ED es Mh UITGEZOGTE VERHANDELINGEN | vir pe Nieuwste WERKEN wek 5 OCAETEITEN | DER | WETENSEHA-PPEN BN LEU RIO PTA 8, EN VAN ANDERE GELEERDE MANNEN: ‚ Met naauwkeurige arbeiden. | ZESDE DEEL 5 | TE AMSTERDAM, Bee Po ONU TD VN MD EGCHKL - dt NAM iN RE kart TN edel \ Nl Ans st ss Pen KORTE INHOUD vAN eN 7 EBDE VDE EK DEEZER VERHANDELINGEN. DE Klootfche Driehoeksrekening opgebelderd met eenige Algebraifche Voorftellen , doer der Heer N, STRUYCK. 5 4 Bladz. r Aanmerkingen, omtrent het berekenen der Verfchy- ning van Venus in de Zon, door den Heer D, KLINKENBERG. id : ë Eenige Waarneemingen, op den Thermometer en Barometer , in de zwaare Koude te Petersburg. — Vertoog over bet bevriezen en ftyf worden van het Kwikzilver „in de Konftig verkreegene Kou- de 5 voorgelezen aan de Rus-Keizerlyke Akade- mie, door den Heer Prof. J. A. BRAUN. . Berigt van eene zonderlinge verandering van Kleur, iz eene Negerin. - p 59 VL, Dreu. ORDE Elek. KORTE INHOUD. Elektrikaale Proefneemingen, omtrent den Steen, die Tourmalin of-Afehtrekker genoemd wordt, door den Heer B. WiLsanN. 8 Bladz. rat Verbaal van de Opkomft en Vordering der Tui- nier-Konft te Montreuil. d n, 149 Waarneemingen omtrent del Lugtsgefteldheid en de Ziekten te Amfteldam, iz de Maanden Ja- nuary, February en Maart, des Faars 1761. 155 Onderzoek, of verfchillende Planten een verfchit- lend dan bet zelfde Soort van Voedzel uit den Grond baalen 5 getrokken uit bet Werk van den Heer pu HAMEL Du Monceau. …. 159 Berigt van eenige Proefneemingen over den Loop der. Rivieren en de Middelen tot voorkoming der. Overftroomingen , door den Heer GEN- TETE. Ps ln ì dia 177 Vervolg der Elektrikaale Proefneemingen van den. Heer WinLsoN, met den Tourmaliù- of Afchtrekker. ° . é . 2oa Werfcheide Berigten aangaande een Vuurbal , die zig in't Jaar 1758; in Engeland vertoond beeft, ‚by een verzameld, en met Aanmerkingen over » de vorming van zodanige Verfchynzelen vergt, door den Heer J, PRINGLE. ; 8 220 ie Maa ee KORTE INHOUD, De Uitwerkingen van een zwaare, Donderbuy ; op . den 16.July.2759s in Engeland, _» __Bladz. 262 Nieuwe Manier om door Kont Magneeten te maa- _ ken, die van zeer groote kragt 2yn , zonder “ pebulp van den Natuurlyken Zeilfbeen. … < 266 Wertoog over ’t ryp maaken der Vygen in de Le- want, door den Heer GODEHEU DE RIvIL- LE. Sje) en 11 . . . 217 De Rekening der Kanfen toegepaft op de In-en- ting der Kinderpokjes , door den Heer D'ALEMm- BERT ús - : 293 “ Berigt omtrent de Verfchyning van Venus in de Zon, op den 6 Juny 1761, door den Heer N. STRUYCK.. . 5 . ef! 1395 Waarneemingen omtrent de Lugtsgefteldheid en de Ziektên te Aïmfteldam, iz de Maanden À- pril, Mey en Juny, des Jaars 1761. - _ 309 Waarneemingen omtrent bet inwendig gebruik * der onlängs aangepreezen Middelen tegen de Kan- ker in ’t Borft, door den Heer Dr. vaN DEN Brock. , ried d 315 erigt van de Genezing van een Kanker in 't Borft door de Belladona, met een nieuwe Ma- nier om dit Middel te bereiden, door den Heer Dr. MARTEAU. é 4 ANR | „VL Deer. *3 Vers KORTE INHOUD. Verbaal van de goede Uitwerkingen der Scheer- ling of Dolle Kervel in de Klierverhardingen, door denzelven. d k Bladz, 349 Onderzoek naar de Oorzaak , die bet Tarwe.-Graan, in den Halm, bederft en zwart maakt , met een Berigt wegens de Middelen om dit verderflyk Kwaad voor te komen. Ì L 355 De Oorfprong der Lely- en Sterre-Steenen , als ook die der Rader- of Rol-Steenen , opgebel- derd door denn Heer GUETTARD. : 388 Waarneemingen omtrent bet Licht, ’t welk bet … Zeewater by Nagt RE, » door den Heer Dr. LE zn . , , 497 Aarmerkingen omtrent een nieuwe Manier van de Metaalen te ontbinden, door den Heer Dr. Mac- QUER,. - 5 - Ä 428 Bedenkingen omtrent de verandering van de Mis- wyzing van ’t Kompas, en derzelwer geftelde | beid over den gebeelen Aardkloot, . 444 Waarneemingen omtrent de Tugtsgelteldheid en de Ziekten te Amfteldam , in de Maanden July, Auguftus en September , des Jaars 37Ö1. : . : ‘ 459 Zere KORTE INHOUD, Wertoog over de Manier om de Kraamvrcouwen té verloffen van de Nageboorte, en de WVoorzig- tigbeden, die daar in, volgens de werfchillende Ompftandigbeden , worden vereifcht: door den Heer LEVRET. . : Bladz. 47t De Nuttigbeden van bet te-Paard ryden onder- zoet, door den Heer Dr.J. BENvENurr. 459 Nieuwe Prôeven , ter ontdekking of bet Zee- “ water door Glas been kan dringen, op Zee in ’t werk gefteld , door den Heer De ‘Cos- SICNY. : : - si2 Werklaaring van een Voorftel der Gezigtkunde: __boe bet bykomt, dat men, met de beide Oo- gen te gelyk, de Voorwerpen enkeld ziet: door den Heer pu Tour. à . … s4d Vertoog van de. Bereiding van de Kaas van Roquefort , deor den Heer MARCOREL- LE. : . . . . 573 Zonderlinge Vertooning aan een Varkens-Blaas. 6oz MWaarneemingen omtrent de Lugtsgefteldheid te Amfteldam , in de Maanden Oktober, No- vember en December, des Faars 1761. 6I2 De Plaaten zyn dus Praar XXXIX. XL. XL: - XLI, XLIII. XLIV: tegenover nom vmma ingevoegd, & \ DE KLOOTSCHE DRIEHOEKS-REKENING OPGEHELDERD MET EENIGE ALGEBRAISCHE VOORSTELLEN, ê DOOR DEN HEER CE bee vn Hel zate ion, Oman: Lid der Koninglyke Societeit van Londen, der Hollandfche Maatfchappye te Haarlem , en Korrefpondent van de Koninglyke Aka- ì demie der Weetenfchappen van Parys. SEELEEEESSEEESEEENEE EERE INLEIDING. Over de Uitvinding en Vordering van de Drie- hoeks-rekening. | E oudfte Schryver, dien. wy van deeze Konft vinden, is Trroposrus vaN Trou, die vyftig Jaaren voor de Geboorte van Chriftus leefde, en drie Boeken van de Spherifche Drie- hoeken maakte, welke nog voor handen zyn. Maurorycus en Cravrus hebben daar uitleggin- gen over gemaakt, die te Oxford, in * Jaar 1707, in ’t Griekfch en Latyn zyn uitgegeven. In ’% Jaar 97 na ’s Heilands Geboorte leefde MeneLaus te Rome, die zes Boeken van de Chorde of Pee- zen fchreef , en drie Boeken van de Sphenfthe TFriangels, welke in ’ licht gegeven zyn, door Maurorycus en MERSENNUS: «Omtrent. veertig VL Deer. A Jaa- 2 De Urrvinpine EN VORDERING Jaaren daarna handelde Proromeus, die vermaar- de Sterrekundige , ook van deeze Weetenfchap. Diestyds verdeelde men de Radius of Straal in 6o gelyke deelen, welke men Graaden noem- de, ieder Graad in 6o Minuuten, enz. Door deeze deelen werde ieder Chorda uitgedrukt. Berft lang daarna is ’ in gebruik gekomen , met de hal- ve Chorda of Stnus te rekenen ,’t welk men meent dat van de Sarrazynen afkomftig is. Ben Musa, een Arabier, heeft van de Platte en Spheerifche Figuuren gefchreeven. Groroius PurBacmus , die in ’ midden der Vyftiende Eeuw bloeide, heeft een nieuwen Sinus-Tafel gemaakt, van ro tot zo Minuuten, dewelke naderhand, door zyn Leerling Jan Muuzer, gewoonlyk Jonannes Re- GIOMONTANUS genoemd , vervolgd is van Minuut tot Minuut: doch daarna merkende, dat het ge- makkelyker was de Eenheid voor de Radzus te neemen, zo heeft hy die aldus veranderd. Ten tyde van Pursacmmwus beeft JoANNEs Fusorrus, met behulp van More Taveurr, in Vrankryk ook Sizus-Tafelen gemaakt ; gelyk blykt uit Gas- BENDUS in °t leven van PurBacumus. ERASMUS Ruringorpus gaf, in ’t Jaar 1533, cen Sraus en Tangens-Tafel uit. G. Joacu. Rrrricus heeft, omtrent het midden dier Eeuw, den Senus-Tafel van ro tot ro Sekonden vervolgd, de Straal ftel- lende op rooooooooodooooe ; ’t welk na zyn dood „in ’t Jaar 1613, te Frankfort aan den Main, an Folio, door Bantn. Priscus is uitgegeven ; die zelf VAN DE Kroorscre Drienoeks-REKENinG. „3 zelf ook, in * Jaar 1600, een Werkje in Ota- 20, te Augsburg, over de Trigonomerria uitgaf. Op de Jaaren 1596 en 1613 heeft Warentinus Orro uitgegeven drie Boeken van Ruericus, om de Tafels te vinden, die tot de Driehoeken noo- dig zyn, en een Vierde Boek over de Spherifche Triangels, waar by hy vyf Boeken van hem zelf voegde , over de Scheef hoekige Klootfche Dric- hoeken. In de Nederduitfche Taal is Lunorr van Kev- LEN de eerfte geweeft, die de Sizys- Tangens- en Secans-Tafelen heeft verklaard, welke in % Jaar 3596 te Delft, en in % Jaar 1615 te Leiden ut- gegeven zyn. Drie Jaaren daarna Kwam het Nederduitfche Werk van Sr. Srevin in % licht over de Tr;gonometria, dat in * Jaar 1634 ook in % Franfch is uitgegeven. Te Leiden kwam in’ Jaar 1627, in Oftaoo, aan % licht, een Werk van Marrinus Horrensrus, genaamd Witlelrordi Snof- lit Doärina Triangulorum; maar na de Uitvinding _ Van de Logarsthmus-getallen door Nererrus, en de verbetering van dezelven door Bricerus, is de Driehoeksmeeting veel gemakkelyker gew or- den. ADRIAAN Vracx heeft te Gouda, in ’ Jaar 1628, sn Folio uitgegeven, de Numeri Logarich- mus, van 1 tot 100000, benevens de Sspus- Tan- gens- en Secans-Tafelen, van Minuut tot Minuut. Ook heeft die zelfde Autheur, tot groot nut van de Rekeningen der Sterrekonft, op de voornoerr- VL Deer, A a de 4 De Urrvinpine EN VORDERING de plaats, in ’t Jaar 1633, de Sinus en Tangens, in Logarithmus-getallen , van ro tot ro Sekon- den, zn Folso laaren drukken. De voornaamfte Schryvers, na dien tyd, daar over, zyn geweelt: Bonav. Cavarremus, die in % Jaar 1643, te Bo- nonie, een Werk zn Qyarto daar van uitgaf: zo ook Sermus Wampus, te Oxford, in ’ Jaar 1654, in Quarto, en Ricnarp Norwoop, in % Jaar 1651; Wars. Ouvorrep, in * Jaar 1657, beide te Lon- den, in % zelfde formaat: als ook op de zelfde plaats, Jornannes Newton, én Folso, in ’t Jaar 1659, als ook A. pr Graar, in ’t Nederduitfch, te Amfterdam, zr Oftavo. | Verfcheide anderen, die in een Werk over de geheele Mathefis of Wiskonft daar van gefchree- ven hebben, gelyk Seret, jeg Oza- NAM, E. Vers, enz., gaa ik voorby. In *t Jaar 1704 heeft J. Goopen „ een Jefuit te Luik, een Kort Begrip van de Driehoeksmeeting uitgege- ven. _ Ook iste Leiden, onder andere Werken, op ’t Jaar 1725, ze Quario uitgekomen de Zrigo- womttria van den Heer Kem, Profeffor in de Ster- rekunde te Oxford. In ’ Jaar 1742 heeft Wir- LIAM GARDINER, te Londen, laaten drukken de Logarithmus van 1 tot zo2roo, als ook de Sinus en Tangens van 1o tot ro Sekonden, in ieder Kwadrant: de Sinus van de eerfte 72 Minuuten zyn by hem van Sekonde tot Sekonde uitge- rekend. Ik oordeel het niet noodig ,. meer Schryvers van PL. KXAXIX. Dt Seg. 2. _ „ ES 9 / = Sag. 0: / Arg. Le. Ge Hi C Á br al ed Ale AE P] derd, AR / VAN DE Kroorsert Deierorrs-ikesno. 5 van den tegenwoordigen tyd, over de Diiehoeks- Rekening , aan te haalen, om dat die by de 'Lief- hebbers bekend. zyn. Onder de voornaamften telt men za Came, Keir , Worrius, DE Graar, Voogr , enz. * Toen men de bewyzen vande Regels der Klootfche Driehoeken nog opmaak- te uit Eucupes of door andere Befchouwingen van de Geometrie alleen , waren de Figuuren fomtyds door de menigte van Liynen ze verward, dat. het zeer moeiclyk viel, de Bewyzen te. be- grypen. - De nuttigheid van de Algebra, zo wel in de Klootfche Driehoeks-rekening als in de Ster- rekonft, is door verfcheide geleerde Mannen, in Onzen tyd, aangetoond. „Ik zal derhalve maar twee Voorbeelden vooraf laaten gâan, om aan te toonen welk eene nutugheid.men van de Al- gebra hebben kan in het oploffen van -zwaare Voorftellen. | Eerste VoorzEELD, Laat an de Koot fche Bribrek CPr. XXXIX Fig. 1.) de Hoek ABC regt zyn, de Perpendicu- Jaar AD 15 Graaden , en de Zyden AC, BI even lang. Vraage naar AB 4). Men ftelle de Radius = r, de Sinus van AD == a, de Senus van AB = «: zo is ’t , : „ Sin. (D Dit is het 33. Voorsrer-uit de Wistenflige Oeffe- ning van HeLLineweer, bladz. 471. VI Dezru A 3 6 NUTTIGHEID VAN DE ALGEBRA. Sin. compl. AD _ Radsus San. compl. AB V/rir=—=aâ T VIT = XE TVIT — KX Komt Sin. compl. AC of BD ———= Vrr — aa rVxx—aa Derhalve is Sinus AC Vrr — aa Verder Sinus AC is tot de Radius of Sinus D,r; als Sinus AD, a, tot Sinus ACD; die dus komt avVrr — aa Vxx— aa En Sinus AB‚x, tot de Radius of Sinus D,r,als Sinus AD, a; komt Sinus ABC 27 x Dan, Radius r,‚ tot Sin. compl. AB Vrr — xx, als Sinus A B ce Komt Sin. compl. ACBaV rr— xx. x „Derhalve is Sinus ACB Sinus ACD Vrrxx — Garr ek AAXK ov rr ú a mnendnetnd % Var — aa / gaarr a*rr „Datist4 = a aas rr aak rr Wanneer men de Radius,‚r, == 2 ftelt, dan is BVD 3E Oba S 1039 Rename ennen Ofra ViiV3EdtnV3- Vo s5V3 Voor de Sinus van de begeerde Zyde AF. T wEE- IN DE Kroorscre Drienorks-REKENING. 7 Twerepe VoorBeerLD. Ín een Klootfche Driehoek, Fi, „a, is bekend de Hoek CAB regt, de Hook BA 23 Graa- den 32 Minuuten: de Zyden AB, BC en de Hoek CB A, fiaan in een Arithmetifche Progres- fie. Vraage naar AB en BC (4). Stellende, in de Kiootfche Driehoek, het Tang. compl. van de Zyde BC =p; en dar van de Zyde AB = r; dan verbeeldt, in Fig.3,de Boog MN de ke van de Hoek BCA; IM de langte van de Zyde BC, en LM die van de Zyde AB. Als de Hoek OTM regt is cf TM een Kwart-Carkel , waar van O het Centrum; VN evenwydig aan OM: zo is VN ’% Sus comple- ment van de Boog MN. Stel VN = 5, de Ra- dius of OM = a; het Tang. cbk. van de Boog MN, zynde TD= d; Be Secans van de Boog TN, zynde OD, =e: verder TR = ren TS mis de Secans complementen van de gezogte Zy- den, welker langten de Boogen TM ‚LM,afmeeten, Dewyl nu de Boogen LM, IM, NM, in een Arithmetifche Progreffie glad » Zo moeten de Boogen NI, IL Blyk, dat is even lang, zyn, en dan is, Pilvens de 3. Prop. van ’% Zesde Boek van Eucupss: OD tot OS als DR tot SR € Vaasyg mg nn yk Ofctot Vaakyy als 2 ard cot je ee Want (f) Genomen uit het 27, Voonsrer van HELLINGWERF, bladz. 470. VI Deer. A 4 3 De Kroorscne DRIEHOEKS-REKENING “Want door de bekende manier van Verlenging - der Zyden tot een Vierde-Ronds, in de Klootfche Driehoeken, (zie Frg.2,)ftaat de Radrusa, tot het Sin. compl. van de Hoek ABC, zynde ó, als het Tang.comp/. van AB, tot het Tang. compl. van BE: of. atotbalsytotx, en derlialve ax mby: waar uit volgt, dat men in de plaats van x kan brengen 2, Danisc tot V aat yyalsby —adtotay —by; en daar uit zal men vinden aadd Bena bb — dd 2 ad 2ACC 4 oa3d afdd ien opt tarn ER Lek a sud © © gacc Nuisa = 100000, b = 91683, ec = 250449 ven d= 229ó61g deelen. Deeze Getallen in plaats van de Letters ftellende en dan de Waarde van y zoe- kende, zo zal men,vinden y — 272281, en x = 249386: danis,in Frg. 3, de Boog IM 69 Gr. ‘so. Minuuten; de Boog LM 68 Gr. 9 Minuuten; de Zyde AB, in Frg.2,is 20 Gr. 1o Minuuten; de Zyde BC a1 Gr. 51 Minuuten en de Hoek ABC is bekend,23 Gr. 32 Minuuten. Het Verfchil van ie- der Term isdan i Gr. 41 Minuuten,en dus zyn zy in een Arichmetifche Progreflie,gelyk begeerd werdt. STER-. « DOOR DE ÄLGEBRA OPGEHELDERD. 9 STERREKUNDIGE RK OO Ros TD ET L E N. mm nn ae ee Errste VoorBeEwys. Gegeven zynde, an Algebra fche vitdrukkingen, de Sinus er Sinus complementen van twee Hoeken of Boogen; men vraagt naar de Sinus en ’ Sinus een van de Som der Hoeken of Boogen. Aat in Fso. 4, A het middelpunt zyn van een OEL: de Boog DC een gedeelte van “den Omtrek, doch minder dan een Kwart-Cir- kel; DAH en HAC de gemelde Hoeken, waar van de Boogen zyn DH en HC; dan is BD de ar van DH, en AB het Saur complement daar _ , KC de Sinus van HC, ‘en AK het Saur ala: PC de Stnus van DC, en AP het Sinus complement. , Stel de Radius =r, KC m, AK zn, BD =. ais, % Su. compl. van AC = by de od in: D de Tangen: van de Boog BD, ven PQ: het Tangens compl, dan is AC of b, tot BC,a; als ë or pe rad AD,r tot OD, of pals de Radrus 1 gefteld wee Ook is BC,« tot AC,4 als P A,r tot u PQ Se ai „ sr de Eenheid is, ’t Welk be- weezen moeft worden. E r R- ad nt _ DOOR DE ALGEBRA OPGEHELDERD. 13 Eerste VOORSTEL. Bekend zynde van twee Sterren „hoe ver dat jeder van Top 45, en * oerfchil van haare Streek , vraagt “aen naar den affland, dien de Sterren onder ND kaunder hann pr pages da el van een Trooten Carl In voorigen rl heb ik een Regel ontdekt, om, „wanneer twee Zyden van een Klootfchen De. _hdek, ende Hoek tuffchen beiden, bekend Zyn, op een gemakkelyke manier de ras Zyde te vin- den. Deezen Regel heb ik, in t Jaar 1732, in een Franfch Traktaatje uitgegeven, en naderhand ook in myn Werk, genaamd Inleiding sot de Al gemeeue Geographee Gj). Men kan dit aldus voor- …_ftellen: … In Biguur6, T het Toppunt verbeeldende, B de eene en C de andere Ster, PO Q een Hazan tale Vlakte; “welke van de Loodlynen , uit T, B en C vallende, ontmoet wordt in de Punten O, IH, en D. Ge siker DH, en CL evenwydig DH, en HV perpendiculaar op OP ; dan is, wanneer TQ en TP net Vierendeelen van Cirkels zyn „de Boog PQ of de Hoek DOH het verfchil der Streeken, % welk hier, voor eerft , gefteld wordt minder dan een KDE. Cirkel. Ik fel de S4- aus daar van = n, ’t Ssnus. complem. of Stnusvan de Hoek OHV = m, de Radius ar, de Sinus van (f) Gedrukt te Amflerdam 1740, bladz. I52. | VI. Dez. 14 De Kroorscnr DRienOrss-REKENING van de Boog TB, dat isIB of OH, = a; % Sz zus compl. Sc, de Ssnus van de Boog TC, dat isOD,=b, t compl. dat is CD =d, Danis cat cemarrs bb+dd arr, en mm nan en Hi AT wi Rad.V‚r-OH,a OHV ‚m Rad.V „r-OH,a-VOH, BHe N Cof HLd an an vo VH— BLe-d Eamonn f r OD,b Vier. BLec—2derdd aar.” an ’tVierk, VH VDE rr r a amb "aa mins % Vierk. VD hbe Ex rr Steltin’tVier- kant BL voor ecc aa mm aann o2amb dan rr—aa, en Vierk.HD ed -— sb voor dd ftel rr—= rr rr r bb, zoishetVier- Stel voor uns nndanrr, zo vind men ’t kant BL 2 rf—4aa 2amb =bh—=2cd. ’tVierk. HD of’tVierk. CL aa bb == *t Vierk. BL 2 rr —aa—bb—2cd 2 amb t Vierk. BC arr 2d r gedeeld door 2 r en cd _amb komtde Pyl van de Boog BC zr — Tr rr “Deze Pyl, getrokken zynde van de Radsus, zo blyft daar over ° Sim, compl. van de Boog cd amb BCS Ze, r dn De eine \ f DOOR DE ALGEBRA OPGEHELDERD. 15 ‚De uitwerking zal ik met een Exempel ver- klaaren. Genoomen dat TC is 76 Gr. 24 Min. TB 44Gr. o Min. en de Hoek CTB ar Gr. 1a _ Min, Vrage naar BC? Alle de bekende deelen zyns ieder in t byzonder, minder dan go Graa- den. Sin, Log. Sin. compl. TC 76Gr. 24 Min, ----- b—=9987649| d= 9371330 IB 44Gr, o Min, ---+- a= 9841771} c= 9856934 CTB2r Gr, Eden $. Comp. m == 0969567 LL bamz ede dae Frz=2 r=i bam de = 9,798987 —=9,228264 rr f 5 5 hen nenten.) nen Verander leze Log. in Sin. deel. 4198987 ve-- 4, 228264 62949 16915 16915 add, om dat het te- Voor het Sinus compl. van BC 79864 ken sp is. Zoek dit in de gemeene Sinus-Tafel : men vindtde Boog BC 37 Gr. o Minuuten; als de Hoek CTB en een van de Zy den meer dan go Graaden is, zo zal men voor BC de zelfde Formwle vin- cd den, te weeten het Sar. compl. van BC = tt amb “ry 3 doch als de gegeven Hoek meerder ie go Graaden is, de twee Zyden ieder in % byzonder minder din go Graaden zynde, zo heeft men ed amb amb cd en of — 7 sf als de gegeve Hoek IV. Deer. _ en 16 De KroorscuE DRIEHOEKS-REKENING ‘en cen Zyde minder dan go Graaden is, en een £ am b der Zyden meer , zo is’ Sz7. compl, BC — — id d a: trekkende altyd het minfte getal van het meefte, als ’t eene + en ’t ander — is , naar dat men de Pyl vindt, of meer of minder dan de Straal. 1. Gevoro. Indien de Hoek CTB regtis, zo is m — nul dan is de laatfte Term in ’t eerfte geval cd ook —=-nul, en daarom BC= 5 zynde de ge- meene Regel , die gebruikt word , om in een Regt- hoekige Klootfche Driehoek de Zyde over den Regten Hoek te vinden , wanneer de twee andere Zyden bekend zyn. IL Gevore. « Bekend zynde, in een Kloot fche Driehoek „Fig. 7» de Hoek ABC regt, de Zyde AB, en de Hoek BCA. _ Vraage naar AC. v…Stel de Sanus van AB = a,’ Sin. compl. = b,de Sinus van de Hoek ACB = ec,’ Ser. compl. =d, de Sinus van de Regte Hoek-of de Radzus #3 dan ishet Su. comp/. = nul, de Sznus- van AC =x, %t Sin, compl. sy, de Sinus van BC nz, en’ compl. =v. In Algebraifche uitdruk- kingen zyn dan bekend AB, BC, en de Hoek ABC. Men vindtdoor % Eerste VoorsreL bo = yr. Ookis, in Algebraifche uitdrukkingen , be- Kend BC, AC en de Hoek ACB. Men vindt Ke! xd os doorBensreVoorsri er + = = b; door de eer- Hike ee Rn: ‚DOOR DE ÄLGEBRÀ OPGEHELDERD. <17 8 n Lik . fte BE guane is v = 2e, Dic laatfte in plaats van pv gefteld in de tweede guatie, zo heeft men qd . fen ebs of baadt yyrr abbrr, Stel 1 rr à ___in plaatsvansryy dan bbov, dat daâr aan gelyk js, zo vindt menddzr + bbvom=bbrr,ofdee bvo abrr. Voor oo dan gefteld rr— zz; zo is dar + brr_—bzzimbrr, of bear =bza, ‚_endr=bz,ofz= dE Steldeeze laatfte Waar- b | de voor z in de volgende Zguatte „dewelke hier boven gevonden is, beed yyrr zbbrr; dan vind men ddrx + yyrr =bbrr; of ddax = bb—yy: rr. Nuishharr—aa, en yy = k Pr} daarom bb KE 44, EN bygevolg ddxx as aa:rr. Eindelyk voor dd gefteld ri —=êc3 dan is #rix — Conte Tammes! rrix — aArr of aarr AccHEs er ar = ar. ‘ex. Dan is —= —. Hier door blykt, dat C de Sinus van de Hoek ACB tot de Sinus van AB is, alsde Radius tot de Sinus van AC; zynde de «bekende Regel, die reeds voor lang gebruikt is. III. Gevore. Begeert men, door het geen dat en het voorgaande Voorftel bekend gegeoen 25 „ten eerflen d Zi BC te vinden? _ ‚Hier vooren is gevonden dr. zbz. Stel in je ar dar ® Ein van % dan—, zo is— = bz, ofz Eb en” CJA nat vn adr ‚ VL Deer, B zal 138 De Kroorscne DRIEHOEKS-REKENING adr : ar EE Nu is door ’t Tweepe VoorBEwys el de Cc Tangens vande Zyde AB. Ik fiel die = e, dan ed isz ==, doch de Tangens van de Hoek ACB wordt , Kalken het Tweepe VoorBEwys, uit- Cr gedrukt door —. Stel dit = g, dan is cr = d dz, of d = {EL Stel deeze laatfte Waarde 5 ed er voor d in de Mguatse za, daniszma of de Tangens van de Hoek ACB tot de Tan- gens van A.B als de Radius tot de Senus van BC; x welk de bekende Regel is, die tegenwoordig algemeen gebruikt wordt. IV. Gevore. „d/s men naar de Hoek BAC gz- vraagd had? Dan is, door ’t II. Gevore „de Sinus vande Zy- de AB,a,tot de Stu van de Hoek ACB, c, als de Ssnus van BC, hier voor gevonden en dr € tot de Sspus van de Hoek BAC, Datis, het Sm. compl. van de Zyde A.B is tot de Radius, als % Sin. compl. van de Hoek BCA, tot de Sinus van de Hoek BAC; zynde dit de zelfde Regel, die door de verlenging gevonden wordt. V. Grvore. Als an de Scheef hoekige Drieloek , Fig. 8, Gekend vs de Zyde AC, de Hoek ABC, en de Hoek ACB. Vraage naar A B? Ik fiel de Ssays van AC=a, de Sinus van de èn pa: dean nd Se. An cx bex de SinusAB,— Tang, BC. pe DOOR DE ÀLGEBRA OPGEHELDERD. — 19 de Hoek ABC = 4de Sinus van de Hoeck ACB ze, de Sezus van AB = =. Laat AD een Per- pPendiculaar op BC zyn; de Radzus = r, ac ADC,r --- AC,a --- ACD,c. Komt AD— r KBD, --- AD SEA ADBir Komt AB T Zoo dat de Sinus van de Hoeck ABC is tot de Zyde AC, als de Stuws van de Hoek ACB tot de Sinus van AB. ’t Welk de bekende Re- gel is. VL Gevore. De drie Hoeken, in een Regshoe- Rige Klootfche Driehoek, bekend zynde, zo oraage men naar de Bafis? Laat in Fre. g de Hoek B regt zyn, de Ra- dius Ar, de Sinus van de Hoek CAB =a, de Tangens ab, de Sinus van de Hoek ACB = €, de Sinus van de Zyde AC = 4. Rad. Sinus Sinus Rad. Sinus Tangens cx r---AC,x---ACB‚c r---AB‚—---CAB, h 7 * rr Rad. Sinus Sinus Tangens— Sinus fi \ bex aï ar -C,t---CAB‚a BC eert, ++ BC rr r de” Sinus BC — arr r Sin. compl, BC —=, be MVL Deer. * Ba Stel eo De KroorscrE DRIEHOEKS-REKENING Stel d voor ’t Sinus compl. van de Hoek CAB, a isdtotaalsrtot 4, of d = me Stel voor deeze laatfte Waarde in * Sin. compl. van BC, dan is % laatftgemelde complement = =, zynde „de bekende Regel, die reeds voor lang gevon- „den is. _…VIL Gevore. * Zelfde bekend zynde, zo vraagt men naar de Zyde AC? „Ik fiel de Sinus van AC = x, van AB = ys „en van BC =z; de Radius =r, de Sinus van de Hoek BAC= a, de Senus van de Hoek ACB b: dan is door ’ eerfte Gevorg, re ne VIT IN aa r Hier door vindt men zzyy a rrazerryy —rrxx. Nuise tot rals ztot a, of ra = ax; ook x tot ralsytoth; of bx ry. De z en y wegneemende uit de Mguatie voor deeze bb—rr+raa: rs, twee laatftgemelde,zo vindt men sx — aabbrr—bbr+4f+—aart aa bb frr Ts EN VITE à aa bb en vaabb—irbb+r-—aarr. Stel het Sin. Dr. vande Hoek CAB == n‚danis = Var =d — 44, en ’ San. compl. van de Hoek ACB = m fel. lende, dan ism = V rr bb gen daarom y rr xx mnT | mk Om deeze Formule korter te maaken, zo ij ftel DOOR DE ALGEBRA OPGEHELDERD. «7 21, ftel de Tangens van CAB =p;dan is # tot a als r totp, of a = sli en ’t Sin. compl. AC = ral r Stel nu ’t Tang. compl. van ACB =g, dan is b tot malsrtotg, of = —. Dit in je Ae van b gefteld, zo is t Ssa. kk, AC =-——, zynde de Regel die reeds bekend is. VIII Gevore. Bekend zynde, tn Fig. 10, de Hoek ABC regt, de Zyde AC» en de Hek BCA. Vraage naar BC? Stel de Sinus van AC =as ’t San. compl. = 5 , de Rad. = 1; dan is het Zang. compl. ir zd « qQ Stel de Sinus van de Hoek ACB = c,’t Sz. complì =d, de zere van de Hoek A. = x, dan ss ne 5 nt nn rrotaalsx tot de Sin. BC= door ’t II. Gevorc. r „ dr xtotdalsrtot’t Bincemd Arg door ’t VI. GevoLG. kf ‚ Sin, compl. AB ca Sin. compl, AC, b ad Komt Sin. corp. AG-slaer ’ I. Gevore. î ax bx Sin. BC— tot Sin, compl. BC— als r / r d rrb " ad VL Deen B 3 À Stel aa De Kroorscue DRIERHOFRS-REKENING b N Stel dan in plaats van, zynde het Tang. compl. van AC,p, zoo is het Pang. compl. van ik B Gn of het Sin. compl. van de Hoek C tot de Ba: als het Tangens compl. van AC, tot het Tang. compl. van BC; zynde de bekende Regel, die ls door verlenging ontdekt is, Meen ziet dan dat het niet zwaar is , om op al- le gevallen vande Klootfche Drichoeken door het Errsre VoorsreL, met behulp van de Algebra 3 generaale Regels te vinden. De eerigfte oplet- tendheid , die vereifcht wordt , is maar, dat men de allerligtfte manier ontdekke , en zodanig eene die gemakkelyk is, om te onthouden. De Methode, om de Regels volgens de ge- meene manier niet te vergeeten , ftel ik aldus: Eerflelyk in alle regt en fcheefhoekige Klootfche Driehoeken, als de Redens regt over malkander komen, is alles Ssnus. Ten tweeden : gebeurt dit zo niet, dan kan * zyn, dat men in ’t Geval van “ IL Grvore komt, of door * omkeeren der Redens is ’t daar toe te brengen, als de drie be- kende en % eene onbekende deel de zelfde twee Hoeken en twee Zyden uitmaaken , die daar be- kend of onbekend zyn. Gelukt dit ook niet, dan gaat men Zen derden over tot de Verlenging, na de regter of linker hand , in de fcheeve Driehoe- ken; de Redens niet regt Zynde , trekt men een Per- 4 RANT NM: EN PRS \ À de bxtay DOOR DE ALGEBRA OPGEHELDERD. 23 Perpendiculaar, en,daar dit geen nut kan doen, door ons Eerste VoorstEL, of ’t omgekeerde daar van, zynde ons T were Voorste, of door de manieren , die in voorige tyden door andere Schry- vers daar op gevonden zyn. | IX. Gevoro. Ju de Scheef hoektge Drachoek ; Fig. 11 „bekend zynde AB ‚BC, en de Hoek ABC. Vraage naar de Hoek ACB? Stel de Sinus van BC = a, ’ Sinus compl. = 5, de Sinus van AB =e, % Sin. compl. af, de Sinus van de Hock ABD =e, de Tangens = d. SinD Sin.BD Tag. ABD KomtTang.AD Sin.DS.BAS.ABD KomtS.AD dx ce Peeter d _ TeeGee hi ee Li r Door ’t Eersre VoorBewvysis de Sinus van CD „ deeze flaat tot de Radius als de Tangen: pr À % van AD-r tot de Tangens van de Hoek ACB, rdx die hier door gevonden wordt Tay …__Nu is het Sin. compl. van AD tot de Sinus van AD, ec , dx fe als de Radius r tot de Tangens van AD rt es 8 A fdx Uit dit daatfte vindt men, dat y =S Aan —: ec Dit voor de Waarde van y gefteld in de Tangens van de Hoek ACB, zo verdwynt de v, en men \ rd vindt de Tangens van de gemelde Hoek = — rj afd VI. Dern B 4 Om 24 De Kroorscre DRIEHOFKs-REKENING Om te zien, of deeze Formule ook korter kange- fteld worden, zo neem ik de T'angens van AB = p‚ dan is f'tot c als ror p‚ of cr =p; het Sz. compl. van de Hoek ABD fiel ik =q, dan is g tot eals rtotd, ofer = dg. Door detwee laat- fte Vergelykingen vindt men be ee Verder Pa CE a ftel ik het Tang. compl. van AB =m; dan is p- rr tot als rs tot m2, of — —= 4, de TVangeys van de rd P begeerde Hoek ACB zal dan zyn A elle q Indien de Zyde BC was 33 Gr. o Min.: AB 39 Gr. 36 Min. de Hoek ABC 132 Gr. 31 Min., zo gefchiedt de uitwerking als volgt. Sin. Log. 38 Gr. o Min. 95789342 Tang. compl. 39 Gr. 36 Min. 10,082352 5 19,871694 Sin. compl. 132. Gr. 31 Min. 9829821 Num. Log. 10,041 873 x Getal rrora2 Sam. compl. 38 Gr. o Min. 788o1 mm Add, 188923 Logar, 10,276284 Tang.132.Gr. 31 Min. + deRad; 1520037694 Tangens van de Hoek ACB « 9,7614z0 De Hoek ACB 30 Gr. 'oMin. begeerde. Deeze per a ann « DOOR DE ALGEBRA OPGEHELDERD. 25 -“Deeze Regel weet ik niet dat tot nog toe ont- dekt isen evenwelagt ik denzelvenniet boven den Regel, die in *t gemeen gebruikt wordt. Ik fiel dit maar om te toonen, wat de Algebra kan uit- vinden. TwreDpE VooRrRsTEL. Als men bekend heeft de Zons affland van het Top, en van de Pool, als mede 't complement van de Pools hoogtes ‚zo vraagt men hoe laat het ge- weeft is? Dan zyn, in een Klootfche Driehoek, de drie Zyden bekend. Stel, in de Formule van het voor- gaande VoorsteL, voor mm dan x, die zal? Szz. compl. van de begeerde Uurhoek helpe dee: Laat dan % Szn. compl. van het geen dat de Zon van het —cd cd=p Topis, zyn cd abt =p, 20 ist a —— of —e ab ab Derpre VooRrsTEL. In't aanneemen der dagen „op Noorder Breedte , wierd de Zon ”s morgens waargenomen, hoog boven den. Horizont 33 Gr. 41 Min. go Sek.: toen was de Zons Streek wan bet Noorden toe Gr. 40 Min. 52 Sek. , en eenigen tyddaar na, op den zelf den voormid- dag, was de Zon hoog 48 Gr. 46 Min. 53 Sek. 3 de Zons Streek was van het Noorden 134 Gr. 39 Min. 56 Sek, WVraage naar de Pools hoogte? Dit is, in? Jaar 1740, aan de Liefhebbers voor- VI. Deen. B 5 ge- 26 De KroorscuE DRIEHOEKS-REKENING _gefteld, om door een algemeene Formule de Pools hoogte te vinden. Ik heb dit zo in ’t byzonder laaten blyven, en niet generaalder voorgefteld , om dat dan de Tekens gemakkelyker zyn te on- derfcheiden. Stel de Radius 1, de Stpus van 41 Gr. 13 Min. 7 Sek. , zynde ’t geen de Zon in de Tweede Waarneeming van Top is = a; het Sn. compl. = 5, de Sinus van 56 Gr. 18 Min. 20 Sek. , zynde *x geen de Zon in de Eerfte Waarneeming van Top was, = cs ’t San. compl. =d, °t Sen. comp]. van 134 Gr. 39 Min. 56 Sek. =e, ’t Sz. compl. van ro2 Gr. go Min. 52 Sek. = f', de Senus van’ geen de Pool van het Top is = &, °t Sn. compl. yy danisde Pangens van de Pools hoogte = ) —, dan is door het Tweede Geval van het Eerste x VoorsreL, de Stpus van de Zons Declinatie in de Eerfte Waarneeming dy —- fx, en in de Twee- de Waarneeming by — aex} dit is gelyk aan het voorgaande. Uit deeze Aiguatse vindt men r4 lidm cf x b—d te, dan is de Pools hoogte 54 Gr. sr Min. 54 Sck. de Declinatie is nagenoeg 20 Gr. 24 Min. Een dergelyk Voorftel is ook in een Boek der Zee- vaart door C. H. GierERMAKER ; de uitrekening vind men op pag.64, 6gen66, in de Druk van ’% Jaar:733. Alleen om de Pools Hoogte te vinden, worden 1e Regels van Drieën gebruikt, % welk, als voor de T'angens van de Pools hoog- an et zm ‘ ‚DOOR DE ALGEPRA OPGEHELDERD: — 27° als men de Sekonden mede rekent, vry: sep is uit te werken. TI. Gevore. Femand ziet de Zon opkomen in ’t Noord-Ooft ten Ooften, daarna vindt hy de Zon in t Zuid Zuid-Ooft, hoog boven den Horifont 56 Gr. go Min. Vraage naar de Pools Hoogte? Antwoord s1 Gr. 57 Min. De Sekonden zyn niet gerekend. Dit Vraagftuk is eertyds open- baar aangeflagen door J.R. Brasser, Landmeeter te Hoorn, De oploffing gefchiedt door ° voor- gaande VoorsteL; doch hier is het Teken in de Teller + , c = de Radius, en d = nul, dan is Ne geur 4 eid $ te weeten als men r voor de Radzys hb | x fieemt. IH. Gevore. Indien men; in plaats vande Zons Streek in den Horifont , bekend gegeven had de ar =ef | Obrdav 35: 5 Fo Zons hoogte in het Zuiden, dan is — = 0 ) Pp oi >} want in dit Geval is e = r. “IM. Gevoro. Indien men in % eerfte Gevoug, in plaacs van de Zons Streck in den Horifont , be- kend had de Zons hoogte in het Ooft; dan is in de Formule van ’ voorgaande MOR f = nul, ae en daarom y = pg Begeert men dit in % ge- heel door de Logarsthmus te werken, (om dat het zou kunnen gebeuren, dat men-de gemeene Sizus- Tafel niet by zig had), zo neemt de helft van de Som, en de helft van ’ verfchil der Graaden, % VL Deez, geen \ , 28 De Kroorscne Drienorks-REKENING geen de Zon in beide de Waarneemingen van het Top was. Stel de Sinus van de eerfigevonden helfr =p, en van de tweede =g, dan is door het Eerfte Voorsewys 4 bd, hee hilde Tr 3 2 pq VrierDpe VOORSTEL. De Declinatiën van twee-Sterren bekend zynde, en de Graaden der Uurhoeken van ’t Zuiden af te res kenen, toen die een gelyke, doch onbekende Hoog- „ te boven den Horifont hadden; zo vraagt men naar “de Pools hoogte ? Ik fiel dat beide de Sterren ftaan tuffchen ’t Zui- den en ’t Ooften, of tuffchen ’t Zuiden en’t Wes- ten; verder de Stnus van de Boog, die de Ster van de Pool is, dewelke met de Meridiaan de kleinfte Uurhoek maakt = c,’t comp/.= d. De Ss= uus van’t geen de andere Ster van de Pool is = 4, % San. compl. sb; San. compl. van de grootfte Uurhoek =e, en van de kleinfte = f; de Sanus van ’ geen de Pool van ’t Top af is = x, ’t San. compl. = y, dan is de Tangens van de Pools hoogte id Dan vindt men door het Eerfte VoorsreL het % Sin. compl. van ’t geen deSter, die de kleinfte Vur- hoek met de Meridiaan maakt, van het Top fiaat dy—ef %, en van de andere Ster pb — aex, „ye ae —cf dan is — = x bd Je, die in’t Derde Voorster gevonden is. « VxrDE zynde net de zelfde Formu- EN “DOOR DE ALGEBRA OPGEHELDERD. 29 _Vxrpr VoorsTer. Als men tweemaal de Zons Streek waargenomen beeft, en de tyden der Waarneemingen bekend zyn, om daar door de Pools Hoogte te vinden. Laat in Frguur 12, T het Toppunt zyn, P de Poul, B de Zon in de eerfte Waarneeming, A in de tweede. Stel dan als volgt. 3 __ SinufJen Sinus complementen. Hoek TPB za ----- b Hoek TPA z=ec----- d Hoek BTP =g----- bÀ walg Hoek ATP: ----- Á De Radius = r. el kt Ek y AP of BP Ez ee Ei De Senus van de Hoek BT P, g, is tot de Sinüs BP, z, als de Srus van de Hoek TPBa tot ax “ de Sezws van BT —: Stel het Sis. compl. van BT 8 im, dan zyn in de Driehoek BPT , in Algebrai- Jebe Ustdrukkingen, bekend de twee Zyden, en _de Hoek tuffchen beiden BPT. Men vindt door « het Eerfte Voorftel % Sinus complement van BT of k K0) mz as sijn jad Inde zelfde Driehoek zyn ook, rr r _an Algebrai/che Uitdrukkingen, bekend de Zydèn BT en TP, ook de Hoek tufïchen beiden BTP. + VI Derr. Men. go De Kuoorsene, Drizmorks-REKENING d . azhbx Men vindt het Saus complement van BT —__= my SET + — —5v. Door deeze Aguatie vindt men mz r | TVE AA Ts) _t ha! _bz% Dit gelyk gefteld aan rela TET rr — yygefteld sx, zo vindt men z EE de asha. Stel dan, om de kortheid, dat E Zg tot Aisals rtote, zo verbeeldt e het Tangens 8é. he De laacfte Waarde voor h gefteld , dan door gx gedeeld, en tot geheele gemaakt; zo vindt men rra byz + aze. Stelt men nu het Tangens com- plement van de Hoek ATP = f', dan zyn in de Driehoek ATP „de Hoeken en Zyden op de zelf- de wyze bekend; als in de Driehoek BT P: x,y, zv en 7, zyn in beide de Drichoeken even groot; maar % geen in de ecrfte Driehoek a is, is in dee- Zec;, dat daar 4 was/hier d; ’t geen daar e was hier f 3 daarom row =-dya efz. Door deeze en de ae—cC f, db ger mee complement van de Hoek BTP, dan ish = laatft voorgaande ZEquatze vindt men y = te ‘weeten op Noorder Breedte, als de Zon Noor- der Deelinatie heeft, en in beide de W aarneemin- gen de Zon tufichen het Ooften en het Noorden | is 5 v . Bt e . je, „ dan alles door r gy vermenigvuldigd „en voor « DOOR DE ALGEBRA OPGEHELDERD. aI \ . . . . is; doch indien in de Jaatfte Waarneeming de Zon tuffichen ’t Zuiden en ’% Ooft, en in de eerfte tuffchen ’t Noorden en % Ooft was, dan is y = — + , _ Beide de Waarneemingen tuffchen ’% | | d cf —ae Zuiden en ’t Ooft gedaan zynde, danisy = nm Is de Lyn TB net Ooft of Weft, danisg =7, en hs nul; oek is e = nul, eny = B Dit zelfde kan ook door de Logarithmus gevonden worden. Indien de Som der Uuren van de Waar- neemingen net door 6 deelbaar zyn, dan is a = d, enb Sc» fy serf Ik zal hier ij een Voorbeeld byvoegen. Men peilt de Zon, ’s morgens te 8 Uuren, en vind zyn Streek van het Noorden 102 Gr. 41 Min., twee uuren laater was de Zons Streek 134 Gr. 4o Min. Men vraagt naar de Pools hoogte? Als men de Radius 1oocoo neemt „ dan is a = 866024, b = 50000, € = 2A505 5 f = 98843 Log f —e= 45882739 Log.a == 44937530 9,$20269 Log. a—b =445635 11 5256758 P8CÓ17 f == 98342 81724 54 Gr. 512 Minuuten. Voorde begeerde Pools hoogte. VI, Deer. In- 32 De KroorscHe DRIEHOEKS-REKENING Indien de eene Waarneeming gedaan was % morgens te IO Uuren, en de andere nademiddag te a ‘uuren , dan zou de Hoek van de Zons Streck in beide de Gevallen even groot zyn, en de Pools hoogte onbepaald. ZespeE VOORSTEL. Zemand ziet twee Sterren, daar hy de Declinatie van weet „in de Loodlyn; ook zyn hem bekend de Uurhoeken , die de Sterren met de Meridiaan maak- ten. Vraage naar de Pools hoogte ? _ Laat in Fig. 13, T het Toppunt, P de Pool, A de eene, en B de andere Ster zyn. Stel dan als volgt. SinufJen. Sinus complementen. b AP za----- BPac----- d TPA=g----- h TPB: ----= k PT are y ATPaz----- Di De Radius =1. De Hoek ATP,z, is tot de Zyde AP‚a,als | j de Hoek TPA ,g2s tot AT Stel dit gelyk pâ s, en ’t Sin. compl. = w, dan vindt men door het Twebpe Voorste, om dat in de Drichoek ATP de drie Zyden in Algebrai fohe eee be- ‘kend he ech ec a Door DE ÄLGEBRA OPGEHELDERD: 32 des. Dost kend zyn ' ) =o: ook % de eerfte Bguare vindt men wy s btk, en door de tweede wy =axyht byy.. In deeze laatfte Aguatie voor yy gefteld 1 xx, zois wy =axyhbtb—brx. DitisS btu. Dan is of =bt—ayh. Stel voor # dan wederom ag agv er BE CMD =S, mois bias OE mtr telen Bv b Stel: — mn; zo verbeeldt # het Loen compl. a 1 hamse, Scel mp! dan Kój van ÀP; dan is — = 2 is p het Tangens compl. van BP, én men vindt op de voorgaande wys, door middel van den Drie- v by hoek BIP, — = Î5 , D. Dit is gelyk aan ae, Hier door vindt men’ verl EE de Vor SÔmr fB see de Sinus van den Hoek APB = f, dan is door het Twerpe Voorsewys f = gh — sh, en % daarom — = aal Dit is het Tangens comple- y gp in ment van de Pools hoogte: is zz grooter dan gp, zo heeft men — L _in—gp ‚ Maar als de Dec/inatzé van _de Sterren onbekend is, zo kan men die nog eens än een andere Vertscaal waarneemen. _ Stel dan de Saus van de Uurhoek in de eerfte van deeze laatfi- gemelde Waarneemingen = G, en in de twee- _ de =I, de Sens der Graaden, die de Uurhoek VL Deer. C bes 34 De Kroorscre Drienorks-REKENInG begrypt van de verloopen tyd tuflchen de twee Jaatfte Waarneemingen , = EF; dan is 3 = Er Ta dit is = Ere pt) of # tot p als Öl Fg tot If: 2E, Di * Voorgaande Voorste kon men ook op deer ze wyze opgeloft hebben. De afftanden, die ie- der Ster van de Pool is, maaken twee Zyden van een Klootfchen Driehoek , en’ verfchil der Uur- hoeken , die ieder Ster van ’t Zuiden was „is tus- fchen die Zyden beflooten. Dan vindt men door de Regel van ’t Eerste VoorsteL de Zyde over deeze laatfte Hoek , en door een Regel vanDriën - den Hoek BAP. Dan heeft men, in de Driehoek TAP, bekend een Zyde en twee Hoeken ne- vens die Zyde. Men vindt door ’ omgekeerde van ’t Eerste VoorsteL de Azamuth. In dit Ge- val moet men by de Som der Sr. Log. van de Hoeken tellen % Sinus Logarsthmus compl. der Zy- de en van de Uitkomft de dubbelde Log. van de Ra- dius aftrekken. Vande refteerende Log. moet het Getal gezogt worden; dan van de Som der Sap. „Log. compl. van de Hoeken, afgetrokken de Ra- dius, van de reft het Getal gezogt. Dit en ’% laatft voorgaande Getal geaddeerd , of gefubftra- heerd , na vereifch van zaaken, zo heeft men’ Stnus compl. van de Zons Azemuth;, dan is door een Regel van Driëen ’ comp/. van de PoolsHoogte openbaar. Indien in het Vierpe Voorste de Declmatsén der Sterren niet ara zyn, zo kan men de re- de den tn N DOOR DE ÄLGEERA OPGEHELDERD: lil den vinden tuffchen de Suus compl; van de Dec/:- natiën. Laat ons ftellen, dat de Sterren nog eens door een Hoogte-Cirkel gaan , die van de andere afgefcheiden is „ en-dat men den tyd aantes kent, toen dezelve even: hoog waren. Stel het Sip. compl. van de Uurhoek „ die ’% naaft met de Lyn , welke uit de Pool door de Ster-gaat, aan de Meridiaan is, als APT — s, ’% Sen.comp/. van de andere Uurhoek = #; de reft als in *t Vrer= Jy pe VoorstTEL. Dan zal in dit Geval — zyn = x% at—CS f > ‚ en daarom at— cf =at—ts, en aé b—d — at af —CS,of a tot c als f— stot é — £ Door het geen dat hier in ’t Zespr VoorsteL ver- handeld is, heeft de Heer Prof. Mavrr een onge= meene mänier bedagt, om de Pools Hoogte en de Declinatiën der Sterren te vinden. ZeveENnDeE VoorsTEt, Lemand zag twee Sterren A en B „daar hy de Lengte _ of Breedte niet van wijt. Hy tekende den T'yd aan toen de Ster A, en ook toen de Ster B in het Zuie den was: in °t-vervolg merkte hy de Tyden op, toeit die twee Sterren net even hoog boven den Horifont waren; ook hadt hy den tyd aangetekend, wanneer ieder der Sterren de zelfde Azimuth had; welke Waarneemingen, van gelyke Hoogte en Streek, by daarna in 't zelfde Etmaal nog eens herhaalde. Dus zyn 8 Uurboeken (en geen Zyden) bekend. De Vraag is, om bier door de Pools Hoogte te vinden, Door ’t voorgaande Voorste kan men de te= “VL Dees, Ca den 36 De Kroorscne DRIEHOEKS-REKENING den vinden, die de Stnus complementen van de De- clinatiën der Sterren tot malkander hebben, wel- ke ik ftel te zyn als g tot A; ook de reden der Kaaklynen van de Declsnanin , die ik ftel als 7 tot k. Laat in Fre. 14 LT een Vierdedeel van een Cirkel zyn, Mt Middelpunt, QT de Dec/smatse van de eene, en OT van de andere Ster. Stel dan HQ ar, de Radius OM of MQ = 7; dan bx REDE! is VOofMS = —, Ql a Verras, en OS 7 5 bhEX zi MIx---Qlyrr xx MTr nnn TVN zeen NT eek L kr VIe bx MTr--WT _= s … MS ic ä kby rr XX bbxx mn zr ig 82 EAN IES Emer IE ROE kh y rr- XA ZÛ1 VITEE— bbxx “Kkbbrr—kkbbax =ggiürr— bb XX rr: gg ii — DO KR ELS bb: ü— kk rvggii—bbkk GS ne bVii—kk Om Door DE ALGEBRA OPGEHELDERD. 37 Om de groote Multiplicatiën, Divifiën en W or- teltrekkingen te myden,zo kan men door de Lo-. : garithmus dit op de volgende. wyze uitwerken. Stel g +h= ws e—bal, seks Win Clhá —_k = L. Indien dan g is == ZIO2L sh = 144645 36554, A= 34605) CN 7 = 1000005 dan’ zal wa 45485 1 16557 3 W = 411594 en L =a8sor zyn. Zoek eerft de Logar. kk $ van de Log. w, + de helft van de Loe. /, —t van de Log. W — # van de Log. L. % Geral van de Logarithmus, die nu? faatft gevonden is, — H gefteld, dan zal H nagenoeg zyn 279495. Stelg +H=D, eng —H = E, dan zal’ San. compl. van de begeerde Boog of x — zyn aan de Log.r +} Log. D, + 2 Log. — + Logo H. De Uitkomft is 99687772 Bygevolg de eene Boog 21 Gr. 18 Min., en de andere 64 Gr. 17 Minuuten. Dan is door het Zespe VoorsteL de Pools Hoogte openbaar. ActsrTeE VOORSTEL. Op twee gegeven Tyden bekend zynde de Zons Hoog: “te, om daar door de Pools Hoogte te vinden? Stel in Fig. 15, % San. compl. van de Boog AT a, % Sin. compl. van BT = bt San. compl. van de Hoek TPA =e, *t Sin. comp/. van TPB = d, de Sinus van TP = x, % Sin.compl. 2 ys de Sinusvan AP =z, ’t Sin. compl. = 2, de Radts = 1. Volgens het Eerste VooRSTEL vindt mens VL DrEr C 3 door 38 De KroorscuE DRIEHOEKs-REKENING door middel van den Driehoek ATP, car 4 yo = 4, en door den Driehoek BTP;zed + yo ==. Deeze Vergelykingen van malkander getrokken , en’t overblyvende gedeeld door c—-d; dan vindt | —b men 2x = en Deeze laacfte Waarde voor zx _ gefteld in de Agkatse van de Driehoek BTP, zo be — ad vindt men > ye C— A—b + be—ad JE A ie ie „ als men # voor de Radsus ftalt Es 8 r—_d: ar :b ed À rj ti > Be is volgens het Twrrpe gl Voorsewvys „ het Sen. compl. van *t verfchil der Boogen AP en TP. Ook is 2% — 7y = a—b— be tad EERS of, r voor de Radrus neemende = CGC Pd racHr:b Jiatt rab Dit is door *t Eerste VoorBE- ES: wys het Sg. compl, van de Som der Boogen. De Graaden van de fom en ’t verfchil der Boogen AP en TP geaddeerd, en de helft daar van ge- nomen, zo heeft men de Graaden, die de Zon van de Pool is. Deeze van de Som der gemelde Boogen afgetrokken ; % overfehot is het comp /e- ment van de Pools hoogte. Dan is zx +oy = Kanu! kene mms Op een andere manser, Hier voor zyn gevonden 2x en voy. Ik fiet pd — TU IS X ls ed yy ZEEP, oymg. Nuistadyyai,enzak j k poor DE ALGEBRA OPGEHELDERD. «39, nor Ies Uit de derde BEguatie de Waarde van yy gezogt, en uit de vierde de Waarde van 22; “en deeze met malkander vermenigvuldigende „dan zal men vinden; „yuo si AT EERE. Door het guadrateeren van de eerfte Bguare vindt men 22e pp} bygevolg isyyoo i—i —_ zztpp. De derde Mquarse gequadrateerd, dan is yyoav gg, EN daarom 1E ppggs Êitppg Statie Aan de linker zyde van deeze Equatieop bygeteld, en ook afgetrokken, (want deeze laatftgemelde Waarde’s zyn aan malkander gelyk,) dan heeft men r4optppqJEtk2itkiE. en 1—2ptpp-ggJr IAR. St Edam ; d gels p js dS gar ed. Stcli—p F0 dan iso edad, Laat be — ad =nzyn, dan e= g. De Cm Taatftgemelde Waarde van 14ps TP, EN 93 in de twee bovenftaande Zquatien gefteld, en aan weerzyden de Vierkante Wortel uirgetrokken; fl Vun — nn dan zal men vinden 24 rx = one) enz == CC vaov—an \ LE 3 doch als men in plaats van 1 voor de grtn } be—ad Radius r fielt, dan is n= ——, CN de begeer*- de Formulen zyn als volgt. VL. Deen. C 4 zt 49 De Kroorscue DRIEHOEKS- REKENING ed min — nn TV vU—nn zet gg CN Am A lige cd Deeze laatfte LEguatiën kunnen door de Loga- rithmus opgeloft worden. In ’ Errpe Voorster zal ik voor dit Vraagftuk een andere Fermu/s op- geeven, NEGENDE VOORSTEL. Temand. ziet twee Sterren in een Loodlyn flaan, de affland deezer Sterren van elkander „in de Boog van een groote Cirkel, was hem bekend; als ook hoe ver: dat ieder van de Pool was; hy meet op ’t zelfde oogenblik den affland der hoog fte Ster van het Top- punt. Men vraagt naar de Pools hoogte? Taat in Figuur 16, T het Top, P de Pool, A de hoogfte en B de laagfte Ster zyn. Stel de $z- aus van AT = a,’t San. compl. = b; de Senus van BT =e, ’ San, compl. ad, %* San. compl. AP Es ° San. compl. van BP = f, de Radius =r; % San. compl. van den Hoek ATP =z, de Sazus van TP =x, % Sin. compl. = y. Dan vindt men door % Eeabre VoorsterL, azatbyr zerr, en caxtdyr frr. Uit beide de Aguariën de Waarde’s van 2x aan malkander gelyk ftellende, en dan de kik van y gezogt, zo zal men vin= —af bc —a =p. Dan den door het Twerpe Voorsewys das deny — rd Stel de Szmus van de Boog AB cs re re nc ne TE DOOR DE ÄrcrBRA orRmernEeD, 4t dat yis= BE : Ik zal hier een Rene by- ‚… voegen. _ Laat de Ster A. van Top zyn 18 Gr. 42 Min. en van de Pool 45 Gr. ro Min. de Ster B van Top 45 Gr. go Min. en van de Pool 61 Gr, 1o Min. Venn ge naar de Breedte? Log.e = 9848218 Lag.a= 020208 Zäe: c= 9853242 Log. f'= 9:683284 San. compl. 9.887838 Dan is TP 39 Gr. 25 Min. go Sek. , of de Pools Hoogte 50 Gr. 34: Minuuten. TriEeNDpE VooRSTEL. ‘Temand kende drie Sterren A,B,C ; hy wift dat B net zoo veel tyd na C in't Zuiden Ewan, als A na B; ook was hem de affland bekend van jeder Ster van de Pool. Hy zier op zekeren tyd deeze drie Sterren in een Loodlyn , of an de zelfde flreek } Vaan. Vraage hoe veel de eene Ster laater in ’: Zuiden komt dan de andere ? Laat in Psguur17 A‚B en C de Sterren, en VL Dezer. C 5 P 42 De KroorscHE DRIEBOEKS-REKENING P de Pool zyn. Stel de Ssnus van APza, % Sin. compl. = d, de Sinus van BP=c, ’t Sin. compl. =f, de Sinus van PC =b, % Sin. compl. =e, de Sinus van de Zyde ABS z, ’t San. compl. van de Hoek APB of BPC=x, de Sinus van APB=y, de Radius =1. Dan is de Sonus van AB‚z tot de Sinus van APB ‚y,als de Ssuus van AP,‚a, tot de Sinus van ABP of CB P ‚ 2 deeze Sinus is wederom tot de Suus vanC P,4, als de Szaws van de Hoek BPC, y tot de Sanus bz 8 at BC,—; dan is het Szn. compl. van AB y 1—z2zs Mi bbzz é j % Sin. compl. van BCV 1 — 7 Men vindtdoor het Eerste Voorster acrtdf= VI=-zz, en bbzz DEET EJ AN I= rek Beide de Vergelykin- gen ieder in ’t byzonder geguadrateerd, en uit ie- der de Waarde van bózz gezogt ; dan vindt men door de eerfte, dat bbzz gelyk is aan 4£ aabbeexx—nachbdfe bbddff, en door de tweede vindt-men bhz3 =zaa=—aabbeext —- gaabbeefx — aaceff: hetlaatfte van het eerfte getrokken, dan zal men vinden dat 4— 44 st zaabcefs — 2abbedf nt aaceff — bhddff =O is, en derhalve bb—aa + aaeeff — bbddff — 2 abbedfa— 2 aabcefx, en daar uit ;—ff: hhdd—aace = 2abbcdfs —2aabcefx. Stel voor 1— ff dan de gelyke Waarde cc. Stcl ook de T'angens van BP =#; dan is DOOR DE ALGEBRA OPGEHELDERD. 43 is ftotcalsrtots, of f zin Stcl in de voor- gaande Lgsate deeze laatfte Waarde in plaats van f; dan alles door f gemultipliceerd , en de uit- komft gedeeld door c£;, zo zal. men vinden bbdd —aaee: tz=bd—ae: 2abx. Dit wederzyds gedeeld door bd— ae, zo heeft men bdrae: # == 2ab%. Indien men de Sinus van de Som der Boo- gen AP en CP ftelt =p; danis door het Eerste Voorsewys bd+ae =p, en daarom pt = 2 abx of Î 8 2 De zelfde Formule is ook gevonden door Mr. Anrtr. Tracker „ doch welke manier hy daar toe gebruikt heeft, is my onbekend. Ik zal hier een Voorbeeld byvoegen. Laat de Boog AP zyn 4o Graden, de Boog BP zo Gra- den, de Boog CP 68 Gr. 55 Min. 55 Sek. , zo is de Som van de Boogen AP en CP 108 Gr. 55 Min. 55 Sekonden. Dan werkt men als volgt. Gr.Mín.Sek. Log. Gr.Min.Sek. Sin, van68:55:5519,960953 Tang. so: o: of129,076187 Sin. van4O: O: o|9,308067 Sin. 108: 55:55! 9, " 9,915847 Log. van 2 - - -lo,391039 ee TAET Ln '20,05231 20,979250 20,C79959 mn tn Sin, compl, 9,972984 De begeerde Hoek APB 2o Gr. oMin. 2 Sek, Het Neernpe Voorste kan, even als dit, geheel door de Loeartthmus gevonden worden; hoewel de werking aldus langer is dan door VL Deer. de 44 De Kroorscre DrieHoeks-REKENING de manier, die men daar vindt. Ik ftel in de For- male van ’t gemelde VoorsteL, in plaats van af° af ec —eq dan eg, zo is —=4q, ENIS =S, of £ = Cg: e e af_P . Het Siza, compl. van — of q komt van een [4 zekere Boog ; by de Graaden van deeze Boog ge- teld en ook daar van afgetrokken, de Graaden die behooren tot het San. compl. van BT: de Ssnus Log. van de halve Som es, en van * halve Verfchil hnoemende; danis, door t Eerste VoorBEwys, 2ghe _—_ Ls az 9,50S08L J = 9683284 ee af = 9,129265 e= 9,848218 9,341047 -_— Gr.Min.Sek. Sin. compl. van 77:19:55 «== = 77:19:55 Sin. compl. BT 44:30: — 44:30: — 121:49:55 32:49:55 2 __ 60:54: 57E 16:24 :575 £ = 9,941465 b == 9451186 b=9,451186 2 C,301C39 e — 9,848218 == 19,54 1899 P = 9,654059 _ Sinus 9,887840 Komt so Gr. 34 Min. to Sekonden voor de begeerde Pools hoogte, ELF: | __“\pOOR DE ALGEBRA OPGEHELDERD. 45 Ì Errpre VOORSTEL. dernand ziet op Noorder Breedte de Zon, toen die ‚Noorder Declinatie had ; hy neemt tot driemaal de Hoogte van de Zon; in alle de drie Waarnee- mingen fond dezelve tuf]chen 't Zuiden en ’tWes- ten; ook heeft hy de tyden aangetekend , die van de eene Waarneeming tot de andere verloopen zyn. Men vraagt naar den tyd van de eerfle Waarnce- ming ? Over dit Voorste hebben ieder in ° byzonder | at de Heeren Profefforen F. C. Marrr, ; D.BerNourwi, LEonm, Eurer, JAc. Herman en Geore. Worre. Krarr, die alle verfcheide Kon- {tige manieren daar op gevonden hebben, welke men vindt inde Verhandelingen der Akademie van Petersburg (4). Ik ftel de Sinus van de Zons hoogte boven den 0 Horizont, in de eerfte Waarneeming =a; in de tweede =b; in de derde =c; de Sanus van de begeerde Uurhoek = 4; % San. compl. =y; de verloopen tyd tufichen de eerfte en tweede Waar- neeming , in Graaden veranderd zynde, zo ftel ik de Szpus daar van = m, en ’t San. compl. = #5; de verloopen tyd tuflchen de eerfte en laatfte 3 Waarneeming, mede in Graaden veranderd zyn- b de, : __(f) Comment. Acad. Petropol. Tom. IV. Anno 1735, a Men kan over hetzelve ook nazien Tom. V. die in ’t Jaar 1738 is uitgegeven. VI. Deer. 46 Dr Kroorscnr DripnoEks-REKENING de, zo fiel ik de Synus daar van = mf en % compl. = g;de Ssnus vant geen de Pool van Top is o, % compl. =z; de Sznis van ’t geen de Zon van de Pool is => ’t compl. = q. Nu ftellende r voor de Radius, zo vindt men door *t Eerste Voorgr- Ws, Sz. compl. van de Uurhoek tuffchen % Zui- BJM den en de Tweede Waarneeming 5 BA,’ Sin. compl. tuflchen ’ Zuiden en de laatfte Waar- neeming 2 „Dan zyn van ieder der drie Klootfche Drichoeken, in Algebraifche Uitdruk- kingen, bekend, twee Zyden en een Hoek tus- fchen beiden. Men vindt door het Eerste Voor- a oe stEL de drie volgende Vergelykingen, — nd den ich ny— mx, 4 op = a; ook — —=b, en —: gy fx z4 rr T r rr Fr sp ce. De tweede en derde Vergelyking ,ie- r der in ’t byzonder, van de eerfte afgetrokken , en dan gefteld ab =h, ACE Ag PRAS symx en r— gt: zo vindt men ==, of TX DE — is Def L i Tinde toor de Tangens van de begeer- y ML — |) de Hoek. Om dit Voorste geheel door de Logarsthmus te maaken , zo blykt door ’t Errsre Voorsewys, dat 4;7;s en f door de Logarshmus kunnen ge- vonden worden; dan ftel ik in de laatfte Formule he ve oe ken eed Es © hek cn - _POOR DE ÄLGEDRA OPGEHELDERD. 47 is JJ in plaats van #5; zo is/= — Ook ftel ik ho 8 mi db rx ok t ie laats van ms, dan is v= — €N — of = BN De Teller en de Noemer van dic Nr Î Î Gebroken kunnen, volgens % gemelde Voorze- wys , mede door de Logarsthmus gevonden wor- den. Dan kan men door tweemaal de Zons Hoogte en de twee tyden, volgens ’t Aetste Voorster, de Pools Hoogte vinden; doch uit de voorgaan- de Formule vloeit nog een andere manier voor “x AcrsrE VoorsteEL ; die ik hier zal laaten vol- gen. Ik fel dat in de eerfte van de drie Waarneemin- gen, hier voor gemeld, de Zon net in het Zui- Sy den was: men heeft dan gevonden ——= = ijf % \ orb —. Nuises=nul, en y=r, of —=—, EN vi Ss b ïr vÀ daarom — = —; doch om dat a thans onbekend is, \ t ï en bygevolg ook 4 en 7, zo ftel ik voor 4 we- derom a— db, voor # ook a—-c; voor s ftel ik rn r_n; En voor ook r — g. Dan is — = ° TT r—q a—b bt: F— 4 gen of a = PEEN br voor de Synus van de la de Zons hoogte in het Zuiden. De Graden hier van fiel ik =d. Nu onderfteld zynde dat de Zon op VL DEEg C° de \ 48 De Kroorscne DuIEHOEKS-REKENING de plaats der Waarneeming , eenige Uuren na dat dezelve gefchiedde , niet boven.den Horizont blyft , maar onder gaat. — Om dan te vinden hoe laag de Zon in ’t Noorden ’s nagts te 14 Uuren beneden den Horizont zal zyn, zo ftel ik de S7- Ten Wah nus daar van = Wy ZO IS — ==, ofw = bc: Tern gia Bio, 5 nd de Graaden van deeze Sinus pe ficlik =c. Dan isde Zons Declinatie $ d — Fey en de Pools hoogte go Graaden — 5 dte. De bovenftaande Formulen zyn nagenoeg het zelf- de van ’t geen men reeds door de Klootfche Sny- ding ontdekt heeft. 1 Gevore. Indien in de tweede Waarneeming van ’ Acrsre VoorsteL de Zons Hoogte na 6 Uu- é a—b ren genomen word, dan is zx = kerde £, a—b- be—ad eid a—btbe-kad Dy = Pe ook 24 4 ET Stelt men dat in ’t I. Grvoro van ’t gemelde Voorste , in de Tweede Waarneeming „de Zon in den Horizont was, dan is 4 = nul in de laatft voorgaande Vergelyking. De Radius r zynde, rd; Q en td: msn s laatfte is de Sinus van de Zons hoogte in ’t Zui- den, en’ eerfte de Saus van ’t geen de Zon in’ Noorden beneden den Horizont komt. Deeze manier is ook door de Klootfche Snyding ontdekt. Nb ZO iS AAD 5 _ DOOR DE ÁLGEBEA OPGEHELDERD: 49 u. Gevore. Indien in de tweede Waarnee- ning de Zons Hoogte net te 6 Uuren genomen worde „dan is in de gemelde Formule d = nul; en van de Zons Hoogte in ’t Zuiden zal dan de Sinus ht a—b pi .: ' DIE p LD Zyn — +5, ede Stfus van ’t geen de Zon in 5 | 5 ab % Kn beneden ‘den Horizorit wäs Peen Gefchiedt de eerfte Waarneeming net te 4 Uuren na den middag ‚dan isde Sinus van de Zons Hoog- te in% Zuiden 2 4— bh, en de Sinus van ’t geen _de Zon in ’t Noorden beneden den Horizont is 2a— 3b. Dan is de Pools Hoogte openbaar, TWAALFDE VooRrSsTEL. Ò Temand ziet drie Stern A; Ben C,‚ daar Hy de plaats in Lengte en Br has bildeks den Evenaar van wiet, net eben boog boven den Horizont ; de Ster, die db minfte Delite heeft, flaat tus- sfösen 't Zuiden en 't Often, de andere twee flaah tuf]chen *t Zuiden en ’t Weften. De drie Sterren hebben Noorder Declinatie ; de Ster , die de meefte Declinatie heeft, is de Poollyn nog niet doorge- gaan, Vràage naar de Pools Hoogte? Dit Voorsrer is een gedeelte van een VRAAG- STUK , % welk in’ Jaar 1710 te Hoorn in * open- baar werdt aangeflagen,op dat de Liefhebbers’ zel- ve zouden oploffen, De Sterren werden daar ge VI Deer; D nôs go De Kroorscne DRIEHOEKS-REKENING nomen de kleine Hond, de regter Schouder van de Reus en * Oog vande Stier Aldebaran. Ik ftel de Sznys van ’t geen de Pool van Top is 9, % Sin. compl. = z, de Sanusfen van ’t geen de gemelde Sterren van de Pool ftaan, in de order zo die opgegeven zyn,als volgt; a,c en ej en de compl. b, den f, de Sinus van de Uurhoek tus- fchen de Ster A en de Meridiaan = #, ’% compl. =y: de Stpus van de Uurhoek tufichen de Ster- ren À en B=m, ’t compl. sn: de Sinus van de Uurhoek tulchen de Sterren A en C =g, ’% compl h:-de Radius = r. Dan is het San. comp?. van de Uurhoek tuflchen B en de Meri- , ny mx diaan, door *t Tweepe VoOORBEWYS, == ’ pe Zkby, r Nu zyn in drie Klootfche Driehoeken bekend in Algebraifche Uirdrukkangen, twee Zyden en cen Hoek tuffchen beiden. Men vindt door het Eer- en ’t San. comol. vuffchen C en de Meridiaan== av: st Voorste , dat de Ster A van het Top is we rr ba - cv mykmx de eV Dros *— ; de Ster B —: 7 Ee en OE r rr r r rr r Fl. es —s die alle aan malkander gelyk moeten zyn. £ ary—Cma Cn), Dan vindt men gp: z gelyk aan v EM ary=e2X eh. u == Efi name Bend Stel dan dd fr vd En Vet nr i. 4 Á / d. pook DE ÄrGEBRA OPGEHELDERD: Zf- js a ehagidv ós isos ij r —_ pry—=CHX Î ry kem—ie CAO VARLEEE EE eeft of ie ver Die «le hege qr EEL k x kp—iq Tangens compl. van de Uurhoek; tuffchen de &er=- fte Ster en de Meridiaan. De Pools Hoogte kan dan door ’t Vierpe V ooRstEL gevonden worden, DerTienpe Voorste, Bekend zynde, op een nâmiddág, driemaal de Zons Hoogte, öp-een plaats die Noorder. Breedte heeft » toen de Zons Declinatie Noordelyk was. In de twee eerfte Waarneemingen flondt de Zon tuf]chen ’t Zuiden en het Weften. Ook is bekend hoe veel de Zons flreek in de tuf]chentyd der Waarneemin- gen verloopen was. In de laatfle Waarneeming was de Zon tuf]ehen ’t Noorden en’t Weft. Vraage naar de Zons flreek in de verfte Waarneeming en de Pools Hoogte? De Uitwerking door Klootfche Snyding vind men in de Wiskonftige rekening door J. ArseRTZ VAN Dam, van bladz. 177 tot 180, die beide in= gefloten , en door de Klootfche Driehoeken , bladz: iï7 en 118, daar verhaald wordt dat ApriAAN Tromas, de Vader van ApriAaAN Merrvs ; dit Voorsrer aan de Liefhebbers heeft opgegeven ou te maaken. Zie hier de manier , hoe ik hetzelve gewerkt heb. De Ssmusfen der Zons afftanden van het Top in de Waarneemingen, gelyk die malkan= VL Deer; Da der se De Kroorscre Drienorks-REKENING der volgen, fiel ik a, c ene, de comp/. daar van b, den f, de Straal =r, de Sinus der verande. ring van de Zons Streek tufchen de eerfte en tweede Waarneeming = m , ’t compl. sn, de Sinus van de verandering in Streek tuflchen de eerfte en derde Waarneeming = g ;® Sas. covip/. =h, de Sins van de Zons ee) in de eerfte ae Zx, en % San. compl. =y; dan is het San. compl. van de Zons Streek in de twee- 82; ei ftel verder de Ssnus van’t geen de Pool van het Top iso, ’t compl. =z. Dan zyn in ieder van de drie Klootfche Driehoeken, in Algebraifche Waarde's , bekend twee Zyden en een Hoek tus- fchen beiden. Men vindt door het Errsre Voor- STEL tot driemaal % Sr. comp/. van ’t geen de Zon in ieder Waarneeming van de Pool was, te weeten bz avy z in de eerfte ———=—, in de tweede — —= r rr r EV ny mx . fe eV gab trg enn de derde — ‘SD, Deeze rr r rarr ftelt men aan- malkanderen gelyk. Neemt dan & ; cn eb mn mdr ker mf, 4 r __NY=MX 4 de Waarneeming ed ; enin de derde r ermx =4s dan zal men vinden ——— = —s of — kem —ieg Kp—ig ‚ zynde het T'angens compl, van de Zons DOOR DE ALGEBRA OPGEHELDERD. 53 Zons Azimuth, van ’t Zuiden af te rekenen, in de eerfte Waarneeming. Dan kan men door het Derper Voorste de Pools Hoogte vinden. De Formule van dit Voorftel is eveneens, als die van het voorgaande. % VEERTIENDE VOORSTEL, De Zon op een morgen tweemaal waargenomen zynde, toen dezelve Noorder Declinatie hadt, zo wordt bekend gegeven het verfchil van de Zons Hoogte, _% verfchil van de tyd der Waarneemingen , ’t ver- _fchil vande Azimuth en de Zons Declinatie. Zraa- ge naar de Pools Hoogte? „Iemand heeft in ’ Jaar 1741 dit Voorste inr Engeland aan de Liefhebbers opgegeven. De Zons Declinatie fel ik in de tuïchentyd der Waarneemingen onveranderlyk : de Sz7us daar van =d, % Sip. compl. = cy °t San. compl. van de Hoek APB, in Fsguuris, =as ’t Sin. compl. van de Hoek ATB = 6, de Radius 1, de S= guis van AT = x, ’t Sin. compl. =p de Srnus van BT = z, ’% Sen, compl. =D; ’t Sn. compl. van ’t verfchil. der Boogen BT en AT =e. Dan volgt door het Eerste Voorsewys dat rayo =e is, — In de Klootfche Driehoek A. PB zyn bekend de Zyden AP,‚en PB,ookde Hoek APB. Men vindt door het Eerste Voorsrer ’ Sin. compl. van de Boog AVB, zynde een deel van een grooten VI. Deer. D 3 Cir= 54 De .Kroorscne DRIEHOEKSs-REKENING Cirkel, acc dd, Nuis dd 1— ec; en 2D daarom % San. mek van de Boog AVB 1— r—azecs of 1 — mee te weeten als men 1—a = ma ftelt. Verder ftel ik 1 —- mee =p. Op de zelfde wyze. zyn in de Driehoek ATB de twee Zyden AT en TB, en de Hoek ATB in Algebras fohe Utt- drukkangen bekend. Dan vinde men door het Err- STE Aen yok vab sf. Deeze Vergely- king van de voorgaande afgetrokken , en in plaats van 1 voor de Radius wederom r gefteld, za xxb vindt men rz men we: Emp: f, Of ti oz e—p: TT EN e=Pat NID e—p:r Bj ‚ dan is — # —_— CN — = ge brein. Tb r rb Dan zyn de Zons Hoogten in beide de Waarnec- mingen openbaar. Ik zal dit door een Voorbeeld aantoonen. Laat het verfchil der Uurhoeken zyn zo Gr., dan is de Stuws van 6o Gr. of a = 866022 en m-= 13397!. De Zons Declmatse ftel ik ao Gr. 24 Min. , % compl. is 69 Gr. 36 Min. De $#- aus Log. daar van, of de Log. van c, is 4971870; dan is de Loe. van Cc == 95943740; Ei: afgetrok- ken de Wid van m, zynde 4,127024, zo blyft daar over 40,70764. Het getal daar van is 11769. Dit getrokken van de Radius, zo blyft over p = 88230,3. *t Verfchil in de Zons Streek ftel ik 31 Gr. so Min. 4Sek. , het Sn. compl. is 84819; dan erb 1518. Bindelyk ’ verfchil van de Zons Hoogten zynde 15 Gr. 5 Min. 13 Sek. , het JE and eenden eneen ad e. DOOR DE ALGEBRA OPGEHELDERD. 55 Sin. compl. of e is = 965532; dân is e—p 8322,9, de Log. is 3,920274;. Hier by geteld de Log. van de Radius, en van de Som afgetrok- ken de Log. van rb, zo blyft daar over de Kr Log. van — ’t Getal hier van is 54824,8; dit r getrokken van e, zynde 96553,2 , zo reft daar x2 pe 41728,4. Dit laatfie getrokken van — = r r 54824,8 , de reft is 13096,4 voor de Senus van een Boog, welker compl. is 82 Gr. 28 Min. 29 Sekond. voor de Som der Boogen BT en AT, of voor de Senws van de Som der Graaden, die de Zon in beide de Waarneemingen van den Ho- rizont is, dewelke altyd even veel uitmaakt. Tel hier by ’% verfchil der Boogen van BT en AT 15 Gr. 5 Min. 13 Sek., de Soit 97 Gr. 33 Min. 42 Sek. voor rn de Boog BT. De helft is 48 Gr. 46 Min. sr Sek. voor BT, zynde de Zons afftand van het Top in de eerfte Waarneeming, Trek hier af 15 Gr. 5 Min., 13 Sek., zo blyft daar over 33 Gr. 41 Min. 38 Sekonden voor AT; zynde de Zons afftand van het Top in de tweede __Waarneeming. VI. Dern. 4 V re gä De Eraorecnr DRICHOEKS REKENING VyrTrENDE VOORSTEL. Temand heeft twee Sterren waargenomen , die de zelf de Afcenfio reta hebben. 1 Uur 46 Min. voor de Waarneeming waren die beiden in de Meridiaan. 1; Verfchil der Declinatie van deeze Sterren vand by37 Gr. o Min. ’tVerfchil der Hoogte boven den Horizont 32 Gr. o Min: De stre van de gene Ster was van ’t Noorden 148 Gr. 20 Min. ent ván de andere 118 Gr. 15 Min. Vraage naarde Pools Hoogte? ï Dit Voorsrer is in Engeland, in % begin van % Jaar 1742, aan de Liefhebbers ter oploffinge opgegeven. Laat in Fsg.18,T het Toppunt, P de Pool, Aen B de Sterren zyn ; dan is AB 37 Gr. o Min. AT —- TB 32 Gr. o Min. , de Hoek ATB 30 Gr. 5 Min. Stel de Szaus van’ halve verfchil der Zyden AT —BT za,’ San. compl. & b, de Sinus van de helft der Graaden van AT + BT = x, % Sen. compl, = y. Stel het Sau. compl. van de Hoek ATB —c, % Sar. compl. van AB =d, en de Radius = 1, dan is door ’ Eerste bonk Sri de Sinus van AT ay dba { ’t Sun. compl by — ax de Sinus van BT be — ay | ’ San. compl. by + ax % Szo. compl. ATB c mend Gemult. de Som ad: % Sz, compl. AB Eee 08 | it . DOOR DE ÄLGEBRA OPGEHELDERD. B bhv aayy: ct bbvy — aar Sd door % Eerste Voorste. Stel dan ze + yy in plaats van Ii, zo is ds dex + dyy, en men zal vinden JJ d+aa— chh 6 Ts Aan weerzyden 1 by geteld Bie 9 tbh —aûc dl h yden 5 d aa-bh—aac—chb AAH YY zo vind men — == Stel | bb—aac —d bh : voor aa + bbs als mede voor xx + yy dan 1; zo is I I==G bb —aac—d 4 enn , of xx = —r Stel in Dn bb—aac—d 1==C jg 1—A4—gac—t, I—c Stel 1 teg; ensvoor de Radzus r han dee. aa 4 ris Î zo is xx =, NN ANO, ontie mame L—C had ag ee =pgenomenwordt;zoisar* rr De For- plaats van bb dan 1 —-aa,zois ax = ee mule is op deeze wys gefteld „op afs men dezelve door de Logarithmus zou kunnen oploffen. t—dof sis20137, r— cof p = 13471. Log. a = 4,440338 S= £0!37 2 14172 Log aa= 8,3830676 Log. 9 = 5,270756 "75965 1,4151422 Log. 3,775610 Log. p = 4,129400 aaq PA ee = 14172 Log, xx =9,646210 fi TZ 45823105 \ De Graaden zyn 41: 42: 56 VI, Deen. D 5 Dier 58 De Kroorscre DRIEHOEKS-REKENING. Hier de helft van 32 Gr., zynde 16 Graaden „ by geteld, en van afgetrokken: de Som is 57 Gr, 42 Min. 56 Sek. voor AT, en % verfchil 25 Gr. 42 Min. 56 Sek. voor BT. Dan is de Ssnus van AB tot de Ssnus van de Hoek ATB, als de Sinus van AT tot de Sszus van de Hoek ABT of TBP; verders de Sinus van de Hoek BPT tot de Sinus van BT, als de Sinus van TBP tot de Sinus van TP, zynde ’t complement van de Pools Hoogte. AAN En GE U Ae an en BE dr" Ln kn SN pe gs v ArArN-M E-R-K: INGE. N OMERENT HET BEREKENEN DER. ° VERSCHYNING V AN VENUS IN Dr ZON: DOOR DEN HeEEr D. KLINKENBERG, __ Lid van de Hollandfche Maatfchappy der Weetenfchappen te Haarlem. SEEESEENIENLEEENGNENE EN AE Manieren „ volgens welke de Zon- en B-_# Maan-Eclipfen,.als ook de Standplaatfen van de Planeeten, berekend worden , zyn by meeft alle Schryveren over de Sterrekunde wyd- loopig aangewezen ; maar van het berekenen, hoedanig de zigtbaare Paflagiën der binnenfte of onderfte Planeeten „ voorby de-Zon „fomtyds moe- ten voorvallen, is tot nog toe weinig gewag ge- maakt ; zynde waarfchynlyk de reden, dat zulks niet veclmaalen gebeurt en maar zelden gezien kan worden. Den 6 Funy deezes Jaars 1761, daar toe lan- - gen tyd voorzegd zynde, zo vinden zig thans veele Beminners der Wiskunde opgewekt , om ge:tyd en de Vertooning der Paflagie van Venus VL Deer, voor- bo AANMERKINGEN OMTRENT HET BEREKENEN voorby de Zon ten naaften by vooraf te weeten ; te meer, dewyl de Aftronomifehe Tafelen van den Geleerden Harrrv , overal om derzelver naauwkeurigheid beroemd, by veelen voor de befte gehouden, en thans door de Franfche Ster- rekundigen vertaald en gedrukt zyn, en daar door vry algemeener geworden. Hier door zyn verfcheide Liefhebbers aan ’t werk geraakt, om den tyd van dat Verfchynfel te bepaalen , doch on- getwyfeld zullen zig eenigen van hen, welker vordering nog niet toereikende is, om zonder voorbeeld of eenige handleiding die Rekeningen te kunnen maaken , daar mede belemmerd heb- ben gevonden. Echter fcheen dat gebrek alhier vergoed te worden, wanneer men zeker Boekje, getituleerd, de Conjunêtse van Venus met de Zon, te Leeuwaarden gedrukt, in % licht zag komen, waar in de voorfchreeven en meer andere Reke- ningen ook volgensde Tafelen van Harrer wer- den voorgefteld en met Afbeeldingen verklaard. My wierd door eenige Liefhebbers der Wis- konft gezegd, dat zy met het voorfchr. Werkje, om den overgang van Venus te berekenen, niet te regt konden komen; het welk gelegenheid gaf, dat ik, hetzelve naziende, bemerkte dat ?er op bladzyde 70 en 71 een abuis was ingeflopen,om den tyd van den Ingang, het Midden en den Uit- gang, volgens de voorafgedaane Rekeningen te bepaalen. Hierom bewuft zynde, niet alleen hun, die my be | Î Ì k 3 h KN nelis DER VERSCHINING VAN VENUS IN DE ZbN. 61 bekend waren; dienft te zullen doen, maar ook . _ denkende of het anderen, die het ter zelver plaat- fe mogt haperen, miffchien van eenig nut zou mo- gen weezen, heb ik het volgende, op dit geval toegepaft, wel willen mededeclen; niet om daar iets groots of nieuws mede te willen voörtbren- gen, maar alleen om reden, even gezegd, en om dat deze gevallen by de Sterrekundige Schryve- ren, die ik kenne, niet verhandeld zyn. De zelfde Tafelen van Haurer (niet de Latynfche, die in *c Jaar 1749 te Londen, maar die näderhand te Parys in Oäavo gedrukt zyn) gebruikende , dan vind ik den tyd van de Samenftand, in Middeltyd van Parys; den Uur. Min, Sek. 6 funy’smorgensten - - 5- 53-29 De Eguatto Temp. + - Y- 525 Leeuwaarden ten Ooften Parys _- 13 - 36. Dus de Conjundie te Leeuwaarden 6 - 8 - 575 Op dien tyd de zigtbaare langte van de Zon en van Venus beide 8 Tek. 15 Gr. 35 Min. 49.6 Se- konden ; de Zuider Breedte van Venus uit de Zon 3 Gr. 55 Min. 48 Sekonden. De afltand derAarde vandeZon 1o1552.06 de Log 50066887 Venus bift. Curtatavande Zon 726426 Log.48611914 Venus Difl.Curtata van deÂarde 28909.46 Log. 44610400 De Zons Diameter 31 Min. 40.8 Sek. Log. A e4oo1514 VI. Dezen. De 62 AANMERKINGEN OMTRENT HET BEREKENEN De volleedige Rekchinge van * bovenftaande , als algemeen bekend zynde, heb ik hier niet by gefteld. Om Venus zigtbaare Breedte van de Aarde te vinden, heeft men de bovenft, Breck uit de Min. Sek. Sekonden. Zon 3 - 55-48 = 235-498 Num. Log. 23719540 A. ogoorsi4 Log. B 27721054 van 591.71 Sek. = g Min. 51.71 Seks Venus zigtbaare Breedte in de Conjunêhre, dat is Cin Fsg. 19, Praar XXXIX) de Lyn CS, die regthoekig op OW de Eeliptsgue Diameter van de Zon gefteld is, nu moet de Stand van de Over- gangs-lyn IU, de tyden van den Ingang by 14 het Midden by M , en van den Uitgang by U ge= vonden worden. Om dit in ééne Rekening heel naby te doen uits komen; moet men ten naauwkeurigfte de waare Uurbewegingen van de Aarde en van de Planeet bepaalen , waar toe kunnen dienen de Middel- Anomaliën, die men te vooren gevonden heeft 4 naamelyk: Anth Tek. Gr. Min. Sek. ‚die vande Zon ir -6 = 9-28 „en van Venus ro - 7 - 28 - 46 Ik zoek de waare Uurbewegingen als volgt eerft die van de Zon, of eigentlyk van de Aar- de om de Zon. A De Á { IEEE mgr Ge AP Een 7 hd ij per VERSCHYNING VAN VENUS INDE Zon. 63 De Middelloop van de Aarde is in r5o Dagen of 3600 Vuren 147 Gr. 5o Min. 49 Sek. 25 Ter- Graaden. Sekonden. tiën = 147.847 ; dat is in een Uur 147.847 = Min. Sek. a -27.847 in haar Weg. Op de bovengemelde Middel-„Anomalta 11 Te- kens en bdhen 6 en 7 Graaden in de Equatio Centri, vindt men’t verfchil 1 Min. zo Sekonden, dat zyn rro Sekonden. Door den Regel heeft ‚Min. Sek. Min. Sek. Sek. men 60; 110 =2-27.847 : 4517 5 dewy! de Aar- de het Aphelium nadert, zois haar Loop traa- - Sek. ger, en daarom moeten deeze 4.517 van de Mid- Mij Sek. delloop - == _2-27.847afgetrokken baret hee worden, en dan blyft de gis) waare Uurbeweging - 2-23:33indeEchpt1ca. De Middelloop van Venus is in 36oo Uuren Gr. Min.Sek. Graaden. Sekonden, 240-19-30 = 240.325, dat is in een Uur 240.325 Min. Sek. = 4-0.325 in ’s Planeets Weg. In Tab.Eg. Centre, op 10 Tekens en tuchen zen 8 Gr. vindt men het verfchil van zr Sekon- Min. Sek, Min. Sek. _ Sek. den; door den Regelis6o: 31 = 4-0.325: 2.069 Deze, om de zelfde reden van traager beweging, afgetrokken van - 4-0.325 EN ee Blyft de waare Uurloop van Venus 3-58.256 VI. Deer. Maar \ Óf AANMERKINGEN OMTRENT HET BEREKENEN Maar dat is in Venus haar eigen Weg , en moet tot de Echptica gereduceerd worden „% welk hee beft door de Logarsthmus gefchiedt, M. Sek Sekonden 3-58 256 = 238.256,delog.Num.is 23779438 Gr. Min. Log. Secans 7601 van3-23* de — — Inelinatie van 23762837 Venus Weg. Sékonden. Min. Sek Komt Log. D van 237.839=3- 57.839 Dit is de waare beweging van Venus volgens de Ecliptica, op de boventlaande afftand van ’ Aphelium , en in de nabyheid van eene der Knoo- pen; en dus heeft men Min. Sek. 3- 57.839 Venus Uurloop. 