en , ce we | y > N N \ Mo ' ehs fe Adin KN vi AB re be } dv ans «AS Vult de, a gtr Al wf vake ER KA n ke VERHANDELINGEN ° ZE EU W S.C ze GENOOTSCHAP bd pt WETENSCHAPPEN. rh V Let sten rd Ni UITLEGGING D E KR BNNTELPL AAT, ru D. wyYsuHriD, fier gezeten op haar Throon, A An TOEN Befchouwe-inen insmd NER V E'SvWapenrusting ; en | Doth, Warscli vân fabeldicht en. valfche Gaôn,,: Schept ze in cops Boex haar groorufte zielsverlusting. Twee Zuilen, die °t gewelffel van haar Kerk Aan d’eenen kant bouwkunftig onderfchraagen , Vertoonen ?t;z IE WWisCH en VL LS Su N ess wapenmerk , En wirr rms beeld, wien ’t werk wordt opgedragen, Doorluchtig Hoofd van onze Maatfchappy, Die, fchoop nog‚in heur zwakke en kind/che jaasens «« Hem d' Eerttelihg heur’s arbeids, vlug én bly»* . Voor de oogen brengt, met lust om voort te vaaren. De Tafel met den Woorgrond, ryk bedekt Ma: Tekenfehrers ik es en, Wetenfchappen;, ban: Center. rgezicht, daryginder d'aandscht weke NE Ter zyde van Gotdyn- en tempeltrappen. \ Getuigen, dar de weetzucht, vlyt en Just; Door de Eer gefpoord , aan Zeelands verfte paalen In onze West noch niet Zyn ùüitgebluschrt : Men tracht doer Nut ’er mede een’ Prys te haalen, Handhaving van den Godsdienst en het Recht ; Geneesbehulpy tot (teun van ’t- menschlgk teven , — F ’t Natuurboek „-doorsGods-hand ons voorgelegd * Natuurboek , door zyre Almacht zelf befchreven 4 De Meerkunst , in haar takken ruim verfpreid, De Schilderkunst zoo fix in kleuren trekken; De Puikmuayk , die harteù opwaarts leidt, Haar Zuster, die de dofheid zelf kan wekken, % Vermogen cm door ’ helder Spiegelglas Het \Sfarrenbeir aan't menschlyk oog te „klemmen, Of door behulp van Graadboog en Kompas, Op verren tocht een dolle zee te temmen; Hiftoriekunst, die “t oude in ’ nieuw herfchept, Die must en fleen van vroeger ecuw doet tuigen Die honing zelfs uit bittren a!zem lept, En uit vergift weet artzeny te zuigen En wat zich meer liet fchetzen op de print, Zyn beeldfpraak van het doel; waar heen wy trachtên, Is ’ werk gering? wie deugd en wysheid mint, Heeft eindelyk op zyn’ arbeid vrucht te wachten. Dus huwt min % ryk van onzen Waterleeuw De Scheepvaardy met de oefening der verftanden. Der braaven gunst zal by den noesten Zeeuw Den yvergloed noch fierker doen ontbranden. hl JJ BRAHE det -n En eee ye EJ paft nn vilt HO Aermetagsen der. | | VERHANDELINGEN 7 UITGEGEVEN DOOR HET L.BE:U WS0 HH GENOOTSCHAP D E R WE TENS CrADPEN &N gn kel WELPEN GEK. OR za woa 99 INDIE. HIE - ACHTSTE DEEL. TE MIDDELBURG, EERE PNR GILLISSEN;, Drukker van het Zeeuwsch Genootfchap der Wetenfchappen, MDCCLXXXIL ge Het „Genootfchap; verkent. geene -exemplaa- ren voor! echt, dan die door eenen der seoretarisfen „eigenhandig onderteekend zyn. Rn SD > AIA Dd : Pdf CSA Ar 7 7 pee Ï bí ed HeT SIDMOUR 1E í CVA N HET 4 LN Se GENOOTSCHAP Den adi WETENSCHAPPEN [ TAA / Ì VLOS: S TN "Gr EN Entutnr she nt ntt OM te voldoen , zoo aan de ge- “woonte ‚ federt het begin tot nu toe gehouden, als aan de belof= te, by het uitgeven van het Zes vende Deel gedaan , heeft het Zeeuwfche Genootfchap der We- tenfchappen goedgevonden, hier eén uitvoerig Hiftorisch bericht te doen plaatfen , en , daar door, aan het algemeen kennisfe van den toeftand dezer. Maatíchappye | ge te dat [Ov Ir) { te geven , voor:zoo veel men daar by eenig belang heeft of reke- KC da Tj Sedert ‘het laatfte ‚ Hiftorifche bericht, gedagteekend den vyf- tienden van Hoóimaand des jaars MDCCEXXVII , en vin het, Zesde Deel te vinden, heeft het Ge- nootfchap verfcheiden van zyne Directeuren ‚en Leden, door den dood, verloren; van welken de „meeften de: waare-belangen-dezer Maatíchappye zoo behartigden, en; op verfchillende wyzen, be- worderden , dat Hun dood tot een wezenlyk verlies. ftrekte, ‘De overledene Directeuren zyn de Heeren : Mr; DAVID (GRENIER VERWOUT. NOIRET „Schepen «en: Raad der Stad Middelburg ‘Bewindhebber: van de.-O.. IL. C. ters Kamer. Zeeland ; J'- ONNO /LWIER VAN ‘HAREN „ Grietman van JP est-fiellingwerf; M'. JAN 4 | JA- in do alt JACOB HARTSINCK ; Charter- en Requestmeefter ter Admiraliteit te Amfberdam; M'.-ADRIAAN ISAAC HURGRONJE , Secretaris der Pro» vinciaale.: Rekenkamer van Zee land, die één der vroegfte' Direc: teuren was ; zeer veel tot de eer- fte oprichtinge van het Genoot- fchap toebragt , zoo dat het ten zy: nen ‘huize eerst een vast beftaan kreeg jen die, federt, met alt len. yver deszelven wezenlyk be- lang: daadelyk ter harte nam; Mr, JOHANNES ADRIAAN WILHEL- MIUS', Heer van Kleverskerke en Brakel, Schepen en Raad der Stad. Middelburg ; M'. GERARD JAN BLANKERT , Secretaris det Heeren: Staaten van Zeeland; Mr. CORNELIS STTEENGRACHT „ Heer van hell, Slangenburg , Oost en WWest- Souburg „ Oud - Raad der Stad Wlisfingen , Gedeputeer: de, wegens Zeeland, ter-Gene= vk A rali- [ vru J raliteits Rekenkamer; Mr. Ryk LOF JOHAN QUIRYN VAN GOENS , Schepen en Raad der Stad Mid- delburg ; en REINIER DE KLERK, Gouverneur Generaal van Neder- lands Indiën. De Leden, door den dood aan het Genootíchap , na den boven- gemelden. tyd, ontnomen, zyn de. volgende Heeren: WILLEM NOORDENHOUT „ Predikant der Lutherfche Gemeente te Amfter- dam; M'. JOHAN JONGBLOET, Advocaat te Arnhem; LUCAS REEDER, Predikant der Luther- {che Gemeente. te Amftlerdam; PAULUS °S GRAEUWEN, Hoog- leeraar in de Geneeskunde te Gro= ningen ; HIERONYMUS DAVID GAU- BIUS, Hoogleeraar in de Genees- kunde te Leiden, Liyfärts van Zyne Doorl. Hoogheid den Hee- re Erf - Stadhouder ; JACOBUS VAN DOEVEREN „ Kolonel ten EEN C- [ix ] dezer Landen ; JACOBUS WILLEM- SEN, Hoogleeraar in de Godge- leerdheid en Predikant te Middel- burg ; MATTHEUS SIDERIUS , Ka- pitein Ingenieur ten dienfte dezer Landen; JOSUA VAN IPEREN, A. L. M. Philof. Doct. , Predikant en Secretaris van het Genootfchap. te Batavia; -M'. JAN COENRAAD COPES VAN HASSELT , Raads- heer in ’t Provinciaale Hof van Gelderland; en GERHARDUS JO- HANNES NAHUYS , Hoogleeraar in de Godgeleerdheid en Kerke- AE Gefchiedenisfen te Leiden. Daarentegen zyn, van tyd tot éd eenige nieuwe Directeuren en dakdon verkozen. De aangeftelde Directeuren , zyn. de Heeren: M'.R. 7. Q VAN GOENS , Schepen en Raad te Mid- delburg ; ) REINIER DE KLERK, Gouverneur Generaal van 'Neêr- lands Indiën, die beiden ,‘gelyk n5 hier Ll hier bovengezegd. is‚>teeds ovef- leden, zyn ; Mr. JACOB CORNELIS MAT'THEUS RADERMACHER } Or: dinair.Raad van Nederlands Indiën ; Voorzittend Directeur-van: het Ba= taviaasch Genootíchap.; DANIEL STEVEN SCHORER „.Scheperì en Raad der Stad, Middelburg, Bes windhebber vande O. [. C.-ter Kas mer Zeeland;--M'.. PETRUS GUI LIELMUS SCHORER „ Raad en: Se- cretaris der. Stad lisfingen ; en GEORGE (HENDRIK DE WILDE 5 Kapitein der Burgerye te „Amfter+ BAR R oA qe 4 o In ‚de. Algemeene Vergaderin- gen „zyn tot Leeden van ’t Genoot: íchap aangenomen de volgende Heeren :- inhet jaar MDCCLXXVIII, CHRISTOPHORUS « SAXE , 4. L: ML. Philof: Doct. , Hoogleeraar in de. Hiftorien te Utrecht; HER:= MANNUS JOHANNES KROM , Hoog: leeraar. inde Kerkelyke Hiftorie 1 ic > A en Lr} en Predikant te Middelburg; SA- LOMON DE MONCHY , Med. Doct, en Profesfor. te R obterdäm,: FRAN- COIS WILLEM DE MONGHY „Med, Doet. ‚Schepen, der Stad Rotter dam,; ARNOLDUS VAN DE LAAR, Med. Doct. in ’s Gravenhage; BER: NARDUS HUSSEM , Heelmeefter or de. Admiraliteit wi Amfterdam ; het jaar MDCCLXXIX „Mr. De: NES VAN LIER, Ontfanger Ge- neraal; en Lid van den Loflyken Etftoel des, Landíchaps Drenthe ; te. Asfèn; HENDRIK. ALBERT SCHUL/TENS „Hoogleeraar in de Oosterfche Taalen „en Joodfche Oudheden te Leiden; ANE DRYF- HOUT „4, Ls. M. Theol > Phi lof. Dact. „ Predikant, toen te /lis-, _fangen au te Middelburg: ; Mr. Prr- TER PAULUS , Âdvocaat voor de Ed. Hoven dan Juftitie in ’s Gra- venhage ; SAMUEL DE WIND „ Med, Daoct. „Stads: Operateur, en Vroede SAN, mee- IE Mtr meefter te Middelburg ; HENDRIK VERHEYK , Rector der Latynfche Schoolen te Amflerdam; in het jaar MDCCLXXX , Mr. JOHAN DIE- DERIK VAN LEEUWEN, Ontfan- ger Generaal der Middelen van °t kwartier van Nymegen over het Thielfche Komptoir , te Thiel; Mr. JACOBUS JASPERSSEN BRASSER, Advocaat te Wlisfingen; JOHAN JACOB LE SAGE TEN BROEK, A. L.M. Theol. €? Phil. Doct.; ;Hoog- leeraar in de Wysgeerte , en Pre- dikant te Rotterdam; JOHANNES FLORENTIUS MARTINET ; A. LE. M. Phil. Doct. Predikant te Zut- pPhen; M. S. pu Pur „ Stads Med. Doct., Lector in de Ontleed- Heel- en Vroedkunde te Kampen; in ° jaar MDCCLXXXI , DANIEL THO- MAS , Predikant det Walfche ‘Ge- mêente te Wlisfingen; Mr. wir- LEM AARNOUT KIEN VAN CIT- TERS „Schepen en Raad der Stad Mid- [ xr Ï Middelburg 3, TAN HENDRIK STOL TE, Stads Med. Doct. , Lid van de Gezworen Gemeente der Stad: Zwolle; GERHARDUS DE HAAS; 5.8. Theol. Doct. Predikant te Amflerdam; HL. MIRANDOLLE VAN GHERT 5 Med. Doct., Stads Vroed- meefter, te Breda; JAN DES Ro- CHES „Secretaris van de. Keizer- lyke en Koninglyke-Academie der Wetenfchäppen. te Brusfèl; end. B. DE BEUNIE „ Med: Dact.te Ant- gere. Di N ‚Hadt-het Genootfchap, „in vroe- ger tyd 3 alle: redenen „om de edel- moedigheid van zoo veele Heeren te roemen;die: de verzamelinge van-boeken , natuurlyke zeldfaam- heden; penningen en oudheden; tykelyk vermeerderden; het ont- breekt,.ook. aan geen gelegenheid; _ om zulks thans te doen, en daar by eenige: byzonderheden te mel- ‚den, die,den Lezer, ik Iyk en’ ves U hed [ xrv jÌ gek niet öfaangenaam zullen zyn. De Heeren Greeve , van de Laar, Gh onde idd G.de ind, Slabbers Wosmaer; van Haren zE Sar fork, Bomme, Ve erheyk;, Hofpète, Kluit, Bondam-, C Ploos’ van: “Amfrèl Nieuwland; Dryfhout,-Te Pi tér, di Púi. swan Iperen; van Lee: wen, NC. Biarmns Hoogeveen, Krom; Martinet, G: J-Nakuys, Mepal” van Ghenfi) Bonn le Sape ten- Broek, van- Wij “en an= deren , zonden. van tyd, tot tyd; een afdrukfel van hunne’ úitgege- vene Schriften“ aan” het” Genoot fchap ten gefthenke” De” voorge: ftelde Vraag,” betreffende ° het Muntwezer waar vari’ breeder î ij vervolg: „gaf aan den‘ Abt Pasco’; te Turin ; aanleidinge'óm , bycen? brief’, aldaar gefchreven® dere mie genden vän bloeimaänd des jeäts MDCCLERK;aân “Het” Genoöf: Gp te melden; -dat Hy; “uit ‘het Jour- [ xv]l Feurnal-de Phyfighe van: den Abt) Rozier-degemelde Vraàge gezien hebbende ;ovan voornemen war geweest-daar op te antwoorden’, dan dat-Hy-daar. over niets meet zou konnen zeggen , behalven”? gene reeds door den druk bekend was, in een werk, wel zonder naam inhet Ítaliaansch uitgegeven; doch waar van Hy als-de-Schryver bekend: {taats wyderss, «dat Hy; fchoomuie dien hoofde oordeelen de niet naar ‘den ptys”te- koniëm dingen , echter gemeend Hadde5 of het misfchien-voordeze Provin: cie ‘van eenig nut mogte zyn ; dan het Genootfchap „zyn Uitgegeven werk „- tottitel hebbende: « Dellá Moneta Saggio Politico ren te Mi Jaan int Jaar Mpceurxar gedrukt; te moeten toezenden: “Hoewel in deze” Staatkundige Verhande- linge eer nuttig gebruik van vroe: gere werken gemaakt iss by voor t beeld, [ xvr ] beeld; van-den- beroemden Locke , den{chranderen Graave Carli, den. vernuftigen Abt Neri „en anderen; hoewel de byzondere ;opmerkin= gen van den Abt /asco ten aans, zien van de inwendige waardes koers , verfcheiden metaalen ‚en de vergelykinge der geld -{pecien in onderfcheiden Ryken en Gemee- nebesten, alsook van-de verbete ringen, welke daar omtrent in Îta- liën en elders zou konnen gemaakt worden „aandachtige -overwegin= ge: verdienen;: is echter, ’t gene naauwlyks by iemand eenige vers wonderinge baren -zal „in dit Jta- liaanfche ‘werk weinig -of niets te vinden , „dat tot: oplosfinge der zwaarigheden…en beantwoordinge der Vraage „nopens. het Munt-we- zen, byzondetlyk in Zeeland „zou konnen dienen. De uitnoodigings door het Genootfchap gedaan en; onder. belofte, van een’ ensen er- L [ xvii J eerpenning, in het Programma van het jaar MDCCLXXIX en vol- gende voorgefteld , om een kort, zaaklyk en zeker bericht te ge- ven, betreffende verfcheiden ftuk- ken ten nutte der zeevarenden ,en _ in ’t byzonder omtrent de beste wyze, om den mondkost inteleg- gen, te bewaren en bereiden, als mede omtrent de noodige verbete- ringe van het by ons-in gebruik zynde Scheepsbrood , gaf gele- genheid aan den Heere J.B. X. Foyenfe, Paîné , Oud-Commisfaris: der zee-zaaken te Marfeille , om aan het Genootfchap toetezenden eene Verhandelinge, te Avignon gedrukt, en waar van de titel is: Miftoire des Vers , qui s’engen- drent dans le Biscuit qu'on embar- gue fur les Vaiffeaux , avec des moyens pour Ven garantir. Jam- mer is ’t, dat de Heer Joyeufe, door deze en gene redenen , ge- ‘ XX lyk [ XVI ] Iyk Hy in zyn herhaald: {chryven aan: deze Maatfchappye-te kennen gaf, is te rug gehouden. van zyn voornemen „om. meer. foortge- lyke waarnemingen over andere Scheeps -mondbehoeften:in ’t ge: meen „ en in ‘tbyzonder over ee> ne betere wyze, dan tot heden meest gebruikelyk was, waar op het vleesch voor de Schepelingen zou konnen ingezouten en meer voor bederf bewaard worden , aan het licht te brengen. ’Ér is geen twyfel „ of in alle, die ongedrukte waarnemingen, wier uitgave lie- ver moest bevorderd , dan eenig: zins geftremd worden ,„ zouden veele wetenswaardige en nuttige gaaken te vinden zyn, niet min- der dan inde Verhandelinge , kort te.voren gemeld. Want van welk belang dezelve diene gerekendte worden, blykt, en uit haaren in- houd , en uit de goedkeuringe ; p daar Lt | daar aän door de Academie der Wetenfchappen te Parys gegeven. De Schryver laat voorafgaan een bericht nopens den aart van het Biscuit, of Tweebak; de kennis, welke de ouden daar van gehad hebben; den oorfprong der wor- men van verfcheiden foorten, die ‘er nadeel aan toebrengen; de dwaasheid van zulken, die zich verbeelden, dat die wormen niet van buiten inkomen , maar als uit zich zelven voortkomen, en die; uit hoofde ván dit vooroordeel , op geen middelen bedacht zyn, om het Biscuit voor dat fchadelyke gewormte te beveiligen; en het groot verlies, hier door in ver” fcheiden jaaren geledén. Hy toont, wyders, de ongenoegzaamheid der. | middelen, te voren tegen dit kwaad uitgedacht en in ’twerk gefteld, fchoon Hy dezelven niet als ge- oi nutteloos wil befchouwd heb- AD ben. [xx ] ben. Naar zyn oordeel, zal het beste middel zyn, dat het Biscuit , zoo dra mogelyk, in tonnen ge- daan en vooral gezorgd worde, om die tonnen, zoo digt zyn kan, te fluiten, en voorts dezelve met wel geteerd doek , of perfenning , te bekleeden: zynde het Hem, door ondervindinge, en by her- haalde proefnemingen , gebleken, dat de wormen niet in het Biscuit komen , dan door het vaatwerk henen borende; en dewyl hun dit, door de geteerde perfenninge , be-_ let wordt, befluit Hy, dat dit ge- maklyk behoedmiddel het Biscuit volkomen tegen de wormen be- veiligen zal. | De Heeren Zillet en Brisfon, Leden van de Koninglyke Acade- mie der Wetenfchappen te Parys, en door dezelve gemachtigd tot een naauw keurig onderzoek van „deze Verhandelinge, waren van | oor- A dies NL bordeel, dat dit middel voor een der beste fcheen te moeten ge- houden worden , om daadelyk in gebruik te brengen, als zeer on- kostbaar , en gefchikt ter voorko- „> En 8 minge van een groot verlies; zy befchouwden het ftuk van den Heere Foyeufe, als waarlyk nut- tig in dezen, gegrond op een groot aantal van proefnemingen, federt langen tyd en met alle die oplettendheid, welke zy vorder- den, gedaan; met één woord, zy verklaarden, den tienden van fprok- kelmaand ’s jaars MDCCLXXIII; dat deze Verhandeling de vrucht van langduurige waarnemingen was, die, naar hun begrip, de dankbaare erkentenisfe van °t Ge- meen en de goedkeuringe der A- cademie verdienden. Indien de bekendmaking van asco’s ftaat- kundig vertoog aan de nieuwsgie- righeid van fommigen voldoet, en Tat aka 3 het / U sx] het.bericht, uit de verhandelinge van Foyeufe ontleend „ voor ande- ren nuttig is; zal deze uitftap , _fchoon wat lang ‚ gereedelyk. by allen verfchooninge verwerven. By alle deze gefchenken is noch ge- komen-dat van den Heere G. 7. Gerard „ die-aan het Genootfchap toegezonden heeft een-naauwkeu- rig affchrift van zeker Handfchrift, in eene;der Abdyen van de gewe: zen Jefuiten gevonden. Het voert tot opfchrift : Paradifus Mariae; en behelst de gefchiedenis van een Korvent van Reguliere Kanunniken in Zeeland weleer gevestigd, Ma- rigs Hof genoemd, en geftaan hebbende omtrent de verdronken Stad Reimerswaal „of Romerswaal; doch, naar het fchynt ‚ reeds om- trent het midden der zestiende eeu- we, door-de geweldige overftroo- mingen; geheel vernietigd. Schoon dit ‘Handichrift, waar aan men te vo- Kerr voren geen kennisfe hadt, niet zeer veel ‘aanmerkelyks behelst , kan men echter-daar uit eenigen; die in vroegere eeuwen tot de adely- kelen'voormaamfte Geflachten van Zeeland ‘behoorden, leeren ken- nen ; gelyk elders breeder zal aan- gewezen worden. Het Kabinet -van- Nardi geldfaamheden is moch merkelyk meer „dan de Boekery van het Genootfchap ‚uitgebreid , door de gefchenken der ‘Heeren WW ind- kelman, A. JF. Hurgronje, Snouck Hurgronje, Schreuder _ Haring- man „ Gallandat ; Krom … $. de Wind „Tjeenk , van Cruisfelber- gen, en ‘anderen; doch vooral door de edelmoedigheid der Heeren II. A. Kien van Citters , van der Beke ; Moens ‚ Radermacher van Nienwerkerk, en Houttuyn. De Heer: Kien van “Citters hadt” de vriendlykheid, ben groet deel zy- kj Pd | ner [ XxIv |J ner aanzienlyke verzamelinge aan het Genootfchap aantebieden , ter voltooijinge van deszelfs Kabinet van Hoorns en Schulpen; ’t ge- ne, op dien zelfden tyd, ryklyk vermeerderd was door het uitmun- tende en kostbaare gefchenk van den Heere van der Beke , die twee fraaie kasjes , met Hoorns en Schul- pen gevuld, en waar onder zeer zeldfaame te vinden zyn, uit Oost- Indiën gezonden hadt. Van daar bekwam het Genootfchap ook, door gunfte van den Heere Moens, behalven andere ongemeene din- gen, een byzonder groot {tuk van den wortel , bekend onder den naam van Radix Lopefiana ‚’t wel- ke Hy vertrouwde niet onaange- naam te zullen zyn, hoewel die wortel in Ewropa nu zoo groote zeldfaamheid niet meer wezen kan, als toen de Heer Gaubius &ene kleine hoeveelheid van dit | _ voor Dr J voortreffelyk Antidiarrheticum van Batavia kreeg , waar mede die groote Scheikundige verfcheiden vride genomen, en de uitwer= inge van dit in Indiën zeer be- kende geneesmiddelteffens doorde ondervindinge bekrachtigd heeft. Die zelfde Heer ftelde het Ge- nootíchap in t bezit van twee ftuk- ken houts, en twee bekers, uit hetzelfde foort van hout gedraaid, IP” anga Marom in *t Malabaarsch genoemd en daar groeijende, zyn- de eigenlyk het Lignum Nepfhri- ticum. De Heer Moens zondt dit hout vooral, om te doen zien: dat het ook in „4fia groeije, en dus niet alleenlyk in America, ge- lyk men doorgaans vastftelt; en merkte wyders aan , dat de eigen- fchap daar van zy, dat, wanneer men de bekers met water vult, en dus een weinig laat ftaan, het water blaauwachtig van koleur en er lj bit- [ xxvri] bitter van finaak. worde, hebben: de eene afdryvende kracht: waar- om meri ’tzelve., aldaar, tegen de opftoppinge van water pleegt te gebruiken; De Heer Radermacher ván. Nieuwerkerk vereerde twee wel gevulde kasjes met allerhande Oost-Indifche Infecten „waar on: der zeer veele ; die fpaarzaam ge- zien en‚in weinige verzamelingen gevonden worden, Al hetwelke; met het gene reeds.te voren in het Kabinet. voor handen was, door den. Heere Li. Bonme ; op eene fierlyke:wyze, en, z00. ver- re. mogelyk was ‚volgens de rang- fchikkinge. van ‘den Ridder. Lin- naeus, in-eene: bekwaame orde ge= bragt is, Noch: onlangs‘ishier by- gekomen eéne- verzameling van Oost- Indifche ‘Fin „Ertfen , vaan het Genootfchap vereerd! door der Heere Houttuyn; rdie-dezelveobes komen hadt. wan: den Heere pd er- nd | [ XXVIL | dermacher: ‚ „Raad Ordinair van Neêrlands Indiën. — Het is on- noodig, hier in eenige byzonder- heden over deze Tin-Ertfen, die zeer zeldfaam zyn, te treden , om dat de naauwkeurige befchryving daar van, door den: Heere Mout: tuyn' zelven gegeven; reeds ge- drukt is in het negende deel, der Verhandelingen „bl-337 -— 350 » % gene kort na dit het licht zien zal, … Betreffende, eindelyk, de ver; zamelinge van Penningen en Oud- heden; het Genootíchap is, door aankoop „machtig geworden eene meenigte penningen „meest be- hoorende tot de Nederlandfche Gefchiedenisfen , en waar onder _fommige allerzeldfaamfte, vooral Noodmunten, tevinden zyn. De Heeren … Ermerins en Paludanus vermeerderden „ door hunne gif- ten, het aantal der-oude en-nieu we penningen, by welken, de Ser Rp _cre- [ xxvrrr } éretaris Te Pater noch eenigen voegde. In byzonder heeft het Genootfchap, ten dezen opzich- te, verplichtinge aan den Heere van Damme, aan wien het ver- fcheiden oude penningen en ede- le gefteenten verfchuldigd is. On- der de eerften muntten vooral uit, in t zilver, een Parthifche pen- ning „ over welks zeldfaamheid men oordeelen kan uit het bericht. van Pellerin 11 Supplement 1767. Pag. 34. die van Juba, den va- der, Koning van Numidie, le- xander den grooten, Lyfimachus, de ftedenpenningen van Athenen, Thafus, Hifliaea en MafJalia; en, in “Fkoper, een ongemeen groo- te en zeldfaame penning van Ca- racalla, op welks achterzyde , be- halven de lettefs en woorden T. H.H. AAOAIKEON NEQKOPON , ook de naamen &PYTIA en KAPIA -ge- vonden worden, Onder de laat: Ji ften [ xxix |J fteri zyntweefteenen metArabifcheé opfchriften , waar van deeene, af komftig uit het Kabinet van den Heere de Wilde , naauwkeurig door den beroemden Reland, part. zu Differt. Mifcell. pag.240- 245.35 befchreven is; en twee met Griek- {che opfchriften , waar van het ee- ne is: CAPAIIS EIC ZEIC, het andere: APAKON OEATENOTE AA- KIMOES TOZOTHZS AOHNA , waar by noch de naam ANTIDIAOT ge- meld ftaat. De Heer Nysfen , Heer van Waarden, vereerde aan het Genootfchap twee zilveren pen- ningen, in ’t jaat MDCCLXXVIUH. op het ftrand van Goedereede , by ‘het afbreken der duinen ten noor- den, gevonden. Op den eenen leest men, aan beide zyden , het jaartal 1180; op den anderen 1188: op beiden Arabifche opfchriften , waar uit echter, ten opzichte van den aart der penningen , niets kan ’ be- t Ne [ xxx } befloten worden. De verfchillen? de gedachten over die penningen zyn bekend. Zy behooren, of tot de twaalfde eeuwe., of tot on- zen tyd; zy zyn geflagen by ge= legenheid der beruchte krygstoch= - ten naar het H. Lands of moeten gehouden worden voor eene ge- woone hedendaagfche munt, in %# gebied van Marokko en Algiers gangbaar, en bekend onder den naam van Mezoen of Blanquilje; de jaartelling is, of de by ons in gebruik zynde, of die der Hegi- ras Zy zyn, ter plaatfe , waar mert dezelven nu gevonden heeft, {e= dert de twaalfde eeuwe , onder den grond bedolven geweest, of anders afkomftig uit een Schip ; genoemd. the Charming Saly , en gevoerd door Aron Buzaglo „een? Portugeefchen Jood, die te Gi braltar eenig gereed geld, om het tot voordeel te doen verfimel- | ten, T MEEK T teng inamgs doch:die, beloopef door -den ftorm in: flachtmaand ‚ 2sjaars MDCCLXXxv , met fchipven volk bleef ter zelfde plaatfe , waar een groot aantal van deze pen: ningen gezameld. is: Twee „gé- voelens; die, betreffende den our derdom dezer munte , een verfchit van omtrent zes eeuwen oplever ren ; die beide hunne voorftan: ders aantreffen; en over welker gewigt en voorrang , mogelyk3 elders nader onderzoek zal gedaan worden. Men kan, midlerwyl; hier over nalezen de aanmerkin- gen der Heeren van ZP” yn err des Roches ‚geplaatst in het Dagre- gister der zittingen voor het der: de deel der Verhandelingen ‚ uit- gegeven door de Keizerlyke Ko- ninglyke Academie-.der Weten? fchappen te Brusfeb , ‚bl, x xr, en den’ brief , door een’ ‘onge- noemden „doch niet onbekenden, BST Pre- ( xxxI J Predikant in Zuid-Holland, over deze zilveren penningen gefchre- ven , en ten jaare MDCCLXXIX door den druk gemeen gemaakt. Eindelyk, heeft de Heer ScAreu- der Haringman deze en gene oud- heden, welke Hy op zyne reizen vergaderd hadt, het Genootfchap vriendlyk aangeboden: waar on- der zich bevindt een verfteend ap- peltje , afgezaagd van zeker boom- tje, ‘t gene onder de vermaarde oudheden van de Stad Mercula- neum bewaard wordt. Nu komen wy tot de Alge- meene Vergaderingen , door het Zeeuwfche Genootfchap in vier achtereenvolgende jaaren gehou- den, en waar van eenig verflag dient gedaan te worden. In de _ jaarlykfche Algemeene Vergade- ringe, den eerften van winter- maand °sjaars MDCCLXXVIII;, werdt de voorheen opgegevene | Vraag, Ltr) Vraag, belangende den nadeeli- gen Wisfelcours voor de ingeze- tenen van Zeeland en het Munt- wezen „ nader vastgefteld, doch. met eenige uitbreidinge, zoo tot wegneminge van misverftand , als ter affnydinge van alle onnoodi- ge uitweidingen „waar toe de Schryvers in hunne antwoorden anders konden vervallen. « Behal= ven. de „vraagen „ by -herhalinge bekend gemaakt, is toen ter be- antwoordinge voorgedragen , wel- ke verbeteringe de, openbaare ; tooral-de Nederduitfche , Schoo- len noodig hebben téêf. meerdere befchavinge: onzer Natie? Al het welke breeder te vinden is in het Programma's; gedrukt» voor . het vur deel-der Verhandelingen „bl. vilr--x1, By die gelegenheid heeft de Secretaris“ Ze Hater voorgele- zen eene: verhandelinge- over. de hoc KRK noo- [ xxxiv] noodige voorzichtigheid en naauws keurigheid: in- het aanhalen van Schryveren ; waar omtrent, voor- heen, en zelfs noch onlangs, zul ke grove misflagen by meenigte ; %t Zy uit ohkunder, ’t zy door on- achtzaamheid: en’ overhaaftinge , begaan werden. je In de Algemeene Vergaderin- ge, den tienden van oogstmaand MDCCLXxIx gehouden , ís de gou= den eerpenning, beloofd aan het best voldoende antwoord over de gefchiktfte, wyze om de armen te onderhouden, toegewezemaan den Heere f. Harger , Geneesheer té Rotterdam; eneen” zilveren eer- prys aangeboden aan’-den Schry- ver, «die tot zinfpreuk-gebruikte': Die niet werkt, zal mietieten , en, gelyk. naderhánd “bleek „- was de Heer N.H.van Charante;Koopman te Rotterdam. Deze bekroonde ant- Oor à woor- L xxxv ] woorden „in ‘het vrr deel der Verhandelingen bl. 1--200. ge- drukt, gaan verzeld met verfchei- den aanteekeningen, die ontleend zyn uit (ommige antwoorden, me- de over deze vraage aan het Ge- nootfchap toegezonden, en waar in, fchoon zy onbekroond ble- ven „echter verfcheiden zaaken voorkwamen , die verdienden aan het algemeen medegedeeld te wor- den. Hier by zyn noch gevoegd eenige berichten , dan het Genoot- fchap verftrekt door twee van des- zelfs Leden, de Heeren ’s Gra- wvezanide en- Bonme: Wydersis ten opzichte „der Antwoorden , inge komen opde vraage over de be: kwaamfte en voordeeligfte Sche= pen in dienst der Oost-Indifche Maatfchappye , in deze vergade- ringe befloten, dat de gouden eerpenning; op kosten: van den Heere D. Radermacher „Heere van nit le Nieu- f xxxv1 |] Nieuwerkerke , als op wiens edel- moedig verzoek deze vraag voorge- fteld was , zou gegeven worden aan E. Lömbard, den Schryver van het antwoord onder de zinfpreuk : Zer- kreeg de zeeman in den nood. zyn wensch , gewis die hulp was groot; en dat een zilveren eerpenning zou _gefchonken worden aan Z4”. Ude- mans , die, gelyk naderhand bleek „ het antwoord , onder de zinfpreuk: | Woor deer van Noachs gildebroers: ingekomen, gefchreven hadt. Bei- de ‘deze bekroonde ftukken zyn ook te vinden in het vu deel der Verhandelingen bl.203 - 360; waar by noch gevoegd zyn eenige by- laagen, tot. derzelver inhoud be- trekkelyk , en , federt, door den Heere Radermacher aan. het Ge: noot{chap -verftrekt , te vinden bl. 363-401. Wyders werdt >, in de Algemeene Vergaderinge ’s jaars _MDCCLXXIX „goedgevonden, een” gou- _[xxxvir] gouden eerpenning te beloven aan hem, die, op de beste en meest voldoende wyze, zou opftellen en toezenden een tydrekenkundig en naauwkeurig bericht der inland- fche en uitheem{che Schryveren en fchriften , die ter ophelderinge van de Nederlandíche Gefchiedenisfen en Oudheden ftrekken , federt het begin der Graaf lyke Regeringe tot op dezen tyd; wordende de nade- re bepalingen in het Programma opgegeven. Noch werdt, op dien tyd, vastgefteld, den gewoonen gouden eerprys toetezeggen aan den Schryver van het kortfte „ zaak- lykfte en zekerfte bericht, belan- gende de bouwinge der Schepen, en ‘tgene daar toe behoort, voor zoo veel zulks invloed heeft op de gezondheid en ’ goed der zeeva- … renden; zynde de byzonderheden van dit voorftel te vinden in het Programma, toen algemeen ge- trike maakt , Nn, [ xxxvIrI ] maakt, en gedrukt voor het vrr. deel der Verhandelingen bl. xr-xvir. De aanleiding tot het opgeven van dat laatfte voorftel verdient wat uitvoeriger gemeld te worden; waar uit wy Zien zullen, dat de zucht tot bevorderinge der We- tenfchappen zelfs tot de ver afge- legene Landen doorgedrongen zy. De voorzittende Directeur , de Heer 7. C. M. Radermacher , thans Ordinair Raad van Nederlands: In- diën , en verdere Dirigeerende Le- den van het Genootfchap der Kun- ften en Wetenfchappen, in den jaare MDCCLXXVIII te Batavia op- gericht, gaven door een’ brief , den eerften van zomermaand des- zelfden jaars in die Hoofdplaats gefchreven, te kennen, dat zy, als oprechte Vaderlanders, voor- genomen hadden , hunne pogin- gen niet alleen tot die Volkplan- tinge te bepalen, maar dezelve j uit- Di kakrx ] uittebreiden ten algemeenen nutte van het Vaderland; dat zy , voor- ziende, hoe zy zonder den by- ftand van deszelfs Ingezetenen, uit hoofde van de verre afgelegen- heid, het gewenschte doelwit niet dan gebrekkelyk zouden bereiken , gemeend hadden zich te moeten keeren tot de genen, die in het- zelve bekend {taan voor befcher- mers en handhavers van alle kun- {ten en wetenfchappen; dat zy, deswegens , in hunne eerfte Ver- gaderinge , befloten hadden , toe- vlucht te nemen tot de drie Ge- nootfchappen, te Haarlem, Rot- terdam en Wlisfmngen opgericht, met verzoek , dat zy van een ze- ker gedeelte van hunne jaarlykfche inkomften zouden willen gebruik maken, om buiten derzelver ge- woone vraagen, voor het geld, door het Bataviafche Genootfchap herwaards gezonden , eene of meer a! vraás J [xr] _ vraagen ten nutte van ons Vader- land of deszelfs Koloniën voorte- ftellen, en aan de beste beant- woordinge den prys of- pryzen, tzy in eenen eerpenning, ’t zy in geld, volgens derzelver beken- de onzydigheid , toetewyzen ; en dat het hun aangenaam ‘zyn zou, indien dit Genootfchap , over welks pogingen zy ’s Hemels zegenin- gen affmeekten , hun verzoek ge- liefde intewilligen , op dat hun zuiver oogmerk , daar zy niets dan — het welzyn van ons Vaderland ten doelwit hebben , niet moge. very- deld worden. ‘Ter voldoeninge aan deze edelmoedige en verplich- tende begeerte van het Batavia- {che Genootíchâp , van welks roemwaardige pogingen het reeds uitgegeven eerfte deel der Ver- handelingen, te Batavia gedrukt en, federt, in ons Vaderland her- drukt, ten getuige ftrekt , en rt mi REN ie € bau | Beftierders de grootfte vergenoe- ginge mogen vinden in den toe- nemenden bloeiftaat van deze hun- ne inftellinge, waar van de be- ftendigheid gelyk zy aan het be- {taan van dit Gemeenebest en des- zelfs Koloniën, ‘tgene, gaat het naar onzen wensch, blyven zal tot in het laatfte nakomelingfchap ; ter voldoeninge dan aan deszelfs zoo vriendlyk verzoek , heeft het Zeeuwfche Genootfchap , by de eerfte gelegenheid, niet in gebre- ke willen blyven , om met de daad te toonen, hoe aangenaam die voor- {lag aan deze Maatfchappye ware geweest, en heeft ten dezen op- zichte befloten , een’ aanvang met de ftraks gemelde vraag te maken. Eindelyk heeft de Heer A.C. Lambrechtfen deze AlgemeeneVer- gaderinge geëindigd met het voor- lezen eener gefchiedkundige Ver- handelinge , waar in hy onder- aak) zoek [ xL11 ] zoek deed over de gegrondheid der befchuldiginge , tegen Koning Filips ingebragt , dat hy zich door den Roomfchen Paus zou hebben doen ontflaan van den eed, by het aanvaarden van de Regeringe aan deze Landen gedaan: welk onderzoek eerlang van elk , in het ix deel der Verhandelingen, zal konnen gelezen worden; zoo dat het onnoodig zy , hier breeder ver- flag van dit ftuk te geven. 4 In de Algemeene Vergaderin- ge , den negenden van oogstmaand des jaars MDCCLXXX gehouden , werdt eerst geoordeeld over de in- gekomen antwoorden op de vrâag , betreffende de verbeteringe der Schoolen. De uitgeloofde gouden eerpenning zou, buiten eenige be- denkinge , toegewezen zyn aan de verhandelinge, welke, gelyk na- derhand bleek, door den Heere H.J. Krom opgefteld was , indien hy [ xL1m | hy niet één der Leden van het Ge- nootfchap , die den eerprys, vol- gens deszelfs wetten, niet konnen verkrygen , geweest ware. Men befloot , derhalven , de gouden medaille toetewyzen. aan het ant- woord , geteekend met de zin= {preuk : JP'ordt Batoos kroost, enz., en gefchreven door den Heere K. van der Palm; en een zilveren penning aantebieden aan denSchry- ver der verhandelinge , waar van de zinfpreuk was : Lia nature nous mone tre &c.; en de Schryver de Heer D. C.van Voorst : zyndenoch goedge- vonden, eenige nuttige byzonder- heden uit vier andere Antwoorden, die onbekroond bleven, te ont- leenen , en nevens de drie gemel- de verhandelingen te doen druk- ken. Behalven de vraagen , voor- heen opgegeven , en in deze Ver- gaderinge herhaald, heeft het Ge- nootfchap ‘er thans drie andere voor keke [ xLrv | voor de eerfte maal aan het alge- meen voorgefteld. De eerfle be- treft een volledig en beknopt fà- menftel van het Staátsrecht der ze- ven Vereenigde Nederlanden , en de aanwyzinge der bronnen, waar uit nader en uitvoeriger bericht aangaande deszelfs byzondere pun- ten kan gehaald worden. De twee- de, voor rekeninge van het Bata- _ viafche Genootfchap opgegeven, vordert de bepalinge der groot- te, welke de Cirkelboog van het voorfchip hebben moet, om het water zacht te klieven en het te diep inzinken der zwaarte van fchip en lading voortekomen , als mede de grootte der boog van het ge- heele fcheeps-lichaam, op de lyn van het neêrgeladen fchip , ter be- vorderinge van het fpoedig wen- den , zoo wel voor den wind, als door den wind. De derde vraag, ten verzoeke en op kosten van een’ edel- % [xLv] edelmoedigen en menschlievenderì Heer voorgedragen, eischt eene opgave der waare oorzaaken en kenteekenen van de najaars-koort: fen in-de garnizoenplaatfen van Staats- Vlaanderen, en der beste behoed-en geneesmiddelen, die daar tegen, vooral by de Militai- ren, konnen aangewend worden. Men kan breeder onderricht van het eene en andere, des begee- tig zynde, vinden in het Pro- gramma °s jaars MDCCLXXX, ge- plaatst voor het vir deel der Ver- handelingen , bl. xvrrr-xxvr. De Heer Gallandat befloot deze Ver- gaderinge met het voorlezen ee- ner befchryvinge van. een zeld- faam fluk yvoor, en zyner aan- merkingen „ betrekkelyk tot de natuurlyke hiftorie van den Oli- phant en deszelfs tanden; wel- ke in het rx deel zullen. voorko- men, en hier , derhalven, niet bree- EAN …_[lLva bréeder behoeven vermeld te wore den. DELD Hef CRO 6 De laatfte Algemeene Vergade- ring „werdt gehouden -den_ acht- Êntwintigften van oogstmaand des jaars MDECLXXXI, en daar in het volgende Programma vastgefteld:: He Zeeuwfche Genootfchap der Wetenfehap- pen te Vlisfingen heeft in, zijne algemeene Verga- deringe, welke den achtêntwincigften van oogst- maand 1781. gehouden is, geoordeeld, dat de Antwoorden, ingekomen op de voorgeftelde Vraa- ge, betreffende het Muntwezen, en van dezen in- houd: Daar de-Staaten van Zeeland, niet tot 2 voordeel van-de Finantien derProvincie;: maar a» ter voorkominge, van gebrek aan Contante pen- » ningen „ al voor meer dan honderd jaaren, den 5» wegotiepentingbekénd onder denn naam van zil- veren Ducaat „of Rijksdaaler, met de gedeel- 2» ten van dien, van 5o tot 51 fluivers geoordeeld 5 hebben té moeten verhoogen, mitsgaders federt ss dien tijd „vom dezelfde reden, noch tweemaalen „gelijke verhooginge met één fluiver te moeten 5» doen, en dus dien negotiepenning” binnen Hun. 5 he Provincie tot 53 fluivers gangbaar te rellen: 2 welke zijn de middelen, om de aanmerkelijke s Jchade, die de Ingezetenen der Proyincie Zee- 2 land, door den nadeeligen Wisfelcours , inzon- » derheid. federt' de laarfte,verhooginge ‚ geacht v Worden te lijden , voortekomen; zonder pd 7 2 £46- een zilveren eerpenning, ap den gewoonen ftem- k ( xLvm] An » Provincie aan. gevaar van gebrek aan Contan- »» ten bloot te flellen, maar dezelve in tegendeel » în flaat te houden, om de benoodigde nieuwe fpée- 3 cien te konnen aanmunten? En wat middel zou s» er zijn, om de muntfpecien, door de geheele 5» Republijk, op eenen egaalen voet van bende »» en evaluatie te brengen, met dien effecte, dat 2 op alle de munten, bij aanhoudendheids, zoo »» gouden als zilveren fpecien tot de geftatueerde s> of noch te flatueeren gehalten en evaluatien zou- s… den konnen aangemunt worden?” wel veele goede en nuttige aanmerkingen behelzen, doch ten aanzien der hoofdzaake niets afdoen, en der- halven den uitgeloofden eerprijs niet konnen weg- dragen, welken het Genootfchap anders met het grootfte genoegen aan het eene of andere Ant- woord, des verdienende, zou toegewezen heh- ben. Dewijl echter twee Antwoorden, op de gemelde Vraage ingekomen, aanmerkelijke. vet- dienften hebben en waardig zijn het licht te zien, behalven dat zij eene gepaste aanleidinge aan an- deren zouden konnen geven, om dit ftuk dieper doortedenken ; heeft het Genootfchap goedgevon- den, om, in, dit bijzonder geval, en uit aanmer- kinge van het groot gewigt der zaake , aan elk van de Schrijvers der Antwoorden, die. tot, zinfpreu- ken gebruikt hebben Kind \ Zeelands welvaaren; | en, Kweek Koopzors aan, haal muntmetaalen; Uw vrucht en vlijt moog die betaalen. pel [xrvor jj pel van het Genootfchap ‘geflagen , aantebieden „ indien zij hunne naamen en woonplaatfen, binnen. den tijd van twee maanden, gelieven’ te ontdek-. ken. En ten blijke, hoe gaarne het Genootfchap een volledig Antwoord op die Vraage , belangen- de het Munc- wezen, zou ontfangen, zal herzel- ve ten allen tijde bereidvaardig zijn, om zoodaa= nig Antwoord met een gouden eerpenning te be- kroonen. Het Genootfchap belooft bij herhalinge den ge= woonen gouden. eerpenning, die ook heden aan niemand heeft konnen toegekend worden, aan den Schrijver, die, voor den eerften van louw= maand 1783, zal toegezonden hebben een vol- doend Zijdrekenkunüdig en naauwkeurig bericht van alle inlandfche en uitheemfche Schrijveren en Schriften, die ter ophelderinge der Nederlandfche Gefchiedenisfen en Oudheden frrekken, federt het begin der Graaflijke Regeringe tot op dezen tijd. 1. Men bepale zich bij de zeven Vereenigde Ge- “westen van Nederland, en de Landen daar ont= der behoorende. ee MANTOND 2. Het tijdrekenkundige moet betrekkelijk gemaakt worden, niet alleen tot den leeftijd der Sthrij- veren, maar ook tot het tijdvak, welks gebeur= tenisfen zij behandelen. yo 3 Men make ook, zoo veel mogelijk is, meldinge van de Hand/chriften en onuitgegevene fluk- ken, die onder de Liefhebbers der Nederland- Sche Hiftorien bewaard worden; — van de bij- zondere befchrijvingen der Steden en Dor- Pen; — en van de fchriften der genen, die, mei verzwijginge van hunne naamen, °s Lands | Hifto- [ kurx | “si ijlorien en Svaatsbeftier eenig licht bie med hebben. s4. Noch vordert men eene aanwijzinge ‚ waar men nader bericht, betreffende de opgegeven EEN “Vers; kan vinden. f “Het Gehoorfetap în aanmerkinge Banoe héb: woei, dat, boe zeer het Staats Recht van het Ne- derlandfche Gemeenebest [ Zus Pablicum Belgictun] ftukswijze door zeer veele en voornaame Schrij- . vers verklaard is; echter tot nu toe ontbreekt eene volledige en welgefchikte handleiding tot recht ver- ftand van die voortreffelijkfte en allernutrigfte We- tenfchap în’ gemeen, ‘en waar door de Vader- landfche jeugd “zou konnen opgeleid worden, om zieh een geregeld.denkbeeld daär van te maken beloofde in het voorgaande Programma, en nu-op nieuw, den gewoonen gouden eerpenning aan den genen, die, voor den eerften van louwmaand 17825 aan dit Genootfchap zal hebben toegezonden „het volledigfte en beknoptfte famenflel-> van het Staatse recht der zeven Vereenigde Nederlanden, met aan- wijzinge der bronnen, wäar uit men ‘nadere en uit- voerigere kundigheden belangende de bijzondere ed van dit Recht kan halen.” De Schrijvers moeten zich in hun voorftel niet alleenlijk bepalen bij hec. Staatsrecht, ’t gene de zeven Vereenigde Gewesten onderling. gemeen hebben, en uic de me- dedeelinge van fommige rechten der Opperheer= fchappiie voortvloeit, doch men vordert óok van hún eene beknopte en naduwkeürige befchrijvinge van het Staatsrecht van iedere Provincie afzonder- lijk, als mede, dat Zij bij elk artikel, zoo veel mo= gelijk , opgeven. de- voornaamfte Schrijvers , die Es Kk kok het „EAamd het zelve met opzet behandeld en opgehelderd hebben. „Ook herhaalt dit Genootfchap de toezegginge van een gouden eerprijs, voor rekeninge en op het edelmoedige verzoék van het Genootfchap der Kunften en Wetenfchappen te Baravia aftegeven, aan hem, die, insgelijks voor den. eerffen van louwmaand 1782, aan het Zeeuwfche Genoot- fchap zal toegezonden hebben het ‚ Korvffe, zaak- » lijkfle en zekerfte bericht „ belangende de botte swinge der Schepen, en tgene daartoe behoort, 9» voor zoo veel zulks. zijn’ invloed. heeft op de ger s> zondheid en ’t goed der zeevaarenden ; — de s» onderhouding der. manfchap ‚zoo aan land en sop de reede als in zee, ten aanzien eener goe- 3». de huisvestinge , kleedinge „ fbijs-en drank; — s»-de beste wijze „om den mondkost, in te leggen, de s bewaaren, en te bereiden „aan band en ‚op ar. ZeC5 — de heilzaamfte dranken voor dagelijksch s» gebruik, tot. voorkominge. van het fcorbut en „andere op de fchepen heerfchende ziekten „met … de voorfchriften daar van, en. derzelver. maar s» tens de noodige. verbeteringe vanhet bij ons in a» gebruik zijnde Scheeps- Brood; — de beste ma- a wier, om de Schepen en het kooijgoed. zuiverste > houden; —: het. afzonderen. der „gezonden. van „5 de zieken „zoo op kuil- als driedeks-fchepen;— „en 't. gene, verder. hier toe kan en -macisbetreke „ kelijk gemaakt.worden,” ‘De Schrijvers moeten onder het oog houden, dat dit bericht zoo diene ingericht te worden, dat het ftrekken kan tot een handboekje voor allen, ‚die in. eenige berrekkinge ftaan tor-de zorge over de Oost - Indifche- en foortgelijke Maatfchappijen „en Voor hed [ux] 4 yooral voor allen, die zich op de zee- fchepén be- vinden, zoo Officieren, als Heelmeesters. Het Genóotfchap vordert van’ allen , die ovér dit Voor- ftel fchrijven zullen, dat zij een naauwkeorig en oordeelkundig gebruik maken van’ allefleije Schtij- vérs en {chriften , zoo Nederlandfche ‘als Uithéém= fche, vooral zoodanige, die op, proef- oudervins dingen gegrond zijn, en meest dienstig zijn tot ophelderinge der onderfcheiden:ffukken , hier bó- ven gemeld - Lais Go eboatbek.ne Noch zullen voor den zoo aanftonds gemelden „de [ra J met veele koopwaaren,, en te gelijk: met vereische ten fpoed een’ vaardigen voortgang. konnen mas ken; „zoo wel voor dem wind , en in ftille zee „als bij tegenwind „daar, %. wenden noodig, is, „en in olle zee; wanneer de zwaarte van Schip „ ver« meerderd met de ladinge , ook noch aanmerkelijk vergroot. wordr, door. de nederdrukkende. kracht er bijftaande zeilen, waar door het zelve dieper inhet ; water zinkt, dan, uit de zwaarte van Schip en ladinge, op zich zelven en alleen EalGhagmde zoude, volgen. … pe _Scheepsbouwmeesters weten, dat de limerine: ging van.deze twee Scheepshoedanigheden, groote lading, en. ceffens vaardigheid of traagheid in den voortgang, met, alterlei wind en zeeën, zonder- ling afhangt van. de gefteldheid van dar gedeelte der Schepen, dar in het water wordtneêrgedrukt, zoo door ’s Schips, eigen zwaarte, als door. de zwaarte der ladinge; welk gedeelte doorgaans, het Levendeel wordt, genoemd. … Ook is’ bekend, dat de ondervinding op de roer heeft geleerd „dar een Schip, toegefteld uit faauwe waterliniën „wel is gefchikt tot eenen vaardigen voortgang door het water, bijgematigd weêr, en daar uit vloeijende ftille zee: Doch dat ‘dit geen plaats hebbe met zwaaren wind, en hoog- aanfchietende zeeën ; omdat de kleine cirkelboog, die het „voorfchip uitmaakt niet beftaanbaar is, ‚om wegens de zwaarte, zoo van * Schip, als de inladinge, benevens de nederdrukkende krachtder „bijftaande zeilen, het diep inzinken van het Schip in zee te beletten. _ „Boven dien heeft de ondervinding geleerd, dat ‚zulk een Schip , % Bene uit faauwe boogen of wa- : tere [Lim ] eerliniën is gelteld, eene ongelijk-grootere cirkel boog moet maken, eer het ‘door den wind is gen: wend, of zelfs voor den wind-moet wenden, dan de cirkelboog is. van «een Schip; dat uit meêrge- bogen Liniën is gefteld,, het geen eene kleinere boog maakt, en dus korter kan. wenden, dan hec eerstgemelde, met flaauwer boogen. «Nochtans: zijner verfchillende begrippen, on der de Scheepsbouwmeesters, ten aanzien van de’ juiste gefteldheid. van het deel der Schepen ;-dat door de genoemde oorzaaken in het water worde: ingedrukt,„-en het Levendeel. wordt genaamd, in; welkers welgefteldheid zoo wel de lading alsde. vaardigheid-zoo veel belang heeft. LE ll ‚„Derhalven heeft het Zeeuwfche Genootfchap befloten, met belofte van eene gouden Medaille aan” den;besten fchrijver voor-rekeninge van het: Bataviafche „Genoorfchap , optegeven ter „beant- woordinge„ voor den 1 van louwmaand 1783, deze cweeledige Vraage: | h „ Meoreerst:-Hoe- groot moet de Cirkelboog zijn van het voorfchip, of de zoogenaamde Boeg, indien, - dezelve zal gefchikt zijn ,-om het water zacht te klieven , tot bevordering van eenen vaardigen voort= gang, en teffens befland te-wezen, om het te diep: inzinken der. zwaarte van Schip en lading, door de drukkende kracht der bijftaande zeilen , voorte- komen?d nv , N ‚Ten tweeden: Hoe groot moet de hoog van. het geheele Scheeps-lichaam zijn, op.de Lijn van het neêrgeladen Schip, ter bevorderinge van het fpoe- dig wenden,,zoo wel voor den wind „ als door ‚den wind? ge De antwoorden op alle deze gemelde Vraagen, } zn 4 3 en „f Res [Liv] en Voorftellen ‘moeten leesbaar gefchreven , ms in-de Nederduitfche:, Latijnfche ;-of Franche taal: opgefteld, — met een dubbel , of affchrift, voor. zien, — en „voor den bepaalden tijd, vrachvrij aan den. Heere JUSTUS TJEENK , Secretaris van het Zeeuwfche Genootfchap der. NN „4e Vlis- fi ingen, toegezonden worden. ) se Schrijvers moeten hunne naamen niet bij de Verhandelingen voegen; doch dezelwen met eene zinfpreuke voorzien, en laten verzeld gaan met een; verzegeld briefje, dezelfde zinfpreuke totopfchrifg hebbende, ‘en waarin de-naam en woonplaats der. Schrijveren gemeld ftaan. Elk kan naar den prijs dingen: uitgezonderd de Leden van dit Genoaotfchap; wien het echter zal vrijftaan over de voorgeftelde Vraagen te fchrij= ven „en hunne Antwoorden, op de“ bepaalde wij= ze, toetezenden, dqch onder voorwaarde , -dat zij, zoo op de Antwoorden, als op de verzegel- de billetten , achter hunne zinfpreuken , deze woor= den: Lid van het be as Genooifchap : moeten plaacfen. Wie-een'eerprijs behaalt, zal geen vrijheid heb= ben; zijne bekroonde Verhandelinge, ” czij geheel, ' zij ten deele, in het Nederduitsch „ afzonderlijk: tedoen drukken, of in eenig ander werk uittege- ven: ten ware hij hier toe vooraf vrijheid van hee Genootfchap zal verzocht en verkregen hebben. ssHet Genootfchap behoudt aan zich het recht, om, naar goedvinden; gebruik vanalle de toege- zondere Antwoorden te maken, en dezelven „ ge- heel, of ten deele, in zijne werken: te ‘doen druk- ken: fchoon de prijs daar aan niet mog toege waan zijn, Wan- [ev Ì Wanneer alle de Directeuren en Leden, elk in zijne bijzondere betrekkinge, het belang van dit Genoorfchap met de daad blijven behartigen, mag men’met reden’hopen, dat herzelve meer en meer zijn groot doelwit zal bereiken, tgene geen ander is, dan de eer. van GOD , de uitbreiding van Kun- {ten en Wertenfchappen, het heil der menfchelijke Maatfchappije ‚em het nut van ’t Vaderland. Uit ‘den inhoud van «dit Pro- gramma kan men zien, deels ‚ wel- ke redenen het Genootfchap be- wogen hebben, om aan twee ant- ‘woorden, betreffende den Wis- {elcours «en het Muntwezen , en ‘welker Schryvers naderhand ble- ken te zyn de Heeren C. Zillefen en J.de Mareeuw „ een zilveren gedenkpenning toetewyzen , deels, op welke vraagen het Genootfchap ‘de antwoorden noch verwachtte. Hier by moet alleenlyk, gevoegd. wotden „ dat de Voorzittende Di- recteur, de Heer WM inckelman , deze Vergaderinge opende „met een kort en zaakryk bericht der KR 4 ge- [Lvr] „gewigtigfte gefchiedenisfen van ons Vaderland , federt het jaar 1572. tot op dezen tyd, en dus beginnende van dat jaar , met het „welke een voorgaand bericht , door. denzelfden Heer opgefteld , en ge= drukt in de Hiftorie van het Ge- noöotfchap voor het 11 deel bladz. KIX-- XLI. „ geëindigd was. De inhoud van dit ftuk is, als volgt. … MYNE HEEREN! Ì ‘_ Het zou verwaandheid zyn, indienik my verbeeld- de in ftaat te zyn tot het opftellen van, en uwaandagt nuttig bezig te konnen houden met, het voorleezen van eene Verhandeling, over welk fluk het ook zou- de mogen zyn, tgeen rechtsftreeks betrekking heeft op het geen men eigentlyk Geleerdheid en Wetenfchappen noemt, en dus juist zou overeen- koomen met het geen men kan verwachten in eene _ Vergadering als deze, van een Genootfchap tat bevordering van kunsten en wetenfchappen: die taak moet ik overlaaten, en doe zulks gaarne, aan zoo veele Leden van het zelve, “die zich reeds een naam in de geleerde Weereld gemaakt ‘hebben, - en van wier yver ik hope dat ook dit Genootfchap noch overvloedige vruchten zal trekken. ‚Dan, daar de Zaaken, thans in deze Vergade- ring te behandelen, ons noch eenige ruimte a 3% y ‘We var J eyd-overlaaten;-meenevik die niet kwalyk te zullen vervullen; wanneer ik de Gefchiedenis van ons Va- derland in-een kort beftek weêr opvatte’, waar ik die liet in de Voorleezing, die ik ten jaare 1772 deed, korte dagen voor men in deze Stad op“ den 6den April de ontheffing derzelve van het Spaan: fche juk vieren. zoude. il Hert verzoek van de toen aanweezende Leden; waar: op dat voorgeleezene in het derde deel on- zer Verhandelingen geplaatst is, was my-een be- __wys van derzelver infchiklykheid, en ik hope dat UEd. my die ook thans niet weigeren zullen: Des: tyds-begon ik met den afftand van Keizer Karel, en bracht het tot op de vrymaaking van Vlisfin= gen; een ftuk , federt plechtig behandeld, en keu- rig uitgewerkt aan het algemeen medegedeeld door de Heeren Brand en Ze Water „waar by dus niets is te voegen, Korte dagen-daarna kwam in deze’ Stad Don Pa- cieca, die een Neef van Duc d’Alva was ; maar de Vlisfingers namen hem gevangen , en hy werd aan een galg opgehangen. … … L „Hier op volgde, dat de ‘Stad Vere , alle de Noord-, en verfcheiden Zuid-Hollandfche Steden s den Spanjaarden afvielen, en aan de zyde van den Prins van Oranje overgingen, en dar die Prins noch in den zomer van dar zelve jaar, in de eerfte Ver= gadering van de Straaten, die toen te Dordrecht byeen kwamen, tôt Stadhouder des Konings van Spanjen „en «om zich tegen” de Tyranny van Duc d'Alva te-verzetten, verkoren werd, terwyl hem ook geld-werd toegeftaan ; om een: tweede Leger, ‘tgeen hy-reeds geworven-had, te onderhouden. Doch ook.dit Leger moest hy wederom afdanken, bra; etek Mod) fchoon [ Lvarr |] ‘ fchoon hy Mechelen en Leuven reeds had inge- poomen. — Want de Hertog van-Alva noodzaakte Graaf Lodewyk van Nasfau om Bergen in Hene- gouwen. aan hem over te geeven;’ waar op veele Brabant{che Steden vanden Prins afvielen en Al- va door zyn Zoon Zutphen liet inneemen en plon- deren , waar door Gelderland weêr: den Spaan- fchen. toeviel „ die daar op shet beleg voor -Haar- lem floegen, *t geen, hoe dapperhet zich ook ver- dedigde, en waar in zelfs de Vrouwen, ondef Ke- nau Hasfelaar, blyken van Heldinnenmoed gaven, ook voor de Spaanfche: Wapens- bukken “moest. Doch voor Alkmaar ftietr hy „wegens de gemaakte overftrooming, het hoofd; ook kreegen de Span- jaards, in een {lag op de Zuiderzee, de nederlaag; en. de Graaf van. Bosfu , dien zy tor Stadhouder over Holland en Zeeland hadden aangefteld„ werd daar gevangen genoomen. Kort hier na, riep de Koning van Spanjen den Hertog van Alva terug uit de Nederlanden , die hy verliet, zich beroemende, geduurende den korten tyd van zyn bewind, meer dan 18ooo, menfchen, em de belydenis der” hervormde Leer, door beuls handen te hebben doen fterven , doch wiens naam daar door ook, zoo wel als door zoo veele ande- re gepleegde wreedheden en knevelaryen , in eene eeuwige: verachting gekoomen is. Het was op den 28 Augustus vanhet jaar 1567 ‚ en dus heden de dag , dat hy. over 214 jaarente Brusfel aankwam en zyn tyrannisch bewind aanvaardde 5 en ‘her is aanmerke- yk, dat men ook weder op dien zelven dag van het jaar 1577: en dus over tien, jaaren laater, be- gon het kasteel van Antwerpen afte breeken, en hes: stroriche Standbeeld, *. geen. hy “zich oee ta [rix ] Sead-had opgericht, te verbryzelen. Wy konnen aan:zyn bewiad, en het tor hier toe verhaalde, niet denken, dan met de diepfte erkentenis aan het hooge Opperwezen ; die, niet tegenftaande allen tegenttand, bec licht der hervorming fteeds- meer en meer deed doorbreeken , en onze Voorvaderen: met zulk een-heldenmoed bezielde , om alles voor de Vryheid op tezetten, hun door een verborgen hand daar in onderfteunde, fterkte, en den weg zer verkryging baande. Dit zag men duidelyk onder den Opvolger van den Hertog van Alva , Don Louis de Requefens , wiens eerfte werk was, Middel= burg, ‘tgeen door ’s Princen volk belegerd was, te ontzetten ‚…doch waar- in hy niet flaagde , want die Stad werd door den honger als anders gedwon- gen zich den 18 February van ‘tjaar 1574 aan den Prince over te geeven, waar door dan ook dit ge- heele Eiland aan zyne zyde kwam. Wien- zag die in hee beleg van Leiden, dat door den Spanjaard ftreng belegerd, door de Krygslieden en Burgers dapper verdedigd , en door den felften honger by- na tot de overgaave gedwongen, door de man= moedige en Vaderland en Vryheid ademende raal van den Burgemeefter van der Werf noch behouden „ eindelyk onder het beleid van den Prince van O= ranje, met hulp der dappere Vlisfingers en meest door cops wonderen- werkende Voorzienigheid ep den 3 October van dat zelve jaar 1574 ontzet werd, 3 0 hed A9 Zulke heldendaaden deeden de Spanjaarden bes grypen met welk een Volk zy te doen hadden en vreezen, dat zy met geweld van Wapenen die niet onderbrengen zouden en van hunne Vryheid doer afzien; hierom wendden zy het opeen anderen Moo :! boeg, [xx] boeg, en trachtten met Holland, en-Zeeland vrede re’ maaken; doch de onderhandelingen:daar over te Breda gehouden , liepen vruchteloos af , en die twee Provincien flooten daarop een verdrag van. veree-; niging tusfchen -haar-beide, en droegen het hoog. bewind der Regeering , zoo lang het Oorlog duu-. ren zoude, op aan-den Prins van Oranje. is Dus begon de kryg op nieuw, ven‘de Spane jaarden behaalden niet alleen in Holland verfchei- den Voordeelen , maar zy deeden ook een inval, in ’t land van Schouwen in Zeeland, waar door zy den toegang voor die twee Provincien , tot, elkanders hulp, zoodanig affneden „ dat alles hoe; peloos begon te worden, en de Prins van Oranje, zelf, die anders alle gevaaren tartte, nu ook den. moed fcheen op te geeven, en voorfloeg de Mo-. lens te verbranden, de Dyken door te fteeken , met Vrouwen en Kinderen ,en wat men mede kon: voeren, fcheep te gaan, het Land te verlaaten, en een ander Vaderland op te zoeken. Dan, in zoo een hachlyk tydítip toonde cop , dat by Hem noch uitkomst was, en dat de fterflyke mensch tegen Hem triets vermocht. Hy fneed den levens- draad van den Spaanfchen Landvoogd, de Reque- fens, fchielyk af, waar op de Spaanfche Soldaa-, ten overal aan het,muiten floegen ’t geen de mees- te Nederlanden in de noodzaakelykheid bracht om met Holland en Zeeland een. Verdrag aan tegaan, “geen den 8 November 1576 geflooten werd, en bekend is by den naam van de Gendfche Paci- ficatie of bevreediging: men. verbond. zich daar by, de Spaanfche Soldaaten uit het Land te dry- ven, den Godsdienst te regelen, en-de Steden, die onder het Sradhouderfchap van den en her oor [Ext] koofd hadden, daar onder te doen wederkeeren à %x geen gefchiedde in zoo verre „ dat de Spaanfche Soldaaren Holland en Zeeland verlieten, en Haar- lem, Goes, Tholen, en andere Steden zich ons der. den Prins begaven. E ecrths ‚Nu fcheen men wat adem te zullen haalens maar een nieuw Landvoogd , Don: Jan van Oa* ftenryk, bracht -dezaaken weder in nieuwe ver= ‘warring. Hy handelde listiglyk „trok de-meeste ‘Landfchappen af van de Gendfche bevreediging; en ‘hield zich of hy de Spanjaarden. wilde doen vertrekken , maar ftond ’er op „ dat zulks te water mocht gefchieden, om dat hy voorneemens was mes dezelve Engeland:te overvallen; doch toen ditaf= geflaagen „en het: vertrek te lande was bepaald, handelde hy valfchelyk5, enomaakte-zich meefter van her Kafteel van Naamen 5 dans die: kwaad loone de zynen Meefter.…, De Sraaten zagen-nu”’t geem, „Oranje hen gewaarfchouwd. had ;-dar Don Jan niet te vertrouwen was, en verklaarden hem opendlyk „voor ’s Lands Vyand; zy droegen de Landvoogdy op.-aan: Matthias, Aarts- Hertog -van- Ooftenryk, onder voorwaarde dat. hy den Prince van Oranje tot zynen,Stedehouder zoude ‘aanneemen. Dees Vorst was’ jong, en. liet het beftier der zaaken, _‚gelyk men voorzien: had , rustenzop den Prins, aan: wiens zyde de Stad Amfterdam:ook genood- zaakt werd zich te, voegen. Intusfchen bleef Don ‚Jan van Ooftenryk fteeds woelen ; en de Neder- landers, niet machtig genoeg omzich tegen hem ‚tes verzetten, verkooren. den Hertog van Anjou, broeder des Konings van Vrankryk, tot hunnen „Befchermheer,- maar trokken daar weinig;„voor- „deels van, en hy keerde te rug naar Vrankryk. {3 Ge- [ exir] Geduurende-deezen tyd, was;de.Prins van Orafië je, ’t zy uit zich, zelf, gelyk wél, waarfchynlyk is, of «daar: to@‚-door-de Koningin van Engelan4 aangeraaden', ‚bedacht geweestsom de. onderfcheit dene Landfchappen in een nader verbond van ver- eeniging met elkander te brengen; doch zyne ge- zonde. Staatkunde ‘belette. hem. daar-voor openlyk uit te kooten 5 „waarom hy dat ‘werk flegts bedek* telyksen onder de ‘hand bevórdetde ,' door zulke _ perfoonen, diehy daar toe de gefchiktfte bordeel- de, in welken hy een volkoomen veftfouwen (ftele de sen in-deskeuze: van welken hy altyd zoo woorzichtig.…was;odat hy ‘zich zelden! by:de -uic- komst te-leurgefteld vond.» Onder dezen bedien de hy zich inzonderheid van-zynen broeder , Graa- ve Jan: vân Nasfau die. door de Straaten van Gel- derland: tot-hunnen Stadhouder verkooren was „en daar het werk:der Unie en der Kerkhervorming mier weinig ‘bevorderde. Verfcheidene byeenkotm- Aten” werden: tot-dit groote Srak’ in verfcheïden plaatfen gehouden, verfcheidene ontwerpen “wer- den ddar van-gemaakt, naauwkeurig overzien, en seindelyk werd’ dit «groot: werk “gelukkig tor ftand gebracht ‘binnen Utrecht „daar het op den ‘eg „January des Jaars-1579g eerstonderteekend werd, ‚door de afgevaardigden uit Gelderland „Holland, „Zeeland, Utrecht ende Ommelander , en den ag sderzelve Maand met groote plechtigheid: binnen -die “Stad afgekondigd. « De Staatkunde ‘liet den ‘Prins van Oranje; Willem den T,-als zynde Stad- chouder van den Aarts - Hertog Matthias , niet toe, ‘zich by de. onderhandelingen te Utrechvte late =Vinden’, ofdit Verbond als toen. te onderteeké- nen; hy nanr die Unie echter naderhand openlyk, a) en 4 En met zyne gewoone Voorzichtigheid, aan, ef federt erkende hy zich den aanrader'en voortzet“ ter daar van geweest te zyn, gelyk hy ook’ de Straaten -dikwyls’ vermaande: Myne Heeren, be-= houdt Unie Unie, bewaart uwe Unie wel. Die verbond werd ook federt door verfcheiden Land- fchappen en Steden in Brabant en’ Vlaanderen aan= genoomen, «doch die daar by niet gebleeven ‚Zyn. War by gelegenheid van het twee Honderd jaârig Jubelfeest vän den 23 Januari 17/9 in de Vergáde- ring van dit Genootfchap- daar op is aangemerkt en breedvoeriger voorgefteld door den Hoogge. leerden Heer. Te Water, zal men vinden in het Voorbericht voor her: achtfte deel der charis op de Pers zynde Verhandelingen; * geac Dus was dan nu wel de grond gelegd, en een band van vereeniging, in deze donkere tyden zoo moodzaaklyk;, „gemaakt ‚ maar ’%t Was noch verre af ‚eer: Vryheid-en Godsdienst eenen gevestigden Zerel hadden 'er hongen noch: donkere wolken — faamgepâke- boven »’% hoofd, en ware cóp met onze Vaderen niet geweest, nimmer waren zy het te boven! gekoomen. De Spanjaafden waren noch machtig ; en hadden den Hertog van PatmatorOp- volger van-Don: Jan’ van Ooftenryk gezonden; díe behaalde. verfcheiden voordeelen op de Sraatfclien;, ‚deed eenige Provincien en Steden weder tot’ de Spaanfchen keeren; de loozë Graaf van Rennen- berg, met hem heulende in het heimelyk, koós naderhand‘openlyk zyne Zyde, en deed Gronin- gen-omflaan; waar uit inland{ché Oorlogen ‘ ont- {tonden.- Dan, men liet den moed nier zakken, in tegendeel ; men kwam tor een ernftig befluir, en in den! jaare 1581, den 26 fuly; verklaarden de Sraa- on ten. [ rx | feex rv] ten der AME Provincien. ‚Koning Philips vervallen van de Regeering, en ontfloegen elk van den Eed , hem. bevorens- gedaats; Nu was alle hoop. van verzoening afgefneeden, Nu moest het begonnen, werk krachtdaadig- worden voorrge= zet. „Nu bleef ’er niets dan het Zwaard: over 3 dit kon ‚nu. niet meer „in de-fcheede-geftooken wor= den. Nu was het. de Ieuze onzer, Vaderen , de - Vryheid of den dood te, fimaaken „en hunne hope ‘was op GOD, en- Vader Willem. Men verkoor wel den Hertog van, Anjou tot Vorst der. Nedere landen ; doch deeze „ naar meerder gezag, haakende en. zulks door geweld zoekende, zonder echter daar in te flaagen-, ‚keerde weder, te rug naar Vrankryk en ftierf aldaar, as Hier op beraadf{laagden. de hide ernftiger dan te voren „ aan den Prince van Oranje-den titel van Graave op te draagen.; en die zaak: was nu ook zoo ver gevorderd, dart alleen de inhuldiging daar aan ontbrak. „ Maar hoe fpeelt de. Voorzienig- heid in de ondermaanfche zaaken ! „Dees Prins ; die opgevoed was aan ’t Hof van Keizer Karel „op ‘wiens Schouders, die Vorst leunde ; toen hy de Re- geering aan zyn, Zoon, overdroeg „ die. door hem aan Philips was aanbevoolen, die altoos den besten raad, fchoon doorgaans,veracht, voor ’t Land en’e „Spaanfche Ryk gegeeven had, die de verdrukking der Nederlanderen, niet onverfchillig had. kunnen aanzien, en zich ter hunner befcherming had op- gemaakt, die Prins was ’t ook even daar:door „op wien de Spanjaard ’t meest gemunt had, die door \lva, om dat ‚hy. hem niet meer, kon doen, ge- banen was, en- omtrent wien.de Koning tot die Jaagheid verviel, dat hy hem Vogelvry verklaars de, | Pv j de, en moorderiaars op hem afzond, welken hy alle eer, voordeelen, en brieven van Adeldom beloofde, indien zy den Prins konden van kant helpen, en hy vond zulke verfoeilyke fchepfels, waar van een den Prins, te Antwerpen, terwyl hy zich kleedde, gevaarlyk. kwetfte, en waar van een ander, Bal- thazar Gerards, den ro July van ‘*tjaar 1584, hem met een Zinkroer, waar op drie kogels gelaaden waren, zoo trof, dat de Prins onmiddelyk dood ter neder viel, op de trappen van zyn Hof te Delft, Daar ligt de hoop van flaat ! wie luit nu Span- jes woeden ? De handen hangen flap: de held is bleek van fchrik! Wie leeft "er, die na Hem ons Neêrland kan behoeden? Zoo fprak het weerloos Volks maar Neêr- lands Gop zeis ik! En waarlyk cop toonde zulks. Willem liet twee Zoonen na, Maurits en Frederik Henrik, waar van de oudfte noch geen zeventien jaaren oud was. Dees werd vervolgens tot Stadhouder aan- gefteld; dan de ftaat dezer Landen was zoo ge- vaarlyk, dat men de hooge Overheid daar van den Koning van Vrankryk aanbood, die dezelve van de hand wees; waarna men, wyl de Spanjaarden zich van verfcheiden voornaame Steden meefter maakten, hetzelve aanbod ook deed aan de Ko- ningin van Engeland, doch ook die weigerde het zelve aan te neemen; echter beloofde zy hulp in manfchap en geld; ‘doch fchoot het laatfte niet ai onder verpanding aan haar van de Steden Briel rk kak) en [ Lxvi ] en Vlisfingen en het Kafteel van Rammekens, waar door zy de fleutels dezer Landen in verzekee= ring had, en met de manfchap zond zy den Gra ve van Leicester, die tot Gouverneur werd aan- gefteld, maar wiens kwaade oogmerken ras blee- ken, en die van het bewind wederom afftanddeed, Frins Maurits kreeg nu de handen vol werks;, door inlandfche beroerten, en de Spaanfche Wapenen, die ter Zee uit Spanjen herwaards een ontzachly- ke Vloot zonden, welke zy den naam van onver- winnelyke Vloot gaven, maar die cop door zyne flormwinden vernielde, en die te lande Rynberk innaamen: daarentegen nam Maurits Breda, by verrasfing , door een turffchip in; ook hadden zy- ne Wapenen elders voorfpoed, en de Spaanfche macht verminderde merkelyk onder de beftiering van Ernestus van Ooftenryk, die aan Parma was opgevolgd, en wederom opgevolgd werd door zynen broeder Albertus, die in ‘teerst weder ver- fcheiden voordeelen behaalde op de Staatfchen, maar ook weder veel afbreuk van dezelven leed , terwyl zy op Zee gelukkig flaagden, Cadix plon- derden en verbrandden, en een inval op St. Tho- mas deeden. Ook toonde de neer, dat Hy met Nederland was, in eene allergevaarlykfte omftan- digheid, wanneer Maurits het Staatfche leger aan- voerde tegen de Spanjaarden by Nieuwpoort, daar het of fterven of overwinnen moest, wyl ‘ergeen vluchten plaats kon hebben , daar Maurits de Sche= pen van het ftrand had doen verwyderen, en daar zyn beleid en dapperheid, maar noch meer ’s He- mels gunftige Voorzienigheid, de zege behaalde. Zoo bekroonde cop den ingang der vorige Eeu- we, en nu begon voorfpoed en welvaart onder ons” —_ | L LXV1I ] ous aantegroeijen door den koophandel en vaart op de‘ Oost en West- Indiën en de oprechting der Oost en West- Indifche Compagnien. En hoewel het geluk der Wapenen den Spanjaarden nu en dan merkelyk medeliep, evenwel raakten hunne Schatkisten zoo uitgeput, dat zy ernftig op vrede begonnen te denken; doch men kon het over de voorwaarden niet eens worden, wyl men vorder- de, dat de Nederlanden zich aan den Koning zou- den onderwerpen, en dus geene vryheid in het burgerlyke en Godsdienttige wilde verzekeren. en kwam echter tot een beftand voor den tyd van twaalf jaaren, ‘tgeen den 9 April 1609 te Antwerpen geteekend werd. Dus geraakte Ne- derland aan een tyd van ademhaling, maar geduu- rende. dien werd het inwendig van één gereten door de kerkgefchillen tusfchen de Remonftranten en Contra -Remontftranten, en daar uit ontftaane beroerten , die aan ’sLands Advocaat Oldenbar- neveld het hoofd, aan anderen de vryheid kostten C't was den 28 Augustus 1618 dat Oldenbarne- veld, Hoogerbeets en de Groot gevangen genoo- men werden). Waarna de Godsdienst in het Na-= tionale Synode, te Dordrecht in de jaaren 1618 en 1619 gehouden, werd vastgefteld.- „Met het uitloopen van ’c beftand moest het Oot« log weêr hervat worden, en ‘ct liep den Staaten in de laatfte-levensjaaren van Maurits niet voordee-= lig, Dan, die in den jare 1625 overleden zynde;, en opgevolgd door zynen broeder Frederik Hen- rik, kreegen de zaaken een gunstiger keer. On- __der dezen Vorst gaf cop den Vaderlande overwin- ning op overwinning: hy won het fterke ’s Herto- genbosch , waar van de Spanjaard gezegd had, in- Ht Ht 2 dien [ LXVII |J ‚ dien de Bosch overgaat, is God geus; jaarlyks __ontnam hy den Spaanfchen plaacfen van gewicht; geduurende zyn beftier veroverde de Lt. Admiraal Piet Hein de Spaanfche Zilvervloot, die op twaalf millioenen Guldens gefchat werd, en de Le. Admi- raal Tromp floeg de Spaanfche Vloot in Duins; met Hulst te veroveren floot hy de reeks zyner overwinningen; doch zelfs werd Hy door den dood overwonnen in het jaar 1647, in een tyd, wanneer men reeds ver gevorderd was met de Vre- dehandelingen; waar toe hy den weg had helpen baanen, maar die hy niet mocht beleeven, ’t geen echter zynen Zoone Willem den Ile te beurt viel, want op den 30 Januari 1648 werd die binnen de Stad Munfter getroffen , en by dezelve werden door den Koning van Spanjen Philips den IV. de Staaten dezer Landen erkend, woor vrye en Sou- veraine Staaten en Landen. Dit was her, waar- over men meer dan tachtig jaaren geoorloogd had, dit was de vrucht der Unie van Utrecht, nu mocht Nêerland Dankaltaaren oprechten, en daar op fchryven: de HEERE is vrede. Dan hoe werd, alin ’tbegin, de bicterheid in dien Vrede nier bitter door de binnenlandfche on- lusten , die tusfchen de Staaten en den Stadhouder. ontftonden, over het afdanken van het krygsvolk, en de maatregelen, die de laatfte nam om dat ge- tal naar zynen zin te willen bepaalen; hoe korten tyd genoot die Prins de vruchten en zoetigheden van dien Vrede! hy werd door de kinderziekte aangetast, en daar door in den bloei zyns levens C6 November 1650) weggerukt, nalatende eene hoogzwangere Weduwe, die maar acht dagen na zynen dood eenen Prins ter Wereld bracht, en, Ni Zoe [ Lxix ] zoo wy ftraks hooren zullen, tot zeer gewichtige einden geboren. Zyne Moeder was eene Doch- ter van den Koning van Engeland Karel den zer, “die de grootfte rampfpoeden onderging, door zyn eigen onderdaanen, onder de aanvoering van een oproerigen en heerschzuchtigen man van geringe geboorte Olivier Cromwel, van den throon ge- fchopt, en veroordeeld werd zyn hoofd op een Schavot te werliezen, en dit zyn treurig lot on- dergaan moest: dees Cromwel, zich Protector van het Ryk hebbende doen verklaaren „, was bevreesd , dat de Nederlanders zich de zaaken der ongeluk- kige Weduwe zouden aantrekken en noodzaakte hen tot den Oorlog, waar in hy echter onder- vond, dat de heldenmoed door den Vrede niet was uitgedoofd, maar vuurig brandde in de harten van Tromp, de Ruiter, de Witte, van Galen, en an- dere Zeehelden, waar van de eerstgenoemde in den laatften Zeeflag fneuvelde. Waar op in % vol- gende jaar (15 April 1654) de Vrede weder met hem gemaakt werd, Zoo hoog was nu de macht van deze Republyk geklommen, dat zy zich in ftaar bevonden had zulken wederftand te bieden aan Engeland, dat Ryk, waaraan de Hooge Overheid dezer Landen in ’t laast der voorgaande Eeuw was aangebooden , maar van de hand gewezen. Hier toe had, onder den Goddelyken Zegen, geholpen, dat de Koophandel de {chatten van Oosten en Westen daar in had doen famenvloeijen, en dat-de Advocaat Oldenbarneveld had weten te brengen, dar door afleg van de gel- den, die Engeland had opgefchooten, de verpan- de Steden Vlisfingen en Briel en ’:Kafteel Ramme- kens van het pand{chap ontflaagen werden , waar EER o | doer Z \ [ xx ] door Engeland anderzints ons de wet had konnen ftellen. | Maar gelyk de Koophandel een bron van wel- ftand was, zoo werd zy het ook ras van Oorlog. Brazil was den Portugeezen ontnoomen, doch zy gunden ons die ryke bezitting niet: wy geraak- ten met hun in Oorlog; zy herwonnen Brazil C1654), het bleef federt aan hun , fchoon zy naderhand (1661) genoodzaakt werden daar voor acht millioenen Guldens te voldoen, zou de Vre- de anders met hun herfteld worden (1661 ). Zoo brachten de belangens van Koophandel ons ook in een vyf jaarigen Oorlog met Zweeden (1656-« 1660). Maar nader kwam het Oorlogsvuur tot onze Grenzen, na dat Cromwel in Engeland ge- ftorven, het Koninglyk huis weder herfteld, en Carel de IIe. Zoon van den onthalsden Koning, en broeder der Princesfe Wed. van Oranje , op den throom geraakt was, en daar op wel ras ver- gat de dienften hem door Nederland beweezen, en ons noodzaakte drie jaaren lang met hem te Oorlogen, in welken tyd hy echter ondervond wat, met cop, de Nederlandfche Waterhelden, onder dien onfterflyken Vlisfinger , den Admi- taal de Ruiter, vermochtên, wanneer zy vier da- gen achter een tegen zyne Vlooten floegen, en daarna zyne Scheepsmacht, in zyn eigen Ryk, te Chattham, verbrandden, en hem dus nood- zaakten tot Vrede, die te Breda geflooten werd Car Juli 1667). Geduurende dien kryg, was ’er noch eene te lande ontftaan, doch binnen ’ jaar bygelegd, tusfchen dezen Staat en den Bisfchop van Munfter (1665 — 18 April 1666). Dan ‘wat baaten vrede’s Tractaaten, als cop het Oor- log nt | log gebiedt? Het duurde geen zes jaaren, of de Staat raakte in een Oorlog, die Nederlands onder- gang fcheen te zullen na zich fleepen. Die zelve Koning van Engeland vereenigde zich met den machtigen Koning van Vrankryk, Lodewyk den XIV, met den Keurvorst van Keulen en den Bis- fchop van Munfter tot ons verderf; hy zoude ons ter zee, de andere te lande den Oorlog aandoen ; zy zouden ons als een buit onder hen deelen; en die trotfche raal, Neêrland moet verdelgd wor- den, was de Wapenkreet in ’t Parlement van EÉn- geland. Onze Zeemacht was wel , door de zorg der Scaaten onder ‘tbeleid van de broeders Jan en Cornelis de Wir, in een ontzachlyken ftaat, maar voor de landmacht en de grenzen, was zoo wel niet gezorgd; men mistrouwde Vrankryk niet zoo zeer, en dit was de rede, dat die ons te lande zoo gemaklyk begon op te flokken, dat men niets an- ders fcheen te wachten te hebben, dan dat hy „ ons, in dat altoos gedenkwaardig jaar 1672, ge- heel zoude hebben opgegeeten, en wy ten prooi- je van onze vyanden geworden zyn; de Steden en fterkten vielen hem als rype vygen in de hand; hy bemachtigde in korten tyd de Provincien van Gelderland, Utrecht en Overysfel, eenige Steden en Dorpen in Holland; maar de neere ftelde hem paal en perk ; de moed was ontzonken, maar hy herleefde, na dat, niet zonder gewel- dige inwendige beroerten, die beide de genoem- de broeders de Wit jammerlyk het leven kostten, Willem de III. Prins van Oranje toc Stadhouder verkooren was, die liever verkoos in den laacften gracht, die Nederland befchermen kon, te fter- f kt en , ven, [ Lxxir | \ ven, dan zich over te geeven. Ter Zee waren de Vyanden zoo voorfpoedig niet geweest, en nu werden ze te lande geftuit, om dat men het onder water gezet had, en de zaaken verander- den zoo van gedaante, dat men reeds ten jaare 1674 met Engeland en Munfter zich te Keulen, en naderhand in het jaar 1678 te Nimwegen, mer Vrankryk bevredigde. ’s Jaars bevorens was Neér- lands Stadhouder in den Echt getreeden met. de Koninglyke Princes Maria, dochter des Hertogs van York, die naderhand den Engelfchen throon beklom , onder den naam van Jacobus den Il, Dees Vorst onderdrukte de Natie, en zyn toeleg was, den Roomfchen Godsdienst in dar Ryk te herftellen, en den Gereformeerden uit te roeijen: dit deed het volk uitzien naar hulp, en het oôg werpen op ’sKonings Schoonzoon en Dochter, en de Prins wist de Straaten te beweegen , dat zy hem hunne Krygsmacht gaven, en met hun- ne Vloot ten jaare 1688 naar Engeland lieten overbrengen , tot welk befluic men te eerder kwam, om dat de Engelfche Koningin, Gema- lin van Jacobus , die tot hier toe kinderloos ge- weest was, nu, zoo men zeide, was bevallen van een Prins, wien men den tytel van Prins van Walles gaf, maar die men dacht een onderge- ftooken Kind, en de Zoon van een Molenaars- Vrouw te wezen, en alleen uitgevonden om de Princes van Oranje van haar Recht tot de Kroon te verfteeken, De Prins landde met de Sraat- {che Troupen, na eenigen tegenfpoed, in Tors bay, de Engelfchen vielen hem toe , hy ver- foeg ’s Konings Leger, en de Koning zelve Jee vlucht- | | ek [ Exxrr ] ylachtte uit het Ryk naar Vrankryk, zyn throon werd open verklaard, en Willem de 1IL. werd met zyn Gemalin Maria, tot Koning en Konin- gin gekroond. Toen werden Vryheid en Gods- dienst in Groot- Brictanjen herfteld ; maar hier uit ontftond weder Oorlog met Vrankryk , die niet voor den jaare 1691 eindigde , wanneer de Vrede getroffen werd den go Sept. op * huis te Ryswyk, niet ver van ’s Gravenhage. Tot zulk een trap van macht, eer en aanzien was nu deze Republyk geklommen, dat zy zelfs de Verlosfer werd van een Volk ’ geen noch zoo kort geleden gedacht had haar te, vernietigen 3 ook was zy bevorens (1683 ) haaren‘ouden wree- den Heer, den Spaanfchen Koning, tegen Vrank- ryk te hulp gekomen ; nu bekleedde zy eenen ang Onder de: Mogendheden van Europa, en had invloed in alle derzelver handelingen „ zoo dat zy zelf fchikkingen hielp beraamen en die handhaaven , wanneer de opvolging op den Spaan- {chen throon geregeld werden , en ‚de Koning van Vrankryk niet goedvond , zich aan die te houden, maar dar Ryk voor zyn Kleinzoon, den Hertog van Anjou, begeerde, en waar uit-een zwaare en langduurige Kryg ontftond, die-met het tweede jaar dezer loopende Heuw begon, een jaar in welks begin, den 19 Maart, ‘haar Stadhouder, Koning Willem de IL, in Engeland was over- leden, en uit wiens dood, hier te lande, weder veele inlandfche beroerten ontftonden , die ech- ter niet beletteden, dat de Staatfche Troupen in het Veld verfcheenen, veele gewichtige Veldfla- gen, onder andere die van Ramillies , hielpen hsv | winnen, en Nederlands Helden lauweren pluke ten, onder hunne eigene Bevelhebberen, en den grooten Eugenius en Marlborough: waar door Vrankryk zoo vernederd werd, dat men reeds in ’% jaar 1710 te Geertruidenberg tot gefprekken van Vrede, doch vruchteloos, kwam, en daar niet toe kon geraaken, dan na dat hy het En- gelsch Ministerie tegen den grooten Marlbo- rough had weten in te neemen , de Koningin hem haar vertrouwen onttrokken had , een ander Legerhoofd in zyn plaats gefteld , en zich van de Bondgenooten afzonderde, die daar door ge= __ noodzaakt werden tot het maaken van een min voordeeligen Vrede „die te Utrecht, den 11 April 1713, geflooten werd. Onder de Nederlanfche Bevelhebbers die zich in dezen Oorlog beroemd en bemind gemaakt hadden , muntte ook uit Prins Joan Willem Fri- fo, die door wylen Koning Willem den III, by zyn Kinderloos overlyden , nevens den Koning van Pruisfen , tot zynen mede-Erfgenaam be- noemd was; over deze Erffenis was verfchil ont- ftaan, ’t welk door de Staaten, als uitvoerders van ’sKonings: uiterften wil, tusfchen de Erfge- naamen ftond bemiddeld te worden, waar toe zy den Prins uit het leger ontbooden, die zich daar op naar ’s Hage fpoedde; maar welk een onge- luk treft hem! Van den Moerdyk naar het Stryen- fche Sas overvaarende met de ponte, waar in ook zyn koets geplaatst was, komt ’er eene bui van wind en regen op , en om zich daar tegen te dekken , flapt die Vorst in de koets; de wind fteekt op; de ponte, reeds dicht by land gena- derd, flaat om; en die held, wien zoo cel ' {Oe [ LXXV | kogel-gefpaard had, vind zyn dood in ‘c water, en verdrinkt den 14 Juli van ‘tjaar 1711, en Zyn Iyk werd maar eerst na eenige dagen opgevist. Hy liet eene zwangere weduwe na, die den 1. Sept. eenen Zoon ter Wereld bracht, wien zy noch tot de hoogfte waardigheden heeft verheven mogen zien, in dit Land, waar in zy zelve tot in een gryzen ouderdom een cieraad was van de Kerk, en waar voor zy altoos een Godvruchtige Voorbid= fter geweest is. Sedert den dood van den Koning, en waarfchyn= lyk ook door den zoo even verhaalden dood van Prins Joan Willem Frifo, was de Regeering de- zer Landen zonder aan het hoofd te hebben een Stadhouder van alle de Provincien, of algemeen Bevelhebber over het Krygsvolk zoo te water als te lande: de ‘Sraaten beftierden alles, en bieeven ontzien en gezocht van Vyanden en Vrienden. De grootfte inwendige fchok, doch die op de buiten» landfche zaaken geen invloed maakte, onc{tond on= der hunne eigene Ingezetenen, die, door win- zucht vervoerd, deel naamen in een Windhandel, die een Engelsch Gelukzoeker in Vrankryk had opgerecht, om de vervallen geldmiddelen van dat Ryk te herftellen, en waar in de Nederlanders; paar hunne dwaaze gewoonte ; met drift, deel naa- men , waar door veele armen, dikwyls in een dag, fchatryk, en weêr arm werden, en veele ryken hunne middelen verlooren , doch deeze actie - han- del werd voor fommigen te vroeg, voor anderen te laat, na dat zy daar voordeel of fchade by gehad hadden, verboden. De buitenlandfche rust fcheen geftoord te zullen worden , doordien de Keizer aan de Nederlandfche Oost-Indifche Compagnie - ecne e | LXXVI1 |J eene gevaarlyke mededingfter wilde geeven en ee= ne foortgelyke Maatfchappy te Ooftende oprech- ‚ten; ook geraakte de Staat in Oorlog mer den Keie zer van Algiers, doch de Vrede met hem werd herfteld (1726) en de gefchillen over de Oosten- defche Compagnie werden, door de tusfchenkomst van den eerften Sraats- Minifter in Vrankryk, den Kardinaal de Fleury, bemiddeld op het. Congres te Soisfons (1728), en by het verdrag, ’t geen te Seville (1729) geflooten werd. „Doch de vernietiging der Oostendefche Compagnie werd maar éerst volkoomen bevestigd, na dat de Staar ten getreeden waren in het Verbond geflooten te Weenen, (1731), en daar by mede op zich ge- noomen: hadden, de Verwaarborging der Erfop= „volging, die Keizer Karel de VL. in Zyne Srtaa- ten had vastgefteld en waar van de gevolgen hun federt zoo duur te ftaan kwamen, wyl zy, zich aan de oude goede trouw houdende, wilden be- vestigen ’t geen zy tot hunne fchade gezwooren hadden. Die gevolgen begonnen zich te open- baaren na den dood van genoemden Keizer, die te Weenen overleed den go Oétober 1740. Ver- fcheiden Vorften maakten ftraks aanfpraak op zy- ne Nalatenfchap , die volgens zyne befchikking komen moest op zyne oudfte Dochter, Maria Therefia , de thans noch leevende Keizerin Ko- ninginne Weduwe, en die Vorftin werd zoo aan- getast en genoodzaakt van Stad tot Stad te wy- ken, dat zy, zwanger van haaren Zoon , den thans regeerenden Keizer, naauwlyks wist, of haar noch eenige zoude overblyven, waar zy ge- trust haar Kraambedde zoude konnen bo e [ LXXvir | De Staaten trachtten wel den Vrede voor haar ta. bemiddelen , en dit gelukte hun by fommigen!4 doch ‘zy vonden zich genoodzaakt vervolgens to fterker hulpmiddelen in geld en manfchap te ko- men, wyl Vrankryk een inval in Engeland, ten voordeele van den zoogen. Prins van Walles , deed, ’t welk de Straaten noodzaakte, dat Ryk met Oorlogfcheepen en Landrroupen by te fprin- gen, waarna Vrankryk aan Groot-Brictanien en de Koningin van Hongarye, den Oorlog aankone digde, waar van het gevolg was , dat de Fran- fchen zich meefter maakten van verfcheiden-plaat- fen in de Oostenrykfche Nederlanden, waar in Sraatfche bezetting lag, die zy buiten ftaat ftel- den om dienst te mogen doen. — De zaaken van Maria Therefia namen wel in Duitschland en elders een gunftigen keer voor haar, Zoo dat zy zelfs haaren Gemaal weder tot de Keizerlyke waar- digheid verkooren zag, maar Vrankryk beftookte haar noch fterk in de Nederlanden, daar de ram- pen des Oorlogs voornaamentlyk de Staac{chen troffen , als die, volgens het Tractaat van Barrie- re, de meefte Steden van die tot een Voormuur met hunne Krygsmacht bezetteden , onder anderen de fterke Stad en * Kasteel van Doornik, by wel- ke Stad een bloedige Slag omtrent het Dorp Fontenai den rr Mei 1745 , ten nadeele der Bondgenooten , voorviel , waar op die Stad en het Kasteel genoodzaakt werden zich aan de Franfchen over te geeven; in ’t volgende jaar maakten zy zich, in ’ barfte van den Winter, meefter van Brusfel , daar de grootfte ‘macht in ge Winterlegering lag, en al de Krygsvoorraad 4 ge [ uxxvirr | geborgen was. Zy wonnen in dat jaar noch de fterke Steden, Mons, Charleroi en Namen, en wonnen den Slag by- Roucoux in Luikerland, Dus toonde de eere, dat Hy met onze Krygsheiren niet uittoog , en het bleek nu haast , dat het in zynen Raad bepaald was, het gevaar noch nader te doen komen , om eene groote verandering in den Staat te weeg te brengen Vrankryk had nu al de Oostenrykfche Nederlan= den bemachtigd, de Straaten dikwyls tot onzy- digheid aangeraaden, men was zelfs tot Vre= dens- onderhandelingen te Breda gekoomen, maar het eerfte moest men weigeren om de goede trouw der Traêtaaten niet te fchenden, en de laat- fte liepen vruchteloos af; dus verklaarde de Ko- ning den 17 April 1747, dat hy het Grond-ge- bied der Straaten niec langer zoude ontzien, en ten zelven dage viel de Franfche Krygsmacht in Staats Vlaanderen, nam het hier tegen over leg- gend Land van Catzand in, en veroverde binnen korten tyd de Stad Sluis, en de meefte plaatfen in Vlaanderen. Akelig tydftip! Wanneer men den Vyand met het oog van deze Stads Muuren befchouwen kon, en daar in aan de vluchtende Ingezetenen, die huis en have hadden moeten verlaaten , fchuil- plaats moest verleenen, en zyne veiligheid vond in zyne gelegenheid aan de Zee, die nu de be- fchermer, gelyk op andere tyden, in Stormen en Watervloeden, de Vyand daar van was. — Eene zoo onverwachte. gebeurtenis baarde fchrik, en waar de tyding daar van kwam, ontfteltenis, wanorde en wantrouwen op de Regeering , die men meende met Vrankryk te beulen, en ver- dacht IES so 3 A IAR dacht hield ’s Lands belangen verzuimd te hefss ben. Men meende in dezen nood niet beter te konnen voorzien , dan door het verkiezen van een Stadhouder in den perfoon van Willem Ca- “rel Henrik Frifo Prins van Orange en Nasfau, na ’s Vaders dood gebooren Zoon van den onge- lukkig verdronkenen Joan Willem Frifo, die reeds Stadhouder was van Gelderland, Vries- land, Groningen en Drenthe, en federt den 25 Maart 1734 in den Echt Vereenigd met Anna, Kroon-Princes van Groot-Brittanien , uit wel- ken Echt, behalven een Prins, die vroeg ge- ftorven was, noch gebooren werd, de Princes Carolina, toen noch pas drie jaaren oud,-en fe- dert in huwelyk getreeden met Zyne Hoogheid den Prince Carel van Nasfau Weilburg. ’ Was in deze Provincie , en wel eerst bin- nen de Stad Vere, dat de Burgery aan de Over- heid verzocht, Zyne Hoogheid aan te ftellen toc Stadhouder, Capitein Generaal en Admiraal Ge- neraal van dezelve; dit gefchiedde den 25 April daar, en in deze Stad, zoo wel als te Middele burg, en eindelyk Sraarsfcherwyze. ’t Was naauwlyks in Holland bekend, of Zyne Hoog- heid genoot daar dezelfde verheffing , zoo ook in Utrecht en Overysfel; en daar eene zonderlinge hand der Voorzienigheid in doorftraalde , over- al zonder bloedftorting. De Prins, die te Leeuwaarden Zyn Hof en Verblyf hield , ont- fing daar die tyding met aanbidding van ’suer- REN albeftier, en kwam zoo ras mogelyk her- waards, om te beraamen, wart tot befcherming dezer Provincie, die meest aan her gevaar bloot ftond [LXXX |] ftond, te verrichten ware: terwyl reeds bevorens een Vloot Schepen uit Engeland met een aantal Krygsvolk , ‘tgeen in deze Stad ontfcheept werd, was aangekomen, Na dat men van den eerften fchrik wat was te rug gekoomen , nam men ftraks maatregelen, om het noch overige in Staats Vlaan- deren te bewaaren; men viel het Opperwezen te voet in weeklykfche bedeftonden; men zond het Engelsch Krygsvolk nevens het Staatfche af, om ‘tland van Axel, en de Stad Hulst, kon ’tzyn, te redden, maar de overmacht der vyanden deed hen wyken, hoe dapperen tegenftand, vooral in de buitenwerken der laatfte plaats, men bieden wilde. De vyanden wonnen fteeds meer en meer veld en behaalden de overwinning in den flag by Lafeld, den 2. Juli, waarna zy het beleg floegen voor Bergen opden Zoom, ‘tgeen van de land - zy- de fterk befchooten werd, doch aan de water -zy= ‚de open zynde, geduurig nieuwen toevoer van levensmiddelen, krygsvoorraad, en ververfching ‘van manfchap ontfing, waar door het een beleg van acht weeken uitftond, en het denkelyk noch langer zoude hebben uitgehoudeu, zoo al niet de Franfchen, moede door de langduurigheid en het dagelyksch verlies van Volk, het beleg zouden heb- ben opgebrooken, indien zy geen middel hadden gevonden , die wichtige plaats by verrasfing op den 16. Sept. in te neemen, na die grootelyks tot een puinhoop gefchooten, en meer dan goooe man daar voor verlooren te hebben. Nu klom de be- naauwdheid; het water kwam aan de lippen; wa- ren zy doorgedrongen, ‘tware met Tholen, Zee- land, misfchien met Holland, gedaan geweest; maar de HEERE gaf, dat zy zich in het verraste Ber- PAT | Bergen bepaaldden, hunne krygsmacht in ’t vol- gend jaar 1748 naar Brabant wendden , en het „beleg van Maaftricht ondernamen , waar door Zeeland lucht kreeg. Intusfchen had men naar hulp by andere Mogendheden uitgezien, en Rus- Jand zou 37000 twan daartoe afzenden, die wer- kelyk ook in aantocht raakten , waar door men befloot tot handelingen van Vrede, die, na dat men onder anderen ook overeengekoomen was, dat Maafttricht zig by een eerlyk verdrag alvorens zoude overgeeven, den 18 October te Aken ge- flooten werd, op voordeeliger voorwaarden, dan men had konnen hoopen, en waar door alle de ingenoomen Landen en Steden weder aan den Staat keerden, en door de Franfchen ontruimd werden. Dit gaf Nederland weer ftof van blyde dank-erkentenis aan den cop des Vredes, die de Oorlogen dan doet ophouden, als het Hem be* haagt, en nu zulks deed in een tyd, wanneer, by uitlandsch geweld, zich verregaande binnenlandfche beroerten voegden, die den ontfangst der geld- middelen geheel deed omkeeren, en meest nadee- dig worden voor hen, die dezelve aangenoomen hadden op te brengen, ’twelk den Stadhouder en de Regeering niet weinig werks verfchafte. Dan * was in allen dezen den Prince, tot een byzon- der, en aan alle welmeenenden tot een ongemee= ne blydíchap, dat Zyne Koninglyke Princes hem den & Maart van dat zelve jaar eenen Zoon ter we- reld bracht, die hy nu hopen konde dat hem in zyne hooge waardigheid zoude opvolgen, daar ‘s Lands Straaten dezelve reeds erflyk in zyn-gee ‚ flacht, zoo wel in de mannelyke als vrouwelyke linie, verklaard hadden. k kaakokolk dod Dan [ LXXKXII |] Dan hy genoot niet lang het genoegen, zich in den voorfpoed van zyn Huis en den Vrede vam het Land te verblyden: noch maar pas 42 jaaren oud, werd hy uit den tyd afgeroepen, en ftapte de eeuwigheid in, op den ee October van het jaar 1751. De hooge waardigheden, die hy be- kleed heeft, zyn dus erflyk overgegaan op zynen Zoon, den tegenwoordigen Prince van Oranje Willem den V, die het voorrecht heeft, uit zyn huwlyk met de Koninglyke Princes van Pruisen, reeds twee Princen en eene Princes gebooren te zigd, en bovendien zyne waardigheden te beklee- den, in een tyd van Vrede, die nu federt den Vrede van Aken, en dus meer dan 3r jaaren, dat is langer dan ooit het Vaderland genoot, door cops goedheid heeft mogen duuren , terwyl oorlog , intusfchen met de Algerynen gevoerd, verre is afgebleeven, gelukkig en met eer geëin= digd, en tot merkelyke verleevendiging en verbe= tering van onze Zeemacht heeft mogen ftrekken. Dan deeze geruste gefteldheid is federt kort in geene geringe ongerustheid veranderd. De Vre- de, die meer dan een eeuw tusfchen dit Gemeene- best en hee Ryk van Groot-Brittannien beftendig geweest is, is door het zelve verbrooken, en reeds heeft het ons geduchte fchaden in onzen Koop- handel toegebracht, en onze Colonien voor een aanzienlyk deel ontweldigd. Mocht Neêrlands cop het Neêrlandsch Volk tot die gevoelens en handelwys brengen, dat het op grond eener Nar tionale verbetering zich vleijen mochte, dat, daar Hy het zoo menigmaal gered heeft, Hy zich ook wederom in onze uitredding zal groot maaken, en daar Hy aanvankelyk heeft getoond, dat door zy- ; ne [Exxxur jj ne hulp onze kleine macht beftand is geweest tee gen de groote overmacht onzer vyanden, verder de middelen ter onzer verdeediging en befcher- ming aan te wenden, zalfterken enzegenen. Dat de dag van den 5 Aug. dezes jaars in onze dank- baare harten leeve! die maakt wederom een ge- denkdag in onze Jaarboeken; hy was ’er al vroeg aanmerkelyk in; ’t was den 5 Auguftus 1566, dat de beeldftormery te Yperen een aanvang nam3 ’t was den 5 Aug. 1573, dat de Zeeuwen het Kafteel van Rammekens innamen ; ’t was den 5 Aug. 1716, dat Prins Eugenius met een leger van 80ooo man voor Peterwaradyn de Turken, wier leger aoocoo man fterk was, in een gevecht, dat 7 uuren duur- de, zoo verfloeg , dat daar in wel 5oooo van hen zoo gedood als gevangen werden; *t was den 5 Aug. van dit jaar, dat Engeland ondervond, hoe’ groot de heldenmoed der Nederlanderen zy ; een helden- moed, die de verwondering aan de voornaamtfte Hoven van Europa heeft weggedragen, en waar aan elk recht{chapen Nederlander, nu en in vol- gende geflachten, met blydfchap en dankbaarheid zal gedenken. Op. dit: bericht nopens de vier laatfte. algemeene Vergaderingen van het Genoot{chap , zal niet on- gepast volgen het verflag van ’% verrichte in de vergaderinge der Heeren Directeuren, den drieën- twintigften van louwmaand des KRI Jaars [ LXXXIVv J jaars MDCCLxxIx gehouden. Die dag was te aanmerkelyk in de ge- fchiedenisfen van ons Vaderland, om denzelven, by deze gelegen- heid , ongemerkt te laten voorby- gaan, en niet, met eerbiedige _dankêrkentenisfe aan Neêrlands Gop, met de zuiverfte hoogach- tinge voor onze braave Voorva- „ders, te herdenken , wat juist twee eeuwen geleden ten beste van dit Gemeenebest , zoo wyslyk , zoo kloekmoediglyk , zoo recht tydig , vastgefteld en geteekend wierde, - te weten, het beroemde en nooit volprezen Verbond van vereeni- ginge, meest bekend onder den naam der Utrechtfche Unie. De Heer Prefident MF inckelman , die aanmerkelyke gebeurtenisfe , de te- genwoordige tydsomftandigheid en het oogmerk dezer Vergaderinge onder het oog houdende , deed by die gelegenheid de volgende aanfpraak ; Ie NNS _[EKKKV } MYNE HEEREN! Het is noch maar zoo onlangs, dat ik UEd. ver- flag heb mogen doen van den {taat en de verrich- tingen van dit Genootfchap, geduurende den mee- ften tyd van het afgeloopen jaar, dat my alleen thans overblyft UEd. mede te deelen, wat in de Algemeene Vergadering op den 1, en in die van het Committé gehouden den 29 Dec. laastleden verhandeld is, om UEd. een volkoomen bericht te doen hebben van den gelukkigen voortgang. die dit Genootfchap wederom heeft mogen maaken ; ik aal ten dien einde UEd. de Notulen van die beide Sesfien voorleezen, en het zal UEd. daar uit bly- ken, dat geene der byeenkomften onvruchtbaar geweest Zyn, maar dat iedere Sesfie het zyne heeft toegebracht; tot vermeerdering van het geen tot bevordering van kennis, luifter en aanzien ‘kan ftrekken, en dat dus uwe edelmoedige pogingen een gewenschte vrucht hebben mogen genieten. Hartelyk wensch ik, myne Heeren, dat het jaar, waar in wy nu weder getreeden zyn, het vorige gelyk, ja noch verre overtreffende , moge weezen. Het zy voor UEd. een jaar van genoegenven voor- fpoed, voor ons Land van rust en veiligheid, voor dit Genootfchap van bloei en wasdom! en het is my aangenaam dat deeze eerfte byeenkomst gele- genheid zal geeven, zulke zaaken aan de over- weeging van UEJ. voor te draagen, die een blyd vooruitzicht op dit laatfte geeven. Het is toch voornaamentlyk langs twee wegen , dat wy die __ wachten konnen: de eene, door het in ’t licht gee- ven van zulke ftukken, die bevordelyk zyn konnen tot vermeerdering van kennis en uitbreiding der We- 5 Bok sek opk 3 ten= [ LXXXVI ] tenfchappen; de andere, door het voorftellen van zoodanige vraagen, die behalven dat oogmerk noch eene algemeene nurtigheid in de beoeffening be- doelen. — Dit heeft het Genootfchap ook door- gaans trachten in het oog te houden, fchoon het niet altoos even gelukkig geflaagd is in het bekoo- men van voldoenende antwoorden: thans evenwel heb ik het genoegen UEd, te mogen melden, dat op de Vraag, in de Algemeene Vergadering van den jaare 1777. voorgefteld, vier antwoorden zyn ingekoomen, onder welke ik my vleye ’er wel één zyn zal, waar aan de gouden eerprys zal kon- nen worden toegeweezen, terwyl thans by UEd, in overweeging zal moeten genoomen worden, welke Heeren UEd. zullen gelieven te verzoeken en te committeeren tot examinatie van dezelve, ten einde daar van aan UEd. rapport en in eene Algemeene Vergadering uitfpraak op te doen. _ UEd. weeten, myne Heeren, dát ook ten zele ven dage door den Heer Directeur Radermacher , Heer van Nieuwerkerke, een vraag is voorge- fteld, raakende de ftructuur der O.L. C. Schepen, en dat zyn Ed. wel heeft willen op zich neemen den Schryver van het best en, meest voldoende antwoord met een gouden medaille, op den ftem- pel van dit Genootfchap geflaagen, ten zynen kos: te te vereeren: die edelmoedigheid heeft ook de gewenschte uitwerking gehad, en wy hebben het genoegen, dat er drie mededingers naar dien prys zich hebben opgedaan, wier antwoorden nu ook het voorwerp van het onderzoek van des kundigen zullen moeten gemaakt worden, ‚Dan alvorens deeze zaaken verder te behande- len, kan ik niet voorby UEd. te herinneren, dat juist az [ LXXXVII | juist deeze dag verkooren is tot deze byeenkomst, om dat dezelve eene epoque maakt in de gefchie- denisfen van ons Vaderland, en voor de tweede- maal de gedachtenis vereeuwigt van die vereeni- ging, welke op den 23 Januari 1579. tusfchen eenige