En jensen ihre, kt Et Dee 96 | ali dai er VERHANDELINGEN UITGEGEVEN DOOR HET ZEEUWSCH GENOOTSCHAP DER WETENSCHAPPEN TE VLISSINGEN. UITLEGGING DER VALERA AM D e wysHeEtp, fier gezeten op haar Throon , Befthouwt men in MINERvE's Wapenrusting Doch , warsch van fabeldicht en valfche Go’on , 5 Schept ze in cops BOEK haar grootfte zielsverlusting, Twee Zuilen, die ’*tgewelffel van haar Kerk Aan d'eenen kant bouwkunftig onderfchraagen ; Vertoonen *t ZEEUWSCH en VLISSINGS wapenmerk , En wiLLEMS beeld, wien ’t werk wordt opgedragen, Doorluchtig Hoofd van onze Maatfthappy, Die, {choon noch in heur zwakke en kindfcbhe jaaren ; Hem d'Eerfteling. heurt’s arbeids, vlug en bly, Voor de oogen brengt, met lust om voort te vaaren, De Zufel met den Voorgrond, ryk bedekt Met Tekenfthets van, Kunst en Wetenfthappen , En % Vergezicht , dat ginder d’'aandacht wekt ‘Ter zyde van Gordyh en tempeltrappen, Getuigen , dat de weetzucht, vlyt en lust, Door de Eer gefpoord, aan Zeelands verfte paalen In onze Vest noch met zyn uitgebluscht: Men tracht door zut er mede een’ Prys te haalen. _ Handhaving van den Godsdienst en het Recht, Geneesbebulp , tot fteun van ’t menschlyk leven , % Natuurboek, door.Gods hand ons voorgelegd , % Natuurboek , door zyne Almacht zelf befchreven , De Meetkunst , in haar takken ruim verfpreid , De Schilderkunst, zoo fix in kleur en trekken, De Puikmuzyk , die harten opwaarts leidt , Haar Zuster, die de dofheid zelf kan wekken, xt Vermogen om door % helder Spiegelglas Het Starrenbeir aan ’t menschlyk oog te klemmen, Of door behulp van Graadboog en Kompas, Op verren tocht een dolle zee te temmen; Hiftoriekunst , die °*t oude in ’t nieuw herfchept ; Die munt en ffeen van vroeger eeuw doer tuigen, Die honing zelfs uit bittren alzem lept, En uit vergift weet artzeny te zuigen, En wat zich meer liet fchetzen op de print, Zyn beeldfpraak van het doel, waar heen wy trachten. Is * werk gering? wie deugd en wysheid mint, "…e sHeeft eindelyk op zyn’ arbeid vrucht te wachten. Dus huwt min * ryk van onzen Waterleeuw De Scheepvaardy met de oefening der verftanden. Der braaven gunst zal by den voesten Zeeuw Den yvergloed noch fterker doen ontbranden. J.J BRAHE. IN Sekdley feufpsie. ‚kee | DD. ei Befthoûwt Doch, v Schept ze ; Twee Zi Aan d'eene Vertoont En WILLE Doorlucl Die, fchoc Hem d’E Voor de ot De Taft Met Teken En °t Ve: Ter zyde Vv Getuigen Door de E In onze ; Men tracht Handhav Geneesbebui % Natuui % Natuurbo De Meet. De Schilder De Puik: Haar Zuste: * Vermo Het Starre: Of door | Op verren : Hiftoriek Die munt e „Die hon En uit verg En wat 7 Zyn beeldfj Is ’t wer! „nee sHeeft einde Dus huw: De Scheepu, Der braa Den yvergl: VERHANDELINGEN UITGEGEVEN DOOR HET ZEEUW SC H GENOOTSCHAP DER WETENSCHAPPEN T E VLISSINGEN. ZEVENDE DEEL. ar PIETER GILLISSEN; Drukker van het Zeeuwsch Genootfchap der Wetenfchappen, MDCCLXXX, Het Genootfchap erkent geene exem- plaaren voor echt, dan die door eenen der Secretarisfen eigenhandig ondertee- kend zyn; — dz Lis Leer _…) AAN DEN LEZER. BC GH Det Zeeuwfche Genootfchap AO der Wetenfchappen , om verfcheiden redenen, allen moge- lyken fpoed met de uitgave van dit deel willende maken, heeft goedgevonden, het uitvoerige Hi ftorifche bericht, ’t gene hier zou moeten geplaatst worden, te vere fchuiven tot het volgende deel, dat reeds op de drukpers is, en waar in, behalven de goedgekeur- de antwoorden over de werbeten ringe der openbaare fchboolen, en eenige andere ftukken, ook zullen gevonden worden de verhande- lingen en waarnemingen der Hee: ren Euler, Saxe, van Damme, Swagerman , Mechain, Fokker, Mi- randolle van Ghert, Husfen, en anderen; welke, onder het druk- ken van dit deel, aan het Ge- nootfchap toegezonden zyn, en VII, DEEL, af wier [virij wier inhoud, voor het grootfte deel, tot andere wetenfchappen behoort, dan waar over de ver- handelingen, in dit deel begre- pen, meestal loopen. Alleenlyk heeft men noodig ge- oordeeld hier eene plaats te ge- ven aan den voornaamen inhoud der drie Programmata, door het Genootfchap in de jaaren 1778, 1779 en 1780 uitgegeven. Programma 1778. HL: ZEEUWSCHE GENOOTSCHAP DER WETEN SCHAPPEN TE VLISSINGEN heeft, in de al- gemeene Vergaderinge, den eerften van win- termaand ’s jaars mpceLxxvrir gehouden , geoor= deeld, dat de antwoorden onvoldoende waren, die ingeleverd werden op de vraag: Welke zyn de oorzaaken van de importante fchade , die de Jngezetenen dezer Provincie [Zeeland] door den nadeeligen Wisfeleours komen te lyden, en door welke middelen zou dezelve best konnen worden voorgekomen, zonder deze Provincie aan gevaar van gebrek van Contanten bloot te flellen, maar dezelve in tegendeel in flaat te houden, om de benoodigde nieuwe fpecten aan te konnen ef ten [ix] ten? En wat middel zou ‘er zyn, om de munt- fpecien door de geheele Republyk op eenen egaas len voet van gehalte en evaluatie te brengen, met dien effecte, dat op alle de munten by continu= atie zoo gouden als zilveren fpecien tot de gefta- tueerde of te [latueeren gehatten en evaluatien zouden konnen worden aangemunt? Het groot belang, ’t gene de Provincie Zee- land by dit ftuk heeft, en het verlangen van het Genootfchap , om ’t zelve in beter licht gefteld te zien, zyn oorzaak, dat deze vraag andermaal voorgefteld worde; doch, ter vermydinge van noodelooze uitweidingen, en om de Schryvers, wier toegezonden antwoorden hunne verdienften hebben, nader by het groote doelwit te bepa- len, is goedgevonden, dezelfde vraag dus op te - geven: Daar de Staaten van Zeeland, niet tot voordeel van de Financien der Provincie, maar ter wvoorkominge van gebrek aan Contante pen- ningen, al voor meer dan honderd jaaren , den negotiepenning, bekend onder den naam van zij- veren Ducaat, of Ryksdaalder, met de gedeel- ten van dien, van So tot sr fluivers geoordeeld hebben te moeten werhoogen , mitsgaders federt dien tyd, om dezelfde reden, noch tweemaalen gelyke verhooginge met één fluiver te moeten doen, en dus dien negoviepenning binnen Hunne Provincie tot 53 fluivers gangbaar te flellen « welke zyn de middelen, om de aanmerkelyke Jèhade, die de Ingezetenen der Provincie Zee- _ dand, door den nadeeligen Wisftlcours „ inzon- derheid federt de laatfte verhooginge, in ’ algen meen geacht worden te lyden, voortekomen ; zon- ES der [x] der deze Provincie aan gevaar van gebrek aan Contanten bloot te flellen , maar dezelve integen- deel in flaat te houden, om de benoodigde nieu- we fpecien te konnen aanmunten? En wat mid- del zou ‘er zyn, om de muntfpecien, door de geheele Republyk, op eenen egaalen voet van ge= halte en evaluatie te brengen, met dien effecte, dat op alle de munten, by aanhoudendbheid, zoo gouden als zilveren fpecien tot de geftatueerde of noch te flatueeren gehalten en evaluatien zou= den konnen aangemunt worden? De antwoorden hier op zullen moeten toege- zonden worden voor den eerften van louw= maand des jaars MDCCLxxXI. Betreffende de ontfangene of noch intekome- ne antwoorden, — zoo over de wyze, om de armen, in de fteden en ten platten lande van Ne- derland, byzonderlyk van Zeeland, beter te onderfteunen, en beftendiger aan den kost te helpen, ter verminderinge der lasten voor de Diakonyen, en tot meerdere nuttigheid voor de burgerlyke maatfchappy en de armen zelven, in ’* Programma van het voorgaande jaar , met de noodige bepaalingen, ter onderzoekinge voor= gedragen, — als over de bekwaamfte en nut- tigfte fchepen , welken de Nederlandfche Oost= Indifche Maatfchappy in haaren dienst gebruie ken kan, in ’ zelfde Programma, op het edel- moedige verzoek van den Welëdelen Geftren=._ gen Heere Mr. D. RADERMACHER , Meere van Nieuwerkerk, Bewindbhebber derzelver Maat- Jehappye, en Directeur van dis Genootfchap ; uit= [*i] uitvoeriglyk voorgefteld; — hier ovêr zal eerst konnen geoordeeld worden in de naastvolgende algemeene Vergaderinge: naardien noch, tort den laatften van deze wintermaand, antwoorden op die beide vraagen mogen ingeleverd worden. Wyders is goedgevonden, deze vraag aân het algemeen, ter beantwoordinge, voor den eer- ften van louwmaand ’s faars MDCcLxxx, voorte= ftellen: Welke werbeteringe hebben de gemeene, of openbaare , vooral de Nederduitfche Schooten, ter meerdere befchavinge onzer Natie, noch wel noodig? hoe zou die, op de voordeelig fle wyze, konnen ingevoerd, en, op een’ beftendi- gen voet, onderhouden worden? Programma 1779. HS ZEEUWSCHE GENOOTSCHAP DER WETEN-= | SCHAPPEN te Wlisfingen heeft zyne jaar- lykfche algemeene Vergaderinge, den tienden van oogstmaand 1779, gehouden; en daar ih - beoordeeld de onderfcheiden antwoorden, die, ten bepaalden tyde, ingekomen waren op de Vraagen, voor dit jaar ter beantwoordinge aan het algemeen voorgefteld. Betreffende de Vraäge, in ’t jaar 1777 op- gegeven, om beantwoord te worden voor den eerften van louwmaand dezes jaars, en welke van dezen inhoud was: ”Hoedanig is de wyze, » om de armen, zoo binnen de Steden, als op » het platte Land van het Vereenigde Neder- » land, en în het byzonder van Zeeland, en „ ACTe [xii] » derfleunen en beftendig aan den kost te helpen ; » welke voor de Diakonyen en armen-middelen » min bezwaarende, voor de armen zelven nut= » tiger, en voor de burgerlyke Maatfthappye , „ waar van zy leden zyn, voordeeliger is, » dan die wyze van bedeelinge, welke, nu, » byna alom, plaats heeft”? — is, na een naauwkeurigst onderzoek , geoordeeld , dat de Schryver van het Antwoord, die tot zinfpreuk gebruikt heeft: Zotam vitam miscet dolor et gaudium? den gouden eer-penning verdiende te ontfangen: gelyk die Hem ook toegewezen is; blykende , by het openen van het vezegelde billet, dat de Schryver van dit Antwoord wa- T@ JOHANNES HARGER, JMedicinae Doctor te Rotterdam. — Wyders is goedgevonden, dat aan den Schryver der Verhandelinge, voorzien met de zinfpreuk: Die niet werkt zal niet ee- ten ; een zilveren eerpenning zal ter hand ge- fteld worden; indien hy kan goedvinden, zy= nen naam aan het Genootfchap , binnen den tyd van zes weken, te ontdekken. — In twee andere antwoorden, toegezonden onder de . fpreuken: Patriae fabus fuprema lex esto, en, ddy is geen dapper man, dien de moed ont- zinkt onder de moejelykheid der zaaken zelfs « vondt het Genootfchap veele nuttige aanmer« kingen, van welke, by wyze van nalezingen , of aanteekeningen by de bekroonde Antwoore den, gebruik zou konnen gemaakt worden: ge= yk by bekwaame gelegenheid gefchieden zal, zy met byvoeginge der zinfpreuken, ’% zy met meldinge der naamen, indien de Schryvers, ten Jaatstgemelden einde, dezelven ten Be ig- [EBR tr 1 digfte aan het Genootfchap willen bekend maken. De Welëdele Geftrenge Heer Mr. DANIEL RADERMACHER , Heer van Nieuwerkerk, Oud= Raad der Stad Middelburg, Bewindhebber der O. L GC. ter Kamer Zeeland, en Directeur wan dit Genootfchap, verzocht het Genoot- fchap, nu twee jaaren geleden, op eene edel=" moedige wyze, de volgende Vraage optegeven, onder toezegginge van den gewoonen gouden eer-penning, ‚, Welke Schepen, behoorende aan » de Nederlandfthe Oost-Indifche Compagnie » van 140, ISO en 155 voeten lang, zoo met »» Een’ openen, of gedekten kuil, anders genoemd > driedekkers, zyn in allen deele de bekwaam- 2» Jie, nuttig fle, en voordeeligfte voor Haaren »> dienst, zoo tusfchen Europa en India varen „> de, als in de Indifthe zeeën zelve gebruiks » wordende?” De Antwoorden op deze Vraage, en de voorheen opgegevene nadere bepalingen, inge= komen, en door eenige Heeren, des kundig , met alle oplettendheid onderzocht zynde; heeft het Genootfchap, ia deze Vergaderinge, geoor- deeld , dat de gouden Medaille behoorde toe- gewezen te worden, gelyk dezelve met de daad toegewezen is, en voor rekeninge van wel- gemelden Heere KADERMACHER zal gefchonken worden, aan den Schryver van het Antwoord, tot zinfpreuk gebruikende: [xv] Verkreeg de Zeeman in den nood Zyn wensch, gewis die hulp was groot: en die, by de openinge van het verzegelde Bil- let, gebleken ís te zijn EZECHiEL LOMBARD, Op= per-Chirurgyn in dienst van de E. O. 1. Com- pagnie, befcheiden ten Comptoire Cheribon op het Eiland Java, en Lid van den Oeconomi- fchen Tak van de Hollandfche Maatfchappye der Wetenfchappen te Haarlem. — En is verder verftaan, dat de Schryver van het Ant- woord, die zich bediende-van deze zinfpreuk: Voor d'eer van Noachs gildebroerss zal be- kroond worden met een’ zilveren eerpenning , Hem door het Genootfchap , voor rekeninge van denzelfden Heere RADERMACHER; ter band te ftellen, wanneer Hy zyn’ naam, binnen den tyd van zes weken, zal ontdekt hebben, Het Genootfchap herhaalt by dezen de Vraa- gen, in het voorgaande Programma ter beant- woordinge „ voor den eerften van louwmaand 1780, en den eerften van louwmaand 1781, opgegeven; onder toezegginge van den gewoo- nen gouden eerprys. De eerfte vraag is: » Welke verbeteringe hebben de gemeene , of open= »» baare , vooral de Nederduitfche Schoolen , enz.” De andere Vraag, waar van de Antwoorden in jaar 1781 bekroond zullen worden, ís van dezen inhoud: Daar de Staaten van Zees „ land, niet tot voordeel van de Financien der » Provincie , maar ter voorkominge van ge » brek aan Contante penningen, enz.” 4 u [xv] Nu belooft het Genootfchap een’ gouden eer« penning ‚ op zyn’ gewoonen ftempel geflagen „ aan den Schryver, die, op de beste en meest voldoende wyze, zal opgefteld, en, voor den eerften van louwmaand 1781 , toegezonden hebben een Tydrekenkundig en naauwkeurig bericht , van alle inlandfche en uitheemfthe Schryveren en Schriften, die ter ophelderinge der Nederlandfche Gefthiedenisfen en Oudheden Jirekken , federt het begin der Graaflyke Rege- ringe tot op dezen tyd, z. Men bepaale zich by de zeven Vereenigde Gewesten van Nederland, en de Landen daar onder behoorende. 2. Het tydrekenkundige moet betrekkelyk ge maakt worden , niet alleen tot den leeftyd der Schryveren , maar ook tot het tydvak, welks gebeurtenisfen zy behandelen. 3e Men make ook, zoo veel mogelyk is , mel- dinge van de Handfthriften en onuitgege= wene flukken, die onder de Liefhebbers der Nederlandfche Hiftorien bewaard wor- den ; — van de byzondere befthryvingen der Steden en Dorpen ; — en van de Jibriften der genen, die met verzwyginge van hunne naamen, ’s Lands Hiftorien en Staatsbeftier eenig licht bygezet hebben. 4Noch. vordert men eene aanwyzinge , waar men nader bericht, betreffende de opgegeven Schryvers, kan vinden. Naars [xvi] Naardien het Genoòtfchap van Kunsten en Wetenfchappen , in ’tjaar 1778 te Batavia opgericht, aan het Zeeuwfche Genootfchap de eer aangedaan heeft, om aan hetzelve zekere geldfomme , zynde een gedeelte van Deszelven jaarlykfche inkomsten, overtemaken, met ver- zoek , om eene of meer Vraagen , ten nutte van ons Vaderland of Deszelven Koloniën voorteftellen , en aan de beste beantwoordinge den prys» of pryzen, ’tzy in eene medaille, “zy in gereed geld , volgens zyne bekende onzydigheid , toetewyzen , onder betuiginge, dat het aan ’t Baraviafche Genootfchap aange- naam zou Zyn , dit verzoek voldaan te zien, op dat Hunne zuivere oogmerken , die niets dan het welzyn van Hun Vaderland ten doel- wit hebben , niet mogen verydeld worden: — zoo heeft dit Genootfchap , ter voldoeninge aan deze edelmoedige en verplichtende begeerte , goedgevonden , den gouden eerpenning toete- zeggen aan Hem, die, voor den eerften van louwmaand 1782, zal toegezonden hebben het » Kortfle, zaakbykfte en zekerfte bericht , be= »„ langende de bouwinge der Schepen, en ’t gene » daar toe behoort, voor zoo weel zulks zyn’ » invloed heeft op de gezondheid en ’t goed der » zeevaarenden; — de onderhoudinge der man- » Jthap, zoo aan land en op de reede, als in » zee, ten aanzien eener goede huisvestinge, „ kleedinge , fpys en drank; — de beste wyze;, > om de mondkost inteleggen, te bewaaren, » en te bereiden, aan land en op zee; — de » beilzaamfte dranken voor dagelyksch gebruik, » 10 voorkominge van het fcorbut, en andere ” op UR vÍr] » op de fchepen heerfchende ziekten, met de » voorfchriften daar van, en derzelver maas ten; de noodige werbeteringe van het by ons » in gebruik zynde Scheeps-brood; — de beste 5 manier, om de Schepen en het kooygoed zui- » ver te houden; — het ‘afzonderen der gezon- » den van de zieken, zoo op kuil- als driedeks- ip Schepen; — en ’t gene verder hier toe kan en ss moet betrekkelyk gemaakt worden” De Schryvers moeten onder het oog houden ;: dat dit bericht zoo diene ingericht te worden, dat het ftrekken kan tot eén handboekje voor allen, die in eenige betrekkinge ‘fiaän tot de zorge over de Oost-Indifche en foortgelyke Maatfchappyen , en‘ vooral voor allen, die zich op de zee-fchepen 'bevinden*, zoo Officieren , als Heelmeesters. — Het Genootfchap vordert van allen, ‘die over dit Voorftel fchryven zul- len, dat zy een ‘naauwkeurig ‘en oordeelkundig gebruik ‘máken van allerleye Schryvers en Schriften ‚zoo Nederlandfche als Uichéemfche , vooral zoodanige, die op proef-ondervindingen gegrond zyn, en meest dienstig zyn tot ophel- deringe der onderfcheiden ‘ftukken, hier boven gemeld, — _ eng “Ook verwacht het Genöotfchap, dat alle de Leden blyken- van Hunnen yver, zoo veel mo- gelyk is,-geven zullen, door het toezenden van zulke Verhandelingen en Waarnemingen, die Hun tot eer, der Maatfchappye tot luister, en ae het Algemeen tot wezenlyk nut verftrek- ele VW 4 D 4 2 ° ded wk Pros _— od [xvrxrirji Programma | 1780. In de jaarlykf{che algemeene Vergaderinge van Eet ZEEUWSCHE GENOOTSCHAP DER WETEN= SCHARPEN te Vlisfingen, gehouden den negen- den van oogstmaand 1780, hebben de Heeren Directeuren en Leden beoordeeld de onder- fcheiden Antwoorden, die ingekomen waren op deze voorgeftelde Vraage: ” Welke verbeterin- «> ge hebben de gemeene, of openbaare, vooral » de NederduitfchexSchaolen „ enz.”* 2 De Schryver van het antwoord, geteekend met de zin{preuke: — ingenuas didicisfe fideliter artes Emollit mores, nes finit esfe feross “zou den beloofden gouden eerpenning hebben moeten wegdragen, indien Hy geen Lid van het Genootfchap ware: weshalven alleenlyk befloten is, aan zyne Verhandelinge in het drukken, den voorrang te geven, en in plaatfe van metgal eene duurzaame en dankbaare-lofer-… kentenisfe van ’t Genootfchap te doen toeko- men aan den zoo kundigen als arbeidzaamen Schryver; die, by de openinge van het verze= gelde biilet, gebleken is te zyn de Heer zem- MANNUS JOHANNES KROM, Predikant, en Pra- fesfor in de Kerkelyke Gefchiedeni en aan, de Iilustre School, te Middelburg. Waarom is goedgevonden, den gouden eers. penning toetevoegen aan den Schryver van en het Fik] het Antwoord, die tot zinfpreuke gebruikt heeft : Wordt Batoos kroôst ên deugd en Godurucht opgevoed, Zoo wordt ons zagêflacht door Neêrlands God behoed: en die bevonden is te zyn de Heer Rouneirs VAN DER PALM, Fransch en Nederduitsch Kostfchoolhouder te Delfshaven. Ook zal door het Genootfchap eet zilveren eerpenning ter hand gefteld worden dán den Schryver der Verhandelinge, voorzien met de zinfpreuke: La nature nous montre la diffe- rence infinie, que la. cultwre met entre deux terres, d'ailleurs asfèz femblabless indien hy goedvindt; zyn’ naam en woonplaatfe ;‚ binnen den tyd van zes weken, aan het Genootfchag bekend te maken. In vier andere Antwoorden , toegezonden, ouder de zinfpreuken: Als ’er geen wyze raad- Slagen zyn enz. Prov. XI. 14; — Vertoont in, tyals de jeugd, het fchoone van de deugd; — Is de Harmonie niet beminnenswaardig, ehz.? — 'Eev #6 Propabis, Eon val worvuabye: — ZyN Vers fcheiden byzondefheden eú nuttige aanmerkin- gen te vinden, die, by wyze van aanteekenin- gen of nalezingen; zullen gemeen gemaakt wor= den, ook met meldinge der naamen, indien de. Schryvers zich ten fpoedigfte aan het Genoot= fchap willen openbaren. Het Genootfchap herhaalt by dezen het voor ftel, in ’t voorgaande Programma opgegeven , ern en [xx] en waar op de Antwoorden voor den eerftet van louwmaand 1781 moeten ingekomen zyn; onder toezegginge van den gewoonen gouden eerpenhing aan de meest voldoende Verhande- linge over deze Vraage: „ Daar de Staaten » van Zeeland, niet tot voordeel van de Fi- » nantien der Provincie, enz.” Noch zal het Genootfchap den gouden eer- prys geven aan den Schryver, die, op de beste en meest voldoende wyze, voor den eerften van louwmaand 1781 zal toegezonden hebben een Zydrekenkundig en naauwkeurig bericht van al- le inlandfche en uitheemfche Schryveren en Schriften, die ter ophelderinge der „Nederland- Jihe Gefchiedenisfen en Oudheden flrekken , fe- dert bet begin der Graaflyke Regeringe tot op dezen tyd, enz. Het Genootfchap in aanmerkinge genomen hebbende „dat, hoe zeer het Staats-Recht van bet Nederlandfche Gemeenebest [dus Publicum Belgicum] ftukswyze-door zeer veele en voor- naame Schryvers verklaard is, echter tot nu toe ontbreekt eene volledige «en welgefchikte handleiding tot recht verftand van die voortref- fclykfte en allernuttigfte. Wetenfchap. in % ge- meen, en waar door.de Vaderlandfche jeugd zou konnen opgeleid-worden, om zich een ges regeld denkbeeld daar van te maken; heeft be= Loten , den gewoonen gouden eerpenning te beloven aan den genen, die, voor den eerften van louwmaand-1782, aan dit Genootfchap zal hebben toegezonden „, het volledigfte en be- s 2 knopt: Bxxrj] knoptfte famenftel van het Staatsrecht der zeven Vereenigde Nederlanden , met aanwyzinge der bronnen , waar uit men nadere en uitvoerigere kundigheden belangende de byzondere punten van dit Recht kan halen.” De Schryvers moe- ten zich in hun voorftel niet alleenlyk bepalen by het Staatsrecht, ’tgene de zeven Verees nigde Gewesten onderling gemeen hebben, en uit de mededeelinge van fommige rechten der Opperheerfchappye voortvloeit, doch men vor- dert cok van hun eene beknopte en naauwkeu- rige befchryvinge van het Staatsrecht van iedere Provincie afzonderlyk, als mede, dat zy by elk artikel, zoo veel mogelyk , opgegeven de voor= naamfte Schryvers, die het zelve met opzet bes handeld en opgehelderd hebben, Wyders heeft het Zeeuwfche Genootfchap goedgevonden , ter voldoeninge aan het edel- moedige verzoek van het Bataviafche Genoot- fchap van Kunsten en Wetenfchappen, in ’t Programma des jaars 1779 breeder vermeld; den gewoonen gouden eerpenning te beloven aan den Schryver , die voor den 1 van louw- maand 1782, zal toegezonden hebben het » Kortfle, zaaklykfte en zekerfte bericht , be- » blangende de bouwinge der Schepen, en ’t gene s» daar toe behoort , voor zoo weel zulks zyn’ in- » vloed heeft op de gezondheid en ’t goed der » zeevaarenden; enz” | ’ Is eene bekende waarheid, dat het belang van den Koophandel , welke door middel van de Zeevaart wordt gedreven, vordert, dat de liene: Schat Eext] Schepen, zoo veel mogelyk , konnen worden beladen met veele koopwaaren, en te gelyk met vereischten fpoed een’ vaardigen voortgang konnen maken, zoo wel voor den wind, en in ftille zee, als by tegenwind, daar ’t wenden noodig is, en ín holle zee; wanneer de zwaar- te van ’t Schip, vermeerderd met de ladinge, ook noch aanmerkelyk vergroot wordt, door de nederdrukkende kracht der byftaande zei- len , waar door het zelve dieper in het water zinkt, dan uit de zwaarte van Schip en ladinge , op zich zelven en alleen befchouwd , zoude ‚volgen. Scheepsbouwmeesters weten , dat de famen- voeging van deze ewee Scheepshoedanigheden , groote lading en teffens vaardigheid of traagheid in den voortgang , met allerlei wind en zeeën, zonderling afhangt van de gefteldheid van dat gedeelte der Schepen, dat ín het water wordt neêrgedrukt , zoo door ’s Schips eigen zwaarte , als door de zwaarte der ladinge; welk gedeelte doorgaans het Lewendeel wordt genoemd. Ook is ’ bekend, dat de ondervinding op de Proef heeft geleerd, dat een Schip, toege- fteld uit Paauwe waterliniën, wel is gefchikt tot eeren vaardigen voortgang door het water, by gematigd weêr , en daar uit vloeijende ftille zee: Doch dat dit geen plaats hebbe met zwaa- ren wind, en hoogaanfchietende zeeën ; om dat de kleine cirkelboog, die het voorfchip uit- maakt , niet beftaanbaar is, om wegens de Zwaarte, zoo van ’ Schip als de Ks e= [xxIri] benevens de nederdrukkende kracht der by ftaan- de zeilen, het diep inzinken van het Schip in zee te beletten. Boven dien heeft de ondervinding geleerd, dat zulk een Schip, ’t geen uit flaauwe boogen òf waterliniën is gefteld, eene ongelyk grootêre cirkelboog moet maken , eer het door den wind is gewend, of zelfs voor den wind moet wen- den, dan de cirkelboog is van een Schip , dat uit neêrgebogen Liniën is gefteld, het geen eene kleinere boog maakt, en dus korter kan wenden, dan het eerstgemelde , met flaauwer boogen. Nochtans zyn ‘er verfchillende begrippen, order de Scheepsbouwmeesters , ten aanzien van de juiste gefteldheid van het deel der Sche- pen, dat door de genoemde oorzaaken in het water wordt ingedrukt, en het ZLevendeel wordt genaamd, in welkers welgefteldheid zoo wel de lading als de vaardigheid zoo veel be- lang heeft. Derhalven heeft hetZeeuwfcheGenootfchap bes floten , voor rekeninge van het Bataviafche Genoote fchap optegeven ter beantwoordinge voor den r van louwmaand 1783, deze tweeledige Vraage: Vooreerst; Hoe groot moet de Cirkelboog zyn van het wvóorfchip , of de zoogenaamde Boeg , indien dezelve zal gefchikt zyn, om het water zacht te klieven, tot bevordertirge ván eenen vaardigen voortgang, en telles beftand ld 4 te Faux Ive ] te wezen , om het te diep inzinken der zwaar te van Schip en lading, door de drukkende kracht der byftaande zeilen , voortekomen ? Ten tweedens Hoe groot moet de boog van het geheele Scheeps-lichaam zyn, op de Lyn van het neêrgeladen Schip, ter bevorderinge van het fpoedig wenden , zoo wel voor den wind, als door den wind? De ondervindinge geleerd hebbende de fchas delyke gevolgen van de najaars-koortfen , wel= ke, vooral na heete en drooge zomers, in de garnizoenplaatfen van Staats- Vlaanderen, aller- meest onder de Militairen , heerfchen , en niet zelden een aanmerkelyk getal derzelven ten gra- ve fleepen; ftelt het Genootfchap, op het ver-., zoek en ten koste van zekeren menschlievenden en edelmoedigen Heer, die echter als noch ver- kiest zyn’ naam te verbergen, de volgende Vraage voor, onder belofte van den gouden. eerpenning aan den genen, die daar op het bes- te antwoord, vobr den 1 van louwmaand 1782, zal toegezonden hebben: Welke zyn de waare oorzaaken eu kenteekenen van de najaars koort- Jen in de garnizoenplaatfen van Staats-Vlaan- ‘deren; en welke zyn de beste behoed- en genees=— middelen, die daar: tegen, vooral by de Militai- , ren, konnen aangewend worden ? De antwoorden op alle de getelde Vraagen en Voorftellen moeten leesbaar gefchreven, —. in de Nederduitfche , Latynfche, of Franfche raal opgefteld, — met een dubbel, of affchrift , voors Ov ser ir ve voorzien, — en, voor den bepaalden tyd 3 vrachtvry „aan den Heere JusTUS TJEENK, Se- cretaris van het Zeeuwfche Genootfchap der Wetenfchappen , te Wlisfigen, toegezonden worden. De Schryvers moeten hunne naamen niet by de Verhandelingen voegen; doch dezelve met eene zinfpreuke voorzien , en laten verzeld gaan met een verzegeld briefje, dezelfde zin= fpreuke tot opfchrift hebbende, en waar in de 3 ak en woonplaats der Schryveren gemeld ddlle “Elk kan naar den prys dingen : uitgezonderd de Leden van dit Genootfchap; wien het ech- ter zal vryftaan over de voorgeftelde Vraagen. te fchryven, en hunne Antwoorden, op de be- paalde wyze, toetezenden , doch onder voor- waarde, dat zy, zoo op de Antwoorden, als op de verzegelde billetten, achter hunne zin- fpreuken , deze woorden: Lid van bet Zeeuws „Jche Genootfchap: moeten plaatfen, | Wie een’ eerprys behaalt, zal geen vryheid hebben, zyne bekroonde Verhandelinge, ’t z geheel , ’t zy ten deele, in het Nederduitsch , afzonderlyk te doen drukken, of in eenig an= der werk uittegeven: ten ware hy hier toe vooraf vryheid van het Genootfchap „verzocht en verkregen zal hebben. Het Genootfchap behoudt aan zich het recht ; Om, naar goedvinden, gebruik van alle de toe- | ki ge- [xxvrj] gezondene Antwoorden te maken , en dezelven in gyne werken te doen drukken: fchoon de prys daar aan niet mogte toegewezen zyn: Voor het overige vertrouwt het Genootfchap , dat elk der Directeuren en Leden zeer gaarne , overeenkomftig zyne vrywillige en byzondere verplichtinge , de wezenlyke belangen van het- zelve onafgebroken zal behartigen, en met alle vermogens helpen bevorderen. Mogen de verhandelingen, wel- ke nu het licht zien, het bedoelde oogmerk bereiken, en het nut der menfchelyke maatfchappije , by- zonderlyk in Nederland , bevor- deren; dan zal het Zeeuwfche Ge- aootfchap zich verblyden, en aan- gefpoord worden, om rustig in zyne pogingen voorttegaan. Vlisfingen den eenèndertigften van wynmaand 's jaars MDCELXXXe JONA WILLEM TE WATER. Secretaris. LYST [xxvrrj] LYST DER VERHANDELINGEN VAN HET ZEVENDE DEEL, ntwoord over het onderhoud der ar= men; door J. HARGER , Medicinae Doctor t@ Rotterdam, - - BL -& Antwoord over hetzelfde; door N. Hr, vaN CHARANTE, Koopman te Rotterdam, = Antwoord over de beste fchepen ten dien- fte van de O. IL. Compagmte; door z. LOMBARD, Opper= Chirurgyn in dienst van de O, IL, C. ten comptoire Cheribos, Antwoord over dezelfde ftoffe; door w. UDEMANS, Meester Timmerman der O, I. C. ter Kamer Zeeland te Middelburg, -— Bylaagen, dienende tot de antwoorden over de O. IL. fchepen; medegedeeld door Mr. D. RADERMACHER , Heere van Nieuwer- kerk, ENZ. - - = - * * kad Proeven en waarnemingen nopens de nas tuurlyke en ingeênte kinderpokjes ; door L. BICKER, Med, Doct. te Rotsterdam. Waarneming van eene gedeeltelyke ver= naauwing des kolyks-darms; dobr j. VEIRAC, Med, Doct, t@ Rotserdam, = Bedenkingen over eene moeilyke doorzwel« ging en inhouding van fpys en drank; door N. G, OOSTERDYK , Med, Profesfor te Leiden, = el . = Kl _ 139. 203e 300, 3Ó1. Te 168, 185, Nae [xxvririj Natuurkundige waarneming van een’ be- vrugten oranje-appel; door L. BOMME, Directeur van de Commercie. Campagpe te Middelburg. = 208, Natuurkundige waarneming van een zon- derling wespen-nestje; door Denzelfden, 213. Waarneming omtrent de Infekten, welken in de gomlak gevonden worden; door E. P, SWAGERMAN; SLEE Esten te Ame flerdam. = = - 227. Waarnemingen over ’t gebruik van ’t gras men marinum tegen het fcorbut; door j. F. ELLERBEEK , Opper- Chirurgyn in dienst der O. L. C.; medegedeeld door Mr. D. Radermacher „ ‘Heere van Nieuwer- kerk, enz. - = - 259, DRUK- bakrs] DRUKEEILEN, VI. Deel. Bl. 233 dona cognoscit leas dona recognoscit 243 al het pulchre —- al het verdere, pukhre VIL Deel. Antwoorden. Bl, 242 Reg. 8 1703 kes 1603 Bl. Verhandelingen. 17 Reg. 19 INGENHOUSEN /ees INGENHOUSZ 56 —- 5 dangewoonlyk, voeg ’er by, aankomt 68 —- 30 Uitfnyding , lees Infnyding 73 —— 13 doch met alle mogelyke voorzorg genomen hebbende dees voorzorg. Genomen hebbende 87 —- 21 No. 14 lees No. I5 95 —= 13 No. 4 — No. 3 108 — = 8 WERLSTOFF —- WERLHOFF 109 —- 28 uitwendige — inwendige 131 —= 16 XXI, 2 — XXII, 2 en: 24 XXI, 47 — XXI, 45 137 —= 7 XXIII — XXII ISI —- 8 vettige — rottige 152 13 Pustulamen _— pustularum 165 —- 3 dat men —- dan men Al ANT ANTWOORDEN OP DE Nak AES VOOR HET JAAR MDG CE aen Ke OPGEGEVEN: Hoesdanige is de wyze , om de Armen, zoo bin: neu de Steden, als op het platte Land van het Vereenigde Nederland, en in het byzonder van Zeeland, te onderfteunen en beftendig aan den kost te helpen; welke voor de Dia- konyen en Armen-middelen min bezwaarende, waor de Armen zelwen nuttiger, en voor de Burgerlyke Maatfchappye , waarvan zy leden zyn ‚ voordeeliger is, dan die wyze van bedeen linge, welke, nu, byna alom, plaats heeft? Aan welken de gouden en zilveren eerpryzen , door het Zeeuwsche Genootfchap der Wee tenfchappen, den tienden van Oogstmaand 1779, toegewezen zyn. - Bladz. 3 ANTWOORD OP DE Kn Atke Hoedanige is de wyze, om de Armen, zoo bin- nen de Steden, als op het platte Land van het Vereenigde Nederland , en in het byzonder van Zeeland, te onderfleunen en beftendig aan den kost te helpen; welke voor de Dia- konyen en Armen-middelen min bezwaarende, woor de Armen zelven nuttiger, en voor de Burgerlyke Maatfchappye, waar van zy Le- den zyn, voordeeliger is, dan die-wyze van bedeelinge, welke, nu, byaa alom, plaats heeft? Á D@oR JOHANNES HARGER. EEGA % Op Deze keurige en hoogstnuttige Vraa: se onderwinde ik my van naby te be- chouwen „en met myne geringe ver- mogens natte fpooren, om, ware het mogelyk;, aan myn evenmensch vor- derlyk te zyn. Ik zal my aanftonds, Vil, DEEL, A2 Zon- 4 J. HARGER OVER HET zonder omwegen, tot de Vraage zel- ve bepalen, waar van het voornaame doel-einde, myns erachtens, in zich bevat een onderzoek, naar de wyze, weg, of middel, waar door. men de Ar- men, beter dan.nu in het algemeen moet gefchieden, zoude kunnen onderfbeunen; en woor-al, om de Armen van de Pro- wincie Zeeland beftendig aan den kost te belpen, — Het overige gedeelte ‘der Vraage houdt in zich Hie Dijke voor- waarden, en wel, ten eerften, dat de wyze van verbetering voor de Diako- nyen en ‘Armen-middelen min bezwaa- rende, ten tweeden, voor de Armen zelven nuttiger, en ten derden voor de Burgerlyke Maatfchappy , waar van zy-Leden zyn, voordeeliger zy, dan die wyze van bedeelinge, welke nu byna alomme plaats heeft. Doch in deze volzinnige Vraag, zal men eenigzins aan het einde der Ge- Eerde Beftuurders van het Vlisfingsch Genootfchap: voldoen, dient men wel in-het oog: te: houden ‚> dat in-het bes antwoorden, in: het byzonder worde gelet;op deze volgende zaaken. ‚Ten eersten;;dat de:op te geven wyzen, niet enkel in: de-befchouwing OS Ee ALE ATD= ONDERHOUD DER ARMEN. 5 aannemelyk, „maar in de, daad , naar de plaatfelyke: gelegenheid der meeste Steden ven „Dorpen, ten, naar de gele- enheid, der meeste: Diakonyen in het Wiersenied Nederland „ ‘en voornaar mentlykin, Zeeland ;.uitvoerlyk.zy.. Ten tweeden, dat die, uitvoerlyk.kan zyn: by. Diakonen „of, Armbezorgers zelven. brrr Ei B aol Rie KIDTOW" JULI „Ten derden, dat indienseenigeé hans den-arbeid, of handwerken. mogten worden. voorgeflagen ,„…„zoodanige bo- ven anderesmogen in’ overwegingges geven worden, welker,beteiding een= voudig, «ligt en weinig, kostbaaf sien welkers „debiet algemeen ven;op -de waarfchynlykíte gronden zeker is, 4 „Len, wienden,, dat daar in, en ook in de-geliesiedeannaonsng „desnoods; onderfcheid;-gemaakt worde „tusfchen Armen, van verfchillende kunneen jaa ren; tusíchen ‚Steden, van. de gerftes tweede en, derde grootte ;,tusfchen Ste» den en het Platte.Land; tusfchen,plaat- fen, al-of niet aan. het-water gelegen: aangezien „alle, voorflagen, niet. altoos in alle plaatfen, en voor: alle perfoo: nen van jeven gelyk.nut, „of. even:-uit- voerlyk konnen zyas 's zoo voort A3 Om 6 TJ. HARGER OVER HET Om dan een begin te maaken van de gereedfte, algemeentte, en voor al: le de Steden en Dorpen van. ons’ Ver: eenigd Nederland in ’t gemeen, et van Zeeland in ’ ponder: nutiigfle middelen om de Armen te onderfbeunen en beflendig aan den kost té belpen , mee- ne ik, dat geen betere konnen uitge- dagt worden, dan dezulke „ waat door het getal der armen allengskens verminderd wordt! 10 ‚Died pon „Zoodanig een vermindefing hu zal en kan nren „ofider beter oordeel , doof geene middelen fpoediger en tevens ril uitvoefen „dan daar door; at men poost'uif te werken dat dez zulken, welke’ anders van Diakonyer of Armen- fondfén onderfteüning zou- der moeten oritfangen ; in het vermo: gen worden. GERE het zelve niet enoodigd te hebben; en; door hunriè eigën handett wetk, het brood en vers der onderhoud’te kunnen winnen.” Wy zullen: van” orideren op ‘begin: nens’en weleerst met de alles verbe: terende opvoeding der kinderen eert aanvang madkén: #44 6 — Hier doôr zal men de’ kinderen der Armen, voor al die vati eene gefchike | te ONDERHOUD DER ARMEN. 7 te geartheid zyn, befchaven, van het loopen langs de ftraaten en wegen, verleidende gezelfchappen , verwoe- ftende opvoedingen en verder zede- Iyk bederf bevryden; en dus, daar zy anders onvermydelyk, ten laste der Diakonyen en Armen-fondfen opgroei en, tot nuttige leden der Burgerlyke Maatfchappyen kunnen vormen. Geene middelen komen tot berei king van dit heilzaam oogmerk ge- {chikter voor, (op het voetfpoor van het gene in fommige Steden van ons Nederland, reeds met veel vruchtin het werk gefteld is) dan de oprechting en bevordering der Schoolen (AA). A4 Maar (AA) De Schryver van het Antwoord , geteekend met de zinfpreuke, Patriae falus fuprema lex esto heeft mog deze aanmerkinge opgegeven. … Het 2» Was wenfchelyk, dat het voorftel van onzen > waardigen medeburger, den Schryver van de ss opkomst en bloei van de Republiek der verce- 2 higde Nederlanden, smogt Kunnen doorgaan, „„ en de kinderen van de kleine gemeente ten ‚ minften, als kinderen van den Staat op pu- „, bliek gezag en kosten opgevoed worden, even » als weleer by de Lacedaemoniers in gebruik > Was, of gelyk nu nog plaats vindt omtrent de » Arme weezen , dog op een gantsch anderen en „‚ beteren voet, Is deeze onderneming te kost= „> baar, en als nog van een te verre uitzigt, dat „ CE 8 J. HARGER OVER- HET Maar my dunkt, ik hoor als van ter zyde zeggen, de Schoolen, de Schoolen! zullen die zoo veel heil, nut en voordeel te weeg brengen? De Schoo- Per dan ten minsten overal Stads- en Dorps- Armfchoolen worden opgerigt, of daar ze zyn, in den besten ftaat gebragt, waar in de kinde= s ren van alle gezindheden, zonder eenig ondere » fcheid, niet alleen de vryheid hebben om voor 2) niet zonder eenige kosten onderwezen te wor- 9) den: maar waar allen, die eenige de minfte > liefdegaven trekken; verpligt zyn hunne kin- », deren dagelyks te zenden, zoo lang zy van 9, de Opzienders der Schoolen hun ontflag niet », gekregen hebben, op poeze van verftooken te 2s Zyn van allen onderftand, In deeze Schoolen 9, moesten jongens en meisjes in de gewoone be- 2» beginfelen der weetenfchappen behoorlyk on- > derweezen worden, zoo veel zy noodig zullen ‚, hebben in den kring, waar in zy geplaatst zyn: », maar de meisjes moeten teffens in de noodzaa- > kelykfte vrouwelyke handwerken, en de bei- es de Sexen in het fpinnen onderrigt worden, „, waar toe de leer- en werk-uuren zouden kun= „> nen worden verdeeld, even gelyk men in ver=- 2, fcheiden Schoolen van Duitschland handelt, het 9) welk in de fabriek te Hoorn, in de Diakonie- 9) fchoolen te Utrecht en elders reeds voortrefte= 2 lyk nagevolgd is, Op zoodanige wyze zal die ss eedele kunst, welke de grondflag is van zoo veele ss fabrieken, weder in zwang geraaken , en de ou= » den, vooral wanneer zy als befteedelingen ge- », heel uit de hand moeten gevoed worden „niet „, behoeven voortewenden, dat zy zulk een am- s, bagt in hun jeugd niet geleerd hebben, maar » hier van het nut trekken , zoo lang hunne vere s, moogens niet geheel bezw yken”’, ONDERHOUD DER ARMEN. 9 Schoolen zyn ’er altyd geweest, en de Diakonyen en Armen- fondfen zyn evenwel van tyd tot tyd verminderd, zullen nu de Schoolen de wyze van redres en verbetering der zoo verval- len en byna reddelooze fondfen moe- ten maaken? ‘ Zullen de Schoolen de Armen one derfteunen en beftendig aan den kost helpen ? | Ja toch; de Schoolen zullen, onte- genzeggelyk, de eerfte en beftendig- fte middelen van der Armen welvaart Zyn; maar moeten, als ik het zoo eens mag uitdrukken als herfchaapen worden (a): dat is, zy moeten eene A5 ân- (a) ,, Dit myn beftek voltooid zynde , kwam 9» my ter hand het dubbel lezenswaardig Werkje, s… Over dit onderwerp, van den Eerwaarden Heer 3 CORNELIS RIS, getyteld Oztwerp ter Proeve &c*. Met veel genoegen heb ik gelezen de aanfpraak van lerlands Onderkoning , aangaande de Schoo- len: … Mylords en Heeren, het onderwys van 5 Arme kinderen dezer Natie in goede grondbe- »» ginzelen, en hun by tyds tot eene nuttige en 2» Vlytige levenswyze op te voeden, is van zulk »> een belang, dat ik niet vergeeten moet, de » Proteftantfche Charter-Schoolen Uwer befcher= 2, Ming aan te bevelen”, Zie ’s Gravenhaagfche Courant 37 October 1777. No. 129. Dat de nuttigheden der Schoolen den Ee zelfs Io J. HARGER OVER HET andere gedaante krygen, en onder een ander beftuur en opzicht, als de- zelve thans in het algemeen en meest overal zyn, gebragt worden. En hier toe eens gekomen zynde, dan zal men gegronde verwagting heb- ben, dat de Arme Jongelingen be- hoorlyk onderwezen in de Spel- Lees- Schryf- Cyffer- en Zangkonst, daar en boven vercierd met beginzelen der kennis van den Christelyken Gods- dienst en Zedelyke deugden, kun. nen geraken aan eene behoorlyke burgerlyke beroeping, om dus al wer- kende, met eere hun eigen brood te winnen. De jonge Dochters der Armen in deze Schoolen op dezelfde wyzen on- derwezen zynde , zullen ’er fommige door Regenten en Regentesfen tot de Naayfchoolen, andere wederom tot waarneming der Burgerlyke dienften gefchikt worden, of daar meest rs es zelfs ter harte gaan, blykt in den Hospodar te Jasfy in Moldavie, „,dewyl hy onder anderen zich », ook had toegelegd om verfcheide Schoolen op te > richten en in goeden ftand te brengen, en daar ss door het Land noch in beter ftaat te ftellen”, Zie Rotterd. Courant 186 November 1777. No,138. ONDERHOUD DER ARMEN, II befcheiden natuurlyke geneigdheid en vermogens toe hellende zyn. Door deze verbeterde Schools-in- richtingen en gepolystheid van het zee delyk gedrag der arme ijn ee worden zy befchaafd, en door het dagelyks goed en Godsdienstig onder- wys bezield, met zoo veele edele be- ginzels, in het prilfte en vatbaarfte der jaaren; en zoo zulks daar in niet ge- fchieden kan, en zy reeds gewoon zyn aan-een losbandige, ruwe en on« godsdienftige opvoeding, dan zullen de poogingen ten hunnen nutte aangewend meest al vruchteloos bevonden. wor- den; ” Doch heeft het tegendeel plaats, dan “zulle zy tiet alleen hun eigen, maar ook aan anderen nuttig zyn. “Men ondervindt reeds in verfcheis den fteden en (b) plaatfen hier van de voortreffelykite en aangenaamfte vruchten „ door de buitengewoone vorderitigen der Kinderen, zoo in het uitnemend Zegen, Schryven, Cyffe- ren en Zingen, als in de Goddelyke Waarheden, verbeterd zedelyk ge- Ee li3: drag , (b) Waar van byzonder de onlangs opgerichte Schoolen in Rotterdam, te Hoorn en Utrecht , als ook die in Middelburg zyn, proeven opleveren. I2 J. HARGER OVER HET drag, beleefdheid tegens alle deftige Burgers, eerbied en gehoorzaamheid jegens hunne Meesters, Ouders en die boven hun in rang zyn gefteld, zoo dat het voor een vreemdeling niet te gelooven is. ne Verfcheiden Jongelingen zyn, doch echter onder het beftuur der Regenten moetende blyven, reeds aan een eer- lyke burgerlyke beroeping of-ambacht gebragt, om dus doende in het midde- lyke nimmer onderftand der. Dfakony- en noodig te hebben. Ariel Niet minder is het metde jonge Dochters gefteld; verfcheiden zyn”er, van deze zoo nuttige Leerfchoolen , op ’t.Naaifchool: overgebragt , en -al- daar bekwaam geworden - om,-onder den braaven Burger; uit het naaien te gaan, of als tweede meiden-te dienen; niet alleen, maar die zelfs als Lede- maten der Gereformeerde Gemeente reeds met lof zyn aangenomen, met eere ‚haar brood nu kunnen winnen; en voor deze trouwe zorgen en, on- derfteuning hebben komen bedanken: welke aangenaame gevolgen, men hoe langer hoe meerder, uit de rf | | we ONDERHOUD DER ARMEN. I3 wel geregelde fchoolen te verwagten heeft. | Als men nu dit vitnemend voorrecht eens overftelt tegen dat van die arme Dochters, welke eertyds noch lezen , fchryven enz. noch handwerk kenden; en niet befchaafd, om zich by den braaven Burger in dienst te begeven, en maar ruw en ongodsdienstig wier- den opgebragt, om al vroeg met het uitventen van koopwaaren langs de ftraaten te loopen; niet zelden met foortgelyke jongelingen vry fpoedig getrouwd, veele kinderen verwekten; en aldus ten laste der Diakonen of Armbezorgers moesten vervallen. En overweegt men deze voortreffe. lyke zorge voor de Arme Jongelingen aangewend, wat is het niet een on- derfcheid! Eertyds wierden ’er veele als het veulen eenes Woud- Ezels opgebragt ; door-hunne Ouders, he- en op dit, morgen weder op een an- der ambacht gedaan ; doch konden zich aan dien band, door hunne los- bandige en ongodsdienstige opvoeding, niet gewennen , maar liever te rinkel- rooijen langs de ftraaten , zich te bege- ven tot liegen , vlocken, rats” en j ier- 14 J. HARGER OVER HET diergelyke ; zy maakten hier in geen onderfcheid, of het Werk- of Rustdag was, ja zelfs vond men op de Rustda- en en Hoogtyden, als de handwer- je ftilftaan , de grootfte hoopen t zaamgerotte Jongelingen, die als om ftryd in de gemelde ondeugden wilden uitmunten. Wie heeft niet ondervonden, dat foms de Vaders der kinderen aan- fchouwers waren van deze zondige ge- dragingen, en het ysfelyk vloeken en tieren voor geestig en aardig hielden. De goede niet benadeeld, by den grootften hoop, doet het flegt voor- gaan der Ouderen, de Kinders fpoe- dig volgen. | Intusfchen worden de jongens groot; een handwerk te leeren, daar heeft men geen zin in, men verkiest een zeetochtje naar Oost of West, in dienst van ’t Land of Koopvaardy te doen; doch dat is mede maar voor eens. De jaaren klimmen, men wordt 18 en 20 jaaren oud, ’er moet even- wel wat gedaan worden, men zoekt naar een Pakhuis, maar die dienst is ZOO zwaar, men moet ’er braaf wer- ken, en daar heeft men niet veel zi d- ONDERHOUD DER ARMEN. 15 hagen in, eindelyk men begeeft zich tot het kaaijloopen, en zoo hier en daar wat te fjouwen, en op dit am- bagt trouwt men vry fpoedig en onbe- raaden een Vrouw, verwekt het eene kind voor, het ander al na; het huisge- zin wordt zwaar, en binnen weinige jaaren een drukkende last voor de Dia- konyen en Armen- fondfen. Dusdanige levens-koerfen zyn de eerfte en voornaamfte bronnen van het diep verval der Diakonyen en Armen- middelen. Dit zullen allen, die door ervaaring in dit beftuur geoeffend zyn, my geer- ne toeftaan. Hier was een breed veld, om over uit te weiden, doch alles moet bekort, en maar als met den vinger aangewe- zen worden, wanneer het genoeg blykt, dat de Armen, in ’t algemeen, traag, luy en onbefchaamd zyn, en vervoerd door hunne driften, niet zel- den onberaaden huwelyken aanvangen: de minfte tegenfpoed doet hun ras naar de Diakonyen loopen, zy troosten zich, wy zyn Burgers- kinderen, het wordt ’er voor gegeven, myn Ouders hebben ook getrokken enz. Waarom men 16 J. HARGER OVER HET men op dezulken te regt kan toepas- fen: __ Zy leven zonder zorg, En eeten op den borg , En flaapen by, Op de Diakony. _ Men zoude my te gemoet konnen voeren, dat de gemeene volks ver- meerdering aan ons Vereenigd Neder- land, Soldaaten, Matroozen en Ar- beiders verfchaft, en voor het alge- meen belang veel voordeel doet on- dervinden. Voor een oogenblik ftemme ik dit eens toe, doch inderdaad is dit voor- deel zoo groot niet, als men zich foms verbeeldt. | „En dewyl myn doel is, het waare belang der Diakonyen en Armen-fond- fen te fchetzen , zal ik ook wat ’er na- deel aan kan toebrengen, mededeelen. Men moet zich niet bekommeren, dat er in der tyd, door deze loffelyke School inrichtingen, gemeene Arbei- ders zullen ontbreken. Van veele jaa- ren her, getuigt de ondervinding, zyn 'er altyd geweest, die niet te leeren zyn, en dit wordt noch dagelyks el et- ONDERHOUD DER ARMEN. 17 dervonden onder die ‘arme kinderen van beiderlei fexen, niet tegenftaande alle aangewende zorge én moeiten. En uit deze zal altoos een genoeg- zaam getal van kaayloopers, fjou- wers , fchoonmaakfters , wasters , groen- en fruitvrouwen zyn. Wat onze Matroozen aanbelangt ; de helft, zoo niet meerder, zyn vreem- delingen, en, daar het nu op aankomt, is, om te betogen, dat de hedendaag- fche gemeene Zeevaarende in ‘het al- gemeen, voor de Diakonyen en Ar- men-fondfen fchadelyk bevonden wor: den. 13 di De goede, die waare zugt voor vrouw en kinderen hebben, maken ten voordeele der Diakonyen, naar Oost- Indiën zullende vertrekken, een Maandbrief , om 2 of 3 maanden ’s jaars te konnen ontfangen; doch van de tien, maar één, die het uit eigen beweging verricht (c). Vll, DEEL. 8 Heeft (e) Wel is waar, men kan een maandbrief doen maken , al is de man vertrokken, ten dienste der Diakonyen, wanneerdoor twee getuigen een No- tariale acteltatie met eede wordt bekrachtigd, dat die vrouw of kinderen, de vrouw of kinderen van dien N, N, man zyn. Doch als een maandbrief en trans- 18 -J.-HARGER OVER HET Heeft men nu een Maandbrief, dan moet er eerst noch bericht van ’s Mans leven, inkomen, „Dan moet 'er noch geen bezwaar van ziekten by gekomen Zyn, waar door deze Man in Compag- nies „Hospitaalen -is- gekomen ; want dan ftaat het Maandgeld ftil, „Dean moeten-’er geen zoogenaamde goede maanden opgenomen zyn; en; als dan-alles voordeelig loopt, ontfangt mem al; na verloop- van een -gerui- men. tyd, 2o-of-go Guldens ’s jaars. Komen-zy;fpoedig thuis uit Oost- In- diën „ Zy.-ayn án'’t gemeen arm en naakt, eer zy wat verknapt worden, is het verdiende geld -befteed „en voor de Diakonyen fchiet ’er niet veel over. „De meesten der Zeevaarende over: leggen het aldus,-eer zy naar Oost- In: diën gaan: zy maaken een: Tränsport van 15O,tot goo Guldens „ en-welftaans- halven.een-Maandbrief. ….…… … «- Maar wat hebbende. Diakonen of Armbezorgers ’ersaan? dewyl on et transport gelyktydig wardt gemaakt, dan gaat de maandbrief voor in het ontfangen, maar anders al- toos het transport. De transporten Zyn te zor gelyk, en niet wel te verantwoorden, om voor tekening der Diakonye- kasfe te aanvaarden, ONDERHOUD DER ‘ARMEN. 19 het Transport.moet betaald zyn, «en peen der opgenoemde zwaarigheden y dezen hebben plaats gehâäd ; en met dat al, verloopen 2 of ‘3 jaaren , eer men iets kan beuren ; doen zy een korte reis, dan kan de Transporthouder naauwlyks aan zyne penningen komen. Van zulken, die naar-de Straat Da- vids, Groenland, West- Indiën of ter koopvaardy ftevenen, is niets te haa- len. Hen enkelde geeft wel eens een handfchrift op de Reeders van zyn fchip; doch de meesten gaan {til naar boord en in zee ; Vrouwen Kinderen lyden gebrek; fpreekt men de Heeren „ Reeders aan, zy zyn niet zelden hoo- rende doof; pleiten altyd voor ’t volk; hoe gunstig de reize ook gaat, altoos zyn ’er zwaarigheden ; kortom, de Diakonen, of Armbezorgers , ontfan- gen maar niets, | De Oorlogsgezellen dient men niet te vergeeten; en om van geen vorige jaaren te Ípreeken , bepale ik my maar alleen tot de jaaren 1777 en 1778; wan- neer op hoog bevel van onze Geëer- biedigde Overheden „ eenige Oorlog- fchepen wierden in dienst genomen. De gevólgen, voor de Diakonye my- B 2 ner 20 J. HARGER OVER HET ner geboorte plaats, waren deze; een en ander Ambagtsman verleidde el- kander; of beufelaryen in het huisge- zin, of op den werkwinkel, fpoorden hun aan, om dienst te neemen, met een berooid hoofd en losfe zinnen : men werkt niet meer, ’er wordt geen geld ingebragt, men verkoopt noch een en ander, en deze helden gaan naar boord. Een arme Vrouw, met naakte Kinderen, neemt haar toe- vlucht tot de Diakonen: Ey lieve Vrienden ! verbeeld u eens zoo een geval: ’er ís niet te eeten , noch te dekken, noch te branden, noch om op te liggen, ja naauwlyks eenig ver- blyf en wooning voor deze arme fchep- felen te vinden ; zal men zeggen, vrouw, gy moet werken , gy moet ’er op uit{nuiven , het is goed, Maar wie zal een arme vrouw, die er flordig en wanhavend uitziet, te werk ftellen ? en waar is het werk? Men zal geen ander, die zich wel ge- draagt, ten gevalle van zoo eene arme vrouw , voor het hoofd ftooten. En kan een vrouw , die vier of meerder kinderen heeft, wel met eenig wezen- lyk voordeel uit het werken gaan, en | zoo ONDERHOUD DER ARMEN. 21 zoo veel winnen, als ’er benoodigd is, om maar de allernoodwendigfte levense middelen te verfchaffen? Zal men niet moeten antwoorden: het is nuttiger voor zoo eene vrouw , haare kinderen gade te flaan, thuis te blyven, haar als eene weduwe aan te merken, en zoo fpaarzaam mogelyk te bedeelen. Ik zegge niet te veel, als ik den last in gemelde jaaren , door dezen weg, ten bezwaar der Diakonye van myn eboorte ftad op veertig huisgezinnen bene oo AE De Soldaaten belangende, de mees- ten zyn vreemdelingen, trouwen fpoe- dig, of doen erger ; waar van veele Burgerdochters in de Guarnizoenen de treffendfte gevolgen ondervonden hebben. In den beginne trekt de vrouw mede ; maar komen ’er 3 of 4 kinderen , dan blyft zy t'huis; De vrouw kan den kost niet winnen; de ouders kunnen haar en kinderen niet B 3 hou- (d) Dit rekene ik nu maar voor de Gereformeer= de Nederduitfche Diakonyen, zonder van de an- dere Religien te gewagen; als nu ieder huisgezin door elkander maar bepaald wordt op 30 ftuivers ’s weeks , fehoon het met de verfchooning veel meerder is, dan bedraagt het reeds over de drie duizend Guldens in het jaar. 22 J. HARGER OVER’ HET houden; van een foldaaten tractement kan niet overfchieten; bedelen nog ftelen mogen zy niet; en van den wind kan men niet beftaan. Derhalven is ’er niet over, dan tot lasten der Diakonyen en Armen-fond- fen te moeten komen. Dit nu leert de ondervinding, zoo van de Soldaâten, als van de Matro- zen : zal nu een onbevooroordeelde Lezer met my niet moeten toeftem- men, dat dusdanige Volks-vermeerde- ring , heden ten dage, niet als tot fchade voor de Diakonyen en Armen- fondfen is. 9 2. Nu zal ik my tot de Schoolen zelfs bepalen, en aan de hand geven , hoe en op welke wyze dezelve te Rotter- dam, ten dienfte en nutte der Arme jeugd in den jaare 1974 en 1775 zyn verbeterd en ingericht ; tgene , myns oordeels, een gefchikt voorbeeld ter navolginge bevat (BB). B (»B) Alhoewel men, behalven in andere fte- den, ook in Middelburg , Zeelands Hoofdítad, ES e ONDERHOUD DER ARMEN. 25 De Reglementen op de Schoolen zyn driederley: als Eén gefchikt voor kleine kinderen van 3 jaaren ; om de eerfte beginfelen teleeren; Het tweede voor kinderen , die den ouderdom van 6 jaaren hebben; Het derde alleenig voor jonge Doch- ters, die, genoegzaam onderwezen, op het linnen Naay- fchool worden overgebragt, | De Reglementen zyn, deels, naar het School -Plan van Utrecht en Delft, doch voornamentlyk gevormd door edele, en by de waereld bekende vernuftige Mannen, welke in een daat toe bepaalde groote Commisfie van den Kerkenraad gekoren waren. De Geëerde Lezer zal dezelve kun- nen lezen, en, zoo ik my niet bedrie- ge, waardig en dienstig keuren voor Steden en Dorpen. Doch omtrent fommige dingen, niet vervat in de Reglementen, die beter dan nu gefchiedt (naar onze gedachten) Ph kon. de voorzien is van zeer nuttige fchoolen ten dien- fte der kinderen van Arme en behoeftige ingezee tenen; waar van in ’t vervolg iets meerder zal ge. meld worden, Uit medegedeerde berichten aan het Zesuwfebe Geuoorf.bap. 24 J--HARGER OVER HET konden gedirigeerd worden , kunnen wy niet voorby aantemerken, dat het niet wel ftrookt met de billykheid , dat de Collecten alleen ten dienfte van de groote, en tevens niet voor de Diako- nye kleine Kinder-fchoolen zyn aange- legd ; trekkende de laatst genoemde hier van niets, zoo het niet uitdrukke- Iyk buiten op de liefdegift gefchreven is.(e). | Daar wy van oordeel zyn, dat de kleine Diakonye fchoolen zoo nuttig als de groote zyn; waarom men liever had gezien , dat de Collecten, Extra- giften, Legaaten, Erfenisfen, en hoe men het ook zoude kunnen noemen, voor de Diakonye fchoolen zonder de- ze (e) 1776. 1 Decemb. was de eerfte byzondere kleine kinder-fchoolgift f 7: 16: — 1777. 27 April bedroegen de afzon- ___ derlyke giften te zamen - / 02:17: — _— 7 Decemb. maakte het een fom- me uit van - me mla OA es 1778. 3 Mey (A) wierden deze giften bevonden = - = NISÓ: I:— — Ó Dec. bedroeg het te zamen / 31 :—: — f 351: 16: — (a) De verfchikking der School- Collecten voor dit maal ge- fchiedde, om dat de laatfte zondagen in de maand April het Heilig Avondmaal moest bediend worden, en dat om de 18 Jaaren zoo eens invalte ONDERHOUD DER ARMEN. 25 ze onderfcheiding bepaald, en alle de onkosten en uitgaven algemeen bere« kend waren geworden; fchoon ik een ieder vry late in zyn beftuur en denk- rte zal ik het aanmerkelyk onder- fcheid der School- Fondfen aantoonen, Voor de Diakonye kleine kinderfchoolen volgens Refolutie van de Ed. Achtb, Vroedfchap in dato 24 Maart 1775 - == \f 600: —: Van de Ed. Achtb. Heeren Kerk- meesteren = - = WM BON Ts Van de Heeren Regenten van ’% oude Mannenhuis — - _# goo 1: en gn Maakt te zamen een Jaarlyks in- komen van = = mf Toos BTS Wel is waar, de Busfen in de Ka. mer van hunne Ed. Gr. Achtbare, de Heeren Burgemeesteren, ten dien. fte dezer Schoolen, brengen wel wat aan, doch het eene jaar leert het an- der niet, als 1775 Was het f 84: 5: — 16 Si 1777 —__ "172: 8: 8 1778 me NS) 26 J. HARGER OVER HET De Busfen in de Kamer van hunne Ed. Achtb. de Heeren Schepenen, ten nutte der Kinderfchoolen, hebben volgende aangebragt. 1775 Washet f247: 15: — 1776 — N92: Jt 1777 == "H83: 15: — Is —_——— / 2 me fÓSr : 13: — Fonds volgens Refolutie van hunne Ed. Gr. Achtb. in dato den 3r October 1774 voor de Diakonye of groote fchoolen «== = f2500: —:— Van de Ed. Achtb. Heeren Kerk- meesteren 16 December 1774 =- ’ 400: —: — Van de Heeren Regenten van ’ oude Mannenhuis == = # 400: —: — amsnnmmmnend mma f 3300 : — : an Tot bevordeting van dit heilzaam oögmerk zyn ‘er aan deze Schoolen buitengewoone Liefdegiften gefchon- ken, als van Een ONDERHOUD DER ARMEN. 37 Een Legaat van Juffrouw Urks = f 500: Van Hoofdluiden van ’t Manufac- tuur en Kramers Gilde — = # 275: Van Hoofdluiden van *t Timmer- mans Gilde - - - "120: Een onbekende Liefdegift «= - ’ 520: Een Legaat van den Heer Cornelis de Witt - = = - 3000: Een Gift van Juffrouw N.N. = / 100: Een Legaat van Juflrouw A. M, Westerhout - = = ' 1ooo : Een Legaat van Jan van Dam «= ’ 250: De School Collecten zyn vry aan- zienlyk geweest, als: 1774 den 4 December de eerfte in allede Kerken - «== f754l: 1775 den 3o April de tweede = #ssot: — den 3 December de derde = /58sr: 1776 den 28 April de vierde = "5433: — den r December de vyfde - #599ó: 1777 den 27 April de zesde - „5388: — den 7 December de zevende # 5soó4 : 1778 den 3 Mey de achtfte - = 74103: —— den 6 December de negende // 4661 : eenen f49542 : 17 : 12 Wy 28 J. HARGER OVER HET Wy wenfchen, dat ten nuttevan’t al- gemeen belang der Schoolen veele mil- de harten en handen zulien gevonden worden in ons Vereenigd Nederland, en vooral in Zeeland, en dat de op- rechting der kleine Diakonye fchoo- len overal zoo wigtig zal gekeurd worden, als die der Groote fchoolen. Het Linnen- Naay= School heeft een Jaarlyks fonds vat”. = 17e NN VA SO NE me 1776 is ’er een Liefdegift aan ’t zel- ve gefchonken van == = 250: ie Verders wordt een en ander goedge- maakt door het baatig flot der winften. Niet alleen te Rotterdam heeft men, ter bevordering der Diakonye fchoo- len, aangenaame en. voldoende Lief- degiften verzameld ; maar ook te Utrecht, ten dien einde, een vry foli- de Capitaal by één gebragt. Men heeft my verzekerd, dat men te Delft, als ’er voor den Armen en derzelver Schoolen wierd gecollecteerd, het ge- noegen had van tien duizend Guldens en meerder op eenmaal te beuren. Te Delft, en elders, zyn de fchoo- len algemeen, zonder onderfcheid Et C= ONDERHOUD DER ARMEN. 29 Religie, en daarom ook de Collecten aan de huizen: doch hier is voor en tegen, enik laat een ieder vry, om met de Heeren Leden der Regeering zoo- danige befluiten te nemen, als best zullen goed dunken. Te Schiedam heeft men % Rotterdamfche (poor ge- volgd, en op Zondag den 14 September 1777 gee collect, voor de Diakonyefchool f 2400 : … : — ar September 1778 gecollecteerd zoo in de Kerk als by ingeko= Men Gift Pe oet vet Ta, M2ZOO Tima 3 omen Ennema f 4700: —:— Noch iets met een kort woord aan« aande de Rotterdamfche Diakonye choolen, daar men in het gedrukte Reglement niets van vinden kan. Geen bekwaame wooningen, daar ruimte , luchtigheid , en behoorlyk daglicht overvloedig was, kunnende vinden, is ’er door hun Ed: Gr. Achtb. Anno 1775 een bekwaame grond tot het bouwen van een fchool verleend in de Baan. In den Jaare 1777 zyn door gunst van hun Ed. Gr. Achtb. en door aan- koop van oude Erven twee plaatfen nn 30 J. HARGER OVER HET evonden, daar men twee voldoende fchoolen heeft gebouwd, | De Regenten der fchoolen-hebben het genoegen gehad, vryheid te genic- ten der. Imposten voor alle de bouw- ftoffen zoo van ’sLands als Stads we- gen; als mede ontheft te zyn van de jaarlykfche verpondingen voor deze drie gebouwen: een voorrecht, dat niet twyffele, of anderen kunnen het ook genieten, en te meerder daar door aangefpoord worden (cc). 5 zi (cc) Te Middelburg in Zeeland heeft men al ze- dert de róde Eeuw dusdanig eene bloeyende fchool gehad om de arme jeugd te onderwyzen , in %* Lezen, Schryven, Cyfferen, en de, beginfelen van den Hervormden Godsdienst, als noch zyn= de in de’ Sit Jan Straat aldaar ; Want alreeds voor de invocring der Hervorminge hadden Jazob Hen* driksz. van Grypskerke en zyne achtergelaatene Wee duwe Jarzeke Hendriksdr „ by. derzelver Testament den 1 Mey 15ór. gefticht eene byzondere School, en- de apart van de toenmaalige arme Schaol-der Stad, waar in de ouderlooze weezen opgevoed en on derweezen werden, om aldaar alle WElnels kinderen , zoo knechtkens als meiskens , woonende onder de drie Parochien der Stad, -zynde Oost, West en Noordmontter, geleerd en geinftruêerd te worden by eenen Meester, dien de Gecommitteerden zoo van het Gasthuis, als van den Armen daar toe geza- mendlyk zouden ftellen; waar toe zy gaaven de fomme van & 200 : — vlaams , om befteed te worden in jaarlykfche renten ten meesten er er ONDERHOUD DER ARMEN. 3E 5 3. Wel is waar, het belang en de zoo algemeene vermagering der Diakonye en der fchoole, en noch f 2ooo Caroli Guldens van 40 gr. vlaams het ftuk eens, Doch dewyl de bee hoeften dier fchoole niet uit de renten dier twee ‚ fommen konden worden verzorgd, is daar over door Gasthuis en Armmeesters voor Schepenen van Middelburg eene fchikking gemaakt, volgens opene gezegelde brieven van 19 October 1564. _Zynde na de Hervorming het beftuur op denzelfden voet gebleeven, met dat onderfcheid, dat de Diakozez der Nederduitfche Hervormde Gemeente, die ze- dert veele jaaren ook den post der Armmeesteren bekleeden, te faamen met de Regenten van het Gasthuis deeze fchool beftuuren. De kinders die hier onderweezen worden, zyn niet alleen van ouderen, die door de Diakonie worden onderfteund , maar ook van andere be- hoeftige burgers , op een Biljet der Diakonie welke het bepaalde opzigt over het fchool oefs fent, en telkens, ten minften om de vier wee= ken, ’ zelve vifiteert, en onderzoek doet naar de vordering der kinderen , die thans een getal van omtrent 200 Zoo jongens als meisjes van 6 tot 15 jaaren uitmaaken, Behalven dit oude fchool, zyn ‘er in % jaar 1759 binnen dezelve Stad ook opgericht TwEE ANDERE SCHOOLEN, doch in één gebouw, en onder één beftuur, in het Oude Kerkffraatje; te weeten eene KLEINE KINDERSCHOOL voor Kinderen van 4 tot 8 jaaren; tot het aanleeren van de eerfte beginfelen van ’cSpellen en Leezen, en voor de grootere meisjes, ook het Breijen , en de eerfte kundighe= den van den Godsdienst. En boven dien eene LIN= 32 J. HARGER OVER HET en Armen-kasfen vordert, dat ’er van de grootfte Stad tot de Dorpen, niets me Uit- LINNE NAAJSCHOOL voor Meisjes van 1o tot 15 jaaren, die mede in de Beginfelen van den Gods- dienst onderwys ontfangen; Elke School ftaat on- der eene byzondere Leermeesteresfe, Doch de Naajmeisjes, worden geduurende de zomermaan- den, op vyf dagen in elke week, des avonds , ook by beurten in het Schryven , door eenen Schryfmeester geöeffend, Het geheele beftuur is door de Ed. Achtb. Magistraat aanbevoolen, aan eenen Heer, zynde Lid der Regeeringe, als Prefie dent, en drie Regenten uit den Burgerftand, die nevens derzelver Echtgenooten, hun Leven lang in *t bewind blyven. De kinders, die hier onderwys genieten, zyn niet alleen van ouderen, die onderhoud ontfangen van de Diakonie , maar ook van andere behoeftige Burgers, zoo veel de ruimte toelaat, dezelve te laatfen. De aanneeming der Burgerkinderen ge= chiedt in de vergadering der Regenten en derzel- ver huisvrouwen; En van de kinderen der Diako= nie armen , op Biljet geteekend door de Regenten. In deezen tyd bevinden ’er zich in de Kinderfchool ruim roo Kinders, en in de Naajfchool 6o of 7o Meisjes. Zynde in Negentien jaaren tyd, op dees ze wyze omtrent zoco Kinders geöeffend, Deeze- twee Schoolen zyn haare ftichting verfchul= digd , aan het bydraagen van eenige Liefdegaven door Menschlievende , en der Armen welvaard behartigende Lieden, binnen deeze Stad, die een huis gekocht, en tot het houden van twee Schoo= len, wooning voor twee Meesteresfen , en eene Regentekamer hebben doen bereiden, en noch tot eene gift f zoo: — eens gegeeven. Daar by is door de Ed. Achtb. Regeering een jaarlykíche toeleg van f óoo : — verleend; ’t welk ete et ONDERHOUD DER ARMEN. 33 uitgezonderd, van ons Vereenigd Nee derland , en: vooral in Zeeland; eens Vil, DEEL: Gor ae naauw- het'batelyke flot van de winst-op de Naajloonert ftrekt tot onderhoud dier tchoolen E14 Hier by, zyn door weldaadige lieden. in’ ’t vere volg noch Legaaten of maakingen by uiterfte wil befprooken ; als door ah ad Mejuffrouw Johanna du Bòr, wedi- we wylen den Heer Johan van _ de Groenewal - ‘a Mevrouw Sufanza Elifabeth Cunaeus, weduwe wylen den Wel Ed. Geftr. Heet Mr. Francois Louis hd Wevort van Osfenberg:” == 1 600 it Jonkvrouwe Adriana Maria van den 50 iin Broeke _ <= = “HW 150: is Jonkvrouwe Anza Conftantina van den Broeke = - 1 E5Or is Juffrouw Maria Marinisfe, weduwe Matthys vaù Valkenburg == Ù 35 imi Jobanna Brandenburg _ = & ve IO Elifabeth Westdyk, weduwe Dirk van „der Linde s == MISOf sis “Is aanmerkelyk, dat de laatstgenoemde Fobanna Brandenburg en Elifabeth Westdyk, zyn geweest de eerfte Naaj en Kindermeesteresfen, by de oprich- ting der Schoolen, en na het loffelyk bedienen deezer posten, overleden zynde haare liefde noch door deeze weldaadigheden ‘aan de beide Schooler hebben verzegeld, Indien dit Edelaartig voorbeeld, door anderen „ waar aan God het vermoogen heeft verleend, omt zonder benadeeling hunner Bloedverwanten te konnen weldoen, wierde gevolgd, zouden deeze fchops 34 JT HARGER OVER HET raauwkeurig wierde-Onderzopt, of ’er geen gelden gefpaarfd en uitgiften ver= minderd konden worden. Rad Cd ut fchoolen- meerder konnen worden in ftaat gefteld, om zich uit te breiden, en meerder kinders, die aangeboden worden, toe teláaten , die nu weleens eenigen tyd. moeten worden uitgefteld. Uit mede= gedeelde berichten aan het Zeeuwfche Gezootfchap. ONDERHOUD DER ARMEN. 39 deeling niet gelyk zyn kan, dewyl fom: migen door lichtaams vermogens noch wat kunnen winnen, ändere wederom niet. | Sommigen géven hunne winsten naar waarheid, op; anderen verber: gen dezelve op allerlei wyzen. Sommigen beneerftigen en verzüinis gen genoegzaam alles; daar „anderen in tegendeel alles-verwaarloozen; Sommigen hebben ‘hier. en elders hoch goede vrienden, die-van ter zy- de el eens wat toevoegen; anderen weder niets van deze of van die te wagten. tt Onee woonen Op zich zelven; anderen weder by iemand in. Om welke-alles nu oplettend naär te aan , niets meerder wordt vereischt an dear me huisgezinnen onbevoor- oordeeld te onderzoeken , en alle der- zelver omftandigheden , kinderen , winsten en wat iets meerder zy, op: lettend naar te fpeuren. Om dan hier in wel te (lagen, zal het best zyn in alle de Steden (pp) en | C 2 Dor- (Dh) Te Middelburg heeft ook zulk ééne jaäts Iykfíche algemeene Revue, of Monfterdag van alle de 36 — J. HARGER OVER HET Dorpen van ons Vereenigd Nederland, eene buitengewoone revuë of armen- befchouwing te bepaalen : vooral, daar men het niet gewoon is; en daar men het ’sjaarlyks doet, nu eens met alle oplettenheid (£). Vooraf dient men in zyn kwartier’, wyk of Ímaldeel naar alles onderzoek te doen, en aan te teekenen, dat men noodig oordeelt. Zoo eene revuêë-ver- adering kan men houden, by voor- denon door 2o Diakonen (meerder of minder, naar gelang en gewoonte zi te- de bedeelde Armen plaats in de maand Mey, wan- neer ’er eene ‘aanmerkelyke bekorting tegen het zomerfaifoen gefchiedr, Boven dien zyn de Wyk- meesters met hunne Adfistenten verpligt, vp ver- fcheide tyden van het.jaar de bedeelde op de groote - Rel, welke meest vaste Cliënten zyn, in elks wyken te bezoeken. _ Doch ’t ware te wenfchen „ dat de zoogenaamde kleine Rol, op. welke alleen zyn de bedeelde voor het. winterfaifoen , of by buitengewoone gelegenheid van nood, die thans zeer groot is geworden,-ook onder bek waamer op- zigt gefteld ware, dan alleen van den Praefes en Adûttenten , die- Maandelyks- veranderen ; waar door men nu minder in ftaat is, om zoo als ’t wel behoorde, het oog op dezelve te konnen houden. Uit medegedeelde berichten aan het Zeeuwfthe Genootfchap. (f) In den Jaare 1774 wierd te Rotterdam door eene dusdanige gceoeffende Revuê Vergadering van Broederen Diakonen een korting te weeg gebragt van f 24590 : 16 ; — ONDERHOUD DER ARMEN. 37 Steden) , het eene tiental voor , hetan- dere na den middag, of het eene tien- tal heden, en het andere morgen na den middag, en by vriendelyke fchik- king, de eene wel voor den anderen. Men zal niemand der Armen hier van vryftellen, dan om gebreken, of ouderdom van 6o en meerder jaaren. In de huisbezoeking den dag vol- gens hun naam of trekletter aanzeg- gen, en niet meerder dan honderd huisgezinnen op eenen dag bepaalen, en vyftig op een halven. De Praefes zal, by het reeds aange- haalde , vooral in aandagt moeten houden, de Hoofden der huisgezinnen naauwkeurig ten aanzien der winften te ondervragen, om daarna met elkan- der de bedeeling te fchikken. Dezelve vermaanen tot naartftig- heid, zuinigheid en head. zoo buiten als binnen het huis; de kinderen, derzelver jaaren, winften, ambachten , en hunne gemaakte fchoolvorderinge doen onderzoeken, die bekwaam zyn om de Catechifatien by te woonen, zulks aanzeggen en doen opfchryven. | _ Men zal over alles rond vragen, de | bie EGER item- 38 J. HARGER OVER HET flemmen opnemen, en alles door de meerderheid befluiten (g), 54 In veele Steden van ons Vereenigd Nederland vindt men huizen onder den naam van Diakonye- Aalmoesfeniers- Huiszitten- Charitaten- huis, of andere benaaming; fchoon onderfcheiden in naam, dienen dezelve tot. één einde ; en wel voornamentlyk, om Armen en. oude burgers ‚ook kinderen, die van hunne ouders verlaaten zyn, of te vondeling gelegd „ als anderzints, te herbergen, onderhouden, naar gelang een Christelyk onderwys te doen ge- ven, en aan een burgerlyk beroep te brengen (EE). Deze Huizen hebben hunne Regen- k ten (8) Ik verwyze den Geëerden Lezer kortheids halve naar de nieuwe Reglementen , voor de Dig konye, Diakonye- Huis, en de Gezerale ordres op de Huishoudelyke beftellinge en beftieringe der Diakonye Gc. 1778 ze Rotterdam uitgekomen. (EE) Zoo heeft men ook te Middelburg, behal ven de oude en nieuwe Wees-Schoolen voor kin= deren gefchikt, ook een Huis, waar ìn oude en zieklyke mans en vrouwsperfoonen , ender het beftuur der Diakonie worden verzorgd, genaamd het ZIEKENHUIS. Uir medegedeelde berichten aaa het Zeewwfhe Genootfchap, ONDERHOUD DER ARMEN. 39 ten en Regentesfen,. naar Stads ge- woonte bevoorrecht in het algemeen met vrydom van ’s Land en Stads Ac- cynfen ;- waarom ’er ‚ook geen beter- koop onderhoud ergens kan gevonden worden, dan in deze Huizen. | Doch niettegenftaande deze voor- rechten, zyn ’er jaarlyks groote fom- men gelds.benoodigd ‚om alles ‘goed te maaken, gelyk: door het onderling verband. dezer huizen met de. Diako- nyen en Armen- fondfen in veele. fte- den wordt ondervonden, dat, wan- neer deene lyde, d'andere hier van {merten draagt. de Wat de byzondere huis- beftuuring, zoo derouden als jongen, derzelver opvoeding ‚ winften, fpruitende uit handwerken, -breyeryen van netten, kousfen of naaywerken „ aanbelangt, noch over het innemen. van ‘ÀAfmen,, tot andere Religien behoorende; noch over ’taanftellen der bedienden enz. laat ik my niet in ;’ vertrouwende «dit aan die beftuurderen, welke dezen last vrywillig op zich hebben gelieven te Remen (rphs ed ofrlagsod padrrossal? Ms bct nis (rr) Ondertusfchen’ zouden, de Diäkonien, met kretdans wneer olden” Wk ME ad 5 40 J. HARGER OVER HET Myn doel is, nuttig te zyn voor de Diakonye- fondfen, en daarom keure noodig, om alles wat onder den titul van kleeding, dekking, levensmidde- len, zoo fpyzen als drank (de zoete en gekarnde melk niet uitgefloten) turf, brandhout, licht, keuken- en werkgereedfchap , en derzelver onder- houd, voorkomt , alles wat tot was- fching en bleeking dienstig is, met één woord alles, op 't voetfpoor van fom- mige fteden , ik openbaare infchry- ving voor een bepaalden tyd aan te doen nemen, en volgens voorwaarde de betaaling te doen. De graanen dient men Sier van uit te zonderen , om dat zulks niet wel anders dan door een Pondgaarder of Makelaar op de koren-markten kan verrigt worden. Het naauw verband. dezer huizen met de Diakonyen, vordert een ze | HS gel- zeer veel vrucht, de oude of zwakke luiden noch wel konnen verpligten „om in het: Huis van hun verblyf , eenig ligt werk te oeffenen in de plaat{e van geheel ledig te zyn, als-het Spinnen, Breyen, Nettenbreyen en foortgelyke bezigheden. Dit zou= de noch eenig voordeel verfchaffen voor de Diako- nie, en fommigen welligt affchrikken, van zoo ereedelyk tot beöoging van hun gemak het zie- Kernuis te verzoeken. Uit medegedeelde berichten aan het Zeeuwfche Genootfchap, ONDERHOUD DER ARMEN. 4L “gelde Correspondentie tusfchen Diako- nen en Regenten dezer huizen. En hierom dient men van wederzyde te bepaalen Gecommitteerden , de tyden der vergaderingen, en de wyze der belegging; in dezelve alles te overwe- en, waar omtrent zy beiden belang Eehber ; geen befluiten te maken, dan daar toe vooraf gerechtigd ; zonder Refolutie te nemen, de voorftellen aan wederzydfche vergaderingen over- tebrengen; en alles zodanig te richten, dat ’er niet dan voordeel voor beiden uit kan voortvloeijen, Dit heb ik als van ter zyde maar aangeroerd , of het mogte trekken om de Diakonye en Armen- fondfen in ons Vereenigd Nederland, vooral in Zee- land, te onderfchragen en van wezent- lyken dienst te zyn (h). 65. Het komt my voor hoognoodzaake- lyk ter onderfteuning der Diakonyen en Armen- kasfen, dat ’er eens ernstig C 5 ge- (h) Zie breeder *t Nieuw Reglement voor ’t Die akonyehuis te Rotterdam 1778, 42 J. HARGER OVER HET gedacht wierd over de Geïndemneer- en, en die van elders inkomen (i). (1) Om welke reden de Euangel. Luth. Broede- ren der Stad Rotterdam zich dus laten hooren: Geven met alle verfchuldigde Eerbied aan UED. Gr, Achtb. Heeren Burgermeesteren te kennen met ootmoedig verzoek , naar derzelver hooge Wysheid voorziening te doen tegen het inkomen en blyven woonen van Luth, vreemdelingen in deze Stad enz. Na voorgaande deliberatie, is ?er door hunne Ed. Gr. Achtb, aldus op geapostilleerd: “Burge- ‚> meesteren en Regeerders der Stad Rotterdam, >» gelet hebbende op den inhoud van dezen Re- »» queste, Confenteeren de Supplianten, van om ss de twee maanden in de kamer van Heeren Bur- 2, gemeesteren over te geven, een lyst van ZOO- 9 danige Luth. Perfoonen , die (voor zoo veel ‚‚ hua Supplianten bekend zyn) van buiten in de- ss Ze Stad zyn komen woonen, en aan haar. Sup= plianten Kerkenraad verzocht hebben, om als „, Ledematen van haarlieden Kerk te werden aan= >» genomen; doch aan welke zulks om redenen „, daar toe dienende is geweigerd geworden : > Om door zodanige lyst (is het doenlyk ) voor te komen, dat zulke Luth. Vreemdelingen bui- ten kennis van de Regeering zich in deze Stad »… niet blyven ophouden en tot lasten van de -Di- ss Akónien zouden kúnnen komen, Actum 13 „ Maart.175g enz” Om dezelve Reden, hebben Burgermeesteren, Schepenen en Raaden der Stad Middelburg ”om „s den toevloed der Arme Vreemdelingen en onnut- 2, te ledig loopende lieden, die zich van alle kan- „‚ ten binnen die Stad komen neder te zetten, en », daar. door de lasten der Respective Diskongen dee a „0e 91 22 Dit is-een ‚zaak van belang , en daar - veel over te zeggen is, als men in aan- merking neemt, dat ’er in alle Steden en Dorpen van ons Vereenigd Neder- dand ‚niet eenpaarig over gedagt, maar …onderfcheidenlyk behandeld wordt, Er zyn Steden en Dorpen, welke geen Acten van Indemniteit geven, noch van vreemdelingen afvorderen. ’Er zyn Steden en Dorpen, en wel „de meeste, van het tegendeel begrip, en daar dit ftuk al vry ernftis behan- deld wordt, Er zyn Steden en Dorpen, welke Acten van Readmisfie geven. ’Er zyn Steden en Dorpen, welke Acten van Indemniteit of Readmisfie verleenen, voor een bepaalden, an- dere wederom voor een onbepaalden tyd, enz. Hier uit fpruiten veele moeielykhe- den en bezwaaren voor deze en die Steden enDorpen, wanneer de tyden, in die Acten vermeld, nietzyn waarge- Kzal nO- ‚ komen te vermeerderen, behoorlyke Voorzie- > hing gedaan met het doen afkondigen eener zj, Ordonnantie gearresteerd-den 15 December 1777. » En gepubl, 1ó January 1778. 44 J. HARGER OVER HET nomen; die dezelve anders niet zou- den geleden hebben. Wenfchelyk ware het, dat onze Ge- ëerbiedigde Overigheden * konden goedvinden , dit ftuk op een gelyken voet te brengen , dat is , Acten in het algemeen te geven, of dezelve af te fchaffen (co). à e (ee) Men heeft in Zeeland een placaat der Stage ten van den 23 September 1705, behelzende „ dat », âlle perfoonen , die uit eerige plaatfen „, zoo uit », Steden als ten platten Lande , zouden mogen 9 Zyn vertrokken, na verloop van éé jaar zullen >> worden verftaan, niet meer te behooren tot de s, Plaats, van waar dezelve vertrokken zyn , zooda- », nig dat de plaats, van waar dezelve vertrokken »> Zyn, niet zal konnen verpligt worden, om aan > Zoodanige perfoonen of de hunnen, die tot ar », moede vervallen zyn, te bewyzen die pligten >, van Barmhartigheid, die dezelve aan de arme in- „, gezetenen van hunne plaatze gewoon. zyn te „> telaaten genieten; en zulks dat zoodanige per- ‚> foonen, na dat dezelve ecn jaar uit eene pleat= ze vertrokken zyn, ziek of zugtig wordende, > of komende te overlyden en kinderen na te laa= „> ten, zonder middelen tot derzelver onderhoud, zy of hunne kinderen niet zullen mogen toege= zonden worden naar die plaatze, van waar zy …» vertrokken waren, om aldaar de weldaaden der >, Barmhartigheid te erlangen, het zy die kinde= „ Fen, in de plaatze, van waar zy vertrokken 5 ZYN, gebooren mogten wezen of niet; maar ss dat die pligten van Barmhartigheid of onderhoud z‚ aan zodaanige perfoonen , of by derzelver ere he A ONDERHOUD DER ARMEN. 45 De ondervinding leeraart, dat de Geïndemneerde perfoonen en huisge- zinnen, niet zelden veel moeite en be- zwaar voor de Diakonyen en Armen- fondfen maken, en wel meest in de voornaamfte en bloeijendfte Steden van ons Vereenigd Nederland. De oorzaake is: Jongelingen , doch meest Jonge Dochters, de kindfche jaa- ren te boven gekomen zynde, worden aangefpoord hunne geboorte-plaatfen , waar men voor een klein loon zwaaren arbeid moet verrichten, te verlaaten 3 naar Holland, Zeeland, of elders te trekken, daar heeft men veel van ge- hoord „daar is met één woord Fortuin in de waereld te maaken. Daar ge- komen , zoekt de eene hier, de ande- re daar, naar een Burger- dienst, en bekomt denzelven. … | | Van s, Iyden, aan hunne Kinderen moeten worden 2» betoond wax die plaats, daar dezelve laatst haar heb= ap ben onthouden, het zy dezelve daar vaste woonplaats a> hebben of niet” Dit is een beflisfgnde Regel voor plaatfen In Zeeland; doch het neemt niet weg, dat ’er moei- te blyft met perfoonen, die van buiten Zeeland „ inkoomen, of daar uit naar elders trekken. Uit medegedeelde berichten aan het Zeeuwfthe Genootfchap, 46 J. HARGER OVER HET Van de tien, zyn ‘er wel acht, die geen Acten, hoe ook genadind , me debrengen. fo Mis Daarenboven, ’er wordt op-vdeze perfoonen in ’talgemeen ‚welke als dienstbare in de fteden kometr; geer onderzoek gedaan: zulks fchyntalleen maar plaats te hebben, wanneer een vreemdeling zyn eigen Domicilium wil oprichten, of niet te recht kan ko- men, of als een t'huislegger-of Com- menfaal zich doet danmerken. Welke een en ander „ meer dan te veel deze ongelukkige en ruineufe gevolgen voor de Diakonye naar zich ep | Veele vreemde jonge lieden bly- ven eenige jaaren dienstbaar , komen vervolgens in het huwelyk , verwek- ken kinderen , maar misfen dan de ta= fel hunner Heeren en Vrouwen, on- dervinden tevens, hoe kostbaar het is, op hun eigendom in die voornaame fteden huis te moeten houden, ’t welk door een arbeiders daggeld niet goed is te maaken. Men zet alles by; het eene ftukje goud, zilver, of kleex ding voor, en het ander na, moet men verkoopen; ’er fchiet ten laatften niets meer over, en men wordt onder de hand ONDERHOUD DER ARMEN. 49 hand zooatm, als-de mieren ; men vervalt eindelyk aan de Diakonye. „Wanneer. nú zulks. gebeurt , dan wordt ’er wel gevraagd , of man of vrouw” vanvelders-ingekomen , ook een Brief of Acte van Andemniteit heeft medegebtagt ? Het antwoord is meest van alle „ neen, ik was-noch jong, en ben bier dienstbaar gekomen. Het flot der zaakeis, men moet-dezelve houden, want “zy zyn. door derzelver inwooning die-flad-of-plaats-eigen geworden (k). „Anderê wederom hebben by hun inkomst een Acte, aan de Wyk- of Bon- Meester „Heeren van de Beurt, ef „Heeren: Commisfarisfen op het Raadhuis overgegeven.;-van derzelver geboorte-plaats. ‘Waar op aan dezel- ve verleend is een Acte wan Finale Ad- misfie: mo …Intusfchen , men ziet ’er na, doch men vindt, dat het maar een Acte il: aan d (k) Volgens % Placaat van de Heeren Staaten, van Holland-en Westvriesland in dato 8 Augustus 1682, Groot Placaatb. 3 deel fol. 1420. No. 27- houdende , dat Perfoonen of Familien, die uit „> Eenige plaatfen, zoo in de Steden als ten platte » Landes zyn vertrokken, na het verloop van „» EEn jaar niet meer behooren tot die plaatfen , »s Van waar dezelve vertrokken zyn”, 48 J. HARGEK OVER HET Readmisfie is; dus al wederom eigen geworden. | Vindt men by geval, dat het een Acte van Indemniteit is , men fchryft naar de plaats, geeft den nood van de- ze arme menfchen te kennen, De gevolgen zyn, dat de Diakonen of Armbezorgers van die Plaatferr, zeldzaam , ten eerften antwoorden ; men moet twee en drie maal aanklop-= pen; dan eindelyk wordt ’er bericht: Wy zyn, door de albier zynde Armen ; buiten flaat , en onze Armen- Ras is on- vermogend. En om van geen Dorpen te fpreken, dit hoort men thans van Steden van den tweeden en derden Rang, waar uit men tevens den algemeenen nood der. Armen- fondfen kan opmaken. Of men krygt vryheid, om twee , vier of zes ftuivers voor ieder van daar geïndemneerd Perfoon , voor derzel= ver aandeel te mogen bedeelen. Echter daar zyn Steden en Dorpen, die hooger en wel eens een onbepaal- - de order geven ; doch, in tegenftel- ling van de andere, zyn dezelve dun gezaaid. En dan is noch de order gelimiteerd; van ONDERHOUD DER ARMEN. 49 van maar voor twee; drie, vier of vyf mîanden, voor den wintertyd. Wat zal men nu doen in dezen? ver- beelden wy- ons eens een huisgezin van zes menfchen , vader , moeder (en foms noch zwanger) en vier kin- deren ; de man , als het hoofd des huisgezin van elders geïndemneerd , eheel buiten werk en middelen van beftzan ‚ geeft zyn nood:te kennen; Men krygt vryheid om aan hem: te mogen bedeelen ,„ weekelyks zes ftuid vers, en dat wel voor de 5 winters maanden. - En al  Men volst de gewoonte, om aan de overige 5 Bihor die aan ons be- hooren, voor ieder ook zes ftuivers in de week toe te ftaan , dat dus te za- men een bedeeling van 36 ftuivers uit- maakt. Dan fchikt men zoodaning een bedeeling ten meesten nutte van ’t huis- gezin aldus: in een week 6 brooden , 3 tarwe, ieder van 3 ponden, en 3 rogge, ieder van 4 ponden , ieder brood door elkander berekend zynde Op 4 ftutvers , bedragen zy famen 24 ftuivers, hier noch bygevoegd ra ftui- vers, maakt 36 ftuivers. Op zich zel- ven genomen, is het een goede win- Fill, DEEL JD | ter- 50 J. HARGER OVER HET ter-bedeeling. Maar kan nu een huis- gezin ‚van 6 zielen, daar van leven? moet 'er geen vuur. (1), licht ‚ huis- huur, en. kleeding wezen, en wat kan men niet ak hoogst noodzaakelyke din- gen meerder opnoemen ‚om het maar armoedelyk rondte chieten?, Men :zoude:kunnen ze gen, men houdt. geen lieden „ vooral ‚noch zoo jong=svuit. def hands; man of „vrouw moeten ’er wat by zien te. winnen, is het dan-geen geheel, wel laat het dan maar een half.dag-g geld wezen. ge * werker is, dan is het zeker beter; “maarals het 'er. nuú- voltrekt niet on wat dan gedaan? komt het. dan niet:tot bezwaar van die-Steden, daar zoodanige menfchen zich dan-bevir- den ;-dewyl men geen menfchen kan van ‘gebrek laten-omkomen $ ‘als men inhet ‘zegenryk vermogen : is „om dezelven te kunnen-belpen. 0 Wendt men het eens „overveen. an- deren boeg; wil men; by ‘voorbeeld; den maándoen-gaan- naar zyn.g geboor: teplaats; dan moet men de in ov er ‚kin- 49) gen ieden worden, ze tonnen turf gegeven , en de buiten- Armen in rekening gebragt tegen 1o ftuivers-de ton. ONDERHOUD DER ARMEN. 5Ì kiaderen,, „als „tot, ons, behoorende, met Acte van Indemniteit voorzien, mede zenden. Dan. zyn niet zelden de gevolgen „dat „dit‚huisgezin.op een ‚plaats komt ‚daar in den zomer voor den man naauwlyks, werk is „ ik „laat ftaan, des. „winters ;‚dan. zullen vrouw en kinderen; daarze nu-maar Ó ‚dan wel re {tuivers, zoo niet meerder , kos- ten in de. week wegens het;-totaal verval en afllyting der kleederen; dat door de Armbezorgers,.billyk zal wor- den in.rekening gebragt; dewyl het geleden gebrek van. dit; huisgezin in den. winter. „door geen noestig be- dryf van man of „vrouw ‚in, den: zo- mer aldaar te herftellen is. maar zy-wel dood arm moeten worden „ en genoeg:- zaam „uitde: hand;gehouden, . 4 …, Wel is „dan. het eerfte’, geval; niet „voordeeliger „dan het laatfte? daaren- boven, -menvdryft dus doende zyne eigen inboorlingen.de Steden uit, men berooft „dezelven -wan- voordeelen, vooral de arme kinderen, welke zy zelden op, een andere „plaats zullen vinden „om door de waereld te. ko- asEene afidere- zwaarigheid ; wat zal ig rr men 52 J. HARGER OVER HET men doen , met die ‘arme menfchen, die, weleer geïndemneerd, nu tot ar- moede komen en veele jaaren alhier hebben gewoond, van welker plaatfen “mien tot antwoord krygt het volftrek- te onvermogen van derzelver armen- kas? Moet men die nu maar van ge- brek laten omkomen? Het zoude im- mers niet verantwoordelyk wezen, en „wil er voor my ook geen deel aan hebben. | Dit is nu zoo wel het algemeen be- foop, ’t welk men in de Diakonyen en Arm-beftuuringen , wegens de Acten van Indemniteit , komt te ondervinden. …_Ík vertrouwe, dat allen, die het be- loop dezer zaaken kennen, ’er liever voor zullen zyn , om , ware het mo- gelyk , de Acten in ’t algemeen af te fchaffen. Te meer, als men hier by in aanmerking neemt, hoe. menin fom- mige Steden van ons Vereenigd Nee derland, ’er fterk op aanhoud, om aan alle Gereformeerde vreemde Perfoo- nen, waar van veelen alhier als knegts eenige jaaren gewoond „ en hun- be- roep geleerd hebben, wanneer zy nu zich willen nederzetten, zulks weigert, om dat hun geboorte-ftad, of dorp | geen ONDERHOUD DER ARMEN. 53 geen Acten van Indemniteit gewoon is te geven. Dit wordt foms zoo ver- re getrokken, dat men de zoodanigen dreigt, de Stad te moeten verlaaten, en anderen ’er toe noodzaakt. Som- mige Perfoonen hebben reeds hier veele jaaren gewoond , naar hun ver- mogen in de gemeene lasten der Stad derzelver aandeel gedragen, zyn oud geworden , verknogt aan kinderen en vrienden, doch door vermindering van krachten en winsten als anderzins , arm en buiten ftaat geworden. Deze noodzaakt men als geen Acten van be- vryding hebbende, naar hun geboor- teplaats te vertrekken, of dat ’er voor dezelve betaald worde. En dus doende, ontvolkt men fteden en plaatfen van anderzins nuttige men- fchen , zoo tot dienstboden, werk- en ambachtsgezellen , en zelfs neering doende lieden: terwyl hoe meerder Volk ?er is, hoe meerder ’er ook ver- teerd wordt, en winsten en voordee- len voor de Burgery hier door meer te verwagten zyn. En is’er ook niet eenige hardigheid in, wanneer menfchen , 2o min of meerder ‚. jaaren, met een Acte van Indemniteit 4 D 3 uit 54 JT. HARGER OVER HET uit derzelver geboörteplaâts vertrok- ken, zich elders hebbende nêderge- zet, derzelver fchot en lot daar opge- bragt, hu oud, zwak, onvermogend, ja afm geworden, nu noch moeten ko: men tot lasten van derzelver geboor- te plaats, die nimmer genoegzaam eenige voordeel van dezen Inboorling genoten heeft? Enis een en ander niet dubbel fmer- telyk, als men daarentegen moet zien en ondervinden, dat de Roomfchoe- zinden , van dezelfde vreemde plaat- fen komende, daar de Gereformeer- den van daan zyn, ja zelfs uit vreem- de Landen en Koningryken, worden toegelaaten op een handfchrift van een Roomfch Armbezorger , en die zich quafi verplicht, tot het gene waar toe hy buiten dat verbonden is, te weten, dat hy zulk een perfoon, in gevalle van armoede , onderhouden zâl. Wanneer men nu eens onbevoor- oordeeld alles overweegt, zouden ’er veelen niet vry fpoedig toe overhellen , om te befluiten, dat van nu voortaan de Steden en Dorpen , in het algemeen, geen Acten, hoe ook genaamd, afga- ven , noch van elkander alg ae at ONDERHOUD DER:-ARMEN. 55 dat men alleenlyk behoorde acht te nemen op alle de inkomende perfoo- nen, ten einde te overwegen, of de- zelven op dien tyd nuttig of voordee- lig kunnen zyn voor die plaats; en dat men zich alle naderhand opkomende lasten door ongelukkige toevallen over dezelven getrooste. Waren zy te vo- ren nuttige leden , doch die nu door de Voorzienigheid: bezocht zyn, en daarom onderftand behoeven, welligt zullen zy in ’t korte wederom nuttig Zyn , en voor zich zelven en de hun- nen kunnen zorgen. | Wel is waar , dat men de deuren der Steden dan maar vry openzet , en allerlei vreemdelingen doet inko- men. ‚ Hetis zoo, maar dit zal voornament- lyk plaats hebben in de grootfte koop- fteden van ons Vereenigd Nederland, daar veel vertier, commercie, en geld. te winnen &. En hierom kunnen in de bloeiende Steden, de vreemdelinz gen beter als wel in de mindere Ste- den gedragen worden. Een ieder Mensch brengt het zyne aan, en vee- le kleine maaken een groote fomme. Daarenboven, de kleine Steden en D 4 ver- 56 J.- HARGER OVER HET verarmde Dorpen zouden dan niet bes hoeven te weigeren bedeeling aan hun- ne Geïndemneerdens te geven , noch bezwyken onder-die lasten, welke zy van buiten, door ‘hun geïndemneerde Inboorlingen ,‚ nu noch moeten draa- gen. Ik zwyge , met opzet, van alle de moeielykheden, abuizen, geld-weige- ringen, onder voorwendfelen, van gee- ne order ter bedeeling te hebben ge- geven, als tot dien tyd , en onder de- ze en die bepaaling ; menigvuldig fchry- ven , en andere ondangenaamheden meer , die ’er voor Diakonen en Arm- bezorgers minder zouden zyn, en zy dus meer in het vermogen , om an- dere zaaken beter na te kunnen gaan, dat geen gering voordeel zoude te wege brengen, Loch is men ’er voor, en zal de zaak dan , in ’t algemeen, ten nutte der Diakonyen worden behandeld en uitgevoerd ; dan dienen de Acten even- redig cn op een gelyken voet te zyn; dan dienen alle vreemdelingen , van wat flaat, of Religie, zonder onder- fcheid, nergens in te komen met voor- nemen van zich in deze of geene Stad ne- ONDERHOUD DER ARMEN. 57 neder te zetten, dan onder verplichting van die Keuren en Ordonnantien, als men daar heeft , en wel vooral ten aanzien van geringe perfoonen geëma- neerd; dan dienden, onder verbete- ring, de Burgers der Steden en Dor- pen, welke vreemde jongelingen of jonge dochters als dienstbaare kregen, verplicht te worden, om, binnen een be- paalden tyd, dezelven aan de Wyk, Bon of Beurtmeesters op te geven, en wanneer zy een goede Acte had- den, dezelve dan met een te vertoo- nen, en met een zeker teeken of hartd- teekening door gemelde Heeren te la- ten bekrachtigen ; zulken die ’er geen hadden, kon men aanzeggen, binnen een bepaalden tyd een Acte of Borg- togt te moeten vertoonen , waar op dezelven eerst zouden kunnen toege- laten worden. 6 6. Het zal ook tot nut en voordeel der Diakonyen kunnen ftrekken , dat in die Steden, welke bevoorrecht zyn met Zieken- of Gasthuizen, daar van zoo veel doenlyk zy, gebruik te maa- | D ken: 58 J. HARGER OVER HET ken: dewyl de Arme lieden meerder gemak, verkwikking en toediening der benoodigde Genees-middelen aldaar kunnen genieten, dan in hunne laage en bedompte vunfige wooningen ; daarenboven de Diakonye merkelyk ontheven wordt van onkosten ; die an- ders, en toch gebrekkig verfpild, en hier toe evenwel vereischt worden. Ten tweeden, men zoude tot voor- deel der Diakonyen , of tot een Fonds der Schoolen , kunnen onderwinden , dat de Makelaars in huizen, tuinen, landeryen , obligatien , fchepen en allerlei Koopmanfchappen , de Pond- gaarders by het fluiten van elk koop- partye graanen, als anderzins , den kooper en verkooper in ’t vriendely- ke wilden indagtig maaken , om aan deh Atmen of de Schoolen te geden- ken, en daar toe een klein Armbusje aan te bieden, om een vrywillig ge- chenk te ontfangen. Ten derden, cok zou te onderzoe- ken wezen, of men van de Gildens, niet eenige voordeelen ten dienfte der Diakohyen zoude kunnen beuren: by voorbeeld , van een nieuwen Gilde- broeder of zuster , of by de aanne- ming ONDERHOUD DER ARMEN. 59 ming van knegts of dochters ; of van liefdegiften, die uit de ruime inkom- {ten van een en ander voornaame Gil- den ten voordeele der Armen; door vriendelyke fchikkingen , zoude kun- nen worden befpaard en gegeven. Al was het dan maar alleen , dat die per- foonen, dewelke buiten de Stad en Rechtsgebied gebooren waren, en als nieuwe Gildebroeders of zusters moe- ten worden aangenomen, boven het geen nu betaald móet worden, noch ‚eenige douceur ten voordeele der Dia- konyen moesten verftrekken, en wel vooral die genen ‚die geerne Gildebroe- ders wilden worden, ftrydig tegen een of ander Art. derzelver Ordonnantie, aan welken zelks niet kon worden gee accordeerd , dan na goedvinden der Hooge Regeering, en onder bepaaling van een zekere gift, naar gelang der affaires, ten voordeele der Diakonyen of derzelver Schoolen. Ten vierden, noch kan tot voordeel {trekken , dat niet alleen, die eenig on- derftand van de Diakonyen of Armen- middelen zullen genieten, vooraf ver- klaren, dat zy alle hunne goederen, zoo tegenwoordige, als die hun na- maals Go J. HARGER OVER HET maals zouden mogen aankomen, eens en voor altyd overgeven en transpor- teeren ten behoeve van de Diakonyen, om daar aan te kunnen vinden het geen aan dezelve Armen zal zyn ver- ftrekt met den intrest van dien. Maar dewyl zoodanige verklaring niet kan gevorderd worden van kin- deren, of die in Diakonyen - Armen- huizen of Aalmoesfeniers-huizen &zc. worden geplaatst, en evenwel echter dezelve reden kan plaats hebben , om van de zoodanige in ’t vervolg van tyd. de verfchote alimentatie te vorderen, zoo zoude het ten uiterften heilzaam voor de Diakonyen of zoodanige hui- zen zyn, om Octroi by de Heeren Staa- ten der byzondere Provincien te ver- zoeken, om, in gevalle zoodanige kin- deren door Diakonyen of in derzelver huizen opgevoed en onderhouden , zonder wettige kinderen na te laten, kwamen te fterven, en eenige goede- ren na te laten , uit dezelve nalaten- fchap te mogen trekken alles wat voor derzelver alimentatie was uitgegeven, met de verloopene intresfen van dien gd Ten (m)} Zie Generaale orders Xe. Capictel 6. ONDERHOUD DER ARMEN. Ór Ten vyfden, ook zoude het niet on- voordeelig zyn , dat alle Procureurs, Notarisfen , Schouts, Secretarisfen &zc. in het vriendelyke verplicht wierden, wanneer zy eenige Testamentaire dis- ofitien moesten maaken , voor Per- f{oonen die vermoogend waren, en gees ne kinderen hadden , om in zodanioe evallen, denzulken te herinneren, de Dkr of Schoolen met eenig Le- gaat te gedenken. 