2-23.33 Aardkloots Uurloop. Blyft 1- 34-509 VenusUurwinft op de Eelipticd. Dit is 94.509 Sekorideri. Num. Lng.19754732 = - Campl..Aritbim. 80245268 * Ä o4ooI5t4 5 D 23762837 Secans 41697der HoekSCM 87724415 Tang.3-235 = sek. —______—__VenusWegs Log. 23803943 van 240.1 Ven, Inclinatie. LEng.3600 fchynb. Uur: 91732520 Tung. van Sek.tyd 35563025 loop op de 8Gr. 28.56 Min. de ENE RT fchynb. Hoek , die E 11759082 Venus Weg mét de Ecliptica maakt, op de Zon, zynde gelyk de Hoek SCM, Dar werkt men verder als volgt, ui . N \ DER VERSCHYNING VAN VENUS IN DEZoN. 68 ‚B 27721054 == = = 27721054. bin Sinus 91684829 Hoek SCM 47697 E 11759082 Secans. _—_—___ KET 27673357 Sek. Min.Sek. 31164965LEsg SMintyd Log, vans8s.24 5945 24 CM í Min. hj ____1307.7 Wot N 5 Á 21 47-7tyäSsM ___ __Min.Sek, 6- 8-57-5 ConjundfeinS, Zons Diam.31-40,S z-47- 9.8 Middle in M 3- 7- 7-3 halve toev, Halve Diam.15-50.4 pee en fabffr. , 69 z4o- 2 tyd van Ingang, eft 950. 4 CIS CU Komt 8-54-17.6 tyd van Uitgang 585.24 CM en 6V r4M.rs.6Sek, de hee- Som 1535.64L.31862804 Je vertoevingof ’tverblyf van Ve- Verfch.36s.16 25624832 nusop de Zon, DO | 51457725 Lar. van CM 28743863 =Cif E 11759032 k Loe. 49502945 > Rn van 11227.8Sek tyd” maakt 3 Uur. 7 Min. 7.8 Sekonden de halve vertoeving'op de Zon, en Op de voorfchreven wyze is dus gevonden voot __de Meridiaan van Leeuwaarden en uit het Mid defpunt van de Aarde te zien; Uur.Min.Sek, De tyd van den Ingang den 6 Juny’s morgens ten 2- 40- 2 Het midden als Venus het verfte op de Zon is 5-47-9.8 ___En de tyd van den Uitgang ten, - 8-54-17.6 k Door een anderen Weg, die nog iets naauw- _ keuriger is, heb ik gevonden den tyd van In- gang = jn 2; Sekonden vroeger; e Het midden - 13 Sekonden vroeger, ende Uitgarg _- _ £ Sekonde laater. Ë Ë ‘Tot bepaaling van den zigtbaaren kfomtmen ie VI Deer. E Weg; 66 De VERSCHINING VAN VENUS IN DE Zon. Weg, dien de Planeet over de Zon moet fchy- nente gaan, is het een geheel zekere Manier „dat men van tyd tat tyd, by voorbeeld van 5 tot 5, van ro rot IO, of van 15 tot 15 Minuuten, enz. de Hoeken OCd of W Cd, benevens de Affan- den Cd; enop die zelfde Tyden de Hoeken , die de Topboogen telkens met de Eelaptsca maaken ; berekent ; en verder op die tyden berekend zyn- de hoe Et, de Planeet , van wegen deszelfs meer- der Parallaxss; dan die, welke men de Zon ge- teld heeft te hebben, Jaager naar den Horifont moet daalen, dan zal men die kromme Lynens de eene gelyk die uit het Center van de Aarde, err de anderc op de plaats, waar voor men het be- rekend heeft, zig vertoonen moeten, kunnen af- tekenen, en dezelve heel naby zo bevinden, ge- Jyk ik ze in bet Zespe Deris, Eerste Stuk, der Verhandelingen vande Holland)che Maar fchapp ye der Weeten/chappen ‚ heb afgebeeld. EEN I- | binon biet 4 Ee B oP DEN THERMOMETER EN. BAROMETER, IN DE ZWAARE Koupe VÁN DEN VOOR» GAANDEN WINTER TE PETERSBURG. SEIEEEISSEEENNEERIEEDEESN TN het voorgaande Deez deezer Vethandelingen hebben wy van de zwaare Koude; die, in laatfte van ’ Jaar 1759 en in *t voorfte van’ Jaar 1760, in het Noörder deel van Europà heerfchte, uitvoerig gefproken(*). Ook hebben wy gewag gemaakt van de hooge trappen der Koude te Pe- tersburg; doch dewyl ons thans het geheele be- loop zh Waarneemingen, daar omtrent in t werk gefteld door den Hoog. geleerden Heere J. A. Braun, Philof. Pnrfe &/lor aldaar; gunttig is mede- gedeeld , zullen wy * zelve hier voordraagen. De Waarneemingen , op den Thermometer 4 zyn gedaan volgens de Schaal van de Plfle, daar o gefteld wordt op de Hoogte, tot welke het Kwikzilver in Kookend Water klimt ; en 250 by / bef © Zie 't V. Dera , bladz. 119, enz. Ví. Deer. E 2 68 EenicE WAARNEEMINGEN OMTRENT DE het Punt van Vorft: die op den Barometer vol- gens Paryfiche Maat , in Duimen en honderdfte deelen van een Duim. Wy hebben de eerfte over- gebragt op de Schaal van Fahrenhest, volgende daar in de Manier, die wy als daar toc dienftig aan de hand hebben ‘gegeven (*), te meer, dewyl ons uit de volgende Verhandeling gebleeken is, dat de waare Vergelyking der Schaalen van de Plfle en Fahrenheit, zo als wy die gefteld hadden te moe- ten zyn (f), door den Heere J. A. BRAUN is ge- volgd. De Barometrifche Waarneemingen zyn van Pary {che Maat overgebragt in Engelfche Dui- men en Liniën of twaalfde deelen Duims, in wel- ke Maat men hier te Lande gewoon is de hoogte van den Barometer af te meeten; gelyk ook on- ze Maandelykfe ov dare aided volgens die Maat gefchieden. De Proportie van den Engel fchen tot den Paryfchen Voet, is, in deeze over- brenging, genomen als 1ooo tot 1668; doch wy hebben ’ onnoodig geoordeeld , in de Breuken verder te gaan, dan tot vierde deelen van een Lyn ; dewyl het ons hier naauwlyks doenlyk is, de hoogte op klemder deelen te bepaalen (1). Voor _ (©) Aldaar, bladz. 143. (f) Ald. bladz. 127. (1) Om deeze overbrenging beter te verftaan , kan men veel dienft hebben van Praar XXXIV in te zien, die tot Vergelyking der Thermometer-Schaalen van de ’lfle, Fahrenheit en Reaumur is opgemaakt, en in 'tV. Deez deezer Uitgez. Verbandelingen, op bladz. 139 geplaatft, d LJ Á Wy xwAARE Koupr TE PerersBURG. — 69 Voor % overige hebben wy nevens ieder Dag der Maand, volgens den Ouden Sty/, in welken ons de Waarneemingen opgegeven zyn, den overeena komenden Dag, volgens Neeuwen Styl, gevoegd. . De voornaamfte trappen van Koude, in de Maand November waargenomen, zyn geweeft als volgt. | Thermometer. _Barometers Hoogte. O. Styl. N.Styl.De l' Ile. Fabrenbeit. Par. Maat, Eng. Maat. Nov. 8--Nov-19 170---8 boveno 28.78 -- 30.83 —— Q--—20 180---4 Ondero 28.82 -- 30.9: —__—28-- Dec. 9 175---2 buveno 27.44 -= 293% 2-10 178 -«= 13 onder o 27.58 -- 29.5 ZO 183-** 7} ondero 28.18 - = 30,1 De Barometer is in die Maand laagft geweeft den 4, dat isden 15, N. Styl, toen hy ftondt op 27.27 Paryfche Maat , dat is 29 D. $ L. Engelfche Maat: hoogft den g, of den zo _N. Styl. * Ver- fchil is 1.55 Par.of 1 D.74L. Eng. Maat. De grootfte Koude was, als boven, 183, de Wleinfte, op den 2, of 13 N. Styl, 147 Graa- den of 35% boveno, volgens Fahrenheit. *t Vere fchil, derhalve, was 36 Graaden van de P1fle, dat 43% Graaden is, volgens de Schaal van Fah- renhett. In de Maand December zyn de grootfte trappen van Koude geweeft op de volgende Dagen. VL Deer É 3 There zo Thermometer. / Barometers Hoogte, - Tnmioe WAARNEEMINGEN OMTRENT: DE 0. Syl. N. Styl. De V' Ile, Fabrenbeit. Par.Maat.Eng. Maat, Dec. r-- Dec.r2 179-- 2tondero 28,25 + - 36.2, _ Seel6 174 3; boven o 28.21 - - 30,1; 6-17 178- «1 ondero 28.12 -- 30,0; —_— 7,8- 18,19 189*-14tondero 28.259 -- Ooit lt 195-- 22 ondero 28.18 + - 301 lg 24 19I--17 ondere 28.21 -- 301} Idee ——25 200-- 28 ondero 2837 -- 30 Ir IS +" ——26 20I--27;ondero 265 -- 30.7 le - ——28 203--3i'ondero 28.35 - - 3034 m==2Ó-1760Jan.6 212--g2tondero 23.40 - = 30.4 ee 7 207*" 36: ondere 2835 -= 30.35 ge 8 185-- 10 Ondero 2322 -- 30 id ge —— 9 187--T2;Ondero 2833 - - 303 lee ll, 190 == 16 ondero 2860 -- 30.68 Hier uit blykt , dat de grootfte trap van Kou- de, te Petersburg, is geweeft 212 Graaden , vol- gens de Schaal van de Pile, en dus 8 Graaden grooter, dan men ze ooît te vooren aldaar hadt waargenomen: de minfte Koude was den 3,of 14 N, Styl, 150 Gr.-of g2 boven o van Fahrenheit, derhalve % verfchil 63 Gr, van de Z1f'e, dat is. 74 Graaden van Fahrenheit. In de Maand Sfanuary 17604 werden de voore naamifte trappen van Koude aldus waargenomen. : Thermometer. Barometers Hoogte, O.Styl. N. Styl. De l'Ifle Fabrenbeit. Par. Maat. Eng. Maat. aat Ies Jan.r2 172-- stboveno 28.50 - = 30.54 Sr _lÓ 182-- 6'ondero 2815 -- 30,0} « — Z---18 184-- 8tondero 27.95 »- - 29.165 nn 8e 169 --14*ondero- 2898 - « 30 2: —_ Q-n 20 188--13iondero 2833 - + 30.3 r —23 183=- 7iondero 27.65 -- 29. 64 2 - 23 2C0--28 Ondero 27.85 - - 299 13 -- 2 206-. 35 Ondero 27.76 -- 20.7Ì lg -t5 192-- 18ondero 27.32 - - 2924 member 36 1751 3 beveno 27.27 - 291: De ll =- - A ZWAARE Koupr ere Prrèâésuno. « 71 De volgende Dagen was de Koude in deeze Maand niet zeer groot; uitgenomen den 294-6f den g February Nieuwen Styl; wanneer de Thet: mometer van de #Ifle ftondt op 171 Graaden, «dat is 6& boven o van Fahrenheit. De minfte Koude is waargenomên den 19, op 147 Graaden van de Plfle of 35% boven o van Fahrenhez ‚daat de min= fte was 35% onder o: een verfchil deaviinde van zot Gr. volgens Fabrenhest, en valgens de Pli van 59 Graaden. De hoogfte Stand des Barofne- ters was den 1 en 24 Fan. O. Styl; 28.50; de laagfte 26.97, of 28.9; Eng. Maat: derhalve het verfchil 1.53 in Paryffche en 1,74 in Engels Duimen. In de Maand February waren dit e aanmerke- Iykfte trappen van Koude. Thermometer. _ Barometers Hoogte. O.Styl. N. Styl. De l' Ifle. Fabrenbeit, Par.Maat. Eng. Maat, Febr. g--Febr.2o 180 --4 ondero . 27.65 - * 29.6f —_ 1O-- ——21 I8I--Sfondero 27.70 +- 297 _ Ile —-22 185--1O ondero 27.90 -- 29.9! Ils 23 173 ++ 4 boveno 28.35 == 39 34 IJ —24 IJS ++ 2 bovene 2819 -- 3001 — Îf-- —25 170-- 8 bovenó 27.70 *= 29.7 ae 22-Maatt 4 176-- ofbovens 37,36 -= 89.2} ae Zer 5 172*- 5 boveno 2760 -- 2954 » er ji) 173 7S 42 boveno 27.30 - - 29:24 =_—28--— 10 185 --foondero 27.42 - - 2934 De minfte Koude; in die Maand, is geweeft den 3, of 14 N. Styl, 147 Graaden of 358 bòven © VI, Deer E 4 van 72 _EeENIGE W AARNEEMINGEN OMTRENT DE van Fahrenheit, zo dat het verfchil uitmaakt 38 Graaden volgens de Schaal van de 21 ain dat is 455 Graaden op die van Fahrenhett. En dewyl men de grootfte hoogte van den Ba- rometer bevonden heeft 28.35 Paryflche Maat , de aminfte op den ar, of den 3 Maart Nieuwen Styl, 26.80, dat is 28.75 ; zo volgt, dat het verfchil in Paryffche Duimen is geweeft 1.55 en in Engel- fche Duimen 1.73. In de Maand Maart zyn nog de volgende aan- merkelyke trappen van Koude waargenomen. Thermometer. _Barometers Hoogte. O. Styl. N.Styl. De l' Ile. Fabrenbeit. Par.Maat.Eng. Maat. Maart -- Maarti2 175 -- 2 boveno 27-90 -…- 29. 9 — 4e I5 170=-8 boveno 27.81 - - 29. 85 me bes — I7 164--15!boveno 27.98 - - 29.104 _— Q-- 20 174-- Zrboveno 28.28 - - 30. 24 ie 25 173-- 42 boveno 28.40 - = 30. 4 IS --—— 26 176--o*boveno 28.45 - - 30. 45 16-27 175-- 2 boveno 28.38 =- 30. 3 2e Apr. 4 170--8 boveno 27.80 - - 29: 8* ge — 9 174--3rboveno 27.80 - - 29, 8E De Barometer heeft hoogft geftaan, in de gee heele Maand, op den 15, laagft op den 19 of 30 N. Styl, toen-hy maar 27.33 Par. Maat hoog was: zo dat het verfchil in Eng. Maat bedraagt 1 D. g} Linie. __De minfte trap van Koude is den 19 geweeft, toen de Thermometer 145 Graaden tekende, ‘dat met de graotfie Koude van den 15 een verfchil maakt van 37; Gr. volgens Faprenhest. Voorss ents an “ ZWAARE Koupe TE PerErsBURG. 73 Voorts is de Koude, in de Maand Apr:/, nog geweeflt den 2 of den 13 N. Styl, tot 168 Gr. of zot boven o, en den 2 Mey of 13 N. Styl154 Gr. of 19! boven o van Fahrenheit. In de Maand Oftoter 1759 werdt den a1 O. Styl, dat is den 1 November N.Styl , reeds een Koude van 161 Graaden of 18f boven o waargenomen. De eerfte Bevriezing van * Water gebeurde den 22 Sepiember 1159 Ouden Styl, dar is den 3 Okzo- ber Ns Styl, en de laatfte den 3 Mey 1760, Ouden of den 14 Nieuwen Styl. De Vorft was in den Grond doorgedrongen ter diepte van-3o Engelfche Duimen; en de dikte vant Ys, op-den Neva-Stroom, is 28 Engelfche Duimen , of ongevaar twee en een half Am- fterdamfche Voeten, geweeft. EL VI Deez, E 2 VER- VERHANDELING OVER HET 4 BEVRIEZEN EN ST YF WORDEN VEREN OT KWIKZILVER IN DE WONDERBAARE KOUDE, Konttig verkreggen door den Heer Ke: WON DE 0 Ordin. Hoogleeraar der Philoföpbie en Na - tuurkunde. Voorgelezen in de plegtige Vergadering van de Petersburgfche Akademie der Weetenfchappen, op den Naamdag van haare Majefteit de Keizerin van Rusland, in September des Jaars 17Co. SELGEESCICEEEGEGSGEEGEES At ieder tyd zyne Ontdekkingen heeft, die als voor zekere Perfoonen fchynen bewaard te zyn, leert ons de vordering der Weetenfchap- pen, van oudsher, doch voornaamelyk in deeze en de voorgaande Eeuw, ten overvloede. De Uitvindingen van de Lugtpomp , van de Barome- ters, Thermometers, Verrekykers.en Teleskoo- pen , van de Elektriciteit, inzonderheid de na- tuur- ch hire ete" ie) nme | Gare a EP EEN Ee ET DP ME ETE Te EN > ‘ Her BEYRIEZEN SAN °r KWIKLIMER. 95 tuurlyke, van het maaken van Magneeten door Konft, van de Phosphorus, de Afdwaalirg der Vafte Sterren en veele andere Zaaken , getuigen zulks. De wonderbaare bevriezing van ’t K wike zilver , onlangs door my ontdekt, zal miflchieg pok daar onder te vellen ‘zyn. Wie, naamelyk;_ heeft het Kwikzilver niet aangemerkt als een Lig- haam, ?’ welk zynen Vloeijenden faat behield en altyd behouden zou in allerley trap van Kou- de? En dit beredeneerde Denkbeeld s inder- daad, mift zynen Grondflag niet, indien men het verftaat van de Natuurlyke Koude op deezen Aard- kloot. Want, zo het-gebeuren kon , dat ’er zà groot. een’ Natuurlyke Koude op onzen Aardbo- dem ontftond en heerfchte, zou aanftonds dezel ve woeft en ledig moeten worden, dewyl de Men fchen, Dieren en Planten; alsdan, noodwendig vergaan, «en de Oppervlakte van den Aardkloot geheel veranderen zoude van toeftand en gedaan- te. Ik heb reeds, in eene Verhandeling over de Trappen van Hitte, welken zekere Vogten ea Vloeiende Lighaamen verdraagen kunnen tot Koo- kens toe; en over de Trappen van Koude, die zy lyden kunnen en gewoonlyk ondergaan „ tot dat zy Ys worden ; berigt gegeven , hoe ’er ver- moeden was werd: dat het Kwikzilver in eeni- ge Barometers-en Thermometers, in Siberie,- be- wroozen geweeft ware; doch, dewylhet Kwik= zilver, in grooter trappen van Koude, vloeijen- #5 gebleeven was jn andere Barometers en Ther- „VL Deer, mo 76 _ VERHANDELING OVER (HET BEVRIEZEN 1ometers, zo fchreeven wy die waargenomen onbeweeglykheid en hardheid , waarfchynlyker- wrze, toe, aan de vervalfching met Lood of Bismuth; zo dat dezelve niet voor een waaragti- ge Bevriezing van ’t Kwikzilver gehouden kon- de worden : maar nu is dit buiten alle tegenfpraak gefteld , na dat het zekerlyk is gebleeken , dat het Kwikzilver in zulke kleine Trappen van Koude, fchoon natuurlyk zeer groot, niet bevriezen kan. De Proeven, door ons genomen , om de bevrie- zing van ’ zelve voort te brengen , zullen dit zeer duidelyk aantoonen; die wy nu getrouwelyk voor- fiellen zullen; niet allen, wel is waar, maar de zodanigen, die van eenig aanmerkelyk belang zyn en waar in zig nieuwe Verfehynzelen openbaa- ren. Op den 14 (25) December des Jaars 1759, was het, dat een hevige Koude ontftondt, van wel- ke nooit de weergaa, zekerlyk geen grootere, hier te Petersburg, op de Akademie, waargeno- men was. Tuffchen negen en tien Uuren ’s voormiddags, naamelyk , fteeg de Koude tot 205 Graaden op de Thermometer-Schaal van de ?lfle, daar zy, te zeven Uuren, op $or Graaden was geweeft; zyride tot dien tyd toe de grootfte trap van Koude, zo volgens de Waarneemingen van Krarrius als de mynen(*). Te een Uuren ’% na- (*) Dr r'Isre hadt, wel is waar, reeds inde Maand Fanuary 1733, op eenen Thermometer, een trap Koude , van held EN STYF WORDEN VAN *T KwikziLver. 77 namiddags tekende de Thermometer , egter, we= derom 197 Graaden. Ik was nu, reeds van den 718) December af, bezig met het onderzoeken der trappen van Koude , welke zekere vloeijende Lighaamen verdraagen kunnen, eer zy in Ys ver- anderen: dit deed ik, ten deele om ’t gene te beveftigen , dat ik in de gezegde Verhandeling, die aan de Akademie overgegeven is, heb voor- gefteld; ten deele om nieuwe Vogten, op wel- ken van my tot nog toe geene Proeven genomen waren; te onderzoeken; aangezien men van dien dag af reeds meer dan gewoone trappen van Kou- de waargenomen hadt; maamelyk den 7 (18) van 189 Gr. den 8 [19] van188en 189, den 12 [283 van 193 en 195, den 13 (24) van 181 en 191 Graaden op dien Thermometer. | Deezen uitfteekenden trap van Koude, van 205 Graaden, in de Lugt, oordeelde ik zeer be- kwaam om tevens-te onderzoeken, tot hoe verre die Natuurlyke Koude door Konft vermeerderd zou kunnen worden; twyfelende niet, of de Koude, door Konft gemaakt, zoude zo veel groo- ter zyn, als de Natuurlyke Koude heviger was; ‚ % welk ook eenige Proeven, te vooren door my. in werk gefteld, reeds getoond hadden; ge- lyk uit de aangehaalde Verhandeling blykt. Sterk Wa. gan 204 Graaden waargenomen ; doch op den zelfden tyd tekende een andere Thermometer maar go2 Graaden, Zie zyne Memoires, pag. 274. VI. Deer. 28 VERHANDELING ÔVER HÈT BEVRIEZEN Water was; in de trap van 204 Graaden, dier het, gelyk de ingedompelde ‘Fhermometer toon- des aangenomen hadt, ten: grootften decle be- vroozen: het Ys vertoonde ’er zig in onder de gedaante van Salpoter-Kryftallen , die egter door de Warmte aanftonds weder fmolten. Dit Sterk Water, waar van de helft nog, gelyk in de Be- vriezing gewoon is, vloeibaar was, nam ik, en „goot het over op geftampt Ys, in die evenredig= heid, welke Fanrennèm de Uitvinder van Kou- de door Konft te maaken met Salpeter-Geeft , noo- dig oordeelde. Vooraf had ik onderzogt , of de Thermometers het geftampte Ys en ’% Sterk Wa- ter, den zelfden trap van Koude hadden ,„ en be= vondt dien volmaakt gelyk, in allen , naamelyk vân 204 Graaden , welke trap toen in de Lugt plaats had. By de eerfte opgicting daalde de Kwik engevaar 20 Graaden. Ik goot de Geeft af, vol= gens de gewoone manier, en herhaalde dit ver- feheide maalen, doch kon de Natuurlyke Koude niet boven de 30 Graaden vergrooten: zo dat de Kwik niet laager dan op 234 Graaden van onze Schaal gezien werdt te daalen. Aangezien der- halve Fanrenmer geen Koude door Konft, tot grooter trap dan van go Graaden onder-o van zy- ne Schaal, die met de aro Graaden van onze Schaaf overeenkomt, heeft kunnen voortbrengen; noch ook anderen „die deeze Proeven herhaald hebben ; Conder welken ik het my tot ere rcken de ver- maarde Mennen, Pfaumur en MUSSCHENBROEK 7 by A nn EVE ET EN. STYE WORDEN VAN ’T KwikzveR. zó by naam te noemen) de Koude verder door Konft » hebben kunnen brengen; zo fcheelde het weinig, of ik zou my met deeze Proeven te vrede gehou- den ({), en ’t genoeg geagt hebben, dat de door Konft gemaakte Koude van my 2o Graaden meer was vergroot, dan iemaod voor my had kunnen doen. … Dewylik, egter, de vrugt van deeze myne Proefneemingen al te gering oordeelde , befloot ik dezelven, doch op eene verfchillende manier , te vervolgen „en te, beproeven, of ik niet de Kou- de door Konft tot een hoogeren trap brengen, en dus een grootere vrugt van mynen arbeid en de koude, die ik had uitgeftaan , behaalen zoude mo- gen. In plaats van het geftampte Ys, ’*t welk, gelyk ik gezegd heb, nu voort was, nam ik Sneeuw „ en deed die in een ander fchoon Glas, dat ilk daar mede byna tot boven toe vulde; zo- danig egter, dat ik tevens de Sneeuw zagtelyk famendrukte. Vooraf had ik de Koude van de Sneeuw met den Thermometer onderzogt „ en die volmaakt eveneens bevonden, als van de omrin- gende Lugt, zynde toen oog Graaden. Dewyl dan (4) Voornaamelyk, om dat my geftampt: Ys ontbrak, Over de Proeven, hier toe behoorende, die van Rrau- MUR genomen zyn, kan men nazien de Hiltorie van de Akademie der Weetenfchappen van Parys, op ’ Jaar 1734, en de genen, die MusscrrnBRoeEK tot dien einde in 't werk gefteld heeft, in Zentaminibus Academia _ del Cimento, p. 174. P.L. VI. Deer, | So VERHANDELING OVER HET BEVRIEZEN dan de Sneeuw 3 ’t Sterk Water en de Thermo meter „ een zelfden trap van Koude hadden , ftak ik denzelven in de Sneeuw „ die in het Glas was; en liet ’er in ’t eerft maar eenige Druppels, op de plaats daar de Thermometer ingeltoken was, frr vallen; waarop ik aanftonds waarnam, dat de Kwik tot 260 Graaden , op onze Schaal , was gedaald. Ik verheugde my over dien gewenfch- ten uicflag , en werd verfterkt in myne hope , dat, indien ik de Proefneeming verder voortzette, de Koude, door Konft gemaakt, nog al meer zou kunnen vergroot worden, en de uitkomft vol- deedt aan myne verwagting. Immers, toen ik de Proef op die zelfde eenvoudige Manier her- haalde , gietende alleenlyk een weinig grooter veelheid Sterk Water in de Sneeuw , zag ik de Kwik aanftonds tot 380 Graaden gedaald. Daar- op dompelde ik den Thermometer, voor dat de- zelven dien hoogen trap van Koude geheel ver- foor, in een ander Glas, met Sneeuw gevuld; en in decze derde Proefneeming daalde de Kwik tot 470 Graaden op onze Schaal. “Wanneer ik zulk een verbaazende trap van Koude waarnam, durfde ik myne Oogen naauwlyks betrouwen, en dagt, dat de Bol van den Thermometer ge- broken ware: maar ik zag, met blydfehap, dat de Thermometer, uit de Sneeuw gehaald zynde, ongekwetft, doch tevens dat het Kwikzilver geheel onbeweeglyk bleef, fchoon het rceds over de twaalf Minuuten in de vrye Lugt was zj ge- BN er mad hd EN STYF WORDEN VAN ’T KwirziLvER. St geweeft. Ik bragt deezen Thermometer in een Kamer ‚die tot 125 Graaden verwarmd was, en; na verloop van eenige Minuuten „begon het Kwik- zilver, zyne beweeglykheid weder aangenomen hebbende; te ryzen. Om, nu, zeker te zyn; of de Thermometer ook eenigzins benadeeld wa- re, en of hy met myn gewoonen Thermometer; daar ik de Waarneemingen op doe, nog volko- men overeen flemde, hing ik hem op de zelfde plaats , daar myn gewoone Thermometer hing - en, na dät omtrent eo Minuuten verftreeken was ren, was de Kwik weder gebragt tot den zelf: den trap van Koude, als de Lugt; zo dat men de beide Thermometers volkomen zag overeen- ftemmen.: De Thetmometer ; dien ik gebruikte , hade eene Klootronde Bol; en de Schaal was in rooa deelen verdeeld ; waar van 6oo boven ’t Merk- teken, dat de Hitte van Kookend Water aan= Wyft ; en 6oo daar onder geteld werden. Dee zen Thermometer had ik reeds gebezigd om de Hitte van kookende Kwikzilver en Oliër te on- derzoeken. Een andere Thermometer was by der hand, wiens Schaal, beneden o, maar 360 deelen bevatte. Hier mede herhaalde ik de Proef= neeming ; en aanftonds zakte het Kwikzilver der-= maate, dat het t?eenemaal binnen den Bol was4 dien het niet eens volkomen vulde. In deeze Klootfche Bol werdt de Kwik ook onbeweeglyk gezien , en; fchoon ik den Thermometer fchud- VL Deer F de, 82 _ VERHANDELING OVER HET BEVRIEZEN de, kon men geen beweeging daar in befpeureri 3 tot dat dezelve, na’t verloop van omtrent een Kwartier Uurs, in de vrye Lugt weder begon te ryzen, en de Kwik fteeg in deezen Thermometer tot veel meer hoogte; dan de trap van Warmte der omringende Lugt vereifchte. Terwyl ik my verwonderde over dit vreemde Verfchynzel , be- fchouwde ik alles naauwkeurig , en vond dat ’ef eenige Lugtbelletjes onder het Kwikzilver ver- fpreid waren, ’t welk in'den anderen Thermome= ter geen plaats hadt. Uit deeze en eenige ande- reProeven (want ze allen op te tellen zou overtol- lig-zyn) vond ilkmy genoegzaam verzekerd, dat het Kwikzilver, in de Thermometers , door de Kou- de tot een vaft Lighaam geworden, en derhalve waatlyk bevroozen geweeft ware. Want, aan- gezien ik de vaftheid van de Kwik, buiten den Thermometer, niet had kunnen zien en onder- zoeken , om dat ik de Bollen niet breeken wilde, dewyl’er geen andere by der hand wâren; zo heb ìk de Bevriezing van het Kwikzilver flegts als een oogfchynlyke Waarheid, uit de Verfchynzelen beflooten zynde , voorgefteld in de naaftvoigende gewoone Byeenkomft der Akademie, die den 17 28) December werdt gehouden : wanneer ik my- ne Ontdekking, te gelyk met de zeer eenvoudige Manier, die ik gebruikt had , getrouwelyk me- dedeelde ; gelyk-ook in de Petersburgfche Kou- rant, No. 1o2, de Bevriezing van ’t Kwikzilver {leges als c een Waarheid; die met de bier blyk= baar- hd E fi KERA A nn dd ein ie nomen derden ae Abe ee Pate ER beek WorDEn vAn Èr Kwutuver. 83 bäatheid ‘uit de Veffchnzelen afgeleid oorden aant werdt: Opdat ik; derhalve; de Bevtieahnj: vän % Kwikzilver adt duidelyrke en ontwyfelbaare On: dervinding tot den uiterften ttäp van zekerheid mogt btengen; nam ikk voors de Thermometers in het neemen: van de naaftvolgende Ptoeven aan ftukken te breekenz ten einde de eigenfchäp van het bévroozen Kwikzilver nader zou kunnen ondefzogt enter toets gebragt worden: Dit Be- fluit kon ik niet eer werkftellig maaken; dan dert 25 December C5Sfanuary 17603) uit enof dat ’et niet eef andere Thermömeters gereed waren ge= maakt: -De natuurlyke Koude; die in de Lugt heerfchte ; “was tuffchen negen en tien Uuren 4 waneer ik de nieuwe Proefneemingen deed ; vols gens myne Thermometer-Schaal van De /1fle, 19q Graaden. Ík gebruikte de zelfde eënvoudige Mas hief ; hoewel met eenige verändering: naamelyk4 dat ik nu den Thefmometer eerft dompelde in eert Glas; dat met zagtelyk famerigedrukte Sneeuw gevuld wag ; voorchaleer ik ’er Sterk Water ir liet druipen en over heen goot; dar eerft in de Sneduw Sterk Water goot; voor dat ik er dert Thertiiometer in ftak; dän wedet den Salpeter- Geeft er eetft in deed. De Zaak komt dltyd op éen én ' zelfde uitz gelyk iedereen zal toeftäan __dewyl alles eeniglyk afhangt van de fmeltinge det Bneeùw doof het Sterk Wiätet ; die een ieder ligt … begrypt op even de zelfde Manier te moëteri ges VI. Dreu, EF à bet. 84 VERHANDELING OVER HET BEVRIEZEN beuren , % zy de Salpeter-Geeft ’er eerft ingegoo- ten en vervolgens Sneeuw ’er by gedaan worde, % zy de Sneeuw eerft in ’t Glas zy geweeft: hoe- wel fomtyds het één gemakkelyker is, en tot ee- nig byzonder oogmerk bekwaamer , dan het an- dere. Zo dra nu het Kwikzilver zo veel gedaald was, dat het onbeweeglyk ftaan bleef, brak ik den Thermometer-Bol, die reeds eenige Scheu- ren gekreegen hadt, doch niettemin nog aan mal- kander hingen ,dit gefchied zynde, nam ik waar, dat de Kwik tot een vaft Lighaum geworden was; doch niet geheel, want in ’t middelfte van den Kogel werdt een gedeelte vloeibaar bevonden. De uitwendige verhevenronde Oppervlakte fcheen volmaakt effen , doch de inwendige, die na het uitloopen van % vloeibaare deel holrond was over- gebleeven , vertoonde zig gantfch ongelyk, zo dat dezelve uit kleine Bolletjes fcheen famenge- field te zyn. Ek ftampte met den Stamper van cen Mortiertje, dat ik by der hand had, het Kwik- zilver, en bevondt hetzelve vaft van zelfftandig- heid en uitrekbaar; de hardheid kwam my voor , omtrent als die van Lood of een weinig minder; waar van het, onder ’t ftampen , ook de klank gaf. Ik kon de Plaatjes der geftolde Kwik, die met het-gezegde Inftrument uitgerekt waren , ge- makkelyk met een Pennemes fnyden: de Kwik begon middelerwyl allengs weeker te worden , krygende, na verloop van twaalf Minuuten en meer; in de vrye Lugt, zyne voorige vloeibaar- heid enen on dd en ne dd de ci nnen a zo an wi teln en ded PEN EN STYF WORDEN VAN *T KwiKziLveR. ês5 heid weder. De trap van Koude inde Lugt was toen ter tyd 197 Graaden. De kleur van % be- vroozen Kwikzilver verfchilde weinig van het vloeibaare, vertoonende zig als het allergladft ge- polyfte Zilver; zo in de verhevenronde Opper- vlakte, als daar hetzelve doorgefneeden was. Den volgenden dag, zynde de 26 [6 Sfanuary 1760) nam de Koude, die te agt Uuren ’s mor- gens 208 Graaden, was geweelt, tuchen negen en tien Uuren tot 212 Graaden toe. „Deeze’ trap van Koude, nu, was zo groot, dat zy. den groot- ften, dien men te vooren ooit waargenomen hadt, 7 Graaden overtrof. _Dewyl dan de buitenge- meene Koude myn Oogmerk-begunftigde „ „oor- deelde ik op dien dag de Proefneemingen te moe- ten vervolgen, ten deele om het voorgaande te mogen beveftigen , ten deele om nieuwe Ver- fchynzelen te ontdekken. In twee Thermome- ‘ters nam ik; sten opzigt van het. bevriezen der Kwik, even ’ zelfde waar als: den voorgaanden Dag, en het Kwikzilver was in de Bolletjes, die ik brak, nog niet geheel tot een vaft Lighaam gé- worden, hoewel ’er maar een kleinggedeelte , veel Ehrider dan den, voorgaanden Dag, vloeibaar was overgebleeven, « Voorts heb ik het bevroozen Kwikzilver,op de zelfde wyze als den voorgaan- den Dag, behandeld , met den Hamer geklopt , gefneeden, en in alle opzigten: wel even het zelf- de waargenomen , doch geen klein verfchil open- baarde zig ten opzigt van de nederdaaling van de, VL Derrm / F 3 Kwik, 86 _ VERHANDELING OVER HET BEVRIEZEN Kwik, welke nooit van my volkomen eveneens is bevonden, noch i in deeze noch i in de voorgaan de en volgende Proefneemingen. Uit het gemel- de blykt reeds, dat de Kwik in de eerfte Procf- neeming maar tot 470 { Graaden gedaald was, wan- peer Zy onbeweeglyk ftaan bleef, zonder dealt zing egter van het Bolletje ; 5 in de Proefneeming van den 25° L5 Fannary) daalde zy tot 530, en in twee Thermometers ‚ op den volgenden dag g tot 650 Graaden. Doch, zo wel in de Thefmömië- ters, die ik den 25 gebr uikte, als in twee, die ik den 26 genomen had ‚kreegen de Bolletjes eeni- ge Scheur en; Zy hingen egter nog aan een, zo dat geen het allerminfte gedeelte van % Glas af. gefcheiden was, en de bevroozen Kwik digt fcheen te kleeven aan alle gedeelten van % Bolletje. In veele volgende Proefneemingen ‚ voornaamelyk met dit inzigt in ’ werk gefteld , heb ik waarge- nomen, dat de Thermometer altyd laager ftond wanneer het Kwikzilver geheelenal was geftold , dan warmeer ?er eenig gedeelte vloeibaar over- bleef, Hy daalde doorgaans tot 680 en 700 Graa- den ‚ en nogthans waren de Bolletjes nooit zon- der Scheuren ; ; ja hy is gedaald geweelt tot 800 en verder tot 1506 Graaden C D toe ; maar in dee- ze (f) [Dit bedraagt 1598 Graaden onder @, volgens de Schaal van FannenHeiT. Maar dewyl deeze groote ge- talen, zo wel als de overigen, waar van de Heer Profes- for B BRADN in die Vertoog (preekt, „naauwlyks te begrypen zyn Del Isle Fahrenheit goo +200) 2200) Me ‚ Ee RN LEN STIF WORDEN VAN Ln Kcnren. 87 pn same Proefneeming was het Bolletjë geheel _ gan frukken, zo dat de Kogel van Kwik t’eene- maal bevroozen ’er uit viel: door welken Val, bra omtrent drie Voeten hoogte „de volmaakt ge- ftolde zyn Bonder een n bygevoegde Schaal ; zo heb. ik ten dien einde, op Paar XL, in Fig. 1, de Afbeelding gemaakt van een Thermometer, welke zo veel Graaden beneden © kan bevatten, zynde ‘inzonderheid ook tot Vergelyking der Schaalen van De V'Ifle en Fabrenbeit dienftig. Zodae nige of dergelyke Thermometers moeten te Petersburg in dit geval gebruikt zyn. Fig. 2 is’er een, daar de o van De V'Ifle omtrent in ’t midden komt, en waar op men niet alleen de Graaden der Kooking van ’t Kwikzilver, maar ook die der Bevriezing van ’t zelve zou kunnen waarnec- men. Om deeze Thermometers, volgens de manier, waar van de Heer Braun vervolgens fpreekt, zodanig te kun- pen maaken, dat-het verfchil van een Graad der hoogte in de Pyp ongevaar een tiendwizendfte deel is van den ger heelen Inhoud des Thermometers, of van het Lighaam _des Kwikzilvers, onderftellende dat hy daar mede gevuld was; zo behoeft men, een Pyp hebbende, welker holte 1 Linie of ‚; Duims wyd is, dezelve maar 1 Vogt of 12 Duim lang te neemen, en een rond Bolletje daar aan te foldeeren „ welks holte 11 Liniën, of eigentlyk ro% Linie in middellyn heeft, of ’t welk van Gaite r Duim aile is, ftellende de Wanden van ’t Glas op : : Linie. Indien men een Pyp heeft, welker holte maar $ Linie wyd is, en ’t zelve ook omtrent 12 Duimen lang neemt, zo moet het Bolletje van binnen een middellyn hebben van 7 Liniën, om in die zelfde proportie tot de Pyp te taan: zo, naa melyk, „dat in de Eyp, vol zynde, z} van het Kwikzilver n in ’t Bolletje *2 vervat zyn, 't welk vereifcht wordt, om de 15e0 Graaden die verandering in de uitgeftrekt- heid van’t Kwikzilver te doen aag, tot welker be= sphnlins zy gefchikt zyn: want 1500 is „} van, 19000.] Vi Dern F 4 83 _ VERHANDELING OVER HET BEVRIEZEN ftolde Kwik-Kogel een weinig plat geworden was; doch in de naaftvoorgaande waren alleen eenige brokken van het Bolletje uitgevallen. Voorts zyn.altoos, hoe grooter de Natuurlyke Koude ware, zo veel te gemakkelyker, Cwan- neer het overige gelyk ftond,) en vaardiger, de Proefneemingen aan my gelukt. gs _ Dat al het overige volkomen gelyk flaa, is noodzaakelyk; inzonderheid, dat de zelfde Sal- peter-Geeft gebruikt worde. Hoefterker, naa- melyk, die Geeft was, hoe beter uitwerkingen, ik erlangde, Dus is de eenvoudige: zuivere Geeft van Salpeter altyd van minder uitwerking ge- weeft, in het voortbrengen der Koude, dan Sterk, Water, % welk fterker is dan loutere Geeft van Salpeter: doch de rookende Salperer-Geeft deedt meer uitwerking, als fterker zynde dan Sterk Wa- ter: hoewel, als.ik de waarheid zal zeggen, dit laatfte verfchil van uitwerking „ ten opzigt van het Sterk Water , indien hetzelve regt goed was, en van de rookende Geeft van Satdaenen my BW niet zeer kennelyk voorkwam. _Ondertufchen heeft de eenvoudige Salpeter-Geeft ook zyne uit= werking aan my betoond en de bevriezing van de Kwik te weeg gebragt , door zekêre Konftgreep 4 welke ik gebruikte. » ‘Te weeten, dewyl deeze loutere Salpeter-Geeft, met Sneeuw gemengd, de Kwik alleen tot goo Graaden, en in verfcheide Proeven een weinig laager, daalen deedt, zo vulde ik, op de gewoone manier, zes (Glazen À met had EN STYF WORDEN VAN *r Kwikziver. 89 met Sneenw, en, na dat ik den Thermometer in het eerfte geftoken had, dompelde ik hem, zon- der vertoeven, in bet tweede, derde en wierde, agter elkander „ voor dat hy den aangenomen trap van Koude merkelyk verloor „-en „ by de vierde indompeling , „was-de Kwik bevroozen; terwyl ik, by ieder nieuwe indompeling, den Thermo meter laager had zien daalen. _ Het Sterk Water; dat in het neemen der Praeven verfcheide maalen bevroozen geweeft was , heeft , „ontdooid zyn: de, de zelfde uitwerking gedaan, als het vloer baare deel dat in ? midden. onbevroazen over- gebleeven was. rot _… Een ander verfchil der Verlichnzalen eeft zig in verfcheide Proeven geopenbaard ‚ten opzigt van de manier der daaling van de Kwik. Altoosis het eene beftendige Waarneeming van my ge- weeft, dat de Kwik in ’t eerft langzaamer , ver- volgens met-een groote drift in de Thermomes ter nederdaalde : doch ?er fchynt geen vaft bepaald punt te zyn daar de fnelheid begint ; aangezien ‘ wy dezelve aanvang hebben zien neemen op ver- fcheiderley hoogten van den Thermometer, om- trent 300, 350 Graaden en verder: ja in de aan- gehaalde Proefneeming, wanneer de Kwik tot de 8oo Graaden zakte, was zy genoegzaam regelmaa tig gedaald tot de 6oo toe, op welken Graad zy met een zeer groot geweld begon te daalen, zo dat het Bolletje van den eertse: brak, en: VL Deer. EN gol de ad . go _ VERHANDELING OVER HET BEVRIEZEN de Kwik was volmaakt geheel bevroozen. Een ander verfchil, dat ik dikwils waargenomen heb, verdient ook aangetekend te worden; -naamelyk dat, ‘wanneer de Salpeter-Geeft ’er in gegooten werdt ‚de Kwik in ’ eerft begon te ryzen; fchoon de Salpeter-Geeft, de Sneeuw , en de Kwik in den Thermometer, te vooren tot den zelfden trap van Koude gebragt waren. Dewyl dit Ver- fchynzel alleen fomtyds voorviel, oordeelde ik naauwkeurig te moeten letten op alle Omftandig- heden : en dit fcheen my te gebeuren, zo menig= maal ik.Sterk Water goot ophet Bolletje van den Thermometer, dat niet geheel onder de Sneeuw bedolven was, en dus vlak op het bloote Bolletje. Voortsis een verfchilaanmerkenswaardig , dat my tweemaal gebeurd is: te weeten, dat de Ther- mometer, uit het mengzel van Sneeuw en Sterk Water reeds uitgehaald , evenwel in de vrye Lugt voortging te-daalen, ja tot het punt der bevrie- zinge van de Kwik toe (t). Ten opzigt van verfcheiderley Thermometers heb ik geen verfchil der Verfchynzelen kunnen waarneemen: want, het zy ik ze die langer of Korter waren gebruikte; het zy de Pypen van Bo- (}) [Een dergelyk Verfchynzel heeft de Heer Gmeuin in Siberie, en de Heer Maurrrtuis in Lapland waarge; nomen. Zie het V. Deer deezer Uitgezogte Verbandelin- gen, bladz. 133. Wat 'er waarfchynlyk de reden van ge- weeft zy, zal de Heer Baaun in 't vervolg verhaalen.} EN STEE WORDEN VAN 2r Kwmkziver, ót Boheemfch Glas, of van * gene dat hier gemaakt wordt y-van flegter of beter foort, beftonden, hebben, in gelyke omftandigheden $ "de Thermo- - meters aleyd; de zelfde Verfchynzelen en eenerley uitwerkingen voortgebragt; ‘hoewel, naar het verfchil van Glas, deszelfs famentrekking, dien” hee i in zulk een sen van Koùde zeer groot moet ondergaan ’ noodwendig verfchillende moet ge- weeft zyn. Doch , indien ik dezelven vulde met verfchillend Kwikzilver 5 openbaarde zig een gantfch kennclyk onderfcheid, | _ Wy hebben, naamelyk, ten deele gewoon Kwikzilver, zo zuiver egter, als het te bekomen was, gebruikt, dat wy : ef ook op de gewoone wyze, met drukkinge door Leder en zyginge door Hairbuisjes, zodanig gezuiverd hebben , dat het by uitftek zuiver fcheen; ten deele len wy Kwikzilver genomen, dat ut Sublimaat ge- haald was. Dit laatfte, hoewel zonder twyfel zuiverer dan het ecrfte, dewylmen het voor ’% al- lerzuiverfte gewoon is té houden, heeft my egter zekere logheid gefcheenen te toonen; ten minfte waren de Thermometers, met de laatfte foort van Kwik gevuld, traager en langzaamer ì in ’ daalen, dan-anderen ; ja, in zekere Thermometer, met zodanig Kwikzilver, was de daaling niet alleen by uitftek traag , maar ik heb daar in de Koude niet over de goo Graaden kunnen vermeerderen; fchoon anderen, in de zelfde omftandigheden , cor de ES toe gedaald waren: doch in kleine VI.Der re _g3 _ VERHANDELING OVER HET BEVRIEZEN re Thermometersis dit onderfcheid by my zo ken- nelyk niet befpeurd, Deeze myne Waarneemin- gen , egter ‚ komen, my. naauwlyks- voldoende voor „ om vaft te ftellen, dat hetzelve beftendig en altyd dus zy: zulks fchynt nader Onderzoek, in’ vervolg, te vereifchen, In alle de Thermo- meters , egter, die met ustgehaald. Kwikzilver door my gevuld waren, heb ik zekere aanklee- ving aan het Glas ontdekt, zo dat de Kwik zig als Smeerig vertoonde. _Naauwlyks, egter, zal men hem moeten agten-van de Waarheid ver- byfterd , die taande gelieft te houden, dat in ’% algemeen het Kwikzilver zo veel gemakkelyker bevrieft, als hetzelve onzuiverer , in tegendeel zo veel ongemakkelyker , als het zuïiverer zy. Dit zyn de voornaamfte verfchillendheden der Verfchynzelen, die my in de Proefneemingen, met Thermometers voorkwamen. Doch wy heb- ben ook anderen in ’t werk gefteld, daar het Oog- merk niet toeliet Thermometers te gebruiken. Dat in de bevriezing van Waterige Vogten de Oppervlakte verhevenrond wordt, leert de Ervarenheid iedereen. Dit is,egter,gelyk men weet, niet even zo in de Olieagtige Vloeiftoffen, van welke, indien zy door Koude verftyven „ de bovenfte Oppervlakte een weinig hol wordt, ge- lyk Smeer, Wafch en anderen ons, zo wel in ’t dagelyks gebruik als in de Konftige bereidingen leeren; de Zwavel uitgezonderd. De reden gaf van vooren reeds genoegzaam agn de hand „dat het Kwik. ze __ nen 2 Se, be Kran al Pae dl -__EN-STYF WORDEN VAN ’T Kwizuver. 93 _Kwikzilver , in de bevriezing , een holronde Op- pervlakte aanneemen zoude, wegens-die zo. uit- fteekende verdikking , welke het ondergaat , even als de overige Metaalen, tot vloeijinge gebragt door Vuur, indien men Yzer, Bismuth en Spies- glas uitzondert, wanneer zy wederom, in zekere trap van Koude, uit den ftaat van Vloeibaarheid in dien van Vaftheid overgaan ; een holronde Op- pervlakte aanneemen ; %t welk een noodzaakiyk gevolg is van de grootere famentrekking en ver- dikking. Ik heb een omgekromde of dubbelde Fyp genomen, welker holte overdwars de wydte hadt van een zesde Duims, en daar Kwikzilver in ge= . gooten; zo dat de hoogte van twee Lynen was ; welke Pyp ik gedompeld hebbende in een meng= zel van Sneeuw en Salpeter-Geeft, nam ik waar dat in ’t eene uiterfte het Kwikzilver geheel be- vroozen ware, met een holle Oppervlakte; doch in ’t ander uiterfte alleen zodanig bevroo- zen, dat het middelfte nog vloeibaar was. Ik heb gemaakt, dat het vloeibaare deel door de hel: ling vande Pyp er uitliep, en, dit gefchied zyn= de, vertoonde de bevroozen Kwik, in dat ge= deelte ,„ een Buisje van binnen hol en oneffen ; terwyl het andere end door ’ uitloopen van de Kwik niets leedt, als zynde geheel vaft.… De zelfde uitkomften hebben wy dikwils ook in an- dere Werktuigen, enkelde Pypen en Glazen Bol- letjes „met Kwrikzilver half gevuld , waargenomen. Nu moeten wy ‚nog eens, de tot dus verre op- VE Deer. ge- gg _ WERHÁNDELING OVER HET BEVRIEZEN getelde Verfchynzelen. wat náauwkeuriger’ bé: Schouwen en verklaaren ; overweegende tevens wat ’er uit af te leiden zy. In de eerfte plaats ont- dekt men klaar ; dar de Warmte alleen de oor- zaak is der Vliocibaarheid wan *t Kwikzilver 3 zo wel als van ’ Water en andere Vogten. Indien Yer dan een Lighaam in ’t Heel-al is „ daar zo groot Een trap van Koude heerfeht , die het Kwikzilver doet ftremmen „kan men niet twyfelenzof de Kwik moet aldaat zig een even vaft Lighaam vertoo= nen ; als de overige Metaalen op onze Aardkloot: Fen anderen blykt 3 dat de Kwik waarlyk en ci- „ gentlyk bevrieft en tot een foort van Ys overgaat; hoewel het Kwikzilver-Ys; van het Ys uit Wa- ter en de Waterige Vogten geformeerd ; eeniger- maate verfchilt. Het denkbeeld der Bevriezing fluit zekerlyk niets andets in; en kan niets anders influiten; dan een overgâng der Vogten uit den ftaat vart Vloeibaarheid ín een ftaat.van Vaftheid of Samenpakkinge., door de Koude âlleen veroor- zaakt; gelyk blyke uit alle byzondere Gevallen en Voorbeelden: weshalve het denkbeeld van Ys Aan geen byzonder Lighaam is verknogt. —Wor- den Water en Waterige Vogten ötiì eenige ande= re reden bevroozen en Ys genoemd; dan om dat zy door de Koude tot famengepakte; vafte en harde Lighaamen geworden zyn? Te regt zál dan aan alle Vloeibaare Stoffen ; van welk Geflägt ook zynde , om de zelfde sien een waard en eigent- lyke Bevriezing voegefthrecven moeten worden 5 in- EN STYF WORDEN VAN èr Kwizuven. ôg indien zy door de Koud vaft- en hardheid vet- krygen : want aan % gene de Bepaaling voegt zal % bepaalde niet kunnen misftaan. Maar, gelyk de Vloeibaare Lighaamen zelf verfchillen, moet derzelver Ys, gelyk het gewoonlykis, ook ver- fchillende zyn. Hierom vertoonen de Olicagtige Lighaamen , door Koude verhard zynde, een an- dere foort van Ys, dan het Ys van Water is, ’t welk zelf ook zig in eene andere gedaante voor- doet , naar dat het uit verfcheiderley Geeften, Wä- ter, waar in Zouten ontdaan zyn, en anderen; is geformeerd. Men zal het egter als een onaf- fcheidelyke Eigenfchap van ’ Ys aantherken, te dryven in bet Vogt, waar uit het is gebooren3 als ook broofch te zyn en niet itrekbaar. Indien het eerfte verftaan wordt van Water-Ys, kar zulks in zo verre toegeftaan worden ; als men, tot heden toe, geen Ys uit Water gebooren, ?%t zy Natuurlyker wyzes % zy door Konft voortge- bragt, gevonden heeft, % welk niet dreef op zyn Water: maar dit behoort niet tot het Wezen van het Ys: ’ zelve kan dry ven en niet dry ven; het is nogthans en blyft daarom Ys. Ook ftel ik niet buiten bedenken; dat ’er nog wel eens Ys verkreegen zal worden, ’t welk niet op*t Water dryft; wanneer men grooter Konft, dan tot dus verre, daar toe gebruikt. Derhalve tmoet men het dryven van ’ Ys op *t Water niet als een weezentlyke, maar toevallige Eigenfchap of ge- fchiktheid, aanmerken. Even % zelfde, nu , kan VI. Deer, ge- 96 _ VERHANDELING OVER HET EEVRIEZEN gezegd worden van de Broofchheid, die wel eert Eigenfchap van het Water-Ys; maar, ten opzigt van ’t Ys in ’ algemeen , alleen een gefchikt-= heid, niet tot het Wezen behoorende, kan zyn. Daar kan dan Ys zyn; ’t zy uitrekbaar , gelyk van ’t Kwikzilver, ’% zy niet; gelyk uit andere Vloeiftoffen. Alle Metaalen maaken, zo veel hunne Vaftheid betreft, Ys uit: zo ook Wafch , « Smeer , Glas en anderen ; in ’t algemeen zyn alle afte en harde Lighaamen, die door de Hitte tot vloeijing gebragt kunnen worden, niets dan een foort van Ys. Gelyk dan ’t Water , met regt ; gefimoïiten Ys genoemd wordt, dewyl het inderdaad niets an- ders is; even zo weinig kan men niet reden twy- felen, of het gewoone vloeijend Kwikzilver is gefmolten Ys van Kwik. Deszelfs Natuurlyke flaat, derhalve, moet Vaftheid, geen Vloeibaar- heid zyn, dewyl deeze door de werking van ’t Vuur en Hitte wordt veroorzaakt, even als in de overige Vloeiftoffen , van welken , buicen twy- fel, geen, uit haar eigen aart, een Vloeijend Lighaam is. Het Kwikzilver wordt derhalve 4 even als andere Metaalen, door * Vuur tot een Vloeijend Lighaam gemaakt: met dit verfchil al leen, dat een zeer kleine trap van Hitte tot des- zelfs fmelting vereifcht worde. Het blykt dat de Metaalen; in zekere bepaalde trap van Hittes fmelten en beginnen te vloeijen, die egter in ver- fehillende Metaalen verfchillende is; gelykop de geo A u nnn nn a nd a PR EN ie heh ad 4 ú EN &TYF WORDEN VAN ’T KWIKZILVER. 97 doo Graaden van den Thermometer-Schaal van Fahrenteit zuiver Tin; op de 550 zuiver Lood; op de 470 zuivere Bismuth: of, volgens onze Waarneemingen , wordt het Lood vloeibaar op de 320 Graaden boven o van onze Schaal, dat met de 596 van Fahrenhest overeenftemt: het Tin op ‚de 176, dat is 416, en *t Bismuth op de 235; zynde 494 Graaden volgens de Schaal van Fah renheit. « Dóeh dar het Spiauter een grooter trap van Hitte vereifcht „ dan kookend K wikzilver heeft, leert ons de Ondervinding. Indien het dan naau wkeurig bleek „opswelken trap van Hit te’ Kwikzilve: bevroor en derhalve een vaft Lige haam begon te worden , zou men ook kunnen weeten, op welken trap ‘hetewederom vloeibaar en als uit de dood tot herleeving gebragt werde. “Want, gelyk Water op de 150 Graaden in Ys overgdat , zo ontdooit hetzelve weder byna op den zelfden trap-van Warmte en de Metaalen be- ginnen weder te flollen op nagenoeg een zelfden trap, waar op zy beginnen te vloeijen. Edoch, uit het reeds gemelde blykt, dat hier. een groo= ter fuïmte is, dan datszodanig een trap bepaald zou kunnen worden: terwyl het egter buiten twyfel fchynt te ftaan, dat daar toe geen grooter Warmte, dan van 469 Graaden, volgens onze Schaal, vereifcht- worde; aangezien ’t my nooit gelukt is, Op minder dan deezen trapseenig te- % ie van Bevriezing in het Kwikzilvef te befpeu- ‚Hier uit volgt verder, dat de verdikking SVL Deen. G of 938 VERHANDELING OVER HET BEVRIEZEN of famentrekking , en derhalve de vermindering der Klomp van ’t Kwikzilver in uitgeftrektheid , wel zeer groot is, (t welk uit de laage zakking van de Kwik in den Thermometer, toen dezelve bevroor , ten overvloede blykt „) doch hoe groot deeze vermindering der uitgeftrektheid van % Kwikzilver zy , kan, wegens de gezegde ruimte, niet naauwkeurig bepaald worden; ’t welk ook de reden is, dat wy deszelfs Gewigt „of berrek- kelyke Zwaarte, in dit Geval, niet juiftelyk be- paalen kunnen: Dewyl, hoe meer vermindering van uitgeftrekt- heid in de Klomp van ’t Kwikzilver plaats heeft, deszelfs betrekkelyke Zwaarte zo veel meer moet toeneemen ; zo blykt, dat het Gewigt van ’%t Kwikzilver, in deszelfs Bevriezing , nader ko- men moet aan dat van ’t Goud, dewyl hetsreeds in den ftaat van Vloeibaarheid , het naafte van al- le Metaalen daar aan komt, indien men de P/at4- — na, een half Metaal, ’t welk voor weinige Jaaren in Amerika ontdekt is{ niet rekent; welker be- trekkelyke Zwaarte tot Water. wordt gezegd te zyh,als182 tot roof 18stot 1. Ingevalle men, nu, tot een mìddel-getal voor het Punt der Be- vriezing van ’t Kwikzilver 65o Graaden neemt, zal de vermindering van deszelfs uitgeftrektheid ZYN ste sS Of 443 van de Klomp, en derhalve zal deszelfs Gewigt ook zo veel vergroot zyn; naamelyk van die uitgeftrektheid , welke het K wikzilver in de Hitte van kookend Water heeft, af „ EN STYF WORDEN VAN *T KwikKzlLvER. 99 af gerekend , maar van deszelfs uitgeftrektheid in de trap van Koude, wanneer Water bevrieft, alleenlyk +4 deel. Men begrypt naamelyk en on- derftelt, dat de geheele Klomp. van ’% Kwikzil- ver, in den Thermometer, in 1oooo deelen zy gefimaldeeld , ven dan zyn de Graaden van den Thermometer tienduizendfte deelen van de famen- trekking en verdikking van het Kwikzilver; zo _ dat, by voorbeeld, de 2oo Graaden te kennen geeven dat de verdikking tot ;4 gefchied zy: de- wy! ziee misse A ve is (*). Met reden mag hier gevraagd worden , welke de oorzaak van die ruimte zy? Miffchien loo- pen daar toe verfcheide redenen famen. Want, voor eerft, is uit het voorgemelde blykbaar, dat het Kwikzilver niet altyd geheel bevroozen geweeft, maar dat dikwils een grooter of kleiner deel van 2 zelve vloeibaar gebleeven zy. Daar moet dan, Z y noodwendig , een grooter verdikking en vermin- dering der uitgeftrektheïd van’t Kwikzilver plaats gehad hebben toen het geheel, dan toen het ten deele bevroozen was; derhalve heeft, in de ge- deeltelyke Bevriezing ‚ de Kwik zo laag niet kun- nen daalen, dan in de geheelyke. Ten anderen, kan en moet in deeze laatfte ook een verfchil be- dagt en begreepen worden. De meefte Metaa- len, gelffk zy door de Warmte zo veel meer wor- den (*) Zie de Memeires van Mont, pe L'ISLE, page 267, &c. VL Deer. Ga RJ < 100. VERHANDELING OVER HET BEVRIEZEN den uitgezet, als die Warmte grooter is, tot dat | Zy , in-den fiaat van Vloeibaarheid, den grootften | trap. van uitrekking bereiken ; zo worden dezel-. ven ook, hoe. grooter de Koude is, aan welke zy bloot gefteld zyn, zowveel meer famengetrok-- ken en verdikt. In het mengzel, nu, van Sneeuw en Salpeter-Geeft, kan grooter of kleiner trap zyn van Koude, en dit bevindt men inderdaad. Ge- EK fteld, dat de Koude veel grooter zy; zelfs dan tot-een geheelyke Bevriezing wordt vereifcht: zulk een-Koude zal het Kwikzilver niet alleen doen bevriezen, maar door zyne overmaat ook het bevroozen Kwikzilver meer verdikken, en derhalve de uitgeftrektheid verminderen. Dit on- derfcheid, egter, kan zo aanmerkelyk niet zyn in de Thermometer. Doch veel kennelyker onderfcheid moet ’er ontftaan , indien het gebeurt , dat het bovenfte deel eerft begint te bevriezen, zordat het tevens het dunne Buisje van den Thermometer verftoppe. Tweemaal is my voorgekomen, wanneer ik het Bolletje eerft in de Sneeuw begraven had „ en ver- volgens in de Sneeuw , boven het Bolletje, den. Zuuren Geeft goot; ’ is my gebeurd, zeg ik, dat het bovenfte deel geheel bevroozen wares ter wyl het onderfte nog ten grootften deele vloeibaar was. In dit Geval, derhalve, moet dë Kwik laager of minder laag zakken , naar dat de Bevrie- zing in het Hairbuisje rafler of langzaamer gefchied zy. Het kan dan ook niet zyn, of naar de ver- fchil- p 4 ij | Ei. hk, had É EN /STYF WORDEN VAN °T Kwazuven. or fchillende manier van Bevriezing-en den ver {chil lenden trap van Koude moet altoos eenig verfchil “in de daaling van de Kwik ontftaan , welke de allernetfte bepaaling van het Punt der Bevriezing verhindere. Wy hebben gezegd, dat, buiten twyfel, fomwylen, in de Koudmaakende ver- menging een grooter Koude gebooren-wordt „dan noodig is tot de bevriezing van * K wikzilver. Dit kan wel, van agteren, door de Ondervin- ding nog niet worden aangetoond , om dat ons nog Thermometers „ omezulks te onderzoeken, _ ontbreeken; doch-men. fchynt hetzelve, met veel waarfchynlykheid „uit de Verfel hynzelen, of uit de meer en minder fnelheid van Es te mogen befluicen. biel: B Belie vain tot een vaft Betisin bevroo- zen zynde, kan Helt uit zig zelve blykt, niet „Anders dan ophóuden de Maat te zyn van de Warmte in de’ Thermometers; dewyl het op- ‘houdt zig behoorlyk famen te trekken en uit te zetten, en de Graaden van Warmte en Koude niets anders zyn dan trappen der uitzetting en fà- mentrekking van ’t K wikzilver en andere Vloei- fioffen, onder welken voornaamelyk de Wyngeetft uitmunt. ’ Is noodig, dat deeze famentrekking en uitzetting, van °t K wikzilver en andere Vloei- ftoffen, in evenredigheid gefchiede, % geen men altyd in ’t maaken der Thermometer-Schaalen on- . -derftelt, anders. zouden dezelven niet in gelyke deelen kunnen worden verdeeld. Of; nu, ineen VI Deez, G 3 zo. n gon VERHANDELING OVER HET BEVRIEZEN zo bovenmaatige Koude, de famentrekking en uitzetting nog regelmaatig en in evenredigheid ge- fchiede, meen ik dat men niet zonder reden mag in twyfel trekken: immers ik heb bevonden „ dat de famentrekking en uitzetting van den Wyngeeft met die van ’t Kwikzilver, in grootere trappen, gantfchi geene overeenkomft had, Ik nam drie ‘Thermometers, gevuld met meer dan eens over- gehaalde Brandewyn, die anders genoegzaam net overeen kwamen met Kwik-Thermometers; en dezelven, te gelyk met een Thermometer die half vol Kwikzilver was, in onze Koudmaaken- de Stoffe geftoken hebbende , nam ik waar, dat het Kwikzilver bevroozen ware, terwyl, daar- entegen, die allerzuiverfte Wyngeeft naauwlyks tot oo Graaden was gedaald. De daaling van de Kwik, derhalve, fchynt, inzonderheid wanneer dezelve met geweld be- gint, geen evenredigheid van famentrekking meer inagt te neemen. Ditis, ten minfte, uit de Waarneemingen zeker, dat de eenftemmigheid der Kwik-Thermometeren , met de genen die - met Wyngeeft gevuld zyn, in de hooger trappen van Koude geheel verdwynt. Uit de Waarnee- mingen, hier bygebragt , openbaart zig verder, dat de Koude, die genoegzaam is om ’t Kwik- zilver te doen bevriezen, niet altyd genoegzaam is tot bevriezing van den door verfcheide Over- haalingen zeer zuiver gemaakten Wyngecft: ter- wylegter * K wikzilver zou kunnen fchynen van alle en nd EE OET Epen ARE er RN an PEN Ce order ad ee oi se nimeer \ EN STYF WORDEN VAN ’T Kwikzuver. 103 alle Vloeiftoffen,de grootfte Koude tot bevriezing te vereifchen. Daar uit kan verder beflooten wor- den, datde Thermometers, met Alcohol gevuld , kunnen dienen om de meer of mindere Koude in de Koudmaakende Stoffe te kennen te geeven, hoewel zy de nette Maat van Koude niet bepaa- len. Zy kunnen derhalve de plaats vervullen van Thermometers, uit vafte Lighaamen beftaande, tot zo lang dat wy ’er bekwaame van zulke Stof toe hebben. Het boven aangetekende Verfchynzel van de aanhoudende daaling der Kwik, in de Thermo meters, in de vrye Lugt, komt gaùtfch tegen- firydig voor; dewyl de Koude, die in de vrye Lugt heerfchte, altyd veele Graaden minder is ge- weeft, dan die van onze Koudmaakende Stoffe, Geen andere reden fchynt daar van te zyn, dan de voortgang der fmeltinge van de Sneeuw, die aan den Thermometer kleefde. Want, dewyl de . Koude niet van de Koudmaakende Stoffe voortge- bragt wordt , dan voor zo verre ’er eene fmelting en vermenging der Stoffen gebeurt, fchynt inder- daad zodanig eene uitfteekende Koude, die de Kwik nog in de vrye Lugt doet daaldn, uit geen andere oorzaak te kunnen ontftaän. Nog won- derlyker komt het Verfchynzel. voor, dat de Kwik fomtyds eerft ryft en daarna weder begint te zakken , tot dat de bevriezing plaats grype. Ook heb ik meer dan eens bevonden, dat, by een nieuwe ingieting en indruiping van den Geeft, VI Deer. G 4 de Ld 104 VERHANDELING OVER HET BEVRIEZEN _ de Kwik weder begon te ryzen , fchoon zy reeds te vooren byna tot aan het punt der Bevriezing toe gezakt was. Men vraagt: waarom dit gee fchiede?. Het heeft my gefcheenen meeft te ge- beuren, wanneer ik ’er een weinig grooter veel heid van Geeft ingoot, zo dat dezelve onmiddelyk ‚raskte aan het Thermometer-Bolletje. Het Wa- ter, dat aan hetzelve kleefde , fehynt , voor eerft, daar van de oorzaak te zyn; dewyl het blykt, dat de Salpeter Geeft Water verwarmt en Sneeuw koud maakt. Indien, nu, voor de tweede maal Geeft gegooten wordt in de Koudmaakende Stof= fe, zo is, door hec fmelten van de Sneeuw , het mengzel reeds Waterig geworden,» Ten ande- ren: wanneer de Salpeter Geeft het Bolletje van den Thermometer, die by de tweede of derde ingieting reeds aanmerkelyk koud gemaakt was; komt aan te raaken, zo ziet men ligt, dat het Kwikzilver moet ryzen; dewyl deeze Geeft, die op nieuws ingegooten wordt, veel minder koud is, dan het Kwikzilver, dat in de Ther= mometer reeds koud gemaakt was. Wy hebben voorheen gemeld , dat Sterk Wa- ter en de rookende Salpeter- Geeft bekwaamer zyn om een uitfteekende Koude, en wel zulk eene, door welke het Kwikzilver bevrieft, voert te-brengen.. Hier voegen wy ’erby, dat wy-die beiden bevonden hebben de bekwaamften te zyn van alle Geeften , ja van alle Stoffen , die in ftaar zyn om de Konftige Koude te vergorzaaken.. Poor EN STXF WORDEN VAN °T KwirziLven. 105 Wor: veele Proeven hebben wy de kragt onder- ‚_zogt van andere Zuure Gecften. Eerft namen wy Olie van Vitriool, ’t welk men in algemeen er- kent het. fterkfte Zuur te zyn. Dewyl, nu, Sterk Water om geen andere reden. boven de enkele Salpeter-Geelt fehynt te moeten gefteld worden in ’ voortbrengen der Konftige Koude, dan om dat het fterker is; zou de Vitriool-Olie, als-het fterkfte-en befte van alle Zuuren, in het doen be- „vriezen van de Kwik ook van de grootfte uit- werking zyn moeten. Maar de uitkomft voldeed niet aan de verwagting.. Nooit heb ik met dir Zuur het Kwikzilver kunnen doen verftyven en de Koudmaakende Stoffe ‚ met, Vitriool-Olie be- reid, bragt altyd minder Koude voort, dan dic „bereid was met Sterk Water. Men merkt wel, «dat deeze Olie zeer kragtig werkt op de Sneeuw, „dewyl zy, de Sneeuw aanraakende, „die op % oogenblik zodanig doet fimelten „ dat dezelve als tot niets gebragt fchynt:te zyn : maar deeze zel- „ve finelting , zo oogenblikkelyk gefchiedende, fechynt de oorzaak te zyn, dat ?er zulk een uit- muntende Koude niet voortgebragt worde, dan door middel van Sterk Water , wanneer de Smel- ting langzaamer gefchiedt; terwyl de mededeeling „der Koude aan ’t Glas van den Thermometer en aan ’t Kwikzilver zelf „'zo fchielyk niet gefchie- „den kan: want de trappen van de grootfte Kou- „de kunnen niet langer duuren dan de graotfte Smel- ting duurt. « Hierom behoudt weezentlyk de VL Deer. G 5 ‘ Koud. 106 VERHANDELING OVER HET BEVRIEZEN Koudmaakende Stoffe wel lang een grooter trap van Koude, dan die in de Lugt heerfcht, maar de hoogfte Koude verdwynt doorgaans op ftaande voet. Behalve de Vitriool-Olie heb ik andere Zuure en niet Zuure Geeften onderzogt, om de uitwerking te kennen, welke zy in ’ voortbren- gen van de Koude zouden hebben. Met naame heb ik gebruikt, Geeft van Zee-Zout, van Sal Armoniak, gezoeten Geeft van Vitriool , het Pyn- ftillend Vogt van Hoffman, het zogenaamde Vogt van Befluchef of van de Ja Morte; overgehaalden Azyn, Geeft van Zwavel, allerzuiverften Wyn- geeft, Geeft van Hertshoornen. Dat in alle dee- ze Vogten kragt zy ‚ om , wanneer zy met Sneeuw gemengd worden, Koude voort te brengen , kan en moet zeer wonderlyk voorkomen; niettemin is, inderdaad, uit ontwyfelbaare Proeven, die van my zot dit einde in ’t werk gefteld zyn, ge- bleeken, dat zy daar toe, het eene minder het ander meer, vermogen hebben. Alzo het oogmerk, in deezen, alleen was; de verfchillende kragt van de gemelde Vogten te onderzoeken , die zy in ’ voortbrengen der Kou- de hebben mogten: oordeelde ik een middelmaa- tigen trap van Koude in de Lugt daar toe genoeg- zaam. De Thermometer ftondt op 159 Graaden, en geduurende de Proefneemingen veranderde het een weinig, zodat hy op ’t end derzelven 155 Graaden tekende in de vrye Lugt. Het flot der Proefneemingen komt hier op uit. Geeft van Zee- Zout, î \ d EN STYF. WORDEN VAN ’T KwikzIvER. 107 Zout, by de Sneeuw gegooten, heeft de Na- tuurlyke Koude go Graaden vergroot : Geeft van Sal Armoniak heeft ro Graaden Koude voortge- bragt: Olie van Vitriool 35 Graaden: rookende Salpeter-Geeft 58 Graaden: Sterk Water 40: lou- _ tere Geeft van Salpeter-go: overgehaalde Azyn, _gelyk ook Sap van Citroenen, gaf geen aanmer- kelyk verfchil: gezoete Vitriool-Geeft 20 Graa- den: het Pynftillend Vogt van Hoffman 32: het zogenaamde Vogt van Beftuchef ook 32: Geeft van Hertshoornen ro » Geeft van Zwavel ro: al- lerzuiverfte Wyngeeft ao, gekamferde 15, Fran- fche Brandewyn 12. Jaook de Wynen bragten gewoonlyk eene Koude van 6, 7, 8 en meer Graaden voort. Dat de brandbaare Geeften Kou- de voortbrengen kunnen en zulks inderdaad doen, is met reden te verwonderen , dewyl de allerzui- verfte W yngeeft zelf een vloeibaar Vuur fchynt te zyn: doch die verwondering zal ophouden, wanneer men zig de voorheen van ons bygebrag- te oorzaak der Koude herinnert, te weeten de fineltinge der Sneeuw van een Vogt en deszelfs menging. Aangezien nu de Brandewyn, en de __Wynen zelfs, in ftaat zyn om de Sneeuw te fmelten en zig daar mede te vermengen, behoeft men zig niet Janger te verwonderen, dat dezel- ven een nietwe Koude voortbrengen kunnen. Alle Geeften , derhalve, die de Sneeuw fmel- ten en zig daar mede vermengen kunnen , zo dat VL Deer. zy \ 108 VERHANDELING OVER HET BEVRIEZEN zy te famen een derde Vloeiftof maaken, moeten geagt worden bekwaam te zyn om de Koude te vermeerderen. De vermenging, nu, wordt zo wel daar toe vereifcht. als de fmelting. Daar zyn, naamelyk, andere Zwavelagtige Vloeiftoffen:, ge- lyk de gedeftilleerde Oliën „die de Sneeuw wel fmelten , maar, als zy gefimolten:is, niët‚met de= zelve gemengd kunnen worden, en hierom.doen zy ook geen vitwerking in het voortbrengen der Koude. Wy hebben, tot dien einde , Proeven in % werk gefield met Olie van Kruifemunt, Thym, Ferbenthyn, Barnfteen en anderen: wy namen wel eenige fmelting van de Sneeuw , maar in ’t geheel geen Koude waar; ’t welk van geen andere oorzaak afhing en afhangen kon, dan dat deeze Oliën zig met de gefmolten, Sneeuw miet mengen, noch met dezelve een derde. Vloeiftof maaken. konden. Indien het nu vreemd voor- komt, dat deeze Vogten, inzonderheid de Vuur- vattende en gegifte Geeften , Koude voortbren- gen; moet het nog veel vreemder fchynen ,„wan- neer men aanmerkt dat de meeften derzelven , in „Water zynde gegooten, geen Koude, gelyk in _ de Sneeuw „maar Warmte veroorzaaken „-en-der- halve van een gantfch firydige uitwerking zyn in ’ eene zelfde Stoffe: want, wat is Water anders, ‚dan gefmolten Sneeuw? Dus brengt eene zelfde oorzaak tegenftrydige uitwerkingen voort, naar de verfchillende Ontvangbaarheid van ’t zelfde Woor= | | ik K gk ' b tied EN STYE “WORDEN VAN’T KwikziLver. 10 Voorwerp; gelyk men gewoon is tè fpreeken. De verfchillende. Ontvangbaarheid, nu, vaneen „zelfde Voorwerp en Stoffe, kan niet dan van des- zelfs verfchillend geweefzel afleidelyk zyn; ge- lyk hier,-van de verfchillende famenvoeging der deelen van Sneeuw en. Water „zo dat in de voort- brenging der Koude eene Smelting, in die der Warmte zekere Opbruifching plaats kan hebben. „En op dat ’er niet-miffchien vermoeden ontftaa, dat in de-Sneeuw nog iets zou kunnen verborgen zyn, behalve gefmolten Water; zo heb ik met _gefmolten Sneeuw zelve Proeven gedaan. Van Sal- _peter-Geeft „en derhalve van Sterk Water en roo= kende Geeft van Salpeter, was’ reeds bekend, dat zy de Sneeuw koud maaken en dat zysder- zelver Water verwarmen; gelyk ook van eenige weinige andere; maar of in veele andere Vogten, die-door my zyn onderzogt ,-deeze tegenftrydige Verfchynzelen waargenomen en befchreeven wa- „ren s is my niet gebleeken. « Ik zal den uitflag my br Waarneemingen alleen maar-beknoptelyk voórftellen,-om dat dezelven eigentdyk hier niet besooren ; bgwaarende een omftandiger berigt van deeze en‚dergelyke voor-een anderen tyd. Na dat Water en, Geeft , in myn Studeerka- mer, tot den. zelfden trap van Warmte waren gebragt , volgens den ‘Thermometer, naamelyk tot 128 Graaden ; nam ik waar, (1.) dat Olie van Vitriool, in Water gedroopen, een Warm- te van 35 Graaden voortbragt: (2.) Geeft van VL Deer, Zee- 110 VERHANDELING OVER HET BEVRIEZEN Zec-Zout een Warmte van ro: (3.) gezoete Ví- triool-Geeft van 15: (4.) ’t Pynftillend Vogt van Hoffman van 1o: (5) zo ook ’t Vogt van Befluchef’ en (6.) de allerzuiverfte Wyngeeft: alles boven de Warmte van 128 Graaden. Daarentegen heb ik , door ’t ingieten van Geeft van Sal Armoniak „ Zwavel, Hertshoornen, in Water, geen de minfte verandering kunnen ontdekken , noch ee- nige voortbrenging van Warmte. De allerfyn- fte Oliën , in Water geftort , gaven ook geen blyk van verwarming, zo min als dezelven in de Sneeuw eenige verkoeling hadden veroorzaakt ; % welk uit de voorheen gegeven reden, dat ’er naamelyk geene vermenging plaats had , gemak- kelyk was te begrypen, te voorzien en te voor- zeggen geweeft. Niettemin hebben wy ook met Barnfteen, Terbenthyn, Thym- en Kruifemunt- Olie, Proeven in ’t werk gefteld , om het ftuk door Ondervinding te bekragtigen. In ’t voorby- gaan tekenen wy hier aan, hoe men wel voor- geeft, dat gedeftilleerde Oliën, met allerzuiver- ften Wyngeeft gemengd, een Koude van eenige Graaden voortbrengen; maar niets-zodanigs heb- ben wy kunnen waarneemen, fchoon wy langer dan een half Uur naar de dese wagtten: want zy vercifcht zulk eene vertoeving. | Uit het gemelde blykt dan genoegzaam, ’ geen wy gezegd hebben; dat, fchoon ’er veele Vloeiftoffen zyn, die de Konftige Koude voort- brengen kunnen, nogthans de Salpeter-Geeft, in zyne ‚ EN STYF WORDEN VAN °T KwikKzILvER. 11 zyne foorten, de allerbefte., en daarom de be- kwaamfte is, om ’t Kwikzilver tot een vaft Lig- haam te maaken: zo dat iedereen, myne zeer- eenvoudige manier volgende, als ’er een genoeg- zaame trap is van natuurlyke Koude, ten minfte van 175 Graaden (*), myne Proefneemingen tot bevriezinge van ’t Kwikzilver gemakkelyk kan nadoen ; gelyk dezelven ook, na dat myne ma- nier was gemeen gemaakt, met een gewenfchten uitflag „ hier te Petersburg , reeds van verfcheide- ne herhaald zyn; onder welken het genoeg zy de vermaarde Mannen, den Raadsheer Lomorosow, Zemerus, Arius en Mopeumus, te noemen. Ik heb geen bepaalde evenredigheid van Sneeuw en Salpeter-Zuur gebruikt: fomwylen is ’t met het indruipen van weinige Druppelen in de Sneeuw gelukt: fomwylen heb ik ’er een grooter deel in- gegooten. Dat Sneeuw te verkiezen is boven ge- fiampt Ys, fchynt zelfs alleen daar uit te kunnen opgemaakt worden, dat de Sneeuw „ van wegen haare ylheid, tot de fmelting bekwaamer wordt bevonden. Verder, fchynt ook de uitgieting van den Geeft, welke door Fahrenhe;t en anderen, die ©) [Deeze Graad van De / Ile komt overeen met 2 boven o van Fabrenbeit: zo dat men, dewyl de Thermo. meter hier te Lande in ’t Jaar 1740 laager is geweeft, niet wanhopen moet, van de Kwik ook by zulk een ge- legenheid, in ons Nederland, eens tot een vaft Lighaam gebragt te zien. ] VI Deer. tig VERHANDELING OVER HET BEVRIEZEN die hem navolgden , tot dit oogmerk gedaan was, meer nadeel dan voordeel toe te brengen. In= dien het waargenomene en ’ gene nog zal waar= genómen worden , door verfcheidene , in ’t vers volg vergeleeken wordt, kan men niet twyfes len , of deeze leering van ’ vaft maaken van Kwikzilver zal op cen uitmuntende wyze wor- den voortgezet , en zal tot veele andere Uitvin= dingen aanleiding geeven. Verder blykt ook uit het gezegde genoegzaam, dac het Kwikzilver niet zo zeer te houden zy voor een half maar voor een volmaakt Metaal „ doch dat, onder alle de Metaâlen, door den kleinften trap van Warmte vloeit. Want de gefimolten Metaalen korten met leevend of vloeibaar Kwikzilver insgelyks over- een, dat hunne deelen onderling elkander aan- trekken , tot Bolletjes famenloopen , en uit den faat van Vloeijing niet in een oogenblik , maaf largzaamerhand , in “den. ftaat van Vaftheid overgaan, en even zo by omkeering. Men mag vraagen, of niet dit Metaal, ’ welk de Eigen- fchappen van alle de anderen heeft in zynen ftaat van Vaftheid en van Vloeibaarheid, egter dit by= zonders hebbe , dat het door zekeren trap van Hit- te tot Kooking gebragt kan worden; als geenszins in de overige Metaalen waarneemelyk zynde? Maar, dat ’er-andere Metaalen gevonden wor- den, die, by zekere Omftandigheden „ de Koo-. king, ja zelfs de Vlugwording onderhevig zyn; is reeds van anderen aangetoond , ’ welk ik voor - te= - EN STYF WORDEN VAN ’T Kwazuven. 