der vereenigde Provincien, by de overige federt aangenoomen , binnen Utrecht ondertee- kend is. _ By gelegenheid, dat in het 72 jaar deezer loo- pende Eeuw binnen deeze Stad gevierd ftond te worden, de tweehonderdjaarige gedachtenis van de omwending derzelve op den óApril 1572, tracht- te ik in eene korte fchets faam te trekken eenige voornaame lotgevallen van ons Vaderland, van den jare 1555. tot op dat tydftip. Sedert heeft de Gefchiedenis der Vereenigde Ne- derlanden het voorwerp uitgemaakt van de naa- fpooring van Inlandfche en Uitheemfche Gefchied- fchryvers, en het blyft noch ten huidigen dage het voorwerp der algemeene verwondering „hoe uit zulke geringe beginzelen een Gemeenebest heeft konnen gebooren worden, zich ftaande hou- den, en tot zoo eenen trap van glorie en luifter opklimmen, als waar in wy het voorrecht hebben hetzelve te mogen befchouwen. Eenige aanmerkin- gen daar over, en op de gronden die hoop op deszelfs voortduurenden welftand geeven konnen, koomen my thans niet ontydig voor. Billyk mag men, de medewerking eener guns- tige Voorzienigheid fteeds met dankbaarheid on- derftellende, deezen gelukftaar toefchryven aan de naauwe vereeniging , die federt ftand gegreepen ‘heeft tusfchen de Landfchappen, waar van ‘er ze- ven thans noch de Vereenigde Nederlanden uitmaa- n Kk kk ks 4 ken. _[LXXXViiI] ken. — Holland en Zeeland flooten reeds met den anderen eene byzondere Unie ten jaare 1576; doch de voornaame grondflag werd er van gelegd in de Unie van Utrecht ten jaare 1579. eene Unie, noch het plechtanker van dit Gemeenebest, van deszelfs Vryheid en Godsdierist; erì waar door zeven Landfchappen, ieder zyne volftrekte onaf= hankelykheid in zich zelf behoudende, zich vry- willig tot. één lichaam vereenigden, om nimmer van den anderen afgefcheiden te worden; waar by aan ieder deszelfs voorrechten en vryheden geheel en ongefchonden bewaard bleeven. zy zich ver- bonden tot onderlinge befcherm:ng tegen alle ge- weld , voorzagen tegen inbreuken, en op het geen tót handhaaving van dit Verbond ftrekken konde. Hier uit rees al fpoedig eene gevestigde regee- ringsform; het Opperbevel over de krygsmacht, en het Stadhouderlyk bewind aan Prins Willem den L, opgedraagen zynde , werd een Raad van Sraaten opgericht, die in afwezigheid der Straaten de voorkoomende zaaken beftieren zoude, en daar in voortvaarde, tot dat de toeneemende bloeiftaar het oprechten der Algemeene Sraaten te weeg bracht, in welker daaglykfche byeenkomften van toen af, gelyk nu noch, door de afgevaardigden uit ieder der Vereenigde Landfchappen, op last van de Straaten derzelve, de Oppermacht ieder in zyn eigen boezem behoudende, zonder die aan derzelver afgevaardigden afteftaan, of die met de- zelve te deelen, beflooten wordt al het geen tot handhaaving der Unie , en uitvoering van het geen daartoe betreklyk is, door hunne hooge principaalen wordt noodig en dienftig geoordeeld. „De duurzaamheid dezer regeeringsform hong GS al; Pf bmm | af, gelyk dezelve noch doet, van de betrachting dier bekendé fpreuk, welke nimmer indracht be- hoorde te Iyden, dat eendracht macht maakt; en hier uit zyn federr voortgevloeid alle die vereenig; de pogingen, waar door dit Gemeenebest in ftaat geweest is „ eenen. So jaarigen Oorlog tegen den machtigen Koning van Spanjen uit te houden, en denzelven daar toe te brengen, dat hy reeds ten jaare 1609- zich genoodzaakt vond mert herzelve een 12 jaarig beltand te fluiten, en eindelyk in den jaare 1648. by den Munfterfchen Vrede het- zelve voor vry en onafhankelyk te verklaaren. En of fchoon, in dien tusfchentyd en federt, dir Gemeenebest zich meermaglen in de moeilykfte omftandigheden , ja wel eens op den rand. van deszelfs verderf bevonden heeft, zoo dat nu meer dan honderd jaaren geleeden, drie der Vereenig- de Landfchappen voor de overmacht van vyande- Jyke wapenen hadden moeren bukken, en van het bondgenootfchap waren afgerukt, nochtans is hetzelve telkens wederom daar uit gered; tot he- den zyn de zeven pylen vereenigd gebleeven, en het Gemeenebest is flaande gehouden, door die middelen, waar door het is opgericht, die ook noch de gefchiktfte zyn, om het te doen bly- ven ftaan, en hunne betrekking hebben, op ‚den Godsdienst, de Unie, de Tractaaten en Verbon- den, het Krygsweezen en de Geldmiddelen, De Godsdienst toch is de zuil van deezen ‚Staat. Men herinnert zich. noch het. zeggen van Prins Willem den l, dat zonder de oeffening van den Gereformeerden Godsdienst dit Land geen drie dagen beftaan kan ; dus moet die flteeds de heerfchende blyven , en gepaard gaan kolk. dokadad 5 Hir met N [ Kel met vryheid van gewisfe voor die gezindheden, die daar van verfchillen, en door hun gedrag geen inbreuk op denzelven, maar zich de oogluiking en gedooging van den Souverain waardig, maa- Been: AL De Unie is van ’ grootfte belang , als waar door het evenwicht tusfchen de Provincien moet be- waard blyven, op dat geene derzelve , noch ee- nige Stad, zich eene meerderheid of gezag bo- ven de andere aanmaatige, zich op zich zelf inlaate tot het aangaan van verbonden met Uit- landfche Mogendheden, Oorlog of Vrede maaken, Krygsvolk werven of afdanken;, op dat alle on- eenigheden, die onverhoopt ontftaan mochten ten fpoedigften mogen worden bygelegd, of naar de gronden der Unie beflecht, zonder eenzydig- heid , hoofdigheid, drift, twist, haat of verwyt. Heeft het aanzien van dit Gemeenebest en des- zelfs gelegenheid, al vroeg het zelve doen deel ‘neemen in de belangens van Europa, en Tractaa- ten en Verbonden met andere Mogendheden dóen aangaan: ondervond het dikwyls daar van de nut- tigheid, dikwyls de nadeeligfte gevolgen, zoo wordt voorzichtigheid in het aangaan , goede trouw in de onderhouding vereischt, en dat dezelve nim- amer een oorkusfen van zorgeloosheid worden , ’% geen zoo veel te 'gevaarlyker zyn zoude, als het grondbeginzel van zelf-belang algemeener ge- worden is. Pe Is het Land gelukkig , dat in Vredens tyd op het Oorlog denkt , zoo zal het Krygsweezen fteeds een voorwerp van den groorften aandacht zyn moe- ten, om hetzelve tot zoo een ftaar te brengen en ‘te houden, dat ‘de grenzen beveiligd en een s S, ‚ e [xe ï q de koópmanfchap befchermd worde , de land en zee: macht zoodanige zyn, dat geen nydige nabuur uit- gelokt worde, zyn voordeel met de verwaarloozing te doen, en het Väderland geen, nuttelooze ta voor Zyne vrienden worde. En daár het Geld de Zenuw van den Oorlog is, en dit ontbrekende alles ontbreekt, is het hoog- noodig in ’s Lands benoodigdheden te voorzien, én voor de gemeene Schatkist zorge te draagen doof ôpbrenging van het aándeel, *tgeen ieder der Eandfchappen op zich genoomen heeft in de ge- meene lasten van het Bondgenootfchap te draagen, volgens eene. verdeeling gefchikt naar het vermoom gen van ieder derzelve, en dus daar aan ook on- dergefchikt moetênde blyven, zoo dat hier in ver: andering moet plaats hebben, naar mate de ‚ge- ftaatheid, de vermeerdering of vermindering van welftand, de voldoening aan elk mogelyk maakt, en zich vry willig verbonden heeft, ten welken einde ‘ieder aan Zich behoudt de vryheid om tiet verder in te ftemmen in de gevorderd wordende fommen , dan door dadelyke voldoening achtervol- gen kan, en dus niet gedwongen of gehouden kan worden eenig dandeel te dragen in zulke op- brenginger, waar van het verzoek geweigerd heeft en welke het vry ftond van de hand te wyzen, op ‚dat in tyds door de overige Bondgenooten daar 1u zoude konnen worden voorzien, en door den ryk? dom van de voorfpoedige, het gebrek der min wel- vaarende vervuld, en het gemeené lichaam altooë ‚in evenwicht, gehouden en voor deszelfs befcher: ming, zorge gedraagen worde. _ Langs dezen weg dan zal de bloeiftand. van dit Gemeenebest konnen gehoopt en verwacht wor: ef [ xcrr | den , en allermeest noch, wanneer eendracht daar in plaats heeft, eigen belang voor het algemeen wyke, de goede trouw in alles de grondflag, en het onderling vertrouwen de uitvoering zeker maakt, de Koopmanfchap uitgebreid, de kuntten en werenfchappen aangemoedigd worden, de def- tigheid, matigheid, fpaarzaamheid, Godsdienftig- heid de plaats weêr zullen ingenoomen hebben, die zy in de tyden onzer Vaderen bekleedden, en elk in zyn ftaat het zyne daar toe zoo toebrengt, dat men zich met de goedkeurende medewerking eener gunftige Voorzienigheid vleyen mogen. Dan, myne Heeren, het zal UEd. zeker aan- genaam zyn, noch iet te hooren, ’t geen eene meer bepaalde betrekking op dezen plechtigen dag heeft, en dit heeft de Heer Secretaris Te Water wel willen op zich neemen UEd. voor te draagen , waar is: ik dan ook gaarne Hem gelegenheid geeven zal. , Dus mogen wy, myne Heeren, gedachtenis houden van deeze zoo gewichtige gebeurtenis, Fen zoodanig evenement konden wy niet onop= merkzaam laaten voorbygaan; wy hebben in den jaare 1772. en vólgende gezien, hoe in verfchei- den Steden dezer Republyk de Eeuwgeryden van derzelver onttrekking aan flaverny en geweetens- dwang gevierd zyn; maar hoe zeuden die eerfte beginzelen ooit een gelukkig gevolg konnen gehad hebben, waren de Gewesten buiten vereeniging gebleeven, en welke vereeniging kon ’er, naar de gefteldheid der tyden, beter getroffen worden, dan die by de Unie van Utrecht is vastgefteld. Mogen wy dan dezelve niet wel aanmerken als een gefchenk der hooge Voorzienigheid , die ook oe | zelve Wk ban AEK [ XCII 1 gelve nu twee honderd jaaren onder ons heeft doen bewaard blyven, en niet heeft toegelaaten, dàt die band noch immer geheel ontknoopt is, wat _buitenlandsch geweld daar ook voor een tyd van afgerukt hadde, wat inlandíche verdeeldhe- den, ufurpatien en infractien daar ook losmaakin- gen in te wege gebracht mogen hebben. Moch- ten alle verdere verwyderingen voorgekoomen, en de banden van vereeniging naauwer worden toe- gehaald, en ons Vaderland, door die eenigheid, onder cops Zegen, eens koomen tot zoo een hoogen-trap van voorfpoed, als het jn de twee nu afgeloopen Eeuwen noch niet heeft konnen bereiken! Wyders heeft de Secretaris Ze WW ater, in die zelfde Vergade- ringe, voorgelezen eene korte re- denvoeringe, welke de Utrecht- Jihe Unie betrof, en van dezen inhoud was: | | MYNE HEEREN! DD. is het jaar! deze is de maand! heden is dezelfde dag! wanneer, twee eeuwen geleden, het Nederlandfche Gemeenebest zyne beftendigheid . ontfing;. — wanneer ons Vaderland , na zulke hardefchokken te hebben doorgeftaan, gegrondvest _ werdt; — de edele Vryheid , dat onfchatbaar voor- recht, zoolang vertrapt , op denthroon herfteld ; — | het E xerv } het gewetensonderzoek , dat affchuwelyk monfter , âd helle geboren en in Spanje opgevoed, voor eeuwig uit Nederland verjaagd; — de vrye oefe- ning van den waaren Godsdienst bevestigd; — en de band van vriendfchap en eendracht tusfchen fommige Gewesten naauwer toegehaald. Deze dag is, derhalven, een der merkwaardig- fte en aanzienlykfte gedenkdagen voor ons Ge- meenebest, Heden zyn twee honderd jaaren ver- loopen, dat het Verbond van vereeniginge, die beroemde Unie, tot heil van Nederland, te U- trecht gefloten en geteekend is. Wie , die. eenig belang ftelt in zyn dierbaar Vaderland, die niet onverfchillig is omtrent den zuiveren Godsdienst, die de waare Vryheid naar verdienften hoog- fchat, zou op dezen dag niet verblyd zyn? wie niet ’s HEEREN goede en alwyze Voorzienig- heid, in de grondvestinge van Nederland zoo heerlyk doorftralende , ootmoediglyk aanbidden? wie zou niet volvaardig zyn, om Zyne weldaadig- heden, aan ons Land en Volk bewezen, eerbië- digst te erkennen, en ook thans met eene ver- hevene juichftemme te betuigen : cop zy ge- prezen ! Zal eerlang het tweede Eeuwfeest der Unie, op eene plechtige en ftaatelyke wyze, door den beroemden Utrechtfchen Hoogleeraar Bondam ge- vierd worden in de Stad, waar zy den drieën- twintigften van Liouwmaand ’s jaars 1579. getee- kend, en zes dagen later afgekondigd is; zal morgen in Zeelands Hoofdftad door den gefchied- kundigen ‘Kerkleeraar ’sGravezande, en, naar ik vermoede, ook elders, gedachtenis van deze aanmerkenswaardige ‘gebeurtenisfe gehouden get U en 5 Pae 1 den; — het ftrekt my, want waarom zoude ik zulks verbergen of in het minfte ontveinzen? het ftrekt my waarlyk tot een onuitfprekelyk ges noegen, dat ik my juist op dezen dag bevinde in devergaderinge der Heeren Beftierderen van het Zeeuwfche Genootfchap der Wetenfchappen , in ‘tluifterryke gezelfchap zoo veeler aanzienlyken van dit Gewest, en te gelyk in de gunftige gelegen- heid om, in eene korte redenvoeringe, te her- denken, ‘tgene voor twee eeuwen, op dezen zelfden dag , den drieëntwintigften van Louw- maand, tot wezenlyk nut van deze Republyk is . voorgevallen. , Het zou dwaaze vermetelheid zyn, indien ik my voorftelde, Myne Heeren! iemand van U te onderrichten „ wat ’er, ten tyde der Uzie en kort te voren, gebeurd zy. Ook begrype ik ten vollen, dat het noch ongerymder zyn zou, indien ik my ten doelwit ftelde, zoo veele Staats- mannen „ met welker tegenwoordigheid ik my nu verserd vinde, te willen leeren, hoedanig de Staatkundige grondbeginfels, middelen en oog- merken der Utrechtfche Unie waren. Dan, myn oogmerk alleenlyk daartoe ftrekkende , om ons op dezen dag te herinneren, *t gene elk Neder- lander behoorde te weten, en ons onderling aan- tefpooren tot blymoedige dankërkentenisfe van 'SHEEREN hoogstverplichtende gunfte, aan: Ne- derland bewezen; vertrouwe ik, dat Gy, aan- zienlyke Begunftigers der Wetenfchappen , als vrienden der Vryheid van ons Vaderland, my Uwe aandacht, voor een’ korten tyd, niet on- gaarne vergunnen zult, en my mer een toegene- gen hart hooren op een’ gedenkdag, welken er / man \ | [beevr Mand van ons ooit gezien heeft, of andermaal beleven zal. Hoe zoude ik ’er een oogenblik aan mogen twyfelen, daar de Heeren Staaten van Zeeland, door den mond van den Raadpenfiona- ris Veth, verklaarden de Unie van Utrecht te be- fchouwen als het eenig fundament, waar op het roemruchtige gebouw dezer Regeringe gegrond- vest flaat, het eenige ciment, waar mede deszelfs muurén aan alle kanten vastgehouden worden, de munimenten , waar door hetzelve tot deze hoogte geklommen is, en de pylaaren, waar op hetzelve in alle zekerheid berustende, zich zoo heerlyk vertoont in de oogen van de gantfche eereld \4)5 — daar de Raad van Sraate die Unie befchouwde als een’ eeuwigen band van ee- nigheid, en mogelyk de volmaaktfte fakte, waar op ooit eene gemeene Regering of Republyk ge- grond is geworden, én daarom waarlyk een mee- fterftuk van Policie (b); en noch onlangs het ‚_Utrechtfche verbond beftempelde met den naam van de Originele Grond-Conlticucie van dezé Republyk (ec). Zulke heerlyke geruigenisfen „ gevoegd by Uw eigen doorzicht, doen my hopen op eene luifterende aandacht; en Uwe toegene- genheid geeft my een gegrond uitzicht op ver- fchooninge van al her gebrekkige in deze reden- voeringe, * welke Gy door Uwe kundigheden zonder moeite zult kunnen aanvullen en verbete- ren. / * Naauw- (a) 1. vaN arTzeEMaA Herftelde Leeuw, bl. r4r. (bk) Notulen van Zeeland 1738, bl. 21. Cc) Refolutien van den RaadvanStaate, 28. Aug. 1777, _ [xev] ‚Naauwlyks waren. de meefte Steden van Hole land en Zeeland, ’ zy. vrywillig, “tzy met ge- weld- van -wâpenen, of op eenige andere wyze, uit de knellende bandeu der Spaanfche overheer=, fchinge en flavernye verlost, — naauwlyks was de- beminnelyke Vryheid, zoo in “ {tuk van Godse dienst, alsin. den. Burgerftaar, binnen deze Ge- westen ingeroepen en aanvangiyk herfteld; — of Prins.-Willem del, die door. eene zeldfaäme Wys- heid en doorzichtige Staatkunde boven alle zyne. tydgenooten,uiemuntte; dacht fpoediglyk op een. verbond «van —vereeniginge tsfchen -die beide, Eandíchappen „aan welken Hem meest gelegen, kg, en wier bêhoudenis best dienen- zou, ter be- reikinge van-zyn. roemwaardig: doelwit ‚ „Goed beleid, groote-voorzichtigheid, aanhudende ar-, beid, en ‚de hulp „der beste werktuigen, waren, noodzaaklyk, om dit verbond,tustehen Holland en, Zeeland inden jaare 1575» -@n-noch nader vin het volgende zjaars,* tot ftand. te brengen (d)e Oranje hade hier groot belang by5 anderen poog= den zyn’ tweleg ‚-'t zy openlyk enmet geweld, %-Zysin-he:s heimelykeen met list, te verydelens hy, kwam; echter:--tot „zyn. eemnes vin deze Zaak -kreeg haar vol-beflag.> ‚n De gunftige, nitkomst: van- „deze pagineen: zal Dae MW yZenoVarst te meer aangezet, hebben tot het rzetten,- pig van de: Genffche Bevrediginge s 33d asv a 9 laan qe ais A5 LER 29 WI € $ heit ae | Sade k En WAGENAAR Vad. Hift. virdeel, bl. 15-21, 03-95 -,J DE TIMMERMAN Dij). de Unione Hollau Hater € Zeelandiam, Traj. ad Rh. 1748 oan Ce) Notulen van Holland. 12 Sept." en 26. Nov. 1575, E, $ ORRKERKR [xevrm ] _ tubfehen-de meefte Nederlandfche Gewesten: in: ’t jaar 1576. gefloten, en welke cene ongemeene: en algemeene blydfchap onder” volkwverfpreid= de, doch die „ federt, in korten yd merkelyk daalde en verdween (‚f). - Was de hope op: meerdere veghel opgewekt en» meer levendig geworden „door. den fchielyken „ doch voor ons Gemeenebest recht ;tydigen, dood van den Landvoogd ‚Don Louis. de. Zuniga de Res guefens (2); — dervreeze- voor: gewelddryvende: overheerfchinge en-daar uit volgende flavernye groeide op nieuw! ‘by de komfte van Don Janvan Ooftenryk., ’s Konings natuurlyken. broeder, een onrustig hoogmoedig en eerzuchtig mensch, die! voorheen naar ’t Ryk van. Tunis geftaan hadt; has derhand dat van Engeland begeerde ‚waar op Hem door „den Paus-een volkomen recht opgedragen was, en-die, eindelyk, als. Landvoogd. door Fis bips ‘herwaards gezonden werdt. Was ’er-wel iets góeds, of liever, hoe veel kwaads “was ’er van hem voor de. Nederlanders >te “wachten? -Zyre brieven, die: gelukkig onderfcliept werden, toon= den duidelyk zyn” inborst en toeleg3-zy-Óntdekten zyne loosheid en- valfchen » aarts Zy. maakten. dat zulken in Nederland, die de-oogenven karten wel geplaatst hadderi‘tegen hem op ‘hunne: hoede wa- ten. Prins- Willem: îns’e byzonder, 'zoo- behendig im het ontdekker” der -diepfte gelkeimen„:zov ges fepen op menfchenkunde, twee zaaken van her _groot- (5) OG mn A IT id aah zrzr eds ur kitr EB P. BURMANNUS tom. 1. Anal. Belg. pri ket den de Schryvers „door Hem aangehaald, (g) z- BURMANNUS ho Pe VIII, Ie deb > In grootte aanbelang voor Vorften en eerfte Staats= dienaarens om-door fchyn van wootden niet be= drogett te wotden; niemand zonder gewigtige re- denen té. wantrouwen, dreigende onheilen afte= wenden „ én zich te. verfterken tegen allen gevtees- dea of bedreigden aanval; de Prins; zegge ik; worp aanftonds een kwaad oog op dezen Spans jaard „en waarfchouwde de Algemeene Sraaten, in een’ brief, ‘aan’ dezelven in flachtmaand des jaars r57ó. uit Middelbúrg gefchreven, dat zy «zich. voors de troóuwloosheid. van. Don: fan moeften wachten, ir geen-verdrag met hem komen; en hem niet voor Landvoogd aannemen, dan onder eenige voorwaarden van welke geenzins de tin- fte,was, dat het Spaanfcheven alle ander vreemd Krygsvolk ten Lande moeste “uittrekken, Voor- waar! een wyze raad, Men hadt helaas ! maar al teveel; ten tyde-van Alva en Requefens; onder-- vonden de: nadeelige gevolgen van ’t verblyf det „Krygsknechten’ in- de Nederlanden; en men bes reep’ nu-zeer wel, dat Don Jan, indien hy, naat zyn fchryven aan” de» Staaten, waarlyk gekomen was. om het-oproer te bedaren en de vryheid: té herftellen , geen zwarigheid behoefde temaken „om zich deze voorwaarde te- laten welgevallen; gelyk ook, dat hy, indien de’Spaanfche benden vere trokken waren, geen vermogen zow hebben ; zoó veel kwaads uittevoeren ; indien hy anders daar toe nie mogte zyn. Na ‘lang dralens, befluie hy at gemelde Krygsvolk ‚de: Nederlanden te doen ontruimen, doch onder beding, dat zulks: te wa- ter moefte gefchieden. Zyn onbezonnen toeleg op Engeland, waar van ik zoo ‘aanftonds gefpto- ken:heb, een diep: geheim, in dien-tyd noch niet 13 KAAK KR q Uit Le] uitgelekt, althans aan weinigen bekend, zal de waare oorzaak van deze zonderlinge en ongehoor= de voorwaarde geweest zyn: eene voorwaarde, tot welke de Staaten konden noch wilden be- fluiten. In welke bogten hy zich draaide, wan- neer het aankwam op het goedkeuren en aanne- men der Gentfche Bevrediginge, is bekend; en noch beter; met welke listen hy ’t Kafteel van Namen ingenomen hebbe. Toen bleek ten klaar- ften, waarom hy den Gentfchen Vrede alleenlyk wilde aannemen tot den tyd toe, dat hem *% zelve berouwen zou; — toen werdt aan allen kenne- yk, dat zyne beloften en eeden op eene trouw=- looze wyze gefchied waren, dat hy nooit ’s Lands algemeene rüste en welvaart, maar eigene groot- heid en uitbreidinge van zyn gezág in deze Lan- den beoogd hadde, en dat hy, hoe listig ook, zyn bedriegelyk hart niet genoeg hadde konnen vers bergen. Want het is ‘er zooverre af, dat de Straaten van Holland en-Zeeländ:, of de Prins van. Oranje, zich door zyne fehoonfchynende woor= den en vriendelyk gelaat, waarvan hy zich een’ korten tyd wist-te bedienen, lieten-misleiden , dat ‘_ Zy» in tegendeel, te meer op hunne hoede wa- ren, en naauwkeurigst acht op alle zyne woor-- den en. daaden gaven; vooral geduurende de ver- fcheiden onderhandelingen, federt met hem ge- houden, en ftrekkende tot herftellinge van eens- gezindheid, weringe van misverftand, en bevor- deringe van ’sLands algemeene welvaart en ver- zekerdheid.. „De Algemeene Staaten, ziende, dat alle onderhandelingen met Dor Jan vruchteloos afliepen , en-dat-hy zelfs een {nood misbruik van hunne langmoedigheid maakte, verklaarden hem, ten [er] ten laatften, voor °sluands vyand en vervallen van de Landvoogdye dezer Gewesten. Hy bleef ech- ter woelen, zoo lang hy kon, en zocht- zich aan de Nederlanders te wreken tot «op zynen dood toe, die, tot hun geluk, Poet volgde , en eenige verademinge. ren wege bragt (%). — Denkt, mogelyk , iemand by zich zelven; waarom hier zoo breed gefproken van dien trouwloozen en on- natuurlyken Landvoogd? waarom hem niet liever « aan zyne plaatfe gelaten, en de naam van dien eerloozen der vergetelheid opgeofferd? Men zal de redenen aanftonds ontdekken, zoo dra men zy- ne aandacht vestigt op de inleidinge der Unie, waar in Don Jan van Ooftenryk als het hoofd van hun befchouwd wordt, die alle middelen zoch- - ten, om de Nederlandfche Provincien, geheel, of ten deele, aan zich te onderwerpen, en onder hunne tyrannifche regeringe en flavernye te bren- gen. Het vermoeden’ van fommige Grooten „dat Prins Willem zelf naar de waardigheid van algemeenen Landvoogd ftaan zou, en zyn gezag dus al te hoog klimmen, gaf hun aanleidinge om te bewer« ken, dat Matthias, Aartshertog van Ooftenryk, ‘s Konings bloedverwant en broeder van den Kei- zer, door de Straaten tot algemeenen Landvoogd, doch op zekere bepaalde voorwaarden, wierde aangenomen. AZatthias, wonder wel in zyn fchik met (2) Al het bygebragte, betreffende Don Jan van Ooften- vk, en noch veele andere byzonderheden, worden door een groot aantaal van Gefchiedfchryveren in ’t breede be- handeld. Men zie vooral Pe. BURMANNUS Jc. FN U CXII. lk kl 3 fen] met deze aanftellinge, kon den ‘voorflag der Scââs ten, om Oranje, wiens vrienden ook niet til ge= zeten hadden, tot zynen algemeenen Stedehouder in de Nederlanden aantenemen, niet gevoegelyk van de hand wyzen. Wie, denkt Gy, myne Hee- ren! zal nu het meefte bewind voeren, de Land: voogd, of zyn Stedehouder? Wie bereikten nu besc hun doelwit, die Matthias tot Landvoogd inriepen, of Oranje en zyne vrienden? Buiten te- genfpraak, de laatften. Hert bleek op dat pas, ge- lyk zoo dikwerf te voren, en ook naderhand, dat de naaryver van fommige Grooten geen merkelyk nadeel aan den Vorst kon toebrengen, die, onder- {teund door verftandige en getrouwe vrienden, doorgaans zyn oogmerk langs de gefchiktfte wee gen wist te bereiken. Het was gemaklyk te ver- moeden, dat een Stedehouder, die reeds diep ge- worteld was in ’s volks liefde en vertrouwen , die ’s Lands belangen, door langduurige ondervindin- ge, grondig verftond, die federt veele jaaren groot gezag in fommige Landfchappen bezat, en die ver- ftands genoeg hadt om zich deze gunftige gelegen- heid ten nutte te maken; het was, zegge ik, wel vooruittezien, dat zulk een Stedehouder den nieu- wen Landvoogd, die jong en vreemd was, der Nederlandfche zaaken geheel onkundig, en wiens doorzicht, fchoon door Lipfius op een’ vleyen- den toon ten breedften uitgenfeten, niet zeer ver- re reikte, in korten tyd naar zyne hand zou kon- nen zetten, de klem der regeringe in handen hou- den, doch zich van ’s Hertogen naam, midlerwyl, meefterlyk bedienen, Om van het laatfte noch iet te zeggen, en zulks met één bewys , doch ’ wel- ke hier meest te pas komt, te ftaven; men moet | pier r [ Cri 7 hiet’ ongemerkt-laten voorbygaan,' dat de Prins, wantieer hy zyne goedkeuringe, openlyk, en in gefchrift, aande Utrechtfche Unie gaf, betuig- de, dat hy tot nu toe de onderfchryvinge der Unie uitgefteld, doch daar toe eindelyk befloten hadde, alzoo nu zyne Hoogheid, Matthias, meteen groot ‚deel der Provincien, verklaard hebben raadzaam te zyn, dat zoodanige Unie’, tot betere beleidinge der zaaken van het Vaderland, geraamd, gefloten en aangenomen worde, en hy zich verzekerd, hieldt, dat in die Uzie de Overheid en ’t gezag „der Hooghéid van den Aartshertog niet verkort of verminderd worde. Wie, die deze uitdrukkingen in aaimerkinge neemt, en daar by zich te binnen brengt, dat men, in dien tyd, ‘den Landvoogd als de fchaduwe, maar den Stedehouder als het lichaam ; of den eerften als den Griffier van den laatften , befchouwde , zal niet overtuigd zyn van de waarheid en volle zekerheid van het zoo ftraks gemelde? abh | _ Men hadt, tot nu toe, geen opzerrelyk, althans zeker geen dpenbaar ‘voornemen, om Koning Filips voor altyd tesverlaten, of van zyne Graaf- 1yke- waardigheid in Holland en Zeeland te ver= ftooten. Eene waarheïd zoo duidelyk bewezen, en met bondige redenen geftaafd, behoorde onder ons niet langer tegengefproken en ontkend te ‘worden (2). Hoe men in ’t byzonder op dit ftuk in Zeeland dächt, blykt, onder anderen, uit het ‘befluic, in grasmaand ’s jaars 1578 genomen, en laid waar (£) Men ziede Heeren vaN De wALL, Handvesten van Dordrecht vr. afdeeling, bl. 1372, 1373, En VAN NE sPriEcEL, Hiftorie de Satisfactie van Goes, bl. 54— 73e Kekke k k 4 [ crv ] waar by werdt goedgevonden, een zegel te doem maken op naam zyner. Majefteit , als. Graave van Zeeland, en daar op, fondom ’s Konings wapen, te ftellen: Philip. D.G. Hijp. Rex. Comes Zeeland. Men zou daar mede alle ftukken zegelen. die op en vit naam van den. Graave van Zeeland dienden gefchreven en afgegeven te worden. Ian, ’tger ne onze opmerkinge verdient, men befloot te ge- lyk, om welke redenen zulks ook moge gefchied zyn, den ftempelfnyder te belasten, dat hy dit werk moest geheim houden (&). Evenwel zocht men, federt eenigen tyd, en naderhand, hulp en onderftand by andere Mogendheden: dan in Enge- land; dan in Frankryk ; dan wederom by den Keizer en de Ryks- Vorften. De uitkomst beante woordde of in ’t geheel niet, of zeer flaauw, aan de verwachtinge der Nederlanderen: die, echter; hier door genoegzaam toonden, hoe diep hunne zaaken vervallen waren, hoe weinig moeds zy op eene gelukkige uitkomst hadden, en dat zy, naar de aanmerkinge van een groot Man (7 ), wel on- der een’ Heer konden en wilden ftaan, doch on- der geen’ Spanjaard, of ten minften niet onder de wreede en gewelddryvende Landvoogden , uit Spanje herwaards gezonden. Hoe kwam het toch, dat niemand der Vorften deze fchoone gelegenheid wilde waarnemen , om zich volkomen meetfter van deze Landen te maken? Was de reden.hier van te zoeken in hunne zedigheid, vergenoegdheid, en ongezindheid om de paalen van hun gebied en macht wyder uictezewen? Dic is zelden het zen er (k) Notulen van Zeeland, 17 April 1578, (4) GROTIUS, Annal. lib.1v. P-89e Mi Lev] der Koningen geweest, en zal het; vermoedelyk; nooit, worden. — Of was de oorzaak daar van te vinden in hunne liefde en hoogachtinge voor Ko- ning Filips? Neen! hy was by de-meeften in den haat; en, op zyn best, by eenigen: gevreesd. — Ziet hier, Myne Heeren! een verborgen beftier der Godlyke Voorzienigheid, in de lotgevallen van ons Vaderland. doorgaans zoo zichtbaar, en welke toen-niet duldde, dat onze braave Voorva- ders onder een nieuw juk zouden komen, of dat de gulden zon der alkoefterende Vryheid langer achter donkere wolken zou verborgen blyven. Neen! nu zou, eerlang, een beter en veiliger weg voor Nederlands volk gebaand, en. in weêrwil van allen tegenftand, de deure der Vryheid geopend worden. Dit gefchiedde door het fluiten en on- derteekenen der vermaarde Unie van Utrecht, dien grondflag van het aanzienlyke Gemeenebest der zeven nu Vereenigde Nederlanden; eene gebeur- tenis, welker blyde gedachtenis wy, na den af- loop: van twee eeuwen, op dezen dag mogen vieren. Indien het volkomen zeker was , tgene fommigen in dien tyd, naar het fchryven van Languet Cm), vertelden, dat Elizabeth, Koningin van Engeland, in hect begin ’s jaars 1577, die van Gelderland; olland, Zeeland. Friesland en Utrecht zou aan- geraden hebben , zich door een onderling verbond. naauwer te verbinden , onder toezegginge van haa- ren Cm) Epiftolae fecretae ad Auguftum lib. 1. epift. cvrtsp. 274. Deze brief is gefchreven uit Praag, den 2 Febr. 1577. Het verhaal, hier hedoeld, begint met Dicunt, en fchynt, derhal- ven, door Languet in ’tmidden gelaten te worden. ers [evr] ren byftand, wanneer zich. iemänd verftoutte hen te onderdrukken; — fchynen-wy echter te mo- gen vermoeden, datde Prifis van Oranje, om wy: ze redenen „haar tot het doen: van ‘dezen vdorflag alvorens zal aangezocht en bewogen hebben. Wie; die de onvergelykelyke wysheid en her diepden- kende vooruitzicht van dien Vorst kent, zal ooit konnen gelooven, dat Hy, die met zoo veel be- leids de Unie tusfchen Holland en Zeeland hadt weten te bewerken, niet zou gedacht hebben op eene nadere verbintenisfe tusfchen die twee en eenige andere Nederlandfche Gewesten, dan op aanleidinge van den raad der Engelfche Koningin- ne, welke nochtans zyn oogmerk merkelyk kon helpen begunftigen en doorzetten. Bekende Oran- je zelf (), dat Hy de Upie eerst gedreven en daarna bevorderd hadde; wy mogen Hem op zyn woord gelooven, daar wy wel veele bewyzen vaù voorzichtigheid, maar niet van kwaade trouwe en opzettelyk bedrog, in zyne beide Verantwoordin- gen aantreffen. Het is 'er-zoo verre af, dat de Prins , eerst anderhalf jaar na den raad der Konin* inte van Engeland, aan deze Unie’ zou gedacht hebben (0 );-of haaren raad. in ’t'werk gefteld, dat hy reeds in *t begin des jaars 1577. en zelfs eeni- ge maanden vroeger over dit ftuk in onderhande- linge kwame met eenigen in Gelderland, Fries- land, Utrecht en Overysfel, om een vast en ón- verbrekelyk verbond tot onderlinge verzekerdheid met die van [olland en Zeeland te fluiten (p). „Zou Cn). Apolsgie p. 74» der Franfche uitgave 1581. (e) Leven van Willem den 1, rr deel bl. 247. (P) sor xboek, bl.776, verg. rxboek, bl. 7o2, or DE eva ] Zou een ftuk van zoo veëlbelangs ooit tot ftand komen, de weg hier toe moest, heimelyk en met omzichtig beleid, vooraf gebaand worden; en dit vorderden vooral de: omftandigheden van dien tyd: Geen wonder, dat de Prins, gelyk hy gewoon was in alle gewigtige zaaken te doen, de gevoe: lens van anderen, die in eenig bewind wâren , ons dertastte ; hunne bedenkingen op zyn ontwerp zocht te vernemen en overwegen; de gemaakte zwaarigheden deedt oplosfen ; en hen dus traps= wyze bereidvaardig maakte, om hem de behulp= Zaame hand te bieden. Voorzichtig gedrag! ten hoogften roemwaardig, ‘tgene anderen zich billyk ter navolginge zullen voorftellen, en *t welke me= de oorzaak gaf, dat die wyze Vorst, zoo zelden, in zyne ontwerpen en voorflagen wierde te leuf gefteld. Daarenboven; was hy zeer bedachtzaam en oplettend in ’t kiezen van zulken, wier dienst hy , ter bevorderinge van zyn doelwit, wist te gebruiken, mannen van een blinkend verftand, be: proefde kundigheden, van een eerlyk en deugd- zaam hart, van een’ verftandigen yver voor Vry- heid en Godsdienst, mannen, op welker onbe: zweken trouwe en onwankelbaâre ftandvastigheid hy zich veiliglyk verlaten kon, zoo in andere ge: vallen, als byzonderlyk in dezen tyd, en by het bewerken van een nader Verbond. Wie kent toch niet de naamen van die groote mannen, if ‘s Lands gefchiedenisfen met zoo veel roems ver- meld, Muis, Ufkens, Martena, Roorda, Thin; en anderen? Noch meer bekend én roemruchtig is Graaf Jan van Nasfau, ’sPrinfen broeder; -die, noch in Duitschland zynde, de verdrukte Neder- landers met raad en geld onderfteunde; die hee Stad- [ cvrur | Stadhouderfchap over Gelderland , hem tegen zy- ne verwachtinge (g) door,den Aartshertog en de Sraaten opgedragen, op fterken aandrag van zyn’ Broeder, aanvaardde; die zoo veel toebragt tot bevorderinge van de zoo lang getrapte Vryheid , en tot voortplantinge van den zuiveren Godsdienst , vooral in Gelderland „, waar hy denzelven, met ongelooflyken yver, doch met verftand gepaard, met moed en beleid, gelukkig gevestigd heeft; en die ‘vooral ’sPrinfen oogmerken begunftigde , en met alle kracht bevorderde, allermeest ten op- zichte van het gewigtig ftuk der Unie, waar over ik noch wat nader moete fpreken.. Wisten wy alles, wat die voortreffelyke Graaf, in ’t heime- Iyke en onder de hand, in ‘t werk gefteld heeft, waren wy alle de brieven. machtig, welken hy, ter voortzettinge der Unie, in verfcheiden Lands fchappen met eenige aanzienlyke Regeerders ge» wisfeld heeft; ik twyfele geen oogenblik , of zyne voorzichtigheid zou meer kennelyk zyn, en ons benydbaare loffpraaken afpersfen: gelyk ik met het hoogfte, recht fchyne te mogen befluiten uie het weinige, ‘tgene ons is bekend geworden. Want, kort na zyne aanftellinge tot Stadhouder van Gelderland, in bloeimaand ’sjaars 1578, be- „gon hy fpoedig het ftuk eener nadere vereenigin- ge tusfchen Holland en Zeeland en fommige an- dere Landfchappen ter hand te nemen. -Hier toe _ftrekten, om alleenlyk eenige byzonderheden aan- teftippen, ’sGraaven voorftel, door zynen Ge- heimfchryver aan de afgevaardigden van Holland en Zeeland in ’s Gravenhage , omtrent het midden van Ca) D. eERDES Scrinium Antig. T.E.P. 1.p. 103. [erx ] van Hooimaand, gedaan, en waar by hy dezel- ven poogde te bewegen, om, gelyk hy hun reeds over vyf maanden voorgedragen hadt, zich wat nader met Gelderland te vereenigen, waar by Holland en Zeelánd het groortfte belang hadden, paardien Gelderland als een voormuur moest bes fchouwd worden , en de vyand, zich meefter daar van makende, aan Holland afbreuk zou konnen doen (r#)5 — wyders, zyne pogingen, om het eerfte ontwerp der Unie te Arnhem te doen ver= vaardigen, gelyk gefchiedde; — zyne redenvoe- ring, den eerften September deszelfden jaars, in de vergaderinge der Staaten van Holland daar over gehouden; — zyn wys beleid op de Landdagen van Gelderland; — zyn nadrukkelyk voorftel in de Staatsvergaderinge van Holland en Zeeland te Gorinchem, ruim twee maanden later gehouden: dingen, die u, myne Heeren! van elders (s) be- kend zyn, en door my, hier, niet breedér be- hoeven voorgedragen te worden; doch die ons genoeg doen zien, dat Graaf Jan van Nasfau tyd noch vlyt fpaarde , om Holland en Zeeland in een nader verbond met andere Nederlandfche Gewes- „ ten te doen komen. Denkt, mogelyk, iemand, hadt het zoo veel arbeids in, om zulke Upie tot ftand te brengen? Ja zeker! Elk Landfchap hadt toen, gelyk noch, zyne byzondere belangen, _ voorrechten, gewoonten, waar omtrent men niet $ onverfchillig was; de Steden in een en hetzelfde Land- (r) Dit aanmerkelyk ftuk berust ter Griffie der Heeren Staaten-van Zeeland. - Cs) N.aoNDT Hit. van de Unie van Utrecht, bl. 9. en volgg. Ë CX Ì Landfchap dachten, niet op eenerleye wyzes de byzondere Leden der Staats-en Stads- regeringen verfchilden- aaninerkelyk in, bunne, raadflagen en bedoelingen. De Edelen en verfcheiden Holland» fche Steden werden haast in een begrip gebragt dat de gelegenheid tot het aangaan van een hader verbond niet behoorde verzuimd te worden, în zoo verre deszelfs punten niet (treden met de Gent» fche_ Bevrediginge; ‚doch andere, Steden „ vooral Delft, waren van oordeel, dat men in deze zaak niets moest ondernemen „ ‘ten ware ook andere Gewesten vooraf van den Gencfchen Vrede afza- gen, zonder het welke zy meer geraden: keurden, zich aan. dien Vrede te houden, dan nieuwe ver- bintenisfen te maken (£) In Zeeland vondt het {tuk der Unie ook zyne bedenkingen „zoo-by die van Goes en Tholen „ welken ongezind waren daar inte. treden, „dan: behoudens en onverminderd hunne fatisfactien, als by die van Middelburg; waar-men, in ’t begin, eene andere Unie onhoo* dig vonde, naderhand befloot , -dezelve: aantene- men, zoo dra de Bondgenooten verklaarden „ dat deze. Stad, daar door: niet begrepen, wierde bena- deeld te worden in haare” voorrechten, waar op men meende, dat door. die van Vlisfingen-en Vere indragt gemaakt «was „ terwyl ‘men, zelfs na het fluiten der Unie, niet driftig was, om dezelve in die hoofdftad goed te keuren en-open!yk-aftekon- digen (u). Bepalen. wy de aandacht by de overi-_ : ge (2) Notulen van Holland „29 Aug ven 14 Oct. 1578. (u) WAGENAAR Vad. Hitt. virdeel, bl 263 Hiftorie der Satisfactie enz, door den Heere VAN DR SPIEGEL, bl. 77, 246. [exe] ge Gewesten, de ‘Unie vondt in dezelves minrof meer; ook tegenftand «en hinderpaálen. Want, ómnu maar ‘te fpreken van zulke Land{chappen } die noch tót-de vereenigde Gewesten behooren; de’ meefte Gelderfche Stedén, Amersfoort inhet. Sticht van Utrecht, de Stad Groningen’, warenniet genegen „of weigerden rondelyk in onderhandelint gen ‘op ditvpunv te treden, Die van” Frieslands Overysfel en Drenthe. werden; door, verfcheiden omftandigheden,, ‘wederhouden, om zich diep in deze zaak: intelaten. Niettegenftaande. dic alles3 wist de Graaf van Nasfau „door welberaden mids delen en onvermoeide pogingen het daar henen te beftieren, dat de Afgevaardigden van verfcheis den Gewesten, in Wintermaand ’s jaars 1578, naar Utrecht kwamen, over de ‘hoofdpunten en voors waarden der Unie , volgens hunnen last, raadpleeg: den, en eindelyk , den zesdender. genoemde _fmaand „ by-voorraad tor een befluit! kwamen. Men hadt; -van-tyd-cor tyd „ de ontwerpen der Unie bez fchaaftd „ vermeerderd, verberdrd's:èh „zoo veel imo: gelyk: was, veranderd ten: genoegen. der ‘Gewes: ten’ en Steden; “Dit is bekend „vooral federtsde geleerde” en berbemde: Bardemeeftér van Goes, de Heer. vande Spiegel C+} ) „onlangs .de ontwer- pen van-de Unie van: Utrecht door: den druk aan licht gebfagv heeft; dierdaar- bij Zyne beloftei reeds “by eene” votige gelegenheid-godaan, vers dieuwde ‚van: Nederland te Zulien? verryken: mec eërie ‘Scaatkundige!„Hiftoriev van! die Utrechtfche Verbond s eene belofte; - wier wervulling, gaather „Iv slaan EGO 0153 Verdrag: nanvahaar + EE A eN t fo --baorlss -a{ f): Thans Secretaris der Edele Mogende Heeren Staten van Zeeland, wd [ cxi ] | haar Uwen en mynen wensch. niet lang zal. ache: terblyven. … Hert laacfte ontwerp, op: den gemel-; den dag goedgekeurd, en, op het welbehagen der, byzondere Landfchappen;, vastgefteld; trekt al-, ermeest onze aandacht, als geteekend door, de. Gemachtigden-van-Holland, Zeeland, Utrecht en. Friesland. Dus-begon men, in ’c midden van den winter „ de--aangenaamfte vryheids- vruchten „in. Nederlands tui te plukken. Welk > genoegen: voor een weldenkend en vaderlandlievend hart}, dit ontwerp ‘door zulke Nlannen onderteekend.re, zien, die, ten grooten deele , federt- den eerften, dageraad der-Nederlandfche Vryheid., in’ jaar, 1565 opgegaan, zich-openlyk-lieten zien, en, na dien cyd, om lief vof leed, niiec-afzagen van hun edelmoedig „ welberaden, en heldhaftig voornes men, om Nederlands heil met al-bun vermogen te helpen bevorderen. Werden. zy, door. Alva en zyn Bloed- Raad, gehoond, gebannen, ‚en in kunne bezittingen-aangetast ; hy kon „echter, de liefde toc hun Vaderland „de Vryheid-en den zui- veren Godsdienst „uit hunne. harten, niet verban- nen3 en moeften Zy, toen, der woede ontwy- ken, om in-haare bloedgierige klaauwen. niet te vallen en het dierbaare leven te-verliezen , zoo dra de-tyden gunftiger. waren ende wreedfte- wreed; heid de Nederlanden verlaten hade, keerden zy weder herwaards, tot-wezenlyk nut van. ons Gee meenebest, gelyk in dit geval, onwraakbaar bleek, Welk genoegen !-de oorfproriglyke-handteekenin, gen van zulke wicmuntende Mannen: onder het oog te krygen, gelyk my ten opzichte van veele ver- gund is, of die alle volmaaktelyk afgeteekend en gedrukt te zien, * gene aan elk van ons 8 ge- Des [Lexirrj ‘beuren mag, federt de kostbaare en overheerlyké ‚ „uicgave der Utrechtfche Unie, op last van den Raad van Staate der Vereenigde Nederlanden; in het laatst verloopen jaar vervaardigd. Ik zag my “een ruim veld geopend, wilde ik van allen, die dit ontwerp der Uzie geteekend hebben, afzon= derlyk fpreken ; doch zulks is, hier, te min- der noodig, om dat de meeften ons’ in ’t vers volg noch nader zullen voorkomen, als die de Unie zelve met hunne handreekens goedgekeurd hebben. Vergunt my, dat ik nu alleenlyk van hun gewage ; die de vergaderinge in wintermaand5 maar niet in louwmaand van het volgende jaar, ter onderfchryvinge van het Ucrecht{che Verbond bywoonden.- De edele Boetzelaar, wiens naam zoo heerlyk pronkt in ’s Lands gefchiedenisfens kan aan niemand onbekend zyn: een man, die zyne vryheidliefde, door onderteekeninge van het roemwaardigíte Bondgenootfchap, al vroeg be« toonde; wien Alva's banvonnis “weinig verfchrik= te; die in de gewigtigfte zaaken van het Land ge= bruikt, en onder de geheimfte vertrouwelingen van den Prins gerekend werdt (y) Geen mine deren roem behaalde de Sticht{che Edelman Johan van Renesfe, wien de wreedheid, aan zyn’ vader gepleegd, en ’t vonnis van ballingfchap, door Alva tegen hem geveld, niet konden aftrekken van zyne trouwe aan % Vaderland, welks vryheid en voorrechten hy verdedigde, zoo lang hy leefde (w). Mogen wy hetzelfde niet, met alle reden, (») Hiftorie van ’t Verbond der Edelen ar Stuk ,. bl. 243 — 245. (w) Dit zal blyken uit het tr Stuk’ van dat werk; waar Ook van Idzaerda zal gefproken worden, Klk ik (sexrv] geden, vermoeden van « Bartholomeus van dei Waell (*), hier uitde Ridderfchap van Utrecht afgevaardigd, {choon zyne verdere pogingen ter bevorderinge. van, Nederlands heil tot onze ken- nisfe ‚niet gekomen’ zyn. De naamen van Idzaer- da en Sixma ‘zyn.aan niemand vreemd, die de Friefche Hiftorielchryvers doorbladerd heeft, uit welken, in ’c byzonder, blykt, hoe veel zy, in hun. Gewest, toebragten tot het doorzetten en aannemen der Urrechtfche Unie, tot welker vere dere gefchiedenisfen ik wederkeere. Ruim ééne maand na deze onderteekeninge-der oncworpene Unie „ werdt de-onderhandeling over dic {tuk door den Graave van Nasfau en‚de Afgevaardigden uit de Landíchappen hervat, en het ontwerp nader overwogen, naar aanleidinge van verfcheiden aan- merkingen ‚ in de byzondere Landfchappen en Ste- den daar op gemaakt. De fterkfte verbeeldingskrache is noch veel te zwak, om zich levendig voorteftel- len het beleid, de,voorzichtigheid , ftandvastigheid, gematigdheid, ernsthaftigheid en befcheidenheid;, „welke, geduurende deze laarfte raadplegingen , indé byeenkomften der Afgevaardigden , in hunne harten, woorden en verrichtingen; plaats vonden, en die den-weg baanden tot een fpoedig en eindelyk be- fluic. Het zal,‘ echter, niemand vreemd voors komen, die immefmeer gewigtige raadplegingen bywoonde , «dar, op dit pas, noch eenige ver- anderingen in het feeds geteekende ontwerp, hier en daar, ten genoegen der byzondere Gewesten PET J } ge- re Zyn naam wordt wel gemeld in alle afdrukfels der Unie, geteekend den 23 Jan. 1579; doch niet in den laat{teng … druk, naar het oorfpfonglyke ftuk vervaardigd, ® T'é en Ì gemaakt wierden’, en dat alle Steden; raderhand, niet evers wel te vreden waren: “Trouwens, hoe veel ‘arbeids is ’er aan vast, zelfs in eene rèéds gevestigde Republyk, de zéven ED Landfchappen, ja! de Steden. van één bns zaaken vân ‘tíinder ‘belang, ik laat ‘flaan, vn her uiterfte' gewigt, tot eenftemmîige beffuiten te bren- gen! Het Zou niet moeilyk valled dit gézégde met vootbeelden te bevestigen ;’doth,’tis'onnoedig. Getuige hièr van zy alleenlyk de tegenwoord tydsomffandigheid! Och of alle vreeze voor me veel ftefker’voorbeelden ongegrond en ydel ware! Met “onïfichtige bedaardheid Zat Graaf Jan getracht hebben ,"dê“meeste Zwaarigheden 'üir: den weg te fuïmen de‘ verfchillende begrippen te vereêrigen, en aan’ allen,” zoo veel tenigzins doenlyk, was, genoegen te gt , met kledmenden aandraïg der bondigfte “redenen: zal hy‚de: Ae gden dan- Aen gezet en diefderyk gedwongen hebben, oi; tia zoor veele raadplegingen , het Utrechtfche Verbönd met alle “hartelykheid en’ éehsgezindheid goed te ‘keuren, ja Maâr ‘ook Zondër eémg, uicttel, naáfdiën de nood allen fpoed vorderde. % Gebeurd nièt “gelden, dat, ‘wânneer “het,gevaar grooter is, En meet naby Kómt, de baga béfluiten in “weinige ent En le op flaanden voet, met âl- gemeend bewilliginge genomen worden, die, an- ‘ders, een’ geruimen tyd én, langwylige beraad- ve rr er eG 7 BEIEREN, IE IRE | í ester A4 Nlagingeh)fchynen te vereisfcher, ‚Dic hadt ook _ “plaats in’dienh tyd: wanr ‘er verliepen niet meêr dan ‘tien of“ twialf dagen, van de aankomfté der “Afgevaardigden tot op de plechtige fluitinge der Unie, welke door de meeften en voornaamften met de grootite gewilligheid ondergeekend werd: „ te hike KOEK doch [exvr] doch door eenige weinigen uit vreeze-der bedrei gingen, aan hun gedaan, en onder eene heimelyke egenbetuiginge; om dat zy de teekeninge der Vat niet langer onder eenige voorwendfels ver- Schuiven konden (x ). 6 ‚Zoo kreeg dan, eindelyk, dit groote werk zym beflag, en heden twee eeuwen geleden werdt het alom vermaarde Verbond van Vereeniginge gefloten en geteekend, binnen de muuren der Stad Utrecht, in,’ groote Kapittelhuis ten Dom, in die zelfde ‚plaat{e, waar nu de Gehoorzaalen der Hooge ‚Schaole zyn, in welke over honderd jaaren hee eerfte eeuwfeest der Unie door den Hoogleeraar vande Poll, met eene Latyníche redenvoeringe ge- vierd is, en ook het tweede eeuwfeest door den “Hoogleeraar Bondam , eerlang, plechtig zal gevierd “worden. Aanmerkelyke plaats ! Hier werden „ in „vroegere dagen en op dien tyd, de Staatsvergade- „ringen gehouden (9); hieris de Unie gereekend; ‚hier worden, federt meer dan r4o jaaren, de „openbaarelesfen in verfcheiden takken van Weten- _fchappen door wydberoemdeMannen gegeven. Ver- gunt my, by deze gelegenheid optemerken, hoe naauw de band zy, vooral in ons Vaderland, tus- fchen- Staatkunde „ Uzie „ en Wetenfchappen. Wordt die band verbroken, ons Gemeenebest loopt gevaar, en dreigt nederteftorten in een on- _herftelbaar bederf, Wat is alle Staatkunde zonder „wysheid en wetenfchappen , wat anders, dan dwing- „Jandye? De Upie is het leven der Nederlandfche |, S Staatkunde, haar grondfteun „ voedfel en fterkre. er Es st Waar MATTHAEUS de Fundat. Ecclef. ib. 1. b. 143. N. EONDT Hift, der Unie, bl. 21, 22. (x) (55 Ed a „ | { | [exvu ] Waar bloeijen de Werenfchappen allermeest? in, Landen, waar de Vryheid, de ziel der. Unie „ haaren zetel gevestigd heeft. En is het niet een, voornaam deel en doelwit van waare Staatkunde „ de Wetenfchappen met kracht voorteftaan en te bevorderen? Het laatfte heeft geen bewys noodig; in de Vergaderinge, waar in ik thans het genoegen: heb te fpreken; en, de overige ftukken lyden „ naar: ik vertrouwe, by niemand eenige bedenkinge.: Gelukkige Gehoorzaalen! waar in ik hartelyk wenfche, en welk Nederlander zal zulks niet met my wenfchen? dat na een’ afloop van honderd jaaren hec derde eeuwfeest zal mogen gehouden worden ter vieringe van de Utrechtfche Unie , dat; eerfte meefterftuk van menfchelyke wysheid en- doorzichtige Staatkunde, Ik zegge niets te veel; ‚wanneer ik de-Unie in dat licht befchouwe, en. met dezen eernaam bekroone, De kortheid des tyds, myne bekrompene kundigheden, en vooral Uwe tegenwoordigheid, myne Heeren! verbieden my thans in alle byzonderheden te treden, en het Staatkundige beleid dezer Unie aantetoonen; ook. is het veiliger te wachten op de Staatkundige. ‚_Hiftorie van dezelve, waar op wy, gelyk reeds ge-, zegd is, eene gegronde hope hebben. Ik zal my vergenoegen met het voorftellen van deze weinige aanmerkingen, wier uitbreidinge ik gerustelyk aan Uwe eigen overdenkinge durve overlaten. — By. alle groote veranderingen in het Staatsbeftier en de Regeeringwyze is noodig, dat zich daar toe eene- bekwaame gelegenheid opdoe, ’t zy dat dezelve ongedwongen is, 't zy dat zy gezocht en door. … bedekte middelen is veroorzaakt. Wat de gefchie- denisfen van andere volken en van ons Vaderland BRAKES o en Ll etvan À ten dien opzichte aan'de hand geven, zal ik nief ophalen. » Het gedrag van Don Jan van Ooftenryk „ té voren gemeld, fchynt de naafte aanleidinge ge= geven te hebben toc het fluiten van dic Verbond,’ volgens deszelfs aanmerkelyke inleidinge. — Men wachtte zich zorgvuldigst,-om niet aanftonds elk in-her> oog te doen loopen, dat deze naderé vere bintenis een’ gevoeligen flag aan de Gentfche _ Bevrediginge, welke reeds aan ’t wankelen was, _Zoutoebrengen; — De Bondgenooten openbaarden’ _… wel, hoe zy dachten over de aanhangelingen en voótnaamfte werktuigen van den Koning in; deze: Landen; doch lieten zyne Majefteit ongemoeid: waar van’ de reden «uit het: voorheen gezegde ges maklyk is optemaken; — De hulp, welke de Nederlanders noch. van het Keizerryk verwachte- den; de naauwe betrekking van den Algemeenen Landvoogd op den Keizer, Pals die-een broeder van Matthias was; hetbelang van fommige Landfchap- pen en Steden; de toeleg van Koning Filips, om den band túsfchen het Ryk en-deze Nederlanden geheellyk te verbreken; en de treffende redenvoe- ring, door den grooten’ Marnix van Aldegonde op den Ryksdag te Worms in het voorgaande jaar ge- houden, in “welke: ‘hy, ’t gene hier vooral moet . opgemerkt worden, de Nederlanden deedt voor- komen als-naauw- met Duieschland verknocht, en een der leden van het Roomfche Ryk (x); alle _ deze dingen waren zoo veele gewigtige redenen, waarom de Bondgenooten zoo uitdrukkelyk betuig- den, dat ‘zy zich, by het aangaan dezer Unie, în Hd geval wilden ‘onttrekken van of uit het Heilige kens ps BOR XII boek, bl 27, 3e [Lexrx ] Roomfche Ryk. =— Wie de fchryver van dit Vers ‘ bondfíchrift, en byzonderlyk van deszelfs inleidin= ge, geweest zy, is my onbekend; doch dit wete ik, en zietelk met my „dat hy-de waare belangen van ons Vaderland, paar de gelegenheid van dien tyd, op ‘tnaauwkeurigfte doorzag en in den grond verftond. Dit zal ons nader blyken, wanneer wy het oog wenden naar de voornaamfte punten dezer Unie. — Eenige Nederlandfche Gewesten verbon-= ‚ den zich, om, teneeuwigen dage, zoo vereenigd te blyven, als of zy maar ééne Provincie waren; zonder zich ergens door van één te laten fcheiden. Elk Landfchap, iedere Stad zelfs, behieldt zyne byzondere voorrechten, vryheden, gewoonten, __gerechtigheden ; doch zy zouden malkanderen by= ftaan, met lyf, goed en bloed, tegen alle geweld, hun op ’s Konings naam, of van zynen wege; aangedadh, om welke oorzaake hetfook mogte zyn. Ditis de ziel der Unie; en zoo lang deze huisvest in *c gantfche lichaam der Vereenigde Nederlanden, blyft ons heil beftendig, ons levens hoe zeer fomtyds aan ’t kwynen gebragt, geduur- zaam en onafgebroken. Men dacht derhalven toen, gelyk in onze dagen, wanneer zulks niet meer voor eene doodwaardige misdaad gehouden wordt, dat elk der Vereenigde Gewesten de Oppermacht aan zich behoude, en dat dezelve door een vry- willig verbond van vereeniginge aan niemand, wie hy zy, afgeftaan worde. Daarenboven, het Sraac= kundig oog kon, op dien -tyd, wel vooruitzien, dat een of ander Gewest, buiten eigen fchuld, en door overmacht van vyandelyke wapenen, van het Bondgenootfchap zou losgerukt en voor een’ tyd afgefcheiden worden. Gebeurde dit, wat Eene moest [ CX ] moest bet gevolg zyn? Dat zulke Gewesten voortaan van her Bondgenootfchap uitgefloten bleven? Neen maar, dat Zy, zoo fpoedig mogelyk, nrar het recht der wederkeeringe, op nieuw daar mede vereenigd wierden: gelyk wy weten, dar noch in de xvr eeuwe plaats gehad heeft omtrent Zutphen, Deventer en Groningen, en, byna honderd jaaren na het fluiten der Unie, omtrent Gelderland, Utrecht en Overysfel, welke, ’ is waar, by deze gelegenheid, veel van haare oude rechten en vry- heden moeften verliezen, doch evenwel tot de Unie wederkeerden: welk voorrecht het Landfchap Drenthe, onaangezien alle pogingen, vooral in ‘t jaar 1651 gedaan, tot heden toe blyft misfen. Ik achte het voor my onnoodig, langer by die Stuk fhil te ftaan, te meer, om dat de uitmuntende Bynkershoek, de roem van Themis zoonen en-de eer der Zeeuwen, reeds hier over in het breede gehandeld heeft (a), wiens voetfpoor anderen volgden. Laat ons liever den verderen inhoud van dit Verbond in een kort tafereel voordragen. Alles, “wat eenigzins noodig en nuttig was tot vastftellinge van een welgeregeld Gemeenebest, alles wat men hier toe of te betrachten, of te vermyden hadt, werdt door deze Uzie, op het naauwkeurigfte, doch naar de toenmalige tydsom- ftandigheden en het doelwit der Bondgenooten, bepaald. Hier toe behoorden de onderlinge ver- dediging tegen buitenlandsch geweld, ’t gene min= der kracht kan oefenen, als eensgezindheid binnen ’s Lands de harten bezielt, en eendragt alle raad+ | {las "7 (a) Quaest. Furis Publici lib. 1, cap. xvr. verg. BONDT pver de Unie, bl. 8x Jog, Î _[cxxr] {lagen en ondernemingen beftiert; — de verfterking. der Steden, welke beter in een’ tyd van ruste, dan wanneer de vyand voor de poorten is, gefchie- den kan; — het heffen der gemeene middelen, zonder welke geen: Land zou konnen beftaan, of. tegen den aanval van vyanden beveiligd worden; — ‚ het maken van beftand, oorlog en vrede, terwyl men in een’tyd van vrede behoort bedacht te zyn op den oorlog, om niet overrompeld en weerloos bevonden te worden, in een’ tyd van oorlog den vyand met kloekmoedigheid en _wys beleid moet onder de oogen zien, om niet overwonnen of tot een’ lafhartigen, fchandelyken en nadeeligen vrede genoodzaakt te worden, en by het fluiten van een beitand zorgvuldigst dient in acht te nemen, dat. het geen voedfel aan zorgeloosheiden werkeloosheid geve, of de vyand alleen ’er dit nut uit trekke, dar hy gelegenheid hebbe zyne krachten te ver- zameien „ en naderhand des te geduchter worde; — verder „ het aangaan van verbonden met nabuurige Ryken en Vorften , die, fomtyds, en noodzaakelyk en nuttig zyn, doch op andere tyden een Gemeene- best in veele moeilykheden en langduurige oorlogen inwikkelen; — het aannemen van nieuwe Leden in dit Verbond, waar omtrent, vooral in dien tyd, de uiterfte bedachtzaamheid hoognoodig was, om ‚door geen nieuwe Bondgenooten verfchalkt en ten ondergang gebragt te worden; — de beftelling der muntzaaken, een gewigtig {luk en van het groorfte aanbelang , allermeest in een Land ‚ welks Bloei en grootheid van den Koophandel onaffchei- delyk zyn; — het ftuk van Godsdienst, die zuil van den Staat, weinige dagen later nader verklaard &n zoo bepaald, dat de Hervormden in dezen veilig 4 hkkestR wa- ['exxa ] waren ,'de Roomschgezinden niet te vreezen’ had} den, enelk bevryd bleef van geloofsonderzoek en ge- wetensdwang, zynde het zeer aanmerkelyk, dat de opheldering van dit punt inden kostbaaren drak’ der Unie niet te lezen zy ; — hier by kwam eene bepaling nopens de goederen en het ‘onderhoud der Geestelyken en Kloosterlingen, waar van de nadere verklaring , ook op den eerften van fprokkel- maand vastgefteld, in die oorfpronglyke uitgave’ noch voor handen is; — de beflisfing der gefchillen tusfchen de verbonden Provincien, of binnen de- zelve, gerezen; punten, waar over meêrmaals’ twisten ontftaan zyn, doch over welker recht verftand, gelyk wy allen hartelyk wenfchen, na dezen nooit meer getwist worde ;;— de handhaving - van recht en gerechtigheid, welke de vastheid van een Land is; — het achterlaten van zulke lasten in eene der verbonden Provincien, die tot last en nadeel van eene andere zyn zouden; — de vergadering der Staaten van de Vereenigde Gewes- ten, om, met gemeen beleid, te raadplegen over ’s Lands algemeene belangen; — eindelyk, hee vileggen, veranderen of vermeerderen van de punten der Unie, waar toe byzondere tydsomftan- digheden, naderhand, aanleidinge zouden konnen geven, en zelfs de gezamenlyke Bondgenooten verplichten. — Welk een ruim veld van overdenkin= gen, in een kort beftek! Wartal zaaken, in weinige woorden! Elk, die ooit de Uxie van Utrecht ge- lezen heeft, zal my dit gereedelyk toeftemmen. Hoe meer wy dit Verbond, in zyn geheel be- fchouwd, met aandacht naargaan , en ons daar by te binnen brengen de kommervolle omftandigheden van dien verwarden tyd, zullen wy deze Uzie ook te 4 Lexxi] te meer bewonderen alseen pronkftuk van uitnenten= de wysheid en doordringende. Sraatkunde. Gy allen, dit vertrouwe ik gerustelyk, terwyl het tegengeftelde byna onmogelyk is, Gy allen, myne Heeren ! zyt hier van genoegzaam overreed; en “gene ik heb aengeftipt , is overvloediglyk be- wezen door de Heeren van Bynkershoek , de Beaune fort, Bondt.en Paulus , of zal, eerlang, door den Heere van de Spiegel in een helderer licht gefteld. worden. — Sommige punten van. dit Bondfchrift; ik-erkenne het, konden op den duur geen fteek: houden; moeften of van zelfs vervallen , of buiten kracht gefteld worden; ‘en zyn min beftaanbaar met de Regeringsforme, welke, federc, in ons Gemeenebest ‘heeft ftand gegrepen, Dan, wie, __die onbevooroordeeld en met bedaardheid het {tuk dieper inziet; die geen vreemdeling is in de lotge- vallen der beste Ryken of Gemeenebesten , by- zonderlyk van ons Vaderland; die weet, hoe naaüw beperkt het menfchelyk vernuft zy , en her fcherp- fte oog van de fchranderfte ftervelingen te «kort fchiete , om al het mogelyke te voorzien; die. daarteboven bedenkt, dat de Bondgenooten in dien tyd zich durfden noch ‘konden voorftellen, een Gemeenebest te ftichten , hoedanig.Nederland, door ’s HEEREN. albeftierende wysheid , tegen hunne verwachtinge en boven alle menfchelyke uitzichten; federt, geworden is; wie, zegge ik, die dit alles gadeflaat, zal zoo vermetel zyn, om te befluiten, dat de nakomelingfchap onze voorva- ders in beleid en. Staatkunde overtreffen, of hun een’ beteren weg zou hebben konnen aanwyzen, ‚in het aangaan en fluiten der Upie van Utrechit? _… Het is niet noodig, dat-ik van’ die dingen, in [exxiv] deze plaatfe en voor zulke Hoorders, breeder fpreke; en het is buiten myn beftek, dieper te treden in het gefchiedkundige, in zoo verre zulks betrekkinge heeft torde Landen en Steden, welke zich by de Bondgenooten gevoegd hebben, of tot de gefchillen, die, van tyd tot tyd, over den zinen het oogmerk van eenige punten gerezen zyn, of tot de plechtige raadplegingen, daar over gehouden, byzonderlyk in ’t midden der voorgaan- de en *t begin dezer loopende eeuwe, of tot de gevolgen, welke de Unie van Utrecht gehad heeft, zoo ten aanzien van de nu Vereenigde Gewesten, als ten opzichte van andere Landen en Volken, of eindelyk, ’ gene ik eerst had behooren te noemen, tot de plechtige afkondiginge, ‘die, den negenëntwintigften van louwmaand, met zoo veele teekenen van vreugde binnen Utrecht ge- fchiedde. Dan, by één ftuk moeten wy noch een weinig tyds ftilftaan, de onderteekeninge van deze Unie, heden over twee eeuwen, gelyk wy reeds gehoord hebben, gefchied. Dit vordert de plechtigheid van dezen dag; dit eischt de dank- baare nagedachtenis, welke wy, met al het Volk van Nederland, aan die overtreffelyke Mannen verfchuldigd zyn; en dit, denke ik, myne Hee- ren ! verwacht Gy ook in dit uur. Trouwens, fprak ik te voren van de voornaamfte Onderteekenaars van ’t ontwerp der Unie, hoe veel te meer past het zulken te vermelden, die de Unie zelve eigen- handig onderfchreven hebben. Was 'er iemand beter gefchikt, om dit Verbond allereerst met zyne onderteekeninge te bekrachtigen, dan die door- luchtige Graaf Jan van Nasfau, aan wien de Vryheid en Godsdienst, ons geheel Gemeenebest en ar ve ijk = an IT EKKV il ‘Tand in ’tby zonder „de duurfte verplichtinge hadden , gelyk te vorenis te kennen gegeven, en wien een onzer Gefchiedfchryveren (5), niet zonder gewig- tige redenen, befchryft âls een wys, kloek, vroom en verftandig Heer. Zyn naam, * is waar, wordt alleen gevonden in de beste uigave der Unie; ’t blykt, echter, van elders, dat noch vier Edelen; wegens Gelderland, dezelve onderteekenden, vier Edelen, gefproten uit de hoogaanzienlyke geflach= ten van Tellich, Pieck, Liere, en Bentinck, waar uit. zoo veele uitmuntende mannen, by de eerfte opkomfte van dit Gemeenebest, en naderhand, voortgekomen zyn „die aan het Vaderland wezenlyke dienften gedaan en hunnen naam der onfterfelykheid toegewyd hebben. Vergunt my, ten hunnen op- zichte, deze ééne aanmerkinge te maken, dat, gelyk het Verbond der Vereeniginge, nu , door ‘hei „geteekendis, zy ook zelven, of hunne Sramgenoo= ten en naafte bloedverwanten, deel hadden aan het vermaarde Verbond en de Smeekfchriften der „Edelen ter verkryginge van vryheid in ’ Burgerlyke en Godsdienftige. Zulk een voorbeeld zy ter naz volginge van hunne noch bloeiende nakomeling- Schap, welke wyslyk roeme op zulke voorouders? Uic Holland, ontmoeten wy hier den edelen van ‚Poelgeest, te meermalen in ’s Lands zaaken ge- «bruikt, en die zyne vryheidliefde, gelyk de gemel- «de Gelder(che Edelen, reeds eenige jaaren vroeger shadt doen blyken; — den beroemden Paulus Buys, s Lands Advokaat, door zyne binnenlandfche ver= vrichtingen , buitenlandfche gezantfchappen , en on- dankbaare mishandelingen ten tyde van Leycester, | over= …-6b) VAN METEREN XXVIII boek, bl, 524. Lexxvi] Overvloediglyk bekend; = en Reinier Cant, eer” der Regeerderen van: Amfterdam , doch van wiens byzondere bedryven. minder tot onze kennisfe ge- bragt is. „Nu komen, wy. tot, de, Zeeuwfche, Afge- vaardigden, die vier. in getal „waren, en thans vooral onze aandacht naaf zich trekken; mannen “van naam en verdienften „ aan welken geen Zeeuw, tot op dezen dag, denken kan zonder eerbied en dankbaarheid. De eerfte, Willem Roels, behar- tigde mer alle’ yver „in die' zofgelyke dagen, de belangen der {tad Middelburg ‚ welke-hy ‘als Pen- _fionaris diende, den-tyd van omtrent’achtien: jaa-- zén (c) ; wanneer Chriftoffel Roels, vermoedelyk, zyn’ bloedverwant ; Raadpenfionaris van Zeeland, was, Zoù «hy, indien hy een geboren. Zeeuw geweest warey eene plaats in het Sraatkundig Zeeland: verdiend hebben, wy zien: met blydfchap;, dat zyn zoonven kleinzoon in het Geletterd Zee- land «(4 )) mét ‚lof. vermeld worden. — Nikolaas Blancx „de tweede Zeeuwfche onderteekenaar der _ Unie, was in de Srads-regeringe te Goes, en-nu wegens dezelve, Gekommitteerde’ Raad: van Zeé- land, die, uit aanmerkinge zyner kundigheden’, in, veele gewigtige zaaken gebruikt werde, zoö hier, als in andere Nederlandfche Gewesten. Hier „door verworf.hy geen mindere achting, dan zyn vader, die ons.befchreven wordt als Dykgraäf der breede Watreringe, een man van aanzien onder de Landzaatem, encafltammende uithet ‘oud adelyk -huis-van Jerfike: (e ):— Meer bekend en beroemd „Ô î TERRI id mjs „ied 1577-1595. (4d) Pr. De LA RuE Gel. Zeeland, bl. 147, 148. (e) VAN pESrregEL Hift. der Satisfactieenz. bl: 232 7 ë À Á Teexxvar | is Pietêr-de Rycke’, éen man vam aarizienlykegeböor: te, uieftekende bekwaamheden, wys beleid, voorz beeldigen. wandel; een vriend van Vryheid en _ Godsdienst; de. vertrouweling van den Vader des Vaderlands, «die veel gebruik van hem maakte, eerst) te Gent, federt, in deze Stad, waar hy hét Bailliufchap bekleedde, en, ten nutte van gant{ch Zeeland, hem aanttelde , na veele ándere 'gewigti- ge posten bekleed te hebben, tot Plaatsbekleeder van den Eerften Edele dezer Provincie. Met welken tof hy zichin-alle zyne amptsbedieningen gekweten hebbe hoesgroot zyne verdienften aan Land en, Kerke: geweest zyn, verbiedt de tyd chans onder= fcheidenlyk optehalen, en het is aan allen vän elders’ bekend: (f). De gedachtenis van ‘dien Man blyve onder ons, en by zyne nakomelingfchap, waar onder de Prefident van dit Geriootfchap , de Heer Winckelman, zich rekenen mag, in beftendi= ge zegeninge! — De laatfte , doch geenzins de minfte, die, wegens Zeeland, de Unie onder- fchreef ; was Kaspar van Vosberghen, aanzienlyk door geboorte, eerampten, en verrichtingen, een man, in wien Godsdienstigheid ,. heldhaftigheid, Staatkundig beleid, verkleefdheid aan zyn Vader- land, liefde tor de Vryheid, en genegenheid voor den Prins, zich op het naauwst veréenigden. Zyne daaden bevestigden de waarheid van zyn zeggen aan Mondrágon,'dâät hy door eed aan den’ Prins ende Staâtên;, door ’t gewisfe ‘aan den gezuiverden agens »Verkhocht was (2). — Ik zoude, indien 45 vavo tav: AIV EC EIO 5 |, Tan f } ik Cf) wore warer Historië der Hervormde Kerke te Gent, bl. 271293 A. 'S“GRANEZANDE Gedachtenis Van het Synode te Wefel, bl. 131-134, _{g) Dr LA RUE Staatkundig Zeeland, bl. 103-107. [ exxvitr] ik zulks.by U, myne Heeren ! noodig oordeelde verfchooninge vragen, dat ik my met de Zeeuwfche Afgevaardigden wat langer bezig heb gehouden: doch ik wil my.liever omtrent de overigen be- korten, en. naar het-einde myner redenvoeringe fpoeden. Een tiental Heeren onderfchreef de Unie, wegens die van °t Sticht van Unecht, en een of twee Afgevaardigden. in naam der Ommelanden: van welken fommigen, reeds jaaren lang, voor Vryheid en Godsdienst geyverd hadden ; anderen in lateren tyd met hun gedrag bewezen , dat zy, zoo wel met hun hart, als met hunne hand, deze Unie geteekend had- den ; terwyl niemand vanhun, die-op dezendrieën- - twincigften van Louwmaand het Bondfchrift eigen- haudig onderfchreven, naberouw deswegens be= toonde „ of, zoo veel my bewust is, zich naderhand tegen deszelfs inhoud opzettelyk aankante. Vergunt my, doorluchtige „Mannen, roem- waardige „ onderteekenaars der Unie van U» trecht, „verguat my,-dat ik, met diepen eerbied en _waare hoogachtinge voor. Uwen onfterfely- ken naam en gezegende gedachtenisfe doortrok- ken, in Uwe plechtige vergaderinge verfchyne, en. U, in naam van alle, myne Luand-en tydge- nooten, toeroepe: Hebt dank voor 't goede aan Nederland bewezen! hebt dank voor alle liefde- zorge ten nutte. van dit Gemeenebest , van Vryheid en Godsdienst! ’t Kan u nooit berouwen , den zwaarften last getorst te hebben. Uwe nakome- lingen en ftamgenooten, die, na twee eeuwen, ons dierbaár Vaderland noch blyven verfieren, ja! al het volk van Nederland, genieten tot op he- den de aangenaame. vruchten. van. Uwen arbeid, _ die.niet ydel.was, - Gy waart de grootfte Mannen pe van Ie EE Ber ET a na hem Sn En en, _ [ CXXIX 1 wan Uwen leeftyd ; in twee volgende eeuwen kon- den weinigen U evenaren, ik laat (taan, overtref-, fen; en noch blyft Gy de bewondering der beste, vernuften en fchranderfte Staatkundigen van on- zen tyd. Werden Uwe naamen waardig geoor- deeld, om in * koper gegraveerd te worden; zy. zullen noch veel dieper en geduurzaamer in ‘tge- heugen en. hart van onze Vaderlanders gegraveerd blyven, en met den meeften roem vermeld wor- den, zoo lang Nederland, Godsdienst, Vryheid en Dankbaarheid zullen aanwezig zyn. — Dan, zal misfchien iemand met eenige verwonderinge vra- gen, ontmoet men, in dic luifterryke gezelfchap der Bondgenooten, Prins Willem van Oranje niet ? hem, die goed en bloed voor. deze Republyk durfde wagen? Waren de onderhandelingen over zoo een gewigtig {tuk buiten hem begonnen en voortgezet? nam hy geen kennisfe van ’ fluicen dezer Unie? of werdt die Vorst door, men{chen- vreeze en ‚eigen belang weêrhouden, om de ver- gaderinge van dien. dag byrewonen, en‚daar de Unie te onderteekenen? Niers van ditalles hade plaats, fchoon het waar is, dat die Vorst zich, op dit pas, niet te Ucrecht bevonde. Zyne ge- woone voorzichtigheid, onbefchryfelyke wysheid en ffaatkundig doorzicht geboden hem, de on- derteekeninge der Uxie noch eenige weken te ver- fchuiven. Wie bemerkt echter niet, dat de geest van Oranje de Bondgenooten bezielde , en in hunne vergaderinge , op eene onzichtbaare wyze, tegenwoordig-was? — My dunkt, ik zie de blyd- fchap op ’t aangezicht der Bondgenooten ver- Ápreid; ik hoore hen van vreugde in de handen « klappen; malkanderen geluk wenfchen; tot ge- trouwheid , ftandvastigheid en eensgezinde ge- Akte tte voe- [Cxxx ] vöelens verbinden, wa dat’ Zy zhèr elden tander het Utrechtfche Verbond geteekend hadden; fy dunkt, ik hoore hen by deze plechtige” gele heid betuigen: de Heere, Neêrlinds GOD,’ iy groot gemaakt! Zyn naam worde geprezen, nù; en door allé eeùwén! «> Zoo ftaat derhalven, na tweehonderd gard; het gebouw van ’t Neêrlandfche Gemèenebest nóch vast op deri grondflag der Utrechtfché Unie! Zoo mogen wy, op dezen dag, gedenken, hoe ‚Ne= derland, door wonderen van Is HEEREN macht en‘ wysheid gegrondvest, ook door wónderen van Zyne goedheid, … tot heden ; bevestigd zy’ en’ ftaan= de gehouden ! Gelukkige Vereenigde Nederlän- den! Gy zyt uit kleine beginfelen tegen verwach tinge en boven alle menfchelyke voorüitzichten 3 tot een aanzienlyk Gemeenebest verheven; ‘Gy deedt, na een’ tachtigjaarigen oorlog , Uwen mach: tigen vyand voor U bukken, hy werdt Uw vriend; en Gy een vry en onaf hangelyk volk; Gy waart; op éénen tyd, de fchrik van Engeland en Frank- tyk; Gy hebt de machtigfte volken tot Uwe Bond= genooten gekregen; Gy hebt, fomtyds, de wet van vrede en oorlog aan anderen helpen ftellen; Gy hebt Uwen Koophandel in alle weereld- dee: Jen uitgebreid, en Uw gebied geplant tot in dê verfte Landen! Uw ‘heil blyve beftendig, en wor= de nach grooter! Dan, zal dit gefchieden, zoo moet, vooreerst, de Uzie wel bewaard worden. Eendracht maakt ‘macht; doch verdeeldheid is de eerfte trap tot ondergang. Wy worden'haast ver- broken, wanneer wy tegen malkanderen aanftoo- ten. IOP Neêrlands volk pasfe nooit: men heeft bj hart verdeeld, nu zullen ús verwoest rid , en _[exxxr}. den! Ten anderen, ‘de Vryheid blyve hoog gê- 4 die Vryheid” welke Zie losbandigheid hac Dé Godsdienst, ten derden, de waare Godsdienst, behoude-order ons die achtinge en-betrachtinge, welke hy overwaardig is. Eindelyk, wy moeten den’ Vrede op“den rechten”prys ftellen en „zoo veel môgelyk,, trächten:te bewaren, op. dat de ‘Koop- handel, de zenuw ‚van den‚Staat,, niet verwoest worde. Het oorlogsvuur, dat reeds ontbrand ‘is, nadere tot onze grenzen niet! Gon geve, dat wy noch veele jaaren de, altaaren, mer, dit opfchrift: de HEERE is vrede , Onder ons opgericht zien; of Hy fchenke , ‘indien het oorlog ons’ aanvalt, heldenmoed „ gelyk in, vroegere dagen! De nEE- RE'onze GOD; zymet ons, gelyk Hy geweest is met onze Vaderen!” Hy verre ons ne, |_Hy be- geve ons niet) Hy ftelle dit Vereenigd Gemeene- best,tot eenen lof op aarde! Pie Op deze wyze herdacht het Gee OE PEA Ekid LAD OT AD nootfchap de Unie van Utrecht > juist op denzelfden dag , waar op, twee eeuwen vroeger, dat gewig- tige Verbond door de“ Afgevaar- ieden der byzondere Landfchap- HERE geteekend is ; terwy! an- deren plechtige gedachtenisfe daar der ep Er Co zl / B . f jan in ons Vaderland vierden , _%zy ‘den volgenden dag, ’t zy BRR IRD den ET [ exxxir den negenêntwintigften van louw- maand , op welken over tweehon:- derd jaaren de Unie, onder vee- le blyken van vreugde , te Utrecht plechtiglyk werdt afgekondigd, Mag dit Verbond, twee eeuwen laater , noch in kracht zyn, mag. deszelfs teekening en af kondiging ook dan met blyde dankërkente- nisfe gevierd worden , gelyk de vuurige wensch van alle braave Net -derlanders-is „ dan zal dit Gemeene- best boven vedlk andere zich over zyne duurzame beftendigheid kon- nen beroemen , en °s HEEREN lof met blyde klanken verheffen. _ In het bericht, voor ’tvií deel geplaatst , beloofde men „ ‚dat, behalven de antwoorden over: SIE voorgeftelde vraage, ìn dit deel ‚ook de verhandelingen en waar- nemingen van verfcheiden Heeren zouden gevonden worden; doch ke uitvoerigheid der prys- - verhan- delin= [ cxxxir ] delingen heeft zulks belet, en het Genootfchap doen befluiten, om de uitgave van die ftukken té ver- fchuiven ‘tot het 1x deel, ‘tgene bykans afgedrukt is, en korten tyd na dit deel zal ‘in % licht komen. Hier vindt men, derhalven , alleen- lyk drie Antwoorden op de vraag over de verbeteringe der Schoo- len, door de Heeren Krom, van der Pahn en van Voorst gefchre- ven: waar by gevoegd zyn eeni- ge. aanmerkingen ; ten grootften deele ontleend uit de overige toe- gezonden Antwoorden , doch die door het Genootfchap niet be- kroond waren ; en een aanhangfel van den Heere G.J.Nahuys , wiens vroegtydigen dood het Zeeuwfche Genootíchap , de Hooge School van Leiden en de geheele Kerk in Nederland, om gewigtige redenen; zeer betreurt, en noch lang na dezen betreuren zal. Die Heer, TE ke MERKEN 3 he- [exxxiv ] nevens anderen verzocht tot de beoordeelinge van allé de ingeko* mene Antwoorden gaf een zeer uitvoerig fchriftelyk beticht over dezelven, en hadt de goedheid’, om deze gedrukte aanmerkingen; uit meer andere ontleend, op het verzoek van ’t Genootfchap , aaf het algemeen medetedeelen , er by de verzamelinge der ftukkén, de verbeteringe der Schoolen be: treffende, telaten drukken. Mief by zyn, in dit deel, noch ge- voegd de waarnemingen der Hee: ren Mechain en Fokker’ over de oppofitie van Saturnus in *t jaat MDCCLXXVII „ en over de Comee- ten in de jaaren MDCCLXXxIX' en MDCCLXXX. Het belang van Zoo veelen in ons Vaderland’, wien het of aan gezindheid of aan geldmid- delen hapert, van zich: in *' bezit van alle de deelen der Verhande- lingen van deze PAAP i. EL, Liexzzew } ftellef;; deedt ‘het „Genootfchap befluiten, om de ftukken:over de verbeteringe der Schoolen ookiafs zonderlyk uittegeven , en ze door dezen weg voor elk verkrygelyker te maken, ten einde het bedoelde * oogmerk des te beter te bereiken, tgene geen ander, is „dan de ver. meerdering, der algemeene kundig- heden en de befchaving van ’t volk van Nederland. Wordt dit heil- mat rf niet vruchteloos zyn, en het Ge- nootfchap aangefpoord worden , om met allen ernst in zyne pogin- gen voorttevaren, en niets onbe- proefd te laten , wat eenigzins die- nen kan, zoo tot eer van GOD, als tot nut van het menschdom in “gemeen , doch byzonderlyk van Neêrlands volk en Zeelands in- | vee Bao [ cxxxvr ] wooners; op welken °s HEEREN zegen ruste tot in het laatfte nas ‚ geflacht ! Viisfing ingen, den zevenden ‚ van louwmaand °s jaars ‚ MDCCLXXXII JONA WILLEM TE WATER, SECRETARIS, Ee ar Ve VG Â EN EO " DER VERHANDELINGEN et vn het Achtfte Deel. te Antwoord over de verbeteringe der Schoo- len; door m‚ 7. KROM, Hoogleeraar in de Kerkelijke Gefchiedenisfen en Predi- kant te Middelburg. _‚ _. … …. Bladz, r Antwoord over hetzelfde; door K. VAN DER PALM ,- Fransch en Nederduitsch Kost- Jchoolhouder te Delfshaven. . . … 229 Antwoord over hetzelfde; door D.C. VAN VOORST , Predikant te Catzand. . . 317 393 rheid, en Kerkelyke. Gefchiedenisfen te 7 Leiden, mi . Pi il e 465 DAERT ,- Med. Dot. , Oud- Raad der Di Stad Vlisfingen. … … … re 503 Beginzelen der Comeet van ’t jaar 1779, -… e _Zynde de 64ft wier loopkring berekend “e is; door J.P. FOKKER, A.L.M.& Phi- _ « -- lofophiae Doctor te Middelburg. . . 513 “ Waarneeming van de Comeet 's jaars 1780 ; Hoor M, MECHAIN. … …« « … 531 ij DRUK. Le DRUKEFEILEN, Prod xv ./l Jn „eh Vilt Deel, {HH Bl. 185, en volg. flaat DOORZWELLING gast od — 243, Teg. Ósiir tomy. ver ftomp. — 249, 17 ‘Pao Gal — Pro-Gal. 252, ai 253 — ed ‚ Aloohóî tn “Rlcohol, des ke. Dvd NS tard P, het VIII Deel” dan " BL 33. reg. “17. Raat der voordeels we des eworfldcle Ee 40. — 2. — vûceerden —= wäcterde -- AS 0 Ae ee vadlphen “ern swan Alphen … me Ó4. — 14 h denzelven- =S, ri denedra -- 72. — IIe ter verbetering, …— „verbetering aan. Ä on 0E hege : zien, e- 103. — — mpoëxöperwr DC mpeëzópnrer -- 109. — 28, — grootfte — grootte -- 135. —' 4e. — Not. lurettes © — lunettes dE Ee 16: == Ephimeris ve Ephemeris -- 155. — Ko. — Not. pender —— pendet EN Nak IES eenigzins “== eeniglyk * -- 173. — Jer vivant — ‘vivante « .- 212. — 5. — Furisprudentae — Furisprudentiae . — '6. — degendus — legendis ee, me 20, Ce Jabantos — labantes } -- 214. —' 18 bt or em ama -- 315 == Zere, vTilyvus om Tityrus -- 217. > 15e “Dejenira' … As Dejanfra, ee “en 27! — … Laodamica —— Laodomia”, -- 221, ee me dphtonius —/ Aphthonius ere vam 7. — Rellores ore Reêtors. -- 226. == Qur== Syrachides, — Sirachides a .- 298. Se 12e fini fint a 333 IK hed ‚Net. diepden- — ER knn ora so sargels „ kenfte el ‚NB. De twee Plaaten moeten geplaatst worden ach« ter den Tafel) behoorende tot Bladzyde 530. ANTWOORDEN OP DE MeeR Ai ridk G;, GPGEGEEVEN VOOR HET JAAR MDCCLZEZ; O VER DE VERBETERING E D E R Re MH 0 O1 BNS DOOR HET ZEEUWSCHE GENOOTSCHAP DER WETENSCHAPPEN BEKROOND, IN DES- _ ZELFS ALGEMEENE VERGADERINGE) DEN GQ. AUGUSTUS 1780. aen 8 FALATEN waer vern AN Kd EE € \ ‚ ee be ir ae Yn KJ 14 Un, dà nd ) ANTWOORD OP DE j ER A AG Welke verbeteringd hebben de gemtene of len, ter meerdere befchavinge onzer Natie, nog wel noodig? Hoe zou die op de voors deeligfte wyze kunnen ingevoerd „en „op een befbendigen voet ‚ onderhouden worden ? DookR ERI EE HDM LL 'er eene zaak, welke zorg en oplet- tendheid verdient, ‘het is de opvoeding, der Jeugd; ten einde men dezelve niet al leen by tyds rechte begrippén van God, _ en Godsdienst, inboezeme ; maar ook in al _ Île rangen en flanden,op eenen bekwamen tyd, voor de Maatfchappye nuttig maake! Billyk is derhalven dit ftuk , àl voor Jang ; het voorwerp’ der aandagt van groote Man- Nen geweest: en treffelyk zyn fommige OPIIl DEEL A | ers D) VERBETERING ‚ Verhandelingen „ welke zedert eenigen tyd over dit gewigtig onderwerp zyn in ’ licht gekomen. Dan „ zal men in ’t opvoeden der Jeugd naar wensch flagen , de regeling der Schoo= len moet vooral niet vergeeten worden. De Ouders, welke de naafte betrekkin- ge hebben op hunne kinderen, vinden zich doorgaans genoodzaakt, ('* zy we- gens eigene onbekwaamheid in fommige byzonderheden, welker kennis tot eene gefchikte opvoeding vereischt wordt; ’s zy wegens veelvuldige andere bezigheden, in derzelver onderfcheiden ftand en betrek- kingen, ) om een voornaam gedeelte van de opvoedinge, inzonderheid het onder- wys hunner kinderen, aan anderen over te dragen; van welker kunde, deugdzaam- heid, en bekwaamheid in het geven van een geregeld ‘onderwys, in dit ftuk, on- der ’s Hemels zegen, zeer veel afhangt. Het is derhalven niet evenveel, wie daartoe worde uitgekozen. en op welk eene manier dit onderwys worde ingericht. Dit ondertusfchen mag. ík „voor eene uitgemaakte zaak houden, datde Schoolen ‚TER ho il he } û DER SCHOOLEN 2 ten nutte van de Jeugd veel vooruit _ hebben , boven het Awisfelyk onderwys: al was hier niets , dan eene betaame- Iyke na-yver en het gewend worden aan eene gezellige verkeering, en nuttige zamenleving, gepaard met het ongevoeli verkrygen van zekere mensch - kunde, zouden deze dingen alleen de openbaare Schoolen, boven de privaate of huisfelyke opvoeding, verkieslyk maaken. Dan, ho@ dit ook zy, daar zoo veele kinders voornamelyk, en de meeften ge- heel, worden overgelaaten aan het onder- wys in de gemeene of openbaare Schoo- lew, behoort deze zaak , de regeling der Schoolen , eene der. voornaamfte plaatzen te beflaan, in ’t geen ten nutte der Jeugd en Jongelingfchap , en dus ten beste, der Maatfchappye, gefchreven en daadlyk on- ‚ dernomen wordt. Schoolen immers zyn de plaatzen, gefchikt om de jeugd te vor- men tot nuttige en welgeftelde leden der _ Maatfchappye, elk van dezelve in zynen byzonderen ftand. Schoon nu de Schoolen hier en daar in ons Vaderland op/ eenen redelyk goeden . voet zyn; kan men echter niet ontken- nen, dat dezelve, inzonderheid de Ne- AAB der- 4 VERBETERING derduitfche over ’t algemeen, nog wel eenige, ja in fommige opzichten aantner- kelyke , verbeteringen noodig hebben „ zul- len zy ftrekken tot meerdere befchaving van onze nacie. Ek fta geredelyk toe, dac zy, aan welken het onderwys in de Schoo- len. wordt toevertrouwd, altoos menfchen zyn en blyven, dat is onvolmaakte en zon- dige fchepfels, en dus , zoo min als de jeugd, welker onderwys en opvoeding Cimmers gedeeltelyk, ) hun wordt aanbe- volen, bevryd van alle grondbeginfels der zedelyke verdorvenheid, die in dit leven, ook zelfs by den besten, niet geheel over- wonnen of uitgeroeid worden, en dat men derhalven geene volftrekte volkomenheid van hen, of iemand van dezelve, te wagten heeft in hunne zedelyke gefteldheid , zoo weinig als eene allezinfche volmaaktheid in derzelver kunstvermogens en bekwaamheden. Doch het is niet te min zeer wenfchelyk de vereischte hoedanigheden in hen, die de jeugd recht zullen onderwyzen, en.alle inrichtingen daar toe dienende, zoo ver gebragt te zien, als de menfchelyke. on- volmaaktheid toelaat. En wie, die ’er immer behoorlyk acht op floeg, werd niet ontwaar „ dat, over het algemeen, de in- gichting van ons /choolwezen alomme niet Zodanig is, als men in eene eeuw, waar Eik, im DER SCHOOLEN 5 in-de gelegenheid tot het bekomen, en vermeerderen, van kundigheden zich zoo. overvloedig voordoet, wel zoude wen- fchen ? Billyk mag men dit veronderftellen; ‘tgeen ik vertrouw dat/zoo aanftonds in verfcheidene byzonderheden rader bly- ken zal. Í Zeer tydig en gepast is dan de Vraag van het Zeeuwsch Genootfchap der We- tenfchappen: Welke verbeteringe hebben de gemeene of openbaare, vooral de Nederduitfche Schoo- Jen enz. Welke Vraag ook my aanleiding gaf, om, hoe zeer ook bezet met andere be- zigheden, myne gedagten over dit onder- werp te laaten gaan, en eenige aanmerkin-- gen, of dezelve het Genootfchap mogten aangenaam , en het algemeen van eenigen dienst, zyn, op ‘t papier te brengen, De vraag is tweeledig. Eerst begeert men te weten de verbete- ving, welke de gemeene of openbaare Schoo- A 3 len ; _ 6 VERBETERING len, vooral de Nederduitfche ‚nog spel noe dig hebben? Het tweede lid raakt de wyze , op welke zulk eene verbeteringe op de voordeeligfte wy- ze konde ingevoerd, en op een beftendigen voet onderhouden worden? Beide deze ftukken zal ik, eerft met op= zicht tot de Nederduitfthe Schoolen , onder- zoeken, . welker verbetering de opgege- vene vraag voornamelyk betreft. En dan vervolgens ook over de noodige verbeteringe der Franfche en Latynfche Schoolen in ons Vaderland kortelyk eeni- ge aanmerkingen mededeelen. Volgens welke fchikking zich deze Ver- handeling best in-#wee Hoofdftukken zal laaten verdeelen. hd Ris HOOFD. DERSCHOOLEN 7 HOO FOST UU # S. Ee VA ‘smenfchen hart wel gevormd wor- den, ’t verftand moet, zoo veel mogelyk , met eene waare en grondige kennis van God, en den Godsdienst, worden verfierd. De onkunde, de fchroomelyke onwetend- heid in Goddelyke zaaken, mag te recht als de voornaame oorzaak van het diep ver- val en toenemend verderf onder de Chris- tenen gehouden worden. Aenuis en overtui- ging (twee flukken, waar uit, volgens de aanmerking van den grooten Mosheim (a), eene rechtfchaapen wetenfchap beftaat,))van den Godsdienst, behooren de gemoederen ingeplant, en op eene redelyke en gere- gelde wyze aangekweekt te worden : zalmen bewaard blyven voor het fchadelyk en fteeds toenemend ongeloof, en ’t verzaa- Ben der plichten van dengeheiligden Gods- dienst, Hoogst noodig ís ’t,-dat daarop vooral worde acht gegeven in Kinderen, in Jon- TQ» ; 3 aeg 9 Ca) Zedenker der H.S. 1. D. ode ft, p. 504. A 8 VERBETERING gelingen en jonge Dochters, welker te- dere harten voor de meefte AANG vat- baar gyn 3 Zal iemand ook in zynen ftand tot nut en fieraad zyn in de Maatíchappye, ’t is noodig, dat hy van jongs af, door ’t aan- leeren van noodige en nuttige kunsten en wetenfchappen, daar toe worde opgeleid, dat zyn verftand befchaafd, en tevens zy. ‚ne zeden verbeterd worden. Dit zyn derhalven zaaken, welke hun, aan wien het Onderwys der Jeugd in de Schoolen toevertrouwd is, grootelyks moe: ten ter harte gaan; waar toe zy de noodige bekwaamheid moeten bezitten, en waar op ‘zy zich met allen ernst behooren toe té leggen. N2. Buiten apel dient ’er eenig onder- fcheid gemaakt te worden tusfchen de Schoolen ten platten lande, en die, welke men heeft in de Steden, vooral in de VvOor- naame Steden, kunnende fommige kleine Steden of Smalfteden in dic opzicht metde Dorpen in denzelfden rang gefteld, en de Schoolen aldaar onder de Schoolen van het plate land begreepen, worden. Waar. Ô ie / DER SCHOOLEN 9 „Waarom ik met eenig onderfcheid van dezelve zal handelen. Beide hebben Cmyns oordeels) nog wel eenige verbe- tering noodig. $ 3 Heeft iemand gelegenheid gehad de Schoolen ten platten lande, in verfchei- dene gedeelten van de Republicq, te-zien, en dezelve met eenige oplettendheid waar- genomen, ras zal hy hebben kunnen bee merken , dat verre de meeften niet zeer gefchikt waren, om te voldoen aan de ein- den, waar toe dezelve moeften dienen, namelyk ter befchavinge van het vertand, ‘ter verryking van hetzelve met Godsdien- flige, en andere noodige, kundigheden , en ter verbeteringe der zeeden: ten einde na- melyk zulken, die aldaar onderwys genie- ‘ten, met ’er tyd ftrekken tot fieraad hun. ner Chrístelyke belydenis, en ook in hun» nen ftand der Maatfchappye mogen nut- Ee Zyn.' | E Laat ik kortelyk eenige voorname gebre, “ken van onze Schoolen ten platten bande en ook in de Steden aanwyzen;en, zo ik my „niet bedrieg, zal elk, die dezelve over- „weegt, gereedelyk moeten toeftaan, dat Mott A 5 des ro ‚VERBETERING dezelve , althans ín die byzonderheden, wel degelyk verbetering noodig hebben. hk Om hu niet te zeggen, dat op veele, en waarfchynelyk de meefte , dorpen flegts eenige weinige maanden van het jaar wordt School gehouden; dat in-fommige: buur- ten, of gehugten, byna in ‘t geheel gee- ne gelegenheid is voor de ouders , om de kinders ter School te zenden (@),gelyk | in- Ca) Verfcheiden?’ buurten namelyk, of gehugten, zyn verre verwyderd van het dorp, waar onder dezelve politicq of kerkelyk behooren „ dit maakt het School- gaan bezwaarlyk; te meer, om dat doorgaans” alleen in de Wintermaanden wordt fchoolgehouden , wan- neer de wegen op fommige tyden en plaatzen genoeg. zaam geheel onbruikbaar zyn; hoe is het te vergen, dat de Ouders hunne tedere wigten van 5, 6, 7àS8 jearen, door regen, hagel, fneeuw., flormwinden , Jangs morfige of zwaar befneeuwde wegen, een half uur, drie quartier uurs, ja fommige byna een uur ver- re ter School zenden ? — Men duldt dikwyls in zulke buurten geene andere Onderwyzers Doet zich, ge= Iyk wel gebeurd is, iemand op , die eenige bekwaam- heid heeft, om tot eene maatige bezolding, de jeugd geduurende den Winter, of zelfs langer tot genoegen der Ouderen in’t Jezen „ fehryven „zingen „enz. te onder= wyzen „ door tusfchenkomst der klagten van den Schoolmeefter van ’t dorp, wordt het geven van On. derwys, voor eenig loon „ zulken perfoon verboden , al vinden de Ouders in zyn onderwys veel genoegen , en door het zelve grooter vorderingen by hunne kinde ren DER SCH OOLEN, Ir inzonderheid hier en daar op de Veluwe en ook elders plaats heeft; nog ook, dat al vry- algemeen de plaatzen of vertrekken, waar in School gehouden wordt, daartoe niet zeer gefchikt zyn, waarom ordente- Iyke lieden, welke de gezondheid hunrier kinderen ter harte gaat, niet zorider alle reden , zwarigheid maaken om dezelve daar te laaten onderwyzen ; zynde dezelve door- gaans, of zeer togtig, of wegens de laag- heid der verdieping , kleinheid van het Schoolvertrek, en het aantal van School- kinderen; zeer benaauwd: op welke ge- brekkige gefteldheid der Schoolvertrekken over ‘t algemeen geen acht genoeg gefla- | gen ren ‚ dan door dat van den gewoonen Schoolmeefter: ín welk Verbod, wegens de geringe inkomften vanden Dorps - fchoolmeefter , die tot het geven van onder- wys,daar ter plaatze alleen is aangefteld, ook eenige billykheid fchynt gelegen te zyn. Ondertusfchen. kan niemand loochenen, dat hier in eenige hardigheid is voor zulke ongelukkige buurten , ‘daar men fomtyds de aartigfte, de levendigfte kinders, by welke de fchran- derheid de oogen uitkykt „ niet zonder aandoeningwan een gevoelig en -menschlievend hart, ziet opwasfen, als, het redenlooze vee, wordende flegts zonder eenige befchaavinge van den Geest tot den lichamelyken ar= beid gefchikt „ zoodra de ledematen. zulks maar: toelä- ten, Fn zulks alleen by gebrek van bekwaame, gele- genheid tot het bekomen van behoorlyk onderwys. En wie zal zeggen, hoe weele groote geeften „by gebrek van gelegenheid tot ontwikkeling der. vermagens „ wel op het land fmooren! - ì 12 VERBETERING gen wordt; waar uit echter mogelyk meer. ziekten en onheilen fpruiten , dan men wel denkt, en doorgaans wordt waargenomen. 8 _… Om van de gemelde dingen, zeggesik; thans niet uitvoerig te gewaagen 5 zal ik my liever terftond tot de Schoolmeefters;, en de wyze waar op het Schoolhouden is ingericht, bepaalen. Ss Het kan niet ontkend worden, dat vee- le Schoolmeefters, vooral ten platten lan- de, niet zeer gefchikt zyn tot hunnen post, waar toe meer vereischt wordt, dan men zich doorgaans verbeeldt; want, behalven de noodige kundigheden , waar van zoo aan, ftonds nader moet gefproken worden , be- hooren eene goede maate van gezond ver- ftand , om de Jeugd te leiden, van geduld, zagtmoedigheid, deftigheid, gepaard met vriendelykheid , om de liefde, en het ver- trouwen der leerlingen te winnen, en eene geduurige oplettendheid op hunne onder- fcheidene geäartheid, en van de beste ma- nier, om hen op eene ongedwongen wy- ze tot hunnen plicht te houden , en aan dezelve nuttig te zyn, zich in zulk eenen perfoon te vereenigen. te DER SCHOOLEN. 13 S 6. Dan, om my nu voornamelyk by de vereischte kundigheden van fpellen, lezen, fchryven,cyfferen en zingen, te bepalen: dat veelen daar in niet genoegzaam ervaren zyn, om goede Schoolmeefters te wezen „ blykt, zonder dat ik iemand perfoneel be- doele, of zoeke te benadeelen, by de on= dervinding: trouwens, dit is al eene oude klagte, welke de Edel Mog. Heeren Raa- den van State reeds noodzaakte, by hun Ed. Mog. Reglement , om gevolgd te worden in het aanftellen van Voorlezers, Kosters en Schoolmeeffers ten platten lande, in het diftriét van de Generaliteit den 20 July 1709. die bepaaling te voegen $ 5. „, dat s dewyl onder de Voorlezers, Kosters en > Schoolmeesters , bevorens aangefteld; s» eenige zouden mogen wezen , welke niet 5» allefins hadden de vereischte bekwaamheid » om hunne ambten conform dat Regle- „> ment waar te nemen ; aan: dezelve. ver= ss gund wordt hun leven lang „ hunne amb „> ten te laaten bedienen ten hunnen kos- » ten, door gequalificeerde Subfticuutens „> mids exhibérende aan hun Ed. Mog. at- » teftatien, van de refpeêtive Clasfen „ on- s der dewelke de plaatzen of dorpen, al- » waar Zy Voorlezers en Kosters zyn, ge- ‚, hoo= B OWERBETER ENG 2, hooren. — Dat dezelve by examinatie » bevonden hebben , dat zy by gebrek », van de vereischte bekwaamheid, en uit »» geen andere redenen, behooren geëx- > cufeerd te worden van hunne ambten in s> perfoon te bedienen enz. ” Se % Ondertusfchen is ‘er ook tegenwoors dig , niet tegenftaande de voorzorgen, welke men op veele plaatzen van de Re- publieq. van tyd tot tyd genomen heeft; niet veel reden, om zich over de be- kwaamheden der Schoolmeefters ten plat- ten lande grootelyks te beroemen. — En hier omtrent durve ik my wel beroepen; op kundige en oplettende Predikanten , die zich de belangen der School op hunne fltandplaatzen eenigzins aantrekken, en op anderen , die gelegenheid gehad hebben diet te onderzoeken. Men behoeft flegts de examina van fommige Schoolmeefters; nu of dan bygewoond ; of hun School bes zogt, of maar hun openlyk 1ézen en zin- gen gehoord te hebben, om over hunne bekwaamheden of onbekwaamheden te oor- deelen. Ss. t DER SCHOOLEN., 1253 618 ‚En hoe kan het byna anders zyn, als men ziet op de perfoonen, welke maar al te dikwyls tot dien post werden verkoos ren? Veelen, die ’er nimmer toe werden opgeleid, meer gefchikt om achter den ploeg te gaan, en de harde kluiten der aarde te breeken voor ’t ontvangen van tarwe, erweten en boonen, dan om de harten der Jeugd te vormen, en met de noodige kundigheid te voorzien. Heeren, die de Collatie hebben van de Kosteryen , of het ambt van Voorzanger, (waar aan de post van. Schoolmeefter. doorgaans ver- bonden is,) geven dezelve dikwyls aan hunne bedienden, zonder behoorlyk acht te geven op derzelver bekwaamheid, of geäartheid; en men befchouwt het; he- laas! blootelyk als een ambtje, om er ge- duurende zyn leven eenig beftaan uitte heb= ben, dat een Heer dan aan zynen knegt geeft die. wel bekwaam is om de klok te luiden , de kerk te openen, ‚die op zyn-tyd te laaten fchoonimaaken, en de voordeelen van het Koster- ambt te treke ken , -maar:-dikwyls. volftrekt geene de minfte verëischten heeft tot eenen School- meefter. — De plaats wordt dan eenigen tyd opengehouden, vof voor den nieuwen "_mee- 16 VERBETERING meefter eenige maanden waargenomen s die tot hier toe beter in ftaat was om paar= den dan kinderen te dresferen £ Inmiddels maakt de man zich bekwaam; om zoo fpoedig mogelyk zyn Examen in de grons den van den Godsdienst enz. te kunnen af= leggen. — En ondertusfchen aan zulkem wordt het dierbaarfte dat men heeft toes vertrouwd, — aan zulken wordt de zorg over de kinderen, het befchaaven van __hun verftand, en ‘t vormen kunner ze- den; gerustelyk overgelaaten. Sommige hebben dan by den post van Schoolmeefter. nog andere ambtjes, by voorbeeld, van de Collefte, het Secretas riaat enz., adminiffratien van Landgoedes ren » Rentmeefterfchappen enz. — ’t geen voor hen te noodiger is ; om dat zy „ fomtyds bezwaard met een talryk huisgezin, geen genoegzaam onderhoud uit hun School of Kostery vinden; van welke ambtjes meri ondertusfchen dikwyls veel meer werk maakt dan ‚van het School, dat het hoofd- werk van den man behoorde te wezens fchoon’'er het minfte naar wordt omge- zien, van welk Schoolhouden ’t voornaamt oogmerk flegts is, om op den gezetten tyd het Schoolgeld, zoo veel of weinig het wezen mag, van de Ouders te ontvangen. By DER SCHOOLEN 17 By welke redenen van dit bederf ook nog komt, dat in de verkiezing van eenen Meefter ten platten Lande , zoo men waar- lyk en onpartydig naar den bekwaamtften ziet, doorgaans meer gelet wordt op zy- ne bekwaamheid tot den Kerkedienst, (die ook niet uit het oog moet verlooren wor- den,) namelyk een goede flem, het wel lezen en zingen; als wel op zyne gefchikt- heid voor de School. Ondertusfchen kan ’t gebeuren, dat ie= mand eene fraaie {tem heeft, vry wel kan lezen en zingen, en met dit alles niet de minfte bekwaamheid heeft om een goed Schoolmeefter te zyn: welke immers, zoo wel als zyne gefchiktheid voor den Kerke- dienst, aan zyne Aanftellers behoorde te blyken. | $ 9. Hebben anderen; ’t zy dan ín de Ste- den of ten platten Lande , al voor zich zelven eenige meerdere kundigheden en bekwaamheid, hoe veelen echter van de= _ Zulken vindt menniet, die niet genoegzaam in {taat zyn, om de Jeugd behoorlyk te Onderwyzen! hoe gebrekkig is by veelen de manier op welke men dikwyls leert lezen en van buiten opzeggen! En hoe wenfche- (PIII DEEL B lyk Ed 18 VERBETERING Iyk ware het, dat ook dit gebrek in de Ste- den by Schoolmeefters en Schoolyrouwen (by welke men gewoonlyk de kinders in hun- ne vroegfte jeugd, by voorbeeld van het 4 of 5! tot het 7’ of 8% jaar ter fchool bes ftelt,) niet te veel plaats had! Z Zy fchynen te gelooven, dat „zoo haast men de letters kent, de lettergrepen en geheele woorden agtervolgends uitfpreekt „ tgeen men lezen noemt, zulks dan ge- noeg is; gelyk ook in ’t van bwiten opzeg- gen, dat het al zeer-wel is, wanneer dit volgends ’tgeheugen, en zonder haperen gefchiedt, al is 'tdat men niets begrypt van ‘tgeen men opzegt, en zelfs deze en geene woorden uitlaat, van welke fomtyds de geheele: zi afhangt, waar door alles wat men hoort niets anders gelykt, dan loutere brabbeltaal ; nemende ook de moei- te niet om die jonge knaapen te’ berispen of te verbeteren, zoo zy valfche toonen hebben, of in zekere teeminge vallen; iets ; ’t welk, zeer eigen is in ’t opzeggen aan veele fchoolieren. Een gebrek, dat;vee- Jen altoos byblyft, en dat zelfs fommige Proponenten, ja hun, die alreede Leer- raars zyn; in ’t voortbrengen hunner Pres dikatien , nog aankleeft: en ’t welk, vol gens de aanmerking van den-Heer P. Ro. gues, B ge Nd DER SCHOOLEN 19 gaes (a), is afteleiden uit den invloed ; welken de kwaade aanwenzels by het op- zeggen van de lesfen in hunne jeugd op hen gemaakt hebben. 