6 7. Het voornaamfte, datter verbetering en onderfteuning van het gene de huishoudelyke belangen der Diako- nyen en Armen-fondfen aanbelangt, hebbende voorgedragen, kwam ‘het my niet onduister voor, dat ’er ook bedoeld wierdt, om, ware het MOgEr lyk , doch onder zekere bepalingen, eenige-handwerken aan te wyzen, waar door men de Armen in de Steden, zoo wel als op het platte Land, van ons Vereenigd Nederland, en in het byzonder van Zeeland, beftendig aan den kost konde helpen. Ons Vereenigd Nederland is, als van de 62 J. HARGER OVER HET inwagting van zegen (HH). ‚Doch é r PA AF ven à | (er DS, { (Ha); De Schryver van het Antwoord „ geteekend Patriae falus @e. , heeft noch de volgende bededkin- ger opgegeven. “Er zyn-verfcheide andere ver- » rigtingen in de fabrieken „tot welken de jeugd „ook behoort teworden bekwaam gemaakt, — en » Weele andere handwerken, die zy moeten leeren , 2 Wa achte niet ondienftig , dat Diakonen, 29 9 ONDERHOUD DER ARMEN. 63 Doch alvorens men iets onderwind, Me waarin men met hunne verkiezing, omftandtg. heden „ lighaams en zieisvermogens wel - mag raadpleegen, maar waarin zy, zoo wel als de kinderen in de weeshuizen , tot een zeke- ren tyd , wanneer zy hunne leerjaaren hadden uitgeftaan , onder het opzigt van Diakonen ‚Arme voogden, of andere mannen behoorden te bly- » Ven, om niet naar willekeur van den een tot dert 22 53 29 2% 22 2 99 ander teloopen, terwyl de geringe lieden door= gaans te weinig gezag over hunne kinderen, te weinig begrippen van hunne waare belan= gen hebben, om het daar aan geheel over te laa= ten, Zulk een naauwkeurig toezigt„ zulk een band zou misfchien cen gezegend middel kun: nen zyn , dat niet alleen veele kinderen zoo aangezet wierden, dat Zy op zich zelven kon- den beftaan , daar zy anders ras in de voete ftappen van hunne ouderen zouden treeden; en ten laste der Arm-kasfen vervallen , maar dat ook de handwerken in ors land tot meer= der volmaaktheid gebragt wierden, en Veele ma- aafactuuren voor minder prys konden geleeverd worden, het weik onder anderen wordt ver- oorzaakt, door dien kinderen, welke hier wei= nig of niets verdienen, in andere Landen, b voorbeeld in zommige plaatfen van Duitsland ca Engeland, tot alles worden gebruikt, waär voor Zy vatbaar zyn. Het gering loon, dat zy treke= ken, is zuivere winst, en ftelt den Fabriekeur in ftaat om hun arbeid, welke door bejaarden af= gewerkt en opgemaakt wordt, voor eenlaageren prys,te geeven „ dan wanneer het van den begin= ne door.deezen was aangevangen. — Ook zou men dus doende de Jongens kunnen Eethen el 1’ én 64 -J. HARGER OVER HET Armbezorgers „ of gegoede Vaderlan- ders, die ten nutte van derzelver ar: men evenmensch eenige Fabrieken wil- den oprichten , zich vooraf vervoeg- den by hunne wettige Overheden , met eerbiedig en nedrig verzoek, niet alleen om verlof, maar ook derzelver | | kragt- ‚‚ bepaalen, om op denzelfden voet als in Engee „, land te werken, daar elk in eene Fabriek doors s> kundig gemaakt wordt, in dat gedeelte, waar „> toe hy zich bepaalt, het welk daar door met veel „, grooter vaardigheid en volmaaktheid uit zyne „, handen komt, dan wanneer hy nu het een, dan „, het ander verrigt , of zelfs het geheel afmaakt, » gelyk hier en elders veel plaats vindt. Zoo „, doende zou men in ftaat kunnen geraaken , om » hier Fabrieken op te rigten van Spelden, van „‚ Naalden , van Staal, van doorgeflagen Yzer, van Spykers en allerley Yzerwerk, van Kinders „, fpeelgoed en andere Neurenburger waaren, van „, Knoopen, en allerley gegooten Cieraaden van », Kocper , en dergelyken, waaraan Kinderen en aankoomende Gezellen , wanneer zy beften= dig aan eene zekere taak gehouden worden; 9, veel kunnen afdoen, Indien maar in het oog „» gehouden wordt, dat zy daar mee in hunne , volwasfene Jaaren den kost zouden kunnen ‚ verdienen, is dit ook een middel om de werk= luiden meer tot gefchiktheid en naarftigheid te ‚ verpligten , en hun voor het geduurige vere ‚ fpringen te bewaaren „ terwyl zy dan in lang 2, Zoo veel niet te regt kunnen op andere Win= „, kels, dan wanneer zy in ftaat zyn, om op zich „> zelven te werken, en eene zaak geheel af te ’ 2, maaken.” 2 53 53 ONDERHOUD DER ARMEN. Ó5 kragtdaadige hulpe , vaderlyken by- {tand en befcherming in dezen te mo- gen ondervinden. Deze gunst nu verworven hebben- de, zal men veiligst kunnen beginnen, en wel met dezulke, als waar van in de derde en vierde vereischten wordt gewag gemaakt, waar van het vertier op waarfchynlyke gronden zal zeker zyn, daar de beide Sexen, jongen , mid- delbaaren en ouden , door in ftaat zullen geraaken , is het niet in ’t geheel , dan ten deele, om aan den kost te komen, en daar de Stedeling en Dorpeling naar gelang van of aan het water gelegen , zich in zyne keuze zal kunnen verge- noegen. Allereerst zal ik voorftellen, om in Zeeland de WVlas-Reedery kragtdaadig voort te zetten. was eenigzins bedugt,of het zoute water niet eenig hinder konde aan- brengen, om de rotting van het Vlaste beletten, doch my is gebleken , dat in de Oude Tonge , in het Eiland van, Overflacque, te Sint Maartensdyk ‚ in het Land van Zholen (mr), bloeijende Vil, DEEL, E Vlas. (1x) Zoo ook in % Eiland Walcheren , daar wel cer 66 J. HARGER OVER HET Vlas-Reederyen gevonden wierden ; als-ook , dat het zoute of brakke water er geen fchade aan doet; hierom is het, dat men de Vlas-Reederyen moet bevorderen, dewyl 'er van de rypwor- ding af, tot derzelver voltooying , dat is, wanneer het Vlas in bruikbaar lin- nen veranderd is , veele menfchen, en zelfs in den winter, hun beftaan door kunnen winnen. Dat zal vooral ge- fchieden , wanneer door vrywillige be- ftuurders gefchikte Werkhuizen, in de Steden of Dorpen, hier toe zullen wor- den aangelegd, waar in men arme jonge Dochters, die niet gefchikt zyn om te dienen , of uit het naayen te gaan , zal kunnen oeffenen om het Vlas te hekelen, insgelyks arme vrou- wen, die niet veel kunnen verrichten , of onvermogend om uit het werken te gaan ; vervolgens ook dezelve in deze | werk- eer de Wlasredery plaats had, en ter markt gebragt werd, wedr veh een ftraact in Middelburg, op de groote markt nevens de Hal oictooperide „ noch den naam van Vlasmarkt draagt; waar van fommige oude luiden noch geheugenis draagen, dat zy dien han- del gezien hebben. En mogelyk behoorde ook daar toe, dat in de Galeryen der Munte in de vroegere tyden de Linemarkt pleeg te worden gehouden. Uit medegedeelde berichten aan bet Zeewufche Geneetf.hap, ONDERHOUD DER ARMEN. 6% werkhuizen doen oniderwyzen in tet fpinnen. In deze dagen weete sec nut-” tiger ; fpoëdiger en minder kostbaare wyze,; om de armen, vooral der vrou- welyke Sexe, zoo jongen als ouden , aan den kost te helpen, dati dit zoo aloe- meen bekend handwerk, het Spinnen, in te voeren, ’t welk van zoo eene uit- gebreide , en altoosduutfende nuttid- heid voor het menschdomis, en diefi- _ftig om linnen en andere kléedingen zamen te ftellen. Het is veen’ vreemd noch ongefchikt bedryf, doch niet ge- meen in Holland of Zeeland. En wich is het onbekend , hoe veel Stede- en Dorpelingen in de Gelderfche, Over- ysfelfche en Meyeryfche Quartieten?, hun brood met het fpinhewiel moeten winnen 2 Men bericht zelfs uit Vrankryk te Cha- teauroux in Berry, dat men daar ook Jpinnewielen aan de armen geeft (n). ° __DeJongelingen en Mannen, die geen werk hebben, zoude men in deze hui- 2 Zen, Cn) ’s Gravenhaagfche Courant No. 160 den’ ar Auguftus 1778: Zie ook kort bericht wegens een Spinnewiel door De.Bernieres &c. &e. om met2 han- dente Spinnen, Een voorbeeld hier van te Utrecht, leest men in de Historifche Courant No. ro2 van 25 Augustus 1778, 68 JT. HARGER OVER HET zen, alle verder zwaar bedryf doen verrichten, en wel voornamentlyk, om het gefponnen, en verder bekwaam gemaakt gaaren door middel van het weefgetouw tot linnen te maken. Men zou een aanvang kunnen ma- ken met ruwe zoogenaamde Osnabrug- Jche Linnens, welke meest ten dienste van ’t gemeen , of tot kleeding der Negers en Negerinnen in de Volkplan- tingen van onzen Staat, kunnen’ ge- bruikt worden. Verders kan men zich toeleggen op betere linnens , Servetgoed, witwerkjes en dergelyke meerder, ’t welk men dien- ftig oordeelt ten algemeenen nutte ge- reed te maken. Kan de verdere bereiding , die na het weeven moet gedaan worden, als loogen en bleeken, in Zeeland tot die waarde verricht worden als noodig is, dan is het wel, of anders de Linnens op de beste en minst kostbaarfte wyze naar elders te zenden. De tweede wyze zal ik ftellen , om in het zelfde, of in een ander werk- huis(o), de Wol-Reedery aan te Wann Q- Co) Hier door verftaa ik ook een Zolder , deer 0 ONDERHOUD DER ARMEN. 69 Komen ‘er veele handen te werk met de Linnen-Reedery , niet minder met de wolle: dit zal kennelyk zyn, wanneer men maar eens gadeflaat, wat er al moet verricht worden, wanneer de wolle tot draagbaar laken zal bereid. worden. | Eerst moet dezelve gebroeid , ge- wasíchen, gedroogd, gevlaakt, de zen, gezuiverd, gefmout , gefchrob- beld , gekaard, gefponnen en gehas- peld worden; daarna een deel op fpoe- en, een ander deel op klosfen ge- wonden, om voor de fcheering te die- nen; vervolgens wordt de ketting ge- fpannen, en dan gaat men aan het wees ven. Geweeven zynde , komt het by de vetnopfter; dan naar de Volmolen, Rou- wers en Droog fcheerders ; dan weder naar den Rouwer, om het zoo veel drachten te geven als de qualiteit van het Laken vereischt; vervolgens fpant men het aan het raam; gedroogd zyn- de, wordt het andermaal door den Droog fcheerder gefchoren ; dan komt E 3 het of iets dergelyks , dat men goedkoop hier of elders kan bekomen , en bekwaam vindt, YO Jh HARGER OVER HET het ten derdenmaal by den Rouwer, die er den ftapel van het eene einde tot het andere wel op íchikt; dan gaathet naar den Werwer, die het verrykt met de begeerde koleur; daarna ontfangt het de Droog fcheerder weder op zyn disch , ftrykt het hair gelyk, fpant, rekt en droogt het op het raam, vouwt het zoo, dat het by den Persfer, om ’er den glans op te brengen , kan be- zorgd worden. Van den Persfer komt het in de winkels om verkogt te wor- den en tot gebruik te dienen. Wat moet ’'er dus niet al gedaan worden, eer wolle tot laken is gebragt? wat moeten ’er niet een meenigte men- fchen, onderfcheiden in bedryf, fexen en jaaren om hun brood te winnen, aan arbeiden, als die Fabrieken in Ne- derland bloeien? wat moeten ’er ook niet een meenigte van handen en tan- den werk en voedfel ontbeeren , als het tegengeftelde plaats heeft ? moch- ten Nederlands Inwoonderen hier door worden aangefpoord tot het dragen van onze inlandíche Lakens en Stoflen, om het diep verval der Fabrieken , en derzelver noodlottige gevolgen van nu voortaan eenpaarig op te beuren. ht en ONDERHOUD DER ARMEN. 7I Mogelyk zal het fabriceeren van la- kenen , wegens derzelver omflagtig- heid en kostbaarheid, voor eenige Ste- den zwaar vallen : om dit te vergoe- den, ftellen wy voor om zich dan toe te leggen op het fabriceeren van wolle deekens, geflreepte en allerlei foort van Baayen , Boefelaars en dergelyke wolle floffen. De deekens worden genoeg- zaam even als de lakens behandeld ; doch met dit verfchil, dat dezelve, gelyk fergie , gekeperd zyn; zy wor- den mede van het getouw komende gevold, gerouwd, geftreken en verder behandeld, dat dezelve om te verko- pen worden bekwaam gemaakt. De Sergien en Carfayen Fabrieken (en verder alles wat men dienstig oordeelt) moet ik tot dit einde aanpryzen, kun- nende met minder kosten worden aan- gevangen, en ten dienfte van den kand- man , gemeenen man en foldaaten „ wot- den gebezigd. Ten derden, onder alle de bedry- ven en wyzen , waar door men aan den Armen den meesten dienst, en aan de Armen-fondfen het grootfte voordeel zoude te weeg brengen , zal beftaan, om in gemelde werkhuizen, Ë 4 ka- 72 J. HARGER OVER HET kamers of zolderingen, onder behoor- lyke opzicht de Wolle-Spinnerye wan Vayeiten aan den gang te helpen; en hier toe alle Armen , welke ai a geen of genoegzaam werk te hebben om den kost te winnen , en vermo- zee om noch iets te bedryven, aan et wolle fpinnen te helpen. Dewyl nu het {pinnen in ’t gemeen een werk is, meest de vrouwelyke Sexe eigen , (fchoon het van mansperfoonen ook gedaan kan worden , en veel verkie- zelyker is dan niets te bedryven), zoo bedoele vooral om arme vrouwen, die niet meer met den grooten hoop me-. de kunnen en Diakonen aanhoudend lastig vallen en onder de hand kost- baar voor de Armen-fondfen zyn , door middel van ’tSpinnewiel aan haar brood te helpen. De welvaart van ons Vereenigd Ne- derland hangt af van den bloei der Fa- brieken, en welke door onverdiende goedheid het hoofd wederom begin- nen op te beuren, en een alleraange- naamst vooruitzicht voor Nederland voorfpellen , maar het voornaamfte grond-beginfel der Fabrieken is het sSpinnewerk , zonder ’t welke het onmo- ge: a ONDERHOUD DER ARMEN, 73 elyk is, dat dezelve konnen geoef- En worden. Derhalven kan men met alle ruimte zeggen, is ’er een werk en werklieden in ons Vereenigd Nee derland noodzaakelyk en voordeelig , hetis het Spinwerk en het zyn de Spin- ders (p). Het is daarenboven geen konst, om het zelve te leeren , als ’er maar lust en yver mede vergezeld gaat , dan kan een vrouw, al heeft zy nooit het wo/- le Spinnen gezien, in 3 of 4 dagen zoo veel leeren , dat vermogend is om ge- meene wolle te Spinnen, Gebrek aan benoodigde Spinflers , en om dat men te Rotterdam ’er voor- beeldig op uit is , om de Armen door eigen handen-werk aan den kost te helpen, heeft aanleiding gegeven, dat Hunne Ed. Gr. Achtb. de Heeren Bur- gemeesteren, reeds in dit jaar 1778 aan ’t Collegie van Broederen Diakonen hebben ter hand gefteld eene fomma £ 5 van _ (p) Ik raade alle Vaderlanders aan om te lezen het keurig Werkje getyteld: De noodzaaklykheid van het Spinnewerk , met eenige middelen ter ver- meerdering van ’ zelve, voorgeiteld aan de Leden van den Oeconomifchen tak binnen Utrecht, Ge- committeerd tot de bevordering van de Handwer- ken en Fabrieken, 74 J- HARGER OVER HET van drie honderd guldens, om Spinnee wielen te doen maken , en aan de Ar- men tot dat einde uit te deelen , en dus doende de fpinnery wan wolle in hunne wooningen voort te zetten (q). In den beginne vond men wel eeni- gen tegenzin , en verfcheiden uitvlugten onder de Armen ; maar nu zy het voor- deel zien, dat ’er mede te halen is , komen zy ’er vrywillig zelven om vra- gen. Men heeft het genoegen om reeds verfcheiden vrouwen met een Spinnewiel te hebben voorzien , na al voorens door een bekwaame onder vrouw geleerd te zyn , zoo verre ge- bragt, welke nu reeds in ’t vermogen Zyn om 20 en 30 ftuivers ’s weeks ’er mede te kunnen winnen. De winst voor een Spinfler wordt dus bereekend: men geeft, naar mate dat zy fyn fpinnen kan, van een pakje van 44loot, gemeene drie loots wolle, van ó tot negen ftutvers ; van de kroo- ne wolle hebben zy voor de 44 loot, I4 of 16 ftuivers voor ieder pakje; en van de Bratte wol kunnen zy voor een (q) Een goed Spinnewiel kan vervaardigd wor- den voor drie Guìdens, en de Haspel voor 30 fluie vers, zoo dat voor ieder arm mensch bedraagt in ’ geheel vier Guldens en tien {tuivers. ONDERHOUD DER ARMEN. 75 een pakje van 44 loot, 24, 26, 28 en go ftuivers verdienen. _Nu kan een naarftige Spinfler 3 pak- jes, ftelt maar eens gemeene 3 loots wolle , in de week, en 7 pakjes in de 14 dagen fpinnen, en voor ieder g ftui- vers ontfangen: is dan zoodanig bedryf niet verre boven de ledigheid te ftel. len; en beter, dan de Armbezorgers aanhoudend lastigte vallen , en voorte wenden , van maar 4 of 0 ftuivers met een fteekje naayen , breyen of wat te wasichen , werken , bood{chappen te doen, of dergelyke, te kunnen haalen. Van de Kroone en Bratte wolle kun« nen zy zoo veel niet {pinnen; doch het loon wederom zoo veel meerder zyn- de, zal de winst al op een en het zelf. de uitkomen. ‘De winst derhalven hangt alleen af van derzelver naarftig- heid om het /pinnen te bedryven. Deze wolle, om ’er Sayetten van te bereiden, wordt plooi of fcheerwolle ge- naamd , en na alvorens gewasfchen , gezuiverd , gedroogd en gekamd te zyn, aan de Armen bezorgd door Hene drik Keyzer (rt), welke eene voornaâe me Cr) Binnevader in het Tucht en Werkhuis, 76 J. HARGER OVER HET me wolleplootery en kammery heeft, en in ’t vermogen is om , al waren ’er nog duizend Spinflers te bekomen , de- zelve overvloed van wolle en werk te bezorgen , zoo dat het debiet op waarfchynlyke gronden hier van zeker zyn zal: kunnende een bekwaam wof- lekammer 3o Spinfters in de week aan ’t werk houden. De wolle nu gefponnen zynde, wordt vervolgens getwynd en dienstbaar ge- maakt, om ’er broeken , kamizoten ;, kousfen, handfchoenen , mutfen en an- dere dekkleederen van famen te ftel- len: het zy door middel van *t weef- getouw, waar toe men arme mansper- foonen kan gebruiken; of door middel van breyen, gelyk in de Guarnizoen- fteden , onder de vlytige Soldaaten , plaats heeft. Ook kunnen de Sayetten geverwd tot onderfcheiden gebruiken , en mees« te voordeelen, gebezigd worden: welk een en ander aan de wyze fchikkingen der beftuurderen overlate. Dan heeft men noch een foort van wolle, Hey-wolle genaamd, en welke op zekere markt-dagen te Utrecht in ’t openbaar wordt te koop gebragt, sn 15 ONDERHOUD DER ARMEN. 77 {tig tot het fabriceeren van Wlaggedoek, Grein-weevery en Sayet-band, Deze wol- le wordt eigenlyk gefchoren van le« vendige Schapen. Deze en de witte wolle is het meest geacht. De Her- ders en Landlieden brengen deze woke le in vliezen of vluizen, ongezuiverd en vuil ter markt; derhalven moet de- zelve gewasfchen worden, en gezui- verd van t vet en vuiligheden, waar door dezelve ook eenig verlies onder- gaat. De wasfching wordt verricht door middel van warm water en zwarte zeep ; vervolgens wordtze gedroogd, ge- pluist, geklopt, de oly ingevreven, gekamd en voor ’%* {pinnen gereed ge- maakt. Het voornaamfte der wolle be« feiding is het forteeren. De wolle van een en het zelfde Schaap heeft ver- fchillende qualiteiten: by voorbeeld de wolle van den hals en rug wordt voor de beste, dan die van den ftaart en bil len , dan die van onder de keel en buik en de overige deelen , voor min- der foort gehouden. Het welk alles van de bekwaamheid van den baas wol lekammer afhangt. Ik zal my kortheidshalve over de eigen, 98 J. HÁRGER OVER HET eigenfchappen der wolle niet verder uitlaten ; doch alleen met een kort woord melden, dat de reden , waarom in Spanjen en Engeland de wolle be- ter valt, dan hier te Lande , onder verbetering nergens anders aan kan toegefchreven worden, als aan de ge: duurige verandering van 't weeder., Om nu ons oogmerk in alles verder te bereiken, zal men zich vooral die- nen toe te leggen op de beste Schat pen, en aan die van Castilien den voorrang geven. Deze foort van Scha- pen zullen best voortkweeken en tie= ren in de hooge en drooge heiden der Gelderfche en Overysfelfche Quartie- ren. Ook dient men te letten op de weiden derSchapen: men zal zich best bevinden, de Schapen die hoog op de pooten en fterk zyn, te weiden in gra- zige en groene weiden , de middelfoort op de akkers na den oogst, en de Zwakke en tederfte op drooge heiden, De onvermoeide yver , om het wel- zyn der Armen en derzelver kroost aanhoudend te zoeken, heeft de Hee- ren Regenten der Diakonye-Schoo- len te Rotterdam aangefpoord tot Eeen onderzoek, of men niet iets kon- de ONDERHOUD DER ARMEN. 979 de vinden, om vooral de arme, en genoegzaam volleerde jonge doch- ters van to, II, 12 Jaaren, dewyl ze niet alle aan het naayen kunnen ge- bragt worden, en te min vermogend zyn om onder den Burger te dienen, aan 't werk te zetten, en tevens te bevryden van ftraatloopen en andere ongeregeldheden. Zy hebben hierom best gedacht; om, op het voetfpoor van zeker Spine Jéhool van Carnet of Keeting-gaaren , te Schiedam voor arme jonge doch- ters opgericht, te beproeven, of men niet dergelyks onder de arme School- kinderen met voordeel zoude kunnen onderwinden ? Om nu in alles wel te flagen, heb- ben Regenten der: Schoolen hunne toevlugt eerst genomen tot hun Ed: Cr: Achtb: de Heeren Burgemeeste- ren, en zyn daar zoo gunstig geflaagd, dat zy hebben bekomen een fomma van zes duizend guldens, op zekere voorwaarden, om dit zoo nuttig oos- merk te bereiken; vervolgens eenige duizenden ponden Heywolle gekopt; zich voorzien van een bekwaam Mees- ter [Wollekammer , gefchikte huizing voor 80 J. HARGER OVER HET voor een Wolle-kammery; en vervol- gens boven een der nieuwe Diakonye- Dchoolen een Spinzaal doen gereed maken. Daar men nu het genoegen heeft, om een meenigte van jonge dochters, door een bekwaame fpinvrouw on- derwezen, als om ftryd Carnet of Kee- ting gaaren te zien pinnen, Deze kinderen fpinnen zoo vaardig en fyn, dat het te verwonderen is; hoe fynder zy Spinnen, hoe meerder winste zy bekomen, dewyl alles naar de meerderheid der draaden op den haspel berekend wordt. ‘Er zyn, die 12, I4, 16 en 18 ftuivers ’s weeks zul- len kunnen winnen. De winst wordt aldus bepaald, Van ieder bol wolle, wegende ro loot , moet worden ge- fponnen een lengte van 36 maal 57 keeren op den haspel, en men ont- fangt daar voor maar gemeen gefpon- nen 2 ftuivers; doch wanneer zy den draad zoo fyn fpinnen, dat ’er uit de- zelve bol wolle een tweede lengte van 36 maal 57 keeren hervoortkomt, dan ontfangen zy hier voor 6 ftuivers , of te famen gerekend 8 ftuivers: dit nu verricht wordende in 2 dagen, kan ZOO ONDERHOUD DER ARMEN. St zoo een meisje 24 ftuivers ’S weeks verdienen. Doch heeft zy de bepaalde lengte niet, ondergaat zy ook eenige korting naar uitwyzen van den accu- raat geteekenden haspel. Deze kinderen hebben noch dit voor- recht , dat haar handen zeer gefchikt worden, om de allerfynfte bratte wol- le te fpinnen, waar door derzelver win- ften, weekelyks, tegen die van een naaifter rykelyk kunnen opwegen. Zy blyven onder een minzaam en zedelyk gedrag bewarend toeverzicht; genieten voorrechten boven duizenden, en die Zy nimmer genoeg kunnen erkennen. Willen zy, meerder jaaren bekomen hebbende , het fpinnewiel verlaten, en gaan dienen , derzelver plaatfen zullen met andere vervuld worden, en heb- ben dan echter een kunst geleerd, daar zy altoos in t vervolg weder ’t brood mede kunnen winnen. Deze fabriek gaat zoo wel, en be- looft zoo veel, dat, had men maar Spinflers genoeg , ’er veel geld mede zoude gewonnen worden. Een meenig- te wolle wordt ook door vrouwen ge- fponnen tot carnet of keeting gaaren, welker winften zyn naar gelang der VII, DEEL £ fyn- 82 J. HARGER OVER HET Íyfnteen vlugheid, waar mede het gaas ren gefponnen wordt, Ik verkieze niet om zwaarigheden , die men hier tegen zoude kunnen in- brengen, te wederleggen: dewyl men dat genoegzaam altoos kan doen; maar wyze liever den lezer naar het reeds geprezen werkje, ’t gene alles voor my-zal voldingen en afdoen (s). „De-vierde wyze: ik keure niet on- dienftig , omde eatoenen en linnen gaa- ren Twyneryen , dewyl daar veel Ar- men; van jonge en meerdere jaaren ; van beiderlei Sexen , aan te ‘werk ko- men, met nadruk voort te zetten, en daar-men het dienftig keurt, op nieuws aan te vangen. Konde men de Zwynergen van zys den, meerder bevorderen en aan den gang brengen, meenig een der Armen zoude zoo veel kunnen winnen, dat geen Diakonyeronderfteuning benoor digddaadteur oor teen: Men zou ter verbetering van het ze: delyk gedrag-tevens in deze zyde-wind= werkhuizen, of Twyneryen , het voete {poor der Amfterdammers kunnen vols - | gen: (s) De noodzaakelykheid van het Spinwerk met eenige Middelen Sc. ONDERHOUD DER ARMEN. 83 gen: jonge meisjes van 8 tot 1ó jaaten, en welker ouders van de Diakonyen trekken „ worden niet flegts met het winden van zyde aan werk en winst geholpen, maar ook in ’ lezen, fchry- ven , en de gronden vam den Gods- dienst onderwezen (t). … Zoo 'er ooit eene gunftige gelegen- heid voor ons Vereenigd Nederland ís geweest, om vooral de zyde-fabrieken te bevorderen , zoo is het nu: en zulks heeft men te danken aan den onver- moeiden yver en proeven, ten alge- meenen nut en welvaart des Vader- lands , voorgefteld door den Edelen Heere en Mr. w. H AN HASSELT (u), in wiens Verhandelinge men alles kan vinden, van het plantfoen der Moerbe- zien-boomen af, tot de zydewormen; derzelver opvoeding, foorten en ge- breken; het aanwinnen der zyden; bee zwaaren; berekening der winften; met éen woord , niets uitgefloten , zoo dat zy geen aanpryzing noodig heeft. F 2 La- (t) Zie Tegenw. Staat der Ver. Ned, 5 deel r ftuk bladz. 720. (u) Holl, Maatfch. te Haarlem 17 deel, 2 ftuk, — MARTINET Catech, der Natuur 3 deel bladz. 125 en vervolgens, 84 J. HARGER OVER HET Laten wy, geliefde Vaderlanders, dit roemwaardig voorbeeld volgen, de vadfigheid en onverfchilligheid ver- bannen, en ons toeleggen op nuttige ontdekkingen, om dus onze arme medemenfchen aan den kost te helpen. De vyfde wyze: een algemeene nut- tigheid , doch inzonderheid voor on- zen armen medemensch, is’er te wach- ten , wanneer men de Touw-fpinne- ryen, van het zeil en bindgaaren af tot de verdere foorten van klein en grooter touwwerk toe , meerder wilde voort- zetten, derzelver vertier voor binnen- en buitenlandfche Scheepvaart begun- ftigde, en dus doende tot meerderen tand en bloei poogde te brengen. Onder dit Artikel make ik ook be- trekkelyk „ om zich vooral toe te leg- gen op het fabriceeren van het earrefe doek , zeildoek , graauw en vlaamsch linnen, als mede om van het groffte foort van hennip , kleeden , dweilen, peperbaalen, gonje. en andere zakken, en wat meer- der dienstbaar kan zyn, te doen we- ven , en in het gebruik te helpen. De zesde wyze: ook keure ik dien- ftig het breyen van Netten voor de groo- te en kleine Visfcheryen , of andere dienst- ONDERHOUD DER ARMEN. 85 dienstbaare einden: het zelve kan door arme menfchen , onvermogende om te werken , echter geoeffend worden. Wel is waar, het loon is gering, doch het is beter een half ey dan een ledi- ge dop, en verkiezelyk verre boven de ledigheid ‚ welke niets dan kwaad geeft. De zevende wyze: met voordeel en ten algemeenen nut kan men onder- winden de Hoedemakeryen voort te zet- ten, dewyl dezelve niet ontbeerd kun- nen worden. En fchoon de Hoeden van zuiver Castoor wel de grootfte achting heb- ben, zoo kan men, tot de gewoone Hoeden, het konynen en kemels hair, als dat van Vigogne , Perfiaanfche, En- gelfche ‚ Spaanfche , Poolfche , Boheem- Jebe en-onze gemeene Landswolle, be- hoorlyk gewasfchen, gekamd, en ge- zuiverd, bekwaamlyk heaiden. Ik houde my verzekerd , dat de hier van wel bereide inlandfche Hoeden, trots alle vreemde, op den duur beter en fterker zullen bevonden worden. Van de geringfte wolle , zoude men de zoogenaamde gemeene of Neger- Doeden , Schippers mutfen &c. kunnen F3 ma- 86 JT. HARGER OVER HET maken , dezelve in onze Colonien en onder onze Zeevaarenden invoeren , alle vreemde beletten, en dus doen- de deze zoo nuttige Fabriek allezins onderfteunen en handhaven. Men zou tegen deze en andere voor- geftelde wyzen kunnen inbrengen: hoe zal men dit onderwinden, de afmen zyn niet alle kundig en vermogend om dit werk en andere, die voorge: dragen worden , te oeffenen? dat is, en zal met veelen zoo zyn, maar het moet aan dezelven, en wel aan de arme jeugd, na dat van de Schoolen zyn afgegaan , geleerd worden, en zy tot deze en andere bedryven worden op- geleid, om dus doende hun eigen brood te winnen, met die vleiende hope en vooruitzicht, dat het nageflagt der nu trekkende Armen geen Diakonye- on- derfteuning zal benoodigd hebben. Het voortzetten der Fabrieken , en de wyze ter verbetering zyn, en zul- len blyven, de eerfte en voornaamfte werktuigen óm âan den armen mensch het brood te verfchaffen , ’s Lands ous den luister en burgerftand doen herle- ven; doch dit alles kan niet op een oogenblik , maar moet door tyd en vlyt ONDERHOUD DER ARMEN. 87 vlyt gefchieden , zoo dat onze kinde- ren ’er de vruchten eerst recht van zul len fmaken. Geliefde Vaderlanders! als men maar dien zegen mag genie- ten, dat onze Fabrieken in ’t algemeen door Overheden en Onderdaanen wor= den voorgeftaan, het vreemde verban- nen of aan zyn plaats gelaten , dan zal alles herleven, de arbeider en armen met vreugde hun eigen brood eeten , en de Armbezorger blymoedig , en niet al zuchtende, zyn werk verrich- ten. De achtfte wyze: ook ben ik niet af. keerig van het denkbeeld, om deels ter onderfteuning der Diakonyen, deels om min vermogende arme menfchen, die niet veel werken kunnen, evenwel in de gelegenheid te ftellen van iets te winnen , hier toe in voornaame Steden en Dorpen , Zurffchuuren of Pakhuizen te huuren of daar toe aan te leggen; de Furf aldaar voor een behoorlyken prys aan een ieder om gereed geld te verkoopen „ zoo noch- thans ‚dat de onkosten en daggelden voor die arme menfchen hieruit kon- den worden goedgemaakt. Twyffele geenzins, of men zou alle-vrydom van F4 ’s Lands 88 J. HARGER OVER HET ’s Lands en Stads Imposten by den inflag bekomen , ten minften alle mo- elyke hulpe, als men zich maar be- oorlyk addresfeerde by onze geëer- biedigde Overheden; en dit dus zon- der íchade kunnen in ’t werk ftellen. Pe negende wyze : dewyl men in Zeeland eenen al vry goeden handel dryft op de kust van Guinea, en der Slaaven, zoo fchuive ook onder de aan- dacht, of men niet, in daar toe ge- fchikte werkhuizen, zoude kunnen aan- vangen het fabriceeren van zoogeÉe naamde Neurenburger waaren, dat is een oneindigheid van allerlei kleine en aartige fhuisteryen uit allerlei werkftof- fen , doch voornamentlyk uit hout fa- mengefteld ; welke kunnen dienen tot algemeen gebruik, en ook eenige voor de kust van Guinea. Konde en mochte dit wel gelukken, ’er. zouden honderden menfchen en kinderen van beiderlei Sexen , door aan brood, en duizenden guldens jaar- lyks-voor het Vaderland mede gewon- nen worden, dewyl er noch veele de- zer kramerye, in de plaats van geld, in den Slavenhandel op de kust van Guinea gebezigd worden. Á | e ONDERHOUD DER ARMEN. 89 De tiende wyze: niet minder nuttig en voordeelig zoude ik achten , dat men Lzer-Fabrieken of Werkhuizen , daar men allerlei Yzerwerk , voorna- mentlyk ’t geene tot bouwen van Sche- pen en Huizen vereischt wordt, kwa- me op te richten , en klaar te maken, op dat men dien zoo machtigen invoer van gemaakt Yzerwerk , uit Duitschland, Vrankryk, Luikerland , en van elders, komende , zoude kunnen ontberen, om onze inwoonderen en arbeiders hier door hun eigen brood en beftaan te doen winnen? Wien is het onbekend, wat een aan- tal huisgezinnen met het meden, doch van een ander foort van Yzerwerk , meerder tot keukengereedfchap ge- fchikt , in het vermakelyk dorp Over. Jchie in Holland gelegen, den kost ko- men te winnen? De elfde wyze: eertyds was ’er een meerder gewoonte om de wanden der Vaderlandfche vertrekken , met keur van fchilderyen te vercieren ; doch de buitengewoone kostbaarheid heeft de- zen Ímaak doen verminderen en ver- anderen, en dezelve thans met behang: fel van goud leder, de en befchil- 5 derd OO J. HARGER OVER HET derd doek , ja ook met fraai gecoleurd papier op te pronken. Dewyl nu de- ze gewoonte zoo algemeen wordt, en op zich zelve befchouwd ook min kost- baar, en voor het oog aangenaam is, dewyl een behangen vertrek als ges kleed kan worden aangemerkt, en zeer weinig huis cieraaden van nooden heeft; zoo kan men zich met eenige zeker- heid vleyen, dat ’er door den tyd wat goeds te wachten is , wanneer men in een daar toe gefchikte werkplaats, zoo als er te Amfterdam gevonden wor- den, een Konst en behang fel Fabriek în Zeeland kwam op te richten , waar in men allerlei foort van befchilderd pa- Pier- en doek-bebang fel, en kan het in der tyd zyn van goud leder gereed te maken (KK). Wel is waar, de teeken- en fchilder- kunde is tot dit einde zeer noodzaake- Iyk; doch hierom zoude men, gen e CkK) Middelburg pleeg beroemd te zyn, wegens het deugdzaam en fraai Goud Leder, ’t geen men aldaar maakte; men vindt het noch aldaar aan de wanden van veele huizen; en men pleeg ’er meer dan een gebouw te hebben, daar ’t zelve bereid wierd, welke noch den naam van Goud Leêrhuizen hebben behouden. Uit medegedeelde berichten aan het Zeeuwifche Genoorfshap, ONDERHOUD DER ARMEN. OI de arme fchooljeugd , de zoodanigen daar toe dienen uit te denken , die vlug van geest waren, en eerst tot het teekenen op te leiden, om dus doen- de aan dit doel te beantwoorden , in- voege zoo als ’er te Rotterdam (rr) eenige arme jongelingen reeds uitne- mende. teeken -vorderingen hebben getoond, in het vooruitzicht, om dus - met eere hun beftaan te winnen, op oede gronden tot dit of andere dienst- ine einden voorfpeld. De twaalfde wyze: onder geen der minfte om de armen beftendig aan den kost te doen komen, ftelle het bevore deren des Koophandels , Scheepvaart, Visfcheryen, Landbouw, Winkel. en Neering- bedryf. Deze takken van ’s Lands welvaart, werken even eens als flagaderen in het lichaam van ons Vereenigd Nederland, en _ (LL) Ter opleiding tot de Teeken en Schilder- kunde is in % jaar 1778 te Middelburg, onder de goedkeurende begunftiging van de Ed. Achtb, Re- geeringe een Collegie opgericht, waar in voor een klein jaargeld van flegts EEnen Ryksdaalder , de beste lesfen worden gegeeven in het Teekenen; terwyl aldaar ook door meerder geöeffende naar het Model wordt geteekend, met een allergewenfcht gevolg van goede vorderinge. Uit medezedeelge be= richten aan het Leeuwfche Genootfchap, 92 J. HARGER OVER HET en verfpreiden allerlei vertier en voor- deel tot in de afgelegenfte oorden on- zer Vaderlanders. Wat was ’er niet een breed veld , om over een en ander uit te weiden; maar ik wyze liever den goedguntfti- gen Lezer naar die keurige antwoor- den, over deze onderwerpen door de reeds gemelde Heeren VAN DEN HEU- VEL , ROGGE €en ZILLEZEN (Vv) , ten nut- te van het Vaderland medegedeeld. Alleen zeggen wy, om de waarheid hulde te doen, gaat het den koopman wel, dan gaat het den ambachtsman, - den winkelier, den burger, den land- man , den zeeman, ja ook den gemee- nen en armen man wel, dewyl alles als een keten aan elkander verbon- den is. Schuive derhalven eens onder de aandagt iets, dat geen geringe nuttig- heden voor veele uitgemergelde fte- delingen van ons Vereenigd Nederland zoude kunnen te weeg benen, en den armen man, om beftendig gan en. (v) Verband. der Holl. Maatfchappye XVI, deel, Achte lezenswaardig een ftukje getyteld: aan myn Vaderland &c. gedrukt by C, van Hoogeveen junior, te Leiden 1778. Die ONDERHOUD DER ARMEN. O3 den kost te komen, veel zoude toe- brengen. Ik pryze als een der voornaamfte mid- delen hier toe aan, om het getal van ’s Lands krygsmacht aanmerkelyk te vermeerderen, en onze zoo verarmde Guarnifoen-plaatfen niet alleen ,‚ maar ook veele onzer zoo vervallen binnen- fleden daar mede te voorzien en op te vullen, : Wie is niet innig aangedaan; «als men naar gelang dezer omftandighe- den veele Guarnifoen- en binnen- fle- den met aandacht befchouwt, hier en elders veele ftreeken met huisjes ver- vallen , onbewoond, gefloopt , ja in ruinen en open plaatfen veranderd ziet, daar nu voor ’t gemeene Land of Stad geen voordeel van komt noch te wachten is, | Maar konde men omtrent dit voor- ftel flagen, door eerbiedige en nede- rige vertoogen by de Vaderen des Vaderlands dan zouden die uitgeput: te inwoonders in het vermogen wor- den gefteld, om hun fchot en lot op te brengen;— de winkeliers meerder vertier en aftrek van allerlei koopwaa- ren, fpyzen, en dranken, bekomen met 94 J. HARGER OVER HET met aangenaame winften;— de fchip- pers met meerder commisfien belast, zullen hunne reizen, wel beladen, en met voordeel kunnen volvoeren ;—= de kooplieden meerder aflevering: beko- mende , genieten hier door hunne voordeelen, en aan de fleepers , kruiers en gemeene arbeiders wordt aeg gegeven, om voor. hun uisgezin den kost te winnen, Met één woord, een ieder in den! Burger- ftand. van groot tot klein zal het on- dervinden, als een natuurlyk gevolg , dewyl-de winnende hand mild is, My is van kundige lieden te Ber- gen op den Zoom woonende wel ver- haald, dat, wanneer ’er drie duizend Soldaaten in Guarnifoen leggen, dat er dan voor alle brave Burgers ges legenheid is, om met eere hun brood te kunnen winnen. De bepaling des volks, kan en dient men naar gelang der Steden te fchikken, ’t welk aan des-kundigen overlate. Wel is waar, dat de vermeerde- ring van Troupen een bezwaar voor de geld-middelen van ons Vaderland zoude zyn, doch zoo groot evenwel niet, als het in ’t eerfte wel voorkomt; maar ONDERHOUD DER ARMEN. 05 maar tevens is het ook waar, dat het ras door de meerdere inkomften , de: wyl ’er niets kan gebruikt worden , of. men moet ’er ’s Lands billyke rechten van betalen, zoude vergoed worden, Als Mag ik ’er nog byvoegen: wat zoude ’er niet een aangenaam vertier befpeurd worden, onder de daar in belang hebbende Fabrieken van ons Vaderland, en hoe zouden zy dus el- kander onderfteunen. — | En kan de veiligheid voor ons Ver- eenigd Vaderland. wel hoog genoeg gefchat worden , welke men hierdoor tevens zoude bekotmen : vooral wan- neer men eens onverhoeds wierd aan- gerand of gedreigd, dan was men als in een oogenblik in ftaat, door eigen macht het gevaar te keeren, daar men nu al fmeckende, en met onnoemely- ker geldfommen, vreemde hulpben- den zoude moeten koopen en in dienst nemen. | Mocht dit ftuk , na ernftige over- weging, door de Vaderen onzes Va- derlands tot ftand worden gebragt, zoo ten nutte der uitgeputte Guarni- foen- ftedelingen , als ten voordeele van O6 J. HARGER OVER HET van de inwoonders der binnen fteden, houde my op goede gronden verze- kerd, dat ’er een glans van welvaart in ’t algemeen over Nederland zoude worden verfpreid, en met blydfchap door Diakonen en Armbezorgers van de Steden en Dorpen ondervon- den (MM). jg 68. Zullen nu de wyzen, om de armen beftendig aan den kost te helpen , wel flagen, men zal zich vooraf als in de dagen van ouds toeleggen, om al- le noodige materialen ons eigen te ma- | | ken, (aM) Wanneer men onderftelt, dat ’er de krygs- magt is, dan is ’t zeker, dat zwaare Guarnizoe- nen, voor enkele, voorai kleine fteden, zeer nut= tig zyn, ten voordeele der Confumtie ; dies het wenfchelyk ware, dat ’s Lands geld, *t geen in de Barriere-fteden van Oostenryks Vlaanderen en Bra- bant verteerd wordt, in onze binnenfteden konde worden genooten. En zoo men de Militairen meer uit ’sLands kinderen konde neemen, gelyk in Zwitzerland en Venetien gefchiedt , en de be- hoeften tot kleeding , wapening, en toerusting, uit onze eigen Fabrieken konden gefchieden, zoo dat de uitgaaven wéer in onzen fchoot keerden, zoude men voor het nuttige van eene vermeer« . derae krygsmacht meer konnen befluiten. Uit mes degedeelde berichten aan bet Zeeuwfche Genootfihap, nn ONDERHOUD DER ARMEN. 97 ken , en uit de eerfte hand te doen ge- worden ; — vervolgens om de Manu- factuuren , die uit allerlei koopmans waaren, als ertzen , fleen , bout, zyde, wolle en andere dienstbaare materialen meerder , zouden kunnen worden za- mengefteld , door konst en werk van meníchen handen, in ons Vaderland, en Volkplantingen voor te {taan en te bevorderen. Geliefde Vaderlanders ! vraagt het eens rondborftig aan u eigen zelven: kunnen de Zngelfche, Franfche en an- dere vreemde fyne en middelbaare Ja- kens , greinen, fyne en middelbaare wolle Dekens , als mede Zydeftoffen en half zyde Stoffen, ook Garen en Ka- toen Fabrieken, tegen de echte voort- brengfels van ons Leiden of Utrecht enz. in wezenlyken duur en deugdzaam- heid wel opwegen? immers neen! als men ’er een en dezelfde waarde voor wil geven, „Kunnen de Zngelfche , Franfche en Brabantfche haeden , als men evenveel geld wil befteeden , onze eigen ge- maakte hoeden wel overtreffen? is het niet inderdaad veel gefchreeuw en wei- nig wolle? VII, DEEL. G Ech- 93 J. HARGER OVER HET * „Echter wil ik niet ontveinzen , datde glans der buitenlandfche Manufactuu- ren onze oogen verleidt en zinnen be- tovert ; doch hoe ras is die glans vers dwenen ! _En eens genomen , het buitenland- fche ware in allerlei opzicht beter „ mogen en hebben wy dan noch wel vryheid, om deze Manufactuuren voor te ftaan? onzen medeburger, ons eigen zelfs, en‘ons nageflacht voor altoos in armoede , en ons dierbaar Vaderland in een onherftelbaar werval te dompelen? Meent niet Landgenooten! ‘dat ik ie- mand uwer aan bne willeggen, noch bepalen , wat hy al of niet zal mogen dragen. EL, Doch laten wy ook niet al te: onver- fchillig in dezen ons gedragen , maar: met opmerking gadeflaan die gewigtie ge: omwending onzer Fabrieken, en hoe dat Nederlands Inwoonderen vers anderd en vermodend zyn; alles-moet’ thans vreemd , dan deze en geene aar: tigheid, de eerfte-{maak zyn, en ‘door alle diesvreemde {maaken worden Nez derlands:-Inwoonderen’ zoo fmaakeloos gemaakt, dat-menonzen-eigen:treuri= gen toeftand der vervallen Fa dimt ER nat x) A40 Kräe ONDERHOUD DER ARMÉN. ÖJ Trafieketi ; en den’ hoogen Toöd vant zoo veele duizenden verarmde hüisse- zinnen proeven noch fmaken kúnnen; Het is-met onze Nederlanders even zoo gefteld ; als ’er-ten opzichte van Ephraim {taat aangeteekend: vreemde werteeren zyn kracht ende hy En merkt DE nde Coor now OD hatad Jisen | heten ik voede nu wederom eén Atild le hoop; dat alle’ die òns Vaderland: beminnen, van de Staatsman tot den gemeenten man, 'er vän hu af aân op ùit zullen ‘zyn, om gepaste middelen te beramen; en alles in het werk té ftellen , dat ter wederopbeuring van het vervaällene {trekken kan: en men dus in den volften zin op de Veree“ nigde Nederlanders zoude kunneú toet pasfen , zy werken tot dat eitide alle ‘get bykelyk. LTDIEEN, „ATR L TOEI GOL Tegen deze voorgeltelde wyze, ont den armen; en wel voorâl in Zeeland beftendig aan den kostte helpen, zul? len en kunne veele Zwaarigheded worden ingebracht; als; wie zal van het Per RMT TIA GA DIDRD, ACV: BEEK __(w) Hozea Cap, 7. vers gen ror 109 JJ. HARGER OVER HET geen is voorgefteld „, iets durven on- derwinden , ’er zal by flot der reke- ‚ning niets mede te winnen zyn ; in En- geland, Vrankryk, Vlaanderen, Duissch- land , Luikerland , in onze Provincien Friesland , Groningerland , Gelderland en Overysfelfehe Quartieren, daar is al- les goedkoop; de werkloonen gering ; en daarom kan men in Holland, Zee- band en Utrecht tegen hun niet fabri- ceeren 2 Het is in der daad een zaak, die wel mag bekeeken worden , ik ftemme het veerdig toe; doch zulke tegenwerping kan men maken tegen alte voorftellen „ Fabrieken en ondernemingen. ten nut- te van ons. Vaderland voorgedragen en by de hand gevat, of moet men dan daarom niets onderwinden en al- les maar laaten vaaren? Lieve Vaderlanders! wanneer wy ons in een Îek en zinkend fchip bevine den, moeten wy dan zonder handen aan de pompen te flaan ons zoo maar doen omkomen 2. Zouden wy ons zele ven niet moeten befchuldigen? zouden wy het voor onze, kinderen en nar geflagt wel. kunnen, verantwoorden, indien wy, daar.het meer dan tyd 8: iS; | ONDERHOUD DER ARMEN. IOI is , lafhartig en werkeloos bleven zitten 2 ge a Sp: Te meerder, de hoop van herftel is immers niet geheel afgefneden / daar zyn noch welvaarende takken hier en elders in ons Vereenigd Nederlánd. Is 'er geld, de hoofdzuil der Fabric. ken, noodig, geen land daar men het fpoediger en met lager renten belast’, kan bekomen dan in ons Vaderland. Wel is waar, het ziet ’er donker uit, dech de kwynende takken kun- nen noch worden opgebeurd , als men maar handen en harten in één flaar. Een eere te ftellen in: onze eigen Fa- brieken voor te ftaan, alles met voor- zichtigheid en geduldigheid te onderne- men en dragen, zich met eene kleine winst te vergenoegen; befcheiden , zui- nig en naarftig te leven, en andere lof- felyke deugden onzer Voorvaderen te willen navolgen; dan is ‘er noch hoo- pe, ja groot hoope van herftel voor Nederland. Hub ‚Eene andere zwaarigheid, aangaande de dagloonen der arbeiders, pooge ik dus weg te nemen: ’Er is inderdaad, zoo het oppervlakkig fchynt , een aanmer- kelyk verfchil in Zoon, Zeeland en 3 Ut JO2 „J-,HARGER OVER HET Don en at end gn ‚zoo veel niet van nooden, heeft;„om, van te le- vén;, maar daat; is,ook zoo veel niet om te winnen zals Ïp. Lolland. x Zeeland > en Wanecht, … „De. ondervinding leert immers: Ô dat in ‚alle landen, daar het. zoo,genaam beterkoop, te leven, is; weinig: wordt SWONBEN en. in is het. pok, omge KEEÛ En hac, Wy: cens. uit een, ander oogpunt zelfs; in, lland. of. Zeeland ; de inkomtften. der arbeiders. Kd one zy ips helshengs. verdes nWY 9v aj ons eg Ee Bae en) % mgee wan mike en dazgelden wordt gêmeld is wát’ bedenkelyk; zou demen nieúfchems die 17.8 gulderi. Isrweeks. wins nen konnen rasden,om voor 324 snidea,te werken, in de hoope van door ’t-gcheele Jen, te zullen, werken? De winter duurt zelden 4 ä5' (maande. en Ambachtsgezêllen 5de; 7và bsod. winre, zyn ons volftrekt noodig. oude het geenen beteren zaad Zyn j dat” mer fchen,- wier handreering ’s winters” ftil) ftaat, efi> dus tot lasten van de Diakonie;koomon zich tog leiden, om by hunne zomerhandieeringe eenig: winterwerk. te doen, dae zelfs-by-flegt weder kan … a Wwors ONDERHOUD DER ARMEN. IO3 ons eens:2 arbeiders, ieder meteen vrouw en 3 kinderen belast : d'eene kiest in een Fabriek voor 3 of 4 gul- dens in de- week ’t geheele jaar door te: werken ; -de andere. in tegendeel om als Timmerman of Metzelaars- knegt; meerder daggeld te beuren, or dat hy zomers 7 en.8 guldens-kan winnen. By beiden, fchiet weekelyks niet ‚over, fpaaren kunnen de arbei- ders thans in ’t algemeen niet; en zore _gens-wel ja; geen elenden woor den tyd, zorgen als men wat wint, „en zor- gen als, men niet;en wint, datis. dub- el zorgen. … Oow: (es, atenllaad De oude fpaarzaamheid. kent men aak Gran 5 2 door coin worden Bedeffénd ;' by vootbéëld weven „of eerie ander bedryfs men weet inirhers ‚dat zulks by ‚de buitenluiden in, Vlaanderen, gefchiedt met Linnen weven, én if Engeland tet“ Wolle weven. “Hiet door Zouden zy als: dae ‘Gok beter “koop konnen werken, Daar, by , vfouwen „ meiden.en kin- deren, .zelfs ftokoude en zwakke vrouwen zou- den nóeh'âl iets ten voórdeele konnen doen, en ulks, woor minderrloonen den wel anders zous en moeten betaald worden., ’t Ontbreekt niet aan enkele naarftige lieden , dië als hun zomerwerk ftik (taat, di: den winter „by váfkenflagters „ kéers- femaakers„en andere bedryven, die dan noch werk verfchaffen , jets trachten te winnen voor hun huisgezin. Uit medegedeelde Berichten aan het Zeenur- fade Genoorfthap, 104 J. HARGER OVER HET in deze dagen niet meer. Intusfchen de winter genaakt, de eerstgemelde leeft vrolyk en onbekommerd , de an- dere bedrukt wordt afgedankt, moet niet zelden 12, 16, of 2o weeken le- dig loopen. | De eerste is ’er nu immers veel- beter aan dan de tweede. Hier by komt noch, dat de winter niet zelden zoo veel bezwaar aanbrengt, waar door beide huisgezinnen worden genood- zaakt om onderfteuning by de armbe- zorgers te, vragen. aar welk huisgezin zal nu het voor- deeligste zyn voor de armen-kasfen? Immers het eerste, want daar vindt men noch 3 à 4 guldens winst in de week , men voegt ’'er wat brood en turf by, en daar kunnen zy het mede rond fchieten, Het tweede heeft geen winsten en reeds alles verkogt en ver- and, daar moet men alles uitde hand ouden, en met geld, brood en turf bedeelen, zoo dat het laatfte huishou- den, 2 maal en meerder bezwaar , dan het eerste aanbrengt. _Ìs nu de keuze en tevens het voor- deel van den eersten niet te waardeeren boven dat van den tweeden? E s ONDERHOUD DER ARMEN. IO5 Is men beducht, dat ’er geen winsten zullen overfchieten , het is op zich zel- ven genomen niet noodig, dewyl ’er geen winsten worden bedoeld in de voorgeftelde vraage van het Genootfchap, om die aan te toonen. „Het zal winst genoeg zyn, kun- nen ’er in den beginne geen honderd, dat ’er dan maar vyftig huisgezinnen , ja al waren ‘er maar vyf en twintig naar gelang der Steden , door een en andere voorgeftelde wyze hun brood beftendig komen te winnen. Ook kan men beter 2 arme huisgezinnen, die nog werkende zyn en winsten aanbren- gen, onderfteunen, dan één werkeloos huishouden onderhouden. Men behoeft ook niet te vreezen ; dat men arbeiders zal ontbreeken: wel is waar , onder de armen zyn ’er die traag en luy zyn, doch ’er worden ook vlytige onderde beide Sexen gevonden. … Zagtheid is wel het eerfte en beste middel; den ftuggen en traagen moet men het maar verduuren. dee ver- keerde barmhartigheid, noch ook geen wreedheid moet men oefenen. Heb. ben zy genoegzaame winsten van hun werk om te kunnen leven, dan niet G 5 be- 1o5 Js, HARGER,OVER HET » Resalen. Ontbreekt hun werk; dan iet zelve aan. de hand geven: vindt men.’er tégen. verwachting; die liever de Stad: verlaten, dan zoodanig werk te verkiezen; dat moeten-wy/ ons maaf gètroosten. Geen inwoonder op een. ander plaats zal opftaan, en-hun laa- ten zitten „ en, de Beeublieg zal aan de- zelve niets. verliezen. …— … Ook moet men-zich niet, verbeel- den,-dat van àlle de wyzen of voorftel- len, welke zullen worden aande hand gegeven, het alles zoo maar-ftryk eni zet zal,opíchieten. ardin pra vrienden! ’er zullenveele zwaarigheden voorkomen , en die men niet , dan door den tyd zal, kunner overwinnen, el odds MN … Ontmoet men zwaarigheden., daar men. geen. genoegzaame kundigheden - van heeft, of begeert men te weten; het geen noch in. het duister legt, het zal niet.ondienstig zyn prysvragen dien aangaande voor. te {tellen dezelve te fchenken aan, hem die de Maatíchappy den grootften dienst doet; aÌ Geëerdelezers!, dus verre myn werk afgedaan , en my alleen bepaald; vols gens aanleiding der, vrage „om. a te ui- ONDERHOUD DER ARMEN. 107 duiden, hoedanig de wyze is, om het verlangend, genoegen „ ten. dienfte van ayn armen, evenmensch., ware het mo- gelyk,-te bereiken, | lenten Heat ‚In het eerfte en voorfte, gedeelte de- zen Verhandeling, hebbe ik gepoogd gm de beste wyze ter onderfteuning der Diakonyen en armen-fondíen voor te dragen, en wel om met het. verbetes ren der arme jeugd. te beginnen; wer- volgens een en‚ander het geen:de,huis- houdelyke- beftvuring der Diakonyen: en…armen-middelen, betreft, benevens het geen my dienstbaar, voorkwar, aam de;hand. gegeven, zoo, dat dit een „en. ander,door Diakonent en Armbezorgers, elven konde wordentuitgevoerd , „en dus, voldaan: aan: het eerfte en tweede. vereischte, Verder hebbe ik my toege- legd 9 VIT, om onder de: wyze van-hand+ werken „de zoodanigen, ‘in. het oog te houden, welke de -eenvoudigfte , ligt- fte. en‘min, kostbaarfte waren, en van welker. vertier. wy eene goede, ver- wachting kunnen hebben, volgens-het derde vereischte, over | ‘Fer es 108 J. HARGER OVER HET Tevens hebbe ik bedoeld, om door de voorgeftelde handwerken, de ar- men van beiderlei Sexen , jongen, mid= delbaaren en ouden aan het brood te kunnen helpen; als mede ieder Stad of Dorp naar gelang van derzelver vermo- gens en gelegenheid, ’t zy aan of niet aan het water gelegen, zoodanig eene wyze te doen uitkiezen, als hun het beste fchynt, en hier mede vleye ik my ook aan het vierde vereischte te hebben beantwoord. ‚Zoo nu de voorgeftelde wyzen wor- den onderwonden en met zegen ach- tervolgd ‚zoo als myne innige wenfchin- gen zyn, dan vertrouwe op goede gronden, dat de uitkomst ook min bee zwaarende voor de Diakonyen en ar- men middelen zal bevonden worden, Ja, worden de kwynende takken door de zorge van ’s Lands Vaderen, nuttige Maatfchappyen, veel beloovens den Oeconomifchen Tak en voorgeftel- de wyzen, wederom opgebeurd, en met een vernieuwden iever hervat; dan zul- len de armen herleven , hun brood met eere winnen , en niet benoodigd hebben om van Diakonen of Armbe« zorgers onderfteund te worden: ie an ONDERHOUD DER ARMEN, IO9 dan wel nuttiger fland, dan zoodanige, en die men dus doende zeker te wach. ten heeft, voor den Armen werden uit- gedacht! Wanneer nu wel beraden, een of an» der der voorgeftelde wyzen, om onzen armen evenmensch te hulp te komen, wordt aangevangen , dan kan men in den. middelyken weg zeker ftaat maken, dat onze huizen zullen bevryd blyven van allen aanval der bedelaryen; dan zul- len de Beurzen der gegoede Burgers , zoo niet, dan wel nu behoeven ge- rangd te worden om te geven ; dan zul- en de wandelaars op ’s heeren ftraaten om geen aalmoesfen worden nageloo- pen; dan zal ’er een algemeene wel: vaart befpeurd worden: want gaat het den armen man wel, dan gaat het met één woord een ieder wel; dus zal men kunnen zeggen, dat ’er niets woordeeli ger voor de menfchelyke maat{chap- pye had kunnen worden uitgedacht. | 9 11. _ Alles wat ik hebbe bygebracht , zal tevens dienen, om aan te duiden , dat de voorgeftelde wyze te ftellen zy y q- ÏrÓ JT. HARGER OVER HÉT ' boven die wyze van bedeeling , welke nù byna alomme plaats beeft, Men leeft ini verre uitziende dagen, waar in de ar= moede groot, algemeen , en ondrages lyk voor veele armen-kasfen geworden is. Veele zyn de Steden en noch meer- der de Dorpen in ons Vereenigd Ne: derlând, en genoegzaam van alle kan: ten ‘hoort men klagen over den hoo- géen nood der armen en derzelver fondfen. — birder Maen r _ Hetbedeelen der armenis niet over- aleven eens, maar zeer Onderfcheiden in de Steden en op de Dorpen van ons hos he one | bafsshalen ’Er zyn Steden en Dorpen, daar de Diakonen alleen de ledematen bedee- len: by andere worden, die geen le- dematen zyh, Onder den naam van Stads of Heiligen. Geest Armen, door Regenten „ Armbezorgeren, of onder anderen et Bab: plaats-gebruik geäà Eimenteerd,” etn en Er zyn Steden en Dorpen, daar de armen onder elkander door Diakonen worden. bedeeld. , doch heeft by, de iacrdn opde a henna nd “De geälimenteerden worden best verdeeld in drieërley foort, onder den Aje = naam. AME ONDERHOUD DER ARMEN. TiÈ tiaam van boekwaste, welke ’t geheele jaar trekken; dan zyn ’er onder den naam van Winterposten; ook die maar by een extra voor eenige weeken trek- ken. De algemeenfte bedeelingen worden gedaan in geld, brood , kleederen en turf. Sommige plaatfen verftrekken huishuur en winkelwaaren. Het geld wordt bepaald naar den nood. Een brood voor ieder hoofd des huisgezins, behalven aan kinderen bee neden het jaar. | | De Turf en Kleederen worden, op onderfcheiden wyzen, aan de armen bedeeld (x).. Ik (x) De Turf wordt aan de Boekwaste en Winterpos- ten volgens een gefchikt plan te Rotterdam dus uitgedeeld: aan Een perfoon == = 6 ton Twee perfoonen — = = 7 ton Drie en vier perfoonen = 8 ton Vyf en zes perfoonen = 10 ton Zeven en acht perfoonen - r2 ton Negen en tien perfoonen - 14 ton Aan Houwposten: ’t welk zyn, die by burgers inwoonen ; her esi Een perfoon = «<= 4 ton Twee perfoonen’ — _— — 6 ton En verder zoo 'er meerder-zyn , voor ieder mensch maar 2 ton. Wanneer één geälimenteerde by ie- mand inwoont 4 ton,’ Zoo twee gc älimeateerde’ by 112 J. HARGER OVER HET - Ik geve derhalven aan alle kundige en weldenkende Vaderlanders ter over- weging , of niet de voorgeftelde wy- ze by elkander woonen, geeft men aan den eenen 3, d'anderen 4 ton, By ftrenge of langduurige wintertyden, heeft men wel eens een buitengewoone Turf bedeeling gedaan , in dezer voegen , als aan Een perfoon = - = 2 ton Twee perfoonen = - 3 ton. Drie en vier perfoonen = 4 ton Vyf en zes perfoonen «5 ton Zeven en acht perfoonen = 6 ton Negen en tien perfoonen = 7 ton Aan twee perfoonen by elkander woonende de eene 1 d'andere 2 ton. Deze Turf wordt de eene helft in December , de andere helft in Januarius &c. daar aanvolgende den Armen bezorgd. De kleederen worden ook aldaar, volgens een bepaald plan, den Armen toegediend: als die een vol jaar hebben getrokken, het zy man, vrouw en derzelver kinderen, kunnen op de klachts=- vergadering vragen in onderfcheiden tyden, om een hembd, blaauw floof ; een paar kousen , fchoenen of muilen , de mans om een kiel en broek, be- nevens de jongens, en voor de kleine kinderen een japonnetje. Aan Houwposten, die niets kunnen winnen , wordt jaarlyks noch toegeftaan een muts en neus- doek aan een vrouwsperfoon, en een das aan een mansperfoon. Om de 2 jaaren een mans rok , hembdrok , een borstrok , mantel , bovenrok , keurslyf of corsjet. Om de 4 jaaren: aan vrouwen en vrysters mits van 15 Jaaren een rooden. rok, ht s ONDERHOUD DER ARMEN. Ï13 ze om de ‘armen te onderfteunen, en beftendig aan den kost te‘helpen „ on- eindigmalen beter , nüttiger’, minbezwaa- rende. em woordeeliger zal bevonden worden, dan de allergefchiktfte wyze om de armen te alimenteeren. q “Alhoewel ik 6 rhebbe aangetoondde fchadelykheid der hedendaagfche zee= vaart ‘ruftende’ op de lohdeliridihas) benevens de pernicieufe gevolgenvoor. de Diakonyen en armer-tfondfen,„ zoo hebbe echter my opgewekt gevonden , ten flotte dezer verhandeling , eenen ander ten nutte en dienst der arme. PII,’ DEEL, ni EFdroorod cjeugdi =Als mede een wolle deken,-voor man of vrouw en € pe di „daar-geen kinderen zyn | om de 8 jaaren. ; Aid e= daar 2 of 3 kinderen See zyn om de ó jaaren, == daar 4en meer kinderen 8 zo, Mp zyn om de 4 jaaren “De verfchooning toegeftaan zynde, wórdt met een ordonnantie gehaald in ’t Diakonyehuis, ven door Regenten om de 13 weken aan Diakonen in rekening gebrachc. Een en andere kleinigheid heb. be ik overgeflagen , en maar als van verre doen zien de moeiten;s-omflagtigheid en kostbaarheid , zelfs van de allergeregeldfte en fpaarzaam(te Diakonya beftuuring. 14 Jr HARGER: OVERSHET jeugd, lust tot-de zeevaart. hebbende; veEor te dragenseod 10!r mas-oibas ted „Men. vindt. dooreen vallerwyst: be- ftuur, zelfs in dekinderen en jonges lingen, onderfcheiden begrippen , ver« borgen dryfveeren en geneigdheden waar door deze en die, zich tot by- zondere beroepingensbepalen, en met geen befcheiden mogelykheid , foms daat; van-zyn » af ste, breúgens |’Er zweeft-hier én--daaf noch oud;Vader- landfeh bloed-doór deaderen‘van onze jeugd.met lust tot; de zeevaart: doch niet zelden wordt het door/laffe rede neeringen, dlssanderzins ‘tegengegaan: en uitgedoofd. ‚-Maáar wanneer de ârme: jeugd met-vruéht;-ens voordeel ;> ‘na; gagoens behoorlyk.in de fchoolen on- erwezen en bekwaam gemaakt te zyn, ender-goede-getrouwe opzicht:en be- fcherming , by voorbeeld van Heeren Regenten (y) der Diakonye-fchoolen, of andere nuttige:ftichtingen , of door Diakonen of ‘Armbezorgers, op aan- genaame en „uitlokkende voorwaarden tot de zeevaart wierden opgeleid, dan? (y) De Heeren Règenten der Diakonyesfchoolen- te Rotterdam,’ zullen op dergelyk vntwerp , naar” allen fchyn, iets poogen te onderwinden. ONDERHOUD DER ARMEN. II5 keure het zoo ten nutte van ons Ver- eenigd Nederland en Burgerlyke Maat. fchappye in het algemeen, als in ’t by- wonder voer Zeeland hoognoodzaake- lyk. Zullen nu dergelyke nuttige on- dernemingen wel -{lagen, dan dient men vooral wel te beginnen, en al les op goede gronden te doen rusten. Zal dat wenfchelyk oogmerk zoo voordeelig voor ’t algemeen belang verkregen worden, om uit onze eigen Vaderlanders , door middel van de zeevaart, ervaarenè zeelieden als-wel- eer aan te kweeken, en gelykindezen myn doel is, dan keure niets beter en dienftiger dan in de eefste plaats de vaart der. Koopvaardy hier toe als de allerbekwaamfte en leerzaamtte aan te pryzen. | Derhalven zal het dienstig zyn tot bevordering van dit heilzaam oogmerk, dat ’er, zoo door Regenten of andere opzienders der kinderen, als door de Heeren Kooplieden of Reeders der Schepen vriendelyke befluiten worden nt en tot dit zoo nuttig en lof. felyk doel zamengefpannen. “Op dezen grond is het, dat ik ten dienfte van ’t algemeen en derzelver H 2 Dia- I16 J. HARGER OVER HET Diakonyen en armen-fondfen, en voor de zeevaart genegenheid befpeurende arme jongelingen in ’t byzonder, een en ander by -wyze van een ontwerp, onderfcheiden Articulen- bevattende , betrekkelyk de zeevaart aan de hand zal geven. [n° Art. 1. Men behoorde ter aanmoediging der kinderen, vooral in de Diakonye-{choo- len , de Zeevaart door de Meesters te doen aanpryzen, en vervaardigen een klein boekje, by voorbeeld een uit- trekfel van Nederlandfche Zeebelden , ten dienste der fchool-jeugd. Art. 2. De aangemoedigde jeugd „ met hun: ne ouders of vrienden doen komen op zekere. bepaalde vergadering der Re- genten &c‚-om daar onderzocht te worden, of zy goedlezen „ fchryven; en. behoorlyk cyfferen kunnen (de- wyl dezelve anders niet wel dan voor gemeen Matroos kunnen vaaren), als mede of zy reeds eenige vorderingen jn Be ONDERHOUD DER ARMEN. II7 de Goddelyke Waarheden gemaakt hebben. Art. 3. Zoo de jongelingen voldoening ga- ven, zoude men ouders, vrienden en kinderen vooraf moeten vragen, of het hunlieder volkomen genoegen ware, deze kinderen, onder op- zichtder Regenten , by de Zeevaart op te brengen, derzelver naamen dan aan te teekenen, om achtervolgens ge« plaatst te worden. Art. 4. Maar die de vereifchten niet heb ben, doch echter lust, zal men by- zonder aan de Meesters voordragen, om dezelve bekwaam te maken, de ou- ders en kinderen pryzen over hunne gedaane keuze, en dezelve dan noch wat uitftellen. si Art. 5. Men dient in aandacht te nemen, dat de jongelingen ten minsten 12 jaa- -; H 3 ren 118 JJ. HARGER (OVER HET ren oud zyn, van goede gezondheid; vlugge ledematen, en fnaarig van geest. Art. 6. „Het zal dienstig zyn, dat de Heeren Regenten &c. correspondentie houden met de Heeren Reeders en Boekhou- ders der Schepen; niet alleen om de jongens op derzelver Schepen te plaat fen , maarom vooraldeze kinderen hun als eigen, de Schippers allerernftigst aan te bevelen, om dezelve in alle fcheepswerk en zeemans-kunde te on- derrichten, leeren en voortzetten; als ook om hun by goede gelegenheid van weêr en wind, tot het fchryven, le- zen en onderzoek der Gaddelyke waar- heden aan te fpooren. Art. 7. Er heerscht in den mensch altyd een zekere eerzucht, waarom de Hee- ren Regenten &c, dienen te zorgen, dat, wanneer een-jongen van 16 jaaren zich verbindt voor 4 jaaren , en een van «12 jaaren voor zes, dan het loon van den oudften , als wia 3 in- pe ONDERHOUD DER ARMEN. TI9 binnen weinig tyds het werk van fúa- troos te oeffenen, iets meerder moet zyn, alsvan den jongften;dewylhy door gebrek van krachten, zoo veel fcheeps- werk niet kan verrichten ; anderen- deels, om hier door moed en vuur in de harten aan te teken, dewyl het loon den arbeid verzoet. ROE Art.8. Men zal het gemaakte accoord, zoo aan de ouders en vrienden, als kinde- ren voorlezen, daarna doen teekenen, om het zelve niet te ontkennen , of weigeren den ‚bepaalden tyd” uit te Mienkensnos, 3205 DMRHOND /A-DRIAIT 4 …— In ‘het accoord «of beding zal men bepalen, “met de Heeren Reeders ‘én Boekhouders, wat zal gégeven worden woor de úitrusting „hoe veel maand- geld. men den jongen zal toeleggen’, én wat men jaarlyks tot verhooging van maandgeld of kleeding ’'er by zal voe- gen: wel in acht nemende eenig on- derfcheidte- maken 3 dat éen” jonben 35r H 4 van 120 vv}. "HARGER OVER HET van 16-of-18 jaaren , om gegevene re- denen, iets beter en meerder: verdient, dan een van 12 of 14-jaaren. „Art. ro. il: De Heeren Reeders &c. zouden zich kunnen verbinden:om, wanneer deze jongens (onverhoopt) op Zee wierden enomen, dezelve voor hunne reke- ning te losfen, en wederom in derzel- ver Stad te brengen. Art. 11. … En wanneer (dat God verhoede) ons Vereenigd Nederland met eenof an= dere Mogendheid in Oorlog mogt ge- raken, zal men deze jongelingen op geen Schepen, ter kaapvaart uitgerust, mogen. plaatfen, dan met vrywillig ge- noegen en keuze van ouders en vrien- den, benevens ontflag van het gemaak- te.accoord, eneen nader beding-van hand-‚en maandgeld, oi 9D sem Diag ‚akk 8 4 sx « Add PE ded | 1 | Le -, N t r id i e Tes srd x0t Amtbardai do-bloel v HN . k en je) « ark $ . „En: wanneer, deonood- des Lands Emy « Mm het ONDERHOUD DER ARMEN. I2I het vorderde , dat deze jongelingen , by looting of telling op ’s Lands Oor- logfchepen geprest wierden, dan zal het gemaakt accoord met de Heeren Ree- ders voor vervallen gehouden worden. > JoArt, 13. Het zal niet ondienftig zyn ter aan- moediging van de jonge Zeevaarende, als ook om andere aan te fpooren, dat de Schippers en Officieren , de jongens “welinde tucht, maar ook liefdenryk be- handelden; dezelve in vreemde Lan- den , naar gelang van zaaken , eens mede aan de wal lieten gaan; en, ware het mogelyk, een of ander klein aan- deel in de Negotie gaven, om hun te doen ondervinden , dat een kleine winst de geleden ongemakken ver- zoet ‚ en tevens aanfpoort, om niet alleen een goed Zeeman , maar ook een bekwaam Handelaar te worden, om dus doende de Reedery allezins te kunnen dienen. An sE gaa Na eene gedaarïe reize, zoude men Hi Hs de 122 J. HARGER OVER,HET., jongelingen verplichten , om zich met een getuigfchrift van hun gedrag, door fchipper of ftuurman. gegeven, té vere toonen voor de Vergadering der-Hee- ren Regenten &c, om, daar „geprezen of beftraft te worden : die zich wel hadden gedragen , met eene kleine ift, terverdere aanmoediging , in geld, kn of inftrument tot de ftuurmans- kunst behoorende, te vereeren; dean- dere in tegendeel hun misdryven ge- moedelyk en gepast voorhouden , en dus toonen een waakend oog ten nut- te der jonge zeelieden en ter verbete- ring van hun zedelyk gedrag allezins in acht te nemen. ruse Art. 15. „Regenten zouden van: hunne zyde, ten dienfte der jeugd, mede, kunnen geven, een wan Leeuwaarden God- vrugtige Zeeman; een, Zakbybeltjes een Hellenbroek- (Catechismus en-kort Begrip; een Bartjens Gyfferboek ; vier boek Schryfpapier, twee bosfen ver- {neden Pennen ,-twee ftukken Lak of een doos met Ouwels, twee Leien, en een pakje met grifjes. &c, … _nos ce” er he Art. ONDERHOUD DER ARMEN 123 Art. 16. De Heeren Regenten &c. zouden dienen te houden een Alphabetisch Register , ftellende ieder jongen op een byzondere bladzyde met den in- houd der. voorwaarden van de befte- ding;cals Pieter: boos zoa de Vaderof Moeder &c. . ; enzoo de Ouders trek- ken by de Diakonye; hier van aan ’t Collegie van Diakonen bericht geven, op dat dezelve door het verzwygen En Ouderen geen fchade komen te Iy- en. x En verders aanteekening houden vande Reize, waar na toe, den naam van ’tSchip en Schipper, en dat zoo dikwyls als hy weder een andere Rei ze kwam te ondernemen. Art. 17. Dewyl ik nu veronderftelle, dat de Diakonye-kasfen niets geven tot de by- zondere … Uitrusting» door. Regenten &c. gedaan: zoo oordeele ik billyk, dat de verdiende Gagie , binnen den tyd des dienst door Regenten. diende ontfangen te worden ;, by a de ec- 124 “J. HARGER OVER HET Reedery kwam uit te fcheiden, en ’t Schip verkocht, ten ware de Jongen op een ander Schip by dezelve Heeren Reeders wierd verplaatst, dan bleef al- les ín volle kracht. Of wanneer (on- verhoopt) de Jongen geduurende den tyd des dienst kwam te overlyden , om uiten door zoodanige Penningen de onkosten voor anderen weder goed. te maken. Doch was het uitfchot gedaan uit de kasfen der Diakonye , dan fpreekt’er de billyke restitutie voor, Art. 18. Niet onvoordeelig zoude het zyn voor deze jonge Zeelieden , om by ge« daane reize, ofoverwinteren „dooreen bekwaam Man, voor rekening derRe- genten &c. eens of tweemaal daags les. fen in de Stuurmans-kunstte doen geven. Art. 19. En om te beproeven, dat deze pen- ningen niet onnut wverfpild wierden ;, door traag opkomen of onvatbaarheid, zoo ook om de vorderingen der naar- ftige Jongens te onderzoeken: zoude | men ONDERHOUD DER ARMEN. 125 men in de tegenwoordigheid der. Ree genten, dezelve naar gelang der be= kwaamheden, zoo nu en dan een klein examen kunnen doen ondergaan; “en die goede vorderingen gemaakt--had. den ter aanfpooring met eenige gift be- kroonen. al Be Art. -20. Verder- zullen de, Regenten &zc. in aandacht houden ‚dat de beste hand- werken en ‘tevens de nuttigfte voor de Zeevaarende. zyn ;-Scheeps- en Huis- timmeren, Smeeden;„Zeilmaaken, en Verwen; zoo ‘er Jongens gevonden worden in ‚de Schoolen, die dezelve eerst verkiezen, ‘en: daar na mochten gezind worden de-zee te bebouwen: Ingevolge. dit Plan-zoude men, om alle -wederzydfche-uitvlugten weg te nee men,-wanneer door Regenten &c. tot genoegen van de jongens met de Hee ren Reeders was overeengekomen, en de Reeders hier toe zich genegen be- toonden „een Notariaal of Richterlyk Contract-doen teekenen: by voorbeeld in. dezer voegen : Ten overftaan van (ride 126 FJ. HARGER'OVER HET de ondergeteekende Regenten &c. als getuigen, binnen de Stad N‚.N..... eeft Pieter Welgenegen, mêt zyn va- der of vriend: Fan Vergenoezd geadfi- flteerd „ zich: verbonden vaan “d'Heer Willem Weltevreeden Koopman en Ree- der &c. om als leerling , aan-boord van een zyner fchepen te dienen on- der zoodanigen Capitein, als de voor- noemde Heer WW. Weltevreeden zal goedvinden; en. dat voor den tyd van 2,4 of 6 volle jaaren, aanvang ne- mendemet de: onderteekening dezer; geduurende. welken tyd , voornoemde P: Welgenegen zich verbindt „en ver- plicht den “gemrelden, Heer WW. Wel- tevreeden, op-hiet fchip waar op hy zal geplaatst worden; te dienen metalle eer- lykheid:, getrouwzen gehoorzaamheid, zoo mede ten opzichte van den Ca- pitein en welke verder’t fcheeps beftuur zullen voerett : vzoo wel by dag als nacht; -zon- en wefkdagen ; binnen en buiten fcheepsboord:, op zeeen in ris vierer in valle “wettelyke® zaaken van fcheepsdienst „welke hem zullen ges boden: worden.” ‘Verder belovende zich niet te zullen ont{laan uit dezen fcheepsdienst geduurende gemelden tyd ONDERHOUD DER ARMEN. 127 tyd (ziekten of toevallen uitgezonderd) onder-verband van 2-dagen voor één te zullen dienen, en voorts zich te zullen gedragen als een braaf leerling van den Zeedienst betaamt. er ‚Waar tégen de Heer WW, Weltevree- den belooft aan zijn Capitein de ern« ftigfte ‘bevelen te zullen geven, om den gemelden Pieter Welgenegen: bee kwaam te maken , om voor een goed. Matroos ‘te kunnen’ väaren , “en hem verzorgen voor een behoerlyke uitrus« ting „van -fcheepskleederen , kost , drank en legging aan boord van een zyner fchepen , ofte aan land geduu- rende dezen tyd van zyn leerlingfchap: en wanneer hy. zyn tyd naar genoegen zal hebben titgediefid ‚de Capitein en Reeder voldaan zynde, zal hy by zyn affcheid. genieten -een gift van tachtig guldens, meer of minder naar dat men is overeengekomen. Tot nakoming van't geen voorfchree- ven is, zal de leerling, deszelfs vader of vrienden deze onderteekenen. Waarna de Heer , Weltevreeden nader aan ons Regenten beloofd heeft, om de gedaane beloften-tezullen doen nakomen, ‘en door onderteekening be- D, Dar: krach- 128 JJ, HARGER OVER HET krachtied. Waarna Regenten. dit contract mede geteekend hebbende; de Copie hier van zoo aan. den Heer Reeder als leerling: Gc, overhandigd hebben &c. Om alle verfchillen voor te kaften > belangende de manier van uitrusting, zal. men een voldoende wien voor een Jongen van 14. 15. Of 16. jaaren aan de hand streng enevens de onkosten, beloopende 47 guldens en 18 ftuivers (z). “Wanneer men nu de uitrusting be- „paalt @) Ziet hier de berekening der pd r Rood baaytje: = - f 3:— _…g Lange broeken _= # 4 Linnen rokjes - # 2 Streepte baaytjes = ” 3: g Onderbroeken.= r Zeyldoekfe broek - f. _$ Blaauwe hembden - 4 Bonte doeken. - # 2 Engelfche mutfen 4 Paar kousfen … = 2 Slaapmutfen = =# 1 Bultzak en kusfen #7 rDeken === / 3 Paar wanten = r Hangmat = = …= # 1 Vriefe duftelfe rok 3 Paar fchoenen = 5: Um OO Bl bad aan | id HU EIN Bj GR LUI mi - topo mlm Pgo Woe Do (©) She -À Ei Lan ©o { ONDERHOUD DER ARMEN. 129 paalt op 6o guldens, ‘kan men ’er noch wat Tabak, Pypen, Genever. en verfnapering byvoegen, naar de jaaren. | | Voege hier noch by een tiental van jongelingen, uit een grooter getal ge- trokken , om, naar maate derzelver jaa- ren, beding wegens de maandgelden te maken, en volgens welke uit ze- ker Godshuis ter zee en wel ter koop- vaardy zyn gaan vaaren: als Ouder-|Eerfte Twee- Derde. Vier- j de, dom. | jaar. de, Cornelis van Z, - «| 20 DER EL PL OEL Christiaan K., - = | 16 7 IÖ' fik Cornelis S, - - … | 16 [7 Ol 1o | 13 5d LE ine Zh Sai A, I3 13 IS jan deG., - = - |rs |8 9 | ra àl einierN, … - … | 16 |8 IOS ESR Ge jan vanden B, = - {17 [8 9 | 16 f 17 eendert van der V. {17 | 8 CE Gerrit S. —- = - «=| 14 | 6 Ir | 12 _— Jan van der M‚, - =| 16 [8 9 IIs! — Noch zullen wy hier byvoegen eene bereekening , om te betoogen , dat, als jongens 2, 3, 4 en 5 jaaren ter koopvaardy verbonden worden » in ’t geheel niets tot wederzyds nadeel ftrekt. VII, DEEL, £ Zer. 139 J. HARGER OVER HET Eerfie Bereekening, volgens welke veronderfteld wordt, dät een jongen voor 5 jaaren, volgens de in gebruik zynde gewóonte kan verdienen : ges grond op de ondervinding , beginnende met zyn I4 jaar, en wanneer hy 8 Maanden in het jaar vaart, als Eerfte jaar $ gulden ’s aands is in & Maan- den - «= f 48:—:— - Twêede jaar 7 gulden s Maands is in 8 Maan- den = = f só:=i— Derde jaar: g gulden ?s Maands is in 8 Maan- den - = Tri Vierde jaar rr gulden *s Maands is in 8 Maan- den - = f 88:—:— Vyfde jaar 13 gulden 3 Maands is in 8 Maan- Ben == = fIO4: df Zoori= Kostgeld 8 Maanden is in 5 Jaar 4o Maanden a 30 dagen, maakt 1200 dagen à7(t, daags -=- f 420: —:— ef 780 „De onkosten voor den Reeder voor 5 jaaren ver= band nu eens gefteld , als Voor de uitrusting = f 50:=i Vier jaren onderhouden afflyting àf 3Of 120: —:=— Kostgeld in 5 jaar of ro : dagen à 7 ft‚f638:15:— _—_—__f 68:15: ONDERHOUD DER“ARMEN. 131 Nu noch eens veron= derfteld, dat het Schip in ieder jaar til legt 125 da. - gen, dat ís in 5 jaaren Ó25dagen, doch verdient ten minften de halve kost zynde 3% {tuivers dat uic- | maakt = = = f 109: 7: ff Óyg: 85e Dan heeft-hy by goed gedrag noch wel verdiend in de 5 jaaren een ge- k fchenk van …- = « «a f 8oriais Geftelde winsten en Ì kosten komen overgén «— «== f 70: * & Tweede Bereekening over 5 jaaren voor een jongen van 15 jaaren , mede ver= onderfteld 8 Maanden in % jaar te vaaren Eerfte jaar 5 gulden komt == f gort: Tweede j. 7 gulden komt f 56: —;—- Derde jaar 9 gulden komt f 72:—:— Vierde j. rr gulden komt f 88 :…:— Vyfde j. 13 gulden komt f104: —:— nn ZÓO tt mn Kostgeld van 8 Maan- den of 12oo dagen bere- kend à 7 ftuivers daags f 420: am mmm men ff 780: had enn Ig De 132 „J. HARGER OVER HET» De onkosten voor den Reeder voor 5 jaaren nu eens gerekend: als voor de uitrusting f 6o:—:— Vier jaaren onderhoud &c.à f4o. f16o:—:— Vyfjaaren kostgeld , of 1825 dagen à 7 ftuivers daags …= _f638-15:— —_ f 858: E57 Maar nu eens veron=. derfteld, dat het Schip in ieder jaar til legt 125 da- gen, dat hy dan evenwel noch aan Boord verdient Eerfte jaar 125 dagen à 3 {t, daags f 18:15:— Tweede dito 125 dagen à 4 ft. daags f 25: —r Derde dito 125 dagen às{t. daags f 31: 5:— Vierde dito 125 dagen àÓft. daags f 37:10: Vyfde dito 125 dagen à ro ft, daags f 62:10: — ff 15: - t nf 633:157 Wanneer men nu zoo een jongeling van 20 ja- ren, en van een goed gedrag , noch eens geeft - == - eef 9: si Dan zal het een enan- der weder overéénkomen - … f Rois kk Derde Bereekening over 4 jaaren voor een jongen van ONDERHOUD DER ARMEN. 133 van 16 jaren, gefteld dat het Schip maar 8 Maan- den in zee is. Eerfte jaar 6 gulden %s Maands - f 48:—:— T weede jaar 8 gl.’sMaandsf 64: —: — Derde jaar ro gl. ’s Maands f 80: ==; Vierde jaar 12 dn f 06 ’s Maands imi is —_f 288: 32 Maanden kostgeld à 3o dagen isg6oà7ft. f 336:—:— ef 624 De onkosten hier te- gen, als uit= rusting = f Óo:—=:— Drie jaren verder on- derhoud àf4of 12o: —: — Kostgeld 4 jaren of 1460 dagen à 7 ft. fsrri:—:— f Ógr:=t— En veronderfteld, dat in ieder jaar het Schip 125 dagen ftil legt, zal dan nog verdienen Eerfte jaar 125 dagen Aaf. = f 25: Tweede jaar 125 dagen asf. = f 3: 5:— Eg Jaar 125 dagen TL. = f 37:10:— Vierde jaar 125 dagen St. =- f 5o:—:— —_=f 143: 15 f Zal het dan welte veel Zyn, wanneer aan eenMa- 13 troos 134 J. HARGER OVER HET, troos van 20 jaar, en goed gedrag wordt gege=… ven - - = Komt al weder overgén == f Ó2hi—tme KX Vierde Beveekening voor 3 jaaren vaneen jongen van 17 jaaren, verondertteld dat maar 8 Maanden met het Schip vaart, Verdient zfte jaar 7 gulden = f 56:m—i— Verdient 2de jaar 8 guldens Ods nn Verdient 3de jaar 12 ulden - f 9: E ej 2Ótme Voege hier by 24 ‘Maanden kostgeld à 30 dagen is 720 dagen à 7 ftuivers = = f 2 Hier tegen Reederson- kosten, als de uitrusting - f 60: —:— Voor 2 jaaren verder onderhoud f So:—:—= Me AN Drie jaaren of 1095 da= gena7ft, = f383: 5:— EE Veronderfteld dat hy, al fchoon het Schip hiet vaart „ echter verdient aan Scheepswerk Het ONDERHOUD DER ARMEN. 135 Het eerfte jaar 125 da= gen àgft. f 25:—:— Het tweede jaar 125 da- gen àóft. f 37:10:— Het derde jaar 125 da= gena8fi. f so:—:— f 12:10: ff 410: 15: — Hy heeft noch bedon- gen , na welvolbragte leerjaren een gift van = = f 57: 5: en Het zal wederom als boven ftrooken f 468: —: — % * Vyfde Bereekening voor 2 jaaren van een jongeling van 18 jaaren, verdient in 8 Maanden Zeedienst Eeríte jaar 8 gulden ’s Maands = f 64: —:— Tweede jaar rr gulden ?s Maands - f 88:—_:— _—_ f IS ate 16 Maanden of 480 da= gen kostgeld à 7 ftuivers ’s daags = = fe nf JO ee By de aanneeming wordt bepaald voor de uitrusting f Óo:—:—= Onderhoud voor ’t2de jaar - - Jori Voor 2 jaaren kostgeld àa7f. e= f255:10:— —f 355: 101 Hy verdient aan Scheeps bedryf , als het Schip niet vaart, noch wel I4 In 136. J. HARGER: OVER HET” In ’t eerfte jaar 125da- gen àóft. f 37:10:— In ’% tweede jaar 125 da- gen à8ft. f 56: Kan dan by goed ge- drag, na volbragten tyd noch wel bedingen «== ef 52: Quadreert als boven = „- f 320:—i— XK * Noch voege hier by eere andere Bereekening , volgens welke, naar de tegenwoordige ty ds-omftandighe- den, een jongen zoude kunnen verdienen, ge- grond op de ondervinding, onder verband van zes jaaren, en veronderftelling van maar 8 Maanden op zee te wezen, âls: Het eerfte jaar voor de kost (van 14 jaaren ou- derdom) Tweede jaar 4 gulden %s Maands f 32:—i— Derde jaar 6 gulden ’s Maands - f 48:—t— Vierde jaar 8 gulden ? Maands f 64:—:-— Vyfde jaar ro gulden %s Maands f 80:-—:— Zesde jaar 12 gulden %s Maands f oó:-=:— nf ZO Kostgeld voor 8 Maan- den à 30 dagen komt in Ó Jaren 48 Maanden of I440 dagen à 8 ftuivers f 576:—-:_—— af 896 te mn Het ONDERHOUD DER ARMEN. 137 Het onderhoud zal hier op witkomen Voor een goede uit- rusting - f 7O0:—:— Voor s jaren onderhoud àgogl. — f200:—:— Kostgeld 72 Maanden of 2160 dagen àa8ftuivers daags —- f864:—:— ff II34t ei Nu ook eens veronder- fteld , dat bet Schip in zes Jaaren , 24 Maanden of 720 ‘dagen ftihlegt, dan zalde jongen aan de kost noch verdienen ten minften 8 ftuivers daags - = f 288:—:— nf 346: Nu kan immers zoo een Leerling na zes vol= bragte jaaren, met goed gedrag, billyk vragen om een gift van == == ff SOtmetm f_ 306: ——:— En men zal de winsten en onkosten evenredig vinden, en op deze of de vorige wyze, bek waa- me Zeelieden kunnen voortbrengen, daar wy een algemeen belang ín hebben, …— Noch eene aanmerking aangaande de douceurs: zoude het in ’t alge- meen niet meerder aanmoedigen, on- der de jeugd, om naeene volbragtereis of ’s Jaarlyks, {telt eens een paar gou« de hembds-knoopen; zilvere brocks- knoopen; fchoen-gespen ; of eenig 15 geld 138 J. HARGER OVER HET &C. geld te geven, dan juist dien bepaal- en tyd, zonder iets te ontfangen , uit te dienen? Niets {poort meer aan on- der de jeugd, dan met eerlyk verkre- gen goud, zilver of geld, boven hun- ne tydgenooten uitte munten, en daar moedig op te mogen zyn. Voor my geloove, dat de meeste jongelingen hier toe zullen genegen zyn, en het ook beter aan het oogmerk in allerlei opzicht zal beantwoorden. Mochten nu deze myne pogingen noch maar een of andere nuttigheid voor de armen, en menfchelyke Maat- fchappye, hebben te weeg gebracht: Dan zal ik mynen arbeid beloond ach- ten, en het aangenaamfte genoegen Ímaaken, dat ’er aan eenig fterveling kan te beurt vallen. Verfchoon , Goedgunstige Lezer! de feilen, welke in zoo een ruime ftoffe, my uit de penne gevloeid zyn; en in die verwachting {luite ik onder de zin- fpreuk: Totam witam mistet dolor __ € gaudium. B E- Blads. 139 BEDENKINGEN Over de beste wyze om de Armen te onder- fleunen en beftendig aan den kost te helpen; het Zeeuwfch Genootfchap der Wetenfchap- pen te Vlisfingen aangeboden , ter beantwoor- ding van deszelfs voorgeftelde vraage , DOOR NICOL, HEND. VAN CHARANTE, Onder alle de aanmerkelyke byzon- derheden, die t Vereenigd Neder- land van andere Ryken en Staaten on- derfcheiden, is voorwaar geenzins de minste, de ongemeene zorg voor ’*t welzyn der armen. Getuigen hier van zo veele geftigten, die de Vaderland- fche Liefdadigheid bouwde ter huis- vesting van verarmde Weduwen, ter koestering des bezwykenden Ouder- doms, ter opvoeding van ouderlooze Weezen, tot onderwys der fchamele jeugd: geftigten, beftuurd naar wyze voorfchriften ; door kundige en wel- mee- 140 N. H. VAN CHARANTE OVER meenende Opzienders verzorgd; be« fchermd door ’t hoog gezag van braa- ve Burger-Vadérs ; en verrykt door de ruime mildadigheid van waardige Christenen. Getuigen hier van He verbaazende fommen gelds, die by ie- der der onderfcheiden Gemeenten , weekelyks, maandelyks, jaarlyks, in den fchoot der armbezorgers worden uitgeftort, ter onderfteuning haarer be- hoeftige Ledemaaten. Getuigen híer van die menfchlievende inftellingen, om ook zulken, die by mangel van Ge- loofsbelydenisfe op de bedeeling der ‚ byzondere Gezindheden geen uitzicht hebben, in hun gebrek te onderfteu- nen en te verzorgen, 'T is niet alleen in deze of geene groote Stad, dat men zulke gedenkteekenen van de Nederlandfche liefde en mildheid je- gens hun verarmde medeburgers ziet opgeregt; neen! yder Stad, ja zelfs het geringfte Vlek, mag daar op bo- gen, en zich beroemen van hunne ver- armde inwooners alle hulp en onder- ftand te bewyzen. Maar gelyk niet zelden de beste din- gen, tegen hun oogmerk behandeld, {chandelyke misbruiken en fchadelyke ge HET ONDERHOUD DER ARMEN. 14r gevolgen voortbrengen, zo is ’t ook in dezen gegaan; de loffelyke bezor- ging der armen veroorzaakte „ immers voedde, de zorgeloosheid van veelen ” die, verzekerd van de toevlucht, die Zy tot de Diakonie en armen-middelen ten allen tyde konden neemen, noch nyverheid , noch zuinigheid, noch voorzorg betrachteden, en leefden ge- lyk de vogelen des Hemels; terwyl anderen.nocherger , de naarftigheid ge- heel verbannende, zich enkel toelei- den, om ten koste der Diakonie of huis-armen luy en ledig te leeven.— Misbruiken, zo algemeen doorgebro- ken, dat (mag men zig op de bevin- ding van oplettende armbezorgers ver- laten) het meerder gedeelte der trek- kende armen zulken zyn, die door traagheid , zorgeloosheid , flegt ge. drag , dronkenfchap , en anderzins, de vrywillige oorzaaken en onderhouders hunner eigen armoedezyn ;— misbrui- ken, wier verderflykheid zedert eeni- ge jaaren herwaarts byzonderlyk in ’t oog liep, daar fchier in alle oorden van Nederland , de Diakonie en ar- men-middelen in een beklaagelyken toeftand geraakten, niet meer aesel: cen- 142 N.H. VAN CHARANTE OVER kende bevonden wierden, om de ver- eifchte bedeelingen uitteleveren , en dreigden geheel te niet te zullen loo- pen. Jes | Want hoe zeer het zeker is, dat veele dingen hebben tezamen gewerkt; om deze verwarring in de Diakonie en armen-ftaaten te veroorzaken, en de: zelve zo aan de vermindering der Renten'haarer Hoofdfommen, als aan een verhooging der bedeelingen, ze- dert de levensmiddelen meer kostbaar wierden, onvermydelyk voornament- lyk zyn toetefchryven „ ’t kan egter niet ontkend worden , dat de misbrui- ken, zo even gemeld, ook zeer veel „nadeel toebragten, en onder de oor- zaaken van ’t verval in ’t armen-wezen met regt te tellen zyn. Cm dit verval nu te ftuiten, en den gevreesden ondergang der Diakonien en armen-middelen , ware het moge« lyk, voortekomen, zag men zedert eenigen tyd veelerley fchikkingen van meerdere en mindere nuttigheid te voorfchyn komen en beproefd wor- den. Men herzag en verbeterde de be= rigtfchriften voor de Diakonen en arm- meesteren ;—= menverminderde ne ee- HET ONDERHOUD DER ARMEN. 143 deelingen;— men deed dearmen-jeugd Onderwyzen en tot handwerken oplei den; om van geen andere middelen van herftel te gewagen. Voortreffe- Jyke en nuttige zaaken voorwaar, en zonder welke op geen volkomen her- ftel van ’t armen-wezen kan gehoopt worden, maar zo ’t fchynt alleen niet voldoende noch. genoegzaam tot het bedoelde einde; ’t zoude niet moeye- lyk vallen dit in byzonderheden te toonen: maar kortheidshalve merk ik alleen aan, dathetniet mogelykfchynt de Diakonien en armen-middelen van trekkende leden te ontlasten, ’t geen toch het doelwit van deze genoemde inftellingen is, zonder dat men deze armen een ander en zeker middel van beftaan en onderhoud verfchaffe. Dit begreep te regt het Zeeuwfch Genootfchap der Wetenfchappen , wanneer het dit allergewigtigst en hoogstnuttigst Vraagftuk ter beant- woording ophing: „ Hoedanig is de » Wyze, om de armen, zo binnen de » Steden als op ’t platte Land van ’t » Vereenigd Nederland, en in ’t by- » zonder van Zeeland, te onderfteu- » nen en beftendig aan den kost te „ hel- 144 N. H. VAN CHARANTE: OVER » helpen, welke voor de Diakonien » en armen-middelen minbezwaarende, » voor de armen zelven nuttiger, en » voor de burgerlyke Maatfchappye, » waar van m leden zyn, wvoordeeliger » ZY, dan die wyze van bedeeling, » welke nu byna alomme plaatsheeft? Een onderwerp van zo groot een. aanbelang, dat yder, wien ’t welzyn- der armen, de inftandhouding van de loffelyke inftellingen onzer braave Voorvaderen, en ’t nut van ’t alge- meen ter harte gaat, met blydíchap de gelegenheid moet omhelzen, om zyne krachten in dezen letterftryd te be- proeven, en zyne vermogens en kun- digheden aan de oplosfing van deze edele vraag, hoe moeylyk ze ook mo- ge zyn, aantewenden. Ik zal, om zulks in een geregelde orde te behandelen, ’t geen ik hadde voortedragen, in vier Hoofddeelen fplitfen , en Zerstin ’t algemeen onder- zoeken, hoedanig het middel tot on- derhoud der armen, in plaats der ge- woonelyke bedeelinge te ftellen, bee hoort te zyn;— Daarna myn bedoeld middel verklaren en aan de gelegde gronden toetfen;—= Verders een plan op=- HET ONDERHOUD DER ARMEN. 145 Opgeeven, volgens welke 't zoude kun: nen worden uitgevoerd;—= en Zinde- yk eenige tegenwerpingen beantwoor- den, die tegen het zelve veelligt zul: len worden gemaakt; | Hoedanig behoort het middel tei- onderfleuning en beftendig aan den kost helpen der armen te gyne _Om zich op eene eerlyke wyze on: derhoud en de noodwendigheden de- ‘zes levens te verfchaffen, zyn in de tegenwoordige gefteldheid der dingen ; flegts drie wegen overgebleven: De eerste is die van bezitter te zyn van aanzienlyke goederen; uit welker vruchten en inkomsten wy ons zelven van ’t noodwendige en verkwikkelyke kunnen verzorgen; de andere is van uit de liefdegaven (AA) van anderen Vll, DEEL K te (Aa) De aanmerkingen van den Schryver, die tot zinfpreuk gebruikte Parriae falus &vc;, bêtreffen- de de Liefdegaaven, verdienen hier geplaatst te worden. — Een zamenloop (dus fchryft Hy) van’ verfcheide omftandigheden maakt het onvermy- delyk onder befchaafde volken ; waar alle bezittin- gen 146 N. H. VAN CHARANTE OVER te leven ; de derde ís van eigen vlyt en arbeid. — Gelyk de eerste, zig € gen verdeeld zyn, en naaulyks iets vry en gemeen tot ’s leevens onderhoud is overgelaaten „ dat ’er zulke huisgezinnen en perfoonen worden gevon= den, welke zich zelven niet kunnen redden; en van voedfel en dekfel geheel of ten deele door hunne ltefdaadige naasten moeten verzorgd worden. Hoe meer de maatfchappy van den ftaat der na- tuur afwykt, hoe fterker de overvloed en weelde aanwasfchen „ hoe grooter doorgaans het getal van zulke ongelukkigen bevonden wordt, zoo door hun eigen fchuld, als weegens de vermeerdering der behoeften, en de toeneemende vermindering der waarde van ’ geld, waar door zy met hunne kleine inkomsten. op verte na niet kunnen toe- reiken. De Godlyke Voorzienigheid duld niet al- leen het magtig onderfcheid tusfehen menfchen en menfchen, maar zy neemt ook eene gantfch ongelyke bedeeling in agt, op dat de banden der zamenleeving te vaster zouden geftengeld wors= den;—- De Armen het geld van den Ryken, en deze den dienst van den armen zou noodig heb- ben en. gebruiken, Zy kunnen dus geen van beie den clkander misfen, en moeten van den anderen Jeeven.—- De Godsdienst onderfteunt deze fchik- king , hy- pryst de barmhartigheid en weldadigheid ten fterkften aan;— druktze onder de ernstigfte drangredenen en beloften den Ryken op het hart, maar dat wy nimmer uit het oog moeten verlies zen, om onderftand te doen aan den geenen, die waarlyk arm en behoeftig zyn,— die nood heb= ben: — die in onoverkomelyke bekcmmernisfen zyn ingewikkeld ;— die buiten ftaat zyn om tc wer= ken , of. met al hunne naarftigheid en overleg het zoo ver niet brengen kunnen, dat zy zich en hun huisgezin voorzien van het geen zy volftrekt en ls HET ONDERHOUD DER ARMEN. 147 del van beftaan der vermogende Lie- denen Rykb ida Renteniers zyn- Oi. de, dig hebben. Nooit dog heeft het Godlyk bevel zich zoo ver uitgeftrekt, dat de arme van den ar- beid ontflaagen moest worden :— dat hy ten kos= te van den ryken en werkzaamen cen gemakkeiyk leeven moest leiden , of zoo rykelyk bedeeld wor= den, dat hy te meermalen zyn tafel kan voor- zien van begeerlyke fpyzen—- Nimmer hebben de vermoogenden zulk een eenzydig bevel ontvan= gen, het welk tegen de wyze en goede oogmer= ken der Voorzienigheid, welke wy zoo even voor= ftelden, niet alleen ftryden Zou, maar regelrecht aanloopen tegen het algemeen en onherroepelyk bevel, dat elk lid der menfchelyke maat{chappy in het Paradys reeds gegeeven is, in het zweet uwes aan chyns zult 8) uw brood eeten. De weegen langs welke de armen in hunnen nood onderfteuning wordt toegefchikt, zyn zeer onderfcheiden. De eerste natuurlyke en algemee= ne is, dat elk naar zyn inkomften , ftaat en noo= dige verteering , zelfs geeft aan zyn ‘behoeftigen naasten het geen hy misfen kan en misfen wil, het zy dat het deze in Zyne wooning wordt bee zorgd, of dat hy het zelf komt ophaalen. Zulk eene uitdeeling {taat zeker iedereen vry, die meester is van zyne eige bezittingen, in zoo ver= Te dezelve tegen eenige algemeene goede inrigtin= gen niet aanloopt. Veelen zyn ’er, welken zich daarom van de openbaare tvelaagen tot onderhoud der armen onttrekken, om eene vrye befchikking te houden omtrend bunne penningen aan de zule ken, die zy het meest kenneu, en het best gun- nen ;— zy meenen, gelyk het den menfch veelal eigen is, dat niemand zuiks beter dan hun zelven is betrouwd, en dat dikwerfde algemeene aalmoes- fen zeer onnoodig, en aan geheel onwaardigen wor= * doen „ de handen der luyheid ftyven , of de over= 148 N. H. VAN CHARANTE OVER de, in ons ontwerp, daar wy van be- hoeftigen fpreken, niet te pas komt; 8 zoo worden verkwist.— Dit laatfte ftuk zulten wy naderhand opzettelyk overweegen moeten.—= In= tusfchen vreezen wy, dat de noodige behoedzaam heid in het uitdeelen van byzondere aalmoesfen aan de deuren of in de huizen der armen op verre na door elk een niet wordt in agt genoomen, Het ontbreekt niet alleen veelen aan de noodige kunde, gelegenheiden lust, om by elken aanzoek een nieuwe en naauwkeurige ondervraaging in het werk te tellen; maar veeten ftaan ook in de vere beelding, dat van hunne handen niets dan barm-=- hartigheid, en liefdegaaven geëischt worden , maar dat het voor rekening der vraagers alleen loopt, of zy inderdaad voorwerpen van medelyden zyn de liefdegaaven noodig hebben en wel gebrui- ken. Van zulken althans, in welken de over- blyffelen van bygelooovigheid, en eene blinde mee dedeelzaamheid , om zich des te verdienftelyker door hunne goede werken by het Opperweezen te maaken, plaats grypen , is gewis niet te verwag- ten, dat zy hunne aalmoesfen beter , maar wel, dat zy dezelven flegter befteeden zuilen „ dan die , aan welken dit werk in het algemeen aanbevoo= ten is, Intusfchen is zulk een begrip geheel ver- keerd. terwyl wy van alles wat wy ontfangen en uitgeeven verantwoording aan ons zelven, en aan onzen Godlyken weldoener verfchuldigd zyn. Het zyn zyne gaaven, die hy ons geeft, omze of voor ons zelven met maatigheid tot een goed einde te gebruiken, of dezelve , daar het noodzaa- kelyk is, aan anderen mede tedeelen, Indien wy dezen regel over het hoofd zien, indien wy gee- ven aan elk, die vraagt, wy zullen aikwerf eene van God volftrekt verboode begeerlykheid vol- daad. HET ONDERHOUD DER ARMEN. 