113 tegenwoordig niet breedvoerig zal aanhaalen. Doch dat de trap van Hitte , op walen het Kwik= zilver begint te koóken , niet 6oo is van de Schaal _ van Fahrenheit, gelyk men in ’t algemeen ftelt; maar ten minfte 7cg van die Schaal of 414 van de onze boven % Punt van Kookend Water Cwart het Puat der Kooking van ’t Kwikzilver kan hier ook , zo min als’t Punt der Bevriezing4 zo net niet bepaald worden, wegens de verfchil- lendheid der Verfchynzeler;) heb ik door veele Proefneemingen , op een ander tyd, reeds ge- toond en beweezen. Derhalve wordt een groo- ter feil, dan van 1oo Graaden, begaan indien mert het Pünt der Kooking felt op 6oo van de Schaal van. Fahrenheit, welk getal met 3235 van de Schaal van De PIfle boven het Punt van Kookend Water overeenftemt. Voofts’hebben de Verfchynzeleri der Kooking en Bevriezing van ’t Kwikzilver dit gemeens, dat hetzelve „ wanneer het begint te kooken, iet gêweld opftygt, even als het, be- Blaksnae te bevriezen , met geweld begint te daa= len. Ik heb ook alan s voor die fnelle daa= fing, in de Bevriezing van ’t Kwikzilver eer drillende beweeging waargenomen , die ook , een _weinig voor de Kooking, gewoonlyk gebeurt. Ins dien men dan de paal der Bevriezing vant Kwik- zilver gelieft te ftellen op 65o, zynde zeker ge- middelde volgens onze Waarneemingen, en dé paal der Kooking op 414 boven ©; zo ziet mer dat, van de hoogfte famentrekking af tot aan de VL Deer. H hoog= 114 VERHANDELING OVER HET BEVRIEZEN hoogfte uitzetting, een afltand van ro64 Graaden is volgens onze Schaal, en van 1277 volgens die van Fahrenhest;, indien men, naamelyk, felt, gelyk ’er gefteld moet worden , dat de a12 Graa- den van Fahrenheit het Punt der Kooking van ’% Water aanwyzen, en dat de 32 overeenkomen met 1r5o van onze Schaal (*). Hoe groot een verandering, nu, in de betrekkelyke Zwaarte des Kwikzilvers, van de paal der Kooking af tot aan die der Bevriezing plaats heeft, is overblyk- baar. Want, indien men als boven onderftelt , dat de geheele uitgeftrektheid , welke het Kwik- zilver in zyne grootfte uitzetting heeft , 1oooo is , zal de vermindering zyn = +358 5 + zi Of, zo men de geheele uitzetting van ’t begin der Bevriezing af tot aan dat der Kooking, in ronde getalen, maar ftelt op zooo; zo zal de vermin- dering der uitgeftrektheid , van de grootfte uit- zetting tot aan de grootfte famentrekking toe, net een tiende deel zyn van de geheele Klomp: derhalve moet ook deszelfs betr ckkely ke Zwaarte zo veel zyn vergroot. Men (*) [Het blykt uit dien hoofde, dat het bovenftaande Verfchil volgens de Schaal van Fabrenbeit, niet 1237, maar 1277 Graaden is; ’t welk in de Latynfche Redes voering van den Heer Prof. Braun een misttelling moet zyn. Immers ook, wanneer men ró64 Graaden ftelt in de Evenredigheid van 155 tot 212 min 32,of 180, dat is als s tot 6; zo komt 'er ed of nagenoeg 1277 … Graaden.) ' e, á 4} k iN be _ al EN StYF WORDEN VAN ’r Kwikziven. tig Men zou nog kunnen vraagen; waarom het mengzel van de Sneeuw en het Salpeter-Zuur niet tot eén vaft Lighaatn wordeen Ys formeere, maar week van zelfftandigheid blyve ; fchoon het een veel grooter trap van Koude bezit, dan die tot de bevriezing van Sterk Water vereifcht wordt ? Sterk Water was; gelyk wy voorheen reeds ge- meld hebben; op 204 Graaden van onze Schaal of 34 onder o van Fahrenheit, bevroozen. Onze Koudmaakende Stof heeft dikwils 250 Graaden en daar over uitgehouden, en is week als Bry ge- bleeven. De oorzaak van dit vreemde Verfchyn- zel, komt my voor, geen andere te zyn,dan de aanhoudende fmelting van en vermenging met de Sneeuw. Want; dewyl de voortbrenging der Koude van de fmelting en vermenging alleen af= hangt, kan het niet zyn, dat dit mengzel, % welk cen derde foort van Vloeiftof uitmaakt, in volmaakt Ys overgaa, dew ylde aanhoudende fmel- tüng en vefmenging zulks noodzaakelyk beletten moet; die in ’t punt der allergrootfte Koude al- lervoimaakft behoort te zyn. Nog veele andere Vraagen kunnen ”er ; zo over de natuur der Metaalen, als den aart der Konftí- ge Koude, geopperd, en ten deele uit het bo- venftaande opgeloft-worden; dat ik tegenwoordig met voordagt onaangeroerd laate: H. Vi Deet. Ha B E- Br DUR ZEG AR VAN EENE ZONDERLINGE VERANDERING van KLEUR, IN EENE NEGE RIN. (Phil, Transat. Vor. LI. Part. I. for. 1759. pag. 175.) SEIEESGIERENOEREESOEES E Eerwaarde Heer ArExANDER Wir- LIAMSON, in Maryland, aan den Heer ALEXANDER Russen, Geneesheer te Luonden en Lid der Koninglyke- Societeit, voor eenigen tyd kennis gegeven hebbende van het zonderlin= ze Verfchynzel, ’ welk men aldaar, in de ver- andering der Kleur van eene Negerin , hadt waargenomen; zo verzogt deeze hem, dat hy dáar van een omfandig Berigt, met behulp var den een of anderen Geneeskundigen opgefteld ; geliefde te bezorgen. De Heer Rote ont= ving nadethand, ten dien opzigte, het volgende, % Belk op den ro Mey des Jäars 1759 aan’ de Koninglyke Societeit voorgelezen werdt. MTN HEE R. M asn uw Verzoek fe voldoen, zend ik een zo uitvoerig Berig: van de buiten gewéone Gedaantewiffeling , die zig in Kolo- nel Barnes Negerin openbaart „ als ik in fiaac ei geweekt te bezorgen. d 8 Franks $ ie | SZONDERLINGE VERANDERING VAN Ktrum. 117 ; Û __ Frank, een Keukenmeid van den genoemden Heer, uit Virginie geboortig ‚omtrent veertig Jaaren oud, zeer gezond, van een kloek en-fterk NN arnegefiel „hadt voorheen de Huid zo zwart, als de allerzwartfte Moor; maar ,‚ omtrent vyf- tien Jaaren geleeden , nam zy waar „dat haar Vel, in de Deelen naaft aan de Vinger-Nagelen, wit wierd. Haar Mond onderging, kort daar na; de zelfde verandering , en het Verfchynzel heeft fe- dert aangehouden zig trapswyze uit te breiden over % geheele Lighaam, zo dat ieder deel van des- zelfs Oppervlakte die verbaazende verandering, in meer of minder graad , ondergaan heeft. In haaren tegenwoordigen ftaat zyn vier vyfde dee- len van de Huid blank, glad en doorfchynende, gelyk in een fchoone Europeaan, zo-dat de ver- fpreiding der Bloedvaatjes zeer duidelyk caar door heen kan gezien worden :.de overgebleevene bruine Deelen verliezen dagelyks van hunne Zwartheid, en neemen-in zekere-maate deel aan de overheerfchende kleur; zo dat de geheele, ver- andering, naar alle waarfchynlykheid, in eenige weinige Jaaren tot volkomenheid zal gebragt zyn. De Hals en Rug, langs den loop der Wervel beenderen, hebben het meefte van hunne voorige kleur behouden , en vertoonen, in zekere plek- ken, hunnen oorfprongelyken flaat: het Hoofd, Aangezigt en Boezem; de Buik, Beenen, Ar- men en Billen, zyn byna geheel blank; de Schaam- deelen en Oee van beiderley kleur, zynde de VI. Deer. H 3 Huid, 118 Bericr VAN EEN ZONDERLINGE Huid aldaar, zo ver de blankheid zig uitftrekt met wit , daar zy bruin is met zwart Hair bezet. Haar Aangezigt en Boezem, heeft men waarge- nomen , dat , zo dik wils de Hartstogten van Toorn, Schaamte, enz., in haar opgewekt werden, aan- ftonds met bloozing gloeïden; gelyk ook wanneer Zy ‚uit hoofde van haar Werk, deeze Deelen een lange poos aan ? Vuur heeft bloot gefteld gehad, zig eenige Sproeten daar op vertoonden. Na dus de tegenwoordige gedaante van het Menfch, zo goed ik konde, befchreeven te heb- ben, zal ik niet onderneemen eenige Giflingen van myn eigen „over dit Onderwerp, voor te fel len, op dat ik niet „door een fchakel van Redenee- ring weggerukt, my zelf verlieze in de poogingen om een begunftigde Onderftelling te ftaaven : ik zal, in tegendeel, my zelf bepaalen tot een enkel Ver- haal van zulke Zaaken , waar door misflagen voor- gekomen of NEN weg genomen kunnen ‚worden , die ?er ontftaan mogten in het befchouwen van dit moeielyk punt der Natuurlyke Hiftorie. Op dat dan, in de eerfte plaats, deeze verande- ring niet gedagt worde het gevolg.te zyn van een voorafgaande Ziekelyken ftaat, verklaart zy, be- halven omtrent zeventien Jaar geleeden, toen zy inde kraam kwam van een Kind, nooit eenig On- gemak te hebben gehad, % welk haar een Etmaal bybleef , en het heugde haar niet, dat haare Ston- den, uitgenomen in den tyd haarer Zwangerheid, ooit ongeregeld of verftopt waren. Zy is nimmer aan Í EE ns _ VERANDERING VAN KLEUR IN EENE NEGERIN. 119 aan eenige Huidkwaalen onderhevig geweeft , noch heeft eenige uitwendige Middelen,’ zy met op- legging, aanvoeging of ftryking , gebruikt, door „welken dit Verfchynzel zou kunnen veroorzaakt zyn. De uitwerkingen van de Gal op de Huid zyn aan de Geneeskundigen niet onbekend, en hebben aanleiding gegeven tot een denkbeeld, dat haare Kleur hier door bepaald zy: doch , wat my belangt, ik kan niet gelooven, dat dezelve iets. daar toe gedaan heeft; dewyl ik uit alle Omftan- digheden , zo veel ik ?er kon navorfchen , geen de minfte reden kon vinden , om te vermoeden , dat dit Vogt, ’t zy uit het Galblaasje of uit de Lever komende, eenige de minfte ontaarting had ondergaan, Daar men weet, dat door’ bran- den het Vel der Negers wit wordt, en zy dage- lyks bezig is in Keukenwerk, zou men wel fchy- nen te mogen onderftellen, dat de Hitte daar van de oorzaak ware; doch EE kan geenszins het ge- val zyn: want zy is altyd behoorlyk gekleed ge- weeft, en de verandering openbaart zig even zo wel in de Lighaamsdeelen, die voor het Vuur be- fchut, als in de genen, die ’t allermeeft daar aan bloot gefteld zyn geweeft. Ook fchynt de Huid haaren pligt van uitwerping zo wel waar te nee- men als mooglyk is; dewyl het Zweet, met de grootfte onbelemmerdheid, zo wel in de witte als in de zwarte deelen , geloosd wordt. De uitwer- kingen van een Blaarpleifter , daar ik U gewag van maakte, ben ik nu geheel vreemd van, dewylde VL Dier, H 4 __gene 120 _ZONDERLINGE VERANDERING VAN Kreun, gene, die ik op de buitenkant van den Arm aanlei- de,het oogmerk in deezen niet beantwoordde. Óf dit daar aan toe te fchryven ware, dat zy gelegd werdt op een deel, % welk te OEL was blootge- fteld, of dat ’er , uit hoofde van de vernietiging der Netswyze Zelfftandigheid , zulk eene aanklee- ving der Opperhuid aan de Huid plaats gegreepen had, dat de eene van de andere nict gefcheiden kon worden, zou men door eene nieuwe Proef. neeming moeten bepaalen. Indien, wanneer Gy dit aan Doktor Russe gezonden hebt, hy of ie- mand van zyne geleerde Vrienden , wien hy het- zelve komt mede te deelen, eenige verdere Proe- ven noodig: oordeelen mogt, zal ik dezelven gaarn in % werk ftellen volgens hunne onderrigting „niec alleen tot voldoening. van my zelf in % byzonder, _ maar om U te overtuigen hoe veel vermaak het my is alles te doen , waar medeik den Heer Wir LIAMSON of zyne Afridden verpligten moge. Ik ben, Myn Heer, Leonard - Toon Uwe ootmoedige Dienaar den 6 Septeib. 175% p JAMES BATE, Chirurgyn in Mferyland, 0 rd df ZZ RA E04 7 ELEK- Ek Es nt ten dd is ELEKTRIKAALE PROEFNEEMINGEN OMTRENT DEN Bier NK PE TOURMALIN, ASCH-TREKKER GENOEMD WORDT; DOOR DEN HEER BENJAMIN WILSON, Lid der Koningiyke Societeit van Londen: Medegedeeld in een Brief aan Dr. WirLiaM HrBERDEN , Lid der zelfde Societeit. (Piilojopb. Transaft. Vor. LL. Part. ifor. 1759. pag. 308.) SEEDS EEEN MIN HEER. JA Et veel pleizier deel ik U eenige Proef. Ì B neemingen mede, die door my in’ werk gefteld zyn omtrent den Tourmalsn of Afchfteen, dien Gy de beleefdheid hebt gehad my te en gen; , Als ook eenige anderen, betreffende de Glas, VL Deer. H 5 en k 122 ELEKTRIKAALE PROEFNEEMINGEN en Harft-Elektriciteiten, gelyk zy worden ge- noemd, en de Waarneemingen, die ik daar op gedaan heb. Hoe langer ik met de Elektriciteit omgaa , hoe meer ik verbaasd ftaa over eene wonderbaare een- voudigheid, welke in de Natuur fchynt te heer- fchen, ten minfte in dit gedeelte, % welk over- vloeit van Verfchynzelen , die zeer keurlyk zyn, en waar van veelen, daar ik den laatften tyd de Proef van genomen heb, zo uitermaatc teer zyn, dat ik dezelven U niet durf verhaalen; als my niet gaarn bloot willende ftellen voor de beris- ping van onvoorzigtige Waarneemers. Ik kan in dit byzonder Onderwerp niet tree- den, zonder eerft een Gefchil te beflegten , dat onder de Elektrizyns, zelfs nog hedendaags, plaats heeft , betreffende de twee Elektriciteiten; aan- gezien dat eenige Gevolgen, afgeleid van de ver- fcheiderley Proefneemingen die ik te verhaalen heb, grootelyks daar van afhangen. Gepolyft Glas, op eene behoorlyke manier ge- wreeven zynde, is onderfteld geweeft eene Elek- triciteit te geeven aan Lighaamen, en deeze Lig- haamen, die dezelve van het Glas ontvangen ; worden gezegd plus [by toevoeging of vermeerde- ring) ge-elektrizeerd te zyn. Daarentegen heeft men Lak, Barnfteen en dergelyke Stoffen, op de zelfde manier gewreeven zynde , onderfteld eene Elektriciteit te ontvangen van Lighaamen, en de Lighaamen, die dezelve mededeelen, worden ge hee pl EE an dn dt ‘MET DEN TOURMALIN OF AsCH-TREKKER. 123 gezegd minus [by aftrekking of vermindering] ge- elektrizeerd te zyn. Geen Proefneeming, cg- ter ‚daar ik van weet, heeft tot nog toe gefchee- nen te bepaalen, welke van deeze Elektricitei- ten w eezentlyk plus Elektriek, en welke van de- zelven weezentlyk minus Flektriek maakt fchoon het waar is, dat de Zaak even zo uitvalt, als men al overlang onderfteld heeft gehad. In een tweede Verhandeling , waar van de Elektriciteit het Onderwerp was, die ik in den Jaare 1748 uitgegeven heb, zyn verfcheide Proef neemingen bygebragt, om te toonen, dat alle Lighaamen met een Medtum omringd zyn, welk is van gene by uitflek Veerkragtige watuur, en ziE maar tot een zeer kleinen afflaad urifdrekt van het Lrghaam , wanneer het niet ontroerd wordt door Hitte of andere oorzaaken. Naderhand zyn an- dere Proefneemingen, van dergelyken aart, uit- gegeven in een Werk, daar wylen myn waarde Vriend, Dr. Hoapry , benevens my deel aan hadt. Onder de Bewyzen, daar in gegeven, is een zeer keurlyk , dar ilk waarnam in het Vacuum Torrscellianum , alwaar de Vertooning zig zeer kennelyk openbaarde. En,’ geen nog zonder- linger voorkomt, die zelfde Vertooning bewyft niet alleen de beftaanlykheid van een Medium, aan of op de Oppervlakte van Lighaamen , maar be- paalt ten-zelfden tyde, welke der Elektriciteiten waarlyk plus, en welke waarlyk minus zy. Het kan U niet onbekend zyn, hoe Lord Crar- VI. Deer. LES 124 … ErEKTRIKAALE PROEFNEEMINGEN LES CAVENDISH de eerfte is geweeft, die de Vez- tooning van een onafgebr on Stroom van Licht door het geheele gn van eea Lugtledig ge- raaakte Buis waarnam. Het is een Sas Proef aeeming, die meer onderrigting geeft dan ilk my - jin en verbeeldde, en derhalve zal ik de Vry- heid neemen om die aan te haalen <*), eer dat ik U van eenige verdere Byzonderheden, daar om- trent ‚ gewag maake, __ Deeze Toeftel beftondt uit een Cylindrifche > Glazen Pyp van omtrent drie tienden Duimsin fa middellyn, zeven en een half Voet lang, eeni- ‚> germaate als-een Parabool geboogen , en op »» zulk een wyze, dat derzelver Beenen, ieder … terlengte van dertig Duimen, nagenoeg regt- lynig en evenwydig aan elkander waren, sen loopende in een boogswyze Bogt, die ook de langte hadt vaa dertig Duimen. Deeze Pyp naauwkeurig met Kwikzilver gevuld zynde, werdt ieder end gezet in zyn Bakje, en dan „ liep. zo veel van ’ Kwikzilver uit , tot dat het- „» zelve, even als in de gewoone Barometer-Py- pen, in Evenwigt hing met den Dampkring. De Kwikbakjes waren van Hout, en ftonden ieder op een Cylindrifch Glas, van omtrent vier Duimen in middellyn ‚en zes Duimen hoog- te; welke ftukken Glas waren vaft gemaakt op den voet van een Vierkant Houten Stel „-zo-. 2 a » dar (*) Uit de Pbilofoph. Zransad, Vor, XLVIL, p. 370. __MET DEN TourMALIN oF AscH-TREKKER. (128 \ 35 danig gefchikt, dat men boven aan % zelve de „ gemelde Pyp met Kwik, bekwaamlyk, door _ middel van Zyde Draaden, kon ophangen, en ss dus de geheele Toeftel, ’t een met het ander, 2 zonder nadeel, kon verplaatft worden. Het „s Torricelliaanfche Vacuum beflaat dan eene ruime ‚s te van ongevaar dertig Duimen. By het in’t werk ftellen der Proefneeming , wanneer het „s Vertrek was donker gemaakt , hadt een Ko- », perdraad van den eerften Geleider in ’t ge- „ woone Elektrizeer-Werktuig,gemeenfchap me: sy een van de K wikbakjes, en wanneer iets niets ‚s Elektriek het ander Bakje aanraekte, terwyl » het Werktuig in beweeging bleef , zo drong » de Eleksrictteit door het Vacuum. met eon onaf ve- »s broken Boog van Vuur, langs det Wand van de ss Pyp flrykende, en, zo veel als Tiet Oog kon na- ss gaan, zonder de minfle verjpreuding”. Dr. WaArTsOnN, die deeze Proefneeming be- fchreeven heeft, zal, verbeeld ik my, toen hy die in * werk ftelde, niet gelet hebbenop eene zonderlinge Vertooning van Licht, op eene der Oppervlakten van ’t Kwikzilver ; dewyl hy daar geen gewag van maakt; Tk befloot, dan, ce Proefneemiris zelf te doen, én te onderzoeken cf ik het Kwikzilver niet zodanig kon fchikken, dat het meer dan twee zigtbaare Oppervlakten had, ten einde ik die aanmerkelyke Vertooning meer dan eens mogt zien. Om zulks te doen, liet ik een zeer kleine veelheid van Lugt in de Pyp ko- VI Deer, men, \ 126 ELEKTRIKAALE PROEFNEEMINGEN men, waat door ik, de groote en kleine te fà- men gerekend, vier kolommen van Kwikzilver verkreeg, en zes zigtbaare Oppervlakten , waar van ik drie noemde bover- en drie onder-Oppervlak- ten. Maar de Afbeelding (Praar XL. Fig. 3) zal U een beter denkbeeld van dit Werktuig gee= ven „dan ik door eene omftandige befchry ving zou kunnen doen (*): Wanneer de flinkerhandfe Kolom van Kwik- zilver Elektrick gemaakt werdt, terwyl de reg- terhandfe met den Grond gemeenfchap hadt „ zo was de Stroom van Licht zigtbaar in een donker gemaakte Kamer; en de algemeene Vertooning den geheelen weg door het Vacuum , was een Licht van oogfchynlyk eenvormige Digtheid , uit- genomen aan de boven-Oppervlakten, ter hoogte van meet dan een tiende deel van een Duim bo- ven dezelven, alwaar het Licht altoos aanmerke- lyk heiderer was; in zo verre; dat zeker Heer ; toen daar by tegenwoordig zynde, en niet be- dreeven in zodanig foort van, Proefneemingen , de reden begeerde te weeten van de drie knobbels van Licht „die zig boven op het Kwikzilver ver- toonden. Ik maak van deeze Omftandigheid ge- wag; om dat zy zeer zigtbaar waren, daar, in te= (*) [Deeze Afbeelding komt, gelyk men ligtelyk ziet, niet volkomen overeen.met de Befchryving, zo even uit Vor. XLVII. der Phil, Transaët. aangehaald; waar in eene Afbeelding van dat Werktuig en zynen Toeftel, die hier door den Heer Wrrson wat veranderd is, gegeven woidt.} “ MET DEN TouRMALIN or AscH-TREKKER. 17 tegendeel , de drie onder-Oppervlakten zulk eene Vertooning niet gaven, zynde het Licht daar veeleer minder helder, dan zelfs in de algemeene Vertooning van het geheele verlichte Vacuum. Een Elektrieke Stroom , inloopende van het Glas van % Elektrizeer-Werktuig, en langs de Pyp voortgaande door het Kwikzilver en het Va- euum en dus tot aan den Grond, moet deeze hel dere Knobbels veroorzaakt hebben, door middel van den tegenftand, dien het Vogt ontmoette aan de boven- Oppervlakte van het Kwikzilver , in zyne pooging om daar in te dringen: want de Ver- tooningen waren aan de drie Oppervlakten even- eens, en aan de drie onderften werdt niets der- gelyks gezien. Glas, derhalve, Elektrizeert de Lighaamen plus, of, om andere woorden te ge- bruiken, het geeft aan de Lighaamen een grooter veelheid van Elektrieke Vloeiftof , dan zy natuur- Iyk hebben. ‘Thans gaa ik U berigt geeven van de Vertoo- ningen, welken de minus- Elektriciteit veroor= zaakte. In plaats van de Glazen Cylinder , om mede te Elektrizeeren 4 ftelde ik een Harftigen , behouden- de de gemeenfchap en al het andere eveneens, als in de voorgaande Proefneeming. In deeze Om- flandigheden was de algemeene Vertooning van het Licht in ? Vgeuum de zelfde , dan dat de Knob- bels van Licht zig nu niet op de bovenfte, maar op de onderfte Oppervlakten van de Kwik bevonden. VL Deer. Hier 158 — PrertRikAArE PROEFNEEMINGEN Hier uit befloot ik, dat de Stroom van Vloeiftof eén regt flrydigen koers hield met dien, welke Eöor hect Glas veroorzaakt werdt: want in dic Geval was’ blj kbaar , dat dezelve vânden Grond af lkkwâme, gaande van daar in de Pyp, en zonaar den Harftigen Cylinder voort. De Lighaamen, derhalven, die geen gemeenfchap met den Grond hebben, en van welken de Harftige Cylinder toc- voer krygt , moeteri minus [by aftrekking of ver- mindering) ge-elektrizeerd zyn (*). Deeze lichtende Knobbels zyn (al waren ’er geen andere bewyzen) een fterke beveftiging ‘def Beftaanlykheid van een Médrum aan of op de Op- pervlakten vân Lighaamen; ’t welk; tot een bepaal- den trap toe, der ingang en uitgang van de Elek- trieke Vloeciftof tegenftäat of verhindert. Maar wy hebben eenige andere Proefneemingen om zulks te verklaaren, en daär in helpt ons de Tour- malin niet weinig. Nog één ding is’er, waar van ik verpligt ben g&wag te maaken, raakende de ondoorloopbaar- heid van Glas voor de Elektriciteit. Onze Vriend; Dr. Frankun, fchynt een groot gedeelte van zyn Stelzel op dit denkbeeld te grondvefiën. 4 Glas; (*) Een zelfde Cylinder, ruuw gemaakt met Amaril, en op den eenen tyd met Flanel gewreeven, op den an» deren met Leder, zal deeze verfchillende Vertooningen voortbrengen : want het eerfte veroorzaakt die der minus ; het andere die der pltis-Elektricicëit. ; MET DEN TOURMALIN OF ASCH-TREKKER. 129 Glas, zegt hy; heeft binnen in zyne zelf: ‚ftandigheid altoos de zelfde veelheid van Elek: trikaal Vuur, ef wel een zeef groote veelheid in eveïiredigheid tot de Klomp. Deeze veel- heid, ge-evenredigd tot het Glas, houdt het- 5, zelve fterk én hardnekkig in zig; en za/ daar ‚ van set méer noch maider hebben; Íchoon het zal toelaaten, dat ’er een verandering in des- ; zelfs deelen en plaatzing gemaakt worde: dat ts: wy kúrnen eén gedeelte daar van aan een der Zyden van het Glas wegneemen, behou- 5» ders dat wy een gelyke veelheid in de andere > brengen” Deeze Leere heb ik rooit kürineri toefteramen 3 voor zo veel als dezelve betrekking heeft op de ondoorloopbaarheid van Glas; gelyk blyke uit my- ne Briëven in Antwoord aan de Heeren Norzer En ze Ror, öp hún Verzoek om myne gevoelens dienaangaaride te weeten; ir ’t Jaar 1756: zjnde de eerfte, gelyk genoegzaam Wereldkundig is3 _ ook fiimmer daar toe gekomert (}). En ik hel hog té mindef over, om myn denkbeeld in dít ftuk te veranderen , doot het kennis krygen aart de Higenfchappen van den Towrmalin ; die ik tiee- ne dat imy gehoegzaam grond gegeven heeft om te Sr dat Bskeor FRANKLIN zig vergift hebbe; 5 E 35 0 Zie Lettr. de p Abbé NoLLer fur PEleëricité; waat, Ed van het Uittrekzel te vinden is in deeze Uitgezogte Ver: handelingen. IL. Deer. bladz, 627. VL Deer: Ì B 132 _ ELEKTRIKAALE PROEFNEEMINGEN ebbe. Ik moeft my verwonderen, dat rinus geen gewag maakt van eenigen der Proeven, die het Glas plus of minus Elektrizeeren : alzo de nd malin Vertoonìngen uitlevert , daar heen firek- kende, en kan zulks aan geen andere reden toe- fchry ven, dan het gunftige denkbeeld, % ‚welk by van FRANKuNs Stelling begeerde te behou- den. Om dan te bewyzen, dat Glas voor de Elek- triciteit doorloopbaar is, nam ik een zeer groote Ruit, (ik verkoos dezelve groot, op dat geen tegenwerping op de Proefneeming gemaakt mogt worden „) en warmde dezelve een weinig , zo dat zy geheel vry ware van vogugheid, Voorts hield ik ze by den eenen kant overend , terwyl de te- genoverkant op Lak bleef ruften, en wreef het middelfte deel der Oppervlakte met mynen Vin- ger. Daarna bevond ik; dar de beide zy den plusr Blektriek gemaakt waren. Deeze Proefneeming verfcheide maalen, met verfchillende Glazen en verfcheiderley. trappen van -Wry ving, herhaalene $ de , bleeven. nogthans de beide zydensin ieder Proefneemings als vooren. _ Nu kondenzy; door deeze Behändeling , beiden niet p/us-Wlektriek ge- maakt zyn; ten zy eenig gedeelte van de Vloei- ftof weezendlyk door het Glas geloopen ware: om dat de kragt niet rond kon gaän naar de andere — zyde over zo groot een Oppervlakte; en, be- halven dat, waren de uît-enden van het Glas in _ % geheel niet Elektriek geworden. Wat be- | langt DE na # at DEN Heunisiri oF Asch-rmmKKen. 1gt Ri É fange de minus-Elektrizeering van het Glas, die verrigt worden. Maar deeze en andere Proef: neemingen, omtrent de door loopbaarheid van Glas; zal ik nalaaten te melden , voor dat ik U nadert kennis van dén Towrmalin zàl hebberi bezorgd, Het eerfte Berigt „ dat my 3 aangaaride deezen Steen , en de merkwaardige Eigen- fchappen , daar toe behoorende , voorkwam 4 was uit een Vertoog in de Verhandelin- gen der Akademie van Berlyn , gedrukt id den Jaare 1758; waar uit blykt , dat F. V. T, Zerinus; Hoogleeraar in de Natuurkündes ver- fcheide zeer fraaije en oordeelkundige Proefnee- mingen daar omtrent in ’t werk gefteld heeft; 3 Waat van de zaakelykftetì eene plus- Elektriciteit. aan deszelfs eene zyde, en „op den zelfden tyd, eene minus-Elektricitëit aan deszelfs andere zyde, be- wyzen ; behoùdens dat de Tourmalin maatig, warft gemaakt zy, zelfs door middel van heet Water. Deeze Vertooningen zyn te aanmerkelyker, ori dat dergelyke Middelen; volgens die zelfde ma- nier gebruikt op Diamanten, Glas en alle andere Elektrieke Lighaamen „ welken men tot dus verre onderzogt heeft, niéts zodânigs uitleveren. De Hertog pe Nouja, die dit Koningryk in’ Jaar 1758 bezopt , fchreef een kleine Verhandeling over dit Onderwerp ‚ en gaf dezelve te Parys ùit, ___@p. zyn terugreize naar Italie. In dit Werk maakt __ hy gewag van de Proefneemingen van ZErinuss ve VL: Deku Rn HE indar _vindik, dat op drie verfchillende manieren kan 132 BreKTRKAALE PROEFNEEMINGEN maar ftäat geene plus- en msnus-Elektriciteit toe 4 behoorende tot den Tourmalin, wanneer die is heet gemaakt. In tegendeel, zegt hy , dat de twee zyden plus ge-elektrizeerd worden, maar de eené meer dan de aridere, en voegt ’er by, dat % het verfchil tuffchen die trappen is geweeft , *t welk den Heer rinus misleid heeft. Het heugt my, dat ik de meeften der Proef: neemirigen , die in het Berlynfche Vertoog gemeld zyn,kort na dat hetzelve in Engeland verfcheen, herhaald héb met den Tourmalin, die onzen Vrind; Doktor Srarr , toebehoorde, welken Gy U ge- lukkig herinnerde , veel faaren te vooren, in zyne bezitting, te Cambridge, gezien te hebben : want het was de eenigfte, diestyds hier bekend, en fehoon mâar een Kleine, wanneer men hem ver- gelykt met dien van Mrmús, was hy nogtharis groot genoeg, om my te verzekeren, dat zyn denkbeeld wel gegrond ware. Behalve dit zyn de Proevén, die Gy met deezen zelfden Steen deedt voor dat il hem had, een verdere bevefti- ging van de Waarheid daar van geweeft. De vol- gende Proefneemingen , egter „ welke ik deed om meer bewysftukken te krygen, die tot het gee- ven van een eenvoudige verklaaring deezer keur- lyke Verfchyrzelen ftrekken mogten, zullen ge- noégzdam doen zien, dat de eene zyde van den Steen inderdaad oss de andere zyde manus-Elek- “triek gemaakt werdt. En, indien de Hertog DE _Noa verdere Nn de en u de zelfde ma- ‘nier MET DEN ToURMALIN or Ascr-TREKKER. 133 _ mier daar in 1 gevolgd had, als ik, zo twyfel ik niet, of hy zou van ’%t zelfde Gert zjn ge weeft. De grootfte Tourmalin , dien ik van U had, en waar mede ik de volgende Proeven deed, weegt over de 120 Greinen: hy is van ovaale fis guur en gepolyft; hebbende in de greotfte middel lyn één en een vierde, in de kleinfte één Duim, De eene zyde is plat, de andere verhevenrond, maar gefleepen tot verfcheide Vlakten of Facetten, eenigermaate gelyk een Roos-Diamant: zyndede - grootfte dikte nagenoeg een derde Duims. Deeze gedaante fcheen my de bekwaamfte niet, tot het doen der Proefneemingen, maar ilk wilde ze niet veranderen, uit vreeze dat de Steen mogt bree- ken: want ’er zyn verfcheide barften in, en ik geloof niet, dat men gemakkelyk een ander zou kunnen krygen van die grootte (*). | his ke Om (5). [Dewy! de Heer Wirson hier niet omftandiger fpreekt van deezen zeldzaamen Steen , zo zal ik de Befchry- ving, welke de Heer E rinus daar van geeft, hier in- voegen. „ De Steen (zegt hy) waar van ik wil fpreeken, draagt den naam van Trip of Tourmalin, waar by men, uit hoofde van eene byzondere eigenfchap, die hy heeft, in ‘t Hollandfch den naam van Afchtrekker, of „ in 't Hoogduitfch dien van Afchenzieber, dat is de Afch » aantrekkende , gegeven heeft. De natuurlyke Grond „, Van deezen Steen is het Eiland Ceylon, alwaar men ze »» gewoon is te vinden in het Zand, aan den Oever der ” Zee. Hy is doorfchynende, van bruinagtige kleur, » gelyk de Hyacynth, maar, veel donkerer. Ik heb moeie Jl VL Deer, 1 3 6 ” > a 134 _ ErEKTRKAALE PROEFNEEMINGEN Om Proefneemingen met den Tourmalin” té doen, wordt de Brons oplettendheid vereifcht , ; de! te gedaan, om zyne byzondere Zwaarheid te bepaa- „, len, maar, dewyl ik niet meer dan twee van deeze 3, Steenen, die zeer klein waren, tot al myn onderzoek » had, kon ik my hier van niet in de uiterfte naauwkeus » righeid verzekeren. In een vervolg vaa verfcheide »„ Proefneemingen, egter, heb ik bevonden, dat de hoe- » veelheid van zyn betrekkelyk Gewigt, tot dat van Wa- s ter, nooit minder was dan 3oo en nooit meer dan 305 ;, tot 100. ‘Deeze Steen is niet algemeen bekend, dan 5 federt weinige Jaaren, en tot heden toe hiene zeer » zelden voor. Naauwlyks vindt men een eenig Werk ee van Schryvers over de Mineraalen, dat ’er van fpreekt; „ en de eenigften, die ’et eenige kennis van fchynen ge+ ‚ had te hebben, zyn de Heeren Zincken pe JusT1: ;, de eerfte naamelyk zegt 'er.iets van’, in den laatften 5 Druk, dien hy, met -zyne byvoegingen, uitgegeven „ heeft, van het Woordenboek der Natuur , Konflen en „ Koophandel, door HusNex: de ander maakt ”er, flegts sin ’t voorbygaan, gewag van, in zyn Ontwerp van al- ‚‚ gemeene befchryving der Mynftoffen, $ 346, Mem. de E'Acad. de Berlin. de An 1756, pag. 106”, Ik kan hier egter byvoegen, dat men ín de Hift. de PAcad. Royale des Sciences de Paris, pour l'An TU reeds gewag gemaakt vindt van een Steen, dien Lemrry vere toonde, komende van Ceylon, hr welken kleine ligte Lieghaampjes, gelyk Afch, Vylzel van Yzer, brokjes Pa* pier en dergelyken, aangetrokken en weg geftooten wer= 2 hed den. Linnaus maakt, in zyne Voorreden van de Flo-- ta Zeylanica , ook van deezen Steen gewag onder den naam van Lapis EleBricus, en haalt de gemelde Proeven van LrMERY aan, om deszelfs Eigenfchappen te be- toogen. Voorts vind ik aangemerkt ‚ dat hy zeer hard is, en bekwaam om ’er SCP op te graveeren, wordende ia ver ad MET r DEN T OURMALIN OF ÁSCH-TREKKER. 135, al de Vertooningen fomtyds naauwlyks. koni zyn; in zo verre, dat ik verpligt ben geweeft een tederfte foort van Toeftel te gebruiken; ‘en zelfs zeker Schermpje ’er tuffchen te ftellen, om de verhindering der Proefneemingen door mynen Adem, of dergelyke ligte benecdingen van de Lugt, te voorkomen. Myn Toeftel, tot het in % RN: fellen van veelen deezer Proeven, beftaat uit twee zeer kleine Balletjes, gemaakt van ’t pit van-Vlier- boom, hangende aan twee Linnen Draaden van _% allerfynfte foort , welker enden ike. vaft maak aan een ftrookje Hout, omtrent drie Duimen lang en een half Duim breed. … Op. een. fiokje. Zegel- Lak, negen Duimen lang „ dat regt overend aft gezet isop een Tafel of eenige andere bekwaame plaats, maak ik het ftrookje Hout vaft, van welke de draaden vyf Duim nederwaards hangen, zo dat de Vlierballetjes omtrent vier Duimerrbo- ven den Tafel komen. . Deeze Balletjes zyn al- toos onderfteld p/us-Elektriek gemaakt te zyn, uitgenomen daar het tegendeel wordt gemeld, doch met geen grooter Vermogen, dan-om ze, in elke Proefneeming ‚ omtrent een Duim te doen van elkander wyken. % Ik 7 verfcheide. deelen van Ooftindie overvloedig gevonden, doch inzonderheid op ’t Eiland Ceylon „alwaar de Inboor- ‚ lingen hem Towrnamal noemen , en daar van zal de Naam, Tourinalin, miffchien afkomtig zyn. Ì „VI Dreu 4 bd / \ Dn Pan eran de or 36 - ELEKTRIKAALE PROEFNEEMINGEN “Ik verkieze een Standerd van Lak boven een van Glas, dewyl de laatfte, koud zynde, zeer fchielyk Vogt aan zig neemt en derhalve een Geleider wordt: dagr in tegendeel Lak, als het eens in goede order geweeft is een langen tyd een s4ei-Gelerder zal bly ven. Voor dat ik myne Proefneemingen ter neder ftel, moeft ik gewag maaken van drie Waarhe- den, die in % algemeen bekend zyn , en welken ik voor EEgen oor noemen zal ALGEMEENE WETTEN. Twee Lighaamen, an gelyken graad plus-Elek- triek gemaakt, wyken. van elkander af, of wor- den weg gefbooten. Ps: Esghaamen ‚ die minus-Elektriek gemaakt Eys ib pker ook van elkander af. Het eene Lighaam plus-Elektriek en het anderg Minus - Elektriek gemaakt zynde ‚ an een gelyken, graad, komen zy nader, of beweegen naar elkan- He toe, of worden, gelyk men di oe ZIE Uits drakt, aangetrokken, PROEFNEEMINGEN met den TourMALIN. 1. Proefn. De eene kant van den Tourmalin _behoorlyk vaftgemaakt zynde aan een lang ftokje Zegel-Lak, dompelde ik den Steen in kookend Water, daar ik hem byna gene Minuut in hield, Hem sr Bend eri rd PD EEEN Be in on re MET DEN TOURMALIN OF AsCH-TREKKER. 137 Hem daar uit neemende, «en de verhevene zyde maby de Vlierballetjes houdende, weeken zy on- middelyk daar van af, doch niet zeer. fterk, Wanneer ik-toen de plate zy de naar de Balletjes keerde, deedt die dezelven waderen , doch eer tot een grogter aflland in dit geval, dan zy in andere daar van afweeken. Toen de Steen kou- der was, waren deeze Vertooningen merkelyk fterker ; doch, wanneer by nog al kouder wierdt, verflaauwden zy allengs, 2. Proefn. Ik herhaalde deeze laatfte Pr oef; neeming, alleen met dit verfchil, dat ik de Bal- letjes manus in plaats van plus-Elektriek gemaakt pad *): en in dit Geval waren, (gelyk men re- den hadt te verwagten,) de uitwerkingen om gekeerd, dewyl de Balletjes de verhevene zyde naderden en van de plaste zyde afweeken, Deeze Vertooningen in de beide Praeven met header overeenftemmende , bewyzen genoeg; zaam, dat, wanneer de Steen door Water is heet gemaakt, Ad eene zyde. minus de andere plus- Elektriek geworden zy : xt welk de eerfte Grondregel is, dien pinus heeft vaftgefteld. Deeze ftaat is niet gneigen genoemd geweeft deszelfs naruur/yke flaat, om dat de Hitte, welke den Tourmalin in {taat ftelde tot hert uitleveren van deezg Vertoo- nin ‚ (*) Ik deed het zeifde in alle Proeven, daar ik ge'e. genheid vond am deeze Balletjes te gebruiken ‚ teneinde Ìk van de Gevolgtrekkingen mogt verzekerd zyn. VL Deer. Is 138 _ ErEKTRIKAALE PROEFNEEMINGEN ningen, eenpaarig was in ieder gedeelte van deg- zelfs Oppervlakte , en het Water zelf een een- paarige Gelesder. — | 3. Proefn. Ek hield de verhevene zyde tegen de Vlam van een Kaars, doch niet zo digt daar aan, dat zy de Vlam kon raaken, en, na ver= loop van omtrent ééne Minuut , hadt de Steen wederzyds eene plus-Elektriciteit aangenomen; want de Balletjes weeken van beiden af, doch eer met grooter kragt van de verhevene ian van de platte zyde. Deeze Vertooning bewyft eene toeneem:ng van het Vermogen in de Steen, aangezien Handle 3 eeni- gen tyd bleef werken gelyk andere Lighaamen ; die-plus-Elektriek zyn gemaakt. En, wat be- langt de verfchillende kragten der twee zyden;, daar van zal in ° vervolg worden gefproken, 4. Proefn. Na een korten tyd, de Tourma- lan kouder zynde en de overblyvende Hitte een= paariger verfpreid, veranderde hy zynen laatften ftaat in eenen van plus en menus: want de platte zyde deedt de Balletjes naderen en de verheveng zyde deedt ze afwyken. Dit onderfsheid fcheen voort te komen van ee- nige verandering , op of naby deszelfs Oppervlak- ten , door eene eenpaarige verfpreiding van de Hitte door den Steen : want, dit zo niet zynde, kan ik geen reden vinden , waarom de Steen niet plus-Elektriek aan beide zyden bleeve, zo lang hy MET DEN TOURMALN oF Ascr-TREKKER, 159 by nog eenige tekenen van Elektrieke kragt bes ie Idt. | x AN Proefn. Ny hield ik de platte zyde zo digt aan de Vlam, als ik de verhevene daar aan gehouden had „en, in plaats dat te vooren de beï- de zyden plus-Blcktriek waren , bevond ik ze thans minus-Elektriek te Zyn: want Te rn deedt de Balletjes naderen. “ Uit deeze Proefneeming had ik reden om te gelooven, dat de Steen (indien ik zo zeggen mag) ontledigd ware van zyne Elekericiteit: aangezien hy een tyd lang blect werken, gelyk andere Lig- haamen, die minus-Blektriek gemaakt zyn. _ 6. Proefn. Na verloop van een gelyken tyd als in de vierde Proefneeming, de Tourmalrn kou= der geworden zynde, veranderde hy ook zynen fraat: want de verhevene zyde deedt de Ballet- jes afwyken en de platte zyde deedt ze nog al hadèren ‚ gelyk zy te vooren gedaan hadt. _ Dit onderfcheid fcheen wederom te ontftaan uit eenige verandering in de Oppervlakten van den Wsalin: door de Hitte eenpaarig verfpreid te hebben door den Steen,” Indien dit zo niet wa- re, zie ik geen reden, waarom de Steen niet mi- pu-Blektriek aan beide zyden bleeve, zo lang’er - nog eenige tekenen van TE in denzel, ven zig openbaarden. ‘Vervolgens werd ik natuurlyk aangefpoord om te onderzoeken ‚ aan welke Oppervlakte vanden VL. Dez. Me Tour Ed 140 _ ErrxrTRiKAALE PROEFNEEMINGEN * Tourmalin de Vloeiftof inkwame, (indien ’er ee; nige dit deed) terwyl hy heet gemaakt werdt, 7. Proefn. - De Vlam nu onbekwaam zynde tot myn oogmerk „ aangezien de Elektrieke Vloei- ftof hgtelyk door hell Er byzyn verftrooid wordt, koos ik een Yzeren Staaf uit, aan wel- ker-end een ronde Knop was. Deeze rek heet gemaakt en toen tot zekeren afftand van de Balletjes gebragt, om te zien of zy ’er door aangedaan wer- den; maar, de allerminfte beweeging niet be- fpeurende, ftelde ik ’er den Tourmalin tuffchen, met de verhevene zyde naar de Balletjes toe. Zy naderden een weinig, en keerden, als ik het heet gemaakte Yzer wegnam , naar hunne plaats te rug. Toen bragt ik het Yzer digter aan den Tourmalin dan te vooren, en de Balletjes bewoo- gen zig, in dit Geval, met kragt naar den Steen toe, waar mede ZY» een aanmerkelyken tyd, in aanraaking bleeven, en naderhand weeken zy ’er van. af. ‚De Balletjes onderzoekende ‚ bevond ik dat zy al hunne plus-Elektriciteit verlooren hadden, en minus-Flektriek geworden waren. Ik nam ook waar, dat de Steen zelf, aan beide zyden , me- nus-Elektriek was. —_ Uit deeze Proefneeming befloot ik, dat de Elektrieke Vloeiftof van de Balletjes vloeide naar den Steen: aangezien zy niet alleen hun eigen plas- Elektriciteit verlooren hadden , maar zelfs MINUss MET DEN TOURMALIN OF ÁSCH-TREKKER. tf fhinus-Elektriek geworden waren; eh, dewy! de Tourinalin ook „ aan beide zyden , manus-Elek- triek geworden was, zo moet zekere Veelheid Elektrieke Vloeiftof van denzelven naar het Yzer zyn gevloeid. En, dat dit waarlyk zo beftond , zal aanftonds blyken. 8. Proefn. Wanneer ik de verhevene zyde op even de zelfde manier heet maakte , als ik de platte heet gemaakt had, zo werden de Balletjes hiet naar den Tourmalin toe , maar van denzelven af, bewoogen, en bleeven in dien ftaat. In dee- ze Proefneeming waren zy plus-Elektriek ge- mâakt; en de Steen was het ook aan beide zy- den. | Uit deeze Proefneeming befloot ik , dat de p/us- Elektriciteit in den Steen niet van de Balletjes af “vloeide , dewyl zy niets van hunne kragt verloo- ren, maar dat die van het Yzer zelf moeft ge- komen zyn. Het ‘was nu noodig het Yzer te onderzoeken; doch ik vond dit zeer moeijelyk, om veelerley redenen; en zulken miffchien, die men verdrie= telyk zou oordeelen ; indien ik ze kwam te melden. Derhalve nam ik myn to@vlugt tot een ander Middel , wâar in ’t waarfchynlyk was , dat ík be- ter zoude flaagen. Dit was, een Glazen Buis te gebruiken van omtrent twee Voeten’ lang, _waar van ik- het eene end gloeijend heet maak- _ te, emdusde Proefneemingen herhaalde: na ie- VL Deer. def i42 ELEKTRIKAALE PROEFNEEMINGEN der van welken ik op den zelfden tyd den toe- {tand van het Glas onderzogt. 9. Proéfn. Wanneer de plätte zyde van der Tourmalif aan het heet gemaakte end van ’t Glass op gelyke manier , bloot gefteld werdt „als aan dé Yzeren Knop in Proefh. 7: zo nam ik waars dat het heet gemaakte gedeelte van het Glas „omtrent drie Duimen ver; minus-Elektrick; en het ove- rige gedeelte plus- -Elektriek ware , zodanig bly- vende , zelfs wanneer het Glas ten naaften by koud bewatden was; Deeze plus- en minús-faat in het Glas, nu, moeft veroorzaakt zyn door de werking der Klaine: vloeijende var de Balletjes en den Tourma/tn naar het Glas toe: aangezien ik bevond , dat een Stroom van de Elektrieke Vloeiftof , tegen de natuurlyke Veelheid der Vloeiftoffe in het Glas aan werken- de, de zelfde uitwerking voortbrengt: wants een Buis van Glas gewreeven hebbende, voeg- de ik die aan het heet gemaakte end van een an- dere Buis, en de Vertooningen waren volmaakt eveneens; zynde dat gedeelte, ’t wélk heet ge- maakt was, menus en het verdere gedeelte plus- Elektriek. rib Dit fchynt een Stap ; die ons leidt tot ontdek- king van de Waarheid, naar welke wy zoeken. De Stroom van de Vloeiftof , immers, fchynt keurlyk afgebakend te zyn in deeze Omftandighe- den ; hebbende de Hitte den Fourmalin in be- kwaame gefehiktheid gebragt, om de Vloeiftofs van # Mer DEN TouRMALiN or AscH-TREKKER. 143 van de Balletjes, door zyne zelfltandigheid, naat het Glas te laaten doorgaan. 1o. Proefn. Ik was nu zeer begeerig te on- _derzoeken, welke de uitkomft zoude zyn ,.wan- “neer het heet gemaakte deel van ’t Glas naaft wa- re aan de verhevene zyde van den Tourmalsn. De Proef neemende, bevond ik , dat de Buis ter lang- te van meer dân een Voet minús-Flektriek ge- maakt ware, zonder eenige de minfte Vertooning van eene p/us-Elektriciteit in het verdere gedeel- te, gelyk in de laatfte Proefneeming. En deeze minus-Elektriciteit hieldt ook ftand, toen de Buis byna koud was. Aangezien nu de Tourmalin plus, de Balletjes ook plus en het heet gemaakte Glas minus-Elek- triek ware, zo moeft de Elektrikaale Vloeiftof van het Glas af gevloeid zyn, om eene plus-Elek- triciteit in den Steen en de Balletjes te veroorzaa- ken. | _Dus ziet Gy, Myn Heer, dat ik ontdekt heb twee Stroomen van de Blektrikaale Vlociftof, dre met tegen?rydige koer jen doorgaan , dewyl de eene beide zyden van den Tourmalin p/ws, de andere beide zyden minus-Elektriek maakt. Myn naafte Stap was, den Tourmalan te bren- gen in zynen natuurlyken ftaat, (gelyk rte | het noemt.) om verdere Proeven, daar mede s- % werk te ftellen. ir, Proefn. Teneinde, nu, dit oogmerk beft te beantwoorden , zo fcheidde ik den Towrmalin VL Deen. | van f44 — ErrirrkaArt PROEFNEFMINGER vän hét Lek af, en leid’ hem voor een korten tyd in kookerfl Water , alwaar hy var ällé zyden on:= ringd was met een Gelesder en een gelyken trap vand Hatte. Toen, denzelvén uit het Water genomen hebbende , leid ik de verhevene zyde (na dat hj droog was geworden) op het ftrookje Hout, door het Lak onderfteind, waar aan de Vlierballetjes opgehangen waren: doch daat kwam geen Ver- tooning ; want de Balletjes bleeven in rufte. ig. Proefh. Maar, wanneer de Steen een weinig tyds langer op het Hoüt bleef, fCheidden de Balletjes tot een danmerkelyken affRand van el- kander, fomtyds byna twee Duimen , en blee- ven dus meer dan een Minuut lang. Ín deezerì flaac waren zy plus-Elektriek ge- maakt; % welk bleek door hunne nadering aan Barnfteen, wanneer die gewreeven was en naby hun gebragt. Dew yl dan de Balletjes p/us-Elektriek gemaakt waren, moeft de vloeijing der Stoffe , van de plus-zyde van den Tourmalin, eenig gedeelte van het Hout zelf mrnus-Elekttiek hebben doen worden , én de Balletjes p/ws , aangezien evén de zelfde Uitwerkingen in de g. Proefn. gebeurden, Buitendien bragt Elektrick gemaakt Glas; tegeh % zelfde Hout over gefteld zynde, dergelyke Ver- tooningen voort. 13. Próefn. Terwyl de Steen op het Hout tufteride bleef, bragt ik mynen Vinger naby de platte zyde van den Tourmalin , en de Ballétjes weeken verder van elkander af. Wanneer ik-rét has Jam head Sants A We MET DEN TOURMALIN OF ASCH-TREKKER. 145 nabybrengen van mynen Vinger herhaalde, hadt dit velkens aandoening op de Balletjes, en maak- te dat dezelven een weinig meer van elkander weeken; ten zy de Tourmalin te koud geworden warez in welk Geval zy elkander naderden , doch zy bleeven nog al plus Elektriek. In deeze Froefneeming deedt myn Vinger niets meer, dan de Elektrieke Vloeiftoffe vaardiger te verfchaffen aan den Steen, dan de Lugt zelve dit gedaän zou hebben. 14. Proefn. Wanneer ik den Steen trapswy- ze afnam van het Hoút, naderden de Balletjes el- kander meer en meer: maar, zo dra dezelve ge- heel weg genomen was, weeken zy weder van elkander , en waren, in dit Geval, minas- in plaats van p/us-Elektriek , gewordên: Dit is een verdere beveftiging , dat de Stoffe, die van den Steen af vloeide, het Hout mznus- Elektriek maakte, door een gedeelte der Natuur- lyke veelheid uit het Hout te dringen in de Bal- letjes, en dus dezelven plus dean worden: maar , om dat eenig gedeelte dier Vloeiftoffe , insgelyks, uit de Balletjes gedrongen werdt in de Lugt ; ter- wyl zy plus bleeven, derhalve waren zy , wan- neer de Steen was weg genomen’, ‘net zo veel minus-Elektriek geworden, alsde kragt der Stof- fe, vloeijende van den Steen, in ftaat was uit de Balletjes te-dryven. Ook heb ik voortyds aan- getoond, dat de Balletjes van elkander zullen af= wyken in deeze minus-faat, gelyk zy doen in VL Deer, K een 146 ErokTRiKAALE PROETNEEMINGEN een plus-flaat , door het fterk indringen der Vloei- ftof uit de Lugt, enz., aan alle zyden, om het Evenwigt te herftellen; maar deeze Vloeiftof, in de pooging , die zy doet, om in de Balletjes te komen, tot zekeren trap vertraagd zynde, door het Medrum aan derzelver Oppervlakten, zo wordt eene ophooping gemaakt , en bygevolg worden er Dampkringen, gelykfoortig aan die plus zyn, geformeerd: met âit verfchil alleen , dat de eene zan het Leghaam af firekkende is, de andere naar het Lighaam. toe. hj; 35. Proefn. Den Steen wederom heet ge- maakt hebbende in Kookend Water , leid’ ik de Platte zyde op het Hout. In dit Geval bleeven de Balletjes in rufte, even als zy inde 11. Proeft. , wanneer de verhevene zyde op het Hout gelegd was, deeden, 16. Proefn. Maar, na verloop vaneen wei nig tyds , weeken de Balletjes een Duim „ of meer , van elkander „ en bleeven dus eenigen tyd. In deeze ftaat waren zy minus-Elektriek, dewyl zy van den Barnfteen weg geftooten werden. De Tourmalin werdt, in deeze omftandighe, den, met de Elektrieke Vloeiftof voorzien van het Hout en de Balletjes, gelyk blykt uit de voorgaande Proefneemingen , wanneer het heet gemaakte Glas werdt aangevoegd: zo dat de Bal- letjes moeten geweeft zyn in een menus, en eenig gedeelte van het Hout in een pf/is-ftaat: aangezien even. gelyke tegenftand. aan de Oppervlakte te } _oyer- MET DEN ToURMALIN OF ÄSCH-TREKKER. 147 overwinnen ware, daar een ophooping van de Vloèiftof moet veroorzaakt zyn „ voor dat dezel= ve in den Towrmalin kon doorgaan: ’t welk vit de Proefneeming van Lord CaarLas CAVENDISH is ges bleeken. ‚fr Glas, minus-Elektriek gemaakt zynde, en op de zelfde manier aangevoegd, bragt dergelyke uit werking voort. Wat de manier belangt, om __ Glas minds-Elektriek te maaken, die zal ik in % vervolg aanwyzen. 17. Proefn. Toen ik myn Vinger naby de verhevene zyde bragt, weeken de Balletjes van elkander af, even als zy in de 13. Proefn. dees den, en, op het herhaalen van de nadering „ weês ken de Balletjes een weinig meer af; ten zy de Steen te koud was geworden. Ë De nadering van den Vinger, derhalven, ge= leidde de Vloeiftof vaardiger van den Stéen, dan de Lugt, die denzelven omringde. 18. Proefn. Den Tourmalin een klein weinig; doende afgaan van het Hout, naderden de Bals letjes elkanderen, en bleeven dit doen, verwyl de Steen verder af gebragt werdt. Niettemin waren zy minus-Flektriek gemaakt, hoewel: in een kleinder graad. | 19: Proef. Daar op nam ik hem gehieel weg; en de Balletjes weeken van elkander „ maar tot een grooter afftand, dan ooît te vooren in de voorgaande Proefneemingen; en, in plaats van VE Deen Ka mi- 148 PRoEFNEEMINGEN MET DEN TouRMALIN. minus ‚ waren zy nu p/us-Flektriek gemaakt: want de Barnfteen deedt ze naderen. Door het afwyken der Balletjes tot een groo- ter afftand, in dit laatfte Geval, dan in eenige an-. dere Proefneeming, die ik tot dus verre byge- bragt heb’, en doordien de Stroom der Vloeiftoffe, geduurende den natuurlyken ftaat van den Steen, was vande minus- naar de plus-zyde; hebben wy een-ander Bewys, dat de tegenftand kleinfl 15 aan de minus-zyde van den Steen, en uit dien hoofde moet de neiging der Vloeiftoffe van de Balletjes naar den Steen toe grooter zyn, dan wanneer de Vloeiftof van den Steen naar de Balletjes neigde. Daar is egter een tegenftand „ aan het Hout ci- geny die te vooren. waargenomen werdt en daar. men rekening op moet maaken „ fchoon de zelfde zynde in ieder Proefneeming. Niettemin „ de- wyl de neiging van den Steen verfchillende is, wanneer verfchillende zyden van den Steen toe- gekeerd worden, zo zullen ’er verfchillende trap- pen van de: Elektrieke Vloeiftof opgehoopt zyn. Hier uit zien wy de reden, waarom, op het weg- neemen van den Steen van het Hout, gelyk in deeze laatfte Proefneeming , meer van de opge- hoopte Vloeiftof moet ingevloeid dan uitgevloeid zyn, aangezien de Balletjes p/us-Elektriek ge- worden waren. H. VE R- & 4 d E 4 8 & VERHAAL v A N D E OPKOMST EN VORDERING DERK PUINIERKONST MONTREUIL ( amburg, raaf des en Bandeg 1 Stuck/ pag. 176 GOGSCSEOESGECEELEELES De snvoering van het aankweeken der Perfik- en andere Boomen. En tyde van Henrik den IV. en Lope- wyx den XIII. wift men van geene an- dere Perfiken, dan die te Corberl; gelyk ons daar van de vnsendike Lyf-Arts van de gemelde Ko- ningen van Vrankryk en van de Koninglyke Vrouw Moeder ; NicoLaus ABRAHAM DE LA FRAMBOISIËRE, die in den Jaare 1613 ge- fchreeven heeft, berigt. Corbesl is een Stad, ze- ven Mylen van Parys gelegen , daar men in de Wynbergen , reeds van onheuglyke tyden her, Perfikboomen uit Steenen kweekt. Derzelver be- handeling gaat onder die van den Wynftok door, zonder ze te fnoeijen, of iet anders daar aan te doen, dan dat men het doode Hout affnyde, ja zonder ze eens te enten. Hedendaags zyn die Vrugten voor het gemeene Volk. VI. Deer. K 3 De iso Dr OrkomstT EN VorperIiNG De Heer pr LA Quinrinve zegt, dat de Lei- boomen van Perfiken ten zynen tyde reeds be- roemd , doch toen zelfs nog niet oud waren. Hy fchreef omtrent den Jaare 1680. Te Montreu:/ wordt verzekerd, dat toen ter tyd de Perfiken daar even als tegenwoordig behandeld werden, en, volgens de rekening der oudfte Lieden te Montreu;l en Ba- gnolet, zyn deeze en de andere Boomen, reeds langer dan een Eeuw , aldaar opgepaft. Men vindt zekere Berigten, waar uit blykt, dat, ten tyde, wanner DE LA Quinrinre den Tuin en de Hei- ningen van den Koning te Verfäilles aanleide , de Tuinlieden te Montreuil de Perfiken, voor zig, en op eene geheele andere wyze, dan de Heer pr EA QUINTINYE, behandelden. Deeze en meer an= dere Omftandigheden bewyzen, dat de Kweeking der Perfiken en meer andere Boomen , te Montreujl, geer oud moet zyn. De oorfprong is deeze. Eenige Inwooners van deeze Plaats beweeren, dat, voor meer dan een Eeuw , een hunner Voor ouderen Perfiken uit de Wynbergen gegeten, en de Steenen daar van in zyn 'Fuin geworpen hebben= de, dezelven langs een Muur heen waren opgeko= men. Als nudie Boomen, na verloop van eenige Jaaren, vol Vrugten zaten, zo hegtte de Eigenaar de Takken aan den Muur vaft ‚en nam, by gebrek van Biezen, ftukken van oude Vodden daar toe, die hy met Spykers in den Muur floeg 3 gelyk zulks nog heden, doch nict meer uit gebrek , maar mer voordagt gefthiedt. Zodra nu deezePerfiken, op per Tumrer-Konsr fe Montreum. tár op zulk een wyze, Zon kreegen , wierden zy groó- ter dan de anderen: zy fmaakten en kleurden ook beter. Derhalve nam men de Proef van andere Per - fiken-Steenen, op zodanige wyze, in den Grond te fteeken, en dit flaagde even zo wel. De Vrugten, ter Markt gebragt zynde, golden veel, en daar door werden zo wel derzelver Eigenaars, als ande= re Luiden te Montreuil, aangezet. Zy plantten veele Steenen hunner geteelde Vrugten langs dé Muuren, en, dewyl onder de menigte derzelven altyd eenige gevonden werden, die beter dan dé anderen waren; zo bemoeide men zig om derzelvet veelheid door Enten te vermeerderen, en menig een gaf zig aan het teelen van Perfiken geheel overs, % wellkehem web-haaft anderen nadeeden. Sedert dientyd zyn de Perfiken te Coróer/, by deeze nieuw gekweekte keurlyke Vrugten, in weinig agtinge geweeft. Alle Tuiniers,nu, en Partikulieren in den om- trek van Parys, die deeze groote en welfmaakende Perfiken zagen, wilden gaarn zodanige Vrugtert ook in hunne Tuinen hebben. Men entte zo aan- ftonds verfcheide foorten van Perfiken op Aman- del en Pruimboomen: of andere Tuiniers dagten, dat zy de Konft om Perfiken te teelen „genoegzaam verftonden, en bedorven dezelven op eene zeer geeftige wyze, gelyk zy nog dagelyks doen. Ein- delyk bewoog de goede voortgang de Luuiden te „ Montreutl, dar zy de natuur van den Perfikboom zelf beftudeerden, en hunne Oogmerken en ge. VI. Dezen, K 4 ve 152 De OrPKoMsT EN VoorDERING ven ook tot andere Boomen, zo wel van Pit- als ‘Steen-Ooft, uitftrekten. De Ustoinding en aanleg ging der Muuren. In den eerften oorfprong en ten tyde, daar wy te vooren van gefproken hebben, waren te Montreus/ ongevaar twaalf Tuinen , alwaar men de Boomen, inzondetheid de Perfiken , voortkweekte: toen de eerfte van derzelver Eigenaaren ftierf. Deez’ hadt een ftuk Lands van ongevaar vier Morgen , dat in de nabuurfchap van Montreuil gelegen was, beze- ten. Hy hadt vier Erfgenaamen, die dit ftúk Lands onder zig verdeelden, en dus ieder daar van een Morgen kreegen, laatende elk het zyne met een Muur omtrekken. Toen de eerfte van deeze vier Erfgenaamen geftorven was, kreegen zyne vier na- gelatene Kinderen weder ieder zyn deelin ditStuk Lands, en elk liet zyn vierde deel Morgens met Muuren omringen , waaraan zy altemaal Perfikboo- men plantten. Diestyds bemerkte men, dat in de vier vierde deelen van den eerftgeftorvenen , die al- temaal met Muuren omgeven waren, de Perfiken beter en grooter uitvielen; vroeger ryp wierden en beter kleur en fmaak hadden; dat ook de Per- fikboomen veel beter groeiden en niet zo ligt be- vroozen, en dat al het andere, ’ welk in dit vier- de deel geplant was geworden, fpoediger tot Ryp- beid kwame. Derhalve leid men , naderhand, met _voordagt meer Muurenaan, en bragt allesop zulk een: Voet, per Tumier-Konsr re Monrreöu. 153 Voet „als men het tegenwoordig te Montreu/ vindt. Schoon men diestyds aldaar voornaamelyk Per- fiken teelde, gelyk de eerfte Eigenaars gedaan had- den, zo ving men doch, wyl deeze Vrugten maar een korten tyd duuren, weldra aan, de tufichen- ruimten deezer Muuren, en de zo tegen ’ Oos- ten als tegen ’t Zuiden gelegene Plekken, met an- dere Gewallen te beplanten , waarmede men, byna het geheele Jaar door, ter Markt kon gaan: doch dezelven wierden altemaal ver van de Perfikboo- men af geplant, op dat zy daar aan geen nadeel toebrengen mogten: zo dat men, digt aan deeze Boomen , geen Aardbeijen , noch vroege Erwten, noch Winter-Pererfelie, veel minder. Kool, Raa- pen, Uijen, of iets dergelyks, geplant vindt. . „De ftandplaats tegen * Noorden of. Weften is niet dienftig voor de Perfiken „doch men gebruikt de Weftelyke Muuren, hoe veele zwaarigheden ook zulks onderhevig zy , menigvuldig genoeg tot kweeking derzelven, Om ook de Noordelyke Muuren ten nutte te gebruiken, planten de Luie den te Montreus/ aan dezelven de duurzaamfte foor- ten van Kook-Ooft, en naar * Weften toe Win- ter -Bonchretiens en ander dergelyke Vrugten, die ?er beiden keurlyk voortkomen. Het groote ‚voordeel % welk de Inwooners daat‘ van trek- ken, lide hun, na dat zy het in dé teeling van. Rken-Ooft zo ver gebragt hadden, zig tevens op die van ’% Pit-Ooft doen Menden. Dewyl ook vervolgens het Moeskruid en alle andere Vrug- VL Deer, ten, 154 VORDERINGDER Tummr-Konsr re Monrreurt, ten , aldaar met voordeel geteeld werden , is het getal der Muuren in den omtrek van Montreus? dermaate toegenomen , dat dit Dorp thans, door zyne menigte van Muuren, naar eene groote Stad gelykt. Het zal onnoodig zyn hier te verhaalen, hoe de manier , te Montreuil ingevoerd , om de Boo- men en andere Gewaffen aan te kweeken, in de omleggende Landftreeken reeds algemeen ge wor- den is. Het groote voordeel, dat het Volk van Montreui} van zyne Vrugten trok , moeft nood- wendig den iever van de Nabuuren gaande maa- ken, en dus heeft zig hunne manier , natuurly- ker wyze, al verder en verder uitgebreid. G1- RARDOT, de Vader, heeft hier in den meeften ophef gemaakt: doch wat ook de Opfteller van het Vertoog over de Behandeling der Perfikboomen zeggen moge (*), wy kunnen voor vaft verze- keren, dat die in geenen deele de Uitvinder is van eenige der Konfigreepen , welken heden- daags te Montreurl , Bagnolet, en in alle daar om- trent gelegene Dorpen, in ’t werk gefteld worden. H. _(*) Zie ’t voorige Der, bladz. 424. DRUKEFEILEN. Bladz. 5. Reg. 21. voor ABC lees BAC 22,.— Zyden — Boogen an Sh mm U 11769. — 117697 aag ie Er mankeert het ftreepieé en de Log. daar van moet zyn 1.415143% NW AAR- means 57. —= 11, In de Breuk WAARNEEMINGEN omtrent de LUGCTSGESTELDHEID te AMSTELDAM; jk in January 1761. Barometer. Therm{ Winds Streek, Weder. D.[’s morg, ’s midd, °s av. mo, mie av Ysmorg. 'smidd, 'sav, Gefteldheid. zl29.4 j29. 45 29. I 43|46 49WtNIWet N ZW ‚Buijig, {torm: ark jen Hd 10/45/4744 W INLWNW 3 Di gij LI 46) 5olso) ZW ZW | W (Betr. regen. 4:30.2 |3@, 2:30, 3 solsi|5o LZWIWI|W in saf dij 4414814849) W ZW | W j—_— mift, Óf Sj 5 5 |49/49|49/Wt.Z|Wt.Z We. Z Mitt, U 5 |= 5147 47|47|Wt.Z|Wt.Z|Wt. Z Regen. 8— 6 |— 6 |— 6546 47147) NO| NO| NO Betrokken, 9 7 |—7 1 |47/48)41j NO ZO | ZO —- helder. lOj— Si 5 |= 45|35|41j42| ZO WI W Ryp, HJ 3 3 (40444 WW [NW Betr. regen. 5 |— 4ij— 7 [37/40/35 NW{ NO | NO Buijig, vorig 137 | Sil 0 |37/41)46) W | NW | NW \Sneeuw,buij. of 2|—s|4242/39| NO | O | O \Wolkig. 155 |— 5 |— 3 333841} ZW | ZW | ZW Vorft, vogt. 16 29103}—-9 (29. 81 46,46138 ZW INWINW Regen, wind. 17 —10 [30,9 130,2! 38 40,32 N | NO [NW Buijig, vorft. zig, 4 | rn 5:|30,4035| ZW | ZW | ZW (Vorft, hen Ski ensdart S 40 4 2143 ZW ZW | ZW (Vogtig, reg. 20 4 |— 3 3 ha ae46 N {ZW | ZW Milt ger Z 2I— 2 |— 2 |— 2 [3937/37 ZO Z Betrokken. Zt.0 NO (Vorft. 22 2 | Ii 4, 33,38|36 23— Sil— 5ij—5;|33 38138} ZW | ZW| ZW —— vogtig. B | 3741 3u Z Z zZz (Betr. helder, 2 —_—— | |3539|41 2 |Z |Z mil. 2Ó— Sij— 5 |= 5 |4142138| O O Ore ZI 5 | [er |37138|36 O o OO 28 | | (3335/33 O | O | O |— vorft. 29 Ail— Gif 4131038133) O | O, | O |Held. — 3ol— 4 |—= 4 |= 44l30137|32j ZO |Z t. OZ t. Ol —— LO Zi 5‘ 5 5 |29l37l32! Ze. O ZOZ Hoogfte Barometer d. 30. 7-N Jaagfte Barometer d. 29. r Hoogtte Thermometer gr. sr, Laagíte Thermometer gr. 29j elk Daer WAAR: FED. d. 29, 10 Middelb. gì, ao WAARNEEMINGEN. omtrent de LUGTSGESTELDHEID.tC. Auumsiardonac im February 1761. Barometer. Therm.} Winds Streek. Weder, D. [*smorg. *smidd. *sav. mo. mi.av [°smorg. °s midd. *sav| Gefteldheid. _ 130. 3! 3C. 3 (30. 2 srleras Z JZW ZW Vorft, vogtig. 9— Si 9 zi 8143,44|37 NW {NW NW Wind,fneeuw. Tij bnr REI 7E 7 '|40!42134 ZW | NW-NW buijiz, zij 65 64 — 8 13737134 NOf O ‚NW MIL Or jn 7153 38133} NW; ZW | ZW (Vorft, — DR ny otjarla7 48) We ZIWt Z W Reg. wind. ad oif— 2 | 2 [48/4843 W INW NW buijig. gi Bil al Staij4aa0f N | N NO ‘Betr. helder. Ien 6'|— 6!j— 5 |3rj40 39) ZO | ZW! ZW Vorft; betr. 6p— 2 2 1— 2 1434744) ZW NW NW Regen, held. © |= or otlarlst 45 ZW INW NW, == 812911 29-1029 ro}47,48 42 ZW | NW NW |Buijig. a =S 5 3545/39 NO | ZW {ZW |Berr. regen. Bei | — AE il 4ila7isol48| ZW |We ZW. ZjRegen, wind. 14 4 — lat 45/43) ZW | ZW | ZW |Held. regen. Dh) 16 — 6 — 7 |— 75465046 ZW | ZW | ZW (Helder. I= gi 1o/zo.0 14348143, ZW | W_{WtZ) 18130. 1 zo. rij 1 [3814640 ZW | ZW (ZW (Mitt, helder. 19/29.11,29.9 [29.7 13547 45| ZW | Z | Z _|Ryp,helder. 206 |= 8 — 8: 4014442, NW | NW} NW (Buijig , hagel. art 6 | 7 |— 7 |46/47/so|We. Z/W Z\Wt ZiRegen, wind. a2—1o |= 8 |= 6:44 49151 WZI ZW W |= ftorm. 23l— 5 |— 7 |— 11/45 4440 ZW | NW NW |_—— buijig. 24,30:0 [30.2 |30 3 42/42/39 NW | NW| NW |—_— hagel. 25— 2il— 1 |29.115/44 48 48) lef ZW | ZW [Storm regen. | 26291129. LI IO, 47/49/49 ZW! W 27 II/30.0 — 1125050 49% W | ZW | ZW al 11/29. 1oj— 83148 din oa noord. ligt. Betr. regen. ZW rad de | Hoogfte Barometer d. 20. 6, \ : Laagfte Barometer d. 29. 1? Middelb, d. 29. 114 Hoogfle Thermometer gr. sr \ Laaglte Thermometer gr. 31} Middelb. gr, 41 WAAR- \ WAARNEEMI N'G/EN omtrent de LueTrsCEsTELDHEID te ÁMSTELDAMs Barometer. Therm. mn rlog.i8130. r 129. Tif44l48!44l W > morg. 2smidd. °s avelmo. mi.av [)smorg *s midd. sau 2l— 7529.7 |— 67/47/4746) ZW | ZW ‚in Maart '1761. Winds Streek. Weder. Gejteldverd. W | W |Helder. ál 8 | Bij Sisissisij Wj WW ij ftorm. 5l— 8il— g°|3C.O |47[49145 W [Wt.N, W (Buijig, hag. 6|3o.2 |3o.2°}— 2 [43/50/45 W |} W W Helder. rl of 01|43|52/47| WE ZW EZ ZW regen. 8j— oil o!l— 2 |asl4ola2) NW NW [NW — 0 299 29.8 \ac|sijg2| ZW | ZO | ZO lof29. 6ij— 6 |= st4ol48l4al ZO | Z | Z Betr, regen. mj si si— sila2ls447| ZO. | NO | ZO |Helder. 12 4 a |= 5 w6l56l47| O | O | ZW wolk. 13|— 6 6E— 8414815946 Zt.O/Zt. O,Zt Oo, regen. gi— 1045/53 46/ ZW |WtZ| O Helder. I5|— IOj— g— 9 44|47l46| NO |_N NuWMift, res. I6l— 83l— g |— 1046|50}48|Nt W [Nc WiNt.WiBetr. vogt. Il 11) Tij 115 48/5444) NO | NO |.NO (Beld. mitt. 18f—115/30.0 [30.0 \46 48l4gINt.W| NO | NO Betr. vogt. 19|30-1 |— oi |43|51)46| NO | NO NEW Eilsheldere 2ol2g.112 29. 111291154546 39 Nt WNW | NW (Betr. — 21ij3o.o? 3.1 [30.2 45|s1l44{ NW PZW | W aal 3 3! 4 |45)5547| ZW | ZW |ZW (Helder. 23— 45— Ai 5 48/5948| ZW | ZW {ZW |—- wolk. 24|— 5 | |— 3514815748) W [ZWIZW 25j— 3 |— 2il— 2 (SO'S8ISI ZW | ZW ZW Betr. held. 26— 1 |— oi} o}50 56 sij ZW | ZW |ZW | oi o | | 1847/5047 NW [NW | NW [Reg. helder. 28|— 2 |= 3 |— 3:148/54l46| NW | NO | NO |Helder. 20 4 |— Al 4444 50|47| O | ZO | ZO 3o— 4} ai 4tj47ischaë) O FO | O Zi gil Ai 4 495045! NO 1NO | NO Betr. helder. Hoogfte Barometer d. 30, 5. Laagfte Barometer d. 29. 4 Hoogfte Thermometer gr. 59 Laagfte Thermometer gr. 39 j VI. Drer. > Middelb. d, 29. ro! A Middelb. gr. 49 WAAR- WAARNEEMINGEN omtrent de ZE Kk RN TE AMSTELD AM, In de Maanden Sfanwary, February en Maar, des Jaars 1761. N deeze drie Maanden is geen doorgaande Ooften Wind geweeft, maar men hadt veel Weftelyke Winden, met een betrokken Lugt, zonder groote verandering van den Barometer, en des ook wei- nig of geen Storm. Tot verwondering ftondt de Thermometer , in ’t voorfte van Sfanuary, zo hoog als gemeenlyk , en ook nu, in’t midden van Maart, en deeze drie Maanden heeft een wonderbaare Ge- maatigdheid geheerfcht; zo dat de Winter met on- gemeen zagt Weer , naar %t Saizoen, ten einde is geloópe Men heeft ook, in deeze Stad, geefì doorgaande Ziekten of overmaatige Sterfte verno- men. De Kinderpokjes blyven nog graffeeren, en hier en daar zyn Contsnueele Koortfen natte dos migen, die van de „Afzaande in *t voörfte deezes Jaars verloft waren; forten thans weder in. a ONDERZOEK, F oF 3! VERSCHILLENDE Po Trier Neesbier MN / EEN VERSCHILLEND OF HET ZELFDE SOORT VAN VOEDZEL UIT DEN GROND HAALEN; ” Meelt hekken uit een Werk over den Landbouw Dat uitgegeven is door den Heer pu HAMEL pu MONCEAU:; Lid van de Koninglyke Adere der Wetenfchap- pen van Parys, vun de Koninglyke Societeit van Londen, van die van Búsbuse. van de Aka- demie der Zee- Zaaken , Generaale Opzigter der Zee- Zaaken in Vrankryk: (Traité de la Culture des Terres, fuivant les wap de Monfr. Tur u.) SEEEELEENEREEET 2ereoeSeS At is het Voedzel der Planten? Is het Water, Zout, Olie, Vuur? of eeì ‚mengzel uit alle; of eenige van deze Stoffen t{aam- gefteld? Het laatfte is waarfchynlykft. Dit is egter al wat ik ’er van zeggen zal, om dat eer VI Deer, L breeds 160 ONDERZOEK NAAR HET VOEDZEL, breedvoerig Onderzoek, des aangaande ‚, my meer fraay dan nuttig voorkomt. Daar zyn twee andere Vraagftukken in den Landbouw, die niet enkel befchouwende zyn, maar een onmiddelyken invloed hebben op de Praktyk, en waar van de oploffing dus van eene zeer wezenlyke nuttigheid moet geoordeeld wor- den. Wat is, voor eerf), het befte middel om de Aarde vrugtbaarer te maaken, of in den zelfden Grond meer nutuge Planten tot grooter volmaakt- heid te brengen? Kan dit beft door middel van Meft, en van wat Meft, en op welk eene wyze gefchieden? of is het daar toe dienftiger de Gron- den op zekere tyden en wyzen te roeren en om te zetten? Die laatfte ware zekerlyk , om de duurte der Meft in fchraale Landen , boven alles te wenfchen, en is, tegen het gemeen vooroor- deel van alle Landbouwers, in onze dagen geluk- kiglyk waar bevonden, en met duizend Proeven en Ondervindingen van verfcheide Liefhebbers door geheel Europa ontegenzeggelyk beveftigd. Dit maakt een gantfch nieuw Syflema in den Landbouw , en verandert dezelve geheellyk van gedaante. ’% Ís naauwlyks te begrypen, wat eene verbetering de ontdekking dezer waarheid daar in gemaakt, wat eene verbaazende vrugtbaarheid het Kooren federt die uitvinding gekreegen, en wat een voordeel fchraale Landeryen door die rieuwe manier van behandelen aan hunne bezit- ters DAT DE PLANTEN UIT DEN GROND KAALEN. 16f ters of gebruikers hebben aangebtagt. De Hee- ren Tuur en pu Hamer pe Monceau zyn de voornaamften, waar aan het Menfchdom die heil- zaame verbeteringen is verfehuldigd. Terwyl zy in hunne lotfelyke poogingen egter door verfchei= de Liefhebbers , Mannen van den hoogften rang en grootfte bekwaamheden tevens, in de meefte Landen van Europa worden onderfteund en aan- gemoedigd. Gelyk myn oogmerk is, om die nieuwe wyze van Landbouwen, aan welk bedryf ik zelve volgens myn beroep en keuze verknogt ben , tevens met de Proeven en Ondervindingen ; die daar omtrent in verfcheide Ryken en Staaten en ook hier te lande zyn gedaan; en nog gedaan moogen worden, myne Landsgenooten in onze taal mede te deelen, zal ik het voorgeftelde Vraag: ftuk dan ook voor tegenwoordig niet verder aans roeren. Tot. genoegen van hen, die „geen tyd noch luft _voor de oefening van den. Landbouw hebbende ; de werking der Natuur egter gaarne kennen , zal ik nu, 8 Ten anderen „eene Vraag voorftellen , waar varì de invloed op ieder deel der Hoveniers-konft zo wel als Landbouw zigtbaar is „ en derhalven , bui- ten het vermaak der verftandelyke befchoüwing ; _ ‘âàn nut kan wezen aan elk, die zig flegts mer zyn Moestuintje of Bloempotten maar eenigzins ‚ verlulügt. Trekt ieder verfchillende Plant een verfchil: À NVL Deer: La lend \ 162 ONDERZOEK NAAR “HET VOEDZEt, „ lend fcorv van Sap en Voedzel uit den Grond? … of voeden de verfcheide foorten van Planten, so TIDE ftrydig ook in haare natuur en eigenfchap- … pén, zig met gelyke zelfltandigheden , ven met „ het zelfde foort van vrugtbaare deeltjes, die in de Aarde leggen opgeflooten, cie zy alle „ onverfchillig naar zig haalen, en die elk naar 5 Zynaart, en het maakzel zyner Vezelen zoda- > nig fchikt, kneedt en vermengt, dat daar uit » alteen de verfehiilende eigenfchappen der Plan- „‚ ten voortkomen”. Men begrypt ligtelyk, dat ik niet in Eersel zoek te trekken, of de eene Plant meer voedzaa- me deelen naar zig haale, en den Grond meer van vrugtbaarheid beroove, dan de andere? De Heh- nip of Kool aan de eene, en Knollen of Aardap- pels aan de andere zyde „zouden dit verfchil wel ras doen blyken. Nemaar, men wil in ’t algemeen , dat ieder Plant zig met verfchillende Sappen voedt; dat ‘Tarwe, by voorbeeld „een ander foort van deel- tjes uit den Grond haale , dan Rog of Boekweit, en Zuurig andere Sappen naar zig trekke, dan Kervel of Dragon. Dit algemeen begrip, nu, tteunt , myns oordeels, op geene wezenlyke gron- den, en meene ik in den loop myner Befpiegelin- gen voor elk onbeneveld oog duidelyk te toonen dat hetzelve door de ondervinding worde ge- wraakt, — Laat ons de redenen befchouwen ; Caar men dit begrip op veftigt. Js f k “ hi DAT DE PLANTEN UIT DEN GROND HAALEN. 163 Js het waarfchynlyk , vraagt men , dat de zelf. de Stoffe,’ dat de zelfde vrugtbaare deeleiad zo on. derfchziderr foort van Planten maaken zouden „die van elkanderen in ui wendige gedaante en voorkoming, in fmaak cn reuk, en zelfs in heilzaame of vergiftig zé hoedanigheden , zo hemels-breed verfchillen? Daar is niet aan te twyfelen, of de voedzaame deeltjes , die de Planten naar zig haalen , neemen in elke verfchillende Plant verfchillende gedaan- tens aan; mear daar uit is geenzints op te maaken, dat deze deeljes niet van den zelfden, aart zouden “wezens terwyl ze nog in den Grond begraaven leggen. Het tegendeel blykt zelfs duidelyk hier uit „ om dat verfchillende Planten, die by elkan- eren flaan, elkanderen van noodig Vaedzel al- toos berooven. Indien de Prey bi Look , by voorbeeld, een ander Voedzel uit den Grond be de, dan itn of Spinagie, zo zoude niee alleen een Zuuring-Plant, tuflchen de Look gezet, be- ter groeijen dan by andere Zuuring, Planten , maar zelfs even goed tieren, als of zy alleeh en op haar zelve fond. De ondervinding fpreckt dit egter tegen, en toont, dat de, Planten, fchoon.