wordt en de geele Kalk, welke uit zyne oplosfing in Ko- ningswater , by 't inwerpen van een Loog- zout , nedervalt. Dat hy ook niet zonder Koper zy, blykt uit de groene Kleur, welke het Sterk Water d3ar van aanneemt, en het Koper , welk men met Borax of Vloeyfpaath daar uit kan fmelten. Hy is wat minder dan driemaal zo zwaar als Water. De kragten tegen 't Graveel , welken de Oude Geneeskundigen aan deezen Steen toe* fchreeven, zyn, zo wel als die van den Ser* pentynfteen, thans geheel verdweenen. Men kan hem, even als deeze, gemakkelyk bewer- ken, en de Oofterfche Volkeren maaken 'er Schaalen , Bekers , Borstbeeldjes , Hechten O 3 van III. Deru III. Snw, ar4 Kleijige of /ifD£EL.van Mesfen en Dolken, als ook Gevesten Hóórt* van DeSens en Zwaarden, en andere Kleinig- stük. heden , van , of fnyden 'er Figuuren in. De j£™veel 'Igiada der Italiaanen , die men in de Serpen- tynfteen - Groeven aantreft, fchynt niets an- ders te zyn. Ferber zag daar van verfchei- de Stukken, die aan 't eeneend hard, aan 't andere week waren als Spekfteen en de ge. daante hadden van Asbest. Ook fchynt een Soort van Prafer, die men by Eibenftock en Schwartzenberg in Saxen vindt , daar toe te behooren. pekfteen. De 8rove P&fteen van Meisfen , die ik van XXVlll ^riec*erIey Kleuren heb, zou, myns oordeels, fig. 9' hier ook geplaatst kunnen worden. Hy heeft, wel is waar , de gedaante van een Lava of van een uit verfcheide deel en famengegroei- de Steen , doch hem ontbreekt de hardheid der Lava's en der Rotsfteenen. Tot de Veld- Spaath, gelyk de Heer van Born wil, kan men hem ook niet t'huis brengen ; alzo hy zig affchraapen laat , en geen Vuur geeft aan het Staalflag. Veel minder kan men hem betrekken tot die fyne Soort, welke de Moer is van fommige Opaalen , of met reden onder dezelven befchryven. Ik vind by den Heer Walleriüs, zomin als by onzen Ridder, gewag van deezen nieuwlings ontdekten Steen, die van de uiterlyke gedaante zynen naam heeft en voor 't overige zeer veel naar eene La. Talk-Steenen. ai5 Lava gelykt, zynde bruin , geel en roodachtig II. gemarmerd , laatende zig fraay polyften (s ). A\yfu Van een Stuk daar van, 't welk op de Breuk Hoofd» . 7 r STUK. Hoornlteenachtig ziet , en op de gepolyfte pekjieetu Vlakte vol is van ovaalachtige kleine en groo- te helder bruine Vlakken , op een bleeken Grond, geef ik in Fig. 9, op Plaat XXVIII, de Afbeelding. (8) Talk die Bladerig is, hard en broofch, zter VIII. Deeze Steen , dien men gemeenlyk Hoorn* Schiefer noemt , breekt overvloedig in Swee- den , by Sahlberg , Gürberg , Rètwick ; in Bohemen by Eula , en in de Koninglyk Pruis* fifche Landen , by Giren , Lahne , Mauer , Regensberg en Querbach. Ook vindt men hem in Oostindie , maar dan heeft hy een fterken Glans. Dikwils maakt hy geheele Bergen uit , in de Noorder Landen , doch hy komt menigvuldiger Laagswyze voor, en be- hoort onder de gunftige Bergftoffen, die den Bergwerker goede hope geeven : want hy is {/) Zie, wat de Lava's aangaat, het voorgaande Stuk, bladz* 239, enz. (%) Talcum lamellatum , fragili durum, glaberrimum fubdiaphanum. Syft. Nat, XJI. Talcum part. impalp. Lammis parallelis. Syft. Nat. VIII. Corneus rigidus , •non nitens , apparenter Lamellis parallelis. Corneus fis- füis. Wall. Syft. Min. 1, p. 372. glad, byna doorfchynende. Talcum Lamellare. Plaat ige. zeer O 4 HL Derl. III. STfJïU 2t6 Kleijige of zeer d5kwiIs Metaalhoudende of maakt de iv. Saaibanden der Erts -Aderen uit ; dat is, hy ijk?ÏD" bevindt zïg als een Korst tusfchen Erts en Hoorn- Bergfteen. Men vindt Goud, zeer fchoone die/er. ^ grtfen en Tinzwitter; als ook zagte Ko- per- en Yzer-Ertfen, daarin. Deeze Hoornfteen is Plaatig ; te weeten hy beftaat uit dunne ftyve,broolche, evenwydige Blaadjes , doch laat zig zelden dus fplyten. Die Blaadjes ftaan niet waterpas maar byna Loodregtin \ Gebergte. In 't breekenfpringt hy aan onregelmaatige hoekige ftukken en brokken : doch men kan hem ook in Tafels van aanmerkelyke dikte klooven. Op 't ge* voel is hy vet en glad van Oppervlakte: hy bruifcht met Zuuren niet op en laat 'er zig in geenen deele van ontbinden, voor dat hy met Loogzout geroost worde : maar dan ont- bloot zig de Aluin -Aarde, die een gedeelte der Grondfloffe is van den Steen. In 't Vuur is hy ten uiterfte beflendig, wordende maar harder en broofcher en in Blaadjes aan ftukken fpringende* Hy geeft als dan geen Reuk uit en neemt fomtyds maar een Goudgeelen glans aan , die uit den rooden ziet. Zelden ver- weert hy in de I.ugt en is derhalve voortref- felyk tot Daken , waar toe men hem in Pie- mont gebruikt , kunnende misfchien , niet minder voordeelig , onder Water gebruikt worden. Men vindt hem groenachtig, Berg- groen» Talk-Steenen. 217 groen , Rookgraauw , zwart , bruin , rood *Ap "'BL Vleefchrood, Koperkleurig, Goudgeel en Zil- IV. verachtig wie. De beide laatften ftaan de ver- J^°°*D# weering nog langer tegen dan de anderen O). Moor** De Hoorn fchiefer, welke de Heer Ferber^'^ in Bohemen , met ingefprengden Kalkfteen , by verwisfelende Laagen met zuiveren Kalk- fteen , door de Kley- Schiefer heen loopen- de, waarnam, en voor een loutere verande- ring van deeze laatfte hieldt, fchynt hier niet te behooren. Immers dezelve is , volgens zyn denkbeeld , een famengeftelde Steen- Soort , in welke de Kwarts met Glimmer zo digc is verbonden , dat men met het bloote Oog geen onderfcheid van deelen daar in kan befpeuren. Zy is overlangs Vezelig, blaauw- achtig of donker graauw en houdt wat Yzer. Derzelver hardheid is zo groot , dat het Werkvolk daar van hunne Poch-yzers maakt, om de Ertfen aan ftukken te breeken , of te vermorfelen , en wegens dit alles fchynt de- zelve veeleer tot de Rotsfteenen te behoo- ren. Somtyds breekt zy in Stukken, waar van de Vlakten regelmaatige Vierkanten , met regte of fcheeve Hoeken , zyn* (9) Talk (*) Hier toe fchynt de Steatitss Lameltavis van den Heer Brügmass, te behooren» Litholog% Groningana* O 5 III. Dkel, IIL Stuk, *iS Klèijige op Ailmmu (SO Talk re tyt ™ vast is, Kurftig, zwart f IV. met eene gladde Oppervlakte en wit Hoofd* 0 ■ rjr stuk* Schraapzel. IX. cl™ ™™ Deeze , die men Hoornjieen of Hoorn -Blen* ^Hoorn-flfe, in Sweeden Hornjlag noemt , komt over- en' vloedig in Sweeden , voornaamelyk in Yzer- mynen voor , alwaar zy dikwils den Saaiband uitmaakt, en in Groenfteen , dat een Yzerhou- dende Steen is, welke meest uit den groenen ziet. In Cornwall maakt hy het Dak der Zeep- fieenen uit. De hardheid is verfchillende f doch meestal laat hy zig met den Nagel af* krabben en geeft dan een witachtig fchraap- zei. Ligt is hy en op 't gevoel Vettig, als ware hy met Olie befmeerd. De Kleur is groenachtig of graauwachtig zwart, fomtyds als Hoorn of als een Paardehoef : het geweef- zel gemeenlyk digt , doch fomtyds fynkor- relig. Het Werkvolk noemt alle zodanige Berg- ftoffen Hoornjieen , die zo hard en taay zyn, dat zy naauwlyks raad weeten , om dezelven met hunne Werktuigen aan ftukken te kry- gen: even als men niet in ftaat is om Hoorn af (9) Tatcum folidum Suberofum nigrum , fu perfide atra glabra , tritura albida. SyJL Nat. Corneus niger, foli- dus, durior , attactu lenis ,nirens. Corneus nitens. Wall. Sijfl. Min. I. p. 371. Bolus intluratus particuiis Squamo- fis. Cronst. Min* §. 88. Smeftis durus niger* Carth# Mn. a6« Talk-Steenen, 21» af te byten. Daar onder bevinden zig Rots* ^ffi* fteenen , uit Kwarts, Glimmer en andere IV. ScofFen famengefteld , welke hier niet behoo- SS£FD\ ren. Van veelen worden ook de gemeene Key Hoom* of Vuurfteen en Achaaten tot de Hoornftee- fieen* öen betrokken ( v ) ; dcch de zodanige zyn hier niet bedoeld. Ik zal daar in 't vervolg van fpreeken. (lo) Talk met langwerpige , verhevenronde , X. donkere > Fleefchkleurigefchraapbaare Plaat- Cameus. **** fteen, In de Mynen te Fahlun , en elders , in S weeden, komt deeze voor, die zig ook met den Nagel laat affchraapen. Hy wordt in 't Sweedfch Kalfkidtt geheten, als in Kleur naar Kalfsvleefch gelykende. Hy beftaat uit lang • werpige gewelfde Blaadjes , die ondoorfchy- nend zyn , en gebrand zynde krygt hy een Kleur als de Goud -Glimmer , naar welke hy dan zeer gelykt. Linn/eus wil, dat hy uit verharde broofche Amianth geboren zy. Zou hy ook tot den Spaathigen Hoornfteeü van Wallerius behooren (^)? (ii) Talk (v) Vid, Vog. Min. Syfl. p. 130. (10) Tatcum Laminis oblongis convexis 9 opacis , in* carnatis rafïlibus. Sijfl. Nat. (ur) Corneus facie Spathola ftriata, Corneus Spatho* fus. Wall* fyft'. Min. I. p. 3-^4, III. Deeu III. Stuk. &20 Kleijige of Aiinu Ta1k dk Viezig > bogtig enftyfis. IV. sSjk?D" In Swceden noemt men deezen Skinjlag , om Xi. dat !iy zig Lederachtig vertoont, Hy komt CwfaceZ in de Mynen te Fahlun met Pyriet voor, cn Leder- is doorgaans bruin of donker graauw van Kleur ^een' naar Hoorens of Hoeven van Dieren gely- kende, bedekkende, als een Zwoord of Saai- band, andere Steenen. Hy beftaat uit broofche bogtige op elkander leggende Vliezen. XII. Talk die vast is en beftaat uit verfpreide> Aairachtige Glimmer of Aairenfteen wordt deeze geheten , om dat hy uit deeltjes be* ftaat, naar de baarden van Koorn-Aairen ge- lykende , door den Steen verfpreid , die veel naar den Potfteen zweemt, maar hard is en zig niet laat affchraapen , zegt Linn^eüs. Ik heb zodanigen Steen , die Kwartzig ziet en tot dejaspisfen betrokken wordt ,uitHon- garie. Een dergelyken heb ik uit Sweeden bekomen. V. HOOFD- fii) Taicum Membranaceum flexuofum rigidum. Syfl. Nat. Corneus flsfilis tunicatus. Wall. Stjft. Min. L p. 373- (12) Taicum folidum , particulis Acerofis fparfis rigi- dis. Syft. Nat. Asbeftus Fibris fparfis. Asb. acerofus. Wall* Sij/i. Min. I. p* 413* Lapis acerofus* Voa. Min% Key-SteeneA' i 11. Afdeel, V. Hooid* STUK. V. HOOFDSTUK, Befchryving van de Keizelige St-eenen; tot welken, zo de gemone Keijen en Vuurftee- cen , ah de Egyptilche , de Opaalen, Kat- Oogen, Onyxen of Oogfceenen , Sardonyx:, Chalcedoon , Kornalyn ; de Achaaten , Hoorn- Keijen Jaspisfen, betrokken zyn. Aangezien de Keyfteenen3 naar alle waar- fchynly kheid , uit Kley gebooren zyn (x) , behoorenzy, volgens de Syftematifche Wet- ten, tot deezen Rang* Ik weet wel, dat onze Linnjeus dezelven onder de Zandaartige Steenen plaatst, en ftelt voortgekomen tezyn uit vereenigde Kalk , gelyk hy ze bevoorens ftelde uit Kryt te zyn gefprooten (y): maar dan moefcen zy van hem geplaatst zyn onder de Kalkfteenen , en zyn Ed, hadtze, in die Rang, gevoeglyk op deSpaathen kunnen laa- ten volgen. Waarom zou onder de Mineraa- len zo wel geen trapswyze opvolging plaats hebben, als in de andere Ryken der Natuur? (x) Zie het voorgaande Stuk, bladz. 496 , ea Berk:- Hey, Nat. Wfe. van Holland. II. D. II. Stuk, bladz. 785/ enz. ($) Ep Catce coadunatd. Syfc Nat. XII. E Crett. SyfU Nat. VIII. Zo III. Deeu III. Stuk; 222 Keizelïce o £ ,!- Zodat, hunne Oirfprong zodanig zynde , er Afdeel. *_ . , , j V. geen nader plaats dan deeze kan worden aan* geweezen : terwyl zy dus in 't vervolg komen van Talkige Steenen, die zeer naar dezelven overhellen. Door Keyfteenen verftaan wy hier niet al- le degenen, welke gemeenlyk Keizeis o£ Kei- jen genoemd worden; zo in de hooge gedeel- ten van ons Land, als in het binnenfte van Duitfchland , in de diepte der Zee , in de Valeijen der hoogfte Bergen, ja in de afge- legenfte deelen des Aardbodems ; by geheele Banken voorkomende in het Zand. Niet alle de genen , die door de Rivieren allengs naar de Zee en in dezelve afgevoerd ; of ook uit derzelver boezem aan onzen Stranden opge- fmeeten worden. Niet alle de genen, waar mede onze Straaten en Wegen geplaveid zyn ; de Dy ken befchut tegen het geweld der Baa- ren en fommige Zeehoofden opgeftapeld. On- der alle deezen , van de kleinte van Hagel af, tot de grootte van Molenfteenen , komen, behalve de eigentlyke Keyfteenen , ook Kei- zeis voor die volmaakt Marmer, Arduin of Leyfteen, die Kalk- of Zandfteen, gebakken Steen; ja zeer veelen, die louter famengeftel- de of Rotsfleenen zyn. Alle de zodanigen moeten wy hier volftrekt buiten fluiten en be- trekken ter plaatfe daar zy behooren. Gcdagten Dat men de eigentlyke Keyfteenen zo dik- over den ° J * K E Y • S T E E N E N. sk$ wils vindt in de Spieeten der Krytbergen , Ar^Eh heeft fommige Autheuren doen onderftellen , v. dat zy van eene Kalkaartige natuur waren. S^F,>% Anderen verzekerden , dat zy door de Lugt tot Kalk wierden of door Vuur tot Kalk gebrand konden worden ; 't welk echter op de voornaamften , de Fuurfieenen naa« melyk , geen proef houdt ; zo de Heer Wallerius onder vondc ; die thans zyn Gevoelen 3 noopens den Oirfprong deezerStee- nen , met kragt van redenen zoekt te ftaaven. In de eerfte plaats fcelt zyn Ed. vast, dac Uiteen de Keyfteenen uit een vloeibaare Stoffie gefproo stoffeT^ ten zyn. Tot bevestiging hier van brengt zyn Ed. niet alleen de Verfteende Zeefchepzelen by 5 die fomtyds in dezelven gevonden zyn ; maar ook andere dingen uit het Dieren- en Planten «Ryk; waar by men zou kunnen voe- gen dat Rood Koraal in een volmaakte Vuur- fteen, uit myne Verzameling, bevoorens in Afbeelding gebragt (z): maar, aan den eenen kant zyn de Verfteende Zaaken in Keyfteen* op ver naa , zo gemeen niet als in Kalk- en Zandfteen > of ook in Ley. Veeleer zou ik het befluiten uit de natuur zelf der Verftee- ningen , gelyk ten opzigt van de Houten , die veelal in Achaatof Vuurfteen zyn veranderd, dat (*) Zie >t III. D. t Stuk, deezer Nat. Hiftorie ,PJf XI. Fig* 6 , bladz, 531* UI. Deel. III. Stw^ 224 K E I Z E L I G E O F ïïs dat aan eene opvulling der vooze zelfftandig- V. 1 heid door een Keywordend Vogt fchynt toe sruK?FD" te fchryven. Evenwel zal dit geen enkel hel- der Vogt zyn geweest , maar een Vogt met een aanmerkelyke veelheid Kleijige deelen bezwangerd. Die kie- Ook ^egxypt zYn Ed- noodzaaklykheid verig of h;er van met in de tweede plaats te onder- is'; ftellen ; dat deeze vloeibaare Stoffe kleverig of lymerig moet geweest en allengs Lymeriger geworden zyn. Hier toe brengt hy het ge* tuigenis by van Gassendi, door wienwaar- genomen was, dat de Keyfteenen in 't Water uit eene Lilachtige, weeke, handelbaare Stof- fe , voortkwamen. Veel nader hadt zyn Ed. zulks kunnen bevestigen door de Waarnee- iningen van Tournefort in Provence en van Bertrand in 't Kanton Bern, die in Beeken ronde fnybaare Klonten vonden ; wel- ke in de Lugt verhardden tot Keyfteenen. Maar, hierdoor (loot hy zyn eigen denkbeeld om verre. Het moet als dan een foort van Deeg zyn, aanmerkelyk overeenkomende met het gene daar men Porfelein van bakt : welks vorming uit Kley de geboorte der Keizelen veel opheldert (V). Zulk een LymerigeStof- fe, nu, meende hy beweezen te hebben, dat in Zie dien aangaande het voorgaande II, Stuk , bladz, $o4i enz. Key*Steenen. inde Kiev met ware: haare Kleverigheid zou II. alleenlyk van de aantrekking der deeltjes ten y. opzigt van 't Water, afhangen: doch onge- D- lukkig voor zyn Ed is die Lymerige Vettig, heid, welke de Kley toe Kley maakt, al te dui- delyk kenbaar en te klaar voor Oogen ge- bragt (b). Nu verder zal de Fleer Walleriüs be- Niet van wyzen, dat het een ontbonden Kalkachtige Stof- Kalkach- fe is, waar uit de Kevfteenen hunnen Oir-[^aU fprong hebben. Hier voor heeft hy agt rede- nen. Daar is, zegt hy, geen andere Aarde bekend , die door fmelting in Water tot een Lymerigen ftaat gebragt kan worden. Van de Kley is dit ten minfte ook zeker; hoe zee. 529. P 2 ÏIL Dkbi» III. Stuk, 228 Kbizelige of TI. Soort van Keizeis , die zwaare S^nen on- Afdeel. ^ deezen naam uit Noorwegen gebragt wor- *tuk?FD" ^ende en onze Straat Kei jen , waar onder zeer veeie Graniet- en Rotsfteenen zyn: van dee- ze is het zeer waarfchynlyk, dat zyuit brok- ken van Rotfen en Gebe g en, door onder- linge fchtmring in 't Water afgefleeten 5 en meer of min rond gemaakt 3 zyn voortgeko- men. Dat Bergen en Rotfen op die wyze nu en dan vergruizen, is uit de Gefchiede- nisfen. bekend, 't Gebeurt of zonder blyk- baare oirzaak, of door Aardbee vingen, of door Overftroomingen. Geweldige uitbarftingen van Vuur , in fommige deelen des Aardbo- dems, kunnen zulks ook veroirzaakt hebben: gelyk men nog dagelyks , nu en dan , Rot- fen, door middel van Buskruid, aan ftukken doet fpring^n. Hoe men dit van ouds uit- gevoerd hebbe is duifter : daar Job reeds van den Menfche getuigt : ky legt zyn hand aan de Keyachtige Rotfe: ky keert de Bergen van den Wortel om (d). Van den Almagtigen wordt gezegd : Zyne grimmigheid is uitgeftort ah Vuur en de Rotsfteenen worden van-Hem nrmcr^eld sé)9 Dat zulks even zo wel gefchieden kan door eene zwaare Koude en hevige Vorst , op hoo- ge Ysbergen en in de koude deelen des Aard- bo- Cd) Job Kap. XXVIII. vs. 9, O) Nahum I. vs. 6. Key-Steenen. 229 bodems, is aan den Heer Ellis gebleeken , )i toen hy de Noorde!yke deelen van de Hud- A™ElL- fons - Baay , nu tusfchen de dertig en veertig Ja?rs^°FD" geleeden, bezogt; vindende aldaar, op fom- mige plaatfcn, niet dan blyken van een yze- lyke verwoefcing. De toppen der Bergen zyn op het Marmer - Eilan d , dat een Rots is van wit Marmer , tegen over den ingang der Baay , op een verbaazende wyze, waar- fchynlyk door 't indringende Water en den fterken Vorst, die aldaar het grootfte deel des jaars regeert , gefcheurd en verbryzeld (f). Dergelyke woestheid wordt men op Terra del Fuego , aan 't Zuid end van Zuid -Ame- rika, gewaar» Dit ftrekt tot een genoegzaam bewys der verbryzeling van Steen rotfen door Natimrly- keoirzaaken; en dat die brokken, door Over- ftroovningen of Afftroomingen , van de Bét* gen in de Laagte gevoerd zyn; gelykdè klei- nere door de Rivieren nog heden afgevoerd worden , is niet minder zeker. In de Valei- Jen van Switzerland vindt men daar van veeie blyken , aan brokken Kwarts en Kryftal. Zo hier eïgentlfkfe Keyfteenen, uit Kley- Klon- ten geboren, by gekomen zyn: dan heeft men genoegzaamen grond om de Vorming der ver- OO Tegsnw. Staat van Amerika * III. Dsel* bïxdz* 594 * enz. P 3 III. Deel, III. Stqk. 23^ Keizelige of n. vermengde Keizelen , boven gemeld > in 9t Mmmu Daglicht te ftelJen- Hoofd- ^lle Keyfteeneo , eigentlyk zogenaamd 3 zyn Eigen- °P 'c Gevoel zeer koud, veelal van bui ten met fchappen. een ruuwe Schors bekleed , van binnen zeer gelyk van zelfftandigheid, doorgaans glad op de breuk, maar in Schilferige brokken fprin- gcnde, wanneer menze aan (tukken flaat.Geen deeltjes zyn daar in, wanneer de Keizei zuiver is, gemakkelyk te onderlcheiden. Zodanige Keyfteenen zyn ook zeer hard en vonken fterk aan het Staalflag : terwyl andere weekere en onzuivere minder of in 't geheel geen Vuur geeven. Uitgenomen de fterk Yzerhoudende Jaspis vloeit geen Keyfteen , zonder by voeg- sel , in *t gewoone Vuur ; hoewel zy allen, door dikwils gloeijen en in 't Water blusfchen , zo week worden , dat men ze in een Glazen Mortier fyn wryven kan : maar met een vast Loogzout, Giauberfch Wonder -Zout, Salpe- ter, Borax of Lood -Kalk, fmelten zy tot een doorfchynend, duurzaam, Glas. In ditopzigt hebben zy veel overeenkomst met Kwarts en Zand, Ook zyn 'er onder, die zo Kwarts3ch- tig voorkomen en van eene zo hoekige of kan- tige gedaante , dat menze vaftelyk onderfcel- le«s moet van brokken Kwarts of Kryftal, door voortrolling en afflyting, te zyn gefprooten. Dit heeft inzonderheid in de Oostindifche of Ceylonfche Keizeis * als ook in de Schotfche en Key-Steenen. 231 en anderen plaats, die deswegen Kwarts -Kei- li. zeis genoemd worden, en byna of geheel deAFDyRL4 natuur hebben van Kwarts. Hoofd- _ , , STUK. De zodamgen zyn nogthans ver de gemeen- Mineraa- ften niet, en dit maakt ook, dat men in Key-.,on daar in fteenen zeldzaam Mineraalen aantreft* Men vindt, evenwel, in Veld -Keizeis gedeegen en vermomd Goud , Goudkies , gedeegen Zil- ver, Zilver Glas -Erts , Roodgulden, Lood- glans, Koper -Erts, Cinaber , Bismuth , Ko- balt en Bruinfteen. In Jaspis komen Goud- en Zilver -Ertfen , Loodglans en gedeegen Koper voor; in Achaat Koper -Kies by Dog» maska in 't Bannaatvan Temeswar;in Hoorn- fteen by St. Jan George Stad gedeegen Z\h ver. Blaauwachtige Chalcedoon s die ook tot de Keizeis behoort, valt op zwarten Glas- kop by Bosnik in Neder -Hongarie .en üpaalen vindt men, by Freiberg in Saxen, met Vaal- Erts en Loodglans. De verfcheidenheid van Kleuren , in de Gebruik. Keyfteenen , is ongemeen groot en hangt ze-xxtx. Jcerlyk af van de hoedanigheid der Kleijige Stoffe, uit welke zy gevormd zyn. Die Kleu- ren verliezen zy in een fterk Vuur en wor- den tevens een weinig zwaarder. Van uitmun- tende fchoonheid zyn fommige Keyfteenen , die men in de Rhyn by Bazel vindt, en , dewyl deeze , doorgezaagd , zig fraay laaten polysten; zo worden daar van fierlyke Plaa- P 4 ten IIL Deel* Stuk, tt^S K E I Z E L I C E O V' ten tot Tabaks" en Snuifdoozen en andere KooVd TSnuifte,yëD vervaardigd , die de fchoonfce stok. Ja^P'sfen en Achaaten tarten. Van zodanig een Plaat, uit myne Verzameling, die fchoon Wolkachtig gemarmerd is, uit den Afchgraau. wen bleekrood, geef ik hier, in Fig i 0p Plaat XXTX, de Afbeelding Van deeze, ook tot de Keizeis behoorende, maakt men' als bekend is, zo wel als van de Egyptifche bruine Keijen , buitendien Rottingknoppen , Degen -Gevesten, Horlogie- Kasjes ; ja door famenftelling Kistjes en andere Zaaken, die ongemeen fraay zyn. Men heeft zodanige Keizeis, om die reden, half - Edelfteenen ge- noemd, en de Orienfcalfcbe zyn oudtyds on- der de Edele Steeuen geteld geweest. De flégtf- fte Soorten gebruikt men tot Vuur flaan , zo wel in 't dagelyks gebruik, als op 't Schietge- weer. Tot Glas maaken zyn' de zwarten -best , die witachtig branden , geevende een fchoon Kryftailyn Glas , dat zuiverer is dan dat van Zand en zwaarder , zo dat hetzelve best dient tot Optifche en Spiegelglazen. Smelt men twee deelen daar van met één deel Menie en even zo veel Salpeter, dan krygtmeneen groenachtig Glas , 't welk de Straalen nog fterker breekt dan het Engelfche Vuurfteen- Glas. Men kan de genen, die zuiver zyn, wanneer menze gebrand , geftampt en door- gezift heeft, met Kley- Aarde gemengd zyn- de, K e y • Steenen. 233 de, tot het maaken van Smeltkroezen, Kom» >L' men, Kapellen, die zeer beftendig in 't Vuur v.E " zyn, gebruiken. Eenige Soorten, die Aders-STy^FD" wyze breeken , dienen ook tot Molenftee- nen. De Keyfteenen , in 't algemeen gefproken , Legging, komen verfpreid voor , in rondachtige Stuk- ken , zittende of in andere Steenen vast, of los kggende op Velden , in en buiten 't Wa- ter , doorgaans in 't Zand , doch ook in de Afch van Vuurbraakende Bergen. Dit is toe* pasfelyk op de negen eerfte Poorten van Lin- NiEUS, hoewel men eenigen derzelven by A* deren , Laagen en Nesten , in het Gebergte vindt. Dus komen ook de Óverige Soorten, welken zyn Ed. Rupefires getyteld hadt, niet altoos Aaers- of Vlotswyze voor, en nog min- der maaken zy altyd Roti en of Bergen uit, In het Wurtembergfe vindt men de Achaaten los op de Velden, zo wel als in hetTweebrugfe, of by Oberftein en in andere deelen van Duitich- land: in Saxen , Silezie , Hongarie, Turkye en Italië, byna altoos by enkelde Bonken en Schyven,of Nier- enNestvvyze. De Veld-Kei» zeis, ook, vindt men, menigmaal, by Brok- ken en Nieren. Zelfs de Jaspis komt fomwy- len by Schyven voor en Ferber vnndt een menigte enkelde Stukken daar van, in de bo* venfte Bedding der Kalkbergen ; ja in de As- fche en Lava omftreeks Brescia, in het Ge- P 5 bied ïlh Dekl. III. Stuk, KEIZELI GE ÓF il bied van Verona en Vicenza, als ook in For- Afdeel. fe]ein k Aarde ^ ^ CoLLINI Hoofd- VOndt een menigte zulker Keizelen , op de Velden en Bergen, in de Paltz, als mede aan den Rhyn en Neckar , los verfpreid. Aan- zienlyke Beddingen zyn 'er van , in de niet ver van Zee gelegen Landen , of aan Rivie- ren; gelyk 'er zodanigen in ons Land voor- komen, en in Engeland. Parys is als op zulk eene Bedding gebouwd, op fommige plaatfen by de twintig Voeten dik, langs de vSeine zig uitftrekkende tot aan Rouaan en Havie deGra- ce en van aanmerkelyke breedte zynde (g*). Ik gaa nu over tot de byzondere befchry- vingj volgens de fchikking van den Ridder, die 'er, als gezegd is, twee Afdeelingen vau maakt, als I. Verfpreide Keyfteenen. j (i) Keyfieen , die verfpreid is , met eene Kry- Silex Cre. tige Schors , de brokken glad en ondoorfchy- taceus* . Veld- tiende* Dit Keizei, (g) Mem. de PAcad. R. des Sciences , de 1753. p. 119. O&avo. fi) Silex vagus , Cortice Cretaceo , fragmentis opacis tevibus. Syfu Nat. XII. Tom. III. Gen. 11. Sp. 1. Siiex Cretaceus vagus. Syfl. Nat. VIIL Silex commu- nis Pyrotnachus. Cronst. Min. §. 62- SiJex opacusfrac- tura nitens , Cretaceus durusi Wall. Syfl. Min. \. p. 275. Corneus Lapis opacus, rudis, colore ingrato. Wolt. Min. 14. Corneus Sclopetarius. Vog. Min. 130. Pyro- machus f. Silex Igniarius. Baum. Min. I. p, s54' Key-Steenen. *35 Dit is de gemeene Key~ of Vuurfleen^ in 't II. Hoogduitfch Feuerfiein of Flintenflein , in En- Afd£eu gelaud Plint) in Sweeden Flinta , in'tFranfeh Hoofd» Pierre a Fufil* Pierre a Feu> en Meiiliére ge- n als ook myne Afbeelding, aldaar, PI, XII* Ft§, 3. UI. Deel. III. Stuk. 238 Keizelige of M fI- fommigen maakt men ook Glas, en wanneer V. zy zeer groot vallen , gelyk in Vrankryk, op $^°k°.FD" eenigeplaatfen, Bouw- en Molenfteenen. Keizcl- Hier toe behooren de grove of gemeene Kei- £eenen. zejfleenen^ die men ook wel Kittelfleenen noemt en Zand -Keitjes , om dat zy byna altoos in 't Zand gevonden worden* Dit zyn de Pebbks of Pebbleftones der Engelfchen en de Cailloux der Franfchen. Van de Engelfchen telt de Heer Hi ll elf Soorten of Verfcheidenheden naar de Kleur: ï. Rood en wit van buiten met een geele Kern : 2. Zwart en wit , vgn binnen bruin: 3. Bruin en wit: 4. Blaauw en rood , van binnen graauw : 5. Wit gerokt , van binnen rood, wit en bruin: 6. Blaauw en wit, van binnen blaauwachtig : 7. Paarfch , van binnen Vleefchkleurig : 8. Zwart en wit, van binnen zwart : 9. Groen en wit, vanbinnen graauw: 10. Veelkleurig: ir. Bruin en geel* Deeerfte, vyfde, zevende en laatfte, kwa- men op de Heide van Hampftead: de agtfte en tiende in Leiceftershire; de derde en zes- de in Hertfordshire : de tweede by Kenfing- ton; de vierde by Windfor voor. Allen had- den zy een meer of min langwerpige rondach- tige figuur, behalven de vyfde, die ongelyke Klompen maakte (£). Niet minder verande- ring van Kleuren vindt men in de Keizeis on- zer Key-Steenen. 239 zer Zandgronden, onzer Rivieren en Stran- , !!# den (/> Ook komen 'eronder dezelven voor* AFD^ti die met witte of geele Kwarts- Aderen door- Hoon* reegen , en voor 't overige als Zandfteenig STÜK* gekorreld zyn , dus misfchien tot de eerfte Soort van den Heer Wallek ius behoo- rende (jn%). Deeze Keizeis zyn zo hard niet als de Vuur- fteenen, doch vonken niettemin aan 't Staal- flag en zy vallen grover , zynde fomtyds als van kantige figuur en ook wel met een Gat doorboord (n) , dat van toevalligheden in der- zelver vorming kan afhangen* Men vindtze fomwylen met een Steenige Stoffe famenge- groeid tot groote Bonken , die men dan me- de telt onder de Poddingfteenen , welken on- ze Ridder op 't end der Rotsfteenen geplaatst heeft. Veelal worden zy tot Ballast der Sche- pen, of ook tot beftraating en zelfs in de Glasmaakeryën gebezigd. (2) Keyfteen , die verfprehl :s, met een glad* ^ IL de romachus* (0 Zie Berkhey Nau Hifi. van Holland. IJ. D. IL fteg£UÏ> Stuk , bladz, 801 , enz, (m) Silex Granularis* Caillou opaque granuleux. Syft. Min. I. p. 272. 00 In Sweeden noemt men de zulken Koefteemn , waar van Wallerius een Soort maakt , zie het voorg. Stuk , bladz. 198. (2) Silex vagus Cortice glabro, Fragmentis diaphanis glaberrimis. Syft. Nat. X 1 1. Sp. 2. Silex Igniarius fer#- ïellucidus flavescens. Wall, Syft. Min. 1. p. 275- IIL fièutt IIL Stuk» 240 Keizelige of H- de Schors , de Brokken doorfchwonde en Afdeel. m V . uit er ma at e glad. HOOFD- *™Fuur* InVrankrykis deeze zeer gemeen , in Swee- Jleenm. den zeldzaam, en wordt aldaar Spaanfche Key genoemd, volgens den Ridder , die aanmerkt, dat hy van de voorgaande veiTchüle , door- dien de brokken minder broofch zyn, Hoorn- achtig doorfchynende en zo glad als waren zy met Olie beftreeken. In gebruik , zegt zyn Ed. , is hy beter voor Snaphaanen en duur- zaamer dan de andere , en hierom te onder- fcheiden. De Heer Wallerius telt hem als eene Verfcheidenheid van de Vuurfteenen, half doorfchynende, en geelachtig van Kleur, zynde de hardde onder dezelven , komende ook in Duitfchland voor. Hier toe zullen buiten twyfel de gewoone Vuurfteenen, wel- ken men zo om Vuur in Tontel te flaari , als tot Schietgeweer te gebruiken, verkoopt, be- hooren en door den Ridder in *t byzonder be- doeld zyn geweest. Hier toe zouden ook de doorfchynende of zogenaamde Kwarts- Keizeis te betrekken zyn; maar, dewyl derzelver zelfftandigheid zuive- re Kwarts is, heeft onze Ridder die gefchikt op 't end van zyn Geflagt der Kwartfen. Ik zal echter , om dat zy gemeenlyk onder de Keizeis geteld worden , aan dezelven hier plaats geeven en maaken daar van een nieuwe Soort* Key-Steenen* Soort. Want zekerlyk verdienen zy dit , zo II. wel als de Marmer - Keizeis die volgen. Aïdeel, Hoofd* (3) Keyfteen , die verfpreid is 5 geen Schor ssr{3K- hebbende , met geheel doorfchynende Brok" silex fcef7ê Quartzo- füS4 Onder de Keizeis komen zodanigen voor,^^5* Men vindtze niet alleen in het hooge gedeel- te onzer Provinciën , gelyk in Gelderland by Amesfoort en Zutphen,in Engeland en Schot- land, in Italië, onder de Lava der Vuurbraa* kende Bergen ; maar wel inzonderheid in A- nierika en Oostindie. Doorgaans zynze van eene byna regelmaatig Eyvormige geftalte ; dikwils ongeregeld rondachtigen fomtydshoe* kig, ja zodanig, dat men haare afkomst klaar ontdekken kan 9 van brokjes Kwarts te zyn. Ik heb onder de Ceylonfche zodanigen van een halve Pink lang, die nog de figuur van een brok Kryftal aanwyzen. Onder de Amesfoortfe of Gelderfe zelf, zo wel als on- der die van Briftol, komen 'er voor, die niet dan in Glans en hardheid voor Diamanten zwichten : weshalve zy ook den naam voeren van Amesfoortfe of Briftol fe Diamanton (0). Dér- ge- (3) Silex vagus, Cortice nullo, Fragmentis pellucidis. liihi. Quartzum vagum rotundatum, Cortice glaberrimo p}tido. Stjft. Nat. XII. Tom. lil. Gen. 10. Sp, g. Sili- ces Quartzofi. Vog. Min. 125. (0) Zfe !t voorg ïh Stuk, biadz. 468. IIL Deel, III. Stuk» 342 Keizelige of A ïl- gelyke doorfchvnende Keizeis heb ik van Oos* Afdeel. d j V terhout by Breda. Of die Engelfche, welken stuk!FD" Lister in Afbeelding heeft gebragt , hier Kwarts-toe behooren , is twyfelachtig (j>). Ik bezit Keizek >er ujt Schotland , van grootte als ;een Hazel- noot , die ten deele fraay gemarmerd zyn. Hier toe behooren de zogenaamde Zwaluwenfteemn , welken men fomtydsin de Nellen van dat Ge- vogelte aantreft, dikwils niet grooter danLyn- zaad zynde Qq)i wanneerze, naamelykKwarts- achtig en doorfchynende voorkomen. Ook kan men die Keizeltjes , by Vicenza in deHeu* veis van Vulkanifche Asfche , federt eenige Jaaren , gevonden , hier t'huis brengen. De Rivier Naxera, in Spanje, die in de Ebro valt, is vol van kleine Zandfteentjes en witte Kwarts als Amandelen; waar onder gemengd zyn van roode Kleur (r). Ceylon- Sommigen van deeze Steenen zyn zo helder fche' doorfchynende, dat zy te Napels gefleepen , Het Cnj/lalli queedam t five Ediïnitce pettucidi Anglica- ui ex Silicum genere , vel Sphserici, vel ad dimidiatam Sphseram quodammodo accedentes. Synops. Conchylio* mm 1685. Tab N. 106. (q) Het zelfde , bladz. i?g. Cfalidonii Minerale ƒ. \V all, Syft. Min. I. p. 301. Sommigen honden die ook voor Verfteende Vifcbtandjes : zie 't I Stuk, bladz. 261. Het eene kan zo wel als 't andere plaats hebben. En dan zouden deeze laatften Chelidonii Animales zyn: zie Wall. Sijft. Min. II. p. 5,8 (r) Travels through bjpain^ Lond, 1780. p. 397, Key-Steenen. 243 en voor Edele Steenen gedragen worden (s). li Het zelfde heeft omtrent de gedane Engel- Af»EE£- fche en Schotfche plaats. Ik heb valfche Dia- Hoofd- . , STUK. wanten uit Oostindie gekreegen , waar van ^wartSm eenigen ook daar toe behooren. Doch inzon- Keiuh derhoid munten daar omtrent de Ceylonfche uit. Van dat Eiland heb ik niet alleen een menigte zeer kleine Keytjes, waaronder, be- halve de onkleurige, van Robyn-, Smaragd, Saphier, Topaas en Chryfolieth- kleur zyn, en fommigen van eene hoekige of Kryftalach* tige figuur: maar ook grootere, inzonderheid die men Rook -Topaazen noemt. Ik heb een doorgezaagde Kwarts -Key van dien aart, mee een weerfchyn van de heerlykfte Paauwen* ftaart- Kleuren inwendig. Ik heb de Stukken van een andere , diezig heeft laaten klooven, mee evenwydige gladde Vlakten, zeer effen en glanzig : terwyl de aan 't end afgefprongen brokjes Glas fnyden als een Diamant. Hier uit blykt , waarom de zodanigen onechte Ede- le Steenen genoemd worden. (4) Keyfteen, die verfpreid is P met een har- jye de Silex Mar- moreus» (s) FerbEr Briefe ans Watfchlnnd. p. 173. Keizoi» C4) Silex vagus , Cortice Marmoreo duro , Fragmen- tis fubdiaphanis canescentibus. Syft. Nat, XI L Sp. 3. Silex cinereus. Tt. IVestgoth. p. 73, Silex femipellucidus cinereus. Wall. Syft. Min. 1. p. 277, Q2 llh Deel- III. Stuk. 244 Keizelige of Afdeel. ^e Marmerachtige Schors , de Brokken v. byna doorfchynende , grysuchtig. Fooid- * Mmfcer- Deeze te Mosfeberg in Westgothland voor- Keizei. komende, hadt de gedaante der gewoone Kei- zelen, zegt Linn.eus, maar was grooter , half doorfchynende , bleek Afchgraauw, met de Brokken minder Schulpig , meer als die van Kwarts gehoekt , hebbende een harde wit- te, niet Meelige Schors. Zyn Ed merkt aan, dat dezelve uit Krytig Marmer geboren zy. Hy vonkte evenwel aan \ Staalflag. Wy kun- nen hier gevoeglyk die Marmerachtig witte Keizeis betrekken , welke zo dikwils onder de anderen voorkomen, en niettemin van eene Kwartzige natuur zyn. jfm (5) Keyfteen, die verfpreid is , met eene O- wachates kergeele Schors , ondoorzigtig > evenwydig Egypti- bont geflreept. fche. * Gemeenlyk voert deeze den n^am naar de plaats zyner afkomst , wordende Egyptifche Steen, of Egyptifche Keizei geheten. Om wat reden onze Ridder hem Ucemachates geby- naamd Cs) SMex vagus, Cortice Ochraceo, opacus, concen- trico - variegatus. Syft. Nat. X 1 1. Sp. 4. Silex opacus , variegatus, diverfis nitens coloribns , quafi pittus, du- rus. Wall. Sijft, Min. I. p. 276. Achates fuscus Ve- ïiulis nigris & figuris Dendriticis. Cronst. Min. §. 6x. Lapis iEgyptiacus. Vog. Min. 135. K E Y ' S T E E N E N, 245 naamd hebbe , is duifter. Want eene Bloed- TT. kleur 3 welke die benaaming fchync aan tedui- AlF^Lt den, heeft , zo min als de doorichynendheid Hootd- welke de Achaaten geheel of ten deeze tyezh- E^yptifi^Ê ten, daar in plaats. De bepaalin^en, daar van door de voornaamfte Mineralogiften ge- geven, zyn , gelyk min ziet, niet minder ver- ichillende, dan de Steen zelf, doorgeflagen, voorkomt. De Heer Wal lek nis tekent aan, dat 'er in Egypte Verfcheidenf eden van zyn: Vleefchkleurig met Hoornige Adertjes: Geelachtig met dergelyke en Bruin met bleeke Adertjes ; allen aan de Oevers van den i\yl vallende. Zie hier , hoe wy hem gewoonlyk aantreffen. Hy heeft een dikke , Schaalige , doorgaans geelachtig bruine Schors, zonder eenigedoor» fchynendheid,en is op de breuk , die Schulps- vvyze valt , gelyk in de meefte Kcyfteenen , feffen, met verwarde bruine , geele, Vleefch- kleurige en zwarte Golfswyze Vlakken en Streepen , fomtyds met Boomachtige Teke- ningen verfierd. Hy is zo hard als Achaat , en bevat veel Yzer, neemcnde een fchoonen Glans aan door 't polyften ; zo dat van de Plaatjes, daar uit gezaagd, zeer fraaije Doo- zen, tot Snuif- en Rook -Tabak, alsook an- dere Snuifteryen vervaardigd worden. Men wil dat de aartigheid van deezen Steen eerst in den jaare 1714 , door den Reizi- Q 3 gcr III. Dkel. III. Stux. 246 Keizelige of Atom. den ReïzigerPiULLüKAs,in Opper -Egyp- V- te, aan de Oevers van den Nyl, -ontdekt ge- stuk?ÏD" worden zy. Gemeenlyk vindt men hem by Egij^nfche langwerpig rende Stukken, als onze Straat- keijen , ongevaar een Vuist groot , die van buiren de indrukzels hebben van kleinere Steentjes, Zandkorrels en fomtyds van Stroo- Halmen ; waar uit, niet minder dan uit de fi- guur, b^ykhaar is, dat zy te vooren weeke K'ompeh zyn geweest. Somtyds zyn ze van binnen hol en deeze holligheid is, gelyk in de Achaat- Kogels 9 met kleine Kwarts -Kry* ftaUen bek eed. Plaat Het piagt , gelyk de Hooglecraar Vogel f(g]*' zeSt5 een ze1^zaame en duure Meen te zyn; maar voor twee of drie Jaaren werdt een ge- heel Vdt vol daar van, uit deeze Stad, naar Duitfchland gevoerd, en te Oberftein, aan de Grenzen van de Paltz en Tweebrugge, ver- werkt tot gefleepene Plaaten , waar van men de fraaifle Koffertjes en Kistjes, die te beden- ken zyn , farnengefteld , en zo hier als elders wederom te koop geveild heeft. Onder het aan flukken flaan v^n deeze Steenen, is in één derzelven eene Natuurfpeeling voorgekomen , van de aartigfte foort : gelyk dezelve in Fig. 3 , op Plaat XXIX, vertoond wordt. In het bruine, naamelyk , 't welk het binnenfte van deezen Steen beflaat , komt een Af beek ding te voorfchyn , welke men , met eenige toe* Key-Steenek» 247 toegeeflykheid, voor het Borstftuk of Boven- ^iSi*. lyf van een Bisfchop kan houden : terwyl u v- , , J Hoofd* daar onder zig , niet minder duidelyk, de Kop stuk. en Vleugel voordoet van een Pappegaay. Op het daar af gefprongen Stuk, 't welk 'er op fluit , en dat ik ook heb 5 is byna de zelfde Vertooning. (6) Keyfieen , die verfpreid is , met een O- VI. Sitê% kerachtige Schors y byna doorfchynende en Sardus. verward bont. sST*" Men vindt deezen, volgens Lin nje us, op Sardinië en in Oostiadie. Hy gelykt , zegt zyn Ed. , naar den voorgaanden s door eene bruinroode Schors , zo dat het misfchien een loutere Verfcheidenheid zou kunnen zyn: maar de zelfftandigheid is Glasachtig als met ver- warde Melkdraaden, doorfprengd met Bloed» kleurige Stippen en Vlakjes. Door ik weet niet welk eene Overlevering heeft men dit voor 't Bloed van den Martelaar StephAv nus gehouden. Somtyds loopt het roode tot groote Vlakken famen. Eigentlyk is dit een witachtige Kornalyn , mee (6} Silex vagus , Cortice Ochraceo , fubdiaphanus , ïntricato -variegatus. StjJL Nat. XII. Sp. 5. Carneulus albescens punctis rubvis. Stigmites. Wall. Sijft. Min* I. p. 2S6. Gemma divi Stephani. Cronst. Min* §, 60. Q4 III. Deel. III. Stuk. 243 Keizelice of 11 met roode Vlakjes 2 gelyk ik een Bloedrooden AryEEL' Steen , van aanmerkelyke grootte, heb; waar Hootd- jn zjg het gezegde alleenlyk tegen 't Licht ST^umSm openbaart: maar fommigen betrekken Her ook Steen. een voozen Kalkfïeen , die op zyne Opper- vlakte met roode Vlakken is getekend; even of 'er Bloed op gefineerd ware Hy is zeer zwiaf, laat zig polvften, en wordt by ronde Stukken , van verfcheiderley grootte, gevon- den. Men treft hem , by Maslel in Silezie, by Stvelitz in 't Mecklenburgfe, en in ande- re deeten van 'dat Hertogdom ; als ook by Frankfort aan den Oder, voornaamelyk by de Losfowifche Bergen , en op de Velden by het Dorp Wriezig aan. Fi.XXlX- Ruim zo eigen zou men hier kunnen t'huis 4' brengen, die zonderlinge Vertooning opeen doorgezaagde en gefleepene Key uit den Rhyn by Slingen, zes Uuren van Bazel, in Fig. 4, afgebeeld. De Steen heeft een Kalkachtige Schors en is van binnen wit , met Streepen aan den rand , byna evenwydig , die eenigs- zins Afchgraauw zyn. In !t midden vertoonen zig twee Figuuren,dïe men by een Kardinaals- Muts zou kunnen vergelyken ; geelachtig zyn- de met roode Randen of Zoomen , welke uit een menigte Bloedroode Vlakjes beftaan; ge- lyk het geele dus ook zeer fyn is gefHppeld. Op de andere helft, waar de figuuren ondui- delyker zyn , komen deeze Vlakjes en Stip- pen veel blykbaarer voor 't gezigt. (7) Kev-Steenen. 249 {7) Keyfteen , die verfpreid is , door Straal- AH'KEL buiging en Straalbreeking van Kleur ver» V. ander ende, stuk?*0* Volgens het Bericht v3n Plinius waren VIL de Opaalen ten zynen tydein zo veel achting >Opatus. dat men de Smaragden flegts hooier fchatte. 0paal" Men achcteze alleen uit Indie hcrkomftig te zyn, en geloofde, dat haar Glans die van den Karbonkel in fynheid overtrof. Zy fpeel- den met de paarfche Amethyst- en groene Smaragd - Kleur , in eene onverbeeldelyke men- geling. Eenigen vergeleeken derzelver Gloed met de Vlam van brandende Zwavel of Olie, Men vondc 'er, zegt hy, die de grootte had- den van een Hazelnoot. Zodanig was die voor- naame, welke de Raadsheer Nonius bezac, zynde de Paideros der Grieken en de Sange* non der Indiaanen. Behalve deeze, welken hy als de Echte Opaalen fcbynt aan te mer- ken , (7) Silex vagus . refleftione et refraftione varians. S0. Nat. XII. Sp. 6, Achates fere pellucidus ♦ Colores fub reflexione et refraftione varians. Opalus. Wall. Syfl* Min. I. P# 203. *. Oj>al us recept us , albus. Cronst. Min. §. 56. & Opalus Nonnii. Plin. Hifi. Nat. Libr. XXXVII. Cap. 6. p. 736. Hasselq. //. 508. Cronst. Min. 5- 56, 1. Opalus Colore Olivari, re^exione ruber, W all. «Sp. 6» gr# Pfeudo - Opalus. Oculus Cati. Crqtqst, Min. §. 56 , 3. Achates plus minus opacus &c. Wall» Sf>. ad p. 205. Lapis Eiementars. Just. Min. 383. JT Oculus Mundi. Achates Unguium Coiore &c. Walls Sp» 21. p. 296. Q y III. Ceel; III. Stuk. Keizelige of ïi. ken, vielen 'ér in Egypte, Arabie en de flegt- Afdeel. ften in p0Rtus Qf Afie; ^ ^ ^ Q^ Hoofd- iatie en op Cyprus , hebbende wel de aange- Opaat. naame fpeelin8 van den Opaal , maa veel flaauwer en alleenlyk in 'c Koperkleurige en paarfche , zonder groen. Die een roode Wynkleur hadden , werden voor de besten gehouden , en de Echte Opaal verfpreide zyne Kleur naar alle kanten, zelfs met een weer- fchyn op de Vingeren ; terwyl die fchitte- ring en verandering van Kleur geen plaats hadt in de Valfchen , die ten zynen tyde reeds, in Indie , van Glas werden nage- maakt. Hieruit is 't duifter, of Plinius den Witten gekend hebben , die thans gemeenlyk den naam van Opaal voert , wordende ook wel Ekmentfleen genoemd, wegens zyne vee* lerley veranderingen van Kleur. De Italiaa- nen heeten hem Girafok of Scambia en de Duitfchers Weefe\ dat fommigen van 'tGriek- fche woord Paideros , als een beminde Jon- gen , afleiden ; doch mooglyk alleen ziet op de verfcheiderley Kleuren , door welken de Weeskinderen , op veele plaatfen , aan hun Gewaad onderfcheiden worden. Immers het is bekend, dat zekere OoftindiTche Zaaden 3 die zwart en rood zyn 5 alleen om deeze re- den , by ons , den naam voeren van Wees- loontjes (x). Mea (s) Zie Nat. Hifi. II. D. V, Stuk , bl, 437. t Ké y-Steehen. 2JI ~v Men vindt den Opaal tegenwoordig aller- TL fchoonst,eenige Mylen van Eperies, in Op- Ar^Er" per - Hongarie , naar het Karpathifche Ge- Hooit» bergte toe, in eene Heerlykheid Pecklin ge Qpaai naamd , tot welke het Dorp Czernizka be- hoort, waar by eigent ?yk het Opaal- Geberg- te is, Aldaar komen zy, onder by fommigen Bafterd-Opaalenge- HcorD- naatnd, doch door Wallerius mede ge- JÜK' teld onder de Achaaten Ca). Zyn Ed. seeft er een bepaaling van, die zeer onvolkomen is , zeggende , dat deeze Steen min of meer ondoorfchynende zy, de Kleuren of het Licht op verfcheide manieren terugkaatzende. Voorts merkt hy aan , dat dezelve eenige overeen- komst met de Opaalen heeft , maar hier in verfchille , dat hy geen Licht doorlaate ; 't welk de eigentlyke Opaalen al zo weinig doen, en zo hard is als een Keyftef^n ; daar hy aan de Opaalen de hardheid van een Diamant hadt toegefchreeven. Ook zegt hy, dat dezelve veranderlyk is in zyne Kleuren : gelyk L i n- . n^eus ook zegt, dat hy door Terugkaat- zing verandert, fpeelende in 't geele en groe- ne. Cronstedt zegt: hy is donker, en werpt van zyne Vlakte groene en geelachti- ge Straalen te rug. Men vindt hem, voegt hy 'er by, in Siberië. Alle die Autheuren fchynen de regte Kat- Oogen niet gekend , noch derzelven Kenmer- ken of afkomst geweten te hebben. Zy val- len in Oostindie, voornaamelyk op Ceylon, als ook in Perfie, en, zo fommigen willen , ins- (a) Achates plus minus opacus , Colores vel Lucem diverfimode refleftens. Syjk Min. I. p. 295. Sp. 20. KEY-StF. BNEN, insgelyks aan de Rivier der Amazoonen in - Amerika. Doorgaans komen zy los voor , V. zittende zelden in ander Gefteente; maar men s^£oFD~ vindtze gelyk andere Keizeltjes in de Rivie- Kut-Oog, ren of in de Grond, en zy hebben ook de zelfde hardheid t geevenJe aan 't Staalflag Vuur* Zy fchynen uit zeer fyne Vezelige Blaadjes te beftaan , en vertoonen aan de bol- ronde zyde , van binnen , een heldere Streep of Boog , die , naar menze befchouwt of te* gen 't Licht draait , van plaats in de Steen verandert, doch veelal zyne figuur en Kleur behoudt. Van onderen zynze plat afgeflee- pen , op dat die zyde boven zou leggen bly- ven. Wegens die heldere glanzige Streep , welke zig by 't omdraaijen in de Steen beweegt 3 worden zy , als veel naar de Oogen der Kat- ten in 't donker gelykende, Kat- Oogen, in 't Franfch Oeil de Chat of Pier re Chatoyante genoemd , in 9t Hoogduitfch Katzen-Auge. Pliniüs heeft , onder den naam van Aste* ria9 een Steen befchreeven , die de zelfde fchync te zyn geweest. Deeze , naamelyk , hadc een beweeglyken witachtigen Glans , ge- lyk de Staar in 't Oog daar in geflooten5 ea was zeer hard n 't fryd^n. De zeer Steen- ïcundige Heer Brtckm nn houdeze thans voor Veldfpaath , en dit is te waarfchynly- ker, om dat men in Saxen een bleek roodach- R 2 tige III. De*l. III. Stuk, a6o Keizeliöe of Awliu Veldfpaath vindt , die ook , gefleepeö v. zynde , zogenaamde Kat-Oogen uitlevert; stuk!IX>" gelyk ik daar van heb , zo wel als van de A7z/-tfoj.Ceylonfche bruingeele, die de fraaiften zyn, om datzy met een Vuurigen Gloed fpeelen, en van de witachtigen , naar 't groene trek- kende, ook zeer levendig van Glans* Voorts komen 'er zwarte , witte , groenachtige , graau* we, Goudgeeleen van andere Kleuren, voor. Blaauwen vindt men , die Spaathachtig en minder hard zyn dan de roorgemelden. Van de zwarten hadt gedagte Heer 'er één 9 met eenen rood- en blaauwachtigen weer- fchyn. Ik heb 'er ook, die roodachtig zien , met een glans van Geel. Zonne- Zelden vallende Kat-Oogen zeer groot. De fleen. jjeer Bruckmann bezat een donkerbrui- nen , met witgraauwen Glans , byna ander» half Duim in middellyn , en ongevaar een half Duim hoog. Ook hadt hy 'er één gezien, die uit een Vuurige Boog een witachtig geel Licht verfpreidde: zo dat dezelve, door den Verkooper , voor een Karbonkel gehouden werdt. Deeze was ongevaar een Duim lang, drie vierde Duims breed , en zou niet onder de duizend Dukaaten verkogt worden Waarfchynlyk is dit een zogenaamde Zonne- fleen geweest , in 't Franfch Pierre de Sohil ge- (h) Abkandt, von EdelJUinen. 1773, p, 346, Key-Steenen. S6ï genaamd, de Mitrax der Perfiaanen, waarvan II. ^\ F D Ë F l, hem de Naturaliën- Handelaar Danz van Ru- y. dolftadt, één vertoond hadt, de grootte heb- S^J°K0FD" bende van een Boontje , met een geel bruine Zonne* Goudkleurige, fchemerende Glans. Mooglyk ***** is di^t die geweest, welken gezegde Koopman van my hadt ingeruild. Hy eifchte daarvoor» van gezegden Heer Br uckmann, honderd Daalders. Deeze bieldt hem ook voor Veld- fpaath, en merkt aan, dathy, ten opzigc van de zelfftandigheid , best by Goudglimmer of Katten -Goud vcrgeleeken kan worden. Men hadt 'er twee fchoone groote lïukk^n van, in de Keizerlyke Verzameling te Weenen. Hy bezat 'er zelf die in 't Zilverkleurige fpeel- den, en by Potsdam zouden gevonden zyn: waarfchynlyk overeenkomende met die der Saxifche Veldfpaath , voorgemeld (c). Van den regten Zonnefteen heeft de Wel. Ed. Heer Christ* P. Meijer, alhier, een zo grooten, als ik nooit meer heb gezien. Deeze Steenen worden van de Franlchen Avrmturi- Girafol genoemd; terwyl men -verkeerdelyk^^ aan dezelven den naam van Avanturine geeft ,fteeu. die eigentlyk aan den zogenaamden Goudfleen^ een Compofitie van Glas , welke helder bruin- rood is en vol Goudkleurige Stippen , toebe- hoort. (£) Beytrage 17^8. p. 167. R 3 HL Deei* J1L Stuk» 26% Keizelice of li. hoort* Want deeze by toeval uitgevonden Ah>£el. zyncjC) kreeg den naam Avanturinoby delta- Hoofd- üaanen. Naar dien Glasvloed voeren de Stee- STUK. . jtvautu- nen 5 met Goudkleurige Stippen , welke na- ritte. tuurlyk voorkomen , den naam van Avanturi- ties; gelyk men dus by Davila een zeer fchoone Orientaalfche , in een Ring gevat, en een die groen van Grond was , met Goud en Zilverkleurige Stippen, als ook een witkleu- rige Opaal met Zilverachtige Stippen, die hy Argentine tytelt , aangetekend vindt {d). Hy hadt 'er ook zwart van Grond , met Goud- kleurige Stippen. Ik heb thans, zoruuw als gefleepen, Steenen van dien aart, welke uit Spanje afkomftig zyn, bekomen; waar van de één , ovaal , ender plat en boven verheven- rond , anderhalf Duim lang en een Duimbreed, zo zeer naar d^ngemaakten Goudfteen gelykt, dat men hem 'er niet van onderfcheiden kan , dan doordien hy Glas fnydt als een Diamant : 't welk bewyst , dat het geen gegooten Glas en zy. De ander is een bleek roode Keizei- achtige Steen, met Zilverkleurige Stipjes. Wafel - Hier moet ik fpreeken van den Wafch^Opaa!^ 0paa' een nieuwlings ontdekte Steenfoort , welke men , by W aller ius zelfs , niet gemeld vindt. Sommigen noemen hem Harst- of Pek- ft een i doch hy moet zeer wel onderfcheiden wor- (d) Catctleg* raif, Tom. 11. p. 176. K E Y - 15 T J5 E » E N. , 263 worden , van die grove Saxifche 3 hier voor jfj. tot de Talkfoorten betrokken. Hy komt in Af^fl* hardheid en uiterlyk aanzien met de Opaalen Fdofd- overeen, en is half doorfchynende , maar i^afchm heeft geen weerfchyn. De zelfftandigheid ge- OpauL lykt byzonder naar Harsteen ziet Glasachtig, Vetcigop de Breuk, geevende aan 't Staalflag weinig vonken. Ook Iaat hy zig ligt afvylen , en is met eene witte Kleijige Korst overtoo- gen. Zodanig valt hy op de Karpathifche Ber- gen, zeer helder en fyn: ook in Silezie en hy Leizersdorf in Saxen. De Hongarifche, die ik heb , is hoog geel. In Saxen komt hy groenachtig en roodachtig voor , welken ik ook bezit. Van de Faroe- Eilanden heb ik deezen Wafch - Opaal van drieërley Kleur, bruin , rood en wit. Somtyds ftrekt hy tot de Matrix van andere Opaalen. De Heer Linn^üs betrekt hier, nietten Werelds- onregte, het Werelds -Oog (Oculus Mundi >)0o&< dat zyne geboorte of bekendwording aan de Opaalen voornaamelyk is verfchuldigd. De Heer Walleriüs hadt hetzelve genoemd , Achaat van Nagelen - Kleur , in de Lucht ondoor- fihynende* in V WaUr doorzigtig Zyn Ed. befchryft het, als geelachtig graauw van Kleur, den Onyx niet ongelyk; (waar aan hy echter, met (O Acliates Unguïum Colore, ïn Aëre opacus, in Aqua yellucens. Syft. Min. I, p. 206. r4 . III, Deel. HI# Stuk. 254 KE ÜEL I GE 0 9 afdeel. met reden' zodani§e Kleur niet toegefchree- HoIfd- VCn hadC:") ln dC Lugt ondoo,"rchynende,wei- STUK. " mg hard , zig glanzig laatende polyiïerj ; maar in koud Water doorfchynende , met eene roo- de , geele , Barnfteenachtige Kleur. De af- komst fielt hy (waarfchynïyk in navolging van onzen Ridder, die echter zulks van de Opaa- len in 't algemeen gezegd hadt;) uit Ooftindie, Arabie, Egypte. Maan- Onder debenaaming van Werelds- Oog , wel- ®een' ken 'er eenige Steenhandelaars aan gegeven hebben, zegt de Heer Brückmann (ƒ), heeft men eene Opaalfoort , welke, tegen 't Licht gehouden , Glasachtig uit den witten ziet. Naar dat menze dan omdraait, heeft de ééne Soort eenen witachtigen , levendigen , Faarlemoerigen ; de andere een aangenaamen hemelfchblaauwen weerfchyn of glans. Ook in 't donker fchemeren deeze Steenen eeni- germaatc. Zy gelyken ten deele de witte Kei- zelige Kat-Oogen, doch hebben, op verre naa, derzei ver hardheid niet, maarflegts die der Opaalen. Haare fchemering openbaart zig het levendigfte, wanneer zy als een afge- ronde Kegel zyn gefleepen. Misfchien fpreekt Da vila van deeze Opaal - Soort (g)% wan- neer hy fommigen Oriëntaalfche en Occiden- taal* (ƒ) Beytrage, 177$. p. 229. (g) Qataleg. raïfonm'. Tom. II. p. $75. Rf. ^ . hy fchyntze te verwarren met den Zonnefteen* Key-Stee nen. 265 taalfche Maanfleenen tytelt , enz. Veel eige- 11. ner kan men dien naam daar aan toeleggen ; A^?EKI alzo de eerstgemelde thans een andere bete- Hoofd- nis heeft. Hoewel, men vindt ook Maanftee- Mam^ nen, die geheel doorfchynend zonder Kleur ft*** met eenen weerfchyn fpeelen , als van de Vol- le Maan. Zodanig één heb ik van een Cey- lonfch Keizeltje, door afflypen, bekomen. Geheel andere Steenen zyn het , die men thans Werelds -Oogen noemt, en al anderhalve Eeuw dus genoemd heeft, gel yk door my in een Vertoog daar over, onlangs, is aange- toond (li). Dezelven zyn , naamelyk , droog in de Lugt, ondoorfchynende, maar worden doorzigtig in 't Water; gelyk de Heer Wal- leriüs, uit de Waarneemingen van den Heer Quist, aanduidt. Daarom noemt menze Veranderlyke Steenen, en alle de genen, die deeze eigenfehap bezitten, worden thans on- der den naam van Oculus Mundi begreepen. Daar zyn wel Opaalen , die droog zynde met de heerlykfte Kleuren fpeelen, en in t Water doorfchynend worden , met ecne zeer fchoo- ne , donker roode , Robynkleur. Anderen , wier Kleuren in 't Water veel levendiger wor- den; h welk eenigermaate plaats heeft in alle Opaalen* Maar de gemelde fchynen , door een foorc (ft) Verhandel, der Holt, JMaatfchappije te Haarlem, XX. Deels I. Stuk. 1781» p« 3^*. R 5 HL Deel. III. Stuk. z66 Kei zeug e of ii foort van verweering , tot dien fhat gebragt ABYEt' te zyn, dat zy het Water intrekken: gelyk Hootd- men ook , volgens de aanmerking van den Heer X#Delius' de Werelds -Oogen altoos ligter Oog. bevindt dan de Opaalen. In de Werelds- Oogen zelf, evenwel, fehynt, zo Bruck- \ mann betoogt, die verweering geenszins plaats te hebben: zy blyven in de zelfde ftaat, en altoos tot de Proefneemingen bekwaam ; ten zy, wanneer menze in Olie gelegd heeft: want dan werkt ?er het Water niet meer op (/')♦ Veran ^e 3enen 5 ^e t*ians ^iCt meeste gerucht derlyke maaken j hoewel nog zeer zeldzaam zynde , IhXXix. komen veelal van de Korst der Yslandfthe en Fië- 5« Faroefche Opaalen en Chalcedoon : hoewel men ze ook van het Zwoord der Serpentyn- fteenen , Spek- en Nierenfteenen , kan ver- vaardigen* Ik heb van de mynen j en van der- zeiver verandering, uitvoerig berigt gegeven, en tevens gemeld van een ronden Opaal van 't Eiland Faroe , die, bruinrood van Kleur, als een Oog gefleepen is , en in 't midden een witte Plek heeft als de Staar, welke in % Wa- ter geheel verdwynt en doorfcbynend wordt. Van een zcdanigtn Veranderleken Steen, in een Ring gezet , die ten deele helder Opaal is met Boomachtige figuurtjes , ten deele nog de (i) Beytrage , als boven , p. 239. Key-Steenen. 261 de witachtig ondoorfchynende Korstdeelen J*j heeft, welke in 'c Water geheel cloorichynend ^v"1* worden 5 uitHongarie, geef ik hier de Afbeel-S^°0FD" ding, in Fig. j, op Plaat XXIX. Den ver- brander- wonderlyken Achaat- Steen, myner Verzame-^ Suen% ling , die , droog zynde , witachtig en , buiten eenige blaauwe Streepen, geheel ondoorfchy- nende is , heb ik in zynè Veranderingen naauw- keurig in Plaat voorgefteld, en omftandigbe- fchreeven (k). Hy wordt, naamelyk, in het Water geheel blauwachtig geel döorfchynen- de tegen 't Licht , en dan wederom opdroo- gende, maakt het Witte, allengs daar op zig uitbreidende 3 zeer aanige Venooningen. De- v/yl deeze Steen f zo wel als myne anderen , geene Luchtbelletjes uitwerpt onder 't indrin- gen van 't Water; zo komt de reden der door- lchynendwording , welke de Heer Walle- kius opgeeft , in 't algemeen my niet aan- neemelyk voor. (8) Keyftcen die verjpreid is en Lzagsivyze VITI. verfcheidelyk gekleurd. Den Onyx. Onyx; (/&) Verhand, der Maatfch. als boven , alwaar men m de verklaaring der Plaat , Fig. i , by misftelling leest , doorfchynende , in plaats van cndoorfvhyiier.de, (fèj Sihx vagus Stratis diverficoloribus. Syji. NaU XI L Sp. 7» Achates vix femipellucidus , Fasciis aut Straiis diverfe coloratis ornatus. Wall. S$JI. Min. I. p, 289» Sp. 129 Onyx Authorum. Onychium. Worm. Lesssr. Cairtehuja. Memphites. Cronst, Min, ff. Bauïm» Min. I. p. 253. HL D*Eto III. Stuk, KEIZEt I GE OF afdesl.- ^en °uden ls > onder den naam van o*y* V. en Sardonyx , een Steen bekend geweest, die s^jk!™" by de Romeinen in veel achtinge was. Pli- Omfx. niüs fpreekt daar van zeer omftandig, en maakt gewag van het verfchil der Indifche en Arabifche. De Onyx wordt dus genoemd wegens de Nagelachtige Kleur , zo foramigen wil- len, of misfchien ook daar van, dat dezelve , in zyn Gefteente , de figuur van 't Maantje , dat aan den Wortel der Menfchen Nagelen is, dikwils uitdrukt. De Onyx , naamelyk, was wit en byna doorfchynende, met Melkachtige Aderen of Banden. Wanneer zig een Vleefch» kleurig rood, of Ilonfgachtig bruingeel Ge- fteente daar onder mengde, dan noemde men- ze Sardonyx. De Italiaanen geeven aan bei- den den naam van NicoJo of Camekuja> in 'c Franfch Camaijeu , en de Steenen , daar van gefneeden , noemenze Cameo, de Franfchen Camées. Die ronde Oogen hebben , werden Memphhes geheten, naar de afkomst, zomen wil, van de Stad Memphis in Egypte. Deeze noemt men thans gemeenlyk Onyx Sardonyx % om dat hier het eene Gefteente als in het an- dere is vervat: terwyl men anders dikwijs het eene zonder het andere heeft. De Chineezen geeven 'er den naam van Jou of Jok aan; wy noemen ze dikwils Oogfteenen. Men vindt ze beiden in de Ooflerfche Lan- den , voornaamelyk op 't Eiland Borneo en aan Ke y. Steenes 269 en aan de Kust van Koromandel. In Siberië, Bohème en Silezie , ja in het Tweebrugfe , ko- A V? É1* men ook fomtyds Onyxen voor. Meest vaI-sS?F1> len zy los , by enkelde (lukken en brokken, Onyx. of oqk verfcheide by elkander, zelden Laags, wyze in andere Steenen, en dikwils Keizelach» tig aan Rivieren, fomtyds vry groot (/). De geftalte is zelden bepaald, doch aan de Tom- flroom in Siberië vindt menze van figuur als holle Kogels , met eene Kern van Berg-Kry- ftal of Amethyst. Zy zyn niet minder hard dan;de Kat-Oogen, weerftaan de Vyl, en nee- men een fchoonen Glans door 't polyften aan. De zwaarte is tot die van Water als ruim twee en een half tot één : zo dat zy zwaarder dan de witte Opaalen zyn en ligter dan de zwarte of blaauwachtige. Zy hebben eene Melkach- tige doorfchynendheid , minder dan die van de Chalcedoon, waar mede zy dikwils verward worden en fomtyds Laagswyze gemengd voor- komen. De minst doorfchynende zyn de zwaar- den. Schielyk in 't Vuur gebragt, fpringen zy aan ftukken en verliezen door Gloeijing haare Kleur , zynde ook met Borax niet ligt fmeltbaar. De Onyx vertoont zig Bladerig, maar laat Onyx Z2önvx. PI. XXIX» (0 Onyx maximus eft , adeo ut Jndi Le&orum Fe- Fig. 6. des ex eo tornent Psellus de La$% vlrtuu per Bes* sjard. p. 25. IH. Dhl. UI. Stuk, Këïzelige of ^ li. zig niet fplyten gelyk de Leyfïeen. Wegens W de verandering der Kleuren wordt zy van de jooro- Oofterfche Volken hoog gefchat. Men heeft Owjx. ^r van ouds Vaten van gemaakt, die zeer fraay met Wapens, Beelden en Ornamenten in ver- heven Werk , gefneeden waren ; gelyk dit nog heden gefchiedt, ten opzigt van de voorge- melde Steenen , die men Cameös in Italië noemt : waar toe de Onyx Sardonyx gebruikt wordt. Alsdan weeten de Konftenaars den Grond van 'c eene , de Beeldtenis of het Bywerk van 't andere Gefteente te neemen , zelfs zodanig , dat de veranderingen van Kleur in het Voor- werp , of in 't Gewaad , daar door ten leven» digfte worden nagebootst. Die kan gefchie- den, wanneer de Steen rykis in Kleuren, ge- lyk die echte Orientaalfch^ Eyvormige my- ner Verzameling, hier in Fig, 6, op Plaat XXIX , Natuurlyker grootte afgebeeld. Dee- ze beftaat gedeeltelyk Uit eene Marmerachtige witte, gedeeltelyk uk een bleekblaauweOnyx of Chalcedoon , doormengd met bruinachtig en helder geele Sardonyx. Ik heb nog een kleinere , van dergelyke figuur , geheel uit blaauwachtige doorfchynende Onyx en zwart- achtige Sardonyx met roode Randen , famen- gefteld. Door Konst v/eet menze na te maa- ken van Glas, doch het bedrog is voor een Kenner ligt te ontdekken. Het flimfle is , wanneer zy zodanige Steenen uit verfcheide echte Key-Steenen. .271 echte Stukken , Chalcedoon , Onyx , Jaspis n. Achaac , famengelymd hebben : maar dan kan Ap*>EI£^ men die door Hitte fomtyds van elkander fchei- Hooïd- den. Plinius gaf den naam van Onyx ofSTÜ*# Onychites aan eene Orientaalfche fchoone Mar- mer- Soort, van welke Doozen en Potjes tot bewaaring van kostelyke Zalven vervaardigd werden. De Dekzels van fommige Conchy- lien zyn ook wel Onyx genoemd geweest , wegens de figuur» Men heeft al van ouds ook Cameös gemaakt van Schulpen, die zeer fraay zyn en natuurlyk een Hoofd of Borstftuk voor- Hellen ; gelykende zo zeer naar Onyx , dat zy dikwils niet dan met de Vyl of door Sterkwa- ter daar van te onderfcheiden zyn. Hier van zou men misfchien den Italiaanfchen naam , die veel naar Chama zweemt , kunnen aflei- den (w). Die Steenen , waar in de Onyx of Sardo- Oogftee* nyx niet Laagswyze ; maar by Kringetjes of nen* Cirkelronde Vlakjes voorkomt, worden Oog. fteenen , in 9t Hoogduitfch Augenfleinen gehe- ten, Eenige Autheuren noemenze , oneigent- lyk , Kat-Qogen\ want zy hebben geen weer- fchyn. De Italiaanen , evenwel , tytelenze in 't algemeen, Ochi diGatti. Derzei ver Be* lochio of Oculus Beli , gemeenlyk Bellokel ge- naamd, (m) Bruckmann* Beytrage von Edeljleinen* 1778. $53* III. Deel. III. Stuk. Keizelige oï? Afdeel naam<^ 5 h^bende in twee of drie witte Rin* V. gen een zwarten Oogappel, met eenèn Goud- ,™°0FD~ glans in't midden, is een der voornaamften. In STUK. O Oogfteen. 't Griekfch heeft men 'er Naamen aan gegeven, naar de gedaante van het Oog , dat zy voor- fielden : 't welk of naar eens Menfchen , eens Wolven of een Geiten -Oog geleek. Wan- neer het zwarte middelpunt omringd was met een roode Kring of roode Vlakjes, dan werdc de Steen Erythrophthalmus getyteld. Voorts werden zy naar het getal der Oogen , één , twee of drie, in monophthalmus , diophthalmus , triopkthalmm , onder fcheiden. Sommigen voe- gen hier den Brillenfteen by, wanneer de twee grootere Oogen door een kleiner zodanig fa- mengevoegd zyn , dat zy als een Bril ver- toonen. Men kan die benaamingen nog hedendaags gebruiken : want de Verfcheidenheid der Oog- fteenen , die men uit Oostindie bekomt , is groot. Zy worden gefneeden uit Keizelachti- ge Sceenen, waar in zig, by 't afflypen, eeni* ge zodanige Ringetjes of Oogjes openbaaren , gelyk ik zodanigen, die van buiten groenach- tig is, uit het Tweebrugfe heb. Dat zy nog met zo veel moeite in de Oofterfche Landen gezogt zouden worden , in 't midden van Klippen; gelyk Rumphius van China ver- haalt, is niet te denken. Men fielt 'er ook thans zulk eene voortreffelykheid niet in, als hy K iE ^ * S T E E iN E N » *73 hy -van dien Chineefchen meldt (^) ,diemoog- 11. Jyk een Kat -Oog of Zonnefteen zal geweest A™aHk zyn van uitneemende grootte. Hooïd- In 't algemeen zyn de Oogfteenen tweeder- verfchii- ley ; naamelyk met donkeren Oogen op een^nd^e- ivkachtigen Grond, of met witte Oogen oppi.xxix, een donkerer Grond. De witachtige Grond ^ *7>s» is niet altoos Onyx, en de donkerer Grond 12. niet altoos Sardonyx : hoewel dit dikwils plaats heeft. Men vindt Oogjes van Onyx of Sardonyx fomwylen in een Gefteente van Kry- flal of Achaat. Ook maakt de Karneool fora* tyds het Oogje mt in een Onyx of Sardonyx» De Oogjes zyn of enkele ronde Plekjes van meer of minder grootte , of geringd en dus in Kringetjes ftaande, die fomtyds meer dan eens verdubbeld zyn ; gelyk in die van Fig. •7 , welke zeer wel een Oogappel voorftelt, om dat de bruine Plek, in 't midden ,doorfchy~ nend is. Het bruine in dit Steentje is Sardo- nyx^ het witte Onyx* Anderszins vertoonen de meeöe een blinden Oogappel , gelyk met de Staar in 't Oog ; als die helder rood-e, van Fig. 8, welke in 't midden een geeien Oog* appel heeft in witte Kringen ftaande. Zo beb ik uit Hongarie dergelyken, die geheel ondoorfchynend wit zyn, met Kringetjes va-a Sardonyx , zeer net bepaald > als in Fig. 9 : ter- Ambonfe Rariteitkamer. XLL Hoofdüuk* s iïJ, Ds«u III. Stok. a?4 Keizelige of l!- terwyl Fig. 10 een Oogfteen voordel t van Afdeel. j ö ö V. geele Kwarts , met ten minften vyf Oogjes , stuk°.TD" waar van ^rie z°danig famengevoegd zyn , OogjieenA^ ZY eenigermaate een Bril vertoonen. Meer echter en duidelyker heeft zulks plaats in dé twee- of drie-Oogige van Fig. n , wiens Oogjes geheel wit en ongeringd in bruine Sar- donyx ftaan. Voorts komen ook die Steenen hier in aanmerking , waqr de donker bruine en byna zwart Honigkleurige Sardonyx met een witte Band overdwars doortoogen is , als in Fig. 12, 't welk alleenlyk afhangt van 'de manier , op welke zy uit het Gefteente zyn gefneeden. De zodanigen hebben ook hunne afkomst uit Oostindie. De overige Verfchei- denheden, die ik van deeze Steenen heb,gaa ik voorby , om niet te veel uit te weiden. Sardo- Nog kortelyk moet ik van den Sardonyx* Pi XXIX. ®een m * by zonder fpreeken. Hy komt wel Fig. is. meest met den Onyx gepaard, doch ook op zig zelve alleen voor. Men vindt 'er al vroeg- tydigvan gewaagd (V), en hy kwam in de Borst- lap van Aaron ; hoewel fommigen dien voor een Onyx houden. In 't Vuur fpringt hy gelyk dezelve T en verliest 'tr niet alleen zy* ne doorfchynendheid , maar ook zyne Kleur. De Heer Wallerius maakt 'er een byzon- dere Soort van , welke hy bepaalt als een Achaat (o) Gen. II. vs» 12. Achaat , die half doorfchynende en gewolkt jyftL, is, met Streepen, Aderen of Vlakken , die V. rood- of zwartachtig zyn (/>). Hy is uits^>rD~ Chalcedoon en Karneool zodanig famenge* Sardonyx* fteld, dat de laatfte donkere of heldere Vlak- ken in de eerfle maakt, met allerleye Wolk- achtige vermengingen , zo dat dikwils de een van de andere biet is te onderfcheiden. De Kleur is dikwils bruin , dikwils geel , veeU tyds bruingeel , en altoos fraay door 't po- lyften. Hoe dat hy fomtyds géftreept en ge- bandeerd voorkome , blykt uit dat fierlyke Eyvormige Steentje van Fïg. 13 , hebbende eea voliiïaakte bruingele Ho&igkleur. Men vindt hem in Japan en blders in Ooftindie, in Arabie , Armenië en Klein Afie , als ook in Saxen, Bohemen en Silezie, Hy moet in vry groote Stukken voorkomen , alzo men 'et aanzienlyke Koppen , Schaaltjes en Drink- bekers van maakt » die altoos een fraai jé Vertooning hebben door haaren Glans eö Kieur. Men heeft hem ook, doch zeer on- volkomen , nagemaakt. De Orrentaalfche valt, gelyk doorgaans, veel fchooner dap de Europifche. (9) Key- (jö) AcbatPs Temipellucidus , nebulofus , Stratis $ Venfe vel Maculis donatus rubentibus aut nigrescentibus. Min* L p. £91. Sp. 130. s £ XH. Cseu IK, Stcs, Keizelige of II. (9) Keyfteen die verfpreid is9 byna doorfchy* Afdeel. nende, van Hoornachtige kleur. Hoofd- stuk. Deeze , in Vrankryk Casjidoine genaamd , SikxCkat- wordt van fommigen onder de Onyxen ge* ^1chtlce-telcI * naar WeIken hY Veel Selykt: vaD ande- doon. ren onder de Hoornfteenen. Men vindt hem op Ysland, in Siberië, aan den Nyl, in Tar- tarie, Hongarie, Bohème, Silezie, Saxen en andere deelen van Duitfchland ; ook in het Tweebrugfe , by Uzenbach , en voornaame- lyk in Italië, gelyk in 't Hertogdom Toska- nen en in Piemont by Baudisfe. Veeltyds komt hy geheel los , by hoekige Stukken , dikwils by onvolmaakte Kogels voor; fomtyds by Schyven of Laagswyze in ander Gefteen- te , gelyk in Spekfteen- Aarde en ook wel in witte Kley. Somwylen vertoont hy zig als een Dropfteen , of zo knobbelig als een Glaskop, of met eene Oppervlakte, die Golfs- wyze uitgezet is, of bekleedt andere Steenen. 