149 zoo kan ook het tweede middel, % welk, om aan ’t oogmerk der vraage KA3 te ‚daad voedzel geeven, en de onzen of waare be- hoeftigen het dee! ontvreemden , het welk hun toebchoorde—- Schoon ’er nu altoos onverwagte gevallen zullen zyn, waarin wy tot eene afzon- derlyke en fpoedige hulp en mededeeling eene aan- leiding krygen. die wy niet kunnen van de hand wyzsen; en fchoon het herd zou zyn alleen op openbaare bedeelingen alles te laten aankoomen ; vooral wanneer eerlyke luiden van een goede af= komst voor een tyd uit zwaare omftandigheden moeten gered worden, zonder dat zy met gerin- gen op eén leest worden gefchoeid; zouden Wy egrer het niemand durven aanraaden geheel en ale leen de uitdeeler van zyne eige aalmoesfen te zyn in een geregelden burgerftand , daar openbaare fchik- “kingen ter bedeeling gemaakt zyn, en de incezan melde penningen op eene eerlyke wyze, fchoon al niet zonder gebreeken worden beftierd. Deze bedeeling zou geheel onnoodig zyn , wanneer elk verkoos zulk een voet te houden; maar het gevolg zou wezen, dat zommigen, die de beste gelegenheid hadden, om zich bekend te doen wor- den, en het medelyden van veelen gaande te maa= ken, drie en wier dubbeld zouden onderfteund worden, terwyl anderen weinig of niets zouden Erlangen, hoedanig eene ongelykheid en ongeres geldheid by de bedelaary doorgaans plaats vindt; hoeveel te, meer by zulken, die inderdaad en van byzondere perfoonen, en van de algemeene arme bezorgers gewoone onderftanden weeklyks ont- vangen. … De andere weg , langs welken de giften der Ry- ken en middelmaatigen in handen der armen Wor- den overgebragt, is dan door middel van zulke pere foonen, die of een kerkelyk of een burgerlyk lig- haam 150 N. H. VAN CHARANTE OVER te voldoen, als ter zyde moet gefteld, worden, hier in geen aanmerking ko- | men; haam uitmaaken , dat gefteld is, om losfe en vaste inkomsten ten behoeve der armen van eene zekere plaats, in te zamelen, te bewaaren, en aan dezel= ve naar een ieders ftaat, en behoeften uit te kees ‚ren. Het is niet te verwonderen, dat de wetten van Hem, die de Liefde en Barmhartigheid zelfs is „ hier toe alle noodige fchikkingen weleer maakte onder een volk, dat onder eene Godsregeering ommiddelyk ftaan zoude. De Priestersen Leviten waren misfchien de voornaamfte inzamelaars en uitdeelers , van de aelmoesfen en inkomften voor de armen, als de naaste Dienaars van Israëls Ko= ning; fchoon zy de cenigfte niet waren —- Dan de berigten zyn te weinig, en de zaak voor het tegenwoordige wegens eene geheele verandering van huishouding, van een ganfch anderen aart, dan dat wy ons hier by zouden ophouden. Wy kunnen egter niet voorby met een woord te mel= den, dat hoe zeer de byzonderheden, welke in het Joodfeche Land onder het onmiddelyk opzigt van het Opperweezen plaats vonden, ons buiten ftaat ftellen, om in alles de burgerlyke wetten, waar naar dit volk in vreede en oorlog beftierd wierdt, over te neemen: wy egter uit aanmerking van de hooge wysheid van den wetgeever der Joo- den verplicht blyven, dat wetboek met behoorlye ke aandagt te doorlezen, de redenen en oogmer= ken zoo veel mogelyk na te gaan en de fchikkin- gen van den grootíten en besten aller vorsten naar te volgen, in zoo verre. Zy op onze landen en vol- ken kurnen toegepast worden. Men vergunne my zulks in dit geval met een voorbeeld op te hel- deren. Deutr. XV : 4. ‘wordt de inftelling van het zevende jaar als een vryjaar niet alleen nader aan- ‘gebonden, maar ook een van de dringende redenen ge HET ONDERHOUD DER ARMEN. ISL men ; ’er fchiet dus geen andere wyze overig dan die van door eigen vlyt en K 4 are gemeld, welke den wetgeever hiertoe bewoogen , Alleenlyk , dat ?er geen bedelaar onder uen zy.” Waarna-God zyne beloften van overvloed en zee- gen herhaald, die hy zou vervullen in zoo verre zy hem gehoorzaam bleeven , om hun aan te moe- digen ter onderhouding van alle, maar in het by- zonder van deze inzettingen, waarby zy geene vreeze behoefden te hebben van te zullen verar= men. Alhoewel men de woorden, alleerlyk enz. op meer dan eene wyze kan opvatten, zy zullen egter altoos aanwyzen; dat fchoon „,dearme nim= » mer ontbreeken zouden” vs. rr. God egter in het welgeregeld en gelukkig Gemeenebest van Is= rael geen Bedelaar wilde dulden En met reden; want zoo zy uit noodzaakelykheid tot zulk een be= ftaan gedrongen wierden, was het een bewys van de hardheid, de liefdeloosheid, — de geringe zore ge hurner broederen, en de overtreeding van die wetten van barmhartigheid , welke hier onder ande= ren worden voorgefchreeven. De bedelaars ver» ftrekten dus overal tot fehande der natie , waar toe zy behoorden , welke eenige van haare leeden, waarop zy zulk eene naauwe betrekking hadden „ verpligten zich tot zulk eene laage en onvrugte baare leevenswys te vernederen. Maar zoo zy vrywillig buiten noodzeake zich aan zulk een be- ftaan overgaaven , was het een bewys van de groote ite laaggeestigheid „ tot welke zulken vervallen waren, en de Overheid was verpligt als handhaafe fter en uitvoerfter der Goddelyke wetten tot het weeren yan zulke luye lediggangers, die als med=. gezellen der dieven, nu ze eens dien ftap gedaan hadden , voor meer buitenfpoorigheden vatbaar Waren. Het 152 _N. H. VAN CHARANTE OVER arbeid de armen aan den kost te belpen,. Maar zal zulks gefchieden, zo wor- ieden L Hert is zoo, in laater tyd, wooral onder het nieuwe verbond, vindt men overalbecelaars, maar dit trekt onder anderen tot een bewys, enistef= fens een vervolg van het verval „ dat in kerk en _ burgerftaat plaats greep , waar door de aloude or= _ de, welvaard en zeegen reeds lang gewecken was ren. Het was dan niet vreemd „ dat de Heiland een bedelaar , mear een Godvruchtigen bedeiear, een ellendeling, die door hoogen nood ’er toe gedron= gen was, in een zyner gelykenisfen irvoert, als een gefchikt voorwerp, om de Jooden hunne on= barmhartigheid, en de geringe zorg, die zy zelfs voor waardige zoonen van hunnen Vader Abraham droegen, met de gevolgen leevendig te vertoos nen. EEN: By de grondlegging van den Christelyken Gods= dienst, wiens eerste belyders gewis nog minder van de weldaadigheid hunner broederen naar den vleefche te verwagten hadden, maar die van Jood en Heiden boven dien alomme benadeeld, verdrukt en vervolgd wierden, waar door veelen hunne huizen en haave moesten verlaaten: — wierden reeds vroeg de noodige fchikkingen beraamd tot onderfteuning van de arme broeders en zusters uit de liefdegaaven , welke in elke gemeinte opgezaa= meld, en in den beginne naar jerufalem tot de al- gemeene armenkas overgemaakt wierden, _Wyl onder de Christenen als Christenen voor als nog geen ander dan alleen een geestelyk opzigt plaats had, en zy daarenboven niét by den anderen kwaa= men dan om Godsdienftige redenen, is het geen wonder dat hunne liefdegaaven , vooral op den cag des Heeren aangcbragt, en de bewaaring en uit= deeling aan Geestelyke perzoonen toebetrouwd wierd, Dit is de eenvoudige oorfprong van het ins HET ONDERHOUD DER ARMEN. 153 den de volgende drie dingen by hun vooronderfteld: eerftelyk, toereiken- Ks de inzamelen van aalmoesfen onder den Godsdienst by de Christenen, en van het ambt van Diakonen. In gelukkige eeuwen , wanneer de Christenen ein= delyk naar hun eige burgerlyke wetten onder hun ne vorften in vryheid leefden, waren die fchikkin= gen wel zoo noodzaakelyk niet, maar hebben eg- ter, zoo veel wy hebben kunnen nagaan , door=- EN ftand gegreepen, en men heeft de onder=- Îteuning der Armen als een Godsdienftig werk blyven aanmerken. Men handhaafde dit in ’t vere volg met te meer nadruk, naarmaate de Geeste. lykheid zich in laater tyden meer en meer toelei= de om magt én aanzien in handen te krygen , waar toe geen zekefer weg was, dan zich van de-fchat- ten der Ryken grootendeels meester, en de arme gemeinte van hun geheel afhankelyk te maaken. De overvloedige vry willige giften tot Godsdienfti= ge oogmerken, vooral tot ftigting en verryking van Kerken en Kloosters, wierden nu onder de voornaamfte goede werken geteld, en hoe vast ook het menfchelyk hart aan de goederen en voordeelen deezes leevens gehegt is, de Geestdryvery wist veelen daar los van te maaken ; — eene vrywil- lige armoede wierd zelfs als de grootfte eer, en de zekerfte weg tot de hoogfte gelukzaligheid van veelen blymoedig omhelsd, De Kerken en Kloos- ters wierden in ftaat gefteld om rykelyke uitdee- lingen van fpys, kleederen en geld te doen; zy deeden het ook aan de geenen , die het van hun wils den vraagen en aanneemen zonder eenig naaukeu= rig onderzoek. En geen wonder, dat niemand van hun wierd afgeweezen, terwyl men zelfs or= den inftelde, waar van de Leeden tot oneer van het menschdom en van de Geestelykheid in het byzonder, geen ander dan gebeedeid brood mog- ten 154 N.H. VAN CHARANTE OVER de kragten en vermogens van Lig- haam en Geest; ten tweede, mais het ten eeten. Daar men dus, vooral na het verbod van het Huwelyk aan de Geestelyken , de meesten hunner voor den ftaat geheel onnut maakte, wier= den ’er by duizenden aan de maat{chappy door on= noodige aalmoesfen onttrokken , nu het langer geer ne fchande was, maar veel eer als een zeker voor= regt wierd aangemerkt van de giften en gaven van anderen werkeloos te leeven, en zelfs tot de Or- de der BEDELAARS te behooren, Dit heeft een doodelyken invloed gehad , vooral in zulke Landen, dear het Climaat den arbeider overvloedig zweet uitperfte , de bygeloovigheid de overhand had, en de laatdunkendheid zig met traagheid paarde: in zoo verre „ dat veele verandering baarende eeuwen, en eene doorbreekende verlichting dit euvel als nog niet hebbben kunnen herftellen. Onder alle verbeteringen die de Hervorming heeft aangebragt , is zeker ook deze te tellen, dat de dwaasheid van dit gevaarlyk misbruik ontdekt, en merkelyk her- field is in die Landen, die dezelve hebben aange= noomen, fchoon men teffens voor den Armen de noodige zorg beeft gedraagen. Wyl de Hervor- mers de Christelyke kerk , zoo veel moogelyk , in haar eerfte eenvoudigheid zogten te herftellen ; en er daarenbooven dezelfde ongelegenheid in den be- ginne, als by de grondvesting van het Christendom plaats greep, heeft men ook de aalmoesfen geduu- rende de Godsdienftige byeenkomften meestal moeten inzamelen, en de uitdeeling van dezelve aan menfchen, die de gemeinte met onderlinge o= vereenftemming daar toe verkoos, of die dit vry= willig op zich namen , aanbevolen. Wanneer ge= heele Staaten en Ryken zich van den Roomfchen Stoel afzonderden , wierdt het ambt van Diakonen, ook in Nederland bevestigd; en fchoon de K.loos= ters HET ONDERHOUD DER ARMEN. 155 heid en goede gezindheid tot werken; ten derde, Gelegenheid om deze ver- mo- ters en Abtdyen als nutteloos wierden aangemerkt, bleeven egter verfcheide geftigten , die een welbee raade barmhartigheid en voorzorg voor den Armen bad opgerigt; en de inkomften van de overige wierden tot burgerlyke of tot Godsdienftige gebruie ken , tot onderhoud van Predikanten, of tot onder- fteuning vanbehoeftigen, bekeerd, Hier vantrek- ken de Wees-en Gasthuizen, de ziekenhuizen; de geftigten, waarin melaatfchen, en die andere befmertelyke kwaalen hadden , onderhouden en opgepast, of eenige arme mannen en vrouwen voor al hun leeven goedgedaan wierden, het noo= dig inkoomen. Het opzigt over deze Huizen vere eischte byzondere perzoonen, waar toe men niet alleen kerkelyke maar aanzienelyke burgers ver- koor, welke , wanneer die geftigten op eene ruim= te van penningen konden ftaat maaken, dezelve ook aan anderen , noodlydenden , uitdeelen. —- De algemeenfte en voornaamfte uitreiking van liefde= gaaven, vooral in kleine Steden en Dorpen van ons Vaderland , is egter aan de Diakonen verblee= ven. Dan wyl deezen alleen aalmoesfen uitdeelen die in hunne kerken voor de Leden hunner ge= zindheid worden gegeeven, blyft ’er altoos een menigte over van zulke Christenen, die zich noch by geene Gemeinte hebben gevoegd, of welke be- hooren tot eene gezindheid, die daar ter plaatze klein is en onmagtig, om haar Armen te onder- houden: voerdeezen zyn de Arm- meesters, Cha- ritaatvaders en dergelyken in verfcheide Steden en Dorpen aangefteld , welke ook meerendeels uit de burgery genoomen worden, Het blyke dus, uit dit kort verflag „ dat ’er ce- ne algemeene zorg voor allerleye foorten van Ar= men en ellendigen in ons Gemeenebest gedraagen wordt 156 _N. H. VAN CHARANTE OVER mogens en vlyt te befteden en aante- wenden aan zodanig iets, waar uit de Armen een beftendig en zeker onder- houd kunnen bekomen. ei, Het zoude vrugtelooze moeite zyn, krankzinnigen, bedlegerigen, lammen, kinderen beneden de zes jaaren, en diergelyke volftrekt onvermogende door hun eigen arbeid en vlyt aan den kost te willen helpen; voor deze fchiet niet overig dan uit de liefdegaven te worden onderhouden: % zal mede zeer bezwaarlyk zyn, de blinden, dooven, verminkten, ftokouden, ziekelyken, aankomende jongens en meiskens, ge= heel en alleen, zonder eenige bedee- ling te kunnen doen beftaan: ook dient men wel in agt te neemen, dat de vrouwen uit hoofde van volks ge- woonte, opvoeding, of natuursgefteld- heid, tot veelerley werk gantfchelyk ongefchikt zyn, welke egter ’t meer- der deel der geälimenteerden uitmaken. Ik trekke hier uit deze twee gevol- en: Eerftelyk: % is niet mogelyk, de wyze van bedeeling , die nu byna alomme plaats, heeft, wordt, het welk daar van, en met reden, den roem heeft, HET ONDERHOUD DER ARMEN: I57 heeft, geheel te vernietigen. Ten tweede: Men behoort zulk werk den Armen aantebieden, dat ook min ver- mogenden en voor ’meerder deel vrouwen kunnen bearbeiden, Zal men de arme lieden door hun eigen arbeid aan den kost helpen, zo wordt in de tweede plaats in hen voor- onderfteld eentahet om te willen werken , en hier aan hapert het vee- len; dwang omtrent dezelven te ge- bruiken is niet mogelyk, maar hen werk aantebieden, en alle uitvlugten, die de luiheid aan de hand geeft, afte. fnyden; voorts de Armen fteeds in ’ werk te houden, de jonge kinderen ín de fchoolen reeds vroeg aan ’t werk te zetten, ’t loon te evenredigen aan ’% gedaane werk, en den hardnekkigen luiaart allen onderftand te onttrekken, fchynen de gefchikt(te middelen, om in den behoeftigen de lust tot werken optewekken, Hier uit volgt: 1, Men moet zulk werk den behoeftigen aanbieden, dat zy of reeds bekwaam zyn te doen, of ligtelyk en fpoedig kunnen leeren, 2. Men behoort hen gelegenheid te geeven om 158 N.H VAN CHARANTE OVER om ’t noodig onderwys gemakkelyk te bekomen. 3. Men behoort zulk werk woorteftellen, dat altoos, in alle faifoenen en lugt- gefleldheid , kan voortgaan, de Zulk werk is verkieslyk daar men, ge- yk de ambagtsgezellen fpreeken, op het fluk werkt. 5. Men moet de kinderen, zo vroeg moge. lk, aan ’t werk zetten , en dierhal- we werk woorftellen, daar aan ook jonge kinderen worden gebruikt ‚ en de Armen-fchoolen op de Hoornfche wyze inrichten, 6. Men moet niemand bedeelen, die in flaat is met werken den kost te beko- Men, Wy zeiden in de derde plaats, dat zal men de Armen uit hun eigen arbeid onderhouden, zy gelegenheid moeten hebben om te kunnen werken: deze ontbreekt hen niet zelden, vooral in ’t winterfaisoen, ’t geen de redeis, waar- om zo veele Arbeiders by het einde van den zomer ’ land verlaten, om ’ geen zy van hunne winften overhielden, el- ders in goedkooper plaatfen te vertee- ren; terwyl anderen geheel ten itn er HET ONDERHOUD DER ARMEN. 159 der Diakonie en Armen- middelen voor eenige maanden vervallen: de vorst, aanhoudende regen, en andere tocval- ligheden ’t werk {tremmende. — Maar behalven deze belemmering uit het fai- foen ontftaande , en de ambagts- ge- zellen en arbeiders in den landbouw byzonderlyk treffende, zyn ’er ande- re, die den Werklieden in de Fabries ken, en zulken die in de pakhuizen der kooplieden hun brood winnen, voornamentlyk aangaan, te weten het ftilftaan van hunne Fabriek, veroor- zaakt, ’t zy door gebrek van vereischte werkftoffen, of van vertier voor ’t ge. maakte, ’tzy door’t ophouden van bui« tenlandfchen handel door den oorlog, kaperyen enz, — Verders behoort men hier in agt te neemen, dat alle werk voor alle plaatfen niet even gefchikt is, de grootte en gelegenheid der fteden en dorpen maken hier in een aanmer- kelyk onderfcheid. Uit de gemaakte aanmerkingen volgt wederom: r. Dat het werk, den Armen voorteftel- len, zodanig moet zyn, dat noch kou- de, noch vorst, noch regen, beletten zal voornezetten. 2 160 _N. H‚ VAN CHARANTE OVER 2. Dat altoos voorhanden is, en noch doof gebrek aan werkfloffe, noch door ophouden wan vertier zal behotven flil te flaans 3. Dat zo wel in Oorlog als Vreede, en in alle andere toevallige omftandig: heden onafgebroken zal kunnen voort- gaan. | 4. Dat, en op het platte land, en in de Steden van onderfcheiden grootte en ligging, kan worden geoefend. Maar alzo het oogmerk der opgege- ven vraag daar toe ftrekt, om de Dia- konien en Armen- middelen te ontlas- ten, en ’t egter zeker is, dat ’er geen onderneeming in dezen, om nament- lyk de Armen te onderhouden uit ders zelver eigen arbeid, begonnen noch voortgezet kan worden zonder daar aan een meerdere of mindere fomme gelds te kosten teleogen , zo behoort vooraf op de waarfchynlykfte gronden be- toogd te worden, dat deze wyze van de Armen te onderfteunen en aan den kost te helpen, min bezwaarende zy voor de Diakonien en Armen-midde- len, dan de tegenwoordige wyze van Bedeeling. Maar tot welken trap van klaarblykelykheid dit betoog dn te rens HET ONDERHOUD: DER ARMEN. EÓf brengen ware ‚zeketsis-het;-dat veele onvoorziene. toevallen: by. deuitvoe: ring-het-best ontworpen plan. verydee len kunrien;-in-welk-geval de.eerst ge= maakte kosten, die.veelal de-aanzien- lykfte- zyn , geheel verloren gaân ; “en dat de uitkomst best leert kennende … mogelykheid en‚’tnut der uitvinding. Hier uit volgt; D z. Dat zalt mink waar aan men de ze hoeftigen wil flellen tot. ontlasting der” Diakonien en Armensmiddelen ‚aan: zyn oogmerk voldoen; de kosten daar: aan tedoen niette, groot ‚maar de voeftel tot het gebeele. werk ligt en: eenvoudig beboort-te zyn. 2. Da zulk werkte verkiezen: Zy, van welks nuttigbeid men door een-kleine en min kostbaar, proeve kan akten Te. ZyNe 3e Dat zulk een diekk dat naar tate van den toevloed. van arbeidslieden „en den uitflag, kan wermeerderd-en ook des noods zonder. ongemak vermin= „derd worden’ best aan % oogmerk beantwoorde. 4e Dat bet Armbeftuur Delhaas se blyven op den tegenwoordigen voet ;… immers zo Jang ‚totdat. eene ondervinding VII. DEEL, rag wan 162 N.H. VAN CHARANTE OVER wan een geruimen tyd ende beflis vfendfle proeven getoond zullen heb: ijbvben de zekerheid en beftaanbaarbheid ve wan de nieuwe-wyze van de Armen te onderhouden, EN, Verders zegt de Maatfchappye in haare vraage ‚: dat zy begeert een nieuwe -wyze van-onderhoud der Ar- ‚men, die voor dezelven voordeeliger zy. dande ‘tegenwoordige wyze. van bedeeling. Zeker met het grootfte regt:. want zonder dat wierd. de Ar- me aanmerkelyk. benaadeeld ; “de be- deelingen. nu veelal niet genoegzaam zynde. tot zyn geheel onderhoud, tracht hy tusfchen beide iets ’er-by te verdienen: — Dan te moeten werken, en niet meer dan. de gewoonlyke be- deeling te ontfangen, en te misfen de elegenheid om ’er noch een ftuivertje y te-winnen, ‘wat geälimenteerde was daar. toe te. brengen @ ‘en:of fchoon men zich afmatte om hem de aange- naamheden en de voordeelen van een werkzaam leven aantepreeken ,-deze redekavelingen zouden hen te fyn ge- fponnen zyn en van geen uitwerking Gevolgelyk, ERR ANO Het. werk daar de Armen aan zullen HÉT ONDERHOUD DER ARMEN. 163 gebezigd worden, moet hen aanmerkelyk meer gelds doen verdienen, dan zy by de gewoone wyse van bedeeling nu ontfangen, …_ Eindelyk bedoelt de Maatfchappy ook in dezen het algemeen belang te bevorderen, en de Burgerlyke Maat- fchappy, waar van de Armen leden Zyn, te bevoordeelen. — Dit is ech vereischte , waar omtrent men voor- zichtig moet te werk gaan: ’tis niet ‘genoeg in ’tgemeen de voordeelen en ’*nut, welke de Staat trekt uit den arbeid hunner burgeren, aan te wyzen, nadien met dit alles, veelerley arbeid en onvoordeelig voor ’tgemeen en verderflyk voor veele medeburgers dezer werkende armen zoude kunnen zyn. By voorbeeld, als men de ar- men wilde aan ’t werk zetten aan iets, wâar voor genoegzaame werklieden onder den niet geälimenteerden bur- gerftand gevonden worden, en die daar van hrun beftaan hebben; als men een Fabriek voorftelde, van denzelf- den aart als reeds in de Provincie ge- vonden wierd, en deze onze Fabriek, door haar uit de Diakonie goedkoope arbeiders te leveren, of door gunften van den Souverain zo zoet te bevoor- L 2 dee- 164 N. H. VAN CHARANTE OVER. deelen, dat haare mededingfter daar door bedorven wierd; — als men aan de werkende armen , zo groot een loon gaf, dat de arbeiders in. den Landbouw , of de pakhuizen en win- kels der Kooplieden , als mede de Ambagtsgezellen , zich daar door lie- ten verlokken ‚om hunne vorige meesters te verlaten. en tot dit nieuwe werk te verloopen. Hier uit volgt, E. Dat zodanig een werk „waar wan gees ne, immers zeer weinige inwoonders __beflaan, en dat geheel of,ten groote fien deele buitenflands en door wreem- delingen wordt geöeffend ,’ voordee- ligst is voor die Maatfchappy, waar van de armen leden zyn. Db 2. Dat # Joon aan % woorteftellen- werk te verdienen, minder zy, dan ’t gewoo- ne loon der arbeiders en ambagtsge- BENT ii at KS is Dus heb ik myn eerfte Stuk afgehan- deld, en, zo ik meene, betoogd in de eerfte plaats, dat de eenige wyze van Onderfteuning en het aan den kost helpen der Armen, buiten de tot hier toe gebruikelyke wyze van bedeeling, is, aan dezelven een voordeelig hand- werk te verfchaffen; in de tweede zi t plaats, pe HET ONDERHOUD DER ARMEN. 165 plaats , dat zal zodanig een werk aan zyn oogmerk voldoen, ‘tzelve van dien aart behoort te zyn, dat het voor % grootfte gedeelte door vrouwen, kinderen en onvermogenden kan wor- den uitgevoerd, dat beftendig gaande kan gehouden worden, dat gemakke- lyk valt aanteleeren, daar men op ’t uk werkt, waar toe geen groote kos- ten of omflag gevorderd wordt, dat op gronden van waarfchynlykheid be- toogd kan worden voordeeliger te zyn, dan de wyze van bedeeling, voor de Diakonien en iten-rmidd - len, daar van met gemak en zonder evaar eene min kostbaare en beflis- ende proeve kan genomen worden; daar de Armen, fchoon minder win- nende dan in de gewoone handwer- ken, echter aanmerkelyk door bé- voordeeld worden, boven het geen tot hier toe plaats heeft; en waar door geene der burgers worden benaadeeld: maar in tegendeel ’t algemeen aanmer kelyk bevoordeeld, | L3 Welk I66 N. H. VAN CHARANTE OVER Welk handwerk is het „ dat aan de wvoorensgemelde. wereisch- ten voldoet ? Onder alle de handwerken, die in aanmerking kunnen komen , is my geen gepaster voorgekomen, noch meer beantwoordende aan al het be- geerde, dan ’tWeeven wan Linnen, met den aankleeve van dien. Ik zal my niet ophouden met een zo bekend handwerk te befchryven, maar alleen my bezig houden met te betoo« gen, dat hetzelve zo behoedanigd is, als wy inde voorigeafdeeling vorderden, De Linnen-Reedery, in zich bevat- tende het Hekelen, ’t Spinnen en ’t Weeven , drie onderfcheiden hand- werken, is eene Fabriek, die byna geheel door de handen van vrouwen gaat: het Hekelen is een werk, zeer gefchikt voor fterke en volwasfene vrouwsperfoonen „ die. ook, zo veel. my bekend is, daar toe overal worden gebruikt; zwakker vrouwen, gebreke kigen, en kinderen kunnen aan ’tSpin- nen werk vinden; terwyl ’t Weeven -_voor de mansperfoonen overblyft, Drie vierde der arbeidende perfoo- Katt | nen HET ONDERHOUD DER ARMEN. 167 nen moeten ’t Spinwerk doen, en juist is dit: het gemakkelykfte van allen: geen fyne zielsvermoogens, noch fter= e lighaamskragten worden daar toe gevorderd: ééne handis ’er flegts noos dig ten gebruike te hebben, terwyl de voet het wiel doet omgaan ; tot welk laatfte werk anders ook wel een blinde ebruikt zoude kunnen worden, zo de pinfter eenig ongemak aan de bee- nen had, een ongemak onder de oude vrouwen niet zeldzaam. De Linnen- Reedery derhalve is een werk, waar aan woor * gronifte gedeelte, vrouwen , kinde: ren en onvermogenden kunnen gebruikt worden; ’tgeen ons eerste vereischte was. | Vier dingen zyn ’er, die een hand: werk kunnen doen ftil ftaan, gebrek aan werkftoffe, gemis van vertier voor gemaakte, verloop van Arbeiders, en de lugtgefteldheid, zo die op zodanig een handwerk invloed heeft. Maar voor niets van dit alles heeft men hier te vreezen. De werkftoffe is % Vlas; een inlandsch voortbrengzel, zo ovef vloedig in de Provincien, als int nae burig Holland en aangrenzend. Vlaan: deren, dat men niet ongerust behoeft te L4 Zyn; 168 _N. H. VAN CHARANTE OVER zyn, dat die immer zoude ontbrees ken. —: My is niet onbekend, dat de rotting, die dit plantgewas noodig heeft, als het bekwaam zal worden. voor de weevery, in zoet water be- hoort te gefchieden; maar met het Zeeuwsch vlas naar de nabuurige Hol- landfche distrikten te voeren, om daar ciel gebraakt en gezwingeld te wor- en, gelyk si je gefchiedt, wordt deze zwaarigheid weggenomen: veel. ligt vindt een Natuurkundige noch wel een middel uit, om met Zeeuwsch wa- ter deze bewerking aan ’ vlas even ge- lukkig te doen, Intusfchen zullen wy ons by onze goede nabuuren van bruin vlas voorzien , en dezen zullen ons hun- ne pakhuizen niet fluiten. — *T voort- brengzel is Linnen , een kleederftoffe van zo veel nuttigheid en gebruik , dat ik dezelve te regt onontbeerlyk mag noe- men, en waar van dus het vertier on= mogelyk misfen kan ; te meer , daar alle Godshuizen, Collegien, ja-alle welges zinde burgers deze Diakonie- Linnen- Reedery zullen begunftigen, en derzel- ver linnen, van deugdzaame ftoffe en ter goeder trouwe bereid, ver ‘boven de vreemde Vlaamfche linnen zullen | A vers HET ONDERHOUD DER ARMEN. 169 verkiezen. — Verloop van volk kan deze Reedery niet doen ftilftaan. Ont- breeken’er hekelfters, men koopt dan maar gehekeld vlas; ontbreken ’er fpinfters, dat niet waarfchynlyk is, men heeft flegts ’t overtollige gehekeld vlas te verkoopen; ontbreken ’er weevers, met geld en goede woorden lokt men ras eenige Vlaamfche boeren, die dit werk verftaan, en met éénen weever kan men 6 of 8 fpinfters gaande hou- den; bovendien zo myn plan tot {tand mogte komen, zullen ’er na verloop van weinige jaaren weevers in overs vloed zyn, — Dat deze handwerken van het faifoen of lugtgefteldheid niet afhangen, weet yder. Ik befluite der- halve, de Linnen- Reedery is een werk, dat beftendig kan gaande gehouden wore den ; ’t geen myn tweede vereischte was. Niet veel moeite noch tyds zal ’er noodig zyn, om aan de Armen, zo Zy niet genoegzaam kundig waren, het hekelen, fpinnen en weeven te leeren ; t fpinnen is inzonderheid, onder alle de Vrouwelyke handwerken, het ligt- fte, en hier aan moeten de meeste ge- bruikt worden. — Maar dit leeren he- kelen, enz. zal omtrent de volwasfene L 5 al 190 N.H. VAN CHARANTE OVER alleen in ’t begin noodig zyn, want zo, volgens myn plan, de kinderen in de Diakonie- fchoolen en Godshuizen hier in worden onderwezen, voorzie ik, dat deze handwerken van hekelen, fpin- nen en weeven zo gemeen zullen wof: den onder den geringen burgerftand, dat ieder zich, zonder nader onder- wys, terltond daar van zal kunnen be- dienen, zo ras hy buiten zyn gewoon- yk werk komt te geraken, — °7 werk der Einnen- Reedery is dierhalve iets „dat of bekend is of zeer gemakkelyk walt aantee teren; ‘tgeen ons derde vereischte was, Al ’t werk in de Linnen- Reedery wordt by maat en gewigt betaald: de hekelfters loon kan men, ’t zy per fleen ruw vlas, ’t zy per pond gehe: keld vlas, berekenen ; de ípinfter ver- krygt vergelding naar mate de fynheid en hoeveelheid van ’t by haar verwerk- te; de weever maakt zyn rekening op; uit de afgeweevene ellen ; de kinde= ren, die het garen op de fpoelen brens gen, de arbeiders, die met loogasch ’£ gefponnen garen uitkooken, de blee= kers, die het linnen bleeken, zullen al le by deel, by ’t ftuk, of 't gewigt bee loond kunnen worden, Dagdieven komt HET ONDERHOUD DER ARMEN. 19E komt dus hier niet te pes; de naarftig= heid wordt aangemoedigd ; de luyheid tot werken verpligt, daar yders loon zal evenredig zyn aan zyn gedaanen arbeid; geen ons vyfde vereischte was. Onnoodig is het fchier hier te herin- neren , dat de toeftel tot deze Linnen- Reedery, in een of meer werkzolders daar toe te huuren, voorts in hekel. gereedfchap, fpinnewielen en weefge. touwen &c. beftaande, niet kostbaar is ; de gereedíchappen binnen ’s lands te komen zyn; niet veele zyn; en weie nig onderhoud vorderen, en dus de ge. heele toeftel tot het doen oeffenen van deze Fabriek ligt en min kostbaar is; ’t geen ons zesde vereischte was. Zullen wy nu moeten overgaan, om te betoogen het voordeelige voor de Diakonien en Armen-middelen in ’é opregten en doen oeffenen dezer Lin- nen- Reedery door de Armen, zo be. doele ik geenzins te bewyzen, dat de- zelve, op zich zelve aangemerkt, een voordeel gevend fonds zal zyn; neen maar alleen, dat deze Linnen- Reedery min bezwaarende zal zyn voor de Dia« konien, als de thans gebruikelyke wy« ze van bedeeling: ten dien einde zal ik 172 N. H. VAN CHARANTE OVER ik vooronderftellen, ’t geen ik echter anders hope , dat ’er niets mede zal gewonnen worden en ’t verkogte lin- nen &c. niet meer bedragen dan ’% vlas, de arbeids- loonen, en verdere onkosten hebben gedaan, en trachten door een voorbeeld klaarheidshalve myn bewys aftemaken. Ik ftelle, dat Ki breduët van linnen @&c. bedrage een fomme van £ 3000 : — : — gelyk ftaande met ’tgeen ’tvlas, onkosten en arbeidsloonen beliepen ; verders dat de arbeidsloonen daar aan verdiend bedragen £ 2000 : — : — ’tgeen ook omtrent zo zal bevonden worden; noch, dat de Armen in deze Linnen- Reedery werkende, eens zo veel win- nen zullen, als men gewoon is aan de- zelven te bedeelen. Hier uit volgt, dat de Diakonie uitgeeft | Aan vlas en onkosten - - £ 1000:=;:= * Arbeids loonen -= £ 2000 : =;= Waar van afgetrok- ken de andere noodige bedeeling == 100O:=-:- —_— / IOCO tete / 2000; =ie “ % Product in linnen a ze bcliep & ee & - _ # 3000i= te Dus zuiver avance blyft £ 1000 : - cri Uit HET ONDERHOUD DER ARMEN. 173 „Uit welk voorbeeld dan blikt ‚ dat fchoon met het voorgeftelde werk niets gewonnen wierd, echter de Dia- konien. en … Armen- middelen daar door niet bezwaard „ maar zeer aanmerkelyk worden bevoordeeld; ’t geen ons zeven- de vereischte. ons verplichtte te be- toogen. silo sl eh __Blyft echter op dit {tuk eenige be» denking-over „een kleine proef zal, zonder merkelyke onkosten te veroor- zaaken,-de zaak kunnen beflisfen. Ons beftek. legt wel voor-de geheele Pro- vincie; maar meteen Eiland, ja zelfs met eene Stad „of Dorp, zoude‘men zelve kunnen verzoeken ‚men ‘zou: de ook om te beginnen , zich alleen tot het weeven en {pinnen bepalen kunnen, tot dat men door eene onge- twyffelde bevinding-van ’t nut mynes voorflags vergewist worde. . Deze ‚ge- maklykheid om van de Linnen- Ree- dery in ’tklein eene voldoende proef te-neemen, daar ze met 1o arbeiders gaan kan, zo wel als met 1ooo, is iets ’ geen ’t linnen: reeden boven de meeste handwerken: aanpryst, te meer daar. ze door dat middel niet bepaald behoeft te worden binnen deze of gee- ne 174 N. H VAN CHARANTE OVER - ne Stad, maar overal door de gant- fche Provincie kan’ wordery geoëffend. Men laate dan ‚na mynen voorflag, de Diakonie: en ’t Armbeftuur “onveran- derd, en neeme op een klein Dorpje de proef met de Armen aan ’t weeven en {pinnen te {tellen ; een proef, waar van al ’t mogelyk verlies geen £6o:-:- zal beloopen; zo zal men zonder eenig gevaar, germnaklyk, zeker, en mét weinig kosten zich van t beftaanbaare myner Lin- nen: Reederye kunnen verzekeren; het welk ons achtte vereischte was. Ik heb zo even vooronderfteld , dat de Armen, in de Linnen: Reedery ge- bruikt, eens zo’ veel’ zouden winnen als hunne gewoone bedeeling bedraagt, en égter voorens begeerd, dat het loon geringer moet zyn dan in andere hand- werken. Ik kan geene bepaaling maa- _ ken op hoeveel ’t loon van ’t hekelen, fpinnen ‘en weeven-te ftellen, latende dit den beftuurderen der Linnen: Ree» dery; zo zy tot ftand koomt, geern toevertrouwd; maar ftelle eens, vol- gens ’t gewoone loon aan ’t linnen te verdienen, de Hekelfters door een op ro fchellingen; de Spinfter, zo zy naarftig werkt, op 4fchell. ; den Wee- | ver HET ONDERHOUD DER ARMEN. 175 ver vlytig werkende op 15 fchel. ’s weeks; zy zullen zich dan wel moeten feppen en egter minder winnen, dan de hekelfter met dienen of fchoonmaa- ken, de fpinfter met naayen, de wee- ver met andere handwerken kan ver- dienen. En met dit al is dees Linhen- Reedery den armen voordeelig. — Een voorbeeld zal dit in ’t licht ftellen. Men verbeelde zich een huisgezin uit man, vrouw en vier kinderen beftaan= de in den winter, zonder inkomen ; dan ’tgeen de Diakonie aan dezen post bedeelt; de bedeeling zy eens, om ’t niet te min te ftellen, 14 fchell; zo aan ‘brood als geld in ydere week: Laat nu dit huisgezin in de Linnen: Reedery te werk gaan , en de bedee: ling ophouden, an Ji de man Weeve, en verdiene, ge- TEA „yk wy zeiden —_ « -— == tjte de vrouw Spinne, en verkryge > han = / “is weeks — = rg HEE de vier kinderen Spinnen &c. en „verdienen zamen - … =- Var Oi |  1: 8: Het inkomen van dit huisgezin zal op dien voet ’t dubbel zyn van zyn ge- : woon 176 N. H. VAN CHARANTE OVER woon inkomen by bedeeling; — enig *,‚- dat de vrouw ’t hekelen. verftaat; of dat de kinderen jaaren-enkragten genoeg hebben om ’t zy aan ’t hekelen * zy aan ’t weefgetouw gebruikt te worden, de winning zal noch veel aan« zienlyker zyn. De Linnen--Reedery ders halve ís een werk, waar wan de Armen; Jehoon: minder winnende dan in andere handwerken, meer trekken, dan uit de thans gebruikelyke bedeeling ; t geen. ons negende vereischte was, … „> … … … Eindelyk niemand der burgers wordt hier mede benadeeld, zo ras de wee- ver zyn ftuk afgemaakt heeft, kan zyn voorige Meester hem weder te werk krygen; en loopt dezes zyn werk op ’t eind, zyn Meester behoeft hem niet uit medelyden te houden, daar hy in de Linnen- Fabriek altyd welkom is; zyn ’er in de Provincie noch hier-of daar Weevers, zy kunnen blyven wer- ken voor den burger, daar toch de Diakonie- Linnen- Reedery geen Lin= nen genoeg zal kunrien uitleveren, of begeeren zy vast werk in onze Reede- Ty, zy zullen boven anderen verko- zen worden en begunftigd. - Alleen dé buitenlanders „ die-door hun loopt en eu- HET ONDERHOUD DER ARMEN. 177 leuren, onze linnen-weevers op de meeste plaatfen hebben doen uitfterven, zullen ’er eenige fchade door lyden: maar niemand zal kunnen tegenfpre- ken, dat het voor een Republiek on- eindig voordeeliger is, zyne noodwen- digheden binnen’slands te bereiden, dan dezelve by vreemden bewerkt te gaan inkoopen; waar door veel gelds ten lande wordt uitgevoerd buiten nood. zakelykheid, en betaald aan zulken, dietot’s Lands lasten niets opbrengen, Noch merk ik aan, dat het opregten van deze Linnen- Reedery aanmoediging geeven kan aan veele vreemde Arbei- ders, om zich met de woon binnen de Provincie nedertezetten, en niet meer hun hier overgewonnen zomergeld el- ders’s winters te gaan verteeren: — al- le dingen, die ten klaarften aantoonen, dat deze Linnen- Reedery, zonder ie- mand der Burgers te benadeelen , voor % algemeen en de Provincie in ’t byzonder zeer heilzaam is, ’t welk te betoogen ons tiende en laatíte ftuk was. „Vll, DEEL M Wel. 178 N. H. VAN CHARANTE OVER Si Welk plan hebbe men te vol- < gen in bet opregten en voor- zetten dezer Liakonie- Lin- nen- Reedery? ef … …{ hand “In de voorige afdeeling betoogd heb- bende, dat in 't werk der Linnen- Ree- dery alle de hoofdvereischten worden gevonden, die wy in ’t werk, waar aan men de Armen tot bekoming van on- derhoud zal gebruiken , gevorderd had- den gezien, gaan wy voort om, op de gronden in onze eerfte afdeeling gelegd, een plan optegeeven, *t geen tweeledig zal zyn, en behelzen ; voor- eerst, ’tbeftuur der Reedery in linnen, als ze zal tot {tand gekomen zyn; ten andere, déwyze , waar op dezelve aan- tevangen en opterigten; en de geld- middelen, daar toe vereischt, te vin- den. — Een plan, dat men alleen als een ruwe fchets gelieve aantemerken, dienende zo tot opheldering van ’t voo- rige, als tot betoog van de mogelyk- heid der uitvoering, maar ook tevens ter handleiding van hun, die (worden myne voorftellingen goedgekeurd) de Reglementen voor ’t beftuur rr Bee jg HET. ONDERHOUD DER ARMEN. 179 Linnen- Reedery zullen moeten. ont- werpen. bro rd | De Provincie Zeeland in verfcheiden Eilanden verdeeld en vry uitgebreid zynde, is het niet dan ten uiterften moeilyk, en voor ’t werk nadeelig, dit Linnen- reeden van alle de Zeeuw- fche plaatfen onder eene beftuuring te brengen; wederom is het met: noch grooter kosten en ongemak verzeld, zo men in yder Stad en Dorp een Fa- briek van dezen aart wilde opregten. Hierom zoude inyn plan zyn, vier.Di- rectoria opteregten: ’t eene voor Wal- cheren , te Middelburg; een ‘tweede voor Schouwen, te Zierikzee; “een derde voor Zuidbeveland, te Goes; ?t vierde voor Tholen ,-in de Stad van dien naam; voegende de &verige klei- ne Eilanden onder ’t naastbygelegen „Directorium. gas Aan het hoofd van yder derwelke ik plaatfe drie perfoonen, uit den deftig- ften burgerftand, lieden van onbefpro- „ken zeden, yverig, werkzaam en ftand- vastig van aart, kloek van verftand „en niet onkundig in den koophandel en fabrieken, vooral bezield met gevoe- lens van zugt voor ’t algem®en welzyn M 2 en 180 ‚NH, VAN CHARANTE OVER en liefde tot hunne verarmde mede- burgers. Dezen onder den naam van Opperbeftierders door den Kerkenraad der genoemde Steden, uit hun eigen -lighaam , of daar buiten verkoren, en door den Magiftraat, op dat hun gezag te meer achtbaarheid hebbe, beves- tigd, zullen den inkoop van ’t vlas, ge« reedfchappen en verdere noodwendig- heden; ’t behoorlyk en met zuinigheid verwerken van ’t zelve, den verkoop van ’t linnen, de betalingen van ver- „dienden loon, ’t boekhouden &c; yder in hun Directorium bezorgen , zonder datdeze vier opperbeftuuringen de eene van de andere zal afhangen, maar yder opzich zelve ftaande, zal met de ove« rige goede vriendfchap en correspon- dentie houden; ook zullen zy met el- kanderen eenen eenpaarigen voet be- raamen op ’t loon en den prys van ’t linnen. — Tot hulp der gezegde Op- perbeftuurderen, geeve ik aan yder Directorium een bekwaam en in den _vlas-en linnen- handel, byzonderlyk in de Linnen-Reedery , doorkundig per- foon), om onder ’t opzigt en op last der Opperbeftuurders den inkoop van’t vlas dnon ‚'tzelve behoorlyk te ven ge- 3 DAHe HET ONDERHOUD DER ARMEN. 181 bruiken, en den loon der arbeiders optemaken en te regelen, en‚in allen gevalle den Opperbeftuurderen tot raadsman te zyn, en hunne orders uit- tevoeren. Noch voege ik hier by-een boekhouder, om fe ‚onder opzigt, alsde voorigen, gelden te ontfangen en vitgeeven, Linnen te verkoopen,-'t werkvolk te betalen , met de. buiten- comptoiren te rekenen, en van alles de naauwkeurigfte aanteekening-te hour den. Deze eieendeiden zullen. uit de kas van het Directorium eene.be- hoorlykebezolding genieten, byzonder= lyk de eerfte, van-wiens bekwaamhe- en en goede trouw zeer veel afhangt, maar de Opperbeftuurderen en verde- re beftuurderen, zo te melden, zullen hun werk alleen uit liefde doen. Behalven deze . Opperbeftuurderen gelieven de Kerkenraaden der overige Steden en Dorpen, twee of drie be- kwaame perfoonen ‚behoedanigd, zo als wy boven van de Opperbeftuurde- ren zeiden , aanteftellen, om het op- zigt en beftuur te hebben over,’ lin- nen wegven in hunne respective Ste- den of: Dorpen, en voorzien, zo ’t noodig is, van een klerk: of fchry- M 3 ver, 182 ‚N. H. VAN CHARANTE OVER! ver, — Deze beftuurders zullen uit de magazynen van ’t Directorium, waar Onder zy behooren, voorzien worden van alle noodwendigheden van vlas, ereedfchappen &c. Ook zullen zy by de Opperbeftuurders teruggaaf hun- ner betaalde arbeidsloonen en verdere verfchotten bekomen ; daarentegen zullef'zy het'sefpónnen garen en ge- weeven “linnen: ‘aan het Directorium Óvérleveren „waar toe de Opperbe- ftuurders óp zekeren vastgeftelden en vóof yderé plaats’ onderfcheiden tyd, in’ Pabriekhuis zitdág zullen houden, Zy zillen- aaff’ Directorium fpecific- quêlysten overleveren van de naamen der Werklieden , derzelver Religie- ge= Zindheid';' ’twerk‘door dezelven ge- daan , en ”t loon daar voor genoten, om redenen ftraks' te melden, —- De Opperbeftuurders zullen ten fpoedig- ften aanneemen voor zekete jaaren éé- ne of meer bekwaame Hekelfters , on- der toezegging van vast werk’, tot ze- kerefi loon, zo als zy met elkanderen zullen overeenkomen , en onder ver- ‘band, om aan zo veel vrouwsperfoo- neh , als de Opperbeftuurders ‘goeds vinden zullen, het hekelen te lee- 4 Ten, meren sdh HET ONDERHOUD DER ARMEN. 183 ren. — Deze hekel-winkels plaatfe ik, gemakshalve, in de vier Steden, daar Directorium gevestigd is, om dat men daar de meeste gefchiktfte voor- werpen tot dit werk vinden kan, en om op de vervoering van ’t vlas de onkosten te bezuinigen ; op gelyken voet «en voorwaarde neemen de Op- per- en- verdere beftuurders yder voor zich ééne of meer bekwaame Spinfters en ervaaren Weevers aan, om hunne konst te leeren en te oeffenen, — Voorts zal men zich voorzien van hui- zen, fchuuren of zolders, zo tot ber- ging van de werkftoffe , als tot verrig- ting van den arbeid, fchynende het gevoeglykst, vooral zo ’t getal der Werklieden groot ware , de Hekel. fters, de Spinfters en Weevers op af- zonderlyke vertrekken te plaatfen, en over yder vertrek aan een der;geof. fendften en gefchiktften, ’t opzicht aan- tebeveelen ter bewaring der goede or- dre. ’T getal der Werklieden toenec- mende , zullen de beftuurders zulken, die hun werk volkomen verftaan „ver- gunnen om ’t zelve aan.hunne huizen te vervolgen. # erna Weekelyks zullen de beftuurders MA op “ Ï de 184 _N. H. VAN CHARANTE OVER op de Winkels komen, om ’t gemaak- te werk te ontfangen, ’t verdiende Toonite betalen, de klagten der Opzien- ders te hooren , om door hunne tus- fchenfpraak alles byteleggen, of door hun gezag de kwaadwilligen te beteu- gelen, ten dien einde macht hebbende om dezelven, voor korter of langer tyd, zelfs voor altoos, van ’twerk te verftooten. bas Tot dit werk worden lieden en kin- deren, bedeelde en onbedeelde, zon- der onderfcheid. van gezindheid toege- laten (Jooden alleen buitengefloten) ; en zullen de Beftuurders of de Meester in derzelver afzyn dezelve plaatfen aan zodanig werk, als waar toe zy meest gefchikt zyn of in ervaren zyn, en hen weekelyks naar evenredigheid van hun gedáane werk loonen. | “Ook “zullen die geene, die noch niet, of niet genoeg „ geoeffend zyn, om op ’t ftuk te werken, onder ’*t op- zigt en onderwys van een der be- ‘kwaamften uit de overigen gefteld worden, en gedüurende eenige wee= ken, weekgeld trekken, tot aanmoe- diging. *T zal in yders vryheid ftaan , “werk te verlaten, als ’t hem gelust, na rn r MAar Be Genovifehip VI De „PBlad.184 AFL cot feap 2719. N oë En HET ONDERHOUD DER ARMEN. 185 na dat hy alvorens zyn onder handen zynde werk zal hebben afgedaan. Voorts zullen de Opperbeftuurders zorgen , dat ’er fteeds genoegzaame voorraad van ruw en gehekeld vlas, als mede gefponnen garen by hen voorhanden zy , zoo om hun eigen werkvolk gaande te houden, als om aan de vraag der byzondere beftuur- ders te kunnen voldoen. | “TT gemaakte Linnen zal tot zodanig een prys, als waar voor het met een matige winst heeft kunnen worden ge- reed, dagelyks voor gereed geld ten Comptoire van ’t Directorium worden afgeleverd met één of meer ftukken te gelyk, en *t geen ’er onverkogt mogte overblyven , jaarlyks by openbaáren verkoop opgeruimd worden. Op hiet einde des jaars zullen de Opperbeftuurders, yder in hun Direc- torium, opmaken Balance en rekening doen ten overftaan van den Magiftraat, en in tegenwoordisheid van alle” daar in belang hebbende, van hun’ ont- fangst en uitgaaf, voorhanden’ zynde goederen, enz. En nadien het ntet te vermoeden is, dat deze Linnen- Ree. ‘dery, uit hoofde der te maken kosten | M 5 aan 186 ‚N. H. VAN CHARANTE OVER aan de gebouwen, gereedfchappen en inkoop van vlas, in het eerfte jaar win- fte:zal doen, en echter de hoofdfom- men -derzelver onverminderd behoo- ren te blyven „ zullen alle de byzonde- re-beftuuringen hun aandeel in het te kortkomende , naar evenredigheid der arbeidsloonen, » by dezelve. betaald, binnen: zes, weeken aan ‚de Opperbe- ftuurders verzorgen: de Hend winften doende , zullen dezelve worden gebruikt ter aflosfing van fchulden ten laste derzelve loopende, en deze afge- _dáan zynde tot de teruggave def voo- rengemelde fupplementen, en eindelyk de verdere, winften verdeeld en. uitge- keerd worden aan de byzondere beftuu- ringen, mede: in; dezelfde. evenredig- heid der arbeids-loonen in ’t laatfte jaar,by dezelve betaald, …— …/ „De: byzondere beftuuringen. zullen jaarlyks met het Generaal Directorium afrekenen, en hunne floten zuiveren; ten, welken. einde;de, Boekhouder; cen byzondere rekening van elke beftuurin- ge op zich zelve zal houden, die,belas- tende voor de verftrekte penningen, alssook voor ’t verfchafte vlas en garen, en „ontlastende, voor ’t linnen en garen ih MH aan HET ONDERHOUD DER ARMEN. 187 aan ’t Directorium geleverd, zullende de pryzenvan’t vlas, garen en linnen op een eenpaarigen voet voor alle de by- zondere beftuuringen door de Opper- beftuurders-worden geregeld. — Het te kort komende of overfchie- tende dus bekend zynde , zullen Op- perbeftuurders in hunne Stad en de by- zondere beftuurders in de plaatfen van hun beftuur een overflag maken, hoe- veel doorde Diakonie „de politique Ar- men, de Godshuizen, en de byzonde- re Gezindheden , in-dezelve moet wor- den geleden of genoten, te berekenen na ’t verdiende arbeidsloon van de per- foonen, die in geval van armoede na de tegenwoordige wyze. van arm-be- ftuur tot laste van gezegde Diakonien, ‘Armen, Godshuizen, of byzondere Gezindheden zouden behooren, en y- ders aandeel ten fpoedigften invórderen of uitkeeren; | Aro Ons-tweede ftuk’ verkeert overde wyze; wadr op deze Linnen-Reedery een aanvangte doen neemen, —: Niets fchynt in dezen eenvoudiger, dan dat Directeuren der Zeeuwfche Maatfchap- py ’t werk aan den gang helpen, en uit hun lighaam eenige fe den committéren, | om 188 ‚N. H. VAN CHARANTE OVER om uit alle de best gekeurde verhande- dingen over dit onderwerp (want ik twyffele niet, of myn voorgeflagen handwerk zal ook aan andere fchryvers wel in gedagten gekomen zyn) een ver= beterd en geregeld plan te ontwerpen, en vervolgens ’t zelve de Ed. Mog. Heeren Staaten van Zeeland aantebie- den, met verzoek dat Hun Ed. Mog. de fchikkingen daar in ten voordeele der Diakonie en Armen- middelen, ten nutte der Armen zelven, en tot wel- zyn van ’t algemeen beraamd, gelieven goed te keuren, door Hun Ed. Mog. gezag te bekragtigen en veelvermogen- de gunst te onderfteunen. | ‚In ’t byzonder zoude men de be- fcherming der Hooge Overheid kun- nen verzoeken voor de perfoonen der Opper- en Onderb ehiedintn ‚ zo in ge- valle deze nieuwigheid van te moeten werken eenige kwaadwilligers tegens hen gaande maakte, als ten einde alle de Armen tot eene betamelyke onder- werping aan de Beftuurderen fteeds te verpligten. | „Verders zoude men kunnen verzoe- ken, een ftreng verbod tegen *t bede- Jem, ven dat het zelve ten ftipfte mogte 9 wor- KET ONDERHOUD DER ARMEN. 189 worden uitgevoerd; — een ordre voor de Diakonien en Armen- meesteren van alle gezindheden, dat zy geene per- foonen zullen bedeelen, zonder dat dezelven alvorens bewys hebben ge- geven, dat zy in de Reedery werken, en daar geene genoegzaame winning hebben tot onderhoud van hun huisge- zin; — een ordre aan de Regenten der Godshuizen en Armfchoolen, om hunne geälimenteerde kleine kinderen en leerlingen, ten minftenhalve dagen, op ’t werk te doen gaan, en alle de le- digloopende werkjongens daar fteeds te doen werken; — een ernftige re- commandatie aan alle publiecque en ge: tolereerde Collegien, Corpora, en Godshuizen, om zich uit deze Linnen- Reederyen van ’t benoodigde linnen te voorzien, | Noch zoude men kunnen verzoeken vrydom van lasten, tollen en fchattin- gen, zo op *t vlas in de Recdery te ge- maid ‚ als op * vervoer van ’t zelve:, enz, Gelyk het niet te twyfelen is, of Myne Heeren de Staaten zouden ’t voorfchreevene geerne toeftaan, zo ‘kan ik van Hun Ed. Mog. yver voor t 190 N. H. VAN CHARANTE OVER algemeen belang niets anders den: ken, of zy zullen deze inftelling met een milde gift aanmoedigen, 't-zy by de opregting, *t zy by vervolg, of jaar- lyks; en dit verwagt ik ook van de Ed, Ächtb. Magiftraaten in de Steden, en Regenten der Dorpen. Misfchien, dat dezelve aan deze Reedery de werk- plaatfen en benoodigde gereedfchap- pen zullen ten gefchenke geeven. De zaak dus verre gevorderd zynde en de refpective Opper- en Onderbe- ftuurders verkozen, zullen de Opper- beftuurders een tyd bepalen, om met het werk een aanvang te maken, en al- les in gereedheid doen brengen. Intus- … fchen zal van’teen en ander aan de Ge- meenten van den predikftoel kennis worden gegeeven, be welke gelegen- heid de Leeraars geerne de nuttigheid dezer inftelling zullen ontvouwen, de- zelve den volke aanpryzen, en yder opwekken, om, zoo veel in hun ver- mogen is, tot ’t welgelukken dezer ryfelyke onderneeming medetewer- ken ‚ maar vooral den Almachtigen fmeeken, om dezelve met zynen zegen te bekroonen, onder inwagting van welke dan % werk op den ere ty HET ONDERHOUD DER ARMEN. TOL tyd zynen aanvang gaat neemen en op voorzegde wyze wordt voortgezet. Ik hebbe tot noch toe niets- gezegd van ’t geld tot deze Linnen- Reedery noodig, en men verlangt misfchien daar van eene begrooting hier te vin- den; doch hier toe vinde ik my buiten ftaat, daar ik niet kan bepalen, hoe groot ongeveer ’t getal der werkende perfoonen zyn zal ; maar ik kan niet voorby iets te zeggen van de wyze, op welke de benoodigde penningentebeko- men zyn. Twee middelen zyn 'er my voorgekomen: waar van’teene teenvou- digfte is, te weten het geld tot een laa- genintrest, onder borgtogt der refpec- tive Diakonie en Armen- middelen, en met beding van jaarlyks & deel, wel meerder maar niet minder, aftelosfen , van particulieren opteneemen; het tweede middel is, dat door hoog ge- zag , alle de amptenaars, tot deze Pro- ‚vincie behoorende, ’t zy dezelven ee- nig eerampt van Magiftraatuur of voor- deel-gevend ampt boven de £ 100:-:. jaarlyks opbrengende ad vitam bezit- ten, zullen verpligt worden, om aan. deze Linnen-Reedery tot formeering van derzelver fonds te fchenken. eens hd af 192 NH VAN CHARANTE OVER af bissen ‚om zonder intrest by de- zelve gebruikt te worden, doch welke Wndlikes aan hun, of hunne Erven, door hunne opvolgers worden weder- egeven. — Dit middel zoude, zon- er iemand merkelyk nadeel toetebren- gen, de profytelykfte geldligting voor de Linnen- Reedery uitmaken. Dus verre ’t plan. | Welke zyn de tegenbedenkin- gen bier tegen te opperen, en hoe beantwoord men dezelve? Onder ’t opmaken dezer verhande- ling zyn my een en andere bedenkin- gen in den zin gekomen, die niet zon- der fchyn tegen myn ontwerp zouden _ kunnen worden ingebragt. — Dezelve optegeven en te beantwoorden maakt myn 4de hoofddeel uit, waar in ik my der kortheid zeer zal bevlytigen. Men zoude kunnen voorwenden, dat aan de Vraag des Vlisfingíchen . Ge- nootfchap niet is voldaan, voor-zo ver in’t voorgeflagen plan alimentatie over- blyft op den voet thans gebruikelyk: ’t is waar, ik geef daar in aan de onmag- tige Armen, en aan zulken die niet ge- TE noeg= HET ONDERHOUD DER ARMEN. 193 tioegzaam kunhen verdienen, eenigen onderftand; ik heb ook ’t Arm-en Dias konie- beftuur onverânderd gelaten; = t eerfte was onvermydelyk in myn oog; laatfte tegen allen onvoorzienen te- genval ’t veiligfte, De Maatíchappy geeft tot het een en ander aanleiding in derzelver Programma, daar zy on- derfcheidenlyk fpreekt van onderfleu- nen en beftendig aan den kost te helpen, enbegeert, dat het naar de gefteldbeid der meeste Diakonien uitvoerlyk zy. Het opgegeven plan betreft. alleen de Provincie Zeeland. — Men: kan het met kleine vero op de ove- rige Landfchappen toepasfelyk- maken, Er is geen volks genoeg in de Pro- vincie, om deze Linnen- Reedery naar behooren gaande te houden. — Als ‘er geen bedelaars geduld worden, als er niet bedeeld wordt, als de Am- bagtsgezellen en Arbeiders ’s winters in de Provincie overblyven, als de ar- ‚me jeugd van zes jaaren oud en daar- boven aan ’t werk valt, als de gelegen- heid van gezet werk hier te vinden, de volkrykheid vermeerdert, en vreem- delingen herwaards lokt, dan heb ik volks genoeg, ler 5 VIl DEEL N if 194 N. H. VAN CHARANTE, OVER ”T gemeene volk zal ’er niet aan wil len voor een klein loon zo gezette werken. — Dit ftaat in hun vryheid, weten zy voor zich een middel van be= ftaan, dat ze 'er gebruik van maken! willen ze zulk eene werkzaame Provin- cie verlaten:, en.zich elders vestigen , daar hunne luiheid beter onthaat ont- moete, men zal zich tegen zulker ver- trek niet kanten, als zy maar hier niet bedelen , noch de Diakonie tot last zyn. Maar ik verbeelde my, dat deze twee uitwyken, ’t bedelen en bedeeld worden „ hen afgefneden zynde, en de Overigheid en Predikanten grootelyks voor deze nieuwe inftelling yverende, de nood aan den eenen kant, en bezef van ’t nut aan den anderen kant zo veel op: de denkbeelden van 't gemeen zul- len vermogen, dat deze onwilligheid niet algemeen noch van eenig belang zal zyn. bi: Eindelyk, de Linnen- Reedery is een werk, daar weinig voordeels mede te behalen is-door de mededinging vande Vlaamfche weevers „waarom niet een voordeeliger werk by de hand geno-; men? — Myn: oogmerk was niet te onderzoeken, welke Fabriquen men En met HET ONDERHOUD DER ARMEN. 195 met ’t meeste uitzicht van winst in Zee- land zoude kunnen opregten ; maar % oogmerk was alleen, den Armen een beter middel van beftaan aantewyzen:, en de Diakonien te ontlasten: en na: dien dit onder anderen moeste gefchie- den, zonder de verdere goede burgers te drukken; zoo kwam my best voor, een werk voorteftellen, dat uit hoofde der geringe voordeelen, niet ligtelyk door byzondere perfoonen zoude wor- den ondernomen, en aan dezelven ’* opregten van voordeeliger Fabriquen tot hun en der Provincie nut overtela- ten. | ie ICL. Ziet daar myn webbe afgeweeven, en den Diakonien en Armen een ont- werp aângeboden; dat voor dezelven van ’t grootfte belang my toefchynt té Zyn, en waar van men zo gemakkelyk de proef kan neemen: gaat het met dit ontwerp, gelyk doorgaans , dat het ge- lezen, beoordeeld, en vervolgens ver- geten wordt, ik zal my ’t verlies van mythen tyd en der moeite, maar meest de Diakonien en Armen beklagen, of fchoon zelfs deze verhandeling met ee- nen eerpenning wierd bekroond. Maar mogt ik door dit fchryven aanleiding | ne ger 196 N. H. VAN CHARANTE OVER gegeven hebben, om harden aan het werk te (laan en de benaauwde Diakó- fien en Armen-middelen haaren or dergang vooftekomen; — mogt ik fpoedig en met yver de voorgeflagene middelen zien beproeven, en door ee« ne gewenschte uitkomst bevestigen ; — mogten de Diakonien en Armen- mid- delen, de behoeftige gemeente, de ge- heele burgery, noch lange de aange- naame vruchten dezer inftelling pluk- ken; dit zoude my de fchitterendíte Eerpenning zyn (BB). | Die niet werkt zal niet eeten. (BB) Het zal den Lezer niet onaangenaam zyn, de woorden , waar mede de Schryver van het Antwoord, onder de zinfpreuk Pafriae falus ec, zyne Verhandelinge befluit, onder ’t oog te kry= „gen, Zv zyn van dezen inhoud: Wy zullen tot befluit hier nog twee bedenkingen oplostên, wel= Ke meh teegen de uitvoering van ònze voorftel= tingen zou kunnen inbrengen. Voorcerst. … ko= men dezelve wel zoo overeen met de regelen van Chtistelyke bartmhertteheid, als wanneer men zon= dêr eénetefclierpe. onderzoeking aàri elk eef geeft, “die zyn beklag doet, ef tot onze liefdaadigheid zynen toevlugt. neemt? „ Dit heeft veel fchyn, “maat vervalt geheel én al, wanneer wy ons hetitt= zferen, dat ons geefie plichten, hoe edel en voor- „tefficlyk ook , zyn voorgefchreeven; of zy zyn aan regelen vérbonden en zy moeten door den Ber wd enst den laaten avond zwoegt en Zweet, terwyl de an= deren, fchoon gezond en fterk, fchoon hun jaaren hebbende, leedig loopen en dezelfde vrugten van den arbeid genieten? Hoe kan die man zoo dwaas zoo liefdeloos met zyne braave naarflige kinderen: en door flapheid of toegevendheid zoo onbarmhar- tig zelfs met de overigen handelen? hy zal ze bee derven, en voor altoos ongelukkig maaken, laat hy ze door hongerlyden of des noods door flaagen tot den arbeid verpligten: of zoo.ze onwillig en wederfpannig blyven, zoo ze zich tegen zyne billyke begeerten blyven verzetten, laat hy zich van de gefchiktfte middelen bedienen, eer ze hem ‚en zyn geheel huisgezin bederven. Laat dan.elk een, wien de zorg is aanbevoolen , dit voorfchrift in het groot navolgen, en hy zal dubbele weldaa- ‚digheid en barmhartigheid bewyZen, waare nood- Jydenden te kragtiger kunnen onderfteunen, Ende anderen tot nuttige en werkzaame leeden maaken. ET Te 198 -_N. H‚ VAN CHARANTE OVER Te regt fchreef daarom de grootfte van *s Heilands „Apostelen in zyn eertten brief aan die van Thesfa- „Tonica. „ Wy vermaanen u broeders, dat gy u be- naarftige ftille te zyn, en ww eigen dingen te doen, en ‘te werken met uw eigen handen, gelyk wy u bevoolen ‘hebben: op dat gy eerlyk wandelt by de geenen, die buiten zyn, en geenes dings van novden hebt. En ‘andermaal in zyn tweeden brief: „ want wy hoo- ren, dat zommigen onder u ongeregeld wandelen, niet werkende, maar ydele dingen doende, dog de zoodaanigen beweelen en vermaanen wy door onze Heere Jefus Christus, dat zy met flilbeid werkende baar ‘eigen broodeeten. ‚Van zoo veel belang wierd deeze ‚zaak by den Apostel gerekend, dat hy ze tot twee reizen toe onder de fterkfte bewoordingen in de= zelfde gemeinte moest: voorftellen, - Hoe verre zyn wy federt lang van deeze voorfchriften ver- ‘wyderd, onder den fchyn van barmhartigheid te oefenen! wie zou zoo hard durven fehynen en Zeggen. „ dat zoo iemand niet wil werken hy ook niet ee- te „en egter dorst diezelfde Apostel, hy die bloed en leeven, die alles voor zyne naasten over= had, dit zeggen, toen hy te Thesfalonica verkeerde ; en hy dorst het in deezen zelfden zendbrief ftaan- de hauden, Maar Zoo fprak en fchreef hy volgens zynen last en eigen voorbeeld , die fcboon hy bil- lyk onderhoud daar en elders „ waar hy het Euangee lium verkondigde, had kunnen verwagten, nog- thans verkoos dag en nagt te werken, op dat h niemänd zou lastig zyn, niemand aanleiding , zelfs de minfte aanleiding geeven tot een werkeloos leeven, dat teegen de Godlyke oogmerken, het belang der magtfchappy en den goeden naam van het Christendom zoo ftrydig was, nds zor Ten anderer zou men kunnen inbrengen, „, ftryd het niet teegen de vryheid, die, in een Gemeene- best vooral, in allen gevalle zoo veel mogelyk be= hoort gehandhaafd te worden, wanneer men den genen verhindert te geven, en den anderen te ont= ‘vangen, het geen men anders- geneegen en ge= f Woon ET en AE HET ONDERHOUD DER ARMEN. 199 woon was hem toe te reiken, ten zy hy zich naar zeekere regelen fchikke? …„ Wy zyn zoo fterk voor de vryheid, als iemand, maar weeten ook , dat zoo dra dezelve in ’t geheel geen banden. kent , dit edel voorrecht ontaart, vooral by zul= ken, die ’er geen regt gebruik van weeten te maa- ken , en naadeelig wordt voor het gemeene welzyn, Wanneer ik volttrekt alleen was , zou ik in--zoo verre met het myne mogen doen, het geen ik wilde , als ik my daar door in ’t toekomende niet benadeelde, maar zoo dra ik my in gemeenfchap met anderen bevinde, worde ik bepaald, en ik mag niet anders over het myne befchikken, dan o- vereenkomftig met de oogmerken der Goddelyke Voorzienigheid. Worde ik dan door wyze wete ten verhinderd , om aan de beweeging myner harts= togten, die dikwyls niet zeer redelyk zyn, den vryen loop te geeven of bewaard voor veele bedrie= geryen en plunderingen van luye, onwaardige are men, en bedelaars, ik hebbe alle redenen, om my daar aan blymoedig te onderwerpen. En heeft ic= mand omtrend het zyne al een grooter recht en vryheid, het is gantsch anders geleegen met zul- ken, die het geld van anderen. onder zich hebben om het te bewaaren en te verdeelen , het welk al= toos met de uiterfte naauwkeurigheid dient te ge- fchieden overeenkomftig met de oogmerken , waar meede het overgegeeven is, of vooronderfteld moet worden overgegeeven te zyn. Zoo min als een Vader te berispen is, welke de neigingen en gan= gen van zyn kind zoo vry, als hy gebsoren ís, naar zyn beste weeten beftiert, zoo min zyn zul- ke Burger- of Armen= Vaderste veroordeelen, wel ke eene meenigte die in gevorderde jaaren dikwerf nog kinderlyke begrippen heeft, in zoo verre dat ze eeten willen en niet arbeiden ; wanneer zy dee= ze volgens Goddelyke en Menfchelyke wetten poo- gen te beftieren, en willig onwillig te verpligten, om hunne kinderen in de eerfte beginfelen der wee- tgafchappen te laaten onderrigten , nuttige hand wer- Pk VAA, N 4 ken 200 N. H‚ VAN CHARANTE OVER ENZ, ken te laaten leeren, en voor zich zelven alle naar= ftigheid. aantewenden , om in het zweet hunnes aanfchynshun brood te winnen, men moet en mag hun „die onwillig zynen afkeerig , wylze niet wee» ten wat hun best is, in een zekeren zin, dwingen om in te komen, op dat men hun teegen wilen dank gelukkig maake, en tot de vryheid bevordere , daar zy , die van de gaaven van anderen leeven moer ten, zeker ín deezen opzigte afhankelyk zyn, ANT: ANTWOORDEN oP DE VRA AG E VOOR HET JAAR MC CL WAK IK OPGEGEVEN: Welke Schepen , behoorende aan de Nederland- Jéhe Oost-Indifche Compagnie, van 140, I5o en 155 woeten lang, zoo met een’ ope- nen, of gedekten kuil, anders genoemd drie= dekkers , zyn in allen deele de bekwaamfte , nuttigfte , en voordeeligfle voor Haaren dienst , zoo tusfchen Europa en India varen-= de, als in de Indifthe zeeën zelve gebruikt wordende 2 Voorgefteld op verzoek van den Welëdelen Geftrengen Heere Mr. DANIEL RADERe= MACHER 3 Heere van Nieuwerkerk, Oud- Raad der Stad Middelburg, Bewindhebber der O. TI. Compagnie ter Kamer Zeeland, Diretteur van de Hollandfche Maatfchap- pye en het Zeeuwfche Genootfchap der We zenfchappen; en aan welken de gouden en zilveren eerpenningen, ten koste van wel gemelden Heere, den tienden van Oogst- maand 1779, door het Zeeuwféde Genoot: fchap toegewezen zyn. waas Op ven ee Ge NEEN DG ges eh Ei. knie Hr Rhee cl De ABA A. MRB — zei ul vie. HAIER Hoor Usage nn Ed k eter ed is Cie Ben ee Eq OD vnd OEE Eee ern res ‚ Ie Nees: Bie shagbrshs/i vo aan shetstodded vee «OREN € shag Naked « Ee "eed IND Katte GOL eg wert ELL a oer Kadi: boen) Rnd gier AE en svn oet ES RRD wida ge wf qed Ei miss neh nev deit ce pieflagtooV REOAR SAINAT AM, gs asgnrfs0 „be dress vanni Bet KEE GE CAEHIAM settlers ‚gedi baig wh wa hd rale man ie, sin ge 2e sE De ge. pnt sb; naal ae 5 Aiop asan sto aak vert die EE -wge0 ner achagit sdb cet» med all goan; aad ao0b zQIrr d AS asouregen raú Bladz, 203 ANTWOORD OP DE V R A A G E; Weike Schepen, behoorende aan de Nederland Jehe Oost-Indifthe Compagnie , van 140, I5o en 155 voeten lang, zoo met een’ open nen, of gedekten kuil, anders genoemd drie= dekkers, zyn in allen deele de bekwaamfle, nuttigfle , en woordeeligfte voor Haaren dienst, zoo tusfchen Europaen India varen- de, als in de Indifche zeeën zelwe gebruikt wordende ? DookR EZECHIEL LOMBARD. Jo wer Naer IBO In het Programma uit U Wel Edele algemeene Vergadering, op den 29 Hooimaand 1777 gehouden, binnen Vlisfingen , zag ik een Vraag voorge fteld, door het hoogloffelyk Zeeuwsch Genootfchap der Wetenfchappen, op het Edelmoedig verzoek van den Wel Edelen Gefdrengen Heer Mr, DANIEL RÀ- 204 _E‚ LOMBARD OVER DE RADERMACHER; een Vraag, nuttig tot meerder veiligheid der Zeelieden, met betrekking tot den voornaamen handel der Nederlandfche O.L, Maatfchappy « waar Omtrent ik my vleide misfchien in ffaat te-zyn, het-tmyne na bevin- ding tot Nederlands welvaart voor te brengen, zullende door mynen bekrom- pen tyd alle mogelyke kortheid, moeten in agt nemen: ’er word gevraagd; Wel- ke Schepen, behoorende aan de Neder- landfche. O. I. Compagnie, van 140, 150 en 155 voeten lang , zoo met een’ openen, of gedekten kuil, anders genoemd -drie- dekkers , zyn in allen deele de bekwaam- fle, nuttig fle, en voordeelig fle voor Haa- ren dienst, zoo tusfchen Europa en India wakende, ‘als in de. Indifche zeeën zelve ge- bruikt wordende? O1. SCHEPEN. 205 veel zwaarder dan een fchip van 150 voeten , en die van 150 moeielyker dan die van 155 voeten , om dat door de kort: heid van het fchip, de zeeën vaardiger onder doorfchieten, het geen het fchip eerst voor, daarop fubiet agter na het holftaande water, zwaar, in de zee. kuil doet nedervallen. Men bevind dat een ep van Tso en 155 voeten langer op de zee blyft leg- gen , het geen die fchepen by het on- der doorfchieten der zee langzaamer tus- fchen en over de zeeën doet neder- vallen : hier door is het, dat in ftorm- weêr met hooge zeeën , een fchip van 140 voeten door het zwaarder ftampen ligter dan een /chîp van 150 of 155 voe- ten zyn tuig komt te verliezen. De fchepen van 15o en noch meer die van 155 voeten zyn nuttiger in hol water, om het van een lager by den wind af- tehalen, dewyl zy minder in de zee arbeiden, dan een fchip van 140 voe- ten: hier door dryven zy minder af en bekomen meerder vaart’ „Een gedekten kuil of drie-dek fchip ‘van 15o en 155 woeten, zyn in dezen de bekwaamfte en voordeelisfte, „Met een drie- dek- fchip kan men | fpoe: 206 E: LOMBARD OVER DE fpoediger wenden endraaien , door die roote vlakte van het opperfte of eer- e dek, waarop al het volk voor het oog der commandeerende Officiers zyn blootgefteld, die men op een en- kelen wenk, zonder veel woorden te ebruiken, van het voor-dienstwerk br het agterfte heeft; op zoo een glad dek heeft men altoos de vallen, fchooten, brasfen , oenen ‚ boe- Iyns, toppenants, riftaliers enz. onbe- lemmerd tot het gebruik klaar leggen, by welkers gebruik door die lange fuimte het volk zich niet behoeft by herhaling te verplaatfen, het geen op een kuil-fchip gefchieden moet, waar door het meerder tyd verfpilt. De drie-dek-fchepen zyn in allen deele de bekwaamfte, nuttigfte en voordeeligfte voor haaren dienst, in cas van actie, alfchoon wy thans tegen een Zuropifchbe Mogendheden oorlog fetaen ‚ zoo zyn ’er in de Zndifche zeeën plaatfen, alwaar men bloot ftaat om door den vyand geattacqueerd te worden , vooral langs de kusten van de Mallebaar , Dacan, Souratte en Straat Boetem. Op een drie- dek-fchip heeft men zn aag zO0. L SCHEPEN. 207 laag gefchut tusfchen het eerfte en tweede dek, vry en onbelemmerd van al het loopend touwerk , waar door men in ftaat is, vaardiger op den vyand te vuuren; daarby heeft het volk zoo geen gevaar, om door de vyandelyke vuuring „ van het handgeweer , hande granaten, gefchut enz. gekwetst te worden. | __ De benoodigde manfchappen by het loopend touwerk op het bovendek, kan men langs het boord verfchanfen, binnen het met hangmatten behangen, zynde groot en fokke want: men heeft op een drie-dek-fchip, by het loopend touwerk zoo veel manfchap niet noodig , als op een kuil-fchip, om dat men het volk in eenige feconden van het voorfchip , op het agteríchip BEek0 | „Op een Kuil-fchip is dit niet wel doenlyk, om de manfchap van de bak of voorfchip , fchielyk agter op by de brasfen en fchooten te gebruiken; zoo ook niet die manfchap van de brasfen en fchooten uit de kuil, kunnende niet meer dan een man die fmalle halfdeks trappen te gelyk opkomen. Ui ’t welke men ziet, dat men hier toe 208 E‚ LOMBARD OVER DE toe op een drie-deks-fchip, de helft minder manfchap noodig heeft, dan op een kuil-fchip, het geen zeer voordees lig is, in de Andifche zeeën, alwaar men doorgaans niet fterk bemand:vaart. De manfchap, die op een kuil-fchip by hetloopend touwerk tusfchen de ca- nonftukken behooren, zyn den genen, die op den vyand vuuren, in den weg, by hét omwenden van het fchip , waar door zy mede voor dien tyd genood- zaakt zyn; de in de kuil taande canon« ftukken te verlaaten, om zich aan de brasfen en fchooten te vervoegen, tot dat het {chip omgewend is, welke ver- ei niet dan gonfüfie moet. voort- rengen. Eine Wanneer men zwak van volk is, kan men , met 2 of 4 ftukken minder , op den vyand laaten fpeelen, om dat, dat volk van die 2 of 4 ftukken canon by de brasfen en fchooten kunnen ge- plaatst worden, dewyl het niet gelegen is in de meenigte van flukken te gebrui- ken, maar in het ras vuuren, daar een drie-dek-fchip zeer wel toe gefchikt is. By het vallen of ligten van zyn an- ker, is het loopend touwerk, op een drie-dek fchip niet in den weg, gelyk men Ö. t SCHEPENS 269 ten op een kuil. fchip maat al te veel ondervindt. | gk Wanneer men op eene reede vers tuid legt, en genoodzaakt wordt doof de aangroeiende winden zig klaár te houden, om het boeg en plegt anker te rj ‚ ter beveiliging hunner iel, en vooral op de reede Cabo de goede hoop, dan heeft men de bogten der zwaare ankertouwen , van het voors fchip tot agter het fpil op het dek legz gen, alwaar zy door het geftadig overs loopen van het fcheepsvolk, varkens 3 en in regen- weêr veel nadeel beko« men, daar de zwaare touwen voor de _ Maatfchappy van geen gering belang Zyn, tot behoud van fchip, lading en zeelieden, Ke Op een fchip met een gedekten kuil zyn de zwaare ankertouwen, voor die nas deelige gevolgen beveiligd. Wanneer men denken mogt, dat de eerfte gezagvoerder geen zicht by het fchieten der touwen heeft, als merì afis kert en anker windt op een dries dek Schip, zo vervalt die denkwys geheel ; dewyl men de kuil-roosters voor dien tyd kan opnemen, waar door mer een, vry gezigt op het tweede dek bekomt; Vl, DEEL: O als 210 E. LOMBARD OVER DE alwaar men de onder- en derde ftuur= lieden , benevens de deks-officieren, heeft, om daar op agt te geven, waar van de gezagvoerende fchipheer raport ontfangt. Uit di gezegde over deze vraag, die ik voor afgehandeld kortheids halve hou- de, is myns bedunkens reeds al te zien, welke Charters de bekwaamfte en voor- deeligfte voor den dienst der O. 1. C. zyn, zo tusfchen Europa, als in de 4naifche zeeën; weshalven ik nu overga tot de bezondere vraagen door den reeds ges melden Wel Edelen Geftrengen Heer Mr. DANIEL RADERMACHER voorgefteld. EERSTE VRAAG. Welke Schepen tasten het minfle diep by hun afloopen in het water, die van 150 of 155 woeten „gefteld dat de laatfte dezelve. malle biyyven- behbowvden, als de eerfle, in wydte , holte en tuigage. Zal een fcheepsbouwkundige , alhoe- wel tot heden in. hunne concepten niet overeenkomende, gemanierde fchepen bouwen, die door de kundigheid gek en O.L SCHEPEN. 2iî den zeeman, van de eene haven den wyden Oceaan doorgeftuurd worden naarde andere haven, houdt hy die al- gemeene regelen, dat hy met onder- fcheid der lengte, de breedteen diepte komt te geven. De vyf voet verfchil op een fchip van 15o of 155 voeten, is, als men voor deszelfs wydte ftelt 5 van de leng- te, komt 12 voet, en voor de holte ; der lengte, komt 5: duim, by het eerfte gefteld over het geheel voor toegift 4 voeten, en by de laatfte 2 voeten. Wanneer deze verdeeling op vyf voet niet gefchied, maar dat het febip wan 155 voeten, dezelfde malle van een Jchip van 15o voeten blyft behouden, ‘welkers beide ruimholte is 18: voeten, en hunne breedte 41; voeten, zal men bevinden by het afloopen in het water, dat de eerfte een duim vlotter komt te leggen, dan de laatfte, het geen die meerdere lengte , welke in het mid- den valt, opgeeft. Door deze egaale wydte, en diepte van een fchip van 15o en 155 voeten, blyft de tuigagie zonder de minfte ver- andering noodig te hebben dezelfde. Het (chip va lang 150 voet, tast- 2 te "212 E. LOMBARD OVER DE te inhet jaar 1771, na dat het van ’tfta- pel in ’twater gelaten was Voor diep, - - - 8 voet 7 duim Agterdiep,. = = - b 0 me Mn , : 20 voet 2 duim Dus in ’ midden diep. - IO —= I= Het fehip Zuropa lang 155 voet, dat op dezelfde malle van Botland , of een ander fchip van 150 voeten ge- bouwd is, tastte in het jaar 1772, na “dat het van ’t ftapel in ’t water gelaten was Voordiep. = - « - 8 voet 6 duim _Agter diep, nd = I= 4 ‚20 Valte Dus in 't midden diep 5 rog Gevolglyk één duim vlotter, als de fchepen van 150, welkers fcheeps-bouw voeten verdeeld zyn in ro duimien. (a) ‚Hier mede houde ik, zo verre het my toefchynt, deze vraag na bevin- ding beantwoord. t TWEE- (a> Het diep treden dezer fchepen-van 150 en 155 voeren , is naauwkeurig opgenomen door U#:/- dem. Udemans junior , Onderbaas der fcheepsbouw var de O. IL, Compagnie voor Zeeland, O.V S CEE DEN. 213 TWEEDE VRAAG. Welke fchepen voldoen best als goede en gemakkelyk te regeeren fchepen, die 't minfle afdryven, en het best opkeven, waar door het bekwaamst van een lager kan afgehouden worden, om dezelve voor klippen en flranden te beveiligen ? EERSTE GEDEELTE, Welke Schepen voldoen ’t best als goede en gemakkelyk te regeeren fehepen, De drie-dek.fchepen, gelyk wy gezien hebben, in cas van actie, zyn de be- kwaamfte, nuttigfte en voordeeligfte voor den dienst der O. 1. C., maar men bevindt ook, dat zy het zynom gemak- kelyk geregeerd te worden, en dat wel in goed weêr, zo heeft de wagt Com- mandeerende Officier, zyn dek Officiers en gemeene op den gedekten kuil, en op 't voor-fchip in ’t oog, welken hy mét het ruimen van den wind op ftond by het agtertuig heeft , alwaar het touw- werk onbelemmerd klaar lest tot het ophalen der zeilen; dit verrigt zynde, heeft men die zelfde manfchappen im- mediaat by het voortuig. | ' O3 By 214 E‚ LOMBARD OVER DE By het fchraalen des winds heeft men het volk direct by het voortuig: de raas, fchooten, en boelyns aangehaald zynde, heeft men op ftond dat zelve volk weder by het aanhalen der agter- zeilen, vooral wanneer men veeltyds uitgaande zwak van volk is, door de meenigte der inpotenten; in de Zndifche zeeën , en retourneerende zyn ’er te Ba- tavia dikwyls geen gezonde manfchap- pen genoeg, tot het bemannen der E. O. 1. Compagnies Schepen. Zoo dat men zich genoodzaakt vindt, de reis met 30 á go zieken uit het hospitaal te ondernemen , het geen ik meer dan eens heb bygewoond, waarin men dan die groote nuttigheid van een drie-dek Jchip befpeurt , het welk met weinig volk gemakkelyk te regeeren is, By het wenden of overftaag gaan, heeft men ordinair al het volk boven, op welke vlakke ruimte men het volk by de brasfen en fchooten verdeelt; die ruimte hebben, om met kragt de zeilen vlug al loopende om te haalen. Een kuil [chip in goed weêr, kan niet zo wel geregeerd worden , als een drie dek fchip, dewyl de wagt Comman- deerende Officier, op zyn quartier pr Ole O. 1. SCHEPEN. 215 officiers, en gemeene in den kuil geen zigt heeft; wordt ’er by het ruimen des winds een party volk agterop, tot het opbrasfen der zeilen, vereischt, dan moet ordinair het volk door de deke officiers, van de kisten, en tusfchen de ftukken van agter het {pil , by één verzameld worden, die dan ordinair nog eenige woorden-wisfeling hebben, wie van hun naar boven zal treden, waarin veeltyds de quartiermeester , of een dek officier, genoodzaaktis, ge- voelig hun verfchil te beflisfen ; dan kan ’er door de fmalte der half dek trappen niet meer als één man gelyk opgaan; tegen dat zy dan aan de bras- fen en fchooten verdeeld zyn, om het opbrasfen te beginnen, zo heeft men het op een dgrie-dek fchip agter al ver- rigt. | Dit brasfen agterop verrigt zynde, verloopen ’er weder eenige minuten , eer dat die manfchappen , tan voot man, die fmalle half-dek trappen” af. gegaan zyn, tot het ophalen van het groot marzeil en voortuig, daar veel- tyds het loopend touwwerk verward , van, en tusíchen de ftukken geflingerd legt. O4 Wan- 216 EB. LOMBARD OVER DE … Wanneer de wind fchraalt, worden de voorzeilen het eerst aangehaald, „waarby men hun onder de dek-officiers commando nog trager van onder de Íchans ziet komen, als by het ruimen van den wind, dewyl het commando- woord van den fchipper of een der ftuurlieden , van agterop een party , hun voor dringender woorden bee vreesd doet zyn, | | | Uit de reeds opgegevene reden is ge- noeg te zien, dat by het omloopen van den wind veeltyds de zeilen op een kuil fchip een geruimen tyd blind leg- gen, waar door men voor dien tyd ge- noodzaakt is om 2-à 3 ftreek uit de cours te gaan ,-op dat de zeilen zou- den, volftaan, tot fteun van het fchip. Wanneer het halver wind is, of an- ders gezegd, dat de wind dwarsinkomt, en fchraalt fchielyk-2 à 3 ftreek, waar- door de zeilen omtrent tegen leggen, en het {chip niet willig genoeg zynde in het afvallen, dan loopt men in gevaar om een Uil te vangen (b), om dat men Es, | 5 zyn = (b Deze fpreckwys onder de zeelieden gebruie kelyk, beteekent door den wind te draayen; heb= bende de zeilen tegen leggon, O.L SCHEPEN. 219 zyn brasfen niet vaardig genoeg heeft by den wind gehaald, het geen op een drie-dek-fchip zelden kan voorvallen, dewyl men het volk op ftond by het aanhalen der brasfen heeft. De voornaamfte zee-fchepen in zwaar weêr als de bekwaamfte om wel gere- geerd te worden, zyn drie-dek-fchepen, en wel by het lenzen voor de fok en groot marzeil van 3 reven, van den wind; by ftorm gefchiedt het dikwyls, dat de wind een ftreek drie à vier uit fchiet (c), “waarop de zeilen veeltyds levend flaan, vooral wanneer de wind bevorens inkwam: hier in heeft men het volk direct by de brasfen, om de zeilen naar den wind aantehalen, Op een kuil-fchip Iyrdt het tuig in dien tusichentyd groot gevaar, dewyl ’er eenige minuten verfpild worden, voor dat men de manfchap, na veel woor- denwisfeling, by de brasfen tot het aanhalen der zeilen heeft. Wanneer dit by den nagt voorvalt, dan moet men de wagthebbende man- {chappen niet alleen onder de fchans, Os maar __ (ce) Dat is, als hy van ftreck verandert, als van het oosten tot noordoosten, 218 E‚. LOMBARD OVER DE maar ook tusfchendeks gaan opzoeken, waardoor het tuig niet alleen veel heeft uitteftaan, maar zy zelve, dewyl zy giet in hun post vigileeren, daar voor ftraf genieten. Wanneer men met een kuil-fcbip zwaar weêr bywoont in den nagt, en dat al het volk tot het reven en digt- maken der zeilen boven vereischt wordt, mist men ordinair een vierde der manfchappen , die tusíchendeks agter de kisten, koojen, en tusichen de zieken zich verfteken (d), vooral op een uitreis. Dat de manfchappen by een ftyve marzeilskoelte van drie reven, of by een ftorm in het lenzen voor de fok, of ook wel in het byleggen voor ftorm, zich onder het halfdek verfchanfen, is pryslyk, om dat ’er tusfchen de boot en canonftukken weinig ruimte is, en de kuil dan altoos door het zeewater blank ftaat, waardoor zy dikwyls in 8e (da) Dat is ordinair dat flag van Matroozen, die het meeste wind aan de wal maken, en die by ftorm op zee, tot het vastmaken van een marzeil, of tot het reven der onderzeilean zo traag naar bo- ven treden, als, dat ík my zo uitdrukke , een dief , die door den beul dz leer wordt opgeleid. O.L SCHEPEN. 219 gevaar zouden zyn: men ziet fomtyds, dat de varkens over boord en door de poorten {poelen (e), het geen ik meer dan eens heb bygewoond. Wanneer al het volk op een drie- dek fchip zynde boven ’tdek vereischt wordt, kunnen de gezonde manfchap zich zo niet tusfchen de zieken verfte« ken, dewyl die, tusfchen het eerfte en tweede dek, van de gezonden zyn af- efcheiden : de manfchap boven zyns de ‚ fluit men de bovenluiken dist, waardoor men zich in ftaat z'et om het fchip gemakkelyk te regeeren; de manfchap vindt op zo een dek, dat buiten den regen droog blyft, geen ge- legenheid om ter fluik naar beneden te keeren. Hier mede hoop ik aan het eerfte gedeelte voldaan te hebben; weshal- ven ik overga tot het T WEE (e) My is door een Officier medegedeeld, van het O. IL. Compagniefchip de Zeeuw, dat den 19 October 1777 voor Zeeland uitzeilde , en voor een hevigen ftorm uit den zuidwesten bylag, waarin op den 29 dito de varkens over boord fpoelden , En binnen boord eenige fchaapen verdronken, op noorder breedte , van 44 graden en 45 minuten, 220 E‚ LOMBARD OVER DE TWEEDE GEDEELTE. Welke zyn de Schepen, die ’t minst af- dryven, en best oploeven , waar door het bekwaamst van een lager kan afgehouden worden, om dezelve voor klippen en flran- den te beveiligen? Het is de bevinding niet alleen van my, maar van de voornaamften der zeelieden, welken eenpaarig getuigen moeten , dat de drie-dek-fchepen de bel kwaamfte zyn, om het van een lager _aftehalen. | Dat de drie-dek-fchepen het minst af- dryven, is,om datde wind nergens meer ftuiting op heeft, dan op de loefboeg. Op een kuil-fchip heeft men daaren- tegen, de windftuiting op de loefboeg , boot, fchuit en binnenleyboord , het loef en binnenleyboord der boot, en de zuiger onder het halfdek, waar« door alle kui/fchepen met kragt naar ‚het lager geperst worden: door deze dwarfche nederpersfing is het, dat een kuilfchip niet zoo vlug in vaart zyn kan , als een drie-dek-fchip, dewyl daar het derde dek, de boot en fchuit — bedekt; hier door zyn zy in ftaat | | _ fcher- O0. 1. SCHEPEN. 22T fcherper aan den wind te ftuuren , dari met een kuil-fcbip, en teffens om dat de persfing op het roer zo groot niet is, als op een kuil-fchip, dat hem telkens meer doet afvallen, en loef verliezen, Ik zal hier een extract getrokken uit het Journaal van den Schipheer z. TO- MASSEN laten volgen, van de thuis- reis, van Cabo de goede hoop 1766, het geen dus luid. | ’tSchip-de Pallas zijnde een drie-dek. Jchip lang-150 voet. _ ’tSchip Damzigr zynde een kuil-fchip lang-1so voet. tSchip Walenburg zynde een kuil- Schip lang 140 voet. Ä tas, Op Noorderbreedte van 39 graden; hebbende toen het Ziland Floris, naar gisfing 37! myl van ons, deden op het Íchip. Damzigt fein van het derde rif in de marzeils te nemen, dog zagen dat de fchepen bydraaiden, vond goed zulks ook te doen, de wind fterk door- waaiende uit den noordwesten tot het noorden , den volgendenmorgen zynde den den July , zettende kragt van zeil by , naar de hevigheid des winds „om fomtyds niet op de Eilanden Convis en Floris bezet te raken, maakten op het | fchip 222 E. LOMBARD OVER DE fchip de Pallas de marzeils by van 3 re- ven, en de onderzeilen, waarvan het grootzeil gereefd was ; op het ‘fchip Damzigt maakten zy de marzeils by van 2 reven , benevens de onderzei- len; op het fchip Walenburg, -maáak- ten zy de marzeils met al de reven ’er uit by, met de onderzeilen; zo prangden wy tot datde zon ondergong ; toen was het fchip de Pallas ruim 3 myl dwars in den wind, van het fchip Damzigt, en Walenburg wel 3 myl dwars aan ley, van het fchip Dam- zigt, zo dat zy van de Pallas het leywaart{che fchip Walenburg niet meer konden zien, hier door gee noodzaakt zynde alle morgen en avon- den: aftehouden: ‘Fot dus verre de Schipbeer. JAN. VAN-VOORS , voerende het drie-dek.fchip Botland „waarmede hy den 12 December 1771 de reede Cabo de goede hoop oplaveerde, in een vliegenden zuidoosten wind ,- daar ‘er veele zich over verwonderden , de« wyl dit wel met een flappe koelte, an- ders zelden, met een Compagnies fehip efchiedt ; ook betuigde de voornoem- de Heer my, dat hy hadt bevonden, „de drie-dek-fchepen de bekwaamfte te » ZYN; O.L SCHEPEN. 223 5» ZVN, om het van een lager afteha- srdentt: Ziet daar kortelyk de redenen; waarom dat de drie dek fchepen onge- lyk beter loef houden, dan de kuil. fchepen, waardoor zy de bekwaamtfte zyn om het van een lager aftehalen, en voor klippen en ftranden beveiligd te blyven. ‚‚ Helaas twee Schêpen in den nood, „ Vol vrees voorfebipbreukop de flranden; » ls nacht ‚men ziet de klippen branden: » Diet minst afdryft , loeft uit den dood”. Hier mede is de tweede vraag , zo verre het my toefchynt , beant- woord, DERDE VRAAG Welke zyn de bekwaamfte Zeefchepen, by zwaar flormweder en boogloopende Jflortzeeën? De oude gedenkfchriften doen ons zien, dat de kennisfe der fcheepsbouw en zeevaart al in vroege tyden geoe- fend 224 E‚ LOMBARD OVER DE fend wierd, in welker kundigheid men onze Nederlanders, federt ruim an: derhalve eeuw , zo ver gevorderd ziet, in vergelyking by onze voorvaderen, waardoor men met de wydafgelegen- fte olkeren der weereld, gemeenfchap kan hebben, om een gedeelte van den oogst hunner gewesten, in onze havenen over te voeren; zynde hier- in de voornaamfte zuilen, waarop de welvaart, buiten alle tegenfpraak, in onze Republiek is gevestigd. De fchepen hiertoe by de Neder: landfthe O, L. Compagnie in gebruik, waarmede de zeeman den wyden oceaan doorkruist, zyn kui/- en drie- dek-fchepen (f). Die charters moeten wy bezien, Welke ae bekwaamfle zyn tot nut der Maatfchappy, en tot veiligheid der zeêlieden, die een nuttig gedeelte der menfchelyke Maatfchappy uitmaken. Men heeft bevonden en bevindt nog dagelyks, dat de fchepen met een ge- dere ff) Zeeland is de eenigfte Kamer, daar van het Jaar 1763 tot 1773 tien drie-dek-fchepen Zyn aange- bouwd, waarvan ’er één ten anker leggende on= der de Chinafche wal in zwaar weer ongelukkig „ door het laten open{taan zyner fchutpooren, ag= ter zyn anker is neergezonkcen, Ô. 1 SCHEPEN 225 dekten kuil het veiligfte zyn, in ftorm en orcaanwinden, met de daar uit voortkomende verbolgene zeeën ; deels door het geftroken dek , deels door de vaste {chutpoorten, waarby men het gefchut laat inloopen , en de poorten digt maakt, en zo ’er al water mogte overkomen, ‘tgeen zelden ge- fchiedt door de hoogte van het boord, (zo worden over de roosters brezen- ningen geplaatst, waarby- men deluiken digtlegt , waardoor menvoorkomt, dat de zee niet tusfchen het eerfte en twee- de, veel min tusfchen het tweede en derde dek komen kan,) zo ziet men hetzelve daar zo fchielyk weder afloo- pen, als het daarop gekomen is. _ Een kuilfchip is van-de bak tot de boeg of groote mast, van een geftro= ken dekontbloot, welkers boordlaager en poorten open zyn, daar door veel water wordt overgenomen, daartegen worden de luiken digt gefchalmd. Door het aanhouden van den ftorm, ziet men de baaren zich met geweld verheffen, ja fomtyds zodanig , dat tel- kens op het zien aanrollen der eerfíte baar , het hart van den ftoutften zee= man bekneld wordt; het zyn deze ‚ VIÌ DEEL, P Zee 226 E. LOMBARD OVER DE zeeën, waardoor de kuil telkens vol water gefteld wordt, het geen hun een ondergang dreigt. | Op een kuil-fchip wordt fomtyds een bruik gemaakt, in zwaar weêr, van e looze poorten, om de ftukken in te zetten, waardoor het gevaar der ftortzeeën wordt vergroot, om dat het water by het ryzen der dobbe- rende kiel geen ontlasting vindt, dano- ver het leyboord; de fpiegaten leggen feest aan ley onder water, door den wind, die met kragt in het byleggend zeil, het tuig, loef-boord, boot en ley- boord drukt: weshalven zy in dit geval ter uitloozing van het in de kuil {taande water niets vrueten, daar ’'er anders zonder looze poorten by het ryzen der kiel, telkens nog een gedeelte zoude kunnen uitvlieten ; wanneer de kuil vol water gefteld is, doet het zo een íchip niet alleen dieper treden , maar teffens ook door die groote wigt rank zyn, dat het fchip zwaarder doet werken en o- verhalen, fomtyds zonder te ryzen, een tyd lang methetleyboord onderde zee blyftlegoen: in welk geval men tot behoud van fchip'en zielen fubiet refol- veert, om het gefchut met gevaar se en \ dr, 220. =Bl4 | VI Deel, EN API WESPEN Blvd ZG me le) , APPEL ORANGE Blade. 208 . Te | 0. EL SCHEPEN 227 den een of ander zyn leven overboord te werpen; dan is het gevaar by het Ty- zen der kiel nog niet ten einde, maar het zwaar overhalen door de rankheid, dreigt het tuig over boord te werpen, het geen den Schipheer FRANS VAN E- WYK, met het kuil-fchip Burg 1770, opde reis naar Japan te beurt viel, met ver- lies van s’ E. Compagnies fmeltbaare ladingen, waarna hy nog gelukkig ter reede Wampbo tot Canton in China arri- veerde, alwaar het fchip; dat als uit el- kander gewerkt was, behoorlyk van masten, ftengen en raas, wierd voor- zien, waarna hy weder te rug naar Bg- tavia tevende. In %t jaar 1972, wierd die zelfde Schiplieer FRANS VAN EWYK, met het zelfde fchip Burg op de reis naar Japan, weder door de zee als overweldigd door de ftortzeeën, verliezende in een korten tyd zyn geheele tuig, en zo ik „meen zyn roer; in welk geval men, door dat de kuil, onder-half-deks ruim- te, en de bak, telkens vol water ge- ftort wiefd, geen pompen konde gebrui- ken: kort na het verlies van zyn tuig nam de wind en zee af; bedaard zynde, bevond men eenige voeten water in dread 228 E. LOMBARD OVER DE zyn hol, en tusfchen deks ftaan, vin= dende zich buiten ftaat om, zo het toe- fcheen, het fchip in goed weêr pa boven water te houden, en bevrees zynde om onder de ftortende golven by een opkomenden ftormwind begra- ven te worden; gelukkig wierd hy daar op, als uit de kaaken des doods gered, door het gezicht van het tweede fchip, het geen naar Japan ftevende, en ge« voerd wierd door den Schipheer STEEN- DEKKER, verlaatende na rype overwe. ging het wrak, begaf hy zich met zyn volk ophettweede fchip , waar mede zy de reis gelukkig volbragten. Het retournerend kuit-fchip Welgele- gen van Batavia in het jaar 1772, dreef als in denzelfden ftaat, gelyk het kuit- Jchip Burg 1770, aan de Afrikaanfche kust, de baay dAlgaea binnen. _ De Schipheer VAN EscH voerende het drie-dek-[chip StavovifJe, en de Schrpheer NIEUWENHUISEN het kuil-/chip Blyenburg, vertrokken beide naar Japan in ’t jaar 1775, en wierden daarop door een hevi- gen {tormwind af en aan de Chinafche kust, by Lamaea, of de zandduinen ge- noodzaaktby te draayen; den17,:8, 19 en 20 July hadden zy vliegende pie uie O. 1 SCHEPEN. 229 buien , met onbefchryfelyke verbolgen en uit verfcheiden hoeken tegen elkan- der aankokende zeeën; in welk weêr, getuigt de gemelde Meer VAN ESCH » zyn bodemalle blyken van deugd gaf, » en nooit op foortgelyke Charters te » hebben gevaren, die zulke kwalitei- ten by alle omftandigheden bezite » ten”: de wind begon uit den oost noord-oosten, zo door het noorden naar het westen , tot zuiden en zuid-oost , en het fchip bleef tusfchen de zes en ne- genftreeken vanden wind leggen, zone der water over te nemen, als dat geen, dat door verheffing van wind, op yde- re ftreek-verandering, als ftofregen overwaaide , zo ook in de golf van japan, op den 5, 6, en rr Augustus, oewel met minder wind, maar niet minder aanfchietende zeeën. | Op de terug reis van Japan hebben- de meest doorgaans aangenaam mooy weêr en wind, had zich nu en dan in de golf en in (lraat Formofa wel eens een moeielyke aanfchietende zee ver- toond, maar daar door geen de minfte noemenswaardige werking ondervon- den, hoewel de acg van koper 2000 3 kas- 130 _F, LOMBARD ÔVER DE kasties of 242500 ponden gewigt meetr- der was als ordinair. Het kuil-fchip Blyenburg, wierd door de verbolgene en tegen elkander aan- kokende zeeën, in dringende gevaa- fen gebragt, door de zeeftortingen in zyn kuil, boot en fchuit. _ De rankheid door het boven-water is zekerlyk de oorzaak van het zwaar= der werken geweest, ”waar door ik” ge= tuigde de reeds gemelde Heer NiEu- WENHUIZEN myn geheele voortuig »» verloor, en buiten ftaat was om by » aanhoudenheid de pompen te gebrui » ken: ” het weêr bedaardzynde wierd ‘er 9 voet watef in zyn ruim bevon- den, zo dat tusfchen de twee dekken de rantfoenen hadden onder geftaan, de fuiker-lading wierd ’er gedeeltelyk uitgepompt, van het buspoeder was de falpeter gefmolten, dus onbekwaam, de rantfoen-ryst kón toen als bedorven Zynde, niet meer tot een goed voed= fel ftrekken. _ De overige Officiers van dien bodem getuigden „dat hunne verwagting was » met yder aanrollende zee, ’er onder ‘j te zullen nederzinken”, | Hier ma arriveerden zy met een opge- Trigt O. 1 SCHEPEN. 23 rigt tuig ter reede Wampho tot Canton in China, alwaar de geledene fchade aan het fchip, dat genoegzaam uit elkander gewerkt was, wierd gerepareerd , waar na zy in de maand January 1776, vers trokken naar Satavia. Het gevaar (pagina 225.) wordt vers dubbeld by ftormwinden, en ftorten« de golven, wanneer by het kuil water; de wed en fchuit worden vol geftort: door dezen bovenlast werkt zo een {chip by aanhoudenheid met zyn boord onder water, waar door het gevaar van om te komen nog aanwast, door de veelheid. van water, dat ’er tusfchen deks vloeit, door de lyfnaden die o- pen werken , ende garren der luiken ; in dit geval, is men gedrongen om een gat in de boot, en in het onderfte of tweede dek te kappen, ter uitloozing van het aldaar ftaande water, Dit tusfchen-dek water, dewyl ge- zonden en zieken aldaar hunne verblyf plaatshebben, kost meenig een het les ven, volgens de getuigenis vande gee« nen, die het gevaar van om te komen ontfnapt zyn, gelyk de Schipbeer c, DE ROO, met het uitgaande OQ, 4, Canm pagnie Jchip- Blyswyk voor Zeeland in « BA rik jaar 232 E. LOMBARD OVER DE jaar 199?, wordende door een vliegen-- den orcaan, op den 28 November in de bogt aangedaan met hemelhooge zee- En, waar door men by aanhoudenheid de kuil vol water zag, en verloor door de rankheid, met het zwaar werken in den tyd van anderhalf uur zyn geheele tuig, by de overhalen bleef het fchip telkens zonder te ryzen een geruimen tyd leggen: ”ik bevond (zegt de ge- noemde Schipheer ) ‚‚na dat de wind „en zee merkelyk had afgenomen, » negentien doode lyken tusíchen deks, » die niet alle hun natuurlyke dood ge- » ftorven, maar meest verdronken wake » ren; bevond het nuttig 2 gaten tus- » fchen deks, by het labelen; in het dek te kappen, op dat ik het water „ by de pompen krygen mogte; ” In het ruim was na gisfing wel zes of zeven voet water, hy durfde de emmer niet uit de voorpomp nemen, op dat het volk door de veelheid van het ruim- water niet neerflagtiger zoude worden, _ De britfen der zieken, en eenige kis- ten van het gemeen tusfchen deks, wa- ren in ftukken geflagen; onder het half dek alle de daar ftaande kisten, pothui- zen, gereedfchaps kisten, van Ronn: Baak P Ce O. 1. SCHEPEN. 233 delier, kuiper enz. waren in ftukken ge- flagen, en over boord gefpoeld; den 12 December arriveerde hy, met het tuig- looze fchip ter reede Brand Eiland; (2) Het drie-dek-fchip Europa liep metee- nige kuil-fchepen in ’t jaar 1772. op den 15 November uit Duins naar zee, om- trent op dien zelfden tyd toen het chip Blyswyk van Walcheren uitliep, de ove- rige kuilfchepen, als de Barta Petro- nella, Afia, Voorberg, en meer andere ftonden in dit langwylig ftormweder , dat drie weken duurde, zeer veel uit, door de zeeftortingen in hunne kuilen; veele gezond en ziek leggende man- {chappen tusfchen deks verdronken (h): in welke omftandigheid zy zig ge- drongen vonden, om een geftadig ge« bruik te maken tusfchen deks met brandfpuit, fpoelpomp, pusfen en kis- ten, tot mindering van het aldaar ftaan- de water; zy pompten by continuatie met drie pompen: waar door hun ge:- vaar dringend was. nod P 5 Het (g> Dit extract is uit een brief, gefchreven aan een Zyner goede vrienden, die my het lezen van den inhoud toeftond. Ch) Ik meen dat op het fchip Voorberg , dat ge- voerd wierd door den Schipheer visscHER, vyftien manfchap tusfchen deks verdronken zyn. 234 E. LOMBARD OVER DE … Het Schip Zuropa, dat gevoerd wierd door den Schipheer JACOBUS DE FREIN, bezat andere blyken van deugd in dit ftormweêr, met hemelhoog loo- pende ftortzeeën, waar in het fchip zeer gemakkelyk werkte, nemende geen water over, dan dat geene, dat ’er overwaaide by ydere verheffing der ftormbuy, naarderzelver kragt, als {tof- regen, en als een fterken regen; het fcheeps volk had dagelyks zyn gekookt eten, zo wel als by goed weder, het geen de manfchappen der kuil-fchepen misten; om de anderhalf of tweede et- maal wierd ’er twaalf of veertien duim water by de pomp bevonden. De Opper Chirurgyn E‚ LOMBARD, ten dien tyde op dien bodem befcheiden, heeft my verklaard, „dat de zieken, „ die te dier tyd over de 220 waren, » weinig uitftonden , kunnende tusfchen „ het eerfte en tweede dek op de brit- » fen, zonder ’er af te (ingeren, veili- » lig en droog blyven leggen, voor » welken twee keer des daags eten, en > drink-water gekookt wierd (i). an- (1D De E. Manhafte Schipheer JACOBUS DE FREIN, heeft met het drie-dek-fchip Ouwerkerk van O.L SCHEPEN. 235 Wanneer by een aanhoudenden ftormwind de zee zich heeft verbolgen verheft, en dat de zeeman ziet, di Noorden met het Zuiden worftelen, met donder en blixem, zo fta by hun op- lettenheid op uitkyk, laatende met voor- zichtigheid ed roer beftieren, terwyl hy oogenblikkelyk uitfchot van wind verwagt. Gelukkig bevond de Z, Manhafte Heer STAVORINUS zich by zulk weder, op het drie-dekfchip Ouwerkerk, het een hy commandeerde, waar mede y de Africaanfche kust naderde, en al- daar niet dan continueele ftormen aan« trof: „den 22 Juny 1774. kregen wy,zegt „ die Heer, na dat een ftorm vier da« » gen hadt aangehouden, een aller » vreesfelykften orcaan, die van des » middagsom vier uurentot middernagt »„ duurde, ‘houdende de wind geen » ftreek, met donder, blixem, en »» zwaaren hagel, zettende de zee van » twee zyden zo hemelhoog op, en » Vallende met zo een ysfelyk geweld » van agteren en ter zyden op het fchip ‚aan, van 1770 tot 1772, die zelfde nutrigheid befpeurd , alwaar de gezonden en zieken een bekwaame en als in goed weêr zynde drooge legplaats haddoa, 236 E. LOMBARD OVER DE aan, dat het verfcheiden malen tot o- » ver de roosters onder water viel, » geen zeil hoe klein ook konnende by- » maken, dreven dus op Gods gena- » de, werwaarts de wind en zeeën ons » voerden. Dit wordt van my (zegt die zee- voogd) en van myn officieren zeker geoordeeld, dat ware Ouwerkerk een Ruil-fchip geweest, wy met geen de min- fte waarfchynlykheid ons tuig zouden. behouden hebben, indien iets nog er- ger ons niet ware te beurt geval- len (k). Wanneer men zo met een kuil-fehip die zee-invallingen tot over de boot en fchuit mogte bywonen, zo zou het ge= heele boven-fchip met boot en fchuit vol water ftaan, waar door het ryzen uit de zee, door die groote perfende zee-wigt, en Zuiging door de bak en half-dek, benomen wordt. De uitwerkfelen van eenen zwaaren ftormwind, op het onzeker elementdes waters, dedende rustelooze golven woe« dende verheffen, tusfchen de 36 en 40 gra- (k) Dit is my medegedeeld uit eene misfive van zyn-Edele, O. 1 SCHEPEN. 