5 Tú Is ‘er iets dat den post van Schoolmeefter voor hem zelven lastig maakt, en by de jeugd de vordering, op eene aanmerkely- ke wyze, verhindert, het is dat verward gebrom en geraas, dat men în de meefte fehoolen vindt, door het famen praaten , “hee overluid leeren en rabbelen van de lesfen , enz. Zoo dat iemand op eenen vry goeden afttand op de ftraat, zoo de fchool in een der voorvertrekken van het huis gehouden wordt, dezelve reeds van verre gewaar wordt: — eene zeer kwaade ge- woonte! eene zeer gebrekkige manier van fchoolhouden ! welke oorzaak is dat de kinderen, vooral zy, die nog niet fchry- _ ven, geduurende eenen geheelen voor- of ° Namiddag niets van eenig belang leeren kunnen, dan alleen in dien korten tyd, t de leerling, om zyne Jes of vraagen op ke | te … Ca) In zyn Werk , genaamd de Euangelifche B P. 225. van de Nederduitfche Uirgaave, te e den 1744. n i 2 20 VERBETERING te zeggen , aan den lesfenaat van den Mees fter ftaat, die nog werks genoeg heeft, van wegen het algemeen gerammel en geraas, zynen kleinen {choolier wel te verftaan , en naar behooren zyn feilen aan te wyzen en te verbeteren. — En hoe gefchiedt veeltyds het hooren el opzeggen van de lesfen by hen die fpellen of lezen? — de Meefter praat zynen leerling» van letter tot letter» van lettergreep, tot lettergreep, voor „ en dat weeken. en maanden achter elkande- ren ; fommige lezen dus , met dit be- hulp van den Meefter, in den Catechis- mus of de Euangeliën, daar zy nog nauw- lyks in ftaat zyn, om de letters van eene lettergreep, of de lettergreepen van een woord wel zamen te voegen, en behoor- yk uittefpreken ; waardoor het niet te verwonderen is, dat kinderen , die reeds verfcheidene maanden hebben fchool ge- gaan, dikwyls na dien tyd niet veel geöef- fender. zyn , dan wanneer zy eerst ter fchool gezonden werden. — Hoe veel beter ware het, eene behoorlyke ftilte geduurende den tyd tot het leeren gefchikt, in de fehool te doen in acht neemen; de kinderen daar aan te gewennen, — allen zoo veel mogelyk te gelyk bezig te hou- den, op zulke of diergelyke wyze; als ik zoo ftraks melden zal, als ík aan de ver-. bete. DER SCHOOLEN er beteringe zal gekomen zyn; en op eene ge- regelde wyze van langzamer hand in ’t on- derwyzen der kinderen in ’t fpellen, lezen enz. voort te gaan! / Sr By dit alles komt nog een ander gebrek, dat men, helaas! al te algemeen in veele Schoolen aantreft, ik bedoele de onver- ftandige, en veelzins al te geftrenge tugt- offeninge: waar van de reden op fommige tyden veel meer in de korfelige geäartheid óf in eene knorrige bui van den Mee- {ter , dan wel in eenig wezenlyk wanbedryf van de Schoolieren te zoeken is; — want daar, by voorbeeld, de man gisteren vry gaedaartig en toegeeflyk was, is dat blaadje zedert gisteren aanmerkelyk ‘omgekeerd ‘tminfte abuis, de geringfte misflag. wordt onbedenkelyk hoog genomen, de knorrig- heid en verdrietelykheid ziet hem geduu- rig de oogen nit: op zulke tyden wagte hier zich elk voor fchade ; want is de man in zulk eene ongeftelde luim, op de min- fte aanleiding viert hy zyne oploopendheid den teugel, en of ’t verdiend is, of niet verdiend , Zy flaat ’er onder, gelyk het fpreekwoord zegt, als malle. fan onder de hoenders. Ô B 3 En 22 VERBETERING En gaat het op andere Schoolen zoo erg niet toe, bezitten fommige Meefters hun- ne driften beter, hoe ongelyk echter en zonder het minfte beleid, zonder eenige evenredigheid met de vermeende of ge- pleegde misdaad, worden de ftrafoeffenin- gen toegedeeld; (waar in eenige veel mil- der zyn, dan in eenigen lof of andere be- looningen ,) om quanswyze zich door zulk een geftrengheid ontzag te verwerven, of het zelve te bewaren; daar het meer eene flaafagtige vrees is, dan een betaamlyk ont- * zag, meer eene heimelyke afkeerigheid, dan liefde, welke de kinderen bezielt om- trent hunnen Meefter, en hun eene ge- dwongene gehoorzaamheid afperst. Eene geftrengheid , eene: ftrafoeffening zeg ik, dikwyls buiten alle evenredigheid met de misdaad. Grovere wanbedryven zal men fomtyds over het hoofd-zien of met eene ligte beftraffinge overftappen; en in- tegendeel , aan loutere beuzelingen of klei- ne misflagen zich ten ftrengíten laten ge- legen leggen. Een inktvlek „ by ongeluk-uit de pen op de tafel of ’t papier gevallen, een ver- keerde letter of woord by vergisfing in ’t fchrift gefteld „ eene enkele ouikairt= 16 id e & DER sedan etn 23 die meer geeftigheid dan kwadeartighert aanduidt’, . en zoortgelyke kleinigheden , welke ten hoogften eene kleine berisping, en vriendelyke onderrichtinge verdienden, zullen fomtyds in toorn: en woedende drift. geftraft worden , als ware ’er de groorfte gedloosheid bedreven; niet min- der bynas danrde zedelyke’ misdaad ‘van zulk eenen, die zich aan opzettelyk bê- drog en leugentaal , aan kleine dieveryen:, -of ‚ hoe zeer ook gewaarfchouwd , aan een fchandelyk vloeken , en ontheiligen van Gods gedugters naam of zóortgelyke zon den; heeft fchuidig zite Een handelwys voorwaar, tret de fchoolieren eene ‘wonderlyke zedekunde moet inboezemen: en de gemelde dingen ten naastenby in den zelfden” räng van ze- delyk kwaad doen ftellen ! Een grillige geftrengheid van „zalt Meefters „welke de kinders voor hen fteeds benaauwd maakt;“en byna zoo bang voor ’t fchoolgaan als voor den dood doet genden. » Niets is vd aangenamer; dan daar van Beed te worden 5’ daar integendeel het vardi metlust en genoegen diende te ge- B 4 9 fchiee 24 VERBETERING. fchieden, en het onderwys in de fchoo- len, waar van veele kinderen, uit de na- tuur meest al eeniglyk tot het {pel geneigd , buiten zulk eene onredelyke geftrengheid, afkeerig genoeg zyn, zoo aangenaam als mogelyk is, diende gemaakt te worden. En nimmer behoorden ’er kastydingen plaats te hebben in drift of toorn: nim- mer dan in eenige evenredigheid met de gepleegde misdaad, en na voorgaande over- reding, dat dezelve wel verdiend waren; en alleen uit zugt en liefde tot het wel- zyn vân de kinderen , met een klaaren weerzin van den Meefter gefchieden. $- 12. By ’t geen gezegd is van de manier van onderwys, en tugioeffening in verfcheidene fchoolen kan men , myns oordeels, nog eenige andere wezenlyke gebreken voe- gen , — dat van eenige dingen geen werk gemaakt wordt, welker kunde echter voor elk van ’t grootfte belang moet gerekend worden, dat men ‘er zich niet genoeg op toe legt, om van jongs af aan, het oor- deel der kinderen, en oudere fchoolieren te fcherpen. — Het van buiten leeren be- flaat meestal in memorie-werk , zonder si dee DER: SCHOOLEN 25 deel of begrip, — en dat fomtyds van dingen, die weinig of geene nuttigheid in zich hebben (a), — dat veele kinders niet naarftig genoeg aan ’t {chool gaan ge- houden worden, en de fchool dikwyls ver- laaten , eer zy eenige bekwaamheid heb- ben, waardoor de vrugt van al het fchool gaan in dezulken genoegzaam geheel ver- looren gaat, het geen althans met opzicht tot fommigen ligtelyk was voortekomen, — en eindelyk, dat 'er, vooral ten platten „Lande, en ook in fommige Steden nauw- Iyks eenige gefchikte aanmoediging is; tot verwekking van eene betamelyke am- bitie of nayver, om elkander in ’t leeren, in ’cfchryven , te overtreffen ; en in ’t maaken van geduurige vorderingen voorby te ftreeven. A Sorg: Zoo heb ik dan eenige grovere gebre- ken der fchoolen aangewezen, welke, he- laas! vry algemeen plaats grypen. De zul- Ca) Hier over wordt ook , met betrekking tot Duitsche land , geklaagd door den geleerden Mosheim. Zie 9. P. Miller uittrekzel uit deszelfs zedenleer der H. S. in 8e. p. 75. », Tot Schoolmeefters bieden zich meest „> de ongefchiktfte lieden aan. — Hunne gantfche on- » derrichting is grootendeels een onvrugtbaare.woor= » den kramery”, * ken hind Finale „ B 5 26 VERBETERING zulken onder de Schoolmeefters, die bee kwaam zyn, en den hun toevertrouwden post zonder de gemelde gebreken zoeken waar te nemen, taken myne berispingen niet; zy behoeven“zich dezelve: dan’ ook niet aan te-trekken 5 en zyn in hunnen post te: meer achting waardig : terwyl ik vertrouw dat dezulken my gereedelyk zul- len toeftemmen, dat de genoemde ‘gebre- ken over ‘t algemeen maar al te:zeer waar- achtig zyn. Andere verbeteringen „welke de Nederduitfche “Schoolen noodig? hebben zullen ons van zelfs onder ’toog koren: „wanneer wy aanwyzen,’waar in degelve behoorden plaats te hebben; wat ’er name- lyk in de Schoolen al behoorde geleetd te worden, en hoe dat onderwys moest zyn ingericht. Waartoe ik nu overgaa: — zul- lende eerst voorftellen hoe , myns oor- deels , de Schoolen ter meerdere befchaa- ving onzer natie behoorden te zyn inge- richt. — En dan-onderzoeken welke de gefchiktfte middelen zyn, om zulk eene in- richtinge-op de voordeeligfte wyze in te voeren, en op eenen beftendigen voet te onderhouden. -$ 14. Wat de inrichting BOER jk Gaar- DER SCHOOLEN. 27 Gaarne fla ik toe: men kan hier fraaije plans opgeven , aangename fchilderyen op- hangen. Maar zullen dezeive aanneme- lyk zyn, men moet zorge draagen , dat de uitvoerlykheid „ volgens de gefteldheid van ons gemeenebest, daar aan niet ont- breke : — ’tgeen men tot verbeteringe voorftelt, moet kunnen gefchieden; im- mers, indien men handen wil aan ’twerk flaan, ‘tgeen ik derhalven in ’t overige van deze verhandeling „ zoo veel moge- lyk, zal zoeken in ’t oog te houden. $ 15. „Het ís een zaak , die van zelfs fpreekt; dat men niemand, dan -die bekwaam iss tot geven. van behoorlyk onderwys „in die dingen , welke tot zyne taak zullen be- hooren, en tevens ftichtelyk vis, in zyú gedrag en wandel, tot het fehoolhoùden moet aanftellen of toelaaten.” En ’% is grootelyks.te beklagen „dat: in fommige plaatzen iemand, die niet-de minfte ge- _ fchiktheid -tot- dien post-heeft; wanneef het met zyn voorig beroep niet meer luks ken wil; of hem het-werken met de hans den begint te verveelen „- Schoolmeefter worden kan. Ea; 08 VERBETERING En, gelyk het niet te verfchoonen is, wanneer men perfoonen tot het H. Dienst- werk onbekwaam, uit een kwalyk geplaat- fte barmhartigheid, tot Proponenten of Predikanten toelaat, en daar aan het wel- zyn van geheele gemeenten waagt, ZOO berispelyk is ook die verkeerde barmhar- tigheid , wanneer men Schoolmeefters , die de noodige gefchiktheid niet hebben; daar ter plaatze, alwaar zy aan een be- hoorlyk onderzoek of examen onderworpen zyn, in hunnen dienst ftelt: (al is ‘tdan met een’ ernflige recommandatie, om zich, namelyk ‚ verder te oeffenen en in ftaat te ftellen, welke juist niet altyd even zeer wordt nagekomen, en daar het ook, by gebrek van de noodige vatbaarheid, in fommigen wel te voorzien is, dat zy waar- fchynelyk nimmer tot hunnen, post zullen bekwaam worden:) en Zulks met oog- merk, om één perfoon of huisgezin dienst te doen, zonder regt te bedenken dat men daar aan het meefte voordeel der Jeugd; het voornaame welzyn van zulk eene ge- heele plaats opoffert. — Niemand moest Schoolmeefter of Schoolmeefteres worden , dan die genoegzaame proeven van. deszelfs gefchiktheid daartoe gegeeven hadde. S 16. DER SCHOOLEN 29 S 16. „Zy, welke by gedaan onderzoek, van bekwaame ; en daartoe gegualificeerde , per- foonen beproefd bevonden, en voorts als Schoolmeefters of Schoolmeefteresfen zyn aangefteld , moeten in dezen hunnen post in zekere eer en achting gehouden wor- den, opdat edelmoedige lieden uit den deftigen burgerftand zich over dezen post nimmer fchaamen. De geringe bezolding , de minachting by fommigen, fchoon kwalyk denkenden, voor dezen post, zyn de voornaame oorzaaken » dat dezelve niet flerk gezogt wordt van braave en ordentelyke lieden , die ‘er an- derzins de juifte gefchiktheid toe hebben zouden: naar waarheid leest men by j. P. MILLER volledig uittrekzel uit de zedenleer der H.S. van J. L. MOSHEIM. p. 75° 5, Tot Schoolmeefters bieden zich meest > de ongefchiktfte luiden aan wyl deze >» mannen veragt , en kwalyk beloond > Worden”. Een beroep wordt meer of min gevolgd, beoeffend ‚en volmaakt, naar dat het voor- deel en aanzien geeft, waarvan echter het tweede het meest werkt op edele harten. — Te 0 VERBETERING Te recht wordt op:dit ftuk gezegd in ’t voorbericht voor het Magazyn der Kinderen van Juffr. le Prince de Beaumont Ca). s, Waaraan moet men den opgang van den Koophandel in Engeland toefchry- ven ? aan de vernietiging van het voor- oordeel, dat den Koophandel doet hou- den voor een beroep des adeldoms on- >> waardig. Een getrouw en naarftig Koop- > man kan hier alles verwachten enz. ” En in der daad, zoo iemand uit liefde van Zyn beroep, aanfpraak heeft op de ach- ting van braave en weldenkende lieden; “ is zulk een perfoon , die de noodige ver- eischten heeft, (welke waarlyk al ver- fcheidene zyn, gelyk zoo aanftonds bly- ken zal,) om een geregeld onderwys, tot eene goede opvoedings , zoo noodzaakelyk ; aan de tédere Jeugd te geven; die eerbied heeft voor zynen pligt, en zich met alle mogelyke oplettendheid en getrouwheid van denzelven poogt te kwyten, ín de'ge= wigtige zaak, welke hy op zich heeft ge- nomen; en waar aan Zoo veel zorg en môei= te vast is; voorwaar zulk een mag billyk „zeker aanzien en achting, met de voor- rechten daar uit fpruitende,:by alle wel- | den= (a) P. 26. van de-Nederd. Vertaaling. DER SCHOOLEN 31 denkende, onder zyne medemenfchen ver= wagten! dewelke, wanneer men hem die; nevens eene behoorlyke bezolding , toe= draagt hem natuutlyker wyze te fterker zal aanzetten, om op eene waardige wy- ze, en uit edelmoedige beginzels, aan zy= nen pligt te voldoen. | … En moet men ’t niet voor dwaasheid re= kenen, althans, zal het geen fchadelyke gevolgen hebben, wanneer men dit be- roep nietin behoorlyke achting houdt, welk, wel waargenomen, Kerk en Staats zoo veel voordeels aanbrengt! en eenige fchynbaare minachting te toonen voor zul- ken, die de Ouders zoo aanmerkelyk verz ligten, in den gewigtigen last der opvoe- ding, waar toe immers de Ouders de naa- fte betrekking hebben? — en aan welke wy het beste van den Staat; ik meen de jeugd en jongelingfchap, ‘en het dierbaar- fte dat wy, of onze medemenfchen, op de Waereld. hebben; onze ingewandens onze kinderen, wat derzelver onderwys en befchaaving betreft, gerustelyk toever- trouwen. Men werpe my niet tegen, dat by ’ vermeerderen van het aanzien, en daar uit fpruitende voorrechten; de hoogmoed en vl. trots= 32 VERBETERING trotsheid van zulke perfoonen,niet zoú verminderen, en dat zulk iets; juist voed= zel geven zou, op de meefte Dorpen aan de zoo zeer bekende pedantery van die half Eerwaardens: want behalven, dat dit ver- wyt van pedantery , fchoon ten aanzien van veelen maar al te.gegrond, echter op- allen niet toepasfelyk is, vooral niet op fommige braave-en kundige Mannen „wel- ke naar hun vermogen en met droef heid over hun eigen gebre« , hunnen pligt zoe ken te betragten; zoo verbeelde ik my vas- telyk, dat, was ‘er meer aanziens gehegt aan dit beroep; dagt men in ’t algemeen; ook onder fatzoenlyke lieden , daar anders over, zulken, die nu dien post fchuwen, zich de moeite getroosten zouden, welke daar aan vast is, en dat verfcheidene lie- den uit den deftigen burgerftand, en van eene goede opvoeding, welke een waare: zugt hadden, om in hunnen ftand het Va- derland van wezenlyk nut te zyn, (van welke men natuurlyker wyze, die laffe en. walgelyke pedantery niet behoefde te ver- wagten,) de talenten zouden oeffenen en aankweeken, welke zy tot de opvoeding en befchaaving van de Jeugd hebben. En wat zou toch den Zoon van eenen deftigen burger, of eene braave burger- doch DER SCHOOLEN. . 33 dochter, met zulk een’ lust bezield, be= letten, om zich daar toe bekwaam te ma= ken? — en wat zou een wel opgevoed jongman weêrhouden , om dat beroep , ook zelfs, althans vooreerst, op een Dorp te aanvaarden ? zoo men zich maar van het denkbeeld der verachting of minachting. by lieden van eenig facfoen, naar den uitter- lyken fchyn, aan dit beroep verknogt; ontdoen konde? | Hoe wenfchelyk zoude het zyn, wan= neer zy, die dezen gewigtigen last op zich nemen» zich fteeds uit edelmoedige begin= zels in dat werk bezig hielden, meer met dat heerfchend oogmerk , om waarlyk nut= tig te zyn, aan Kerk en Vaderland, dan enkel om der voordeels wil ! En, fchoon het ten hoogften billyk is dat dezulken voor hun zwaar en moeije= Iyk werk , eene behoorlyke, en zoo veel mogelyk , ruime bezolding genieten ; dient den zodanigen, welke tot dezen post ge= fchikt en opgeleid worden, al vroeg te „worden ingefcherpt; ’t geen zy zich ook fteeds moeten voor den geest brengen; dat het bevorderen van den welftand der Maatfchappy hun voornaàm doeleinde zyn moet; waar in edelmoedige zielen, flagen PIII DEEL. © Zy 34 VERBETERING zy daar in gelukkiglyk ‚ hunne grootfte bea toning ftellen. 6.17. Wat de plaats betreft, waar in de School gehtouden wordt; deze diende ge= fchikt te zyn: zoo dat ‘er wegens tocht of benaauwdheid in volle Schoolen, en de beflotene vunze en verderffelyke lust geen gevaar is voor de gezondheid, zoo by den Meefter, als by de Schoolieren. Die vertrekken behooren, fchoon niet tochtig, echter luchtig en ruim te zyn: vooral niet te laag van verdieping, zoo veel eenigzins moogelyk bevryd van den rook „ opdat 'er des winters , naar de grootheid of kleinheid van het School; een maatig vuur kan gehouden worden „ % welk niet flegts van wegen de koude in „den winter noodzaakelyk is, maar ook een goeden doortocht geeft ; een zaak, in fommige Schoolen, met allerlei lugt en dampen vervuld, zeer noodzaakelyk. — Inzonderheid behoort’er zorg gedragen te worden, dat zonder aanmerkelyke bena deeling, door te veel tocht; of te fchie- tyk ingelatene wind of koude (want eene te fchielyke verandering is doorgaans zeer nadeelig ,) verfche lugt kan worden bin- | nem DER SCHOOLEN. 35 nen gelaaten, Zoo dikwyls men die noo- dig heeft. ) __ Best is ’t aan de bovenfte zyde der ven- {ters of raamen, in zulke vertrekken, eenige kleinere of grootere opening te maaken; naar de grootheid der benaauwd- heid in de School, of de hoeveelheid van verfche lugt welke men begeert. — Daar toe zoude ik vooral aanpryzen, by den aanbouw van nieuwe Schoolen, daar de= zelve in ’t vervolg mogten noodig zyn; of by de verbeteringe van de oude, raa- men, van welke men het bovenfte gedeel. te, wanneer, en zoo veel, men wilde, naar beneden kon laaten zakken, waar door men deze voordeelen heeft , — eens- deels dat de verfche lugt zonder iemand te benadeelen, van boven het fchoolver- trek indringt, ’t welk anderzins, by ’t opfchuiven van een raam naar boven, het openzetten van een deur of venfter, zul- ke kinders, die in den tocht zitten groote- lyks kan benadeelen: — anderdeels dat aan de fchadelykfte dampen, de verderf= felykfte deeltjps in de lugt, welke, ge- Iyk de bevinding in meer dan een geval ‚geleerd heeft, doorgaans naar boven klim- men, en zich in het bovenfte gedeelte _ Van een befloten vertrek meest ophouden, C 2 door 6 VERBETERING door het nederlaaten van het raam, de eerfte gelegenheid om uit te gaan gege- ven wordt; — kunnende daarenboven zulk een raam, 300 lang men wil, en men het noodig oordeelt, met meerder of min- der opening, blyven neêrgelaaten , zonder eenigen hinder of nadeel aan iemand toe te brengen. In Kost-fchoolen bekoort men daaren- boven een goede, en ruime opene plaats te hebben, alwaar zich de Schoolieren; in de uuren van uitfpanninge, in ’t by- zyn der Ondermeefters, of anderzins on- der ’t oog van den Monfieur , zonder be- nadeeling, of liever, zoo veel mooge- Iyk, ter meerdere bevorderinge der ge- zóndheid, by goed en droog weêr, met onfchuldige’ divertisfementen ‚by voorbeeld, palletten , kegelen enz. kunnen bezig houden. $ 18. Gelyk de plaats behoort gefchikt te- Zyn, Zoo moet ook de yd om fchool te houden, dagelyks niet te kort of te lang gefteld worden, en eenigzins geëvenre- digd naar ’t getal der discipelen, en naar ‘t geen in de onderfcheidene Schoolen te leeren is: den gewoonen tyd, op de vier Vvoor= DER SCHOOLEN 37 voornaame fchooldagen ‚ Maandag , Dings- dag, Donderdag en Vrydag, kan men ftel- len voor den middag van 9 tot 12 uuren; na den middag van half 2 tot half 5 uuren; — en in het midden vân den win- ter, als de dagen op het kortfte zyn, tot 4 uuren. Op Woensdag namiddag, naar myn plan gefchikt tot ander dan het da- gelykfche fchoolwerk „ by voorbeeld, het fpellen van eenige opgegevene woorden uit het hoofd enz. , kan de School een half uur of één uur vroeger uitgaan, en dewyl de boog niet altyd even zeer kan gefpannen zyn, en ook de Meefter tyd tot eenige wandeling, bezoek van goede vrinden; of bezorging van zyne eigene zaaken noo- dig heeft, kan men , volgens ’t geene thans meest overäl, en in alle fchoolen; gebruikelyk is, des Saturdags middags van* den fchooltyd uitzonderen , en de Schooljeugd vacantie geven. Maar wat den tyd van ’t jaar betreft; geduurende welken men zal fchool hou- den, deze dient zoo lang gefteld te wor- den, als maar eenigzins mogelyk is: op de kleinfte en geringfte plaatzen zelfs moet ’er fchool gehouden worden geduu- rende den geheelen winter, ten minften van het midden van October tot het be- C 3 gin 38 VERBETERING gin of midden van April des volgenden jaars; op groote Dorpen, en in de Ste= den, dat fpreekt van zelfs, ja overäl, waar zulks maar eenigzins gefchieden kan , het geheele jaar door : — Hier op behoort men acht te geven op plaatzen , waar, we= gens de traagheid der Schoolmeefters, of meerder lust tot andere bezigheden, het gezet fchoolhouden te zeer verwaarloosd wordt. — De School- Reglementen, wel- keer reeds zyn, brengen dit mede: by het vifiteren der Kerken, waar zulks in de Republicq plaats vindt, behoorde hier op overäl behoorlyk onderzoek gedaan te worden: althans, in het Wifitatie- Regle- ment, ’t welk is opgefteld by de C. Sy- nodus van Delft 1721. gerevideerd, geli miteerd door de Synode van Leyden en Gouda 1722. 1723. en eindelyk gearre- fleerd in de C. Synode van Rottefdam 1724. en van Breda 1730. te vinden in het Kerkelyk Handboekje bl. 454 en vol- gende, vindt men onder de vragen aangaande de Schoolmeefters te doen, ook deze , zynde de 6*“: of zy het geheele jaar tot onderwys der Feugd fchool houden, daar het moogelyk js. — Deze vraag moet ook gedaan wor- den, by ’tvifiteren der Kerken, in Gel- derland, volgens de ordre van vifitatie, te vinden agter de Synod. Ordonnantien en ie | Refo- ‚ DER:SCHOOLEN. 39 Refolutien, door F. Smerius ‚ zynde onder de vraag-pointen betreffende, de Schoolmee- flers ” ook deze $. v. of 't geheele jaar „> door fchool houden daar ’t eenigzins ge- „, fchieden kan.” Ook vinde ik in ’t Compendium der Kerkelyke Wetten van Vriesland door G. Nauta Tit. xxxv1. $. Iv, >, yder dorp dient niet alleen een School- > meefter 't geheele jaar te hebben tot 3» dienst der kerke en inffruêtie der jeugd - 2» Enz.” — 't Is waar,-als ‘er geen {tof is, en geen kinderen ter fchool komen, ‚kan de Meefter geen fchool houden: maar ik verbéelde my, dat wanneer een Mee- fter zulks zogt, en zyn hart op de fchool;, en den bloei der Jeugd ter zyner ftand- plaats, ftelde „en dezelve , zoo wel als de Ouders „aanmoedigde ; dat het op weinige plaatzen geheel aan ftof zou ontbreken; men behoorde hen te verpligten om {chool te houden, zoo dra, en tot Zoo lang een zeker getal discipelen „ al was het maar dat van s of 6, zich daar toe aanboden: fchoon:ik ‘er niet tegen bens dat, in zulke gevallen, de tyd om dage» lyks fchool te houden wat korter gefteld worde, en eenigermaate; geëvenredigd aan het getal der Schoolieren „al was het dat men in zulk een klein getal van Sehool- kinderen wleenlyk voor den middag fchool C 4 à en hield; 40 VERBETERING hield; — en des avonds nog eenigen tyd vaccerden voor zuiken, die genegen wa- ren, om, na ’t verrichten van hun be- roepswerk, nog eenig onderwys in ’t Je- zen, fohryven, Zingen enz. te genieten: gelyk het ook billyk is, dat 'er by zulk een klein getal van Schoolieren, waar aan de Meefter zyn’ tyd en moeite be- fteedt, iets meer worde betaald voor het onderwys; ook door de Diaconyën voor kinderen, die anders voor niet leeren, of voor welken het fchoolgeid uit de Ars men - penningen betaald werdt. $ 19. En opdat het heilzaam oogmerk te be= ter bevorderd, en de Meelters tot het fchoolwerk gehouden worden, behoort men te zorgen, dat zy overal behoorlyk gefalariëerd worden, zoo dat zy uit dat inkomen, by eene maatige levenswys, in hunnen ftand een onbezorgd beftaan kun- nen genieten: —- en daar by zorg te dragen, dat zy buiten den Kerk -dienst en ‘t School-ambt, geene andere posten of bedieningen waarnemen, vooral niet zulken, die den tyd, voor ’t fchoolhou- den noodzakelyk, wegnemen, of henin *t naarftig en getrouw waarnemen vande: LER DERSSCIHOIOLIEN. gr zen hunnen gewigtigen post, die waarlyk wel een geheel man vereischt, hinderlyk zouden kunnen zyn. Zulke bepaalingen behoorden ?er overal te zyn in de Republicq, en, waar men dien aangaande Wetten en Ordonnantien heeft, dient men wel toe te zien, dar de- zelve ftipt worden nagekomen, of wee derom in obfervantie gebragt, waar die eenigermaate in onbruik mogten geraakt zyn: — In ’t Vifitatie- Reglement van de Kerken in Holland , zoo even aangehaald, en in de Synodalia van Zeeland, vinde ik daar niets van onder de vragen, welke de Woorzangers en Schoolmeefters betreffen, maar wel in de Kerkelyke Ordonnantien van eenige andere Provincien, by voors beeld, in Gelderland moet, by de Ker= ken“ vifitatie , onder anderen gevraagd worden, volg. $. 11. van de Artykelen;, betreffende de Schoolmeefters; * of zy hun- » nen dienst niet vrugteloos maaken met 5 Tapperyen,.Pagteryen van Accynfen, 2 Imposten enz.” En in de Kerkelyke Wetten van Wriesland’ heeft men Zit. _XKXVir. dit Artykel: ” Een Schoolmeefter » Zal niet te gelyk Pagter mogen. zyn, 5» noch dient zich te bemoeijen met den »» dienst van Notariëren, of voor de Ge- ke ht OL > regten 42 VERBETERING „ regten te procureren , tot hindering van 9 de School- en Kerkedienst enz.” Dit zy nu genoeg aangaande den tyd van ’t fchoolhouden. $ 20. Wat in een goed Schoolmeefter ver- eischt worde, zal van zelfs blyken, als ik zal gefproken hebben van de onder- fcheidene byzonderheden , waar in onder- wys moet gegeven worden, en de wyze; op welke zulks ten meeften voordeele. ge- fchiedt. Ondertusfchen is het zeker, dat men van alle Scheolen, ten dezen aanzien, niet evenveel verwagten kan, en dat ‘er noodzakelyk tusfchen Schoolen en Schoo- len, en tusfchen het onderwys dat iù de eene en andere School behoort plaats te “hebben , onderfcheid dient gemaakt te wor- den, In de Schoolen alleen voor jongere kinderen gefchikt, waar in ik veronder- ftelle dat dezelve van hun 4“ of 5% tot het 6% of 7°%° jaar blyven (maar hoedani- ge kinderen op de Dorpen meestal by de Meefters of hunne Vrouwen worden ter fchool gezonden) diende dit navolgende geleerd te worden, namelyk het 4. bc. in in DER SCHOOLEN. 43 in de onderfcheidene figwuren der letteren , zoo in het Capitaal, als gewoon Romeinsch, en loopend fchrift enz. prompt fpellen en lezen. Voorts- moeten hier de kinderen wel leeren uitfpreken, en van buiten lee- ren, het allervolmaakifte Gebed, de twaalf Artykelen des Geloofs, en de Wet des Hee . fen, (waar by men voor die wat verder zyn, en het gemelde reeds prompt ken= nen, eenige korte fpreuken, of treffende gezegden uit den Bybel zou konnen voe- gen, ) — het Bybels gefchiedkundig vraag- boekje van Borftiys of êen ander kort op- ftel; de oudfte en verstgevorderde ook eenige vragen uit het kleine kort begrip der Christelyke Religie. Waar over de Schoolvrouw , naar de vatbaarheid der kinderen, eens of tweemaalen in de week diende te Catechizeren; opdat zy dus al vroeg met eenig oordeel leeren, en ge wend worden aan een’ zekeren lust, om te begrypen het geen zy leeren. Ende bevinding leert, dat waarlyk veele kinde- ren, alreeds in hunne vroegere jeugd, meer begrip en oordeel toonen te bezit- ten, wanneer ‘er maar eenig behoorlyk werk van gemaakt wordt, dan men zich ‚_gemeenlyk verbeeldt. Ook. behoorde ’er door zulken onder de kinderen, die ’ “verst in ’t lezen gevorderd waren (en die daar Pd AA VERBETERING daar in een zekere eer ftellen zouden, dagelyks een gedeelte van den Bybel, al ware het maar een half Capittel, of eeni- ge weinige verzen gelezen te worden, terwyl de anderen luifteren. Best ge- fchikt, en meest begrypelyk voor de kin» deren zouden daar toe zyn de gefthiedenis- Jen van het N. Testament, namelyk de . 4 Euangeliën, en de Handelingen der Apostelen. — Waar by zouden kunnen gevoegd, en by verwisfeling gelezen wor- den, fommige der treffendfte gefchiede- nisfen uit het O. Testament, by voor- beeld, de opoffering van Ízaäk, de droom van Jacob, vooral de gefchiedenis van Jofeph, ook van David; en gaat de vat- baarheid zoo verre, befpeurt men by fom- mige begrippen van ’t geen ’er gelezen wordt, vervolgens ook eenige der merk- waardigfte byzonderheden uit de lotgeval- len van Ísraëls volk, onder ’t geleide van Mozes en Jozua, onder de Richteren en Koningen enz. By dit alles, zou het niet kwaad zyn, dat door een’ der oudften van deze kleine Schoolieren, by ’t aangaan der School, of een helf uur na dien beftemden tyd, by voorbeeld ’s morgens omtrent ten half zo Uuren, zeker kort on beknopt Schoolge- beds À | | | d Á Threes: AT Ae A ars eener ar DER: SCHOOLEN. 45 bed, en voor ’t uitgaan van het zelve het allervolmaaktfle Gebed door een ander, daar toe te verkiezen, eerbiedig wierde op= gezegd. | Kon ‘er nu daarenboven in deze Schoo= len een zeer kort en beknopt opftel van eenige der treffendfte gevallen uit de Ne- derlandfche gefchiedenisfen , waar van een klein gedeelte (al was ’t maar tweemaa- len in de week) zou moeten gelezen worden, ingevoerd worden, zulks zou, verbeelde ik my, den kleinen knaapen zelfs een aangenaam genoegen, en foort van uicfpanning geven, (in welker voege dit ook flegts behoorde behandeld te wor- den,) en hun al vroeg ongevoelig een zekere zugt geven voor de kennis der ge- fchiedenis van hun Vaderland. — Waar by ik nog voegen zou, om hun vroeg eenigen fmaak te geven in de nuttige en befchaavende Digtkunst, en hun tevens op eene aangenaame wyze ongevoelig hun- nen pligt te leeren, eene dagelykfche voorlezing uit de eenvoudige, maar kun- _ftige kinderversjes , welke men thans heeft ‚van de Heeren Alphen, Pape, ’t Hoen, s welke zy door ’t lezen van zelfs zullen van buiten leeren, en tevens ongevoelig eenen goeden fmaak krygen. Intus- \ 46 VERBETERING Intusfcheh begrypt men ligtelyk, ins dien de Schoolen voor kinderen, op de gezegde nianier zyn ingevoerd; (hoeda- nig die alle zonder onder{cheid behoorden te Zyn;) dat dan niet elk, die maar wil; zich tot dit beroep zou mogen begeven; madar alleen zodanigen; welke zich daar toe hadden bekwaam gemaakt, en daar van in een behoorlyk Examen , ten overftaan van Heeren Schoolarchen, blyken gegeven hadden. Gelyk zy ook met hun Schoolen , zoo wel als de andere, onder Heeren Schoolar- chen (waar van ftraks nader) ftaan moe- ten, en deze Schoolen aan eene zekere vifitatie onderworpen zyn. Zulke of diergelyke order, ook op de Schoolen voor kinderen zou kunnen oor- zaak zyn, dat de kinderen niet genood- zaakt waren veele kwaade gewoonten en ge- breken in “t fpellen en lezen, waar aan zy hier gewend waren, wederom met veele moeite af te leeren, en veel meer nut zouden kunnen hebben; dan thans veel- zins, van den tyd, welken zy in deze Schoolen doorbrengen. 8 f nen dre nd DER SCHOOLEN 4% | $ ar. Maar om op deze Schoolen niet te larig te ftaan, zal ik nu overgaan tot het onders wys, het geen aan de Jeugd, een weinig ouder geworden en tot eenige meerdere vatbaarheid gekomen zynde, in de fchoo- len der Meefters het meest dienftig en noodig is. — Wy zullen zoo ftraks eenig onder- fcheid moeten maaken , vooral in de Steden, tusfchen Schoolen en Schoolen ; maar ’t geen ik nu ten aanzien van het noodigst onderwys zalopgeven , betreft alle de Schoo len der Meefters zonder onderfcheid5; en ’t geen ik omtrent de Schoolen ten platten lan- de aanmerke , moet ookop de Schoolen van de laagfte en benedenfte Clasfen in de Steden, ‚ Voor zoo verre het daar gelden kan, wor= den toegepast. $ 39. Onder die dingen, welke in alle Schoo- fen, ook ter befchaaving van de natie, _ moeten worden aangeleerd , komt de Gods- _ dienst zekerlyk in de eerfte plaats, en bo- _ ven al, in aanmerking. | _ Dat dezelve uit zynen aart ftrekke tot de bevordering van ’t geluk, en den waa- ed TER 48 VERBETERING ren voorfpo@d, niet flegts van byzondere perfoonen; maar van geheele Volken en Maatfchappyên , kan niet gelochend wor- den: kundige mannen hebben dit in tref. felyke Verhandelingen overvloedig bewe- zen (a); ook leerde dit de ervarenheid ‘van alle eeuwen. | En kan ‘er wel iets kragtiger ‘ftrekken ter bevorderinge van het heil, en tot een waare befchaaving eener natie , dan de Gods- dienst van Jefus Christus ? Ik ben niet voornemens, en“’t is ook thans myn taak niet, in een breedvoerig betoog van dit gewigtig ftukte treden. Die dezen Godsdienst van naby ‘heeft leeren kennen, die de waaragtige veranderinge en verbeteringe van het hart, welke dezelve bedoelt, en waar op in dien Godsdienst bo- ven al wordt aangedrongen, in aanmerking ‘ neemt: Ca) Men leze dit Stuk kragtig betoogd „in eene der Predicatien van den beroemden Aarts- Bisfchop van York, den Heer Sharp, I. D. Pred, VIJL, waar van de inhoud is, De Godsdienst, het eenige middel om een Volk voorfpoedig te maaken over Deut... 29. p-181- en volg. — Bekend is het voortreffelyk werk over de voordeelen van den Christelyken Godsdienst, van den Wel- Berw. Heere Pac. van Nuys Klinkenberg ‚ thans Predikant te Amfterdaim. DER SCHOOLEN. 49 neemt: die de zedenleer van dezen groot- ften aller. menfchen, en van zyne dienaa- ten de Apostelen enz. jas die de geheele. zedenleer van den Bybel ; welke den geös ‚_penbaarden Godsdienst bevat ; vergelykt met de Zedepligten welke de natuurlyke Godsdienst „in dezen ftaat der verdorven= heid, en de fchranderfte- zoo. wel als -de deugdzaamfte- der Heidenen aan de hand geven , zal gedrongen worden teserkennens dat deze, ook zelfs tot regie befchaavinge eener natie, niet minder dan wyn en water, in kragt.en aangenaamheid van elkanderen. verfchillen. Anderzins kan ik my gerustelyk beroes pen op de gewigtige veranderingen en ver- beteringen , overal veroorzaakt, zedert het invoeren van den Christelyken, Godsdienst in verfcheidene landen en gewesten, op het verdwynen van de barbaarfche woest heid en wreedheid, benevens-de fchreeu= wendfte onreinheden, en het ftraffeloos ì plegen van de fchroomlykfte. ongeregtig- ‚heden, voor de heldere ftraalen van het _ licht des Goddelyken Euangeliums. — In _ der daad, wat men ook moge bybrengen , aan het naarftig infcherpen der zuivere Euan- __gelyleer , aan den Godsdienst van Jefus Christus , moet buiten twyffel de eerfte VIII. DEEL. D plaats so VERBETERING plaats worden ingeruimd ‚ onder al het geent immermeer tot befchaaving eener natie heeft kunnen ftrekken. (a) Terwyl ik tevens vry mag veronderftellen, dat dezen Gods- dienst, van fchadelyk bygeloof gezuiverd ; gelyk dezelve in de publique kerken dezer Landen geleerd wordt, en daarom; de by ons heerfehende Godsdienst hiet, ook in zyne gefchiktheid ter meerdere befchaa- zing van eene Natie, de voorrang toe= komt. Zaaken, Ca) Wat invloed de Godsdienst van Jefus Christus ook byzonder gehad hebbe op de bevordering van kennis en geleerdheid, zoo zeer ftrekkende tot befchaa= vinge eener natie, is door de ondervinding van vorige tvden bevestigd. Men denke flegts, hoe deze het voornaame middel zy geweest tot verdryving van woestheid en barbaarschheid by verfcheidene volken van Europa, inzonderheid door de Normannen, op aanleiding van Ítaliaanfche Leeraaren, die zich it Frankryk, en wel voornaamelyk in Nerwandyë ‚ hade den neêrgezet, zedert Normandyë den Christelyken Godsdienst had omhelsd. Aan de Normannen had Engeland , had Siei/iën, en ook de zuidelykst -gele= gene Gewesten van Italiën , als Zpuliën, Calabriën y= den invoer der Wetenfchappen te danken, alzo de Nor- mannen hunne Leermecfters werden. Merkwaardig zyn, by het breeder verhaalen dezer byzonderheden, de woorden van den Heer j. E. MOSHEIM , ín zynê Kerkel. Gefchiedenisfen, * Het aanneemen van den » Christelyken Godsdienst had de ruwezeden derftryd- ‚, baare DER SCHOOLEN, Si „…Zaaken, welke ik als waarheden, by andere gelegenheden , en door anderen ‚ betoogd; ja als op de natunr van de zaak gegrond ‚ voor toegeftaan en bewezen mag houden. Immers, om ‚thans geen ander bewys aan te voeren; hy; die de ondervinding raadpleegt, en de oogen niet moedwillig voor het licht fluit, zal moeten erkennen, dat de meefte beftchaafd. heid, by voorbeeld, oprechtheid, eerlyk- heid; kuischheid, - naarftigheid ‚ befchei- denheid, liefde. en trouwe, zugt voor | den é, baare Normánnen zeer verbeterd en beftchaafd: », want deze moedige krygslieden, die nog onder » het Heidendom levende, den verregaandften af= 3 Keer betoonden van alle wetenfchappen en °t geen s» naar geleerdheid finaakte, muntten na hunne be= 5, keering uit; door zich yverig op de kennis van den „Godsdienst toe te leggen, en de fraaije letteren te „> handliaaven. Arte “3 Deze flerke zugt tot wetenfchap, die van dar g> tot ‚dag toenam, en cindelyk de heerfchende drift 2 werd der. befchaafdfte wolken. wan: Europa „had 4, ‚veele gelukkige gevolgen. Hier aan moet bovenal ‚ss toegefchreven worden het groot getal van openbag- ss te Schoolen, op veele plaatzen geopend , als mede sj de verkiezing van bekwaame én uitmuntende Mee- sa lers, enz.” Men zie het JV. D. der Kerkel. Gefthied. p. 42. der Nederduitfche uitgave. | Dus ziet men, wat ook de geleerdheid en weten= fehappen in. Europa aan den Christelyken Godsdienst verfchuldigd zyn. tn EERLOr De 52 ONERBETERING® den welftand van het algemeen; zugt voor kennissen wetenfchappen , ‘en wat ik meer als bewyzen ‘eener waare befchaafdheid zou mogen optellen, daar ter plaatze en onder zulkem-het allermeest ‘heerfchend ds,owaar men: zich in dezen Godsdienst ‘het smeest oeffent en ’t naaukeurigst naar gemeten zoekt: te leven.” Het onderwys in den Godsdienst Bes hoort dan ‘vooral in de Schoölen-niet ver- zuimd te worden3 deze moet boven alles der Jeugd, tot wat ftand de kinderen dan ook in de wereld mogen gefchikt zyn, ernftig worde ingefcherpt. Derhalven heeft men in de aanftellinge van School- meefters op dit gewigtig point voorname- dyk terzien, ‚en den zodanigen behoort men de voorkeur te geven, die ftigtelyk en deugdzaam zyn, die by andere noodige bekwaamheden. tot den post van School- meefter, waare liefde en achting toonen voor den Godsdienst, welken zy belyden, denzelven door hun voorbeeld aanmoedi- gen, en bekwaam zyn, om daar in ‚naar de vatbaarheid der Jeugd, op gezette ty- den, eenig gefchikt onderwys te geven. „En wordt hier op over het algemeen wel. acht genoeg geflagen ? Ware dit echter niet hoogst DER SCHOOLEN 53 hoogst billyk? Immers de Schoolmeefters zyn verpligt die Leer te ondertékenen „ zoo als dezelve vervat is in de Formulieren van Eenigheid, — zy behooren derhal- ven dezelve te kennen. — En aan die on- dertékeninge behoorden alle: Schoolmeefters zonder onderfcheid gehouden te worden; volgends de Synod. Nation. van Dordrecht Sesf. 17. ’t welk ook van allen-zonder on-= derfcheid…uitdrukkelyk bepaald isin de Kerkelyke Wetten van Vriesland: door G: Nauta Tit. kxxvi. Art. vin” Alle School- > meefters van deze Provincie, zoo Lias »» tyníche als Duitfche, als ook die By- ss fchoolen houden; zullen «den Heidel- s> bergfchen Catechismus, ende Formu- ss lieren” vân eenigheid’, : zonder eenige »‚ „uievlugt dies te. neffens, in Clasfe on- > dertékenen, enz.” Of zulks. wel gefchied zy-by de-Schóol- weefters (althans van -die, welke ook Woorzangers Zyn; waarop die-Artykelen. _fehynen te doelen,) moet gevraagd wor- ‚den by de vifitatie der Kerke in onderfchei- _dene Provincien, uitwyzens de Ordre van. „vifitatie in Gelderland $ 1. in de Vraag- Artykelen betreffende de Schoolmeefters3- het Wifitatie- Reglement van Holland, te Delft opgefleld, in de vraag-pointen aan- ef D 3 gaande 54 VERBETERING gaande de Voorzangers en Schoolmeefters $ 3 Daarenboven zyn de Schoolmeefters ver- pligt, volgends het zelfde Art. van het Dordfche Synode, om de PFongheid hun toebetrouwd in de fondamenten der Christe- dyke Religie naarftig te ONDERWYZEN : welk onderwys niet blootelyk moet beftaan in de kinderen iets uit den Catechismus ‚ of ’t kort begrip te laaten van buiten leeren ; maar ‘tis, volgends de uitdrukkelyke verklaaring van dat Nationaal Synode, ” hun ampt; s> alle hunne discipelen naar gelegenheid »> Van hunne jaaren en begrip, twee da- » gen, ten minften in de week, niet al- 5 leenlyk in ’t van buiten leeren, maar »> ook in ’t verftand der beginfelen des > Catechismi te oeffenen. ” „Voorts, na gemaakte bepaaling van de driederlei Formulieren van den Catechismus, welke maar alleen (a) in de Schoolen zouden Ca) Het ware in der daad te wenfchen , tot voors koming van fchadelyke vooroordeelen, en meerdere wegnemiuge van alle haatelyke broedertwisten, dat men zich:in alle Schoolen ook flipt aan deze bepalin- ge hieldt, en dat geen Vraagenboekjes , van wie , en hoe goed ook ‚op zich zelven , by voorb, nach van den Hr. Hellenbroek „noch van den Hr. Lampe; noch a ieman DER SCHOOLEN. 55 Zouden mogen gebruikt worden, te we- ten van kinders de twaalf Artykelen des Geloofs, de tien Geboden enz. — voor die wat verder zyn, een kort begrip van den „Catechismus van den Paltz, — en einde- lyk de Catechismus van den Paltz zelve, leest men vervolgends: ” ook zullen de Schoolmeefters zorge dragen, dat de 9, discipelen niet alleen deze Formulieren >> van buiten leeren; maar ook de leer in », dezelve vervat tamelyk verftaan. Tot », welken einde zy dezelve naar een ie- », ders begrip duidelyk zullen verklaaren, ‚ en naerftelyk ende meermaals hen af- >, vraagen of zy den zin wel hebben be- 5 grepen.” 23 hed Gelyk zy ook in fommige Provincien, by voorbeeid, in Vriesland, volgends de aldaar gearrefteerde Wetten ,-de eerfte en voorfte zyn moeten, die gevraagd wor- | | den iemand anders, in de Schoolen, of openbaare Cate- chifatien gebruikt werden; dit is goedgevonden by de Clasfis van Walcheren den 20. September 1736. ten aanzien van de Kerken , onder dezelve resforteerende, ‚gelyk my gebleken is, uit zeker gedrukt ontwerp en preadvys over dit (luk , door Gedeputeerden van gemel- de Clasfis, en ten zelven dage geconverteerd in eene ASC 5 _ Clasficaale Refolutie; welk ftuk ik onder myne pa- Pieren gevonden hebbe. 5 D 4 … { 56 VERBETERING den in de Catechifatien „opdat zy zoo te bekwaamer mogen zyn, -om hunne leer- lingen in de gronden der Christelyke Re- Jigie te onderwyzen. Kerkelyke Wett. van Vriesl. Tit. xxxvu. $ var. En het Régle- ment. van de Edele Mog. Heeren Raaden van State, voor. de Schoolmeefters ten platten Lande onder het- diftrict. van de Generaliteit, van 1709. bepaalt: dat een Schoolmeefter ten platten Lande niet alleen een jaar voor zyne aanftellinge moet ge- ‚weest zyn Lidmaat der Hervormde Kerk, _en zulks doen blyken met behoorlyke at- testatie, volg.,$ 2. ” maar inzonderheid 9, dat hy moet zyn van een goed, en „, Christelyk leven, en zoo ver in de s> gronden van de Religie geoeffend, dat ss hy de Jeugd daar in kan: onderwy- 9, ZEN. Trouwens deze vaorgeftelde-manier om de Jeugd uit den Catechismus, of het kort begrip, in den Christelyken Godsdienst “te onderwyzen, komt overeen met ver- fcheidene Synodale befluiten zoo voor als na ’t, Nationaal Synode 1718 en 1719 ge- houden, gelyk men ziet in zeker gedrukt ontwerp en praadvys van Gedeputeerden der E. Clasfis van Walcheren, over de wyze om de vastgeftelde uniformiteit in het ne tECIs \ p hd Ke > 4 DER SCHOOLEN 57 techiferen” algemeên in te voeren, van den 20; September 1736. De Schoolmeefters behooren dan-on- getwyffeld , uit hoofde van den post, waar toe zy geroepen zyn, ‘wat meer te weten van den Godsdienst, dan een gemeen lid- maat, om de kinders; althans «die: van Hervormde Ouders, in den, Godsdienst te kunnen onderwyzen, en daar toe ook:van deze hunne kunde ; volgends hunnen pligt; getrouwelyk gebruik te maaken. Of het niet zeer nuttig zoude zyn, dat tot gebruik in de Schoolen wierde inges voerd eèn kort opflel van de voornaamfte pligten der Zedekunde (waar van men door- “gaans zeer gebrekkige en verwarde begrip= pen vormt, ) uit den Christelyken , en. voors al den Hervormden Godsdienst afgeleid , mits dat opftel vooraf goed gekeurd wierdedoor de Kerk-van Neêrland, en als uit haaren fchoot voortkwame , wil ik by deze geles genheid gaarne aan het oordeel van kun- dige lieden-overlaaten. „Schoon ik toeftas dat door bekwaame- Schoolmeefters ,- uit den Heidelbergfchen Catechismus, ’t welk als een zeer voortreffelyk Syffema theore- dico -practicum- mag gehouden worden , dok hier en daar de heerlykfte zedelesfen; D 5 welke 58 VERBETERING welke eenen onmíiddelyken invloed heb- ben op ‘smeníchen waaragtig welzyn, de vatbaare Schoolieren kunnen worden inge- fcherpt | , Voor het overige konde het geen gerin- ge nuttigheid hebben, tot bevordering en aankweeking van Godsdienftige kundighe- den, en ook om de kinderen van jongs af te gewennen , om van den openbaaren Godsdienst, en wel met oplettendheid en vrugt, gebruik te maaken , dat alle School. meefters hun werk maakten om des maan- dags morgens, ten minften geduurende den tyd van één uur, hunne Schoolieren te ondervraagen, bver’tgeen op den voo- rigen dag, inzonderheid uit den Catechis- mus, gepredikt was: de kleine kinderen zullen, by voorbeeld, vooreerst kunnen volftaan , met alleen den text te weten ; — die wat verder zyn, moeten dien voor den Meefter in den Bybel opzoeken; — andere wederom wat meer van ’t verhan. delde, op gepaste vraagen, moeten ant. woorden; alles naar gelang’ van jaaren; vatbaarheid, en reeds gemaakte vorderin- gen. Zulks zou niet alleen de kinderen ten reeds gezegden einde kunnen nuttig zyn, maar DER SCHOOLEN sg maar ook verfcheidene volwasfenen op- fcherpen, en met meerder aandagt de Pre- dicatien doen hooren, alzo zulke ordre, wanneer Zy ftipt wordt onderhouden , aan- leiding geven zou, dat de kinders met hunne Ouders of anderen der huisgenoo- ten uit de Kerk te huis komende, dezel ven ondervraagden, om eenigzins gevat op ‘t geen de Meefter zou mogen vragen, en te beter beflagen, ter chool komen. Men denke ondertusfchen niet, dat ik van de Schoolmeefters te veel wil vergens of hun nieuwe lasten opleggen: in tegens deel, dat onderzoek zal juist gefchieden op deze of dergelyke wyze, als ik heb voorgefteld, wanneer flegts het oude, ’ welk in veele Schoolen ín onbruik geraakt is, en waar toe verfcheidene Schoolmee- fters mogelyk ook de vereischte bekwaam- heid niet zeer hebben zouden , maar we- _ derom wierd in obfervantie gebragt; Im- mers dus fpreekt het Nationaale Synode van Dordrecht, in het zoo even aangehaalde Artykel Sesf. 17. ” De Schoolmeetfters s> hoofd voor hoofd, zullen de School- „> Jongeren, welke hun bevolen zyn; s) brengen tot het gehoor der heilige Pre. > dikatien ‚maar voornamelyk de -Care- ‚3 Chetifche,” (’t geen ten aanzien van e 60 VERBETERING de Armen-Schoolen overal behoorde te zyn, gelyk thans te Rotterdam, en in fommige andere Steden werkelyk: ge- fchiedt,) ” ende NB. naarftiglyk reken- 2» fchap der zelvige afvorderen. ” __En opdat dit met nog te meerder vrugt mogt gefchieden, ware het te wenfchen, dat ook de Heeren Predikanten, vooral in hunne Catechismus- predicatien (welke doorgaans te lang en te geleerdzyn, gaan- de dikwyls tegen het oogmerk van deze inftelling, het begrip en de vatbaarheid van eenvoudigen verre te boven,) dat gedeelte van het zelfde Artykel uit het Wynode van Dordrecht in ’t oog hielden, en daar aan poogden te voldoen, ’t welk aldus luidt: ” Der Predikanten’ ampt en 5 discretie in-de Kerke zal wezen, de » Catechismi-ptedikatien dermaten opent- „> lyken aan te ftellen, dat ze behoorlyk kort 5» ZYN, en naar 't begrip; niet alleen der »» volwasfene, maar ook der jeugd, Zoo 2, veel mogelyk is, gepast. ” Ik heb op dít ftuk een weinig langer ge- ftaan, om dat ik begryp, dat de Gods- dienst, by andere heerlyke voordeelen , welke hy geeft, de ziel isvan een’ Staat; _en-dat het geen, ‘twelk boven al den naam van DER SCHOOLEN Óf van waare befthaafdheid eener. Natie draa- gen kan. 5 daar uit voornaamlyk zal moes ten voortvloeijen. S 24. ’t Geen voorts in alle Meefiers? fchoolen “moet geleerd worden , is het nauwkeurig _fpellen, zoo wel uit het hoofd, als uitde fchoolboeken 5-prompt lezen, psalmezingen, net en duidelyk fchryven, en wel cyfferen; * althans tot zoo wer, dat men den regel van. drieën wel verftaat; het welk in alle ftanden, “ook in de huishouding, aan de meeften- in ’t vervolg; wel t& pas komt. Een Meefter echter, ookop een Dorp, behoorde wel wat verder te.zyn; en ten „minften ook de Hoofdfpeciën van. Addi- tie Subflractie enz. in de gebrokene ge- tallen te verftaan, of 'er zyn mogten on- der zyne leerlingen, die fimaak in ’t cyf= feren vonden „en zich“verder begeerden te oeffenen: gelyk men ook zelfs eenige kundigheid van de gebrokens dient te heb- _ ben, om eenige fommen uit den regel van | drieën, welke door Bartjens of Coutereels zyn opgegeven, wel te kunnen cyfferen. _ Schoon ik toefta, dat men, ten aanzien ‘van dit laatfte, als voor veele” rainder noo- et op fommige kleine dorpen eenige toes gevend- 62 VERBETERING gevendheid zou konnen gebruiken ; wan- neer namelyk een Schoolmeefter , ander- zins, tot de overige deelen van Breen post behoorlyk in ftaat was. } Was ’er, behalven het genoemde; ges legenheid, om op eene aangenaame en ge- noeglyke wyze, welke als een zeker foort van uitfpanninge zyn moest, eenige on= derrichting te geven aan die, welke zulks. “begeerde, in ’t geen betrekking heeft tot den Landbouw; en op andere Dorpen; die voor de Vaart meer gelegen zyn, in de beginfels van de Zeevaart, ten minften in ’t geen die wetenfchap zulken „ die ‘er toe opgeleid worden ; meer bevattelyk maaken zou, zulks konde voorzeker op fommige plaatfen. aan de Vaderlandfche Jongelingfchap veel. dienst doen, en. zou aan eenen Meefter, die daar in eenige er= varenheid had, alle andere dingen gelyk ftaande , de voorkeur geven. Dan van dit laatfte, de Zeevaart, zal ik zoo aanftonds by de Kunst -fchoolen in de Steden eenige nadere melding maaken. uien alg. Ik heb te vooren S-12. onder de gebre- wi der Schoolen ook die genoemd, dat vatt eenige Ed DER SCHOOLEN 63 eenige dingen, waar in het onderwys ech- ter zeer noodig is, niet genoeg, of in ’€ geheel geen werk gemaakt wordt. Daar toe konde ik brengen de Bybelfche gefchie- denisfen; een onderwys, tot regt verftand ‚van Gods Heilig Woord , en om de lees- lust van het zelve by de Jeugd op te wek- ken en aan te kweeken, zeer noozaake- lyk; waarin derhalven ook op zekere tys den; al was het maar ééns of tweemaalen in de week , onderwys diende gegeven te worden; waar toe ik voor zulken, die ’t Hiftorisch Vraageboekje van Borftius ge- leerd hebben, zeer zou aanpryzen, het nuttig werkje van den Heer G. van Kesfel _ in leven waardig Predikant in ’s Gravenha « ge, of de Bybelfche Hiftorie- vragen van den Heer 4. van den Berg, geachten Pre- dicant te „Arnhem. Waar. by zulken, die wat verder zyn, de grootere werkjes van de Heeren Wats of Kulenkamp te huis kon- den gebruiken, — of ook by gedeelten op de School; over de les die uit van Kes. _ fel of van den Berg opgezegd was, breeder voorlezen. — Befhalven dat ook de verst- gevorderde, uit den Bybel zelf, dat gedeel. te der gefchiedenis, ’t welk volgends het boekje van den Heer van Kesfel enz. op zulk eenen dag de les was , breeder zou- den moeten verhaalen,-en zich in: ftaat ‘ ftellen , Cf VERBETERING ftellen, zoo. veel‘ mogelyk „ om te ant- woorden opdie “vraagen, welke de Mee- fter. breeder daar over, naar hunne vat- baarheid, doen zoude. hao dt $ 26. ‚Maar is 'er iets, dat te veel verzuimd wordt in de Schoolen ; en het welk nog- tans in allen.behoorde plaats tehebben 5 het. zyn de twee volgende byzonderheden : In de eerfle plaats bedoele ik het onders wys in de WVaderlandfche Gefchiedenisfen ; waar in: uit dien hoofde de gemeene man op eene verwonderlyke wyze «onkundig; bevonden wordt: daar eene meerdere alge- meene kundigheid in denzelven zeer dien- ftig zym. zoude „ter, meerdere befchaavin- ges en inzonderheid de liefde tot het Va- derland en handhaaving der Burgerlyke en_ Godsdienftige Voorrechten, welke onze Voorouders ten koste van. goed en bloed verkregen hebben, grootelyks opwekken en aankweeken : — behalven dat het fchandelyk is; onder een befchaafd volk, ensinzonderheid voor elk vrygebooren Ne- derlander, om in de gefchiedenisfen, in de-merkwaardigfte gebeurtenisfen van zyn eigen Vaderland, onervaren te zyn, eik us h S5 DER SCHOOLEN. 5 dus grootelyks te bejämmeren, wanneet niet elk gefchikte gelegenheid hebben mag om die te leeren kennen! In der daad, naast den Bybel én den Catechismus, behoorde by waare Vader- landers, het onderwys der kinderen in de Vaderlandfche Gefchiedenisfen in aanmer= king te komen, opdat eene waare zugt voor ’t welzyn van het Vaderland in te= dere harten wierde ingeplant, om hen de wonderen van Gods hand, in de opkomst en bewaaring van deze Republicq, niet minder blykbaar, dan oudstyds in de lot- gevallen van het Joodfche Volk, te doen eerbiedigen, en, opdat ik niet meer noe- me, om een ieder aantemoedigen , tot het najaagen van die deugden, welke on= ze Voorvaders zo zeer eerwaardig en ook gedugt maakten in ’t oog van hunne na= buuren. Ja van alle volken. Behoorden zaakèn van die natuur wel @oit in vergetelheid te geraaken? Zou dat beantwoorden aan ’t geene wy aan de nagedagtenis van zulke braave en dappe- te Verdedigers van onzen Godsdienst en ‚Vryheid, of liever aan den God van Né- derland, verfchuldigd zyn? Moest dart niet naast den Bybel en Catechismus (ik RIIL DEEL E hets Fis 66 VERBETERING: herhaale het,) in alle: Schoolen „gezet werk gemaakt worden van het onderwys in de gefchiedenisfen van ons gezegend en dierbaar Vaderland? Voornaamlyk behooren dezelve gewee- ten, en in de Schoolen aangevangen te worden, van het jaar 1555. af, te weten zedert den affland van de Regeeringe dezer landen, door Karel den Vyfden, aan zy- nen Zoon Milips: want fchoon ik erken, dat de oorzaaken van de troebelen al on- der de regeering van voorige Graaven moeten gezogt worden, begint van dat tydítip eerst regt dat geen,-’t welk het meest interesfant is in de gefchiedenis der Republicq, als zodanig. — - Hier wordt de gefchiedenis voor de Jeugd. het aange- naamst; — ook zal men; van-dit tydftip begonnen zynde, wanneer men wat ou- der geworden is, en daartoe in- zynen {tand tyd en gelegenheid heeft, van zelfs onderzoek beginnen te doen, ook naar de vroegere gebeurtenisfen in. deze ge= westen. à | Dit onderwys behoorde dan, myns oor- deels, in alle-de Schoolen hier. te lande te worden ingevoerd; ’t zou: zelfs voor de Meefters-nurtig zyn, van welke fom- mi- DER 18°C'HOSO0LSEN. 69 mige zeker daar niet veel van weeten,-zy zouden opgewekt worden, om ook bui- ten den. fchooltyd breedvoeriger daar pver te lezen, en het merkwaardige aan hunne leerlingen te vertellen; en dus zouden zy, langs dien weg , ook indit ftuk wyzer en meer ervaren worden. ‘t Ís waar, ’t ontbreekt ons mogelyk aàn kleine werkjes, of korte opftellen van dien aart, datze voor alle Schoolen ge- fchike zyn; echter kunnen de Waderland- fche Hiftorien verkort van den Heer J/a- genaar voor eerst beginnende, daar toe zeer wel gebruikt, en ’t voornaamfte, zedert den gemelden tyd van 15ss. van buiten geleerd worden: zoo echter, dat men zorge drage, dat de kinderen ver- ftaan, ’t geen ze van buiten leeren, wan- neer daar aan ook veel minder moeite voor ‘hen zal vast zyn. — Voor anderen, die wat verder zyn, zou men ten gebruike kunnen invoeren zeker daar toe gefchikt Werkje, waar van de titul is: Kort begrip «der Nederlandfche Gefchiedenisfen, tot ge- bruik van Neêrlands Jeugd, maar onlangs, sin het jaar 1776. te Utrecht by G. van den Brink in *t licht gegeven. — Waar- uit de verstgevorderden, ’t geen zy op „order van den Meefter thuis gelezen had- oe | eN den, 68 VERBETERING den; zouden moeten verhaalen: ook kon de hetzelve, by gedeelten, op zekere ty- den, in de School worden voorgelezen; best, mogelyk dat zelfde gedeelte, ’t welk anderen in weinige korte vraagen en antwoorden uit Wagenaars verkorte Va= _ derlandfche gefchiedenis hadden moeten op- zeggen, en de anderen volgends dit kort begrip op aanleiding van eenige vraagen, door den Meefter gedaan, uit het hoofd hadden moeten verhaalen. Ik verbeelde my, dat dat onderwys, wanneer het door een’ Man van verftand , om met de Jeugd om te gaan, op die wyze gefchiedde, de aangenaamfte bezigheid voor onze Vader- Jandfche Jeugd in de Schoolen zoude op- leveren, $ 27. De andere zaak , welke ik in ’t oog heb, en welke ik oordeele, dat in de Schoolen moest worden ingevoerd , is het leeren fchryven, zo wel met de Jinker- als met de rechter -hand. — Het is im- mers zeer mogelyk, dat door onvoorziene toevallen, iemands regterhand, voor al- toos, of voor eenen geruimen tyd, on- bruikbaar wordt. Hoe dikwyls, en aan hoe veelen leer- de | | DER SCHOOLEN. 69 de dit de droevige bevinding? en hoe veel ongelukkiger is het dan, wanneer men nevens de regter- ook niet de lin- kerhand heeft leeren gebruiken? Vooral is zulks in de Schoolen noodig in't fchryyen. Zou het op de uitterlyke welvaart van fommigen geenen merkelyken invloed maa- ken by ’t verliezen of het onbruikbaar worden van de rechterhand, wanneer Zy in t geheel met de andere niet fchryven kunnen, terwyl zy in hun beroep fom- tyds het fchryven hoogst noodig hebben? behalven het ongemak dat by eenige we- zenlyke ongemakken aan de rechterhand veroorzaakt wordt, by een ieder, die nooit het fchryven met de linkerhand ge- leerd heeft, Moet men zich niet verwonderen , dat men zich niet toelegt, om dezelve zaak , en dienvolgens ook vooral het fchryven;, met beide de handen, ‚even vaardig te kunnen verrichten? ‚De wyze Schepper heeft ons twee han- den gegeven, zoo wel als twee voeten, twee oogen en ooren; zullen wy dan de overige ledematen of zintuigen, welke Wy dubbel hebben, als van zelfs, en zon- | E 3 der 7o VERBETERING der! dat wy ’t byna opmerken, beide ge= bruiken, beide ongevoelig aan dezelfde verrichtingen gewennen, en onze hans den, door zeker fchadelyk verzuim, al- leen daar: van uitzonderen ? De meefte menfchen zyn uit de natuur echts, en van zelfs geneigd tot het ge- bruik van de rechterhand; andere in te- gendeel, welke uit de natuur links Zyn; gelyk men gewoon is te fpreeken, wende men aan ’t gebruik alleen. van de-rechter- hand, en zy worden met zekere moeite daartoe gedwongen. | ad - Ik onderzoek, noch bepaal thans, (als tot myn oogmeêrk niet behoorende, ) van waar zulk eene verfchillende geneigdheid van onze ledemaaten haaren oorfprong hebbe: welke waarfchynelyk ontftaat uit zekere dispofitie, of de onderfcheidene ligging van menfchen en beeften reeds voor de geboorte. Maar dit is zekers; dat die geneigdheid, om liever het ecne lid van ons lígchaam dan het andere te gebruiken ; of zelfs, om het eene lid van beide, welke de natuur ons dubbel ge: geven heeft, in fommige oeffeningen en verrichtingen „ in ’t geheel niet te gebrui ken, als-’er maar’ van jongs af aan werk | van - DER SCHOOL E Ne 71 van gemaakt wordt, ligtelyk in kinderen te veranderen en te overwinnen Is. «De bevinding leert dit immers overtui- gend genoeg, zelfs in redelooze dieren; inzonderheid in paarden; die men, fchoon uit de. natuur” links of rechts zynde, als zy ‘behoorlyk gedresfeerd worden, links of rechts, zoo als men ’t hebben wil, kan leeren loopen, en zekere exer- cîtien. verrichten. ‚Hoe -veel te meer ís zulks dansmogelyk in-redelyke fchepfels? men zag in fommige gevallen, wanneer eene droevige ‘omftandigheid van dezen of geenen’ zulks noodzaakelyk maakte wat men eindelyk, zelfs reeds tot zekere jaaren gekomen, fchoon dan met veel meer moeite , door aânhoudende oeffe- ning verkrygen kan. Ik heb ook zelf, mog «niet lang geleden „ fchrift. gezien ;, door drie kinderen van 8, rr en 13 jaa- ren, met de linkerhand ;gefchreven , welk voor-’t geen zy metde rechterhand gefchreven hadden, maar nauwlyks be- _ hoefde te-wyken. Waarom dan deze ge- woonte inde Schoolen niet algemeen in- „gevoerd? „Waarom. de kinderen nietge- deerd en-gewend, ook met de linkerhand te fchryven, ’t welk in verfcheidene ge- Swallen-zoo wel kan te pasfe komen ? Waar- MO } Orks em 72 VERBETERING om zou men hen, met dezelfde moeite voor den Meefter, niet den eenen dag met de rechter-, en den anderen dag we derom met de linkerhand kunnen laaten fchryven? of tweemaal op eenen dag met een onderfcheiden hand, zoo dat het hun genoegzaam onverfchillig wierd , welke van beide zy daar toe gebruikten? — In der daad dit mogt men, myns oor- deels, als eene aanmerkelyke verbete- ring, en welke met weinig moeite, al konden de Schoolmeefters nog zelve niet fchryven met de linkerhand , by de School- kinderen van langzaamer hand kon wor= den ingevoerd. — $ 98, „Wat nu de wyze van Schoolhouden aangaat , de Meefter moet, onder het zorg draagen voor eene behoorlyke ftilte geduurende den leertyd, (waar aan de Schoolieren ; zoo de order van de School dit medebrengt , van zelfs al fpoedig zullen gewend worden, ) zoo veel mogelyk alle gyne leerlingen te gelyk , geduurende den ge- heelen fchoaltyd , zoeken bezig te houden. Dit mag in den eerften opflag vreemd DER SCHOOLEN. 73 en onmogelyk fchynen, het zou dikeer minder moeite kosten, dan men zich ver- beeldt; wanneer een Meefter maar het noodig beleid had, en gebruikte, en zich als met de borst daarop toeleidde. Laat ik dit voorbeeldshalven in'eene kor- te fchets eenigzins bevattelyk maaken. Ik verdeel , by voorbeeld; de School van den Meefter, waar in ik my Schoo- lieren van onderfcheiden ouderdom en kundigheden voorftelle, „in drie of vier Clasfen. Ik onderftel dat zich in dezelve bevin- den kinderen, welke nog zelfs de letters van het a. b.e. niet kennen , of maar even twee letters tot eene lettergreep lee» ren maaken. Deze plaatfe ik op de laagfte Clasfe.” „Op de tweede Clasfe heeft men zulken, die verder zyn in't fpelleun, en reeds be- ginnen te lezen, Op de derde Clasfe, die redelyk vaar- dig den gewoonen druk lezen, en daaren- en Jchryven, Op 4 VERBETER IN Ge Op de vierde eenigen, die loopend of gefchreven fchrift leeren lezen, en daar: enboven ook cyfferen. — An _Allen worden-ook eenigen tyd geöef. fend in 't Psalmgezang. Den fchooltyd beginnende, geeft de Meefter onmiddelyk na ’t gewoon fchool- gebed, aan „de kinders van de benedenfte Clasfe hun werk. … Hy fchryft, by voor- beeld ; op een zwart bord, ín School opgehangen, met:kryt, twee of drie let- ters, welke op eenigen afftand,.voor al die kleine Schoolieren duidelyk te zien zyn; of hy heeft die reeds vooraf gereed gemaakt, of ‘wel, hy deelt-aan elk van: die kinderen twee of drie letters, gelyk men _dezelve. heeft, op-bord- papier ge- plakt, in ‘trond, van zulk eene figuur, als de onderfcheidene kinders bezig zyn dezelve te leerên; — ook -fchryft hy op dezelfde wyze voor de anderen op die Clasfe eenige lettergreepen, elk uit twee, of ten hoogften uit drie letteren beftaan- de „ en heeft dit eenigen tyd geduurd hy leert de verstgevorderde , welke haast die -Clasfe: ftaan te° verlaaten*op dezelfde wyze twee lettergreepen aan elkander kop- pelen: deze letters moeten”zy allen hem 5) | Zoo DER SCHOOLEN 75 _ goo'iftraks in hun 4. b.'€. boek aanwyzen, en zeggen ,-hoe zy genoemd worden, de andere de opgegevene lettergreepen vaars dig fpellen. eht. Terwyl deze kleine knaapen op de let- ters kyken, die in hunne a. hb. c. boekjes nazoeken, en de andere van hen zich tot het wel fpellen en uitfpreeken van de op- gegevene fyllaben gereed maaken, helpt de Meefter-terftond de fthryvers aan ’t werk, die dis genoegzaam terzelfder tyd aanvangen huúnne fchriften te /chryven. — Onder dat fohryven is de Meefter bezig de lesfen te overhooren van de ade Clas- fe (te weten van beneden gerekend): ’t geen hy die opzegt, kwalyk leest en fpelt, laat de Meefter door een ander verbete- ren, moetende alle op die Clasfe, de les, terwyleen van hun opzegt, in hun boek nazien; en elk op zyn beurt daar uit fpel- len en lezen. — Tot nog:toe zie ik het geheele fchool bezig: en doordien de ge- heele gde Clasfe moet nazien , wat ’er beurtelings door een van hen gefpeld of geleezen wordt, om op de eerfte vraag van den Meefter te kunnen zeggen, of iets goed gefpeld, gelezen of uitgefpro- ken zy, of wel om de fout: van hem die opzegt te verbeteren, heeft elk van die 8e- 96 VERBETERING ganpele Clasfe dezelfde vrugt en nuttig- … eid, als hy hebben konde, indien de Meefter dien geheelen tyd, met hem al- leen had doorgebragt: middelerwyl laat hy aleens het oog gaan over de fchryvers , onderricht den een of anderen, die de hand niet wel houdt, of zyn werk niet vlytig en oplettend genoeg verricht. „De- _ ze ode Clasfe in dezer voegen de lesfen opgezegd hebbende, laat hy nu by zich- zelfs nalezen of overfpellen, ’t geen zy by hem hebben gedaan, met recommanda- zie om te onthouden ’t geen hun geleerd is, en de fouten by eene volgende gele. enheid te verbeteren; hy geeft hun vry- eid, om de volgende les by zichzelven, en in flilte natezien, of ftaat hun toe, naar dat de omftandigheid, en de meefte genegenheid van de kinders. het mede. brengt (waarop hy acht dient te geven, zonder dat zy het byna zelve merken, )) om hunnen Catechismus, Bybelfche of Vaderlandfche Hiftorie voor den volgen. dendag, doch elk by zichzelven in ftilte , natelezen en te overdenken: ’t welk hun dezen morgen, geduurende het overige van den fchooltyd werk verfchaft; of an- derzins geeft hy fommige van hen eeni- ge tekflen op , met capittel en vers uit het Oude en Nieuwe Testament, welke zy by DER SCHOOLEN. by zichzelven in den Bybel moeten op- zoeken , en hem voor ’t eindigen der School aanwyzen; waardoor zy Zich ge- wennen aan ’t behandelen van den Bybel, en eene zekere gemeenzaamheid, met de volgende der boeken in denzelven krygen. Dit gedaan zynde, vervoegt zich de Meéefter weder by de laagfte Clasfe , on- derzoekt of men daar -het opgegevene kent, zo niet, ky onderricht hen, en geeft 'er nog een of twee letters, of en- kelde fyllaben by. | ‚Thans mag ik onderftellen , dat de fchriften, althans by verfcheidenen, ge- fchreven zyn; de Meefter kan nu ook gevoegelyk met de /thryyvers aan ’t werk komen: hy hoort dan hunne lesfen, en laat dezelve, korter of langer, naar de tyd zulks toelaat, iets lezen; en wel eerst, die van de vierde of hoogfte Clasfe, omdat die nog cyfferen moeten; die ook na dit opzeggen der lesfen terftond aan dat werk geholpen, en de fommen hun fpoe- dig opgegeven worden. En terwyl deze met dit werk bezig zyn, worden de fchrif- ten gecorrigeerd, eerst van de derde Clas- ‚fe, dat is, van die geenen, welke nog niet cyfferen. Tus- 28 PWERBETERING „Tusfchen. beide roept de Meefter wel eens een of ander van de kleinfte knaapen by zich, om te onderzoeken, of men wel genoeg werk ‘er van maakt, om zoo aan ftonds de opgegeevene letters of letter- greepen te kennen enz. daarop worden nu ook de fchriften van de hoogfte Clasfe ge- corrigeerd, de fommen nagezien, voor zo verre dezelve gereed zyn; aan: anderen; die 'er niet mede te regt hadden kunnen komen, hun misflag, ende reden. daar van, aangewezen;.— dit gefchiedt, ter- wyl zy, die flegts alleen fchryvers zyn; en welker fchriften even te vooren gecor= rigeerd waren, vryheid hadden bekomen, om by zichzelven den Catechismus, By- belfche of Vaderlandfche Hiftorie nate- zien, of, zullen ze haast aan ’t cyfferen beginnen, zich de tafel van wmultiplicatie by zichzelven eigen maaken, of de naa- men der psalmnooten enz., naar de Mees fter meent dat het de onderfcheidene leerlingen meest noodig hebben. | „Waarna de Meefter kortelyk zyne kleis ne Schoolieren nader exümineert over de hun opgegeevene letters of fyllaben. En terwyl hy daar nog mede bezig is, haa- len inmiddels de eerften van elke Clasíe , op zyn order, de fchriften en pennen Ops DER SCHOOLEN 7ó op, van hen,!die volgens gewoonte de opgegeevene correktien hadden moeten na- maaken, en deelen de psalmboeken rond. Elk zoekt den te zingen psalm.op; ren laat het de tyd toe, de Meefter, nu ook met de kleinfte kinderen gedaan hebben- de, vraägt beurtelings, de-eene reis aan die, op eenander tyd wederom aan eer ander deze of geene vraag over de zang= nooten, de @yze van den psalm enz. laat voor af, gaat de psalm in B. mol of in B. duur, dien fleutel zingen, door een der verstgevorderden, en ook der pas - beginnenden. Waarna eindelyk met het zingen van van één of twee psalmverzen, en ’t eer- biedig opzeggen van het gewoon fchool- gebed, of wel het allervolmaaktfte ge- bed, door iemand van den Meefter, daartoe telken reize te benoemen, de School voor ditmaal gefcheiden wordt. Na den middag worden ’er by de opge- geevene letters en fyllaben, voor de laag- fte Clasfe, nog twee of meer bygevoegd;, _€n voorts gaat de School in dezelfde or- ‚de, en op dezelfde wyze wederom haa- „ren gang; alleen met dit onderfcheid, dat ‘er nu op de linkerzyde van het fchrift ë 4 het Ed 8o VERBETERING het zelfde gefchreven wordt, met de liza kerhand, ’t welk voor den middag op de regterzyde met de regterhand gefchree ven was. $ 29. DN | Ligtelyk begtypt men, zal ’er zulk eene orde op de Schoolen plaats hebben , dat er verfcheidene dingen voor den {chool- tyd, en niet geduurende dien tyd, gefchie= den moeten, by voorbeeld: het vermaa- ken van pennen, het voorfchryven van let- ters of woorden, uitgezonderd van enke- le fchriften, vooral van zulken, die nog meest noodig hebben, by voorbeeld, in ’# houden van de hand en pen, het maaken van de letters, door het voorbeeld van den Meefter onderricht worden: in welk _ voorrecht, van door den Meefter te worden voorgefchreven in hunne tegenwoordig= heid , men hen beurtelings kan doen deelen. Dat ook de Meefter, geduurende den fchooltyd in zyn fchool moet zyn, en zich inmiddels met geen ander werk be= zig houden; zonder dat hy buiten de hoogfte noodzaakelykheid vermag dezel. ve, geduurende een goed gedeelte van den dag, alleen aan ’t beftuur van Onder- meefters ovcrlaaten. | Dan; DER SCHOOLEN. 8r “Dan, fchoon de Meefter by het houden van deze of foortgelyke inrichting een veel grooter School dan anders met vrucht a/- leen zal kunnen waarnemen, is ’t echter noodig, wanneer het getal zyner Schoolieren te groot wordt, by voorbeeld wanneer het boven de 49 of 5o gaat, dat hy voorzien zy van eenen bekwaamen Ondermeefter, op- dat die acht geve op de Schryvers, terwyl de anderen hunne lesfen opzeggen, opdat hy tusfchenbeide het oog laate gaan , op het leeren van de kleinfte kinders, en de- zelve , zoo ’t noodig issonderrichte, — en ook fommigen van hen, die cyfferen „in een of andere byzonderheid te recht hel- pe. — Vooral is deze Ondermeefter noodig om voor of tusfchen de Schooltyden den Meefter in'tvermaaken der pennen , het ver= _waardigèn van letters of regels tot voorfchrif, ten behulpig te zyn. En is het getal van Schoolkinderen al te groot, loopt het by voorbeeld boven de honderd : zal de Meefter van zulk een School verpligt-zyn tot het nemen van twee bekwaame Ondermeefters, die hem nu in ’t overhooren der lesfen, het corri- geren der Schriften, het nazien der fom- men , aandeed: van de. ligufte (alzo dit alles voor éés Man onder zoo veele |C WIll. DEEL. F Schoo= / | Ì | 82 VERBETERING ‘Schoolieren te veel, en te zwaar is) de behulpzaame hand moeten bieden ; zoo echter, dat elk van hen dagelyks zyn be= paald werk heeft, het oog van den Mee- fter over alles gaat, en alle de Schoolieren (de kleinfte zelfs niet uitgezonderd’) beur- telings ook by den Meefter hunne lesfen moeten opzeggen, en de onderfcheidene Clasfen beurtelings Zoo wel aan den Op- per- als Ondermeefter hunne Schriften moe- ten. vertoonen , die zorg dragen moet voor een: geregeld onderwys, en gefchik- _ te vorderingen zyner Schoolieren, waar voor hy by de Ouders of Voogden, en hen , die voorts het opzicht over de Schoo- len ‘hebben mogen, alleen of voornaame- _ Iyk verantwoordelyk zyn zal. Gelyk Zer ook geerie kaftydinge over eenig wange- drag, hoe ook genaamd, dan, alleen door den Meefter zelven zal mogen geoeffend worden. $ 30. \ di \ { Op andere dagen, wanneer doorde klein- fte de Geloofsartykelen enz. door de volgen- de een les uit het kort begrip der. Christely- ke religie, en door de verst gevorderden _ uit den Meidelbergfchen Catechismus; wordt _ opgezegd: moet de gantfche School aan- dagtig gehouden worden. Daar toe kan _ dens Al DER,SCHOOLEN: 83 de Meefter zelf; terwyl hy de, benedenfte Clasfe het geloof of eenige korte Spreuken laat opzeggen, tusfchen in, daar over een of andere eenvoudige vraag doen; dan aan - die; dan. wederom aan een ander van de hoogere Clasfen, die door zulk eene ge- woonte van den Meefter oplettend gemaakt worden, gelyk de Meefter ook niet vere geeten moet den leerling eenigen lof te ge- ven, die hem ’t best beantwoordt en de meefte oplettenheid toont. „Voorts. moet over de les uit het kort he- grip en den, Catechismus behoorlyk , en-op eene eenvoudige wyze, worden gecatechi- feerd; dezelfde. vraag, die men niet kon beantwoorden „ en daarom door den Mee- fter zelven. beantwoord. werdt, kort daar op ». nog: eens. herhaald”. worden ‚ opdat men zie of de zaak wel gevat en onthou- den zy, dit maakt oplettendheid op ’tgeen tot hunne onderrichtinge gezegd wordt: te meer, omdat de Meefter zyn genoegen ‘toont ‚over -dezulken, welke hem niet „vrugteloos. even tevooren het een of an- der hadden laaten zeggen of ophelderen. Bee zulk eene oefening behoort een gerui- me. tyd gefteld. te worden; by voorbeeld het grootfte. gedeelte van den. Woensdag morgen. od | | Gol F 2 En 84 VERBETERING En opdat zulks in een behoorlyke orde gefchiede, en allen ook hier in zoo veel mogelyk te gelyk bezig zyn, moeten alle de Schoolieren , ten minften die tot dezelf= de Clasfe behooren, uit het kort begrip , of den Catechismus dezelfde Jes leeren, die niet te groot moet zyn, opdat ’er niemand verdriet in kryge, en opdat de min vate baarer nevens de overigen van zulk eene Clasfe gelykelyk her zelfde gedeelte zou- den mogen leeren : alleenlyk zou men de vlugften en verst gevorderden, de by- beltexten ten bewyze by die afdeeling van den Catechismus of ’t kort begrip aange- teekend , boven de algemeene les kun- nen opgeven, of eenige’ korte en eenvoudi- ge vraagen over ‘tkort begrip ‚ waar toe ik dan, (zoo men een kort opftel begeert ,) het boekje van $S. Molenaar enkel over het kort begrip, als voor de Jeugd zeer ge- fchikt, wel aan alle Schoolen durve aan: pryzen. Er Komen ‘er nieuwe Schoolieren op eene of andere Clasfe; dezen moeten daar begin- nen, waar ook de anderen zyn; of loopt het boekje in ’tkort ten einde, zoo lang wagten met mede te leeren, tot het zelve haast wederom wordt aangevangen , inmid- dels onder ’t Catechiferen van de overigen | bloo- nn ED DER SCHOOLEN: 85 blootelyk. toeluisteren, en hun nu en dan, ter, beproevinge van hunne vermogens „een ofcandere vraag, al is het maar by herhaa- ling van ’t geen even te vooren, door an deren beantwoord is , door den Add B worden, x s Waensdig na den ana en ik fehie ken, om de kinders eenige opgegevene woor: den uit-het hoofd te laaten {pellen , de fyl- laben van het gefpelde woord nauwkeurig te laaten optellen, hen in-het onderfcheid van klinkers en medeklinkers-enrde interpuncs tatien te onderwyzen; het onderfcheid tus- fchen het gebruik van é/n of meer klinkers in onderfcheidene. lettergreepen te leeren; waarin veelen van onzen landaart, by © fchryven van brieven als anderzins, zoo zeer het {poor byster zyn ‚en voorts ‘tgeen tot eene goede Orthographie en Spelkunst van Duitfche en ook {ommige onduitfche woorden behoort : waar in de, Meefters over het algemeen wel wat beter behoorden er- varen te Zyn; en waartoe eene korte, doch goede en duidelyke Nederduitfche Gram matica of Letterkunst , door publicq gezag, Ë overal in Neêrlands Schoolen BRO der AAE ijn zou KA Het te) Het invoeren van ge goede. Nederduitfche k Grams : 86 VERBETERING „Het overige van den tyd op dezen na- middag kan:befteed worden aan, een klein Grammatica achte ik zeer noodig; geen eene ken ik ’er die voldoet. En zonder zulk eene Gratnmatica, door eenige taalkundige lieden opgefteld , en, door openlyk gezag, algemeen ingevoerd , zal men niet ligt tot:kennis. van, verfcheidene byzonderheden van onze taal komen; maar ten aanzien van dezelve in een aan- hoüdende onzekerheid blyven moeten. ‘In een middelmaatig goed- Schooldient men eenig onderfcheid te leeren, tusfchen de onderfcheidene naam- vallen en geflagten , iemand behoort te weeten of hy, by voorbeeld, de of den, des of der, of hy hun of haar. Schryven „moet. j Maar verfcheidene dingen zyn ’er, zelfs de Orthe- graphie betreffende, welke een Meeftér zyne leerlingen niet kan leeren, en al oeffende hy zich naarftig , zelf nooit met zekerheid kan weeten , of men, by voor- beeld, moet fchryven in fommige gevallen, bemint of bemind , gevreesd of gevreest enz. Dat de gde per- foon’ van het werkwoord Ay of zy bemint met een # moet. gefchreven worden, fpreekt van zelf, ook ‘het deelwoord met een. d„ als een adjeêtivum of toevoeghyk woord, gebruikt „ als namelyk , wanneer.ik zegge een bemind, geliefd, gevreesd man; waut ik moet in den téler de d behouden en zeggen, des beminden mans, of van den …beminden man. Maar zoo klaar ús bet niet: of ik moet fchryven „… hy is bemint of bemind gemeend enz. de een zegt met een d want het is en lyft een participium of adjehivum’, en zal thans zelfs fchryven geweesd , fchoon men nimmer zegt geweesde: neen zegt een ander, het moet zyn-bemînt met een #, want in zulk een zin wordt nu het woord onverander= Jyk_ en onbuigbaar ’t Wordt als *t ware tot éen’ Zyvoes elyk woord , adverbiafvit , en in dezen zin, blyft bemint in alle perfoonen onveranderlyk. Zoo ook, moet men Íchryven-eeuw , laeuw? of egw ; Jew? ol EN : DER SCHOOLEN. 83 gedeelte uit, de-Bybelfthe of Vaderlandfthe gefchiedenis ; waartoe mogelyk-op de ande- tobrew beofied ne zal het zeggen? het oud gebruik pleit voor het eerfte. Taalkenners echter meenen dat de w reeds het zelfde Îsj als“een dubbelde z waarby men géen derde voc gen mag „moet ‘men fchryven achten of agter ,ge- zicht of gezigt enz. ? in ’teerfte woord, wordt by my’ aet oâo gefchreven met een £, maar in de: ùit- drukkingen ik- achte , hy acht , met een ch-onder- fcheidshalven , waartoe ik in andere woorden wederom geen noodzaake vinde. Moet men fchryven Ay Joof? hy Zieft enz. of Joovt „ Jievt 2 ‘het-laatité zal iemand zeggen, want het werkwoord ís lieven , loven, zulkens die zoo zeer wóor- *t gebruik van de »’ zyn, dat zy zelfs fchryven hy keevt , fchoon ’t-werkwoord niét ìs heeven ‚en men nergens ‘heeft, wy „zy Enz. heevenz neen zegt eenander, dit ís groote dwaasheid , de » komt-ep ’teinde vin een lettergreep niet te pas, al is zelfs ’twerkwoord lieven looven enz. orize taal js ryk in letters ‚ wy hebben daar de f voór, en het past ons ; die in zulke gevallen te gebruiken. Voorts 3 wanneer moet ik in *tmeervoudig getal 4# en wanneer twee klinkers gebruiken ® moet ik fchryven ooren oogen of oren ogen, gelyk fommigen doen? het eerfte zoude ik verkiezen „ al mogt men al in het oud-duitsch in ’ enkelvoud gefchreven hebben oge ore; thans fchryft men oop ; oor, en iemand die de taal niet vólkomen magtig is ,-zal by voorbeeld in zyn Woordenboek ; wanneer-hy de betekenis vàn oogen of ooren weteii wil, niet zoeken; og maar oog 5 niet’ or maar oor. En laat, my iemand van-onze grootfte letterbaazen eens «regt zeggen , wanneer ik Zen, en wanneer ik' Zin fchtyven moet: in fommige gevallen is-’t onwederfprekelyk « neem eens wanneer ik zegge, in den gevenden naam- valsik heb het hun gegeven’, toegeftaan enz. maar moet ile nu zeggen aan hun? Ja zekerlyk, zegt de een, het is j en blyf€ de Dativus of gevende naamval; neer e AES F 4 Zegt 88 IV ER BE TERING re.dagen; in de week fomtyds ook wel een half uur of een quartier uurs zou kun- nen befteed worden. „Den zegt een‚ander, zoodra ’er voor het voornaamwoord (pronomen ) een zeker voorzetze/ komt; is het onveran- derlyk , en men moet altoos.fchryven aan hen voor hen vans.door hen enz. wie nu-heeft hier-gelyk? ik kan het ‚niet beflisfen: en wie zal het doen? „meermalen heb‚ik over dit laatfte en foortgelyke zaakeri, lang= duurige en ernftige „-fechoon vriendelyke„ twistrede- men by gewoond:,, van: mannen „ diesmen onder de rootfte kenners van. onze taal rekent, zonder-dat-de Kee ftaat was den anderen te overreden. « Duizend andere byzonderheden van dien- aart, zoude ik moge- Iyk nog kunnen bybrengen, ’t geen mannen, die de Latynfche of Franfche taal maar middelmatig verftaan, zal doen verkiezen liever in die, dan in‚hunne eigene moedertaal iets te -willen in ’tlicht.geven, om niet onderworpen te, zyn aan de berispingen van fommige oudere of jongere letterbaazen-,-in dingen waarover zy. zelve het niet regt eens zyn , en/;waarin zy van hunne keuze naauwlyks eenige bondige reden weeten te geven, Is dit zoo? weten zulke groote Taalkundis gen-het niet, hoe zullen het de Schoolmeefters weten’, en. op goeden grond. hunne Schoolieren leeren? ’t zou dan, myns oordeels „ aanmerkelyk „dienen tot verbe- teringe en befchaavinge van de Schaolen, zoo wels als om eens eindelyk. onze moedertaal in zulke en andere byzonderheden op eenen vasten. voet te bren- gen, wanneer. een, Nederduitfche- Grammatica, door drie of ‘vier kundige Mannen. opgefteld „en door pu» blicq gezag bekragtigd, in: alle Schoolen van Neder- land wierd ingevoerd. ’tIs-my om ’treven-hoe men omtrent,de verfchillende fpelwyze van ommige woor- deu bepaaling, maakt; als het maar bepaald is ‚hoe men, Schryven moet, al wilde menin -fonimige gek EAK En 3 DN ne ENE ir ee _ Moedertaal DOE/R SCH OOLEN. 89 s Den: Saturdag morgen dient mem weders om; voorhamelyk- voorde ‘Catechifatie ste ftellen. > Indien:men. het-over ’t:algeïmneen Rooney sniolk109r 9099 ISU & 7-7 voÓr Ì Ben ele ‘grarserr rvh bi dik Ms - E00 beed | len, waarin, men geen onderfcheid. wist/ tes, maaken, deze uitfpraak doen „-gelyk; ten, aanziem van eenige byzonderheden plaats heeft in de Zatynfche taal, (die Benòeg zou zyn, om ‘een “Schryver op eenmaal te bevryden ‚van «de ongeriadige Critiques van dezul- ken, diesanders mogten, oordeelen „); uirumgue valer of perinde eff, het is beide goed. Tot gezaghebbers konden byt'opftellen van zulk éen Grammatica, àls audores” CJasfici „in aanmerkinge komen , eenige voor- name, Werken van groote Taalkundigen, neem, eens de Vaderlandfche. Gefchiedenis van,den, Heer Wage- naar „ en voofal de keurige beryming der Psalmen; waar'in men op zekere gronden geoordeêld heeft, dus , en niet anders, te‚moeten fchryven „en deed, zich hier en daar eenige duifterheid of onzekerheid op, dat ver- fchil konde men door den Nederduitfchen Cicero „ ik meen den. Heer Hooft, of Hollandfchen Zueitus, gelyk hem de Raadsheer Van de Zande noemt zoordaar in zyn werk gelegenheid toe ‘was, laaten beflisfen. Op en zou men eindelyk tot gansje van zyn omen 3 ‘verfcheidene byzónderhederì “op eenen. vasten: voet brengen, berispingen wat ’er in zyn School. des, aangaande: „diende veran derd, verfchike “en drama te worden, tek ALL de kid JanS 1 er ef d „ih wend ' 7 $ 3 02 SVCER BET ER ING Abr 1o $, Bro hatten Hoe minder intusfchen dit onderwys over het geheel, ‘en-vooräld hetCatechifg. ron, en het Onderwys inde Bybelfche en Waderlandfche ‘Gefchiedenisfenz de: gedaante vam eene les-heeft ,- hoe nuttiger „en hee aangenaamer hetzelve voorde Jeugd zyn zal. — De Socratifche maânier om: te on- _derwyzen , “voor zoo: verdie” kan. plaats hebben, is zeer nuttig „eit voor de Jeugd het bevalligfte: « Die bindt-de aandagt der Leerlingen vongevoelig vaan den, mond en lesfen van den Meefter.--Dezelve wordt dus genaamd naar Socrates , wien mên voor den Uitvinder van dezelve houdt: en van welke leerwys Plato. in zyn'School de al- gemeene regelenvin-acht nam:-Socrates nar melyk „ wien» men" den°slof:s van “eenen fchranderen-Wysgeer niet,kan ‘betwisten; maakte zich vals;'t ware tot:eenen leergraas gen Schoolier van:die:geenen;, welke hem tot “hunnen Leermeefter : hadden verkoos ren; hy lokte-hunne meêeningen.uit ; kwam hun door gelykenisfen ; en andere ophel- deringen te: hulp 3 verbeterde „' zonder dat zy ’t byne merkten, hunne: dwalende he- grippen, en zulks enkel, door het doen van nieuwe vraagen, waar door Zy, op 't fpoor komende, eindelyk zelve voortbrag- IRW ten , DER SCHOOLEN. 93 ten, ‘tgeen hy wilde, dât zy leeren zou- den, en ’t geen zy van hem hadden willen vernemen. Zy leerden dus zelf denken, en men plagt daarom van hem te zeggen dat hy zielen ter waereld bragt (4). | Hoedanig een foort van onderhoud of zamenfpreeking, met weinige Leerlingen beter, dan met veele te gelyk, gefchie- den kan. Zoo naa mogelyk echter mag men ‘het zelve. poogen te volgen, zoo de onderwyzer daar van kennis heeft, en ee- nige bekwaamheid daar toe bezit; gelyk ook zy, voor welken het gefchikt iss reeds eeniger máte moeten weeten hun verftand te gebruiken. | | Een leerwys, waar toe oeffening; op= lettendheid „en nadenken vereischt wordt; en waar toe , dat bekenne ik, elk niet even zeer in ftaat is; maar zy die ’er’t ‚___naast bykomen , zullen ongetwyffeld de meefte vrugtên doen, en de Jeugd het fterkfte aan hun onderwys verbinden : want Ì gts houd (a) Van dezen leertrant, en hoe het onderwys be- boorde ingericht te zyn , indien het waare nut der __Socratifche leerwyze zal behouden worden, kan. men een kort onderricht vinden by J. P. Miller, in zyn Uittrekzel uit Mosheims Zedenleer der H.S. p. 76. €n volg. ig Ì 4 VERBETERING houd aankómendê kinderen twee of drie: uuren bezig met zeker leerzaam, onder= houd, dat eenigzins vry en onbepaald is, geef hun tusfchen beide vryheid om nader te vraagen 't geen zy niet begreepen heb- ben, — breng hen van langzamerhand weder. tot de zaak , waar van. eigenlyk moet gehandeld worden „doch. welke; meer of min begon uit het oog te raken; — draag zorge, dat zy niet befchroomd. worden „ u'iets te vragen, al komende vragen fomtyds al wat belachlyk voor 4 waâr door u de gelegenheid zou benomen worden, om hunne begrippen te kennen en hen in. verfcheidene byzonderheden beter te onderrichten. — Tracht in zulk eene leerwys de liefde en het vertrouwen van uwe Leerlingen te. winnen: — en zy zullen , op zulk eene. manier. onderricht wordende, nauwlyks bemerken, daten een uur of twee doorbrengt, met een be= paald oogmerk om: hen te.leeren, zy zuls fen vorderen, zonder dat zy ’t weeten, en met zoo veel. genoegen met hunnen Mees fter den tyd doorbrengen, als of zy den- zelven (waar toe anderzins de jongheid niet ongenegen is) onderling met fpeelen of praaten, over enkele beuzelingen gefle- ten hadden. Ä rd Hoe d DER SCHOOLEN. ko „Hoe minder ’er droogheid of ook ge» ftrengheid- plaats heeft by het onderwys; hoe beter het is, roede , ftók, of plak moeten hier toe, zoo weinig mogelyk is, gebruikt worden. Deze manier ‘om te onderwyzen, en-zyne: lesfen rin:te: fchers pens is gefchikter voor-het redelooze Vee: Op een andere wyze moeten heeften. hun+ ne kunften en exërcitien leeren, op eene andère wyze menfchen behandeld worden; die al in hunne vroege jeugd voor eenig redelyk onderwys vatbaar zyn. En ftraffen welke het denkbeeld van groote verachting en fchande met zich brengen , moeten in it geheel geen plaats hebben in de Schoo- len; dan alleen in zeldzame gevallen, en dan maar omtrent zulken;, welke, na her- haalde beproeving , wegens laagheid van geest, voor-geen andere aanmoediging tot eenige naarftigheid, of voor: andere mid: delen ter hunner verbetering ‚ vatbaar zyn: Best'is het voor zulken „die lui-of tel: kens geheel onoplettend zyn, als zy bloo- telyk door ’t onthouden van hunne genoe: gens, tot hunnen plicht gebragt worden3 zoo dat zy by voorbeeld: eenigen :tydvin School moeten doorbrengen, om te leeren ‘tgeen zy. doortraagheid. of vagteloosheid niet.op zyn'.tydgedaan:hädden, terwyl de wet / ove. 96 VERBETERING overigen reeds uit de School.zyn, of ‘op die namiddagen, waar: op voor anderen ge= heel of gedeeltelyk vacantie is. ‚Doch een. Meefter heeft het in ’t ver- werven van -de-liefde-en achting. zyner Onderwyzelingen al verre gebragt; wan- neer de vrees-om de genegenheid van den Meefter te verliezen , op zich-zelve; onder de gedaante van een der zwaarfte ftraffen by hen voorkomt. : osetsti.et $S 32. Om de Schoolieren met meer yver en gezetheid te doen leeren „behoorde: ‘er een zekere betaamelyken nayver-of ambitie op alle Schoolen, in de leerlingen: gebragt en aangekweekt te worden. -— Een-Mee- fter die eenig-beleid heeft,ven ‘er op ge= zet is, dat zyne Schoolieren met yver en vermaak leeren, kan dit op onderfcheide- ne wyzen doen : allergevoegelykst door ‚ het laaten winnen of verliezen van plaatzen , op de onderfcheidene Clasfen;-zoo kon= den zekere oeffeningen „eens -of twee maalen in de week, om de plaatzen gaan; by voorbeeld, het prompt van buiten op= zeggen der lesfen voor de Catechifatie des Sa- turdags, het fpellén wit het hoofd, enz. op Woens- MN nd DER SCHOOLEN. 97 Woensdag namiddag; — terwyl ook een jeder, die onder het Catechiferen of onder t behandelen van de Bybelfche en Vader- landfche Hiftorien, of ook van de regels der Orthographie, des onderzogt zynde, niet weet, door zyne onoplettendheid of praatzugt, wat de Meefter daar laatst aan zynen medeleerling gevraagd hebbe, ter- ftond zyn plaats moet verliezen, en over geven, aan den geenen die op hem volgt; wanneer die zulks weet; of zy beide aan een’ derden, die achter hen zit, en zoo vervolgens, ’t geen de ftilte en de aan- dagt op de School gevoegiykst zou be- vorderen; welk winnen of verliezen van plaatzen dan by de gemelde exërcitien zon= der oogluiking, en zonder eenig aanzien van perfoonen gefchieden moet, en waar van de Meefter , by eene aanmerkelyke winst of verlies, wel zekeren ophef kan maaken, ” wac het naamelyk te zeggen is, », zoo veele plaatzen gelyk te winnen, of» », daar men fomtyds de eerfte of de twee. ss de was, op een Clasfe , wel twee of 2» drie plaatzen op eenen middag te verlie= 2 Zen. ” — Ondertusfchen die eerst op School, of op een nieuwe Clasfe komt; wordt op dezelve agter aan geplaatst, en kan alleen door naarftigheid en oplettend heid het voorwaarts brengen. | „_PAIde DEEL G Hoes er 98 VERBETERING Hoedanige manier op alle Schoolen itt gebruik gebragt zynde , volgends myne verbeelding, dikwyis veel meer, dan vrees , voor ftok of plak, zoude te weeg brengen. Ook behoorden ’er op zekere tyden, (ware het mogelyk, ten minften tweemaa- len in ’t jaar) door Heeren Schoolärchen eenige prysjes of kleine veréeringen, by gelegenheid van het Schoolëxamen gegeven te worden, aan de naarpftigflen en verst ge- vorderden op elke Clasfe : niet flegts aan die geenen, welke het best fchreeven (want het fpreekt van zelf, dat iemand die by voorbeeld twee jaaren heeft leeren fehry- ven, zulks beter doen moet, dan die nog maar een half jaar met het leeren daar van is bezig geweest,) maar aan die, welke zedert het voorige exämen, waar van het Schrift om den prys van elk moet bewaard en vertoond worden, de meefte vorderingen hadden gemaakt, en voorts ook in de-an- dere byzonderheden , die op de Schoole geleerd worden: boven hunne medefchoo- lieren op zulk eene Clasfe hadden uitge- munt, en uit dien hoofde het meest de voorfte plaatzen (waar van door den Mee- fter wekelyks op zekere Iyst behoorlyke aanteekeninge konde gefchieden,) hadden in bezit gehad. — Zyn ’er by geval op de DER SCHOOLEN. 99 de School kinders van zulke Ouders, die een’ anderen Godsdienst, dan den Her- _ vormden, belyden, dezen behooren daar- om niet uitgeflooten te zyn van de moge- lykheid om een’ prys te bekomen; mits zy tot een equivalent van ’t geen de anderen uit den Catechismus moeten leeren, in de Vaderlandfche Hiflorie of eenige andere nuttige Oeffening, zoo veel te bekwaamer bevonden werden: ’t welk zeer gefchikt zou zyn, om de lust tot het maaken van vorderingen, en de zugt, om daar in zelfs anderen voorby te ftreeven, ten fterkften _ aan te moedigen. Opdat nu elk het genot hebbe van zul- ke wel ingerichte Schoolen , behoorden . de Ouders hunne Kinders in dezelve te zenden, en zoo Jang te laaten, als moge 1yk is, immers tot zoo lang; dat zy in de voornaamfte byzonderheden , welke zy, als nuttige leden van de maatfchappye be- ‚hooren te kennen, bekwaam geöordeeld worden, door hen, wien ’t opzicht over de Schoot is oben Ik beken, dit is moeijelyk, en men kan het niet dwingen in een land van vryheid: Echter moeten door Predikanten, die dik- Wyls den meeften invloed hebben; en an- wiel | G 2 de- oo VERBETERING deren, die in ’t welzyn der maatfchappye belang ftellen, by voorkomende gelegen- heden alle perfuafive of overredende mid= delen, daartoe worden in ’t werk gefteld, by Ouders, die daartoe eenig vermogen hebben, doch nalaatig zyn: en ten aan- zien van anderen behoorde de gelegenheid om voor niet in al het voorgemelde het noo- dig onderwys te ontvangen, op geene plaats in de Republicq te ontbreken. Omtrent de zoodanigen, die eenigen On- derftand uit de Diaconyen of andere Ar- men-penningen ontvangen, kan men by onwilligen eenige fterkere middelen, om hunne Kinderen tot menfchen, tot nuttige leden van de maatífchappy te maaken, by de hand neemen. | ’t Geen my aanleiding geeft om met een woord in ’t byzonder iets te melden, van zulken, die voor rekening van de Diaconye ter School gaan, inzonderheid van de Ar- men of Diaconye Schoolen. $ 33 Kinderen van behoeftige Ouders, be- hooren zoo min als anderen verzuimd, of hunne opvoeding verwaarloosd te worden. Meer- DER SCHOOLEN. ror Meermaalen zag men uit dezulken iets _groots voor Kerken Staat , of ook voor den Land- of Zee-dienst gebooren worden. Ons Vaderland heeft daar van reeds veele voorbeelden opgeleeverd: de geringheid van geboorte, of tydelyk vermogen, heeft de goede Voorzienigheid door groote ga- ven en bekwaamheden van den geest by fommigen rykelyk weeten te vergoeden. Waarfchynelyk zou men meer daar van zien, wierden ook dezulken overal regt befchaafd, en voor de maatfchappye aan- gebragt door een geregeld onderwys, zoo dat aan de zieivermogêens behoorlyke ge= legenheid gegeven wierd, om zich te ont- wikkelen: — En wie, die wel denkt, zal de zoodanigen verachten om hunne gerin- ge geboorte? wie, de zoodanigen, wan- neer zy der maatfchappye in hunnen ftand tot welzyn trekken, niet voor nuttige le- den van dezelve houden? En inzonderheid dezulken, welke door hunne kundigheden, dapperheid, of be- leid, gepaard met waare deugdzaamheid, hun Vaderland tot eer, en der maatfchap- pye tot wezenlyk nut en voordeel, ftrek- ken, zelfs niet boven veele anderen lof- waardig achten ? ì G 3 Voor- 102 VERBETERING _ Voorzeker eene aanzienlyke geboorte is hoog te fchatten, wanneer iemand met de geboorte en eertitels ook de braaf heid ge- ërfd heeft , waar door zyne Vooröuders zich dezelve het eerst verworven hebben: naar juist dezelve maakt iemand te meer verachtelyk, wanneer hy door traagheid, vadzigheid , of ondeugd, zynluifterryk geflagt, tot onéer verftrekt, en geen ge- bruik maakt van de gelegenheid, om zich tot voordeel der maatfchappye bekwaam te maaken, welke hem zyne geboorte of ty- delyke middelen, of wel die beide boven veele anderen aan de hand gaven. Immers zoo begrypen het zelfs de Heidenen; be- kend is het gezegde van Ulysfes by Oyú dius (a) in zyne Redevoering over de W ae penen van Achilles. _… Et genus et proüvos et quaenon faci ipf Vix ea noftra voco. dat is: ‚> En geflagt en af komst en ’t geen wy »s niet zelf verricht hebben, dat alles wil za ik gauwlyks het onze noemen. * _ Merkwaardig i is by Luciaan Ch) ‚in net Plei- ES Metarnorph. (5) Luciaan Audr. Sezpör. Dial. Ke dei, de gofe Zee ‘ menfpraak. he DER SCH OOLEN. 