't Gebeurt ook wel, dat hy in Karneool is in- gefiooten, of aan rooden Jaspis vastgegroeid, of zig aangezet heeft op Bloedfteen. Ecnige vreemde zaaken komen fomtyds daar ingefloo- ten (9) Silex vagus , fubdiaphanus , Cornei coloris , con- cSntrice varius. Syft. Nat. Sp, 8. Achates vix pelluci» dus nebulofus, Colore grifeo mixtus. Wall» SyJL Min, I. p, 287. Sp. 128. Chalcedonius, Cronst. Min. J. 5$, Baum% Mm. I. fs 352. K K Y • S T E E N E N. 277 sen voor ; gelyk ik dus fraaije Stukken Ys- it landfche witte, als ook doorfchynende Chal- Af™eu cedoon heb , met groen Mos zeer zigtbaar Hoofd- S TUK* daar in begroeid. Somtyds is 'er Kryt, Kwarts ^ of Kryftal, zeer fyn ingefprengd, vertoonen-^. de zig, na dat de Steen gefleepen is, Ster- retjes. Infekten , enz. By Regenftein ko- men 'er Schroefhoorentjes en op den Asfe- burg , by Brunswyk, Koraal en en Hout ver- fteend in voor. Van mynen Chalcedoon met Water daar in; als ook van dien Amethyft- Kogel 3 met eene buiten- Korst van blaauw Chalcedoon , insgelyks Water bevattende, heb ik reeds gerproken (4). De Chalcedoon onderfcheidt zig van den Onyx, niet alleen door minder hardheid, hoe- wel hy Vuur flaat en Glas fnydt, harder zyn- de dan Achaat ; maar ook en wei inzonder- heid , daar door, dat hy doorgaans egaal ge* Heurd is , of ongekleurd , zonder Laagen. Hierom is 'tnaauwlyks te begrypen, wat on- ze Ridd&r zeggen wil , wanneer hy denzei- ven bepaald concentrice varim , dat meer zou pasfen op de Kringetjes der Oogfteenen Zou zyn Ed. 'er die ook mede bedoeld hebben; alzo hy in de bepaaling der Onyxen alleenlyk van Laagen fpreekt? Ik wil niet ontkennen, dat Cq) Nat. Hifi. III. D. II. Stuk, bladz. 212. S 3 III, Ds*l. III. Stuk. 2jrg Iëizuige O V doon% Afdeel» dat hy fomtyds met Streepen en Vlakken voor* V. kome , inzonderheid gefleepen en verarbeid stuk!^ zynde , als wanneer hy ook fraaije Werkftuk- .Choke- ken uitlevert : maar die evenwydigheid der Laagen en Kringen , welke in de Onyx plaats heeft , bezit hy zelden. Van buiten is hy ge- hieenlyk onefFen , en valt fomtyds als de Ri- vier-Keizels. » Hy is niet volkomen doorfchy- nende, maar Nevelachtig >gelyk zeet verdun- de Melk, of als de Waafem van Water, fpee- lende doorgaans in 't witte of graauwe. Niet- temin komt hy van veelerley Kleuren voor. Blaauwe- Hier onder munt uit de BJaauwachtige o(Re~ Ckatec-* genboog - Chakedoon ( Iris Chalcedonica), die naar den Saxifchen Opaal gelykt, fpeelende, wanneer hy verhevenrond isgefleepen, uit den graauwen in de blaauwachtige , geele of Vio- lette Kleur. Men vindt hem op Ceylon, in * Siberië , Hongarie > als ook in Saxen en op Ysland, daarhy dikwils Stalaótitifch voorkomt; op Faroe by lange ftevige Cylinders of met donkere Melkwitte Kringen. Ik heb blaauwe Chalcedoon van Oberftein in eene Keizelige geftalte. Aldaar vindt men ook een Bruinach- tige , die niets fraais heeft. Roodachtig in 't paarfche fpeelende , en geelachtig , als ook uk den graauwen groen , komt hy op de Fa- roe -Eilanden voor. Gemeenst is de Witach- tige of Paarlcmoerkleurige , die fomtyds met donkere Streepen en Vlakken is gewolkt. Het Mos Key-Steenën. 279 Mos is* in myn gefleepene blaauwachtig wit 11. te Chalcedoon van Ysland , in een helder Af^eu doorfchynend Gefteente vervat. Hoofo- Byzonderlyk moeten wy hier acht geeven c^chQ- op den Cacholong, waar van de Heer WAL-long* leriüs een byzondere Soort gemaakt heeft ; noemende dien Achaat van Opaaïkleur , taay en oneffen op de breuk Qr), Cronstkdt noemt hem , Witte ondoorfchynende Chalcedoon. Men vindt hem in 't Land der Bucharifche Kalmukken, als ook in verfcheide deelen van Tartarie, in en aan Rivieren, als ook in Swit- zerland, op Ysland en byzonderlyk op Faroe, tusfchen Laagen van Chalcedoon. Hy ver- fchilt daar van , door weeker of zagter te zyn, zo dat men hem kan draaijen en hy laat zig met gemak tot allerley Snuifteringen, Af- gods- Beeldjes en Huisgereedfchap verwerken* Hy heeft zyn naam bekomen van de Rivier Cach in Tartarie ; alzo dat Volk een Steen Cholong noemt : dus zegt de naam zo veel als Steen van de Rivier Cach. Hy is wit of rood- achtig, byna geheel ondoorfchynende, en op de breuk wat oneffen, byna gelyk Kwarts. Door het polyften neemt hy een fchoonea Glans aan , en wordt met Amaril gefieepen. In (r) Achates Opalinus , tenax , frafttira in^qualis. jSyft. Min. I. p, 285» Chalcedonlus albusopacus. Cronst. Min. §. 58, x. S 4 III. Dérl* IJL Stuk. *8ö K E I Z E L I G E O F n. In 't Vuur wordt hy geheel wit en ondood 3^K°FD" r zm * °°k ^e eigene'yk zogenaamde Boom- Boomfieenen of Mocha-Steenen ^ die eene meer fteeuem 0f miüder fierlyke Tekening van Boompjes in doorfchynende Chalcedoon hebben , kunnen t'huis brengen ; hoewel dezelvei> gemeenlyk Dendrackam getyteld worden , en ook wel Achaate Boömfteenen. De Grenspaal , im- mers 5 tusfchen Achaat en Chalcedoon, (ge- lykmen uit het voorige befluiten kan,) is zeer onbepaald. Maar deeze Steenen heb ik ia *t voorgaande Stuk reeds genoegzaam om* ftandig voorgefteld (j). Sik: ïrnec Korn&Jyn (10) Keyfleen die verfpreid is] doorfchymnd % Sik* eenkleurig rood* €ctrneolus+ Deeze Steen , die Carneolus of Sar dus ge^ noemd wordt , in \ Franfch Cornaline^ by ons Kornahn\ is meest kenbaar aan zyne rood- heid , die. taamelyk naar 't Vleefchkleurige trekt , waar van hy den naam heeft. Men vindt hem in Oostindie en door geheel Alie, van Kamtfchatka tot aan de Oqvers der Kas- pi- (jè) Zie aldaar, bladz. 114. ("10) fiïejt vagus, diaphanus, unlcolor wbcr. Syft. Nut* Sp. 9, Achates fere pellucidus , Colore rubente. Wall* S$fi. Min. I. p. 285. Sp. 127. Corneus Lapis diapha- Dus , polituram admittens , rubef . Wolt. Mttt. 14, Car* miolus. Cronst. Mn. 59. Sardu5 recentiqrcftïu K E Y . S T E E N E N. 25ï pifche Zee , als ook in Arabie en Egypte ; ïl. voorts in Bohème , Silezie , Saxen , Italië , AF^Er- zelfs in Ierland en in Amerika. Meestal komt Hooiw hy by Nesten en Laagen in andere Keylbor- ^orneapt ten, doch fomtyds ook geheel los in Wate- ren, op Velden en in de Aarde, doch niet by zo groote Stukken voor, als de Chalcedoon. In zwaarte komt hy omtrent met de blaauwe Opaalen overeen , en in hardheid met de O- nyx en Chalcedoon. Men kan hem zo min geheel doorfchynend noemen, als die, enover- zulks maakt de Kleur de voornaamfte onder- fcheiding. De Orientaalfche ondertusfchen is, (gelyk het met de meefte andere Edele Steenen gaat,) zwaarder, harderen helderer, dan de Europifche. Hy breekt Schulpig, in hoekige Hukken, die glad zyn op de breuk* Zeer dikwils valt hy Keizelachtig , met eene juuwe Yzerhoudende of Kalkachtige Korst bekleed. Echte Verfteeningen komen 'er #iet in voor; maar fomtyds zyn 'er de Hol- ligheden van Conchyliën in het Steenryk me- de opgevuld* Van ouds was de Kornalyn reeds bekend onder de Edele Steenen cn in de Borstlap des Heiligdpms de eerde in rang, onder den naam van Sardis (t). De Jooden , evenwel , mee- (0 Exod. XXVIU. Y5. 17* S 5 ïU, Dee*. ÜL Stuk, Keïzelige of aJdeel. «eenen, dat het een Robyn geweest zy. De ttV. Grieken noemden hem Sardton. de Romeinen swk. Saraa 9 volgens Plinius. Men gebruikte Komalijn.\^m veei tot Signetten; gelyk nog heden wel gefchiedt; maar bovendien tot verfcheide Snuifleryen. Inzonderheid plagt het Vrouw- Volk Halskettingen daar van te draagen , in ons Land. Door het polyften, immers, neemt hy een fchoonen Glans aan. Somtyds wor- den ook wel Tekeningen van andere Kleur daar in gebragt: het welk door bytende Mid- delen, of door opvulling van de daarin ge- graveerde trekken, gefchiedt. Hier toe dient de donkerroode eenkleurige Kornalyn het beste: want, behalve verfcheide trappea van Rood, komt hy ook Geel voor en Wit, wel- ke laatfte door zekere Vettigheid of zagtheid op 't gevoel , en door zyne eenkleurigheid , van de Onyx te onderfcheiden is. De Witte Orientaalfche Kornalyn is wel de zeldzaamfte en in de meefte achting. De Scharlakenroo- de, evenwel, overtreft dezelve in fchoonheid. Voorts vindt .men een bonte en gevlakten , met Stippen van verichillende Koleuren , maar deeze fchynen tot den hier voor befchreeven Stevens -Steen betrekkelyk te zyn. II. Rotsachtige Keyfteenen. Dus onderfcheidt LinxMvs de volgende, , of, KeÏ-StEENEK. of, om dat zy op zig zelf Rotfen uitmaa* Afde'el» ken , of om dat zy Laagswyze en op andere HJ£# manieren gevoegd zyn in Rotfen en Geberg-STUK. ten. Dit heeft ten minfte in een voornaam gedeelte derzelven plaats : maar fommigen komen ook op het Aardryk verfpreid voor > in de gedaante van Keyfteenen* (il) Keyfïeen , die Rotsachtig is , met eene XI. ros/è knobbelige Bast , meer of mm door- Achates. fchynende. Achaat. Het Iaatfte heeft vooral in deeze plaats , die men gemeenlyk Achaat en noemt, in 't Franfch Agathes , in 't Hoogduitfch Achate Even- wel , fchoon zy dikwils Keyfteenig voorko- men , vindt men dezelven doorgaans in Rot- fen zittende , die men door kragt van Bus- kruid doet fpringen ; gelyk dit by Oberftein gefchiedt. Elders vallen zy by enkelde Stuk- ken, in Kley, Zand of andere Aarde, Schyf- t Brok- , Nieren- of Nestwyze. Zelden maa- ken zy Laagen , Aders of Gangen in 't Ge- berg- OO Siïex Rwpeftris, Cortice rufo Nodulofo, fubdia- jhanus. tjft' Nat. XII. Sp. 10. Corneus Lapis dia- phanus variegatus. Wolt Mif^ 14. Achates fere pellu- eens > diverfis Coloribus eminentioribus nitens. Wall, Sijft. Min% 1. p. 297. Sp, 135, Achates. Cronst. Min. §, 61. Cepites. Rumph. Amh* Rar. z%6. T. LYL f\ A-F. III. Bsjlu III. StWU 184 Ke/zelige li bergte; waar van men niettemin , zo by O- Atdrel. berftein , in het Tweebrugfe , en vooral in Hoofd- Saxen , als ook by Konftantinopolen , voor- ^ Achaat ^ee^en aantre^- Op die verfchillende ma- nnieren komen zy byna over het gantfche Aardryk voor ; doch overvloediger , zo 't fchynt , in Europa , dan in de Oofterfche Landen of m de ïndiën , welke laatfte we- derom de Europifchen in fchöonheid over- treffen (v). Onder- Men moet echter, in dit opzigt, een aan- ftheiding. me^iyke onderfcheiding maaken. Dat ge- ne , 5t welk gemeenlyk Orientaalfch Achaat genoemd wordt , is dikwils een enkele Chal- cedoon; zo wel als de Boomfleenen , voorge- meld; die derhalve hier niet behooren. Wal- lerius heeft den Achaat , als eene Soort van zyn Achaaten - Geflagt 9 zeer wel bepaald , noemende dien byna doorfchynende en met ver* fcheiderley uitmuntende Kleuren glanzig. Dus ziet men dan blykbaarlyk, hoe de gemelden, •welken zyn Ed. evenwel 'er toe betrekt, daar Biet i'huis zyn. Zo zegt ook Ckonstedt van den Achaat : dus noemt men Keizeis , van vermengde hooge Kleuren. Dit neemt niet weg , dat 'er eenkleurige Achaaten ? kunnen zyn, wanneer menze in byzondere Plaatjes be- fchouwt: (V) LiNNiEus heeft zekerlyk den Achaat niet wel be- paald aan de Zuidelyke deelen van Europa. Habitat in Europa Aujtiali, Kbv-Stee NEN» 2%j fchoiwrt : maar dan hebben zy of met ander TL , r . A?DEEr,» Gefteente famengevoegd geweest , of het is y. een gekleurde Chalcedoon. Van de Jaspisfen s"^ro- worden zy door zekeren trap van doorfchy- Acïumk nendheid,en door de Glasachtigheid op de breuk, onderfcheiden. Zie hier de befchry- ving , welke ons de vermaarde Steenkenner Brückmann daar van geeft O). „ Wanneer wy den Achaat naauwkeurig be- Hoeda* fchouwen, zo worden wy gewaar, dat het ni8heicU „ een Steen is, uit verfcheide Vlakken, Aders „ en Laagen , famengefteld. Deeze beftaan „ uit verfcheide hier voor befchreevene en „ nog volgende Steenfoorten ; als Chalce- doon , Onyx , de Prafers, Kornalyn, Jas- 3, pisaartig gefteente ; uit een ongekleurde „ als ook Amethyst- en Topaaskleurige Kwarts, „ welke Nesten en Aders maakt ; uit Ame- „ thyst , Topaas , witte Kryftallen , enz. „ Uit deeze Steenfoorten , welke buitendien „ nog met verfcheide Metallyne en Aardige „ deelen verbonden worden, ontftaan onein- „ dige vermengingen van Kleuren , Vlakken , „ Aders, (w} AbhandL von lEdelft-einm. Vff%% p> 224, (x) Aangezien de Achaat een zodanig gemengde Steenfoort is , wordt het zeer oneigen geoordeeld , die benaaming als een Geflagtnaam te gebruiken , waar onder de Kornalyn , Chalcedoon , Onyx , ja zelfs de Opaalen * Kat - Oogeu enz. , begreepen zyn : gejyk Wal* UEjujjs doet: zie Bruckmann vm Edelfteinen. p. 0,2,6, £IL III. Stüx. 286 Keizelige OF **• e„ Aders, Laagen en dergelyken , waar doof V „ dan zo menigeriey Natuurfpeelingen 9 als 5TtrK°.FD" w Boompjes , Sthiiken, Bloemen, Mos, in- 4chmt.M fekten , en Mathematifehe figuuren , als „ Vestingen en wat dies meer is,zig vormen* 9, Wy willen , by voorbeeld , den gemeenen „ bruinen Achaat neemen ; die, als 't ware, 5, met Mos doortrokken is. In deezen zyn, 3, byna altoos , Vlakken van Kryftal en Chal- 5, cedoon zeer duidelyk blykbaar, en nie- 5? mand zal ontkennen, dat de bruine Mos- „ achtige onzuiverheden van eene Yzer - Oket s, voortkomen. De geheel ondoorfchynen* 3, de bruine Achaat is , buiten twyfei , als 3, eene Chalcedoon- of Kornalyn- Keizei te „ befchouwen , die door bymenging van O- 3, ker of Aarde zo bruin , en ondoorfchynend 3, geworden is, dat hy thans tot de Achaaten 3, behoore , enz." Geftalte* Onze Ridder noemt het een Keyfleen met eene rosfe knobbelige Bast, Zodanig komen zy dikwils voor ,. in rondaehtige Kogels , van grootte als Erwten tot één of anderhalven Voet over 't kruis, met eenruuwe, Okerige Roestkleurige Oppervlakte. Deeze Kogels zyn doorgaans van binnen hol , en aan de Wanden met Kwarts of Amethyst-Droezen, en fomtyds met Kalkfpaath aangefchooten. TusfChen de buitenfte Schors en het inwendi- ge Kryftallyne bekleedzel, zit de Achaat , die der- Key-S teene n. 487 derhalve , op deeze manier, niet in zeergroo- te Plaaten of platte Stukken, te bekomen is. V. Van binnen bevatten fommigen ook Aarde ,S^°FD* Steen of Water , gelyk ik van zodanig eenen Achaat, gewag gemaakt heb , dien ik heb gezien (y). Ook heb ik de Achaat - Kogels reeds omftan- dig befchreeven (2) • Derzelver Oppervlakte , afgefleepen wordende 9 vertoont doorgaans eene Achaat van meer of minder fchoonheid* daar men dan platte Stukjes van flypü 3 van meer of minder grootte , naar 't valt 5 die aan de andere zyde nog met een Kryftallyne Korst bekleed zyn. Hy komt ook Stalaftitifch voor, doch zeldzaam (a). De Achaat is zelden een Matrix van Me* Vermen* taaien; doch by St. George Stad in Saxen sms% breekt gedeegen Zilver , en by Dognatska , in 't Bannaat van ïemeswar , Koperkies of Koper ; in het Paltzifche Opper -Amt Alzey by Grind , als ook in het Tweebrugfe by Lichtenberg , Cinaber daar in. By Freyberg in Saxen komt zy voor met donker Rood Gul- den-Erts en gedeegen Haair -Zilver. Fer- B ER Cy) In 't voorg. Stuk, bladz. 214. O) Zie aldaar, bladz. 206. (#) LiNNiBus, niettemin , befchryft de Achaat in st algemeen , dus : Hy is bleek met verfcheiJe leven- 0, dige Kleuren: met ftompe Knobbeltjes gedekt als de f> Bloedfteen, famengetropt en rood." 111; Dbel. III. Stm* 288 Keizelige of Afdeel, uer zag in een witte Achaat, uit het Grum- * V. bachfe, weezentlyk een Lichen - Plantje inge- stuk. * flooten. Echte Verfteeningen komen 'er zei* Achaau den in voor , maar zeer dikwils zyn 'er de Hol- ligheden van Dierlyke Lighaamen, in hecSteen- ryk, mede opgevuld. Ook heeft men menig- vuldige voorbeelden van Houten , in Achaat verfteend, fomtyds zeer fraay van Kleur, ge- lyk ik heb gemeld Oir- Dus blykt de Oirfprong der Achaaten , uit ü>rong, een Steenmaakend Vogt, dat behalve de Kley- deelen, die 'er anders eenvoudige Keizeis van maaken zouden , met Mineraale deelen , van deezen of genen aart, bezwangerd ware. In de geboorte zyn , naar 't fchynt , de beginze- len vermengd van Kryftal , Kwarts, Chalce- doon of ander geheel verfchillend Gefteente , dat zig met elkander vereenigd heeft , en fom- tyds afzonderlyk kenbaar is gebleeven, fom- tyds als in één gevloeid. Dit blykt nog dui- delyker in de zogenaamde Achaat- Moer , welke fomtyds Aders maakt van één tot drie Duim dikte, die met verfcheide ongeregelde Koer- fen door 't Gebergte loopen , zynde tusfchen cvenwydige Saaibanden vervat en aan dezel- ven vastgegroeid. Ook blykt zulks aan de aartige Stukken Gruis -Achaat uit Saxen, al- waar ontelbaare brokjes van Achaat, door (F) In >t voorgaande Stük, bUidz, 17, enr«> 4e Natuur , tot een Achaat zyn famengelymd. Die Saaiband of Korst , welke altoos plaats Ar^BB* heeft , daar de Achaat Aders of Laagswyze Hoon* breekt , beftaat uit Kalk -Aarde of Yzer - 0-S™^A ker enfomtyds uit een verharde groene Spek- £een- Aarde , van eene Kleijige natuur. Hoe meer de Achaat met Yzerdeelen be. Gebruik, zwangerd is , en dus de Kleur fterker in 't geele of bruine valt; hoe meer hy de verwee* ring onderhevig is , in *t Water of in de open Lugt: waar door hy murw wordt, barst en fcheurt, en door het minfte geweld brokke* Kg van elkander valt. Men plagt oudtyds op te merken , dat hy het Water zodanig in- trok , dat een Kopje of Beker van Achaat , daar men 't zelve in gegooten hadt , ledig wierde (r). Andersz'ns is hy vry hard in 'c flypen, dat door Watermolens te Oberftein menigvuldig gefchiedt. Ik heb het Model van zulk een Molen, met al deszelfs toeftel, van Hout gemaakt, alhier gezien. Men flaat eerst de Kogels midden door: dan, bevindende dat zy het waardig zyn , worden zy door een Steenzaag , met Amaril en Water, in Plaa* ten gefneeden, die vervolgens op eenen Slyp- jfteen van rooden Zandfteen afgefleepen, of op een Houten Schyf gelyk gemaakt, en ein~ (c) Pfettus de Lap. mrtut. par BêRNArd, p» II, T III. Deel; III. Stuk, 290 Keizeligb of n. delyk tegen Tin gepolyst worden. Dus be- y-rEEt. ^^gQ zy die fraaiheid, welke de Werkftuk- Hoofd- jcen en Snuifteryën daar van gemaakt, inzon- Achaau derheid Snuif - Tabaks Doozen, Schaaltjes , Mesfehechten , Kokertjes, Knoopen, enz. zo gewild gemaakt heeft. Door middel van een Folie , inzonderheid met Spiegelglas , daar onder ingekast , heeft men de aartigheid, in Doosjes, nog vermeerderd. Men heeft ook, al een geruimen tyd, de Achaaten weeten na te maaken van gegooten Glas , 't welk ze alte* maal,by onkundingen, met den fmaadnaam van Compofitie doet beftempelen : maar de onbillykheid daar van is uit de echtheid op te maaken. Zeer ligt kan men die valfche vau de Natuurlyke Achaaten onderfcheiden* Verfcheide van die wonderbaare , met Teke- kingen en Schriften : gelyk die van Pyrrhus met Apol en de negen Mufen; de W'eener Achaat met 's Heilands naam in Griekfche Letteren, en anderen van dien aart, zyn bui- ten twyfel door Konst gefabriceerd (c). Verfchei- De Achaaten leveren door hunne verande- aenheden.rmg van Kleuren, Tekening en vermenging, mooglyk meer Verfcheidenheden uit , dan eenig ander Gefteente , buiten de Marmers. Ik vind 'er veertig van opgetekend, en men zou 'er, met alle byzonderheden in acht te nee- CO Zie 't voorgaande Stuk , bladz. 97, Key-Steenen* %9t tieemen , Vel tagtig van kunnen maaken. il Veelen derzelven hebben Griekfche naamen: As^^ want het fchynt dat de Ouden zig byzonder Hoopo- op het bearbeiden derzelven hebben toege- A2aat JegcL Na hun, echter, zyn nog een menig, te nieuwen ontdekt, dis zy niet kenden. Ik zal flegts de voornaamilen befchryven en in Plaat brengen, Dewylde Juweliers, gemeenlyk, den Oden- Door- taalfchen zuiveren Chalcedoon Achaat noe-^ynea* men, kunnen wy die hier niet geheel voor- Pi* xxx, bygaan; te minder alzo de Boot^jieenen door- ' ** gaans ook dien naam voeren. En hoewel dee- ze eigentlyk tot de Achaaten niet behooren , wordt nogthans de Chalcedoon , met byzon- dere Tekeningen en Kleuren voorkomende , hier t'huis gebragt. Dit geeft dan doorfchy* nende Achaaten , hoedanig één , van Roslag in Saxen, hier in Mg* i, op Plaat XXX, is afgebeeld. Dezelve maakt een zeldzaame Vertooning , door zekere Beeldtenis, als uit den Grond opryzende , met overendftaande Haairlokken of Hoornen , die rood gekleurd zyn : op dergelyke manier als dikwils de kwaa* de Geeften verbeeld worden. Voorts heb ik nog verfcheide Onentaalfche , met Vlakken en Streepen , allen doorfchynende : om van de Boomfteenige niet te fpreeken , waar van ik verfcheidene, die zeer fraay zyn 3 zo Duit* £che als Oostindifche, bezit. T a Naast III. Cux» III. Sïwe» / Keizelïge 'of Afdeeu Naast v°ïgen hier de Eenkleurtgen , die van V. allerley Kleur vallen. De roode zyn da3t sSk?ÏD" van de voornaamften, inzonderheid de hoog Eenkieu-of helder roode , hoedanige in 't Wurtem- rlge* bergfe , doch doorgaans gevlakt * voorko- men ; Vleefchkleurige of bleekroode by Dres- den in Saxen. Geele Achaat , die men ook Hoorn- Achaat tytelt , vak by Utzenbach, al- waar men ook Melkwitte aantreft, zo wel als te Oberftein. Ik heb van daar een Doos -Plaat,' die byna Marmerachtig wit is, doch met eenig Rood befprenkeld en in 't midden een door- fchynende Vlak hebbende van Sardonyx*. Tot de Witten kan men ook myn voorgemelden Veranderlyken Achaat -Steen , van den Gal- genberg , t'huis brengen ; hoewel hy eenige doorfchynende blaauwachtige Streepjes heeft. Groene, die men Malachiet - Achaat noemt * komt voor op den Schneeknop in het Thu- ringer- Woud , niet vervanSuhia, en in ver- fteend Hout by Forcheim in 't Bambergfe, Bruine Achaat , die geelachtig is , valt inzon* derheid by Kofemits in Si'ezie;Graauwe in het Tweebrugfe en in de Paltz , by Oberftein. Voorts vindt men ook zwarte Achaat: doch zeer zeldzaam, gelyk alle de voorgaanden 3 zonder bymenging van andere Kleuren* De Zwarte Yslandfche Glas - Achaat , de Ra- venfteen , als ook de Obfidiaanfche, fchynen tot Key-Steenen. 293 tot de Vulkanifche voortbrengzels te behoo- AïdÉei. Vlakkig of gevlakt zyn de meefte Achaa- stuk. ten ; maar inzonderheid munten in dit opzigt p^xx* uit, die, welken men in 't Grumbachfe in de Fig. ij' Paltz , niet ver van Oberftein , nu twaalf of dertien Jaar geleeden , eerst ontdekt heeft* Derzelver byzonder Kenmerk is 5 dat zy in een Afchgraauw Gefteente, oogfchynelyk be- ftaande uit doorgefneedene Krylialletjes van de onderkom, als rondachtig gevloeide Ver- miljoen roode Velden hebben , waar binnen Melkwicte Vlakken , dikwils geelachtig en fomtyds vry rond bepaald: waar binnen we- derom ook wel een Vlak voorkomt van an- dere Kleur en Cirkelrond ; gelyk in Fig. 2; alwaar dezelve Vleefchkleurig is, met even- wydig Kringetjes rondom een middelpunt. Ik heb daar van veeie uitgezogte Stukjes , allen met veranderingen; fommigen met ge- heel roodachtige, anderen met bruine of zwar- te Vlakken , die allen meer of min rond zyn. Ook heb ik ze met hoekige Perken, van bui- ten wit gezoomd ; van binnen geheel Surdo- nyxkleurig en hyna doorfchynende. Deeze Stukjes vallen zelden een Handpalm groot. Aan de agterzyde zynze allen met zeer kleine Kryftalletjes begroeid. Oü- (sf) Zie 't voorg. Stuk, bladz. 236. UI. Deel. III. Stuk. 294 K E I Z S L I G ï OF tt. Onder de Saxifche Achaaten munten die vaa AïEttat. R0giits in fchoonheid uit 3 zo wel als infterk- Hoofd* heid van Kleuren. Dit toont het Stukje Band- ^nd- Achaat* hier afgebeeld in Fig. 3: 't welk niet Aehaat. alleen de Banden zeer breed en onderfcheide* **s**'*lyk9 maar ook fraay gefchakeerd heeft. Bin- nen de bukenfte ruuwe Korst is een breede Okergeele Band , daar aan volgt een derge- lyke Vermiljoenroode; hier aan een geele die fmaller is % voorts een bruinachtige, die in het roode verdwynt. Deeze Achaat is ge- heel ondoorzigtig ; zo dat menze voor een Jaspis zoude neemen3 indien niet de gladheid op de Breuk daar tegen ftreedt. Anderen die met menigvuldige bleeker gegolfde Streepjes in het roode fyn gebandeerd zyn, vallen in andere plaatfen van Saxen. Ik hebze ook uit het Tweebrugfe 3 die uitermaate fraay zyn met een gegolfde Roozekleurige Band tusfchen Kryftal , dat wederom met roodachtigen A- chaat gezoomd is. Die Roozekleurige Band is wederzyds zeer Natuurlyk , als met een Korstje van groen Mos begroeid: zie Fig. 4. 3, In de laatfte Jaaren , is uit Ysland of j, van de Faroe - Eilanden zekere Band - A- 3, chaat overgebragt, welke aldaar Laagswyze 3, breekt j zo dat men 'er groote Stukken van 33 heeft. Daar Ioopen witte 3 graauwe 5 ja 33 fomtyds ook groene en zwarte Streepen, by 33 verwisfeling evenwydig en horizontaal door heen * Key-Steenen. 295 „ heen. De Onyxftreepen , inzonderheid , tt. welken men 'er in vindt , zyn zeer fyn en AF^Et*f 3, de Steen ondergaat een fraaije polyfting p - ofd- Van buiten heeft hy een Kleijigen Korst 3y of Saaiband, van de een of andere Kleur, 3, die weeker is dan de Achaat, zo dat menze 5, af kan vylen. Dikwils komt dezelve aldaar „ in Rotfen aan den Zeekant voor {»." Wanneer de Banden in de Achaat zodanig Fortres* loopen, dat zy eea hoekigen Omtrek vormen, A^,>f^ dan noemt men het een Vefting- of Fortres* Achaat. Dit hangt veelal af van de manier, op welke de Steen doorgezaagd wordt, en maakt 1 dus veelerley Vertooningen. Een zeer fraaije heeft plaats in een Orientaalfche Achaaten- Plaat myner Verzameling; alwaar de Steen be- flaai uit evenwydige geele flreepen , door de heldere Chalcedoon loopende,die als een Ves- ting in 't bruine maaken , om welke heen een Linie van een meer dan vyfdubbelen Band , zuiver wit, allengs verflaauwende, even als met Terrasfen : zo dat men deezen misfchien eer met .Rümphiüs een Cepites of Tuinfteen zou mogen noemen. Veel meer zweemt naar een Vestingwerk, de Tekening op den Steen van Kirchenbollenbacker in 't Salm-Salmfe, in Fig. 5 afgebeeld, welke over 't geheel een zwart- (>) Bruckmanu Beytrage 1778» p» 155% T 4 11L Deel. HU SfüK. Kïl ZïliG E OP H. zwartachtige half doorfchynende Achaat is* Afdeel. met bieder blaauwachtige fchakeeringen,die< Hoorn- rnet een witachtigen Omtrek gebandeerd zyn S: terwyl zig in 't midden als de platte Grond van een Fortres en van een Tooren vertoont. Ik heb dergelyken van Roglits, van de Grenzen van Tirol en elders. Onyx- Deeze beiden konden tot de Onyx • Acliaatm Fifxxx. betrokken worden , om dat 'er veel Onyx in ■ 4 komt ; doch in *l byzonder noemt men dus % zodanige , waar in men tevens de Ringen der Onyx of Oogfteenen aangeweezen vindt, als, in Ftg. 6. Dit Stuk, uit Saxen afkomftig, is ten deele Afch^raauw , ten deele bruinachtig geel , ten deele zwart van Grond, en fchynt als van een grooter Stuk , dat in 't midden zwartachtig, voorts bruineren naar de kanten bleeker was , afgebroken. Gedagte Ringen , die witachtig zyn , vcrtoonen zig , met ver- fcheide famenvloeijingen, in hetzelve, jasp- Wanneer de Achaat met Jaspis zig vermengt, Arfwat. dan noemt men het Jasp - Achaat. De onder* fcheiding der Jaspis van den Achaat, door de doffe Breuk , openbaart , zig als dan , by vergelyking, het duidefykfte. Ik heb zodani- ge Stukken, in welken ze beiden vermengd voorkomen; doch aangezien, gemeenlyk, de Achaat door de doorfchynendheid van den Jas* pis wordt onderfcheiden , is men ook wel ge^ WQQïi de& zodanigen, die dus naar Jaspis ge- Key-SteeneNi $97 lykt , Jasp- Achaat te noemen, als wanneer 11 de Band-Achaat van Fig. 3, daar toe zoude behooren. Hoofd* Alzo de Achaat uiteene vermenging van ver- KryftaU fcheiderley Gefleente beftaat, (als wy gezienAchaa^ ^ hehben,) zou hec overtollig zyn, hier gewag te maaken van veele andere Naamen, welken 'er nu en dan aan gegeven worden; gelyk die van Kryftal- Achaat , wanneer 'er groote Vel- den van Kryftal in voorkomen ; weshalve hy dan , van fommigen , Ts- Achaat genoemd wordt. De Perken , binnen de Vesting -A- chaat beflooten, zyn dikwils met een zodani- ge Stoffe gevuld, 't welk dezelven dan aldaar fterk doorfchynend maakt. De Band-Achaat uit Saxen, met fyne Stree- Koraal* pen , die een weinig gegolfd zyn ; weshalveAchaau menze ook Golf» Achaat noemt , hier voor ge- , dagt: maakt een geheel andere Vertooning, wanneer menze op zyn plat befchouwc , en dan gepolyst is het een der fraaifte Achaaten, Korallyn- of Koraal - Achaat getyteld Hy be* Haat uk Roosachtige Perken met gedraaide Om- trekken van eene fchoon roode Kleurt dat 'er mooglyk dien naam aan heeft doen geeven. Dus zien wy dat een zelfde Achaat voorkomt, onder verlchiliende benaamingen. Men zou- ze ook, met reden, Roos- Achaat noemen kun» nen. Daar komen fomtyds Stukken van voor, die vier of vyf honderd Ponden zwaar zyn9 Hl. DSELi III. SlWt £j>8 Keizeliöi of Afdeel MooS,yk komt ZY met de gemelde Ysland- * V. / fche , daar de Heer Bruckmann van fpreekt, Hoofd- taatxieiy^ overeen. STUK. J Gruis. Een zeer aartig Verichynzel levert , federt A^at' weinige Jaaren, de Gruis Achaatop, die men ' * te Cunnersdorf by Dresden vindt. Menigvul- dige grootere en kleinere Brokjes van Band- Achaaten zyn door een Kryftallyne StofFe we- der zodanig famengelymd , dat zy een volko- men Gefteente vormen , het we!k_.op de ge- fleepen zyde zig zeer bevallig voordoet, als in Fig. 7. Waarfchynlyk is dit een Steen van laaten oirfprong , en , alzo men 'er ook brok- jes Amethyst in verfpreid vindt, denk ik, dat het Gruis der Steenhouweren dus door een Steenmaakend Vogt weder farnengegroeid zy : veeleer, dan dat ik zoude onderftellen, dat de Achaat dus door een Natuurlyk geweld wa- re gefprongen of van één gebroken. Straal- Sommige Achaaten zyn , met holle Buizen , Achaat, Pypachtig doorboord en in derzelver Omtrek fyn gefiraaJd 9 zodanig, dat men uit de door- fnyding onderftellen zou, als of het Verfteen- de Zee -Kwallen waren. Ik heb zodanig een Stuk van Buntzlau in Silezie , 't welk uit den graauwen ziet en zig vertoont als eene geheel vervuilde Chalcedoon. Mooglyk zyndieStraa- len, door de uitfpatting van zekere vuile Stof- fe, veroir2aakt; alzo men in die Holligheden ook een gekleurde Aarde aantreft, in fommi- ge Key-Steenen. 299 ge Achaaten van dien aart rood, in anderen groen ; hoedanigen met zulke Pypjes by O- V. berftein, of in het Tweebrugfe, voorkomen* J^™* Van den Staarenfteen , die ook wel Staar- A- chaat geheten wordt , en volgens het uicerlyk aanzien hier behooren zou, heb ik voorheen gefproken ( ƒ). ( 1 2) Key fteen die Rotsachtig is > met een Melk» XII. , witte Bast, byna doorfchynende. Petrofilex. Hoorn- Hier voorgezien hebbende de algemeenheidKeir' der benaaminge van Hoomfteen onder de Berg- werkers ,noem ik deezen liever Hoorn -Key* als door zyne Keizelige natuur van den Talki- gen Hoornfteen verfchillende. Het onder- fcheid van de Vuurfteenen , voorgemeld , die ook dikwils Hoornfteenen genoemd worden, befcaat in minder hardheid en grooter taai- heid ; zo dat hy naauwlyks Vuur geeft en moeielyk te breeken is, ja, om zo te fpree- ken , taay als Hoorn ; waar van hy den naam draagu Hy is ook grover van Korrel dan de f/J ïn 't voorg. II. Stük , bladz. 25. (12) Silex Rupeftris, Cortice Lafteo, diaphanus, Syfl. Nat. XU. Sp, 11. Petrofilex femipel'ucidus compafrus mollior. Wall. Syft. Mm. I. p. 283. Silex Marmoreus Rupeftris. Sfft* Nat. VIII. Sp. 3. Petrofilex femipellu- cidus. Wolt. Min. 87* Petrofilex. Lapis Corneus Ger- tiianorum. Cronst. Min. §. 63. III. Dsel, TIL Stuk» gco Keïzeligb of U. de Achaaten, en kan als een middelftag, tu$+ Afdeel. fchen dezelven en de Jaspisfen, aangemerkt Hootp- worden ; bruifchende fomwyien met Zuure ST^ Vogten op ; des hy mooglyk uit een Kalk* Key , achtige Kley zynen oirfprong heeft, dat ook zyne Melkwitte Schors of Korst aanduidt. Hier wordt een Gefteente bedoeld , dat dik- wils zwaare Breuken en Gangen uitmaakt in de Rotfen en Bergen : hoewel het ook by Brokken en Schyven f ja rond en Keizelach- tig, in Kley cn Kalkfteen gevonden wordt; maakende fomtyds kleine Aders in andere Stee- nen. Het is een zeer gemeene Moeder van allerley Metaalen over den gebeelen Aard- bodem. Inzonderheid komt 'er zeer dikwils in Hongarie gedeegen Goud; in Saxen gedee- gen Zilver ; in Tyrol Koper , in het Twee- brugfe Cinaber in voor. In de Kwikzilver* Mynen van dat Hertogdom is hy dikwils met roode Yzer • Oker of Yzer - Kley zodanig doortoogen , dat hy op 't laagst weezentlyk in een Yzerfteen fchynt over te gaan, of hy bevat in kleine holligheden, inwendig, nog iosfe en weeke Kley. By Joachimsthal in Bo- hemen breeken de rykfte Ertfen in fchoone roode half doorfchynende Hcornfceen, die in de meefte Noordwaardfe Gangen is en met Leem verwisfeït. Deeze Steenfoort verweert ligt in de Lugt, cnf p ringt niet in zo fterk gegolfde Stukkeu, als Ket-Steenei*. 301 sis de Keyfteenen. Hy laat zig niet zo wel II* als de Achaat polyften, maar kan door zeke- Aïy EL* ren trap vandoorfchynendheidgemeenlyk van^™*0" den Jaspis onderfcheiden worden , waar mede Hoorn* hy anders door de grove dofheid op de breuk^% veel overeenkomst heeft. Verfteeningen zyn 'er zeldzaam in ; doch daar komen Afdrukzels van|Planten of Bladen voor, in fommige Hoorn- fteenen. De Kleur is dikwils witachtig of uit den geel en , doch ook bleek, Vleefchkleurig en hoog rood ; fomtyds bruin, graauw of zwartachtig, welke laacfte wel Zwarte Achaat geheten wordt , vallende onder anderen by Moersfeld in 't Keurpaltzifche* Geaderd en Bont komt deeze Hoorn -Key ook voor. Som- mig wordt Onrype Achaat genoemd, die op de breuk Schubbig is , byna als Kalkfteen. (13) Keyfteen, die Rotsachtig is , naakt 9 on» XUh doorfchmende , groenachtig van Kleur. Site* virescem* Deeze breekt by Sahlberg en in de Koper- Steen, Myn by Edelfors in Sweeden , als ook in het Wurtembergfe , in ChriftophsthalL 't Is als . een middelflag tusfchen den Jaspis en on- doorfchynende Kwarts, door de Schubbetjes naar den eenen , door de Brokken naar de an« (13) Silex Rupeftris nudusopacus virescens, S#ft> Nat* XII. Sp. ia. 3oz Keizelige of n. andere gelykende , die verheven- of holrond Afdeel. t v. zyn ; zegt Linn^üs. Hoofd- ln zancifteen , by Glaugau in het Schoon- STUK. O-^^burgfe, vindt men Laagswyze eene blaauw- achtige Steenfoort, welke geheel ondoorfchy- nend is , nooit met Korften. Derzelver ge- woone Kleur is groenachtig; doch misichien behoort hier ook de blaauwachtige Hoorn- fteen , welke men by Pfunderberg in Tirol vindt. XIV* (14) Keyfteen, die Rotsachtig is, naakt, on* gfspL doorfchynendy dfchgraauw. Jaspis» Uit deeze bepaaling zou men beluiten, dat de ondoorfchynendheid een voornaam Kenmerk der Jaspisfen zy , om die van de Achaaten te onderfcheiden. Veelen ook waren in die ver- beelding, doch thans weet men, dat 'er ver- fcheide doorfchynende Jaspis - Soorten zyn. Het voornaame Kenmerk is, dat de Achaateen fynen Glasachtig glimmende en Schulpachtige Breuk heeft, de Jaspis, in tegendeel, op de Breuk grof, korrelig of Schubbig ziet. Ook Is de gedaante van den Jaspis wat doffer eu niet ("14) Silex Rupeftrïs nudus opacus cinereus. Syfl. Nat. XII. Sp. 13. Jaspis particulis fubtilisfimis unicoior. Wall* Syff. Min. I. p. 311. Silex Margaceus Rupeftris. Nat. VUL Sp. 4. Jaspis. Diaspro Italonwn. Crqïjsit» Mn. §. 64. K E y - S T E E N E N. 3°3 niet zo helder Glanzig, als die der Achaaten , ljU Men vindt dit Gefteente , (dat in 't alge-J™°rD"' meen den Griekfchen naam Jaspis behoudt , gas^s. hoewel de Italiaanen het Diafpro , de Fran- fchen Jaspe noemen ;) fomtyds by Schyven in de Oppervlakte des Aardry ks; gelyk in Si- lezie op verfcheide plaatfen ; in 5t Groot Her- togdom Florence aan de Arno en andere Ri- vieren; overvloedig in de Gebergten van Ve- rona en Vicenza ; als ook aan den Rhyn en Neckar, in 't Graaffchap Mark en omftreeks Altena. Menigvuldiger komt het in Bergen voor, daar het niet alleen Aderswyze door heen loopt , en een gedeelte daar van , maar zelfs geheele Bergen uitmaakt; gelyk by voorbeeld een Berg , niet ver van de Narzinkifcbe My- nen in Rusland, de Noordzyde van den Cau- cafus , een groot deel van den Siberifchen Berg Tfchirkayen het Reuzen -Gebergte. Dikwils is de Jaspis ook een Metaalmoeder. Metaalen In Sebenburgen breekt 'er Goud , en in Hon. daar in* garie by Schemnits zo wel dit als Zilver Glas- Erts en Loodglans; in Opper -Hongarie ge- deegen Koper, by Clausthall Rood Gulden, by Freyberg in Saxen, Loodglans, en in de Caucafifche Bergen andere Lood-Ertfen daar in, By Jan George Stadt, in Sasen, vondc men eertyds een Jaspis , dïe met Zilver door- groeid was. Dikwils is Kies , Blende en Lood* hoe zeer by gepolyst worde. Afdfel. V. Hoofd- ÏII. D*zu III. Stuk, glans 304 K Ë t 2 U I G E OF 1!. glans daar ingefprefigd , en niet zelden vindfc Ay.EEL,men hem met Glaskop of een anderen Yzer- sruK?ïD" ^een# Misfchien behoort ook hier die Berg- jaspis. te Villach in Karinthie vallende, welke door Cinaber hoog rood gekleurd is , en zig als Jaspis laat flypen en polyften; als ook de Jaspisachtige Hoornfteen van Schneeberg in Saxen , die met gedeegene Boomachtige Bis- muth doorgroeid is , van den zelfden aart. H.XXXI. Buiten twyfel moet hier dat fchoone Stuk **s' u roode Jaspis myner Verzameling , uit Italië * zo men my berigt heeft , afkomftig 5 t'huis ge* bragt worden ; 't welk in Fig. i , op Plaat XXXI, is afgebeeld. De Kleur is, over 'c geheel 5 hoog Vermiljoen 'rood y en het is doorgroeid met ecne Metaalachtige Scoffe , welke zig Slingerachtig daar door verfpreidt , en 'er, door baare Zilverachrge Kleur , een fraay aanzien aan geeft. Ik heb ook een groe- ne Jaspis met Zilver van Alkerode in 't Baden* Durlachfe en den groenen Hoornfteen of Jas* pis, vanJanGeorge Stadt in Saxen, rykelyk met gedeegen Zilver bezwangerd. Ook bezie ik Wit Gulden in bleek Roozeroode Jaspis , van Kapnik in Transfylvanie of Sebenbur- gen* Verftee- Echte Verfteeningen komen 'er zeldzaam nbgen. jn voor# Evenwel heb ik Trochieten en En. trochieten , in Jaspis , uit het Brandenburgfe en uit Sweeden, dat men Entrochieten- Mar- mer Key - Steens n« mei' noemt, gelyk bevoorens is gemeld ( g ) ï j^m^u ja zelfs Schroeffteenen. Dikwils vindt men- V. ze in de holligheden van Verfteende Schaal-S^^FD- dieren, voornaamelyk van Conchyliën en Be- §fas.pis0 lemnieten in Italië , byzonderlyk omftreeks Brescia en elders. Overvloedig dringt de Jas- pis in Houten , 't welk inzonderheid uit die van 't Ertsgebergte en van den Plauifchen Grond, omftreeks Dresden blykt. Ik heb van dèrgelyke Verfteeningen reeds gefproken Qi)m De Jaspis is niet zo hard en broofch als de Boeda* meefte overige Key- Soorten, en geeft ,derhal-n5£hei(k ven aan 't Staal zo goed geen Vuur : ook neemt i hy , door het ilypen en polyften ê geen zo levendigen Glans aan als de Achaat, maar is taaijer. Zyne zwaarwigtigheid is niet altoos de zelfde, maar verfchilt naar den aart vaa het Gefteente. Sommig is ligter* fommig zwaar* der dan de Acbaaten. In de Lugt verweert hy zo fchielyk niet, en heeft op de Breuk eene zeer Kleijige gedaante. Dit bevestigt het ver- moeden van deszelfs oirfprong uit Kley, die verhard is; waar by nog komt, dat men htm dikwils in Kley vindt en zyne trapswyze aan- groei ji-ng handtaftelyk kan waarneemen. Ia Dalekarlie , by voorbeeld , dat tot Sweedent frehoort , komen in de Zandfteen , die .tot Slyg* (g) Zie 't I. Stuk, bladz, 554- VLXlh Fig. a, (h) Zie 't II Stuk , bladz. *7. Keizelige of . ik Slypfteenen gehouwen wordt , geheele Droe- V. zen voor van roode Yzer-Kley, en, eenige s^ük?FD" MYlen daar vandaan, treft men, in een veel #tfjrjwj.harder Zandfteen , rooden Jaspis van dergely- ke Kleur en gedaante aan. In Sardinië is een roode bruin geaderde Jaspis gevonden, die aan den éénen hoek nog een weeke roode Yzcr- Kley was. Ook blykt zulks uit het Scheid* kundig onderzoek, en de menigte van Yzer 9 die in de zelfftandigheid der Jaspis is vervat, billykt dit vermoeden, Eenige onder- Soor- ten, in Hongarie Sinopel genaamd, bevatten *er zo veel van , dat men wel twaalf of vyftien Pond Yzer , 't welk na het Rooften van den Magneet aangetrokken wordt, uit het Cent- ner haalt. Hier van komt het ook , dat de Jaspis veel ligter tot Vloeijing te brengen is, na dat hy de Gloeijing heeft doorgeftaan, dan andere Key-Soorten, behoudende zyne Kleur zeer lang; hoewel hy gerneenlyk tot een zwart Glas overgaat. Na het gloeijen geeft hy door- gaans in 't donker Licht. Gebruik. Uit zyne aart is de Jaspis ondoorfchynende, maar fomtyds loepen 'er Aders of Streepen door , van Onyx , Kwarts , Kryflal of Ame- thyst, die 'er eenigen trap van doorzigtigheid aan geeven. Somwylen vindt men hem ook onder den Achaat gemengd , die dan Jasp* Achaat geheten wordt , als voorheen gezegd is. Men kan hem, gelyk de overige Key- Soor- Keï-SteebI' jbt. Soorten, gebruiken , doch niet om wit of hek , der Glas te maak en. Overvloedigst wordt hy , v. daar men hem by zwaare Banken vindt, tots^°°FD* Pylaaren, Wanden en Ornamenten der Bouw- gaspit, konst van binnen ; gelyk in de St. Laurens- iKapel te Florence: als ook tot Wapens, Ta- felbladen , Schoorfteen - Mantels, en Stylen , en wat dies meer is, gebezigd. Men zaagt ,flypt, polyst hem, ten dien einde, even als den A^ chaat. Steen. De Jaspis levert ook menigvuldige Verfchei- Verfcheï* denheden uit. Linnjeus heeft wel de Kleur van deeze Soort tot Afchgraauw bepaald; doch 't fchynt dat hy daar mede flegts een ruuwe Jaspis , in Sweeden vallende , heeft willen aanduiden. Deeze ziet uit den Witten , en is in Daiekarlie zeer gemeen , gelykende vol* flrekt naar verharde Kley* Eene, die geheel Melkwit is , vindt men in Silezie, en deeze wordt voor den Ga/acïites of Ga/axia van Pli^ n i u s gehouden. Ook is 'er onder de Antie^ ke Steenen , in Italië , een witte byna dooiv fchynende Jaspis , met donker roode Vlakken en Streepen of Banden bekend , doch zeer zeldzaam^ en een andere met geele of geel- bruine Vlakken , Panther - Jaspis genaamd. Ik heb een witte met Afchgraauwe Streepen over- langs, uit eene Steenkolen Myn by Dresdenj als ook een witachtige van Poenig in Saxen met Violette Banden. V % Voort? JIL P^EL. IJL S.XUJS. 3o& Keizelice of Afdfee. Voorts heeft men Geete Jaspis, oudtyds Ce*. V. rea genaamd of Melites , die in Silezie vale ; sSk0^" °P fommige plaatfen Stroo-geel , gelyk inBo- Geele. hemen , en met bruine Aderen in Saxen, of ook met roode Vlakken in Italië. Ik hebze Okergeel met Chalcedoon, en geelachtig mee bruin uit Saxen. Ook heb ik gekryftallizeer- de bruingeele Jaspis uit Lotharingen , zeer zeldzaam. Graauwe. Graauwe als de Kleur van Hoofdhaair, valt in Silezie en Tzergraauwe , die voor den BafaU tes van Pjliniüs gehouden wordt, komende aldaar op verfcheide plaatfen voor. Ook heb ik graauwe Jaspis van Papenheim, die uit den blaauwen ziet. Bruine. Onder de Bruine Jaspisfen vindt men 'er die taamelyk fraay zyn , doch gemeenlyk fterk Yzerhoudende; gelyk zy dus by Zwickau in Saxen, en op veele plaatfen in Silezie voor- komen. Dezelven zyn roodachtig, geelach- tig, of Leverbruin , gelyk in Noorwegen en Sweeden : ook Kastanje- of Koffybruin , en met verfcheide Stippen of Vlakjes gefpren* keld. De Capnitos van Plinius fchynt daar toe te behooren. feiaauw- Blaauwachtige Jaspis , welke men meent de achtige. ^êrizufa en Borea van Plinius te zyn, Tut- china by anderen genaamd, is veel harder dan Lazuurfteen , waar door hy zig zeer duidelyk onderfcheidt; ziende gemeenlyk uit denGraau- wen, Key. Steenen. 309 wen, gelyk de Silezifche; zelden donkerblaauw li of Hemelfchblaauw, gelyk de Perfiaanfche en Afd£el# Kaspifehe; nog zeldzaamer Violet, gelyk des^0FD" Kappadocifche. Daar is ook een Zwarte Jaspis , welke de Zwart*, bovenfte Laag uitmaakt in de Venetiaanfche Kalkbergen, en op verfeheide plaatfen van Bohème, Silezie en in 't Noorden breekt. Dee- ze wordt zeer veel tot Toetsfteenen gebezigd. Wel de allerfraaifte is de Groene Jaspis , waar Groene, van veele veranderingen zyn. In de eerfte plaats befchouwen wy de geheel Groene , welke byna eene Smaragd kleur heeft , Mare Smaragdinum oudtyds3 hedendaagfeh in Vrank- ryk Prime d'Efmeraude > en dikwils Smaragd- Moeder getyteld. Deeze komt op verfeheide plaatfen aan de Kaspifehe Zee, in Stiermark , Silezie en Saxen , voor. Hy laat zig veel fchooner polyften , dan de Malackites Cor- veus van Baümer, die een vetten Glans heeft , en alleenlyk door hardheid van den Graveelfteen verfchilt , vallende in Thuringen en de Oofterfche Landen. De fynfte is de Orientaalfche groene met roode Stipjes, welke nog tot kleine Plaatjes verarbeid en hoog ge- fchat wordt in Italië, Deeze wordt aldaar Di* espro Sanguigno of HeJiotropio geheten , en vale ook in Bohème , alwaar , op het Reuzen- . Gebergte , eene groene voorkomt met Bloed- roode Vlakken. Ik heb ook groene Jaspis uit V 3 de HL Deel. III. Stuk. IC ËÏZEIHÈ 0 F t de Paltas en yan elders. Voorts heeft mènzé V. groen i met witte of blaauwe en met Bloed- swpüÏ^,D" ro°de Aders : als ook met witte en roode , met geele Vlakken , en met bruine Vlakken en Wolken , welke van fommigen insgelyks Prime cVEfmeraude geheten wordt (#)• ïtmider- - Onder de Groene Jaspisfen , wederom, is Inxxxi z°genaamde Kruidér- Jaspis van Bohème Ftg* 2, de aanzienlykfie f door zyne fraaije menge- ling van Kleuren* Ik vind daar nogthans , 't welk zonderling is, geen gewag van by de Autheuren; zo min onder dien naam; als vol- gens de hoedanigheden. Tot den Diaspro Fhrito der Italiaanen fchynt hy niet betrok- ken te zyn. Ik heb. 'er onder anderen een Stuk ^an, dat zeer fchoon gefleepen en gepolyst is, waar van een gedeelte hier voorkomt in Fig* a. Het Groene van deeze Jaspis , dat fierlyk donker Grasgroen is , fchynt als uit Mosplantjes, die door elkander gevloeid zyns te beftaan , en , terwyl dit Gefteente zynen oirfprong uit Kley heeft , is dat ook niet on- waarfchynlyk. Hier door mengen zig , op verfeheide manieren , Vlakken en Aderen van witte Kwarts , en op fommige plaatfen komt 'er ook Rood in voor ; 't welk deeze Jaspis , met (?) Achates rellacidus nebulofus viridescens, Frafius. Wall. Syft. Min. I. Sp. 131. p. 292. Bafaltes Spatho- im Colore viridi eminentiori. Cronst. §. 73» Ket-Steen en» met allerley veranderingen, zeer fraay maakt. rty- Hy is van Cofaken in Bohème afkomftig. A™E**<> Hoorn- (15) Keyfteen die Rotsachtig is y naakt on- -^y] doorfchynend^ rood. Silex vubicator* . Roode) Tot dien Sweedfchen groven Jaspis, waar-jaspis. fchynlyk uit Rood-Aard geboren, welken men in Dalekarlie vindt , hard zynde en dikwils fplytbaar, kan de Roode' Jaspis der Iialiaanen t'huis gebragt worden, waar van geheele Ber- gen zyn in de Apennynen* In 't Gebergte van Montieri , in het Toskaanfche Gebied , dat Gjimmerig en Schieferig is , waar in oude Zil- ver- , Koper- en Locdmynen zyn , bevindt zig een zwaare Bedding of Laag van rooden, groven Jaspis , ten minden drie Vadem dik , doch brokkelig en Bladerig , zo dat men ze niet kan gebruiken. Dus ziet men , dat der- gelyke Schieferige roode Jaspis ook in Italië voorkomt. Vaster vak hy by Barga en op Sicilië , doch verweert ook in de Lugt tot Schubbetjes. Hy breekt insgelyks in *t Ge- bied van Venetië , omftreeks Verona en Vi- cenza; in Silezie, Saxen en in het Iweebrug- % C15) Sitex Rupeftrïs nudus opacus ruber folidus. Sijfl. ISfat. XII. Sp. 14, Jaspis ex Alpibus Sernenfibus. Cronst. Min. p% 60. Jaspis unrcolor rubescens. Wall. SijJï* Min* ï. p. 312* Lapis Sanguïnalis. Boot. Diaspro rosfo. k forum. v 4 III. Dasi. III, Stuk. 5T2 K É I Z E L I G B OF a fe. Somtyds is hy fterk Yzerhoudende éti A v?ÊL,gi'ofkorrelig i gelyk de Hongarifche SitïopeL Hoofd- Re Xfeur is bleeker of hooger en donkerer 9 gaspis)* ^omtYds paarfch of Bloedrood , gelyk in' Si- berië Het kan echter de Bloedfieen van Boot* üit Nieuw Spanje , naauwlyks zyn ; alzo die- Jaspis maar Bloedlüeurige Vlakjes of Stippen hadt. Anderszins zou men hier op kunnen toepasfen de kragten tot BIcedftemping ,door de Indiaanen daar aan toegefehreeven* Even- wel heb ik zodanig een Hartje van rooden Jas- pis, als hy befchryft, mooglyk met dat inzigt gemaakt. Smopel De Sinopel', waar van ik zo even fprak, by Cronstedt genaamd Jaspis Martialis, is door den Heer Wallfriüs voorgefteld als een by^ zondere Soort van Jaspis Anderen tellen hem onder de Yzer -Ertfen ; hoewel hy maar een agtiïe of tiende deel , of daar omtrent , van dat Metaal inhoudt. De Hongarifche i$ door den Heer Scopoli zeer omftandig en naauwkeurig ter toets gebragt (/). Voorts valt hy op verfcheide plaatfen in S weeden en Noorwegen ; zelfs in Saxen en ïweebrugge; ook by Wolffteïn in het PaTtzifche, maar in Hongarie maakt hy zwaare Aderen uit, zynde dikwils met Kies > Loodglans en Blende inge- fprengd; Jaspis opaca , particulls diflinftis , rudis , facie Gra^ Bfulari. Syfï. Min* I. p. 318» Tent amen Minerakgicum ter t mm- Prag« 1772» Ksy-Steenek. 313 fprengd ; of met witte Kalk- Aarde, Groene ^J^l. Jaspis en Kwarts vermengd, dat hem dan ge- V. bandeerd maakt. Hy fmelt in 't Vuur gemak-sim.0* kelyk'tot een zwarte Slakke. Gemeenlyk is &aspffm hy zo hard als Jaspis, doch fomtyds zo murw, dat men hem met de Vingers kan vergruizen. De Boheemfche is geel, doch anders valt hy hooger of donkerer rood. SommigeiKnoemen hem Roode Kneis, en hy zoude misfchien tot de Rotsfteenen kunnen betrokken worden. Niet alleen geheel rood valt de Jaspis, maar Gemar- ook rood met witte Aderen , of rood met bruin p^xxxL gemengd, op verfcheide plaatfen in Silezie, *&*3>4« en rood met bruine Aderen in Sardinië. Roo- de heb ik, met Kwarts- Aderen , uit Silezie en roode met Violet , genaamd Cberkircher Jas- pis, van Oberftein. Rood met blaauwachtige Vlakken komt hy by Stutgardt in k Wurtem- bergfe voor , en rood met geel gemengd in Silezie. Ik hebze Oranjekleurig met bruin uit Lotharingen en van daar ook zeer bleek- roode met wit gemarmerd, Roode Jaspis met veele geele Vlakken en Aderen wordt Diaspro fiorito in Italië geheten en Jaspe fleurïm Vrank- ryk. Deeze valt op Sicilië , in Spanje en Turkye. Ik heb een Plaat bruinroode uit Staf- , fordshir.e in Engeland » die met witachtige Streepen en geel gemarmerd is , in Fig. 3 voorgefteld. Hier behoort ook dat Stukje van Frauenberg , by Oberftein , in het Tweebrug- V 5 fe, III. Deel. III. Stjk. 3*4 Keizïlige of Afdeel ^* VaD ^ 9 ^ ' °P CeD donker ro°den V. ' Grond 5 een zonderlinge Netswyze Tekening s*jk?FD" Melkwit heeft , welke 'er den Italiaanfchen ffaspisJLMtn var* Diaspro florito retitellato aan toe - ei- genen zoude. Die hopg roode van Fig. i, zou met zyne Tekeningen hier ook k,unnen behooren» Wallerius heeft van deeze Gemarmerde of Bonte Jaspisfen een byzon- dere Soort gemaakt (//*)• XVI. 06) Keyfteen die Rotsachtig is ? met Laagen SMex yan verfchillende Kleur, potyzomas. f Jas^fs!*" Zeker Gefteente , dat voorkomt in de Myn B-XXXLvan Dannemora in S weeden 5 met Laagen van f?&5> 6,geel, bleek rood , groen en zwart, fcheen den Ridder uit Jaspis en bruinere Kalk- Aarde te zyn voortgekomen. Dit heeft echter 5 vol- gens het onderzoek van den Heer Gerhard, geen plaats. Wanneer het flegts enkele Streepen zyn , dan fchynt hy tot den Gram- matias van Plinius te behooren, of Poly grammos , wanneer de Streepen menigvuldig zyn ; gelyk in die blaauwe Linienfteen van Bareith , bevoorens door my befchreeven en afgebeeld (»> Anders heeft menze groen of rood met witte Streepen » of ook groen met Vio- (»0 Jaspis variegata. Syft. Min. h p. 313. Sp. 138. (i6J Silex RupeftrLs , Stratis diverficoloribus. Syfl. Nat. Sp. ï6. Jaspis variegatafasciata. Wall. Stjft.Min» Key-Steenün. Violette Banden , gelyk by G'evantftetn in Sa* A^%u xen , waar van in Fig* 6, alhier de Afbeel- V. ding is gegeven. Billyk wordt deeze Taf-J^*nm fteen> wegens de gedaante, doch ve: keerde- B^nd* iyk Genade/leen geheten Rood met zwarte Banden breektze by Goldberg in Silezie \ geelachtig met graauwe Banden by Toplits» In Sweeden heeft menze ook overvloedig met witte en zwarte Banden, als mede by AI- tenberg in Saxen ; alwaar de zwarten Schiefer zyn , zo de Heer Vogel verzekerde. Een der fraaiften onder de Gebandeerden is die Si- berifche Jaspis van Fig. 5 , welke door een purperen of Bloedrooden Grond groene Ban- den heeft. Sommigen betrekken dien tot de Achaaten, zo 't my toefchynt; doch hy heeft de Kenmerken der Jaspisfen , en wordt ook van den Heer Brückmann, als de fchoon- fie Band - Jaspis zyner Verzameling , gedagt (0). Onder de benaaming van Kruisdraagende Krols* Steen of Jaspis , ftelt KüNDMANNeen Ge*JasPis* fteente voor, dat weezentlyk maar een Jaspis is , op welken .zig , door eene Speeling der Natuur, een Kruis bevindt , zegt gemelde Steenkenner. Misfchien, dagthy, zou Kund- mann daar door den antieken Serpentyn- fteen,-> (n) Zie 't voorg. II. Stuk, bladz, 133. PI. XVIIL Fig, 4. (0) Beqtrage von Edel f temen* 1778. p. 196» ÏIL Desl. III. Stük4 3i<5 Keizeligï of n. fteen, wiens Vlakken dikwils Kruifen voor- Afdeel» V. ftellen , verftaan hebben. Onder de Ver- stuk?FD" beende Houten heb ik gewaagd van een Plaat- &asjns.]z van Oberftein, dat den naam van Kruis* fteen zeer wel zou voeren mogen (/>). De Spaanfche Kruis -Steen , van Kompostet, zoge- naamd , dien men by Rohan in Bretagne vindt, is iets anders. Men houdtze voor ge • kryftallizeerde Eafalt of Schirl , in Leyfleen kruislings ingedrukt (q). Asbest- Onder de bonte Jaspisfen zou men kunnen ^Fig' 7. tellen de Asbest- Jaspis > welken de Heer von Jüsti in het Mansfeldfe ontdekt heeft en be- fchreeven (r). 't Gefteente is donker rood , byna Bloedkleurig, doorgaans met een bleek Groen gemengd, en fomtyds gefprenkeld met witte Vlakken. De roode en groene hebben dikwils de grootte van een Gulden , en niet zelden maaken de groene eene lange Streep » meer dan een Duim breed , in de langte van den Steen. Dikwils zyn beiderley Vlakken maar van grootte als Linzen , en alsdan , in dunne Stukken , de groenen een weinig door- zigtig. In 't algemeen beftaan de groene Vlak- ken uit Asbest, en beletten altoos de zuiver glanzige polyfting. Zulks blykt uit derzelveff Vezelachtige Vertooning in Fig. 7, op Plaat XXXI, O) II. Stuk , bladz. 29. (q) Beijtrage , als beven , bladz. 203, Cr) Neue Wahrheüen &c. VIL Stuk , pag. 93. Ke y-Steenen, 3*7 XXXI, alwaar een zodanig Plaatje myner Ver- n. zameling is afgebeeld. De befchryving heb ™EI* ik ontleend van den Heer Bruckmann(0, stok!™* die zodanige Jaspis byna geheel groen ge- ffasp^ zien heeft. Ik heb ook een Steentje Ver- (leende Asbest van dien aart. Daar zyn andere Vermengingen van Jaspis, 9t zy mee Onyx, als wanneer men het Jasp- Onyx noemt , of met Achaat , en dan Jasp- Achaat, gelyk ik reeds gemeld heb. Somwy- 3en vindt men 'er Vlakken in van Chalcedoon of ook van Kwarts , die dan mede in de fa- menftelling van het Gefteente komen. Daar is ook veel bedenken , of niet de grove Pek- fteen van Meisfen allengs in Jaspis overgaa. Sommige Stukken , die ik heb , fchynen als ten halve veranderd te zyn, en dit zou des- zelfs oirfprong , uit Kley , nader vastftellen. In hoe verre de Serpentynfteen , Porphier en andere famengeftelde; ja zelfs de Podding- fteenen of zogenaamde Breccia'sin Italië, hun- ne GrondftofFe van Jaspis hebben, laat ik on- beflist (t). De Heer Linn^üs hadt hier een Blade- rigen Keyfteen betrokken , te Dannemora waargenomen door den Heer Tidstkgem, ■die (/) AbhandU von Edelfteinen, p. 369. CO Zie de zelfde, p. 268, enz. IIL Daj*. III. Stuk* STUK 318 KtlZEUCÏ 1L die Roestkleurig was O) ; doch deeze fchyftt Afdeel. my tot ^e grove roode Jaspis - Soorten , wel- Hooïd- ke fomtyds ook fplytbaar voorkomen, betrek- Onder dit Geflagt behooren» zegt de Heer Gmelin (w), ook zekere Steenen uit Nor- mandie, welke inwendig vol holligheden van verfcheiderley grootte zyn 9 vallende wit 3 blaauwachtig of rood van Kleun Men ge- bruiktze , in de meefte deelen van Vrankryk , tot Molen- Steenen. VI. HOOFDSTUK. Befchryving van de Krystallyne Steenen 9 in 't byzonder van de Kwarts en Kryftallen ; waar van zeer veele Verfcheidenheden zyn , ten opzigt van de figuur en groeijing, als ook van de Kleur ; gelyk zulks blykt in de basterd- Gefteenten en in de Schirls , tot welke® veele Tourmalins of Afchtrekkers behooren. Naams- T\at ^ ^e Steenen van deezen Rang den reden, J— ë naam van Kryfiallyne Steenen geef , kan niet oneigen geacht worden, aangezien zy in zelfstandigheid 3 figuur en oirfprong , ge- heel (y') Silex RupeRris nu&us opacus rufus , LameHat^3.» Sqft. Nat. XII. Sp. 15. (p) Natur - Syftem. L Th. pi 595. KRY'ST ALLYKE STEENEN. 319 heel of gedeeltelyk, ja zelfs dikwils in uit. wendige gedaante , met Kryflal overeenkom- vi. ftig , of Kryfcal zelf zyn. Men heeftze totJ£°orD- de Glaswordende Steenen (l.apides Viirescen* tes) betrokken gehad, en Wallerius doet zulks nog heden; maar, terwyl hy zelf dair van zegt , dat zy meest een Glasachtige gedaante hebben zo is die benaamïng niet welvoeglyk. Immers , 9t komt vreemd voor, dat Steenen, van dien aart, nog Glas moeten worden. Ik weet wel , wat het be- doelde zy; dat menze, naamelyk, met Loog- zout of Borax tot Glas kan fmelten: maar dit heeft ook in andere Steenen, gelyk in de Talk by voorbeeld, plaats, en hoe veelenniet, fmelten , op zig zelve , door 't geweld van Vuur tot Glas. De Heer Gmelin derhalve , den tytel van Zandaartige Steenen , tot welken Linn^us de Kwarts en Keyfteen , benevens de Zandfteenen , hadt t'huis gebragt, willen» de veranderen, heeft dien zeer oordeelkundig met Glasachtige verwisfeld (y\ Dus voldoet zyn Ed# aan de opgaave van Wallerius, dat zy een Glasachtige gedaante hebben en komt zeer naa met myne verkiezing van Kry* fiallyne overeen : want Kryflal verfchilt niet dan O) Sunt Lapides Vitrest plerumque facte &c. Syfi* Min. I. p. 19a. (y) Natur-Syftem. I. Theill. p; 494, III.. Vmu III, Stüs, 1 320 KWARTZIOE OF n. dan trapswyze van Glas. Evenwel is het VI. zonderling, dat de Hardfteen en dergelyken, J?^0*0* van zyn Ed. ook geteld worden onder de Glas- achtige. Grond- Oogfchynlyk zyn het de eenvoudigften on~ ftoffe* der alle Steenen : zelfs de Aarde, welke zy gemeenlyk zuiver bevatten , fchynt nader te komen aan de Elementeele, dan die der ove- rigen* Het is de zogenaamde Keizei -Aar* de; die uit dezelven , wanneer het Poeijer, met een te groote veelheid Loogzout , tot eene Glasachtige Stofte gefmolten en door de Lugt tot een Key - Vbgt ontbonden is , door by» gieting van een Zuur nedervalt ; zynde dan opgedroogd een fyn Stof, 't welk van alle Zuuren opgelost wordt. Dee.ze Keizei -.Aar» de wordt aangemerkt de Grondftoffe te zym van alle Kryftallyne Steenen : zy is in de meeften derzelven zuiver , in eenigen gemengd met Zwavelachtige of Yzerdeeltjes , d;e 'er de Kleur aan geeven* Kalkachtige of Klei*- jige deelen worden 'er zeer zeldzaam in waar genomen. Eigen- Alle deeze Steenen zyn van aanmerkeïyke fchappen. hardheid en geeven nier aUreen aan 't Staal ,.maar ook tegen elkander geflagen , Vuur. Zonder by «■ voegzel zyn zy niet imekbaar , dan door den uiterften trap vanHitte; maar met vast Loogzout, met het Wonderzout va$ Glauber , Loodglas of Borax, vloeijen zy ligt in 't Vuur tot Glas. Zelfs Krystallyne SïEENEN. Zelfs met Aarde van Bicter Zout , Kryt of ^ ongcblufchte Kalk , komen veelen ligt tot VI. fmelting. Tot Kalk laaten zy zig niet bran-s^^FD' den, maar, gloeijend in Water geworpen, worden zy voozer van zelfftandigheid en krygen Scheuren. Met Zuuren bruilchen zy niet op , en worden door dezelven, zo min als door Loogzouten, Water of Olie, opge- lost of aangedaan : weerftaande dus ook zeer kragtig de uitwerkingen van den Dampkring. De meefcen zyn digt van zelfftandigheid en op de breuk Glasachtig» In 't algemeen gelyken zy zeer naar het door Kosst gemaak- te Kryftal- Glas , en het is niet onwaarfchyn- lyk, dat de Natuur, in fommigen, ook Vuur gebruikt hebbe tot derzelver voortbrenging. Ik begryp 'er de drie Geflagten onder, van Kwarts, Kryftal en Edele Steenen; als volgt. QuARTzuMt Kwarts. Dus noemt men een Kryftallyne Korst , Gedaante, meest voorkomende in de Spieeten van Rot- fen , hoewel ook dikwils Aderen maakende in Gebergten , die uit Zand- en Rotsfteenen, beftaan. Dus vindt menze overvloedig in de Ooftelyke deelen van Rusland, in Duitfchland en Silezie. Deeze Aders zyn niet zozwaar, als van andere GangftoiFen , maar men vinde- ze een half en, in de Kopermynen by Lau- X ter* III. Deel, IIJ. Stuk* 3*2 KWARTZIGE OF 11. terberg op den Haafts, van één tot drie Va- Afdeel. demen fljj^ Zelden maakt de Kwarts geheele Hoofd- Bergen uit, hoewel men daar van in Lapland, Kwarts. als in Siberië, Bohemen en Silezie, voor- beelden heeft. De Vork van 't Emmenthall in Switzerland is zuiver Kwarts. Bovendien zyn de Bergen, by Fraudenftein en Oberfchó- na , in Saxen , als ook tusfchen Simmern en Creutznach in de Paltz , met Kwartzachtige Steenrotfen boven de Leyfteen • Laagen. Nog zeldzaamer vertoont de Kwarts zig in Vlot- bergen, en dan verfchynt zy altoos by Schy- ven of Nesten ; gelyk in de Beddingen van Koperfchiefer in 't Mansfeldfe , en by Gold- berg, in Silezie, tusfchen Laagen van rooden Kalkfteen. Zy is altoos een gedeelte der zelf- ftandigheid van de Graniet en veelerley ande- re Soorten van Rotsfieen. 0iï> De Kwarts komt in de alleroudfte Bergen fprong. voor , en fchynt dus van een zeer ouden Oir- fprong te zyn. Was het, dat menze alleen in de Spieeten van Bergen vondt , zo zou het niet onwaarfchynlyk zyn, dat zy door een onvolkomene Kryftallizatie uit het afzype- lende Water geboren ware , gelyk Linn^eus bedenkelyk opgeeft. Doch daar moest dan eenige Stoffe in dat Water zyn , die byzon- derlyk diende tot de vorming van de Kwarts, Walleöius verbeeldt zig, dat dezelve uit eene Lymerige Vogtigheid, welke uit de door het Rrystallvne Steenën* S|A het Zeewater veranderde Kalk -Aarde voort- \i gekomen was, gefprooten zy. De zelfde re- A™=ftï* den, die 'er is, om den Oirfprong der Key* Hoofd* fteenen uit Kley, door middel van een Kalk-ST^ ' aartig Vogt , te onderftellen , kan hier gel- den, om den Oirfprong der Kwarts van dat Vogt alleen af te leiden. Maar het is te den* ken, dat veele Kwarts uit zodanig Vogt door Vuur, 't welk eene fterke uitdamping maa- ken, en de geregelde Kryftaliizatie verhinde- ren heeft kunnen , voortgekomen zy. Mis- fchien zyn de brokken Kwarts , die men hier en daar aantreft , vooral de Kwarts -Keizeis en dergelyken , voormaals van Bergen afge- broken ; maar de deeltjes van 't Kwarts-Zand daar van af te leiden , gaat wat ver (2). De Soorten van Kwarts hebben altemaal een Eigen* Glasachtige Breuk , en van buiten doorgaans fcllApj?m* eenigen Glans , zynde eenigermaate doorzig- tig, en taamelyk hard, doch niet zwaarder dan Jaspis of Achaat. Haare deeltjes zyn voor 't Oog ongewaarwordelyk , maar zy hebben gemeenlyk veele Barden en Spieeten ; weshal- ve zy niec wel kunnen gefleepen of gepolysc worden. Door den Hamerflag fpringen zy in hoekige Stukken, van onbepaalde figuur, fcherp en Glas fnydende. Op zig zelf blyven zy in (z) Zie'tvoorg. IL Stuk, bladz. 418* X % Hl* Dsel, in. sras. \ 3^4 K WAR TZIGÈ OF TT. in 't Vuur onveranderd , en verweeren oök irDEEL. n}et in cje Lugt . maar me(. de voorgeme](}e Hcoïd- Stoffen, zelfs met Kryt en Kalk, in genoeg- Kwarts, zaame veelheid , fmelten zy , even als het Zand, tot Glas. De Keizei -Aarde bevatten zy taamelyk zuiver; de Kalk -Aarde flegfs toevalliger wyze: maar zeer dikwils zyn zy bezwangerd met Mineraale, inzonderheid Y- zerdeeltjes, 't welk 'er dan deeze of geene Kleur aan geeft. Ook \ertoonen zy zig fom- tyds in Kryflallifche en andere zeer zonder- linge fïguuren, gelyk wy vervolgens zien nul- len. Gebruik. Ue Kwarts is een van de vocrnaamfte Me- taalmoeders , en (fcboon de Aders , die zy maakt , nooit zeer zwaar zyn , ) zeer wen- fchelyk voor den Bergman. Niet alleen de Ertfen van verfcheide Metaalen en Halfme- taalen , maar de Metaalen zelf komen gedee* gen daar in voor , byzonderlyk Zilver en Goud, en het Goud is 'er dikwils zo fyn inge- fprengd , dat men het ook met het belle Ver- grootglas niet, en alleenlyk door fyn ftampen en wasfchen daar in ontdekt. Men kan de Kwarts, met groot voordeel, tot Koper- en Yzer- Ertfen, waar Kalk -Aarde of Aarde van Bitter Zout in is , gebruiken , om door haare bymeaging de Vloeijing der Ertfen te bevor- deren. Zy dient ook, in verbinding metKley- Aarden, voortreffelyk tot Vuurbeftendige Va- ten* Krystallyne Steenen. 325 ten , tot het maaken van zogenaamd Porfe- H« Jein en tot toebereiding van de Smalt. Met vi. Potafch gefmolten , geeft zy een vaster cn ST^^crD* duurzaamer Glas , dan alle andere Glasworden- Kwarts. de Sreenen ; uitgenomen , dat zy n'et tot Spiegels deugt. Het zo bekende Boheemiche Glas heeft hier van zyne voortreffelykheid. Tot de laatfte oogmerken moet men zeker zyn, dat zy geen Yzerdeeltjes bevatte; het welk door branden in 't Vuur, het opgieten van Scerk Water, enz. te ontdekken is. Thans gaa ik tot de befchryving der Soorten over. ( 1 ) Kwarts , die helder Kryftallyt doorfcln- L ■ * QjACirtzum tiend is. Hijalinum* Heldere Alle de voorgemelde Eigenfchappen zyn op Kwurts* deeze toepasfelyk , die geheel doorfchynende is, zo helder als Kryftal en gemeenlyk zon- der Kleur. Men vindtze echter ook blaauw en Violet in Sweeden en dóf gekleurd op het Reuzen -Gebergte. Ik hebze groenachtig of Aqua- fï) (tfiarfzum Rupeftre Hyalinum pellucidum. Srjji. Wat. XII. Tom, I1L Gen. io. Sp. i. Quartzum Aqueum. Sijfl. Nat. VIII. Sp. x. Q. diaphanum. Wolt. Min. 14. Q. folidum pellucidum, Qu^ncum Cryftallinnm. Wall. £yfl% Min, J, p. 2zin Sp. 96., Q. purum diaphanam. Cronst. M% §. 