237 graden Noorder breedte, van den 13 „tot den 25 April 1777. omtrent de Vlaamfthe eilanden, alwaar de Comman- deur der retourvloot c. PIETERSE zich bevond op het drie-dek-fchip Botland, met vyf onderhoorige kuil-fchepen , waar vanhet fchip Duivenbrug gevoerd wor- dende door den Schipheer POPKE waar- fchynelyk is verongelukt. De ftorm was hun overvallen uit den Noord Oosten door ’t Noorden naar het „Westen, en daar bezuiden, waarinzy by- lagen: den 14den ziende van’tfchip de „Heid Woltemnade, het welk zeer veel uite ftond, om half agt uur, dat het roer van het /chip Duivenbrug op zyde lag; en zyn fok los was, die vreesfelyk{loeg; kort hier op zagen zyn groot en be- ‚zaans tuig over boord leggen, en vier of vyf minuten daarna zag men het gee heele voortuig over boord flaan, en rook van noodfchootenopgaan, om tien uur dreef het wrak in ’t west zuid wes- ten uit het gezicht, den r6den kruisfen- de naar het wrak, om half agtuur dreef ons een groote kist circa vier vaam in de ley voorby, den 17den dreef ons we- der een groote roode officierskist voor- by, die van binnen met looten wit papier bee 238 E‚- LOMBARD OVER DE beplakt was, kort daarna nog verfchei- den plunje kisten, deuren, hetgeheele fchot der campanje, hoenderhok, en eenige gefchilderde planken, hebben- de hierna niets meer vernomen. Arm zeeman in zo een deerniswaardi- gentoeftand! daar gy anderefchepen nog veilig zag dobberen, hoewel niet zonder gevaar, moet gy hier omkomen; en gy, die u bevondt op den Held Wolte- made, hoe naar was de rook der nood- fchooten voor uwe oogen , en de weer- galm, die by u tot in de ooren door- drong, ziende hem tuigloos dryven, werwaarts de winden zeeën hem voer- den, deftortende golven in den kuil de- den hun den dood te gemoete zien, moetende hier door geduurig met het boord onder water werken, waar door het tuiglooze fchip zyn hol vol vloeide en nedidt Zonkd vo niu lo Hier door was de doodkleur als op hunne aangezichten gefchilderd , terwyl zy verbysterd {ftonden door het nakend gevaar, met eene uitbarfting der traa- nen , en het te famenvouwen der han- den, fmeekende den God des Hemels om genade, roepende elkander voor het laatst van de campanje, ftengen en mas- O. 1 SCHEPEN. 239 masten , waarop zy hun in zo een toe: {tand tot het uitrekken hunnes levens begaven, een eeuwig vaarwel toe, o het zien aannaderen der woedende gol- ven, waar onder zy een verhaasten dood aantroffen (I). De Schipheer JAN VAN voors heeft my dit volgende medegedeeld: „den » 24 Mey 1774. met het drie-dek-fchip > Mare, tusfchen de Caap en Batavia » lensden om de Zuid, met een zwaa- » ren ftorm, waarin ik geen fpatje wa- „ ter op het bovendek kreeg ; He Daartegen wierd ik uitgaande met > het kuil-fehip Ceres, op den 26 Maart » 1776. tusfchen Cabo de goede hoop en » Batavia genoodzaakt by te draaien, » niet door den fterken wind, maar » door het meenigvuldig water, ‘dat » by continuatie in de kuil ftortede”„ dus verre, ik Het waren de zeeftortingen in het jaar 1761. , die het kuil-fchip Croonenburg, evoerd wordende door den Schip- heer HOOGLAND, en in het jaar 1763. het kuil-fchip 1° huis de byweg, het geen gevoerd wierd. door den Schipheer DIRK VAN CD) Hier door zo veel jonge en te vroegtydige weduwen en weezen, 240 E‚ LOMBARD OVER DE VAN MASTRICHT , aan de Africaanfche kust deden aankomen, beide van Can« ton in China, met eene voor een ges deelte bedorvene lading, welke al daar in groote gegraven kuilen wierd bedekt. - nernkt. | Hebbe my vereerd gevonden, door het lezen eener memorie van den E. Manhaften Schipheer JAN SIEREVELD, waar uit ik een extract zal laten volgen, het geen aldus luid: „in een overzwaar- » ren ftorm met de daar uit voortko- > mende hoogloopende zeeën zou men > het met een drieedek-fchip kunnen bol- » werken, daar men met een kuil-fchip > zoude te gronde gaan: 5» Men krygt weinig of geen water op » zyn tweede dek, het geen ik met het drie-dek-fchip de Pallas hebbe be- » vonden, veel minder tusfchen deks; ) men heeft geen gevaar om zyn boot 9 en fchuit vol water geftort te krygen, » in welk geval men genoodzaakt is, » een gat in de boot te Le ; ook » heeft men geen gevaar, dat van het » tweede dek de goederen over boord 5 zullenfpoelen, het geen ik met het huile »» Schip borsfele in ftormwinden op den » 2& 3 Juny 1771. om de Zuid heb gn er- ee O. IL SCHEPEN: 241 » dervonden, op Zuider bteedte van 37 » graden, dat de tegen boord aange- » forde pek- en teer-vaten over boord. » fpoelden: in welk geval ’er veel wa- » ter door de lyfnaden en luiktjes tus- » fchen deks komt; de lading in ’% » ruim lydt als dan ook veel gevaar om nat en bedorven te worden, gee » lyk ik met het fchip Duinenburg 1768. » heb bygewoond. „ Hier van heeft men op een dries » dek-fchip geen gevaar; want als ’er » water op het dek komt, is het ’er » genoegzaam zo gaauw weder af, als » dat het ’er opgekomen is;” tot dus verre, Ik zal niet voortgaan, om meer drin= gende en hier naby komende gevallen, door my en anderen bygewoond, aan- tehalen, dewyl het op een en het zelfde, als de reeds geftelde bevindin- gen, zou moeten uitkomen: alleenlyk voege hier nog by, dat een wolk-breuk gevaarlyk voor een kuilfchip is, welk gevaar op een drie-dek-fchip door het toeleggen der luiken van het eerfte dek met brezennings over de roosters wordt weggenomen. Het is door het derde dek, dat de Vil DEEL Q En 243 E. LOMBARD OVER DE Engelfchen, Franfchen, Zweeden en Dee- nen zo fpoedig , gelukkig , gerust en vei- lig vaaren, dewyl zy met zulke fche- pen langer kunnen zeil voeren, (pagina 240) en behoeven niet ligt met eenen openen wind voor ftorm, gelyk een kuik fchip, by te draayen (m). Van het jaar 1703. tot 1772. zyn ver- ongelukt over de 3oo O. 1. Compag- nie fchepen, en daar van in de 80 in volle zee, zonder dat men eenige ty- ding daar van heeft bekomen. Wie der zeelieden op een kuil-fchip fchrikt niet voor de verbolgene goi- ven, die door eenen ftorm- en orcaan- wind, aan het woeden gebragt worden, waïl- Cm) Ik heb opgemerkt, zedert dat ’er drie-dek- fehepen voor Zeeland zyn aangebouwd, dat de kuil-fchepen van de dek Officiers en gemeenen, die opdrie-dek-fechepen gevaaren hadden. waar on= der men ’er aantreft, die een goed oordeel bezit= ten) moordkuilen genaamd worden, om dat zy by flyve winden en in ftorm altoos tusfchen en op een nar dek zyn, waarby hunne plunte verftikt, en dat wel als een ftorm 34à4 weken aanhoudt , ge= Ìyk de uitgaande fchepen in ’% jaar 1772. te beurt vicl, en s’jaarlyks voor de retourneerende Kuile fchepen , af en aan het rif van Augulas te beurt valt, met bederf en verlies van goed, waar over men de dek Officiers menigmaal hoort jammeren; daarby komt nog dat verdrietig op en afdringen der half- dek-en baks trappen, waar door ’er menig een’ door een val gewond wordt, dd E 0. L'SCHEPEN. 243 wanneer men de duisterheid der lucht met de zee vereenigd ziet, en daarby herdenkt, dat ’er op het uitgeftrekte diep van dien onpeilbaaren oceaan, in den tyd van 169. jaar in de 80. 0. Z, Compagnies kuil-fchepen in volle zee zyn omgekomen, met een menigte fchat- ten, die in die onpeilbaare boefems als begraven zyn, door het gemis van een edekten kuil , welke anders nog de aven hunner begeerte, zonder groot gevaar van om te komen, zouden be- reikt hebben (n). _Van die gene, die op klippen en ftranden zyn omgekomen, zouden ’er wel eenige, wanneer zy met een ge dekten kuil hadden voorzien geweest, behouden zyn gebleven; terwyl men heeft bevonden, dat drie-dek-febepen de bekwaamfte zyn om loef te houden. Deze gegronde bevindingen, kun- nen niet anders als een yder fterk, ja fterker dan ooit voorheen, tot de zee- vaart aanzetten, en tot het uitkippen van zulk een kiel, die met een gedek- Qa ten „(n) Hier kunnen ‘er onder zyn, die door hun eigen vuuren door onweder, gelyk het O, I, Com- pagnie fchip Lindenhof in Straat Banke, Peils- waard in Straat Sunda, de Lecoctum ter reede Bae tavia, zyn verongelukt, 244 E. LOMBARD OVER DE ten kuil ter meerdere beveiliging hun- nes levens voorzienis, verlaatende hier op vergenoegder hunne echtgenoot, kroost en Vaderland, met een weder- zydfche en zekerder hoop, van elkan- der wederom te zullen vinden. Verheugd komt den zeeman dan, na veel doorgeworftelde rampen, zyn Va- derland voor het oog , en hy ftevent met ontplooide gezwollen zeilen de haven zyner begeerte binnen, terwyl het grof gefchut de behouden aankomst aan zy- ne nabeftaanden, zo ver de wind de galm voert, bekend maakt; De florm neemt aan, al oogenblikken, Het kuil-fchip is in groot gevaar, > Waar op de floutfle zeeluy [chrikken, Woor ’ rollen van de eer{te baar” (o). Hier mede zal ik dit vraagftuk van gewigt voor afgehandeld houden, en overgaan tot de VIER- (o) Men ziet ordinair by ftorm, waar door de golven zich hoog verbolgen verheffen, dat de eer- fte aanrollende zee de zwaarfte is, en dat de twee- de en derde vry minder is in hoogte en in Kragt, hebbende hierna een kleinen rust tyd, eer dat ’er weder andere zeeën komen aanfchieten. O. 1 SCHEPEN. 245 VIERDE VRAAG. Welke zyn de noodzaakelykfte tot over- brenging van gezonde manfchap, en waar mede konnen grooter getal veiligst naar de bezittingen der Compagnie getranspor- teerd worden? Ik zal deze Vraag met betrekking tot den inhoud, in twee hoofddeelen verdeelen, EERSTE GEDEELTE. Welke zyn de noodzaakelykfle tot over- brenging van gezonde manfchap? De manfchap gezond zynde, zonder zaad-beginfels (femina) der ziekte in hunne omtreks-deelen te bezitten, en ter fcheep begeleid, zullen wy zien, dat de fituatie van een drie-dek-fchip ge- {chikter is tot het in {tand houden der gezondheid, als die van een kuil-fchip. Het bovenfte of eerfte dek der drie dek-fchepen, is met roosters van agter de twee voortraps-luiken, tot agter by het rad voor de bezaans-mast belegd, fluitende in de dennebooms of kant- ftukken. | | Q3 In 245 E‚ LOMBARD OVER DE In dit bovenfte dek heeft men twee voortraps-luiken, die de lenste hebben van de klok tot aan den voorkant der roosters of kant-flukken: de breedte is de afftand der kant-ftukken ; de trappen zyn naar derzelver grootte gefchikt. Een groot luik agter de groote mast, dat de breedte van den afftand der kant- ftukken heeft, maar niet wel zo lang is, waarin een foort van een wenteltrap is geplaatst met ruime breede trappen, daar 2 of 3 man naast elkander kunnen ‘op en afgaan. Nog een luik bezyden de bezaans- mast voor de voorfte hut, aan bak- boord, van een redelyke grootte, waar naar de trap gefchikt is, die men wel voorcajuits-trap noemt, waar van men de cajuit bezoekt, Op dit eerfle dek wordt plat neer de barring geplaatst, wederzyds de kant- ftukken der roosters (p). In het tweede dek heeft men een ka- belgats-luik, dat een goede breedte en: lengte heeft, zynde regt onder de Ee voortraps laiken van het eerfte ck. Een (p) De barring is het waarlooze rondhout er wangen, OG LL SCHEPEN. 247 Een groot luik voor de groote mast, hebbende de breedte van den afftand der kant-ftukken, daar de roosters ine leggen van het eerfte dek. Tusfchen deze twee luiken is de boot geplaatst, waarin is een losfe plet, en dosten, die men ’er uit- neemt, tot het inplaatfen van de fchuit. Aster en ter zyden van de groote mast aan ftuurboord is een luik, om- trent de helft kleiner , als het groot luik, met een breeden trap. Een agtertraps luik, van een be- kwaame grootte met een breeden trap , waar van men naar tusfchendeks en konftabels kamer treedt ; verders op dat dek is de laag gefchut te boord. In het derde dek heeft men luiken, waar door het ruim is afgeflooten; verders in het voorfchip van den voor- kant van het groote luik tot tegen. het kabelgats fchot, de zo genaamde noordfche last, regt midden fcheep, alwaar ordinair een zwaar anker, een werp, twee ankerftokken en dreggen geplaatst zyn, in en langs het boord 4 luchtpoortjes, aan weerzyden twee. Een fchip van 15o voeten heeft eene wydte van 41: voet, als men volgens Q4 de 248 E. LOMBARD OVER DE de fcheeps-bouwkunde, voor deszelfs wydte 3 van de lengte neemt, en daar by voor toegift voegt 4 voeten. De hoogte tusíchen deks is 7 voet 5 duim, gelteld voor de 3o voet lengte I voet hoogte, waar by men voor toe- gift 2 voet 5 duim voegt; deze hoogte is op een drie-dek-fchip, tusfchen het eerfte en tweede dek dezelfde, als tus- {chen het tweede en derde dek. Een {chip van 1r4o woeten heeft vol- gens diezelfde regel der bouwkunde eene wydte van 39 voeten, en eene hoogte van 75 voet (q). Op een kuil-fihip heeft men van vo- ren een gebroken dek, dat de bak ge- naamd wordt, waar onder logeeren de dek-Officiers aan ftuurboord, en de kok by zyn combuis aan bakboord: de bak neemt zyn begin van de plegt, en eindigt aan weerzyden egaal aan de twee agterfte fpannen fokke-want. Het halfdek zyn begin nemende van de campanje of voorkant der hutten, eindigt met de boog agter de groo- “(9 Zie de verhandeling der Nederlandfche fcheepsbouw, door WiLLEM UDEMANS junior pag. 8. 22 en 23. DO. LL SCHEPEN. 249 groote mast, en aan weerzyden de 2 voorfte {pannen groot want. Tusfchen de bak en half-dek wordthet de kuil genaamd, waar tusfchen de boot geplaatst is; de barring rust met het vooreind op de bak en met het agter- eind op de barringbalk voor de boog: tusfchen deze barring, die boven en. over de boot heen legt, ftaat de fchuit; hier by ziet men, dat de barring egaal van hoogte is met een drie-dek.fchip. In de kuil, of op het eerfte dek, ter zyde de boot langs het boord, is de laag gefchut te boord. De luiken zyn op dit eerfte dek even- eens, gelyk de luiken in het tweede dek van een drie-dek-fchip, alleen met dat onderfcheid, dat in plaats van een luik aan ftuurboord, ter zyde en ag- ter de groote mast, ’er 2 kleine ftolp- kuiktjes zyn, waarna de trappen zyn gefchikt, aan weerzyde de groote mast, iets agterwaarts. Tusfchen een kuil-fchip zyn twee dek- ken; ’er is tusfchen het tweede en derde dek der drie-dekfchepen geen verandering. Uit de fruatie der kuil-en drie-dek- Schepen kunnen wy de verblyfplaats Q5 der 250 E‚ LOMBARD OVER DE der zeevarenden, militairen en ambagts- lieden zien, welke de noodzaakelykíte zyn tot het overbrengen, en in ftand houden hunner gezondheid. De roosters van een drie-dek-fchip worden by goed weêr tusfchen de groo- te en bezaans-mast opengelegd; de lui- ken van het tweede dek zyn altyd o= pen; op dat de lucht vry kan doortoch- ten: hierby wordt dagelyks een wind- mouw of koel-zeil gebruikt, die men aster het groot zeil ophyst, en laat ne- derhangen door de luiken tot op het derde dek zyn groot luik, het geen ge- rigt wordt, naar dat de wind inkomt. Deze wind-mouw verfchaft tusfchen de dekken, door het aantrekkend ver- mogen, een verfrisfchende lucht, door den wind, of anders gezegd door eene flappe ofeene meer vaardige bewogen wordende lucht. . Op een kuil-fchip by goed weêr met gezonde manfchap is’er geen differen- tie, als dat op een drie dek-fchip het ag- tertraps luik van het tweede dek, door de agterfte roosters van het eerfte dek, meer aan de lucht is bloot gefteld, dan op een kuil-fchip , daar geen roos- ters in het half-dek zyn, Î n O0. LSSCHEPEN. 25 In een fterken regen plaatst men op . een drie-dek-fchips eerfte dek, brezen- nings over de roosters, waarby men de boven-luiken digt legt, dan heeft men de fchutpoorten open tusfchen het eerfte en tweede dek , benevens de 4 luchtpoortjes tusfchen het tweede en derde dek, met de openftaande luiken van het tweede dek, waardoor de be- wogen wordende lucht vryelyk kan in en uitgaan. Hierdoor behouden de manfchap by aanhoudendheid eene bekwaame en ter inademing gezond zynde lucht. Voor een fterken regen op een kuil- Jebip worden de ftolpluiktjes, ’t groot en kabelgats-luik toegelegd, dus heeft men op het dek niets open, dan het agtertraps-luik, en tusfchen de twee dekken de 4 luchtpoortjes, waar door de lucht zeer fpaarzaam uit en in bewo- gen wordt, die, wanneer de regen maar een geheelen dag aanhoudt, niet voor- deelig meer tot het in ftand houden der gezondheid is. | In een ftyve mars-koelte van twee reven, met een drie-dek-fchip en een _ Kuil-fchip zeilende, zo zullen de wagt hebbende gezonde manfchap hun be- vin- 252 E. LOMBARD OVER DE vinden in het drie-dek-fchip op een droog ruim dek, alwaar zy tot bevor- dering der onzichtbaare doorwaasfe- ming, heen en weder wandelen (r). - Daartegen heeft men op een kuil- Schip geduurig een nat dek, daar zy by het op- of aanbrasfen natte beenen be- komen, met welke zy een heele wagt ftaan blyven, en die de agtermiddag- wagt heeft, behoudt die tot des a vonds acht uuren (Ss). Een drie-dek-fchip ís zeer gefchik voor de wagt hebbende manfchappen, vooral , wanneer de lucht met zeer veel wateragtige deelen beladen is, met re- gen en een zeer gevoelige koude, moetende hun altoos voor het oog der wagt hebbende Officiers in beweging houden , door welke de doorwaasfe- ming onder deze nuttige lichaams-be- weging natuurlyk voltrokken wordt. _ Daartegen worden ’er op een kuil Jfchip ziekten gebooren, die haaren oor- fprong verfchuldigd zyn aan eene ren in- Cr) Op een kuil fchip zyn dek windt men zo geen plaars, dewyì het gefchut de ruimte beneemt. (s) Deze wagt van acht uuren ís zo gefchikt, op« dat de wagten voor de dek Officiers en gemeenen zouden rondloopen, wl 0. L SCHEPEN. 253 hinderde doorwaasfeming , want hunne kleederen doornat geworden zynde, onder het verrigten hunner affaires, zo begeven zy hun immediaat onder het half-dek, uit het oog der Officiers, de een tot den flaap, op of agter een kist, kooi, of canonftuk, een ander zet zich op het een of ander neder, een derdelegt zich met den een of anderen maat neder, die elkander dan fomtyds nog door vertellingen uit den flaap hou- den, waar door deftof, diehun door den weg der onzichtbaare doorwaasfeming moest zyn ontfnapt (het geen voor de grootfte ontlasting des lichaams gehou- den wordt) fcherp wordt, en de overi- ge vloeibaare deelen aandoet: hier door buikloopen, fcherpe pynen, koortfen enz. (t). In langduurig regen of ftormweêr, kunnen de manfchap hunne nat zynde kleederen, tusfchen het eeríte en twee- de dek ter zyden de boot en An e (t) Hier vervalt geheel het gevoelen van de \— gene, die geopperd hebben, dat de drie-dek- EI fchepen in regen weder zo nadeelig zyn; | Wanneer de wind dwars inkomt, of dat men by den wind zeilt, of voor ftorm bylegt, kan men de ‚___manfehap door brezennings in het loef groot cn toke | __ke want doen fchuilen. 254 E. LOMBARD OVER DE de {tukken tegen boord aan, droogen, het geen op een kwil-fchtp ondoenlykis, hier door zyn zy als gedrongen hun- ne natte kleederen aantehouden, Men bevindt ook in goed weêr, dat de half-dekken der kuil-fchepen nadee- lige fchuilplaatfen zyn, niet alleen voor de gemeenen, maar ook voor fommige dek-officieren , dewyl zy op hunne wagten tot den flaap daar on- der den toevlugt neemen, vooral op laage breedtens , het geen de doorwaas- feming merkelyk vermeerdert, om dat zy als dan te veel van de gewaar- wording der lugt ontbloot zyn. De flaap dient niet te lang nog niet te kort te zyn, tot het in ftand houden der gezondheid: want als de flaap te kort is, zo is de hoeveelheid van het geene wy doorwaasfemen te weinig ; en als dezelve te lang is, wordt dat geene uitgedampt, dat mogelyk eerst den volgenden nagt of dag zoude zyn ver- looren gegaan. Hier door wordt het fynfte gedeelte des bloeds, dat nog niet genoeg be- werkt is, en dat eene fterkte en vlug- heid aan hunne lichaamen mogte toe- brengen, verfpild, het welk enge ziek- | | | Ï |. OAT. SCHEP EN: 255 ziekten, die alle van een verftopping der vaten afhanglyk zyn, doet voort- komen. Op een drie-dek-fchip by ftormwind met hooge golven, belet men, dat de zee niet tusíchen het eerfte en tweede dek komen kan door hetlaaten inloopen van het gefchut, terwyl men de poor- ten toefort, en de luiken open heeft, benevens de roosters agter de boog, en die op het dek aan leyde loefwaard- fche worden , zo ’er al iets mogte overs waaien , met brezennings toegelegd, de agterfte en leywaardfche poorten kunnen meest altoos het openftaan veelen ; hier door wordt by aanhou= dendheid tusfchen het eerfte en tweede dek een verfche lucht aangevoerd , waar door die van tusfchen het tweede en derde dek bekwaam voor de man- fchappen ter inademing behouden wordt. Daartegen is een kuil-fchip zyn dek geduurig met water bezet, hebbende de roosters over het groot luik ge- fchalmd, de ftolpluiktjes digt, het ka- belgat en agtertrapsluik getregterd, waardoor de lucht tusfchen de twee dekken voor de manfchap niet tot het in- 256 E‚ LOMBARD OVER DE in ftand houden hunner gezondheid bekwaam blyft (u). Met een drieedek fchip in nood weêr zyndedoor (torm-en orcaanwinden, met hoog verbolgene kokende zeeën en re- gen, waarby al de poorten en roosters met de luiken van het opperfle of eerfle dek digt zyn, zo kan de lucht, die met de uitwaasfemende dampen der man- fchap beladen is, een opítygende door- togt hebben, door het combuis, lucht- fcheudtjes, en voorcajuitstrapluik , en in de tusfchenpoozing der overdryven- de regenbuien, door het laten opne- men der brezennings van een of twee roosters agter de boeg, en dewyl al de luiken van het tweede dek veilig open ftaan, zo heeft de woonplaats der. manfchappen eene hoogte van 15 voeten, alwaar de lucht geftadig be- wogen wordt, bekwaam en onfchade- lyk ter inademing is en blyft. Met een kuilfchip dat zelfde weêr by- … (u) Het open ftaan op een kuil-fchip van het ca= beigats luik ken de lucht tusfcren de dekken niet verbeteren , dew yl hetzelve aan den agterkant, tot voorkoming van gevaarlyke gevolgen aan het touw= werk , is afgefchut. ern en EP CS SLAAP, zE Morkmant Seeurfehe Genootschgo. IN Ritter, deden VIE Deel, B). 256. AN aerbsz fau 2179 Ö: L SCHEPEN 287 bywoonende; zo kunnèn ’ef tusfchens deks geen dampen opftygen dan door de luchtfchouwtjes ; en getregterde ag tertrapsluik: de diepte tusichen de twee dekken is niet meer als 7 voet 5 duim, alwaar de manfchappen ges plaatst zyn. | Bind | Door deze ondiepte kan ‘er zo veel lucht tusfchen de dekken niet bevat worden, als in een drie-dek fchip,‚ door welkers minheid zy eerder bedorven wordt, en voor die ongelukkige man- fchap fchadelyk en befmettend ; en des te rasfer , dewyl’er niets dan de lucht- fchouwtjes, en getresterde agtertraps- luik overig blyft, tot het opftygen van die met befmettende deelen beladene en byna flilftaande lucht, waar voor men zich dient, even als voor een doodelyk vergif, te wagten. By ftormweder is men op een kuil Jchip veeltyds buiten ftaat om de man- fchap gekookt eten te verzorgen; door de zeeftortingen in de kuil , onder de bak, en door het zwaarder werken dan een drie dek-fchip; het geen ik vers fcheiden maal heb bygewoond, dat de koks niet in {taat waren, om in zes, agt, en meer dagen fpyste koken, _ Pil, DEE R Zulk 258 E‚LOMBARD OVER DE Zulk eene ongeregelde levenswys is de oorzaak van een meenigte ziek- ten, kunnende de manfchap niets hebben dan een ftuk befchuit , met een half muddetje jenever, of ook wel een muddetje franfchen witten wyn: dit brood is dikwyls dan al door bederf aangedaan, daar nog de ziel door de buil des bakkers veeltyds zo is uitge- haald, datde manfchap ’er niet behoo- relyk door gevoed kunnen worden ; de vogten kunnen hier door verdikt, fcherp en aangezet worden, het geen invloed op de vaste deelen des lichaams heeft, die ’er door verzwakken. Hier op agt te geven ís niet alleen nuttig tot bewaring der gezondheid „ maar is ook in het herftellen van ziek- ten zeer gewigtig. Ik heb met drie-dek fehbepen veele ftormwinden bygewoond, waarop het eten des daags voor gezonden en zie- ken als ordinair gekookt wierdt (v). Op een kuil-fchip worden de varkens in de kuil, en de fchapen onder het halfdek tusfchen de kanonftukken in hokken geplaatst. Op (wv). Pag. 234 van dit werk, Ö: EL SCHEPEN. 259 _ Op een drie-dek-fchip wordende var: kens op het bovenfte of eerfte dek ge- Bins „ agter de fokkemast midden cheeps, tot digt by het klokkehuis ; dat voor tegen het boven kabelgatsluik aan ftaat , en tusfchen de vooreinden der barring , makende hiermede door middel van planken een hok uit; ftaan: de aldaar droog, en bevryd voor het overboordfpoelen en verdrinken. _ Dus kunnen de uitwerpfelen der var- kens, terwyl zy in de opene lucht ftaan , geen nadeel aan de manfchap toebrengen, het geen op een kuil-fchip gefchiedt: buiten dit zo ziet men by ftyve winden, met aanfchietende zee- ën, fomtyds een fterfte onder de vars kens ontítaan , waarvan de oorzaak aan: niets anders, dan aan het drinken van het zout kuilwater; moet worden toe- gefchreven, | pps Dit was het noodzaakelykfte en nut- tigfte, dat ik op dit gedeelte der vraag goedvond voorteftellen „waaruit men: zien kan, dat de drie-dek-fchepen de be- kwaamtfte zyn tot het overbrengen van gezonde manfchap: ik ga over tot het: tweede gedeelte der vraag. JE TWEE 360 E. LOMBARD OVER DE TWEEDE GEDEELTE. En waar mede konnen grooter getal weiligst naar de bezittingen der Compag- nie getranfporteerd worden. Wy hebben in het eerfte lid dezer vraag gezien, dat de gedekte kuil-fche- pen de noodzaakelykfte waren, tot het overbrengen van gezonde manfchap; in dit tweede gedeelte der vraag, zyn Zy niet minder de nuttigfte en noodzaa- kelykfte. 5 | Voor honderd en meer jaaren heb- ben “de kuilfehepen van 15o voeten lans , by de O. I. Compagnie in ge- bruik, bemand geweest, tot op heden met 300, 350 tot 400 man, de fchepen landende meest al tot Cabo de goede boop en Batavia aan, met een geheele gezonde equipagie, behalven nu eeni- ge:jaaren herwaarts (w); de kuil-fehe- pen van 140 voeten lang worden be- mand met 300 tot'35o man. | Evenen _ Wan- Ï Cw) Deszelfs oorzaak is te zien in de prysvra= gen van het Bataafsch Genootfchap. der proefonder= vindelyke wysbegeerte te Rotterdam derde deel; En in het zesde deel van het loffelyk Zeeuwsch Genootfchap der wetenfchappen te Vlisfingen, O. 1 SCHEPEN. aÓr Wanneer ’er tusfchen de twee dek-e ken der kuil-fchepen veel volk is byeen- gepropt, zo wordt de lucht door de veelheid hunner uitdampingen fchade- lyk, het geen wy in het eerfte lid. dee zer vraag naar de hoedanigheid van het weêr zagen, en in de volgende vyfde vraag zien zullen. | Zal het volk op een kwil-fchip van 15o voeten, een bekwaame leg- zit- en woonplaats hebben, dan kan het ge- voeglyk met 380 gezonde manfchap bevolkt worden: onder deze 380 -man- fchap zyn ’er in de 30 officiers, waarvan ’er g agterop zyn. metg jon- gens, 1 matroos en een hofmeester, voor onder de bak 7 met 2 matroo- zen, 2 foldaaten en 2 jongens, 7 in de konftabelskamer met 2 matroozen en 1 jongen, 4in’tkabelgat en r jongen, 5 in de boddeldery, met t£ matroos en 2 jongens, komt te famen 56 man, als 32 officiers en 24 gemeenen; ’er blyft nog overig 324 manfchap , waar- van 'er 6 bakken kunnen geplaatst worden onder het halfdek, aan ieder bak 9 man, komt 54; de overige 270 manfchap plaatst men tusfchen de 2 zit  3 dek- 262 E‚ LOMBARD OVER DE dekken, die men verdeelen kan in 15 bakken aan ftuurboord, en 15 bakken aan bakboord, 9 manfchap aan ieder, is 3o bakken, het geen voor de tus- fchendeksruimte, voor gezonde man- fchap by goed weêr voldoende is, Op een kuil-fchip van 1ygo voeten is een bekwaame ruimte voor 326 gezon- de manfchap, die wy verdeelen zullen als die van een kuil-fchip van 15o voe- ten , als 32 officiers en 24 gemeenen, ís 86 manfchap , 4 bakken onder het half. dek ieder bak van g man, is 36 man- fchap , 26 bakken tusfchen de 2 dek- ken, ieder van g man, is 234 (x). ye Cx) De retourneerende kuil-fchepen van 150 voe- ten zyn ordinair bemand met 120 koppeu, daar on- der 23 Officiers, 12 bediendens en r matroos als kabel-gast, 1 dito als bosgieter , 1 dito als bodde- liers-gast, komt zamen 38 man, de overige 82 manfchap worden onder het halfdek geplaatst in 8 bakken van 8 man, en 2 bakken van 9 man, waar onder nog 2 quartiermeesters zyn, 1 provoost, I kuiper, 1 fmit; dikwylsis’er 3 à4 bakken volk tus- fchen deks ter zyden het groot luik geplaatst, om dat de manfchap , wanneer het by of halver wind is met regen , aan niet veel ongemak onderhevig zyn zoude, “Op een kuil-fchip van r4o voeten plaatst en vere deelt men zro man. O. 1 SCHEPEN. 263 Wy zagen in het eerfte lid dezer vraag , dat de drie-dek-fchepen, tot het logies voor de manfchappen, eene grootere ruimte en diepte hadden dan de kuil-fchepen, en dat men teffens in alle omftandigheden in ftaat gefteld is door het derde dek, om hun in eene bewogen wordende en verfrisfchende lucht, gezond te behouden, Men heeft op een fchip met een gee dekten kuil van 150 voeten een bekwaa- me ruimte, om 52o manfchappen te plaatfen, hier onder bevinden zich, zoo als op de reeds gemelde kuil-fche- Pen 32 ofhciers en 24 gemeenen als bee dienden , waaronder de bosgieters;, kabelgasten en boddeliersgasten zyn, is 56 manfchap. Tusfchen het eerfle en tweede dek kun- nen van de boddelery en voorcajuit tot aan de groote mast 14 bakken volk ge- plaatst worden , als ro bakken volk van gen 4van 8 man, ís 122 manfchappen. ‘Fusfchen het tweede en derde dek ,kun- nen 1ó bakken volk aan ftuurboord, en 16 bakken volk aan bakboord geplaatst worden, en midden fcheeps 6 bakken volk, aan ieder bak g man, is 342 man: deze bree: maakt juist het 4 ge- 264 E‚ LOMBARD OVER DE geftelde getal van 52o manfchap uit (y). Wanneer ’er twee fchepen uitzeilen, naamlyk een drie-dek-fchip en een kuil- Schip, ieder lang zynde 150 voeten, en dat men het eerfte bevolkt heeft met 520, en het laatíte met 380 gezond zyn- de manfchap, zo zal ’er op het kuil Jchip, dat 14o man zwakker is als het drie-dekefchip, wanneer zy ftormweêr met regen aantreffen, in weinige da- gen een ziekte grasfeeren van eenen be- fmettenden aart, door dat de lucht, zo als wy pagina 254zagen, niet van zyne befmettende en fchadelyke beladene deelen der uitdampingen ontdaan kan worden, bash Daartegen zal men op het drie-dek- Jchip gezonde manfchap behouden, door dat de lucht hier, gelyk wy in het eerfte gedeelte van dit vraagftuk zas en, bekwaam en onfchadelyk ter in= ademing blyft, Ee (y) Ik heb meer dan eens ter reede Cabo de goede hoop, Franfche en Spaanfche drie-dek-fche= pen gezien, van Mouritius, Lorient, Manielhas enz., die bevolkt waren met 5, 6, 7 en Soo man- fchap „ die doorgaans hunne reizen met weinig vera lies van man{chap volbrengen, pen 0. 1. SCHEPEN. 265 Ik moet hier nog byvoegen, dat men op een drie-dek-fchip voor het overe boord vallen meer beveiligd is, dan op een kuil-fchip. Een drie-dek-fchip is van fe de groote mast tot voor aan de bak, of agterfte fpannen fokke-wand over het boord van een loophout voorzien, dat eene tusfchenruimte heeft van 3 voet, waar tusfchen vinken-netten gefpannen zvn, het geen de hoogte van het eer- fte dek tot aan den bovenkant van het loophout heeft van 3 voet en 7 of 8 duim. | Wy hebben in de tweede vraag ge- zien, dat, wanneer men volk agter op benoodigd heeft van het dek, of van de bak, dat men hetzelve immediaat over het vlakke dek by zich heeft, het geen „men rondsom als omheind ziet, waar door het gevaar van overboord te flin- __gerenis weggenomen, Daartegen, wanneer men op een kuil. _Jehip volk agter op noodig heeft, zo dringen zy elkander aan weerzyde op die {malle traptjes, waarop niet meer dan één man te gelyk op en af kan gaan; het fchavotje aan de valreep {taat ordinair zo va gedrongen, alwaar | zy 266 E‚LOMBARD OVER DE zy voor het over boord dringen en flin- geren bloot ftaan: heeft men de baks- asten agter op noodig, die hebben or- Ant: hun loop over het boord, om de trappen te vermyden, men ziet on- dertusíchen den een en ander van de wagt hebbende ’er op leggen flapen, waar door ik verfcheiden manfchappen, en by het losfen en laden, hun leven heb zien verliezen (z). s» Jk reis, ik zwerv de weereld door, » Jk fchets met flaauwe trekken, „ Een kuil-fchip af, gun my gehoor: > Laat kuil-dek feilen dekken. Hier mede meen ik, myns bedun- kens, tehebben aangetoond, welke fche- pende veiligfte en noodzaakelykfte zyn, tot het overbrengen van gezonde man- fchap, na s’ E. Compagnies bezittin- gen: ik ga verder over tot de ZE | (z) De reden, dat ik pag. 263, meerder volk tusfchen het tweede en derde dek der drie-dek= fchepen plaatfe, is pag. 256 te zien, door het al- toos openftaan der luiken van het tweede dek in goed en zwaar weêr, waar door de lucht be= wogen en bekwaam ter inademing wordt behou= den ; op een kuil-fchip heefthettegengeftelde plaats, O. 1, SCHEPEN. 267 VYEFDE VRAAG, Welke fobepen voldoen best by onder: winding, indien een groot getal van zieken zich aan boord bevinden, en op welke Schepen is de berftelling fpoediger, en de ziekte minder daodlyk; als mede, op wel- ke fchepen konnen de zieken best van de gezonde manfchap gefepareerd blyven, tot voorkoming, dat de een den anderen zou konnen befmetten? Dit vraagftuk zal ik in drie leden verdeelen. EERSTE GEDEELTE, Welke fchepen voldoen best by onder- winding, indien een groot getal van zieken zich aan boord bevinden? Wy moeten hier wederom in dit Vraagftuk onze cours tot de drie-dek- Jchepen richten, terwyl zy by onder- vinding hierin het best voldoen. Op een drie-dek-[chip plaatst men de zieken tusfchen het eerfte en tweede dek, alwaar de lucht befmettende deel- tjes aanneemt, door de ftof der door- waas. 268 A LOMBARD OVER DE waasfeming, en die der uitwerpfelen in rotkoortfen, buikloopen enz. Deze met befmettende deeltjes bela- den zynde lucht, wordt by aanhouden- heid door de roosters, luiken en ge- fchut-poorten heen gedreeven , door ee- ne bewogen wordende verfche lucht, het geen deze nadeelige uitdampingen by aanhoudenheid verdunt en fcheidt, het welk gefchiedt by goed weêr, en by ftormweêr, gelyk wy in de voorige vier« de vraag zagen. De nuttigheid van het derde dek bevondt de Opper-Chirurgyn E. LOM- BARD, in het jaar 1772. op het drie-dek- Schip Europa, na dat het den 15 Octo- ber was gemonfterd, den 17 afgedepe- cheerd, en den 23 van Rammekens uit- zeilde naar Canton in China, bevolkt met 353 manfchappen , waarvan ’er wel twee derde by de volkhouders aan een rotziekte gelaboreerd hadden „ en nog laboreerende waren: hier onder bevondt men 54 manfchap bedlegerig , die van het begin hunner komst aan boord , immediaat tusfchen het eerfle en tweede dek wierden geplaatst. Den 1s November liep het reeds ges melde fchip vande reede Duins meteenie ge DN Ó. 1 SCHEPEN, 260 ge kuil-fchepen in zee, met 115 zieken, en had in dien tusfchentyd tien dooden gehad. f „Den 6 December was het getal der zieken tot de 230 gereczen, deze rots koorts was zo kwaadaartig, dat veele, die zich des morgens by den zo even gemelden Chirurgyn vervoegden, des avonds en een of twee etmaalen daar. na overleden. RDD. Den 27 December pasfeerden wy Madera, leggende op noorderbreedte 33 graden en 3o minuten, hier begon de ziekte ín getal en in kwaadaartig- heid dagelyks te verminderen. | Sedertden 7 January, dat de zon de noorder keerkring , tropicus cancri, ge- pasfeerd was, op noorderbreedte van 23 graden en 3o minuten, zyn ’er ge- noegfaam geen als door het /corbutus, na het pasfeeren van den evennagts- lyn, overleden. Aan deze kwaadaartige en vernie: lende rotkoorts zyn overleden 132 manfchap , 14 aan het feorbutus, 1 fu- biet in affaires bezig zynde, en 3 ver- dronken. Van de gantfche equipagie waren ’er niet meer dan vyf man, die hun dienst- sid werk. 27o E‚LOMBARD OVER DE werk geduurende de reis bleven ver- ‘rigten; de teekenen der ziekte begons nen zich by hun wel optedoen, dog zy bleven vry van den voortgang der ziek- te, door een vroegtydig gebruik der gepaste hulpmiddelen. en g April 1773 arriveerden zy ter feede Cabo de goede hoop, bragten al- daar 81 fcorbutique lyders aan, en hadden op reis 150 dooden gehad. _ Reddeloos en uitgeftorven zou de- ze bodem zyn geworden ;, wanneer de zieken niet van de gezonden , en die geene ‚ die uit hun ziekte opkwamen , adden gefcheiden geweest. _ | Men heeft in RA an at der vorige vierde vraag kunnen zien, dat de kuil-fchepen geen gefchiktheid be- zitten voor een groot getal zieken, By goed weêr kan men in de onder- halfdeksruimte boven de 66 manfchap niet plaatfen, zynde dan nog te veel aan de opene lucht voor regen en wind (wanneer de bewogen wordende tucht dwars of voorlyker inkomt) bloot gefteld, wanneer men hun verder dán van de voorcajuit tot den voorkant van het {pil plaatst. | | E Wanneer men niet boven de so of 6 O. LL SCHEPEN. 271 6o zieken heeft, zo kunnen die in de onderhalfdeksruimte geplaatst wor- den, dog by opkomende fterke win- den, met het aanfchieten der zeeën „ is men verpligt hun tusfchen de twee dekken, daar de gezonden hun verblyf- plaats hebben, te plaatfen (a). Op het kuil-fchip Beekwliet 1771 ‚ wa- ren zy gedrongen, om Loanda , als red- deloos door de grasfeerende ziekte tusfchen zyn twee dekken, binnen te loopen. In dat zelfde jaar 1771, liep het kuit- Jchip’t Huis om, dat gevoerd wierdt door den fchipbeer M. AMELOH „ Lisfabon bin- nen „ van waar hy, door eene pestilen- tiale befmetting onder zyn manfchap tusfchen zyn twee dekken, gelyk het voorgaande {fchip, genoodzaakt wierdt de reede te verlaten. De Edele Manhbafte Heer sTAVORI- NUS arriveerde den 13 Juny 1774. tot Cabo de goede hoop, met het drien dek febip Ouwerkerk, met een gezonde Ke abcded op reis waren ‘er tien man overleden (b). In (a Door het dek water pag. 240 van dit werk, (b) Pag. 235 van dit werk, a 272 E. LOMBARD OVER DE In dat zelfde jaar in de maänd Apfil arriveerde het driedek-fchip Botland mede tef reede Cabo de goede hoop ; met een gezonde equip: gie. ‚Het drie-dek-fchip Europa vertrok voor Zeeland in ’tjaar 1774. den 2 No- vember naar Canton in China, en arri- veerde den 21 February 1775. ter rec- de Cabo de goede hoop, met eene zeer gezond zynde equipagie ; op feis zyn’er twee man geftorven en twee verdron- ken, een door een val uit de groote- mars, en de ander by het verlies van het voortuig. Den 28 Maart vertrok de laatfte we- der van Cabo de goede hoop naar Batavia: de Opperchirurgyn E. LOMBARD had eenige, zo het toefcheen , gezond zynde manfchap, uit het hospitaal gemonfterd, om de reis te doen; drie of vier dagen na het vertrek befpeurde hy ’er eenige met een groote magte- loosheid, en voorts met alle teekenen van een rotkoorts, waaraan ’er medio April 80 manfchap inpotent lagen, van de gantfche equipagie bleven ’er omtrent een vierde bevryd, en hadden tot den 12 May zeer ongeftadig weêr , meest dagelyks regen, {tyve koelten en O0. L SCHEPEN. 273 en ftormwinden met hoogloopende zeeën. Den 2 July arriveerden zy ter reede Batavia met 64 zieken , waarvan 32 met het fcorbutus ; aan de rotkoorts waren op reis niet meer dan 8 manfchap, en 2 aan het fcorbutus overleden (c). Voor de kamer Zeeiand wierd in het jaar 1771 gemonfterd het drie-dek- Jchip Willem de Vyfde den 5 October, den 11 dito het kuil-fchip de Jonge Sa- muël, en den art December het kuil- Jchip Ritthem, welke te gelyk den 21 January 1772. zyn uitgezeild: op deze fchepen was de feb. malign, putrid, he- vig woedende. Op het eerfte heeft de Heer s. VAN DE COPPELLO Med. Doct. waargeno- men, dat het herftel der lyders ge- makkelyker was, de dagen van crifis regulierder en zekerder, dan op de 2 laatfte kuil-fchepen. Het drie-dek.fchip gaf gelegenheid in dat faifoen , om de meerdere nuttig- VII, DEEL A) heid, (ce) Dus myns bedunkens een der objectien ver= valt, die men wel eer tegen de drie=dek=fihepen ge= opperd heeft, als of dezelve noodwendig meer zieken, en gevolglyk meer dooden zouden heb= ben op reis, dan wel ordinaire kwil-fchepen, 274 E‚ LOMBARD OVER DE heid boven een kuilfchip te doen on- dervinden, zo in legplaats, genezing, als wederinftorting der zieken: in de fegplaats (zegt. de zo even gemelde Heer) ”om dat het dek doorgaande » van voren tot agter zekerder be- » vrydt de ongemakken van regen, lucht en zeewater, dan een kuik s Schip, waardoor de zieken in een ge- ») regelde warmte kunnen gehouden » worden, en de uitwaasfemingen met > minder onderfcheid van veranderin. » gen kunnen worden voortgezet, » waardoor de genezing fpoediger » wordt voortgebragt, en de weder- » inftorting der zieken , uit zwakheid > meest voortkomende, door een be- » weging na mate hunner toegenomen » kragten, met minder onheil buiten > de lucht kan bevorderd worden. De verandering van meerder kou- » de in dat faifoen , in deze fchepen, » was op de thermometer 12 à 13 gra- » den, het geen oorzadk was van lang- s duuriger toevallen, en ongeregelden » voortgang in de ziekte , en moeiely- » ker genezing op deze kuil-fchepen, » dan op het drie-dek fchip”, _ Hier uit ziet men, welke fchepen by on Ö. IT. SCHEPEN: 275 ondervinding het best voldoen, wan: neer ’er een groot getal van zieken zich aan boord bevinden; ik gaa over tot het tweede gedeelte der vraag. TWEEDE: GEDEEL fB. En op welke fchepen is de berflelltag fpoediger , en de ziekte minder doodlyk. Wy moeten, wanneer de ziekten zich reeds geopenbaard hebben op een drie-dek-fchip en op een kuil-fchip‚naauw- keurig agt geven, op de luchtsgefteld- heid, zindelykheid en doorwaasíeming: Een zuivere lucht te houden op de fchepen, is een zaak van aanbelang voor gezonde manfchap, en niet min- der voor zieken: dit is door eenige fchryvers aangetoond , dus niet noodig hier over breed uitteweiden; mer zie de aanmerking van den wydberoem- den P. DE wiND (d); de verhandeling van de ziekten der fcheepvarenden ; door L, ROUPE (€); D. H. GALLANDAT in «het eerfte deel van het Zeeuwsch Sa Ge (d) Pag. st, sä et 71; (€) Pag. 52. Ô 276 E. LOMBARD OVER DE Genootfchap de Wetenfchappen (f), EN DE MONCHY in zyne verhandeling der fcheepvarenden. Gefteld, dat op een drie-dek-fchip en op een kuil-fchip,‚ ter reede leggende, so zieken zyn, daar men op den wind en in ftroom zwaait; op het eerfte zyn de zieken geplaatst tusfchen het eerfte en tweede dek, alwaar zy bevryd zyn voor regen, wind-en groote koude, door het toeleggen der roosters. Op het laatfte zyn de zieken onder het halfdek geplaatst, alwaar men zich buiten ftaat bevindt, in zo een koud faifoen, als in de maand November en December , om hun voor regen, wind en groote koude te beveiligen, waardoor de perfpiratie verhinderd wordt, welker onwaardeerbare nuttig- heid genoeg bekend is den geenen, welke zich, op eene regelmatige wy- ze, met de herftelling van de verloo- . rene gezondheid der menfchen bezig houden (g). De. koude der lucht , waardoor het bloed in de longen door de earn kid ing (F) Pag. 442, 443 en 444 (2) Paz. 274: van dit werk, OV SCHEP E Ne ling moet verkoeld worden, moet nog te veel, nog te weinig zyn, maar in een behoorlyken graad van gematig- heid bepaald blyven: want de lucht, die door hun wordt ingeädemd, te koud zynde, zal de digtheid van het bloed, welke hier van afhankelyk is, vermeer- derd worden; en door eene al te kou- de lucht zo zeer verdikt worden, dat het bloed by geene mogelykheid door de kleine vaatjes zou kennen heen drin- gen, dit kan niet anders dan door zeer gevaarlyke verftoppingen, door wel- ke een ondergang van het leven ge- dreigd wordt, agtervolgd worden, en des te eerder, wanneer de debilitas des lichaams groot is. Door hetopdoen van eenen gunftigen wind, begeven zy hun-naar zee , en moe- ten het anker winden, dat by het uit of opzeilen eener reede veeltyds verfchei- de keeren gefchieden moet, waarby men op het drie-dek fohip ruimte» bes houdt, tusfchen het eerfte en tweede dek voor de zieken, buiten het fpil,-dat rondsom. met windboomen is bezet.” Op het kuil-fchip is men dan verpligt, de zieken van. onder de fchans; tus- ö 3 fchen 278 WE. LOMBARD OVER DE fchendeks te plaatfen, waar door de ziekte in kwaadaartigheid en in getal wel ras zal toenemen, vooral wanneer men door regenbuien wordt overval len, waarin men genoodzaakt is de lui- ken digt te leggen; hier door wordt de lucht, dewyl zy niet genoeg verbeterd wordt, met befmettende deelen bela- den „en wordt daar door tot de inäde= ming onbekwaam, waar door niet dan onheil en ontvolking kan ontftaan. Ophet drie-dek-fchip legt men de roose ters op het eerfte dek met brezennings digt, men behoudt dan de gefchut- poorten open, waar door de lucht by aanhoudenheid vernieuwd wordt, hier door zal men bevinden, dat de ziek- ten niet in getal zullen toenemen, en dat dezelve lister zyn te herftellen, naar mate hun ftaat het toelaat door een be- weging zonder zich aan de opene lucht bloot te ftellen, hetgeen hun verfterkt, en de perfpiratio natuurlyk bevordert, De zindelykheid dient hier by in ast genomen te worden, door het dage- lyks twee keeren, in drie deelen zout water en een deel azyn te wasfchen, en het tydig verfchoonen en reinigen van O.L SCHEPEN. 279 van hun plunje, die met hunne ziek» makende {tof is bezwangerd (h), het geen op een kuilfchip niet kan gefchie- en. Wanneer zy hun vervolgens op het ruime veld der zee bevinden, by een ftyve koelte, by, of halver wind zeis lende, zo komt men op het drie-defe Jchip voor, dat de wind niet op de lic- haamen der zieken ftaat; om dat men door het laten inloopen der loefwaard- fche kanonftukken ‚de poorten. toes maakt, en de leywaardiche met de roosters en luiken open houdt. …… Op het kuil-fchip zal. het getal der zieken van 5o manfchap „ mogelyk ‚al tot over de honderd zyn toegenomen, waar door men buiten {taat is, om al de zieken van de gezondenaftefcheiden. ‚Voor de genen, -die,onder het half dek geplaatst zyn, laat men de-loofe poorten-om.de loefwaard{che ftukken intezetten, deleywaardfche houdt men, open. ; | | _ Onder het halfdek heeft men dan by hs | S 4 aan- Ch) Men zie hier over de antwoorden op de vraag gedaan door het Zeeuwsch Genootíchap der wetenfchappen 1774 te Vlisfingen, over de feb. malign, putrid, zesde deci, 280 E. LOMBARD OVER DE aanhoudenheid eene terugkaatfing van wind op de zieken, door het binnen leyboord, waar door de perfpiratio be- let wordt, het geen in graden verfchilt by het orderteheid der winden, en of de bewogen wordende lucht droog, of met waterdeeltjes belaaden is, met ee- ne gevoelige koude, het geen in dezen tyd van het jaar het faifoen mede- brengt, dit kan niet anders dan nadee- lige gevolgen, als doodelyke wederin- ftortingen , flepende ziekten (í) enz. doen ontftaan. Voor eenige jaaren liet ik my wel eens door den eerften gezagvoerder vanden bodem, en te land ‚, overhalen, om de genen, die uit hun ziekte opkwa- men, wanneer het gezond zynde volk, door de veelheid der impotenten, wei nig was , vroegtydig tot hun dienstwerk toêtelaten, 361,60 Dit is de oorzaak ter zee, zo wel als onder den arbeidsman te land, dat zy niet volkomen herfteld worden, nog hun vorige kragten wederkrygen. De gevolgen deden my zien, dat „men door deze handelwys op een han Ì om=- (i) Morbi chronici, v> dennen tart oer Cr ne ori SOREPENS SSP fomtyds van 4 of 5 maanden, geen noemenswaardigen dienst van hun kon- de hebben. Daartegen bevond ik, wanneer zy tot hun voorige kragtenwaren gebragt, en hun dienstwerk aanvaarden, dat zy daar toe in taat bleven, Adrie Wanneer zy vervolgens door een ftormwind, met hoogloopende ftort- zeëen worden belooken, zo bevindt men zich op het drie-dek.fchip, door het laten inloopen der loefwaardfche kanonftukken, beneven die gene, die aan ley naast de boot ftaan, in een drooge legplaats, waarby de roosters van het eerfte dek open zyn, met de agterfte leywaardfche gefchut-poorten en luiken «+ in zo een ftaat er benk hun hulpmiddelen en voedzels op hun tyd toegediend, even eens als in goed weêr, waardoor hunne ‘herftelling niet ver- traagd wordt, dewyl zy een bekwaame lucht, die op eene merkelyke wyze be- wogen «en verwisfeld worde;rtdsetibul den, gelyk wy in het vierde vraagftuk zagen. Ë Op het kuil fchipis men genoodzaakt, door het aldaar {taande water, dat ge- duurig door de ftortende golven wordt S 5 aan 282 E. LOMBARD OVER DE aangevoerd , en door de vaardig be- wogen wordende lucht, hun van onder de onder-halfdeks ruimte, tusfchen de twee dekken te plaatfen, alwaar zy veel uitftaan (k) ; men vindt zich als dan bui- ten ftaat, om gezonden en zieken een verfche lucht te verzorgen, door. dat in zulk weêr de luiken geflooten zyn, de aldaar {til {taande lucht wordt niet al- leen met de ftof hunner doorwaasfe- ming bezwangerd , maar ook met de dampen der zieke uitwerpfelen ,-de rook van hun brandende lampen, ge- vuld met fpek, vet, traan enz., en door waterdeeltjes, door het water dat tus- fchen de dekken vloeit. Wanneer de ziekte licht is, zo wordt dezelve wel ras. gevaarlyk, door gee duurig te ademhalen in eene befmet- tende en vogtige lucht, die hun omringt. …_ Wanneer dit weêr eenige dagen blyft aanhouden, kan het getal der zieken zo hoog ftygen, dat zy buiten ftaat zyn behoorlyk naar de kragt der wind zeil te voeren, by welk getal der zieken de fterfte niet weinig zyn kan. ‘Hier is men, in-zo een ftaat en toe- ftand. (k) Pag. 233. van dit werk, O; 17VSICHHESP/E N, 283 ftand, niet in ftaat om door het zwaar werken van den bodem, en het tusfchen- deks water, benevens het over en we- derf{lingeren der kisten, den zieken naar behooren de hulpmiddelen toe te die- nen, of hun een levensregel voor te fchryven, dewyl de kok tomtyds in agt dagen niet in {taat is eten te ko- ken (U). | Door deze verplaatfing der zieken op een kuil-fchip heb ik ne by regen-weder, waar voor men de lui- ken moest toegelegd houden , dat het getal der zieken van 3o, in den tyd van 2 of 3 dagen, tot de 80 ware aange- groeid , en zulk een trap van kwaadaar- tigheid bekomen had, dat ’er den der- gen dag reeds vier van. waren overle- en, | | Hier was gebrek aan verfche lucht, diehun ruim-zo noodig was, als het wa- ter voor-de visfchen, tot hun herftel. Het kuil-fchip Blyswyk, dat 1772. uite zeilde met eenige zieken, op zee-kos mende, wierdt hetzelve-door ftorm be- loopen: der zieken legplaats kon ner- gens anders dan tusfchendeks by de ge- CD Pag. 257. van dit werk. 284 E. LOMBARD OVER DE gezonden zyn; door het gemis van een verfche lucht, wierdt de ziekte wel ras pestiaal, zo dat op dezen bodem tot Cabo de goede hoop overleden wa- ren 260 maníchap. Het kuil-fchip de Pauw, was 1774. in het voorjaar uitgezeild met eenige ziek zynde manfchap; deze ziekte liet zich, by hunne komst in zee met ruuw weêr, in een vry kwaadaartigen ftaat zien, zy arriveerden {fpoedig in den tyd van twee maanden en negentien dagen ter reede Caba de goede hoop, met 80 zieken, en hadden op reis inde 30 dooden gehad, - Op beide deze fchepen, was het ge- mis van het derde dek de oorzaak van de onherftelbaarheid der lyders (m). Men ziet hier uit, hoe gevaarlyk het is voor den zeeman op kuil-fcheven in het winter faifoen, wanneer ’er zich ziekten openbaaren, maar men be- vindt, dat dezelve nog vry eee ker zyn, op laage breedtens onder de verzengde luchtftreek , Noorder- en Zuider keerkring:. Het is met de ondervinding overeen- | ftem- (m) Zie DIRK SCHUURMAN, in het derde deel van het Bataafsch Genootf-hap der proefonder- vindelyke wysbegeerteste Rotterdam pag. 59. 0. L SCHEPEN. 285 ftemmende, dat de lucht, zullen wy in het leven blyven, koelder moet zyn dan ons bloed, Wanneer ’'er minder bloed naar de linker holte van het hart gevoerd wordt, als natuurlyk bevorens door de regter holte in de long flagader geperst ware, het geen Led heeft, wanneer het bloed in de longen niet op eene vol- doende wyze verkoeld wordt, is deze verkoeling van het bloed in de longen door de ademhaling noodzaakelyk, om ons leven te doen ftand houden; dus is het zeker, dat men het leven verliezen moet, zo dra men buiten ftaat gefteld wordt, door eene al te heete lucht, om op eene behoorlyke wys te kunnen ademhalen. | In zo een ftaat wordt men dikwyls gebragt op een kuilfchip, by zwaar buijig weêr, met donder, weerligt en blikfem, waarin al de luiken digtge- maakt worden, gelyk het O. Z, Come pagnies kuil-Jchip de Vrouw Elizabet, het geen in April 1767. in ftraat Sunda ankerde : men had in dien tyd 12 zie- ken, waar onder geen gevaarlyke , zy wierden van onder het halfdek , tusfchendeks geplaatst, om dat zy tel- kens 286 E. LOMBARD OVER DE kens het {pil noodig hadden tot het ans kerwinden, een opkomend zwaar on- weder deed hun de luiken gefloten houden, den volgenden dag was het getal van 12 tot 30 geftegen, de ver- plaatften waren alle in eenen gevaar- lyken ftaat, zo dat dien dag ’er nog twee van overleden, De bederving der lucht, en derzel- ver groote hitte, die maar weinige gra- den minder dan het bloed was, was de oorzaak, dat hun ziekte met zo een hevigheid hervatte, en hun van het leven beroofde (n). | Op een drie-dek-fchip heeft men de zieken tusfchen het eerfte en tweede dek met de gefchutpoorten open, de _ Tuiken van het tweede dek zyn daar- by ook open, waardoor de gezonden eene bekwaame lucht behouden: het groot onderfcheid tusfchen deze beide Charters is klaar uit het vierde ftuk , het eerfte gedeelte , te zien. Ik heb bevonden op Kuil-fchepen, onder de verzengde luchtftreek , tus- fchen den Noorder-keerkring 7! gis an- (n) Zie het derde deel van het Bataafsch Ge= noosfchap der proefondervindelyke wysbegeerte te Rotterdam, pag. 78 en 79s 0. 1 SCHEPEN. 287 Cancri, en Zuiderkeer-kring Zropieus Capricorni , by onweder, regen- en ftormbuien, dat in den tyd van een of twee etmaalen „de zieken , die tusfchen- deks geplaatst moesten worden , zo ver- ergerden door de groote hitte, en be- derf der lucht, die menigwerf uit- en ingeademd wierdt, het geen niet alleen een groot getal zieken veroorzaakte, maar ook dat fommigen zo fubiet dood wierden neergeveld, als of zy door een blixemfchigt waren omgebragt. Om kort te zyn, ik meen, dat dit ge« {telde voldoende zyn zal, om te doen zien die groote nuttigheid der driee dek-fchepen, waarop de herftelling der ziekten fpoediger, en minder doodelyk is, dan op de kuil-fchepen : ik gaa vere ders over tot het derde of laatfte ge- deelte der vraag. DERDE GEDEELTE. Op welke fchepen konnen de zieken best wan de gezonde manfchap gefepareerd _ blyven, tot voorkoming , dat de eene de an- dere zou konnen befmetten. Wy hebben in de vierde vraag, en in het zo even afgehandelde tweede se 288 E. LOMBARD OVER DE gedeelte dezer vraag gezien, dat ’er op een kuil-fchip , in de onder-halfdeks- ruimte, en tusfchendeks geen gefchikt- heid tot hertftelling van de verloorene gezondheid der manfchap , buiten aan- genaam warm weêr, te vinden is, De zieke legplaats dient dan op een kuilfchip te zyn, alhoewel zy ’er niet bekwaam toe is, tusfchen de twee dekken, daar de woonplaats der ge- zonden is, het geen veroorzaakt naar de hevigheid der ziekte, door dat de lucht met hunne zieke doorwaasfe- ming is bezwangerd, eene befmetting onder de nog gezond zynde. Bekend is het, dat de drukking der lucht op ons lichaam , naar de grootte der omtreksdeelen, door eenige dui- zenden ponden gefchiedt, het geen dik- wyls dagelyks eene aanmerkelyke ver- andering, het zy door de ligte of door de zwaarte der lucht, te weeg brengt ; het onderfcheid van een duim hoogte op de barometer maakt een verfchil in de drukking der lucht op ons lichaam , van meer dan duizend ponden (o). Door (o) Zie den beroemden LAM BERTUS BIKKER in Zy= ne vertaaling, van den Hoogleeraar ROBERT WHITT over de ziekten der zenuwen, pag. 370 (de O.L SCHEPEN. 289 Door de aantrekkende kragt van dé terugvoerende vaatjes des huids, die op alle plaatfen des lichaams, zo wel als de uitwaasfemende gevonden wor- den , worden geftadiglyk eenige van die met befmettende deeltjes beladen zynde lucht aangetrokken, door wel- ke wegen, en door de ademhaling, ’er een groote hoeveelheid van fchadelyke ftoffen onder-de vogten gebragt wordt. Men behoeft zich niet te verwonde- ren over het groot-aantal hairbuisjes , dewyl ons lichaam daar door is zaam: efteld: LEEUWENHOEK verzekert, dat y in eene ruimte, die door een zant- korrel konde beflagen worden, wel 125oco. zweetgaatjes gevonden heeft. Uit dit geftelde behoeft men zich niet te verwonderen, dat er op de O0. 1, Compagniefche fchepen eenige jaaren herwaards zo een befmettende. rot- koorts heeft gegrasfeerd, dewyl de zaadbeginfels der- ziekte door de man- Íchap aan boord, en zelfs die aan de ziekte laboreerende waren, gebragt wierdt, waar door zy hun dikwyls bui- ten ftaat bevonden, om den bodem te regeeren. Men bevindt met de andere Nariën, Vl, DEEL, fh dat 290 E‚ LOMBARD OVER DE dat de drie-dek-fchepen de nuttigfte zyn, wanneer ’er zich een klein of een groot getal zieken aanboord bevinden, de- wyl zy daar op het best van de gezon- de manfchap ern gefepareerd, bly- ven, tot voorkoming, dat de eene den anderen niet zou befmetten. De zieken plaatst men tusfchen het gerfte en tweede deks van tusfchen deze twee eerfle dekken wordt de lucht, die met hunne uitdampingen, en die der uitwerpfelen bezwangerd is, by aan- houdenheid op eene merkelyke wyze bewogen en verwisfeld,. door de bo= ven-luiken, roosters en poorten. Tusfchen het sweede en derde dek worden de gezonden geplaatst, alwaar zy door de altoos openftaande luiken, een bekwaame lucht ter inademing bce houden, door dat-de uitwaasfemende deeltjes in de bewogen wordende lucht worden verdeelden verdund, en-ligter. zynde dan de lucht, door de luiken opftygen. | De lucht-poortjes tusfchen, deze dek« ken worden. by toelating van het weêr opengezet: deze nuttigheid tot verwisfeling der lucht is groot „dog eg= ter zou die nog vergroot kunnen wor- | > den, ee a ee et ee Ee 0. L SCHEPEN. 29 den, door de lucht-poortjes, in plaats van vier, tot agt te vermeerderen. _ In *t jaar 1772. was op het drie-deke Jehip Europa het getal der dooden wei- nig, naar de hevigheid der ziekte, die pestilentiaal was, het geen hier aan het kuil-dek, wegens de voordeelige leg- plaats tusfchen het eerfle en tweede dek, en aan de verwisfeling der lucht, die daar door bekwaam bleef tot het ina- demen, en aan de zindelykheid, als vermogende hulpmiddelen, was toe te fchryven. | De genen, die uit hunne ziekte op- kwamen , “wierden voor de weder-in- ftorting beveiligd, door de verplaatfing van tusfchen het eerfle en tweede dek; tusfchen het sweede en derde dek, by de gezonde manfchap , met aanhebbende kleederen , die wel gelucht of gewasfen en gedroogd waren, tot voorkoming van elkander niet te befimetten; dewyl dat de ftof hunner kleederen uit een meenigte hairbuisjes beftaat, welkers weeffel een aantrekkende kragt der be- fmettelyke uitdampingen bezit. De akeligfte omftandigheid zou hun, wanneer het een kuil-.fchip had geweest, getroffen hebben. | {2 Op 292 E‚. LOMBARD OVER DE Op een kuil-fchip heeft men dagelyks die weder-inftortingen, daar door fleee pende ziekten, en op het laatst der reis Jeorbutus, het geen uit het tweede lid dezer vraag duidelyk is te zien, Men komt op een drie-dek-fchip voor, dat de gezonde manfchap niet door der zieken legplaats behoeven te pas- feeren, door het wegnemen van den trap, uit het agter luik, die naar de kon- flabës kamer, en tusfchen het tweede en derde dek gaat: hier door is de gele- genheid hun benomen, om als nutte- looze bezoekers zich by hunne zieke maats op te houden, het geen niet al- leen door de verfcheidenheid van voor- werpen hunne hersfenen vermoeit, maar in een koortfige ftaat zynde den- zelven aanzet, hier door genoodzaakt zynde, om het groot luik voor de groote mast, en het luik ter zyden de groote mast aan ftuurboord op te ko- men, en voorts van dit tweede dek door de twee voortraps luiken, en het groot luik, agter de groote mast (p) op het eerfle dek. Door de Chirurgyns en zieken-hel- | pers, (p) Pag. 245. van dit wesk. ee DE ee CR SEHEDP EN; 293 pers, welke zelden vry blyven, moet attent agt gegeven worden, op dat ’er niemand der gezonden, dan zy lieden, by en tusfchen de zieken komen, om hun het noodige van geneesmiddelen, Ípys en drank toe te dienen; deze or- der wierdt op het fehip Europa 1772. gehouden, tot voorkoming, dat de ee- ne den anderen niet zoude befimetten. Tot het verbeteren der lucht tus- fchen het tweede en derde dek der drit- dek-fchepen, en tusfchen de twee dekken der kuil-fchepen is de wentilator agter het fpoor van het {pil geplaatst; de lucht verplaatfing , die men door dat werktuig heeft, is zeer weinig, de plaats en de fituatie der fchepen doet dit duidelyk zien (q): hier toe is het vermogendfte de windmouw, het openftaan der Jucht- poortjes-luiken , en de zindelykheid. De zwakfte manfchap worden ordi- nair aan het lucht pompen gezet, en die geen, die uit hun ziekte zyn opgeko- men, waar door zy in zwakheid moe- ten toenemen, door den zwaaren ar- beid, want zes van die manfchap zyn P's niet _ (q) Zie het derde deet van het Bataafsch Ge- nootfchap der proefondervindelyke wysbegecite te Rotterdam, pag. 80, 294 E‚LOMBARD OVER DE niet in ftaat om den wentilator een quar- tier uurs aan den gang te houden, zon- der in een ftaat van magteloosheid zich te bevinden, ja zelfs vier gezonde man- fchap zullen geen groot quartier uurs lucht gepompt hebben, of een over- vloedig zweet zal by hun op alle plaat- fen des lichaams uitvloeien, met eene groote magteloosheid vergezeld, Deze fterke doorwaasfeming, die op zo een arbeid volgt, is ten uiterften fchadelyk, om dat ’er een groote kwan- titeit vogten, die tot het in ftand hou- den van alle hunne lichamelyke wer- kingen noodig waren, onbewerkt wor- den uitgedampt (r). Hier mede zal ik dit gedeelte en vraagftuk voor afgehandeld houden, en overgaan ter beantwoording van de ZESDE VRAAG. De fchepen van 150 en 155 voeten even eens gelluwd zynde, en met dezelfde inla- ding, hoe weel lasten of ponden gewigts konnen de laasfte meerder dan de eerfle be- watten. Dit Cr) Zie pag, 255, van dit werk. O. L SCHEPEN. 295 Dit vraagftuk zal ik, zo als men heeft bevonden by een en dezelfde inlading tot Canton in China, beantwoorden. In * jaar 1775. lagen onder Wampho en foet foetham tot Canton in China de fchepen Europa, lang - = = 155 voet. De Morgenfter, lang — « = I5O voct. De Indiaan , lang = = - 150 voet. De Jonze Hugo, lang = = 149 VOEL. om even eens met kaffen thee egeftuwd te worden. De eerfte heeft ingelaaden aan pond goederen = - £ 1053517} B, pede ne UE Le ’e derde - - 5 D78gr6 B. De vierde = - = 7691384 B. Hier uit bevindt men, dat de eerfte 106870 fg. meer dan de tweede heeft aangebragt, het geen zeer naby de 26: last is, en meer dan de vierde in- geladen 2834795 fB. thee, zynde om- trent 71 last, 53 ordinaire kasfen por= celein, 6 kasten nankies linnen, 11 kasfen zyde ftoffen, 145 bandels por- celein en 5oooo fg. ballast. Europa treedde diep met deze inla- ding voor 21!, agter 32} Amfterdamfché voeten. | De Morgenfler voor 203, agter 'o2 voeten als de vorige, «> | | 4 Hier 296 E-LOMBARD OVER DE Hier uit ziet men, dat, wanneer de drie overige Chinafche Retourfchee pen in 1776. van 155 voeten hadden ge- weest, de Oost Indifche Compagnie eene inportante meerdere aanbrenging van over de 465055 fR‚ of groot 1163 last aan thee, zonder eenig bezwaar voor dezelve, zoude gehad hebben. | Hier mede zal ik deze vraag na be- vinding voor beäntwoord houden. » De Koop- en Zeeman beeft geen kwaad » Op *drie-dek-fchip te vreezen, » De Maatfchappy zou aan den flaat, „ Veellicht ten nutte weezen. En terwyl hier door den Wel Edelen Geflrengen Heer Mr, DANIEL RADER- MACHER wordt toegeftaan, om de voor- geftelde artikelen proefondervindelyk te vermeerderen, zo neem ik de vry- heid «hier. nog twee artikelen byte- voegen. …d | Het eerfte over het dieptreden der ledigleggende {chepen, die van 15o en 155 voeten. -.Het tweede over de rankheid der drie-dek-fchepen, — vEÉ | AN EER- ee 0. 1, SCHEPEN. 297 EERSTE BYVOEGSEL, De zwarigheid door fommigen geöp= perd, om de fchepen van 155 voeten lang, met dezelfde cameelen voor de kamer Amfterdam , over den droogen, het pampbus en vlaak te ligten, als de fchepen van 1so en 14o voet, moet ge- heel vervallen, dewyl ik onderrigt ben dat de Admiraliteit maar een koppel cameelen heeft, om alle haare fchepen over den droogen te brengen, welke in lengte, wydte en zwaarte, veel meer veríchillen als 5 voeten, en wel komen tot 25 à 30 voeten; deze camee- Jen worden tot de gelyke {luiting op« gevuld. De cubicq inhoud van de vyf voet verlengens , geeft het fchip ledig leg- gende op 14 voet diepte 2115 quadraat voeten , uitmakende eene waterver- plaatfing van circa 253 last. Noodig heeft men aan eiken hout, tot de vyf voet verlengens 1863. quadraat voeten tegen 41 8 per voet, is 76383 fB gewigt, nog 250. quadraat voeten gry- nen houttegen 248 per voet, is 6ooo fB gewigt, nog aan grof yzer en {pykers 4990 fB, en aan re fpykers 1650 B, 5 is 298 E‚ LOMBARD OVER DE is te zamen 88932 fg, zeer naby de 22: last, dus 3? last minder aan gewigt als de water-verplaatfing van den cubicq inhoud is: waar uit men ziet, dat een fchip van 155 voeten ledig zynde niet dieper treedt, dan die van 150 voeten, op dezelfde malle gebouwd. T WEEDE BYVOEGSEL. Dezwarigheid geöppetd door eenigen over de rankheid, ontftaande door het derde of kuildek, dat flegts weinige dui- zenden ponden gewigts zal bedragen, wordt by de inlading weggenomen, door de onderlaag met eenige lasten te vermeerderen. Het is door de hoogte van een drie- dek-fchip zyn dek, tusíchen de groote en fokke mast, dat het zich meer hel- lende als een kuil-fchip vertoont. Ik heb reizen met kuil-fchepen ge- daan, die zo rank waren, dat ’er naar de kragt der wind, geen zeil gemaakt kon worden, het geen ik ook in een retourvloot heb bygewoond, dat een drie-dek-fchip zeil mogte minderen tot het inwagten van het een of ander kuit fchip, waarop zy door de me 2 un- O. 1. SCHEPEN, 299 hunnen bodem zeilen hadden geborgen: deszelfs oorzaak buiten de onderlaag is te zoeken in de wegftuwing der zwaarfte goederen by de inlading, Dit is het geen ik op deze vragen ten nutte der Maatfchappy hadde voor te ftellen, hopende hier mede aan het vereischte kortelyk te hebben voldaan, en daar door iets ten meerderen bloei van myn Vaderland te hebben toege- bragt. Verkreeg de zeeman in den nood Zyn wensch, gewis die hulp was groot. ANT- Bladz. 300 ANTWOORD OP DE VOORGESTELDE VRAAG OVER DE O. I. SCHEPEN. DoOoOR WILLEM UDEMANS, er DE Wel Edele Geflrenge Heeren! De fcheeps-bouw , en de zeevaart der Nederlanden, onbetwistbaar, eene der grootfte zuilen zynde, waar op derzel- ver welvaart en bloey rust, zoo volgt ook dan daar uit, dat de fcheeps-bouw- konst eene der noodzakelykfte, nut tigfte, en, om desfelfs tegenftrydig- heid in de noodzakelyke vereischtens ineen fchip, zeer moeyelyke konst is, en waarin de allerverst gevorderde al. tyd SERRE zal bevonden worden; wylde ondervinding lang heeft geleerd, dat een geftel, zeer gefchikt tot een veer: OVER DE O, I, SCHEPEN. 30I veerdigen voortgang, juist het onge fchiktst is bevonden in het fpoedig wens den en draayen, zoo wel door den wind, als voor den wind. Dan dit zoo zeer tot het oogmerk van dit vertoo geen betrekkinge hebbende , fpaare ik zulks tot eene nadere gelegenheid, als er, het zy door het Zeeuwfíche of door andere Genootfchappen, eens zoo ec- ne vraag mogte worden voorgefteld. Zeer loffelyk en pryswaardig is dan het oogmerk van den Wel Ed. Geftr. Heere, den Heere en Mr. DANIEL RA- DERMACHER, Heere van Nieuwerkerk, Oud-Raad der ftad Middelburg, en Bewindhebber der Ed. Oost Ind. Comp. ter kamer Zeeland, dewyl ge« melde Heer, en tot heil der Oost Ind. Maat(chappy, en tot verbeteringe der zoo nuttige en noodzakelyke fcheeps- bouw-konst, niet alleen de vraag over het nut der drie-dek fchepen, voor den dienst van bovenge. Compagnie ter beäntwoordinge heeft voorgefteld, maar zulks ten zynen koste met eenen Eerenprys gelieft te beloonen. Ter bereikinge van dit zoo Edel- moedig en ter navolging waardig oog- merk, neemt de ondergeteekende el Ee 302 W. UDEMANS OVER DE drig de vryheid, om deze korte , een- voudige, en zoo veel myn geringe kunde bevat, klaare betooging van de voorgeftelde vraagen, zoo theoretisch, als proefondervindelyk, aan Uwel Ed. beoordeeling aan te bieden, in hope, dat zy eenigzins van nut, ter verbete- ringe van Neérlands fcheeps bouw, moge zyn. De algemeene vraag, door den Wel. Ed. Geftr. Heer RADERMACHER voor- gefteld, is, als volgt: Welke fchepen , behoorende aan de Ne- derlandfche Oost Ind. Comp., zoo van 140 &n 150, als van 155 voeten lang , zoo die met een open kuil, als met een gedek- ten kuil, anders genaamd drie-dekkers, zyn in allen deele, de bekwaamfte, nuitig- #e, en woordeeligfte voor haaren dienst, zoo tusfchen Europa en de Indiën, als mede in de Indifche zeeën zelve gebruikt wordende? Dus deze vraag twee hoofddeelen in zig bevat: als eerst het nuttige voor het levens behoud der meníchen, en het tweede het voordeel van onbefchadigde koop= em O. 1. SCHEPEN. 303 koopmanfchappen aan te brengen; ze- ker, twee zaken, voor alle weldenken- de Nederlanders, een dubbele atten- tie waardig. Dog dewyl de Wel. Ed. Geftr, Heer RADERMACHER deze algemeene vraag heeft gebragt tot zes onderfcheidene vraag-pointen , zoo ben ik ook vers pligt, om die afzonderlyk te beant- woorden. Ik begin dan met de eerfte vraag, die is: Welke fchepen tasten bet minfte diep, by bun afloopen in bet water, die van 150 woeten, of die van 155 voeten; gefleld, dat de laatfle dezelfde malle blyven, behouden, als de eerfle in de wydte, diepte, en in dezelve tuigagie? Deze vraag, myns oordeels, geen befpiegelende betooging behoevende, zoo zal ik die dan proef-ondervindelyk, beantwoorden. In den jaare 1771, is by de Oost Ind. Comp. ter kamer Zeeland, te Middelburg aangebouwd. een drie-dek- {chip van 1so voet, genaamd Botland, het welke by zyn afloopen, van het ftabel in het water, diep lag Van 304 W.UDEMANS OVER DE Van voor - - 8 voet 7 duim En van agter = - 5 ‚Is te zamen O2 Dus de gemiddelde diepteis ro voet rt duim Zoo my alles aan de Oost-Indifche Werf is opgegeven voor egt. In ’tJaar 1772, is by voorgemelde Kamer aangebouwd een fchip van 155 voet, en genaamd Europa, dat by het afloopen van het ftabel in het water, diep lag Van voor - = - 8 voet 6 duim ‘En van agter = -e 4 ‚Iste zamen - - - 2 O0 Dus de gemiddelde diepte is Io voet oduim Waar uit blykt, dat een fchip van 155 voet, op eender Malle gebouwd, als een chip van 150 voet, een duim, van tien in de voet, vlotter legt, wor- dende op ’s Compagnies Werf, de voet in ro gedeeld in plaats van in zr, alleen om het gemak van het evenge- tal, en waarvan ik ook in het vervolg dezer beantwoording gebruik zal ma- ken, en dus alle bereekeningen, die hier agter ftaan te volgen, op de ver- deeling van ro duim in de voet zullen Zyn; De SEV OEE B EUN, 305 zyn, dog de voet is Amfterdamfche Maat. | bie! Dus ver Proefondervindelyk zynde bewezen , zal nu de oorzaak van deze differentie tusfchen een fchip van 15o voet en een van 155 voet aantoonen ; dog alvoorens een objectie, die zou* de konnen gemaakt worden, wegne- men: namentlyk , of het fchip van 155 voeten niet veel langer tyd op de werf heeft geftaan, als het fchip van 150 voeten, en dus als een natuurlyk gevolg, door het meerder uitdroogen. van het hout, vlotter moeste leggen, als het fchip van 15o voet. | Dan dit verfchil is by toeval zoo weinig. met de bovengemelde twee fchepen, dat het van zelfs die objectie wegneemt ; want volgens de Notitie aan ’s Compagnies Werf berustende, heeft het fchip Botland van 1rso voet zeer naby de negen maanden, het fchip Europa zeer naby de tien maan- den op het ftabel geftaan, en dus kan. het meerder uitdroogen van het hout geen oorzaak van het verfchillende diep gaan dier fchepen zyn. De waare reden dier differentie is , dat het fchip van 155 voet, door den t Vil. DEEL V groo. 306 W.UDEMANS OVER DE grooteren Cubicq inhoud van die vyf voet lengte, meer water moet ver- plaatzen , als de wigte van hout en yzet in die vermeerderde vyf voet lengte uitmaakt: dit zal ik nu weder- om Proefondervindelyk bewyzen , eerst met, de wigte van hout en yzer, en dan by tegenftelling den meerde: reninhoud van het Lighaam in die vyf voeten , en daar uit vloeiende meerdere waterdragt, en waar uit dan van zelve het bewys zal volgen. By den aanbouw van het fchip Zu: ropa van 155 voeten , by de Compag- nie te Middelburg, heeft men by naauwkeurige obfervatie bevonden, dat’er tot die vyf voet meerdere leng- te is benoodigd geweest, als volgt. Aan eiken hout. 1863 taarlings voeten, tegens 41 B-per voet, is _ - = = (8 76383 Greine hont 250 taarlings voeten, te- gens 24 B. = - = booo Grof yzer en fpykers, = ’ ers j Po: 4900 „Aan conject fpykers in de-verdubbeling „ 1650 Uitmaakende:te zamen een gewigte van ®@ 88933. dus zeer na de 294 last, | “Wanneer nude bovengemelde bos dem in het geheel: was, afgetimmerd re | | en 0: 1. SCHEPEN. 307 en ledig zynde, leggende binnen het docque, als alleen dat gemelde bodem wierd met ballast gelyklastig gelegd, zoo als altoos en met alle fchepen werd gedaan, en dus was gebragt op de diepte van 14 voet, zoo was de meerdere waterverplaatzing. van die vyf voet meerder lengte zeer na de 2115 taarlings voeten, tegens 48 f per voet; en dus uitmakende fg 101620, zeer na de 25;last, en dus een meer- der wigt van waterverplaatzing van 3 last, als het gewigt van hout en yzer bedraagt, en waar door ook meerge- melde rAdenf Europa van 155 voet, een duim van tien in de voet ondieper lag als een fchip van 15o voeten. Hier by zoude ik de beantwoording dezer vraage konnen laaten, als mee- nende aán het oogmerk van den Wel Ed. Geftrengen Heer RADERMACHER te hebben voldaan, dog by nader inzien van alle de vraagen „zoo bevinde, dat de zesde vraag alleen zyne: betrekking heeft tot. het. verfchil van’ inladingen van een: {chip van 1so en in die van 155 voeten, het zy die met een open kuil of met een drie-dek zyn, komen- de zulks-hier in geen aanmerking, en Ö 2 waar. ed 308 W. UDEMANS OVER DE waarom ik meene niet ongefchikt zal zyn, de zesde vraag , op de eerfte te laten volgen. | De zesde Vraag werd voorgefteld als volgt. De fchepen wan 150 en die van 155 woeten, eveneens gefluwd zynde, en met dezelfde inlaading , boe veel lasten of pon- den. gewigts konnen de laatfle meer dan de eerfle bevatten of inladen, Hiervan zal ik een Proefondervin- delyk bewys geven , zoo wel ten op= zigt van de zwaarte des gewigts, als mede van de volume. Wanneer het {chip van 155 voet hier boven gemeld , was beladen ter diepte van 21 voet in de midden „ zoo had dit fchip in die vyf voeten meer- der lengte, eene waterverplaatzing, van zeer na de-358o taarlings voeten, te faamen uitmakende 171840 ponden gewigt, en dus circa de 423 last, dat het fchip van155 voet meer aan gewigt kan laden, als hetfchip van 150 voet. Toen nu meergemelde bodem in | 1776 VO. L SCHEPEN. 309 1776 uit China retourneerde , heeft men bevonden , dat aan Theekasfen, meerder was ingeladen, als een fchip van 159,voet , circa fR 1oo,0oo en dus 25 last, en waar mede gemelde fchip nog vlotter ofte ondieper ging, als een fchip van 150 voet. „Hier mede meene ik aan het oog- merk , zoo veel my mogelyk was, te hebben beantwoord, en gaa vervol gens tot het beantwoorden van de tweede vraag , welke ik nu op de zesde zal laaten volgen. Welke fchepen voldoen best als goede en gemakkelyk te regeeren fchepen, die het minst afdryven en best oploeven, waar door men het bekwaamst van een laager Ran afgehouden worden, om dezel- ve voor klippen en flranden te beveiligen. Deze vraag vereischt een tweederlei beantwoording , als eerst de Regee- ring van een íchip, verftaa daar door het Manoeuvreren met zeilen en tou- werk, en het ankerwinden; ten twec- den het goed loef te houden, of met „weinig aftedryven by den wind te zei. € 3 len, 310 W. UDEMANS OVER DE len, en zulks met een kuil- en drie- dekfchip, mits die beide op eene Malle zyn gebouwd. Belangende het cerfte, namentlyk, de regeering van een fchip ; dit is we- derom tweezints, als eerst wanneer een fchip ten anker legt , gereed om onder zeil te gaan , en dan wanneer het onder zeil is. Wat het eerfte betreft, wanneer men onder zeil moet gaan, zoo heeft een drie-dek-fchip veel voor, boven een kuilfchip, in de ruimte op zyn tweede dek, daar het anker werd ge- wonden, het geen noodzaakelyk ten gevolge heeft, de gemakkelyke regee- ring; want op het tweede dek, al- waar het anker werd gewonden, is er niets tegens boord van het loopend touwerk , dat om het fpil agter de groten mast ftaande legt, de man- chap, die het cabellaaring windt kan verhinderen , dewyl al het loopend touwerk, als groote hals, fokken bras en fokken fchoot, en meer ander loopend touwerk , dat op een kuil fchip tegens boord in de kuil is ge- plaatst, in den weg is, en dus belem- mert, hier op cen drie-dek-{chip alle op O. 5, SCHEPEN. SII op het boven- of derde-dek is ge- plaatst. Hierenboven kan men op een drie-dek {chip te gelyk het anker win- den, en de zeilen byzetten, die men aanftonds , zoo als het anker uit den gene is, benoodigd heeft, óm het chip (zoo als een Zeeman het noemt flaags te doen vallen. : Daar nu in tegendeel, zoo als bo- ven hebbe gezegd , al dat touwerk in de kuil tegen boord is geplaatst, moet zulks dikwerf verwarring onder het fcheepsvolk bybrengen, tusfchen die geene, die het cabellaaring aán het Zwaar touw vastmaaken , en die geen die aan het bovengenoemde loopend touwerk bezig zyn; en zulks vooral op het laatst van het ankerwinden , wan- neer het gantí{che dek met zwaar touw is belemmerd, dewyl zoo fpoedig in het cabelgät niet kan werden gebot- gen; het geen alle kundige zeelieden te wel bekend is, om daar breeder over uitteweiden. on Het tweede, wanneer de beide fchié- pen nu onder zeil zyn, en het zwaaâr touw is in het cabelgat weggefchooten, en dan by gematigd weêr; zoo kan ’er | V 4 als 312 W. UDEMANS OVER DE als dan weinig onderfcheid in de Ma- noeuvres zyn tusfchen een kuil- en een drie-dek-{chip. Dog , wanneer die beide van ftorm werden overvallen, is ’er zeer veel onderfcheid in de gemakkelyke regee- ring, het geen nu te bewyzen ftaat. Hier vooren is reeds befchreven , waarop een kuil-fchip het loopend tou- werk totde zeilen behoorende geplaatst is, zynde tegens boord op de hoogte van het zoogenaamde Rheehout. Insgelyks waar voornoemd touwerk op een drie dek-fchip is geplaatst, nae „mentlyk op het bovenfte of derde dek. Men vooronderftelle nu deze beide fchepen onder zeil zynde, en van een ftorm beloopen , en dus door de hevigheid van den wind om bytedraai- jen genoodzaakt werden , of zoo als men het ook noemt , onder den wind fteeken, dog de beide íchepen leg- gen door de drukkende kragt van den wind , in de zeilen vallende, die by- {taan , zoo veel over zyde, dat het kuil-fchip met zyn leyboord onder wa- “ter-legt, en het geen door meenig zeeman , by-de ondervinding, zal be- vestigd worden wel te gefchieden. 5 et 0. 1. SCHEPEN. 313 Het loopend touwerk nu , zoo als hier boven heb gemeld, daar ter plaatfe zynde vastgemaakt aan de daar {taande kruishouten, het geen gevol. gelyk ook onder water legt, en men hetzelve moetende aanhaalen , of wel afvieren, moet zulks buiten tegen- Ípraak groote belemmering geven, zoo ‘er zelfs geen ongemakken, zoo voor het fcheepsvolk, als mede aan de tuigagie, uit ontftaan, en het geen men zelfs uit de befchouwende kennis kan afleiden, en overvloedig by kundige zeelieden bekend is. In een drie-dek-fchip is nu, volgens de hier voor reeds gemelde befchry- vinge , al dat loopend touwerk, op het bovenfte of derde dek geplaatst, en dus zonder dat gevaar van onder „water te leggen, waar door men altoos — zeer gemakkelyk, en zonder de minfte belemmeringe , by hetzelve komen kan, om het noodige werk te verrig- ten; en waaruit dus klaar blykt, dat de regeering van een drie-dek-fchip onge- meen beter en min gevaarlyker is, als van een kuil-fchip , in ftormweêr en holle en woedende zeeën. Het tweede deel deezer Vraag be- Mis helst SI4 W. UDEMANS OVER DE helst het oploeven , of by den wind zeilen met weinig afdryven, ter bevei- liging voor het ftranden tegens laager wal. Hier moet men de beide fchepen vooronderftellen na eenderley theorie of eenderley malle te zyn gebouwd. Men neme dan hier in de eerfte laats een kuil-fchip, naar de regelen der bid gebouwd, voor zoo verre het le- ven-deel van het fchip betreft, zynde dat deel , het geen beneden de opper- vlakte van het water komt, en dat by ge- volge, de veerdigheid in deszelfs voort- gang bevordert, of tegenhoud, naar mate het meer of min naar de kônst ís uitgewerkt. | Dit kuil-fchip nu vooronderfteld ‚naar dekonst gebouwd te Zyn, voor zo0 ver- re het beftaanbaar is, met het intrest van de Oost-Ind. Cofmp., want zulke fchepen, worden hier principaal be- doeld, die teffens by eene goede zei- lagie, ook veele Koopmanfchappen konnen inladen, en zonder defecten alhier in Nederland aanbrengen. Men ftelle dan zig hier voor zoo een kuil-fchip, by den wind zeilende, dog dat door de drukkende kragt van den op- 0. 1 SCHEPEN. 315 _„opkomenden ftorm in de byftaande zei- len, zoo veel over zyde valt, dat het met zyn leyboord , met de oppervlakte van het water gelyk komt, en dus door Ee oRheb zeeën, veel zeee water op zyn dek ontfangt, waardoor het wordt verhinderd in het veerdig oploeven of hoog by den wind zeilen. Men kan hier tegen inbrengen, dat een kundig en voorzigtig zeeman, by verheffing van ftorm, ook de zeilen vermindert, ja als het nodig is alle laat digt maken. Maar daar wordt, hier in deze vraag bepaald, en vooronderfteld , op een laa- ger wal bezet te zyn, en dus moet men met kragt van de zeilen tragten van het laager aftehouden ter beveili ging van te ftranden, het geen zonder zeilen by te zetten niet kan gefchieden, dus hier uit klaar blykt, dat een kuil fchip in zoo een toeftand, zynde be- lemmerd met het overftortende zee. water op het dek, en daar door het langzaam oploeven, veel gevaar loopt van te ftranden, boven een drie-dek. fchip, dat geen zeewater op zyn dek kan ontfangen. Maar zelfs in gematigd weêr iin ht: uiis 316 W. UDEMANS OVER DE > kuil-fchip een inconvenient, waar aan een drie-dek-fchip niet onderhevig is; namentlyk de zuiging van den wind, en deszelfs persfing tegens het leyboord op het dek, en de gantf{che opening onder het halfdek, want het gantfche opftaande boord aan de leykant heeft den wind uit de zeilen vallende en tegen het boord drukkende, mede te fleepen, en de opening van onder het halfdek koomt insgelyks, door den voortgang van het fchip vol wind; en die dus zyn kragt oeffent tegens het befchot van de cajuit, en waardoor dus de voort- gang van het fchip eenigzints wordt vertraagd, en waardoor ook zoo een fchip meerder moet naar het laager zakken, of afdryven, als een drie-dek- fchip. Dit zelfde fchip , bet geen hier is om- fchreven , tot een drie dek-fchip zynde gebouwd, heeft de voornoemde incon- venienten niet, dewyl het van boven al is toegemaakt, en het dus geen wa- ter op zyn dek kan houden, of geen persfing van wind kan belemmeren, en moet dus hooger aan den wind zeilen en minder afdryven. Dus ver dit befpiegelende betoogd zyn O. 1. SCHEPEN. 317 zynde, zal ik het proefondervindelyk ftaaven uit de journaalen, van ’s Ed. Compagnies fchepen. Á DE PALLAS, een drie-dek-fchip. DAMSIGT , een kuil-fchip. Extract uit het journaal van ’s Ed, Compagnies jha, als de Pallas, Dam- zigt, ende Waalenburg, zeilende gecom- bineerd van Cabo de goede hoop in het jaar 1766. | _ NB. Men moet het fchip Waalen: „ burg hier niet in aanmerking nemen, » dewyl hetnaareen andere conftructie » was gebouwd, zynde nog vierkanter » en groover van boeg, als de oude » Compagnies fchepen van 145 voet, » die in het jaar 1742. waren afgekeurd, » dog de Pallas en Damfigt waren naar » een malle gebouwd, en beide 15o. » voet lang. Volgt nu het Extract van gemelde journaal, » Hebbende wy verfcheide malen, na dat »» wy de N. 0. winden kreegen , en zelfs meest , » âl. 318 W.UDEMANS OVER DE KE Eid 9 23 3’ alle morgen „ moeten afhouden „ om reden het fchip Waalenburg een myl twee á drie aan ley van ons was, het welk voor ons beide fchepen, de Pallas en Damfigt, veel verlette; als per exempel op de N. B. van 39 gr. 3 minu. hebbende doen het eiland Florus, na gisfing 374 myl van ons, deden op’ het fchip Damfigt fein, van het derde riff in de „mars- zeils te nemen , dog zagen, dat de andere fche= pen bydraaiden, deden wy mede zoo, de wind was. toen Z. W. en liep tot aan het N. Wes= ten en zelfs Noord met harde wind, dog des morgens. moesten wy egter kragt. van zeilen byzetten.„ om reden men zomtyds „ op.de ei- landen van Corvisen Florus konde bezet raa- ken. „> Dus om 8 uuren des morgens den 7 July, ‚wierd: op het fchip de Pallas fein gedaan „ en de „ marszeils bygemaakt, van drie reever in de» ‚ zelve, op-het fchip. Damfigt de marszeils' van twee: reeven „ en op het fchip Waalenburg ‚ de marszeils alle de reeven uit, en dus de marszeils in top, en zyn onder zeilen insge- lyks by, daarenboven had hert fchip de Pallas nog een riff in zyn fok en fchoverzeil, zoo zeilden wy tot des avonds , dat de zon onder ging, en- doen. was. het fchip de: Pallas ruim drie mylen dwars in den wind van het {chip Damfigt, en het fchip Waalenburg was wet drie mylen beneden wind van het fchip Damfigt, zoo dat de loefwaarfte , de ley- waarfte niet konden zien. 2» Hope hier met: dic. kort uittrekfel aan Uwel Ed, Geftr. te zullen hebben voldaan, en s Was O0. L SCHEPEN. 319 » was geteekend zt. THOMASSEN Schipper op 9 Damígt. __Hier mede denk ik proefondervinde- lyk te bewyzen het voordeel van een rie-dek, boven een kuil-fchip, in het beter loef houden by den wind zeilen- de, dewyl het de persfing van den wind, niet heeft mede te fleepen, waar aan een. kuil-fchip, onderhevig is, en dus ftelle een. gedek ook in dezen: opzigte nuttiger voor d'’Ed. Oost-Ind. aatfchappy is, als een kuil-fchip, Ik gaa dus over tot de befthouwing en de beantwoording der derde vraage, Derde Vraage. Welke fchepen. zyn de. bekwaamfte by zwaare flormen, en boogloopende (lort-- zeeën, Hier moet men befchouwen een Íchip in ftorm, en-het-daar uit vloeien. de gevaar: van het leven.van zoo veele. zielen, en het verliezen van kostbaare ladingen; en dus het groot intrest der Maatfchappy. br 320 W‚ UDEMANS OVER DE Ik zal dan hier befchryven een kuil- en een drie-dek-{chip, in hunne voor- en nadeelen , en die beide naar eene conftructie zyn gebouwd. En dewyl alhier bepaaldelyk wordt evraagd naar fchepen, die de reis tuse chen Europa en de Indien moeten doen , zoo verftaat de Wel Ed. Geftr, Heer RADERMACHER alhier door fchepen der Oost-Ind. Comp. , offchoon het zyne betrekking heeft tot de zee- vaart-kunde in het algemeen. E Ik breng dan eerst onder het oog de vermeende nadeelen der drie-dek-fche- pen, als eerst het dieper gaan, en ten tweeden de rankheid, door het hoog Optimmeren van het derde of bovenfte dek, waar door men in noodzaak wordt gebragt, om meerder ballast of- te onderlaag in-de drie-dek-fchepen te doen, en het-dan ten gevolge zoude hebben, het dieper gaan van een drie- dek- boven een kuil-fchip. En dewyl het vlotgaan der fchepen een noodzaakelyk poinct is in de fche- pen van de Nederlandfche Oost-Ind. Comp., door de ondiepte der zeeha- venen van Texel en Goereê, zoo zou- de dit een groot gebrek zyn in de cove ek- O0. I SCHEPEN. 321 dek-fchepen, indien confteerde, dat die differentie van eenig belang ware _ bevonden, het geen ik nu, ter contra- rie, Proefondervindelyk zal aantoo- nen. Belangende het eerfte Inconvenient, het dieper gaan van eendrie-dek-fchip , zoo moet men hier verftaan, de fche- pen ledig zynde, wyl het ’er maar op ziet, omze van de reede naar de fte- den te brengen, alwaar zy moeten worden klaar gemaakt, en niet denken op het volgeladen fchip. | Men heeft by d'Oost Ind. Comp. ter Kamer Zeeland , alwaar eenige drie-dek-fchepen zyn gebouwdnaauw- keurig nagezien, dat een drie-dek= fchip in het geheel klaar leggende, met de ftengen voor de masten, juist een en een half duim dieper lag, als een kuilfchip van dezelfde charter ; en het geen dus na myne gedagten geen verfchil van confideratie kan ge« naamd worden. Het tweede gepretendeerde Incon- venient is de rankheid, door het hooger optimmeren van het derde- of boven-dek, Men heeft by voorgedagte Kamer Pil. DEEL. pd van 322 W; UDEMANS OVER DE van Zeeland, by den aanbouw van de dtie-dek-fchepen , naauwkeurig nage- gaan en bereekend , dat tot-het maken Vân ‘het derde dek en het geen daar by behoorde, te zaamen aan eiken en greinen hout en yzer noodig was een Ewigte van zeer ha 53 Last, zynde it ruim - gereekend,‘ en waar voor men by Proefneming heeft bevonden benoodigd te hebben circa g Last meerder onderlaag, als op een kuil- fchip „en waar mede dan de beide charters, zoo:drie-dek als kuil-fchip, zyn egaal bevónden in het zeilvoeren. Men heeft ookinsgelyks bevonden , dat op-het volgeladen {chip „ terdiepte van 20’ voet in het midden, de boven- gemelde g Last meerdere onderlaäg , het. fchip' 2 duim heeft doen dieper gaan, ‘het geen hu gevoegd by de 1: duim, veroorzaakt door de meerdere ‘wigt van hout en yzer, het drie-dek- fchip drie en een halve duim dieper zal doen gaan als een kuil-fchip, het geen ‘my onder verbetering niet voor- „komt als een point van confideratie, ‚Pus verre de gepretendeerde nadee- len gezien, en zoo ik my flateer , de nietigheid daar van betoogd =d ’ ei O. I_SCHE PEN. 323 bende, moete ik dan nu befchouwen, de voordeelen en mindere gevaaren van een drie-dek- boven een. kuil-fchip in zwaare ftormen. Dit zal ik eerst befpiegelende voor- ftellen- en dan Proefondervindelyk ftaaven, met het getuigenis van zeer bekwaame Zeeoffcieren, in dienst der Ed. Oost-Ind. Comp., en die met beide charters de reizen naar de Indiën hebben gedaan, en het groot verfchil daar omtrent ondervonden. | Men ftelle zig dan hier eerst voor, een kuil-fchip, nog ruim{fchoots zeilen- de, dog dat door den opkomenden ftorm genoodzaakt is om zeilen te ver- minderen, het zy die door reeven kleinder te maken, het zy door die in het geheel weg te nemen, en waar door dan gevolgelyk ook de veerdig« heid in deszelfs voortgang moet ver- tragen , waar uit dan als een natuurlyk gevolg koomt, dat men, de hoog aan- fchietende zeeën niet kunnende ontwy- ken, ten laatften gevaar loopt om onder dezelvebedolven teworden, en de kuil van zoo een fchip als dan vol water koomt, en zulks nietfpoedig kunnende kwytraaken , al haast een tweede en | ne G een 324 'W. UDEMANS OVER DE een derde ftortzee daar by koomt , zoo dat mendan zeer veel gevaar loopt van door die ftortzeeën vervuld zynde te gronde te gaan, en fchip en léven te verliezen , zoo als ter opheldering wordt vertoondin Plaat I. Fig. I., daar een kuil-fchip verbeeld wordt ruim- fchoots te zeilen of telenfen, dog daar de zeeën al over het kuil-boord heen- loopen. In zoo een toeftand zynde met een kuil-fchip, is het middel ter behoude- nis het bydraaijen of onder den wind fteken, ook wel genoemd een byleg- ger. Dit tydftip om by te draaijen is zeer gevaarlyk voor een kuil-fchip, als zoo een fchip in het bydraaijen niet gezwind op den wind koomt of (zoo men zegt) met den kop op zee legt. __Maar dwars zee blyvende leggen, om dat door de verbolgene en hoog- loopende zeeën de veerdige voort- gang wordt benomen, en het dus niet genoeg kan oploeven, gevolgelyk het dwars zee blyvende leggen, door de overftortende zeeën wordt vervuld, en ‘zoo te gronde gaat; zoo als men met grond moge vastftellen , dat dikwerf is te 0. LL SCHEPEN. 325 te beurt gevallen aan zulke ongelukki- ge, daar men nimmer van heeft ge- oord , hoe zy aan hun einde zyn ge- komen; het geen ik gronde op het berigt van zulke Zeeofficieren, die in zoortgelyke gevallen zyn geweest, en daar het leven nog hebben afge- bragt, en waar vanikeen geval, alseen Proefondervindelyk bewys hier zal bybrengen , zynde een extract van een brief, gefchreven aan de Wel Ed. Heeren Bewindhebberen der Oost- Ind. Comp. ter Kamer Zeeland, door den Schipper van ’s Compagnies Schip Bleyswyk , gedateerd uit de haven van Rochefort, dato den 14 Decem- ber 1772.; alwaar gemelde Schipper meldt : » Communiceere U Wel Ed. Achtb.dat ik mat > myn onderhebbende Bodem Bleyswyk op s) den 12 December ter Rheede van Brand- 2 Eiland, ben gearriveerd en dat zonder Mas- „> ten, hebbende dezelve op den 28 November, 2) door een vliegenden orcaan in anderhalf uur 22 tyds verlooren, ik hebbe by continuatie zoo s veel Zeewater in het {chip gekregen, door » het bovendek en de lyfnaaden, dat ik by „> Continuatie drie dagen en drie nagten, met s alle magt hebbe moeten pompen, en altoos » 2 à 43 duim water by de pompen van ag- X 3 99 ter 325 W. UDEMANS OVER DE ter hadde, en ík dorste de emmers uic de vgor= pompe niet uit neemen , uit vreese dat daar wel 6 à 7 voeten water zoude bevon- den worden, en daar door het gemeen nog meer kleinmoediger geworden zyn, want het Schip door de hemelhooge zeeën, niet meer wilde ryzen , en ook door de veelheid van water, dat tusfchen deks en in het voor- fchip was, zynde wel 3 voet, zoo dat alle de zwaare touwen in het cabelgat, en de kisten van het gemeene volk tusfchen deks dreven, zoo alsmede de britzen, waar op de zieken laagen, aan fpaanderen flingerden , zoo dat ik zelfs op eenen dag 19 doode ly-= ken van tusfchen deks hebbe laaten haalen, dewelke ik vast ftelle daar meerder van ver- dronken als hare natuurlyke dood geftorven waaren, wy kapten daar op twee gaaten in het onderdek tegens boord, by het cabel= gat, om alzoo het water van tusfchen deks en by de pomp te krygen, terwyl by con= tinuatie zoo veel water op het bovendek was, dat alle de kisten , raamen en gereedfchappen van de Timmerlieden ,. Kuyper enz. , door malkanderen flingerden en aan fpaanderen wier- den geflagen of over boord fpoelden, zoa dat ’er niets op het bovendek gebleven is, als het gefchut, em de boot en fchuyt”’. Dùs ver de Schipper de Roo, als hier te ftaade komende, Dit notabel geval zal, vertrouwe ik, genoeg zyn, om de gevaaren van een kuil. denn 0. 1 SCHEPEN. 