103 Pleidooi tusfchen Alexander , Hannibal en Scipio over den Woorrang, voor den on- deraardfchen Rechter Minos ; de taal wel- ke Hannibal voert tegen Alexander, die het gebied van zynen Vader Philippus had ontvangen, en het zelve flegts had ver- groot; en uitgebreid, voortbouwende op “’ geen zyn Vader begonnen had, -daar-hy (Hannibal) zelf alles van. den grond had moeten ophaalen, en het echter zoo verre. had weeten te brengen, als hy gedaan had »s Dat hy namelyk, het daar voor hield; Tétes malsa tmraivs figs eivery Gros TO vander ëE days tres s Cpws err pêyes vmpoigoperar. t geen daarop -uit komt ‚dat de zoodani+ 55 gen» volgends zyn oordeel, den groot- »s ften lof verdienden; die wit een zeer ge- » ring beginzel (a) tot iets groots waren » opgeklommen. ” har … Daar dit zoo is, en alle weldenkenden op die wyze ‘erover oordeelen, mag men de «opvoeding van dezelve dan wel. vers waarloozen ? ‚en wanneer de geringe en onwetende Ouders van fommigen dit doen; isde maatfchappye verpligt zich dezelve;, zoo-wel als andere haarer leden, behoor- dyk aan te trekken. Op (a) Eigenlyk, en naar de letter „die van den aan- 2, Vang zieis zynde nogtans zot iets groots gekomen 9 ZN. | 104 VERBETERING Op geene plaats in ons Vaderland, be- hoorde het dan den onvermogenden aan gelegenheid te ontbreeken om hunne kin- deren of pupillen in alle de voorgenoemde dingen voor niet te laaten onderwyzen. Op Dorpen en in de kleinfte Steden, daar geene afzonderlyke Armen- Schoolen zyn, behoort dit te gefchieden voor re- kening van de Diaconye in de gewoone School ‚ mits ‘er vooral gezorgd worde, voor eene behoorlyke kleeding, reiniging, enz. van de. zulken ; opdat de andere Kinderen deze niet behoeven te vermy- den, noch de Ouders der zoodanigen immer reden hebben, om zich, van wegen over- geërfd ongedierte door hunne Kinderen , te beklaagen, Maar in de Steden van eenige meerdere grootte , vooräl „ in voornaame Steden ; behoorde het aan de ‘noodige Schoolen voor behoeftigen niet te ontbreken. Waar in ook zulke Kinders onderwys kunnen ontvangen , welker Ouders geene toerei- kende middelen of inkomften hebben, om hen in andere Schoolen te laaten onders wyzen. „Is te bejammeren, dat in fommige voors DER SCHOOL EN. ‘105 voornaame Steden te weinig, Diaconye- _Schoolen, ja fomtyds maar één Diaconye- of Armen-School , gevonden wordt; en dat uit dien ‘hoofde, als 'er geen plaats genoeg is in de School ; fomtyds verfcheis dene Kinderen, misfchien van zeer fchoo- ne vermogens, by gebrek van opvoeding of geregeld onderwys, waartoe de Ouders zelve noch tyd noch bekwaamheid hebben, geheel onbefchaafd: blyven , en nimmer tot eenig nut en voordeel voor de maat- fchappye worden ; waartoe fommigen , kon- de ‘er maar gezet werk van gemaakt wor- den , mogelyk de grootfte . gefchikcheid zouden gehad hebben. no! Inderdaad , moest ’er iets worden aan- gemoedigd , het is dit, de zugt om be= hoorlyk onderwys te ontvangen: kan ’er iets voor de maatfchappye meer Oecono- misch Zyn, dan dat ook: dezulken tot we- zenlyk nut van dezelve van jongs af wor- den aangebragt en opgekweekt? zie daar een’ nieuwen Oeconomifchen tak ‚ welke aan het ‘Vaderland geenzins het minfte voor- ‚deel zow aanbrengen, ) «Ts het dan niet te betreuren, dat-in zulk ‚ Ben gezegend Land, alsde Republicq is, waar men van tyd. tot-tyd- aan vreemie | 10 G S lan. zo6 VERBETERING landen zoo veel gelds geeft tot den op- bouw of verbetering van Kerken, Pastory- huizen en Schoolen, ja, daar men jaarlyks door de refpeêtive Clasfen en Synoden van alle de Provinciën geheele fommen voor noodlydende Kerken , te weten voor Pre- dikanten ‚ Schoolmeefters ‚ enz. naar buiten ’slands verzendt, ’t geen ik geenzins wil afkeuren; dat men, zeg ik, in fommige Plaatzen van ons eigen Vaderland gegron- de reden heeft om te klagen; over gebrek aan een genoegzaam getal Schoolen, en wel over gebrek ‘aan toereikende gelegen- heid tot een -behoorlyk onderwys , voor alle onvermogenden., zoo als-hetzelve tot eene ware befchaaving der zoodanige en tot-algemeen voordeel voor het Vaderland behoort te zyn ingericht. >’ Wenfchelyk- ware het, dat hier overal voor gezorgd wierd! dat vermogende ‘men- fchen , die geen naastbeftaande vrienden of erfgenaamen hebben, vof zonder merke- — lyk nadeel van dezelve, zulks doen kon- den, by ’t vermaaken van legaaten ad pios ufus, gelyk men gewoon is te-fpreeken, ook aan 't ftichten van zulke fundatiën , „het oprechten „namelyk , van’ meerdere „Schoolen voor behoeftigen, dagten!Voor- al op zulke plaatzen, daar dezelve zit: | o DER SCHOOL EN. 107 of tot het noodig onderwys niet genoeg toereikende zyn: — Hier door zou men het Vaderland en veele zyner medemen- fchen den grootften dienst doen: men zou zorgen voor het waare welzyn der zielen, van zulke kinderen, waar van de meeften, anderzins, als het veulen van een Woud-. ezel opgroeijen, en hen tevens tot nuttige leden van de maatfchappye maaken. Voor eenige jaaren heeft in geen onaan- zienlyke Stad in ’t Sticht van Utrecht zeker Heer, Carel Gabry, wel waardig dat zyn naam der vergetelheid onttrokken wordt , tot verligting-der Diaconye, «en ter meer- dere zorg voor het Onderwys der Kinde- ren van behoeftige Ouders , een Capitaal, zoo ik wel bkestieht ben, van dertig duizend Guldens tot verbeteringen onderhoud van een Armenfchool gemaakt; waar van men zedert de vrugten geniet. — En waarfchy- nelyk zal dit-ook ín andere plaatzen meer gevolgd worden, als men de waare nuttig- heid daar van maar regt begrypt, en over het algemeen in de Schoolen, ook inde ‘Armenfchoolen , de opgenoemde gebre- ken, zoo veel mogelyk; worden wegge- „Momen, en de eene ech yen in- rbe | ‘Men 108 VERBETERING Men werpe my niet tegen , dat de invoe- ring van meerdere Schoolen » tot onder- wys voor behoeftigen, de andere School- meefters in zulke fteden, grootelyks zou- de benadeelen , vooral , wanneer ook de kinders van onvermogenden,, doch die van de Diaconye niet geüä/imenteerd worden , in zulke Schoolen voor niet onderwys krygen konden : want daarop zoude ik antwoorden: z. Dat het byzonder belang , van eenige weinige perfoonen, voor het algemeene wyken moet. 2. Maar daarenboven , zouden zulke Schoo- len alleen gefchikt zyn voor de kinde- ren van onvermogende Ouders, die in gemoede konden verklaaren , dat: zy » fchoon geene giften van de Diaconye trekkende, buiten het vermogen waren, om alle hunne kinderen, of ten minften eenigen van: dezelve, ten hunnen kosten ter fchoole te: zenden, terwyl het van de meefte Ouders niet te vermoeden is, dat zy, zelven in ftaat zynde om het Schoolgeld te bekostigen ; voor hunne kinders het onderwys in de Armenfchoo- len verzoeken zouden. En gefchiedde dit al eens van enkele perfoonen, wel- … ke het Schoolgeld, fchoon mag sr als DER SCHOOLEN. 109 „althans voor één of twee, onder een getal , by voorbeeld, van vyf of zes kinderen zouden kunnen betaalen, wat „zwaarigheid! en hoe weinig zal dit ten aanzien van de andere Schoolen geven of nemen kunnen? 3. Behalven dat ik my vastelyk verbeelde;, dat wanneer, by een behoorlyk exämen , … overal de bekwaamheden van eenen Mee- fter blyken moeten, eer hy kan worden aangefteld, en niet langer, elk die wil, zy hy bekwaam is, of niet bekwaam, maar een School oprichten of overne- men kan; en de Schoolen volgends de opgegevene of foortgelyke School-re- glementen moeften worden ingericht , onder ’t opzicht van kundige, en ge- trouwe Schoolärchen, dat, zeg ik, in dat geval, het getal van Schoolmeefters op veele plaatzen niet te groot zyn. zou- de, en dat zulke bekwaame Meefters, by die goede inrichting van hunne Schoolen , zich over een al te klein getal van Schoolieren over ’t algemeen niet zouden behoeven te beklagen. 4. Om niet te zeggen, dat het getal der Schoolen en Schoolmeefters naar even- redigheid van de grootfte der onderfchei- dene HO VERBETERING _dene fteden of dorpen, en naar het aan= tal der inwoonders , zou kunnen bepaald worden: zoo dat alleen by vacatuur van een School een nieuw bekwaam Meefter ‚door Heeren Schoolärchen, naar voor- afgaand exämen, wierd aangefteld - wan- neer alle byfchoolen zorgvuldig behoor- den geweerd te worden. s. Gelyk het, myns bedunkens , ook te wenfchen was, dat ‘er middel mogt ge- vonden worden , om alle de Schoolmee- fters, (behalven een maatig Schoolgeld van de kinderen) uit ’slands of ftads kasfe te betaalen, en, by vacatuur van het eene tot het andere fchool te be- vorderen ; welk traétement voor School- meefters zou kunnen gevonden worden uit zekere kleine belasting , onder den naam van schoolgeld of dergelyke benaa- ‘ming, waar in elk behoorde te deelen, RS immers elk Burger, die zeker bepaald inkomen jaarlyks had, (by voorbeeld, 6oo Guldens of daar boven,) het zy hy zelf kinderen had of niet. In hoe- danige inftelling geene onredelykheid of onbillykheid is, alzoo ouvermogende lieden niet zelden een talryk huisgezin van kinderen hebben, tén dienften van de maatfchappye in hunnen {tand , indien | van DER SCHOOLEN rf ‚ van derzelver opvoeding en onderwys _ maar behoorlyk werk kon gemaakt wor= den, en gegoedde lieden wel eens weie nig van kinderen bedeeld, of ook wet geheel kinderloos zyn, en ondertusfchen de geheele maat{chappye in de voordee- Jen van die Schoolen deelen zou (*. S 34- Dit vooraf over de noodzaakelykheid van Diaconye- of andere Schoolen hebbende | | aan= (+) Tets dergelyks fchynt men gehad te hebben in de beroemde Zedenfchoolen der oude Perfiaanen. Al thans die werden ook niet door gemeene loon -trek= kende Meefters beftierd. Van welke Perfiaanfche Schoo= len men uit de Cyropedie van Xenophon. eenig berigt kan vinden in de Algemeene Hiftorie , uit het Engelsch vertaald , by Westerbaan, D. IV. p. 477 en 478. „) Die Schoolen dienden om de liefde tot de deugd 5, en een afkeer van de ondeugd inteboezemen; — 2 Om dit oogmerk te bereiken mogten de Ouders , vol- 2, gens de Wetten, hunne Kinderen zulk eene opvoe- 2» ding niet geven, als zy wilden; maar moetten hen »> naar openbaare fehoolen zenden, alwaar ze met » groote zorg werden opgevoed; — tot dat zeden 22 Ouderdom van zeventien jaaren bereikt hadden. »» Deze Schoolen ftonden niet onder het opzigt van 2» gemeene loon-trekkende Meefters , maar werden bè- ‘_s ftierd door luiden van den eerften rang en de beste ss Zeden. — Die in deze Schoolen niet waren opge- 2» voed , werden van alle bevordering en beämpten pp Witgellogtens P-'--- enide, wf 1 VERBETERING” aangemerkt ‚ zal ik nog kortelyk eenige byzonderheden melden, welke vooral ten aanzien van deze Schoolen behoorden ' plaats te hebben. ‚…r. ’t Geen ik van de lugtigheid der School- vertrekken, de gelegenheid om ver- fche lust in te laaten, zoo wel, als van het noodzaakelyk onderwys, en de manier „om fchool te houden gezegd hebbe, moet ook op deze Schoolen worden toegepast, inzonderheid het eerfte , raakende de ruim- te en verdere gefchiktheid van het fchool- vertrek, ’t geen elk onder zulk een groot aantal van kinderen, dat men daar heeft, welke juist altoos niet van de netfte en zindelykfte Ouders zyn, voor Meefter en „Kinderen, ten hoogten noodzaakelyk zal oordeelen. a. Wat de Onderwyzers van die Schoo= len betreft, daartoe moeten zonder gunst- bewyzing, of acht te geven op de voor- fpraak van dezen of geenen, de bekwaamfte die zich aanbiedt verkoren , of zelfs, daar- toe op- en aangezogt worden: moetende de bezolding voor zulk een zwaar en moei- jelyk werk ter meerdere aanmoediging van bekwaame mannen , van wegen het publicg of uit de byzondere daartoe gemend ond. Ja DER SCHOOLEN 113 fondfen, liever wat te ruim», dan te be= krompen , gefteld worden. . 3. Er moeten aan den Meefter de noo- | dige Ondermeefters worden toegevoegd , om hem behulpzaam te zyn in diervoe- gen, als reeds van de andere Schoolen ge- zegd is. Is zulks ergens noodzaakelyk, het is in de meefte Armenfchoolen, die doorgaans vry talryk zyn,en waar van het getal der fchoolieren in groote Steden fom- tyds tot by, of over de drie honderd be- loopt. — Zoo dra dan het getal is boven de so of 6o, zal men hem één’ Ondermeefter geven, en twee, wanneer het gaat ‘boven de honderd, of honderd en twintig is; en loopt het boven de twee honderd , hy zal vryheid hebben om uit de oudfte en be- kwaamfte fchoolieren nog een’ derden tot Ondermeefter aan te brengen en ‚met goed- keuringe der Opzienders van zulk een School, provifioneel aan te ftellen; die ‚wanneer hy zich, onder ’t opzicht van den Meefter verder oeffent, en goed getuigenis heeft; by vacatuur als tweede of eerfle wet- kelyke Ondermeefter zal kunnen invallen, «Ik weet wel, dit aanftellen van bekwaa- me Ondermeefters zal eenige meerdere kos= ten vereifchen : maar waarom zou men 2 HIll DEEL H ine UI VERBETERING ándien de fondfen niet toereikende mogteft zyn, dezelve , vooreerst althans , niet kune nen neemen, uit de bekwaamften, in de Wees- of Armhuizen, waar men fomtyds geen ongefchikte jongens of jongelingen in de fchool heeft; waar van men fommi- gen, die lust en genie hebben, tot Onder- meefters in de Diaconye-fchoolen kon aan- brengen en opleiden, die zich, onder het opzicht van den Meefter, van tyd tot tyd al.meer bekwaam zouden kunnen maaken. „Dezen kon men buiten aanmerklyk be- zwaar‘ of onkosten tot Ondermeefters aan- ftellen , mits by hunne aanftelling niet zynde beneden de agtien, noch boven de wyf en twintig jaaren „ terwyl ik in de Meefters zelf van zulk-een zwaar en wer- kelyk fchool, by hunne aanftelling den ouderdom- van dertig of ten minften, zoo hy in bekwaamheden mogt uitmunten , van agt en twintig jaaren vereisfchen zou. Uit zulke Ondermeefters, ’t zy dan uit de Godshuizen , of van elders gekoren, konden met:den tyd de bekwaamfte School- meefters voor andere Schooten, ook ten platten lande gebooren worden : ja zelfs Zülken, aan welke by vacatuure van de School , uit hoofde van hunne se „il vd EN 3 | | | | | _ DER SCHOOLEN r15 den, en bekomene gefchiktheid daar toe; de post van Meefter in dezelve met de meefte vrugt kon worden toevertrouwd, 4. Dewyl de bevinding leert, dat de kinderen veeltyds te vroeg, en eer ze regt bekwaam zyn, uit de fchoolen genomen. worden, en ook zelfs uit de Armenfchoo- len , 't geen vooral omtrent de jongens plaats heeft , opdat de Ouders door het ambagt dat zy leeren zullen, al vroeg wee- kelyks eenig klein voordeel van hen mogen trekken, zullen de ouders aan welker kin- deren het onderwys in deze fchoolen ver gund wordt, zich moeten verbinden, de- zelve een’ zekeren bepaalden tyd aldaar te laaten, 't zy twee, drie of meer jaaren, naar gelang van derzelver ouderdom, en niet vermogen dezelve voor dien tyd uit de fchool te houden, of tot het leeren van een handwerk te beftellen; dan alleen in enkelde buitengewoone gevallen, en met toeftemming van Diakenen, of andere Op- zienders, die daar niet ligtelyk toe moeten komen, begrypende dat het een verkeerde Zuinigheid zyn zoude, door een al te vroeg- tydig vertrek van fommigen plaats voor anderen te maaken , of om op die wyze beter voor ’t onderhoud der Ouders te zore gen, en de Diaconye eenigzins te verlige ' H a ten , 116 VERBETERING ten „alzo daar door de moeite en kosten’ tot het onderwys der zodanigen befteed, by gebrek van eene redelyke belwaamheiës by na geheel verlooren gaat. 5. Ook zal men vooral hier de kinderen aan't flipt waarneemen van de School hou- den: al zoude men, zoo het anderzins, niet te krygen ware, tot eene poenaliteit , wan- neer de kinderen telkens buiten wettige reden weg bleven, de gewoone gift tot ali- mentatie, voor die week, aan de Ouders, die van de Diaconyepenningen trekken; onthouden; althans zoo zulks gefchtedt door de fchuld en met toeftemming van de Ou- ders, of eenige andere poenaliteit , om ook tot vlytig fehoolgaan te noodzaaken , de kinders van zulken, aan welken, fchoon niet gealimenteerd wordende, het onderwys alhier is toegeftaan. Van welke abfenrien der Schoolieren de Meefter kan verpligt worden, weekelyks een getrouwe lyst voor de Opzienders van de School open te leggen, opdat ‘er naar de waare redenen van °dezelve behoorlyk Onderzoek kunne gedaan worden. 6. Ook in deze Schoolen behooren op gezette ryden eens of tweemaal in ’t jaar pleg- Ü J d 4 ij DER SCHOOLEN. 17 plegtige Exämina te gefchieden, ensaan-de naarftigften en meestgevorderden op de on= derfcheidene. Clasfen , op dezelfde wyze als op de andere gewoone Schoolen , eeni- ge prysjes of kleine verëeringen te worden uitgedeeld, welker getal eenigermaate naar het aantal der leerlingen op zulk een School of Clasfe behoort geëvenredigt te zyn. » +7. De bepaaling van ’t Synod. Nat. van Dordrecht. Sesf. 117. >, dat de Meefters ge- houden zullen. zyn, de Schoolieren, di hun bevolen zyn, te brengen tot het gehoor der Heilige Predikatie, voornaamlyk de Ca- techifatie” , zal ten aanzien van deze Schoo- len in volle kragt worden ‘onderhouden; gelyk ook in fommige Steden, en thans ook te Rotterdam, met vrugt gefchiedt; en. daar zulks. niet, gefchiedt „ dient ‘het wederom in gebruik gebragt te worden, waartoe de kinderen des Zondags voor den tyd van den Godsdienst in de School kunt nen vergaderen, en vervolgens door def _ Meefter en Ondermeefters, ten minfte des namiddags; tot de Catechismus - predicatien geleid worden. | KS, $ 36: Dit zy genoeg over de noodige verbete: tinge van de openbaare Schoolen in ’t algen ‚5 H 3 ineen « m8 VERBETERING meen, en in ’t byzonder van de Diaconyez of Armenfchoolen: alleen zal de vraag zyn hoe krygt men. daar toe de gefthikte peffoo- nen? en hoe kan zulk eene voordeelige inrich- ving. op eenen beftendigen voet “onderhouden worden? Doch eer ik tot de beantwoor dinge daar van overgaa; moet ik nog kor- telyk eenige bedenkingen opgeven , ten aanzien. van de inrichting der Schoolen;, inzonderheid in de Steden, en eenige ver- beteringen, welke dezelve ter meerdere be- fchaaving van onze natie nog wel ii noodig hebben. $ 37: Ik zal thans vooronderftellen ‚dat overal in de Steden de Schoolen ftaan, of behoo- … ren gefteld te worden, onder het opzicht van drie of vier Schotland uit de be- kwaamften , zoo wel als aanzienlykften der Stad, daar toe verkoren, als namelyk, uit twee leden van den Magistraat, benevens eenen Predikant, welke Schoolen in de Steden men behoorde te hebben (tot voor- koming van alle wanorde. of verwarring der dingen onder elkanderen ») van twee of drie foorten of rangen , gelyk ik ’er thans, behalven de „Armen- en Kinderfchoo- den flegts twee vooronderftellen zal $ 38. DER! SCH OOLEN. 719 be” ( „$ 38: In de eerstevof laag ffe foort, waar min= der betaald wordt; is ’t genoeg, dat: zelfde Onderwys te geven, en in diervoegen ins gericht, als wy met opzicht tot de open= baare fchoolen in ’t algemeen reeds breed» voerig en-klaar genoeg bepaald hebben: Ondertusfchen. kan hect gebeuren, dat ies mand een zeer goede gefchiktheid hebbe, omeen Schoolmeefter te. zyn, en uicftee- kend-bekwaam is-om in de meefte der verz eischte byzounderheden, by- voorbeeld, dez Godsdienst, het Lezên, Schryven, Cyfferen enz. behoorlyk onderwys te geven; maar die juist in-eene anderesbyzonderheid zoo bekwaam niet ‘is, als’ die „ by voorbeeld, de gave niet: heeft, gelyk ter veelen zyn; van wel te zingen 5 terwyl een‘ ander die gave by uitftek bezittende ,env:zich’ daar’ twiboven dien zeer wel geoëffend hebben= de, wederom niet zeer vatbaar zyn kam voor de Cyfferkunst: Den zodanigen be- „hoort men juist daarom de gelegenheid niet te weigeren , om met zyne andere kundigheden in den post van Schoolmee: {ter der, Vaderlandfche Jeugd van nut te zyn; Maar echter zulk een Schoolmees ter , wien de eene of andere van deze kun- digheden ontbreekt ‚een perfoon namelyk, „is H 4 die {20 VERBETERING ‚die of niet Zingen of niet Cyfferen kan, zal dit, als op zyn School geleerd worden- de; op zyn uithangbord , “of inde Condi- tien van zyn School, niet mogen ftellen;, ten ware hy met toeftemming en tot ge- noegen van Heeren Schoolärchen een’ On-= dermeefter name; die ook van -zyne bes kwaamheid ‚daar in byzonder , aan School- ärchen overwigend had doen gr bio Inde Afte van far tien ‚die elk School meefter , na een wel afgelegd Examen ont- vanger moest „behoorde „door Heeren Schoolärchen onderfcheidenlyk-gemêld te worden, tot: welk foort van onderwys de Meefter ware bekwaam gekeurdren toege laaten : opdat Ouders of Voogden, die hunne kinderen of pupillen ter-School wil- len beftellen , ‘des begeerende , ‘daaruit kunnen zien ,- wat zy op eenen goeden grond van zulke Meefters verwagten mos gen. k Oste 90, ë 04 | Een andere foort of Clasfe. van Neder= duitfche Schoolen in de fleden: en zelfs, zoo ‘er gelegenheid toe is, ook op groote en voornaame dorpen’, behoort-die te zyn; in welke ‚ behalven der{traks- gemelde noodzaakelyke: dingen, ook-eenige andere nut. DER SCHOOLEN ron nüttige Kunften en Wetenfchappen geleerd worden; als-daar zyn, by voorbeeld, de Muzyk shet’ Traliaansch boekhouden (tot welk laatst genoemd Onderwys, men ook de Meefters van andere Schoolen , zoo zy het verfbonden, vryheid zou kunnen ver= leenen ‚)ieene goede Orthographie en eene verdere-kunde van de regels dêr Nederduits fche: taal, de Geographie „ beginfels;van de Mathefis het Teekenen ‚het. wel opftellen van Brieven; enz. alles gevoegd. by eene goede houding ‘en befchaafde manieren 3 waarop ookin de andere Schoolen, maar byzonder vin “het laatst genoemde’ foort; vooral acht moet geflaagen worden. - j tt Geen volgends het te voôren: gezegde in alle Schoolen moet geleerd-worden, zyn noodzaakelyke kundigheden; «voor “elk mensch ,inalle. rangen en ftanden opde wereld. bien K5d GN ) De andere; welke tot:eene;hooger Clasfe van Schoolen behooren, zyn gedeeltelyk “in foimmigeftanden „ waartoe. men wordt opgeleid, van eene groote noodzaakelyk- heid, gedeeltelyk ftrekken zy tot fieraad, en meerdere befchaaving der zodanigen; die 'er met vrugt in onderwezen zyn. fte bid ® | 25 hd | H 5 | In 122 VERBETERING veIn eenige: van dezelve , namelyk de Geographie , het boekhouden, en vooral, de Orthographie. en regels der Nederduitfche taal behoort de Meefter zelf-ervaren te zyn; om daarin dagelyks onderwys te kun= men geven. En geeft hy blyken’ hiervan in zyn Exämen ten overftaan van Heeren Curatoten of: Schoolärchen ; men: zal hem aanftellen tot het houden: van een Neder- duitsch Kunst- School met den titel. van Ne- derduitsch Kunst-Schoolhouder of wel Kunst: en Kost - Schoolhouder ; welken titelniemand zat mogen voeren; of voor zyn huis of fchool ftellen; dan die „nagedaan Exämen daartoe behoorlyk is geädmiïteerd. — Ondertusfchen behoort zulk een Mee- fter by de gemelde kundigheden-, in ’ lezen, fchryven, en cyfferen” uit te mun= ten, vooral: in-’t laatfte „omdat. men im een Kunst - School gelegenheid hebben moet, om zich in het zelve veel verder te oeffenen ‚damn andere -Schoolen. : xt Is waar „tis alle de Heeren School= ärchen niette vergen in alles, by voors beeld, in het boekhouden, het cyfferen, zoo bedreven te -zyns als de Meetter zelve, die geëxamineerd. moet worden: maar het exüinen kon door twee of drie perfoonen a} ; van DER SCH OOLEN. 2125 van de verëischte kundigheid, in önderz fcheidene takken, ten overftaan-” van Schoolärchen, gefchieden, by voorbeeld, «het exümineeren in het Jtaliaansch boekkou- den en cyfferen kon men door een der kundigfte Kunst-Schoolhouders in hunné tegenwoordigheid laten gefchieden. Tot het onderwys in andere zaaken ; te weten de muzyk, het teekenen, het geven van een…goede houding aan ’t lichaam, zyn voor zulk een School, ook andere Meefters noodig, die den zodanigen, welker Ou- ders of Voogden dat verkiezen , op ge- zette tyden moeten lesfen geven, * geen echter zoo veel mogelyk onder ’t oog van den Meefter dient te gefchieden.- Maar tot het onderwys in den Godsdienst, bez hoorde de Meefter zelf verpligt te wora den , om namelyk, ten minften eens ii de week, gelyk van de andere Schoolen gezegd is, de geheele fchool , immers; die op dezelve den Hervormden Gods- dienst toegedaan zyn, volgends den Cate. chismus of het kort begrip te kunnen Catez chifeeren; waarin de Meefter dus ook by zyn Exämen zyne geöeffendheid. en bes kwaamheden toonen moet. „BST _ En dit zou ik zoo veel te meer noôd- za. 1 124 NERBE TER ING! zakelyk- keuren, opdat men van de goede gevoelens van den. Meefter „ waaraan het vormen. van zoo veele tédere harten wordt toevertrouwd, tot gerustheid van alle braave „Ouders „uit zyn gedaan Exämen zou onderricht en overtuigd zyn; in:deze bedorven tyden, in welke de Hooge O- verheid , byna jaarlyks, in de Uitfchryving van den Biddag, haare regtmatige klagten vernieuwt „over .de fteeds toeneemende losbandigheid, zoo wel in fentimenten en beginfels, als in zeden. ooch Schoon, ik'er echter niet tegen ben; dat daarenboven „op gezette tyden , een be- kwaam, en „-behoorlyk. geädmitteerd Cate- chifeer- Meefter (ook in de tegenwoor- digheid;, zoo ’t gefchieden kan, van an- deren ,) die kinders nader kwamen onder- wyzen., welker Ouders of Voogden hen gaarne in de, Godgeleerdheid wat verder geöeffend zagen... | „Dit is ’t, „waarin op een AKunstfchool een geregeld. onderwys-moet gegeven worden: zonder. dat, men hier vooral ’t behandelen van de Vaderlandfche gef/chiedenis vergeten mag. 190 05 d$ „Voorts, behoort sten allen tyde uitde ite es ijk vd DER SCHOOLEN. I25 ete van” &yne aanftellinge behoorlyk te kunnen blyken, waarin elk Kunst - School- houder is geëxamineerd en beproefd be- vonden, om daarin te kunnen onderwys geven. | Gelyk dan ook voor zyn huis of fchool, waar vande naam zyn zal, Kunst -fchool ;of School van kunften en wetenfchappen , noch: ook op de Conditien van zyn fchool, wel- ke hy uitgeeft, iets anders zal mogen ge- fteld: of beloofd worden, dan het onder- wys in die takken van kunst of weten- fchap , waartoe hy volgends bepaalinge, in zvne ate uitgedrukt, na gedaan exämen is geïdmitteerd. Terwyl de admisfie van andere Meefters of zyne Ondermeefters tot het onderwys in de overige takken, by voorbeeld, de muzyk, het teekenen, enz. ook in-de conditie mag worden gemeld: doch welke conditie van geen kragt zat zyn, dan na behoorlyke adprobatie van Heeren -Schoolärchen , bekragtigd met hunne Onderteekening, of ten minften door een’ van dezelven: welke adprobatie achter de conditie moet gedrukt worden. En by welke Heeren Schoolärchen verklaaren-, „ dat die Conditie is conform de aête van „> aanftelling , zynde de Kunst- School ss houder.N..N. tot het geven; of laaten í » Ze 26 VERBETERING s geven onder zyn opzicht, van het ons 9 derwys in alle de gemelde byzonderhe- 5 den ‚ nagedaan Exämen , behoorlyk 5 gequalificeerd, en in die of die ftad of ‚» plaats geäödimitteerd. ” ‚Is de Meefter in een’ of anderen tak, welken hy zelf behoorde te weten, niet genoeg ervaren, by voorbeeld ín het Psalmzingen of ltaliaansch boekhouden, waar- in hy echter gaarne had, dat ook in zyn School onderwys wierde gegeven, zoo zal het hem kunnen worden toegeftaan, een’ bekwaamen Ondermeefter tot zulk een? tak aan te neemen, doch geenen anderen, dan van den hier te lande heerfchenden of Hervormden Godsdienst, en van een goed getuigenis, mits hy daarenboven vooraf, ten overftaan van Heeren Schoolärchen, onderzogt en tot dien post geädmitteerd worde. Op deze wyze zal men grootfche belof- ten voorkomen, welke dikwyls, ten aan- zien van fommigen, niet dan loutere ro- demontades Zyn, op borden voor de School- huizen geplaatst, en op de uitgegevene School - conditien. Langs dezen weg zal men, tot het hou - den DER SCHOOLEN. 129 den van Kunst - Schoolen voor de Jeugd be- ter mannen krygen, die waarlyk bekwaam zyn, en van welker kunde zich Ouders en Voogden kunnen verzekerd houden. | Langs dezen weg eindelyk zou men het zich billyk tot eer rekenen , als Meefter van een Kunst ‚School , ja-ook tot Onder meefter in het zelve geädmitteerd te zyn. Zoo ik my niet bedrieg, zou zulk eene onderfcheiding der Nederduitfche Schoolen in onderfcheidene rangen van gewoone en Kunst- Schoolen en het invoeren der opge- gevene bepaalingen, en inrichtingen van zulke Nederduitfche Kunst- Schoolen op eene aanmerkelyke wyze tot befchaavinge van veelen onzer Natie ftrekken kunnen. Waarom toch moeten zulke kunften en wetenfchappen alleen in fran/chen Schoo- len geleerd worden ? Hoe groot is het getal van zulken, welke die taal niet ver= {taan ! en veeler gelegenheid brengt het niet mede, om, tot aanleeringe van de- zelve, twee of drie jaaren in een Fransche School te gaan? Zal men de zodanigen onder onze Vaderlandfche Jeugd van de gelegenheid uitfluiten , om zich ook in wel ingerichte Schoolen, in die befchaa- | ; vende 1 428 VERBETERING vende Wetenfchappen. te oeffenen ? Mo. gelyk-was het zeer. goed, voor onze Va- derlandfehe Jeugd , dat het onderwys in dezelve doorgaans in de Nederduitfche taal en op Nederduittche Schoolen gefchiedde ; Mmogelyk is dit de voornaame reden „ dat veelen, na een'jaar of twee onderwys in dezelve te hebben genooten, ‘er zoo wei nig. van weeten ; omdat, namelyk, dit on- derwys gefchiedde in een taal, welke zy toen nog niet, of niet half genoeg, ver- ftonden. En zou het zelfs niet mogelyk zyn, dat ‘er zulke Schoolen ook voor jonge Doch- ters, die de Franfche taal niet magtig wa- ren, wierden opgericht, waarin onder ’t opzicht van eene bekwaame, Godsdienfti- ge, en wel gemanierde Leermeefteres, en één of meer Ondermeefteresfen , in de Nederduitfche taal, by de nuttige en noo- dige handwerken , aan fonge SFuffrouwen en vermogende Burger- Dochters , door onderfcheidene Tieermeefters , onderwys in een of ander van deze befchaavende en werfierende Wetenfchappen , gegeven wierd? « Sá ? ii x « . DER SCHOOLEN. 129 S 4L “Maar behalven de genoemde Weten- chappen is 'er nog iets, waarin Jongelin- gen in fommige Nederduitfche Schoolen;, inzonderheid in zulke Kunst -Schoolen , op- _zettelyk behoorden geöeffend te worden, en dat men, helaas! te zeer verzuimt, daar het zoo aanmerkelyk tot nut en voordeel van het Vaderland zou kunnen dienen. Ik bedoel de behandeling van de Aard- en „Hemel- Globe, benevens eenige beginfels van de Sterrekunde. Ik fpreek niet van de groote nuttigheid __van deze verhevene Wetenfchap , voor een ieder, ter verheerlykinge van zynen grooe ten Schepper. Ik zwyge van het aange- naam genoegen , ’t welke dezelve vooral opleevert , — van de vooröordeelen welke zy wegneemt, — van ’t vermaak dat de- zelve by nagten zelfs aan den Zeeman geeft, wanneer hy op den wyden Oceaan. niet dan den hemel en ’t water zien kans maar dit wilde ík, dat wierd opgemerkt; hoe dienftig de beöeffening van die weten-= fchap , inzonderheid voor Zeelieden zyn zou, en dus hoe voordeelig voor ons Va« derland , dat voor de Scheepvaart boven veele andere landen zoo wel gelegen iss Vlil, DEEL Ï en 130 VERBETERING en daar mede ook zeer wel weet zyn voor- deel te doen. Hoe wenfchelyk ware het dan, en hoe zeer konde het ín dit opzicht tot eene goede befchaayinge ftrekken van fommigen in ons Vaderland, ik meen vooral dezul- ken, die tot de Zeevaart worden opgeleid, dat ’er in fommige Schoolen gelegenheid ‚ ware, om al vroeg in hunne Moedertaal eenig onderwys te krygen tot de behande- ling van de Globe, en voorts in de Affro- nomie of Sterrekunde. Van verfcheidene Wetenfchappen; die zoo noodzaakelyk niet zyn als deze, en die meer onder de Ornamenten of fieraaden voor den mensch in zynen ftand moeten gerekend worden, krygt men in fommige Kunst-Schoolen eenigen fmaak en bevat- ting, en tot deze heeft men doorgaans ter waereld geene-aanleiding, die den zooda- nigen; welke vervolgens de Stuurmans- kunst moeten leeren , zoo aanmerkelyk zouden te ftade komen, en zonder welke, myns oordeels, dezelve niet in den grond kan geleerd worden. Om dit voor elk op te helderen , dient. men te weten; dat de miswyzinge van het | Com- DER: SCH OO-LEN. 131 Compas op de onderfcheidene plaatzen , gelyk ook-de breedte en lengte, (dingen zoo zeer noodzakelyk voor een’ Zeeman, ) niet _dan door middel van de Sterrekunde nauw: keurig kunnen geweten worden; om van de trapswyzige vermindering ‚ van de groot- heid der lengte-graaden, en andere byzon derheden niet eens te fpreeken. ol Hoe nuttig kon misfchien , immers voor eerst beginnende Zeelieden, het gebruik van een nauwkeurig gemaakte Globe wezen, Ct zy dan van Martin of die van Adams, enz.) om hun fpoedig een denkbeeld te geven van het waereld-{telfel, (fyffema mundi) en hen op eene aangenaame, meer gemakkelyke en begrypelyke wyze de breedte en lengte te leeren zoeken, en al- thans ten ruwften te bepaalen, ja ook: om van dag tot dag, zelfs zonder dat men ta- fels noodig had, ten minften tot op een’ halven graad toe,.de amplitude der Zon, dat is , haare verwydering van ’t waare Oosten Noord- of Zuidwaards by haaren opgang, en haare Zuidelyke of. Noorde- dyke verwydering van het Westen by haa- ren.ondergang , genoeg waartenemen, iets dat, gelyk alle Zeelieden weten > zoo “Zeer van nooden is om het waare ‚Noor- „den , en daaruit de miswyzingen van het Ï:a Com « 132 VERBETERING Compas op onderfcheidene plaatzen te ken« nen , en nauwkeurig te bepaalen :, En waartoe hun, als de Zon eenigzins zigt- baar is, des morgens en ‘savonds het Peil- Compas, om de Zon te peilen, en des middags het Oétant of de Graadboog om dezelve te fchieten , tevens zeer wel te fta- de komt; daar , by betrokken lugt des morgens en ’savonds, mogelyk nog wel eenige andere rooyingen op vaste ftarren of planeten „ wanneer die zich Wine 2 den, en als menze kende, en haaren juis- ten ftand, uit het welftellen van de hemel- globe , op zulk een’ tyd, voor een goed of middelmaatig fterrekundigen zouden te maaken zyn, daar ik my thans niet kan inlaaten. Doch hoe nuctig is althans deze Wetenfchap , om door het fchieten van een bekende fter in haare culminatie of or het waarneemen van haar hoogte en azimuth, myne juiste of Noorder- of Zui- der-breedte te weten, en zeer nauwkeu- rig te berekenen! Maar, dat ik nu boven al beöoge, de- zelve kan nauwlyks gemist worden om ee- nige bepaaling op de lengte te maaken, die door geen ander middel, dan door deze Wetenfchap tot nog toe voor eenen Zee- man eg mn DER SCHOOLEN 133 man met eenige nauwkeurigheid te bepaa- len valt. | Waartoe by hen, die er kundigheid van hadden, zeer zou te pas komen het waar-, gemen van den afftand der Maan, op fom- mige bepaalde tyden , van een of ander der vaste fterren, door derzelver afftand van de Maan, op gegevene tyden „van drie tot drie uuren, die op de hoogte van, Parys door een Genootfchap van Gelecr- den aldaar, zelfs eenige jaaren te vooren; nauwkeurig berekend en in het zeer nut- “tig Werk , genoemd Ja Connoisfance des temps „ aangeteekend is, ‘t welk wy nu reeds hebben voor het jaar 1782. Wan- neer men nu den meerderen of minderen afftand der maan van zulke fter ter plaatze waar men is, waarneemt, zoo kan men; dewyl de maah oogenblikkelyk en geregeld voortloopt,; daaruit al zeer nauwkeurig by helder weêr de lengte weten, en al vry naby bepaalen, hoe veel mylen, enz. men zich beöosten of bewesten den Meridiaan van Parys bevindt. Waartoe men vooral de voornaamtfte fterren in den Zodiak of dierenriem , inzonderheid de fterren van de eerfte grootte in dezelve, die zeer ge- makkelyk van de andere te onderkennen zyn, wel behoort te weten. / Es Ik \ ’ 14 VERBETERING Ik {laa toe, deze waarneming, om door dezelve , namelyk , de fwiste lengte te. weten vereischt eene goede opmerking, en eene nauwkeurige begrooting en berekening van de Graaden aan alle plaatzen des hemels; waaraan men echter door opmerking en óndervinding- meer en meer zal;gewend wörden ; en waartoe de Zeetieden ook hunne tafels van de wasfende graaden mes de krygen. Mogelyk echter gaat het nog wel zoo nauwkeurig , de lengte , op welke men zich bevindt, op te: maaken uit de bedek- king van een of andere fter in den Zodiak door de Maan , hoedanige bedekkingen; insgelyks in de Connoisfance des temps be- reekend en bepaald zyn; dewyl, gelyk wy weten, de immerfie of ingang ‚van zulk een fter, en ook haare emerfie of uitgang» op alle plaatzen van den Aardbol, waar de maau dan zigtbaar is, op het zelfde tydftip wordt waargenoomen : door welk middel men dus de lengte, waarop men is, uit vergelyking van den Meridiaan van Parys; al vry nauwkeurig weten kan: Het welk, uit het geen ik van een ander middel om de lengte met eenige zeketheid te bepaa- ten nu zeggen zal, eenigzins klaarder zal worden. Er Ed DER SCHOOL EN. 135 Er is namelyk nog eene. derde en zeer eenvoudige manier, om door middel van de sterrekunde daar zeer nauwkeurig agter te komen: door namelyk-den juisten. tyd der Eclipfen van de fatellites of wagters van Jupiter waar te-neemen: wanneer die tref- felyke en zoo kenbaare dwaalfter, zynde de grootfte en heerlykfte in ons. geheel Zon- neftelfel „op die plaats waar men zich bevindt, zigtbaar is, en de fchommelende beweeging van het fchip die waarneeming toelaat (*). - | | _ Men weet, namelyk, dat deze. planeet zeer kenbaar is, en dagelyks niet aanmer kelyk van ftand verandert , alzoo hy ‚in byna twaalf jaaren. maar eens zynen loop om de Zon volbrengt, vorderende dage- lyks maar /bykans ‚5 minuten op zynen loopkring, en. dus, nd genoeg, omtrent een (+) De Heer Maurer ruis zegt ‘er van, na dat hy kortelyk van dit middel om de lengte te vinden gefprooken had „ „Mais pour obferver ces Phénomenes.n os il faut, de longues lurettes: „CF le mouvement, du » Vaisfeau „ qui fait perdre achague inftant de tels s objets, en tend Tufage impraûticable.” Lettre XXL Jur la longitude, in de Oeuvres de MAUPERTUISs Tom. II. p. 350. Zoo ik wel onderricht ben „ heeft men wel reeds gepoogd onder de Eugelfchen of Fran- fchen, die waarneeming op Zee mogelyk te maaken, maar tot nog toe zonder een’ gewenschten uitflag, Wenschlyk zou het zyn , dat in-deze onze eeuws I4 zog 136 VERBETERING een jaar zich ophoudt in een en hetzelfde heneltéken , waar door hy nog te beter kan gekend en waargenomen worden : men weet vervolgends dat deze hoofd- planeet voorzien is, met vier by-planeeten ; welke men gewoonelyk zyne fatellites , wagters of maanen noemt. — Deze wag- ters beweegen zich (zeer zigtbaar door eenen middelmatigen Zelescoop,)-in korten tyd rondöm hunne hoofd- planeet, die de naaste is by dezelve in minder dan twee dagen, of nauwkeuriger gezegd, ìn één dag 18 uuren, 27 minuten en 34 fecon- den: de tweede, binnen de 4 dagen; de derde in ruim 7 dagen; de vierde in ruim 16: dagen, — Daar men nu de Cirkels ‘vann hunne ‘loopbaanen uit de aarde van ter zyde ziet, en derzelver vlakken waar- in zy loopen niet zeer veel verfcheelen met het vlak der Ecliptica, zoo dat zy met | de- zoo vruêtbaar în nuttige uitvindingen , hierop door lieden des kundig iets wierd uitgedagt, Aykers van een groot veld,en het bezorgen van eene ffille houding, zoo veel mogelyk , aan den Waarnemer, zouden daar- toe, dunkt sy, vooral vereischt worden. De Heer Maupertuis Íchynt op de aangehaalde plaats zulk eene uitvinding nog niet geheel hoopeloos te ftellen. Waar- dig is de gemelde Brief, handelende fur Ja longitude „ of, over de lengte, betrekkelyk dit ftuk te worden na- „geleezen : waar men ook zien kan, dat om van de lengte een goed begrip te hebben, de kundigheid van «de Globe of Sphere niet kan gemist worden. DER SCHOOLEN. 137 dezelve maar zeer kleine of fcherpe hoe- ken; by voorbeeld, van ruim 3 of 4 graaz den maaken, moet daaruit voort fprumvens dat ’er geduurig taaningen of Eclipfen van die wagters op onzen Aardkloot gezien worden , zoo datze in de fchaduy van Ju- piter geraaken, en daaruit na eenigen, tyd weder te voorfchyn komen, of ook, dat men dezelve „ als een zwart vlekje, over den fchyf van Fupirer ziet heenen loopen. Het begin van deze taaninge zoo wel als de uitgang van die Maanen uit de Hoofd- planeet, zyn met eene groote nauwkeu- righeid reeds eenige jaaren;, voordat ze voorvallen, “op de lengte van Parys bere- kend, en van dag tot dag aangereekend in het zo even genoemde Werk Ja Connois- fance des temps. En, daar ’t hier op aan- komt , dit zyn juist verfchynfels , welke altods, overäl op den Aardbol, waar die „Planeet zigtbaar is, op één en het zelfde tydftip gezien worden: waar uit derhal- ven by eene nauwkeurige waarneeming , wanneer die op Zee moogelyk is, „door middel van het verfchil van ’t meerder of aminder verloop van den dag, ter plaätze “waar men zich bevindt, en de waarnee- „ming doet, ook het verfchil van de. lengte stusfchen die plaats en Parys zeer eenvou- vake, Ln Kb dig \ 133 VERBETERING dig en gemakkelyk is te berekenen: by voorbeeld ;” om het kortelyk met een ge- val op te helderen: Ik weet uit de bere- kening, die anderen voor my gedaan, heb- ben , namelyk’ uit de Connoisfance des temps, dat de naafte of eene andere Satel- les van Jupiter. moet eclipferen, ik. zie dat het begin of einde van die taaning moet voorvallen dezen avond ten 9 uuren , maar by myne waarneming gefchiedt zulks reeds een quartier vroeger, te weeten , een quartier voor den tyd, op welken die vol- gends de lengte van Parys bepaald was; of om klaarder te fpreeken : wanneer ik dezelve waarneeme is top de plaats waar ik my bevinde eerst guartier voor 9 uuren, daar uit befluite ik ontegenzeggelyk’;, dat ik zoo veel meer westwaards myne lengte hebben moet, en kan nauwkeurig bereke- nen, hoe veel mylen ik thans in lengte westwaards van den Meridiaan van Parys verwyderd ben; dat ik, by voorbeeld, my niet op: den Meridiaan van Parys, maar ten ruwften gerekend, , omtrent op die van London bevinden moet. | Vergeef my, Leezer! wie gy zyt, dezen uitftap, welken ík zelf voele dat te groot is. Juist komende aan een myner begun- fligde liefhebberyen, bemerk ik, dat ik de , onge= E 4 ê 3 DER SCHOOLEN. 139 ongevoelig in zekere langwyligheid (*) verval,, terwyl myn geest zich mogelyk wat te hoog boven het laage Schoolftof verheft. .— Wy zullen ftraks- van den hemel tot de aarde wederkeeren…. laat het gezegde maar daar toe dienen , dat wy overtuigd worden uit de bygebragte ftaalen; hoe nuttig het zou zyn, en hoe. zeer het | _ zou (+) Het-zowechter zyne nuttigheid- kunnen heb- ben voor fommigen, dit ftuk, zoo het, ooit in hun- ne handen komen mogt, een weinig breedvoeriger te zien uitgehaald, met eenige bewyzen geftaafd, en door ‚voorbeelden opgehelderd. Althans meermazlen heb ik ondervonden, dat het moeilyk was , zelfs fom- mige zee- varênde lieden , van welke veelen de Stuur- mans-kunst meest machinaal leeren „, wolkomen te overtuigen van de groote nuttigheid van de Memelloop- en Sterrekunde : het geen my-echter van anderen gaer- ne werd toegeftaan, fchoon men zich beklaagde over gebrek var bekwaame gelegenheid om zich daarin naar behooren hier te lande te oeffenen. Men kan; het is waar, veelzins op zee te recht raaken- en zich behelpen met de kennis van de zeevaart, welke men zich hier gewoonlyk, en wervolgends naader door de bevinding, werkrygt ‚indien zich alles wel fchikt, en Zer geene buitengewoone. voorvallen of ontmoetingen komen. Maar hebben ‘er deze plaats, dan is, het lig- telyk te begrypen voor elk, fehoon hy anderzins geen kennis heeft van de zeevaart , dat men dan dikwyls ook in de grootfte verlegenheid en fomtyds ongele- genheid moet geraaken , waar voor men waarfchynlyk zou zyn behoed geweest, indien men had kufinen ge- bruik maaken van de voordeelen welke de Sterrekunde aan de had geeft. Be: 149 VERBETERING zou kunnen ftrekken tot befchaavinge van lieden tot de Zeevaart gefchikt, wanneer zy in hunne aankomende Jongelingfchap; in fommige Kunst -fchoolen ‚aanleiding had= den, om in hunne Moedertaal van eenen bekwaamen Onderwyzer de behandeling der Globen en de beginfels der Affronomie te leeren, daar, zoo veel ik weet; be= halven het horologie van Harrisfon en het verbeeterd beftek (a), de drie ge- noemde waarnemingen de eenige midde- len zyn, om op onderfcheidene plaatzen nauwkeurig de lengte te berekenen, (die echter van zoo veel belang in de Zee- vaart is,) welke tot hier toe bekend zyn. Hoe nuttig en voordeelig zou het voor hen zyn in meer dan een opzigt, de Pla- neeten en de voornaamfte der vaste Sterren. te kennen, en met de Hemelglobe te kun- nen omgaan? hoe noodig de Sterren, in- zonderheid van de eerfte grootte in den Zodiak of Dierenriem, (die flegts weinige in getal, en zoo ligt te onderkennen Le we Ca) Over welk verbeeterd beftek zy, die daar lust toe hebben, in de openbaare lesfen van den Heer P, Steenffra, Amflerd, 1770, kunnen nazien de tweede les, P. 28. en volgende, DER SCHOOLEN. 14E wel te weten, om de gezegde obfervatie op den afftand der Maan van dezelve van tyd tot tyd te leeren doen? Hoe voordeelig inzonderheid Sfupiter met zyn gezelfchap in derzelver ftand wel te kunnen vinden en waarnemen? daar zy zich nu by gebrek van deze kundigheden met hunnen Klaas de Vries of Gietermaker , die immers op alle plaaizen de nauwkeu- rigtte aanwyzingen niet doen kunnen, be- helpen moeten. Schoon men in gemelde Schryvers, die waarlyk hunne verdienften hebben , onderfcheidene propofitien heeft tot liet vinden en berekenen van de breede te en lengte uit het waarnemen van beken- de Sterren, en welke propofttien zy, die zich tot de zeevaart fchikken, wel op het papier leeren uitcyfferen en bewerken, maar waar van de meeften, by gebrek van de kennis dier Sterren aan den hemel, op zee, om de waare breedte te vinden, geen ‚ gebruik kunnen maaken. Zynde het onder de hemelfche lichaa- men alleen de Zon, waar op zy met hun Peil - compas ‚ Ollant- ‚ Graad- of Azimuth. boog alleen gewoonlyk de volftrekt noodige waarnemingen doen moeten. Daar 2 VERBETERING … Daar dan deze kundigheid zoo voordeez lig is voor de Zeevaart, en zoo aangenaam en opleidend voor eenen ieder, die ’er wat van weet, waarom moet dezelve al- teen in de Latynfche taal en op de Hooge Schoolen geleerd worden, en daarom voor zoo veelen onzer Vaderlandfche Jeugd, en verre de meefte van onze Zeelieden, ontoegangelyk blyven? De Mathefis fubli- mior , eene nauwkeurige berekening van de Eclipfen, van de Cométen in derzelver loop, en foortgelyke dingen, wil ik gaar- ne alleen aan de Academien laaten, opdat men van daar ons zulke werkjes levere;, als de Connoisfance des temps, de Engel- fche Zphimeriss Nautical Almanack, &c.5 maar Zoo verre diende elk Zeeman gevor- derd te zyn, dat hy de voornaamfte by-= zonderheden in die werkjes verftaan, en daar van gebruik maaken konde. Elk begrypt dan, dat ik’er juist geen de la Landes, Eulers, Hennerts of Bode's van wilde gemaakt hebben; maar hun gelegen- heid geven ;- om in hunne jeugd in de Nederduitfche taal zoo veel te leeren, als zy naderhand, ter volkomener beoeffening van de Stuurmanskunst, noodig hebben. “Is waar, hier of daar vindt men een’ Onder- DER:SCHOOLEN. 143 Onderwyzer in die wetenfchap in de Nee derduitfche taal ,‚ maar hoe weinig Steden hebben dit voorrecht ? en hoe weinige Jongelingen of derzelver Ouders komt het gelegen, zulk eenen voor hunne kinders ‚ alleen, ’t zy geheel of eenige uuren op den dag, aan te neemen? De gelegenheid, om in die wetenfchap eenigen finaak te krygen, behoorde alge- meener te zyn: En het zou eene wezen- lyke verbeteringe zyn tot meerder befchaa- ving van de natie; indien dit onderwys, immers in eenige Nederduitfche Kunst -fchoo- len , vooral in de Steden van zeevaart waar voor ons Vaderland zoo voordeelig gelegen is, wierd ingevoerd; niet flegts in den naam (want misfchien vindt men wel de belofte van onderwys op de Globen en in de Aflronomie voor fommige Kunst- fchoolen geplaatst,) maar in der daad: Zoo, dat een bekwaam man in de kunst, ‚na blyken van zyne ervarenheid in die wetenfchappen. te hebben gegeven , al thans in voornaame Steden op een zeker convenabel tratement tot Aftronomus, of Onderwyzer in de behandeling der Globe en in de Sterrekunde, inzonderheid voor de Kunst-fchoolen in zulk een Stad, wierde aangefteld, waar in elk der Schoolieren, voor 44 VERBETERING voor welken zulks begeerd wordt, op ge= zette tyden onderwys in gemelde weten- fchappen bekomen kon. | Zoo ik my niet. bedrieg, zou zulk iets voor de meefte jonge lieden in zulk School eene aangenaame bezigheid zyn: te meer, daar reeds zoo veel is in ’t werk * gefteld, om die wetenfchappen, zonder dat men daar toe voor eerst veel van de Mathefis noodig heeft „ bevattelyk en zeer aangenaam te maaken: met Globen, met Orreriën, en Planetaria kan men de ver- beelding hier merkelyk te hulp komen; hun van tyd tot tyd by handzaam en hel- der weêr de voornaamfte der Sterren en Ge- flerntens van het Noorder halfrond aan den hemel aanwyzen: als, behalven de Poolfter, de groote Beer, de Sterren van Casftopea, Artlurus in het beeld van Boö- tes, Lucida Lyre, Athaîr , Corona met de Gemma in dezelve, Capella, vooral het groot Starrenbeeld van den verrukkelyken Orion &c. en foortgelyke , door iemand die wat oplettend is, allen zeer fpoedig en gemakkelyk te kennen, zoo wel als de meer Zuidelyke, Sirius, Procyon en ande- ren; naderhand de Starren van de eerfte grootte in den Dierenriem, neem eens; het oog van Taurus of den „dldebaran, Cor en Dn _ ne IN 2 A Ld ee DER SCHOOLEN. 145 en Cauda Leonis, Spica Virginis &c. „welke by eene goede ftelling van de Gio- be byna van zelf gekend, en, door eenen goeden Onderwyzer, der Jeugd al vroeg zeer gemakkelyk kunnen geleerd worden. Zoo veel wetenfchap van de Mathefis of Wiskunst, dat men zelf eenige waar- nemingen kan doen, zullen zy, die tot de zeevaart worden opgeleid, vervolgends krygen, wanneer zy onderwys ontvangen in de Stuurmanskunst; behalven dat daar in ook eenig onderwys behoorde gegee- ven te worden in zulke Kunst -fchoolen, in zoo verre, dat men ten minften door gefchikte Onderwyzers eenigen fmaak daar van bekomen konde. Hier leeren zy provifvoneel , en dit hebben zy dan voor- uit, de Globen gebruiken, het Waerelds- geftel befchouwen, de Sterren kennen, de Planeeten in hunne onderfcheidene loopkringen waarneemen, begrypen wat ‘er Zy van derzelver voortgang , fchynbaa- ren ftilftand, en teruggang, Kykers en Telescopen ftellen en gebruiken , de Kunst- woorden Cuhminatie , Azimuth ‚ Amplitude Dagboogen , en foortgelyke verftaan ; ’% gek alles hun aanmerkelyk zal te ftade omen, om naderhand binnen een’ korten PIII. DEEL.” K tyd» 146 VERBETERING tyd, meteen byzondere aangenaamheids en ongelooflyken voorfpoed zeer gegron- de vorderingen ín de Stuurmanskunst te doen,en in ftaat te zyn, om niet flegts op het papier, maar aan den hemel zelfs de voordeeligfle en nauwkeurigfte waarnee- mingen en berekeningen te kunnen in ’ werk ftellen. Men denke niet, dat daar toe geene On- derwyzers in de Nederduitfche taal zouden te bekomen zyn; want zoo dit onderwys een noodzaakelyk vereischte wierd van eenige Kunst-fchoolen in de voornaamfte Steden, en men daar toe bekwaame Man- nen zogt, tot eene ordentelyke beloo- ning, wat zou verhinderen, dat daar toe geene Jongelingen van fmaak en lief- hebberye zouden kunnen opgeleid en ge- bruikt worden? En zulks, daar men hier en daar langs hoe meer tot de beöeffening van die verhevene wetenfchap, op eene gemakkelyke wyze aanleiding krygt: ook zelfs door fommige werkjes ten dien einde in ’tlicht gegeven, gelyk ik daartoe deze navolgende : het [Waereldftel gemakkelyk gemaakt , door den Heer N. Schmid ek k (a 8 Ca) Uit het Hoogduitsch vertaald, en gedrukt te Haarlem 1774. d- * DER SCHOOLEN. 147 de vertaalinge van ’t kleinswerkje van den Heer Fergufon in 8°. en vooral de Aflro- nomifche Oefeningen, o deeltjes in 8°. met afgezette plaatjes, gedrukt te Amfterdam by Houttuyn 1771. wel durve aanpryzen : waar uit men met eene kleine onderrich- ting zich al redelyk zal kunnen voorthel- pen, En waar van het laatstgenoemde, myns oordeels, voor het fchoolgebruik hiet ongefchikt zyn zou. Ten ware men liever de uit het Hoogduitsch vertaalde werkjes van den Heer Bode verkoos, die anderzins, in ’t vervolg, voor die zich verder oeffenen wilden, konden te pas ko- men; fchoon zy, als van eene uitneemen- de klaarheid, by een geleidelyk onderwya in de Sterrekunde, al vroeg konden ge- bruikt worden. Dus verre van de Nederduitfche Kunst- fchoolen. S. 42. Nu zal ik deze Verhandeling , voor zoo ‚veel dezelve de noodige verbetering. der ‚ Nederduicfche Schoolen betreft » kunnen eindigen, wanneer ik nog kortelyk deze vraagen zal hebben beantwoord: Hoe kryst men, zoo de opgegevene inrichtingen zul- Jen plaats grypen , voor alie Schoolen be- er K 2 kwaame 148 VERBETERING kwaame Meeftens? en welke middelen zyti er uit te denken, om dezelve op eenen voor- deeligen en beftendigen voet te onderhouden? Wat de eerfte vraag betreft: zeer dien- ftig zoude het zyn kunnen, en tot een uitgebreid nut voor de Schoolen , wanneer in eenige voornaame Steden van elke Pro- vincie fundatien wierden gefticht, of ze- ker foort van huizen opgericht, waar in door eenige ervaren perfoonen goede Schoolmeefters of Schoolmeefteresfen gevormd wierden, waar in, onder ’t opzicht van een voornaam en kundig perfoon , de no- dige inftrultien gegeven wierden, voor de onderfcheidene Clasfen of foorten van Schoolen. Daar zy, die zich tot den Schooldienst begeven wilden, vooraf ze- keren tyd, korter of langer, naar hunne vatbaarheid en bekwaamheid; in al ’t geen tot den post van Schoolmeefter ver- eischt wordt, zich behoorden geöeffend te hebben, eer men zich tot het aanvaar- den van een School mogt kunnen bege- ven, of zelfs in voornaame Schoolen voor Ondermeelter verkiesbaar zyn. ‚ Terwyl zy, die zich tot den School- dienst aanboden, behoorden voorzien te zyn met een getuigfchrift van de Mee- fters _ _ nen nnn de dee er een a Ee Er En DER SCHOOLEN 149 fters of den Opziender van zulk een huis, noopens hun gedrag, en gefchiktheid tot leiding en onderwys der Jeugd, met by- voeging voor welk foort van School zy waren bevoegd gekeurd, en in welke by- zonderheden zy bekwaam geöordeeld wer- den een goed en geregeld onderwys te geven. — Terwyl aan geene anderen, dan die waarlyk bekwaam, en tot onderwys voor de Jeugd gefchikt waren, zulke ge- tuigfchriften behoorden verleend te wor- den; Daar de overigen, die men bevond, dat geene genoegzaame gefchiktheid of vermogens hadden, moeften opgewekt en aangefpoord worden, om zich liever tot een ander beroep of levensftand in de waereld te begeven. Maar dewyl zulke huizen of geftichten vooreerst nog niet te voorzien zyn, im- mers nog zoo fpoedig geen plaats kunnen vinden, ° zal ik eenige andere middelen voorflaan, om daar van inmiddels gebruik te maaken. En dat zyn eenvoudig deze eid r. Niemand zal Schoolmeefter kunnen worden in Steden of Dorpen, dan, na een behoorlyk Examen, ten overftaan van reden en in den Godsdienst door K 3 den 150 VERBETERING den Kerkenraad, Clasfis, of eenige ges ‚ deputeerden uit dezelve, zoo als dit op fommige plaatzen gebruikelyk is. Zal men, in middelmatige-plaatzen , niemand tot het oeffenen van een Am- bagt toelaaten , waaraan zoo veel niet gelegen is, zonder het doen van een proeve, ten overftaan van Dekens en Hoofd. mannen van de respeêtive Gildens, hoe onverfchoonelyk is het dan tot zulken gewigtigen post, als die van Schoolmee- fter „ waarvan voor ’t Vaderland zoo veel afhangt , onbekwaame perfoonen zonder examen op veele plaatfen toe te laaten; zoo dat elk, die maar wil, zich tot dien post begeven kan! een mis- bruik , een verzuim , ’t welk nergens door de geheele Republicq behoorde plaats te hebben! AN a. Dat Examen moet gefchieden in gemoede en getrouwheid , geduurende een be- hoorlyken tyd, en in alle de byzonder- __ heden, waarin zy zullen moeten onder- wyzen ; ook omtrent de wyze waarop de Jeugd moet geleid , en het onder- wys in de School ingericht worden: moetende de onbekwaame tot dien post, van wien zy ook anderzins tot den Ne Ca DER SCHOOLEN, 151 “kedienst of het waarneemen van de Kos- very (welke ten platten lande al veel „aan het Schoolämbt verbonden is) mo- 3. ve gen zyn aangefteld, zonder oogluiking worden afgewezen: al zou men op ge= paste middelen bedagt zyn, om, gelyk het is op eenige plaatzen, die ambten te fplitzen, alzoo iemand tot het eene bekwaam, en tot de waarneeming van het andere ten eenemaal ongefchikt zyn kan. Tot dat Examen zal niemand kunnen worden toegelaaten, dan na vertooning van goede getuigfchriften, nopens het Lidmaatfchap, goed en Godsdienftig ge- drag, enz. terwyl het wel behoorlyk was, dat zulk iemand , die-zich voor Meefter aanbood, by atteftatie moest doen blyken, dat hy ten minften een jaar Lidmaat der publicque Kerke dezer Lan- den geweest ware. De SFaaren van een Meefter of Onder- meefter behoorden bepaald te zyn, wan- neer Zy , namelyk , zullen mogen worden aangefteld , by voorbeeld , voor een’ Meefter van een gewoon School kon men den ouderdom van eo, in de fte- den van 22 jaaren, en voor een’ Onder- K 4 “mee. 1 . 152 VERBETERING’ meefter, die van 17 of 18 jaaren be- paalen : heeft zulks plaats ten aanzien van fommige andere posten of bedienin- gen, die bepaaling van eenen gevoeg- lyken Ouderdom behoorde hier Ben plaats te hebben, voor dezen post, wel ke geöeffendheid, beleid, en bedaard- heid vordert, 5. ’t Zou niet kwaad zyn, dat iemand hier of daar een School willende oprichten of overneemen , geduurende eenigen tyd, ftel ten minften een jaar, of half jaar, in tSchool van een ander bekwaam man als Ondermeefter moest hebben ge- fungeerd. En dat de zoodanige ver- pligt waren, in zulken geval een getuig- „fchiift te brengen, zoo van hun goed gedrag , als van hunne bekwaamheid tot het behandelen en onderwyzen der Jeugd. 6. De Schoolarchen in de fteden, dienen zich tot de bezorging der Schoolen met alle zorgvuldigheid en oplettendheid te verledigen; onder alles ook de noodige toezigt te hebben op de Ondermeefters , om daaruit gewoone Schoolmeefters voor hunne of andere Schoolen aan te kwee- ken, en Zoo veel in hun is, gti e ers DER SCHOOLEN 153 „fters en Ondermeefters, tot hunnen pligt „ zoezsen te houden. 7. Wenfchelyk zoude het zyn, dat door Hoog Gezag, de gemelde Artykels ine „gevoerd en tot ftand gebragt wierden. $ 43. Maar dan blyft nog deze bedenking over: gefteld zynde, dat zulke inrichtin- gen en verbeteringen overal in ons Va- derland der Schoolen wierden ingevoerd; hoe zal men dezelve, voornamelyk ten platten lande, wel, en op eenen beften- digen voet doen onderhouden? Van de Schoolen in de Steden, (welke ik Heeren Schoolarchen aanbeveele ,) zal ik nu niet verder handelen: van ’t geen ik omtrent de Schoolen, ten platten lande, zal aan de hand geven, mag, zoo veel het in de fteden kan ftand grypen en te pas komen, ook daar gebruik gemaakt worden. Het ware in der daad grootelyks te wen- ‚ fchen, dat de hooge Overheid dezer Lan- den zich de zaak der Schoolen, zoo dien- {tig voor eene goede opvoeding der Jeugd, waaruit alle verbeteringen, ook vooral in | KS de | 154 VERBETERING de zedelyke gefteldheid , zullen moeten voortkomen, ernftig aantrok, Kan iets de ware befchaafdheid der Natie, de goede gefteldheid van het Vaderland bevorderen, het is juist dat ftuk, eene goede inrichting der Schoolen ; een zaak derhalven van dien aart, datze wel waardig is voor ’s Lands Vaderen, om ‘er bepaaldelyk en met ernst op te denken, en de gepaste middelen ter bevorderinge van haaren welftand met yver ter hand te neemen (a): kan het | en C+) Het is zoo ver van daar, dat dit zorgen voor eene goede inrichting der Schoolen eenigzins beneeden de waardigheid zyn zou van de Vaderen des Vader- lands, dat zulks hun veel eer tot eenen uitnemenden - roem en hunne nagedagtenis tot eenen beftendigen ze- gen verftrekken moet. Merkwaardig en treffend is de taal van Mrcu. IeNAT. SCHMIDT , waar mede hy den verdienden ‘lof geeft aan den Prins- Bisfchop van Bamberg en Wurtsburg , wegens deszelfs yverige zorge voor de Schoolen, in zyne Methodus tradendi prima elementa religionis „ five Catechifandi, in Prefat, welke ik niet ongepast oordeele hier ter neêr te ftellen: dezelve luidt aldus: „, Materiam hanc (Catechifandi 22 Methodum) eo magis voftris convenire temporibus ss. cenfui, cum maximam Germanie partem, eemulis „> quali fludiis , Schotarum optimee compofitioni vacare. „> Videamus, ipfeque etiam REVERENDISSIMUS AC 2, CELSISSIMUS S. R. J. PriNcers ac Domr- 22 NUS, ADAMUS Fripericus, D. G. Errisco- 2, PUS BAMBERGENSIS & WIRCEBURGENSIS; FRANCIE ORIENTALIS Dux, &c. hanc rem “eo in primis numeret curis, multis jam preclariffime ordinatis, quibus prima juventutis inftruêtio pluri- 2 MUR en Eid dk za me pn 5 ms Ld en in DER SCHOOLEN. 155 Financieele, het bevorderen en begunftigen van handwerken en Zraficqguen, kan iets, hoe ook genaamd, wel meer den waren en innerlyken welftand van het Land be- vorderen, dan eene goede opvoeding der Jeugd, de hoop van den Staat, de ver- wagting van het nageflagt? En kan deze zonder goede Schoolen, en eene geregel- de inrichting daar van, by alle leden van de Maatfchappy wel behoorlyk plaats vin- den? Groote Mannen zien dit belang voor den Staat in. En de fchranderfte en ge- öeffendfte verftanden hebben het, vooral zedert eenigen tyd, niet beneden zich ge- rekend voor de Jeugd te fchryven. Het geen in 't Nationaal Synode van Dordrecht den Predikanten is aanbevolen, om namelyk de Meetfters,, 200 zy nalaatig zyn, tot hunnen pligt te vermaanen, de fchool dikwyls te bezoeken, de vlytigheid der Mee- flers “ss Mum juvatur. Dignum fane'tanto Princier & as Preefule opus, quo novo adhuc titulo Pater patrie, ss Educatione nimirum publica reftaurata, freculis re= 2» mOtiflimis audiet. Ecquid enim cum Patris munere s; Propius connêxum, quam fubjeCtorum bone educa- zs tioni invigilare? quod majus conferri poteft benefi= ss cium in integram provinciam, ferosque adeo nepo- > tes , quam eo curam fuam convertere , ut boni ss Chriftiani cives atque fubditi, ex quibus falus cc« zp Clefie ac Patrie pender, Efformentur? * 9, he 156 VERBETERING flers op te fcherpen, in de wyze van Catechi- feren voor te gaan, enz. fèsf. 17. behoort elk Predikant, als een gedeelte van zyn ambt, in ‘toog te houden, en getrouwe- Iyk na te komen: Maar dit betreft, voor- namelyk , het onderwys in den Godsdienst : fomtyds is 't moeijelyk voor een Predikant, t zy alleen, of zelfs met behulp van den Kerkeraad en Magiftraat, den Meefter tot zyn’ pligt te houden, of Zoo hy nalaatig is, klagten tegen hem by de Clasfis in te brengen. De Predikant heeft zynen Mee- fter dikwyls te veel van nooden, de on- derlinge betrekking is te naauw, men kan op fommige plaatzen elkanderen te veel genoegen, of onäangenaamheden verwek- ken, en dit doet mogelyk fommige Pre- dikanten (want die zullen ook altyd men- fchen blyven) hier en daar, naar de fchool weinig omzien. Men behoort derhalven, by ’t geen den Predikant en Kerkeraad is, en altoos blyft, aanbevolen, nog op eenig ander middel bedagt te zyn. Wilde men de voorgefla- gene inrichtingen, in alie, immers in de seefle byzonderheden, wel waargenomen, en op eenen beffendigen voet onderhouden hebben. Zoo Nr DER SCHOOLEN 15% ‚ Zoo ik het wagen durve , om daartoe een gevoegelyk middel aan de hand te ge- ven, het zou uitkomen op dit volgende. Myns oordeels zou het ten gemelden einde allerheilzaamst wezen, zoo ’er door „Hoog Gezag Schoolarchen of Infpeêtores der. Schoolen over onderfcheidene Diftriëten, ten platten Lande wierden aangefteld „ welker post zyn zou: 1. In't gemeen, het oog te hebben op de wchoolen van zulk een Diftritt ; toe te zien of ’er overal op de Dorpen en in de onderfcheidene buurten gefchikte ge legenheid was tot onderwys der Jeugd; of de Schoolvertrekken wel gefchikt , en in behoorlyke orde waren, dan, of „daar omtrent eenige verzoeken, tot ver- grooting of verbetering ter plaatze waar het behoort, dienden gedaan te worden. 2. Op zekeren bepaalden tyd de Schoolen van zulk een DiftriCt op te nemen, met „demand uit den Magiftraat, 't zy Burge meefter , of Schepen, of Secretaris van „de plaats, benevens den Predikant, in ‚ tegenwoordigheid van Heer, of Am- _„ bagtsheer, van zulke plaats, zoo dezel- ‚ve daarvan voorzien was, die van den ‚ tyd I58 VERBETERING tyd van het School - examen vroegtydig _- moet verwittigd , of wel die tyd met overleg van zulken Heer , door den Schoolarch van het diftriét bepaald , worden. | 3. 't Moet daarenboven den Zufpetteur of Schoolarch vry ftaan, zoo dikwyls, als- < hy ’t noodig oordeelt, de Schoolen van zvn Diftrict te bezoeken, de Kinderen te exämineren, of in zyne tegenwoor- digheid te laaten examineren , hunne fchriften na te zien, enz. 4. Opdat de plegtige, ’t zy jaarlykfche of halfjaarige School - vifitatien , nimmer ter loops zouden gefchieden , zal het den Schoolarch niet vry ftaan, meer dan de Schoolen van twee of, zoo ‘er geene byfchoolen zyn, en de plaatzen niet te verre van elkanderen zyn verwyderd , ten hoogften van drie dorpen, op eenen “dag plegtig te vifiteren. | 5- In deze Vergadering van den Infpeteur met de overige Heeren van de plaats, daartoe , benevens den Predikant be- „noemd , zal men de fchriften nazien , die voor het ewamen gefchreven zyn , elk op een vel of half vel päpier, en die „DER SÈHOOLEN, 159 «die eenige dagen vooraf , benevens de fchriften, welke in het laatfte Examen gediend hebben, (opdat men te beter de vorderingen mag kunnen zien ‚) ten huize van den Heer Predikant of Bur. gemeefter door den Meefter moeten hee zorgd worden, om behoorlyk te kunnen geëxamineerd worden: gelyk ook, na zulk een examen met onderling overleg, de vorderingen zullen beöordeeld , op de onderfcheidene Clasfen de Prysjes toe gewezen, en, indien mogelyk, ook tere ftond uitgedeeld, worden. _6. De Schoolarchen zuilen gehouden zyn. jaarlyks uiterlyk een maand na de ge. houdene plegtige School-vifitatien, aan de daartoe aan te ftellene Opper - School. archen, uit de Hooge Magten van elke Provincie of Quartier, eene fchriftely- ke opgaave te doen van den ftaat der Schoolen onder zyn diftrit, — ’%t ge. | tal der Schoolieren op elke fchool, — | 't gedrag der Meefters, — de aan hem | gedaane klagten, Waartoe, om dezelve weg te neemen, en den meerderen wela __ ftand van een of ‘ander School te bevor- deren, hunne veel vermogende hulp mogt noodig zyn. Het 160. VERBETERING” „Het welk, om ‘er thans niet meer by te voegen ‚ myns oordeels , zonderling ge- fchikt zyn zou om eene goede regeling der Schoolen, wel en beftendig te doen onderhouden : en onder ’s Hemels zegen grootelyks tot welzyn en befchaavinge on- ‚zer Natie zou kunnen verftrekken. “HOOFDSTUK IL D. vraag der Zeeuwfche Maatfchap- pye betreft inzonderheid de NSA Schoolen. ‚ Dus heb ik aan den voornamen inhoud en bedoeling van dezelve tragten te vol- doen; Echter, dewyl dezelve zich daartoe zoo volftrekt alleen. niet bepaalt , of men fchynt in de antwoorden ook iets ’t welk tot de noodige verbetering der andere Schoo- len betrekkelyk is, te verwagten; zal ik nu, fchoon zeer kort, ook myne aanmer- kingen, zoo nopens de Fran/ihe als La- tynfche Schoolen in ons Vaderland, ter overweginge voordragen. Ke ÄF- DER SCHOOLEN r6r ZE Wp Aeg POE EDO. | Over de Franfthe Schoolen. Gewoonlyk heeft men tweederlei foort . van Franfche Schoolen , namelyk voor fon- ge Heeren en voor jonge Juffrouwen. 2. Van de Franfche Schoolen voor jonge Heeren behoeve ik nu nauwlyks te hande- len. ’tGeen ik te vooren van de Neder- duitfche Schoolen gezegd heb, moet ook op deze worden betrekkelyk gemaakt. _ Alleen zal ik nu daar deze weinige by- zonderheden byvoegen; zr. Dat het over het algemeen eene betere - ánrichting dezer Fran/che Schoolen geven zoude, wanneer men «die op- foortgely- ke wyze als de Latynfche in. zekere Clasfen verdeelde, en dat 'er elk half jaar door Heeren Curatoren van de Frana vofche Schoolen een zeker foort van promo- tie der Discipelen gefchiedde , van de „eene Clasfe naar de andere, met toedee- |__ ling van eenige pryzen aan de naarftig- …__ften en meestgevorderden. De taal be- Will. DEEL, L hoors … 162 VERBETERING: hoorde zoo veel mogelyk geleerd te worden naar de regels van een goede Grammaire: de eerst aankomenden moe- _ten vooral wel leeren Declindren en Con- jugéren: en voorts moet eenige reizen, ten minften vier maalen in de week , op elke Clasfe een théma. gemaakt, na- melyk een zeker opftel uit het Neder- duitsch in ’t Fransch overgebragt, en dagelyks een zeker gedeelte uit een Fransch werk van ftyl en fimaak, buiten den fchooltyd in ’t Nederduitsch „over- gezet, en inde School verbeterd „en vervolgens geëxpliceerd , worden. Doch die van de hoogfte Clasfe dient men te oeffenen, om onderfcheidene Autheurs „voor de, vuist te explicéren. Waar uit men dan ligtelyk begrypt, „dat een‚goed onderwyzer in een Fran- ‚……fche- School beide de taalen, de Neder- …duitfche en Franíche , wel eenigzins „grondig behoorde te verftaan. “Van de feilen in de Zhémas zoo wel als de Zgnorantien in de-lesfen: behoort door den Menfieur. nauwkeurige aante- keninge gehouden te worden, en vol- „gens dezelve de promotien en witdeeling „der pryzen te gefchieden.” i 5 e.a DER SCHOOTLEN. 163 di Dagelyks dient ‘er een Capittel uit den Franfchen Bybel, onder de noodige ftil= te, en met eerbied geleezen, en wee- kelyks door elk, die van den Hervorm. den Godsdienst iss een gedeelte uit den Geneeffchen Catechismus van Calyyn of ook uit den Catechismus van Saurin of Superville te worden opgezegd : Z00 / echter, dat men niemand iets laat van buiten leeren » ten zy hy het vooraf hebbe overgezet, en hy den zin daar- van verftaat. Immers-het behoort , bui- ten allen twyffel, orider de duurfte ver. pligtingen van Ouders en Meefters de Jeugd kundigheden van den Godsdienst te geven, Zuivere begrippen daarvan in te boezemen, en aan te kweeken , waar= toe, zoo wel als aan andere befchaaven- de Wetenfchappen , op alle , en ook op deze; Schoolen gezette tyd moet befteed worden: Maar ook dit zal groo= ‚telyks kunnen dienen, om te beter en fpoediger deze en geene uitdrukkingen van de Theologie, zekere kunst - termen, gelyk men dezelve noemen mag , te verftaan, en met meer vrugt gebruik te kunnen maaken van de Franfche Pre. dicatien, waartoe de Jongelingen door- ‚gaans gehouden worden , doch welke … hun, hoe kort fommige van dezelve Lya ook 4 VERBETERING ook mogen -duuren , .dikwyls nog veef te lang vallen, omdat zy ‘er zeer wei- nig-van verftaan en nog minder van be- grypen. . Dewyl deze Schoolen gewoonelyk ook Kost-Schoolen zyn, in welke de jonge lieden, zoo wel buiten, als onder: den fchooltyd , zeker opzicht noodig heb- ben, behooren dezelve vooral, van bee kwaame en deugdzaame Onder - Mon= ‚ fieurs voorzien te zyn, die niet flegts voor halve knegts van den Monfieur of de Discipelen moeten dienen; maar ee- nigZins gehouden worden, tot dar geen, het welk eigenlyk den post van eenen -Onder- Meefter uitmaakt. En kan men daartoe krygen zedige jongelingen , van eenen goeden fmaak, van kundigheid in eenige nuttige Wetenfchappen, en die met vriendelykheid en. beleid met de „Jeugd weeten om te gaan, deze zyn voor een Fransch Kost - School zeer veel waardig. Zulk een Onder- Meefter zal — in de uuren van uitfpanning zelf, “tzy onder ’t wandelen, of andere oeffenin= gen, hen by voorkomende zaaken: be- paalen, dingen doen opmerken, kleine natuurkundige. waarneemingen met hen doen, een gefchiedenis verhaalen , nut- tige DER SCHOOLEN. 165 / tige gevolgen daaruit trekken , een Ju _ de-les infcherpen , en ‘er dus zyn werk van maaken, om eigenlyk dar geen te doen, het geen men noemt, iemand al fpeelende onderwyzen. „Met een foort van weerzin zullen zyne jonge luiden deze leerzaame uit- fpanning verlaaten, en zich, na verloop van den bepaalden tyd, van hunnen On- derwyzer fcheiden, nauwlyks begrypen- de dat hy geduurende één of twee uu- ren niet gedaan heeft, dan hen te on- derwyzen, en hun verftand met de nut- tigfte kundigheden te verryken. 4. De uitfpanningen moeten nimmer, dan onder het oog vän det Monfieur , of . onder het opzicht der Onder - Monfieurs plaats hebben, en alleen zulke worden toegeftaan, die de gezondheid bevorde- ren „ althans dezelve niet benadeelen;, vooral niet dezulke die met eenig gevaar gemengd zyn, als zwemmen , visfchen; hoog fpringen, en foortgelyke, 3 Een weinig uitvoeriger zal ik moeten „zyn over de Mranfche Schoolen voor jonge … Juffrouwen. jp de Aha / * L3 Waar. den, en befchaafdheden, geduurende den 166 VERBETERING ki PLS, Waarlyk zeer veel wordt 'er verëischt in eene Mademoifelle, die gefchikt zal zyn om jonge Juffrouwen regt te befchaaven , wel te vormen, en voor haar beftemming in de waereld nuttig te maaken. De Franfche taal, handwerken , eene. goede houding, befchaafde manieren, ze- kere fmaak in eenige nuttige Kunften en Wetenfchappen, ook fommige takken van de huishouding , Zyn de zaaken , waarin hier het noodig onderwys behoort te worden gegeven; en by dit alles dienen ook hier de Vaderlandfche Gefchiedenisfen , en bo- venäl de kennis van den geöpenbaarden Gods- dienst, de Wysheid die van boven is, niet vergeeten te worden, ’t Geen van dit laatíte gezegd is, by. de andere Schoolen , inzonderheid die der jonge Heeren, zal ik thans niet herhaalen. Be De vraâg is thans alleen: Voldoen die Schoolen over ’t algemeen aan die oog- merken? Hebben Ouders of Voogden _— doorgaans reden om zich te bedanken _ over de aanwinst van noodige kundighe- tyd Se z / DER SCHOOLEN. 167 wd welken hunne kinderen „ tot hunne redelyke kosten - aldaar hebben doorge- _ bragt? Is het by veelen niet meer de mode, de heerfchende gewoonte om hunne Doch- ters, één of twee jaaren, op een Fransch School te beftellen; dan wel de overtui- ging van het waare nut, ’t geen veele Ou- ders daartoe doet befluiten ? % Is waar, eenige dezer Franfche Schoo- len in ons Vaderland zyn van dien aarts dat, zoo’er by de Juffrouwen zelve eenige genie, eenige lust en yyer is, om wat te leeren, ‘er nog wel eenige vorderingen te maaken zyn : fchoon over het algemeen fommige gebreken dezer fchoolen dienden te worden uit den weg geruimd, zullen dezelve tot waar nut van die voor dg maatfchappye beminnelyke fchepfels ftrek- ken, en in dat opzicht onze Natie regt befchaaven. ® ’t Zy my geöorloofd hier een plaats te geven aan zekere gezegden van den Eer- waardigen Heer Fordyce in zyn voortreffe- Jyk werkje, welk ik, boven veele verdar- telende of zedenbedervende Romans, de jonge Jufferfchap gerustelyk durve aan- L Pry- \ 168 VERBETERING __pryzen, genaamd de Vriènd der jonge Sfuf= frouwen (1) terwyl ik niet zal beflisfen, maar liever aan het oordeel van elk des kundigen overlaaten, of, en in hoe ver- ve , die gezegden ook op de Franfche Kostfchoolen voor jonge Fuffrouwen in ons Waderland toepasfelyk.zyn: zy zyn te “ vinden in deszelfs eerfte Redenvoering Pp. 22. en 23. van het 1. Deel, en luiden „aldus: », Het is heden ten dage een alge- meen gebruik geworden „ zelfs onder geringe Winkeliers en Handwerkers , die om hunnen meerderen niet toe te ‚ geven, kosten doen die de {taat hun- ner middelen niet toelaat, de jonge Dochters op Kostfchoolen te beftellen. Behoef ik te vraagen, wat zy meestäl hier leeren? ik zeg meestäl, want uit- zonderingen zyn 'er, en zulke zelfs, die aan de Meefteresfen waarlyk eere doen. Buiten deze uitzonderingen, weet men , dat het voornamelyk uit= loopt, op het leeren van zich op te fchîk= ken, -dansfen, flegt Fransch.te fpreken, laffe beuzelary te praaten, ik weet niët wat niet al, yrypostige en laatdunkende 33 80 Cx) Uit de Engelfche in de Nederduitfche taal overgezet , en voor de zde maal gedrukt te Amfter= dam 1779. | „ ih DER SCHOOLEN. 169 HL he 5, gebaarden aan ge wennen, en ingevolge “… van dit alles, zich zelven als volmaakt nd „> wel begaafde Juffers aan te merken. Ik 5» Zwyg van de bedenkelykheden die ’er s> mogen zyn, met opzicht tot het bederf _ s) haarer zeden. Dus toegerust komen zy > in de groote waereld, enz.” Niemand der bevallige fexe zal my dan, vertrouwe ik, de gemaakte , of verder te maakene aanmerkingen, op ‘t geen ter haarer op- voedinge in de Franfche Schoolen wordt te werk gefteld, ligtelyk ten kwaade dui- den, men moge zich verzekerd houden, dat dezelve gefchieden om, ware het mo- gelyk , die jonge Juffrouwen aan welke door de gunftige beftellinge der Goddely- ke Voorzienigheid, zulk eene befchaaven- de opvoeding mag ten deele vallen , te aangenaamer en bevalliger in’ ’t verlicht oog van het weldenkend menschdom ; voor den ftand haarer beftemming te gefchikter „ en voor de maat{chappye te nuttiger en voordeeliger te maaken. En wie twyffelt 'er-aan, daar zulke Juf. frouwen, en dat fomtyds al zeer Spoedig, eenen zeer aanmerkelyken invloed ftaan te krygen, op den bloei, en innerlyken welftand van het Vaderland, daar de be- | fchaaving van het verftand, de vorming Ls van 170 VERBETERING? van het hart, de regeling van het gedrag „ voor den man met wien zy trouwen, voor de opvoeding der kinderen welke zy ftaan voort te brengen, en voor de maatfchap- pye in ’t algemeen, (gelyk de zoo evn gemelde Heer Fordyce in dezelfde Leer- reden uitdrukt) (*) van het allergewig- tigst belang zyn; wie, zeg ik, twyffelt ’er, dan aan, of ook de regeling van deze Schoolen , tot derzelver befchaaving ge- fchikt , diende overäl in de Republicq , zoo veel eenigzins mogelyk is, op eenen goeden voet te zyn, of gebragt, en, on- der het opzicht van bekwaame Curatoren of Curatricen , voor derzelver goede in- richting gezorgd te worden. Myne aanmerkingen echter daar over, alzoo dit ftuk flegts van ter zyde in de Vraag van het Zeeuwfche Genootfchap begrepen wordt, zullen voorts nog maar weinig Zyn. | | 5. Een der voornaamfte gebreken, wat het on- _(*) Vriend der jonge Fuffrouwen, p. 27. welke byzonderheden in *t vervolg van die Leerreden , op êene aangenaamen trant uitgebreid en betoogd worden. DER SCHOOLEN. 17 onderwys in de Franfche taale betreft, is dit, dat dezelve niet regt, en niet genoeg, _ volgens de regels eener goede Grammatica geleerd wordt, uit welken hoofde men zich niet behoeft te verwonderen, dat lie- ‚ den, die kenners van die taal zyn, zich niet zelden (met den Heer Fordyce) be- klaagden, over het flegt Fransch, *t welk inzonderheid de jonge Juffrouwen op de Schoolen aanleerden. Hoe zeer wordt 'er gezondigd tegen ee-- ne goede Orthographie door Juffrouwen , welke fomtyds reeds twee of drie jaaren hebben ter {chool gelegen? hoe dwaalt en vergist men Zich daar in by aanhoudend- heid ! En is dit wel te bewonderen 2 veele Mademoifelles verftaan die zelve niet, al zyn zy ook geboorene Frangoifes. Men behoeft dikwyls maar de brieven te leezen van de Juffrouwen , aan hunne Ouders, Voogden, of andere bekenden, ja van de Leermeefteresfen of Demoifelles zelve, en ‚men zal nauwlyks éénen regel vinden zon- der aanmerkelyke feilen, tegen de. Or- _ #hographie; op eene zonderlinge wyze ziet men daar door de geflagten, de wyzen, de ijden „enz. verward en door elkanderen ge- 172 VERBETERING. gehaspeld. Nauwlyks fchynt men fomtyds in ’t fchryven onderfcheid te weten, tus- _fchen aimer > aimez , aimd ; en duizend diergelyke of andere buigingen der woor- den. Men leert fpreeken , ik beken het, voor= naamelyk over eenige huisfelyke zaaken: en dat doorgaans al vry fpoedig, maar hoe leert men zulks? ’t is waar, fomtyds vry vlug , maar ook tevens vol feilen. En een kenner van de taal, die daarom dik- wyls zwaarigheid maakt, om zonder zich wel te bedenken, eer hy nog aan ’t vaar- dig fpreeken gewoon is; dezelve flegts voort te rabbelen, ontdekt ras by ’t hoo- ren van dat zo genaamd vlug fpreeken, dat men nog niets van den waaren aart der ‘taal verftaat: En zulk een inderdaad kan niet anders dan’er by zich zelven van wal- gen „als hy fomtyds eenen hedendaagfchen Petit- maitre of eene Cóquette , die ’er zich vry wat aîrs op geven, dat zy eenen ge ruimen tyd het Franfche School hebben gefrequenteerd, met ruim zo veel blyken van onbefchaamdheid en verwaandheid, _— ‘als van onkunde, de misfelykfte brabbel taal hoort uitftooten. | Men maake echter hier uit geen befluie, als WER SCHOOLEN 177 É É of ik 'er tegen ware, dat de JutFrous „wen zich vroeg gewennen aan ’t fpreeken ‚ svan de taal, dat men door het fpreeken en _ kooren [preeken pooge te leeren en zich _ zoo de taal meer zoeken eigen te maaken; Integendeel, dit is zeer nuttig en noodig; dit kan in eene langue vivant of levendetaal, gelyk de Franfche is, zeer gevoegelyk ge- fchieden; maar ‘er moet meer gedaan wor- … den; en het een moet met het andere faa= men gaan. Men -dient’er al ras zich o toe te leggen, om eenige gronden te heb- _ ben, volgens de voornaamfte regels eener goede Grammatica. Mademoifelle moet ter- flond corrigeeren , als ’er een fout gefpro- ken wordt. — En niet flegts te kennen geven, dat het gezegde, door die of die Juffrouw, eene fout in zich behelsde, en hoe het moest verbeterd ‘worden , maar waarom het gezegde eene fout zy , waarom het 209 moet verbeterd worden, wyzende de Juffrouwen naar ’t geen baar deswegens in haare Gramimaire wordt geleerd. Om dan dit gebrek te verbeteren , moet in alle de- ‚ze Winte Schoolen eene goede ‘Gram: __ maire geteerd, en de regels-zoo van de Or» | $hograpiie, Etymologie, als ook de meest _ voornaame van de Syntaxis van tyd tot tyd Worden ingefcherpt. } af IJA NERBETERING ‚By aanhoudendheid dient ‘er gelet te: worden op het fpellen zoo wel als het leezen der Juffrouwen. Ook moet het Declind- ren en Conjugéren wel geleerd en onder- houden worden. „jeff | ‚_Dagelyks byna moest Mademoifelle in de School zeker opftel, ’t zy een Thême van het duitsch in ‘t Fransch, ’t zy een Fran- fchen brief laaten maaken, of althans cor- rigéren, het geen des avonds te vooren; buiten den Schooltyd , daartoe door de Juffrouwen was opgefteld. De eerstbeginnende zouden kunnen vol- ftaan met eene opgegevene Declinatie of gedeelte eener Conjugatie, aan de oudfte en verstgevorderde onder de Juffrouwen moet nu en dan het opftel van een’ brief van onderfcheiden inhoud worden overge- laaten , waar van Mademoifelle alleen den korten inhoud of materie opgeeft. Ook behoorde dagelyks een of ander werk. van /maak, by voorbeeld , eenige Contes Moraux, deze of geene Elóges van voornaame perfoonen, in de School voor- geleezen en beurtelings door de Juffrou- wen geëxpliceerd te worden, al waren het maar eene of twee bladzyden op elken _ morgen. | Hoe- DER SCHOOLEN 175 4 „ Hoedanige Aucteuren tot dit fchoolge- bruik door Heeren Schoolarchen behoor den bepaald te worden. Comedien, al wa- ren het Zedekundige zoo min als deze of geene Romans, ({choon ik wel wil geloo- ven , dat de leezing van enkele der zoodaa= nigen in de School de goede zeden niet fchadelyk zouden zyn, en wanneer men met de noodige voorzichtigheid eene keuze deede (*), de waare kennis van de taal; zeer zou kunnen bevorderen, ) zoude ik daar toe juist niet fterk durven aanpryzen; uit vreeze, dat men welligt te grooten | fmaak (+) By voorbeeld de Zreurfpelen van Racine, in= zonderheid zyne Esther en Athalia, en foortgelyke, zoude men anderzins de Jufvrouwen zonder bezwaar mogen in de hand geven. Maar hoe fraai en onfchul- dig ook fommige Toneelftukken van Zo/taire aan lief= hebbers van dit foort van fchriften mogen voorkomen, zoude ik zwarigheid maaken het leezen van eenige derzelve op de School, of buiten den Schooltyd aan de Juffrouwen.toe te ftaan , opdat zy door zyne geeltigheid geen {maak krygen in zyne anderen wer ken, en aanleiding tot eene gemeenzaamheid met de verpestende fchriften van eenen man, die hoe zeer hem ook de groffte misflagen, in de oude, fomtyds ook zelfs in de nieuwe hiftorie, in de Zardrykskunde enz. ‚ „meer dan eens zyn aangewezen , waar uit hy zyne _ fpotternyen en tegenbedenkingen ontleende , echter fteeds zyn vernuft op alle mogelyke wyzen heeft in het werk gefteld ter befchimpinge van de Gewyde boe- ken, en ter benadeelinge der dierbaare Euangelye Teer van onzen Hoogst- gepreezen Heiland. k sep mn, rn, 376 VERBETERING fmaak in dat foort van fchriften krygen mogt, waartoe veeler geneigdheid van zelve te zeer overhelt, en men van dezulke wel ligt tot flegtere, ja tor zedenbedervende en verwoestende, gelyk de meefte zyn, mogt overflaan. | | Eenige voornaame -byzonderheden- uit U Hiftoire Romaine of deze en geene gewig- tige voorvallen uit / Hiftoire de la Patrie kunnen in meer dan een opzicht hier haa- re nuttigheid hebben. Misfchien zou her korte Werkje, dat men voor het taacfte heeft, en op fommige fchoolen voor jon- ge Heeren, by kleine gedeeltens , van bui- ten laat opzeggen; tot deze voorléezing wat al te kort zyn: wenfchelyk ware het daar- om, dat eene kundige hand de voornaam- fte en gewigtigfte byzonderheden uit de Nederlandfche gefchiedenis in een’ goeden ftyl, tot zulk een gebruik, in ’t Fransch overbragt. Dus kreeg men onder het lees ren van de Franfche taal, wel ook onge- voelig, eenige kennis van de-Vaderland= fche Gefchiedenis. Deze en geehe fpreekwyzen of gezeg= den, die den aart van de taal beter leeren _verftaan , moet Mademoifelle onder het lee- zen doen opmerken; na ’t afleezen.van "_ Ze- DER SCHOOLEN í77 zeker gedeelte daarover ondervraagen „op. at Zy moge verneemen, of ‘er met vrugt geleezen zy, en door deze gewoonte elk gehouden, en aangefpoord worde om on. der het leezen aandagtig te zyn. En heeft Mademoifelle daartoe het vermogen ‚ en maakt zy 'er tevens de pryslyke gewoonte van, om fommige dingen die geleezen mogten Zyn, ’t zy een gefthiedenis, ’t zy een of ander leerzaam Vertoog , wat bree- der uit te breiden, gedüurig eene betaa- melyke nieuwsgierigheid op te wekken of aan te kweeken, uit het voorgeleezene ee- njge zedekundige of andere leerzaame ge- Eileen te trekken, en daar door de Juf- frouwen als van zelve aan zich en aan haar Onderwys te verbinden, haar School zou- de voorzeker daar door zich: des te meer boven veele andere aanpryzen. Niet kwaad was het ook van tyd tot tyd de Juffrouwen buiten den fchooltyd iets te laaten leezen „om des anderen daags daar- van een kort opftel ,’t zy dan in’ Fransch, St Zy in ’t Nederduitsch, naar dat Made- mmoifelle het voor elk nuttigst keurt, te _ vertoonen, of wel om gepraepareerd te Zyn, daarvan mondeling in ’t Fransch of _ Nederduitsch een verhaal te doen, of al- thans nopends den inhoud van het gelee- ‚ Will. DEEL. M Ze= 178 VERBETERING zene in de School behoorlyk bericht te geven. | Ii Ondertusfchen, zullen deze dingen plaats hebben, zal men klaar en geregeld onder- wys geven, in de Fränfche taal, den aart van de taal, het verfchil of de overeen= komst, van of met de onze, doen opmer: ken, en wel infcherpen: zoo behoort de Mademoiftlle „of ten minften eene der geene die nevens of onder haar het School helpt waarneemen , in beide de taalen wel te zyn onderwezen. 7. Een ander gebrek, immers op fommige Schoolen, is dit, dat 'er doorgaans te wei- nig eerbied ís by de Juffrouwen voor de Meefters, die na den fehooltyd eenig an- — der onderwys komen geven, en te wei- nig oplettendheid op hunne lesfen. Heeft een Juffrouw zelve lust tot het deekenen, de muzyk, het dansfen, dat gaat fomtyds nog het beste. Maar wat het Schryven, het Cyfferen, en vooräl het Cas techiferen betreft, men doet, wat lusteloos zynde , of níet veel geleerd hebbende ; zyn best, om den Meefter , is hy wat goedäartig, op een ander gefprek te bren | gen , DER SCHOOLEN. 159 gen ;/ ondertusfchen loopt de’ tyd door , en het uur is weg, eer men byna begon- nen heeft; — Om dit gebrek te verhoe- den behoorde ’er in alle Schoolen eene ge= zette Catechifatie te zyn in de School zel- ve, ’t zy dan door Mademoifvlle zelve, zoo _ Zy daartoe by haar examen was bekwaam bevonden, het zy door een bekwaam Ca- gechifeermeefter. of Catechifvermeefteres, ter- wyl voorts al het overig onderwys, zoo veel mogelyk; onder het oog, en in de tegenwoordigheid, van een der Mademoi- felles behoorde te gefchieden. 8. N „Ook zyn mogelyk in (ommige Kostfchoo- len de Juffrouwen, na den {chooltyd des namiddags, „doorgaans wat al te lang bui- ten het oog van haare Opzichteresfen. Ik weet wel; de boog kan en mag niet altyd gefpannen zyn; men moet zich op eene onfchuldige wyze, ten meeften genoegen ; eens kunnen vermaaken of verlugtenì, ’er __ moet behoorlyke tyd zyn voor uitfpan- ning. Elk zoekt dan ook gewoonlyk zyn ‚_ gezelfchap , iedere Juffrouw voegt zich by die, welker humeur en denkwyze haar ‚best aanftaat. En dit is zeer natuurlyk. , Dan, het past Mademoifelle, om zoo veel hed M 2 zulks Ito VERBETERING zulks doenlyk is waar te neemen, wat in dien. tusfchentyd de meest geliefkoosde uitfpanningen der Juffrouwen zyn. Het telkens leezen van flegte Comedien, van zedenbedervende Romans, moet zoo wel, als het houden van zotte en onnutte dis- coursfen , met alle magt worden te keer ge- gaan, opdat de fmaak, helaas! niet reeds zoo vroeg bedorven worde : Mademoî- felle kan by gepaste gelegenheden daarte- gen niet te ernftig waarfchouwen, of te zeer haar. ongenoegen toonen „ wanneer zy bemerkt, dat zulks echter: tegen haare vermaaningen aan fomtyds mogt gefchied zyn; en is ’er een of ander onder haare Onderwyzelingen, welke zy klaarlyk kan bemerken , dat reeds het ongeluk heeft van fn dien fimaak te vallen, zorgvuldig moet ‘er worden toegezien, dat deze aan eene andere, eene jongere, niet tot be- dervinge ftrekke. Eene aangenaame en nuttige gefchiedenis, een zedekundig ver- toog van geest en {maak op een’ fchertfen- den trant, kunnen den fmaak verbeteren, en aan zulke Juffrouwen, welke lief heb- fters zyn van leezen, een nuttig-en ver- vrolykend divertisfement opleveren. Ondertusfchen moet Mademoifelle met beleid en vriendelykheid,-zonder dat de | Juf: DER SCH OO LEN 18r: Jäffrouwen- “het byna merken‘of zoo op) vatten „over alles het” oog laâten! gaart ;/ waartoe het haar zeer wel Zou te pas : ‘ko men „ als Zy de” kunst: verftönd; “omde? achting en'’t vertrouwen: van haare Onder ee ii te winnen. IND. MILENDIDE II „Tot voorkoming van “te: veel go gerdgend heid, om zich lang met eenige: zedebes, dervende, boeken op te houden, heb: ik: daarom reedsag. 6. voorgéflagen”, ‘omde Juffrouwen, buiten den. fehooltyd „ ecnê middelmatige “taak te gevén ,’ uit ‘een“of ander werk van finaak en verniss Tt Zy dan tot een kort opftel „/t‘zy om zich tot: het verhaalen van een of andere byzonder- heid, den volgenden dag te prepareren. Dit konde “haar” aangenaam bezig houden; en tevens:-dienen „om: haar” in ’t leezei - van an goede boeken te: ‘doen Ser beet As i A ai ‚Nog een gebrek is ‘er eindelyk in deze Schoolen, ‘hetwelk ik/niet geheel met! ftilzwygen kan. voorbygaan „omdat hee my ; als een van de’ grootte” vóorkomts het;beftaat hierin, dat in dezelve de op- voeding der Juffrouwen te veel op eenen ganken voet gefchiedt, daar dezelve tot M 3 one 182 VERBETERING onderfcheidene tangen en posten in dé waereld gefchikt zyn; de eene. Juffrouw ; die van het eerfte aanzien is, en van geld en goed overvloeit; fehynt‚uit-de School komende voor eerst te zullen behooren tot die zeldzaame wezens, die, zich flegts met haaren opfchik , geduurige divertisfementen , het „bywoonen „van asfemblées. en. pleizier- artyen zal.hebben bezig te houden, en in zulke gezelfchappen met haare fchoon= heid en begaafdheden te fchitteren , dat is, die ter-Sehool fchynen gelegen te heb- ben, enkel omdat het.zoo de mode is, én voorts gefchikt zyn om, vervolgens, vol= flrekt niets te doen __ Eene andere Juffrouw wordt van haaren Papa met verlangen uit de School verwagt om.in zeker werk te komen, om namelyk zyne huishouding waar te neemen, en als een andere Moeder het opzicht te hebben over haâre jongere Zusters of Broeders. — En Vader, die buiten de huishouding be- zigheids genoeg had, verlangt fterk , om, benevens zyne overige Kinders de aange- gaame vrugt te mogen genieten van die kosten ‚ welke hy twee ; drie, jaaren of langer op het Franfche School-aan zyne Dochter befteed had, 496 € ' ‚ Een _ Í Mi DER SCHOOLEN. 183 „Een andere Juffrouw , misfchien van _maatig fatzoen, uit den burgerftaat, de. _ Dochter van een of ander burgerheer ; fchoon zynog al zoo ras niet tot het waar=: neemen der huishouding geroepen wordt, past het echter niet zich in alles met de eerst-gemelde gelyk te ftellen: en echter, hoe weinig onderfcheid kan men dikwyls tusfchen de Juffrouwen van den eerften rang, en uit den deftigen of middelmati- gen burgerftand, wanneer zy uit de School tehuis komen „ befchouwen! zy fchynen elkanderen volmaakt te willen gelyk zyn; in kleeding, ‘in /kapfel, in opfchik, in hous ding en manieren „ zoo dat iemand , die de Juffrouwen niet kende, tusfchen eene Dochter van een’ vermaarden Edelman, of … een’ Heer die onder de eerften van het Land behoort, en van een’ middelmatigen Heer uit den burgerftand „ nauwlyks eenig onderfcheid zou weten te maaken. Terwyl verfcheidene dezer Juffrouwen niet fchy- nen te begrypen, omdat haar nooit anders geleerd is, hoe befpottelyk zy zich juist ‚door haaren optooi en houding aanttellen in ’t oog van haare medeburgers of bur- geresfen, en fommige, welke nu tot ze- kere bezigheden geroepen worden, uit de _ Franfche School niet veel overbehouden, dan ’t geen haar in a betrekking zeer 4 mige 184: VERBETERING misftaat, benevens eene goede maate van chagryn:of verdriet, dat zy: kunnen noch mogen in de groote waereld mede doen met zulke Dames, met welke zy zich te vooren genoegzaam in eenen rang geplaatst rekenden. Niet dat ik ’er tegen zyn.zou, dat--zulke Juffrouwen van verfchillenden rang en. geboorte in één en dezelfde School by.elkanderen waren , in tegendeel, dit geeft eene onderlinge gemeenzaamheid ; dit maakt zelfs al vroeg zekere verbinte- nisfen en “betrekkingen tusfchen onder- fcheidene Clasfen en rangen van menfchen, welke anderzins door te veel opzien van den eenen of een foort: van minächting van den anderen-kant, doorgaans te verre van elkanderen verwyderd blyven. Ook begrype men my zoo niet; als of ik het ‘zou afkeurens dat een man van een ma- tig fatzoen en-bedryf.in ‘den búrgerftand;, wanneêr de Voorzienigheid hem met: toe= reikende of zelfs. overvloedige middelen gezegend heeft, zyne dochter of-dochters tot het verkrygen van eene goede educatie op zulke Schoolen beftelde , wat zou hem daarvan behoeven te weêrhouden ? Waar- om zal hy in eene vrye Republicq daartoe niet dezelfde vryheid hebben, als menig groot Heer, wien ’t misfchien, wat zyne «huisfelyke omftandigheden-betreft, ruim Zoe) 1e DER:SCHOOLEN 185 zoo bezwaarlyk valt? en daar zyn beroep „ zoo min’ als. de bezigheden en bekwaam- heden van -zyne vrouw ; toelaaten , ‘om ten zynen huize voor eene“ geregelde. op- voedinge -van-zyne kinderen ,-de behoor an ah te, draagen. | | ‚ Maar dit wilde ik-in die Shin hebe ben s datselk der Juffrouwen daar-eene’ kleedinge kon, en mogt hebben, en eene opvoeding krygen naar-haaren ftand ,„ en de keuze haarer Ouderen: Dat, by voor- beeld, de Mademoiftlles niet'zoo zeer haa- re gezetheid toonden op dien grooten:op= {chik en praal by elk haarer Kost- Juffrou- wen; ooksby-die uit den burgerftand; óm langs „dien weg kwanswyze Zoo veel te beter met ‘haar; School tin” kerken en op openbaare swandelplaatfen:te-brilléren; En vooral ; dat ’ervin onderfcheidene takken der huishoudkunde de noodige onderrichting. wierde gegeven „in dier voegen «dat beur- telings fommige Juffrouwen eenigen tyd van den dag nevens eene der Mademoifelles of. Onder, “Maidemoifelles opzicht moeften hebben over de: keuken , de fchikking der tafel, enz;-andere over de: bewaaring van het linbens: ‚een derde gedeelte: over het behandelen. vande wasch „ ftryken , ftyven ‚--mangelen , en zoo: vervolgens 5 Eg M s waar- / 186 VERBETERING waarin weekelyks het ééne gedeelte het- andere konde vervangen , terwyl uit de oudfte Juffrouwen eenige konden gebruikt worden, om tem aanzien van fommige tak- ken der huishoudinge, onder het oog der Mademoifelle aan haar aanbevolen, zeker. boek of behoorlyke aantekening te houden van dagelykfchen ontvangst en uitgaave , *t welk van tyd tot tyd moet nagezien wor=! den, en de Juffrouwen geleerd; hoe alles dient gedaan te worden met behoorlyk, overleg, en hoe men in verfcheïdene by» _ zonderheden best. de menage zal kunnen betragten, bie Ware het niet wenfchelyk, dat burger Juffrouwen, en al waren zy zelfs van meerder aanzien in de waereld „daartoe. gehouden wierden op deze Schoolen !’t zou haar fommige uuren buiten den noodigen Schooltvd op eene nuttige wyze voor lig» chaam en ‘geest en met. voordeel doen doorbrengen: zy zouden tevens leeren bes grypen „ dat zy vervolgens iets zouden moeten doen inde. waereld., waartoe zy zich hier inde School moesten-bekwaam: maaken. En waren of kwamen zy immer al in zulke omftandigheden; dat zy zelve die dingen niet behoefden: te doen , wat nàdeel kon: het-haar geven daar kennis 50 | van DER SCHOOLEN. 187 van te hebben: zy waren dan ten-minften in ftaat, om tot het een of ander goede fchikkinge te maaken, en haare dienstboe ‚den de noodige orders te geven. Li 10, Opdat zulk eene order en inrichting de- zer Schoolen op eenen goeden en beften- digen voet onderhouden worde, is vooral noodig , dat overal. waar deze Schoolen Zyn, of waar Zy vervolgens worden opge- richt , bekwame Curatoren en: Curatricen over deze Schoolen worden aangefteld onder welker opzicht deze Schoolen ftaata moeten, en door dezelve afzonderlyk , ten minften tweemaalen of viermaalen in ”’t jaar, worden gevifiteerd » door Curatorens om de vorderingen der Juffrouwen in de Franfche taal en andere Wetenfchappen te - onderzoeken; door de Curatricen (daartoe te verkiezen uit de aanzienlykfte des volks, en tevens eerie of twee Juffrouwen , van de bekwaamfte uit den deftigen ‘burger ftand,) om de kandwerken na ‘te zien „en _ hunne onderfcheidene bezigheden en vor= deringen in huishoudenlyke zaaken-optes neemen. | d rm ogutiesed Langs welken weg ook deze Schoolen, myns 188 VERBETERING! wie oordeels ; tot-meerder voordeel en befchaavinge onzer, Natie „eere aanmer- kelyke wired rangen Engen er- langen. Bend FD. B RL EON Van de Latynfche ‘Scholen. za iens + „Zoo kome. sik, eindelk u tot. de e-Layife Schao ob ergens, hie is het waar, dat de bistikbnie Schoolen verre te „verkiezen zyn. boven het privaat of -huisfelyk onder- wys, om redenen reeds in het-begin van deze Verhandeling bygebragt ; ò welke ik niet zal herhaalen. En deze Schóolen Zyn.f nn de meefte Steden van ons Vaderland, op eenen vry: goeden voet , fchoon fommigen, dat zal men niet ontkennen , in de eene of de andere byzonderheid, nog wel eenige ver- beteringe Haps hebben. ‚5 | DER SCHOOLEN. 