52. Q. iiifdrme diaphanum. Cart>i. Min. 20. x 3 III, Peel, III. Stuk. 326 KwArtïigk of ii. Aquamarine Kleur , uit Bohemen. Onkleurig é*ffu valt zy in de Kopermynen van Noorwegen, in Hoofd- Siberië en op den Gothards- Berg in Switzer- land> aIsook °P Eiland Madagaskar, waar men 'er Vaten en Kruiken van maakt , zegt Walleriüs. MetZwavelkies, als ook inet Zwartgulden bezet, komt zy voor by Schem- mts in Hongarie; met Potlood by Ehrenfrie- drichsdorf in Saxen ; met gedeegen Goud by Abrubanya in Transfylvanie ; met gedeegen Zilver , Wit en Roodgulden in Bohemen i met Kobalt- Erts by Schneeberg in Saxen. Van 't Berg-Kryftal verfchilt zy, door geeu bepaalde figuur te hebben, lï, (2) Kwarts, die gekleurd & Goloratum. twaus*^ Kwarts, die door Mineraale deeltjes ge- kleurd is, heeft op ver naa dedoorfchynend-* heid der voorgaande niet. Men vindeze hier en daar in Mynen en Bergen. Geel of graauw- achtig valt zy op het Reuzen - Gebergte ; Rood mee Koperglas en Koperkies in Sweeden, mee Kobalt -Erts in Bohemen: Amethystblaauw by Wolkenftein in Saxen ; Groenachtig met Bafalt by (2) Quanzum Rupeftre tmftum. Syft. Nat. Xfl. Sp. 2« Quartzum folidum coloratum. Wall. Syjt. Min. d j> 222. Sp. 98» Q« heterogeneis intime niixtum Quart* Krystallyne Sternen. 3n by Edelfors in Sweeden (z): Okerbruin met n, gedeegen Goud in Hongarie en met gedee- A*?J*U gen Zilver by Kapnik in Transfylvanie ; met Hooïd- Zilver Glas -Erts in Saxen, Rood- en Zwart- s K*wart$ guldig op de Haarts en in Hongarie: Geelach- tig met tekeningen van Boompjes en vermomd Goud [by Schemnits ; met Roodgulden by Clausthall, met gedeegen Goud op Sumatra: Roodachtig met Tin -Groepen by Altenberg in Saxen, met Koperblaauw en Koper-Erts zo in 't Wurtembergfe als op de Haarts (a) : Zwart in Sweeden, als ook in Hongarie en met Lood- Spaath op den Haarts: zwartachtig met Lood- glans in Sweeden , met Cinaber te Idria in de Krain: Graauw met Wit Gulden by Ko- nits in Neder - Hongarie ; met blaauwe en groene Korrels in Korrelige Kwarts- by Par- gas, enz* De roode, bruine, graauwe en zwarte Kleu- ren van deeze Kwarts , ontdaan uit de by- menging van Yzerdeeltjes. Evenwel komt de roode Kleur ook fomtyds uit die van Ko- per, (z) Groenachtig geele Kwarts heb ik .uit een oude Yzermyn , niet ver van de Goudrnyn in Smöland, als ook uit de Adolf- Frederik - Schacht van die Goudrnyn, groen met wit. (a) Ik hebze rood- of paarfchachtig uiteen Kopermyn van Smöland in Sweeden en van Sahlberg, als ook, ïxiet gedeegen Goud, van de Lavonifche Grenzen, zestig Werften van de Witte Zee, in Siberië. x 4 III*. Deel* IIL Stuk» 328 Kw ARTZICE OP II. per, van Rood Gulden of Cinaber voort* De AjrDEEt. bjaauwe eö groene worden gemeenlyk door Hwfd- Koperdeeltjes veroirzaakt. De Amethyst- A'iwir/j# blaauwe of Violette kan zo wel van Koper als van Yzer ontftaan, of mooglyk van bei- den : de geele en geelachtige van Lood of ook van Yzer. Dit maakt deeze Kwarts dof- fer dan de voorgaande , minder glanzig op de Breuk en broofcher* Gemeenlyk is zy van onbepaalde geftalte, fomtyds in zeskan- tige Pieramieden aangefchooten. III. (3) Kwarts 3 die Melkwit doorfchynend />. Quavizum aM&k- Men vindt deeze, hoewel zeldzaamer, ook witte. jn je Kloven van Steenrotfen, voornaamelyk by Dahlero in Sweeden , als ook in de Fran- fchc Provincie van Auvergne. In haare vor- ming fchynt een aanmerkelyke veelheid Kalk- Aarde vermengd te zyn geweest, ja de brok- ken zyn fomtyds als met Meel beftooven. Hier van komt het 5 dat zy, volgens de aanmerking van h 1 N n mv s en Scopoli , ligter dan de anderen tot Glas fmelt, en gewilder is by de Koperfmelters. Zy is zeer hard en zwaar , gemeenlyk doorfchynend, doch met donkere Melk* Cl) Quartzum Rupeftre album diaphanum. Sijfl, Nat. XII. Sp. 3. Quartzum album. Stjft. Nat. VIII. Sp, 2. O. folidum of acum durisflmum Aqueo - Latteum. Quart* j&ttifc faeobinuffi, Waï-l.#///. Min. Lp. $22* Sp#<^. V KrVstallyne Steenen. 329 Melkwitte Aderen doortoogen. Sommigen it. noemenze Sr. Jakobs- Steen (b). A™*Bt* Hoofd- (4) Kwarts , die byna geheel ondoorfchynend /V»STUK* Quartzutn Zodanige , die men drooge en broofche Kwarts , Opacnm* of ook Katten- Keizei noemt 3 komt in byna^ynende* alle Kloven der Gebergten voor. Op 't ge- zigt en gevoel is zy hard en dor, broofch on- der den Hamer, op de Breuk korrelig ruuw, met weinig glans. Door 't calcineeren wordt zy nog broofcher , doch verliest van haare hardheid niet , evenwel aan 'c Staal/lag wel vonkende. In 't geheel is zy weinig of niet doorfchynende, van Kleur witachtig of Afch- graauw. In Dalekarlie komt zy half doorfchy- nende voor en op de Pyreneelche Bergen hier en daar als Sneeuw sangeftooven. Men vindt 'er zelden Metaalen in, behalven eenige Kor- reltjes Koperkies , zegt Wallerios, Ik heb evenwel zodanige Kwarts uit Tirol , behalve de Kies, niet opgefprengd Goud bezwangerd. Ook (£) Gemma Divi Jncobi nonnultorum. Wall. Ik vind pogthans by Bruckmann, onder zyne Edeljleinen ^fcxsx van geen gewag. (4J Quartznm Rupeftre fubopacum. Syft. Nat. XII. Sp. 4» Q. fragile rigidam facie Granulari. Quartzum fragSe. Wall. Sijft. Min, L t>. 220. Sp. 94. Q. texturê Gr&nuiata. Cronst. Min. 52, 2. x 5 III. Deel. III« Stuk. 33© KWARTZICE' OF 11. Ook heb ik ze uit Japan bekomen , die zeer A vÈ/" broofch is, van dergelyke natuur en met een Hoofd- zelfde bruin-roode Achaat- Korst 3 als ik ze STUK» * heb van Eibenftock in Saxen. Vette Een andere voert den naam van Vette Kwarts, Kwarts. en deeze js dikwiïs de Moeder van Metaa- len (c). Met gedeegen Goud vindt menze in Peru en op Sumatra {d) , als ook by Raming- Hein in 5t Saltzburgfe; met Zilver Glas -Erts en Rood Gulden by Schemnits in Hongarie ; met Loodglans in Bohemen; met Loodfpaath by Zellerfeld op den Haarts ; met gedeegen Koper en vermomd Goud in Opper -Honga- rie; met Vaal Koper -Erts by Bulach in 't Wurtembergfe en by Falkenftein in Tirol;met Koper -Kies op den Haarts; met Cinaber by Wolfftein en Schemnits, met Kobaltbloefem by Schneeberg , met Kobalt -Erts in Bohemen en met Bafalt by Jan George Stadt in Saxen. Zy is minder broofch en vaster van zelfstan- digheid , zagt en vettig op 't gevoel , als of zy met Olie befmeerd ware , witachtig van Kleur; doorgaans ondoorichynende en dikwils met Streepen als van Yzer -Roest, dat veelal een (c) Quarrzum folidum atta&u pingue > facie nitente* Wall» Min, I. Sp, 95. Cd) lk heb een Stuk zodanige Kwarts, geheel on- doorichynende , uit een Goudmyn op Sumatra gehaald door den Heer Dejean , in 't jaar 1761 , en my door syn Ed. medegedeeld. Krystallyne Steenen. 331 een teken is van Goud daar in zittende. Ook ft komt zy half dooifchynende en witachtig vïé voor ; hoedanig ik ze heb uit de Pyrenee- HooFD- fche Bergen, uit het Schwartswald en van el- Kwarts. ders* Zy houdt meest in Aderen der Ge- bergten huis , en hier van kan het zyn, dat de Kwarts -Keizeis daar mede verward wor- den , als van brokjes zulke Kwarts uit de Ge- bergten afgefpoeld voortgekomen. Linn^eüs 9 immers , betrekt daar toe deeze Soort van Kwarts (V). (5) Kwarts, die Bladertg is of uit Plaatjes fa- yè Plaatige. mengefteld. Quartzum Deeze komt zeldzaamer voor en byna altoos Nestwyze in Kwarts - Aderen , voornaamelyk in Jemteland, en by Schemnits in Hongarie, als ook in Silezie ; met gedeegen Goud by Kapnik in Sevenbergen en Siberië , met Rood- Gulden en Zwartgulden by Schemnits en in st algemeen met Goud en Zilver- Ertfen in de Mynen van Hongarie. Zy beftaat fomtyds uit (" 3* III. Dwt, III, Sm. KwARTZlGE OF Afdeel. uit kleine ' fomtyds uit grotere Blaadjes, dïgt VI. ' aan elkander , en gelj^kt dus dikwils veel SS°ÏD" naar Veldfpaath. De Blaadjes of Plaatjes zelf Kimrts.hébben geen bepaalde geftalte en leggen fom- tyds evenwydïg, fomtyds fchuins en fcheef, of alsVifchfchubben op malkander; of 'zo dat zy drie en vierhoeken of zeshoeken vormen ; of ook Doolhofswyze. Gemeenlyk is zy on- doorfchynende, fomwylen half, gelyk de Si- lezifche van Eilesdorf en Striegau. De ge- woone Kleur , (doch men vindtze ook in de Hongarifche Mynen witachtig is geel of geel- achtig , Goudgeel , bruin , groenachtig en donker groen of blaauw. Cinaber- rood komt zy by Crumrnendorf in Silezie en te Pletten- berg in 't Graaffchap Mark voor. Waar- fchynlyk zal zy op. dergelyke manier, als de Kalkfpaath onder de Kalkfteenen , geboren- zyn. Ceiiuleu- Hier behoort niet alleen de Sflaatbtge Kwnns ze' van Cronstedï , maar ook de Plaatige en Vliezige van den Heer van Born, als ook, zo 'c my toefchynt, deszelfs Celhileuze Kwarts , met kuiltjes en holligheden eenigs- zins naardie der Honigraaten gelykende. Meest is deeze bruin , bevattende Cinaber , Kobalt- Mo!m of Loodfpaath. Zy valt, volgens hem, by Almaden in Spanje, by Neufol in Honga- rie, by Joachimsthall in Bohemen, by Zeiler- fdd op den Haarts , als ook by Schneeberg ia Kr Ys T A JL L YNE StF.ÊNEN. 333 fa Saxen en aldaar wit van Kleur. Ik heb 1L Cclluleuze Kwarts, die zeer ligt is , befprecgd vl * met Goud en Zwavel - Poéijer , uit de Myns^°oeD* Bertlbwskoy, by Katharineburg , in Siberië. Buiten twyfel moet hier die zonderlinge Gekapte t'huis gebragt worden, welke men Gekaptepixxxiu Kwarts noemt of Kaftendroezen ; waar van ik ** anders geen gewag gemaakt vind. Ik heb daar van een zeer groot Stuk, van Schneeberg fn Saxen af komftig , en een kleiner , alhier in Fig. t , op Plaat XXXII ? in Afbeelding gebragt. Terwy! men alle vergaaringen van Kryflallifche Lighaamen Droezen noemt , zo heeft dit, als uit menigvuldige Kasjes famen- gehoopt , gedagten naam niet oneigen. De Plaatjes zyn ruuw van Oppervlakte en glinfte- rende , als met zeer kleine Kryftalletjes be- groeid, Afchgraauwachtig van Kleur. Zy loo- pen op allerley verbeeldelyke wyzen, met fcherpe hoeken , door malkander ; fommigen evenwydig , anderen driehoekig fpits famen- komende en van geheel verfchillende dikte zynde ; zo dat het geheele Stuk zig als op veelerley wyzen , ontelbaare maaien , met eea Byl gekapt of ingehouwen vertoont, en dus zeer wel aan den naam, van Gekapte Kwarts, voldoet. 5t Is, als ik gezegd heb, van Schnee- berg in Saxen. Voorts kan men hier betrekken de Schub- Gekamde bige of gekamde Kwarts {Quartzum Criftatum)^*1™^* van Ui. Diesel. III. Stuk, 334 Kw ARTZIGE OF II. van den Heer von Born, die by Schemnits Afdeel, eQ jn >t Qe^'le^ van giéna voorkomt. Deeze Hooiïd- is ondoorfchynend en beftaat uic veele holle *™ Kwarts Schubben > weIke f°mtYds overend ftaan ,fom- tyds als die der Oefterfchaaien op elkander leg- gen: zo dat zy in gedaante veel naar de Ge- fchubde Spaath gelykt. Men vindtze wit , blaauw of geelachtig bruin, in verfchillende Mynen, Geome- Ook behoort hier een Geometrifche Kwarts \ trifche. by preiberg in Saxen , by Neufohl en Schem- nits in Hongarie, als ook by Striegau in Sile- zie, fomtyds op vette Kwarts, voorkomende. Zy wordt dus genoemd , om dat de Blaadjes van haar Geweefzel altoos een bepaalde figuur hebben, zynde drie-, vier- of zeshoekig. Ge- meenlyk is zy wit van Kleur, fonryds donker groenachtig en dikwils op de oppervlakte met Kwarts - Kryitallen of Cylinder- Kwarts bezet Qe). VI, (6) Kwarts , die Dropfteenig is aangefchoo- Quartzum £ incruftans. * KodUge. Qffchoon bevoorens eene Stalaöiet, die Kwartzig is en gekorreld, voorgefteld zy (f); O) GmElïiï Natur - Sy/ltt». I. Th. y>> 526. Tab. I V. Fig. 17 , 18. (6) Qttartzum Stala&itice accretum. Mthi. Staiaftifces Quartzofus. Linn* Cf) Zie 't voorg. 13, Stuk 3 bladz, Krystallyne Stkenen. 335 vond i Tc raadzaam dezelve, die hier even zo wel behoort, nog eens te gedenken; alzo dc vi. Heer von Born daar van fpreekt , onders^°°rD- den naam van Qitartzum fl'illatitium incruftans Kwarts* of Sinter- Kwarts ) waar van ik nog verfcheide andere voorbeelden heb. Zodanig is een plat- te Steen uit het Trierfche , donker blaauw , fterk vonkende , begroeid met eene Okerige bruin geele Korst vol günfterende Kwarts- Kryftalletjes. Maar inzonderheid behoort hier toe, die zonderlinge Korftige Kwarts van Ifaak by Freiberg in Saxen , witachtig uit den blaauwen van Kleur , aan de eene zyde korrelig, aan de andere Celluleus en met brok- jes Loodglans begroeid (g). Ik heb daar Korstjes van die blaauw zyn en zo dun als bordpapier , aan de eene zyde fterk günfte- rende : ook die van onderen als ingedrukt zyn met een hoekig Werktuig. Van boven is deeze Korst doorgaans gekor- Worm- reld, maar een zonderlinge Vertooning levert pf^lxir. het Stuk Fig. ïA uit, dat als met een menigte Fm< *• Wormen of Maaden is bedekt; terwyl het van onderen bezaaid is met kleine Kryftalle* tjes van Loodglans. Het heeft ook eene blaauwachtige witte Kleur en de Korst is om- trent een Kwartier Duims dik. (7) Q) lk twyfel niet of de Uitgeknaagde , {Qnartzum erom fum) van den Heer von Born , zal hiei toe behooren. III. Deel.' III. Szviu 336 KWARTZIGE OF Iï. (7) Kwarts y die Korrelig is famengehoopt. HoVoi- Deeze, uit menigvuldige grootere en klef* stuk. nere Korreltjes , als van Zout , famengehoopt , qJrlLn™01^ door LiNN-fius by een Zandfteen ver- Cota- geleeken en W allerius noemtze.omdies Korrelige, wille 9 Zandige Kwarts. In b weeden geeft men 'er den naam van Sahjlagh aan, om dat zy doorgeflagen naar een Klomp Zout gelykt. Zy komt aldaar in de Mynen te Fahlunvoor , vol- gens onzen Ridder ; by Jarlsberg in Noorwe- gen en by Alengon in Vrankryk , volgens W allerius en wel op de laatfle plaats rood : terwyl die van Noorwegen, witzynde, door branden Violet wordt van Kleur. Naar de Kor- relige Vloeyfpaath gelykt zy cenïgermaate , doch is 'er door de rauwheid, en door het vonken aan 't Staalflag, gemakkelyk van te onderfcheiden. .Kwarts- Die Korftige Kwarts , voorgemeld , is op Firoxxxii.(Je ééne z^de ook Korrelig. Buitendien heb 3- ik ze juist van eene Zandfteenige gedaante , dat is uit Korreltjes , zo fyn als Zand, fa- mengegroeid , . en Fiïtreerfleen genaamd , uit" het Furtembergfe in Saxen, welke ook ge- bruikt wordt, zo my bericht is., om hetBlaauw- zei of Smalt te vervalfchen. Een zonderlinge, met (7J Quartzum Granulatum. Syfu Nat. X 11. Sp. 6. Q. fubcotacenm. Sijft. Nat. V 11 1» Sp. 5. Q. Granulatum cohaerens. Quartzum Arenaceum. Wall. Sijft% Min, 1, «4. Sp. 99. Kr vst allyn e Steen en. 337 met groote Korrels , die StalactictiTch famen- 11 gehoopt zyn , Melkwit van Kleur, heb ik van AyffL- de Rivier Lahna ; gely k ook Korrelige Kwarts , Houfd- met Loodglans , by Call in den Eiffel, aan den ^ml7ts Rhyn , valt. Maar allerfraaist is die gekorrel- de Kwarts - Droeze uit de Freiberger Berg- Rivier, in Fig. 3 hier afgebeeld , alwaar de Kwarts als Zoutkorrels Troswyze is aange* fchooten ; geheel helder doorfchynende op een Melkwitten duifteren ruuwen Grond* Een dergelyke Korrelig doch knobbelig gekryftal- lizeerde Kwarts , heb ik van Zellerfeld aan den Haarts, die uit den blaauwen ziet. (8) Kwarts, die Droezig gehjflallizeerd is* Vlli. QilLïrtztiM Wanneer de Korst van Kwarts met kleine ^atlm!^ of grootere Kryftallen begroeid is, dan noemt ft Gekry* men het, als gezegd is , Gekryftallizeerde Kwarts- fokwas* of Kwarts ■ Droeze. Zy nadert dus allengs aan het Berg-Kryftal , doch verfchilt daar van , doordien de Kryftallen uit enkele Toppen be- ftaan, zonder Lighaam. Zy komt doorglans maar half of ondoorfchynende , hoewel ook fomtyds doorfchynende voor ; doch dikwils begroeid met de een of andere korrelige , ruu- we gekleurde ScofFe , en ook wel zelf van bin* Öea (8) Quartzum CryftpJHzatum. % Mihi. Q> rade cryftaüi* zatum. Wall. Sijft. Mm. 1. p. 225. Sp. 10 1. Q. Cr/* ftallizatum. Cronst, Mm. §. 53, Y ' III. Deel. III. Stok, 33?> Kwart zige of li. nen gekleurd. Van deezen aart heeft men VI. ' van de Haarts , uit Saxen , Sweeden , Swit- $tuk?FD" zer*and en> orn ^ort te gaan, uit alle Bergach- KivartsXv£Q Landen. Dus komt het zogenaamde zwar- te Kryfcal uit Oostindie , het Witte van de Kaap, het Roode uit het Tweebrugfe , het Graauwe uit Ysland, enz. Ik heb een fchoon Stuk van deezen aart , dat geheel overtoogen is met een ruuwe geele Stoffe, terwyl niette- min de punten der Kryllallen zeer blykbaar zyn. Het komt van Schemnits in Hongarie. Êgelvor- Veelen betrekken deeze Kwarts -Droezen Kwarts- tot het zogenaamde Berg-Kryftal, en het is PL°xxxii.öiy niet onwaarfchynlyk, dat zy de eerfte be~ -*% 4- ginzels of Grondflag daar van zyn. Zo ziet men , immers , dat de wanden der Achaat-Ko- gelen ,van binnen, doorgaans bekleed zyn met zulke Kwarts - Droezen. Ook hebben der- zeiver Punten doorgaans eene ftomp fpitfe zeshoekige figuur , even als de Kry (lallen ; maar fomtyds wyken zy ook verre daar van af, ge- lyk blykt uit die fcherp fpitzige Egelvormige Kwarts - Droes , hier in Fzg. 4 , op Plaat XXXII, afgebeeld. Dezelve komt uit de Anna-Stoile by Cremnits in Hongarie:, en is geheel Melk- wit van Kleur. Takkige. Niet minder zonderling is de Kwarts - Droes * 5* van Andriesberg aan den Haarts, in Fig. 5 vertoond. Dezelve beftaat uit eenigermaate Cylinderachtige kromme Takken, die als met Pon- Kryst.u.lybe Steenen. 339 Punten van famengehoopte Kryftallen bekleed u. *yn ; dus uit een dikke Kwarts Korst opge- A*j*«** fchooten en glinfterend half doorfchynende. Hooïd- Misfchien zal de Cylinder- Kwarts van Gkr« n a rd, welke men by Schemnks en byFrei- berg vindt, van dergelyken aart zyn. Moog- lyk behoort de Straal - Kwarts > van dien Au** iheur, tot één van beiden. Crystallü-s# Kryftalu De Kryftallen zyn door den Fleer Liet* nüös, wegens haare figuur, tot het Salpeter betrokken. Men kan ook niet ontkennen p dat de eigentlyke van dien naam zeer over-? -eenkomftig daar mede zyn; als een zeskantig; Lig haam hebbende , veelal egaal van dikte , met ongelyke zyden in breedte , en ééne Punt, die ftonip en fcheef afgefneeden is, het andere end afgebroken. Sommigen, even^ •wel , die twee Punten hebben , wyken daar van af, en deeze worden, veelal, tct de E«v dele Steenen betrokken ;gelyk,by voorbeeld, de Briilolfche Diamanten: vooral wanneer zy in 't geheel geen Lighaam hebben en alleen- lyk uit twee Punten of Pieramieden beftaan* die met haare Grondvlakten, als 't ware, aan malkander gevoegd zyn. Dergelyke Zout- Kryftallen bekomt men uit het overblyfzel der Deftillatie van den Rookenden Salpeter* 340 KwARTHGE OF n. Geest (g). Andere Kryftallen zyn door min* AjD^' der of meer Zyden , of het Lighaam zeer Hoofd- kort te hebben en PieramidaaL ot op andere manieren, daar van verlcnmende. Helder- De helderheid is eene zo onaffcheidelyke heid- eigenfchap der Kryftallen , dat men tot een gemeen Spreekwoord gebruikt , zo klaar ais KryftaL Van ouds waren zy deswegen reeds beroemd. Johannes zag, voor denThroon Gods , een Glazen Zee , naar Kryftal gely- kende (h). Ten tyde der Romeinen werden de Kryftallyne Vaten duur betaald en in veel waarde gehouden. Pliniüs zegt , dat 'er Artfen waren , die, om een deel van 't Men- fehelyk Lighaam te branden , een KryftaL 'Kogel beter achtten dan Glas. Hy fpreekt ook omftandig van de gebreken , die deszelfs hel- derheid benadeelen , Wolkigheid , Vlakken , Veertjes,H aairtjes , Barften en Spieeten , thans nog genoegzaam by de Stcenfnyders bekend. De geheel zuivere Stukken moeften zo helde* zyn als het zuiverfte Water en van behoorlyke zwaarte. Ook merkt hy aan , dat de Orien- taalfche Kryftallen best waren en die van de Alpen of Switzerfche zeer goed : 't welk men nog hedendaags waarneemt. Hy leidt dcr- zelver Oirfprong van Ys af, verbeeldende zig, met 0?) Bruck-m. Beytrage 17^8. P* . KnjftaU De groeijing der Kryfcallen is door de Waar- .. Grüe - neemingen van onzen tyd zeer opgehelderd.^5' Zeker Siwitzerfch Autheur verhaalt, (£) „ dat de groote Kryftallen zig in de hoogfee , 5, altyd met Ys en Sneeuw fredekte Bergen , ,3 de kleinere in tegendeel in de laagere, doch „ doorgaans in Gang- of Ader - Bergen voort- 1 teeien. Nooit gebeurt zulks in de Vlot- 3, bergen , die Laa:;en hebben van Ley en 3, Kalkfteen. Die Bergen, waar in het Kry- „ flal groeit ,beftaan uiteene Bergftof, welke de Swiizers Gelïhergerftdn noemen, ofBok- 3, ken-Bergfreen3 een grove Soort zyndevan Graniet of Porphier , uic ondoorfchynende „ Melkwitte Kwarts , en Glirnmerige deelen 3, famengefteld , die door een fyne Kleijige 3, en Kalkige Aarde fchynen verbonden te zyn. „ De Glirnmerige deelen zyn grootendeels s, zwart en groenachtig 5 doch blaauwachtig a, in de hoogfee Alpen. In zulk flag vaa „ Bergen bevinden zig Kwarts -Aders, mcest- ,3 al waterpas loopende 3 met Holligheden , 3, waar CO Chem. Vol. J. p. 624, ' (k) Abhandl. dar NaturforfcL Qezetjdiaft in ZurcK Ï1L Band. p, 266. Y3 ÏÏI. Deel. III. Stuk, 342 KwA&TZIGE Ö F AtmL **< waaf de Kryftallefl boven > onder en aan de VL [„ zyden, met haare Voetfcukken aangegroeid sS?10" 55 voorkomen. Wanneer de Kryitalgraavers Kryfiat.» zulk eene Holligheid openen , dan vloeic „ 'er byna altoos Water uit. Derzelver bo- „ dem is bedekt meteen fyne witachtige Klei- „ jige Aarde, welke Fiuweel -Aarde genoemd „ wordt ; zynde, naar alle waarfchynlykheid, „ een zetzel of bezinkzel van 't gedagte W#- ^ ter* Hierom zyn ook de Kryfcallen op den „ bodem onzuiver* Die aan de zyden en om 5, hoog zitten , hebben wel een genoegzaams 5, doorfchynendheid , maar niet zelden een groenachtige Stoffe , naar Gras of Mos ge- ^ lykende , ingeflooten en uitwendig zyn zy 5) dikwils daar mede bekleed* De Graavers 3, noemenze Kryfiallherd , en houdenze voor „ Zwavelachtig; doch , dezelven naauwkeurig 3, befctiouwende» zal men ze Glimmerachtig „ bevinden Deeze Scoffe bedekt dikwils, 3, in de Holligheden, de witteKleijige Aarde, 3, en bevat niet alleen losfe doorfchynende „ aan beide enden fpitfe Kry (lallen , maar ook „ Stukken van 't zogenaamde Yslandfche Kry- „ ftal of verdubbelende Spaath." Vomtfng Aangaande de Voortteeling der Kryftalleit «fcVogt, is die Schryver van oordeel (/), dat het Wa- ter der Ysbergen, wanneer het dcor derzelver Kwarts (0 B&uckm, ifoft Édelfieinen. p. 251. Krystallyne Steenen. 343 Kwarts en Glimmer heen dringt, veele deel- '5< tjes daar van oplo^le, en , waaneer het in de vï. ' Holligheden der Kwarts - Aderen gedrongen is, 'Hoofd- aldaar eerst de Kleiji^e Aarde en vervolgens * x^ftat. die Groenachtige Stoffe vallen laate. Uit de Kaikige Aarde zoude de gedsgte Dubbel- Spaath.en uit de fynfte Kwartsachtige of Kei» zei- Aarde het Kryftal geboren worden. En, dac deszelfs voortteelmg langzaam gefchïedt, bewyzen de Kwarts -droezen, by de Switzers Kammen genaamd. Dat de Kry (lallen uit een Vogt voortkomen , door de is door het gemelde niet alleen b.lykbaar >^anVuur. maar ook door onlangfe Waarneemingen, dat menze door uitdamping van een Waterige Stofte, die in Chalcedoon of ander Gefteente vervat was, bekomen heeft, volftrekt beves- tigd. Hier uit blykt tevens, dat het Vuur tot derzelver Groeijing behulpzaam kan zyn; ja waarfchynlyfc dienftiger is dan de Yskoude. De Kryftallen, niet alleen, onder de uitwerp- sels der Vulkaanen gevonden , ftellen zulks buiten twyfeling; maar ook die voorkomen in de Ovenbreuk, zogenaamd, een StofFe aan 't gewelf der Smeltovens groëijende op de Op. per-Haarts. Aan den Neder- Haarts geeven eenige Koper - Ertfen van den Rammelsberg , geroost wordende, een gekryftallizeerd Rot* tekruid, in de figuur van Diamant -Kryftallen. Insgelyks ontftaan aldaar , by het Rooften , ! Y 4 ze- IIL Dkkl* III. Stuk, 344 KWARTZIGË O F M !!• zekere Zink- Kryftallen, die men, wegens de VI. Kleur ^Staalfleen noemt; welke Teerhngachtig S^0ÏI> zyn , met uitgeholde zyden : zo dac menze KryftaL Trappen -Pieramieden noemen zou kunnen. Maar, wat behoeven wy zover te gaan, ter- wyl van alle Metaalen thans Kryftaüen bekend zyn; aangezien men zelfs gekryftalleerd Goud heeft ; waar van ik een fchoon Stuk bezit, Verfchil- Schoon het dus zeer blykbaar is , dat de ^roey-- Kryftallen dikwils hunnen Oirfprong aan de i •laats, werking van Vuur verfchuldigd zyn; zal men niettemin den Heer Delisjle (m) moeten toeftemmen^ dat zy altoos uit een Vogt,ten minften uiteen vloeibaare StofFe, geboren wor- den. Niet minder zeker is het , dat hunne Vorming niet aan de Bergen is bepaald. Zy kunnen altoos groeijen , wanneer flegts de Stoffe by der hand h , tot hunne vorming : gelyk ik dus Kryftal heb, dar by het fchoon maaken van een Put der Apotheek te Batavia , in Oostindie, daar in gegroeid werdt gevon- den. Gemeenlyk zitten zy op een Gefteen- te , dat zeer dikwils Kwarts- of Keizelachtig is; fomwylen op Vloey- of Gips-Spaath, zeldzaamer op Kalkfpaath en Marmers, of, gelyk inde Rudersdorffe Kalkfceen- Groeven, op Kalkfteen, of ook op Ley- en Zandfteen, De fchoonfte Kryftallen van Europa haaft mea fa) Rom. del Cnjficittogr. i% 109, iio. Krystallyne S teen en. 345 men uit de Holen van den Grimfcll 9 Got- A ,?« thard , in 't Urfeler, Runker-Thall en elders in dc ' VI. Switzerfche Alpen, alwaar een fterke HandeLl?°0FD* 1 51 UK* daar mede gedreeven wordt. Hier vallen zy te- KrUftk* vens van ontzaglyke grootte; fomtyds wel een Arm dik en een Elle lang. Op de Geberg- ten van Savoije * in Toskanen en in andere Bergachtige deelen van Europa, gelyk op den Haarts , in Süezie en Bohème, worden ook die zeer fraay en groot, doch niet zo hel* der zyn 5 gevonden. De kleinere» waarvan vce'en ook zeer fraay en zuiver 5 komen in Oostin^ie, aan dè Kaap der Goede Hope, in Groot Brittantjie , in Noorwegen en Swee- den, ja byna over den geheelen Aardbodem, voor. Van Atiiboina krygc menze taamelyk dik, en ik hebze van Sumatra ontvangen, die van langte en dikte als een Vinger zyn. Op fommfge plaatfen , gelyk in Silezie, in Westphalen, in 'c Gebied van Florence, wor- den zy los in de Aarde of in 't Zand gevon- den; en dan zynze dikwils aan beide enden fpits. Veel komen zy voor in de hollighe- den van Achaatkogels , Kryftal - Appels en veelerley Verfteende Lighaamen : gelyk ik dus de holletjes van groote Ammons - Hoo- ien s daar mede bezet heb; doch de zodani- gen kan men tot de Kwarts -Droezen betrek- ken. Ik, hebze in de holligheid van een Y 5 Key. III. Dkel. III. Stuk, 34<* KwARTZIGE OF Afdeel. Keyfteen gegroeid uit Engeland en in die van VI. een Chalcedoon- Keizei uit het Maagdeburefe* Hoofd- eilz# Kryftal Meer dan honderd Jaar geleeden, heeft men Vxn reeds geweten, dat Madagaskar Kryftallcn uit- leverde, b l a c o u a t zegt , in zyne befchry* vïnge van dat Eiland, dat langs zekere Rivier aldaar fchoone Steenen zyn van Kryftal, zo- danig, dat 'er onder waren van vier Voeten groot (n). Sedert dien tyd fchynt men daar weinig acht op gegeven te hebben , inzonder- heid, dcwyl de \&an daar overgebragte Stukken te gebrekkelyk waren , omze te verwerken , veelal gevuld met Blaasjes, Veertjes, Schub- betjes en andere onzuiverheden , of ook byna geheet vuil en duifter. Het fcheenen als Splin- ters te zyn , van groote Blokken a^efprongen* zonder dat men de eigentlyke figuur daar uit kon bepaalen. Eindelyk heeft men van daar bekomen , die in helderheid byna alle beken- de Kryftallen overtreffen en tevens verwon- derlykzyn, door de daar in bevatte Zaaken , Schirl , Asbest , Mosachtig gegroeid Zilver , enz Straks zal ik daar van nader gewag maa- ien. Kryftal In fommige Kryftallen vindt men beweeg- wet Wa- jy^e Waterdruppels ingeflooten ; die dan als (n') Je Madegóskar. P. 25. Paris ififx. Quarto. Vicfc JtitenKdePjSead.R. des Sciences te 1753» P- 557» Oftavo. Krvstallyne Steenes 347 f en eroöte zeldzaamheid bewaard worden. Ik . !ï* heb van zodanig een Stukje Hongaarfch Krys- VI. tal , myner Verzameling, en van het aanzienly ke s^j*^ Stuk van dien aart , zig in 't Stadhouderlyk KryftaU Kabinet bevindende, gewag gemaakt (0). De Heer Delisle heeft zeer wel opgemerkt, dat men in deeze Kryftallen eigentlyk meer het Lugtblaasje dan het Water zig ziet be- weegen; 't welk daar uit blykt, dat hetzelve telkens naar de hoogte ryst. Dit bevind ik in myn Kryftalhetje voorgemeld en de Heer Brückmann heeft het in 't zyne ook zo bevonden : maar in grcote Waterfteenen kan men 't Water al te duidelyk zien , om daar aan te twyfelen. 't Was immers ook zo, in die Amethystkogel , waar van ik voor henen fprak (/>)• Ik heb thans Kwarts van Mada- gaskar , met een menigte van Waterdrupjes of Lugtbelletjes , in holletjes , die naar de Blaasjes in gegooten Glas gelyken. De Heer FerbEr zag in het Akademifche Kabinet te Pifa een Kwarts -Keizei, die in een Gou- den Riög gevat was, waar binnen zig een klei- ne Holligheid , meer dan half vol Water, be- vondt , met een klein Infekt , daar in dry- vende. Hy kon zyn Oogen naauwlyks geloo- ven, en, hoe ligt het een bedrog des Gezigts kon (0) Zie 'tvoorg. 11. Stuk, bladz. 213, O) Aldaar, bladz. 214* 111. Dsbl. III. Bmim A 34« KWARTZIGE OF Afdeel ^ü ZYU 5 'iee^ nicttemin ^e jonge HoOgleer- VI. 'aar Murhay, uit Italië naar Upfal terugkee- stuk^FD" rende, den Heer Doktor Bruckma in n ver- Kruftat.zékerdf dat hy het ook gezien had, en dat het een Snuit -Torretje ware (q). Bladerde Kryftallen \ daar Water en Lugt inge- Kryftal- flooten is , zyn doorgaans van het Bladerige Soort , van binnen ongelyk en als poreus ; ja fomtyds als uit twee over elkander ge- groeid. Verfcheide Stukken deezer Bladerige Kryftallen , zo enkeld als dubbèld-Takkig , en ook hy geheele Droezen 5 uit de There- fia - Schacht by Schcmnits in Hongarie , ten deele wit, ten dccle Amethystkleurig , ten deele met Lugt , ten deele met Water en Lugt, hadt Jaatstgemelde Heer in zyne Ver*» zameling, en merkt aan, dat men fomtyds de Druppen, dietusfehen de Blaadjes als famen- geperst zyn , door kloppen en fchudden in be- weeging kan brengen. Ook verhaalt hy, aan- gemerkt de voosheid deezer Kryftallen, dat men "er door Konst Water in kan brengen, metzc heet gemaakt in Water te werpen; doch dan duurt het niet lang of zy raaken dit Wa- ter weder kwyt. Die van een vaftere zelf- ftandigheid , waar in zig Natuurlyk Water bevindt , gelyk in de Chalcedoonen, voor. gemeld, zyn daarom niet te minder fraay. In de (jf) Bruckm; Beytrage von Bdelfieine. p„ 104. Krystallyn E SteeneKo 349 de Switzerfche Kryfcallen komt het zo zeld- ll zaam voor; dat de Heer Bertrand zelfs Af^l» de geheele zaak, doch zeer onbillyk , loo- Hoon* ° STUK, chende (r). Bovendien komen in de KryftaHen fomtyds Kryftal ingeflooten voor, veelerley Mineraalen; ge-™^Jine"' lyk Spiesglas, Rismuth , Kobalt , Cinaher , Lood- glans , Tinzwitter en verfcheiderley Zilver- Ertfen. De Heer Da vil a bezat een Peru- viaanfch Kryftal met gedeegen Zilver. Men vindt zodanig ook by Schneeberg in Saxen 3 doch zeer zeldzaam. De Heer Buuckmann hadcze met gedeegen Mosachtig Zilver uit Madagaskar 7 als ook met Draad -Zilver en Glas -Erts uit Noorwegen. Van de eerstge- melden heeft de Koopman Danz een aller- fraaist Stuk uit Parys medegebragten my thans vertoond. Het is meer dan een Vuist groot , en half opgevuld met Dendritifch Zilver, wit en zwart, maakende in het volmaakt heldere Kryftal een fierlyke Vertooning. Ik heb een zodanig kleiner Stuk van hem bekomen. Die Topaas, met gedeegen Zilver, daar Henc kel van fpreekt , zal misfchien een derge* lyk (r) Difthm, OrijÏÏQlogtqus. p. 131. laugnei gantzlick t zegt de Heer Bruckmann utfupra. Bertrand fteit het ten hoogften twyfelachtig , en denkt, dat het een bedrog des Gezigts kon zyn .* maar had zyn Ed, zq\ï zodanigen gezien , zou hy zulks niet gedagt hebben, UI. Dksl. III, Stuk, 3JO L W A R T Z i G £ Ö & n. lyk Kryftal zyn. Op den Haarts is het fom~ Vi. * tyds door Rood Gulden > in het Tweebrugfe Hoofd- door Qnaber rood gekleurd. Ik heb een fraai- STUK. Knjftau]^ heldere Kryfhl -Groep van Bramberg in Bo- hemen 5 aan de punten zwart bruin zynde. Nooit vindt men 'er Verfteeningen in, maar dik wils Aarde, zeer menigvuldig Schirl enfom- tyds ook Glimmer, gelyk by Slakkenwald in Bohemen: Amianth, Teerling -Spaath,Straal- gips, verweerde Kies , in Hongarie. Die Stof- fen komen fomtyds daar in zodanig voor, dat menze , ten onregre, voor Stroohalmen , Aai- ren of Baardjes van Koorn , Mos, Sprieten of Wieken van Infekten, en wat dies meer is, aanziet. Dus vertoonde zig in een groot Stuk Kryftal van Madagaskar 0 te Parys, iets dat naar een Wormpje geleek , maar by het klooven van hetzelve bevondt men het een Topaas- Kryftalletje te zyn 5 uit de Kleuren figuur; 't welk gemelde Heer Danz in een gefleepen Steen van Kryftal , omtrent een Duimnagel groot, zittende, heeft medegebragt. Eigen- Het Kryftal , in *t algemeen , is doorfchy- fchappen. nen(je ^ maar genieenlyk naar de Punt heldc- rer dan naar den Voet , alwaar zig dikwils troebele Wolken toonen. Sommig is geheel doorwolkt en duifter , en het helderfte ver- liest al zyne doorzigtigheid in 'i Vuur. Het is een weinig harder dan de Kwarts , doch wordt van den Vyl aangegreepen en door Staal £e- Krystallyne Steenen. gekratst, geevende niettemin aan 't Staalflag AnJF,1# Vonken. Het laat zig by uitfffck wel polyften; Vi^ zo dat men 'er allerley Steentjes en Sieraaden, stuk. ook Vaatwerk , Bekers en Drinkglazen , die Kryftah uitermaate fraay zyn , van kan vervaardigen. Hier toe geeft de ongemeene grootte gele- genheid , van de Kryftal- Takken, die men in de Alpen vindt , van Switzerland, alwaar het voorkomt in ftukken van zestig, honderd, ja verfcheide honderd Ponden zwaar. Op de Breuk is het Schulpig en fterk glinfterende , gemeenlyk op de zyden overdwars geftreept en fpringt in 't Vuur aan (lukken , als wan- neer het zyn Bladeriggeweefzel klaar vertoont. Zonder byvoegzel fmelt het niet, maar fyn gewreeven, en vermengd met Borax of Loog- zout, wordt het tot een helder Gias. Het is zwaarder dan Glas , doch zelden driemaal zo zwaar als Water. Somwylen heeft het Kryftal kleine Gaatjes, Verfchil* als of het doorgevreten ware ; fomtyds in-^he* drukzels aan de Oppervlakce, van eene Teer» lingswyze of Cirkelronde figuur. Het komt fomtyds voor, met een overtrekzel van Kley, Talk- Aarde of Kiesftof , waar door het den naam krygt van gehembd Kryftal , in 't Franfch en chernife; of crouteux , dat is Korftig. Zoda* nigeKorften, dun zynde, befluicen dikwils de helderfte Kryftallen, in Swkzerland; maar dik zynde, gelyk die van \ Boheemfche Zinn- wald III. Deel, III. SruKfl 35^ KWARTZICE OF II. wald, by Altenberg in Saxen, beftaan uit een Aryif u troebele Melkklèurige Kwarts , en maaken het Hoofd- Kryftal geheel ondoorfchynende ; 't welk ia Krijftai g^oote Takkeja zeldzaam, doch in kleinere en in Droezen aldaar gantfch niet ongewoon is. Maar de grootfte Verfcheidenheid toont zig in de Geftalte; in de betrekking der Zydvlak- ten tot elkander , der Kantzuilen tot de Pun- ten of Pieramieden; in het byzyn of ontbree- ken der Kantzuil; als ook daar in, ofdeKry- ftallen enkeld ftaan , dan geheele troppen daar van famengegroeid zyn , dat is, om volgens de Konst te fpreeken , of zy by enhlde Tak- ken , dan by Groepen famengegroeid , 't welk men Kryftaidroezen noemt, voorkomen. Verdee- Volgens deeze Verfchillendheden kan men *1I3g' het gevoeglyk in drie Soorten onderfcheiden ; naamelyk in zodanig dat langwerpig is cn maar ééne Punt heeft ; 't zy dan enkeld of Droezig famengegroeid; 2. In zodanig dat twee Punten heeft aan de beide enden van een Kantzuil 13, In het gene dat twee Punten heeft zonder Kantzuil , waar by dan ten 4. komt het Kryftal dat gekleurd is, enz, l (1) Kryftal dat een zeshoehigen Kantzuil heeft Cryfiatius met ééne Punt* Simplex. Eenpun« tig. De (O Cryftallus Prismate hexagouo 3 apïce unïco. fflify Krystallynr Step wen. 353^ De naam van Berg- Kryftal fchynt overtol-ApJ^ tig: dewy'1 dezelve toepasfelyk is op alle de Soorten en alleen dienen zou kunnen om Na-SXüK# tuurlyke van de Konftig gemaakte Kryftallen KrvftaL te onderfcheiden. Immers, dat men gemeen- fyk Berg - Kryftal of Rots - Kryftal noemt , is een K wartsdroes of gekryftallizeerde Kwarts : terwyl de Kryftal- Takken en Groepen zo wel dien naam verdienen : ten ware men daar door alleenlyk Kryftallen , die nog aan den Bergfteen (Gebirge) of Matrix vast zitten, begrypen wilde; doch dit is oneigen, zo wel als de benaaming van Kwarts «Kryftal. Ik zal het derhalve, eenvoudiglyk, Kryftal heeten. Dit is de gemeenfte Soort, een langwerpi- KryiM. gen Kantzuil uitmaakende , van zes zyden jpf^Tii die in breedte zeer ongelyk zyn. Ieder zyde, 6* aan de Punt fchuins afgefneeden , maakt al- daar een Driehoek : zo dat dit Kryftal zes vierhoekige en zes driehoekige zyden heeft, en dus twaalfzydig is, niet agttienzydig, ge- lyk de anderen ; op welken alleen de bepaa- ling van LiNNiEus past. Waarfchynlyk heeft zyn EcL die voor volkomene en deeze voor Cryflallus mo.ntana , hexagona , pellucida, aquea, api<- ce unico. Wall. Sijjl. Min. I. p. 226. Nitrum Lapido* Turn Quartzofum oftHecaëdrum hyalinum. Linn. &jjï* Nat. XII. Tom. 111. Gen. 13. Sp. 2. a. fi. Cryflallus jttontana. Gesn. Lap. L 18. Fi$* l* Rumph, Amb% % gz> f. 3 9 4 > 5- z JI1. Peei-. III. Sxuj& 354 Kwartzice OF fdeel. voor orjV°lkomene gehouden. Ook is 't ze- v i. ker , dat deeze , los of in enkelde Takken voor- rij D' komende , altoos aan den Voet afgebroken Kryfial.zyn. Zodanige' Enkelde Krjflal -Takken , (gelyk 'er één, uit Switzerland, in Fig. 6, vertoond wordt,) vindt men in alle verfchillendheden, van de dunte van een Stroohalm, tot de dikte van een Arm en dikker: als ook van de langte van een Nagel , tot die van een EHe en daar boven. Niet minder verfchillen zyin helder- heid en dus in waardy. De Kryftalhandelaars verdeelen ze gemeenlyk in drie Soorten : in het Mailandfche Goed, waar door zy regt hel- dere Kryftallen verftaan, welken zy voor twee Guldens het Pond verkoopen ; in het Frey- burger, dat te Waldkirch, twee Uuren van Freyburg in Saxen , tot Rottingknoppen en Knoopen verarbeid wordt, en in het Rothan of Rottaijij zynde het gemeende en flegtfte. De moeite en 't gevaar, waar aan het Berg* volk in Switzerland en Savoije zig bloot fielt, om deeze Kryftallen te vinden en te bekomen, is onverbeeldelyk. Zy tragten derzelver Zit- plaats te ontdekken , aan een hollen Klank, dien fommige Rotfen geeven , wanneer men 'er op flaat, of ook aan glinfterende Kwarts- Aders in dezelven, of aan brokken Kryftal en Kwarts , die zy in de Valeijen vinden. Dan laaten zy zig met Touwen langs de fteile Rot- Krystallyne Steeken. 355 Rotfen neder ; booren op de verkoozene plaats tt» een Gat, dat zy met Buskruid vullen en ver- ^vj^' volgens met een Lont aanfteeken, om de Rots J^010" te doen fpringen , na dit zy zig uit den weg Kryjlat, begeven hebben. En dit alles gefchiedt op enkel avontuur , of zy cenig Goed, dat de moeite waardig is , zullen bekomen. Deeze Kryftal - Takken , naamelyk , zyn VwfiM* fomtyds helder als zuiver Water , hoedanigen ik uit Switzerland heb, en kleinere van dien aart, uit Oostindie , Siiezie, Bohème, enz. Van deeze laatften wordt dikwils tot Mouw- knoopjes en allerley Steentjes op Gespen en ander Tuig , die zig byna als Juweelen ver- toonen , gebruik gemaakt : want men kanze in allerley figuuren flypen. Dit gefchiedt met Amaril op de Looden en het polyften met Tri- pel op de Tinnen Schyf. Van de grooteren worden Schaalen, Bekers, Kandelaars, Doo- ien, Orlogie- Kasten en wat dies meer is 9 vervaardigd. Anderen , gelyk die van den Haarts , zien zo helder niet en fommigen zyn als met een Kalk -Korst overtoogen,- welken, gelyk ook de gebrekkelyke, troebele, onzui- vere Kryftallen , tot Glasmaaken met Loog- zout kunnen gebezigd worden. Zeldzaam vallen de Kryftallen van eeneOngeïyfc, volftrekt regelmaatige figuur, zodanig dat de|^e„fr zes Zyden gelyk van breedte zyn , en aan^Wfr de Punt egaal afgefneeden. In fommigen, 9' *f Z a eyeflh ÏII. Deel. IIJ. Sïuk. 35ó KwARTZlOE OF ll evenwel, heeft dit ten naaften by plaats, ge- ^Y^'lyk ik dus den top van een Kryfïal-Tak van Hoofd- Ciausthall aan den Haarts heb, byna drie Dui- STUK Kr;jftalmtn OVer 'C ^IU1S ^ ^G meeften ZYn twee tegenoverftaande Zyden veel breeder dan de anderen. Dus bezit ik een Oostindifchen Kryllal-Tak, by de vyf Duimen lang , egaal van dikte, twee breede Zyden hebbende van byna anderhalf Duim, twee fmallére vap drie Kwartier Duims , en twee aüerfmalfte van om- trent een half Duim breedte. Aan de Punt is de ééne breede Zyde maar fchuins afgefnee- den , als ook de eene fmalle Zyde , terwyl de anderen regt uitlcopen, zynde de aller* fmalfte flegts een weinig geknot : zo dat die Xryftal op zyn hoogfte maar tienzydig is, of liever agtzydig. Hier uit blykt. de wan- ftaltigheid lommiger Kryftallen: want ik het ook van Ambon heb, dac taamelyk regel* maatig is. De Switzerfche vallen ook vee- lerley , doch byna altoos zeszydig. Ik heb een Kryftaltak van Hirfchberg in Silezie, vol- maakt helder , die nog onregelmaatiger vau geftalte is. De eene breede Zyde is drie Kwar- tier, de andere maar een half Duim breed; de fmallere, van anderhalf Kwartier, leggen ne^ vens de laatfte,en de twee allerfmalften, geen half Kwartier breed , nevens de breedfte Zy- de , wederzyds. De Punt is zeer fcheef af- gefneeden; gelyk in Fig. 7 , Plaat XXXII, zo- KrVstallyne Steenen. 357 zodanig een Krvftal , van onderen zeer net ^^kl. pieramidaal gefatfoeneerd , is afgebeeld. VE Dit Kryftal nadert aan de genen , die men stuk.0*0" Wigvormig noemt) om dat zy allengs verdun- Wigvor- nen naar de Punt, in welke de Zyden fomtyds mlse-enzi zodanig uitloopen , dat de gantfche Tak na- genoeg een Pieramiede is. Deeze Wigvor- mige zyn in 't Wallizerland , in Savoije, in Engeland en Saxen, niet ongemeen. Zo ko- men zy ook Gefteeld cn als Knodsachtig voor, bySchemnits in Hongarie en elders, zyndege* meenlyk zeer helder , maar klein (s). Som- tyds is die Steel gantfeh Knobbelig of Knoo- pig. Andere vallen Buikig, dat is in 't mid- den dikker , gelyk een Kryftal -Tak van Pa- lambang op Sumatra , welke ik in 't jaar 1778 van Batavia ontvangen heb. Deeze is even zo om elykzydig als de befchreevene uit Silezie; maar niet zo fcheef gepunt. Ook is dit Kry- ftal geheel troebel en byna ondoorfchynende, ais meteen Kalkachtig Meel bedaauwd. Men vindt 'er ook met drie breedere en drie fmal* lere Zyden. Men vindt 'er met een Punt , -waar van de Vlakten geen Driehoeken, maar 'Vyfhoeken, en met een Kantzuil, wier Vlak- ten (Y) Dat Knodsachtïge Kryftal met een ronden Steel , waar van Doctor Scofoli in zyne Crij 'fi al 'logt aphia Hun- gavica,?. 109 , gewaagt , is ongemeen zeldzaam. Brückm. jBeij trage. p. 115, z 3 III. Deel: III. Stük. 358 KwA&TZIGE OF AfIeel ten Vyf* en zeshoekiS ?WS Om kort te gaaft, VLfiL,da3r is naauwlyks een verandering te beden- Hoofö- jeQ^ die öiet plaats heeft in deeze Kryftallen: Kryflat. maar, die geen Zeszydigen Kantzuil of Lig- haam hebben, zal men zelden aantreffen (/). Voorts komen nog byzondere aanigheden in deeze Kryftallen voor, die de uitvoerigfte Kabinetten verfieren , en flegts als Onregel- maatigheden aan te merken zyn* By Frey- berg in Saxen * als ook op den Gothards- Eerg in Switzerland, vindt men nu en dan een Kryftaltak die kleine Kryftalletjes ingeflooten heeft. Zo zyn er ook die een Kryftal be- talten van weinig minder grootte, en wel of van een zelfde of van verichülende figuur. Men heeft Kantzuilige Kryftallen met een enkel Pieramidaal -Kryftal daar binnen, welks Zyden met die van 't buitenfte al of niet ftroo- ken: zo ook de As verfchiilende of niet. Som- tyds is het ingeflootene Kryftal, groenach* tig , Violet , bruin of anders gekleurd. In grooté Kryftallen van Madagaskar vertooi en zigfomtyds Glimmer- of SchirN Kryftallen (V), gelyk voorheen gemeld is en zodanig met fyne groene Sehirl bezit ik uit Vrankryk , in 't Dauphiné. By Cremnits in Hongarie en elders komen voor, die van buiten met kleine Kryftalletjes begróeid zyn. Men vindt 'er, die (0 Gmelin Nctur - Syftem. 11. Th. p.30. (vj Bkucxjt« Eeijtrage. p. n6t Krystaliyne Steen en. 359 die een of meer andere Kryftallen op den top A n- hebben; daar verfcheidene op eenen Steel zit- vi. ten : daar twee , drie of meer een gemeenen J^ÏD* Top of Pieramiede hebben : daar eenigen door Knjjiai. elkander heen of aan elkander vast gegroeid zyn,alsinde volgende Af beeldingen, en roeer veranderingen van dien aart. Dus komen wy, eindelyk, tot de zogenaam- Kryftai* de Kryfta laroezen of Groepen, uit veele enkel- dioezen> de Kryftaltakken 9 die op een gemeen Voet- ftuk vastgegroeid zyn , beftaande. Te ver- wonderen is *t, dat men daar van3 of van de Kryftallen zelf, zo weinig Afbeeldingen by de Autheuren vindt. In die uitmuntendeVer- zameling van Naturaliën, welke het Kabinet van Seba hebben uitgemaakt, komt 'er geen ééne voor. In de Amboinfche Rariteit- kamer van Rümphius heeft men 'er eenigen, van weinig belang, ingevoegd. In \ Kabinet van Richter maaken zy ook een geringe fi- . guur : zo ook in dat Vertoog , *t welk over de Voortteeling of Vorming der Kryftallen ? onder de Voorzitting van LinnüüSj is aan \ licht gegeven (u). Aanzienlyker is de Af- beelding van die Oostindifche Kryftaldroes in het Kabinet van den Sweedfchen Ryksraad , Graaf van T es sin, zig bevindende; welke Tak- («> Cryftallor. Genertitio. Anth. Mart. Kahler Stock- holmiens. Am% Acad. L 454. Tab. XVI. z4 III. Deel. III. Stuk. 26o KWARTZICE O 't ïl Takken hadt van een Span lang en half zo VI. # dik, een weinig zwartachtig , door onzen Rid~ s^uk°.FD" der, hoewel aanmerkelyfc verkleind , uïtgege- Kryftal.ven (w). Dit moeten Takken zyn geweest van drie of vier Duim dikte* met even- De eenvoudigfte Kryftaldroezen zyn zodani- Takken. gefi > waar in de Takken allen overend en K^P^nfiet elkander evenwydig ffoan. Somtyds zyn dezelven van gelyke grootte; fomtyds worden de grooten van veele kleinere omringd. Men vindt deeze voornaamelyk in Switzerland en Hongarie. Ik heb evenwel zodanigen, van kleine Kryflallen uit Oostindie; van grootere, doch dun en wit , van Eibenftocfc in Saxen; gelyk in Fig. i, op Plaat XXXIII, zodanig eene Kryftal'droes van daar vertoond wordt f die troebel wit is. Dergelyke heb ik van Altenburg en zeer lange met een rood be« flag , even of zy door een Vlam geblakerd waren, van Schwartzenberg in 't Ertsgeberg- te. Deeze , evenwel , lang en dun, wykea eenigermaate van elkander ; gelyk dit., met veel veranderingen , plaats heeft in andere Kryftal-Droezen, met ver- Somtyds leggen de Kryftaltakken byna dwars Ipreide 0f regt en fchuins op en over malkander heen , puxxut. gelyk dit plaats heeft in dat Groepje van Hirfchberg in Silezie , hier, in Fig. 2, afge- beeld. (w) Mus. Tesfm. Tah. L Fig. u Krvstallvne Steenên. $61 beeld* Niet minder verfchil van groeijing ïf. Icomt voor 3 in die zeer -fraai je Kryftal-Groep a™ml* van Bramberg in BöSeme,in Ftg. 3 vertoond, Hoopd- tvaar van ik bcvoorens fpraJc. Hier ziet men, KnjftaU hoe fbmmige Takken den ëenen, andere den anderen koers geftrekt zyn ; terwyl eenigen niet den eenen , anderen mee den anderen èvenwydig loopen ;zynde de groote van klein- tjes omringd, die a!s agtergebleevene uit de zelfde Kwarts «Korst voortkomen. Dit Kry- ft al is taamelyk regelmaatig zeskant, helder, doch van binnen Wolkig en aan de Punten zwartachtig bruin. Veel verwarder ftaan dc Kryftallen , by my, ineen zeer zuiver Stuk uit Switzerland, alwaar men horizontaal leggende heeft en regtopftaande, doormengd met ande- ren, die naar alle zyden geftrekt zyri ,'en door elkander gegroeid : zo dat het zig als een ver- warde Klomp vertoont, van de alderhelderfte, fegelmaatige , doorfchynende , lange regte Kryftallen , meefcendeels van gelyke dikte» Andere Droe'zen beftaan uit zeer korte dikke Kryftallen , hoedanigen men meest vanCJaus- thall aan den Haarts , doch ook uit Switzerland en van elders , bekomt. Van deezen aart zyn demeefte Amethyst-Droezen, diein de Achaat- kogelen voorkomen , by Oberftein in het ïwee- brugfe. Men vindt meer zodanige Kryfcalgroe- pen, die nader tot de gekryftaüizeerde Kwarts te betrekken zyn. Het gene men gemeenlvk Z 5 'Wh III. Deel. TIL Stuk. * S<5£ KWA&TZIGE OF IL Bergkryfial noemt , is van die hoedanigheid* Afdeel. jn Hongarie komen Kryftallen voor , die Schubs- Hcofd- wyze met kleine Kryftalletjes zyn bekleed * TlJKryftat.en even als §etoomd 0n* kort te gaan, 'de veranderingen in deezen zyn oneindig. Uit de overeenkomst, welke 'er3 in de Groei-» jïng en Figuur deezer Kryftallen 5 met die van de Salpeter plaats heeft, blykt ontwyfelbaar* dat zy op de zelfde manier uit eene Stoffe,die in Groeijing., maar niet in Smeltbaarheid, met Zout overeenkomst heeft , in een Vogt ver- vat 9 moeten gef prooten zyn. En , wat vreemds fteekt daar in of ongeloof baars : terwyl men weet dat verfcheide Wateren van een Steen- maakenden aart zyn 5 en de Kryftallen doorgaans in Vogt, of daar Vogt geweest is, gevonden worden; gelyk bevoorens is, gezegd. Ook is 'c waarfchynlyk, dat de Natuur nog dagelyks werkzaam zy in de Voortteeling der Kryftal- len, zo de Heer BRüCKMANNaanmerkt(j). (2) Kryftal dat een zeshoekigen Kantzuil heeft , met twee Punten. Dit (*) Zie Rumph* Amb Rar. PI. UI. N. 6. (y) Beijtrage von Edeljleinen, 1778. p« Ho. (2) Crijllalhis Prismate hexagono , Apice duplici, Mih:9 Cryftallus Montana Cryst oblongis ntrinqne pyramida- tis. Sijft. Nat. XII. Tom. III. Gen. XIII. Sn. 2. j{. Am. Ac ad. I. p. 476. T. 16 , f. 6. Cryft. Mont. v.trinque acuminata. Wall. Syft. Min. I. p. 22^. Iris vulgaris. I-UIDII. Crijftatfas duplex. Twee- puntig» Krystallyne Steenen* 363 Dit zyn volmaakte Kryftallen, die men dub* Ih beid kan noemen , om dat zy aan ieder End A^LU een fpitfe Punt hebben , en dus tweepuntig zyn. Hooïd- Men wil dat het de Iris zy of Regenboogfteen /^fta^ van Plinius, dus genaamd, om dat door deeze Kryftallen de Zonneftraalen, gelyk met een Prisma , in Kleuren gefcheiden werden. Maar zulks doen ook de Eenpuncige Kryftal* takken, die volkomen helder zyn, zo wel als deeze. Zyne Wafchkleurige Regenboog is buiten twyfel een Topaaskïeurig Kryüal ge- weest. Van deeze Tweepuntige Kryftallen kan ik Geftake, zeggen, dat zy niet zo veel , noch zo lang^^^f1^ werpig, noch zo groot voorkomen als de an- deren, maur doorgaans regelmaatiger van ge- ftalte zyn. Somtyds groeijen dezelven onder gewoone Kryftallen; gelyk ik daar van in een Kryftal Jroes van Schaumburg voorbeelden heb; als ook in de zogenaamde Brijiolfche Diaman- ten , hoedanigen insgelyksin Dukfchland voor- komen. Ik heb een roodachtig Gefteente met Yzerglans , van Stolberg aan den Haarts , 't welk dergelyken inhoudt. Zy vallen ook in Vrank* ryk, Switzerland en andere deelen van Euro- pa, als ook elders, gemeenlyk los in 'tZand, in Kley of Aarde» De Heer D a v il a ftelt verfcheide zodanigen voor , zelfs uit Kanada, onder den naam van Valfche Diamanten. Ge* meenlyk worden alle deeze Tweepuntige Kry- ftal- ïïï. D/Kel» III. Stuk, 3©4 KWARTZICE OF II. ftallen onder den naam van Iris be.^reepen en h^^Xridi genoemd by de Italiaanen. Ik hebze zeer Hoofd- fraay en helder uit Silezie en taamelyk groot y *™KryfMi^0Q^ 70 S!'00t: n*et> a*s ^at fraaije Hook -To- paas Kryltal , in Mg* 4, van Ceylen afkom- ftig, dat wedcrzyds taamelyk wel bepaald is* Dit Kryftal heeft- altyd een Kantzuil , tvaar op de Punten zitten , maar dikwils zeer on- gelyk van Zydvlakten en fomtyds korter dan de Pieramieden § wier kanten hier door ook zeer ongelyk worden. Dikwils komen zy in de holten van Kryftaldroezen , of daar aan vastgegroeid voor. Somtyds hebben zy zulk een glans en helderheid, dat menze als Dia- manten flypt, polyst en vat, om voor Edele Steenen gedragen te worden, \ welk met de fraaiften der Briftolfche Steenen dikwils ge- fchiedt, die naauwlyks dan in hardheid ver- fchillen van de Orientaalfche Diamanten (z). Ik heb dezelven los als ook in de Matrix zit- tende , die een Yzerhoudend Gefteente is* Voorts komt ten opzigt van deeze Tweepunti- ge Kryftallen het zelfde als van de Eenpuntige in aanmerking. III. (3) Kryftal met twee Punten zen-der Kant» Cr ij [tallus .j Graiwla- ' „ ris. Zeer Korrelig. ?,J^X^IT* (z) Zie Tegeniv. Staat van Gr. BritU 1755. H. D. bladz. 101. (3) Cryftallus Apicibus binis , ubfque Premate. Mikt* Cryft. Krystallyne Sternen. 365 Zeer zeldzaam komen zodanige Kryftallen li voor, die dan vaneene Korrelige gedaante zyn. vi. Doorgaans vallen ze klein , en op zig zelveSTI^ID- los in Kley of Aarde, zo in Jemteland, als Knjftah Hf Silezie, ïlongarie en op den Haarrs. Men kan hier toe de genen betrekken, waar inde Kantzuil wel niet volkomen ontbreekt, maar zo kort is, dat hy in 't geheel naauwlyks be- trel?k!hg totde langte heeft van het Kryftal, 9t welk zig daar door als rond -Korrelig vertoont: geiyk ik 'er , die wit en onzuiver zyn } uit Keuifch Suerland heb, wèiï van eene in Fig. 5 is afgebeeld. Voorts moeten hier ook die Kryftaldroezen t'huis gebragt worden , welke uit enkele Kryftalpunten famengefteld zyn , zonder Lig'haam; hoedanigen men 'er veelen 20 van den Haarts, als uit Switzerland, Bohè- me, Silezie; ja, om kort te gaan, van alle plaat- fen heeft, die Kryftallen uitleveren. Tot deeze of de voorgaande Soort behoo- ren buiten twyfel veelen van de zogenaamde CeyJonfe Keizeltjes en anderen, die van een Kwarts- achtige zelfftandigheid zyn , en waar aan men dikwils nog het overblyfzel van de Kryftallyne figuur duidelyk waarneemt, zynde de hoeken londichtig afgefleeten. (4) Cryft. Mont. Cryftallis acaulibus utrluque pyramidatis. Syft. Nat. Sp. 2. £ Aïus, Tesf. 30. N, 8. T. 2. f. u III. Dbeï,. III, SflfKê KWARTZIGE OF IL (4) Kryftal, dat van binnen Pypig uitgehold Afdeel. H<^ïd* Dat is fomtyds een Droes, van verfcheide stuk. kleine, digt by elkander ftaande Pieramiedaa» CnjftaUus le Kryftallen , zonder Hoekzuil , doorgaans ^JXold wK 9 doch ook wel Violetkleurig , een Pypige 'holligheid hebbende 3 en van buiten met kleine Kwartskorreltjes befprengd. Somtyds is 'c maar een enkel Kryftal , dat van binnen een zeshoekige holligheid heefc ; hoedanigen men by Dannemora in Sweeden , by Freiberg in Saxen en by Schemnits in Hongarie , aantreft» Aldaar komt het ook met eeneTeerlingfe hol- ligheid, en fomtyds Groepswyze, voor. Een andere Soort, altyd Droezig , vindt men daar zo wel als in 't Graaffchap Mark by Klinken* berg , uit langwerpige Kryftallen beftaande 9 die van binnen geheel uitgehold zyn, als een ledige Koken Waarfchynlyk zal die Hollig- heid bevoorens met eenige StofFe zyn gevuld geweest. De Heer Rom. de l'Isle acht het waarfchyn- lyk, dat die Holligheid te vooren een Zout* of Kies -Kryftal bevat hebbe, Bruckmann is van vermoeden , dat het dikwils Kryftallen zyn f4) Cryflatlus Cavitate Fiftulosa. Mikt. Nitrum Lapi» dofum Quartzofum cavum. Syft. Nat. Gen. 13. Sp. 4. Cryft. Mont. Cavitate hexanpulari. Wall. Sgft.Mw. I. p. 227. Cryft. Nitriformis Qnartzofa aggregata Fijtu- lofa# Am. Acad% L p. 487. N. 14» T. iS. f. 13. Krystallynh Steenen. 367 zyn geweest van den zelfden aart, met eene 11. fyne Kiezige of andere Aardftoffe overcoogen, A™*h* op welken zig de Kwarts heeft aangelegd, Hoorn- en dus door uitvalling van de Kern hol g^^Kr^ftaU worden zy. Dit fchynen de Kryftallen in Kryftallen voorkomende te beveftigen. Der» gelyke overtrekzeis, zegt hy, vindt men ook over Spaath* Kryftallen. Dit kan de Vertoo- ning maaken van Kwartsdroezen , die als van Wormen doorvreten zyn of naar Honigraa- ten gelyken ; hoedanigen op den Haarts en by Oberftein voorkomen. Ik heb een Kubiek- Flusz uit Engeland , van Durham , wier Op- pervlakte bedekt is met kleine zespuntige Kryftallen. Hier uit cntftaan, buiten twyfel, die holle Teerlingfe , Ruitachtige en Pypige Kryftallen , van welken men , als een groote zeldzaamheid , by de Authetiren gewaagd vindt (V). (5) Kryftal dat gekleurd is. y9 Cryfialtus] Zonderling is \> dat de Kryftallen die £'-Q^£d kleurd (a) Davila Cat. de Cüir. T. II. p. 242. Born. Ind. Fosf. 11. p. 88* (5) Cnjftallus Coloribus tintta. Uihi. Nitrum Lapido- funi oftdecaëdrum. Sijft. Nat. Gen. 13. Sp. 3. Cryft. Mont. hexagona clara colorata. Wall. Syfi. Min. I, Sp. 130. p. 230. Quartzum Cryftallizatum diaphanum. Cronst. 53. Cryft, tin&a. VVolt, Min. 13, Flu* or Cryftallinus. Vulgo. HL Deel, IIL SxüSU $63 KwARTZIGE OF U. kleurd zyn , alleen om dceze reden, tot een AïD*j^' byzondere Soort gemaakt -worden ; daar zy Hoofd- niet alleen de Geboorteplaats, de veranderin- ichappen 9 met de befchreevene Berg-Krys- tallen gemeen hebben. Waarichynlyk komt dit daar van daan, dat menze onderdek//- vloeden telt, dezelven Fluor Cnftaliinus noemen- de, in't Hoogdmlfch Kriftalflusz^ Qiiartzflmz: omze dus in naam van de Spaathvloeden te onderfcheiden; waar van zy door veel harder te zyn en Vuur aan 't Staaïflag te geeven , ia daad verfchillen. Anders zou menze / met dezelven , onder den naam van Fluor > dien onze Ridder als een bynaam gebruikt (b) , of van Fluor Minera/is , kunnen begrypcn. 3, Zy komen met en by dezelven, zo zyn „ Ed. zegt, in de Mynen [dat echter geens- 4, zins de gewoone Groeiplaats der Kryftal- 3, len is »•'] voor : zynde flegts eene Verfcbei- denheid daar van. Zy hebben [zo hy aan- „ merkt,] een zelfden Oirfprong , maar zyn 3, in de Geboorte gekleurd door Metaalhou- dend Water, en daarom ook harder, ['c 55 welk maar weinig verfchilc] Van deezef 3, zo wel als van gene, zyn de losfe en twee?» puntige Kryftallen gemeenlyk harder dan 5, de overigen (c). Men gebruiktze tot ,, plaat* (■&) Dezelven noemende Nitrum Fluor , Sijfu Nat% utfupra, (< ) Volgens de Waarneemingen van den Heer Brik Krystallyne Steenen. 569 3, plaatsvulling der Edele Steenen (V/).51 Dit ^jj; ïaatfte wil zeggen , dat menze dikwïls voor VI. de echte Orientaalfche Steenen uitvent; waars^^FD* van zy echter door den minder Glans en Krtfiat* minder Hardheid onderfcheidelyk zyn; want zy worden door den Vyl aangegreepen en verliezen alternaal in 't Vuur hunne Kleur , volgens welke hy ze in de volgende orde optelt* Sommigen, ja Linn^üs zelf (e)^ hou- Hyacmth- den het Paarfchachtig Goudgeele voor den ech- ten Hyacinth\ doch men is tegenwoordig ver* 'Ftg.bl* zekerd , dat dezehe onder de Edele Steenen behoort. Walleriüs oordeelt-, dat men daar van deezeHyacinth -Kryftallen wel moet onderfcheiden , die eigentlyk zyn het gene men noemt Occickntmlfche Hyacinthen. De- zelven vallen in verfcheide, zelfs ïn de Noordelyke deelen van Europa , los of in andere Steenen , voornaamelyk in Kwarts en Rots- mann zyn die Kryftallen de fynfte en hardfte , wier Ma* trix uit de fynfte en hardfte Steenftofïe beftaat. De kleine enkelde en dubbelde Pieramldaal- Kryftallen, zegt hy , zyn aanmerkelyk harder , dan die met lange Staa- *ven , en de Kleur doet tot de hardheid niets, Beijtragt. p>iz2 + Cd) Ufus. Succedaneum Gemmarum pretiofarum. Ibid. X/) Nitrum Fluor purpureo - fulvum. Hijcitinthus ve- fus. Sffftm NdU uts. a. Just. Mm. 385. Vog. Min. 145. Bauja. Min. 1. p. 235. Cryftallus colorata flave rubens. Wall. Syfl. Min. 1. p. 231* Iris Coloris HyacimhirJ, Luid. Aa lil Dmu 111. Stük, 37<3 KwARTZICE OF II. Rotsfteenen vastzittende. Zy zyn nu meer Afdesl. minder doorfchynende, ook wceker en lig- Hoofd- ter vloeibaar dan andere Edele Steenen , ver- STUK. 7 Krijftai. anderende dus in een blaauwachtige of donker groene, in 'i bruin fpeelende Slakke, welke met by voeging van Borax wit en helder wordt* Het Geweefzel is Bladerig , en dit heefc zelfs plaats in de zogenaamde Hyacinthe veri- toble der Franfchen. In Spdnje valt een Steen, genaamd Hyacinth van Compoftèl , welke rood- achtig is en weinig doorfchynende, hier toe behoorende : zie Fig. 61 Deeze heeft eene volmaakt Kryftallyne zeszydige figuur , en komt ook in Auvergne in Vrankryk , te Bris- tol in Engeland , in Polen , Silezie en Bohe- men voor. Gemeenlyk wordt dezelve Bas- terd- Hyacinth geheten. De Heer Davila befchryft een menigte van deeze Kryftallen zo wel half als geheel niet doorfchynende ; zo rood als zwart , bleekrood en wit ; fommi- gen los en enkeld , anderen Groepswyze op Kwarts , en onder anderen een zodanige Groep, uit Saxen , zittende op een groot Stuk Ame- thystkwarts (f). Ik heb 'er een zeer fraay Groepje van , gegroeid op etn klomp Vitri- ool - Pyriet met zwarte Blende, van Rooden* Stolln , by Freiberg. Daar zyn agtzydigen van deezen aart en in Switzerland vallen ze zonder bepaalde geftalte of hoeken. De (/J Catalogi raifoune. Tom. 11. p, 249-253. ÏCRYSTALL^YNf. S TE ENEN. 37 1 De geele Kryftallen, Yzy dan hoog geel of II. Citroenkieurig , worden Bafterd-Topaazsn ge- A™f^> noemd of Topaas - Kryftal (g ). Sommigen Hoofd- hebben als eene Barnfteenkleur. Plinius ^„0 die fomtyds van eeni- ge Zwavelige Stoffe , fomtyds van Yzerdee- len of van een Koperkalk of5 gelyk te An- driesberg aan den Haarts,van Rood Gulden, ja ook wel van Cinaber afkomftig fchynt te zyn ; trekt dikwils naar het Bruine of Paar- fche* even als de Kleur der Robynen. Pur- per. (i) Nïlnim Fluor rubrum Pfeudo- Rubinus. 8ijji. Nat* urs. y. Baum, Min. L p. 230. Cryftallus colorata ru- bra. Waix. Sif/h Min* I. 230. Fluor ruber Carbun* culis iimiiis. Worm. Krystallyne Steenen. 373 perrood komen deeze Kryftallen by Regens- JI. barg voor, met ongekleurde Kwarts, Sma- A\D™U ra'>d en Amethyst - Vloeden : hoogrood ins^°oro* Kamtfchatka , Silezie en Bohemen : Roozen- KnjPaL rood in 't Kanton Uri van Switzerland. De bleekroode van Derbyshire in Engeland, die ik taamelyk groot heb , zullen misfchien eer tot de Hyacinthen behooren. Aan de Kust van Afrika , by Oran 5 vallen zodanige Kry- ftallen, die veel donkerer zyn, in Droezen of ook enkeld ,(gelyk ik ze beiden heb >) zeer regeimaatig van figuur en tweepuntig, maar ondoorfchynende. Ook heb ik een (tuk wit e Kwarts van Tweebrugge , dat digt begroeid ïs met zodanige heldere Kryftalletjes, vaneene Cinaberkleur Gemeener zyn de Amethyst -Kry ft ■allen , die Ame- Violetkieurig zyn (/) , wordende, derhalve 5 füa.rt"Kry" in Vrankryk Cnftal violet geheten. Zy maaken de gewoone Amethyften uit , die men Qcciden- taalfche noemt, in onderfcheiding van de Oost- indifehe , welke veel harder zyn en hooger van Cï) Gemeenlyk acht men die Kryftallen van Yzer ge- kleurd te zyn; doch ik heb een Stuk rooden Yzerfteen uit het Nfisfau - Saarbrukfe , begroeid met Kwait$-Kry- fi.alletjes , die byna geheel onkieiuig helder zyn. (7) Nitrum Fluor Violaceum. Pieudo - Amethv flus. Syfi, Nat. uts. J„ Jüst. Mm, 3S0. Vog, Min, 142. Ba* wanneer men- ze Basterd - Berylkn , of uit den groenen geel. achtig 5 wanneer menze Baflerd -Chryfolithen noemen kan. De minder hardheid moet de- jzelyea van de Edele Steenen van dien naam onderfcheiden (o). Smaragd- De groene Kryflallen > Basterd - Smaragden JCryftaL genaamd , in 't Fianfch Criftal verd, vallen in 9t Dauphiné 3 in Vrankryk. Ook heeft Fk&~ ber donker groene Kryflallen gezien > op een dergelyk Gefteente zittende, van een Eiland- jein de Toskaanfche Zee afkomftig )• Chryfo- Volgens Linn^üs zou hier de Chryfpraas !>raas. t'jiujs behooren , welke de Duitfchers Gold- prafer noemen; een Steen die bleek groen is> eea (ó) Nitrztm Ftuor Cyaneum. Pfeudo - Beryllus. Viri* dior. Chryfoliriius. Syft. Nat. uts. £ Baum. Min. 1. po 236. Cryftallus colorata flavo - viridis. Pieudo - Cliyyfoli- thus Scheuchzerü Wall. Syft. Min, I. p. 232. (p) Nitrum Ftuor viride. Pfetido - Smaragdus. Paliï- dior. Cryfoprafus. Sijft. Nat. ms. t?. Cryftallus colorata viridis. Tfeudo - Smaragdus. Wall. «S^/f. Min. J, p, 2^z Krystallyne Steenen. 377 een weinig naar 't geele trekkende en byna ïl t ondoorfchynende. Wallertus telt hem A^™» onder de Achaaten (#), en anderen onder deJ^0FD* Edele Steenen. Hoe zyn Ed. daar toe de ckryfi* Schirl - Spaath van Cuonstedt brengen^7*"'* kan , die Smaragd- Moeder genoemd wordt, be- gryp ik niet. Ten minfte heeft zulks geen betrekking op den Europifchen 9 federt eeni- gen tyd zo bekend geworden Chryfopraas van Cofemits in Silezie , die geenszins in de ge- daante van Kryftal, maar van Keyfteen breekt, en ook in Bohemen gevonden wordt, zittende by ftukken in eene groene of witre Kley- Aar- de, in Asbest of in grove Serpentynfteen 9 dikwils onder Opaalen, geele en andere fraaije Keizels. Dezelve is taaijer dan de Kryfiallen en niet minder hard, komende hooger en Wee- leer groen, ja fomtyds byna Melkwit van Kleur voor 3 en in Stukken van eenige grootte zel- den zuiver. Maar weinige fraaije Steenen kunnen uit een brok van een Vuist groot ge- fneeden worden. Dit heeft deeze Chryfo praafen, in de mode zynde , zeer duur ge* maakt ; doch nu kortlings zyn zy gemeener geworden : hoewel men nog voor een taame- lyk grooten fraaijen Steen eenige Dukaaten geeft. Niet (q) Achates pellucidus nebulofus viridesCéns , Pfafius Sp. 131. Pé 292. Bafaltss Spathofus , Cclore vMdfemi* nentiore. Cronst. §. 73* Aa 5 III. Dsbl. IIL Stok, 37& KWARTZIGE OF Amm Niet lang sleeden is ook een Steen be- VI * kend geworden, die men Smaraed- Prafer ÏTOS. noemt , welke groener is , doch anders van Smaragd-dergelyken aart. Men wil dat dit de Steen pj.xxxni.zy5 welke de Italiaanen noemen, Piasma di 7- Smeraldo ; hoewel zy daar voor fomtyds an- dere Steenen uitventen. Ook worut hy voor den Chlorites van Plinius gehouden. Mis- fchien behoort hy tot dq ondersoorten van Walleriüs, of tot die Smaragd -Moeder, welke Cronstedt uit Egypte herfchryft. Onlangs is van de Kaap een Steen aangebragt, welk daar toe fchynt te behooren , en op de Oppervlakte veele Schirlachtige figuuren heeft , die ongeregeld door elkander leggen. Ik heb daar van een Stuk bekomen , 'c welk in Fig. 7, op Plaat XXXIII, is afgebeeld. Ook heb ik een taamelyk groote Chryfopraas , van rondachtige figuur , die uit Oostindie zou af- komftig zyn. Rook- Niet binder bekend zyn de Steenen, wei- Topaas, ke men Rook-Topaazen noemt, en, hoewel ge- meerslyk van Keizelachtige figuur voorkomen- de, zeker weet van Kryftallifche afkomst te fcyn (r). Zy komèn voor, in Oostindie, Ar- menië, Spanje, Bobemen , Saxen, als ook in Switzerland en in Noorwegen. Dikwils vindt men- (V) Nitmm Fluor nigricans. Morion. Sijft. NajL ufs* $# BaUm» Min, 1. p. 252* N. 2. Krystallyne Steenen. 