-van verfchillenden aart , clkanderen egter wel dege- yk benadeelen, En om te bewyzen , (vervolgt de. Deer DU Hamer) dat het zelfde Sap in de buizen der zelf- de (hoe veel meer dan in verfchil lende) Planten, verfcheide hoedanigheden aanneeme, zal het ge- noeg zyn hier eene Ondervinding te herh naalen NE Diem et Pi die {64 _ ONDERZOEK NAAR HET Vorpzen, ik voor langen tyd aan de Akademie der Weten- fchappen heb medegedeeld ; naamelyk dat een jon- ge Citroen ,-zo groot alseen Ert, met zyn Steel geënt zynde op den tak van een Oranjeboom, daar op grocide en ryp wierd, en zyne hoedanigheid van Citroen behield, zonder iets van den Oran- jeboom over te neemen. Het welk ontegenzeg- gelyk bewyft, dat de zelfde Sappen , uit den Oran- jeboom in den Citroen overgaande, door de ver- fchillende bewerking , welke deze Vrugt daar aan deede, aanftonds van Natuur veranderd zyn. En dat die verfchillende bewerking der Sappen je eenige oorzaak zy van het onderfcheid der Plan. ten, zal nader blyken „als wy verder aanmerken, dat op de Onderftelling der genen, die bewee- ren dat. ser een verfchillend Voedzel voor de Plan- ten in den Grond zelve zy , die verfchillende voed- zaame deeltjes niet alleen voor verfchillende Plan- ten, maar zelfs voor verfcheide deelen van de zelfde Plant, vereifcht zouden worden. Wat een onderfcheid is ?er niet tuflchen het Vleefch , de Steen en de Pit van een Perfik! Een ganfch ver- fchillend gevoel, reuk , fimaak en en ed d een ganfch verfchil, Herve ‚ van voedzaame deelen in den Grond , die allen egter door de zelf- de Wortels zouden Sea en aangevoerd moe- ten worden ! Wat denkbeeld is hier van te maa- ken „ zonder eene verfchillende bewerking der zelfde Sappen in de verfcheidene Buizen en Vaten van de zelfde Vrugten toe tc fiaan? Men vindt geen- J Ì k ê DAT DE PLANTEN UIT DEN GROND HAALEN. 16 5 geenzins in de Aarde zelve den reuk „ noch den fmaak , noch de hoedanigheden, die zig in de Gewaflen openbaaren. ’t Is waar, dat men in zommige Vrugten eenen byzonderen fmaak ont= dekt , die van den aart des Gronds fchynt voort te koomen, en dien men Land-fmaak noemt; maar dien ontdekt men in Vrugten van zeer verfcheide foorten, en fchynt daar door veroorzaakt te wor- den , dat de vrugtbaare deeltjes in den Grond al te gtof of te hard zyn, om door de fyne Hairbuis- jes der Planten behoorlyk gekleinft , bereid, en gemengd te worden. En in dezen ftaat van rauw- heid kunnen zy niet anders dan een wreeden fmaak aan de Planten geeven. Doktor Grrw vertoont ons de oppervlakte der Wortelen als een Sponsagtig Lighaam , dat al- lerleie foorten van Sappen , die zig aan Hete vertoonen, onverfchillig kan ontvangen: en ik zal ’er byvoegen, dat ik in het zelfde klaar en zuiver Water heb doen groeïjen Boonen, Mun- te, Eiken- Kaftanje- en Amandel-boomen , Hair- plantjes, enz. Dat alle deze verfchillende Plan- ten in dit zuivere Water alles gevonden hebben, wat tot hun Voedzel noodig was; zo dat zy alle de koleur, fmaak en het uiterlyk voorkomen hadden, dat haar natuurlyk cigen 1s. Zösdet de Wortels der Planten waarlyk zo vernuftig wezen , dat zy geene andere Sappen Bkereidver of toclaaten zouden, dan die haar heil- VI, Deez, L 4 zaam 166 _ ONDERZOEK NAAR HET VoEDZEL, zaam waren? De Heer Tuur verhaalt. hierom: trent een Proef , die bykans beflifend is, als ze doorgaat. « Men moet, zegt. hy, een Stoel van Kruifemuút zetten in een Vat vol Waters: de- zelve fchiet daar haare Wortels in „en groeit zeer wel; maar wanneer men'eenige Worteltjes der- zelve buiten dit Vat in een Glas met zout,Wartcer. hangt, ZO fterft dit gedeelte niet flegts, maar de eheele Plant, en derzelver Blaadjes hebben een zouten fimaak. Men kan niet zeggen, dat de Kruifemunt verfterft door het nadeel , dat het Zout gedaan heeft aan die weinige Wortelcjes al- leens die in het zout Water overhongen: want fchoon men die geheel hadt afgefneeden , zou de. Plant daar egter niets van geleden hebben; en?er is in allen gevalle niet aan te twyfelen, of da. Wortels hebben het Zout, zo doodelyk voor de Elant ‚ ingezoogen en door dezelve verfpreid , de- wylde fimaak.der verftorve Bladen dit beveftigt. Een duidelyk bewys, zegt de Heer Tur, dat de Wortels allerleie Sappen opflurpen, die zy in den Grond ontmoeten ; zelfs die ver derveljk voor. de Planten zyn. Maar laat ons de verdere bedenkingen tegen deze Waarheid hooren. Waarom zaait men Gar fl of Haver na de Tarwe? Dan alleen om dat de Tarw den Grond flegts van zul- Êe Sappen heeft ber oofd, die dienflig waren voor haar foort en dz andere deeltjes, die bekwaam waren tat DAT DE PLANTEN UIT DEN GROND HAALEN. 167 woeding van Haver of Garft „ in de Aarde gelaaten? 1. Isdit de waare reden , Heeren | dan moet ook volgen, dat men een goeden Oogft verwag- ten moge van een ftuk Tarwe, op Garft-ftoppels gezaaid, om dat de Garft de Sappen van de Tar- we niet kan hebben weggehaald. ‚ Ik durve u eg- ter op zulk een gezaay een zeer flegten Oogft voor- fpellen, om dat de Tarwe niet gelukt, dan na dat de Aarde vooraf verfcheide maalen is gebouwd, waar toe na den Oogft geen tyd voor handen is, Om deze reden, en om dat de Tarw meer V oed- zel van nooden heeft , zaait men op gebraakte Lan- den eerft Tarw, om in deszelfs geploegde Stop- pels een Zaad te werpen „dat zig met minder voor- afgaande Bouwingen en mider. Voedzel verge- noegen Jaat. „g. Daarenboven; indien ieder Plant niets an- ders uit de Aarde haalde, dan de Sappen, die voor haar foort dienftig zyn, waarom zoude men de Landen na verloop van eenige Jaaren laaten ruften , of braak leggen? Men behoefde immers geduurig flegts van Graanen te veranderen, Garft na.de rpl Haver na de Garft , Erten na de Haver te zaaïjen; en dus kon,men altoos Tarwe MArpen in een Grond, die vier, vyf of meerder. Jaaren hadt geruft voor dat foort van Graan. De eedvoltleid Landman egter weet wel, dat men op die wyze flegte Oogften krygen zoude, om dat alle foorten van Planten den Grond berooven. Terwyl het Land daarenboven braak legt, ploegt VI, Deer. L 5 men \ 168 _ ONDERZOEK NAAR HET Voepzer, men het dikwils, om het ter deeg te breeken, de tuffchenruimtens der Poren te vermeerderen, de Lugt gelegenheid te geeven , om?’er nieuwe vrugt- baare deelen in te brengen , ef hetzelve dus be- kwaam te maaken voor Planten, die nauwer zorg vereiffchen, gelyk de Tarwe; en tevens te belet- ten, dat het zig niet door andere voortbrengfels en Onkruid uitputte. 3. Eindelyk; indien ieder Plant niets anders uit de Aarde haalde, dan het byzonder voedzel dat haar dienftig is, dan zouden de wilde Heul, de Diftels en Kooren-bloemen , die thans de Tarwe doen vergaan, daaraan geen nadeel behoe- ven toe te brengen; om dat dezelve geene zoda- nige Sappen zoekende, die de Tarwe dienen, de- ze gevolgelyk een even grooten overvloed van bekwaam voedzel zoude vinden in het midden van dat Onkruid, als in een fehoonen en welge- ploegden Grond. En dat men niet zegge, dat het meer de Stammen dan de Wortels dier Planten zyn, welke de Tarwe benadeelen! Want wan- neer men op een Akker eene zo groote party Stokjes zet, dat dezelve meer fchaduw kunnen geeven, dan het Onkruid daar wy van fpreeken , zo zullen zy de Graanen egter niet beletten van wel te groeijen. Terwyl nu alle de bygebragte redenen de een- paarigheid der vrugtbaare Sappen voor alle Plan- ten, hoe verfchillende ook, ten duidelykften be- wyzen, is ‘er egter eene Aanmerking en Onder- vin- … _ DAT DE PLANTEN UIT DEN GROND HAALEN. 169 vinding , die het tegenoverftaande Gevoelen in den eerften opflag vry wat fchyn van Waarheid byzet. … Sobraale Akkers , die men dries laat leggen , bren- gen van zelve verfcheidenerleie Onkruid planten voort „ en bekoomen „ terwyl zy daaraan eenige Jaaren voed- zel verfchaffen „ ondertu(]ihen egter genoegzaame vrugtbaarheid, om „wederom beploegd en bezaaid wor- dende , ééne of meer goede Oogften te leveren ; het welk, zegt men, daarvan komt, omdat de Plan- ten ‚die van zelve op deze Akkers zyn; gegroeid, zulke Sappen niet hebben ingezoogen, als tot voeding van het Kooren noodig zyn; gelyk men dus ook bevindt dat Gronden, die langen tyd voor Weyde of Klaverveld gelcgen hebben, vervolgens zeer [choon Kooren uitle- veren. … Deze Aanmerking fchynt, gelyk wy zeiden, in den eerften opflag firydig met de gedagte, dat al- le Planten het zelfde Soort van Voedzel trek- ken. Laat ons de zaak egter wat dieper inzien, en de duifterheid zal van zelve verdwynen. 1. De Landen, die men dries, dat is, alleen- Ik fäl laat leggen, herftellen zig niet zo fchielyk of zo volkoomen; als wanneer men dezelve braak legt, dat is, terwyl zy ruften, verfcheidenmaa- len omploegt. 2. De meefte Planten ook, die op de drics- landen groeijen, flrekken haare Wortels flegts dn de bovenfte korft der Aarde, en wanneer men derhalven die Akkers roert , werpt men een VI Deer, grond, * IJO. ONDERZOEK NAAR HET ,VOEDZEL, grond, die dieper leggende, waarlyk heeft. uitge ruft ; boven, Her tegendeel heeft moogelyk tén opzigte van de den maar nog meer ten op- zigte van de Hanekammetjes en Rupsklaveren (*) plaats, om dat deze Planten „ voornaamelyk de. twee laatften,haare Wortels regt neerzendende, het voedzel laager uit den grond‚haalen, dan de Ploeg kan fioeken, en dus den. bovengrond allo zyne vrugtbaarheid behouden laaten , die, vervol- gens geroerd zynde, in ftaat is om een goeden voorraad van vrugtbaare abel aan het gezaaide Kooren te verfchaffen. 3. Ik zal hier nog eene Aanmerking byvoegen , dat men namelyk de Landeryen, die drées gele- gen hebben, gewoonlyk twee maalen ploegt „ voor dat men ze bezaait. Eerft zeer ondiep, dat men /chillen of florten heet, en ‚na zo langen tyd gewagt te hebben, als men denkt, dat het inge- forte Groen van nooden heeft, om genoegzaam te rotten , ploegt men vervolgens zo diep als men kan; dat dan eigenlyk bouwen genaamd wordt. Door dit bedryf ziet men, dat de gerotte Plan- ten in het midden van den omgefgeerden Grond, en _(&) Dus noemt men de Kruiden, die in ’t Franfch den naam voeren van St. Foîn en Luzerne, wordende in Vran- kryk en Engeland met een goeden Uitflag gezaaid en tot Voedzel van het Vee gebruikt. Zie ’t Huisboudelyk Woor- denbeek van Cuomer, op 't Woord Weiden. Ik heb ze reeds te Velde, en zal ’er in ’t vervolg nader van fpree+ ken. u \ wfvn DAT DE PLANTEN UIT DEN GROND HAALEN. 171 en dus op de voordeeligfte plaats Koomen te leg- gen, om de Wortels van het gezaaide Graan een grooten voorraad van Zouten of andere vrugtbaa- re deelen uit häare gerotte zelfftandigheid medete deelen , en voor een bekwaame Meft te verftrek- ken; behalven dat Weiden en Klaver - Velden doorgaans ook rykelyk van Meft verzorgd wor- den, die door het Groen niet geheellyk uit den Grond getrokken, veelal ten nutte van het ge- zaaide Kooren koomt. Laat ons egter niet ontveinzen, dat Rog en ‘Tarw onder malkanderen vermengd zeer wel ge= lukt in gronden die voor Tarw alleen te ligt wa- ren: op gelyke wyze als Haver en Boonen , door één, wel flaagen in een Akker, daar de Haver alleen kwalyk in gelukt zou zyn. « „De Heer pv Hamer antwoordt niets op de-» ze Zwaarigheid. Maar is het zo zeer te ver- Wonderen , dat een fchraal Land gemaklyker het halve getal van gulzige, en de andere helft vari min gulzige Planten kan voldoen , dan of zy alle evenveel Voedzel van nooden hadden? Of komt het zo onbegrypelyk voor , dat daar de eene Plänt zyne Wortels veel dieper fchiet, en het Voedzel Jaager ophaalt, dan de andere , dezelve met mal- kanderen kunnen’ groeijen in een Grond, die op dezelfde diepte flegts Voedzel zou hebben kunnen verfchaffen aan de helft der Planten, die thans haare Oppervlakte beflaan ? VI. Deer. ‚Na 172 _ ONDERZOEK NAAR HET VOEDZEL, Na alles, wat gezegd is, meene ik derhalver te dar befluiten. ‚ Dat Planten van wertendlend Soorten, zig ten pende by met gelyke zelfftandigheid, met hetzelfde Soort van vrugtbaare Sappen en Deelt- jes voeden. a. Dat ’er geene Plant is, of zy onttrekt an- dere Planten, die onder haar bereik ftaan, eenig Voedzel. 3. Dat een grond, die eens goed is voor eenig Soort van Planten , altoos in ftaat zal wezen, om aan dezelve Voedzel te verfchaffen, mits men dezelve behoorlyk bouwe. Indien deze Voorftellen waaragtig zvn, zo volgt, dat het geenzints noodig zy om de Soor- ten van Planten alle Jaaren te veranderen, ter „oorzaake van het verfchillend Voedzel , het welk men onderftelt „ dat de Grond haar verfchaffe, Ondertuflchen kan men niet ontkennen, dat dit in de oude, ‚en tot nog toe meeft gebruikely- ke wyze van Land-bouwen, voordeelig zy. Maar dat voordeel wordt door drie oorzaaken voortgebragt „ zeer verfchillende van ade daar men het aan toefchryft. De eerfte is de hoeveelheid van Voedsel, die zommige Planten noodig hebben. De tweede is de byzondere gefteldheid, van yder Plant, waar van de een tederer is dan de andere, De DAT DE PLANTEN UIT DEN GROND HAALEN. 173 De derde is de hoeveelheid der voorafgaande ploegingen die ieder Plant vereifcht. Alle Planten vorderen niet even veel Voedzel. Een blyk daar van is, dat magere Landen geen Tarwe, en dikwils zelfs geen Haver kunnen voort- brengen, en egter goede oogften Rog, Geerft, en Boek-weyt leveren. Aan den anderen kant zyn ’er Planten, welker Wortels een zeer harden Grond kunnen doorboo- ren, terwyl die van andere daar niet in kunnen dringen, Dus denk ik, by voorbeeld, dat de Ha- ver gemaklyker nederfchiet , dan de Garft: want ik heb de eerfte zeer wel zien flaagen in zwaare Gronden, die flegts ééns waren omgebouwd , terwyl ’er voor de laatfte zelfs in ligter gronden ten minften twee voorafgaande Ploegingen noodig zyn, om welte gelukken. Waaruit men kan opmaaken, dat het volgens den gewoonen trant van Land-bouwen beft zy , Haver na de Tarwe, en geen tweemaalen Tarwe __op malkanderen te Beunens want dewylde Tarw kort na den Oogft al weder in den Grond moet wezen, zo zoude men nauwelyks tyd hebben om. de Aarde ééne reys om te zetten, daar dit egter ten minften driemaalen noodig is, haal men zig een. goeden Tarw-Oogft belooven. Ten opzigte van de Haver en Garft; gelykde- ze Graanen niet gezaaid worden dan in deLente, zo heeft men genoegzaame gelegenheid om aan de- VI. Deen. zel. 174 ONDERZOEK NAAR HET Vorpzeús. zelve vooraf de noodige Bouwingen te bezorgen ; en het Jaar van ruft of braak, dat men gewoon is te geeven aan Landen voor Tarwe gefchikt, ver- fehaft insgelyks tyd tover voor de vier Bouwin- gen, die die Graan van nooden heeft. Indien men derhalven altoos Tarwe in de zelf- de Aarde wilde werpen , zo zoude men dezelve Îlegts alle twee Jaaren bezaayen kunnen , en haar een Jaar leedig moeten laaten, om tyd te hebben tot viermaal ploegen, en op deze wyze geloove ik, dac men ’er nooit anders dan goede Oogften uit haalen zoude. De Heer Turr verhaalt een geval, dat zeer gefchikt is ter beveftiging van het geen wy aan- dringen. Hy zegt, dat hy een beft ftuk Lands op de gewoone wyze met Tarw hebbende be- zaaid, dezelve zo weelig voortkwam, dat zy | Stortte , en men ’er dus weinig Graan van kreeg; dat hy, fteunende op de deugd van het Land, hetzelve eens deedt omzetten, en ’er voor de tweedemaal Tarw in werpen, op hope dat dezelve , minder fterk dan de voorgaande, haar Zaad behouden en een voordeeliger Oogft uitle= veren zoude. Maar hy bedroog zig andermaal. Zyn Koorn wierde zo klein, dat hy nauwelyks de waarde van het Zaad daar van inzamelde. Een duidelyk bewys, dat de Tarwe niet wel kan flaagen in een Grond „die vooraf niet behoorlykis omgebouwd. | | De DAT DE PLANTEN UIT DEN GROND HAALEN. 175 De Tarw, zal men zeggen, gelukt egter wel in Landen daar men Knollen op gehad heeft. „Dit wordt, myns weetens hier te Lande niet -bezogt, gelyk in Vrankryk en Engeland , alwaar „een hooge Kley, en daaruit fpruitend gebrek aan Beeftevoer , daar toe meer aanleiding fchynt te verfchaffen.. Maar wat wonder fteekt ’er in deze uitkomft? Men zaait ’er de Knollen in eene wel- gebouwde aarde, die men, om de Knollen te dun- ‚nen, nog bouwt, terwyl deze groeijen , en dus valt de Tarw op haar tyd in een.grond die Benoeg- ‘zaam gekeerd is en losgemaakt. De Knollen, daarenboven, als men ze niet in % Zaad laat fchieten, beneemen de Aarde weinig Voedzel. Het is, gelyk men zegt, flegts Wa- ter en Wind, en een blyk daar van is, dat wan- neer men een zekere maat geraspte Knollen met Meel vermengt, en >er Brood van maakt, men Îlegts een zeër gering gedeelte meer krygt, dan wanneer men dit Meel met Water of ander Vogt zonder Knollen hadt gemengd. En gelyk mende Kuollen op het Veld zelve dikwils door het Veé laat af-eeten, zo wordt het Land, daar zy groei- jen, Beale treffelyk Benen. Maar men zal zig wel wagten van op de zelfde wyze Tarw te Zaayen in een Land, dat lange Jaaren voor Weide of Klaverveld gelegen heeft; hetzelve zoude met eens of tweemaal ploegen ze- kerlyk niet genoeg gebrooken worden, en % zal VL Deen, M daar= 176 Her VorpzeL per PLANTEN. daarom doorgaans beft zyn, om dit met Haver eert te ontginnen. Ì Laat onsderhalven befluiten, DAT HET MoO- GELYK ZY’ OM ZIG ALLE JAAREN EEN GOE- DEN Ooesr TARw UIT HET ZELFDE LAND TE VERSCHAFFEN. Daar wordt hier toe niets anders wereifcht, dan het ploegen te vermeerde- ren, de kleine Kluitjes genoegzaam te verbryze- len, de Poren in den Grond te openen om de Lugt gelegenheid te geeven van ’er in te dringen, en de Planten tevens in ftaat te ftellen , liaare Wor- tels allerwegen uit te ftrekken, en haar Voedzel ‘onbelemmerd te zoeken; verders het Onkruid te beletten, Om goede Planten van dit hun Voed- zel te berooven, en eindelyk geen meer Planten in Een Grond te brengen, dan ’er behoorlykkun- fien beftdan. En aan alle deze Voorwaarden zal fen volmaakt kunnen voldoen, en zig ontelbaare Andere V oordeelen verfchaffen met de nieuwe wy- He van Landbouwen aan te neemen. Ni ril. BE: « TE Beer REPGAT VAN EENIGE PROEFNEEMINGEN OVER DEN LOOP per RIVIEREN EN DE NED Dd EN TOT VOORKOMING DER „OVERSTROOMINGEN: Zynde de Korte Inhoud van een Briefswys' Vertoog, aan een Lid der Staatsregee- ring van Holland, DOOR DEN Heer BE dier N > Bip _ _Eerflen Phyfi cus van baare Keizerlyke Majefteit. (Experiences hie le Cours des Fleuwes. a Paris 1760.) SEEESSSEEEECSSPEESEEEEES EERSTE AFDEELING. ar N het begin van deezen Brief wordt aange- toond , hoe nuttig de Waterwerkkunde zy voor de genen, die het opzigt hebben over den Loop der Rivieren en de Werken, die derzelver Water keeren moeten. Vervolgens worden twee WL Deer, M 2 Schyn- 4 ‚” ho 178 PRrOEFNEEMINGEN OVER DEN Schynftrydigheden voorgelteld , waar van de eene betreft den oermeerderden toevloed van Water, de andere de Aftappingen of Ontlaflingen. De Schryver toont door Proefneemingen, die in ’% Jaar 1755, te Leiden, op eene door Konft ge- maakte Rivier , in tegenwoordigheid van eenige voornaame Heeren, in ’t werk gefteld zyn, dat de Gevolgen, indie twee Gevallen, regt het te- gendeel zyn, van ’ gene men daar van gemeen- yk verwagt. Deeze Proefneemingen , zegt hy ‚ hebben doen zien, dat een groote Rivier al het Water van eene andere Rivier, zo aanmerkelyk als zy zel- ve, verzwelgen kan , zonder dat deeze Toevloed het Water van de cerfte Rivier eenigermaate doe verhoogen; blyvende de breedte van haar Bed even als voorheen. En dit komt, zo hy aan- merkt, daar van daan, dat, door den Toevloed, zo wel de Snelheid der Uitvloeijing als de Veel- heid van Water verdubbeld wordt; zo dat het- zelve hier door niet verhoogt. En, tot verdere beveftiging hier van, brengt hy by, dat de Do- nau de Inn te Paflaw inzwelgt en de Ryn de Mass by Mentz, zonder dat in deeze Rivieren het Wa- . ter hooger of haar Bed breeder wordt. Ook merkt hy verder , en in ’t vervolgen van deeze Proefneemingen, aan, dat, indien men aan ‚eene groote Rivier, welker Water door den Toevloed van zes Rivieren, ieder zo fterk als zw aelve, verhoogd is, eene Aftapping of Ontlafting 8 maakt, ENEN Loor DER RIVIEREN. 179 maakt, om de helft van *t Water, dater door vloeit, in te neemen; die Aftapping geene ver- mindering te weeg zal brengen in de hoogte van “ Water der Rivier ; ’t welk men zig in de Ont- lasting waterpas. met dat van de Rivier ziet ver- heffen, vloeïjende niettemin, zonder te verlaa- gen, in de Rivier tevens en in het afgetapte Ka- naal, met de helft der Snelheid, welke de Rivier te vooren hadt. De Ryn, zegt hy, beneden Emmerik, wordt afgetapt door de Waal, en het overige van den Ryn, naar Arnhem vloeijende, wordt nogmaals afgetapt door den Yffel. Dit verlaagt het Wa- ter niet, noch in den Ryn, noch in de twee an- dere Rivieren: de Snelheden der Vloeciftoffe ver- flappen tot zekeren trap, naar dat het Water wordt verfpreid , en dit is een nieuwe beveftiging van myne Konftige Rivier. Deeze Rivier was gemaakt om de Uitvoering voor te komen van een Ontwerp , overgegeven aan de Staaten van Holland en Weftfriesland; waar in men eene Aftapping voorftelde , die alleen het zeftiende gedeelte was van deeze, welke wy gezien hebben nutteloos te zyn, koe groot en zwaar ook: zullende dezelve moeten dienen om het Hooge Water in den Ryn en Lek, die men reeds, zonder eenige uitwerking , zo aanmerke- lyk afgetapt zag, te verlaagen, De nutteloosheid van zulk een Onderneeming wordt in het Eerfte Deel van deezen Brief, dien VL Deen M 3 de 180 PROEFNEEMINGEN OVER DEN = de Heer GenNertE deswegens aan den Heer pr Rarr, Gekommitteerde in het Departement der Wateren van de Betuwe, fchreef, breedvoerig aangetoond, en beweezen , dat dezelve, in plaats van voordeel , nadeel baaren, en tot Overftroo- mingen aanleiding geeven zoude. TweEEprE ÄFDEELING. Schoon een Rivier een andere kan verzwelgen, die haar eene veelheid van Water aanbrengt „even groot als de gene, welke te vooren reeds alleen daar door vloeide, zonder dat het Water dus aan- gewaflen, in de Rivier, die hetzelvé verzwol- gen heeft , hooger wordt: aangezien, wanneer die Rivier alsdan de dubbele veelheid van Water bevat, hetzelve ’er ook met verdubbelde Snelheid ‘doorloopt: zal de Snelheid egter niet naar evenre- digheid van den Aanwas vermeerderen, dewyl die, grooter zynde, de Rivier doet hoogen, alzo dezelve het Water verder niet kan verzwelgen „ doordien ’er geen genoegzaame tyd is tot de Uit- vloeijing. Deeze zelfde Snelheid , hebbende niet dan in betrekking tot den Vierkanten Wortel der Hoogte van den Val, welke de fchuinte van den Afloop aan de Rivier geeft , en van den aandrift des Wa- ‘ters, dat ’er in ftroomt , plaats; moet haare Paa- len hebben. Deeze Paalen heeft de Heer GENNE- TE door-Ondervinding getragt uit te vorfchen, en zie hier wat de Uitflag ware. De dj EPE ate Loor DER RIVIEREN, 18 De eerfte trap van Vertraging deedt zig be- fpeuren in een Stroom , die vermeerderd was door twee Rivieren, welken er ieder eene Veelheid van Water aan toegebragt hadden „ egaal aan die, welke zy te vooren hadt: zo dat zy thans drie- maal zo veel inhield. De bovenfte Oppervlakte van het Water werdt een halven Voet, of het agtenveertigfte deel van den geheelen Inhoud der Rivier , verhoogd. Dit tuont dat haare fnelheid „ drievoudig geworden zynde naar reden van de veelheid van haar Water, de verfnelling het agt- enveertigfte deel, dat de Rivier is opgehoogd , heeft doen vertraagen. | ‘Hier uit volgt, dat drie Rivieren, van gely- ke grootte, zonder gevaar tot eene enkele kun- nen te famen gevoegd worden, die de twee an- deren verzwelgen zal. Deeze Rivier, naamelyk» eene driedubbele veelheid van Water verkreegen hebbende „ zal de Snelheid der vloeijing driemaal zo groot. maaken, min het gezegde agtenveertig- fte deel, * welk agter zal blyven, en dit is ’t ge- ne de Rivier doet aanwaflen. Deeze Rivier breed zynde 24 Roeder, zal men, indien men ser twee anderen, ieder ook van deeze breedte, wil laaten invloeïjen „haar Bedde niet meer dan gene halve Roede behoeven te verbreeden, op dat ’er het Water van de twee andere Rivieren invloeijen moge, zonder dat Zy hooger worde. _ De Snelheid der Uitvloeïjing zou alsdan drie- maal grooter zyn dan zy te vooren was; de af- VI Dreu M 4 ee - 132 PROEFNEEMINGEN OVER DEN legging van Stoffen driemaal kleinder; en de af fchuuring van den Bodem zou met es zo veel kragt gefchieden. Wanneer men het Bedde van de verzwelgen- de Rivier geen halve Roede breeder maakte, zou- de het Water van de twee anderen, die daar in vloeijen, de bovenfte Oppervlakte aken een half Voet doen ryzen; ’t welk van geen het min- fte Gevolg zyn zoude. De tweede trap van vertraaging openbaart zig in eene Rivier , welker Water tot de viervoudi- ge veelheid is vermeerderd. Hetzelve, naame- iyk, verheft zig en vertraagt een vier-en-twin- tigfte van de geheele veelheid. Door aanwaflingen , die de eerfte veelheid van Water, welke in eene Rivier vloeide, vyfmaal zo groot maaken, wordt hetzelve hooger en ver- traagt een zeftiende deel: het verhoogt en ver- traagt een twaalfde deel, wanneer de veelheid zesdubbeld wordt, en, eihdengke ongevaar-een — negende, door aan wangen ‚ die de veelheid ze- venmaal zo groot maaken als zy te vooren was. In % beloop van dit Werk ziet men de Gevolgen, die uit deeze verfchillende Proefneemingen ont- ftaan , en derzelver toepafling. De vertraaging der Snelheid , die niettemin zo lang verfnelt als ’er nieuwe aanwaffingen ZYN 4 zou een gedeelte van ’t Water, dat hooger wordt, terug doen vloeijen ; indien het Opperwa- ter van de Rivier, en het zydelings inftroomende Wa- Loor per Rivieren. «183 Water, hetzelve niet nederwaards wegfleepten. …_ Men zou de Snelheid, welke door de gewoo- ne Valling van * Bedde der Rivier en den aan- drift, dien de Aanwaffingen maaken, verkreegen was, kunnen vermeerderen door fterke Aftappin- gen, welken de uitvloeijing verfnellen zouden en het Water in de Rivier doen zakken. Laat ons de uitwerking daar van befehouwen. Eene groote Rivier, welker Water verhoogd ware door het Water in te neemen van zes Ri- vieren, even zo groot als zy zelve in haaren ge- woonen ftaat, zou niet verlaagen door eene Af- tapping, welke haar de helft wegnam van het dus verhoogde Water. Want de Aftapping , haar Water verdeelende , door de helft daar van weg te neemen, zal haar ook van de helft der Snelheid van uitvloeijing berooven. Dus kan het in de Rivier niet laager worden, en zal in de Ont- lafting van gelyke hoogte ble met het Water van de Rivier zelve. Maar indien men aan eene Rivier, welker Wa- ter alleen maar het viervoudige is van de gewoo- ne Veelheid, twee Aftappingen maakt, welken ieder van Inhoud zyn als de Rivier zelve; zo zul- len die twee derden wegneemen van haar Water en twee derden van de Snelheid. De bovenfte Oppervlakte van de Rivier zal een zeftiende deel van derzelver hoogte of diepte verlaagen, en het Water zal in tegendeel, in de beide Ondlaftingen, tot gelyke hoogte als de Rivier, beneden de Af- VI Deer, B: tap- 184 PROEFNEEMINGEN OVER DEN tappingen, blyven vloeijen. De Rivier zal, by= gevolg, niet vloeijen dan met een derde van het Water en van de Snelheid, welke zy hadt voor de Aftappingen. Maar diet Water verlaagt over- al een zefttende deel van zyne hoogte, en daar uit blykt, dat het derde deel der Snelheid, wel- ke hetzelve, zo in de Rivier als in elke Ontlas- ting , behoudt, ook een zeftiende deel vermeer- derd wordt, en dit zeftiende deel van Snelheid moet gevoegd worden by het derde , dat in de verdeeling overblyft, om de doorgaande verlaa- ging te vinden van het Water, Zo de Aanwas fterker ware, de Aftappingen zouden egter een mindere uitwerking voortbrengen. _ Zie daar den eerften trap van verfnelling in de Snelheid door de Ontlaftingen verkreegen. Zie daar ook twee Aftappingen van tweemaal zo veel Inhoud als de Rivier, ’t gene derzelver breedte driemaal zo groot maakt. Dit is het droevige voordeel, ’ welk fpruit uit de verdeeling van’ Water door groote Aftappingen, die in ftaat zyn om een Land, ’t welk door Dyken gehouden wordt, geheel te doen verzinken. Van Proefneemingen tot Proefneemingen terug gaande, bevind ik, dat, wanneer zes Rivieren in eene Rivier vallen daar zy de veelheid van ’% Water en de Snelheid der Uitvloeijing zevenmaal zo fterk maaken, als wanneer de Rivier alleen loopt; drie Aftappingen, die te famen het drie- voudige geeven van den Inhoud deezer Rivier, kn Loop per Rivieren. 185 in dezelve het Water, op ’t allermeefte „een vier-en-twintigfte deel van zyne hoogte of diepte doen verlaagen. Dic Water verheft zig en vloeit in de Ontlaftingen, tot gelyke hoogte en met ge- lyke felheid, als de Rivier beneden de Afftap- pingen. | De drie Ontlaftingen neemen dan ieder een vier- de deel van * Water der Rivier en derzelver Aanwaflingen weg, benevens het vierde deel van de Snelheid der Uitvloeijing, en de afgetapte Ri- vier vloeit niet meer dan met een vierde deel van haar Water en van de Shelheid, welke zy voor de Aftappingen hadt. Maar alzo deeze Rivier , na een negende deel door de Aanwaflingen ver- hoogd te zyn, vervolgens een vier-en-twintigfte deel van haare hoogte verlieft door de Aftappin- gen, kan zulks geen plaats hebben , zonder dat het vierde deel van Snelheid, * welk zy behoudt, dat vier-en-twintigfte vermeerdere, ’t welk het Water trekt en verlaagen doet door zig neer te ftorten in de Ontlaftingen, die het verdeelen. Zie daar eene Rivier, waar van het Bed, in breedte vierdubbeld door drie Aftappingen, een geheel klein Land tot Rivieren zou kunnen maa- ken. De Uitvinding van deeze Aftappingen zou daar-het Water alleenlyk een Voet doen verlaagen, DerpeE AFDEELING. Willende weeten, tot hoe verre deeze ver- fnelling „ door de Aftappingen voortgebragt, zou- PVE. Deer. de Be PROEFNEEMINGEN OVER DEN de gaan, heb ik aan myne Rivier een Toevloed gegeven, tweemaal zo groot als in de voorgaande Proefneemingen: ik heb de breedte van den „Mond, door welken zy haar Water ontvangt, driemaal zo groot gemaakt: eindelyk, ik heb de Rivier en de zes anderen, die zig daar in wier- pen, overftroomd, doende het Water daar in vloeïjen tot gelyke hoogte met de Boorden. De Ontlaftingen van de Rivier, vervolgens, ag- ter elkander geopend zynde, en de drie Aftap- pingen drie vierden van het Water der geheele Overftrooming naar zig neemende, zo bleef ’er bygevolg niet meer dan een vierde deel in de Rivier, met het vierde deel der Snelheid , ver- kreegen door den Afloop van het Bedde en den aandrift der fterkfte Aanwaflingen, die ’er plaats konden hebben: nogthans is de Rivier niet meer dan anderhalf Voet beneden haare Boorden ge- daald. . Deeze anderhalf Voet Valling, maakende een twintigfte vermindering in de hoogte van het Wa- ter, en zo veel vermeerdering in de Snelheid der uitvloeijing, moet gevoegd worden by de ver- kreegene Snclheid door de helling van * Bedde der Rivier en den aandrift der Aanwaflingen. Dit nu is het gene de verfhelling geeft , welke het Water fneller vlocijen en overal verlaagen doet, zo wel in de Rivier als in de Aftappingen. Zie daar in * geheel eene Aftapping , agt-en- veertig maal fterker dan de gene die im Holland is voor. „Loor per Rivieren. 197 „voorgefteld geweeft, om de Rivieren by Hoog mer te verlaagen. ‚… Terwyl myne Proefneemingen tot dus verre Bei waren op eene regte Rivier, egaal van breedte in haare geheele uitgeftrektheid, met doodregte Boorden; heb ik vervolgens de Bogten „nagebootft , die men aan de Rivieren vindt in de „gedaante van Elleboogen, voegende aan myneRi- „vier juift zodanige belemmeringen , als de Bogten in de Rivieren maaken. Na dat ik de uitwerking, welke deeze Elle- boogen voortbrengen, gezien had, nam ikde Af- tappingen weg, zo dat de Rivier , met haare be- Jemmeringen , op zig zelve alleen vloeide tuffchen verhoogde Boorden of Dyken. Zie hier den uit- Aag-daar van. … De drie Aftappingen, die de Rivier hebben werdeeld, maakende haar Bedde vierdubbeld van de gewoone breedte, en de Snelheid der Uit- wloeijing een twintigfte deel vergrootende, heb- ben haar Water agriúen Dusmen doen zakken. De drie belemmeringen of Bogten, die ik ge- maakt heb op verfcheide plaatfen van de Rivier, en door welken haar Bed, by de grootfte Bogt , tot de helft der breedte is vernaauwd geworden, hebben, door de Snelheid der uitvloeijing van het „Water een vier-en-twintigfte deel te vertraagen, hetzelve oyfisen Dusmen doen ryzen. Na dat alle de drie Aftappingen weggenomen _ waren, en al het Water , dat zig daar ontlaftte, „YE Dees. in 188 PROEFNEEMINGEN OVER DEN in de Rivier zynen gewoonen Loop, doch vere hinderd door de drie belemmeringen, weder aan- genomen had , heeit de vertraaging van een veer- tigfte deel in de Snelheid der dus bepaalde Rivier, het Water negen Durmen verhoogd. Deeze negen Duimen maaken, met de voorige vyfuen, eene Verhooging uit van vier-en.twin- tig Duimen of twee Voeten, tegen agttien Dui- men zakking, die door de drie byfter groote Af- tappingen veroorzaakt was. Het verfchil is zes Dutmen. Dit verfchil toont ons het voordeel aan, ’% welk fpruiten kan daar uit, dat men het Bedde eener Rivier viermaal zo groot maake, en daar door het befte van zyn Grond te zetten onder een Water , dat altyd gereed is zig uit te fpreiden en het verdere te overftroomen: en zulks om agen Dusmen zakking te gewinnen in de Rivier die men aftappen wil. Vervolgens zal men vinden den Vicflag, zo der Proefncemingen op myne -Konftige Rivier, als der Waarneemingen, door my gemaakt op eén gedeelte der Rivieren van Europa, raakende de Afleggingen van Stoffen „ die door het geweld der Aanwaffingen veroorzaakt worden; ’t geen aanleiding geeft tot de ontdekking van het Mid- del, dat in ftaat isom deeze Afleggingen, die de Overftroomingen veroorzaakén, weg te rui- men, , Viene hl Loor per Rivieren. 189 sf VIERDE AFDEELING. Ln De Afleggingen zyn de voornaamfte oorzaak der Verhooging van den Bodem der Rivieren; de Verhooging van den Bodem doet het Water fteigeren , en daar uit komen de Overftroomingen voort. Deeze Hoofd-oorzaak wordt ligtelyk gevonden in de verdeeling der-Rivieren. Om zulks onweerfpreeklyk te betoogen, befchryf ik „(zegt de Heer GenNeTÉ) den Loop van den Ryn, in verfcheide Armen verdeeld, gelyk die ten tyde der Enis was en zo als die nog he- den is. … Miffchien zal men in de Befchryving, die ik ken van den Uitloop deezer Rivier „ verfcheide zaaken vinden, «die de opmerking der keurigfte Reizigers ontgaan zyn. Weanneêr men my de- zelve overal ziet volgen, zal men kunnen oof- deelen, of ik ze op de plaats zelve onderzogt heb. Ik verhaal van den weezentlyken ftaat-der zaaken niets, dan, het gene ik met eigen oogen heb ge- zien, en, tot meer opheldering „ heb ik ‘er Aan- Bieten bygevoegd, die onnut-zouden zyn geweeft in de gedrukte Vertoogen, welken ik aande voornaamfte Heeren van den Stäat overgaf; aangezien de Waarneemingen , in deêze, Aanteke- ningen vervat, hun volkomelyk bekend zyn. … In de herhaaling „ die ik maak van den loop van den Ryn , vind ik dien verdeeld. in drie Armen, „VL. Deer, en 190 PROEFNEEMINGEN OVER DEN en ieder van deeze Armen nagenoeg van gelyke breedte als de geheele Rivier. Dit brengt my tot Gevolgen, die doen zien, dat de geheele of hereenigde Rivier vloeijen moet met driemaal zo veel Snelheid, als haare Armen elk op zig zelve, die op eenen zelfden tyd, met het derde deel der Snelheid, niet meer dan het derde deel moeten hebben van het Water der Rivier. Ik zie, daarenboven, dat ieder Arm zynen Bodem en Oevers heeft. Dit maakt drie Bodems en zes Boorden; daar de Rivier niet meer heeft dan éénen Bodem en twee kanten. De Opper- vlakten, die het Water, dat in de Armen vloeit , tegenftand bieden, zyn daar door het drievoudige van de genen daar de Rivier tegenftand door lydt. De Wryving van den Bodem, die der Boor- den en de tegenftand der Lugt aan de bovenfte Oppervlakte van het Water , zyn derhalve in de Armen driemaal zo groot, als de Wryving inde Rivier. De vertraaging van het Water is der- halve ook drievoudig. Wanneer de Wind met geweld tegen den loop van deeze Armen aan waait, zal dezelve?er. een tegenftand ontmoeten, driemaal minder groot dan in de Rivier: hy zal daar, bygevolg , met driemaal meer kragt op werken, en dus zal zyne drievoudige uitwerking, op eene Snelheid, die tot het derde deel is verminderd , negenmaal zo groot Loot per RIVrEREn. 191 groot zyn. In dit Geval zalhet Water ,’t welk in de Armen van de Rivier vloeic, negenmaal ‘langzaamer loopen, dan in de Rivier zelve: dit is * gene het Water in deeze Armen ophoudt en doet verhoogen. / Hier van komt hiet , dat de Aarde en het Zand, %x welk de groote Wäièren met zig voeren , zo gemakkelyk wordt afgelegd op den Bodem van de Armen der Rivier; terwyl dat alles negen- maal fneller in de Rivier wordt voortgefleept. Dit maakt, dat de Bodem der Armen ook nev genmaal gemakkelyker aanhoogt dan die van de Rivier. De Wateren, die door deeze Armen vloeijen , verheffen zig naar evenredigheid en ftroomen terugwaards; of zy breeken hunne Dy- ken op zwakke plaatfen; of, eindelyk, oy loopen ever deeze Dyken heen. Hier uic blykt zeer natuurlyk, dat men, de drie Armen van den Ryn vereenigende , om ’er maar ééne enkele Rivier van te maaken, aan den Ryn eene beftendige Snelheid geeven zoude , drie- maal grooter dan die, welke hy heeft in zyne Verdeelingen. Men zoude tevens aan deezen Stroom eene Schuuring-van den Bodem geeven, die driemaal zo groot ware. Dit is eenvoudig , waaragtig, en het kragtdaadig Middel, niet al- leen om de Verhoogingen te beletten, maar ook om dezelven van langzaamerhand weg te neemen. Ik heb de Tegenwerpingen voorzien, die men \__my zoude kunnen maaken, en dezalven by Voor- B VL Der. N raad 192 PROEFNEEMINGEN OVER DEN raad beantwoord. Ik heb de doenlykheid en ge- maklykheid van de Zaak aangetoond, zonder de Scheepvaart , zo de binnenslandfche, als die van binnen naar buitenslands, te benadeelen. Ik heb berigt gegeven van de Voorzorgen, die men be- hooren zou te neemen, om het Geneesmiddel niet erger te maaken dan de Kwaal. Ik heb de Ma- nier voorgefteld, om langzaam en by trappen de Openingen toe te ftoppen van de Armen, dic men zou moeten verzwelgen „ zonder daar Toe- vallen te veroorzaaken. Het allerergfte in de verzwelgende Arm zou zyn, deszelfs Elleboogen regt te maaken , om dus het doorbreeken der Dyken te beletten, en de vaardige Uitvloeijing van het Water te be- vorderen. Buitendien is de teregtbrenging der Elleboogen niet minder noodig , als men Onge- lukken begeert te verhoeden. VryrpE AFDEELING. Indien het Middel, dat ik kome voor te ftel- len, bekommering geeft wegens de vereeniging van verfcheide Armen tot eenen enkelen ; is?er 4 onder andere heilzaame Hulpmiddelen, dat van de verbetering van ’t Bedde der Rivieren om der- zelver uitvloeijing te bevorderen, en zo wel het verwrikken als het ondermynen der Dyken, dat de Overftroomingen veroorzaakt, voor te komen. Het eerfte Hoofdgebrek, dat zig aan de boor- den van een Rävier openbaart , beftaat in de Elle- boo- Loor ver RIVIEREN. 103 boogen, die derzelver Bedde vernaauwen, ftel- lende zulke plaats van deeze Elleboogen, die het meeft voor uit fteekt ; voor den grootften en fterk- ften aandrang van het Water bloot. Het gebeurt altoos en moet noodzaakelyk gebeuren, dat dee- ze Elleboogen aan den Voet ondermynd worden ; en de Uicholling of affchuuring , die daar gefchiedt, brengt den Dyk; die het Water van de Rivier tegenhoudt ‚ tot minder dan de helft van zyne dik- _ te. De Dyk, dus ondermynd en zwakker gemaakt, tuimelt om, niet naar de zyde van het Land, wer- waards hy met het Water wordt weg ERN, maar hy valt in de Rivier zelve op de plaats der Ondermyning. Zie daar de groote oorzaak , die eerft de Dy-= ken hunne Vaftigheid beneemt ‚ en ze vervolgens doet wegzakken en fcheuren of doorbreeken ! Het Hulpmiddel beftaat, eenvoudig, in het wegneemen van deeze Oorzaak, door het regt- maaken der Elleboogen. Daar door zal men de Rivier in haare breedte herftellen ; haare uitvloei- Jing gemakkelyker maaken door de verbetering van het Bedde, en ten zelfden tyde alle de On- dermyningen vermyden , hoedanig die ook mog- ten zyn; waar door; bygevolg , wel drie en een half vierde deel der Doorbraaken en Overes ftroomingen zal voorgekomen worden. Ik geef hect Middel op (zegt de Heer Gen- NETE) om deeze herftelling der Dyken op de ge- makkelykfte „ zekeifte en_onkoftelykfte wyze te VL Deer N 2 weeg 164 PROEFNLEMINGEN OVER ‘DEN weeg te brengen.” Men zal het verfchil zien van myne Manier, wanneer men dezelve met die „ welke in Jaar 1754, tuflchen Aarnhem en Em- merik, gevolgd is, komt te vergely ken. Wat de Bogtigheden der Rivieren belangt, daar uit ontftaan ook groote Ongemakken. Het Water, naameiyk , met fnelheid van verre ko- mende in een Kromte, treft met al zyne kragt dat gedeelte van den Dyk,’t welk meeft is bloot gefteld. Het raakt in deezen ftoot al de Snelheid kwyt, welke het door de helling van zyn Bedde en Verfnelling had bekomen. Het zou ftil en on- bewoogen bhyven na den ftoot, indien de enkele Helling van dit Bedde, geholpen door het Op- perwater , dat geduurig aandringt, hetzelve niet in zynen Loop voortzette. Daar uit ontftaat het doorbreeken der Dyken in deeze Bogten: de aflegging van Zand en Aar- de op den Bodem van deeze Bogten, door een- foort van ftilftand van ’ Hooge Water zelfs, dat die Stoffen met zig fleept: daar uit, eindelyk,- fpruitde ongelooflyke verhooging van deezen Bo- dem, de Steigering van ’ Water en de Over- ftroomingen. Het Hulpmiddel is altyd zeer eenvoudig. Het zoude ook beftaan in het regt maaken, zo veel (doenlyk ware, van deeze Bogten, door middel van Tegen-Dyken , die-aan de Rivier eene be- hoorlyke breedte gaven; die bygevolg haaren - Loop herftellen en haare Uitvloeijing bevorderen kon- Loor DER RIVIEREN. ros konden, zonder eenigen ftilftand van haar Wa- zer. De Dyken, die de Bogtigheden der Rivieren regt maaken zullen, moeten zodanig zyn, «dart het Bedde der Rivier, ’ welk zy befluiten, zo veel Water, als ’ doenlyk is, bevatten kan , en dat hetzelve ?er zo fnel, als ’ mooglyk is, in vloeije: dat deeze Dyken ?er de minfte perfing en ftooten door lyden, en dat ’er bygevolg zo wei- nig Breuken en Schaden door. veroorzaakt wor- den „ als insgelyks kan plaats hebben. Deeze Dyken zullen alsdan de voordeeligften zyn. Om eene Gedaante op te geeven, die dezel- ven zodanig maake, heb ik gemeend de Natuur te moeten raadpleegen in haare Werkingen, en dezelve aan te neemen tot myne volftrekte Leer- meeftereffe. Ik heb de Zee aan ’ Hollandfche Strand zig zelve zien formeeren-een zo fchoonen Oever, die haar voorfchreef haar eigen paalen. Zy heeft my aangetoond , dat, indien de Men- fchen een langzaam afloopende Glooifing maaken aan een Dyk naar de Landzyde,-de Natuur, in tegendeel , de haare wendt naar den Zeekant , om het Water een zeer. weinig hellende Vlakte toe te keeren, waar langs hetzelve rollen kan en veel- eer glydt dan ftoot. Zulk een zeer fchuinze Vlak- ‚te houdt ftand in ’ Water, tegen alle perfing , ftooten en ondermyningen; gelyk ik hier zal be- toogen. Hebbende dan uitgekoozen, tuffchen de Dor- tu VL Deer. N 3 pet 196 PROEFNEEMINGEN OVER DEN pen Katwyk en Noordwyk op Zee, een effen gedeelte van het Strand, zo bevond ik door ’% Waterpaflen , datde Dyk, welken de Noordzee zig formeert en tegen zig zelve ftelt , met meer dan één Voet loodregte Valling heeft op eene Schuinte van vyf-envyftig Voeten naar de Zee toe. Zie daar een Dyk, door de Natuur gemaakt , met den allerlangzaamften Afloop en die tevens den meeften tegenftand biedt, Ik weet egter wel , dat deeze fchoone Natuur- iyke Dyk niet volftrekt kan nagevolgd worden aan de kanten der Rivieren, om dat de langte van zyn Afloop te veel Gronds zou beflaan. Doch, hoe nader men daar aan komt „hoe meer ook het maakzel van dien Dyk volkomen en voordeelig zyn zal. Ik geef het modél op , van zodanig eenen Dyk, in navolging van de Natuur en toepaffelyk op Rivieren en Stroomen , met en benevens de betooging van al de uitwerkingen , die daar van zyn te verwagten. Indien men ’er in Holland gebruik van maakte tot verbetering van ’ Bedde der Rivieren , zou dit een Middel zyn om het doorbreeken der Dyken en dus ook de gncr: Îroomingen te verhoeden. ZESDE AFDEELING. Indien het laatft voorgeftelde Hulpmiddel fchy- nen mogt van al te langen adem of tegenfirydig met verfcheide Partikuliere belangen te zyn (ver- volgt Es Loor DER Rivieren. 197 volgt de Heer GENNeETÉ): zo doe ik in de Zes- de Afdeeling van myn Brief zien, dat men met een Dyk van vier en een half Mylen langte aan de Lek; of met een anderen Dyk, van alleenlyk ongevaar twee en een half Mylen op een andere plaats; gemakkelyk, met weinig koften en zon- der gevaar ‚het befte deel van Holland voor Over- ftrooming beveiligen zou kunnen: te weeten, de geheele Landftreek aan de Vecht, het Land van Woerden met zynen aanhang, Amftelland , Ryn- land, Schieland en Delftsland. ZEVENDE ArDEELING. Maar men komt hier tegen inbrengen, dat in zwaare Winters op de Lek Ysdammen worden geformeerd, zo dik dat zy met geen Kanonfchoo- ten te breeken zyn: dat dit Ys het Water doet terug ftroomen; ’t geen de Dyken en het Land in gevaar brengt. Op deezen grondflag houdt men aan, dat in de Lek de voorgeftelde Aftap- ping, daar ik tegen opkome , behoort gemaakt te worden, om de Rivier, zegt men, van dit overtollige Water te ontlaften, % welk agter den Ysdam opftopt en ’t gevaar veroorzaakt: even als of die Aftapping het Water daar zou kunnen doen verlaagen | Ik gaa voort, het Ontwerp van deeze Aftap- ping te wederleggen, door de Reden, de Onder- winding en het Voorbeeld van andere Aftappin- VL Deer. N 4 gen; \ 198 PROEFNEEMINGEN OVER DEN gen, twee-en-dertig maal fterker zynde, die geën de minfte uitwerking voortbrengen. Ik toon, eindelyk, in dit Ontwerp deeze on- verwinnelyke zwaarigheid aan, dat, fchoon men al voor Waarheid aanneemen mogte, dat die klei- ne Aftapping het Water van de Lek zou doen ver- Jaagen , men zig onvermydelyk genoodzaakt zou- de vinden, om insgelyks te onderftellen, dat deeze zelfde Aftapping geduurig verptlaatft zou kunnen worden, dan hier dan daar, om ze altyd juift een weinig boven de Ysdammen te hebben, die zig by geval, dan hier dan daar , vaft zetten. Kan men, zonder dit, begrypen, dat deeze Aftapping van eenige nuttigheid zou kunnen zyn? Miaakt men ze niet daar , om het Water te ont- laften , dat zig opzet en terug vloeit agter den Vsdam en vervolgens daar over heen ftroomt ? De voorgeflelde Aftapping zal beftaan uit vyf Sluizen, ieder van vyftien Voeten wydte: zy hebben zes groote Hoofden van Metzelwerk noo- dig, om ze te kunnen houden: haare Ontlafting zal een Kanaal formeeren ter breedte van een Ri- vier, en dit Kanaal zal twee Dyken hebben, zo hoog zynde als die van de Lek en Merwe. By aldien deeze Aftapping op de zelfde plaats kon bly ven, zouden de Ysdammen zig altyd-moe- ten formeeren en vaftzetten een weinig beneden de Aftapping. Maar dewyldeeze Dammen jaar- Iyks van plaats veranderen en van gedaante , zou- den ’er zo veele Aftappingen moeten zyn, als’er plaat. Loor DER Rivieren. 199 plaatfen zyn, daar deeze Dammen kunnen groei- jen: dat is; men zoude ze maaken moeten langs de geheele Rivier en dus het gantíche Land in een Meir veranderen. Om het groeijen en vaftzetten van deeze Ys- dammen voor te komen, zal ik altyd zeggen, dat men niets beter kan doen,-dan het Bed van de Rivier te verbeteren , haare Uitvloeijing zonder ftilftand te bevorderen, en het Water door ver- eeniging meer kragt te geeven, in plaats van des- zelfs Loop te verzwakken of te vertraagen. Zie daar het eenigfte Hulpmiddel, ’t welk de ongeruftheid weg kan neemen. Al wat men meer zou kunnen zeggen „ komt alleen-hier op uit. Dit kleine Werkje is ondernomen uit Menfch- lievendheid , tot behoud van myns gelyken, en om te voldoen aan de uitdrukkelyke begeerte van eene Regeering, die my de Here deedt, van myn Advies te vraagen over een Ontwerp, ’t welk het Leven en de Goederen van haare Medebur- gers betreft. Na hetzelve voorheen, gedrukt en in ’% breede, overgegeven te hebben aan den Heer pr Raar ende voornaamfte Leden van de Staats-Re- geering inHolland , hcb ik het thans byeen verza- meld, om het aan ’t Publiek mede te deelen , ho- pende dat ?er % zelve ook nuttigheid uit trekken moge: ’t welk het eenigft Oogmerk is dat ik be- doele. Parys , den 6. Avguflus 1760. PF VI. Deer. N 5 V ERS V Eee VOBaL -G eel ELEKTRIKAALE PROEFNEEMINGEN VAN DEN Herr BENJAMIN WILSON, OMTRENT DEN rde OA Dalk TOURMALIN OF ASCH-TREKKER GENOEMD WORDT. (Phil. Transat. Vor. LI. Part. I. for 1759. pag. 3%6.) SECSELELEELELELERELEELESN N het voorgaande (*) heb ik getragt de drie verfchillende ftaaten van den Tourmalsn te ver- klaaren, die door verfcheiderley aanvoegingen van Hitte veroorzaakt worden: nu zal ik eenige ver- dere Proefneemingen bybrengen, in welken de Wry- t*) Zie bladzyde zar, enze Î ELEKTRIKAALE PROEFNEEMINGEN,. aot Wryving deel heeft , en vergely ken dezelven met andere Froefneemingen op Glazene en Harftige Stoffen, om dus te mogen waarneemen , in hoe verre zy met elkander overeenftemmen, en of de Grondbeginzelen, hier geopperd, beftendig en eenvormig Zyn, ao. Proefn. De Tourmalin weder vaftgemaakt zynde aan het Lak, gaf ik de verhevene zyde cen zagte Wryving met myn Vinger, en nam waar. dat toen de beide zyden p/us-Elektriek wa- ren Bemrieden. Wanneer de Tourmalin gebragt was in zynen natuurlyken ftaat, zo dat hy plus- en minus-Elek- triek ware, gaf ik die zelfde zyde een andere zagte Wryving, en in dit Geval waren de beïde zyden p/us-Elektriek, Deeze twee laatfte Proefneemingen met de plat- te zyde in plaats van de verhevene herhaalende, wierdt de Zourmalin insgelyks aan beide zyden plus-Flektriek , maar met dit verfchil , dat die zyden nu veel fterker Elektriek waren dan te vooren. Dit ftrekt tot een verder bewys, dat de te- genftand minder zy aan de platte dan aan de ver- hevene zyde, en dat de Vloeiftof door den Steen paffeert. En, aangezien een zo ligte Wryving eene zo kennelyke verandering maakt, zyn wy genoeg- zaam gewaarfchouwd , den Steen nimmer aan te raaken ‚ dan wanneer de Progfneeming zulks ver- VL. Deer. eifcht. zoa ELEKTRIKAALE PROEFNEEMINGEN Lj eifcht. De zelfde voorzigtigheid moet waarge. nomen worden omtrent Glas, Barnfteen , Zyde, enz. Dit bragt my tot het onderzoeken van de Proef- neeming met de Glazen Ruit, waar van in den aanvang is gefproken, en bevindende dat de Elek- trieke Vloeiftof niet alleen door het Glas heen pas- feerde ‚ maar hetzelve plus-BElektriek maakte, kreeg ik in myn zin te beproeven, of ik het niet minus-Flektriek kon doen worden. ar. Proefp. Tot dit oogmerk maakte ik ge- bruik van ’t zelfde Glas , en, wanneer hetzelve een weinig was warm gemaakt, hield ik het bin- nen twee Voeten afltands van den Eerften Gelci- der die plus-Elektriek was. Op deeze manier werdt dat gedeelte van het Glas, ’t welk tegen den Gelelder over was gefteld , aan beide zyden minus-Flektriek gemaakt: maar buiten ’ zelve was een aanmerkelyk gedeelte, in den geheelen Omtrek van het mzgus, aan beide zyden plus- Elektriek geworden. Deeze uitwerking is van eenerley aart met die, welke in de g. Proefn, is gemeld. Binnen weinige Minuuten verdween de minus - Elektriciteit, en de p/us- aanhoudende, verfpreidde zig zelf in de plaats van de andere: - zo dat dus het geheele Glas p/xs-Elektriek gewor- den ware. 22. Proefn. De Proef tot zo verre gelukken- de, werd ik aangefpoord om gebruik te maaken van een kleiner ftukje Glas, op dat ik het geheel mi MET DEN TOURMALIN OF ÄSCH-TREKKER. 203 sminus-Flektriek gemaakt verkrygen mogte. En, zulks in ’ werk ftellende, werdt myne verwag- ting voldaan. Deeze vorderingen gaven my aanleiding om waar te neemen „ hoe dit kleine ftukje Glas en de Tourmalin , op verfchillende afllgnden , konden Elektriek gemaakt worden. | 23. Proefn. Ik ftelde het kleine ftukje Glas aan. den eerften Geleider , Cof Buis van ’t Werktuig, bloot, op den afftand van twee Voeten, die de zelfde was als te vooren in de ar. P spe T en befpeurde eene menus- Elektriciteit aan beide Oppervlakten. 24. Proefn. Wanneer ik het Glas nader bragt, tot zekeren afftand toe, werdt het kennelyker minus-Flektriek gemaakt, en daar na, het nog al nader brengende, wierdt de ob valera langs hoe minder kennelyk, tot dat het binnen den afftland van omtrent een Duim kwam, en toen. was het wederzyds p/us-Elektriek. ‚ Deeze laatfte Proetneemingen zyn verdere bee veftigingen van de doorloopbaarhesd vant Glas, 25. Proefn. Deeze plus- Elektriciteit, nu, in het Glas, bevond ik dat wederom in eene megus- Elektriciteit kon veranderd worden, door het. Glas weg te haalen, en voor een tyd op een groo- teren afftand te houden; ’t welk een ander be- wys is van het terugftootend Vermogen deezer Vloeiftoffe. * 26. Proefn. De Tourmalin bragt, in de zelfde. VI, Dezen, Om- 204 — BLEKTRIKAALE PROEFNEEMINGEN | Omftandigheden , dergely ke Vertooningen voorf 3 doch mert dit verfchil, dat zy veroorzaakt waâren op grooter afltanden dan die van het Glas , en de plus-Elekericiteic, in ’c byzonder, was verkree- gen op den afftand van een Voet of meer. Uit dit verfchil in Vermogen op verfchillende afftanden befloot ik ; dat de Fourmalin den uit- en angang der Vloecifloffe merkelyk minder tegenfland biedt dan Glas of zelfs Barnfleen. Want de af- flanden, die vereifcht werden om veranderingeri in dezelven voort te brengen, waren kleinder , dan de afftanden, die veranderingen in den Steert veroorzaakten : en dat, door Glas en den Pour= malin , op aanmerkelyke afftanden , aan een Elek- triek gemaakt Lighaam bloot te ftellen, zy bei- den minus en op een minderen afftand pZus-Elek- triek worden, ftrekt tot geen gering bewys, dat derzelver „A/gemeene Wetten de zelfden zyn, en dat de Tourmalin in geenerley opzigt verfchilt van andere Elektrieke Lighaamen , dan in hef verkry= gen van een Flekiricstert door Hitte. En, ten aan- zien van deeze aanmerkelyke uitwerking, zyn de Proefneemingen, door my weleer in ’t werk ge- fteld, die Elektrieke Lighaamen niet-Elektriek deeden worden, gelyk ook de keurige Proefnees mingen van den Heer DeLAvar op Aardagtige zelfftandigheden; andere Voorbeelden, hoe by- zondere Lighaamen dermaate veranderd kunnen worden, dat zy de Elektrieke Vloeiftof door hun laaten paffeeren of niet „ naar de verfchillende h Lrap- | # EN k r MET DEN ToURMALIN OF ASCHTREKKER. 205 trappen van Hitte, die in de Proefnegming ge- bruikt zyn. | Doch, om voort te gaan met onze Waarnee- mingen op gewreeven Glas. 27. Proefn. By my hebbende een plat ftuk Glas, waar van de eene zyde ruuw , de andere glad was, wreef ìk de ruuwe zyde zagtelyk , ’ welk doende, zo waren de beide zyden menus- Elektriek gewerden. 28. Proefn. Ik behandelde de andere zyde op de zelfde manier, en daar door werdt de manus- in eene plus-Elektriciteit, aan beide wars ver- anderd. Dewyl,; nu, het zelfde Glas verfcheiderley Vertooningen gaf, wanneer verfchillende zyden van hetzelve gewreeven werden, en ?er geen an- der verfchil was in de Omftandigheden van de beide Proefneentingen , dan in de Oppervlakten zelf, de eene ruuw zynde, de andere glad; zo volgt , dat het Vermogen, om p/us- of minus- Elektriek te maaken , af hangt van eene zel file Vloei- frajfe. 29. Proefw: Vervolgens had ik de nieuwsgie- righeid om te onderzoeken , of ik niet, door wry- ving, de eene zyde van dit Glas p/us-, de ande- re minus Flektriek zou kunnen maaken ,op eenen zelfden tyd. Dit heb ik uitgewerkt , na dat de beide zyden plus gemaakt waren: want , doorde tuuwe zyde van het Glas minder te wryven, dan ik de gladde zyde wreef when dezelve manus WL Deen. en 206 ELEKERIKAALE PROEFNEEMINGES en de glagge zyde bleef plus-Elektrick. Ik wreef de ruuwe zyde zagter, om dat ik door Onder- vinding gewaar wierd, dat ruuw Glas een min- der kragt vereifchte om het minus-Elektriek te maaken ‚ dan glad Glas om p/us-Elektriek te-wor- den, en derhalve befloot ik, dat de Meddelflof op de ver fohillende Opperolakten ver fchillende Vermogens heeft, behoorende het grootfle vor de gepolyfle, het Rleinfle tot de ruuwe Oppervlakte: gelyk de Heer Isaak Newton aangetoond heeft, ten opzigt van Licht, vallende op: gepolyft ven ruuw Glas. Ik herinner my een Waarneeming van derge- lyke foort, welke de Heer Srorr deedt, wan- neer hy by gelegenheid eenen van zyn Metaalen Spiegels tragtte heet te maaken, agter aan wel- ken een Houten Handvatzel was gehegt. Dee- zen Spiegel digt aan een fiërk Vuur geplaatft heb-. bende, met de gepolyfte zyde naar zelve toe, bleef dezelve langer dan een Uur daar voor ftaan, zonder den menften trap van Warmie te ontvangen. Dat Vermogen derhalve,’ welk de Hitte terug kaatfte, moet zekerlyk van den zelfden aart ge- weeft zyn als dat, het welke de Lichtknobbels in % Lugtledige veroorzaakte , daar in de eerfte Proefneeming van gefproken is (*). Dikwilsheb ik getragt veranderingen te maaken in dat Ver- mogen, met inzigt om deszelfs Wetten beter te leeren kennen, en, onder andere poogingen , wreef . (*) Zie bladzyde 126. __ Mer DEN ToURMALIN OF AsCHTREKKER. 207 wreef ik Elektrieke tegen Elektrieke Lighaa- men. bin go. Proef. De eerfte Proef, die ik nam, was met den Tourmalin en Barnfteen, ’ welk eene plus-Elektriciteit voortbragt aan beide zyden van den Steen, en eene minus in de Barnfteen. Na- derhand maakte ik den Barnfteen Elektriek en hield ze digt aan den Tourmalin, tot dat de beide zy- den plus waren, en, indien ik den Tourmasn wreef , terwyl de Barnfteen de Elektriciteit be- hieldt , zo bleef dezelve plus. Toen wreef ik den Steen, met Glas, en, niettegenftaande zulks , waren de beide zyden van den Tourmaln plus. en … het Glas menus-Elektriek. 31. Proef. Maar , wanneer het Glas p/us-Elek- triek gemaakt was en digt by den Towrmalin ge- kouden werdt, gelyk ik te vooren met den Barn- fteen had gedaan; in dit Geval waren de beide zyden minus-Elektriek geworden. Deeze Proefneemingen fchy nen te toonen „dat, wanneer Elekrrieke Vertooningen , door het wry- ven van eenigerley gepolyfte Oppervlakten tegen elkander aan, voortgebragt worden, dat Lig- haam , welks zelfftandigheid hard? en welks Elek- trikaal Vermogen flerkf? is , altyd plus, en, in tegendeel, het zagifle en flapfle altyd menus zal zyn. Uit deeze Befpiegeling, waar van ik het pleizier had U kennis te geeven, was het , dat ik begeerte kreeg, om den Towrmalin te tragten door wryving minus-Elektriek te maaken, zynde VI. Dezer. Oo dies- so8 _ EtzwrrikAare PROEFNEEMINGEN diestyds nog niet in ftaat geweeft om zulks te doen. Ik koos ten dien einde een Briljant uit ; als zynde het hardfte en fterkft Elektrieke Lig- haam , ?t welk ik kende, en, daar mede den: Tourmalin wryvende , werdt myne verwagting beantwoord: want de beide zyden van den Tour- malin waren minus- en de Diamant p/us-Elektriek geworden. 32. Proefn. Deeze Proefneemingen gelukken de, wreef ik Glas tegen Glas, en bevondt , dat het een het ander Elektriek maakte , maar een van. beiden was plus, het andere menus. 33. Proefn. Twee ftukken Barnfteen , op de zelfde manier behandeld zynde ; waren ook plus- en menus-Flektriek gemaakt. 34. Proefn. Alsik Glas tegen Barnfteen wreef, zo wierdt het eerfte plus- het laatfte menus-Elek- trick, 35. Proefn. Twee Tourmalins tegen elkander: gewreeven zynde, wierdt de eene plus, de an— dere minus. Uit dit alles blykt , dat ?er eenige verandering: gemaakt ware in de Middelftof aan derzelver Op- pervlakten ; anderszins zouden deeze tegenftrydi= ge uitwerkingen niet voortgebragt hebben kunnen: worden, en, wat aangaat, dat de zelfde Lighaa= men verfchillende uitwerkingen voortbrengen, is: het niet onwaarfchynlyk „ dat dezelven in-trap- pen van hardheid, polyfting of Elektrikaal’ Ver- mogen, van elkander verfchillende zyn. Aan Aer DEN Tourwarin or AscrrkerKKir. dog Aangezien, nu, Elektrieke Lighaamen ; tegen Elektrieke aan gewreeven, Elektrikaale Vértoo= hingen voortbragten , zo werd ik aangemoedigd, om te beproeven; wat de uitwerkingen zyn zou- den van de Lugt, wanneer dezelve gewreeven 4 òf liever mét Kragt gedreeven werde, tegen Elek- trieke Lighaamen: want ik ondertelde de deel tjes van de Lugt omringd te zyn met eene Mid- delftoffe vän de zelfde foort als grootêre Lighaa- ten, zynde dit de oorzaak van hùnne fterke Veer- kragt. 36. Proefh. Om dit te doën; maakte ik alleen gebruik van eén gemeênen Blaasbalg, en, den Tourmalin gebragt hebbende naby hèt end van de Pyp, bevond ik;dat de Steên, na omtrent twin- tigmaal te zyn geblazen, aän bat zy den Plus- Elektriek geworden ware. De Lugt ; derhalve, féhynt minder Elektriek te zyn dan de Tourmálin. 37. Proef. In de plaats van den Tóvimalin een Glazen Ruit geftèld hebbende, blies ik daar te- gen, even zo veel maalen als in de voorgaande Procfneeming. Toen, de beide zydèn onderzoe- kende, waren die ook plus-Flektriek geworden; __maar niet zo fterk als de Tourmalin. 38. Proefù. Barnfteen, op de zelfde wize be- handeld zynde; was gh dar Elektriek geworden Re het Glas. 39. Proefn. Vervolgens gebruikte ik een Smids 8 Blstelg, en al het verfchil, dat daar door ver- VE. Deer. O 2 Oor- \ 2io ELEKTRIKAALE PROEFNEEMINGEN oorzaakt werdt „, was alleenlyk een fterker Elek- triciteit in den Tourmalin. Barnfteen bleef flaau- wer Elektriek dan het Glas, en het Glas flaauwer dan de Tourmalin. Dewyl ik nog al de Middelftof in ’t oog hield aan de Oppervlakten der deeltjes van de Lugt , merkte ik aan, dat Hitte dezelve verdunnen zou; door welke Middelen de Lugt, een kleinder te- genftand ontmoetende, de Elektrieke Vloeiftof gereeder laaten vaaren, en bygevolg kragtdaadi- ger Elektriek maaken zoude. 40. Proef». De Pyp van den Blaasbalg gloei- jend gemaakt zynde, blies ik tegen den Tourma- Jin alleenlyk twaalf maalen , *t welk agt reizen minder was dan in de voorgaande Proefneemin- gen met koude Lugt. In deeze Proefneeming, nu, was insgelyks de Towrma/n aan beide zyden plus-Elektriek geworden, maar tot een aanmer- kelyken trap meer , dan in de 36. en 39. Proef- neemingen gefchied ware. De heete Lugt hadt de zelfde wtwerking op Glas, maar maakte het- zelve minder Elektriek dan den Tourmalan;, en Barnfteen, hoewel , gelyk de andere Lighaamen, in Vermogen toeneemende door de zelfde Be- handeling, wierdt: het allerminfte Elektriek ge- maakt. _ ‚ Doordien de Lugt kragtdaadiger Elektriek maakt als zy heet is, dan koud zynde, en dat de Tourmalin meer Elektriek gemaakt wordt dan Glas en Glas meer dan Barnfteen , gelyk blykbaar is MET DEN TOURMALIN OF ÄSCH-TREKKER.. 211 is uit deeze laatfte Proefneemingen; fchynen wy een bewys te hebben gekreegen „ dat de geheele Dampkring beftendiglyk eene vloeijing van de E- lektrieke Vloeiftof bevordert, door de beurtling- fe veranderingen van Hitte en Koude; en ver- der, dat Lugt niet alleen minder Elektriek is dan de Tourmalen , maar minder dan Glas en zelfs dan Barnfteen. 41. Proef. Wanneer ik even veel reizen ge- blazen had tegen de platte zyde van den Tourma- Jan, terwyl myn Vinger aan de verhevenronde zyde raakte, kwamen ’er geheel andere Vertoo- ningen: want de platte zyde was plus-, de ver- hevene menus-Elektriek. Na verloop van een korten tyd waren de beide zyden plus, en, eenigen tyd daar na herftelde zig de Steen in zynen natuurlyken ftaat, doordien de platte zy- de minus, de verhevene p/us-Elektriek wierdt. ‘_% Gene in deeze Proefneeming zonderling voorkwam , was , dat de middelftaat van den Steen zou zyn aan beide zyden plus: doch wy verwon- deren ons niet meer daar over, wanneer wy in aanmerking neemen; dat ’er twee oorzaaken wa- ren om deeze uitwerkingen voort te brengen: de eerfte was Hitte „ die-den Steen ftelt in een on- natuurlyken ftaat , (gelyk Zrmus te vooren reeds waargenomen hadt;) want , verkoelende , zou dezelve zynen natuurlyken ftaat wederkrygen en bygevolg verfchillende Vertooningen uitleveren. _ VL Deer. Oo 3 Maag 212 ELEKTRIKAALE PROEFNEEMINGEN Maar de andere oorzaak, die de beide zyden, Ius-Elektriek maakte ; wanneer de Steen was in een middelbaaren (of, gelyk Erinús denzelven noemt s geutraalen) flaat, tufchen de twee ui- terften, was, dat alsdan de uitwerkingen van de Lugt zelve plaats greepen , maakende de beide zy- den p/us-Elektriek; gelyk diet de Lugt te vooren in de 35. Proefn. ook gedaan hadt. 42. Proef. De verhevenronde zyde werdt nu, op de zelfde manier, aan den Blaasbalg bloot ge- fteld, en even veel. maalen geblaazen. In deeze Proefneeming wierden de beïde zyden plus ‚ maar flaauwer dan in de laatfte Proefneeming, en, na verloop van eenigen tyd, keerde de Steen weder tot zynen natuurlyken ftaat, geevende de Ver- tooning van plus en migus. Deeze Eigenfchap, die de Lugt heeft, om Glas, Barnfteen, enz. Elektriek te maaken, zal, naar alle waarfchynlykheid, reden geeven van een roefneeming ‚ die my voorgekomen isin Vrank- ryk , alwaar dezelve gedaan werdt door den Heet ve Monnmer (*). Deez? toonde my, te St. Ger- mains en Laye, twee of drie lange Yzerdraaden, die hy Horizontaal hadt opgehangen van het Pa- leis tot aan zyn Vertrek, meer dan dertig Voe- ten van den Grond, (de zelfde Proefneeming , welke gedaan werdt Jalan zijn Vriend, den Abt | Ma- (*) Zie het IL Deer deezer Ferbande in _ bladz, 242, ENZ. EEN ee MET DEN TouRMALIN OF ÂsCH-TREKKER. 213: Mazzras, en benevens verfcheide anderen aan de Koninglyke Societeit is medegedeeld ,) ten ein- de de Elektrikaale uitwerkingen waar te neemen in Onweersbuijen en Wolkig Weer. Deeze Draaden bevondt hy dikwils in een kleinen trap Elektriek gemaakt te zyn, wanneer het helder Weer was en zonder de minfte Verfchyning van een Wolk G}). Kon niet deeze uitwerking , der- halve, ontftaan uit de Wry ving der sr tegen de Yzerdraaden ? „Zo wy dit alles in aanmerking neemen, en wat deeze laatfte Proefneemingen ons geleerd hebben, raakende de verfchillende uitwerkingen, die door een heete en koude Lugt worden voortgebragt, zo komt het waarfchynlyk voor, dat veele keur- lyke werkingen in de Natuur uit eene beftendige vloeijing; en terugvloeijing van de Elektrieke Stof- fe voortkomen. En indien de Waarneeming door- gaat, dat de Lugt, vry van Vogtigheid zynde, geduurende Stormwinden en Orkaanen in de nagt, dikwils een flaauw foort yan Licht aanbrengt „ ge- lykende naar ’ gene verfchynt in een Luugtledig ge- pompte Klok „door welke men de Elektrieke Stoffe doet vloeijen; gelyk dit ook een algemeener hel- derheid veroorzaakt aan den Hemel, dan ’er zyn zou, indien die geweldige heteen ‘er niet waren: zo is ’er reden om zig te verbeelden „dat gen Stroom der Elektrieke Vloeiftoffe in de Lugt | ds (f) ’t Zelfde, bladz. 255. VL Deen, O4 ‘ ar4 _ ELEKTRIKAALE PROEFNEEMINGEN de oorzaak zy van dergelyke Vertooningen; om de zelfde reden als ons Konftig blaazen de Elek- trikaale uitwerkingen herrie ‚ waar van ik zo even melding maakte. ‘Thans blyft ons nog over, te onderzoeken, of de Tourmalim zodanig door de Natuur pefetilk Zy, dat hy de Elektrikaaie Vloeiftof alleenlyk in ééne koers door zig heen laat gaan, gelyk de Magneetifche kragt door den Zeilfteen, of on- verfchillig in allerley ftreeken. 43. Proefn. Wanneer ik een Tourma/in oud: zogt, die aan beide zyden plat was, en gepolyft, uitgenomen op zyne kanten, vertoonde zig een gedeelte van den Rand p/us en het andere gedeel- te, daar tegenover , manus-Elektriek ; invoegen, dat een Lyn , van het plus-gedeelte door het mid- delpunt van den Steen getoogen „door het manus- gedeelte pafleeren zoude. 44. Proefn. Twee kleiner Tourma/sns , die ook plat en ‘gepoly{t waren gelyk de anders, leverden de zelfde Vertooningen uit. 45. Proefn. Een andere Pvirdazin die das plat was , maar ongepolyft, gaf een vierde Voor- beeld van deeze foort. 46. Proefn. De eerfte van deeze Steenen , ver- volgens, zo wel aan den Rand als aan de Opper- vlakte gepolyft zynde, om te zien of zulks eeni- ge verandering maaken zoude, bevond ik dat nog al zynen eerften Elektrikaalen ftaat behield. 47. Proefn. Even ’t zelfde ondervond ik- met een nn bni nn re MN TEN et ontdeden he Rs Î hl % Í | | ; j MET DEN TOURMALIN oF ASCH-TREKKER. 215- een anderen Tourmalin, die insgelyks rauw ge weeft was. 48. Proefn. Toen maakte ik , met een weinig Amaril, dien Rand , die pus was, weder ruuw, behoudende al het overige glad ; maar ik kon niet befpeuren , dat dit eenige verandering baarde. Even’tzelfde deed ik met den Rand van den an- deren gepolyften T'ourmalin, zonder in fraat te zyn van eenig ver hil te ontdekken. „49. Proefn. Wat den kleinen Tourmalin aan- gaat, plat zynde aan de eene en een weinig ver- hevenrond aan de andere zyde, dien Gy waar- naamt een zeer goede te zyn ; deeze bevind ik plus te zyn aan de platte en menus aan de verhe- vene zyde, regt firydig met den grooten Tour- malin, die in het voorfte van deezen Brief be. fchreeven wordt. 50. Proefn. Ik heb gelegenheid gehad, om nog een Tourmalin te beproeven, thans in het Br4r- zijch Muflum zynde, die ons een ander voorbeeld uitleverde van de zonderlinge gefchiktheid van deezen Steen. De Tourmalin, daar ik nu van fpreek, is aan de eene zyde plat en holrond aan de andere, met een kleinen platten Zoom daar om heen. Hy was vierkant geweeft, doch een van de hoeken was ?er afgebroken. Wanneer ik hem onderzogt , bevond ik het gebroken deel plus en den hoek daar tegenover minus-Elektriek te zyn: zo dat aldaar ook de Elektrikaale Stroom door den Steen liep in-een Diagonaale Iyn. VI Deer. EO 5t. 216 ELEKTRIKAALE PROEFNEEMINGEN 51. Proefn. Alle deeze Tourmalins, uitgeno» men de laatfigemelde, beftreek ik t’eenemaal met Vet, en, terwyl zy warm genoeg waren om het Ver vloeibaar te houden, beproefde ik ieder in ’ byzonder, maar bevond geen verandering in de kragt van den Steen, uitgenomen, dat die een weinigje verflapt ware: daar het wel bekend is , dat allerley foort van Vogtigheid de Elektrieke Vloeiftof gereedelyk voortbrengt, en, derhalve; indien de Tourmalin niet een ingehegt foort van Elekericiteit had , zo moeft de plus en minus „ aan beide zyden van den Steen waarneemelyk, door beeze behandeling zyn vereenigd geworden of elkanderen vernietigd hebben: dewyl de plus- Elektrieke zyde zo veel uitdeelde van de Vloei- ftoffe als de minus-, aan den anderen kant, ont- brak, om het Evenwigt te herftellen. Over ’ geheel aangemerkt, bewyzen alle dee- ze Proefneemingen , ten duidelykfte , dat de Tour- malin de Elektrieke Vloeiftoffe alleen/yk an éênen koers door zig laat paf]eeren, en in zo verre heeft dezelve eenige overeenkomftigheid met den Zeil- fteen. Dewyl nu de Zeilfteen zyne Kragt ver- lieft, door gloeijend heet gemaakt te worden, was ik verlangende te zien, welke de uitkomft zyn zou in den Pourmalin , onder de zelfde behan- deling. 