189 Be ij „Ik veronderftel als eene zaak die elk moet toeftemmen „ dat men voor deze Schoolen naar de bekwaamfte Mannen tot Rettor en Praeceptoren moet omzien, zon- der aan gunst of byzondere toegenegen- heid voor min bekwaamen iets toe te ge= ven; Maar ’t is te gelyk waar, dat de bes kwaamheid hier vooral moet gepaard gaan met een Deugdzaam en Godsdienflig Cham raéter. ’Er wordt te veel aan deze Mee- fters toevertrouwd, om daarop geen: by= zonder acht te flaan 5 niet minder name= lyk, dan het onderwys van Jongelingen; die de bloem van de Natie zyn, Jonge= lingen gefprooten uit de aanzienlykfte lie- den , of uit den deftigften burgerftaat , waarvan fommigen voor de eerfte en ge- wigtigfte posten, van Land, Stad of in de Kerk gefchikt zyn. Is de Rettor ‘of Praeceptar een heimelyk ‘verächter van , of fpotter met, den geöpenbaarden, of met den Hervormden Godsdienst, die de Gods- dienst van het Land is, welke eenen fcha- delyken invloed kan het voorbeeld , het __ gedrag, fommige fchertzende gezegden-by voorkomende gelegenheden , of laffe {por- ternyen met de bediening van het Euan- gelie, met Regtzinnigheid „ met ingeto- gele 100 VERBETERING genheid, tot verwoesting „in plaats van wäre befthaaying der zeden en gemoederen, op de tedere harten. maaken; by Jongelingen die hunnen Praeceptor en vooral hunner Reêtor wegens zyne geleerdheid, en mo- gelyk daar bykomende verwaandheid- van fommigen ; veeltyds voor een onfeilbaar mensch: âanzien. ’Adlòs «@«, dat is hun doorgaans bewys genoeg. Ik ben verzekerd, dat braave Reloren , die achting voor den Godsdienst hebben , my dit zullen toeftemmen;, te wel over- tuigd (en ach! waren ‘er nimmer bewyzen van voor handen!) welk een onbefchryf= Iyk nadeel, zulke onnutte meubelen , met alle hunne geleerdheid en grootfpraak by hunne onderwyzelingen ‚der maatfchappye kunnen toebrengen. | Van harten wenfche ik, dat ’er niemand der zoodanigen onder hun getal gevonden worde ! | ; „Verre zy het ook van my; iemand hun- ner hier van te befchuldigen of verdagt te. maaken. Ik heb te veel omgang gehad met ver- fcheidene dezer Heeren; al te zeer ben ik ‘ over- Tar DER SCHOOLEN. tor WR, overtuigd. van: veeler braafheid en gods dienftige gevoelens , en men is te veel verfchuldigd aän fommiger kunde en ge= leerdheid, «dan dat ik hun niet eene*ware __hoogächting in myn hart zou toedraagen » én erkennen de groote verpligting,; welke de Natie waärlyk heeft aar: dén aanhou- denden en vermoeienden arbeid van braa= ve Reétoren en Praeceptoren. | Dit echter kan men niet ontkennen , dat fommige Heeren. Literatores ('t zy dan met of zonder grorid„ ’t welk ik nu niet zal onderzoeken) by anderen, die wat ernftig denken op het ftuk van Regtzin- … nigheid, ín eenige verdenking zyn ge- raakt, of zy wel zeer ingenomen zyn met de leer en Conflitutie van de Hervormde Kerk: waartoe mogelyk het gedrag van dezen of geenen Literator wel eens eeni= ge aanleiding kan gegeven hebben ,’t welk men niet dan met de grootfte onredelyk- heid en ’t fchreeuwendst onregt op de re= kening van allen of de meeften ftellen kan. _Of de Reëtoren en Praeceptoren, die niet tevens Predikanten, of Proponenten zyn; in ommige fteden en provincien, de for- mulieren van eenigheid onzer kerke onder- |_ teekenen, weet ik niet, dit weet ik, dat : het 192 VERBETERING » het op verfcheidene plaatzen niet gefchiedt; daar men zich vergenoegt met eene atte- ftatie van Lidinaatfchap, fchoon zulks be- paald is in de Post Aéta van het Nationaal Synode van Dordrecht Sesf. 164, waar men ook het formulier van ondertekening voor de Reétoren vindt. Volgens 't Vifitatie Re- glement van Delft 1721. boven reeds aan- gehaald , moet by de -Vifitatie„onderzogt worden, in plaatzen waar Latynfche Schoo- len zyn, 5 of de-ondertekening der Formu- z lieren gefchied zy, na-de ordre van de ss Post. Ata Synod. Nation. Sesf. 164.” In de Kerkelyke Wetten van Vriesland ge= approbeerd door de Edel Mog. Heeren Gedep. Staaten van die Provintie ‚heeft men daarvan ook een uitdrukkelyk Artikel Zit. xxxvir. art. VIL. > Alle Schoolmeefters. van deze. s Provincie ‚ zoo Latynfche -als. Duitfche „ zullen den Heidelbergfchen Catechismus. 5, en de Formulieren van eenigheid dies „ te neffens in Clasfé ondertekenen , enz.” Omtrent de Belydenis of Belydenisfen des Geloofs was zulks reeds te vooren bepaald ten aanzien van de Schoolmeefters in ’t al- gemeen, in het Synod. Nation. van Mid- delburg 1581. art. 37, en van’s Hage 1586. S. 47 en 48. gelyk uit het Kerkelyk Hand- boekje kan gezien worden. Nim- DER SCHOOLEN. 193 „Nimmer, zoo veel ik weet , zyn deze bepalingen ingetrokken, of die wetten af- „gefchaft: Echter fchynt die ondertekening, immers op verfcheidene plaatzen, te zyn in onbruik geraakt: Doch ’t zou niet kwaad zyn», wanneer men. dezelve , althans by de aanftelling van nieuwe Rebtoren „ we „derom zogt in te voeren (en zy die van „harten de leer der publicque Kerk van het Vaderland omhelzen, zullen immers daar omtrent geen zwarigheid maken), opdat men in 't algemeen van de Godsdienftige beginzels dezer mannen te beter moge „overtuigd zyn, waar van, onder de fteeds „toeneemende losbandigheid in begingzels en zeden, (waar over ’s Lands Hooge Magten- jaarlyks in hunne Biddags-brieven niet ‚ongegrond klaagen), voor den bloem van „Neêrlands Jeugd zoo veel afhangt. „Wat nu het onderwys in de Latynfche „Schoolen zelf aangaat; daartoe heeft men, zal alles, wat hier te leeren valt, wel ge- „leerd worden, eenige jaaren noodig; want «fchoon het waar kan zyn, dat men hier ‚of daar de Latynfche Schooljeugd. wat te | slang ophoudt, zullen kundige lieden my | stoeftaan, dat ‘er voor gemeene of dagelyk- MEW III. DEEL. N fche | | | : oor tig, î | | | | | WO VERBETERING, « feche verftanden der Schoolieren ten mig- ten 5 of 5 jaaren, en voor de vlugfte en naarftigfte (een praecox ingenium; of vroeg- vyp verftand, uitgezonderd) 43 of 4 jaa- ‘ren dienen befteed te worden, om de taal “met âl het geen daartoe behoort wel tc leeren, zich daar mede eenigzins gemeen te, maken , de voornaamfte aucteuren te verftaan, en eenen goeden {tyl te verkry- gen. Schoolen, waarin men binnen de 2, orof ten hoogften 3 jaaren gewoonlyk al- des afdoet, hebben doorgaans weinig te beduiden, fchoon zy om de minfte kosten, van fommige minkundige Ouders of Voog- den , boven andere mogen in trek zyn. Jongelingen, die zulke Schoolen in zwee “of op zyn hoogst in drie jaaren doorloopen ‘hebben, fchoon zy al telkens met pryzen van de eene naar de andere Clasfe mogen zyn gepromoveerd, vergeeten veeltyds al fpoedig hun Latyn,en woonen zelden met — die vrugt, als anderen, de Academifche desfen by; ten ware zy hunne zwakheid _ -bemerkende; zich verder oeffenen , en door „aanhoudende ‘vlyt en naarftigheid dat ge- “brek vergoeden. — Hoe befpottelyk maa- ‘ken zich dan. by elk verftandig man die grootfprekende baazen , die zich laaten “voorftaan , binnen anderhalf of twee jaaren „de Latynfchetaalin den grond, en mogelyk Gj ook DER /SCHOOLEN. 195 „ook wel het Grieksch daar by, aan eenen aankomenden Jongen of Jongeling te kun- _ nen leeren! | __ Te meer heeft men hier een’ geruimen tyd noodig, alzoo men de Kinderen thans meestal vry jong op het Latynfche School beftelt, en op de Latynfche Schoolen ook de beginzelen van de Griek/öhe taal geleerd worden. | Trouwens , om de Latynfche taal eenig- zins grondig te verftaan en daarin redelyk wel te kunnen fchryven , behcort men eene goede kennis te hebben, niet alleen van de Grammatica, maar ook van de Rhe- zorica (zoo de tropi als fchemata) en de „Dialeëtica of Logica (a). Daar- | | | & | Ca) By de herftelling der Schoolen, inzonderheid ‚inde Xl, eeuw van het Christendom, leerde men de | zoogenaamde zeven vrye Kunften. De eerfte trap de- zer Wetenfchappen was de Spraakkunst, die door de _ “Redenryk- en Redeneer-kunde gevolgd werd, drie | __« kunften of wetenfchappen bekend onder den naam van, het Zrivium, een naam in de tyden der Barbaarsch= ‚_ “heid reeds uitgevonden, om daar mede de „gemelde k Swetenfchappen te beduiden, welke allerëerst op de _Schoolen werden onderwezen, en waarvan herkomttig | “is de naam van Zriviaale fchoolen „ welke men nog | É “gewoonlyk aan de Latyn/the geeft. Wanneer de Leer. “ding nu hierin genoegzaame vorderingen gemaakt had, “ging men met hem verder tot ‚het. zoogenoemde Qua- , N 2 drie A06 VERBETERING? „Daarenboven, om met vrugt goede Ls tyníche Schryvers te lezen, om de Poëten, om de Clasfici en andere auttores in profa wel te verftaan, moet men eenige kundig- ‘heid krygen van de Romeinfche Oudheden en Gefchiedenisfen, van-de Hiftoria My- thica of Fabel-gefchiedenis, van de oude „Geographie volgens Pomponius Mela met de kaarten van Ptolomeus: Alle zaaken „ waar- toe tyd verëischt wordt, en waarin op goede en wel ingerichte Schoolen , meer dam flegts oppervlakkig ; tot goed verftand der oude-en beste Latynfche Schryvers, - op drivium , bevattende deze wier Wiskumdige weten- fchappen, de -Rekenkunde, Zangkunde, de Meet- en „Sterren-kunst. Men zie onder anderen J. Le. Mose HEIM, in zyne Kerkel, Gefthiedenis der XL. Eeuw, IF, D. Hoofäf?.l. $. 5. Zynde het IV.D. p. 44en 45. der Nederduitfche Uitgave. Wat ondertusfchen elk der hier van ons gemelde wetenfchappen, namelyk , ‚de Grammatica , Rhetorica en Logica toebrengen tot verffand van de taal, tot -fieraad van den /7y/, het verltaan , of ook het plaatzen vande argumenten of bewysredenen in eenig Opftel „of Redevoering , is den Geleerden bekend, ’t geen “ook kan gezien worden by Jo. Gorrr. HEINEC- crus in Fundam. Hift. Cult. Proöem. S. VII Hei- “geccius fpreekt van de Philofophia-en verftaat 'er doer eene grondige. kennis van de zaaken waar over men fpreeken of fchryven wil; inzonderheid moet men denken om de Dialeäica , welke argumenten, defini- _- tien, verdeelingen , oorzaaken , gewrogren, enz. aan de hand geeft, en dezelve-ook in-de Schryvers, die men leest en expliceert, doet verftaan en opmerken, DER SCHOOTLEN. 197; ke tyd, ven naar de toenéemende vat; aarheid der Jeugd» 'gereegeld onderwys gegeven wordt. Uit het geen wy:tot hier-. toe gezegd hebben, ken dan worden op» gemaakt, wat ‘eral, behalven een wys en voorzichtig beleid, om dagelyks met eerst, aankomende Jongelingen om te gaan, de kunst, om liefde tevens en ontzag by hen. te verwekken en te bewaaren, benevens. eene klaare en vatbaare mmethodus. docendi, in een’ goeden Reétor verëischtwordt. En aan zulk eenen , met bekwaame, Curatoren, laaten wy de regeling van de School , of Schoolen , onder zyn op«: zicht, de fchikking der onderfcheidene, Clasfen , en wat op elk. van die moet geleerd of geëxpliceerd worden, gaarne over; weshalven ik van dat alles niets zal: melden. Alleenlyk zal ik eenige weinige aanmer- kingen maaken over eene en andere Zaak, waar omtrent mogelyk in de meefte La- tynífche Schoolen nog wel eenige verbe. _ tering zou te maaken zyn. é En 4e ‚ … Dat op deze Schoolen vooral betam&e: 8 j N 3 ly- "108 VERBETERING Iyke ambitie behoort plaats te hebben on» der de discipelen; dat dezelve moet be- waard en aangekweekt worden3- dat een Rettor Conreêtor of Praceptor zich met alle kragt daar op moeten toeleggen; dat. daar door, meer dan door de vrees voor eenige ftraf,; de vlyt en naarftigheid wor-= den opgewekt, en geduurige fpoorflagen. vinden; wyders dat in alles wat op School gefchiedt., inzonderheid. alles ‚ wat om den -prys verricht wordt, gelyk ook in het beloonen van de naarftigheid, zonder eenig aanzien van perfoonen de nauwkeu- rigfte rechtvaerdigheid moet plaats gry- pen; dat alle bepaalingen en fchikkingen omtrent de Rans om een’ prys te bekomen, moeten zyn naar redelykheid en billyk- heid; dit alles-zyn zaaken, welke ik, als by elk weldenkenden toegeftemd , hier vei lig mag onderftellen. Maar dit fchynt my: toe een gebrek te zyn, ’t welk echter op fommige Schoolen plaats heeft, dat men namelyk alte veel verfchil maakt, -tuse fchen het eeng Thema enchet-andere, dat — men by voorbeeld ro, 29,30, of nog meer fouten in.de. ordinaire themata-res kent, tegen ééne fout in een Zhema,’t welk gemaakt wordt voorst Examen, dat iss gelyk men’t anders noemt, voor den Rec- dor of Heeren Curatoren; hoedarige the- yi Ë. J matâ | AB) AE DER SCH OOLEN 199 a er! 3,,6of- meer, naar de order der fchoolen- is; in ’t half jaar gemaakt Worden :-dit kan voor fommigen zeer hard zyn; een Jongeling die zynen makker honderd. of-meer fouten boven is in ’t half, jaar, en ín alles. het verre van hem wint … kan door één ongelukkig. Thema, of door; maar weinige fouten meer te hebben. in, zulke Zhemata, van. den prys verftooken. Zyn, waarmede de andere heenen gaat, of ten minften.agter of beneden hem „den tweeden of lageren prys ontvangen. Ook, kan die te veel aanleiding geven’ aan den Reëtor of Praceptor. tot eenig onregt, aan den eenen, of gunstbewys aan den ande- ren wien men genegen is, en boven den minder begunftigden wil voortrekken : enal gefchiedde zulks.miet, de Reltoren vallen ‚by-de. Ouders of Discipelen ligte- lyk onder zulk een kwaad vermoeden „ inzonderheid, wanneer,-het eens gebeurt, dat een zoontje van een Regent, Curator ef ander voornáam Heer; den- zoon van een burger; {choon.die hes geheele half jaar genoegzaame blyken. van meerdere bekwaamheid en‚ vorderingen gegeeven, | bad, hem juist in die, themata, wegens het groot verfchil, dat, men in de waarde der fouten, maakt, den Brij, of wel den voorrang afwint. » | 0e N 4 | Dat 200 VERBETERING! Dat zulke themata iets vooruit hebben wanneer het maar niet te veel is, (by voorbeeld dat een fout gerekend wierd op rtof 2. inde overige themata „) kan ik toe- geven: Best echter wordt in andere Schoo- len het onderfcheid dezer themata” voor- namelyk daarin gefteld, dat dezelve wat grooter en moeielyker zyn, dan de ordi-: naîre, opdat de Reltor en Curatoren daar- uit te beter der Jongelingen bekwaamheid en geöeffendheid in fommige regels be- proeven; voorts dat dezelve met alle nau- keurigheid nagezien, en de foute zeer {tipt en ftreng gerekend werden. Se Wat het van buiten leeren betreft, dit moet ongetwyffeld gefchieden ; fchoon niet te veel , nochal te veel lesfen te gelyk 3 en vooral moet een Preceptor: zorg draa- gen, dat zyn leerling vooraf begrype, althans aanleiding hebbe gehad om te kunnen begrypen, indien hy heeft willen opletten , dat geen, hetwelk hy leert» dit leeren geeft alleen voordeel ; dit maakt het van buiten leeren te gemakkelyker. Het is in de meefte Schoolen de: gewoon- te, dat men-alvtoeg begint met de Ety- mologia en Syntaxis te laaten leeren fr: ® é PWah 4 ôs s DER'SCHOOLEN sof Latyn, en ik ben ’er niet tegen, mits” men vooreerst zeer kleine lesen geeft; hun vooraf de les uitlegt, en. doet verz _ftaan, en hen by de Syntaxis het Duitsch tevens doet leeren en opzeggen. Het is te bejammeren „dat Jongelingen ; die reeds eenigen tyd zyn op de School geweest, dingen leeren en opzeggen; by voorbeeld, dat fraaie en nuttige sftuk de Syntaxis fis: gurata van Vosfius, of zyne Rhetorica con=° tralta, zonder byna jets daarvan te ver- ftaan, en zo zy het al in zoo verre ver- {taan , dat zy het ten naaften by kunnen overzetten, echter zonder iets daare vats te begrypen. Wat vrugt kan zulk leeren hebben? geen wonder , ‘dat veelen na weinige jaaren byna geheel vergeeten heb ben, dat zy ooit de Rhetorica of Syntaxis, figurata geleerd hebben. En zoo gaat het; fomtyds „met meer andere byzonder=: heden. Deze dingen moet men de Schoo- lieren verklaaren, en hen dezelve, zoo veel men"kan, doen begrypen, zal dic leerenvaan het einde beantwoorden, zal het geen vergeeffche arbeid zyn. 6. Behalven: het leeren der lesfen , moeten \@rzoo dikwyls mogelyk themata gemaakt, 5 eeni- Sr WERBETBERING 7 eenige Aultores-Clasfici geëxpliceerd , en. voorts by. de geenen die Quand je lis S. Gregoire de Nazianze, »» il me femble voir un écolier, qui fait „un bon thême „en copiant & imitant ») fes Auteurs, mais qui tombe , des en ’ils s; lui manquent”. | In hoe verre dit toepasfelyk zy op dien …_ Eer- Ca) In Zomeuerwanorwm Jecairdit parte Pp. 1053 106 , volgends de aanteekening van den Heer %o. Bapt, Casp. d'Ansfe de- Villoifon in de Prolegomena van zyne fraaie et der Pastoralia van Longus p.XÄVL, * _ @nboven kan ’er nog een fpoorflag zyn, pr RSC HO OLEN. 203 Herwaardigen Kerkvader, zal ik thans niet Onderzoeken; maar dit is zeker, dat de Schoolieren veelal zoo te werk gaan; geen een zin byna, ja genoegzaam geen een woord ‚ van eenig belang, of het moet opgezogt worden in de Phrafes, getrok- ken uit een’ of ander Auëteur „ of ook in de Etymologia of Syntaxis. Dit kanvin het begin niet anders wezen , en hetis. zelfs pryslyk., maar het moet niet altyd duuren, men vertrouwt daar door te veel op zyn boeken ; en, fchoon men reeds „Zwaare themata zonder of met weinig fou- ten maakt op de Schoolen, durft: men na= „derhand nauwlyks.een volzin in ’t Latyn Ípreeken, of kan die voor de vuist fchry- ven, zonder terftond aanmerkelyke feilen te begaan, is ’t al niet tegen de Syntaxis, ten minften tegen de Etymologia, ik meen tegen de genera, declinatien in fommige naamvallen, tegen de praeterita en fupina der werkwoorden. Vraagt iemand , hoe zal men dit voorkomen of het gebrek eenig- zins verbeteren ? ik antwoorde : het is eene goede zaak, dat in fommige Schoo- len de Ignorantien in de lesfen opgetekend, en nevens de thema fouten, tot het beko- „men of niet bekomen van een’ prys in „aanmerking genomen worden. Maar daar- om PO SVERBETERINE om vooral de Etymologia, de Praterita en Supina, enz. zoo wel als de Syntaxis wel te leeren, en met applicatie hunne „Auêteu- yen te expliceren : namelyk, dat-men nu en dan eenige themnara moet maaken voor het Examen, en de Curatoren, al waren het 'er maar één of twee vooreerst in elk half jaar, zonder eenig boek, zelfs niet de Grammatica te mogen medebrengen of „gebruiken; en waarvan alleen de beteke- nis-van fommige woorden, welke zy niet weten konden, hun dienden gezegd. te worden. Dit zou de naarftigheid tot lee- ren, tot prompt leeren opwekken, en het geheele half jaar door de oplettendheid en opmerkzaamheid onder het expliceren meer gaande houden, En zy zullen. dus het „genoemde gebrek van zelve eenigzins af- wennen. 4 8. _Wat het expliceren betreft , het fpreekt van zelf dat men de beste en gefchiktíte ‚ “Auéteurs moet neemen; met de gemak- kelykften beginnen, en niet al te fchie- lyk overgaan tot zulke, welke zeer zwaar “zyn5 maar ook, de Preceptor moet hen „zulken „Auteur , wien men” expliceert , deeren kennen,-van zyn’ leeftyd en g me auto DER SCHOÓLEN, Bo, autoriteit of ’t gezag welke hy heeft in de Latynfche taal, onderrichten, en ook by voorkomende ‘gelegenheid onder het Eexpliceeren te kennen geeven, wat al, „wat niet mag worden nagevolgd: waar toe by voorbeeld in"de Comici, gelyk Teren- tius is, telken reize gelegenheid voor= komt, en is het mogeiyk, ook iets Zeg- „gen van de onderfcheidene drukken of , „wel de beste uitgaave van“zulken Aucteur. ‘Door zulk eene onderrichting krygen de Discipelen ongevoelig eenigen finaak van de Hiftoria. Literaria, en leeren althans „daar door kennen de onderfcheidene ein. , des vrt hj Latina: Billyk mag ik veroindrrenien: dat de Praceptoren ‘hier in niet onkundig zyn, anderzins zoo ’er een of ander zyn mogt, wien deze noodige kennis ontbrak, hy kon immers by de Heeren Pope Bliunt of Sax in hunne nuttige werken dien aangaande overvloedig te regt raaken, en anderzins zal hem de nuttige en beknopte lyst der guatuor Lingue Latine etates earnmque feriptores , welke men vindt achter hèt “Lexicon antibarbarum van. Noltentus, een „boek dat geen Aelfor of Praeceptor misfen. kan; genoeg te Be helpen. e dh IN Rob VERBETERING 9. Een Rellor of Praceptor moet, zoo veel mogelyk, zorg dragen, dat men in het ex- pliceren, zoowel met gemak en plaizier , als met vrugt «voortgaat. … Om het een en ander te bevorderen, moet hy niet te veel _gelyk opgeeven, en de les, welke t’ huis moet gemaakt worden , althans in den be- „ginne, als men een’ nieuwen Auteur krygt „en totdat de jonge lieden een weinig aan ‚zyn ftyl gewend zyn; daags te vooren in School vooraf expliceren, of door een dis- cipel van een hoogere Clasfis laaten voor- af expliceren: voorts onder ’t expliceren van zulken Auteur den zin wel doen ver- taan, en het fraaie van den ftyl, de Lu- mina Orationis , ik meen de figure, iropi en /chemata enz. doen opmerken. Ook moet men niet al te fchielyk tot „Cicero, noch-Poëta principes ‚ Wirgilius of Horatius overgaan: en komt men tot Ci- cero, de Epiftole felelte door. Walkenaar, en de Orationes Jeletle door Zurck uitge- „geeven, zyn voor het Schoolgebruik zeer „gefchikt; dan, hier vooral moet men hen „by de elegantien, by ‚de tropi en fchemata > ftil houden, en in de Oratien de kragt en kunst der argumenten doen opmerken, en is nennen ennen daad DER SCHOOLEN. 209 js by fommige vatbaarheid daar voor, ook hier vooral de doëfrina periodorum niet ge- heel vergeeren. Men dient ook jaarlyks eenige reizen, maar niet al te dikwyls, van auêteuren te veranderen, en eenigen derzelven onder- ling te verwisfelen, opdat zy met verfchei. denen kennis maaken, en tevens van die allen eenigen fmaak krygen. Niet te {chie- lyk moet men overgaan tot die welke al te zwaar Zyn, om regt verftaan en begreepen te worden, gelyk Virgilius, inzonderheid Horatius. De dEneis van Virgilius is on- getwyffeld een meefterftuk van Poëzy , Vinding , Schildering , enz. vooral oordeelt men zoo onder de kenners over de zes eerfte boeken van dezelve (a). Hoe sE | fen Ca) Alhoewel de overige, zelfs ook de laatfte drie, namelyk de X, Xl en XL. Boeken, die men oordeelt dat door. den Dichter zelven nog het minst voltooid zyn, treffende ftukken , fraaije {childeryen in zich vervatten. Hoe aandoenlyk wordt, by voorbeeld , daar de dood van Pallas door Turnus, en het wegdrae gen van hem op zyn fchild, van dezen Dichter gete- kend! hoe beweeglyk het {neuvelen van Laufus! hoe fterk de woede deswegens van Mecentius! hoe ftout en meefterlyk het fneuvelen van dien held door de hand van Zneas! Hoe eigenäartig in het volgende „Alde boek het tropeum of zegeteken toegefteld uit de wapenen van Mecentius! hoe fchilderägtig, hoe treu- gig de Lykftaatie van Pallas, — enz. Hoe fterk en VIIl, DEEL. Oo ftout do VERBETERING qd fend zyn verfcheidene ftukken, inzonderd Heid in de Carmind. of de Oden van Hora- zius? Maar is ‘t niet wonder? Van de veertig of vyftig jonge luiden, die veel behaagen vinden in den zoetvloeijenden Ovidius > zyn er nauwlykws twee , die’ eenigen fimaak kunnen krygen in Virgilius of Horatius. Wat is dadr de reden van? waarfchynelyk al veel, dat zy dezen zoo wel niet kunnen. verftdan of begrypen dat “men dat geen, ‘het welk in dezelve waarlyk treffend is, niet Bene, deed Ds merken. / * Geen ik zoo aanftonds aanbeval, om alek, niet te veêl té gelyk op te gee- ven, én, ook van te vooren, wanneer ’t Hoodie i is, de 'lesóf een gedeelte van de- zelve voor te expliceren;komt by deze Poë- ten, vooral. te pas, anderzins „krygen „de iscipelen - ‘er {poedig verdriet «in, ven: worden den Mantuaner zoo wel als Venu- Nele ted Jer, eer is. ‘doorgaands die Poëzy! hoe levendig de verbeêls dingskragt {‚ Hoe treffend zvne „Profopopoeien:!. Hog fraahen ongedwongen zyne gelykenisfend. en hoe mees fterlyk weet hy, zich, daarvan te bedienen, en hoe ongevoelig Ja» als vanzelf, zynen Lezer.die voor den „geest. te brengen! In welke rwee, laastgemelde byzonderheden (prol dagte D amelyk en gelykenisfen ) „mensonder Ongewyde Dichters weinigen, die hem, gez dyk zyn, zal; aaritreien. Ö aaae ALES DER SCHOÓOLEN rt finer dichter , wat ook anderen daarvan praaten mogen, räs moede, en dus komen er weinigen van de Schoolen, die daarin bedreven. zyn en zich aangefpoord vins den, om zich vervolgends ‘meer en meet daarin ‘te oeffenen. En hoe kan het art- ders, of de jonge lieden moeten ’er vêr« driet in krygen, als men hen vooraf niet onderricht van fommige dingen ‚ welke zy buiten dat: onmogelyk besrypen kun= nen ? waardoor Zy den geheelen dvond over één gezegde van’ zulk een’ Dichter te zoek iMiaaken, welken zy tot nog andere bezigheden rykelyk noodig hadden ? Verfcheidene Oden van Horatius zyn (gelyk in’ zeker opzicht de Psalmen van Daävid en anderen ;) daarom vooral moeijë Iyk om te begrypen, omdat men niet regt weet de aanleiding tot het opftel en de voornaame bedoeling van zulk eene Ode? verder, (dit begrypt elk,) wil ik de ver- gelykitig tusfchen de gewyde Psalmen en de Gezangen van eenen Horatius niet hebà ben toegepast of uitgebreid. Maar daaren- boven kunnen fommige dingen in die voors naanië Dichters níet regt begrepen worden zonder eenige kennis, zelfs van de Romein= Sche Rechten. O's 5% . Dit 212. VERBETERING „Dit heeft «nog maar onlangs de Heer Wilh. Corn. Ackersdyk aangetoond in zyne Disfertatio Philol. Furid. de Urtilitate auttoritate Poëftos € Poëtarum in Furispru- dentia, nec non de Utilitate Furisprudenta in legendus & explicandis Poëtis, Fraf. ad Rhen. 1779. en ook het laatfte gedeelte met verfcheidene voorbeelden zoo uit Ho- ratius en Virgilius als anderen bewezen ; inzonderheid Part. Il. Selt.2. C. 1 @& II. p. 117. 134. Zyn Wel Edele had echter die lyst nog kunnen vermeerderen , met eene aanmerkelyke plaats uit het III. Boek der Carmina van Horat. de Vé Ode welke my onlangs by gelegenheid dat het gefprek viel over het moeijelyke en tevens {childerägtige en aandoenelyke van Virgi= lius en Horatius, een zeer kundig Vriend deed opmerken; % is die Ode, waarin vooral de ffandvastigheid van Regulus in ’t wederkeeren naar Carthago gezongen wordt, Hoe aandoenlyk, hoe treffend maar tevens ook hoe fchilderägtig Zyn daar onder ande- re deze regels: Fertur pudice conjugis osculum Parvosque natos, ut capitis minor A fe removisfe, € virilem Torvus humi pofuisfe vultum; Donec labantos confilio patres Firmaret , €. Maar | | if id N DER SCHOOLEN. 213 ‚ Maar wie kan dezelve regt verftaan ? „Wie, al heeft hy al eenige geöeffendheid in de Latynfche taal, begrypt wat de Dich- ter zeggen wil, met die woorden Capitis minor? die niet weet, dat ‘er zekere, en wel driederlei Capitis diminutio in „het Roomsch Recht bekend is, familie, Civi- tatis en libertatis, in welk laatfte geval, zynde de maxima capitis diminutio , zich Re- gulus in zyne tegenwoordige omftandighe- den bevond, in welke omftandigheid hy; gelyk daar zoo aandoenelyk gefchilderd wordt, de liefdekus van zyn. echtgenoot weigert, en zich ook zelfs de tegenwoor- digheid zyner kinderen, als zynde , name- lyk, vry geboorene, ontrekt, enz. ’t geen onder het leezen voor een teder gemoed eene aandoenelyk vertooning maakt. Wanneer nu zulk iets een’ Jongeling te vooren gezegd is, werkt hy met vermaak, wint daardoor veel tyd uit tot wat anders; welken hy alleen aan die twee woorden Capiris minor, zonder nog regt de beteke- nis-te kunnen uitvinden , zou hebben moe- ten befteden , en hy voelt reeds onder het opmaaken van zyne Explicatie het aan= do@nelyke van zulk een meefterlyk Schil- derftuk. O3 Wy- 2i4 VERBETERING: Wyders moet ‘er vooral ook: niets ge- Expliceerd worden dat in ftaat is de zeden te bederven, of te verwoeften: en daar- om zulke dichters en dichtftukken, hoe goed ook anderzins in de taal „ hier zorg- vuldig vermyd worden. Men begint ín fommige. Schoolen: wat vroeg „ ens behoudens beter oordeel, wat al te vroeg met de Bucolica en Geor- gica van: Virgilius, alzoo tot begrip van fommige plaatzen in dezelve, nog al eeni- ge kennis van de Wabelkunde behoort. Het fraaije van het Rustifche of Boerfche wordt dikwyls ook niet wel gevat; ’t geen men moet doen opmerken; Virgilius wilze zelf met zulk een oog geleezen ‘hebben; laas tende Damoetas zingen: Pollio «amet noftrams ; quamvis- ft ruftica ; mufam. | Maar ’t geen ik meest heb tegen het ex- pliceren van de Bucotica in de Schoolen; ishet Obftoene, het ontugtige, dat ’er in voorkomt, en dat de Praeceptoren, zonder ‘het maaken van eene keuze uit de onder- fcheidene ecloge maar laaten -voort explie ceren , daar zy immers gemakkelyk om een of andere reden, zonder dat de jonge Ur | lui- DER, SCHOOLEN. 215 miden.byna.bemerkten, wat ‘er in fond, deze en geene konden overflaan : de eerfte HKeloge „by woorbeeld,, Zityvus genaamd, kan onfchuldig,-en met. vermaak, behans deld worden :. ook. de IV““-of Pollio: Fradi en: fchilderägtig is in dezelve de befchry- ving van de gulden eeuw, by de, geboorte van dien Perfoon , hy mag dan wezen wie hy wil, op welken Virgilius, die-dclo- ga gedicht heêft. Zulke ftukken zyn aan- genaam en treffend. -_De Preceptoren: of _ Reétoren moeten ’er met hunne Discipels niet fchielyk over heen loopen: om thans van andere. fraaiheden uit de Bucolica of Georgica: niet te fpreeken. ‚Maar-zoo is ’t niet met (ommige ande- ren, waarin Virgihus- toont, wie hy ge- weest Zy» en ’t‚ welk ik .in,;zyne vaerzen bejammere en verfoeije. Zulke ftukken moet men met de Jeugd voorbygaan. Hoe kunnen zy by voorbeeld, expliceren uit ‚de Palemon of de 3*% Ecloga dit zeggen „van Damoetas vs. 8, 9. _Novimus, “et qui te, transverfa pent hircis, Et quo, fed faciles Nymphe rifere, facelio. len: in die zelfde Ed. V.,66. dit antwoord van wiMenalses aan Damoetâs: « … . c O 4 At 216 VERBETERING _At mihi fefe offert ultro meus ignis Amyntas? Buiten dit weinige, en ’t is jammer dat het ’er in is, is deze Ecloga niet van de ergfte of ongefchiktfte, om te behandelen; maar verfoeilyk is de 2% of de Alexis. Men heeft genoeg aan het begin Formofum paftor Corydon, Ec. In dien fmaak loopt dat geheele ftuk door. 'Er is buiten zulke ftukken genoeg ook in de Bucolica, dat kan geëxpliceerd worden: zulke dingen dient men voorby te gaan: want verftaan de jonge luiden de zaaken niet , en expliceren zy zonder te weten, wat 'er bedoeld wordt, dan krygen zy ras verdriet in dat werk, dat hun ver- maak moest wezen; en verftaan zy het; dan lachen zy dikwyls onder elkanderen over dat geene, waarvan hun het fterkfte afgryzen moest worden ingeboezemd. Tets dergelyks heeft men aan te merken, ten aanzien der Heroïdes van Ovidius, en ver- fcheidene Oden uit de Carmina van Hora- bus. — | De 7riflia van Ovidius en zyne Meta- morphofis zyn doorgaans zeer gefchikt voor de Schoolen; leerzaam zyn ook de Heroï- des; DER SCHOOLEN. 217 des, welke hier en daar gebruikt worden; althans indien de Rector of Conreëtor „voor het laaten bewerken of overzetten van een” _ brief, een goed en beknopt verhaal doet _ van het byzonder ftuk uit de Fabel-Ge- _fchiedenis , waarop dezelve betrekking heeft, ten minfte bekwaame aanleiding geeft, om het ter plaatze waar zulks te vinden is, by voorbeeld , in Hyginus , of in eene Diétionarium Poëticum of elders, te kun- nen lezen, en hen vervolgens onderzoekt, of zy zulk eene gefchiedenis in haare om- ftandigheden weten. Hoe zal anderzins een jongeling, al is hy al eenigzins in het, Latyn bedreven, by voorbeeld, de Deje- mira, de Hypermneftra, Medea, &c. met vermaak bewerken, en met vrugt en goed verftand expliceren? Maar, zoo leerzaam de Heraïdes zyn, op dien voet behandeld, zoo zeker is het ook, dat de Reétor met voordagt de jonge luiden eenige byzonder- heden moet laaten overflaan, en dat zoo veel te meer; omdat dezelve , wat de zaak betreft, zich voor hen vry wat ge- _ makkelyker laaten verftaan, dan de bedoel- ‚_ de ftukken uitde Bucolica van Virgilius. _ Vry zeedig is, by voorbeeld, de Laoda- mica, de Hypermneftra; maar wie zal zulks zeggen kunnen van de Sappho, die er op _ volgt? en welke mogelyk in dit opzicht | O al 213 NERBETERIN Ge aleen van de: flegtíte is, „Wie: zal met zyne jongelingen deze en eenige volgende vaerzen uit dien brief eaplieten? … Hec quoque faudabas.,. „omnique a », parte placebam; »» Sed tunc precipue, cum fit-amoris 2» OPUS 5 > Tune te ‚ph folito, &c. Behalven eenige uit de rekken van. Hora. tis, alsde: VILIfe de X1'“-ad Pettium con- Zubernalem, de XIlt en diergelyke, zyn ?er ook onder-zyne Oden „ welke een Rec- tor zyne jonge luiden niet. moet laaten-ex- pliceren, by.-voorbeeld„ die ad Wenerem in het [ en III Boek, ad Ligurinum, Zyn- de de rof“van het IV Boek, vooral ook de 5% van shet Ilé°, Boek. -In Lalagen ‚Nondum fubaëta, @&c.. Zelfs zoude ik de naast vorige ad Xanthiam. Phocium liefst willen hebben overgeflagen, zoo wel, als Boek,I. Od. 19. de Glycera-Od. 23.-aan Chloë, en-Od. 25. ad Lydiam, en foort- gelyke. ’Er is buiten deze genoeg in de Carmina van dezen Lier- dichter, het, geen leerzaam, ‘en tevens aangenaam ja treffend is: by- voorbeeld, de. 2efs,Ode- van. het de ohne ad Arijan: die, ds ie DER SCHOOLEN. 219 # 5 Integer vite; fcelerisque purus P7 55" Non eget, -&e vo sel de rof® van Boek II. ad Licinium. Rebhus vives Liciniy; Ec. en andere van dat foort, zoude ik, Reëtor zynde, liever by herhaaling laaten expli- ceren , in het geheugen prenten, en de jonge luiden by het anje en aangenaame ftilhouden. Hé Een Reêtor ondertusfchen , indien hy wys en voorzichtig wil handelen , moer niet eens de reden zeggen , waarom hy deze of die ftukken overflaat, anderzins heeft niet zelden plaats, Nitimur in vetie tum, Pc, Kan hy niet eene keuze maa- ken , zonder daarvan juist rekenfchap te geven ? en zeggen , by voorbeeld , nu gaan wyeens tot die over; deze is zeer leerzaam; of de zoo veelfte iseene fraaije Ode, laaten wy die nu expliceren; — of; _ die nu volgt is wat duifter en zeer moeije- _ Jyk (gelyk dit van fommigen, der gemel- _ de, wooral voor jonge luiden, wel zeker zoo is,) die zullen wy liever voor als nog ‚ Overflaan! of iets diergelyks? > es zi e | In 20 VERBETERING In de Aneis van Virgilius weet ik niets, dat van dezen opzichte eenige aanmerke- lyke zwarigheid heeft, buiten eenige wei- nige dingen in het [Vé Boek, inzonder- heid de bekende converfatie van neas met Dido in de Spelonk, v/. 165. fegg. s> Speluncam Dido, Dux & Trojanus >> eandem „> Deveniunt, &c. Het geen echter nóg veel beter dan het gemelde uit de Bucoiica „ gelyk ook uit Ovidius en Horatius , met de veréêischte omzichtigheid kan behandeld worden. Welke dingen in de „Zueis minder zwa- righeid hebben , alzoo die meer in het voorby gaan, en niet zoo zeer met oog- merk om kwaade geneigdheden te bevor- deren en aan te zetten, daar voorkomen. Uit de Georgica herïnner ik my niets van dien aart, fchoon ik ook gaerne erkenne daarmede minder gemeenzaam te zyn dan met zyne ZEneis. Doch dit zy genoeg hier van. Bekwaame Reétoren en Prae- ceptoren, die tegen het bederf der jeugd zoeken te waaken ,„ dienen zelve tot het _ maaken van eene goede keuze, de noodige oplettendheid en eene behoorlyke zorge vuldigheid te gebruiken. TLs la DER SCHOOLEN, g22r ml: tod Sh Ier Loe __ Wat nu betreft het maaken van fommií- „ge Exercitatien, als Brieven, Chreiüe, vol- __gens ’t voorfchrift der pfrogymnasmata van Aphtonius, het onderwys in de Fabelkunde , de Romeinfche. Oudheden, de oude Geogra. phie en Logica, waartoe gezette tyd dient genomen te worden, op des Rettores School : daarvan zal ik niet afzonderlyk han- delen , te minder , alzoo. ik bemerke dat deze verhandeling reeds veel breeder is uitgeloopen , dan ik my heb voorgefteld : maar het by ‘tgezegde laaten, als ik ’er al leen nog maar zal hebben bygedaan, dat de gemelde Exercitatien vooral niet moe- ten worden nagelaaten. | | ‚Ja dat men (tot voorkoming of weering ‚__van het ftraks genoemde gebrek der Schoo lieren, om alles uit de. boeken van ande- | ren te willen ligten, terwyl zy verleegen _ ftaan, als die hen verlaaten ) hen ook al ‚_ eens nu en dan zulk eene exercivatie ’t zy _ dan een brief of Chreia, waarvan flegts de _ korte inhoud is gedicteerd , zonder boeken „ @n € Zempore in de School moet laaten maaken; gaat dit in ‘teerst Zoo goed niet, _ is zulk eene exercitatie gebrekkelyk, wat _Zwarigheid men kan hun zelfs te gemoet Et, ko. | 222 VERBETERING komen en aanmoedigen met de bekende Spreuken > qui numguam, male, numguam be- ne; — Fabricando Fabri Js en m dierge- yke. k NINA Te wen N Á VAREN Ì II. Î ‘ rx DEN boj Nt nog een Ropé woord over Sindb Grieksch: en dan zal ik dit: ftuk' eindigen. Het declinéren en conjugéren „de. forimatid temporum ‚voorts de voortraamfte tegels uit de Grammatica (Zynde dië van: Wel- lerus. voot de Schoolen zeer gefchikt, )) moeten pronipt geleerd “en: mgefcherpt worden , men moët de jonge luiden voorâl gemeenzaam maaken met hét gebruik vän dert articùluús, ook’ van de póces” enclitice. Zulke kleinigheden”: 5 gelyk zy fchynens kunnen naderhand iemand in ’t lezen en verftaan van &en' taal zeer ophoúden ? ge- brek aan kùrtdé' daar aan kan fómtyds eenen geheelen’ Zin” duifter rmdaken. Veérvol- ends behoort men hen vaardig te’ maaken in de defivarie van de woorden ván de on- derfcheïdene fempora , en perfonen, met de daar uit voortvloeijende betekenis , waat= toe de Methodus- admirabilis van Cattieriuss door den Heer Abresch uitgegeven, zeer kan te pas komen. Ook moeten zy geöeffend worden, in | de DÊR SCHOOVEN zoz de ónderfcheidene accenten ‚ derzelver plaat= zing „ verplaâatzing of verandering, en on= derfcheiden’ gebruik. Leéren zy dat op de Schoolen niet; ‘zy krygen’ ”er nader= hand zelden het regte begrip van’, en worden genoodzaakt, by gebrek van kuns de , altoos ’t Grieksch, ook zelfs als“zy iets uitgeven mogten; daat Grieksch inte pâs komt, zonder accenten te fchryven3' iëts’ dát echter thans, helaas! te veel op Kra vx „daar dp Pars 54e k en hd 4 VERBETERING daar in op fommige Schoolen geen of geen beter onderwys gegeven wordt? zoo dat de discipelen haast geen onderfcheid meer zullen weeten tusíchen de uitfpraak en be- tekenis van de woorden bij voorbeeld ’Euzt en “eius Bi@ vita d. i. het leven, en Bus arcus, een boog , en honderd andere woor- den. Wat mag van deze kwaade gewoon- te de reden zyn? Misfchien heeft Gesner, dat fieraad weleer der Hooge School, van Götungen ‚zoo veel ongelyk niet (zonder dat ik de kunde van Geleerde Mannen wil — te kort doen,) als hy ergens zegt. (a). In eo delitescere nonnumgwam fludet- Ignorantia. En inderdaad veelen zouden denkelyk bo- ven de Griekfche woorden wel accenten zetten, zoo zy die allen maar wel wisten te plaatzen. Met genoegen zie ik dat in zekere gedrukte Wetten van het. Latynfche School. te Middelburg , ontworpen en be- paald door Heeren Curatoren , toen de — Hoog, Geleerde Heer Kluit aldaar Reétor — was, en dus onder zyn opzicht, zorg ge- dragen wordt p. 15., dat de discipels het Grieksch moeten leeren met de accenten; tgeen te wenfchen was, dat over al plaats vond (b). Ver- Ca) Ad Heinecc. Fund. ffil. P.L. Cap.r. $. III (&) Ik weet wel, dat A. C. Henninius niet veel. Op. w ,. zl DER 'SCHOOLEN 225 „MNervolgens moet ook de fyntaxis (zyn= de die van. Posfelius , vig goed, ) zin on begrepen worden. „En wat het analyf?ren en explictren be= treft, de jonge lieden moeten, zoo.veel: » mogelyk ‚ gemeenzaam gemaakt worden: met het N. Testament, en ook met eeni=s ge andere Schryvers. Behalven een ge- deelte uit de llias va Homerus, heeft men: verfcheidene ftukken uit andere van de. beste Griekfche Schryvers, in profa by els kander in de Colleétio Scholaftica van Balck,’ : t welk opheef met de Griekfche accenten, en geöordeeld ordt omtrent dit ftuk over het geheel geleerdelyk te. hebben gefchreeven. Ik bezit zyn werk niet en kan het thans zoo fpoedig-niet bekomen. Maar wat met genoegzaamen grond tegen de gemelde byzonder=* heden kan worden ingebragt, hoe geleerdelyk dan an= derzins dat werk ook moge gefchreven zyn, beken- ne ik voor. als nog-niet te kunuen begrypen. Laat — het. zoo zyn, dat de accenten die oudheid niet heb» ben, dat men dè oude penningen ‘en op/thriften zon- der accenten vindt, gelyk ik ook gereedelyk toeftaa, dat zy in het metrum niets te beduiden hebben ; men ‚heeft dezelve, ook in vermyding; van dubbelzinnig- heid, noodig geöordeeld , toen de taal veel meer dan IE thans in bloei was, en gelyk Wellerus in zyne Grams „matica, p. 63. wel zegt „Het zy genoeg; dat men dezelve tegenwoordig in de Griekfche, boeken ges bruikt vindt, weshalven zy moeten geleerd worden van een ieder die in de Griekfche taal wel zal bedree ven worden, ” | VAI. DEEL B 26 VERBETERING” welk daartoe eén zeer goed Schoolboek. is. Maar bovendien was het niet kwaad voor zulken; welker werk het zyn moet het Grieksch van het N. Testament, en de onderfcheidene fpreekwyzen grondig te ver- ftaan, ‘en te kunnen ophelderen, dat men ook by afwisfeling iets expliceerde uit de zoo genaamde Apocryphe boeken , neem eens uit Syrachides; de Septuaginta, Fofe- phus, of uit de Fryphon van Fuflyn den Mar-- telaar, welke Schryvers met het Grieksch van het N. Testament meer overeenkomst hebben. | Om ongevoelig eenige Copia Vocabulo-. rumte krygen , konden eens in de week de moeijelykíte woorden, welke in de Expli= catie zyn voorgekomen, voor eene Grieke _ fche les, van buiten opgezegd worden. Ook diende er eens in de week een: : Grieksch Thema te worden gemaakt, dat, ook te veel verzuimd wordt; en het zous myns oordeels , niet kwaad zyn, dat ’er ten minften , behalven de latynfche Pryzen, by elke promotie ook een. Griekfche prys- aan hem, die daar in-het meest-had uitge= Munt, wierde toegedeeld, 12, pe B „DER SCHOOLEN. 227 ger in emoved re, F SOR Zeer nuttig en noodig is het, dat deze Schoolen overal ftaan onder het opzicht van, Heeren Curatoren , waartoe men uit de aanzienlykfte leden der Maatfchappye , ina zonderheid van de Stad, waar de Schoot is, de kundigfben en die het meest lief heb. bery voor de taalen en Schooten hebber; dient te verkiezen, zulken van welke de Schoolieren een goed vertrouwen hebben, dat zy over hun werk , hunne feilen ‚-hun- ne vorderinge;enz. weten nauwkeurig kun- nen oordeelen, een zaak , die een ieder in ’t oog loopt, welke ik dus niet verder uit= breide. BE S L U 1 T. Ziet daar myne Heeren! eenige aanmer- kingen over de Schoolen, inzonderheid de … Nederduitfche, en derzelver noodige verbe- teringen in fommige byzonderheden, ont- worpen op aanleiding der vraage, van het ‚__Zeeuwfche Genootfchap ( welks loffelyke pogingen de God der Wetenfchappen be= kroone met zynen genaderyken zegen!) aan UW Edlens vóorgedragen. De Schryver die Eer heeft Lid te zyn van het Genoot- Ì fchap; en het zich altoos tot een voor- R3 recht 228 VERBET, DER SCHOOLEN. recht zal rekenen ter bevorderinge van UWEDiens pogingen, en ter bereikinge van de ‘bedoelde einden mede te werken, vleit zich eenigzins met de hope, fchoon zyne Verhandeling breedvoeriger gewor- den is, dan hy zelf. gedagt had, dat dezel. ve het -Genoortfchap niet geheel onaange- naam zyn zal: en tekent zich ter voldoe- ninge aan deszelfs billyke lens alleen= — p vd gmet deze Zinfpreuk: a> Ingenuas didiciffe fideliter artes, nis Leali Mores, nec id eaf feros. ”. Dd EELS SLA NZA U TER ANT. à | AN T W OOR D gts OR sE AEL FD Ko, ’ O VER DE VERBETERING per SCHOOLEN. DOOR. KORNELIS van ver PALM... Ee nuttig de voorgeftelde Vraeg zy, en welk eenen invloed zy op ons Gemee- nebest heeft, zal uit onze Verhandeling moeten blyken. Het is waer, het voorftel behelst in zich geene diepzinnige waerheden , maer _ kundigheden , die.de teedre jeugd , den bloei van ons Vaderland, betreffen; dan ‚dit is de waere reden waerom het aller- | &envoudigst moet opgelost en voorgefteld worden. Het uitvoeren der voor te ftel. len regelen moet uit het mis- of verkeerd gebruik der zaek afgeleid worden, en der- P 3 hal- 230 { VERBETERING halven , als van zelfs, uit het wezenlyk belang der jeugdelingen blyken. Des niet te min is de behandeling der zaek gantsch niet gemakkelyk: Regtítreeks is , mynes wetens, hier nimmer over gefchreven; al- les wat wy zullen bybrengen , moet op een naeuwkeurig onderzoek en eene wel waer= genomen ondervinding fteunen; voorts zyn hier een aental zaken, die wy flechts in het voorbygaan moeten aenraken , trou- wens in het voorftellen der regelen tot verbetering, behoeft men alleen, zonder uitbreidinge, de gebreken , welke deze ver- betering noodig gemaekt hebben , op te ge- ven. Het voorftel verdeelt zich als van zelfs in de volgende deelen. 1. Zullen wy handelen over de openbare Schoolen in ’t gemeen. a. De Nederduitfche Schoolen in het by- , zonder. | _By elk ftuk zullen wy de befchaving en verbetering , naer de ons toefchynende minst kostbare wys , voorftellen. Het eerfte zynde, volgens het voorftel , het min voorname deel; zal ik zeer korten by wyze van Aenmerkingen behandelen. In DER SCHOOLEN. 231 „In het laetfte zal ik, meer uitgebreid, Over alles wat tot de hoofdzaek betrekking __ heeft handelen. EN Door gemeene: of openbare Schoolen ver- ftaen wy: alle plaetfen waer de Kinders van de Leden der Maetfchappye , door vast geftelde Meefteren, ter volmakinge hunner opvoedinge, kunnen onderwezen worden. Het zyn deze openbare Schoolen die, in het voorftel, van de nederduit{che on- derfcheiden worden en eene byzondere; doch min uitvoerige , behandeling vereis- fchen. In dezen wordt de jeugd in alle vreemde talen , volgens het oogmerk hun- ner Ouderen, onderwezen. Als daer zyn: de Latynfche , Franfche , Engelfche en Hoogduitfche talen, voor het overige is my onbewust dat ‘er in andere Europeaen- fche talen eenig openbaer onderwys gegeven wordt. Van fommigen dezer Schoolen is het getal nog zeer gering: by voorbeeld: de sngeliche en Hoogduitfche, waer van ’er flechts eenige weinigen , in de voornaemfte Ì Steden van ons Land, gevonden worden: __waerom het onnoodig. is om van deze i@- _ der afzonderlyk te fpreken. Te meer, pee: eenige algemeene aenmerkingen, die P wy 532 VERBETERING vy over de Latynfche of Franfche Schoo= Jen moeten maken, hier toe ook kunnen gebragt worden. | Voorzeker verdienen, in deze Verhan- deling, de Latynfche Schoolen den voor- _ rang: De bloei onzer jeugd, de hoop des Vaderlands , moet hier de gronden leggen; om, in vervolg van tyd, met lof in de geleerde weereld te verfchynen: Hoe ge- lukkig is ons Land, dat hun getal hoe langs hoe meer toeneemt en derzelver voortgang „ door het aenmoedigen der Heeren Reétoren en Preceptoren, bevor- derd wordt. | Men heeft voor lang getwist, of het gewoon onderwys , in die Schoolen wel nuttig ware. De lange tyd dien men noo- dig heeft om deze tael magtig te worden, en bekwaem te zyn om naer de hooge Schoo- len gezonden te worden, heeft aenleiding tot gewigtige bedenkingen gegeven. Het kan in dit eenvoudig voorftel het oogmerk niet zyn, om des aengaende eene breede uitweiding te wachten. De verfchillende gedachten der geleerden hebben de ver- anderingen ‘en verbeteringen dus onder- _ fcheiden opgegeven, dat men, in dezen, veel beter uitkiezen, dan nieuwe regels de Vvoots DER SCHOÓOLEN. 233 jorftellen kan: Men heeft over dit ond Jerwerp flechts de werken van Locke en Rousfeau naer te zien: vooral hebben zich _ hier over uitgelaten de Heeren Schryvers der Zedekundige opvoeding’, die de pry- zen, in den jare 1763. by de Maetfchappy — der Wetenfchappen te Haerlem hebben weggedragen : Byzonder heeft zich hier omtrent uitgelaten K. van der Palm in de . vierde Verhandeling $. 6r. pag. 92. en _ vervolgens. Uit het een en ander zal men befpeuren, dat wanneer de geleerden het flechts eens waren, er hier wel eene be- fchaving ten goede kon gemaekt worden: ‚Doch , zoo lang men geene volkome | pn overeenftemming vindt, zal men best doen den gewoonen voet te volgen: Terwyl de Heeren Opzieners dezer Schoolen , naer bevind der zaken, van de by die Schry- vers gemelde aenmerkingen hun voordeel kunnen doen. | Er is eene andre Vraeg, die mede aen zeer veele verfchillende bedenkingen on- derhevig geweest is: zy is deze: Wan- _ neer moet men de jeugd aen het openbaer ‚ onderwys in de Latynfche tale overgeven? JEr zyn geleerde en agtingswaerdige man- nen van oordeel, dat men met de Latyn- fche, even-gelyk met de levendige talenx ke Ps by Pd 234 VERBETERING: by voorbeeld: Het Fransch en Engelsch _ moest handelen: dat men de kinders, zon- der zich aen de regels der tale veel te be- kreunen, al vroeg behoorde te gewennen dezelve te fpreken, dat men dus doende, met weinig moeite , de moeielykfte zin- uitingen zou-.magtig worden en op eene gemakkelyke wyze, het geene nu met veel harsfenbreken geleerd wordt, al fpee= lende zich zou eigen maken. Ik beken zeer veel achting voor die ge- leerde Heeren te hebben, echter zyn my- ne denkwyzen, in dit ftuk, geheel van de hunne onderfcheiden. Het is zoo, men heeft kinders in de vorige eeuwen ‚gehad en mogelyk worden er nog gevon- den, die , al zeer vroeg , de Latynfche even gelyk een levendige tael „konden fpre- ken. Dan wat was hier de oorzaek van? Niets anders als de byzondre aenleiding die zy door ‘hunne Ouderen of Beftierderen daer toe hadden: welke gelegenheid flechts aen weinigen te beurte valt. Vraegt men: waerom zulks door een geduurig fpreken jn de Schoolen niet zou kunnen bevorderd worden ? Ik antwoord, dat wy op zich zelfs, hier niets tegen zouden hebben , wanneer men niet verzuimt om te gelyk de gronden dier tael te leeren, waer voor de DER SCHOOLEN. 235 Je-Kinders. in de eerfte jaren onvatbaer ny rn. … Dan laten wy recht uit fpreken : Zyn 'er in deze eerfte jaren geen andre en nuttige kundigheden te leeren? by voor- _ beeld hunne Moederfpraek., de gronden __ der Aerdryks- en Hiftorykunde, de Reken, Wis en Stelkunde , onontbeerlyke kundig- heden voor de aenzienelyke burgers van ons Land, welke wetenfchappen men de jeugdelingen veel al te vergeefsch zal po- gen in te prenten, wanneer Zy Is of 16 jaren bereikt hebbende, door het afloopen der Schoolen, in hun begrip, ver boven derzelver grondbeginfelen, meenen gefte- gen te zyn. Zyn ‘er vroeg uitbottende verftanden , andere H. de Groots, J. Canters, Anna M. Schuurmans en foortgelyke. fieraden van ons gemeenebest, dezen zyn, als zoodanig, buiten ons beftek: Immers kan het onderwys, in de openbare Schoolen;, naer hen niet ingericht worden ? Hier moet mem de gewoone wys van onderrich- ten volgen, zal men niet het voordeel van _ eenige weinigen , maer het gemeene welzyn _ betrachten. Uit heteen en ander fchynt ons genoeg te blyken , dat kinders van7, 8 of 9 jaren geene voorwerpen zyn, die men aen het leeren der talen „in deze openbare‚Schoo- den moet overgeven. De B36 VERBETERING De Vraeg blyft dan: Wanneer moet men deze tael op de openbare Latynfche Schoo- ten beginnen te leeren ? Indien-men in aenmerking neemt de wys, langs welke men gewoon is deze tael te onderwyzen, en te gelyk acht geeft op de vry gemeene onvatbaerheid der jeugd ben ik, voor my, van oordeel , dat men onze Kinders op zyn „ vroegst niet voor de twaelf jaren naer de- zelven zenden moest; waerlyk was het een of twee jaren later het zou ‘er niet er- ger om zyn: in dezen tyd zyn de jeugde- lingen vatbaer om de gronden dier tael te begrypen, te meer, als zy die van hunne Moederfprake vooraf geleerd hebben ; wan- neer zy dan 5 of 6 jaren met het leeren dier tael doorgebragt hebben, komen zy in de gefchikte jaren, om naer de hooge Schoolen gezonden te worden : wie dus met de twaelf jaren op de Schoolen komt en binnen den tyd van zes jaren deze tael niet magtig wordt, zoude ik raden zich niet op de Studien , maer op een ander beroep toe te leggen. Wanneer'zy nu een gelyk getal van 5, 6 of 7 jaren, naer de omftandigheid van zaken en middelen ver- eisfchen, op de hooge Schoolen geweest zyn en in de eerfte jeugd de gronden det wetenfchappen , waer van wy boven ge- wag gemaekt hebben „ geleerd hebben , twyffel DIER SCHOOLEN 237 ffel ik geenszins of zy zullen als be ame jongelingen van de hooge Schoo- den komen. Zy zullen minder voor de if BE doses op de Academien vatbaer zyn ‚en; in hunne Studien, op wisfer gronden © voortgaen. «Ook kan het eenen Leeraer;, _Rechtsgeleerden of Geneeskundigen niet fchaden , ‚dat hy zyne mondige jaren be- reikt heeft, alvorens hy zyn beroep bes gint te oeffenen. Wil men voorts zien welke voordeelen uit het naervolgen van het geen ik hier voorgefteld:heb , volgen , men leze de vertogen over de Zedekuns dige Opvoedinge , der Maetfchappye te Haerlem ingeleverd, van welken ik reeds boven gewag gemaekt heb: Indien deze verandering al ‚niet algemeen mogte aen genomen worden, om datde eerzucht de Ouders veel al prikkelt om. Kinders te hebben die al vroeg de Latynfche Schoo- len zyn doorgeloopen , elke ftad , wat zeg ik, elk burger kan hier zyn voordeel doen: Ik ftap hier van af en ga over tot de Schoolen waer. in de Franíche, Engel fche, Hoogduitfche of andere talen der _ nederlandfche jeugd „ ter volmakinge hun- ‚ner opvoedinge noodig ‚ worden onder- EEE: 7 kt aak is me Hol GB VERBETERING! Hee onontbeerlyk de kennis van vreem= de talen voor de ‘jeugdelingen , die mert tot den Koophandel, Krygsdienst of andre byzondere oogmerken oplegt, zy, kan ligt begrepen worden. Naerdien nu elks vermogen niet toelaat zyne Kinders byzon- dere Meefters te geven; worden de open- bare Schoolen,; om vre Beren te einder hoogst noodig. — Indien het hoofdöogmerk dezer verhan- deling ware, deze Schoolen alleen te be- handelen ;- zouden wy dezelven in twee foorten: te weten; in kost en gemeene Schoo- len, onderfcheiden , en dan van elk derzelks ven „ naer heuren aert eit byzondre gez bruiken fpreken. “Dan, nu wy ons voors fiämelyk tot de nederduitfche Schoolén moeten bepalen, zal ik myne verbeteriti= gen en aenmerkingen, meest laten gaen omtrent zulke dingen, die, of met de nederduitfche Schoolén gemeen zyn, of _ op de' befchaving en het voordeel derzel- ven betrekking st Voor eerst: Zal ik eenig ridstndët doen aengaende de perfonen welken men , om de jeugd te onderwyzen; jn deze Schoolen moest verkiezen, en _ hoe dj PER SCHOOLEN 529 hoêdanig hun onderwys moest ingeriche gyne Oe | Fa ; ele ob Ten tweeden: Spreek ik van den aen ‚ Teg dier Schoolen. In hoe ver zy al of j niet, in de plaetfen waer Zy gehouden worden, nuttig Zyn. } 5 ONM « By elk dezer ftukken zal ik de verbete? ring en befchaving door allereenvoudigs fte en zeer min kostbare regelen, voorftels lenus, _… De eerfte vraeg hier te overwegen is? j welke zyn de bekwaemfte perfonen om onze jeugd de vreemde talen te onderwy« Zen? ‚__De gedachten onzer Landgenoten zyú hier zeer onderfcheiden. Verre de mee- ften hunter Zyn van oordeel, dac men, dir j om de ‘vreemde talen te onderwyzen, zuli ke pérforien; die van het land, waer die ‚ talen gefproken worden, afkomftig zyn; moêst verkiezen. Men geeft hier deze „reden van. Voor eerst: zeggen zy: Wie ís ’er meer en beter in ftaet om deze talen te fpreken of te onderrichten, dan zy dié dezelve van hunne teedre jeuifd af gefpro= ken hebben ? Hebben dezén’ niet alleert " | het Mo VERBETER ING: het: ware dialeét , of de zuivre uitfpraek en kunnen zy die niet best andren mede- deelen ? … Ten andren: Dewyl zy onze Moeder- fpraek niet magtig zyn, wordende Kinders genoodzaakt geduurig met hun te preken en gewennen zich dus ongevoelig en als van zelfs sen de moeielykfte zinuitingen, waer door zy binnen korten tyd de gehee- Je tael magtig worden. Dan laten wy deze reden eens een wei« nig nader inzien en wy zullen bemerken, dat een zekre trek, onzen. Landäert zoo eigen, om vreemdelingen boven onze ei- gen inwoonders te bevoorrechten , en niet de opgenoemde reden 'er de ware oorzaek Is ’t niet enkel inbeeldig te dénken .,dat — men van vreemdelingen alleen het juifte dialeét zou moeten leeren ? Is niet de tongval by alle volken, naer de byzondre plaetfen daer zy. woonen , zeer; onder{chei- den? Hebben onze Nederlanders, „door de moeilykheid onzer fprake niet het ver- mogen om alle levendige talen magtig te worden? Doet hier by, dat wy in ons — midden een aantal Landgenoten hebben, leje die DER SCH OO LEN. 24r die van genaturalizeerde vreemdelingen af- komftig zyn en zekerlyk bekwame voor- werpen, tot dezen post ‚kunnen worden. Wat de andre reden belangt. „Een be- kwaem Meefter , die zyne Leerlingen eene vreemde tael zal onderwyzen, maekt-by- zonder zyn werk dat zy, door een geduu- rig fpreeken, zich de’ tael magtig maken, en dewyl het levendige talen zyn, moet zyne School een levendig afbeeldfel van het land, welks tael in dezelve gefproken wordt, wezen. Des heeft een vreemde- ling hier niets vooruit. Men zou zelfs in aenmerking kunnen geven, of een Mee. fter , die te gelyk onze Moederfpraek mag- ‘tig is; niet beter in ftaet zy om hen al fprekende ste,doen leeren , dewyl hy de meening hunner zinuiting best verftaet en hen, onder het {preken onderrichten kan? Doch laten wy nu eens zien, hoe gevaer- lyk het. fomwyl zy ‚zyne Kinders aen Vreemdelingen toe te vertrouwen. Wat hebben wy dierbarer dan onze Kin, ders ?. moeten wy niet de uiterfte zorg dragen dat, hun aert niet bedorven , noch hunne zeden verbasterd worden ? Hoe noodzakelyk is-het dan, dat wy hen, aen wier zorg wy hunne teedre jeugd overla- „eV IIl DEEL Q ten » HS VERBETERING / ter, grondig kentien. Dan, wat is 'er varì deze Vreemdelingen! De meeften hunner kennen wy niet;-velen zyn ‘er wier ze den en godsdienftige begrippen verre van de onzen verfchillen , andren betoonen zich oploopend en fchynen weinig achting voor hunne opvoedelingen te hebben; ten zy dezen zich in hunne-begrippen en ge- dragingen geheel naer hen in alles fchik- ken. Zouden wy hier niet een deel van de oorzaken vinden waerom ‘er veele van ónze Nederlanderen zoo verbasterd zyn? Dan laten wy -hief-nog eene andre teden by doen: zyn deze vreemdelingen wel in ftaet om de Kinders dat geen, het welk in die jaren, in die Schoolen, behoorde ge- leerd te worden te onderwyzen? veelen hunner bezitten geene andre kundigheid dan de tael van hun land; het Schryven en Cyferen, twee zäken voor onze jeugd onontbeerlyk zyn hun meestäl onbekend; de gronden der tale, waer in zy onder- wyzen, weeten velen niet, des zou men kaest moeten vragen hoe het mogelyk zy» dât zy dus boven onze Nederlanders ge- kozen-worden ? Waerlyk om geene andre Oorzaek dan uit een trek om vreemdelin= gen boven onze eigen Landgenoten voor te ftaen. Eene neiging die door lang be- ftryden, in onze dagen ,een weinig fchynt 7E Oo | Ä Ne DER SCHOOLEN. 243 te verminderen , waerom wy: ook hoopett dat deze onze: aenmerking te meer-grond vinden en voordeel doen zal. Wat moet men hier ter verbetering eni befchaving in ‘t werk ftellen ? nerd Goh EET J Ji , IJJ Nd Ì TRAAN Uit het geen wy’ boven voorgefteld hebben blykt, dat wy onze welmeenendè Nederlanders, ter verbetering onzer Schoos Ten’, willen aenbevolen- hebben , geenê andre Meefters voor hunne Kinders te vers kiezen dan dezulken welken by ons gebos ren en opgevoed zyn. Reeds heb ik aens getoond dat het ons aen geen lieden, die . zich hiertoe “kunnen „bekwaem maken „ ontbreekt. Het voornaemfte vereischte in zoodanig een is de Tael. Deze moet hy vaerdig fpreken en grondig verftaen. Ak vorens hy tot het onderwyzen toegelaten wordt, «dient ‚hy, door. het afleggen. van een vaerdig-examen, dé proeven van.-zy- ne bekwaemheid, ‘in alles waer in hy‚-de. jeugd onderrichten wil, te geven. Van zulk een examen, zal ik, by-de behandeling van het tweede deel nader fpreken. Nu hebben de Ouders flechts te kiezen. « In deze keus nochtans moet de voorzichtigheid de voornaemfte rol fpelen, opdat men uit- zoeke zulke Onderwyzers;-wier zachte aert en oordeelkundige. ore benevens dè wt 7 2 be= Zj VERBETERING beftiering van; het werftand …der'-Kindererf ook:de- verbetering: vans hun: harte teù doel hebben.'--Dus heb ik het seerfte lid „vam -dit voorftel afgehandeld ven »aenge= toond : welke de bekwaemfté perfonen zyn om de jeugd in de vreemde talen te Onderwyzen:”> Gewis-veen “voornaem ftuk;_ het geen niet weinig ‘ter, befcha- ving» en verbetering - dier …Schoolen ftrekken kan.-.Nu zal ik“onderzoeken : Hoe men op de-beste wyze-het sonderwys: moet inrichten om sehr biken tot mirar gen te: sah turks wy fide? seolend waer: in de wteenide talen , hier te Lande „ onder- wezen worden, beftendig en onpartydig naergaen;, verwonderen wy -ons-geen '00s genblik dat ‘er-zoo veele ‘Nederlanders Zyn. die, in ‘húnne jeugd, «de talen “gez leerd, maer naderhand alles vergeten hebz ben. Wat al aenmerkingen zouden’ wy kunnen maken. Zoo op de Leerboeken; als de wys op welke men zich van: dezelve bedient wy “zullen het een ven: anders zoo kort magelyk;- voorftellen 5 «om-’ef de Bure mtr ge wit. mot) te teiden. » hientaekes ontbreekt, en ons-âen géene Spraekkunften. en akin waer in de „Sd “f vreem. DER SCHOOLEN 245 vreemde-talen ; tot dienst.der jeugd, voor- gefteld worden. Het waere te wenfchen, dat men indeze opftellen wat meer ‚deseen- __voudigheid. betracht-en-maer-de vatbaer- heid der jeugdelingen gezien hadde: voors al dat de Schryvers- een weinig meer.‚kun- digheid van onze nederlandtche-Sprake; be- zaten :ì Hierdoor kon de: jeùgd-in eene vreemde,en, te -gelyk:; in:hunne:Moeder- Íprake-onderwezen-worden. ‚Men kan hier «by: doen dat‚’er, in. deze werken „eene y zekre opklimming , naer.de vordering der jeugd; diende in-acht-genom@n te wezens waer, door. .men. het verftand rallengskens van het-gemakkelyke. tov.het.moeielyker bragt en.den voortgang geregelder maekte. Alles-wat-wy- hier omtrent ter. werbeterin- ge en-befchavinge kunnen-zeggen is, dat wy» hartelyk; wenfchen: „dat er eens: een geleerd en, in, vreemde talen ervaren man moge opftaen; die het voor zich niette laeg, {chat om, eene. allereenvoudigfte Spraekkunstsin;de onderfcheiden; talen op te ftellen „„dezelve in -byzondre,deeltjens verdeeld „opdat deze als een model , waer naer alle,‚vreemde:Spraekkunften ingericht moeften:Zyn-…mooge dienen: „Waerlyk:hy _zal een;groot,werk verrichten/en- der Maet- Achappye. eenen merkelyken dienst, gedaen shebben, - „Hoesgroot dit gebreky-zy » nog het aaroë Q 3 veel 246 VERBETERING: veel grooter is ’er in het onderwys zelfs: Dit laetfte heeft zynen grond voornamelyk in-de-onkunde der. Meefteren ; verre de meeften hunner weten de eerfte beginfels der talen niet, wel ver van den waren grond derzelven te kennen. Nu laet men de jeugd volgens de bovengenoemde op= {tellen van ‘buiten leeren, zonder hun ee- nig begrip van het geen zy leeren te’ ge= ven ; waer door het ontwyffelbaer moet volgen; dat zy-in-de ware kennis-der tale onkundig blyven. Welke vorderingen: kan men verwachten van een’ jongeling” die heeft leeren Conjugeeren , Declineeren en ‘Themata maken „ enz. terwyl noch zyú Meetfter; nochhy , weten wat de Spraek- deelen zyn ; vof op hoedanig een wys de woorden moeten gefchikt worden om eene goede reden uie temaken ? Men zou voor- zeker onze Taelmeefters en hun Schöol- werk te kort doen , indien men dit gezeg- de tot allen ;-zonder onderfcheid; wilde uittrekken. Dan ik ben wel; en na een grondig onderzoek, overreed, dat ’er maer weinige Schoolen zyn „waer in men; “even gelyk in de Latynfche , de talen ; volgens de-gronden onderwyst. Moet men hier nietde ware reden zoeken, dât, ge= Jyk ik boven zeide, velen in hunne jeugd talen leerden, maer naeuwlyks hunne EER, Ab Sehooe DER:SCHOOLEN. 247 Schoolen verlieten , of ‚ binnen korten tyd, al het geleerde vergeten hadden ? ‘wat zal men hier ter verbeteringe en be- _ fchavinge voorftellen ? Hoe zal men het in dezen best op eenen eenparigen en bee ftemden voet brengen ? _ Het valt zeer moeielyk een voorfchrift, naer het welk zich alle Meefters, in het onderwys, zouden moeten fchikken , voor te fchryven. Een verftandig man ‘fchikt in zyne Lesfen zich meest naer den aert der zaken. Hy ftelt zich zynen Leerling; wiens vermogens en bekwaemheden hy grondig kent, in deszelfs fterk en zwak voor, en tracht van ftap tot ftap, hem; naer gelang der zaken , in het geen od we wien is, te onderrichten. — ‚ Dan, het gezegde verhindert niet ded zyn algemeene en beproefde wegen die’, beftendig in het werk gefteld , de jeugd eene volledige kennis in de gronden der ‘Talen zullen geven. Ook zal een Oordeel _ kundig Meefter nimmer weigeren iets: dat voor zyne Leerlingen nuctig kan zyn» naer te volgen. Wy achten het dierhal- ‚ven niet onvoeglyk ; ja hoogst noodig ; „Om, daer wy bezig zyn regelen ter befcha- „Vinge en verbeteringe der Schoolen voor et Q4 te 248 VERBETERING te ftellen , eene wys op te geven, door welke de jeugd, zoo wel in de gronden hunner Moederfprake als in die der tale, welke zy leeren, zal vatbaer worden. Wy zullen hier echter zeer kort zyn: terwyl wy hier flechts een plan, dat, naer be- vind der zaken, vermeerderd en uitgebreid kan worden ; pogen voor te ftellen. Het Spellen en Lezen is voorzeker het eerfte het geen de jeugd, by het leeren eener vreemde tale ,‚ moet onderwezen worden. Wanneer de Kinders hier. in er- varen zyn wilde ik hen grondig de kennis der Spraekdeelen doen opmerken. Dit werk is niet zoo moejelyk als men veel al denkt; immers zoekt men deze op de La- tynfche Schooten al vroeg de-aenkomende in te prenten? Zeer gemakkelyk doet men eenen Leerling zien, welk onderfcheid ‘er tusfchen een Werk- en Zelfftandig woord is, dit gekend zynde zullen zy ligt bemer- ken, dat de Zoevoeglyke woorden dezelfde betrekking op de Zelfffandige als de By- woorden op de Werkwoorden hebben : waer uit men kan zien of een woord Zoevoeglyk; dan of het als een Bywoord gebruikt wordt. Voorts kan, men; door veele voorbeelden, aenwyzen, datin. de.plaets van vele Zelf= flandige en cigernnaemwoorden van perfo- ‚Ì nen s DER SCHOOLEN. 249 nen „om de geduurige herhaeling te ver- myden , andere woorden, die-de zaken uiedrukken, gebruikt worden :‘zie daer de ‚kennis der voornaemwoorden. ‘Verder zal _ men hem aenwyzen , hoe fommige woor- | den, of aen de Woornaemwoorden, of aen de Werkwoorden deelnemen, waerom zy Deelwoorden genaemd worden. De overis gen als de Woegwoorden, Voorzetfelsen Tus= | ‚ fchenwerpfels zyn volftrekt onveranderlyk; en volgens hunne benaming genoegzaem bekend, zy kunnen gemakkelyk: begrepen en onderwezen worden. , Dit eerfte en voornaemfte deel der Spraekkunst kan niet genoeg ingeprent worden zonder het zel. ve wel te verftaen , is alles als vruchteloos; in tegendeel , dít eenmael-begrepen zyn- de , zal het overige gemakkelyk en als zonder moeite geleerd worden. Na deze kennis verkreegen te hebben, zou ik met mynen Leerling tot het buigen der Zelfftandige, Toevoeslyke en. Deel- woordenen het tydvoegen der Werkwoor- den overgaen ; deze laten zich gemakkelyk van buiten-leeren. Hier kan men byvoe- gen de regeering der zelfftandige bedry= vende werkwoorden en der voortzetfelen; dus legt men e&ten vasten!grorid “of” tot _ de Conftruêtie ofte Samenvoeging der woor- te Qs den 250 VERBETERING» den en der reden over te gaen. Nu vormt een oordeelkundig Meefter verfcheiden vra- gen, om den Leerling wel te doen onder- fcheiden , in welk eenen naemval elk woord ftaet, en doet hem de kracht der tael fima- ken. Wanneer deze gronden wel gelegd zyn, twyffel ik geenszins, of de Leerling zal vatbaer zyn, om:het.geen in de Syn- taxis of woordvoeging gezegd wordt, duis delyk te-verftaen. „Deze heeft de Meefter hem flechts te doen lezen en herlezen, en ‘er eene duidelyke uitlegging van te doen; voorts al. het geleerde hem in zyne. The- mata te doen opmerken, en ’er is grond dat hy al vry rasch, in dezelven, en alles wat hem onderwezen is ;‚ volkomen erva- ren worden zal. | Zie daer een kort voorftel het geen een bekwaem Meefter, naer zyn oogmerk ; zal kunnen uitbreiden en fchikken.- Men zal hier gemerkt hebben ‘hoe weinig ik van het van buiten leeren gefproken heb;-ik heb dit met opzet gedaen, waerlyk ‘er is geen werk meer lastig en min nuttig: Die vlug in het van buiten leeren zyn, verge- ten wel rasch het geen zy geleerd. heb- ben, die niet vaerdig in het zelve zyn» kunnen nietandersdan met moeite, en! fom- Wyl.met flagensen dreigementen; tot es 5D es, ZEIVE Ae DER SCHOOL EN. 251 zelve gebragt worden. « Des voordeel ik, dat men -'er flechts zoo- veel als tot ver kryging van eenige woorden noodig is, ‚gebruik van moet maken; en dat het zeer _ noodig zy dat wy, in het opgeven der ver- beteringen van onze Schoolen ‚den Meefte- j ren waerfchuwen , «om hunne Leerlingen niet meer te doen van buiten leeren dan | hoogstnoodzakelyk is. Ik zal in myn twee- de deel wel gelegenheid hebben om hier nog iets van te zeggen. Des keer ik tot myn opgegeven plan weder, en durf ’er met grond van zeggen dat wanneer men; in de Schoolen van het zelven gebruik maekt; de Leerlingen, gefteld dat hunne _Meefters de grond der tale die zy onder- ‚ wyzen, zelfs verftaen , vry bekwamer dan door “het hedendaegsch onderwys zullen worden. Nog zal men hier door dit voor- j deel bereiken „dat zy,die op zulk eene wys Onderwezen Zyn; tegelyk in den grond van j ‘hunne moederfprake zullen kundig wor- j den, het geen maer weinigen van onze ‚ “Jongelingen gebeurt, fchoon ’er aen hun- ne opvoeding noch kosten noch ‘moeite gefpaerd worden. ’Nu zal ik, volgens myne opgaef, nog fpreken van den aen- ‚ deg, het nut en de wys van beftaen dier | Schoolen, … | Niets 252 NERBETERIIN!GT Niets is-gem@&ener in-ons Land dan dat de Schoolen waer in-de vreemde , dat zyn de Franfche of Engelfchesstalen geleerd worden’, in hunnen aenleg.‚te.gelyk. tot kost- en gemeene Schoolen gefchikt wor- den; insgelyks dat in vele-Schoolen onze Nederlandfehe Spraek tevensamet de vreem de tael onderwezen wordts, Twee gebre- ken die niet dan de, uiterfte- verwarring kurinen te. weeg ‘brengen, envder Jeugd nadeelig zyn. Men behoeve-flechts een weinig. opmerking te gebruiken „en men zal befpeurens; dat de-jonge Heeren; wier gantfche.opvoeding aen hunnen. Meefteren wordt toevertrouwd „ veel moeten lyden, wanneer de Meefter nog met de zorg van anderen overladen is. Aen-den anderen kant loopen deze laetften veel: gevaer om flechts als een-bywerk , met veel achteloos- heid, behandeld te worden. … Nog nadee- — liger is het eene School tot Fransch.of En- _ gelschenz. en te gelyk tot Nederduitsch aen te leggen, „Dit gefchiedt veel al in-de Steden, daer de. Meefters- geen genoeg- «zaem beftaen-hebben om vanhet behan delen eener tael alleen te-leven 3 of wan- neer zy, eene tacl.meer dan hunne moeder- fpraek; bezittende ;; zich, vleijen, in ftaet te zynom indie tael, benevens in hunne moe- deríprake, onderrichting te geven ; voor- 3S1/T al DER:SCHOOLEN 253 _akgrypt dic op de aenzienlyke Dorpen van | ons Land plaets; de voornaemfte perfo= | men veeltyds om hunner eigen Kinderen: | wils vof het: voordeel dat-zuike plaetfens uit het vertier der Kostfchoolen; vermeenen | te trekken, worden aengezet om geene an- dre Meefters te begeeren dan-zulken die in j ftaet zyn: om) een Erber Kosifchaal: opl ‘ | wij gene arslooroë: stre ar ien Elie fehoonfchynerid: òf iripebeëld zulk een voordeel is, valt niet moejelyk aente \ toonen. Her is waer men verkiest Tael- _mreefters; ‘dié fomtyds eenen’ goeden naém verkregen hebben „ máèromen:denkt.niett | dat; wanneer zy miet ,zeer naeuw. van” gee weten zyn ‚in plaecfe. van: bekwame Mees fters die hunnen pligt omtrent de Dorpfche Jeugd betrachten, te hebben, verkozens dit werk wordt; overgegevenvaen Ondêr- meefters die/niet zelden; meer hun.eigen belang dan het-.nut dier;kindéren, ter, harte hemen sof dievin hun :beftier-zeer; verftan= deloos en ongeftadig zyn. Ik, mag dit ftuk hier te meer uithalen „omdat het voornas |< melyk op de Nederduitfche-Dorpfchoolen betrekking! heeft; in. hoe „ver ik hier den fpyker op-het hoofd fla „-zal-elk wie;zyn _verftandsgebtuikt, Jigt kunnen beöordees Jen: Laet'men: anders onderzoeken ;-of-de 93 Jeugd Jeugd van fommige Dorpen, daer bekwás me nederduitfehe Meefters- zyn, niet ver zal overtreffen die plaetfen daer men Fran= fche' Kostfchoolen: heeft, «en-men zal my gezegde wel-haest bevestigd zien. Dan hier is-de vraeg: Hoe zal men dit kwaed tegengaen ? op welk eene wyze de Kost- van de gemeene Schoolen onderfchei= den, en de Taelmeefters verpligten om op hunne Schoolen flechts-ééne tael te onder- wyzen ? 3 (18 3 Hoe moejelyk deze voorgeftelde vragen, in den eerften opflag „ mogen fchynen, niets is gemakkelyker dan hier eene mer- kelyke verbetering en befchaving te ma- ken. ggbbhd nd gr: € „Voor af vooronderftel ik „dat niemand tot Taelmeefter moet aengefteld worden; _ ten zy ‘hy, by wyze van een. examen of - onderzoek, proeven van zyne kundigheid gegeven heeft. Wanneer nu zulk een Meefter verlof verwerft, om onze jeugd in eene tael te onderwyzen, behoort hy zich te bepalen, of zyn oogmerk zy een Kost- of. gemeen. School op tevrechten: Dit vastgefteld zynde ,…zal“hy zich: vers binden ‘om-zich:alleen- by: zyn Kostfchool. bedot Ras” te DER!SCHOOLEN. 255 tebepalen; of vin zyn gemeene School | niee meer dan eene tael te gelyk te onders wyzen. Ten einde dit voorgeftelde nu op | eenen’beftendigen voet onderhouden wors de; hebben flechts de Opzieners der Schoos | len , waer’ van ik in myn tweede deel fpres ken zal, een wakend oog te houden: dit heeft maerseenige weinige jaeren in zwang | te gaen, en de-zaek zal als van-zelfs vlot- ten. | j „Dan hier ryst eene bedenking , die ik | niet voorby kan gaen, zy is deze: Indien | men de Schoolen dus naeuw beperkt, zul= len de Meefters een deel van hunne Schoo- lieren verliezen: op welk eene wys zullen Zy dan een beftaen verkrygen?: om de op- gegeven zwarigheid uit den weg te rui- ‚men moet men opmerken. Voor eerst: wanneer men den voorges ftelden weg inflaet, zal hert getal der. Mee \fteren , die in vreemde talen onderwy- zen, merkelyk verminderen ; velen zullen genoodzaekt zyn zich by het onderwyzeûù hunner moederfprake alleen op te houden, bewust dat hunne kundigheden veel te \gering zyn, om; uit het onderwys eener Vreemde tale alleen , hun onderhoud te ver- krygen. BEEN e Ten 256 VERBETERING o Ten tweeden: Uit kracht van-het exa men zal niemand,’ die geene-genoegzame: kundigheid bezit, zich durven aêngeven ; waer door veele Vreemdelingen zullen ge- weerd worden, en ‘er alleen zoo veel: « overblyven als ’er een goed en: deftig be- ftaen uit zullen kunnen:trekken. „Hier kunnen-wy bydoen; dat ook de Loon voor het onderwys merkelyk zak kunnen vermeerderd worden: Immers is het eene bekende zaek „-dat-het groot aen- tal: Onderwyzers; zelfs de bekwame Mee- fters , hindert, eenen behoorlyken Loon voor ‘hunnen arbeid te bedingen; Doe hier by, dat, daer de vaerdigheid der Mee- fteren vermeert , menfchen, die in fraet zyn hunne kinders in vreemde talen te la- ten onderwyzen ‚ nimmer karig-zullen val len om de moeite, die aengewend wordt, te betalen.” Laten wy eens, door eene kleene proef myn gezegde nader {taven. Wy ftellen: dat een Meefter, die inde Franfche of Engelfche talen, onderwysts. een aental van dertig=leerlingen heeft; over de grootheid van -dit getal zal zich niemand bekiagen,. dat hy dezen des mor- gens van-g-tot-1a,!en-des-nadenmiddags | van 2 tot 4 uuren onderrichting geeft | ed Wie, DER SCHOOLEN. 257 Wie ; die van een goed onderwys en vande vordering van zyn kind verzekerd is, zal zulk een’ Meefter f 5o:o:o in het jaer _ voor zyne moeite weigeren? Die zulks niet betalen kan, zal best doen zyne kin ders geene vreemde talen te laten leeren, Zie daer een inkomen van f 1500o:o:o ’sjaers. Nu heeft hy nog den gantfchen avond voor zich, behalven de voordeelen | -die uit zyn verfchot ryzen. Is dit geen | inkomen dat, met reden, voor het huis- gezin van een’ Schoolmeefter genoegzaam is? Wat nu de Kostfchoolen betreft: Ge- merkt dezen Meefteren niet alleen , of voornamelyk ‚ de zorg der talen , maer ook de befehaving van den geest en het verftand is aenbevolen ‚zal niemand hen, daer hun de bloei der nederlandfche Jeugd | is toevertrouwd, eenen ruimen loon wei- | geren. Zie daer de zwarigheden opgelost. Ik heb aengetoond , hoedanig de Schoo- | len waer men in de vreemde talen onder- wyst, moeten ingericht zyn, om het mee- {te voordeel te bejagen , op welk eene \wys deze onderrichting moet gefchieden en waerdoor alles in. orde. kan gehouden (worden. - Dit fchat ik genoeg te zyn, om den myn eerfte deel te voldoen. Ik heb met opzet niets van de Schoolen der jonge Jufferen. gezegd: omdat het geen ik van WlIl. DEEL. de Le& Ö id fi k | 558 VERBETERING de opzieneren der Schoolen en het leeren der vreemde talen aengemerkt heb ook op dezen, naer hunnen ftand , kan toegepast worden , doch voornamelyk ‚ Omdat het voorftel vooral de Nederduitfche Schoolen betreft, waeronder men, voor zoo ver ik „weet, geen Schoolen der Jufvrouwen heeft. Nu zal ik tot het meer voorname overgaen, terwyl wy hier weder eenige dingen, die ook betrekkelyk tot het eerfte deel kun- nen gemaekt worden, zullen aentreffen. HL. noodig een naeuwkeurig onderzoek aengaende den aert en her geftel der Ne- derlandfche Schoolen zy > blykt uit de natuur der zake zelve. Nederland is ons Vaderland , Nederlands Jeugd de onze; derzelver welftand te behartigen is de pligt van elk Vaderlander , wat zeg ik een: voors naem deel van zynen Godsdienst. De Wel-Ed. Maetfchappy, die wy de eer hebben dit vertoog aen te bieden , heeft ook deze tot haer voornaem doelwit. Zy eischt van ons dat wy alle de mogelyke verbeteringen en befchavingen, die in de Nederduitfche Schoolen kunnen vallen 3 zullen opgeven. Dan wat is hier niet al te verbeteren! het gant{che Schoolwezen} | De Meefters zyn veelal onkundig, Za zi at DER SCHOOLEN. 259. dat men ’er zelfs een fpreekwoord van ontleent; hunne verrichtingen werktui= gelyk, de inzichten hunner Schoolen mis= fen het rechte doeleinde, en maer weinig boeken zyn naer de vatbaerheid ‘en den ftaet der Jeugd gefchikt. „Doe hier by dat er een groote verfcheidenheid in de Schoo- len plaets grypt: dit alles maekt deze ftof ; hoe eenvoudig ín zichzelve, ten uiterfte moeielyk. Te meer daer men, naer myn oordeel, in het voorftel der verbeteringen en befchavingen zeer eenvoudige en over= redende middelen gebruiken moet, opdat de Meefters dezelven uit al hun vermo= gen , gebruikende, hier getrouw de bes hulpzame hand bieden en deze verbete- ringen niet flechts befchouwend maer werk- dadig ter uitvoer mogen gebragt worden. Dit einde heb ik my voorgefteld, de ge- breken zal ik, zoo veel mogelyk uit den ftand der Schoolen bewyzen. De befcha- | vingen zoo opgeven, dat ze algemeen , en ‚op elke plaets in't byzonder in’t werk kun- ‚ nen gefteld worden. Ik ga ter zaek over. | De Nederduitfche Schoolen kan men in ‚twee onderfcheiden foorten verdeelen. TL. In zulken : daer het onderwys ten kosten: der Ouderen gegeven wordt. | | Kas IL In „ 260 VERBETERING IH. In andren, wáerin de kinders voor rekening der Steden of armen het onder- wys ontvangen. - In alles wat de Meefters, de Leerboe- ken, het onderwys, met één woord, de gantfche Schoolhouding betreft, is geen merkelyk onderfcheid, om welke oorzaek wy, in onze verhandeling, deze orde zul- len houden: dat wy pee Spreken over de Nederduitfche Schoolen in tgemeen; en opgeven alles wat wy ter hunner befchaving en verbe- _ tering zullen dienftig oordeelen. — oden Zal ik eenige aenmerkingen over de Armfchoolen maken , welke aenmer- kingen hunne betrekking zullen hebben: op den aert dier Schoolen, het onderwys in dezelven, zoo als het overeenkomtftig den ftand dier Kinderen moet gefchikt zyn ; eindelyk het ware oogmerk dat men zich in deze liefdedaed behoort voor te ftellen, „Wanneer wy de Nederduitfche Schoo- len „ zoo in de Steden als ten platten Lan- de , derzelver inrichtingen, de Kinders, hunnen ftaet en jaren, de wys op welken zy onderwezen worden, met één woord, / den DER SCHOOLEN. oóf den gantfchen ftaet dier Schoolen , bezien, vinden wy een aental van waernemingen, die ons opleveren den grondflag eener op- ‚ gave tot verfcheiden verbeteringen , wel- _ ken, eenmael op eenen beftendigen voet gebragt, het heil der Nederlandfche Jeugd zouden uitwerken. Doch, om in zulk eene zee van zaken behoorlyk te flagen, en te gelyk het oordeel myner Rechteren gemak aen te brengen, zal het noodig zyn eene verdeeling der zaken, langs welken ik myn plan zal laten afloopen, op te ge- ven. Wy zullen fpreken ziten Van de Beftierderen of Meefteren dier Schoolen. gien Van de Jeugd die in dezelven on- derwezen wordt. geen Van de boeken die gemeenlyk ge- bruikt worden. | ) é an Van de wys op welke men die ge- bruikt. __ Telkens zullen wy uit de kennis van het misbruik den weg ter verbetering af- leiden. R 3 ’Er 262 VERBETERING 'Er is geen naem die meer achting en eerbied verdient dan die van Meefter , het waer te wenfchen dat zy allen die denzel- ven dragen, door hun verftand , geaertheid en wyze van verkeer zich denzelven waer- dig maekten.. Dan hier is geen kleen ge- brek. Moet men zich niet ten uiterften verwonderen , dat 'er zyn een groot aen- tal , die buiten ftaet zyn eenen behoor- Iyken brief te fchryven? wat zeg ik, te „kunnen boekftaven of {pellen ? hoe kleen is het aental der geenen die eenige, zelfs maar eenige geringe kennis hunner moeder- fprake hebben ? veelen fchynen door een ge- duurig verkeer met de Kinderen een foort van houding en trotsheid verkregen te heb- ben, waerdoor zy by de Kinders als ftatige en ongenaekbare wezens, doch by de Wee- reld als pedanten en zotten aengezien wor- den. In de Steden ziet men veel al School- meefters die nergens minder dan tot dien post opgelegd zyn; menfchen die, te traeg om te werken, dit zittende leeven verkozen hebben. Eertyds pleeg men op de Dorpen meer te zien op eene fchoone ftem, om eenige toonen langdradig op te deunen , dan op een verftandig en deugd- zaem man. Ik zwyg van zulke plaetfen daer men onbekwame dienstboden, die men anders niet wel wist te plaetfen, het School DER SCHOOLEN. 263 Schoolmeefter-ampt opgedragen heeft. Ik beken openhartig, dat ik met fehroom en tegenzin deze dingen opgeef; het zy ver van my, dat ik zou durven of willen den- ken, dat zy allen met dat euvel befmet waren ; dan was onze Jeugd ongeluk- _ kig; neen, daer zyn ’er die in de geleer- de weereld blyken ‘van oordeel en kun- digheid gegeven hebben, aen wier zorg de Jeugd niet dan met, eerbied en toege- negenheid, tot aen het einde hunner da- gen, denken zal. Dan dit getal is kleen; ons vertoog is ingericht, om hetzelve te vermeerderen; daer toe zyn wy genood- zaekt om de gebreken, in heuren waren aert voor te tellen, opdat wy de noodige middelen ter verbetering kunnen opge- ven. Om hierin recht te flagen is hoogst dienftig, dat wy de reden van zulk een verregaende onkunde in de Meefteren eens nader onderzoeken: hier door zullen wy het kwaed zoo veel te beter in zynen aeif kunnen tegen gaen. De eerfte reden der onkunde komt uit het groot aental der Meefteren, het geen men, in weerwil van hunne zeer geringe inkomften, vindt. In veele Steden zyn’er ten minften : meer dan genoeg.om het werk waer te nemen. Dorpen die flechts 5 of 6 R 4 ____hon- id , …n 264 VERBETERING honderd guldens in het jaer opbrengen, zyn niet Zoo rasch ledig, of men ziet eert’ aendrang van Meefteren , die in getale groot, maer in kundigheden kleen zyn. Wart is hier het gevolg van? Vele kundige Lieden , die anders niet ongenegen zouden zyn zulk eenen post te begeeren, worden afgefchrikt , te meer daer , in het verkiezen, om reden reeds boven opgegeven, veel al de minst bekwaemfte worden voorgetrokken. Een tweede reden is: Omdat de meefte Schoolmeefters zich van hunne jeugd af, niet op dien post hebben toegelegd. Is het in alle beroepen noodig dat men, van” zyne eerfte jaren af , door alle de ftanden heenen loopt, om den waren aert van Zyn werk te leeren kennen; het is niet min waerachtig met dit beroep. Hier. moet men niet flechts zyn werk van de eerfte gronden af en de wys op welk het geleerd wordt kundig zyn, maer men moet als ’t ware met de jeugd zelfs opgegroeid wezen, om heur zwak en fterk te weten, om en hier van, Meefter geworden Zvnde, zyn voordeel te doen. Eindelyk omdat, voor al in ons Land, het Schoolmeefterfchap zedert vele jaren in een foort van minachting by velen ge- : raeke DER SCHOOLEN,: 265 raekt is. Ik weet wel dat het windrig ge- drag van velen hier de oorzaek van ge- weest zy , doch dit laet niet na, dat vele gefchikte lieden , die anders hunne kinders tot dit werk zouden afgezonderd hebben; nu voor hen iets anders ten beroepe ver- kiezen. Waer uit dan vloeit, dat vele gemeene lieden , zonder opvoeding, hunne kinders tot Schoolmeefters aenleggen , waar door deze post, die anders uit zichzelven achtingswaerdig is, van onkundige lieden moet worden waergenomen. Uit deze drie opgegeven redenen zal men de oorzaek van den flechten toeftand der Meefteren kunnen begrypen , en, als van zelve de middelen ter verbeteringe beramen; dan; naardien dit het hoofdoogmerk van het ge- heele voorftel is; zullen wy, om in alles duidelyk te zyn, eerst onderzoeken , wel- ke kundigheid een nederduitsch Meefter moet hebben, wanneer hy, tot nut der jeugdelingen , zynen post bekleeden zal. — Even gelyk alle menfchen onderfchei- * den vermogens en kundigheden bezitten, jen ‘er geen beroep is of zy die het waer- nemen hebben’er verfchillende bekwaem- | heden toe, zoo is het ook met de School- meefteren ; deze zal altoos in vermogen boven geenen uitmunten en met grooter ‚han Rs vaer 266 VERBETERING vaerdigheid zyn beroep dan een ander waernemen ; dit belet echter niet dat ’er zyn byzondere kundigheden, die aen by- zondere posten alleen eigen zyn, in dewel- ken zy, die ‘er anderen in moeten onder- wyzen, behooren ervaren te Zyn. Om nu te zien wat eenen nederduitfchen School- houder te weten noodig zy, heeft men flechts in te zien wat werk hy, in zyne School, zyne Leerlingen moet onderwy- zen, Het eerfte dat een nederlandsch Meefter zyne jeugdelingen moet doenleeren, ís het Spellen zyner moederfprake. ls het niet te beklagen als men inde brieven of andere Schriften van Schoolmeefteren de gebre- ken by meenigten verfpreid ziet! Dit is maar alte waerachtig ; dat het min bekend is, komt dat ’er flechts weinig menfchen over de Spelkunst kunnen oordeelen, en dat dit gebrek alrede, door de onkunde der Meefteren , algemeen is doorgedron- gen. Het is waer, dat onze nederduitfche Spelling, tot nog toe, in alles op geenen eenparigen voet gebragt is, dan de gebre- ken waer van ik hier fpreek , raken eigen- Iyk deze gefchillen niet. Een nederduitsch Schoolmeefter moet dus eene goede kennis van de Spelling onzer Sprake hebben. Hy moet DER SCH OOLEN. 267 moet niet alleen de gemeene boeken, die „men in zyne School gebruikt, hier over gelezen hebben, maer hy dient ‘er onze taelkundige Schryvers op naer te zien, op-= dat hy eindelyk eenen vasten grond ver= _ kryge. Zoo ver gevorderd zynde, zal hy zyne Leerlingen hier in grondig kunnen onderwyzen. Hier mag een Meefter niet ligt afftappen , de Spelling is de grond van alles wat een nederduitsch Meefter onder- wyzen moet. De Ouders zullen niet kwa- Iyk doen om, in dezen, de gangen van den Meefter naer te gaen; by verzuim ’er hem toe aan te zetten, opdat de jeugde. ling goeden voortgang make. Zie daer de eerfte zaek die een Meefter bezitten moet, welker kennis voorzeker iets ter verbete- ring en befchaving onzer Schoolen toe- brengen zal. Het Lezen is de tweede kundigheid waar in een Meefter ervaren behoort te zyn. Weinig menfchen zyn ’er, die grondig wel kunnen lezen. Een goed Lezer moet, door de buiging zyner ftemme, de kracht der zaken en woorden die hy leest uitdruk- ken, en fchoon hy nimmer de gebaren van eenen Toneelfpeeler moet naäpen, noch, windrig, noch verveelend moet zyn, be- hoort hy echter, door zyn lezen, de aen- | dacht 268 VERBETERING dacht zyner hoorderen op te wekken ert anderen van zelve te doen opmerken, dat hy verftaet, het geen hy leest: Voorzeker moet men den Bybel anders dan de Courant lezen. Wie weet niet welk een onderfcheid van ftyl’er tusfchen een dichtftuk en het onrym is? Dit moet een goed Lezer alles in acht nemen. Hy moet de aendacht gaende houden , zich zelven en anderen ver- maken. Hoe nuttig is ’t, dat zulks der jeugd ingeprent en duidelyk onderwezen worde? Welk een invloed dit op hun ge- drag heeft, wordt van weinigen opgemerkt. Een Jongeling die wel kan lezen , ver- meerdert , wanneer men hem flechts de noodige boeken geeft, al lezende zyn ver- ftand ‚men kan hem ligt tot een beminnaer der fchoone letteren maken; en onttrekt hem, dus doende, uit gevaren waar in de onwetende jongelingen vallen. Laet een Meefter op deze wetenfchap zich ernftig toeleggen ! Dar hy de noodige boeken daer toe leze, de kracht van het geen hy leest verfta. Voor al moet hy zorgen, dat zyn Leerling allê gemaektheid in het lezen leere vermyden, en eene eenvoudige on- opgefmuktheid behouden. Wanneer de Schoolmeefters hunne Leerlingen hier in ervaren maken, zullen onze nederduitfche „\Schoolen een merkelyk voordeel beko- men. — Le WM DER SCHOOLEN. 269 Er is geen konst: waer in onze neder- duitfche Meefters, over het algemeen ge- rekend, meer ervaren zyn dan ín die van Schryven. Voorzeker is dit een voornaem deel van hun werk. In een Land daer de Koopmanfchap bloeit , moet de jeugd nood- zakelyk in het welfchryven ervaren ge= maekt worden. Vele menfchen moeten, door het zelve, de middelen van hun be- ftaan verkrygen; ook is het genoeg bekend; hoe zeer onze nederlandfche Kooplieden op het Schryven van eene keurige hand gefteld zyn. In het onderwyzen moet men onder het-oog houden, dat men deze zaek wel als noodig, maar himmer met ver= zuim van andr@ dingen’ behandelen. moet. Immers behoort het Schryven, niet tot die kundigheden waer door het verftand ver= licht en het-oordeel bondig wordt. « De domfte menfchen kunnen hier de ervaren= fte worden. Uit het gezegde, leide ik af, dat een nederduitfche Schoolmeefter deze konst noodzakelyk bezitten „en zyne Leer= ‚ lingen inprenten moet; zoo echter, dat _ hy zich geduurig zal voorftellen, dat ’er _ behalven dit nog veel ander noodzakelyk werk, in zyne School te verrichten zy, „Opdat hy even fterk de. beöeffening van ‚den Geest, als de konftige behandeling der penne onder het oog Houdin Ook / 00 VERBETERING! = Ook wordt in onze nederduitfche Schoo- len de Cyfer- of Rekenkonst onderwezen: Deze wetenfchap is voor alle menfchen ; in alle ftanden, zeer nuttig. Door haer wordt het verftand geopend, door de ken- nis der betrekking, die de getallen op elkander hebben, leert de jeugd de over- eenkomst en het onderfcheid der voorko- mende dingen zachtkens en ongevoelig opmerken. Hoe noodzakelyk het zy, dat hy», wie de jeugd in deze dingen zal on- derwyzen, dezelven wel verftaet zal nies mand tegenfpreken, Het waer te wen- fchen dat onze Schoolmeefters wat meer in de beginfelen der Wiskunde ervaren waren: Deze is de grond van alle Cyferkonst, zy is; in onze dagen, vry gemeener dan voorheen, en zal het wezen onzer Schoo- len merkelyk verbeteren , wanneer onze Schoolmeefters zich op dezelve een weis nig toeleggen. Hier door zou onze jeugd van hun op eene gemakkelyke wys onder- wezen worden, daer dezelve anders tegen het Cyferen als tegen eenen berg opziet: of, zonder eenige vrucht, in het zelve fchynt voortgang te maken. … Hier by zoude ik het, in het bepalen _ van de kundigheden, welken een neder= duitsch meefter bezitten moet, kunnen la= _ x / ' ten. DER SCHOOLEN 27 fen. . Dan ‘er zjn nóg twee dingen die; naer myn oordeel, wanneer zy, benevens het opgenoemde, in onze Schoolmeefteren gevonden wierden, het fieraed onzer on- derwyzeren zouden uitmaken: en, binnen weinig jaren, veröorzaken, dat onze Ne- derlanders meer kundig in veele wetens- waerdige dingen zouden worden. Á Het eerfte is de kennis van onze Moeder- fprake. Immers is deze zoo moeielyk niet of een“man wiens werk het is alle dagen in dezelve te onderwyzen , zou ’er zich zelven in kunnen ervaren maken, te meer daer men thans Spraekkunften die zeer eenvoudig, @n tot het gebruik der kinde- ten gefchikt zyn, heeft. Is het niet hoogst- betamelyk dat een Meefter die andren be- kwaem móet maken, zelve in zyne eigen tale kundig zy? welk een nut zou dit te weeg brengen! Kennis baert lust, de Mee- fter’ zou met genegenheid en doorzicht zynen Leerling onderrichten , byzonder op het Spellen en Lezen acht geven, zoo veel Zyn tyd en de vermogens der jeugd toelieten, hen in de eerfte beginfelen on- derwyzên. Dus zouden, ten minften de fnedigften , ‘hier in eenige: vorderingen , die hun in vervolg van tyd nuttig zouden kunnen Zyn, maken. Indien men eenmael | | Zoo 272 VERBETERING, zoo gelukkig mogte worden; om onze Schoolmeefters hier in fmaek te doen kry- gen, waerlyk-men had een merkelyke ver- betering en be{chaving te weeg gebragt. Het tweede daer men, by het kiezen van eenen Meefter acht op geven moet, is het CaraCter of Zedig beftaen van den Onderwyzer. Het is juist niet noodig dat een Schoolmeefter eene zeer groote kun- digheid in de Godgeleerdheid bezitte , wel- ke lesfen van deugd en menfchenliefde hy zyne Leerlingen ook pooge in te prenten, altoos moet zyn Schoolwerk van dat van den Predikftoel onderfcheiden blyven, of hy wordt, onder fchyn van godvrucht, aen zynen waren pligt ontrouw. Dan het is van de hoogfte aengelegenheid, dat hy van eenen zachten aert en taei geduld zy. Hy moet zich geduurig, vertegenwoordigen. dat Kinders, geene volwasfchen men-. fchen, aen zyne zorg toevertrouwd wor- den. Gelyk hy aen den eenen kant zyne achting bewaren moet, zoo mag hy aen den anderen kant nimmer wreed wezen. Een Kind zal van de 7 tot de ro jaren, zelden moetwillig beledigen , nimmer zal het dit doen, aen eenen verftandigen en voorzichtigen Leermeefter. Alle kwaed, _ dat niet moetwillig gefchiedt, moet niet | an- DER SCHOOLGEN. 273 anders dan met vriendelyke onderrichtingen en overredende wermaningen tegen gegaen worden. Ongemeen groot is de invloed welk een Meefter , door zyn gedrag en behandeling, op het vormen van den aert der Kinderen heeft. Een Kind beziet vry algemeen zynen Meefter, als een volmaekt patroon dat in alles zyn navolging waerdig is. Een Wreedäert maekt haeftige en op- loopende menfchen. Een Trortschäert vormt ‚ door zyne voordaed , een foort van winderige en onverdragelyke Schepfe- len ; die men gemeenlyk , met een on- duitsch woord, Pedanten noemt; met één woord, ’er zal altoos iets van her Caracter van den Meefter in den Leerling over- gaen, het geen veel al zeer bezwaerlyk uitgeroeid wordt. Dit is eene ftof die. voorwaer de hoogfte oplettendheid ver- dient en dubbeld waerdig waer, om afzon- derlyk behandeld te worden. Genoeg “is het dat wy het gezegde te berde brengen; om aen te wyzen, hoe noodig het zy om naeuwkeurig op het Carater der Meefte- ren acht te geven. Nog kan men hier by doen , dat driftige Meefters meenigmael de oorzaek zyn , dat zwakke geftellen, door hun gedrag, geheel ongelukkig wor- den. Wie weer niet dat een herhaelde toorn, in een teder geftel, eene geduu- FIIl. DEEL S rige 2/4 "VERBETERING rige vrees en fchrik te weeg brengt, waer uit veeltyds eene allerongelukkigfte ge. aertheid ontftaet. Hoe gelukkig zal ons Nederland worden, wanneer de Beftierers hunner jeugd, van een zedig zachtmoedig beftaen zyn! veele voordeelen zullen hier voor de jeugd uitryzen ! Zie daer de kun- digheden, met welken ik onze nederland- fche Schoolmeefters gaerne bekleed zag, opgegeven, dan hoe veel verfchillen ver- re de meeften hier van! hoe zal men hen best hier toe brengen! zullen niet alle po- gingen hier toe aengewend , geheel vruch. teloos zyn? gantsch niet, wanneer men flechts, door vooroordeel of:eigen belang niet al te fterk aen oude gewoontens ge- ‘hecht is, en die zaek met ernst ter hand wil nemen. Men heeft het Schoolmee= fters ampt alleen eenige achting by te zet- ten en te maken dat het die waerdigheid en naem verkryge, welk een deugdzaem en verftandig Meefter verdient. Om dit uit te voeren heeft men alle omzichtigheid in het verkiezen te gebruiken, en niemand dan na een ryp beraed tot dien post toe te laten. Doch hoe elendig is het in de= zen opzichte thans gefteld? daer zyn Dor- pelingen zoo ongelukkig , dat hun fomwy- le , door hunne Heeren, Meefters , die <_„mergens minder dan tot dien post in ftaet k ZYN» DER SCHOOLEN. 