379 menze in Tinmynen , en by de echte Topaa- AwJ£ zen, waarvan zy verfchillen door de donker- vi. bruine of Rookgraauwe, meer of min heldere s^°°Fn" Kleur: weshalve zy Morian genoemd worden. Rook- In 't Vuur verliezen zy de bruinheid en kry< ToPaas* gen , voorzigtig gegloeid wordende , eene ichoone Topaaskleur. In hardheid en zwaar- te komen zy met Kryftal overeen , als ook in grootte. De Akademie van Berlyn bezit een Stuk daar van , uit Switzerland , meer dan vyf- entwintig Ponden zwaai1. Dus kunnen 'er Bekers, Schaaltjes, Kopjes en dergelyke zaa- ken uit gemaakt worden , gelyk dikwils ge- fchiedt. De Ceylonfche Rook-Topaazen , die dePI^|XTO* heldenden zyn, komen doorgaans voor by en- ' 4* kelde Stukken, die Keyachtig rond zyn afge- fleeten , of ook hoekig en fomtyds nog met de Kryftal - figuur ; gelyk dat in Fig. 4 is af- gebeeld. Ik heb 'er veel grooter rondachtige Stukken van , als ook van de Boheemfche , die wat donkerer zyn , een Pieramiede , die zeskantig is , met een gedeelte van den Kant- zuil , even als in de andere Kryfialtakken ; zynde dit Stuk wel anderhalf Duim dik en twee Duim hoog Van die aan de punten bruH (s) Daar uil blykt» dat zy niet altoos zo klein val» Jen 3 als de Heer Bruckmann aanteken:* Edetft. p. i~q, III. Deel, III. Stuk, ♦ 38ö KwArtzige O V A*£tu bruine Kryftaldroes van Bramberg in Bohe* VI. me, gaf ik in Fig. 2, op Plaat XXXIII, dc sSFD" Afbeelding- Hier uit blykt, dat zy ook Droe- zig vallen , gelyk menze hier en daar in de Y* zermynen , vooral in 't Hesfendarmftadtfe en VVurtembergfe > als ook in de Tweebrugfe Achaatbreuken % by Uzenbach en by Wolfen- ftein in Saxen aantreft. Zwart Alsdan zyn het dikwils maar enkele Punten y ' of Pieramieden , zonder Kantzuil , komende naby aan de zwarte Kleur of geheel zwart zyn- de, hoedanig Zwart Kryftal men uit Oostin- die krygt , dat by fommigen , in 't byzonder, Morton geheten wordt (*). Volgens Wau leriüs zou daar toe het Kwartzig Aluin van buiten zwart, van LxnnjEüs (V), behooren. Echter merkt zyn Ed. aan , dat menze zelden dus van een agtzydige Aluinfiguur, maar door- gaans zeskantig, volkomen zwart, half of ge* heel ondoorfchynende aantreft. Ondoor- Het ondoorfchynende Kryftal , waar van fchynen- Ridder nog in 't byzonder eene Ver- fcheidenheid maakt O), komt van allerley Kleuren voor; gelyk ook daar van reeds is ge- (/) Cryftallus Colorata nigra. Morion. Wall. Syft. Min. 1. p. 232. Fluor fubniger Worm. Iris Coloris An* thracini. Luid. O) Alumen Lapidofum , Quarteofum , exterius nigrum, gtjft. Nar, p. io2. (w) Nitrum Fluor opacum. Syfi. Nat, uts. x. / Krystallyne Steenen* 38 ï gefproken. Die alleenlyk meteen Korst over- A£EUt toogen zyn, behooren eigentlyk niet tot het- VI. zelve; maar die van binnen geheel Wolkig S.^£ID- zyn, kunnen 'er toe betrokken worden. Melk» KryftaU wit is het gemeende , gelyk ik daar van een fchoone Kwartsdroes heb , uit Derbyshire in Engeland, met Yzerftof befprenkeld. Zo heb ik ook een ondoorfchynend witte Kryftal- Pieramiede , mee een gedeelte van den Kant- zuil*, regelmaatig zeszydig, van CJausthal! aan denHaarts; zynde derdhalf Duim over 't kruis en twee Duimen hoog. Het komt van aller- ley figuuren voor ,5 zo wel als de roodachtige en hoogroode Kryftallen , hoedanig die zyn van de Barbaryfche Kust , waar van ik heb gefproken , doorgaans tweepuntig. Ondoor- fchynende zwarte vallen enkeld in Bohe- men, en in Sweeden Bruine; die aan de kan- ten flegts wat doorfchynende zyn, vindt men los in Provence en in 't Markgraaffchap Ba- den. Hier zal misfehen fatbruinroode Kryflal, X welk uit den rooden zwartachtig was, naar gcftold Bloed zweemende, kunnen t'huis ge* bragt worden O). Dit, meent men , was de Alahandiner Steen , van P l i n i u s , die in Klein Afie gevonden werdt , en tot Glas gefmol- ten. Mooglyk zou daar toe de Afchentrekker be- (*) Cryftallus Cotorata rutro - fusck, Waïa. Sj/st. Min, IIJ, Dmu Hl. Stuk. 382 KWARTZIGE OF 11- behoorcn kunnen, die fomtyds ook Schirlach* VI. tig is en dus eemgermaate Kryftal gelyken- «2fcFD" de: weshaIve ik daar van hier zal handelen. Schirl. Alzo de Schirl van de Bafalten aanmerkelyk verfchilt , gelyk veelen oordeelen , heb ik der- zeiver befchryving daar van afgezonderd (y). Thans, dunkt my, kan zy hier gevoeglyk vol- gen , aangezien het een foort van Kryftallen zyn, waar van fommigen zelfs als Edele Stee- nen gefleepen, en verkogt worden , gelyker- wys dezelven. En * indien men daar op geen acht geeft, ontftaat, ten opzigt van derzei ver plaatzing, een byftere verwarring. Walle- r i us , die ze eerst tot de Hoornfteenen be- trokken hadt, teltze thans onder de Bafalten. Vogel hadtzemet de Wolfram vermengd. On- sje Ridder hadtze bevoorens in 't Geflagt van Tin gefchikt ,en thans maakt hy 'er een Soort van Borax van (z) 5 Iaatende haar volgen op de f//) Zie de Bafalten onder de Stala&ieten befchree- ven, in 'i voorg. II. Stuk, bi. 290, enz. De Duit- fchers noemenze Schort 9 en die benaamïng is, met eeni- ge verandering van Tongval, alom in gebruik; dewyl men 'er geen Latynfchen of Franfehen naam voor lieeft. (z) \ Borax Lapidofus Cokmnaris pontus , Pyramdi- tms triquetris. Syft* Nat. Xll. Tom. 111. Gen. 15. Sp. 3. Stannum Cryftallis Columnaribus nigris. Syst. Nat* VIII. p. 181. N. 2. Bafaltes. Baüm. Mm. L p. 220 Smeftis Cryftallifatus , Cryftallis cblongis irregu- kr&us. G ARi{i, ' Min* 27* Comaus Cryftafeatu* Fm* Krystallyne Steenen, 383 de Topaazen , Smaragden en andere Edele Aï*^ Steenen van dergelyke Kryftal- figuur. In al- vi. . Ie deeze verfchillendheden , byna , krygt zy J^?** den bynaam van gekryftallizecrd. Cartheuser Sctörim noemtze gekryftallizeerde Sme&is : Walle- rius noemdeze gekryftallizeerde Hoornfteen; thans gekryftallizeerde Bafalt : waar uit ten overvloede blykt , dat zy tot de Kryftallen behoort (a). Men vindt de Schirl zelden los , meest in andere Steenen ; overvloedig in Lava , ia Puimfteenen en andere voortbrengzels der Brandende Bergen : in Kalkfpaath , zwaare Spaath , Veldfpaath , Kwarts 3 Hoornfteen , Kley» Steenmerg , Mergel, Porfier, Graniet en andere Rotsfteenen; in Bafalt; als ookfom- wylen in Zwavelkies , Yzer- en Koper- Ert- fen vastzittende. Zy komt zeer veel voor , om- Prismaticus Iateribus inordinatis. Wall. Min. 139. Ba- fakes Figura Columnari, Iateribus inordinatis , Cryftai- lifatus. Wall.. Syst. Min. 1. p. 333. Bafaltes Cryftalli- fatus. Cronst. Min. §. 75. OJ De Schirl , die de Engel fche Mynwerkers Cochle en Call noemen a onder de Hoornfteenen te plaatzen , zegt de Heer Dacosta, is niet alleen fout, maar zelfs belachelyk : wanjt het is weezentlyk een foort van Kry- ftal. PhiU Trans. Vol. LIL p. 446» Het weezentlyka onderfcheid tusfchen de Schirl , Veldfpaath , Kwarts 9 benevens de overige Keizei- en Granaat - Soorten , is niet zeer groot. Ferb, Briefe p> 260, Zte ook Cronsx». Mineralogie. III. Dkuu III. StUKi t 3§4 Kwar-tzige of H* omftreeks de uitgedoofde en andere Vuur* Vi. 1 bergen , in Italië en Bohemen ; in Tirol en s^rD" Stiermark , in Opper - Ooftenryk en in hetSakz- fflijM. burgfe, in Hongarie, Silezie en opverfcheide plaatfen van Saxen , als ook van Sweeden; om niet te fp reeken van Amerika 5 alwaar zy in Brafïl gemeen is, enz. Verfchö* Doorgaans valt zy veel kleiner dan de Ba- éw^he" dit, en van een Bladerige zelfftandigheid: zo dat zy aan 't Staalflag zelden vonkt. De Grond- ftof, evenwel, heeft met die der Bafaltcn veel overeenkomst, en zy» bevat gemeenlyk ook Yzerdeeltjes. In 't Vuur verfmelt zy , insgelyks , tot eene fchuimige Slakke. De zwaarte overtreft die der Kryftallen ; zynde meer dan drie en een half maal zo zwaar als Water ; het Kryftal veeltyds minder dan drie- maal; doel; in 't algemeen kan men zulks niet naauwkeurig bepaalen Zy is nu half dan geheel en ook wel in geenen deele doorzig* tig. Haare Kryftallen zyn zes, maar ook vier- vyf- en negenzydig; dikwils aan de eene zyde Geutswyze uitgehold en doorgaans afgebro- ken. De Kleur verfchik niet minder. Men vindt witte Schirl , doch meest geelachtig, gelyk de Hyacinth of Topaas , in het Napeï- fche , alwaar deeze onder de Edele Steenen ge- O) De proportie van Kryital tot W&ter heeft men bevonden, als 2610, of 2710, of 3160: van de Scliiri ais 3600 of 3800, tot lOOQ* Gmel. Walled» Kry&tallyne Steenen. 385 geteld wordt. In de voortrefFelyke Verzame- if. lingvandenBerghoofdman vonVeldheim, Afdeel. te Zellerfeld 3 komt Hemelsblaauwe voor. Hoofd- Groenachtig valt zy meest, 't zy helder *?™&fér( donkergroen en fomtyds van Smaragdkieur , gelyk in de nabuurfchap van den Vefuvius en in Egypte : blaauw in Tirol ; rood in 't Silezifch Graaf fchap Glatz ; Granaat- cn Ro- bynrood, als ook helder en donkerbruin, in Italië. De zwarte en zwartachtige is in an- dere deelen van Europa allergemeenst. Ten opzigt van de Geftalte treft menze Geftalte. ook zeer verfchiilendeaan. Schirlkorreh , meest ffg^ van onbepaalde figuur en dikwils zo klein als Stippen of Speldekoppcn , komen over- vloedig in de Lava's en andere voortbrengzels der Vuurbergen , voor. Schirlvlahken , van langwerpige gedaante , vindt men in dezel- ven, als ook in de Porfierfteenen. In de La- va van den Vefuvius vertoont zig ook een Schtrlglimmer , als glinfterende Blaadjes, fom- tyds Teerling'achtig vereenigd, of Straalswy- ze fpreidcnde uit een punt. Deeze levert pok uit de Schirlflaafjes , die roodachtig wit cn dikwils geftreept zyn , insgelyks by Frei- * berg in Saxen voorkomende. Deeze noemt men Stangen -Spaath. Schirl-Pieramieden val- len van mcnigerley Kleuren in de Kalk-Spaath van den Vefuvius, en worden te Napels voor Edele Steenen uitgevent. Dezelve bevat me- Bb nU III. Deel. III. Stuk, 386 K W ARTZIGE OF !!. nigerïey Schirlzuïlen , die mede in de Lava*$ AfYi^ van andere Vulkannen, als ook by Eiben^ Hoofd- ftock }n Saxen, by Sahlberg en elders ' in SckerL Sweeden * gevonden worden, Zy zyn dik-, vvils in de langte geftreept qn breed gedrukt, in grootte zeer verfchillende. Davila be- fchryft zulk eenen Zuil , welke byna twee Duimen dik was en drie Duimen lang (V). Ferber zag een grooten van dien aart, van 't Eilandje Monte Chrifto. Somtyds zyn- ze zeer. dun, byna als Naalden, en dan hee- ten zy dikwils Schirlftraakn ; hoedanig ik ze groen heb , in Zilverfpaath, uit TiroL Zo- danig heb ik ze ook, zeer fraay, in Kwarts van Madagaskar gezien. Van dergelyke fy-> ne Schirlnaaldj.es , op een graauwachtigen Glimmerfteen leggende, uit Spanje, geef ik in Flg. 8, op Plaat XXXIII, de Afbeelding, Ik bezit een Kryftaltak uit Dauphiné , in Vrankryk , welke van binnen fierlyk opge- vuld is met een menigte van zodanige fyne Schirlftraalen, groen van Kleur. Schirl- De twee laacften behooren tot de Schirl- Kryftal- Kryfiallen , welken men overvloedig , trops- wyze by elkander, in de Lava's, Puimftee* nen, doch ook in Bafalten en ander voorge-^ melde Stoffen, nu los, d3n vast, enkeld of Droezig famengegroeid , aantreft ; wordende ia [ (J) Gmelin Natw - Sijftem. \\. Tb, p. 133* Krystallynf. Steenen. 387 in 't laatfle geval, voornaamelyk wanneer zy !ï* r\F DEEL* groen zyn, Graupen - Schorl geheten. Ik heb VI. zwarte; Schirl-Kryftallea in Graniet uit Bohe-STUK?FD- men, en witte, wel twee Duimen lang en een jSMf*> Kwartier Duims dik, in Kwarts met Glimmer, van Altenberg in Saxen. In figuur gelyken zy zeer dikwils naar de Berg- Kryftallen , maar zelden zyn zy doorfchyne&de als Glas en ftaan ook niet overend. Veeltyds hebben zy aan geen van beide enden Spits ofPieramiede, en, als zy die hebben, is dezelve (lomp door cwee, drie of vier, vyf- of vierhoekige vlak- ten, niet door driehoeken , bepaald* 't Ge- tal der Zyden is gewoonlyk zes, doch men vindt 'er ook die agt-, negen-, tien en twaalf- zydig zyn. Zeer dikwils komt de Schirï in die figuur Schid- voor , dat menze Schiri '- Granatten , of ookt^na,a" Wilde, en , wanneer zy wit zyn , Witte Gra- naaten tyteit. Sommigen noemenze , onei- gentlyk, Markafieten. Deeze vindt men, van alle Kleuren en trappen van doorfchynendheid, zeer overvloedig in de uitwerpfelen , zo der tegenwoordige als der uitgebrande Vuurber- gen van Italië ; als ook in Bohemen by Querbach en op den Schneeberg in 't Graaf- fchap Glatz, als ook elders in Silezie , op Kwarts, Spekfteen, Talk en veelerley Kots- lïeenen. De geftake is volkomen als die der Granaateü, en 't getal der Zyden even zo Bb 2 me- ÏIL Deel» III. Stuk. 3 $8' KWARTZ I G E O F IL menigvuldig ; welken zy van agt , tien tot Afdeel. veerCjen hebben. F e rb er verhaalt, dat hy Hoofd- >er in de Lava van Vefuvius, met zesenvyf- ^Schiri t]S Facetten, die grootendeels Ruitachtig wa* ren , gevonden hadt , van de grootte eenes Speldekops tot een Duim over 't kruis; of Glasachtig wit, heel of half doorfchynend , en fomtyds door de werkinge der Lugt zo verteerd, dat menze met de Vingers tot wit Meel kon wry ven , of zelfs , in nog ou- der Laven , geheel in Kley veranderd. Dit vergelykt hy met de verweering der Keyftee- nen in de Lugt en merkt verder aan , dac men in de meeften , by yt aan (tukken flaaiï der genen die nog hard zyn , in 't midden een klein zwart Schirlkorreltje vindt (d). pratte Niet lang geleeden is, uit Dauphiné, ee& I1.XXX111. byzondere Soort van Schirl bekend geworden y ®$> 9» waar van ik twee Stukjes bekomen hebbende> van 't eene derzelven in Fig* 9, op Plaat XXXIII, de Afbeelding mededeel. De Stuk- jes zyn platachtig, en beftaan uit eenige Zy- den of Facetten , welken in verfchillende Icoerfen geftreept zyn. Dit maakt daar van de byzonderheid uit* Men heeftze genoemd Violette Schirl, om dat de Kleur , tegen *t Licht, zodanig is ; maar; anders zien zy bruin , en ik heb ook witte Schirl van de zelfde plaats ; ja daar op gegroeid. De (dj Briefe aus Walfehlcmd* ]?• 164. Krysfalxyne Steenes 389 De Steen , dien men Tourmaïin of Afchtrek* Afdeed %er noemt , dient hier ,gclykby Lin N/Evs(e)> jjjj^ te volgen (ƒ). Verfckeidene, naamelyk, nu stuk. onlangs ontdekt , behooren zekerlyk tot de j^0»1™^ Schirl - Kryftallen , en , fchoon Wall er i ü s Afchtéfc. *er een Zeolith- Soort van maakt > neemt dit ker* de overeenkomst niet weg: aangezien Rin- mann, door Scheid-kundige Proeven , heeft aangetooud, dat de Schirl, in Eigenfchappen, met de Zeolith zeer overeenkomftig zy ; ver- smeltende , zo wel als de Balalten , tot een Schuimige Slakke : des de houding in 't Vuur alle die Lighaamen tot èén Geflagt zou bren- gen , en ze van de Kryftallen doen afwyken. De Ceylonfe Tourmali ns^ hoewel meer Kry- ftai- (e) Borax -diaphanus fubopacus purpureus, maxime ^Electricus. Syft. Nat. Xll. Tom. UJ. Gen. 15. Sp. 4. Lapis Ele&ricus. Hift. de PAcad. de Paris. 1717. p. 9. Mem. de Berïin. 1756. p. 105. Afchenzieher , Trip , Tour« ïtisdin. Vog» Min,\Q)\.A&. Stockholm. 1766, Tom. XXV UI* c$ nóg. Tom. XXX. Mem. de Petersb. 1762. PhiLTran* ./act. Vol. LI. p. 3,17., 397. Vol. LIL p. 443. Cf) De Heer Faüjas de Saintfond , die kortlings een voortreffelyk Werk heeft uitgegeven over de uitge- 'doofde Vuurbergen van het Vivarais en Velay, zegt daar in; „ de Tourmaïin moet derhalve niet verward worden met de Zeolith. Ik zou het natuurlyker .,, achten dien te plaatzen in 't vervolg der Schirls, of y, nog liever , indien men hem een byzonderen Rang „ wilde geeven , voor of agter de Edele Steenen." Foyez , notes au Lettre fur te Tourmaïin de Tirol, p« 22. Bb3 MI. Deel, HL SlW. 390 K W A R T Z H E O F tb ftallifch zynde 9 kunnen ook daar toe betrof Aïy£EL%ken worden. Hoofd- Tourmalhi is eene verftaanbaare Franfche benaaming, welke zekerlvk aan deezen Steen « Naams- . ^ . . ' , . . * reden, wegens iets loverkragtigs , dat zig in dezel- ve voordoet , zal gegeven zyn. Immers * wanneer een kragtige maar op een met Afch bedekte gloeijencie Kole gelegd wordt, fpeek hy aanftonds, door aantrekking en afftooting, zo als men van een bezield Lighaam verwagten zou kunnen. Alle werkingen , nu, van dien aart , komen tegennatuurlyk , dat is Tover- achtig , voor. Nog verwonderlyker ware 1 het, dat zulks zonder wry ven of verwarming in deeze Steen plaats had; gelyk LinnjEUs tén opzigt van dien Ceylonfen , door Le- ï\iery allereerst in *t licht gebragt, aanmerk- te (g). Want die kundige Franfche Akademist meldt niets zodanigs daar van. Het was , zegt hy , een Steentje , uit een Rivier van Ceylon, van grootte als een Stuiver , plat, rond, om- trent een Linie dik, bruin, glad en glanzig, zonder Reuk of Smaak; dat kleine ligte Lig. haampjes , gelyk Afch , Yzeryylzel , Papier- fm'p- fe) In de Prsefafc. Flor. Zeijl ad citat Hifi. dePAcad. de Paris , de- 1717. p. 9. Sommigen wiilen, dat deeze Steen reeds aan de Gaden en aan Flinits bekend zy weest, doch dit is ten uiterfte onzeker : zo wel als of hy zig in de Borstlap van Aaron. bevonden hebbe, ge- lyk een niet onkundige Jood , Alltons + my uit de bete« kenis van 't Hebreeuwfch woord .vilde wys maajcen. Kft'vsT allVnê Sternen* 39t fnippertjes > aantrok en vervolgens wegfmeet. 11. Hy noemde het, deswegen, een Magneetje; yi- doch meJi merkte aan , dat het in uitwerking gT^orö" zeer daar van verfchilde* Het blykt onder- Tourna* tusfchen niet zeker > dat geefle de minfte ver- lnu warming van dit Steentje heeft plaats gehad. Het enkele draagen in de Broekzak of houden in de Hand", is genoegzaam , om taaffielyk groote Steenen van dien aart te doen werken. Men noemtze op Ceylon , zo ik thans aange- merkt vind , by: de InboorlMgen Tdurnamal\ waar van de Heer BrückMann, die dikwils wat ongelukkig in 't overfchryven en. vooral in 't aanhaalen is , Turmanal maa'kt, en zegt, dat het woord Twvna/hr daar -van- in de Ver- handelingen der Engelfche Sociëteit afgeleid wordt (h). Het Berigt, dat my by het over* teenden dér Ceylonfe Edele Steenen, door den Wel Ed, Geftrenge Heer Mr. J. C. M. Ra* D e u m a c h e ii , thans Extraordinair Raad van ■Nederlands Indie, bezorgd is,, luidt , dat men deeze aldaar Toremalie noemt , een benaaming welke waarfehynlyk door den tongval en ver* bas- - :•' va fi *i : oh t jaar 1*759, in het Vertoog van den Heer Watson , dia Van dat afleiden niet fpreekt, maar alleenlyk zegt, dat de Inboorlingen van Ceylon den Steen Tournamal hee* ten; geevende zelf daar aan den naam, niet van Êtjr» malin 9 maar vwTourmaline. N " Bb 4 III. Deex, III. Stuk, 3Ö2 KWARTZICE OF tk bastering van 't Franfche woord TourmaÜn zal %D£EL-afkomftig zyn (/). Hoofd- Blykbaarer zyn de benaamingen van Afck- STTourma-tre^er 9 Afch- Magneet > of Afchfteen , in 't üh* Franfch Tire-Cendre; wegens gezegde hoeda- nigheid daar aan gegeven. Zonderling is 't, dat de Hoogleraar Gm el i n, (ook misfchien ,door verkeerd overfchry ven ,) zegt dat men hem Afchendreker in de Nederlanden noemt (k). Dit heeft Brückmann beter, fpreekende van Ajchentrecker by de Hollanders. In \ Franfch noemt men hem ook Turpeline, dat mooglyk eene verbastering v^n de uitfpraak zyn zal, en in 't Hoogduitfch , ik weet niet waarom, Trip. Sommigen willen, dat het de Lyncurius der Ouden zyn zou, en eenigen noe* men hem , eenvoudiglyk , Lapis Efc&ricus , dat is Elektrifche Steen ; 't welk zyn voor- naame Eigenfchappen aanduidt (/). Im- (7) Dit is veel vvaarfchynlyker , dan dat die daar juist een inlandfcheh Naam zou hebben , zo zeer mét gedagten Franfchen , wiens betekenis zodanig ftrookt , overeenkomltig. Voorts houde men dit niet voor Vitte- ry : want in 't ftuk van Ovthographie moet fpeciaal ge- let worden op de Letteren. 'tSchyntdat de Heer Brück- mann , in deezen, ten deele misleid zy door den Sweed- fchen Heer Wil kb, cite zig verbeeld heeft, dat Tourma- Ün van het Ceylonfche Tournamal afkomftig ware* Zie Sweedfche Verhandelingen. XXV 111. Band. p. 96* (k) Natur - Syjtem. 11. Th. p. 135 : alwaar zyn Ed. ook in 't Franfch fchryft Tire candre. (f) Dat deeze Steen by de Ouden ook bekend zy ge- weest Krvstallynè Steenen* 393 • Immers deeze Steen is berucht wegens zy- ne aantrekking en wegflooting^ veel gelykende VI. naar die der Elektrieke Lighaamen ; maar over* stuk.01"*" treft dezelven in dat opzigt, dat hy die beide Eigen-' Werkingen te gelyk oeffertt. Aan den eenen *^*W*< kant heeft hy de afftootende , aan den ande- ren kant de aantrekkende kragt;het gene men in dezelven pofitieve en negatieve Elektriciteit: noemt , cö die plaatfen zyn by hem als de Poolen in de Magneeteft. Deeene Pool krygü door 't verwarmen ; ('t welk door Wryving» door de hitte van Vuur, van heet Water vaa de Zonnefehyn, of anders, gefchiedt;) eene pofitieve of afftootende ; en door het wederom verkoelen , (met hem fchielyk te leggen op een koud Lighaam 3 ) eene negatieve of aan- trekkende: de andere Pool, in tegendeel, door het verwarmen eene negatieve , door het ver- koelen eene pofitieve kragt. Wordt de eene Pool verwarmd , en de ander op den zelf- den tyd verkoeld , dan krygen zy beiden de zelfde Elektriciteit ; dat is beiden trekken aan, of ftooten weg. Niet alleen Afch van Turf, maar ook van Metaalen ; Goud en Zilver- Blaadjes , Vezeltjes van Papier, Vedertjes en ai- weest, zou men uit een plaats van Pltnius , daar die Autheur van Edele Steenen fpreekt , welke door de Zon heet gemaakt Elektriefch waren , kunnen befluiten, Hifi. Nat. Libr. XXX 1L Cap. 7. Bb 5 III. Dbel; III. Stuk, 1 394 K W A R T 2 I G E Q P il. allerley ligte Poeijerachtige Stoffen, fcelfs Aföeei* Barnfteen , kleine Kogeltjes van Kurk > Vlier* Hoon). pjt) Biezen -Merg 3 en wat dies meer is> worden dus van hem aangetrokken of weg- Urn gedreeven. Deeze Poolen zyn in de eene Tourmalin op de zyden > in een andere in de kant , in anderen in de hoeken of tegenover elkander; en zy behouden altoos haare plaats* Die zelfde Elektriciteit vertoont zig, naar den zelfden regel, ook in kleine brokjes of fplin- ter tj es- (//;). Eiektri- IQ veele opzigten komt wel deeze Werking kaaie overeen > met die van alle Zelf • Elektrieke Lm- werKiii°r» ' ö haamen, Glas 3 Barnfteen, Zegel Lak en Zy-* de 5 door Wryving ontftaande ; maar zy heeft dit byzonders , dat. zy dikwils door een zeer kleine verandering van Warmte wordt ver* wekt | verdwynende geheel, wanneer de Steen gloeijend in koud Water geworpen, en ten deele wanneer hy te fchielyk verkoeld wordt; als wanneer hy ook gemeenlyk barften krygt en fomtyds uit malkander valt. In zekere Omftandigheden geeft hy Elektrieke Vonken \ die knappen 5 (gelyk de Heer Wilke heeft waargenomen,) zelfs zonder dat hy met fpitfe Lig- (jn) Daar deeze hoedanigheid , van werkinge der Tour- malinen, zo blykbaar is bevestigd, door de kundigfe Waarneemers , komt liet zeer zonderling voor, dat men in zekere Lettre a M. de Buffon par le D?ac de Notja Carajfa , welke fommigen willen door Adanson opge- tZ m : jé**1 Krystallynë Steenen. 395 Lighaamen aangeroerd wordt. Een groote W* Tourmalin , door Wryving of ook over een A™**u gloeijende Kole verwarmd, werpt, wanneer S^°0FD* hy fnel met het Handvat van een gladden Tourna* Sleutel , verfcheide maaien na elkander, aan-^* geraakt wordt , indien het Vertrek wat duifter is , een zigtbaaren Glans van zig. Hy kan ook geladen worden , en deelt dan zyn Elektriciteit aan Glas en Metaalen mede ; maar ftrekt tot geen Afleider: des men hem zo wel tot een Voetltuk gebruiken kan, als Glas, Pek en andere Zelf-Elektrieke Lighaa- men. Hangt men een Tourmalin aan een fyne Zyden Draad op, en brengc een ande* ren, die aan een Glaspypje of Glazen Stan- dertje vast gepekt is, daar by, dan dry ven de pofitieve , zo we! als de negatieve Zyden, elkander af ; maar de eene pofitieve trekt de andere negatieve aan : zo dat men dus ligt de hoedanigheid deezer Steenen ontdekt. Brengt men naar zulk een verwarmde Tourmalin, die aan een Zyden Draad hangt, een gewreeven Pyp van Glas, zo trekt deeze de Zyde aan, die de negatieve , en een Staafje Zegel - Lak , . . t rJi nl r.n> . . y / , IÈ fteld te zyn , ontkent, dat de Tourmalin Poolen hebbe. Nog zonderlinger is het , dat deeze dwaaling haare na- volgers en begunftigers gevonden heeft lt des ik ieder daar voor moet waarfchouwen : om niet door fchynbaar' Go sag misleid te worden. III. Deel. III. StüK. 396 RwARTZICE OF Am*u integendeel, de Zyde, die de poftiieve EIcfc HVOFD tnC^e^ ^eZlt* stuk? Deeze Waarneemingen zyn meest ontleend Grootie. n\t de Proeven van den Heer Bergman(«), op vyf zodanige Sreenen, welken de Koning- lyk Sweedfche Akademieder Weetenfchappen, nu omtrent twintig Jaar geleeden, uit ons Hol- land hadt bekomen. De grootfte was omtrent als een Duimnagel, de tweede als een Vinger- nagel, de derde kleiner dan die van een Pink. Deeze drie waren Ceylonfche. De eerfte zwart- achtig bruin, byna geheel ondoorfchynende, was ovaal, aan de eene zyde plat, aan de an« dere verheven en met Facetten gefleepen : de tweede bruingeel en meeftendeels doorfchy* nende, als een Bagge gefatsoeneerd: de derde bkeker , als een Tafelfteen , en dun. De twee anderen, wat kleiner, de eene groen, de andere blaauwachtig. Deeze vyf hebben gë- dagte Akademie, met elkander, maar twintig Dukaaten gekost, dat zekerlyk weinig is (o). Een (n) Stockholm. Abhandl. XXV 111. Band , 1766. p* 53. Tab. 2. O) Volgens de Opgaave aldaar , in de Jtant. pap. 59, was het net geweest, 105 Guldens en 12 Stuivers* De Heer Kastner, die rekening willende verbeteren, merkt (p- 114. Aant.) aan, dat zy alle te famen 41 Tim- Iers gekost hebben, het welk zyn Ed. overbrengt in 29. 76 Guldens: doch dit is zekerlyk een grove Schryf- of Drukfeil. Aangezien , volgens zyn eigen rekening, een Tha^ Ier twee en een halve Gulden is, zo moeten 41 Thalerd, of Eyksdaalders , ioz Guldens en 10 Stuivers zyn. Krystallyne Steenen. 3^ Een Tourmalin van middelmaatige grcottcAFDIeÈL fieldt, zode Heer Bruckmann nu tien vi. * Jaar geleeden aanmerkte , tien , twintig en meers^^ÏD* Piftoolen. Dit komt daar van , dat echte , Tourma- groote Steenen , van dien aart nog zo zeld^ zaam zyn. De Heer Wilson heeft, tot zyne Proefneemingen , 'er een gebruikt, wel- ken zyn Ed. van Doktor Hebehden hadt, zynde ovaal, vyf Kwartier Duims lang en een Duimbreed, platachtig, weegende ruim een half Loot (/>), Deeze was derhalve byna eens zo groot, als de grootfte van de Svveedfche Akademie voorgemeld. Zodanige Steenen zyn thans nog zeer raar. De Heer Brandt, voornaam Drogist alhier , bezit 'er zodanig eenen , die Hartvormig is, aan de ééne zyde plat , aan de andere Schildvormig verheven met Facetten ; taamelyk dik, ruim een Duim langen omtrent een Duim breed, welke van zyn Ed, op honderd Dukaaten gefchat wordt. Ook heeft hy een ongefleepen rondachtigen , ruim een half Duim dik. Deeze beiden zyn van boven op gezien zwartachtig, tegen 5t Licht bruin Hyacinthkleurig doorfchynende. Met de Splinters, die van de voorgemelde Mineralo- vyf Steenen, inzonderheid van den g root ft en , Jj^^ door het digt gepakt verzenden in een Brief, van ip) Fkil. Tram/aft. Vol. LI, P. f. 1759- 3*6. III. Deel. III. Stuk* 39$ Kwartzige of II. van Holland naar S weeden, afgefprongen wa- Afdeel. ren ^ heeft de Heer rinmann eeni-ge Mine- Hooïd. raliiche Proeven in 't werk gefield (V) , kor- STUK, ** ' Tourma-te[yk > volgens den Heer BrückmanKj hier op uitkomende (r). De Ceylonfche Tour- malins , in de Vlam van de Blaaspyp gloei- jende gemaakt, krygen geen barften ; zy knap- pen en fpringen niet, gelyk Schirl, Kryftal- len en Spaathen. Onder 't gloeijen bruin- rood wordende, behouden zy noghaare Elek- trifche kragt, door een fterkere Hitte wor- den zy wit als Kryt en fchuimen zeer, waar uit eene witte,ligte, Schuimige Slak ontftaat, welke , by aanhoudende Smelthitte, tot een Paarlkleurig ondoorfchynend Glas overgaat, en op de Kole, voor de Blaaspyp, een ron- de Paarl wordt. De bruingeele Kleur houdt ftand in verfcheide gloeijingen , tot dat de Steen fmelt, en, fchoon de buitenfte Opper- vlakte een Schuimig Glas is geworden, be- houdt hy nog inwendig zyne Kleur en Elek- trifche kragt. Onder het fmelten , by 't eer- fte Schuimen , wordt men 'er een Phospho- rieken glans in gewaar. Na dat hy tot een Glas -Paarl gefmolten is, kan men hem nog weder fmelten, doch, hoe langer hy in de Smelthitte gehouden wordt, hoe moeielyker in (q) Stockholms% Verhand, als boven, bladz. 46. (r) ]k hebze, gemakshalve, van zyn Ed. ontleend» Edeijl \ 1773, p. 170. Krystallyne Steenen. 399 In 't vervolg. De Glas-Paarl, uit verfcheide ï£ Paarltjes famengefmolten , was niet meer E- yqm lektriek, In fcherpe Zuuren , gelyk Geest S^°ÏD- van Zout, Sterk Water of Olie van Vitriool, Towma* gekookt, hadtzy geen aandoening. Met Bo- rax tot Glas gefmolten, werdt dit vervolgens in Sterk Water opgelost, wanneer men het hard liet kooken > en dan zette zig eene Lik achtige Stoffe , als Lym, op den bodem van het Glas. De blaauwe Braliliaanfche fchuim- de aanftonds met kleine Blaasjes, en wierdt, na dat dit Schuimen opgehouden was , tot eene zwartgraauwe half doorfchynende Slak- ke, welke zig niet verder tot Vlpeijing bren- gen , of tot een Paarl liet fmelten ; maar , met een weinig Borax daar by gedaan, zonder Schui* men fmolt tot een helder hard groenachtig Glas, Met den Ceylonfchen bruinen liet zig de blaauwe Brafiliaanfche naauwlyks te famen fmelten: waar uit het verfchil van Smeltbaar- heid, in deeze beiden, blykt. De zwaarte van den een zo wel als van den anderen, is tus- fchen Kryftal enSchirl; naamelyk,men heeft- ze bevonden ongevaar driemaal zo zwaar als Water. Van den laatstgemeldenblaauwen Tourmalin DeGroe- komen fomtvds eentee Stukjes onder de Bra* "e Br,f\fl- t ° J haanfche filiaanfchen voor, die, zo wel als deeze, VöU zynSchirl* maakt Schirlachtig zyn. Zulks is zeer blyk- ac tifi\ baar in de Groenen, hoedanigcn byna. allen zyn 5 IH, Dxel* III. Stuk, 400 KWARTZIGE OF II* zyn, welken men van daar bekomt , en deeze Afdeel. voorheen onder de Smaragden geteld ge- Hoorn- weest9 hoewel zy daar van geenszins deech. Tourma- te KIeur noch den Glans het>be"« Immers fa' een menigte derzelven , die ik gezien en be- handeld heb, trekken veel meer naar het Glas- of Gras -groene 5 of hebben eene Zeegroen- achtige Kleur , in de dunfte doorfchynende Stukjes ; terwyl de dikkere meestal bruinach- tig groen zyn. Altemaal zynze Staafachtlg , geftreept en dikwils aan de eene Zyde plat of hol, gelyk de meefte Schirl-Kry (lallen. Men vindtze fomtyds zo dun als een gewoone Naald en dan zeerdoorfchynende, ook fchoo- ner van Kleur en hooger groen, Endelings befchouwd zynze altoos ondoorzigtig. Ik hebze 5 byna van dikte als een dunne Penne- fchaft, en wd twee Duimen lang, gezien f>> Van (s) Die zeven Stukjes door den Heer Quist van Lon- den naar Sweeden bezorgd, in 't jaar 1765, moeten zeer klein geweest zyn ; aangezien het grootfte , der m dubbele Almeetingen afgebeelde , maar drie Kwartier Puims langte heeft. Zie Plaat IV, van XXV 111. Band der Sweedfche Verhandelingen , Fig. 1 en 2 : terwyl Fig. 3 , tot vergelyking daar by gevoegd , de Afbeelding is van een Sweedfch groengeel Schirl - Kryftal , In de Na- tuurlyke grootte. Niettemin heeft de Hoogleeraar Gme- riN alle die drie Afbeeldingen in zynNatur- Syftem.ll. Theill, Tab, IV. Fig. 63, 64 , 65 , tot vertooning van zitten , kan menze niet zo goed doen wer- 5, ken , als wanneer zy , daar uit gebroken , #, op heete Asfclie gelegd worden. In haare „ Werking zwak zynde worden zy verfterkt, „ door verfcheide maaien op een gloeijende 3, Kole gelegd en gloeijend heet gemaakt te 3, worden* Ook' kan menze een poos op Kwik- 3, zilver laaten zwemmen; 't welk de Tourma- 3, lins in 't algemeen kragtiger maakt. Eenige 33 van deeze Schirl , wel doorgegloeid zynde, 3, krygt een bruinachtige Huid of dunne Schors, 3, en , wanneer dezelve wordt afgefleepen , 3, worden zy doorfchynend en groenachtig, „ bereikende alsdan haaren hoogden trap van 3, Elektriciteit.'* Tirolfe Ik heb van deeze Noorweegfe Tourmalins zeer krag- jjg zeer we] werken, waar van één, driemaal Pi. xxxiv. vergroot zynde, in Fig.'$ is afgebeeld ; doch Ft§' 14 zy worden zeer overtroffen van dj TirolfeTtivr- w*//«x,insgelyks een Soort van Zwarte Schirl, die ook in eene Talkige Matrix zit. Ik deel de Afbeelding van het fraaije Stuk, 't welk ik daar van bezit, in Ftg. ï , op Plaat XXXIV, mede. Een los ftukje daar van, aanwyzende flat deeze Schirl fomtyds driekantig is en zeer naar de Bafak gelyke , plat, omtrent een Li- nie KRYSTALLYNfc STEENEK. 403 nie dik, en drie Liniën of een Kwartier Duims AH* aan ieder zyde breed , is niet aüeeïi vlug, zo Vl. dra men het op de Afch van een gloeijendeSTO°°FD" Kole legt, maar zo fterk werkende, dat de Tourmx» Afchflofjes tot drie Duimen afftands gefmeten^' worden. Ook blyft het lang ipeelende, en overtreft zelfs in werking myne Ceylonfchen. Zeer gevallig werdt, in 'c jaar 1777, dee- Ontdek* ze Tirolfe Tourmalin ontdekt door den Heer1^^ Muller, Raad van het Departement der Myncn en Munten van Transiylvanie. Een hoog Gebergte , genaamd de Greiner , in Tiro! > welks toppen altoos met Sneeuw en Ys be- dekt zyn, beklimmende, kwamen hem aldaar » onder veele grootbladige Glimmers , Talk Asbest en Schirls , Schirlblende , en Yzer- Granaaten,eenige zwarte Steentjes voor, naar Schirl gelykende , waar van hy de zitplaats waarnam in Aders van een Potfteen, hier voor befchreeven *, loopende door Graniet - Rotfen. «Blad* 7y hadden eene Schirlachtige gedaante, fom- 205% m;gen zeer dun zynde, anderen een half Duim ri k Hier in ontdekte hy de Elektrieke ei- ee ifchap , en befchreefze düs (*>). De Kleur was bruin , eenigszins naar die Gedaan van Rinfe Harst trekkende : de figuur als Staaf- te' jes , doorgaans negenzydig 9 zelden met een Pie- (v) Leure a Mr. te Chev\ de Bori* . fur ia Tourma* Uiip de Tiroly-pax Muller. Brux» 1779» Cc 2 Ili. Deel. IIL SruK. 4 welken men voor weinige Jaaren nog naauwlyks dan gefleepen over kreeg: zo dat men van derzelver NatunrlykeGeftalte naauw- lyks oordeeten kon (y). Dit heeft veelen dezelven tot de Edele Steenen doen betrek- ken , en fchoon de Heer Riumann oordeel- de, dat zy 'er niet hard genoeg toe waren r achtte de Heer Bruckmann dat zyr met even veel recht als de Smaragden, Chryfoli- then, Europifche Topaazen en Opaalen, wel- ke ten deele niet harder, ja nog weeker dan de Tourmalins zyn, daar toe behoorden (V)* Evenwel moet ik hier op zeggen, dat de Eu- ropifche Topaazen , Opaalen, enz. flegts tot de Edele Steenen betrokken worden, om dat men Oricntaalfche van dien aart heeft, welken fcarder zyn ; gelyk dit in alle. fyne Steenen plaats a chtige Schirl uit Groenland gezien te hebben > zeskant tig, wel drie Duim breed en 2es Duim lang, zeerlterk Elektriek zynde: zo dat dit dan de vierde Soort dei- tb ans bekende Europ-fche Tourmalins zou zyn, aile an- deren zeer in grootte overtreffende, (y) Die Afbeelding , v/elke de Heer Waxlerius m &g- 23 1 b , op zyne Plaat SijjL Min. Tonu I. van den Tourmaiin geeft , fchynt my ook maar van eeu ^efleeyenen te zyn* (zj E delft einefh p. 17 r. Krtstallyne Steenen. 407 plaats heeft ; daar de Orienraalfche Tourma- II. lins, of Brafiliaanfche, geenszins die hardheid *?$£kit" bereiken* Roofe- Veelen zyn derhalve van denkbeeld , dat de SJ£S Ceyloniche lourmalins , zo wel als de-Brafi-#«» liaanfcbe en Europifche, tot de Schirl bchoo- ren, of, even als in zwaarte, ook in zelfilan- digheid een middelflag zyn tüsfchen Kryftal en Schirl. Men' heeft gefchreeven 5 dat zy op Ceylcn in 't Zand aan de Zeekust gevon- den werden, en dit is uit de eene Hand zeer getrouw in de andere overgegaan Ca% De Wel Edele Geftrenge Heer Mr. J. C. M. Rader- hacker, thans Ordinair Raad van Nedér- landfch Indie. te Batavia, heeft de goedheid gehad, my, nu' vier Jaar geleeden, een Ver- zameling van alle Edele Steenen en dergely- Jren op Ceylon voorkomende, zo ruuw als ge- ileepen, toe te zenden, benevens de befchry- ving derzelven en van de manier, waar ea hoe menze vindt , dus luidende. 5, Alle Soorten van Gefteenten, die op Cey. waar en li ion, byzonder in de Matereefe Landen , ll0e.nif,1"9 55 vallen , worden, 311 de Valeijen en aan den J3 voet van Bergen, in een mengzel van roo- 53 de De qnibns relatum fait , eosdem reperiri vagos iri Sabulo Xitionüi Marino in Ceylon. Wall. Sijfi. Mnl Tom- 3. p. :33c. Zie oak Br^ck^akn ..dbhandt. voa üfiL &d>ld»cn , p. 167. Cc 4 111. Deel. lik Siük. 403 KWARTZIGJS OF H. „ de Bergftof en vette Kley. Aarde gevon* Aivl" » Men vindt verfchillende foorten van Hooid- 39 Steenen in een zelfde Grond en op de zelf- *™Tomma- » de PIaats > en > waar 8emelde Steen en te „ vinden zyn , komen gemeenlyk ook zwarfc 35 en wit Kryftal, midsgaders Toremalies, bo- 3, ven Aarde voor , die zekerlyk door Plas* 3, regens , of door 't afftroomend Water, 3i van de Bergen zyn afgefpoeld." Verfchii- Onder de gedagte Soorten van Steenen, door denhe" zYa Wel Ed. aan my ten diende der Natuur- pi. xxxiv. lyke Hiftorie bezorgd , bevinaen fcig vyfder- 2* ley van deezen aart ; naamelyk een Geele, die de Inlanders Kaneke Toremalie heeten ; eca Groene 3 by hun Patje Toremalie. ' een Witte, Zoedoe Toremalie: een Blaauwe: Nie! Toremalie; en een Roode of Bruine, Pane Toremalie ge* naamd. De drie eerften heeten aldaar ook Matereeje Diamanten , en zy zyh het, zo wel als de vierde, die men gemeenlyk noemt Sar- goen> naar 't Franfch woord Jargon , of Cey- lonfche Diamanten. De laatfie is eigentlyk de gemeenlyk zogenaamde Tourmaïin van Cey- Ion, In de anderen heb ik geene werking kun- nen befpeuren of eenig teken van Elektricf- teit. Dewyl de vyfde ook zeer klein en zwak van werking was; zo dat ik ongelyk beter en grootere Ceylonfe, van Kleur als roode Barn- fteen , had , verzogt ik naderhand zyn Wel Ed. my van de echte Tourmalins nog te ha- ten Krystallyne S t e e n e pt. 409 ten toekomen, die ik wist dat op dat Eiland j^^EL werden gevonden, cn daar op is my nader- VI. hand een menigte bruinachtige Steentjes be- J^,°°FI> zorgd, veelal naar Keizeltjes gelykende > meest Tcurma doorfehynendeen ziende uit den geelen , groe.-/w% nen of rooden , van grootte ongevaar als Turkiche Boonen of Erwten. Hier onder komen verfcheidene voor , welker figuur klaar aan- wyst, dat zy van Kryftallifche afkomst zyn, meest zweemende naar de figuur der Topaas- Kryftallen, dewyl zy aan de enden ftompach- tig doch fcheef afgefneeden zyn; hoedanig eene Kryftalfiguur ik heb; onder myne Cey- lonfe Kwarts -Keizels. Daar komen ook on- der vdor, die eene volkomen vierhoekige ge- l.ykzydige figuur hebben , aan de enden op der- gelyke manier afgefneeden en dus meerSchirl- achtig dan Kryftallyn. Zodanig een , dat doorfchynend bruinroodachtig is , heb ik in dubbele Afmeeting, in Fig. 2, op Plaat XXXIV, voorgefteld. Ik wenfch dat dit Berigt tot eeüige ophel- Grond- dering mag dienen , aangaande den aart dee-ftoffe% zer Tourmalinen , die zekeflyk niet alleen brumrood of geelbruin , maar ook geheel zwart en ondoerfibynende, voorkomen; hoewel ik ge- loof dat dit flegts Verfcheidenheden zyn, af- hangende van de meer of minder bymenging van Bitumineuze of Aardharftige deden , die Cc 5 ik III, Deel, JIL Sïvk» 41© K W ARTZUE OF JJv ik denk, dat een voornaame oirzaak der wer* AF^£L*fcinge zyn. Men brengt, wel iè waar, hier • S^C0FD" tegen in ,dat de gloeijing door't Vuur dekragt •fW^i- tïïét wegneemt van deeze Steenèn: maar, de- f* wyl dit flegts zo lang duurt , als zy hunne Kleur-behouden , die zelfs dóór 't Vuur brui- xier rood wordt : zo acht ik dit geen genofcg- zaame tegenwerping. Myn denkbeeld wordt rader daar door beveffigd , dat men de Zwarte ondoorfchynende , onder de Ceylonfche*, fterkst van werking bevindt , dergelyke Tirol- fen zeer - naby komende. Immers is mync Zwarte \ hoéwei kleiner , kra^tiger, dan die byna een Hyacinthkleur hebben, 't Kan wel zyn dat derzelver grondflag , gelyk die der Zeolithen , eene Gipzige of dergelyke Aar- de zy (£) ; maar hoe zal men dè Elekrrikaale werkingen en 9t gedagte veHchil daar van kunnen afleiden? Noch minder fchynt eenby- zoridere fchikking der deeltjes van den Steen de oirzaak van die Werking te kunneü zyn ; gelyk fommigen willen. Mafiïer Terwyl de Brafilfche Schirlachtige , na- %ren! tG nwrlyk* de Poolen in de enden hebben , hangt de verfdiilletide plaatzing der Poo- len in I de Céylonfche , voorgemeld , van het flypen af, c-n dus dient in het fatzoe* neeren van groote Tourmalins daar op ge- J ,' 1 > • Iet (F) Wall. Syft. Min. I. p. 338» Krystallyke Steenen. 411 Iet te worden. Zy worden gemeen lyk' met At£efx Amaril, op een Looden SchyfYgefleepen, en VI. met Tripel gepolyst op de Tinnen Schyf.s^FD" Men kanze ook in Ringen laaten zetten , om Tourma* aan de Hand te draagen ; mids dat zy \&frn% dan uitgenomen kunnen worden , tot de Proef- neemingen (c). De Engelfche Heer Wilson heeft dien Andere aangaande veele Waarneemingen gemaakt, en^Tiien naderhand bevonden, dat 'er ook andere Stee-aiut* nen zyn, die dezelven in Elektriciteit naby komen. De fraaifte , daar onder , was van Robynkleur , de anderen bleeker en één Oran-. jekleurig. Men meldt niet, van waar zy wa- ren; doch allen kwamen zy , in glans en hard- heid, naast aan de Topa3zen (d). Ook valt in Nerike , dat tot Sweeden behoort , een fchoon roode Zeolith , die taamelyk digt is en half doorfchynende , van welke de Asfchë cenigs;zins aangetrokken en weggeftcoten wordt. Daarentegen hebben andere Soorten van Zeolith, Schirls , gekleurde en ongekleur- de Kryftallen, Rook-Topaazen , Yslandfche Achaat , Granaaten r Vloey*Spaath en La- zuur- CO AangaaBde den vereifchten Toeftel, tot deezc , kan men omftandig Berigt vinden, in de uitvoerige Hiftorie van den Tourmalin, door den Heer WitfKE. Stockk. Verhand. XXVIII & XXX Band. 00 Fhit. TianfuB.ïot 1761. Vol. Lil, Part J. p, 443. III. Deeu III. Stuk. 412 KWARTZIGE OF Apdisi. zuur^een> °P dergelyke manieren onderzogt, vi niets getoond van die Elektricke werkingen (e). siüb? Een byzonder gebruik der Steenen , die raen : ib^T/iw-Tourmalins noemt, is, buiten de befchouwing ^ 1 van de Wonderen der Natuur, niet bekend. Dit alleen , inderdaad, is genoegzaam, om dezelven aan te pryzen, als Werktuigen tot verheerlyking van den vSchepper , die zulke verbaazende Eigenfchappen in 5t Geheelal ge* legd , en wie weet hoe veelen nog voor ons : verborgen heeft , welke , 't zy in de tyd of in de eeuwigheid, naderhand zig aan 't Men- fchelyk Veritand zullen openbaaren. VIL H O O F D S T U K. Befchryving van de Edele Steenen ; tot welken, hehalve de Diamanten, de Robyn ? Safier, Topaas, Hyacinth, Smaragd>Chry- folieth , Beril , Peridot, Amethyst en Gra- naat, behooren, T^e Edele Steenen, hoewel meest in een Keizelige gedaante gevonden worden- de, behooren toe èsKryftaliyne Steenen, voor- gemeld; waar van zy voornaamelyk in hard- heid CO Rergmann , Mineralogifch onderzoek des Tour- aialins. Stockh* Verhand* XXVill. Band* 1766. p, 53-5^ Edele S t e ê n e èj. 4*3 lieid en glans verfchillen. De doorfchynend- heid , en de meefte andere Eigenfchappen , vn? hebben zy met de Kwarts gemeen: de ofr-^JJ^ fprongelyke figuur met de Kryftallen. Hier- om heeft Linnjeus dezelven insgelyks toC de Zouten t'huis gebragt , fchikkende den - Diamant, Robyn, Saphier, onder de Aluin \ den Smaragd , Topaas , Chryfolith en Granaat , onder de Borax ; den Hyacinth en AmethysC onder de Salpeter - Kryftallen. Boyle ea Henckel hadden bevoorens de Steen -Kry- ftallen met de Zouten vergeleeken, en, hoe- wel men niet twyfelen kan , of zy hebben 3 zo wel als die , hunnen Oirfprcng uit een Kryftailchietend Vogt , is in eenerley Steen- foort de figuur te verfchillende, om dien aan- gaande een vast befluit te maaken. Voeg hier by, dat zy byna altoos in eene afgeronde figuur voorkomen, en volftrekt ce hoedanig- heid van Steenen bezitten ; zynde ook onder dien naam algemeen, en by uitmuntendheid, bekend. Het gene ik , bevoorens , aangaande denOirrprong; Oirfprong der Kryftallen gezegd heb , kan op de Edele Steenen , als weezen tlyfc Kryftallen zynde, worden toegepast. Veele Gekleurde Kryftallen komen ook, gelyk wy gezien heb- ben, zo naby met de Edele Steenen, en fonj- mige ongekleurde met de Diamanten over- een, dat men ze naauwlyks daar van , dan door de III. Deel, IIL Stuk* 414 Hoog «glanzige of ^JüEf L. ^e Groe5PÏaats , kan achten te verfchillen. Dus VIL zyn, in yt algemeen gefproken, de Oriëntaal- 'uk°.FD" fch* altoos harder, en fterker van glans, dan de Europifche , of zogenaamde Occidentaal- fche. Waarfchynlyk ontftaat zulks uit zekere hoedanigheid van den Grond * die aldaar de fynfte Zouten uitlevert , en uit de Hitte van *c Klimaat , welke de kragtigfte Speceryën verfchaft. Want zulks moet afhangen van een fyner vlugmaaking der Olieachtige en Zwave- lige Stoffen, welke het haare toebrengen, zo 't fchynt, tot volmaaking van die Gefteenten. De Metaalen , immers , worden door Zwa- velige of Zoutige Stoffen, of door beiden te gelyk, of door fcherpe Geeften, daar uit ge- boren, in het Kryftalmaakend Vogt ontbind- baar 9 en kleuren dezelven in meer of minder graad ; naar dat de toevallige vermenging , misfchien door Vuur geholpen, zulks aan de hand geeft. Dat dit in de Natuur gefchiedt, is bewee- zen door de Konftige Kleuring van doorfchy- nende onkleurige Kryftallen. De Franfche Heer Heleot, onlangs een zogenaamde Ko- balt-Erts met zodanige Kryftallerjes begroeid, gekreegen hebbende , plaatfte die ineen Ka- pel-Fornuis en hieldtze twee üuren lang in een maatige Hitte. De Kryftallen knapten , fmolten noch borden niet: zy bleeven in hun- ne geftalte, en werden na de verkoeling be- ven- Edele Steenen. 415 vonden als Edele Steenen van verfchëiderley Kleuren geverwd te zyn. Zy vertoonden zig VII. als Saphiemi, Smaragden , Topaazen, Róby-STU™rD* nen, Hyacinthen, Amethyiten, enz. Buiten twyfel was zulks toe te fchry ven aan Zwavel- achtige en Arfenik3ale Dampen , die dezel- ven gekleurd hadden ( ƒ). Voorts blykt zulks uit de Proeven van den Heer du Fay, daar ik bevoorens van gefproken heb (g). Door 't yloeijen, ook, neemen alle de Kryflallen , in gekleurde Vogten gedompeld , daar van de Kleur aan (Ji). Terwyl , nu , de Edele Steenen , in hunne Vomiïag Oirfprongelyke Geftalte, zo zeer met fommi- bouten, ge Zout - Kryftallen ftrooken, is 't de Vraagt of dit ook van eene werking dier Zouten af- hange? In derzelver vorming zoude zig het een of andere , gelyk Borax , Aluin of Salpe- ter, kunnen gemengd hebben, en oirzaakzyn van de byzondere figuur. Inderdaad , wan- neer men die Werkingen der Natuur, zo veel zy ontdekt zyn , nafpoort , dan is dit zeer waarfchynlyk (/). Komen de Planten niet al- len uithaare Zaaden voort, en de Dieren uit hun Cf) Hijt. de VAcad. R. des Sciences, de , p. 85. Zie bet 1 1. Stuk , bladz. 97. (h) Vid. Wall. Mineral. 1750. p. J49. (0 Figura a Sale in Generations formante. LlNtf* Sylt. Nat. XII. Tom. 111. p, 103, III. Defl, III. Stuk, 416 HOOÖ-ÈL ANZIGB OF Afdeel hun VrugtbeS5nzeI ? IIoe zal nien dan iets 2o« vu. danigs kunnen weigeren aan Lighaamen van sTuifc*0" zuIk e^n bepaalde Geftalte ? 't Is waar, die Zouten krygt men 'er nooit wederom uit(&): maar , indien wy acht geeven op den waar- fchynlyken Oirfprong der Kry (tallen, voorge- meld , uit een Kalkachtig Vogt f dat van een Verfteenende aart is; zo moeten wy toeftaan* dac die Zouten , hoe veel of weinig ook in. de famenftelling komende, en misfchien alleen de Vorm uitleverende, daar door ook wel ver- fteend kunnen zyn. Immers hier van zyn voor- beelden in de Kryftallen der Mineraalen , Y- zer 5 Koper , Lood , Tin , Zilver , ja zelfs van Goud , die ook door Water niet fmelt> baar zyn. Groei- ^en vïfldtze of in Kloven en Spieeten aan plaats. Steenen vastgegroeid , of los , in Kley of an- dere Aarde omwonden, zegt Walleriüs (/). Linn^us hadt, ten opzigt van den Diamant, Robyn en Saphier, opgemerkt, dat dezelven, in de beide Indien , in Laagen van Kley, tus- fchen de Spieeten van Rotfen , los en niet aangegroeid^ voorkomen. Walleriüs hadt bevoorens van de twee laatften gezegd , dat menze of in rood Zand, of in een harde Groe- ne Aarde, naar Serpentyn - Marmer gelyken* de, OJ BrücKm. von Edelft* p. 23: brengt dit d^^jr ie« gen in. CO Syfl* Min, Viadób. 1778. L r» 341. Edele Steenes 417 «ie, oV in een roodachtige Rotsfteen vinde : Boheemfch en Silezifche Robynen in Kwarts- vn.^ bergen en Zandfteenen (//;). Dit is van de s^rD" Topaazen ook zeker, en voorts blykt dat de Jaatsc opgegevene bepaaliog van den Ridder geenszins de volkornenfle zy. Wanneer menze in Kloven en . Spieeten van Rotfen vindt, dan zitten zy los in de Langen van Kley of Aarde : maar dikwils komen derzei ver Kry» flallen vastgegroeid voor 9 in de zelfilandigheid van Steenen; ik heb Smaragd- Kryftallen van aanzienlyke grootte , op die wyze in Kwarts enSpaath gegroeid, en van de Topaazen is het alom bekend.. Zeer dikwils vindt men de È- dcle Steenen onder allerley Keizeltjes ver- mengd; gelyk ik zodanigen met geel Okerig Zand, uit de Diamant- Mynen te Banjer, op *c Eiland Borneo , in Oostindie, bezit. Som- tyds worden zy dus ook gevonden in het Zand der Rivieren. Een menigte Kwarts -Keizel- tjes, met roode > blaauwe, groene, geeie , daar onder, heb ik bekomen van Ceylon; op welk Eiland byna alle Edele Steenen cn zelfs een Soort van Diamanten vallen, als boven, is gemeld *, Dus luidt het vervolg van dat * Biafe Berigt. „ Op fommige pïaatfen vindt men, zonder Hoe men* veel moeite, Gefteentens, een , twee of^nvinll^ ^ drie, Voeten onder de Aarde; doch op an- »9 de- f«J? MmaU 17 50. p, i^YYft» Dd III. DfiSX. lil. STUK. H OOG-GLANZIGE OF aIofei. 55 ^eren moet men* daar toe3 wel twintig en VIL ' „ meer Voeten diep graaven. Wanneer men stu^ED" » door ^e diepte aan 't Water komtf gaat hel „ Werk veel gemakkelyker ; want de Aarde, „ die men graaft , wordt in een groote Rot* „ ting - Korf gedaan , die men in 't Water houdt , en dan met de Handen zo lang daar in roert en grabbelt: totdat het Water weg- gefpoeld of doorgezeegen zy, en men de 3, Steentjes onderfcheidelyk kan vinden. De „ Groeven aan Rivieren gelegen, fchoon niet „ de besten zynde, worden wegens het Wa- 3, ter, dat men tot het zoeken van deeze Steen- 3, tjes in de Aarde, die als gezegd is uit een „ mengzel van roode BergftofFe en vette Kley - Aarde beftaat , noodig heeft, de be- „ kwaamften gekeurd." Dus blykt, dat 'er geenvafte bepaaling aan- gaande de Groeiplaats deezer Steenen is: als ook dat zy als by geval gevonden worden. Van het gene de echte Diamanten , in dit op- zigt , aangaat , zal ik ftraks nader fpreeken. Onder- Van ou^shcr is 't de gewoonte, dat men fcheiding. de Edele Steenen in Orientaalfcke en Occiden- taalfche onderfcheide ; aanmerkende dat de eerfte de laatften in hardheid , in glans of Vuur, ih fchoonheid van Kleur en alle vol- maaktheden ver overtreffen. Door Occiden- taalfchen verftondt men de Europifihen, voor dat de Amerikaanfchen bekend waren , die * thans Edele S t e e n e n. thans uit Brafil komen, en onder welken fom- IT. mige Diamanten de fchoonften uit Oostindie vil.1" niets toegeeven. Hierom tracht de Engel- s*j£oïl* fche Juwelier Jefferies, in zyne Verban- deling van de Diamanten en Paarlen, te be* wceren , dat dezelven niet in Brafit gevonden, maar door een Sluikhandel, tegen Goud, van Goa ingeruild zouden worden* ^Qndertusfchen is uit geloofwaardige berigten blykbaar, dat 'er Diamantmynen in Brafil zyn , welke niet alleen keurlyke Diamanten , maar ook fchoo. ne Topaazen uitleveren , en uit Peru krygt men by uitftek fchoone Esmarauden. In 't jaar 1738 werden te Lisfabon voor veertien millioenen Guldens, aan Diamanten, aange- bragt. Voor 5t overige is het zeker 5 dat men van de voornaamlte Edele Steenen, Róbyneri» Saphieren , Smaragden , maar zeer weinige , en niet dan fiegte,in Europa vindt; gelyk ook de Oricntaalfche Achaaten , Onyxen en Opaa- len, de Occidentaalfche overtreffen: zelfs de Amethyfren en Topaazen, uit Oostindie, zyn veel fchooner dan de Europifche ; maar de Boheemfche Granaat moet in deezen uitgezon- derd worden. Hy is mooglyk de eenigfte Edele Steen , die alle anderen van zyne Soort , in hard- heid, glans en fchoonheid, de loefaffteekt (n). Wy zien hier uit ? dat de Eigenfchappender Klgen- Edele Steenen niet dan betrekkelyk kunnen fchaw^- be- (ji) Bruckm. von L delft eine> 26* Dd 2 4 lil. Dbel. III. Stuk. 42Q Hoog •glanzige of !*• befchouwd worden. De Hardheid en Glans VIL " heeft in de eene minder, inde anderen meer stuk?FD" plaats- Eenigen wederftaan den Vyl, anderen niet: eenigen worden gekratst door Splinters van anderen of door Staal, Maar in 't alge- meen is 't van dezelven waar, dat zy een Flaa- tig famenftcl hebben ; 't welk eerst de ver- maarde Boyle, en naderhand Henckel, waargenomen heeft (0), Dit wordt in 't kloo- ven der Diamanten byzonderlyk in acht ge- nomen, Byna alle Schryvers verhaalen, dat de meefte, 't zy door de Zonnefchyn, door Vuur of door Wry ving, warm gemaakt, Phos- phoresceeren , dat is, in *t donker Lichten, met den Glans van gepolyst Zilver. Zelfs heb- ben andere grovere Steenen , gelyk Porphier, Graniet, Jaspis, Achaat, Onyx , enz. enz, vol- gens de Waarneemingen van Beccaruis, wanneer zy fchielyk in 't donker gebragt worden, die Eigenfchap (p*) : maar buiten de Diamanten is dat Licht in zeer weinige Edele Steenen waar te neemen 5 indien zy niet doorgloeid zyn. De Wryving, in tegen- deel , geeft hun een Elektrieke kragt , byna gelyk aan Glas , Barnfteen en andere Lig- haamen ; welke door 't Vuur niet in de- zel- (0) De Lap. Origine , p. 44 , 4S. (pj Mem, de VAcad. de VInJlitut de Boïogne. \Tol« i?, i%> 19. Edele Steen en. 421 zclven , gelyk in de Tourmalin, verwekt . H- wordt (y). VII* Alle Edele Steenen, de Diamant niet uitge- J^*T> zonderd , kunnen , door verfcheide trappen Hou- des Vuurs , ten deele in Glas , ten deele in y^vlu ' Kalk veranderd; ten deele hard gebrand wor- den, en, volgens zeer laate Proefneemingen , kan men den Diamant, door eenen uiterften trap van Hitte, in de Lugt doen vliegen- De gekleurde Steenen verliezen, door een kleiner 'óf iterker Vuur , eindelyk hunne Kleur (r). Volgens het Eerigc van den Heer Kramer worden de meefte Orientaalfche Edele Stee- nen , door een geweldigen trap van Vuur, tot eene (?) Attritu Electrici fiunt, non vero Igne. Wall. Sy/i» Min, 1 p. 241. ^ (*j Calcinatorb Igne niï de pondere, neque de Co- lore perduiit, zegt Wallerius, uts. Dit is zekerlyk ten cpzigt van alle Edele i'teenen niet waar: gelyk bi ykt , wanneer hy dezelven in 't byzonder befchryft : zeggen- de , by voorbeeld, van den Topaas. Igne calcinatorio Colorem perdit iimul et incrementum Ponderis fuscipit. j># 251: en van den Robyn , Igne param de Pondere perdit. Hoe kan zyn Ed. zig zelf dus tegenfpreeken ? -Van de Granaaren , Amethyften , Chryfohthen is het bekend, dat zy de Kleur verliezen, zelfs dooreen min- deren trap van Vuur. Van den laatften zegt hy zelf : Cakinata Colorem et transparemiam perdit. p. 255. G.emmae coloratx- fere omnes in Igne aut Colorem mu- tant aut excolores Munt; zegt Kraker, Art, Dodm* P. h P. 45- Dd 3 lil. Dbel. III. Stuk, HOOG-GL ANZIGE OF II. eene Kalk : terwyl de Europifche befteEdt- ^ vil" ger zouden zyn , en eer in Glas verwande- Hooid- ien(5). De Heer Dumelle, zyne Waarnee- mingen , dien aangaande, den Heer Guettard mcdedeelende , beweert, dat de Oriëntaal* fchen een zeer grooten trap van Hitte, zon- der Kleurverandering, kunnen uitftaan: ter- wyl de Occidentaalfchen , door een hevig Vuur, de Kryftallen gelyk , of, ondoorfchy- nend zynde* geheel wit worden. DeBoheem- fche Granaat , nogthans , behoudt in 't Vuur langer zyne Kleur, dan de Oostindifche. Wy zullen in 't vervolg zien, hoe ieder Steenfoorc daar omtrent beftaa. Door den Sweedfchen lieer Quist is de houding der Edele Stee- nen in 't Vuur , benevens derzelver hardheid en zwaarte, naauwkeurig onderzogt (7). Zyn Ed. heeft ook Werktuigjes aan de hand ge- geven , om den eenen Steen met den ande- ren te kratfen , ten einde derzelver betrekke- lyke hardheid te toetzen ; 't welk door mid- del van Splinters gefchieden kan, die geflee- pen en in een Handvatzeltje gezet worden , even als een Graveer -Naald: maar de onge- fleepene, fcherp genoeg zynde , doen zulks best. Het eenigfte is , dat men al rykelyk voorzien moet (.r) Anfcwgsgvm:de der TrobieriunsU 1746. p. 44. Art* Qosiniaftutz. Part. u p. 46. O) Smtóolws. AfflutodU XXX Band. 1768. p. 57 > E d e lr Sternen» 423 moet zyn van Steenen, om die dus door krat- tik zen te bederven. Af^" Dat Plinius aanmerkt, hoe alle Edele Hocïd- Steenen door het kooken in Honig glanzicer' . * . Jr Zuivering, worden O heeft geen de mm-lte onwaar- fchynlykheid: alzo hy 'er byvoegt,.dat men geen fcherper Vogten daar toe gebruiken moet. Ik vind geen reden om te denken, dat hy het Oog gehad hebbe op de verbetering der inwendige gebreken van decze Steenen , door het gedagte opkooken. 't Is wel waar, dat hy vooraf gezegd hadt, hoe groote Aard- schollen uit Arafcie zeven Etmaalen in Honig gekookt werden ; doch daar voegt hy by , dac hier door ai het Aardige en gebrekkelyke weggenomen werdt , zo dat zig de Aders en Kleuren daar in zeer fraay vertoonden : waar- mede hy een Soort van Aehaaten* of moog- lyk Onyx Sardonyx:, fchynt te bedoelen. Ik geloof niet , dat hy iets anders op 't Oog gehad hebbe, gelyk de Heer Bruckmainn zig verbeeldt (y). Die zelfde Natuurbefchryver fpreekt om- Manier ftandig van de manieren , welken de Ouden van,*ia" gebruikten tot vervaijchttig or namaaking dei- Ede- (~;) Grimes Gemmoe Meilis deco&a nitescunt , praeci- pue Corfki, in ötrati alio ufu acriora abhorrentes. Hifi. Mat* Libr. XXXV 1 1. Cap. 12, £i) AbhcJidl. von Edeljicliutn. p. 29, Dd 4 UI, Dkee,. lil. Sti'k. 424 H OOG-GLANZIGE OF n. Edele Steenen. En , aangezien die Konst * A\nuh% hoe voortrefFelyk ook , tot groot bedrog in Hooid- deezen , en tot veel ongemak voor de Lief- hebbers in t vergaaren derzelven ftrëkt: zal ik daar van een weinig omftandiger fpreekeïn Zy is, hedendaags, tot zulkeene volkomen- heid gefteegen , dat alle Soorten van Edele Steenen daar door worden nagebootst , en dikwils met zulk een Gloed van Kleuren, dat de echte van de nagemaakten daar in over- troffen worden. Een Saphier^ by voorbeeld, zal fterker Hemelfchblaauwzyn dan de fchoon- fle Natuurlyke: een Topaa&hooger geel, enz. Uit Kry- Verfcheiderley Manieren zyn 'er ',; om dit ftallen. bedrog te pleegen. Vooreerst, wanneer die Steenen , welken Linn^üs oude/ de Sal- peter gefchikt heeft 5 als tot de Kry (tallen be- hoorende, (hier voor befcbfeeven onderden naam van Gekleurde Kryftallen ,) tot Steenen gefneeden en gepolyst, voor echte Edele Steenen worden uitgevent. Dit bedrog moet aan de minder hardheid derzelven , dat tnen- ze Vylen en met Staal, of met den Diamant, kratzen kan ; als ook aan den minderen Glans en Zwaarte, ontdekt worden. Somtyds wor- den ook wel Kry ftallyne Plaatjes, die onkleu* rig zyn, dubbeld gelegd, of enkeld met eene Folie daar tusfchen of daar onder, die fom- tyds den icherpftzienden bedriegen kan : temeer, wanneer men een dun Schyfje van een Edele Steenen. 4^ een echten Steen dus met Kryftal verdubbelt; ll Afdeel* 't welk dikwüs plaats heeft niet de Diamanten, vil. die men dan Dubbelfteenen noemt. Gevat zyn-J^°°FD" de, of in Ringen gezet , zyn decze Steencn naauwlyks van de vclkomene te onderfchei* den j en hierom is in Vrankryk, Engeland en Holland, een zwaareStraf daar op gefield, zo men dergelyke Steenen , ingekast zynde , kwam te verkoopen , zonder dat het Kasje met den Letter D gemerkt zy of met Doublet getekend. Ongevat is het bedrog , wanneer men 'er op verdagt is, ligielyk met het Oog of met een Vergrootglas , of ook met koo* kend Water, dat de Maftik fmelten doet, te ontdekken. De gemeende Manier is , dat men Edele Van ge- Steenen fabriceert van gegooten Glas , in 't^sf1 Hoogduicfch Glasftusfe genaamd, terwyl men de anderen Kryftal-Flusfetyielt. De Manier, om zulks te doen , is door verlcheide Autheu- ren b.fchreeven (w). Het gefmolten Glas wordt, door bymenging van de een of ande- re .Metallyns Stoffe , gekleurd, en, alzo die Stoffe dikwils zeer zwaar is, komen 'er Stee- nen van, diezwaarer dan de Natuurlykenzyn. Sommige Stoffen geeven een Glans aan dezel- ven , fterker dan de echte Steenen hebben* On- der (ia) Vid. Nekt , Ars Vitraria. Blancourt ftr la Ferrerie. Kunckel Glasmacherkmist &c. Dd 5 III, Dkeu III. Sroc 426 HOOG-GLANZIGE OF lt der anderen wordt te Parys een Soort van V^f witt;e Glasfteen vervaardigd , die door zyn Hooïd> Vuur de Diamanten zeer naby komt , en van den Uitvinder den naam van Pierre de Stras bekomen heeft. Zy hebben echter; hoewel zy veel daar voor gedragen worden ; noch de zuiverheid , noch de hardheid, noch de duurzaamheid daar van. Middelen Ongelooflyke moeite baaren deeze Glasftee* bSrojfte nen' die m en Compofitie noemt, den Liefheb- ontdek- beren in het maaken van Verzamelingen: .des het niet ondienftig zyn zal, de Middelen hier op te geeven , om dit bedrog te ontdekken; wanneer zy voor Edele Steenen worden aan* gebooden of vertoond. P l i n i u s heeft reeds a!s een algemeen Middel opgegeven O), dac men de Steenen befchóuwé tégen 'i Morgen- Licht , en dus waarneeme , of 'er ook Blaasjes- of Lugtbelletjes zig in vertoonèn , die een zeker bewys uitleveren , dat hetgegooten Glas zy: terwyl de Echte , in tegendeel, dik wils met Barstjes , Vedertjes en Vlakjes, van bin- nen zyn bezet , dat zelden in de Glasfteenen pïaats heeft. Voorts moet men letten op den Glans, die iets byzonders heeft, den gehee- len Steen doordringende en fterk uitfchieten- de; 't welk men Vuur noemt ; terwyl dezelve iii de Glasfteenen niet zo levendig is en meest (*) Eiffl. Nat, Libr. XXXV 11, Gap. 13- EöEle Steewen. 427 glinfterende in de Oppervlakte fpeelt. Voorts A komt de Fyl in aanmerking en het kratfen vil. met Staal, dat aanflonds de Glasftcenen ken-s^^FD* baar maakt : maar onder de geringer Edele Steenen, inzonderheid Occidentaalfche ofEu- ropifche, zyn ook veelen , die van den Vyl aangegreepen worden. Door de Steenflypers wordt op de Schyf aanftonds, aan de mindere hardheid , het bedrog ontdekt* De Edele Steenen, naamelyk, worden door Zand op de Schyf niet, gelyk dé Glasftcenen, aangegree- pen, maar wel door Amaril, welke, weder- om, geen vat heeft op den Diamant. Som- migen willen , dat menze met Sterk Water of andere bytende Geest onderzoeken zou kunnen ; doch eenige Glasflusfen hebben hier van zo min aandoening als de Edele Steenen zelf. Wanneer een Steen ©enigen tyd voor echt gedragen is, en men ontdekt, dat hy zyn Glans ten deele verlooren heb- be, en aan de kanten afgefleeten of flomp geworden , of ook op de Oppervlakte ge- krats t zy, dan mag men wel vastltellen, dat liet geen echte Steen, maar gegooten Glas, zy geweest. Sommige Juweliers willen het door de zwaarte in de Hand of door de kou- de aan de Wang ontdekken : maar dit zyn bedrieglyke Kentekenen. In Engeland worden door zekeren Konfle- Antiek© Baar, genaamd Tassis, een menigte nage-l^1?1 maak-nage- iïL Deel. III. Stuk. maakt 4s8 Hoog •glanzige of *SU maaktG S^needene Antieke en Moderne Stee- vil nen> ten deele van gebrande Aarde, ten dee- s b^-d- Je van Qasflusfen vervaardigd, die de Origi- neelen zeer gelyken. Zy zyn verheven en verdiept gearbeid en ongemeen fraay , kunnende ook voor een taamelyken Prys bekomen wor- den. Twee andere Kontlenaars, te Londen hebben, federt veele Jaaren, een Fabriek opgei regt van aUeriey Medailles , Borstftukken , Beeldjes en Vaatwerk, zo zeer naar het An. tiefc gely kende , dat men het zeer duur be- taalt. De Jaspis, Achaat, Lazuurfteen , Por- fier, en allerley ander fyn Geileente, dat tot het Keizelige behoort , word: door hun van een gebrande Kley nagebootst. Ook maaken zy een zwart Forfe'ein, dat de eigenfchappen van Bafalt heeft, en een wit, van dergelyk* natuur , beiden de Gioeijing in 't Vuur kun', nende uitftaan. Zo wel de verheven ais uit." gefneeden Steenen, van hunne Fabriek, zyn zo lcherp als mooglyk is gevormd en bevatten deallerfynfte trekken der Origineelen : des men- ze naauwiyks daar van onderfcheiden kan. In 't jaar i?74> is door hun reeds ten derden maaïe eene vermeerderde Catalogus daar van uitge- geven (j> Ik zwyge van het gene ten dien op- (ij) Catalogy.e des Camées, Intaglio's , Medailles .Bus- tes , pt iites ■ 'Statues & Basreliëfs , mee ïtriè defiripüe» generale des l'afes et autres Ornamens d'apres les Att- aques ; fahique'es par Wodgwood & fif mxux &e» Lcndon, Edele S t e e n e n; 429 opz;gte in Italië gcfchiedr. Men moet te \l- Rome en tc Napels ongemeen voorzigtig Ayfï* zvn , met het Volk dat aldaar allerley Ge- Hooïi> * 9 , .... STUK» {teenten verkoopt, om zig n;et, in plaats van dczelven, kondig gekleurde Marmers en van Glas gemaakte Steenen in de hand te laaten. floppen. De Staafjes , uit welken het Mo-a faifc Werk famengefteld wordt, zyn allen van dien aart (z\ Van ouds zyn fommigen der Edele Steenen Medici- by zonder vermaard geweest, wegens de Ge-^fk5e# neeskragt , die aan dezelven toegefchreeven werdt. Hierom worden nog vyf derzelven; naamelyk de Granaat , Hyacinth , Saphier 9 Sardius of Carneool en Smaragd; geteld onder de Winkelmiddelen der Apotheeken. Men fchreef 'er , in 't algemeen , Hartfterkende kragten aan toe, en ieder Steen hadt bynaeen byzondere eigenfehap , naar de Kleur, De Carneool , by voorbeeld , was Bloeditempen- de; de Smaragd ftremde den Buikloop; de Saphier was voor de Oogen dienftig; de Hya- cinth tegen de Stuipen ; de Granaat tegen de Hartklopping ; behalve de algemeene verfter- kende en tegengiftige hoedanigheden. He- dendaags heeft men 'er zeer weinig achting voor , en, fchoon zy nog gebruikt worden ia ze- (z) Ferber Briêfe aas Wafchtand. p, m,!^,^ III. Deel. III. Stuk. 430 H ü O ü - G L A B Z I G £ 0 ¥ m aan hen een Confectie haaren naam heeft- s«r D- 2o w men verzekerd , dat 2y onverteerbaar zyn, en dus Jn de Ingewanden weinig meer uitvoeren dan Zand : 't welk wPi • • ^ A,r /» . . » L weiK Wel «enigszins tot Maagfchnuring dienen , doch door zvne veelheid gevaarlyke Verpoppingen maaien kan. Zuurbreekende kragten, immers, weI- ken er lommigenmetLEMERYaan toefchrv- ven, zyn in de echte Steenen niet,- alzo daar het Zuur geen vat op heeft. En, dewyl het zeer gevaarlykis, dat 'er Ghsfteenea in plaats gebruikt worden, welke, niet fyn genoeg gewreeven, een doodelyk Vergift zyn: zois het veel veiliger zig in 't geheel daar van te onthouden («). Het Poeijer, wel, van Dia- manten zelfs , weidt onlangs nog beweerd, ook by groote veelheid ingenomen, onfcha! delyk te zyn (b): maar tot welken nutte zou hetzelve ftrekken? fte"nfny-n *** voornaamfte gebruik, dat men heden- den. daags van de Edele Steenen maakt , is tot optooizel der beminnelyke Sexe en tot Rin- gen voor Mansperfoonen. Oudtyds maakte men veel werks van gefmeden Steenen. Die Konst is overoud ; alzo men vindt , dat op de twaalf Steenen van Aarons Borstlap de •Naa- 00 Vid. Triller, de Mat. Medicd. Tom. 1. p. 00 Scmjiz. Disfert. de Admnante. Hak. 1737.' * E DELE S T B E N E N. 431 Naamen der twaalf Stammen van de Kinderen jj# Israëis gegraveerd waren (c). De Egyptenaars, A™8y- Grieken en Romeinen , hebben het in die Hoon* Konst; zo ver gebragt , dat men tegenwoor-STUK* dig naauwlyks die volkomenheid bereikt. Hierom worden de Antieke Steenen , 't zy Caméas of Iniaglws^ dat is verheven of ver- diept gefneeden , thans nog in veel waarde gehouden. In de tweede Eeuw, na 's Hei- bnds geboorte , begon men een bygeloovig gebruik daar van te maaken , door de Naamen en Afbeeldingen van Afgoden , Dieren en wondeiiyke Gedrogten , daar in te graveeren ; hoedanige Steenen, als Talismans of Amulethen gebruikt geweest, nog heden onder den naam van Jao , welke mooglyk van Jehova af- ftamt, of onder dien van Abraxas bekend zyn. De' Ouden fneeden niet in alle Soorten van Edele Steenen. Zy verkoozen inzonderheid, hiertoe, den Sardius of KoraJlyn, de Onyx en Sardonyx, waar van de twee Steenen des Ephods waren , op welken men zes aan zes de naamen der Stammen Israëls gegraveerd hadt (d): den Chalcedoon , Achaat, Prafer, jaspis, Amethyst , den Lazuurfteen en Hya- cinth; als ook den (legten Smaragd en Sa- phier , fO Exod. XXV III. vs» axj (d) Exod. XXV lil. vs. 9, 10, u. HL Dksu III, Stuk, 432 Hoog - glanzige of u. phier. Diamanten, echte Robyncn, fchoone Vil- ' Saphieren en Smaragden, ( welke laatften het, stük?