52. Proefn. Ik leid’ derhalve een van de platte Tourmalins , een half Uur lang, in een fterk Vuur; doch kon, naderhand, geen de minfte ver ME A en … Gy zi MET DEN TOURMALIN OF ÁSCH-TREKKER. 217. verandering daar in befpeuren. Op eenen ande- ren ftelde ik de zelfde Proefneeming in % werk, met den zelfden uitflag. > 55- Proef. Laatftelyk maakte ik den Steen we- derom heet, en, terwyl dezelve gloeïjend Was, wierp ik hem in Water. Door deeze behande- ling was de kragt van den Tourmalin t?eenemaal vernietigd, en hy vertoonde zig als op verfcheide plaatfen gefgheurd zynde, zonder breeken. … Belangende’t inwendig maakzel van den Tous- malin kunnen wy niets zeggen : doch ik-heb ge- leerd door deeze Proefneemingen, dat ?er drie per fchillende manzeren zyn om hem heet te maaken, die verfchillende Elektrikaale Vertooningen voort- brengen; dat verfohillende trappen van Hitte ook verfcheiderley Vertooningen uitleveren : dat Wryving ’er de zelfde uitwerking op heeft als op Glas, en dat de Tourmalin, behoorlyk heet gemaakt zynde , een Stroom van Elektrieke Vloei- ftof door zig heen laat paffeeren, en dit alleenlyk an eéne Preek. Waar uit blykt, dat de Tourma- Zin, alst ware, twee Elektrskaale Poolen heeft é die niet gemakkelyk te vernielen of te verande- ren zyn. Voorts heb ik uit de gedagte Proef- neemingen geleerd : dat er geene Zelf lands heid an de Natuur 45, daar wy kennas aan hebben, door welke de Elektrieke Vloeflof” niet gereedelyk heen __gaat: als ook, dat er een flandvaflige oloeijing en terugoloeijing van dezelve fchynt te zyn in alle Erghaamen, zo wel in de Lugt als in ’ Lugtledi- » VI Dee ze, 218 — ErLERTRIKAALE PROEFNEEMINGEN ge, veroorzaakt door de beurtwifelingen van Hitte en Koude , in ieder gedeelte van onzen Aard- kloot. Alle welke zaaken het denkbeeld groo- telyks beveftigen, ’t welk ik eertyds maakte en door Proefneeming tragtte te bewyzen : dat de Elektrieke Vloeiftof door den geheelen Aardkloot , zo wel als 4 de Lugt, die denzelven omringt, is verfpreid. | In hoe verre deeze Vloeijing der Elektrieke Stoffe deel heeft aan de gewoonlyke werkingen der Natuur, door het in ftand houden van die beweeging, welke zo noodzaakelyk fchynt in de verfcheiderley deelen van de Groorr Macmne; laat ik voor anderen over, die miffchien gelukki- ger in hunne navorfchingen zullen zyn. Wy hebben ondertuffchen , door deeze vor- deringen, een zekerer kenniffe gekreegen van die Mrddelftoffe , welke de Oppervlakten van alle Lig- haamen Jchyut te omringen, en welke , van meer of minder digtheid zynde, of oefenende , indien ik zo zeggen mag, een grooter of kleinder tegen ftand , verfchillende uitwerkingen voortbrengt s naar dat de Elektrieke Vloeiftoffe, (of Ather in- dien het U belieft, ) tot de Lighaamen in- of uit- gaat, wanneer zy door eenig uitwendig geweld verftoord worden: en, zo het niet ware wegens deeze Middelftoffe , dze alle Löghaamen omringt; de Elektrieke Vloeiftof zoude, naar ik my ver- beeld, niet kunnen opgehoopt noch gehouden worden in eenigerley Lighaam, hoedanig ook. Dit ‚ ver DEN ToURMALIN oF AscH-TREKKER. 2rg _Die Grondbeginzel is zeer eenvoudig, en fchynt van een zeer algemeenen aart te zyn. Onze groote Philofooph nam hetzelve uit een me- nigte van Proefneemingen aan. Hy onderftelde, dat de wonderbaare Verfchynzelen der Natuure, « in % byzonder die van ’t Licht, zonder ’t zelve niet verklaard konden worden, en derhalve maak- te hy geen zwaarigheid , om hetzelve voor te ftellen als een Grondbeginzel, *t welk verder on- derzoek verdiende. , Ik zal myn tyd wel befteed agten , indien ik, door deeze nafpooringen, iets weinigs toegebragt heb om te toonen, hoe veel wy verfchuldigd zyn aan deezen gelukkigen Ust/eg ger der Natuur, en nieuwe gelegenheid aan de hand gegeven, om, door de verlichting van zynen arbeid, de Eerste Oorzaak VAN ALLES met verwondering te aan- bidden. Maar, wat ook het Gevolg van myne poogingen zyn moge, dezelven zyn ten minfte vergezeld geweeft met een’ genoegen , * welk niet weinig toebrengt om de luft te vermeerde- ren, dien ik altyd gehad heb tot het onderzoek van zodanige zaaken. Myn Heer, Uwe allerverpligtfte oot- moedige Dienaar, In de Groote Konin= Zinne- Straat te BENJAMIN WILSON. Londen ‚den g „Novenber 1759. VI. Deer, Hia VER- VERSCHEIDE BERIGTEN AANGKANDE EEN VU: U RB Aap die zig, dén 26 November van % Jaâr 1758, % avonds, in Engeland jd kars heeft : By een verzameld en met Aanmerkingen om trent de vörming van zodanige Verfchyn- zelen verrykt door JOHN PRINGLE; Med, Doëtor, Lid der Koninglyke Societeit. (Pbhilofopb. Transat. Vor. LI. Part. IL. for. 1759. pag. 218.) SEEEEESECGPELGEIEEDES ES Nder de menigvuldige Berigten, welker de Heer Prinerr van dit Verfchynzel opgeeft zal ik alleen de zodanigen uitkiezen, die eenige betrekking hebben tot de nevensgâande Afbeelding, en dan zyne Aanmerkingen „ daar omtrent, in ’ geheel mededeelen. In een Brief van den Heer Micueur ; Lid van % Koninginne-Kollegie te Cambridge; wordt hem verhaald „ dat deeze geen. vernomen had van een Man, die van zyn Handwerk een Glazemaa- * ker was, dat dezelve het gezien hadt in de ge- daante van Fig. 1 (Praat XLI) zynde het ‚Hoofd , dat rode omtrent van middellyn ' als BERIGTEN VAN EEN Vourea., as is de helft der Volle Maan, helder wit van kleur; de Staart omtrent een vyfde deel der breed te van het Hoofd, Vuurig rood, als gloeijend Yzer, en niet puntig; maar overal even breed, De langte van de Staart zou, volgens het Berigt van dien Man, ongevaar 8 Graaden moeten ge= weeft zyn. De Vuurbal vertoonde zig in ’t eerft omtrent 7o Graaden hoog en bewoog zig, zo veel hy verneemen kon, loodregt nederwaards , tot dat, wanneer het Hoofd omtrent 6 of 7 Graa- den van den Horifont was, de Staart borft, mer een flikkering van Licht, welke zyn Oogen dede fchemeren , en toen vertoonden zig drie Sterren , digt aan den Vuurbal, gelyk in Fyg. 2, die met denzelven nederdaalden en uit het. Behat ver- dweenen. De helderheid van Licht was, ge- _duurende die Verfchyning, zo groot geweecft „ AEN A dat men een Speld zou hebben kunnen opraa- pen. Van Carlifle, dat in de Noordelyke deelen van Engeland, aan de Weftzyde, legt, ontving Dok- tor PriNere een zeer omftandig Berigt van een Wyn-Handelaar deezer Stad, die de Verheveling in een gedeelte van haaren Loop befchouwd en het overige van een ander Perfoon vernomen hadt. s, De Koers was, (fchreef deeze hem „) s, van ’t Zuidooften naar ’t Noordweften. Zy » vertoonde zig niet in een Klootronde gedaan- _s te, toen zy over deeze Plaats liep, maar fpits, s âls in Fig. 3. Het Hoofd fcheen omtrent VI. Deer, ‚> veer= 222 VErscHEIDE BERIGTEN 93 32 53 eed 53 rd bed Eed 2 53 23 bd 2 23 >» 23 23 > 23 2 9 bd 23 53 23 52 2 22 2 bed veertien Duimen breed te zyn, en de langte , van ’ Hoofd tot aan de Staart, ongevaar vyf- tien Voeten. Het gaf veel helderer fchynzel dan de Maan, en verlichtte den Dampkring in zulk een trap, dat een Perfoon , op Straat ftaande , gemakkelyk een Speld van een Naald zou hebben kunnen onderfcheiden, indien zy beiden voor hem gelegen hadden. Het gaf; terwylhet voortging, verfcheide Vonken uit, en bleef omtrent 25 Sekonden in ’* Gezigt. Ongevaar eene Minuut, na dat het was ver- dweenen, werden twee Slagen gehoord , van een dof gedreun, zo luid als ’ gebulder van Kanon op den afftand van een klein Uur gaans, en, onmiddelyk na die Slagen, hoorde men een verward gerommel in de Lugt, ’t welk ten minfte 20 Sekonden aanhieldt. Geduuren- de dien tyd kon ik geen Wind befpeuren, en de Sterren fcheenen zeer helder. De grootfte hoogte bevonden wy, 32 Graaden boven den Horifont , ende ftreek 41 Graaden benoorden * Weft. Iemand, in de nabuurfchap , zag hetzelve verdwynen, en uit zyne aanwyzing van de plaats aan de Lugt, daar het verdween, moet het diestyds omtrent 8 Graaden hoog ge- weeft zyn. Wat de Afbeelding (Frg. 3) be- langt, die is zo volkomen, als ik ze kon maa- ken , doch ik heb ’er miffchien te veel Vonken by gedaan; want ik twyfel, of’er wel zo vee- le uit de Staart kwamen. Het Verfchynzel » gaf gtr Se AANGAANDE EEN VUURBAL.. 23 35 gaf geene Vonken uit, fader dan het dikke end, dan de Afbeelding vertoont, doch diehet uitgaf, fprongen daar uit met eene verbaazen- ss de Snelheid. De loop is een weinig beweften de Stad geweeft”. Uit een Brief van den Heer Grucurisry Doktor in de Geneeskunde te Dumfrtes , dat om- trent zes Duicfche Mylen Noordweft ten Wes- ten van Carlifle legt, verftondt de Heer Prin- GLE: dat een Jongman van die Plaats den gemel- den Avond in een Vertrek zynde gelyksgronds; t welk Glasraamen naar ° Noordooften hade ; verfchrikte door een buitengewoon Licht, en; naar een der Venfteren loopende , een groot Vuu- rig Lighaam zag, van kleur als gloeijend Yzer, dat hem zo breed en zo lang voorkwanr als een middelmaatig Man, in * vòorfte deel brecdft. Het liep van ’t Zuidoofter naar * Noordweften ; 5 een gedeelte der Staart fcheidde zig van °t overi- ge af , en fcheen het Lighaam nog een weinig te volgen, tot dat het als Buskruid van één borft ; doch zonder geraas; en in Vonken Vuurs nèder- viel, terwyl het Lighaam zynen koers vervolg- de; maar hy verloor hetzelve door eén hoog Huis „ dat ’er tuffchen kwam, uit zyn gezigt. De Dok- tor voegde ’er by: dat een jonge Dame, van zyn kennis, op Straat zynde by die zelfde plaats, de Verheveling ook had gezien en dézelve befchreef als een Vuurbal, omtrent van grootte alsde Zon; fnet een Staart, die bykans over haar Hoofd ging ; VE Deer. P enz —_ 244 VerscHeipe BERIGTEN en, barftende zonder geraas, geheel in Vonken Vuurs verdween. Het omftandigfte Berigt, dat de Heer Prin- eLE van die Verfchynzel kreeg, werdt hem be- zorgd van een Landman te Ancram , zynde een Dorp dat omtrent een Uur gaans ten Noord wes- ten legt van Sfedborough, tien Duitfche Mylen Noordnoordooft van Carlifle. Deeze Man fchreef hem dien aangaande als volgt. , Myn Woon- ss huis; aan de Molen van Ancram, ftaat met den ‚ Gevel naar ’t Zuidooften, en ’t Molen-Huis, » ’t welk regt. daar voor is, heeft de zelfde ‚ plaatzing , op den afftand van ongevaar drie ss Roeden. ’t Was omtrent te negen Uuren ’s ss avonds, dat ik, uit geweeft zynde, naar myn 4; Huis terug keerde , en, zo alsik op den Drem- 3 pel trad, wierdt in een oogenblik de geheele » zyde van myn Huis verlicht, met zulk eene . „ helderheid, als of de Zon fcheen. Myn Rug “9 gekeerd zynde naar de plaats van: waar het »» Licht kwam, draaide ik my fchielykom, op 9 dat ik zien mogt, wat ’er de oorzaak van wa- 9 Te, en toen zag ik een Vuurbal , omtrent zo s groot als de Bol van den Hoed dien ik gemeen- ss Iyk draag, zes, zeven.of op ’t hoogft agt Dui- s men breed, ftrekkende zynen loop vaneen s Schaapherders-W ooning,welke omtrent een half ‚Uur gaans van myn Huis af is, naar my toe, ‚ss ZO ìk dagt, en regt over het midden van ’ s Molenhuis heen. Ik had naauwlyks tyd om ” ie \ AANGAANDE EEN VUURBAL. 225 te denken, of het ging ten Noordweften my; voorby ‚ met een zeer groote Snelheid en zeer hoog in de Lugt. Wanneer het tegenover ’% end van Woonhuis kwam, ontdekte ik de waare gedaante.” Het was volkomen rond aan het dikke end, dat vooruit ging, en liep al fmaller toe, naar het dunfte end, ter längte, zo ik my verbeeldde, van ro of 12 Voeten. Beflooten hebbende het zo lang te zien als ik kon „ en vreezende dat de Muur en ’ Dak van myn Huis my ’t gezigt daar van beneemen mogt; dewyl ik toen in * Portaal ftond: zo begaf ik my agttien-of twintig Voeten verder van het Huis af, houdende ondertuflchen myn Oogen op de Verheveling geveltigd, en nam waar ;- dat zy niet meer dan honderd Roeden was voortgegaan, wanneer een derde deel naar het dunfte end afbrak; % welk zig in Vonken Vuurs verfpreidde, die naar Sterren geleeken en onmiddelyk verdweenen. Kort daar na verdween. ook het overblyvende Lighaam , regt Noordweftwaards van myn Huis , en het wierdt wederom even zo donker als te voo- ren. Op deezen tyd verbeeldde ik my, dat ik nog de geheele figuur van het Lighaam in de Lugt zäg, hoewel volkomen zwart zynde; maar federt is my verhaald, dat deeze Vertoo- ning alleen wel een bedrog kan zyn geweeft, s»- veroorzaakt door de fterke aandoening van de hd helderheid op het Oog; gelyk wanneer wy. VI. Deer, P a 5» Eerft ® 226 VerscueiDk BerieTen „ eerft naar de Zon kyken, en dan ons Gezige 2 op den Grond of op een Muur flaan, zo ver- „> beelden wy ons nog de figuur te zien van de Ed 3 3, 23 9% bh) Zon, doch van een donkere kleur. ‚In Huis gaande, keek ik op myn Orlogie en bevondt dat het vyf Minuuten over Negenen was. De tyd, dat zig dit Verfchynzel vertoond heeft , geduurende myne waarneeming, zal omtrent een Minuut geweeft zyn. Na dat ik omtrent vyf Minuuten in huis geweeft was, hoorde ik een gerommel, als een Donderflag , dat eeni- „gen tyd duurde; en op ’t zeggen van myn Dogter, het Dondert, zeid ik; dat kon niet zyn; dewylik, uit zynde, geen Wolken had gezien. Hier op ging ik weder naar buiten „ en vond geen Wolken , maar helder Sterre= Licht. „ Verfcheide van myne nabuuren, in ’t Dorp Ancram, Ct welk omtrent honderd Roeder: van myn Huis legt, een weinig beweften het Zuiden, en daar de Verheveling , zo ik my verbeeldde, midden over heen liep,) zagen dezelve ook en hoorden den Slag. Een van hun, in ’ byzonder, zegt, dat het geraas van het Vuur kwam, terwyl het voortliep; doch dit kan ik niet gelooven: want; zo lang, als ’ Licht duurde, heb ile geen %t minfte fis- 2 5) hed fend Geluid noch eenig Soort van geraas verno- men. Een ander van myne Buuren, in dat Dorp „ die den Slag hoorde , zeid , dat het hen» % voor- en in LEL in en Ede BANGAANDE EEN VUURBAL. 297 voorkwam als een kraakend geluid, op zulk een wyze, dat hy zig verbeeldde, of het end van zyn en zyns nabuurs Huis, die tegen el- kander aan ftonden, te gelyk waren ingeftort. My is verhaald, dat de aanhouding van ’t ge- raas, welke ons Huisgezin hoorde, kan ver- oorzaakt zyn geweeft door de byzondere leg- ging van het Huis. Het ftaat in een holte, digt aan de kant van de Ale, en komt met zyn top veel laager dan de zeer hooge en fterke Dy- ken, ten deele van Rots, ten deele van Kley, welken langs deeze Rivierloopen. Boven op deeze Dyken, beweften myn Huis, en ver- der opwaards aan de Rivier, is een groote Plantagie , en regt boven deeze Boomen was het dat de Verheveling verdween. In dit ge- val, nu, moet de Klank eenigermaate tot ons gekomen zyn langs de holte , die door de Dy- ken van de Rivier gemaakt wordt, en dus-is het te gelooven, dat deszelfs aanhouding kan veroorzaakt zyn door een Hecho van de Rot- fen en van de vervallen Muuren van een oud Kloofter, dat, aan de andere zyde: van het Water, regt tegenover myn Huis ftaat; ter- wyl het Dorp in tegendeel , buiten de Sleuf van de Rivier, op een verheven Grond gelegen is „- even hoog als de Plantagie, boven welke de Verheveling fcheen te breeken. Ten aanzien van de hoogte van dat Lighaam , is alles wat ik zeggen kan, dat ik het zeer hoog oordeelde , VI. Deer. Pig s ey a28 VerscHerIiDE BERIGTEN „‚ en verzekerd. ben, dat hetzelve nader was aan. „’t gene de Heer Prinore (*) het Zeuich s noemt, dan aan den Horifont. Ik heb dien „„ Heer de plaats aangeweezen , naar dat het zig 3, aan my vertoonde, en alzo hy de hoogte daar 3, van met een Werktuig voorneemens is te mee- ss ten, zal hy in ftaat zyn, om U daar van »‚ naauwkeuriger te onderrigten”. Doktor Prinere geeft vervolgens de ver- klaaring der Afbeelding van dit Verfchynzel, zo als dezelve in tegenwoordigheid van den Waar- neemer, en volgens zyne onderrigting, getekend was. Zie Praar XLI Fig. 4. AB (zegt hy) verbeeldt de Verheveling in haar geheel, na dat zy ten vollen in % gezigt gekomen was: CD, de zelfde na dat zy van een gefcheiden ware: CE, het derde deel van de Staart daar af gezonderd: DF , het Hoofd met het overblyvend deel van de Staart: G de Vonken Vuurs, welken het af- gezonderde Staart-end uitgaf: H,de Vonken die uit het overblyvende kwamen, daar de affchei- ding was gefchied: W, de Verheveling weder tot een ronde figuur gebragt, na het verliezen van haar Staart. Ee- (*) Hier mede wordt gemeend de Heet Warren PRINGLE, Onder-Sheriff van ’t Landfchap Roxburg, die deezen Landman of Molen-Pachter, fames Turnbull spr naamd, gefproken hebbende, maakte, dat de Heer Dok- tor JonN PriNere dit Berigt van denzelven kreeg. GN EE ee 7 AANGAANDE EEN VUURBAL. 229 Eenigen tyd daarna kreeg de Doktor van den Heer Princre berigt, dat deeze aan ’t gemel- de Huis geweeft was, en de noodige Afmeetin- gen gedaan hadt, waar vanhy een Plan overzondt. Zie de zelfde Figuur. K is het Huis van den Landman, L de Molen, KM de Streek naar ’t Zuiden, P het Schaapherders-Huisje, boven’t wel- ke de Verheveling zig eerft vertoonde , maakende een hoek MK P van 42 Gr. 20 Min. met de Me- ridiaan. V wyft den Heuvel en de Boomen aan, boven welken de Verheveling op ’t Oog fcheen te breeken; hoewel eigentlyk de breeking wat Zuidelyker was, zo dat de Bal W ofntrent regt boven de Boomen kwam: want men heeft het _ Verfchynzel, tot meer duidelykheid „veel grooter vertoond, dan het naar reden van den afgeleg- den Weg in de Lugt zyn moefte. _Deeze Boo- men, nu, maakten een hoek MKV , van ga Gr. zo Minuuten, met de Meridiaan, zo dat zy, van het Huis af, omtrent Weftwaards ftonden. De Lyn PV, verbeeldt den Horifont. O is de gedaante, waar in de Verheveling zig eerft, als een ronde Bal, boven het Schaapherders-Huis vertoonde: T hoe zy verder haar volkomen figuur begon te krygen. QRSU wyft den fchynbaa- ren Weg aan, dien zy in de Lugt afgelegd hadt. Omtrent de hoogte van dit Verfchynzel deedt de Heer PrinerLe, volgens de aanwyzing van den Landman, ook de noodige Afmeetingen ; die VL Deer, EA hy 230 VerscHeiDE BERIGTEN hy bepaalde op omtrent 58 Graaden; befluicende met te zeggen, hoe de Landman hem, op eenige verdere Vraagen, verhaald hadt ; dat hy zeer weinig ryzing of daaling van deeze Verheveling , geduu- rende derzelver geheelen Loop, hadt vernomen , fchynende dezelve byna op ééne hoogte te bly- ven, en evenwydig met den Horifont. Al de onderrigting, welke Doktor Prinere uit dat gedeelte van Schotland kreeg, boven ’ welke de Verheveling gefcheenen hadt te moeten geborften zyn, beftondt in den volgenden Brief, dien de Hovenier van Lord AuvcnenLEcK,een der Regteren van Schotland, wiens Landgoederen in ?t Landfchap Aire, aan de Grenzen van La- nerk, gelegen zyn, te Edenburg aan zynen gi zondt. „Ter gehoorzaaming van Uwe Lordfchaps Or- 3 hash belangende dat groote Lugtverfchynzel , PE welk zig den 26 November. 1758 vertoon- gedes kan ik , als het zelf niet gezien hebbende, „ zulk: een rflaig Berigt niet geeven als ik wel wenfchen zoude, maar , ? gene ik uit ver- fcheide Menfchen in de nabuurfchap heb kun- „ nen byeen verzamelen , is als volgt. Dien „avond, omtrent een Kwartier over Negen „ Uuren, vertoonde zig uit het Zuidooften een zeer groote verlichting of Licht, ’t welk aan- 5 ftonds zulk een Glans maakte , dat men allerley bi Voorwerpen ‚ Huizen , Boomen, Water’, ‚„ Steenen ‚ tor cen aanmerkelyken afftand duide- 9 lyk bb 23 bb 2 MD ve P | AANGAANDE EEN VUURBAL. 231 » yk kon zien: doch men befpeurde geen byzon- der Lighaam, ’t welk dat Licht uitgaf , noch ook, dat hetzelve verder Weftwaards voort- liep: waar uit wy befluiten mogen, dat het- s zelve toen geborften zy. Wy hoorden geen s Geraas: ook werdt ’er niets, dat naar Afch s, geleek, gevonden, zo veel ik heb kunnen ver- 5, neemen. Geduurende het voorgaande deel van dien Dag hadden wy een ftyven en zeer kou- den Zuid-ooften Wind , met een weinig Vorft; maar des avonds was het filler”, Deeze Brief, merkt Doktor Princre aan, doet blyken, dat de Lugt in die Landfireek, gelyk omtrent Londen, diestyds zodanig betrok- ken moet geweeft zyn , dat dus het Lighaam van de Verheveling geheel verborgen bleef, fchoon derzelver Licht zeer duidelyk zig vertoonde, en, naar zyn vermoeden , aldaar te helderer was we- gens het barften van de Staart en derzelver ontbin- ding in Vonken Vuurs, wanneer het Verfchyn= zel byna loodregt boven de Waarneemers was. Ook vondt men in de Nieuwspapieren van GJas- gow, sj dat een Vuurbal, van gedaante en zo „> groot als de Volle Maan, te negen Uuren ’s » avonds uit het Zuiden opkomende, de Straa- » ten zo zeer verligtte, als of het heldere Mid- » dag ware geweeft , ’t welk omtrent een Minuut » duurde; zynde die Vuurbal, effen voor haar verdwyning, boven de Stad jn drie deelen ge- VL Deer. Pig „fchei- ij 232 VERSCHEIDE BrRIGTEN s fcheiden, verfpreidende zig voorts door den > Dampkring”, Van Dumferline, een Plaats in ’ Graaffchap Fife „omtrent vyf Uuren gaans ten Noordweften van Edenburg, fchreef Doktor STEpMAN: dat hy alleen twee Perfoonen had gevonden, die ver- ‚ klaarden , dat zy het Lugtverfchynzel gezien had- den, te weeten een Man en Vrouw , van wel- ken hy de volgende Byzonderheden hadt verno- men. De gedaante was zodanig , als men afge- beeld vindt in Fzg. 5, waar van de Doktor de Tekening overzondt. Zy zagen de Verheveling eerft in ’t Zuidzuidooften, komende van agter een Gebouw } en dezelve fcheen hun zig Weftwaards te beweegen. Het agterfte gedeelte, of de Sleep, gaf groote Vonken of brandende Klootjes uit, ge- lyk de Lugtballen, die men uit een Vuurpyl ziet vallen, wanneer dezelve barft. De hoogte was omtrent 24 Graaden, waar van hy de maat met een Werktuig genomen hadt, toen zy hem aan- weezen, hoe het zig langs het Dak van een Kerk fcheen te beweegen , na hem gebragt te hebben aan het Venfter, daar zy ftonden om dit Verfchyn- zel te zien. Dat zy hetzelve, voor dat het was uitgeblufcht, uit het gezigt verlooren, doordien een Tooren hun in den weg ftond. Dat het Hoofd of voorfte deel zig iets breeder dan de Volle Maan vertoonde. Dat men geen Geluid hoorde na de verdwyning. Dat het omtrent te ne- iran a in dk en A _ KANGAANDE EEN VUURBAL. 233 negen Uuren ’s avonds was, op Zondag den 26 November. Uit de Weftelyke deelen van Schotland ont- ving de Heer Prinere den volgenden Brief, -gefchreeven door Doktor ArrxanperR MACKEN- ZIE, praktizeerend-Geneesheer in ’ Landfchap Rofs , aan een zvner Vrienden in dat Landfchap. 9 9 2 2 2 EE) bE) EE) EL) 22 9 EE) Eb) 9) 2 3 fi » » bb 32 5 29 Het fpyt my, dat het Berigt, ’ gene ik U kan geeven omtrent de Verheveling , welke zig den 26 November laatfileeden vertoond heeft, zo weinig voldoende zal zyn: niette- min- zal ik U verhaalen , wat ik heb gezien. Vooraf moet ik zeggen, dat ter plaatfe daar ik my diestyds bevond, raamelyk te Flower- dale (een Heeren-Huis op de Wefikuft van Rosfhire) , ’ gezigt van den Hemel zeer be- paald is, zynde dit Huis t?eenemaal omringd, ‚ uitgenomen aan één zyde, door zeer hooge en digt aan %t zelve ftaande Heuvelen ; waar uit Gy begrypen zult, dat de Verheveling hoog moet zyn geweeft, eer dezelve kon waarge- nomen worden en dat dezelve fchiclyk ver- dween , dewyl de voortgang zeer {nel was. Haar Licht was op het wonderbaarlykfte glan- zig „ maar niet in minke gelyk aan dat van de Zon, uitgenomen, wanneer dezelve door een Wolk of een dunnen Stofregen heen fchynt. De grootte was byna als die van de Volle Maan , wanneer dezelve drie of vier Uuren hoog ftaat: de kleur geleek in ’t geheel niet naar ‚VI. Deer, > die 234 VerscHeipe BeRIören die vant Lighaam der Zonne of van een gloei jende Kogel, maar meeft naar de Vlam van in „ brand geftoken Voorloop : de figuur was vol- maakt Klootrond, zonder eenige Staart , maar » het gaf, of druppelde als ’ ware , Vonken uit ‚ van verfcheiderley kleur en grootte. « Belan- 2 gende de Hoogte, die was Vertikaal, en de s, koers van ’t Weften Noordelyk naar ’t Ooften » Zuideiyk. Ik befpeurde by deszelfs verdwy- > ning geen geraas. Toen ik het zag, was ’ 9, omtrent negen Uuren ’s avonds , en zo don-_ » ker, als ik ooit een Nagt gezien heb”. Dewyl Doktor Prinere op leezen van deezen Brief bevondt, dat, volgens de Waar- neeming van Dr, Mackenzie, de koers van de Verheveling in deeze deelen zo zeer verfchil- lende was, van het gene hy uit alle de andere Berigten hadt opgemaakt , en geen de minfte waar- fchynlykheid ftellende , dat een nieuwe Verhe- veling zig, op de zelfde Plaats, op den zelfden Dag en op het zelfde Uur , vertoonen zoude, wanneer de andere verfchynen moefte;, zo twy- felde hy , hoe die uitdrukking te verftaan; en fchreef aan den Doktor, of hy meende dat de - Koers van het Lighaam was geweeft , van een Pant rets benoorden ’t Weflen , naar een Punt sers bezurden > Ooflen, of op een andere wyze: kry- gende daar op het volgend Antwoord. „ Schoon 9 het my leed is, als buiten de Poft-rit zynde, „ geen gelegenheid gehad te hebben om Uwen „Brief 95 KANGAANDE EEN Vuurzar. 234 Brief op zyn tyd te beantwoorden, heb ik „het nogthans; doot dat afweezen, thans meer in myne magt, om naauwkeurig te zyn, ten opzigt van eenigen Uwer Vraagen; dewyl ik zo even terug gekeerd ben van Flowerdate, al- waar ik; ingevolge van den eerften Brief, op ‚% Onderwerp van de Verheveling , naauw keu- rig de plaatzing der Gebergten waargenomen heb, over welken zy pafleerde: ten einde ik myn: Berigt van derzelver Koers verbeteren „ mogte, indien ik te vooren daar in had mis- getaf. Na die Afmeeting , egter, bevond ik myne voorige befchryving naar den letter naauwkeurig „ en dat Uwe verklaaring van myne Woorden; van’: Weflen Noordelyk, naar % Ooflen Zuidelyk; juïft is t geen ik meende. Het mag niet naar de Konft gefproken zyn, doch het drukt den waaren voortgang uit van ‚dat Lighaam, wanneer ik hetzelve zag; niet- tegenftaande ik thans zie uit de Berigten„wel- ken UEd. uit de Zuidelyke deelen van Schot- land en van Carlifle ontvangen heeft „ dat de: Koers byna regt tegenftrydig ware. ’t Gene ik met de Vertkaale hoogte meende was, dat de Afwyking van dit Lighaam , indien eenige, ten uiterfte weinig ware van het Toppunt; en wel ten Noorden. Schoon ik byna een Ewar- tier Uurs naar % zelve bleef kyken, na dat het verdweenen was, vernam ik geen ’t minfte Geluid, nach gelyk dat van Donder of van VL Dezn. Ka- 236 VeErsCHeEiDE BERIGTEN „ Kanon; hoewel ?er dit in een kleinen trap kan „ plaats gehad hebben zonder dat ik het hoorde; „ dewyl het geraas vande Zee dien Avond veel „ fterker was, dan op eenigen anderen tyd, ge- s duurende de geheele Maand, welke ik op-dic „plaats heb doorgebragt. Ik kan U vaftelyk ver- s zekeren, dat ’er geen Staart aan ’ zelve was „> te zien: hoewel, gelyk ik te vooren zeide of „ meende te zeggen in mynen voorigen Brief, „ het Lighaam uitgaf , of vallen liet, een groote > menigte Vonken van verfcheiderley grootten „en de allerfraaifte Koleuren, waar. van fommi- > gen zig omtrent zo groot als een halve Kroon » @&) vertoonden. Myn Vrouw en een ande- re Juffrouw , zeftien Uuren gaans van my af; » byna regt Ooftwaards van Flowerdale, zagen veele zulke Vonken, doch van het Lighaam der Verheveling wierden zy niets gewaar. Het » Schynzel, dat dezelve maakte, fchoon bleek > van kleur, als dat van de Maanefchyn , was „ nogthans zo helder , dat ik ieder Bofchje en „ Boom, ja zelfs de oneffenheid der Rotfen op den top der Gebergten, onderfcheiden kon; „ fchoon de Nagt, zo wel voor als na de ver- „ tooning van dit Verfchynzel, by uitftek don- „ ker was, ea zonder dat men eenige Ster aan „‚ den Hemel kon zien. *tVerwondert my niet s Wei (*) [Zulk een halve Kroon noemt men by ons, in Hol- land, een Engelfche Agtentwintig.] : ' AANGAANDE EEN VUURBAL. 237 „ weinig, dat, hoe vroeg het ook nog ware, „ niemand in dit Landfchap, zo veel ik heb kun- s, nen verneemen, (en ik heb moeite daar toe ;, gedaan,) hetzelve gezien heeft; uitgenomen » dat myn Vrouw en haar Vriendin , aan: de Vonken die zy waarnamen , iets van ’t voor- „, bygaan moeten gezien hebben ; gelyk Gy toe- ;, flaan zult. Deeze omftandigheid doet my den- ken, dat het, uit myn gezigt verdweenen » zynde, zig zeer fchielyk moet omgew end heb- „‚ ben, verliezende zyn Zuidelyken Koers en s regt Ooft gaande; ’t welk naar myn gedagten 5 ’t berigt van den Schipper , die het in de Ooft- zee gezien zou hebben, beveftigt ”. De Heer Doktor Prinere merkt op deezen Brief van Doktor MACKENziE aan, dat het niet vreemd is, dat de Verheveling haaren Koers veranderd-hebbe ‚ dewyl men zulks van andere Vuurballen, die zig in voorige tyden hebben ver- toond, fomtyds ook gemeld vindt. En, uitde Noordelyker deelen van Schotland „ hadt hy van niemand iets aangaande dit Verfchynzel vernee- men kunnen, fehoon hy zelfs naar Hitland daar over had gefchreeven. Doch ten opzigt van-den Schipper, die het in de Ooftzee gezien zou heb- ben, verftondt hy naderhand, dat dit opeen an= deren Avond was geweeft. Uit Terland kreeg hy Tyding, dat Betere te Dublin wel duidelyk gezien ware. Weinigen, egter , hadden het met oplettendheid befchouwd, VI. Deen. | dan as% VeERsCHEIDE BERIGTEN dan een Herbergier te Jsland-bridge, naby deeze Stad, die-’t volgende Uittrekzel, uit zyne Aan. tekeningen van ’t Weder, dienaangaande over zondt. ‚‚ Den 26 November 1758. % Waait ss fterk , met een Zuidooften Wind. Vyftien Minuuten over Agten ’s avorids verfchynt een Vuurbal, omtrent 17 Graaden boven den Ho- rifont „ regt in ’t Ooften, beweegende zig van “x Zuiden naar ’*t Noorden: zo groot in ver- tooning als de Maan, maar van een Goudag- tiger kleur. Dezelve breekt, en fpreidt zig van een, als een Vuurpyt met Lugtballen, in kleine heldere Vonken, nagenoeg voor den Wind, of even als * ware zy door den Wind weg gedreeven werden”. EE) 2 9 EE) 99 2 EE EE) 3 2 AANMERKINGEN van Doktor PriNGuLEs omtrent deze Berigten , de Verfchyning en Ei genfchappen van zodanige Verhevelingen. Voor eerft, belangende den Loopbaan van dee- zen Vuurbal. Dezelve fchynt Vertikaal of byna Vertikaal geweeft te zyn te Cambridge, en oms trent het Toppunt van die Plaats Vuur gevat 3 ten minfte zig daar, of daar omtrent, allereerft im een Vuurigen flaat vertoond te hebben. Van daar ging deeze Verheveling, regtftreeks, byna Noordweft ten Noorden voort , over verfcheide Landfchappen in Engeland , over den Golf van Sofway „ daar zy gs over heen geloopen moet Zy, AANGAANDE EEN VUURBAL,. 239 Ryu, tuflchen Car/:fle en de Stad Dumfries, en in Schotland over de Landfchappen van Dumf?tes en Lanerk: maar, kort na dat zy regt in ’t Toppunt van het laatfte gekomen ware , te weeten een weinig bezuiden Doug lafs , of miflchien nader aan de onderlinge Grensfcheiding van Lanerk en ’t Landfchap dre ‚omtrent drie of vier Uuren gaans beooften Auchenleck, fcheen een gedeelte vande Staart af te breeken , en zig te verfpreiden in heldere Vuurfpranken : terwyl het Hoofd; waar toe het overige van de Staart aanftonds verzameld werdt, met den zelfden koers voortging, tot dat het komende boven Fort William in ’t Land= fchap Invernefs , na eenen loop van omtrent hon- derd Duitfche Mylen, aldaar fchielyk verdween. Niettegenftaande de uicbluffching van de Verhe- veling op deeze plaats, fchynt dezelve egter verder Noordwaards voortgegaan te zyn: alzo zy we= derom, in een verlichte ftaat en van eene Kloot- ronde figuur, doch zonder Staart, gezien werdt, omtrent de 58 Graaden Breedte, op de Weftkuft van ’t Landfchap Ro/s , byna regt boven ’t hoofd van den Waarneemer , beweegende zig toen be- zuiden het Ooften, datis, meteen Koers , byna regtftreeks ftrydig met den voorigen , en in dee-= ze laatfte Koers, waar van wy ’t end miet wee- ten, zal zy miffchien nog: ver Ooftwaards zyn voortgegaan. Geduurende het eerfte deel van haaren Loop, te weeten van Cambridge tot aan Fort William, VL Deen Q ging 240 VERSCHEIDE BERIGTEN ging zy fchuins nederwaards ; dewyl zy, vol- gens de Rekening, ruim 20 Duitfche Mylen hoog moet geweeft zyn boven de eerftgemelde Stad, en niet meer dan 5 of 6 boven de laatfte Plaats. Op wat hoogte zy naderhand zig vertoond hebbe in het Landfchap Rofs , kan ik niet bepaalen, de- wyl ik van daar flegts ééne Waarneeming heb ont- vangen. Aangezien Doktor Macxkensie haar om- trent boven zyn Hoofd waarnam, en niettemin van kleiner grootte dan de Volle Maan , wan- neer die eerige Uuren boven den Horifont ge- weeft is; zo zou ik vermoeden , dat dit Lig- haam, na zyne nederdaaling tot aan Fors Wil- liam , ten tyde , wanneer hy hetzelve zag , weder opgefteegen zy : want die Heer zou het waar- fchynlyk als een grooter Lighaam befchreeven hebben ‚ indien het toen ter tyd niet hooger had geweeft ‚ dan, wanneer het zig eerft vertoonde. Deeze daaling en ryzing in de Loopbaan van eene Verheveling, 1s niet ongewooner , dan des- zelfs zydelingfe Afwyking van eene regte Lyn; gelyk ik elders aangetoond heb. Zodanig beftaat het metde zaak, fchoon men ’er, miffchien, be- zwaarlyk reden van kan geeven uit de algemeene Grondbeginzelen der beweeging. De waarfchyn- lykfte oorzaak van verandering in de hoogte, zal geweeft zyn de fnelle daaling deezer Verheve- ling, tot dat dezelve zo laag kwam, dat de te- genfland der Lugt op haar kon werken: in welk seval het onderfte gedeelte des Lighaams een dig- ter AANGAANDE EEN VuurbAt. Sát- zer Lugt ontmoetende dan het bovenfte, hetzel. ve van die Middelftoffe zodanig kon terug ge- ftooten worden, dat het weder opklom. Want fchoon de Lugt, ter hoogte van vyf of zes Duit- fche Mylen , by uitftek verdund is, zal nogthans, in dit voorbeeld, de byftere fnelheid van het op- vallend Lighaam een minder tegenftand biedende Middelftoffe een grootere uitwerking doen voort- brengen. De Verheveling, derhalve, kon door de Lugt op de zelfde manier afgekaatft zyn, als een Kanonkogel wordt door ’t Water, wanneer hy ’er op aanloopt in een zeer fchuinfe Koers. Indien deeze Redeneering toegeftaan wordt , kunnen wy , op de volgende manier , ook reden geeven van de zydelingfe verandering in deszelfs Loopbaan. Alhoewel het fchynt, dat, geduu- rende het eerfte deel van den Loop, de Wind ink %* Zuidooften was, nogthans, wanneer de Vers heveling het Noordelyk deel van Schotland ge- naakte , ontmoette zy aldaar, waarfchynlyk, een Weftelyken Wind; gelyk ik opmaak uit deeze omftandigheid in den Brief van Doktor MAckeN- sie; dat bet geraas van de Zee, dien Avond, veel flerker was , dan op eenigen anderen tyd, geduuren. de de geheele Maand van zyn Verblyf te Flowerdale, Immers dewyl die Plaats aan den Wefter-Oceaan, in % Landíchap Rofs, gelegen is, zo verbeeld ik _my, dat de Zee dit Stormagtig geraas niet had kunnen voortbrengen, ten zy de Wind, op dien tyd, gewaaid had uit eenig punt tufchen het VL, Deer. Q 2 Weften Ks 242 VersCHeipe BERIGTEN Weften en Noorden. Indien derhalve de Stroom van de Lugt zig fchuins aankantte tegen de bewees ging van de Verheveling , moeft dat Lighaam traps- wyze worden terug gekaatft in een nieuwen Koers, van welken heczelve, door een anderen Stroom , ten tweeden of derden maale kan zyn afgewend ; tot dat het ten laatften verviel in dien Weg, welken de Doktor befchryft.. Uit dit Berigt zal volgen; dat, hoe laager de Verheve- ling daalt „ haar Loop zo veel onregelmaatiger zal zyn; dewyl zy alsdan den meeften tegenftand zal ontmoeten ‚zo wel van de digtheid als van de ftroomen der Lugt. Wat de Snelheid aangaat, die komt byna on- gelooflyk voor. Wy hebben, naamelyk, ge- noegzaame blyken , om dezelve op 7 Duitfche Mylen in een Sekonde te rekenen: doch, indien Wy-toeftaan, dat dit Lighaam alleenlyk half zo veel wegs afleide in die tyd, zo zullen wy be- vinden dat de voortgang meer dan honderdmaal vlugger geweeft zy dan de middelbaare fnelheid van een Kanonkogel , en byna gelyk aan die van den Aardkloot in zyne Weg rondom de Zon. kt De weezentlyke grootte kunnen wy met gee- ne juiftheid bepaalen , aangezien deszelfs {chitte- rende helderheid eenig bedrog veroorzaaken moes- te „en dat de fchynbaare grootte op zulk een ver- fchillende wyze door de Waarneemers is bepaald geworden. Indien de Verheveling , toen zy naaft was aan Dublin, zig gelyk de Volle Maan | ver- CRAEN 6 die: innn an _ AANGAANDE EEN VUURBAL. 243 vertoonde, zo zullen wy vinden, dat de waare middellyn omtrent een halve Duitfche Myl ge- weeft moet zyn; en, indien de Landman te'.4n- cram dezelve, toen zy in top was te Cambridge, van grootte zag als de Bol van zyn Hoed „ of omtrent half zo breed als de Volle Maan, dan kunnen wy de middellyn omtrent op een vyfde van een Duitfche Myl of vierhonderd Rynland- fche- Roeden begrooten. Uit andere Waarnee- mingen moet dezelve ten minfte half zo groot geweeft zyn. Dewyl de verbeelding zo be- kwaam is tot het vergrooten van zodanige Voor- werpen, zullen wy de grootte van den Bal op ’% allerminfte ftellen, en rekenen dat de Omtrek na- genoeg zeshonderd Roeden of omtrent een der- de van een Duitfche Myl geweeft zy. Het Lighaam moeft zekerlyk van -taamelyke uitgeftrektheid zyn, om zulk een Licht-uit te geeven, dat de Man te Ancram, toen het in % Zenith van Cambridge , op den afftand van meer dan vyftig Duitfche Mylen , zig openbaarde , de geheele zyde van zyn Huis verlicht zag, en wel, om zyn eigen uitdrukking te gebruiken, met zulk een helderhetd , als of de Zon [cheen. Fn, inder- daad , overal wordt gewag gemaakt van de groot- heid van het Licht, zelfs op die plaatfen, daar de Dampkring zo dik was, dat dezelve de Staart, ja de geheele Verheveling, voor ’t gezigt ver- borgen hieldt; gelyk te „Auchenleck, alwaar de. zelve nagenoeg in top moet gepaflcerd zyn. VL Deer. Qs Be- 244 VerscHeipe BERIGTEN Belangende de Staart; dezelve is een ftroom van Licht geweeft, verfcheide Mylen lang. Want dit was geen bedrog van % Gezigt, gelyk wy onderftellen dat de fleep van een Vallende Ster zy; maar of een weezentlyke Vlam, of, ’t gene waar- fchynlyker voorkomt, dezelve beftondt ten deele uiet Vlam, maar voornaamelyk uit kleiner Klomp- jes Vuur, (die van de Waarneemers Vonken of Spranken genoemd werden , wanneer zy uit de lichtende ftreek vielen ,) en Dampen of Rookag- tige deeltjes, niet gloeijende gemaakt, maar door de weezentlyk brandende deelen verlicht zynde. Miffchien waren deeze Dampen het voornaamfte deel der famenftelling van de Staart, zynde dit de oorzaak geweeft, dat derzelver Licht zo veel flaauwer ware dan dat van’t Hoofd; gelyk daar uit fchynt te volgen , dat men op fommige plaat- fen , alwaar de Lugt minder helder of de afftand grooter was , de geheele Verheveling befchreeven vindt, ’ zy als een ronde Bal of als een langwer- pig Klootrond Lighaam, (met den grootfien As in de ftreek der beweeeging „) doch zonder Staart. dn dit laatfte Geval, te weeten dat van een Ey- vormige figuur, is ’ waarfchynlyk dat, behalve * Hoofd, ook * begin van de Staart zigtbaar wa- ze, als beftaande uit Vlam, en derhalve helderer zynde dan het overige, en dat zy dus, beiden te gelyk, zig als een langrond Lighaam aan dee- ze Waarneemers vertoonden; terwyl de zulken, die ‘er naaft aan waren , en een helderen Damp- kring - pj TEE AANGAANDE EEN VUURBAL: 248 ‘kring hadden, de Staart ook van aanmerkelyke langte zagen; dat is, de Vlam, Vonken en de verlichte Damp, in een fleep agter ’t Hoofd, als ligter zynde en derhalve meer tegenftand ontmoe- tende van de Lugt: op de zelfde manier, als wy zien dat de Vlam, Vonken en Rook van een Toorts of Fakkel , die-door de Lugt bewoogen wordt, dezelve agter ‚na volgen. Dit alles is klaar, maar ten opzigt van de affcheiding van het derde deel der Staart van het overige , een omftandig- heid, welke door den Landman te Ancram duide- lyk befchreeven , en oogfchynlyk beveftigd wordt door andere Waarneemingen; zou eenige duifter- heid kunnen zyn. Miffchien werdt, op dit tyd- ftip, by gelegenheid van een grootere uitfpatting inde Bal, het meefte der brandbaare Stoffe op eenmaal uitgeworpen, dewelke, agterwaards val- lende , die Vertvoning maakte van % afbreeken van een derde deel der Staart, terwyl, uit ge- brek van Brandftoffe , het overblyfzel verdween, of , gelyk de Waarneemer het uitdrukt, zot Zet Hoofd werdt byeen verzameld. Deeze verklaaring wordt waarfchynlyker gemaakt „ door ’t gene ge- zegd is van de uitlaating van een grooter Licht omtrent deezen tyd, en door den luiden Slag, dien de Landman vyf Minuuten daar na hoorde, en die, als men den afftand berekent , hem omtrent dien tyd bereikt moeft hebben, zo dezelve door die buitengewoone uitfpatting en verfpreiding der brandbaare Stoffe veroorzaakt ware. VL Deer. Q 4 Het 246 Verscuripe BERIGTEN , Het fiflend Geluid , dat fommigen hebben ver- nomen, terwylde Verheveling hun voorby ging , was een bedrog van zodanig foort, ’% welk dik- wils de Klank met beweeging famenknoopt ; ge- Iyk het met de genen beftaat, die zig inbeelden iets te hooren, wanneer zy de Schietingen zien van het Noorderlicht. Ik zeg een bedrog, om dat, ingevalle deeze Verheveling, geduurende haaren voortgang , weezentlyk eenig geraas maak- te, de afftand van dat Lighaam zo groot en de duuring zo kort ware , dat deeze Klank niet, dan eenige Minuuten na dat het weer donker gewor- den was, konde gehoord zyn. De Slag aan ’% end, in tegendeel , zo dikwils te vooren gemeld, die niet alleen door de genen, welken het Licht zagen, maar ook door anderen , wien niets van % voorgevallene bekend was, gehoord werdt, was een weezentlyke Klank , en oneindig grooter dan eenige, ons gewoon. Want, op den afltand van 15 Duitfche Mylen en verder, werdt dezelve vergeleeken by harde Donder, het bulderen van zwaar Gefchut, het inftorten van ’t end van het Huis, daar de Perfoon, die het hoorde, zig in bevondt en het affchieten van een Snaphaan op de Vliering. Indien deeze Klank was voortgebragt wanneer het Lighaam die Klompen uitwierp van brandende Stoffe, (welke de Waarneemers noe- men Vonken Vuurs of Spranken , het barften van de Staart, en die in Fy. 5 zyn afgebeeld als Bal- letjes van kleinder grootte , in den Sleep zelf be- green AANGAANDE EEN VUuURBAL. 247 greepen,) zo zullen wy bevinden, dat diestyds de Verheveling , door meer dan g Duitfche My- Ten hoog te zyn, in een Geweft ware, daar de Lucht drieduizendmaal dunner is dan op de Op- pervlakte des Aardkloots: dat is, omtrent zes- maal dunner dan in een gemeene ledig gepompte Klok, alwaar klinkende Lighaamen geen Geluid geeven , en daar zelfs Buskruid en Slagpoeijer aangeftoken worden zonder Slag. Hier uic zou ik befluiten , dat de affcheiding der Elaftieke Stof- fe moet gefchied zyn met eene Snelheid, die al- le verbeelding overtreft: aangezien de fterkte van de Klank zo veel afhangt van den tegenftand der Lugt, en deeze Hlaftieke Stoffe kon afvliegen met zo veel Snelheid, dat zy van eene zo dunne Middelftoffe zo groot een tegenftand vond C*). Uit de fterkte van den Slag moet ik ook beflui- ten, dat de zelfftandigheid der Verheveling vafter was , dan of zy t'eenemaal had beftaan in Uitwaa- femingen , die of tot een Kloot gevormd,en dus in brand geraakt, of ín een foort van Sleep ge- fchikt en verteerd geworden waren door een loo- pend Vuur. ‘Want Klanken worden, gelyk wy ‚ wee- (*) De Heer Sarver heeft onlangs door eenige keu- rige Proeven aangetoond , dat zulke zelfftandigheden , als Buskruid en Slagpoeijer (Pulvis fulminans) een Slaz maaken fterker of zwakker, naar reden van de Snelheid, met welke de inwendige ILugt zig affcheidt en van den Selin der uitwendige Lugt. Zie Mifcell. Taurinens, om. I. VI, Deet. Qs 248 VerscHeiDE BERIGTEN weeten, voortgebragt, % zy door de fnelle en geweldige botängen van harde Lighaamen tegen de Lugt; % zy door de fchielyke uitfpanning van een Elafüeke Vloeiftoffe , na dat dezelve binnen een vafte zelfftandigheid is famengepakt. %t Ge- raas, dat door de beweeging der Elektrieke Stof. _ fe veroorzaakt wordt, is mogelyk de eenige uit- zondering : maar wy hebben geen reden om te denken, dat dit in het tegenwoordig Geval plaats greep. «Daar fchynt meer grond te zyn om te gelooven, dat dit Lighaam van een vafte zelfltan- digheid ware, ten minfte wat de Oppervlakte be- treft: dewyl wy vinden, dat hetzelve, na de geweldige Uitfpatting , nog zyne form behield; een omftandigheid , die naauwlyks plaats zou kun- nen hebben, indien de Verheveling uit niets dan Dampen had beftaan. Derhalve mogen wy ver- moeden, dat de brandende Stoffe lugt kreeg door eenige Openingen, die of onzigtbaar waren of niet waargenomen zyn. Al wat ik tot onderfteuning van deeze gifling by kan brengen, is, dat wy in de Verhandelingen der Akademie van Bononie de Befchryving vindén van eene Verheveling, die, in Jaar 1719, zig laager in de Lugt vertoonde dan de gene, daar wy hier van handelen, en in welke, naar men voorgeeft , vier byzondere Gaa- pingen onderfcheiden werden , geèvende ieder Rook uit (*). By deeze bewysredenen voor de vaft- (*) Apparebant in eo biatus feu Voragines quatuor, fumuy exbalantes, Inttitut. Acad. Bonon. Tom. Lp. 235. “ AANGAANDE EEN VUURBAL oe vaftheid van dit Lighaam, kunnen wy voegen deszelfs overmaatige Snelheid en de fterkte van het Licht ; dat insgelyks omftandigheden zyn ‚meer eigen aan eene lighaamelyke zwaarwigtige zelf- flandigheid , dan aan eene die in enkele Uitwaa- femingen beftaat. Over’ geheel , geloof ik, zal het blyken , dat deeze Berigten niet gunftig zyn aan de algemeene Stelling omtrent zodanige Lighaamen; die dezel. ven doet beftaan in zekere ZAwavclagtige Dampen, voortkomende uit het Aardryk. “Want behalve % gene hier voor is bygebragt , heeft Dr. Har- LEY aangetoond; „‚ dat,ter hoogte van omtrent s 9 Duitfche Mylen, de Lugt zodanig is, ver- » dund, dat zy drieduizendmaal grooter ruimte ‚‚ beflaat dan op de Oppervlakte des Aardkloots, 2 en dat de Lugt, ter hoogte van 12. Duitfche » Mylen, over de dertigduizendmaal zou uitge- \4s Zet zyn: maar hy agt het waarfchynlyk „ dat ss de uiterfte kragt van derzelver Veering haar ‚ss niet tot zulk een trap van uitfpanning kan bren- »> gen, en dat geen deel van den Dampkring bo- vende ro Duitfche Mylen reikt G})”., Dit nu zodanig zynde, hoe kunnen wy dan onderftellen dat eenige zulke Dampen opftygen tot de hoog- te van 20 of 25 Duitfche Mylen ; daar de Lugt zo veele millioenen maal dunner zou moeten zyn, dan (1) Pbilof. Transaët. N. 181, p.!roa. Abridg. Vol. U. Ch. r. $ 9. ol. Dern 850 VerscrripE BERIGTEN / dan die, welke wy inademen? ‘Wederom wy vinden dat alle Dampen , in haare opklimming, elkander onderling terug ftooten, zo weinig fchy- nen zy gefchikt te zyn om famen te loopen tot Klooten van zulk eene grootte. Maar de Heer Harrey merkt aan, (fpreekende van de groote Verheveling van Maart 1719.) „dat , fchoon de » Waterige en de meefte andere Dampen fchie- » yk verdikt wordende door Koude, en, zekeren s> trap van betrekkelyke Zwaarte in de Lugt be- » hoevende „om hun op te voeren, flegts tot een „ kleine hoogte opklimmen : nogthans” (voegt hy ’er, ten voordeele van het Gevoelen, dat dee= ze Lighaamen van Uitwaafemingen geformeerd zyn, by:) de ontfteekbaare Zwavclagtige „> Dampen, door een ingeboorene ligtheid, een „> foort van Myddelpuntfchuwende kragt hebben, en » niet alleen geen Lugt benoodigd zyn, om hun «> te onderfteunen , maar, door Hitte bewoogen » zynde, opklimmen zullen in Ledige van de > Lugtpomp. (Hier uit maakt hy op;) dat de 9, Zwavelagtige Dampen, van alle andere deel- » tjes ontwikkeld zynde , ver boven de vermeen- » de Paalen des Dampkrings kunnen opftygen ; » Eens zig zelf in een fmaller omtrek famenvoe- gende, door dat Grondbeginzel van de Na- » tuurs % welk gelykfoortige Stoffen byeen ver- s gadert, even als een ftreek Buskruid leggen * ‚‚ kunnen in de dunne Lugt , boven den Damp- » kring, tot dat, wanneer zy door eenige in- wen- ‚ AANGAANDE EEN VuursAt. 21 \_wendige gifting Vlam komen te vatten, die 3, Vlam kan medegedeeld worden aan de-deelen, 9» waar mede zy in aanraaking zyn „ en dus voort- ‚ loopen even gelyk een Loopvuur”. Enz. (*). . Deeze Stelling van dien uitmuntenden Natuur- kenner, egter, fchynt onderhevig te zyn aande volgende Zwaarigheden. 1. Welke zyn de Proef- neemingen , die aantoonen , dat ontfteekbaare Dam- pem eenigerley foort van Middelpuntfchuwende kragt hebben; of dat dezelven, % zy in een vol- ftrekt Lugtledige ruimte of in eene Middelftoffe, daar de Verhevelingen dikwils voorkomen, en daar de Lugt, volgens den Heer Haurer zelf, vyfhonderdmaal dunner zyn moet dan in een ge- woone Lugtledig gepompte Klok (}), opftygen zullen? 2. Schoon Zwavelagtige Dampen van’t Aardryk kunnen opklimmen, wanneer zy door Hitte zyn in beweeging gebragt , zal die vlugheid niet fchielyk ophouden, door de koude van de Lugt, lang voor dat zy de opper-Streeken berei- ken kunnen? 3. Onderftelt niet alle Stoffe, die tot Vuurvattinge bekwaam is, eenige veelheid van een Zuur Zout, vereenigd met het brandbaare ge- deelte, en bygevolg eenige Zwaarwigtigheid? 4. En, zal niet derzelver Gewigt vermeerderd wor- (*) Pbil. Transat N. 360. p. 978. Abr. Vol. IV. Part. 11. Ch. r. $ 28. (}) Zyn uitdrukking is , seer dan driebonderdduizend maal dunner dan de Lugt, die wy inademen. VL Dezer. &52 VerscneiDE BeriGTEn worden door de groote veelheid van verdikte Lugt of eenige andere Veerkragtige Vloeiftoffe „famen- gevoegd met de Vuurvattende Dampen: * welk de oorzaak is van de Uitfpatting in den Slag? s. Worden wy tot dit denkbeeld , omtrent de inge- boorene Ligtheid en Middelpuntfchuwende kragt der Vuurige Stoffe, niet gebragt door te bevin- den, dat de Hitte een grooter neiging opwaards, dan nederwaards heeft? Maar , is dit niet toe te fchry ven aan dat gedeelte der Lugt, ’t welk, de Hitte aanneemende en daar door uitgefpannen zynde, betrekkelyk ligter wordt dan het overi- ge, en derhalve in den kouder en meer verdikten Dampkring opftygt? 6. Onderftellende dat de Aantrekking plaats greep „zouden niet deeze Dame pen,door die Wet, eene Klootagtige figuur aan- neemen, in plaats van, gelyk een Sleep, zig fa- men te trekken in breedte en uit te breiden in langte? 7. Wat zal deezen Sleep in brand ftee- ken: aangezien een Gifting, volgens de Schei- kundigen, eene vermenging influit van ongelyk- flagtige deelen , tegenftrydig met des Doktors On- derftelling? 8. Hoe komt deeze Sleep uitgerekt te worden in een zo regte lyn en zo gelyk van breedte; in zo verre dat ’er in den loop van de laatfte Verheveling , omtrent roo Duitfche My- len ver, geene kennelyke afwyking ware, noch eenige verandering in de grootheid der ligtende Vertooning , dan daar men reden van kon geeven uit deszelfs grooter of kleinder afftand van den Waar- AANGAANDE EEN WVUURBALs 253 Waarneemer, of dat zy door een helderer of don- kerer Dampkring heen gezien werde ? Sommigen zyn van gedagten geweeft, dat dee- ze Vuurige Verhevelingen alleenlyk een foort van Blikfem of Weerlicht zyn, op grooter hoogten dan gewoonlyk ; grondende hun denkbeeld op de fnelheid van zodanige Vuurballen en den Klank, die dezelven vergezelt, welke zo zeer naar dien van Donder gelykt: maar, dewyl deeze Onder- ftelling geen ingang heeft gevonden , zo behoef ik geen tyd te verfpillen met die te wederleggen; te minder nu, daar de natuur van den Blikfem zo veel beter deman wordt, dan ten tyde wanneer deeze Befpiegeling eerft Wereldkundig werdt ge- maakt. Ik zal alleenlyk garinieeken ; dat het, voorenaleer de Stoffe des Blikfems ontdekt werdt van een Elektrikaalen aart te zyn, natuurlyk te onderftellen ware, dat dezelve geformeerd werde door de Bwavelidane Dampen, van ’t Aardryk opftygende; en, indien het Aardryk bekwaam was bevonden tot het voortbrengen van zodanige Uitwaafemingen, werdt hetzelve bygevolg ook in flaat geoordeeld tot het uitleveren van Stoffen voor alle de lichtende Verfchynzelen, zelfs in de bovenfte Luchtftreeken. Dus verklaarde men, nog Ì geen honderd Jaaren geleeden, de Verfchyning der Komeeten op geen beter Grondbeginzel , en derhalven behoeven wy ons niet zo zeer te ver- wonderen , indien deeze Verhevelingen , tot dus verre, byna altoos, zelfs door de befte Natuur- VL Dezs. kun- 254 VererscHeiDE BERIGTEN kundigen; tot den zelfden oorfprong zyn thuis gebragt. Van alle de Stellingen, die tot myne kenniffe gekomen zyn aangaande dit Onderwerp , fchynt een Aanmerking van Doktor Harrev, (in een Vertoog dat door hem aan de Koninglyke Socie- teit, verfcheide Jaaren eer dan het voorgemelde, ingeleverd werdt), beft overeen te komen met deeze laatfte Verheveling: te weeten, dat zodans= ge Lighaamen , onafhanglyk van eenige Dampen wet het Aardryk, geformeerd kunnen zyn (*): maar wat het overige van zyne gifling aangaat, dat „het gene hy befchryft, „een Verzameling kon zyn » van Stoffe, die in de Mther geformeerd was s‚ door eenigerley gevalligen Samenloop van „Ato- 5» Mt, en dat de Aardkloot dezelve, nieuwlings s> geformeerd zynde, had ontmoet, voor dat s» die Stoffe eenigen aanmerkelyken smpetus van s, nederdaaling naar de Zon gekreegen had”: dee- ze omftandigheden , zeg ìk , worden in °t geheel niet onderfteund door het tegenwoordige Geval. Want, indien wy in opmerking neemen de ver= baazende Snelheid, waar mede onze Vuurbal zig Noordwaards bewoog , (en in ’t oordeelen over welke wy niet konden bedroogen zyn , noch door de Dagelykfche noch door de Maandelykfe Om- wenteling des Aardkloots,) zo moeten wy over- tuigd (*) Phil. Transalt. N. 34ï. p. 159. Abridg. Vol. IV. Part. 2. Chap, 1. $ 25. AANGAANDE EEN Vuurbar. E) 5% „tuigd-zyn, dat de Aardkloot denzelven niet ont- moet heeft, voor dat hy een aanmerkelyken zm- petus van nederdaaling had gekreegen, ’ zy naar de Zon of eenige andere aantrekkende Magt. En, fchoon ’er insgelyks eene beweeging van dit Lig- haam plaats had naar-den Aardkloot, gelyk door ° de zakking van deszelfs Loopbaan bleek , nog- thans kwam het niet geheel om laag, gelyk men zou mogen verwagten, indien de Zwaartewer- king naar den Aardkloot het enkele Beginzel ge- weeft ware, dat hier in aanmerking kwam ; maar het daalde niet laager dan tot zekere diepte in den Dampkring, waar na het weder fchynt opgeftee- gen te zyn, en een aanmerkelyken voortgang gemaakt te hebben in de hooger Lugtftreeken, te= genfirydig met Doktor Hauuevy’s Stelling om- trent zodanige Verhevelingen, welken hy ge- loofde weezentlyk tot aan den Grond toe te komen (4). 8 Ik verftout my hier, te verzin dat My s na het doorleezen van alle de Beriten. ‚ welken ik heb kunnen vinden van zodanige Verfchynze- len „geen wel bekragtigd Voorbeeld van zulk een Geval is voorgekomen , en men kan zig, aange. merkt de menigvuldigheid van deeze Vertoonin- gen „ niet verbeelden , of ?er moeften, indien zulke Lighaamen weezentlykop hetAardryk neder geko- men waren , reeds lange Jaaren zo fterke bewy- zen (1) Zie de aangeh, plaats in de Phil, Transaëtiën, VL Deer. R hand 256 VERrsCHEIDE BeRIGTEN zen voorde zaak zyn geweeft, dat men heden- daags daar niet aan konde twyfelen. Hunne nederdaaling onder den Horifunt is genoegzaam om gemeene Waarneemers te doen. gelooven , dat zy ze op het Aardryk zien vallen; terwyl een Slag , hoog in de Lugt, een weinig daar na tot hun Gehoor komende, voor het kraakend Ge- luid van den Val gehouden wordt. Niet dat ik de mooglykheid van hunne trefling aan den Aard- kloot in cwyfel trekken wil. Waarfchynlyk-zul- len zy dit doen, zo dikwils als zy loodregt naar dezelve beweegen; niet in die fchuinfe Koers, zo dikwils gemeld , welke de oorzaak fchynt te Zyn, dat zy beftendig door onzen Dampkring worden afgekaatft. Al wat ik beweeren wilde , is, dat wy tot dus verre geen zeker bewys van hunnen Val gehad hebben, en het is te-hopen , dat de beweegingen van deeze Lighaamen, gelyk die der Komeeten , van den beginne af door een beftuurende Magt zodanig gereguleerd zyn, dat wy niets te dugten hebben van hunne Afdwaa- ing. Ten zy wy ons verbeelden mogten, dat de loodregte nederdaaling en het barften van een deezer Lighaamen aanleiding-gegeven heeft tot de Hiftorie van Phaëton , dewyl geen ander Ge- val, miffchien, zo gunftig is tot verklaaring niet alleen van den grondflag van dien Fabel, maar ook tot een -onder.de, Ouden heerfchend. Gevoelen , dat, behalven een groote Landftrcek , zelfs de Hemel eens oogfchy.nly kin Brand geftaan had. _ > bg In- AANGAANDE EEN , VUURBAL, N52 Indien het dan waarfchynlyk is, dat deeze Vuurballen uit Lugtftreeken komen, ver buiten % bereik van onze. Dampen : indien zy. dikwils den Aardkloot, zodanig naderen, en, denzelven eg» ter. zelden of nooit aanraaken; indien zy “met. zo veel felheid bewaogen, worden „dat zy, in dit opzigt ‚het kenmerk hebben; van Hemelfche Lig. haamen :> indien men ze ziet voortvliegen: in al- lerley koerfen „en bygevolg een eigen beweeging hebbende, onafkanglyk van die van onzen Aards kloot : indien zy zo groote veelheden uitgeeven van eene Veerkragtige Vloeittoffe, een ontfteek= baare zelfltandigheid „en waarfchynlyk een Zuur : zo behooren wy.ze zekerlyk niet aan te merken als onverfchillig voor ons, veelminder als Klom- pen, by, geval geformeerd, of ftreeken-van.Uit- waafemingen-der Aarde inde Lugtftreek boven den Dampkring: maar. veeleer-als Lighaamen van een edeler oorfprong ; „miffchien om. eenig Mid- delpunt omdraaijende;/ geformeerd en gereguleerd door den Schepper tot wyze en-nuttige oogmer- ken, zelfs in betrekking van onzen Dampkring; aan welken zy; geduurende-hunne verbranding , eenige fyne heilzaame Stoffen. verfchaffen zouden kunnen 4 of zodanige deelen daar van-afzonderen ; die beginnen.overtollig of fchadelyk te zyn voor, de bewooners van den Aardkloot. 5 $ UE Dasn Re BY- 25% VERSCHEIDE BERICTEN & BYVOEGZEL Doktor Prinore agt het noodig , aan % As gemeen bekend te maaken, dat hy, federt zyn Vertoog gedrukt was, nog twee nieuwe Berig- ten van de Verheveling ontvangen heeft ; het eene vän den Heer Prinorr, Onder-Sheriff van ’t Land- fchap Roxburgh; het andere van Monfr. GARRET, te Ifland-Bridge by Dublin. De eerfte meldt hem; s-, dat hy, federt zjn haatften Brief, een il nèêtter Meridiaan aan ’t Huis van den Land man „te Acram getoogen hebbende, bevond, dat „het Schaapherders-Huis ‚, met P wereldse inde Af beelding , nagenoeg Zuidooft ten Zuiden af twas van ’* Woonhuis van den Landman; dât as Heuvel met Boomen V, boven welken de ;, Wuurbal fcheen te barften, weezentlyk Weft „ ten Noorden lag van den Waarneemer, en dat ‚ deStreek van het ligtend Lighaam,op ’t end van ss de uitbluflching „ byna Weftnoordweft was en niet regt Noordweft, gelyk de Landman zig „eert verbeeldde, die, by deeze laatíte Afmec- » times zelf zynen misflag erkende”. Ingevolge _ van dit Berigt trok de Heer Princre, op twee by- zondere Kaarten, een lyn Weftnoordweft van An- Eran, en bevondt, dat in E/phinflons Kaart van Schotland die lyn een weinig beooften , maar in Katchins Kaart een weinig beweften Glasgow liep: zo dat, uit hoofde van deeze laatfte Waarneemine gen, de Doktor het punt der Verd gefteld heeft AANGAANDE EEN VUURBAL, 7 959 heeft in *t Zenich van die Stad. Devyl nu Glas- vow omtrent 17 Duitfche Mylen bezuiden Fort Winam legt, waar boven de, Verheveling te vooren onderfteld was te verdwynen, zo worde derzelver loop hier door verminderd tot ongevaar zo Duitfche Mylen in dertien Sekonden tyds, en de Snelheid derhalve tot omtrent 54 Myl in ééne Sekonde. De Heer Prince heeft insgelyks den Doktor gefchreeven: , dat de Landman, ziende de Afbeelding Frg. 4, (waar van aén Heer ‚ Privore een Afdruk was toegezonden,) een gebrek vondt in de grootte van ’ Hoofd der Wehneveni ng als te groot zynde naar evenre- digheid van ’ geheel : dewyl, volgens zyn ver- beelding ,- de middellyn van het Hoafd -niet boven de 8 Duimen was en de Staart omtrent ro of 12 Voeten lang fcheen te zyn”, Monfr. Garrer fchreef aan Doktor Princre: dat federt zyn eerften Brief gan den Doktor, Evanvr. Murer en hy , honne Waarneemin- gen medegedeeld hebbende aan den Heer Wi- LIAM Garson „ Wiskonftenaar te Dublin, dee- ze „te Island-Bridge komende, en de Afmee- ting met zyne Werktuigen doende , bevonden hadt, hoe de grootfte hoogte der Verheveling: niet, meer dan 12 Graaden, ware geweeft”®. … H, VL Deer, K'3 De UITWERKINGEN VAN EEN ZWA ARE DONDERBUY, op den 16 July des Jaars 1759, iN ENGELAND. In een Brief van Juffr. ANNA WurITFELDs aan de Koninglyke Societeit van Londen mee degedeeld door den Heer JOANNES VAN RixTEL, Lid der Societeit, en aldaar gelezen den 15 November 1759. ( Phil. Transaë. Vor. LI Part. I. for 1759. pag. 282,} IEEEOEEEDEEESSES Reckmersworth, den Myn Heer. 22 Oktober 1759. Yn Zoon niet thuis zynde, heb ilk op my genomen Uw Verzoek te voldoen, in U een Berigt te geeven van de Schade, die wy door Donder en Blikfem, op den 16 July laatftlee- den, ondergaan hebben. ’t Was omtrent Kwar- tier over Agten ’s morgens, dat ik, even te voo. ren uit het Venfter-Raam gegaan zynde, waar in ik gezeten had, (%t welk is aan de Weftzyde van het Huis.) nog niet halver wegs, dwars over de Zaal, gekomen was, wanneer een zwaar Onweer van ij VAN EEN ZWAARE DONDERBUT. 26 van Donder en Blikfem door een der Schuïfraameg, heen floeg , vergruizende vyf groote Ruiten, de Luiken weg frootende en ’ Venfterbankje zoda- nig aan ftukken breekende, dat de Splinters voor- by my heen wloogen:tot aan het andere end van’ Vertrek; zynde myn eene zyde geheel met Glas bedekt. « Ook was ’er een Ruit verbryzeld, daar ik gezeten had. Ik ftond zo digt aan % Raam; dat ik tot myn leedweezen al de Dakpannen en een Schoorfteen van ’t Huis zag vliegen, even of zy „uit een Faander werden geftort. % Ge- rammel was zo groot ; „dat ik in den eerften opflag vreesde, dat het Trommelvlies myner Ooren ge- broken ware én het duurde eenigen tyd, eer ik iets het minfte hooren kon; ja niet dan eenige Uu= ren daar na werdt myn Gehoor weder volkomen herfteld. Ik ben niet inftaat om den Zwavelagtigen Stank te befchryven, en de Hitte, welke op my- ne Wangen en Hoofd viel, isnietbegrypen, dan voor iemand, die zelf daar van gevoel gehad heeft. Wanneer hetover was, ging ik uit aan de Deurs en werd door myn Dogter ontmoet, met haar Kam-Laadje onder haar Arm, dat gefcheurd was; zeggende met een bedroefde Stem ; Mama ; sf ben byna dood, Toen zy my zeid; dat deDonder in haar Kamer was gebroken, ging ik aanftonds de Trap op. . Twee of driemaal tragtte ik ’er in te gaan, voor dat ik daar toe: komen kon, en toen niet zonder myn Aangezigt te bedekken met een dun VI Deer, R 4 Schor- 262 „De UitWERKINGEN VAN EEN Schorteldoek , dat ik voor myn Liyf had: zynde de Zwavelftank en het Stof zo fierk , dat ik byna verftikte , en de Kamer was daar door zo verdui- fterd, dat ik by de taft naar ’ Venfter zoeken moeft, om het open te zetten. Wanneer het Stuiven en de Rook een weinig verminderd wa- ren, hoe droevig een Spektakel was het toen voor my en verfcheide van onze Näbuuren , wel- ke onder dat verloop van tyd waren in huis geko- men? Ik zal ’er U een flaauw denkbeeld van tragten te geeven, hoewel het ver boven myn Vermogen is, daar van een nette befchryvinge te doen. i HetOnweer was aande eene zyde in het Vertrek gekomen, alwaar voorheen een Venfter was ge- weeft, nu toegemetzeld; maar men hadt de Yze- ren Traliën laten flaan, die altemaal waren ne- dergeflagen, zynde een zeer groot Gat door de Steenen gemaakt en het Kofyn gefpleeten; zo dat een groote Splinter , dwars over *t Vertrek gevloogen zynde, in het Lood van een klein _ Venftertje flak , ’t welk licht gaf in een Gang. Het Ledikant was ten minfte twee Voeten van zyn plaats gedreeven. Alhet Val was ont- nageld; de Ringen van de Gordynen.afgefcheurd en men vondt iets gebroken aan den Hemel. Ook waren de Sloten van een Kabinet en Hoeks Buffet open gedrongen , met de Grendels over end ftaande, Eenige Schilderyên waren gefcheurd é en ZwAArE DoNpeErBur, 263: en een klein Porfelein-Kasje, met byna alles, dat in de Laadjes daar van zig bevondt, vergruisd. Daar was cen kleine Standaard, met een Hand- wafch-Bekken daar op, en een Kan met Water ftondt digt daar by: het Bekken was aan ftukken. gebroken, doch de Kan in ’ minfte niet befchas digd. Het Venfter was aan ftukken geflagen en * Behanggzel aan de eene zyde van ’ Vertrek ge- fcheurd, __ Myn Dogter was op dien tyd in de Kamer ge= weeft ‚ maar in % geheel niet befchadigd , dan dat zy tegen de Styl van ’ Ledikant gedrongen en fchier verftikt werdt door de Zwavel, zynde ook byna zo doof als ikk was. Men oordeelde, dat haar Kam-Laadje haar Arm bewaard had; door de holte te houden van haar Middelaf; alzo hetzelve was gefpleeten , even of het aan den ee- nen kant met een Hamer ingeflagen ware. De Deur, by groot geluk open zynde, gaf eenige: Lugt, welke ‘er anders niet geweeft kon’ zyn dewyl ’er geen Schoorfteen in haar Kamer was en dit gaf gelegenheid, zo zy zeide, om zig vaardiger met de vlugt te kunnen redden; want: zy moeft die by de raft zoeken: zo dat, indien de Deur vaft geweeft ware, gelyk dezelve „ twee of drie Minuuten voor dat dit gebeurde, was, Zy verfmoord zou zyn geweeft voor dat zy Yer uit kon komen: een aanmerkely-ke blyk van Gods Voorzienigheid , daar. zy en ik altoos nh yoor moeten zyn ! VL Deer. R 5 | Toen 264 De UrTWERKINGEN VAN EEN Toen begaf ik my in de Kamer, naaft aan. de baare, van welke de Schoorfteen was afgeftort die open lag “voor de Lugt. Een groote Steen , rondom den Schoorfteen in plaats van Marmer ; hing-op ’ vallen, dien men genoodzaakt «was met twee of drie: Man te laaten afneemen,-op dat ’er de Marmeren Plaat niet door gebroken mogte worden: De ‘Schoorfteen-Plank en een Koperen Haardje was geheel verbryzeld ; ‚gelyk ook ‘het Befchot boven den Schoorfteen. Men vondt zes Ruiten van het Schuifraam gebroken. Dus de Schade, die boven gefchied was, be- fchouwd‘hebbende, wendde ikmy naar den Tuin; en vond, dat van de Deur , derwaards „een ftulc gaaf fterk Eiken Hout was afgereeten en weg ge- voerd; een Steen, in ’ Zand vâft gelegd, om’ Water uit de Gooten loopende te ontvangen; was op zyn kant gefmeeten, en rookte als een ziedende Kerel; zynde dit, zo ik oordeel, daar door: veroorzaakt „ dat dezelve wâs nat gemaakt door den Regen, die een weinig voor den Don- derflag , welke deeze Schade deedt, gevallen wa- re: omtrent dertig Voeten vanden Steen af , was de Zandige Grond als met een Ploegyzer door- fheeden. Aan een kleinen Tuin „ die twee Deu- ren tegen elkander over hadt, was de een, in den zelfden Weft-Gevel als het Huis, aan ftuk- ken gefpleeten, de Liooden Pyp, die langs de zy- de van de Deur neder liep , was plat geflagen ; en de Aarde, daar rond om heen, op een hoop ge- fimee- ‘ Zwaarr DonperBur, 265 fmeeten: van de andere Poort was ’% Paneel ge- heel opgefcheurd ; het Lood, boven de Deur en Venfters, aan die zyde van het Huis, waren als een Blad opgerold; en ’t geen nog verwonderly- ker is, de Kamer boven de Zaal, die zo zeer be- fchadigd was, geheel vry; terwyl de twee daar naaft zo veel-geleeden hadden , als ik gemeld heb, en geen der Vertrekken , onder de gemelde Ka- mers was in ’ allerminfte befchadigd. Dit, Myn Heer, zyn de Byzonderheden der Ongelukken van dien Dag, maar ’er was nog ee- nige Schade van minder belang, daar ik tegen- woordig my niet mede kan ophouden. Dit Ver- haal kan UEd. op vertrouwen , als opregt zynde;, gelyk meer dan honderd Menfchen getuigen kun- nen, welken ’er op dien dag, en verfcheide da- gen daarna, by hoopen in knie, om het te befchouwen, VI. Deer. | NIEU- ‚NIEUWE MANIER poor KONST MAGNEETEN TE MAAK EN, DIE VAN ZEER GROOTE KRAGT ZIN, ZONDER BEHULP. VAN DEN NATUURLYKEN ZEILSTEEN, In een Brief van den Heer TRruLrAND te Dijon, gefchreeven aan de Autheuren van het Fournai des. Sgavans. (Fournal des Sravans. Avril 1761. p. 309.) SEELECGESOENECEEESRENEES MTN HEEREN. Et is, van veele Eeuwen her, de Natuur- kundigen bekend, dat een Yzeren Staaf, in zekeren Stand geplaatft zynde, en nagenoeg naar den Pool des Aardkloots gerigt in de Ma- gneetifche Meridiaan, eenige tekenen geeft van Aantrekkende kragt. Deeze tot dus verre nut- telooze Proefneeming heeft my gebragt tot de genen, waar van ik thans rekerfehap geeven zal. Jk nam een Yzeren Staaf, die my in de hand er kwäm, / Om pdor Konsr MAGNEETEN TE MAAKEN. 267 ra van omtrent zes Voeten lang en een Duim dik in % vierkant. Deeze, met haar Zwaar- heids middelpunt vaft gemaakt hebbende op de Knie van een Halfrond (*) ‚ om ze\naar believen fe kunnen doen hellen, rigtte ik ze door middel van een Kompas in de Magneetifche Meridiaan, en zo, dat zy een hoek van omtrent 45 Graaden maakte met den Horifont. Dewyl de Staaf, in deeze plaatzing, nog geen teken gaf van eenige Magneetifche Kragt, tragtte ik dit te bekomen door haare helling en vervolgens haare Streek te veranderen; doch in ’ begin zonder vrugt. Eg- ter, dewyl het kon gebeuren, dat de goede uit- flag deezer Proefneeming door een kleinigheid belemmerd werde, en het moeielyk ware, met de Hànd uitermaate kleine beweegingen aan dee- ze Staaf te geeven, maakte ik aan derzelver end twee Toeftellen, elk beftaande uit twee Schroe- ven, dienende om de Staaf op allerley wyze te beweegen, en my dus de juifte plaatzing , die ik zògt, te doen treffen. Ik begeerde, dat de beweeging van deeze Staaf ongewaarwordelyk zyn zoude. Ten dien- À einde’ (*) Grapbometre. [Dus noemt men een Inftrument, ’t welk maar een halven Cirkel uitmaakt, ín Graaden ver- deeld; doch anders op de zelfde manier als een Aftrola- bium, met Wyzer en Vizieren-en een Kompasie voorzien zynde, gebruikt wordt om de Hoogte en Streek, of en- kel Hoeken te meeten; zynde insgelyks met een Kloot en Pân, of zogenaamde Knie, op zyn Voet -beweeglyk.