327 kuil-fchip te doen zien, in zulke en diergelyke omftandigheden. Nu zal ik, by tegenftelling, de min- dere gevaaren van een drie.dek fchip; in zoo een omftandigheid zynde, eerst befpiegelende en dan by bewys Proefondervindelyk aantoonen, _ Men ftelle zig hier voor, een drie- dek-fchip, ook ruimfchoots met een opkomenden ftorm zeilende, zoo als hier voor van het kuil-fchip is om- fchreeven, en ook genoodzaakt omde hevigheid van den wind zyne zeilen te verminderen, zoo dat het ook inzynen voortgang vertraagt, en dus ook de van agter. opkoomende zeeën niet kan ontwyken, en die dus op en over zyn fchip henen ftorten. sld Dog wat gevaar kan daar voor een drie-dek-{chip uit komen, dewyl het overftortende zeewater daar van zooras afloopt, als het op hetzelveftort: men moet in zoo een geval maar zorge dra- gen, dat het roosterwerk van het bo: venftedek , behoorlyk met prefennings is digt gemaakt, zoo kan ’er geen zee, water inhet fchip komen, dat eenige fchade kan toebrengen, ie De eenige remarque zoude zyn, of de 328 W.UDEMANS OVER DE ‚de manfchappen, die op de wagt zyn, en op het bovendekftaan, geen gevaar meer onderhevig zyn, als op een kuil- fchip, van over boord door de zeeën geworpen te worden; dog wie zal in zoo een geval geen zorg voor zyn be- houd draagen, en zig aaneenigfcheeps deel, of touwwerk vasthouden: ook heeft men ’er tot heden nog geen blyk van gezien, dat op een drie-dek-fchip een grooter getal van menfchen daar door zyn verongelukt, als op een kuil- fchip ; ook heeft men daar van op een drie-dek-fchip geen meer gevaar als op een kuil-fchip, dewyl zoo een drie: dek-fchip in de midden, daar het ge- vaar plaats zoude hebben , met eenloop- hout of leuning is gemaakt, juist op de hoogte van het boord, zoo als het op het halfdek van de kuil-fcheepen is, zoo als te zien is Plaat 2, figuur 4 en Let. S. Als nu de ftorm zoo hevig koomt, dat men in het geheel geen zeilen meer kan byhouden, en dus door de ver- mindering van den voortgang de zeeën niet kan ontwyken, zoo zal een voor- zigtig zeeman ook wel met een dries dek-fchip bydraaijen, of óp den wind gaan 0. 1 SCHEPEN. 329 gaan leggen, alleen om dat door de van agter opkoomende ftortzeeën , de glaazen van het agter{chip niet zouden worden ingeflagen, en zoo zeer niet voor het gevaar van de overloopende zeeën, waar aan een kuil-fchip onder- worpen is. En al gebeurt het eens, door de verbolgen hoogloopende zee- én, dat een driedek-fchip niet heel gezwind op de zee legt, en eens dwars zee blyft leggen, zoo is het in het ge« vaar niet van een kuil-fchip, om dat het niet door het zeewater kan ver- vuld worden. Het eenige gevaar dat een drie-dek-fchip in zoo een gevalte vreezen heeft, is het verlies van zyn masten, door het zwaar flingeren, het geen zy met een kuil-fchip gemeen ebben,‚-dog een drie-dek{chip heeft nog dit eene voordeel boven een kuil- fchip, dat door het derde dek de groo- te mast hooger fteun in het dek heeft, en daar door minder zwaarigheid van breeken. Uit dit theoretisch betoog , meeneik voldoende genoeg bewezentehebben , de nuttigheid der drie-dek-fchepen, voor den dienst der Nederlandfche Oost Indifche Compagnie, zoo tuffchen | x 5 Eu- 330 W.UDEMANS OVER DE Europa en de Indiën, als in de Indí- fche zeeën, en zal dit befpiegelende , nu met het proefondervindelyke be- vestigen, en wel in de eerfte plaats met een egte copia van een brief, ge- fchreven door den Schipper G. Pieter- fen , ten dien tyde commandeerende het Oost-Indifch Compagnies drie-dek- fchip genaamd Zeeduyn, aan de Wel Ed. Achtbaare Bewindhebberen der Oost-Indifche Compagnie ter Kamer Zeeland, gedateerd Cabo, en wel uit Baay Falfo, den 6 Juny 1773, alwaar gemelde Schipper zegt. > Wanneer wy op den 8 February in zee 2» geraakt zyn, met een gunftige gelegenheid, die ons heeft gediend tot het Eiland Wigt, alwaar wy den wind uit het W.Z, W.en W. kregen, zynde den ro February daar aan met die gelegenheid van tegenwinden en goed weer, gevorderd den 16 dito tot by Lezart, wanneer een N. en N. O0. wind kregen, waar mede wy het canaal uitraakten en den 18 dito buiten de gronden waaren gekomen, maar wierden den 1gdito van een zwaaren ftorm beloopen, die uit den Z. W. tot het N. W. liep, en dewelke geduurd heeft van den 19 tot den 27 dito, zoo dat wy het Ca- naal zyn ingewaaijd tot by Poortland, maar „ den 26 by Goutftaart zynde gedreeven, is het » weêr in een verfchrikkelyken orcaan a Ors- 32 9 3 Ld 52 9 2 22 ld 9 93 22 9 bl Vv ® hed hd ed 22 u POV Ow he] \ 23 0. LL SCHEPEN. 331 borsten, zoodanig als ik nog nooit hebbe bye gewoond: ik heb in de Weft-Indiën , den orcaan, en in de Ooft-Indiën, den olyfant, (een hevige ftorm zoo genaamd) bygewoond , » maar ik moet betuigen, dat die beide niet in vergelyking by dezen orcaan geweest zyn , en dat wy hier hebben ondervonden. > Wy hadden reeds gerefolveerd de ftengen > te kappen, dog de uitvoering daar van was onmogelyk , vermids geen menfch over het loefboord konde komen, veel minder na bo- ven klimmen, wy hebben geduurende , van den 19 tot den 26 donderen weerligt ge- had, maar inzonderheid den 26 des morgens in de hondewagt , begon het met zwaare blixemftraalen en ysfelyke donderflaagen, de wind zoo aan te neemen, dat ‘wy naauw= lyks de fok die nog byftond konden geborgen krygen, vervolgens vielen ’er geheele klome pen vuur uit de lugt, en de ftorm was zoo hevig, dat wy een tyd van agt uuren , by- na geheel onder water aande leykant laagen , zoodanig ‚ dat wy werk hadden om het met twee pompen lens te houden. Het kwam ons in dezen hoegen nood welte pas, dat wy een. toegeftreeken of een drie-dek-fchip hadden , wy hadden het apparent anders niet afgebragt: voor my die nu met beide foort gevaaren hebbe wenfche nooit anders als met zulke fcheepen te vaaren, vooral op zulke vaarwa- ters op de Indiën, men moge daar van zeg= gen wat men wil”, Het tweede Proefondervindelyk bee WYS; 332 W.UDEMANS OVER DE | s, wegens de meerdere goede qua- Heeiren van de riedel ftlicenan® is een egte copia van een brief, gefchre- ven door den Wel Ed, Geftrengen Heer J. S.Stavorinus,ook thans nog in dienst der Ed. Oost-Indifche Compagnie, aan eenender Wel Ed. Achtbaare Heeren Bewindhebberen , gemelde Capitein Commandeerende het Oost-Indifche Compagnies drie-dek-fchip, genaamd Ouwerkerk. ; De gemelde brief was gedateerd, van Cabo de Goede Hoop , den 28 July 1774, alwaar onder anderen: „ Ik ben den 8 dezer alhier ter Rheede ge= s arriveerd, met een genoegzaam geheele ge= > zonde manfchap, en flegts ro dooden, welk 9 geluk het fchip Botland mede heeft gehad, » zvnde in de maand April alhier ter Rheede „ gekomen, en het welk, zoo als Uw Wel Ed. „» Geftrenge bewust zyt, insgelyks tot het ‚‚ klein getal der drie-dek-{chepen behoort: 9 dus myns bedunkens eene der objeltien ver= 5, valt, die men in Holland en elders daar » wel eer tegen deze zoort van fcheepen ge- „ opperd heeft, als of dezelve meerdere zie= 2 ken, en dus by een natuurlyk gevolg , meer= 2 der dooden , moesten aanbrengen , dan wel „> Ordinaire kuil-fchepen, uit hoofde, dat al« 2, toos het geheele wagtsvolk geene de minfte „> befchutting heeft voor den regen en wind, > ER EE EE Te 5" »» geen zeil hoe klein ook kunnen 3 Wind en zee ons voerden tot in O. IL. SCHEPEN, 333 | » en overloopende zeeën. Die zaak op zig zelfs s> is waar, dog de daar uit getrokken gevolgen ig zyn niet wi: ik zelfs in dat begrip geweeft 2» zZynde ‚ bekenne hier heel veel te voorbarig » geweeft te zyn en geoordeeld te hebben: de sy dadelyke ondervinding heeft my nu over- tuigd, dat het dit ongemak niet is, het geen - s» als zoo fchadelyk voor ’s volks gezondheid 2» wordt uitgekreeten, indien anders maar de 2» waakzaamheid der Officieren plaats heeft, en » Zy zorg draagen, dat het volk zig niet met », hunne natte kleederen ter kooy begeven, en », bovendien die middelen in het werk ftellen , s, welke tot weering, van fcheepsziekten altoos »> dienftig zyn bevonden”. Dus ver over het volksgezondheid ; gaat Zyn Wel Ed. verder, met een befchryving van het kN hd _ fchipin een ftorm en verbolgen zee, dus voortgaat: » Het was op den 22 dier Maand, dat Wy: ‚‚ na eenen ftorm van vier dagen, een aller- » Vreezelykften orcaan kreegen , die van des na= 2 middags om vier uuren, tot de middernagt » duurde, houdende de wind geen ftreek , maar >» van den eenen hoek na den anderen loopen- »» de, en met donder, blikem en zwaaren ha= „‚ gel verzeld, zettende dit de zee van beide s» Zyden zoo hemelhoog op, en vallende met »» 200 een vreezelyk geweld aan, van agter en 2» op beide de zyden van het fchip, dat het ver- » fcheide maalen tot over de roofters van het 2» bovenfte of derde dek heen lie ‚ja dat wy » Zomwyl met de roofters aan het water lagen ; de bymaken, werwaarts de de middernagt. „ Ík s dreeven wy op Gods genade, 334 W.UDEMANS OVER DE » Ik zoude U WelEd. Geftr. met dit zoo ‚ breedvoerig detail niet ophouden, ware het » niet om aan U WelEd. Geftr. eene flaauwe 9 fchets te geven van de eminente gevaaren, 9, waar aan de ordinaire kuil-fchepen in zoort- ss gelyke gevallen zyn bloot gefteld, want dit s> is by my en by alle myne Officieren zeker ge- „, oOrdeeld, dat ware Ouwerkerk geen drie- s dek-fchip geweest, wy met geen de minfte s> waarfchynelykheid ons tuig zouden behouden „, hebben, indien ons niets ergers ware over- 3, komen geweest enz Met deze twee notabele gevallen van Proefondervinding , meene ik genoeg beweezen te hebben de voordeelen van eendrie-dek- boven een kuil-fchip. Dan de Wel Edele Geftr. Heer Rader- macher vraagt ook na het proefonder- vindelyke in de Indifche zeeën, als waarom hier een derde Exempel zal bybrengen, zynde een egte Copia van een berigt, gedaan aan de Hooge In- diafche Regeering , door den Schipper, A. van Es, Commandeerende het dries dek-fchip Stavenisfe, wanneer hy van de Japanfche togt op Batavia was gearri- veerd, hebbende die reis gedaan in Begelchdp van het kuil-fchip Bleyen- urg, alwaar gemelde Schipper dus zegt: Met. bed ed 92 23 2 93 EE) 0. 1 SCHEPEN. 835 … Met verfchuldigde eerbied heeft de on- dergeteekende Schipper van het jongst alhier van Jäpan gearriveerde fchip Stavenisfe, de eer te berigten, dat ín de derwaarts reize na dat Keizerryk zeilende in gezelfchap van het fchip Blyenburg , bekend voor een wel- bezeilde kiele, hebben wy ondervonden, dat deze bodem Stavenisfe in alles niet alleen ge- manierder, maar by en voor den wind ge= melde fchip Blyenburg verre overtrefte. > En geen minder blyk van deugd gaf deze bodem op den 17, 18, 19 en 20 july, dat wy af en aan de Chinafe kust by Lamoea, of de zandduinen genoodzaakt wierden, door een hevige ftormvlaag te moeten bydraaijen over ftierboord, en dat alleenig met een bezaane ftagzeil en een kleine daar toe in gereedheid gebragte ftorm bezaan , voor welke zeilen de= ze onderhebbende bodem, niet alleen zeer gemakkelyk, maar ook met weinig overhalen, heeft bygelegen, zelfs doen ik genoodzaakt was door de vliegende arcaan: buien, bewus- te ftagzeil in te nemen, en alleen voor het genoemde agterzeil te blyven leggen, het eg- ter meergemelde bodem de drie daar aan vol- gende dagen, tusfehen deze en de negen ftre- ken van den wind blyven leggen, en dat met onbefchryf bare, verbolgene , en uit verfchei- den öeken tegens malkanderen aanloopende zeëen, en hoe nogtans van ftreek tot ftreek de wind veranderde, als van het Cost N. O. daar het mede begon, door het N. en We. tot het Zuiden en Z. Ooft, daar het mede bedaarde even gemakkelyk, en zonder over- 2 Né 336 W. UDEMANS OVER DE 2 ld 53 52 Eid 9 93 9 9 99 “29 nemen van zeewater, (dan het geen door de verheffing van den wind op iedere ftreck veranderinge,- als ftof reegen kwam over- waayen.) Zoo mede nog eens in de golf van Japan, op den 5, 6 en rr van Augustus al- hoewel met minder aanfchietende zeeën. »» De ondergetekende bekent op zyne man- ne waarheid, nooit op ’t zoortgelyke Char- ters te hebben gevaaren, die beter qualitei- ten by alle omftandigheden getoond hebben , dan deze drie-dekkers: en hoewel wy op de te rug reize doorgaans mooy weer hebben gehad, zoo heeft zig nu en dan in de golf en in de ftraat van Formoza wel eens een moeylyke en een aanfchietende zee vertoond, maar wy hebben geen de minfte noemens- waardige werking ofte flingering ondervon- den , alhoewel de laading van kopere kastjes 2000 ftuks meer wasofte f} 242500, als een ordinaire lading bedroeg. „» Verder geeft deze bodem den beftierder en den overvaarder alle vergenoegen „ dat van het besteen volmaaktfte fchip kan verlangd werden. Zoo dat men veilig mooge befluiten, dat deze Charters van fchepen van een oneindige meer- dere nuttigheid zyn als de ordinaire kuilfche- pen, vooral op zulke gevaarlyke vaarwaters van Japan en elders: jadeondergetekende durft na den mensch gefprooken vascftellen , dat in- gevalle zyne onderhebbende bodem, een kuil-fchip ware geweest, hy dan het zelfde ongelukkig lot zoude zyn overkomen, als het Ed. Comp. Schip Bleyenburg , dat zekerlyk die overfteipende golven van de ftortzeeën, waar >» aan ÓsoSd it ED E Ne Ma s Aan men op de kuil-fchepen, by zulke zwaas … re orcaanen, onderhevig is, niet heeft kunnen 9 doorftaan , dewyl anders het fchip Bleyenburg , », in zyn foort, zulk een goeden welgemanierd s» fchip was, als ’er kan gebouwd werden. Hier by vertrouwe ik voldoende, zoo wel theoretisch als proefondervin= delyk tehebben bewezen , welke Char- ters van fchepen het nuttigfte en nood zaakelykfte zyn, in ftorm en orcaanen, voor den dienst der Ooster Maatfchap« Py, zoo wel tusfchen Europa ende In« diën, als mede in de Indifchezeeën, en die ik in de drie-dek-fchepen ftelle te Zyn. Ter klaarder bevatting van het hier over beredeneerde, heb ik in Plaat x en 2 zoo natuurlyk, als het my moge= lyk was, voor het oog vertoond Figuur 1, een fchip inftorm, zoo wel voor den wind nog zeilende, als reeds op den wind leggende of bygedraaid. Ik gaa over, tot het beantwoorden der vierde vraage, die van geen minder belang is dan de voorige derde, en in zig behelst: Welke Schepen zyn de noodzaakelyk- fie, ter overbrenginge van gezonde mann VIl, DEEL. sg Jchaps d 238 W. UDEMANS OVER DE chappen, en waar mede kunnen grooter getal weiligst naar de bezittingen der Dlaatfchappy getransporteerd werden. Twee hoofdzaaken komen hier voor, als eerst met welke fchepen het groot- fte getal manfchappen kan verzonden worden, en ten tweeden , op welke de fchepelingen ruimer en zuiverder lugt kunnen inädemen, ook het onder- fcheidene logement van zieken en ge- zonde manfchap, om te beletten, dat de gezonden door de zieken niet wor- den befmet. Dat zal ik wederom eerst theoretisch en dan ook proefondervindelyk trag- ten te betoogen, en ftaaven met copiën van egte berigten van Zee Officieren en fcheeps-heelmeesters , door hun opgegeven. bn nu een betoog der fcheepsruim- te te geven, zal het noodig zyn, een befchryving van de verdeeling der loge- „menten, op beide de fchepen te doen, en wy zullen eerstbefchryven een kuil fchip, daar het logement van het volk is bepaald tusfchen de twee onderfte, of het eerfte en tweede dek in, zoo als te zien is in Plaat 2, Figuur 1, Let. A En O. LL SCHEPEN 339 en B. zynde van het befchot van de conftabels kamer, tot het befchot van het cabelgat: hier ter plaats moet nu al het volk logeeren, behalven den Bootsman met zyn maats, die onder de bak logeeren, zie Fig. 1 Let. C. zyn- de aanftuurboord zyde, dewyl de com- buis aan bakboordzyde ftaat, daar de Kok en zyn maat logeeren moeten. al verder de jongens van de Opper-Of- ficieren, dielogeeren inde zoogenaam- de voorcajuyt onder hethalf dek, men ziet zulks Figuur 1 Let. D ; en voorts be- halven de Opper-Officieren, zyn de overige manfchappen befloten tusfchen de hier voorgemelde twee dekken, het geen op een Compagnies fchip van 150 voet, circa een lengte van A tot B uitmaakt van roo voeten, en in het breedíte van 39 voet, en in de hoogte van 7: voet. In deze ruimte moet nu op een fchip van 1so voet, dat bemand is met 350 koppen, logeeren cirka 310 à 320 man, dog daar zyn dan mede by- gerekend de Óonftabel en zyn maats, alsmede de Ondermeesters, Bosfchie- ters enz.: want of fchoon deze lieden in de Conftabelskamer logeeren , zoo zyn zy insgelyks tusfchen de twee on- | 12 ders 340 W.- UDEMANS OVER DE derdekkenbefloten, men zie Figuur 1, Let. E. en maar afgefcheiden door het fehot van de kamer , alwaar dus de befmette lust, door de opengaande deur telkens inkoomt, en men by ruuw weêr genoegzaam geen verfche lugt daar ter plaatze kan inbrengen, de- wyl men dan de zoogenaamde patrys- poortjes digt moet houden, en niet kan openzetten: gemelde poortjes ko- men in het verwulf van agter, zoo als te zien is Figuurt, Let. F. Dus wordt doorgaans op een kuilfchip het loge- ment van het volk gefchikt. __Nu moet men befchouwen , hoe men, in geval van een aantal zieken, die van den anderen fepareert, om de be- fimettinge zoo veel mogelyk voor te komen. Wanneer nu op een kuilfchip een aantal zieken zyn, en men genood- zaaktis, die van malkanderen te fepa- reeren, zoo kan men geen andere be- kwaame plaats daar toe nemen, als onder het halfdek, want tusfchen deks kan men geen feparatie maken, als met een befchot, en het op de reize voorvallende, zoo kan men ligt begry- pen, dat-het gemelde befchot, Ee ch Igt De TE "O.L SCHEPEN. 34r digt niet wordt gemaakt, dat het de doorwaasfeming der lugt: van de zie- kentot de gezonden kan beletten. Hierom is dan het eenigfte middel de gemelde zieke manfchappen te plaat= zen onder het halfdek, en wel van het fchot der voorcajuyt, totevenvoor de groote {pil „ zie Figuur 1 Let. G. tot H: Dog dit kan men nu wel-doen in een matig climaat, en dan nog maar ten ruinften genomen, met een aantal van 40 manfchappen, dan is die plaats be: zet, want men welvoegelyk geen man- fchappen meer “voorwaarts: brengen kan, om dat, als een fchip by den wind zeilt, „die zieke menfchen het daar te koud zouden hebben, door de zuiging van den wind, dievonder het halfdek valt uit de byftaande zeilen: hier kan men nu by gematigd weêr ‚een getal van 40 zieken plaatzen, dog heeftmen eens een groot.getal van zieken, en teffens regen en ftormweêr, en hetge- tal van zieken komt.eensop 7o, 80 ja zoo manfchappen, zoo als in korte jaareh. meerder. dan eens is gebeurd. op. Compagnies fchepen, hoe dan de feparatie gemaakt, “en het fchip van binnen met verfche Jugt-te voorzien; Tus het 342 ‘W.J UDEMANS OVER DE het zy men in een kond of het zy men in een heet climaat dat ongeval over= koomt, zynde het eene zoo welals het ândere nadeelig voor de-zieken, als men geen verfche lugt van buiten in een genoegzame hoeveelheid kan ine brengen , en-men op het dek alles moet digt houden voor het overftor- tende zeewater. an 4 Want ineen heetclimaatzynde, zoo moet men door het inlaten van verfche lugt, de zieken verfrisfchen, dog hoe doet men nu zulks op een kuilfchip, by aanhoudenden{torm en regen , wan- neer alle de luiken, zoo als boven ge« zegd hebbe, werden toegemaakt, zoo als in Plaat 2, Figuur 1, Let. I. word aangewezen, en ‘er niet anders open blyft dan het agter-trapsluik , komende voor de bezaans mast, onder het half dek, en waar door maar een manteffens kan pasfeeren , dewyl op datlu'k nog een tregter word gezet, zie Plaat 2, Figuur 1, Let. K. daar de plaats van dat luik is. Dus men, by zoo eene ongelukkige omftandigheid, geen verfche lugt van buiten kan inbrengen, als door het zoo evengemelde luik en eenige a \ ugte la O. TI SCHEPEN. 343 lugtbuizen , ter wederzyde van het fchip , van binnen tegens boord ge« plaatst, zoo als te zien is Plaat 2, Figuur 1, Let. L. en waar door geen noemense waardige verfche lugt van buiten kan werde ingebragt, voor zoo een ruim- te en voor een groot getal van men- fchefi , als daar moeten logeeren. Want by zulken ftormweêr moeten de lugtpoortjes, die ter wederzyde van het fchip in de onderfte fchutgang ko- men, zie Plaat 2, Figuur2, Let. M, digt toe werden gedaan, dewyl, by het geduurig flingeren van het Schip, daar zeewater zoude doorkomen tusfchen deks, alwaar de manfchappen alle moes ten logeeren. De nadeelige gevolgen voor die ar- me zielen hier uit voortkomende be- hoeven naauwelyks bewys, dewyl de droevige ondervindinge het maar al te dikwils heeft bevestigd. Is men nu in een koud en vogtig cli- maat, zoo als hetis om de Zuid, uit dekwaade Mousfon of winter , zoo ont- ftaat uit de natte kleederen, waar mede men van de wagt komende naar tus- fchendeks toegaat, en uitde bedorve- ne lugt, die ’er reeds tusfchendeks is 1 4 door hd 344 W.. UDEMANS OVER DE door de uitwaasfeming van de zieken, daar ter plaatze leggende, wyl men (zoo als reeds heb bewezen) geen ver- fche lugt genoeg vanbuiten kan inbren- en, eene nadeelige befmetting, die By aanhoudenden ftorm en recenweêr ras vermeerderd, het geen door de bevinding genoeg is bevestigd. _Nu zullen wy befchryven, hoe op een drie-dek-fchip het logementvan het volk zy, en op welke een wyze de zieken van de gezonden werden ge- fepareerd, indien een groot getal zieken daar op zyn. _ Het logement van het volk is hier mede als op een kuil-fchip, tesfchen het eerfte en tweede Ge Plaat 2, Figuur 3, van Let. A tot B. dog ook voor een gedeelte tusíchen de twee bovenfte dekken, als van Let. C. tot D, Figuur3, alwaar men zeer gemak- kelyk 1oo manfchappen kan plaatzen, dus zig als van zelve bewvst dat deel der vraage , waar mede het grootfle geral man fchappen veiligst naar de bezittingen der Maatfchappy kunnen getransporteerd wors den, dewyl men op het bovendek zoo een getal kan plaatzen, als hier boven heb gezegd, het geen op gr | uil- EE EEE EE Oss IJ STCHEE PE Ne SdB kuil-fchip nietkan gedaan werden. Be- wezen zynde, waar het grootfte aan- tal mede kan verzonden worden, zoo zal ik nu eene befchrvving geven, op wat wyze men de zieken van de ge- zonden fepareert, en op zoo een dries dek-fchip de zuivere lust gemakke- lyker en in eene erooter hoeveelheid van buiten kan inbrengen, by aanhou- dende ftormen en regenweêr. De veelheid van zuivere van buiten aangebragte lugt gefchied op een drie- dek-fchip op deze wyze: de luiken van het tweede dek, waar mede men na het onderdek toegaat, als in Figuur 3 van Plaat 2 te zienis, en geteekend Let. E,‚ deze alle ftaan open zonder met vallen gedekt te zyn, anders ook wel by de fchepelingen ftolpluiken ge- maamd, dus men door deze openftaan- de luiken eene correspondentie van delugt heeft van het bovenfte tot het onderfte dek, het welke te zamen ge- nomen eene hoogte van 14 voeten uit- maakt, zynde de hoogte van de twee onderte dekken 7: voet, en van het bovendek 6: voet. De lugtbuizen en de lugtpoortjes, die men op een drie-dek-{chip heeft, NE F5 zyn 346 W. UDEMANS OVER DE zyn maar ten opzigte van deszelfs nut egaal met die op een kuil-fchip wer- den gevonden, ten opzigt van de van buiten aan te brengene verfche lugt, dog op een drie-dek-fchip kan men de gefchutpoorten op het tweede dek ko- mende, van de midden van daan naar agteren genoegzaam altyd open laten ftaan, ten zy met een zwaaren ftorm, en als het fchip veel overhelt,. dan moeten die ook werden toegemaakt voor het zeewater ; gemelde fchutpoor- ten zyn geteekend Plaat 2, Figuur 4 en Let. F. Dog laat de ftorm zoo hevig zyn, dat gemelde poorten moeten werden toegemaakt, zoo kan men nogtans, door de openftaande roosters van het derdeof bovendek, eene genoegzaame hoeveelheid verfche lugt bekomen, dewyl dit ganfchebovendek met roos- terwerk in de midden is voorzien, van een weinig agter de fokkemasttotagter tegens de bezaansmast, en men dus gemakkelyk de verfche lugt door die emelde roosters van voor tot agter in ee fchip kan brengen, zoo als word. aangeduid, Plaat2, Figuur 3 van K tot K, Dan ars Ein A U Dn den OL SCHEPEN. 34} Dan eens gefteld zynde , dat de he- vige ftorm vergezeld was met veele en zZwaare regens, dat wel gebeurt, zoo kan men egter altoos aan de lyzyde van de fchuit, (die doorgaans op de roosters werd gelegd) eenige roosters open laaten, dewyl het hol van de fchuit, als een borstweering dient, om den regen tegen te houden zonder merkelyken hinder in het {chip toe te brengen, zoo als werd aangeduid Plaat 2 Figuur 3 enLet.L, terwyl gemelde fchuit voor het volk ook nog tot een borstweering dient en verftrekt, dus men altoos hoe of het weêr ook zyn mag, ongelyk meerdere verfche lugt ep een drie-dek-fchip kan inbrengen als op een kuil-fchip. Ds ver gezien de inwendige verdee« ling op een drie-dek-fchip, wegens het overbrengen van een grooter aantal volk, en de meerdere van buiten aan- gebragte verfche lugt, zoo kome dan van zelfs tot het tweede deel dezer vraa- ge, zynde: hoe men de gezonde en zieke man{chappen fepareert, en hoe en waar die op een drie-dek-{chip wer- den geplaätst? Men heeft uit de befchryving al het C rie- 348 W. UDEMANS OVER DE drie-dek-fchip gezien, dat men zeer md een aantal van een hon erd mianfchappen kan logeeren, tus- fchen de twee bovenfte ekke dus ook deze plaats zeer wel gefchikt is, om de zieken alhier te brengen, voor- eerst, om dat de zieken ter dezer plaats weel ruimer verfche lugt kunnen inade- men, ten tweeden, om dat de zieken hier boven op het tweede dek geplaatst zynde, de gezonde manfchappen, die tusfchen de twee onderite dekken ge- plaatst zyn, nietzoudenbefmetten door de uitwaasfeming en daar uitveroorzaak- te bedorvene lugt, want het door proefneminge der natuurkundige meer dan eens is waargenomen, dat de be- dorven en befmette lugt het meeste boven dryft, het geen dan ook de re- den is, dat men in de hospitaalen en in de gevangenhuizen de lugtvenfters zoo hoog en naby het dak brengt als maar mogelyk is, om zig van de kwaa- de en bedorvene lugt te ontlasten. Dit zelfde verkrygt men hier ook in een drie-dek-fchip, als men de zieken op de bovenfte verdieping, oftusfchen de twee bovenfte dekken plaatst, de- wyl het gantfche bovendek met roos- i ters a EE EEDE 0. L SCHEPEN: 349 ters midden-fcheeps is voorzien, waar door dan die kwaade dampen der uit- waasfeming heen pasfeeren, en inde opene en ruime lugt zig verfmelten. Dus de eenige zwarigheid van bes Îmetting , die de gezonde manfchappen door de inademing van de bedorvene lugt zouden kunnen bekomen, zoude dan zyn, als zy vanhunlogement, dat beneden is, naar boven komen, en die plaats, alwaar deziekenleggen, moeten pasfeeren, het zy dat zy zulks doen voor hunne particuliere verkiezing , of tot het waarneemen van hun wagt, en, op de wagt zynde op het bovendek, zoo komen dieuitwaasfemende dampen van de zieken, door de openftaande roosters naar boven toe, het geen hun min ofmeer moet incommodeeren ‚dog om dat zy ín de opene en ruime lugt Zyn, zoo zeer niet kan benadeelen, als wel befloten tusfchen deks, zoo als men het op de kuil-fchepen heeft. Uit alle het hier voor befpiegelend betoog, ik veilig meene te mogen bes fluiten, de meerder nuttigheid der drie- deks- boven de kuil-fchepen, voor de Nederlandfche Oost-Indifche Maat fchappy. Die 350 W.UDEMANS OVER DE Dit vooren geftelde zal ik nu proef- ondervindelyk ftaaven met de egte berigten van zeer bekwaame en erva- rene Zee-Officieren en fcheeps Chirvr- yns, en wel in de eerste plaats met et vervolg van den brief vanden Wel Ed. Geftrengen Heer Stavorinus, het geen nu alhier te ftade komt en dus luidt, ss Wanneer ik den ro Maart van voor Vlise 5» fingen in zee zeilde , waren ’er nog onge- «> veer 80 zieken aan boord, waar onder ’er »» verfcheide zeer gevaarlyk waren, en onder > welk getal de Oppermeester één was, als- … mede de eerste Ondermeester (en de tweede Ondermeester , benevens den Derdemeester, s, byna geene de minste kundigheid, en vooral »» geene ondervinding hadden om zoo een aan- s merkelyk getal van zieken gade te flaan,) en „, dus waren de zieken ten opzigte der inwen- „> dige middelen aan hun zelfs overgelaten: het , bieek egter van agter, dat de noodzaakelyk« heid van het gebruiken van de inwendige s> middelen zoo dringende niet was, of de na- > tuur aan haar zelfs overgelaten werkte zoo 2, veel ten besten dier ellendige uit, dat zy agt 2) dagen na ons vertrek allenskens begonnen » te herftellen , zoo dat hun getal een maand » Gaar na, flegis maar vyf en twintig beliep, s, en den 25 April de Linie pasfeerende, had 9, ik het genoegen geen zieken meer aan boord 2 te O. 1 SCHEPEN. 351 » te hebben, en waren niet meer dan agt overs ss leden:” Deze zieken waren volgens berigt alle op het tweede dek geplaatst, en duseen fpreekend bewys, dat deze plaats ongelyk beter gefchiktis, omde zieken te logeeren, als tusfchen de twee onderfte dekken, zoo als op de kuil-fchepen moet gefchieden, dewyl daar geen andere een kan gemaakt worden, als onder het halfdek en maar voor een klein getal , zoo als hier voor reeds heb gezegd. Myn tweede proefondervindelyk bes wys zal nog veel fterker preuves uit« leveren, dan dit voorgaande, het welk isvan den beroemden fcheeps Opper- Chirurgyn E. Lombaard, zynde thans nog in dienst der Ed. Oost-Indifche Compagnie, en met het kuil-fchip de Zeeuw, thans op reis naar China, en die reeds met beide de charters, zoo kuil- als drie-dek-{chepen heeft gevaa- ren, en dus daar een allerfterkfte proefondervinding van heeft, waar op men ftaat kan maken; zyn Ed. zegt in zyn berigt dit volgende. » Ik zal flegts eenige jongft_ voorgekomene BC 352 W.UDEMANS OVER DE e 2 2 9 ‚2 ® As gevallen aanhalen, als daar is het fchip Zuyd- beveland in Anno 1771, welke op de reis gehad heeft 276 dooden , en alwaar de zieke te, volgens de opgaaf van den Opper-Chirur« gyn, zoo kwaadaartig niet is geweest als op het drie-dek-fchip Furopa, dat in het jaar 1772 den 22 Otober in zee zeilde, voor de Kamer Zeeland, over Batavia naar China, en welkers manfchappen wel twee derde deel, aan een rotziekte laboreerden , hebben- de zulks al aan de wal by de volkhouders gekreegen, waar van zy niet volkomen her= fteld waren, by hunne komst aan boord, van welke ziekte naar verloop van eenige dagen, toen in Duyns leggende, verre over de hon- derd man waren aangetast, dit fchip was bemand met 353 koppen, waar van aan deze rotziekte zyn overleden tot aan Cabo de Goede Hoop, een getal van 132 man, welk getal van doode naar de hevigheid der ziek- te. die zeer befmettelyk was, zeer weinig is geweest, en het geen hier aan bet derde dek wegens de voordeelige legplaats , en be- zorging van een hebiwaame en zuivere lugt, die hier van buiten kan werden aangebragt, ter inademing woor de zieken en gezonden, en aan de zindelykheid a's vermogende hulp- middelei, is toe te fchryven: deze akelykfte emftandigheid zoude hun, wanneer dit een kuil fchip was geweest, door de veel- heid der lyderen, dewyl men die dan zoo niet van den anderen konde fepareeren , zeer flegt vergaan zyn, wyl het getal tot over s> de twee honderd is geweest, die onmogelyk 2» Op SO CEVSOCHEDEN)" 953 5» Cp een Kuil-fchip vän den anderen: ‘kone 9» den gefcheiden worden „als mêt een’ befchots „, het geen de befmetting niet kan preveni- > eeren. VUWID e LIFE Kidd 4 > De Opperhoofden van- het fchip Beekvlied, 5» in Anno 1771 (zynde mede een kuil-fehip) »» vonden zig genoodzaakt,-om- op [öanda als reddeloos binnen te loopen, benevens het kuil-fchip ’t-Huis Om, in dat zelfde Jaar:s > en ‘wáar ‘mede men tot Lisfabon” binnen » kwam ‚ en alwaar die Pestilentiale ‘zieke „> te, binnen en tusfchen die twee “dekken 2 bellooten , ‘zoo woedende ware, dât Zy‘ge» », noodzaakt “wierden;‘die Rheede te moeten gs verlaaten laps 103 40W 03e 90293 9» Dagelyks doen ’er zich binnen fcheepsböord „> Ziekten op, dewelke aan’ niets’ anders” dan 5» eene verhinderde doorwdasfeming haaren oor» »» fprong verfchuldigd ‘zyn „en vooral heeft _ 9 die plaars'op kuil-fchepen. | 3 se „> De lugt met zeer veele wateragtige dees 5 len belaaden'zynde; en met regen ‘zomwyl Ì » verzeld, en’ waar in de'‘op de wagt zynde ; 3» manfchapper zig bevinden ,'die‘dan; na het » Verrigten van hunne affairens, met die vog- ‚ tige en zomwyl doornatte kleederen ; zig be- > geven ‘onder’ het half-dek , en dus uit het » oog der op de wagt zynde Officieren , die » Zig dan daar’ ter plaatze tot flaapen bege 5, ven „ “waar door de ftoffe , die hun door den »» weg der onzigtbaare door waas{eming mogt zyn » ontfnapt , opgehouden wordt, en_ welk eene »» fcherpte ‘aanneemt en de overige vloeibare ; deelen aandoet, dat hun daar door buikloop Vil DEEL. PA » en Nes Vn we Ou 354 W‚-UDEMANS OVER DE „s-en fcherpe_pynen en. geduurige koortzen ver- »soorzaakt, en-elendig maakt. „iss, Hier. integendeel, is- wederom een drie-dek- » fchip gefchikter, dewyl de op de wagt zyn- „ide manfchappen „ zich altoos voor het oog der „op, de wagt -zynde Officieren in, beweeging p moeten houden, , «door het gemis van zulke s‚ een. nadeelige fchuilplaats, als ’er. is onder 2, de half-deks. der. kuil-fchepen, ‚en, dus word s‚‚hier door de; geduurige. beweeging des lig» »s.-haams: het natuurlykfte voltrokken. nos Op een drie:dek-fchip droogen,de manfchap- ‚pen hunne -natte;afgedaane kleederen, , tus- sofchen -het eerste of. bovenfte en tusfchen het » tweede dek, en wel ter wederzyde. van, de i»-boots- het geen. op; een kuil-fchip. niet kan s». gefchieden „ om ‚dat ‚deze, plaats. in, de open ss dugt, komt, en dus,zyn zy op. een kuil-fchip s> by aanhoudenden regen genoodzaakt hunne nat- » te kleederen aante houden, tot nadeel van »‚ hunne gezondheid. … jomsnobeli. 1 5 ,Janog boven, dat alles zyn de. half-dekken » der ‚kuil-fchepen zeer nadeelige fchuilplaat- 2» Zen, nietalleen voor,Matroozen en Militairen, »s maar ook voor-fommige deks Officieren, de- „wyl zy zig in haare, wagten.daar.ter, plaatze » begeven tot flaapen, het geen ‚vooral op laa» » ge breedtens zeer,nadeelig is voor de doorwaas- 2» feming» dewyl,zy dan (om, zoo te fpreeken) » van alle gewaarwordingen. beroofd. zyn”. 4 Metdéze twee, z00 ik vertrouw, fter: ke bewyzen, „die. proefondervindelyk í In zyn, ee O. IL SCHEPEN. 355 zyn, meene ik klaar en overtuigend bewezen te hebben den inhoud der vier« de vraage, en gevolgelyk moet ik over- gaan tot het beantwoorden der vyfde vraag, namentlyk het fepareeren der zieken, en deszelfs fpoedige herftelling door die feparatie, en het inbrengen van verfche lust, | | Dog deze vraag meene ik in de bes antwoording der even voorige vierde vraag voldongen te zyn, dewyl daat breedvoerig genoeg ben geweest, en daarom my aan het voorige refereere, om geen Kerhaalingen te doen,” > … Hier mede meene dan (zoo ver my= ne geringe kunde ftrekt) aan hèt oog= merk, van den. Wel Ed, Geftrengen Heer Radermacher te hebben voldaan ia ten opzigt-der voorgeftelde vraagen. Dan, wyl welgemelde Heer , in het Programma, de vryheid aan de fchtys veren heeft vergund, om de voorge. Îtelde vraagen nog te vermeerderen $ z00 n&me hier uit de vryheid, om des ze volgende reflectien, die misfchien al mede als een inconvenient in de conftructie der drie-dek-fchepen zou- den worden gehouden, hier ter neder te ftellen, die ook te beantwoorden, 4 2 en 356 W.UDEMANS OVER DE en die apparent den Heer Raderma- cher nog niet zullen zyn voorgekomen. De eerste zwaarigheid, die als een defect wordt opgegeven, is deze. > Dat, wanneer men een groot aantal van >> manfchappen „ „met zoo een drie-dek-fchip , transporteert naar de Indiën , men dan op het > tweede dek, ten minsten een getal van een ss honderd plaatst, die met hun byhebbende 2» bagafie al vry wat topzwaarte, of boven- 2 wigte zullen aanbrengen , en dus, alseen na« z. tuurlyk gevolg, meerdere rankheid veroor- ss Zaaken, waar door men wordt verhinderd , 9 met een ftyve koelte, dogeen gunftigen wind »‚-kragt van zeil te kunnen voeren, en het tot » Vertraging van de reis dus noodwendig zou- 2) de moeten ftrekken, ‚> De tweede reflectie was, dat op een drie= 2 dek-fchip de fchuit wordt boven op roosters > gezet, en dus veel hooger als op een kuil s) fchip, daar zy tusfchen de barring in ftaat, »» en gevolgelyk ook op het drie-dek-{chip, „> rankheid bybrengt.” “Belangende heteerste , het logement van het volk op het, bovendek , dit fchynt van eenige confideratie te zyn, dog nader ingezien zynde , zal het weinig of niets als defect worden aan- gemerkt. Het is waar, datdiehondert manfchappen, die op het bovendek lo- AE ER gec- 0. I SCHEPEN. 357 geeren, 7 voet hooger boven de op- pervlakte van het buiten of zeewater zyn, en als men voor ieder man door een, eens (B 130 rekent, het geen om- trent zal uitkomen, dan zal zulks te zamen uitmaken een wigte van cirka B 13000, en dus maar weinig meer als 3last. Nu heb ik hier voor op Pagina 321 melding gedaan van de meerdere wigte van het hout en van het yzer, dat benoodigd was voor het toemaa- ken van het derde- of bovendek, en dat zulks volgens egte berigten my daar van gedaan, was bevonden een Zwaarte van cirka 53 last, waar voor men had benoodigd gehad tot een te- genwigt, aan onderlaag g last; dit der= de dek legt boven het eerste of onder- Île 14 voet, en dus 6: voet hooger bo- ven de oppervlakte van het zeewater, als het tweede dek, waar op die hon- derd manfchappen logeeren, duszy na proportie gerekend, minder topzwaar- te moeten bybrengen als het bovendek: dan men ftelle het eens gelyk in zyn werking, dan is immers de regel, als 53 last bovenwigt tot tegenwigt noo- dig heeft glast meerder onderlaag „dan heeft ruim 3 last maar noodig 5 last, | en 358 w.UDEMANS OVER DE en waar mede deze zwarigheid in het ge- heel is weggenomen, en het {chip niet noemenswaardig zoude dieper gaan. Belangende nu de equipagie van die manfchappen, beftaande in hunne kist- jes en kooijen, die doorgaans van wete nig gewigt zyn; die zoude men, nament- Iyk de kistjes, wel op het onderfte dek konnen plaatzen, zonder dat het volk, aldaar logeerende, daar van zoude hin- der lyden: dus geen object van eenige confideratie tegens de drie-dek-{chepen. De tweede confideratie, die veel min- der is als de eerste, was de plaatzing van de fchuit boven op de roosters van het derde- of bovendek, en dus hooger boven de oppervlakte van het zeewater als op een kuilfchip. Ter klaarder begrip heb ik op Plaat 2, Figuur 1 en 3, de boot en fchuit, zoo wel in het eene als in het andere fchip &eplaatst, zoo als zy op beide de charters werden gezet , en waar uit men ziet, dat het ten opzigt vande boot gee- ne differentie heeft, zoo als te zien is in Plaat 2, Figuur 1 en 3, Let. P. Dog de fchuit wordt op een kuil- fchip gezet in de barring, zoo alste zien is Figuur 1, Let. R. z e 0. L SCHEPEN. 839 De fchuit op een drie-dek-fchig wordt gezet boven op het roosterwerk zoo als Figuur 3, Eet. L, en zal ten ruimften gerekend, 2 voet hooger zyn als tusíchen de barring, daar ‘dievop een kuil-fchip-wordt gezet. ot. Eenieder, wien nu bekendis;hoëligt zoo een roeifchuit wördt gemaakt, “zal ook teffens overreed zyn, sat zooréen klein gewigt aan een volladen {chip geen hinder:geven kan, en dus voor geen ohidot-kan gerekend worden; want men moet hier ín aanmerking ne* men, dat fehuit en boot maar werden in het {chip gezet, als het in zee gezeild is en niet op een Rheede. » — cv _ Dit hadik nog noodig ‘gedaöt er ‘té moeten byvoegen „om: dat het van eenigen als een defect is opgegeven hoewel, zoo ik vertrouw, uit het hier voor beredeneerde klaar blykt pdathet als geen poinct van confideràtie kan ge: agtwerden, om tebeletten, dat de Ne- derlandfclre „Oost Indifché/Compagnte geen gebruik van de soort haaren dienst zoo nuttige drie-dek-{chepen zoude BREBEN ANN 0 VArhoVvE aa MA Koo Uit al het welke zoo befpiegelende als ook proefondervindelyke hier voor Ak: E ZL 4 be- Le RRT kad. srad wie vvd 360 W. UDEMANS:OVER DE , @nz. betoogde vastftelle, dat derdrie- dek- fchepen de bekwaamfte ende: a ted jade noodzaakelykfte zyn voorde derlandfche Oost-Indifche Compagnie; zoo wel voor haaren handel da chen Europa en de Indiën, alsook in de, In- difche zeeën: : … ‚_Zie'daar„ Wel Ed. Heeren; myne antwoorden. opde voorgeftelde vraas gen, die ik d'eer-hebbe aan U-WelEd: wyze beoordeeling te prefenteeren: indien. zy eenigzints gefchikt ‘mogten bevonden worden tot het ‘bedoelde oogmerk, en aan verhevener. verftan- den: aanleiding: mogten geven, om iets nuttigs ter verbetering van Neérlands fcheepsbouwkonst. uit te: denken, zoo zal ik myne, moeite alsdan genoeg ben loond agten. Ik heb de eer met alle se hoogsching my: te teekenen. ’ „U Weld. Geftrenge Dienst ars in Dienaar. Caan Vu oor Eer van Noahs s Gildebraers a | í ; 8, Tr Uk: trtal ak, eye org 400 15 © ikt B x- 1 2 id 0 SVerkand van het Zeeuwfeche zootsctafs NIL Deel, 47 36, PLAAT I Figuur zis Y LU 05 ‘ Figuur 4 Ö ha y Figuur + Í \ A BET — TD zl) El BYLAAGEN: Dienende tot de Antwoorden op de Vraage ; over de meerdere nuttigheid der kuik of der drie-deks-fchepen; MEDEGEDEELD DOOR DEN HEERE M: D. RADERMACHER:; Heere van Nieuwerkerk, Ln U EO LL e9BserV 20 va msbroowsnÂ. sh 203 obasnailk alih vas Wladaittane armas Sb 1970 gaqadslerdeeettn van. 10 soo0a crandzoatdm idd ware ey Mn ï ak ARK MAATEN KE ML Arnh asv “eraa : KE Bladz. 363 B YLAAGE L Extract uit bet Journaal van de thuis reize van de Schepen de Pallas, Dam- zigt en Waalenburg , zeilende gecombi« neerd van Cabo de Goede Hoop, in den Jaare 1766. | | | ebbende verfcheide malen, na dat wy de Noord-Ooste-winden kregen, en zelfs meest alle morgen moeten afhouden, om reden het fchip Waalenburg altoos een myl twee à drie aan ley van ons was, ’t welk voor ons by de fchepen de Pallas en Damzigt veel verlette, Als per exempel op de Noorderbreedte van 39 graden 3 minuten, enz. zie hier boven bladz. 221, 222. NB. ’t Schip de Pallas was een drie-dekker lang r5o voet. ’t Schip Damzigt met een kuil, lang rso voet. ’* Schip Waalenburg met een kuil, lang 140 voet, volgens een nieuw model by de kamer Rotterdam gebouwd, en zoo veel vlakker , op dat het een half voet ondieper zoude gaan; welk fchip by zyne volgende uitreis, het on= derste boven aan het Franfche Eiland Ouesfänd over Brest is komen aandryven: de voornämeé reden van het groot voordeel, dat het drie-dek- fchip de Pallas boven de twee Kuil {chepen had, was, dat het een geftreeken dek had en Ícherp by den wind zeilende, en dezelve ovêt de 364 -B\XY L A A G EB Ne de loef waards boeg komende geen ftuiting maakt tegen de boot en floep , in de open kuil ftaande en geen zwaare zuiging maakt onder het half- dek , en waar door alle kuil-fchepen meer na het lager gedrongen worden als drie-dekkers, die veel fcherper. daar door oploeven, ’t geen een groot voordeel te weeg brengt, als een drie-dek {chip op een laager wal bezet raakt, en waar door fchip, goed en leven kan gefal- veerd worden, Els dt PD ien: Ea boh ki Stuurman E. Kroonenburg , geaddres= feerd aan de Heeren Bewindhebberen wan de Oost-Indifche Compagnie ter ‚Kamer Zeeland, gefchreven in ’t Schip Rhynsburg, leggende ter Reede van Spi- _ thead in Porsmouth, den g December 1769; alwaar onder anderen flaat. Me alle eerbied en nederigheid hebbe ik het myne fchuldige pligt geagt te zyn, de vryheid te gebruiken ,-om de onderhebbende misfive geaddresfeerd aan hunne Wel Edele en Groot Achtbaaren, op het fpoedigfte over te zenden „ en teffens. te communiceeren myn door des Heeren gunst en genade behouden ar- rivement, in een der Engelfche Havens; et ï et ad B Y L A A GE Ne 3C5 het Ed. Compagnies Nafehip Rhynsburg;- heb» bende een reis van 6 maanden en 17 dagen, zynde den e2 Mey 1769, van de Rheede Da- tavia vertrokken, en den 4. Juny het Prinfen- Eiland verlaten hebbende, zyn wy na een te= genfpoedige reis van veel zwaare ftormen, den 7- September de Caab de Goede Hoop gepasfeerd „ zynde tôt drië maalen het rif van Anguillas gepasfeert en'dan telkens weder te rug ge= ftormd, hebbende den 22. September het Eiland St. Helena aangedaan en van daar weder den laatften vertrokken , konden daar met de kwaade Mousfon geen ververfing bekomen ;, hebbende geduurende de reis 14 dooden en 20 zieken , edog moet in alle deze ftormen het drieedek-fchip Rhynsburgna deze bouwagie roemen „ en durve zeggen’, dat het zyn’gelyken van deze fchepen by geen ván de kamers word gebouwd; want het is onverbeterlyk. « se ij ai: le lr a mi aj Brief : van den Opper: Chirurgyn. J. den “Engelsman aan den Heer Servaas van de Coppello, Med. Doctor. et droevig ongeluk, dat ons te beurt ge- vallen is met dit Ed. Compagnies Schip Bleys- wyk, op de reis van het Vaderland na Vrank= ryk, ben ik genoodzaakt en verpligt aan VED. te fchryven; voor eerst het getal der zieken en doo» k 366 B Y L A A G EN dooden, die wy -geduurende de reis gehad heb: ben „ ten tweede het verlies van. rondhouten , zoo masten: als ftengen „ „en. lekkagie- wan. het fchip, wyl wy 4 à 5 voet water: tusfchen deks gehad. hebben , zoo dat wy meest. alle van kleederen en beddegoed, zyn ontrooft gewor- den, en-‚veele hun leven daarby verlooren heb» ben:;, met een woord, daar is nicts in, het ge- heele fchip , of hetis bedorven , of aan ftukken geflaagen, of „over boord geworpen, of van de zee, weggellagen. … tan zaolsl De-ziekten, die,regeeren in. het fchip., zyn Feb. Maligna, anders Continua en Putrida, en Diarrhoea, ook -wel-een Catarhalis-Koorts; de oorzaak „ daar ik dit-uit opvatten kan , is de- ze 200,dra. wy inhet Canaal gekomen waren , hebben wy van den 18 November tot den zo December meest ‚anders geen weêr gehad als ftorm, regen, hagelbuien en‚mist‚‚zoo dat het altyd beflooten is geweest tusfchen deks, en de kleine luikjes mede, ook daarby altyd water tusfchen deks.„ want een zwaar diep, „geladen fchtzzynde „ is met het’ flingeren en werken van * Schip, het water van boven door de lyfnaaden na beneden geloopen „ en: zoo wanneer het volk van de- wagt komt „ flaaperig en vermoeid.zynde, en geen droog goed hebbende , met natte kleederen zoo in de kooy gaan leggen flaapen „ want in deze omftandigheid geen occafie hebbende om goedte droogen „en dan daarby de hitte en benaauwdheid van de, combuis, zoo dan ook de moed van de jonge onervaarene mâtroozen verlooren gaat, en de foldaaten worden droefgeestig en moede= loos, zoo dat de meeste daar van geftorven zyn, L __ vaa B Y L A A G E N. 367 van de bevarene-matroozen zyn ’er. weinig ge= ftorven., maar tegenswoordig worden zy, al te zamen ziek, de zelfde ziekte alsvooren, want die, menfchen-zyn afgewerkt,en vermoeid ; daar zyn 2 matroozen van ons volk over boord geval len en verdronken; den. 28 November, ’s more gens om. 8. en. 9 uuren. met een hevigen. ftorm, vielen alle 3 onze masten over boord en, ften= gen, en daar. by. met het- overflaan. van-de.zee , heeft het water tusfchen. deks 4 à 5 voet hoog geftaan „zoo datde britzen,, daar de zieken op gelegen. hebben, met al; de, kisten, aan ftukken ges flaagen - zyn, en, de men{chen, inhet water ger zwommen, hebben , en. zoo alhun goed;, als kleee - deren en, beddegoed. weg gefpoeld zyn-, zoo dat dan ook tusfchen den. 28, en: 29 dito. van de zieken: ‚19 menfchen verdronken, zyn, en wy geen plaats hebben, om; de, zieken te leggen; tus» fchen. deks-zyn: de, kisten ook, aan, ftukken,.ge= flagen- en, weggefpoeld: ten anderen ons brood en.‚provifie van ververfchingis bedorven, en over. boord.-geworpen ‚ en, her grootfte. onge» luk. is, myn Medicynkist: is. aan ftukken geflas gen, -want-zy- heeft geftaan. voor- het hekken van de-voorcajuic naast-den. trap, wel. vastge maakt, maar door het water uit het fchip-te pompen. van. zyn plaats. genomen is, en door het geweldig flingeren- is de. kist aan ftnkken met alle- de-potten „ die-omlaag geftaan, hebben; zo dat alles verlooren is „ geen. pot of fles is heel gebleeven ‚ende. kruidekist is mede aan: ftuk- ken, de ftukken over boord-geworpen, zoo dat alde, kruiden nat zyn. geweest van. ’t zout wa- ter; ikheb de beste uitgezogt.en gedroogd in de 368 B Vv L A A GE N de zon, zoo dat UE. wel denken kán in wat voor een ‘droevigen toeftand ik geweest bene Nog zyn ’er ‘veele zieken, en geen -Medicynen ; zoo dat ik ze enkel maar met goed warm drin= ken; en voedzel zoo als ik best krygen kan „moet onderhouden , en nu tegenswoordig dagelyks veel fterven en geftorven zyn van koude en on= gemak, want geen kleederen hebbende nog kooigoed nog legplaats; als op kisten moeten- de leggen, en geen ‘hout ís om britzen te ma- ken, verlange maar na een goede haven, zoo dat ‘het hier mede ellendig ‘uitziet. Het getal van ‘de zieken is niet hooger geweest op de heele reis als 7o à 75, maar dagelyks dooden, en vermeerdering van zieken, zoo dat het ge- tal thans altyd effen is, ik verzoek nu zeer oot- moediglyk aan UE. om een kist met Medicy- nen en Kruiden. _ Myn Ondermeester genaamd Pieter Snelkens , ís den 13 December 1772, overleden aan een Feb. Maligna, en myn twee Derdemeesters zyn beide zieklyk, ik verzoek thans’ aan UEd. om een Ondermeester;. de z Derdewaaks Visfer en Akkerman zyn met een kwaadaartige koortsonderhevig , en hebben al een geruïmen ‘tyd ’er aan gelaboreerd , maar zyn thans niet flimmer, ik heb nog goeden moed, ik ben thans nog fris en gezond, maar met een zwaare verkoudheid bezet, veel heb ik hier moeten uitftaan met al de zieke menfchen en heb bezig- heid genoeg gehad, en nog, en dat nog het ellendigfte is geen Medicamenten, de menfchen zoo te zien fterven zonder hulp van middelene Wy zyn den re December ten anker gekomen behouden by het Eiland IIsle Deaux, in de Bogt van B Y L A A G E N. 369 van Vrankryk; ik heb 2 matroozen met Hers nia, de een mede uit het Vaderland gebragt, de andere aan boord gekreegen , en geen Preuk- banden hebbende, maar met een fimpel bandetje moet inhouden, ik heb ’er een gehad met een gecomponeerde fractuur, gaatna wenfch, door een val gekreegen: ik verzoek zeer vriendelyk aan UFd. om nog wat linnen, want ik maar 16 laakens meer hebbe; met die omftandigheid daar wy in geweest zyn door vallen, veele met wonden zyn gekomen, zoo dat ik tegenwoor- dig alle dag 26 man te verbinden heb zoo groot als klein, en in ’t geheel tegenwoordig 62 zie= ken en 98 dooden in ’t geheel, en chans nog zieken hebbe, die heel gering zyn, de doo- den zyn meest Soldaaten en jonge Matroozen, ik heb nog geen medicynen ontfangen van iets, want wy maar op een Rheede van een Eiland leggen, en het fchip moet ontladen , en dan gaan wy na binnen na de rivier van Rochefort om nieuwe masten en het fchip te timmeren, ver= ders weet ik nog niets nieuws als de hartelyke groetenis van my aan UEd. en aan UÉd, ge= heel huysgezin, ik wenfche UEd. gezondheid „ voorfpoed en des Heeren zegen, vaart wel; Ìk verblyve UEd. onderdanigfte Dienaar. (Geteekend) JOHANNES DEN ENGELSMAN, Opper-Chirurgyn op ’t Ed. Oost-Indifch Compagnie Schip Bleyswyk. LISLE DEAUXs op de Rheede 17 December 1772. VIL DEELe Aa P.S, 870 B Y L A A GE N. P. S, Daar zyn onder ’ fchryven nog 2 over= leden, zamen roo dooden, ftuurman Viffer legt heel gering, fwaar ziek, en heb nog veel fwak- ke menfchen. BVD AVONS Ger dev: Copie van een Postftriptum eener mif}i- we gefchreven naar Amfterdam, in dato den 24 January 1777. door den Heer Bewindhebber RADERMACHER Heer van Nieuwerkerk. P. S, Os kamers fchip Willem de Vyfde heden na zee gezeild, vinde ik my verpligt tot elucidatie dit onderftaande ’er by te voegen. tot overtuiging van fommige lieden, die ftaande hou- den, dat de drie-deks-fchepen nadeeliger zyn voor ’s volks gezondheid en meerder zieken be- komen, (hoewel het contrarie dikwils blykt) dan de kuil-fchepen. Het voorfz: fchip Willem de Vyfde is een drie-dekker. Het is na buiten op de Rheede gebragt den 13 October 1776, en geprojecteerd voor goo koppen. Gemonfterd den 22 Novem- ber. Gedepecheerd den 4 January 1777.; heb- bende het zelve van dat het buiten op onze Rheede in Equipagie heeft gelegen, zynde ruim drie maanden, en in het kwaadfte faayzoen dat de meefte ziektens zig alom bevinden , in al dien tyd niet meer dooden gehad, dan een van de zee B AL AAC E K Sh Zeevaard, en eén buiten boofd gevallem èn vér. dronken, en geen een van de militairen, zZyndè het voorfz: fchip heden den 24 Jánuary vertrok= ken met 174: zeevaarênde én 124 militairen; te famén 298 koppen. dass Bersoteson aon mpson pie cij Extract uit eene miffive van den Heer L. Serrurier, als Carga befcheiden op het Ooft-Indiséb Compagnies fchip de Zeeuw, gedeftineerd naar Canton in China, în dato Cabo de Goede’ Hoop den ‘z Maart 1778. 6) a | \ | et het fchip de Zeeuw op den 16 Febrù- ary alhier behouden aangeland Zynde, gebruyke ik de vryheid, dieswegens aan Ud, communica- tie té geven , zynde de reize tot hier toe geluks kig en zonder veele herhaalde rampfpoeden-ge- weeft , hebbende wy korts na ons vertrek uyc Zeeland eenen zwaaren ftorm moeten “uitftdan , en ik meende veele redenen te hebben in dit toenmaal dreigende en zeer naby-zynde gevaar, my te beklagen, dar ik my op geen diie-deks- fchip bevond, wanneer wy in geën gevaar zoú- den geweeft zyn, om ons telkens door: de“ hoog- loopende zee te zien overmeefteren, Emile kan UEd. verzekeren, dat ik“het fchip de ‘Zeeuw geduurende een quartier “uurs “miet de” geheele ET Aai Bak« 672 B Ú B A A CG B Ws Bakboords zyde onder water hebbe zien leggen, zonder ‚dat die Bodem door de fterk binnen boord, komende zee konde ryzen, van welk zwaar ongemak men zig op een drie-deks {chip altoos bevryd ziet, en mogt de Maatfchappy in ’t generaal kunnen goedvinden alle derzelver kostbaare kielen tot drie-dek fchepen te doen bouwen, dan zouden veele ongelukken niet ex- teeren, waar aan de kuil-fchepen blood gefteld Zyn. e BMEM AIGNBANN L | ‚Aan de Wel Ed. Groot Agsb. Heeren Be- windhebberen der Edele Oost-Indifche Compagnie. Ì ) e- ondergeteekende hebben de- eer aan U Wel td. Gr. Agtb. dit voigend: te berigten uit‘bunne gedaane obfervatien , toen zy de ber hadderis-in dienst van. Uwel Ed. Gr. Agtb. op kuil-sen,drie-dek-fchepen te, dienen. _… Vooreerst , dateen fchip van de Ed, Compag- pie „merg dekken-uyt Nederland vertrekkende zyn Equipagie. ordinair; zcod.350 man is, en -dus'zoo;!yeel manfchappen. ais op een: kuil fch'p ‚van dezelfde. groottes-;zoo heeft het. volk in zee -zynde t&yna eens ‘zoo - veel ruimte ,, „om. rcden swânneer bet tweede; tusfchen-deks-te. vol mogte zyn-met volk;menyals:dan, een groot-gedeete „onder-’t -eertte verdek „kan laten logeeren, „en te PW mch at en sr P AR Ef U : ND bees zaten er men door dien meer gelegenheid heeft om hun= 5 verblyfplaatzen behoor!yk fchoon te doen hou= en. | rs Ten tweeden: als men behoorlyk forg draagt by nat weêr, dat de roofters vän goede ‘prefeni- nings zyn voorzien, en de loef waardfche poörten na dat de ftukken langs fcheeps gehäald zyn, digt gemaakt, als mede de fpygaaten na behoo- ren voorzien, zoo ontfangt men genoegfiam lugt door de ley waardfche poorten, en men behoud een droog tusfchen-deks, daar in tegendeel by zulk weêr op ‘een ‘kuil {chip de roolters digt 7ynde met prefennings , men geen de minfte lugt na om= laag kan brengen, dan alleen door de Ventu!atot. ‘Ten derden: Wanneer men een’ hooggaande zee heeft en daar by eén droosë lugt € ‘de poors ten’ en fy gaaten tusfchiëti’déks wel voorzien zyn, toodert door de opene poorten en (py gaaten inkomt,en mên door dien-genoodfaakt is de roofters met préfênnings digt te maken om ’ tusfchen-deks zoò veel mo- ge'yk voor nat worden te bevryden, zoo dat men ais dan de fris{e jugt wederom belet,” _Het'wagt hebbende volk by regenagtig weder neemt tusfchen beide hunne fchuylplaats oder ’t half: dek; ‘alwaar zy nat en Koud onderkomen, en een weinig daar geweest zynde beginnen’ uit te waasfemen , kort daar op weder buyten’ ko- mende zeer fchielyk weder verkouwen, welk ag3 beurt- 874 B Y- L. A, A, G, E‚ N, beurtwisfelingen -van-hitte en koude abfolut ziek- tens moeten veroorzaaken; daar in tegendeel het wagt hebbend volk op een drie-dek:fchip ges duurende hunne, wagt altoos pal ftaan in de ope= ne dugt, en behouden een geftadige koude, wel« ke ons dunkende minder ziektens veroorfaakt , dan, die beurtwisfeling van hitte en koude zoo even vermeld. en ZE ‚Ten vierden: wat wy nu hebben waargenoe. men citrent de beïidezoorten van fchepen, in ge= legenheid, van befmettelyke ziektens,; zoo komt, het ons, abfolut ontegenfeggelyk voor, dat men in zee. zyndesmet een driedekker de noodlydende. beter gemak kan aandoen, en het gefónd zynde volk beter voor befmettinge kan bewaaren , en dat wel oin; deze reden, dat men twee tustchendek- ken heeft, zoo dat a}fchoon de helft van het volk ziek, was, men_die. nog, op. het eerfte tusfchen- dek plaatfen kan, „alwaar men. door. het open- zetten van poorten en‚het koelzeyl altoos een, frislche en aangenaame,-lugt bekomen kan, en het, gezonde, volk ‚buiten, befmettinge leeft „ en hier. door, den, verderen „voortgang cenigzints be= Lebort aten on ilaaha eran Venten Ee … Daar in tegendeel een ‚kuil-fchip niet dan een klein half dek heeft ‚waar. men zyn zieken plaat- zen Jan , welke plaats, ons, dunkens niet be- kwaam „genoeg is, om „voor een ziekeplaats te. dienen: ‘want als men; nägaat, vooreerst dat het aan. de voorkant, ten eenemaal open is, en dus bloot ftaat voor den inflaanden regen en wind „en de door ‚de, kuil ftroomende zeeën, ja. zelfs. zoo, dat men geen kooy verder hangen kan „ dan toc. even. voorhet fpil „ doordien de wind en regen À , ge- B Y L A A G E N. 375 genoegzaam zoo ver inflaat, en dus de zieke- grens zeer klein en onbekwaam word, zoo dat men geen derde part van de zieken plaatzen kan, die men op een drie-dekker plaatst, of men moet dezelve omlaag tusíchen deks, fchoon wel een weinig afgezondert, dog onder het zelve dek by de gezonde plaatzen, als dan ziet men de zieken zeer fchielyk in getal, en de ziekte in kwaadaartigheid toeneemen, zoo als wy bei- de genoegzaam hebben ondervonden. Hier mede verhopen wy, aan U Wel Ed. Geftrenge Agtbaare intentien te hebben voldaan. Blyven mer alle nederige eerbied. U Wel Ed. Groot Agtbare Gehoor- zaame en Getrouwe Dienaaren (Geteekend) C. VAN VEERDEN, Schipper. W. DE GRUSON, Opper Chirurgyn, 6 1778 5 rie aak WH LE jet ri iP Bericht wegens de ondervinding der dric- dek.fchepen. TL. den jaare 1779 voor Zeeland repatrieeren= de met ’s Ed, Compagnies fchip Zeeduyn, zyn= da4 de 676 B LT L A A GE N. de een drie-dek-fchip, en my door hun Ed, Achtbaare gevraagd wierd, hoe ik my zelve by dien bodem bevonden had, en hoe de drie dek=fchepen my bevielen. Zoo heb de eer van te betuigen , dat in twee % huis reizen, die ik metdezelve gedaan heb, de= zelve ver boven de kuil-fchepen ftel , als in den jaare 1769, wanneer ik als derdewaak met het fchip R ynsburg repatrieerde , en den 22 Mey van Batavia vertrokken, en den 1 Jury uit Straat Sunda, dusin’t hartje van den kwaaden tyd, den zoo bekenden zuidhoek van Africa moesten pas=- feeren, en dat wel tegen de westelyke win= den , in welke als dan daar de vliegende ftor= men en hemelhoog gaande zeeën de overhand hebben, wanneer ’t ons overgroot geluk was een drie-dek fchip te hebben, zynde de ftormen ter dier tyd zoo geweldig hevig en langduurend, dat byaldien * zelve een kuil-fchip was ge= weest , wy mogelyk in ’t hart der zee al lang begraven zouden geweest zyn, dog nu ontgingen wy derzelver geweld alleen met eene ftorting der hemelhooggaande zee op ’t bovenfte dek , dog die daar zoo gaauw afliep als dezelve daar op kwam, en dus ons bevryde van een kuil vol water te krygen, dat mogelyk rampzalig voor ons alle had kunnen zyn. Terwyl ons volk, dat door de koude lugt , wind en regen was afgemat, op haar tyd bene- den gaande in een warmtusfchendeks kwamen, daar ’ onderdek droog was , datze niet door ’t, water moesten plonzenenloopen , en dus weer in ftaat haar wagt komende met een frisfche moed weer voor den dag kwamen, terwyl de en € B YL AAGEN 399 die op ’t dek waren, als ’ niet regende, met drooge voeten na haar kooijen konden gaan, tot groot foelaas van ’t volk. Houdende de ftormen hier lang aan, en met zoo hemelhooge zee, dat my na die tyd dezel= ve zoo zwaar niet bejegend is, daar ik-dog de twee volgende reizen aldaar weder in de kwae de Moufon heb moeten zwerven, en wel inzon= derheid met de Barta Petronella 1773 , wanneer in de Baay Fals gekomen zynde, wy e@nige dagen na het blyven van de Jonge Thomas, or= der kregen uit de Baay na de Caapfche Rheede te komen, wanneer geduurig door dien ’t een kuil-fchip was, dezelve met water bezet had= den, loopende hetzelve- door het zwaar werken van het fchip, door de lyfnaaden met zoo veel geweld, dat geduurig met twee pompen moeste lens houden, en fomtyds de gde moeste gebruie ken, ’ welk niet zoude gebeurd hebben „ byals dien het een drie-dek had geweest, door dien % water dat overkomt dan direct wegloopt en ’e fchip na myn gedagten ook zoo een wyde opening inde lyfnaaden niet hebben kan, als fterker verbonden zynde: dus een drie=dekker zoude prefereeren boven een kuil-fchip; ‘thans met ’% {chip Zeeduyn op reis zynde hebbe door des Heeren goedheid geen flegt weêr gehad op ’ Riff van Anguilhas, dat men zoude zeggen van eenig belang, omtrent de drie-dek:fchepen te zyn. _Waarmede de eer hebbe te zyn, _ Uw Ed, Agtb. Onderdanige Dienaar (Was Geteekend) BENJAMIN DER KINDEREN. das Aan 378 B Y L A A GE N. BYLAAGE VIIL Aan de Wel Edele Geftrenge Heeren Directeuren van het Zeeuwfth Genoot- Jthap der Wetenfchappen te Vlisfingen. Wel Edele Geftrenge Heeren | | | et was den 29 January dezes Jaars 1779 , dat ik de eer had een Misfive van U Wel Ede- le Geftrenge te ontfangen, waar in het Hoogst- dezelve behaagde, my kennis te geeven, dat de Wel Edele Geftrenge Heer Mr. Daniel Radermacher , Heere van Nieuwerkerk &c. &c. door middel van het Zeeuwfch Genootfchap der Wetenfchappen te Vlisfingen in den Jaare 1777 ; eene vraag had laten voorstellen, aangaande de meest voordeelige ftructuur der Oost-Indifche Compagnies fchepen , en zulks onder uitloving eener gouden Medaille aan den Schryver „die het best voldoenend antwoord daar op zal ingegee- ven hebben, (dat ’er drie antwoorden daar op waren ingekomen ,) waar op Heeren Directeu- ren van het zelve Genootfchap in hunne Vers gadering, gehouden den 23 January Anno 1779 behaagd hadde, my te benoemen om dezelve antwoorden , nevens den Heere Radermacher en andere te onderzoeken, en het Genootfchap te dienen van myne confideratien en advis: hier toe bied ik my fteeds met de uiterfte be= reidwilligheid aan; maar vinde my flegts alleen in ftaat , zulks als-zeeman te beoordeelen. à e B Y L A A G E N, 379 De voorgeftelde vraag luid aldus: Welke fcheepen behoorende aan de Nederlandfche Ooste Indifche Compagnie, van 140; I5oEn 155 voe= ten lang,-zoo met een open of gedekten kuil, anders genaamd. drie-dekkers , zyn in allen dee= le de bekwaamfte, nuttigfte en voordeeligfte voor haar dienst, zoo tusfchen Europa en India vaarende „ als in de Indifche zeeën zelve ge= bruikt te worden; deze vraag word in zes on- derfcheidene vraagen voorgefteld, die ieder af« zonderlyk moeten beantwoord worden, welke ik onnoodig oordeele hier te herhaalen; maar op deze vraagen zyn de volgende antwoorden ingekomen , onder de zinfpreuken. I» Verkreeg de Zeeman in den nood, &c. 2, Voor de eer van Noachs Gildebroers , en 3- Oog, fchaal en hand, &c. Deze drie antwoorden geleezen hebbende; is myn aandagt het eerst gevestigd geworden op % geen tot zinfpreuk heeft, Oog, -fchaal en hand. Dezefchryver komt voor , nogthans onder gunftige welduiding, het minfte van-de drie aan de voorgeftelde vraagen voldaan te hebben, alzoo dezelve over ’t geheel genoegzaam. niets zaakelyks bewyst. In zyn Ed, antwoord op de tweede vraag, beweerd zyn Ed. dat het kortfte fchip het- gemakkelykfte zal zyn om te regeeren ‚het minste afdryven en het best wen= den en draaijen , waaromtrent-zyn Ed. tot-voor- beeld neemt ’t‚fchip Vosmaar.» Wat het/wen- den en draaijen aangaat, dat ftem ik zyn Ed. toe ‚ onder deze bepaling nogthans „ dat.het flegt wa- 30 B Y L A AGE N water is, en een matige koelte, maar met ftyve koeltens en hol water, heb ik ondervonden , ín %x zelve fchip Vosmaar, in Anno 1766, wan- neer ik het zelve op de reis van Midde:burg na Batavia als Schipper commandeerde, dat ket vreeslykftampte; zoodanig, dat zomwylen de ge= heele bak tot de agterkant van de fokke rust onder water dook. Zoodanig ftampen deed by gevolg gemelde fchip fterk afdryven „ alzoo niet het beste fchip om het van een lager af te haalen, of voor klippen en ftranden beveiligd te worden. Hieromtrent heeft een lange kiel veel voor , vermits een lang fchip veeltyds twee zeeën beflaat, terwyl een kort maar één zee be= flaan kan, alzoo krygt het langfte fchip de min- fte. gelegenheid tot ftampen , dus minder in de vaart verhinderd, alzoo dan beter kan loefhou- den, en by gevolg beter is om het van een lager af te haalen, en voor klippen en ftranden be veíiligd te worden. In het antwoord op de derde vraag, verkiest zyn Ed, een fchip met een gedekten kuil, alsde befte en bekwaamfte om zee te bouwen, vermits deze geen zwaarigheid hebben van ftortzeeën ;. evenwel (zegt zyn Ed.) mag men op zyn hoede- wezen; om het Roofterwerk te fchalmen, of men kan in erger omftandigheden komen, als met een kuilfchip; my komt onder verbete= ring voor , dat, indien het verzuymd word het Roofter op zyn tyd te fchalmen, zulks geen= zints een: gebrek aan ’tfchip is, maar wel een plichtverzuym- van. de geene die het Com mandeeren, en veronderfteld dat zulks op een kuil fchip by ontmoeting van ftortzeeën verzuymd- W werd, B Y L A A GE N. 38r werd, dan was voorzeker alle hoop van behou- denis verlooren. Op het vierde voorftel antwoord deze fchry= ver een {chip te verkiezen , daar de meefte gezon- de manfchappen na de bezittingen van de Com- pagnie konnen overgevoerd worden, hier toe, zegt zyn Ed. ” zal ik geen drie-dek-fchip ver- kiezen”. Eerst, om dat het met zyn toege- ftreeken dek meer bedompt is, en de kwaade Juzt meer influit; zyn Ed. fchynt niet veel on= dervinding van drie dekkers te hebben, vermits de ondervinding leerd, dat het tegendeel op de zelve plaats heeft, genoomen dat de Roofters open leggen, zoodanig dat de wind uit het groot ftagzeil op het tweede dek kan neervallen, die als dan het klimmen van de quade lucht, vol- gens de ftelling van deze fchryver , zoude belet- ten ; maâr leggen de roofters open, dan kan ’er ook een koelzeil in ’t groot luik gehangen wor= den tot den overloop, of onderfte dek ’c welk dan eene genoegzaame hoeveelheid goe- de en verfche lugt inbrengt , om de kwade en bedorven lugt te doen opklimmen, en uit het fchip te dryven, alzoo by menigvuldige proef nemingen bevonden is, dat kwaade en bedorven lugt ligter is, dan de goede en verfche lugt, en geenzints zwaarder , zoo als deze fchryver{chynt te beweeren. Om het grootfte getal manfchappen na de be= zittingen van de Compagnie te tranfporteeren, verkiest.zyn Ld. een fchip van 155. voeten, en dat met een toegeftreken dek ; daar in zal een ie= der. met zyn: Ed. overeenftemmen „ zelfs ben ik voor my verzekerd, dat. van twee {chepen , die | even 832 WE LE AAT HN, even groot zyn, als een met een open kuil en een met een toegeftreken dek „ de laatfte vry grooter getal zal kunnen inneemen, dan de eer- fte. In het antwoord op de vyfde vraag fchynt zyn Ed. niet te onderfcheiden, of zyn Ed. ver- kooren een gaauw fchip, een opene kuil ofte een toegeftreken dek moet hebben; maar om de zieken best van de gezonden te fepareeren tot voorkoming van befmettinge, verkiest zyn Ed. wederom een toegeftreken dek-fchip; zulks zal ieder , die de minfte ervaarenis heeft met zyn Ed, toeftemmen , maar men veronderftelle eens op een gaauw, of wel bezeild fchip te zyn, dat een opene kuil heeft, en daar by veel zieken, hoe’ kan men zig dan noch van een voordeelige wind verzekeren om voort te fpoeden? En in- gevalle men ftiltens en tegenwinden ‘kwam te ontmoeten, dan zoude het gaauw fchip weinig kunnen baaten; noch erger, wanneer het ge beurde, dat men met het laast gemelde fchip tegenwind en ftormweêr ontmoete, als dan zou= de men zich in de allerbeklaagelykfte omftandig= heid kunnen bevinden; daarom verkies ik in allen opzigten een toegeftreken dek-fchip, als zynde het beste zee-fchip in ftormweêr en hoog- gaande zeeën , ’t gemakkelykst om te regeeren, zoo wel in ftorm als in goed weêr, ’t best ge= fchikt voor de plaatzing van de zieken tusfchen het eerfte en tweede dek , het gevoeglykfte , om de zieken van de gezonden te fepareeren; laten= de gezonden in het onderfte tusíchen deks logee- ren, zoo zyn ze bevryd voor het inademen van de bedorven lugt der zieken, alzoo we or: BEL MAECE NN 888 dorven Jlugt niet naar beneden kan zakken, vers mits dezelve ligter is als de goede lugt, In anno 1773. den 8 February ben ik met het fchip Zeeduin, zynde een toegeftreken dek, van hier onder zeil gegaan gedeftineerd na Batavia, met bereeds eenige zieken , en een doode: ’t was op die tyd bitter koud weêr, vriefende zeer fterk, waar door in korten tyd een groot ge= tal zieken kregen, beftaande meest uit zodanige , die eenige deelen des lichaams bevroozen waren, zoo aan handen als aan voeten, als mede eenige met door verkoudheid ontftaane koortzen , zon- der nochtans eenige teekens van zeer kwaadaar= tige ziekte te befpeuren; in zodanigen ftaat is het gebleven tot den 19 February eerst volgende, wanneer wy van een ftorm beloo- pen werden, die tot den 27 dito duurde, waar door wy genoodzaakt waren de roofters de mees- te tyd toe te houden, daar door kregen wy de ysfelykfte rotziekte in het fchip, die ik ooit ge= zien en bygewoond heb, zoodanig dat wy den 27 February bereeds zo dooden hadden , en het getal der zieken was toen aangegroeid tot 160. Van die tyd af hebben wy maatig weêr gehad, invoegen, dat mende roosters „ ley-fchurpoorten;, en ook zomwylen de lugtpoortjes konden open= zetten, en alzoo een genoegzaame hoeveelheid verfche lugt konden inlaaten, om de vuile en bedorven lugt te doen opklimmen, en het fchip uitdampen , vervolgens het fchip zuiver en fchoon gehouden, het onderfte en bovenfte tusfchen-deks met buskruid van tyd tot tyd uit- gerookt, om met die rook de bedorven dam- pen weg te voeren, voorts met azvn befprengd , om 334 B Y L A A GE N. om een. frisfche reuk te verkrygen , ook de zieken zoo veel gemak als mogelyk was toege- bragt, dezelve altoos in een gematigde warmte gehouden, hun de vereifchte geneesmiddelen en het noodige voedzel op zyn tyd toegediend. Zoo is de kwaadaartigheid der ziekte langza- merhand beginnen te cesfeeren, fchoon ’er niet meer als drie perfoonen in het geheele {chip van de ziekte zyn vry gebleeven. Niettegen- ftaande dit alles, hebben wy na de kwaadaar- tigheid der ziekte niet veel dooden gehad, al zoo den 26 Mei deszelven jaars, aan Cabo de Goede Hoop, of wel in Baay Falfo aanlanden met 63 dooden en 5o zieken, welke zieken aan het fcorbuit laboreerende waren. Hadden wy op deze reis een kuil-fchip gehad , daar zie= ken en gezonden onder elkander hadden moeten logeeren , het zoude zekerlyk zoo gemakkelyk niet zyn afgeloopen: want de zieken zoudende gezonden befmet hebben „ en de zieken de noodige legging niet konnende erlangen, en de vereifch- te geneesmiddelen op zyn tyd uiet toegediend wordende, zoude de herftelling, zoo niet on- mogelyk , ten minften zeer moeielyk en langzaam geweest zyn. Ik heb hier te voren gezegd, dat wy den 19 February Anno 1773 van een ftorm beloopen wierden, die tot den 27 dito duurde, welke ftorm den 26 dito uitbarste in een allervrees= Iykfte orcaan, verzeld met continueele donder en blixemftraalen, zelfs vielen ’er zomtyds hees le colommen vuur uit de lugt, zoodanig vere fchrikkelyk, als ik in 4o jaaren dat de zee be= vaaren heb, nog nimmer buiten deze heb byge- | woond. B Ws Io Ap An G: E Ne 065 woond , de wind was zoo hard, dat men geen adem halen konde , wanneer men het hoofd te loef- waard over boord wilde fteken: de retolutie was genomen om de ftengen te kappen , om daar door de ondermasten te behouden, maar de uitvoe- ring daar van was onmogelyk, vermis 'er nier mand na boven konde komen , en zoodanig tus- fchen en op de walien bezet zynde als wy dosn „waren , zoude ik nimmer tot het kappen van mesten kunnen befluiten „ vermits dan ten eene- maal weerloos zoude zyn. ‚Van s morgens om 4 uuren tot omtrent ri uuren voormiddags war ren wy in een kring van circa een cabel lengte beflooten ,„ met zoo. een ysfelyke verboigen zee, als menfchen kind aanfchouwen kan , waardoor het hol van ons: fchip. genoegzaam onder water was zwemmende, en geweldig overhaalde, zoodanig dat onmogelyk fcheen „ dat her tuig kon= de behouden blyven : hier kwam het ons te pas een drie-dekker te hebben, want indien wy in deze omftandigheid een open kuil gehad hadden, zouden wy in gevaar geweest zyn om in het water te verlmooren, alzoo niettegenftaande nu een toegeftreken fchip hidden, en d:t alles wel en na behooren was digt gemaakt, moesten wy nogthans geftadig met twee pompen pompen, zonder daar mede lens te kunnen krygen, voor en aleer het zwaarfte van den ftorm over was, en zulks alleen van water „ dar door de lyfnaas= den en fchutpoorten was ingedrongen. Alzoo hebben wy by deze gelegenheid getuigen ge- weest, dat een drie-dekker het beste {chip in zwaar ftormweêr en hooggaande zeeën is be= vonden ; zoo wel als het zelve % beste en ge= VIE DEEL B ò fciuhts 986 B FL A A“ GEN: fchiktfte fchip is in cas van veel zieken , en om het van een lager af te haalen verdient een toc geftreken dek-{chip niet minder de voorrang ge= geven te worden, vermits het niet alleen be- vryd is van het tegenhouden der wind, tegen het leyboord, tegen de boot en fchuit, tegen het leyboord van boot en fchuit, en de zuigirig van den wind, die uit de zeilen valt, en onder ’t half dek blyft hangen, daar een kuil-fchip al aan on- derhevig is: maar daarentegen , de wind die uit de onderzeilen op het leydek van een drie-dek= ker nedervalt, houd het fchip tegen voor ’t af- dryven, of douwt het zelve met een weder=- ftuitende kragt als te loefwaard op, byna als of het een zwaard onder de ley had. Alsoo moet dan volgen, dat het minder afdryft als een kuil- fchip, dewy! het veel minder in den voortgang verhinderd word. By gevolg, nuttiger , en nood- zaaklyker om het van een lager af te haalen, en voor klippen en ftranden beveiligd te worden. Het fchip Bodtland heb ik in anno 1776 en 1777 in myn retour van Batavia na herwaards gecommandeerd: Op welke reis wy den 14 A= pril 1777 van een ftorm beloopen werden, die tot den 15 dito duurde, met een vreesfelyke verboigen zee verzeld, zoodanig hard, dat het kuil-fchip Duivenbrug zyn geheel tuig verlooren heeft, en ook na alle waarfchynlykheid veron= gelukt is. De overige kuil-fchepen, als Men- tor, de held Woltemade , de Cornelia Hillegon= da en Blyenburg hebben veel geleeden, en Ly het ontladen vry wat fchade aan hunne ladin= gen bevonden te hebben, Bodtiand [zynde een drie-dekker] heeft zich in dezen ftorm in allen op- B WI A A GE N 397 opzichte zoo wel gehouden, als ik noch nimmer in een kuil-fchip gezien en bygewoond heb, leg=_ gende onder de gereefde bezaan en florm-fok al- toos digt aan den wind, zonder meer als een en ten hoogften twee ftreken af te vallen, en geen water overneemende, zodanig, dat by de ontla- ding bevonden is, een onbefchadigde lading te hebben aangebragt. Ik moet dan in gemoede op myn woord van eer verklaaren, dat ik nimmer zou wenfchen met andere als drie-dek- fchepen te varen, alzoo ik dezelve in alle opzichten de bekwaamtfte , nuttigfte en befte fchepen bevinde te zyn; gelyk zulks duidelyker te zien is, als ik ver« moogende ben om het te befchryven in de ove- rige twee antwoorden onder de zinfpreuken : Verkreeg de Zeeman in den nood €'c. en Voor de eer van Noachs Gildebroers, Welke twee fchryvers myns bedunkens beí- de zoo wel aan de voorgeftelde Vragen voldoen; dat ik voor myn aandeel ’er geen de minfte re- flectien tegen weet te maaken. — Alle geval« len hier ter zaake dienende worden door hun aangehaald, invoegen dat ik oordeele in dezen aanmerkingen te maaken, niets anders zyn zoude als verveelende herhaalingen van hunne gezeg- dens en bewyzen. Deze twee fchryvers ftem- men met hunne bygebragte bewyzen zoo zeer na overeen, dat ik, na het leezen en herleezen noch niet konde befluiten, aan welke van beide den gouden Medaille zoude toewyzen, zonder den anderen te verongelyken, maar na een dere demaal leezens is my voorgekomen, dat de Áchryver onder de zinfpreuk: verkreeg de Zee- b 3 nan 558 Bfr) AL A\ GTE? AR man in den nood €Sc. het naaste en ’t beste aant de opgegeven voorftellen voldaan heeft, om twee redenen , als eerftelyk, dat zyn Ld. deze onders fcheidene voorftellen in ordre gevolgd heeft; en ten tweeden wat elgemeener in zyn Ed. reder neeringen en bewyzen geweest is; alzoo zal, myns bedunkens, aan zyn Ed. de gonden Mee daille her naaste toekomen. Zoo ik nochtans in dezen verkeerd mogte geoordeeld hebben „ zoo bidde U Wel Ed. Geftrenge deswegen om vere fchooning, alzoo dezelve in gemoede betuige na myn beste kernis behandeld te hebben; terwyl ik de Hoogfte Wysheid fmeeke, dat Hy Uwel Ed. Geftrenge met een ruime maat van wys= heid moge beftraalen, op dat den geenen, die ik in dezen mogt onregt gedaan hebben, door U Wel Ed. Geftrenge mag recht gefchieden : in= middels is myn harten wensch, dat alle poogin= gen van U Weld. Geftrenge met ’s Hemels Ze= geningen mogen agtervolgd en bekroond worden. intusfchen neeme de vryheid my mm U Wel Ed, Geftrenge’s vermoogende protectie te recomman- deeren, en my met diepen eerbied en waare Hoogachting te o-derfchryven, Wel Edele Geftrenge Heeren ! U Wel Ed, Geftr. Onderdanigfte Dienaar (was Geteekend) CORNELIS PIETERSZ. [Commandeur van de Nee derlandfche Oost- Indifche i\etourvioot. | MIDDELBURG» den 1 April 1779 ze B Ye LA Ao G- E-_Ne 1989 B Moran dkeahek. 1 A. Extract uit het Journaal van my onders gefthreve, waar by gevoegd zyn eenige meerdere annotatien ter materie dienen- de, aangaande myn onderhebbende Bo= dem het Hof ter Linden, als wimpel- woerder; geconjungeerd met de Schepen Wredenhof en Abbekerk, beide van Chi na repatrieerende. | \ | aandag den 23 Augustus 1779. op de mid- daz hadden bevonden Noorder breedte 31 gr 17 minuten, lengte 340. sr minuten de wind 4 ten O. Z. ZZ 0.2 0. OQ Z O. tot Oost door den deg, gemeene koelte met een nevelige lugt, in de eerfte wagt kregen nu en dan ftyve buyen met een gefpanne lugt, ziende vuuren van bei- de fchepen op een behoorlyke diftantie van ons, tegen 12 uuren maakten ’t voormarszeil vast, in de Honde wagt aanneemende flormbuyen met een zwaare lugt, weerligt, in’t N W. W. en ZO. met hooge verbolge ZZ W zee, de wind O. maakten ’t groot marszeil en fok digt, hieu- wen de fchepen meest op een peyling. Dingsdag den 24 dito om 4 uuren harden ftorm uit den oosten „ neemende de bramraas af en fchieten de ftengen , onder ’tafneemen der bram- B 63 A raas 309 B WIL’ AYASGTENN raas hadden vliegende fengen, waar door de bramzeils van de raas aan ftukken vloogen , dree= „ven voor de bezaan en ftagzeils, met den dag ziende fchepen met ons leggen, doen voor top en takel alie drie, vermits het zwaar woei en men tamelyk wel lag, peilden ’t {chip Abbe- kerk N. W. ten N, en Vredenhof N.O, ten N. na gisfing 4 myl van ons, zeilende eerstgemelde bodem een weinig onder onze ley van daan, de wind verminderende, dog de zee zwaar woeden=- de uit den Z. W.. N. W. en Oosten „ tot om 7 uuren kreegen een weinig ftilte, en daar op een vreefelyke orcaan uit den N, en N. ten W., zien de fchepen als evengemeld, tot om 9 uuren was het zwaar bezet met harden regen en on= befchryffelyk geraas van den wind, zagen nicts doen van de fchepen , maar wierden beantwoord op ’t doen van nu en dan een {choot, egter hoors de men zulks maar geduurende een half uur, Jaagen met de fteven om de West en W.Z. W. waren differente maalen met het ganfche boord Onder, en wel zoodanig, dat het water over het fcheerhout van ’t groote luik aan ley ftond, alsmede op ’t half-dek, de wind en zee was zoodanig woedende, dat men geen onderfcheid zag tusífchen de lugt en hooge verbolge zee, vreesden oogenblikkelyk door dezelve te zullen worden overrompeld, of wel dat het tuig moest over boord waaijen, woei ook ’t groot marszeil en bezaan , offchoon goed vastgemaakt, geheel weg, laagen in deze akelige omftandigheden tot om zi uuren, als wanneer men verlichting van weêr bemerkte , en het omtrent een half uur daarna tegens alle verwagging GN op= Ld dare B Vi Le Ak An GE Net SQE klaarde, zaagen van de fteng niets van de fche- pen, ’ welk ons uittermaten ontftelde , vermits men in dien tyd niet konde uit elkanders gezigt zyn gedreeven, en ’er ook geen de minfte mo- gelysheid was geweest, om van den wind te loopen , konden doen wel 3 á 35 myl ver zien. Geduurende dezen orkaan , als mede in differen= te andere op deze reis overgekoome ftormen ; heeft het fchip het Hof ter Linde als onver beterlyk tegen de zee zig geweerd, en zeer ge makkelyk gelegen , egter met dat onderfícheids dar indien men een drie-deks-fchip had gehad, daar alles op verzien is na zeemans {tyl, men abfoiut niet aan de gevaren van door ’t ley water, dar een kui'-fchip door zyn zwaarte op het dek zwaar doet overhaalen, zouden blood gefteld ges weeft zyn, en waar uit veel onheilen en zwaa re gevolgen kunnen ontftaan: ook is ’t niet te be= paalen, hoe veel men in een kuil-fchip aan ons gemakken blood gefteld is, wegens veele andes re zaken; dus tot confervatie van fchip en volk fteilende abfolut de drie-deks boven de kuil-fche- pen meest in alle gevallen, hebbende de eerst ondergeteekende de eer gehad van als Schip- per, zoo met een drie-deks-fchip , als met kuil- fchepen, in de meeste gevallen van ftormen, len- fen, byleggen , een groot genoegen gehad over het gemak dier fchepen, zoo voor volk als laa- ding, en nooit verhinderd geworden door ’t mees nigvuldig water, om te kunnen fpys kooken, ge- Iyk in de kuil-fchepen by ftormend weêr dikwils voorvalt. Zynde dit relaas van dit droevig geval na onze Bb 4 bes- SO2. BEPML" ALANG LE SINE beste weten en kennis hier ter neder gefteld en onderteekend. Actum den 13 October 1779. (Was Geteekend) Als Schipper ZL. 4. HALFFMAN. Or perftuorman CARL Ft SCHAK, Onderftuurman C HARING MAN. Benko ALTA. ERA MEL Wel Edele Agtbaare Heer! D. hoedanigheid van drie-dek-fchepen zyn beter myns bedunkens, zoo ver my de onder- vindinge geleerd heeft, dan de kuil-fchepen, in deze navolgende gelegenheden. Ten eerften. als zee-fchepen. Ten tweeden, als fchepen daar het gemeene volk beter kan gelogeerd , de zieke beter ge plaatst, voor de broeiende hitte tusfchendeks be- waard worden , en door zorge, datze nooit of zeer elden , by droog weêr met narte voeten loopen, en nat zynde daar tegen niet kunnen wegfchui= len en zoo nat in flaap vallen, en tot het ge= meen gemak en verhoeding an koude op de ’% huis reize en in ’t land. Ten B Y L A A G E N. 393 Ten derden , voor het gemeen gemak van % volk en Officiers, in ’t doen van alie maneu= vres met deze fchepen. Als zeefchepen, hebben de hoedanigheid, datze (de voorzorge genoomen hebbende, de boe ven dekpoorten,- daar men water door overs neemt, digt te maken :) niet kunnen overvallen worden door meenigvuldig water der ftortzeeën , die men meeniemaalen overkrygt, in ’t bydraai- en„ en bygedraaid zynde door ’t fchraallen der winden. Of door het kwalyk byleggen der fchepen, dat veroorzaakt kan worden, door verfcheide oorzaaken : ten anderen, dat men door het zwaar overhalen der fchepen, nooit zoo veel water op zyn dek heelt, of men kan zig altyd redden , daar by de id. Oost-indifche Compagnie ver- fcheide fchepen door genoodzaakt zyn geweest haar ftukken over boord te gooien , haar boven= tuig te kappen, en zoo in honderde ongelegen= heden zyn gekomen, om dat de f:hepen niet wilden ryzen , door hect meenigvuidige water dat in de kuil ftaar, en de fchepen grootelyks door verzwaaren: ik heb door ondervinding, dat men daar op de drie-deke{chepen niet voor behoeve te vreezen Met het Ed. Compagnie fchip Oostcappelle in den jaare 1776 op de zuider breedte van 39 gr. en 1o min. lengte, 78 gr., lensden voor de fok en groot marszeil van 3 reeven , wa- ren genoodzaakt om by te draaien , door de flegte ftaat waar in onze zeilen waren, draaiden by voor de gereefde befian, en aap over ftuur- boord met baksboord halfe toe ; daar ftond een Bb s5 hee 84 B Y L A A GE N. hemelhooge zee, de wind woei uit den N. W. een ftorm „, waar door het fchip zoo zwaar over-= haaide, det de leyjuffers uit het groot wand geftadig onder water haalden , en wel eenig wa- ter op het boven dek bragt, maar geftadig wee der wegliep, zoo dra het fchip weder rees, en op het onder of tweede-dek ftond circa de hoogte van een half voet water „ dat niet bine nen de roospaarden der ftukken kwam , hetgeen belet wierd door dat de fpiegaaten by continu- atie onderlagen, en hier van konde het fchip de minste hinder hebben ; en her zelfde heb ik onder- vonden op ’t Ed. Oost-Indifch Compagnie fchip Stavenisfe , in verfcheide ftormen , die ik ’er mede hebbe bygewoond, op ‘trif van Anguilhas en in de Spaanfche Zee, daar wy de zee zoo ver- bolgen gehad hebben, dat meenigmaalen met de leynokken van de onderraas in ’t water haalden , zonder dat de minfte verhindering van het water hadden, ja zelfs dat ‘er geen van ’t volk natte voeten had „ en geen touwtje van zyn plaats floeg ; in dat weêr floegen onverhinderd door ’t water een groot zeil aan , dat ’s morgens na ’t reeven in de gyen uit de naaden floeg. De kuil-fchepen die by ons in de vloot wa-= ren en het zelfde weêr hadden , hebben het water in de kuil gehad gelyks het leyboord, dat tot het fcheerhout van ’t groot luik ftond, waar door met overhaalen al het opgefchote touw- werk van zyn plaats , en door elkanderen floeg ; en zoo by donkere nagten zeer hinderlyk is in de maneuvres , door het onervaaren fcheepsvolk, daar men dikwils mede gefcheept is, en door dat water, dat in de kuil ftond, met zoo veel 8e B Y L A A G E N. 395 gemak zulks niet hadden kunnen te werk ftel- len. Ik heb ook verfchillende maalen gezien , dat de drie-dek-fchepen , minder afdrift hadden in ’ by den wind zeilen, of in ftorm dryven, en hebbe een klaar bewys daar van gezien, den rr Mey dezes jaars, dat het chip Hoiland by« Jag voor zyn befaan en aap , daar wy ook voor bylaagen, dog hem naderende zagen, dat het fchip zyn dryfanker buicen boord had; waar op ons groot ftagzeil byzetten , om gemelde fchip te loefwaards te pasfeeren, om dat men niet konde afhouden, voor de fcheepen die te digt onder onze ley waren, zoo dat wy gemel- de chip Holland met drie ftormzeilen in een wagt circa drie ftreeken te loef waard opzeilden „ en dat wy het ondervonden , dat byleggende in ftorm, of in handzaam weêr zeilende, geftadig de vloot te loefwaard opzeilden, het geen ik ook in den jaare 776 in het zuiden zeilen, langs de kust van Brafilien, met het fchip Oostcap- pelle geftadig Zuid hadde en zoo ondervons den , dat gemelde fchip weinig afdreef , en het met het fchip Stavenisfe in Indiën varende, in gezelfchap van verfcheidene kuilfchepen , dltyd bevonden , dat beter loef hielden dan gem. fchepen , het geen ons, die de route naar Indiën doen langs Brafil zeilende veel helpt, dat wy niet vervallen op die Kust, waar door die reizen buitengemeen tegenfpoedig zyn, en zeer {ícha= delyk voor de Comp. En ons veel voordeel zoude doen, in het van een lager wal met ftorm aftezeilen , daar dan zyn touw onverhinderd op het twaede De slaar 396 B Y L A A GE N. klaar kan gelegd worden, en men niet behoeft bevreesd te zyn, dat ’er onbevaaren volk door bezeerd , of door het lopende touwerk , dat op het dek ligt in *t bergen van zeilen verhinderd kan worden : het ís wel waar, dat een Capie tein zyn touwerk niet geftadig kan zien, dog een Onderftuurman diende zoo veel bekwaamheid te hebben, om hem zuiks te vertrouwen , en zoo die niet vertrouwd mogt worden, heeft de Capitein zulks maar aan zynOpperftuurman te ordonneeren. Ten tweede, wat het logement van ’ volk aangaat, zo lang men geen zieken heeft, zoude men kunnen eenige der beste matroozen bakken onder het halfdek plaatzen, om het bekwaamfte volk met ’er baast op ’t dek te hebben by ver-= eisfchende gelegenheden, en dat de bakken van alle ambagtslieden langs de boot konden ge- plaatst worden ‚om meer ruimte te geven aan % volk, dat op ’t derde dek logeert, edog zoo men zieken krygt, kon men , zoo het getal groot is, zieken-grenzen maaken langs de booten on- der het halfdek , die met zefldoek onverhinderd zouden kunnen afgefchooten werden, en daar ’t na goedvinden der fcheeps-doctooren het warm of koel zoude gemaakt worden, en met groot gemak de zieken zouden kunnen geholpen wor- den, zonder ongemak van de gezonde. Men kan ook op de drie-dek-fchepen geftadi- ger lugt tusfchendeks brengen, dan op kuil fchepen, om dat men de brefennings en roos- _ ters meesten tyd kan openzetten, als men maar een rand of kraag om de luiken laat maaken van een opftaande noordie deel, tot befchutting van ’ water, dat door de langs de zyden lopende Zee= | | | | B Y L A A G E N. 807 zeetjes, door de fchutpoorten komt, zoo de ftuk= ken mogten te boort ftaan, of fpiegaaten, dus kan men geftadig twee koelzeilen gebruiken, te weeten één in ’t groot luik , en één in ’t kabele gats luik, daar in ’t fchot een rooster diende gemaakt te worden, waar de lugt doorfpeelde, ik heb hetop myne uitreize, daar 312 koppen logeerden, ’t zoo koel gemaakt, dat men ’er zeer onverhinderd konde zitten, ja zoo, dat ’er de Doctor verfcheide maalen om verzogt de koele zeilen weg te laten nemen; wy waaren zoo gee lukkig , fchoon een paasch fchip hebbende, daar or- dinair het befmetste en ongezondfte volk meede gaat , om datze reeds lang by de zoogenaamde ziel« verkopers zyn opgeflooten geweest: wy kreegen ook in ’t begin der warmte ’er eenige ftaaltjes van door agt of tien man, die rotkoortzen kree- gen, die men direct fepareerde van ’t gezonde volk, en door die te preferveeren door ’ ge= bruik van veel zuur. —- De huishoudelyke regeringe beftond in manier als volgt; De quartiermeesters wierden gelast de max troofen in agt te neemen, en de corporaal de foldaten , dat ze zig reinigden, haar vuil gewor- den plunje wasten, egter verbiedende foldaten en matroozen het hair af te Ínyden om ze niet mise moedig te maken. Het water wierd buiten den Tropicus daags tweemaal , en binnen den Tropicus driemaal ‚vier mudsjes verftrekt; het brood. wierd met het gewigt uitgedeeld, en in de masfa zoo veel onthouden , dat ’er tweemeal ter weeke brood= fop van wierd gekookt, die geprepareerd was ‚op de volgende manier ; Het 908 B WL As An GI Er NL Het brood wierd met water en pruimen ge- kookt, eenigen tyd voor ’t fchaften wierd ’er by gedaan eenige tamaryn water , zuiker en franfe wyn; s'woensdag s'morgens wierd ’er water en azyn over de gort gegeven , die zulks begeerden, en zondags binnen den T'ropicus wierden agurk- jes by bet vlees gegeven: het waren de gevol- gen daar van, dat wy op de Caab de goede hoop, en te Batavia alle gezond volk bragten , hadden geen dooden gehad, die aan fcheeps ziektens waren geftorven, het geen my voorkomt, dat ‘er het ruim logement niet weinig heeft toege= bragt. Het is wel waar, dat het volk geftadig in de open lugt moet ftaan, zoo lang zy de wagt heb- ben, dog zulks kan te gemoet gekoomen worden door prefennings, die in ’t fokke en groot wand te loefwaards kunnen gebangen worden , om ’er het volk agter te laten fchuilen, in regen of in % pasfeere der koude; maar zoude oordeelen, dat het best was, het volk in beweginge te houden, en ze daar door voor een huiverigheid en ’t in flaap vallen te bewaaren, het geen nat zynde ten uiterfte nadeelig is: de ondervinding leert ook, dat op kuil-fchepen, daar het volk , dat op de bak hoort, en zoo wel als op de drie-dek- kers in de open Jugt ftaat, zonder een zoo ge= naamde befchutting het gezondfte is van ’t gehee- le wagts volk, dat denkelyk veroorzaakt werd, dat ze meer beweeging hebben en frisfer lugt, dan in den kuil, en by regenachtig weêr nooit natte voeten hebben ; daar by heeft het volk bee ter occafie op de drie-dekkers, om haar nat ges worden goed te droogen, met het te hangen voor langs nn Ee en Ee EED OPENT RES be PEEN Se WEL MAGE N Go langs de boot, daar het ten minften geen broey- ing tusfchendeks veroorzaakt , die altyd met een benaauwde lugt gepaard is; en eindelyk het logement is ook beter voor ’ volk, dat met drie-dekkers vaaren in ’tland en op de ’t huis reize , daar ze alle moeten logeeren onder ’t half= dek, dat dan zeer bekrompen uitkomt, en die bakken, die in het voorfte logeeren , zyn by den wind zeilende en nat weêr hebbende, altyd nat, het volk op de ’t huis reize en in ’ land zyn zeer flegt, ja byna nooit, van hangmatten voorzien , en moeten dienvolgens op de kisten en in den regen leggen, daar in ’tland op de ’% huisreize veel ziek volk uit ontftaat: wy heb= ben ons volk in ’ pasfeeren van de noord, be= ter logement kunnen bezorgen, door by nagt de ftukken binnen te halen , en de poorten digt te maken, ‘waar door ’t volk een warm loge= ment hadde , terwylze die felle koude niet meer gewend waren, en ze voor verkoude ziektens bewaard wierden, die op de kuil-fchepen plaats hadden. In het doen der maneuvres overtreffen de drie-dek-fchepen ver de kuil-fchepen, terwyl men, met weinig volk , de voor- en agterzeilen beter en fpoediger kan regeeren, terwyl het van vooren na agter loopen fpoediger kan ge-= fchieden op @een glad dek, dan het op en af klim men der trappen, dat van niet meer dan twee man te gelyk kan gefchieden, en waar door dikwils door onvoorzigtigheid het volk haar bee= nen ftooten en zulks niet zeer ligt geneest door t werken in ryst, peper, en diergelyke din= gen meer, groote gaten en toevallen aan de bee- | nen HOO BLW DD Mk AGT EE NK nen krygen, waar doorze belet worden haar dienst te doen, en dan op een reede komende na de Hospitalen verzonden worden „ daarze veelmalen gezond ingaan, en ziek of zeer zwak uitkomen. De Officier , die de wagt heeft , kan by ruuw weêr met groot gemak en {poed vooruitgaan, zoo dra ’'er vooren iets moet gedaan worden, om het niet alleen op een Schieman of zyn maat te laten aankomen, en kan zyn wagtsvolk. beter by den anderen houden , en zien, zoo dra hy iets ordonneert , of het ter uitvoer gebragt word , en reguard flaan op de deks-oflicieren , datze niet flaapen , dat veelmaal op kui-fchepen gebeurt, om datze buiten het oog zya; en in ftorm als men voor de onderzeilen bylegt , en daar moeten zei- len geborgen worden, kan zuiks met grooter gemak op de drie-dek-fchepen gefchieden, om dat bet dek ruimer is,en by al te zwaar werken, dat het volk niet ftaan kan, kunnenze gaan Zit= ten en zoo de geyrouwen en gordings voorhaa= len, en ook met grooter gemak over en weer te koomen „ over de roosters daar de boot in ftaat, als rond de boor te loopen, en in zulk weêr zeer verhinderd worden door ’t water, dat aan de ley in de kuilftaat, dat men niet by de leyfok- ke-fchoot kunnen koomen, om die behoorlyk te vieren, en wel door ’t overvallen van ftorm- buien, en met lenfen de fok-fchooten niet los kun= nev krygen , coor dat bet water zoo hoog in de kuil ftaat, waar door het {chip zeer groot ge= vaar loopt van onder de zeilen tefimooren Daar word door zeelieden, die door vooroordeel of door onkunde de drie-dekkers verwerpen , ee date BONE MAAG! E HOMO dat ze ’er nooit meede gevaren hebben, en dee- ze les voor een zetregel houden, dat onze voor= ouders zyn met kuil-fchepen gekomen, waar- om wy niet? ingebragt, dat ’er te langen tyd noodig is, dateenig volk opkemt van ’ fpil in ?