*D" volgens Pmnics berigt, verbooden was tQ fnyden:) Opaalen, Granaaten, Topaazen en Kryftallen , komen onder de Antieken geheel niet, of maar zeer zeldzaam gegraveerd voor. Misfchlen zyn deeerften hun te hard geweest, om op die manier te bewerken ; hoewel men den Diamant ook onder de gefneeden Stee- nen van den Borstlap , voorgemeld , opge- teld vindt : maar , behalve dat men niet verzekerd is , of zy die zelfde Steenen gehad hebben , welke tegenwoordig zo genoemd worden , als zy in onze befchryving van den Borstlap voorkomen ; verklaaren de Jooden zulks door een Wonderwerk, De Talmud verhaalt , bovendien , dat de twee Tafelen der tien Geboden , door den Aimagtigen be* fchreeven , van den fchoonften , zuiverften, Saphierfteen geweest zyn ; voegende daarby , dat Moses, dezelven verbroken hebbende, uit het verkoopen der Stukken zig Schatten heeft verzameld : 't welk te ongerymd is, om ge- loof te verdienen* De Konst weeten WY 9 dat de Konst, van de Dia- van'Steen-manten te bearbeiden, nu omtrent driehon- ypen' derd Jaaren geleeden, eerst, by toeval, uit- gevonden zy. De Ouden gaven aan de Stee- nen en Glasflusfen , waar in zy fneeden , een zeer eenvoudige Geftalte# Zy maakten de- zei- Edele Steeken. 433 welven of aan beide zyden geheel plat, of ll aan de eene zyde plat, aan de andere Schild- Aï*^*- vormig verheven, alwaar dan de Steen gegra- Hwow veerd werdt. Evenwel was het ook by de Egyptenaars in gebruik, de infnyding te doen op de platte zyde , 9l geen inzonderheid ge- fchieden moest , wanneer men ze tot Zegels gebruiken wilde: 9t welk ook al overoud moet zyn; alzo daar van me Je in de Heilige Schrift, by het graveeren van den Borstlap , gewaagd wordt. Somtyds werden "er ook wel Gaten in geboord , om ze tot Baggen of Oorfieraaden te kunnen gebruiken, of als Behoedmiddelen, of tot Sieraad, voor den Borst te draagen. Buiten twyfel zullen de Ouden dan ook in Laboa*- het Steenjlypen eenigermaate bedreeven zyn geweest , doch mooglyk niet meer dan de Indiaanen hedendaags , door welken de Ede- le Steenen , die men van hun bekomt, zeer gebrekkelyk worden gefatfoeneerd. In 't al- gemeen zynze niet fcherp gefleepen , en voor* al ook niet wel gepolyst; hebben dikwils bo- vendien de fouten , van eene onvolkomens verdeeling en afmeeting der Facetten , niet alleen, maar ook der zydvlakten , welken fon> tyds fcheef tegenover malkander ftaan. Dit is de reden , dat zodanige Steenen veel minder Glans en Vuur hebben , dan wanneer zy , door Europifche Konflenaars , regt fyn , fcherp en egaal gefleepen, en wel gepolyst zyn. Men Ee aoemt* ML Dz&u IIL Stuk» 434 Hooo- glanzige of .Afdeel, noemtze Laboraaten , in onderfcheiding van VU- de ruuwe Steenen , aan welken de Juweliers stuk. den naam van Koorn geeven. Ook laaten de Icdiaanen zodanige Steenen doorgaans te dik, om' meer Gewigt te hebben; dat wel in zeker opzigt fchadelyk is, maar aan den anderen kant: meer gelegenheid geeft, om de gezegde Gebreken te verhelpen. Verfcbil- Öe Konst van Steenflypen is thans m Euro- ftaUe,Ge" P3 * byzonderlyk in Engeland , Holland en Portugal , zeer ver gevorderd , ja mooglyk tot de uiterfte volmaaktheid gefteegen. Daar is in het flypen van doorfchynende Steenen veel oplettendheid noodig , dat menze niet te dik laate, 't welk de bovenfte Oppervlakte tegen de onderfte belet te fpeelen; als wanneer men- ze Kïompfleenen noemt: en wederom, dat men de Steenen niet te veel afneeme, 't geen fcha- delyk is in 't gewigt. Ook kan een Steen te dun gefleepen zyn , om een behoorlyken Gloed te hebben; 't wélk dan onverhelpelyk is. Des eene byzondere Evenredigheid in dit alles moet waargenomen worden zo wel als in de Figuur. De onzuivere Steenen verdienen fom- tyds den arbeid van Slypen niet, ten minflen niet van het Zetten , en zyn derhalve dien- ftiger in Naturaliën- Verzamelingen. Die te donker zyn van Kleur , worden van onderen uitgehold of hol gefleepen , 't welk de Fran- fchen Pierres chenées of en Cabockon heeten. Jk heb Edele St renen. 435 ïieb Granaaten , van dien aart, dus uit Oostin* ^FDE*U die gebragt. De Duitfchers noemenze Ge- ^VH. fchlagelte Steine. Voorts wordt het gene bo- Stuk* ven uit de Kas komt de Kroon , in 't Franfch le Paviïïon \ dat 'er binnen zit de Broek , la Culasfe^ geheten. Daar zyn Konftenaars, die zig alleen toeleggen op het klooven , anderen op het flypen der Diamanten ; anderen op dat van Gekleurde Steenen , en deeze laatften worden Robynflypers getyteld. De benaamingen , on- der tusfehen , van de Figuur, en de voorge- melde hoedanigheden , zyn op alle Edele Stee- nen toepasfelyk: wier voornaamfte onderfchei- ding 9 ten opzigt van de Gefialte, is in Ta- felfteenen. Roos- of Ruitenfteenen, Dikftee- nen en Briljanten. Een Tafelfieen wordt genoemd , die boven Tafel- en onder geheel plat en vlak is , hebbende ÜQm* boven, wederzyds, maar ééne Facette. Dee- ze Steenen hebben, wegens bunne dunte en platheid - weinig Vuur of Glans : men nam 'er eertyds Steenen toe , die tot ander Werk te dun waren , en gaf 'er eene vierhoekige of langwerpige figuur aan. Hedendaags wordea zy naauwlyks , dan tot ingelegd werk , ge- maakt. De Roos - Steenen 3 Ruitfteemn of Rofetten 5 Roasfeis dat is Roosjes , zyn van onderen geheel vlak , fteeneX doch boven met eenige ryën Facetten , waar van de bovenden in een fpitfen Top of Punt Ee 2 m III. D*2L. III. SïUX. 436 HOOG-GLANZICE OF AfdIêl. famenloopen. Volgens de Regelen der Stésay He?'- flyPers"KoBSt » worden in een Roos -Steen stvk.FD" vierentwintig Facetten vereifcht. Men maakt- ze van de allerkleinfte Steentjes, waar van 'er wel dertig of veertig ia een Aas of Grein gaan , en die derhalven, niet grooter dan kleine Spel- denkoppen, zeer moeielyk teflypenzyn. Voor •t overige flypt menze rond, langwerpig, Ey- of Peervormig. Zy moeten , om wel te fpee- len , zo dik zyn als de halve middellyn der Grondvlakte. De Facetten onderfcheiden zig in Gefternde en Dwarfe. Dikwils noemt men- ze Ruitenfteenen % en de Hollanders hebben den naam van de fraaifien te maaken. Zy worden veel tot het garneeren of omzetten van ande- re Steenen gebruikt. Evenwel hebben zyvoor de fchoonheid der Briljanten zo veel moeten wyken, dat men hedendaags weinig Ruitftee- nen flypt , indien men van 't zelfde Stuk een Briljant vormen kan. Dikftee- Dik ft een wordt zodan'g een genoemd, nen- die boven en onder een Horifontaale vlakte , en aan dezelve een ry Facetten heeft, 't Is of twee Tafelfteenen met hunne breedfte Vlakten aan elkander gevoegd waren. Des onderfcheidt hy zig daar van genoegzaam door de dikte. Wanneer een ruuwe Diamant , zyne Kryftal- lyne figuur nog hebbende , flegts boven en onder vlak gefleepen wordt, dan heeft men zulk een Dikfteen. Ook worden alle Bril- jan* Edele Steene». 437 jan ten eerst in die figuur gefleepen. De Dik- ït. fteenen hebben weinig Glans en Speeling, en Ayf*L* zyn derhalve byna geheel uit de Mode ge s^0FD' raakt. Oudtyds was men ook wel gewoon , aan zo- Spits- danige ruuwe Diamanten hunne zeshoekige enfteenen' agtzydige figuur te laaten , de Zyden (leges egaal" afflypende en polyftende; als wanneer zy gezet werden , onder den naam van Spits- fieemn , in 't Franfch Pointes naives* Men ziet ze dus hogS nu en dan , aan zeer oude ■ Koning» lyke Kroonèn. Ook bezit de Hoogadehke Familie van Veltheim^ in het Maagdenburgfe , nog een Ring met zulk een Steen , bykans derdhalf Karaaten zwaar. De Briljanten , die thans meest in de Mode Briljan- zyn , hebben boven en onder een kleine Bög' en# rizontaale Vlakte, doch de onderfte kleinst. Beiden zyn dezelven met eenigeryën van hoe- kige Facetten omringd. In de voorgaande Eeuw is deeze Konst van Steenflypen eerst in trein gebragt, en door den Engelfchen Ju- welier Jefferies omftandig befchreeven; die echter van denkbeeld fcheen te zyn, dat de Roosfteenen , in Glans en Speeling, met de Briljanten gelyk (tonden. De fpiegeling, ondertusfchen , van de onderfte Facetten, m de bovenden-, moet noodwendig de Briljanten meer glinfterende maaken , waar van zy ook den naam hebben. De Kroon of het Pa vil. Ee 3 joen III. Dssl. JIJ. Stuk. 438 H O O G - C L A N Z I G E Ol joen van een naar de regelen der Konst weï VU. ' gefleepen Briljant , moet half zo hoog zyn 2°oFD- als het onderfte of de Broek : de onderfte Vlakte moet flegts het vyfde deel der breedte hebben van de bovenfte, en het geral der Fa- cetten moet onder vyfentwintig , boven drie- en -dertig zyn. Dit heeft ook in andere Ede- le Steenen plaats , mids dezelven niet te vol* kleurig zyn: als wanneer zy minder dikte moe- ten hebben. De figuur, voor 't overige, der Briljanten, neemt men vierhoekig, rond, langwerpig , Eyrond , Peer- of Drupvormig en Hartvormig. De laatstgemeldea, Pendelo- ques of Bagfteenen geiaaamd , werden voor- heen met een Gaatje doorboord , aan het fpit- fe end, omze dus tot Oor -Hangers te kunnen gebruiken ; maar, dewyl ze dus ligt afbraken, vat menze thans meest a jour of in gewoone Kastjes. Een Steen, van onderen plat, doch anders als een Briljant gefleepen , wordt een halve Briljant , in 't Franfch Brillonet of derni-Brillant , geheten. De zodanigen wor- den dikwils met een Onderlaag van Kryftal vervalfcht. Uit de meerder dikte, en grooter arbeid, begrypt men ligt ^ dat de Briljanten duurder zyn dan Roosfteenen van gelyke groot- te. Gelyk de Hollanders in deeze laatften, zo munten de Engelfchen in 't flypen der Bril- janten uit. Anders Buiten de thans befehreevene maaken de efieepen Steen- ;teenecu Edele S t e x n e n. 439 Steenflypers , naar de hoqdanigbeid van den M}l'E*u Steen of ook uit eigen Zinnelykheid , ver Vil: fcheide gemengde Geftalten. Sommigen der- stuk! zeiven kan men gevoeglyk Ruiten- Briljatïten noemen ; alzo zy boven uit vierzydige Facet- ten beftaanren onder als een Briljant gefleepen zyn. Men heeft 'er ook, van boven als Roos- fteenen, onder met gefternde Facetten, hoe- danigen fommigea aan ' beide .zyden hebben. Men heeft 'er, die van boven plat zyn , van onderen met Facetten, die niet in een Spits, maar in een langwerpige Kiel famenloopen ; welken men Ezelsruggen tytelt. Een andere Soort; heeft boven een groote Vlakte, aan den rand driehoekige Facetten , en onder Sternfa- cetten, die in een Spits famenkomen. Zoda- nige Steenen of Kryftallen , die men over eeni- ge Beeldtenis heen wil leggen , worden dun en vlak bearbeid* De Steenen met één weer* fchyn , gelyk de Kat-Oogen en Opaalen, worden van onderen dikwils plat, vanboven Schildachtig of half Kogelrond , en fomtyds iook wel in ?t geheel Linsvormig gefleepen. Rslfteenen , eindelyk , zyn aan drie Zyden vlak, en endelings in 't midden met eenGat doorboord ; zo dar. zy draaijen kunnen. Deeze worden , tot het fnyden van Zegels op derzel- ver Zyden, gebruikt. Ik gaa nu tot de byzondere befchryving der Edele Steenen over. Ee4 (1) Edele ML Deel. III. St&k, 440 Hoog - glanzige o F Atdeïl. ( 1 ) Edele Steen , die 1 byna onMenrig is , ah VII. krhardst. Hootd- STUK. I. In de bepading van den Diamant heeft de Jdoanas ^eer Wallerius een groote verandering Diamant, gemaakt. Daar hy denzelven bevoorens eene Waterige Kleur toefchreef , eene beftendigheid in 't Vuur , en eene agtzydige Tolachtige fi- guur; geeft hy 'er thans, behalve de over- treffende doorfchynendheid en hardheid , al- ïcenlyk die eigenfchap: aan , van tot Poeijer gemaakt zwartachtig te zyn. Dit laatfte on- derfcheidt hem., zekerlyk, van deKryftallen , doch niet zo zeer van de andere Edele Stee- nen: terwyl ook niet alle Diamanten zonder Kleur zyn, eri aan de Vuurbeflendigheid thans zeer getwyfeld wordt. Naam. In 't Latyn en Griekfch werdc hy Adamas genoemd, dat op de ongemeene hardheid van deezen Steen zou zien. De Ouden naamelylc dagten \ dat hy door Vuur noch Staal, noch dooreenig geweld, bed wingelyk ware. Deezen naam fpreekt men in de Europifche Taaien een (ij Gemma fere excolor , omnium durisfima. Mihi. Gëmma pellucidisfima , omnium durisfima , pulverifata nigrescens. Wall. Sijjï. Min. I, w. 241. Gen. 18. Sp* 1. Gemma pellucidisfima, duritie fumma , Colora Aqueo , in Igne perfiftens / o&aëdra turbinata. Wall. Min. 115. Aiumen Lapidofum pellucidisfimum , folidisfimum. Linï*. Syfl. Nat. XI 1. Tom, 111. Gen. 17. Sj?. 6. a. Adamas Gemma. Cronst. Min» §. 42. Edele S t e e n e n. een weinig verfchillende uit. In Vrankryk noemt men hem, gelyk by ons Diamant, in VU. Engeland Diamond , in Italië Diamante. Pli-sxuk#. nius heeft 'er zes Soorten van opgeteld, waar Diamant. onder de Indifche fomtyds van grootte als een Hazelnoot waren. Verfcheide uitmuntende kragten , gelyk , dat hy den Magneet zyne werking op het Yzer beneemen zou ; als ook de Tegengiftigheid, inwendig, en de wegnee- ming der Melancholie of Zwaarmoedigheid , weshalve hy Anachites geheten werdt , gaan wy5 als inbeeldig en ongerymd, voorby De voornaamfte Plaats, daar men van oudspiaats» her Diamanten gegraven heeft , is .aan de Vaste Kust van Indje, in 't Mogols Land. Men vindt hem daar allermeest in de Ryken van Vifapour, Golkonda en Bengale , aan de Oe- vers der, Gang^s. Hier zyn verfcheide Groe- ven en van verfchillende, hoedanigheid. Men heeft "er , omftreeks Golkonda , in de Pro- vincie van Carnatica , daar Aders van rood- achtige Aarde door de Rotfen loopen , die naauwlyks een Duim breed zyn : men heeft 'er van geelachtige Aarde, welke diep moet uit gegraven worden: fommigen zyn wel vyftig Va. fé) Adam a s Vitreum et fplendidnm habet Colorem , roiictïtsque et frattu difficilis. Febres femitertianas fus- venfus aut alligatus reftinguit. Ps«.ius de Lap* virtutU èus , per Bernard. p. 7. E e 5 III. Dkrl. III. Stok. 442 HOOG-GLANZICE OF 11. Vademen diepte» Te Mdmlke werdt in het AViiEL'iaar l?60 een Soede D5a^ntniyn ontdekt; Hoofd- doch de Diamanten waren geelachtig en *j}lammt. niet zcer harcL Die der andere Mynen vallen dikwils in 't blaauwe of in 't groene, ,en ko- men dus byna met de Ceylonfche , voorge- meld , overeen. De Vorften van dat Land laaten zig de fchoonften én gfootften léveren , en bewaaren dezelven voor zig i 'c welk maakt , dat die fa Europa zo zeldzaam zyn. De Indiaanen , zelfs , wanneer zy maar zoda- nig eenen , Steelswyze, bekomen kunnen , verfteeken die als den grootften Schat, en zou- den eer hun Leven laaten, dan daarvan afftand doen. Somtyds zitten 'er ook wel Diamanten in het Gefteecte der Rotfen , welken men by toeval ontdekt. Anderszins komen zy, inde Groeven van Indie , altemaal in Aarde voor, welke uitgewasfchen moet worden , om ze daar in te vinden : des veéle duizend Men- fchen fomtyds den arbeid waarneemen aan ééne IVlyn. # Mynen In het Ryk van Bengale is een Rivier Gouel in Beoga- genaamd, waar in men al van ouds Diamanten gevonden heeft. Hier kan flegts 3 in 't begin des jaars , in gearbeid worden , wanneer het Regen -Saizoen voorby is en de Rivierwateren helder zyn, Wel agtduizend Menfchen , van ;Iey Ouderdom , plagten^dan de Rivier op te gaan, om Diamanten te zoeken in deszelfs Edele Steenen. 443 Zand. Een plaats ontdekt hebbende , daar II. veel Keizeltjes zyn , wordt hec Water afge- Ayu*u leid, en het Zand twee Voeten diep uitgegra-^0™- ven f 't welk men dan , even als de gedagte nialnanK Aarde, uitwafcht , om de Steenen te beko- men. Men vindt ook Diamanten in de Rivier Suc- Op Bor- cadan en elders op 't Eiland Borneo; gelyk ikBrafiln m uit de Diamantmynen van Banjer, aldaar, een menigte Keizelfteentjes en geelachtig Zand bekomqn heb, mee eenige Kwarts -Steentjes daar in. Zy vallen ook op Malakka , welke, gelyk die van Dekan en Golkonda , Steenen van den ouden Rots geheten worden en de bes- ten zyn. Ook zyn zy aan 't Eiland Ormus , by de Kust van Perfle , waarfchynlyk door de Paarlduikers, gevonden, en daarom in 't Ën- gelfch Diverflone genaamd , dat is Duiker- Iteen (ƒ). Verfcheide oude Mynen in Indie zyn reeds uitgeput ; doch daar tegen heeft men wederom nieuwen aangelegd , en in al- len Cf) Want het is niet te denken , dat zy op dat Ei- land zouden gegraven zyn , 't welk byna geheel bedekt is met een Korst van Zout;. maar de Paarlvisfchery, daar omftreeks, kan gelegenheid gegeven hebben, om by geval aldaar een Diamant te vinden, als ook tot den zonderlingen naam , dien fommigen in Dziiveljleeu overbrengen. Immers waarom zouden zy dus meer hee* ten , dan andere Diamanten ? III. Dkm,. IIL Stuk, 444 Hooo- glanzige op li. len gevalle is daar omtrent weinig zekerheid Afdeiu.. le bekome a\zo de Indiaanen de be(te My- Fooid- flen zorgvuldig zoèken te verbergen. Dit $S/^;/.zelfde hseft Pla3ts omtrent de Mynen van Brafil, die, behalve de Diamanten , ook Ro- bynen, Topaazen en Peridots uitleveren. De Steenen vallen aldaar zo glanzig niet als in de Mynen van Golkonda 3 maar by uitftek groot. Iri 't jaar T734 kwamen, met de Vloot van Rio de Janciro 3 twaalfhonderd zes en veertig On- een ruuwe Diamanten te Lisfabon,en die veel- heid is federt niet verminderd. Die Diamantmy- nen werden , in 't jaar 1 740 , dooi* de Kroon van Portugal verpagt , voor ruim twee Tonnen Gouds in 't jaar (g). Europi- De zogenaamde Diamanten , die men inKa- p]hxxxTv. nada gevonden heeft , zyn eigentlyk maar Kry- ftg. 6. fiallen 3 zo wel als die van Briftol en Buxtonin Engeland, die van Alengon in Vrankryk, die uit Bohème en elders uit Duitfchland. Zy hebben geenszins den Glans noch de andere Eigenrchappen der Diamanten. Ook zyn hun- ne Kryftallen van eene andere figuur, naa- me* C Zeer onnerymd is het derhalve tc denken x dat de Diamanten aldaar uit Oostindie gebragt zouden wor- den , gelyk iommigen daar uit befluiten , dat zy van de zelfde hardheid zyn. De plaatfen, immers, in Brafi! , daar menze vindt, zyn wereldkundig. BrUckm Edeljh $>• 27 & Beijtrage. p. 22,38, Tegen w* St. van Amerika b by Tiricn, 11. Deel, bladz. 362,368. Edele Steenes 445 melyk byna als die der Hyacintheu. F er- jj; ber vondt wel , in het Naturaliën - Kabinet der A Ty*jU Akademie van Siéna , kleine zwart en witte Hoofd* Kwarts -K/yftalIen van den Berg Polciano , Diamant* welke agt driehoekige zyden , en dus de ge* ftalte der Diamanten hadden (A), maar in Gal- licie vindt men grootere dergelyke , dat vol- maakte Yzerfteentjes zyn; als ook kleine op 't Eiland Korfika. Ik heb nogthans een Ge- ïïeente van A verberg by Stolberg , waar in Kryftalletjes voorkomen van Diamantfiguur» De Hongarifche Diamanten 7 waar van ik in Fig. 6, de Afbeelding geef, verfchillen daar van zeer weinig. Weinig heeft men de Diamanten nog in een vaste Matrix gezien. In de Catalogus van 9t Kabinet van Stieclitz , dat te Leipzig verkogt is , wordt gewag gemaakt van een Diamant van Golkonda, zittende in een vast mengze! van Eifenram en Keizelkorrels. Mooglyk is dit hetzelfde Stuk 5 dat de Heer D a v i l a in zyn Kabinet hadt * een rondachtige Diamant bevattende, welke zat in een Yzer- Erts, ge* vuld mee kleine Korreltjes witte Kwarts en anderen door Yzer gekleurd (/). Die Dia- mant fcheen ongevaar een Kwartier Duims breed te zyn. Ik heb een Keizelfteen van Bor- {h) Briefe aus Walfcktand , p. 298. (0 Qatatog. raifonn. Tom. 11. ?♦ 21% \ N. 725, HL Deel, HL St^k. 446 HOOG-GLANZIGE OP Afdeel. Borneo, die Afchgraauw was en zeer vast van VU. zelfftandigheid , doorgeflagen, en behalve zeer stuk! kleine heldere Kryftalletjes , waar mede hy Diamant, van binnen doorzaaid is , in een Brok daar van een Diamantje gevonden , dat 'er nog in zit en zig duidelyk van de andere Kryftallen onderfcheidt. Kenmer- De echte Diamanten , in hunne Kryftalli- ^%if) Nullo Tgne domabilis : zegt WAfci-SfllUS XrM\ twe* 2en Steen. Sijjt. Min I. p, 243. Qt) Ibid. p, 244 > 245* Edele Steenen. 449 door den zelfden trap van Vuur, niet onder- Ar**m gaan 0> VIL In voorigen tyd , heefc Je Akademie van S^FD' Florence bevonden , dat de Diamanten , in proernee- het Brandpunt van een fterken Brandfpiegel ^n^n of Brandglas , eerst troebel en donker wier- ojpzigte. den 9 vervolgens geheel verdwecnen. Dit doet ook het Vuur van Porfelein- en Glas- Ovens. De Proeven , daar omtrent genomen, zyn beveftigd door de Franfchen Heeren d'Ar- cet en Rouelle, volgens welken zy ia een fterk aanhoudend Vuur , zo wel in vrye Lugt , als in beflooten Vaten , geheel weg- dampen (ƒ>)• De Heer Mitoüard verze- kert, datzy, by 't wegvliegen , eenPhospho* rieken Glans geeven; 't welk de Heer Mail- la r o reeds waargenomen hadt : maar door Poeijer van Kolen werdt de wegdamping Ibe* let, wanneer hy daar in wel beflooten was (y)* En fchoon de Heer Ca det beweert , dat de Diamant in open Vuur flegts afbladere $ affchilfere en dus verloor en gaa , en in be- flooten Vuur niet vervliege ; is echter de wegdamping ook in Poolen door verfcheid^ Proe* (0) Sollie. Sfounu Encyctopediqite, VI. Part. G&obre, OO ëfournal de Medecine Sic. Paris. 1775. p. (jq) Cfojmie Experimentale pat Moiisr, BAüjvié , ApQth, de VAcad* R¥ des Sciemes* Ff III. Dbe&. III. Srcw. 45Ö H O O O - G LANZIGE OP i\. Proeven beweezen (r). In Sweeden was zulks door den Heer Hofraad Modell en ande- Hooid- ren gefchied 0). Ook verhaaltje Heer Ger- Dwmant. HARD 3 dat de Heer Direkteur Marcgr aa f, 'te Berlyn, door nieuwe Proeven de wegdam- ping der Diamanten beveftigd hebbe (t). On- dertusfchen is het zonderling, dat de Sweed- fche Heer Quist, in zyne zo omftandige Proefnéemingen op de houding der Edele Steenen, in st Vuur, zulks niet waargenomen heeft. Hy meldt flegts, dat deszelfs Poeijer niet Borax tot Glas verfmdt , 't welk zuiver wit is, van ongekleurde Diamanten (V). De brui- ne en zwartachtige fmelten ligter en geeven een donker troebel Glas. Volgens de Proefnéemingen van zo groote Scheidkundigen , zo dikwils en op zo veele plaatfen herhaald , kan men niet twyfelen , of de Diamant vervliegt door een geweldigen trap van Hitte. Boyle hadt reeds aange- toond, dat 'er in een fterk Vuur uit deezea Steen fcherpë Dampen opftygen , en dat hy eindelyk geheel verwaafeme O). Zo dat de Waarneemingen van dit Verfchynzel reeds V2U CO Rosier Obfcrü. de Phyfique &c. Septembre (i1) Qottuiger mizeige von getehrten Sacken. iftï* (t) Beijtrage 'fur Chymie &e. I. Th. p. 93. O) Stockh. Verhand. XXX. Band. p. 57. De Gtmmarmn Origpe. p. 34 , 36» Edelid Steenen. 451 van ouden datum zyn. En , al ware het, dat Af^ee^ hy flegcs in kleine en byna onzigtbaare deel- VIL tjes vergruisde door het Vuur; zo bleek ech-s^°ÏD" ter volftrekt, dat hy niet beftand was tegen Jtimauk 't zelve. De Proefneemingen van andeten , die hem in befloten Vaten, met Kolenflof, Kryt , gebrande Beenders of geftooten Glas bedekt 3 onderzogt hebben , bewyzen het te- gendeel niet. Ten opzigt .van de Kleur is een groot ver- Kleur* fchil onder de Diamanten. De fchoonfte Orien- taalfche, die men van den ouden Rots noemt, zyn volftrekt onkleurig 5 zo helder als het zui- verde Water , met een, zeer fterkqn helderen Glans. Van de genen., die eenigszins gekleurd zyn , komen de Groenachtige en Roodachti- ge zeldzaamfi: voor er zyn ook in de meefte achting. Van de Geeien maakt men veel werks in Oos tindie ; misfchien om dat de geele Kleur , van 't Vel der Indianinnen , by de Witten te veel affteekt. Die Citroenkleurig zyn, worden by ons nog voor de fraaiften gehou- den. By de Italiaanen en Franfchen worden zy veeltyds Jargon genoemd , als van geringe waarde zynd.e , en dikwils verward met de Europifche Topaazen en Hyacinthen. In de Keizerlyke Verzameling te Weenen komen voor , die half wit , half rood, of half wit half geel zyn. Mon vindt aldaar ook blaauw- achtig groene , enz. De bruiue, zvvartachti- F f 2 £ff> III. Djl&u III. Stuk. 45^ HOOG-GL ANZIGE 0 1? H- ge en donker blaauwe , hebben weinig aan- VII. zien, en worden derhalve voor de flegtften stuk!*0" gehouden. Deeze gebruikt men meest tot Diamant. Diamant - Poeijer , om anderen te flypen, waar- toe tevens het afval derzelven dient. Sommi- gen hebben getracht, kleine Diamanten, door middel van Borax, tot grootere famen te fmelten, doch het Glas, dat daar van komt, is altcos weeker dan 't behoort. Het Diamant- Poeijer , in tegendeel , wordt van fommigen voor harder gehouden, dan de Diamant zelf. 'Ruuwe De ruuwe Diamanten zyn met dc Aarde, of ^j;lI1^in~ Kleijige Zandige Stoffe, waar in menze vindt, kiooven zoxlanig overtoogen , dat menze niet dan na genfaa~ herhaalde wasfchingen gewaar wordt. De Bra- filiaanfche is, overkomende, gemeenlyk onef- fen ; de Oostindifche heeft fomtyds een glan- zige, deorfchynende groenachtige Schors. Van alle deeze onzuiverheden worden zy gereinigd door het afwryven, in Franfch decrouter ge- naamd. Dit gefchiedt door twee Diamanten, ten dien einde ieder aan een Stokje met Sol- deerzel vastgemaakt, tegen elkander tefchuu- ren; terwyl men 'er inmiddels in 't ruuwe het fatfoen aan geeft. Hierom wordt daar toe een kundige Hand vereifcht en het afgewree- vene graauwe Poeijer geenszins weggeworpen. Dus gaat men met Diatfianten te werk, die wel gefield zyn: maar, zo men 'er fouten in ontdekt % cf dat zy geen bekwaame figuur heb- ben * Edele Steenen. 453 ben 3 dan worden zy gekloofd, Hier toe dient H. de Bladerigheid derzelven zeer, die in fommi- A*\ffï'% een met het bloote Ooir en in allen voor des Hcoro* ° 0 STUK» kundigen met een Vergrootglas wel te ontdek- Diamant. ken is. Volgens het beloop der Blaadjes ge- fchiedt dit met een Staalen Inltrument, na«r een Mesje of Beiteltje gelykende. Wanneer zulks geen plaats kan hebben , 'c zy wegens de figuur of ongelykheid van den Steen , zo wordt hy doorgezaagd met een gefpannen Y- zerdraad , 't welk met Diamantpoeijer , door 'Jïrandewyn of fcherpen Azyn bevogtigd , is beftreeken. Die Uitvindingen zyn reeds over de vier Eeuwen oud. Tot het Diamantflypen wordt het Stokje, Het Dia- waar aan dezelve gefoldeerd is, in een Kwa- JJenf drant geftoken 3 waar van het agterdeel , De- vens de Schyf, op een lang Yzer wordt vast , gemaakt , zo dat het voorfte tegenover de Schyf komt te ftaan. Men befmeert den Steen met Olie en Diamantpoeijer , en drukt de Kwadrant met de Handen, of met een Tang, of met opgelegd Gewicht , fterk tegen de Schyf aan, die door een Rad fnel wordt on> gedrecven. Wanneer het eerfte Poeijer niet meer vat , ftrykt men 'er nieuw op; draait, als de eene Facette geflecpen is, het Stokje, in de Kwadrant , om, en Heit hetzelve, tot het flypen van een andere Facette : 't welk men zo lang herhaalt, tot dat de Steen zyne Ff 3 'be- lil, Vsmu 11 U Siük. 454 HoOG-GLANZI.CE OF ik behoorlyke Geftalte hebben. Dus ziet men • , dat alles op een Wiskonftige manier verricht: Hoofd- wordt , en begrypt , hoe zulk een menigte 'öilmmt. Facetten > zo geregeld en naauwkeurig , kan ' gefleepen worden op een Steentje , naauw- lyks een Speldekop of Peperkorrel, groot. Ondertusfchen verliest, door dit fchoonmaa- ken en flypen , de Diamant doorgaans byna de helft van zyn gewigt. Uit het gezegde blykt , hoe men deezen Steen ook tot dunne Plaatjes fnyden kan, om de een of andere Beeldtenis in 't klein te overdekken. Om denzelven als een Signet te bewerken is een Toeftel noodig, die insge- lyks door P^aderwerk omgaat. Dit vereïfcht veel tyd en geduld , doch niettemin is het zo wel, als in andere Steenen, mooglyk Om 'er Gaatjes in te booren, wordt een Staalen Naald daar op gezet , die door een Dril- boog omgedreeven wordt, gelyk in het Paarl- gaten gefchiedr. Doch tot dit alles heeft men ook Diamantpoeijer noodig, dat wel fyn ge- maakt is. Ten dien einde gebruikt men een Staalen Koker, waar in een dergelyke Cylin- der past, en het gruis, daarin gedaan, wordt zeer gemakkelyk daar mede zo fyn gewree- ven, als men het begeert. Dus ziet men dat ook deeze Steen zig eenigermaate door Staal be- Edele Steenen. 455 bewerken laat, Gewreeven geeft hy in 't « donker Licht en trekt ook ligte Stofjes aan> Afdeel. gelyk de Ëarnlteen , enz. (V). Hoofd- De Diamant genoegzaam fpeelende ^0QrS(^^ekeft zyn eigen Vuur en Glans , 'gelyk in de ge- der Dia- nen,die volkomen zyn , plaatsi heeft, behoeft manten- geen Folie, en wordt Heg ts met Maftik, die met zwart gebrand Yvoor gemengd is , in zy- ne Kas beveftigd , of ook wel van onderen bloot 5 dat i-s a jour , gezet. Veelen vallen in eenig opzigt gebrekkig. Ten aanzien van Glans en helderheid heeft menze van het eerfte* tweede en derde Water , zogenaamd. Zy- ne Hardheid onderzoekt men , met hem, heet gemaakt , plotslings te werpen in koud Wa- ter, en ziet , of hy daar door Barden krygt, die zig , door 'er op te Ademen , ook wel in hem openbaaren. Met het bloote Oog wordt menze zelden in de ruuwe Steen gewaar. Voorts hebben zy fomtyds graaüwe of geelachtige plekken, Vedertjes, Adertjes , Takjes, Knoo- pen of Strooitjes ; Roeftige of Afchkleurige Vlakken ; kleine witte , roodachtige, zwarte of bruine Korreltjes of Stippen ; of doffe , Glazige fteden : welk alles , benevens de brui- ne , zwartachtige Kleur en onbekwaame fi- guur, (*) Boyle de Adamante in Tenebris htcente Obferv. ad cfclcem Libelli de Coloribus. .Amftel. 1667. Ff 4 111 Deel. III. Stuk. 4J6 HOOG'GL ANZICE OF li. guur, dcszeïfs waarde ongemeen vermin- vu. dert. Prys eng°ec*e Diamanten, dat is die volmaakt fchoon wsuudy. Zyn en van bekwaame figuur. Een rauwe Steen kost gemeenlyk half zo veel als een gefleepe- ne3 van de zelfde zwaarte* Men rekentze naar Troys Gewigt , waar van de Once ver- deeld wordt in honderdvyftig Karanten en een Karaat in vier Aazen, die dus een weinig lig- ter zyn dan dd Greinen van jé Apothekers» Gewigt. Vier Greinen komen overeen met vyf Aazen Goud -Gewigt. Voor anderhalve Eeuw en vroeger , werdt een volmaakte wel • gefieepene Diamant van een Aas verkogt voor tien Guldens of Daalders (3'). Ta ver nier begroot den Prys der Roozenfieenen , het Ka- raat op vyftig, en het Aas op zes Ryksdaal- ders. Weinig verfchülende is de hedendaag- fchePrys, doch dezelve houck geeneftand; vallende fomtyds tot dertig Ryksdaalders het Karaat. Steenen van meer zwaarte houden beftendiger hunne waardy; welke, door het Ge- (ij) In 't Werk van Boot Maat : hoe enim tempo? e A- diimas perpoiitus & absque omni vitlo , fi Gramtm Pipe- ris ponder et , deeem Floienis aut qumqm Bucatis vendi- tttr. Hy zal Spaanfche of Zilveren Dukaaten gemeend hebben , die ruim aen Ryksdaalder doen ; zo dat dit omttrent uitkwam op tien Daalders. Anders begryp ik die taxatie niet: want tien Guldens en vyf Gouden Du- kaaien fcheeit te veel. Edele Steenen. 457 Gewigt m zig zelf te vermenigvuldigen , be- \ H- 1 j rs' Tr Afdeel, rekend wordt. Dus , een Diamant van 1 Ka- vil. raat 50 Ryksdaalders waardig zynde, doet ecns^OFD" Diamant van gelyke fchoonheid, die 5 Karaa- Dizmant. ten weegt, 1250 en een van 10 Karaaten 5000 Ryksdaalders. Men ziet daar uit klaar , de manier van berekening , waar door de Prys van groote Steenen zeer hoog ftygt. Het kleine Goed, Stuk- Roosjes genaamd, die men by de tel verkoopt , waar van 'er honderd- twintig of honderdvyftig in een Karaat gaan, wordt , wegens den arbeid , nog al zo duur betaald , als Steenen van een Aas. Gebrekki- ge of niet fchoone Diamanten zyn van onge- lyk minder waarde en daar worden veele voor Juweelen gedragen , die gedoubleerd of enkel Compofitie- Steenen zyn , gelyk de Franfche Pierres de Stras , waar van ik voorheen ge* fproken heb , of ook Europifche en andere - basterd -Diamanten* Sedert eenigen tyd zyn ook zekere vaifche Steenen, van dien aart en niet minder fraaiheid , in Handel , die men Pierres de Cayenne noemt» Zo gemeen de kleine , thans , door den Onge- Rykdom van Europa, geworden zyn, zo zeld- groote Di- zaam zyn nerg de groote; h welk veroirzaaktamanteBa wordt door de ongemeene Waarde , welke men op dezelven by de Indiaancn fielt. Men vindt 'er , nu en dan , in de Ooflindifche groeven , die tot vyftig en honderd Karaa- Ff. 5 ten lij. Deel. IJL Stuk. 458 Hoog-clanzi;e of * n. ten zwaar ZYD* De Groot Hertog van FIo- Avn!1'" rence heeft 'er laDg één bezeten van on^ Hooï#D' trent 140 Karaaten. Zo* is 't ook met den **uK' Steen van 106 Karaaten, k grand Sancy, dat " is Centfix genaamd , welken de Kroon van Vrankryk lang gehad heeft; maar de Hertog van Orleans kogt 'er, op order van den laatst overleedcn Koning , uit Engeland één , van 547 Aazen , dat is 137 Karaaten min een Aas , voor anderhalf millioen Franfche Li- vres , dat is ruim zeven Tonnen Gouds* Volgens Tavernier bezat de groote Mo- gol 'er één , die op* zes millioenen Guldens gefcüat werdt, zynde omtrent 280 Karaaten zwaar. Een groote Steen varr den Mogol- fchen Keizer Aureng Zeeb , voor honderdtwin- tig Jaaren zeven Dagreizen van Golkonda ge- vonden , woog ruuw by de 800 Karaaten , dat is meer dan vyf Oneen. Sommigen heb- ben zig verbeeld , dat de Diamanten niet zwaarder dan negen Oneen vielen , doch die Brafiliaanfche , welken de Kroon van Portu- gal bezit, van 1680 Karaaten > zou dus meer dan elf Oneen zwaar zyn* Deszelfs figuur en grootte vindt men elders afgebeeld (V). Nu omtrent twintig Jaar geleeden, is hier* in 't Nieuwe Zyds Heeren Logiment, een Diamant verkogt voor tagtigduizend Guldens, welken Tha- (z) gownalEïoxomique. ]v.ly 1751* p. 141. Edele Steenen. 459 Th am as Koitli Kan voor aan den Kop II. van zyn Paard zoude gehad hebben. Ik heb Ar^% denzelven gezien en afgetekend. Het was Hoora* een plat Stuk, van weinig dikte, aan beide en- ma%mmU den puntig, omtrent een Duirn breed enderd- half Duim lang. Een der grootften , dien men ooit hier te Amlterdam gehad heeft, behoorde aan den Ferfiaan Saffras, die denzelven , in 't jaar 1772, aan de Keizerin van Rusland verkogt had voor twaalf Tonnen Gouds en een jaar- lyks Penfioen van vierduizend Roebels , zyn Leven lang. Deeze woog 779 Karaaten; dus veel naar den voorgernelden van Aureng-Zeeb in Gewigt gelykende ; doch hy was zeer flegt cn pieramidaal gefneeden : zo dat hy veel verlooren zal hebben , wanneer hy tot een goeden Briljant bearbeid is geworden. (2) Edele Steen , in hardheid volgende , met II. een roode. Kleur , in 't Vuur hefiendig. Rubinus. Robyni Deeze heeft zynLatynfchen naam, Ruhinus% waar van de Italiaanfchc Rubino> de Franfche Ru- (2) Gemrna duritie fecunda , Colore rubro in Igne perüftente. Mikt. Gemma pellucidisfima, duritie fecunda , Col* rubro ïn Igne permanente, Wall. SijJI. Mm. 1 Sp, 105. p. 246» Alumea Lapidofum pellucidisümum rubrum. Linn. Sijjï. Nat. Xll. Tom. lil. Gen. 17. Sp. 6.0. Adamas ruber. Cronst. Min, §. 43. Rubinus. Jüst, Min* 377* Vog, Min» 143. Carbuncnlus Plinïï. 111. Deeu III. Stuk. 460 Hoog. cl ANzïfïE of lIJ Rnbis, de Engelfche RuBy% de Duitfche Avn* en c*e Hollandfche üöAy», afkomftigzyn, Hoofd- zekerlyk van de roode Kleur, daar hy in uit- STVR h n munt- Somcyds is die zo hoog en fterk,dat ° ' ' hy als een gloeijende Kole fchittert ; waar van de Ouden hem Carbunculus genoemd hebben of Karbonkel. Somtyds valt hy geheel bleek, fom- tyds paarfch, fomtyds ook donker en bruinrood. Men vindt hem voornaamelyk in Oostindie, - byzonder in 't Ryk van Pegu op Ceylon; en* volgens eenige Berigtrn , ook in de llyken Bisnagar, Calecut > Cambaya, en elders aan de Kust van Koromandel : als ook in Brafil. Geringer foort en kleiner van ftuk vale, hier en daar in Europa , zo in de Noordelyke als in de Zuidelyke deelen, inSilezie, Bohème en de Karpathifche Bergen , fomtyds los in eene mulle Aarde of in Zand ; fomtyds vast zitten- de in Talk, in Serp^ntynaartig of in een rood- achtig Kwarts -Gefleente. Gbrhard vondt een Robyn op Topaas en fomwylen komen Hukken voor 5 die aan 't eene end Robyn , aan 't andere Diamant, of aan 't eene Robyn 5 aan 'c andere Saphier zyn. Doch het grootfte deel derEuropifche Robynen behoort meer on- der de gekleurde Kryftallen , dan onder de echte Steenen. Eigen- De Robyn komt, zo wel in de figuur zy- ^happen. ne? ^.ft^gj^ alsin Glans, Hardheid, Zwaar- te en andere Eigenfchappen * naast met den Dia- Edele Sternen. 46 r Diamant overeen. Hy glïnftert , warm ge- maakt zynde, ook in 't donker; doch zofterk ylh niet, en trekt wel Stofjes , maar niet den sSk.fd* Iviastik aan, cn is minder hard, alzo hyvan Robijn* den Diamant gekratst wordt, geevende geen bruin , maar een bleekrood of witachtig Poeï- jer. Hy wordt niet met een Korst of Schors begroeid gevonden , maar heeft natuurlyk een glanzige Oppervlakte. In zwaarte over* treft hy , dat zonderling is , den Diamant , als ook in beftendigheid in 't Vuur , waar door hy niet verandert, maar een weinig lig- trr wordt. Hy is nagenoeg viermaal zo zwaar als Water; de Diamant naauwlyks drie en een half maal O). Met Borax gefmolten 3 geeft hy een groenachtig Glas, De Vyl heeft 5er geen vat op} zomin als zuure Geeften; maar aan 't Staal geeft hy Vuur, en fchynt ook _ van een Bladerig famenftel te zyn. Na den Diamant zyn deeze Edele Steenen Waariy; de kostbaarden. Een Robyn , van een Ka- raat zwaar , geldt dikwils twintig, en wan- neer hy zeer hoog van Kleur en Vuurglan- zig is , wel tot vyftig Guldens. Een der- gelyke van twee Karaaten zou wel honderd > van X&) Dit is echter zeer verfchillende ; en overzulks bier maar by middeling genomen. Waixerius ftelt den Dii- *nant op *t minfte als 31 > op 't meefte als 34 tot 10 ; d?^t Robyn als 38 0^42 tot 10 , ten opziet vau Water, III, Deel» $L Stuk, 462 Hoog • c l a n z i g e o"t 11. van drie wel twee of driehonderd Guldens A™?L' gelden mogen. Davila hadc 'er één, 'in Hoofd- een Ring gezet , van tusfchen de vier en vyf ^Robijn. Karaaten* zeer fchoon van Kleur O). In de ' opklimming, alsook inde Prys, verfchillen de fraaifte Robynen weinig van gewoone Dia- manten, en het is zeldzaamer,een grootenRo* byn aan te treffen , daa een grooten Diamant. Koningin Elisabeth van Ooftenryk zou haaren Broeder , Keizer Rudolphüs, een Robyn hebben nagelaten, die men den naam van Karbonkel gegeven hadt , van grootte als een Ey en gefchat geweest op zesduizend Dukaaten. Ook hadt de Koningin Maria de Medicis zulk een Steen van ongemeen grooté waarde, volgens 't berigt van den Heer van Blancoürt, bezeten. Valfche Men verdwaalt in het getal en de verfchei- Robynen,denheid der Karbonkelen, welke, volgens 't berigt van Plinius, onder de Romeinen bekend waren , en van zulk eene grootte , dat men 'er Spiegels en Drinkvaten van maa- ken kon. Hier uit is 't bedenkelyk , of zy niet rood gekleurde Kryftallen , Kwarts of roode Glasfteenén , daar voor genomen hebben , en misfchien zelfs andere Steenen , van uit- muntenden Glans. De Basterd *• Robynen , voorheen befchreeven , worden 'er dikwils voor <&) Catakg. Raif. Tom, 11 & 2?4* Edele .S t e e n e Ni 463 ,oor uitgevent; maar deeze zyn aan de dóf- If. heid en door den Vyl gemakkeiyk kenbaar. AyDn.EL' Men doubleert de Robynen ook op veelerley j^010* manieren , en , gezet zynde , kan menze dus béiwaarlyk van de Echten onderfchciden. Rubasfes noemen de Franfchen de Robynachti* ge Giasfiusfen , a!s ook de Doubletten van dien aart en Kryftallen , welken men , door ze, in 't Vuur gloeijend gemaakt, in gekleur- de Wyngeest te werpen , rood naar tevens barftig heeft doen worden (c). De voorgemelde figuur der Kryftallen maakt, Kryftak bovendien , de Robynen handtaftelyk* In de pf.xxxiv, Orientaalfche is dezelve, gelyk Capelleii £• zeer wel uitdrukt , famengefteld uit agt Zy- den , die gemeenlyk driehoekig zyn , doch ook wel Ruitachtig , en fomtyds aan de hoe- ken met langwerpige Vlakten bepaald (d). Immers in Üie verbaazende menigte Robynen, waar van een geheel Vat vol, onder de Goe- deren, uit het in 't voorleeden Jaar 1781 op onze Kust geftrande Engelfch Ooftindifch Schip de Generaal Barker genaamd , in h laatst van November te Noordwyk aan Zee'verkogt werdt , bevonden zig veele dergelyke -Kry- ftallen : zo regelmaatigen ; gelyk een derzel- ven alhier in Fig. II , op Plaat XXXIV, in (c) Vid. Dav. Catal, p. 247. Prodr. Crijiallogr. p. 29, T. 3. f. 13, lil Deel» III. Stuk, 454 HoOC. GLANZIGE O l< Afdeel Afmeeting viermaal vergroot is afgebeeld , vil als minder regelmaatigen , en fommigen die js^.FD" a's verdubbeld fchynen ; doch meest altoos Robpu eenige gelykenis hebben naar de gemelde dub- beld pieramiedaale agtzydige geftalte. De Kleur derzelven is , in 't algemeen, donker* rood, by fommigen zeer vuil, by andere zui- verer : ook vindt men 'er groenachtige , ja zelfs witte Steentjes onder, die mooglyk tot een andere Soort behooren : want als men aanmerkt op welk eene manier, als voor heen gezegd is, dergelyke Steenen op Ceylon ge- vonden worden ; is het te denken , dat deeze ook dus verzameld en alleenlyk uit de Aarde gewasfchen , niet gefchift zullen ; zyn : alzo de grootften maar de grootte van een Erwt- hebben , zonderling is't , dat men onder dee- ze naaüwlyks Keizelachtigen aantreft. Andere De zogenaamde Robynen , dié in Brafil Robynen. vajjen j waar van ) Fosfils arranged, p, 143, Edele Stuenen, 405 Keizei tjes in een Rivier gevonden worden , !ï. fchryft Brückmann, die in een hoog Ge- Arvn.u bergte ontfpringt (ƒ)♦ Ik heb van daar zo Hoofd» wel ruuw als gefleepen Robyn, zeer hoog glanzig , bekomen ; dat de Malabaaren Elinge Sckogeppoe, de Cingaleezen Lankarette heeten. Da vi la maakt in zyn Kabinet van eenen Orien- taaTchen Opalizeerenden Robyn gewag: alsook van eenen die tweekleurig was , het wit heb- be :de tusfchen twee roode ftreeken, gelyk in de Onyx- Steen (g). De Orientaalfcfe Robynen komen van ver- Oriëntaal* fcheiderley Kleuren voor. Men vindt 'er die *cUe* hoogrood zyn , eenigszins naar 'c paarfche trekkende, met een Vuurigen glans, en dee- ze worden , met reden , meest geacht: men vindt 'er die bleek zyn, genaamd Balasfu^ in 't Franfch Rubin balais 9 welke benaaming , (hoe zeer ook fommigen zig bemoeijen, om die van Palatio of van Balasfia , dat een Ko- ningryk in Indie zou zyn, af te leiden;) bui- ten twyfel eenvoudiglyk van pallens of pallidm, in 't Latyn bleek betekenende , herkomftig is (h). Deeze trekt naar 't Vleefchkleurige cn valt fomtyds byna geheel wit. Hy is ten min-' CfJ Beytrage von Edelfiein*. p. 49, (g) CataL raifonm'. p. 274. Men behoeft maar op te merken, hoe weinig pallens in uitfpraak verfchille van balais* Gg III. Debtl. III. Swk. 4Ï)6 HóOG-CLANZIGE OF minfte zo hard als de andere, en zelfs moeie- ^Vii^1' lyk niet Borax tot Glas te fmelten, dat dof- $^k°FD" ^er °^ helderer groen komt van-de Robynen. Sfibyn. Het Poeijer van deezen is bleeker rood, dan dat van den anderen , ja fomtyds byna ge- heel wit. Ook heeft men een Robyn, in 't Franfch Rubis Violet of Violette genaamd > die naar het blaauwachtige trekt, en wiens Kryfiallen gemeenlykals verdubbeld zyn. De hardheid onderfcheidt denzelveu van den A- methyst. Deeze drie komen in het kleine Goed der Orientaalfche Robynen, van groot- te als: Hennipzaad, onder malkander , en meest als kleine Keizeltjes voor: gelyk ik dus zeer veelen daar vanen ook eenige gefleepene heb. Robyn Behalve deeze driederley Robynen 9 die StfiïQiU ^us gemakkelyk te onderfcheiden zyn, is 'er een zogenaamde Robyn Spinett , die uit de Westindiën zou herkomftig zyn. Sommigen verftaan hier door een Robyn , die fterk naar 't geele trekt en veel naar den Hyacinth ge- lykt, ja noemen dus ook wel denzelven. An- deren zeggen , dat hy in 't Scharlakenroode valt , en helderer of donkerer , hooger of bleeker is van Kleur. Deeze ftellen vast, dat 'hy -zo hard niet is als de Oïientaalfche, en in 't Vuur zyne Kleur verlieze. Hill zegt, dat de Robyn Spinell Roozekleurig is en deszelfs Kryftal een Staafje > met een onregelmaatige Pie- E D *E L E STEENES 467 Pierataiede (J). Hy wordt van Delïsle de Brafüiaanfchc Bafaltvormige genoemd, waartoe j^1^ drie Verfeheidenheden , uit het Kabinet van stü£. Da vi la, door hem betrokken worden Rohynt Deeze Autheur hadt ter twee van Brafil, bleek- rood, wier Kryftallizatie maar weinig van die der Topaazen verfchilde f /) . üe Heer Quist, nogthans, fpreekt van een Oriënt aalfche. Spi- nelle, die haare Kleur in 't Vuur behieldt, en niettemin zo week was, dat zy gekratst werdt door Robyn, Saphier en Topaazen(V% Van de Kleur maakt hy geen gewag» De Heer Bruckmann geeft in bedenken , of het ook Brafilfche Topaazen mogten zyn, die men in 't Vuur rood gebrand hebbe (ri). Dus komt de hiftorie van den Robyn Spineli my nog wat duifter voor. Te wenfchen ware het, dac men den oirfprong kon uitvinden van dien uaara. Elders vindt ik aangemerkt , dat by de Juweliers de Spineli een Robynis, van Kleur als Azyn, of als de roode Ui jen - Schillen (. 46, fyy Spinetle, Terme de Jouailiier. C'eft an epithete , rqj'on rlonne au Rubis, lors qu'il eft couleur «ie Vin* aigre oa de pelure d'Oïgnon rdugeatrc RicftEWir. fiifi* üonaire* Gg £ llh Dakjl. III. Stw&. 462 H O O G - G A N 2 I C Ë ÖF li. kelyk opheldert: ten minfte aanwyst, dat de AVU&Lt sPine11 niet witachtig rood zy, gelyk Wai> Hoofc- lerïus zegt (/>), als wanneer hy van de ^Robyn. Rukm balais niet zou zyn te onderfcheiden. 't Is waar , zyn Ed. mengt daar eenig blaauw onder ; doch verwart denzelven dus met deo Robyn Violet, hier voor befchreeven, die'er *t meefte van verfchik. RubkelL Onder den naam yan Rubicell of RubaceU^ die met Rubasfe veel overeenkomst fchynt te hebben , begrypt men Robynen van eene flegte Kleur, die naar 't geele trekt: des de- zeiven weinig geacht worden. Veelen ver- warrenze ook met de Spinellen , en de onder- fcheidingvan laatstgemelden Autheur is hier ook mis ; wanneer hy zegt , dat de Rubicell een middelkleur heeft tusfchen de Spinell en Byacinth, naamelyk geelachtig vood(g). Vee! eigener zou men onder deezen naam die flegte donker *roode Robynen begrypen kun- nen, waar van ik voorheen fprak, daar men een geheel Vat vol van gevonden heeft, in 't gedagte Schip. Of mooglyk behooren die tot de Almandinen of Alabandinen , wier benaa- ming van Pliniüs afkomftigis, daar fom* migen een donkerroode Robyn door verftaan, die den Granaat naby komt, in \ Franfch Ru- bis fourd genaamd (r). Som- *. O) Rubinus Colore rubeo-fubalbo. Smnttlus* Wall* Syfi. Min. I. y>. 247. (7) Wall, SyJL Min. uts. p» 248. (r) ïd. ibid. p. E DE LE STEENEN. 469 Sommigen betrekken hier ook de Rohyn- afdÊeu Moer, een Kryftai uit Oostindie, dat donker- ^Vll.^ bruin is, in gelykzydige Schyfjes fplytbaar , stuk. -en zo week , dat men het met Staal kan krat- Rófiyn Moer zen. Het aartigfle is, dat zy in 't Vuur zi£ zo beftendig houdt en zelfs hoQger wordt van Kleur. Deszelfs Ppeijer bevat veele deeltjes, ciedoor den Zeilfteen aangetrokken worden, en dus buiten twyfel Yzerachtig jzyn. Men wil, dat zy van deeze haare Kleur zou hebben ; gdyk de natuurlyke der Robynen daar van afgeleid wordt ; doch men bereidt het fchoonfte Robynglas door middel van Goud, Ook maakt de beftendigheid van derzelver Kleur, in 't Vuur, de afkomst van dat Metaal waarfchynlyker , dan van Yzerdee!en# £3) Edele Steen in hardheid de der dé ^ met een m. blamwe Kleur , die in fterk Vuur eeen f*e}rnma ftand houdt. Safier, De ojrfprongdes naams Saphirgs ,van deezeü Steen , die Kuanos by de Grieken genoemd wordt, T (3) ^^«^ durïtïe tertïa , Colore coeruieo , Igne forti non perfiftente. Mihi. Gemma pellucidisüma &c. Wall. Syfl. Min, I. Sp. 106. p. 248. Aluinen Lapid, jiell. folidisfim. coeruleum. Linn. Sij/L Nat. XII. Tom, ilj. Gen. 17, Sp. 6. Saphyrus Gemma. Cron^e* Min. 44. Just* Min, 378. Voa. Min. tafi% Gg 3 III. Eju?l, mv5xv^ 47ö Hoog» glanzige of A*d Jh» Werdt 9 is 20 b1yKbaar niet > als van den laatst- Vil. gemelden , van zyne Kleur, naar die van het truic * Firmament gelykende , afkomftig. De Ouden geifi*r. evenwel, hebben, onder die benaamingen, zo'tfchynt^den Lazuurfleen begreepen(j)* Hy komt op de zelfde plaatfen als de Roby* nen voor , zo wel in Brafil als in Oostindie , byzonderlyk op Ceylon ; gelyk wy hier voor zagen ,en van waar ik , onder de gedagte Stee* nen ook een brokje , zo ruuw als gefleepen , bekomen heb. Voorts valt hy inPegu, Ucut en Cananor , en op andere plaatfen in Indie* In ons Europa, zelfs, komen in Sa- xen , Bohemen , Silezie , als cok in den Elfaz en in de Franfche Provincie Aüvergne, blaau- we Steentjes voor, die men Safieren noemt, t maar welke niet dan Berg- Kryftallen of brok- jes Kwarts zyn. Men vindtze dikwite los , •> doch ook in Aarde of in Steènen vastge- groeid* Eigen- In Glans en in de figuur der Kryflallen fclmppen. komt de Safier nagenoeg met de Robynen en den Diamant overeen ; maar in hardheid wykt hy voor beiden en geeft ook geen bruin maar een witachtig Poeijer. In \ Vuur geeft hy eén blaaawen weerfchyn zolang , tot dat hy zyne Kleur verlooren hebbe* Dan wordt hy wit , en dus hebben fommigen bem voor een (js) Quam Gemmam Plinius SappUrmn vocat# Cya* ?m$ eft> feu Lapis Lazuli. Boot. Lapid\ Lib.11. Cap.4^. Edele Steenen. 471 een Diamant uitgevent: welk bedrog, echter, aan de minder hardheid wel te ontdekken vil. is. Met Borax of ander byzetzel gefmolten ,s.^rD- geeft hy een helder ongekleurd Glas. -.safien Naden Diamanten Robyn is de Safier de hardde onder alle Steenen. Men kan daar me- de niet alleen Glas , maar ook alle overigen % zelfs met de hardilc foorten van Safier eeni* ge weekere Robynfoorten kratzen. Terwyl hy zyne Kleur in het Vuur geheel verliest, zo >s 't niet te denken, dat dezelve van Vuurbe- ftendige Metallyne Koperdeeltjes ontf.laa,ge- lyk het gemeene denkbeeld is (/). Evenwel zou men kunnen vermoeden p of de Koper- deeltjes ook, door een vluggen Geest ontbon- den, zig daar in bevonden , gelyk men ziet, dat die van Armoniakzout. een hemelfchblaau- we Kleur uit het Koper trekt. Dus, zou men het kunnen afleiden van een vluggen Mr- raalen Damp , waar door de Kwarts dikwils gekleurd wordt Want aan eene Zwa- velachtige* of brandbaare StofFe die Kleur met den Heer. Gm el in (v) toe te fchryven, is aqi wat (t) De Heer Hill acht zulks , in zyn Brief aan den Heer Parsons, waar in hy van de Kleur der Safieren en Turkoizen handelt, onwederfpreekelyk te'zyn, Bruck- jüann von Edeïjïeine. p. q8» (a) A vapore Minerali tingente , nunqu&m non vo* iatili. Wall. Syft. Mm< 1. p. 257. (v) Natur - Sijfiem* \\. p. 293. Gg 4 lil, V&au III. Sïvk. 472 Hóóg-glanzigs op Afdeel. wat ver £e20St# ^yne zwaarte is op 't min- vil. fte drie en een half, op 5c meefte viermaal stuk?FD- zo veel, als die van Water. Waardy. Een fchoone Hemelsblaauwe Kleur bepaalt voornaamelyk de waarde van den Safier,mids dat hy tevens volmaakt zuiver en helder zy. De zodanigen komen in Prys ongevaar op de helft der Robynen of Diamanten , inzonder- heid , wanneer zy groot van Stuk zyn. Zy worden zeer fchoon en natuurlyk, van gegoo- ten Glas, met hoogkleurige Smalt ofBlaauw- zel nagemaakt, die men byna alleen door de minder hardheid kan onderfcheiden* Wanc deeze Glasfteenen overtreffen dikwils den na- tuurlyken echten Safierin glans. fi^fal" Behalve de zeshoekige agczydige figuur, met Pi. xxxiv die der Robynen en Diamanten overeenkom- 9- ftjg 9 heeft men ook Safieren gezien , die een zeszydige Kryftalfiguur hadden , met Piera- midaale punten ; als ook Brafilfche Schirlach- tige, met geftreepte Zyden en Romp gepunt. Sommigen twyfelen zelfs , of die van de eerstgemelde figuur niet veeleer blaauwe Dia- manten zyn (w): maar men heeftze, 9t welk een genoegzaam bewys is, minder hard be- vonden. Ook blykt zulks uit de Afbeel Vmg van een bleeke Safjer myner Verzameling * in Fig. 9, waar van de geftake * hoewel dq hoe- {tv) Délislü CriftaUographze< p. 33a. Edele Steenen. 473 hoeken merkelyk afgefleeten zyn , veel naar Api£E die der Robynen zweemt. TeD opzigt van vu. " die Teerlingfe of platachtige met fcheeveRui- J^PD-1 ten bepaald, waar van Dklisle de Afbeel- Safier, ding geeft, en van weiken hy een roode ge» zien hadt , die meer dan twee Loot woog , is 't de vraag of dit geen Steenvloeden zyn geweest , en de zeszydigen , hoedanig de nxefte Europifche voorkomen , zyn waar* fchyulyk, als gezegd is, louter blaauwe Kry« ftallen. De Orientaalfche Safieren vallen fomtyds oriëntaal* zo hoog en helder blaauw als eene Koorn-fche# bloem (Cyanus) , waai- van zy den bynaam Cyaneus bekomen. Zodanig eenen rondachti- gen heb ik, als ook een gefieepenen, onder veele anderen , Briljant-figuur , tien en een half Karaaten zwaar. Deeze worden by fom* jnigcn Mannetjes geheten ; terwyl men de bleekblaauwen Vvyfjes Safieren tytelt, of ook JLucks- Safieren; eene benaaming, welke van ?t Griekfche woord, Leuco-Saphiros , afkomftig zoude zyn. Daar zyn nogthans Orientaal- fche , welken men te regt Witte Safieren Doemen kan, gelyk dat woord betekent, hoe- wel menze dporgaans den naam geeft van Water > Safieren* Derzelver Kleur trekt meer xjaar 't Melkachtige dan naar 't Blaauwe, 9t .welk 'er dikwils niet in te vinden is. Ik h@fc een zodanigen fraay gefleepen en zeer helder , Gg 5 vim 111, Dbel. HL Stuk. 474 HOOG-CLANZIGE OF 11. van wel twee- en twintig Karaaten. De Eu- AVii!L' ^opifche Safierth, in 't algemeen, vallen zeer Hoofd- bleek van Kleur en zyn veel minder hnrd 5 ge* *™Safier 'yIc de ^atstgemelde i wordèndé derhalve wei- ' nig geacht. Groen- en Van deeze driederley Safieren heb ik , zo biTauwe. ruuw a*s ge^sePen Steentjes , van Ceyloh ont? vangen , wordende de hoogftkleürige by de Malabaaren Nifem , de anderen Padian gehe- ten. Maar behalve deeze valt in 't Ooften 5 naamelyk in Perfie , een ' groenblaauwe Safier > weinig minder hard dan de hoog biaauwe en zeer zeldzaam. ' Op Ceylon heeft menze ook die eenigszins naar 't Groene trekken, waar voor de gemelde faleeke my gezonden was ; thaar ik befpeur 5er naaüwlyks eénig Groen itf. Uit Oostindie komen insgelyks ^/?^r biaauwe , waar van ik- vericheidene heb , die zeer dun moeten gefneedeh worden, indien menze tot Sieraad wil Iaaten zetten. Sommigen betrek- ken deeze tot de Luchs-Saphieren f dat even- wel geen eigenfchap heeft, alzo dezelve bleek falaauw zyn. Doch die benaaming worde by fommigen (Jus, by anderen zo, gebruikt, ge- lyk dé Heer Walleriüs teregt aanmerkt (V), die nogthans de donker biaauwe Safieren niet van de hoog blnuwen onderfcheidt , en ook IpreeSt van Opalizeereiule , dat is die een weer- ttót . i i fchya f (xj Wall. Sy/i>. Min. 11. p. 253. E d t t £ S ï e £ n e n, 475 fchyn 'of glans inwendig hebbèn, onder de- zeiven; höewel hy nog een byzonderen Opaal- VIL Safier voordek. Daar komen onder deezes^°0FI> voor, die met een Vuurigen glans, gelyk de Safiö} Kat - Oogen , fcfeemëren ; weshalve zy ook 'onder dezelven geteld worden. Da vil a bezat vier dozynen kleine, gröënaefriige Sa- fiertjes van dien aart, welken hf Kat- Oog- Safieren ty telde (v). Men vindt geelachtig blaauwë en die Mar .Euro ?t Violette trekken , (welke beiden zeer hoög1^*10, gdfchat worden, wegens de zeldzaamheid ,) onder de Orientaalfche Safieren. De Safier- Topaas , evenwel, half blaau\t, half geel, ver- anderende naar men hem tégen V Licht houdt, is van minder waarde. Brafil levert 'er ook inii die taamelyk góed z^ir, doch meeften* deels, mooglyk, tot de Toisrmalin -Schirls, voorgemeld, behoören. Van' de Europifchen maakt men weinig, werks , hoewel die ook taamelyk fraay vallen. Davila hadt , in zyn Kabinet, zes Boheemfche Safieren , als Mouwknoopjes gefneeden en vyf Silezifche als Orliëtten ; believen s zes Franfche vanPuy in Velay , die tot Ringfteenen gefleepes jvaren (z). (4) Ede* (y) Catalog. faif. II. p. 2? 3. N. 699* (t) CaU raif, uts. N. 7c III. Deel; III. Stuk, 47ö H OOG-GLANZIGE OF Hoofd- stuk. f4) Edele Steen, de vierde in hardheid ',- met een geele $leur> die in 't Vuur geen fl and hoüdt* IV, Gemma Deeze Steen heeft zynen Neerduitfchen ïox>aHs.^ aaam, in 't Franfch Topafe, van denLatyn- fchen Topazius , in 5t Griekfch Topazos , welke van een Eiland in de Roode Zee afkomftig zoude zyn. Het fchynt , nogtbans , dat de Ouden daar door een groenachtigen Steen, en mooglyk wel den hedendaagfchen. -Chryfolieth of Chryfopraas , verftaan hebben; terwyl zy onzen Topaas bedoelden , mee den naam van Chryjoiithos , Chryfele&ron , Leucochryfos en der- gelyken , die zagen op de Kleur , wei&e meer of min naar 'c Goudgeele trok, Pliniüs merkt zelfs aan , dat 'er Chryfoliethen zyn % die het Goud, als 't ware , doen verbleeken* wanneer menze by hetzelve houdt. Behalve Bengale, Ceylon en andere plaat- fen in Oostindie, vallen de Topaazen ook in Arabie , Ethiopië , Bralil , Peru , in Spanje , Switzerland en andere deelen van Europa, by- zonderlyk in Saxen > Bohemen, SiJezie, Bon- (4) Gemma daritie quarta , Colore f!avo in Igne non perfiftente, Mïhu Gemma pellucidisfima, duritie quarta, Colore Aureo, in Igne fugaei. Wall. Syfl. Min. I. Sp. 307. p. 250. Borax Lapidofus Prismaticus pellucidus .> pyramidibns truncati^ , flavus. Linn. Syft. Nat* XII. Tom. 1 1 L Gen. 15. Sp. 2. <*. Topazius Gemma. Crohst* Min. 38U Vog. Mitu 14^ Chryfoiithus antiquorurf!, ga* EDïtE Stëenen* 477 garie en Siberië. Zy worden of los in Zand 11, of Aarde, of op andere Steenen vastzittende, ^yfiJ gevonden. Op Sneckenberg, in Saxen, bree- Hooid- ken zy , benevens witte Berg. Kryftallen, inST^tfa^ een Graniet of dergelyke Rotsfleen, die uit zeer veel Kwarts , zeer fyne Glimmer- en Kleydeeltjes beftaat, en fomtyds ook Schirl- ftraalen ingemengd heeft ; by gtriegau , in Sile- zie, in zwaare Gips - Spaath. De meeflen ko-< men in Oostindie Keizelachüg, onder andere Steentjes van verfchillende hoedanigheden > voor. In hardheid volgt de Topaas aan den Safier, Eigen- tan welken hy, zo wel als van den Robyn en fchai^eB* Diamant, als het Orientaalfchen zyn , gekratsc* wordt. De Occidentaalfehe zyn minder hard en blykbaar van eene Bladerige zelfftandig- heid. Onder de Saxifche en Brafiliaanfche komen voor, die ongemeen zuiver en fter-k van Glans zyn , doch de Europifche zyn niet zo hoog van Kleur als de Oostindifche. De zwaarte verfchilt weinig van die der befchree- vene Steenen» Op zig zelf is hy door Vuu* niet fmeltbaar , zo men wil ; maar verliest zyne Kleur en fpringt in kleine brokje?. Zyn Poeijer kan men met Borax fmeiten tot eea onkleurig Glas. Sommige Brafiliaanfche wor- den rood in 't Vuur. In waarde zyn de Orientaalfehe zuivere Waaxfy, Topaazen, inzonderheid hoogkleurig, weinig 117. Deel. HL Stuk. 4,7« H 00 C -GLANZIGE OF AïDEEt.. niinder dan de Safiéren ; doch daar inmaakt VU- - en[^a*J°" in 9S Cingaleefch Poesperagen genaamd. Dee- ze valt hoog geel 5 geelachtig groen , bruin- achtig of roodachtig 3 als dan Pink genaamd , of ook bleekgeel en byna wit. Deszelfs fi- guur is Prismatiek , vier- vyf of zeszydig , uitloopende in een ftompe of geknotte Punt. De Heer Delisle hadt deezen zonder Lig- haam of Staafje 5 alleenlyk met twee Pieramie- den op malkander, wier toppen geknot wa- ren, in zekere Verzameling gezien (V); doch dewyl zy fomtyds met de geele Diamanten van Ceylon verward 3 en daar voor verkogt worden ; kan dit zodanig eene zyn geweest. Zelden korcen zy van daar , dan yefieepen , (a) Cryfiaïlographe* p. 223. III. DfifiL. III. Sxuh, 4ÖO Hö OG - GLANZÏGE O F li. gelyk Da vila ook geene anderen , en ronde Atfdefx.^]s Keizelfteentjes , uit Oostindie, in zyn Ka- Hoofd- binet hadt. By een gefleepen hoo<2 geelen , ^Topaas Van Ceylon , is my ook een ruuw Steentje van dien aart bezorgd* Bmfili- De Brafiliaanfche , Schirlachtige, waarvan aankhe. ^Q p.^ Ja js afgebeeld , beftaan gemeen- lyk uiteen vierzydig geftrecpt of geribd Staaf- je, dat aan beide enden uitloopt in eene (lom- pe Punt, wier Vlakten Driehoekig zyn. Het •St3afje komt ook fomtyds drie of vyfzydig en ook wel byna Rolrond voor , zo dat men 't getal der Zyden niet kan bepaalen. Dit ailes neem ik in de mynen waar, en het laatfte zal, buiten twyfel , gelyk Davila vermoedt , door rollen in *t Water veroirzaakt zyn. Immers ik heb 'er ook van daar, die byna Keizelach- tig rond zyn afgefleeten ; want fommigen vallen vry dik en de meeften zyn afgebroken ; st welk misfchien daar van daan komt , dat menze öp een geweldige wyze uit de Rotfen iteat of breekt. Ik heb 'er van anderhalf Duim lang en een Kwartier Duims dik: an- deren van een half Duim langte en dikte. Twee derzelven hebben deoflderfte en bovenfte Pun- ten taamelyk wel bepaald. De Kleur trekt van het Witte naar het Citroengeele of naar het Roodachtige. Men heeft ondervonden, dat de Kleur deezer Topaazen door 't branden zeer verhoogd wordt> doch tevens vermeerderen daar Edele Steens n. 4^* daar doofde Vedertjesof Barstjes binnen in de Steen en de andere onzuiverheden , die vil. * dikwils in deeze Kryftallen zyn, worden daar S^^FD" door niet weggenomen : gelyk dit blykt in eene Topaas* Briljantswyze gefieepene , anders overfchoo- ne Oranjekleurige myner Verzameling, die by~ na tien Karaacen weegt, Raar zyn ook, die meer naar het geelachtig Groene trekken , en , zuiver zynde , de , fchoonfte Chryfoliethen overtreffen. Een roode , taamelyk donker Purperkleurige 9 Pink genaamd , is de zeld* zaamfte onder de Westindifchen , en onder de Oostindifchen ook niet gemeen. Moog- ]yk behoort daar toe dte groote Brafiliaanfche Topaas , uit Davilaas Verzameling , Peers- wys gefneeden , waar van de zeer donkere Kleur naar die van den Hyacinth geleek (h). Men heeft driederley Topaazen te Rio de Ja- neiro, de Hoofdftad van Brafil, waar van de beften aldaar verkogt worden tegen ruim een Ryksdaalder het vierde Loots (c). Onder de Europifchen zyn de $necken»To~ Saxifche paazen de voernaamften. Men vindt dezeï- Schn°fck^ ven in Saxen, aan een Rots Sneckenftehi ge-Gn To- naamd , in de Eibenftocker Berg - Rivier, De v™zmi Steenfnyders noemenze Tappen - Topaazen. Hier over (Jb) Catatog, yaifonn. Tom. ÏL p. 268. * (c ) Voyage du Capit. Cook. gourn* des Voimges mtou? dj* Monde. Tom. 11. p. 257. Hh III. Dbel. III. Stuk. 482 HOOG-GLANZICE OF 11 over is eene Verhandeling van den Heer vu." Kern, met Aanmerkingen uitgegeven door sfv°K.FDm den in de Natuurlyke Hiftorie vermaarden Heer Topaas. Ign. Edl. von Born , door welke de Hifto- rie van deezen Steen, die te vooren door den Heer Pott Scheidkundig onderzogt was en door Henckel befchreeven , zeer wordt opgehelderd (d). De Rots, merkt men aan , is tagtig Voeten hoog en tweehonderdvyftig Schreeden in den Omtrek, wordende ook de Konwgs Kroon geheten, 't Gefteente , daar van, beftaat uit Kwarts, Schirl , Glimmer , en verweerde Spaath, zo dat het tot de Granieten behoort. Men wil dat de Topaazen, daar in, omtrent den jaare 1727 of 1728 eerst ontdekt zyn. Sedert heeft men allengs de fchoonheid derzelven waargenomen , en de geftalte der Kryftallen is aldus door den Heer von Born befchreeven. 6eftalte „ Het is een Wyngeel doorfchynend Edel derzelven.^ Gefteente, altoos een agtzydig Prisma voor* „ Hellende met vier breede en vier fmalle „ Zyden; 't welk boven uitloopt in een ge- knotte zeszydige Pieramiede , waar van de „ Zydvlakten vyfhoeken,de middelvlakte een „ ongelykzydigen zeshoek vertoonen. Buiten- 9, dien wordt men aan de volkomenfte Kryftal- ,j len nog kleine fchee ve Ruitjes rondom de bo- „ ven- (dj Bruckmann Beprag. von Edeljleine* 1778. p. 73* E D£t£ STIÏKEft 4S3 Sl ven- Vlakte gewaar,, even of het gefleepen 11 „ Steenen waren. De Oppervlakte is met by.^fj** 3, na onzigtbaare Streepjes overlangs gete« Hoofw n kend, en heeft weinig Glans, te vergelykenj^^' 3, met dien , welken de Steen door 't flypea . ? p% aanneemt. Op de breuk is hy fynhladerig, 5, en daar fpringenligt Splinters af, waardoor „ het fchynt , als of 'er twee aan elkander 3, gelymd waren. De Kryftallen zyn klein , 5, zelden meer dan een Duim, en dikwils maar een half of Kwartier Duinislang, en door* 33 gaans half zo breed als de langte. Men vindtze 3, niet dunner, dan de Schaft der Slagpennen „ van een Duiven- Wiek. De hardheid ftaac „ tot die van deh Diamant als zeven tot één* 3, Deeze Topaas wordt van denzelven , als „ ook van dei} Robyn en Safïer gekratst. In 3, zwaarte ftaat hy tot Water als drie- en eea 3, half tot één. De meeften zyn , in hunne éi Holligheden 3 san Kwarts - Kryftallen aan- 3, gegroeid." De Heer Kern befchryft het grootfte hemPl-xxxi^ bekende Snec^en Topaas Kryftal , 't weikon- Flg* lu zuiver was > weegende een haif Drachme minder dan drie Loot. Waarfchynlyk is dit dan ook ver boven een Duim lang geweest. Ik heb een zeer fraay Kryftal van deezen aart , dat taamelyk hoog geelkleurig is , en zeer vol- maakt, in JFtg. 11 , op Plaat XXXIV, voor- gefteld* Hetzelve fchynt in de eerftc opflag Hh 2 fier- IQ* Deel, III» Sxuk.^ 484 Hoog -etANziG ë of TT. vierzydig , doch heeft de hoeken vlak afge- AW\u1m ^needen , waar door het agtzydig wordt* Die Hooïd- laatfte Zyden , evenwel , zyn zo fmal , in ver- *Topaas. J^V^S met ^e an(^eren » dat menze dikwils byna over 't hoofd zou zien. Davila, die deeze Kryftallen ook zeeromftandigbefchryft, merkt aan, dat zy van onderen dwars' zya afgefneeden , met eene nagenoeg vierkante Vlakte (e). Het myne, hier afgebeeld, fchynt van onderen als afgebroken. Evenwel kaa dat zeer wel zyn , gelyk ik het ook in eeni* gen der mynen bevind t en in veelen zie , dat zy overdwarfe barften hebben , 't welk mooglyk maakt , dat zy doorgaans zo kort vallen* Voorts komen zy met de gedagte befchryving overeen , en zyn van onderen ook bepaald. Ik heb dergel yke Kryftallen , gróoter en kleiner, op een KwartfigGefteen- te leggende, dat uit glimmende Bergkryftal- letjes beftaat , en in de Oppervlakte begroeid is met eene ontelbaare menigte Topaas -Kry- ftalletjes, veel dunner dan de Schaft der Slag- pennen van een Duiven - Wiek , en ook geenszins aan Berg -Kryftallen vastgegroeid. Ook heb ik, van Danneberg in Saxen, der- gelyke Topaazen, op een zodanig Gefteen- te, met Tin-Schirl. Zy moeten dan ook er- gens anders, en op andere mameren» voor- komen* (f) Catat. raifomu Tom. 11, f. 271% Edble S t e e h n, 485 Jcomen. Ten minde wordt beweerd, dat de n# Sneckenftein geenszins Tinhoudende zy. Ayn[Et* Doorgaans vindt menze aldaar in zekere Hol- Hoofd- ligheden , als by Nesten, daarzy, naar alle ST^' " waarfchynlykheid, op de wyze der Rots-Kry-. der Saxi- ftallen gegroeid zyn uit eenig Vogt , met Y-f^JQ°n] zerdeelen bezwangerd , 't welk 'er die geele Kleur aan geeft, ge»yk aan andere Topaazen. Immers blykt zulks uit die bruine of geel -O* herige Aarde , welke men in gedagte Hollig- heden vindt, en her is Tn myn voorgemelde Gefteente van Schneckenfiein , zeer blykbaar: tervvyl dat van Danneberg de Kry ftallen meest wit heeft. Het denkbeeld van de» Heer De- lisle, dat zy reeds voor de vorming van de Rots zoudsn beïïaan hebben, is uit de Groei» .plaats niet waarfchynlyk. Niet mimter moeke moet 'er aangewend worden om deeze Topaazen te bekomen, dan aangaande de Switzerfche Berg-Kryftallen be- voorens is gemeld. Men boort in de Rots een Gat , daar men vermoedt dat zulke Nesten zyn, agttien Duim diep, en, 't zelve met Buskruid gevuld ' hebbende, laat men dat ge-, deelte van de Rots fpringen; dan worden met een krom Yzer de Topaazen uit de Hollighe- den gehaald , of , zo die niet gelukken wil , flaat men verder de Rots aan Stukken. Hier uit is 't blykbaar, waarom deeze Topaas- Kryftallen meest gebroken voorkomen, en dit Hh 3 baart III, Deel» III. Stuk. 485 HOOÖ -GLANZIGE O F üïmel baart v^ks^ewyl zy a&n brokken moe* VJi. * ten zyn , om gefatfaeneerd en gefleepen te ^ worden ; als waar door zy een Glans verkry* Topaas, gen , die de beften doet gelykën naar Orïen- taalfche Topaazen en wanneer zy byna geheel wit zyn , dat veel plaats heeft , naar Diaman* ten , in plaats van welken zy ook dikwils tot het omzetten van Ringfteenen, of ingekast * worden gebruikt. Gfoen- Dat 'er onder de Saxifehe Topaazen ook aditige. Groenachtige voorkomen , gelyk onder de Braflliaanfchen , is niet onmooglyk. De Heer Delisle zegt, dat deeze dan voor Chry- foliethen zouden kunnen verftrekken: doch zy zyn zekerlyk harder , en moeten daar in van dezelven verfchilien , dat zy met enkele Tri- pel gepolyst kunnen worden* De Chryfolie- then vorderen > gelyk den Steenflyperen be- kend is, dat de Tripel met Geeft van Vitri- ool nat gemaakt worde op de Schyf: alzo: ze anders , gelyk zy fpreeken , verbranden zouden , dat is 5 barftig worden op de Op- pervlakte, Beneem* I" Bohemen vallen ook Ychoone geele To~ fthe. paazen , doch die mee^t zeer onzuiver zyn, niet Kryftallifch maar Keizelachtig rond. De Heer Davila hadt 'er één, van byna twee Duimen in zyne grootfte en anderhalven Duim in zyne kleinfte middellyn, fchoon van Kleur, en twee anderen van meer dan een Duim over Edele Steenen. 