} VI Derw \ 268 Nieuwe MANiFR om poor Konst. einde hadden de Schroeven, die bnadeses ter gen de Staaf drukten, ’t zy om ze hooger of laas ger te zetten, ’t zy. om ze ter regter of flinker- hand te beweegen eene omgekromde Staart, en werden zelt door andere dergelyke Schroeven beftuurd. Door middel van zodanig een Mikro- meter-Stel, kon men aan de Sraaf een bewee- ging geeven ‚van het honderdfte deel van, een Lyn of nog minder, en het bleek, dat die overmaat van voorzorge-niet onnut ware: want, na lang blindelings te zoeken , vond ik eindelyk eene plaatzing;, in “welke. deeze- Yzeren Staaf zelve, twee Ponden ; of het tiende „deel, van haar Ge- wigt, ophield „ door. Magneetifche aantrekking: maar zy was-niet in-ftaat, om andere Lighaamen de Zeilfteenkragt te geeven , en verloor zelfs haa« re kragt door de allerminfte verfchrikking. Ik wilde het Middel zoeken om haar vaft-te kunnen zetten. Het was my bekend, dat de Werk- tuigen der Slotemaakers „ welken. men gewoon is fterk te kloppen, gelyk de Ponfoenen , Steek- yzers ,„ Koubeitels; -enz.,, Zeilfteenkragtig fchynen gemaakt te zyn: „dat men zelfs door flaan, op de Knie, of op den Vloer, of met een Ha- mer, Yzeren Staaven die kragt ziet verkrygen, en dat men hunne Poolen zo menigmaal kan ver- anderen „ als men wil, door-op het eene end te kloppen met een Hamer. In dit Geval is ’% altoos het onderfte end , dat de eigenfchap verkrygt om zig naar ’t Noorden te wenden. ’tSchynt wel (gee MAGNEETEN TE MAAKEN. 269 (gelyk de Heeren BerNouiuu1, in hun Werk; ?% welk naar den Frys van de Koninglyke Aka- demie der Weetenfchappen gedongen heet, on= derfteld hebben) dat het, Yzer famengefteld Zy uit Veerkragtige Vezelen en beweeglyke Klep» jes» -welker plaatzing en beweeging veranderd kunnen.zyn door de rukking en de ftooten, tot zo. verre, dat zy. in hunne Poren een Vloeiftof toelaaten, welke voorheen; daar-niet konde door- gaan, of dezelve een tegenftand bieders, die ’er te vooren niet was, Om myn voordeel tedoen met deeze Befpie= gelingen, koos ik tot mynenieuwe, Proefneeming een Staaf uit van Staal, welke omtrent 15 Dui- men lang was, en de -dikte hadt van een halven Duim in ’t vietkant;.regt gemaakt gepolyft en hard, getemperd: Alle deeze, voorzorgen. zyn noodig ‚inzonderheid die van zuiver Staal te nee- men» % gemeene Yzer is.tot de; Mapneetifche Proeven zeer weinig bekwaam. Ik kwam zo verre, van eene plaatzing voor deeze Staaf te vinden, in welke zy 4 Oncen droeg. Een Aam= beeld van 6 of 7 Ponden vaftgemaakt- hebbende aan % bovenfte end vande Staat, floeg ik met een half-Ponds Hamer fterk op het egen end. Ein- delyk , na meer dan twintig Slagen, die vrugtes loos hadden gefcheenen te zyn, was ’er een, wel- ke de Staaf Zeilfteenkragtig maakte, zo dat zy haar deeze 4 Oncen deedt draagen , onverfchil. liglyk in allerley -plaatzing van de.Staaf „. zelfs VL Deen bui- @7o Nieuwe MANIER OM Door Konst buiten de Magneetifche Meridiaan; hoewel zy egter die zwaarte zo gemakkelyk niet ophield als in de eerfte plaatzing. Wat hier van Zy, ik had eindelyk een Staaf die Zeilfteenkragtig gemaakt was zonder Zeil- fteen: dat is te zeggen, een Artsficseelen Mag- neet, die omtrent het tiende deel droeg van zyn Gewigt. Daar werdt derhalve niets meer ver- eifcht, dan deszelfs kragt te vermeerderen, —__ Ten dien einde nam ik verfcheide Fleuretbla- den van Solingen, die goed van Staal zyn; gepo- lyft, blaauw ontlaten, omtrent elf Duimen lang. Ik deelde ze, ieder afzonderlyk, de Zeilfteens kragt mede, door middel van de Staaf der eerfte Proefneeming , welke ik eerft van het middelpunt van ieder Blad liet gaan naar een der enden, met den Noordpoolg vervolgens van ’t midden naar ’ andere end, met den Zuidpool; doende zulks met veele verfchillende herhaalingen. Op die wyze maakte ik zes Zeilfteenkragtige plaatjes, welker Noordpool geformeerd was door den Zuidpool van de Staaf, welke ik ten dien einde gebruikt - had. Ieder van deeze Plaatjes was in ftaat om na- genoeg een half Loot op te houden. Deeze Plaatjes by bondelcjes vergaderd heb- bende, drie aan drie, nam ik een bondeltje inel- ke Hand, en fireek daar mede zes andere Plaat- jes, gaande fteeds van het midden af en brengen- de een bondeltje naar de regter en een naar de flinker- zyde. Een van deeze bondeltjes wreef - met ä « 5 MAGNEETEN TE MAAKEN. a7r « met zyn Noord-, het andere met zyn Zuidpool; en zy gingen vier of vyfmaal over de zelfde-dee- - len heen. Ieder van die Plaatjes dus geftreeken zynde door zes anderen te gelyk, kreeg meer kragt dan ieder der eerften gehad had. Deeze zes laatfte Plaatjes, drie aan drie genomen, dien- den wel dra om de zes eerften op nieuws, elk in % byzonder, te ftryken, en men bevondt dat de- . zelven dus altemaal meer kragt verkreegen , dan zy van de eerfte Staaf ontvangen hadden. Na een dozyn dergelyke bewerkingen, in ie- der van welken altyd drie Plaatjes waren om te gelyk te werken , droeg ieder Zeilfteenkragtig gemaakt Plaatje omtrent tienmaal zyn Gewigt; _en deeze bewerkingen , dus herhaald zynde, hadden my zo ver gebragt, dat ik naauwlyks meer vermeerdering van kragt, van de eene be- werking tot de andere, befpeuren.kon. Ik meen- de derhalve toen gekomen te zyn tot het maxsmum der moogiyke uitwerking , ten minfte met de Stuk- ken, die ik gebruikt had, en ik ging over tot eene bewerking, die ik reeds door Ondervinding waft kragtdaadiger te moeten zyn. ö De twaalf Plaatjes, die ik geftreeken had , wer= den zes aan zes vergaderd in twee bondeltjes , wel= ke my dienden tot het Zeilfteenkragtig maaken. „van twaalf ftukken Staal „als Hoefy zers geboogen , in ’t Ys gekoeld, hard en gepolyft, van drie Dui- men lang en één Duim breed; zo dat de halve cirkel omtrent zeven Duimen hield. Ik be- VL Deen. S gon aj2 Nowe Manen on Door. wadne gon altoos aan het bovenfte van de kromte , ; VOe- rende op den zelfden tyd één der bondeltjes naar de regter het andere naar de flinkerzyde, terwyl. het een met zyn Noord- het ander metapmgpid- pool raakte. Hebbende dus aan beide zyden, en met vee- le verfchillende herhaalingen, ieder kromme Staaf geftreeken met de bondels van zes Plaatjes, ver- zamelde ik die altemaal, om ’er een enkelen dr- tificseelen Magneet van te maaken, waar aan ik twee Wapeningen voegde in de gewoonlykeform. Dus kreeg ik een Zeilfteen, die met zyn Gewigt van twee Ponden ’er byna veertig draagt, en die derhalve in vergelyking kan gebragt worden met de allerfterkften , welken men ooit gemaakt hadt , en ik geloove, dat ik, dergelyke Proefneemin- gen agtervolgende, nog verder zal komen. De manier, om een kromme Staaf of Hoefy- zer Zeilfteenkragtig te maaken , welke ik hier be- fchreeven heb, vereifcht het groote getal van Steunzels niet, die gebruikt zyn in de Manier van de Heeren DurnAMEL en ANTHEAULMEy en in die van de Verhandeling over de Artifici- eele Zeilfteenen door de Heeren MricxHerLrL en CANTON (*). Deeze Steunzels, die ’er ten ge- tale van honderd-en-tien Plaatjes van zes Dui- men zouden moeten zyn voor eenen Magneet van (*) Pag. igen 83. Zie het Il. Drees deezer Verban- delingen. pag. 451. MAGNEETEN TE MAAKEN, 273 van zes Voeten, zyn ARE op dat hetend van eene Staaf de Zeilteedknn. welke zy ontvangen heeft, niet verlieze, terwyl men het andere end flrykt; maar, dewyl door middel van de twee bondeltjes, welken ik gebruik, de twee enden van een regte of de twee Armen van een kromme Staaf te gelyk geftreeken worden, zo RAG daar de Steunzels niet noodig. « De Manier om de dubbele flrykeng te geeven;, waar van door den Heer KnieurT melding ge- maakt wordt, is, naar het my toefchynt, zo kragtig noch zo eenvoudig niet. Men heeft, wel is waar, hooren fpreeken van eenige kleine Artsficteele Magneeten, die meer dan twintig maal hun Gewigt ophielden: men heeft ?er in Enge- land en zelfs te Bafel gemaakt: maar de befchrye ving van de Manier is nergens opgegeven; wes- halve ik, in afwagting dat men daar aan kennis kryge, gemeend heb de Natuurkundigen te moe- ten mededeelen een Manier, die ’ voordeel heeft, van geen Natuurlyken Magneet te onder- ftellen en de kragt van een Artsficseelen verder te brengen, dan de Manieren tot nog toe bekend. De bewerking, die hier is voorgedragen , is ook zeer bekwaam om Naalden te maaken voor de Zee-Kompaflen ; want dezelven worden zeer goed en zeer vaardig Zeilfteenkragtig gemaakt door middel van twee Magneeten , die men van % middelpunt beginnende telkens naar ieder end VI. Deen. S a brengt, Ì 574 _ Nieuwe Manier om poor Konsr brengt, firykende met den Noordpool van den eenen en den Zuidpool van den anderen. Wanneer men een kromme Staaf of Hoefyzer Zeilfteenkragtig maaken wil, kan men zulks doen op twee andere manieren, zonder die te tellen , waar van ik voorheen gefproken heb. 1. Met een krom Stuk van de zeltde grootte , dat men loodregt zet op het andere en waar mede men, van daar de Bogt begint, tot aan het end der Ar- men firykt;, op de zelfde manier , als of het twee afzonderlyke Magneeten waren. De Noordpool maakt daar door een Zuidpool, en de Zuidpool een Noordpool, dewyl zy beiden te gelyk werk- zaam zyn. 2. Men kan ook de kromme Staat op eene andere manier Zeìlfteenkragtig maaken, door middel van twee Staafjes. Tot dit einde wor- den twee gelykvormige Stukken end aan end ge= plaatft, zodanig dat zy eene enkele in waards wy- kende (rentrante) Ovaale kromte maaken. Men firykt diet Ovaal met Zeilfteenkragtige Staaf- jes, die men in eene zelfde Hand houdt, weinig van elkander af, en vermydt op deeze wyze ook de Steunzels; terwyl men , den geheelen omtrek teffens firykende, dus twee Arts ficseele Macneeten te. gelyk maakt. Zelfs geeft men aan ieder van deeze twee Yzers meer kragt, dan zy elk in ’ byzonder verkreegen zouden hebben, en, nadat men ze van een gefcheiden heeft, bevindt men dat de Poolen, die aan elkander raakten, een ver- fchil- zend N „ MAGNEETEN TE MAAKEN. 275 li fchillende benaaming moeten hebben; alzo de Noordpool van het eene Yzer tegen den Zuid- pool van het andere aan gelegen heeft. Veele Zeilfteenkragtig gemaakte Plaatjes fa- menvoegende, gelyk ik zo menigmaal gedaan heb, met inzigt om derzelver kragt te vermeer= deren; zo was ’ natuurlyk te zoeken, in welke evenredigheid deeze kragt door de hereeniging zou worden vergroot. Ik bevond, in’ verge- lyken van de Uitrekening met de Proefneeming , dat de kragt meer toeneemt dan de Oppervlakte, maar minder dan de Klomp of Lighaamelyke Ín- houd. By voorbeeld, twee Staalen Teerlingen van een Duim, tegen elkander aan gevoegd, ‘maaken een Geheel uit, welks Oppervlakte vyf derde deelen is van die der twee Teerlingen , elk in ’* byzonder, en de Klomp of Inhoud het dub- belde of tweevoudige van ieder Teerling. Indic Geval, nu, zou men bevinden, dat de Magnee- tifche kragt van % famengeftelde Lighaam niet vol- komen tweevoudig ware van die der eene Teer- ling op zig zelve, maar niettemin een weinig grooter dan vyf derde deelen. Ik zal befluiten met eene aanmerking van veel. belang, ten opzigt van de manier, om de kragt der Zeilfteenkragtig gemaakte Staafjes te bewaa- ren. Een drtsficseele Magneet, famengefteld uit eene enkele Staaf, % zy regtlynig of als een Hoefyzer krom geboogen , is onderhevig zyne VL Dez. vite Die Zeil \ 276 Arrtmicwere MAGNEETEN. Zeilfteenkragt te verliezen, inzonderheid doof wryving tegen of aanraaking van Yzer. Indien men verfcheide Zeilfteenkragtig gemaakte Staaf- jes tegen elkander aan voegt, en ze een redelyk langen tyd in die fiaat leggen laat , zullen zy ge- heel verzwakken: maar, indien zy door eene be- kwaame Wapening hereenigd zyn, blyft haare kragt volmaakt behouden. De Wapening ver- ftrekt miffchien voor een zeer Spongieus en door- loopbaar Lighaam, in ’ welke onophoudelyk, en zonder tegenftand, de Magneetifche Vloeiftof heen en weer paffeert , die , door dit gemak zelf , bepaald wordt, om altoos en in grooter overvloed te vloeïjen: waar van daan het komt, dat de be- hoorlyk gewapende Zeilfteenen allengs meer en meer kragt verkrygen , terwyl de genen , die on- gewapend zyn, onophoudelyk iets van haar kragt verliezen. H. VER- Mr RETO UG OVER °T | RYP-MAAKEN VW GEN an DE LEVANT: DOOR DEN HEER GODEHEU pr RIVILLE, Konmmandeur van de Maltbeef/che Orde en Kor- respondent der Akademie van Parys, op ’t Eiland Maltha. (Mem. de Mathem. € de Phyfique. Tou. II. p. 369.) SESEEEEEEEIEEEEESEERSEES DD Heer TournerorrT hadt, op zyne | Reize door de Levant, gelegenheid om de manier waar te neemen , welke de Landlieden in de Archipel gebruiken tot het rypmaaken der tamme Vygen, Caprsficatie genaamd *). Het Se (*) Deeze benaaming komt van het Latynfche Woord Caprificus, betekenende den Wilden Vygeboom, wiens Vrugten men tot het rypmaaken der tamme Vygen ge- bruikt. Weinig arbeids wordt daar toe vereifcht; men ‘hangt flegts op verfcheide plaatfen, in den tammen Vy- geboom, wilde Vygen op, die aan een touw gereegen zyn, waar uit Vliegen voortkomen, diede Vygen ftee- … ken. Dit fteeken brengt ’er een gifting in te wees; die tot de volkomen. Rypwording der Vygen dient. VI. Deer. … S 4 4 re 278 Verroog OVER °T Ryr-MAAKEN getuigenis van deezen vermaarden Kruidkundigen was genoegzaam , om die Bewerking, welke reeds van den tyd van Amrisroreres af bekend. is geweeft, niet meer in twyfel te doen trekken: maar alzo de verfcheiderley oogmerken van zyne Reize hem niet toegelaten hebben op één ding lang _ftaan te blyven, heeft hy zig vergenoegd met te verhaalen * gene hy gezien hadt, Ik meen nog- _ thans, dat de Caprsficatse , welke, hoe oud van _ oorfprong ook zynde, daarom niet te meer is doorgrond geworden, eenige opheldering ver- dient: welke ftrekken zal, om het wonderbaare weg. te neemen van deeze Bewerking, die door verfcheide Geleerden als inbeeldig, of volftrekt nutteloos, is aangemerkt. Het Vertoog , dat ik de eer heb de Akademie aan te bieden, vervat twee Onderwerpen en is in twee deelen gefplitft ; waar van het eerfte de _Hiftorie der Wilde Vygeboomen, en der Vlieg- jes, die daar op voortkomen: het tweede de noodzaaklykheid van de Capreficatse , en het voordeel , dat men ’er van trekt, duidelyk aan- toonen zal, Hiflorse der Wilde Vygeboomen, De Wilde Baebaam ‚ op de Eilanden van de „Archipél Ornos geheten, draagt, in een zelfde Jaar, driederley foort van Vrugten, welke on- derfcheiden worden by de naamen van Forzztes , Kra- x DER VYGEN IN DE LEVANT. 279 Kratitires en Orns. Wy hebben te Maltha de zelfde Soort van Vygeboom, by de Ínwooners van dit Eiland Tokar genaamd, wiens Vrugten den zelfden naam behouden, met zekere bynaa- men ter onderfcheiding dienende. Tokar leouel komt overeen met Fornstês ; Tokar-la-noff met Kratitirès en Tokar-tapept met Ornt. Dewyl nu de Vrugt van de Tokar de zelfde is als de Orgos by de Grieken, meen ik niet beter te kunnen doen, dan alhier de plaats uit het Vertoog van den Heer Tournerorr, waar in hy ons den tyd van der- zelver rypwording aantekent, uit te fchryven. De Vrugten , Fornztès genaamd komen te voor- s fchyn in de maand Auguftus, en worden niet ss Typ voor November. « In dezelve groeijen klei- ss ne Wormpjes, door ’t fteeken van zekere »» Vliegjes, welke men niet dan by deze Boomen » ziet zweeven. In de Maanden Oktober en No- »» vember worden door deeze Vliegjes de tweede … Vrugten van die zelfde Vygeboomen gefto- s ken: welke Vrugten, Kratstsròs genaamd, zig ys, Diet vertoonen voor het einde van Septem- „ber, en de Fornétès vallenaf , kort na dat haa- > re Vliegen uitgekomen zyn. De Kratmrès » blyven aan den Boom tot de Mey-maand toe , » En fluiten in zig de Eyertjes, welke de Vlieg- s jes der Forns1?s onder het fteeken daar in ge- » legd hebben. In de maand Mey begint de 9 derde Soort van Vrugten uit te botten op de » zelfde Stammen der wilde Vygeboomen die de VI. Dear. S 5 > twee 280 VerrooG OVER °T Ryr-MAAKEN s, twee andere voortgebragt hebben. Deeze » Vrugten zyn veel grooter en worden Om: ge- s noemd; en, wanneer dezelve tot zekeregroot- ss te gekomen zyn, zo dat haar Kruintje C*) s zig begint te openen (f), worden ze in dit ge- s, deelte geftoken door zodanige Vliegjes van de 2 Kratstrès , als in ftaat zyn om uit deeene Vrugt s in de andere te komen , ten einde haar Eiert- », jes daar in te leggen”. Dit uittrekzel dient genoegzaam om den tyd, op welken de wilde Vygen ryp worden, aan te wyzen: laat ons nu eens zien, waar in zy van de tamme Vygen ver- Schillen. Haar huid is glad en effen, ‘donker groen van kleur; zonder dat men op de uitwendige opper- vlak- (*) [Ik weet niet wat reden men gehad heeft om dit gedeelte van de Vyg te noemen het Oog of de agterfte Knop, daar het inderdaad vooraan de Vyg is en meer de gedaante van een holligheid dan uitbotting heeft. On- dertuffchen is zulks in de Vertaaling der Reizen van Tour- nefort, bladz. 134 in ’tI, Deel, gefchied, en onlangs in- zekere Aanmerkingen over de Wilde Vygen, Woordelyk nagevolgd. | (f) Deze omftandigheid is niet noodzaakelyk. Ik heb veel Vliegjes zien dringen tot binnen in de Vyg, terwyl derzelver Kruintje nog geheel geflooten was. Alzo het kleine zwarte Boorvliegen zyn, welker Kop met twee tanden gewapend is, weeten zy zig een doorgang te maa. ken door de blaadjes die het Kruintje omvatten. Deze opening word in ’t vervolg geflooten , en het Kruintje van de Vyg gaat nieteer, dan drie of vier dagen voor dat de Vliegjes uitkomen, weder open. PER VyGEN IN DE LEVANT. …2ër vlakte eenige Vliege-fteek kan ontdekken, en, naby haare rypheid komende, worden zy murw en geel. Wanneer men ze opent, wordt men daar binnen de drie onderfcheidene Lighaamen gewaar , welken de Jonge Heer pe LA Hire gevonden heeft in de tamme Vygen, en waar van hy eêne zeer naauwkeurige befchryving gegeven heeft in de Memoriën der Akademie van ’ Jaar 1712. Zy zyn hier eveneens geplaatft: de Blaad- jes (Petala) beflaan het bovenfte gedeelte, dat naaft by het Kruintje is; de Stofvezelen ($Stams- na) volgen daar aan; en het Zaad eindelyk , uit kleine Dopjes met Pitten daar in, beftaande, neemt de grootfte ruimte in. …Deeze Soort van Vygen heeft, zelfs tot den hoogften trap van ryp- heid gekomen zynde, geen Honigagtig Vogt, maar is van binnen altoos droog en Meelig. Wanneer deze Vygen de grootte hebben van een Noot, weeten de Vliegjes, die uit de voo- rige Vrugten gekomen zyn ‚door de Kruinblaadjes in te dringen, om haare Eiertjes aldaar te leg- gen; en indien men de Vyg eenige oogenblikken daar na opent, vindt men ze daar binnen zwer- ven. Alde Vygen, waar in de Vliegjes haare Eyertjes niet gelegd hebben; blyven in eenkwy- nende ftaat; hunne Pitjes neemen niet toe, Zy „worden droog en vallen af zonder ryp te worden. Die gene, in tegendeel, die opdeze wyzebevrugt Zyn, groeijen by den dag, en het Zaad, veel grooter zynde dan dat van de tamme Vygen, ver- VL Deer, vult en his 282 VerToog OVER ’T Ryr-MAAKEN vult ze wel dra geheelen al van binnen. “Wan neer ik eens eenige Vliegjes zag komen uit een Vyg, die aan den Boom hing, verdeelde ik die in tweën, om hem te onderzoeken , en bemerk- te wel haaft dat ieder Pitje van de Vyg de ver- blyfplaats van een Vliegje was; want fommige waren ten halven uit hun Celletje uitgegaan ; an- deren doorboorden, woor myne Oogen, het be- kleedzel van het Zaad, waar in zy nog beflooten waren „en altemaal vloogen zy weg , nadat zy ee- nige Minuuten lang hunne Wieken in de Zon hadden gedroogd. Deeze ontdekking fpoorde my aan om myne Waarneemingen te agtervolgen, en verfcheiden Vygen te openen, die tot hun volkomen rypheid nog niet gekomen waren; als ook om derzelver Pitten met een Vergrootglas te onderzoeken. Ik ontdekte daar aan van buiten niets anders dan eenige kleine bruine Vlakken, die met het bloote Oog niet gezien konden wor- den. Ik fneed met een zeer fyn Schaartje ver- fcheide daar van in ’t midden door, en, na dat ik het bovenfte daar van afgenomen had, had ik het genoegen van daar in levendige Pitjes te vinden, dat is te zeggen wel gefchapene Vliegepopjes. De zelfde Proefneming ftelde ik ook in ’t werk aan Vygen die nog groener waren, doch met moeite, om dat het bekleedzel van het Zaad zy- ue vaftigheid nog niet bekomen had, en ’tis dan niet gemakkelyk om dit af te fcheiden, zonder het gene daar in is opgefloten te befchadigen. Een week DER VYGEN IN DE. LEVANT. 283 week witagtig Lighaampje dat ik daar in vond, en aan het welke ik, met behulp vaneen fterk Vergrootglas, twee kleine zwarte Stipjes ont- dekte, beveftigde my in myn denkbeeld; dat het kleine Wormpje , naauwlyks uitgekomen zynde , aanftonds het Vliesje van het Zaad , dat alsdan nog teer is, doorboort, om zig te voeden met het Pitje, daar in vervat, en flegts daar inte bly- ven als-in een wooning die zeer bekwaam is tot zyne gedaante-willeling, of dat de Vliegjes zelf het bekleedzelder Pitjes doorfteeken , om hunne Eiercjes daar te leggen; waar toe de Angel, die zy aan het agterfte gedeelte van hun Lighaam hebben , hun van dienft kan zyn. Dewyl het onmogelyk is, de Natuur in dit geval op de daad te betrappen, zoo is het daarom ook niet mogelyk te befliffen of deeze Wo: mpjes oorfprong neemen in defitjes van deVyg, dan ofzy daar in komen nadat zy zyn uitgebroed; maar ’ is zeker , dat men nooit Wormpjes in % binnenfte van de tamme Vygen vindt zwerven, op wattyd men die ook opene, van haar uitbotting af tot de rypheid toe. Het is iets aanmerkelyks, dat dat gene het welk voor andere Vrugten nadeelig zou zyn, een mid- del is voor de wilde Vygen ’t geen zy noodig hebben om goed te worden. flik zy groei- jen is deeze Soort van Vyg van binnen vervuld met kleine Wormpjes, die, na een tyd lang on- der deze gedaante geleefd te hebben, vervolgens VI Deer. in 284 VerTooG OvER °T Ryr-MAAKEN in Vliegjes veranderen , wier Steeken aldaar waar- fchynelyk een Gifting veroorzaken , welke dient om hun gebrek aan genoegzaam Sap te vervullen, Hoe men de Natuur aandagtiger befchouwe, hoe meer men. zig verwonderen moet over de ver- fcheidenheid van haare Werkingen ! Alle de Infekten hebben haare Vyanden, en de Vliegjes der wilde Vygen zyn daar van niet uitgezonderd. Ik heb ’er twee Soorten van ont- dekt. De eerfte is een kleine Kaneelkleurige Boorvlieg, met een zeer lange Angel, en de tweede een Infekt, het welk my toefcheen niet gefchikt te zyn om te vliegen. Dit hecft den Kop en ’t Borftftuk gefchubd, het agterfte gedeel- te maakt een Soort van een Staart, aan het Borft- ftuk gehegt, zynde dik aan ’t begin, week en witagtig „eindigende met een gefchubde punt. Het heeft zes Pooten aan het Borftftuk , en de Kop, die ’er niet dan met een Soort van Halsje aan vaft is, heeft twee Tanden, opde zelfde wyze als de Boorvliegen: de Oogen zyn twee kleine zwarte ftipjes. Zy huisveften in de Pitjes van de Vyg, even gelyk de andere Vliegjes. Ik meende eerft dat deze Diertjes wel de Popjes konden zyn van de Kaneelkleurige Boorvliegen, in dien tyd als zy ’t naafte aan hunne verandering zyn: de over- eenkomft van kleur deed my zulks gelooven , maar ik ben door verfcheidene Waarneemingen beter onderrigt geworden. Veele Pitjes open, fnyden- de om de Popjes van de zwarte Vliegjes te onder- zoe- per VYGEN in pe Levant. 285 zoeken, in haare onderfcheiden trappen. van toe- neeming; vond ik twee Popjes van de gemelde Boorvliegen, opgeffooten gelyk die van de andere Vliegjes in het Zaad van de Vyg, en hunne An- gel, die zeer lang is, was in ’t ronde om hun lyf geflagen. Wanneer ik zelfs veele zulke Boor- vliegen had zien booren door het Bekleedzel van haar holletje, in plaats dat de andere daar uitko- men onder de gedaante, welke ik hier voor be- fchreeven heb; was zulks genoeg ‚, om my te ver- zekeren , dat ik ze niet moeft onder een verwar- ren „ maar dat het twee onderfcheiden Soorten waren. Deze laatfte ondergaat geen Gedaante- wifleling, aangezien zy uit het Kruintje van de Vyg komende geen Wieken heeft. Ik geloof dat beide deze Soorten van Diertjes aangemerkt kunnen worden als Vyanden van de zwarte Vliegjes, om dat zy in minder getal op de wilde Vygeboomen gevonden worden, en dat zy van geen nut zyn tot de Caprsficatse. Dewyl nude wilde Vygen genoegzaam bekend zyn, door de omfchryving die ik tot hier toe daar van gegeven heb; zo laat ons overgaan tot het ‘tweede deel van dit Vertoog, % welk de Rypmaaking der tamme Vygen betreft. Aanmerkingen over de Caprificatie. Alhoewel te Maltha zeven of agt zoorten van tamme Vygen gevonden worden, zo heeft nog- VL Deer, thans aB6 VerToOG OVER °T Ryr-MAAREN thans de Caprificatie geen plaats dan alleen om- trent twee Soorten. De Boeren „die ze in t werk fiellen, bedoelen niet om deeze Vygen daar door te vroeger ryp te maken, maar Zy zyn in ver- beelding dat dezelve anders niet zouden toeko- men, en dat zy noodzaakelyk moeften afvallen , voor dat zy ryp waren, indien zy de Capr4fica- se niet ondergingen. Deeze zwaarigheid zal door de volgende aanmerkingen opgehelderd worden, De eerfte Soort van Vygeboom, die de Vygen tot de Caprsficatte gefchikt voortbrengt, geeft tweemaal in’ Jaar Vrugten. Zulke die het eerft ryp worden, naamelyk op ’t einde van Juny , zyn Honigzoet, veel grooter dan die van Vran- kryk, en veel beter van fmaak: zy komen zon- der eenig behulp tot hunne volkomene rypheid. De tweede Vygen, in tegendeel, moeten nood- wendig gecaprsficeerd worden „en worden nietryp dan geduurende de geheele Maand Auguftus. De laatfte derhalven zyn zoo goed niet als de eerfte „zo ten opzigt van de fmaak als van de grootte. De tweede Soort van Vygeboom, welker Vrugten de Caprificatse ondergaan, brengt maar eens in ’ Jaar Vrugt voort; en dit meen ik zal de zelfde Soort zyn, welke op de Eilanden van de Archipél zoo overvloedig is, en waar van de Heer Tournerorr preekt: zynde deeze Vy- gen klein, wit en Suikeragtig , niet zofmaakelyk; doch draagen altoos fterk, Zie prR VrGEN iN pe Levant. 287 „ Zie daar dan twee zoorten van Vygen die tot de Caprificatte gefchikt zyn: laat ons nu zien, waarom deeze-dus bewerkt moeten worden, ter- wyl de andere dat behulp niet noodig hebben ‚ en evenwel ryp worden. “Laaten wy met het eerfte Soort beginnen, naamelyk, met de genen die op den zelfden Boom- voortkomen „ welke in de Maand Juny goede Vygen heeft uitgeleverd. Het is zeker dat de Vygeboom , die een me- nigte-groote en fappige Vygen heeft voortgebragt, zig om zoo te fpreeken uitgeput bevindt: deeze Boom heeft alsdan geen vermogen om voor de tweede Vygen genoegzaam voedzel te trekken, die beginnen voort te komen, op den tyd als de eerfte nagenoeg ryp zyn. … Wat gebeurt ’er? De helft van deze tweede Vygen, die het voedend Sap, ’t geen zy behoeven ‚ niet ontvangen ; val- len af voor dat zy ryp zyn, en dit kwaad komt men voor door de Caprificatse. De fteek van * Vliegje veroorzaakt daar in eene gìfting, die be- kwaam is om hunne rypwording te verhaaften ; gelyk het even zoo is met de Wormfteekige V rug- ten „die eer dan de andere ryp worden. Op dee- ze wyze zyn de Vygen, die twee Maanden noo- dig zouden hebben, om ryp te worden, drie Weeken eer goed om te eeten , en de tyd van ’t afvallen dus voorgekomen zynde, is de Oogft veel overvloediger. … Dit is-met oplettenheid onder- zogt door fommigen , die, om hunne Boomen te NI. DEEro ld ont- 88% Verroog over ’f Ryr-MAAKEN ontzien, de tweede Vygen niet Capri fiesaren , aangezien de Oogt der eerfte, gemeenlyk, niet goed is in het volgende Jaar; alzode Boom, om dus tefpreken, verkragt is, dour het voeden van eene al te groote menigte Vrugten in een zelfde Jaar. Inderdaad, drie vierde gedeelte van de tweede Vygen vallen af eer zy ryp zyn, indien zy niet gecaprsficeerd worden, en daar blyven?er niet meer aan den Boom , dan dezelve in ftaat iste voeden. Laaten wy nu overgaan tot de tweede Soort van Vygen, die tot de Caprs ficatse gefichikt zyn, waar van men ook de zelfde reden kan gee- ven, hoewel in een anderen zin àan te merken. Ik heb reeds gezegd, dat de Oogft daar van zeer overvloedig is, en dit is zelfs zoodanig, dat men verfcheide Boomen vindt, van welken men door de menigte van Vrugten, waar mede zybe- Jaden zyn, geen Takken kan zien. Indien men verzuimt, om aan die Soort van Vygeboom de Caprificatie in % werk te tellen, zoo valt eene groote menigte van deszelfs Vrugten af, eer zy ryp worden; om dat de Boom overladen is. De - Caprificatte, nu, voorkomt dit afvallen, gelyk ook met de andere Soort, en verhaaft de Ryp- wording. De Boeren zyn wel vaft in verbeelding dat die twee Soorten van Vygen, waar van wy nu ge- fproken hebben, niet ryp zouden worden zonder dat zy van de Vliegjes gefteken waren : zooda- ni- \ vpe VrornN an DE Levant. 485" hige vooroordeelen hebben echter geen invloed op iemand , die de dingen met nauwkeurigheid wil idordoeken: Om dan te weeten waar aan ik my moeft houden; verzogt ik een van myn Vrinden ; die eenige Vygeboom-Stammen. van beide Soorten in zyn Tuin had, welke tot de Caprificatie ge- fchikt waren; dat hy een Jaar zou laten voorby- gaan, zonder de wilde Vygen daar in te hangen. % Geen; nu, dat ik voorzien had, gebeurde: by- na de helft der Vrugten viel af zonder rypte wor= den; maar de overige werden goed. Ik opende verfcheidene van deze laatfte; en vond dezelve gecaprificeerd;, hebbende waarfchynelyk de Wind eenige Vliegjes uit een wilden Vygeboom, die niet ver daar van daan was; overgebragt ; maar het grootfte gedeelte had: geen het minfte teken van Caprificatie. ’ Is niet ongemakkelyk het “ zelve te weeteri te komen ; om dat die gene, dië niet gecaprifieerd zyn ; veel beter zyn dan de an- dere; die byna altyd geelagtig zyn , en droog van binnen. Daarenboven vindt men twee of drie doode Vliegjes beflooten in de bladen van het Kruintje of binnen inde Vyg. % Gebruik van de Caprificatse is in Provence niet bekend; hoewel in- dat Landfchap de zelfde Soort. vän Vygen gevonden wordt als te Maltha en op de Eilanden van de- Archipel, en die komen evenwel ook tot hunne volkomene rypheid. Miffchien zou men ’er grooter Oogft van krygen zo zy geeâ- VI. Drei T 2 Pré | 2 VerToog OvER *T Ryr-MAAKEN prificeerd werden „ maar men zou in de deugd veel verliezen : want de drooge Vygen uit de Levant zyn op ver na zoo goed niet als die van Provence. | Deze Waarneemingen bewyzen , naar myn ge- dagten; dat de tamme Vygen ryp kunnen worden zonder behulp van de Caprsficarze : maar ook, dat dit gebruik van groot nut is, om een Vygeboom te onderfteunen , die als uitgemergeld is door het groot getal Vygen, welken hy in een zelfde Jaar voortbrengt, of om dat hy geen vermogen heeft, om de menigte Vrugten, waar mede hy beladen is, te voeden. Dewyl nu deze twee omftandig- heden geen plaats hebben by de andere Soorten van Vygen, welke wy te Maltha hebben, denkt men ook daar omtrent op geen Capri ficatie, Wat aanbelangt het denkbeeld van Ponre- DERAs die zich wys maakte dat de wilde Vy- geboom het Mannetje zy van de tamme; dat de eerfte het Stof der Bloemvezeltjes uitlevert, dat noodig ‘is om de Vrugten van de tweede te doen zwellen; en dat de Vliegjes dit Stof over- brengen, ’% zelve plaatzende in de Vygen waar in zy booren; kan ik verzekeren dingen gezien tehebben, die geheelenal om ver ftooten ’t geen hy ons over dit Onderwerp voorftelt. De ge- daante der Vliegjes, zoo als die is, wanneer zy uit eene wilde Vyg komen, kan PoNTEDERA in deze dwaaling gebragt hebben. Zy zynals dan DER VYGEN IN DE LEvANT, Lu beladen met een wit Poeijerg dat voor een ge- deelte voortkomt van de Stofvezelen , waar over zy hannen loop hebben, en van-het binnenfte van de Vyg, ’t welk Meelig is: maar deze Waar- neemer zou zig wel gewagt hebben, van zulke dingen te beweeren, indien hy, in plaats van zig met waarfchynlykheden op te houden, het geduld had gehad om de Vliegjes te befchouwen, van het oogenblik dat zy uitde Vyg komenaf, tot dat zy wegvliegen: hy zou als dan gezien hebben, dat-zy zes of zeven Minuten befteeden om huané Wieken in de Zonnefchyn.te droogen, en om zig te ontdoen van het Stof dat hun belemmert: daar van blyft niets het minfte aan hun over als zy wegvliegen, en zy zyn glimmend zwart wan- neer zy de tamme Vygen fteeken. . Hoewel de Vliegjes, die uit de Wilde Vygen komen, de tamme Vygen opzoeken, om daar in haare Eyertjes” te leggen,’ zoo maakt dit nog- thans geen verwarringin de order die de Natuur houdt,en zy blyven niettemin by de zelfde Soort. Alle wilde Vygen worden niet te gelyk ryp, en ’ zyn ook alleen de Vliegjes uit de voorlykfte Vygen, die tot de Capreficarze dienftig zyn; om dat de wilde Vygen, die zy moeften bevrugten , daar toe nog niet in ftaat bevonden worden; in plaats dat die gene, die komen uit Vygen welke drie Weeken daar na eerft ryp worden, gefchikt zyn om die zelfde wilde Vygen te bevrugten, VI, Derr. k8 die 20% Her RrrMAAKEN DER VroenN. die alsdan ver genoeg heen zyn; en door dit middel wordt de Soort voor verbaftering be- waard, hoewel ‘er een groot getalin de tamme ‚Vygen vergaat; want al de Wormpjes, die voortkomen uit de Eyertjes die door de Vlief- jes gelegd zyn, fterven voor dat zy zich in Pop- jes kunnen veranderen, of door al te groote Vogtigheid , of om dat zy geen bekwaam voed- zel kunnen vinden. | En DE DE | REKENING per KANSEN TOEGEPAST eit wit INE N TE IN Gere DER KINDERPOKJES Zryner pe Korrr INHOUD VAN EEN VerToog VAN DEN HEER BEATEMEBEER T, Lid der Academie Frangoife, enz. Gelezen in de Akademie der Weetenfchappen op den eerften Dag van de hervatting haa rer Zittingen , ia ’t voorleeden Jaar. (Recueil de Medecine, Chirirgie, &c. a Paris. Janv, 1761. p. 73.) It Vertoog is een onpartydig onderzoek der In-enting, overwoogen en aan % licht ge- geven door een Philofooph. Dit berugte Gefchil wordt ’er aan de Rekening getoetft door een groot Meetkonftenaar , die een algemeene Geleerdheid paart met het gezondíte Oordeel en de grootfte fchranderheid van Geeft. Is?er iets meer noodig, om dit Uittrekzel van een gunftige Receptie by het Publiek te verzekeren ? VL, Deer, T 4 Men 294 De Rerenine DER KANSEN roroEraAsr Men kan dit geheele Vertoog brengen tot zes Hoofdzaaken, die famenloopen om twee ftellingen te betoogen: de. eene, dat men, in alle Reke- ningen, die, tot dus verre, ten voordeel van de In-enting zyn in % werk gefteld, ’t Gefchil nog niet in zyn waare Licht befchouwd hebbe; de andere, dat de moeielykheid , en miffchien onmooglykheid , omde voordeelen der In-enting naauwkeurig uit te rekenen, geen reden zy om dezelve te verbannen. m8 Men doet de In-enting niet voor de vier Jaa- ren: van dien Ouderdom af, tot aan den gewoo- nen paal des Levens, vernielen de natuurlyke Kinderpokjes, volgens de In-enters, omtrent een zevende deel van ’t Menfchelyk Geflagt: daar, in . tegendeel, volgens hun , de In-enting naauwlyks één Onderwerp van de drsehonderd wegneemt. ’% Is den Heer ArrmBERT zyn oogmerk niet, hun deeze Stukken te betwiften. Hy houdt zig alleen op met het Gevolg, dat zy daar uït aflei- den, wanneer zy zeggen: dan 4s het gevaar om van de natuurlyke Kinderpokjet te flerven, tot dat om se fleroen van de inge-ente, als 3o0 tot 7 ; te westen veertig of vyfiigmaal grooter. Deeze Redeneering , hoe fchoonfchynendé ook, zal egter waarfchynlyk nooit iemand over- gehaald hebben. Inderdaad, om te weeten wat men winne of waage, met zig de In-enting te | Jaa. op DE ÍN-ENTING DER KiNDERPOKES. 295 laaten doen, laat men zyn gedagten niet in % wilde gaan over * gevaar om van de natuurlyke Kinderpokjes te fterven, door den geheelen Le- vensloop; maar men let ophet gevaar, dat men heeft om van deeze Ziekte te fterven, geduu- rende den. zelfden tyd, wanneer men zig bloot ftelt om te fterven van de In-enting ; dat is te zeggen, in den tyd van vyftien Dagen of eene Maand. In het eerfte Geval, zinkt de waar- fchynlykheid om te fterven weg in een wyduitge- firekt en onzeker tydperk , dat nog aanftaande is; in het tweede bevindt zy zig binnen een klein be= ftek bepaald. Indien men deeze manier van de twee gevaarlykheden te vergelykentoeftond , zou * geheele voordeel zyn aan de zyde der tegen- ‚ partyên van de In-enting: maar, de Maand ver- loopen zynde, heeft de gevaarlykheid niet meer plaats, ten opzigt van den genen, wien de Pok- jes inge-ent zyn, terwyl zy aanhoudt ten opzigt van den genen, die de Natuur laat werken, en zelfs van dag tot dag grooter kan worden, ten minfte tot zekeren Ouderdom toe. Derhalve „moet men nog rekening maaken op deeze byko- mende gevaarlykheden, en daar mede het ge- tal der redenen vergrooten, die iemand tot de In-enting zouden overhaalen: of, niet alleen heeft men nog geen genoegzaame Waarneemin- gen, om naauwkeurig, ja zelfs niet ten naaften by, vaft te ftellen, welk gevaar men op ieder Ouderdom loope , pm in een Maand tyds aan de VI. Deer, dg Na- 296 De Rexrmine per KANSEN TOrGrPASE Natuurlyke Kinderpokjes te fterven (*); maar, wanneer men dit gevaar in de uiterfte ftiptheid „ voor ieder Maand afzonderlyk genomen, taxee- ren kon, hee zou meén dan vervolgens het gehee- le gevaar berekenen, fpruitende uit de optelling van deeze byzondere gevaarlykheden, die niet alleen verflaauwen door den afftand op welken men ze befchouwt: een afftand, die ze te gelyk onzeker maakt, en minder in * oog doet loopen: maar door de ruimte van tyd, welke voor dezel- ven gaan moet, en geduurende welken men % voordeel van te leeven geniet. Men zoude möe- ten bepaalen kunnen , in welke betrekking zoda- nig cen Soort van gevaar verfmindert, wanneer men het van verre, en om zo te fpreeken voor ons (*) Deeze bedenking van den Heer p'ArrMBERT, geeft ons-aanleiding tot eene Aanmerking van veel belang, * Gevaar dat een Menfch loopt om van de matuurlyke Kinderpokjes te fterven, is zeer groot. van de Geboorte af tot aan den Òuderdom van tien of twaalf Jaaren : alzo de Waarrre&ming leert, dat men, gèduurende dien tyd, tienmaal meer bloot ftaat om van de Kinderpokjes aange- taft te worden, dan in den geheelen overigen Leeftyd, en dewyl het beweezen fchyntte zyn, gelyk de Heer p'Ar emt BERT gezegd heeft, dat het gevaar vermindert naar re- den dat men ouder wordt; zo moet deeze Aanmerking zekerlyk eenige nieuwe maatigingen toebrengen aan de Rekeningen van deezen Heer. [De maaker van deeze Aanmerking fchynt niet bedagt te hebben, dat het gevaar om de Kinderpokjes te krygen, als men ouder wordt, wel vermindert, maar dat het gevaar om daar van te ferwen în gegendec} met de Jaaren toencamt.] op DE ÍN-ENTING DER Kinperrokjes. 297 ons vlugtende, befchouwt. Dit Voorftel komt den Heer p’ ALrmBeERT onoplosbaar voor. 2, De Heer DaAnien BerNouviuui hadt in een Wiskonftige Verhandeling over de In-enting , om het voordeel van de Kinderpokjes door In-enting, boven die men op de natuurlyke wyze kryst, naauwkeurig te taxeeren;, onderfteld, dat de c op een langer Leeftyd hopen kan , dan de tr _Deeze zyne Rekening wordt door den Heer DPALEMBERT onderzogt, die dezelve toepaft op het volgende Voorbeeld (4). Hy 0 Wy voegen by 't gene de Heer D'ALEMBERT hier beweert, dat men zig wel behoort te wagten, om de fchrik, welke het gezigt van ’t Gevaar baart, te verwarren met het Gevaar zelf. Het Gevaar is niet grooter of klein- der, naar dat het zig verder af of nader by vertoont: het wordt eeniglyk afgemeten door de grootheid en waarfchyn- Iykheid van ’t Kwaad, dat ons dreigt: maar de fchrik nog daarenboven door deszelfs nabyheid. Een veraf zynde Ge. vaar, is, eigentlyk gefproken, niet dan een Gevaar aan ’t welke men een langen tyd niet bloot gefteld zal zyn. Zo men zig dan aanmerkt als een Wezen, dat honderd Jaaren leeven kan, is dit Gevaar inderdaad zeer tegenwoordig : indien men zyn Gezigt terug brengt op 'toogenblik, waar in men zig bevindt, is het volftrekt niets. De Menfchen, om kort te gaan, bepaalen zig nooit, dan omtrent Voorwerpen, die zy zig als tegenwoordig ver- beelden, en op deeze kennisfe is het, dat de Philofoo- phen hun zorgvuldig moeten afwenden van alles, ’t geen ‚ze zou kunnen brengen, om hun Wezen vernuftig!yk in kleine portiën te verdeelen, en ’t belang van hun geheele VL Deer. Sa- 298 De RrxKEnine per KANSEN TOEGEPAST Hy onderftelt ‚dat de middelmaatige Leeftyd van een Menfch van dertig Jaaren nog dertig Jaa- ren daar boven zy; dat is te-zeggen, dat dezel- ve, volgens de bekende Tafelen der Sterflykheid, nog dertig Jaaren kan hopen te leeven , wanneer hy zig overgeeft aan de Natuur en zig niet laat in-enten. Vervolgens onderftelt hy, dat, door zig’aan deeze Operatie te onderwerpen , de mid- delbaare Leeftyd van dien Menfch drie-en-dertig Jaaren zy; dat is te zeggen drie Jaaren meer, dan wanneer dezelve de Kinderpokjes afwagtte. Eindelyk wordt doorhem, met den Heer Ber- NOUILLI, Onderfteld, dat het gevaar, cm van de In-eating tefterven of niet, 1 tegen 2co zy ; en dit vaftgefteld zynde behoort men, om de voordeeligheid van de In-enting te taxeeren, niet het gemiddelde Leven van 33 by dat van 30 Jaa- ren te vergelyken , maar het gevaar van 1 tot 200, waar aan men zig bloot ftelt om in eene Maand door de In-enting te fterven, (en zulks op den Ouderdom van zo Jaaren, in de kragt der Ge- zondheid en Jongheid ,) met het ver af zynde voor- Samenftel op te offeren aan dat van deeze afgezonderde portiën, Het waare Oogpunt, onder welk men de In-en- ting befchouwen moet, is dan dat gene, ’t welk ieder Perfoon vertoont, als byna een zelfde getal van Jaaren nog te leeven hebbende, die eenig ander Perfoon kandlee- ven, en als daar door genoopt wordende, om zig te on- derwerpen aan eene Operatie, die, in deeze Onderftelling, groote voordeelen heeft, Î _ér pr Ín-anTinG DER KinpErroxyes. 499 voordeel, om, ten einde van zeftig Jaaren, wan- neer men veel minder genot van ’t Leven hebben zal kunnen, nog drie Jaaren langer te leeven. Maar hoe zal men dit tegenwoordige gevaar met dat onbekende en ver af zynde voordeel vergely- ken? Dit is iets, waar omtrent de Rekening der Kanfen ons geen middel aan de hand geeft. Zie daar, men behoeft ’er niet aan te twyfe- len, (voegt ’erde Heer ALEMBERT by ) het ge- ne zo veel Perfoonen, en inzonderheid zo veel Moeders onder ons, voor de In-enting weinig gunftig maakt. De Redeneering, die wy hier hebben verklaard, doen zy op eene ingewikkel- de wyze: zy zien de In-enting aan, als een aan- faande enenaby zynde gevaar om het Leven in éé- ne Maand te verliezen, en de Kinderpokjes als een onzeker gevaar, waar van men het tydftip in % beloop van een lang Leven niet bepaalen kan. Nu weet men, dat, van het tegenwoordige zyn gebruik te maaken, en zig weinig over het toekomende te bekommeren, de gewoone Rede- neer-trant is, ten deele goed, ten deele kwaad, waar van men niet behoeft te hopen dat de Men- fchen zig beteren zulle. BRD Al cn e De Heer D'ALEMBERT grondt zig daarenbo- ven op deeze bedenking en betoogt, dat men zig een oneindige veelheid van Onderftellingen kan VL Dezer, ver- goo Der Rekenine Duit KANsEN TOEGEPAST verbeelden, daar de In-enting het gemiddelde Leven op een verbaazende wyze vergrooten zoti- de, en daar het niettemin de grootfte onvoorzig- tioheid zou zyn, zig aan deeze Operatie te ón- derwerpen. Hy onderftelt , by voorbeeld, dat de genen, die inge-ent zyn, nog dertig Jaären meer te leeven hebben , indien zy tot herftelling komen, en dat zy in alle waarfchynlykheid ver- zekerd zyn „ de honderd Jaaren te bereiken, maar dat ’er één fterve van de vyf: als dan beweert hy , dat het onvoorzigtig zoude zyn, zig de Ín- enting te laaten doen. 4: Deeze Onderftelling brengt hem tot de Aarie merking dat men het belang, * welk de Staats in’ algemeen, aan de In-enting hebben kan ; te veel verward heeft met het gene de Partikulie= ren daar in kunnen vinden. % Is zeker, by voor= beeld, dat de Staat winnen zoude by de In-en- Úng, in deeze zelfde Onderftelling. De Staat; naamelyk, merkt alle Burgers onverfchillig aan; en één tot Slagtoffer op de vyf moetende over- geeven, legt haar weinig gelegen, welk Pers foon dit Slagtoffer zy , zo maar de vier anderen behouden blyven: maar, ten opzigt van ieder Perfoon, isshet belang van deszelfs byzondere behoudenis het voornaamfte van allen, 5 \ ket ee Gp pe K-ENSING DER KinpERrOugEs. gef \ ki) Hier gaat de Autheur tot het cweede gedeelte van zyn Vertoog over, na beflooten te hebben, dat alle Rekeningen , die men tot dus verre heeft gemaakt, om de voordeelen der In-enting te be- paalen, onvoldoende waren. Verafzynde, gelyk hy is, van te beweeren, dat men dezelve verwerpen moet, tragt hy het gunftigfte licht op te zoeken, waar in men dezel- ve vertoonen kan, en hy bevindt, dat het wee- zentlyke punt, ’t welke de Voortftanders der In- enting in ’t oog houden moeten, iste bewyzen, dat men ’er niet van mnd wanneer zy met voor- men. Men weet, dat van twaalfhonderd Per- foonen, aan ela de In-enting is verrigt, op den zelfden tyd en in eene zelfde plaats, door ‚den zelfden Perfoon behandeld zynde, geen één eftorven zy. Aan tienduizend Perfoonen is zulks te Konflantinopolen op eenmaal gedaan, die altemaal daar van op gekomen zyn (*. Om kort te gaan, de Slagtoffers van deeze Manier zouden in een zo klein getal kunnen zyn, dat de waarfchynlykheid om ’er van te fterven niet groo- ter ware, dan die, om van de natuurlyke Kin- wet dere (*) [Vergelyk het IL, Dees deezer Verhandelingen, bladz. 76, enz. ] VL Dez goa De Rekening per KANSEN TOEGEPAST derpokjes te fterven in de zelfde Maand, ofop ’t _ allerhoogtft in zes Maanden; % geen Ban even % zelfde is in de oogen van de meefte Menfchen en % gevaar zou dan inderdaad niets zyn. 6. Dit alles brengt den Heer pArEMBERT tot het aanmaanen om de Ín-enting in ’t werk te ftellen (*); om naauwkeurige Tafelen op te maà- ken (*) Wy hebben verfcheide omftandige Berigten onte. vangen, raakende eenige In-entingen, die bewyzen, m&t welk een iever de Geneesheeren deeze nuttige Manier ih Vrankryk tragten in Praktyk te brengen, De Heer Pte LeT, Doktor van de Univerfiteit van Montpellier, zyn Verblyf houdende te Gignac, is een der genen, die door den gelukkigen uitflag meet uitmunten. Hy is zelfs ge- flaagd met de In enting aan een Meisje, ’t welk van eene Moeder, die met Kropzweeren gekweld was, ter wereld gebragt ware. De Heer Pommr, de zoon, Doktor te Arles, heeft zo wel de In enting verrigt aan den Zoon en Dogter van den Heer FaurLcon, Raadsheer in ’t Parle. ment van Aix, geduurende deszelfs Verblyf te Arles in de Vakantie, als den Zoon van den Heer NrcoLaY te Arles woonende. De eerfte is 16 Jaaren oud, het Juf. frouwtje 11, en de ander 18. De Kinderpokjes openbaar- den zig, na de Inenting, eerft in den laatften, ‘vervol- gens in het Juffrouwtje, en alles gelukte zo wel als men kon wenfchen. Den Jongen Heer Faurcon, alleen, werden zy tweemaal, met alle bedenklyke zorgvuldighe- den, inge-ent, zonder dat hy ze kreeg. De Familie, ’t is waar, en de-Min verzekerden, dat dit Kind de Pokjes in de Wieg gehad hadt, doch men heeft ’er, niettegenftaan- de dit getuigenis, de proef van willen neemen, De Heet Nite or pe Ín-enrine DER Kinperboxjis. 303 ken van de genen die zig op ieder Ouderdom zul- len doen in-enten, van % kleine getal der genen die daar van fterven en van % getal der genen, die op elken Ouderdom fterven aan de natuurly- ke Kinderpokjes. Hy zegt ten dienopzigte dee. ze aanmerkelyke Woorden, waar mede wy dit Uittrekzel befluiten. Zwdzen de Geneesheeren zg verzekerd houden van geen Pattent door de Inenting ze doen flerven, zo kan men ze mert Genoeg aanfpoo= ren om die in Praktyk te brengen. Men ziet, dat het onvoorzigugheid of wantrouwen zoude zyn een be-oordeeling te waagen van de manier van denken van den Heer p’Arrmpertr , en hem Gevoelens toe te fchryven, die hy zekerlyk niet heeft. Hy is Philofooph, Patriot, Burger: zou hy zig aankanten kunnen tegen den voortgang van een Methode, welke ’ eeniger dage aan het Men- fchelyk Geflagte zo voordeelig en nuttig kan zyn? Hy heeft zekerlyk, in zig met de grootfte onpar- tydigheid aan de Wereld bloot te geeven, geen ander doelwit dan, zo veel doenlyk is, een Ge. fchil op te helderen van zo veel belang , de genen te verlichten die de Waarheid zoeken, de be» wee- Nrcotas, Chirurgyn te Nismes, heeft, na behootlyke voorbereiding , de In-enting verrigt aan een Kind van Marfeille, ’t welk een zagte goedaarttige Kinderziekte kreeg, waar van het volkomen herfteld is geworden. Een aanmerkelyk getal van dit flag van Proefneemingen, zat teeniger dage het allerfterkfte bewys worden, dat men de tegenpar'yders der In-enting zal kunnen tegenwerpen. VI. Deer. 304 De ÍN-ENTING DER Kinpenrrorges. weeging te bedwingen der Geeftdryvers, of de onweetendheid van de genen , die in deezeSchrif- telyke Twift geen ander oogmerk hebben, dan hun byzonder belang te bevorderen: eindelyk, te bewyzen, dat de Rekeningen, waar op de In-enters zig gronden, onzeker zyn , en dat het aan de Ondervinding alleen toekomt Vonnis te ftryken in een Pleitgeding, waar van de Gevol- gen het noodlot van % leven en welzyn onzer Medeburgeren befliffen moeten. NB. Dit Vertoog zal in zyn geheel worden uitgegeven in eene Verzameling van Wiskonftige Stukken, welken de Heer D’ ÄLEMBERT eer- lang zal ter drukpers geeven, en waar in men veele Wiskonftige Rekeningen vinden zal, die dienen zuilen om het Gefchil in grooter licht te tellen. B Ee Beg Red-A OMTRENT DE VERSCHYNING VAN VENUS in pe ZON; DOOR DEN HEER N STRUYCK. SUNS E Abt pr La Caruueheeft my ineen Brief uit Parys, die den 15 Juny 1761 gedag- tekend is, berigt gegeven van zyne Waarnee- mingen op de Paflgie van Venus over de Zong den 6 van die Maand. In’ eerft was de Lugt niet voordeelig: men kon de Zon niet klaar ziens dan omtrent een Uur voor dat ’er de Planeet af moeft gaan. Men heeft aldaar niettemin de vol- gende Waarneemingen gedaan, omtrent den Stand van Venus op de Zon. Waare tyd van Parys. … Lengtevan Venus. { Zuid. Breedië. Sek. Gr: Min. Sek.| Gr. Min. Sek. 7 Uur. 49 Min. 24 Sek. ES NA SI IO: 44E 7Uur.54Min.rrSek. 2 : 15: 32: 474| Oo: IO : 494 7Uur.58 Min.arSek. 2 : 15 : 32: 44t) Oo: 10 : 53 8 Uur. 12 Min.46Sek. 2 : 15 : 32 : 15 | o:Ie : 59 te In het berekenen van deeze Plaatfen, is de Pa- rallaxis, Aberratie en Refraöte, behoorlyk in agt VL Der, Vs ge- 306 BERIGT OMTRENT DE nomen. Men vondt ook, door middel van eet Mikrometer, dat de Middellyn van Venus was 58 of 59 Sekonden. Eenige der Franfche Sterrekundigen hebben den tyd des Uitgangs niet gelieven op te geeven. Zie hier denzelven , volgens de Waarneemingen der genen, die daar omtrent niet agterhoudende geweeft zyn. Zy hebben Verrekykers gebruikt van vyftien tot agttien Voeten lang. Ik heb ze op de Meridiaan van Amfterdam overgebragt, tellende, volgens de Connoyf]ance des Temps van ’ Jaar 1759,dat wy 1o Minuutên 36 Sekonden Oofte- lykerleggen dan Parys (*). Waare tyd te Parys. te Amfterdam. Intw, Raaking. Uitw. Raak, Inwend. Raak. Uitw. Raak. Uur. Min. Sek. Uur.M. Sek. | Uur. Min. Sek. Uur. M. Sek. MR 808 408: 465 5408 2030 2010: Orsi Ban CBF 2838198 OK SOB 2130": TAU 81SL07 8026 DROGEN OP VE UO A SANO 10 SD ver oe Denen IO Dit komt taamelyk overeen met onze Waar- neemingen ; want, fchoon wy de in- of uitwen= dige Raaking, van wegen het beletzel der Wol- ken , niet hebben kunnen zien, zo bleek het ons nogthans, dat Venus, een weinig voor negen Uuren, reeds van de Zon af ware; daar die Pla- il neet, (*) Daar M. voor ftaat is van Mr. Mararpr; daar C. voor taat, van Mr. pre LA CarLreE, en, daar L. voor ftaat, van Mr. ne La LaNnpe. Deeze Waarnee- mingen zyn my, in de zelfde Brief, van den Abt pr La CarLLe toegezonden, VERSCHYNING VAN Venus IN DE Zon. 307 neet, volgens de Rekening van gmeiapder! zig, hier te Lande, nog verfcheide Minuuten over negen Uuren op de Zon had moeten vertoonen. Bekend zynde de Zons halve Diameter 15 Min, so Sekonden of g5o Sekonden , en ftellende dit za, de digtfte nadering van de Middelpunten 9 Min. 5 Sek. of 545 Sekonden, = 4. Verder de boog in Tyd, van de inwendige Raaking tot de uitwendige Raaking, 18 Min. 5 Sek. dat is op den Weg 72} Sek. onderftellende dat Venus 4 ‚Min. in een Uur vordert, = e. Wanneer men zig dan (in Fzg. 6. van Praar XLI.) voorftelt, dat Z het Middelpunt van de Zon is, M het Middelpunt van Venus, in de digtfte nadering; E het Middelpunt van Venus, als die de Zons rand inwendig begint te raaken; R’% zelfde Centrum in de Zons rand zynde en 1% zelfde op * oogenblik van de uitwendige Raa- king. Voorts de halve Middellyn van Venus # td noemende. Dan is ZE yaa— vaxtaw. Van *t Qua- draat van ZE getrokken het Quadraat van ZM 44, komt het Quadraat van EM aa—bb— aaa; dan is EM =S Vaa—bb—2rartaer; hier by gevoegd Elc‚komt Mc + aa—bb— vander. Wederom; ZI is = a +4, en van ’ Quadraat ZI afgetrokken * Quadraat ZM , komt het Quadraat MI == aa—bbaarterx. Dan is E+V aa— bbr tar aa— bb} 2a4 Har. VL Deer, V 3 Dic 308 VERSCHINING VAN Venus iN DE Zon. Dit wederzyds gequadrateerd en de gelyke uit- gedaan zynde, komt 2cVaa—bb— artan =S 4ax—ct. Dit gedeeld door ac, zo is zax = Vaa—bb— tarten in Ze. Dit we- C derom gequadrateerd zynde , zo heeft men IN | aa——bb—ardt kr en — AAH ECC} Of ECH KH aa—bb—t Lcc ZZ ZE. Dan aa— eeipp gefteld zynde, zo vindt men LLS 5 pbh zer of SU #5 zo dat de Middellyn P van Venusis ax = rn pp —bb is 604167 en derhalve pp—bb = 777: Dit vermenig= vuldigd met c = 725 en de uitkomft door p, zyn- de 949; gedeeld; dan vindt men de Diameter van Venus ruim 59 Sekonden; ’t welk met de Waarneeming van den Heer DE LA CAILLE n3- genoeg overeenftemt, WAAR WAARNEEMINGE.N omtrent de LUCTSGCESTELDHEID te AMSsTELDAM, in April 1761. Barometer. D.'s morg. °s midd. | mm Therm{ Winds Streek, ?s av. mo, mi. av \smorg. °s midd, ’sav. mm nn nn je | Weder. Gefteldheid. mmm 1/50.4 |30.4:[30.5 |48/51j48| NO j NO | NO |Betr. vogtig. 2 6 | 6 | [45/5044 NW INW INW I= 3— 3 |— 2 |— 2 |solsol47| W INW INW (Held. —— dj 2 | | 48152144) NW INW INW |Betr. helder, Sj— rÈl— 1i|29. 1 45/5446) ZW | ZO | ZO Helder. 629. 10j29. Bi— 75146 62|s1| Z A) Mn 6-6 | 6 |sels4l49) Z | Z | Z [Regen, held, 8 sij sil— 5215363156 Z Z Z |Betr. I= |= 6; 7 |47/40}42) NO | NO INt.O Reg. fneeuw. IO 7 |—= 7ij— 8 40/46/43 NO |WtZ|Wt.Z—- buijig. II 7 |= lo —105|46/50[46/ NW | NW (NW Buijig. 12 Gil gIJ— 8 5i57jsij W | ZW | ZW- Held. regen, 13 8 |— Bf 10/53/54l51| ZW | ZW| ZW Reg. helder, 1430,9 |3o,1 30. 15/4615 1145) NW [NW (NW Helder. 15 IE Tij 0:/4815253| ZW | ZW | ZW \Regen. I6j— © {— oll— o 50,5259/ NO \NW | ZW Betr. helder, I7— © |29 1529. 11 50, 5950) ZW | ZW | ZW Reg. 18/2911 — 11 — 1153621561 ZW | ZW| ZW |Betr. — I9— Io|— 9 |— 71/56/6863) O | ZO | ZO Held. wolk, LO 7 | Ti 59,62 56 ZW | W {ZW Regen. 21 8 |— 8 9155 Ó1lS2 ZWI W | N |Wolk. held, 22 IIEZO.I |30.2 [51)53147| NO {| NO | NO |[Betr. helder, 23|30.3 |— 3 |-— 4 |a852145| NO/NO |-N | buijig. 24 Aij 5 |— 5 |4A7SIJ46NO |_N IN I— 25 5 | 48, 52147| NO | NO | NO Betr. helder, 2ó|— 5 |— gij 2 41153 47 NO (NO {-O Helder. 27/29 11,/29.10!|29. 11|50!53|45| ZW INW {NW Buijig, held. 28— LIJ— 10îj— 10 45,48]44|_N (NW |NW [Held. regen. 29— HIj 1 j— H 45/48[44| NO INW [NW I= —— 3o}— 9 9° Il 9E je 53 ZW | W | W |Held. wolk, Hoogfte Barometer d. 30. 6 Laagfte Barometer d, 29. 5 Hoogfte Thermometer gr. 68 Laagfte Thermometer gr. 40 j VL Deer, L4 2 Vá4 } Middelb, d, 29, 11? \ Middelb. gr, 54 WAAR- WAARNEEMINGEN omtrent de LUGTSGCESTELDHEID te AMSTELDAM, in Mey 1761. Barometer. {Therm} Winds Streek. Weder. D.'s morg. ?smidd. *sav,\mo. mi.av [smorg ’s midd. °sav.| Gefteldheid. 129.8 (29.9 |29. 1152 52j45| ZW { W | W |Reg. dond, 23o.1 |30.1 |30.1 \So5s/sij W | W | W |Held. regen, 3 |= (556152 Wi WIW Aj— Oi|— O;f— O (53/73/60) ZW [ZW | ZW |— wolk, 5 of 1 |= 1:566055| ZW | W | W |Wolk. held, 6l— 2l— Zil 4 1555851 N INW [NW (Helder. UA pr 3556660 Z IZt.O| Z |——regen, 8— 2 |— 1Ì— I 1626956 ZW | ZW | N |Regen. ná 9 oi 0 —- 0 566255| N INW NW |Betr. helder. XO|29.11;/29.115/29.115157164/56| NO | NO INO (Helder. HJ — 113 30.0 (5315948 NW | NW (NW (Reg. helder. 12/30. 0 [30.05 29.11:,53/6356| NW | NW | ZW Helder, reg. 13/29. Iij— 9 (30.1 |55/57/55| W {| W { W (Reg. heldere 14/30. 1 |— 2 |= 3 |54I5954INW INW | N 15) Zij Zi 3254/56 \5O|NW | NW | NW Betr. regen, 16 3. 2 |= I |S153\SO|NW [NW INW Ijj— © |29.115|29.1155/62157| NO | O | O |Buijig. 182910; — 10 10,6o/64ls2JOt.N| W [NW 19 gj 9 |T 7258/6055 ZW | ZW [ZW |Betr. reg. 20 Si 4 pT 42565854 Z ZZ ie ZI Aij Aij 5elsal6ojs2j ZW | ZW |ZW |Wind, reg, 22— Sil TfT 82)50|60/56| NW [NW [NW |Reg. donk, 23 7-— 7 |= 7 [6oj7zojóe| NO | ZO | ZO j—_—— 24l— 81— 9 |— IO/58166lso| W {| W | W |Helder. 25|— IO—10Ï|— I0/61172,65, W | O | O |—- wolk, 2ól— o,l— 9 |— 8:/65|80/70l O Oo O Im 27 Bi il |68/7364| NO | N | N | dond. 289 |— 9 |— 9 [6216158 NO | NO | NO |Betr. 29 9 |— 8il— 8516116355) NO | NO | NO |—= regen, 30l— 8ij— 8 |— 8 ls 6361) N NO | NO Held. betr. Zi 8 \— 9 | 8,)68h74l6s! Z ' ZO INW weerl, Hoogfte Barometer d. 30. 4 ® ì Laagfte Barometer d. 29. 4 5 Middelb. d, 29. ro Hoogte Thermometer gr. 80 >» Middelb, Laagtte Thermometer gt 45 jj gr 62; WAAR: PEEM) 177 omtrent de _WAARNEEMINGEN LuerscEsTELDHEID te AMSTELDAM, in Jury v7ór. ” Barometer. Therm.) Winds Streek. D.l'smorg *smidd. *sav. [mo.mi.av |'smorg. °s midd. ‘sau mm | ee Weder. Geffeldheid. 1/29.8 29.8229.9 [64,64158| NW{ NW aad re (I\egen. bett. ZW Betr, helder. 2 8 30 — ol}— o |— o [77/78 68 NE Der. — B \— |sgi6o/58| ZW [ZW 3|— 9!'|—10 11 58|65|6O ZW | ZW Al— tril |3o.0 |62167)57| ZW | NW | NW —— 5|30.o |3c.O [29.111 58/65|57 0 Ren | nk rn 6129. 11/29. 11/—102162 64\55| NW 710 ie rol—10°l62/64!55| W |[WtNWtNjBerr. helder. B 8 |— BH |s6/53j5o| ZO | N | N |Buijig. grol 1ij—irijs6 60 se) NW | W {| W 1ol— rij—1o'— 95596862) Z | W | Z Held. wolk. mi oi oil 86116062 ZW| W |W zal gl 8 | 8 [656559 ZW| NW\NW |Regen, held. 13 8ij— 8 9 |63173159| ZO | ZZW \Buijig, dond. zal 9 |— 9 |— 98156/56/58| NW | NW NW |Regen, betr. Is göl— di |59 61162) N NW NW |Buijig , mift. 16/= 1ol— 10 — 1061r62|61Wt ZINO | ZO [Reg. betr. ij 9 — 9 \— 8 [636763 NW\ N | N |Buijig. 18 7 |= 7 — 7 |6368163) NO | NO! NO 19 7 |T 9 |= 116667 64l ZO ZW | O held. 20/30. 0 [30 0% 30. 11,63,65/59 gi Aad kf Eben dj Ee nn B |— |—— 1677366, NO |NO | O dg |— 1 1 [Jol837of N |NO/NO |= 25— o |2o:11|29.11172185.75| ZO Z |Z —_—— 26 29. 11 30.0 |30. I 7582 70 Aj A a == eeen. 2730. 1 | IO 720172 —— Weerl. f 28 — o|—o |= 0; 67175 66/ NO | O | W |Dond. zw. r. BOT ij —— [66174 67| W {NW ZW |Helder, reg. ZW \NO (NW (Regen, held, Hoogfte Barometer d. 20. 2 „„Laagfte Barometer d. 29. 7 Hoog{le Thermometer gr. 85 Laagfte Thermometer gt. 50 > Middelb, d, 29. ro} } Middelb. gr. 67% WAAR. WAARNEEMINGEN omtrent de Zet EE : KeT MEN T E AMSTELD AM, In de Maanden April, Mey en Jas des Jaars 1761. X N Y'Einig verandering hebben wy , tot nog toe, in dit Jaar omtrent de Ziekten befpeurd ; piettegenftaande de veranderlykheid van het Weer ; dat in de Maand „Ápri/ doorgaans kouder was, dan het in Maart had geweeft, ’t welk de ongemeene ‘voorlykheid van het Geboomte zeer veragterde en veele Vrugten misbloeijen deedt; doch de Regen= agtigheid van die Maanden heeft de Veldgewaffen zeer doen tieren. In’ laatft van Mey hadt men vry groote Hitte naar ons Klimaat, en grooter dan in Mey van ’t voorleeden Jaar. Hoewel de Hitte van de Maand Sfusy op ver na dien trap niet bereikt heeft, tot welken zy in dat Jaar fteeg , is zy doch geftadiger geweeft en vergezeld gegaan met Onweers- buijen , zwaarder dan men gewoonlyk hier te Lan- de heeft. Driemaal hebben wy „ in ruim een Maand tyds ; daar van zigtbaare en merkwaardige uitwerkingen ; inen naby deeze Stad, gezien. ‘Toen wy, den27 Mey, \ \ rd / ZWAAR ONWEER: 313 Mey, des avonds, zulk een Onweer hadden, werden in de Vier-Wanden Straat, op *t Reaalens Eiland by de Zandhoek, in * _N oordelykfte der Stad „ eenige Steenen van den Gevel van een Pak= huis afgeflagen.. ?’s Nagts - voor, den 1 Juny kwam weder een langduurig Onweer, met yze= Iyke Slagen „ waar van ?er één zyne uitwerking deedt niet ver van, de gemelde plaats, naamelyk naby de Brug van ’ Prau fen-Etland- in de Vier- Winden Dwarsftraat : alwaar van het Wynhuis, op de hoek van die Brug , de Houten Pyp van den Schoorfteen afgeflagen werdt: het Porfelein vloog op de Kamer van den Wand, en de Blik- fem viel voor ’ Huis op de Straat neer , in de gedaante van een gloeijende Kole Vuurs, fprin- gende als in brokken van een. Ook hadt de Don- der een gat geboord in den Agter-Muur van % Huis en aldaar het Lood van een Glasraam ten deele doen fimelten, vervullende het Vertrek met Rook en Stank : doch het Onweer van den 28 Pa- ny liet wel de grootfte merktekenen naa, in een Herberg , die de Plaats Royaal geroemd wordt {| aan den Weg naar de Diemermeer , omtrent een half Kwartier gaans van de Stad. f ’t Was Zondag Morgen: de Menfchen aldaar taamelyk vroeg opgeftaan zynde, zat de Vrouw voor % Raam aan den Koffy-Tafel: de Man was bezig een Stuk te fnyden, zittende op een Bank voor een Kasje, in’ zelfde Vertrek. In ’t zwaa- VI Deer, re En d d Ee a { st, 314 LWAAR ONWweEer re Onweer, dat toen met den Dag aanvang ge- nomen hadt, viel een Slag, die de geheele Stad verfchrikte en hier zo’ fchynt nederkwam. In een oogenblik tyds werdt de Tafel overdekt met brokjes Glas van de Ruiten die, zo in als boven > Raam, byna altemaal vergruisd werden ; ter- wyl de Man, van zig zelve geraakt „ om ver tui- melde, Men ging naar boven, om te zien hoe het gefchapen ware met de Kinderen, die op den Zol- der fliepen, alwaar de Donder een gedeelte der Voorplank, boven aan het Bedftee, hadt in ftuk- ken gebroken; doch zonder de Kinderen te kwet- zen. Vervolgens bevondt men, dat een menig- te Pannen van het Dak waren geftroopt , heb- bende de Donder twee ronde Gaten in een Pan ge= maakt , daar het fcheen ingekomen te zyn. Voorts zag men buitenshuis, dat het Lood van een Goot was opgeligt; de Koker van de Blikken Pyp ten dee- le afgefcheurd, en de Steen van den mond des Regenbaks een weinig afgefchooven. Eindelyk, na verloop van omtrent een half Uur, wierdt men brandige Stank gewaar, waar op men, naar de Vliering gaande, in een blikken Trommel, die open frondt, en daar eenige Vodden in waren , gloei- jend Vuur vondt. FE WAARNEEMINGEN 4 ’ OMTRENT HET | INWENDIG GEBRUIK MID DELE N ror GENEEZING KANKER In *r BORST; DOOR DEN HEER VAN DEN BLOCK, Oud Gêneesbeer te BrufJel. (Recueil de Medecine, Chirurgie, &c. Fevr. 1761. p. 1083) SESEEIERSSEGIELELELEENE ENGS | E groote agting, waar in de Cscuta thafis z gekomen is, wegens haare goede uit- werkingen, terwyl zy niemand nadeel doet: vreez’ ik , dat de Bel/adona geheel agter den bank zal helpen in de geneezing van de Kanker, om dat die het Lighaam grootelyks onthutfelt en in beroe- ring brengt. Nogthans fchynt het van belang ; dat men deeze weder opbeure, zonder de andere te verwaarloozen, en dat men doof nieuwe Waar- neemingen, op de gezonde Reden gegrondveft, VL Deer. X bes 316 WAARNEEMINGEN OMTRENT DE MippErEn betooge ‚ dat de Belladona niet alleen een waar Specsficum is in deeze K waal, maar dat zy ook in zekere Gevallen van dienft kan zyn, daar de __Cicuta niets uitvoert. De Vrouw van een Herbergier in deeze Stad, 53 Jaaren ond zynde, Moeder van verfcheide Kinderen, Slymagtig van Geftel, en bovendien onderhevig aan Hardlyvigheid, Zinkingen op de Borft en Pynlykheden in verfchéide Lighaamsdee- len, hebbende altoos haare Stonden op den be- hoorlyken tyd gehad, en een taamelyken Wel- ftand genooten tot aan de 46 Jaaren toe, bemerk- te, toen zy 51 Jaar bereikte, ’s morgens, ter- wyl zy zig aankleedde, een hard en pynlyk Ge- zwel, ter grootte van een Duiven-Ey, dat on- gewaarwordelyk ontftaan was in haar flinker Borft, uit een inwendige oorzaak. Over dit Toeval on- geruit zynde, nam zy haaren toevlugt tot een Heelmeefter, die haar raadde, een ftukje Zwaa- nen-Vel daar op teleggen. Twee Maanden ver- liepen ’er, zonder dat de Vrouw Pyn in de Zwel- ling gevoelde, hoewel dezelve , niettemin, aan- merkelyk grooter was geworden ; maar tegen de derde Maand maakte het Vogt, zig ontwikke- lende, aldaar fcherpe Steekingen, die by poozen uittermaate verheften, met een brandende Hitte. In deeze toeftand bevondt zig de Vrouw ‚ wan- neer zy/by my kwam en haare gefteldheid verhaal- de, en, na ’t Gezwel onderzogt te hebben, wil- lende haar niet meer bedroeven, ftelde ik haar voors il STEGEN DE KANKER IN ’r Borst, 317 voor, een ervaren Heelmeefter raad te pleegen , om een volkomene Behandeling te onderneemen, ’s Anderendaags zagen wy met elkander de Pa- tient: wy onderzogten, met de grootfte oplet= tendheid, haar ongefteld Borft, dat wy gez wolle- ner en gefpannener vonden dan het andere, we= gens een opftopping door ’t Gezwel veroorzaakt , ’t welk wy oordeelden een volkomen Kanker te zyn, die, volgensallè Kentekenen, eerlang fcheen te zullen doorbreeken. ‘Wy raadden haar, op het Borft den Pleifter te leggen, die in de Verhande- ling van den Heer LAMBERGEN is aangewee- zen, en denzelven om de agt dagen te vernieu= wen; het Borft door een bekwaamen Schortdoek te onderfteunen , en het Aftrekzel van Belladond regulier te gebruiken, als zy.nde het eenigfte Mid + del, in ftaat, om ’er de Geneezinge in den grond door te kunnen erlangen; te meer, om dat het Onderwerp ons bekwaam voorkwam tot het uit- ftaan van deszelfs werking. Voor dat wy begonnen, werdt deeze Vrouw een maatige veelheid Bloeds, door een Aderlaa= ting op den Voet, afgetapt; den volgenden dag werdt zy gepurgeerd met een zagt Laxeermid- del, en den derden nam zy ’s morgens een Thee- kopje van % Aftrekzel van Be/ladona, volgens de manier van den Heer LAMBERGEN klaar ge- maakt. Zy bevondt van deeze Gifte geen de minfte ontroering ; dan alleenlyk dat haar Mond een weinig droog was: den tweeden dag, nam zy “VL Dern. Xa ans 318 WAARNEEMINGEN OMTRENT DE MIDDELEN anderhalf Kopje , zonder kennelyke ontroering g en den derden dag twee Kopjes, waar van zy wel wederom weinig beweeging, hadt, doch de droog- te in de Mond en Keel was grooter en aanhou- dender dan in de voorgaande dagen, zonder dat het Hoofd of Gezigt ’ep door ontfteld werden. Ik ordonneerde de Patient, agt dagen lang met de zelfde Gifte voort te gaan, om alsdan van haaren Staat te oordeelen. Ik heb zelf het Aftrekzel van de Belladona wil- len gereed maaken, om my te verzekeren dat het behoorlyk was gedaan. Ik koos de mooifte en beft gedroogde Bladen uit; daar ik het Vatagtig draadje, ’t welk zig langs de rug van’ Blad uit- rekt, als ook. deszelfs zydelingfe deelen , van affcheidde , houdende niet dan het Vezelagtige voor het befte, dewyl ik altyd ondervonden heb; dat het Aftrekzel, met deeze voorzorg bereid, zagter werkte. Ik beval de Patient aan, naauwkeurig een ge- voeglyken Levensregel in agt te neemen, dien ik haar voorfchreef: te weeten, dat zy alle da- gen, een Uur na het neemen der Gifte van het Aftrekzel, eenige Kopjes Thee kon drinken, en dat zy ’s morgens tot Ontnugtering gebruiken moeft een dunne Melkpap van Befchuit ; ’s mid- dags en ’ avonds goed Voedzel, gelyk Sappige Moeskruiden, zagte,rype Vrugten, Eijeren uit den Dop, ligt Brod, Sop van Kalfsvléefch of Hoen ; en zig voor deken tyd onthouden van Vleefch en | TEGEN DE KANKER IN ’r Borst. 