275 zyn, worden toegezonden „ gelyk wy bo- ven reeds opgemerkt hebben; op andere plaetfen maekt men eene verkiezing, die meer uit gunst dan kunst gefchied: In ver- re de meefte fteden , onzer vereenigde Landfchappen , hangt de keus der School- meefteren van de regering af, en de den- {telling gefchied veel al min of meer vaer- dig, naer mate die Sollicitanten min of meer by de Heeren in gunst ftaen. Hoe zeer zulk eene handelwys oorzaek van een aental onbekwame Meefteren moet Zyn, wordt van zelfs begrepen. Het zoude dan niet weinig ter verbetering en befcha- ving onzer Schoolen ftrekken, als wy ee« nen weg konden aenwyzen, waer door Wy» in onze Schoolen, konden verkry= gen zulke Onderwyzers;, die in alles wat wy boven opgenoemd hebben, kundig waren: wy zullen het ons best toe fchy- nend middel daer toe voorftellen. Om bekwame Schoolmeefters te verz krygen heeft men flechts het loflyk voor- beeld van het vorftelyk Delft naer te vole gen, gelyk, zoo ik wel onderricht ben, ook reeds van eenige weinige andere Ste- den gefchied is, te weten: men heeft daer ter plaetfe het Schoolmeefterfchap tot een foort van gilde gemaekt: uit de AA 5 2 | voor- 276 VERBETERING voornaemfte der Meefteren kiest men eeni- gen tot Hoofdlieden; deze, echter onder het toezicht der Ed. Achtbare Magiftraet , nemen het examen der zich aendienende Meefterenaf, en doener verflag van. Nie- mand wordt tot dit examen toegelaten, ten zy hy een bepaeld getal jaren zich als onder= meefter van zynen post gekweten hebbe. Wanneer men nu bevind dat hy van een „goed gedrag en voor zyn werk bekwaem is, verkrygt hy vryheid om de jeugd „ alleen in het geen waer van hy proeven van bekwaem- heid gegeven heeft, te onderwyzen. Zie daer een middel, mogelyk het ee- nigfte, ten minften een vry zeker, om de onkunde der Meefteren tegen te gaen. Dit middel kan algemeen gebruikt wor- den, en ftrekt zich zelfs tot de Dorpen uit, waer van het examen der Meefteren- zou kunnen gebragt worden tot de Hoofd- lieden dier Stad , waer onder zulkeen Dorp behoort. Wanneer zulk eene Stad geen genoegzaem getal van Meefteren had om een gilde daer uit te maken, zou men uit grootere Steden bekwame en onpartydige Hoofdlieden kunnen roepen, om de zich aendienende te onderzoeken en den be- kwaemíten met den, post te begunftigen. Wanneer dit in *t werk gefteld wordt kan | noch | | | { MER SCHOOLEN. 2977 noch zal zich iemand, ten zy hy de noo-= dige kundigheden bezit, durven aenge- ven, even gelyk by de andere gildens daer nimmer iemand zyn handwerk zal willen oeffenen , ten zy hy in ftaet is om eene proef van zyne bekwaemheid te geven. Wat denken hier myne Beoor- deelaers ? Zou men op deze wys de on- kunde in de Meefteren niet met vrucht te keer gaen? Dit middel ís allereenvou- digst, het kan, naer bevind der zaken, op alle plaetfen, fomwyl met een weinig verandering, gebruikt worden. Wie kan twyffelen of het zal eene merkelyke ver- betering en befchaving in onze Schoolen te weeg brengen? Dan ik moet hier eene … en andere, bedenking uit den weg ruimen. Men heeft my onderricht, dat eenige Schoolmeefters in een der voornaemfte fteden van ons Land, reeds ondernomen hebben, om het Schoolmeefterfchap; te dier plaetfe, by wyze van een Gilde te behandelen, en niemand , dan na een gron- dig examen, onder hun getal aen te ne- men. Doch dat dit verzoek geheel van ‚de hand gewezen is. Dan ik meen zeer „wel bewust te zyn, dat zy, die dit voor- gefteld hadden, duidelyk deeden zien , dat zy veel meer hun eigen belang dan het N) wel= 278 VERBETERING welzyn der jeugd onder het oog hadden. Hier uit ryst echter deze vraeg: of niet de Hoofdlieden , door eigen intrest aengezet, fomwylen hen, die de jeugd zeer bevor- derlyk konden zyn, om hunne kundig- heid, zouden weeren? Deze zwarigheid is ligt uit den weg te nemen: men heeft alleen op te merken, dat wy in ons voorftelof opgaef , heteerfte toeverzicht, en de in ftandhouding van dit gilde, der hooge regering hebben overgelaten, die; in dezen, zoo wel als in andere gildens; derzelver bloei en welvaert wel behartigen en alle onrecht met kracht weeren zal: doe hier by dat de eigenbaet, die voor- namelyk by lage zielen huisvest, niet zoo ligt by bekwame Meefteren zal plaets gry- pen: wie van hun, die zelfs in ftaet is om zynen post waer te nemen, die reeds eenen goeden opgang gemaekt, eenen naem verkregen en de achting veler be- kwaem geworden leerlingen zich waerdig gemaekt heeft; wie van dezen,:want an- deren moeten geen Hoofdlieden zyn, zal laeg genoeg van geest wezen, om een an= der, alleen om zyne bekwaemheid, te we= ren ? Ik zal in ’t vervolg, op zyn plaets gelegenheid hebben , om te doen zien ; dat het een bekwaem Meefter, wanneer hy in zynen pligt getrouw is, nimmer aen wer DER SCHOOLEN. 279 werk ontbreken zal. Nog kan dit vol- gende middel voorgefteld worden. Dat men in elke Provintie, by voorbeeld op de hooge Schoolen , of in de voorname ‚ Steden, een of meer perfoonen aenftelde by welken allen, die, in vervolg van ty- de, naer het Schoolmeefters ampt wilden ftaen-, een examen moeften afleggen en met behoorlyke getuigenisfen van deze ge- volmagtigde perfoonen moeften voorzien zyn, alvorens zy naer eene plaets konden {taen. Hier mede meen ik alles wat de befcha. ving en verbetering van de Meefteren of opzieneren der nederduitfche Schoolen betreft, gezegd te hebben. De weg door my aengewezen is noch moejelyk , noch kostbaar, en kan overal, of op elke plaets in ’t byzonder, beftendig in het werk ge- fteld worden: zoo dit gefchied, twyffel ik niet of men zal der’ nederlandfche jeugd een merkelyk voordeel toegebragt hebben. Nu zullen wy fpreeken van de jeugd die _ in hunne Schoolen onderwezen wordt. Het is eene overbekende zaek dat veele ouders, door eene dwaze toegevenheid, hunne kinders , voor al met opzicht op het geen zy in de Schoolen te leeren heb= S 4 ben ; 28o VERBETERING ben, zeer nadeelig zyn. Deze gebreken tegen te gaen zou voorzeker een nuttig werk zyn en niet weinig ter befchaving van onze Schoolen kunnen ftrekken; dan dit werk is buiten het beftek der E. Maet- fchappye, die niet zoo zeer naer de be- fchaving der ouderen en van hunne kin- deren, als wel naer die der Schoolen on- derzoek doet. Het behoort rechtftreeks tot de zedekundige opvoeding , waer het ook inhet werk, reeds van ons aengehaeld, dui- delyk behandeld is. Eene andere Vraeg die recht{treeks op ons onderwerp betrek- king heeft is deze: Op welke jaren be- hoort men de kinders in de openbare Schoolen te zenden ? Deze vraeg is van groot gewicht, en heeft eenen merkelyken invloed op de verbetering onzer Schoolen. Men moet zich verwonderen , in de neder- duitfche Schoolen, kinders van vieren vyf jaren te vinden. Wie ziet niet dat zulks niet weinig het werk der Meefteren ftremt en den voortgang der overige leerlingen hinderlyk is? Wat moet men aen een kind van dien ouderdom leeren? zyn zy vlugs gelyk ‘er zeker onder zullen zyn, zy zullen dit zoo wel op de kinder als op de openbaere School betoonen. Zoo niet, „zal. men dit weerloos fchaep met harde woorden en flagen iets inprenten? dit ge- | {chied DER SCHOOLEN. z8r fchied helaes.! maer al te veel: Na de kin= ders een weinig tyds in ’t School geweest zyn en geene vordering betoonen, klagen de Ouders aen de Meefters, deeze uit vreeze van ze te verliezen, of door eer- zucht aengezet , zoeken, door harde woor- den en flagen, hen tot hunnen plicht aen te manen en bederven dus hun aert; en het geen hier het voorname is, maken , door een’ geest van geemelykheid , zich buiten ftaet, om hunne andere Leerlingen naer behooren te behandelen. Hoe mòet men dan hier handelen ? wanneer is de rechte tyd om onze kinders in de openbare Schoolen te zenden? wy voor ons zouden van oordeel zyn, dat de 7 of, wil men wat vroeger, de 6 jaren en voor al niet eerder, de gefchiktfte tyd waer, om de jeugd naer de openbare Schoolen te zen- den. Ik weet wel dat hier merkelyke te- genbedenkingen komen en dat men zeggen zal. Zyn 'er niet een aental ouders, wier vermogens niet toelaeten hunne kinders, die al vroeg een ambagt moeten leeren en den kost mede helpen ° Winnen, langer dan tot de 9 of ro jaren op de gtivblen te la- ten? voor al op de Dorpen daer de kin- ders al vroeg mede aen het werk in het _ land moeten? Hoe zullen zulke kinders, in zoo kort een beftek van tyd, het geen, 9 5 Zy 282 VERBETERING zy noodig teleeren hebben, kunnen wee ten? Eene andere tegenbedenking is: In- dien men de kinders niet eer dan, met de 7 of 6 jaren naer de openbare Schoolen zendt, zullen de Meefters een deel van hun inkomen moeten verliezen, hier door ge- noodzaekt zyn het fchoolgeld te vergroo- ten ‚het welk de Schoolen der behoeftigen zeer tot nadeel wezen zal. Deze beden- kingen zullen wy, zoo kort mogelyk, uit den weg ruimen, zy Zullen, uit heuren eigen aert , ons eenige aenmerkingen ter verbeteringen der Schoolen opleveren. Wy merken aengaende de eerfte beden- king op: voor eerst : dat maer zeer weinig kinders, voorden tyd vanons opgegeven; dat is voor de zes of zeven jaren, voor iets aenmerkelyks te leeren vatbaer zyn; en dat de ervarenis veeltyds geleert heeft; dat wanneer kinders eenige jaren te famen in de openbare Schoolen geweest zyn, zy die met de vier of vyf jaren in het fchool gekomen zyn , de anderen , die!er vry later kwamen, weinig of niets voor uit waren ten o%: Dat wy geenzins de Schoolen der kleene kinderen willen afgefchaft hebben; in tegendeel, deze achten wy hoogstnood. zakelyk , het zou den Schoolmeefteren geen kleen gemak toebrengen ‚ waaneer e \ DER SCHOOLEN. 283 dekinders , voor zy inde openbare Schoo- len gezonden worden, in dezelven eerst de letters en de beginfels van het Spellen geleerd hadden: Het geen daer ruim zoo _ gemakkelyk als in de openbare Schoolen gefchieden kan, wanneer men flechts zorg draegt, dat niet ieder een, maer een be- kwaem mensch, de post van Schoolvrouw gegeven wordt. Met opzicht op het tweede merken wy aen in ’t gemeen, dat wanneer het getal der Schoolieren op eene plaets merkelyk vermindert, men ook, naer evenredig- heid, een kleener getal Meefteren noodig heeft. Voorzeker behoorde hier omtrent altoos een juifte evenredigheid in acht ge- nomen te. worden. Even gelyk in alle beroepen een al te groot aental van beoef= fenaren eene algemeene vermagering in zulk een beroep te weeg brengt, zoo is het ook wanneer men grooter aental Mee- fters, dan ’er naer evenredigheid Leerlin- gen zyn, heeft; Hier om zal het, in dit plan ter verbeteringe niet ondienftig zyn onder het oog te brengen, dat, wil men in onze Schoolen bekwame Schoolmeefters krygen, men wel zal doen in elke Stad ‘er niet meer toe te laten, dan naer het ge- _ tal der kinderen zal noodig zyn: kan men dit getal niet juist bepalen, geen zwarig- heid 284 VERBETERING heid, men rekene flechts tegen so Leer- lingen voor ieder Meefter, laten ’cr ro of 12 voor elk meer zyn, het komt hier op de volftrek{te juistheid niet aen, wan- neer een al te groot getal maer niet belet dat de Meefters hunne bekwaemheid aen elk , hoofd voor hoofd, kunnen te koste leggen. Meer byzonder kan men op het voor- ftel antwoorden, dat even gelyk: de kun- digheden der Meefteren onderfcheiden zyn, zoo behoort ’er ook verfchil tusfchen hun inkomen te zyn. Dan mogelyk is 'er geen beroep daer de verdienften hun eigen loon meer metzich brengen, dan dat van een’ Schoolmeefter; men vind weinig Ou- ders, of zy zien met vermaek den voort- gang hunner kinderen , en willen gaerne de- ze moeite naer hun vermogen erkennen. Zeer verfchillende is ook het inkomen der Meefteren op de Dorpen; op vele plaet- fen is dit gering, men heeft daerom. zeer wysfelyk den Kerkendienstaen het School- meeftersampt gehecht: Eertyds zag men ook wel de verzameling van ’s Lands mid- delen nog hier toegevoegd, dan men mag ‘er dit met recht afnemen, alzoo ‘er geen overeenkomst tusfchen deze posten is, en dit laetfte de Meefters, in hunne bd ‚ vul WER SC H'OOLEN. 285 vuldige bezigheden, ten nadeele van de jeugd, te veel ftremt. Indien men nu in de Steden ook zoo handelde, dat de dienst der Kerken altoos aen die der openbare nederduitfche Schoolen gevoegd waer, of men maekte naer de grootheid der Steden, alle de Schoolen onderhoorig aen de Stad, en gaf den Meefteren of vrye Stads wooningen, of eenig jaerlyksch in- komen, hier in naer den ouderdom op- klimmende, twyffel ik geen oogenblik of men zou zeer bekwame Meefters voor de jeugd verkrygen: Meefters die, ontflagen. om kleene Kinderfchoolen te houden , metal hun vermogen zich op den voortgang der hun toevertrouwde jeugdelingen zouden toeleggen. Hier door zouden onze neder- landíche Schoolen eene merkelyke veran- dering en verbetering ondergaen. Mogelyk zal men zich over dit voor- ftel verwonderen en denken; dat dit voor zulke Steden te-kostbaer vallen,zou. , Dan is't niet veel meer onbegrypelyk dat wy in onze Provintien en onderhoorige Lan- den zeer veele Steden hebben die ’s jaer- Iyks 2, 3, à 400: guldens benevens een vrye en ruime wooning aen de Franfche Kostfchoolhouders durven geven; welker voordeelen, gelyk wy- boven zeiden ; fom- B 286 VERBETERING fomwyl meer ingebeeld dan wezendlyk zyn. En waerom zou men, ter aenmoedi- ginge van de nederduitfche fchoolen ; welken ons het meefte behoorden ter harte te gaen, niet iets ten besten hebben; / daer van het goed onderwys, niet der Franfche, maer der nederduitfche Schoo- len de welvaert van hét volgende geflacht _ afhangt? Zoo lang men de waerdigheid van het nederduitsch Schoolhouderfchap door zulke middelen niet doet ryzen, en door eene deftige belooning dien post aen- zienelyk maekt, zal men onder de School- meefters een groot deel verwaende zotten en weetnieten hebben. Maer maekt men hun zwaer beroep, door hun eenige vry- heden te verleenen, aenzienelyk , hêt kleen getal van brave en verftandige Meefteren „ welker namen reeds in Nederland bekend zyn, zal van dag tot dag toenemen , onze tedere jeugd, de hoop der braven, zal onder hun opzicht niet alleen in ’t lezen, fchryven en rekenen ervaren gemaekt worden, maer Zy zullen ook hunnen geest vormen, zy zullen de zucht om vreemde; en by onze vaders niet gedoogde houdin- gen naer te apen, tegengaen, de oude Hollandfche deftigheid doen ‘herleven; hunnen geest met nedrigheid en deugd verfieren; zoo veel leerlingen als zy heb- ‘ ben DER SCHOOLEN 287 ben zoo veel oprechte vrienden zullen zy zich maken, vrienden die met eerbied en liefde tot aen hunnen dood aen hen den- ken, en hunne nagedachten met dankzeg- gingen zullen zegenen. Myne Heeren _ Beoordeelaers, hoe dieper ik den post van onze Schoolmeefteren inzie, zoo veel meer wordt myn hart in tedere genegenheid voor onze kinders ontvonkt; zoo veel ge= wigtiger komt my ditampt voor: Laet dan kan ’t zyn, gantsch Nederland, laet elke Stad, elk Dorp ’er zich op toeleggen, om bekwame Meefters , oprechte menfchen- vrienden te verkiezen, laetze, tot dat ein- de, geen kosten of moeiten ontzien; laten zy medewerken om hunne Schoolen te zuiveren van alles wat tegen derzelver wa- re oogmerk ftrydt, en wy zullen eene on- begrypelyk groote verbetering en befcha- ving te weeg gebragt hebben. Daer ik hier van de jeugd en van hunnen Schooltyd fpreek , zoude ik ook kunnen melden, hoe het zeer ter hunner verbetering, in het lee- ren, zou kunnen ftrekken , wanneer zy op hunne Schoolen in byzondere Clasfen ver- deeld werden, dan ik zal hier eene meer ge- {chikte gelegenheid, in het vervolg, toe krygen: Met een enkel woord zeg ik nog dat wanneer een kind van redelyke vermo- gens van de 7 tot de Ir jaren op het school 4 288 WVWERBETERING School en by een bekwaem Meefter is, dat het zoo veel zal leeren als het te we- ten noodig heeft. Deze tyd is best ge- fchikt voor de jeugd, Ouders zyn verpligt denzelven voor hunne kinders te geven. Gedoogt het hun ftand om ’er nog een of twee jaren by te voegen, zooveel te be- ter, de goede orde moet in dezen ook merkelyk ter bevordering van de jeugd en die Schoolen medewerken. Laten wy nu zien het geen wy aengaende de boeken, waer in de jeugd onderwezen wordt, op te merken hebben. Verftandige Meefters hebben reeds voor lange zich beklaegt over de boeken, wel- ke doorgaens in de Nederlandfche Schoo- len gebezigd worden. Hert is voorzeker uit een goed en godvruchtig oogmerk her- komftig, dat men haest geene andre boe- ken dan die een gedeelte der Heilige Schrift behelzen, gebruikt. Men bedriegt zich wanneer men denkt dat dit eenen merke- Iyken invloed op het gedrag en de zeden „der jeugd zal hebben. De kinders verftaen weinig of niets van het geen zy lezen, ook zyn de lesfen, die hun in dezelven gege- ven worden, fomwyl zoo kort, en zoo _ ver van elkander verwyderd „ dat zy ’er onmogelyk iets van verftaen kunnen. Nog mag men ‘er byvoegen, dat fommigen. van dien — DER: SCH OOLEN. 289 dien te ftug- van ftyl en voor het kinder- lyk begrip geheel onvatbaer zyn. … Dan het geen ik voornamelyk wil opgemerkt hebben is; dat-dezelven vol zyn met fpel- en taelgebreken , dewelke in de teedere verftanden zoo vast hechten dat zy ‚„ ouder geworden zynde, niet dan zeer bezwaer- Iyk ’er zich van kunnen ontdoen. Zie daer een gebrek dat niet weinig tet ondfiering, van onze nederlandfche Schoo- lenis, Een gebrek waer van wy tot he=- den in ons, land‚;_de droevige gevolgen ondervinden 3 der, maer. weinig bejaer- de lieden onze Bjoepestpraek wel kunnen ee: Wat moet men doen: om-dis: gebrek te boven te komen , om eene algemeene be- fchaving te-weeg te brengen en dezelve op eenen beftendigen voet te. ondethoudemd;t Het fpreekt, van zelf dat dg om dit ik gebrek wel tegen. te gaen, een onderzoek ‚moeten „doen aengaende- de in gebruik zynde boeken, voorts, welke van dezen ‚__ dienen afgefchaft, hoe de blyvende zul len, verbeterd. worden en, welke nieuwe men , ter meerdere volmakinge der Schoo- | jen,’ er moet by- doen. zodrah |o aViik DEEL ú 3 Zoa 209 VERBETERING „Zoo veel my mogelyk geweest is, heb ik: een onderzoek gedaen aengaende de boeken welken in de nederlandfche Schoo- len gebruikt worden. Ik zal ’er-een lystje van opgeven „ het welk; zoo niet volko- men, ten minften ver het grootfte deel en de voornaemfte aenwyzen zal. Men gebruikt gemeenlyk, behalven het A B Boek, den Heidelbergfchen Catechis- mus, de Spreuken Salomons if kleen fore= maet, ook in quarto, met een’ ouden Hollandfchen druk ter eener, en een foort van Schrift-druk ter andere zyde; een Euangelium, „zynde de gefehiedenis van het leven des Heilands, voorts verfchei- den bybelfche Hiftorien in quarto formaet, als daer is van Jozef, David, Jonas en anderen. Een Schriftuurlyk Schoolboek , beftaende in een aental Schriftuurplaetfen; inteene orde naer de letteren van ons A, B met Hollandfche , Romeinfche en Schrift- letteren gedrukt; ‘Voorts eenige brieven ineen boek, genaemd de Zendbrief „ met éen foort van moejelyke oude Schriftlette- ten gedrukt. Nog een geflachtboekje , be- helzende de geflachten van Adam tot op den Heere Christus door P. Bakker met eene Romeinfche letter. De Courant; ook wel de Postr yder, en eertyds, ook by fom- een …_ migen tE | / DER SCHOOLEN. sof migen nu nog , eenige oude Brieven, Huurcedullen, Overdragten enz. met zeer moejelyk Schrift, dat ín de vorige eeuw gebruikt wierd, Voeg h hier by twee of ‚ drie fpellenboeken , waer van by dezen dit, by een ander weder een ander in ge bruik ís. Zie daer de voorndemfte boe ken ín onze ordi Schoolen in ge= bruik. | In ’t gemeen merk ik hier aen He n00= ig het zy dat ’er eene verfcheidenheid van’ boeken ‘in de Schoolen gebruikt worde, zoo wel om den lust der jeugde- lingen op te wekken, als, om eenen trap in de opklimming of vermeerdering van hun verftand te maken en hunne vorde- pinch: sk te wyzen. Vereischte echter eene goede orde niet; dat men in onze nederlandfche Schoolen 5 even gelyk in de Latynfche, eenen gere- gelden opgang behield en daer door de vordering fpoediger en zekerder maekte @ __ Waer toe ik dan ook het verdeelen der Leerlingen , in byzondere Clasfen , als hoogstnoodzakelyk onzen Schoolmeefteren’ wil aenbevolen hebben, en dan te gelyk eene verdeeling maken der boeken, wel- ig in elke Clasfe of orde, moeften ge- T 2 bruikt 202 VERBETERING bruikt worden. Waer van ik-zoo dadelyk - een kort ontwerp zal voorftellen. Met opzicht op de lyst van de by my opge- noemde boeken merk ik verder aen, dat 3 wanneer zy van taelgebreken gezuiverd waren, en eene eenparige Spelling had= den, zy hunne nuttigheid. zouden kunnen hebben ‚ waerom. wy ook verre. de meefte in onze Iyst opgeven. Dan het fchynt my toe dat zy om deze en nog een en an- der , nu nadere van my.op te noemen , re- den, verbeterd dienen te worden en eerie merkelyke verandering moeten ondergaen. Voor eerst: ’Er is, gelyk wy reeds met een woord hebben opgemerkt, geene ge= noegzame verfcheïdenheid in dezelven 3 zoo is ’er weinig verfchil tusfchen den, Ca= techismus, de Kuangeliums ende Spreu= ken, alle de: Hiftorien zvn volmaekt een= derlei. “Ten andere : het fpreekt van zelf, dat men de jeugd zulke boeken moest doen le- zen die op hun gedrag en verkeer betreks kelyk waren, of zulken die de-gronden der tael’ ten onderwerpe hadden. Immers zyn de opgenoemde boeken hier voor niet toereikende. «Dat men by-voorbeeld de Spreuken, om derzelver kracht en fragi- heid, er dn Menan dt Ì td Zeh Hent 4 DER SCHOOLEN. 203 heid, een Euangelium, om ’er het leven van den Heiland uit te doen opmerken, behoude;, is zeer goed en prysfelyk , dan ter bekoihing van het boven voorgeftelde „ zouden korte versjes of dichtftukjes van onze hedendaegfche Dichteren een weinig vrolyk , naer den aert der kinderen gefchike, kunnen dienftig zyn. Voorts zou men de ligtfte Spraekkunst die men bekomen kon daer toe moeten nemen.- Hier toe kunnen wy aenpryzen die van K. van der Palm; welke de gemakkelykfte is die ik ken, en voornamelyk voor de jeugd is opgefteld, gelyk dezelve ook vry algemeen is, voorts zou men eenige van onze nieuwberymde Psalmen by een kunnen vergaderen en in een kleen bandje laten binden , omdat al de Psalmen te famen wat kostbaer vallen. Dan waer hette wenfchen, dat ‘er een kin- derlievend Dichter opftonde, en ons eeni- ge Dichtftukjes voor de jeugd vereerde. Nog kunnen wy aenpryzen de Vaderlands fche Hiftorie verkort, door den-Heer Wa-. genaar; een verftandig Meefter zou ’ers naer bevind van zaken, nog het een en ander nuttig werk kunnen bydoen. — Nu zal ik tot myn laetfte {tuk overgaen, en opgeven op welk eene wys men deze boe- ken moet gebruiken, om tot nut voor on- ze nederlandíche Jeugd te zyn: niet twyf- T 3 felende 294 VERBETERING: felende of wy hebben, in het afgehandelde ftuk ‚ opgegeven , zulke dingen die de verbetering en befchaving onzer Schoolen rechtftreeks betroffen, Het is zeker , dat elk verftandig School- meefter in het gebruik der leerboeken in __acht moet nemen de omftandigheden waer in hy zich, zyne Leerlingen en derzelver vermogens bevinden: Hy moet alles naer bevind zyner zaken fchikken en. het wel- zyn van allen en elk in het byzonder zy- ner jeugdelingen onder het oog hebben; dit alles belet niet dat ’er algemeene regels zyn waer naer men zich, in het onder- wys der jeugd, met. vrucht kan fchikken. Zoo ergens de goede orde behoort in acht genomen te worden, het is in de open- bare Schoolen. Door eene welgerelde en naeuwkeurige' uitgevoerde orde. kunnen de domfte kinders allengskens iets leeren. De Jeugd kan zich zelve niet. voorthelpen; maer moet „ door een rechmatig beftier , ge- leerd en op het juifte fpoor gebragt worden ; anders zal het werk zich onderling verwar- ren of verdringen. Hier toeis, gelyk ik met een woord reeds gezegd heb, de verdee- ling der Leerlingen in byzondere Clasfen zeer noodig: by voorbeeld : Laet ons eens ftellen , dat. een Meefter zyn geheele or School Ne DER'SCHOOLEN, 205 School in drie Clasfen of orden verdeeld hadde: in de eerfte, die men de beneden of laegfte orde zou kunnen noemen, moet men de eerstbeginnende plaetfen. Deze orde zou men weder in drie deelen of ban- ken kunnen onderfcheiden ; even gelyk op de Latyníche Schoolen gefchied. Op. „de eerfte of laegfte bank zou men kun- nen plaetfen hen die het A, B leeren en in dat boek beginnen te fpellen. Op de tweede bank kan men onderwyzen de woorden van een, twee en drie lettergre- pen in het Spelleboek, voorts de begin- fels van het Spellen en Lezen in eenen kleenen Spreuken of Euangelium. Op de derde , of hooge bank, moet men voortgaen en leeren fpellen woorden van twee, drie en vier Lettergrepen, dit moet een byzonder deel van een Spelleboek uit maken. Voorts moeften hier de Kinders in het leezen van de opgenoemde boeken ervaren gemaekt worden, en dan naer de tweede Clasfe met prysjes, naer hunne verdienften gefchikt, overgaen. In de tweede Clasfe zou men een aen- _ vang met fchryven kunnen maken. Want dit inde openbare nederduitfche Schoolen (_ langer uit te ftellen is ten hoogften on- voorzichtig ; omdat veele menfchen, door T4 ge- n / 206 VERBETERING! gebrek aen middelen of andere omftandighe- den, fomwyl buiten ftaét geraken om hun- ne kinders den gantfchen Schooltyd te la- ten leeren , wanneer deze, door zulk een te lang uitftel , een voornaem deel van hunne opvoeding moeten misfen. Deze Clasfe kan men weder gelyk de vorige in drie deelen of banken onder- {cheiden.. Op de eerfte bank moet men voortgaen in een tweede deeltje van ’t Spel- leboek, ‘leerende de woorden van vyf en "zes Lettergreepen, en vervolgens onder- wyzen in het lezen van deze of geene By- belfche gefchiedenis; hier by zou men het fchryven der letteren van het A, B kun- nen voegen. Op de tweede bank kan men in dit Spel. leboekje voortgaen , leerende woorden. van zes, zeven en agt lettergrepen, al waren alle deze woorden geen volftrekt neder= duitsch, het is genoeg wanneer men, door de aeneenfchakeling der lettergrepen, de bevordering der jeugd in de Spelkonst be- hartigt; voorts kan men op deze bank ge- bruiken een. Spreuken van Salomon in quarto , met den gefchreven Zendbrief, of hetlezen vande bovengenoemde fpraek- kunst, hier kan men onderwyzen in het | fchry- hi) / ' DER SCHOOLEN. 2907 fchryven van twee letteren en eenen regel. 5 Eindelyk op de derde of hoogfte bank; zou men hen in het opgenoeimde 25° ftuk- je van een Spelleboek kunnen bekwaem. maken, alle de woorden zoo wel binnen als buiten hetboekje doen fpellen „de ver- korte Hiftorie van ons Vaderland, door den Heer Wagenaar , kunnen laten lezen en de lotgevallen onzer voorvaderen doen opmerken ; zeer nuttig zal het zyn indien men hier kan by doen het een of ander fa- belboekje met eenvoudige en nuttige mo- ralen, en ook eenige vermakelyke dicht- ftukjes van onze hedendaegfche goedeDich- teren en niet.een party afgefleten oude ry- men , gelyk men:eertyds pleeg te doen en die heden, op veele Schoolen, nog in ge- bruik zyn. Hier kan men voortgaen met de Leerlingen naer voorfchriften te leeren fchryven entegelykin de eerfte beginfelen der Rekenkunde te onderwyzen. van de- ze tot de hoogfte Clasfe overgaende , zal men de jeugd naer hunne verdienften we der met eenen prys ms IR Nu hoe ik tot-de: derde o£ hoosfte Ciâs:: fe , in deze moet men niet komen. ten. Zy men alles, wat in de vorige geleerd wordt , wel en ne verftaet. Voor deze R | T Clas- 298 VERBETERING! ‚Clasfe wilde ikeen derde deeltje of ftukje om door en door in de fpelkonst ervaren te worden „ opgefteld hebben. Hier’ in zou men moeten ftellen alle moejelyke na- men van menfchen , voor al die uitde H: Schrift genomen zyn: voorts alle vreem- de of bastaerd. woorden , om derzelver uitfpraek wel en naeuwkeurig- te leeren. Dit ftukje moest. weder op eene alfabeti- fche orde , naer de hoeveelheid der Let- tergrepen „ ingericht Zyn, entot het einde van den Schooltyd geleerd worden. Nim- mer toch kan men in de fpelkonst te veel onderwezen worden. Men gebruike dan: behalven dit boekje op de eerfte bank het werkje van P. Bakker, waer van ik boven gefproken heb, dit werkje is van eene on- gemeene nuttigheid , wie het zelve wel kan lezen; kan alles lezen. Nu dient men ook de beginfels van de Spraekkunst te leeren, te weten om de fpraekdeelen wel van elkander te onder- fcheiden ; de kinders zyn in dezen tyd voor dezelven vatbaer. Men ga dan voort met hen in het fchryven en rekenen te onder- richten. Zie daer het geen men op de eer- fte bank te doen heeft. Op de tweede bank doet men hen, bee wart halven DER;SCHOOLEN 209 halven het opgenoemde Spelleboek „in de Couranten, Postryders en foortgelykende werken, lezen; voorts kan men hen in de gronden onzer tale onderwyzen , wel voor- Bek in het maken van de conftruêtie; of te famenvoeging der woorden, waer by men het leeren en fchryven der Declina- tien, buigingen, en Conjugatien, tydvoe- gingen, doen kan: gaende verder met het fchryven en rekenen op den voorigen voet voort. | Eindelyk komen wy tot de hoogfte of derde bank, hier moet men telkens here halen het geen inde voorige orden geleerd is. _ Voorts kan men hier alle foorten van fchriften, oude brieven; koop-en Huur- cedullen doen lezen. Eenigen finaek zien in te fcherpen voor het lezen van deftige Dichtftukken , en ten laetften, zoo veel hun tyd en de vermogens toelaten hen in de woordvoeging onderrichten. Voe- gende hier weder het fchryven en reke. nen by. | | _ Wanneer nude jeugdeling by eenen Meefter zynen Schooltyd geheel uitgeleerd en zich van zynen pligt gekweeten heeft; kan men hem met een prysje van het school laten gaen. „Dit wekt den Leer- | lust dad goo VERBETERING lust op, en doet hem met yver werken; ook worden andere , die nog op het School zyn, hier door aengezet. Deze geringe kosten kunnen ligtelyk gevonden worden , het zy dat men deze prysjes op de laetfte re- kening der Ouderen brengt , of het van hun- ne edelmoedigheid, die dezelven fomwyl dubbel betalen zal, afwacht, of een zeker iets fteld dat de ouders , wanneer hunne kinders van het School gaen. moeren beta- len. Zie daer een ontwerp op hoedanig eene wys men ín onze nederlandfche Schoolen de jeugd zou kunnen onderwyzen, welke boeken men hun geven, en hoe men die moet gebruiken. Men moet dit voorfchrift aenmerken als een plan , dat verandert , ver- meerderten van ieder Schoolmeefter , naer zyne omftandigheid, kan verbeterd wor- den. Myn hoofdbedoelde is geweest om te doen zien, hoe men, op eene gemak- kelyke wys de jeugd met voordeel kan on- derwyzen „ hoe men hen door nayver lust inden arbeid kan doen krygen , en hoe eene geregelde orde de grond van alle vordering zy. Indien men volgens het opgegeven. « plan, of een foortgelykend, te werk gaet, twyffel ik geenzins of onze Schoolen zul- len bekwame jongelingen opleveren. Niets — hebben zy meer noodig dan de verdeeling — hunner Leerlingen in byzondere Clasfen idnid en DIER: SCH OOLEN. gor enydat de boeken naer dezelven ingericht Zyn. f H Î Á À ri Ne ALE ‚Waer. men -dit waerneemt „gáet alles vals van zelf, waer. men het: verzuimt zyn de vorderingen: flechts toevallig... Dus heb, ik ook in dezen iets ‚ nuctig ter befchaving en verbetering onzer nederduitfche Schoolen,, opgegeven: Nuzal ik nog-met een woord fpreken over het, geen men in:deze Schoo- len gewoon, is-de kinders te laten van buis ten leeren. Waer over.wy ook, iets ter. befchaving. en. verbetering zullen aenwy- LEDs 707 stiit sb. Zen ja Het is ten’ hoogften „noodig, dat wy onze tedere jeugd. dl vroeg,de,kennis en vrees:van God hunnen Schepper en diefdes ryken. Verzorger inpreften; dat wy hen leeren welke diere verpligtingen zy hun= nen waerdigen Ouderen moeten, toedragen en hoe hun geluk; in den tyd-en in de eeus wigheid, grootelyks hier van afhangt, De wyze Koning. Salomon «heeft ons geleerd __ dat de mensch in de dagen zyner jonge- _ lingfchap aen zynen Schepper-gedenken, moet. „Hier, kan men niet te vroeg mede ‚aen ’twerk flaen. Dan de groote vraeg “is: waten hoe moet men hen leeren ? Dezel- ve Vorst zegt: „> de eerfle beginfeis en naer ie | den 303 VERBETERING den eisch van hunnen weg ” dat is te zeggen; naer zyn verftand, vatbaerheid en jaren, If onze Schoolen heeft men de gewoon- te om de jeugd de te famenftellen van den Godsdienst, naer leidraet van den Hei: delbergfchen Onderwyzer of van byzonde= re opftellen, te laten van buiten leeren: Veel al gefchied dit, zonder hen eenige verklafing of uitlegging van het geen ge- leerd ís, te geven. Een verftandig man kan nu van zelf oordeelen hoe weinig de= deze kundigheid, by veelen met moeite verkreegen , den kinderen tot wezenlyk nut zy. Ik heb zeer veel eerbied voor Onzen Heidelbefgfchen Onderwyzer, ins- gelyks' voor verfcheiden opftellen van ons Chiristelyk’ geloof, doch wil alleen in bes denking’ geven of de begrippen van kin- deren, die 7, 8 of 9 jaren bereiken ;, voor dezelven wel vatbaer zyn! In den Catechismus zyn de vragen en antwoor- den veel al lang, volzinnig en gefchikt ter belydenisfe van een verzekerd Chris- tén, in de andere opftellen wordt over de geloofsverborgenheden en andere don- kere ftukken van onzen Godsdienst veel al gehandeld, op eene wys die ver boven alle kinderlyk. verftand is. Deze dingen worden echter onzen jeugdelingen te lee- än ren DER: SCHOOLEN. 303 ten gegeven, niemand van hun begrypt”er iets van's’die vlug van geheugen zyn, lees ren het opgegevene fchielyk ‚ doch verges ten wel haest het geen geleerd is; anderen worden veeltyds met moeite en flagen tot het van buiten leeren gebragt. Mag-men hier niet vragen of dat eene redelyke wys van handelen met onze kinderen is? Ik weet wel dat men gemeenlyk voorgeeft;, dat fommige dingen, die in de jeugd van buiten geleerd zyn, inhet geheugen blyz ven hangen en dat de kinders, ouder ges worden zynde, die met vrucht herdenken: Zoó dit denkbeeld waer is’, “kan met het alleen tot de klanken der-woorden en nim mer tot-het- wezen der zaken brengen: Hoe weinig zyn de jongelingen die, wans neer zy/de Schoolen verlaten-hebben, iets oordeelkundig. weten vanhet geen zy; van den Godsdienst, in hunne Schoolen geleerd hebben? Laten hier. onze Leers aers my ten getuige zyn, en hun gezegde zal een’ proef der waerheid, van het geen ik hier voorftel, opleveren. Wat ont= moeten deze Heeren een aental bejaerde lieden, die jong zynde verfcheiden malen deze boeken van buiten geleerd hebben; maer nu, wel verre van oordeelkundig hunne belydenis te doen, weinig van de Goddelyke’ waerheid die zy moeten bely- ad den, 304 VERBETERING: den, begrypen:?; > Intusfchen--begrypt men, \igtelyk hoe, ‘fchadelyk ‚dit voor de-jeugd Zy „ ser» hoe sde „Schoolen , vin plaets van gender, „wezenlykfte. belangen der kinderen te behartigen, in-dit-groote {tuk , hun nadeel toebrengen»:…-Wat zal men hier ter befchaving en, verbetering op geeven?, bile u: olebers Het eerfte datwy;in dn tuk: van ria voorftellen:iseêne hartelyke vermaning aen alle; Schoolmecfters „om toch;hunne Leerlingen niet alte: zeer te, pynigen‚met een lastig van buiten-leeten „ vóor:al niet van ike dingen-die-ver- boven -hun-ver- mogen zyn. ‘Hierdoor maekt men hen tot flaven, die eênafkeer krygen van alles wat naer ‘het, leeren fmdekt/s-en verdriet fcheppen in het: geen, tot hún wezenlyk heil kon dienftig zyn. Voorts.zouden wy aenbeveelen „zulke werken „of-opftellen, waer in de zaken allereenvoudigst voorge fteld en naer de vatbaerheid der jeugd, ge- fchikt waren ; werken waer in. de kinders de vrees voor-den-hoogen:God; hunnen weldoener en verzorger en-deliefde tot hunne waerdige- Ouders, den evennaesten en „ook tot, hunne medeleerlingen aller fterkst worden ingeprent;,,- Onwaerdeer- Iyk zyn voor de -kinders;-de, eenvoudige vraeg- Ld DER SC H-0;O LEN. 305 vraegjes vanden gewezen Rotterdamfchen Leeraer Borstius; voor al die, welke uit het beloop der Heilige fchrift genomen zyn. Met dezen moest men eene opklim- ming maken en over alle de gefchiedenis- fen. des Bybels handelen: Hier zyn de kinders. vatbaer voor, zy konnen dit in. hunne huizen naer lezen en het geen voor hun nog duister is, kan hun gemakkelyk uitgeleid worden : wat is ’er voor de jeugd nuttiger dan ervaren te worden in de gefchiedenisfen der waerheid ? Dus zoude ik de werkjes, die daer over han- delen, hier aenbevelen. Hier kan men by doen een eenvoudig Gebedenboekje , waer door de jeugd geleerd wordt, welke: verpligtingen zy Gode en hunne mede- menfchen verfchuldigt is: van zulk. een werkje voorfpel ik my veel goeds. In het zelve moest de hoogfte eenvoudigheid , vergezeld van den diepften eerbied over al uitblinken. De tael der kinderen, die al- toos oprecht is, moest hier fpreeken. De gebeden moeften naer de jaren der kinde- ren gefchikt zyn. De Meesters en Ouders moesten ‘er zich op toeleggen dat de kin- ders met eerbied dezelven opzeiden. Het _ftaet lief dat de teedere wichtjes tot een Kinderlievend God den toevlugt nemen. De menfchen maken in ’t gemeen te wei- ‚WIL DEEL / nig 306 VERBETERING nig werk van ’t gebed; veel al’komt dít, dat zy kinders zynde al te lange en te ingewikkelde gebeden geleerd hebben. Laten dan onze eerwaerdige Godgeleer- den, die verftand van bidder hebben, in deze onze nederlandfche Schoolen eens behulpzaen wezen, zy zullen een nuttig werk verrichten. Kortden deze kindergebe. den in trippelende versjes verandêrd wor= den, dit zou het geheugen te hulp komen en het werk veraengenamen. In dezen zou men dan ook iets groots ter verbete- ring en befchaving onzer nederlandfche Schoolen uitgewerkt hebben. Hier mede denk ik alles gezegd te hebben wat ik in ’t gemeen van onze Schoölen op te mer- ken had. Nu ga ik'tot de Arm-, of Schoo- len: der behoeftigen over; omtrent welke myne aenmerkingen alleen zullen gaen over zulke dingen waer in zy van de andere openbare Schoolen onderfcheiden zyn. He gelukkig is ons Land door de op- richting van byzondere Schoolen, waer in de kinders van behoeftige lieden kunnen onderwezen worden. Wy mogen ons be- roemen te hebben niet alleen Schoolen, waer in de ongelukkige nakomelingen van rj ar- Ee DER SCHOOLEN. 807 armen en van weezen, maer zelfs van alle, die door onvermogen buiten ftaet zyn, om _ het Schoolgeld te betalen, voor niet kun: nen onderwezen worden. Hoe pryzens: waerdig zyn de zulken, die de aenkwee- king en bevordering derzelver ter” harte genomen hebben; en of fchoon de bedils zucht meenigmael hunnen yver beknib- beld , en hunne loffelyke pogingen gelas- terd heeft, 'er is geen twyffel of Hy „ die ons den armen, in zyne plaetfe, heeft nagek laten, zal dezen arbeid met zyne liefde en gunst bekroonen. Niemand echter zal ont- kennen of men moet, in het uitoeffenen zyner weldadigheden, de behoorlyke per- ken niet te buiten gaen. God heeft eenen onderfcheiden ftaet van menfchen in de weereld gefteld, ryken en armen zullen en moeten elkander altoos ontmoeten. Voor- zeker moet het onderwys dat aen kinders van behoeftigen gegeven wordt, onder- fcheiden zyn van het geen aen anderen in de openbare Schoolen gefchied. - Hier uit ryst deze vraeg : wat „en tot hoe ver moe» ten deze kinders onderwezen worden? De- ze vraeg blyft ons alleen nog overig: zy moet noodzakelyk in deze beantwoording invloeijen, omdat veele menfchen in be- grip {taen , dat het onderwys in deze Schoo- len, door het te lang ophouden der kin- Va t de- 308 VERBETERING deren; tot nadeel van fommige Trafiken Zy» of dat men, door dezelven al te be- kwaem te maken, den burgerftaet, wiens vermogen fomwyl niet toelaet hunne kin ders zoo lang op de Schoolen te laten ; al te veel verkleend.- „Behoeftige menfchen brengen fomwyt zeer vernuftige kinders voort. Men heeft in, ons Vaderland hier van doorluchtige voorbeelden. Geen verftandig man kan immer oordeelen dat het algemeen onder- wys naer dezen moetgefchikt wezen. Veel eer is hier toe ingericht het liefdewerk der Weled. vrouwe van Rhenswoude , in welke Schoolen gelegenheid gegeven wordt, om in de meeste konften en we- tenfchappen ervaren te worden. Niets is meer waer dan dat eên onderwys, gefchikt om vernuftige geesten aen te kweeken en voort te zetten , her algemeen verderf dier Schoolen zou uitwerken. Wat moet men in die Schoolen dan onderwyzen ? Zal men die vraeg wel beantwoorden men moet een recht denkbeeld van het hoofdoogmerk dier Schoolen hebben. Dit bedoelde kan niet anders zyn dan om behoeftigen in ftaet te ftellen om, zoo veel aen hunnen ftand mogelyk is, de voordeelen van dit leven te genieten, en Prerak ge om hen tot nut- DER SCHOOLEN 309 nuttige burgers van de te famenleving te maken. Zal men dit oogmerk bereiken; men moet den aert der te famenleving ken- nen en wel byzonder van ons land, der- zelver Trafiken en middelen van beftaen. Allermeest welken’ invloed de arme lieden en hunne kinders hier op hebben: Het blyft eenen vasten ftelregel dat men ním= mer eenig nut moet doen, waer uit eene groote fchade ontftaet. Heteen en an- der in acht genomen zynde, komt deze vraeg allereerst in aenmerking: wanneer, dat is, op wat jaren moeten de kinders der behoeftigen in de armfchoolen gezonden worden, tot hoe lang in dezelven blyven ? In plaetfen , gelyk 'er gevonden worden } daer Schoolen voor de kleine kinders der arme lieden zyn, mag men hen wel vroeg naer deze Schoolen zenden. Al wat zy hier vorderen helpt de Meefters en maekt dat Zy vroeg bekwaem worden, doch in de openbare Schoolen moeten zy niet dan voor de zes of zeven jaren komen , gelyk wy boven, by de nederlandfche Schoolen alrede gezegd hebben: Behalven ‘alle de reden van ons daer opgegeven ; is hier nog eene byzondere. Deze Meefters, zoo wel in de Steden als op de Dorpen , heb- ben gemeenlyk een groot aental van Leer- ngen, waer door zy volftrekt buiten ftaet ke | wore gro VERBETERING worden om eenig werk van die kleene kin= ders te maken, of doenze dit, zoo ftrekt het ten hoogften tot nadeel vande overigen. „Dus, met de zes of zeven jaren in het School komende, “kunnen zy tot de elf jaren in dezelven leeren. Hoe noodig’ de= ze bepaling zy ‚ blykt uit de volgende aen- merkingen. „rte In dezen tyd kunnen zy genoegzaem leeren het geen zy in hunnen kring noo- dig hebben. ‚5D « „gde Wanneer zy elf jaren bereiken komt de rechte tyd dat zy in ftaet zyn om in deze of geene Trafiken gebruikt te wor- den; of om een ambacht te leeren , of ter Zee te varens naer het met hunnen ftaet of genegenheid overeenkomt. de Eindelyk wilde ik dezen kinderen; na deze jaren geen onderwys meer gevens voorgaende ziekten of merkelyk belet echter uitgezonderd , om hier door te be- tetten de nalatigheid hunner Ouderen, die veeltyds ziende, dat hun het onderwys om niet gegeven wordt, verzuimen hunne kinders naer «de ‘Schoolen te zenden, be- wust dat zy tot de 13 of 14 jaren kunnen “; on-= DER: SCH OOLEN. Sir onderwezen worden. Hoe-nadeelig; is zulk eene handeling! Hier door worden zy, van de 11 tot-de 14 jaren der Maetfchappye onttrokken; «en-ín plaets van naerftig aen het werk gehouden en de gronden te leg- gen om bekwame werklieden te worden, aen traegheid en ftraetloopen. overgegeven, Is het niet een zaek die van zelf {preekt, dat-kinders die -met de elf jaren of hun handwerk -beginnen, of ter zee gaen va= ten, jongelingen van goede hoop zullen worden, en mannen die ons vaderland tot dut zuìien- zyn? Om in eenigen post bes kwaem-te worden, moet men. denzelven zoo rasch het de-krachten en vermogens , toelaten, “beginnen. „Dan hier ryst de vraeg: Is-die-tyd vän vierof vyf jaren wel toereikende om alles te leeren wat deze Kinders noodig hebben? „Voorzeker „voldoet het» wanneer kin-. dersxvan behoeftige lieden; vaerdig kun= nen lezen; redelyk wel fchryven en goe- de gronden «tot het rekenen gelegd heb- … ben. ‘Een Ambagtsman hier in “ervaren _ kans door zyn beroep; voor zich en de. zynen ‘er een goed beftaen. door verkry= gen. Een Zeeman behaelt ’er achting door em heeft gelegenheid om zyng geluk te be- vorderen. zor) + bits | DO N Va 5 EM Wan- BI2 VERBETERING” Wanneer een kind naerftig ter fchoole geet, redelyke vermogens en een goed Meefter heeft, zal hy in dezen, ja in minder tyd, het voorgeftelde kunner lee- ren, ja 'er zelfs zeer vaerdig in worden, gelyk uit de proef met zeer veel me ren dagelyks te ‚Dan ’er is nog eene zaek waer van ik moet fpreeken , dewelke ik ten hoogfte, en voor deze Kinders, onontbeerlyk oor- deel. Het is deze: dat men hen, in deze Schoolen „ met allen‘ ernst-en te gelyk metde uiterfte omzichtigheid, al zeer vroeg en op den duurde kennis en vrees voor God, de liefde en onderwerping aen hun- Ouders en aen allen die over hen gefteld Zyn moet trachten in te fcherpen. Hier toe zyn zeer veel een gewigtige redenen. Voor eerst: deze Kinders ‘hebben hier toe weinig gelegenheid aen hunne huizen, waer door zy; in de onwetendheid op- groeijende ‚ voor alle driften ‚ Ongodsdien= ftigheid, Bygeloof of Dweepery openleg- gen; waer uit meenigmael eren onhei- len geboren zyn: | | Ten tweeden: zal de ‘kennis van veen end God, van zyne wysheid; d goed- DER SCHOOLEN. 813 goedheid, enz: hen leeren zich aen des- zelfs wil te onderwerpen en met naerftig- heid hunnen pligt te betrachten, waer door zy onontbeerlyke leden van de Maet- fchappy zullen worden. ‚Ten derden: hier door zal men hen waerlyk gelukkig maken. Immers beftaet het heil van een redelyk wezen in zynen Schepper te kennen enteeerbiedigen. Het denkbeeld van behoeftig verdwynt, wan- neer een ‘mensch onderworpen aen God; wel te vreden, zich aen zyne fchikking overgeeft. Deze kundigheden zullen hen leeren als deugdzame lieden in de wees reld verkeeren. Hier door moet het getal der behoeftigen waerlyk verminderen , de rust der te famenleving bevorderd en alles goeds uitgewerkt worden. _ Wat ik door deze vrees verfta, hoe men de jeugd hier voor vatbaer moet ma= ken en welke de gefchikte en best oplei- dende boeken Zyn, heb ík boven gezegd: fier komt het ‘er voornamelyk op aen; dat men bekwame Schoolmeesters in deze Schoolen heeft, menfchen die een gewisfe hebben. De zülken die weten dat God een byzonder oog heeft op hen aen wie | ad ‚ons nagelaten , armen-hier zyn toever- V trouwds 314 VERBETERING: trouwd , en dat‚zyne barmhartigheid de ge- trouwe waerneming van hunnen pligts met, geestelyke en ligchamelyke zegenin- gen beloonen wil. Niet dat ik hier door wil zeggen, dat deze menfchen den armen om een zeer gering loon en als uit liefde moeten.dienen.. Niets minder: wy heb- ben» Gode zy lof, in‚ons land „ weldadige lieden „ die zonder ophouden durven: mes dedeelen„ hier in overtreft ons land vele anderen „ Äk {preek alleen van het getrouw waernemen van hunnen post, en ben zelfs met reden. van oordeel dat deze Meefters niet karig maar rykelyk moeten beloond wòrden, „Hier. door. moet men brave; deugdzame „en verftandige Meefters uits lokken om.deze zware taek op zich te nemen. 5 ui Vooral vorder ik van hun dat zy in de Goddelyke waerheden kundig, zyn en dat zy» by het.doen.van hun examen, hier van bewyzen. geven.: Kom.het zyn dat zy een vastgefteld opftel hadden ; op welk eene wiys Zy-de jeugd in de kennis vanden Godse dienst moeften ervaren maken, het ware zoo. veel te beter: voorts moeten zy on- derworpen zyn, aen het examen waer van ik boven gefproken heb, hun gebruik ma- ken.van die fchoolboeken welken reeds Rs op DER:SCHOOLEN. 318 opgenoemd zyn. Terwyl-de Heeren Be- ftierders dier Schoolen de jeugd, aen hun ne vaderlyke liefde toevertrouwd , met zuls ke prysjes en uitdeeligen zullen aenmoe: digen als hunne wysheid,’de- laetende vorderingen dier behoeftige-wichten , vol- gens getuigenis des Meefters, vereisfchen zullen. | : Ziet daar, geëerde Beöordeelaers! myne aenmerkingen. over deze Schoolen; ik heb hier in weder iets, ja voorzeker zeer veel dat ter befchaving en verbetering dier Schoo- len kan ftrekken, opgegeven. ‚Nu ben ik aen het einde van myn werk , en meen uwe nuttige vraeg beantwoord te hebben. … Ik heb alles met weinig woorden klaer trach- ten voor te ftellen, naerdien de kort- en- duidelykheid in foortgelykende verhande- lingen moeten betracht, en den lezeren daer door gelegenheid gegeven worden, om van de voorgeftelde zaken gebruik te maken. — Hoe zeer ware het te wen- fchen, dat myne en alle nuttige lesfen, die ter beantwoording van het opgege- ven Voorftel, zullen gegeven worden , _ voor de Nederlandfche Jeugd en derzelver Schoolen tot wezenlyk heil mogten ftrek- ken! myne bede is: Wel-Ed. Heeren! dat uwe loffelyke pogingen, hier toe aan- gewend, BIÓ VREBET. DER SCHOOLEN. gewend , gezegend zullen zyn; en dat deze dingen niet in de befpiegeling’ zuilen blyven hangen , maer werkdadig in ge- bruik mogen raken. — Wy geven ons werk aen uw welwikkend oordeel over. Heb ik het doel getroffen , het zal my aen- genaem zyn : heeft een ander meer en be- tere befchavingen opgegeven, geen. nyd. zal my bevângen wanneer flechts onze Nederlandfche Jeugd onderwezen en. hun waêr heil bevordert wordt. Terwyl ik, na der Maetfchappye alle heil over deze en andere poogingen te hebben toegewenscht ; dus teeken. | Wardt Batoos kroost in deugd en godsvrucht opgevoed, Zoo wordt ons nageflacht door Neêrlands God behoed. - ASN T. W-O:0 RVD c- Pi O.P,:DEZELFED E OE AG ae VERBETERING pzz SCHOOLEN. D o.O R DID. CORN. van VOORST, EN an hoe veel gewigt de opvoeding der kinderen zy, hebben de fchranderfte ver- nuften van alle tyden gezien , gevoeld, geleerd: een uitmuntend tafereel hier van fchetst ons de doorzichtige ROLLINS, in zyne Manière d'enfeigner-les belles Let- tres (1); en is zyn vertoog ingericht om aantetoonen den invloed, welken dee- ze opvoeding heeft op de welvaart van eenig Koningryk , Gemeenebest, of Staat; men kon dit ftuk met verfcheidene byzon- derheden nog nader aandringen: opdat ik van de groote vrucht, welke de opvoe ding der Jeugd den Godsdienst aanbrengt, niet (1) Tom. Iv. Pp. 179 318 VERBETERING Á niet fpreeke, het wys beftier vân den Vae der des Vaderlands, het rechtveerdig von- nis van den Rechter, het geregeld over- leg , en de gevorderde trouwe van den Amptman, de ryzende voorfpoed van den Koopman, de aanlachende. overvloed. van den Land- en Ambagtsman, ja! ook een vlug nageflacht hangt van de opvoeding af: myn tegenwoordig oogmerk laat niet toe meer byzonderheden optenoemen , veelmin dezelve uittebreiden , en aante= klemmen: alleenlyk bepaale ik my een oogenblik tot het laast gezegde , dat , name- Iyk, een vlug nageflacht zynen oorfprong ook aan de opvoeding te danken heeft: ik bedoele hier mede niet, dat de kin- deren door eene welbeftierde opvoeding meerdere vlugheid van geest verkrygen 5 maar, dat men wit zulke. kinderen, wier ziels- vermogens door de opvoeding zyn aangefcherpt, te wachten heeft een, nage= flacht, ’t welk van natuure grootere fyn- heid van geest bezit: moefte ik dit fluk betoogen, ik zoude my voornaamelyk op de ondervinding beroepen ;. want, gelyk dezelve ons voorbeelden. oplevert „ dat lichaamelyke gebreken voort geplant wor- den , zo kunnen wy van die getrouwe. leermeefteres ook leeren, dat zielsgebre- ken insgelyks niet zeldzaam pat) „or 0 - DER SCHOOLEN. 91g of ziet mên niet dat van domme Ouders ook dommeé kinderen , en van vlugge Ou- deren vlugge kinderen voortkomen! ja wierde in het aangaan van. huwelyken meer gezien op de gefteldheid „en overs eenkomst van ziels- vermogens , dan. op _ândere dingen, men zoude het opge noemd gevolg , welligt zonder merkelyke uitzondering , kunnen opmerken (2). Is de nuttigheid van eene befchaavende Opvoeding zo aanmerkelyk, men bewon= dere zich dan niet, dat ftichters van Ko- ningryken ‚en Gemeenebesten hunne zorg aan dit fluk inzonderheid hebben toege- wyd : men leeze dat:geene, ’t welk ROL= LiN (3) ons van Lycurgus, Plato en Arifhoteles heeft geboekt: hoe groot was de zorg ook niet, van den Burgemeefter= Iyken Paulus Aemilius, van weìken PL v- TARCHUS' (4 ) ons verhaalt, dat Hy de bekwaamfte leermeefteren voor zyne kin- deren in allerlye takken van onderwys ’ op: C2) Men vergelyke hier mede het geene men vindt by den bekenden jy. F. vacosrin zyneeAbhandlun- gen uber wichtige Gegenftande der Religion, 1. Th. P. 200= 202. Lil) DEMER) Joco'l. T. IV-p. 1833 197 C4) Jaefus vita S4. fine, FS 15. GG. ROLL, A ie fh Ie. Ê: Ze ki 520 VERBETERING opzocht, dat hy ook zelve by het onder- wyzen tegenwoordig was, ja! het belang, ’t welk hy nam in de opvoeding zyner kinderen , ging zelvs zo verre, dat hy; Perfiën overwonnen hebbende, zich met de magtige fchatten van dat ryk niet be- moeide , en alleenlyk den boekenfchat van den Perfifchen Koning voor zyne kin= deren nam. Kan men ook zonder aandoe- ning verneemen dat geene, ‘t welk men van den Roomfchen Keizer Markus Aurelius vermeld vindt (5), dat Hy de Goden boven al voor twee zaaken dankte ; omdat hy voor zichzelven uitmuntende Leermee- fters genoten had, en dat hy diergelyke voor zyne kinderen ook had gevonden. Zal men dan, het gezegde overweegen- de, onze wettige en gebiedende Overheid haaren welverdienden lof weigeren daar ook zy een waakzaam oog vestigen op de opvoeding der jeugd, gelyk men uit het beftier van hooge en laage Schoolen kan afneemen ? zoude men insgelyks van zul- ke Staatsperfoonen niet billyk verwachten, dat zy hunne veel vermogende hulp geer- ne zulleù willen befteeden aan het verbe- teren van die gebreken , welke in de | Schoo- (5) P.rorr. /.A T. Iv. pe 382 DER SCHOOLEN, 32 Schoolen van ons Vaderland, vooral in de Nederduicfche, zyn ingeflopen ? ‘tIs waar, veele Nederlanderen zullen wonder ophooren , wanneer zy vernee- _ men, dat men van gebreken, en wel ván groote gebreken in de Schoolen gewag maakt: veele, moge ik niet wel zeggen de meeften , zulten denken , dat alles hier zeer wel gefteld is; de Schoolen doch zyn nog op denzelvder voet, als in hunne jeugd: en mogte het maar by zulke denkbeelden “blyven! de kundigfte lieden ondertusfchen in ons Vaderland ‚ die niet maar opper- vlakkig denken en oordeelen, zyn van gansch andere gedachten , en fchroomen ook niet, op hoop van eene waare beter- fchap, hunne gedachten wereldkundig te maaken. Ziet men in Vrankryk een Genootf{chap- Cof Univerfiteit ) van Parys, door de Ko- ningen van dat Ryk gefticht tot onderwys der Jeugd in weetenfchappen , zeden en Godsdienst: verfchynen hier. van daan in |_ dat wereldgewest voortreffelyke werken; gefchikt om de gebreken , ook wat de Schoolen betreft , te keer te gaan; ons Vaderland mag roemen op Zeelands Ge- nootfchap , ’t welk thansch noodig keurt VIII DEEL, pe ook 2 VERBETERING ook hier aan zich te laaten gelegen liggen 5 ’tis hierom, dat de Beftierderen van dat beroemd Genootfchap ter. beantwoording voorgefteld hebben , de volgende vraag : > Welke verbereringe hebben de „> gemeene, of openbaare, vooral de „> Nederduitfche Schoolen, ter meer- » dere befchaavinge onzer Natie, nog 3, wel noodig? hoe zou die, op de „> voordeeligfte wyze , konnen inge- » voerd, en, op een’ beftendigen 5» Voet, onderhouden worden? De liefde voor de welvaart van myn Vaderland heeft ook my bewoogen dit ftuk meer naauwkeurig nategaan, en myne gedachten hier omtrend ter beöordeeling mede te deelen. Op dat dit myn vertoog in eene gere. gelde orde moge af loopen, moet ik, naar aanleiding van de voorgeftelde. vraag , Te. Opgeeven, hoe de openbaare Schoo- len in ons Vaderland, vooral de Neder- duicfche, moeten verbeterd worden, om onze natie meer te befchaaven ; om dan 11°. Te overweegen, hoe men die be- ter= elemen Kk rn BE SM vnd DER SCHOOLEN. sar / terfchap óp de beste, en minst kostbaare wyze kunne invoeren; terwyl ik IIe. Zal trachten aantetoonen, hoe men deeze beterfchap op eenen gefchikten voet kunne onderhouden. pa Est tsetier I. Het eerfte ftuk , hetwelk ons onderzoek vordert, is ‚hoe de openbaare Schoolen; in ons Vaderland , vooral de Nederduits fche ‚ moeten verbeterd worden. „Om deeze zaak wel te- behandelen ; is noodig, dat wy vooraf het waar: begrip van de befchaaving eener natie vastftellen , welke hiersveronderfteld wordt; als zynde het oogmerk; waartoe de Schoolen inge. richt worden. | Dit met allé mogelyke klaarheid ver- richt zynde., zullen wy onderzoeken, of; en in hoe verre onze Schoolen hier aan niet beantwoorden 5:of, en in hoe verre, naamelyk , onze Vaderlandfche „vooral: _Nederduitfche Schoolen, ongefchikt zyn, em onze natie te befchaaven. En dat opgegeeven hebbende, zullen Kat, wy 34 VERBETERING wy moeten aantoonen „op welke wyze; men deeze gebreken uit den weg kunne: en moete ruimen. etn ott ctenr A. Om zich een juist begrip te vormen van, en een naauwkeurig oordeel te vel- len over, de goede of kwaade gefteldheid der Schoolen , moet men het echt oog- merk ‚ waartoe zy ingericht zyn , voor oogen hebben en klaar doorzien: is dit oogmerk nu de befchaaving der natie, dan moeten wy geene verwarde , maar duide- lyke begrippen van de waare befchaafd- heid en befchaaving hebben, dan moeten wy weeten, welke de waare kenmerken zyn van eene befchaafde natie. … Wanneer gefproken wordt.van de be fchaafdheid ‚ en befchaaying eener natie, Zo en deeze (*) haare. voornaamfte: betrekking te hebben op de burgerlyke Maatfchappy » zo dat eene befchaafde na- tie zyn zoude eene, zaam@ening, eene me- nigte , van nuttige leden der burgery: doch daar het eene zekere waarheidi is,en blyft dat niets meer bevorderlyk is (aan des menfchen kant ) voor de Godsdienst à bo-, C*) Ik fpreeke in- het meervoud , om dat het onder- fcheidene zaaken- zyn gen e 24 * D Eten ce DER"SCHOO LEN. 355 boven al voor dien der Christenen, dan de befchaafdheid der natie, der burgery; zo zou men de befchaafdheid der natie verder kunnen uitftrekken, «en wel zo’, ‘dat men van eene befchaafde natie fpreë- kende , hier door niet alleen verftonde eene welgeordende burgery, welke de gemeenfchappelyke plichten jegens elkan- deren kent en uitoeffent, maar ook zulk een burgery welker befchaafdheid insgelyks van ‘invloed «isop den Godsdienst: wy voor ons willen. te liever eene befchaafde natie in die ruimte begrypen , omdat het zeker is, dat men geene waare be- fchaafdheid onder eenê natie zal aantref- fen, alwaar de Godsdienst ontbreekt; eené befchaafde natie dierhälven “in het ge- meen is zulk een volk, onder’t welk wee- tenfchappen ‚ zeden en Godsdienst gevon- den “worden, welke drie ftukken de Uri- verfiteit van Parys beoogt in het onder: wys der Jeugd (6). Deeze drie ftukken nu worden vereischt tot de befchaaving eener natie „waarom men dezelve voor oogen moet houden en door juifte midde- Jen trachten te-bereiken. — | : Eer ik eenigzins nader ontwikkele, hoe aid | … men EON CF ROT TIA TT Dt. 36 VERBETERING ‚men eene natie tot de weetenfchappen » zeden en. Godsdienst befchaaven kunne, „moet ik my nog eenige oogenblikken be- zig houden, met de overweeging van den waaren. aart der befchaafdheid, volgends de drie OPgSERSVEne Bujdens De: waare befchaafdheid „ „zeiden. wy.» beftaat in kennis van weetenfchappen, zer den „ en Godsdienst: welke kennis ech- ter niet maar -befchouwende , ‘of, befpiege- lende zyn Dag ‚ maar ook. beoeffenende. _ Dat zeden en pred page het onderfcheid „deezer woorden ftraks _na- der ). op elk lid eener. natie „betrekking ‘hebben „zal geen weldenkend gemoed betwisten: eenige twyffeling zal, misfchien by-den een’ of anderen ryzen omtrend de weetenfchappen „of men, naamelyk, der zelve tot de befchaafdheid eener natie wel brengen kunne, daar het doch zeker is dat men zich geene Maatfchappy van en- kel geleerde. menfchen kan voorftellen; dan in de verbeelding: de verfchillende noodwendigheden immers, welke tot de welvaart eener Maatfchappy gevorderd worden, -laaten. niet toe dat elk- lid zich tot het onderzoek van weetenfchappen be- geeft: hoe zal doch een. {chaamele huis- waard DER SCHOOLEN, 327 waard met zyne behoeftige vrouw zich kunnen oeffenen in edele weetenfchappen, daar hen al den tyd van nooden zis ‚om hunne behoeften te vervullen ? niet min- der ondertusfchen worden zy tot den wel. ftand eener natie vereischt, dan de door- zichtige Wysgeer: doch deeze bedenking is haaren oorfprong alleen verfchuldigd aan oppervlakkige denkbeelden; ’t is waar door weetenfchappen verftaat men ge- woonlyk, of de verfcheidene takken der geleerdheid, of de edele kunften (7): maar welke voldoende reden is ’er, waar om wy dit woord niet in eene meerdere uit- gebreidheid, naar zynen oorfprong, zou- den neemen? zo dat men ’er door beteke- nen zoude alle weetenfchappen , zonder on- derfcheid, wanneer de geringfte ambachts- man, ja! elke huismoeder, zo wel eene weetenfchap, elkin zynen kring, zouden bezitten, als de diepdenkende geleerde: wil men het woord dit zyn oud burger- recht niet vergunnen, men ftaa my ten minften toe het zelve in dien zin ter ne. der gefteld te hebben (ô). | Vraa- (7) Ik erkenne, dat men dikwerf kunften en wee- tenfchappen onderfcheidt; doch ik wil alleenlyk uit- drukken „ dat men ook wel onder de weetenfchappen de edelfte kunsten begrypt. _ (8) Ik behoeve niet te onderzoeken, in welken X 4 328 VERBETERING Vraage ík inmiddels by my. zelven na de oorzaak, waarom dit woord zo veel van zyne oorfpronglyke uitgebreidheid ont- nomen Zy » ik meene dezelve niet verre te moeten zoeken, en te gelyk daar in den grond aantetreffen , op welken ik myne ge- geevene bepaaling van dat woord bouwen kan en mag: deeze toch fchynt my de voor- naamfte, of eenige, reden te Zyn , waar- om het woord weetenfchap tegenwoordig in zulke enge paalen beperkt is; omdat de ambachtsman „ by voorbeeld, en de huis- moeder in het gemeen hunne bezigheden meer werktuiglyk , dan oordeelkundig ver- richten 5 en , omdat hunne daaden naar geene redelyke regelen van oordeelkunde gefchoeid zyn, daarom verdienen zy den naam van weetenfchap niet, maar fchynen veel eer aan zekere navolging of diere= Iyke drift te moeten toegefchreeven wor- den 5 even gelyk men de bedryven van die dieren , welke in den eerften opflag een redelyk vermogen fchynen aantedui- den (zo als bevers en aapen ), by naauw- keuriger onderzoek alleen van navolging ; of dierelyke drift, moet afleiden , daar zy nim zin de Univerfiteit van Parys het woord /cience nee= pit zy fchynt hier door vooral de Geleerdheid te vers kaan. lÁ DER SCHOOLEN. 329 nimmer den geringften trap van grootere volmaaktheid in hunne bedryven vertoo- nen. Wanneer nu elk mensch niet meer werktuiglyk, maar oordeelkundig te werk gaat, dan zal men hunne verrichtingen , van welk zoort die ook zyn mogen, wel ras onder de weetenfchappen {tellen , en dan ook dit‘woord in zyne oorfpronglyke betekenis (Cin die ruimte, waar in wy-het opgegeeven hebben ) herftellen. Uit het gezegde nu kan men opmaaken „ dat de waare befchaafdheid eener Natie beftaat , — in eene waare kennis van alle weetenfchappen, welke de welvaart van eene natie vordert; en —in eene waare kennis (9) der zeden; — en in eene waare kennis van den Godsdienst, te ge- lyk met eene redelyke uitoeffening van die gekende ftukken. doch eer ik hier van ‚ afftappe moet ik nog met een woord aan- ftippen , in welken zin ik de zeden en Godsdienst hier wil opgevat hebben: ik zal my in geen angstvallig en hiftorisch onderzoek begeeven over het waar onder- | | fcheid Co) Ik herhaale hier het woord kennis met voors dacht, om te kennen te geeven „ dat men even zeer; als in de weetenfchappen , omtrend de zeden , ea Godsdienst werktuiglyk veelal verkeert. 5 330 VERBETERING fcheid deezer woorden , noch het zelve wysgeerig trachten. te verdedigen: het is ons genoeg „ dat. andere eenig onder- fcheid opgegeeven hebben; en‚dat men aan dit onderfcheid eene verklaaring gee- „ven kan : wy verftaan dan, door, zeden „ de kennis en beoefening dier. plichten welke eene menfchelyke Maat{chappy vor- dert, zo vanelk lid jegens zichzelven. als jegens zyne medeleden: en door den. Gods- dienst meer in het byzonder, de kennis en betrachting der plichten, meer onmid- delyk jegens God. En zo kan men, dan de. weetenfchappen aanmerken „ als de bouwftoffe eener aan God onderworpene Maatfchappy ‚ van welke derzelver leden, naar hunne verfcheidene betrekkingen , zich bedienen moeten, om een redelyk gebouw. te ftichten , hetwelk beantwoordt aan de onderfcheidene verplichtingen welke op. hun.liggen: met andere woorden dan , be- ftaat de befchaafdheid eener Maatfchapp uk” of natie, hier in, dat elk lid , naar zyne, sedelyke vermogens „… en volgends den kring, in welken hy geplaatst iss. alle die weetenfchappen opdoet en ten gebruike aanlegt, welke noodig zyn om aan zyne verplichting. jegens,God , zichzelven; en gynen evenmensch te voldoen. / Zo DER SCHOOLEN. 33 … Zo veel van de befchaafdheid eener na- tie! nu moeten wy by derzelver befchaa- ving nog, eenigen tyd ftil{taan, dat is, de wyze, op welke men eene natie die opge- geevene befchaafdheid kan aanbrengen. Het is eene hier veronderftelde, en te gelyk zekere waarheid, dat de mensch on- _‚befchaafd gebooren wordt, welke onbe- fchaafdheid, of ruwheid, door de opvoe- ding veelal vermeerdert: doch deeze on- befchaafdheid moet verminderd en ware het mogelyk geheel en al weggenomen wor- den, de mensch moet befchaafd worden; Maar hoe moet men dit werk aanvangen, en uitvoeren ? 'Er is een zeker zoort van menfchen , ook in ons Vaderland, die my, deeze vraag doende, vry luchtig een half douzyn twee drie geradbraakte uitlând- fche woorden na het hoofd zouden .wer- pen, om uittedrukken, dat zulk een zich __in waarheid befchaaft, die, naar de eerfle mode uitgedost, zulk een air heeft weeten aanteneemen , dat hy op het faler „ in de Etiquette nimmer eenen mispas begâat. schoone. befchaaving ! Het: is verre van my „dat ik eene lompe houding des lichaams zou goedkeuren, en boven eene deftige welgemanierdheid ftellen : men zal toch veelal zien, dat een onbefchaafd lichaam eene’ B VERBETERING eene onbefchaafde ziel in zich bevat, ter= wyl zy, wier ziel de waare befchaafdheid aanneemt, niet geheel onbefchaafd naar het lichaam zullen blyven (10). Offchoon wy nu eene befchaaving van het lichaam geenzins afkeuren, maar ten hoogften aanpryzen, zo laaken wy hunne handelwys geheel en al, die alleen op de befchaafdheid van het lichaam zich toeleg- gen, zonder aan de befchaaving der ziel te denken; terwyl zy eveneens doen, als hy, die tot verciering van eene kamer al- les te koste legt, om fchoone lysten te verkrygen, waar in de alleraffchuwelyk- fte broddelftukken van fchilderyen gevon- den worden: en gelyk wy zulk een beftaan — mispryzen, zo moeten wy ook hun doen ten hoogften afkeuren, die met de be- fchaaving van het lichaam beginnen, zul- — lende naderhand ook de ziel trachtên te “befchaaven; deeze zyn gelyk aan eenen _ mensch, die bouwt zonder fundament ge- en te hebben. Zal men dan met vrucht een’ mensch befchaaven , men moet overeenkomftig Zy- nen Id “{ro) Cf. ROLL. J.J. T. Iv. ps 3353 GP 2745 5e DER SCHOOLEN. 333 nen redelyken aart hier in bezig zyn: men moet met, de ziel beginnen , en in het lichaam eindigen : men moet, met de ziel beginnende, de orde der zielsvermogens volgen , en die allen. befchaaven : men ‚ moet, in.dit werk vooral acht geeven op die neigingen , welke den mensch van zynen Schepper ingefchapen , en dus goed zyn. Laaten wy deeze ftukken wat nader ontwikkelen. | | „Men moet in de befchaaving van eenen „mensch met de ziel beginnen. Elke be- weeging ‚ welke. het lichaam aanneemt , is onredelyk, en enkel dierelyk, indien Zy niet voortfpruit uit, en volgt op, de denkbeelden en neigingen van verftand en wil(11). En, omdat dit veelal ontbreekt, ziet men veele.menfíchen dat geene, ’twelk zy eens geleerd hebben , verrichten, zon= der dat zy ’er. eenige denkbeelden van vor- men; of.ook vormen kunnen, zonder dat zy. in {taat zyn» ‘er eenige. reden van te gs: ie f gee. 8 __(ir) Het doet hier niet ter zaake , dat de diepden- kenfte Wysgeer in zeer veele van zyne bedryven deeze orde niet kan opfpooren: de zaak is van vooren z@= ker, en heeft/haaren grond in de redelykheid der ziel, ke haf : 4 / ‘ e 1% gi ONERBETERINGT gecven , of ‘er eenige verandering ‚ “of verbetering in voort te brengen: Ì Men moet met de ziel beginnende, de natuurlyke orde der zielsvermogens vol- gen. De wil moet van kwaade neigingen , zo gewoone als bwiten gewoone, welke wy harst-tochten noemen, gezuiverd worden; maar te vergeefs zal men hier mede bezig. zyn, indien men niet eerst en vooral het verftand befchaaft : by voorbeeld , ‘ een mensch heeft eene kwaade begeerte tot het een of ander : men zal te vergeefs hem hier van zoeken aftebrengen, zo men hem te vooren geene denkbeelden heeft verwekt, welke hem van de flegtheid dier begeerte kunnen overtuigen. : Men moet alle de vermagens der ziel befchaaven. Verftand en wil in alle hun- ne uitgebreidheid, ook zo als-deeze zich door het werkvermogen der ziel in het lichaam uitoefenen , moeten befchaafd worden ; allerleie neiginge van den wil met de hier uit fpruítende heblykheden : en zo ook het verftand (intelleêtus”); waartoe men gewoonelyk vernuft (ingenium ) , oordeel en geheugen brengt, met de heb-. lykheden. van «het verftand , deeze alle moeten befchaafd-worden :-by voorbeeld „ om | sm } EE DER SCHOOLEN. 335 om ín dit wyde veld niet uitteweiden het is verkeerd alleen op het geheugen te werken, zonder dat men vernuft en oordeel bezigheid verfchaft heeft, ‘zonder dat men door vernuft en oordeel die din= gen voor het geheugen heeft laaten ryp maaken: zo ziet men veelal, dat der kin= deren geheugen beballast wordt met din- gen , welke zy niet verftaan , waar van daan zy in het vervolg zich gewennen alles alleenlyk aan het geheugen toe te vertrou- wen, zonder hetzelve bedacht, of beöor- deeld te hebben: hoe gewoon dit kwaad Zy» weet elk opmerkend gemoed : men moet derhalven eerst het vernuft, erf -oordeel aanfcherpen , om ‘dan aan het geheugen dien zagten, en voordeeligen last, welkè tot het gebruik beärbeid is, optedraagen. Men moet eindelyk in’deeze befchaa: ving acht geeven op de ingefchapene nei- gingen van den mensch, en overeenkom- ítig dezelve zyne befchaaving inrichten : ik onderzoeke met den Wysgeer thansch niet, of en hoe veele neigingen men ingefchapen kunne nöemen: ik bedoe- le voornaamnelyk de eigenliefde, dat edel gefchenk van den Scheppér: men moet deeze neiging onder het oog houden, en de befchaaving van den’mensch zo inrich- ten, 336 VERBETERING ten, dat men op zyne eigenliefde werke, dat men dezelve. gaande maake en die in het tegendeel door eene verkeerde handel- wys in hoogmoed of hardnekkigheid niet doe ontaarten: aan deeze neiging is on- dergefchikt de neiging om gelukkig te zyn: zal men dan den mensch verbeteren, men moet hem die beterfchap door beredeneer- de denkbeelden, als dienftig woor zyn geluk , zoeken fmaakelyk te maaken. Ziet hier, zo kort mogelyk de waare befchaafdheid en befchaaving gefchetst » genoegzaam voor iemand, dien men tot de befchaaving van het menfchelyk ge- flacht bekwaam kan keuren; genoegzaam, om tot ons ftuk | | B. Overtegaan , naamelyk ‚ om te on- derzoeken, of onze openbaare Schoolen, vooral de Nederduitfche „ aan dit. haar oog- merk beantwoorden, of zy gefchikt zyn, om onze jeugd de waare befchaafdheid te verfchaffen. Wordt ’er van openbaare, en wel Ne- derduitfche Schoolen gewag gemaakt, dan, meene ik, worden hier uitgefloten byzon- der huisonderwys, Latynfche, en Hooge Schoolen , of Academien in ons Vadeg land, DER SCHOOLEN. 337 land (12); terwyl die Schoolen, welke men gewoonelyk Franfche by ons noemt; „ook, onder de benaaming van Nederduit- fche, kunnen begrepen worden ‚ omdat men tegenwoordig de Fran{che taal te ges Iyk in dië Schoolen onderwyst , alwaar men de jeugd in ’t leezen, fchryven,enz. _eeffent: de bedoelde Schoolen zullen dan _ voornaamelyk die zyn» in welke men Neêrlandsch jeugd aan Meefteresfen toe= vertrouwt, om de allereerfte beginfelen , zo als de letteren , fpellen „ en leezen , aan» teleeren, als ook die, in welke de kinde= ren verder onderwezen worden in het lee= zen, fchryven , en wat hier toe betrek. kelyk is; ’t zy hier de Franíche taal by- kome, of niet. De vraag is dan, of deeze Schoolen ges fchikt zyn, om onze natie waarlyk te be= fchaaven ? en hierop antwoorde ik vols mondig , neen! | Ik zal dit trachten te betoogen door — eerst een tafereel voorteftellen van het gewoon onderwys, — om dan de gebreken 8 hier C12) Of niet eenige trekken, welke wy zullert Opgeeven , ook deeze, vooral de Larynfíche Schooe len, raaken , behoeven wy nu niet te onderzoeken. … HIII. DEEL. Y N 338 VERBETERING hier ín aantetoonen, — en eindelyk ders zelver oorfprong te kennen te geeven. In de eerfte plaatsdan , zal ik het gewoon onderwys; 't geen men in die beide Schoo- len geeft, in een tafereel voorftellen. Wordt eene moeder haar kind te lastig „ aanftonds zal zy befluicen hetzelve na de Meelteres te laaten brengen , en dit zal by de besten den naam hebben , dat zy voor de opvoeding der kinderen zorgen ; ‘er wordt eene Meefteres uitgedacht „ of omdat moeder by dezelve geleerd heeft; of omdat zy in de buurt woont, of om diergelyke redenen ; zonder aan de be- kwaamheid te denken: en is er hier of elders eene zeldzaame moeder , welke niet geheel en al onverfchillig is omtrent de bekwaamheid der Meefteres „ indien zy al beoordeelen kan, waarin de waare be= kwaamheid beftaa; zo is nog weinige of geene mogelykheid om hier van onderricht te krygen: hoe het zy, het onnozel wicht wordt uit moeders armen gefcheurd en gaat fchreiend en fnikkend na de School. Niet zo ras is aldaar van alle kanten het teder kroost vergaderd, of de Meefteres neemt een gevreesd wapen in de vuist, of aan haare zyde : dreigen, fchreeuwen, zo al, niet Pe | 4 DER SCHOOLEN. 839 niet een onverwachte flag, zyn de midde= len, welk® haare buitengewoone wysheids en zeldzaame menschkunde beproefd heeft gekeurd, om die onnozele wichten eene onmogelyke ftilheid te doen aannee- men: en terwyl de hangende lipjes, be= traande wangjes, afgebrokene fnikjes en zuchtjes, de bewyzen zyn van de flaaf- fche vrees, welke deeze tedere zieltjes beheerscht, zo zal de Meefteres met de grootften tot het onderwys overgaan: en, daar de overige eene diepe ftilte moeten bewaaren; zal ’er een of ander opgeroe= pen worden, met het a, bh, bordje, of boekje in het teder handje: het onnoozel wicht nadert met trillende leedjes ; het beevend handje wordt aangevat: men zal beginnen met letter a: de Meefteres wyst3 het kind moet ook zyn vingertje aan die plaats houden : deeze oeffening brengt het geduld der Meefteres al ten einde: einde= lyk komt het zo verre, dat het kind. zyn vingertje daar {til houdt: nu moet het zeg- gen, welke letter dit is; daar het nergens begrip van heeft, en de vrees het nog meer __bedwelmt: de Meefteres bromt en prute telt over zyne verregaande'domheid, en, Ziende dat het knaapje nog wel wat wache ten zal, eer het uit zich zelven a Zeggen zoude, zal zy hem voorzeggen a: het | [te kind 40 VERBETERING kind heeft geen begrip , wat het verrich= ten moete; het kan geen denkBeeld vor- men van dit te moeten nazeggen : verwon- derd en toornig over zyne zeldzaame bot- heid, fchreeuwt zy nog eens meteen fchel« le ftema, zo dat het deinfend kind de bei- de ooren klinken : het wicht zwygt, het fchreit: men zal het onderwys herhaalen zo lang, tot dat het zoetertje werktuiglyk heeft nagezegd, a. Dic alles gefchied onder een onophoudend geraas en getier over de minfte beweging der overige kinderen: terwyl het gevolg van zulk on- derwys is, dat veele kinderen in een jaar de letteren al kennen. Welke vordering ! tis waar, hier of daar zal nog wel eene Meefteres gevonden worden , die meer zagtzinnigheid gebruikt, dit echter zal men by alle het zelvde aantreffen , dat ‘er langer tyd vereischt wordt, om een kind werktuiglyk op de boven gezegde wyzen de letteren aan te leeren. Is nu eindelyk , met veel hoofdbreeken, een of ander zo ver gevorderd, dat het knaapje de letteren kent ‚ wel de het zal leeren fpellen : dit zal wonder wel gaan! het kind moet fpelden (13), zegt Zy (13) Wie weet, of onder alle de Meefteresfen van ons EEE En | | [A | DER SCHOOLEN. g4t zy tegen de kinderlievende moeder : men gaat aan het werk: on moet het eerfte be- wys van de bekwaamheid. van het kind ZYN: Os 15:0n, zegt de Meefteres voor, het wicht ; 't-welk al mooi-heeft leeren klappen , ‘zegt het na: al verder! z, e, Zes Onze; terwyl de-Leermeefteres in dit onderwys, haare ftem zo wonder fraai weet te buigen, dat men zeggen zou, dat zy bezig ‘was , met de eerfte regelen der mu- fyk aanteleeren: het kind kan dat woordje fpellen , en_wel op, den aangeleerden toon, welke. veelen menfchen totaan hun’ dood byblyft: maar 'er moeten meer vorderins gen gemaakt worden; het onze Wader moet geheel gekend worden. Doch zo veel moeite aan elk in ’t byzonder te beftee- den, elk beurtelings by zich te laaten komen , “dit kan -niet aangaan ‚ dit zou geen … mensch kunnen doorftaan ! - men heeft ‘er iet opgevonden; het welk tyden lang beproefd is uitgekomen; de Meefte- res laar dan deeze , dan geene by zich komen, de overige moeten elk hun boek in de hand neemen en inzien, en alle lain hard Ons Vaderland wel tien (wel een) gevonden worden die onderfcheid kennen tusfchen (peten, en Jbelden: die ooit gehoord hebben van eene verkeerde fpelling onzer taal, Welke gronden moeten hier dan gelegd worden! 4 Ms 342 VERBETERING ‘hard op nazeggen o, n, on: om dat tè kunnen aanhooren, moet men: dikke hers- fenpannen, en weinig brein bezitten: het kind komt na dagen en jaaren eindelyk zo verre dat hetzelve het onze Wader weet op te deunen , zonder dat het hier van een eenig woord begrypt : op dat nu dee- ze vorderingen aan. elk blyken zouden, moet het kind dit dikwerf opzingen niet alleen, maar ook in Godsdienftige huizen moet het wicht dit aller volmaaktst gebed, voor- en na het eeten, en op andere ty- den, op zeggen (14 ). “Hier op zal het kind by zyne Meefteres overgaan om de gewoone geloofsleuze (om úk geloof moest ik zeggen) ook even werktuiglyk te kunnen naklappen. Na alle deeze vorderingen , zal men het bedorven fchaap aan het leezen zet- ten: dit gaat wonder wel! het kind kan zo wat leezen, en echter heeft het nog nooit eenig denkbeeld gevormd van al; wat het gefpeld, of geleezen heeft. „„Ondertusfchen mag ik niet verzuimen rr 6i8 - op= \_C14) Ik pryze zeer de lofliyke gewoonte, dat men - de kinderen laat bidden, maar het machineele keure ik af,” DER SCHOOLEN. 343 optemerken het onderwys, ’t welk zy in gen Godsdienst geeven: ik zal, om dit wiskunftig te betoogen, niet bybrengen ;, dat zy de kinderen uit het volmaakte Ge bed; de Geloofsleuze „en de Wet der twee tafelen leeren fpellen , en leezen ; zy doen voorzeker meer! zy hebben daar en boven veelal, de eene dit,‚-de andere een ander Catechifeer- boekje , waar uit zy de eerfte beginfelen van den Godsdienst inprenten: zommige bedienen zich zelve van den Heid. Catechismus! Maar hoe (want hier komt het voornaamelyk opaan) zal zulke Ervaarene Meefteres dit waar onderwys inrichten 2 op deeze wys: zy heft met luider ftem aan: Wie heeft u gefchapen? dit bauwen alle de kinderen luidkeels na, terwyl hier in” zulke faamenftemming: Charmonia) heerscht, dat elk zeggen zou; dat men hier op de vier toonen zong: zo gaat het ook met den Catechis- mus, tot dat de kinderen eenige klanken zonder denkbeelden verzameld hebben. Van wegen zulke doorflaande blyken van kundigheid, worden zy nu ryp geöor= deeld om hooger op te gaan, en de wyze lesfen van de Meefters aantehooren, en hunne tedere handjes tot de nuttige fchryf- kunst te laaten plooien. | u Men 344 VERBETERING Men zal het jongje dan inde Schoo! van eenen Meefter beftellen: de keus is op:deezen of geenen gevallen om gewigtig? redenen: denkt men al eens aan bekwaam: heid, (dit komt zelden te pas!) mer heeft 'er de bondigfte bewyzen voor by de hand: die man is bekwaam! die en dit hebben ’er fchoal gegaan ! hebje wel geziens wat een bord ’er-voor zyn deur hangt! hy weet 'er van! men fluit den koop met zul ken bekwaamen man op het woordeeligst : Chet is toch bedroefd, dat men zo ‘veel aan die Schoolen moet geeven!’tisomarnk. te worden! ) Eindelyk de tyd is daar, dat het kind na den Meefter of _Monfieur met blydfchap flappen zal: het gaat de School manmoedig in , waarvan het zich wonderen belooft; de deftige Meefter „beurt ‚zich op, en verwelkomt het knaapje met eenen ftaatigen knik van het eerwaardig haofd, (dic past echter niet op allen, ter Zyn. weinige die van natuure vriendelyk zyn. Alle zyne kundigheden haalt hy by eens om eene goede plaats voor het wachtend kind uittekiezen: komt hier, is eindelyk , na ryp overleg , het befluit van den taal kundigen Meefter , gaat daar zitten als een jangetje: deéze. zagte woordjes belooven wat gaedsz- mart, .‚ ……. 3uife daar wat fli gibten, zulje je. ……«« graauwt hy» zich 5 Q me DER SCH OOLEN. 345 omkeerende; een ander toe , die eens toe= zag» of een enkel woordje fptak over den nieuwen. Sehoolier : het nieuwlings aans — komend kind zet al een’ fchrik. « Meefter Cof Monfieur”) gaat na zyn’ ftoel : het gebed (wisten die knaapen maar, wat het beduide ! wordt opgezegd : nu aan ’twerk! terwyl eenige een voorbeeld (zo fpreekt men (in:de. Schoolen) zullen nafchryvens moeten=de “overige in ’t: {pellen en leezen onderwezen, worden: een deftige Onder: meefter „of de Meefter zelv , roept zom: mige: zy-naderen veelval ‘beevende : “zy. moeten: zich in orde fchaaren rond om zynen leerftoel, zy-moeten te gelyk fpels len of leezen, terwyl hy ziet en: luistert, en” met een houtje „ plak, of iet ‘anders hen opmerkzaamheid inboezemt. «Das niet goed, 't moet beter gaan ,-of îk zelje - S= bycthy’er een toe: Het fchepfeltje , ’t welk / zo even in de School verfcheenen is, ziet en hoort dit; en begint te fchreien. — > 8 d ESTE Ue p e TET De Meefter zal nu ook eens met eenen ftatigen tred de School doorwatdelen „or te zien hoe het met het-{fchryven gaats doch zyne onderrichtingen , zo zy al tot verbetering ftrekken’, zyn meer hard, dan hartinnemende , meer’ gevöëlig dikwerf, dan gefchiktsonv den-fohryflast opteweke 18 Vis ken, 346 VERBETERING? ken. Hy zal zich wederom op zynen ze= tel ter neder zetten om gewigtigere din= gen te behandelen: men moet Cyfferen of ook eene Franfche les opzeggen: ens terwyl hy-op. het minst geraas uitbuldert, _en den Kinderen de onvriendelykfte woors den toefnaauwt; is. hy wonderwel in zyn fchik, wanneer de kinderen hebben leeren klappen , en alles zowat ; zonder denke beelden te vormen, nadoen kunnen: Even zo is ’t ook met zyn onderwys inden Godsdienst ‚waarvan zy op ‘het hoogst eenige klanken verzameld hebben. ’t Is „waar , de opgegeevene trekken zyn zo als gemeen niet, dat zy op elk in het byzon- der pasfen; hoe algemeen echter het werk» tuiglyk onderwys zy, leert de dagelykfche ondervinding :- dit laat{te is algemeen, het eerfte lydt eenige uitzondering. keg Een denkend leezer heeft de gebreken, welke in dit School- onderwys plaats gry» pen, reeds opgemerkt: laat ik echter de. zelve nog eens kortelyk opnoemen; om elks vatbaarheid, ware het mogelyk;, tet hulpe te komen, | De grootfte vorderingen, welke uit dit onderwys getrokken worden, zyn in het geheugen : beredeneerde denkbeelden a > et DER SICH OO LEN! 347 het verftand mede te deelen ís een vreemd ding, hier denkt men niet aan, men weet ‘er in ’t geheel ook niet van: men fpreekt van den Godsdienst, men geeft hier on= derwys in, maar ook dit alles is voor het geheugen; men denkt aan geene befchaa- ving der Zielsvermogens : indien men kan leezen, fchryven, en eenige waarhe- den van den Godsdienst uit eenig boek napraaten ‚ dan heeft men den hoogften trap van kennis beklommen; vooral indien hier by komt de kennis van eenige Fran- {che woorden, zonder dat men eenig be- grip heeft van de nuttigheid dier kennis: zo ook heeft men nooit hooren reppen (misfchien nu of dan eens in ’t voorby- gaan) van de plichten , welke van een Kind ‚ Huisvader , Huismoeder , Koop- man, enz. gevorderd worden, om nuttige leden van de. maatfchappy te zyn. en voor eene eeüwigheid. bereid te worden: wordt ‘er nog eens een plicht behandeld, het is by gelegenheid van eenen mispas van het kind, welk onderwys dan ‘nog eer redenloos, dan redenlyk is. Met één woord, geheel en al verkeerd is de leiding der kinderen, men let op geene verfchil. lende temperamenten, om naar: dezelve de opvoeding interichten : de boeken , van welke men zich bedient ,-zyn ook vol ftrekt 348 VERBETERING ftrekt ongefchikt: men ‘heeft wel een goed oogmerk met het volmaaktfte Gebed ; enz. den kinderen te laaten fpellen , leezen ; enz. doch indien men deeze nuttige boe- ken wilde behouden, dan moest men die op het minst van fpelfouten zuiverên, en dan een beredeneerd onderwys uit de= zelve geeven. Men zal zich over deeze gebreken niet bewonderen, indien men overweegt, wel- ke de menfchen zyn, die-hier onderwys geeven, vooral de zogenaamde Meefteres- fen: zy weeten niets: zy hebben wel een examen doorgeftaan, maar met dat al kunnen zy noch fpeilen,; noch leezen: menfchen te befchaaven is by haar een vreemd en ongehoord denkbeeld: en hoe komt dit? omdat zy dit onderwys op zich neemen, op dat /zy op eene deftige en gemakkelyke wyze den kost zouden kunnen vérdienen : en was het zo ook maar niet met een groot deel der Meefte- ren! deeze worden anderzins door hunne ouderen hier. toe: gefchikt, en dit is be- kwaamheid genoeg. Doch laat ik hier afftappen, en liever overgaan , om, in: de derde plaats „te be- Zien, hoe men deeze gebreken moete ver- be- DER SCHOOLEN 349 beteren. Ik zal hier eerst de (charakters of”) hoedanigheden, welke vereischt worden, opgeeven , om dan ook aantetoonen hoe men dezelve moete Äanleggen. Men zou meer grond van hoop hebben op eene waare beterfchap, indien men by de Ouderen de eerfte beginfelen van eene befchaavende opvoeding konde aantreffen: ten mintten, indien zy in de tegenwoor- digheid der kinderen alle oplettendheid gebruikten, om hun geen kwaad aantelee- fen (15). Doch dit zo niet zynde, moet men dit voor als nog by anderen zoeken: mogten. de Ouderen dan in de eerfte plaats hier op uit zyn, dat zy hunne kinderen in handen wan zulke dienstboden niet gaa= ven, van welke zy door den tyd kwaade indrukfelen by hunne natuurlyke verdor- venheid ontfangen kunnen (16). Maar laat ons verder gaan” Gelyk het de plicht der Ouderen is de onderwyzeren te onderrichten van den aart der kinderen; zo is het ook reeds door des kundige Man- nen opgemerkt , dat men , om de eerfte gronden van befchaaving in eenen mensch te Cris) Cf. Rorr: 4. /. Tors pe 17. (16) WV. itidem Rou. Ze ive pe 187. 350 VERBETERING te leggen, de kundigfte menfchen, ja! Wysgeeren moest verkiezen (17); de volgende kundigheden , ten minfte , worden vereischt, of alles zal vruchteloos zyn. Is men gewoon, in de eerfte plaats, by eenen Meefter te zien na de bekwaamheid in de Schryfkunst, men geeve deeze kun- digheid eenen laageren rang ; veel meer gee- ve men acht „of de Onderwyzer zyne eigene taal verftaat : hoe fchandelyk toch is het, dat men in die taal, in welke men is gebooren en onderwyzen zal, onbedreven is: niet minder wordt gevorderd eene kennis, zoal niet van alle gefchiedenisfen , ten minften van de Vaderlandfche, op dat men in zyn eigen Vaderland geen vreemdeling zy : zeer nuttig, en ook gewoon is de Rekenkunst, waar by ik hierom niet ftaan blyve, als ook niet by het nut der Franfche taal: laat ik my tot gewigtigere ftukken bepaalen : de Onderwyzers onzer Jeugd moeten menfchen zyn, die vernuft (ingenium, ge- nie (*) ) hebben; hiervan hangt alles af; heb- 17) Zterum confulatur Rorr. T. 1. p. 29. (+) Wanneer ik hier alleen van vernuft fpreeke , moet men niet denken, dat ik oordeel en geheugen als minder nuttig befchouwe ; zonder deeze zal het vernuft geen’ weezenlyken dienst doens IN DER: SCHOOLEN. 351 hebber zy. geen vernuft, hoe uitgeftrekt hunne kundigheden ook zyn mogen, dan zullen zy die ten gebruike niet weeten aan- teleggen; zy- zullen, alleen met hun ge- heugen werkzaam geweest zynde, het ver- nuft hunner leerlingen ook niet aanfcher- pen: hoe noodzaakelyk echter dit vernuft zyn moge, zo moeten zy niet minder er- vaaren zyn, niet alleen in de reeds ge- noemde weetenfchappen ‚„ maar ook en vooral in den Godsdienst; in de ziel- en menschkunde (*): ik wil zeggen zy moeten menfchen zyn , die ook weeten dat zy eene ziel hebben: wie zou dat niet weeten? vraagt welligt iemand in de uiter- fte verwondering: maar deeze juist weet dit niet: ik bedoel toch geene oppervlak- kige en werktuiglyke kennis, door wel- ke men in jongere jaaren heeft leeren na- praaten, dat men eene ziel heeft, zonder dat men van dezelve iet meer weet: ook be- …C*) Psychologia en Anthropologia: men heeft wei- nig, of niet edad of gefchreven over de zo nood gaakelyke Anthropologia : zedert eenigen tyd heeft men in Duitschland zich hier op beginnen toeteleggen ; zommige Geleerden in ons Vaderland. hebben over dit gebrek geklaagd: zulke klacht meen ik ook ge- wonden te hebben in de Letter- en Outheidkundige | Verlustigingen van den Geleerden P. NIEUWLAND, | _maar ik kan my de plaats niet erinneren, | | | | 382 VERBETERING bedoele ik niet (met welke: kundighéld men -zomtyds de geheele waereld te ges leerd ís!) dat men een of ‘ander bewys voor de onftoflykheid, of onfterflykheid der ziele weet by te brengen: ik vordere „aan den anderen kant ook niet, dat men alle twistvraagen , welke onder de Wys- geeren beftreden worden, zo als over den zetel der ziel, enz. weet te beflisfen: maar ik eifche zulke kennis der ziel, door welke men zich. onderfcheidene denkbeel= den weet: te. maaken -van de vermogens der ziel, van hunne werkingen op elkan= der, van hunne gewrochten ‚-en kracht op het lichaam, van de verfchillende tem- peramenten. En niet alleen moeten zy zulke befchouwende kennis van de Ziel= kunde hebben, maar zy moeten die ken- nis , met alle de vermogens hunner ziel beärbeid hebbende , ook weeten. te ge- bruiken, datis, Zy moeten bedreven zyn in de Menschkunde, welke op de Ziel- kunde gegrond is, om met die kennis menfchen , verfchillende menfchen , te behandelen. Pes Bezit een Onderwyzer deeze volftrekt noodzaakelyke kundigheden, dan kan men van hem ook verwachten ,„ dat hy zulk een mensch zal zyn, als QUINCTILIAx NUS N DER SCH OOLEN. 353 Nus hem tekent (18): Dan zal,hy ers kennen , dat niets zo moeiclyk is als menfchen-te behandelen en te befchaa- ven: dat.niets.„meer wysheid en voorzig- tigheid „vordert, dan tedere wichten te leiden. en op te kweeken; dan zal hy befeffen , dat alle verwaandheid en hoog _ moed hem piet pasfen; dat hy wel zyn gezag moet bewaaren, maar des niettegens ftaande zich bemind weeten te maaken: by zyne leerlingen : dan zal hy de Ouderen onderrichten, dat zy hunne kinderen nim= mer moeten dwingen.na de School te gaan ‚ maar hen de wys aantoonen ; op welke zy de’ jongfte knaapjes zelvs gewils lig derwaards kunnen krygen: dan zal hy voor, oogen. hebben het oogmerk ‚ waar toe de kinderen hem toevertrouwd zyn 5 dat hy ze kundiger,:en beter moet trach= ten te maaken; door hen te. leeren. fpels len, “leezen;, „fchryven ‚enz.;s door hen den waaren Godsdienst voorteftellen en te verklaaren;-op zulk-een wyze» als hunne vatbaarheid vordert: hy zal onder dit voor- ftel op hunne gemoederen trachten te wer= ken, om hen hier door, ware het moge- yk, „beter, te maaken „ vooral, door het onderbrengen van hunne verkeerde drifs Bj ten 18) Ef Rorr. 4. 7. rv. p: 210, fgg. BMI DERLe 7 r 354 VERBETERING ten: hy zal om dit oogmerk te bereiken dien weg inflaan, welken hem de Ziel- en Menschkunde aan de hand geeven 5; hy zal niet alleen en zo zeer op hun geheu- gen werken, maar hen, zo veel mogelyk is, denkbeelden leeren vormen : hy zal, tot dat einde , van dien eerften tyd af , reeds redeneerenderwyze met hen handelen, terwyl dan ook blyken zal, dat zy hier voor meer vatbaar zyn, dan wanneer op den gewoonen voet alleen hun geheugen werk wordt verfchaft: hy zal zich dan ook veel van vraagen bedienen, op alle tyden en by alle gelegenheden, en hen hier toe de gelegenheden zelvs aan de hand gee- ven : hy zal hen nimmer met hardheid behandelen; willen zy , door eene boosaar- tige hardnekkigheid en dwang, hunne fpoorelooze begeerten vervuld hebben, hy zal ze voornaamelyk door onthouden te keer gaan, en niet, dan na alles be- proefd te hebben; tot zwaardere ftraffen overgaan, en dan nog op eene redelyke wyze „ zonder drift, en met betooning van liefde, ja door hen zelve, zo zy hier _ voor reeds vatbaar zyn, hun eigen vonnis — tc laaten opmaaken : hy zal weeten hen fpeelender wyze te leeren, vooral in den eerften tyd: hy zal bekennen, dat zy niet alle op eenen leest moeten gefchoeid aan „den: DrE-R SCHOOLEN. 355 den: hy zal ook op kleinigheden acht gee- ven, niet om hen hier over geduurig te ftraffen , te beftraffen, of te onderhouden maar om by gelegenheid zich hier van te bedienen, en hen ook hier op, als in het voorbygaan, te doen letten: Hy zal door aanmoedigende beloften, en loftuiringen op hunne ingefchaapene eigenliefde wers ken, en dezelve opwekken, door- eene edele jaloersheid (emulatio) hen onder. malkanderen opfcherpen: hier toe zal hy zich ook bedienen -van, openbaare (19) oeffeningen en ftrydfpeelen: naar hunne vorderingen. zal hy hen hooger doen op- gaan. By zulk een onderwys zullen niet langer zo zeldzaam zyn de voorbeelden van jongelingen, met eene manlyke ge- leerdheid voorzien , waar van men tegen- woordig nog een uitmuntend voorbeeld heeft in Vrankryk (20); ‘tgeen men aan de vlyt der Univerfiteit te Parys veelal te danken heeft. By zulk een onderwys zal het nu of dan ook noodzaakelyk zyn , op- teletten „dat veel; beloovende kinderen hunne jonge krachten niet te veel vergen. ‚Tot dus verre hebben wy de vereischte bi: gite be- n Ro ClanBeordes Jode Lesl Ae Jie C2o) v. Bibliotheca Critica Te 1. P. IVe Pe 127 > Be | A 356 VERBETERING bekwaamheden, met dezelver gebruik in ’t gemeen opgegeeven; laaten wy nu eens nagaan, hoe men, naar aanleiding van het gezegde , in de Schoolen moete bezig zyn. Geene Meefteres of Meefter zal een kind toelaaten , zo zy niet vooraf gemeenzaam met hetzelve geworden zyn: en ook dit zal de gewenschte vrucht niet hebben ; indien ‘het kind zyne fchoolmakkers niet beeft leeren kennen: dan toch zal hetzel- ve, die knaapjes in de School aantreffen- de, hen aanftonds kennen, en in derzel- ver gezelfchap geerne blyven willen. Dus in de School gekomen zynde , zal het wicht wel ras begeeren te vertrekken, indien het genoodzaakt wordt zich onbeweeglyk te houden, en tot eene ernftige manier van leeren wordt gefchikt; dit zou zelfs eene gekandheid tegen het leeren, welligt voor al den leeftyd, te weeg brengen. Wat dan in de School verricht? fpeelen?- ja! zeker ! en wel den meeften tyd (21): Maar hoe? is dat leeten?’ gewis! zulke kinderen: moeten alleen fpeelende leeren: mdk men Car) Ik bedoele alleenlyk de kleinfte kinderen; mien kan niet wel jaaren bepaalen, hoe lange zy in zulke School moeten blyven , of: zulke manier van on- derwys genieten: dit hangt veel af van de vatbaar- heid: vier of op het hoogst vyf jaaren moeten zy aks hier bereiken. em DER SCHOOLEN. 357 men moet de kinderen dan laaten fpeelen; hoe zy. ook begeeren mogen; indien er geen gevaar van vallen, of andere’ onges makken zy: en in dit fpeelen moet men hen zo lange toegeeven tot dat! zy. met hun oordeel kunnen begrypen wat Orde Zy; opdatzy dan uit zich zelve beredeneerd bevatten; en begeeren ftil te zitten om ingefpannenheid uitteoeffenen :. men. zal ze dus tot den ouderdom van omtrent vyf jaaren in zulk een School laaten ; om dan hooger op te gaan : maar zullen zy dan al dien tyd niet ‘anders doen, dan tpeelen.2 wat zou Zulk een Babel van verwarring niet al baaren? ík antwoorde; men zal-ze niet altyd inhet wilde laaten fpeelen , maarook tot“eenig oogmerk , om te leeren {pels len en leezen; waar toe mén zich van de volgende wyze'kan bedienen : waneer men de kinderen hunnen gang laat gaan „ zal men wel fpoedig bemerken, welke sde meefte: genegenheid jegens elkanderen hebbems hier zal men een hoopje zien, ginds wees derom een ander, welke geduurig by-een zullen hokken: men zal,dan-het een hoopje voor, enhetander na, aanfpreeken : komt; kindertjes, nu eens lief gefpeeld, gaat zitf- “ten, zoetertjes: zy worden ‘er al -vuurig op: wat dan verricht ? men gebruikt in de Schoolen wel eens prenten, om die aan ev 43 de 358 VERBETERING de kinderen te'geeven; dat mennu in de plaats van die gewoone prenten. andere tot sdat einde gefchikt , neeme , in deezer voege: men ftelle zo veel kleine prentjes toe: „als ’er letteren zyn; aan de eene zyde kan men. het een of ander prentje hebben met een of ander woord onder hete zelve, terwyl dan, aan den anderen kant die letter gedrukt, of getekent zy; met wel- ke: dat woord, ’t-welk aan de andere zyde geleezen wordt „begint : by voorbeeld, indien men goedkeure Bybelfche-gefchie- denisfen op die prentjes te tellen, dan-kan men «eenen hof met een’ man in denzel= ven afbeelden, met den naam van Adam onder aan, en de letter A, az aan den agter kant: of keurt. men de, Bybelfche gefchiedenisfen af ‚ omdat men hier door wel. eens verkeerde en verwarde denks beelden in de jonge verftanden verwekt; m@n-kan zich bedienen van de vier gety- den; van de elementen enz. zo kan men aande eene zyde de aarde afbeelden met dat woord onderaan, en de-letter;A; 45 van agteren: zulke „prentjes, die weinig zouden kunnen kosten, by de hand zyn- de, zal de Meefter: of Meefteres rond deelen, ‘naar „dat. het getal der Jetteren en kinderen medebrengt: ik ftelle nu, dac alle die kinderen nog de letteren leeren r MOE= DER SCH OO LEN. 359 moeten, dan zal de Onderwyzer hun die prentjes vertoonen, en zeggen, by voor- beeld, datis 4, a, en die letter dan aan allen laaten zien , en zo zalzy voor de eer- fte reis vyf of zes letteren vertoonen en de zelve dan onder alle de overige letteren; of voor dat zy rond gedeeld zyn of na het zelve, vermengen: dan zal zy vraagen, onder belofte van eene belooning waar is a? waar is b? enz. , de eerfte reis zal dit wel niet vlot gaan, maar indien zy dan zelve die letter, welke zy vraagt, heeft uitgekipt , en wederom aan allen vertoont zullen die knaapjes hier van fpoedig den flag weg hebben, en binnen weinig tyd zul- len zy die letteren en zo ook de overige kennen. Zo zal de Meefteres wederom met een ander hoopje doen. Nu heb ik veronderfteld „ dat alle die kin- „deren even onbedreven zyn, doch dit zal men zelden aantreffen: is er dan een en an- der onder den hoop, die de letteren reeds welkent, deeze kan fpeelende zyne jongere makkers leeren , terwyl de Meefteres nu of ‚dan alleenlyk moet toezien, of alles orde- lyk gefchiede, en om belooningen uit te deelen: op deeze wys zullen de kinderen Zeivs buiten de School, ja! eer zy. in de Z4 Schoo- g6o VERBETERING Schoolen komen, al fpeelende de letteren leeren (22). Ik zag by eenen myner goede vrienden onlangs . iet diergelyks , die, voor zyn kind, ’t welk nog maar wei- nig woorden. kon napraaten „ letteren van eenen duim lengte op dik papier gotekend had, welk kind al fpeelende, en door de kamer loopende, nu en dan een letter aane iP» noemde, en 'er mede fpeelde, ‚De letteren dus aangeleerd hehbdride moeten zy. ook fpellen hier komen de- - zelvde prentjes-te pas: de Meefteres gaat dan by eenige zitten, zy legt “de a en naast elkander, en zegts ay hb, ab: vraagt. wie kan dat na zeggen ? op hoop van belooning zullen zy wel {poedig dit kunnen naroepen a; b, ab; vooral ine dien hier onder ook een en ander is, die al wat van de kunst verftaat: op dezelvde wy- ze kan zy uit die letteren allerleie letter- greepen vormen, en na dat zy dit enige reizen. met hen herhaald heeft, zal zy na eenige dagen die prentjes al kunnen om- keeren, en het geene onder aan gedrukt is, ; hen Ca2) Deeze manier van de letteren te leeren fchynt nog veel! eenvoudiger, dan die’, welke ROZLIN She geste, Il Fet. pe Sie 2) 7. ROLL Tike Pe 86, 7. D'ERSSCHOODEN. 