487 over 't kruis , benevens verfcheide Rook*To< ft. $aazen. Ik heb van deeze laatften omftandig vu.* gefproken*, als ook van die van, Ceylon , en S^03FD" in Fig. 4, op Plaat XXXIII, de Afbeelding •31^ van een zodanig Kryftal medegedeeld , dat 378- zeszydig is. Somtyds vallen deeze Rook- Topaazen vry helder en geelachtig bruin ; komende meest voor, in eene onregelmaatige Keizelachtige gedaante. Ik weet niet. of daar toe ook die Orientaalfche Topaas te betrek- ken zy , omtrent drie Duimen lang, ander- half Duim br§ed en één Duim dik; welke in 9t laatst des voorleeden Jaars te. Middelburg in Zeeland voor tweehonderd Guldens ver- kogt werdt; zynde, zo men voorgaf, weleer in bezitting .van den Grooten Mogol, en voor drie Eeuwen in die van den Hertog van Par- ma geweest. De meefte andere Europifche Topaazen , Andere -verfchillen , wanneer men 't naauwkeurig on- ^é°en derzöekt , ifi figuur van de gemelde en ko- |iberifche. men nader aan die der Hyacinthen. Dus opaazei fchynt het gelegen te zyn met de Mansfeldfe en Sikzifche, als ook met die, welken men in de Lava van den Vefuvius gevonden hadt. Ook zyn het zodanigen die ik heb van Vel- xlentz , in Kwarts met Kopergroen. Even het zelfde kan men zeggen van die Kryftal- len, welke, federt eenige Jaaren, onder den jraain van zwarte Sibmfche Topaazen te Pe# Hh 4 ters* IIL De&s»« III. Stuk. 488 H OOG-GLANZIGE Of ii. tersburg zyn uitgevent. Nu onlangs heeft dé AyD"Lt beroemde Hoogleeraar P a l l a s , in de Goud- Hoo^i- mynen van Berefofskoy in Siberië , zo wel *Topms eDkelde als DroeziSe Topaazen , waargeno- men, die zeszydig waren, aan de Punten on- gelyk geknot; zynde van verfchillende Kleur en Schoonheid , fommigen aanzienlyk groot, ja Duimen dik; eenigen helder , anderen Rook- verwig, anderen donker. In een andere Myn, van dat Land , was onder Water een byfter groote Topaas - Klomp 3 waar van hy met Breekyzers afgeflagen Stukken gezien had > die zeer fchoon en helder warert (ƒ). Den- kelyk zullen deeze beiden ook tot de hier voor befchreevene ! Gekleurde Kryftallen ea Basterd -Topaazen behooren (g). V; (5) Edele Steen, die taamelyk hard is , van i Stfraankkur. Byacinth. £)en Hyacinth, die van oucls als een byzon- dere Edele Steen erkend is, zo dat hy ook onder de Stxenén van den ïiaageprlefterlyken Borst- (ƒ) pALLAS Reizen* II, Thoil. § 169. (g) De Heer B ruc km ann merkt {Beytr. p. 77) aan , dat de eerstgemelden geknotte Punten ais de Saxifcheu hadden ; doch dit zegt de Heer Pallas niet. (5) Gemma modice dura, Colore Croeeo. Mihi. Topa- zius flave nvbens. Hyacinfchus. Wall. Stjft- Min. !♦ p# 252. llyacinthus. Yög. Muu 145. Just* Min. 385* Lyncu* dus antiquorum. Brucjcm% EMft, Cap. 9. .Wï?* JU t^.;v3 Ml Edele Steeman. 455^ Borstlap, met naamë gemeld wordt (k)> wil- ïï. len fommigen thans geheel agter den bank wer- Ay^Lë pen. 'Linn^eus hadt hem geteld onder de Hooïo- STUK Berg-Kryfhllen óf baftcrd-Steenen : Wal^?^' leilius maakt 'er een geelachtig roode To- paas van. Ondertusfchen verdient hy , we- gens zyne hardheid en byzondere Kleur, ten minfte zo wel een plaats onder de Edele Stee« nen als de Chryfoliethen. 't Is waar, dat hy, in hardheid en de meefte andere Eigenfchappen, niet de Topaazen ftröokt; doch een roodach- tig geele Topaas ïs, door zyne V uurigheid , duidelyk van den Hyacinth ondèrfcheidbaar-, die altoos doffer is en naar het Saffinankleurige trekt. Ook wordt hy van de meefte Steen- kenners afzonderlyk befchreeven. Des naams oorfprong is, zo wel als die der Verfchii TJloemplanteti , welken men Myaclmhen noemt 3 ^f^m^ 'gahtfch duifter. In 't Franfch cn Engelfch f preekt men het dik wils Jacimke p£ Jacinth uit. Het is zonderling , dat de Ouden 'er de Saf* fraankleurig roode Leliën door verftaan fchy- "nen te hebben f wier K!eur grootelyks over- eenkomt met die van den hedendaagfchen Hyacinth - Steen- Deeze Bloemen waren: uit het Bloed van den Jongeling Hyacimhus ge- : b . . ; fPr0°- (K) ExoD* Cap. XXXIX. vs. 12, Ook onder de Fonda- neuten van het Nieuwe Jerufalem. Ap(K\ XXI vs. 20, . Hh s UI. Deel. III. Stuk. ^490 HOOG-G, LANZ1GR OP II fprooten (/ ) , en dit zal mooglyk de reden AvTi.EL'zyn * dat in ius aan dien Steen een paarfch- Hooïo- achtig blaauwe of Violette Kleur toefchryft. *MjMi*a. Sommi§en willen J dat het de Lyncurius der 'Ouden zy(£), welke van The op hrastüs befchreeven wordt, als een harde , Vuurige, doorfchynende Steen , waar in men Zegels ge- fneeden hadt , dien hy met den Barnfteen vergelykt 5 waar van de Hyacinth ook dik- wils de Kleur heeft: doch, dewyl hy /er op volgen laat , dat dezelve uit de Pis van den Lynx of Los voortkome; zo heeft men dit* op andere Zaaken toegepast (/). Het Huk blyft dus onzeker , waar ook weinig aan ge- legen legt. Veele Steenbenaamingen van den Ouden tyd zyn niet minder onbekend en twy- felachtig. Ürïen- Onze echte Hyacinthen komen uit ver- c e' fcheide plaatfen in Oostindie, Cambaya , Ca- nanor, Calecut en van 't Eiland Ceylon3vaa waar ik ideezen Steen ook ruuw en gefleepen^ onder den naam van Kaneelfteen , bekomen heb. Men vindtze aldaar op dergelyke ma- niei" en plaats als de andere Edele Steenen, hier voor gemeld. Van de Europifche bas- terd- fi ) Zie het 11. Deels Xll. St*ïk van deeze Natuur- fyke Hiftorie , bladz. 232 & bladz. 375. (k) Oriental Hyacinth. Lyncurius Veterum. Hill* Fosf. art. p~. 146. (O Zie dit 111. Deels L Stuk, btedz. 42$. Edele Steenen. 491 eerd - Hyacinthen , en derzei ver Kry (lallen* 17. heb ik voorheen gefproken*. De Heer De- AvT^u lisle twyfelt , of de Orientaallbhe ook zulk Hboji STUK» eene Kryftalfïguur hebben ; doch men kan dit jjyaciKth% zeer duidelyk in fommigen van de kleinen * Biadz* die in menigte als gruis van daar overkomen * ^ befchouwen. Meest echter vallen zy Kei- zelachtig , gelyk ik. verfcheidene heb , die zeer fchoon zyn , van grootte als Koffyboo- nen. Anders is de Kryftallifche Geftalte een Prisma, met vier , vyf of zes, ongelyke Zy- den en tweeredelyk fpitfe Punten: zie Fïg. 6> Fl, XXXIII. In hardheid wyken zy voor de Topaazen niet. Sommigen, gelyk de Hee- ren Hill en Delislé, verzekeren, dat deeze Hyacinthen hunne Kleur in 't Vuur be- houden ; doch anderen «hebben het tegendeel bevonden (m). Men kan dan niet twyfelen, of zy worden door btanden allengs bleeker ejn eindelyk byua geheel wit: te minder, daar zodanige wit gebrande Hyacinthen by de Ju- weliers ,diedezelven fomtyds voor Diamanten veilen, onder den naam Cerkonier bekend zyiu De Heeren Pott en GerhapvD verzekeren > dat menze, door een fterken trap van Hitte % tot Vloeijing brengen kan; hebbende dus ook veele kleintjes tot één Klomp te famen ge* fmol- (m) Zie Wallerius als boven , p. 252 en BrücIk- >iann von Eddfu p. 112. & Beyïrage. &• 6$» 11 L I>titeu HU Stuk. H-OOG-GLA Ï^Z I GE OF AïÏebl. fmolten' diede hardheid behouden, doch de VU- Kleur en doorfchynendheid verlooren hadt. stuk. Met Borax fmelten zy tot een helder wit Glas ; föaêintk. zo dat derzei ver Kleur ook eer aan een vlug- gen Mineraalen Damp , dan aan vaste Yzer- deelen, die zig dan insgelyks openbaaren zou- den, is toe te fchryven. Verfchil- Van ouds waren reeds vierderley Hyacin- It?eur. lhen bekend («)♦ Hedendaags telt men niet ■minder Verfcheidenheden , die min of meer afwyken van de Hoofdkleur. De Scharlaken- roode^ ia 't Franfch Jacinthe la belle gety teld , wordt fomtyds met de Robynen verward , en hier van kan. het komen , dat fommigen aan- merken , hoe deeze alleen zyne Kleur in 't Vuur behoudt. Hy is , zonder twyfel , de fchoonfte , Vuurigfte en zel^dzaamfte; worden- de ook wel Robyn -Spinell geheten. De Oranje* cf Sa fraankleur+ge is de gemeenfte , en deeze ivordt Kaneeljïeen genoemd. Hy heeft een by- zonder aangenaame Kleur, doch valt zo Vuu« rig niet als de voorgaande* De Citroenkleurige of helder geele kunnen naauwlyks van deïo* paazen onderfcheiden worden, dan insgelyks door den minderen Glans. De Bamfteenkleu- rige en Homgverwige zyn in weinig achting. Sommigen wiüen , dat 'er ook bonte zoude ra zyn, wit en geel; doch anderen ftellen vast, dat 00 Bc(?t de Qemmis% Libr. II. C?Q>* 30» Edele Stekken. 493 dat zulks door branden veroorzaakt zy. Ik If, heb niettemin zodanig een half wit, half geel A^^m Steentje, dat Natuurlyk fchynt , 't zy To- Hoofd- pats of Hyacinth. Cartheuzer brengt ^Hyacimh Uyacinthen tot bewys by , dat 'er Edele Stee- nen zyn , daar men Blaasjes in ziet ; doch , al- zo zy zeer wel van Glas worden nagemaakt 0 zou 'er veel noodig zyn, om een Kenner in deezen te overtuigen (0). Onder de Topaazen en Hyacinthen is een Soori; bekend , die men Jargon en door ver- bastering Sargoen noemt , gelyk de voorgemel- de Ceyionfe Diamanten. Dit gefebiedt alleen, om derzelver minder waarde uit te drukken» Jaguoiï) (waar door hy het zelfde zal meenen^) zegt WALLEuius,is een gefpleeten , [moog- lyk barftige]. De Jargons van Auvergne zyn zekere geele Steentjes , naar Topaazen 5 Hya- cinthen enz. gelykende, die in een Beek, in 't Vivarees, gevonden worden. De Franfchen noemeaze valfche en grove Hyacinthen. Dus is die naam ook op alle zodanigen , 't zy van W3ar af komftig % door de Juweliers toege- past. (6) Edele Steen , die minder hard is , hoog VI. groen rem Kleur. Smaragd Dèe-^. Smaragd (0) Bruckm. Beg trage, p. 66, f6J Gemma , duritie mitfOre , Color§ fature viridi. Mihu Gem* UL Drei.» ItL Stuk. 494 IÏOüG - GLANZIGE O F IL Deeze zeer fraai je Edele Steen , volgens A\ai?L* den Latynfchen naam Smaragdus , by ons Hoofd- Smaragd > in Italië Smeraldo> in Frankrvk STUK» * Smaragd. meraude,m Engeland Emerald geriemd 9 heeft , wegens de Kleur , by fommigen ook den naam gevoerd van Prafinus. In hoe veel achting hy by de Ouden was, blykt, dewyl men hem Gemma Neroniana en Domitiana tytelde. Dit echter fchynt te zien op zeer groote Stukken; gelyk zodanig een was, waar in Keizer Ne- ro , als in een Spiegel , de Kampvegteryën befchouwde , als ook die , waar van men in Egypte Pieramieden en Beelden hadt ; hoe- danigen Theophrastus zelf voor valfche of basterd* Smaragden hieldt. Een Smaragd, over de twintig Pond zwaar, die ineenKloo- fter op het Eiland Reichenau by Conftance, in de Bodéh Zee, als een Schat bewaard wordt, is zelft^aar gegooten Glas (p). Zoge- Het zelfde fcheen de Franfche Akade- Smar^d- m*st> Condamtne, met veel gronds,te ver- Kommetje moeden, aangaande zeker Kommetje of Schaal- teGeniu. t;e^ ^ fecjert meeT cjan zeshonderd Jaaren , met Gemma pellucidisfima duritie qumta, Colore vïrïdi in Jgne permanente. Wall. Sijft* Min. 1. Sp. 108. p. 253. Borax Lapidofus Prismaticus &c. viridis, Linn. SyfU Nat. Xll. Tom. 111. Gan. 15. Sp. 2. 3. Smaragdus. Cronst. Min. 145. §, 48. Just. Min. 379. Voö. Mitn 245. Gemma Neroniana vel Domitiana, antiquorum» ( , } Andrea Briefe aus der Schwriz* p, 65* EdUE: StE'ENEN, 495. met den grootfcen eerbied , in de Schatka- ü. mer van de Domkerk te Genua bewaard en A*™*k niet alleen voor een Smaragd gehouden, waar Hooid- ook gezegd werdt door de Koningin van Sm%ara^ Scheba aan den Koning van Salomo pre- fent gedaan te zyn. Dat meer is, de Heiland zou uit hetzelve het Paalchlam met zyne Dis- cipelen gegeten hebben! De Genueezen had- den het , uit de Belegering van Csefarea in Paleftina, in 't voorst der Twaalfde Eeuw, medegebragt, volgens den Aartsbisfchop van Tyr, die zelf aan de echtheid twyfelde. t'Is ondertusfchen zeker , dat hetzelve , in den jaare i3i9,op een Befluit van den Senaat Van Genua, geduurende de Belegering dier Stad 9 aan zekeren Kardinaal verpand werdt vooreene fomme Gelds, bedragende twaaf honderd Mar- ken Gouds; welke Somme, twaalf Jaaren daar r:a, hem door de Stad is goed gedaan. Het is van één Stuk, zeshoekig, veertienen een half Duimen op Jt breedfte, byna zes Duimen diep , en een Kwartier Duims dik van rand, hebben twee Ooren , waar van het ééne is gebroken. Met veel voorzigtigheid is het verbooden , hetzelve te behandelen, of 'er met eenig Metaal aan te raaken ; mogende het niet vertoond worden , dan met een Koord hangende aan den Hals van den Priefter , daar toebeftemd, en niet dan met uitdrukken lyk verlof der Regeeringe. De Prinfen Cor- si- III. Vkrl IJl. Stuk. 49# S00G-GI,ANZI0B OF H. sini, Agterneeven van den Paus, daartoe ivn!*L'bet noodige Dekreet bekomen hebbende, nam Hoofd- je jjeer c o nd am INE, die dezelven van STUK. u SmamgdM^éWo naar Genua tot Reisgenooten gehad hadt, de gelegenheid waar, om dit Heiligdom te befchouwen , en zag duidelyk , daar in , die Blaasjes of Belletjes , waar aan wy de Glas- fleenen onderfcheiden ; zonder iets van die Vedertjes, Strootjes, Vlakjes of Wolkjes te befpeuren , aan welken de Edele Steenen van deezen aart, vooral dieeenige grootte hebben, altoos kenbaar zyn (q). Groote In \ Vatikaan, te Kome, werden diep zelf* deiTte2" ^en ^eer twee Steenen vertoond , die vaneen Rome. Bioicj dat uit Egypte gebragt was, gemaakt waren* Daar van was de grootfte omtrent zes Duimen lang , drie of vier Duimen breed en twee of derdhalf Duim dik. Zy waren zeer doorfchynende en van eene fchoon groe- ne Kleur, minder donker dan het Genueefche Kommetje. Hy wierdt daar in niet het al- lerminfte gebrek, en zelfs geen Lugtbelletjes gewaar. Mooglyk zullen die behooren tot de basterd -Smaragden of groenkleurige Kry- ftallen , waar van ik hier voor gefproken heb, of misfehien is het een foort van Prafer. Alen hieldtze aldaar voor Smaragden. Aan- fy) Mem» de ÏAcctd. des Sciences , de t?$7 > pag. 340, Qnarto. 543, O&avo. t E D E £ 5 STEENE Né 457 Aangaande deeze Edele Steenen , die dik- jj; wils de vierde in Rang geplaatst worden, is A^^tM nog meer verfchil , dan omtrent dc Hyacin- Hoofd- then. De Groeiplaats zelve wordt hier betwist. ST^je Cedagte Akademist zegt woordelyk : men plaats i> kent hedendaags geen andere Smaragden * 5, dan die'uit het Ryk van Nieuw Granada, in „ Zuid- Amerika, gehaald worden. De Kifto* riefchryvers , melden, dat, na de Ontdek- - 3, king der Nieuwe Wereld, de Spanjaarden 5) 'er een gtoote menigté vonden te Puërto- „ vejo en Manta, op de Kust van Peru v in 3, de Provincie van Quito." Voorts verhaak hy, dat men 'er hedendaags in of aan de zo- genaamde Rivier der Smaragden > in dat We-> reldsdeel , of in het omleggende Landfchap j dat nog den naam van Esmeraldas voert, geen blyk van vindt, Ta ver nier ontkent zelfs, voegt hy 'er by , dat 'er Oostindifche Sma- ragden zyn (>)„ Ook bevindt die Steen zig i\iet onder de voorgemelden, my van Batavia bezorgd, door den Wel Ed. Geftrengen Heer Mr. J.C. M. Radermacher, thans Ordi- Bair Raad van Indie, aldaar; met uitdrukke- lyke by voeging en melding , dat op Ceylon geen andere Soorten van Steenen , hoe ge- naamd , gevonden wordeü , dan die agttien- der- (r) Mem. uts. 3?. 343» Q* & 549* li III. Dsbju III, Stuk, Hoog- glanzige oF II. derley , waar onder de Smaragd niet voor- komt. Hoofd- De Autheuren, ondertusfchen , tellen alte- Smaragd. maal dac ElIand Gok onder de Platten , van waar Smaragden komen, en. dat, meer is, ik heb in de kostbaare Natuur en Konst - Kabi- netten , van zyne Doorlugtige Hoogheid, den Heere Prince van Oranje, onder andere Schatten, den Koning van Candia, by deszelfs t'onderbrenging door dp Nederland^ fche Oostindifche Kompagnie , ontweldigd ; Chabrakken en dergelyk Gewaad gezien, dat rykelyk gegarneerd was met de fchoonfte Ro« bynen en cmaragden. Dewyl nu , die Oos- terfche Volken zig meest verlieren met de Produkten.van hun Land: (een Smaak, die niet te verwerpen is , dewyl zy het edelfte van dien aart bezitten :) zo is het ten uitfterfte waar* fchynlyk , dat Ceylon ook eene Groeiplaats deezer Steenen zy. Orien- Dat 'er Orientaalfche Smaragden zyn, is dan asilfche^ ontWyfe]baar. Zelfs bezat de Regeerings Raad Fr 1 der i ci l in Blankenburg, een ruuwen Smaragd , die van de Philippynfe Eilanden zou afdammen. Dezelve is meer dan een Duim lang en drievierde Duims breed , Staaf- achtig; hoedanig de Heer Delïsle verze- kert, dat de Orientaalfche Smaragden altoos zyn 9 uitloopende, gelyk de Snecken Topaa* zen , in een geknotte Punt. Niet onwaarfchyn- lyk ëd'els Stee k ë n. 499 ïyk te t, dat zy ook elders in Oostindie, iö AfJJ;^ Peröeén Egypte, gevonden worden. De Heer HVI^ HiLL noemt Egypte alleen als de Gróey plaats 6Tl^. en zegt , dat deeze Orientaalfche zeer hard Smaragd* en zwaar zyn, zuiver groen, houdende in 't Vuur hunne Kleur. Waarfchynlyk ftelt hy ze, daarom , na de Diamanten iü de eerfte plaats* Smaragden van dien aart zyn hedendaags niet Oeahé** bekend* Alle , zelfs dié men örientaalfchetaaift:to noemt , zyn , naar men getuigt , veel minder hard dan de Hyaeinthen en Tópaazen (s) : mids dat deeze dan ook Orientaalfche zyn* De meeften , diewy hebben , zyn Ocddentaaïfche^ of komen uit de Westindiën ; doch de ei- gentlyke plaats , waar menzQ^ tegenwoordig vindt, ichynt niet bekend zyn. Davïla bezat een Stuk van ontzaglyke grootte , 'c welk hy niet wist , of het tot de Peruviaan* fche dan Brafiliaanfche behoorde. Misfchien rs hetzelve maar eene Smaragdvloed of ge* kleurd Kryftal geweest. In de Schatkamers der Kapelle van de H. Maagd van Loretto i by Ancona in Italië, bevindt zig eennatuurlyk Rotsje > dat uit meer dan honderd klein eu groote Smaragden is famengefteld , die op haat O) De Tópaazen worden gerekend in hardheid tot 4en Diamant te ftaan als i tot 6 of 7. Ik wenfchte Wfc! te Weeten , hoe men dit afmeeten kan ! li S III. Dsgita Hit Stira* 500 HoOG-GLAtf£IGE OF 11. haar Moer zitten , en zeer fraay zyn* Men- Avii.EU heeft 'er een door Konst gemaakte by ge- Hoofd- plaatst en die beiden dienen om den Berg X«r^.Ca,varie af te fchetzen- De Heer Pal las ' vondt $ in 't Orenburgifch Gebied van 't Rus- fifche Ryk , taamelyk groote Steenen van dien aart. Ik heb een Klomp van zeer hard Ge* fteente 3 platachtig rond , een halven Vuist groot 5 die vol zit met kleine Smaragden» De- zelve is van den Berg Ethna op Sicilië afkomftig. r hE s°pi" De jE#r^/y£A* Smaragden vallen meestendeels ragden?*" Sqhirlachtig. In de Naturaliën Verzameling te Pifa bevondt zig, zegt Ferber, een zeer groote StaafachtigeSmaragd,dieeene volmaakte Schirlfiguur hadt, in Kwarts. In het Ambro- fiaanfche Kollegie te Milanen , zag hy eene voortreflyke, meer dan een Span lange, Droes van echte groene Smaragden , in de geftalte van taamelyk groote Schirlftaafjes. Veelen van deeze Schirls , meldt hy, worden by de Italiaanen als Edele Steenen bewerkt , en ver* kogt. Men vindt , naamelyk 3 in de digte zwarte Lava van den Velüvius 5 zo hy aan- merkt 9 Kryftallen van een helder of donker groene Schirl , dikwils een Duim groot , de hardheid hebbende van gekleurde Kwarts 9 daar zy ook naar geleeken , doch werden Gemma genoemd van de Italiaanen (/). Voorts Edele Steenes. 5®1 Voorts verhaalt hy, dat men op veele plaat Ar}*'twu fen pp Beijeren groote Schyven vindt van hoog HVII.^ Grasgroene Kwarts , die in dunne gefleepeneSTuiu Plaatjes doorfchynend is, misfchten een Sma-Smaragl- fagd moeder met ingefpréngde Granaaten , waar van fchoone Doozen en andere Stukken gefabriceerd worden. Dit is eigentlyk die groene Kwartsachtige Steenfrort , welke de Franfchen Prime d'Esmeraude noemen , en de Italiaanen voor de Plasma di Smeraldo ' verkoo- pen. De naam van Smaragdmoeder ( Matrix Smaragd!) wordt 'er zeer ten onregte aan gegeven , in verbeelding , dat de echte Sma- ragden daar aan groeijen zouden. Het is flegts een groen gekleurde Kwarts of Berg- Kryfhl*. Men vindt in dat Beijerfche niet * zie altoos Granaaten* De Prafér wordt dikwiïs bIadz# tf6* voor Smaragdmoeder gehouden (V). De Kryftal- figuur deezer Steenen is Staaf- Kryftal- achti'g , Prisma tiek , dikwiïs overlangs geftreept, fisuur* vier, vyf of meerzydig, uitloopende in drie- zydigeen vyfzydige ftompe Punten. DeZyden van het Staafje zyn dikwiïs zeer bngelyk, de cene breed, de andere fmal. Henckêl verhaalt , dat hy Orientaalfche Smaragden gezien hebbe , welke de Saxifche Snecken- Topaazen vofkomen geleeken* Wanneer de ruuwe {u) Zie Wall. Syfl, Min. I. p. 292. Brückmann Bey~ trage p. 132 , en hier voor. ü 3 HL Deel. III. Stuk. 5ö2 Hoog-* g l a n^ige o t fl. ruuwe Smaragd Teerlingachtig verfchynt , ge* ^VII** tyk ^ aanzienlyk groot, in Gefteenteheb J^™*®' gezien , dan moet men vastftellen r dat befc Smaragd. Staafje door uiterlyk geweld; gebroken zy ge- weest, eer het vastgroeide in zyne Matrix. -Veele Schirlachtige Kryftallen zyn zeer ge- neigd, om dwars af te breeken. Ik bezit een ftuk Kwarts en Kalkfpaath met Schieferzwart , waar in zeer fraaije Smaragd -Kryftallen, heti eene ten minfte agtzydig en afgebroken , het andere, byna gelyk de Topaas - Kryftallen * ftompachtig uitloopende. Een groot en zeer fchoon Kryfta! van deezen aart* in dergelyke Matrix , heb ik afgemeten* Het is zqs-* en by- na gelykzydig , een Duim lang en een Duim dik , van boven plat en vlak, niet afgebroken:. Voorts komen ook de Smaragden , gelyk de andere Edele Steenen, door het rond af flytep der brokken Keizelachtig voor* J&fe De Eigenfchappen kan men y als uk het $j m$Vk y0orgaande blykt , naauwlyks in 't algemeen bepaalen. Van da meeften , die bekend zyn* is de hardheid ongelyk minder dan die der reeds befchreevene Steenen, van alle welken de Smaragd gekratst , ja zelfs vaa den Vyl aangetast wordt. De zwaarte is ook maar drie- maal zo veel als die van Water, en dus minder dan, der voorigen. Dat hy door 't Vuur van Süeur verandere , $5 zefeer ; doch; pf hy de^ Edele Steenev. 503 zelve in 't g' heel verlieze en wit worde, ftaat r nog in gefchil. De meefte Natuurkundigen vn. denken, dat hy zyne Kleur hebbe van eene^™11** vermenging van Koper en Yzejr. Sommigen smaragd* willen, met W alleri us , dat de Orien- taalfche donker , de Occidentaalfche bleeker groen zyn zoude ; doch het tegendeel heeft plaats; de laatstgemeldeis donkerst, de eerst* gemelde hoogschelder groen. De Occiden- taalfche valt dikwils geheel Grasgroen en nog donkerer , gelyk blykt uit de Brafih&anfche Schirl - kr\ftallen , die meescal tot de 'I ourma- iins behooren. Hier van komt het, dat men die Eigenfchap aan de Smaragden in 't alge- meen toegefchreeven hebbe. Dit is zeker , dat zy , tot gloei jens toe gebrand , :blaauw worden en een Phosphorieken Glans geevcn. Sommigen willen, dat zy dan, verkoelende, hunne groene Kleur weder aanneemen zouden, Ondertusfchen fmelten zy , met Borax, zeer gemakkelyk tot een helder onkleurig Glas. De Heer Davila maakt, in de Lyst van öpaiizee- zyne Verzameling, gewag van een gebrek $ smamg- kelyke Smaragd, welk een weerfchyn heeft den- als een Kat - Oog. De Heer Brückmann noemt zulks Opaalizeerende Smaragden , en merkt aan , dat dit eigentlyk Steenen vol Barften of Veertjes zvn , als waar uit de verwisfelende Kleuren, gelyk in het Berg-Kryltal en ande- li 4 re UI. Dssl. III. Stvk. jo4 Hoog - ©la nzige of Avmti* re $teenen meer 5 ontftaan Ik heb even* Vïi; * wel zodanige Smaragden 1 en andere Edele sfvK,™' Sterenen / die geen den allerminften weerfchyn Smaragd, geeven. Ik heb een doorgezaagde Ceylon- fe Key , volmaakt helder en onkleurig door fch'ynende , doch inwendig vol van 'Barden* Veertjes, Plaatjes, enz. Op deeze Plaatjes is , naar men den Steen tegen 't ligt houdt , wel een zeer aangenaame Vcrtooning van Re- genboogkleuren , doch niets , dat naar den weerfchyn zweemt van een Kat - Oog of OpaaL Nogtbans wil ik niet ontkennen , dat *er O- paalizeerende Smaragden , Hyacinthen , Sa» p hier en en andere Edele Steenen zyn, hoeda* nigen Da vil a Chatoyam noemt (w); maar misfchien zou men die, al zo eigen, tot de Kat -Oogen betrekken* Wawdy* De Waardy wordt, gelyk in de andere Edele Steenen, gerekend naar den glans en zuiverheid , die in dit Gefteente zeer dikwils ontbreekt* Zelden komen groote Smaragden voor, die geheel zonder fouten zyn. Alsdan worden zy, in gelyke grootte, ten minfte zo hbog geacht als de ■Safieren* Voor zulk een «Smaragd , van drie of vier Karaaten , wordt wel eens twintig Dukaaten en meer, betaald. Ik bezit 'er thans twee, die taamelyk goed zyn, * i d& ($0 B 8 y t ragt* p. 6o. Edele Steenen. 505 de een van ruim zes , de ander van derdhalf jj. Karaat. Door het draagen verliezen zy wel , AyffL' in eenige Jaaren, wat van haar Glans, doch Hoofi>1 met opflypen of polyften is zulks te verhel-^^ pen. Zelden ziet menze van grootte als een Duiven -Ey. Men verhaalt, dat de voormaa- lige bewooners van het Dal Manta, in Peru, een Smaragd , van grootte als een Struisvo- gels-Ey, als een Afgod zouden aangebeeden, en daar aan alle de Smaragden , die zy von- den , ten offer gebragt hebben ; welken de Spanjaards , by de Verovering van dat Ge- west, allen meefter wierden, behal ve dien by- fter grooten , welken de Indiaanen , naar 't fchynt, hadden weeten te verbergen. (7) Edele Steen , me zeer wetmg hard is . Vil. Kljf ' r . Gemma van geelachtig groene Kleur. Ckryfoü- •; | E v < \ . : „ ) lob thus. Dat de ChryfoHeth oudtyds voor den To-iietn^**0- paas gehouden zy, heb ik voorheen gemeld* Den naam fchynt hy bekomen te hebben , of (*f) Gemma duritie minima , Colore viridi - flavescente. Mihi. Gemma pellucidisfima , duritie fexta, Colore viridi fubflavo , in Igne fugaci. Wall. Syft. Min. 1. \u 255. Borax Lapidofus Prismaticus , peliucidus &c. virens. Linn. Syft. Nat. Tom. 111. Gen. 15. Sp. 2. fi. Topa- zius flavo - virens. Cronst. Min. §. 46. Chryfolithus. Jüst. Min. 384. Vog. Min. 147. Topsuius antiquorum* m lil. Deel» HL Stuk» Jö6 H O O <2 - GLANZIGE O F Aïde«l of nog beden t-e 'behouden wegens zyne Goud- VI i. kleurig groene Kleur ; weshalve fonimigen sSk0^ hem ook Goudfteen noemen ; hoewel zulks op de Chryfo- Topaazen ruim zo toepasfelyk is. Men vindt *tetH% hem zo wel in de Oofterfche Landen als in Amerika in Peru en Brafil;döch ook in Vrank- tffP, Sax^n , Bohemen en in Silezie , inzon- derheid by Kofemits , aan Beeken. Dikwils komt hy by de Smaragden voor, zittende iö andere Steenen , voomaamelyk in Kwarts f fomtyds ter grootte van een Duiven Ey. On- der de Ooscindifche Keizeltjes van allerley Soort , zyn my verfcheidene van deezen aart voorgekomen. Eigen- In hardheid verfchilt hy weinig van de Srna- ^hai>pen# ragden , wordende van Staal gekratst en van den Vyl aangegreepen* Gemeenlyk acht men hem minder hard dan die. De zwaarte is byna als d e der Topaazen. De geelachtig groene Kleur, welke hy zeer aangenaam heeft, zou van Lood en Koper afkomftig zyn. Hier van leiden fonimigen zyne Smeltbaarheid, op zig zelve, af. In 'toogenblik der Smelting geeft hy ook een Phosphorieken weerfchyn. Dat hy zyne Kleur in 't Vuur verlieze , gelyk fommigen willen (%)9 is nog niet uitgemaakt. De Proefneemingen van voornaame Steen- en Scheid- (V) Waller, utfupra. Colore in Igne fugaci. Qvisi AU. Stockh. Edsu Steen en. 50+ en Scheidkundigen , fpreeken zulks tegen (y)* ^jdw^. Het Poeijer daar van * met Borax gefmolten , ^VIÏ. geeft een helder onkleurig Glas. Men fkan stuk. hem van Glas camaaken met Kalk van Lood, Zeer dikwils komt deeze Steen in Kryftal- KryflaW figuur voor, welke mede veel gelykt naar die fc^IV# der Topaazen. Het is doorgaans een plat- achtig Staafje, met vier, vyf en meer,/ge- ilreepte ongelyke Zyden , dat met fcheeve Vierhoeken bepaald wordt aan de ftompePunr. De Heer Delisle hadt 'er één van tieh Luren lang en drie of vier dik, beftaande uit zes Zyden. De Orientaalfche, zegt hy, loopen aan beide enden uit in een vierzydi- ge Wigvormige Pieramiede. Doch hy merkt aan, dat deeze zo hard zy als de hardfte der gekleurde Steen-en. Dus zou dan de voor- paamfte onderfcheiding uerzelven vervallen t 9t we Ijk nog zo ligt niet is toe te ftaan. An- deren hebbenze zodanig niet gezien (z). Ik heb 'er twee Keitjes van y taamelyk groot , waar van het eens *.in Fig. 12 voorgefteld , zy* ne aficpmft van een dergelyk Kryftal nog ge- noegzaam aantoont. Gefleepen is deeze Steen van een fchoonen zeer aangenaamen Glans ; dien hy echter , gedragen wordende , wel haast verliest , en daarom is hy in weinig ach- Cy) Brückm. Beytrage* p, go, (2) Bruckjvi. Beytrage. $ Hl. V*&u III. Stük. Ho 0<5 • O L A N Zï GE OF Afdeel, achting. Ik heb echter een zeer fraaije van Hoofd ^ra**' » met een w*tten Glans volkomen als *ruK. D* een Kat- Oog fpeelt. v in. > • • . , ü : t . BwytiZ" (8) Edele Steen, die zeer weinig hard is > van . Beril eene blaauwachtige Kleur. Deeze, die, wegens zyne Zeegroene Kleur , hedendaags veelal marine oïAquamarina> dat is Zee -Water, genoemd wordt, in ItaÜë J?m7/<9 , fchynt de Beryllus te zyn der Ouden. Onder de Fondamenten Van het Nieuwe Je- rufalem, wordt hy ,zo wel als de Chryfolieth, gemeld. Men vindt hem, in Indie en Euro- pa, op de zelfde plaatfen als die, en op de zelfde manier, Tomtyds in (lukken van groot- te als een klein Hoender-Ey. Onder de ge» dagte Keizeltjcs komt hy mede voor. Eigen- De Beril heeft een zeer heldere, nu blee- C appen'kere dan fterkere , Zeegroene Kleur , die doorgaans zeer naar 't blaauwe trekt, zodat men hem naauwlyks groenachtig noemen kan. W/iLLERius wil hem van de Aigue ma- rine daar door onderfcheiden , dat zyne Kleur fler- en Gemma duritie minima, Colore cserulescente. Mi* hu Smaragdus coeruleo viridescente colore. Aqua man- na. Wall. Sijll. Min. L p. 254. Borax Lapidofus Prismaticus &c. coeruleo - virens. Linn Syft. Nat. XII* Tom. 111- Gen 15. Sp. 2. y. Topazius Beryllus. Aqua marina, Cronst. Min. 47, Vog. Mm. 146. j&nZ .UI J Ml ' Edele Steenen. 509 fterker blaauwachtig groen zou zyn ; doch A^ÊEt; erkent zelf, dat die onderfcheiding wankele- VIL Sommigen, zegt hy , betrekken hem tot deSTU™ÏD* Chryfoliethen, daar hy doch te blykbaar van Bevit of verfchilt. Dikwils is 'er naauwlyks Kleur in ,&*m" tebefpeuren, dan een uitermaate bleek blaauw Schynzel. Oudtyds h.adt men hem drieder- ley, van donkere Olie -Kleur, Zeegroen en dus met een . fchitterende Glans (a). Eenigen geeven 'er eene Aal- of Palingkleur aan , 5t welk niet oneigen is. In weekheid komt hy met den Chryfolieth overeen, als ook in zwaar- te. Op de breuk is hy Glasachtig, in geweef* zei Bladerig en volkomen doorfchynende : hoewel men hem zelden, ingroote Stukken, jsonder Barstjes,Vedertjes of Plaatjes, inwendig, aantreft. Twee Uuren in 't Vuur gegloeid, verliest hy in gewigt,doch niet in Kleur noch helderheid : houdt men hem langer daar in cn verfterkt de Hitte, zo fmelt hy $ met zeke- re Konstgreepen , van zelf , zo wel als mee Borax , tot een wit ondoorfchynend Glas. De Kleur moet inzonderheid van Koper ontftaan: ten minfte kan een Vierde Loots gebrand Koper aan een geheel Pond Kryftalglas de Kleur mededeelen van den Berilfteen. De figuur der Kryftallen is byna met die g^lNH der figuur» ia) Pseixus de Lap. virtuU j?er Bernarö. 13, III. D*xu III. Stuk» 5ÏO H O O G - C L A N ZI G Ê OW li der voorgaande overeenkomftig. Een, zes** AV^i.L# zeven- , agt- of meerzydig Staafje, naame* Hoofd* \yk9 met een ftompe Punt. Dikwils komen* *Xl£lêriL ze ïn eene Keizelachtige gefcaite voor. De Sternen , daar van gefleepen % zyn thans in viy veel achting, inzonderheid groot en hel- (tér vallende ; doch , wegens de weekheid , ikn menze niet ligt van Glasvloed onderfchei* den. Ik heb een gefleepene Aigue • marine , meer dan een Duim over't kruis, gezien. De zogenaamde Goud- Beril , die door fom« migen onderfcheiden wordt , beeft in derge- lyke Kleur eenen Goudglans. Hy zal derhal- ve mcfoglyk een Opmlizeerende Steen van dee- zen aart, of een Chryfolieth, of ook een Pe- ridot zyn: want onder alle deezen komen fom- tyds voor, die met een geelachtige» weerfchyn fpeelen. IX. (ö) Edele Steen , die Melkachtig is , zeer weinig Peridotuu hard 9 van> ee^e galachtige groenblaauwe Peridot Kleur. Zodanigen Steen noemen de Franfchen Pe* xidot , en by deeze benaaming is hy den Juwe- lieren bekend. Zy fchynt aflcomlïg <:e zyn van de Griekfche w oorden Perithe of Peridonius ; waar Gemma duritie minima, Colore Lafteo ex flavo viridi - coerulescente. Mihu Smaragdus viridi • flavescens. Peridot, Wall. Syft. Min. 1, p. 254* Edele Steenen, 5ir waar door oudtyds een zwarte of groene 11, Steen verdaan werdt , die gewreeven of ge- A*$jf?" kneepen zynde de Hand brandde ( h ). Hier- Hoofd- om, mooglyk , heeft de Steenkundige Heer Delisle tot den Peridot , als een derde Ver- fcheidenheid van Smaragden, de Brafiliaanfche Schirls, welkq Tourmalins zyn, betrokken (c); hoewel hy dezelven zwart of bruinachtig noemt. Wallerius noemt hem een Groen* achtig geele Smaragd , die doorgaans beneveld is: maar deeze bepaaling , ziet men ligt, dat in geenen deele (trekt, om hem van de Chry- foliethen te onderfcheiden. d'Argen ville ssegt : „ de Peridot , doorgaans groen , is £ fomtyds geelachtig , harder dan de Sma- ragd en zeer gemakkelyk te fhyden. Men „ vindt fomtyds een Orientaalfche , die zeer „ hard is , en welke men voor een misgroeide Smaragd moet houden0 By R iche. let vina ik , dat zyne Kleur n^r 't groene trekt, en dat hy moeielyk is te fnyden O,; waar door men het polyften zal bedoelen. Ook denk ik, dat het de Perodoll zal zyn, die tot de Topaazen betrokken wordt , bleekgeel zynde, een weinig naar 't groene trekken- de, (b) Boot de Lap. & Gemmt p. 569, (cj Criftallogr* p. 339 Bruckmann. Betrage* p,58« (d) Ory&oZogie. p. 161. DiÜionnnaire : au Peridot. III. Dkbzu. III. Svjèu I HOOG-GLANZICE OF ïl de (f), door den Heer Quist mede ter Aïdeel. toets gebragt (g). * Hoofd- De Peridoc is geen andere Steen, dan myne STpev)dot kepaaling aanwysü , door welke hy zeer dui- ' ' delyk van de Chryfolieth, Berill en Smaragd, onderfcheiden wordt, van welken hy, gelyk ik in myne Steen -Verzameling kan toonen, daar door zig onderfcheidt. Geen andere middelen ook zyn daar toe; want de hardheid is nagenoeg de zelfde. Qu i st merkt reeds aan, dat hy van den Diamant, Robyn, Safier, gekratst worde. Ik bevind, dat hy ook den Vyl niet wederftaat; zo min als de drie voor gemelden. Davila vondt onder de zynen , die Westindifche waren, een brokje , dat de Kryftalfiguur fcheen te brengen tot die der* Robynen : maar dit eene voorbeeld zegt wei-, nig: het kan een bleeke Safier zyn geweest, die 'er onder geraakt was. Uit zyne optel- ling blykt voor zeker (k), dat de Feridots van alle de gemelde Steenen verfchillen , en geens- zins tot de Smaragden of Topaazen te betrek- ken zyn. Deeze Steen is van zo weinig waardy , dat men in Vrankryk een -grappig Rympje, ten. dien f/) Topazius düute flavus&c. Perodoli'. Wam* fy/ï* Min* 1. p. 252. (gj Stock. Verhand. XXX. Band. j>. 64% (hj Catal. raif. Tom. 11. ]?. is* Edele S ï e e n e n. 5ïS tfien opzigte, gebruikt (7). Tot de polyfting li. moet men Tripel neemen , die met Olie van vil.**" Vitriool of Sterk Water bevogtigd is , om dat Hoofd- hy anders verbranden zon , (gelyk men zegt ,) ^even als andere dergelyke weeke Steenen. fio) Edele Steen , die weinig hard is • van X n rr rs7 Gemma eene paarfchachttg rioktte K/eur. Amettys- tus. Ik laat hier den Jmethyst onder de Edele An*ethysts Steenen volgen , fchoon die gemeenlyk tot de gekleurde Kryftaïlen betrokken wordt. LinnjEüSj immers, hadt ook van geen an- dere^ gewag gemaakt, en ze niet geteld onder de Steenen van deezen Rang. Wallerius cnderfcheidt de Occidentaalfche , dat de Eu- ropifchen , hier voor befchreeven* , zyn , van * Biadz. de Orïentaalfche Amethyften , waar aan zyn 373* Ed. een plaats onder de Robynen geeft, aan- merkende, dat zy daar van in hardheid, zwaar- te en Kryftalfiguur , niet verfchillen : doch dus verwart hy ze blykbaarlyk met den Ro* byn Violet , die voorkomt onder de Orientaalfche Robynen. De Heer D e l i s i< e oordeelt , dat ook (i) Pêridot: qui en a deux ejl un SoU (icO Gemma duritie minima , Colore purpurascenta Violaceo. Mihu Rubinus Colore Amethyftino. Aim* tbyftus Orientalis. Wall. Syjt. Min% U p. 248. Kk HL Deel: III. Stuk. 514 II OOG-GLANZIGE OF B IK ook de in 't Violet vallende Safier voor een VU. Orkntaalfchen Amethist kan uitgegeven wor len. slt*.*0' Ondertusfchen zyn de eigentlyke Steenen van AmethjstAim naam bekend, en zodanigen heeft men nog nooit gevonden , met eene andere Kry- ftalfiguur dan de Europifche , hier voor be~ fchreeven* Zy komen Keizelachtig , onder de Oostindifche Steentjes voor, en van Cey- lon zyn my 'er ook bezorgd. Eigen- Deeze Steen heeft zynen naam , zo men wil , fchappenv van de Roode Wyn Kleur, en wel in tegen- ftelling , bekomen , alzo hy de Zuipers tot maatigheid bragt en de Hoofdpyn fiilde,naar 't denkbeeld der Ouden (£). De Kleur der Orientaalfchen is veel hooger en fchoonder dan die der Europifchen, waar aan, zo wei als aan de hardheid en glans, men dezelven onderfcheidt : want zy wederftaan den Vy!. Uit Peru komen 'er, die niet minder glanzig en fehoon zyn, van aanmerkelyke grootte(/). Ook heeft men byna witte Amethyften ; en bonte , half paarfch , half wit, gelyk ik 'er , onder anderen , bezit» Hier door wordt het nog waarfchynlyker, dat de Orientaaifche van dergelyke zeszydige Kryftallen , als de Euro- pifchen, afkomftig of gefheeden zyn. Zel- den 3 (h) Ametliyftus , fedat dolores Capitis & Vinipotores uut bibaculos abiiemios reddit et fobrios; unde ei no- men. Psellüs de Lapirf. vin. per Bernard. p. 7. (/) Dayila CataU rmf. IU N. 658. Edele Steenes den. t is waar, fcométi er aanmerkclykeTak- A TI° 7 r • \r tv • 'Afdeel. ken van voor en het zyn meest IpitleFieramie- vil- daale Kryftallen ; doch ik heb niettemin, in J^*** het Kabinet van zyne Doorlugtige Hoogheid, Amctk^t. den Heer Erfftadhouder, een zodanïgen Tak gezien 3 van meer dan een Duim dikte $ zo fchoon van Kleur § dat men 'er een gedeelte tot een Ringlleen, voor haare Hoogheid, de Princesfe , heeft afgezaagd. 33y Wiefenbad vallen zy fomtyds plat. In de Achaatgang by Cunnersdorf in Saxen \ komen fomtyds A- methyst -Aderen in Kwarts voor , met Achaat; waar van ik een groot gefleepen Stuk bezit. (n ) Edele Steen ? die weinig hard is 9 van XI. eene paarfche Kleur. QmZtu* Granaat. De Granaaten 9 hoewel door fornmigen ge- heel afgezonderd, en op zig zelve befchree- ven , behooren niettemin tot de Edele Stee- nen. Men wil, dat zy oudtyds onder de Kar- bonkels of Robynen geteld zyn geweest. Den naam hebben zy zekerlyk van de Kleur der Gra- O O G^nma duritiê minima , Colore purpurascente. Jttiku Cranatus Qryftallifatus pellucidus, rubens , nitens, Bi Igne Colorem rètlneris, Lapide liquescente. Wall. Stjft. Min, 1, p. 255. Borax tesfollatus , folidus , politus, tónfillans. Linn. Sijfl. Nat, XI!. Tom, 111. Gen. f$ Sp. 5, Granatus. Cronst. 'Mm* §* 69. Kk 2 III Diseu 111. Stuk. Jl6 H00C»GL ANZICÏ OF a % Granaat- Appel Bloemen, naar welke fommr- VJI. gen trekken. Dus is die naam door geheel **°°FD" Europa bekend , wordende in Vrankryk Gre* Granaat.nat* in Engeland Gamet, in Duitfchland Gra* nat* in Italië Granaüno> uitgefproken. Fteati. Deeze Steenen vallen in Oostindie , doch in Amerika fchynen zy nog niet gevonden te zyn (m\ Ook komen zy in veele andere Oofterfche Landen , gelyfc in Armenië en Si- berië , voor. In Europa zyn zy, zo wel in de Noordelyke, als in de Zuidelyke en mid- deldeelen, niet ongemeen. Men vindtze op Ysiand , in Groenland, Lapland, Noorwegen, Sweeden , Finland en Deenemarken. In Si- lezie , Bohème, Saxen, Ooftenryk, Honga- rie, ja in alle Bergachtige Landen 5byna, van ons Wereldsdeel , heeft menze waargeno- men. Hoeda- Somtyds komen zy, gelyk de anderen, als righeid. Keizeltjes in *t Rivierzand , of in de Aarde voor; fomtyds, op de zelfde manier , gekry. ftallizeerd ; fomtyds^ en zeer dikwils, zonder bepaalde gedaante, % zy in de Gangen of A- ders der Bergen, 't zy in andere Steenen in* ge- fm) De Heer Bruckmann (lelt wel vast dat zydaar ook zyn , doch ik weet niet , op wat grond. Davila hadt in zyae Verzameling zwarte Granaaten van onbe- paalde figuur , uit de Diamantmynen van Brafiï : maar de vraag is , of dit wel eigentlyke Grajjaaten waren* Cat. raif% Tom. 11. p. 2Ö0. Edele S t e e n e n. 517 gegroeid, daar mede een Klomp uitmaakende. li. Even zo vindt men ze ook wel gekryftalli-^yfh' zeerd in Gefteente , en wel meest in Glim- Hooid- STUK. merige Rotsileenen , Talk , Leyfteen of Kwarts. Qramai Daar zyn byna geen Bergftoffen bekend, waar in menze niet heeft gevonden. Ik bebze uit Saxen in Serpentynfteen ; van Ysland , daar zv meest los in 't Zand vallen, in Kaikflets. In Tyrol en Noorwegen komen zy voor in Kalkfpaath , op Deenfch Seeland in Veldfpaath; by Kerems, in Opper -Ooftenryk , in groene jaspis , by Hogenhiersdorf in Topaas Kry- ltai; in Sweeden in Yzerhoudende Spekfieen , als ook in Glimmerfïeen , gelyk in Karinthie, in Saxen en op de Karpathifche Bergen : by Sterzing in Tirol , en by Dognatska in 'c Eannaat van Ternes war , in Asbest; by Pres- nits in Bohemen in verharde Schubbige Yzer- Oker; als ook in Lcod-, Koper- en Yzer* Ertien , op verfcheide plaatfen in Sweeden 5 Bohemen en elders. Men vindtze ook in Loodglans, Zwavelkies , en andere Pyrieten. De Heer von Born heeft ook Granaaten 9 niet ingefprengd Goud , gezien 3 die van den Donau- Oever, in Neder- Ooftenryk, af kom- ftig waren. De Heer Zimme rma n heeft lorntyds , in deOrientaallche Granaatt Boom- pjes waargenomen (11). In (ti) Anmsrh» zu Henckels tfi Min* and Clujm. Schif- te* j>. 3Ó2. Kk3 III, Dbbl. III. Stuk. . 5lS Hoog - glanzige of 11. In hardheid komen de Granaaten mee de vii. laatft befebreevene Steenen overeen. Zy siuK°rD" worden van Diamant , Robyn , Sufier, IV Graicaat. Paas * gekratst en van een goeden Vyl aangek gteepen. Met Staal, niettemin, flaat men 'er Vuur uit, zo dat zy omtrent de hardheid heb- ben ven Rots-Kryftal. Door het Vergroot- glas worde men 'er Bladertjes in gewaar, die den Steen famenftellen , in welken hy ook , geheel gloeijend gemaakt , door uitdooving in koud Water 9 zig verdeelt, In zwaarheid overtreft de Granaat de meefte andere Edele Steenen, als van vier tot vieren een half maal zozwaar zynde als Water. Dit komt r buiten twyfel5van de Yzerdeeltjes , daar fin vervat , die waarfchynlyk de Kleur veroirzaakén, als ook maaken dat hy,zo gemakkelyk, zonder eenig byzetzel , in 't Vuur, of door. een Brand- glas, verfmelt tot een groene, bruine of zwar- te, ondoorfchynende, Spongieufe Slakke, die aan 't Staalflag nog vonkt. Gok kan men 'er, door fterke Zuuren 9 eenige Kleur uittrekken, mids dat nienze warm daar oplaat liaan. Door gloeijen in 't Vuur verliest de Granaat zyne Kleur niet, en maar zeer weinig van zyn Ge- wigt. Scheid- Deeze Steenen fmelten, wanneer men het Poei- Ser? jêr met Potafchof Wynfteen-Zout vermengt, toek. tot Glas, en met een groote veelheid daar van tot een Spongieufe Klomp. Smelt menze met Edele Steen e n; 519 met agt deelen Loogzout in een fterk. Vuur , IL zo lang , tot de Klomp groen- en Glasachtig ^$n?L' begint te worden, zo wordt de geheele Gra- S^£0FD" naat in Water oplosbaar , en uit de Solutie qrqmp'* iaat zig dcszelfs Aarde , door Zuur , neder- ploilen. Met evenveel gebrande Oorax fmelt hy tot een doorichynend groen Glas : met tweemaal zo veel Salpeter tot eene bruin? klamp: met twee deelen fmdtb;nr Pis r Zout tot een zeer dun zwart Glas, .dat naar den Rook -Topaas geiykt;, met even veel Menie tot een bruingeel doorfchynend Glas: met half zo veel Tin-Afch, toe een Yzerzwarte zeer Spongieuze Slakke : met half zo veel Vlpey- ipaath tot een zwart bruine vafte Slakke. In- dien men het Poeijer .mengt met één. deel ge- bralde Borax 3 zeyeij deelen Loogzout en twaalf deelen Zand , dan: fmelt hy.^door Vuur, tot een geel Gia5 , in 't welke hier en daar nog onveranderde G^anaatjes zittejH^njaar , zo 'er by 5t voor ige nog wat Mineraal Loog- zout, gedaan ware,, zou het Glas, van4p faiel- ting komende , fchoon^ Smaragdgroen zyn , zonder ~eenig :fppor van- Granaateq. r. , Dit alles bejvy&t ^ .dat de Granaaten van eene Kwartsachtige natuur zyn, gelyk de an- dere Edele Steenen, 't welk Cronstedt niet wil toeflaan. De Heer^ Gerhard heeft het zeer omftandig aangetoond (0). De Aluin- Aarde 'fb) Beytrage zur CïiijmU &c, l.Th. Kk 4 ill. Desl. III. Stuk. 520 HOOG-GLANZIGR OF li Aarde of Aarde van Bitter-Zout, door fom* *yiLN migen daar in gevonden , is maar toevallig itük°ÏD" §eweest> °^ *n eeniSe zeer vermengde, *t zy ^^^.Tin- of Loodhoudende Granaaten , die zeer week zyn. Men kanze zeer wel namaaken van Keizei -Aarde of fyn Zand, met Loog- zout tot Glas fmeltende , waar Goud , Yitt en Bruinfteen, of ook enkele Yzer - Saffraan , bygemengd wordt» Doch de Granaaten zyn vcela! te gemeen daar toe , hoewel de Boheem- fche, wat groot , geheel zuiver, volmaakt doorfchynende en hoog van Kleur, nog zeer veel geacht worden. Kryftal- De Kryftalfiguur , hoewel van die der an- fjpxxTuv dere Steenen zeer verfchiilende, is in de Gra- i%.*3«naaten ook verfcheiden. Men heeft 'er ron* de Teerlingachtige (ƒ> ) , doch gerneener zyn de agt- en tienzydigen, hoewel de meeften en regelmaatigften twaalfzjdig voorkomen. Zo- danig is de figuur der Boheemfehe Granaat in Fig. 13 j °P Plaat XXXIV , vertoond, al- waar de twaalf Zyden beftaan uit Ruitswyze Vierhoeken. De Heer Davila maakt van zulk eenen uit Silezie , als een keurfyk Stufe zyner Verzameling, gewag, wiens middellyn van OO Dïfe zal, geloof ik , met EuUswijze Granaat aaiv geduid worden , en het volgende met agthoekige enz, Nat. Bijh van Holt. 11. D. U Stuk, bladz. 837. Wal- Ï.ERIUS hadt gezegd: Gr. Rtxomboidaïis, Vierzydige, e& uks&mus > Agtzydige , enz* Edble Steenen. 521 van twee Duimen was. Ik heb een niet min- 11. der fraaije Granaat, ten deele nog met zyne A™**u Talkige Korst bekleed , ten deele afgefieepen, Hooïd- uit Karinthie, die drie Duimen dik is, over- Gr]mml hoeks gemeten , en weegt byna twee Pond gemeen Gewigt. Een gelyk Lighaam van Water bevind ik zeven Oneen te weegen : zo dat deeze Granaat omtrent vier en een half maal zo zwaar is als Water. Hy heeft even die zelfde twaalfzydige geftalte als de in Fig. 13 , afgebeelde. Sommigen komen ook tien-, veertien- , zestien- , ja agttienzydig voor , welke laatften veel gelyken naar de Europi- fche Diamanten. Ik vind zodanigen in de Yslandfche Kalkflets voorgemeld , wat de tweepuntige figuur aangaat. Met vierentwin- tig Zyden vallen 'er in Hongarie , Bohemen en Sweeden 5 genoegzaam. Ook heeft men 'er mét zesendertig en meer Zyden : als ook die de Zyden ongeïyk of fcheef hebben : want geen Gcfteente is 'er, dat in zyne Kry- ftalfiguur zo veele Verfcheidenheden oppert. Niet minder verfchillen de Granaat en in V«rfchi Kleur, Want , fchoon de eigentlyke der Gra*van Kleur° naaten, als gezegd, paarfchachtig is inzonder- heid die der Oostindifche , trekken de Bo- heemfche meer naar 't Karmynroode, en men vindt anderen, zo hoog of bleek rood, dat zy door de Kleur naauwlyks van Robynen re en* derfcheiden zyn. De minder hardheid, alleen, Kk 5" mort $22 Ho O G-GLAN-ZIG E OF Afdeel m0et ^eT het kenmerk afgeeven, Zwartach- VIL tig roode , donkere , Granaat heefc byna de s^°FD" Kleur der Moerbeziën , doch, tegen. hec Dag- GranaatAioht gehouden , een Vuurigen Glans. In 't Franfch noemt men hem Escarboucle. Zodani- gen komen 'er in Afie. , als ook in Noorwe- gen, Sweeden , Hongarie en Bohempn; fom- tyds ter grootte; van een Hoender- Ey,. voor. De Bruinroode , die op. verfcheide plaatfen in Europa vallen , worden voor de .flegtften ge- houden. De lioogroode, als Grauaatblöfcsfem, worden meest geacht en men heefc gezien 9 dat een zu danige , ongevaar- de^gtootte van een Duimnagel hebbende, voor drie of vier- honderd Guldens (q) verkogc werdt. ; Ik heb dergelyk ^^^hot^lé^M&^S^^^^hiS^^ wanneer zy van .boven verhevenrond y, van onderen hol gefleepen zyn ,) uit Oostindie , een Pinknagel groot. Hier toe behooren de Boheemfchen , die de Orientaalfchen in lchoonr Jieid overtreffen, en ook niet minder hard zyn. Men vindtze insgelyks op eenige andere plaatfen in Europa , en ik heb een zodanigen , die uit Oostindie is medegebragt. Geelachtig roode , die de Franfchen VermeiUe noemen , zynde oudtyds , by.de Romeinen-*- iSoriana ge- noemd geweest, waar van zy thans nog Gra- (g) Bruckmann zegt van 300 tot 400 Dukaaten, maar dit komt my wat hoog voor. Edele Steenes 523 nati Sorani by de Italiaanen heeten, komen ^g^J veel in oude Gedenkftukken der Bouwkunde, VIL-*" als ook in de Oofterfche Landen , vooi\ Het s^k?ÏD" zyn waarfcbynlyk die, van welken Davila Granaat. fpreekt onder den naam van Granat Syrien9 zeer hoog rood, naar de Kleur van Klapper- Roozen trekkende (r). Men heeft 'er nog geeler , op lbmmige plaatfen van Europa , inzonderheid in Groenland, dat mooglyk Hya- cinthen zyn : ten minfte worden deeze 'er , volgens Ckonstedt, voorgehouden, en de zogenaamde Giacintho Guarnacclno der Ita- liaanen is van deezen aart* In Saxen, Noor- wegen en Sweeden, komen ook Groenachtigs Granaaten voor, die van weinig waarde zyn ; maar de Blaamvachtige of Vioienkleurige , Ru- bint di Rocca genaamd , zyn in veel achting by de Italiaanen. , Hier toe behoort de Ro- bynmoeder , welke . de Franfchen Prime dz Rubis noemen, hier voor befchreevea , zo fommigen willen (i). Behalve de gemel^en komen ook in Euro- Granaat* pa, inzonderheid in 't Noorden, hier en daar, fteen- Ruuwe (O Grenat Syrien , d'im rouge fort eclmant , tirant fur le ponceau. Cau raif. Tom. 11. p. 2$ 8. N. 637. Die naam is niet van Syrië, maar van Surian de Hoofdftad van Fegu, in Oostindie > afkornftig, yolgens Delislk CrifUtllogr. p. 2??. (ij Granatus figurS. indeterminató, Lamellofus, Kater F.ubini. Wall. Syft. Min. I p. 26^. lil* Djsjel. 11 U Sxux. 5*4 Hooc-clanzigjs OF Ü Ruuwe Granaaten voor, die uit Korrelige deel- Afvii.L% ^es famengefteld zYn C *')• Dit is eigentlyk Hoofd- een Gefteente, dat men Granaatberg of Gra- %TQ^anaainaatfteen noemt, in Sweeden bruinrood, geel- achtig wit , bleek rood, bleek bruin, geel* bruin, geelgroen of zwartachtig bruin vallen- de , zo de Heer Wallerius aantekent. De twee laatfte Verfcheidenhecien daar van, zyn door de Sweedfche Heeren Brandt en Rinmann befchreeven (u). Zy bevatten , behalven Yzer, ook Tin , zegt zyn Ed. Méést komen zy als een Vuist of Menfehen Hoofd , en fomtyds ook in de Aderen , by grooter Klompen, voor , zynde als uit Granaaten fa- tnengegroeid of met dezelven befprengd; ge- lyk ik zodanigen Granaatfteen heb, uit Op- per -Ooftenryk afkomftig. Onrype Owype Granaat noemt de Heer Gmelin ten! * a* dien 5 welken de Heer Linn^eus hadt voorge- fteld onder den naam van Mergelaehtige (y). Het was een Steen , uit Lapland afkomftig, wel- ken zyn Ed. in 't Akademie- Kabinet te Upfal vondt, van Granaatfiguur, doch uit verharde Kley (/) Granatus flgura iiideterminatS. , particulis Granu- latis- Wall. Sijft. Min. I. p. 262. Quartzum Granati- cum. Mus. R. Jd. Fr. Sp. 103. (u) Stockh Verh, Vil. Band. p. 176, &c. volgens Wallerius, maar ik vind het aldaar nier. O) Borax Margodes. Linn. Suft. Nah XII, Tom. UK Gen. 15. Sp. 6* Edele Steenes 525 Kley beftaande , Afchgraauw , ondoorzigtig. A^EU Hier toe betrekt de eerstgemelde ook derge- VII. lyken, by Zoplits iri Saxen, en aan den Ve«s^^rD" fuvius in Italië voorkomende, ziende meeften* Granaat. deels groenachtig graauw. Zyn Ed. acht het zeer waarfchynlyfc, dat dezelven met deSchirl» Cranaaten overeenkomen zouden (w). Vandeeze laatften fprak ik, hier voor, om- Scliïrl- ftandig*; waar uit b!ykt,dat onder dezelven tp™naa* vallen, die zodanig verweerd zyn, dat menze * Biadz. met de Vingers tot Meel kan wryven. Dit382'* toont dan eenige overeenkomst aan. Onder dc Glimmers fprak ik van de Goud- Granaaten * dat Schirlkorrels zyn, zo men wil, met Talk- blaadjes overgroeid. Men noemt dezelven Boheemfche, hoewel zy ook in Silezie vallen. Misfchien behooren insgelyks daar toe , de Goud -Granaaten vaa Fichtelberg inBareuther- Land 5 blykbaarlyk met Zilver- en Goudglim- mer overtoogen. Voorts zal daar toe een groote myner Verzameling , waar van ik de afkomst niet weet , te betrekken zyn. De- zelve is half Klootrond ruuw en geelachtig bruia van Oppervlakte , met veele Granaatjes als bezaaid ; van boven vlak en heeft aldaar Schirlachtige Plaatjes 9 die verfcheide koerfea heen geftreept zyn , leggende ook niet in ge- lyke (tv) Gmelin Natur - Sijftem. 11. p, 154, HL Dïbl. III» Stuk. 526 H OOG - GLANZIGE OF II. lyke Vlakten ; even als men zulks in de Vio- ^*D*EL' lette Schirl van Dauphiné waarneemt. Van ïïoorDf de Tin-Granaaten zal ik naderhand fpreeken. *^bruik Dewyl men den GrSüSat eeneHartfterkende der Gra- hoedanigheid toefchreef , werdt hy oudtyds naat»n. omjer cje Geneesmiddelen geteld. Hedendaags verbeelden fomm'gen zig nog , dat de Gra- naat-Kettingen , om den Hals gedragen, by de beminnelyke Sexe van eenige kragt zyn. Meest gebruikt menze alleen tot Sieraad, en dit is voor eenige Jaaren meer in de mode ge- weest, dan tegenwoordig. Tot Ringfteenen worden zy te 'gering geacht, en moeten ook zeer dun en hol worden uitgefleepen, omeeni- gen Glans te bekomen , als wanneer zy Gra- naat-Schaaltjes heeten. Te Freyburg, in het Brisgau, worden zy, door middel van Water, molens , in groote menigte , gefleepen , ge- boord en gepolyst. Men geeft 'er, gemeen, Iyk , om ze te zetten , een roode of enkele Goudfolie aan. In verfcheide Kreitzen van Bohemen komen de Granaaten , van de Ber- gen afgefchuurd, zo overvloedig in het Zaad der Rivieren voor , dat menze gebruikt om de Tuinpaden te beftrooijen* Zy werden voor- maals tendeele ook in Turnau gefleepen , doch menigvuldigst , dewyl menze aldaar niet boo- ren kon, naar Freyburg vervoerd, van waar zy gefleepen weder ingebragt en aan Snoeren , naar verfchil der grootte , van zes tot honderd Fin- E D E L K S T E E N E N. 5^7" Ftoreinen het duizend verkogt worden. Om il van zulk een Voortbrengzel des Lnnds cenA^f^ p-ooter 'voordeel te trekken , is thans alle Hoofd- STUK. uitvoerder ruuwéen invoer der bearbeide Gra- „ namen verboekten, ca wylcn de Graaf Ko- lowratii heeftop zyne Heerlykheid eene Fabriek aangelegd , waar men de Granaaten 5 evenals voorheen te Freyburg, flypt en boort, om in het Magazyn te Praag verkogt te wor- den (x). Men ziet uit deeze mync omfhndige be- Algemeen fchryving der Edele Steen en, dat de^ee^^ Kenmerken tot naauwkeurige onderfcheiding sen* hier zeer duifier zyn. Ik heb de bepaalingen derzelven zeer ingekrompen : want de door- fchynendheid is hun allen meer of min gemeen ; anders waren het geen Edele Steenen. Ook zien wy , dat de Heer Wallerius den Chryfolieth zo wel pelluéïdisfima noemt als den Diamant. Ten anderen, derzelver hard- heid in trappen te bepaalen , dient wel eeni- germaate voor de vyf eerden , maar niet voor de zes laatften, die byna allen even hard en weinig harder dan Kryftal zyn , wordende van den Vyl aangegreepen. Maar in alle deezen maakt het een groot verfchü, of het Oriïniaalfche , dan Occidentaalfche of Europi* fche (V) Ferber Min. Gefchichte von Bohmeh. Berlia 1774. p. 12. 111. Deel* IIL Stuk. 523 Edele Steenes IL fche Stecnen zyn; gelyk ik opgemerkt hebs A^£EL* aangezien de Oostindifche altoos veel groo. Hoofd- ter trap hebben van hardheid. Die hardheid worden de Steenflypers , op de Schyf, het allerbefte gewaar. Sommigen vereifchen een Koperen , anderen een Tinnen Schyf, en tot het flypen der weeke Steenen moet de Tripel, als ik heb opgemerkt, eerst met Vitriool- OJy of Sterk Water bevogtigd zyn. Meeften- deels heb ik ook de houding der Steenen in \ Vuur, ofzy naamelyk hunne Kleur verliezen > uitgenomen by de eerften ,weg gelaten. Want dit ftaat grootelyks in gefchil, gelyk wy ge- zien hebben : de een zegt dat een zelfde (lag van Steenen de Kleur behoudt; de ander dat zy die verliezen* De Kleur en hardheid % derhalve, maakt wel de voornaamfte , of by- na de eenigfte onderfcheiding der Edele Stee* nen uit (*}. VIII. HOOFD- ' O Het vermaarde Kabinet door den kundigen Heet Davïla, een Inboorling van Peru, te Parys verzameld en befchreeven , van het welke ik zo dikw^ls melding lieb gemaakt , zo uitmuntende in getal en verfcheidenheidl van Edele Gefteenten , is, felyk ik thans verneem, nu omtrent agt Jaar geleeden in bezitting van den Koning van Spanje gekomen; die in 't jaar 1775 een plaats ge- fchikt heeft , bekwaam om die uitmuntende Verzame- ling , federt door gezegden Heer , die 'er Directeur van is , nog dagelyks vermeerderd wordende , tot Zynen luider en ten dienfte van 't Algemeen te doen ftrekken* Dillon Travets trongh Spam. Lond. 178c?» P» 75* 2 A H 6 J T I I K ï S. vin. Vin. HOOFDSTÜ K. HooF°- STUK. JSefchryving van de Vergaarde , of uit ver* fcheide zigtbaare Deeltjes famengeftelde Steenen> die men Zandsteenen en Rotsstee*- nen noemt \ tot welken de Porfier, Graniet, Grèis , Gneis , de Poddingfteenen en veeh anderen hehooren. Onder den tytel van Ve rg a a rde Stee- ne n (Petra aggregatce) , heeft de Heer L i NNiEüS een Rang voorgefteld van zodani- gen , die uit eene vergaaring van zigtbaare Deeltjes als fatnengehoopt of famengelymd jfyp, Billyk zyn deeze Steenen op 't end der anderen geplaatst , dewyl tot derzelver .leennis eene kundigheid vereifcht wordt van .de genen, wier Deeltjes dezelven famenflei- Jen. Zand, Kwarts, Spaath , Glimmer, Talk, &yn daar van de voornaamften* In fommi- gen zyn deeze Deeltjes allen byna van den .zelfden aart , gelyk in de Zandfteenen> welken rik thans hier ook betrek. In anderen zyn Deeltjes van geheel verfchillende natuur on- dereen gemengd, gelyk in de meefte Rotsfiee- mn. Men vindtze in deeze laatften fomtyds maar famengevoegd , als of zy aan malkander . vastgegroeid waren , gelyk in die fumenge* fielde Steenen , welke de yoornaamlle Moe- LI ders III. De&u III. Sxu*. 530 Vergaarde op ^ers VM ^rt^en zyn> voorkomende in de oud- Vin. 'fte Bergen, op welken gemeenlyk eerst Ley- ük°»FD" fteen/ vervolgens Kalkfleen is opgezet. Dee* ze breeken doorgaans Aderswyze , zeldzaam by Laagen : rnen vindt 'er nooit Verfteenin- gen in, waar uit te befluiten is , dat zy van zeer ouden oirfprong zyn. De famengelymde Rotsfieenen , in tegendeel , komen niet in oude Bergen , vooral niet in de diepte voor, Zy maaken alleenlyk Heuvels, of men vindt- ze by Schyven en zy fchynen in laater tyd ontllaan te zyn. Ik zal nu eerst de eerstgc-» melden befchryven. Cos* Zandfleen. De Zandfteenen hadt onze Ridder, met de Kwarts en Keyfteenen, in een zelfde Rang, én wel eersc onder den tytel van Glaswordende , vervolgens onder dien van Zandaartige Stee- nen , geplaatst. Ik heb bevoorens reden ge- geven , waarom dezelven , door my, daar van afgezonderd , en hier tot de Vergaarde t'huis gebragt zyn: welke verfchikking, gelyk ik nu zie , ook door het denkbeeld van den beroemden Gottinger Hoogleeraar Gmel i n gebillykt wordt (j). Wallerïüs hadcze nog (tf) De Ridder Linnütüs , zegt zyn M« > betrekt hier f onder de Glasaartige] de Zandlteeneh / welke misfehien veeleer eene plaats onder de Samchgeflielde Steenen ver« dienen zouden. Natur - Sijflcm* U Th. n. 496» I $ ft » » * '* E & N ft N\ J3* ftög hunne plaats onder de Glasworden&e Stee- laaten behouden , voor de Veld-Spaath , vin. en ze op de Vloey-Spaath doen volgen* S^°FD* De Soorten van dit Geflagt zyn gemeenlyk AlgVraee., van losfen Samenhang en ligt te vergruizen, ne Eigen* Allen beftaan zy uit Korrelige Deeltjes, wes- halve Ca rt he user dezelve n onder de Zrtf- Granitlati telt. Met het bloote Oog kan men dikwils deeze Deeltjes onderfcheiden , die of gemeen Zand of Kwartsbrokjes zyn , door een Leem, 9t zy van gemeene of Vuurbeften- dige Kley , \ zy van Kalkfteen of van Yzer* Oker , te famen verbonden. Uit de natuut van dit Leem ontftaat het ook , dat veele Zand- fteenen , tegen de natuur der Keizelfoorten 5 in 't Vuur zeer ligt , en zonder byvoegzel , toe Glas fmelten^ dat veelen te week zyn om Vuur te geeven aan 9t Staalflag en veel- eer af brokkelen ; als ook dat veelen , eenigea tyd in de open Lugt ftaande, als uitgevreten worden en affchilferen , geheel knobbelig en oneffen , als met Knoeften bezet. Dit laatfte gebeurt inzonderheid , wanneer het Leem , dat de Zanddeelen verbindt f van Kleijigen aart is , of dat de Steen bezet is met Aders of Nesten van Zwavelkies , welke het Water uit «de Lugt inzuigen, verweerende door den tyd •en zelfs den Steen fomtyds doende barften , zonder dat men daar van een blykbaare oir- zaak befpeurt. Het zelfde ontftaat door in* LI 2 ge- ilt Djbbl. III. SïüXa / 532 Vergaarde of li gelegde Krammen, Ankers of ander Yze werk, ^n£L'welks Roest tevens den Steen verteert , als Hoofd- bekend is. Gebruik ^e ^andfleen k°mt m^st Laagswyze in de Gebergten , fomtyds by Schyven , voor, of hy maakt ook , gelyk in Brabant en Vlaande- ren, op zig zelf Heuvels uit. Behalve de Oost- enrykfe Nederlanden is hy door geheel Vrank- ryk, in Hongarie, Sevenbergen en Sweeden, doch voornaamelyk in 't Wurtembergfe , zeer gemeen. Hy breekt in ftukken van onbepaal- de geftalte , die gemeenlyk gantfch ondoor- fchynende zyn. Overvloedig vindt men Ert- fen en niet zelden Verfteende Zaaken daarin. Men gebruikt hem meest , onder den naam van Hardfteen, tot Gebouwen, doch daar toe is een goede uitkiezing noodig. Een gedeelte is ook tot Slypfteenen , Molenfteenen , Fon* teinbakken , Straatfteenen , enz. in gebruik* Die in 't breeken week zyn, en hard worden in de Lugt, zyn gemeenlyk de beftendigften : want, die in 't eerst hard en vast zyn, laaten zig niet zo wel bearbeiden en barften ligt in 't Vuur. Men vindt onder deeze , die zelfs zig polyften laaten. Nadeel in ^e Zandfteen is ruim driemaal zo zwaar als t bewer- Water. Niettemin geeft hy , door het hou- wen , zulk een vlug fyn Stof uit, dat de Steen- houwers, zig niet zorgvuldig daar voor wag. tende, door boven Wind te ftaan > of anders Mond Zandsteenen. 533 Mond en Neusgaten , onder 't Werk, met n. fyn Lyvvaat of Doek te bezorgen, in eene ^ff*' Borstkwaal vervallen, in Vrankryk Mal deSt. Hoofd- . . \ STUK Rock genaamd , welke hun tot de Teering brengt , en veelal vroegtydig doet flerven. Deeze Kwaal , tot zekeren trap gevorderd zyn* de, is, wegens de Verftopping der Longe« pypjes, ongeneeslyk. Eenige Soorten, gelyk de zes eerden * be- Soorten. Haan uit Zand ; anderen , gelyk de agt vol- gende, uit fyne Kwartskorreltjes , en de ove- rigen uit hoekige deeltjes : in welk opzigt , onze Ridder dezelven in drie Rangen onder- fcheiden heeft , als volgt, I; Fyn- Zandige* (ï) Zandfteen met louter Meel- Zandige on* l vatbaare Deeltjes , wryfbaar zynde. ,™ Cota~ SJypfteen. Deeze wordt Slypfteen> Mo!enfteen> of ook grofkorrelige Zandfteen genoemd. Daccsta geeft 'er den naam aan , van Witte Sweedfche Zand- CO V°s particulis mere Glareofis impalpabilibus fria- bilibus. Syst. Nat. X 1 1. Tom. ïlU Gen. 9. Sp. 1. Cos Arenacea , Particulis iubtilisfïmis , dura , Coticularis. La* y/»s Cotarius. Wall. Sijft* Min. I. p. 198» Min. 73. Arenarius ex Arena compa&us. Wolt. Min 14. Lapis Arenarius glutine incognito , forfan Argillaceo. Cronst. Mins §. 276. Saxum Areuarium album Suecicuoi. Da- ZQST. FöSf. 132. LI 3 HU Disel, III. Stuk. 534 Vergaarde of I' • Zandfteen. Men vindt hem op verfcheide ptaais Afdeel* n . _ . , , • ■ •* vin. fen. in S weeden j als ook by Bern in Switzer* S^0ID" land; aan den voet der Apennynfche Bergen, Slwfteen. dïgt voor Éononie, in Lombardie; by Giufuri, een half Uur gaans van Siéna , welke fomtyds Verfteeningen van Zeefterren bevat * in de Heuvels, uit welken de Tuin van Boboli , niet ver van Florence 5 aangelegd is ; by Schem- nits in Neder - Hongarie ; voorts ia Saxen > Vrankryk, Engeland, enz. Op 't gevoel is deeze Steen ruuw, niette» genftaande zyne Deeltjes gantfch fyn en effen zyn , naauwlyks met het bloote Oog te onder* fcheiden., Zy hangen zo vast aan elkander, dat de Steen geen Water doorlaat , hoewel by aas 't Staalflag eer vergruist, dan dat hy Vuur zou geeven. Evenwel fpringen 'er , gelyk bekend is, onder 't flypen dikwils Von- ken uit. Met Sterk Water maakt hy geen op^ bruifehing. Gemeenlyk fplyt hy , in *t Ge- bergte, Horizontaal, en wordt, tot Slyp- en Molenfteenen, 9 op deeze manier gehouwen, Meö hakt den Steen in 't ronde weg, zo dat hy zyne figuur krygt ; dan worden daar on- der verfcheide Gaten waterpas geboord, die omtrent een half Voet diep zyn, op eenigen $ïïtand van elkander , en daar flaat men prop- pen m, van droog Hout; welke, door de vogtigheid uitzwellende , den Steen doen af- treken van het Gebergte. Zandsteenen* 535 Wit komt dezelve in *t Engelfch Landfcbap AJ£ Derbyshire voor , daar men fraaije Beelden vfil*' van maakt. Elders valt hy ook rood- en geel-s^°°FI> acbtig , gelyk in Spanje en Italië. Daar van s^pfteen. bedient men zig te Bononie en in Switzerland tot Muuren en Pylaaren van Gebouwen. De meefte ziet uit den graauwen , gelyk die is , waar van men gemeenlyk Slypfteenen en Mo- lenfteenen maakt, welker gebruik, zo hier als elders , bekend is. (2) Zandfteen met Meel» Zandige Mergel- n Kleijige deeltjes , die V Water itiflurpt 9®>s Qua- en eenigermaate opbruifcht met Zuur* Hard- fieen. Deeze 5 in 't Hoogduitfch Quaderftein , Schneideflein , Fliezeftein, dat is Vloer fteen , ge- naamd 5 is een grove Zandfteen , welke by ons gemeenlyk Hardjleen en ook wel Benthei- mer Steen genoemd wordt. Op andere plaat- fen geeft men 'er den naam van Bouwfieen aan , en (2) Cos particulis G!areofis , Margaceo - Argillaceis » fcibula fub - effervescens, Syft. Nat. X 1 L Tom. 1 1 1. Gen. 9. Sp. 2* Quadrum micans. Wall. Syft. Min. 1. p 201. Cos partic. minimis glareofis , mollis , cacdua. Wall. JMin. Sp. 76. Cos caedua , Quadrum Csefalpini« Voa. Min. 11 0. Arenarius ex Gothlandia. Worm. Mus* 57. Saxum conglutinatum , Aren. giut. ex Argilla communi. CrómsT. Min. §. 