% anker ligten , het geen myns bedunkens, zon= der groote kosten voor de Compagnie te maken, verholpen zoude kunnen worden, zco men dat Ípil, dat op ’t half dek ftaat, maakte, dat het in de kop van ’t groot {pil inging, en met een y- zer flothoud vast zoude kunnen worden gezet, dat zeer veel kragt zoude toebrengen aan ’t g:00- te fpil, en dan had men volk genoeg om de zei- len af te kunnen haalen , zoo dra het anker ge= ligt was. Hoope, dat U Wel Ed. Agtb. de verwarringe , die hier in mogt plaats hebben, gunftig zal excu- feeren, en hoope, dat ik voor ’tgeringfte aan U Wel. Ed. Agtb. order mag geöbferveerd hebben , en heb van niets dan van ondervindinge gefpro- ken; en heb de eer te zyn, na my zelven te hebben gerecommandeerd, met alle eerbied; Wel Edele en Agtbaare Heer ! U Wel Ed, Agtb. Dienste wiliigen Dienaar PH DE H ABR VII DEEL. Ce nmmr PROEVEN zn WAARNEEM INGEN ; NOPENS DE NATUURLYKE zn INGEËNTE KEN DIER PO KIES: DookR Quo nimirum pluribus obfervationibus, et a diverfìs hominibus factis, res evincitur , eo tutius de ejus praeftantia pronunciare licet, MURRAY, Histor. Infit. Variol, in Suecia, Prooem. Pag. IIe SL Pf oezeer de nuttigheid van de Inèn- tinge der Kinderpokjes, door de ondervindingen van gantsch Europa, en zelfs van alle de andere gedeeltens der waereld, overvloedig bevestigd, VII, DEEL À D en 2 LE BICKER OVER en de beste wyze van dezelve in *t werk te flellen, overal bekend zy, zoolang als ’er Landen of Volken zyn, welken deze heilzame praktyk niet algemeen aangenomen hebben, en zoolang de welvaart der burgerlyke Maatfchappy- en vordert, dat men het menfchelyk geflacht, zooveel mogelyk is, in * lee- ven behoude en vermeerdere , zal het dienstig en noodzaakelyk zyn, dat men de nuttigheid dier konstbewerkinge, door nieuwe. proeven en ondervindin- gen, ftaave, dat men de ontdekkingen , die de toediening derzelve veiliger en al dara maaken. kunnen, aan het licht brenge, en dat men intusfchen zich toëlegge, om de behâändeling der natuurlyke’ Kinderpokjes te verbeteren, Is met deze bedoelingen, dat ik hier mededeele eenigen’ mynér proe- ven en waarneemingen , ‘welken ik voor- naamelyk , in de twee Epidemiën der Kinderpokjes, die, in de Jaaren 1772 en 1776, in onze Stad geregeerd heb- ben, genomen heb, nopens zoodanige byzonderheden.der ingeënte en natuur- lyke pokken, die -aan fommigen. nog twyffelächtig voorkomen, waar omtrent men-het, tot-hier toe, niet- volkomen „eens DE KIENDERPOKJES 3 eens is, of die wel verdienen bevestigd. te worden, De proeven en waarnee- mingen, betrekkelyk de ingeënten, zal ik laaten voorafgaan, wegens de gevol= gen, die ik ’er, tot de natuurlyken „ uit= trekken zal, en daar in de orde vol gen , welke het beloop der Inéntinge zelf aanwyst, id | $ IL Het faizoen en de luchtgefteldheid waren voorheen eene-der eerfte en voor= naame zorgen omtrent de Inêënting, Men verkoos den Herfst en Lente, boz ven den Winter en Zomer, omdat men eene gemaatigde lucht het beste „ en eene groote koude even zoo nadee- lig , als eene groote hitte oordeelde, Naderhand , toen- men meende gevon= den te hebben, dat erde koude zeer voordeelig voor was, gaf- men den win- ter de voorkeur, te meer omdat het meer. onder onze. magt-is- eene- te .kou- de lucht „naar vereisch, te- verwarmen, dan eene te-warme behoorlyk. te ver- koelen. -TIssoT verkoos voor de kinde. ren het: laatst van den: Zomer’, of den Herfst ‚ mieenende «dat zy: in. dien tyd A 2 doore 4 Li’ BICKER OVER doorgaans het gezondíte, en het ge- fchiktfte’er toe zyn , omdat zy meer in de open lucht geleefd , meer beweeging gehad, en meer vrugten gegeeten heb- ben, dan gemeenlyk op het laatst van den Winter, of in de Lente. Men heeft vervolgens, in alle faizoe- nen, ingeënt, wanneer men het, we- gens eene algemeene befmetting , gera- den vond; terwyl men echter, buiten dit, het eene jaargety boven het ande- re bleef verkiezen; en daar zyn ’er nog „ die zelfs in zulk eenen tyd, de koude van. den Winter even zoo zeer vreezen, als de hitte van den Zomer, en die daarom liever tot het voor- of na- jaar wagten. Ik heb ,‚-gelyk anderen, het geheele jaar door, ingeënt, en, in het gantíche beloop der ziekte, in de toevallen , en meenigte der pokken geen werfchil van belang ontdekt, althans niet zoodanig een, %t welk de ziekte zwaarder, of ge- vaarlyker maakt, Ik heb, in ’ midden van den Winter, in de ftrengíte koude, eenige Inéntelingen gehad, met veel pokken, en meer dan. gewoonlyk ziek, en, in ’t midden van den Zomer, ver- fcheiden , met zeer weinig pokken, en 19Q naauws A Gees en ma he mn DE KINDERPOKJES 5 naauwlyks ongefteld » niettegenftaande ik die allen den zelfden eet- en leefregel enz, heb laaten houden. Uit deze ondervindingen, en ande- ren, die volgen zullen, meen ik te mo- gen befluiten , dat het faizoen ’er weinig of geen verfchil „ althans geen gevaar aan toebrengt; en gevolglyk, dat men kwalyk doet, met de Inënting, om het zelve, uit teftellen , vooral „wanneer de pokken heerfchen; gelyk ik ook in= dedaad ouders kenne, die zulk een uit« {tel , ten aanzien van hunne kinderen, zich te laat beklaagd hebben. Zoo ‘er al iets is, ’twelk men, betrekkelyk de luchtgefteldheid , in de Inênting bee koort in acht te neemen; is het; dat men best niet inênt, wanneer ‘er andere’ gevaarlyke Zpidemiën heerfchen. Dat men echter veilig kan inênten, wanneer ‘er eene Zpidemie van Kinderpokjes re: geert, en dat de konstige befimetting de: patuurlyke niet verzwaart, heeft de on- dervinding, in beide de gemelde Apide- miën, ons ook duidelyk doen zien, 6 IL De tweede zorg, omtrent de Inén- À 3 ting, 6 1, BICKER OVER ting, is de keus der onderwerpen, en hier wel het eerst die van derzelver ou- derdom, DIMSDALE „ én anderen voor hem, hebben de Inénting in Kinderen, beneden de twee jaaren „ afgeraaden en zorgelyk (a) geoordeeld. De meeste In- Enters hebben dit gevoelen omhelst, MATTY heeft hierom: in een byzonder Vertoog, over de voordeelen der vroe: ge Inénting, gepoogd te bewyzen, dat deze konstbewerking, in eerstgeboren Kinderen, veilig, en zoo wel voor de byzondere perfoonen, als voor de Maat- fchappy nuttig en noodzaakelyk (b) zye T, PERCIVAL heeft hier opzettelyk tegen gefchreeven; en, door zeer vernuftige redeneeringen, Betrag: dat gevoelen om ver te werpen (c). Daarna heeft M. LO- CHER, om cit gefchil te beflisfen, eene meenigte van eerstgeboren Kinderen in- geënt, en wel met den allergewenschs ten uitflag (d), Dit niettegenftaande zyn Ca) Esfay on the prefent Method of Inoculation, pag. 5. (b) Medical obfervations and luguiries by a Society of Phyficians in Loudon. Vol, III. pag. 257. Ende Ver- handelingen van de Hollandfche Maatfchappyê der Weetenfchappen. VL. Deel. 2de ftuk. Bladz, 469. (c) Oz the Disadventages, which attena the Iuoculg= Eion of Children in early infancy. (d) Obfervat. practice, circa Iuocolationem Variolarum ia negeatis inftitutam, DE KINDERPOÓKJES 7 zyn ’er nog, ook in ons Land, vere fcheiden beroemde Inënters , gelyk Mm, W. SCHWENOKE (€), CAMPER (f), en anderen, die het inènten van Kinderen, beneden de twee jaaren, en vooral die zuigen, buiten hooge noodzaakelyk- heid, afraaden. Sommigen zyn; naar het my toefchynt, daar van vooral we- derhouden, door de vreeze, dät zy; door een ongelukkigen uitflag, de alge- meene invoering dezer praktyk bena- deelen mogten. Wat my belangt, ík heb reeds voorlang geoordeeld, dat men gezonde kinderen in de eerfte maanden van hun leeven, tot dat zy tanden krygen, veilig kan inenten (2); en tegenwoordig benik ’er, door de ondervinding, in bevestigd. Ik heb zuigelingen van allerlei ouderdom, van 3, 5, 9, en TO maanden ingeënt, en verfcheiden Kinderen, onder de twee jaaren, zonder eenig kwaad toeval, en de meesten derzelven hebben weinig A 4 pok: (e) Zie SANDIFORT, Natuur-en Geneesk, Bibli= etheek D. VÍ. Bladz. 658. salsa (f) Aanmerkingen ovef de Inênting der Kinder. ziekte. Bladz. 44, (g) Tissors Raadgeeving voor de gezondheid van den gemeenen Man, derde Druk, Bladz. 583. 6 L. BICKER OVER pokken gehad. In Afië, en vooral in Circasfië, is deze praktyk algemeen in gebruik , en altoos goed bevonden, oe jonger de Kinderen zyn , hoe gemakkelyker alles , wat tot de Inên- ting behoort, in hen kan in ’t werk ge- fteld worden; byzonder nu het innee= men van geneesmiddelen naauwlyks meer noodig is, - De ftuipen, en andere toevallen , of ziektens, die men in zulke jonge kinderen vreest , zyn doorgaans gemakkelyk en zeker te voorkomen, Voorders ben ik, met den Heer MATTY , lang van gevoelen geweest , dat de Inénting het meeste nut aan het menfchelyk geflacht, en gevolglyk aan de: Maatfchappyé, zal toebrengen ; wanneer zy algemeen in kinderen, die maar eenige maanden oud zyn , in ?t werk: gefteld word, en ik zal, in eene andere Verhandeling, dit trachten na der te bewyzen. : In weerwil van dit alles, geloof ik echter, dat men veiligst handelt, met kinderen, in welken men de tanden wagt, niet in te enten, uit hoofde van de gefchiktheid, die zy dan tot ftuipen hebben; hoewel ik ook voorbeelden ges had heb van kinderen, die , onder a ne. DE KINDERPOKJES, 9 Inénting en zelfs onder de uitbottings. koorts, tanden gekreegen hebben, zonder eenig kwaad gevolg; onder anderen een kind van 7 en een ander van 9 maanden. Misfchien is het kwaad, dat men ’er van vreest, door open Ìyf te houden en de. koele behandeling, wel te voorkomen. 6 IV. Eene derde voornaame zorge, die. men voorheen ,- omtrent de Inénting , angstvallig in acht nam, bepaalde zich tot de gefteldheid der onderwerpen. Geenen, als gezonde perfoonen, mog- ten deze bewerking ondergaan ; allerlei ongefteldheden werden uitgemonfterd ; en gelyk dit niet weinigen affchrikte, zoo werd het welhaast eene der gewig- tigfte tegenwerpingen, waar mede men de voordeelen der ingeënte kinderpok- jes boven de natuurlyken beftreed „ dex wyl dezen in menfchen met allerlei on- gefteldheden voorkomen. Men heeft, dit bemerkende, vervolgens lieden, met verfchillende ongezonde gefteltenisfen , ingeënt, en hier door den kring en het nut der Inéntinge aanmerkelyk vergroot: ”Thans, zegt de Heer cAM- Arij » PER, zo L. BICKER OVER 5 PER, benik, gelyk uit myne behan: » deling blykt, volkoomen overtuigd, sen houde het zeer ongerymd, dat s> men de Inênting zal doen aan een » gezonden, en geeven den zieken aan » zyn noodlot over, Myne Waarnee- s mingen, ín het voorige Hoofdítuk » bygebragt , moeten een yder overtui- _» gen, dat, welk eene gefteltenis iemant 5 ook hebbe, de Inénting gefchieden > kan, namelyk als het gevaar van be- » fmet te worden, door eene algemee- > ne Zpidemie groot wordt. Ik fpree- „ ke van gefteltenisfen , en niet van ss ziektens, die hevig zyn; zoo lang » deeze duuren, moet de Inènting uit- » gefteld worden” (h). Ik ben volko- men van die zelfde gedagten, waarom ik, in de laatfte Zpidemie, niet ge- fchroomd heb, ongeftelde onderwer- aen in te enten, en de ondervinding eeft my doen zien, dat de ingeënte , gelyk de natuurlyke kinderpokken, fom- tyds tot een geneesmiddel verftrekken. Ik heb ingeënt een Jongetje, oud vyÉ jaaren, ’t welk altoos aamborstig ge- weest was, en van dit ongemak, te ge. y {hb} AMMERS Aanm, over de Inênt, enz, Bladz. 42 DE KINDERPOKJES ff lyk met het afloopen der Inéntinge, ge neezen,; en bevryd gebleeven is: een Meisje, nog geen twee jaaren oud, met eene vogtige Daauwworm, over % gants fche aangezigt, hoofd, hals, enz, — waarom het door een ander was afge. wezen, welke huidziekte, tevens met het opdtoogen der pokjes, weggegaan, en niet wedergekomen is: een Jongerje van gelyken ouderdom, dat lang ge- fukkeld had , met zwaar ontftoken oo» gen , zoodanig , dat het geheel moest geblind worden, voor welk ongemak men de beste middelen vrugteloos had aangewend, en *t welk, tot myne ver- wondering , op den zelfden dag, met het uitkomen van eenige weinige pokjes, geheel verdweenhen, en weggebleeven is: een Jfan van 28 jaaren, met een koort- fige gefteldheid , zeer beflagen tong, verloren eetlust , bezwaarde ademha- ling, hoofdpyn, loomheid en pynelyk- heid, in alle zyne ledemaaten , en ge- duurig gekweld met zweerende puisten, over het gantfche lighaam, die aan deze ongefteldheden , meer dan een jaar, had ziek gegaan, en, om van dezelven, eer ik hem inëntte, geneezen te worden, alles, wat ik hem had voorgefchreeven, HA naauw- 12 L. BICKER OVER naauwkeurig gebruikt en in acht geno- men had, doch die geene verbetering ziende, en de ziekte zeer vreezende , dewyl hy ‘er kortlings drie zusters aan verloren had, en in een huis was, daar zy heerschte, de Inénting niet langer begeerde uit te ftellen, en in wien de« zelve ook zoo gelukkig geflaagd is, dat hy, terftond na de uitbotting, volko- men gezond , en, ’t gene aanmerkens- waardig is, zyne tong, die, zoo lang het hem heugde, vuil geweest was, vol- maakt {choon geworden is; eindelyk twee Kinderen, het eene, een zuigeling van vier maanden, en het andere, een jongetje van drie jaaren , beiden , on- middelyk nadat zy van het roodvonk herfteld waren, omdat ‘er, in het zelf- de huis, een ander kind aan de pokjes: {tervende lag , en beiden met den geluk- kigften uitflag. Zoo weinig heeft men fommige ongefteldheden te ontzien, om de Inénting te ondergaan, wanneer men door de natuurlyke Kinderpokjes gedreigd. word! — Daar zyn echter teekens van ongefteldheid , die beden- king moeten baaren, eer men inënt, Ik ent, by voorbeeld , niet gaarne in, wanneer ’er eene koortzige gefteldheid , | een DE KINDERPOKJES 13 een aanhoudende kuch of hoest, een ontftelde {taat der fpysverteerende inge- wanden enz, plaats heeft; of wanneer de tong zeer beflagen is, Verfcheiden maalen heb ik waargenomen, dat kinde- ren, die eene wit beflagen en gedeel. telyk ontvelde tang hebben, onder de ingeënte, zoo wel, als onder de natuur- lyke pokken, het ziekfte worden, en de zwaarfte toevallen krygen, $ V. De vierde en eene der voornaamfte zorgen, betreffende de Inênting, was de Voorbereiding: zy beftond in eene ftrenge onthouding van dierlyke voed- fels, gegiste dranken en fpeceryën, en in herhaalde reizen , door Mercuriaale en Antimoniaale purgeermiddelen, fterk te purgeeren , geduurende het beloop van IO, 12 dagen, of langer voordat men inêntte, De eerfte Inënters, een SUTTON, DIMSDALE , WATSON, en an- deren, oordeelden deze Voorbereiding ten hoogften noodzaakelyk , meenende, dat zy, door dezelve, den Lyder een gunstiger gefchiktheid voor de pokken bezorgden, het pokgif goedaartiger, E e 14 Le BICKER OVER de ziekte veel ligter en miin-gevaarlyk maakten. Deze meening greep ftand, tot dat,GATTI, «in den jaare 1767 'be- toogde, dat de-gezondheid ‘hier de-ee- nigfte vereischte nem gefchiktheid is, dat derhalven de Voorbereiding, in gezonde onderwerpen , noodeloos, on- nut, fchadelyk , en fomtyds-gevaarlyk is, en-dat-zy , in zieken, alleen beftaat in dezelven gezond te. maaken ,-en-dan, ten aanzien van de pokken, geen Voor- bereiding kan genaamd worden. De redeneeringen en ondervindingen, waar mede hy zulks betoogde ,‚ waren zoo treffende , zoo overtuigende, dat men het alleen aan vreesächtigheid , en ge- brek vanondervinding , fcheen te moeten toefchryven, dat veelen, op zyn-Kom- pas, in dezen niet zeilen durfden, Vers fcheiden echter omhelsden zyn. gevoe- len. en: {chaften- de Voorbereiding ge: heel af, “Onder dezen. was-in-ons: Land de HOOGGEL. HEER CAMPER, die er zeer gelukkig. mede flaagde, “Ik heb ’er » geen één, zegt hy, voorbereid ; ik » heb. omtrent 20. volgens: DIMSDALE ; » Kwik en Antimonie gegeeven; 10 als » WATSON’ behandelt , en- geen Kwik > gegeeven; Go. heb ik voltrekt niets 9 vool. DE KINDERPOKJES 15 » voorgefchreven , geduurende de ge- „ heele loop der ziekte, en juist die ge- »» nen, welken ik op wATSON’s of DIMS- » DALE’'s wyze behandeld hadde, heb- » ben. de meeste pokjes gehad, twee » Kinderen uitgezonderd, die-aan de ‚ borst waren” ‘Edoch-anderen , on- der welken de HOOGGEL, HEEREN Me We SCHWENCKE (í), En VAN DOEVEREN (k), oordeelende dat men. niet van. het eene.-uiterfte tot het andere. moest overe flaan, bleeven by-de Voorbereiding , maar maakten dezelve korter van: duur, en minder ftreng, Deze handelwys, my de voorzigtig{te toefchynende, ‘heb-ik gevolgd, en ik heb.dit te. gereeder ge- daan , omdat ik, in % jaar 1768, duide- lyk gezien had, dat de Suttonianen., wier-inêntingen. ik. hier-allen heb byge. woond, door eene. ftrenge onthouding, en vooral door geweldig , purgeeren, hunne Inéntelingen uittermaate verzwak- ten, zonder de ziekte, wanneer: de ge. ftellen, ongunstig „waren „ minder hevig te maaken; terwyl ik fterk twyffelde, ofde hevige toevallen „ die-zy in fommi- gen _(i) Zie sÄNprrorrs Natuur- en Gêneesk. Bibli« etheek Deel VI, Bladz. 662, (k) Dezelfde, Deel VIl, Bladz, 174. 16 ‘L. BICKER OVER! gen hadden, ’er niet aan moesten toe- gefchreven worden. Ik nam echter voor te onderzoeken, als ’er eene ge- noegfaame gelegenheid zich opdeed , wat de ondervinding my hier omtrent leeren zou, en dit heb ik in de laatíte Epidernie volbragt, Ik heb eenigen, op eene gematigde wyze, voorbereid; ter zelver tyd amderen niet als een zagt purgeermiddel, den dag voor de inên- ting, gegeeven, en drie, die ik zeer ge- zond vond, in ’tgeheel niet voorbe- reid: ik heb die allen even gelukkig ’er zien afkomen , geen noemenswaardig verfchil ontdekt, en zigtbaar waargeno- men , dat eene langduurige en ftrenge voorbereiding, indien zy geen nadeel aanbrengt, ten minften geen voordeel doet, en ik heb daarom befloten dat zy , behalven lastig, verdrietig, affchrik- kende, en verzwakkende, geheel on- noodig is, Ik heb vervolgens de mees- ten, alleen den dag voor de Inënting, goed laaten purgeeren, en geen kwik gegeeven , als in één kind, waarin ik wormen vermoedde, en daar dezelven ook voor den dag kwamen, en in geen één heeft my deze manier eenig onge- val, nadenken, of berouw veroorzaakt; ey, DE KINDERPOKJES. 17 zy hebben allen de ziekte gelukkig doorgeftaan. 5 VL Na de Voorbereiding, volgt de wyze van Inêntinge, Omtrent deze hebben myne ondervindingen my doen zien; dat de tegenwoordige genoeg bekende manier verre de beste is, en dat het al- lergeringtte fteekje, met de uiterfte punt van een Lancet, mits het, door de op- perhuid heen dringe, voldoende is, Sedert dat de nieuwe Suttoniaans {che wyze van inènten is bekend ge« worden, is de oude manier door een in- fnyding en een befmetten draad om ge. wigtige redenen afgekeurd en in onbruik geraakt, Onlangs zeide my de Heer In- GENHOUSEN, wiens gezag in de zaak der Inénting aan dat van een DIMSDALE gelyk is, dat alle de ongelukken en mis- lukkingen , van niet te vatten, van zwaar te pokken, van de kinderziekte, na ingeënt te zyn, door den natuurlyken weg weder te krygen enz, die hy had gezien en kunnen nagaan, altoos op de oude wyze van inênten gevolgd waren. Ik heb ook ingeënt, door de pokftof VII. DEEL B op 18 Le BICKER OVER op de huid te wryven , en dan dezelfde plaatfelyke verfchynfelen gezien, doch tevens gevonden, dat dit niet zoo zeker gaat, dat de fmetftof zich niet gemak- kelyk, door de opperhuid, mededeelt, en dat men daar toe deze, door lang en fterk te wryven , eenigzins verdun- nen, of affchaaven, of dat zy ’er lang op vertoeven moet, In * zekere ben ik onderrigt, dat, voor omtrent honderd jaaren, eene Joc- din , in Rheenen woonende, in het Sticht van Utrecht, de Kinderpokjes voor geld mededeelde, door de korfíten van Pokken , tusfchen de vingeren, te binden, en ’er eenige dagen te laaten liggen: zoo dat toen reeds de Inénting op eene zekere wyze in ons Land ge- oeffend is, Omtrent de keuze der ftof , heb ik met anderen, gevonden, dat men niet zeer kiesch behoeft te zyn. Ik heb myn eigen kind ingeënt , met ftof uit fa- menvloeijende pokjes van een Lydertje, dat ’er aan geftorven is; een ander met ftof, genomen uit een lyk; twee met et- ter uit een zweertje, dat in mynen vin- ger, door de fteek van een, met pok- ftof befmer, lancet ontítaan was; ver- | f {chei= DE KINDERPOKJES, 19 fcheiden met rypen , dikken etter; doch de meesten met verfche, dunne, klaare pokftof of van natuurlyke of van inge- Ente Pokken ; maar ik heb ’er geen ver- fchil ter waereld ín befpeurd; de eenen zoo wel als de anderen hebben weini- ge, goedäartige en rype pokjes gehad ; hoewel ik de laatfte altoos verkiezen zou, om dat het my heeft toegefche- nen, dat zy eer en meer werk{aam is 5 ten minften ik meen opgemerkt te heb- ben, dat gedroogde tof , fchoon met warmen waasfem, of water bevogtigd , altoos traager vat en werkt, 6 VIL De verdere zorg van den Inènter, na de gedaane Operatie tot de uitbotting , zweering en opdrooging toe, bepaalt zich tot de levenswyze, eetregel , en eenige geneesmiddelen, Ten aanzien der leevenswyze, heb ik redenen gevonden om met den m. GEL, CAMPER (l) te oordeelen, dat de buitenfpoorige blootftellingen aan kou- B 2 de, (D) Zie CAMPER, Aanmerk, over de Foënt, Bladz, 104 20 Le BICKER OVER de, gelyk de plegtige uitgangen in koet- fen en andere grilligheden, die ons van de kwakzalvery van eenige Engelfche Inènters zyn blyven aanhangen, in % algemeen onnut en belagchelyk , en in fommige gevallen fchadelyk zyn. Al- thans ik heb, in de maanden July en Augustus van den Jaare 1776, op dagen, dat myn Zbhermormeter van PRINS van 72 tot 80 graaden rees, verfcheiden Inèn- telingen , op het heetíte van den dag, fchoon tegen myn gebod, in de zon wandelenden gevonden, zonder te kun- nen bemerken, dat het hun eenigzins hinder of kwaad deed, of eenige ver- zwaaring, of verandering, in den loop der ziekte, veroorzaakte, Ik heb zelfs duidelyk waargenomen, dat zy, op die zelfde dagen , in een befloten vertrek, daar het aanmerkelyk koeler was, ten tyde der uitbottinge, veel loomer en ziekelyker waren, dan in die heete bui- tenlucht, en dan anderen, des winters, in eene nog veel kouder, doch befloten kamer, geweest zyn, Ik heb in * heetfte van den zomer, in een kind , zigtbaare aandoeningen van ftuiptrekkingen terftond, en geheel zien ophouden door het in de bien ucht, DE KINDERPOKJES ar lucht te brengen, uit een vertrek, daar de warmte in verre na zoo groot niet was. Ik meen echter opgemerkt te hebben, dat eene broeijende warmte, die de lucht en de uitwaasfeming om het lighaam befloten houdt, en tot rot- ting fchikt, de lyders zieker maakt, en de pokjes vermeenigvuldigt. Ik heb in een Ingeënte zuigeling , de geheele eene zyde van het lighaam , met welke zy al- toos, des nagts, tegen de bloote borst van de Moeder lag , vol pokken ge- zien ; terwyl ’er , op de andere zyde, naauwlyks eenigen te vinden waren, Ik heb , aan de billen van een ingeënt kind, zeer veele pokjes zien ontítaan, door het geduurig op eene warme ftoof te laaten zitten; terwyl ’er op ’t overige van ’tlighaam geen één was; En meer- maalen heb ik, in de natuurlyke ziekte, de billen vol pokken gezien van kinde- ren , wier luuren en uitwerpfelen niet genoeg verfchoond en gereinigd, of die, met hun onderlyf , geftadig voor de vuurmande gehouden werden, Aan den anderen kant, heb ik kennelyke kwaade uitwerkingen van eene belette uitwaasfeming gezien, wanneer men Lyders met ingeënte of natuurlyke pok- | Bi: jes pp) L. BICKER OVER jes op den tyd der uitbottinge aan eene veel kouder lucht blootftelde, dan die, in welke zy, in huis, zich onmiddelyk te vooren bevonden, Wanneer echter dat verfchil van koude niet groot is, of trapswyze verminderd word, en de ly- ders weinig pokken hebben, heb ik niet kunnen vinden, dat de ftrengfte koude eenig nadeel deed; in tegendeel meen ik duidelyk opgemerkt te hebben, dat zy de hitte en hevigheid der uitbotting- koorts eenigzins. vermindert, de uit- botting bedwingt en tegenftaat, en zelfs reeds uitgekomen pokpuistjes weder doetverdwynen.. Ík heb, in de ftren- ge koude van den 27ften en 28íten Ja- tvuary deszelfden jaars, toen myn Ther- mometer op 2, 3 en 4 graaden, bene- den nul, gedaald was, twee ingeênte kinderen, ten tyde van de uitbottinge, laaten uitgaan, zonder dat het hun ee- nig leed gedaan heeft; maar zy hadden eene geringe vitbotting, en waren ook in huis zeer koud gehouden. Uit deze, uit reeds gemelde 6, IT, en uit andere Waarnemingen, heb ik ge- meend te mogen befluiten, dat niet zoo zeer een koude, als wel een vrye, zui- vere en gettaeg ververschte dee uu- DE KINDERPOKJES 23 duurende het gantfche beloop der In- Entinge, gelyk in alle heete ziektens, ten uiterfte noodzaakelyk en heilzaam is, en wel het grootfte voordeel aan- brengt. Voor *t overige, heb ik het ten aanzien der leevensregeling zeer heilzaam gevonden, dat men den In- Entelingen alle vrees, angst en droef. heid beneeme, hunnen geest door be« zigheden en uitfpanningen van zich zel- ven aftrekke en vervrolyke. Ik heb een Jongman, die voor de kinderpokjes zeer bevreesd was en bleef, onder de Inénting vry ziek zien worden en zeer veele min goedäartige pokjes kry- gen. 6 VIL Betrekkelyk den eetregel, heb ik in de meesten de onthouding van dierly- ke fpyzen, gegiste dranken en fpecery- én, geduurende den gemelden tyd, {tipt laaten in acht neemen; uitgezons derd in fommigen van dezen, aan wel. ken ik op den Óden, yden of 8ften dag merkende, dat de wondjes, we- gens zwakheid, niet den vereischten voortgang maakten ,een weinig vleesch, | B 4 bo- 24 L. BICKER OVER boter of wyn heb laaten geeven ; waar by ik my zeer wel bevonden heb. E- doch met den H‚ GEL, HEER CAMPER (m) willende beproeven, of de diëet wel zoo ftreng behoeft te zyn, heb ik eeni- gen, alle dagen, vleesch en boter toege- ftaan, en ik meen duidelyk genoeg waargenomen te hebben, dat dezen meest alle zieker, koortfiger, meer aan ftuipachtige trekkingen onderhevig en voller van pokken geworden zyn, dan over ’t algemeen zy, die den eerstge- melden eetregel gehouden hebben. Uit deze proeven, gepaard met an« dere waarneemingen en byzonder het geval, het welk ik zoo even zal mel- den, is ’t my voorgekomen voor het goed gevolg der Inêntinge, om de ziekte ligter te maäken en alle onge- vallen voor te komen, van zeer veel belang te zyn, dat de maag en dar- men, byzonder ten tyde der uitbottin- ge, zuiver en welgefteld zyn, niet veel te werken hebben, en de eerfte vooral met geene moeyelyk verteerbaare noch ligtrottende fpyzen, en de laatften met niet veele drekftoften gevuld zyn. 9. IX. (m) Ziecimrir Aanm: over de Inént, Bladz. 93, DE KINDERPOKJES. 25 6. IX. Om daar in te voorzien, heb ik de meesten myner Inêntelingen, den dag voor de uitbotting, een goed purgeer- middel laaten gebruiken, doch de voor- gaande dagen niets, dat naar een ge- neesmiddel gelykt; en zy allen zyn weinig ziek geweest en hebben weinig pokjes gehad, althans niet meer dan eenige anderen, die ik herhaalde reizen en fterk heb laaten purgeeren, Ik heb ‘er onder dezen meer dan één gehad, met veel pokjes; terwyl anderen, die ik niet gepurgeerd heb, of ’er niet toe heb kunnen krygen, ’er zeer weinigen gehad hebben: hoewel ik ook duidelyk genoeg gezien heb, dat het fterk pur- geeren, in fommigen, de uitbotting ee- nigzins tegenhoudt, fomtyds reeds uit- gebotte pokpuntjes weder doet verdwy- nen, en anderen, zonder zweeren, op- droogen. | Deze en andere waarneemingen heb- ben. my doen befluiten, dat het pur- geeren niet altoos en niet zooveel ver- mogen heeft, om de pokftof af te trekken, minder werkfaam te maaken, en dus het getal sar pokken te vermin- 5 de- 26 L. BICKER OVER deren, als wel fommigen meenen; maar dat vermoedelyk de meerdere of min- dere prikkelbaarheid der zenuwen, en van het gantfche geftel, die, door het purgeeren, fomwyl te zeer vergroot word, ‘er geen kleene rol in fpeelt. Dat het echter hoognoodig zy, tegen den tyd der uitbottinge voor den ftaat der maag en ingewanden te zorgen, heeft kr byzonder geleerd het volgende ge- val. Een Jongetje, oud 3 en een half jaa- Ten, zeer gezond en fterk, % welk ik den 1g Augustus des morgens ingeënt, en vervolgens naar myne wyze behan- deld had, vond ik den 26ften en dus den 7den dag, ’s morgens, ongefteld, eenigzins koortfig, dofgeestig, en het aangezigt opgezet; hy was des nagts benaauwd geweest, en had eenige trek- kingen gehad, Naar de oorzaak on- derzoekende, vond ik het te vroeg om deze ongefteldheid voor het begin der uitbottingkoorts te houden, de wondies te zigtbaar eene konstige befmetting aan- duidende, om aan eene natuurlyke be- fmetting te denken, en de tong te fchoon, om eene ongeftelde maag te vermoeden, en dit te minder, om ze e ra DE KINDERPOKJES. 27 de Moeder my verzekerde, dat hy da- gelyks vier of vyfmaalen afgeweest was en niets van het verboden gegeeten had; waarom ik befloot, dat hy veelligt eene belette uitwaasfeming mogt gekreegen hebben ; in welke veröndertftelling ik hem de daartegen noodige middelen en leevenswyze voorfchreef. Des avonds vond ik hem beter; hy was vroolyk, en weder vyfmaal, zoo men my berigt. te, afgeweest, Den volgenden morgen, zynde den 27 Augustus, vond ik hem, als den voorigen; ook had hy weder den nagt onrustig en benaauwd door- gebragt en eenige trekkingen gehad, Ziende, datde wondjes verbleekt, flets en agterlyk waren en de tong eenig- zins beflagen, gaf ik hem een goed pur- geermiddel , terwyl ik naauwkeurige ons dervraagingen deed, of hy iets nadee- ligs gegeeten hadde , waaromtrent men my, door de fterkfte ontkenningen , ge- rust ftelde, Des avonds ten 6 uuren te huis koomende, zynde uit de Stad ge- haald geweest, berigtte men my, dat ik, reeds ten 4 uuren, by hem geroe- pen ware, dat hy in een fterke ftuip la- ge. _ Terftond naar hem toegaande, vond ik hem nog in hevige ftuiptrekkin- gen 28 L. BICKER OVER gen van het gantíche lighaam, en voor: al van de regterzyde, en liggenden in een beflooten vertrek, *t geen ik echter reeds te vooren ftrengelyk verbooden had, Ik bragt hem terftond in de open lugt en deed terwyl de noodige onder- vraagingen. Men zei my, dat die ftuip hem reedsten half vier op het lyf geval- Jen en tot hier toe niet afgebroken ge- weest ware, Dit, gepaard met de hevig- heid der ftuiptrekkingen en de onbe- kendheid der oorzaak, ontzette my ntet weinig en deed my eene ongunftige voorzegging maaken, _Ondertusfchen geroepen, om hulpmiddelen aantewen- den, gaf ik my tyd, om eerst alles be- daard te onderzoeken. Ik vond den pols famengetrokken, hard en rad, de tong dik, droog en beflaagen, het aan- gezigt zeer rood en gezwollen, de wondjes geheel verbleekt en ingevallen, nergens eenig teeken van uitbottinge en den buik uittermaaten opgezet en hard, Dit ziende, zeide ik, dat het kind iets kwaads en wel onmaatig moeste gegee- ten hebben, dat het, zonder dit, on- moogelyk zoo een dikken, harden buik hebben konde, Men verzekerde my, op de fterkfte wyze van neen: ik beval aan- DE KINDERPOKJES, 29 ftonds een clyfteer gereed te maaken, deed onderwyl eene vry ruime aderlaa- ting, en zette een zetpil van een einde nagtkaars in fyn zout gerold, waarop een weinig ontlasting volgde ; ook liet ik myn Lydertje, van tyd tot tyd, wat koud water drinken, dat het, by poos zen, vry wel doorzwolg, Daarna liet ik het clyfteer zetten, dat welhaast een grooten afgang van gebonden, natuurs lyke drekftoffen verwekte, Vervolgens gaf ik het een purgeermiddel in , en liet om de omftanders te vergenoegen, op de dyë, een fpaanfche vlieg leggen en zuurdeeg aan de voeten, fchoon ik, de oorzaak nu duidelyk kennende, my wel verzeekerd hield, dat dezen de middee len niet waren, waarvan men, in dit geval, de redding verwagten moest. Ik dagt wel om een braakmiddel, maar geene neigingen tot braaken befpeuren- de en vermoedende, dat de ftoffen te laag zaten, oordeelde ik zulks niet dien- ftig. De ftuipen aanhoudende en de buik eveneens gezwollen blyvende, liet ik een half uur daarna het cly{teer her- haalen, met die uitwerking, dat ’er, binnen weinig minuuten , eene ver fchrikkelyke ontlasting van wa 30 L BICKER OVER ken, gebonden drek opvolgde , te gelyk met eene braaking, niet van onverteer- de fpyzen, maar meest van flym en water, Dit ziende, werd ik bevestigd in het denkbeeld, % welk ik reeds ge- maakt had, dat de ftuipen niet zoo zeer een gevolg waren van êene kwaade fpys- verteering, als wel van eene tegroote opvulling der darmen, waarom ik oor- deelde in myne begonnen geneeswyzing te moeten volharden, Op deze ont- lasting volgde eene zigtbaare verminde- ring der ftuipen en eenige flinking van den buik; waarom ik, dewyl het wee- der winderig en guur werd, myn Ly- dertje liet in huis brengen en op den grond leggen in een ruim vertrek, waar- van de raamen openftonden, laatende nu en dan den buik zagtjes, met eene warme hand wryven en het purgeermid- del voortgebruiken, ’t welk het zeer= wel inhield, Na vervolgens, omtrent anderhalf uur, by het Lydertje gezee- ten te hebben, om alles, met opletten- heid, waarteneemen en in overweeging van de gevolgen, die dit geval na zich fleepen zou, indien hetzelve {tierve, zag ik,-dat de ftuipen weder verzwaarden, en de buik op nieuw meer opzette, °C | geen DE KINDERPOKJES 3L geen my nogmaals tot een fterk clyfteer deed befluiten- Ik liet ’er een uit een Aftrekfel van Tabak bereiden, en dit werd gezet omtrent half elf, Op het- zelve volgde eene nog veel grooter ont- lasting, dan de voorige, wel van min- der gevormde, maar niettemin van ge- bonden en vry ratuurlyke, doch lee- lyk flinkende drekftoffen, en na dezelve zoo eene aanmerkelyke vermindering en vervolgens afbreeking van ftuipen, dat ik, na een half uur, vryheid vond om myn Lydertje te verlaaten en aan de oppasfing van mynen Apotheker overtegeeven, die my, in den vreegen morgen, tot myne blydfchap, kwam berigten, dat de ftuipen ten twaalf vuren geheel waren opgehouden, na dat ’er nog eenige afgangen gevolgd waren en dat het Jongetje toen in een gerusten flaap geraakt was. Hetzelve terftond bezoekende, vond ik het wakker, vol- komen by zyne kennis, zonder (tuip- trekkingen; doch den arm en het been van de regterzyde lam, het aangezigt aan dienzelfden kant eenigzins fcheef getrokken, voorts koortfig, en de tong zeer beflaagen, waarom ik het noodig oordeelde, op de ontlasting van den af- Sang 32 L‚, BICKER OVER gang te blyven aanhouden. De wond: jes“waren geheel verlevendigd, en zelfs kennelyk gevorderd, zynde dit den ne- genden dag der Inénting, en wel den 28 Augustus. Toen de Moeder nog- maals vraagende, of het Kind zich, in het eeten niet te buiten gegaan hadde, zei zy my, vernomen te hebben, dat het kind niet zoo meenigmaal was afge- weest , als men my te vooren diets ge« maakt had, dat het verfcheiden dagen zeer hongerig geweest was en dat de Dienstboden, uit medelyden, het onop- houdelyk met raauwe kruisbeziën, aardappelen, rundervleech en zelfs met gedroogde fcharretjes, hardgekookte eijeren en ftukjes enkele boter opgevuld hadden, en erkende tevens, dat zy niet de edelmoedigheid zouden gehad hebben, om zulks rte belyden, indien het kind geftorven ware. Zoo weinig ftaat kunnen de Ouders maaken op de dienstboden en oppasfers, niettegen- {taande het ftrengíte verbod; en zoo ligt kan een Inénteling ongelukkig wor- den en de Inênting last lyden, buiten de fchuld van deze praktyk, of van den Inênter. Des avonds van dienzelfden dag ee et DE KINDERPOKJES. 33 het kind beter, fchoon nog koortfig; het was nog eenige reizen afgeweest; doch de tong bleef beflagen. Den vol- genden of zoden dag vond ik het Ly- dertje in alle opzichten verbeterd, en rondom de wondjes meende ik eenige blyken van uitbottinge te zien. Dezen waren den morgen daaraan , den rrden dag der Inénting, zeer zigtbaar, en het Lydertje was minder koortfig, vry kloek en hongerig; de tornig eenigzins fchoo- ner en vogtig, en de pis met veel pok- zetfel bezonken, ’t welk de drie volgen- de dagen duurde. Des middags werd ik weder geroepen, met berigt, dat het kind, op nieuws, in een ftuip lag. Ik vond de {tuip van denzelfden aart, vry hevig, en met dezelve gepaard geduuri- ge neigingen tot braaken. Men zei my, dat men het eenige raauwe pruimen te eeten gegeeven hadde, meenende, dat zulks geen kwaad konde. Het tegen- deel begrypende, en oordeelende, dat die pruimen, onverteerd in zoo eene ontítelde maag van zoo een gevoelig emaakt en tot ftuipen gefchikt kind iggende, door haaren prikkel , oorzaak van het nieuwe toeval waren, gaf ik het een braakmiddel, waar door het, Vil, DEEL G Neen 34 L. BICKER OVER een kwartier daarna, hevig braakte; geevende veel gal en teevens uitgeweek- te vellen van pruimen over. Hierop ftilden de ftuiptrekkingen, en het Ly- dertje bleef afgemat, krachteloos en ons rustig liggen. Des avonds vond ik het zeer koortfig, zonder ftuiptrekkingen, maar woelig, fmertelyk enmet tand: knerfingen. De wondjes echter fton- den zeer wel, en op het aangezicht zag ik zeer veele Pokjes uitkomen, Ik … gaf het eene eenigzins flaapverwekken- de Zmulfie, waar van het des nagts veel en zeer gerust (liep. Den volgenden morgen, den 31 Au- gustus, en dus den twaalfden dag der Inêntinge, vond ik het kind veel beter, zeer kloek, naauwlyks koortfig, en de tong fchooner. De pokjes op het aan- gezicht waren mooi gevorderd, en ver- nn zich ook op de armen en han- en. Van dezen tyd af, gong alles naar wensch voort; het kreeg over het ge- heele lighaam zeer veele, doch onder- fcheiden en zeer groote rype pokken, en herftelde volmaakt wel, zonder ce- nig ongewoon toeval meer te onder- vinden, waarom-ik het niet noodig ach- ‚te DE KINDERPOKJES 35 te, ‘er meer van-aan ‘te teekenen , als dat ik ter zelver tyd, met dezelfde ftof nog een ander kind ingeënt hadde, *x welk de ziekte zeer ligt, en naauw- lyks tien pokjes gehad ‘heeft, en dat deszelfs lamheid nog een tyd lang ge- duurd heeft; doch langfaamer hand, door de gepaste middelen, verbeterd en nu geheel genezen is. | Onderwyl was dit geval bekend ge- worden , maakte veel gerugts, en, gelyk gewoonlyk, de vyanden der Inëntinge lieten niet na hetzelve, ten nadeele: de- zer praktyk te duiden; te vergrooten en te verbreiden ; waarom ik het diens- tig geöordeeld heb , hetzelve hier: eenig: zins omftandig te befchryven ;:te meer, om dat ik, betrekkelyk de Inënting, „nergens dergelyk geval befchreeven ge- vondenheb, en ’er voor fommigen-mis- fchien het een en ander uitte leeren is , gelyk ik zelf ‘er veel uit geleerd heb. 9 X. Buiten het gemelde geval, hebk, „na de „uitbotting, in geen’ éénen myner Inéntelingen noodig gehad :‘Medicyren te gebruiken, » et hunner heeft 2 Cte 36 L. BICKER OVER etterkoorts ‚ napokken, verzweeringen ; kwaade oogen, of eenige andere toeval- len gehad, Allen zyn zy ’er volkomen gezond en fterk afgekomen, en veelen zyn gezonder en vrolyker geworden, dan zy te vooren waren, Allen zyn zy ook tot nog toe in leeven, zonder eeni- gen fchyn van ongefteldheden, of na- ween ’er uit overgehouden te hebben; uitgezonderd een Meisje, van welks ge- val, fchoon zeer onnoozel, ten aanzien „der Inêntinge, men echter, ten nadee- Je derzelve, mede veel gefchreeuw ge- maakt heeft; waarom ik het hier ook kortelyk zal opgeeven. „Dit Kind, twintig maanden oud, *t „welk ik met twee Zoontjes van dezelfde „Ouders ingeënt heb, heeft, gelyk de „anderen , zeer goedaartige , groote , zweerende pokjes gehad, naar ik gis, omtrent óo, en is ‚ binnen de drie wee- ken; zonder naauwlyks ziek geweest te zyn en zonder eenig toeval herfteld. Daarna is het 7 weeken volkoomen ge- zond gebleeven, doch heeft toen eene ‚ koorts gekreegen, die zigtbaar uit eene kwaade fpysverteering, ontítond, - Ook had het, ter dier Ge ‚ volgens het berigt der Ouders, zeer hongerig zynde, bui- Ei ten DESKINDERPOKJE Si 87 ten hun weten, veel gefnoept en moeie lyk verteerbaare dingen gegeeten: ’ gene anders kennelyk genoeg was, uit de beflagen tong ‚neiging tot overgee- ven, en kwaade: drekftoffen, die het kwyt raakte, waarin. men defchillen van graauwerwten,’ enz, vond,” In weerwil van de aangewende “middelen, bleef de koorts het kind verzwakken en bragt eene zwaare fprouw voort, wdar- aan het 12 weeken, na de Inênting;, overleed, Men moet, dunkt my, ver- fchrikkelyk partydig. zyn, om-dit te noemen door , of: van de Inênting fter- ven, Zou men wel: zeggen „dat een kind aan de natuurlyke- pokjes geftor- ven ware, wanneer het zooveel ‘weeken daarna en. na zoolang gezond; geweest te zyn,-aan eene Koorts overlede? en is het te verwonderen „ dat van de-183 ingeënten,. gduurenden den loop van een jaar, een kind aan eene andere ziek- te fheuvelt, daar ‘er, zonder de doo- den “aan; de -Kinderziekte te rekenen, sjaarlyks, van de roo kinderen, bene- den de-2 óf 3 jaaren, ten minften 25, door andere ziektens fterven? … … Cia rek Ge: 33 L-BICKER OVER …S XL “aGeduurende-het beloop myner Inén- tiegensoben ik-byzonder oplettend ge- weest: op. de gewoone en buitenge- wore! verfchynfelen, die zich in dezel- vén opdoen, van welken fommigen my toefchynen:te-verdienen;, dat zy aange- teekerid worden > oo oon De eerften zyn-de teekenen waaruit mem röpmaakt ;: datde Inénting gevat heeft. bac JSO: Ì D > kde meesten, ‘heb ik dit reeds den daf na:de Inéntingy, in fommigen eerst den tweeden ven: derden dag, met ze- kerheidekunnen zien, uit een, in den omtrek van het fteekje of wondje oran- jekleurig', of ligtroodverwig „ovaal , of rondächtig ; geregeld -omfchreeven; eé- rigzins verheven. en op het gevoel hard- ächtig- vlakje, dat, de eerfte ‘volgende -dagengeregeld en „met dezelfde ge- daante en kleur, zich uitbreidt, In ee- ‚nige- weinigen is-het langer twyffelächtig -geutestpre5uid oor SD Ast EAYMSMS Im fommigen ‘heb ik de - wondjes, fchoon het zigtbaar ware, dat zy gevat hadden, tot den zevenden en agtften dag zien ftilftaan, eer zy doorwerkten, NGE | re wan- myn Lyder, gelyk En kind, uit vreeze | 4 DE KINDERPOKJES. 39 wanneer zy een fchielyken voortgang maakten, In anderen heb ik een of an- der der toegebragte fteekjes zien ver- dwynen, terwyl de anderen zigtbaar ge- vat hadden, en dezelven vervolgens weder , als gevatte fteekjes , zien te voor- fchyn komen. Of in zulke fteekjes de fme:ftof te fchielyk of kwaalyk aange- bragt of afgeveegd geweest zy, en de al- gemeene werkzaamheid dezer vervol gens in dezelven zich geopenbaard heb- be, gelyk zy meermaalen doet op plaatfen, waar de huid gekwetst is; durf ik niet bepaalen. _ Een geval heb ik gehad in een Jong- man, in alles gelyk aan dat, ’* welk den H. GEL, HEERE VAN DOEVEREN, in een kind is voorgekomen (n), dat naamelyk de Pokjes door de Inénting, zyn voortgebragt, zonder eenige ver- andering aan de wondjes ‚of plaatfen der Inéntinge befpeurd te hebben, en zonder eenige plaatfelyke uitbotting (o). _Mis- {chien verdient het opmerking, dat voor wl Natuur- en Geneesk, Biblioth, VIT D, Bladz. 102. (o) Men vind nog cen dergelyk geval aangetee- kend in de Gazett, Salut. No. XXXIII, 1776. 40 L. BICKER OVER de natuurlyke befmetting, een zeer lans gen tyd eene ftrenge diëet gehouden had, Twee Jonge Dogters heb ik ingeënt, eene van 14, en eene van 15 jaaren, met dezelfde tof, en ter zelver tyd met nog vier andere kinderen, en eene jonge Juffrouw van 26 jaaren, in het zelfde huis, in welken, de eerfte vier dagen, “de wondjes, naar gewoonte, zich vertoonden en vorderden, maar toen ftaan bleeven, waarna ’er vervol- gens op ieder een kortsje kwam, ter« wyl zy over jeukte en pynelyke ftyfte, onder de oxels, bleeven klaagen; doch den negenden dag, (wanneer zy my zei- den, een weinig duizelig te zyn, eene ligte hoofdpyn, en nuen dan huiverin- gen te gevoelen, hoewel ik uit den pols geene koorts konde befpeuren) kwam ‘er in beiden, om de wondjes, een ovaale ligtroode of roozige kring; juist gelyk aan dien van eene wel voort- gaande Inéntinge, die drie of vier da- gen bleef duuren, zonder echter eenige de minfte uitbottende puistjes of pokjes, in dezelven, en zonder dat ’er blaartjes of zweertjes met pok- of etterftoffe in de wondjes, of eenige teekenen van uit- bottinge, over het gantfche lighaam a _ voor DE KINDERPOKJES 4r voor den dag kwamen, Ik heb haar beiden vervolgens nog tweemaalen , met de vereischte zorge en oplettenheid in- eënt; doch de wondjes zyn zeer fchie- yk en zonder eenige plaatfelyke ont- fteeking geheeld; waarom ik haar voor de befmetting voortaan onvatbaar ver- klaard heb, Aanmerkenswaardig is het, dat de vier gemelde kinderen ieder niet meer dan 5 of 6 pokjes gehad hebben, en dat ik van die zelve Ouders bevorens drie kinderen behandeld heb, met zule ke goedäartige natuurlyke pokjes, als of zy ingeënt geweest waren, Zulke voorbeelden doen ons wettig befluiten , dat ‘er Familiën zyn, die in haar geftel tot goedäartige en weinig Pokjes eene natuurlyke gefchiktheid hebben, en dat de uitbotting niet altoos noodzaakelyk zy, om door de Inénting , of- door-de natuurlyke befmetting de ziekte der Kinderpokjes te hebben en ’er, vervol gens onvatbaar voor te zyn, Drie kinderen. van dezelfde. Ouderen heb ik te gelyk ingeënt, in welken de wondjes gencegfaam van * begin af, met korstjes bezet geweest en: zoo ge- bleeven zyn, zonder plaatfelyke ont- fleekinge, of witbokings zoodanig, als C 5 z 42 Le BICKER OVER zy zelden, of nooit zyn, en dat men zou getwyffeld hebben, of zy wel we- zenlyk gevat hadden. Ook kreegen twee’er van zoo weinig uitbotting, dat men twyffelen moest, of zy wel konden doorgaan voor de pokjes gehad te heb- hen, Ik heb hun daaröm nog tweemaa- Jen ingeënt ; doch zonder eenig gevolg: en ik heb met de ftoffe uit hunne wond- jes twee anderen ingeënt, die ’er zeer fchoene-pokken van gekreegen hebben. De: aanteekening van dusdanige ver- fcheidenheden is dienstig, om duisteren en twyflelächtigen gevallen licht en-ze= kerheidte geeven. 6 XIL — Dewylmen ook twyffelächtigen inënt, gie onzeker zyn, of zy de Kinderpokjes eenmaal gehad hebben, zou het buiten twyffel ook nuttig wezen, dat men zulks „ uit de verfchynfelen der wondjes fpoedig en zeker ontdekken konde, Myns weetens heeft niemant hier aan meer lichts bygezet, dan de H. GEL. HEER CAMPER, door zyne naauw- keurige aantcekeningen van de hi 8 Ee DE KINDERPOKJES 43 fche veranderingen der wondjes (p); welken ik telkens geraadpleegd en zoo- wel: hierin, als in volgende opmerkin= gen ,alzins-waar bevonden heb. Ik heb, om:door eigen ondervinding ’er over te kunnen oordeelen en te. zien, of ik >er eenig meerder licht omtrent verkrygen konde, verfcheiden kinderen ‚by. wel- ken ik ooggetuige: geweest was, dat zy natuurlyk gepokt hadden, opzettelyk ingeënt. In eenigen” vertoonden zich de wondjes, als een eenvoudig fteekje , of fchrapje, met geene meerdere’ plaat= felyke roodheid, of-ontfteeking; dan die van eene zuivere naalde, en genazen fchielyk. _ In fommigen -ontftond’-’er zeerfpoedig eene.donker of ‘bruinächtig roode vlak, in den omtrek vanhet wondje, die zich, onregelmaatig om- fchreeven; als ftraalsgewys uitbreidde, veroorzaakende jeuking „ branding en fomtyds pyn, en ontfteekende meer’ en meer , geduurende de vier of vyf eerfte dagen , wanneer ’er, op de fteekjes , don kere, bruine, harde roofjes kwamen, die welhaast. verdroogden en afvielen, terwyl de -ontfteeking »verdween,”==In gsf k sg A HolIssiG @rië __(p) Zie camper Aanmerk, over de Inént. Bladzg - 135 tot 128. 44 Le BICKER OVER drie ontftond ’er zeerfchielyk, om de wondjes, eene vry groote, roosächtige ontíteeking, die zich, over een groot gedeelte van den arm uitbreidde, en met jeukte, pyn-en ftyfheid gepaard ging, doch, op den vyfden dag, vere dween, terwyl de wondjes eenigzins roofjes kreegen en genazen. In ande- ren eindelyk heb ik van de fteekjes, na dat .zy-drie, of vier dagen, een weinig ontítoken en zeer pynelyk- geweest wa- ren, een pokkig zweertje, of blaartje, met etter gevuld, zien voortkomen, dat uitzwoer, zonder eenig gevolg, Zoedanig een heb ik, die in het jaar 240 fterk gepokt heb, ook gehad in eenen myner-vingeren , in: welken ik on» voorziens met:een-befmet lancet gefto- ken had, met-den etter van welk ik twee kinderen, gelyk ik-boven gemeld heb, had ingeënt. / ‚Het fchynt:my toe, dat. men in die drie, vooral in de, twee ‘laatfte geval- len; het zekerst is, dat men de kinder- pokjes-voorheen gehad hebbe, en ‘er vervolgens. onvatbaar. voor zy; dat is; wanneer men, gezien heeft ‚dat de fmet- ftof plaatfelyk gewerkt hebbe; dewyl %r dan geene reden is, waarom dezel- 5 | ve DE KINDERPOKJRES 45 ve niet in het bloed overgegaan zy, en dit aangeftoken hebbe, als alleen, dat men ftelle, dat het bloed, of wel het gantíche lighaam ’er de vereischte ge- fchiktheid nog niet toe bezitte. Maar die zoo dikwyls voorgewende onge- fchiktheid, of onvatbaarheid voor de Kinderpokjes, beftaat zy wel? Tot hier toe, komt het my zeer bedenkelyk voor, of niet alle menfchen, die nooit de pokjes gehad hebben, ten alle tyden van hun leeven’er vatbaar voor zyn, mits de fmetftof, naar vereisch, aan en in hun lighaam overgebragt worde; of Zy, die aan de natuurlyke befmetting zyn blootgefteld geweest, zonder ‘er van aangetast te worden, en die ’er ech- ter, jaaren daarna, van befmet zyn, in den eerften tyd wel eenige fimetftof in hun lighaam ontfangen hebben, en, of zy, die eerst vrugteloos zyn ingeënt, „en vervolgens langen tyd daarna de pok- jes door eene natuurlyke, of herhaalde „konftige befmetting , gekreegen hebben, de eerfte reize wel behoorlyk zyn inge Ent geweebt.. Althans, ín allen, die ik heb ‘ingeënt, van welken men zeker ‚was,dat zy nooit gepokt hadden, heeft de Inênting terstond. gevat, en in geen é éé. 46 Le BICKER OVER éénen van dezen heb ik dezelve behoe- ven te herhaalen, en in allen, in welken ik-dezelve, omdat zy niet gevat had, herhaald heb, heeft zy, by de tweede en derde reize, even zoo min gevat, als by de eerfte, en in deze allen heb ik re- denen en blyken gevonden, dm vastte- ftellen, dat zy, in vroeger jaaren, ge- pokt hadden, od so 6 XIII Ik heb ook getragt te ontdekken, of men, uit de verfchynfelen der wondjes weeten konde, dat het onderwerp, welk men inënt, natuurlyk befmet zy, % gene in eenen tyd, waarin de be- fmetung heerscht, van zeer veel belang is. Ik heb ten dien einde verfcheiden Kinderen , die ik vastítelde, dat natuur- yk befmet waren, met een in pokftof bevogtigd lancet, fteekjes toegebragt. In fommigen gedroegen zich de wondjes, in alles, als gewoonlyk in de Inénting, en in dezen vernam ik eerst, ‘den ne- genden of tienden dag verfchynfelen van uitbottinge, die vervolgens volko- men werd, waarom ik befloot,- dat zy, toen ik hun inëntte, nog niet befmet wa- DE KINDERPOKJES 47 waten. In eenigen ontftaken de wond- jes eerder, dan gewoonlyk, de ontftee- king breidde zich fchielyk uit en alles gong vervolgens voort , ge'yk in eene zuivere befmetting ‚ door Ínénting, en, in dezulken, verfcheen de uitbotting, den zesden, zevenden en agtften dag. In verfcheiden ontftaken de wondjes wel een weinig, doch niet anders, als eerstopkomende pokjes, en verander- den, na drie, vier, of vyf dagen , wan- neer de uitbotting der natuurlyke be- fmetting voor den dag kwam, in wezen- lyke, uitbottende en zweerende pokjes, in niets van die op het overige van het lighaam verfchillende , zonder derhal- ven zoodanige uitbreidende roodheid, zonder zulke groote, platte blaartjes en roofjes te verkrygen, en zonder zooda- nig lidteeken natelaten, als , fchier al- toos, in de wondjes van eene volko- men Inénting plaats hebben, Ín een Meisje, °t welk ik hoopte, dat nog niet befmet mogt zyn, vond ik des avonds, na dat ik haar , dien eigen dag smorgens, ingeënt hadde, de wondjes in den omtrek, hoog rood, zelfs wepe en zeer uitgebreid ontfto- en; zy klaagde over misfelykheid, hoofd. 48 Le BICKER OVER hoofdpyn , loomheid, en was koortfig $ uit al het welke ik voorzeide , dat zy de natuurlyke kinderpokjes ftond te krygen, ’t gene ook gebeurde, en alle de wondjes veranderden in waare pok- jes, die met de overigen, te gelyker tyd en op dezelfde wyze zwoeren, op- droogden en afvielen. Geen één van die allen, in welken ik deze proeven geno- men heb, is geftorven, fchoon fommi- gen’er van famenvloeijende Pokjes ge- had hebben. Ik heb foortgelyke proeven ook in tien myner Inéntelingen genomen; ik heb naamelyk hen drie, vier, vyt en zes dagen , na de eerfte Inénting, en wanneer ik zeker was, dat deze gevat hadde, nog eens ingeënt, en ik heb er gelyke verfchynfelen in waargeno- men. In drie, in welken ik de Inên- ting, den derden, of vierden dag, her- vat had, heb ik de tweede befmetting fchielyk zien voortgaan, met de eerfte famenvloeijen , en gelyktydig ryp wor- den; in de overigen verdweenen de tweede Inéntingen , zoodra de eerften ryp werden, en veränderden in volko- men pokjes. Alle deze proeven heb- ben my tevens geleerd en bevestigd , tge- DE KINDERPOKJES, 49 %*& gene anderen reeds ondervonden hebben , dat de Inénting de eerfte ge- vatte befmetting niet verzwaart en ge- volglyk, dat men veilig voor de tweede en derde reis kan inênten, wanneer men meent, dat de eeríte niet gevat hebbe. 5. XIV. Zoodra men zeker is , dat de Inén- ting gevat hebbe, tragt men, uit de volgende verfchynfelen, te voorzien en te voorzeggen, of men eene goedertie- ren uitbotting , en veele, of weinige pokjes te wagten hebbe. Het oog van een ervaren Arts maakt, fomtyds reeds vooraf, een gunftige voorfpelling daar omtrent, uit de enke- le befchouwing der onderwerpen, of wel uit teekenen, die hy beter gewaar worden, dan befchryven kan, De kleur en vooral de doorfchynendheid van het’ vel doen my dikwyls eene -gemakkely- ke uitbotting en weinige pokjes verwag- ten, en hierin heb ik de waarneemin-. gen van den H‚ GEL, HEER CAMPER (q) meenigmaal bevestigd gezien. — VII DEEL << De „Al (q) Zie CamPER, Aanm, overde Inênt. Bladz. 42. SO Le BICKER OVER Alle de kinderen, en de Ouders zel- ve, van welken ik, in $ XI, gewaagd heb, hadden zoodanig vel, — — Verfcheiden echter heb ik de ziekte zeer gering , en zeer weinig pokjes zien hebben , in wier huid ik die roode door- fchynendheid niet ontdekken kon, Men let derhalven te recht ook op andere teekenen, en, onder dezen, zyn ’er geen, die hier meer grond geeven, an de verfchynfelen, welken zich in en om de wondjes vertoonen. In het algemeen heb ik de waarneemingen der laatere Schryveren, daarin bewaarheid gezien, dat men eene gemakkelyke en geringe uitbotting te wagten hebbe: wanneer de wondjes een geregelden en fpoedigen voortgang maaken, dagelyks zigtbaar grooter en rooder worden, en vooral, wanneer ’er groote roode krin- gen, met vesie pokpuistiee om dezelven komen, Nochthans heb ik eenige Inén- telingen gehad, wier wondjes traagelyk voortgingen, verfcheiden dagen ftil fton= den en fehier geen roode kringen kree- gen, en_die evenwel naauwelyks ziek ge- weest zyn, en weinig porien gehad heb- ben. Dezulken heb ik ook weinig hoo- ren klaagen, over jeukte, pynelykheid en DE KINDERPOKJES Sr en ftyfte in den arm, tot onder de oxels zich uititrekkende ; waarom ik deze toe= vallen, die zekerlyk enkel van de prik- keling en fpanning der huidzenuwen af- hangen, alleen in zooverre, als gunfti- ge voorteekenen befchouwe, als zy aantoonen, dat de fmetftoffe daadely werkfaam is: gelyk zy doorgaans ook zwaarer zyn, naar mate de plaatfelyke ontfteeking grooter is, Voor % overige heb ik, met den H, GEL. HEER VAN DOEVEREN, (r) gevonden, dat ‘er om- trent deze verfchynfelen zulk eene groo- te verfchillendheid plaats heeft, dat men ‘er geene vaste regelen, die niet veeltyds uitzonderingen lyden, uit op- maaken kan. | S XV. Met fommigen, heb ik myne oplet: tendheid ook bepaald tot de verfchyn- felen, die, in het water, of de pis, zich opdoen; ten welken einde ik, by alle myne Inéntelingen, het nagt- en dag- water zorgvuldig pet laaten eee Og EN n (r) Zie sANDIroRT’s Nat,- en Geneesk, Biblioe theek VIL D. Bladz. 17, B), 5% Ie BICKER OVER In verfcheiden derzelven heb ik hete zelfde pokkige water waargenomen, dat men;dikwyls ‘in de natuurlyke pokjes ziet. Edoch in ’t algemeen heb ik ’er dezelfde verfcheidenheden in opge- merkt, die de Hi; GEL, HEER CAMPER ‘er: van heeft aangeteekend (s), en ik kan.’er. byvoegen, dat in drie myner Inéntelingen , welken de pokjes ontwyf- felbaar gehad hebben , geer pokkig wa- ter is te voorfchyn gekomen , ten min- {ten. niet met dat. wit, drabbig, zeme- lachtig zinkfel„ of zetfel , waar aan men het zelve kent; alleen meen ik de geele weerfchynende- kleur voor en na de uitbotting erin waargenomen te heb- ben. Ik heb echter dikwyls getwyfield, of dit water aan de pokziekte alleen ei- gen, en of het zetfel inhet zelve wezen- lyk pokftof zy. Meermaalen , meen ik, _ in gevalvan-eene-belette uitwaasfeming, en in andere gevallen, volmaakt foort- gelyk water gezien;te hebben, en eens heb ik:eenen:‚myner Ínéntelingen een fteekje-toegebragt met een lancet, % welk ‚met: het-zinkfel van pokkig water bevochtigd was; doch ik heb ’er geene ver- f8) ‘ZiecAmeaks Áanm. ayer de Inënt,'Bladz. 143. DE” KINDÉRPOKYJES. “53 verfchynfels van befmetting in befpeurd. Om dit alles, fchynt het my; toe, dat ’er ‘ook, uit‘het water; niets zekers te befluiten, noch te vóórzeggen is, als alleenlyk, dat- het, pokkig zynde, ge« paard met andere ‘teekenen, ons van hiet aanwezen derzelven meerder verze- ‘kering geeft, Veelligt ís het dan één -van de onderfcheidende “ kenmerken, die de waare“van de valfché pokjes ‘hel- pen onderkennen; want in de wind- en ‘fteenpokjes„heb ikhet ‘nimmer gezien, fchoon ik ?ef“altoos op’ gelët hebbe; ge- dykik, in-dezelven ; oók nooit heb waar- ‘genomen dien byzonderen’ reuk van den adem, “welke vaans de Lyders met ‘de “waare:pökjes: zoo &igëni'is; dat men ‘er £ egen gel ke tit kennen zoü- EV 199V MO: 4 OEM EEM TION 11 RORE + Voorders" heeft ‘my’ de beöeffening der Inënting ‘daarin’ bevestigd, daät het oog, im het” waarneetmeri van déze èn voorgeieldewerfehynfelen, gelyk in shet kennen derteekenen der meeste ziek- tens, door de servarenheid meer ‘en Ze- kerer leert-zien, dan’ hêt“immer,’ door het beste: onderwys „ leeren kan, “2” ie 6 XVL SA Le BICKER OVER 9. XVI, Alleen in twee myner Inèntelingen, heb ik dien roozigen uitflag gezien, de- welke aan de mazelen, of roodvonk niet ongelyk is, en by de Engelfchen Rasch genaamd word. Voorheen was dit toeval veel gemeener, dan ik het thans, zoowel in de praktyk van ande. ren, als in-de-myne, heb waargeno- men; waarfchynlyk, om dat men, in de voorbereiding tegenwoordig minder ftreng is ; ten minfte, ik heb lang begree- en, dat het een gevolg. was van de angduurige. en {trenge onthouding van dierlyke, en het gebruik van zuure of ligtverzuurende voedfels ; gelyk men foortgelyken uitflag des zomers meenig- werf waarneemt in hun, die veel vrug- ten eeten, en in kraamkinderen, wier Moeders zich eenigen tyd van dierlyke fpyzen onthouden. Ook was dat juist het geval van die twee Ingeënten ; van de eene, een zuigeling, had de Moeder, en de ander, een Jongman, had, on- der voorneemen van zich te laaten in- Enten, zich een tyd lang, van zoodanige fpyzen gefpeend. Invoegen de tegen- woordige manier van Inêntinge ook E it DE KINDERPOKJES 55 dit opzigt, een aanmerkelyk voordeel fchynt gewonnen te hebben, dewyl die uitflag dikwyls veel verlegenheid en on- erustheid gebaard, en zelfs tot mis- ren aanleiding gegeeven heeft (t). 6 XVIL Betrekkelyk de uitbotting zelve, heb ik alle die verfcheiden- en onregelmaa- tigheden waargenomen, welken men , by de Schryvers, vindt aangeteekend. Drie hebben alle blyken van befmetting and zonder uitbotting; de meesten ebben zeer weinig pokjes gehad ; eeni« ge weinigen zeer veel, in weerwil van alle aangewende zorgen; waarom ik de- zen voor ongunftige geftellen gehouden en gelukkig geacht heb, dat zy ingeënt waren, In fommigen heb ik veele op- gekomen pokjes weder zien verdwynen; in anderen zyn zy opgedroogd, zonder naauwlyks gezwooren te hebben. Ver- {cheiden heb ik behandeld, die eerst den gden dag koortzig en ziek werden, en echter zoo wel den riden dag uit- botting kreegen, als anderen, die den D Slten ‚{t) Zie prMsDALE, Verhand. van de tegenwoore dige manier van lnëntinge, Biadz, 33. 56 LI. BICKER OVER Sften, of gden dag koortzig geworden waren; zoo dat de uitbotting doorgaans den 1rden dag verfchynt, of fchoon de pokkoorts laater, dan gewoonlyk, Vier heb ik ’er gehad, in welken, na eene geringe uitbotting van fchielyk opdroo- gende en onrype pokpuistjes, op den gewoonen tyd, drie, of vier dagen laater , eene nieuwe uitbotting, met de gewoone verfchynfelen is te voorfchyn gekomen, gevolgd van volkomen zweerende pok- ken. In een kind, oud drie maanden, door my ingeënt, heb ik. drie kennely- ke onderfcheiden uitbottingen gezien, die met elkanderen omtrent 200 pokjes voortbragten, de eerfte op den 13den, de tweede op den 16den, en de derde op.den 1gden dag. In dezen en in meest allen, in welken de uitbotting traagelyk is voortgegaan , heb ik zigtbaare teeke- nen waargenomen van eene verzwakte en te weinig werkfaame leevenskragt. _ 6 XVIIL __ Van een byzonder belang heb ik het geoordeeld te onderzoeken , of de In- geënten, gepokt hebbende, voor eene nieuwe befmetting vatbaar zyn, en dus / twee ee DE KINDERPOKJES 57 twee- of meermaalen de Kinderpokjes krygen kunnen. Edi __ Dat zulks (omtyds, fchoon zeer zeld- faam gefchiedt, door de natuurlyke be- fmetting ‚heeft onlangs eerstde H. GEL. HEER VAN DOEVEREN.(u), door geleer- de geruigenisfen en waarneemingen, en daarna DE HEER M VAN PHELSUM (Vv), met een byzonderen yver, zoo.waar- fchynlyk gemaakt, dat’er by my fchier geen andere twyfiel overblyft, als die de ondervinding alleen kan wegneemen. Ik héb, nu 2o jaaren, «de Geneeskonst , in deze volkryke {tad geoeffend , in dat verloop van tyd, vyf zwaare Zpi- demiën van Kinderpokjes bygewoond , in dezelven een zeer groot aantal van pokkige Lyders behandeld, en ben al- toos oplettend geweest, of my een ge- val van eene tweede befmetting voor- komen zou ,. maar: ik „ben wel, ver- zekerd, ‘er nimmer een ontmoet te hebben, gelyk ik ook, in deze laatfte algemeene .Zpidemie geen van hun, wel- ken ik te vooren met deze ziekte, *t zy veen degen the (u) Zie Verhand. der Holl. Maatfchappy XII D. Cv) In zyne Verhandel. over tot de Genees- en Natuurkunde, behoorende Onderwerpen. 1 Deel, 58 L_ BICKER OVER met natuurlyke, ’t zy met ingeënte, behandeld heb, op nieuw door de pok- jes, heb zien aangetast worden ; maar meenigvuldigmaalen heb ik gevallen ge- had, waarin de verfchillende foorten van onwaare pokjes, door Geneeskonst- oeffenaars zelven , voor waaren zyn aan- gezien; en meer dan eens heb ik der- gelyke gevallen gezien, als de Heer siMS heeft aangeteekend, ”Geduurende » (fchryft hy (w)) den herfst en winter » 1769, heerschte ’er eene ziekte, die » men hier (te Londen), ingevolge de » grootte der puistjes, noemt kieken- of » zwympokjes (by ons.wind- en fteen- s pokjes). De eerfte toevallen en zelfs de beginnende uitbotting geleeken » Zoo zeer naar de Kinderpokjes , dat s Zy ’er alleen van te onderkennen wa- » ren door te ‘weeten , wat ziekte ten » dien tyd regeerde en door het afwe- » zen van dien byzonderen reuk, wel- ken ik altyd by de laatíten gevonden „ heb, In ’t algemeen echter was de » ziekte goedaartiger en werd nimmer » doodelyk. De maag was dikwyls aan- Cw) y. sims Obfervations ox Epidemie Disorders, page 15» ard 116. 2 2) DE KINDERPOKJES 59 aangedaan met eene ligte walging, het hoofd zwaar, de oogen waren dof en kwynende, en de koorts ver= fchillende en afgaande, Wanneer de koortzige toevallen hevig waren, ver- minderden zy niet terftond met de uitbotting , maar zoodra zy verdwe. nen, had men de wederkomst ‘er van niet meer te vreezen, De uitbotting gefchiedde gewoonlyk den tweeden nagt en- gong zoo fpoedig voort, dat de pokken den derden nagt of vier- den morgen eene puistige gedaante kreegen , ° geen dezelven gereedelyk van de Kinderpokjes deed onderfcheie den, Zy-droogden gemeenlyk op den zesden dag, nogtans heb ik gevallen gezien, waarin zy, de toevallen he- vig zynde, de pokken groot worden en met een geelen etter vervuld, ftaan bleeven tot den zevenden of agt- ften dag, zoodat fommigen dezelven verkeerdelyk aangezien hebben voor Kinderpokken en ’er ftof van geno- men hebben om in te enten. Eene dergelyke dwaaling heeft veelligt fom- migen doen gelooven, dat zy wezen- lyk de Kinderpokjes tweemaalen on- dergaan hebben, daar misfchien gee- „ ne 6o L. BICKER O VER 5 ne van beide die ziekten iemand ooit » tweemaalen aangetast heeft”. Dat men ook door de Inênting ge« pokt hebbende, naderhand door de na- tuurlyke Kinderpokjes kan aangetast worden , meent DE HEER M, VAN PHEL- sUM , niettegenftaande alle de bewim- pelingen van fommige voorftanders van de Inéntinge, door voorbeelden genoeg bewezen te zyn (x). Voor 6 jaaren fchreef hier omtrent de H, GEL, HEER CAMPER: “Maar zoo verre tot nog toe » de waarneemingen van eenige duizen- 5 de, die ingeënt zyn, ons leeren, is „yer geen voorbeeld, dat men, na de „Pokjes, fchoon weinig, of flegts de toevallen van befmettinge :geregeld „gehad te hebben, immer eene tweede »-befmetting gezien hebbe; —- Indien »» deze-waarneeming gegrond is; gelyk » men niet twyftelen kan, dan is de ìn- „Enting nog verre te ftellen boven de „ natuurlyke Pokziekte en heeft nog dit byzonder voordeel” (y). Es Ik geloof echter ‚met den H. GEL, HEER: GAUBIUS, indien zoodanige ede | | en „ (X):Zieide aangehaalde Verhand. Bladz. xr. (y) In deszelfs aangehaalde Verhand. Bladz. 57. DE KINDERPOKJES, Ór len van de natuurlyke Kinderpokjes ge= beuren, dat zy van de Inêntinge even mogelyk zyn. Edoch, alles onparty- dig overweegende, vinde ik tot nog toe niet , dat de voorbeelden daar van, door DEN HEER M. VAN PHELSUM, En anderen aangewezen , zoo beflisfende zyn, als zy, myns oordeels, zyn moes- ten, *t gene ik ligtelyk zou kunnen aan- toonen; maar, dewyl myn oogmerk nu alleen is, myne ondervindingen eenvou- dig optegeeven en de gevolgen, die ‘er onmiddelyk uit voortvloeijen, te doen opmerken, zal ik my hier in die ge. fchillen niet inlaaten: alleenlyk kan ik niet voorby, hier myne verwondering te kennen te geeven, dat die Schryver niet fchynt geleezen te hebben, gene over dit onderwerp, zonder eenige be- wimpeling, in den jaare 1757, gefchree- ven is, door een gezelfchap van zeer ervaren Praktizyns te Rotterdam, in hun doorwrogt werk: de Znënting der Kinderpokjes, in haare groote Voordeelen aangewezen, enz. (z) ten minften , ik zie niet, dat hij ’er ergens gewag van. maakt, daar het echter wel verdient el over (z) Bladz, 206 tot 242. 62 LE BICKER OVER over dit ftuk geraadpleegd te worden, Dan, wat daar ook van zy, met waar- heid, kan ik verzekeren, dat geene my- ner Inêntelingen, noch iemand, voor zoo verre ik weete, van die van ande- ren, welken nu, of voorheen, door de Inênting , de pokjes, hoe gering ook , gehad hebben, naderhand door de na- tuurlyke, of konstige befmetting deze ziekte wederom gekreegen hebben, Dit echter voor geene genoegfaame verzekering houdende, dat men niet twee- of meermaalen, door de natuur- Iyke , of konstige befmetting van de Kinderpokjes kan. aangetast worden , heb ik de Inénting ter toetfe willen brengen, en by de duizende proeven, die men in Engeland, en elders, vrug- teloos genomen heeft, om , door den eenen, of anderen weg, de kinderpok- jes, voor de tweedemaal te verwekken, ook de myne voegen, Ten dien einde, heb ik verfcheiden kinderen, die, door de gewoone befmetting , of, door de Inénting, weinige en twyffelächtige pok- jes gehad hadden, op nieuws en her- haalde reizen, met alle de vereischte zorgen ingeënt, zonder dat ik, in éé- nen van hun, immer de Kinde: 0) mmm: DE KINDERPOKJES. 63 of de minfte verfchynfelen ’er van heb zien te voorfchyn komen. Maar de fterkfte proef heb ik daaromtrent in myn eigen kinderen genomen, ik heb die allen, verfcheiden maalen, laaten gaan by dezulken myner zieken, die een kwaadäartig foort van Pokjes had- den, Ik heb hen dezelven lang en dik- wyls laaten betasten, doch zy hebben ’er niet het minfte leedt van gehad. Myne twee oudfte Kinderen, een Meis- je van 13 en een Jongetje van 11 Jaaren, die, voor agt jaaren , de pokjes zeer gering, door de Inénting, gehad heb- ben, heb ik, in deze laatíte Zpidemie , op nieuws ingeënt, ten zelven tyd, met twee Juffrouwtjes , die nooit gepokt hadden, en met dezelfde ftof „ waar- van dezen de ziekte gekreegen hebben, maar zy hebben ’er niet de geringfte. aandoening van gehad, Ik heb vervol- gens het gemelde dogtertje, tusfchen die twee Juffrouwtjes , toen derzelver pok- ken te zweeren ftonden, twee nagten laaten flaapen , en nochtans niets in haar befpeurd, dat naar ongelteldheid., veel min naar Kinderpokjes geleek, ‚Zulke proeven moeten, meen ik, an- deren ‚ zoowel als my, gerust ftellen, dat 64 LS BICKER ‘OV EI dat zy, die de Kinderpokjes eens, door de natuurlyke, of konstige befmetting , hoe gering ook, gehad hebben, geen gevaar loopen van dezelven weder te krygen, en ik zie’er, tot nog toe, niets als nadeel, ten minften weinig nuttig- heid in, dat men zulke menfchen, door eene opftapeling van voorbeelden eener herhaalde befmettinge, die gerustheid tragt te beneemen, waaröm ik ook gee= ne zwaarigheid maake, in weerwil van alles, wat DE HEER M, VAN PHELSUM (a) hier over gefchreeven heeft, van myne Lyders, in welken ík de natuurlyke , of konstige kinderpokjes gezien heb, te verzekeren, dat zy ’er voortaan niet meer vatbaar voor zyn, even, gelyk ik geene zwaarigheid maake , om men- fchen, die, fchoon niet door een dollen’ hond gebeeten, zich inbeelden, de wa- tervrees te zullen krygen, hoedanig ik er meer dan één behandeld heb, ftou- telyk te verzekeren, dat zulks onmoge- lyk zy, niettegen{taande men gevallen. vindt aangeteekend , waarin deze ziek- te, door den beet vaneen vergramden Haan, enz. ontftaan-is. | (a) Zie de aangehaalde Verhandeling Blâdz, 132 tot 148. ne DE KINDERPOKJES. 65 Laat ik hier byvoegen, dat, langs de= zen weg, de Inénting en andere waar- neemingen my geleerd hebben, dat ‘er zeer veele meníchen zyn, die zich in- beelden , nooit gepokt te hebben , en die echter de waare pokjes in hunne kindsheid wel degelyk gehad hebben. Verfcheiden gevallen heb ik, in de twee laatfte Epidemiën, en reeds in voo- rigen, gehad, en ik kan ’er my zulken meer dan vyftig herinneren , van huis- gezinnen , waar in eenige kinderen zwaar aan de kinderpokjes lagen , en waarin een, of meer anderen fcheenen vry te blyven, doch, in welken ik, op deze zaak bedagt zynde, of kennelyk de uitbottingskoorts: heb waargeno- men , zonder eene opvolgende uitbot- ting, of by welken ik door een oplet- tend onderzoek, op bedekte plaatfen, eenige weinige, hoewel wezenlyke pok- jes gevonden heb. De zulken heb ik voor eene nieuwe befmetting onvatbaar verklaard, en om de Ouders, die zulks niet gelooven konden en zelfs die pok- jes niet eens zouden opgemerkt hebben, daarvan te vergewisfen, heb ik eenigen van die, te gelyk met anderen, welken ‘er de pokjes van kreegen, ingeënt, Vil, DEEL. E zon- 66 Li BICKER OVER zonder dat zy ’er den geringften fchyn van gehad hebben; terwyl ik anderen, wier Ouders dit niet wilden toeftaan , by pokkigen heb -laaten brengen en ’er mede laaten omgaan, zonder. dat ’er ook, in dezen, eenige teekenen van be- {mettinge verfcheenen zyn. «Zoo onge- grond verzekeren veele menfchen, dat zy nooit de Kinderpokjes gehad heb- ben, en zoo veelen moeten ‘er afgetrok- ken worden van het getal der genen , die: men voorgeeft, dat al hun leeven van de pokjes bevryd blyven. De Hee- ren GATTI en CAMPER meenen , dat men , over het algemeen genomen, on der 1oo menfchen, 5 of 6 vindt, die in een hoogen ouderdom fterven, zonder ooit gepokt te hebben (b) maar zyn zy volkomen zeker , dat die 5 of 6 nooit de pokkoorts. of wezenlyk pok- jes gehad hebben, of kunnen zy het zyn? | 6. XIX, … Inéntenden heeft my de ondervinding ook “_(b) Zie camrrRS Aanmerk, over de Inênting Bladz. 68. DE KINDERPOKJES 67 ook geleerd, dat de befmetting der Kinderpokjes niet zoo gereed, of ge« makkelyk, door de aanraaking, noch door de lucht medegedeeld wordt, als men gemeenlyk zich inbeeldt , of mal- kanderen diets maakt. Voorlang reeds heb ik dit vermoed, uit voorbygaande opmerkingen, in de behandeling der natuurlyke Kinderziekte , maar oplet- tender waarneemingen , in de laatfte Epidemie, hebben my in die gedagten gefterkt. Ik heb gevonden , dat de fimetftof een vry langen tyd op de huid moet vertoeven , om dezelve aante doen, om in het lighaam in te dringen, en te befmetten , ten zy de opperhuid aigelcheapt, of de huid, op de eene of andere wyze, beledigd zy, en dat de lucht, zal zy de befmetting over: brengen, zeer met befmette uitwaasfe- mingen moet vervuld zyn. Ware dit niet zoo, ware de fmetítof zoo vlug, als men zich inbeeldt, de voortgang der _befmettinge in de fteden zou veel íchies lyker gefchieden, dan dezelve altoos gefchiedt, maar ik heb gemeend, zulks vooral te moeten befluiten, uit meenig- vuldige gevallen, waarin ik de kamers, in welken kiadersn. aan de pokies pek 2 à 68 Er. BICKER OVER - lagen, geduurig heb laaten luchten; zuiver en rein houden, en waarin zich dikwyls en lang hebben opgehouden andere kinderen, dievry zyn gebleeven, en die jaaren daarna door de natuurly- ke befmetting , of door de Inénting , de pokjes gekreegen hebben; uit ver- fcheiden Inéntingen, die ik gedaan heb, in huizen, waarin dienstboden , of andere kinderen, die men nog niet begeerde te laaten inënten, zoo wel als de naaste buuren geheel vry gebleeven zyn, niettegenftaande fommigen zelfs die ingeënten behandeld hebben en doordezelven beademd zyn; terwyl ik, in eenigen van dezulken , naderhand ;, door de Inênting, de pokjes verwekt heb; en uit herhaalde proeven, waarin ik kinderen, die men aan de befmetting wilde blootftellen , of Inènten, door ligte wryvingen met pokftoffe, vrugte- loos getragt heb de pokjes te geeven, en die ’er echter vervolgens, door eene fterker befmetting , of door Inênting, van zyn aangetast geworden. Ik her- rinner my hier het geval van verfchei- de kinderen in een huis, in welken, ee- nige jaaren geleden, de Inênting, op de ouue wyze, door eene uitfnyding en \ een Mme DE KINDERPOKJES 69 een befmetten draad verrigt, in geen van allen uitwerking had, en die vervolgens . door een Spaanfche Vlieg en door den op de ontvelde huid met pokftof be- vogtigden draad gelegd, zeer wel de pokjes kreegen. Kort geleden, heb ik te Schiedam met een geregeld en ge- wenscht gevolg een meisje ingeënt, na dat het met haar zuster, die famen- vioeijende pokken gehad heeft, tot in de uitbotting gellapen had, en daarna met haar in het zelfde vertrek , geduu- rende de zweering en tot de opdrooging toe, gebleeven was; maar zeer fterk is van die natuur het volgende geval. In een huis, waar eerst twee kinderen aan de natuurlyke pokjes ziek lagen en waar ik vervolgens twee kinderen inëntte, verzogt my een Knegt, die ’er nagt en dag in huis was en werkte, om hem mede inteënten. Vindende, dat hy on- gezond , koortfig, hier en daar met puisten en zweeren bezet was en eene zeer vuile tong hadde, zei ik hem zulks te moeten uitftellen, tot dat hy gezon- der zyn zou: ten welken einde ik hem de noodige middelen gaf, een gepasten eetregel voorfchreef, en beval, dat hy zich van die kinderen zou afhouden. | E 3 Aan Jo L. BICKER OVER Aan dit bevel gehoorzaamde hy mâat . weinig dagen ; geduurig vond ik hem in het zelfde vertrek, en allengskens min- der bevreesd wordende, at en dronk hy met hun aan dezelfde tafel, en fpeel- de en verkeerde fchier den geheelén dag met hun : vier weken kon ik reke- nen, dat hy in eene pokkige lugt ge- leefd hadde, zonder eenige teekenen van befinettinge te ondervinden. Zien- de toen, dat hy gezond genoeg was, nam ík uit de pokjes van een dier inge- Ente kinderen, dewelken groot en in vollen zweer {tonden, een goeden drop- pel etter, bragt dien op zyn ontbloo- ten bovenarm, meenende, dat de huid daar het gefchikt{te zyn zoude, om de ftof op te florpen, en liet denzelven daar een half uur liggen, wanneer ik zelf den etter, met warm water, afwas- te. Vervolgens negen volle dagen ge- wagt hebbende, zonder eenige blyken van eene plaatfelyke, of van eene alge- meene befmettinge in hem te ontdek- ken, entte ik hem in, op de gewoone wyze. Den volgenden dag kon ik zien, dat de ftof gevat hadde; de wondjes gongen geregeld voort, zonder eenig ongewoon verfchynfel, en hy kreeg , op DE KINDERPOKJES JI op den gewoonen tyd, eene zeer goede aartige uitbotting van veele, groote, onderfcheiden pokken, en werd geheel gezond, Ik heb naderhand van dezen aart nog twee proeven genomen, en wel met denzelfden uitflag, Geweldig bedrieg ik my , indien deze proeven en de bygebragte waarneemingen niet kragtdaadig bevestigen de befluiten , die ik gefteld heb , dat ‘er uit moeten ge- trokken worden; maar doen zy niet te: vens duidelyk zien, ° gene ik elders be= weerd heb (c), dat men geen recht heb- be, om de Inénting te befchuldigen , dat zy de befmetting zoo ligt verfprei- de, vergroote en verlenge , als men ge- meenlyk ftoutelyk verzekert en‚ zonder onderzoek , voortpraat? Maar het geen ik hier bewyzen wil, heeft men in Frankryk nog veel verder getrokken, De Heer paureET heeft, niet lang gele- den, beweerd , dat de Lucht nimmer de fmetítof der Kinderpokjes over- brengt. De redenen nogthans, die hy daartoe aanvoert, fchynen my minder ‘ q E 4 gee (ec) Zie myn Vertoog over de voornaamfte re- denen, welken de Ingezetenen van ons Land tot hier toe van-de Inênting der Kindérpokjes weder- houden, Bladz, 36—s0, k 72 Le BICKER OVER gegrond, dan de waarneemingen en proeven, met welken hy zyn gevoelen tracht te (taaven, my fterk voorkomen, ” Geroepen zynde (fchryft hy) (d) ineen 2 ’ 2 EJ) »” 5) ’ 5 ’” EJ) ij ED) 2) ’) ED) ’ » 5) ) 2 2) 5) » huis, waar twee kinderen de kinder- pokjes hadden, en de Moeder my ge- toond hebbende, dat zy gehouden was zywormen op te kweeken, als zynde het toen de tyd daar voor, en dat zy derhalven het grootíte belang hadde, dat haare zes andere kinderen van die ziekte bevryd bleeven (merk aan, dat het gantíche huisgezin in dee zelfde kamer fliep) zag ik geen ander middel, als om rd te raaden, door een befchot van planken de gezonden van de zieken te fcheiden, en te be-= letten, malkanderen aanteraaken: geen zy terftond in ’t werk ftelde. Men belastte ten zelven tyd der Moe- der de handen te wasfen met azyn en water, een linnen voorfchoot te draa- gen, dat te laaten in de kamer der zieken, en voor hun linnen zorg te draagen, Deze geringe voorzorgen werden zoo wel in acht genomen, en gelukten zoodanig, dat de Vader het » ZE- (d) In zyn Werkje, Le feu/ Préfervatif de la Petie Ze Veroie , Troifieme Memoire, pag. 39 —4le nnn 5) ’ 2 bÒ 2 3) bÒ Jl 2) 2) 2) 3) 2) 9 2) bp) bÒ 2 2 2 2 2 2) > 3) 2 2 2 92 DE KINDERPOKJES, 73 genoegen hadde van zyne zes andere kinderen geheel van de ziekte bevryd te zien, fchoon zy in dezelfde kamer, en in dezelfde lucht waren. — Over- tuigd eindelyk door een oneindig aan- tal van gebeurtenisfen en waarnee- mingen, dat de lucht nooit de kinder- pokjes overbrengt, wilde ik ’er nog eene volmaaktere overtuiging van hebben, Ten dien einde deed ik, in de tnaand November 1775, de vol- gende proef; doch met alle mogelyke voorzorg genomen hebbende een gla- zen klok, gewapend met eene kraan, bevattende omtrent negen pinten vogt, en, door eene luchtpomp lugt- leedig gemaakt, liet ik dezelve bren- gen in het Hotel Dieu te Parys, in de zaal van $f. Frangois, waar de zie- ken aan de Kinderpokjes zyn, en daar vulde ik deze klok, in tegen- woordigheid van den Heer DUMASs, enz. en andere lieden , aan den mond van iemand , die aan de Kinderziekte te fterven lag, met de lucht van de- zen lyder. Eene Juffrouw, die drie kinderen had buiten Parys, omringd van Kinderpokjes, en die zy zeide te willen brengen in de befmette lucht, É 5 _ ___maak- JA Le BICKER OVER » maakte de proef gemakkelyk: die » kinderen ademden die lucht in, en „er is, federt de maand November, » nòch ziekte, noch het minfte toeval » opgevolgd”, — Edoch, hoe fterk deze waarneemingen en proeven ook zyn mogen, fchynen ’er my te veel re- denen te zyn, om niet te ftellen, dat de lucht de fmetftof der Kinderpokjes dikwyls overvoert en langs den weg der ademhaaling de befmetting voortzet, Zoo dit niet waar zy, begryp ik niet; hoe men voldoende verklaaren zal het bekende geval te Chekwood in Engeland, daar by het openen van een kist, waar- in iemand die dertig Jaaren te vooren aan de Kinderpokjes geftorven geweest was , begraven gelegen had, veertien menfchen , door de befmettende lucht vân die ziekte aangetast werden , en waar door, in drie dagen, de befmet= ting zoo voortliep, dat zy de gantfche nabuurfchap die doodelyke kwaal op % Jyf joeg, Ook meen ik te duidelyk mee- nigmaalen gevallen waargenomen te hebben , waarin de befmetting °t eerst en ’t meest door de lucht in de long, of elders, overgebragt was. En, zoo het pokfinet niet min of meer vlug zy, er DE KINDERPOKJES 75 ik niet, waaraan men dien byzondren reuk der kinderzieke lyderen moet toefchryven, die zekerlyk te klaar te onderkennen is van eene rottige uit- waasfeming , om denzelven, gelyk de Heer PAULET doet, met deze te verwars= ren. — Trouwens, al ware deze fmet- ftof eigenlyk niet vlug, kan ik geene redenen vinden, waaröm dezelve niet, gelyk alle andere ligte verfynde ftoffen, door de lucht zoude kunnen opgeheven en vervoerd worden, Om deze en an- dre redenen , blyf ik tot nog toe van gevoelen, dat de lucht wel degelyk in ftaat is, om het pokfmet over te bren- gen, en dus de befmetting der Kinder- pokjes voortteplanten; maar ik geloof tevens, zal zy zulks kunnen doen, dat zy met die Îmetdeeltjes fterk moet ver- vuld zyn, zoo dat dezelven ’er digt op één gepakt in hangen: zoodanig als zy is in befloten gehouden vertrekken, waar een of meer lyders zwaar aan de Kinder- pokjes zickliggende, niet van lucht ver- verscht, niet van linnen en kleederen ver- fchoond, en daarenboven fterk gebroeid worden; zoodanig als zy, buiten twy- fel, in die doodkist te Chelwood geweest is, en hoedanig zy denkelyk niet ge- weest 26 L. BICKER OVER. weest is in dat vertrek en in die glazen klok, waarvan de Heer PAULET ge waagt, 5. XX. Eindelyk heb ik onder de beöeffening der Inêntinge bevestigd gezien, dat de Kinderpokjes en Mazelen, gelyktydig beftaan kunnen, zonder datde vergiften van deze verfchillende ziekten elkanders uitwerking tegenhouden, Voor omtrent 12 jaaren had men hier geene of weini- ge verbeelding van: althans de waar- neeming van ETMULLER, en die van PECHLINUS daaromtrent verdienen weinig geloof; en, fchoon het geval van de Koningin van Engeland, door HARRIS geboekt, meer zekerheid hebbe, is het echter zeer gebrekkig: ook ver- zekeren de grootfte Geneesheeren van onzen tyd, dat zulke waarneemingen zeer zeldfaam zyn (e). ’t Is door de beoeffening der Inénting, dat men ein- delyk eenige gevallen van dien aart heeft kunnen zien en waarneemen, De Heer (e) Zie de Geneesk. Verhand. der Koninglyke Zweedfche Akademie, vertaald door j, B. SANDI= FORT , 3de Déel Bladz, 392 en 393. DE KINDERPOKJES 77 Heer Pp. J. BERGIUS, Hoogleeraar en Geneesheer van het Vondeling- en In- Ëntinghuis der Vrymetzelaaren te Stok- holm , heeft in het hier onderaangehaal- de Deel van de Geneeskundige Verhan- delingen der Koninglyke Zweedfche Akademie de waarneemingen medege- deeld van zeven ingeënte kinderen, van welken zes te gelyk de Pokken en Maze- fen kreegen, met een omftandig ver- haal van de voornaamfte en merkwaar- digfte toevallen, en omftandigheeden, welken in den geheelen loop dier fa- mengevoegde ziekten zyn voorgekomen. Uit het geval van één dezer kinderen befloot hy, dat de Pokjes worden opge- houden, tot dat de Mazelen voorby zyn; wanneer het gift der Mazelen zy- ne eigene koorts verwekt, eer dat het Pokgift in eene volkomen werking komt, om de Pokkoorts te verwekken: ’t welk men ook door een ander geval bevestigd vindt, in het eerfte Deel van Zhe Medi- cal and Philofopbical Commentaries by a Society in Edinburg. Hoewel, in het Derde Deel van dat zelfde werk , bladz, 444» Eeen eenigzins verfchillenden uitflag geboekt vind, van 43 kinderen naam- lyk, welken de Heer SAMUEL KROKER Sn KING; 8 Le BICKER OVER KING, Heelmeester van het Vondelings Hospitaal te Dublin, in % jaar 1769 ale daar inëntte, kreegen ’er zestien op den vierden en vyfden dag na de Inénting de Mazelen, van welken zy binnen den ge- woonen tyd met gemak herftelden, zon- der dat ’er de voortgang der Pokjesdoor vertraagd, of veranderd werd: want de uitbottingkoorts kwam naar behoo- ren, en de Pokpuistjes vertoonden zich op den gewoonen tyd, even overvloe- dig by hen, die pas van de Mazelen her- fteld waren, als by die genen, welken er niet van aangetast geweest waren. — Uit welke gevallen men fchier denken zou het befluit van den Heere BERGIUS in zoo verre te mveten veranderen, of bepaalen „ dat de Mazelkoorts kort, on; middelyk. voor, of ten zelven tyd. met de Pokkoorts moet invallen, om deze tegen te houden en te verlchuiven. — En dewyl de Pokkoorts gemeenlyk be- gint den 8íten of gden dag , na de Inén- ting der Pokken, en de Mazelkoorts, den óden dag na de Inénting der Miaze- len, volgens de proeve van den Heere F. HOME (f): zoo fchynt te volgen, … dat -_(f£) Zie Fr; noME’S Medical Facss, and Experimentt, Bladz. 270, enz. DE KINDERPOKJES 79 dat het vergift der Mazelen kort voor, te gelyk met, of onmiddelyk na de be- fmetting der Pokjes moet in het lighaam gebragt zyn, om de werking van het pokgift tegentehouden en te vertraas gen. — Althans de Mazelkoorts fchynt ook niet lang na de Pokkoorts te moee ten beginnen, om deze te kunnen op- fchorten en verwylen: want in een anr der dier kinderen van den Heere BERGr- Us, * welk waarfchynlyk 3 dagen, na de Inènting der pokken, door de Ma- zelen befmet was, kwam de pokkoorts den 7den, en de Mazelkoorts den gden dag na de Inênting, zoo dat toen de koorts uit twee verfchillende foorten van koortzen beftond, met dat gevolg, dat deze twee ziekten, met uitflag op een en denzelfden dag, den zrden naamlyk na de Inénting, zich vertoonden. —— Uit dit geval befloot de Heer BERGIUS, dat aan den anderen kant, het Pokgift niet bezit het vermogen om de Mazelen tegen te houden; maar dat dezen even- wel te voorfchyn komen, al is de poks koorts reeds begonnen, ja dat dit op één en denzelfden dag gefchieden kan, zoo dat deze twee foorten van. uitflag zich met elkanderen vermengen, — sn ed ZElLn 80 L. BICKER OVER zelfde heb ik ontmoet in eenen myner Inéntelingen, een meisje, oud 3 jaaren, dat in Mei van 1777 uit Zeeland was over- gekomen , om door my ingeënt te wor- den. Dewyl in dien tyd de Mazelen hier fterk regeerden, bezorgde ik het buiten de ftad, uit vreeze voor die be- fmetting. Den den, den 8íten en den gden dag, na de Inënting, die zeer ge- wenscht voortgong , befpeurde ik reeds, dat het dikwyls hoestte, doch vleide my, dat het flegts een hoest uit ver- koudheid zyn zou. Het was nu reeds koortfig en ziek. Den 1oden dag vond ik het met een fterke koorts, en zoo byzonder hoestende en niezende, datik niet meer twyfelde, of het ftond te gelyk de Mazelen te krygen. Dit alles verergerde de drie of vier volgende da- gen. Onderwyl kreeg het een zeer goe- de uitbotting van omtrent 6o pokjes, en den ryden en 15den dag zag ik de Ma- zelen overal tusfchen de zweerende Pok- ken uitkomen, met eene groote ver- meerdering van koorts, van hoesten, niezen en braken. Edoch, naar mate, dat de Mazelen en Pokjes droogden, en affchilferden, verminderden deze toe- vallen, en het kind was in 21 dagen ze "3 O= DE KINDERPOKJES, St komen van beide deze ziekten herfteld; een geval , waarvan tot hier toe nog maar zeer weinig waarneemingen voor handen zyn. By hetzelve is nog dit opmerkenswaardigs gekomen, dat men van dit Kind op den 8ften dag één , en op den gden dag, twee Kinderen inge- Ent had, en dat deze drie zeer goed- aartige Pokjes gekreegen hebben, doch geene Mazelen, waarvan het gift ech- ter, toen zy ingeënt werden, al min of meer, in myne Inénteling werkzaam was; ’t welk niet onduidlyk , myns oor- deels, leert: dat de vergiften van deze twee ziekten zich niet met elkanderen vermengen, of veréenigen, noch elkan- deren overbrengen. 9 XXL Verfcheiden Geneeskundigen, KirK- PATRICH, TISSOT ‚ DIMSDALE , WATSON , GATT, MURRAY, VAN DOEVEREN ; CAMPER, M. W. SCHWENCKE, en ande- ren hebben, onder, en door de beöef- fening der Inéntinge getragt, in den aart, de werking, toevallen en genees- wyze der natuurlyke befmetting meer- der licht te verkrygen, dan men ’er te Vil DEEL RE voos 82 L. BICKER OVER vooren in gehad heeft ; zoo verre is het er af, dat, door den yver voor de In- ënting, de oplettendheid , om de behan- deling der natuurlyke Kinderpokjes te verbeteren, verflaauwd, of verwaar- loosd word, gelyk fommigen den Inên- teren hebben te laste gelegd, De vol- gende waarneemingen zullen doen zien, dat ik mede daaraan, en misfchien niet vrugteloos, myne oplettendheid befteed hebbe, De fom opmaakende der nieuwe kun- digheden, welken de Geneeskonst, door middel der Inêntinge, betrekkelyk den aart, de werking, de uitwerkfelen enz. van de fmetftof en ziekte der Kinder- pokjes regtítreeks, of by wyze van ge- volgtrekking, ontdekt heeft, en van die, in welken zy, door dezelve, beves- tigd is, of klaarer en onderfcheidener denkbeelden ontfangen heeft, heb ik gevonden, dat de volgenden de voor- naamften zyn, en ook op het verftand der toevallen , en de inrigting der Ge- neeswyze, den meesten invloed hebben, 1. Dat de fmetftof der Kinderpokjes een gift van een byzonderen aart is, verfchillende , in weezen, van alle an- dere fmetí{toffen , brengende altoos S aks DE KINDERPOKJES. 83 alleen in het menfchelyk lighaam, zyne eigen ziekte voort, IL, Dat zy fomwylen gelyktydig met andere fmetftoffen , of ziekelyke oor- zaaken in het lighaam beftaat, doch ‘er niet door van natuur verandert, nog er zich mede vermengt, of verëenigt;, en daarom dezelven ook niet over- brengt. HI, Dat zy echter door tegelyk be- ftaande fmetítoffen, of ziekelyke oor« zaaken in haare werking kan vertraagd worden , en in haare uitwerkfelen en toevallen doorgaans verzwaard en kwaad- aartig gemaakt word; waaröp het zeg: gen fteunt van MEAD (g): Praeterea lus , mea opinione, refert, in quale cor- pus infundatur, quam de quali eximatur pestilentiae virus. IV. Dat zy, Zy helder en vloei- baar, *tzy dik en etterachtig , % zy zelfs opgedroogd en korstig , genoeg- faam even zeer befmettelyk is, bren- gende genoegfaam even eens en even goedaartig de Kinderpokjes voort; zoo dat zy in dien drieërleijen {taat genoeg- F 2 faam (g) De Variul. et Morbill, Cap, V , pag. 84, 84 Ls, BICKER OVER faam geheel en uit dezelfde onverander- de fmetdeeltjes beftaa, V. Dat het kleenfte gedeelte, of, ge- lyk GATTI zegt, een Atomus of ondeeltje derzelve het gantfche lighaam aanfteekt, of wel alle deszelfs vogten befmetteyk maakt; weshalven zy zeer fyn en werk- faam zyn moet. VL Dat zy, langen tyd, buiten het lighaam kan beftaan, en zelfs onbefloten bewaard worden, zonder haare befmettende kracht te verlie- zen , en derhalven niet zeer vlug, of , door de lucht,’ ligt vervoerbaar is. VIT, Dat zy echter ook, door de lucht vooral, wanneer deze met pok- Îmettige uitwaasfemingen zeer vervuld is, tot en in ons lighaam overgebragt word, zoo wel als door de voedfels en uitwendige aanbrenging aan en in de huid, gelyk door de Inênting. | VIJL Dat zy befmettelyk is voor verre de meeste , zoo niet voor alle menfchen, die 'er nooit mede befmet geweest zyn, en in hen, genoegfaam in alle de tydperken van hun leeven, de ziekte der Kinderpokjes verwekt. EX. Dat zy hen allen, ten minften 86 DE KINDERPOKJES 85 genoegfaam allen, in welken zy deze ziekte eens verwekt heeft, voor eene tweede befmetting onvatbaar maakt. X. Dat zy echter in dezen, gelyk alle fcherpe ftoffen, altoos eene zekere plaatfelyke befmetting , of ontfteeking en verzweering kan verwekken, zonder op nieuws de ziekte der Kinderpokjes voorttebrengen. XI, Dat echter de etter van deze verzweeringen befmettelyk is, en in an- deren, welken de ziekte der Kinderpok- jes nooit gehad hebben, die verwekken kan. XI. Dat zy, door de Inénting, of op eene andere wyze, aan, of in de huid gebragt, niet terftond, of onmid- delyk, door deszelfs opflorpende vaat- jes, in het bloed overgaat, maar door- gaans eerst, of ten zelven tyd, eene plaatfelyke befmetting in dezelve ver- oorzaakt. XIII, Dat zy nogthans, fchoon door Inénting, of anderzins, uitwendig in de huid gebragt, fomtyds, zonder plaatfe- lyke ontfteeking en uitbotting, de pok- ziekte en pokken verwekt. XIV. Dat zy, door die plaatfelyke befmetting , eene plaatfelyke ontitee- F 3 king 86 L. BICKER OVER kingen verzweering in de huid verwekt , die, naar de verfcheidenheid der geftel- len, zich min of meer uitbreiden, en min of meer hevige toevallen voortbren- gen, naar het onderfcheid der zenu- wen, die, en naar de hevigheid, met welke, zy dezelven doen lyden.- XV. Dat zy gevolglyk No, 12 en 14, het eerst in de Longen, eeríte wegen, enz. aangebragt, op dezelfde wyze, eene plaatfelyke ontfteeking en verzweering in die deelen {chynt te ver- WEKKER. it XVI. Dat derhalven deze plaatfe- lyke ontfteeking en verzweering zoo veel meerder en zwaarer gevolgen moet heb- ben, als die deelen gevoeliger en edeler Zyn, en naauwer verband met het lee- ven hebben, en dat gevolglyk de be- fmetting , door deze wegen No. 14, zoo veel gevaarlyker is, dan die door de huid, No. 12. XVIL Dat zy gewoonlyk 8, of g dagen in het lighaam blyft vertoeven, en vermoedelyk met deszelfs vogten rondloopen, eer zy eene algemeene be- fmetting, of wel de ziekte der Kinder- pokjes voortbrenge, XVIII, Dat zy echter, om dat te 7 doen, A DE KINDERPOKJES. 87 doen, fomtyds-langer vertoeft, vooral , wanneer ‘er kort vooraf, of wel terzel- ver tyd eene befmetting van eene ande- re ziekte, Mazelen, Roodvonk enz. in het lighaam gebragt is, en dan zich eerst openbaart , als dezen uitgewerkt hebben. XIX. Dat zy de algemeene befmet- ting of de ziekte der Kinderpokjes fchynt voorttebrengen , door, geduurenden dien tyd No, 17, in onze vogten, even als een gift of zuurdeesfem in andere vloeiftoffen, eene byzondere innerlyke beweeging (misfchien ook eene byzonde- re krampächtige beweeging in de vaten) te verwekken, die eindelyk, op de ge- melde dagen, in eene foort van gisting, opbruisfching, kooking, of wat naam men ’er aan geeven wil, uitbreekt, XX. Dat zy op deze, of eene an- dere wyze, eene meerdere, of mindere hoeveelheid van de famenftellende deelt- jes onzer vogten aan zichzelve gelyk maakt , (asfimileert), dat ts, ’er dezelfde natuur en hoedanigheid, of befmetten- de kracht aan geett, en dus zichzelve vermeenigvuldigt op eene onbegrypely- ke en daarom verwonderlyke wyze, XXL Dat deze in pokgift veränderde F 4 deelt- 88 L. BICKER OVER deeltjes, in onze vogten eene oneigen; ot vreemde en fcherpe {toffe zynde, door het gevoelig hart- vaat- en zenuw- geftel te prikkelen, op de gemelde da- gen, die Koorts verwekt, welke men Uitbottingkoorts, (Febris eruptiva, five eruptionts) noemt, om dat de uitbotting der pokjes ’er gewoonlyk mede gepaard. gaat, of er onmiddelyk op volgt. XXII, Dat derhalven deze koorts, by wyze van eene ziektefcheiding, (Cri Jis) die pokgiftige deeltjes, naar de uit- wendige oppervlakte van het lighaam voert, en aldaar dezelven in de huid nederzet, om uitbottende ontfleekende pokpuistjes , en vervolgens zweerende, of etterende pokjes te verwekken, en op deze wyze onze vogten ‘er van ont- heft. XXIII. Dat echter, ten zelven tyd, eene meenigte dier pokdeeltjes, zonder zich in de huid, of elders nedertezet- ten, uitwaasfemen, zynde kenbaar door eenen byzonderen reuk, of met de Pis, drekttoffen, kwyl, of door andere ontlastingen, uit het lighaam uitgaan. XXIV. Dat gevolglyk No. 21 de grootheid der uitbottingkoorts voornaa- melyk in reden is van de meerdere, DE KINDERPOKJES. 