3ór hen fpellen laaten : men zou die woorden zelvs-zo‘‘kunnen doen drukken; dat-tus= fchen «elke lettergreep veen ftreepje gezet ware, ‘twelk-den-eerstbeginnende zo veel F gemaklykerzoude zyn; alvras zullen: zy die woorden-kunnen fpellen „ terwyl-de belooningen der Ouderen, en de aange- naamheid dit {pel „ook. wel te huis zal doen by-de hand vatten: „Menkan hierop zich vansprentjes bedienen, waarop een, twee, of:meer-regels, ’t zy ifrrymstezy in onrym, te leezen ftaan: men zal hier ‘best zulke. woorden ; em fpreekwyzen: be- zigen „ {welke dagelyks voorkomen , «op dat de kindeten tot meerdere jaaren-ko= mende zo barbaarsch; wooral de meestbes kende-woorden, niet fpellen: men neeme dan zò veele: prentjes ‚vals “er kinderen zyn» op alle welke dezelvde regels gez fchreeven-{taans men laatrdie- naast aan: zit de eerfte lettergreep leezen ‚die daar. op volgt de-tweede, en-zo al andes indien de een of vander niet welsfpelt ; de vol gende’ ‘worde:> gevraagd >:hoe» het zyn moete »diergelyke manier van‘ leeren heeft de “Heer Garot in Vrankryk voorgefteld met een gewenscht gevolg (23 ). Men zoude het nog. eenigzins op eene andere Wyze ZS / 362 VERBETERING: wyze kunnen inrichten » mên laate een alleen alles fpellen tot dat hy mist , dan vatte men eenander uit: den hoop by ’t hoofd, om het te verbeteren , vooral in- dien men bemerkt, dat hy niet zeer op- lettend was „en-zo kan menrdan deeze , dan geene laaten-voor-fpellen. De kinde: fen zullen op deeze wys fpellen en leezen kunnen binne dien tyd , in welken zy volgends het tegenwoordig onderwys de letteren nog, niet ten. halve kennen: „Dus verre gevorderd zynde ‚kan men hen eindelyk (terwyl zy dan na-Meefters gezonden worden (24), welke hen vrien= delyk ontfangen en met alle minzaamheid behandelen.) leeren ftilzitten „en alleen- yk dat geene doen , waartoe zy fcheep komen ; men kan ze groote , en onge= maklyke woorden uit het hoofd laaten fpel- ten, hen boekjes geeven „ en wel zulke; die de weet- en leeslust opwekken „ om uit dezelve te leeren: de belooningen zul- Tenshen-by- eenen minzaamen Meefter van zelve doen flilzitten: men geeve hen dan Lo die „ (24) Uit het geene nader gezegd zal worden, kan ook blyken dat men hier geen verandering in de on- derwyzers behoeft te maaken, dat het niet noodzaa- kelyk is hen van de eene, nakr den’ anderen te zendene DER: SCH OOLEN. 363 die boekjes, als gefchenken; in de hands zo als de gedichtjes van den Heere van Alphen , de fabelen van Gellert enz. (men zie vooral toe, dat men hen geene boekjes geeve , dan zulke ; waarin de fpelling zuiver is.) Ook kan men zelve (25 ) eenige op: fteliten maaken van Bybelfche of andere ge- fchiedenisfen ‚vooral uit de Euangelien, én de gelykenisfen van den Heiland: hieruit kunnen zy niet alleen leeren leezen „maar ook door de gemeenzaame verklaaringen der Meefteren kunnen onder de hand hun: ne zeden befchaafd worden: deeze-is:ook de gefchiktfte wys om hen de eerfte bez ginfelen van. den „Christelyken Godsdienst met oordeel inteboezemen : Israëls: groo- te Propheet- toch keurde de wys van leeren door gelykenisfen de meest gepastes van hier dat alle-zyne Godlyke lesfen mert gelykenisfen doorweeven. zyn. Maar-zal men dan die jonge kinderen het Gebed des Heeren , het Geloof ‚de Wet , den Heidel: bergfchen Catechismus en ‘diergelyke ‚ niet meer laaten fpellen en leezen; gelyk dit het loflyk gebruik geweest is van orize „Voorz ‚_ vaderen „ ’t.welk ook nog “veelal ftand _grypt? Ja! zeker! men behoeft deeze niet a te debbid:n $ ‚ge …_C 25) Hiervan wordt hier achter op 386. as botheid n ‘ 2 hie dope op en: Se ‚ 864 VERBETERING geheel en al te verleggen ; doch indien men hier mede begint, werkt men voor het meest ophet geheugen; daar van daan is ’t‚ dat van de honderd kinderen welligt niet één begrypt; wat het aanleere; wat kan dan zulk een onderwys baaten? Men beginne dan om te leezen ; ende zeden en Godsdienst te onderwyzen en inteprenten, met gelykenisfen en gefchiedenisfen : na het teezen van dezelve verhaale men. die, og eens aan allen; men maake toepas- fingen, hier van naar de vatbaarheid der kin» deren ;-men trekke hier uit zedelesfen, vooral zulke, welke toepasfelyk zyn op hun gedrag „of die gebreken, welke men _án-henbefpeurt;-of welke veelal in kin= deren gevonden worden.:by voorbeeld; om-hen opmerkzaam te maaken , zegge men vooraf komt kindertjes „ik zal wat fchoons verhaalen; of , laaten wy over het geleezene’, nogwat praaten: men vertele ledan:de gefchiedcnis van Elias ‚ met nutti- ge en vatbaare-leeringen tusfchen beides zo als; Hy; bad, dar het niet zou rege= nen, enshet regende-niet: wederom bad hy, dat het zoude regenen, en. het res gende: zo kindertjes! zó moeten wy ook; doen , wy moeten bidden , dan verkry- gen wy alles.;.gyl, wilt immers «ook. wel bidden, gy wel, Jantje, Pietje! God moet aol DER SCHOOLEN. 365 moet alles geeven: al wat wy hebben is van God: Hy kan het ons alles afnees= men , en dan kunnen wy niet eeten, drinken, ons kleeden enz. , en hoe droe= wig zou dat zyn? God kan het water doen opryzen en ons verdrinken, (Hy vlegte hier de gefchiedenis van den zond= ‘vloed tusfchen in) of zo fterk doen re- genen, dat alles bederft; en wat zullen, wy dan gaan beginnen? ‘gy, Jantje, wilt immers wel bidden / dat God u bewaare, op dat gy niet valt, en dat hy u eeten en, drinken geeft. Zegt de een of ander (an- ders moet de Meefter hen zuike vraagen in den mond leggen) myn Vader, myne Moeder geeven my eeten: goed, lieve, jonge! zy ’t antwoord; maar als Vader en Moeder eens fterven; zo als die en die (welke het kind gekend heeft), welke daar in de Kerk onder de fteenen begraaven liggen „ of als Vaders huis ver- brandt, wie-zal Jantje dan eeten geeven? hier kan men wederom eene gefchiedenis van brand, hier of daar voorgevallen, by- voegen, en zo zal men die kinderen onge- merkt den plicht van bidden leeren, en op diergelyke wyze de overige plichten van onzen Christelyken Godsdienst, vooral ook, zulke, welke in hunnen toeftand meest te ftade komen: op dezelve wyze kan men hie hen 366 VERBETBERINGS: hen ook de-waarheden van onzen Gods- dienst oordeelkundig inprenten : «eene aan- eengefchakelde redeneering is geheel en al onvatbaar voor die jonge verftanden , en meer gefchikt om de verwaandheid der Onderwyzeren openbaar te maaken , dan nuttig te zyn: men bediene zich dan van die Bybelfche gefchiedenisfen, welke zy geleezen hebben, vooral van het leven van den Heiland: men kan hen, by voor- beeld, een en ander wonderwerk van den Zaligmaaker verhaalen , en hen door vraagen en wedervraagen hier uit de verhevenheid van dien perfoon zelve doen opmaaken : na dat men dit eenige keeren herhaald heeft, zal men hen zyn fmertelyk en fmaadelyk uiteinde voorftellen; dit zal hunne harst- tochten gaande maaken, omdat men zulk eenen, die niet anders dan goed deed, zo behandeld heeft; hier door zullen zy ook begecrig en opmerkzaam worden, om den perfoon meer van naby te kennen, en vat- baar voor het einde van zyne komst in de wereld, de voldoening voor de overtre- dingen-van zondaaren: door eene andere; en wel de gewoone, manier. van onder- wys vergt men het geheugen veel „ zonder dat dit invloed heeft op de overige vermo- gens van de ziel, en dus ook op hunnen wandel, zelvs.in rypere jaaren. : aad Uit | DER SCHOOLEN. 867 „Uit het gezegde ‘kan, zo. wy meenens pn oordeelkundig Meefter, (want zodae nige moeten de Onderwyzers alleen zyn ) Opmaaken, hoe hy zich verder in dit on= derwys te gedraagen hebben: terwyl men dit in het gemeen onder het oog kan hous den; dat men, met hen te eng iiepe het meest vorderen kan en zal. Na dat men ze dus, op dat ik mynen draad wederom opvatte , eenigen tyd ge. oeffend: heeft; zal men ze ook eenige denks beelden trachten mede te deelen van de godlykheid van de H.' Schrift , van het Gebed des Heeren, de Wet der twee tafes len , het Geloof, en den Heidelbergfchen Catechismus, wanneer zy deeze voortreffes lykeftukken „in een goed Nederduitsch gewaad geftoken zynde , ook met oordeel en vrucht kunnen leezen en leeren: het kan ter opfcherping ook zeer dienftig zyn, hen onderling te laaten redentwisten over ftukken van dln Godsdiense, en de vers fcheidene plichten van den mensch. o Maar ik moet ‘voortgaan: het is nu. al hoog ryd om hen aan het fchryven te zeeá ten: hoe hier in gehandeld? met alle zage4 Zinnigheid , en onder het voorftel van bes fooningen- moet men ook hier te werk gaan. 568 VERBETERING: gaan. Komt „Jongens! -kan-hy- zeggen tot die knaapen welke tot het fchryven kunnen overgaan, wiewil fchryven ? Men zal ‘er niet een’ vinden; die hier geene genegenheid toe heeft: dit: toch is iet by- zonders, iet nieuws: zy::zullen dan gaan fchryven: Hy laat hen-ziens-hoe‘hy de pen houdt ::hy laat: ze ‘zelve hunne hand hier toe buigen (gedrongen en gedwon- gen worden; zalnooiteenen goeden: fchryf- vant voortbréngen): Hy zal-hen een en ander fchrapje , haakje genz. voorfchryvens en hen dit laaten nadoen :-dan zal hy het werk. eens” gaan + bezien. en -ptyzen, (zy zyn toch in-den beginne voor ‘geene „fous ten vatbaar ; herhadlen is veel. gefchikter weg ter verbetering): dit zal hen eanvuu: ren; zy zullen verlangen wederom te fchry= ven; hy zal ze dan eindelyk „gebreken aantoonen; en wel door vergelyking met beter fchrift, «en hen zelve laäten beöors deelen; wat regter en juister gefchreven Zy ven zo kan hy door trekjes en-beloonin= gen hunn’ fchryflust verder aankweeken. ‘> Nu wordt het-ook de tyd;-dat zy hunne tnsedertaal oordeelkundig beginnen aante- leeren: alle-boëkens in welke: ‚geene ech: te_{pelling heerscht,; moeten, zy. in het geheel „niet in handen-gehad ‚hebben, om LEED uit de DER SCHOOLEN: 369 uit -dezelve het een of ander te leeren: maar nu kan de Onderwyzer ook verder gaan; uit andere boeken kan hy ze nu feilen aanwyzen, en daar over fpreeken, en hen die leeren verbeteren: hy zal hen verder opftellen voorleezen, die zy, op het hooren , moeten nafchryven met hunne eigene fpelling: wanneer zy die gefchree- ‚ven hebben; zal hy ze over de gefchree- vene feilen onderhouden ; vooral en vooreerst over die, welke het meest voorkomen, zo als in Zeeland het gebruik van de letter A: hy zal tot det zelvde einde eenige Schoolieren te gelyk by zich roepen, en hen elkanders feilen laaten aan« toonen, daar over dan redeneeren , en met voorbeelden alles ophelderen: vooral moet Ly niet vergeeten over de noodzaakelyke ‚. heid en betaamelykheid , van onze taal wel te fpreeken, en welte fchryven, hen dik- werf te onderhouden: zoo zullen zy ook ryp worden voor verder onderwys in de _Nederduitfche taal, en daar over wel het een en ander willen naflaan, indien deeze kundigheden hen belooningen kunnen aans brengen. | ' — Men kan de tot dus verre onderwezene jeugd nu ook leeren Cyfferen: de begin felen, als de allermoeilykfte van alles» MESI DEEL. A a moes 370 VERBETERING T moeten hen, op de gemaklykfte en eens voudigfte wys„ bekend gemaakt worden: veelen zyn ook hier in aanftonds vatbaar voor de gewoone wyze; anders kan men hen te hulpe komen: by voorbeeld om die knaapen te leeren optellen, legge de Meefter eenige ftukken geld aan den eenen kant, en aan den andere zyde insgelyks, dan vraage hy, hoe veele hier in het ge- heel legge: hy herhaale dat met alle en- kelvoudige getallen, en binnen korten tyd zal de jongen op het fpoor zyn: men kan in het aftrekken enz. op gelyke wyze hen te gemoete komen. Hebben de leerlingen verder lust, of zyn hunne Ouderen genegen hen de Fran- fche taal te laaten aanleeren: ook hier in moet men van de gewoone leerwyze ee- nigzins afwyken. Men is doorgaans lang bezig met hen, uit eenige Grammaire's, lesfen te laaten opzeggen: deeze zyn byna zo ras vergeeten; als aangeleerd: het zal van veel meer vrucht zyn, wanneer de Onderwyzer hen vooraf veel over de nut- tigheid van de kennis dier taal onderhoudt, en hen daar op doet verlieven. Hy kan hen dan het een en ander (wat de uicfpraak de Declinatie's en Conjugatie’s) betreffe , uit een of ander boek onderwyzen; maar sor ver= DER SCHOOLEN 371 verder moet alles voor de vuist geleerd worden. De Meefter kan dan, by voor- beeld, eenige by zich laaten komen, of by hen gaan, en ze afvraagen: hoe zoudt gy dit of dat in het Fransch uitdrukken ? alle gefprekken zal hy hen voetftoots laa- ten overzetten, en hen hier in helpen: belooningen voor die geene, welke hem het best in die taal verftaan en antwoor- den, zal hen ook yverig maaken, om te huis zich te oeffenen, of ook in zyn by- zyn boeken te vertaalen. Op diergelyke wyze kan men bezig zyn, in andere Weeteníchappen te onderwy= zen: dikwerf moet de Meefter zyne leer= lingen de nuttigheid derzelve voorftellen. en aandringen, op dat men , na den afgeloo= pen Schooltyd, de boeken niet voor al- toos vaartwel zegge, gelyk, helaas! maar al te veel gefchiedt: een gemeenzaame leertrant zal veel toebrengen, om hen Ímaak te doen krygen in de weetenfchap- - pen. De Meefter kan, by voorbeeld , nu en. dan een wandeling gaan doen met eenige leerlingen: terwyl zy zich door deeze gunst vereerd zullen rekenen, kan hy zich hier van bedienen, om hen op alles opmerkzaam te maaken, en van alles on- gemerkt de eerfte gronden te laaten leggen; Aa 2 4e 372 NERBETERING zo als van de fterrekunde enz. Hier door zullen zommige opgewekt worden , om zich hier in verder te oeffenen, en te laaten on- derwyzen: onder zoortgelyke wandelin- gen, en op andere tyden, zal hy ze mal- kanderen door vriendelyke verfchillen laa- ten opfcherpen, en vlug en vatbaar maa- ken. \ Tot dus verre heb ik my bezig gehou- den, met de wyze van leeren optegeeven: nu moet ik nog eenige oogenblikken be- fteeden, om de verdere behandeling der kinderen woortedraagen. ’t Is waar, uit het gezegde kan men dit al eenigzins op- maaken: de zaak is echter van dat gewigt, dat derzelver byzondere overweeging niet nütloos zyn kan. Ik bedoele tansch het gedrag der kinderen, omtrent welk men zo moet verkeeren, dat zy zich, niet al- leen in de School, maar ook buiten de- zelve ordelyk aanftellen. Alle hardheid en grilligheid is hier volftrekt aftekeuren ; terwyl zulke handelwys, op het hoogst , eene flaaffche vrees zal inboezemen , en ten gevolge hebben, dat de kinderen niet zo ras uit dien band zyn, of zy geeven zich in alle losbandigheid toe. Men kan dan hier omtrent eenige regelen in acht neemen, terwyl de Menschkunde hier ei nood= DER SCHOOLEN. 373 noodzaakelyke leidsvrouw zyn moet: zyn de kinderen ftout, waar toe ik alleen- Iyk (Cin de kleinfte kinderen) betrekiyk maake het moedwillig verfcheuren van een of ander, of ‚ wanneer zy malkanderen weezenlyk kwaad aan doen; dan moet men zich wel wachten hen aanftonds toe= tefchreeuwen , te dreigen, of te flaan 5 men moet ‚ om tegen zulk kwaad doen eenigzins vooraf zorg te draagen, op het verfchil der temperamenten acht geeven: indien dezelve volftrekt ftrydig bevonden worden, kan men die kinderen voor eerst van malkanderen zetten ; ook moet men wel opmerken, of het een of ander kind ligtelyk geraakt ís (een gevolg van eene dwaaze opvoeding!) ook dit maakt on- derfcheid in de behandeling van den bele- diger. Indien nu de daad daar is, zo zal „men op eene redelyke wyze met hen han- delen, men zalze, met de grootfte zagt- zinnigheid „ en met betoonhen van mede= Iyden, afvraagen, wat zy gedaan hebben; en waarom? men zal hen het kwaad in zy- „nen aart en gevolgen voorhouden; of kun- nen zy die redeneeringen, ten minften in haar geheel, niet bevatten; men zal ze op eene andere wys redelyk behandelen: by voorbeeld; is ‘er een kind , ‘t welk een ander knypr, of krabt; men zal het fterk Àa 3 aan= 374 VERBETERING aanzien, en wyzen op die plaats, alwaar het geknepen, of gekrabt heeft: men zal het hoofd fchudden, en, is de beledigde een kind, het zelve iet goeds of aange- naams geeven, in tegenwoordigheid van den kwaaddvender ; ftaat dit dien knaap niet aan , fchreeuwt hy , men zal hem nimmer genoegen geeven, maar op de be- ledigde plaats wyzen, en het hoofd bly- ven fchudden; verdubbelt hy ondertus- fchen zyn gekryt, men zal, in dien uiter- ften nood , hem eerder met zagte flaagen tot bedaardheid brengen „ dan ‘door het geeven van ’t geene, waarom hy tansch dwingt: de zaak verandert, indien de knaap niet eenig ander kind, maar of zy- ne Ouderen, of iemand anders beledigd heeft, en ook voor redeneeringen nog on- vatbaar is, of fchynt: men zal, gelyk ook in het voorige geval, eerst redenen be- proeven , dewelke vroeger ingang vinden, dan men wel zoude denken : verder zal men het kind iet in het oog doen krygen, ’t welk aangenaam is: de knaap zal er wel aanftonds op wyzen, en het zelve begee- ren, maar men zal het hem volftrekt weie geren ‚ wyzende op ‘t geene hy gedaan heeft. Zyn de kinderen tot meerdere jaa- ren gekomen, men zal hen hec kwaad uit alle zyne oogpunten , met alle zyne gevol- gen. DER SCHOOL EN 558 gen, voorftellen en affchuwelyk maaken : men zal hen dit door voorbeelden ophel- deren , vooral door zulke, welke op hunne eigenliefde vat hebben kunnen: men zal denzulken, die zich misgreepen hebben, door vraagen zich zelven doen veroordee= Jen, en ftraf toewyzen : en na dat men. dien knaap een-en ander - maal verfchoond heeft, zal men hem zelve doen befluiten;, dat de liefde, welke men hem toedraagt, tansch vordert, dat hy gekaftyd worde. Zie daar de noodige verbeteringen in korte trekken opgegeeven : veel breeder had ik dit alles kunnen voorftellen , maar dit fcheen my niet noodzaakelyk te zyn, vooral dewyl zulk een Meefter , die de vereischte kundigheden bezit, dit plan op byzondere omftandigheden zelve kan toe- paslyk maaken: Hy toch, die alles alleen- Iyk naar een uitgebreid voorfchrift moet inrichten, mag billyk tot deezen post on= bekwaam gekeurd worden. RoN Gelyk ik nu myn eerfte ftuk meene af= gehandeld te hebben, zo moet ik tansch overgaan om aantetoonen, hoe men dee- ze beterfchap op de minst kostbuare wyze Pt 1 NE kune 376 VERBETERING: kunne invoeren ? dat is ‚ hoe en waar men met de minfte kosten zulke-menfchen zal kunnen vinden en onderhouden ? Om de opgegeevene vereischten te be- zitten , diende men wel, zo het fehynt;, op eene Hooge School verkeerd te heb- ben; ten minften zich zeer veel in de Ziel. en Menschkunde te hebben geöeffend ; en, om te weeten, hoe men de kundig- heden vernuftig kan aanleggen, eenen langen tyd befteed hebben. Ik bekenne, het fchynt eenige moeite in te hebben, om zulke menfchen aante treffen ‚ en dezelve dan nog in het-School- beftier te plaatzen : ik zal echter deeze twee ftukken zo trachten te behandelen; dat men klaar zie, dat het niet zo onmo= gelyk is, als.men wel meent, zulke men- fchen te vinden; en dezelven het School beftier in handen te ftellen. | Weinig hoop is ’er, dat men het gros der tegenwoordige Meefters en Meefteres- fen die bekwaamheden zal kunnen inboe- zemen, en ; omdat zy veelal, meenen vde wysheid in. pagt-te hebben „en ‚ omdat andere geheel en al onvatbaar zyn voor de. vereischte kundigheden: hier en daar ech- ter DER:SCH'OOLEN 377 ter zullen er welligt nog gevonden. wor- „den, die zich in de Theorêtifche en Prac- tifche kennis-van de Ziel- en Menschkun- de zullen en verta oeffenen. Doch hoe zal men deeze en andere hier toe bekwaam maaken ? In het gemeen merk ik aan , dat het noodzaakelyk is, dat ‘er eenige mannen van beproefde kunde in elke ftad of voor- naame plaats. (ís. het mogelyk door de Re- geering dier plaatzen ; tot welk einde, zal ftraks blyken ) verkooren worden, om opzigt te hebben op het Schoolbeftier , mannen, die het zich eene eere zullen _ rekenen, hunne kundigheden, zo wel aän de bevordering van de: opvoeding der kinderen te kosten te leggen , als aan den bloei ‘der weetenfchappen ; en de wel- vaart van het Vaderland : mannen, die de voortreflyke Genootfchappen in ons Land verfieren: elke flad zal buiten en behal- ven deeze leden van Maatfchappyen en Genootfchappen nog wel deezen en gee- nen opleveren „ welke, met zulke kundig= heden voorzien; eenigen tyd’ aan den wel- ftand van Nederlands jeugd zullen willen opofferen. Twee of vier zulke kundige eht worden dan aangefteld, en aan Aa s ‚hen 378 VERBETERING «hen het opperbeftier der Schoolen var zulke Stad, ett omliggende dorpen toever- trouwd, tewyl de Regeering zoude kun- nen beveelen,.dat men, in het aanftellen van Meefters of Meefteresfen, aan de be- ftellingen dier Opperbeftierders zich’ zoude moeten onderwerpen. Deeze Schoolar- chen , uit de onderfcheidene Steden en plaatzen, zouden als een zeker Genoot- fchap kunnen. vormen, op dat alles een- dragtelyk gefchiede: eene of andere Pro- vincie zou kunnen voorgaan, welk loflyk voorbeeld aanftonds navolgeren zoude hebben. Terwyl dan deeze mannen die zorg» zonder eenig voordeel daar van te trek- ken, geerne op zich neemen zullen, zo kunnen zy ook uitzien na eenige lieden in ons Vaderland, die met -de veréischte en opgegeevene kundigheden voorzien zyn, die‘zich geöeffend hebben in de Ziel- en Menschkunde, en die, by een onpartydig onderzoek, de bewyzen opleveren, dat zy anderen, niet alleen naar deeze kundighe- den weeten te beftieren , maar ook dat zy in ftaat zyn deeze kundigheden aan ande- ren mede te deelen, dat îs , om nieuwe Meefters te vormen. Deeze lieden zou men dan, kunnen bezigen of ;alleenlyk | om pen DER SC HOOLEN. 399 û ( om Meefters aantekweeken , of , om te gelyk de Jeugd te onderwyzen, en Mee- {ters voorttebrengen. Deeze beide voor- 4tellen zal ik wat nader ontwikkelen. Indien men deeze lieden alleenlyk wil gebruiken , om door hun onderwys een bekwaam getal van Meefters te verkrygen;, kan men gevoegzaam dus te werk gaan. Men kan dan eene School oprichten door het beftel en onder opzigt vande aange- ftelde Schoolarchen , in eene of andere ftad of plaats: deeze twee menfchen (welligt zou één voldoen. kunnen) zal men dan over deeze School als Oppermeefters zet- ten: hierop moeten zy overal rond zien, waar Zy Jongelingen vinden kunnen, die vernuft (genie) hebben, en dus vatbaar zyn om gefchikte Onderwyzers te worden: de Godshuizen zullen ‘er wel eenige op- leveren : deeze Jongelingen moeten dan | aan hun opzigt worden toevertrouwd, om / dezelve van de-vereischte kundigheden te. voorzien, en hen door oeffening zo verre te brengen, dat zy die bekwaamheden ten gebruike weeten aan te leggen. Bevinden Zy onder de ‘hand, dat een en ander aan ‚de opgevattene verwachting niet voldoet, men zende dezulke met voorkennis der Schoolarchen weg , zonder aanzien des per- foons: 380 VERBETERING D foons: in het tegendeel komen zich bes kwaame aanbieden , die wel niet door die Oppermeefters zyn aangekweekt, en evenwel eene fcherpe. beproeving kunnen doorftaan , ook deeze kunnen door de Schoolarchen als nieuwe Meefters aange. nomen worden. Doch híer doen zich zwaarigheden op; zullen zulke bekwaame. leeden (*) deezen post wel willen aan- vaarden? zullen zy niet op eene veel lui- fterrykere wys door de waereld kunnen ‘komen? maar men houde wel onder het Oog, dat deeze post veel aanzienelyker worden zal, wanneer de perfoonen meer loflyke hoedanigheden bezitten: zyn de Franfche Meefters zelvs tegenwoordig gee- ne geëerde menfchen? ene andere zwaa= righeid! Geld wordt vereischt, om die Oppermeefters te onderhouden, te beloo- nen , en om voor zulke aankweekelin- gen zorge te draagen (zy moeten toch by deeze Oppermeefters in huis zyn), welker Ouderen hen van het noodige niet voor- zien kunnen : Maar ook deeze zwaarig- heid ís van geen belang : indien Jonge- lingen uit Godshuizen genomen worden, zo zullen deeze het noodige van de Op- zienderen dier Godshuizen kunnen ont- d fane (*) Ík bedoele de Oppermeefters. DER SCHOOLEN 38E fangen: doch dit niet kunnende gefchie- den, en andere by hunne Ouderen geen toevlugt hebbende; van waar dan pennin- gen tot dit einde gehaald ? van waar het noodig onderhoud der Oppermeefters? Ik zou myn Vaderland ontere aandoen, in- dien ik dacht, dat veele Bewoonderen van hetzelve niet aanftonds gereed zouden zyn „om de:behulpzaame hand te bieden: zou- de elke Provincie (mag ik niet wel zeg- gen, elke Stad, indien ik aan het geene in onze dagen gefchiedt gedenke) de ge- ringe zom van omtrend vier duizend gul- dens niet kunnen opbrengen? vier honderd perfoonen zouden dit zonder eenig nadeel kunnen by een brengen: wie toch zou hier toe onwillig zyn, daar de kinderen de dierbaarfte panden zyn, welke men bezit; en daar, van de opvoeding der kinderen; niet alleen de welvaart van alle Maatfchap- pyen en Genootfchappen, maar ook en vooral ‘van den Oeconomifchen tak af- hangt? Almoeften zelvs onze tegenwoor- dige Genootfchappen , of de Oeconomi- fche tak, een gering gedeelte van hunne {chatten hier aan befteden; welke zwaas righeid! Daarenboven, deeze onkosten worden alleen voor zekeren tyd gevorderd, voor dries 892 VERBETERING drie, of vier jaaren: binnen dien tyd tocht zouden reeds Aankweekelingen genoeg kunnen gevormd zyn, om als Meefters in de Schoolen geplaatst te worden. Dan zou men deeze Oppermeefters of van ee nen anderen post kunnen voorzien: (in= dien alles gefchiedt onder de gunftige goed- keuring van ‘s Lands Hoofden, zo zullen deeze, op verzoek der Schoolarchen, die menfchen geerne eene loflyke bediening geeven; zy zyn het ook dubbel waardig !) of konde dít niet gevoegzaam gefchieden, dan zou men hun te gelyk het onderwys der jeugd van dien tyd af, met de verdere aankweeking van nieuwe Meefters , kunnen opdraagen: eene zekere belooning zouden Zy jaarlyks nog kunnen ontfangen voor hunne vlyt en moeite, buiten en behalven het geld, ‘twelk zy, van dien tyd af aan „ van de Schoolkinderen zullen ontfangen. Maar verkiest men, dat zulke School in eene of andere Stad eener Provincie, in ftand blyve; dit kon dan als eene Hooge School worden aangemerkt; uit welke alleen Meefters zouden mogen aangefteld worden; ten zy anderen zich aanmeldden, die blyken gaven , dat ook zy de ver- eischte bekwaamheden bezitten: van waar men het geduurig onderhoud voor zulke ê School DIER SCHOOLEN. 333 School kan trekken is reeds gezegd: in= dien al niet*s Lands Vaderen hier aan een zeker getal penningen kunnen befteeden5 tot welftand van zulke School kunnen alle de Schoolarchen der byzondere Ste- den zaamfpannen, en uit hun midden ee= nige Mannen benoemen, die eene byzon- dere zorg voor deeze School zullen draa- gen ; konde het gefchieden , zo zouden eenige Schoolarchen van die plaats, al= waar. die School opgericht wordt, onder dit getal zyn moeten, om te beter by de hand te zyn; in alle voorvallende gelegen heden. Anderzins kan men nog eenen anderen weg inflaan, welke nog minder kostbaar zyn zal. Men ftelle in elke Stad; door beftel der verkoorene Schoolarchen , een? beproefd man aan tot Meefter; indien ’er zo veele niet gevonden worden, moet men de voornaamfte plaatzen het eerst voor- zien. Deeze Meefter, door de Regeering en Schoolarchen begunftigd zynde, zal aanftonds grooten toeloop krygen, vooral van de kinderen der voornaamfte lieden van zulke plaats: andere zullen volgen, al ware het niet uit hoofde van de nood- zaakelykheid. Deeze Meefter zal zelvs in den gewoonen Schooltyd een veel grooter se 254 VERBETERING getal kinderen naar de opgegeevene ma: nier kunnen onderwyzen , dan nu met verfcheidene Ondermeefters te gelyk: Hy zal ook geen byzonder inkomen noodig hebben; het groot aantal kinderen zal hem dubbel onderhoud verfchaffen , voors al, wanneer de Ouderen ; om zyne beproef- de kundigheden , een grooter Schoolgeld be- taalen; dan tegenwoordig: is dit zommi- gen, die het anders wel betaalen kunnen; te veel; de tyd zal komen, gelyk wy ftraks zien zullen, dat zy hier toe zullen moeten overgaan, of hunne kinderen als woudézels zien opwasfen. Gebeurde het ondertusfchen onverhoopt, tot eene eeu- wige fchande van zulke ftad; of plaats, dat deeze Meefter in het eerst; door wei- nig toeloop; geen genoegzaam onderhoud bekwam 3; de Schoolarchen zouden hier tegen kunnen voorzien, door de opgegee- vene middelen. | Kan nu zulk een Meefter (want hy zou wel dienen ongetrouwd te zyn, of zulke vrouw te hebben, als wy zullen voorftel- len ) eene Vrouw vinden, in welke hy met grond vertrouwen kan vernuft te zul- len aantreffen; zulke Vrouw is hem meer dan fchatten waardig; deeze toch kan door hem ook bekwaam gemaakt worden om DER sCHOOLEN. 383 om kleinere kinderen te onderwyzen; of ook die van de Vrouwelyke fexe zyn; welke zelvs tot meerdere jaaren zyn ges komen: dan kon men ook hoop voeden; van vrouwen te zien verfchynen in“ons Land, die hunne fexe eere aandoen; hoe= danige wy hier en daar kunnen aantreffen: ‘tis waar, zulke vrouw zou nu of dan, döot een kraambedde, eenigen tyd kunnen buis ten ftaat gefteld worden, doch hier zal op het hoogst deeze zwaarigheid uit voorte komen; dat de kinderen dan jaarlyks eenia ge vrydagen hebben zullen. Zyn ’er ook hier of daar jonge Dochters, welke, büie ten het huwelyk zynde, ook belooven vät- baar te zyn voor zulke kundigheden, dee= ze zouden ‘fsgelyks kunnen aangekweekt, Een door de Scholarchen“tot Meefteresfen aangefteld worden. Zulke nu alleen (naa= melyk de vrouwen der Meefters en dee- Ze jonge Dochters’) moetdn oök de plaats dier Meefteresfen bekleeden, aan welke men de kleinfte kinderen toevertrouwde, en niet de “tegenwoordige onbekwaame, fehepfelën. ‚…_Doch deeze Meefters--en Meefteres fen, zyn niet âlleen gefehikt om de jeugd te onderwyzen , maar ook-om nieuwe. Mee= VIII. DEEL. Bb íters , 386 VERBETERING fters, en Meefteresfen te vormen (26). Deeze zullen dan verneemen (of ook wel de-Scholarchen”) na jongelingen en jon- ge dochters, welke met natuurlyke-vermo- gens voorzien, aan hen, in het byzonder 4 _ zullen worden toevertrouwd, om: dezelve by-zich te houden en te onderwyzen, vooral om hen „ in de School; de oeffening of. behandeling, der, kinderen te leeren; de weinige onkosten, welke hier. op nog Zouden loopen, zal men op de boven ge- noemde wyze kunnen vinden: en -zo zal fters en, Meefteresfen hebben, zo veele als elke ftad en omliggende, plaatfen noo- dig hebben. Ondertusfchen moet ik hier nogaanmerken, dat men deewe. jongelin- gen en jonge dochters , welke, men. tot de Schoolen. vormt ; geduurig „opftellen moet laaten „maaken, over, het Schoolbe- ftier , over ‚de ‚behandeling. vanzielen, GN N A rätag ‚/ over ä 26) Maar hier fchynt zich eene zwaarigheid op te doen; indien deeze Meefter zo veele kinderen ont- fangt, dan zou hy tyd gebrek hebben, &n“om deze ve wel te onderwyzen , en om nieuwe Meefters te vor= men», Doch hier‚tegen-zou voorzien-kunnen! worden, indien men bepaalde het getal van kinderen, *t welk hy. tegenwoordig “Zdude kunnen bèêftiëren! en die de eerfle dan kwamen, zouden. worden‘ toegelaâäten, > = € ete t f { ° } DER SCHOOL EN. 397 over de Zuiverheid van taal; ' over/on- derfcheidene weetenfchappen «enz. ; -de- ze. (terwyl men hier uicsook bekwaame Schoolboeken zal kunnen zaamenftellen >) moeten aan de Scholarchen; en de” be. proefde: en reeds. aangeftelde Meetfters; ter onderzoek. worden overgegeeven; om die jongelingen zo, enkelen alleen-naar hunne bekwaamheden, te kunnen” bevore deren: zommige om wederom nieuwe: in vervolg van tyd aantekweeken ; „andere voor de Steden; andere voor de Dorpen? Men kan en moet hen; naar de vorderin= gen welke zy maaken; wanneer zy reeds in de Schoolen geplaatst zyn ‚ ook doen op: klimmen, van, Dorpen na Steden enz: En terwyl meirideeze jongelingen ook- moet aanzetten (dit zal van: zelver gefchiedens wanneer zy eens fimdak in de Letteroeffe- ningen Krygen) ; om zichvin!alles bekwaam te maaken „ inrtaalen; Geagráphie- (‘Aard- ryksbefchryving ) Landmeetkunde; enz. 5 om zo ook tot hoogere posten. (door ‘de Overheid en Scholarchen; begunttigd zyn- de) op te klimmen: dan kan men’ hier ook bekwaame Preceptoren voor de La- tynfche „Schoolen. vinden ;"“Goüverneurs (want dan zuilen wy buiten twyffel vreenis de kunnen misfen); en diergelyke. Bb s Nu 38 VERBETERING ‚Nu zal de vraag maar zyn (27 ), hoe men :deeze Meefters en Meefteresfen in het Schoolbeftier ; over het geheel , zal kry- gen? zal men de tegenwoordige Meefters en Meefteresfen na eenig onbewoond eis land zenden, om ‘het dieren - en- vogel- ryk aldaar te leeren praaten , en klappen, onder beding dat deeze hun ook den kost verzorgen ? “Dit zou wel het gemaklykst zyn, maar juist niet Christelyk: zal men hen dan op penfioen ftellen? dit zou hen wel aanftaan: indien zy:dital weerdig wa= ren, van waar die penningen? zyn ’er plaatzen alwaar men dit kan en wil doen, dan is de zaak aldaar klaar. «Daar wy in- middels twyffelen, of dit wel zo algemeen zal gefchieden, ‘willen wy liefer eenige andere middelen opgeeven. KD ‘ r Terwylalles-onder de verzochte hulp der Hooge Overhéid ondernoomen wordt; zo ftelle men -volftrekt geene aan in de ledigvallende -plaatzen, dan’ zulke , die door en door-beproefd by de Scholarchen zyn bevonden. úf 2. Daar (27) Men kan, dat geene, °t welk „wy hier aan= merken „ ook brengen tot het HI, tuk ‘onzer verhande- ling; doch ook hier kan het plaats vinden, en wel zo gepaste. DER SCHOOLEN 389 2, Daar de Meefters in de meefte Ste- den op eigene verkiezing (ja ! wel na-een voorafgaande examen!) zich tot het gee- ven van onderwys hebben neêrgezet, kunnen zy het niet kwaalyk neemen, dac ‘er ook andere worden aangefteld door de Scholarchen. 3. Men zou dan de voorige Meefters kunnen laaten geworden : zy hebben el- kanderen wel af breuk gedaan; en mogen ‘er dan geene andere komen? Of is dit te hard; worden zy van alle hunne School- gangeren beroofd, en kunnen zy niet an- ders aanvangen om het leeven te onder- houden, men zou uit medelyden de Over- heid kun. sa verzoeken , denzulken eenige bediening toe te fchikken, waar uit zy den kost haalen konden. Hebben zy eige- ne kinderen , deeze zouden of kunnen aangekweekt worden tot Meefters of Meefteresfen , indien hunne natuurlyke vermogens dít toelieten, of anderzins kunnen verzorgd, en tot het een of ander opgeleid worden: jonge lieden toch kun- nen onder des Heeren Zegen altoos door de wereld geraaken. De meefte echter van die Meefters zullen nog wel het een of ander kunnen by de hand vatten, om voor zich en hunne kinderen brood te | Bb 3 - wine 390 VERBETERING winnen :> het ergst, ’t welk hier op zoude kunnen loopen, is, dat de Schoiarchen uit de verzaamelde , of te verzaamelen beurs, hen eenig geld zouden toeleggen ; 't welk maar voor weinige oude lieden, zoude behoeven te gefchieden en dus ras een ginde zoude hebben. 4. Meer zwaarigheid fchynt zich op te doen by dezulke, die of in Armfchoolen of Godshuizen „ of op de Dorpen aan- gefteld zyn; doch hier omtrent merke ik aan: | 1. Dat ’er verfcheidene door den dood of ouderdom wel ras ook hier plaats voor anderen maaken zullen, … < - in. Kan men de overige tot iet anders bezigen, en hen dus een eerlyk affcheid geeven;, dit zou het best aangaan. mi. Anderen kan men uit de voorge- ftelde kweekfchoolen Ondermeefters toe- voegen, op welker beftier zy moeften acht geeven, en aan dezelve vriendelyk leeren , hoe zy menfchen en kinderen behandelen moeten. | _ Dus doende (want het zal alles zo in / 8 een DER SCHOOLEN. 391 gen oogenblik niet kunnen gefchieden 3) zal men binnen eenige jaaren eene gehee- le hervorming der Schoolen beleeven : dan zullen wy andere Volken, vooral den. _ Franschman , niet meer behoeven toe te geeven in de opvoeding der kinderen. TIL De Schoolen dus voorzien wordende, zal het: geene moeite in hebben dezelve op deezen voet te onderhouden , gelyk uit het gezegde blykbaar is: ik moet hier= om nog alleenlyk eene en andere aanmer= king maaken , om myn plan voor afge werkt te houden, khad Deeze Meefters en Meefteresfen, gelyk reeds gezegd is , verdienen grootere be- zoldingen , dan andere: maar welke Ou- ders zullen dit niet kunnen of willen be- fteeden aan hunne Kinderen? het zal zelvs noodzaakelyk worden , indien ’er geene andere Meefters meêr zyn , deeze aan- drang zal nog fterker zyn, indien zulke kinderen, welke by deeze Meefters ter Schoolen gegaan hebben, tot manlyke jaa- ren komende , door. de Overheid begunftigd worden , zo dat men dezulke alleen tot ampten en bedieningen zoude kunnen be- Bb 4 vore 392 VERBETERING vorderen, welke dit onderwys , en wel met de vereischte vrucht, genoten heb- ben. En een volgend geflacht, het nut bemerkende, ’t welk voor Kerk en Bur- gerftaat, uit zulke Schoolen fpruit, zal geerne dubbele inkomften aan die bekwaa- me Meefters geeven. Doch dit gaat aan met zulke kinderen, wier Ouders dít kunnen misfchen; maar het is ook billyk, dat men voor de Armen zorge draagt, hier onder zal ‘er men niet zelden vinden, welke betoonen geest te bezitten, die dus moet aangekweekt wor- den : hoe zal men dan middelen vinden om ook deeze te laaten onderwyzen, ter- wyl de Meefters, een goed inkomen heb. ben maeten? | In die plaatzen , alwaar men reeds Arm- fchoolen heeft opgericht, doet zich geene zwaarigheid op; deeze Schoolen kunnen op de gezegde wys voorzien worden: maar hoe zal men het ftellen op zulke plaatzen, alwaar die nog niet zyn? tegen- woordig kunnen geringe Burgers nog be- taalen , maar dan niet, om dat het te veel zoude zyn: Indien de Armbeurs aldaar wel voorzien is, zo dat men uit dezelve zulke ‚ Schaolen kan oprichten; en Meefters pg Cie DER SCHOOLEN. 393 ftellen , dan is ook hier geene zwaarigheid meer: doch indien de beurs dit niet toes laat, dan kan men op dezelvde wys, als te Rotterdam gefchiedt, te werk gaan: al- daar wordt eenige keeren in het jaar eene vrywillige Collecte gedaan aan de huizen der Ingezetenen, voor het onderhoud der Armfchoolen. Deeze zorg zou men dan ook kunnen overlaaten aan de aangeftelde Scholarchen: dit eene moet ik hier nog byvoegen :- dat men die arme kinderen onder het beftier van hunne Ouderen niet wel geheel kan laaten , dat is, dat men dezelve de keuze niet moet overlaaten, hoe lange zy dezelve in de Schoolen wil- len doen gaan: hierin moeten zy af han- gen van de Scholarchen: en zo zou men die Ouders ook kunnen aanzyn, (ik dur- ve niet fterker fpreeken} om het verder beftier hunner kinderen ook ten deele aan de goede. zorg der Scholarchen, of Arm- beftierderen over te laaten, ‘ Men kan ook zorge draagen, dat ’er in elke Stad of plaats niet te veel Meefters aangelteld worden, op dat deeze- kundige lieden een behoorlyk loon kunnen heb- ben: ’t geen zeer zoude kunnen vermin- deren, indien het getal te groot was: de bepaaling van dit getal zal men best kun- Gl AD nen 304 VERBET. DER SCHOOLEN,. nen afneemen uit het getal der tegen- woordige Meefters: indien deeze allen een ruim beftaan hebben , dan kan men zulk een getal behouden „ of anderzins vermeerderen of verminderen, naar maate zy wel of niet hebben kunnen beftaan. Maar nog iet, en daar mede eindige ik, Ís zulke verbetering in te voeren wel raad- zaam, vooral op de Dorpen: denkt men niet aan zeker a, b, c. boek? Doch hier omtrend zeg ik alleenlyk , dat men dan nooit van verbeteren {preeken moet, om dat de domfte menfchen altoos by het ou- de zweeren; goed; of niet goed, dat raakt niet: daarenboven eene waare verbetering kan zonder de hulp der Overheid nimmer - gefchieden ; maar onder derzelver opzigt zal hier geene zwaarigheid zyn, Eindelyk deeze Meefters en Meefteresfen zyn ook zeer gefchikt om menfchen, die nog maar iet van het menfchelyke bezitten, op eene langmoedige wyze eenigzins te overreden van de nuttigheid van zulke verandering. La Nature nous montre la difference infi= nie, que la culture met entre deux ter- res, d ailleurs-aflez femblables. RO LLIN- VER- VER Z AM ELING | VAN EENIGE ob AANMERKINGEN, UIT DE OVERIGE T OEGEZONDEN ANTWOORDEN ON T LEE ND, SL Voorafgaande Aanmerking. Á Agefilaus eens gevraagd werd ‚wat hy oordeelde, dat de Kinders moeften lee« ren , antwoordde hy wyslyk : Dat geene wat zy doen moeten als zy volwasfen zyn. Hier uit volgt, dat het niet nodig zy, noch het aanbelang der Maatfchappy vor- dere, dat de jeugd, in alle rangen of clas- fen van menfchen, een even uitgebreid onderwys op de Schoolen erlangen. Dus dienen de Kunften en Wetenfchappen » Zullen zy tot algemeen nut dienstbaar Zyn, zoodanig in evenredigheid verdeeld teweezen , als in ieder rang of kring nodig is; zoo dat de laagfte clasfis der hee | e 306 VERBETERING de Leden zoo wel in ’t weezen kan bly- ven; als die van hooger rang; tot welke anders zy, die met anderen in alles gelyk Onderwys ontfangen, zich zouden zoeken te verheffen. ’tGeen ook in de behan- delinge der Armfchoolen te pas komt. Vertoont in tyds de Jeugd, enz. $. IL. Schoolmeeftresfen (a). De Vrouwen, die zich tot het School- houden als Meeftresfen fchikken, vangen niet zelden dit werk aan als een gemakke- Iyk beroep of kost-middel, zonder zich, zelve af te vragen of te onderzoeken , veel min een behoorlyk examen te onder- gaan, of ‘er by haar wel de vereischte bekwaamheden gevonden worden , om een zaak van dat gewigt, zoo als het ook in- ‚derdaad is, met nut en voordeel voor de jeugd te kunnen beginnen. Deze kleine Kinderfchoolen kan men thans eerder als bewaar-plaatfen voor de kinderen aanmerken, dan dat men ’er in- derdaad zal vinden, waar toe dezelve ei- genlyk gefchikt zyn; te weten, om er grondig de A, B, C, letteren te doen ken- | nen; Ca) Vergelyk hier boven bl. 338, DER SCHOOLRN 390% rien, goed te doen fpellen, het beginfel van wel te lezen te onderrigten , en ’er al ftaamelende gepaste indrukken en onder- wyzing van God en zyn beminnelyken Dienst, tot fieraad van Landen Kerk, in te planten. | Î Onderzoekt men, wat de reden hier van zy; de drieste onkunde der vrouwen (de goede niet benadeeld) is ‘er de oorzaak van, en om dat zulk Schoolhouden maar als een middel van beftaan wordt aange= vangen. 0 SAVES vo Daarenboven is het onderwys dat ’et gefchiedt, in ’t algemeen, op zoo eenen teemenden tränt, dat mien daarna veel” moeite heeft om de kinderen zulks af te wennen. Het van buiten leeren, by voorbeeld van het Onze Vader, de Artikelen des Geloofs, de Tien Geboden, Morgen-; Avond-, voor of na den Maaltyd, in ge- ‘bruik zynde Kinder-Gebeden, Psalmen, de kleine Kinder- Vraagen; dit alles wordt _ onéerbiedig, gebrekkig, door de kinderen geleerd en uitgefproken (*). | ‚Dan C*) By voorbeeld, in het Onze Wader zal men de kine \ RAE huizen verre.kan-hooren,- en daar -anderd Gezinten niet, zelden, den {pot mede dry: ven. „De Schoolvrouwen kunnen niet veel ter ontfchuldiginge hier tegen, inbrengen: De voornaame, oorzaak van dit alles is de on- opmerkzaamheid, wyl de. vrouwen, niet zelden , geduurende den fchooltyd , haare huishoudelyke bezigheden oeffenen , en de kinderen laaten voort-rammelen. Hier komt by de geringe kundigheid, welke zy bezitten, waar door zy geen onderfcheid weten te maaken, tusíchen goede of kwaa- de Lietterklanken. Dat het -hier aan mangelt blykt, dewyl de:kinderen „eer‚zy in deze Schoolen ko- men „niets, vansdeze. gebreken hebbens maar. ZOO ras-zyn zy 'er niet eenigen tyd geweest, of-zy. zyn ‘er mede behebt. bim Sb | Twee kinderen: hooten zeggen Ryke die kome; voor Uw Ko- ningryke homes lyk-in den Hemel, woor gelyk in den Hemel; sook op‘ warden, voor aléoo ook op de aarde; Bjkeh de kragt „ voor Uw Koningryk en de Rragt; damen, voor Amen; en zoo diergelyke by meenigte. \ DER: SCHOOLEEN, 399 „Twee myner kinderen heb ik nooit in deze Schooltjes laten gaan; zy zyn doot my zelven onderwezen, maar hebben ook nooit, iets van -dezen lymigen. Schooldréun getoond in hunopzeggen : het een en ander zullen, oplettende Ouders met my moeten getuigen volgens de ondervinding; ’Er behoorde wat-meerder zorg en. toe. verzicht over. deze kinderkens. geöcffend te worden, dan B ba in dee gefchiedt. Er behootde : ‚ onder een beenbiedik houding der kinderen, ‘by den aanvang en gitgang dezer Schooltjes; een kort; en gee past Gebed door de Schoolvrouw he te worden. hedtntende den fchooltyd- moeften de kinderen niet fpeelen, noch ongezouten redenen:-in hunne Ouderlyke ‘huizen: of op de ftraat- gehoord „met malkanderen {nappen ;. men moest een ieder op zyne plaats houden ‚hun eensafkeer van liegen; van vuile en ongepaste woorden, van vloe- ken, van ,’t-misbruiken. van, Gods Naam; en daarentegen allen Eerbied voor God en deszelfs, beminnelyken Dienst, liefde je. gens hunne. Ouders, Vrienden en Over- heden pl Inna 400 OVERBEPERINGS heden inprenten „gepaard met beleefdheid jegens hunne naaften. | ', Vooral dienden de Schoolvrouwen te zorgen, niet te hard, noch te laf, de Kin- deren te beftuuren: niet zelden vallen de- ze Vrouwen. van het eene in het andere uiterfte , om dat zy de byzondere humeurs- geftellen der kinderen niet genoeg gade- {laan , en dit is van zeer groot belang. En hierom diende men vooral in’ acht te nemen, om deze kinderen met zagt- heid en vriendelykheid te behandelen: in het oeffenen der ftraffen vooral het flaan te vermyden , maar liever te verkiezen alles wat op de fchaamte werkt, en ’t geen gefchikt is, om de kinderen naar derzels ver vatbaarheden te doen bezeffen de fchandelykheid hunner bedryven. De Schoolvrouwen , niet zelden door zuinigheid gedreven, behelpen zich in be- dompte ftulpen „of fombre kamers, tot groot nadeel der “toevertrouwde kinderen: Wie heeft, deze Schooltjes naderende ; niet ondervonden eene beriaauwde lucht daar veelal te heerfchen? Hierom dient gezorgd, dat de: Schoolvrouwen goede, ruime , DER SCHOOLEN. 4ot ruime; luchtige beneden vertrekken. heb= bens en dat dezelve voors; tusfchen, en ‚na den, fchooltyd, door verfche lucht ge- zuiverd, rein en fchoon, gehouden wor- den. Als er-geen wyze-raadflagen, enz. ; ere $e-IIE Schoolmeefters Cb). Van wat aanbelang ishet niet, een Leers _meefter voor, de kostelyke jeugd te moer ten,Zyn? … Wat vermogen heeft zoo: een Man niet noodig, om dezen post, naar eisch, met alle gestosmbeis waar te wabmen ? gigdk a my An wanneer de Schoolmeefters-dit wel bezeften; en het belang. omde jeugd wel te. beftuuren 3 vooraf rykelyk overwoogen,dat veelen eer= der te rug zouden keeren , dan eene. Zoo zwaare, niet zelden ontrustende, en nete= lige bediening opte vatten.’ „De goeden niet B ve vijg er zyn weik nigen, van welken men met roem zoude kunnen melding maaken. By de meeften weegt deze bediening zoo zwaar niet; de- Take Ze (5) Boven bl. 27, en 272. VAIl DEEL. Ce 492 VERBETER ING! ze en die zyn’er wel-doorgekomen, alstmen maar zoo Verre is, dat men een redelyke hand kan fchryven, wat lezen ;-wat cyfferen en zingen, dan poogt men, en niet. zelden — vry jong , Schoolmeefter te worden. En het meefte dat overwoogen’ wordt, ‘ís, dát het een deftige burgerlyke bedie- ning is; men heeft niet zwaar te werken; het geeft wel, als-men wat kinderen heeft; kortom, het wordt by de meeften even als een handwerk, om 'er mede door de we- gen te komen, OMNREENSE Maar was het niet beter en boven alles noodig dat iemand zoodanig een post be- geerende, zich zelven vooraf naauwkeurig onderzocht , ef hy, behalven de Lees- Schryf- ‘en Zang-kunst, wel met een’ ge- fchikt lichaam. en opgeklaard eerie en wrivl hart ed was ? Ì 5 _of hy wel ’t. vermogen. hed; om de gaa- ven en kundigheden in hem. gelegd, op den juisten tyd3 met alle befcheidenheid meede te deelen ? kó | of hy wel B zode dat het School - be- fbuur een groot en voornaam deel der op- voeding is ? Of DER SCHOOLEN. geh _Of hy wel begreep, van de Natuur by- zondere hoedanigheden daar toe te moeten bezitten, als: ongemeene oplettendheid, vergezeld met gepaste voorzigtigheid, zagt- heid en bedaardheid 2 TT, MOEDER Of hy van natuure vry häastig en ‘oploo- pend zy, dan een taai geduld bezit? *”” \ Thed Es MH Of hy wel een liefdenryk hart jegens kinderen in zich gevoelt? * dr _ Of hy wel ’t vermogen heeft om zich naar den gang van ’t werk te fchikken, en de kinderen naar evenredigheid van hun hart en vermogens te behandelen? — De vluggen niet te veel te roemen ,de ftom- pen niet te fterk te bedroeven. —= Hier behoort meet toe, dan men ‘wel’ zóude raver van hun verwagt. —- Men bevroedt niet, dat de gelykheid van jaaren’, ‘geen gelyk- heid van vermogens geeft : Men onder= houde twintig kinderen van dezelfde jaa. ten, over eenen dezelve zaak, men zal Gee iS NOS VD wel 404 VERBETERING ‚wel ras derzelver, onderfcheidene begrip= pen bemerken. | Of hy, wel. dat byzonder vermogen heeft , om zich in de genegenheid der kinderen in te wikkelen ? Hier toe be- hoort hy zich altoos effenbaar te houden, geen. wreed. gelaat te vertoonen, noch ook altyd de kinderen te berispen of te bedillen. Of hy het Caracter wel heeft, om zyn Meefterlyk gezag te bewaaren? Waar toc vriendelyke gemeenzaamheid inden dage- lykfchen ommegang met deftigheid gepaard. moet gaans „Of hy de konst bezit, de kinderen voor- alte gewennen tot gehoorzaamheid , en ’t geen men wel bedagt bedreigd heeft , uit te voeren 5. het eens geweigerde niet toe te ftaan, en de billyke- opgelegde ftraffen ter uitvoer te brengen, zonder zich door fchreien, pruilen of grimmende houdingen daar van te laaten verzetten ? „Hoe meer van de opgenoemde verëisch= ten in een” Schoolmeefter plaats hebben; hoe minder. verbeteringen ‘er zullen noo- dig zyn, en zoo is het ook omgekeerd. ls 'er geen wyZe, enz. S. IV. DER SCHOOLUEN 405 S. IV. Schooltyd Cc). R Op de Schoolen worden gemeenlyk Kin: ders van 6 en 7 jaaren, ook vroeger en laater befteld, en tot de ro, rr en 12. en fomtyds wel 14 jaaren. Deeze School- tyd is een der allergewigtigfte van ’s men- fchen leven. In dit tydperk ligt de jeugd. voor alles bloot, en is vooral genegen om God zynen Schepper te vergeeten; dies de roede en tucht naar Spreuken 13: 24. 23: 13, 14. Zoo hoog nodig is, om de jeugd te behoeden. In deeze tedere jaa- ren oeffenen de vyanden der ziele groot geweld, om dezelve te verftrikken. _ Dan is ‘tr gevaar groot om door kwaad gezel- fchap vervoerd, en door gebrek aan oor- deelen ondervinding bedorven te worden, eer zy het kwaad en deszelvs gevolgen recht kennen. En hebben verleidende en kwaade gezelfchappen , met derzelver bits tere gevolgen eens wortelen gefchooten in ‘t jeugdige hart, men zal ’er dezekwe niet gemaklyk uit krygen: Quo fimel ef} imibuta &c. Wierd dit van zoo veel belâng zyn- de levensperk der Kinderen door de Ou- ders meerder overwogen , men zoude zoo los en onbedacht niet handelen in ’t be- se | ftel= Ce) Boven bl, 42. en 280. Cc 3 406 WERBETERING ftellen van kinderen ter Schoole. Als ’er geen WZC, ENZ. S- V. Vatbaarheid der Seugd Cd). De bevinding leert; dat de vermogens van de ziel van een Kind , zich even als hun ftoffelyke lichaam van tyd tot tyd ontwikkelen, zoo dat naar maate het li- chaam opgroeit, het redelyke van hunnen geest zich meer en meer begint te vertoo- nen. — Doch heeft het lichaam. voedfel noodig, — de ziel niet minder, fchoon van een andere natuur. — Zodra zich by een Kind maar eenig fchemer-licht van kennis begint te ontdekken , ziet men al fpoedig, dat de eigenliefde de voornaam- fte dryfveer zyner bedryven is; doch de reden, die dezelve moet beftuuren , heeft in het eerst weinig vermogen; — Het vuur. zyner driften is heftig in zyn ont- vlammen, maar laat zich fchielyker blus- {chen dan in een bejaarden ouderdom. — De zintuigen van gezicht, gehoor, reuk fimaak-, en gevoel, ontdekken zich eerder dan de redelyke vermogens. — En om dat de mensch in die zintuigen , eenige weinige ‘gevallen uitgezonderd „ volftrekt Jl ly- __{d) Boven bl. 280, DER SCHOOLEN 407 Iydelyk is, zo flaan de Kinderen bloot voor alle-gewaarwordingen, die zich aan hunne zinnen opdoen, waar uit aandoe ning en begeerten voortkomen, die het vuur hunner driften gaande maken. De Indrukken die deze voorwerpen in de eer- fte jeugd op de zinnen geeven , beflaan de plaats der reden. Zy leeren door nei gingen en aandoeningen; eer nog hun verftand en gedachten werkzaam worden, „Het vermogen van denken, (of de vertegenswoordiging van. voorige gewaar- wordinge), gelyk ook het geheugen of be- wustheid- van vorige: zaaken of denkbeel- den, ontdekt zich mede al fpoedig in de jeugd. — Doch om dat de aandoeninge en gewaarwordinge hunner zintuigen vlug- ger, met minder aandagt ‚ en kortfton- diger zyn dan by bejaarden, zoo zyn hun denkbeelden meer eenvoudig en minder zaamen gefteld. — Ja! hunne begeerten, zyn ook meer tot voorwerpen die tegens- woordig dan afweezig zyn. — Maar des niettegenftaande ziet men in hun, dat fommige voorwerpen of denkbeelden hun behaaglyk, en- weêr andere onäangenaam voorkomen. — De driftvermogens of harts- tochten zyn-in de vroege jeugd mede Sterk, om dat als dan het redens-licht te gering is om ze te beftuuren; — Daarom Cc 4 is 498 VERBETERING: is by hun goed, al dat hun vermaak aan- doet, — en kwaad, al het geene daar ze een afkeer van hebben. — De verdere driftvermogens laaten zich zien, in even- redigheid dat het vuur hunner driften gaande wordt. — Alle de veranderingen van voorwerpen zyn den Kinderen aange- naam; zy zyn.vyanden van de eenzelvig- heid, het geene blykt uit de geduurige veranderingen die,zy in hun fpeelen ver- kiezen. — Maar teffens zyn ze ook, hun lichaam welgefteld zynde, afkeerig van de tedigheid, hun geest zoo wel als lichaam js rusteloos, en verkiest de werkzaamheid. Vertoont in tyds de Jeugd, enz. g. VI. Schoolen voor arme Kinderen van allerleie gezindheden (e).- „Het zou goed zyn,zo men van de Hoo- ge Overheid kon verkrygen „dat niet alleen in alle fteden, maar ook op alle dorpen, behalven de gemeene Schoolen , nog arme kinder - Schoolen wierden opgericht ; waar- in de jeugd, zo wel jongens, als meisjes van alle gezindheden in ‘tlezen , fchryven, Psalmzingen, en een weinig-rekenen, op ‘sLands kosten onderwezen wierden, en | dat (Ce) Boven bl, oo, en 207, * DER SCHOOLEN. 409 dat alle menfchen, die in ons land wonen, en onder ons verkeeren, gehouden wier- den hunne kinders naar fchool te fturen. „Daar moest niet geduld worden, dat de kinders ledig langs de ftraat liepen fpelen, en alderhande- ondeugden bedryven, veel minder langs de huizen, ook wel fomtyds zonder weten der ouders, te beedelen; Het fpreekt van zelfs, dat de ryken, die hunne kinders aan hunne huizen door ee- nen Paedagogus, of bezonderen Leermee- {ter laten onderwyzen, of zelfs onderwy- zen, en van de ftraat afhouden, niet moe- ten gemoeid worden. — - Ook zou men den Ouderen wel de vryheid mogen laten, hunne kinders van de School af te nemen, Zoo haast als zy-goedvonden dezelve tot eenig ambagt, of eerlyke hantering te ge- bruiken: maar niet om ftraatlopers, ledig- gangers, of bedelaars daaruit aan te kwe- ken. ‘Het is wel waar, dat op zommige kleine. dorpen zo weinig ryke, en ook zo weinig arme kinders zyn, dat het niet j_ weerdig is, voor ieder foort een bezonde: ren Leermeefter aan te ftellen: maar gelyk ryken en-armen , zo kinders, als oude lie= den; in ééne-kerk gaan, alzo konden ook arme, ‘behoeftige, en bemiddelde kinders ep één School gaan, mits voor de eerfter got Cc 5 het 4IO VERBETERING, het Land, en voor de laatften de ouders betaalden. ‚Maar ten hoogften heb ik my verwon- be dat. men my tegen werpt; dat wy in een vry land. wonen , waar de vryheid door geen dwang, moet gekrenkt worden ;, als of dat. vryheid was, wanneer de kinders, tot. fchande van onze eeuw, in alle ondeugd; dartelheid,en uitgelatene ongebondenheid omlopen, niets leeren , dan moedwil, on= befchaamdheid, aneerbaren vuile woorden; boosheid, sr Mig en in luiheid op-= wasfen.. Gewisfelyk zo iemand een lief- hebber is van de waare vryheid, zo ben ik het; maar ik make onderfcheid tusfchen Bier ids en licentia, tusfchen vryheid, en moedwil ; welke. laatfte „ tot- fchande van ons Land, onder de jeugd in fommige fte- den en dorpen van onze. vereenigde Ge- westen al te zeer de overhand--genomen heeft, en door geen ander middel geheel kan uitgeroeid worden, dan door de goede opvoeding, van een braaf Schoolmeefter ; indien den ouderen-door hun beroep de tyd ontnomen wordt, hunne kinders zelfs te onderwyzen; wel op te voeden „en van de verderf lyke ledigheid. af tehouden, eerbaarheid en goede zeden in te planten; nog DER SCHOOLEN 4rt nog de zwaare kosten dragen: kunnen. van een Leermeefter aan huis te -hebben. — Men zegt ook: wat legt ons aan die genen gelegen die buiten ons zyn, en niet met ons het zelve dierbare geloof belyden ? \_ zouden wy moeite en kosten doen, om hunne kinders groot te brengen? Johannes de Apostel zegt immers in zyn tweden zend- brief vs..ro. . Indien iemand tot Ulieden komt en deze leere niet brengt, ontvangt hem niet in huis, en-zegt tot hem miet, zyt. ge- groet. „Waar door alle gemeenfchap met de zulken; die buiten onze kerk zyn, ten eenemaal afgefheden en geheel verboden wordt. Maar vooreerst, is deze zwaarig» heid uit Johannes van geen kracht; want geleerde mannen-hebben overlang bewezen, en zonneklaar getoond , dat de overzete | ters zich hier zeer kwalyk van hunnen , pligt gekweten hebben, omdat zy licht | _denken konden „dat het woord. péper, ferts het welk zy door-brengen vertaald: hebbens op deze plaats verdragen , dulden „ toleréren beteekent. Ten tweeden vraag ik, of er ieder burger en ingezeten niet veel aan gelegen is, dat zyn buurmans kinders, (al Zyn zy van een, andere gezindheid) in goede wetenfchappen, zeden en manieren worden opgebracht, en of hy ’er niet veel overlast van hebben, zal, indien zy, in al- 1 le 4? VERBETERING” le godloosheid ; lui en ‘ledig opwasfen? Of het hem evenveel is, dat zy, die eens Zyne, of zyner kinderen medeburgers zul- len worden ,-in deugdzame lieden veran= deren , waarvan hy in nood en gevaar hul- pe en byftand te verwachten heeft, dan of 'er fchelmen en dieven uit groeien, die alles met angst en fchrik vervullen. My heugt nog , dat ik eens eenen heer ge- fproken heb, die Europa vry verre door- gereisd hadde, en verklaarde, nergens zo veel ledigloopende kinders, maar ook ner- gens zo veel galgen vol misdadigers gezien te hebben , als in ons Nederland. Ik zei- de, dat het een teeken was, dat dit Land beter bevolkt. was dan andere landen. Maar hy antwoordde , indien ík maken konde, dat alle ouders hunne kinders naar fchool ftuurden, dat dan terftond de ftra= ten, en na verloop van so jaren, of nog wel eer, alle die galgen„ die nu zo vol waren, byna ledig zyn zouden, en dat de kinders te‘onderwyzen den Lande zo veel niet zou kosten, als de misdadigers te van- gen, te overtuigen en te ftraffen. — Ein- delyk werpt men my ook tegen, dat an- dere gezindheden zig daar tegen verzetten zouden, en hunne kinders niet willen op onze Schoolen {turen. Maar dit is niet waarfchynlyk, indien zy niet gedwongen wier- DER SCHOOLEN. 413 wierden iets anders, te leren; dan lezen , fchryven ‚ Psalmzingen, en een weinig rekenen, … Vreemde gezindheden en zelfs ganden, gaan immêrs vrywillig op onze _Latynfche Schoolen., waarom, zouden zy _‘t‚dan weigeren op de Duitíche te doen? | Edw is nT. Ae Raadt e kp 290 SEVIES rf Leeren der Letteren '”” si) bob As Meeder enn «In de zoogenaamde Haane- boeken en trappen-der jeugd, vindt ‘men eenige woorden en regels met ‘Latynfche en an- dere met Duitfche letteren gedrukt, waar. door men gedwongen wordt de kinders j terftónd van ’t ‘begin vier verfcheiden ge= daantens van ieder letter te laaten leeren kennen’s de “groote en kleine Duitfche , de groote en kleine Latynfche, waar door | de eerstbeginnende verbyfteren en ver- | warren in zulk“eene menigte der Lettes | ren, die hun dan in deeze, dan in geene gedaante worden voorgefteld. Waar door de kinders niet zien, dat zy iets vorderen, de lúst vergaat; fommigen kyken zelfs buiz ten het boek eenen “anderen>weg, als hun de lecters vertoond en voorgenoemd worden. S. VIII, 'Eay 6x. TeX (f) Boven bl. 339, 340 sig VERBETERING OO GEVETE “Spells CE: _ Het wel fpellen legt den eerften en besten gtond van ‘wel te'leezen, en hoch te fchryven, en mangelt het hier aan, álle hoop tot ‘eene verdere befchaafde vor- dering zal in rook verdwynen. “ Niet zel- den volgt men in deezen de gewoonte der Stad of van \t.Dorp ‚ daar zich de Schoo- len bevinden.’ By veelen heerscht eene onaangenaâme: gewoonte; men «laat „ by voorbeeld; fpellen: Aap‚-Aal,, Handen; Hoofd; Haazen:, Harten „Haalen, Hout Hoop. Ezel; Len, El, Ey, en men laat toe“dat zy uitfpreeken; Haap, Haal, An- dens Oofd,„-Aazen, Arten , Aalen, Outs Oop, Hezel „Heen; Hel, Hey, en hon- derd diergelyke meer, „Dit «dient vooral verbeterd. . „dls:’er- geen wiyzes enz —[De-ondervinding leerts-dat-de Mee- fteresfen. vooral „en fommiige Meefterss nadat de kinderschet AB. kennen, min-" der ‘werk maaken; van het A, B. Ab, en BA’, Ba, (dat zis de eenvoudige fyl- Jaben vanstwee letteren): voor reden ge veride, dat‚;de-kinders dit uit het hoofd nazeggen zonder:in ’t boekte zien. Dies brengen zy hen al fpoedig tot‚het O, n, | rm On 9 Cz.) Boven bl. 266, 860, 369. DER SC HOOD EN äty On, dat is, ’t Gebed des Heerem. «Dé beste weg zoude'zyn niet rús van’ dit A; bö Ab af te gaan; En om te beproeven of de Kinders op 't gezigt deezé Lettergreepen kennen, dezelve door elkâánderen te'laaten fpellen, dan hier dan daar: ook de letters greepen van twêe letters; in Gebed des Heeren, ‘ct Geloof, enz. te laaten opzoe- ken en pellen.’ Waar toe Zeer nuttig zyn konden de A, B, Boeken met gefcheiden lettergreepen ‚ by voorb: On ze Va der, enz. of On-ze Va-der,enz. hoedanig een met Latynfche letters te Middelburg 1740. by A, L. Callenfels van eene Taalkundige hand is gedrukt ; met:onderfeheiden letter- gteepen, On ze Va“ der, enz. Enveen ander’ by Louïs Taillefert met’ ftreepjes tusfchen-de -Lettergreepen:. On-ze Vâ- der. » Waar na men lettergreepen van drie of meer letteren konde vereenigen ; en dâar mede ‘handelen op: dezelve ’wyze, Waartoe geenongefchikte ‘handleiding zyn konde, een: 4, Be, 'Ce en kleen Woorden. boekje, te Middelburg gedrukt by Adriaan | E î hihi Bie rude Lezen Ch). Heeft men de kinderen ‘wel leeren pel. ä (2) Zie boven. bli’6r. 267, ‘en 364, “Fw 46 VERBETERING len, zy zullen.als van zelfs aan het, lezen komen. Zal,het lezen wel verrigt worden; het moet duidelyk en overluid.„-zoo als ’er ftaat,- niet -te ras, noch te ftram, in een natuurlyken fmaak , „doch.met geen ver- waanden zwier, en oplettend op de zin- fnydingen, gedaan worde... ……, En watis?er. op dit ftuk niet te verbeteren 2 ‚…In het gemeen lezen de kinderen onop-= lettend, oneerbiedig, overfchreeuwen zich, of mompelen. binnen ’smonds „. veeltyds een voor-en of ende u voor-uwe en omge- keerd, onverftaanbaar voor zich zelve „en onaangenaam-voor den hoorder. Het ge- brekkig: lezen fpruit eensdeels door de ou- derwetfche. School-boeken , welke nog, in: gebruik zyn: —— doch voornamentlyk om dat dekinderen niet genoegzaam in de gronden onzer. Nederduitfche Taal onder- weezen worden: Dit is te meer te bejam- „meren , daar onze jeugd het vermogen heeft ‚om de Franfche-Taal volgens taalkundige gronden te leeren, waarom dan zouden Zy ook niet in ftaat zyn om hunne Moeder- Taal dus te leeren? zoo zy maar verftan- dig onderwezen wierden. …… … _ — «r , ___Laaten wy dan de kinderen doen onder- wyzen AT) “wyzeh “in zuiver en fierlyk Nederduitsch, volgens de grondregels der Spraakkunst, en hier toe het keurig werkje voor de jeugd, door „Kornelis vander Palm kstannbeltdid. ven by R-Arrenberg te Rotterdam/1769 ge- _drukty ter Schoolen invoeren. ! | De’ Meefters moeten zich vooral toe- deggeng om de kinderen, in den beginne, eerbiedig, langzaam en als op eene Sylla- “betifche wyzete laten lezen: by voorbeeld: Ge-dul- dig -heid - zal -voor-de-kin-de- ren- en- Mees-te-ren-nut-tig - Zyn. … Het ras leezen wordt te vroeg geleerd, “en doet gemeenelyk rabbelen. …… Vooral moet men zorgen, dat ’er over „de zinfneeden; punt- of twee punt- fchei- ‘ding > vraag-verwonderings- en andere “teekens, telkens zoo niet heen geleezen worde. Als 'er geen, enz. ke 3 ‚S.X. Schryven (5). re ‘Men geeft ook in deze Schaolen onder- „wys in het Schryven „ eene allerêdelfte en nut= Cé) Boven bl. 61, 68, 269, en 367 ‚VIII DEEL Dd 418 VERBETER IN Gr nattigfte konst, „Maar wat: is fer in het Schryven niet al te verbeteren 2, „De dagelykfche ondervinding leert meer dan_te veel, hoe lam en gebrekkig het fchryven van veele menfchen is; niet al- leen met het maaken van genoegzaam on- Jeesbaare letteren, maar vooral ten ‚op- zichte „der. zoo ongelukkige. en onaange- „naam klinkende fpelling der-woorden ({)5 ‘Ook, het plaatzen der zinfneeden, en he misbruik. der-hoofd- letteren. (*). WG IM ek SR Gt LISE AS (CH) Deze volgende woorden zullen ten voorbeelde ftrekken, en welke van tyd tot tyd, zelf sonder den braaven Burger ,„zoo,in het fpreeken als tchryven hebe ben ftand gegreepen: als, jully , zully , heum , wouwje , wilje, keb dat gedaan , toen zeyk , keb geen ting, ‘goeje ting, webben daar geweest, weetje, hebje, hy of. zy heit, en „diergelyke by menigte; voors gy -lie« den, zy lieden, hem, wilt gy, ik heb dat gedaan, toen zeide ik, ik heb geen tyding, goede’ tyding, ere daar geweest, weet‘ gy.shebt gy; hy of zy eert. j ‘ ie \ . it | 4 Men zoude kunnen zeggen dat op zoodanig een wyze te fchryven of te fprekén gemaakt en verwaand ftaat, doch het is inderdaad zoo niet, ons Nederduitsch is te keurig, om. het zoo’ te misvormen: als-het; maar in de gewoonte en in den {maak komt, waar toe de Schoolen juist gefchikt zyn en van nu voortaan. met de jeugd begonnen wordt, dan zal men ’er eere in ftellen om zoo te {chryven en te fpreeken. (*) Niet zelden vindt men de naamen van uitmun*= AEN tende DER SCHOOLEN. 419 Als de kinderen iets leezen, dán is het de fpelling van een ander; maar als zy zelfs iets zullen fchryven, dan moeten zy hunne eigen fpelling gebruiken : derhalven moet in de Schoolen byzonder hierop ge- let worden; dat de kinderen; niet alleen eene goede, maar ook eene vaste bepaal- de fpelling aanneemen; en hun de grond= regelen der Spraakkonst ingefcherpt wor- den. Doch wil men de woorden, klaar ; maat , baar , daar , enz: met aa of ae fpellen , ’t is-my eveneens: elk gevoelen heeft onder de- Taalkundigen-zyne voors ftanders. Zoo is het ook omtrent andere woorden. Waarom’ de Geleerde Heer 4. Kluit in de Voorreden voor Hoogftraten bladz. 11. zegt: Zoo weinig 'er twee gras- Jtheutkens elkander gelyk zyn , zoo weinig vindt men 'er-thans twees wier fpelling met Anno Le den tende Perfoonen , als Koning, Prins, Graaf, enz. met een-kleinen letter vooraan gefchreven 3 zoo, ook de naamen van Steden , als: Middelburg , Vlisfingen ; ere, enz. pi b…3 ‘ d « Dit ontmoet men ook twel in de- Eer-Tytels van „ Burgemeefter, Vroedfchap, Scheepen, Predikant, en dergelyke: Doch hierop moet byzonder gelet worden; in het Schryf-onderwys der Kinderen, Ook dat een nieuw. Hoofdítuk of Reden, of Vers altoos met eén grooten sof hoofd-letter moet begonnen. worden, Dd a 420 VERBETERING den anderen overeenkomt. - Over:de Spelling en Taalkunde van ons Nederduitsch kan men nazien de Werken van Huidecoper 3 Ten. Kate , Moonen , Sewel, ee eta en anderen. Nu met een woord iets van Ereiadndisk fchryven: zullen de kinderen: wel leeren fchryven; zy moeten de letteren wel maa- ken, wel fehikken en zetten; vooral regt of gelyklynig;.en. de teekenen; die de zinfcheidingen. en klemklanken dandiiden : wel plaatfen. « Het Italiaanfche fchrift is thans! alge- meenen wordt in ons Väderland ;; boven andere,» den voorrang bee Wee Het is een gemakkelyke keurige en duidelyke letter, welke, wel gemaakt, fie- raad aan het fchrift geeft. Zal ’er wel gefchreven worden, de kinderen moeten worden voorzien van goede Pennen, Inkt en Papier. Waar omtrent meerder is aan te merken , dan men wel oppervlakkig zoude denken. „Zy moeten het Papier regt voor zich, het lichaam niet gedraaid, noch met de borst gedrukt tegen de {chryftafel of leze- naat DER SCHOOLEN. A2I vriaât‘ houden; de Penne moet niet te vast ‘tusfehen de vingers; noch te ftyf op wed „papier gedrukt worden. a, Het fchryven kan bels elen de hand “en mond geleérd, dan ‘door my hier-wor- den uitgedrukt. Dewyl het fchryven'be- “ftaat in het maaken van letteren, zoo dient “gelet, dat de lichaamen der letteren glad’, ‘even fchuins, even groot, de beenen on- der ‘en boven even dik , en even verre van elkânderen zyn; men moet de hand ‘niet oplichten, voor en al eer het geheele “woord gefehreven is; tusfchen ieder woord ‘meet men zoo veel wit overlaaten dat ’er een (o) of een (m) tusfchen kan ftaang de regels moet men evenredig naar den aart van ’t fchrift fchikken; de regels moeten „van voren; en van agteren, zoo veel mo- gelyk is, gelyk uitkomen; dit een en an= der zal geen gering fieraad aan het fchrift geeven. Het Schryf-onderwys begint men met Betiankens; halve en heele letteren van % APEK C. Men moet de kinderen in den beginne gewennen, groote letteren te maaken, de Kleinere leeren zy van zelfs genoeg ; voor- Dd 3 al 422 "VoE:R-BrE-T ER ENG ál hen het -broddelen beletten en liever twee , vier „ of. zes regelen daags ‚ wel doen fchryven, dan meerder die niet goed vins Als 'er Bep WISE, ENZ. Belangende het, geen men de ass laat fchryven., ‘hier in diende men eene ‚orde van voorfchriften te houden, gefchikt naar de byzondere ftanden „ waar in de on- derfcheiden kinderen in de Maatfchappy waarfchynlyk.ftaan te komen „als :opftel- den van Brieven , zedekundige lesfen, dagregister hunner bedryven , gemeen ‘koopmans Boekhouden „ en ’% fchryven van. B ephantdgen: uit deels Vertoont in dyds; enz. | S. XL Syfos (B. De Cyfferkonst wordt al mede in de ‘o« penbaare Nederduitfche Schoolen geleerd, Nierzelden, volgens {chaolgewoonte, lee- ren de kinderen, uit Bartjens Cyfferboek, de eene fom voor en de andere al na maa- ken, maar, helaas! ‘er worden geen goede gronden gelegd; dit leert de KSC Dikwerf uit vreeze voor ftraf, laten de hinderen de fomme door een heila maaken, of (4) Boven bl, 61» 2705/3693 1370 Pe \ DER SCHOOLEN. 423 of fchryven ze uit, of vertoonen dezelve vol foutenydie dan wel verbeterd worden; maar» inderdaad, Zy, bezeffen: het niet,en zoo: isihet ook in ’t vervolg; zoo. datdit onderwys. wel: schede dient bewe te; wórdematl os ohio nt auò voihe ab mdr 13 KERV 10 Alhoewel men geen bepaalde orde, val gens, welke men de Cyfferkonst;rin: déze Schoolen»-kan: onderwyzen:, wegens. het onderfcheidene „vermogen: et caracter der: leerlingen ; kam opgeeven , zal/ikvechter-de beste: leerwyze ; ten dienfte: dezer wenn Jens wavtsvendesen bbnoszdyehrinitov dis balk zal: veerst de: regels: opgeeden j: 5 vol: gens welke,de: leerling dientsonderweezen te worden,ì Dan ;-eenigesaanmerkingeny omtrent derzelver. ‘Achitkings „manier van Gnderwyzing: enz. laten volgen. AIS VIE obrro BA 3: noh elón 6 KON emd PB LE „Wat:het: eerfte: betreft: na eerie. grond dige onderrigting. in de ‘sgrond- regels der Rekenkundes;de benamingder enkelvouz wige); «en; zaamgeftelde getallen 5 «de ropa velling! desaftrekking, de vermenigvuls diging; „ensdeeling »z001rimt geheel vals im:het gebroken, moet men yovergaan vony denleetlingdeze: bewerking op: eht ‚geld: ne tes leeren stoèpasfensochiers toe! zig si Dd 4 n00- 424 VERBETERING! noodig een kennis „van ‘de waarde ‘der meest in gebruik zZynde fpecien';-en het aantoonen eener wyze, om op, de ‘kortfte manier grootere tov kleinere; en‘ kleine= re vot-grootere over: te brengen „ten ein» de die vervolgens in orde te kunwen*by één tellen, De van (lkanderert aftrekken. lov. ortoctt FS woorkk osWanneer nù: if jeebling? hier in eene gerioegzaame kundigheid verkregen heeft; móet men zich) toeleggen om het: grondig: te,doenver{taan den regel van driën: zoo: in gêheele el gebroken ‘getallen zoo recht als verkeerd, byzonder, zoovals>dezelve: door de zoogenaamde practyk of korte re- kening „wordt,cuitgefproken „waar! na men denoregten-en: verkeerden regel!van zvy-= vens en den;zao \genaamdeh Ketting eres gel, hem masp leeren kennem:o) sns gts 3 Ofil NV Wij } In deze regels den leerling onderwezen hebbendes-moet:men: dóor eem aantal liefst vermakelykervoorftellen „hem derzelver nutdoen opmerken en. vervolgens ‘over gaan ;…om-die-op de rekening van Winst en‚Verlies:; de Intrest- Factofy „Rabaât= Provifie sAsfurantie-Compagriie= sen Rez deny. maar vbyzonder-op de Wisfel vreke= rûhgste leerentoepasfer : “volgens deze re= gels:,: zal. menr-hets Cyffer- onderw ys ‘die: OO + blt nen DER SCHOOLEN 425 sien: in: té: rigten.” Nergun Shy ;!Geterde Jueezers | nog’ twêe! aantëtkingen të mada- ken y- omtrent” de orde „ ir! welke ik” ‘deze regels hebbe voorgefteldien sed ot non dr Gytieden ziet ;° ik plaats de behan- deling: dergebrokéne- getallen; ‘aanftonds ar het:vonderwyzen: der 5 eerfte- grond- regels inv de -getieele getallen; sen’ zulks; zoo ik oordeete, „met “reders dewyl eh niet alleen in dev bewerking ‘vat der’ regel van’ driëms ‘maar steeds in” zt érarideren der Geldfpetien de leerling eenige: kennis moet _hebben=van bredken ; zál- Hye Zulks-op'de kortfteowyze „ven werftaanbaars wertfigtent Vergel, het vernieuwde Licht des Koop. handels :b}u: meneer : emtobsowt not [é de) Î 00 À 4 19bro DE Gn Schoon ik geen gewag maake van. de verkleining jen aan elkander gelykmaat keng der! breuken , ‘zal- men ligtelyk begry- pen; dat ik het;onderwys’ daar van“in de bénoeminge ‘en optellinge’der gebrokene getallen wil BeEESPen ag [ e MONO ST >> Nur zullen wy nog cenige’ algeineene aanmerkingen mededeelen.-> ©- eN a lesTenveerften „is ’er eene ‘wetenfchap die het. geduld warden Leermeefter op de ash Dd 5 proef 46 NERBETER ING proef ftelt ‚het-is de Rekenkunde ; -hy-die ‘dus anderen, deze konst „zal, onderwyzen, zal 'er. een „genoegzaame, hoeveelheid van dienen te. bezitten» sstonrov suúdorbielover „„Schoon het-nu niet volftrekt noodig zy, om iemand ‚de. gemeene „Rekenkunde (te leeren „in,bet meer verhevene dier fchoo- ne; konst, bedreeven te‚zyn, moet echter de Meefter het geenhy.onderwyst! gron- / dig verftaansten einde zynen leerling van alles eene, behoorlyke. onderrigting te kun- nen geeven ‚en hem geene regels te lee- men onder ’t oog houden n dankte $ ’ 1 nav. a tn mowran AN Hi ord Il, (a). De benaming der regelen duidelyk ‘te jen verklaren, en, tevens den leerling eene : „ duidelyke, befchryving van:een ieder derzelve ‚te doen van buiten leeren. vrtocddac it grif, EBIT (4) In alles de kortheid te betrachten , ons doch, van „alle bekorte werkingen de reden duidelyk aan te;toonen. vor (5) Nimmer tot „eenen; volgenden: rêgel ek: ce | den DER: SCH OOLEN. 2427 „oorden, voorgaanden. grondig verftaa, en „hem ook wan; tyd: tot «tyd de door- o se1 gewerkte regels „fchoon ‚hy: in de- des . zelve kundig is „ tedoen: herhaalen. _„(4) Den. leerling nietvalleen te. laaten __ werken, voor dat men overtuigd zy; dat hy een volkomen begrip hebbe «7 „van ‚dat gedeelte des regels, ‘welken hysonder handen-heeft.:o > > = st AO-NOMMOS 3. Ai (©) De, voorftellen.,die-men, vooral aan kinderen» opgeeft; zoo -vermakelyk ov smogelyk, ven zooomin vals ’t vallen kanraan elkanderen, gelyk te mäaken, om dus aan den eenen kant met ge- rnoegen tedoen werken; en aan ‘den anderen kant ; ‘het verftand meen, danshet geheugen te deeren gebrui- ob slkemuiinas.t ob -Jeb 307 ke (Cf) Wanneer een leerling begrypt „hóe ei hy rin het vopftellen;“en bewerken ‚rvan eenen regel moêt te werk gaan, hem, indien hy eenig bezwaar: om- trent het opgegeeve voorftel hebbe, ‚of het ‘bekomen antwoord niet vols doende zy; niette fchielyk te hel- „> pen „noch de.feilen te zoeker , maar „hem aan te moedigen; om in het eer- ; îte 48 VERBETERING ‚fte zyne eigene !kragten te beproe- wo ven sen in het laatfte-\de bewerking baan ‘devandere zyde der-leije „ tot 3 oren 4 maal toe te doen:hethaalen , ten einde uit de vergelyking der bewer- 938 vaii aring mis{lag- pgr té doen | aren tom e HAAN gdder AO HO FAS VC IBD (5) De leerlingen; die omtrent even ves gevorderd Zyn, eens vof twee maal ter weeke eenige fommen op te gee- os oven, en “wiedezelve- heer vaardigfte »7tor maaktemen het-grondigst-verftonden prtaien den: wereischten -lof of eenige „kleine rant te. befchenken. +ABÁ ) f Gr IEB C ú siTen: derden: iden: mer de Rekenkun- de-aan viemand in: het byzonder leeren moest, zoude ik het:gebruik-der Boeken afkeuren, tot dat de Leerling alle de door my opgegeeven regels grondig ver- ftondes5 dan; in de Schoolens laat de tyd ‚wegens het-aantal der Leerlingen dikwyls nietstoe;, bijven zulk een aantal fommen op, dee ft notbe „Men bele: hes cas aldaar: van een boek maar „welk zal men gebruiken ? Jaartjens , van: Liniz:, Zy-zyn goed en Ruttigs maamzyner niet een aantal er Celie DER, SCH O OLEN. 429 ftellen in; welke aan de; jeugd-eene groote moeite. geeven om te bevatten , en die met, dit alles, zelden of nooit te pas ko- men 2 en moet men niet zoo wel op de kortheid „als op het nut in ’t ofnderwys letten 2, « bi _ Het zelve zoude men van: meer andere Schryvers kunnen zeggen. Het vernieuwde Licht, des Koophandels is „een. voortre{felyk Werk ‚doch dit den Leerling in handen geevende ‚dient hy reeds een zekeren, trap van kundigheden verkreegen te hebben, welke hem in {taat ftelt , dit werk. met vrucht te gebruiken. Zou het wel zyn af te keuren, dat een uitlokkende Eeren- ‚_prys- wierde opgehangen, voor hem die binnen twee jaaren tyds, het beste Reken- boek voor de Jeugd vervaardigt? Intusfchen, moet de Leerling, in het aanleeren der regelen, nimmer uit het boek beginnen te werken „alvorens hy de gronden, waar op de regel rust, wel ver- {taa, en den regel in het Boek door gecyf- ferd hebbende, is;het noodig, ten betere verftande, hem een aantal Vraagftukken over den, in het boek, doorgewerkten re- gel op te geeven, eer hy tot een anderen overga. | Ten ó VERBETERING! Ten vierden ; Dewyl de Rekenkunde noodzaakelyk de werking van het oordeel vordert, moet men dezelve -den kinderen niet beginnen te ofiderwyzen in eenen tyd, wanneer de vermogens nog niet genoeg ontwikkeld zyn; om eenigzints bepaald te kunnen denken of oordeelen: Dewyl nu deze ontwikkeling , by den eenen vroe- ger dan by den anderen gefchiedt, is het niet mogelyk hier eene algemeene bepaa- ling te maaken. De ondervinding zy in dezen de Leermeefteres. Over het- älge- meen keure ik best deze Werenfchap niet voor de 1o of ar jaaren den ne, te onderwyzen. _ Ten vyfden; úr de Lans voor den Koophandel gefchikt, dan is het noodig, dat hy alle de in, het begin -opgegeevene tegels kundig. zy ‚doch voor een ambacht , enz.’ behoeft hy zoo ver gg te ‘komen. “Echter is“var de höbgtte heoizaardijk. En de rekening ‘der Specien, en de be- practyk' grondig te verftaan, om in ’t vér- volg eenige’ wezenlyke vruchtefi, van de aan het rekenen befteede ls te pluk- ken. Ten „ voorgefteld. … … í \ « DER, SCHOOLEN a43t „Ten zesdens. Alle de benamingen „die men by de, Schryvers aan. onderfcheidene regels, gegeeven vindt „„hebbe ik niet op- gegeeven,;maar alleen het noodzakelykfte ver sy Veele zoude men ook onder eene bena- ming kunnen betrekken; terwyl andere, als de progresfien , worteltrekking, enz. zoo, zeer. niet tot ;het lagere gedeelte der Rekenkunde behooren „hoewel zy ook zoms, met veel nut „ «en ‚ter merkelyke bekortinge, daar in kunnen gebruikt wor- den. „ls er geen wyze, enz. ' é „‚f De Arithmetica van Blasfiere is waardig te worden. aangepreezen ; en Schoolmee- Íters,-die met kennis en oordeel. wenfchen te, handelen. in, deeze wetenfchap, zullen veel aanleiding ontvangen uit het Grondige onderwys, în de,behandelinge,der-Breuktallen:, door,Mr. wiLH. OTTO ,REITZ, in het eerfte. Deel „der. Verhandelingen van ’t ‚Zeeuwsch Genootfchap „ bl. 293-388. J- Biene Ln „Psalm zingen (JD). nt __ Onder de verbeteringe., welke de ‚ge- p \ Meene „ 2-61) Boven bl, 61, N {î2 VERBETERING! meent, ‘of opénbaare , vooral de Neder= duitfche , Schoolen têr meerdere befchavins ge onzer Natie noodig’ hebben is ook.de “Toonkunst 3 welke ih deze*geheel Avordt vergeten; in geene niet goed “behaïdeld 5 hier moet ze ingevoerd daar VERRE „worden. ° En ‚Dat men niet dl voor gears jaaren GEN gemaakt heeft van de Toonkunst id onze Nederduitfche ‘Schoolen}”is oorzaak dat de thans zynde Voörzangets en’ schóel: meefters hier in- Zoo onkundigzyn ;en by- gevolg ook hunne Schoolieren; -dat men op veele plaatzen in ons Land beklagens- waardig de gezangeri hoort” uitvoeren; dat de uitvoering der gezangen, “over het ge- heel „flegter is dan by zommige andere ge- zindheden; dat wy ‘flegt of wel in’t ge- ‘heel geen kerkelyk' figuraal- mufiek heb- ben; dat‘de'nieuw berymde Psalmen met de oude Muzikale gébreken herdrukt zyn; dat, daar men eene nieuwe- ‚wyze van zingen tracht in-te voeren; ’er zo veel tyd vereischt worde, eer het naar de uit- voering van êen goed gezang zweemt; en dat ’er twist en tweedragt ontftaat over di kerkelyk gezang; enz. | ek lang ‘er van de Toonkunst in onze Ne- DER SCHOOLEN.: 433 Nederd. Schoolen , niet meer werk ge- maakt wordt, dan thans: dan is klaar voor= uit te zien, dat ’er niet alleen nooit (zo als in Duitschland, Vrankryk en Italien) een goed figuraal- muziek , in onze kerk zal uitgevoerd worden , neen ! maar dat ‘er zelfs niet eens mogelykheid zal zyn een goed Choraal- gezang ten algemeen Kerk -gebruik in te voeren. Hoe - verre „zyn de Meefters in de Schoolen wel ervaren in de Toonkunst? kunnen ze hunne Schoolieren wel eens zeggen, wat zingen is , wat goed zingen is? Gezweegen, dat ‘er van de beminlyke harmonie geen woord gerept wordt. De Jeugd wordt, in plaats van zingen , fchreeu- wen geleerd; naakte klanken leert men in de ‚Schoolen voordragen , klanken daar. niet eens een goede fchaaf over gaat. Als wy de gebreken optellen, voort- gefprooten uit onkunde der Toonkunst in de, Schoolen, en ftellen aan de andere zyde ‘er tegen over ,.de vrugten die de Proteftanten, of liever, het Gemeenebest. in Duitsch- en Zwitferland reeds plukt uit hunne Schoolen voortgefproten : dan „moeten. wy (als Nederlanders, niet onge- voelig voor Muziek Zynde) ons aan de JP III DEEL. Ee eens 434 VERBETERING eene zyde beklagen „ en aan” de ein hun benyden. In Duitschland: waar heeft de gemeene man de beginzels der Toonkunst geleerd ? Waar de harrbonie ? In de openbaare School. — Is het vierde deel van onze Voorzangers en Schoolmeefters wel in ftaac , op het-een of ander choraal een “tweede party te zingen ? Neen! onder- zoekt dit by de Proteftantfehe Boeren in ‚ Duitschland, ge zult ‘er maar weinig vine den, die hier toe niet in ftaat Zyn. De beginzels’ der Toonkunst in de Sehoolen geleerd zynde, is reeds de weg gebaand , en veroorzaakt lust om verder de Muziek te leeren kennen. — Muziek is mede een fieraad van een Land. Nooit zal men onder onbefchaafde Volken ; goede Muziek aantreffen. Der ouden Schriften getuigen, dat de Muziek ten hunnen tyde voor een wel opgevoed mensch ,-als een noodzakelyke kunst gehouden wierd , en-dat men die geene , welke ’er niets van verftonden, aangezien heeft als menfchen, zonder op- voeding, zo als wy die geene , welke niet leezen kunnen. ri is “by ons juist sk ais DER SCHOOLEN. 435 algemeen niet als by de oude Grieken ; welke zeer veel werk van de Muziek maakten. Js de Harmonie niet, enz. 9. XIII Onderwys in den Godsdienst Cr). Men leert ook in deze Schoolen de beginzelen der Goddelyke Waarheden: Maar zal dit aan het waare doelwit be. antwoorden, wat is ’er niet al aan te vers beteren ? ÖD: Ik zal my niet ophouden, met al het gebrekkige, ‘tc welk by het opzeggen der vraagen in ’t algemeen ondervonden wordt, maar oordeele best, dat van alles, het geen ‘er in de Schoolen van buiten geleerd wordt, nooit te veel op eenmaal tot een taak worde gegeeven. Hier toe moet men de kinderen allengs- kens opleiden en onderrichten, om over alles wat zy leeren , en in de vraagen en antwoorden voorkomt, aan zich zelven te vraagen ? Wat is de zaak , naar welke: gevraagd wordt? zoo moeten zy ook het antwoord | poogen Cm) Boven bl, 47. en zoe. Ee 2 * he 436 VERBETERING poogen te verftaan en zich zelven afvrad= gen, begryp ik het wel ? verfta ik wat en koe het antwoord, aan de gedaane vraag beantwoorde ? Men zal ras ondervinden, of de kin- deren zulks verítaan ; en wel, wanneer zy met andere woorden , uit hun eigen bevatting, de vraag zoo voldoende beant- woorden ‚ dat zy in het zaakelvke , het zelfde zeggen, als ‘er in het gedrukte antwoord ftaat. Dit geduurig ftilftaan , en zich zelven afvraagen, als de kinderen iets leezen of leeren, is van een groote nuttigheid. By voorbeeld; een kind leest Mattheus VIL vs. 13. Want wyd is de Poorte en breed is de Weg, die tot her verderf leidt , en veel zyn ‘er die door dezelve ingaan. Hier vindt hy ftoffe om zich zelven te vraagen? Wat wyd, Poorse, breed, weg, verderf, enz. is, en of ’t geen hy hier leest, ver- ftaat, en zoo ook in andere gevallen. Als ‚dus doende , het onderwys in de Goddelyke Waarheden wordt „geöeffend 4 dan heeft men te wagten , dat het God ter eere, tot blydfchap der. Ouderen „en den DER SCHOOLEN 437 den kinderen ter voorbereiding eener za- lige Eeuwigheid zal kunnen ftrekken , dat myn hartelyke wensch is. „ls ’er geen WYZe, enz. S. XIV. Zedekunde (n). In deze Schoolen moet het zedelyk ge- drag der kinderen befchaafd en verbeterd worden. «Mogen wy niet wel vraagen, waar zal men beginnen met de jeugd? Het 'is zo, maar laaten de Meefters niet Vertraagen ‚ en zich maar van hunnen pligt kwyten , om vooral in deze los- bandige dagen, de noodzaakelykheid van onzen Christelyken Godsdienst, bepaald en gemoedelyk op de harten. der kinderen te drukken. — ‘Daarna hun het fchande- lyke van alle zondige daaden , als vloe- ken, zweeren, ontëering van Gods Naam, ‘t fchenden van des Heeren dag , dron- keníchap, dieveryen , dobbelen, fpeelen, liegen, bedriegen en dergelyke ondeugden meer , ernftig voorhouden. — De kinderen geduurig vermaanen om geen fchade- lyke Boeken en ligtvaardige Liederen te leezen; den gepasten eerbied voor hunne Ouders (n) Boven bl, 57. Ee 3 438 VERBETERING ‚ Ouders en Vrienden infcherpen, als mede voor hunne Overheden, Leeraars, Mee- fters, en Medeburgers , behoorlyke be leefdheid te betoonen. ls 'er geen wy- ze, ENZ. Is ‘er voor redelyke weezens, die met elkanderen in maatfchappy moeten leven, voor hun zelven en hunne evenmenfchen wel iets noodzaakelyker , „dan het kennen zyner pligten? — Vraagt eens , zelfs de meest befchaafde jeugd , die nog al van de beste Schoolen komen, wat de Deugd, de Staat of het. Vaderland voor zaaken zyn, dan zal het zich ras ontdekken, dat hun antwoord zeer gebrekkig zal weezen. _— Dit nu nog van het beste zoort der jeugd zynde, wat heeft men dan van hun, en van de mindere Clasfe te wagten; als zulken op. hun tyd, ‘tot Leden in de Maatfchappy worden ingelyfd. — Hier van daan dat ’er zo weinig. Vaderlands- liefde in ons Land is, en dat Neêrlands Inwoonders zo verbasterd raaken , en voor niets achting hebben dan dat vreemd is. — Vergelyken wy de zeden onzer Voorva- deren, met hunne zogenaamde befchaaf- de nakomelingen , ‘dan zyn ‘er weinig voetftappen van de oorfpronglyke deug- den meer te vinden. — leder geflacht wordt DER SCHOOLEN. 439 “wordt al meer en meer door weelde en overdaad bedorven, en wat moet hier ein- delyk van worden! regte Patriotten zich fpiegelende aan de gefchiedenisfen van andere volken , kunnen niet dan met fmerten aan hunne Nageflachten denken. Vertoont in tyds, enz. Ik twyfele niet (dus fchryft de opftel- ler van dit zelfde Antwoord: Vertoont în tyds , enz.) of een ieder zal my gaarne toeftaan, dat men de jeugd, al vroeg een denkbeeld van het Opperwezen , met een fehuldige eerbied, liefde, hoogächting, en verpligting om God te vreezen kan inboe- zemen. Dit zyn zulke eenvoudige waar- heden, die by het opgaan van het minfte fchemerlicht der reden , zich met weinig moeite ontdekken ; vooral als men daar-toe gebruikt den Natuurlyken Godsdienst. —- ‘t Is niet noodig in het eerfte tydvak der jeugd ,- om haar met de afgerrokkenfte denkbeelden der Geloofspunten bezig te houden. Neen ! laaten ze, naar hunne zin- tuiglyke gefchiktheid, hunne oogen maar Hemelwaards heffen; de gulde zon, met de zilveren maanen het tintelend ftarren- heir zyn genoegzaame fpreekende bewy- zen van de grootheid van hunnen gedug- ten Maaker, wiens magt zich vorder ten Bey toon 440 VERBETERING toon fpreidt , wanneer die Majeftieufe Hes smelvorst „ door den donder zyner Mo- gendheid, de fundementen der aarde doet beven , en met zyne blixemfchigren des- zelfs Inwoonders verfchrikt ; of wanneer Hy door zyne ftlormwinden de watergol- ven tot bergen verheft, tusfchen welke men niet dan gaapende afgronden ziet, die zelfs fcheepen als dryvendé waterka- fteelen drygen in te flokken , en tegen hunne klippen te verbryzelen. — Ja het gantfche boek der Natuur, dat zich in alle jaargetyden voor onze zinnen opdoet; is: een Leerfchool van onderwys. Hoe ryk is de Natuur niet van voorwer= pen die het Kind met genoegen kan be- fchouwen, leeren, noemen en in Zyn ge- heugen prenten! … De gantfche hemel, aarde, lusthoven en velden „ zyn leven- dige fchilderyen, die «de almagr en wys- heid van haaren Schepper ten toon fpreien voor alle redelyke weezens. Hier kan, met het minfte onderrigt, de Jeugd haar oogen laaten weiden door het onmeetbaare ruim, en van het laage ftof in hunne ge- dagten een vlugt neemen boven het fter- rendak3 doeh is dezefprong hun te hoog, zo wyst hun op de byzondere lotgeval- len der menfchen - kinderen ; hoe de aante / DER SCH OOLEN 44t ganbiddelyke Regeerder van alles tus{chen den Troon enden ploeg een ontelbaar aantal van rangen heeft geplaatst, die alle welgefteld, elkanderen onderhoud bezor- gen! De voor-en tegenfpoeden in iederen kring, het loon der deugd, en de {traffe die de ondeugd verzelt, zyn regte wegwyzers voor de Jeugd, om hun het goede te laa- ten beminnen, en het kwaade te doen haaten. — Zulk een Onderwys , gefchikt naar de bevatting.der jeugd, verrykt hun- nen geest in de lente van hun leven , met bloeizems van veel belovende vruchten, en maakt haar al levende ryp voor de Eeu- wigheid. — Ja! dit natuurlyk onderwys zal meer vrucht op hun gemoed doen , dan alle die fyne geloofspunten van den openbaaren Godsdienst, letterlyk van bui- ten geleerd, omdat de meefte daar van in dit tydvak nog boven hun begrip’ zyn. — Doch men moet hier uit niet begrypen, als of ik het van buiten leeren der God- delyke Waarheden af keurde, Neen! ver- re van dien; het is nuttig ‚ mits men by het eenvoudige blyve, en dat men geene Waarheden aan de kinderen voorftelle of laat leeren, die boven hun begrip zyn; men moet tragten hun al vroeg gebruik te doen maaken van hunne geestelyke‘ver- mogens. — Het leeren denken op eervau- L Ee 5 dige ha 442 VERBETERING dige voorftellen, die men aan hen doet ; ontwikkelt het oordeel; doch op deze jon- ge balans moet men in het eerst geen an- dere voorwerpen weegen dan waar in men den evenaar zichtbaar ziet doorflaan. Maar vooral is noodig , dat men een ze. kere orde en regel houd, waar na de denk- beelden der Jeugd geleid moeten worden. — Te groote fprongen zyn nadeelig. — De Natuur zelfs vermydrt die, als fchadelyk. Heb ik hier voor een fchets gegeven , hoe- daanig de jeugd een denkbeeld en ontzag voor het Opperwezen kan ingeboezemd worden ; dan is hun vervolgens in de gant- {che Natuur niets noodiger dan zig zelve te leeren kennen. — Want, zonder zelfs- kennis kan de mensch geen ‚goed denk- beeld vormen.van deugd „ of pligt. — Doch ik verfta door deze zelfskennis niet, die uitgebreide Weetenfchap , waar van een groot deel van het ftoffelyke tot de Ontleedkunde, en het Geestelyke tot de Boven-natuurkunde behoort. Neen! dit ís voor andere tydvakken ‚ en voor de Hoo- ge Schoolen. Maar ik verftaa hier door een oppervlakkige zelfskennis , daar de zintuigen der Jeugd vatbaar voor zyn; — By voorbeeld, men kan haar toonen, ne _ hen Ld DER SCHOOLEN. 443 hen zelven en anderen, hoe zy van hunne geboorte tot op een’ zekeren ouderdom, met de grootfte zorge gevoed, en; van het noodige door hunne Ouders voorzien worz= den, en hoe ze zonder deze haar hulp, by haar eerfte levenslicht al zoude zyn omgeko- men. — Hier uit kunnen zy dan leeren, hunne af hanglykheid en verpligtinge tot wederliefde aan haare Ouders. — Uit hun zelven en het befchouwen van anderen zien ze hoe hun ftoffelyk lichaam voed- zel en dekzel noodig heeft, en wat hunne Ouders daar voor moeten doen om hun zulks te bezorgen. — Dit leert hun dan al _ vroeg ‚hoe de mensch gefchikt is ‚ «om - in het zweet zyns aanfchyns zyn brood te winnen. — Dit:zyn de prikkels die de Jeusd moeten aanzetten tot werkzaam- heid. — Uit de eigenliefde , die het beweeg- rad van hunne kinderlyke daaden is, en waar van zy telkens nieuwe gewaarwordin- gen erlangen, kan hun het fchadelyke en voordeelige aangewezen worden. — Ziet men dat hunne geest toeneemt in vatbaarheid , dan haalt men de gordyn van ’s Werelds Toneel eens voor hun op, en vertoont hun hoe haar ftoffelyk lic- haam van de wieg tot den mond des grafs aan geduurige veranderingen onderworpen is. — Daar zien zy in dit Menfchelyk k fchouw- 444 VERBETERING / fchouwtoneel op den voorgrond de lente der Jeugd ; vrolyke vergenoegdheid (traalt uit hunne oogen, kinderlyke vermaaken verlustigen hunnengeest, verdriet en zor- gen zyn van dezen grond verbannen. De Natuur opent haare bloezemknoppen, en fpreidt een’ aangenaamen geur van zich; pracht en fchoonheid ftryden hier om den voorrang. =— Maar ach! men meet hier alles af ‚naar het uitterlyke voorkomen „en denkt: ‘er niet op „dat koude nagten, ftormwinden of fchadelyk ongedierten , alle hoop op ‚goede vruchten kunnen‘doen verdwynen.— De tweede grond vertoont den Zomer van ’s‘menfchen leven, de vroege vruchten verkrygen haarerypheid , het fchoone groen bekoort het oog; bergen; velden en daa- len vertoonen haaren vruchtbaaren fchoot voor het menschdom. — Het vertand, nu meer ontwikkeld in dit tydperk, verliest zich zelve als ’t ware in de rykdommen - der Natuur , zo dar het verdriet en de zorgen» diein’tverfchietop den derden grond zich beginnen te vertoonen , nog over he hoofd: gezien worden. Zy denken in dit tydvak nog weinig op den naderenden Herfst en Winter 3 het fterke licht en bruin des eer- ften en tweeden gronds, houdt hun oogals gevangen ; om het verfchiet niet te zien; — Maar al ongevoelig nadert de mensch tot den DER SCHOOLEN. 