319 en Vifch, vooral van raauwe:zoute Koft, Wyn en Sterken Drank: kunnende ons wit Bier, dat gen foort van Gerftedrank is, voor de dorft ge- bruiken. Zy namr dit alles behoorlyk in agt. Geduurende de agt dagen, dat zy twee Kop- jes genomen hadt van het Aftrekzel, ieder mor- gen; hecft zy geen kennelyke ongefteldheid ver- nomen, behalve de dfoogte van de Mond en Keel: de Steekingen en de Hitte van ’t Gezwel waren reeds zeer verminderd. Derhalve bepaalde ik de Gifte van het Middel op drie Kopjes, waar in.6 Greinen gaan van ’t Blad, om dus zonder fchroom, totaan de volkomen Geneezing toe, te vervolgen. Dewyl nu de Droogte , door deeze Gifte ver- meerderd ‚in onze Patient byna het eenigfte Toe-, val was ‚dat haar Ongemak baarde , zo moeft men daar raad voor fchaffen, „Het Lohoch rubrum Ful- dert, en Mucilago Sem. Cydon. met Syrup. Moro- rum gemengd , bezorgde haar veel verligting. Om ‚_haare Hardlyvigheid, welke diestyds grooter was dan ooit ‚ weg te neemen, gebruikte zy ’s avonds, nu en dan eens, wanneer zy te Bed ging, Pulp. Caflie met Syr. Vrolar. of Pilletjes uit Spaanfthe Zeep en Rhabarber, en fomtyds een Lavement, naar dat het noodig was. Ten einde van drie Weeken was de knaagen- de Pyn in het Borft geheel verdweenen, en % Gezwel fcheen zagter en egaalder te-zyn: haar ‘Water was zo fcherp, dat het den Doorgang, ja de Huid zelfs, daar het langs liep, Velleloos, en VL Deer. Ad zulke mk di 720 WAARNEEMINGEN OMTRENT DE Mipperen zulke Vlakken in het Hembd maakte, die men Yer niet uit kon krygen met het gewoone Zeepzop. Deeze aanmerking, welke men miffchien nog niet gemaakt hadt, heeft my het denkbeeld ver- fchaft om te oordeelen dat de Bel/adona „ door haäre byzondere Eigenfchap, niet alleen had aan- getaft en t'onder gebragt de Kankeragtige befinet- ting, welke in haar Bloed heerfchte en de Borft- klieren befloeg , maar ook dezelve door de Pis- wegen had weggefleept ; op gelyke manier als het Kwikzilver , een Spect fieum in de Venusziek- te, derzelver Venyn bepaalt, verbetert en uit- looft, % zy door de Kwylklieren of de andere Loosplaatfen. Van dien tyd af kwam alles op een goeden weg; de Pynen keerden niet weerom, de Eet- luft herftelde zig ; de Pis nam haare natuurlyke hoedanigheid weder aan en werdt zonder moeite geloosd. In deeze gefteldheid liet ilk haar toe, ?s middags een weinig Kalfsvleefch en Riviervifch te eeten. Drie Maanden daar na, bevond ik het Gezwel een derde part geflonken ; het fcheen tot ver- fcheide Klieragtige Lighaamen van één gegaan te zyn. Door dien goeden uitflag aangemoedigd, poogde ik, om den tyd der Geneezing te verkor- ten, de Patient een tweede Gifte van het Af trekzel, tegen den avond, te doen inneemen, maar zonder goed gevolg: de droogte, in tegen- deel, wierdt overmaatig, en duurde tot na mid- der- TEGEN DE KANKER IN Tr Borst, g2r dernagt: de Appetyt ging over en de Slaap was afgebroken. Ik deed haar een dag uicfcheiden met het Middel , en hield my vervolgens te vre- de, de voorgeftelde order te volgen. Op de zesde Maand was het Gezwel twee derden verkleind 'en op de negende byna verdwee- nen : niettemin bleef dit Borft gezwollener dan het andere. Ik liet den Pleifter wegncemen, en __in plaats van dien het Zwaanen-Vel leggen, om de doorwaafeming van dit Lighaamsdeel te ver- meerderen. Ook ordonneerde ik , dat zy nog twee Maanden zou aanhouden, doch alleen om den anderen dag , met de zelfde Gifte van het _Aftrekzel. Ten einde van de twaalfde Maand oordeelde ik het ongeftelde Borft in alle opzigten gelyk aan ’ andere en de Verharding was t’eenemaal weg. De Vrouw bevondt zig geneezen, en blyft in goede Gezondheid, federt twee Jaaren, dat zy reeds opgehouden heeft dit Middel te gebruiken. Aanmerkingen omtrent de Belladona, Cieuta en de Kanker. Drie Zaaken hebben de Geneezing van deezé Vrouw door ° gemelde Kruid begunttigd ; haar Sly magtg geftel, de naauwkeurige Levensregel, dien zy onderhouden heeft , en de Behandeling. VI Dern X 4 De 322 WAARNEEMINGEN OMTRENT DE Mipprren De Ondervinding heeft my geleerd , dat de Belladona meer of minder ontroering maakt, naar de Temperamenten en Gefteldheden van de ge- nen die ze gebruiken. Zodanige Onderwerpen; die driftig „ aandoenlyk en teer zyn, aan Opfty- ging of Benaauwdkheden onderhevig , Bloedryk en Galagtig, ondervinden ’er ligtelyk gaande en ko- mende Duizeligheden, vermindering van % Ge- zigt , gebrek van Eetluft , ophouding der Ont- latingen , en een zeer groote droogte van in de Mond en door de geheele Zwelgpyp; daar ande- ren, van een Slymig en Zwartgallig Tempera- ment, geen ander Ongemak Klin. ‚ dan de gezegde droogte, die onvermydelyk is , hoewel zeer veel gemaatigd. In de eerften is het, dat de Geneesheer meer voorzigtigheid gebruiken moet, en met meer be- fchroomdheid te werk gaan, door de Gifte van * Aftrekzel te verkleinen , en met naauwkeurig- heid den gevoeglyken Levensregel in agt te neer men , die meer gefchikt moet zyn naar het Mid- del dan fiaar het Temperament van den genen, dien men behandelt: anders worden de Kookin- gen gebrekkelyk; daar komen Ongefteldheden in het Bloed en de Vogten; men haalt zig nieuwe Toevallen op den Hals en belet of vertraagt de Geneezing: ook dient men, op dat de Be/ladona haar agting niet verlieze, dezelve geenszins op de Proef te ftellen in eenal te zeer gevorderde Kanker , daar een volkomen famengroeijing en aan= recen DE KANKeR in ’T Bonsr. « 323 aanhegting met de nabuurige deelen plaats heeft. Ik ben deeze wegen meer dan eens gepafleerd , veeleer om noopens de werking van het Middel onderrigting te krygen, dan, om ’er een groote nuttigheid uit te trekken. Ik weet dat de ge- leerde LAMBERGEN, na deszelfs ontdekking, Per vier mede genezen heeft , en hy bekent in fommigen niet geflaagd te zyn; zonder twyfel, om dat de Kwaal op die wyze te zeer verouderd was. Het is boven alles te verwonderen, dat een zo werkzaam en opvliegend Middel, gelyk de Belladona is, door aanhouding van *t gebruik de fcherpe Pynen van de Kanker verzagt en tot bedaaren brengt, zelfs die van de ongeneeslyke, Om die reden is het, dat deeze Patienten ’er be- geeren gebruik van te maaken tot aan het einde van hunne elenden toe, Tegenwoordig is men gekomen tot kenniffe van de Cicuta, ten opzigt van ’t inwendig ge= bruik derzelve: de wronderbaare uitvinding van den Heer Srorcxr. Dit Kruid verfchaft ons, in zyn Sap, een ander zeer zagt en verwonderlyk Specificum voor deeze Kwaal: tot een Extrakt uitgewaafemd:, bevat het eene oploffende , -door- dringende en ftillende kragt , maakende bygevolg een zeer kragtig Middel uit, tegen ’ Knoeftge- zwel,de Kanker en verfcheideandere Ziekten, waar van de Autheur in zyne Verhandeling gewag maakt, zonder iemand eenig Ongemak te veroor- VL Deer. Kg zaa- 824 WAARNEEMINGEN OMTRENT DE Mpperen zaaken. Het fchynt zelfs, als of dit Kruid uit de duifternis voortgebroken ware , om in ’% alge- meen te willen uitblinken boven de Belfadona, daar deeze niettemin andere voordeelen fchynt te hebben in zekere omftandigheden, alwaar de C4- euta geen uitwerking gedaan heeft. Zie hier een blyk daar van, ‚ Ik heb dit Jaar een Geeftelyke Zufter gezien, van 56 Jaaren oud, die tot een uiterfte gebragt was door een fchrikkelyke Kanker, welke haar regter Borft befloeg. Het Kankerig Venyn hadt die eigenfchap, dat het uit het diepfte van de Zweer deedt opfchieten een Spongieus Vleefch, met een zo aanmerkelyken voortgang, dat het in de tyd van drie Maanden een Gezwel hadt voortgebragt, ter dikte van twee groote Mans Vuiften. Nieuwe diepe Zweeren befloegen den geheelen omtrek van dit Gezwel, en deeden ’er een ongewoone veelheid ftinkende , rottige Et- ter uit voortvloeijen. Daar volgde een algemee- ne ontbinding der Vogten, welke in ’ kort de Lyderes deedt fterven. De Cicuta is daar regulier gebruikt, zo in Extrakt als in Stooving, van het begin af dat de Kanker begon door te breeken, en een lan- gen tyd agtervolgd ; doch het was zonder vrugt; de Kwaal wierdt erger: men kon ze niet tot ftaan brengen. Zou in dit laatfte Geval, en al- le anderen van dergelyke natuur, de Bellada- nâ CC OERGEN DE KANKER mn *r Borst. 395 pa hiet den voorrang moeten hebben in % ge- bruik? De Waarneeming, welke de geleerde Heer Amoreux heeft medegedeeld in zyn ver- flandige Brief over ’t inwendig gebruik der Belladona (*) , kan verder tot bewys dienen, om aan dit Kruid den Voorrang te geeven van de Cicuta , in de zo even gemelde Soort van Kanker, Het was een Kanker aan ’ Borft van een „Vrouw , door uitwendige oorzaak verwekt, op een verbaazende wyze verzwooren door het op- leggen van een broeijende Pap; verder van kwaade merktekenen , zeer gevoelig en pyne- Iyk, met opfchieting van kwaad Vleefch uit den bodem. De groote affchuwelyke Zweer wierdt „met een Stoofmiddel van deeze Plant, dat door Pynftillende dingen verzagt was, behandeld, en dit gelukte zo voorfpoedig , dat, ten einde van een Maand , onder ’t opleggen van eene bekwaa- me Pleiter, de Wonde volkomen tot een Lid- teken was gebragt. De Cicuta, niettemin , heeft op haar beurt ook niet gemankeerd in het doen van won- derbaare uitwerkingen op zodanige Kankers, daar (#) Dezelve is geplaasft in het Journal de Medeeine, dc. de Juillet 1760. VI. Deer, kt) 326 WAARNEEMINGEN OMTRENT DE MIpDELEN daar zy direkt werdt dienftig bevonden te zyn. Ik heb een Brief gelezen, dien een Advokaat van Leuven, den r September des faars 1760, aan eene Dame van zyne Vrienden fchreef (*), belangende een zeer groote en zonderlinge Kan- ker, welke een Burgeres van die zelfde Stad, federt een geruimen tyd, aan ’t Borft kreeg. Deeze Vrouw, zegt hy, waar van Gy my ty- ding vraagt, is volmaakt genezen , en heden voor de eerfte maal te Kerk geweeft. Verfcheis de Maanden was zy door de Geneesheeren en Heelmeefters, als ongenceslyk, verlaten geweeft, uit hoofde dat het Gezwel tot zulk een trap was aangegroeid ,dat zy geen Middel wiften, in ftaat om hetzelve «te doen verflaan. Dewyl men, niettemin, de Czcuta als een uitmuntend Specs fi cum voor deeze K waal erkende, maakte de Pa- tient daar een naauwkeurig gebruik van, en er- langde een gunftigen uitflag. Daar kwamen zwartagtige Korften op het Gezwel, die wel dra alle de hardigheden van het Borft befloegen, en gevolgd werden van- een Etter , welke de vereifchte ‘Affcheiding te weeg bragt: daar vie- Jen Lappen af van verbaazende grootte, die eene Won- (*) Let, dat deeze Advokaat van de Hiftorie der Kwaale onderrigt was, door den Heelmeefter , dië ze behandeld hadt. } ae N TEGEN DE KANKER IN ’r Borst. 327 Wonde overlieten van verfchrikkelyke breedte en diepte: de Eiter wierdt goedaartig en de Na- tuur bragt allengs de Heeling te wege. Welk eene verfcheidenheid van werking heeft zig niet geopenbaard in deeze twee Kankers, die op gelyke wyze door de Cscuta behandeld waren! Mag men niet vermoeden; dat het Kankerig Venyn, ’t welk waarfchynlyk ten deele van een Knaagende, ten deele van een Rottige Eigen- fchap is, niet altoos van de zelfde geaartheid zy? By voorbeeld, indien een deezer twee vereenig- de Scherpheden het andere in hoeveelheid over- treft, of dat zy zig famengevoegd bevinden met een andere Soort van Scherpheid, welke in ’ Bloed plaats had ; ik onderftel eens, een Scheur- buikige, zo zal het Kankerig Venyn min of meer veranderd zyn van natuur; deszelfs voortbren- ‚Bing zal verfchillen, en_ zyn Spectficum, niet juift gefchikt zynde naar zyne hoedanigheid , zal de zelfde Gevolgen niet hebben. Men heeft opgemerkt, dat de voordeeligfte Geneezingen van de Kanker, door Middel van de Cscuta, die genen zyn geweeft, daar zig Gan- greneufe Korften geopenbaard hebben: het fchynt dat aldaar de Rottige Scherpheid de Knaagende overtroffen heeft; ’ geen men regt tegenftrydig bevindt met de Belladona. Heeft men , buitendien , niet dikwils in de Praktyk waargenomen, dat de Scherpheden van VI. Deen. - an Pa 228 WAARNEEMINGEN OMIRENT DE Mipperen andere Ziekten verbafteren, en dat derzelver al: lerbeproefdfte Specsficum fomwylen gebrekkig zy geweeft ? Wien is ook onbewuft, dater geene Spectfica bekend zyn, die niet wel eens gemankeerd heb- ben; ’ zy uit hoofde van een vermenging met andere Kwaalen, of van een verborgen Gebrek ; of wel, wanneer het Temperament en de Om- flandigheden het Middel in zyne werking belem- meren ? BorrnAAve verhaalt het Geval, van eer Jongman, hebbende de Venus-Ziekte in den hoog- ften graad, dien men op een geregelde wyze be= handeld hadt met het Kwikzilver ‚door de Kwyl- kuur, zonder dat dus de Ziekte weggenomen of belet werd door te dringen in de zelfltandigheid der Beenderen , om die inwendig te knaagen: Zulks niet tegenftaande, hadt deeze beroemde Geneesheer den Patient zo volkomen tot herftel- ling gebragt met een fterk Afkookzel van Poke hout, % welk dezelve tot zyn gewoonen Drank gebruikte „ vergezeld van een flrengen Levens- regel, en gevolgd van Zweeten door de Vlam van in brand geftoken Brandewyn; dat hy fterk en vlug, en, getrouwd zynde, Vader van ee- nige Kinderen is geworden (*). Moron getuigt dat de Kyra, het grootfte Spe (*) Traft. de Lue Apbrodifiaca, in fine, TEGEN DE KANKER iN %r Borst. 329 _Speceficum in de Afgaande Koortfen , hem in dee- ze Ziekte te leur gefteld heeft, fchoon hy het- zelve in genoegzaame veelheid , en op verfchei- derley manieren toebereid , had ingegeven, en dat de Kamillebloemen die zelfde Koorts, in wei- nige dagen, zonder eenige wederinftorting ge- nezen hebben (*). % Is derhalve alleen maar de zaak, dat men de geaartheid van de Kanker wel onderfcheide door behoorlyke overweegingen, voorenaleer men het een of ander van deeze nieuwe Specifica, de Be/- Jadona, naamelyk, en de Cscutg , daar tegen ge- bruike, indien men ?er een gelukkig Gevolg van verwagten wil en al de vrugt van trekken; die men verlangt. (*) De vario Febris Intermittentis genio. Hit, 29. BE RT VAN DE GENEEZING VAN EEN KANKER in ’r BORST, DOOR ’T GEBRUIK VAN DE BELLA DON A, MET EENE NIEUWE MANIER oM Dit MIDDEL TE BEREIDENs DOOR DEN HEER MAR: TIE Ane Praktifeerend Door te Aumale in Vrankryk. (Recueil de Medecine, Chirurgie, &c. Janv, 1761. Pe Í1.) EKOKOEKCROKOROECECKSEORKOECKCEORORORCECEENS O het onvoorzigtig is onbedagtelyk Genees= middelen aan te neemen, die men tot dus verre voor Vergiftig heeft gehouden ; zou het minder zodanig zyn, dezelven te verwaarloozen; „wanneer eerlyke Luiden , die de bevordering der Geneeskunde eeniglyk be-ieveren, en, zonder ee- nig inzigt van Perfoonlyk belang , dezelven ver- breiden met die opregtheid, welke de Gevaaren niet kan ontveinzen, en daar door zelfs aan hun Verhaal een Kenmerk van Waarheid geeft? Welk GENEEZNG VAN EEN Kánkm: 331 Welk eene tegenfpraak hebben de Braakmidde- len niet ondergaan? Wat zou ’er van dit voor- treffelyk Geneesmiddel zyn geworden 4 indien een al te fchroomagtige voorzigtigheid de behoed zaame Proeven, die men ’er van konde neemen; geheel had kunner beletten? Even zo zou het zyn-met de Bel/afona, indien men gehoor gaf aari de Stem van ’ vooroordeel en de dwaaling ; die tegen deszelfs gebruik zig verheft ! Ik heb lang gefchroomd my daar van te bedie- nen. ’t Gezag van een der vermaardfte Genees- heeren des Ryks maakte my bevreesd: hy laak- te volfirekt , en zonder eenige bepaaling , alle beproeving ten dien opzigte: hy verzekerde my zelfs, dat verfcheide van zyne Conftaters reden hadden van berouw over hunne ftoutheid in % ge- bruiken van diet Middel. Een Dame uit onze nabuurfchap vermeerderde de eerfte fchrikken; die men my op ’t Lyf gejaagd hadt. Eer dat zy _ Zig deedt Opereeren door den Heer pr va Favgzs hadt zy de Be//adona probeeren willen : de ge- nen, die belang in haare Gezondheid hadden, ver- haalden haar verfcheide voorbeelden van Vrou= wen, wien dit Middel; naar men zêide ; het Hoofd duizelig hadt gemaakt. Hoe groot moeft myne ontfteltenis zyn, na zulke ftellige verzeke= tingen van een byna onvermydelyk gevaar? Ik overwoog, niettemin, dat men zo ver gekomen was, van zonder gevaar het Bytend Sublimaat in te geeven; Ik had zelf eene zeer kenbaare Ve- VL Deen E nus= 332 GENEEZING VAN EEN KANKER s nus-Ziekte genezen met vyf Greinen van dit Ver-= gift, volkomen ontbonden, gefiltreerd, en ge duurende veertig Dagen gebruikt, by agtfte dee- len van een Grein , in twee Pinten vaneen Zweet- dryvende Drank. De Patient genoot thans fe- dert drie Jaaren een volmaakte Gezondheid; Waarom zoud?’ ik niet , met de allerftiptfte voor- zorgen, een Middel gebruiken durven, dat min= der gevaarlyk was dan het Sublimaat ? Zodanig waren myne overweegingen. Ek nam: eindelyk een befluic. Verzekerd van my niet bloot te zullen ftellen aan eenig verwyt, door de onvoorzigtigheid van myne toediening, raadpleeg= de ik de Scheidkonftige Ontleeding van de Belja- dona in de Mattére Medtcale van den Heef Gror- FROY, die daar in een maatige veelheid erkent van een Sal efJentiale Tartareum, vereenigd met een nog grooter veelheid Ofeum acre Narcotscum, Myn eerfte zorg was ; om dit Kruid, zo veel doenlyk zou zyn, te ontblooten van de Vergif= tigheid deezer Beginzelen, of ten minfte hetzel- ve te verbeteren. Myn tweede oplettendheid was , hetzelve in Finktuur te bereiden „ zo dat ik ’er de Dois trapswyze van vergrooten of ver- kleinen kon. Een agtfte deel van ecn Grein was myn eerfte. Proef. Dit werdt van een Hypochog= drracus lang gebruikt , zonder iets goeds of kwaads daar van te befpeuren. Een half Grein hadt, in de hevige Hoeft van een volflagen Teering, een: gevolg. boven myne verwagting. Het deedt de Per pT EN mek sr tenir DOOR *T' GEDRUIK DER BELLADONA. 333 Pérfoon weder Slaap genieten en begunftigde de werking der Balfamieke Middelen grootely ks: Äk liet ?er een half Grein van inneemen door een jonge Dogter , die, fchoon haare Stonden heb- bende op haar tyd, het regter Borft veel groo- tér dan het flinker hadt, doorzaaid met Klieren en Vaatjes, die als Knoeftagtig verhard waren: zy voelde ’er hevige Steekingen in, die by de na- dering en geduurende de Stonden toenamen. Dit Borft, vor % ovefige, hadt niets Kankeragtigs. De Tinktuur van Belladsmna, by druppelen toege- diend ,. van een half Grein tot de veelheid van twee Greinen tòe, verdreef deeze Toevallen, die men niet dan by de jonge Meisjes, of by de ge- ‘pen die haare Stonden niet of niet behoorlyk hebben ontmoet. Door deeze Gevolgen aange- moedigd, vond ik, in de voorleedene Herfft, ge- feêan end om dit Middel voor te ftellen ter Ge- neezinge van een verholen Kanker, en nam de- gelve waar. , — Mademoifelle de Fautereaù, reeds vyf-en-veet- tig Jaaren oud, befpeurde, in de Maand Augus- tus 1756, dat zy aan * regter Borft een Knob- beltje had, ter grootte van een Erwt; waar in Zy van tyd tot tyd fcherpe Beene ‘kreeg 5 maar’ met tufchenpoozingen van veertien Dagen, of drie Weeken. Twee Jaaren gingen zonder ongeruftheid voorby terwyl de Klier allengs irt grootte toenam ; maar, in de Maand Maart 1759. werdt dezelve „door de droefheid over % verlie- VL Dezer. Yá zen 1 334 GENEEZING VAN EEN KANKEK ; zen van haar Man, fchielyk grooter en geduurig Pynelyk, zodanig, dat zy de minfte beweeging niet kon maaken met haar regter Arm, zonder geer hevige Steekingen : zy kon niet ruften op de Slinkerzyde: de Pyn benam haar zelfs den Slaap bykans teenemaal. In de Maand Sfuly ee- ne Reize van zeftig Mylen hebbende moeten doen , werdt de Pyn daar door nog vinniger ge- maakt: de Patient pleegde raad en gebruikte, om den anderen dag; Middelen om te verflaan, die fterk Purgeerden, den Appetyt wegnamen, de Slaapeloosheid vermeerderden, en haar tot Kwy- nig bragten. Een tweede Reize van dertig My- len, in * begin van duguflus ,ftortte deeze Dame. in den allerdroevigften toeftand, Zy vrveg te Abbeville vaad aan den Heer BourLon, een Praktizyn, die het vertrouwen waardig is, dat men in zyne Provincie op hem ftelt. De Klier hadt reeds de grootte van een Ganzen-Ey. Hy raadde aan, dezelve weg te neemen. Ik werd Yer den 13 September by geroepen, en ftond op de foodzaaklykheid van de voorgeftelde Operatie, Cwant de Scerrhus begon zig naar de Oxelkdieren uit te breiden,) en de Patient was ’er byna toe ge- refolveerd : maar tot wien zou men toevlugt nee- men? Zy bevondt zig volftrekt buiten flaat om de Schokking te verdraagen van een Rytuig, in een Land daar de Wegen zo onbekwaam zyn. De Heelmeefters van onze Provinciën maatigen zig, onder den tytel van Heelkunde „ de bedie- ning DOOR °T GEBRUIK DER BELLADONA. — 335 ning der Geneeskunde aan, en hebben geen de minfte kennis of ervarenheid in Chirurgikaale Ope- ratiën. Hoe zou men hopen mogen, veertien dagen lang, in een Siot , een Heelmeefter zyn „Verblyf te doen houden, dien men uit eene groo- te Stad had kunnen ontbieden? Deeze zwaarigheden deeden de Patient beflui- ten, om nog verder de uitwerkingen der gemelde verdunnende Middelen te beproeven. De Onder- vinding van twee en een half Maand was nog niet genoeg ‚om derzelver kwaad gevolg te doen bly- ken, Ik vond my genoodzaakt daar mede aan te houden, hoewel ik de Zwdscatsën om te verfterken, rufte te verfchaffen en de fcherpheid der Lymphate verzagten , niet uit het oog verloor. De verdun- nende ‘Bolus verplaatfte ik tegen de nagt, en voegde ‘er een half Grein Laudanum by, doen- de ’s morgens Ezelinne-Melk gebruiken. Dit ging wel, doch de Patient bevondt zig niet be- ter. Ik flelde myne Tinktuur van Belladona voor. De Waarneeming van den Heer LA m- BERGEN verzekerde myn vertrouwen, dat tot dus verre maar wankelende was geweeft. Door de Bolus agter te laaten, had ik geftheenen haar in % verderf te willen ftorten; want men was ’er altyd zeer mede ingenomen geweeft. Ik vreesde de gelegenheid te zullen verliezen , om de uit- werking van myne Tinktuur te bekragtigen: ik verdroeg een kwaad dat ik niet beletten kon: gonder de Melk na te laaten ftelde ik de Belja- ‚VL Deer. NC dong en 336 _ - GENEEZING VAN EEN KANKER, dona op vyf Uuren ’s namiddags: geduurende de Maanden Oktober en November werdt ’er niet meef van gebruikt dân een half Grein ’s daags. Sedert de eerfte Week befpeurde men, dat zy , als door betoovering, eene Maagpyn wegnam , welke de Bolus na zig fleepte, op de dagen als men ’er ge- bruik van maakte, en dat zy de Appetyt deedt toeneemen, Op ’t end van November was de Klier verkleind. Deeze beginzelen van een goed gevolg verfterkten meer en meer myn vertrou- wen, en gaven my regt, om op een befliffender toon de wegneeming voor te ftellen van het Pur- geermiddel , waar van men de kwaade uitwer- kingen, welken het nu vier Maanden lang niet opgehouden hadt voort te brengen , geenszins ontveinzen kon. Men ftapte ’er af, en ik had het genoegen van myne Tinktuur alleen te ge- bruiken, welker werking twyfelagtig had kun- hen voorkomen, indien men miet andere Midde- len aangehouden had. Alles werdt gebragt, tot de Ezelinne-Melk ’s morgens, de Be/Jadona ’s na- middags, en cen half Grein Laudanuin ’s avonds. Toen begon de Lyderes een waare verligting te gevoelen ; de vermindering van de hevigheid haarer Pynen ‚ de wederkeering van een zeer goeden. Appetyt en een gerufte Slaap deedt ho- pe ontftaän : wy vermeerderden by trappen de Gifte van de Tin&ura Anticancrofa , tot vyf- vierden van een Grein, in de Maand December. Men nam waar, dat, agt dagen voor den tyd der : Ld DOOR *T GEBRUIK DER BELLADONA. 237 € | der Stonden, de Knurf haar eerfte grootte weder aannam, om vervolgens kleiner te worden. Om- trent Kerstyd was zy niet grooter dan een Noot; maar den 3 Fanuary hadt de omftandigheid des tyds haar weder insden eerften ftaat gebragt: zy breidde zig weder uit naar de Oxelklieren , hoe- wel met veel minder Pynlykheid dan te vooren. Ik begon alle hope te verliezen, en Mr. Bar- RIE, Chirurgyn van Mantes , die de Operatie ftondt te doen, hadt ’er den tyd van bepaald te- gen de Maand „Apri/. De Tinktuur hadt tot dus verre nog geen Toe- vallen te weeg gebragt, die door den Heer LA m- BERGEN zyn befchreeven. Geduurende.de Maand SFanuary verhoogde ik de Gifte tot drie Greinen: fchoon ik,federt den 3 van die Maand , het Lau- danum agtergelaaten had, was de Slaap niet te minder-gèruft: de Pyn hieldt by tuffchenpoozin- gen op, en was den 20 fanuary geheel over. In ’ voorft van February hadt zy de beweeging van den Arm zeer vry , de Knurf was verkleind en zwol niet meer kennelyk tegen de wederkomtft der Stonden, Wy vermeerderden het getal der Druppelen geduurig, zonder eenig Ongemak: alles beterde hand over hand. Den 9 Maart kwam de Roos in * Borft, ten tyde der Stonden; waar van ik de fchuld gaf aan een Scharlaken Lap, met Urina bevogtigd, welke men federt eenigen tyd gebruikte om ?er op te leggen: de hevige Pyn veroorzaakte eenige nagten. Slaapeloosheid : de VL Deen ep Roos 339 GENEEZING VAN EEN KANKER , Roos duurde agt dagen, geduurende dewelken ik de Patient bragt tot één Grein Belladona, terwy! eene Aderlaacing en Laxeermiddel voor de verhoo- ging van de Gifte gingen. Wy kwamen allengs tot het gebruik van elf Greinen, zonder iets kwaads daar van te ondervinden, dan op ’* allermeeft een droogte in deKeel, die een Kwartier Uurs duurde, en zeer welte verdraagen was, kunnende ook door een Glas Water ‚met een weinig roode Wyn ge- mengd, in een oogenblik weggenomen worden. Op deeze manier is het, dat ik zo ver geko- men ben, van de Kanker byna geheel te doen verfmelten. Daar blyft maar een klein Knob- beltje over, als een Turkfche Boon, en dit houdt zig,in de zelfde grootte, geduurende drie Maan- den, fchoon ik by de Bel/adona gevoegd heb een Bolus van twaalf Greinen van den Wortel der C3- cxta, ’s morgens voor de Melk. Zy heeft fe- dert het begin van Maart geen Pyn gevoeld, uitgenomen een ligte verdooving in ’ Borft, by % wederkomen van een tweede Roos, een Maand na de eerfte. Deeze Dame heeft het geheele Voorjaar en den Zomer doorgebragt met ver- moeijende Wandelingen , en in de laftige bezig- heid van Standelkruid uit te rukken. Indien iets in ftaat ware om haare Steekingen weder op te wekken, zouden het zekerlyk die geweldige poo- gingen zyn geweeft. Zy heeft verfcheide Reis- togten gedaan, langs zeer harde en rompelige We- gen: niets heeft haaren Appetyt kunnen wegnee- men DOOR °T GEBRUIK DER BELLADONA. 339 men noch haaren Slaap verminderen : zy heeft zelfs een welgedaantheid gekreegen, die zy te vooren nooit gehad hadt. Sedert de Maand Sfu- ny gebruikte zy Koeije-Melk, met Water ver- dund, in plaats van de Ezelinne-Melk, die haar ontbrak: zy hieldt met haare Geneesmiddelen aan, zonder Ongemak. In de Maand September kreeg zy „aan de Arien en ’ Borft, kleine Puift- jes met een groote’ Jeukt verzeld, die verdwynen en wederkomen. Zouden deeze door de Bel/a- dona veroorzaakt zyn? Zy zyn het zekerlyk niet door het Poeijer van de Cicuta. Ik heb Patien= ten , die ?er federt vier Maanden, in een veel groo- ter Gifte, van gebruikt hebben, zonder dat hun iets zodanigs is gebeurd. Sedert dat ik de Stoovingen met Urzna heb doen ophonden, heeft men het Borft flegts ge- „dekt met een Zwaanen of jonge Arends Vel. Dit Plaatfelyk Middel agt ik alleen genoegzaam voor een verholen Kanker. Dit is een getrouw Verhaal van de werking van dit Geneesmiddel. Moet ik my niet vleijen met de hope van een volmaakte Geneezing? Het zou fchynen, dat ik die had moeten afwagten, eer ik deeze Waarneeming in % licht gaf; maar ik heb de begeerte niet kunnen tegenftaan, om de zodanigen van myne Confraters aan te moedigen, die zig bevinden mogten in de Befluiteloosheid, in welke my * Gezag hadt doen vervallen van een VL Deer, zh groot { 349 GENEEZING VAN EEN KANKER, groot Praktizyn, en het gantfch onzeker Berigt van eenige doodelyke Gevolgen. … Índien ik het voordeel van de vermyding der Toevallen, wel- ken de Heeren LAMBERGEN en DARLuC heb- ben waargenomen , verfchuldigd ben aan de ma- nier, op welke de Belladona van my bereid, of op welke dezelve door my toegediend wordt; is het dan niet myn pligt, bet Publiek zulks me- de te deelen? In dit licht befchouwd zynde, zal men de Waarneeming niet te vroegtydig agten. Buitendien; men houdt het niet meer voor Kanker, wanneer ’er geen Pyn meer plaats heeft. Welke is de Manier van werking van dit Ge- neesmiddel? Een Voorftel van veel belang, thaar moeijelyk op te loffen. Daar zyn nog veel Ge- vallen in de Praktyk noodig, om dienaangaande een ontwyfelbaar oordeel te vellen. De Waar- neemingen van de Heeren LAMBERGEN en DAr- Luc zouden doen denken, dat de Be/fadona haa- re aandoening eeniglyk maakt op de Vafte deelen, waar van zy de Slingeringen opwekt, en die zy; om zo te fpreeken, in ftaat ftelt tot affcheiding van % Kankerig Vogt. Uit die Waarneeming, welke ik publiek maak, kan men zodanige Be- fluiten niet haalen : zy geeft veeleer het denk- beeld van een Smeltend Middel, % welk de op- hoopingen van Kaasagtige Liyympha aantaft , door- boort en van langzaamer hand ontbindt. Ik ho- pe DOOR PT GEBRUIK DER BELLADONA. 34% e dat wy door meer Waarneemingen in ftaat ge- haa zullen worden om dit ftuk te befliffen. Zou- den de Geneesheere met een onverfchillig oog _het Geneesmiddel kunnen aanzien van een Kwaal, welke tot dus verre alle de toevlugten van es Konft heeft te leur gefteld? Moet de goede Uit- flag der eerfte Proeven hun niet aanzetten tot deszelfs Gebruik ? Welke verpligtingen zal de Geneeskunde aan hun niet hebben, wanneer zy door nieuwe Proeven zullen hebben medege- werkt, om de Geneezingswyze vaft te ftellen van een Ziekte, die de afgryzelykfte en de hardnekkigfte is tegen de gewoone Hulpmid- delen (4? De Waarneeming, die ik publiek maak, is de ane niet, welke, na de gelukkige poogingen van de Heeren LAMBERGEN en Darruc, de kragt der Belladona tegen de Kanker beveftigt. De Heer CorriaNon , een der bekwaamfte Heelmeefteren van zyne Eeuw „ heeft aan de O- penbaare Zitting der Akademie van „Amiens, op den 25 Auguftus laatftleeden, de gelukkige Uic- werkingen meegedeeld van deeze Plant, in een Kan- (*) Neque enim fatis ef]e Grbitror, ut fucce{]us particula- res, five Metbodi cujuslibet, five etiam Remedii, Scriptis prodantur, fì neque hoc neque illa univerfaliter , atque in omnibus, fcopum attingere deprehendatur. SYDENHAM, in Prefatione, pag. 20. | VI Deen 342 (GENEEZING VAN'EEN KANKrR, Kanker , veel aanmerkelyker dan die van Mada= me pr FAUTEREAU. 3 Een Geeftelyke Zus- „‚ ter van der Karmeliten Orde te Amiens, was „> zo ver gekomen van dagelyks een Drachme ‚ Belladona in Aftrekzel te gebruiken”. (Die Gift zal zekerlyk buitenfpoorig groot voorkomen, Ik zou ’er aan twyfelen , indien niet de Heer CorLLieNON my in ”t partikulier had beveftigd, 2 gene hy in ’ publiek hadt aangekondigd. Zyn vroomheid en opregtheid, die alle wantrouwen verbannen, laaten my niet toe zyn Verhaal in twyfel te trekken.) „ Deeze Geeftelyke Zus- ter heeft geen Toeval ondergaan, en haar Kan- ‚ ker is aanmerkelyk verkleind. Zy houdt aan in ’t gebruik van dit Middel, en heeft toege- ftemd daar de Pilletjes van Czcuta by te voe- gen, op voorwaarde, dat men de Gifte van haar Belle Dame niet verminderen zoude”, Ik kan deeze Waarneeming niet beter eindi- gen, dan met een fchrandere aanmerking van den Heer CourLicNon. De Belfadona kan Gevolgen hebben in de Geneezinge van zodanige Kankers, welker voortgang langzaam genoeg is, om tyd te geeven van de uitwerking van dit Specs ficum te beproeven : maar, eifcht de voorzigtigheid niet, haar gebruik uit te breiden tot die Gevallen zelfs, welken de Operatie onvermydelyk vereifchen ? Zien wy niet dikwils, met leedwezen , onze Patienten aan wederinftortingen onderhevig, na eens pock Pr Gterum DER BertAnona. 343 ene Operatie die op de handigfte wyze is ver- rige? % Is zeldzaam, dat het gebrek enkel plaat- zelyk zy: ’t hangt dikwils af van een min of meer groote ongefteldheid der Vogten: de Exzr- patie neemt niets weg dan de uitwerking en taft de oorzaak niet aan, welke vroeg of laat haare werkzaamheid oefent, ’t zy aan het Hoofd, % zy aan de Oxelklieren of in de Liefchen, ftellen- de fomtyds haare woede te werk op de Ingewan- den. De Praktyk levert menigvuldige Voor- beelden van deeze Verwandelingen van % Kan- kerig Vogt, als een gevolg der Operatie. Het- zelve aantaften voor en na de Operatie ; zyne werkzaamheid krenken door ’t gebruik. van ’% nieuwe Specficum: is zulks niet een voorzigtige Handelwyze,’t beleid van een Heelmeefter waar- dig, dien een lange Ervarenheid heeft geleerd „ dat het Mes geen zeker Behoedmiddel is tegen 2% wederkomen van dit Kwaad? De Menfchlic- vendheid vereifcht dan , deezen weg in te flaan. Thans blyft my over, hier de bereiding op te geeven van myne Tinktuur, verfcheide maalen door my veranderd, met oogmerk om dezelve volkomener te maaken. Ik heb my aan % vol- gende Voorfchrift als het kragtigfte bepaald, re. Belladone , Unc. mv. Menthe crifpe, Urc. u. Croci Orientalis, Drachm. u. VL Drar, : Mi. dad GENEEZNG vÁN EEN Keane | Minuti(Jime concz fa inde in Matratium capaci mam : Juperaffunde Spirstus Vint Labras duas & Sper. vol. Corn. Cervi , fine Calco eliciti, Unciam fem. Rete obturaro Pellseuld Ovind aut Vitulinâ Matratto, eandem Pellsculam Acu perford. Di- gere per quatuor Dies in Balneo Marie, viginti quatuor gradibus ad Thermometrum Reaumurië ealido; cola; fortiter exprime, exprofJum li- guorem pondera, guantumque e drabus Labris defi derabitur ‚ tantundem Spirttus Vins expreflìs Her- bis fuperaffumde, cola denuo ; fortiter exprame 5 tramgue Colaturam mifce ; Goflypio filra , Vafe rite coöperto, Deeze Tinktuur verdunt men in een Aftrek zel als Thee van de Botrys Mexicana, of eenige andere Plant, % zy Hartfterkende „ een Borft- of Hoofdmiddel. Waar men ze mede inneeme doet weinig tot de zaak; ik zou nogthans aan de Bo- trys de voorkeur geeven, wegens derzelver Aro- matieke Olie, die wel een Tegengìft zou kunnen zyn van de Oleum Narcoticum dèr Belladona. Wanneer men dit Voorfchrift volgt ; zo bevat- ten agt Druppelen van de Finktuur de kragt van een Grein Mentha ; een zeftiende Grein Crocus, en een agtfte van een Druppel Spir. vol. Corn. Cer- 2: *); zo dat men vier-en-zeftig druppelen gee- ven- (*) Ik onderftel met alle Geneesheeren ‚ dat een Druppel omtrent overeen komt met een Grein, FS kod gn en re Ris 1 ER bord ELS RP ‚DOOR *T GEBRUIÊ DER BELLADONA. 348 vende van de Tinktuuf, of agt Greïnen Beljado- na, niet meer dan één Druppèl van ’t vlugge Al- êali en een half Grein Saffraan zal toedienen. Ik fmaak deeze aanmerking, tot geruftftelling ten op- zigt van de vreeze, die men hebben mogt om- trent het misbruik der vlugge Geeft. Huxrnam gt dat dezelve het Bloed ontbinde en gefchikt- heid tot het Scheurbuik geeve, als men ’er een dagelyks gebruik van maakt: maar niets derge- lyks is daar van te vreezen, wanneer dit gebruik zo tmaatig is, als ik hetzelve voorftel. Eveneens beftaat het met de Saffraan, welker menigvuldig gebruik zekerlyk te mispryzen zoude Zyn s doch waar van de veelheid in dit Geval zo klein is, dat het belachlyk zou zyn , over de danhouding van deszelfs gebruik zig ongeruft te maaken. Ik heb reeds, in navolging van den Heer Grorrror, gezegd „ dat de Belladona veel O- Jeum acre Narcoticum bevät. Zonder twyfel is het in dit gedeelte van derzelver Beginzelen, dat de kragt van Pynfüllinge huisveft die zy heeft: het Water is geen bekwaam Menfiruum ‚ om ’er de kragt t'eenemaal uit te trekken : ik heb de Brandewyn verkoozen , in welke de gedeftilleer- de Oliën gemakkelyker te ontbinden en te men- gen zyn: de Aromatieke Olie van de Mentha heeft my bekwaam gefcheenen , om te helpen tot ont- wikkeling van het Oleum Narcoticum , in het Men- VL Deer, ftruum 846 __GENEEZING VAN EEN KANKER, fBruum, ’t welk ik dezelve aanbood: ten anderen is zy een Cerdsaal en bygevolg een Middel tor verbetering van een Verdoovend Vergift. Men kan by deeze Voordeelen voegen, dat zy de walgelykheid en kwaade reuk van het Waterige Aftrekzel wegneemt. | De Saffraan heeft een vluggen fcherpen Aro- matieken Geeft : daar is geen Scheikundige be- handeling noodig om dien te ontdekken : hy open- baart zig-aan de reuk, wanneer men Pakjes, die er zekere veelheid van, wel te famen gedrukt, bevatten , los maakt ; alsdan doet deeze Geeft niet alleen de Reukzenuwen fterk aan , maar treft de Oogen byna zo zeer als de Spr. vof, Urino- Jus: hy doet ze zelfs rood worden. Deeze Geeft en de Cordiaale Kragt, welke dezelve geeft aan de Saffraan , maakt dat men deeze Dro- gery als een Tegengift van ’t Opsum aanmerkt, en ik denk niet, dat zy om eenige andere reder komt in het Laud; /1g. Sydenhamz, De overeen- komft tuffchen het Optum en het Of. Narcotscum van de Belladona, heeft my zig doen verbeelden; dat ik van de Saffraan het zelfde voordeel in my- ne Tinktuur kon trekken. | Wat het vlugge „Acalt belangt , iedereen weet , dat hetzelve een fpeciaal „Antsdorum zy van de Verdoovende Middelen: daarenboven be- vordert het de uittrekking der Oka EfJentsalsa, waar mede het zig verbindt , en formeert een foort Boor ’T GEBRUIK DER BELLADONA. 342 Poort van Zeep : ook is de Tinktuur van Bella dona op ’t aanraaken zeer Zeepagtig. Zie daar de redenen , die my hebben doen befluiten om de Corrigentia te voegen by de Belladona. Ik zal my gelukkig agten, inge- valle deeze Tinktuur het vertrouwen kan ver- dienen van myne Confraters en van de Pa- tienten, welker Pynen ik hope dat zy verlig- ten zal. Ik oordeel het zeer onnut, de voorzorg te gebruiken, om Be//adona te hebbeu , welke drie of vier Jaaren is geplukt geweeft. Dewyl het my voorleeden Winter verveeld hadt, dezel- ve te Parys te betaalen tegen agt Lzòres het On- ce, heb ik my in de Zomer bediend van de gene, die in onze Boffchen van ’t Graaffchap Eu groeit, en daar mede is t my niet minder ge- lukt. Zy groeit overvloedig aan % Slot du Ques- not, niet ver van Foucarmont, by *t Dorp Camp- neuville , en by de Glasmaakeryën van Courval en Valdanots. De Boeren van deeze Landftree- ken is zy bekend onder den naam van Yeux du Drable, van wegen de: zwartheid haarer Vrugt. Het is niet onnut daar van kennis te geeven : om- trent Parys is dit Kruid zeldzaam : men ontmoet het niet dan te Chantilly, en kan het uit deeze Landen genoeg krygen, onder de gewoone be- naaming. De gunftigfte, tyd tot Inzameling is omftreeks Sint Jan ; laater vindt men ze van de VI Deen. Z Plant- 348 GENEEZING VAN EEN KANKER. Plantluizen geknaagd, en zy wordt, gedroogd — zynde, byna tot niets. Eene weezentlyk. onvermydelyke oplettend- heid is die, dat men de Vrugten weg werpe; wanneer men ze wat laat in de Zomer plukt: want deeze zyn doodelyk. De Heer Gerors FROY brengt ’er verfcheide Voorbeelden van by: Ik kan ’er dit byvoegen van een Heer- uit die Land, wien twee of drie Greinen daar van ‘op den Oever des Doods gebragt hebben, en zyn Broeder, die-een grooter veelheid daar van in= genomen hadt „ is’er door om hals geraakt. H, VER: VERHAAL VAN DE GOEDE UITWERKINGEN DER SCHEERLING os te DOLLE KERVEL IN DE, KLIERVERHARDINGEN; DOOR DEN HEER M'A ROTE Be Pee Us Praktizeerend Doktor te Aumale, (Journal de Medecine, Chirurgie, &c. Fevr. 1761. p. rar.) „Lexis, éen Koopman van ’% Vlek Hornog, in Pikardie, heeft federt den Ouderdom van veertien Jaaren Kliergezwellen gehad aan den flinker Voet. Hy ging op. Krukken: vyf of zes gaten gaven, geduùurende den tyd van drie Maanden , een kwaaden Etter uit. Hy genas, «maar de Voet bleef gezwollen. | VL Deer Ls te 350 NUTMSHEID VAN DE Dore Kerver Te Kerstyd des Jaars 1758, deedt de Scro= phuleufe Stof den regrer Arm aan. Het waren, naar oogenfchyn , maar Vuurige Puiftjes ; doch zy vermenigvuldigden zig fchielyk en leverden Zweeren uit, die, naar maate dat de eerfte ge- nazen „ van anderen gevolgd werden: de Vere ettering was niet dan Wey- of Slymagtig ; daar was eene wanluftigheid vooraf gegaan; de te- genwoordige ftaat ging met bitterheid van der Mond „ Oprufpingen en Walgingen verge= zeld. Zekere Vrouw leid’ ’er een Blaarpleifter op „en deedt, door middel van eenige opdroogen- de Kruiden, de Zweeren met loopen ophouden; * fcherpe Vogt fchoot op de Maag, en bragt, geduurende drie Weeken , deezen ongelukkigen in ’t grootfte gevaar; vervolgens wierp het zig op den flinker Voet , zyn oude Zitplaats ir de Jongheid, alwaar het zig verfcheide uitgangen maakte, die tot verligting ftrekten van de Maag. Eenigen tyd daar na bevondt zig de regter Hand weder aangedaan , welke langduurig kwynde zonder hulp. De Heer Manter, Prioor van Hornot, door liefddaadigheid bewoogen , liet my den 5 Su/y laatfdeeden haalen. Ek bevond den Opper-Arm uitgeteerd; den Onder-Arm bleek , bol en zeer’ gezwollen; de Handpalm ge- zankybofeerd en door- boord met veele Fafluleufe gaten, welker brec- de Randen gezoomd waren met Spongieus Vleefch.. In - TEGEN pr KLIERVERHARDINGEN. 341 In de geheele Arm was geen de minfte bewee- Zing « en maar een zeer flaauwe in de Vingeren: die van den Voet was een weinig vryer, doch alleenlyk ten opzigt van de buiging en uitftrek- king: het Aangezigt was bleek: de Patient hadt geen Appetyt: hy voelde de veranderingen van _het Weer van te vooren: de Arm was lam. Ik vond niets beters te beproeven dan de Pil- detjes van Cicuia (*) ‚ die ilk maakte met het on- geklaarde Extrakt en het Poeijer der Wortelen. Ik fchreef ze voor, ter Gifte van 4 Greinen te ir met order om allengs te vermeerde- ren. Den 29 September was de Patient gekomen tot He Greinen, zonder eenig Ongemak. Het Gevolg was zo gezwind, dat hy zig in ftaat be- vond om den Oogft waar te neemen, fchoon uit- geteerd zynde door eene Kwyning van agttien Maanden. Deeze Geneezing is zo veel te zeker- der de uitwerking van de Czcuta, om dat hy geen ander Middel gebruikt heeft, waar op men ee- nig bedenken zou kunnen hebben. Ik heb alleen- lyk een verdunnend Purgeermiddel ingegeven, federt de eerfte Dagen van Suly: een geweldige dunne Afgang, daar door veroorzaakt, deedt my op myne hoede zyn, en in * vervolg heeft de Cicuta het werk verrigt van een zagt Laxeermid- del: (*) Dit is de Latynfche Naam van ’t Kruid, dat men in ’t Nederduitfch Scheerling of Dolle Kervel noemt, VI, Dezer. 4 3 352 NurrieHeip VAN pe Douz Kerver del: zy maakte twee- of driemaal %s-daags Af- gang ‚ en deeze Pilletjes, geholpen door eene ‚Stooving van Cicuta, zyn genoegzaam „geweeft om de sScrop/uleufe Zweeren in den Grond te ge- neezen. Zy waren, den 29 September , altemaal ge-cscatra eerd ‚ na eene behoorlyke Ettermaaking ; Ee de Patient zag ’er gezond en frifch uit, met een fleurig gelaat, en hadt een zeer goeden Appe- tyt; de Opper-Arm was weder wel in ° Vleefch: hy liep en fpon: hem bleef niets over dan eene Ontfteeking in de Oogleden, en hy hadt de Hand- palm ge-ankylofeerd ; welk Gebrek niet te helpen ware ; „maar de beweegingen van den Arm kon hy zeer bekwaamelyk verrigten , uitgenomen. die van,de buiging, uitftrekking , aanbrenging en af- voering van ’%-Gewrigt. De Voor- en Agter- overkanteling gefchiedden ook wat moeielyk „doch de verandering van het. Weer maakte niet meer eenige de minfte aandoening. „Hy heeft my voor eenige Dagen laaten zeggen , dat hy ‘een goede Gezondheid bleef behouden. In de Maand:Ju/y werd ik geraadpleegd door eene Juffrouw van „Amiens, oud vyf-en-dertig Jaaren, welke alle de Klieren van den Hals ver- hard-waren, zo dat een.derzelven, onder ande- ren, omtrent de -grootte ‘hadt van een Vuift. * Gebruik van die zelfde Pilletjes deedt een zo vaardige uitwerking, dat, drie Weeken daar na, haar naauwlyks een Gezwel overbleef ter groot- te ì , te van een klein - Hoender- Ey, - Naderhand heb ik geen gelegenheid gehad, om ze weder te zien. De Heer pe Ten was. naar Forges ge- eed wegens een Geelzugt , die aövaled ware op een Lever-Kolyk, en vergezeld. ging met een algemeene. Verharding. in dat .Ingewand. De Wateren, die hy daar federt een Maand ge-_ dronken hadt, toen. ik.gelegenheid kreeg om hem te zien, hadden.maar weinig verligting aan hem toegebragt „doch deeden meer uitwerking, wanneer hy gebruik maakte-van Zeep en. Pillet- jes van Czcuta. De Verftopping van de Lever bevondt.zig.op zyn Vertrek, in de-Maand, Sep- dember, byna tot.niets gebragt, maar de Geelzugt was niet verdweenen; zynde de Kleur flegts een „weinig helderer „geworden. Ik-heb vernomen, dat op zyne t’huis-Reize, in de nabuurfchap van Lazieux , de fchokkingen van het te Paard ryden hem eene dubbele Anderendaagfe Koorts veroor- zaakt hadden, De veler enheid heeft my be- let den toeftand te verneemen, waar in hy zig naderhand bevonden heeft. Deeze Waarneemingen zyn ten minfte genoeg- zaam om te bewyzen, dat de Cscuta geen Ver- gift is, dan door de hoeveelheid; dat zy, in een gemaatigde Gifte, een zeer goed Geneesmiddel kan zyn, en ik ken ’er geen, ’ welk dezelve evenaart , in de vernieling van het Scrophuleus VL Deer. Z 4 Ve- 354 NurricHep vAN pe Dour Kerver. Venyn. Van de wegneeming der verftoppinge van de Lever kan ik met zo veel zekerheid niet fpreeken, dewyl haare werking in dit geval ge- holpen werdt door de Staaiwateren en de Zeep, welke men weet een Specsficum tot On EEE van de Gal te zvn. Een Vrouw, gekweld met een monftreus groo- ten Scarrhus aan de Lyfmoeder , maakt tegen- woordig , federt twee Maanden, gebruik van Pilletjes van Crcuta, en van de Belladona. Het kwaad is zo groot en zo verouderd , dat ik reden heb om geen ’t minfte Succes te verwagten van die Middelen. Deeze Gencezing zoude, indien zy mooglyk ware, derzelver triomf zyn! Zy houdt ten minfte met het gebruik aan , zonder eenig kwaad Toeval, en dit ’s genoeg, om der- zelver beproeving in een wanhopige Omftandig- „heid te wettigen. EH. hd Id mÀ ON- N DER Z OSB K NA AR DE | OON WAAK p° DIE EET _ TARWE-GRAAN, IN DEN HALM, BEperFT EN ZWART MAAKT, 4 N MET EEN BERIGT weEceNs De MID- DELEN oM DIT VERDERFLYK KwAAD VOOR TE KOMEN. CMeeft getrokken uit eene Verhandeling over dat Onderwerp, waar door de Heer TiuLerT, Be- ftierder van de Munt te Troijes in Champagne, den’ Prys behaald heeft by de Koninglyke Akademie der Letterkunde, Weetenfchap- pen en Konften te Bourdeaux ; en uit eene tweede Verhandeling over die zelfde Stoffe, welke genoemde Heer, als een gevolg der Eerfte, nader- hand heeft uitgegeven.) SEESEEENINEEESNEENEEETES Et was in den Jaare 1750, dat de Akade- mie van Bourdeaux , uit eene loffelyke ___Zugt, om zodanige Stukken op te helderen, daar ___het Menfchdom een. wezenlyk belang in heeft, de gemelde Ziekte , die de Tarwe dikwils op het Veld zo deerlyk aantaft, ten onderwerp der VL Deer, As ge- 35 r6 ONDERZOEK NAAR DE Oorzaax DIE DE Ta, geleerde Verhandelingen overgaf; en, in de Maand Oktober des Jaars 1751, begon de Heer Tier zyne Proefneemingen, die hy geduurende de Jaaren 17529 1753 En 1754 vervolgde. Eer wy verflag van dezelven geeven , moeten wy onzen Leezer de zaak zelve, daar het om te doen is, wat nader onder het oog-brengen. Daar zyn verfcheide Ziekten, die het Koorn op % Veld dikwils aantaften, en die men tot hier toe al te veel met malkanderen verwart, en als gelykfoortig befchouwt. « Dezelve zyn egter niet alle even gevaarlyk, en voor een oplettend oog ligtelyk te onderkennen. Wy zullen ons tot die Ziekte alleen bepaalen, welke het byzonder On- derwerp onzer tegenwoordige Verhandeling uit- maakt, en welke wel verdient, dat men er naauwkeurig agt op geve, en eenige moeite tot derzelver afweering aanwende; omdat de Heer TiLLer door eene duidelyke Rekening heeft op- gemaakt , dat bet gebruik zyner hulpmiddelen te- _ gen deze Ziekte den Landlieden het twaalfde ge. deelte hunner Oogften , die door dezelve thans verlooren gaan „ kan befpaaren. ‚, Het is die Ziekte dan, waardoor de Tar- vj iks terwyl zy haare uiterly-ke gedaante, en „ haar Huidje of Baftje in-zyn geheel behoudt, s'in,een veben zwartagtie Stof veranderd: wordt, “en; „wannéer zy ter degen droog is ‚ligtelyk sy vanhet onderft van haar, Kasje losgaat. » Dit „; noemer wy het Zwart of Vermol Jemd. Koorn”; het \ iN en ne en ed IN DEN HALM , BEDERFT EN ZWART MAAKT. 357 hetgeen men wel moet onderfcheiden van Mis- dragen en Brand of Roeflig Koorn, daar het door- ‚gaans mede verward wordt. __ „Men begint, voor het einde van den Bloey , de verfigevorderde Halmen onder die geenen, welke met de Zickte befmet zyn, reeds te on- derkennen.. Zo lang de Aairen in haar loof of „omflag zyn beflooten ; zelfs terwyl zy geheel voor den dag komen, vermoedt men geen gébrek in de. Plant: de Stoel Is regt en verheven, en de Bladeren gemeenlyk gaaf: maar, wanneer het „Koorn bloeit, dan doen zig de vermolfemde Aai- ren kennen aan eene blaauwagtige kleur; de Kas- jes, die het Graan bevatten, zyn meer of min gevlakt met kleine witte Stippen : de Graankor- rels zelve zyn grooter, dan zy: natuurlyker wy- ze moeften. wezen, en donker groen; zo lang zy _deze kleur behouden, blyven ze aan het onderft hunner Kasjes vaftzitten, gelyk gezonde Graan- korrels: hunne Stofvezelen (Stamina) laager ge- plaatft, en als aan de zyden vaftgeplakt , zyn kwy- nende en half verwelkt, en als men die vermol- femde Graankorrels opent, zo geeven zy een ftin- kende lugt van zig, inzonderheid als men ze tus- fchen de Vingeren te morfel wryft. _ Zeer verfchillende zyn de Gevoelens, welke verfcheide Schryvers over die Ziekte van de Tar- we gekoefterd hebben. De voornaamfte, die in aanmerking komen, zyn TmrornrAsTus, JAN Baunin, de Heeren Worr, Prucur, Du VL Deer, Ha- 358 ONDERZOEK NAAR DE OoRZAAK pIE DE TARw, Hamer en BONNET. TurorurAsTusoordeelt, dat de gelegenheid van den Grond wel degelyk in aanmerking moet genomen worden; en dat, wanneer het Koorn groeit op Landen, die laag zyn, en daar de Wind niet veel kan over fpeelen, de Regen alsdan te lang blyft hangen in de Aairen, en eene oorzaak van bederving wordt, zodra de Zon helder op dezelven begint te fchynen. Het Ge- voelen van JAN BAumn, een beroemd Zwitferfch Geneesheer en Kruidkundige van de laatfte Eeuw, verfchilt weinig van dat van Trrornrastus; of lie- ver, hy doet bykans niets anders, dan dat hy de meening van den Gr iekfchen Schryver open legt en voor de zyne aanneemt. —- Maar hoe zullen wy op deze wyze reden geven, waarom de hoogfte plaatfen van fchuinfe of hellende Landen, die met Tarwe bezaaid zyn, even veel Zwart Koorn leve- ren, als het allerlaagft gedeelte der zelfde Vel- den? — En is het daarenboven wel te vermoeden, dat de Regen zo diep in de Aairen doordringe, die door hun Loof of omflag zo geheel omwonden, en binnen hetzeive zo wel beflooten zyn? — De Rog eindelyk, daar men wel andere Kwaalen, maar nooit Korrels onder befpeurt, die tot een Zwart Stof ver- molfemd zyn; zou die zo veel beter in ftaat zyn, om aan de famenwerkende oorzaaken van Regen en Wind te wederftaan, die men zo doodelyk voor de Tarwe onderftelt ? De Heer Worrfchryft de Ziekte, daar wy van handelen , aan eene Wanftalligheid toe; dat is , aan een 6 an DEN Harm, BEDERFT EN ZWART MAAKT. 35 eenc gebreklyke gefteldheid der deelen van het Koorn , waardoor de omloop van het vrugtbaar Sap geftuit en opgehouden wordt. Dit Sap dus geftuit, flaat aan ’t rotten in de Plant, en wordt daar eene oorzaak van bederving. — Maar hoe komt het dan weder by, dat ’er aan die Graankorrels, die van binnen vermolfemd zyn, geen uitwendig teken zy te befpeuren , t welk een ftilffland en rotting van het vrugtbaar Sap te kennen geeft? Zy behouden fteeds hunne natuurlyke gedaante, en zien’er ge- noegzaam als gezond uit. De Schryver van het Schouwtoneel der Natuur be- merkte, terwyl hy verfcheide Graankorrels, die met deze Ziekte befmet waren, onderzogt, ter zy- de, of boven elk derzelven hunne Stofvezelen (Sta- mina), die niet ryp hebbende kunnen worden, noch. hun Stof werpen, gevolgelyk dat beginzel des Le- vens, het welk het Graan bevrugten, de Korrels ontzwagtelen, en het Meel, dat ?er in is, volmaa- ken moet , niet hadden kunnen verfchaffen. — De- ze Waarneeming ftrookte genoeg met het geen wy van den aart der Ziekte reeds gezegd hebben, en. verder zeggen zullen ; maar terwyl de Heer Prv- cue dus het Kwaad zelve alleen vertoont, geeft dit ons dan ook licht, of wegens de oorzaaken, of wegens de afweering en voorkoming van hetzelve ? De Heer Du Hamer ftelt eigenlyk flegts het Gevoelen van den Heer Tuur voor „het welk in het wezenlyke met dat van TrrorurAsTUS en Jan BaAuuin overeenkomt; de Heer Bonner VL Deen. ver- 360 ONDERZOEK NAAR DE OonzAar Die pr TARwj verklaart zig bykans ook voor de zelfde gedag- ten). | Maar behalven deze bekende Schryvers zyn ’er nog verfcheide aanmerkingen over dit Onderwerp in het SFournaal van Verdun te vinden. Dan eens wordt daar de oorzaak van het K waad befchouwd als niet tot het Koorn zelve behoorende, en de be- reiding van het Zaad derhalven als nutteloos ver- worpen. — Dan weder geeft men den oorfprong van dit bederf op, ais afhankelyk van het Zaad, en ftelt de Bereiding noodig, als een behoedmiddelt tegen de Ziekte. — Nu worden ?er deze , dan we- derom andere foorten van Meft als gevaarlyk ver- oordeeld, of dezelve alle onverfchillig toegelaa- ten. — Terwyl de één fommige Nevels als nadee- lig voor het Koorn vreeft, fchroomt een ander het gebrek van Bevrugting , en een derde een allerfyn- fte Lymagtige Olie, die door de Zon in beweeging wordt gebragt. De Heer Triuver geene genoegzaame voldoe- ning in dit alles vindende, meende door zyne ver- dere nafpooringen eindelyk de waare oorzaak der Ziekte ontdekt te hebben in zekere Infekten, die hy door middel van het Mikroskoop op de Tarwe vondt. Hy onderzogtze met aandagt , om de plaats hunner geboorte naauwkeurig te kennen, om te weeten wat Voedzel zy gebruiken , wat nadeel zy - ge- (*) Vergelyk het III. Deer deezer Uitgezogte Verban: delingen. Bladz. 54 — 56. _- INDEN Hari, TEDERFT-EN-ZwAri MAT: gÖf __gevolgelyk aan het Koorn toebrengen mogten, er wat overeenkomft dit’ nadeel had: mer de Ziektes die het Voorwerp-zyner betragtingen was. Dog: na eene menigte Waarneemingen bevondt hy, dat men deze-Diertjes ten onregte met dit bederf der Graanen befchuldigen zòude ;en befloot verder met het grootfte Regt „dater geen ander Middel ware, om dit verdervelyk Kwaad in ’ Koorn grondig te kennen, of ’er eenige hulpmiddelen tegen uit te vinden, dan eene groote menigte Proeven met al- le moogelyke voorzigtigheid te neemen. Duidely- d ke Proeven zyn dan de Grondflag van alle Rede- ___nieeringen en verzekeringen van onzen Schryver 3 Daidelyke Proeven, waar op hy deeze Waarheden in’ vervolg: ontwyffelbaar geveftigd heeft. „ Dat 3 de gewoone oorzaak der Ziekte in het Stof der s, bedorven Graankorrelen te zoeken zy ; datde al- s lergaaffte en gezondfte Korrels, wanneer men ss ze met-dien Molfem of dat Stof der bedorve s Korrelen zwart maakt, door eene fchiclyke be- » Ímetting en inwendige mededeeling het Vergift |____ van-deze ontvangen; dat deze gezonde Korrels ‚45 dus-door dat zwarte Stof der andere inwendig | ss befinet zynde, op hunne beurt ziekelyke Aai- » rent-of befmette en bedorve Korrels voortbren- »» gen; of met andere woorden, dar de Tarwe-aai- ss ten; welke uit Korrels met dit zwarte Stof be- ss vuïild- voortfpruiten, altoos- wederom Korrels s; bevatten, die geheel often: deele vérmolfemd VI Dez. | ib 20, vien enten and 362 ONDERZOEK NAAR DE OoRZAAK DIE DE TArw4 s» Zyns als zy tot hunne rypheid komen; dat deze » op nieuws eene oorzaak van bederving worden ‚> voor een volgenden Oogft, en dus het Kwaad »» vereeuwigen; en dart eindelyk het Stroô zelve, s> het welk die vermolfemde Aairen heeft gedraa- s> gen, iets Peftigs en befinettend hebbe voor het Graan, dat ?er by komt en het aanraakt. ”. Dit zyn de hoofdzaakelyke Waarheden, die de Heer TiLver ontdekte door zyne menigvul- dige en naauwkeurige Proeven , waar van ik thans verflag zal doen. Vyf byzondere Stukken kwamen in aanmer- king , die opgehelderd moeften worden , en tot welker verklaaring de Heer TiuLer zyne Ppoef- neemingen in de Maand Oktober des Jaars 1751 begon , en vier agtereenvolgende Jaaren voortzet- te. —- De Natuur van den Grond , daar men in zaait. — De foort van Meft, die men gebruikt —. De tyd wanneer men zaait —. De byzondere Soort van Koorn , welke gebezigd wordt —. En, eindelyk, deszelfs verfchillende Bereidingen. Om alle die Zaaken afzonderlyk op te helde- ren, verkoos de Heer Tiurer een Stuk Lands, dat ftil gelegen hadt, en één der befte van dien oort was, om ’er Tarw in bouwen. Hier van nam hy een gedeelte, dat vyfhonderd en veer- tig Voeten langen vierentwintig breed was: die plek Gronds verdeelde ‘hy in vyf gelyke deelen, op eene wyze, zo als men hier nevens zien kan, ‚34 ijn pane 117 b & iN DEN PALM, BEDERFT EN ZWART MAAK! Ld hd Ld mee u est SN tapuoz … nj ran DP Sar Barl ze . . . , e F e Lag] bre hel, . . . | ew ee E: [| een ne mmm vent vennen Rn nn me . » te . Í e . K pe | € . . | sn ND . . e . . e , . . . . R a zn ZUN En CE Hapuerd en EED Je n= . id … . de . , d . Rd e . Ze Ll ‚ Len] ze AE A | / eri . . HIT . . =Uayaj Bd . =UIN . 197 pe . a SE) . e . , . . . . . PN e si cn . „ . . . e . . _ . . . . . € ar la] …e . . Ì . . . . . l er | . . . zie drs di Dit Un 0 ze . . . zi “5 Zen El = EEUIJ * JM nt Ed » . . . pi . . . . men en . . . e . . . . . PS - . „ is Lal mn en zn nn zn nt nn nnen wenn me a . he] ua Aa 364 ONDERZOEK NAAR DE OORZAAK DI DE TARw4 kan (*). Het eerfte vyfde deel werdt met Dui wen-Meft, het tweede met zeer vette Schaapc- Meft, het derde met Menfchen-Drek, het vier- de met Paarden en Muil-Ezelen-Meft toegemaakts en het vyfde geheel zonder Meft gelaten. Men bouwde den geheelen Grond, als gewoonlyk voor de Tarw gefchiedt, viermaalen, en nog eens on- middelyk voor het zaaijen. leder vyfde deel des Gronds werdt vervolgens over deszelfs langte nog; we- (*) Het geheele Stuk Lands werdt overlangs of in de langte verdeeld in vyf gelyke deelen A. B. C. D. E. Elk dier vyf deelen werdt wederom. overdwars vere deeld in vier gelyke deelen, die wy met de naamen van Eerfte, Tweede , Derde en Vierde dwars-=deelingen beftempelen. Dus krygen wy derhalven twintig Vakken. Nogmaals werdt elk vyfde deel A.B, C. D. E. over- langs verdeeld in zes gelyke Portiën, die wy afgeftipt, en van onderen met r. 2.3. 4. 5. 6. getekend hebben; dit maakte zes Bedden in ieder Vak, en over het geheele Stuk honderd en twintig Bedden. De Meft was, na de eerfte Verdeeling, in vyf gelyke Portiën, over elk derzelven gelykelyk gefpreid, zo als hier wordt aangewezen. Dit was reeds gefchied , eer men de Onderdeelingen maakte. De order van het zaaijen ging in dezer voege toe. Op den eerften dag bezaaide men Ne, 1. van het vyfde deel A, Ne. r. van het vyfde deel B, N°, r. van het vyfde deel C,‚ No, 1. van het vyfde deel D, en Ne, r. van het vyfde deel E‚ van onderen tot boven over de geheele langte van het Land, Op den tweeden dag handelde men op dezelfde wys met alle de Nommers 2., op den derden dag met alle de No, 3., en dus voleindigde men het zaai- jen in zes Dagen. Gelyk men dus dagelyks over vierderleie foorten van Mett, dir Set meren iedee lk hv niin Harm, srmEnFT EN zivÂnt MAART. 365 wederom verdeeld in zes gelyke deelen, en in vier over zyne breedte; zo dat het geheele Stuk uit twintig Vakken van zes Bedden, en dus uit honderd-en-twintig Perken of Bedden beftondt. Toen de Heer Tiurer deze verdeeling en toe= bereidzelen gemaakt hadt , bezaaide hy iederen dag een Bed van elk Vak , of eene in de langte door- gaande Strook van elk vyfde deel van zyn Grond, en dus in ’ geheel twintig Bedden; loopende é ook Meft, en tevens op een ongemeft Land’ zaaide, zo gee bruikte men ook alle dag vierderleie foort-van Tarwe, en wel in dezer voege. Men begon eerft de Bedden van de onderfte of eerfte Dwars- deeling , met, Zwart Koorn te bezaaijen; by voorbeeld: op den eerften dag alle de Nommets 1. Men bleef zig op dien dag tot de Nommers 1. wel bepaalen; maar veranderde , als men de eerfte Dwars- deeling was doorgeloopen , van Tarwe, en zaaide in alle de Nom- mers I, van de tweede Dwars- deeling, Koorn met Kalk en Zee-Zout toebereid, Als men dus weder alle de Nommers 1. der tweede Dwars-deeling was doorge- loopen, veranderde men wederom van Tarwe, en nam zuivere en onbereide, die men in alle de Nommers r; van de derde Dwars-deeling fmeet: waar van dus de voorfte Bedden van elk Vak wederom bezaaid zynde, men eindelyk Koorn nam, dat met Kalk en Salpeter was toegemaakt, om dit in alle de Nommers t. van de vierde Dwars-deeling te f{myten; en op gelyke wyze han- delde men ten opzigte der Nommers 2. met die vier ver- fcheide foorten van Koorn op den tweeden Dag en ver- volgens. De nette Proportie der langte en breedte hebben wy niet wel behouden kannen,-het komt ’er ook, tot een goed verftand der zaake, ter wereld niets op aan. VL Deer. Aa 2 kad / 366 ONDERZOEK NAAR DE OORZAAK DIE DE FARwy door elke verdeeling ; die hy in de breedte ge- maakt hadt; en die wy in het vervolg Dwarsdee- lingen zullen noemen; en zig bepaalende op den eerften Dag tot de NOS, r. van elk vyfde deel; op den tweeden Dag tot alle de N95, 2. enz. terwyl hy het zaaijen egter telkens door eenige tulchen- komende Dagen vervong,omhet niet te fchielyk op elkanderen te verrigten. Ondertuffchen werkte hy; door deze manier van doen, in edere zaais jing op alle de foorten van Meft, en tevens op het ongemeft gedeelte van zyn Grond —, En niet te vrede , met dus op verfcheide Tyden, en in Gronden die verfchillend waren toegemaakt, te zaaijen; zo bediende hy zig ook van verfchei- de foorten van Koorn. De eerfte Tarw, die hy_ gebruikte, was beftrooid en zwart gemaakt met het Stof van vermolfemde Graankorrels; de drie - andere foorten, daar hy zig van bediende, wa- ren uitgelezen Graankorrels , in goede Land- ftreeken en op goede Gerven gegroeid; en of met Kalk en Zec-Zout of met Salpeter toebe- teid, of in hunnen natuurlyken fiaat gelaten. In het zaaijen nam hy deze order in agt. Hy liet het bepoeijerde of zwartgemaakte Graan in de dertig Bedden van de benedenfte Dwarsdeeling, en dus zo wel in de vier foorten van Meft, als in het ongemefte Vak werpen. Het Koorn, met Kalk en Zee-Zout bereid, fimeet hy in de dertig Bed- den der naafte Dwarsdeeling ; het Koorn, dat zuiver en onbereid was, in de derde, en einde- er” Ce Od IN DEN HALM, BEDERFT EN ZWART MAAKT. 367 Iyk dat gene, ’ wélk met Kalk en Salpeter was toegemaakt, in de bovenfte of laatfte. Ieder foort van Koorn dus in dertig naaft elkan- _ der leggende Bedden op verfcheide tyden gewor- pen zynde;hadt hy dezen verfchillenden uitflag. Omtrent het midden van fury, des Jaars 1752 , begon men eene groote menigte vermolfemde Aai- ren te befpeuren, op de dertig Bedden van de onderfte of eerfte Dwarsdeeling, en bykans gee- ne in die der andere verdeelingen. Korten tyd daarna openbaarde zig de Ziekte zo zigtbaar in deze dertig benedenfte Bedden, en dezelve on- derfcheidde zig zo duidelyk; fchoon zy , gelyk men heeft kunnen. opmaaken, op verfchillende tyden bezaaid en verfchillend toegemaakt wa- ren; dat ’er geen twyfel overbleef, of de oor- zaak van het Kwaad, aan deze onderfte Rey al- leen bepaald „, was in het Zaad te zoeken. Deze oorzaak immers kon niet van eenige Nevel ko- men; want dan zoude zy zig gelykelyk over het geheele Veld hebben uitgeftrekt ; noch ook van de Meft; want dan zoude het ongemefte Stukje vry gebleeven zyn, en het Kwaad zig hooger op, door de ganfche langte van het Land, gelyk de Meft lag, hebben moeten uitftrekken : noch ook van den Tyd van % zaaijen3-want die was niet de zelfde geweeft voor alle de dertig Bedden van 4 deze onderfte Dwarsdeeling , daarin tegendeel _op elk der twintig Vakken van het geheele Stuk iederen dag een Bed bezaaid, was, en derhalven, VL Deer. Aa 3 in- 368 ONDERZOEK NAAR DE OORZAAK DIE DE Tarw, indien de Ziekte van den Tyd der Zaaijing was gekomen, dezelve zig onmoogelyk tot de onder- fte Dwarsdeeling had kunnen bepaalen. Het was derhalven blykbaar , dat de oorfprong van het Kwaad nergens anders, dan in het Zaad, te zoe- ken ware. _ En zodra men eenmaal dit Spoor gevonden hadt, begon men verder te vermoeden: , dewyl s, de Korrels, die men in de onderfte Dwars- „ deeling hade gebruikt, zwart gemaakt waren „ met Mollem van bedorve Koorn, of niet dit » Zwart Stof een Vergift in zig mogt hebben; ‚> dat de gezonde Graanen befmetten kon?” Men volgde die gedagte, en men merkte daar by aan, dat indien ’er in die andere Dwarsdee- lingen eenige zieke Aairen waren, dit ligtelyk daar van daan konde komen, omdat men altoos hadt begonnen met het binet Graan het eerft te zaaijen, eer men het zuivere of toegemaakte Koorn in den Grond bragt ; en dat, gelyk de zelfde Hand altoos de vier foorten van Graanen hadt geworpen, het ligtelyk wezen konde, dat dezelve, eens bezoedeld zynde door het zwart- gemaakte Koorn, eenige Korrels van het gaa- ve en gezonde had aangeftooken, zelfs fchoon, het bereid , doch vooral van het geen niet bereid ware. Inderdaad men merkte op, dat op de Bedden der derde Dwarsdeeling, daar dit on- bereide Koorn gezaaid was, eenige Aairen meer befmet waren, dan op de andere, daar men End rl Ad Gele ed Pa RY ha iN DEN HALM , BEDERFT EN ZWART MAAKT. 369 men het toegemaakte Koorn op geworpen hadt, Zodanig was de uitflag der eerfte Proefneemin= gen, die reeds genoegzaam fcheenen te beveftis gen, „dat de Ziekte van het Zwart in ’t Koorn sp befimettelyk ware, en dat het Vergift in het ‚> Stof der aangeftoken Korrelen huisveftede, ° Maar om wegens een zo gewigtig Onderwerp eene volkome overtuiging te bekomen, oordeel- de de Heer Trurer nieuwe en nadere Proeven te moeten doen. Zyn voornaamfte oogmerk dan rekte, om te onderzoeken: „ Of gaaf Koorn s, wel gevoed en in een volmaakten ftaat van s> gezondheid zynde, ook vermolfemde Aairen s zoude voortbrengen; om die rede alleen, dat s> het zwart gemaakt werdt met het Stof der be- 2 dorve Aairen? — - En verder, of het Stroo », van het vermolfemd Koorn ook eenig deel in s dit alles had, en, of hetzelve, in de Meft ‘9 gebruikt wordende, de befmetting zoude kun- s, nen overzetten aan het Koorn, dat in die Meft ss gezaaid mogt worden?” — Eindelyk deedt hy eenige Proeven op Dolik , Rogge , Gerft, Haver, enz. In de Maand Oktober des Jaars 1752 , verkoos de Heer Tinurer een Stuk Lands, dat goed was voor Tarwe,en verdeelde het in verfcheide Vak- ken , omtrent zo als hy in % voorige Jaar gedaan hadt. Hy deedt vervolgens eene party uitge- zogte Tarwe, van de fchoonfte en zuiverfte, die ergens te bekomen. was , in een afzonderlyken VL Deer, Aa 4 Zak, _ 370 ONDERZOEK NAAR DE OORZAAK DIE De TARw, Zak, en nam alle moogelyke voorzorg, om zig geruft te ftellen, dat ’er geen bedorve Graankor- rel onder ware —. Hy hadt een Hoop Meft be- reid van Stroo, dat van vermolfemd, en een an- deren van Stroo, dat van gezond Koorn geko- men was. Behalven deze twee hoopen Meft, hadt hy eene party van het een en ander Stroo doen fnyden, dat hy in twee afzonderlyke plaat- fen bewaarde —. Hy haalde wat zuivere Tar- we uit zyn Zak, en bepoeijerdeze met het Stof der vermolfemde Graanen; terwyl het everige van dit Stof tot een ander einde bewaard werdt. Na allen dezen taeftel ging hy op de volgende wyzen te werk, Voor eerf} zaaide hy op zommige Bedden van zyn Veld, zuiver Graan uit zyn Zak genomen; en dit bragt de fchoonfie Tarwe voort. Naau- welyks was ’er hier of daar een vermolfemde Aair onder te vinden, : Vervolgens werden de andere Bedden toege- maakt met de Meft van het gezonde Stroo, en met het zelfde gezonde Graan bezaaid. Deze gaven egter wat meer bedorve Aairen. Buiten twyfel , omdat dit Stroo, fchoon in het algemeen gezond, voor een klein gedeelte egter wel bes fiet konde geweeft zyn door eenige bedorve. Stofjes van zyne eige of van vreemde Aairen. ‚ Wyders zaaide men het zuiver Graan op Meft, die van verdagt Stroo was gemaakt „ en men be- merkte ten tyde des Oogfts, dat het getal der zieke + EN VN dn Pt eN „ IN DEN HArM, BEDERFT EN ZWART MAAKT. 371 zieke Aairen veel grooter ware, dan op de an- dere Bedden. i „Ten vierden bragt men op een Bed, in plaats van Meft, goed en gaaf gefneede Stroo; men ver- fpreidde dit in een Voor van vier of vyf Duimen diepte; men zaaide het zuivere Graan daar in, en bedekte het met Aarde. En op dit Bed ver- nam men niet meer dan twee kwaade Aairen. Daarentegen vondt men op een ander Bed, daar men op gelyke wyze handelde , met dit onder fcheid alleen, dat het gefneede Stroo van vermol- femd Koorn kwam , meer dan twaalfhonderd Aai ren aangeftooken. Ten zesden werdt het zuiver Koorn, -dat de Heer Tiurer hadt zwart gemaakt, op verfcheide Bedden gezaaid „die meer bedorve Aairen uitle- verden, dan alle de andere. _ Toen ftrooide men, in Vooren van vyf of zes Duimen diepte, het ftof van vermolfemd Koorn, en men zaaide daar vervolgens goede Tarwe in. Het Zaad, dat op dit ftof viel, hadt het- Vergift wel ras ingezoogen, en deedt eene groote me- nigte kwaade Aairen voortkomen. Eindelyk plaatfte men op een ander Bed, op den Grond van de Voor, een houte Regel of famengevoegde Latten van een half Duim breed, die de geheele Voor in de langte doorliepen, en dezelve in twee Deelen fplitften. Aan de eene zyde van die Latten zaaide men zuivere Tarwe, en aan de andere zyde maakte men een loopje van VL Deen. Aa 5 Stof , 372 ONDERZOEK NAAR DE OORZAAK pIE DE TArw, Stof, uit bedorve Graantjes,, langs de geheele lang= te van den Regel; dus bleef de Tarwe een half Duim van dit Stof verwyderd. Men bedekte al- les zo voorzigtig met Aarde, dat het een en an= der in zyn zelfden ftaat bleef leggen: en deze ‘Tarwe „door middel haarer Wortelen gemeenfchap met dat Stof gekreegen hebbende , bragt kwaade Aairen voort. Dus ziet men, dat alle deze Agt Proefneemingen duidelyk aantoonen; „ dat “sp de oorzaak van dit bederf eens ghyk an det vergif n= » geStof, of in het Stroo, dater van bef met 45, 10 3» zoeken zy. Maar het geen de opmerking byzonderlyk ver- dient, is: dat de Tarwe of West alleen hier van 5, worde aangedaan, en dat dic befinetting geen » vat hebbe op Rog, Gerft, Haver , noch zelfs „> op Dolik , fchoon dezelve beft by de Tarwe s tiert; fchoon dit Onkruid ook onderhevig is s aan eene vermolfeming, en eindelyk fchoon » het Stof, dat het door zyne eige Ziekte, ‚> maakt, de Tarwe befmet”®. Alle welke Waarheeden de Heer Tirrer uit veele andere _ Proefneemingen heeft opgemaakt. Gelyk nu alle de Proeven, die wy tot hier toe hebben bygebragt, in het open Veld, en op eene groote ruimte zyn genomen , zo zullen de- zelve zekerlyk nog meer overtuigen, als ik ’er nog andere, die in een naauwer beftek genomen zyn, en die ’er volmaaktelyk mede overeenko- men, zal hebben bygevoegd. / fn 4 ren AE Ard, ka ge den Je en. het a Wan en en EE 2 in IN DEN HALM, BEDERFT EN ZWART MAAKT. 373 In een kleinen Tuin, rondom tuffchen Gebou- wen gelegen, maakte de Heer Trrrer vier Bedden, waar van ’er twee met Duiven-meft, het derdemet Varkens-meft werden toegemaakt; 5 en waar van het vierde bleef in dien flaat van Grond, welken een Moes-tuin doorgaans heeft. Op het eerfte zaaide hy uitgezogte Tarwe, maar zonder toebereiding, en op de drie andere wierp hy dit zelfde Graan, maar bereid met Kalk en Zee-Zoóut. De vier Bedden bragten niet één ver- molfemd Aair voort. _ In een anderen Tuin liet de Heer Tizrer een Greppel maaken van agttien Voeten lang , drie en een hälf breed en negen Duimen diep; de Grond van deze Greppel werdt geplaveid, gelyk ook de kanten. Men vulde dezelve met Mos, die men uit het Bofch gehaald en zorgvuldig ppt hadt, en die men ?er braaf in trapte. Men ver- deelde dit Soort van Bedde in vier gelyke Deelen over zyne langte; in het eerfte wierp men zwart- gemaakt Koorn; in het tweede uitgezogte Tar- Et we, die met Kalk en Zee-Zout was toegemaakt ; in het derde zuiver Koorn zonder bereiding ; en in het vierde uitgezogte Graankorrels met Kalk en Salpeter bereid. Deze verdeeling, ziet men ligtelyk, was de zelfde als die, welke de Heer Tivrer hadt in agt genoomen in zyne eerfte Proeven. Al dit Zaad eindelyk werdt met ec- ne laag Mos, van twee of drie Vingeren dik, be- dekt; en toen goot men ’er eene genoegzaame VL Deen. hoe- 374 ONDERZOEK NAAR DE OorzaaK DIe Dr Tarw, hoeveelheid Water over, om het wel te bevog- tigen. In dezen ftaat van Vogtigheid werdt het door geduurige begietingen gehouden. Het Graan fproot in korten tyd uit; zyne Stammet- jes wierden allengskens fterker , zy ftonden de ongemakken van den Winter door, en volgden in de naaftkomende Lente, en geduurende den Zomer, ket ‘gewoon beloop der Tarwe. In de eerfte Verdeeling openbaarde zig de Ziekte by- kans in alle de Aairen. Men vondt vooraan op de tweede Verdeeling eenige, die bedorve wa- zen, buiten twyflel, om dat zommige Graan- korrels van de eerfte daar op waren gevallen; maar het overige van deze Verdeeling „gelyk ook de derde en vierde , leverde geene eene kwaade Aair ; waar uit men derhalven wederom veilig mag befluiten:. „„ dat het noch aan den aart 2 van den Grond , noch aan eene hoogere of laa- s gere legging van bet Land, noch aan de Vog- » tigheid, maar enkel aan een Vergiftig Stof zy „toe te fchryven, dat het Koorn van-deze » Ziekte wordt aangeraft”, Men mag hier billyk vraagen; , of het Stroo » van het vermolfemde. Koorn befmet zy door 9 -eene inwendige kwaade gefteldheid ; dan al- „leen, om dat het door dit Stof is aangeftoo- ‚ ken”? Ditis eene Vraag, die nog niet gemak- erken beflift kan worden. — In een ftuk Lands» daar de Ziekte zig het meeft geopenbaard hadt, liet de Heer Tiuver alle de Stoppels, die ?er op fton- El ACE Ee ‘Srersdhhdnad IN DEN HAIM, BEDERÈT EN ZWART MAAKT. 