274. Saxum Arenarium frïabile fufco- cinereum. Dacost. Fosf. p. 134. LI 4 III. Deel. III. Stuk. 536 Vergaard* op- tl. en in Vrankryk behoort hy tot de Graisof Grezr ^yiïi!" wegens de Graauwachtige Kleur dus genaamd! J^*D~ In Sweeden *' daar deeze Steen menigvuldig ïó .jfor^«».Gothtand, aan de Kusten , by Burswick voor* komt 3 noemt menze Goihlandfe Steen , en waarfchynlyk behooren hier toe die Steenen , waar mede de Gothifche Gebouwen > in ons Land, zyn opgehaald \ als ook fommigen der zwaare Steenbrokken , welken hier en daar , beooften de Grenzen van Overysfet, op (fe Heijen verfpreid gevonden worden (z). De ïiabuurfchap , immers , van 't Graaffchap Ben- theim, waar in die Zandfteen zo overvloedig /valt, heeft gelegenheid genoeg gegeven aan de oude Volken, van Gothifche. afkomst, om die Steenen tot Bouwftof derwaards te voeren, of ook tot Lyk- Kiften en Begraafplaatfen te gebruiken* Bovendien hebben zy door zwaa- re Overftroomingen * op de wyze van 't ge- ne men in Duitfchland Gefchiehe noemt, kun- nen voortgefchooven worden, en dus leggen- de gebleeven zyn in Moerasfige Landftreeken, alwaar zy niet door Menfchen handen gebragt had- Benoorden Bentheim en beoöftert de Bourtang, fcusfchen de Armen van de Eems beneden Linge , is een Landfchap , Himtmelhick genaamd , in Moerasfen be- greepen, alwaar de meefte Gedenktekenen der Oudheid, van ontzaglyke op elkander geftapelde Steenen, vaor^ kamen. Zandsteenek, 537 hadden kunnen worden, wegens de weekheid afotel. Waarfchynlyk behoort hier toe de Molen- stuk. fteen, die tusfehen Stahlberg en Wolfftein ^Hardjïe^ als ook de Bouwfteen, die agter Grehweiler in de Paltz gebroken wordt. Misfchien ook de graauwe Zandfteen , aldaar by Mofchel voorkomende; de Molenfteen van Derbyshire; die, waar uit de witte Berg by Praag grooten- deels beftaat, de gene die in de Wisfenbruch in Ooftenryk gebroken wordt , als mede die de Metaalhoudende Gebergten van Tranfyl- vanie bekleedt Voorts zal men hier ver- fcheide Steenen van dergel y ken aart, in Vrank- ryk, Engeland en Ierland , ja door geheel Eu- ropa vallende , betrekken moeten. Deeze Bouwfteen beftaat uit fyne en zeer kleine Zandkorreltjes , die door een Mergel- achtige Kley famengelymd zyn,en deswegen, zo 't fchynt, met Zuur doorgaans een weinig opbruifchen , hoewel zy 'er niet aanmerkelyk door verteerd worden. Somtyds komen 'er zeer fyne Glimmerige deeltjes in voor, die 'er eenigen glans aan geeven. De Kleur is meest graauw, dochfomtyds ook geel,rood-of blaauw- achtig. Dewyl deeze Steen , doorgaans, in (a) Anderen zyn , ten dien opzigte , van verfchillende gedagten: gelyk de Heer Berkhèy. NauHiJt.um Hoi-* iand. }h D. 11. Stuk, bladz, 768» (70 Gmelin Natur-Syftem. I Th. p. van den Grond (a). Vin, Hoofd* vier- III, Dsbi,, III. Sxvx. LI 5 538 Vergaarde of II. vierkante Blokken breekt , en zodanig gevon» A*Vilh den wordt , noemt rnenze Quadrum of Qua- Hoofd- derfteen. Hy is gemakkelyk te bewerken en *Hardftein. ^us tot BouweD dienftig , doch trekt de vog- tigheid der Lugt in zig , en verandert daar door fchielyk van Kleur , barftende ook wel door de nattigheid en Vorst. Somtyds is hy met Yzer - Oker , of andere Metaalachtige Stoffen , doordrongen. In het Tweebrugfe komt 'er by wylen Cinaber-Erts in voor. IH. (3) Zandfteen , die uit Meel -Zandige en mr: x Catm Marmerachtige deeltjes beftaat. Lever- fteen. Deeze , dien men in Sweeden Lefwerfïein noemt, vindt men niet alleen aldaar, op den Berg Kinnekulle , in Westgothland , maar ook in Schónen, by Backeskog , in Lyfland, in Vrankryk en niet ver van Bononie in Italië. Daar komt by Ilmenau vermomd Zilver in voor , en men noemtze , deswegen , Zilver- Zand -Erts. Hy gelykt zeer dikwils naar oud Puin, van Kalk met grof Zand gemengd, zyn- de graauw van Kleur. Hy bruifcht met Zuu- ren op , als beftaande uit doorfchynende witte of groene Kwartskorrels , die door Kalkfteen famengelymd en fomtyds zo fyn zyn , dat men Cz) C°s particulis Glareofis Marmoréfsque. Sijjï» Nat. Xll. Tom. til. Gen. 9. Sp. 3. Mus. Tesf. p, 2. N. 2. Calx Hepatica. lt. IVeJïgoth, p. 21. Zanbsteenen. 539 menze met het blooteOog niet onderfcheiden lï. kan. Hy laat zig als Marmer oplosfen , en A y fji1, dan zakt een witte Krytige Stoffe in de Solutie Hoofd- door. In 't Vuur gloeijende gemaakt , fpringt *i^^em hy aan ftukken , met een zwaaren flag. Ge- meenlyk legt hy onder andere Laagen Zand- fteen , of verwisfeit met Kalkfteen -Laagen. Buiten twyfel is hy uit fyn Zand, met Mar- mer -Kryt vermengd, gefprooten. Ik heb een Kalkachtigen Zandfteen , van Montmartre by Parys, welke, uitgenomen de Kleur , hier t'huis behoort* (4) Zandfteen, die uit Meel-Zandige deeltjes IV. beftaat , met verjpreide witte Vlakken* n™ Tign' Tyger- In zekere Parochie van Sweeden , Racle- een' wiek genaamd j is deeze gevonden, die ook voorkomt in Dalekarlie. Hy is rosachtig en heefc veele witte Vlakken , van dergelyke zelfftandigheid , zonder orde geplaatst, (5) Zandfteen , die uit Meel-Zandige deeltjes V. beftaat , met Roestkleurige putjes daar op verfpreid* Niet (4J Cos particulis Glareofis , maculis fparfis albis, Sijfi. Nat. XII. Tom. 111. Gen. 9. Sp. 4. Cos Glareofa ma- culata. Wall. Syft. Min. 1. p. 197, (5) Cos particulis Glareofis , maculis fparfis exoüs Fer- m- III. Deki* III» Stvk* 540 Vergaarde o f 11. Niet alleen in Sweeden,maar ook in Groen- ^iif^Iand, komt deeze by enkelde losfe Stukken Hoojd- voor. Het is een vooze Steen , die het Wa- * Fokfleèn. ter doorlaat ? hebbende eene geelachtige Korst* doch anders wit van Kleur zynde , met plek- ken, die zig vertoonen als of zy door Yzer* Roest uitgevreten waren* De Steen is Afch- graauw , de Vlakken zyn donker bruin. Uit Peru heeft men dergelyken witachtigen Steen* met geele Vlakken getygerd. Ik heb ook een Zilver -Erts uit Hongarie, die men Ty- ger - Erts noemt , met blaauwe Vlakken op een witten Grond. Buiten twyfel moeten die Plekken, door het opdruppelen vaneenige Mineraal Vogt , eene invreetende eigenfehap hebbende, oniftaan zyn. Maar hoe komen deeze Vlakken binnen in de Steen verfpreïd? Dit kan men niet wel verklaaren, ten zy men onderftelle dat by de vorming eenige Stof- * fe daar in verfpreid zy geweest , die meest uit Water beftond , 't welk door de Poren van den Steen is uitgezeegen, en alleen dat overblyfzel gelaten heeft. Zulks blykt my duidelyk in de Blvans-Stom van mgineis. Sy/L Nat, XI 1. Tom lil. Gen. Sp. 5. Mus. Tesf. 4. N. 6. Cos foiidiuscufa alba, cortice flavescente, maculis fuscis friabiiibus. //. Scan. 13. Cos Glareofa cos:- yofa. Wall. StjJL Min. 1. p. 197. Saxum Arenariura, Granulis Hammitae fimiiibus obfitum» Dacosx. Fosf. p« X33« N, ïz ? Z.ANDSTEENRN, 54* \-an Cornwall , waar van ik een brok heb, Awttu vol dergelyke Pukkeltjes van eene Kalkach- tige natuur. Misfchien behoort hier ook dat stuk. Gefteente , van eene donker Afchgraauwe^*^*^ Kleur, een Laag maakende , die wel twaalf Roeden diep legt in de Steenkolen -Groeven te Madeley in Shropshire in Engeland, aldaar van de Kolengraavers de Mazelfteen genaamd ; overal, waar men hem breekt , bezet met bruinachtige Pukkeltjes , die uitpuilen , van grootte als Papaver - Zaad , en dus veel ge* lykende naar 't gene voorkomt in de Nor* mandifche Verfteeningen , voorgemeld (c). Ondertusfchen moet men hier van de Pok- kenfleenen wel ondericheiden , die de Italiaa- nen Variolari noemen 9 om dat dezelven op de Oppervlaktemet ronde Knobbeltjes bezet zyn, en zodanigen , welken de Heer W all er r us Variolithi heeft getyteld , als veele kleine Kei* zelfteentjes bevattende , die de Oppervlakte oneffen maaken(J): want deeze behooren eigentlyk tot de Poddingfteenen. De Vario* Bes , Kinderpokfteenen , of Pierres de Picot , uit de Durance , welken de la Toürettb befehreeven heeft , zyn niets anders dan on- zuivere Porfieren met eene groene Grondkleur. (ö) CO Nai- Hifi* D. I. Stuk, bladz. 398,410. (d) Lithotomi elevatis vel depresfis Globuiis immixtis praediti. Vafiolitse; Syst. Min, 11. p, 619, Hl. Dbeju III. Stuk, 542 Vergaarde of Afdeel Zandfteen met Meel-Zandigeonvaihaatê VII l. ' Deeltjes. Hoofd- stuk. yis Gemeenlyk noemt men deezen Turkfche of C^ifova'Levantfche Slypfieen , hoewel hy niet alleen in Wetfteen. de Oofterlche Landen , maar ook in Noorwe- gen en Sweeden voorkomt* Deeze laatfte , evenwel, is niet volkomen zuiver, hebbende in dwarfe reeten grover Kwartsdeeltjes. De anderen zyn zo fyn , dat menze met het bloo- te Oog niet onderfcheiden kan , en dus zeer digt verbonden. Men noemt hem Oliefteen of Wetfleen^ om dat hy met Olie gebruikt wordt tot het aanzetten van Penne- en Scheermes- fen. De Olie trekt 'er in; hy wordt 'er hard door, doch byzonderlyk in 't Vuur, waardoor hy witachtig brandt , en dan uit Zandige deel- tjes fchynt te beftaan. Gemeenlyk is de Kleur Olyfgroen of bleek geelachtig graauw. 1 1. Kwarts - Zandige. VIL (7) Zandfteen met Zandige deeltjes >jplytbaar vS& in Uoafclie Plaatjes, Dee- (6) Cos particulis Glareofis impalpabiltbus, Syst. Nat. XI!. Tom. 111. Gen. 9. Sp. 6. Cronst. Min* §. 26z. 3. Cos. Squamofa part. tenuisfimis et impalpabilibns , Oleo indurabilis. Cos Turcica. Wall. Sijft. Min9 T. h 3?. 105. Saxam Afenariuna cinereum alterum» Dacost. Fosf9 i». 134. N. 15, Cos particuli* Arenaceis fisfilibus , Lamellis fragï- v - Ur / Zandsteen en, 543 Deeze, die in tweeden Zanchktfer , in En- . H- „ Afdeed geland Sfote - SarJftone genoemd wordt , valt vin. aldaar wit en roodachtig , en wordt 'er tot S^£FD* bouwen gebruikt , met den naam van Freefto- zandty\ m. In Vrankryk is hy mede onder het Grais of Grez begreepen. Men vindt 'er in 't Land omftreeks Groningen eenige Verfcheidenhe- den van, zo de Heer Brügm ans waargeno- men heeft Voorts komt hy, overvloei dig , door geheel Europa voor ; inzonder- heid in 't Wurtembergfe , in Switzerland, in deElfaz, in 'c Tweebrugfe, tusfchen Moers- feld en Kircheim in de Paltz , als ook in 't Engeifch Landfchap Derbyshire. By Facebai in Tranfylvanie voert hy fomwylen Goudkies. Deeze Steen , valt nu harder dan weeker , zynde ook fyner of grover van Korrel naar de plaatfen daar hy breekt. Sommige Glimmeri- ge greintjes komen 'er in voor, die hem eea weinig doen glinfteren. Ligt laat hy zig in dunne Plaatjes fplyten , die gemeenlyk zeer broofch zyn« Gewoonlyk is hy witachtig, doch valt op Spitsbergen rood , zo onze Rid- der aanmerkt , als ook by Mallaga in Spanje . volgens den Heer , Wallerius. In zeker ge* libus, Sijft. Nat. XI L Tom. HL Gen. 9 Sp. 7, Cos in Lamellas fisfüis. Arenarius fisfilis Wall. Syft. Min. U 205. Arenarius fragmentis fisfilibus. Cartb. Min. (/) Litholog. Gronings 17S1. p* 35. ÏÏL Disel, III. Stuk. 544 Vergaarde of SL gedeelte van Sweeden komt hy met beurt* linSs witte en roode Laagen voor. Men vindt Hoofd- hem ook weeker en geelachtig in Engeland. ^Zandtey. Te Jernftad , in Westgothland , is hy zoda- nig met Yzerdeelen vervuld, dat hy zig fmel- ten laat tot eene zwarte Slakke , zynde vaa bruin of graauw door 't Vuur eerst rood ge- worden» By Nagyai, ia Tranfylvanie, valt hy bruinrood. Door zync fplytbaarheid kan 4iy , niet te voos zynde, als Ley gebruikt wor- den om Huizen te dekken* VIII. (8) Zandfteen met Zandige deeltjes > tusfchen Cos ft ia- 7 rr> Ci mJSt de Vingeren wryfbaar. Broofche. By Helfïngburg in Schónen valt deeze , die naar de Pietra mórta der Italtaanen fchynt te gelyken* In 't Engelfch Graaffchap Surrey Icomt een Laag van dergelyken geelbruinen Zandfteen, vier Voeten of daaromtrent dik, onder de boven -Korst van Aarde of Veen voor, bedekkende de Laag van Vollers - Aarde. Waarfchynlyk zal die geelachtige Zandfteen , met verkalkte Zee - Schepzelen , waar uit de St. Pietersberg, by Maaftricht , grootendeels heftaat, hier toe behooren. (8j Cos particulis Arenaceis , Digko friab/Iibus. Syft. Nat* Xil. Tom. lil. Gen. 9. Sp, 8. Saxum Arenarimn tlavo * fivscum friabile. Dacost. Fasf. p.ijs» N«2i» % A » D S T E K N E tt* <~9) Zandfccen , 'uit Zandige Glasachtige af- AJ^kft gezolderde deeltjes famengehoopu VIII. " Hoofd- t>eeze, in de Zuidelyke deelen van Europa5™*^- 'de Kloven der Rotfen opvullende, is geheel Coscoag- voos m Spongieus, byna als Tarwe- Brood ;^VoQze> maar de deeltjes zyn irier en daar onder el* Rander verbonden ; zo dat hy geen Water 'doorlaat* Niettemin zyn de deeltjes hard , ftyf , doorfchynend en helder , gelyk Water of Berg-Kryïtal. Niet veel fchynt hier vaa de Gatige Zandfteen van Walleriüs, die naar Puimfteen gelykt* te verfchillen ; doch dezelve laat , zo zyn Ed. aanmerkt , het Wa- ter door. Niettemin zyn 'er de Paleizen , zegt zyn Ëd. , in Peterhof van opgebouwd» (10) Zandfteen 'met egarJe Zandige deeltjes, % het Water düorzygen laatenden Fileert fïeen* Me'n vi&dt deezen op de Kanarifcfre Eilan* den , X^g) Cos paiticulis Arenaceis Hyalftiis disjunftis coag- iwentatus. Stjft. Nat, XIL Tom, III. Gen. 9. Sp. g.Aix Cos foraminrcta? Wall. p. 207. (10) Cos particulis Arenaceis csquaHbus > Aquam. transmïttendo ftillans. S0. Nat. XÜ. Tom. lil. Gen. 9. Sp. 10. Cos partic Aren. purus , Aquam transmit- tens* Filtrum. Wall. Syft. Min. I. p. 206. Saxtïm Are* •narium cinereum Filtrum diftum. Da Cost. Fosf. p. 135» Filtrum Lap. Mexkanus. Valent. Anrifod. Med, 45. &c. Mm III. Deel. ïïl. Stuk, 34<5 Vehgaardê op 1X den , en op fommige plaatfen van den Golf Aïdeel. van Mexiko zyn 'er Rotfen van , die diep in Hooïd- Zee leggen. De Spanjaarden brengen , met g*ruK» veej ^Qg^n de grootfte Stukken daar van Filtreer* • . " naar de Zuidzee , en voerenze over naar China en Japan , alwaar deeze Steenen in on~ gemeene waarde zyn. Want de Ingezetenen, aldaar, laaten 'er Potten en Bakken van maa- ien , om hun Water , dat met veele Aardach- tige deelen bezet is, te zuiveren, en dus den harden Smaak te beneemen , die het anders in 't drinken van de Thee heeft. Deeze Steen , naamelyk , voldoet aan den naam van Filtreer/leen , die 'er, wegens het doorzygen van 't Water, aan gegeven wordt* Om de Zoutigheid aan 't Zeewater te benee- men, daar hy ook wel toe gebruikt wordt, is hy op den duur niet dienftig (f). Men kan dergelyke Steenen Vaten gemakkelyk bereiden van fyne , zuivere Kley, die men met even veel Kolenftof vermengt , en dan in de Oven uitbrandt , gelyk ander Aardewerk. De Saxi- fche Filtreerfteen lydt van Vogtigheden , Zout Water of Geeften, niets: hy is moeielyk tot vloei- (f) De Heer Waixerius verbeeldt zig , dat deeze Steen op dergelyke manier het Zee - Water zoet zou maaken,als het Zand der Duinen, doch dat hetzelve zulks doe is my onwaarfchynlyk. (zie 't voorg. Stuk , bladz, 414 J. Ten rninfte zon het Zand wel haaft on* bekwaam daar toe worden , zo wel als deeze Steen $ door >t iuflurpen der Zoutige deelen, Zandsteenen. 547 vïoeijmg te brengen , maar een hevig Vuur „ ll° ^ , , • • Afdeed, fmelt hem niettemin tot Glas. Vin. Hoofd* (11) Zandfteen met Zandige deeltjes , die w-**17-^- vatbaar en digt in een gedrongen zyn. Cos tèn* Deeze by Malung in Dalekarlie, als ook te Hall en Hucneberg in Westgothland , voorko- mende s is zeer digt en hard3 en geeft fcerk Vonken aan 't Staalflag, De deeltjes zyn zo fyn, datmenze met het blöote Oog naauwlyks kan onderfcheiden* Hy is wit of geelachtig en heeft dikwils kleine roode Granaatkorrels in zig vermengd. Zeer naa komt hy aan den Geftippelden Rotsfteen , vervolgens te be- fchryven. De Heer Brügmans merkt aan, dat deeze Zandfteen, met anderen, tot bevloe- ring der Straaten in Groningen dient (g). (12) Zandfteen met Kwarts- Zandige egaale y gXIVt doorfchynende deeltjes , digt famengepakt, Kwurtzi* ge. In (11) Cos parriculis Arenaceis impalpabilibus compac- tïsfimis. Syfi. Nat. XII. Sp. 11. Cös folida, particulis Quartzofis impalpabilibus, Mas, Tesf p. 4, N. 7. (g) Uthal. Gromng. 17S 1. j». 34, (12) Cos particulis Arenaceis Quartzofis sequalibus, diaphanis compaftis. Syst. Nat. Xll» Sp. 12» Cos foli* diuscula , particulis Arenaceis , Quartzofis 9 peüucidi» sequaiibus. Mu.s. Tesf. p. 4. N. £> Mm % III» Deeju III. Stuk:» 548 Vergaarde of n. In Sweeden is deeze, inzonderheid ïn het Vin. ' Zuidelykfte des Ryks , Schöuen genaamd 5 Ioofd- zeer gemeen# Hy beflaat uit fyne Korreltjes van Kwarts - Zand, diehard zyn en doorfchy- nende, met die Van 't Stuifzand ónzer Dui- nen byna overeenkomftig , en dus is die Steen •waarfchynlyk uit hetzelve gebooren. Aan 't Strand komt hy ook onder Water voor , doch deeze moet , om tot Bouwfteen ge- bruikt te worden , eerst door zoet Water zyn uitgeloogd, dewyl hy anders ras verwee- ren zou en vergruizen. r?111; 03) Zandfteen die gekleurd is, met Zandi* . n P /VI /Om De Kleur onderfcheidt deezeii Zandfteen, die meest by Myfien voorkomt, voornaame- lyk in Sweeden , vallende aldaar geel by Oe- rebro 5 rood by Freudenftadt in 9t Wurtem- bergfe, Violenfteen genaamd; te Bornholm, in de geheelc Elfaz , in de Paltz, inzonderheid aan den Rhyn ; veelal Roozenrood inTweebrug* ge en Lotharingen ; Vleefchkleurig in Stier- mark ; groen by Wija en zwart by Kumbla in Nericie; ook met verwisfelende bruingeele en witte Aderen in 'c Wurtembergfe , en O 3) Cos particulis Arenaceis fubxqualibus colorata^ Syft. Nat. Xll. Sp. 13. Arenarius Granularis. Wali*« £• 204 S Cos colo" rata. Gekleur- de. ge9 byna egaale deeltjes. blaauw ZandsteeKen. 549 blaatiw. Buiten twy^el heeft hy zyne Klei> A IT- , ren van de vermenging met eenige Mineraale vin. Vogten, Wallek ius fchynt hem niet vans^0.FS" zynen Korrel'gen Zandfteen te onderfcheiden. Men gebruikt den rooden, in de Paltz, voor- mamelyk tot Bruggen , Muurfteenen , Ge- bouwen en Kerken; den Vleefchkleurigen in S dermark tot Ovens, enz* (14) Zandfteen die uit Zandige en Kleijige C*]V- deeltjes beftaat. feiiana. Men vindt deezen in de Steenkolen • Groeve110* te Boferup in Schónen. Hy beftaat uic zeer fyne Zanddeeltjes , die door Porfelein* Kley famengelymd zyn , volgens Linn^üs, Dit komt echter vreemd voor, aangezien zyn Ed. die Kley gefceld hadt in China te huisveften (h)9 en dus is het verwonderlyk , hoe dezelve dan heeft kunnen dienen 9 om deeze Steenen in Sweeden te vormen. Cronstedt fchryft zulks toe , aan eene Vuurbeftendige K ley 3 welke men in Europa vindt (*'}, Hoe 't zy 3 dee- ze Steen wor Jt gezegd in de Grond week te zyn 5 verhardende in de Lugt , om een fterk Vuur uit te houden, eer hy tot Glas fmelte. JU. Grof. (14) Cos pavtkulis Arenaceis Argillaceisque. Sijfi. Nai. Xll' Sp. 14. Lapis Arenarius glutine Argiilaceo P01- cellaneo. Crqnst. Min* §. 274. (Ii) Zie 't voorg. Stuk, deezer iVJatf. ////?. bL^io* (ij 't Zelfde bladz. 504. Mm 3 III. Dxkl» III. Stuk, 55* Vergaarde of jSoolu - Grofz^ndige met hoekige deeltjes. VIII.- sïük?ÏÖ- Zandfteen onge/yfa, Kwartzige en XV. Mee/zandige y deeltjes. Cos Mo» ^Moien- Deeze Steen , die veel tot Koornmolens ge- iteen, bruikt wordt, komt in Sweeden op verfcheide plaatfen , als ook in andere deelen van Europa voor. 't Is eigentlyk een Grove Zandfieen , die met de voorgaanden meer of minder over- eenkomst heeft , naar dat 'er veel of weinig Kwartzige deelen onder de Ivleelzandige ge- mengd zyn > en deeze fctiikking der hoekige Zanddeeltjes 5 in de fynere vastgezet 3 die den Steen fchérp ruuw maakt, dient zeer om het Koorn tot Meel te verbryzeleu. Hier toe is een Steen van gezegde hoedanigheid bekwaam; maar om harder dingen, gelyk verfcheiderley Verfftoffen , harde Houten , Bikfteen , enz , te vergruizen , worden Molenfteenen vereifcht, die uit grover deelen beftaan; gelyk wy zien zullen in de befchryving der Rotsfteenen. Een andere Soort van Molenfteenen, aan den Rhyn vallende s die men ook tot Koornmo- lens ("i 5) Cos particulis insequalibus , Quartzofis Glareofis- cjue4 Syft, Nat. XII. Sp. 15. Mus, Tesf. p. 4, N. 10* Cos particulis majoribus Sabulofis , diverjse naturae , coa- Üta* Wall. Syft, Min. 1. p, 208- Arenarius durus Gra- imlis inaequalibuB. Carth. Min. 27. Saxum Areaarium % isi^is Molarisi Dacost. Fosfé p. 137, Zandsteenen. 55* lens bezigt , is voorheen , onder de Soorten KL van Puimfteen, befchreeven (*> Hoorn* (16) Zandfceen met hoekige, ondoorfchynende 5ST^T vafie% ftyve Deeltjes. cos Jfe*. damenta-* lis Een allergroffte Zandfteen is deeze , die 'Fonda- voornaame yk by Roslag in S weeden aan dementfteeu. Kusten , doch ook elders in Europa , valt. Hy befcaat , volgens Linnjeus, uit eenc famengroeijing van Grof Zand (/), vermengd met Yzerdeelen. De Heer Walleri us maakt 'er zyn Korreligen Zandfteen van 0 wel- ken zyn Ed, zegt te beftaan ,3 uit grove Kor- „ reis, die met het blooce Oog ligt te onder- 5, fcheiden zyn , meer of min doorfchynende 35 en ongelyk van grootte, zuiver Zandig of Kwartsachtig , vast doch niet zeer digt te 5> famen verbonden , waar door hy op 't ge- 3$ voel ftyf is en oneffen ; dikwils zo hard , dat hy aan 't Staalflag vonke, en derhalve n ook moeielyk te houwen. Door een zagt 35 Vuur 00 In 't voorg. Stuk, bladz. 232. (16) Cos particuiis angulutis opacis fixis rigidis. Syft. 'Nat* XII. Sp. 16. Cos folidiuscula , particuiis Arenaceis Quartzofis fubopacis fubangulatis. Syft. Nat. VI II. Sp. 5. Cos particulis Arenofis diftinftis dara vulgaris. Are- ïiarius Graniilarïs, Wall. Syft. Min. 1. Sp. 86. p. 203, (/) Arena Ruflicax zie 't voorg. Srüic deezer NaU Eiftorie, bladz. 463. Mm 4 HL Dxnu III. 55*- Vergaar » e & 1» li. „ Vuur wordt hy tot Zand verbryzeld; een? VU?1"» fterker wederftaande en geen aandoening. Hoon* hebbende van Zuure Geeften." STUK. 7> Fwida- Hier van geeft zyn Ed.. Verfcheidenhedet* nmiSWml0^^ naar de Kleur; een Witten, naamelyk* uit Engeland: een Afchgraauwen Geelachtigen en Rooden , ook in Sweeden voorkomende ; een bruinen in Engeland ; en een Groenachti- gen y insgelyks tot de Gekleurde Zandfleenen, % voorgemeld , behooreade x en m.erkt verdqr het volgende aan* G :o;-uik. %} Naar de verfchillende grootte en fameri-- „ hechting der deeltjes,, hebben deeze Steq- $> nen qen velschillend gebruik. Die harder 5, en digter zyn van zelfftandigheid, zo dat „ zy van 't vloeijend Water niet affiyten, en 3, de veranderingen der Lugt tegenfcand bie- „ den, tot plaveijing der Wegen enStraaten.i sy weshalve zy door fommigen JVegfteenen gq- ,% hetea worden ; of tot de grondvesting der 5, Huizen, des menze Fondamentjteenen noemt; 3, of tot Trappen en wat meer van dieij aart v is. De Roslagfe , die van het Eiland Rad-* „ manfo overgebragt wordt 9 fchynende uit a, zeer naauw vereenigde, Afchgraauwe, geel* 5% achtige en roode , nu dikkere dan dunne- „ re. Laagen, te beftaan, wordt ten gezeg- 3, den einde , op veele plaatfen , zelfs tot „ Fornuizen, daar men fterk ftookt, gebq- u zigdo. Die fcoofcher $n zagter zyn, dienen n. veek % A N D S T E E N E K. 553 veeleer tot kleinere of grootere Slypfteenen , Aïï^'Eh wanneer zy uit egaale deeltjes bcftaan,fom- Vin/ 3, wylen tot Wanden en Vloeren , of eenig Stuk.FD" „ ander dergelyk gebruik, binnenshuis. Fondu* Hier toe behooren verfcheiderley Zandftee-^/te nen, die men in Engeland graaft, niet zo zeer de Porthndfe , die uit een rondachtig Gruis beftaat, met veele glinfterende deeltjes daar onder gemengd , en in Londen menigvuldig tot bouwen gebruikt wordt ; als wel een der- gelyke van Surrey , die bleek graauwachtig is , famengefteld uit een fyn hoekig Gruis, door een Aardige Spaath-StofFe famengehecht. De Laagen daar van leggen zeven of agc Voeten diep. Maar deeze wordt, om dat hy niet te- gen de Lugt kan , alleenlyk tot Glas -Steen- en Kalk -Ovens, Fornuizen en andere Zaaken ge- bruikt, daar hy een fterk Vuur moet uitftaan. Voorts heeft men 'er, op andere plaatfen, van dergeïyken aart, meer of min gelykende naar Hardfteen , en behoorende tot den Freeftom , aldus genaamd, om dat menze op allerley ma- nieren houwen kan, zonder gebonden te zyn 3aa deja Draad , Bladen of Laagen van den Steen. De Zandstee:;? en in 't algemeen , vol- AJgemee-* gens hunne drieerley famenftel lende , Meel-ne zandige Kwarts - Zandige of Gr of zandige dee*geu. ien , zouden , za die zelftle Hoogleeraar aan- Mm 5 merkt, IU Pml> Hl. S-tübu 554 Vergaarde of Afdeel meY^1 9 moogtyk 10 over - oude tyden , toen Vil L* die Zandkorrels nog week waren, zonder eenig $TüK»rD* tym> door enkel Water , kunnen famengepakt zyn ; 't welk zyn Ed. inzonderheid bewyst , door de famengroeijing van Zand onder Wa- ter. Maar , wie ziet niet , hoe dit bewys op losfe Schroeven ftaa? In de eerfte plaats is die weekheid der Zanddeeltjes eene louter aangenomene Onderfteliing 3. zonder eenigen grond; ten minfte onwaarfchynlyk 3 wanneer men het Zand acht door een foort van Kry- ftallizatie te zyn gehooren (n). Ten anderen is het Water, inzonderheid het Zee- Water , nooit bevryd van eenige Lynierige" Stoffe of Aarddeel tj es 5 die te famen zeer wel in ftaat zyn , om de Zanddeeltjes famen te hechten onder Water. Dit blykt ook in de famengroei- jing van Zand en ander hard Steengruis 5 door een Okerachtig Vogt , toe Steen , in de Gruis- fteenennog d3gelyksgefchiedende(V). Immers dat rondachtige Lighaamen , gelyk dezelven zyn, zo vast aan elkander kleeven zouden door enkele aanraaking , ftrydt tegen alle Onder- vinding. Ook erkent zyn Ed. aanftonds daar op , zelf, dat 'er eene Aardachtige Stoffe noodig zy geweest , om de eerjt verharde Scee- nige (m) Obfervationes circa Arenarios Lapides, Syft* Mtfa f. p. 210. (n) Zie 't voorg. Stuk , bladz. 426. (O Zie het Artikel van den Qruhftun , hier agtez. Zandsteenek; 555 ntee Zanddeeltjes famen te verbinden. Welke * n- _ _ _ , -Tr, .,, n _ _ , Afdeel. StofFe of Meelzandig, of Kleijig, of Mergel- vin. achtig , of van eene Yzerige of Kalkige na-^^"*' tuur, in de Zandftcenen is waargenomen, En deeze behooren dan tot de Samengelymde Stee- nen, die van laater oirfprong zouden zyn en Bergen famenftellen van ongelyke hardheid , gelyk zulks aan het Gebergte Pirna in Saxen , door den vermaarde Henckel, was waar- genomen. De Zandbergen , uit zulk Gefteente beftaan- Zand. 5 , , . , bergen, de, worden derhalve, ten opzigt van den Oirfprong, door zyn Ed. als drieërley be- fchouwd. i. Alkroudfle , uit week famenge» hoopt Zand , dat vervolgens tot Korreltjes is verhard. Die Zanddeeltjes , eerst door hunne weekheid famengepakt , moeten dan vervolgens weder van elkander geweeken zyn , om rondachtig te worden : 't welk te- gen den zo vasten famenhang ftrydt. Men heeft geen Lym in fommigen ,zegt zyn. Ed., kunnen waarneemen ; doch dat is zeer moeielyk te vinden, zelfs in die, daar het blykbaar plaats heeft. Ook geloof ik dat veel Zand, in deezen , zig zelve tot een Lym verftrekt, inzonderheid het Meelzand,met onvatbaare enbyna onzigt> baare Aardachtige deeltjes, dikwils vermengd onder ander Zand. 2. Zondvloed -Bergen^ wier oir- fprong de Verfteende Zaaken of Spoorfieenen van Planten, daar in gevonden, aantoonen* 3. Nieu- 55ö Vergaarde of 11. 3- Nieuwere , of Zandbergen van laater tyd, Avin' wier 0ir*Pron8 men van een iosfer famen- Hoofd- hang der Korreltjes kan afleiden, en hier toe STÜS' zal, denk ik, waarfchynlyk , de St. Pieters* Berg, by Maastricht, behooren. Ook is het blykbaar, dat zodanigen allengs ontbindbaar zyn door de Lugt , door Regenwater , of door Overftroomingen,- 't welk dan gelegenheid kan geeven tot inftortingcn of afmortelingen van Bergen , daar men nu en dan, in de tegen- woordige tyd, nog voorbeelden van ver- neemt. S a x u lï. Rotsfteen. De Rotsfteenen , in 't Franfch Rochet of Vierres de Roche , in 't Engelfch Qtiarry-Sto» nes, in 't Hoogduitfch Fehfteine of Wacken^ in *c Sweedfch Hctel -arter genaamd , zyn door Linn/bus op 't end van de Afdeeling der Steenen gefchikt, gelyk zy zig hier bevin- den. Derzelver kennis is in de Bergwerks* kunde van veel belang, dewyl zy den grond- flag der oudfte Bergen uitmaaken, en als de Grondvesten daar van zyn, bedekt met Ley en Kalkfteen Zy loopen 'er gemeenlyk A- derswyze, zelden Laagswyze, doorheen. De genen, die, als voorheen gemeld is, uit enkef famengehechte Korrels, van verfchillenden aart, beft aai, zyn veelal bevrugt met Metaalen , doch ROTSSTEENEN/ 55? doch men vindt 'er zo min Verfteende Zaaken ^ in, als in dc famengelymde Rotslceencn , die Vin. dikwils op zig zelf Heuvels en Bergen of Rot-s^FD* ièn maaken , en ook by Schuifftukken voor* komen , welken men Gefchiebe noemt* Deezc fchynen van laateroirfprong tezyn:men vindt- ze in de diepte zelden : terwyldefamengehech- tc Rotsf teenen veelal blyken draagen van een veel hoogeren Ouderdom. Zo 'er iets moeielyk te verklaaren is , moet De Oir* men daar voor houden den Oirfprong deezer is Steenen. Alle die Stoffen , Kwarts , Veldfpaath 5 Glimmer , en anderen , reeds befchreeven , waar uit zy famengefteld zyn, komen anders niet by zulke kleine brokjes voor, en, fchoon het niet onmooglyk fchynt , dat zy zodanig ge- groeid zyn , is het onbegrypelyk, hoe zy dus door malkander hebben kunnen ontftaan. Want niet alleen hebben zy geheel verfchillende Kalk- aarrige, Kleijige en andere Grondftoffen , maar moeten gevormd zyn uit een Vogt, dat deeze Stoffen ontbonden hadt* Dus is het Natuur- kundig onmooglyk , dat zy onder malkander kunnen gegroeid zyn , en , zo zy elk op zig zelve zyn geboren , hoe komen zy dan zo egaal onder elkander gemengd? Dit zou men nog eenigszins kunnen begrypen , indien zy eerst tot harde Korrels gevormd waren; maar v/eek zynde, gelyk men onderdek, en bykans ^nderftellen moet , dat zy in de enke! famen- Vergaarde o F gehechte Steenen , zonder Lym , famenge* Afdeel. ö . , i , Vin. voegd zyn, -is er geen verbeelding van te sÏk? D" maaken. Alleenlyk zou men mogen denken of fommigen , by voorbeeld de Kleijigen , week waren geweest , en de hardere s gelykdeSpaath en Kwartsdeelen, reeds verhard zynde, als in hunnen boezem ontvangen en zig daar vast om heen geflooten hadden. Oirzaak Naauwlyks komt het den Heer Wallerius meniya" mooëtyk voor 9 ^at Rotsfteenen en Steenea mfngy on- aan elkander gelymd zouden kunnen worden, derzogt. jncijeü Zy niec Van eene weekere zelfftandig- heid waren ;alzo de famenly mende Stoffe geen ingang hebben kan in volkomen harde Stee- nen (ƒ>)• Dit past zyn Ed. toe, op de Podding- Iteenen en dergelyken, die uit Keizei tjes of brokjes van Steenen , door middel van een Leemige of Kleijige Stoffe famengegroeidzyn. Ik vind geen reden om 'eenigen ingang van die Stof e in de gezegde Steentjes te onderftellen : zo min als om te denken dat de Bergen , toen zy braken , van een weekere zelfftandigheid zyn geweest, gelyk zyn Ed. acht uit de ingemeng- de Mineraal -Aderen te blyken. Ik zou eer denken, dat dit onder de groeijing der Ber- gen gefchied ware. Immers , wanneer men het Zilver , in de Noorweegfe en Freibergfe Ertfen , door de Spaath zo Takkig heen ge- groeid 9 GO tyfl* Min, p. 447. ROTSSTEENEN. S59 gfoeid , befchouwt, kan men naauwlyks twy- felen , of de Kryftallizatie van de Spaath cn Vlii?" de Stolling van het Metaal , moeten gelyktydig J^f0* zyjQ geweest, En > wanneer het in Reeten voorkomt , gelyk by voorbeeld in Peruvi- aanfche Ertfen , dan moet ik zekerlyk vast ftellen , dat de Bergen, toen zy dus braken 9 reeds hard zyn geweest. Voorts begryp ik ( igenttlyjk "iet , wat zyn Ed. met dit breeken der Bergen bedoele ; noch ook op wat grond zyn Ed. Befluit- Stelling rufie : wanneer hy zegt. „ Met één woord , de Breuk en be- „ gonnen famenlyming is den Zondvloed voor- 39 gegaan, doch de tegenwoordigheid deezer „ famengelymde Steenen en Rotsfteenen, op 35 de Oppervlakte des Aardkloots en der „ Bergen , is aan den Zondvloed toe te fchry- 5) ven/' Inderdaad, die zo Stellig durft fpreeken, is onge« in (laat om de Herfenfchimmen der oude Phi- l^j]^ lofoophen te billyken. Laat ons den Grondflag van die korte Befluitftelling eens befchouwen. 5, i. De Breuk der Steenen is gefchied in de 5, ftaat van tlit drooging en verharding ; dat is é 5, onder dezelve en wel door een onderlia- „ ge aantrekking der Deeltjes , of door fa- „ mcndrukkingjofdoor nederploffing of eeni- „ ge andere oirzaak. s>. Die Steenen zyn 59 famengegroeid , toen zy nog van eeae 5> weekere zelfftandigheid waren, p De fa- 5, men- UL Deei«. III, Stuk. j6ö VËftGAARbË ö # II. 3, mengroeijing is begonnen op onderaardfche 'vm?» plaatfen. 4. Van daar zyn deeze Rotsftee* Hoofd- 5, nen, door zeker onbevattelyk geweld, op „ de Oppervlakte des Aardkloots en der Ber* 55 gen gefmeten." Dit moest dan ten tyde van den Zondvloed gefchied zyn : terwyl wy on* dertusfchen niet leezen , dat daar door zulk een geweld is veroirzaakt en veeleer uit de langzaame opdrooging des Aardryks het te* gendeel befluiten zouden. De geweldig ftroo* mende Wateren hebberi geen zwaare Steenen op de Bergen kunnen brengen ; maar wel de* zeiven daar doen afrollen, na dat zy van de Rotfen afgebroken waren. Onder den Zond* vloed 3 zal men naauwlyks toeftemmen,dat eene verharding zy gefchied* En , het is uit de famenftelling van fommigen dier Steenen waarfchynlyk , dat de famengroeijing van veel laater tyd izy. Waar. De hoogfte Bergen zyn zo klein , ten op* fcbyniykeZigt van den Aardkloot en deszelfs Opper* vorming. vjajcte ^ aj$ zandkorrels in vergelyking met een Berg (q)> Die Bergen zyn waarfchynlyk in de eerfte vorming des Aardkloots begree- pen geweest, als maakende de Ketenen uit, tot deszelfs vastheid dienftig , gelyk Buache niet zonder reden onderdek (r). Voor den Zond- CO Zie het 111. Deels 1. Stuk, deezer NaU Riftom / bladz. 50, enz. CO Zié Uitgezogte Verhand. Ml, Deel ,bladz, 553. il O T S S T E E N E N» ndvloed hebben zy derhalve r?eds beftaan, II. doch zo hoog misfchien niet uitgeftoken ; al> A vnh zo door denzelven veele Aardachtige Stoffen. HooF^ daar tüsfchen , zyn weggefpoeld. En, wat derzei ver Vorming aangaat, moet men begry- pen dat de Steenen, in 't algemeen, doe: eea foorr. van Kryftallizatie , en wel door middel van Vuur; gelyk de Schirls , Granaaten, Spaa* then , Glimmers en dergelyken , en dus op eene fchielyke wyze , zyn geboren : terwyl mooglyk dit zelfde Vuur, wederom, die Stee- nen vergruisd heeft , en dus gemaakt, dat deeze Korrels en Brokjes van eene andere , op dien zelfden tyd kryftallizeerende of fa- mengroeijende S teenftoffe , ontvangen werden ; waar door dan eene oneindig verfchillende vermenging , zo ten opzigt van de famen* {lellende deelen, als van de grootte, plaats en figuur, en wel misfchien by de eerfte Schep- ping of fatzoeneering des Aardkloots, heeft kunnen ontftaan. Deeze myne Gisfing is op alle Rotsfteenen Onder- toepasfelyk, welke door gezegden Heer Wal- d0h0erld,ng lerius , in 't algemeen, naar de verfchil-WALLB- lende manier van Generatie , onderfcheiden worden in Gemengde en Vergaarde Rotsftee* nen. De Gemengde , ( zegt zyn Ed. 9) zyn uit twee of drie verfchillende Soorten van „ Steenen, volmaakt en egaal,. op zulk eene ,9 manier famengefteld , als ofzy in een vloei- Nn 35 baa* III. Deel. III. Stuk. J62 Vergaarde of \i „ baare ftaat vermengd en vervolgens tot Avvn\' " ^De va^e ^omP Samengegroeid waren , Hoofd- „ zonder eenig het minfte kenbaare over- *TUK# „ blyfzel van eene Lymachtige Stoffe." De lm zodanigen verdeelt hy in vyf Geflagten. i. Graniet £)ie hard, korrelig en vast zyn, aan 't Staal vonkende, niet fplytbaaren naauwlyks Laags- wyze gevonden ivordende ; onder den naam 2t van Granieten. 2» Diehard, korrelig, fplyo Fonnr.s-5aar zyn ook aan >c gtaai vonkende, in Laa- en Molen- J 7 Heen. gen en Aderen van \ Gebergte voorkomende; 3. genaamd Fornuis- en Molenfieenen. 3. Die Porfier* har(j en vast , niét fplytbaar noch Korrelig 4. zyn: Porfierfteenen. 4. Dieweeker, fplytbaar Heen°°rn"zyn5 °^ ^y Laagen voorkomen , met eene donkere Aardachtige gedaante , Metaalbevat- ^ tende ; Hoornfleeneru 5. Die geaderd en ge- Kher- klierd zyn; Küerfteenén. De Vergaarde fieen Steenen zyn by hem zodanigen \ d)e uit link- jes en brokjes van andere Steenen , door eeni« gerley blykbaare tusfchenkomende StofFe, zyn famengelymd , gelyk de verfcheiderley foor- ten van Poddingfteenen^ in Italië Breccia's ge* naamd, waar onder echter ook die geenszins uit brokjes, maar uit geheele Keizelfteentjes fa- mengefteid zyn , van zyn Ed. t'huis gebragt worden. Daar komen onder die uit verfchei- de Stukjes Marmer, Zandfteen, Ley, Jaspis, Porfier, als ook uit veelerley Steengruis onder malkander , dus famengelymd zyn: maar de R O T S £ T -£ B N £ K. 5^S Gruis- Achaat , hier voor befchreeven , waar \i in dit zo duidclyk plaats heeft , fchynt aan AvF°f^ «yn Ed. niet bekend te zyn geweest. Hoofd* De Heer Linn^üs heeft de Rotsfteenen , soorten op de volgende manier, in omtrent veertig van Soorten voorgefteld^ gelyk ik dezelven than$NibU ' zal befchryven. ( i ) Rotsfteen van mvaihaare deeltjes 9 met 1. Spaathige flreepen , flippen en vlakken 5 p0rpkij- daar door ver /breid* num. Jr Porfier- (leen. De Heer Wall er rus hadt die Geileen te voorheen genoemd ; zeer harde Jaspis 9 dieroo'd- Mhtig is , met verfcheiderley Steentjes daar in ver- fpreid. Thans noemt hy het , Rotsfteen , van jaspis en Veldfpaath ondereen gemengd* Het voert gemeenlyk den naam van Porphter of Porfierfteen.) naar den Latynfchen naam Por- pkyrusy in % Italiaanfch Perfido, in 5t Franfch Porflr. In Sweeden geeft men 'er den naam wan Koppflenn aan. By de meeffce Autheurea komt het onder dien van Porphyriies voor. Zo- (j.) Saxum impalpabile, Striis, PuncVis, Maculisqua fparfis Spathofis, Syft. Nat, Xll. Tom. 111. Gen. u. Sp* i» Saxum impalpabile Siliceum fnscam &c» Schrjeb . Littu 78. Saxum compofitum Jaspide & Veldfpatho , in« terdum Mica et Bafalte. Cronst. Min. ^66. Porphyri* les. Dacost. Fosf. 283. Saxum J^pide & Spatbo fdn« liiiante mixtum. Wall. Syft* Min. 1, 430» Nn 2 HL Dfi£L. III. Stuk. 564 Vergaarde of 1 1. Zodanig Gefteente vindt men in Noorwegen , j Ay"fiL' Sweeden , Duitfchland , Switzerland, Italië , Hoofd- voornaamelyk in 't Gebied van Brescia en STÜK' Bergamo , in dat van Vicenza , in Grieken- ' land, Arabie en Egypte; fomtyds by Roifen | en Gebergten , doch meest by Stukken en I Brokken 5 fomtyds zeer klein en Keizelach- tig, gelyk het dus voorkomt in Provence, tusfehen Marfeille en Pen nes, volgens Tour- *jei«ort(j); in 't groote Bofch van Esterelé tusfehen Cannes en Frejus, volgens Anger- stein en volgens itArgen vil le ook in Bourgondie en Bretagne. In Swit* zerland vindt men Porfier - Keizeltjes in de Rivieren , gelyk dezelven aan de Kusten van Engeland en onder onze Keizelfteenen dikwils voorkomen (»). Bayer verhaalt, dat men Klompen van Porfierfteen verfpreid vindt op het Land, omftreeks Neuremburg^enBaucK- mann zegt , dat het voorkomt in de Rivieren en op de Gebergten van Blankenburg in Ne- der-Saxen (»• Eigen- Sommigen willen, dat dit Gefteente van zy- fchappen. ne roodachtige of paarfche Kleur den naam be- (j) Voijage au Levant \ Vol. I p. 157. VoH. 11. Lett. 9« P- 339- (/) Mem. de Math. & Phyfique* Tom. 1% 1755. p, 561. (u) Berkh. Nat. Hifi. van Holland. II. D. 11. Stuk ,, biadz. 778 > enz. (?) Ejjifi. Itin. Cent. b Ep. 37. p. &v RoTSSTEENEN. 565 bekomen hebbe. Het is gemeenlyk zo hard, lh dat hec aan 't Staal vonkt cn fmelt op zig zelf Ay]^Er in 't Vuur. In de open Lugt verweert het , Hoofd- wordt brokkelig en verliest zyne Kleur. De j>orfltl. Grond, van 't zelve, is Jaspisachtig ofELorn- fteen , doormengd met fyne ftreepen , vlak- ken of flippen van Veldfpaath, waar by ook fomryds fchemerende pukkeltjes van Glimmer, Schirl of Bafalti ingefprengd zyn. In Rome zyn de Straaten op veele plaatfen , en het Plein om de Pieramiede voor de St. Pieters-Kerk ten dede daar mede geplaveid; ook veele Ker- ken en Paleizen met hetzelve gevloerd. Van de Ouden werdthet tot Kolommen, Altaaren, Gyaffteenen , Gedenktekenen, Urnen en vee- lei ley anderen Vaten, bearbeid. Het neemt door polyften een ongemeen, fchooncn Glans aan, en is derhalve aanzienlyk tot fieraad, in- zonderheid de fynfte Soorten. Voorts is het in gebruik tot Wryfftdecen, om Poeijers on- vatbaar fyn te maaken , die daar van in 't al- gemeen den naam voeren (w). De ongemeene hardheid van den Porfierfteen, Ongemee- die hem tegenwoordig naauwiyks te bewer- £gidHard~ ken maakt, heeft fommigen doen denken, dat de Ouden een byzonder Geheim hebben beze- ten , om hunne By len , Beitels en andere Werk- tui* (w) Wall. Sijft. Min. I. $. 432. Nn 3 III, Dssl. IIL Stuk. 566 V E R O A A R B E O F Afdeel. tufSen te harden* De Heer ü. F. B. Bruck- vin. mann fielt zulks mede op rekening van den stuk* ; Heer Dacosta O), die5 wel is waar , van JVjftr.dit Gevoelen 9 't welk Doktor Lr st er be* gunftigde*. fpreekt , doeh in tegendeel fterk betuigt, hetzelve niet toegedaan te zyn* „ 't „ Is onbetwistlyk (zegt hy) dat de Werkftuk- ,y ken van Porfier en 'Graniet ^ die men in Ita- „ lie heeft, uit Egypte overgebragt zyn :wes- „ halve men befluiten snag , dat zy al zeer jy vroeg bewerkt zyn en gefatzoeneerd door s, Menfchejn van dien Landaart, welke waar- 3y fchynlyk dezelven eerst ten ruuwfle gehou* f, wen , en vervolgens , door een dierbaaren 5, arbeid, met harde fcherpe Zanden afgeflee- n pen , en tot eene regelmaatige Geftalte ge* 5, bragt hebben." Iets dergelyks wordt men gewaar in de zogenaamde Donderbeitels, dat Wiggen en Bylen zyn geweest der aloude Vol- keren; gelyk men nog heden de Wilden, zo in Afrika als in Amerika 5 harde Achaaten. en Keizelfteenen * tot Bylen , Beitels, Mesfen, en Pyl- of Javelynpunten , ziet flypen(^y)5 en men oudtyds ook onder de Israëlieten van iets dergelyks gemeld vindt (è% De • (x) Eenige Autheuren , zegt zyn Ed. , zyn , mét den Heer Mend. ba Costa, tot het denkbeeld gekomen, enz. AkkandL von Edetjteine. 3^. 274. (#) Dit beredeneert de Heer Dacosta in 't bréede* FosjJls. p. 284 > 285 • (V) Zippwa nam een Steenen [Mes] en befneedt de Voor- ROTSSTEENEK. 567 De Ouden hebben hun Porfier uit Opper- ij. Egypte, Ethiopië of misfchien ook uit Steen- achtig Arabie, gekreegen ; alwaar , volgens Hoofd- Woodward, nog byfter groote Laagen en STl^od geheele Rotfen van hetzelve zyn. 't Schynt Porfier» dat zy inzonderheid het Raocle Porfier gekend hebben, of liever dat uit den paarfchen ziet, met hoekige Vlakjes van witte Veldfpaath en zwartachtige Stippen van Ëafalt. Dit is het Porfido rosfo der hedendaagfche Italiaanen , dat men Sarres noemt omltreeks Bergamo. Ze- kerlyk moet het de Leucofiiclos der Grieken * by Plinius, zyn , en misfchien behoort daar toe ook zyn Thebaifche Steen, die rood was met geele of Goudkleurige plekken (a). Im- mers men heeft daar veele veranderingen van. Het komt, naamelyk voor, met een Purper* Jkleurigen, Violetten, Bloed- of bruinrooden Grond» Zodanig zyn de Europifche Porfier- (teenen , die men zo ia Sweedea en Noor- we- Voorhuid haares Zoons. Exod. i V. vs. 25. Doch fom- migen willen dat het maar een fcherp Mes betekene. BibU Suu & Trem. De Vulgata heeft, acutisfimam Pe- tram. De zelfde bedenking heeft plaats , ten opzigt van. Josua. V. vs. 2 , alwaar men by ons vindt , Steenen Mesfen, en de Vulgata leest Cultrcs Lapideos : terwyj anderen G /adios acutos maaken van dat zelfde Woord» Vid. Ind. Sibt. P. Tossani. 00 Porphyr rubens cum Spatho fcintillante flavo. \Vall. Sijjl, Mini 1. p. 431. Var» c, Nn 4 III. Dsbl, ia, S*m. 568 VëRC AARbE OF lt wegen, als in Bohemen, en door geheel Ita- * vul' lie vindt- In 'c Gebied van Bergamo en in Hoofd- Xirol maaken zy geheele Bergen uit. By Joa- Pfrjtir. ctóm'stlrallS in Bohemen , ftryken daar van verfcheide magtige Aders , Laagen of Kam- men , door het Gebergte , meest van 't Zui- den Noordwaards 5 loopende kruislings over of met de Erts- Aderen heen 9 die fomtyds daar door veredeld worden. Een zulke Ader, in den Vloer van den Roos van Jericho Gang als eene Wig infchietende , bragt de rykfte Breuken van Zilver -Ertfen aan; die weder affneeden , zo dra het Porfier ophieldt. De toagtigheid van deeze Porfier- Ader werdt ten minfte gefchat op agt of tien Vademen : zy voerde in haare Reeten en Kloven fomtyds een zeer vette Steenmergagtige vaste Kley en wierdt daar door milder in 't leveren van Erts, gelyk alle andere Berg- of Rotsfteenen. Het roode Porfier noemt men in Bohemen Zand* ft een (b). De Grondlaag van hetzelve is altoos een roode , nu helder dan donker ; nu Vleefch-, dan Bloed-, dan Purperkleurige of bruinroode Jaspis of Hoornfteen , die fomtyds nog geheel week en onverhard is, gelykende naar eene loodachtige weeke Leem. De Vlakken van Veldfpaath zyn gemeenlyk Melkwit 9 zeer zei- (h) Ferber 9 Min, Gefch, von Böhmen% p. 68% ROTSSTEENEK, 569 zelden roodachtig, en ondoorfchynende ; ge- TL woonlykst klein, fomwylen grooter, en dan ^y^f van veelerley hoekige geftalte ; dikwils ook Hoofd- als Staafjes; waar uit blykt , dat zyeenigszins TUp^€r Schirlachtig zyn* Somtyds zyn 'er, nog bo- vendien, Glasachtige Kwartskorrels of dun- ne zwarte Schirlftraalen ingemengd , of het roode Porfier heeft nog andere ftukken Por- fier, die wit van Grond zyn met nog witter Vlakken, ingeflooten. Dit befpeurt men zeer duidelyk in eenige roode Porfierfteenen Py- laaren , buiten aan de Kerk van St. Marcus te Venetië (c). Het Tirolfche beftaat of uit reeds afgezonderde, tegen elkander aan leggende , vierzydige Zuilen , wier zydvlakten grooten- deels langwerpige Ruiten zyn, of heeft de ei- genfchap, van tot zodanige Zuilen te barften of zig breeken te laaten. Mooglyk hadt iets dergelyks ook in de Porfierfteen der Ouden plaats, waar door dan de voornaamfte zwaa- righeid om hec te bewerken was uit den weg geruimd. Hedendaags gebruikt men , in Italië > den rooden Porfier zeer veel tot Ornamenten der Bouwkonfc. Naast volgt, in berugtheid, het Groene Por» Antieke fier. waar van, aldaar, veele Verfcheiden-?er£en" heden voorkomen* Het voornaamfte wordt ge- FfiRBER, Brief e aus Watfchland*^* 361, Nn 5 III. Deel; III. Stuk. 570 Vergaarde of genoemd Serpentino Verd antico , dat men in Vin. 'menigte en by groote blokken aantreft, om- Hoofd- ^reej^s om in de Bouwkonst van Ker- (4) Saxum Bafalte folido & Spatho fcintilhuite mix- eam. Ophites. Min, 1. p, 43*. Sy. 10. ( Rot SSTEENÏN, 571 Kerken en Paleizen veel te gebruiken. Het. II. komt zwartachtig donker groen voor r met Avu"* zeer langwerpige Schirlachtige , of ook met HoorD- _ . STUK» kleine ronde witte Vlakken, in welke beiden jp0^r# de Grond Jaspisachtig hard is : doch het valt ook zagter en Trapachtig , met zeer groo- te mismaakte Kwartsachtige Vlakken. Van die zagtheid heeft men groen Porfier * met kleine , langwerpige , digte * Schirlachtige , witte Vlakjes, die door elkander loopen, en fommigen Wormachtig gekromd zyn : weshal- ve men het Porfido verde fiorito tytelt. Hier moet ik in zeker opfcigt dat Plaatje thuisbren- gen, 't welk in Fig. 14 * op Plaac XXXIV 9 afgebeeld is. Ik heb hetzelve bekomen on- der den naam van Vliegen - Marmer van Mos- koü\ doch het blykt genoegzaam, dat hetgeen Marmer zy , en tot dit Gefteente behoore. Even zodanig Porfier is 'er , lichtgroen van Grond , met kleine langwerpige * bepaalde , witte Vlakken en kleine zwarte Schirlftraa- len: waar van men ééne Zuil ziet in de Dom- kerk van Siéna, aan de Doopvont f tusfchen twee anderen van gewoone Graniet en Grani- tello O). Minder gemeen is het Zwarte Porfier , daar Zwm men ook eene Soort van heeft > Serpentlno ^-Porfiör* f9 {>) Fbrber Erhfe , als l)orai« p. 263 > jra. lilt DM.EU HL SïVH* 57* Vergaard jc of Arom. r0 ant'lC0 &enaamc* , weinig , dan in meer don- Vin- kerheid , van het andere Serpentyn verfchil- stukT lende. Nog hedendaags komt dergelyk Ge- fteente in eenige Bergen van Toskanen , als ook in Sardinië en zeer overvloedig by Vero- na, zelfs omftreeks Augsburg en by 'tKloo- fier Varen bach, niet ver van Munfter, by (luk- ken en brokken voor. In Tirol zyn 'er ge- heele Bergen van. De witte Vlakken , die het heeft , zyn grooter of kleiner en van verfchei- derley figuur. Het eigentlyk zogenaamde Zwarte Porfier der Italiaanen, is geheel zwart, met kleine langwerpige witte Vlakken. Daar van zyn twee Pylaaren in de Kerk der drie Fonteinen, buiten Rome, te vinden: doch voor 't overige is het zeldzaam. Met rood* achtige Vlakken valt het in Tirol. In Sweeden heeft men het met Vlakken van wit en rood- achtig Spaath , zeer fchraal ingefprengd; hoe- danig ik het van daar heb bekomen. Bruin Weinig gemeener is het Bruine Porfier , üriier* dat men Leverkleurig noemt 5 waarfchynlyk door Yzer-Oker gekleurd. Het komt rood- achtig bruin \ met helder roode en witte Vlak- ken 3 in Sweedfch Wermeland , en graauvvach- tfg bruin met witte Vlakken, in Bohemen voor. Het Leverbruine , met heldere groen- geele Vlakken , is weezentlyk antiek. Hier by moet men het donker graauwe voegen , met witte Korrels, dat in Sweeden valt. Moog- ROTSSTEENEN. 573 lvk zal men daar toe ook het Graauwe Porfier H, betrekken moeten, met witachtig groene en vin. witte plekjes voorkomende in het Mansfeld*s^oFD" fe> en Paterkflein genaamd ; alzo 'er dikwils Porfier* Kraaien tot Paternosters van gemaakt worden. Het is zeer hard, geeft aan 't Staal Vuur, wordt bruin in de open Lugts en fmelt in 't Vuur tot eene harde zwarte Slakke , met wit* te Streepen en Vlakken. Ik moet hier dat Gefteente by voegen, waar Dendri- van ik een fraay gefleepen Plaatje heb , uit f[dxXXIV. Duitfchland en misfchien uit Saxen afkomftig. *5« De Afchgraauwe Grond vertoont zig, als uit Kwarts - Zand met eenige Gruizelige - StofFe famengegroeid , waar in veele bruinpaarfche Boomachtige figuurtjes voorkomen, misfchien van eene Yzerachtige natuur. Ik zal het der- halve den naam van Dèndritifch Porfier geeven. Zie het, gedeelteiyk, in Fig. 15 afgebeeld* Mooglyk zou men hier den N&nniester - Steen Nannïes- mogen t'huis brengen , die van fommigen tot ter-Steena de Achaaten of Keizeis , van anderen tot de Jaspisfen betrokken wordt. In 't jaar 1752 is dezelve eerst in het Ooftenrykfch Landfchap Moravie, en wel in de Heerlykheid Nanniest% tot hetzelve behoorende, ontdekt en waarge- nomen. De Heer von J u s t i befchry ft hem als een Half - Edelfteen , die aan de fteilfte Rot- fen groeit, zynde van Kleur Melkachtig en in (tukken, ÜI. Dmu HL Stvx, 5?4 Ut (takken, van een halven Vinger dik, geheet ^Viïi.1" ondporfchynende. Het zonderlingfte , daar sTuK°fP" aan ' bruinroode Streepen , dikwijs Ame* jVü««w-fhysjtkleurig , welke e?Q halve Scroohalm dik fier-steen. dunner, overlangs, taa^elyk regelmaatigp door den Steen loopen. Zekere Steenflyper» uit Weenen» die in de Groeve geweest is, .heeft den Heer Bku.ckma.nn verzekerd, dat die Screepen , wel vief of ze? Ellenlang» ge- heel regtliniefch, door den Steen voortliepen ; .even als of zy met een Draad getrokken wa- ren. Alzo de Ader taarnelyk breed is, heeft men 'er Tafelbladen , Guerridons en dergely* ke Stukken meer, van gemaakt, «welke, ge- polyst zynde, zig zodanig vertppnen, als of zy gedekt waren met het fynfte Katoen. Bo- vendien zit de Stjeen vol kleine Granaaten , die ,door de gebeele Klomp als verftrooid zyn, en tevens afgefleepen wordende de fraaiheid nog meer luilter byzetten. Hyis taarnelyk hard , doch zo hard niet als Achaat of Chaleedopn. Tot de Marmers of JKalkfteenen behport hy zo min a!s tot de Keizeis : want met Zuuren bruifcht hy niet en geeft aan ff Staal geen Vonken. Het fchynt een Kwartsachtige Zandfteen te zyn^ rnet ingefprengde Glimmerdeelen, welken men voor Granaaten heeft aangezien. Sommigen hebben gemeend , dat die paarfchkleurige Streepen van Goud» anderen dat zy van Yzer - ont- ROTSSTEENEN. 575 i ontdaan zouden* Ook zeggen anderen, dat atom*. die Streepen niet altoos zo regt , en dikwils Slangswyze loopen. Inmiddels laat hy zigsTUK. zeer fchoon polyften en verdient hier ,zo 't my toefchynt 3 veel meer zyn plaats dan onder de Achaaten, alwaar ik hem geplaatst vind (ƒ)• (s) Rotsfteen met onvatbaare deeltjes 3 Lei- \\, fieenig , eenigermaate Kalkachtige wyz' breekendc* Trapj> Deezen, in Sweeden gemeenlyk Trapp, en in Duitfchland ook Schwachjleino£Schwartsftein$ in Noorwegen Blaubest genaamd 9 hadt Lïn* NiEüs te vooren onder de Leyfteenen opge- tekend , en Wallerius telt hem thans no4 onder de Hoornfteenen. Voornaamelyfe komt hy in de Noordfche Landen voor, hoe- wel men hem ook in Hongarie, Trans£ylvanie«, Bohemen , en zelfs in Switzerland aantreft. In Noorwegen en Sweeden maakt hy.. dikwils ge- r Cf) Gmelin Natur- SyjiemA. Jh> p, 559^213 Bruck- ïhann , von Edêlfteine. p. 353. Beijirage. p. 248. f2) Saxum imyalpabile Schiftofum fubcalcarium , Frag- ïiientis Rhombicis. Siffu Nat. X J I. Sp. 2* Schiilas cine« reus folidiusculus , Scriptur^ cana\ Sm t% Nat. Vill. N. 4. Mus. Tesf. 16. Saxum compofitum Jaspide MartiaM molli , f. Argilla Martiali indurata. Cronst. Min. 5.265» Corneus durus , particulis minimis Terréis , in fragment- ta Cubica vel Rhomboidaüa fisfus. Wall. Syfh Min* t* p. 375- IIL Peel» IIL &mz* 57^ Vergaarde of IL geheele Bergen uit, gelyk den Hunneberg ; 'y^'maar komt meest Aderswyze voor in eenige Hoofd- Bergen , of omringt Bergfloffen van andere na- ^Tmjpp. tuur# En » om.dat.hy met hoekige punten aan de zyden der Bergen afbreekt , die daar door als met Trappen of Terrasfen zyn, zou hy den Sweedfchen naam hebben bekomen: terwyl de Latynfche benaaming mcogïyk meer ziet op de Icheefi uilige figuur der blokken: want hy wordt van Walleriüs, Saxum Trapezium genoemd. Eigen- Het inwendige Samenftel gelykt naar dat fchappen.yan eenen Zandfteen , als uit onvatbaar fyne deeltjes bellaande, hoewel de voorkoming is als Jaspis. Van zelf barst hy, in 't Geberg- te, met Spieeten loodregt en Waterpas, tot fcbeeve Teerlingfe Klompen , die naauwlyks met Menfchelyke kragt te beweegen zyn : voorts zig verdeelende in kleiner Leyachtige brokken, en , wanneer men die aan (lukken flaat , dan breekt hy Schulpachtig, byna op de wyze van een Keyfleen. In de Lugt be- flaat hy bruin en bladert Schilferachtig af. Hy geeft aan 't Staalflag geen Vuur en bruist weinig of niet op met Sterk Water. In 't Vuur knapt hy geweldig en barst met eenen flag ; fmeltende zeer ligt tot een zwart digt Glas , *t welk hem van de Leyfleenen onder- fcheidt. Hy is een weinig zwaarder dan Jas- pis , Keyfleen en Achaat , doch vry minder zwaar 577 zwaar dan Zandfteen (g). Men rekent , dat aidtbi*. 'er omtrent een tiende of een agtlte Yzer in begreepen zy. Sorntyds komen 'er Straalige stuk. of Spaathige deeltjes in voor ; doch dikwils jrapftenu kan men 'er die niet in onderfcheiden. Dit maakt, dat Walleriüs het oneigen re- kende, hem tot de Rotsfleenen te betrekken; doch hy voegt zekerlyk ook weinig onder de Hoornfteenen (h). 't Verwondert my , dat men hem niet tot de Zandfleencn t'huis ge- bragt hebbe, daar men 'erinSweeden gebruik van maakt in de Glasimelteryën. Linn^us niettemin wil , dat hy uit Ley , met Kley ge- mengd en door Yzerachtig Water verhard, geboren zy# Van dit Gefteente komen verfcheide Soor- VerCówU ten voor, die inzonderheid in Kleur verfchiU denhetel« len. Zwart en zeer fyn- korrelig valt hetzel- ve in de Saalbergfe en andere Mynen van Sweeden. Dit is een derde Soort van Toets- lleen , zo de Fleer Wallerius aanmerkt, zynde de anderen onder de Bafaltifche en on- Q) Zyne betrekkelyke zwaarte tot die van ^ateï wo»dt gerekend als 28 tot 10 : die van Zandfteen als 3a of 33 : die van Keyfteen als 26 , 27 enz (h - Dued^rley Steenen van dien aart telt zyn Ed.> üa^melyk zen Si fax Corneus , een Saxmm Comeim en een Comms Lapis 5 tot welken laatft&n hy deezen Trapp* fteen beuekt. Oo UI. Dïsi» III. Sivk. 57& Ve*gaari>e of 11. onder de Leyfteenen befchreeven (/). Dik* Aan**" wl^s *s 20 ciiët en hard, dat men hem als Hoofd- Achaat polyften kan. Ook valt hy grofkor- Trajpfteen. relïg en met Koorn - Aairachtige deeltjes in Sweeden , als ook by Joachimsthall in Bohe- men , met Kalkfpaath en groenachtige Schirl vermengd, onder den naam van Wacken* Al- daar maakt hy zeer rcgelmaatige Aderen, fom- tyds tot veertig Vademen dik 3 en ook wel zo hard , dat men 'er met Buskruid door moet breeken : maar , als men 'er een Waterloop overheen brengt en 'er dusLugt aan geeft, dan vergruist dit Gefteente van zelf in een Klei- jige Aarde, verandert zyne donker groenach- tige Kleur in eene geel -Okerachtige en wordt Zeepachtig op *t gevoel Het valt ook zwartachtig in Switzerland. Men vindt donker- graauwen Trapp , met Aairachtige deelen 9; op den Top van den Berg Kinnekulle, grof- korrelig in de bovenfte laagen van den Hun- neberg en fynkorpelig op 't Deenfch Eiland Bornholm. Graauw komt hy voor by Dal* wiek in Sweeden , zynde zeer fynkorrelig , hebbende fomwylen , gelyk by fConits in Ne* der -*Hongarie , zwarte Schirl ingefpre:ngd. Groen* (7) Syfl. Mhu h 334, 353- Zie bladz. 19, 20, hief1 voor, en 't 1. Stuk, bladz. 304» Onder de Jaspisfen is 'er ook één opgetekend. (K) Fkrbbr Min. Gefch. von BGhnmu^ 69, 70* ROTSSTEENENê 579 Groenachtig is dit Gefteeiite overvloedig by Ty Joachimsthall in Bohemen 9 bevattende fom- Ara», tyds Glas -Erts van Zilver* Dus komt het Hooïd- ook op de Karpathifche Bergen in Hongarie STüK*' dikwils voor. Het valt lomwylen , van die *mtmK Kleur, vermengd raet roodachtige Veïdfpaath , gelyk op Bornholm en Seeland ia Deenemar* ken. Blaauwachtigen Trapp vindt men by Sa- la en aan d^n Ooiielyken Zilverberg in Swee- den, als ook by Kapnik in Transfylvanie, als cene doove Bergftof , fynkorrelig zynde en fömtyds vonkende aan 't Staalflag. Roodachtig komt ditGefteente voor, op de Pyreneefche Bergen, by Konits in Neder - Hongarie , als ook m Noorwegen' en Sweeden, van waar ik dien zodanig bekomen heb. Grofkorrelig valt hy by Bragcats , fynkorrelig by Dalftugun , of mqt (lukken Kalkfpaath en Veïdfpaath ver- mengd, by Konits, voorgemeld. Een donker- bruine f die grofkorrelig is , breekt by Gelloe in Noorwegen. Alle deeze Verfcheidenhedeu, byna,komen,zode Heer S, J. Brucmans aan- merkt , by ftujkken en brokken in hec Land om* ftreeks Groningen voor (/). (3) Rotsfteen met onvatbaar e deeltjes , van 1 1 u l ' ; : Kleur Tn ?"*'"* cmn% (i) Dthol Groning. p. 94/ Lapland- . X.lX &*xum impalpabile rufescens , Pun&is Maculisque y* Nat- xa Slï' 3% Ncitt vni. r. i8g. Oo 2 III; Dm.» III. Stuk. 58o Vergaarde of li. Afdeel. vin. Hoofd- stuk, Kleur rosachtig Vlakken. met witte Stippen en IV. Saxum Danttemo- renfe, Danne- morafe. Dit Gefteente fcheidt Sweedfch Lapland % ter langte van anderhalf honderd Mylen, van Norland of Deenfch Lapland en Noorwegen; loopende van 't Meir Enara rot in Dalekarlie tusfchen Elfdal en Serna. Dit maakt een Steenachtig Berg-Bofch van Pynboomen, die met lang zwart Mos bekleed zyn, den Grond wit hebbende van zulke Steenen , begroeid met wit Schurftmes , zonder eenig groen Kruid ; dat een zonderling aanzien geeft. (4) Rotsfteen met onvatbaare deeltjes , Lood- kleurig , de kanten der brokken byna door* fchynende. Zodanigen Steen , de Bergftof zynde in de Yzermyn te Dannemora in Sweeden % komt ook voor in Branshammerby Upfal, by Ehren- friedrichsthorf in Saxen ent by Joachimsthall in Bohemen. Aan den Zwittermolen by Plat- te, in dat Ryk, omkleedt hy de Bergftof en wordt in plaats van Yzer gebruikt om de Erts ie vergruizen. Hy is zeer fyn korrelig* graauw 5 zwartachtig of zwart en van ver- fehil- (4) Saxum impaipabile lividum , marginibus fragmen- torum fubdiaphanis. Syst. Nat. Xll. Gen. 4, \UL p, 188» N. 24. ROTSSTEENEN. 581 fchillende hardheid. Door den Hamerflag n. fpringt hy als een Keilleen , in Schulpachtige Ay^^ fiukken , die aan de kanten Hoornachtig en lJooïo- STUK* wac doorfchynende zyn. Somtyds laat hy zig* gelyk de Boheemfche van Joachimsthall , in Schyven fplyten; fomtyds is hy zeer Yzer- ,houdende en met Schirlvezelen vermengd; als wanneer hy, naar 't vermoeden van den Heer von Bokn, in Sweeden Jarnbinda heet. (5) Rotsfteen die Marmerachtige Kwartzig , V. Korrelig ts , Afehgraauw. Sahiber- genfe, Voornaamelyk breekt deeze te Sahlberg in^hibers- Sweeden , alwaar het de Gangftof is der Zil- verryke Loodglans. Hy is fynkorrelig en groocendeels Kalkachtig , met ingefprengde naauwlyks gewaarwordelyke Kwartsdeeltjes ; nu wit en groen , dan wit en zwart, By Kap. nik in Transfylvanie vindt men Wit Gulden in een dergelyke Steen, die uit geelachtige Kalkfpaath en Kwarts beftaat. (6) Rotsfteen die Spaathig is> met Talk ge- vi. mengeld. TMm. (5) Saxum Marmoreum Quartzofum , Granulatum, ci- nereum. Syft. Nat. Xll. Sp. 5. VI 11. p. 187. N. 9. La- yis Calcarius particulis Granulatis m nimis. Cronst. Min. §. 8. N. 3, a. (6) Saxum Spathofum Talciferum. Syjt. Nat* XIU Sp. 6, Oo 3 III. Dsel. III. Stuk. . ¥ E R O A A R D E OF Men vindt doezen , onder den naam van Aimtu pietra Talchina> voornaame'yk in Italië. Hy Hootd* beftaat uit een zeer fyne witte Spaath, met 'T0K* ingefprengde witte Talk. Zou niet de witte zeer kleinkorrelige Kalkfpaath , welke men by den Vefuvius aantreft , bevattende Glim- mer en Schirlkryftallen van allerley Kleur , ook hier behooren. Kan men die Zilverkleu- rige Talk van Tirol met Schirl , niet hier t*hui$ brengen ? Verdient niet de Graniione der Ita- liaanen, welke in de Toskaanfche Serpentyn- fteenbergen geheele Laagen maakt, en fom- mig tot Molenfteenen verarbeid wordt, ook hier eene plaats ? Somtyds laat zig de Glim- mer tot een fyn Talkpoeijer wryven en maakt ten deele lange Staafachtige Vlakken uit, wel* ke famengefteld zynuit Blaasjes of dunne Dob. •belfteentjes , of een groene Serpentyn- Aarde bekleedt de plaats der Glimmer, verbindende de groote witte Blokjes van Veldfpaath on- der elkander (W). VII. (7) Rotsfteen, die Zandji eenachtig is ^broofch Op het Eiland van St. Helena, den Engel- fchen toebehoorende, is door den Sweedfchen Scheeps* Saxmn JieJena») St. He- Icenfe. Kalk- Zandig. (ni) Gmelin Natur - Syftem. 1. Th. i>. 610. (7) Saxmn Caaceum friabile Calcario • Arenoftan* Syst Nat. Xll Sp* 7. I-iooïO* ' STUK* ROTSSTEENEN. 583 Scheeps Kapitein Ekeberg dit Gefteente '• waargenomen* Het is zo murw, dat men het jyilL tusfchen de Vingers fyn kan wryven, beftaan-, de uit Afchgraauw en zwart Zand, welks Kor- rels door witte Kalkaarde famengehecht zyn. Men gebruikt het om Kalk daar van te bran- den, doch die geelachtig is en Zandig, (8) Rotsfteen , die Zandfieenachtig is , en Vllf; Kwartzig, met Melkwitte deeltjes. %uHÜ% Om dat deeze de hooge Bergtoppen der Da- 4^gtop" Jekarlilche Alpen in Sweeden bekleedt, en dus als in de bovenfte deelen der Lugt huisvest % gaf 'er LinnjEüs dien bynaam aan. Men vindt hem ook elders op hooge Gebergten» Het is eigentlyk een Zandfteen 5 beftaande uit doorfchynende dofkleurige Kwartskorrel- tjes, wier tusfchenruimten met andere kleine- re ondoorfchynende Melkwitte Korreltjes ge- vuld zyn. Hy kan tot bouwen gebruikt wor- den , en krygt door 't flypen eenen Glans, (9) Rotsfteen, die Zandfieenachtig is, byna jx. fpfat- ündul*m J* J tam. (8) Saxum Cotaceum Quartzofum particulis Lacleis. GegoifcTe. Syst. Nau XII. Sp, 8. Saxum Petrofum Arenaceo-Si- iiceum. Wall. Min. 164. Syfi. Min„ 1. p. 443, (9) Saxum Cotaceum fubfisfile , rufum , undatum , ato- sn\s Micaceis fparfis Syft. Nat. Xll. Sp. 9. VI li. p. s86. N. 1. Cos particulis angulatis opacis, fUpeiücie smdata. Ibid. p. 148. N. 7 Oo 4 Wu Ds&l* IJJ, Stuk. 584 Vergaarde of % fplythaar , w, gegolfd; met fyne Glim» .Afdeel* V f Hoo étuk. V lil. mer deeltjes daar in verjpreid. Hooïd* Deeze, in S weeden Woagflen genaamd > vak tusfchen Serna en Lima in Dalekarlie. 't Is een harde, roode, Zandfteen, in Plaaten van een Duim dik fplyrbaar, welke een gegolf- de Oppervlakte hebben , met witte Glimme- rige Stippen als befprengd* Hy fchynt gebo- ren te zyn uit grof Zand, door Zeewater be- fprengd, en tegen de zyden der Bergen aan- geplakt. ^ (10) Rotsfteen, die Zandfleenachtig i$\ met R S£/*ns zwarte Str aaiende Streepen en in gefpreng- Straalen- de Granaaten. de. Hier van bevondt zig , by den Weftelyken Zilverberg , een eenige groote Steen ^ vol- gen? den Heer Ttbstroom. Het was een bleeke harde Zandfteen, met on^clyke zwar- te Bafakifche Streepen daar in verfpreid, fti aa- iende uit verfcheide middelpunten. Dus kan men begrypen , dat het een Zandfteen zy ^ met een menigte Sterswyze figuuren , van zwarte Schirl , 'er door verfpreid Daar ko- men voorts paarfche Granaaten in voor , leg. gende zonder orde onder -een* ( 1 1) Rots- (10) Saxum Cotaceum Strüs atrls raciiamibas Graast- tissue fparfis. Syjï. Nat, XII Sp. ia* Rotsstieken; (ii) Rotsfteen Zandfleenachtig is en ros , u# ^ Kwartzige witte Stippen. Aynv HoolD* Men vindt deezen in de grootfle diepte der STÜK- Kopermynen te Fahlun in Sweeden, Uit de s^xum bepaaiing is ny genoegzaam kenbaar. Fahiumn* fe> Fahiuun- ' (12) Ro tsfteen , ^ Zandfleenachtig is > Kwart- fe. zig, Paar /zandig. jfc^- tarinm^ Wy hebben voorheen van Paar/zand gewag zJ^J' gemaakt («), uit het welke met grooter ronde Kwarczige Zandkorrels dit Gefteente beftaat* dat in Nericie, een Landfchap van Sweeden, valt. Het heeft een glinfterende Oppervlak- te , zynde door wit Marmerfteen famenge- hecht. (13) Rotsfteen, die Zandfleenachtig is, wit- Glimmerig Vleefchkkur , eenigetmaate ge^Novacuïa* fireeP- a 'Vette* Meünige. (11) Saxum Cotaceum rufum, Atomis Quartzofis al- bis. Suft. Nat. X II. Sp. 11. VI 11. p. 186. N. 2. fia) Saxum Cotaceum Arenae Margaritarise , Quartzo- fum. Siffl. Nat. Xït. Sp, («) In 't voorg. Stuk , bladz 457. Linnjeus noemt dat Veldzand. ■ ooglyk zal de volgende Soort, die hy M ar § aria tytelt , Margaritstria moeten zyn : alzo zyn Ed. hier van zulk een Zand fpreekt. (13} Saxum Cotaceum aïbo-Micaceum incarnatum fubftriatum. Syfi. Nat. XII. Sp. 12. //. Scau. So. Sax- Oo 5 urn III. Dekl. IIL Stuk, 586 Vfi-HG A ARDE O? . 1L Men vindt deezen , die Sweedfche Wei/leen Afdeel* . . . ° J Viri genoemd wordt, niet alleen in de Zuidelyke stuk?*0" dee*ea van tweeden , maar ook iu Noorwe- gen Hy wordt van daar naar Poolen en Duitfch- land, ais ook herwaards, tot een uitmunten- den Slypfteen voor Mesfen en Zabels uitge- voerd. Hy beftaat uic zeer fyne Stofachtige Kwartskorrekjes , en kleine witte glanzige langwerpige Glimmerdeeltjes 9 die overlangs nevens elkander leggen, fchynende duor eene Yzerhoudende Kley famengelymd te zyn.Daar van heeft de Steen dikwils eene roodachtige Kleur 9 hoewel men hem ook wit en helder graauw aantreft. Door affchraapen geeft hy een fyn Meel. XIV. (14) Rotsfleen, die Zandfleenachtig is , geel- steZlh achtig) met zeer fyue GUmmerftippen. ' Schooni- Een geheelen Berg , in Schoonen, maakt dit Gefteente uit, dat niets anders is dan een geelachtige Zandfteen, met zeer fyne zwarte Glimmerïge deeltjes daar in verfpreid. (iy) Rots. wm compofitum Midi Quartzo et forfan Argilla Martia- lï. Ckonsx. Min. §. 