445 den Herfst van zyn leven; nu is de oogst voorby, en de vruchten, worden _ingeza- meld , het verrukkelyke groen verwelkt;- de bladeren vallen af ‚ en de ftormwinden doen de fundamenten der aarde beven; wyl de gaapende afgrond derzee den ftout- ften Zeeheld doet fidderen. — Hier is het, dat de Natuur haar fluier laat vallen, en het onbeftendige voor ’s menfchen oog ten toon fpreidt. — Hier befchouwt hy meteen ryper oordeel ,alle de beurtwisfelende om- wentelingen en lotgevallen zynes levens, nu is zyn gezicht opgeklaard , het fterke licht en bruin van den eerften en tweeden grond verleid zyn oog niet meer ; Hy ontdekt een gedeelte van den {chakel van het ondermaanfche , en. krygt van verre in ’t verfchiet het waare oogpunt van ’s menfchen. doeninge te zien; Verdriet en zorgen trekken hier -zyn aandagt 3 De dag verkort, de nacht verlangt, en zyn weg wordt moeityker , hoe meer hy tot.zyn laafte tydperk nadert. — Hier op den agtergrond van ’s werelds Toneel geko- men Zynde, befchouwt hy met heel ande- re oogen alle de veranderingen der Na- tuur, en de lotgevallen der menfchen-kin- deren; Hy treedt hier met zyne gedagrten terugge tot den eersten , tweeden en derden grond, hy zoekt zyne tydgenoten ; maar ach! 446 VERBETERING ach! de dood heeft veele in de Lente, zommigen in den Zomer, en weer andere inden Herfst van hun leven doen {neuve- _ Jen’: naauwelyks het tiende deel heeft met hem dit laafte tydvak bereikt. — Nu ziet hy van naby de akelige valleye des doods; Het graf opent zynen mond; zyne krag- ten bezwyken , de wagters zynes huizes beven zyne maalfters ftaan ftille , en de twee déuren haar de ftraate worden gefloo= ten, de zilveren koorde ontketend, en de gulden fchale, met de kruike aan de fpring- ader „en het rad aan den bornput aan ftuk- ken geftooten. — De dood laat de gor- dyn aan deze zyde van het graf vallen; fluit het ftoffelyk deel in den kerker der Natuur, en opent voor den geest het gor- dy der eeuwigheid; — De onfterfelykheid der ziel, in de fchoole der reden geleerd, en door de gewyde bladeren in het helder- fte daglicht gefteld, befchaamen hier den Deïst , en ftellen deze hunnen vyanden befpot ten toon. — Zie daar maar even gefchetst een der fchoonfte Tafereelen uit de zelfskennis ontleed , dat verder door een konftige hand opgefchilderd , allernut= tigfte lesfen voor de Jeugd kan opleveren. $. XV. DER SCHOOLEN 447. S- XV. Kastyding (0). In des Schoolen moet ’er niet zelden gekastyd worden; maar dikwyls gaat men hier in al te verre, en werkt meer tot na- dan voordeel „ zo dat dit {tuk vooral ver= berering noodig heeft. Men mag billyk vraagen, moet men kas= tyden ? Ja, zal men gewis antwoorden, wanneer kinderen naar alle vriendelyke en herhaalde vermaaningen niet willen luiste- ren, moet ’er gekastyd worden , anders ftaat het te-duchten „' dat de ftraffen welke men aan zulke kinderen gefpaard heeft, ons in der tyd, op de gevoeligfte wyze zullen wesen Maar nu u ryst ‘er eene andere vraag, hoe ‘zal men kastyden ? Dit is van her grootfte aanbelang om niet van het eene uitterfte, in ’t andere te komen. Dit iseen der voornaamfte vereischten, _ welke een Schoolmeefter dient te bezitten’, _om het juist op zyn tyd, en met een be- “daard gemoed te verrigten. Het moet niet sgefchieden in kwaadheid ‚ noch in toorn:, noch uit wreedheid , om dus , maar een, if fchul- (0) Boven bl. 67, 273. 448 NERBETERING- fchuldig kind met geweld aante vatten, op den grond te fmyten, en met flagen, wel- ke paal noch perk hebben, ‘te overlaaden. „Door zulke kastydingen. worden niet zelden de kinderen ftug en- verhard, alhoe- wel zy overtuigd zyn, het dubbel verdiend te hebben. En in tegendeel die kinderen, welke meinen niet zoo fchuldig-te zyn, worden mistroostig en hun geheel en al pn moed uitgebluscht. Wel is waar, ’er hoort veel tae ‚, om bin- nen de juifte paalen te blyven. 4’ LN e » N Kk Mosten. allen! welke- kinderen moeten beftuuren, verwaardigd worden, om nime mer oploopend , noch toornig te worden. Och! moste de bedagtzaamheid over hun alle de wagt houden. Eet ntsc in drift kent zelden maat, en wat zyn 'er geen droevige gevolgen van te wagten! Waarom vooral raade de middelen wan zagtheid te oefenen; zy-zullen in ’t alge- ‚meen meerder voordeel, aanbrengen. ‚Doch DER SCHOOLEN 449 _ Doch hebben kinderen ftraffen verdiend „ is men 'er van overreed, kan men ’er niet _van buiten blyvên , dan moet. men ook, noch door gevlei , noch door traanen, noch kwaadwillige aanftellingen , noch tus- fchenfpraak, daar van afzien, maar met bedaardheid en befcheidenheid de wvoorge- noome kaftyding volvoeren. Want vinden zy hetanders, door deze of geene middelen, mogelyk, de kastydin- gen af te wenden, zy zullen ‘er ras gebruik van maaken, en ’er op fteunen de kasty- dingen dus te kunnen ontvlieden. Men moet ook omzichtig zyn met de ftraftuigen , die men gewoon is in de {choo- len te gebruiken: de bulle-peezen, leede- ren riemen, rottingen, fteevige ftok, de plak zelfs, te hard aangezét, kunnen tref fende gevolgen nalaaten, Eene onvoorzie- ne flag tegen het hoofd kan ras den dood. aanbrengen. Onder alle de ftraftuigen is de roede al- leen, de beste, omdat zy geen grooter ‚| Ímert aanbrengt, dan men zich heeft voor- gefteld. | En om dus alle onaangenaame gevolgen VIII. DEEL. Ff voor 450 VERBETERING voor te komen, die ’er door kastydingen Ónvoorziens kunnen veroorzääkt worden , wilde ik liever zagtere kastydingen den voorrang geeven, ten zy. in verregaande moêdwilligheden. “Onder de zagtere wetlands bepaale ik het Schoolblyven , het fchryvert van regels ; het van buiten leeren , te pronk ftaan op. een ezels-bank; met één woord, alles wat óp de fchaamte werkt, en gepaste berispin- gen aangaande het nltdiyf , ’t welk ge- pleegd ís. Als er geen Wjze, enz. S._X VI Schoolboeken C p): „Onder de nuttige getisotboëked wordt i ook gepreezen tot “de kennis der Bybelfche gefchiedenisfen : Lusthof der Godlyke H flos — rien. by S. F.-Baalde;, te Amft.-17j2. of Hitt: Kinderbybel by Lovering; tot de Va: derlandfche Hiftorie, ’t werkje by A. van — der Kroe te Amft. nopens de and en di ger helden enz» „ls’er geen enz. De Schryver van’ andwoord: var ont Y in tyds enz. oordeelde, dat al het geen dè — kin- (p) Boven bl.“67. 290. | t ' DIER! SCHOOLEN. 4sr kinderen:ter leezing gegeeven wordt, ook defpelboeken moeften betrekking hebben , opdat geene waar toe de jongelingen moe- ften worden. opgebragt;’ als landbouw , am= bagten, handwerken, koophandel , ‘bedie- ningen van ftaat enz. Zoo dat de lees-of fpel- boeken een t’ faamenftel uitmaakten van lesfen, die daar toe nodig waren, waar door ‘de kinders al fpellende en lee- zende ook een denkbeeld zouden bekoo- men van 't geene waar toe zy worden op- gebragt. Terwyl ook zedekundige lesfen, gefchikt naar hunnen ftand en vatbaarheid, ter konden worden bygevoegd. ’t Geen ook tot de byzondere, ftanden „ waar toe de Dochters worden onderwezen en ‚ge- fchikt zyn» wordt uitgeftrekt. En, om zulke fpel-en lees-boekjes voor de jeugd i in alle takken der ambagten en_wetenfchap- pen te bekoomen; geeft de Schryver on- der anderen aan de hand, dat een of meer der geleerde Genootfchappen van ons Va- derland byzondere vraagen opgaven, die betrekking tot den Godsdienst , Zedekun, de, Gefchiedenisfen, Landbouw , Koop- handel , Handwerken , Fabrieken , Kon- ften en “Wetenfchappen hadden „en; waar van de antwoorden der Schryvers zoodanig ingericht moeften zyn, dat ze tot fpel-en Fra | leese 452 VERBETERING leesboekjes voor de jeugd tot dar einde gebruikt konden worden. S. XVIIL Schoolplaatfen (q). De ondervinding leert, dat deze Schoo- len in hetalgemeen te eng beperkt, meest al laag van verdieping, bedompt en don- ker Zyn. Wel is waar, men kan in alle de Steden van ons Vereenigd Nederland , zoo gemak- kelyk die Schoolplaatfen niet bekomen, daar men genoegzaame ruimte en luchtig- heid, hooge verdiepingen, en een over- vloedig daglicht heeft: Derhalven moet. men in de verkiezing eener Schoolplaats , het zoo na mogelyk aan deze vereischten brengen; omdat de ervaaring maar al te veel geleeraard heeft, hoe de jeugd zoms op ’t onverwagtst wordt blootgefteld aan doorgaande en aanfteekende ziekten, waar van de oorzaak niet dan aan de bedorven , ongeftelde , en befinettende School-luchten kan worden toegefchreven. Flierom is het boven alles noodig, deze School- (9) Boven bl. 36. DERSCHOOLEN. 453 Schoolvertrekken zuiver en rein te hou- den, als mede voor, tusfchen, en na den Schooltyd, de raamen open te zetten, om ‘er de verfche lucht door te laten fpeelen , zelfs in den winter, en zoo het niet te veel hindert, zal het zelfs nuttig zyn, om on- der den Schooltyd de bovenfte fchuifraa- men neder of open te laaten „ en wel om aan de fchaadelyke dampen, welke, vol- gens de ondervinding en proefneemingen , zich allermeest naar boven heffen , een fpoedigen uittocht te geeven De Schoolen moeten geen meerder kin- deren bevatten, dan gevoegelyk kunnen beftuurd worden, om te verhoeden alles wat door overtolligheid kan worden te weeg, gebragt. î De geheime of private plaatfen moet men , zoo hetmogelykis, buiten de Schoo- len hebben, om de benauwde en bedorven dampen, die door de verrotting gebooren worden , voor te komen. Geen’ vuurftooven moeten ’er in de Schoolen worden gebruikt (zal men wel doen) , omde ftaag opklimmende zwaave- lige vuur-deel-dampen te verhoeden. Ff 3 Ja 454 VERBETERING! In fnerpende koude is het best eeit goed kalf) of Engelfche- koolen vuur’, Zoo ter verwárming als ter zuivering der ‘School: lacht; te doen branden, doch de kaggels zoude ik afkeuren. De leertafels moet men zoodanig slaaê re} ‘dat men tusfchen en rondsom dezelve kan gaan om alles te konnen rags vn er geen Wijze enz. | 6 XVIIE Schiolarten di De eerfte, ‘beste en bekwaamfte midde- len ter uitvoering van zoo een heilzaam oogmerk , zal men moêten zoeken, om de gemeene of. openbaare, vooral de Ne- derduitfche Schoolen, zoo wel de kleine als de groote ‚ onder het bef?uur. en ópzicht van, kundige en eerwaarde Mannen te hoed rai Lid | “Aan deze Mannen zoude men ‘den eer- naam van Schoolarchen , Regenten , Opzien- ad of Bellansdenen, kunnen olan: kr PN der Steden. en Deden kunnen, gE uit de „{£r) Bovenbl. 118, 149. 377. - DER: SCH O OLEN. 455 de leden--der- Magiftraat „ Predikdnten ; Kerkenraaden: Gverg. Wiltens Kerkel Piac- cadtboek-blu 156. $ 21) of/eerfteen.bes; te Burgers: Als twee uit de Magiftraat, twee uitde, Predikanten ‚vier uit de Ker- kenraaden of eerfte-Burgers zoo als men raadzaamst keurde. e od 9 asl c le | et EN 51 TODT RO te DezerMannen. zoude-meneen: bepaald gêtal van jaaren kunnen laaten dienen: B voorbeeld :2’, «4, of 6 jaaren „vast; doch - dan zoueen der Regenten; Predikanten „ ef twee leden des Kerkenraads of Burgery , het vryobiogen ftaan , on af stesgaan;, eli in „zoodanig êetrgeval ; weder eenseven gelyk _ „getal anderen in dezen post-moeten,verkier “_szens opdat ‘aldus op een-beftendigen voet hietsbeftuur det. Schoolenkonde-gehouden “worden; doch-hoe langer men in zoo,een post verkeert, hoe ervaarener men wordt in alle “voorkomende gelegenheden;>My zyn SchoolsRegenten;:bekends die zederd de oprechting hunner Schoolen.tot-nu „ vol- vaardig zyn blyven volharden den tyd van weeds-6 jaaren, em ’ersnog geen. verdriet Hinlchebbemsw ied oo „nonntiobngrov 128 p MIOASOT. DREHOOK SD 9: HIVOS I0 JOTOW us Alhoewel: zulk seen, -post--niet, „zonder Ymoeilykheden kan geoeffend ‚noch verricht worden 3:zoo moeb mem echter denzelven: ‚sn Ff 4 niet 456 VERBETERING niet als een ondraagbaaren last aanmerken, maar als een eere, hier toe boven anderen dienstbaar en bekwaam gekeurd te worden. Ik voor my voede eene goede hoop , dat recht ge-aarte Vaderlanders zich niet zul- len onttrekken, maar uit zuivere liefde voor onze jeugd, en ten nutte van ons Vaderland en Nageflacht, genegen zyn al- les op te offeren, wat ter verbetering der Schoolen , en befchaaving der Natie , dienst- baar kan worden uitgedagt. De verkiezing van bekwaame Heeren nu eens , als voor een oogenblik, vast ge- fteld: moet men ook zorgen, dat de last niet te veel en te zwaar zy. Hier toe dient men in de groote Steden deze Heeren te -verdeelen , overeenkomftig de wyken , of naar het getal der Schoolen, zoo als best geoordeeld wordt , opdat alles ín goede orde ; en met de minfte moeite kan ver- richt worden. ‚Nog dient gelet, dat 'er tot houding der vergaderingen, een bekwaam verblyf worde gegeeven, en de noodige boeken, papieren, pennen, inkt, vuur en licht en tgeen verder noodig is, voor Stads of )orps- rekening worde toegediend. » Om DER SCHOO LEN. 457 Om dan verder alles op een beftendigen voet te beftuuren, zal noodig zyn in iedere Stad of Dorp, een der leden , tot waarnee- ming van het Prefidium, vice - Prefidium en Scribafchap aan te ftellen , om van alles aanteekening te houden. „Deze Heeren zouden een of meermaa- len in een-Maand vergadering kunnen hou- den, om de belangen der Schoolen, en ’t geene ’er mogt voorkomen , ernftig te over- wegen, en de raadzaamfte befluiten te nee- men. Op deze vergaderingen ‚zoude men ver- zoeken te komen de Schoolmeefters en Vrouwen van ieder zyn wyk, dezelve te ondervraagen naar het onderwys, vorderin. gen en gedrag der kinderen. | Deze Heeren zouden de vryheid moeten hebben, om ten allen dage en uure een wriendelyk Schoolbezoek af te leggen, om alles ten nütte der jeugd en ten voordeele bad Schoolmeefteren. aan te wenden. … Deze Heeren dee „ om be hettziib enertnhen der.kinderen te beproeven, alle 3 maanden een opzettelyk onderzoek of examen in de /Schoolen: moeten houden , FS dat 458 VER BE T ER IJNYG' dat naar gelangsder Steden by verdeeling:, of door allens.;zoo als men best keurde sengr verricht worden. ie GEEN ie / In. deze Schatten moet men het fpellen, leezen, fchryven ;,cyfferen zin- gen en gemaakte vorderingen inde Godde- Jyke waarheden; by‚de: School-kinderen , hoofd. voor hoofd „onderzoeken; Die kin- deren. ‚ welke’ ndg in-het As Be C. of pellen, onder wys genieten znaauwkeurig gadeflaan; De, leezers eénige verzen: over: luid in den Bybel laaten leezen , of in een of ander moeielyk gefchrift; De fchryvers, een of anderrexempel inhun tegenwoor- digheid doen fchryven ;-De-cyfferaars naar hunne vorderingen een fom:doen maken; De zingers met een vers uit een der Psal- men of Geeftelyk.lied ‚ huûne gaaven asten hooren; De geenen, welke vordering in hetter Zaligheid leidend-woord hadden! ge- maakt naar hunnesvermogens daar overvon- derhouden; De kinderen ;welke zich in zoodanig een examen, wel, hadden: gekwee- ten, ter verdere aanfpooring:-den verdien- den lof door een of ander nuttig met lind-, tjes verfierd Boekje, als een,swel verdien- gen, ReneR j of iets aider tes heee. br ec k en Wie: der zechrgeiar Natieardemssh / pa ( kin= l _ Ì E } EEN st D'ER SCHOODLEN. 459 kinderen zal niet verlangen naar zoo een heilzaam en vriendelyk Schoolbeftuur 2» 0d k 2 outal. ho de wt Ik voor my, wenfche het t& mogen be- leven dat myne kinderen dus vereerd, uit de Schoolen Ù huis’ kòmen, pe d 3 ij ‚ 1eze Heéerén zóúden', om de fchryfvor- bn der kinderen best. gade te flan, die , welke ‘exempel fehryven, s ten minften alle’ jaaren , een Toonfchrift óp een geheel vel papier» met den naam van den fchry- ver, in de Schoolen laaten fchryven ; om door alle de Heeren, de Ouders en Vricn- ‘den der Kindérén, de Magifträat, de Ker kenraaden, de Sehablteefters ‚ de bloem der Burgery enz. bezigtigd. te kunnen worden; Deed Boch onder opzicht ks hd School beftuurderen; bewaard blyven, in een, portc- feuille, zoolang, tot datde, kinderen van het, School afgaan, dan. dezelve ter gedag- tenisfe hunner;gemaakte, vorderinge. mede _geeven „of laaten berusten, Zoo als men best zal keuren. tolssvedoi u Se ers A | 8 Eri Lapf | E Aan deze Heeren moest ook worden „Oovergelaaten , het onderzoek: der be- AVN, kwaam- 460 VERBETERING kwaamheden , wanneer iemand een Neder- duitsch, Fransch, of Engelsch Schoolmee- fter , of kleine-kinder-Schoolvrouw be- geerde te worden. In zoodanig examen diende gelet , dat » de meefters en vrouwen, ledemaaten van den openbaaren Gereformeerden Godsdienst waren, en begaafd met vermoogens om de kinderen in deze waarheden eenigzins te kunnen onderwyzen. À Verder van een goed, zedelyk en on- befprooken gedrag. De Schoolvrouwen _ dienen voofal goed te kunnen fpellen en leezen. e | De Schoolmeefters moeten bekwaam zyn in ’tleezen , fchryven, cyfferen, en zingen (en in de byzondere taalen , welke: zy aan de jeugd wilden onderwyzen), van welk alles in het examen blyken moeten ‘worden vertoond ; opdat derzelver be- kwaamheden eenig en alleen de dryfveeren zyn om dezelven aan de Regeeringe daar ter plaatfe , met allen gepasten lof, ter aan- ftelling aan te beveelen. Als 'er géen wy- ze, Enz. | 6. XIX DER SC HOOLEN, 461, …$- XIX. Hoogeschool (Cs). _In ons Vaderland heeft men hier en ele ders Hooge Schoolen , daar veele voornaa- me jongelingen door hunne Ouders of Vrienden worden bezorgd, om door Hoog- leeraaren in onderfcheidene takken van Geleerdheid geoeffend en bekwaam ge- maakt te worden , om als Predikant , Rechts- geleerde , Genees-heer, Taal-Hiftorie-Na- tuur-of Wiskundige , hier of daar beroepen te worden, of zich neder te zetten , en al- dus wel toegerust aan de Menfchelyke Maatfchappy dienstbaar te zyn. Legt ’er in ’t algemeen hier nu veel aan- gelegen; niet minder, dat het veel grootere gedeelte van onze prilfte jeugd, en welke meerder tot den koophandel , ambagten en burgerlyke bedryven gefchikt zyn , ook onder het opzicht, beftuur en onderwys van kundige en bekwaame Schoolmee- fters, geleerd , befchaafd , en tot nutti- 8 leden der zaamenleving gevormd wor- en. | _ Om nu aan dit heilzaam oogmerk te voldoen, zoude het dan wel af te keuren Zyn; ‚G) Boven bl. 148, en. 379. 4ö2 NVERBETERAÍNG! zyn, dat men in de voornaamfte Steden van ons Vereenigd Nederland, met gun- ftige medewerking van onze Vaderlândlie- vende Overheden, eens uitzag, om maar in ieder dier Steden, een allerbekwaamtften Man als Opper-{choolmeefter op ‘eene be- hoorlyke Jaarwedde aan te ftellen ? “_ Zoodanig een Man zoude zich ‘dan eenig en alleen moeten toeleggenom 10; 20, 30; ja 40 jongelingen , lust in het ampt van Schoolmeefter- hebbende; alzins te oeffes nen in zoodanige zaaken, welke ten mee-= {ten nutte der Schooleh en jeugd konden worden uitgedacht. Zoodanig een Man zoude zich ten minften 4 uuren daags moe- ten bezig houden , o uureh voor, en 2 uuren na den middag met het onderwys ; miet alleen in het leezen; fchryven, cyffe- ren, zingen, maar vooral met die dingen welke tot een goed-School-beftuur behoo* ren, om in alle voorkomende gelegenhe- den, naar de byzondere vermogens ; hu- meurs- gefteldheden en onderfcheidene vats baarheden der kinderen, juist en gepast het onderwys in te richten, 't welk eene der voornaamfte zaaken van een goed féhdol- beftuur is, en’daár men in't’ algemeen de minfte aandagt op heeft. Schoon de onder- vinding de beste Lseermeefteresfe is; zou- hen ed … “DER SCHOOLEN, ; 463 demen tot handleiding kanmen gebruikén de reeds bekroonde verhandelingen over dè opvoeding der kinderen, door de Heeren Forme), Hlülshoff; Chatelain,van der Palm énzs ‘Zie: Haarl. Maatfchappy 9 deel 1 & 2 ftuk ; Alg. Vaderl. Letter-oeff. 1. deel n. 13. Mengelwerk. Bladz. 557 — 564 , en ‘het Werk van den Heer Fenelon , door den Heer SF. van Iperenuie het Fransch vertaald. “„Zoodanige Mannen , begaafd zynde met byzondere kundigheden , ‘als Stuurmans- konst, Wiskunde , Algebra enz. zouden zulks-den jongelingen in gefchikte uuren 6ok kunnen mededeelen. pr Hat Zoodanige Mannen nu aangefteld zynde, dan moeften deze jongelingen den ouder- dom van 15 of 16 jaaren bekomen hebben- de, zich ten, minften, onder- zoodanig een … Man 4 jaaren-doen onderwyzen, om daar- na op deze-gronden:, zich nog voor 1 of 2 jaaren inkberoemde ‘Schoolen , als On- dermeefter te hegeeven,-om het School- beftuur dus in de practyk te oeffenen. Waarna deze jongelingen , met alle recht zouden kunnen dingen naar het zoo wigti. ge Ampt van Schoolmeefter in deze of ‚geene Steden of Dorpen, of zich met al- le 464. VERBETERING DER SCHOOLEN. le of gewenschte verwachting hier of el- ders nederzetten. Edoch zoodanig een Opper-fchool-mee- fter benevens zyne leerlingen „zouden zich ook onder het Stadsfchoolbeftuur daar ter plaatfe ondergefchikt moeten gedragen. Dit keure ikeen der beste wyzen; niet alleen om kundige en bekwaame School. meefters aan te kweeken, maar dit zal ook den weg baanen om een eenpaarige en al- gemeene fpelling te bekomen, en tevens er- vaarener , bekwaamer en befchaafder kinde- ren voort te brengen, daar ons Vaderland zeer veel belang in heeft. _ AANHAN-GSEL, BEHELZENDE EENICGE UITTREKSELS UIT DE ameeneid DER VERHANDELINGEN OVER DE Ek NOPENS DE VERBETERING per SCHOOLEN, BY HET | ZEEUWSCH GENOOTSCHAP INGEKOMEN. DOOR EEN AHU VS. De Weledele Beftuurders dezer Maat- fchappye my in de commisfie , ter beöor- deeling van de ingekomen Verhandelingen over de voornoemde Prysvraag, mede be- noemd en gefteld hebbende, heb ik ter beandwoording aan die eer, en tot eeriige voldoening aan den gewigtigen post my opgedragen, met alle mogelyke oplettend= “(heid de Verhandelingen nagegaan , en my- ne aanmerkingen over dezelve , Zoo in VIII DEEE Gg haar t 466 AANHANGSEL. haar geheel, als in opzigt tot verfcheiden ‘daar in voorkomende byzonderheden, uit- voerig op ’t papier ontworpen , en den Genootfchappe ‘toegezonden: En terwyl ik bezig was, om over dit onderwerp. te denken, en ’t beloop der Verhandelingen in myn geheugen had, teffens een ont- werp daar by gevoegd, in ’t welke ik my- ‚ne gedagten , — zoo over de BRONNEN VAN 'T GEBREK ; dat in onze Nederland- fche Scholen plaats heeft, — als over DE MIDDELEN TER VERBETERING ; =— deels ten aanzien van ’t opzigt over de Scholen, — deels ten aanzien der Meefters, — deels ten aanzien van den ftaat en inrigting van ’e gewoone School-onderwys ‚ gefclietst heb. Ik heb het genoegen gehad, dat deze my- ne aanteekeningen met welgevallen zyn ontvangen , en ben deswegens van wegen; de Maatíchappye met een nieuw verzoek, vereerd, om een uittrekfel van eenige der voornaamfte byzonderheden uit dezelve, inzonderheid betreffende de Arm-fchos Jen , in de vorm van een aanhangfel te brengen, ten einde, agter de Prysverhan. delingen in dit zelve deel, mede gedruk te worden. Aan dit verzoek heb ik my ook niet mogen of willen onttrekken; dan , van ’% zelve oordeel zynde met het f com < AANHANGSEL 467 committé, dat de uitvoerigheid der in dit Deel vervatte Verhandelingen , en de groot- te tot welke het is uitgedyd, de bekorting van ’t aanhangfel hoogst begeerlyk maak „te; heb ik goedgevonden, my alleenlyk tot twee of drie aanteekeningen, die my toefcheenen van ‘tmeefte belang te zyn,te bepalen, en al het overige agter wege la- tende, dezelve alleen uit myn uitvoeriger opftel teligten en hier te plaatfen. Dit kan te beter zonder eenig verlies (indien men ‘tanderszins zoo zou willen agten) gefchie- den, om dat het wezenlykfte van al het ove- rige myner beöordeelende aanmerkingen, en daar by gevoegde fchets „ zakelyk over- eenkomt , met het geen deels opzetlyk, deels ingewikkeld in de by uitftek fchoo- ne Verhandeling, ( welker Autheur by de opening van ’t billet gebleken is, myn hoog gefchatte en agtingswaardige. vriend en Medebroeder , de Heer Prof, Krom, te zyn ) gevonden wordt. Men dient daar toe te weten , dat de laatstgenoemde Verhandeling my , eenige weeken later dan de overige, ter beöor- deeling is toegezonden, en wel, even na dat ik myne fchriftlyke beöordeelingen., en daar nevensgaande fchets van myn ont- werp, aan den Heer Secretaris van ’t Ge= Gg 2 noot. 468 AANHANGSEL. nootfchap „ reeds verzonden had. Ik zal hier toe, volgends bekomen vryheid, den Lezer het begin mededeelen van mynen brief, ter beöordeeling van de laatst inge- komen Verhandeling , aan den Heer Se- cretaris gefchreven , uit Amfterdam, den 12 Juny 1780. „ Het kan , myns oordeels, geen be- 5, denking lyden, of deze Verhandeling; »» ingenuas didicisfe &c., my van Middel- ‚‚ burg, door den Heer Prof. Te Water, >, met eene bygevoegde Misfive van den 5 6. dezer, toegekomen, munt verre uit », boven alle de anderen, door my geëxa- s… mineerd, en voorleden week-met myne „> beöordeelingen, Uweled. toegezonden. „> Ik twyfele geen oogenblik, of het een- > parig advys der Heeren Examinatoren,- »,zal-daar op uitlopen, dat deze verhan- » deling verdiende met den gouden Eere- s prys bekroond te worden, ware de Au- 2» theur geen lid van de Maatfchappye ”; [en daar-door van het dingen naar den prys uitgefloten. ] ‚, Het verftrekt intus- s fchen het Genootfchap tot eere, zulk >> een kundigen en werkzamen Man on- »» der deszelfs leden tellen. „, Geen 23 97 2) Lb) 99 ip ied 97 97 99 bh) “99 ie) enz. AANHANGSEL 469 „, Geen twee Uur-werken kunnen beter op elkander flaan , dan de gedagten van „dezen Schryver (hier en daar eeneklei- ne byzonderheid uitgezonderd) op de myne. In zeker opzigt ben ik blyde, deze Verhandeling , voor ‘het afzenden van. myne ontworpen fchets , niet gez zien te hebben, dewyl hier uit blykt;, hoe zeer wy , zonder dat ik iets van den “inhoud dezer Verhandeling gewe- ten heb „ harmonieeren , zelfs in fom- ‘mige hoofdzaken zoo' zeer „ als of ik ze uit deze verhandeling ontleend had” Ik zal-dan, uit hoofde van ’t gezegde, „alleen de volgende aanteekeningen hier te berde brerigen. | 35 9 - hd 5 “93 99 35 9 hed jij k > De redeneering (dus fchreef ik in % vervolg van den zoos evengemelden brief) van dezen Autheur-[namelyk den Schryver der Verhandeling , onder de zinfpreuk» Mngenuas. &e blz. 1oo-117.] over de-Arm-fcholen,is vry wat aanne- melyker dan. die van twee anderen ; waar over ik, in myne beöordeeling der voo= rige Verhandelingen „ myne gedagte ge- Gg 3 >> meld 470 AANHANGSEL, 55 meld heb; en komt, gelyk tot hier toe „alles, volmaakt met myne denkwyze , 2, En de fchets daar van gegeven , overeen. Ik had , namelyk, in de beöordeeling eener Verhändeling , welke door ’t Ge- nootfchap met N.-3 geteekend was , ge- fchreven. beweb, 575 De Autheur onderftelt hier eene Zwae »s righeid, die geheel ongegrond is, na- > melyk „ dat. behoeftige. ouders hunne »s-kinderen dikwyls te lang op de Arm- „ fcholen zouden willen laten! De erva- >, ring leert, dat men overal, waar zulke „5 Scholen zyn; veel meer met het te- > gengeftelde geplaagd is, om-dat de kin= », deren, zoo lang zy op de Scholen zyn, » geen geld winnen en in ’t huisgezin in- „, brengen: Men heeft dikwyls de groot- > fte mbeite, zulke ouders te overreden, s>-…om hunne kinderen den nodigen tyd op », de Schole te-laten, — In plaats van de > hier | door:dezen Schryver] opgegeven 3 bepaling, zou»’t veel beter-zyn , de ar- „> me-kinderen niet, dan na dat zy elf jaa- ss ren bereikt hadden „te ontflaan van het 5 Dag-fchool „ en op een Ambagt te be- 55 fteden , doch teffens onder een ftrikt ss Verband, van ‚ ten minften. nog twee ja- 22 23 9 AANHANGSEL, 47 jaren, het Avond-fchool te onderhou- dens al liet men, tot dat einde, ten ge= valle der Werk-bazen, zulk een School laat in den avond houden, gelyk , hier, te Amfterdam } gefchiedt , by voorb. van half 8 tot 9 uuren; wyl men van verfcheiden bazen niet verkrygen kan, de jongens vroeger van de winkel te ontflaan. Dit onderhouden van het A- vond-fchool , geduurende ten minften een paar jaren is noodzakelyk, nier al- leen, om langs dien weg het geleerde niet terftond te doen weder vergeten; maar vooral, om hen des te langer on= der eene goede discipline te houden. > Voords fchynt de Autheur, in zyne redenkaveling over de Arm. fcholen:;, eenen aanmerkelyken misflag te begaan, als of men door de befchaving zulker kinderen de burgerlyke Maatfchappye van eenen anderen. kant nadeel zou kunnen toebrengen! Deze gedagte (die ik meermaals heb. hooren inbren- gen ) heeft, in den eerften opflag, ee- nigen fchyn; de Opfteller der Verhan- ‚ deling, geteekendN. 6, valt in dezelf: de denkbeelden : Doch deze oppervlak- kige tegenbedenking fchynt my toe al 2 haar kragt eeniglyk te ontleenen uit ge- Gg 4 „) brek 472 AANHANGSEL, Le » brek van genoegzame doordenking en ‚ ondervindelyke waarneeming. Ik zal »» myne aanmerkingen hier over nadef »» voorftellen by de beöordeeling der ge- »‚„noemde zesde Prys-Verhandeling. Ingevolge van deze belofte, ftelde ik, in die gemelde beöordeeling, de volgende aanteekening ter neder. ; „> Voords mishaagt my , in deze Ver- ‚‚ handeling, ’t geen ik boven in de Ver- „handeling No. 3. met een. woord opmerk- 2 te, en beloofde hier een. weinig meer 5» te ontwikkelen; namelyk de zwarighe- > den, die. men fchynt te hebben en inte- > brengen, tegen het nut van wel inge- »» tigte en befchaafde Arm-fcholen: Men » vreest , dat , door de befchaving der > fchamele kinderen, op zulke verbeter »> de Arm-fcholen , deze boven andere 5, burgerkinderen, ja zelfs boven die van > aanzienlyke lieden, verheven of wel > aan dezelve te veel gelyk gefteld zullen 2» worden, en de Maatfchappye daar door „> gebrek zou kunnen lyden aan een clas- „> fe van leden , die haar zoo noodzakelyk s» is, als de heff op een wyn-vat. Doch ik durve gerustelyk zeggen, dat de er- varing dit tegenfpreekt: als men onder. > Ville AD Ag hdd hd ‚8 9 22 2 2 2 97 > 2 2 23 7 p | 22 ’ 2 9 hd hd hd hed ip) hd 2% 2 hd 27 bp) bj] ob | bl] $ 92 9% Ji 9 hed EN Dd hed AANHANGSEL 473 vindelyk dit werk wat van naby-kent, wordt men ras-overtuigd, dat, wanneer men alles doet wat mogelyk is, om de arme kinderen te befchaven, er altoos onder den ganfchen hoop, een genoeg- zaam getal overfchiet, aan welke alles vrugteloos gefchiedt, ’t zy wegens on- vermogen „ domheid , lusteloosheid „ traagheid ‚ geringe .natuurvermogens; ‘t zy wegens onwilligheid , ftugheid., flegten inborst enz. En dit getal der kwalyk flagenden zal genoegzaam zyn, om eene toereikende heffe des volks over te houden ,en in een veel gefchik- ter evenredigheid {taan tot het gecivi- lifeerde deel der Natie, dan anders plaats heeft of hebben zou, wanneer men de befehaving der armen verwaar- loosde,: of flegts tot een zeer geringen trap cultiveerde. ’t Is waar, ’t kan ge- beuren, en ’t gebeurt in der daad, dat de Arm-fcholen uitmunten boven die der andere. Burgers: Maar wat dan te doen? Moet men; in zulk een geval, de Arm-feholen vernederen, op dat het gebrek der andere Burger-fckolen niet zou ontdekt, niet in ’t ooglopend zou bemerkt worden ? Maar dit ware den verkeerden weg tot befchaving ingefla- gen. Neen : Laten de’ Arm-fcholen en Gs .s der 474 AANHANGSEL, bid 5) 2 bd 33 9) bd 9 93 9 derzelver Opzienders alles doen, wat in hun vermogen is, om die te volma- ken en te doen uitmunten ; en even dit zal de ambitie der overige Scholen opwekken ;- even dit zal de gemeinte doen zien , wat ‘er in de Scholen, zelfs van onbefchaafde armkinderen , die geen opleiding van hunne ouders hebben , kan verkregen en verrigt worden; Dit zal hun, uit vergelyking van de mindere vorderingen hunner kinderen , doen roe- pen om verbetering , doen uitzien naar de bekwaamfte Meefters en die Mee- {ters aanfpooren alles aantewenden , om voor de Arm-fcholen niet onder te doen. >, Ja maar (zegt men) de Schoolöe- fening zal de armkinderen uit hunnen kring van werken trekken! Doch deze bedenking kan nauwlyks van iemand geopperd worden, die eenig denkbeeld heeft van die Scholen, of immer eeni- ge van derzelver inrigtingen overwogen of gezien heeft. Juist het tegengeftelde is waarheid; Ze worden daar door tot hun kring van werken opgeleid en be- ter in ftaat gefteld. ‚ De Armkinderen worden in de daar toe aangelegde Scholen, en onder de 239 di- NANHANGSEL 455 „directie van derzelver Opzienders „tot al. „‚lerlei.ambagten , en de zeevaart, opgeleid „„enopzetlyk aangevoerd. Het onderwys, „dat hun indie Scholen gegeven wordt, is „» voornamelyk ingerigt, om hen tot hun= ‚ne ambagten te bekwamer, en in de „oefening derzelver te nuttiger te ma- ‚> ken; terwyl de Meisjes tot het fpin- » nen, naajen enz. aangefpoord en ge- 5, bruikt worden. Waarom dan toch zou- >, den de armkinderen uit hun kring van > werken getrokken worden , door hen _s, promt te leeren lezen ,fraei te laten » fchryven , bevallig te leeren zingen; > grondig te doen eyferen, hen in de be- »» Sinfelen der ftuurmanskonst en zuivere » nederduitfche taal te doen onderwyzen, s in de kennis der Godlyke Waarheden 5 in te leiden, aan de eerbiedige waarnes » ming van den Openbaaren Godsdienst en »-behoorlyke fubordinatie en discipline te 5» gewennen, ja ook hunne oplettendheid ste fcherpen «en uittelokken, door den 5 besten, als een gratie en belooning, ge- s» legenheid tot de teekenkonst te ver- s> fchaffen ? Wat is ’er in dit alles, dat s hen uit hun kring van werken zou trek: s ken ? Hebben niet van zulke befchavin= sy -gen de ambagten zelve en de zeevaart » vorderingen en meerdere volmaking te 33 vere - 2% 2 2 9) 2% 9 2% 29, 95 29 476 AANHANGSEL, verwagten ? Het is een gemeen gebrek onder de ambagtslieden , dat het hun aan vernuft. ontbreekt: Men wordt dit gewaar ‚ wanneer men hun iets te ma- ken geeft, dat van hun aangeleerde re- gels of modellen flegts een weinig af- wykt; gebrek aan kloek begrip en oor- deel doet hen de handen verkeerd ftaan. Hoe ver overtreffen (over % ge= „heel genomen) zommige vreemde nati- en de onze bykans in allerlei foort van handwerken !_ Wierd derhalven van jongs af het vernuft der geringe lieden meer gefcherpt, ze zouden insgelyks in de handwerken en ambagten grooter vorderingen maken. ‚‚ Zou men hier tegen egter zeggen; dat kinderen van de laagtte Clasfis „„on- derwezen in ’t lezen, fchryven enz, hier door tot een hooger rang zoeken te ko- men ; en dat dit nadeelig zyn zoude … voor de Maatfchappye, wyl hier door een werkend lid minder wordt”. Doch in deze bedenking ligt een dubbele. mis- flag. Vooreerst fchynt men daar door de ambitie fchadelyk-te keuren , daar in te- gendeel die Maatfchappye altoos de ge- lukkigfte bevonden wordt; waar den lie- den van de laag{te Clasfis de weg openftaat , om AANHANGSEL: 497. om door naarftigheid , bekwaamheid , en goede zeden , tot een hooger Clasfis, ja zelfs tot uitmuntende Eerambten te gera- ken. Hert was zelfs te wenfchen, dat het voorbeeld ‚van den beroemden Adm. de Ruyter meer onder ’t gemeen invloed maakte, en daar toe op een bevallige wy- |‘ ze in den vorm van een Schoolboek be- fchreven wierd, om, vooral op de Arm- fcholen » gebruikt te worden , ten einde daar door de nayver onder de fchamele jeugd op te wekken, en dezelve tot den Zeedienst aantemoedigen op zulk een wyze , dat vele kinderen zig in ftaat zog- ten te ftellen, om zoo te dienen, dat ze niet altoos matroos bleven , maar zig toe- leiden om hooger opteklimmen ; langs wel- ken weg de hoop, van meer Nationale Zee-officieren te gewinnen, merkelyk zou bevorderd worden. Men vergelyke hier | toe het fraaje werkje van den Heer Zit- | _fingh over ’t gebrek aan Zeevarenden , on- langs in druk uitgegeven. Ten anderen begaat men een groven misflag , met te zeg- gen, dat hier door een werkend lid min- der wordt. Ik kan nauwlyks geloven, dat iemand die zig dit laat ontvallen , daar by op dat ftond gedagt , althands zeker niet, dat hy ’'er op door gedagt heeft. Ik kan my nauwlyks verbeelden, hoe zulks met \ 478 AANADANGSEL, met mogelykheid het gevolg daar van zou kunnen zyn: wat zouden zulke arm-kin- deren ‚ na de grootfte befchaving op de Scholen genoten te hebben, gaan doen? ledig by de ftraat gaan lopen? maar dit zou hen zoo veel te meer vervelen, als zy meer befchaafd geworden waren. Zouden ze dan willen ftudeeren 2 maar waar van? dit gaat zoo gemaklyk niet: Een enkele; uitftekende in vernuft, mag ’t geluk heb- ben „middelen daartoe aantetreffen (en zul- ke enkele voorbeelden zyn ook wederom zeer heilzaam) ; maar men behoeft zig niet te bekommeren, dat dit getal te. groot zal worden. Zullen ze dan Clerken op Comptoiren van Practizyns en Kooplieden 3 willen worden ? Maar dit gaat ook zoo ge- maklyk niet; Hoe velen zouden wel gele- genheid hebben daar aan te komen? zeer weinige, op zyn best een enkele nu en dan: boven dien, al konden ’er velen aan- komen , al wierden ze gezogt; dan nog verbiedt het zig zelve. Met Clerk te wor- den, kan men in de eerfte jaren niet win- nen : de behoeftigheid der ouders intus- fchen vordert, dat hunne kinderen, zo draa zy flegts kunnen , de handen mede uitfteken , om iets in ’t huishouden inte- brengen. Zullen 'er dan te veel School- meefters willen worden ? ook dit heeft « geen AANHANGSEL 479 geen nood. De genie daar toe onder de jeugd is minder dan men denken zou: men heeft doorgaands werk, op wel ingerigte Arm-fcholen een genoegzaam getal jongens fuccesfivelyk , tot de benodigde ondermee- fters in dezelve, aan te kweeken: ver de minfte, wat zegge ik? flegts zeer weinige hebben ‘er bekwaamheid toe, en nog min- der lust, om zig op alle de takken daar toe nodig ‚ genoegzaam toe te leggen: ook ftaat het evengenoemde ook hier tegen in den weg. Zulke kinderen zouden, zoo lang hunne leerjaren duurden, weinig of niets in de huisgezinnen hunner behoeftige ou- ders kunnen inbrengen. — Deze aange- __voerde tegenbedenkingen gaan derhalven van alle kanten mank, en zoo ze bondig waren en doorgingen, zouden ze te veel bewyzen, want, als de meerdere befcha- ving in de Scholen te weeg bragt, dat zul. ke kinderen getrokken wierden uit een werkenden kring,en de Maatfchappye aan elk derzelve een werkend lid minder zou hebben , dan moest men de Befchaving ook op andere Burger-fcholen veel eer be- teugelen dan bevorderen. | Nog zegt de Schryver der Verhandeling 5» dat deze , anders heilzame inristingen, » (namelyk der Arm-fcholen) tot nadeel 2 van 489 AANHANGSEL s» van't algemeen kunnen zyn, blykends > geen de ondervinding daar van leert”. Van waar de Opfteller dit laatfte hebbe, of op welke plaats hy doele; is my onbekend. Ik heb van tyd tot tyd onderzogt, te U- trecht, Delft, Rotterdam , Schiedam, Hoorn enz. , alwaar men , zedert eenige jaren, de Arm-fcholen als uit de laagte op ge- trokken en in een bloejenden ftaat gebragt heeft ; en nergens iets dergelyks , maar van alle kanten het tegengeftelde verno- men, en door proeven bevestigd gezien. By voorb. te Rotterdam had men de groot- fte moeite voor dezen om de kinderen der bedeelden op een ambagt te krygen en te houden; ’t meerder deel van’beide kun- ne wierden ftraatlopers, lediggangers, die geen lust hadden om onder ’t opzigt van Bazen of Vrouwen te komen, als zyndes door hun opvoeding , aan woestheid en bandeloosheid gewend: Dit getal was van tyd tot tyd toegenomen ; waar door de hef- fe aldaar in dejaren 1770 en 1771 zoo dik en vuil wierd, dat ze den wyn dreigde troubel en aan ’t werken te maken. De. vermenigvuldiging der arm-bedeelingen be- gon alle maat te buiten te gaan. De ftout- heid van 't laagfte gemeen begon tot een fchroomlyken trap te klimmen, de groote meenigte van opfchietenden jongens , En | er | AANHANGSEL 481 der opvoeding, zonder geregelden arbeid, fpattede der mate uit in menigerleie ongeregeldheden „ dat het ontzag voor de Dienaars van het Geregt en de Po- litie, ja zelfs de eerbied voor de Regee- ring, Zoo hoognoodzakelyk onder de klei- ne gemeente te bewaren, fcheen geweken te Zyn. Dit was mede onder de redenen ; welke de agtenswaardige en edelmoedie ge Burgervaderen dier aanzienlyke Stad opwekte , hunne oplettendheid tot de nodige befchaving der Arme-kinderen te bepalen , en de daar toe beraamde mid delen door derzelver gezag en vermogen kragt by te zetten , en voorbeeldig te handhaven; met dat gelukkig gevolg, dat men , zelfs in de geringfte wyken der Stad, aan de houding der gemeenfte kinderen den invloed der discipline duidelyk kan bemerken ; terwyl men thands zeer gere- geld de jongens van de Scholen naar de ambagten en de zeevaart doet opgaan, en dezelve van tyd tot tyd in een ftaat ziet komen , dat zy met hunne handen hun brood winnen kunnen. Wel is waar, de volmaaktheid ontbreekt daar , zoo wel als in alle menschlyke zaken, en ze moet ’er aan ontbreken ; even daar door is ’t, dat VIIL. DEEL, H h in 482 AANHANGSEL: in weerwil van alle aangewende pogingen 4 en de beste middelen tot befchaving , nog- thans eenige onbefchaafden overblyven; die genoegzaam zullen zyn, om dat aller- laagfte foort, dat men bedoelt, uit te ma- ken, en die Clasfe te onderhouden. Ik heb my over dit onderwerp wel wat uitvoerig en opzetlyk willen uitlaten, by deze gelegenheid; om dat my meermaals dergelyke bedenkingen zyn voorgekomen; en ’t zeer mogelyk is, dat dezelve by zul: ken, die gewoon zyn wat oppervlakkig te denken , ingang konden vinden ; waar door de yver zou kunnen verflappen, om aan die zoo heilzame inrigtingen nadruklyk de hand te blyven leenen, en ze van trap-tot trap te volmaken; of ook ter plaatze, waar ze nog niet zyn, die zelve verbeterde in- rigtingen natevolgen en intevoeren. IL Een der allerwezenlykfte vereischten tot verbetering onzer Nederlandfche Scholen» is gewis de verkryging van goede Mee- fters, in welke die- hoedanigheden en be- — kwaamheden vallen , welke in meest alle de ingekomen Verhandelingen over dit onderwerp, billyk in dezelven gevorderd wor- AANHANGSEL 483 worden. Maar hoe de zoodanigen te ver- krygen? Dit is de groote zaak. » Men begrypt (dus fchreef îk hier $ Over ), men begrypt ligtelyk , dat die. » vereischte kundigheden niet voetftoots s» Zyn aantetreffen in die ongeöefende » Clasfis der Burgerlyke Maatíchappye, 5, waar uit dus verre meest al de School- »» meefters zyn aangekomen. Men moest s, dezelve uit een meer befchaafde en een »» Weinig aanzienlyker ftand der Burgerye »> Zoeken aantekweeken ; waar door ook ss meer agtbaarheid en aanzien; over dat »» gewigtig en waarlyk voortreflyk ambe » verfpreid zou worden. Maar; zal men » lieden uit een befchaafder ftand, tot s> dit, wel zeer edel, doch teffens zeer » moeilyk ‘en affloovend werk, uitlok- » ken, men moet dezen gewigtigen post. » voordeelig en aanmoedigend maken. …_» Voor eerst, moest men den naam van s> Schoolmeefter van ’t lage denkbeeld , » t welk daar aan doorgaands gehegt »» Wordt, ontdoen; al zou men, in plaats, ; van dien naam, eenen anderen beden: ss ken , die meer eerwaardig klonk , en » tot een Kertytel verftrekken konde. \ Hh a an Ten U hd ra 484 AANHANGSEL, » Ten anderen moest men hun loon nae > werk geven : leder hunner (im- » mers door elkander gerekend) moest 5 Cbehalven'een vrye wooning althands z, een vrye en welgefchikte Schoolplaats >} s> een inkomen hebben, ten minften in. s» groote Steden, van f gooo = --Hy die, >» met ‚de nodige bekwaamheden voor- » Zien , zig geheel aan dat werk over > geeft ; en ’t waarneemt nae behooren » verdient ’er dit aan 3 En deze bezol- 5, ding is zeer ligt te vinden. Men geve. 5 elk School roo kinderen Cf) men ftelle. » het Sehoolgeld , voor ieder kind „op den »> matigen prys van 5 gl in't : jaars. De. 5, Ze Foo kinderen brengen dan jaarlyks 5» OP sieder 20 gl., dat is t° zamen de. >> fomme van f 2ooo - - Voor het overi »» ge rigte men een fonds op > waar uit, >, men C+ ) Men moet hier in ’t oog houden, ’t geen overeenkomftig met verfcheiden der ingekomen Ver- Handelingen, door my , in myn ontworpen fchets , "ge- vorderd is; namelyk dat ieder der Scholen: zyn on» derfcheiden wyk moet hebben „ van die uitgeftrektheid « dat ze roo kinderen kan opleveren; en voords dat elk verpligt zal zyn zyne kinderen op het School van die wyk te doen, waar in hy woont , althands niet vermogen , dat School voorby te gaan, en een ander te kiezen , zonder voorkennis en toeftemming der Cura= toren, en miet een geheele of gedeeltelyke voldoening van ’t Schoolgeld aan den Meefter in zyne wi 5 a ej TE 1 2 Ad hd hd \s hd \s hed hoed hd \s hed AANHANGSEL. 485 men Tractementen, pryzen, en verde- re onkosten betale. Dit fonds was op „de volgende wyze te vinden. „, Vooraf merke ik aan , dat het een we- zenlyk gebrek is, dat lieden , die de Maat- fchappye het meefte voordeel aanbren- gen, meest bezwaard worden in allerlei belastingen : Laat ik dit met een voor- beeld van een anderen aart ophelde- ren ‚ en dan op deze zaak toepasfen. Nae mate een huisgezin in kinderen toeneemt en talryker wordt ‚ wordt het voor de Maatfchappye van des te meer belang en nut; er ligt de Maatfchap- pye aan de goede opvoeding zulker kin- deren des te meer gelegen ; nae mate hier van, moeften dan ook zulke ou- ders verligting krygen in de gemeene lasten. Zulken, die ten dezen opzigte minder voordeel aan de Maatfchappye aanbrengen , en met geene opvoeding van kinderen bezwaard zyn, behoorden daar en tegen die lasten te heipen dra- gen: Hier ín is eene billykheid, om dat elk lid der Maatfchappye deelt in ’t voordeel van ’t algemeene nut. Maar het tegendeel heeft plaats. Wordt het huisgezin talryk , met vele kinderen ge- Zegend ; worden de oudérs genood- Hh 3 3 Zaakt, 486 AANHANGSEL \s hand zaakt, by voorbeeld meerder dienstbo= den , niet uit weelde, maar uit volftrek- te noodzakelykheid te nemen, of wordt eene regtgeaarte Moeder door zwakheid of onvermogen belet haar kind te zoo- gen; ftraks moet zy vervallen in het groot bezwaar (zelfs wegens eene hoog- benodigde Minne) van ’t verhoogde Dienstboden-geld. Zou het in tegen= deel niet billyker zyn, dat aan de huis- gezinnen, met kinderen bezwaard, ver- gund wierde, nae mate van het toene- mend getal der kinderen, ook in een ze- kere evenredigheid de dienstboden te vermeerderen : en eene Zoogvrouwe aantenemen , zonder te vervallen in een hooger belasting of contributie tot ’s Lands middelen; en dat daarentegen de belasting op de dienstboden , en de progresfie dier belasting, nae mate van derzelver getal, ín Huisgezinnen zon- der kinderen , twee of meermaal ver- hoogd wierde ? Op gelyke wyze ware het niet onbillyk, dat, vooral de wel- geftelde Leden der Burgerlyke Maat- fchappye , met geen kinderen bezwaard; iets hielpen contribuëeren tot de opvoe- ding der kinderen, en bevordering van den bloei der Maatfchappye waar van zy leden zyn. , Hier Mi 99 bz] 8 9 92 9 9 9 bb) 2% 99 9 3) 9’ 99 2) 5 2’ 9 99 97 93 93. {trekt worden , ten minften in groote bk 32 ek 95 32 AANHANGSEL. 487 „, Hier toe nu ware niets meer nodig , dan dat er eene zeer matige belasting wierde ingevoerd, nae de onderfchei- den Clasfen der Ingezetenen, onder de benaming van Schoolgeld; waar toe al- len (de laagfte Clasfis alleen uitgezon- derd ) contribuëeren moeften, volgends. een daar toe te ftellen Taks; en wel de huisgezinnen die geen kinderen heb- ben ‚het meest; die al kinderen heb- ben ‚nae mate van derzelver getal ‚„min- der 5 die er meer dan 5 hebben moe- {ten vry zyn en niets tot de jaarlykfche Schoolbelasting behoeven toetebren- gen. Dit fonds moest ftaan ter directie der Curatoren, en van wegen dezelve jaarlyks ingezameld worden: terwyl tef- fens jaarlyks daar van Rekening zou kunnen gedaan worden, ’t zy publyk, ’t Zy ten overftaan eener daar toe te be- noemen commisfie. De Takfen der Contributie in iedere ‘plaats dienden zoodanig bepaald te worden, dat daar uit een goed tractement ‚ boven ’t voor- heen bepaalde Schoolgeld , kon ver= Steden van rooo gl. voor ieder Meefter. Deze rooo gl. moest egter niet egaal aan allen gegeven worden, maar op die wyze dat er een opklimming in tracte- Hh 4 5) MEN t 488 AANHANGSEL, bi 2 9 jd bd ld 93 5 53 53 5 hed Ld hed hd bd 9) 3 23 9) 53 be | 33 hd 2 2 ; ’ 3 ) ed 55 Jij à Wo OO menten kon plaats hebben, tot aanwake= kering voor die geenen, die zig wel evertueerden. Men ftelle by voorbeeld een plaats waar 4 Scholen , ieder van roo kinderen, kunnen volgemaakt wor- den , en dus 4 Meefters nodig zyn: Voor dezen zou dan f 4ooo gl. aan inkomen nodig zyn; welke in diervoege konden verdeeld worden, aan den jong- {ten f6oo - ; aan den tweeden f 800 - - aan den derden f12oo - - aan den oud- ften f 1400 - - zoodanig dat de opklimming afhinge van derzelver conduite ‚ en het oordeel en goedvin- den der Curatoren, die egter, aan den anderen kant , altoos de opklimming dienden nae orde te laten voordgaan;, wanneer die geen, welke aan den tour lag, ’t zig niet onwaardig gemaakt had. „‚ Langs dezen of dergelyken weg ; kon- de den Meefters of Nederduitfchen Pre- ceptoren, een deftig inkomen bezorgd worden: Langs dezen weg, zouden wel draa lieden van goeden huize ‚ mannen van kundigheid en geest-vermogen » zig vinden opgewekt, om naar dien post te ftaan , en zig met ernst toeteleggen op al het geen tot de opvoeding der jeugd en be{chaving der Natie dienen zi ‚ il- AANHANGSEL, 489 “5 Indien egter dit Project , by wege van ” > \s hd hd hed belasting, onder den naam van School. geld, onuitvoerlyk mogt gerekend wor- den, kon het inkomen van f 3ooo - - voor elken Schoolhouder, in voorname Steden dus gevonden worden , dat teder Leerling f 7-ro - , Schoolgeid betaal- de in ‘t 5 jaars, in welk geval roo Scho- lieren de fom vanf 3ooo- - zouden uit= maken. — In kleiner Steden , waar men met minder inkomen beftaan kan, zou een fom van by of omtrent f 2000 - - volftaan kunnen ,en dus het Sehoolgeld daarop f 5 - - in ’t:jaars bepaald bly- ven,en de verdeeling dus kunnen wor- den ingerigt, dat, waar de kinderen niet boven rso in getal gewoonlyk be- liepen , flegts één School aangefteld wier- de, waar zy beneden de 3oo in getal wa- ren , flegts twee Scholen: dan konden in die zelve Scholen de kinderen. der Diakonie (welke mede onder de ge- noemde getallen gerekend worden ) voor nier daar onder lopen , behoudén- de de Meefter dan nog van die 1so zoo veel Schoolgeld betalende kinderen over, als er nodig zyn, om ’t geftelde inkomen van f 2ooo - - te vinden — Op de Dorpen, waar de Meefters door- gaans vrye woningen hebben; konden ze, Hh 5 s» Nae 490 AANHANGSEL nae evenredigheid der plaatfen , met zoo veel minder inkomen beftaan, (ge- Iyk het ook zoo is met de Predikanten) „ en dus het Schoolgeld wat minder ge- fteld worden dan in de Steden. Ook zou, in Dorpen en kleine Steden , onder welke afgelegen Buurten behooren, de Stad-of Dorp-meefter , door eenen en anderen zyner bekwaamfte Leerlingen, lesfen kunnen laten geven of School doen houden , zoodanig „dat het School- geld voor den Meefter ware, die daar tegen, aan die Ondermeefters, een ge- deeltelyke uitkeering daar van zou heb- ben te doen, en ook zelfs intusfchen, van tyd tot tyd, in perfoon zou dienen optenemen en te examineeren. Ble- ven er, met dat al, fommige Dorpen over, die flegtseen fober inkomen voor een man van geoefende kundigheden zouden kunnen opleveren; het is ten. opzigte der Predikanten eveneens ge- fteld: de hoop op beroepingen naar be- ter plaatfen zoude lust en yver gaande moeten houden, om zich meer en meer bekwaam te maken : Dit althands ís wel zeker , dat de bekwaamften op zulke plaatsjes juist niet zouden fmooren. Ten derden ; om intusfchen van al ’t voor- noemde de gewenschte vrugt te pluk- s kens Me | 2 7 2 9) bb 92 99 995 22 99 99 bb) 29 99 9 2 hd 2% 2 bi 9 bb} bb BOE LE) 35 3 EE) 5 29 bb, 3 hd ! NANHANGSEL. 4or ken, moet er noodzakelyk nog iets by komen, ’t geen het wezenlykfíte en de _ ziel van alles is ‚ namelyk , er moet ge- zorgd worden voor eene bekwaame ge- legenheid, om regt gefchikte Meefters of Nederlandfche Preceptoren , aante- kweeken en te formeeren. De midde- len daar toe voorgeflagen , verdienen, voor zoo verre zy uitvoerlyk zyn , groo- telyks opmerking. Het ware misfchien goed dat in elke Provincie van ons Ge- meenebest , op een, twee , of drie plaatfen in dezelve , een foort van Hoo- ge School wierd aangelegd ‚ daartoe ee- niglyk ingerigt, om jonge lieden die lust vonden om zich tot dat werk te fchikken , daartoe opteleiden, en alle die kundigheden (onder een goede dis- cipline ) toe te dienen , welke er nodig ware, om de vereischten te verkrygen, welke door de opftellers der onderfchei- den Verhandelingen , billyk in bekwame Meefters, gevorderd worden. Of an- derszins moest men de Scholen der hoogfte clasfis in elk der voornaamtte Steden , (volgends het plan van den Schryver onder de zinfpreuk Zngenuas didicisfe &e., Konst Scholen geheten , en nae dat fraaje ontwerp ingerigt) daar toe onder anderen befteden. In welken 5e 492 AANHANGSEL\ s gevalle hoogstnodig zyn zoude, dat „ de Hooge Overheid eene wer ftelde, s, dat voordaan niemand’ tot Schoolmee- „> fter mogt toegelaten worden , dan die „> op zoodanig een Opper-School den be- hoorlyken tyd hadde doorgebragt, en met een aanpryzend getuig-fchrift der Scholarchen voorzien ware. Althands hier/‘van houde ik my volkomen verze- kerd, dat de zaak het waard is, ern- ftig op dit ftuk te denken, en dat, on- der den Godlyken zegen, de uitkomst rykelyk die moeite en koste zou beloo- >> nen ,en het nageflagtons deswegens ze- „> genen Zou. Ten flotte moet ikte dezer plaats nog by voegen , ’t geen ik elders in myne aanteeke- ningen over dit onderwerp gefchreven heb. 9 Voords fchynt my, onder de artike- „‚ len van veel belang, waar van middelyk „, de uitvoering en onderhouding van al het overige mede veel zal afhangen, s ditte moeten vastftaanin ’t plan van re- forme , dat er , op elke plaats , een > vast bepaald getal van Scholen zy, nae evenredigheid der Inwoners, door de „5 aanteftellen Scholarchen of _Curato- 5 ren, nae eene voorafgaande nauwkeuri- >» SE AANHANGSEL 493 ge opneming, te bepalen: en geen an- dere boven dit getal toe te laten , maar by voorvallende vacaturen , den be- kwaamften Meefter , dien men krygen kan, te beroepen, op gelyke wyze als zulks omtrent de Latyníche Scholen plaats heeft. Ook moeten volftrekt al „ le Byfcholen , zonder oogluiking, ge- ‚… weerd worden, | IL 39 2 bl bi 5 bl 2 PO OM Os Oe OW „De derde byzonderheid , welk ik uit myne aanteekeningen , hier zal plaatfen, raakt de Franfche Scholen; waar over ik myne gedagte op volgende wyze uitdrukte. „ Wat voords de Franfche Scholen be- treft ; deze wilde ik in de verbeterde „ Scholen infmelten;en dit dunkt my no- » dig, om elkander niet te verdringen , al- les wat op de Franfche Scholen geleerd wordt, wilde ik in de verbeterde Scho- „, len invoeren , waar door de zoogenaam- „, de Franfche Scholen van zelfs zouden s, uitvallen „ of onnodig. worden. « De „, Franfche Taal ,gelyk ook de Hoogd. en s Eng. moeften op het Kunstfchool in de z perfectie geleerd worden, al zou men ss daar toe op het zelve, onder den Mee- » fter; 404 AANHANGSE rs; 9 2 5” 2 2 5 2 32 2 fter , een afzonderlyken onderwyzer op dit School aanftellen. Ook moest de bee doeling niet zyn, om alle Leerlingen van die Clasfis te verpligten , om alles te leeren, wat opdit kunstfchool on- derwezen wordt, maar nae verkiezing; by voorbeeld in de talen „’t zy ’t Fransch; ’tzy ’t Hoogduitsch,’t zy het Engelsch „’t zy twee „'tzy alle drie deze talen by ag- tervolging, nae dat elk verkoos, en ’t hem te pas kwame. Men zou kunnen inbrengen ‚ maar waar zullen dan de Franfchen , in onze republiek , hunné kinderen brengen, eer ze tot het kunst: {chool bekwaam zyn ? Wat hebben die. met het Nederduitsch en Neder- “duitfche Scholen te doen? Doch dit is waarlyk fchande genoeg: ’t is niet tot de befchaafdheid behoorende, de taal niet te leeren van een Natie in wier midden men woont,en zyn welvaart ge= niet, ja waar onder men als een inboore ling behoort: ‘t zal niet weinig tot be- fchaving dienen , als men langs dien weg ook in dit deel reforme bekomt 5 ook hebben kinderen van Franfche ouders overvloedige gelegenheid , in. derzelver huisgezinnen en verkeering „díe taal van kinds af te leeren fpreken, en kunnen » dan, ns 9% 22 AANHANGSEL - 408 dan,-de lagere School- clasfen doorlo- pen hebbende, hun taal op ’t Kunst- fchool regelmatig perfectioneeren. s Alleen fchynt my toe , dat men de 2 2 2 El ’ ’ « 2 2 2 EE) EE) 9 DE) 3 Ad \s NE) 32 32 39 2, 22 9 2 hed Kost-fcholen. voor jonge Juffrouwen dient te behouden, waar toe het: plan van verbetering, door den Autheur der verhandeling , Ingenuas &c. voorgefteld, my uitneemend behaagt. De diftingu- eerende naam egter van Franfche Kost- fchool wilde ik .doen verdwynen : al fprak men er niet dan Fransch, al las men er meest Franfche Autheùuren , wil- de ik er toch ook de Nederduitfche taal en zeden mede grondig geleerd hebben, en dus dezelve onder ’t denkbeeld van Nederlandfche__ Scholen medebevatten. Ook is 't zeer goed dat over dezelve Curatrices gefteld wierden. ‚> Laat ik, by deze gelegenheid , tot staving van't geen de Schryver der Ver- handeling onder de zinfpreuk, wordt Ba- toos kroost &c. heeft, blz. 239 en volg: nog dit hier by voegen : dat iemand , die een vreemde taal regelmatig geleerd heeft, en in den grond verftaar , veel bekwamer is,om in dezelve zyne Land- en taal-genoten regelmatig te onderwy- 2 ZEN 5 496 AANHANGSEL, bd » 2 bk 5 2 5 37 2 2 32 2 93 5% 93 23 33 2 23 3) 93 53 23 23 bb 22 33 33 52 2 zensen hen; tot de gronden dier vreeme de taal in te leiden , dan zy; die dezel« ve», als eene Moederfpraak , met mins der opmerkzaamheid, van der jeugd af, aangeleerd hebben; zulke mogen; over ’t algemeen genomen , dezelve door- gaands beter fpreken, maar ze zullen of kunnen die niet beter, ja op verre na zoo goed niet , aan anderen leeren, dan de eerstgenoemden; vooral niet, Zo zy de Moedertaal der zulken, welke zy moeten onderwyzen, niet grondig ver- flaan ,en dus buiten ftaat zyn, van hun- ne Leerlingen de vergelyking der beide talen (welke een allerwezenlykst ver- eischte is, tor gegronde taalkennis, en. een gemaklyken weg baant tot de aan- leering eener uitheemfche:{prake ) on- der ’t oog te brengen en regt te doen verftaan. By voorbeeld, een Franfche Monfieur of Mademoifel, die , zonder een Nederduitsch boek te kunnen lezen of verftaan, ja zonder een woord goed Nederduitsch te kunnen {preken , zig tot het onderwys van Nederlanders „in de Franfche taal aanbiedt, maakt waarlyk een flegt figuur; en her is inderdaad. on- begrypelyk, dat egter veel al de zooda- nige verkoren worden boven anderen, die de beide talen verftaan, en daar in „a Of 9) 32 32 AANHANGSEL. 497 onderwyzen kunnen, daar ‘het nog- thans niet ontbreekt aan zulken, die het ‚Nederduitsch tot hunne Moeder- taal hebbende, de Franfche taal gron- dig verftaan , volmaakt {preken , en daar door de meefte bekwaamheid heb- ben om daar in onze Land- genoten te onderwyzen; die daarom ook het meest behoorden gezogt, aangemoedigd, en by voorkeur gebruikt te worden; te meer , daar de Nederlanders, in de buig- zaamheid hunner fpraak- deelen veel bo- ven anderen vooruit hebben. Weinige , en misfchien geene Natien , hebben dat vermogen, om allerlei uitheemfche ta- len en dialecten zoo eigenaartig en vol- maakt te leeren uitfpreken, als door- gaands de Nederlander. Hoe velen zyn er onder ons, die, by voorbeeld, het Fransch, Hoogduitsch, Engelsch, Ita- liaansch enz. zoo volmaakt fpreken;, als of het hun eige Moedertaal ware ? Hoe zeldzaam is ’t daarentegen, ee- nen Italiaan , Duitfcher, Engelsch- of Fransch - man aantetreffen , die volmaakt goed onze Nederlandfche, of ook el- kanders talen leert uitfpreken, zonder te bemerken, dat het zyne Moeder- taal niet is? Het was te wen{chen, dat Vllls DEEL. li ss Det 498 AANHANGSEL 39 32 32 9! 59 23 bb | 33 2 39 39 52 2 22 29 2 bi 23 2 22 29 3) 23 53 9) 9 $ 23 bp) het Patriotismus , ook ten opzigte der. taal, een weinig meer by onze Natie inagt genomen wierde ! Dat men omtrent vreemdelingen, die doortrekken, of uitheemfche Gezanten, alle gedienftig- heid gebruike, en op de voorkomendfte - wyze met hun in hunne Moedertaal fpreke , behoort tot die loflyke vriende- Jykheid, en befcheidenheid, die den vlytigen en leergierigen Nederlander tot eere ftrekt: Maar, dat men zulk een onbepaalde toegevendheid gebruikt om-. „trent zoodanigen ; die in onze Republyk gezeten, die ‘er genaturalizeerd zyn; fchynt niet te kunnen vrygefproken worden van lafheid, Althands ’t is my voorgekomen, dat iemand, die, ro, go en meer jaren, een Ingezeten van ons Land geweest is, en dan nog zig verfchoonen moet, de taal van ’t Land niet te kunnen fpreken; die zoo weinig, agting betoont , voor Nederlandfche Schryvers, dat hy ’ zig der mogite niet heeft waardig geagt, in al dien tyd, zoo. veel Nederduitsch te leeren, dat hy een goed boek, in onze taal ge- ichreven; kan -verftaan of lezen 5 ’% is my» zegge ik, altyd voorgekomen, dat Zulk een waarlyk een zeer flegt comple+ > ment hed hed AANHANGSEL 409 ment maakt aan de Natie, in welke hy is ingelyfd. Onze taal, wordt ze flegts behoorlyk geleerd, en geoefend, heeft die bevalligheid, deftigheid , en nadruk, dat men zich dezelve nochaan het Hof, noch in de Paleizen der aanzienlyken “onzer Natie, behoeft te fchamen, noch. eenige reden heeft, om het gemeen- zaam gebruik der Franfche of eeniger andere tale, boven dezelve te verkie= zen; ten zy men tot een regel van wel- levendheid wilde aannemen, dat men al het Nationale, als te gemeen, moe- te kleinagten en het vreemde den voor= rang geven: een regel die andere Na- tien met veel genoegen den Nederlan- deren- alleen wel zullen’ willen overla- ten; althands men zal nog wel wat wag- ten, eer men, aan de Duitfche , Fran- fche, Engelfche hoven, en in derzelver aanzienlyke huizen, die beleefdheid of wellevendheid aan de Nederlanders zal zien -bewyzen, dat-men, ten hunnen gevalle, in ‘tfpreken en prediken, hun- ner tale zoodanige hulde doe, of eenen welbefpraakten Nederduitfchen Rede- naar boven eenen van gelyke bekwaam- heid , van hunnen Land-aart en fprake de voorkeur geve. Fito s> Kor- 500 AANHANGSEL, »» Kortelyk: De talen der befchaafde Natien, allermeest de bevallige Fran- fche taal, te leeren, de voornaamfte Schryvers in die talen te kunnen ver- ftaan, en veel te lezen, heeft groot- lyks zyne nuttigheid, en is een wezen- „Jyk en noodzakelyk vereischte eener befchaafde opvoeding: Alleenlyk het moet de agting voor het Nationale, in opzigt ook tot de taal, niet verdrin- gen5 het behoort zoodanig te worden ingerigt, dat men het een en andere in die ondergefchiktheid t‘ zamen voege, welke het waardig Character onzer Na- tie, en Nationale fpreek- en denk- wy- ze, niet doe verbasteren maar in eere houden. Met één woord , men moet ge- wis onder ons Franfche Scholen hebe ben, maar het moeten Nationale, dat is Nederlandfche Franfche Scholen zyn » en niet zulke, die, in plaats van onze Natie, overeenkomftig hare oorfprong- lyke conftitutie, te befchaven, in te- gendeel eene gansch vreemde en on- va- derlandfche wending aan onze jeugd geven, waar door wy, helaas! van trap tot trap ons eigenaartig en oud Vader- lands. Character zien verdwynen. > Voords bi 9) 22 B, AANHANGSEL, pe) à » Voords heb ik:myne beöordeelingen geëindigd met eenen voorflag , dien ik ook hier ter plaatfe ten flotte by ’t gezegde voegen zal. pj x | »> Ik kan niet nalaten hier byte voegen een hartgrondigen wensch, dat het edel oogmerk der Maatfchappye- tot dades lykheid komen en ter uitvoer gebragt worden moge! vele voortreflyke plan nen, in Prys- verhandelingen ter verbe- tering van zaken opgegeven, worden gelezen, met genoegen gelezen, goed- gekeurd , gewenscht! ... Maar daar , blyft het by; het gefchrevene blyft lig- gen, en 't wordt weer vergeten. Och of men het onderwerp dezer Prys- ver- handelingen kon bezielen met een kragt van uitvoering! Zou daar toe niet eenig middel voor handen zyn? My dunkt, ja; zoo onze lofwaardige zoogenaamde Economifche Tak kon bewogen wor- den om dit onderwerp , ’twelk haar zoo zeer van naby raakt, zig aante trekken , en tot de uitvoering mede te werken: Tot welk einde het gefchikfte middel misfchien zou zyn, dat de Weled. Maatfchappye het beste uit alle deze Verhandelingen, door eene Commisfie : lig > hier 502 AANHANGSEL s, hier toe te benoemen, liet uittrekken, » t zamenbrengen, en tot een volledig , be» s, knopt en welberedeneerd plan opftel« », len; dat deze het zelve aan-den @Ecos » nomifchen Tak aanbood, om het te 5» overwegen, verder (zoo ’t nodig ware) »> gemeenfchaplyk te volmaken „en mid» s, delen te beramen, om het op de beste » Wyze in practyk te brengen. _ : hd hd E IN DE didl: | | OPPO. { Bladz. 503? Ors Bor008 et: ATD AB ia VAN WAT: TIAOR-SEN: UI os WAARGENOOMEN DEN Ie MEY 1778: DE PARYS, EN VERGELEEKEN MET DE TAFELS, DOOR DEN H E E R MEE CH ArNe STERREKUNDIGEN TEN DIENSTE DER FRAN= SCHE MARINE , LID VAN )T ZEEUWSCHE GENOOTSCHAP DER WETENSCHAPPEN 3 EN VAN DE HOLLANDSCHE MAAT= SCHAPPTE TE HAARLEM. IF heb vyf volkomene waarnemingen op Saturnus in den Meridiaan gedaan, te weeten den 17 en 28 April, den 1, 4 en 8 Mey. Telkens heb ik deeze dwaalfter met verfcheiden fterren vergeleeken, en haare Middags- hoogte genoomen met een Quadrant van drie voeten ftraals, waar- van ‘ik de miswyzing zeer naauwkeurig heb verbeterd, door twaalf Middags - hoog-" cia Lig4 wietens \ \ 504 OPPOSITIE VAN tens van fterren ten Noorden en ten Zui- den waargenoomen. Zie hier ieder waar- neeming op Zig zelfs, en haare uitkomst. 17. April. 13%. o, st’ middeltyd, ging Saturnus door den Meridiaan. 1". 31. 52’, van te vooren was de fter van de koorn-air door den Meridiaan ge- gaan. In aänmerking nemende de Aberratie en Nutatie, was de fchynbaare Regte op- klimming der fter doe ter tyd, volgens de fterren-lyst van den Heere pr LA CAILLE, 198° 23. 14, 6; dus die van Saturnus 221°. 24. 59”. Volgens de fter- ren-lyst van.den Heere LE MONNIER zoude men moeten hebben 221°. 24; 54. De fter a van de fchaal ging door den Meridiaan 6'. 59’-middeltyd voor de Pla-: neet, de\fchynbaare Regte opklimming der fter was doe ter tyd, volgens de fter- ren-lyst van den Heere DE LA CAIL= LE» 219°. 39. 49'+3.;3 dus die van Satur- FE nis 221°, 24. 51,5. Volgens de lyst van den \ SmAr: TDT RENILDE ZO8 den Heere MONNIER moest men heb- ben 221°. 25. 4’, 1.s en volgens eene mids delrekening 221° 24. 57,7. De Middags- hoogte, gezuiverd van de ftraalbreeking , en miswyzing van het werk- tuig, was 27°. 5I, 18, 3. De hoogte van den Evenaar is (te Pa- rys aan 't Kon. Obferv. ) are. 8. 53’, 0: derhalven had Saturnus 13° 17’. 34’, 74 zuidelyke Declinatie. Onderftellende de fchuinsheid der Eelip. tica van 33°. 28. To“, befloot ik de fchyn- baare Lengte van Saturnus 223°. 3.49", en ‚dus rr. 12’. kleiner dan men volgens de Tafels van den- Heere DE LA LANDE (uitgave 1770.) moest hebben, en de fchynbaare Breedte 2°. 36, 95’,; en dus g1’. kleiner dan die zelfde Tafels geeven, 28. April. Ten re". 14. 26’. middeltyd ging Sa- _turnus door den Meridiaan. ar’. 16’, 6 middeltyd te vooren was de {ter x van de Maagd door den Meridiaan gegaan. li5. Volgens 06 OPPOSITIE VAN Volgens den Heere pr LA cAILLE was de fchynbaare Regte opklimming dier fter 210° 16. 36’, 6., dus die van Sa: zurnus 220° 37. 27,3. Men heeft de- zelve uitkomst, wanneer men de Catalo- gus van den Heere MoNNIER gebruikt. 35. 14, 6 voor den doorgang van $a- turnus nam ik de fter A van de Maagd in den Meridiaan waar; volgens den Heere DE LA CAILLE was haare fchynbaare Regte opklimming 211° 47.-17’,0. dus die van Saturnus 220°.37'.22’,8. Volgens den Heere MONNIER zoude men hebben 220° 37. 1358. 2%. 93'. 39. middeltyd voor Saturnus pam' ik den doorgang van de fter À in de Raav waar; haar Regte klimming was, vól- gens den Heer DE LA CAILLE, doe 184° 36. 31,4) dus die-van Saturnts 900’ 37/. 10',4. Door eene middelreke- ning heeft men dus de fchynbaare Regte opklimming van Saturnus 220° 37. 30’, 3. De Middags-hoogte van Saturnus, ge= zuiverd. van de ftraalbreeking, was, vol gens de-waarneeming, 28°6: 1”, derhal- ven zyne zuidelyke Dechinatie 13.2. 52.» e WEse Ss Ar Ta UR 2 ES, 507 weshalven ik befloot, dat zyne Lengte was 229°. 15. 9“ en-dus ri’ 22” kleiner dan de-Tafelen-van den Heere DE LA LAN- DE zouden „geeven , en -zyne. Breedte, 2° 36. 31’; en dus 29” kleiner dan vol gens die zelfde Tafelen. 1. Mey. Ten rav, 1’. 48°. middeltyd ging Sa- Zurnus door den Meridiaan. Ik had den laahenns van de fter a in: de Schaal, 2,58” 64 te vooren, waarges noomen:;. volgens de Catalogus: van den. Heere DE LA CAILLE befloot ik, dat de Regte opklimming van Saturnus was 220° Bd RO'6. 5 volgens den Heere MoN- NIER 220% 04, A9) 23 en door eene ee ending 220°, 244/43* „Ik nam;de middags- hoogte van Satur- us waar , die, na alle noodige verbeeterin-, gen, was 28°. 9's so’, 5-, weshalven Zy= ne. «zuidelyke Dedlinatie K2%rSO 2550 Waaruit ik vervolgens befloot, dat zyne fehynbaare Lengte was 222°. 1. 48’ 5 s’er 29 van aftrekkende, wegens eene ver- MANNES» die in de voorige doorgangen: ver- 508 OPPOSITIE VAN vergeeten. was, en dus ri’. ro” minder dan door de Tafels, en zyne fchynbaare Breedte 2°. 36. 27’, en dus 3o’ minder: dan volgens die zelfde Tafels. 4. Mey. Ten 11". 49.8’. middeltyd ging Satur- aus door den Meridiaan. 33-30’. middeltyd te vooren had ik a in de Maagd in den Meridiaan waargenoo- men. Volgens de Catalogus van den Heere Dr LA CAILLE heeft men de af te opklimming van Saturnus 220°. II. IO Volgens den Heere MONN. 220°.1 II", 5. 2’. 5’ middeltyd voor Saturnus nam ik: den did van e in de Schaal waar. Volgens den Heere DE LA CAILLE leide ik ’er uit af, dat de Regte klimming van Saturnus was 220% II. 1158, volgens: den Heere MONNIER 290% 11. 243 45 en dooreene middelrekening22o°.11/.12’;t. ® Na alle verbeeteringen gedaan te heb- ben, was de Middags: hoogte van Satur= “us waargenoomen 28°. 13. 56;5, dus / Zy- PEA UT UI RS N'AUÏG > Ge7 zyne zuidelykeDeclin. 12°. 54’. 56’, 5. Hier- uit befluit ik zyne Lengte 221° 48. 27, en dus io. 57’. 30”. kleiner dan de Ta- fels van DE LA LANDE geeven, en zyne Breedte 2°. 36. 20’, en dus 32” klei- ner dan die zelfde Tafels. 8. Mey. Ten 11". 32, 15” middeltyd ging Satur= nus door den Meridiaan. S5” te vooren nam ik-den doorgang van ae in de Schaal waar. Hieruit befluit ik de fchynbaare Regte opklimming van Sa- Zurnus 2 19°. 53-40”. Zyne Middags- hoog- te was zeer twyfelagtig , zo dat mei, na het doen van alle noodige reductien, heb- be zyne Declin. 12°. 49. 22". (doch flegts) ten naaften by. (Hier uit) vin- de ik de fchynbaare Lengte van Saturnus 221° 30’. 27” en dus 12” kleiner dan vol- gens de Tafelen. | Zie hier de feilen der Tafelen, zo in Lengte als Breedte, voor yder dag der Waarneeming. | | Doo. $10 OPPOSITIE VAN Dooling in Lengte. “in Breedte. rh Apribieddrie: 12% nan ded Lie 28. KI 22% 29", 1. Mey.--erri ro’ Je 30. 4e —— +105 57% ek 32% Bid KIO sh EA middelbaare dooling + 11. 8”: in Leng- te, en + 25” in Breedte. Om nu den tyd en de plaats der Oppo- firie te vinden, weet ik, dat de Tafelen op den 1. Mey ten ro". 1. 48”. middeltyd, de fchynbaare Geoc. Lengte van Saturnus eeven 70 13E FOLS de dooling der Tafelen is Ts 8e afd weshalven is de verbeterde Geog. Lengte van Sat. 7e 12° 1. 504 De lengte van de Zon op hetzelfde ogenblik, vol- gens de Tafels van DE LA CAILLE, is Ik II 3Ons 2d _ verfchil der Geoc. Lengten 6. o°.25. 8. Men zal de tyd, wanneer het verfchil der Lengren net ó teekens is, vinden; =) ‚ 4, kad wall SMA 2 OR ENT ESiu srt wanneer men de dagelykfche beweeging der Zonne of 58.4’ by die van Saturnus 431,8) voegd, (in dit geval) is de fom 62’. 39,8. het geen de opzigtelyke dages ‘ Iykfche Geocent. beweeging is, Vervolgens, deeze evenreedigheid mas kende, 62.39, 8:24" —=055, 85%, komt =O 37-34’, die men by den tyd der waar- neeming van den 1. Mey voegen moet, het geen de plaats van Saturnus tegen over de Zon geven zal, den 1. Mey 21°. 39/23, middeltyd te Parys op 7. 12°%o/, 11”. ver= beterde Lengte, met eene verbeterde Breedte van 2° 36. 3’. De Tafels van den Heere HALL EY geven voor den tyd der Oppofitie van Sa- turnus in Lengte 1.405 en in Breedte, uitde Aarde gezien, 16’ te veel. NB. Men zal, ten opzigt van den feil der Tafelen, aanmerken, dat de vier eer {le waarneemingen vry wel overeenkoo- men, en eene gemiddelde dwaaling van 28” zouden geeven, terwyl die van den 8. Mey maar 12° geeft; maar de rede is te dat 512 OPPOSITIE VAN SATURNUS, dat de Middags - hoogte van Saturnus maar zeer onvolkomen kon waargenomen wor- den op dien tyd. Zo dat het wat naauw- keuriger zal zyn, wanneer men de feil der Tafelen van DE LA LANDE in Breedte op + 28“ fteld; in dat geval zal die in de Tafelen van HALLEY zyn +- 19'., en de Geoc. Breedte van Saturnus, op het ogen- blik der Oppofitie zal zyn 2°. 36. 29” Alle bovengemelde waarneemingen zyn gedaan op het Obfervatorium van den Hee- Te DE LA LANDE, aan het College Royal te Parys. NZ ANN RS we ik, Cs CE â á & .Bladz. 513 haa EGINZELEN | DD E RR Baseline Bark VAN 'T JAAR REN ZYNDE DE 64tte wier ‚ LOOPKRING BEREKEND IS. TP. FOKKER: De Comeet , die den 6. Jan.-1779. eerst _door den Heer Bope te Berlyn ontdekt, vervolgens door. den. Heer MESSIER te „Parys; den. Heer D. KLINKENBERG in ’s Hage „ en. eindelyk ook door my te Ley- den, is waargenomen, fcheen zeer kleen, „en had een zeer flaauw licht, zo dat dit verfchynzel weinig gerugts gemaakt hebbe. wrs. DEEL. Kk Den Br SJP: FOK KER; __ Den 28. Febr. gelukte het my onze Co- meet voor. het eerst te zien’; gedurende die Maand, benevens een gedeelte der Maand April heb ik dit verfchynzel , hoe- wel gebrekkig , ‘wadrgenomen , en deze Waarneemingen aan het Publiek bekend gemaakt,, Het js op aanraaden, van eeni- gen myner vrienden, liefhebbers der Star- rekunde , dat ik myne Waarneemingen van, den Schynbaaren , en, de, Berekening van den Waaren Loop der Comeét aan het licht geve. Zie hier op wat wyze ik waar- genomen heb. Een Kykertje, wiens voorwerp- glas van 28 duim, door A. MARCEL, met een 0ô8-glas van 1} duim, diende my om de afflanden der Comeef tot eenige vaste Ster- ren te bepalen, en daar door haare Leng- ten en Breedten optemaaken. Intusfchen ‘zoude-her zeer dwaas zyn , ‘uit Waafnee- mingen, ‘zónder Micrometer ; Quadrant of sddergelyken gedaan „den Loopkring eener “Comeet te willen: berekenen ; dan; twee „Waarneemingen- van den Heere. BODE, benevens twee van-den Heere MESSIER» die tot myn’ kennis-gekomen zyn ‚mag ik veilig als gronden:-tot. eene: Berekening gebruiken , terwyl eenigen myner beste 5 LA … Waar- COMEET VAN ’T JAAR 1779. 515 Waarneemingen ter toetfe der berekening kunnen dienen (a). Zie hier de Waar. neemingen zelfs. | | Febr. 17. 14 uur. nam ik de Comeet waar by Zeeta in Herkules , met eene Leng- ge van 7. 28°, en eene N. Breedte vän 54% Het verfchynzel vertoonde zig als eene Nevel -fler , waar van het Zig egter, zeer gemaklyk liet onderfcheiden door een fFaart van eenige minut. na het Westen gerigt. Den 18. dit. 14". ra’. was de Comeet meer Westlyk van Zeeta ‘af; en dus rader by £, hebbende zy Lengt. 71 26°. go'sen NB. 5930’ 5 Den 20. dit. 13". 4'.rhad de Coïneet 7, 25°. Lengte, en 52°. go'..N. Breedte: Den 23. dit. 13". 3’. vertoonde zig de Comeet by « in de N. Kroon met eene / eng= van 7°. 17° en omtrend 51° N. B. Den Ca) De Waarneemingen, die ik hier bedoel „ zyn flechts op eenige minuten na naauwkeurig 3 het is mêt het uitterfte leedwezen dat ik deze aanmerking maak, Gebrek aan Werktuigen zy myne eenige verfchoo- ning: eene vreemde verfchooning voor Londonfche of Paryfche ooren ! K k 2 516 Jr P/{F OKK ER; Den 26. dit. 12“. so’; was de Comeet oostlyk van 4 en B in de N. Kroon; doch het fterke maanlicht belette my haaren ftand tot eenige bekende fter te bepalen. Maart den 5. 12". 24’. was de Comeet digt by x in Boötes, met eene Lengte van 7'.2° en N. Breedte van 43°. 30. Den 8. dit. to". zo’. zag ik de Comeet by Mirach, zynde haare Lengte omtrend 6. 28°. zo’. en N.B. 41°. 30’. Den to. dit. 12". was haare Lengre na genoeg 6. 25°. 30. en N.B. 39°. 40°. Den tr. dit. ro“. 22. was de Comeet meer Westlyk van Mirach, hebbende zy eene Lengte van 6'. 23°. 30. en N. B. 38° 40. Den 12. dit. 10“. 48. bepaalde ik haare Lengte op 6'. 22°. 3o'. en N. B. 38° Ik nam de Comeet nu waar door Kykers van 6 en 9 voet; doch befpeurde geen aan merkelyke-verandering in haare grootte, _gelyk de Hoog Gel. Heer Prof. v. D. wy N« PERSSE my de Comeet door een zeer goed x Gre- * COMEET VAN ’TJAAR 1779. 517 Gregor. Telescoop van 2 voet, doch met den zelfden uitflag, liet zien. Den 13. dit. deed de Heer Prof. v. D. WYNPERSSE my de eer de Comeet van het Leydfche Obf/ervatorium , door een Newtoniaansch Telescoop van 5 a 6voet, te zoeken; dan, het verfchynzel {cheen my niet aanmerklyk grooter. Is dit om dat het beeld der Comeet in myn Kykertje zo wel bepaald niet was als in het Newtoe niaansch Telescoop, of zag men de kern der Comeet flegts door de laatfte? Dien zelfden avond, om 9 uuren, begon de lugt dermate te betrekken, dat ik de Co- meet niet voor den or. dit. vernam. Den ar. dit. 9". zag ik de Comeet aan de knie van Boötes by 1, met eene Lengte van 6. 14°. 4o' en N.B. van 29°. 40, Den a4. dit. 9“. 7’ had de Comeet 6. 11° so’. Lengte, en 27°. a. N. Breedte. Middelburg. Den 3. April 8". had de Heer v. Bo M- ME, Directeur der Commercie, en bekend Kk 3 er wibief. 518 JJ. P, FOKKER;, Lief hebber der Nat. Wysbegeerte te Middel. burg, de vriendlykheid van my de Comeet van zyns Edel. Obfervatorium te laten zien by den N. arm der Maagd, met eene Leng- te van 6. 7°. go. en N. Breedte van om- trend 20° “Den 5. dit. zag ik in gezelfchap van ge- melden Heer de Comeet wederom; dan, konden haare plaats, overmits de wolken; niet wel bepalen, gelyk we Den 19. dit. zulks insgelyks beproeven- de, door een betrokke lugt in ons ondere zoek niet beter flaagden, Leyden. Den r4. dit. vertoonde zig de Comeet bye in de Maagd met eene Lengte van 6. 2°, 36. en N.B. van 13°,30'. Het ver fchynzel vertoonde zig nu genoegzaam zonder taart, zynde de Comeet over ’tge- heel, en haar ftaart zints den 21. Maart aanmerklyk in grootte afgenomen , zodat ik dikwyis in’tonzekere was , of ik de Comeet , dan wel eenige onbekende Nevelffer zag. Den COMEET VAN ’T JAAR 1779. 519: Den 15 en 176. zag ik de Comeet eenige minuten zuidlyk van p af, 1 Den 19. maakte de Cômeet een regthoe- kigen driehoek met pen a in de Maagd {taande de Comeet in den regten hoek, zo dat ik haare Lengte op 6. 1°s-en -haareN. Breedte op omtrend 11° gistte. Bb 10 Den or, 29, 23 En 24» ZOgt ik onze Cômeet te ver kn Den os. zag ik iets. dat meer na de Co- meet dan wel eene duiftere fter geleek; dan, daar ik door naburige huizen beledt wierd .om langin myne; nafporingen voort te gaan, zag ik van verder onderzoek af te. meer daar ik geen hoop had van naauw- keuriger. Waarneemingen te kunnen doen, dewyl de. fchynbaare. vobrtgang. der Co. meet zeer gering was, en-’er zig. geen zeer bekende fter opdeedt, om diftantien op te. meeten. sak Men ziet intusfchen uit deze Waarnee- mingen : ro, Dat deze Comeet, gedurende haa- te verfchyning, of van onze Aarde Kk 4 zeer 520 J P. FOKKER, zeer ver af, of in de daad zeer klein Júk weest zy. 2°, Dat haar ftaart wannlahyaijk van de Zon afgeftaan heeft. 3°. Dat haare fchynbaare loop tegen de orde der teekens geweest zy. BEREKENING VAN DEN WAA- REN LOOP, UIT DRIE WAAR- NEEMINGEN. Na eenig denkbeeld van den Loopkring der Comeet door een teekenkunftig ont- werp verkregen te hebben, heb ik den- zelven , door de Indirecte handelwyze, volgens de zeer bekenden formulen, nader tragten te berekenen. Zie hier de uitkomst der berekening. De drie Waarneemingen, waar van ik my voornamentlyk bediend heb, zyn deze: Waar- COMEET VAN ’TJAAR 1779. s2r ee ee if H ne nd Middelb. tyd te |Berek. afftand| Ber. plaats der | Waargen. Lengte |Waargen. N. Parys, derZonnevan| Zonne. der Comeet Breedte der Waarneemiers de Aarde ir Comeet, Log. 5 | De Hr. -Bopzr te Berlyn. 75. 7-|9-9926960.) 9.16.25. 56". 10'.12°.28. 39°. 6! Eeden + De Hr. MESSIER te Parys, „| 22. Jän.- 18%, 37 9.9932730.110'. 3°.12.40.: 9". 20°. 5.58. 53.46.31% AN Stud. FOxKER , Te nd ë E es te Leyden. ro.Maart 12", ro'.9.997532o.l11t. 20°. 8.17’! 68 ZO: 39°.40. 522 ee 1 PAAFOSKAN B Rj MOI Na verfcheidene beproevingen gedaarì te hebben, bevond ik, dat men aan beide deelen van het Problema (bh) vry wel kon- de voldoen, wanneer men veronderftelde den Log afftand der Zonne van de Comeet voorden 6. Jan. 7 rik 9.7958800=Log; R. voor den 22. Jan. 18*.37= 9.8384713 =Log.R 1°. In welke veronderftelling men, uit berek. Zons- plaatzen , afftand tot de Aar- de, en uit de waargenomene Geocentrifche plaatzen der Comeet, de Helioc. plaatzen der Comeet vinde | | voor den 6. Jan. 2'. 28°. 47’. 36” Tengte;s en 29°.17'. 42. Noord. Breedte. — voor den 22. Jan. 4. 9°. O0. 16”. Lengte; en 31°16. 31’. Noord, Breedte. . | Het (4) Het overbekend Problema , den Loopkring eener Comeet door drie Waarneemingen te bepalen, is twee- ledig : 1e, Vraagt men een Parabel van zodanig eene afmee- ting en betrekking tot den Loopkring der Aarde , dat, daar men dezelfde Lengten en Breedren als twee waargenomene hebbe, het verfchil vam Zuo- malie in den Parabel een tydverloop geve, dat gelyk zy aan het tydverloop tusfchen de twee Waar- neemingen. 20, Vor COMEET VAN 'TJAAR 1779. 523 „Het verfchil vandeze Hel. Lengten geeft de beweging der Comeet op de Lclipt. uit de Zon gezien = 40°. 12. 40’. „NB. Dewyl de tweede Hel. Lengte groot ter dan de eerfte is, ziet men reeds dat de waare beweging regiftreeks is geweest. Om de beweging, uit de Zon gezien; op de Eclipt., tot den Parab. Loopkr. over te brengen, zy (plaat 1. fig. IL.) rgs een ftuk der Mcliptica: vew een gedeelte van den loopkring der Comeet: Voords zy ge de Hel. Noord. Breedte der Com. in de eerfte Waarneeming = hb. sw de Hel. N. Breedte in de tweede Waarn. =b. Vg haar Hel. Lengte in de eerfte Waarn. = J. vs haar MH. .L. in de tweede ==}; dan is Sin.sq=-Sin.gps= Sin-(!-F>); de voer- {traal zy in de eerfte Waarneeming =r. in de tweede =r"', en eindlyk zy de waa- re Anomalie in de eerfte Waarn. =u. ù de tweede =u. | In 29, Vordert men, dat de Beginzeleu uit dien Parabel voortvloeiende zodanig zyn, dat men uit dezelve __de plaats der Comeet van vooren dermaten bepale, S dat de gevondene plaats met de waargenomene ‚…_ overeenkome. … ro Na Ur 524 OJ. P. FOKKERS; In de regth. driehoeken pkw en ewk heeft men Cof. (1-1) X Cot.b'= Cot. pk= Cot. 53°.46. 31”. gevolglyk is ke=9°". 127, 15". bike Cof. 34°.35 +20 Eni De beweging der Comeet op haaren Loop- kring =34°.35-20 isdierhalven — (u +4) of = (ut u); dan, \ Log. (oor) = Log.r —= 9. 8553077. en N é 3 “ Ra MA / Log. (ost n= Log.r'=9. 9066688 zyn- de, komt 34°. 35. 20" = (u 4u) Door middel van r“enr. en (w'+u) vindt men us. Kga U —= 4. 42. IO. dus (w-u) = 34°. 35, 20”’-= de bewe- … ging der Com. op haaren Loopkring; wes- halven was de Comeet reeds. voor de eerfte Waarneeming door haar Perihelium gegaan. De COMEET VAN?T:JAAR 1979. :52$ > De Log--afftand ‘in-’t Perik. vindt men = 9. 8545758 = Log. (5) = To (3 Cof. u u Xr) | In een Parabel van de gevondene af. meeting. ftemt met a aah _Ânomalie vân-39°. 17’. 30” „overeen een dseloop — == 18%, 51. met Anom. van 4°. 42. komt overeen: A45: Mid “165 Te, | Het verfchil 16, 17= 16%, 11 oo, geeft dus een tydverloop dat flegts 8-mi- nut. kleinder is dan het verfchil tusfchen de Waarneemingen. De beginzelen in den gevonden. Para. bel, wiens Log. IEB 8545758, nafporende vindt men __1°. Den doorgang der Comeet door. haar Perih. den. 6. Fan.-1779.5°.…54. middel. tyd te Parys. Wanneer. men den regth, driehoek v ge oplost, vindt men LPew= == 76°, 24’. 33! q vof 526 oh PR OKNK ER qN. of de ‘afftand des kmoops vari de Lime? WF == 63 24. 33 OE 92° Sin eV q= Sin. hp des Topi op de Eeliptica = 32,2 19 ve afftand at knoops tot de ebr Vai neem. — 67° 1 6.2 8. waaruit En De Lengte des klim. vaag op de Ear = O5 25°. 5. 12, 4°. Lengte van het Perihel, op den gi kring = = 2, 27°. 39. ZO. mgb, Le! (2) vonden meg. 8545758. êe. De Beweeging hebben. we. bepaald. te Zn gee Prezijtraah, Ì Er is dus aan het bonte ‘deel van het Problêma voldaan. Zien we, of de plaats der cond voor “een gegeeven tyd, uit de gevondene Be-_ ginzelen bepaald. Oversegmn at de | waarneeming. | » Nemen we de te voor den to. Maart DE I uur. I gein í j Tus-_ COMEET:VAN \T JAAR 1779. 527 Tusfchen den zo. Maâärt 11*,-1o en den doorgang der Comeet doorhaar Perihelium zyn verloopen 65 dagen 5 uur” 6 min.;5 met. deeze. dagen ftemt overeen. noma- ue 2e SR “Voor deeze Anom. bekomt men Argum, van Breedte = 5° 1°. 42. ro’, het welk tot de’ Edlipt: Óvergebragt , met de Lengte des klimm. knoop; de Hel. Lengte geeft voór- dien tyd'= 6% 6% 33% 86”. waaruit men de Commufatie vihe ze zt 109, en de:Log. CRS) bekomt voor dien tyd dol 1348832, „Sin. „Hell. X S Ars. Br Sin. 32° Ios. 28° 17459! 7 SinLA 98 54 = Si „Hel. Breedie= (b)). de ilaos middel van de gevondene, Comm. Ah eidnde afftand- der Aarde tot ‚de Zon, en‚‚de. gevondene; afftand der Comeet. tot _deZon op. de Eclipt. „- vindt men de Elon- gatie_ der Comeet voor den ro. „Maart II Jo == 144. 8. 17 = 40 24 30. 43. deze Elongatie van de Lengte der Zon- ne voor diën tyd aftrekkende , vindt men de Geec. Lengte der Caen Org 34 & 528 — J P,/FOK KVE Ry: \/S:Elang:s Ha Be Wi r wabregar! Awel? LALA Sin. Comimut, ) —l. 39.445 5 = b, Geoc. DB. Men ziet dus, dat de berekende Lengte 7. 53’ grootter dan de waargenomene , en de berek. Breedte 4. 5’ grootter dan de waargen. is. Men herinnere zig, dat myne dn E mingen niet dan ten naaften by naauwkeu- rig Zyn, en dat. dus de Berekende Lengte en Breedte mogelyk naauwkeuriger zyn dan de door Waarneeming bepaalde. Ik ben in de waarfchynelykheid dezer gisfing bevestigd, door de Waarneemin- gen van de Heeren BODE en MESSIER, die ik zonder fchroom voor naauwkeurig houde , ten minften die van de Heer MESSIER. Nu vindt men , de bereke- “ning doende volgens de gevondene begin- zelen , vòor den 6. fan., tusfchen de Waarneeming en de Berekening , eene dooling in Lengte = + 2. ao, in ed el de —- 3. 28 Voor den 1o. Fan. sali in Fnèe =t 16.46 .in Bb. = H 3.48 Voor den 19. Fan. dool. in Lengte=- 3". 33’. in Breedte = H 11”. Kadt zeer en ERG COMEET VAN ’T JAAR 1779. 529 _ Voor den 23. Fan. dool. in Lengte =- 7". ke Breedte =- 32’. | Ik heb my verder niet willen verledi- \gen, om de gevondene Beginzelen te ver- (beteren, zo, om dat ik van flegts twee (goede Waarneemingen (ten ftrengften melk genomen) voorzien was , als ‚om dat men, rykelyk van goede Waarnee- (mingen voorzien zynde, zeer gemakkelyk een dooling van 4’ kan begaan; eensdeels, „dewyl de weg eener Comeet flegts ten naa- ten by, in't Perih. zelf; Parabolisch is; „anderdeels , dewyl de Waarneem. veel- styds niet dan op 2 min. na naauwkeurig \zyn.. Zie DE LA LANDE Aftron. 6. 13054 ï NB. Ik heb verkozen de datum in den | Parabel ( plaat IL.) overeen te doen ko- ‚men met die van den Loopkring der Aar= ‚de, ten einde men de plaatzen der Co= ‚ meet uit de Aarde des te gemakkelyker zou- ze zien, en, op dat men eenigzins zoude ‚ kunnen oordeelen , in hoe verre namelyk ‚ men veronderftellen moge , dat de ftaarten der Comeeten van. de Zon afftaan, heb ik (plaat Ten II.) de Comeet met haaren ftaart in eene grootere evenredigheid 0 PIII DEEL. Ll dan 530 JP. FOKKER) COMEET ENZ dan haare waargenomene grootte afge. | tekend. , P.S. Het komt den Heer PROSPERIN als zeer waarfchynelyk voor, dat de Comeet een omloopstyd heeft van 1150 jaaren; een groot verfchil zeeker tusfche die van A°. 1770. die de Heer LEXELI met oneindig veel moeite berekend heeft: en, volgens dien Heer , een omloopstyd zou hebben van flegts 5: jaar. Zie ( Mem. de PAcad. 1776. pag. sd | 1777. pag. 3so. Mem.de PETERSBOURG| 1777. pag. 370. en Ephém. de BERLYi 1777. Pp. 327.) by DE LA LANDE Sif plem. pour PAffron. Tom. IV. p. 704- 7 6 1780. 3. April. N Le EN » By bladz. 530 delburg. fl ad 454 Idem ibid. | 4,-38-[19{18| 6. Idem ibid. g ale 55522 AdemteLey-) den. aes 13137. he of Idem. de Idem. 5 Dn pp 4e. ; bende 4 mn en By blads. ‘s30 4 À F E L VAN EENIGE WAARGENOMENE EN BEREKENDE GEOCENTRISCHE PLAATZEN DER RR | a u a a je “ z = Lal | Ì 5 ze Et RNN enn El B Ed 3 B Be COR HE EA EE at 8 En ben a a ® Nr 5 5 ONE El (ú Elis So 5 | ne (alah As ke fe Ë gE S © Ee a | 5 08 |& zo enk zl ninn EE Fee [=M on & aë (ag E=] ENE ® ee 23 a © 3 (ie © we BE Ss 8 2 E A NA: 5 > N BE (88 & B 5 8 D} ej (D 5e @ 8 |e@o GE ANS Set NA tE SR Aon \sa a en pe Hr. nope idg, laur, |min, [reek lg: |e- fee | oee (gr. mia, fes, gee [min re SIE hin rec. te Berlyn. | 6. HN 9. 16:25-56.9:9926960: 10. 12,2 . “39. 6. |ro.lr2, 25,40. 39. 208 Idem. Toul 7: 9. 20.29. 29.9-9927940: 10. g,! 43:30. ro,| 8.43. ‚Ir4-43. 33:48. | Í | | | | ï Í De Ir. mes- [ | et | | 1 Û | sier te Par. | 18. 18. 39.| 9. 29. 5.32:.9.9930800, 9.27. 3.36.51. IA» 2.4 9.27.) 0. BST AfL. EREN ' | Ì Idem. 22,|x8.}37.|10.| 3L2.40.9.9932730: 9.20. 5.58/53-46.31., 9-20) ssrs3.47. 3:| Stud, FOK-jFebr. | I | Í | | | kerteLeyd.| 17-/14.} 6./10./29:29-25-9.9952420,| 7,28) | 54: 7:[27-59.|20.54.! | | 5 é Í Idem. 18. | 14. 4. |ix.| o./20. 58. 99953360. 7.26.30. 53.30. aleen kavel 6, Idem. 20.13. Ee 2.19. Le 9.9956300.| 7.24.30, 52.130 zlas.|eglsa.lsa. 13, Idem. 23.|13.f 44) HI s.leo.ro.lo. 9958720. 7.17. 51. zalrzijns.Isa.lso. ar. 8. Idem. [26.12 |so.|rr.| 8.|18.4r.lp. 9961560) 7.lr2 148./30. 7.|I2. zohoag. 39,7. Idem. 27.|13:f 5-|II-{ 918. 40.9. 9962230) 7.j1r 48. 7d TO,43./25: 47: 57: Ze Idem. 2 13: IL. |1o,/20.48- 9. 9963560, zl 9: s.lss-1az. 10130. En KE ZS rr. |15.[18.56./9. 9970390, zel I-j5o hal „26 52.f Idem. B 35: 1r.[18.|18. 35.9-9971870,) 628.30. AI:30. 6.}28 ts [e7ojar „Jao. Idem. Io. Taj LTj IL. 20, 8.17. 9.9975320. 6,}25: 30. 39:40. 6.|25-137-135 39:44. 5, Idem. |xx./ro. 28.\xr.\or.lrg., |9-99762804 62330. 38-40: | 623) 8 [28 3, Idem. re. zo. 48.11. 22lr3. 19.9977140, 6,22 30, 138 Ged Kaan 32e) Idem. BEN 9. zh 23. 9: 40.9-9978740 Glen. 30, 37 621.158. nnn Idem. 2. 5 z.| o.| 1} 6:39:9.99880o. | 614.40. |29:40. 6.l14.l4 1.20. 29. sa. Idem. | 24.|10. o.| 4.| 4-42.9-9992260. ABTN 27l4o.) | Orr EARN IdemteMid- April. delburg. 3. 8. ©. 13.54: |O-6004950. | 6.| 7:29 20e 4.137. Idem ibid. | 4. |1o. o.!r4l58.| |o-ooo6sto. 6 6! 20, Gl 6 14381918.) 6. Idem ibid. | 9.| 9. ;30.| o.lr9.58.| {o-o011740. | 6. 4ul18. LOfrS.|S5.j22. Idem teLey- Û | den. 14. | Io. 0.24.46. |o.0018470:| 6 2-30. |13:30, 6.l 2,39: 30: 1313759. Idem. 15.) 8.5 o. las.39. He oo1877o:| 6. 2.20. 13:10, 6, ans 1018 Er Idem. 19. 8. o. EN 34 4-0: 0023940. 6. ij II, 6, 1.35. 37, II. ata ee En PE Ene ie PEELEN ï zz) 5 Oe DJ A 2 >. 5 Ze Ind I Oe) ‚ : Shynbar Gej de WL van £ QAT IDG gedurende de maanden v Pan. Febr. e Maart en een medeehte Der ee == 2 der (omeet B Wier Looph 5, Pad WID Á Pil Dlrhard-van V Zeeuwsch Get, VIT Deef PLH. Bgenzelen deze Greer Áo, Efnòo de 04 waere Loop Ping berekend is. Doorgaan Lengte Linge Log. afstlnd | AAlling dor AEC | van der | man hee [in't Ferikerr ? | van! den B. 3 | le enegeng Perdhelian (elirnsme nde Perdtadium EEE DEN rogparing | Cere Add. CYò| nop. Zon zvndel op de e Parys. ) te Pazys 40, o000ooo.| EElptica | „ [eet Jan. 5234. 2.2739-30.|0. 8545756. | 32° Zig. Rogtstres, Bladz. sgr W AARNEE MIJN GG VAN. DE Cob My Bro sit Of VAN 1780. DOOR BNS EEN, MT RENE seR Z MELS HALI N ID eze Comeet. is ontdekt-te-Parys des morgens van den 27. Oct; , door den Heer MESSIER: Ik heb ze nietkunnen beginnen waar te neemen voor den 6. November: , des morgens, en ze flegts gevolgd, zo veel de lucht my zulks heeft. toegelaaten , zynde het weêr zeer weinig. gunítig ge- weest. Eindelyk heb ik ze voor de laat- fte maal gezien des nachts tusfchen den sen 4. December , wanneer ze uittermaa- ten flaauw. was, en moeilyk. waartenee- men. Ik geloof echter, dat myne bereke- Hing vry naauwkeurig is, hebbende die Los Ll a op= 38 EME COEN EON, on opgemaakt uit 1 5 achtereenvolgende Waar- neemingen, dien zelven nacht gedaan. Tot myne Waarneemingen heb ík ge- bruikt een zeer goeden Acromatifche Ver- rekyker, met een objectif, uit: drie glaa- zen t'famengefteld , van 40 linien ope- ning, en van drie en een half voet focus, daar ik een zeer naauwkeurigen Micrometer heb aangevoegd De Comeet is altyd zeer klein geweest, en zonder eenigzincs een {taart te vertoo- nén : met «de beste inftrumenten zelf fcheen zy duifter en kwalyk bepaald, haar kern onderfcheidde zich genoegzaam niet van de nevelachtigheid die ze omringde: men heeft ze niet dan zeer moeilyk met het bloot oog kunnen zien omtrent den 6. November. Voords is-haar licht zeer fchielyk verminderd: toen ik ze des mor= gens van den 4. December voor de laat- {te maal zag, was zy zeer klein , flaauw en eenigzints langwerpig; misfchien had men ze nog eenige dagen kunnen volgen, had het weêr zulks toegelaaten; maar de lucht. is betrokken geweest tot.den 17. Decem- ber, wanneer het niet meer mogelyk was haar weêr te zien, uit hoofde van haa- k ren COMEET VAN 1780, 533. ren verren- afftand van -de Zon en van de Aarde. Deeze Comeet is ontdekt een weinig. beneden de fter Qin den {taart van den Leeuw. Toen ik ze de laat{te maal zag, was ze omtrent 2 graaden: ten Noorden van de fter w in den grooten Beer. Het is ’er ver van daan dat‘haare beweeging, uit de zon gezien, zoo aanmerkelyk-zou- de geweest zyn: ik zal hierna haar afge- lopen weg. opgeeven, na zulks eerst ges daan te hebben van de beginzelen van den Loopkring,en de Waarneemingen , waarop die gegrond zyn, Wanneer de Comeet des morgens van den 27. October het eerst ontdekt wierdt, was haare afftand van de aarde 1, 192. en van de zon-o, 876. (de gemiddelde afs ftand van de zon tot de aarde onderfteld zynde = 1,0): haare grootfte nabyheid aan de aarde is altoos geweest boven den „gemiddelden afftand van de aarde tot de zon, en is geweest omtrent den 29. No- vember en den 3. December : wanneer de laatfte Waarneemingen gedaan zyn, was hagre afftand van de aarde 1, ro31. en van de zon zr, 6625is0 o | N „DM Lk'3 Zie 534 ME CH AIN, Zie hier de BEGINZELEN van haaren Loopkring ‚ zoo als ik die bepaald heb: zy- „ fteunen op myne Waarneemingep, onder elkanderen vergeleeken, en die ik vervol- gens zal opgeeven, voornamentlyk van die van den 6 en 20, November ’s morgens, __en van den 4. December ook des morgens. BEGINZELEN van den. Loopkring. Lengte van de opgaanden knoop gs 4e ger g) Inclinatievan den Loopkring. 53 48 15 Lengte van haar perihelie op _ den Loopkring 86-21-18, Perihelifche afftand = o, 992556, logarith- „mus 8,9967550 Doorgang door.het perihelie 30: Sept. 18 12 so’ middeityd te Parys. Rigting van de beweging; terug gaande, of tegen de orde der teekens. : De twee birolnende Tafelen behelzen: myne Waarneemingen , derzelver uitkom: {ten ; en de vergelyking van de bereke= ning gemaakt op de hier vooraf opgegees ven jeginzelen met die uitkomst. Voords zal het. hoofd van ieder colom genoeg- zaam aans wat ze behelze. . Mid- COMEET VAN 1780, me _Middeltyd, der-:Waar-: neemingen te.PA- nn er RYS. er Dh Sterren met “welke-de'\„REGTE KLIMM. | Declinatie der Comeet. vergeleeken is. | der Sterren. |_ Sterren, gefevan den LEEUW. Dezelve. Ij2’. 20. 46. | 22. 33. 53 rfe van BERENICE. Nijp 38. 24. | 23. 18. 56. * tusfchen- BEREN. @n-| 171 II. 37. | 28. 9. 28. den KL. 4ztevanden kr. LEEUW. | IÓÓ. 46. 43. 5stevandene. BEER. | 152 19: 20. zfe van den G. BEER. 162. II. 22. * boven J van den . BEER BEEUW. or .Jr16S 41. 48»:| 35: II. 48. es ren enenmmthedentmnnd nn Geb API erp 68 vogrej-vo6 € + 6 "120 „ [revris veh | ess «gh «cor | “St. op + dige z 6 °S6 "66 | toa 35 LOI | 0 76 + "So | ms [Zr 2 SE ck vga °601 | c08 b — “05 Oor VEB Ab Ce IiLrdn Br Sr Er SS vo bob ar orb ser “va °So + 2 zz g rESr eo TE O8 vor JEP “br H i VEL Bet lokT OEE betr El | ® B A k | “AONT pe ‘O8LI 5 E “u0g op ow | “wo op 9 vor |-sauva ol “1aou0) 1ap “AMO JAP | “AIAS Jop _*NI19 |-19IS JOP "WITT AL | "UAIUITEM, A NIT92T °TUOONPN NIT aL oa vj-ad UEA THDJIo A |sOau op UeEATIJHAA |JOP_"IISPPIN | menssen Gtt 537 COMEET VAN. 1780. Middel der|Waargen. LEN Gs|Waargenoom. N.| Verfchil tusfchen de Bereken. Waarneem. te PARYS. TE der Comeer. BREEDTE der Comeet. 1 nnn nennen en Waarneeming. in Lengte. in Breedte, DEE 538 MEC H ASIN, “Het teeken + wyst aan, dat de bereke- ning, volgens de beginzelen gedaan, eene meerdere Lengte of Breedte heeft uitge- bragt; dan de Waarneemingen (ople- veren ’). | De twee fterren , waar mede ik de Co- meet vergeleken heb, den.13. Novem- ber en 3. December „ zyn tusfchen de 7°% _ en 8 grootte, men vind haare pofitie in geen Catalogus. | Ee Ik heb’ den ftand van beide bepaald , ver= gelykende de eerfte met van Cancer, -en „de 45° in denkleinen Leeuw; en de twee- ‚de metx» en de 65f* van den grooten Beer. … Ook heb ik myne beginzelen vergele- … ken met de Waarneemingen van den Heer MESSIER den 26. October ten 17°5’. 43’. middeltyd te Parys, Waârgenoome Lengte 169°.13/.57”., waargenoome Breed- te 10°. 49. 52’; verfchil in Lengte o’; en in Breedte — 15% —_ De Comeet heeft, op haaren kring, niet ‚meer dan een bôog van 11° 3. 17” in _ Lengte, van den 26. Octob. totden3. Dec. « —afgeloopen;-en haar heliocentrique Breedte. 5 Á is COMEET VAN 1780. 539 is flegts 8°. 37. 20’. veranderd. Den 26. October was haare anomalie reeds I40°. 39. 37’, ZO dat die boog genoeg- zaam niets meer was dan eene rechte linie. Waar uit volgt, dat, niet tegenftaande het voldoend overeenkoomen, ’t geen men vind tusfchen de uitkomften van de berekening met die van de Waarneemin- gen, men zich echter niet vleien kan, de beginzelen van den kring, met de uiter- fte naauwkeurigheid te weeten. De groot- fte onzekerheid valt op de plaats van den Knoop, en op de Helling van den Loop- kring ; want fchoon ik die al vry aanmer. kelyk veranderde, kwam ze egter vry wel met alle de Waarneemingen overeen. Ondertusfchen zyn de beginzelen, die ik hier opgeve, die, welke het naast overeenftemden, en ik geloof dat zy vry na aan de waare zyn. Deze Comeet is de 6sfte, waar van men den Loopkring heeft berekend; ze gelykt op geene van die men, tot heden heeft waargenoomen. KEEN ER Be .