89 of mindere pokgisting No, 19, en der« halven kleen is, wanneer deze gering is, en weêrkeerig, XXV. Dat fomtyds de uitbottings- koorts naauwelyks merkbaar is en plaats heeft, zonder eene opvolgende uitbot- tinge van pokpuistjes; in welk geval derhalven alle de pokgiftige deeltjes „ door de uitwaasfeming en andere ont- lastwegen , No. 23, uit het lighaam fchynen uittegaan. XXVI. Dat in gevolge van No. or en 22 de talrykheid der uitbotting, of wel de meenigte der uitbottende pok- puistjes, voornaamelyk in reden is van de meerdere of mindere pokgisting, No. 19. en van het grooter, of kleener getal der in de huid vastgezette pokgif= tige deeltjes. XXVII Dat de meenigte der pok- puistjes in gelyke omftandigheden ver- fchillende is, en dat gevolglyk de meerdere, of mindere pokgisting, No. 19, zoo wel van de verfcheidenheid der geftellen, als van andere bykomende oorzaaken afhangt. XXVIII. Dat fomtyds eenigen der uitgebotte pokpuistjes fchielyk , en zon- der gevolg , weder verdwynen; wan- F neer 90 Le BICKER OVER neer de fmetdeeltjes, die dezelven ver. oorzaaken, los geworden zynde, door de uitwaasfeming, of andere ontlastwe- gen, No, 23, uit het lighaam fchynen uittegaan, XXIX. Dat fomwyl eenige of alle de blyvende pokpuistjes, zonder kenne- lyke verzweering verdroogen ; en gevolg- lyk, dat verzweering of verêttering der pokjes geen noodzaakelyk vereischte, of gevolg dezer ziekte is, XXX. Dat het volgens No, 25, 23 en 29, om de ziekte der Kinderpokjes te hebben, en eene onvatbaarheid voor eene tweede algemeene befmetting der- zelven te verkrygen, het niet noodzaa- kelyk is, dat ’er pokpuistjes uitkomen, dat zy ftaan blyven, en tot verzweering overgaan, maar dat de uitwerkingen en verfchynfelen No. 12, 14, 19, 20 en 21 volftaan kunnen, XXXI. Dat, volgens No, 20, 22 en 23, de meenigte der zweerende pok- jes, in reden is van de hoeveelheid der in pokgift veranderde en, in de huid, of elders vastblyvende fmetdeeltjes, XXXIE Dar de Inénting meest al. toos weinige en afgefcheiden pokjes voortbrengt, en dat derhalven het gen gut, B DE KINDERPOKJES. Or gift, uitwendig door de huid aange: bragt, eene geringe pokgisting fchynt te verwekken, No. 20, XXXIIL Dat de Inënting de ziekte der Kinderpokjes meest altoos ligt en goedaartig verwekt , en diensvolgens , dat het pokgift, niet uit eigen aart, de ziekte zwaar en gevaarlyk maakt, XXXIV. Dat hierin No. 32 en 33, geen verfchil maakt de hoeveelheid der pokftoffe, uitwendig, door de huid aan- gebragt; en dat overzulks de meerde- re pokgisting , No, 20 , hiervan niet fchynt aftehangen. XXXV. Dat volgens No, 3234. in de natuurlyke befmetting, veele fa= menvioeijende en kwaadäartige pokjes voortbrengende, dit niet van den eigen aart der pokftoffe, maar gedeeltelyk van de eeríte plaatfelyke befmetting No, 15 en 16, en gedeeltelyk van andere bykomende oorzaaken fchynt voortte- komen, No. 27. XXXVI. Dat derhalven in de na- tuurlyke befmetting, de eerfte plaatfe- lyke befmetting No. 15 en 16, met an- dere bykomende oorzaaken No. 27, fchynt famen te werken, om eene groo- te- O2 L. BICKER OVER tere pokgisting, No. 2o, en hierdoor eene talrykere uitbotting, No. 24, van famenvloeijende , kwaadäartige pokjes te verwekken, XXXVII. Dat, by de Ingeënte Kin- derpokjes zeerzelden plaats hebben, zwelling van het hoofd , aangezicht , handen en voeten, pokjes in den mond, keel, enz,, ontfteekingkoorts, buikloop, kwyling , etterkoorts, raaskoorts, uit- en inwendige ontfteekingen en verzwee- ringen, fchending van het aangezicht, napokken, enz.: alle welke toevallen zeer gemeen zyn, by de natuurlyke, fa- menvloeijende, kwaadäartige Kinder- pokjes, XXXVIIL Dat derhalven alle deze toevallen gevolgen, of uitwerkfelen zyn, a Van dete groote of te overvloedige pokgifting, No, 20, 26 en 31, ofwel van de te groote meenigte in pokgift veran- derde deeltjes, die de natuur by wyze van een Gritifche fcheiding , in de huid, en elders, nederlegt en, door de eerfte wegen en kwylwegen, uitvoert, No. 23. GS Van de prikkeling en plaatfelyke ontfteekingen en verzweeringen, wel- ken die veele pokgiftige deeltjes, del un- DE KINDERPOKJES 93 hunne fcherpte, en de pokken zelve, ín de uit-en inwendige deelen No. 22 voortbrengen. y Van de meenigte van pokgiftige deeltjes, en pokkigenetter, welken, om- dat de natuur die niet naar buiten heeft kunnen ontlasten, in het: bloed zyn, blyven hangen, of weder opgeflorpt , en dan op inwendige deelen in de her- fenen, longen, buik-ingewanden, enz. zich nederzetten, } Van de meenigte rottige, fcher- pe, uitwaasfemende ftoffen, die in het bloed te rug keeren en hangen bly- ven, omdat de uitwaasfemende vaatjes, door het groot aantal van pokken, welken de huid bezetten, meestal ver- ftopt zyn, en dus de uitwaasleming grootelyks belet is. s Waarby men misfchien voegen moet de vaste lucht, die, door de pok- gisting en rotting, uit onze vochten ontwikkeld is; % welk men uit de blaa- zige, zugtige zwelling van de oogen, het aangezicht, handen, enz. fchier be- fluiten zou, XXXIX. Dat derhalven die toeval- len, No, 37, niet zoo zeer zyn Symp- tomata caufae vel morbi , maar Sympto- ma 94 Le BICKER OVER mata Symptomatum, gelyk de ziekte- kundigen fpreeken, XL. Dat volgens No. 23 in allerlei- je, maar vooral in veele, famenvloei- jende en kwaadäartige pokken, de vrye uitwaasfeming, de buikloop in kinde- ren , en de kwyling in volwasfenen, zeer heilzaame Critifche ontlastingen zyn; voor zooverre zy eene meenigte van pokftoffige en andere fcherpe deeltjes uit het lighaam uitvoeren, XLI. Dat hierom de opftopping dier ontlastingen in veele famenvloeijen= de, kwaadäartige pokken, de ziekte zeer gevaarlyk en niet zelden doodelyk maakt. XLII. Dat, omdat alles No, 32=—= 4ï. het gevaar en de doodelykheid der ziekte, volgens sYDENHAMS wel beves- tigden regel , voornaamelyk in reden is van de veelheid der pokjes, en gevolg- Iyk No. 31, 26 en 24, van de groote heid der pokgisting No. 20. XLIII, Dat echter de ziekte, fom- tyds met weinig pokken doodelyk is; % welk derhalven van de eerfte plaatfely- ke befmetting No, 16 , of van de ne- derzetting der pokgiftige ftoffen op ede- ler deelen, No. 38, of van bykomende oor= DE KINDERPOKJES. 95 oorzaaken, No. 3 en 27, die ’er ande- re toevallen byvoegen, fchynt aftehan- en. ô XLIV. Dat gevolglyk alles, wat de eerfte befmetting aan de Longen, of an- dere inwendige deelen, No, 16, aan- brengt, de pokgisting, No. 20, en derhalven de veelheid der pokjes ver- groot, No. 24, 26 en 31, de pokgifti- ge deeltjes op edeler deelen , No. 38, nederzet, en er andere ziekelyke oor- zaaken, No. 4 en 27, byvoegt, de ziek- te gevaarlyk en doodelyk, en dat dien- volgens , al het tegengeftelde dezelve goedaartig en min doodelyk maakt. _ XLV. Eindelyk , dat derhalven de Inènting het beste middel is, om het gevaar en de doodelykheid der Kinder- pokjes wegteneemen, de gezondheid en fchoonheid tegen derzelver nadeelige uitwerkingen te beveiligen, en om ze- ker te zyn, of men die ziekte reeds ge- had, en derzelver gevaar niet meer te vreezen hebbe, Dat men verfcheiden dezer kundig- heden aan de Inéntinge verfchuldigd en, in anderen derzelven, door deze konstbewerking , bevestigd is, of meer. der licht ontvangen heeft, is, dunkt MY, 96 L. BICKER OVER my, voor kundige Geneesheeren te ken- baar, dan dat ik my, met zulks te be- toogen , vermoeijen zoude. Dezelven verder uictebreiden, te verklaaren, te bevestigen en toetepasfen, acht ik even onnoodig, behalven dat zulks een ge« heel boekdeel vereisfchen zou. Zy be- vatten in zich, meen ik, de gantfche Leer der Kinderpokjes, ten minften de kennis van derzelver naaste oorzaak , natuur , werkinge , toevallen en gevol- gen , even daarom ook den grondflag van derzelver geneeswyze. De kennis alleen van de oorzaaken, welken deze ziekte dikwyls gevaarlyk, doodelyk , of voor de gezondheid verderflyk maa- ken, fchoon ’er mede in opgeflooten, vordert en verdient een nader onder- zoek en meerder opheidering. 9 XXIL Aan deze kennisfe hebben de Ge- neeskundige Beoeffenaars der Inéntinge ook niet weinig licht bygezet, door de reden, of redenen optezoeken, om wel- ken de ingeënte Kinderpokjes genoeg- faam altoos zoo veel minder in getal, goedäartiger en minder gevaarlyk zyn, | dan DE’ KINDERPOKJES 907 dan de natuurlyke ; En, nadien: dit {tuk tot hiertoe niet voldongen fchynt, heb ik ‘er mede myne waarneemingen en overweegingen over laaten gaan, die ik hier kortelyk zal mededeelen, | Het heeft my toegefchenen, dat men, om die reedenen te vinden, eerst behoort optefpooren deoorzaaken, wel- ken de natuurlyke Kinderpokjes door- gaans zoo gevaarlyk, enz. maaken, en ik meen gevonden te hebben, dat zulks voornaamelyk zyn de volgenden. 1. Zene nadeelige gefteldheid der Luchte De waarneemingen leeren ontwyffel- baar, dat de lucht een zeer groot ver- mogen heeft , om de Kinderpokjes goed- of kwaadäartig te maaken; de on= dervinding heeft het my mede meer- maalen doen zien, en wie kan’er aan twyfielen, die weet, hoezeer de dier lyke en leevenshuishouding van ons lig- haam van de gefteldheid der lucht af hange? De wyze, opwelke, is, dunkt my; ook niet moeijelyk naartegaan; althans uit meenigvuldige opmerkingen en over- weegingen, meen ik, te mogen beflui- ten, dat alles, wat onze vogten eene overhelling tot rotting geeft, of hen Vil DEEL, G we: 98 LL, BICKER OVER wezenlyk in een ftaat vän rotting ftelt ; de pokgisting vergroot, of wel vermee: nigvuldigt, in welk geval de ziekte, door eene dubbele reden, gevaarlyk en verderfeclyk wotd; en, hoezeer, onder anderen; eene heete lucht, byzonder, wanneer zy met vogtigheid gepaard is, onze vogten tot bederf deet neigen, is gendeg bekend, ’t Is waarfchynlyk iervan, dat de twee Zpidemiën van 1772en 1776, in de maanden Juny, Ju- Y, Augustus en September, zulke eene groote flachting in deze ftad gemaakt hebben, en dat ren toen ter tyd, zoo veele kwaadäartige pokjes gezien heeft, SYDENHAM, BOERHAAVE €n anderen, hebben reeds waargenoomen en aange- teekend, dat de Kinderpokjes, in de heete zomermaanden, *t gevaarlykfte ent moorddaadig{te zyn; hoewel zy dit vòornaamelyk afgeleid hebben uit de tneerdere gefchiktheid „die , volgens hun- ne meening, het bloed, door de hitte, tot ontfteëking aanteemt, *t gene, bui- ten twyffel, daaruit is voortgevloeid; dat zy de peins „ in natuur, voor eene ontfteekingziekte hielden; waaromtrent « laatere. waarneemingen ons beter verkichs hebben; desen Ee, oo DE KINDERPOKJES 99 oök geleerd hebben: dat niet de zomer noch herfst, maar de winter en lente de eigentlyke faifoenen zyn, waarin de ontfteekinggiekten, uit hoofde van de gefteldheid- der lucht, het gemeenfte zyn. “*Is hierom, dat HUXHAM (h) fchreef: „ Indien SYDENHAM niet alle > koortfen, zelfs de pest, als zuivere on= „ fteekingziektens hadde behandeld, » zou zyne praktyk in ’t algemeen vols komener, en meer naarvolgbaar zyn » geweest, die volmaakt wel ingerigt is » voor zulken, welken van eene onte » fteekingtaaiheid afhangen; maar ze- kerlyk moet men hem niet altyd vol- » gen, zelfs niet in de Kinderziekte”, Ook heb ik, in de gemelde maanden, de Kinderpokjes ’t meest met blutsch« vlekken gepaard gevonden, die, gelyk men weet, niet anders zyn, als de uits werkfels van een, door rotting, onte bonden en fcherp bloed, Dan hieruit, fneen ik, dat tevens openbaar word, ’t gene de H. GEL, HEER CAMPER, (i) voor drie jaaren, fchreef niet wel te kunnen uitdenken, welk naamelyk de „no rees (h) Esfay on Fevers, London 1757. in 8ve, par. IO. (i) hsl de Emolum, eb opt, Method, Iufit, Varioh Pag. Oa TOO LL. BICKER Ò VER reeden zy, dat de natuurlyke Kinder: pokjes zoo dikwyls met Blutschkoorts Febris Petechiahs) verzeld gaan; of fehoon zy dezelve, uit eigen aart mis= {chien, evenzoomin voortbrengen, als de ontfteekingkoorts (Aebris Inflam- matoria), die ook meenigmaal de-uitbot- ting verzelt , of ‘er-onmiddelyk op volgt, Trouwens sYDENHAM heeft reeds aan- geteekend: Est autven ubi in hoc morbo, perinde atque in Peste, laxata, inflame mationis vi, fanguinis compage, maculae Purpureae fe ostentant pustulis interfper- Jae , mortis fere femper praenunciae, Pres guentius hoc evenit, ubi aëris-eon)titutio anorbo isti epidemice grasfantì prae cac- zeris favet (k), Tegen dit alles ftrydt niet, dat eenige Zpidemiën van deze ziekte in het midden van den winter de meeste verwoesting hebben aangeregt ; want daar zyn, gelyk blyken zal, in de lucht, ‘en in andere omftandigheden;, veele en verfchillende- oorzâaken, die dezelve algemeen; gevaarlyk , en doode- lyk maaken, ‘Zoo zal een Luchtgetteld- heid „ die-gefchikt is, om ontíteeking- ziektens voorttebrengen, buiten dn € TAN re | (K) sYDENH. Oper, Sec, II, Cap. 2. nnn DE KINDERPOKJES. 1O0Ì fel, de ziekte der Kinderpokjes ver: zwaaren en gevaarlyk maaken in hun; wier lighaamsgefteldheiden bloed tot ontfteeking hellen, en zeker is het, dat de fmetftoffen van andere heerfchende ziektens (Morbi epidemici) fomwylen, ten zelven tyde, in de lucht plaats heb- ben, wanneer de Kinderpokjes regee- ren, en, door dezen, als zy gelykty- dig in het lighaam beftaan, of elkandes= ren kort opvolgen, de hevigheid en het gevaar dezer ziekte vergrooten; en dat zy zulks vooral doen, door de ge- fchiktheid tot rotting of deze zelve te vermeerderen, is, door zoo veele on- twyffelbaare waarneemingen , beweezen , dat ik gewisfelyk Overtollige moeite doen ‚zou, met dit hier ‘te betoogen; Niemand heeft dit beter, by ondervin- ding, leeren:kennen dan sYDENHAM er HUXHAM (Ì); en hierom’ zegt TRALLES (m) Malignitas. Variadlaram pendèt vel à Contagii-et Epidemiae malignitate, qüae efficit , ut magis, ac benignae ‚in putredi- nem vergant, wel a febris impetu et calo= re, qui humores noftros in putredinem. raven der N G 3 ’ wers (1) See his Esfay on Fevêrs, pag. I3L „(m) Epist, Apologet. ad Illus, Virum A, D, HAEN, Pag. 16, 102 L. BICKER OVER wergere facit. Ik houde het dan voors zeker; dat eene nadeelige gefteldheid der lucht eene der voornaamfte oorzaas ken is, die de Kinderpokjes dikwyls gevaarlyk en doodelyk maaken , het zy zy zulks doe, door den invloed van haare eigen natuurlyke hoedanigheden, het zy, door andere fmetftoffen, of fchaadelyke magten, die zy in zich om- veert, en, in het lighaam , wanneer het, door het pokgift, ftaat aangetast te wor- den, of werkelyk befmet is, overbrengt. 9 XXI, 3, | IL, De wyze, of wel de plaats van Be: Snetting, De natuurlyke befmetting ge- fchiedt door de huid, ademhaaling en _doorzwelging. Zoo verfchillende de deelen zyn, in welken de fmetftof, door die wegên, zich het eerst plaatst, zoo onderfcheiden moeten, buiten twyffel, de gevolgen zyn, die zy voortbrengt, en dezen zekerlyk zooveel te gewigti ger, te gevaarlyker, hoe die deelen gee voeliger , edeler „ en tot de dierlyke en leevenshuishouding noodzaakelyker De de In verfcheiden Lyders met de na« tuurlyke Kinderpokjes heb ik ontwyf- felbaar genoeg gezien , dat de befmet- ung mement DE KINDERPOKJES. 203 ting uitwendig door de huid gefchied was, fomtyds op eene plaats, waar de huid gekwetst, gebrand, of anderzins beledigd was, doch dikwyls op eene plaats, waar de huid heel geweest was, ên voornaamelyk in hetaangezicht, zele den op twee plaat{en, in_ denzelfden Lyder; in alle welke gevallen, volko- men dezelfde plaatfelyke verfchynfelen zich opdeeden, als in eene konítige bee fmetting, te weeten, eene vry groote, doch platte zweerende puist of blaar; met dunne, of dikkere etterftof gevuld, en met eenen ontítoken kring. omgeer ven. De oude vrouwen zyn gewoon deze puisten Waor pokken en Moer pokken te heeten; waarfchynlyk uit her begrip, dat zy de pokken» voorgaan en voort- brengen; dan in verre de meesten van deze gevallen, heb. ík zeerweinige en geergoedäartige pokken waargenomen. Ge „Meermaal heb. ik ook zekerheid genoeg gebad, om: wastteftellen „ dat de fmetitof; met de doorzwelging van de lucht, of voedfels, in het lig gebragt was, en in. den mond, flok- darm, of maag, eerst eene plaatfelyke befmetting veroorzaakt had, Verfchei- denreizen heb ik dezelve duidelyk ge Eg zien TO LK BICKER OVER. zien aan het gehemelte, en aan de eene of andere zyde van de keel, in kinde- ren ;-in welken ik de natuurlyke kinder- pokjes wagtte; om dat ’er een of meer van-hunne broeders, of zusters ziek aan lagen, en die allen gaven dan ook eent- ge dagen te vooren te kennen, dat zy Pyh in den mond, of keel hadden. Ee nigen van dezen hebben de ziekte maa- tig ‚en anderen-zwaar gehad; doch al- len met eene groote moeilykheid in de doorzwelging , eene fchorre ftem,en min of meer’ benaauwdheid in de-ademha- ling, Twee kinderen hebijk behandeld; die verfcheiden maalen’, eer men het ont- dekte,-het wateren melk gedronken hadden waarin de „Moeder het doekje, met het welk. zy de- pokkige oogen van andere: kinderen bette, had: gedoopt en laaten liggen. Beiden hebben zy vee: le, doch afzonderlyke pokjes gehad, en met geen ander buitengewoon toeval, als eene byzondere pyn voor % hart; gelyk men zich gewoonlyk yitdrukt, en eene langduurigecbraaking,” De BARON VAN SWIETEN (li) meent , dat, ook in de: (a) Comment, in H, Baerhaave Aphor. Tom, V, Pile 4u. DE KINDERPOKJES. 105 ge gevallen, eene plaatfelyke befimetting - in de maag, of derzelver mond, plaats heeft, én dit komt ook my ten hoog- ften waarfchynlyk voor. zal SYDENHAM, (o) telde reeds onder de teekenen dezer ziekte,’ een gevoel van Pyn, in-de deelen, die onder het barte- putje liggen, wanneer zy, met de band, “gedrukt worden. Ook zegt hy (p) al- #oos waargenomen te hebben, dat, in Jongelingen, die met eene looze braaking, mislelykheid en: pyn, meer dan gewoon, te vooren gekweld worden, de opvolgende pokjes buiten maate famenvloeiden, _De Inénting derhalven , door de pok: ftof, metde voedfels, of op eene ande- re wyze, integeeven, is niet zeer aante- raaden. Een Brunswyker Boer „ zynen Zoon afgevallen pokkorsten met bier te drinken’ gegeeven ‘hebbende, veroor- zaakte; in hem, de’ allerkwaadäartigfte pokken (q). “ ‘In Bengalen echter ent nen in ‘door den pokêtter, met fuiker integeever:; hoewel niet met den besten (o) Prax. Medic, Sect. 3. Cap, 3, paz. 162, Cp) Disfert, Epift. pag. 474. Bij (q en AMPER» Disfers. de Emol, et opt, Meth. Fafi Pag. 79. 106 L, BICKER O VER uitflag(r), Een beroemd Geneesheer heeft my gezengd, dit zelf meermaal ge. daan te hebben, zonder merkelyk kwaad gevolg. Álle maagen zyn zee kerlyk niet evengevoelig, zelfsniet voor vergiften, en misfchien kan het pok- gift, zonder plane ze befmetting , ge- Fyk door de huid, ook door de eerfte wegen in ’t bloed komen, In de Medi- cal Obferwations and Anquires, by a So- ciety of Phyfieians in London {s), leesik van pokítof met een drankje aan eene Negerin ingegeeven, zonder dat ’er be- fmetting gevolgd is; maar de fchryver meldt niet, of zy naderhand, op eene andere wyze, de pokjes gekreegen hebbe, y. In niet weinige gevallen, heb ik duidelyk kunnen bemerken , dat de Ímete ftof, door de ademhaaling, was aange- bragt. In fommigen van dezen had zy zich geplaatst, in deholligheid van den neus, ef wel in het fnotvlies, Meer- maal heb ik opgemerkt, dat kinderen, in welken ik belooë, dat zulks plaats had, eenige dagen voor de uitbotting, eene ongewoone jeuking in den neus ge: voel. _{r) Zic camreR, de Emol, et opta Metb, Iwfit, Va- ziol. pag. 7Öe (Ss) Vel, Ve Pez 39. Ld dd GA DE KINDERPOKJES 107 voelden, denzelven dikwyls wreeven, vervolgens aanhoudend niesden, zwaar re ftuiptrekkingen leeden, flaapzugdúg werden ‚ en zeer veele pokjes kreegen, Dat de {metftof deze en andere toeval- len voortbrengt, door het gevoelig {not- vlies, en de reukzenuwen te ontfteeken , te prikkelen, en, uit dien hoofde, de ziekte fomtyds zeer gevaarlyk maakt, heeft de BARON VAN SWIETEN (t) uit- voerig aangetoond; en der Chineefen wyze van Inênting, door de pokkors- ten in den neus te fteeken, bevestigt zulks, 8. Edoch, dat de pokfmet zich zelden in de luchtpypen of longen plaatst, ge- Iyk die Schryver meent, heeft de on- dervinding my anders geleerd, 6 XXI, 7, Eene meenigte gevallen zyn my voor- gekomen, waarin ik de duidelykíte kenteekenen opmaaken kon, dat deeer- fte en plaatfelyke befmetting in dezelven gefchied was; en, indiende lucht immer het gift der pokken overvoert , is ’er, naar ’t my toefchynt, alle reeden om te befluiten, dat zulks dikwyls gefchieden moet, ten zy men met fommigen rik at CE) Comm, in HU. BOERHAAVE Apbor. Tom. V, pag. 39% 108 Le BICKER OVER dat de lucht zulks nimmer doet; doch dit te ftellen, is, dunkt my, wonder- fpreuken {taande te houden, die het ge- tuigenis der onfeilbaarfte zintuigen, ’ gezigt en den reuk, en dat der onder- vinding regelregt tegenfpreeken. MEAD, WERLSTOFF, VIOLANTE, en eene mee- nigte andere Geneeskundigen hebben, by de opening der Lyken, zoowel de longen, “als andere ingewanden, met wezenlyke pokken bezet gevonden; terwyl MARTINER, LOBB, en anderen, door ontwyffelbaare waarneemingen gee toond hebben, dat de fmetftof, door de uitwaasfeming uit het lighaam uitge- dreeven, met de lucht overgevoerd word, en, op verre afftanden befmet,;, gelyk VAN SWIETEN (u) dit omftandig vermeldt; wiens gevoelen my daarom te meer verwondert; behalven, dat ook de reeden, die hy ’r van geeft, dat naamelyk de fnelle omloop des bloeds, door de longen, en de groote uitwaasfe- ming derzelven, de aanhanging der fmetítof weeren zou, my zeer gezogt en onvoldoende voorkomt. Althans in verfcheiden Kinderen, van welken ik vast- (u) Comment, in H. BOERHAAVE Aphor, Tom. Ve 28: T4O, 166, et als in tocis, men mmm nnn DE KINDERPOKJES, rog vastftelde, dat zy natuurlyk zouden be: fmet worden, heb ik eenige dagen voor den aanval derziekte, een kug , of hoest waargenomen, die allengs heviger werd, en, by het uitkomen der pokjes, in ee- ne kennelyke longöntfteeking verander- de; waaraan ik fommigen, onder de uitbotting, by wyze van verftikking, heb zien fterven; eens twee in het zelf- de huisgezin, en genoegfaam op hetzelf. de uur; terwyl ik anderen van dezen, na de ziekte, metde grootfte benaauwd- heden en, onder een geduurig hoes. ten, met een heesch en pynelyk geluid te hebben doorgeftaan, onder, en na het opdroogen der pokjes, aan eene kenbaare longzweering en longteering heb zien fneuvelen, fommigen íchielyk en onverwagt, even als by de openbars- ting van een befloten etterzak ín de lon- gen. Ook heb ik waargenomen, dat verre de meesten van de zoodanigen, zeer veele, en zeer platte, drooge, blee« ke pokken hadden, van welken de ftof, die dezelve vervullen moest, in het lig- haam fcheen te blyven hangen, en de uitwendige deelen te bezetten. In fom- migen derzelven, heb ik de meer of min gevulde pokken, op den agen, ô elfs b $ de, 1. BICKER OVER elfden, en twaalfden dag , zigtbaar zien in: vallen en verbleeken , zoodat de ftof naar binnen fcheen terug tewyken ; terwylten zelven tyde, in volwasfenen, de kwyling verminderde, of plotfelyk ophield; en dit heb ik dikwyls gezien. Mendenksaan alle die gevallen, waarin het pokgift de Onmiddelyke bronnen des leevens aan- tast, en dus op het leeven zelf een regt= ftreekfchen en geweldigen aanval doet, wanneer de natuur fchynt te bezwyken en buiten ftaat gefteld te worden, om de uitbotting en veréttering voorttezet- ten. In eenige weinigen heb ik met weinige, en vry groote rype pokken, de- zelfde toevallen en gevolgen gezien. Dat de plaatfelyke befimetting in de Fuchtpypen, of longen, door de ont- fteeking en verzweering, die zy veroor- zaakt, zulke zwaare en gevaarlyke toee vallen moet voortbrengen, kan een ie- der, die het weeffel en de bediening dier deelen kent, gemakkelyk bezeffen; en dat het gevaar aanmerkelyk vergroo- ten moet, wanneer ten zelven tyde, de gemaakte pokftof in het lighaam han- gen blyft, of terug wykt,en op edeler deelen zich nederzet, ismede niet moeie jelyk te begrypen; gelyk ook, RE CL memmen en DE KINDERPOKJES tif het bovengemelde ligtelyk is optemaas ken, welke wyze, of plaats van befinet- tinge de Kinderpokjes het gevaarlykíte en het doodelykfte maakt; waarom ik het een en ander niet zal uitbreiden ; al- leen zal ik ’er byvoegen, dat ik Iyders behandeld heb , in welken ik reeden had om te denken, dat de befmetting te ge- Iyk in verfcheiden der gemelde deelen plaats gevat had, en dat ik dezulken aller{mertelykst heb zien lyden en fter- ven, HI. Sommige ongefleldbheden, of toeval len, kort woor , onder, en na de uitbot- ting. Gelyk ’er ziekelyke gefteldheden zyn, voor welken de uitwerking der Kinderpokjes tot een geneesmiddel ftrekt, zoo zyn ’er zekerlyk ook andes ren, die deze ziekte kwaadäartig, voor de gezondheid en het leeven verderfes lyk maaken. De voornaamften, die ik waargenomen heb zulks gewoonlyk te doen, zyn de volgenden. a. Een ongeftelde (haat der eerfle we- gen, te weeten, eene overlaading der maag, vooral met rotbaare {pyzen en met geestryke dranken ; eene groote op- hooping van drekftoffen, in de darmen; wormen en roiftoffen; uit alle deze oor- zaâ- IE2 Le BICKER OVER zaaken heb ik de-Kinderpokjes meenig- maal boosäartig, gevaarlyk «en doode- lyk gezien, in onmaatig eetende kinde- ren en ongeregeld. leevende bejaarden. Men vindt in dezelven , tegen en onder de uitbotting , eene zeer vuile tong, lee- lyken, of bitteren Ímaak inden mond, een zeer ftinkenden adem en oprispin- gen, groote misfelykheid en braaking, zwaarte in de maag, min of meer op- zetting van den buik, en galächtige, zwarte, rottige afgangen. Doorgaans is ook de uitbottingkoorts in dezulken zeer hevig en aanhoudend, maar ge- meenlyk is de pokgisting grooter, en de uitbotting talryker, hoe die koorts fterker is; zoodat alles, wat die koorts aanzet en verzwaart, gelyk gewoonlyk doen die ongefteldheden in de eerfte we- gen, de pokgisting vergroot, meer pokken verwekt, en daardoor de ziekte gevaarlyker maakt 6 XXI, 42. | £. Eene gefchiktheid tot Gal, of Rot- koortfen, te weeten, eene groote flap- heid der vaste deelen , en ontbonden ftaat van het bloed, zynde fomtyds verzeld , of veroorzaakt , door de voorgaande oor- zaaken «. en kenbaar , uit dezelfde vere fchynfelen, en uit de gehouden leevens- Wy: mmm DE KINDERPOKJES, 113 wyze, voorgaande ziekte, enz. Zoo heb ik meermaal zeer erge en verderfe- lyke Kinderpokjes zien-ontftaan in Ly- ders, die van dezelven “aangetast wer- den, pas nadat zy uit eene Gal- of Rotkoortfe opkomen, Zoo verre is het ’er af, dat kinderen, gelyk de ge- meene man zich inbeeldt, die uit eene ziekte opkomen, gezuiverd en ge- fchikt zyn, om goedäartige- pokjes te krygen. In eenigen heb ik eene kwaad- äartige Rotkoorts met de Pokken ges paard gezien; en,‚ in dezen waren de: zelven bloedig, zwartächtig, ‘hier en daar met blaauwe, zwarte en gangree neufe vlekken , fchoon in fommigen niet famenvloeijende, gepaard met bloedin- gen uit neus, mond en piswegen, van een ontbonden bloed,’ Gelyk alles, wat sin” ons lighaam rotting voort brengt, de pokgisting vergroot, zoo {chynt ook het Pokgift zelf der rotting te begünstigen , zoo niet te verwekken. HOFFMAN, LISTER, MEAD, HUXHAM, en anderen hebben dit reeds, door waarneemingen, bevestigd (r). Ye Lene gefchikiheid 103 de zoogenaam:- VII DEEL H de (FT) Vide VAN SWIETEN Comm, in H. BOERHAAVE Aphor. Tom, V. pag. 47. IIA Le \BICKER OVER de fleepende, of zenuwkoorts , (Febris lenta, feu nervofa) te weeten een flap- heid en werkeloosheid der ingewanden, vaten, en byzonder der zenuwen, gee paard met een fchraal bloed, en lymi- ge, of (lymige weivogten; of wel deze koorts zelve, ontftaande dikwyls uit eene (chraale leevenswyze, waterächti- ge, flymige, meelige voedfels, onrype vrugten, verfchaalde dranken , vogtige efloten wooningen , armoede, droef geestigheid. en vreeze, In zulken ftaat heb ik dikwyls, in kinderen van arme lieden, in. weeklyk opgevoede kinderen en in kwaadfappige vrysters, vooral die voor de ziekte bevreesd waren, een zeer. flegt foort-van famenvloeijende pokken zien voortkomen : zoodanige naamelyk , als de Heer HUXHAM (s) ’er in heeft waargenomen, bleeke, putti ge; platte, zwarte pokken, die nooit wel opkomen, of goed etteren, maar, de gantfche ziekte door ‚fiets en plat hlyven, of tot groote waterächtige blaa- wen) famenloopen, gevuld. met een-dun;, ongekookt, icherp vogt,-maakende in -het.aangezicht en elders; als. de lyders danggenoeg leeven, eene biecke;, aad: eu ( 5) Esfay 0 Fevers, Page 127. ee nen nd ve DE KINDERPOKJES, II5 kleurige, fomtyds zwartächtige, vaste hangende korst, die men, als een dood vel , met geheele lappen, kan affcheiden, Niet zelden heb ik, in deze gevallen, zoowel als in die, waar eene Rotkoorts de pokken verzelt, de blutschvlekken waargenomen. Doorgaans zyn deze lyders, eenige dagen voor de uitbot- ting, neerflachtig, geesteloos, druilen- de , ligthoofdig, vermoeid, koortfig > zonder dorst, of hitte, de pols (lap en rad, het aangezicht bleek en ingeval- Jen, de pis bleek en dun, de tong droog, wit , met een geelen rand, en op * laatst komt ’er eene geduurige neiging tot braaken, en, onder de uitbotting, zeer groote benaauwdheden, en die al» lerhevigfte rug- en lendenpyn, welke de ervaren Geneeskundigen altoos voor een zeker voorteeken van kwaadäartige ie gevaarlyke pokken gehouden hebe ene de Eene byzondere gevoeligheid van het genuwgeftel, Dat de zenuwen in de Kinderpokjes eene zeer groote rol fpee« len, dat het pokgift dezelven geweldig prikkelt, en dat deze prikkeling, byzon= der, wanneer zy gefchiedt op zenuwen, die met de leevenswerkingen een naauw H 2 vere 116 L. BICKER OVER verband hebben , alleen genoeg is, om groote beroeringen en gevaarlyke ont- fteltenisfen in de dierlyke en leevense huishouding, hevige {tuiptrekkingen, kram pächtige verftikking , fterke koorts, raaskalling, geweldige braakingen, enz: te verwekken, heb ik dikwylis gezien, en ik heb meenigwerf gedacht, of niet een te prikkelbaare ftaat der zenuwen, wegens eene te groote teergevoeligheid;, gelyk in kinderen en andere teedere ge- ftellen, of wegens eene te fterke {pane ning, gelyk in volbloedige bejaarden, zeer veel toebrengt, om de pokgisting te vergrooten, het zy, door de meer oproerige en ongeregelde beweegingen, het zy, door de fterkere koorts, die de prikkel van Ket pokgift, in gevoeli- ger geftellen, verwekt, …- Verfcheiden. waarneemingen vindt men by de fchryvers, die deze gedag- ten fchynen te fterken, gelyk men ’er ook niet weinigen ontmoet, welken de gevaarlykheid der zenuw- aandoeningen en toevallen, in deze ziekte, bevestigen. De Heer GATTI (t) heeft dit zoo ver getrokken, dat hy de voornaamíte zit- plaats (t} Monwell. Reflex, fur la Pratig, de Tuocnh, pag. 14% DE KINDERPOKJES. IF7 plaats van deze ziekte in de zenuwen ftelt, en ’* is, uit dit beginfel, dat hy verklaart, waarom de vrees en de angst zoo eigen aan dezelve zyn, en het ge- vaar ’er van, gelyk de ondervinding leert, zoo zeer en zoo dikwyls ver- groot, s. Eene gefchiktbeid tot ontfteeking- koorts; eene volbloedigheid naamelyk,;, vooral {trakke vezelen, met een dik, zwaar bloed, De waarneemingen der Geneeskundigen leeren eenpaarig, dat, in menfchen van zoodanig eene gefteld- heid, de ziekte der Kinderpokjes ge- woonlyk zeer zwaar en zeer gevaarlyk is, en de ondervinding heeft my dit ook meenigvuldigmaalen doen zien, Door de prikkelir:g van het pokgift ontítaat er, in dezulken , doorgaans eene ge- weldige ontfteekingkoorts, gevolgd van zeer veele en dikwyls famenvloeijende pokjes, over het groot{te gedeelte van het lighaam, welken, door hunne plaat- felyke ontfteekingen van de huid, die koorts zeer verzwaaren, en het bloed meer ontíteeken; terwyl dan veelmaa- len het dikke, taaije, ont{token bloed, in de longen, keel, hersfens, of andere ingewanden, verftopt raakende, ver- j H 3 flik- 118 Le BICKER OVER ftikkende longontíteekingen, zwaare keelontfteekingen , ontfteeking der hers- fenen, met raaskalling gepaard, opge- ftopte kwyling, en andere doodelyke toevallen voortbrengt, waar aan ik vee- len, in ’t midden van den loop der zie- te, heb zien fneuvelen ; doch fommi- gen op *t einde, of kort ‘er na, aan ee- ne etterkoorts, of inwendige verzwee- ringen en verftervingen. In het Lyk van den Prins van Oranje, die, in den jaare 1ó5o, in den Haage, aan de Kin- derziekte overleden is, vond men de longen geheel ontftoken, opgeblaazen,;, zwart en met een zwart bloed omgeeven (u). In welken die ontfteekingkoorts ale lergeweldigst was , heb ik, hier en daar, tusfchen de pokken, vooral, aan de dyën en beenen, die groote blaaren waargenomen, welken zeer gelyk zyn aan die door branding veroorzaakt; waar uit, wanneer zy openbraken, een fcherp;, dun vogt liep, terwyl het onder- gelegen vleesch zich zwart en als ver- átorven opdeed; hoedanige pokken sy- DENHAM (v) altoos voor doodelyk ge- hou- _ (u) Vide TH. BARTHOL. Epist. Ceztar, 3, Epist. QOe Por. 389. (v) Secr, IV. Cap. 6. pag. 252 DE KINDERPOKJES II9 kouden heeft, Een Geneeskundige kent die geftellen ligtelyk, en nog ligter die koorts, als zy reeds plaats heeft, uit een vollen, gefpannen, harden pols; korte, verhaaste, heete ademhaaling, brandende hitte en roodheid der huid, drooge, beflagen tong, grooten dorst; en ondraagelyke fcherpe pyn in het hoofd, rug, lendenen en ledemaaten. G De Etterkoorts, Wanneer de huid met veele en vooral met famenvloeis jende zweerende pokken bezet is, word ‘er eene groote hoeveelheid van rottigen etter , door de opflorpende vaatjes, op- genomen en onder het bloed gebragt, en dewyl dan de uitwaasfeming ook grootendeels belet is, word ‘er eene meenigte rottige, fcherpe ftoffen der uitwaasfeming, in het lighaam , opge houden. Beide deeze ftoffen ontbinden de gantfche masfa van het bloed , ftels len het in een wezenlyken ftaat van rotting, en geeven ’er dus eene: kwaad: dartige fcherpte aan, welke die koorts verwekt, die men, om haare eerite en voornaamfte oorzaak Etterkoorts noemt, hoewel zy, in wezen, niet anders als een verderfelyke Rotkoorst is, gelyk SYDENHAM haar daar reeds voor geliou- 5 Pe Te dea Keo KE IBN CT KEER: OEVERS den heeft, Ten zelven tyde, werpt deze koorts dikwyls een gedeelte van dien fcherpen etter op de edelfte inges wanden en andere deelen , in welken ’ dezelve dan de kwaadäartigfte en doo- delykfte verzweeringen voortbrengt. %* Is om dit alles, dat de Geneeskundi- gen van alle tyden en eenpaarig geoor- deeld hebben, dat deze koorts het gee vaarlykfte en moorddadigfte toeval de- zer ziekte is; en dit is zoo waar, dat van de tien Lyders, welken aan de na- tuurlyke Kinderpokjes fterven , mis- {chien negen, door deze koorts, wore den omhals gebragt: waarom TRALLES baar te recht noemt, immanis illa bo- micida , immifericors illa hostis generis humani, dura illa venefica, eufus minis- serio folo demum waritolae trucidant (w). By deze ongefteldheden en toevallen zullen fommigen denkelyk gevoegd wil- len hebben de fchielyke ophouding der kwyling , in famenvloeijende pokken, op den elfden dag der ziekte, in vol- wasfenen, van meening zynde , dat dit toeval, % welk niet als al te dikwyls in it. zul- Cw) Disfert. Epistol, de Meth. medendì Variolis , hac= genus cognita, faepe infuffisieste , magno pro Inocnlatioue argamento, Pag. IL, DE KINDERPOKJES I2I zulke pokken voorvalt, de oorzaak is van den gewoonlyk kort daarop volgen- den dood des lyders; dan ik ben geenfins van dat gevoelen ; door ondervinding ‚en een meenigmaal herhaalde opmerking, meen ik geleerd te hebben , dat dit toe- val, in dat geval, meest altoos, nieteene - oorzaak, maar enkel een gevolg is van den aannaderenden dood van een reeds ftervend lighaam; hoedanig ook door- gaans is de Miskraam, die in zwangere Vrouwen , welke zwaar aan de Kin- derpokjes liggen, genoegfaam altyd kort voor haaren dood voorvalt: En, in de daad men behoeft, dunkt my, de Lyders, welken , na dit toeval, fter- ven, voor, onder, en na hetzelve flegts met eenige oplettenheid te hebben waargenomen , om overtuigd te zyn, dat het ’er zoodanig mede gelegen is. Althans, in meest allen , in welken ik dit doodlyk toeval heb gezien, heb ik, reeds eenige dagen te vooren, zichtbaas re teekenen van eene aangeftoken long _befpeurd, eene bezwaarde en verhaaste ademhaaling ‚ aanhoudenden hoest, heefche, of fchorre ftem , flaapzugt , kleenen, radden pols, bleeke pis, enze en alle deze toevallen heb ik in hun EL 5 meest 122 Le BICKER OVER meest op den elfden dag, met, en on- middelyk na de ophouding der kwyling fchielyk zien vermeerderen en verzwaa- ren; zoo dat ’er welhaast eene hevige benaauwdheid, tobbing en ronking op volgden , en de lyders, by wyze van verltikking, ftierven, terwyl ik reeds, eer de kwyling ophield, zoo wel als met en na dezelve, het aangezicht heb zien flinken, bleek en doodkleurig wor« den, de pokken invallen en verbleeken, zonder dat ’er eenige zwelling in de handen ten voorfchyn kwame. Ook heb ik duidelyk waargenomen, dat dit toeval ’t meest voorvalt in de famen- vloeijende pokken, met welken eene zwaare ontfteekingkoorts in het begin gepaard gaat, en waarvan dan het taai onftoken bloed in de longen blyvende hangen, dezelven allengskens geheel verftopt en verftikt, hoewel ik ook meen opgemerkt te hebben, dat die Lyders ‘er zeer aan bloot ftaan, in wel- ken de eerfte befmetting op de longen gevallen is, en anderen, in welken een gedeelte van het te overvloedige pok- ift, * welk de natuur niet riaar buiten eeft kunnen uitwerpen, op de longen zich gezet, en dezelven ontítoken heeft: ‚ $ en DE KINDERPOKJES, 123 en hoeveel eerder moet dat gevreesde toeval gebeuren, wanneer alle deze ge- vaarlyke omftandigheden famenloopen, en, wanneer, gelyk dan ook dikwyls plaats heeft, ten zelven tyd, de hersfe- nen, of andere edele ingewanden, door het pokgift aangeftoken zyn? Hoeveel gereeder ook moet het juist op dien tyd, gebeuren , wanneer de krachten der Lyders, door de langduurigheid en de hevigheid der ziekte , ‘genoegfaam geheel uitgeput zyn, en wanneer een rottige ftaat van het bloed, zoo dood- lyk voor ons leevensbeginfel, en eene hevige Etterkoorts de leevenskrachten en werktuigen met geweld onderdrukken en, als ’tware, verftikken ? Dit alles leert ons, dunkt my, overtuigend, dat die gedugte ophouding der kwyling, op den elfden dag, niet eene oorzaak, maar een wezenlyk gevolg is van de verftikkende longontíteeking , waar aan de Lyders dan, kort na dezelve fter= ven, of wel een blyk, een teeken, dat de natuur, het moorddaadig pokgift het leeven in zyne eerfte fterktens aan- tastende , den ftryd opgeeft en de lee- venskrachten voor de overmagt der ziekte bezwyken, Is ook, mu ik, aat- IT Ie BICKER O VER daarvan, dat, op dien zelfden tyd, de kwyl, die te vooren dun en vloeibaar was, fchielyk verdikt, lymig en taat, en de mond, keel, enz, droog worden, vermits de iongen geheel verftopt raa- kende en de natuur bezwykende , geen toevoer van dunne vogten naar-de kwyl- klieren meer gefchieden kan, Uit dit denkbeeld eindelyk fchynt my ook de doodlykheid van dit toeval best te kun- nen verklaard worden, of liever de re- den, waaröm de krachtigfte middelen meest altoos vruchteloos tegen het zel ve aangewend worden, Dan dit alles is, naar myn inzien, zoo klaar, en ik heb het zoo zichtbaar waargenomen , dat het my zeer verwondert, dat men, in de Werken, in welken men gezette- lyk over dit onderwerp handelt, het niet van deze zyde, of in dit licht, bee fchouwd hebbe, Met dit alles echter ontken ik niet, dat de ophouding der kwyling, ook fomtyds door andere oorzaaken , ont« ftaat, en dan zelve eene oorzaak van de longontfteeking, enz. en den opvolgen- den dood is, Ik heb zelf gevallen ge- had, waarin ik meende reeden te heb: ben, om te befluiten, dat eene onvoor- zig- DE KINDERPOKJES 125 zigtige blootftelling aan de koude de oorzaak geweest ware van eene opge- ftopte kwyling en derzelver nadeelige gevolgen, en anderen, waarin ik dit toeval alleen niet uit eene te groote ver- zwakking oordeelde te moeten afleiden, en het is in deze en andere gevallen, zoowel als in die van eene te overvloe- dige kwyling, dat de Konst, met vrucht, haare geneesmiddelen toedient. IV. Zene kwaade behandeling, Hoe gevaarlyk de ziekte der Kinderpokjes, uit zich zelve, of wel door bykomende ongefteldheden, ook wezen moge, het verzuim van ’er in tyds een kundigen en ervaren Arts byteroepen, en de vere keerde wyze , op welke het gemeen de« zelve meest behandelt, maaken haar nog oneindig gevaarlyker en zeer dik- wyls doodiyk, En wie kan hier aan twyffelen ? “Wat kan ’er verderfelyker zyn, in eene ziekte, die onze vogten zoozeer tot een rottig bederf doet neie gen; en die zelve door alles, wat rot« ting voortbrengt, zoo {terk aangezet word, dan de Lyders, gelyk nog de meeste gemeene lieden en niet weinigen uit den burgerftand doen, dag en nagt, ineen warm befloten vertrek te re te ou- 126 ‚L. BICKER OVER houden, door zwaare dekkleeden te broeijen, en, als ’tware, te verftikken, geene verfche lucht, verfchooning , noch buikzuivering te verzorgen, en niet als verhittende zweetdryvende dranken en geneesmiddelen integee- ven ? Kan het misfen, of zulk eene broeijende en verftikkende hitte moet de allerkwaadäartigfte Rotkoorts in zoo- danige Lyders veroorzaaken, en hen langs dezen weg ellendig uit het leeven rukken? Ik zwyge, dat misfchien niets meer de pokgisting en volgens 6 XXL. 44. het gevaar dezer ziekte, vergroot, dan even die zelfde hitte, Van het enkel te bed houden zei SYDENHAM (Xx): Nul la magis npeDaos. promovetur immodica materiae wariolofae asfimilatio, quam fi aeger intempestive Je lecto addicat, vel ante diem fextum a prima invafione, vel quartum inclufive ab eruptione, Meer dan eens heb ik ook duidelyk gezien, dat de broeijing eene tweede pokkoorts met eene uitbotting van famenvloeijen- de pokken verwekte, in Kinderen naa= melyk, die een geringe uitbotting had- den, en welken ik volkomen vry van koorts, en vrolyken wel vond; doch wel. (zo Disfert, Eristclar, ad G, COLEe DE KINDERPOKJES. 127 welken de Ouders, verftaande, dat zy de Kinderziekte reeds hadden, goed vonden, den gantfchen dag te bed te houden en fterk te broeijen. Hoe ge- weldig daarenboven moeten die verder felyke uitwerkfelen niet verhaast en ver« zwaard worden, door de kwaade, be- dorven lucht, welke die Lyders om- ringt, en welke zy gedwongen zyn in= teademen , eene lucht naamelyk, die met hunne rotte uitwaasfemingen onop- houdelyk overladen word, en die, door hunne eigen inademing, voor het be- ftaan- van hun leeven allerverderflykst word? Immers de nieuwe ontdekkingen van den Heere priesTLy hebben ons, niet lang geleden, geleerd, dat een ge= zond mensch in weinige minuuten vy£ pinten lucht, door zyne inädeming ver- giftig en doodelyk maakt: en die be- roemde Natuuronderzoeker heeft ’er te gelyk de waare reeden van ontdekt, naar welke de vroegere Natuur- en Genees- kundigen te vergeefs gezocht hebben, Door ontwyfelbaare proeven heeft hy getoond, dat de lucht telkens, by de inademing in de longen, het ontwikkel- de Phlogiston, ot hoofdftoffelyk vuur, waarmede het adertyk bloed overladen iS 128 L. BICKER OVER is, en waarvan het, ter voortduuring van het leeven , noodzaaklyk moet ontlast worden, als een ontbindvogt in zich overneemt; doch dat de lucht, door dikwyls ingeademd te worden, met dat Phlogiston zich zoo vervuld, dat zy, volgens den aart der ontbind: vogten „ ’er niet meer van in zich kan overneemen , en dat zy daarom dan ter ademhaaling volftrekt onbekwaam, ja verftikkende en voor het dierlyk leeven vergiftig word: zoo dat hy, die zulk eene lucht blyft inademen, noodwendig op dezelfde wyze moet fterven, als of hy geheel van lucht beroofd, of wel verftikt wierd (x), Hoe doodelyk moet het dan niet zyn in heete ziekten, ge- lyk de Kinderpokjes , waarin het bloed, door den fnelleren omloop en neiging pn tot (y) By deze waarlyk gewigtige ontdekking heeft de Heer prIesTLEY nog anderen gevoegd, die voor de Geneeskunst van het grootfte belang zyn; onder welken geene van de minften die is, dat de plantgewasfen het overvloedige Phlagiston uit de lucht inzuigen , en, langs deze wegen, het zel= ve weder tot de inademing gefchikt en heilzaam maaken, waar uit openbaar word de nuttigheid van, in volkryke Steden, veele boomen te plan= ten, gelyk in ons Land, en in Afië de gewoonte is, vooral in Indiën en in Perfiën: zie KAEMPFERL Amoenit. Exotic. en van in ziekekamers plantge= wasfkn , of bloemen te plaatzen, Kap Vo ed Pe DE KINDERPOK JES, 129 tot rotting zoo zeer van Phlogiston over- laden is, de Lyders te noodzaaken, om onöphoudlyk eene onververschte en door hunne eigen ademhaling vergiftig- de lucht in te ademen? Maar wat be- hoef ik, door redenen te betoogen, dat die heete, broeijende en verftikkende behandeling eene der voornaamfte oor- zaaken is van de doorgaande doodelyk- heid der natuurlyke Kinderpokjes? De dagelykfche ondervinding overtuigt ’er ons maar al te zeer van, Ik heb ’er honderden door zien om hals brengen, en het is wel zeker, dat zy ’er jaarlyks duizenden vermoort, van welken eene meenigte anders het gevaar waarfchyn- lyk ontworftelen zou. Van sYDENHAM af, dat is zedert ruim eene eeuw, heb= ben de Geneeskundigen alle hunne poo- gingen aangewend, om den Gemeenen Man daar van te overtuigen , en eene verkoelende handelwyze in te voeren; doch tot hier toe, meestal vruchteloos ; hy blyft genoegfaam algemeen ’er in volharden, niet tegenftaande hy ’er da- gelyks zoo veele ongelukkige flachtof- fers van ziet ten grave brengen: zoo moeijelyk is het algemeene vooroordee- Jen uit te roeijen,  “FI. DEEL | De: 130 L, ‘BICKER OVER Dezen nu zyn, meen ik, de meeste en. voornaamfte oorzaaken, welken, volgens 6 XXL 44, de ziekte der na- tuurlyke Kinderpokjes zoo gevaarlyk en zoo doodelyk maaken, en wie kan twyffelen, of zy zullen zulks altoos bly- ven doen, daar veelen derzelven niet te vermyden, en fommigen geheel boven het bereik der Geneeskunde zyn! Ik behoef ‘er niet by te voegen, dat het ‚gevaar der ziekte grooter is, hoe er „gelyk niet zelden gebeurt, meer van die oorzaaken te gelyk , in het lighaam, beftaan; gemerkt zy dan, met vereen- de-krachten „ het leeven aantasten , enì haare toevallen niet flegts in getal, maar ook in hevigheid vergrooten ; ter- wyl dezen zich vereenigen en wederkee- rig elkanderen verzwaaren, 6 XXL De kennis dezer oorzaaken baant, naar het my toefchynt, den gereedften weg, om de redenen te vinden, waar- om de Inénting meest altoos zoo weini- ge, en zulke goedäartige pokjes voort- brengt, en gevolglyk de ziekte zooveel minder gevaarlyk maakt; en: 3 DE KINDERPOKJES 13L blyken , dat de kennis dezer redenen op de behandeling en geneeswyze der na- tuurlyke en ingeënte Kinderpokjes een aanmerkelyken invloed hebbe, | Met de meeste Geneeskundigen, ben ik van meening, dat de voornaamfte reden daar van gelegen is in de uit- wendige aanbrenginge der Pokftoffe, De gronden dezer meening zyn, uit al het vorige, kenbaar, De uitwendige befmetting geeft meest altoos weinige en goedäartige Pokken, het zy dezelve opzettelyk, door de Konst, 6 XXI, 32, het zy toevallig, door de ratuur, setehiede3- 9 XF, 4) En ‘ZEE dans wanneer. men ’er geen andere voorzor- ge, noch bewerking by in acht neemt, en zelfs in geftellen, die ’er ânderzins niet gunftig voor fchynen. Zy fchynt derhalven eene geringe pokgilting te verwekken, 6 XXI, 32, Waar aan men dit moete toefchryven, is moeyelyk te bepaalen, ‘ Daar zyn?er, die’ dit af- leiden van de geringe hoeveelheid van pokftoffe, die men tot de Inënting ge- bruikt ; doeh de “ondervinding “heeft doen zien, dat men met veel pokftof te neemen, noch met verfcheiden Inën- tingen te gelyk leen » geen: groöter Ee kre ke Miisdaakk s waor LeZCr 132 Le BICKER OVER getal van pokken verwekt. 6 XXI, 34 Misfchien moet, met fommigen, het daarin zoeken, dat het pokgift, ge- mengd, of omwonden met etter, hoe- danig men tot de Inénting bezigt, niet zoo werkfaam, zoo fcherp, noch zoo venynig is, als het zelve vereënigt met de rottige, fcherpe ftoffe der uitwaasfe- minge, waar door de natuurlyke be- {metting gewoonlyk gefchiedt, Deze meening, die de Heer TRALLES (z) reeds voor vyftien jaaren heeft voorge- fteld, heeft BOUTEILLE (a) een Fransch Geneesheer , onlangs, als nieuw, voor- gedraagen en door verfcheiden redenee- ringen vry waarfchynlyk gemaakt, fchoon niet van alle tegenbedenkingen ontheven. Veelligt moet men zulks, met anderen, daar aan toefchryven, dat de ingeënte pokftof, niet als de huidzenuwen prikkelende, weinig, of geen beroering in de dierlyke en lee- venshuishouding, en dus weinig of geen koorts verwekt. 6 XXI, 14 en 37. Dit althans is zeker, dat de uitwendige befinetting, daar door de ziekte onein- est dig (z) Disferf, epist, ae Method, Medendi Variolis , bac= tenus cognita , faepe infuffisiente, etc, — pag. IIÓ, (a) Journal de Medicine ete Juin, 177Ó. Page 51e DE KINDERPO'KJES 133 bie ve heg dat de gemaakte pokftof zich vryelyk, en gemakkelyk in de huid plaatfen, of door dezelve uitwaasfemen kan, en‚dus niet genoodzaakt word in het lighaam te blyven hangen, en, op edeler deelen, zich neder te zetten. Verder, de uit- wendige befmetting eene geringe pok-= gisting, en weinig pokken voortbren:- gende, veroorzaakt geen ontfteeking- koorts, noch door de grootheid van haaren prikkel, noch door de meenigte der plaatfelyke ‘ontíteekingen van de huid, en verwekt ook‘ geene Etter- koorts, door de groote hoeveelheid van opgeflorpten etter, noch door de opge- houden ftoffe der uitwaasfeming. 6 XXI, 33. zy ontwykt derhalven ver- fcheiden van de va oorzaaken , 3 die 134 Ln BACKER OVER: die de. natuurlyke kinderpokjes dikwyls zoo kwaadäartig, gevaarlyk en doode- lyk_ maaken, en juist dic oorzaaken, welken, by de natuurlyke befmetting piet te vermyden, en meest boven het bereik der Geneeskonst zyn, 6 XXI, 35 cn 44e rt AST _ Maar is de Inênting dan al haar voor- deel alleen aan de uitwendige befmet- ting verfchuldigd? Zoo hebben fommi- gen befloten, om dat zeer veele inén- tingen even zoo goed zyn uitgevallen, Zonder, ais. met voorbereiding , dieëet , leevenswyze, enz. in acht te neemen; doch geheel onwettig, zoo ik meen, en niet, zonder nadeelige gevolgen voor Gie Praktyk en voor. de behandeling der ziekte. Alles wat men, myns:oordeels, behalven het gene 6 XXI, 3234, vermeld is, daar uit befluiten, kan, is, dat, in-gelyke voordeelige omftandighes den, de uitwendige befmetting alleen genoeg zou zyn, om de ziekte goedäar- tig te, maaken. Dan, daar ’er volgens 6 XXII, meer oorzaaken zyn, dan de plaats der befmetting, die de ziekte dik- wyis kwaadäartig en gevaarlyk doen zyn, daar dezelven fomtyds plaats hebe Een in hun, die men inenten wil, en zer daar DE KINDERPOKJES 135 daar fommigen van dezelven van dien en zyn, dat zy, door de uitwendige befmetting, niet kunnen weggenomen; noch. vermeden worden, is het blyk- baar; dat men het aan deze alleen niet » toefchryven kan, dat de Inénting in ? algemeen, zoo veel minder, en goed- Äartiger pokken verwekt, en, in alle opzichten; voordeeliger is, dan dik-. wyls de natuurlyke befmetting. T'rou- wens de ondervinding heeft daarentegen - meenigmaal doen zien, dat de Inénting, zonder de veréëischte voorzorgen, of in ongunftige omftandigheden, in %t. werk gefteld, zeer veele famenvloeijende en gevaarlyke pokken heeft voortgebragt, zelfs in onderwerpen, die ?er anders. niet gefchikt toe fcheenen. Men vindt ‘erin de Schryvers over de Inënting. zeerveele voorbeelden van, DIMSDALE- (b) heeft het met verfcheiden gevallen bevestigd, en met TISSOT (C), BERGIUS, (d) en anderen zeer-erge en gevaarlyke pokjes zien ontftaan uit Inêntingen, | Ï4 Jo, gef (b). Verhand. van de tegenwoord.’ manier van Inéatng der Kinderp. Bladz, 79—109. (C) TISSOT.jrn > A, 4 % (d) MURRAY, Hiff, Ief. Varioli, in Suec, Part, Il. Pag. GO. 136. Le BICKER OVER gedaan ten tyde, dat ’er eene andere Lpidemie van Koortfen, Kinkhoest, Mazelen, enz. heerschte, die zich met dezelven vereenigde; En wie is er, on-- der de Beöeffenaars der Inéntinge , die niet, door de eene, of andere ongere- geldheid in de dieëet, leevenswyze, enz. zyne Inéntelingen in gevaar heeft gebragt gezien? Men kan derhalven al-_ le die voordeelen dier Konstbewerkinge van de uitwendige befmetting alleen niet afleiden, en men zou, myns bedun- kens, zyne Lyders in de waagfchaal ftellen ‚wanneer men in de Geneeswye ze; ingevolge van dat gevoelen zich ge- droeg ; welk een en ander nader blyken zal, als men de voorzorgen en oplet- tendheden, die men ’er gewoonlyk by- in acht neemt, in tegenftelling van de- oorzaaken, die-de ziekte dikwyls ge- vaarlyk en: doodelyk maaken, behoor- lyk overweegt, ij „Volgens 6 XXI, 47, neemt alles het gevaar:en de doodelykheid der ziekte weg, of, het gene her zelfde is, maakt de ziekte ligt en goedäartig, wat de veelheid der pokjes vermindert , en de bykemende verzwaarende oorzaaken. weert, waaruit volgt, dat en hoe, be- nee DE KINDERPOKJES 137 nevens de uitwendige befmetting, in fommige ongefteldheden en omftandig- heden, zulks ook doet. L. De gefchikte ouderdom en eene voordeelige luchtgefteldheid , gelyk uit 6 II, len XXIII, ligt te ziens is, IL. De voorbereiding, Dat deze in gezonde geftellen en zelfs in {ommige ongefteldheden onnoodig is en ’er niets aan toebrengt, acht ik genoeg bewe- zen $ V ; dat ’er echter ongefteldheden Zyn, in welken zy noodig is, en eene. gefchiktheid geeft, om goedäartige pok- jes te krygen, is uit6 XXII, zen 3, gemakkelyk optemaaken. II. Eene koele, doch vooral ver- fche lucht; 6 Vll en XXII, 4, die daartoe byzonder fchynt te moeten mes dewerken, in de gevallen 6 XXII, zr en 3, B ò se, door, naamelyk, de koortfige hitte te verminderen, de .pok- gisting te beteugelen, gelyk zy allerlei-- je gisting, rotting en vermeenigvuldi- ging der natuurlyke wezens tegenftaat, door de zenuwen minder prikkelbaar te- maaken en derzelver aandoeningen te bedaaren, enz, Hier tegen ftrydt niet, dat men in heete gewesten en fzizoe- nen even gelukkig Snëne: Want, be=: 5 hal. [= 138 Ls BICKER OVER halven. dat de lighaamen, door de ges woonte , voor de uitwerkingen der warmte minder vatbaar worden, en zich langfaam fchikken naar de veran- dering der faizoenen , zoo is het niet enkel de koude, waar van men de goed- dartigheid der ziekte afleidt, maar ook een famenloop van gunstige omftandig- heden ; van welken derhalven een, of meer afwezig zyn kunnen , zonder te beletten, dat de overigen genoegfaam Zyh, om de ziekte ligt en goedäartig te maaken. Dat de meeste pokken door- gaans, in het aangezicht, en op de- handen komen, welke deelen het minst bedekt, en fchier altoos aan de lucht blootgefteldzyn, is meest waar, in vee le- en faamenvloeijende pokken en febynt dan, uit het werktuigelyke-van den omloop des bloeds, en de natuürly- ke rigting.der gemaakte pokftoffe in het: zelve éenigzins verklaard te kunnen wor- den, vf9 IV. De uitfpanning en vervrolyking vanden geest, $ VII, vooral in de on- gefteldheden, 6 XXII, 3, y end, te westen „door de leevenswerkingen te wekken, het lighaam te verfterken, de- uitwaasfeming te-bevorderen, en de on-- ge: DE KINDERPOKJES 139 geregelde aandoeningen der zenuwen te bedaaren. V, „De onthouding van dierlyke fpys zen en gegiste dranken, 6 VIll, Het zelfde, welk ik zoo even aangemerkt heb, is toepasfelyk, op de waarneemin- gen van VAN SWIETEN (€), CAMPER (f) en anderen, die verfcheiden Ingeënten, zonder eenige verandering in den eetre- gel, en onder het gebruik van vleesch- Ípyzen, ’er even gelukkig hebben zien “afkomen. Zekerlyk zou het kwaad doen in de gevallen 6. XXII, 1 en 3, en dewyl de kinderen dikwyls gulzig zyn, en ‘er op de zorge der Ouders, oppas- fers en Lyders zelve, geen ftaat te maa- ken is, zal deze voorzorge altoos noo- dig blyven. | en SETS VL Het leedig houden en zuiveren van de maag en darmen, door Purgeer- middelen, 6 IX, *t welk byzonder dien- fig is, in de ongefteldheden 6 XXII, 35 de B. en altyd nuttig zal wezen, om, dat die zaaden van ziekte fomtyds on» kenbaar, in de eerfte wegen ‚ zich fchuil houden, gelyk ook daarom de kwik- __ CC) Commert, in H. BOERHAAYE- Aphor, Tom. Vinz Paef. paz. 3. (Í) Disfert, de Emolum. ere. tag. 57. 140 LE BICKER OVER kwikmiddelen altoos geraaden blyven in an: van wormen en de aderlaating, in geval van 6 XXII, 2, Gen 3, & Het blykt dan, uit dit alles genoeg ; meen ik, dat, hoe en wanneer deze voorzorgen en hulpmiddelen, met de uitwendige befmetting medewerken, om weinige en goedäartige pokjes voortte- brengen, en derhalven ook de redenen in zich befluiten, waarom de Inénting deze voordeelen heeft, boven de na- tuurlyke befmetting; terwyl ’er tevens uit openbaar is, dat de eerfte altoos het voorrecht zal behouden, van, daar het noodig is, voorte bereiden, gefchikte voorwerpen , tyden en plaatfen uitte- kiezen enz, en, daar door, de oorzaa- ken van het gevaar en de doodelyk- heid der Kinderpokjes wegteneemen ; doch , dat de laatfte niet naar behoo- ren, kunnende voorbereiden, en onge- fchikte voorwerpen in ongunstige om- ftandigheden aantastende, altyd gevaar- yk en doodelyk blyven zal. 6 XXIV. De praktyk der Inëntinge, en byzon- der de kennis van de redenen, waarom de- DE KINDERPOKJES. I4I dezelve meest altoos weinige en goed. dartige pokjes voortbrengt, heeft aan de geneeskonstige behandeling der na- tuurlyke Kinderpokjes ongetwyffeld veel licht byzet; maar gebrek van oplet- tendheid op het verfchil der oorzaaken, die deze ziekte gevaarlyk maaken 9 XXII, is oorzaak, dat men ‘er, in fommige gevallen ,. een verkeerd en fchadelyk gebruik van maakt, De on- dervinding en overweeging hebben ons, omtrent heteen en ander, het volgen- de geleerd, L,. De blootftelling aan de natuurly- ke befmetting, het brengen en houden van kinderen by anderen, die aan de pokjes ziek liggen, is, uit hoofde van 9 XXII, ren 2, eene allergevaarlykfte en verderfelykfte handelwyze, die ech- ter zeer in gebruik is by onzen Gemee. nen Man, In naarvolging van de Inén- tinge, weet ik, dat fommige gemeene lieden hunne kinderen in andere huizen gebragt, en by kinderen, die goedäar- tige pokjes hadden, laaten (laapen heb- ben, in verbeelding, dat zy, daar door, ook goede pokken krygen zouden. In eenige weinigen heb.ik dit gelukkig zien uitvallen; doch veelen heb ik zulks met en 142 Le BICKER OVER den dood zien bekoopen en anderén al lerongelukkigst ’er door worden. Dae gelyks ziet men, in de Zpidemiën der Kinderziekte, dat de goedäartigfte pok- jes langs dien weg, in anderen het kwaadäartigfte foort voortbrengen, en fomtyds, dat kwaadäartige pokken aan anderen goedäartige geeven. _Weshal- ven die handelwys ‘altoos onvoorzigtig en gevaarlyk blyft. IL. De Voorbereiding , in naarvol- ging van de praktyk der Inêntinge, te weeten, de onthouding van dierlyke fpyzen, gegiste dranken en {peceryën, de buikzuivering, enz. zyn altoos zeer nuttig, byzonder in de gevallen 6 XXII, 2,@, 3, a. 5; doch, te lang aange- houden , zoowel fchadelyk „ in de on- gefteldheden 6 XXI, 3 yen 8, als in de Inéntinge 6 IX, en over *t algemeen niet toereikende , om een der gevaar- lykfte omftandigheden der Kinderpok- jes, de befmetting, door de ademhaa- ling, enz. 6 XXII, 2, £, te. weeren. Ik heb drie kinderen, die van hunne zuster , welke de ziekte zeer goedäar- tig had, befmet, en wel veertien dagen voorbereid waaren, de allerergfte pok- jes zien krygen en ellendig fterven.- hen , ; a _—_— DE KINDERPOKJES ‘143 had hen, vermits het zoo lang leed, geene pokjes meer wagtende, den dag voor de uitbotting, fpekkoeken laaten eeten. IL Het nut der koele leevensrege- ling, in de natuurlyke kinderpokjes is, door de praktyk der Inëntinge, ten al- lerfterkíte bevestigd. Zy is het eerst door SYDENHAM aangepreezen. Kort daarna heeft ‘er zeerfterk op aangedron- gen BAGGAART , een Zeeuwsch Geneese heer, in twee werkjes, waarvan het ee- ne reeds in het laatst der voorgaande en het andere, in het begin dezer eeu- we gedrukt is, in welken men eene zeer oordeelkundige geneeswyze dezer ziek- te en tevens het nut der koude behan- deling, door de fraaifte waarneemingen bekragtigd vindt, Vervolgens heeft BOERHAAVE, en, na hem, hebben ge- noegfaam alle Geneeskundigen getragt dezelve algemeen te maaken ;- Edoch. nimmer heeft men de blootftelling der pokkige Lyders aan de koude zoo ver en zoo ftout voortgezet, als federt dat de Suttoniaanfche wyze van Inéntinge bekend geworden is, en, in de daad, niet zonder reden: men heeft dezelve in de Ingeënte pokjes genoegfaam alge- meen, 144 L. BICKER OVER meen, nuttig en noodzaakelyk gevon- den , en men heeft ’er in verfcheiden gevallen van de natuurlyken , de heil- zaamfte en verwonderlyke uitwerkin- gen van gezien, DIMSDALE, WATSON , TH. SCHWENCKE en anderen, hebben er de treffendfte waarneemingen van Waereldkundig gemaakt. In weerwil echter van deze ondervindingen, is het my lang bedenkelyk voorgekomen, of deze handelwyze, in de natuurlyke Kinderpokjes niet te onbepaald aange- prezen, te algemeen-gevolgd en te bui- tenfpoorig fomtyds gebeezigd wierd , en of zy wel zoo algemeen nuttig zou be- vonden worden, als men wilde doen gelooven. Ik kon gemakkelyk opmaa- ken, dat zy , met zorgvuldigheid aange- wend , in zeer veele gevallen van dienst zyn zoude ; maar de verfchillende om- ftandigheden, in welken de natuurlyke Kinderpokjes voorkomen , en het nut eener vryé en het nadeel eener belette uitwaas{eming in deze ziekte overwee- gende, kon ik my even ligtelyk voor- ftellen , dat zy, in fommige gevallen zoo veel kwaad, als in de meesten goed doen moest. Nil DE KINDERPOKJES 145 Nil prodest, quod non laedere posfit idem. OVID, __ Ik weet zeerwel : dat de ondervin® ding dikwyls de beste redenkavelingen doet zwygen, vooral in de Geneeskun- de; maar ik heb deze konst te lang ge- oeffend, om niet tevens gezien te heb- ben , dat de kundigfte en ervarenfte Mannen zich fomtyds bedrogen en anderen misleid hebben, door, uit ee= nige gelukkig uitgevallen beproevingen, een te algemeen befluit te maaken; en om niet te weeten , hoe de drift naar nieuwigheid, en, om byzonder te zyn, niet zelden veelen vervoert, om, met een blind vertrouwen en zonder een geneeskundig onderfcheid , van voor- geflagen middelen gebruik te maaken, die men, by vervolg van minder nuttig- heid vindt, dan men had voorgegee- ven, of wel geheel nutteloos, zoo niet fchadelyk. Onze tyden zyn vrugtbaar in voorbeelden daarvan, en men heeft ‘er zelfs, in deze ziekte, de doorflaand- fte bewyzen van: het gebruik, onder anderen, van het Opium, door syDEN- HAM , Zoo algemeen aangeprezen, is, door de ondervindingen van TRALLEsS, Vil, DEEL K TIS+ 46 L. BICKER OVER “TIssOT en anderen, zoo naauw bepaald, dat men thans maar zeerweinige geval- len telt, in welken men hetzelve diens- tig oordeelt, Om dit alles, heb ik die ftoute blootftelling aan de koude, in myne Lyders, niet als fchoorvoetende gevolgd, en, na op de uitkomsten der- zelve in myne eigen praktyk en in die van anderen gelet te hebben, meen ik een genoegfaamen grond gevonden te hebben, om te befluiten, dat zy, in fommige gevallen, zoo fchadelyk en gevaarlyk is, als zulks altoos is de ver- ftikkende broeijende behandeling. Ver- fcheiden Lyders, met veele en famen- vloeijende pokjes, heb ik verlooren , niettegenftaande ik hen, van het begin ‚af, met het openhouden van venfters’, ‘opzitten, weinig dekken, koud water drinken, koel en in alle opzigten naar de nieuwe geneeswyze behandeld heb- be; gelyk ik ook anderen heb zien ten grave daalen, die men, naar de wyze der ingeënten „ dagelyks en zelfs onder het hevigfte der uitboitinge, op ftraat gebragt , en, zonder onderfcheid van weer en wind, aan de guurfte koude blootgefteld had, Men denke niet, dat ik den dood van alle die ne. al | | DE KINDERPOKJES 147 alleen aan de koude toefchryve; ik heb te wel, door de ondervinding, geleerd; dat, in fommige gevallen van Kinder- pokjes, de beste, de voorzigtigfíte ge- neeswyze niets vermag, om het gevaar aftekeeren; maar ik heb tevens, ín ee- nige zoo behandelden, de nadeelige uit werkingen der koude te zigtbaar waar- genomen , om dezelve fchuldeloos tè houden, en hier in ben ik de eerfte , noch de eenigfte niet: de Hoog Gel CAMPER, (g) Íchryft: RHAzEs , us citius prodirent pustulae , fudorifera commeti- dabat , vestimenta denfiora , et ut domi fe retinerent aegri: hodie in contraria ruúnt SUTTONIANI, unde faepe febris rheútna- tica, immo mors ipfa jaja ést. Som- , heb ik, door zoodanige bloot- ftelling aan de koude, geheel zien ver- bleeken, koud , droog vän huid, be- naauwd, en door eenen verderfelyken buikloop aangetast worden, tefwyl hunne pokjes zigtbaar invielen, dor en droog werden, en de kwyling zigtbaar opftopte, In anderen heb ik alle teeke- nen gevonden van eene zwaare ver- koudheid en geheel belette uitwaasfe- Ka d mig, — (8) Disfertat, de optim, Method, Infitionis. beg. 72. N43 Zer BICKER OV ER ming, en zelfs, na eene uitbotting van afgefcheiden, en welzweerende pokjes, eene aanhoudende koorts, met hoofd- yn, pynen en loomheid over het ge- eele lighaam; terwyl ik duidelyk ge- zien heb, dat die koorts, uit eene be- lette uitwaasfeming ontítaan, tot de Etterkoorts voortduurde, en, met de- zelfde vereenigd, niet weinig tot den dood van eenigen dier Lyders heeft me- degewerkt, Zeer kennelyk heb ik, on- der anderen, in twee dienstboden waar- „genomen, by welken ik, na de uitbot- ting, geroepen werd, en van welken men my berigtte, dat zy zelven verko- zen hadden, met openventters, nagt en dag te zyn, meest optezitten, en nu en dan in de openlugt te komen, om dat zy, te vooren, in een huis gediend hebbende, waar men kinderen ingeënt had, in vertrouwen waren, dat zulks hun ook voordeelig zyn zoude. Beiden waren zy, voor de ziekte, zeer gezond en fterk geweest, hadden wel veele, doch zeer afgefcheiden en _ tamelyk zweerende pokken, en geene teekenen van eene inwendige ontíteekinge op de longen, of elders, maar eene aanhou- dende koorts, met alle de toevallen van ces nde ela 8 7 DE KINDERPOKJES 149 eene belette uitwaasfeming ; welke koorts , in weerwil der aangewende middelen, van dag tot dag, toênam, volkomen de gedaante van eene Rot- koorts kreeg en den eenen met eenen rottigen buikloop, en den anderen met een wegvloeijend zweet uit het leeven rukte, In dienzelfden tyd, had ik vyf Lyders, zeer erg, aan famenvloeijen- de, platte, puttige pokken ziek liggen, drie met veele blutsvlekken, en twee met zwarte verftorven plekken hier en daar op het aangezicht, de handen en beenen; vier van dezelven waren kin- deren, beneden de agt jaaren, en de vyfde eene vryster van zestien jaaren. Deze allen, te zwak zynde, om opte- zitten, heb ik, op het bed, gemaatigd warm, en in eene geftadige zagte uit- waasfeming laaten houden , geduurig verfchelucht bezorgd, koud water doen drinken, en voorts, naar vereisch der omftandigheden behandeld; en tot ver- wondering van verfcheiden, die hen ge- zien hadden, zyn zy allen zeer geluk- kig herfteld. Verfcheiden gevallen heb ik ook ge- had, waarin ik de pokkige Lyders, die ik benaauwd, droog, en koud van K 3 huid, 150 Ls BICKER OVER huid, of. teekenen van eene verhinder- de uitwaasfeming vond, door zagte, zweetverwekkende middelen, meerdere dekking en warmte, een zigtbaar voor- deel heb aangebragt, de uitwaasfeming herfteld, de benaauwdheid weggenoe men, de uitbotting en kwyling bevors derd, Doer zulke ondervindingen ge- leerd, beb ik naderhand alle myne Ly- ders, in welken.ik eene uitbotting van veele, en van famenvloeijende pokken doen zien, zoo. zyn ‘er ook, dunkt my; veele gewigtige redenen , die dezelve goedkeuren. % Is buiten tegenfpraak; dat een lighaam, in het welk eene koorte fige hitte. plaats heeft, ten uitterfte vat» baar is, om, deor eene fchielyke en groote koude, eene belette uitwaas{e- ming te krygen; ‘tis niet minder ze- ker, dat in een lighaam, dat grooten- deels. met pokken bezet is, de uitwaas- feming reeds merkelyk verhinderd ze € DE KINDERPOKJES 15E het is even ontwyffelbaar, dat eene. vrye uitwaasfeming in. deze ziekte van, het uiterfte nut en belang is, zoo door het lighaam te ontledigen en deszelfs, koortfige hitte te verminderen, als door eene meenigte pokítof, en. te gelyk, de fcherpe, vettige ftoffen der uitwaasfe- ming ‘er uittevoeren ; ’t is eindelyk on- betwistbaar, dat ‘er, in deze ziekte, vooral ten tyde der Etterkoorts eene zeer groote overhelling tot rotting in onze vogten plaats hebbe; dan dit alles overweegende, wie begrypt niet, dat eene belette uitwaasfeming, die zoo ee= ne algemèene oorzaak van ziekte is, die. zoo gereedelyk. Rotkoortfen _voort- brengt, ten hoogften fchadelyk en ver« derfelyk in deze ziekte. zyn moet? Kan het misfen of. de meenigte van pokgiftie ge en rottige {toffen der uitwaasfeming , dan in het bloed terug keerende, moe: ten, door hare fcherpte, de koorts ges weldig aanzetten, de rotting alzins ver- grooten, en, op eenige leevensinge- wanden vallende, de doodelykfte ge- volgen naar zich fleepen? In de daad sYDENHAM, op wiens on- dervinding men zich, in dit geval, ge- woonlyk en met recht, beroept, hoe K 4 zeer 152 LL. BICKER OVER zeer hy overal de verkoelende genees-. wys en koude behandeling aanpryze, toont zich echter telkens bezorgd, en vermaant , met opzet, dat men niet, door eene te groote koude den Lyde- ren « onheilen aanjaage , ten zelven tyd, dat men ’er de hitte in zyn bloed. door poogt te maatigen, Interim (zegt hy) (h) non urque- adeo nos illuc intentos esfe oportet , quo ebullitionem nimiam in Janguine praevertamus, ut aegrum frigo= ris infuriis exponendo, pustulamen erup- tio ‘Pnpediatur, Gradus ille caloris ad haruin expulfionem promovendam accom- modaiisfimus ‚ naturalis fit oportet, atque: ejusmodi, quae carnofarum partium tem- pPeriëi conveniat ; gquicumgque hunc exce- dit, aut ab eodem deficit, car van pe- riculofus est. °tIs buiten twyffel ook, em dat alles, dat de Gereeskundigen: van alle tyden, van RHAZES af, tot BOERHAAVE toe, en nog, eene vogtige huid, en eene onbelemmerde uitwaase= feming voor een gunstig verfchynfel in deze ziekte gehouden hebben. Quo ma- Zis, Zegt VAN SWIETEN , na de voors deelen eener vryé uitwaasfeming , gn ve € (hi) STDENHAM Oper, Sect. IL, Cap. Ze DESKINDERPOKJES 153 deze ziekte. te hebben. aangewezen s Quo magis ergo perfpirabilis est cutis, eo melius, ceterts rg et contra, Niet zonder grond heeft men hiervan ook afgeleid, dat de wilde Indiaanen. van Noord Amerika, die gewoonlyk hunne huid geheel met ver Ímeeren;, naakt gaan, meest in de openlucht lee- ven en zelfs in de rivier zich dompelen „ of zich met koud water wasfchen, als Zy, door de Kinderpokjes, aangetast worden, meest allen „aan deze ziekte fneuvelen; terwyl de Afrikaanfche (laas ven, die misfchien meer uitwaasiemen, dan eenig ander volk ter waereld, die Ziekte doorgaans zeer ligt en goetäartig hebben. Laat ik hier byvoegen,: dat het koud water drinken, hetwelk ik, met anderen in meest alle de gevallen van deze ziekte nuttig bevonden heb, vermoedelyk ook daardoor zoo voor- deelig is, dat het de uitwaasfeming be- vordert en zelfs doet zweeten, Maar wie daarenboven weet niet, dat het niet zoozeer eene koude, als wel eene vrye verfche lucht is, die in de heete ziek- tens. het meeste nut doet? CELSUS (i) K 5 heeft (Ì) L. III, Cap. 7. pag. 143. 154 L. BICKER OVER heeft op het nut van zoodanige lucht; in heete koortfen, reeds aangedrongen, en fchynt echter te gelyk voor de uit- waasfeming bezorgd geweest te zyn: uf amplo, beval hy, conclavi teneatur age ger, quo multum et purum aërem trahe: re posfet , neque multis vestimentis, frans gulandss, fed admodum levibus tantum welandus, En wien is het onbekend, dat in de gewoone warme broeijende behandeling, die de Lyders in heete be- floten. kamers, onder het gewigt van dekens, verftikt, het meest de groote broeijende hitte en vooral de kwaade lucht is, welke hen doet omkomen? Ik zou meer redenen kunnen bybren- get ;. maar ik meen genoeg gezegd te hebber; om te doen zien, dat de bloot= ftelling der Lyders aan de koude, in {ommige gevallen der Kinderpokjes zeer nadeelig en verderfelyk is, Men zal niet vraagen, denk ik, waar- öm Zy niet te min aan den ingeënten zoo algemeen voordeelig zy? Ken ieder begrypt, dat het gevaar van eene belet« te uitwaasfeming onder de Ínénting niet zoo groot zyn kan, daar deze meest al: toos zoo een gering getal van pokjes, en naauwlyks koorts verwekt, we 3 ye DE KINDERPOKDJES. 155 Lyders door eenen gefchikten eetregel en door buikzuivering voor de nadeelie ge gevolgen derzelve behoed worden; behalven, dat ik, door de ondervine ding, ook geleerd heb, dat het niet voorzigtig, noch voordeelig is, de In- Ëntelingen , wanneer zy veel pokjes hebben, in de open koude lucht te brengen; gelyk ik ook twyfiel , of zulks wel immer zoo voltrekt noadzaakelyk;, en of het niet genoeg zy, hen in een ruins luchtig vertrek koel te houden. _ Dan ik heb. reeds te lang op deze by: zonderheid ftilgeftaan , en ik heb echter gemeend dit te moeten doen, om, war re het mogelyk , voortekomen ,- dat men van het eene uitterfte tot het ande re overflaande, zyne Lyders verlieze;, door middelen, met welken men-hunne behoudenis. poogt te bewerken, De Gravin van Vierwille, fchryft PAU- LET (k), is het aanzienlyk flachtoffer geworden van die ftoute nieuwigheden; zy ftierf van koude en pyn, en gaf den geest zittende op een leuningttoel, voor een open venster. Ondertusfchen blyft het by my zeker, dat ’er veele gevallen van Ck) Le feul praefervarif de la Petite Verole. pag. 29. _— 156 L, BICKER OVER van de natuurlyke Kinderpokjes zyn; waarin de blootftelling aan de koude nuttig en noodig is; Weshalven het %er maar op aan komt, dat men weete te onderfcheiden en te bepaalen, wan- neer dezelve te pas komt, en hoe men ser zich van bedienen moete, ’t welk ik meene door overweeging en ondervin- ding eenigzins geleerd te hebben. Voor de Uitbotting oordeele ik het dienftig , dat men hen allen koel houde, in wel- ken men de Kinderpokjes, door de na- tuurlyke befmetting verwagt, en by- zonder in de ongefteldheden 6 XXIL BEN 3E. … In het begin der Uitbottingskoorts en zelfs, als ’er reeds eenige pokjes zich opdoen, geloof ik, dat men mer nut, door de koude, der pokgisting kan te- gengaan en zelfs pokjes te rug dry- ven ‚in bloedryke geftellen , 6 XXII. 3,'£. Vooräl, wanneer men uit de fter- ke-koorts, groote hitte en pynen, vee- le, of famenvloeijende pokken te gee moet ziet. | Weinig zwaarigheid zou ik hier in ook maaken, in de ongefteldheden 6 XXII, 3, «a, B, den s, of fchoon de Lyders veele en zelfs famenvloeijende pok- DE KINDERPOKJES 157 pokken hadden, wanneer zy naamelyk door de groote hitte der koorts, of door te heet en te befloten gehouden te zyn, ylhoofdigheid, (tuiptrekkin- gen, of andere hevige toevallen kree- . gen. Ook zyn juist van dezen aart de gemeengemaakte Waarneemingen, waar« in eene fchielyke blootftelling aan de Lucht, zulke verwonderlyke voordees len heeft aangebragt. | In alle die gevallen nogthans, byzon= der in het laatfte, oordeele ik het noo- dig, te gelyk zorg te draagen, dat de Lyders, door eene belette uitwaasfe- ming geen beginfel van koorts krygen; ten welken einde ik meene dienstig te Zyn , dat men hen niet te lang, noch te dikwyls in de open lucht brenge, en vooral meer, dan gewoonlyk open ly£ doe houden ; waar door men de ftof’, die, door de koude, mogte belet wor= den uittewaasfemen , ontlast, en de gevolgen , welken uit de ophouding derzelve ontítaan kunnen , verhoedt. „Doorgaans echter bereik ik, in het laat- ‚fte geval, het verlangde oogmerk, door de Lyders, in een maatig koel vertrek, met een open venfter, van welk de tocht hen niet aandoen kan, den meesten tyd; 158 L, BICKER OVER tyd, op te laaten zitten , of te bed lige gende weinig te dekken, veel koudwa- ter te laaten drinken, en door een vere koelend buikzuiverend middel een maatt- gen afgang te verwekken, Voor ’t ove= rige houde ik de blootftelling aan de open en koude lucht, van de uitbotting af, tot de opdrooging toe, onveilig , fchadelyk en fomtyds gevaarlyk, in al- le gevallen , waar het lighaam met veele en famenvloeijende pokken bezet is, en vooral in de ongefteldheden 6 XXII, 3, Ye 6 XXV. De Inénting eindelyk heeft ons, om- trent het gebruik der Geneesmiddelen , in de natuurlyke Kinderpokjes eenig licht gegeeven, hoewel minder, dan men ’er zich in het eerfte van voorge: fteld had, In het begin van de nieuwe wyze van Inénten, beloofde men zich zeer veel goeds, uit het gebruik van fommige bee reidingen uit het Kwik en Spiesglas, Men verbeeldde zich, dat men ‘er een wezenlyk tegengift tegen deze ziekte in gevonden hadde, ten minften een ver- mMoO= DE KINDERPOKJES 159 mogend middel, om het geweld derzel- ve kragteloos te maaken, en altoos een gering getal van pokjes te verwekken, „grondende zich op de hoop, die de groote BOERHAAVE gegeeven had en de volgende Geneeskundigen gevoed heb- ben (1), dat men in de verëeniging dier twee middelen veelligt teeniger tyd zulk een tegengift vinden zou, en op het nuttig gebruik , dat ’er de sUTTONIA- NEN En DIMSDALE, in de Inênting van fcheenen te maaken; dan de proefnee- mingen van WATSON, RANBY, VER- SCHUUR en anderen hebben die ver« beelding en hoop geheel verydeld, en zelfs doen zien , dat, en het Kwik, bui- ten het geval van wormen, en het Spiesglas, buiten het geval van ftoffen in de maag en darmen , meer nadeel, dan voordeel aan die bedoelingen toe- brengen. Ook heb ik ’er, noch in de ingeënte noch in de natuurlyke Kinder- kjes, behalven in die gevallen, eenig heil ín kunnen vinden: niet tegenftaan- de ik dezelven, by herhaaling en met oplettendheid beproefd heb, Zelfs meen () Zie gj. 5. vAN DEN BoscH, Proeve over de Voorbehoeding der Kinderpok ies, 169 Le: BICKER OVER meen ik, dat ’er in den aart dezer ziek= te enin de annlogie van andere antido- ta, genoegfaame redenen zyn, om te wanhoopen, dat men in die middelen, zoo min als in de /pecifica, door RHA- ZES, MURRAY en anderen , aangepre- zen, immer een waar tegengift tegen het pokgift vinden zal, zoo ’er één te vinden zy. Met meer grond heeft men uit de praktyk der Inénting befloten, dat men tegen, onder, en na de uitbotting der natuurlyke Kinderpokjes veilig en met nut buikzuiverende middelen gebruiken kan, om naamelyk de koorts te maati- gen, de uitbotting te verminderen en fommige bykomende verzwaarende oor- zaaken wegteneemen. Dat dit voor de uitbotting genoeg- faam altoos dienftig is, en byzonder in de ongefteldheden 6 XXII, 3, aen $, heeft niemand immer in twyfiel getrok« ken; maar, in zulks te doen onder de uitbotting , hebben eenige beroemde Geneesheeren voorheen zeer veel zwaa« righeid gefteld; Dan de praktyk der Inénting heeft ’er Ons ftouter in ge= maakt, en het nut ’er van beter doen kennen, Door de ondervinding echter shin meen DE KINDERPOKJES 161 meen ik. geleerd te hebben, dat het purgeeren. onveilig en fchadelyk is; wanneer ’er reeds zeerveel pokjes in de huid zich gezet hebben „ en de leevens- kragten te zwak fchynen, om de. uit- botting voorttezetten; dat het, in zul- ke gevallen, ‘beter-is“een weinig hard- lyvig te zyn, en dat men, in alle ge- vallen „ waar *t noodig is, best doet van niet, als-verkoelende , zagte , buikont- lastende middelen toetedienen, Na de uitbotting en onder de kwys ding, vooral, wanneer deze te overvloe- dig was, of te fchielyk verminderde en ophield, of de groote bezetting van de skeel en mond de flikking moeijelyk maakte , heb:ik dezelven ook dikwyls 8 het grootfte voordeel doen gebrui. - en. | Maar, in geen tydperk dezer ziekte heb ik het aanhoudend zagt purgeeren van meer nut bevonden, dan onder de Etterkoorts, om naamelyk den opge- florpten-etter uittedryven: Ook ken ik, by ondervinding, geen middel,” dat ‚meer dienst doet, in de meeste geval- len, waar de-opgekomen etter var uit- of inwendige verzweeringen eene uit- teerende Koorts (#ebris hecticg) ver- VII DEEL, L wekt, 162 TL. BICKER OVER wekt, voornaamelyk, wanneer de Kina den Lyder bezwaart, benaauwt en de koorts aanzet, ‘Door de Praktyk der nieuwe Inëntin- ge zyn wy ook byzonder bevestigd in het nut der zuuren, der verkoelende en rotting tegenftaande middelen, in deze ziekte, en omtrent het gepast en heil zaam gebruik derzelven, in de verfchil- lende gevallen, heb ik alzins bewaarse heid gevonden , het gene HUXHAM en TISSOT ‘er over gefchreven hebben, Dezen zyn, meen ik, de voornaam- fte nutte kundigheden, die men, bek« trekkelyk de Geneeskundige behande- ling der natuurlyke Kinderpokjes , uit de nieuwe manier van Inênten geleerd heeft, 9 XXVL By alle deze waarneemingen zou ik ook. kunnen mededeelen myne ondere vindirigen, betrekkelyk het gepast gee bruik der Geneesmiddelen, die men in de natuurlyke Kinderpokjes algemeen aanpryst ; doch die, in de ingeënten geer zelden te pas komen; maar, na- dien zy meestal bevestigen, ’t gene ll tren DE KINDERPOKJES, 163 trent dezelven SYDENHAM, BOERHAA“ VE, HUXHAM, VAN SWIETEN, TISSOT DE HAAN, TRALLES, LOBB en anderen hebben. aangeteekend, acht ik het ge- noeg, dit ’er van gezegd te hebben. Alleen zal ik ’er, ten befluite nog by- voegen eenige weinige algemeene. on- dervindingen , welken de behandeling dezer ziekte my, omtrent het gebruik dier Geneesmiddelen heeft leeren ken- nen, en welken voornaamelyk hier op uitkomen: I. Dat men van het nut van fommie ge geneesmiddelen in; deze ziekte, gee _Iyk in de meeste ziektens, veeltyds veel te. grooten: ophef maakt, vervoerd, naar ’tfchynt, door den loflyken yver om nuttig te zyn, of wel door andere driften; doch zonder de ondervinding getrouw en dikwyls genoeg te hebben geraadpleegd, In de daad , hadde het Opium, hadde de Kina, hadden de zuuren. enz, zoo veel vermogen: tegen het moordaadig geweld van deze ge- dugte plaag als veelen hun toefchry: ven, men zou de lysten- van. derzelver flachtoffers ’sjaarlyks. met honderden hebben zien verminderen. Dan „ he: laas! de doodlysten. van vroegere jaa bs L 2 ren; 164 Le BICKER OVER ren, met die van onzen tyd’, vergely- kende, zou men fchier befluiten, dat deze kwaal tegen het vermogen der Konst haare kwaadäartigheid verdub- beld, en zoo veel grootere flachtingen aangerecht hadde, | AN IE Dat men het gebruik dier mids delen in deze ziekte niet zelden te on- bepaald aanpryst of afkeurt, of. wel niet genoeg onderfcheidt de verfchillende omftandigheden en tydperken-derzelve; in welken zy voor- of nadeel doen, % Is hiervan, dat een-TRALLES ; TISSOT en anderen, naar myn inzien, zoo veel te weinig nut aan het Opium toekennen, als een SYDENHAM €En HUXHAM ‘er Zes kerlyk-te veel aan toefchryven.’ Medio tutisfimus ibis. En dit zelfde ‘heb ik van de Kina, de laating, de fpaanfche vliegen , de buik- zuivering enz, even waar bevonden, HI Dat in de behandeling dezer ziekte dikwyls het beste geneesmiddel en de grootfte- kunst beftaat, in geene of weinige geneesmiddelen toe te die« nen ;. althans dat men ’er merkelyk min« der geneesmiddelen in noodig ar Zn j at DE KINDERPOKJES. 165 dat men in de leerftellige werken tegen dezelve en derzelver toevallen vindt voorgefchreven. Voorlang is men teeds van gevoelen geweest, dat het in de af- zonderlyke , goedäartige Kinderpokjes fchier onnoodig zy eenige medicynen te gebruiken; en de tegenwoordige praktyk der Inéntinge heeft ook hier in ons bevestigd. En dat men in de fa: menvloeijende kwaadäartige Kinderpoké jes, de Lyders, door het ingeeven van geneesmiddelen dikwyls nutteloos plaagt, bezwaart, ongeftelder en zie: ker maakt, zoo niet derzelver dood verhaast, heeft my de ondervinding zoo meenigmaal en zoo duidelyk doen zien, dat ik bykans befluiten zou; ’ef niets anders in te doen, als (legts voor toeziener te fpeelen. Natura enim; Zegt SYDENHAM (m), fibi permisfa, nes gotium fuum, fuo tempore, exfequitur ; materiamque debito ordine, ac via, bum fecernit , tum etiam expellit , ut (in juni- oribus praefervim wvegetisque tempera- mentis) nostro ope, nostris artificiis, at= que auxiliis non indigeat ; fuis viribus op- Cm) Oper, Sece. ILL, Caps Hs 166 L. BICKER OVER time inflructa fuis opibus locuples, fud rd ângenio fatis edocta, IV. Eindelyk, dat de natuurlyke Kinderpokjes niet als al te dikwyls zoo kwaadäartig zyn, dat zy de beste ge- neeswyze, en de vermogendfte genees- middelen te leur ftellen en befpotten. In eene meenigte gevallen van dit foort heb ik de geneeswyzen van sv- DENHAM, BOERHAAVE, MEAD, HUX- HAM, TISSOT , TRALLES, DE HAAN en anderen , met alle mogelyke zorg en oplettenheid beproefd, maar die allen even onvermogend gevonden, om het doodelyk geweld dezer ziekte met vrucht te keer te gaan, en de verderfly- ke gevolgen derzelve te verhoeden, Door de ondervinding hier van niet als te zeer overtuigd, onderfchryve ik gereedelyk, fchoon met fmerte, de uit- Ípraak van den grooten BOERHAAVE (n) Wulgata quippe metbodo, nemo, nifi Spante, emergit. Ja, zoo zeer ben ik van deze-waarheid overreed , dat ik twyffel, of er van die allen, welken ik onder myne:behandeling van kwaadäar- te (n) Apborism. de cognosc, et ewrand, morb, Aph, 1403. DE KINDERPOKJES 167 tige pokken heb zien opkomen, wel één zy, die, niet zonder de hulp der konst , onder eene goede leevenswyze;, eveneens zoude herfteld geweest zyn. Niemand heeft dit in klaarer licht en meer buiten tegenípraak gefteld, dan de doorkundige en doorërvaren TRAL- LES, (o) met wien ik daar uit, zoo wel , als uit alle de proeven en waarneemin- gen, die ik hier en die andere beroem: de Geneeskundigen elders medegedeeld hebben, befluite , dat de Inénting tot nog toe het veiligfte, het vermogend- fte en het onfeilbaarfte middel zy, om zich tegen de kwaadäartigheid en doo- delykheid der natuurlyke Kinderpokjes te behoeden, (o) In ejus Disfert. Epistolar, de Metb, medendi Vari. elis, bactenus coguita, faspe infufficiente , magno pro In« cul, argumento. et E LR df E Lak AS ese NEEDE 5 L 4 WAAR: Bladz, 168 WAARNEEMING VAN EENE GEDEELTELYKE VERNAAUWING DES KOLYK-DARMS, Enz. Dor JOHANNES VEIRAC, L De lyderes , die het onderwerp is van deze Waarneeming, was onder de eerfte Arm- zieken, welken in Juny 1771, toen ik het Doctoraat van de Gereformeerde Diakonie in deze Stad aanvaarde ‚ onder myne behandeling kwamen. é | pi Zy klaagde over zwaare benaauwd- heid en pyn ter plaatfe van de maag en in. den bovenbuik, welke, volgens haar Je VEIRAC OVER DE VERN, eZ, 169 zeggen, reeds langer als dertig jaaren geleeden , waren begonnen en lang- faam heviger geworden: zoo dat zy op dien tyd, en vervolgens, zoo gewel« dig waren, dat zy dikwyls overluid fchreeuwde, en op alle wyze, byzon- der door de houding van haar lig- chaam, verligting zogt. Nooit was zy geheel vry, doch maakte zich de pyn Eenigzins draaglyker, als zy de hie- len tegen het agterlyf, en de buik te- gen de knieën plaatfte. Deze houding gaf zy zich zelf nagt en dag in en bui- ten het bed, waar door de geleeding der knieën fints eenige jaaren krom en ftyf waren gegroeid, De pyn bepaalde zich niet altyd op de genoemde plaats, maar ftrekte zich dikwyls uit tot in de linker zyde, nim- mer echter vernam zy pyn in de reg- ter zyde. Zy was zeer uitgemergeld , de pols flap, de tong nu en dan beflagen. Zy had nooit walging, veel min braaking, en, hoe dikwert ik de pis bezag, heb ik, zoo veel my bewust is, nimmer eenig bloed of graveelig bezinkfel daar in vernomen, ook weet ik niet, dat zy ES over 170 J. VEIRAC OVER DE VERNAAUWING over in de lenden of in de piswegen heeft aklaagd. pen De ongemakken waren draaglyker , als de maag geheel leedig was, namen toe op het gebruik van fpys en drank, waarin zy daarom zeer maatig was, en werden alierheftigst, als zy iets meer, dan naar gewoonte, had gebruikt. Zy klaagde daarenboven menigmaal over fterke hartkloppingen, die met een zeer flappe en tusfchenpoozende pols gepaard gongen, en fomtyds door wtens gevolgd werden, Alle aangewende middelen waren wrugteloos geweest, en myne pogingen werden met geen beteren uitflag be- kroond. Zy was gewoon, de pyn, als zy anders ondraaglyk was, door een opiaat te ftillen, en vond ’er het groot- fte voordeel van, Ik maakte my onderfcheide denke beelden van den waaren aart der ziek- te, en behandelde de lyderes op even verfchillende wyze. Eindelyk gisfen- de, of eene vernaauwing van een ge- deelte der darmen fommige der toeval. len veroorzaakte, behandelde ik haar met zagte voedende fpyzen en dens en; DES KOLYKDARMS. IJ ken, en verder met zoodaanige midde- len, als of ik de oorzaak der ongemak- ken aan het Koliek van Poitou toe- fchreef, Ik volgde hier omtrent het fpoor van verfchillende beroemde Geneeskundi- gen, doch was eindelyk, om dat alle myne poogingen vergeefs waren, ver- pligt, met voorbygang van alle andere Geneesmiddelen, alleen met zagte pur- ges de hardlyvigheid , die fomtyds angduurig was en de ongemakken ver- zwaarde, te overwinnen, Middelen , die den afgang fterker bevorderden, vermeerderden de benaauwdheid en 4, Me Ee Lyderes geraakte eindelyk, in het laac(te van Augustus dezes jaars, geheel bedlegerig De tong was toen eenigfins bellagen, de bovenbuik opge- zet, de pyn en benaauwdheid ondraag- lyk. De pols was geregeld en zwak, doch fomtyds tustchenpoozend , ver- zeld met Ra Oppines, Zy kreeg wan zelf fterke buikrommelingen, waar op dunne en menigvuldige afgangen volgden, Met deze ontlasting verminderde de Pyn, Ï72 J. VEIRAC OVER DE VERNAÁAU WING pyn, en wel naar getaaden van’ derzel- ver menigvuldigheid, De afgangen werden eindelyk, in weerwil der aangewende middelen ; zoo fterk, dat ze de lyderes van alle haare kragten beroofden, en den ro September, toen zy ruim 5o Jaaren oud was, een eind van haar ongeluk- kig leven maakten, | Ik beken, dat ik my váân de waare oorzaak dezer ziekte nimmer een vol- doend denkbeeld heb kunnen vormen; doch het zal van agteren blyken, dat ik my dieswegens zoo min behoeve te ontfchuldigen, als een omftandig ver- haal van myne behandeling en andere byzonderheeden medetedeelen, ‚ Het een en ander, als weinig aan myn tegenwoordig oogmerk beantwoors dende, ftap ik over, te meer daar de korte opgaave der ziekte voor kundi- gen volftaat, IL. Het Lyk had uitwendig niets by= zonders, dan dat de geledingen def knieën krom en zoo ftyf waren, dat zy zonder kwetfing met geene mooglyk- heid regter konden geboogen wilden er Te EEE EE DTE er DES KOLYKDARMS « 173 Den Buik op de gewoone wyze geö« pend hebbende, vond ik byna niets van het Omentum, en het geen ‘er was; had eene bruine kleur, en was bedore ven. 1eor À De Lever was uitwendig iets bleeker ; en-+grooter als natuurlyk, anders ge« zond. Onder dit Ingewand ter regter zyde van de Porta vond ik een vreemd lig- chaam, met een vlies omkleed, dat door eene verlenging van het buikvlies was gemaakt, Dit vlies geöpend zyn- de, ‘kwam het ligchaam te voorfchyn;, in grootte gelyk aan de vuist van een Kind van twaalf Jaaren, dat in kleur en Jubftantie volmaakt met de Lever over- eenkwam. Het was langwerpig rond , aan zyn vlies niet zeer vast gehegt, en had nergens eenige gemeenfchap met de Lever, ; De Galblaas , zeer wit van kleuren klein, was geheel leedig, | | _De Maag was zeer. dun en ‘befloeg meer als eens zoo veel plaats „dan ge- woonlyk , want zy was niet alleen door wind opgezet, maar zeer groot, : Zoo veel als de Lever meer, dan in het ge- meen plaats heeft, naarde regter zyde ge 374 JY. VEIRAC OVER DE VERNAAU WING gekeert was, lag de maag meer in den linker bovenbuik, De Milt was klein en fmal, anders gezond. De Darmen waren min of meer met wind opgezet, doch hadden geen drek- ftoffe in zich. Zy waren ter regter zy- de met het buikvlies vereenigd , maar deze vereeniging kreeg ik met myn vine ger gemakkelyk los. Ik vond in dezelven niets, dat van den gewoonen weg week, dan dat het Colon, ter plaatfe daar deze darm zyne dwarfche ligging onder de maag zal verlaaten, om de flerura figmoïdea te vormen , zich begon te vernaauwen, en dat zyne bekleedfelen zich aldaar ook begonden te verdikken, Echter was hier in niet zoo zeer een langfaame en trapswyze overgang, als dat de darm onder den gemelden bogt, welke noch- tans reeds enger was, dan zy zyn moest, zich terftond zoo aanmerkelyk vernaauwde, dat hy in zyn geheele Di- ameter veel kleiner was, als natuurlyk, Deze gefteldheid behield hy tot de helft van den regter darm, die verder ge- zond was, Dit gedeelte des Kolykdarms was niet DES KOLYKDARMS 195 niet gerimpeld en hier en daar meer of minder vernaauwd, maar uitwendig ge- heel glad en effen, Eene infnyding tot in deszelfs hollig- heid gemaakt hebbende, vond ik zyne bekleedfelen op elkanderen gepakt, met weinig vetvlies, en zoo dik, als ? van een volwasfchen duim, en den door- togt van den darm zoo gering, dat ik niet dan met moeite myn kleinfte vin- ger ’er in konde brengen, Het een en ander had plaats, zoo ver de darm vernaauwd was, Dit gedeelte van het Colon had naauwlyks den omtrek van een halve gulden. De linker Nier ontbrak, ook waren in derzelver plaats geene werktuigen ter affcheidinge van de pis, noch eenig . blyk, dat zy ’er ooit geweest waren. De regter Nier was iets grooter als natuurlyk, uitwendig gezond, Om dat ik, dit ingewand bevoelende, in het zelve iets tegens natuurlyks vernam, fneed ik het langs den pisleider op tot in het bekken, daar ik drie fteentjes - vond van kleur en maakfel, als in de uitlegging van de bygevoegde afbeeldin= gen gemeld wordt, adt et , 176 J. VEIRAC OVER DE VERNAAU WING Het nierbekken was zeer glad, ook vond ik daar, en in het weezen van de nier zelve, geene de minfte verette- ring. De Ureter was iets wyder als na- tuurlyk en plantte zich op de gewoone wyze in de blaas. De Blaas, Lyfmoeder en de daar toe behoorende deelen waren gezond, be- halven dat de bodem der Blaas, ter regter zyde, witwendig met een wit krytagtig aangroeifel, zoo groot als de breedte van een kleine mans duim, was bezet, De Borst openende, vond ik de reg- ter Long aan het ribbevlies met cene vry fterke vereeniging vastgegroeit. De ganfche long ter wederzyde had eene donkere bruine kleur, naar het zwart hellende, en was vol zwartagtig en niet zeer vast geftold bloed, Wyders was er niets ongewoons in, Het Hart was buiten gemeen klein, zoo dat-het, oppervlakkig befchouwd ;, niet meer als de helft van de gewoone grootte en zwaarte had. Behalven dat het bleeker als natuurlyk was, vond ik 'er niets byzonder in. | De Vaten waren. toegevallen en gantsch DES KOLYKDARMS 177 gantsch leedig, zonder eenige polypeufë bezetting. | IL Behalven de noodzaaklykheid der ontleedingen van menfchen aan langduurige en verhoolen ziektens ge- ftorven, trek ik uit deze Waarneeming. de volgende Aanmerkingen, die, be- fchouwd in verband met de opgaave: der Ziekte, en de gefteldheid der In- gewanden, haare nuttigheid kunnen- hebben. r. De ongefteldheid der Longen ís het gevolg der ziekte geweest en niet haare oorzaak ; want daar deze ziekte veele Jaaren lang, op dezelve wyze had geduurt, kan men , myns erag- tens, zonder ongerymd te zyn, niet ftellen , dat de long oorzaak van dezel- ve geweest zy, veel min dit uit de ge- fteldheid van dit Ingewand by onze ly= deres na den dood befluiten, Ik geloof dat men al dikwyls ten onregte de long, als de oorzaak van langduurige ziektens befchuldigt, en men wel eens voorby- ziet het geen kort voor en onder het fterven gebeurt. Nochtans is het ten overvloede be- Vil, DEEL, M wee: 378 J. VEIRAC OVER DE VERNAAUWING weezert, en van, zelfs klaar, dat eene; met bloed gevulde, en opgezette long: haare natuurlyke kleur verandert, Doch: het is ’er- zoo ver af, dat deze kleur altoos een bewys van bederf zoude zyn, gelyk men het doorgaans voordraagt , dat, indien ‘er mooglyk- heid waare, om de long op de-eene of andere wyze van haar overtollig bloed: te ontdoen, zy haare eige kleur zoude. aanneemen (2). 2. Deze Waarneeming ftrekt ten bewyze van de onzekerheid der tekenen van de flymproppen in het hart en in de groote vaten, Niemand zal ontken- nen, dat fommige toevallen een vry: gegrond vermoeden gaven. van Polyp in- of naby het hart. Nochtans waren: ze ’er niet. Zouden deze toevallen niet even gemakkelyk uit de meer dan ge- woone. kleinheid van het Hart kunnen verklaart worden 2 Desso ; | e (a) Deze ftelling rust op twee proeven, wel= ken de beroemde CAMPER onlangs gemeen ge= maakt heeft. — Door het blaazen-in-den- mond van twee, dood gebooren, kinderen, kreeg de: bruine, met bloed bezette en zelf naar het zwart hellende , long haare- natuuriyke kleur, en zy werd, van zinkende dryvende. DES KOLYFKDARMS — 199 de tusfchenpoozingen der pols, én de ; daarop volgende flaáuwtens waren aller« hevigst, als dé omloop des bloeds door de {pyzen, dranken of geneesmiddelen, bevordert wierd. 