262. N. ï. Cos Saxofa particulis diftin&is , Arenaceo -mkaceis , fragiiis, Wall. Syft. Min» !• p. 202. Saxum Cotaceum flavescens> Micis minutisfimis nigris. aS^?/. Nat. Xll« Sp. 13. //. Scan* 129* R O T S S T E £ N E N. 587 (lf) Rotsfteen, die Zandftecnachtig is >Spaa* ApD**#r thig, roskleurig, met Kwartzige Glasach* TVII1. tige korreltjes, stuk» XV. Op den Mora-Berg in Dalckarlie is dit Ge- jfJJS fteente zeer gemeen. Walleriüs houdt Daiekar- hetzelve voor de eenvoudige Graniet , die hfche* ook voorkomt op veele andere plaatfen , zyn- de rood 5 geelachtig of bruin van Kleur. (1 6) Rotsfteen , die Zandfteenachtig is , Kwart* xvi. • %ig * Vleefchkleurig , met verfpreide zwarte f ^cusfam opflaande en kruislings leggende Glimmer* Gekruifte. deeltjes* Te Kallmora in Sweeden is deeze door den Heer Til as gevonden. Hy maakt een zeer hard Gefteente uit , met kruislingfe Streepen. (17) Rotsfteen 5 die Zandfteen-Talkig is 9 met XV 11. verfpreide Lancetvormige Hakken. jwSL te. Jn Koornaaï* rige% (15) Saxum Cotaceum Spathofum rufescens, Granis Quartzofis Hyalinis. Syft Nat. XII. Sp. 14. V11U p. 187. N. io. Granites fimplex. Wall. Syfi. Min. 1, p. 421. ("16) Saxum Cotaceum Quaftzofum incarnatum, Mi- cis fparfis atris ereftis decusfantibusque. Syft. Nat. X 1 !• Sp. 15. Vlil. p. 186. N. 8. (17) Saxum Cotaceo - Talcofum , maculïs lanceolatis fpadïs. Syft. Nat Xll. Sp. 16. Mus* Tesf. ?z. UI. Djsel. III. SïUK. 5Ü8 Vergaarde of tt In Duitfchland valt deeze, die wegens ge- ^\Uh dagte Vlakken Koorn- Aairige Rotsfteen ge- »TüK?ïD- noem(* wordt, 't Is eigentlykeen Zandfteen, waar in de Talk zig verfpreidt met Lancetvor- mige Vlakken. XV 111* (18) Rots (leen , die Zandftecn- Kwart ftg is , smm met Glimmer. Molmum. Molen- faenïge. Beet? komt in Smaland en andere deeïen van Swecden voor. De Heer Wauekius heeft hem aangemerkt als eene Verfcheiden- heid van den hier voor befchreeven Zand-Mo- lenfteen, alleenlyk door grooter Deeltjes on- derfcheiden : terwyl die andere ook verfchil- * Zie lende deeltjes heeft *. De Westgothifche Wadz,550,Molenfteenen 5 zegt zyn Ed. , beftaan uit Veldfpaath onder 't Kwarts-Zand gemengd , en vertoonen zig fomtyds als met een wit Kalkmeel beftooven ; 't welk zyn Ed. zou af- leiden van de verweerde Spaath» XIX. Rotsfteen, die Zandfteenig is en Kwart- Garpen- zig hergen fe. ö 7 Garpen- bergfè. (iS) Saxum Cotaceo - Quartzofum , Micaceum, Syft. Nat. Xil. Sp. 17, VUL p. 187. N. 16, Cos particulis jmajoribus diverfae naturas. Wall. Min. 76, Cos Molaris particulis majoribus Syft. Min. L p. 209. (19) Saxum Cotaceum Quartzofum album, Fragmen- tis lllinitis Mica albl Syft. Nat. Xll. Sp. ig. VUL p. 186. N. 4. Saxum compofitum particulis Quartzoiis et Micaceis. Cronst. Min. §. 26$» RoTSSTEENEN.' 589 zig , wit van Kleur , op de breuk met wit Glimmer beflreeken. Deeze valt niet alleen by Garpenberg., al STUK# waar hy dc Gangftof is van de Koper Kies;^yv maar ook in de overige Sweedfche Erts -Ge* bergten. Het is de gemeenfte Bergftof by Kongsberg ih Noorwegen , by Pilgram en aan de Oostzyde van den Zwitter Molen, niet ver van Platte in Bohemen, als ook in de Ko- permynen by Schneebetg niet ver van Scer- zing in Tirol. Men vindt hem, met Zeolith,' by de Sweedfche Goudmyn Edelfors in Sma- land; mee Potlood by Platte in Bohemen; met Koperkies in de Boeren- Myn by Beersba in Ooftgothland; met Vaal -Koper- Erts byBranr ble in Noorwegen; met Loodglans by Pfun- derberg op den Haarts ; met Tinfteen by Al- tenberg; met Tingroepenby Geijer en Ehren- friedrichsthorfin Saxen ; met gedeegen Zilver by Kongsberg en met gedeegen Goud in Spat? je. Met den gedagten Molenfteen, en den Ge* ftelfceen , is hy zeer tiaa verwant, hebbende, gelyk die * Glimmer en Kwarts tót zyne Grond- ftoffe : maar deeze beiden zyn niet altoos in gelyke graad onder elkander vermengd. Som- tyds houdt hy meer Kwarts- Zand', fomtyds meer Glimmerdeelen , en in dit la.^rfte geval laar hy zig gemakke, 563. IU. V**u. III. Stok. 592 ViJRÊ AAXDE OP TT. ook Thebaifch Marmer genoemd werdt , boven ^vm? 'Thebet , aan den Nyl, by den grooten Water - Hoofö- v3j9 jaar de Stad Asfouan legt, weleer ge- dS£ naamd S$&0 , naar welke het den naam van Syëmtes \ by P L "i niüs, zoude gevoerd hebben. Die plaats is ongevaar anderhalf honderd Fran- fche Mylen boven Kairo getegen. 't Is , vol- gens de Waarneemingen van andere Reizi- gers, ontwyfelbaar 3 dat de Graniet in die Landftreeken gemeen zy; zo dat het gehtele Kloofeer op den Berg Sinaï t'eenemaal v; n zulk Gefteente is opgebouwd. Van de Stad Suéz-', aan 't begin det Roode Zee , naar de Haven Tor gaande 9 pasfeert men door eere Valeyv verfierd met een nacuurlyke Cascade , welke nederftort in twee groote Kommen van Graniet (p). Ook door Hoewel in die Streeken v#n Opper -Egypte, iuropa. boven gezegden grooten Waterval, zulk een Verfcheidenheid is van Jaspis- en Porfierfteen, dat men 'er ligt in verwarren zoude , wordt echter bepaaldelyk thans gezegd , dat de ge* meene Bouwftof der Pieramieden en Kolom- men van Egypte een Graniet was, zynde een Rotsfteen, die ten grootften deele beftaat uit roode Spaath , minder witte Kwarts , en al* lerminst zwart Glimmer Deeze drieder* ley O?) Mem. de VAcad, R. des Sdences , de 1751. p. 173. Quarto. iq) Forskaöhl > Flor* MgypU XLVL Rotsstee n e n. ïey Stoffen, waar onder zig fomtyds ook an* AFDEk^ deren mengen , maaken den eigentlyken Gra- Vin. met uit 3 waar van wy thans fpreeken, gemeen- stuk. ]yk roodachtig van Kleur* Zodanig valt de- Giïtotw* zelve , niet alleen in de Oofterfche Landen , tot zelfs in China en Amerika , maar ook in alle deelen van Europa , byzonderlyk in 't Noorden, alwaar hy zeer overvloedig is. Ook ontbreekt hy niet in Italië en op de Eilanden in de Middellandfche Zee, EIba, Corfika en Sardinië. De hoogfte Bergen van ons We- reldsdeel, ja van den gebeelen Aardkloot, be* ftaan 'er ten grootften deele uit, Somtyus, gelyk by Schnóberg in Saxen, Bevat legt de Graniet op blaauwachtige , verharde i^161**'* en Leyachtige Kley. Niet zelden komen 'er Mineraalèn in voor, By Platte in Bohemen, in de Irr^ang-Myn, daar voornaamelyk Yzer- Ërtfen breeken , is het de gemeene Bergftof , en maakt den Vloer der Gangen uit. Anders Vindt men de Graniet, in Saxen en Böhemen, fceèr veel bezwangerd met Tin-Ërtfen. By Geyer breekt 'er Tinfteenin; by Gottesgave weeke Zwitter en helder bruine , byna Zwa- velgeele, Tingröepèn. By Aderdam ftrykeil verfcheide Tin- Aders in Graniet, welke verA viïsfelend graauw is en roodachtig: by Platte is een dergelyke fomtyds ook groenachtige Graniet de Bergftof der Tirfteen -Gangeö i by Joachimsthall is het de Gangftof, en by Pp Bo- UU Deel* III» Stuk. Vergaarde of II. Boheemfch Tin woud de Bergftof , maakende v¥n*L het Dak der Gangen uit. Hoon* Dit Cefleente is ruuw , oneffen, Bladerïg, STSien- ^herp , ondoorfchynende en zeer hard, aan jTchappen. 5t Staalflag Vuur geevende en een fchoonen Glans aanneemende door't flypen en polyften. Het is zeer moeielyk tot Vloeijing te brengen en "houdt zig gemeenlyk zeer wel in de vrye Lugt , zonder te verweeren ; doch daar zyn Soorten , welke de vernielende kragten der Lugt niet wederftaan? en in welken de Samen- tellende Stoffen zig fchynen in Kley te ont- binden; zo het maar geen Steenen zyn ge- weest, die ten deele uit Kley beftönden. Ook kan de groote veelheid van Glimmer, Blende, Talk , Schirl en dergelyke Stoffen , ten op- zigt van de Kwarts en Veldfpaath , aanleiding daar toe geeven. Byko- Behalve de drie gewoone Samenftellende Stoffen Stoffen , naamelyk , komen in de Graniet fomtyds ook anderen voor. Een der gemeen- - ft en is de Hoornblende , en in veelen , gelyk in de Sweedifche van Karelskroon, inde En- gelfche en in die van Bohemen , vallen SchirU ft raaien, en in dclaatflen fomtyds Spekfceen, Yzer-Oker of Granaaten. De hoogfte Ber- gen , waar door Bohemen , tegen 't Westen 5 van den Opper - Paltz en Beijeren gefcheiden w.ordt , beftaan uit Graniet , waar in ..zwarte Schirl/taaveiï voorkomen* die fomtyds een Duim Rots 8 T E E N E N» Duim dik zyn (>). Verfceeningen vindt men AII# • , , Afdeel, 'er nooit in, c welk tot een bewys ftrekt van Viu. deseelfe Oudheid. Jj^** De Egyptenaars gebruikten dit Gefteente , Getauifc zo wel wegens de duurzaamheid , als wegens de fchoonheid, tot hunne voornaamste Wer- ken. Dus is het nog heden , in de Bouw- konst, by de Italiaanen zeer in trein. Door 5t flypen en polyften wordt het fcrlyk. Veel- al beftaan de Runfleenen , die men in Swee- den met Gothifche OpfchrifteQ getekend vindt , uit zulk Gefteente. Nog weinige Jaaren geleeden heeft men in Rusland het Voetftuk tot het Beeld van Czaar Pieter den Grooten , op eenen Graniet , die in een Moeras in Finland was gevonden, te Peters- burg opgeregt. De Snuifdoozqn y Rotting- knoppen en andere Snuisteryën , welken men uit afgeflagene brokken daar van gemaakt heeft , getuigen van deszelfs Schoonheid» Een gedeelte van een Brok van 't zelve is rpy be- handigd. Ten opzigt van de Kleur heeft men de vol- Rooda ogende Verfcheidenheden van dit Gefteente. Gr^ieu Roode Graniet , in 't Italiaanfch genaamd Granito rosfo* komt menigvuldig voor en wordt #eer veel in de Bouwkonst gebruikt» Deoee t Jièdl^ dl ê bqmsT v breekt (v) Pbrbeh Min. Ge/du von Bfhmen* p, izu Pp 2 III. Deeu HL Stuk* Vërgaarbe of % breekt voornaamelyk in Engeland , Déene* nE]?L*niarken > Noorwegen en Sweeden, in Rusland, *fvTFDm by Schnöberg en Geyer in Saxen , by Aber* 6ramei.dam in Bohemen , en by Ujabanya in Neder- Hongarie , alwaar hy gebruikt wordt tot Mo- lenfteenen. Dezelve befcaat uit witte Kwarts* groote roodachtige, 't zy hoog- of bruinroo- de , 't zy Vleefchkleurige ftukken Veldfpaath en zwarte of graauwe Glimmer of Blende. Zo- danig is de zo even gemelde van 9t gedagte Pedeftal te Petersburg. De Kwarts fpeelt fomwylen , wanneer de Steen gefleepen is , in een dof Groen , gelyk by veele Oriëntaal- fche Granieten, en by eenen anderen van Altwofchitz in Bohemen. Hy is nu eens fy- ner dan grover van zelfftandigheid. Tlcöte Behalve de aanzienlyke overblyfzéls van Graniet. £.i6,Den Grond van Kwarts , met weinig of geene Veldfpaath en groote langwerpige groene Schirlvlakken. Eene Kolom van deezen aart komt in de Villa Pamphilia , te Rome , voor. Deezegelykt veel naar den Groenen Porfier, met (t) Ferber JBriefe aas Walfihtand, p. 265. RotssteeneN. 59s> met groote witte Vlakken , Schirlachtig aan- Ap^ gefchooten, hier voor befchreeven ; maar, als vin. men 't wel befchouwt, is in deeze Graniet des^°K0FD* grondkleur wit. Ik heb, onder den naam van Graniet. Roomfcke Graniet , een Stuk , dat donker is van Grond met helder groene Vlakken. Ook bezit ik a behalve 't roode,een ftuk Egyptifch Graniet, dat een groenachtigen Grond heeft, met witte en zwarte Vlakken. En hier toe behoort ook die fraaije Graniet uit Moravie , waar van ik een Plaatje in Fig* iö, op Plaat XXXIV , vertoon. Dezelve beftaat uit hel- dere Kwarts en groenachtige Veldfpaath,door» mengd met groote Vlakken van eene zwarte Glimmerige Blende , en dus van eene fraay bonte Kleur , hebbende ook hier en daar een rood Vlakje. De Geleerde Heer Brückmann, denweekeofi Graniet ook onder de Edele Steenen in aan-Q^^de merking neemende (li), brengt uit het Hano- verfch Magazyn , van 't jaar 1771 , een Brief te berde, van eenen ongenoemden aan zynen Vriend te Zellerfeld, waar in eenige Aanmer- kingen over dit Gefteente , door hem aange- haald. Het byzonderfte daar in is , dat die Heer, de Potlood -Mynen by Leiairsdorf in Beijeren bezoekende , aldaar een volkomen Gra^ (u) Von üdeljleimn. Cap. 31. p, 277-. Pp 4 III. Dzbu III. Stuk. 6oo Vergaarde of A}J- Graniet waarnam , welke, doch inzonderheid Vin de Glimmer daar in , week was als natte Kley; Jm™" De Kwarts was reeds wit en zo fyn , dat Grammy voox de todrokMng der Vingeren week : de Veldfpaath was geelachtig en ook week: het Potlood kwam aldaar Nestwyze in de Grantet voor» Aan den Donau zag hy veete Graniet* Rotfèn , waar in ook Potlood was gegroeid. Op eene andere plaats hadt dezelve in zig Neften van witte Porfelein- Aarde, welke een waare Keizei • Aarde was, of een verweerde en door Water famen gevloeide Kwarts, E- ven zo verweert de Graniet , in Piemont , door de Lugt. De Reisbefchryvers merken aan , dat in Egypte , Griekenland en overal daaromftreeks 3 de Graniet, inzonderheid des- zelfs grove Soorten , de verweering meer on* derhevig zyn , dan de Porfierfteen. Graniet- Sommigen hebben den Graniet der Ouden ta^yptc. voor een konftiS famenftel gehouden; maar het tegendeel blykt uit de Groeven van dit Gefteente , welken men nog in de Opper- Egypte vindt. De Eerwaarde Heer Dr. Po- er ocke, die voor eenige Jaaren aldaar geweest is, fpreekt daar van aldus (>). s, De oude fa Graniet Groeven leggen omtrent een Myl Zuidoost van de Ruïnen van Syëne, naby $ de Watervallen van den Nyl, op de Gren- z.en ($) Defcvlgt. of the Ectft. Vql. J. p. xxjy R O T S S T E E N E n; „ zen van Ethiopië. Al het Land , beooften ^Ll, „ de Eilanden en de bedding van den Nyl, VD i. „ zyn van rooden Graniet, 't welk de The-S^^TI> „ baifche Steen is, daar Herodotüs van Graniet* fpreekt. De Groeven werden niet diep „ uitgewerkt, maar de Steen weidt gehouwen uit de zyden der laage Eergen. Ik zag, in „ die Groeven , eenige Kolommen reeds uit- „ getekend en aan beide zyden gefatfoeneerd, „ en onder anderen een lange vierkante, die mooglyk tot een Obelisk beftemd was. Zy hebben, zo 't fchynt, de Kolommen rond 3, ingewerkt met een fmal Werktuig , en , als „ zy omtrent los waren , dezelven door Wig- ,, gen van de Bedding afgefcheiden ; waar „ van men overal nog tekens vindt" , enz. Weinig minder, in Schoonheid , is de Gra- Europa niet der Noordelyke deelen van Europa, dan^t. die der Ouden. In het Paleis van den En- gelfchen Lord Edoecümbe, in Devonshi- -re, vindt men Tafels en asdere Ornamenteii van Graniet uit het omleggende Land, die het Tchoonfte roode Roomfche Graniet tarten. In Vrankryk valt dezelve op verfcheide plaat- Ten. Te Frejus , het oude Forum Julii, ziet men, in de overblyfzels der Romeinfche Wa- terleiding , van deezen Steen gebruik ge- maakt. Ook zyn de Steedjes Semur en Avalon in Boursrondie, geftigt op Rotfen van fchoonen rooden Graniet. Te Rouvray, een Dorp op Pp 5 den m d«ü» lil, $*m* 602 Vergaarde of H# den Weg tusfchen Dijon en Auxerre, komt AvnEit# defchoonfte, die zeer fynkorrelig is, den O- Hoofd* rientaalfchen zeer naby. In Spanje zyn het ^^^Kafteol yan Madrit , Eskuriaal en andere Ko- 'ninglyke Paleizen 5 van dit Gelteente opge- bouwd 9 dat 'er de Spanjaarden reeds lang toe gebruikt hebben (^). Van eene byzondere hoedanigheid is de BeU jerfche Graniet % welke beflaat uit eene hoog graauw groene , gemeenlyk doorfchynende Kwarts , of misfchien Smaragd - Moeder , waar in kleine roode , meestal heldere Granaaten , ïngeflooten zyn. Men vindt denzelven opveele plaatfen in Beijeren * en agter Brunner, een Postftatie in Tirol, by groote Stukken. Aldaar gebruikt men die Steenen tot verbetering der Wegen ; in Beijeren worden zy gefleepen 5 en tot Tabaksdoozen of dergelyk Werk verar- beid, Dus ziet men , dat de Granieten van Europa ook wel hunne waarde hebben , en daar van wyken de volgende Soorten in meer of min- der opzigten af; als (21) Rotsfteen , die Kwartzig 5 Glimmer ig en Kleijig is 5 grysachtig van Kleun Een Gefteente , dat voornaamelyk by Slac- ken- (w) Dacost. Fosfils. p. 279. (21) Saxum Quartzofum a Mieaceum , Argillaceu&i j Colore cinereo. Mihh XXI. Saxum Grifeum* Gxeis. ROTSSTEENEN, (>03 kenwaldc in Bohème breekt , alwaar Tin - Zwit- n ter, hoewel fpaarzaam, daar ingefprengd is, Afdeed voert den naam van Greis , wegens de Afch- Hooïd. graauwe of grysachtige Kleur. Het beftaat uit STUKt Korrels van Kwarts en witte wat groenachtige Kley , benevens Glimmerfchubben, allen onder elkander famengelymd. Het komt niet Laags- wyze, noch op den Graniet leggende , maar in en nevens denzelven voor: des het van ge- lyken ouderdom als die fchynt te zyn. liet zelfde kan niet gezegd worden van den Gneis. Gneis , een Geileen te 3 dat uit even zodanige Stoffen Tamengeüleld is, doch zeer overvloe- dig inde Vlotbergen, en gemeenlyk op Graniet leggende, gevonden wordt. Daar uit beftaan ten deele de Bergen om Regensburg , naar Bohemen toe s een groot deel van het Boheem- fche en Saxifche Erts- Gebergte. Het is de Bergftof by Neufol en Schemnits in Hongarie en elders. Zeer dikwils komen 'er Mineraalen in voor; gelyk men den Gneis met gedeegen Zilver by Katharineberg , met Zilver Glas Erts by Ratisborzits, met Rood Gulden by Altvos- chiz; met andere Zilver • Ertfen by Graupen; met Tinzwitter by Ehrenfridrichsthorf ; met Tinfteen in Saxen en Bohemen ; met Lood- glans , Vaal Koper - Erts , Blende en Kobalt- Erts in Saxen vindt. Dit Gefteente komt Laagswyze in het Aard- ryk voor, gelyk de Leyfteen* en is ook fplyt- baar III. Deeu IIL Stuk. #04 Vergaarde of li baar, doch heeft de famenftellende deelen als VHL de Graniet, mïds dat de plaats der Veldfpaath stük?FD" ^oor Kley of Steenmerg bekleed worde O). In de betrckkelyke hoeveelheid dier Stoffen is, ten opzigt van de menging, een aanmer- kelyk verichil , zelfs naar de diepte, waar in de Gneis gebroken wordt. Somtyds houdt hy byna geen Glimmer, of dezelve ontbreekt t'ee* nemaal. De Kleyfoort is gemeenlyk wit, de Glimmer meestal zwartachtig ofZilvergraauw* De Steen zelf valt zwartachtig , in het Ban- naat van Temeswar , by Dognatska ; doch meest graauw : ook wel witachtig , als in de Zilvermyn by Freiberg ; wit by Orpez,niet ver van Preznits in Bohemen ; wit en zwart gevlakt aan den jongen Thurnhof by Freiberg; groenachtig in Herrengrunde by Neufohl, en in de Myn van Dorothea , te Ratisborzis ; groen in het nieuwe Scheeps - Dok te Karelskroon in Sweeden; blaauwachtig in *t gewelf der Yzer- myn te Orpez by Presnits ; roodachtig in de Niklaas -Gang by Katharineberg in Bohemen; geelachtig met graauwe Banden of Vleefchrood met hoogroode Banden , by Geyer in Saxen ; als ook met beurtwisfelende zwarte en witte Banden , in de graauwe Man. by Platte in Bo^ hemen. Dus, (#) Zie Ferber Min. Gefcju von Bóhmm. p. 23 , enz. (y) Mem. de VAcad. R. des Sciences , de 1753. p. 564. Oft» 376. Quarto. iz) Mm. de 175* 305, Oa, aos> Quarto* Dus ziet men, dat de Gneis van veelerley Ar{^Et.- Kleuren valt. In Sweed.en fchynt hy naauw- vin. * lyJcs bekend te zyn , doch zeer wel in Duitfch*$^0FD* land en mooglyk ook in Vrankryk. Onder de Granieten van Brafil , van Afrika en van de Kaap der Goede Hope, welken deHeerGuET* tard uit het Kabinet van den Hertog van Oï> leans befchryfc , fehynen 'er van dergelyken aart te zyn-(y). Ook vallen 'er in Kanada,die als een middelflag zyn tusichen de Granieten en Glimmer -Steenen (z). (32) Rots (leen , die Glimmerig, Kwartzig zn XX 11- c 7 . . . n, Saxum Spaatntg is> eemgermaate wryfbaar. Fufommi Gietfteea* Deeze Soort van Steen, naauwlyks dan in minder hardheid van den gewoonen Graniet verfchillende , valt in Vrankryk by Rouaan , alwaar menze gebruikt tot Vormen > om het Koper in te gieten , eü dan wordt zy door 't Vuur rood. Ik heb brokken van beiderley £ gelykende de witte veel naar den Engelfchea Moorfieen , dat is Möerasfteen, in Cornwall voorkomende, welke een zeer fyne Soort van Graniet is, wit met flippen en vlakken van zwar* (22) Saxum Micaceum , Quattzófum , S^atafumqfte , fubfriabile. Syst. Nat. Xll. Sp. 20. S&kurn GraniteS pamculis parum adhserentibus. Cronst. Min. §. 2Ó8«N. Gramtes rubens fragUis. Wall. Syfu Mm. l> p. 1IL Dkbl. III. Stuk. jóoG Vergaarde of ¥? zwarte Glimmer , daar door verfpreid. Daar Avfa' van wordt , in die Provincie , veel werks ge- J?Z0FD* maakt tot eenvoudige Bouwftoffen en fraaije STUK» •» s Tafelbladen , enz- Men heeft 'er ook veel van naar Londen gebragt , alwaar die Steen tot Trappen en Banken aan de Stoepen ge- Jbruikt is , om de hardheid. Die van Rouaan fchynt my immer zo hard te zyn als dezelve, welke by my ligt afbrokkelt in kleine ft uk- ken. XX 111. (oq) Roüsfteen, die Talkig en GUmtnerte is> Saxum v Jy77 . / . ö , ö c&rules- blaauwachttgi verweer enae. aditi-e.^" *n Smaland komt deeze voor, die wegens de groote veelheid van T&lk en Glimmer, zeer ligt verweert , en , inzonderheid vogtig zyn- de , kenbaar is aan zyne groenachtig blaauwe KJeur. .Zou niet daar toe de zogenaamde Schneide- fteen, dat is Snybaare Steen, behooren, die by Zillerthall in Tirol voorkomt, en aldaar dik- wils gedeegen Goud bevat, by Sterzing Ko- perkies. Ik heb het beiden te gelyk op een brok van dergelyk Gefteente ? uit Tirol. Ook jbreekt hetzelve by Konits in Hongarie , by Zoplitz in Saxen en overvloedig in Sweeden, Finland en Noorwegen* Het beftaat uit Spek-* fteen Os 3) Saxum Talcofum< Micaceum coemfescens fatis- seus. Syft.Nat. XH» Sp* 20* RöTSSTEENEN* 607 fleen en Glimmer , en is gemeenlyk vry vast, Mj fomtyds ook Schieferig of fplytbaar als Ley , vm.L< nu heldet dan donker graauw, witachtig geel 5^°*°" of donker groen van Kleur. Tot Muuren aan Vuurhaarden kan het zeer wel dienen, mids dat het, Leyachtig zynde, overend geplaatst worde. (24) Rotsfteen, die Spaathig> Glimmerig en XXIV. Deeze wordt in Sweeden Sjelffratfien ge-! noemd, wegens zyne poreusheid, en Rapahivi in Finland , om dat,hy verweerende, maar Draf van Mout gelykt. Hy is graauw en vergruist, door verweering , aan de Zuidzyde eerst in Brokjes, dan in grof Zand ; \ welk, in Water uitgetrokken , door uitdamping van de Loog een Zout geeft, welks Kryftallen ten deeleden aart van Salpeter , ten deeie van gemeen Zoufc hebben, Walxerius noemt hem bruine Gra- niet, die vernielbaar is door de Lugt. Meest wordt hy aan den Zeekant gevonden (*). Saxum Spatofum > Micaceum, Salfum , fatiscens* S0. Nat. XII. Sp. 21. Muria Saxi ex Mica Spato- que. Syst. Nat. Vlll. p. 164; N, 6. Mus. Tesf. 36. Sa- xum in Aëre deJiquescens Nirrbfum. Wall. Mm. i65. Zoutig is 5 verweer ende. Saxum fatiscens. Verwee- rende. (25) Rots- li i. Desl. h k Stuk» Vergaarde ö £• Afdeel; C^5) Rotsfteen , die Glimtnerig, hym fplyt* VII 1. baar en Afchgraamv is , mei Granaat- en HooïD- 5TUK; XXV. Kwarts- Kort els. JphZi. De töPPen der Laplaiidfche Alpen beftaatt Alpifche. tilt dit Gefteente , in Sweeden genaamd Nvr* ka. In Noorwegen komt het ook voor en in Duitfchland, alwaar men het Murkflein noemt* Het is de Bergftof der Tinmynen by Altenberg en Geyer in Saxen ; der Loodmynen by Bley* ftadt in Bohemen ; der Zilvermynen by Ra* mmgftein in 't Saltzburgfe; als ook der Zilver* en Góudmynen by Schemnits in Hongarie. Het is hard , doch Iaat zig gemeenlyk zeer be- kwaam , volgens zyne Schieferlaagen verdee* len. Glimmer , Kwarts etl Spaath , zyn 'er de weezentlyke Grondftoffen vanj maar fomtyds bekleeden witte Schirl- Kryftallen de plaats det 'Spaath f en dikwils is 'er de Glimmer maaf 'dun ingefpreiigd. De Granaaten zyn ook niet altoos van gelyke grootte, en fomtyds Groeps* Wyze aangelegd. Zelden ontbreekt de Kwarts t'eeriemaal ; doch men vindt zulk een Gefteen- te, dat uit zwarte Yzerhoudende Glimmer O5J Saxum Micaceum Fubfisfile cïnereum , Gfanis Granatinis Qnartzofisque. Syft. Nat. Xl l. Sp. 22/ VII!. 187. N. 12. Saxum compofitutu Mici, Quartzo et Granato. Cronst. Min. §. 261. N- 1. Saxum Quartzo * Mica & Granatis mixtum fisfile. Saxum Molare Granati* num. Wall. Syft. Min. l.p. 429. & O ï U T B S N ï & $0» ïoode Granaat - Kryftallen beftaat 5 met ir. Koperk/es, in den Swartberg, in Westmann- ^y^f** laad in Sweeden. Sornwylcn is hy zwart ge- Hoort»- bandeerd, gelyk de Saltzburgfche Murkfteen. Qram&t Hy wordt tot Molenfteenen gebruikt , die zig zelf hakken , wanneer men 'er flegts Zand laat doorgaan; dewyl dus de enden der Glim- xnerdeelen afflyten 9 waar door de Granaaten uitfteeken, die tot vermaaling dienen van het Koorn. Hy komt van helder of donder Afch- graauwe , of ook van roodachtige Kleur voor, ïfc heb dcrgelyken blaauwachtigen ? met bleek* -roode Granaaten > uit Sweeden bekomen. (26) Rotsfteeü, die Kaffig is, digtvan zelf- ^Vr. .fiandigheid en zwart , met Granaatkorrels. GramfuL* Korrelige* Deeze , die in de Westelyke Zilverberg ia Sweeden breekt , beftaat uit naauwlyks zigt- baaie Glimmerige deeltjes als Kaf; waar bruine Granaaten, van grootte als Hennipzaad, inge- ïprengd zyn. Hy behoort dus , zo wel als de voorbaande, tot de Granaatfteenen. (£7) Rotsfteen , die GUmmerig is, eenigermaa- XXVIL te Jpïytbaar 3 bleekrood \ met Kwart zige Ty^^" £26) Saxmn acerofum folidum atrum , Graiiïs Grana* önis. Sijfu Nat. XII. Sp. 23. Saxum Micaceum fubfïsfite mcaraatum, Gratis Korrels. Heen,' Dit Quart-* UI DSEL, III. ClUK. VER GAAR BE OF Afdeel ^ ^e^eente' ^C zeer *Vne KwartS-löf- Viiï. 'reltjes, die met Talk als omkleed zyn,beftaan- 5^FD" de, gelykt veel naar een Zandfteen. Hetis met Wrtffteen&zxi Garpenberger y als ook met den Geftelfteen naverwant , en laat zig eenigermaate fplyten als een Leyfteen. Dat by Malung, in Dale- karlie, valt, is rood, en uitmuntende tot Mo- lenfteenen 5 welke op dergelyke manier, door afflytinge , worden fcherp gemaakt , als van den Murkfteen of Granaatfteen ? zo even, is verhaald* Doch daar breekt ook een groene van te Sahlberg , en een Afehgraauwe te Norr» berke , welke daar toe niet , maar wel tot For- nuizen dienftig zyn, zo Walleiuüs aan- tekent* Volgens deezen heet het Qtiarnfien 9 volgens Linn^üs Murkflen in Sweeden* Dacosta noemt het Sweedfche Zandfteen. 3ÉXVÏ1Ï. (28) Rotsfleen, die Glimmerig is > mè zwarte Rwojen* Glimmer- en witte Kwarts - Zandige deeltjes ^ Nooï beurtlings famengefteld* weegfe. De Quartzofïs. Sijft. Nat. Xll. Sp. 24. Viil. p. 187. 33. Saxum comp. particulis Quartzofis & Micaceis. Cronst. Min. §. 260. N* 2. Saxum Quartzo ct Steari- ne mixtum fïsfile. -Saxum Molare. Wall. Syfi. Min, I. p. 428. Saxum Arenarium Suecicu-m. Dacosta Fosfits. p. 141. N. 28- (28) Saxum Micaceum, nïgro Mieaceo , alboque Quart* zofo-Cotaceo alter&atis. Syft. Nat. XII. Sp« 25. Vük p. 188. N. 17. R CT S $ T £ K N E tflt De Bergachtige deelen van Noorwegen be- ïlaan uit dergelyk 'Gefteente, dat ook de Gang- vin.* ftof uitmaakt in de Kiezige Kopermyn te Rce-S^0^ laros in Sweeden. Het beflaat uit verfcheide evenwydige 3 dikwils Golfachtige * digt aan elkander leggende Laagen ; de zwarten van Schubbige Glimmerdeeltjes ; de witten van harde Zandige Kwartsdeelen. Het fchynt ook weinig van den Garpenberger Rotsfleen te verfchiilen. (29) Rotsfleen 9 die Kwarïzig h , eèmger* XXXXV maate Spaathig > witachtig ; met Goud' Monta- dimmer daar in verjpreid, ^ ge * De hoogde Bergtoppen beflaan , m de 2üi- delyke deelen van Sweeden , voornaamelyk uit deezen Rotsfleen , die fomtyds den geheele Berg uitmaakt. (30) Rotsfleen 9 die Gïimmerig en Kwartzig XXX» fa , Jplytbaar, met witte zeer glinflerende 3 Saxum byna onvatbaar fyne Glimmerdeeltjes. ftranaenfe* Mar- ftrandfe* Deeze (29) Saxum Quartzofum fub - Spatofum albicans , Mi* 'ca Aurea fparfa. Syft. Nat. Xll. Sp. 26* VI 11. p. 186. N. 7. S*&** 165 Saxum Micaceum Quartzofum fisfïle , Micis albis ïiitidislimis fubimpalpabilibus. Syft. Nat. Xll. Sp. 27. Saxum Fornacum Mica albescente» Wali» Syft% Min% ï, p. 427. Qq a III. Dsru Hl* Stwk« Vergaarde o ï loeide. afökel. Deeze komt te Mar ft rand in S weeden voo^ alwaar hy den geheelcn Berg des Eilands met stuk?ÏD- de Straaten uitmaakt ; in de Zonnefchyn als Zilverig glinfterende. Ook valt hy dikwils. in de omleggende Bergen , als mede aan den Ooftelyken Zilverberg, Men kan hem als Leyfteen fplyten en hy fchynt ook na- verwant te zyn met den Geftelfteen, ftraks te befchryven* XXXI. (31) Rotsfteen , die Glimmerig is en fplytbaar 5 yimtïa™ Vleefchkkurig , met Granaatkorrels, mm. pgf ï- Deeze, by Kiöpi ng in Schónen breekende 9 is een zeer fplytbaar Gefteente , dat uit een zeer fyne Glimmer beftaat, met ingemengde loodachtige Granaatkorrels* Het verfchilt van den Digten Zandfteen , hier voor befchreeven^, alleenlyk door gedagte Glimmerige in plaats van Zand -deeltjes. (02) Rotsfteen , die Glimmerig is en zwam- Bitsbtf9 achtig) met Kaffige deeltjes overlangs. jrenfe. Bhebergfe. Te Bitsberg in Dalekarlie is dit de Gangftof derYzer-Mynenrals ook te Sahlberg inSwee- den» C31 ) $axum Micaceum fisfile ïncarnatum , Granis Granatinis. Syft. Nat. X 11. Sp. VI1]. p. 187. N. 14. (32) Saxmn Micaceum nigricans , Atomis acerofês longitudinalibus. Syfi. Nat, XI L Sp. 29. VUL p, 18& N. 18. ROT3ST E'E N £ Hli 6X3 den. Het beftaat uit fyne zwarte Glimmer- n. deeltjes, overlangs gefchikt , waar door.de AyDffit# brokken Streepig zynt die men 'er af flaat. Hoofd*. STUK. {33) Rotsfteen die Afchgraauw is , met 0/2- XXXI TT. vatbaare Kwartzige en Glimmerige deeltjes. M^^m runu Behalve de Sweedfche Mynen, te Bitsberg, nvl^lra1- Fahlun en elders , komt dit Gefteente ook , in andere deelen van Europa , als eene Me- taalmoeder voor. Het is de voornaamfte Gangftof der Hongarifche en Transfylvani- fche Ertsbergen ; als ook van die te Moers- feld in de Paltz. Het is de Bergftof der Ko- permynen by Oraviza in 'tBannaat van Ternes- war en by Pfunderberg in Tirol. Men vindt het by Pilgram in Bohemen , enz. By Boitza ïn Transfylvanie breekt gedeegen Goud ; by Windifchleiten , in Neder- Hongarie , Rood Gulden ; by Marienberg in Saxen Tingroepen ; by Presburg in Hongarie Loodglans; te Kris- toffelfthall in 't VVurtembergfe Vaal- Koper- Erts; by Fahlun in Sweeden, by Katharine- berg in Bohemen, en by Kitsbuchelt in Tirol, Koperkies; by Schneeberg in Saxen, by Neu- markt in Karinthie, als ook in Tirol 3 Cinaber 4aar in. De (333 Saxurn impalpabüe cinereum, particuiis Quart- zofis Micaceisque. Sijfl. Nat. Xll. Sp, 30. VUL p. 188. Qq 3 HL Deel. HL Stuif, 00 Vergaar r> e o * ïl. De voornaamfte famönftellende deelea zvft ^jff ^ Kwarts en verharde Leem 5 of y in plaats van Hoorn- de laatfte, gelyk by voorbeeld in het Geiteen- te van Windifchleiten, van Platte en Kathard neberg, Steenmerg. Somtyds is, buiten Kwarts en Leem; nog dit laatfte daar in ; gelyk in de Goud- en Zilver -Groeven by Kapnik in Trans* fylvanie; of Steenmerg en Schirl te gelyk, als in de Johannes Kluft te Schemnits en by Kruis* berg, niet ver van Nagybanya in Transfylva* nie; of Schirl en Veïdfpaath tevens, gelyk te Oraviza en Nagyag , in dat Land; of enkele Veïdfpaath, als in 't Gefteente by Pfunderberg en Boitza. Volgens L i n n je u s is ook Glim* jner, doch byna ongewaaiwordelyk, daar in- gefprengd» By Wallekius vind ik geen melding van dit Gefteente , en zie ook niet* waar hetzelve by hem te betrekken zy. De gewoonlykfte Kleur is graauw ; doch men vindt het , hier en daar 5 ook witachtig ia Transfylvanie , wit in de Johannes -Kluft te Schemnits , blaauwachtig in 't overige Erts- Gebergte aldaar ; zeer dikwils bont en als ge* marmerd by Móersfeld in de Paltz en op ver* fcheide plaatfen in Bohemen. Gemeenlyk is het taamelyk hard , doch ook fomtyds zeer inurvv, gelyk by voorbeeld de Steen van Ma- liënberg. Zeer dikwils laat het zig in Schy- veti verdeelen , gelyk de Steenen van Pres« burg , Kitsbuchel 3 Neumarkt en Nagyag a voorgemeld, (34) R O T SS TEE NE N« 1(34) Rotsfteen , Jaspisachtig rood >mef onvat- haare deeltjes en witte Kwartzige Vlakken. VI 11. * Hooïo- ïn Sibcrifche Mynen is deeze door densrUK* Heer Demidof waargenomen; hoedanige ook saxum fcy Stuttgardt in 5t Wurtembergfe , en by^j?^- Brescia in 't Veneciaanfche Gebied voorkomt* Hy beftaat uit een rooden Schilferigen Jas- pis, met witte Kwarts -Vlakken daar door ver- fpreid. (35) Rotsfteen, die Kwartzig\ Spaathig is XXXV. en W9 met eew zwarte 'Schubbige Glim- n^geïUm% mer gevlakt. Anger-, ö manfe. Door geheel Angermannland en Sweeden is deezè gemeen; vallende ook in Dalekarlie. Hy beftaat uit witte Kwarts en ongekleurde Spaath, grof onder elkander gemengd , met taamelyk grove, zwarte, Glimmerdeelen , daar door verfpreid. Na den Regen vertoont hy zig zeer fraay zwart , met groote witte Vlakken 7 zegt LiNNiEiüs» Die Glimmerdeelen moe- ten dan zeer grof zyn in dit Gefteente, en on- (34) Saxum impalpabile , Jaspideum rubrum, Maculis •albis Quartzofis, Stjft. Nat. Xll. Sp. (35) Saxum Quartzofum, Spatofum , album , macnla- tuut Mica fquamofa atra. Syft.Nat. Xll. Sp. 31. VUL £>. 186. N. 6. Granita albisfima , Micis magnts nigris Argenteisque notata. Dacost. Fosf. p, 273, N, % 111. Dïst. III. Stuk. Vergaarde of ïl ongelyk grooter, dan in de Moorftone ofMbe- AVII ï ras - Steen der Engelfchen , tot welken * Hooid* volgens Dacosta, deeze behooren zou; doch het fchynt my toe, dat dezelve nader kgmeB aan den Gietfteen, voorbefchreeven* XXXVI- (36) Rotsfteen , We Kwartzig Spitshoekig h Norber- en Wit* genfc. be^fe.d" Dit is de Gangftof in de Sweedfche Yzer~ Groeve te Nordberg. Hy beftaat uit witaeh* tige Kwarts en breekt ia ftukfcën die fpitshoes Idg zyn, XXXV IU (37) Rotsfteen ) die Zandig- Glimmerig is% F°Gei\Ueh fpfybMT,. Afchgraauw, met fym Kwarto fteea. zige en GHmmerige Stippen» Deezen noemt men , in Duïtfchland 5 Ge- fiêllfteiny dat zo veel zegt ^ P ede fl al -Steen y in Sweeden, Staelfteri. Hy komt aldaar alge- meen voor y in Bergachtige Bosfchep, yoor- naameïyk byP SaÜberg : als ook by Kongsberg in Noorwegen , by Pilgram efn niet ver vau Plat- ;; , ; , mmdm w - **J - il &4 ' 1 '■ " • i J f36) Qnartzofum aoutan^alum- albid^um, SyfU Wat. X II. Sj>. 3^»; V UL p. 186..N, 3- (37) S^xum Arenofo- Micaqeum , fisfile, einereum ï interftm&is Atomis Quartzoiïs Micaceisq.ue. Sijjl. Nat., XiL Sp. 33. VUL p. 187. N. 15. Saxum Quartzo een Kwarto sïge: Steen , met dikker of dunner ftreepefi Qq 5 van III. D**i<, III. Stuk, Vergaarde of Afdeel van ^mmer dcortoogen , uit welken deBer- V 111/ gen naby Turin in Piemont beitaan, en in de sSk!^ Stad zeIve de Grondvesten der Huizen , Py- G*ft4t« Iaaren, enz. gemaakt worden. Dergelyk Ge* fteev, fteente vak ook in de Pyreneefche Bergen. In Vrankryk is een Gebergte van deezen aart , by Cannes in Provence. T^örnefort verhaak , dat 'er Groeven van zyn in Neder- .Normandie, alwaar men het dagelyks gebruikt toe Deur-Kozynen en Schooi fteen- Stukken. Men bekomt het van een Eiland, vierMylen -van Granville , en alle de Werken van het Zee -Hoofd dier Stad, als ook van St. Malo $ zyn daar van gebouwd. Het vak ook elders in Vrankryk, als mede in Engeland, en vee- Ie ronde Keyfteenen , van dit flag van Gra- niet , komen alom voor , aan de Zee - Kus. ten. XXXVill.. (38) Rotsleeën* die Leyjig is > Jplytbaar , Coülrium bruin; met Giimmerige deeltjes: fcheefge* In S weeden en Noorwegen valt deeze, die zeer naar Verfteend Hout gelykt , ftaande fcheef overend L langwerpig zynde , en aan de (38) Saxum Schistofnm fisfile fuscum; Atomls Mica- .^eis; öblique truncatum. Syfi. Nat, Xll. Sjv 34. Saxum .Schifto & Mica mixtum. Saxum Cotarium. Wall- Syjtm J2w, I. p. 433» Sp« n»Cos« Ckonst, Mh:*§. z6z,z. • ' 7 P V -I : ; Zandsteen en. 619 de beide enden als fchuinvS afgefneeden. Men -ff;- kan hem overlangs , in fpitfe hoeken ,fply ten, vuil * en de zölfftandigheid, die zwartachtig is, mets^oïö* een Mes affchraapen. De deeltjes zyn naauw-/^^w# lyks zigtbaar, in de Zonnefchyn (lerk glinfte- rende. Op de Nagels gelegd , geeft hy , door tikken , eenigen Klank, Hy dient het Landvolk om hunne Mesfen en Gereedfchap te fcherpen ; weshalve men hem Welfteen noemt. Somtyds vak hy zwart , fomtyds bruin , of ook bruinrood ; hoedanig mooglyk die Leyfteen was , welken de Pafcoor Langius by Laublingen vondt (39) Rotsfteen , die Glimmerig Spaathig is , XXXJX, van Kleur zwartachtig , met kruifende T- ^^ffi zerdeehjes* vumï Groen* Verfcheide Bergen in Sweeden beftaan uit zodanig Gefteente , dat men Grunften noemt, of Groenfteen , wegens de groenachtige Kleur» Het formeert hooge 9 oneffene Rotfen 5 ge- mengd fa) De Schifto Medïiaiiones , ad c^lcern Aft. Fhys\ Med. Tom* VI, (39) Saxum Micaceum Spatofum nïgricans. particulis decusfantibus Ferreis. Syft. Nat. X 1 1. Sp. 35. VUL p, 389. N. 20. Saxum Ferreum Cornep Spathofo & Mi- ca, mixtum &u Wall. Sijft. Min. I. p. 436. ' Sp. '14.. Saxum compofitum Mica & Hoorn - Blende. Crcnst, Min. §. 267. @, Saxum viridi - coerulescens. lt* Sum. zz* Wall, Syfa Min% I. £ 43$. Deel. III, Stuk, Vergaarde of H. mcngd van zwartachtige Spaath en harde fty* A^ÏÏl" ve Glimmer; weshalve het, gebroken zynde, Hoofd- z]g vertoont als beftaandeuit Kafachtige,lang- &M/teen.™evP'l8c 3 witte glanzige deeltjes, met Yzer befmet. Aan de oppervlakte des Bergs ont- bindt het zig dikwilsin een grof hoekig Zand. Het bevat veel Yzer en komt van verfchillende Kleur, fomtyds donker, fomtyds blauwach- tig groen voor; maar van buiten heeft het de Kleur van Yzer -Roest. In de Yzerhutten wordt het gebruikt om de fmelting van de Moeras - Erts te bevorderen. Veel Yzer be- vattende, kan het dienen voor Amaril. Waar- fchynlyk is het een der oudfte Steenfoorten. Saxum (4°^ R°tsftecn met onvathaare deeltjes; Glim* tinm- x merig , Kwartztg , eenigermaate Tzerachtig; ^Klink- Granaatkorrels bevattende. Dit Gefteente , dat op den Mosfeberg in Westgothland gevonden wordt 5 in Sweeden Klackften genaamd, heeft dergelyke eigenfehap als de zo even befchreevene Wetfteen en het gewoone Ley 5 van , op de Nagels ge- legd 9 door tikken klank te geeven: even als men (40) Saxum ïmpnlpabile Micaceum , Quartzofum fub- ferreum, Granis Granat;nis. Sijft. Nat. Xll. Sp. 36.. VUL p 188. N. 19. Saxum clangofumu It. IVeftgotïu p. 23* Saxum Trapezium particulis minoribus y clango- tum, nigrescens. Wall» Syft. Min. J. i>. 434. R O T 5 S T E E N E I?; 611 men, op die manier, de geheelheid van Porfe- II. ; lein probeert. Het is donker Afchgraauw , ^vf*/'* zeer hard en beftaat uit onvatbaare Kwarts- Hoofd- ' en Glimmerdeeltjes , met donkere Granaaten JL;*L daar ingefprengd. De Heer Walleriüs heeft het tot de Verfcheidenheden van Trapp be- trokken. (41) Rotsfteen , die uit Steentjes , Zanden XLï. } Kley3 is famengegroeid. Saxum primige» nium. Te Nordberg en Elfdal, in Sweeden , is K^en. deeze den Ridder voorgekomen, die hem een eerft geboren Rots (teen noemt , om dat hy nog dagelyks uit zekere Zand-Kley wordt gebo- ren (£)• Men wordt zulks ook dikwils in onze Landen gewaar , aan zekere Soort van Kley, die door 't droogen Steenachtig ver- hardt , zonder branden ; even als men derge- lyk een Leem maakt , van Potaarde , Zand en Kalk, zo tot fluiting der Deftilleervaten, als tot bewaaring der Glazen voor den gloed des Vuurs, by de Chymisten {c). De Breccia in \ (41) Saxum LapilHs Sabuüs Argiltèque connatom. Syfl. Nat. Xll. Sp. 37. Breccia indeterminata. Cronst.M/z. §. 272, 2, (b) Zie % voorg. 11- Stuk , bladz. 585- (jo) Onder den naam van Lutum Lapidescens , Lutum Sapientice, is dit bekend: zie Boerh. Chem, Tom» 1. p, m. HL Dbeü III. Stuk, 62^ VÉ&CAAItDE 0? A indeterminaia van Cronstedt , uit veele bi*ok> Vin* jes Steenen op dergelyke wyze famengegroeid* stok.*"" 9> werdc onder de Aardfteenen in Dalekarlie xuyfteen.^ gevonden, en moest (zo hy aanmerkt.) uic „ de Rotzige Streeken by Serna zyn , die 55 alleen maar dergelyke famengelymde Berg- „ ftoffen hebben*" Een dergelyk Steentje % dat uit Zand , Kwarts en Tinfteentjes famen- gegroeid is en dus ook tot de Breccias be* hoort, heb ik onder de Tin-Ertfen van Su- matra bekomen. In 't Groot Hertogdom Toskanen, voor* naamelyk tusfchen Florence en Pifa, alsook by Fiefoli , valt een Gefteente , Macigno of Pietra di Torre genaamd. Dit beftaat uit Kley* met Kalk vermengd , waar een groote menig* te Glimmer ingefprengd is. In de bovenlaag is *t Schilferig , doch in de diepte zeer hard en vast; zo dat men het, met Yzeren Wiggen, by zwaare Blokken uitbreekt. Het bevat fom- tyds Nieren van verharde Kley , of dunne Laagjes en Aderen van Steenkolen , of ook brokjes Bergpek, enz. Het dient aldaar tot Bouwfteen , en levert daar toe verfcheide veranderingen van Kleuren uit. XUl. (42) Rotsfteen, die uit Steentjes > Zand- eit Saxtim ^ 7 . r ,j cmnige- Oker $ is J amen gegroeid. mtm. Op Gruis- StCGIl» (42) Saxum Lupillis, Sabulis, Ochra conn^tum. SyA Nat* RoTSSTEENEN. 6^3 Op veele plaatfen in S weeden komt zoda- n. nige onder de Aardfteencn voor , en zoude ^jj?"1* misfchien wel tot de Zandfteenen kunnen Hoofd- STUK betrokken worden, gelyk de voorgaande, tiy Gruisftee^ behoort tot de Brecciays der Italiaanen , dat meest Gruisfteenen zyn ; meer dan tot den eigentlyken Poddingfteen die volgt. Met den bynaam heeft onze Ridder zekerlyk de ver* fcheidenheid der Stoffen , in deszelfs famen- (telling komende, willen uitdrukken (d). De Boeren, zegt hy , graaven het Gruiszand uit den bodem der Rivieren , zy werpen het op een hoop , en , na dat het dus een of twee Jaaren gelegen heeft , zynde volmaakt Steen- hard geworden, gebruiken zy het tot Steenen, om Vuurhaarden te metzelen, 't Schynt dat de Yzer- Oker, zig onder dat Gruis bevin- dende, die Stoffen eigentlykzo vast verbindt en famenlymt. Van dergelyken aart zyn de Steenen , die men in Normandie Grifons of Bitun noemt * en aldaar op weinige diepte by ronde Rots* ftee- Nat. XII. Sp. 38. Mus. Tesf. 72. Lapis Arenaceus 0- chra Martis conglutinams. Cronst. Min. §. 274. 4. Sa- xum Petrofum Arenario - Siliceum. Breccia Arenario- cSilicea , particulis majoribus , glareofa, Wall, SijjL Min. I. 444. (d) Amnigenum 9 gelyk 'er , zekerlyk door een Druk- feil , ftaat , zal buiten twyfel omnigemtm moeten zyn. In Mus* Tesfrniano is de bynaam eoagulatum* III. Dsel. III. Stuk» 514 Vergaarde oï? 11 fteenfcn , van tien, twaalf of twintig Voeten' f f^fnïddellyn , op één , twee of drie Voeten dik* Hooid- te9 aantreft* Hier in ^yn niet alleen kleine SGrrispen.Glasamï&e Keizels> maar ook Aardachtige en 'fomtyds Hamerflag van Yzer , Koper -Gruis en dergelyke dingen meer', vervat, die aan* toonen, dat de famengroeijing deezer Steenen van laaten oirfprong is. Zy zyn door eene Yzerachtige Aarde, zo de HeerGuETT are> aanmerkt , famen verbonden, en op de eene plaats harder dan op de andere.. Men vindt* ze ook in andere Landftreeken van Vrank* ryk , en die Klompen van famengegroeide Keizeis , welke in de Keizelbank voorkomen, die onder de Grondvlakte van Parys legt, fchynen daar toe te behooren(V). Dergelyken zyn den Heer B r u g m a n s by Groningen voor- gekomen ( f), en de Heer Be rkhey vertoont, uit onze Hollandfche Beddingen , een der- gelyken Steeneü Plaat , uit Keyfteentjes be- ftaande , welke door Yzer-Oehr, of bruin O- ker-Zand , te famen verbonden waren (g*). XL lil. ( 40) Rotsfleen, die uit Keizelfieenen met Saxum v ■ f . 7 u Siikimm. pis is Jamengegroetd. Podding- Dee* fteen. (dat is Worst- of Beulingfteen , in Duitlch-^'''7'1 landden van Nagelfluhe of 'Nagelfels in Switzer* land» In Italië behooren zy tot de Breccias en worden doof den bynaam van Szlicea, als uit Keizeltjes Keizelachtig famengegroeid zyn- de , onderfcheiden* Ook heeft onze Ridder dergelyken bynaam gegeven aan deeze Soort* Men vindtze niet alleen in verfcheide Pro* vincien van Engeland , maar ook , volgens de on- langfe Waarneemingen van den zeer kundi- gen Heer Guettard, in Vrankryk, inzonder- heid by Rennes, overvloedig. In Switzerland maaken zy geheele Heuvels en Rotfen, gelyk den Botsberg by Bafel, uit, en het is de ge- woone Sreenfoort aan den Oever van den Rhyn* Ook vindt menze in Italië, by Fiumi- , cino$inDuitfchl-andby Idria, in Stiermark*, aan de Bodenfee *> by Potsberg in 't Vorftendom Veldentz , by Friedberg in de Wetterau , by Uefeld op den Haarts5 in 't Mansfeldfe, by Dres- Nat. XII. Sp. 39. Silex concretus* VogU Min0 128. Sa* xum Silicibus amorphis materia Jaspidea conglutinatum. Cronst. Min. §. 271. Saxum Petrofum Silicéum , dï~ verfïs Silicibus concretum. Breccia Silicea.* Wall, Stfjf* Min, L p» 444. Rr m. deïi.. 111. siük. 626 Vergaarde of li. Dresden, by Karlsbad, by Facebai in Trans-» Avm^ Tylvanie; als ook in Bohemen, in Noorwegen* Hoofd- ChjDa en Egypte. S gterf- In de Poddingfteenen komen zelden Ert> fchappen fen voor, hoewel by Potsberg Cinaber, by Annaberg in Saxen Kobalt - Erts daar in breekt. Verfteeningen zyn daar in ook zeldzaam. De Heer Andrea fchryft, dat in de Worstfteen van Ins , in 't Land van Vaud, dikwils zo- genaamde Slangetongen gevonden worden. Waarfchynlyk zou dit meer plaats hebben , indien zy algemeener waren. Zy beftaan uk taamelyk groote en blykbaar afgeronde, nu meer dan minder ovaale ftukken van een Glas- aartig enkeld famengefteld Gefteente, behoo- rende tot de Keizeis , Hoornfteen , Kwarts, of ook, gelyk in die van Noorwegen, tot de Trapp. Het Leem is fomtyds Kalkachtig , gelyk in de Saxifchen van Annaberg , de Stier- markfe , Switzerfche en eenige Franfchen , die echter meest door eene Zandachtige Stoffe famengehecht zyn , welke dikwils met Yzer- Oker is bezwangerd. Dit heeft ook in de Tweebrugfe , en veele Switzerfche , plaats. Somtyds is het Leem Kieyaartig , gelyk in die van Idria, ofKley enSeleniet tevens, ge- lyk in die van Veldentz by Potsberg. De fraaiften hebben het Jaspis- of Hoornfteen- achtig , gelyk de meefte Engelfchen , de Noorweegichen de Boheemfchen van Karls- bad ea die van Facebai in Transfyhanie* Dee- 8'OTSSïEENENi Deeze Kegelachtige ftukken, die in een an- If. defe Steenfcort als ingelymd zyn of ingekast, ^viil" zyn van veelerley enfomtyds zeerfraaijeKleu* Ho°rö" STUK. ren; terwyl de famenhechtende Stoffe door- Verfêhil* gaans graauwachtig of uit den geelen zietJ^e De gewoonlykfte Grond - Kleur der Engel- fchen of Schotichen is geelachtig, helder of donkerbruin* die der Franfchen, van Rennes, rood met geele Vlakken ; zo dat zy de En- gelfchen in fraaiheid niet wyken (h). Men vindt den Poddingfteen , in Schotland , even- wel ook van andere Kleuren. Ik hebze met een Afchgraauwen , fommigen eenigszins Roo- zekleurigen Grond , en de Keizeltjes, daar in vervat, rood of zwart, doch meest in 't mid- den geel, met een zwarten Omtrek of Schors, die in fommigen zeer breed, in anderen fmaf is , gelyk men dit in daar van gefleepen Plaat- jes waarneemt, zynde de Kleur der Keizeltjes in fommigen ook binnen 't geele roodachtig. Somtyds hebben zy, op eenen blaauwachtig rooden Grond, witte Aders en roode Plekken, gelyk die van Somersetshire en Scarborough, of op geelen Grond zwarte Tekeningen. Somtyds komen 'er , gelyk in de Groene Egyptifche , losfe Stukken Graniet in voor. Maar, de zonderlingfte onder myne Pod- Zonder- lingePod- ding* diugfteen. Pi. XXXI v. (Ji) Mem, de PAcctd. R. des Sciences, de 1753. Rr a III. VmU III. Stuk* Vergaarde of li. dingfteenen , is dat groote Stuk, meer dan vT"L een Dllim dik> aan de eene zyde gerieePen, Hoofd- in lig. 17, op Plaat XXXIV, afgebeeld. *™K'. Hier komen twee groote en verfcheide kleine Jlew. ronde Keylteentjes in voor , die meest aan den omtrek zwart en van binnen geel zyn; fommigen ook blaauwachtig , gelyk de eene groote aan den rand ; maar de andere heeft een aanmerkelyke mengeling , zwart- en rood- achtig, in het Geel. Voorts is de Steen digt bezaaid met een menigte van kleine hoekige brokjes, veelal zwart van Kleur en fommigen ook wit of geel , die den oirfprong niet ge* makkelyk te verklaaren maaken (i). Gebruik. Dikwils beftaat de Grond deezer Steenen , als menze met een Vergrootglas befchouwt , uit allerfynst Kwartsachtig Gruis -Zand. Die van de laatstgemelde Soort, naamelyk de En- gelfche of Schotfche , ea die van Rennes in Vrankryk, als ook de Boheemfche, zyn Kei- zeiachtig hard, en neemen een fchoonen Glans door 't polyften aan : weshalve menze tot fier- (0 Men kan hier uit oordeelen of de Poddingfteen , glanzig gepolyst, een Wereldkaart getyke : naar 't zeg- gen van LiNNiEUs/ politurd nitïdnm refert Mappan* Geo- graphicam* Inderdaad, daar zyn andere Steenen, die veel meer naar dezelve gelyken : zie 't voorg. 1 1. Stuk , bladz. 117. De meefle andere Poddingfteenen gelyken 'er, wegens de rondheid der Keizeltjes, nog veelmindes naar. RoTSSTEENEN» fierlyke Tabaks- en Snuifdoos - Flaaten . en . andere Snuiiteryen , verarbeidt. De zodani- vin. gen geeven ook asn 't Staalflag Vuur. Te^™*1*" Londen vindt men ze onder de Straatftce- Podding* nen , 't welk ook in fommige Steden vaö^W Vrankryk plaats heeft. In Switzerland wor- den zy tot MoJenfteenen , Waterbakken , als ook tot Hoekftcenen en Pylaaren in Kerken en Gebouwen , of tot Stoeptrappen ge- bruikt, die nogthans ligt afbreeken. Ik heb zelf een groot , naauwlyks tilbaar Stuk, dat onder de Scheeps- Ballast gevonden was, my irit Zeeland, door wylenmynen grooten Vrind, Doftor J. Baste r , toegezonden. Dit bevat vertcheide groote Keizeis , van blaauw- en roodachtige Kleur, die door een Zandige Stof- fe famengchecht zyn,cn tot één Lichaam ver- bonden. In dergelyken komen, in Vrankryk, Steenen voor als een Vuist, als eens Men- fchen Hoofd en grooter.» welken men wel reke- nen mag op vyftig, honderd of tweehonderd Ponden zwaar, allen van figuur en zelfltandig- heid als Keyfteenen (k). Die de famengroeijing des Zands, zo b!yk- baar in de voorgemelde Gruisfleen , en ten uiterfte zigtbaar in de Gruis- Achaaten, voor- heen befchreeven , erkent > zal weinig on- moog- f(T) Mem. de VAcad. 26 des Sciences , de 1753, p 114, £15. Octavo. Rr 3 1IL Deej., III, Stuk, Vergaarde of *!• mooglykheid vinden m die der Poddin^fteea» VUL nen; te minder, alzo men ze in Banken van* Juk™' 'osfe Keizeis en Zand aantreft , daar de gele- Fodding- genheid alleen, zo 't fchynt, dezelven heeft fieen, famengroeijen ; zonder dat men eenige weekheid in die Keizeis of in dat Gruis, kan, mag, of behoeft te onderftellen ; alzo ons % niet alleen de figuur , maar ook de zelfftan- digheid, van het tegendeel overtuigt. Even zo is ook het bovenfte Kalk -Gebergte,, om- ftreeks Brescia en Vicenza , vol roode en zwarte Vuurfieenen en Jaspisfen. Somtyds Takkig als Koraalen, Nierswyze of by Laa- gen voorkomende in de Kalk -Schors, Scag* Ha genaamd. Zo worden ook in Kalkfteenen van de Bolca , een Veroneefchen Berg, bonte * roode, zwarte, groenachtige en witte Keizeis, gevonden. Eveneens is 't gelegen met die Waterfteentjes van Chalcedoon cn andere zaa- ken, welken men in de Lava der Italiaanfche Bergen zo menigvuldig aantreft, Bteccia's , De Italiaanen noemen alle dergelyke Stee- ^wtoofnen 2reCcia , daar men in 't Franfch Brêchc nen. van maakt, en zy geeven daar aan verfchei- de bynaamen. Dus hebben zy een Ereccia Cal* cavia , beftaande uit brokken "Kalkfteen , die door Kalk zyn famengelymd ; hoedanigea men wit in Noorwegen en zwart in Bohemen vindt, ja waar toe alle gevlakte Marmers, die Brecciati noemen 9 behooreu. Een Dias- ROTSSTE ENEN. 63I pro Brecciato of Breccia Jaspidea beftaat uit 141 Droezen van Jaspis , welke door Jaspis Aar* vul de famengevoegd zyn , vallende niet ver van ^°FD" Frejus in Provence. Ik heb een Stuk rood BrokjUe en zwart Jaspis van Konits in Saxen, met eene glad gcpolyfte Vlakte , waar in ruuwe plekken van Zand, dat 'er wel vast in is verfteend. Dit zou zekerlyk ook tot die Breccia "behooren. De Breccia verde d' Egitto > of Egyptifche, be* ftaat uit famenkieevende, donkere en heldere, ronde of wanftakige groene Stukken 3 diei\ard- achtig fchynen en geen zonderlingen Glans aanneemen , doch wegens de aangenaame Kleuren bevallig zyn voor 't Oog. Pietra fruttculofa noemt men een antieken Podding- fteen , uit geele en roode ronde Kcizels fa- mengefteld, met kleine zwarte Yzer - Dendrie- ten (/). ïn Sweeden komt een Breccia Por- phyrea voor , die uit Porphierdroezen , met dergelyke Stoffe famengelymd, beftaac. Zy valt in Dalekarlie ; alwaar men ook een Zan- dige vindt , die t'eenemaal beltaat uit famen- geiymde Zandfteenen. De voorgemelde Gruis- Achaat, uit Saxen, zou men volfcrekt een Breccia Achatina kunnen heeten» By Idria in de Krain komt een Gefteente voor, dac uit Stukken Hoornfteen befcaat, die doorgemee* ne (7) FERBEKBriefe aus W al f Mand T$i 259» Rr 4 III. Deeju III, Siua, Vergaarde of ïï. Afdeel. VIII. Hoofd- stuk. chetïk of Schulp- fteen. Cicevchi- tta of Ci* cerfteen. ne K!ey farnen verbonden zyn. Misfchier* was dit tot den Kleyfteen , voörgemeld , be«^ trekkelyk. Voorts heeft men te Rome verfcheide Schulp* fieenen of Marmers met Verfteende Conchy- liën , Lumachella genaamd , die voor Antiek; gehouden en zeer duur betaald worden. Daaï is een graauw bruine met witte of Roozekleu- rige Streepen , zeer fchoon , getekend. Die met zeer kleine Schulpjes 3 Caflracana genaamd, zyn zeer in achting; gel yk inzonderheid dat, liet welke in Fig, 4, op Plaat XXV, vertoond is, zoude zyn. Men vindt 'er zodanig eene geel bruine Lumachella> in welke de Conchy* liën zeer klein en zwart zyn; dus ongemeen fraay. Doch ik heb van dergelyke Steenen reeds meer dan eens gefproken (Vb). Ook kan men hier t'huis brengen den Geer* china of Cicerfleen , die by Fiefoli aan de RU vier Paglia , aan de Greve by Florence, als ook in de Krain 5 meest by afgeronde ftuk* ken, als Keizeis voorkomt. Dezelve beftaat uit veele ronde witte Korrels van Kalkfpaath , en een menigte gerolde brokken Lava , die door een graauwe Kalkachtige Stoffe zyn fa- mengelymd, en gemeenlyk eenigeKwartskor- reis tusfehen zig hebben. Somtyds zyn ook in de graauwe Cicerchina groene Vlakken in- ge- (ni) Zie bladz. 64 , hiej: voor en in 't I Stuk , bladz. 475* Rotssteenen: 033 gemengd , die afkomftig fchynen te zyn van Afdeel; eenige verharde Kleyfoort of Talk. Men maakt VII i. 1 • x 1 • rn • Hoofd- daar vau , in Italië, tot een ruuwe afflypmg stuk. van 't Marmer gebruik (n)< Misfchien behoort ook hier, de Piperino of piperino Peperfteen , welke zeer gemeen is door geheel &^QÏM Italië (0). Inzonderheid treft men hem aan , in de nabuurfchap van uitgebrande Vuurber- gen; gelyk daar uit de Berg Albano , in de Kerkelyke Staat , grootendeels beftaat. Ook zyn 'er eigene Breuken van te Ravino. Zyn famenftellende deelen zyn verharde, witte 3 Afchgraauwe en allermeest groenachtig graau- we Vuurbergs-Asfche, mèt kleine witte Gra- Baatachtige Schirlkryftallen en zwarte Schirl- Glimmer. Somtyds komen , nog bovendien , kleine brokjes Puimfieen en witte Kalkfteen daar in voor. In de Piperino van den Berg Albano trof Ferber (lukken witte Kwart?, jnet grof dobbelfteenige zwarte Hoornblende , aan. Somtyds bekleeden enkele Scbirlkorrels de plaats van Schirlkryftallen. Gemeenlyk heeft deeze Steen geen bepaalde geftalte, doch tusfchen Rome en Viterbo vindt men hem, gelyk (#) Ferber Briefe ufs. p. 285 > 96. (oj Ik heb , onder de Verbeende Zaaken 9 in 'fc voor- gaande Stuk, bladz. 337, ook van Peper ft eentjes , uit jMoorwegen , gefproken ; doch die zyn van een andere na- tuur > ten minfte van een andere gedaante. Rr ? !IL III. Stuk, Vergaarde of Lel. SeIyk de Baralc> in vierzydige Staaven, die AfdeëLl VM. een Span lang zyn. In Italië wordt hy hier ^Moofd- da3i^ tot ver]3Stering van die zelfde plaats 5 uit zwarte Scbirlkorrels en witte Schirlkryftallen famen- gefteid ; als ook die van den Berg S. Fiora , by Radicofani, niet ver van Viterbo, uit veele witte Schirlftraalen , met zwarte Glimmer en weiniger Lava famengefinterd : voorts de Pie- tra Saiïna9 van dien zelfden Berg, welke door den overvloed van witte Schirl* inzonderheid, van de laatfte verfchilt. Aan het oude Slot te Radicofani wordt dezelve tot Bouwfteen en by Tolfa in de Kerkelyke Staat tot het Muurwerk onder de Aluin - Kookpannen , en elders ook anders, gebezigd (ƒ>)• Aman- Ook fchynt hier de Amandel/leen betrekkelyk delfteeiï. te Zyn dien men in Engeland Toadflone 9 dat is Paddefteen > of Dunjlone noemt, Hy valt (/?) Fekber Ericfe uts. p. 225 , 277 , 288» (#) Amygdaloides. Cronst. Min, §. 266. Saxum ni- grum , Fruftulis aibis Fluoreis niixtum. Dacost. Fosf y. 150. Men moet denzelven van de AmandeJfteenen , die in 't voorgaande Stuk befchreeven zyn ; (zie bladz* $5> 86j) als ook van de Faddefteetun wel onderfcheiden« ROTSSTEENEN. 635 valt in Oostindie, in Noorwegen by Mos , op den Haarts , in het Tweebrugfe , en in de VIII. " Paltz , alwaar hy, van Baumholder tot agters^°FD* Meisfenheim , voornaamelykde Gebergten uit- Amandel maakt. Ook komt hy by Zwickau in Saxen Jlmu by Stits in Bohemen , by Konits in Neder- Hongarie en overvloedig in 'tEngelfch Graaf» fchap Derby, voor. In dit laatfte verwisfeit hy, in de Vlotbergen , met de Kalkbeddin- gen, zynde ten minfte, drie, gemeenlyk veer- tien, zestien , twintig, veertig, ja ook wel, gelyk in de zwarte Berg, honderdzestig El- len magtig. Hy fnydt alle Aders af en voert geen Erts ; hoewel men 'er , by Gullo in Noorwegen, fomtyds Droezen van gedeegen Koper in aantreft. 2yne Grondftof is ge- meenlyk een Yzerhoudende Kley , die dik- wils verhardt tot Jaspis , en ook wel Glas- reeten maakt , maar zelden tot de hardheid ïvomt, van aan het Staalflag te vonken. Som- tyds is hy met Spekfceen vermengd. In deeze Grondftof, die gemeenlyk eene donkere blaauwachtig groene, gelyk die van Derbyshire ; eene roode , gelyk die van Der- byshire ; een roode , gelyk die van Noorwe- gen en den Haarts ; roodachtige of bruin roo- de, gelyk de Tweebrugfe, Saxifche en Palt- zifche, of graauwe , gelyk de Indifche en Bo- heemfche , of zwarte Kleur heeft, gelyk de Hongarifche en Engelfche (daar hy ook Black* Jfc IIL Dksl, III. SxuKt 63$ Vergaarde ©f n. fioneheeti) leggen ovaale, nu grootere dan A\lu^ kleinere , zelden zwarte , gemeenlyfc witte ^ Hoofd- Droezen van Kalkfpaach; welke fomtyds, ge- \*m\ Ook beeldt de Serpentynfteen dikwils kleine groene Korrels , of heeft Tekeningen vaa Boompjes of roode Aders van Yzerfteen. Zeer zelden zyn de Nieren Kleyachtig, en dan voert de Steen nog Aders van witte Kalkfpaath. Met Trapp, Porfier en Poddingfteen , is hy naver- want ; hy maakt dikwils opbroifchiog met Zuu- ren; verweert in de open Lugt, en dan ko- men 'er Holletjes in , die 'er den naam van Paddefteen aan hebben doen geeven. Altyd houdt dit zonderlinge Gefteente meer of mi$ Yzer* Rotssteen e n. 637 Yzer, en wordt derhalve* geroost zynde,van ff* den Zeilfteen aangetrokken* Het fmelt opAy^f£ zig zelf voor de Blaaspyp niet, maar metH°o*D- Zo!K van Pot- Afch of ander Loogzout zeer ligt in *t Vuur tot eene zwartachtige Slakke. Hier voegt ook niet kwaalyk een witte of OpMik graauwe Kalkfteen , waar in groene of zwar-genft^ te Oroezen van Serpentynfteen leggen, fom- tyds met Schirlltraalen of Schirl- Glimmer daar onder gemengd. Men kan denzei ven Ophltes of Slangenfteen noemen, hoewel dikwils daar door de Serpentynfteen zelf verftaan wordt*. * Zie Het is zekerlyk een famengeftelde of uit ver- a 2,*°8* fcheide Stukken vergaarde Steen. De Droe- zen zyn grooter of kleiner , en f naar dat zy by den Steen meer of minder affceeken, is de Kleur verlchillende. Men heeft hem wit en groen gevlakt , onder den naam van Kol- mords Marmer ; wit en zwart gevlakt, onder dien van Haraldsee - Marmer; graauw uit de Kopergroeven van Deva in Sebenburgen en van Saska in het Temeswar Bannaat: blaauw- achtig uit Noorwegen, als ook uit Hongarie; groenachtig valt hy by Dannemora in Swee- den , in de Goudmynen by Kapnik en by Dog- natska; zwartachtig, als de Bergltof by Idria in de Krain. Bv Schwartzenberff in Saxen vindt men Loodglans in een Gefteente, dat uit graauwen Kalkfteen en groenachtigen Ser- pentynfteen beftaau In ÏIL Deel» III, Stuk. ROTSSTÊENEN, IL In Italië zyn nog verfcheiderley Steenfoöf* ^VHL* ten > die van den SerPentYnfteen5 door in§e* Hoofd- mengde Glimmer , Kalkfpaath , en wat dies ;TÜK% meer is , verfchillen , Nero di Prato> Ferde dl Prato , Polzevera genaamd. Voorts komen een menigte Steenen , van andere vermengingen 5 op verfcheide plaatfen voor, die geen byzon- deren naam hebben en derhalve uit de famen- ftellende Stoffen moeten gekend cn onder* fcheiden worden (r). (r) Men kan daar van een geheelen Lyft vinden , op 't end van den Hoogleeraar Gmelins Natur*Syftem. !♦ Theill. van p. 645 - 653. Dus heb ik de meefte Steenen en Stoffen van een Steenige aart, in dit Stuk befchree- ven* Sommige zyn wel reeds , in de voor» gaande Afdeeling, verhandeld, doch die heb- ben niet zo zeer de volmaakte natuur van Steenen, of zy zyn, om andere redenen , tot de Delfftoffen t'huis gebragt ; gelyk in 't voorfce heb opgemerkt* In het volgende Stuk zal ik ook nog van eenige weinigen, die tot de Mynftoffen of Metaalen behooren, moeten melding maaken. BLADWYZER DER S T E E N E N. A. bairenfteen. 220 A^rdvlafch. 164 Achaat. . 283 Afgue marine. 508 Aiabandmer Steen» 381 Alabafter. 91 Alabaftriet. 99 AmandeHleen. 634 Amesvoortfe Diamanten. 241 Amethyft. Sn Amethyft KryftaL 37; Amianth 159 Amianth - Aarde* 1 68 Arduin, . .33 Asbeft. 160, 164 (Gedraalde) 174 (Onrype) 171 Asbeft Jaspis. 316 Afchtrekker of Afchdeen. 389 Avanturine gf Goudfteen. 261 Band Achaat. Band- Jaspis. Bellokd. Berg -Kurk. Berg -Leder. Berg - Papier. Berg - Pluis. Berg-VIafch. Berg-Vleefch. BeriL 294 314 271 175 «76 177 168 163 175 508 Blader -Spaath. Bloed - Jaspis. Bon .teifteen. Boomfteenen. Bouwfteen. Breccia. Briljanten. Brilienfteen. 135 3i2 72 280 « 535 623 9 630 437 272 BriftolfchcDiamanten, 24^363 Brocatello. . 6t Brokfteen. 630 C. Cacholong. . 279 Cameo's of IntagUo's. 431 Cqi konier. . 491; Ceylonfche Keizels. 24.1 Chaicedoon. 27*» Chryfoiieth, 505 Chryfoliech-Kryftal. 376 Chryfopraas. 375 Cicerchino of Cicerfeeen, 632 Cylinder - Kwarts. 339 D. Dendritifche Opaalen; 255 Diamant. 440 Diamanten (Briftolfche). 241, 363 (Ceylonfche) — 493 (EuropifcheJ — 444 (Matereefe). — 40» (Valfche) 363 , 42(T li L A D W Y 2 ê r; Blgte Spaath. 127 Dikfteenen. 436 Dobbeifteea - Spaath. 131 Draadfteen. 95 Dubbel - Spaath. 122 1; Edele Stsenen. 412 Edel Marmer. 50 Egyptifche Key. 244 Elektrieke Steen. 392 Elementfteen. 250,253 Emeraude. 493 F. Filtreer -Marmer. 82 Filtreerfteen. 336,545 Fiorentynfch Marmer. 66 Fondamentsteen. Fortres - Achaat. 295 Franfch Kryt, 205 G. Garpenberger Steen* Geisberger- Steen. Genantfteen* Gefneeden Steenen, Geftelfteen. Gietfceen. Gips -Spaath. Gips -Steen of Gips Glas- of Compoficie - Glas - Amianth, Glas -Spaath. Glimmen Gneis. Golf. Achaat. Golf- Spaath. Gothlandfe Steen. 588 34i 315 43o 616 108 83 Steenen. 426 170 147 178 603 297 127 I 72>536J Goud -Beril. gto Goud Glimmer; 184 Goud * Granaaten. 191 $ 525 Goudfmits - Spaath» ' 97 Goudfte@n. 261,506 Goud- Talk. 187 Graffteen. 77 Granaat. SlS Graniet. 59° (Beierfche)! 60% Graveelfteen. 2 1 r Greis. , 602 Groen fteen. 301 ,6 19 Gruis - Achaat. 298 Gruisfceen. 622 H. Hardfteen. S3*>53$ Harft- of Pekfceen. 262 Hondstand - Spaath. 136 Hoorn -Achaat. 292 Hoorn -Key. 299 Hoorn fctifcf er- 215 Hoorn fteen. 218 Hoorn fteenen. 299 Hyacinth. 488 üyacinth • JKryfcal. 369 % Jacinth. 489 Stt Jakobs Steen. 329 Jargon of Sargoea» 493 Jaspis * 302 Jasp- Achaat. 297 K. Xaffteen, Kalk-Alabafters Kalk -Schiefer. 178, 220 99 ft Kalk. BLADWYZEH. Kalk -Spaath. 119 Kalkfteen. 74 Kalkstenen. 41 Kalumetfteen. 2!0 Kaneelfteen. 490 Karbonkel. 46O Kaftendroezen. 333 Kat-Oogen. 258 Katten - Goud of Zilver. 184 Katten - Keizei, 3*9 Keizel. 234 Keizelklompen. 625 Ketel fteen. 205 Keyste». ken. 221 KLBlJfGE STEENEN. 157 Kiey - Schiefer. 33 Kleyfteen. 621 Klinkfteen. 620 Kinderpokfteen. 54i Kittel fceen. 238 JCnobbelfteen. 76 Knoop fteen. 41 Kolen -Schiefer. 40 Koper -Glimmer. [184 Koraal - Achaat. 297 Kornalyn. 280 Korrel - Kwarts. 336 Korrel -Spaath. 156 Kouteifteen. 47 KrieweL Kruid. 170 JKrutder- Ja pis. 5io Kruis - Jaspis* 315 Kruis- Steen. 316 Kryfcal. 339 met Water. 346 van Madagaskar. 346 Kryftal- Achaat. 297 Kryftaldroezen. 352, 359 Kryftaltakken 353 Kwarts -Droeze. Kwarts - Keizel. Kwarts - Spaath; L. 33i<58 Poddingfteen. 624 Pokfteen, 539 Porfierfteen. 563 Porfelenifteen^ 549 Portlandfe Steen. 553 Potfteen, 205 Prafer. 378 Rolfteenen. 43$ Rood 'Aarde, 197 Rook - Topaas. 378 , 24$ Roos -Gehaat. 297 Koos of Ruitileen» 4 Rotsfteenen. 5 Rubiceil. 4$* Runfteenen. 595 Rusfifch Glas, 181 469 Quaderfteen. 538 ÏLegenboog - Chalcedoon 278 Jtobyn. 459 ftobyn-Kryftal. 372 Robyn-SpinelL 466 Snfier. Saffier -Kiyftal. 37? j Sardonyx» 268,274 | Schalie of Dak - Ley. 30 { Schiefers* J< Schiefer- Aluin. 93 Schiefer - Amiantb. 17^ Schiefer - Droes. 105 Schiefer- Gips. 89 Schiefer Glimmer. 192 Schirl of Schor!. 38a (Platte)uit Dauphiné . 388 Schirl • Granaaten. 387, 525 Schirl - Kryftallen.. , ,386 Schneidefteen. 606, SchryÜey. 21 Schubben -Spaath. ic$ Schulp - Marmer. 79 Seieniet. 108 Serpentynfteen. 207 (Antieke) 569 Sinopel- Soö, 312 Sinter - Kwarts. 335 Slangenfceen. 637 Slypfteen. 37 > 51 3 (Turkfche) 542 Smaragd Kryftai. 376 Smaragd* 4P3t Smaragd - Moeder. 309 , 5°* Smaragd - Prafer* 378 Smeerfteen. 198 S,nec« BLAD W Y Z E E. Snecken- ïopaas. l Spaan icn Aryu gpaatb. 1 16 Spaütu - J\ryuaiien. n4 Speerftee». 194 Spekfteen. 20I Spiegel - Spaath. J2I Spitsfteenen. 437 Spoorlceen. Staalfceen. 344 Staar -Achaat. 299 Stangen -Spaatb, 3^5 Statuary Marmer. 57 Steen van Bononie* I IO Steenmerg. *9t Steenvlafch* 1 64 Steenvloeden, 157 > 338 §ter der Aarde, ï 90 Stem - Asbest* 174 Stevens - Steen» 247 Straal - Achaat. £98 Straal - G ps* 96 Straal -Kty. £35 Sweeaicne aceen». TT Taffreen. 315 Tafelfchiefer* 21 Tafelfteen. « 435 Talk. 188,194 Talkdroes. 191 • Tourmaliu (Noo r weeg fe). 401 (Spaanfche) 405 (Tirolfj). . 402, I Trapp of Trapfteen* 575 Tuinfteen, 29? Tjfgerfceeu. 53^ V, Veder - Gips, Veder - Kalkfpaath* Veder - Wit. Veld -Keizei, Veld-Spaatiaen. Veranderlyke Steen. Vcrd antiek Marmer. VERGAARDE StEENEN. Vesting -Achaat/ Vette Kwarts* Violen ftee.n. Viakfteen. Vieefchfteen. vlegtfceen. Vliegen - Marmer. Viiesfteen. Vloey - Spanthen.* Vonkende Spaath. Wouwen - Glas, Vrouwen - Ys. Vuurfeeen* Tappen -Topaas. 481 Teerling -Spaath. 153 Thebaifch Marmer. 592 Tin- Spaath* 115 Toetsfteen* 19*309 Topaas. 4.76" 'Topaas - Kryftal. 37 1 TourmalinofAfchtrekker 389 (Brafiliaanfche)* 399 (Ceylonfe). 405 103 235 97 116 170 2*4 U38 265 59 ^29 295 33o 54& 20$ 219 *77 571 50 146 138 181 , 181 1239 Wafch- Opaal* 262 Water - Safier. 473 Werelds - Oog. 163 , 265 Wetfceen. 542,6*8 (Sweedfcbe) 586" Worst- of Beulingfteen, 625 Wryffteen* 609 Ys-Acbaat. Yslandfch Kryftal, 297 122 Z. BLADWYZER. Z. Zand-Ley. Zandfteenem Zeepfteen. Züm-Talk? 542 53o 183 Zoblitzer Steen. 208 Zonnefteen. 260 Zwaluwenfteenen. 242 Zwart KryftaL 380 Zwart Kryc. 36 De Plaaien moeten du^ ingevoegd worden. Plaat XXV. .... XXVI. . . . XXVII.' . . . XXVIII. — • • • XXXIX» f** » • • XXXa mmmm • • • XXXI. — • « « XXXII» . ♦ . XXXIII. . . . XXXIV.