3. De waare oorzaak der ziekte; vooral van de geduurige pyn en bes naauwdheid, moet meer als waarfchyn- lyk aan de byzondere vernaauwing van een gedeelte des Kolykdarms, en de daar uit ontítaane gevolgen wor den toegelfchreeven: want deze vers naauwing was niet (gelyk in de geval- len, waarvan de Heer DE HAAN fpreekt (b),) eenige dagen voor den dood gemaakt, maar zy was ’er naast zeker met het begin der ziekte veele M 2 Jaas (b) Rat. Med, part. XL. — Ik had gaarn de ge= fteldheid der Ingewanden in plaat willen vertoo- nen. Doch by het Lyk was geene gelegenheid om in de aftekening te flaagen. — Men kan zich een tamelyk goed denkbeeld van het vernaauwde gedeelte des Kolykdarms vormen, als men by myne befchryving inziet De HAAN |, c. PL [ Fig E van Lett. E tot G, mits men, in plaats van den darm, gelyk hy daar voorkomt, met veele ver- naauwingen te zien , denzelve zich uitwendig ef= fen en glad voorftelle, en in de, te vooren bee päälde lengte gelyklyk verengt. 180 J. VEIRAC OVER DE VERNAAUWING Jaaren voor den dood, De gefteldheid des. darms en van de maag gaf geene, zoo kort te vooren veroorzaakte, ver- enging te kennen. j Het verdient echter opmerking , waarom de darmen boven het verengde Colon, niet zoo wel als de maag uitge- zet waren, Als ik in het gisfen voor- deel vond, zou ik vraagen , of deze, zich telkens per confenfum fpasmodice vernaauwende, door een omgekeerde motus periflaticus de voedfels in de maag hielden @ 4. Het is niet altyd waar, dat, eene Nier afweezig zynde, de andere, bene- vens haare pisleider, door eene meer dan gewoone grootte het gemis van dat Ingewand vergoed. De Nier was in ons voorwerp wel groot en de Ureter wyd, doch niet meer, als men fomtyds in lyken waarneemt, die twee nieren hebben. 5, Dit geval behoort tot de Waar- neemingen, die bewyzen, dat in de Nieren fteenen kunnen huisvesten , zon- der dat zy door pyn of andere pee en DES KOLYKDARMS: - 181 len blyken van hun aanweezen gee- ven (c), want indien men ooit moest verwagten , dat nierfteenen zich door pyn en bloedige pis ontdekken, moest myne lyderes, uit hoofde van het maakfel der fteenen en het rollen der- zelven door het nierbekken , ondraagly- ke pyn hebben geleeden en nu of dan bloedig water ontlast. Immers zou men (daar het onnoodig is, indien merí de toevallen uit blykbaare en voldoende oorzaaken , gelyk in dit geval, kan af- leiden, den toevlugt tot onzekerheeden (c) Zie hier over HOLLERIUS „ de bydrope. Ha fchos dio. Oo, SCHACHT Ora. 1758. Voorngamlyk Mor= GAGNI, de Sed, à* Canf. Morb. cvc. En. 42. $ 4 en $ 10, daar hy ook veele Waarneemingen uit ans dere fchryvers bybrengt, DE HAAN, R. M. vol, tT Pag. 208 , 209. LIEUTAUD Lb. Ì, Obs. 1160, 1169, 1173, II8O, 1184, 1203 Uit PRASSIUS 3 P Acad. R. des Scienc, LA MOTHE; BORELLUS; Jourse des Scav. en de Misc, Cur. ‘SANDIFORTS Gen, Bibl. 2 D. bl. 816. en BEVERWYK, aan wien Dr. var der Plasfe (chreef ”dat zyn oom van Dyk tot zynen 2, hoogen ouderdom nooit had geklaagt van pyn > in de lenden of andere teekenen van Graveel. > Echter vond men na den dood in de eene nier » eenen fteen, zoo groot als een ockernoot, met 5, twee groote uitfteekfels , in de andere twee ss fteenen, welker een was als een perfikfteen , as de ander als een amandelfteen”, Steenftuk bì, 235. Zie ook bl, 33ï. 182 jJ. VEIRAC OVER DE VERN. Ch4 en gisfingen te neemen) de pyn en be- naauwdheid van deze lyderes zeer ten onregte uit het medegevoel der nieren met de Praecordia afleiden, ten minfte zou men meer zeggen als bewyzen, of. {choon verfchillende fchryvers, die fteenen in de nier of nieren vonden, waarvan zy geen vermoeden hadden, hier toe, om iets te zeggen, hunnen toevlugt hebben genoomen, Rotterdam den 27 September 1774» E83 UITLEGGING» D E R AFBEELDINGEN, Figaar 1, 2 en 3. \ erbeelden de Steentjes, gelyk zy waarfchyr- Iyk' in ‘hèt nierbekken meestal tegen elkander zal Ien zyh geplaatst geweest, op drie verfchillende wyzèen vertoond: Zy laagen los en zyn buiten twyfel nooit vast vereenigt geweest, om dat hun= ne oppervlaktens allerweegen fchier even glad zyn: echter hebben zy , dus tegen elkander ge= voegt Zynde, eenige flaauwe induikingen en uit- puilingen , waar door zy zich onderling fchikken. Onder deze fteentjes moet gochtans ecne wty- ving hebben plaats gehad, alzoo Zy byna óver. al even glad en glinftérénd ‘zyn, als of zy door de konst waren gefleepen. Zy hebben allen op {ome mige plaatfen eene bruine agaatkleur, op andere eenige oneffenheeden , daar zy min of meer geel zyn en alwaar eene nieuwe aangroeijing fchynt te beginnen. Zy weegen famen 58 grynen, De letters a. a. aa. b. beb. b. c. c, C, C. te= kenen dezelfde hoëken van dé fteentjes , op vier verfchillende wyzen befchouwd. Zy zyneen weinig beneden het oogpunt gete= kend , om hunne oppervlaktens des te beter te kunnen zien, Figuur 4. Dit Steentje heeft drie, byna even gelyke; el en M 4 dries 1 £ 184 driehoeken en vier fcherpe putten. In Fig. 2. Let?, d. is de punt van zyne buitenfte agaat- korst ont- bloot, alwaar hy echter even glad en glinfterend is, Het weegt 13 grynen. ke Figuur 5, Dit heeft twee driehoeken, omtrent van dezelf- de grootte als het voorgaande, waarvan de een zeer glad is, doch de andere als met een korst bedekt, donker geel, Fig. 1. e‚, waar tegen zich de fteenftoffe pas fchynt gezet te hebben. Ook heeft. het twee vierhoeken , die zich zelf byna gelyk zyn, en Eénen , minder regelmaatig en nim= mer, als het overige gedeelte Fig. 3. f. het weegt 27 grynen. al Figuur 6, Dit Steentje heeft vyf fcherpe punten , vier driehoeken, en eenen onregelmaatigen vierhoek, welke, naauwkeurig bezien zynde , te vooren uit twee gelyke driehoeken fchynt te hebben be- ftaan. Het weegt 18 grynen, 2, j «Yp, EN nn Ee Gee BE Bladz, 185 BEDENKINGEN OVER EENE Meh Eet as Bons: „EB DOORZWELLING hen, E N INHOUDING, damage al een arg DookR NICOL,GEORG.OOSTERDTK,J.z EIER SA St ED Ml en weet, wat omtrent de belette doorzwelging in de Maatfchappy van Haarlem is voortgebracht, en hoe zig, in het elfde deel van haare Verhande- lingen, twee, door myne zeer geëerde vrienden opgegeeven, zeer aanpryzen, « M 5 de 286 WN. G. OOSTERDYK OVER EEN de eene byzonder door beflisfende proeven, de andere door gezonde ree- deneeringen over dit gebrek ; waar door deeze ftof zoude kunnen fchynen afge- handeld te zyn, zoo niet zulke /ympto- mata, welke men te regt non necesfaria noemt, meede wel deegelyk moesten in acht genomen worden, waar van de nuttigheid overvloedig opgegeeven is door mynen wydberoemden Leermees- ter, den Hooggeleerden Heere GAUBIUS inft, path, medic. $ 118. en op de daar aangehaalde plaatfen. Behalven dan, dat de gemelde Verhandelingen haare naaste betrekking hebben alleen op ee- ne langfaam belette doorzwelging, zoo heb ik, om gezegde reeden, niet on- d'en(tig geoordeelt, deeze volgende ge- vallen meedetedeelen, die, fchoon in veele opzichten verfchillende, in ande- re echter eenige overeenkomst hebben, en daar over fommige bedenkingen op- tegeeven: | »Een jonge Juffrouw 19 Jaaren oud, wierd te Utrecht woonachtig zynde, in de maand November 1769, na dat zy de evacuatio menftrua in kleine, en zon= der kennelyke oorzaak ras afgebrooken quantiteit gehad hadde, aangetast doot ee. MOEILYKE DOORZWELLING. 187 eene vaste fteekende pyn in het linker bypochondrium met belette ademhaling en veele andere teekenen van eene in- flammatie, die my, fchoon traag, (weee gens haare gefteldheid, waar van ítraks nader) deeden overgaan tot eene aderla- ting op den arm, waar door zeer gezond bloed te voorfchyn kwam. Nog door deeze ontlasting, nog door opium eeni- ge vermindering van pyn bekomende, appliceerde ik een weficatoriam op die plaats, die na 24 uuren verligting bee gon toetebrengen, dog deeze wierd ras gevolgd door eene {terke dysphagia, zoo dat nog {ípys nog drank verder dan, naar gisfing, tot op de helft van den Slokdarm zakte, en dan daar zwaare pyn veroorzaakte, en met zeer heevige benaauwtheeden en een zeer groote quantiteit van flym wierd weederopge- worpen, welk toeval volle twaalf dagen aanhoudend zonder eenige tusfchenpooe zing heevig duurde, met dit gevolg, dat de lighaamskragten fterk afnamen, de zieke dikwyls ylhoofdig werd, de pols zeer rad en klein, en veele andere teekenen zig daar by voegden, die my over de uitkomst deeden bezorgd zyn: te meer, daar tot het gebruiken van ins 188 N,G, OOSTERDYK OVER EEN inwendige middelen geen kans was, en de uitgezogtfte antispafmodica, zelfs de doordringende aether Hrobenii uit- ‘wendig toegediend niets holpen,. Eindelyk, evenwel door een onver- moeid aanleggen en geduurig vernieu- wen van een pap uit wit brood met warme zoete melk, merkte ik , dat iets minder van het ingenoomen vleeschnat wierd opgeworpen, en dat dag by dag al iets meer inbleef, míts dat (het geen zonderling was) het vleeschnat zeer heet en met Citroenfap zeer zuur ge- maakt ingegeeven wierd, tot dat de zwelging allengskens gemakkelyker werd, en de zieke nu en dan iets meende te voelen, dat op die plaats naar beneeden zakte , (zonder dat even- wel zig iets in de excrementen ontdekte, zoo dat ’er geen andere reeden zy, dan om aan eene ongelyke remisfie van eene famentrekking of aan flym door deeze veroorzaakt te denken) en zy, alle toevallen verdwynende, fchoon zeer verzwakt , begon te her- ftellen , hebbende egter lange behouden eene merkelyke verityving in de linker« dye en het linkerbeen, en in tegendeel eene groote verflapping in-de banden van MOEILYKE DOORZWELLING. 189 van denzelven voet, die geheel flap binnenwaards lag ; dog ’t welk alles , deels door bekwaame omzwagtelingen, deels door een linimentum uit de Ung. deth. Ol. Chamomill, en balfam, Funii, is overwonnen”. Tot nadere opheldering van dit ge- val, dient opgemerkt te worden, dat deeze Patiente van een zeer gevoelig ze- nuwgeftel is, reeds van vroege Jaaren aan convulfive beweegingen onderhee- vig: Haar diëet was niet zeer gereegeld: vette, zoete fpyzen , gebraaden boo- ter, oude kaas, fyroop, zyn van haare graagfte verkiezing; en haar drank be- ftaat meest in flappe thee, Gemoeds- beweegingen zyn haar zeer eigen , by- zonder fchrik ; alle ontlastingen traag ; de menfes byzonder zeer ongeregeld in derzelver loop , en doorgaans zeer wei- nig. Nu en dan heeft zy ronde wor- men geloosd, dog niet veel, En na dit voorens befchreeven geval, heeft zy, vooral des winters, doorgaans aan ziek- ten gelaboreerd, welke door bykomen: de fpafmi zoo irregulier zyn geweest, dat ik dezelve nimmer tot het een of ander bepaald foort heb kunnen bren- gen , zonder dat zig ooit anders, dan een Í9O N. G, OOSTERDYK OVER EEN een ligte bezetheid in de keel, dog var weinig belang en ras verdwynende , daar by voegde, My dunkt, dat dit geval geleegens heid geeft, tot de volgende aanmerkins en: É 1. Dat ‘er waarlyk dysphagia door wormen kan zyn: Dat wormen oorzaak van dit gebrek kunnen zyn, door de prikkeling van de nerwi fympathici mag- ni, is reeds van vooren klaar, uit het beloop van die zenuwen , en derzelver communicatie met de fympathici medi, Genoegfaam zeeker is het, dat ook in dit geval dezelve aanleiding tot dit on- gemak gegeeven hebben: Mooreerst, ° om dat ’er geen kennelyke oorzaaken van een andere natuur zig hier hebben opgedaan , althans geene uitwendige; sen tweeden, om dat de andere inwen- dige oorzaken, welke men mogt wil- fen befchuldigen, haaren oorfpronk meermaalen aan wormen fchuldig zyn. Men zal immers moogelyk daar heen willen , dat de ongereegelde evacuatia menfium oorzake zy geweest van dit ge- brek, dog als dan zal men de reeden hier van nagaande van zelfs wormen befchuldigen. Hoeveel de ef ei MOEILYKE DOORZWELLING, IGE heid der eerfte weegen vermag in eene ongereegeldheid dier maandelykfche ontlasting te weeg te brengen, blykt genoegfaam uit de uitwerkfels der pur- geermiddelen omtrent of op dien tyd; en omtrent wormen behoeft men in dee« ze niet te twyffelen, als men naflaat het geval van spiGeLIus de Jumbr. lat. c. 15. conf. bist, morb. uratislav. a 1702. p. m. 315» ten derden, om dat ongefteldhee- den in primis wiis, en wel byzonder wormen , aanleiding geeven tot foort- gelyke toevallen. Ik bepaale my alleen by ’tgeen ons dit geval oplcevert, Meer dan eens heb ik in den Jaare 1771 en 1772, toen, gek over een groot gedeelte van de Veluwe, zoo ook by- zonder binnen de {tad Harderwyk (daar ik te dier tyd woonachtig was) galkoortfen regeerden, heevige pyn in de borst en hypochondria befpeurd, die my, indien ik niet op de ‘andere teekenen gelet, en de conflitutio epide- mica dier koortfen allengskens hadde leeren kennen, tot een aderlaating had- den genoopt; dog die op een braakmids del best, en dat vry fchielyk verdwee- nen. Ín den Jaare 1765 te Utrecht woonende, wierd ik geroepen by een jon» 192 Ne G, OOSTERDYK OVER EEN jonge dogter, welke volftrekt alle bly- ken droeg van aan eene waare peripneu- monie ziek te zyn, en by welke teffens eene fuppresfio menfium plaats hadde: deeze is buiten den gewoonen tyd van crifis, door het loozen van wormen; van haar borstkwaal gered, zonder ee- nige ontlasting van fluimen. Verg, MORGAGNE Ep. Anat, Medic, XXI 6 43-—45e Ten vierden, om dat de ziek- te ongevoelig geflecten is, zonder crií- ticque ontlastingen: Hier teegen bren- ge men niet in, dat dezelve ook zonder het loozen van wormen geneezen ís, alzoo dit zeer gemeen is, en het genoeg is om de toevailen te doen wyken, dat zy niet langer die zenuw prikkelen, waar door juist zulk een aangedaan deel kan lyden. Maar waarom fleet dan deeze dysphagia en hield dezelve niet oogenblikkelyk op? om dat eene con- vulfive beweeging of famentrekking van Spierveezelen eens plaats gevat hebben- de, zig zelf kan gaande houden, fchoon- de aanleidende oorzaak niet meer wer- ke; gelyk uit alle convulfive ziekten „ door fchrik en andere heevige gemoeds= beweegingen ontítaan , vry klaar is Ten vyfden, doen ons dit denken de voor- MOEILYKE DOORZWELLING, 193 voorafgegaane oorzaaken tot wormen geleegenheid geevende , in ’t byzonder de flegte diëet, Zen zesden, om dat zy naderhand waarlyk wormen geloosd heeft, Zn eindelyk geeven laatere ziekten, die zy gehad heeft, reeden tot deeze gedagte, byzonder die- van ’% laatst van den Jaare 1772, wanneer zy wederom aan den wonderlykften-faa- menloop van pynlyke en convulfive toevallen in uit- en inwendige deelen , dan hier, dan daar, gefukkelt heeft; waar in alle middelen byna zonder ee- nig beftendig nut waren, dan alleen een LElectuar, uit de rad, valerian. gentian, rhei fol, fcord, vitriol, mart. met honich gemengt, en eenigen tyd door gebruikt, Ik dagt dikwyls, of t wel louter gisfen ware, eenen lwmnbricus latus te vermoe- den: immers dat deeze ’er niet zyn zoude, wanneer ronde wormen geloosd worden, word thans niet meer ais voo- réns gelooft, Dan het was, myns be- dunkens, veiliger aftezien, of zig ook immer van dezelve eenig gedeelte vroes ger of later zoude ontdekken, % geen tot heeden toe nog niet getchied is, 2, Dat eene grootere gevoeligheid of flerkere prikkeling der zenuwen al veel- Vll, DEEL. N tyds 104 N. Ge, OOSTERDYK OVER EEN tyds baare uitwerking op de deelen by, of omtrent de keel geleegen pleeg te hebben. Dit verfchynfel is gemeen, en evenwel de oorzaak zeer duister, Zeeker voor- naam Geneesheer, wel eer te Utrecht de praktyk oeffenende, een man, wegens zyne bezadigde voorzigtigheid, kundig- beid en eerlykheid by yder, die hem gekent heeft, zeer geächt, en ten vol- len geloofwaardig, heeft onder zyne patienten gehad eene hjflericgue jonge dogter , die geduurende de paroxyfmus, zoo. dikwyls ’er gefprooken wierd in haar byzyn, hetzelve buiten haar wee- ten (waar van zig die Heer na herhaald fcherp onderzoek. volkomen zeeker hield) met een zeer harde ftem nafprak; welk zonderling verfchynfel na %t ge- bruik van antibyfterica allengskens ver- dween, Over weinige jaaren , heb ik, in foortgelyke ftuiptrekkingen over het geheele lighaam, ‚gezien, dat indien men de patiente by zig komende, weederhield van de ineengetrokken tee- nen één voor één met de handen uite- rekken , ‘zy tot flikkens toe benaauwt wierd, als een die gewurgt word, wel. ke benaauwtheid langzaam overging, als men haar daar meede lict En oo MOEILYKE DOORZWELLING: 195 Zoo men al ’t eerfte geval een delirium byftericum voor de oorzaak houd ; en niet gaarn eene /ympatbie tusfchen de zenuwen der fpraak- en gehoordeelen, in *tlaatfte zal men de kragt van een confenfus. tusfchen die van de keel, en die van de zelfs zeer verafgeleegene dee- len moeten erkennen: dog den aart dee- zer fympatbie kenne ik niet, en wil daar omtrent geene nuttelooze gisfingen te berde brengen, 3. Dat weekmakende middelen fom- tyds de beste antispasmodica zyn. Dat prikkelende middelen fomtyds krampe trekkingen bedaaren, is buiten twyffel, dog op wat wyze wy dat moeten be- grypen, hier in kan ik my niet vol- doen, daar het intusfchen meede vry zeeker is, dat dezelve die ongemakken niet zelden zeer heevig aanzetten, In teegendeel zagte weekmaakende midde- len leenigen het gevoel der zeenuwen, neemen de. fpanning der veezelen weg, en ontbinden zoo de ftuipächtige famentrekking: Zoo was het geval hier. Ken bad van laauwe oly, en het inwendig gebruik van Amandel oly heb- beff ALBERTINUS en VALISNERIUS zeer nuttig bevonden, Er is groote reeden di N 2 | om 196 Ne G. OOSTERDYK OVER EEN om te gelooven, dat de-wyze vari geneezing der heete ziekten, door BOERHAAVE En SYDENHAM op het voet- fpoor van HIPPOCRATES gevolgd, door dilueerende middelen voor een groot ges deelte daarom zoo dienftig zy, om dat daar door de fpasmodicque conftrictien , de refolutie der ontfteekingen zoo mer- kelyk verhinderende, gelukkig worden weggenomen: «Wy maaken doorgaans te weinig onderfcheid tusfchen eene ten« gere en eene flappe gefteldheid der vee- zelen, en durven, gemerkt de zwak- heid van het lighaam, welke in beide gevallen plaats heeft, in geene derzel- ven verflap pende middelen geeven; dog dikwerf te onrecht: in flappe geftellen (dit ziet yder) verbied het zig zelf; dog kunnen wy tengerheid der. vaste dee- len in, flapheid. veranderen , dikwyls zullen.wy in het geneezen van krampen vitneemend vorderen. En fchoon deeze geneeswyze niet.altyd te pas komt, en de zoogenaamde antihyflerica, «en antie Jpasmodica uit fuecinum , Castoreum enz. niet moeten verworpen worden, is aan den. anderen kant de manier van POM- ME, die het in- en uitwendige gebnuik van weekmakende en verzagtende mig: CG. —d MOEILYKE DOORZWELLING. 197 delen aanpryst, dikwerf van veel dienst: En hier teegen ftryd in het minfte niet, dat het veelvuldig misbruik van wateri- ge dranken, groenten, vruchten, zoe- te, ja zelfs vette fpyzen zeer blood ftel- len voor deeze ziekte, en dezelve vry geméener maaken dan voorheen, ’t geen ook uit dit geval bevestigd word; want om niet te zeggen, dat koffy en thee door eene nog anbekende werking direct fommiger zenuwen benaadeelen;, zoo bederft zoodanig diëet de {pysver- teering , veroorzaakt bedorven ftof- fen, eerst in de darmen, daarna in de wogten , vaagt de dierlyke gom van de gevoelige deelen, en verwekt dus of prikkels of meerdere gevoeligheid, Ik ken ondertusfchen menfchen, die zig byna verzuipen in warme dranken fe- dert langen tyd, die wel week en bol zyn, dog geen het minfte bewys van krampen hebben; en waarlyk, week- heid en flapheid zal eerder een torpor, dan eene irritabilitas te weeg brengen, Maar waarom verkoos de Patiente, toen zy iets begon door te krygen, het vleeschnat zeer heet en zeer zuur? Was dit een trek der natuur om te bee- ter de taaye flym door conffrictie ver- , N 3 dikt 198 Na. G, OOSTERDYK OVER EEN dikt te verdunnen, of om meer kwyl uit den mond door de keel tot hetzelve Einde naar de aangedaane plaats te voee ren? Ik weet het niet; de zaak is my te duister, om iets met zeekerheid te kunnen bepaalen, 4. Das bet in meer dan eene onge- fleldheid der eerfle weegen plaats hebbe, dat de extremiteiten veel lyden moeten, Hoe dit een droevig gevolg zy van het zoogenaamd kolyk van Poitou is over- bekend, en word bevestigd door aan- dachtig te letten op de uitwerkingen van veel vergiften ; op gevallen van perio- dicque lammigheeden, die, wanneer het de tyd van fpysverteering was, pleegen te koomen, en des morgens niet befpeurd wierden : Zie MORGAGN, Ep. Anat. med, XI. 6 19. In de maand February des Jaars 1775 heb ik te Har- derwyk Iet lyk van een meisje ontleed, welke geftorven was aan ftuipen, ver- oorzaakt door ronde wormen, waarvan ‘er geduurende haar ziekte niet meer dan vier hebben kunnen - verdreeven worden; wy vonden ’er nog 25, eenige weinigen alleen, de andere in drie klu« wens vry vast faamgeftrengelt,. Onder de genoemde toevallen was ook een aan MOEILYKE DOORZWELLING. 169 aanhoudende lammigheid van het boo- venst regter ooglid, en eêne van de lin- ker arm; dog deeze verdween fomtyds voor een poos, dog kwam dan wel ras weeder, Ondertusfchen behoeve men zig in het geval, dat wy voor handen hebben, niet te verwonderen , dat ze in het zelve lid eene verftyving en meer naar beneeden eene verlamming hebbe plaats gehad , daar de fterke rekking van de zenuw in het verftramde gedeel. te deszelfs werking op de fpiervceze- len, die er takken van ontfangen, be- lettede , en dus verlamming verootr- zaakte, Verdere gevolgen, die niet allernaast tot ons geval behooren, daar laatende, gaa ik over tot het tweede, in *t welke ik my bekorten zal, %, K. Een timmerman woonende te Utrecht, oud 66 Jaaren „feedert lang een groot liefhebber van fterken drank, in jongeren leeftyd dikwyls onderheevig aan ftuipziekten, dog waar van hy vee: le jaaren geheel bevryd was geweest ; ftierf in *tlaatfte van May des Jaars 1766 aan de volgende ziekte: Een week 16 of 17 van te vooren, begon hy geen voedfel, nog fpys nog drank, te N 4 kun: 200 NG. OOSTERDYK OVER EEN kunnen verdraagen, maar braakte het- zelve voor * grootfte gedeelte vry ge- makkelyk en wel ras naa het gebruik weeder uit, met een ongelooffelyke meenigte flym; de ontlasting van af- gang was zeer traag; hy klaagde door- gaans over een ligte pyn van de navel tot de lendenen zig uitftrekkende , en over een gevoel van eenige belemmering in het epigastrium; de pols was traag en zwak, het lighaam droog en zigtbaar vermaagerende; hy had te gelyk aan de linker zyde een Ofcheocele , dog welke zig door den ongemeen wyden ring zeer gemakkelyk liet inbrengen, maar ook weeder by de minfte beweeging van het lighaam uitglipte, uitgezondert omtrent zes weeken voor zyn dood; wanneer deeze breuk, of fchoon de Iy- der geen band droeg, nimmer te voor- fchyn kwam: „Ontbindende middelen, zoo zagtere âls fterkere, en onder dee: ze bittere openende en teffens maagvere flerkende „ *t zy in- ’ zy uitwendige, deeden hier niets; (Alleen was het op- merkelyk ,.dat‚hy pillen uit bittere ex- tracten. zeer gelukkig inhield , zonder dat men bemerkt heeft, dat hy die ooit overgaf.) zetpillen en /avamenten chee- ris fn nen MOEILYKE DOORZWELLING. 2QF nen wel eenige verligting in eerst toes tebrengen, gelyk ook het gebruik van Senna, en hier door ontlasteden zig eenige weinige harde ftoffen ; dog wel ras was ook dit alles vrugteloos en de Clyfteeren wierden met eenig geweld onvermengd te rug verzonden ; de eet- lust raakte geheel weg; de man wierd gantsch atropbicus, en dorde zoo fterk, dat hy op gezegden tyd den geest gaf, By onderzoek van het lyk bleek, dat de legging der darmen geheel verward was; ‘er was naauwlyks eenig blyk van omentum te vinden; het colon lag over de leever, en maakte reeds aan ’ einde van ’t epigastrium een draay naar benee- den en naar agteren; alle de dikke dar- men waaren vol harde drekítoffen; de couleur van de leever was zeer bruin; de galblaas fterk opgezet, en zoo lang de ingewanden haar plaatfing behielden, gaf dezelve geperst zynde geen gal op, maar wel toen de leever met een deel van den flokdarm, maag en duodenum, uit het lighaam genoomen was; de gal was bruin: De milt zeer klein en bruin: De geheele zelfftandigheid van de maag was zeer verdikt; en als vereeld, eec- venwel meest het einde van den flok- N 5 darm 202 N.G, OOSTERDYK OVER EEN darm tot 2 of 3 dwarfche vingeren bo« ven de cardia, welkers opening, gelyk ook die van de pylorus, wel vernaauwt waren, dog zoo, dat ’er althans vogt ligtelyke door konde: de linker buik- ring was zeer wyt, en liep uit in een wyde zak tot aan den bal, terwyl aan de agterkant van die zak, de zaad- ftreng gehegt lag. Voor t overige wierd ‘er niets teegennatuurlyks gevonden”, Hoe duidelyk dit opgegeeven geval ook mooge fchynen, zal men daarin eg- ter onder de opmerkelyke byzonder- heeden zulke aantreffen , welker oor- zaak, willen wy ons niet met losfe gis- fingen te vreede houden , wy zullen moeten bekennen niet te weeten. Zonder twyffel beftond deeze ziekte in eene braaking van ípys en drank, veroorzaakt door een belette doortogt van dezelve uit de maag in de darmen, uit hoofde van de verdikking van dat ingewand, door het misbruik van fter- ken drank, welke ten gevolge gehad heeft eene belette voeding, en uittee- ring van het lighaam. Ondertusfchen verdient onze aandagt 1. dat de doorzwelging bier vry gemakkee Jyk geweest is, maar de doorgang door de € MOEILYKE DOORZWELLING, 203 pylorus merkelyk geftremt , daar egter de cardia ook vernaauwt was: Zoo is het, maar de oefopbagus was voor verre de grootfte helft gezond, en konde de doorgeflaagen brok en teug naar benee. den werken ; maar wat konde de ver- dikte maag doen , om de ftof welke de. zelve inhield naa den pylorus en daar door te werken? dit leert ons, dat eení- ge vernaauwing in den oefopbagus om- trent de cardia , zoo het overige van dat canaal gezond is, en kragten ge- noeg heeft, de doorzwelling niet altyd geheel ftremt, 2. Hoe hier eene braking, en wel ee ne vry gemakkelyke hebben kunnen plaats grypen. De zwaarigheid ligt hier in, hoe het moogelyk zy, dat daar de zelf ftandigheid van byna de geheele maag zeer verdikt en vereelt bevonden wierd, en dit ingewand dus eene ongefteldheid verkreegen had gantsch ongefchikt tot een irritabiliteit, hetzelve zoo ligtelyk aangedaan werd, en hoe het zig verder hebbe kunnen famentrekken ter uit- werping van ’t geene het in zig bevatte- de, als meede , hoe deeze ontlasting zoo gemakkelyk toeging, daar de car- dia ook vernaauwt was: Ik beken gaar- ne 204 NG, OOSTERDYK OVER EEN ne geene waarfchynlyke reeden hier van te kunnen opgeeven, althans geene die door betoogende proeven voldoen kan: Ondertusfchen denke men niet, dat hier geen weezentlyke braaking heb- be plaats gehad, en dat ’er niets in de maag zoude gekomen zyn. Hier tee- gen ftryd ’t geen omtrent de pillen is aangeteekend, 3. Moeten wy letten op de meenigte Jlym, die gelyk bier, zoo ook doorgaans, by deeze patienten uitgebraakt word, Dee- ze flym doorgaans zeer taay , fchoon niet de oorzaak van dit ongemak, ver- zwaart egter niet weinig het zelve, en wy doen deeze lyderen eenen weezent- Iyken dienst met zagte refolveerende middelen , waar door die flym verdunt, en de doortogt voor vloeibaar ja zelfs papachtig voedfel voor een tyd vry ge: makkelyk word. Hier toe voldoet my in zulk een geval zeer een Zinctus uit het extract, cicutae (een treffelyk ref/olwens) de fapo wenetus en witte honinch. Dan dit is zeeker, dat de cicuta, hoe nuttig, geen kracht hebbe ter verbeetering van de verharde zelfltandigheid deezer dee= len, alzoo zig langzaamerhand blyken opdoen van toeneemende wike 5) MOEILYKE DOORZWELLINGe. 25 De lig. terr. foliat. tartari is hier ook dikwyls van veel dienst, en kan , in ge- val het gezondere deel van den oe/opha- zus aan veel fpasmodicque beweegingen onderheevig is, gelyk veeltyds gebeurt, met goeden uitflag met een zagt anody- ie voorzichtig gemengt gegeeven wor. en. 4. Was het zonderling, dat alles vi same wierden de pillen altoos in ’% ligbaam bleeven; Waarvan de reede moogelyk in derzelver kleinheid, en taaye kleeverigheid, welke tog aan de meesten eigen is, gezogt moet worden: Wil men hier uit geleegenheid neemen , om een voedfel uittedenken , dat in foortgelyke form konde gegeeven wor- den, men zy vooral bedacht, dat het in eene kleine quantiteit genoegfaam zy5 dat het zeer ligt moet kunnen ontbon- den worden, door weinig vogt; en dat het by gebrek daarvan vooral niet tot rotting overhelle; welke drie vereisch- ten deeze zoo nutttige pooging, vreeze ik, verydelen zuilen, Voorders, om alles faarnentetrekken, fchynt het, dat de oorzaak wan het in- blyven van de breuk op ’t laatst toete- fchryven zy, of aan de. verdrooging en daar Bo6 N. G. OOSTERDYK OVER EEN daar op volgende inkrimping aller vee- zelen, of liever, aan de opééngepakte harde drekftoffen , die de legging en ook wel misfchien de wytte van het ge- darmte zoo veranderde, dat de uitzak- king minder gemakkelyk wierd, Maar van waar die meenigte floffen in bet gedarmte? ’t waren zeeker voor ’ grootfte gedeelte verouderde „ welke uit voedfel, lang te vooren gebruikt, af- komstig waren; waar by egter ook wel verdroogde vogten en aardagtige dee- len van de pillen zig zullen gevoegd hebben: want was ’er al eens iets van fpys en drank doorgegaan, kon ‘er ge- wis zoo een meenigte niet van voortkoo- men. … Dit kan ons leeren, hoe het geen wy door buikzuiverende middelen ont- lasten , niet altyd genoegzaam excremen- ten zyn; en het doe ons dus in het tce- dienen derzelve „wat voorzigtig zyn : Wanneer wy al in het verzwakte ge- darmte van zulke menfchen, die lang geleeft hebben zonder iets te gebrui- ken, eenige jaa zelfs veele drekftoffen vinden, moeten wy niet te ras beflui- ten, dat zy heimelyk iets zouden ge« nuttigd hebben, en dus de waarnee- ming valsch zy. | Om: MOEILYKE DOORZWELGING, 207 Omtrent de gefleldheid van de Gal. blaas zal voldoen, het geen ons MOr- GAGNE opgeeft in Zp, anat- med, 1 5 3. Eindelyk hebben wy hier, in een be- jaard man, een dier zeldfaame voor. beelden van eene uitzakking der dar- „men, in dat droBAasnua peritonaei, dat thans genoeg onder den naam van me- atus bekend is, en, in kinderen dik- wyls, ín oude lieden zeldfaamer, open en geleegenheid geevende tot breuken gevonden word, Jammer is het, dat ik byzonder acht geevende op het voor- naamfte ongemak van deezen patient, en iets foortgelyks niet vermoedende, niet onderzogt, althans niet aangetee- kent hebbe, af hy deeze hernia reeds van zyne kindsheid gehad hebbe, en dezelve moogelyk verzuimt zy, dan of ‘er eene andere oorzaak ware, dat dee- Ze propago peritonaeiì in een’ zoo verre gevorderden leeftyd open was. 29. Leyden 17—78. Aug. N A- Bladz. 208 NATUURKUNDIGE WAARNEEMING VAN EEN’ BEVRUGTEN ORANJE-APPEL DooR LEENDERT BÒMME. naer de veelvuldige verfchynfelen, welke de Natuur opleevert, en, aan een onderzoekend oog, geduurig onuit- geleedigde bronnen van nafpeuring aan de hand geeven, zyn ’er ook ongewoo- ne en zeldfäame, welke, alhoewel niet geheel nieuw, nochtans raar zyn, en weinig befchreeven voorkoomen, Van dien aart is ook het volgende. _ Eer Oranje- of Chinaas- Appel, in ° welks midden een klein Oranje- Appel- tje, zig bevindt, en dus als meede bes vrugt kan aangemerkt worden, q LD | L. BOMME OVER EENEN EnZ, 209 In den laatst afgeloopen Zoomer van den Jaare 1777, werd my door eenen myner vrienden dezelve Appel be- zorgd, welke, by het doorfnyden, dit verfchynfel vertoonde, en welke, hier by gevoegd, op het naauwkeurigst naar het leeven afgebeeld , zig vertoont. De Oranje- Appel in het midden doorgefneeden , wordt alhier in twee helften vertoond, met de binnenzyde naar het oog. No. 1. Vertoont den doorgefneedenì Appel, met het klein Appeltje in- het rn ‚ in zyne Natuurlyke gefteld- eid, Het bovenfte of top van den Appel, bevindt zig hier mede boven, Het merg of leederächtige Lichaam: tje, by a. het welke anders als een co= lom neederwaards doorgaat, is hier los van onder; veel dikker dan gewoonlyk, en krom omgeboogen: alles ten blyke, dat het uit zyne plaats is gedrongen, - Aan het onderdeel van den Appel, waar de {teel zig heeft vastgehegt, by. be is merg merkelyk breeder, dan gewoonlyk, en fchynt een buis in een buis aanteduiden. Dit maakt vervolgens een breed lee: VII, DEEL, ©, dere @IO L, BOMME OVER BENEN rderächtig geftel, waar aan het klein Ap: peltje is vastgehegt. Het klein Appeltje by c. juist in het midden van den grooten Appel, is aan alle zyden los, behalven van on- der, waar uit het fchynt zyn voedfel te erlangen. xZelve is in alles volmaakt; alleen ziet men ‘er het Karngeftel of Klokhuis „nog niet in gevormd : de kleur der fchil van het klein Appeltje was Oranje mer eeven als van den grooten Ap- Pel. By No. 2; vertoont zig dezelve Ap- pel, met het klein Appeltje omgeflagen uit-zyne plaats neederwaards: hier door ziet men het bolle of buitenfte deel van het klein Appeltje by d, en hoe het zelve met een ‘breeden band vast is aan den grooten Appel by e. … Verders ziet men de holte, waar in dit klein Appeltje heeft geleegen by f, en de ‘karns, uit ‘het midden wat meer- der zydelings weggefchoven. … Voor het overige was alles, zoo van buiten -als-van binnen, in eene gewoone Natuurlyke gefteldheid, | _,… Dit Veríchynfel is niet nieuw , «dan wel ligt. alleen meer gezien in eerd we” Auls BEVRUCHTEN ORANJE- APPEL. 21E bron: en Gitroen- Appelen; echtet zeldfaam. | De geleerde Heer Doct HOUTTUIN fpreekt van het zelve in zyn geleerd werk, de Natuurlyke Hiftorie van Die« ren, Planten enz. tweede Deels derde Stuk, bladzyde 2or en 202, als van ee- ne ongemeene byzonderheid, mogelyk niet voorkoomende ín eenige andere vrugt, dan fomtyds in Oranje: en Ci» troen- Appelen, door zyn Edl. als be- vrugt aangemerkt, en waar van een en« kel geval wordt aangehaald, door wy- len den Hooggeleerden Ridder LINNEusS befchreeven, in den Jaare 1745, te Stokholm ontdekt, en in de Verhande- lingen der Koning). Zweed{che Akade- mie befchreeven en afgebeeld, van een klein Citroen- Appeltje in het midden van een’ Oranjs- Appel belloten gevon: den, van grootte als een musket kogel, Ook worden daar aangehaald eenige zone derlinge verfchynfelen , onder de Oran- je- Appelen; als waar van de.eene helft des Appels is Oranje, en dz andere helft van den zelven Appel Citroen, Voorwaar! een zonderlinge eigenfchap in dit foort van gewas. De Heer HOUTTUYN, door my ge- O 2 raads 2I2 Le BOMME OVER EENEN €NZ raadpleegd over het voorgemelde ver: fchynfel en afbeelding, bevond dit, by vergelyking met de afbeelding van de Heer LINNEUs, aanmerkelyk verfchil- lende, en deze Teekening veel fraayer uitgevoerd, dan diein de Zweedfche uit gaven; my aanraadende het zelve ge- meen ite maken, | … Wel ligt konde dit aanleiding geeven tot verdere nafpeuringen van de wyze, hoedanig zulke bevrugtiging gefchied ; en tot een onderzoek, of men, moge-= lyk „te denken hebbe aan eene om- groeijing van een grootere vrugt om een kleinere, | Althans, in Appelen, Peeren, Perfi- ken, Kerfen enz., heb ik verfcheiden malen „ inééngroeijingen gevonden ;, door drukking, zoo *fchynt, veroore zaakt, Dan, dit voor het tegenwoor- dige overlatende ter beflisfing aan naauwkeurige- proefneemingen , zal ik my liefst met geen onzeekere gisfingen ophouden, | j “Middelbúrg den 24 February 1778. Zn Bladz, 213 NATUURKUNDIGE WAARNEEMING": Y AN EEN ZONDERLING. WESPEN-NESTJ E. DOOR LEENDERT BOMME, » Br RS Brian Onder de zeldfaame , fchoon niet geheel onbekende, -dierlyke werkftuk- ken, welken men alomin het wondef: baare Natuurgeftel aantreft, verdient het Mest der Wespen eene zonderlinge opmerking. 2 Ë hi) %* Is bekend, datde Wespen, die men doorgdans Peere- Byen noemt, haa- re Nesten onder de Aarde vervaardi- gen. „Men vind in dezelve verfcheiden koeken of lagen met huisjes of raaten voorzien,» met pilaartjes onderfteund., gers A Q 3 en MIA Ee BOMME OVER EEN en. omgeeven met eenen vry: dikken om- flag ; zynde van eene ftoffe, die zweemt naar *tgraauw papier, in vere fcheiden lagen, doch met tusfchenruim- ten, ter beveiliging voor vogtigheid en befchadigende Infecten , op elkander ge- jegd: ‘terwyl in het binnenfte gedeekte, als in eene beveiligde Stad, met ftraa- ten en huizen voorzien, eene geheele Maatfchappy deezer Dieren zich ont- houd, hebbende haaren uit- en ingang, door ééne of meerdere poorten, Hoewel nu gewoonlyk de Wespen. Nesten dus onder de Aarde, eenen groo- ten omtrek hebber, vindt men echter nu en dan ook eenige Nesten boven de Aarde, doch van kleiner beftek , en trettemtoeltël, ,omrstbles sb -abrf …Men-ontmoet- dezelve hangende aan den Tak van eenen Boom, aan eene acarks of aan:eenig getimmerte vastgee egt. En hetis die laatfte foort, va % welk ik beöoge iets te melden, Deeze Nesten, bowen de-Aarde, wer- teonen zich: doorgaans in de gedaante van eenen Bal of Appel, of van-eene langwerpige Doos:of: Vaas, « Zodanig zyn de konftige. Wespen-Nesten , die in West-Indien-, Cajenner en: oe de B ust WESPEN=-NES Te 215 Kust van Guinea vallende, bekend zyn onder den naam van Marybonfche WW ese pen-nesten, en hier en-daar in de kabi netten van de liefhebberen der Natuur- Iyke Hiftorie worden gevonden, welke doorgaans zeer groot, en van een uit: neemende witheid zyn. Doch zeldfaa- mer koomen de Zuropeefche Wespen: Nesten, boven de Aarde, voor. De beroemde Natuur onderzoeker; de Heer DE REAUMUR, geeft, in zyne Mémoires pour Histoire des Infeetes tom. XI, pl. 19, eene afbeelding en: be- fchryving van zulk een Wespen- Nest, ’t geen door den kundigen Heer M, Va- rignon aar de Franfche Akademie der- Wetenfchappen is overgegeeven, Die Nest had de gedaante van een: groote Pros, met veelvuldige bladen, welke op elkanderen lagen „ doch met. eenen: kleinen afftand tusfchen beide, en dus’ den buiten- omtrek van het Nest vorm. de, ’twelk van boven met eene wyde opening was voorzien, die de: vertoos: ning van eene ontluikende roos maakte : In de binnenholte van welke twee koe- ken met Raaten zich bevonden, behial- ven noch veel leedige ruimte, In de huisjes of celietjes der Raaten, waren: | O4 Ee: 216 Le BOMME OVER EEN eenige Nymphen en Wormen gereed tot de verandering in Wespen. Dit Nest was gehegt aan het Takje van een Boomtje, (in de afbeelding) met de ope- ning na booven: Doch de Heer pr REAUMUR vermoed, en met reeden; dat de opening naar beneeden zal zyn geplaatst geweest, maar dat men zulks by het ontdekken niet oplettend genoeg zal hebben gade geflaagen. [ De zelfde Heer meld ook, dat Ar- DROVANDUS (die vermaarde Natuurken- ner „ welke in ’ laatst der 16 en % bes gin der 17de Eeuw te Bolonien bloeide „) bericht geeft, van een ontdekt Wespen- „Nest, ter grootte en gedaante van eene kleine boutelje, met een langen hals, welkers. mond , of opening , den toe- gang aan de Wespen naar binnen ver- leende; zynde dit Nest vastgehegt aan eene Plant, die tot de Moeskruiden be- hoorde: als mede, dat hy naderhand ‘Wespen- Nesten heeft ontmoet, kleie ner dan het Zy van eene Hen. De Heer HOUTTUYN, die, in het tade fluk van het zfte deel zyner Va- tuurlyke Hiflorie, verfcheiden byzon- derheeden nopens de Wespen heeft op-. gegeeven, zegt in eene Aanteekening. | op WESPEN=-NEST. 217 op bl, 258, dat hy, omtrent 35 Jaaren geleeden, in een oude kas, onder een afdak by zynen Tuin ftaande, een diere gelyk volkomen rond Nestje, aan een fteeltje hangende, had ontmoet: zon- der dat binnen in hetzelve iets ware ; ten blyke, dat het noch onvolmaakt was, zynde de ftof en couleur, als van graauw filtreer papier. De Wel Edele Geftrenge Heer Mr. Willem Aarnout Kien van Citters, Scheepen en Raad der Stad Middel. burg, heeft my bericht, ook eens-zoo- danig een Nestje te hebben ontdekt. Niettemin zyn dezelve raar en zeld- faam, en behalven de ééne afbeelding van den Heer REAUMUR, die zich als een Loos vertoont, vinde ik geen afbeel- dingen, die eenigfints gelykvormig zyn, aan het Wespen. Nestje, waar van ik nu melding zal maaken, met byvoeging van eene naauwkeurige afbeeldinge, Het Wespen. Nestje zelve, werd my aangebragt door Mr. 7, Pieret, Tapis- fier binnen deeze Stad Middelburg in Zeeland, zynde daar toe aangefpoord door ‘den Wel Edl, Geb. Heer Mr. Pau- dus Ewaidus van de Perre, oud Raads- heer in den Edelen Hove van Vlaande: O5 ren, 218 L. BOMME OVER BEEN ren, en Bewindhebber van dEdl, Oosts Ind:fche Compagnie alhier. Volgens % bericht van Mr. Pieret , was dit Wespen- Nestje gemaakt in zy- ne wooninge binnen deeze Stad, op de bovenfte verdieping van zyn huis, aan een der binten of balken van de zolde- ting, aan welke het zelve, met een klein fteeltje vast zynde, afhing „ zoo dat de opening naar beneeden was ge- keerd, / En. Eene enkelde Wesp of gewoone Pee. rebyë was het, die dit werkítuk toe- ftelde; Dezelve vloog tot dat einde by aanhoudendheid gints en weder, zon- der fchuw te zyn voor de werklieden, die aldaar in het bedryf van kunnen Meester, op dat vertrek, bezig waren, Flaare toegang was door het venfter „ ’% geen open flond, wanneer aldaar ge- werkt werd, doch als dit geflooten was, zag men ’ diertje in- en uitvlies gen , door de opening van eene glas- ruit, welke ten deele gebrooken was. De Meester deezer wooninge, zulks met oplettendheid waarneemende , bex lastte zyn huisgenooten , het werkzaar me Diertje op-geenerlei wyze te ítoos ren. Dus WESPEN=-NEST, 219 … Dus had hy “genoegen de werk- zaamheid van ‘tzelve te zien, van den eerften. April tot in de maand Juny van dit Jaar 1778 , wanneer hy de Wesp dood op den grond vond liggen, geheel onbefchadigd, en derhalven natuurlyk geftorven, zonder blyken van uitwendie ge beleediginge. Zeedert dien tyd ftond het werk (til: hy merkte niet, dat na den dood van het Diertje, dat zoo noestig gearbeid had, eenige andere Wesp het werk kwam. voortzetten , veel min hetzelve bezoeken ; «ten duidelykften. bewyze, dat alleen dit enkele. Diertje de bewerk- fter van: dit. Konstítuk. was, Meenigmaal had. hy den voortgang van dit werk aandachtig waargenoo- men, en daar door de orde van de toe- _bereidinge opgemerkt. Allereerst vormde het Diertje den. binnen- omtrek van het Nest; daarna. den. buitenften omtrek tot een verder af. ftaande befchutting , met overlaating van eenige tusfchenruimte, En einde- yk maakte het in den binnenften om- trek de fchyf- met Raaten. In het werken was het Diertje druk bezig, doch onthield zich veel en ikk wyls 220 Le. BOMME OVER EEN wy! tusfchen het buitenfte en binnenfte bekleedfel, Hy had befpeurd, dat in twee der Huisjes, eenige ftoffaadje was geweest, doch hy wist niet, wat het ware, de- wyl het door de warmte was verdroogd, Na eenigen tyd, geen vervolg van wer- ken, door eenige andere Wespen, be- fpeurende , had hy ’t Nestje afgenoo- men, en aan den bovengemelden Heer wan de Perre vertoond. De gedaante der Wespe of Peerebye, die dit werk had faamen gefteld , zoude zyn geweest, zoo als de afbeelding (F. 2) vertoont, volgens de bepaaling van Mr. Pieret , na dat ik verfcheiden foorten derzelver onder zyn oog ge« bragt hadde, Wanneer men dit Wespen- Nestje, met naauwkeurigheid, befchouwt, vind men de gefteldheid daar van, in deezer voegen : De grootte en gedaante heeft veel gelykheid, met die van eene gemeene Mispel; het puntige onderdeel was naar boven gekeerd, met een klein fteeltje voorzien, en dus vastgehegt aan, en afhangende van een houten balk. - Aan de tegenoverzyde ziet mên eene ruime | Ope: W-ESPEN=-NEST 2aï opening, welke aan de beneeden zyde was. Vervolgens ontdekken zich twee bes kleedfels, van eene ligt graauwe ftoffe , die veel gelykt aan filtreerpapier. . Het buitenfte bekleedfel is ruimer, het bin= nenfte is naauwer, zoo dat ’er eene aan- merkelyke tusfchenruimte openblyft, tusfchen die beide, in welke het Diertje zich gemakkelyk konde ophouden, In de holligheid van het binnenfte omkleedfel, is één koekje met Raaten, bevattende 15 of 16 zeszydige huisjes, vast tegen elkanderen aangefloten. Dit Koekje met Raaten, beflaat de middelfte plaats der holligheid van het binnenfte bekleedfel; doch zoo, dat tusfchen den buitenkant der huisjes, en den binnenkant van het binneníte be- kleedfel, noch een genoegzaame ruimte is opengebleeven; welligt, om zoo de werkfaamheid door den dood van het Diertje niet was afgebrooken, noch meerder huisjes daar by te voegen. Ondertusfchen als men de huisjes op- merkende befchouwt, ziet men, dat de bovenzyden, of de uiterfte en opene bovenranden der huisjes, niet in eene gelyke Horifontale vlakte eindigen; maar 222 Le BOMME OVER EEN maar dat de huisjes, die in het midden der Raatkoek zyn geplaatst, boven de zydelingfche, die laager zyn. uitftee- ken: zoo dat de faamenvoeging niet in een vlakken ftand is; maar eenigfints eene bolächtige oppervlakte uitleevert. De ftof van de Raaten of Huisjes, is dezelve als die der bekleedfelen, zwee- mende naar graauwachtig papier; doch zynde de ftof van die beide met onree- gelmaatige ftreepen onderfcheiden : waarvan d'eene wat ligter, d'andere wat bruiner is; trekkende naar het muisvaa- le ; en fchynende meerder fteevig en be- ftand teegen de vogtigheid, dan * pa- pier is, en vooral de Raaten, En daar teegen is ook het geheele famenftel van ’t Nestje genoegfaam ge- waapend ; want zoo al eens de buiteníte omtrek of bekleedfel nat wordt, kan door middel der tusfchenruimte het binnentte bekleedfel droog blyven. En fchoon het vocht doordringt tot het binnenfte bekleedfel , zoo kan noch de binnenfte Koek met Raaten (tus- fchen welke en binnenfte omkleedfel noch een aanmerkelyke ruimte open blyft) daar voor in veiligheid zyn, Terwyl de opening die naar beneeden is ge: WESPEN=NEST 223 gekeerd, ook veel kan toebrengen ter ontlasting van vocht, en ter uitwerping van vuiligheid, Volgens de waarneeming van den Heer DE REAUMUR, bevestigd door het geen oogenfchynlyk is waar te neemen, is deeze {tof van-eene houtächtigen aart, als beftaande uit vezelen, welke de Wesp weet afteknaagen van oud ver- molmd hout, vermengd met eene lym- ächtige ftoffe, uit haar lichaam oor- Ípronkelyk, * geene als eene weeke ftof, maar tot een balletje gevormd, in haare kaaken word gedraagen; welk balletje zy aan het nestje hegt, en gelyk een pap, waar van het papier gemaakt word, door drukking met haare poot- jes uitfpreidt, wanneer het wat te groot is, het zelve al achteruitgaande tot een plaatje vormende. * Zy het Diertje in dit alles met ee- nige kennis, en vernuftig beleid werkt, of niet, althans een verbaazende wys- heid en voorzorg ontmoet men in dit toeftel,_door middel van *t vermoogen in dit Diertje tot deszelfs nut, door den grooten Schepper gelegd. Welk een konst ontdekt zich niet in dit werk- ftuk, dat-zoo gering fchynt voor ° oog’ | ‚n ê 224 L. BOMME OVER EEN En wat dient dit niet, om den Ree: delyken Mensch tot opmerking aan te fpooren, om de gefteldheid der Dieren en Planten, met de verfchynfelen, die zich aan dezelve, en in de dierlyke werkftukken voor doen, niet onopmer- kend voorby te gaan ; of die ontdek- kende, met verontwaardiging te ver- treeden , of als vuilnis, op een veräch- telyke plaats te werpen : Maar nate- fpeuren de blyken van de hand en vin- ger des Almagtigen, die zelfs zyne Grootheid en Pryswaardigheid ont- dekt, in duizenden dingen, die klein en verächtelyk fchynen, doch van na- by bezien, onze opmerking en eerbie- dige aandacht dubbel verdienen, Het Wespen- Nestje zelve, heb ik aan het Zeeuwsch Genootfchap der Wee- tenfchappen te Vlisfingen overgegeeven, em by andere zeldfaamheeden, in des- zelfs Kabinet, te worden bewaard. Ik had toeleg, eenige meerdere waar- neemingen, nopens de Wespen hier by te voegen ; Doch, dat zeer zeldfaam is, ik heb in deezen zoomer, na de maand Juny, alhier nergens een eenige Wesp of Peerebye, konnen vinden, om op dezelve waarneemingen naar het lee- ven WESPEN*=NEST. ‘32% Ven te konnen doen; fchoon men de: zelve in andere Jaaren (ten nadeele van onze vruchten in dezen tyd) over- vloedig aantreft. ki _ Of de fterke hitte en droogte van de: zen zomer, iets ter vernieling van dit roofzugtig geflagte hebbe toegebragt, durve ik niet bepaalen. Dede df VERKLAARIN G VAN DER AFBEELDING EE; Fig. 1. Het Wespen- Nestje. A. Vertoont hetzelve in de Natuurlyke grootte, En in den hs ‚ waar in het, met het bovenfte {taartje aan een bindt of balk gehegt, daar van heeft afgchan= gen. Het heeft de gedaante van.eene Mispel. Men ziet in het bekleedfef ftreepen of lagen, naar de verfchillen= de houtftoffen , of de meerdere of min= dere vermengingen met lym, ligter of donkerer, en dus ook iets dikker ; hebbende een zweem van ligt graauw papier, of zeer dunne bast, „Fil, DEEL, Pp a. Ie 226 Fig. B, Fig. 2; a. Is het klein fleeltye , taartje of aans hangfel, waar mede het Nestje aan den balk was vastgehegt. b. Is het open onderdeel, Vertoont hetzelve, in een omgekeerden ftand, om daar in te konnen inzien, tot in het binnenfte, c. Is de bwitenfte omtrek, of bekleedfel, d. Is het binzenfte bekleedfel, “tgeen niet begint uit den grond van den bui- tenften omtrek, maar verfcheiden lynen hooger, zoo dat het binnen- e met het buitenfte bekleedfel al_ daar is vereenigd, doch meer voor= waarts met een merkelyke tus- fchenruimte, daar van is afgefchei= den, e. De binnenfle Koek of Raat, met 15 of 16 zeskantige Huisjes , tusfchen welke, en den omtrek of ’t be= kleedfel noch eene aanmerkelyke ruimte open is, Vertoont de Wesp of Peere= Bye , welke het Nestje heeft toegefteld, meede in haar Natuurlyke grootte , en in eenen vliegenden ftand, de wieken open , zynde anders de buitenite wieken toe= gevouwen. | . Middelburg, Septe 1773e Or onale A WAAR- Bladz. 22 WAARNEEMING ENE De FONDS EAKUT EN WELKEN IN DE G O M L À BE GEVONDEN WORDEN, DooOkR E P. SWAGERMAN. q, 302, S02 Se Ee Ee oi A WY anneer my in ’tJaar 1770 het Werk van den Heer LEDERMULLER in handen kwam (a), vond ik, by de doorblaading HETE: Pag. 6o, en 2 es 4 (a) Mikroskopifché Gumuths und augen Ergot- zung. Dit Werk is federt dien tyd door den Heer HOUTTUEN in het Nederduicsch verraald, 228 E‚P. SWAGERMAN OVER DE befchryving van de Wormen en derzel- ver Nesten , welken zig in de Gomlak ophouden, Ó 2 In deeze Befchryving zegt de Heer LEDERMULLER, dat hy in * Jaar 1754, door de uitgaave eener Disfertatie van den Heer CARTHUISSERwerd aangemoedigd , tot de naarvorfching van dat uitlandfche voortbrengzel: daar byvoegende, dat men, zyns oordeels, deeze ftoffe te on- recht eene Gom noemt. Met veel ge- noegen zegt zyn Ed, tevens te hebben ontdekt, de Nesten en de daar in opge- floten Wormen; geevende met den Heer CARTHUISSER, dat voortbrengzel den naam van Tweeflachtig, als den aart van eene wasch- en harsachtige (tof= fe beiden bezitteides 5 3 Tot het ontdekken van die fcheone “roode kleur, welke door het uittrekken deezer ftoffe verkreegen word, nam hy een gedeelte van de buitenfte oppervlak- “teder zo genaamde Gomlak, zo als ze aan INSEKTEN IN DE GOMLAK, 229 aan de ftokjes zit, weg, en lag één ge: deelte daar van in water, en een ander deel in fterken Wyngeest; doch daar door kreeg hy geen andere kleur, dan die een weinig roodachtig geel was, Hier na lag hy in twee byzondere glaa- zen eenige van die zwarte deelen, die hy in het midden der gemelde ftoffe ont- dekte en de grootte hadden van hennip- zaad, gietende op eenigen water, en op anderen fterken wyngeest. Na ver- loop van een kwartier uurs hadden bei- den deeze vogten eene fchoone Rooze- kleur aangenomen; en binnen één uur „waren ze beiden donker purper Rood; en deeze verwe overtrof die der Coche- nielie, Deeze proeven, zo met het Lak als met de daar in bevatte zwarte korrelen, heeft hy verfcheiden maalen, tot meerder overtuiging, hervat, en al- toos met denzelfden uit{lag, 4 Vervolgens onderzogt hy beiden dee- ze ftoffen afzonderlyk, en wel eerst die zwartachtige korrels, welken in het water en in den wyngeest gelegen hadden; en aan deeze meende hy, met P5 een 230 E.P, SWAGERMAN OVER DE een Glas dat vyftigmaalen vergrootte , te ontdekken, dat het Torren waren, zowel volkomene als gedeelten derzel- ven. In zyne verdere naarfpooringen , omtrent de Takjes, waar aan de Gom- lak gezeeten had:, kon hy egter aan derzelver oppervlakte, met een gewoon vergrootglas, geen de minste openin- ‘gen, waar uit die ftoffe zoude hebben konnen vloeijen, gewaar worden. By herhaalde verbreekingen der geheele ftofle, hoedanig ook verrigt, werd hy, met behulp van een Mikroskoop, daar in overal veele Nesten van Infekten ge- waar, in welken die kleine Torren la- gen: en teekende met veel zorgvuldig- heid, alle de daar in ontdekte veran- deringen af, die hy ook in de daar by- gevoegde gofte Plaat aantoont, Ein- delyk heeft hy de meergemelde ftoffe in eenen yzeren lepel gefmolten, wel- kers reuk geenfins onaangenaam was; maar de daar in bevatte Infekten ver- brandende, bevond hy die een ftank van zig te geeven, gelyk aan alle ande- re Infekten, 9 5 INSEKTEN IN DE GOMLAK,.. 231 9 5e Dit is by verkorting, het voornaam: fte, dat ons, aangaande de Gomlak en derzelver Infekten, behalven dedaar by gevoegde afbeeldingen, door den Heer LEDERMULLER is medegedeeld, 66. Na een en andermaal deeze befchry- ving doorleezen te hebben, drong my de nieuwsgierigheid tot het navolgen zyner Proeven: maar daar omtrent, zyne op- gaaven met myne ontdekkingen niet overeenkomftig gevonden hebbende, heb ik, na derzelver byeenzaameling, ge- oordeeld geen ondienst te zullen doen, met dezelve in dervoegen mede te dee» Jen, zo als zy my zyn voorgekomen, Voor *t overige zal ik aan ieder onpar- tydig onderzoeker overlaaten, te be- flisfen, wie onzer de waarheid aan zy- ne zyde heeft: maar, eer ik daar toe overgaa, zal ik vooraf mededeelen, het gene de Heer GEOFFROY voor ons daar over gedagt heeft, P 4 57. 532 EP. SWACERMAN OVER DE 67. … Reeds in % Jaar 1714. heeft de Heer GEOFFROY , de voornaamfte byzonder= heden omtrent den oorfprong, aart en eigenfchappen van de Gomlak, in eene Verhandeling aan de Koninglyke Franfche Akademie der Wetenfchap- pen medegedeeld (b), met dat verfchil nochtans, dat hy geen afbeeldingen, nog van de Gom nog van de Infekten, daar heeft bygevoegd, 9 8. In deeze Proeven heeft zyn Ed, cok wvoornaamlyk gebruik gemaakt van de Gomlak aan ftokjes, en by de ver- breeking derzelver, heeft hy de Tak- jes, ter plaatze daar de Gom had vast- gezeeten, volkomen glad en zonder het minste merkteeken van ontlastplaatzen voor de Gom bevonden; omtrent wel- ke Waarneeming hy zegt, met die van Pater Tachard, overeen te ea Ge (6) Memoires de Acad, des Sciences 1714. P. 156, “+ (C) Ibid, pe 159. INSEKTEN IN DE GOMLAK. — 233 5 9. Aangaande het foort van Infekten belluit hy niets, maar zegt alleen, dat het algemeen gevoelen is, dat het het werk van vliegende of gemeene Mieren zoude zyn, En ten aanzien der famen- ftelling van deeze ftoffe, dat dezelve zeer overeenftemt met de Raate der Bijen, wyl zy van binnen in veele cel- len is verdeeld, welke aanduiden, dat die ftoffe, nimmer nog een Gom nog Hars, die uit den boom gevloeid is, ge- weest zy (d). G 10, Inde befchryving, welke zyn Ed. van de daar in ontdekte Infekten geeft, zegt hy, dat zy aan *t eene einde met één, en aan ’t ander einde met twee en ook wel in drie punten uitloopen (e). In fommige van deeze Infekten had hy een. poeder ontdekt, welk, door het Mikroskoop befchouwd, een verzaa- meling bleek te zyn, van dooríchynen- P 5 de (d) p. 159. {e) P: 160, 234 E. P. SWAGERMAN OVER DE de Infekten, met verfcheiden pooten voorzien (f). Ó ir, Wyders zegt de Heer GEoFFrOY nog, dat hy, in alle zyne Proeven, omtrent de Gomlak genomen, geen onder- fcheid heeft gevonden, tusfchen dezel. ve en de wasch der Bijen (g) Ó 12, Dus heb ik van gelyke het hoofd- zaakelyke medegedeeld, wat de Heer GEOFFROY, ZOO in deeze gemelde Ver- handeling als elders, heeft byéénge- voegd (h). Ik zegge het hoofdzaakee lyke; want, dewyl de geheele Memorie thans ook in onze Nederduitfche Taal het licht ziet (i), heb ik het noodeloos geacht dezelve hier volkomen by te voegen: te meer, nadien ik in het mel- den myner proeven, dat gene *t welk ook door zyn Ed, is waargenomen, op Zy= (É) p. 160. (2) Pp. 163. (hi) Matier, medical. T, II. p. 483. j (i) Natuurk. Verhandelingen IL. D. p. 399. by van der Kroe 1772, INSEKTEN IN DE GOMLAK. 235 zyne plaats zal aanhaalen ter bevestie ging van overeenftemming, $ 13. In myne onderzoekingen omtrent de Gomlak, zoalszy aan haare ftokjes zit, heb ik, even gelyk de Heer GEOFFROY (k) gevonden, dat dezelve met veele gaatjes, van buiten naar binnen gaan- de, doorboord is, Hier van maakt de Heer LEDERMULLER geen gewag. Deeze gaatjes hebben geen meer ruimte, dan tot doorlaating der helft eener fyne varkensborstel, en by de doorbooring van dezelven fchynt het, dat fommigen met de holligheden, waar in de Infekten geplaatst zyn , gemeenfchap hebben; maar ten welken einde zy dienen, is my nog niet klaar genoeg gebleeken: mooglyk dienen zy, om in het vervolg de jonge uitgekomen Infekten een door- gang te verleenen, Hier omtrent geeft de Heer GEOFFROY geen opheldering. 9 14. Ter navolging van den Heer rEper- MUL- Ck) Academ, des Sciences p. 159, 236 E‚ P. SWAGERMAN OVER DE MULLER, heb ik een geheel {tokje met Gomlak in Regenwater en een ander in Moutwyn gelegd: het eerfte bleef na verloop van veele dagen nog even hard en was weinig afgetrokken ; maar % andere had reeds na verloop van wei- nig uuren eene fchoone roode kleur, en werd ook eindelyk week. 9 15. Ik heb van verfcheiden ftokjes der- zelver Gom afgebroken, maar vond de oppervlakte van het Hout volko- men glad, zonder de minfte opening tot ontlasting van zodanige ftoffe te konnen ontdekken; fchoon zulks, be- halven andere redenen, ook niets be= wyst: want, na het wegneemen der Gommen van onze Karsfen- Pruimen- en andere Boomen, vind men, in weer- wil van derzelver uitvloeijing, even zo min eenige opening tot haare ontlasting, wyl het flegs eene doorzweeting is. 6 16. By de verdere verbreeking- deezer Gom, hebik, even als de gemelde Hee- ren, INSEKTEN IN DE GOMLAK. 237 ren, die Raatwyze holtens, in welken Infekten geplaatst waren, gevonden, met dat verfchil nochtans, dat ik die regelmaatigheid, waar mede zy door den Heer LEDERMULLER zyn afgebeeld, daar in niet ontdekt heb, Dit kan ook niet wel anders zyn: want deeze zo ge« naamde Raat, is niet anders, dan een natuurlyk gevolg van de Infekten, wyl de Gom, in haaren ftaat van vloeibaar- heid, zig rondom de Infekten heeft moeten bepaalen, waar door zy dan, ten minsten na genoeg, dezelve ge- daante heeft moeten krygen, die de Voorwerpen hadden. Wanneer nu de Gom gedroogd is, en het Infekt daar word uitgenomen, dan blyven die zo genaamde Raatachtige holligheden o- ver: maar zy zyn daarom evenwel geen konstgewrogten van die Dieren, maar alleen een toevallig of natuurlyk overblyfzel, Na dat ik door de vere breeking daar verfcheiden Infekten had uitgehaald, heb ik drie derzelven in een ‘glaaze buisje gedaan, en een half dragme Moutwyn daar op gegooten: in een foortgelyk buisje, deed ik ter hoog- te van-een- vinger breed’ klein gebroo- ken Gomlak, die ik zo veel doenlyk is 238 E. P. SWAGERMAN OVER DE is geweest van de Infekten had gezui- verd, en op dezelve wyze met Mout- wyn aanvulde, Na verloop van weie nig uuren, had het eerstgemelde vogt alreeds een Roozenkleur aangenomen 5 daar het laatíte in den tyd van agt dae gen, flegs eene geele kleur verkreegen had, in welke geele kleur egter een Roozenkleurige tint doorblonk, wel- ke tint ik toefchreef (zo als ik nader- hand ook ontdekt heb) aan de doorge- drongen verwítoffe, die van de Infek- ten herkomftig is, en aan de Gomlak word medegedeeld; en van die zelve oorzaak is het ook mooglyk, dat men zelfs de geele kleur kan afleiden ; doch daar van in het vervolg nader, 6 17. Wat aanbelangt de Infekten ; ik heb dezelven, zo wel die droog uit de Gom genomen waren, als die, welken in Moutwyn hadden gelegen, met het Mi- kroskoop onderzogt, en derzelver ge- daante overeenkomftig bevonden, met de befchryving die de Heer GEOFFROY, __ daar van gegeven heeft (D): grise et (1) Ibid. p. 160, INSEKTEN IN DE GOMLAK. 239 het eene gedeelte derzelven voorzien met ééne uitloopende punt, ’t andere met twee punten, zo als in Pl, Fig. 3. te zienis. Maar die ringwyze gedaan- te, diede Heer LEDERMULLER daar van heeft doen afbeelden (m), nog de mas- kerwyze (n), heb ik nimmer daar aan konnen ontwaar worden. $ 18, Na dat veele andere der gemelde Ins fekten verfcheiden dagen in Moutwyn hadden gelegen, en onderfcheiden rei zen door my ververscht waren, bes fpeurde ik op den bodem van het glaasje, een meenigte langwerpige een- daantige lighaamtjes. Ik nam met een penceel eenige derzelven uit het glaas- je, bragtze voor het mikroskoop, en zag toen met veel genoegen, dat het alle Infekten waren, voorzien van zes pooten , en twee ter zyde aan den kop zittende fprieten, zo als één daar van, die ik in ’t Jaar 1776 heb laaten af- teekenen, in Fig, 6, vertoond word. Van (m) Tab. 30. let. g. c‚k.n, o. p. (n) Tab, 30. let, m. 240 E‚ P. SWAGERMAN OVER DE Van deeze Infekten heeft GEOFFROY inse gelyks gefprooken, maar geen afbeel- dingen gegeven $ 10. $ 19, Van de in 6 17. gemelde Infekten, welken reeds lang in Moutwyn hadden gelegen, en waar van fommigen door dat vogt flerk waren uitgezet, nam ik er één die vry fterk gezwollen was tot myn onderzoek, my vleijende, daar aan die ringwyze verdeelingen, door den Heer LEDERMULLER, Tab. 30. Fig. s. C.-k. n. o, p. afgebeeld , te zullen vinden; doch ik ontdekte niets dan ee- ne gladde en bolle oppervlakte zonder wyders, Vervolgens opende ik hetzel- ve onder het Vergrootglas naar de leng- te, en toen de zydelyke deelen van el- kanderen verwydende, fcheurde het lighaam door deszelfs hardheid van één, Hier op vlogide het daar in opgehouden vogt weg, en bragt daar door tevens ee- nige der daar in opgeflooten zespootie ge Infekten 6 18, ten voorfchyn,-zyn- de rood van kleur, Ik oordeelde toen met rede, te mogen belluiten, dat de meermaalen genoemde lighaamtjes. 6 10; INSEKTEN IN DE GOMLAK. 24Ï 16, 17, 18, die ik met den Heer LEDER< MULLER, tot dus verre, zonder verdere bepaaling, den naam van Infekten heb gegeeven, behoorden t’ huis gebragt te worden; tot dat foort, welk men fchild- luizen noemt; van welk het moeder-In- fekt, als’ ware, geheel in Lyfmoeder verandert: terwyl’er maar zeer weinig van de uiterlyke gedaante overblyft. $ 20. _ Hierna een groot ftuk van deeze Gom, het welk verfcheiden weken in moutwyn gelegen had, verbrooken heb- bende, haalde ik de daar in bevatte moe- der-Infekten uit, welken door’ ingetrok- ken vogt aanmerklyk gezwollen en ver- gen waren. Sommigen van deezen, ie zeer groot, langwerpig van gedaante, aan ’t eene einde vry breedt, aan * an= dere einde fpitstoeloopende waren, hadden, de eene meer de andere min= der, een bolle oppervlakte, nevens ee- ne diepe daar tegen overgeftelde holte, De bolle oppervlakte zal ik voortaan den Rugen de holte den Buik van het Ins fekt noemen, Vier deezer Infekten Fill, DEEL Q __maaks 242 E‚P, SWAGERMAN OVER DE maakte ik toen ter befchouwing voor het Mikroskoop gereed, plaatzende twee derzelven op den Rug, en twee an- deren op den Buik, Aan het breedfte einde derzelven, dat ik voorttaan den Kop zal heeten , vertoonden zich duide- lyk, ter zyde twee fprietachtige deelen, PL Fig, 3. A A. Fig. 4. A A, die my als afgebroken voorkwamen. In het midden, tusfchen de fprieten, doch meer naar onderen, vond ik een fcherp lanswys lighaam, vanseene hoornachti- ge gefteldheid. Fig. 4. B. zynde, van de plaats, alwaar het zyn begin neemt, tot kort naar ’ einde, na genoeg (Cy- lindrifch) Rolrond van gedaante; maar van daar af; tot aan zyn einde, lans- wyze: en by nadere befchouwing bleek het wyders klaar, dat hetzelve op het korstachtig deel des Kops geplaatst was, Regt hier onder en naar het beneden deel van den Kop, vertoonde zig een ander hoornachtig deel, in dervoegen geplaatst „dat dit laatst genoemde , tegens de holle zyde Fig. 4. GC, in het lansvormie ge deel tegen of op de bolle zyde gehegt ftond, Fig. 4. B. Dit deel, het welk veel korter als de Lans is, heeft genoeg- zaam een zelve dikte als de hier boven- ge: INSEKTEN IN DE GOMLAK, 243 __ gemelde fprieten, maar ftaat eenigfins krom gebogen naar den Buik gekeerd, zynde aan deszelfs einde bezet met vyf of zes draadvormige lighaamtjes Fig. s, A. welken van deszelfs einde voortko- men, en zig als een ftom borsteltje ver- toonen, Vier deezer lighaamtjes blec= ken, by eene meerdere vergrootting, kromme en haakswyze gebogen deelen te zyn: mooglyk gefchikt, om eenige prooy te vatten of vast te houden: even dus kwam my ook het vyfde voor; doch het middenfte had die zelve ge: daante niet. $ 21. Te vooren heb ik reeds gezegd 6 19; dat ik een van deeze moeder-Infekten __naar de lengte had geöpend, en daar door ontdekt, dat het zelve veele jonge Infekten in zig bevatte. Na deeze ope- ning heb ik het geheele Voorwerp, (fchoon het door den daar by hangenden lap een weinig grooter als natuurlyk is uitgevallen) zo als het zig aan het bloo- te Oog voordoet, doen afbeelden, g=- lyk in Fig. 1 te zien is, Daarna pn p zel. DA4 EP. SWAGERMÁN OVER DE zelve vergrootende, ontdekte ik daar ist een negental van ongebooren Infekten, zo als in Fig, 2. met A, word aange- weezen, welken ik om derzelver byzon- dere legging, ben verpligt geweest niet grooter te doen afteekenen, om veel verwarring te voorkomen, $ 22, Na deeze afbeelding liet ik die, wel- ke met Fig. 3, word aangeweezen, in gereedheid brengen, Dees, die na ge- noeg de natuurlyke grootte heeft, heb ik in geen anderen {tand konnen plaatzen, om eenigermaten het holle en bolle deel daar van aan te wyzen. Want Fig. 4. dat hetzelfde Voorwerp vergroot, maar eenigfins in eenen fchuinfchen ftand als op den Rug vertoont, heeft door de gemelde plaatzing zyne holle of buikach- tige gedaante verlooren. Door dit mid- del nogthans vertoonen zich de gpricten A. A. de Lans B, en het krom ftaande deel C, het welk waarfchynlyk het voor- naamfte gedeelte van den Bek uitmaakt, wel ’t allerduidelykft. Evenwel ben ik verpligt geweest, om dit laargenoene . de INSEKTEN IN DE GOMLAK. « 245 de deel, zo als het in Fig. 5. voorkomt, afzonderlyk en in een zydelyken ftand te laaten teekenen ‚om eenigfinis een be- grip te geeven, van de plaatzing der hier voorgemelde borftelige en-haakswy- ze deelen $ 20, | N 923 Hoe klaar het nu voor. my:en- veele anderen is voorgekomen, dat die:Voor- werpen, in Fig. 2.» met ‘A, aangewee- zen, in de-daad kleine Dieren waren, evenwel trof ik een zeer voornaam Lief- hebber aan, wien dezelven eenigermaten twyffelachtig voorkwamen. Om die re- den, heb ik in het vervolg, egter met moeite, de hier “nevensgaande ‘Fig, 6. doen vervaardigen, om alle twyffelin= gen weg te neemen 6 18, Men ziet dat het Infekt voorzien is van zes poo« ten, en twee. kromftaande fprieten, en tevens aan °%t einde des lighaams twee lange en zes zeer korte draadachtige deelen heeft; het welk my aan allen, wel- ken ik gezien heb, dus is voorgekomen. hd Bend - . Q 3 5 24 216 EP, SWAGERMAN OVER DE Na alle deeze:Proefneemingen heb-ik onderzogt, welke foorten van de Gom- -lak „de: :voornaamfte waren, Hier om- trent werd my door een kenner in de Droogereyen berigt, dat tot de voor- naamfte foorten behooren, de Siamfche, Kormandelfche en die van Bengaalen; dat die van Siam de beste was; dat de -Kormandelfche;fchoon ietsmriinder, eg- ter. Insdeugd de-Siamfche-het naast eve- „naarde; doch dat: die van Bengaalen de flegtfte is, ‘als de-mirifte kleur geevende, Jarre KL HE oninostoyvlawob £ Od By ’t onderzoek van deeze drie by- zondere: foorten- van Gomlak „ vond ik de Berigaalfche het allerdoorfchynend- ftesen van eene geele kleur, - Dezelve doorgebroken ‘hebbende „ ontdekte ik daar in de grootfte cellen, doch die ook meest alle van volkomene Infekten ont- bloot waren, dat is te zeggen, dat ze flegs vliesachtige deelen bevatte, De Kormandelfche verfchilt zeer veel in kleur van de Bengaalfche, zynde En er INSEKTEN IN DE GOMLAK. 247 ker rood, voor het licht befchouwd, maar anders naar het bruine hellende, daarenboven is zy doorfchynender als de Siamfche, en haare Infekten en der- zelver Cellen langwerpiger en meest al le gevuld, maar {maller als die van de Bengaalfche. De Siamfche eindelyk is het donkerfte van kleur, zynde geheel ondoorfchynende, en derzelver Infeke tenen Cellen zyn de kleinfte, | $ 26, Ik lag van alle deeze foorten van Gom een brokje in Moutwyn, Dat van Siam was het kleinfte, maar het zwaarfte, zynde 24 greinen, De Bengaalfche was grooter van ftuk als de Siamfche; en woog evenwel maar 24 greinen: maar de Kormandelfche, die in grootte wei- nig verfchilde van de Bengaalfche, en veel grooter was als de Siamfche, woog 23 greinen, Órays Na verloop van zes dagen waren de aftrekzels der Siamfche en Korman- Q 4 del. 248 EP. SWAGERMAN OVER DE delfche Gom even zwaar van kleur, en elyk aan de gewoone Gomlak tinctuur; og die van Bengaalen had flegs een gee- le kleur: maar op den bodem it glazen, zo van de Kormandelfche als van de Bengaalfche Gom, lag eene geele vocht- achtige ftoffe, welke in dat der Siam- fche geen plaats had, Toen deeze Gommen drie dagen in den Moutwyn gelegen hadden, tragtte ik door ver- breeking derzelver Infekten daar uit te haalen. Die van Kormandel was zoo taay, dat ik ze met moeite van elkan- der haalde , zonder haar te konnen bree- ken; en op den bodem van het glaasje lagen eenige Infekten, welke grooter waren dan die der voorige proeven G 2o. De Siamfche was hard en brak gemakkelyk van een; doch in derzel- ver glaasje vond ik geen van die onge- booren Infekten leggen. In de Ben- gaalfche, die mede zes dagen in den Moutwyn had gelegen, en minder taay was als de voorige, fchoon ze zig ook met moeite liet van een haalen, vond ik by de opening van twee Cellen, twee gladde hartvormige Infekten geplaatst, hebbende als in 6 20, gezegd is, aan hen dikfte of kop-einde, voor een on- 8e: INSEKTEN IN DE GOMLAK. 249 gewaapend oog te zien, drie uitfteck: zels, maar aan het dunfte of ftaart-ein- de flegs een; en dus overeenkomftig met de gene , welken in rf 3 en 4 Zyn aangeweezen, Ten einde het Genoot- fchap zig ten allen tyde ter overtuiging daar van zoude konnen bedienen, heb ik het noodig geoordeeld, deeze drie onderfcheiden foorten van Infekten, zo als ieder derzelven uit hunne eigen Gom gehaald is, hier, met hunne na- men geteekend, by te zenden, 9 28. Hier vooren heb ik reeds 6 19, gezegd, dat het my voorkwam, dat deeze In- fekten het naast konden betrokken wor- den tot dat foort, welk men fchildlui- zen heet, volgens REAUMUR Pao Gal Infekten, Ik ben te meer genegen zulks te gelooven. Eerst, om dat hun ftand en fterfplaats even zoo bepaald ís als van gemelde Diertjes. Ten anderen, om dat men derzelver nakroost op de- zelve wyze by de moeders geplaatst vind: blyvende van het moeder dier (behalven de afgebeelde Lans, afgeknotte fprieten ik Q5 en 250 E‚P. SWAGERMAN OVER DE en den vooronderftelden bek) ook niets anders over, dan een enkele fchaal of dop. Eneindelyk, wat voor %t overige hunne uitwendige gedaante betreft, dee- ze, alhoewel verfchillende van de Eu- ropiaanfche, komt my geenfins zooftry- dig voor, dat men daarem dezelve daar onder niet zou konnen plaatzen. Want fchoon derzelver jongen in ge- daante veríchillen van hun, weêrfpreekt zulks egter het geftelde niet. De jonge fchildluisjes immers , der by ons beken- de foorten, zyn gekorreld als fegryn le« der, wit gepoeijerd en met dwarfche banden, over het lighaam loopende, verdeeld, hebbende wyders zes korte pootjes, ftompe voeldertjes met fyne draadachtige lighaamtjes tusfchen beíi- den, en een foort van lange haairachti- ge vezelen aan ’t agterlyf, Dat alles misfen zy oud zynde; en behalven het fchuitvormige foort, welk men op de Perfik- Wyngaard- en fommige andere Boomen vind, behouden zy niets van hunne voorige gedaante, Even dus kan het immers met ons befchreven Infekt gelegen zyn. De Heer HOUTTUYN ftemt omtrent hunne Rangíchikking met my overeen, ter plaatze alwaar hy on dat oort INSEKTEN IN DE GOMLAK: 25L foort van Luizen fpreekt, welken naam ik van zyn Ed,ontleend heb (o), Voegt men hier nu by het geeven hunner fchoone kleur, als een eigenfchap, overeenkom- {lig met de Cochinielje en Grana Ker- mes, dan bewyst zulks vry duidelyk, dat de kleur der Gomlak veel eer aan deeze Diertjes dan aan de Gom is toe te kennen. 5 29. Maar het zy omtrent de gemelde Rangfchikking zo het wil, dit is egter zeker, dat het oude gevoelen, als of de Gomlak een voortbrengzel van gevleugel- de of andere Mieren zoude zyn, hier door „geheel vervalt (p). Want, wat aanbelangt de huishouding der Mieren, het zy die der Indien, het zy van cl ders, of die van ons Vaderland, dezele ve is te wel bekend, dan dat men ze met dees befchreevene Infekten gelyk zoude ftellen, $ 30. (o) HoutTTuYN Natuurk. Histor, I, D. ro Stuk, Pp. 52f. adel {P) GEOFFROX matier, Medical, T, II, pag. 493e 252 EP, SWAGERMAN OVER DE 5 30 Thans blyft nog overig, het onder- fcheid te melden, welk ik in de drie ver= fchillende foorten van Infekten 6 27. ge- meld gevonden heb ; dit verfchil beftaat nogthans maar alleen in de meerdere of mindere grootte. De Bengaalfche zyn de grootfte en helderfte van kleur; doch het getal, dat men daar van in de Gom beflooten vind, is wederom *t allerge- ringst. Op deeze volgen , zo in grootte als in kleur, de Kormandelfche: maar de Siamfche, fchoon kleiner zynde dan de beide anderen, zyn het donkerst van kleur en ook de dikíte; voor ’t overige hebben ze de onderfcheiden deelen 6 20, gemeld met elkanderen gemeen. By *t onderzoek hunner zwaarte heb ik ge- vonden , dat deeze onderfcheiden foor- ten nagenoeg overeenftemden, zo voor als na derzelver werking, want veertien derzelven hadden de zwaarte van één grein: zeven van deeze Infekten, die by gevolg maar een half grein uitmaakten, in twee dragmen zuivere Aloohol ge- daan, gaven aan dezelve, na verloop van 6, maanden tyds, eene vry goede kleur, Ten einde nu een Tinctuur;, zo INSEKTEN IN DE GOMLAK, 253 zo zuiver als doenlyk was, van de Gom zelve te krygen, dewyl zulks, door de enkele verbreeking al$ in 6 16. gemeld mislukt was, vylde ik de Gom in haare oppervlakte af, zonder tot in de holtens der Infekten door te dringen, Van deeze Gom heb ik zes greinen in twee dragmen Aloohol laaten aftrekken, welk aftrekzel in denzelfden tyd geen hooger kleur gekregen heeft, dan die der Infekten; zo als uit de beiden toegezon- dene fleschjes blykbaar is, Wanneer men nu in overweeging neemt, dat : grein, zoals 7, Infekten doorgaans kon- nen gerekend worden, 120. greinen A loohol zo fterk verwen als 6, greinen Gom, die de Aloohol in gelyk gewigt geen meerder kleur byzetten, dan ziet men , myns bedunkens, klaar genoeg, dat men die fchoone roode kleur der Gomlak alleen aan de daar in bevatte Infekten heeft toe te fchryven: want naast denklyk is het, dat de Gom, in haaren ftaat van vloeibaarheid, die kleur, welke zy toont te bezitten, als dan van deeze Infekten aanneemt. 9 31, 254 EP. SWAGERMAN OVER DE 9 3L Hoe zeer ik ook gewenscht had eene nadere opheldering te geeven, omtrent den waaren oorfprong deezer Gom, eg- ter zyn alle myne poogingen des aan- gaande vrugteloos geweest. Alleenlyk is by my in bedenking gekomen, of dee- ze Diertjes niet wel eene: eigenfchap konden bezitten, van deeze Gom, by wyze van doorzweeting, of door ont- lasting , even gelyk de Drekmaden der Lelytorretjes, van of uit derzelver lig- haamen uit te voeren: dit, fchoon niet enmooglyk , valt evenwel niet zeer ge- maklyk te verklaaren. In deeze ge- dagten ben ik eenigermaten verfterkt, door de Waarneeming van den Heer TAVERNIER, die zegt, dat in Pegu, een foort van Gomlak word gevonden, dat tot klompen als een Ton groot; aanéén- gehegt is, doch welke niet geächt is om haare onzuiverheid, dewylze door de Infekten op de aarde nedergelegd en met dezelve vermengd is, In dit geval kon- nen de Boomen evenwel geen gelegen- heid geeven tot derzelver oorfpronge Ken andere oorzaak, welke my tot dee- ze gisfing aanleiding heeft gegeeven, ne at INSEKTEN IN DE GOMLAK, 255 dat een dragme Aloohol, waar in vier Infekten hadden gelegen om aftetrek= ken, na genoegzaam weggewaasfemd te zyn, dewyl ik haar aan de lugt had bloot gefteld, zodanig een trap van ly- migheid verkreegen had, als of ’er een gedeelte Arabifche Gom was ingefmol- ten geweest. Deeze Infekten waren, zonder de Gom voor af te weeken, door verbreeking uit dezelve gehaald en ge: heel daar van zuiver: en zulks fchynt Eenigermaten te bewyzen, dat gemelde lymigheid, als *t ware door die Infek- ten was voortgebragt: want het ware benk deel van de Gomlak is by de melting in water niet zeer aanmerkelyk, Tot welk een trap van taaiheid of hard- heid, zodanig een aftrekzel van eene menigte dergelyke Infekten na eene zagte uitwaasfeming zou konnen gebragt worden, hoope ik, myne omftandighe- den zulks toelaatende, nader te ondere zoeken, en als dan mede te deelen. Ein- delyk dat ook nog onze opmerking ver- dient is, dat men, de Gom van haare Takjes afbreekende, nooit geen deezer _ Diertjes op het bloote hout onmiddelyk geplaatst vind, maar nog met een kleine laag van de Gom overtoogen: en nim- mer 356 E‚ P. SWAGERMAN OVER DE EZ, mer word men twee derzelver ín eene holte gewaar: en hoe zeer het fomwylg toefchynt, dat ’er twee of drie in eene holligheid plaats hebben, evenwel zal men altoos een tusfchenfcheidzel tus- fchen dezelven ontdekken, voornaam- lyk in de Siamfíche en Kormandelfche, al het welk ook eenigermaten hunne fchoolswyze plaatzing als die van ande- re Plantluizen fchynt te ftaaven. Dit alles evenwel verdient nadere opmer- king. Intusfchen hoope ik, dat deeze myne mededeeling, den Liefhebberen der Natuurlyke Hiftorie, eenigfints van myne poogingen, om aan dien Tak be- hulpzaam te zyn, zal overtuigen, UIT- 257 UITLEGGING AFBEELDINGEN, Pl. Fig. 1. Het geopend Gomlak Infekt een wei= nig grooter als natuurlyk. Fig. 2. Hetzelfde voorwerp 26 maalen in mids denlyn vergroot (*). A, Toont een getal van g. Infekten ; welke na het openen van het moe- der- Infekt zyn overgebleven, B. De punt of ’t einde van het Infekt, welk gedeeltelyk nog geflooten Was, % Is een los gefcheurd ftuk door den, Teekenaar daar flegs bygevoegd. Fig. 3. Een geflooten Infekt, zo als het zig door ’ ingedrongen vogt vertoonde. A. Vertoont de twee geknotte fprice= ten, zoals ze zig voor het bloote oog voordoen, zonder het Lans= wyze lighaam $ 20. gemeld, dat om zyn kortheid en tederheid hier niet konde geplaatst worden, B. Het ftaart-einde, VII DEEL, R Fig. 4, BAKER Mikfoskoop gemakkelyk gesmaakte 2de druks Pe 33, 259 Fig. 4 Vertoont hetzelfde voorwerp, insge- lyks 26. maalen ig middenlyn vergroot, AA. De twee vermeende fprieten. B. Het Lanswyze Lighaam. C. Het deél dat vermoedelyk tot dien behoort. Fig. 5. Hetzelfde voorwerp met letter C, aan- gewezen, en roo maal in middenlyn vergroot. A. Het uiterst einde in Profyl getee- kend, met de daar uit voortkos= mende draadachtige lighaamen. B. Het gedeelte, dat met het lighaam van het Dier vereenigd is. Fig. 6, Een der kleine Infekten uiteen moe- der-Dier genomen, maar nagenoeg 160. maalen in middenlyn vergroot, A. Het uiteinde van den Kop. BB. De Sprieten of Voelders. C.C. De zes pooten, D. De twee lange draadachtige lighaa= men $ 33. gemeld, E. De zes kortere ter zelver plaatze gemelde draaden. Bladz, 259 WAARNEMINGEN oP ’T COMPAGNIES SCHIP MARS, IN ZEE GESTOKEN DEN 17 MAY I77ó3 EN DEN IÓ SEPTEMBER OP CABO DE GOEDE HOOP AANGEKOMEN; GETROKKEN UIT °T JOURNAAL VAN DEN OPPER=CHIRURGYN KOAN FERDIN: ELLERBEEK. He hoofdzakelyke uit ’ journaal van den waarlyk kundigen en opmerk- zaamen Joan Ferdinand Ellerbeek , waar by ’t gemeen ’t voornaamfte be- lang heeft, komt hier op uit. De ziektens op ’t fchip Mars, met eenen voorfpoedigen wind uit ’t Va- derland vertrokken, waren tot op de hoogte van 9 graaden, noorderbreed- te, meest al coryfae, tusfes, febres ine R 3 tere ie _ 260 JOAN FERD. ELLERBEEK termittentes en biliosae , dog niet kwaadaartig, zoo dat van de 7o fche- pelingen, die door dezelve aangetast wierden, flegts één overleedt. Hier op veranderden weêr en wind, en na daar mede 19 dagen gefukkeld te heb- ben, toen wy de lengte van 352 graa- den, 18 minuten, en 1 graad, 5 mie nuten zuiderbreedte pasfeerden, ver- anderden ook de ziektens en gingen over in fcorbut, die ten opzigte van de fymptomata by onderfcheidene ly- ders zig op eene zeer verfchillende wyze openbaarde, Dit kwaad, fchoon het metde even- gemelde ziektens wel eenigermaate ware vergezeld geweest ‚vermeerderde allengskens, en nam zoofterk de over- hand, dat niet alleen de verzwakte, maar ook de gezonde ’er allerhevigst doof wierdenaangetast. Van Caab Au- gustyn tot aan Cabo de Goede Hoop woedde de fcorbut op’tallerhevigfte en wierdt algemeen onder ’t fcheepsvolk, ondanksalle middelen, welke dagelyks met de grootfte oplettendheid wier- den aangewend, ter genezinge van de zieke en ter bewaaringe van de gezon- de. Ter bereikinge van dit laatste, zon- AANMERKINGEN. 21 zonderde men de zieke zorgvuldig af van de gezonde ; was ten uiterften be-= dagt op ’t zuiveren en {choon houden binnen boord ; men fprengdeen fpoel- de geftadig overal azyn, liet die uit- dampen ter zuivering van delugt, ont- {tak buskruid „, brandde jeneverbesfen, lugtteenreinigde’tkooigoed, endeedt een ieder, zoo veel mogelyk was, eene behoorlyke levenswyze in acht nemen. | Daar de ondervindinge anderen, en ook my, op eene voorgaandereis naar Indiën, in ’t jaar 1773 en. 1774; wan- neer ik op dit kwaad-ook byzonder oplettende ben geweest, beftendig heeft geleeraard, dat alle aléalina mi- ne@ralia, falia media en acida minera- lia de fcorbut verergeren, en in tc- gendeel de acida vegetabilia „ de plan- tae vegetabiles een zeet heilzaam mid- del ter genezing van den zelven zyn, en ’t verderf van ’t bloed voorkomen, dagt ik, ter herftelling van de zieke, myn toevlugt te- moeten hémen tot de vegetabilia, Onder de geneesmiddelen, in den beginne van my aangewend, heb ik ter geen beter en met gewenfchtere 3 vrugt 262 JOAN FERD. ELLERBEEK vrugt gebruikt, dan ’t mosterzaad, fyn gemaalen met het acetum {quilliti- cum, dat ik, ter voorkominge van verftoppingen en andere onheilen , veelmaalen met den fcorbut gepaard, mengde onder ’tvolgende decoctum, Rm Herb. Althee man. ij. —_— Salvie —_— Abfynthii aa man. je Fol. Senne S. S. Unc. ij. Cort. Citr. recent, Unc. ij. Flor. Chamom. —= Sambuc. aa man. j. Prun. minor. @ tij. Tneifa, mikta coquantur in S.g. ag. pluvie ad Colavturam fi Kij, cui adlde Sefnin. Sinapi cum aceto fquillitico contufi €” fubacti unc. vj. _Tamarind. crud. in ag. folut. hibr. ije Cremor. Tartari Unc. v. Pulv. Rhet elect. Unc. 3 Succi Limonum lier. ij. Spir. Cochlear. Uzc. v‚ bh Groci er he Sazschari g. f. ad faporem. M. F. Pan. El Van dit middel heb ik agt zieken, des daags tweemaal, ’s morgens om 8 en 's nademiddags om 4 uuren , ieder keer vier oncen laaten gebruiken, hen te- vens bevelende, om gelyktydig den mond AANMERKINGEN. 263 mond te fpoelen en te gorgelen met ’£ volgende middel R Acet. commun. — — Squillitic. aa Unc. j 8 Succi Limon. Unc. iv. Spir. Cochlearie Únc. j 3 Esfentie Myrrbe Unc. je Sang. Dracon. dr. ij. Pulv. Terr. Catechu Unc. B Camphor. rafinat. in fpir.vin. folut, dr.fe Olei Srillatit. Menth. gutt. vj. M, F. been ans er Na dat de lyders deze middelen vyf dagen hadden gebruikt, befpeurde ik by allen eene merkelyke beterfchap , en zommige wierden in den tyd van 2 of 3 weeken in zoo verre herfteld, dat zy, offchoon nog zwak, egter hunnen fcheeps-dienst weder tot onze komste op Cabo deGoedeHoop hebben verrigt. Geene van deze lyders zyn gedwon- gen tot eenige moeijelyke bezigheden, gelyk anders veelmaalen gefchiedt, of fchoon ik hen tot eene matige, maar niet al te fterke beweeginge opwekte; dagelyks liet ik hun aangezigte, ar- menen beenen, met wat warm gemaak- ten azyn wasíchen, fprak hun goeden R moed 264 JOAN FERD. ELLERBEEK moed in, en zorgde, zoo veel moge- lyk , dat hun geen verdriet wierde aan- gedaan, en daar door warenze van zel- ven gewillig, om in de opene lugt te wandelen. Zorgvuldig moeten deze lyders zig wagten van alle zwaare ípyzen, van gezouten vleefch en fpek, dat doode- lykis; en daar op zee geene gelegen- heid is, om denzelven groente te ver- zorgen, is ryst.en gort met corenthen en rozynen derzelver beste fpyze , of wat foup van mager fchaapsvleesch, daar al ’t vet is afgenomen; de beste drank is, water, door een gloeijend, yzer gezuiverd, met azyn, of lamoen- ap en fuiker gemengd; of een drank uit water, Tamarinde, wyn en zuiker bereid. Verder moet wel gezorgd worden, dat derfcorbutiken kleederen droog gehouden worden; dat hunne legplaatzen lugtig zyn, matig warm, en hun hangmat en dekzel geduurig gelugt, droog en zuiver gehouden worden. Dit ook is noodzaakelyk ten aanzien van de plaats, waar in zy hun gewoon verblyf houden: deze moet vooral door kruidbollen, met azyn ge- maakt, gerookt worden, mits. red Ers AANMERKINGEN. 265 ders dan elders geplaatst worden en niet eerder in dezelve wederkomen, voor dat de rook wel verdweenen is, Andere middelen om de lugt te zuive- ren, door een brandend vuur @&c , zyn bekend en ten hoogften dienstig, vooral by vogtig en dampagtig weder. _ By ’t naderen tot den Zuidpool vers meerderde ’t getal der fcorbutiken, en naar maate het weder kouder en vog- tiger wierd, namen de fymptomata ook toe. Ik fchreef de lyders eenen behoorlyken diëet voor, diende hun dagelyks 2 à 3 maal toe van ’t boven- gemelde decoctum antiscorbuticum, en bezorgde cataplasmata emollientia op de tumores inflammatorii, behalvenop de knyen, als men daar op vlekken ont- dekt, wanneer ’t niet raadzaam is cata- plasmata te gebruiken: nadien dan zomwylen de verftervinge vermeer- derd wordt, en caries in de beenders veroorzaakt ; in zulk een geval heb ik my met vrugt bediend van ’t vol- gend middel. RM Aceri Squillit Unc. v. Camphor. rafinat. Cum Sp, inge Jobut. dr. 3 R 5 Met 266 JOAN FERD. ELLERBEEK Met dit liquor liet ik niet alleen de deelen beftryken, maar ’er ook war- me compresfen van overleggen. Toen ik het acetum fquilliticum niet meer had, nam ik in deszelfs plaats het acetum acerrimum commune. Zommigse van de fcorbutiken kreegen een vuurigen uitflag over ’t gant{che lig- haam , die egter zig voornamelyk plaat- fte in de fchaamleeden en agterfte dee- Jen van de dyen, en eene onnatuur- lyke opzwelling en jeukte vooral in e warmte veroorzaakte, en van zwaare pynen gevolgd wierdt. Hier tegen heb ik meteen gewenfcht gevolg gebruikt dit middel, R Sapon. Nigr. libr. Semis. Succi. Limon. Une. ij. Sal Ammon. dr. iif. Terr. Catech. dr. vj. dceti Squillit. Unc. 3 —_— de Lyiharg. Unc. j. Sp. Cochlear. Unc. iij. — Terebinth. dr, ij. M. F. Unguentum molle D. ad Ollam. Met dit unguentum moesten de ly- ders dagelyks tweemaal de opgezette deelen Aan dat wel ondrage- lyke fmarten veroorzaakte, maar met eene AANMERKINGEN. 267 eene genezinge na 7 á 8 dagen gevolgd wierdt. De herftelling van vuile en rottige wonden van de fcorbutiken is onmo- gelvk, zoo lang de oorzaak van die on- eilen door inwendige middelen niet is weggenomen. Vooral heeft my de ondervindinge geleeraard , dat men zig op zee tegen die wonden zorgvuldig moet wagten voor ’t gebruik van ’tun- guentum Aegyptiacum, dat daar toe van veelen meermaalen gebezigd is: % beste middel heb ik bevonden te ‚zyn, de wonden zoo veel doenlyk te zuiveren , plukzels in esfentia Myr- rhae of in aceto fquillitico nat ge- maakt, ’er in te leggen , en door middel van {malle {trookjes van een hegtplaaster in te houden, en daar op een compres in warme aceto Cam- phorato of fquill. nat gemaakt, en met windzels behoorlyk verzorgd: dit zui- vert de wonden en bewaart voor ver« der invreetend verderf. Op den 18 Augustus, door Gods goedertierene leiding, op de hoogte van Cabo de Goede Hoop, opdeleng- te van 2 graaden en 48 minuten, en breedte van 34 graaden en 38 minuten gee 268 JOAN FERD. ELLERBEEK gekomen zynde, wanneer wy onzen cours oostelyk aanleiden, om Cabo aan te zeilen, wierden weder en wind zeer ongeftadig , dan droog, dan nat, dan warm, dan koud, waar door ver- oorzaakt wierdt, dat, voor ons arri- vement op de Reede van Cabo, den 16 September, veele der fchepelingen niet alleen door de roode loop wierden aangetast, maar dat het getal der fcor- butiken dagelyks zeer toenam: veele wierden , op de wyzebevorens befchre- ven, weder geneezen; terwylik alle middelen in ’t werk ftelde, om ande- re, was ‘tmogelyk, in’t leven te bewaa- ren, ter tyd wy ’t land bereikten: op datze dan door ’t gebruik van groen- tens weder tot eene volkomene ge- zondheid mogten herfteld worden: want, offchoon wy alle fpaarzaamheid omtrent ’t mostaardzaad , ’tvoornaam- fte ingredient van ’t opgegeven deco- ctum, gebruikten ‚zoo wierd ik genood- zaakt, door deszelfs vermindering, het alleen die geene te geven , by wel- ke ’t grootfte gevaar was , om ’t dier- baar leven te verliezen. Het weder eenigzins bedaarende , gaf de Capitein op eenen aangenaamen AS > AANMERKINGEN. 269 dag, juistop een tyd, wanneer myne aandagt bepaald wierde om de aanbid- delyke grootheden van den Almagtigen Schepper in de diepten der wateren met verwondering te aanfchouwen , bevel, om ’t fchip van binnen en bui- ten te reinigen en van de aangewasfe- ne groene vuiligheden door fchrabben te zuiveren. Dit hoorende, dat die groene gewasfen vuiligheden genoemd wierden, viel my aanftondsin gedagten, dat de algoede en wyze God onder zy- ne groote werken voorzeker geene vui- lieheden zoude gefchapen hebben: daar hy niets zonder genoegzaame re- de en dan tot gewigtige eindens, ter volmaakinge van *t geheelal, heeft voortgebragt, en dat dus deze plant- gewasfen buiten tegenfpraak ook, hoe gering dezelve in onze oogen mogten fchynen, tot een bepaald oogmerk en nut zouden dienen. Dezelve naauw- keurig befchouwende, dagte ik, ofze misfchien niet als een heilzaam middel tegen den fcorbut zouden kunnen ge- bruikt worden, daar de groote Maaker der Natuur ieder land, en dat inieder jaarfaifoen, juist met zulke voortbreng- felen bevoorregt heeft, als Ae ig 270 JOAN FERD. ELLERBEEK ftig zyn ter bewaringe en herftellinge van de gezondheid, gelyk door talloo- ze voorbeelden weelligt te ftaaven was. Indiegedagte wierd ik bevestigd uit overweeginge, dat even gelyk de fcorbut gewoonelyk toeneemt onder de fchepelingen, na dat zy 2, 3 of 4 maanden in zee geweest zyn, zoo ook de aanwas van dat kruid aan de fche- en; want in ’t begin na derzelver uit- esn ziet men ’'er weinigvanaan, en na datze 3 à 4 maanden in zee geweest zyn, zoo hangt het’er in vollen over- vloed aan. Deze gedagte aan eenen anderen Heer openbaarende, kwam die denzelven niet onwaarfchynelyk voor. Ik vroeg derhalven aan den wagthebbenden Officier , of wat van die groente voor my mogte vergaderd worden ; die zulks niet alleen volveer- dig inwilligde , maar daartoe aanftonds bevel gaf aan de matroozen, welke ’t fchip fchrabden, die my fpoedig een aanzienelyke meenigte van ’t zelve be- zorgden. Ditkruid onderzoekende, be- vond ik, dat deszelfs gedaante meest al lang en fmal van blad was, en eenige met breede en getakte blaaden voor- zien; om deszelfs gelykende gedaante aa AANMERKINGEN. 271 aan die van ’t gras, noemde ik °tzelve Gramen Marinum. Ik wies het een en andermaal in versch water; het daar- na proevende, was het zonder eenigen zouten {maak; het met een hakmes aan ftukken gefneden hebbende, ftamp- te ik een gedeelte in een mortier en vergaderde ’t fap ; terwyl ik het overi- ge in azyn bewaarde. Om de kragtvan dit kruid te kennen, eer ik het aan de zieken toediende, nam ik zelfs een halven lepel vol vandat geftampte moes met azyn gemengd, en bevond, dat het geene de minste fchadelyke uitwerkzelen hadde. Dus befloot ik van deszelfs gebruik by de zieken een proef te neemen. Eerst gafikaantweelyders, die op ’tfterkste en gevaarlykfte aan den fcorbut labo- reerden, waaf van ik den eenen reeds voor 24 uuren hadde opgegeven , ieder een lepel vol van dat moes, en beval den Ondermeester zeer naauw- keurig op deze menfchen agt tegeven: des anderen daags vernemende, dat 4 he 't minste ongemak ?er van ge- had hadden, uitgezonderd, dat het ‘wat moeielyk was om in te neemen, gaf ik aan een ieder van die Et an 272 JOAN FERD. ELLERBEEK dan nog aan vyf van de gevaarlykfte fchorbutiken ieder 2 lepels vol, en vermeerderde allengskens de dofes tot 4 vollelepels, daags tweemaal. Nadat de lyders 6 dagen dit moes gebruikt hadden, bemerkte ik, dat de fympto- mata fcorbutica veelfchielyker vermin- deren, dan door ’t gebruik van’tmos- taardzaad, op de wyze pag. 262 befchre- ven; alle, zelfs die perzoon , welke van alle Officieren en my reeds was doorgefchreven, en in’t begin om de moeielykheid in ’t doorzwelgen dat moes niet wilde gebruiken, genas in zoo ver, dat hy na verloop vaneenige dagen weder op ’t dek begon te wan- delen, en ís op de Caab weder volko- men herfteld ; na weinig dagen gebruik verminderden de maculae fcorbuticae , de ulcera zuiverden, en ’er mede aan- houdende, zag ik tot myn groot ge- noegen, dat de vlakken geheel ver- dweenen en de wonden genazen. Deze heilzaame uitwerkzelen opmer- kende, vergaderden wy met goedvin- den van den Capitein zoo veel van die groente, als mogelyk was. Dan daar dezelve raauw , hard en moeielyk om door te zwelgen is, nam ik een proef! : fe) AANMERKINGEN. 273 of dezelve als ordinaire groente toe- bereid , niet dezelve genezende kragt by de zieken zoude hebben. Ik-kook- te een gedeelte in water , en bevond dat het fchielyk zeer week en zagt wiet- de; dus gekookt „lietik het fynhakken , en mengde daar onder watboter , meel ‚en azyn: toen ’t niet onfmaakelyk en zeef gemakkelyk om te gebruiken was. Dus toebereid gaf ik aan 12 fchepe- lingen, die ’t gevaarlykíte door den. fcorbut waren aangetast, des morgens om 8 en des nademiddags om 4 uuren. ieder van ’% zelve vier opgehoopte le- pels vol, eneen goedendronk wyn daar op. Na dat deze lyders, met veel raagte, ro dagen die groente gebruikt adden, waren zy alle, uitgezonderd. eenige zwakheid, heríteld. Van dit middel heb ik my vervolgens bediend, met dat gewenfcht gevolg, dat, on« der Gods zegen, op onze reis geen één der fchepelingen aan den fcorbut is overleden, offchoon dit kwaad zoo fterk onder ons geheerfcht heeft, dat geene van ’t gemeen fcheepsvolk, en weinige zelfs der Officieren geheel van deszelfs- befmettinge zyn bevryd gee bleven, tot dat wy op den 16 Septem= Fil. DEKL. Se) ber 274 „JOAN FERD„ELLERBEEK gaedertierene, voorzorge ‚van, den, al- had AANMERKINGEN. 275 te, op de boven befchrevene wyze toebereid en gebruikt, van een ge- wenfcht effect bevonden is; en een nader fcheidkundig onderzoek, ’twelk de Heer Brand, Med, Door „oplast der Regeeringe van Cabo de Goede Hoop omtrent dat Gramen Marinum heeft gedaan, en ín analyfi chemica bevonden, dat het even als zeekoraal van kragten is, en gelyk ’t zelve een fal fosfile in zig behelst, en dus een fterk antiscerbuticum is. Hierkomt nog by eene'eigenhandige brief van Ge- rardus Reytenbagh ; Opper Chirurgyn ter kamer Hoorn luidende woorde- yk: ”In ’t Ed, Comp: Schip de Jonge Hellingman van- Batavia na Cabo de Goede Hoop in ‘tjaar 1778 zeilende, vond ik een matroos met fcorbut aan- getast, dien ik volgens raad van den Opper-Chirurgyn Ellerbeek ’t Gramen Marinum heb gegeven; en dat op de- ze manier: ik nam een opgehoopte fchotel of bord, en liet ’t zelve in zoet water uitverfen, zoo dat het weinig of niet na zout meer fmaakte; hier van’ nam ik een vierde deel, en liet daar een faus van boter enazynover doen,en dus aan den patient toedienen, vierda- 9 2 gen 296 J. F.ELLERBEEK, AANMERKINGEN. gen agter elkander, edog gaf hem des morgens omtrent een once fucc. Li- mon, en vin, Hispan. q.s,, hier van heb ik eene zeer goede uitwerkinge ondervonden”, WLS dl 6E Pl 2 Sl SCD AES ME AB L, y * k ten É ka vind , | odd DiN Brin Armoe «vn hed EES 20 lt DN PV eland tid gE