374 fonden, met de Wortels uittrekken. om ze ver- volgens zo veel beter onder te kunnen krygen; onmiddelyk daarna bouwde men het Land, en ftolpte de Stoppels onder ; vervolgens zaaide men %er zuiver Graan , en zonder voorafgaande berei= ding in, en daar kwam op dat Land zeer weinig kwaade Tarw;, het geen fchynt te bewyzen; » dat het Stroo, ’% welk niet bezoedeld is ge- » weeftmet Zwart (gelyk men dit bederf noemt.) »» geen kwaad doet, fchoon het van bedorve » Koorn koomt”. Maar in allen gevalle is het den Boeren taamelyk onverfchillig, of dit Stroo gevaarlyk Zy uit eigener aart, of alleenlyk zoda- nig worde door het Stof, dat ’er aan koomt: het is hen toch onmoogelyk om dit voor te koo- men; dewyl dit Stof zig onder het dorfchen zo wel verfpreidde over het gezonde, als over het verdagte of aangeftoken Stroo. Het eenigfte be- hoedmiddel, dat men kan gebruiken , beftaat hier in, dat men geen Meft van dit befinette Stroo bezige, voor dat dezelve geheel verteerd is; om dat dit Stroo dus, naar alle waarfchy nlykheid,zyne fchadelyke eigenfehap verlieft. Ik zal de Proefneemingen, die in de Jaaren 1752 en 1753 gedaan zyn, befluiten met een Trek, die, terwyl dezelve ons tot de voornaame zaak, die wy bedoelden op te helderen, zal te rug leiden, tevens eenige levendigheid aan dit droog en ernftig Onderwerp zal geeven. De Karchuifers hadden een ftuk Lands ter zyde de »VL. Deer | Kamp, 376 Onprrzoek NAAR DE Oorzaak Die pe Tanwj Kamp, daar de Heer Tiuner zyne Proeven op deedt. Op zekeren dag, als hy zig van een goe- den voorraad van Zwart Stof voorzien hadt, zag hy, dat deze Eerwaardige Paters hun Land met ‘Tarw deeden bezaayen, en dat zy , niet gedaan hebbende kunnen krygen, nog een gedeelte on- bezaaid voor den volgenden dag hadden laaten leggen. Des avonds derhalven , als al het Volk weg was; gong hy derwaards en ftrooide op een vry grooten plek al hect zwart Stof, dat hy nog over hadt behouden: ’s anderen daags kwam de Daghuurder der Monniken zyn werk vervolgen en af doen. In de Maand van Juny gong de Heer Tiurer de Kamp dier Geeftelyken eens bezigtie gen, en kon aan den flegten ftaat der Aairen zeer duidelyk bemerken, waar hy zyn Stof gefpreid hadt. Als hy dit verfchil aan een der Broederen aanwees; en ’er de oorzaak van vroeg , antwoord= de hem deze zonder de minfte twyfeling: „ dat 3» die oorzaak zeer Natuurlyk en eenvoudig wa- ss re: dat een kwaadaartige Wind of fiinkende ss Nevel op die ftreek zou gevallen wezen”. Men liet hem in zyne dwaaling, daar men mis= fchien ook vergeefs getragt zoude hebben hem uic te redden. , Men zal my, vervolgt de Heef 5 Tiuver; hier over moogelyk befchuldigen , en s> voor een gevaarlyk Nabuur houden ; maar het s» was my om het belang van het Menfchdom te s doen, en ik beoogde goed, zelfs terwyl ik s kwaad fcheen te doen. Kwaad /cheen te doen » ZE5 dc iid men as nmr an aan aaan gf $ zeg ik: want het nadeel was gering, en trof 5, daarenboven zulke Menfchen alleen ‚ die van „4 het ondermaanfche los en vry , zig der Wet 3, reldfche voor- of na-deelen niet bekreunen”! In alle de Proefneemingen, welke wy tot hier toe hebben bygebragt, was het oogmerk van den Heer Tiuter, om het befte en uitgelezendfte Koorn te befmetten, en uit de befinette Graan-- korrels een groote menigte bedorve Aairen te doen voortkomen, ten einde dus het heimelyk Vergift van het Stof, daar men ze mede bepoei- jerd hadt , buiten allen twyfel aan te toonen. Maar in de volgende Proefneemingen, die wy thans verhaalen, ftelde hy zig een ganfch tegen- firydig einde ten doelwit voor, „ en wilde ss fteeds de onzuiverfte en befmetfte Graankorrels s bezigen, na dezelve op verfcheide wyzen te s hebben toegemaakt , om ?er al het befmette- s Iyke uit weg te neemen; en voor te komen; 2» dat zy de Ziekte mogten overzetten aan de. s Aairen, die ’er uit fpruiten zouden. In één s» woord, nadat hy het beginfel van het Kwaad s duidelyk had aangeweezen, poogde hy nu ee- s nige hulpmiddelen daar tegen uit te vinden.” Tot deze laatfte Proeven koos hy , gelyk tot de eerfte, een Kamp Lands, die bekwaam was om Tarwe te draagen; verdeelde dezelve in ver- fcheide Bedden, bragt ’er verfcheide foorten van __ Meft op, zaaide dan eens zuivere Graanen, dan eens zulke, die met Mollem waren zwart ge- VI Deer, maakt ) 978 ONDERZOEK NAAR DE OORZAAK DIE DE TARW;y maakt, en dan wederom andere , die door treffelyke toebereidfelen tegen de befimetting ge- wapend waren. Het Koorn, met het Zwarte Stof befmet , bragt op een dezer Bedden meer dan een Derde bedorve Aairen voort; en zodanig zoude gewiflelyk ook het lot geweeft zyn van al- le Bedden, daar dergely ke Graanen op geworpen waren, zo men ’er dezelve zonder voorafgaande Bereiding had op gefineeten. Men nam derhal- ven van dit befimette Graan, wiefch het zorg- vuldig in gemeen Water, en zaaide het op een ander Bed. Deze waflching alleen was niet ge- noegzaam, om alle beginfels van bederf te wee ren, en men bemerkte nog verfèheide zieke Stoe- len op dit Bedde —. Fen der befte Toebereid- zelen , en die geene onkoften maakte, was, dit bedorve Graan in gemeen Zeepzop te waflchen. Op de plaatzen, daar men Tarwe, op deze wyze gezuiverd en bereid, gezaaid hadt , vondt men zeer weinig bedorve Aairen —. Het Kalk-wa- ter „ byna kookende op het Graan geftort, is ook zeer nuttig bevonden. Een Bed,met dergelyke Graanen bezaaid, bragt niets anders dan goede Spruiten voort —. Op een ander Bed wierp men Zaad, dat met gemeen Zeep-water gewas- fchen en met Kalk bepoeijerd was, en daar kwa- men flegts zes ondeugende Aairen van voort —:- terwyl men ’er niet één vondt op elf andere Bed- den, waar deze Middelen eene volmaakt goe- de uitwerking hadden ——, Die zelfde goede uit- wer- AN DEN HALM, BEDERFT EN ZWART MAAKT. 379 werking werdt nu eens te weeg gebragt. door een aftrekfcl van Afch van groen Hout; dan eens door Weed-Afch ; dan wederom door een Loog van Souda; dan door Potafch-Water; dan door fterke Pekel van Zee-Zout; of-eindelyk door fter- ke Pekel-van Salpeter. Indien men nu met de- ze elf Bedden dat ééne eens vergelykt, daar mcer dan een derde deel der Aairen op bedorven was; indien men daar by eens in aanmerking neemt, dat het Zaad voor alle de twaalf Beäden uit de zelfde hoop befmette Tarwe werdt genomen, zo moet men noodwendig overtuigd worden van de deugd dezer hulpmiddelen. _ Het goed gevolg van eenige andere toebereid= felen was bykans even volkomen en onbet wift- baar. Dan eens bediende men zig van rottige Koe-gier —. Dan eens van de zelfde Pis met ongelefchte Kalk vermengd —. Dan wederom van rottige Menfchen-Pis; en dan eindelyk van deze Pis met ongelefchte Kalk vermengd —. Zomtyds was het Meft- Water; zomtyds dat zelfde Water met Kalk ; op andere tyden die zelfde Kalk vermengd met Geeft van Salpeter en Rivier-Water, dat men hier toe bezigde. De uieflag van alle deze Proefneemingen was fteeds de zelfde —. Daar gaf gezond en uitgezogt Koorn nooit anders dan gezonde Korrelen: hier bragt dat zelfde ‘Koorn, met het Zwart bepoeijerd, zonder bereiding altoos bedorve Aairen voort, VL Deer. Bb ter= \ 380 ONDERZOEK NAAR DE OorZAAK DIE DE Tarw; terwyl naaft hetzelve dit eige befmette Graan, door middel dezer Bereidingen, zyn vergift af- lag, en niets dan goede Tarwe voortbragt. Ondercuffchen ftaat hier aan te merken; dat men alle deze verfcheide Bereidingen niet moet gebruiken , dam na dat men het bedorve Graan verfcheide maalen met gemeen Water heeft af- gewaffchen. Dit is eene voorzorg, die men al- toos moet in agt neemen, en daar men by elke Proeve niet van behoefde te fpreeken. Nog is hier ten dienfte van hen, die deze Proeven mog- ten willen nadoen, eene kleine onderregting by te voegen: dat naamelyk de Tarwe, die men een jaar lang in het Stof der vermolfemde Graanen heeft laaten leggen, daarom niet kwaadaartiger is, of de befimetting fterker voortplant, dan of men dezelve flegts eenige dagen voor het zaaijen had zwart gemaakt. Onder de verfcheide Hulpmiddelen , die de Heer friurerT aanwyft, zyn?’er, die met voor- zigtgheid gebruikt moeten worden; andere, die op verfchillende foorten van Tarwe verfchillend werken : andere eindelyk, die den Boeren te koft- baar voorkomen. Voorcerf}, werken de Bereidingen met Loog van Souda of Pot-Afch te fterk op het Koorn; zy taften ’er het kerntje van aan , en bederven dus een gedeelte van het Zaad. Om zig hier van te-overtuigen , plaatfte onze Schryver eenige Kor- | reler iN DEN HArm, BEDERFT EN ZWART MAAKT, 391 telen van ieder gedeelte Tarw,dat hy verfchillend hadt toegemaakt, in eene nette order , op ecni- ‚ge ftukken Flanel, die wel mee Water doortrok- ken waren. Veele dier Korrelen „ die in de af- trekfels van Souda en Pot-Afch geweeft waren; zwollen meer dan naar gewoonte; zy namen ee- ne roodagtige kleur aan; het melkagtige Sap , daar zy van vervuld waren, ftolde een weinig, en wierdt gelyk als geweekt Kryt; daar waren ’er zelfs wier Baftje van een borft , en alle deze Korrels fprooten niet uit —. Laaten we ons egter miet vrywillig berooven van alle de voor- deelen, die wy van deze Aftrekfels hebben kun- nen; dezelve zyn door zekere Byvoegfelen te verzägten en te verbeteren „en alsdan van een uitmuntend gebruik, om de pare voor te komen. Vervolgens: het Zomer- woont is de Vermolfe- ming meer onderworpen ,- dan het Winter- Koorn; en waffchingen, die ten opzigt van het laatfte eene volkome uitwerking hadden ; geluk- ten niet even eens voor * Zomer-Koorn. «Dit vereifcht fterker hulpmiddelen „ dan het ander; of meerdere herhaalingen der zelfde waffchingen: Eindelyk: fchoon de Boeren ligtelyk vier of vyf Stuivers kunnen befteeden, om een Schepel aangeftooke Tarwe te bereiden, naardien zy dit Schepel zeven of agt Stuivers minder; dan een. gelyke maat zuiver Koorn,zouden moeten geeven; VL Deer. Bb 2 ter= gla ONDERZOEK NAAR DE OORZAAK DIE DE FARW3 terwyl zy door deze Bereiding een even goed gebruik van deze befimette, als van zuivere f'ar- we kunnen maaken, zo is ’er egter geene waar- fchynlykheid , dat zy zig dier kleine Uitgaave , fchoon voordeelig, getrooften, en gebruik zullen willen maaken van zulke toebereidfelen, die hun Geld moeten koften, vooral niet van die, welke wat duur vallen; zy kunnen zig hierom bedienen ‚van Zeepfop, waar van wy, na verfcheide voor-. afgaande waflchingen met gemeen Water , den goeden uiclag gezien hebben; of laaten zy zig van rottige Pis bedienen, die koft hen geen Geld, en doet het Zaad geen nadeel. Indien egter zommige hunner van de eerfte Bereidingen gebruik begeeren te maaken, zo kunnen zy die zuiverende Aftrekfels zelve bereiden , en dus goed koop bekomen. De wyze om dit te doen, en de manier om ‘er zig van te bedienen, kan in het Werk zelf nagezien worden. Ik verkies ’er niet van te fpreeken, omdat ’er zedert door an- dere eenige verbetering, zo ik meene, in. ge- maakt is, daar wy in bet vervolg miffchien wel eens eenig verflag van zouden kunnen doen —. Dat men zig ondertuffchen, laat ik dit nogmaals raaden , van gemeen Zeepfop, met of zonder Kalk, van Koe-Gier en Menfchen-Pis bediene „ en men zal ‘er aanmerkelyke voordeelen van be- komen. Wa: Het geen wy dan tot dus verre gezegd heb- ben, “IN DEN HALM, BEDERFT EN ZWART MAAKT. 383 ben, bewyft, meene ik , onbetwiftbaar , Jar het Stof der bedorve Tarw-Korrelen de oor fprong zy van deze Ziekte, en dat ’er onfeilbaare hulpmiddelen zogen Sy. e Laat ons nu nog twee of drie bedenkingen hier tegen te berde brengen en oploflen, en de zaak zelve hier door tevens een nieuw ligt by- zetten. s Waarom, vraagt men, zyn ’er op een Land, s> daar niets dan goede Tarwe gezaaid is, altoos » eenige vermolfemde Aairen te vinden”? Om dat het, hoe zorgvuldig men ook het Zaad verkieze, bykans onmoogelyk zy, dat ’er niet eenige vermolfemde of ten minften ziekelyke Graankorrels onder zouden loopen. Maak- zel- ve een Schoof van de befte Aairen, die gy vin- den kunt, daar behoeft ’er maar een onder te wezen, die twee of drie vermolfemde korrels heeft, het Stof, dat die bedorve korrels onder het dorfehen over het Stroo en de overige Tar- we fpreiden, is genoeg, om zeer veele andere korrels aan te fteeken. „ De Mollem, ver- » volgt de Heer Trurer, koomt niet van zel- s, ve in onze geweften voort ; het is eene Ziek- 9» te, die ons vreemd, en van elders door be- » Ímetting overgebragt is : in dit opzigt gelyk ») Aan eene yflelyke en (helaas!) al te gemee- » ne Ziekte, die, toen zy eerft in Europa » kwam , voor eene Volks- ziekte werdt ge- AML DEEL: Bb 3 how Í - . 334 ONDERZOEK NAAR DE OORZAAK DIE DE T ARW, ‚ houden , welke door eene kwaade gefteld- 3 heid des Lugts veroorzaakt ware ; terwyl men 5 heden zeker weet, dat dezelve niet anders 3 voortkoomt , dan door mededeeling- van het s Vergift, dat een befmet Voorwerp in zig 5 heeft , en dat, indien men dit beginfel een- 9, maal volftrekcelyk verdry ven konde „ die Ziek- s te door geen ander toeval zou veroorzaakt » worden”. Even eens is het met deze Ziek- te onder ’t Koorn ook gelegen. —- En gelyk het zelfde beginfel van befinetting wyders in de Venus-ziekte het één Voorwerp aantaft, en het ander vry laat;of dezelve niet even zwaar treft; zo bemerkt men ook, dat de korrels van de Tarw, die men even veel heeft zwart gemaakt, alle niet den zelfden indruk van het gift ontvan- gen, en dat-onder: die geenen , die ’er van aan- geftooken worden ‚ zommigen Stoelen: voortbren- gen , die volftrekt bedorven zyn, terwyl in an- deren het bederf zig flegts tot eene of eenige weinige Aairen uitftrekt ; ja niet zeiden zig tot enkele korrels bepaalt. —- Het hangt, onder eene. menigte Menfchen , die voor de Venus- ziekte. gelykelyk zyn bloot gefteld ,, van hun Temperament of natuurlyke gefteldheid geheel- lyk af „dat dit verfchrikkelyk kwaad of zyne ge- heele uitwerking bekoome , en al het onheil ver- oorzaake, dat het kan te, wege brengen, of dat het flegts eene ligte en kortftondige K waal ver- wek- df À t Ô E | } B hee er ie A rn pt © « „ IN DEN Harm, BEDERFT EN ZWART MAAKT. 385 wekke, of eindelyk geen nadeel altoos verrig- te. Het zelfde heeft wederom in de vermol- feming van ’ Koorn plaats; het komt alleen op den, eigen aart der Graanen, en op de byzon- dere gefteldheid hunner kernen aan, of het Stof, daar men ze mede zwart maakt, geene nadee- lige uitwerking altoos zal doen „dan dezelveflegts gedeeltelyk, of eindelyk in zyn volle kragt te weeg zal brengen. — En deze vergely king en op- heldering ftelt ons-in fiaat, om eene andere Te- genwerping; zo niet op te loflen, ten minften kragteloos te maaken. ‚s Indien die befmetting van het Zwarte Stof » inwendig in de korrels doortrekt, derzelver kerntjes aantaft, en de, wortels befinet 3 hoe komt het-dans «dat een Stoel. Tarwe, daar dit Vergift „ gedurende zeven of agt Maanden ; in huisveft , geene uitwendige tekenen daar van aan de Stammen of het Stroo vertoone, terwyl hetzelve de Korrels reeds in de Aai- ren bederft en verteert, al eer die nog volko- men geformeerd zyn”? Die Tegenwerping vervalt van zelve, -wans neer men agt geeft op het geen ’er dagelyks in het Menfchelyk Lighaam omgaat. Wanneer ie- mand van de Ziekte, daar wy ftraks van fpra- ken, wordt aângetaft „ wordt dan zyne ganfche Machine, ‚zyn geheel Lighaam niet ontfteld door het vergiftige Stof, dat ’er de oorzaak van is? VL Deer. Bb 4 Ter- 2 2 Lb 2 2 23 3 29 - 386 ONDERZOEK NAAR DE OORZAAK DIE DE Tarw, Terwyl dit Kwaad zig egter tot zekere deelen van zyn Lighaam alleen bepaalt, en zig zelden elders openbaart. Ik zal hier zelf nog eene aanmerking waa- gen, die ik meen dat hier eenig nieuw ligt aan geeven, en de gedagte van myn Schryver nog fraaijer vertoonen zal. % Is niet het Stroo, ’ is de Korrel , ’% is het kerntje alleen , % welk het beginfel van vrugtbaarheid voor de Tarwe bevat, en waar door de Plant haar geflagt (om zo te fpreeken ) voortzetten en verecuwigen- moet. Gelyk nu de gemelde haatelyke Ziekte byzon- derlyk die deelen aantaft, welken de Natuur ons tot dat zelfde einde heeft gegeeven „ en ons of buiten ftaat ftclt , om ons Geflagt woort te “zet- ten, of die befimetting ligtelyk op onze ongeluk- kige Kinderen overvoert „ zonder dat zy zig al- toos uitwendig aan die rampzaalige Voorwerpen vertoone; eveneens taft de Ziekte.der Tarwe het beginfel des Levens aan, en Jaat het Stroa onaangeroerd , of verandert het ten minften zo weinig , dat zulks der Menfchen opmerking voor alsnog ontfnapt zy. Even weinig Gronds heeft dan eindelyk ook de vittery ‚die men tegen den Heer Triurer zoude kunnen maaken. Dat hy, naamelyk, de ss Ziekte zelve; ern de wyze van Befmetting zeer ss wel hebbe aangeweezen , maar niets van de oor- »» zaaken reppe, daar zy allereerft uit gebooren ss Wordt ”, Ge- IN DEN HALM, BEDERFT EN ZWART MAAKT. 387 Gelyk dit inderdaad meer nieuwsgierig dan ‚nuttig zoude wezen, zo was dit het voornaame doelwit, zegt hy zelve, van zyn arbeid niet; miffchien is de eerfte oorfprong van het Kwaad van. zulken” aart, ‘dat de nauwkeurigfte navór- fchingen hier voor altoos fluiten zullen. En dit zoude deze oorzaak gemeen hebben niet veele an- dere oorzaaken van Ziektens onder Menfehen en Dieren „ die men met geene zekerheid kent, fehoon de Ziekte zelve en de-wyze van behande len en geneezen geenzins onbekend zyn. « Het is eer genoeg voor onzen Schryver, en hy ver- dient deswegen eene eeuwige erkentenis van ’% ganfche Menfchdom , dat hy de onmiddelyke oor- «zaak. van het Ren ontdekt, en ’er bekwaame „Middelen tegen: gevonden heeft. Men heeft naderhand te Z'yyanon op ’s Konings order nieuwe Proeven gedaan inden jaare-1757, die ik, tevens met een berigt van Proeven, wel- ken een myner Vrienden in verfchillende gronden zal doen , met byzonder oogmerk , om te ontdek- ken, of dit Kwaad af/een door-befinetting van het Zwarte Stof, en oo4t door de Lugt en het We- der veroorzaakt worde, in vervolg van tyd mo- gelyk wel eens zal mededeelen. Ik kan egter niet voorby ‚ om mynen Lezer nog te onderreg- ten, dat niet flegts die zelfde Vriend, die een groot Boeren Bedryf heeft in de Provintie van Gelderland, my verzekerd hebbe, dat zommige VI. Dl Bb 5 Hulp, 388 De OORZAAK pie DE TARW BEDERT. Hulpmiddelen van den Heer Tiurer, fchoon niet met de vereifchte omzigtigheid gebezigd, in dien oort eene uitwerking hadden juift evenredig aan derzelver gebrekkig en onvolkomen gebruik, en dat eenige Land-lieden van dat geweft en het Nederftigt my , als ik hen naar deze Ziekte vroeg, en of zy ’er ook eenige middelen tegen bezigden, ten antwoord gaven, dat zy dit Kwaad zeer wel van hunne Landen wiften te weeren „ door mid- del van zommige Bereidingen , waar van zy het Geheim aan my noch iemand anders wilden me- dedeelen ; welk Geheim ik egter tamelyk geruft durf zeggen, dat in myne Verhandeling wordt opengelegd. En eindelyk dat men in Friesland, daar men fteeds bereide Tarwe zaait , fchoon die Bereiding mede zeer gebrekkig toegaat , de Ziek- te, die in aanmerking komt, oneindig minder heeft, dan in zulke Geweften , waar die voor- zorg meer verwaarloosd wordt. DE | | EN ES N BNR sane: D ER KE Ks De OORSPRONG Hir Eli oflgbeti EN STERRE- STEENEN, pnt PE LALS OOK DIE DER RAD DER- or ROL: STEENEN, PGEEELDERD DOOR DEN HEER GD ET T ARD, en. de V’Acad. Royale des Sciences, de TAn 1755e a Paris 1761. De SA De N Een Land miffchien is ‘er, daar men niet, _zelfs op de Bergen, een oneindige menig- te vindt van Schulpen en gedeelten van Zee-Schep- zelen , dikwils uitheemfche , meer. of min diep begraven. Onder deeze gedolve Lighaamen, is 2 lige te begrypen „moeten ’er veele voorkomen, die hunne gedaante niet genoegzaam behouden _ hebben, om de fchranderheid van de Liefhebbers der Naruurlyke Zeldzaamheden geen groote oefe- ning te verfchaflen. Het zou nog van weinig om- flag zyn , indien men deeze Lighaamen in hun ge- „VI, Deer. heel 1 390 De OorsPRONG DER LELY- EN STERRE-STEENEN, heel vond , maar % is gemakkelyk zig te verbeel- den, hoe zeer de moeielykheid om dezelven te kennen toeneemt, wanneer de deelen van een, dikwils onbekend Dier, hier en daar verftrooid zyn en als in ’ wilde Bd, Dit is juift het gene ten opzigt van de Leb, Sterre- en Rader. of Rolfleenen, plaats heeft. Dec- ze verfcheide foorten van gedolve Lighaamen zyn federt langen tyd bekend geweeft, doch zonder dat men heeft kunnen weeter , welke hunne oor- fprong ware. Een Zee-Dier, ’t welk de Heer GuverrrArp gezien heeft in * Kabinet van Ma- dame pe Bois-JourpAin, en ’ gene deeze Juffrouw hem de vryheid gaf om het af te tcke- nen, nam alle twyfelingen weg, die men over dit ftuk hebben kon en deedt hem duidelyk zien, wat alle deeze Lighaamen voor hunne vanéénfchei- ding geweeft waren. Om eenig licht aan deeze Stof te geeven, zal het nuttig zyn zig cen denkbeeld te maaken van deeze verfcheiderley Delfftoffen. De Sterre-Stcenen (Aftlerze) zyn vlakke Lig- haamen met vyf Straalen, op welker platte zyde men in ’t middelpunt een Ster geformeerd ziet , welker Punten beftaan uit twee aan de enden fa- menloopende kromme lynen. Verfcheide van deeze Sterre Steenen , op el- kander gevoegd; maaken een Vyfhoekige Rol, daar men den naam aan geeft van Kolomswyze Sterre-Steen CAflersa Gius. De kenden 5 EE Samen ind en nn de” CS ter Bicht ad „AIS OOK DIE DER RAprR- or Ror-SrEENEN. 39t 8 ‚De Rader-Steenen (Trochites) verfchillen van © de Sterre-Steenen daar in, dat zy geen Funtea hebben en Cirkelrond van omtrek zyn. Men “_<___meemt op hunne platte zyde Straalen waar, die _ van ’t middelpunt naar den omtrek gaan als de Spaaken van een Wiel of Rad. De Kolommen, uit dezelven , wanneer zy op elkander gevoegd zyn, famengefteld , hebben eene Cylindrifche fi- guur ‚ en worden derhalve Rol-Steenen (Entrochs) geheeten. De Rader-Steenen, zo wel als de Kolommen daar wit famengefteld , zyn in ’t midden met cen klein gaatje doorboord, ’ welk een Kanaal maakt inde As van de Rol. Aan den omtrek van ie= der zulken Steen worden tandswyze inkervingen waargenomen. De Lely-Steenen (Enerenstes) zyn verzamelin- gen van kleine Lighaamen van verfchillende figuur, die door hunne famenvoeging lange en overdwars gegroefde Plaatjes maaken , welke byeengevoegd ecmige overeenkomft hebben in gedaante met cen Lely-Bloem. Somwylen vindt men den Lely- Steen ruftende op één-dier Kolommen van Sterre- of Rader-Steenen, waar van wy zo even gefpro- ken hebben , en alsdan wordt dezelve Lely-Steen met een Steel of Staart (Enersnztes Caudatus) ge- noemd. Zodanig is de toeftand en gedaante van deeze verfcheiderley Lighaamen, die men uit den boe- zem des Aardryks haalt. Men hadt wel het ver- VL Deer, moe- 392 De OorsProne per LeuY- EN STERRE-STrENEng moeden , dat zy het gruis konden zyn van eenig Zee-Gedierte , maar dit Dier was mooit van ie- mand gezien geweeft, en zonder ’ gelukkig Toe- val, dat hetzelve aan Madame pe Bois-Jourparn in handen heeft doen komen, zou men nog in % onzekere zyn, omtrent den aart van deeze Delf- ftoffen. Wy zullen tragten, in eens de befchry= ving te doen van dit Dier en van de overeen- komft, welke hetzelve met onze Steenen heeft. Dat men zig een Pieramiedaale Kolom verbeel- de; famengefteld uit Vyfkantige Sterre-Steenen ; die op elkander zyn geftapeld ‚ zo zal men een taa- melyk juift denkbeeld hebben van het maakzel des Lighaams van dit Dier, ’t welk de Zee- Palmboom genoemd wordt. Deeze Kolom heeft, van plaats tot plaats, uitzwellingen; de Sterre-Steenen wor- den ’er grooter en uit ieder van deeze uitzwellin- gen komen vyf Pooten voort , die by ieder knob- bel wel aan elkander gelyk zyn, in langte, dik= te en figuur, maar kleiner worden naar maate de plaats, daar zy uitkomen , nadert aan den top van de Kolom. Deeze Pooten zyn, naar hunne ver- fchillende langte, famengefteld uit een grooter of kleiner getal van Wervelen , en loopen in een puntig Haakje uit. De Heer Gurerrarp heeft geoordeeld , dat hy dit Dier niet beter vergely- ken kon, dan by het Kruid, % gene men Unjer of Paardeftaart (Eguzfetum) noemt , ’t welk der- _gelyke Kransjes heeft, die insgelyks by verklei- nende Verdiepingen gefchikt zyn. De Kolom draagt r RT. ú í ALS OOK DIE DER Ral or Ror-Srrenén. 393 draagt op haaren top een foort van Ster, ook fa- mengefteld uit vyf Pooten, maar veel grooter dan de eerften , en gemeenlyk tot drie reizen toe in twee takken verdeeld. Op veele plaatfen zyn deeze Pooten meteen foort van haakige Vingeren voorzien, en met Tepels, die met deeze Vinge- ren kunnen famenwerken, om de Prooy van het Dier vaft te houden en miffchien hetzelve uit te zuigen: want aangezien de Mieren-Leeuw (For- mica- Leo) zig wel door de Hoornen voedt, waar- om zouden andere Dieren het Voedzel niet naar zig neemen kunnen door de Pooten: een foort van Gifling, welke te gegronder fehynt, om dat men geen Mond waarneemt aan den Zee-Palm- boom van Madame pr Bois-Jourpain ; % zy de- zelve ’er inderdaad geen heeft, of dat het deel, waar in die Mond zyn moeft, ?er aan ontbreeke. Uit de befchryving , gren wy hier geeven van dit Dier , zou men haaft denken, dat het die van een Plant ware; maar de genen, die een wei- nig kennis hebben aan de Voortbrengzelen der Zee, zullen zig over de gedaante niet verwon- deren. Men vinde in % Geflagt der Zee-Sterren Lof Polypen] Dieren, die nog veel verder af zyn van de gewoone figuur der Land-Dieren en zelfs van die der Vifichen. Niet moeielyker is het, toe te ftaan, dat de Sterre- en Lely-Steenen doof de gebroken Stuk- ken van’ Beenig Samenftel van deezen Vifch zyn VI. Dreu voort- A 394 De OORSPRONG DER LELY- EN STERRE-STEENEN4 voortgebragt ‚ die Holligheden geformeerd heb- ben, waar in naderhand deeze Steenen zyn ge- vormd, en‚ zo men er fomtyds Verfcheidenhe- den in vindt, heeft men goed Regt om deeze toe te fchryven aan duizend beenen oorzaaken , welken deeze Vormen, of de Steenen zelf, daar in gefatfoeneerd , ter.wyl zy zig nog weck bevon- den , hebben doen verbafteren. ’ Is zelfs niets vreemds, dat men een zo groot getal ontmoet van deeze Steenen: dewyl een enkele Zee- Palmboom meer dan zes-entwintigduizend Wer velen bevat ; een verbaazend getal van Geledingen, en’t wel- ke aan dit Dier een groote buigzaamheid en cen groot gemak moet geeven, om alle de beweegin- _gen te maaken, die ’ zelve noodig heeft tot be- magtiging van zyne Prooy. Men weet nog niet, waar dit gevangen zy , »% welk aan Madame pe Bois-JourDAIN is gezon- den. Het was te Martenique gebragt door den Officier van een Schip, uit de Indiën komende , die niet wift te zeggen, in welke Zee men het gevonden had. Wanneer de Heer GurerrarD zyn Vertoog aan de Akademie voorlas ‚ vernam hy van een der Leden, dat de Heer Euuis, Lid van de Koninglyke Societeit van Londen , een Vifch van % zelfde Geflagt ontvangen had, fchoon in veele opzigten verfchillende van deezen; die in de Zee van Groenland uit een zeer groote diep- te was opgehaald , en dien hy fchikte onder de Zee= dik stie 44 A Ws Ge al er ei 7 mg … df ” ALs OOK DIE DER Rarek- or Ror-StEENEN. 495 Zee-Sterren , Cof liever in ’ Geflagt der Poly- pen] C*). Men oordeelt ligtelyk ; dat, met de ophelde- ring, welke de Zee-Palmboom aan dit Onder-, “werp geeft, de Heer GverrArp zig niet lari- ger verlegen bevindt omtrent den oorfprong der gegraven Setdenen vän den zelfden aart, die niet verfchillen van de genen, welken wy befchree- ven hebben, dan door Verfcheidenheden in huri- ne figuur en grootte. Het is meer dan waar- fchynlyk, dat zy hunnen oorfprong verfchuldigd zyn aan Dieten vän ’ zelfde Geflagt, maar, hoe waarfchynlyk ook deeze Giling Zy de Heer Guerrrarp geeft dezelve niet voor zodanig op , als geen gelegenheid hebbende gehad om deeze Dieren te zien, gelyk hy den Zee-Palmboöm ge- zien heeft. Wanneer hy niet zo agterlyk was, afs gewoon- lyk een waar Natuurkundige is in ’t ftuk van Gis- fingen , zou het Vootbèeld van de genen; die naar de natuur van deeze Delfftoffen hadden wil- len raaden, voor dat zy gezien hadden tot welk Dier dezelven behoorden; wel in ftaat zyn om hem dit fchrandere wantrouwen in te boezemen , en wy hebben gemeend , dat de Leezer het ons niet ten ondank zoude opneemen indien wy , na dat 0) [Zie de Befchryving en Afbeelding van dat Dier in bet IL. Derr deezér Uitgezogte Verhandelingen, bladze 98, enz] ‚ VL Deer. Ce Dee « A 396 De OorsPrRoNG DER LrLy- EN STERRE-STEENENs dat wy hem, in navolging van den Heer Guer- TARDs ’ gene omtrent dit Stuk zeker was ver- toond hadden, hem nog, volgens denzelven, een flaauwe Schets gaven, van ’ gene over dit On- derwerp door de Natuurkundigen is gezegd. AGRICOLA is waarfchynlyk de eerfte, die eenige Giflingen heeft ter baan gebragt omtrent den oorfprong deezer Lighaamen ; maar, zo hy het voordeel gehad heeft van daar van allereerft te fpreeken, heeft hem doch het geluk gemift van de waare Onderftelling aan te treffen. Hy be- weert dat de gegraven Rader-Steenen een voort- brengzel van het Aardryk zyn, en dat zy voort- komen van een Zetzel van het Water in de Splee- ten van ’t geaderd Marmer en van dat gene, ’% welk Afchkleurig wit is. Hy leidt van den zelf- den oorfprong af de Joodfche Steenen, en de re- gelmaatigheid der figuur van deeze Steenen, komt hem voor , verfchuldigd te zyn aan de beftendige fchikking van deeltjes van eene zelfde gedaante, ten naaften by zo als dit gebeurt in de Kryftalliza- tie der Zouten. Een Mineralogift is in zeker op- zigt verfchoonbaar , wanneer hy dergelyk eene Vorming: meent te erkennen , welke hem zo ge- meenzaam zyn moefte. Dit Gevoelen, hoe ver af ook van de Waar- heid, werdt algemeenlyk aangenomen door de Natuurbefchryvers , die byna niets deeden dan elkander navolgen in dit Stuk; tot dat LisTer eindelyk, in ’* Jaar 1682, ter baan bragt , dat de Rol- an ar „ dap zen da n Nh Vort Ak. omdeed AKG, nd k NE 4 \ _{ Ars OOK DIE DER RAprm- of Ror-Srrenen. 397 Rol- en Rader-Steenen gedeelten waren van ge- broken en vaneen gefcheiden Koraalen: een Ge- voelen, dat op zyn beurt een groot getal van Navolgers gehad heeft , en zelfs tot onze dagen toe is ftaande gehouden. Veelerley Omftandig- heden, inderdaad, fchynen hetzelve te begunfti- gen: de Takmaakingen deezer Delffoffen; zeke- „re bultjes, die men ?er, op waarneemt ; de firee- pen, de broofchheid en een groot getal van merk- tekenen, welken hun gemeen, zyn met die foort van Koraal, waar aan men den naam geeft van Corallum articulatum , moeften alsdan zo veele on- betwiftelyke bewyzen fchynen te zyn van de Waarheid van dit Gevoelen, ’t welk weezent- lyk nader kwam aan de Waarheid, dan dat van Aericora. De eerfte, die waarlyk de natuur gekend heeft van deeze Lighaamen, is Luip. Hy merkt ze aan als Wervelbeenderen van Viffchen , inzonder- heid van Zee- Sterren, en dit Gevaclen! j aan % welke de Zee- Palmboom de grootfte zekerheid geeft, is naderhand aangenomen door de be- kwaamfte Naturaliften: egter niet zonder tegen= {praak te ontmoeten ; want het Dier, daar men % oog op hadt, nog niet ontdekt zynde, bleef er altoos eenige onzekerheid over, welke gelegen- heid kon geeven tot Giffingen en Tegenwerpin- gen. … _ Schoon Luvip, gelyk wy gezien hebben, de Natuurkundigen op den regten weg gebragt had, VI Dezer. Cc a heb 298 De OorsPronG DER LELY- EN STERRE-STEENEN, hebben fommigen egter niet nagelaten van zyn Gevoelen af te wyken. Onder deze laatfter kun- nen wy HAREMBERG EN den Heer BerRTRAND niet filzuwygens voorbygaan. Deeerfte wil, dat de Zee Planten bevat, die volftrekt Steenig zyn, onder welken hy de Lely-Steenen telt. De tak- maakingen deezer Lighaamen , de eigenfchap , welke deeze voorgewende Planten hebben van aan Rotfen gehegt te zyn, en weder uit te bot- ten, wanneer men ’er eenig gedeelte afbreekt; hadden hem in dit Gevoelen beveftigd. Men wift diestyds nog niet , fchoon men ’er niet ver van af was om het te leeren , dat deeze Eigenfchappen , die de byzondere Kenmerken der Planten fchee- nen uit te maaken, dezelven gemeen waren met de Polypen en de Zee-Sterren. Zonderlinger is ’t Gevoelen van den Heer Ber- TRAND. Hy beweert, dat, van den eerften aan- vang af, de Schepper in het Aardryk Lighaamen geformeerd heeft, die naar Dieren en Planten ge- lyken. Waarfchynlyk zal hy niet opgemerkt heb- ben , dat men dikwils op de gegraven Schulpen de voetftappen vindt van den arbeid van andere Die- ren , die ze voor haare Steenwording hebben door= boord , om zig te voeden met het Vifchje dat daar in was opgeflooten. Deeze Tegenwerping alleen zou genoegzaam zyn om ’t geheele Stelzel te doen in duigen vallen, al had het vafter Grondfteun dan de louter willekeurige Onderftelling , op welke het geveftigd was. Uit - ee ZZ En NE EE ED EDEN NEED TEN ST ALS OOK DIE DER RADER- or RoL-STEENEN, 399 Uit het kort Berigt, dat wy hier gegeven heb- ben van de Gevoelens der Natuurkundigen om- trent dit Stuk, kan men zien, dat, naar maate de Waarneeming geraadpleegd is geworden, de — Giflingen meer en meer fchyn van Waarheid heb- ben gekreegen, en niets dan het zien zelf van het Dier heeft ze tot Zekerheid kunnen brengen. De ‚ Afbeeldingen, zo van hetzelve als van de gedag- te Steenen , naar ’t leven gemaakt , hier voor ger plaatft , zullen den Leezer in ftaat ftellen , om zelf daar van te oordeelen, N H. ì VERKLAARING DER AFBEELDINGEN vAN PraarT XLIII. Fig. 1. Is de- Afbeelding van den Zee-Palmboom uit het Kabinet van Madame pr Boris-JoUrDAINs omtrent op een derde der natuurlyke grootte en dikte, de Stam aan ’t onder-end afgekort; zyn- de dezelve in ’t Origineel nog een derde langer. Men onderfcheidt ’er klaar ín , dat dezelve ron- der was aan het onderfte gedeelte en kantiger wierdt naar boven toe, alwaar hy eindigde in een Kroon van Takken als de Palm- of Dadelboo- men, en uit dien hoofde heeft men aan dit Plant- dier gemelden Naam gegeven. Voorts zyn ’er in de langte van den Stam verfcheide Kransjes van Pooten of Klaauwen , elk aan ’t end genageld; waar uit en tevens uit de famenftelling van den Stam , die t'eencmaal uit Wervelbeenderen fchynt VI, Deer. Cc 3 te 400 De Oorserone DER LeLr- EN STERRE-STEENEN , te beftaan, de Dierlykheid van dit Zee-Schepzel zig reeds waarfchynlyk openbaart. — Fig. 2. Een Takje der Verdeelingen of Armen van _de Kroon, waar van de andere Zy-Takjes afgenoe men zyn, uitgeftrekt en van agteren gezien, in de natuurlyke grootte. Hier ontdekt men klaar de Geledingen, uit welken deeze Takken beftaan, en hoe op de Voegen beurtlings kleine Vingeren of Pooten, die insgelyks fcherp uitloopen , ge- plaatft zyn. Fig. 3. Het gedeelte van zulk een Takje geopend __en van binnen gezien, om aan te toonen dat het een Holte heeft, waar in een foort van Lugt blaasjes zyn, die in de Pooten of Vingeren ein- digen ; gelyk in Fig, 1o duidelyker blykt. Fig. 4. Het bovenfte gedeelte van den Stam, effen onder de Kroon , ’t welk allerkantigft is en uit dikke en dunne Wervelen, beurtlings, famenge- fteld. Fig. 5. Een ftuk van t middelfte gedeelte met de Klaauwen van een Kransje , waar van de één in haar geheel is, de anderen afgebroken of geknot zyn, gelyk men ze aan fommige gegraven Rol- Steenen vindt. De Geledingen openbaaren zig in die, welke geheel is, zeer klaar. Fig. 6, ’t Onderfte en minft kantige, of rolrondfte gedeelte van den Stam , dat in de Afbeelding, Fig, 1, 'er afgelaten is. Men ziet daar eeniger- maate de Tandswyze famenvoeging der Wervee len, en de Ster, op derzelver Oppervlakte, ge- lyk in de Sterre-Steenen. Deeze drie laatfte Fi« guuren hebben ook omtrent de Natuurlyke groote te. Fig. 7. Het bovenfte gedeelte van den Stam aan- merkelyk vergroot, zo dat zig alles daar in veel dui- En eN emedia deden on A dn 7 e ‚ALS OOK DIE DER RADER- or RoL-STEENEN. 401 duidelyker dan in Fig. 4 openbaart. Men heeft ‘er vier Takjes van het opperfte Kransje aan ge- laten, en het eene naar vooren is geknot of af- gebroken. De Ster vertoont zig op de Oppeêr- vlakte zeer fraay. Fig.8, Een der Wervelen van het middelfte-ge- deelte , in Fig. 5, dwars doorgefneeden opde plaats van het Kransje en gepolyft. Hier blyke - de inwendige gefteldheid der Klaauwen of Poo- ten, hoe dezelven uit Bondels van Vezelen be- ftaan, en in ’tmidden een Hoilligheid of Kanaal hebben, ’t welk doorloopt totaan * midden”van den Stam, en ín deszeìfs Kanaal eindigt. Fig. 9. Een ftuk van het onderfte van den Stam, ten deele overlangs gefpeeden door drie Werve- len heen. Deeze Sneede gaac derhalve aan de eene zyde door een der Straalen of Punten van de Ster,aan de andere zyde door de tuffchenruim- te van deeze Straalen. Dit gaf gelegenheid, om aan te wyzen , met de Letter b de Bondels van Spieren of Banden, die de Wervelen famenheg- ten; mete de Tandswyze Voegen, of hoe de uit- fteekende Ribbetjes van de eene Wervel door de Groefjes van de andere, beurtlings , worden in- genomen; terwyl d het Kanaal van den Stam aan- tekent. Op de onderfte Wervel a vertoont zig dit alles klaar, Fig. 10. Een gedeelte van het Takje, Fig, 3, zeer vergroot ‚ waar in zig de Geleding der Vingeren duidelyk openbaart, en tevens, hoe zy niet van binnen geflooten of digt ‚ maar hol en met klei- ne Blaasjes gevuld zyn. Fig. 11. Een gedeelte van een Takje of Arm van dit Plantdier, of liever een Hand van % zelve, waar van de Vingeren tegen elkander aan gevoegd en geflooten zyn, op zyde gezien, Hier onc- VI, DEEL. Ce 4 dekt 402. De OorseRoNG DER LELY- EN STERRE-STEENEN, _dekt men duidelyk de Geleding en hoe de Vin- gers zyn ingekaft in de langwerpige holligheid , welke ‘er is aan de zyde der Gewrichten , daar men geen Vinger heeft. In Fig. 12 wordt dit nog klaarder vertoond. Men heeft ter flegts twee Vingeren aan gelaaten, die hier van de binnenzyde gezien worden, en de eerfte Geleding van vier andere Vingeren. Fig. 13. De zelfde van de buitenzyde. …— Deeze laatfte zeven Figuuren zyn drie of vier- maal zo groot als natuurlyk getekend. Het ge- polyfte Wervelbeen gelykt naar zekere gegra- ven Rader-Steenen, die door de Wryving in het Aardryk glad gefleeten zyn, en de Uitftekken verlooren hebben, die ’er anders de uitfpringen= de Punten of Straalen aan geeven, welken men aan fommigen van deeze Steenen befpeurt. Hier volgen nu de Afbeeldingen van eenige gegraven Steenen, om derzelver overeenkomft in gedaante en maakzel met de ftukken van den Zee-Palmboom aan te toonen. Fig. 14. Een Lely-Steen (Encrinites) met een ge- ftraalde Kolom, aan welke de overblyfzels der Takken gebleeven zvn. Waarfchynlyk zal de- zelve een der Kransjes van den Zee-Palmboom zyn geweeft. Fig. 15. Een Lely-Steen zonder Kolom in 't mid- den en waar van de Takken byna als de Roos van Jericho zyn famengetrokken. Niet onbillyk mag men vermoeden; dat deze de Kroon ware van ’t gedagte Plantdier. Fig. 16. Een blaauwagtige Kalkfteen , doorzaaid met kleine gefternde Rol Steenen, duidelyk de gedaante uitdrukkende van de Klaauwen of Poo- ten, die de Kransjes in de Zee-Palmboom famen- ftellen. Een deezer Pooten is daar byna in zyn ge- AP a ALS OOK DIE DER RADER- oF Ror-SrEENEN. 403 geheel. Men onderfcheidt met het Vergrootglas zeer klaar het Sterretje in ’t midden en de Intane dingen der Randen. Voorts zyn 'er eenige Ra- der-Steenen in deeze zelfde Steen ; als ook eeni- ge verfteende Schulpen , die men, als niet ter zaake dienende, om de verwarring te ontgaan, niet heeft afgetekend. Fig. 17. Een dergelyke blaauwagtige Kalk-Steen, doch gepolyft, welke zig vertoont als een loute- re Klomp-of Verzameling van Rader- en Rol- Steenen, met St@rretjes getekend, die een jon- gen Zee- Palmboom fchynen uitgemaakt en tot het onderfte van deszelfs Stam behoord te heb- ben, alzo zy meeftendeels zonder hoeken en na- genoeg rond van omtrek zyn. Fig 18. Een Rol- Steen , overlangs doorgefneeden, om de inwendige Moerfchroef te vervoonen, gemaakt door de onderlinge Geleding der Rader- | Steenen , uit welken hy is famengefteld. „Fig. 19. Een Vaarfchroef, die naar alle waarfchyn- _lykheid gevormd zal zyn in zulk een Moertje, waar van de Steenige Stof de gedaante aangeno- men heeft. ’% Is alleenlyk duifter, hoe de hol- ligheid binnen den Steen zo wyd geworden zy: doch daar kan een vernieling van de binnenfte ‚ deelen hebben plaats gehad. [Ook is ’t niet on- mooglyk, dat dezelve van een nog laager en dik- ker gedeelte van den Stam gekomen zy, in ’t welke het Kanaal wyder was. De volmaakte rondheid van dat Onderwerp fchynt niet weinig aanleiding te geeven tot dit Vermoeden. ] Fig. 2o. Een geftraalde Rol-Steen, met ftompe uit- ftekken aan ’% eene end, die niets anders zullen zyn, dan de geknotte onderfte deelen der Take 4 ken van de Kransjes , in de Zee- Palmboom, | Fig. vi. ihekn Ces Fig. ene Mn 404 DeOorsPronG DER LELY- EN STERRE-STEENEN, Fig. ar, Een gefternde Rol-Steen, waar in de In- tandingen des Omtreks van de Rader-Steenen af- gebroken zyn door een klein Cirkelrond Uitftek, naar buiten uitgerand, en een Gaatje hebbende in ’t middelpunt. Deeze Uieftekken fchieten, naar ’t fchynt, Sleutelswyze in eene Holligheid, welke de Rader-Steenen moeten hebben, die de genen, waar aan deeze Uitftekken zyn en tevens de dikften, voorgaan of volgen, De af breekin- gen, welken deeze Uitftekken veroorzaaken, maaken dat de Intanding van ieder, Rader-Steen door twee kromme Lynen fchynt geformeerd te zyn ‚die zig vereenigen met haare enden, en een langwerpig Lighaam omvatten , ’t welk een der kanten is van de tuffchen geplaatfte Rader-Stee- nen. Miffchien geeft dit maakzel te kennen, dat deeze Rol-Steen behoord heeft tot eenigen Zee- Palmboom, in Soort verfchillende van den voors heen befchrevenen , waar in deeze byzondere manier van Intanding niet gevonden is in die deee len van den Stam, daar de Wervelen van vers’ fcheiderley dikte zyn. Fig. 22. Een gefternde Rol-Steen , die famenge- drukt of platagtig is; zodanig , dat de twee Straae len korter zyn dan de drie anderen , ’t welk ’er een fcheeve gedaante aan geeft. Dit is buiten twyfel een van die Verfcheidenheden, welken men menigmaal ontmoet in de figuur van aller- ley gefchapen Wezens, hangende af van zekere Omftandigheden, die toevallig plaats grypen in de ontwikkeling van derzelver famenftellende deelen. Fig. 23. Een gefternde Rolfteen, waar van het boe venfte gedeelte beftaat uitde vyf eerfte Gewrich- ten van den Grondfteun eens Lely-Steens, en die in enten deer ke ah 4 td ‘as ook pr prr Rapem- or Ror-Steenen. 405 ‚in zyne langte beurtlings van dunne en dikke Ra- der-Steenen is geformeerd. Fig. 24. De Grondfteun van een Lely-Steen of Steen-Lely ( Lilium Lapideum ), op welker Steel zig duidelyk de Ster vertoont van een der Rader- Steenen , uit welken die is famengefteld. Hoe- we} de Fómdlffeid van deezen Steel tegen de Hoe. kigheid van ’t bovenfte gedeelte des Stams in den “Zee-Palmboom fchynt te ftryden , verbeeldt zig ‚de Heer GUuEtTTARD niettemin, dat het veel waarfchynlyker is, dat deeze Steen-Lely de Kroon zy van den Zee: Palmboom, dan de Tros van den “ Zee-Polypus, by Groenland gevonden , gelyk de Heer Er Lis wil; alzo de Rader- en Sterre- Steenen, in den Steel, hem tegen de eigenfchap van een onafgebroken Yvoorigen gedraaiden Stam, welken die Polypus hadt4 fchynen te firy- den (*). Fig. 25. [Een brokje van den Steen, dien men ge- meenlyk noemt Caput Medufwe of Stella marina ars boreftens Gefneri , welks groot verfchil in maak- zel met de Rader- en Rol-Steenen, zo de Heer GUETTARD wil, genoegzaam aantoont , dat hy van den zelfden oorfprong niet kan zyn, hoes wel hy met de Steen- Lely verward wordt, zelfs it s, van (®& [Men kan: daaromtrent nazien het I, Deer dee- zer Uitgezogte Verbandelingen, bladz. 102, alwaar dee- ze Steen-Lely uit RosrNus op Plaat II. by K is af- gebeeld; weshalve ik de Afbeelding van den Heer Guer- TARD, (die nagenoeg eveneens is,) van een Steen -Lely uit het Hanoverfche, thans in het Kabinet van den Paftoor van St. Marguerite te Parys, niet noodig gevonden heb hier by te voegen] VL Deer. 405 De Oonserone per Leuy- EN STERRE-STEENEN. van de voornaamfte Autheuren. Ik vind geen re- den, waarom hy niet van de Kroon van den Zee- Palmboom afkomftig zou kunnen zyn ; terwy! hy de figuur der Takjes zeer wel uitdrukt. De Lely-Steen, Fig. 14, is uit het Kabinet van zyne Koninglyke Hoogheid , den Heer Her- TOG VAN ORLEANS; waar in men nog veele Ver- fcheidenheden van dergelyke Steenen vindt: de andere, Fig. 15, is uit de Verzameling van den Heer Meunier, Medecin des Invalides. De Stee- nen, Fig. 16, 17, 18, 19, 2o, zyn altemaal uit het Kabinet van Madame pe Bors-JourpAin , daar de Zee. Palmboom uit ontleend is geworden. Fis. 25 heeft ’er de Vertaaler van dit Stuk, uit Zyne Verzameling van Natuurlyke Zeldzaamheden, by- gevoegd, WAAR- AE nd San a rn WAARNEEMINGEN OMTRENT HET TT WELK HET BY NAGT UITGEEFT; DOOR DEN HEER He en Oe Ve Doktor in de Geneeskunde van de Fakulteit van Montpellier, en Korrefpondent der Aka- demie van Parys. CMem. de Matbem. € de han Tom. IL, Paris 1760. P-. 4 LJ de ik my, in ’t laatft van December des Jaars 1749 ; te Rome bevond, ontving ik een Brief van mynen Broeder, den tweeden in rang, die my de Waarneemingen mededeelde , welken de Heer Norrer te Venetie gedaan hadt omtrent de Lschtende Stippen ‚ welken men fom- tyds, geduurende de Nagt, op de Oppervlakte der Zee befpeurt, langs de Kuften van Italie, Hy berigtte my „dat de Heer Norre r zig meen- VL Deen de 408 WAARNEEMINGEN OMTRENT HET Lucart; de te kunnen verzekeren , dat deeze Lichtende Stippen g/mnflerende Zee-Wormen waren: doch dat hy, aangezien deeze Akademift geen tyds genoeg gehad had , om zo veel Proeven daar omtrent in “x werk te ftellen, dat hy ’er met volkomen ze- kerheid van konde fpreeken, my aan de hand gaf; de zaak op myne terugreize te onderzoeken, my verzekerende, dat het my tot Eere ftrekken zou- de, iets te kunnen voegen by de Waarneemin- gen van een zo verlicht Natuurkenner. Dus vooringenomen zynde, begaf ik my tegen ’tend van Sfanuary, daar aan volgende, naar Napels alwaar ik, een Maand vertoefd hebbende; % {che- pe ging, om naar Vrankryk terug te keeren; in % vafte Befluit , van niets te zullen verzuimen; *% welk ftrekken konde, om de begeerte, die ile . had tot waarneeming van dit Licht, te voldoen. Ik was eenige Dagen in Zee, zonder hetzelve te kunnen ontdekken; maar eindelyk wierd ik het by toeval gewaar. ’t Geluk heeft dikwils deel in onze Waarneemingen, en alles wat de oplettend- heid vermag, zegt de Heer REAUMUR, 45 dab men èn de Natuurkunde, even als in °+ Spel , zyn voordeel doe met Toevallyge Ontdekkingen. Den 5 Maart, my bevindende op de Hoogte van Telamona, begaf ik my, terwyl wy voort- zeilden met een zagte Koclte en füille Zee, naar x Voorfteven, en zag dat hetzelve kleine Greint- jes voortwierp ; die, nadat zy weder gevallen waren, twee of drie Sekonden rolden langs de Op- NE nd el > wELK HET ZeE-W ATER BY NaGT UITGEEFT. 409 Oppervlakte van ’t Water, waar na,zy fimolten. x Gezigt van deeze kleine Greintjes deedt my aanftonds denken om de Lichtende Stippen, wel- ken de Heer NoruverT waargenomen hadt;,en my in de volgende Nagt, die zeer donker was, naar de zelfde plaats vervoegd hebbende, nam ik waar, dat het Steven voorwaards Vonken fchoot van een helder wit Licht, die langs de Opper- vlakte der Zee rolden , verdwynende binnen wei- nig Sekonden. Na deeze eerfte Waarneeming my byna altoos ophoudende aan % Voorfteven , van den 5 Maart tot aan den 17, den dag van myne aankomft te Marfeilles, heb ik onophoude- lyk de kleine Greintjes over dag en de Vonkjes by nagt waargenomen. Met een kleine Koelte en fülle Zee is *t de voordeeligfte gelegenheid om deeze Waarnee- ming te doen: maar, met een harden Wind en een onftuimige Zee, fchiet het Steven een zo groote veelheid van deeze Vonken voorwaards uit, dat zy zig onder elkanderen verwarren , en geduurende de Nagt een groote klomp Lichts maaken voor het Schip. Zo men alsdan zig aan een zyde van ’t Agterfteven begeeft, ziet men op het Water, dat fnel langs het Schip fchynt heen te loopen, van tyd tot tyd eenigen van deeze Lichtgeevende Greintjes, die voortgebragt zyn door de geweldige beweeging van het Voor- fteven: maar deeze Greintjes vertoonen zig alsdan met een niet zo helder Licht. VL. Deen. | De ALO _WAARNEEMINGEN OMTRENT HET Lucnt j De Wind en Zee zodanig zynde, als ik daar even heb gezegd, ziet men over dag, voor het Voorfteven en in den geheelen omtrek van het Schip, een groote menigte van deeze kleine Greintjes, die langer fchynen te duuren zonder te verfimelten, dan met een flappen Wind. De Wind doetze langs de Oppervlakte der Zee voort- rollen als Greintjes van fyn Stof; nen ziet ze fomtyds opfpringen en neêrvallen Zonder vernie= tigd te worden, en, als de Zon fchynt, kaatzen zy ; in zekere plaatzingen , een zeer helder Licht af. Verfcheide Menfchen zullen mifchien zeg- gen, dat de Greintjes; die ik over dag meer waargenomen te hebben, niets anders zyn dan kleine bolletjes Schuim, die bygevolg geen by- zondere oplettendheid verdienen zouden: doch ik twyfel niet, of de genen, die dezelven zorg- vuldig waarneemen, zullen ook van gedagten zynsals ik, dat deeze Greintjes, over dag waar- genomen; de zelfden zyn, die by nagt glinfte- ren, en men zal ’t niet moeielyk vinden dit te gelooven, wanneer men in aanmerking neemt 4 dat de ftooting van ’t Voorfteven over dag wei- nige Greïntjes en by nagt weinige Vonken voort- brengt, wanneer het Schip maar een langzaame beweeging maakt; daar, in tegendeel, als het - {nel voortgaat, de ftooting van ’ Voorfteven over dag veel Greintjes, en by nagt een menigte van Vonken geeft. Toen ik te Montpellier terug gekomen was, deed EE En Pr werk HET Zer- Wren BY NAGr UrrgeerT. git deed ik my dikwils Zee-Water brengen, dewyl ik dit Licht naauwkeuriger onderzoeken wilde, en deszelfs natuur tragten te ontdekken. Met dit inzigt heb ik veele Proefneemingen gedaan , maar dewyl dezelven my niet voldoende zyn voorge- komen, om de natuur te ontdekken van dit Licht, zal ik my te vrede houden, met by te brengen % gene ik omtrent dit Verfchynzel waargenomen heb, zonder de oorzaaken daar van te agen te akker. Hebbende, in een Kruik, Water dat verfch uit Zee gehaald is, indien men * zelve, by nagt, overgiet in een groote Kom, of op den Grond uitftort, brengt dit Water , in ’t nedervallen , Von- ken voort, die doorgaans niet langer duuren dan een of twee Sekonden. Op welk een wyze ook men dit Water, in een groote Kom vervat zynde, roert of beweegt, verwekt men ’er Vonken in, die fchielyk weder verdwynen, en, deèze Proefneeming verfcheide maalen herhaalende, brengen de laatfte Roerin- gen altyd minder Vonken voort dan de eerften; zodanig dat men, na dit Water een groot getal reizen agtereen leak: te hebben , daar in niet meer eenige Vonk verwekken kan , ten minfte zo men het niet zekeren tyd, gelyk een Uur of daaromtrent , laat ftil ftaan: want alsdan wordt het weder bekwaam om Vonken voort te bren- gen, en het fchynt dat de Stof, die dezelven voortbrengen moet, aan de Oppervlakte, op dat VI. Deer. we a ìk Ara WAARNEEMINGEN OMTRENT HET Lucart, ik zo fpreeke, gereed zy om Vuur te vatten. Inderdaad; het gebeurt doorgaans, dat, na dit Water een langen tyd te hebben laaten fil fraan, de kleinfte Stoot hetzelve zig vol Vonken doet vertoonen; waar na men fterker Stooten noodig heeft om nieuwe Vonken te verwekken „en, als men het verfcheide maalen agtereen beweegt, brengen de laatfte Stooten altyd minder Vonken voort dan de eerften, gelyk ik reeds gezegd heb. Als men Zee-Water uitftort op een Katoenen Neusdoek, digt van Stof, die over een Zeef is gefpannen, brengt de Val van ’ Water op den Neusdoek Vonken voort, welken ras uitgaan; maar als het meefte Water is doorgeloopen , de Doek nog wel bevogtigd blyvende, en men gaat denzelven wryven of flan, zo doet men een groote menigte van Vonken verfchynen; ’t geen menigmaalen met den zelfden ‘uitflag herhaald kan worden. In deeze Proefneeming duuren de Vonken taamelyk lang ; ik heb ’er eenigen haar Licht omtrent een halve Minuut zien behouden, en dit Licht verdween niet fchielyk maar allengs en by trappen. Om zodanige Proeven in ’t werk te ftellen, moet men Water hebben dat verfch uit Zee ge- haald is: want dit Water behoudt zyne eigen- fehap om Vonken voort te brengen niet lang: aan de Lugt blootgefteld, verlieft het dezelve in een Dag of twee, en zelfs in een oogenblik , wanneer men het op ’ Vuur zet, fchoon zonder het te doen Tad *T WELK HET ZaE-WATER BY NAGT UITGEEFT. 413 doen kooken. En dewyl onder de verfcheide - manieren, op welken de Hitte de Lighaamen kan berooven van hunne Eigeníchappen, de vlugmaa- _ king van zekere Deeltjes eene der gewoonlyk- ften is, viel ik in ’t vermoeden, dat men, Zee+ Water deftilleerende met Glazen, in den don- „ker de. Lichtende Greintjes uit den Kromhals in het Recipient-zou kunnen zien overgaan : ik ftel- de die Proefneeming inderdaad in t werk, maar zy hadt het Gevolg niet, ’t.welk ik my daar van beloofd had: niettemin verwittig ik de genen, die eenige luft zullen hebben om op % zelfde On- derwerp te werken, dat ik weinig gelegenheid daar toe had, hebbende het maar eens gedaan en met zeer kleine Glazen. Wanneer het Zee-Water digt beflooten is, zo behoudt het deeze Higenfchap een wei- nig langer tyd. Zo men in den donker Fleffchen fehudt, die zulk Water verfch uit Zee gehaald bevatten, dan befpeurt men Vonken aan deszelfs Oppervlakte, ja fomtyds op den bodem van de Flefch; doorgaans egter komen zy niet voort, dan in de twee of drie eerfte Schuddingen; ver- volgens kan men ’er geen nieuwe verwekken, dan wanneer men de Fleffchen ftil heeft laaten ftaan, en, als men ’er eenen aanmerkelyken tyd niet aan geraakt heeft, zo doet de kleinfte Schud- ding een of twee Vonken op de Oppervlakte ver- fchynen, maar daar na zyn ’er fterker Schuddin- gen noodig om nieuwe Vonken te verwekken. VL Deen. jy Dad 2 Den 414 WAARNEEMINGEN OMTRENT HET LucHr, Den 14 Oktober 1750, een taamelyk koude Dag met een Noorde-Wind, vulde ik met Zee-Wa- ter een vier-Pints Bottel, dien ik wel naauwkeu- rig toeftopte; op den zesden Dag , geen Vonk daar in verwekken kunnende wanneer ik denzelven regt hield, kreeg ik in ’t hoofd hem om te keeren, en ik befpeurde eenige Lichtende Greintjes dic Jang duurden: één onder anderen behieldt zyn Licht omtrent vier Minuuten. In welk eene ge- ftalte ik den Bottel-hield , de Lichtende Greintjes gingen altyd naar de laagfte plaats, en federt heb ik ’er geen Licht in kunnen doen verfchyner. Aangezien het Zee-Water deeze Eigenfchap, om Licht voort te brengen, zo fchielyk verlieft; zou men daar uit niet kunnen opmaaken , dat de Stoffe van dit Licht in de Zee fteeds vernietigd en herboren worde ? Het Zee-Water is niet altoos even bekwaam om Vonken te geeven, en fchoon men met Waar- heid zeggen kan, dat in de Zomer en Herfft de Zee, in ’t algemeen gefproken, meeft in ftaat is tot voortbrenging van dit Verfchynzel , heb ik niettemin opgemerkt, dat zy ’er op zekere Da- gen, in deeze Saizoenen, veel meer dan gewoon- Iyk van voortbragt, en dat zy ’er, op andere ty- den , naauwlyks eenigen uitleverde, maar de ge- fteldheden van den Dampkring, die oorzaak van deeze ongelykheden zyn, heb ik niet kunnen be- paalen : miflchien moet men zelfs de oorzaak daar van niet zoeken in de Lugt , maar in de Zee zel- ve, / | ’ weuk HET Zee-W ater Bv Naer uioeert. 415 ve, die buiten twyfel niet vry is van inwendige veranderingen. Van overlang weet men reeds, dat het Wa- ter van de Zee zig fomtyds by nagt Lichtende vertoont ; een bekende Zaak by de Zeevaaren- den, die zulks het Vuuren der Zee noemen: doch het is te verwonderen, dat men zo weinig Na- tuurkundigen vindt, die daar van in hunne Schrif- ten fpreeken: ik ken niemand, behalve den Kan- felier Bacon en Borrersdie ’er iets van gezegd. hebben voor den Abt Norrer. Zie hier , wat men omtrent dit Onderwerp vinde, in het Frak- taatje van Borre over den Oor/prong der Formen en Hoedanygheden. _Hy brengt daar, op het ver- haal van geloofwaardige Ooggetuigen, by ; „hoe op fommige plaatfen de Zee by nagt fchynt te Vuuren, zo ver zig het Gezigt kan uitftrek- ken (#), en hoe zy» op andere tyden en plaat- fen, alleenlyk Licht geeft „ wanneer zy tegen het Schip ftoot of met de Riemen geflagen wordt: hoe men aanmerkt , dat fommige Zee-en dikwils glinfteren en anderen in % geheel niet: hoe men in eenige Landen waargenomen heeft, dat de Zee Vuurde met zekere Winden, ’% » welk 53 39 29 59 53 (*) ’t Geen Borre hier verhaalt, fchynt overeen te komen met de Waarneemirg van den Ridder Gopene U, omtrent het Vuuren der Zee by de Maldivifche Eilanden , [waar van wy in ’t vervolg deezer Verhandelingen zulle fpreeken.} — VI. Deer. Dd 3 416 W AARNEEMINGEN OMTRENT HET Licur, „ welk op andere plaatfen dus niet gebeurde, en „ hoe fomtyds, in een ver uitgeftrekte Streek van „ de Zee, een gedeelte Licht fchynt te geeven, » terwyl het andere dit niet doet. Hy befluit, „‚ met te zeggen; hoe hy gaarn gelooven zou, „ dat decze Verfchynzels tot oorzaak hebben ze- „ kere algemeene Wet van ’t Geheelal, of ten ‚> minfte van onzen Aardkloot”. Wanneer men de Waarneemingen in aanmer= king neemt, die Borme bybrengt, en ze vergee lykt met de genen, die door my van ’t begin van Maart tot aan’t end van Okzober gedaan zyn, vind ik my geneigd om te denken, dat men dit Licht, inzonderheid ’ gene door de Stooting voortge- bragt wordt, tallen tyde en in alle Zee-en kan waarneemen; met dit verfchil egter, dat op ze- kere tyden en in zekere Zee-en de Lichtende Greintjes gemakkelyk zouden voortgebragt wor= den en hun Licht veel langer behouden. Wy hebben ?er reeds Voorbeelden van gezien in de Redeneering van BorLe,zo even aangehaald, en wy gaan ’er een ander bybrengen, % welk zeer aanmerkelyk is, wordende in de Hiftorie der A- kademie van ’t Jaar 1703 gevonden. In een Brief van Kadix was gemeld: „ dat men aldaar, ge- ‚ duurende vyftien Nagten agtereen , de gehee- ‚ le Zee byna als een vloeibaare Phosphorus hadt „ zien Glinfteren, en, om de vergelyking met s, den Phosphorus nog volkomener te maaken, „ werdt ’er bygevoegd, dat het Zee-Water, in „> Fles- Een en ear „93 2 WELK HET ZEE- W AtER ax NAGT UITGEEFT. 417 s Fleffchen mede genomen „het zelfde Licht gaf in de duifternis: ja dat eenige Druppelen, op » den Grond geftort , als Vonken Vuurs glinfter- » den en dat Doeken „in dit Water nat gemaakt, s insgelyks-Licht van zig gaven”. Dit Verhaal naderhand niet beveftigd wordende, werdt voor een Verdigtzel gehouden ; doch het gaat, gelyk men hier ziet; vergezeld. met. Omftandigheden, die duidelyk doen blyken, dat het niets minder dan een Verdigtzel ware. Men is zo dikwils be- drogen geweeft, in fabelagtige „Verhaalen-voor Waarheid aan te neemen, dat de verftandigfte __Geeften altoos genegen Zyn, om met een weinig te veel verhaafting de Berigten te- verwerpen van Zaaken, die zig van de. gewoone Wetten der Natuur ker ud te verwyderen! Uit alles ’t gene ik verhaald heb blykt, dat de beweeging het Middel zy, % welk gewoonlyker wyze dit Licht voortbrengt, Bacon:hadt reeds opgemerkt, hoe de Zee, met Riemen geflagen , by Nagt Licht gaf. «Hy zegt in zyn Werk, gety- teld Novum Sczentrarum Organum, pag. 180, in de Druk van Leiden: fi militer Agua marina &@ Jalja Nou interdum mnoenitur ; Remis. fortster percuf]a, corrufcare , atque etiam in Tempeflatsbus Spuma Marss „ fortster agitata, Noêu corrufcat. Deeze doorlugtige Man heeft met reden die twee Ver- fchynzelen te famen gevoegd; want zy worden door eene zelfde oorzaak, de beweeging naame- lyk van het Zee-Water , voortgebragt. In de \_VL Deer. Dd 4 Svor- 418 _ WAARNEEMINGEN OMTRENT HET Licut, « Stormen moet de geweldige Stooting der Golven klompen Lichts voortbrengen , gelyk aan die, welken men waarneemt voor het Voerfteven der Schepen, die zeer {nel voortgaan. Thans blyft my nog over, te fpreeken van ’% Gevoelen van den Heer Abt Norrer. Deez’ ervaren Natuurkundige ftemt met den Heer V ra- NELLI overeen, in het Denkbeeld, dat de Lich- tende Stippen Zee- Wormen zyn, die Licht van zig geeven, en zy grondveften hun Gevoelen op zo omftandige Waarneemingen, dat de Heer V 1A- NeLLi zelfs het Diertje heeft doen aftekenen en in * Koper brengen in de Verhandeling van die Onderwerp, welke my de Heer Nourer goed- gunltiglyk heeft gelieven mede te deelen (*). Men zal zig verwonderen, hoe ik, na een be- wys, ’t welk zo befliflend fchynt, nog aan de Zaak durf twyfelen. Ik hope niettemin, dat men my zal toelaaten, de volgende Aanmerkingen voor te ftellen. Byna alle ftukken, die ik bygebragt heb, ver- toonen dit Verfchynzel als van geheel iets anders afhangende , dan van Lichtgeevende Infekten. ’ Is inderdaad onbegrypelyk: 1. Hoe het Voor- fteven (*) [Men kan daaromtrent nazien, het Omftandige Be- rigt, dat ’er van deeze Diertjes en derzelver Ontdekking door VrANELLI en anderen, is gegeven, in BaKers Nuttig gebruik van ’t Mikroskoop, Amfterd. 1756. bladze 414] en 2 waEK HET Zee- W Are BY NAT UITGEEFT. 419 fieven der Schepen altoos minder Diertjes zou doen verfchynen, wanneer het Schip langzaam, dan wanneer hetzelve fchielyk voortgaat : 2: Waar- om zouden deeze Diertjes, in een Kom of Flefch. met Zee- Water zynde of leggende op een Neus- doek , die met zulk Water is doordrongen, ge- meenlyk geen Licht geeven, dan wanneer men dit Water fchommelt of op de Neusdoek flaat ? De Heer Vrianrruri heeft gezegd, dat men dee- ze Lichtende Stippen niet zien kan, anders daa in de Zomer; nogthans heb ik dezelven waarge- nomen vanden 5 Maart tot aan het end van Of- tober, toen-ik genoodzaakt was van Montpellier te vertrekken. De Waarneeming- van BACON fchynt in Engeland gedaan te zyn. Mr. Sr ag- BEAR, een Engelfch Geneesheer, heeft te Dou- vres waargenomen , dat men, door Steenen in de Zee te fmyten, Vonken verfchynen deed, en Mr. Seer, een Engelfchman, heeft myn Broe- der verzekerd, hoe men, zelfs in. de Ooft-Zee, waargenomen had , dat het Voorfteven der Sche- pen, in ’t doorklieven van. het Water , aldaar een dergelyke Vuuring veroorzaakte: ja ik ge- loove, dat ’er naauwlyks een Zee zy , daar men door de bruifching der Golven, als zy fterk aan woelen zyn, geen zodanige klompen Lichts heeft zien geboren worden. Toonen alle dee- ze Waarneemingen niet aan, dat men dit Licht zien kan in alle Saizoenen en inalle Landen? Zou VI Deer. Dad 5 dit 420 _WAARNEEMINGEN OMTRENT HET LICHT, dit niet een foort van Bewys zyn, dat hetzelve geenszins door Lichtgeevende Infekten, maar door eenige Stoffe, die in de Zamentftelling van het Zee- Water komt „veroorzaakt worde ? Ik wenfch- te dat de Heer Vranerur met het Mikroskoop de Lichtende Greintjes , die men in open Zee ziet, had kunnen waarneemen, en niet de genen; welken men op de Zee-Planten vindt. « Zou het niet kunnen zyn, dat deeze Infekten iets hadden aan zig behouden van deeze Stoffe „’ welk den Waarneemer misleide? Ik maatig my egter geen befliling in deezen aan; de Infekten , welken VrianeLL1 waargenomen heeft , kunnen waar- 1yk Lichtgeevende Wormpjes zyn „doch die geen betrekking hebben tot het voorheen gemelde Ver- fchynzel. Aangezien men niet te veel Proefneemingen int werk kan ftellen, om zig te verzekeren aan- gaande iets, dat men meent te hebben vernomen: zo-heb ik ’er nieuwe gedaan op Zec- Water , na dat ik de Eere had gehad om dit Vertoog aan de. Akademie voor te leezen , en dewyl dezelven my. toefchynen myn Gevoelen te bekragtigen „agt ik my verpligt ze hier by te voegen. Indien men in den duifter een weinig Brande- wyn mengt met Water, dat verfch uit Zee ge- haald is, in eene Flefch vervat, zal men waar- neemen, dat de vermenging van de Brandewyn een-groot getal Vonken voortbrengt ,en dat dee- ze Kk op werk net Zee-W Arin By NAGT UirGEeFT. 421 ze Vonken doorgaans veel langer duuren „dan wan- neer zy door fchommeling alleen zyn voortgebragt. Ik heb zodanige Vonken verkreegen, door de bymenging van een groot getal andere Vogten; gelyk Olie van Vitriool , Sterk Water , Geeft vân Zout, Olie van Wynfteen, Solutie van Ar- moniak-Zout, Wyn, Azyn: doch geen van al- len heeftze zo menigvuldig of zo fterk glinfteren- de voortgebragt, als de Brandewyn. De Von- ken, door de bymenging van deeze Vogten ge- boren, hebben my altoos gefcheenen zig te ver- voegen naar de laagfte plaats, en dit zo veel te gefwinder als het Vogt, dat mén gebruikte, zwaarwigtiger was. Wanneer men, door de bymenging van één deezer Vogten, Vonken in een Flefch met Zee- Water verwekt heeft , alsdan kan men er geen nieuwe in doen voortkomen, noch door fchud- ding of fchommeling „ noch door wt van eenig ander Vogt. Als het Zee-Water door papier! of zelfs alleen maar door een Doek van digt geweven Linnen, doorgezeegen wordt, is hetzelve niet meer in ftaat om ééne Vonk te geeven, noch door beweec- ging , noch door bymenging van eenig Vogt: maar als het Papier of Linnen , dat men gebruikt heeft, na het doorzygen wordt gewreeven of bewoo- gen, zo komen ?er Vonken op te voorfchyn, en _deeze Vonken zyn talryker , naar maate men daar VL Deer, groo- è 422 _WAARNEEMINGEN OMTRENT HET Lucut, grooter: veelheid van Zee. Water heeft laaten doorzygen. Hoewel de fchudding of wryving doorgaans noodig zyn om deeze Vonken te doen verfchy- nen; (ten minfte inde Winter, wanneer ik meeft alle deeze Proefneemingen heb gedaan ,) is t my nogthans in’t midden van September van ’ voorlee- den Jaar gebeurd, dat ik, na omtrent vier Pin- ten Zee-Water door twee Peperhuizen van Papier gefiltreerd te hebben, deeze Peperhuizen by nagt naauwkeurig befchouwende , zonder dezelven ee- nigzins te beweegen , daar aan van tyd tot tyd Lichtende Stippen zag verfchynen , die zig fchee- nen te ontfteeken , een klein Weérlichtje te maa- ken en te verdwynen in minder dan een Sekonde tyds. Na dat ik een weinig Brandewyn op een van deeze Peperhuizen had gegooten, vertoon- den zig veele Lächtende Greintjes, die zeer lang van duuring waren. De duurzaamheid van deeze Lichtende Greint- jes deedt my denken, dat ik, het andere Peper- huis op een Tafel uitfpreidende, door middel van Brandewyn daar Lichtende Greintjes op verwek- ken zou , die lang genoeg duurden , om ze met een Vergrootglas te kunnen befchouwen. Ik deed zulks inderdaad, en deeze Lichtende Greintjes kwamen my voor, rond te zyn, van dikte om- trent als de Kop van een groote Speld en zeer glinfterende ; doch ik zag ’er niets aan „’t welk naar het Diertje geleek. Schoon »r werk HET Zee- W Arer By NAGT UITGEEFT. 423 Schoon deeze Waarneeming my beflifflend voor- kwam, hoe firydig ook met het Gevoelen van VianeLLi; durfde ik nog daar niet in beruften, vreezende dat mooglyk de Brandewyn, door de _ kleine Lichtgeevende Wormpjes te befchadigen, my belet zou hebben dezelven te zien. Ten ein- de dan my geen twyfeling in dit ftuk overblyven mogte , heb ik , geduurende deezen Winter, ver- fcheide maalen Zee-Water laaten loopen door Pa- pier, zo dat, -wanneer deeze Peperhuizen ledig waren, men in den duifter daar in veel Vonken zag, indien men flegt de Strooitjes, daar zy op ruftten, een weinigje bewoog. Nadat ik dan _deeze Peperhuizen ontvouwen had, onderzogt ik over dag met veel oplettendheid derzelver Op- pervlakte, en zulks door middel van een zeer fterk Vergrootglas;, zonder ooit op deeze Papieren ee- nig Lighaam te hebben kunnen vinden, ’ welk naar het Diertje van den Heer ViANELLI ge- leek: *t gene ik nogthans had moeten zien , in gevalle het algemeene Verfchynzel , waar van wy hier fpreeken , veroorzaakt ware door het Lichtgeevend Wormpje, ’t welk hy befchryft, en dat hy zegt hem (eer hy hetzelve door ’ Mi- kroskoop onderzogt,) voorgekomen te zyn: een weinig minder dan half zo dek als *t Hasr der Oogleden ‚ an Kleur naby komende aan * bruin- geel , en van zelfflandsgheid zeer teer en broofch zynde. VI Deez. ___ Myns 454 _WAARNEEMINGEN OMTRENT HET Licut ; Myns oordeels kan men uit dit alles befluiten ; in de eerfte plaats: dat dit algemeene Verfchyn= zel, ’ welk men kan waarneemen in alle Saizoe- nen, en waarfchynlyk in allerley Zee-en , moet toegefchreeven worden aan eene Phosphorieke Stoffe, welke brandt en vergaat wanneer zy Licht geeft, en bygevolg geduurig in de Zee verteerd wordt en herboren: ten anderen „ dat deeze Phosphorus van zulk een aart is, dat de aanraaking van een zeer groot getal Vogten hem doet branden; en, dewyl deeze Stof zig natuur- lyk begeeft naar de Oppervlakte van het Water, en de beweeging den meeften tyd vereifcht wordt om haar in brand te fteeken; zo fchynt het , dat de Lugt te ftellen-zy in ’t getal der Vogten, die, door hunne aanraaking , deszelfs branding ver- haaften : en zulks fchynt bewyslyk te zyn door de Proefneeming , welke ik in ’ begin van dit Vertoog bygebragt heb : te weeten „ dat men, na het Zee-Water, % welk in een Kom was, ss verfcheide maalen agtereen geroerd te hebben ,° 9 daar geen Vonk meer in verwekken kan; maar 9, dat hetzelve , zo men het vervolgens omtrent » een Uur ftil laat ftaan , weder bekwaam wordt 9 om Vonken voort te brengen; zo dat het fchynt 9, of de Stoffe, die deeze Vonken moet maaken, aan de Oppervlakte, om zo te fpreeken , gereed s> zy om Vuur te vatten”. Want deeze Stoffe tegenwoordig en volkomelyk geformeerd zynde in bh EEE Laer D- Der EE 2 werk HET Zee-W Arrr BY Naor uiroeefr. 42 5 in dit Zee-Water, (alzo men ’er dezelve gemak- kelyk kan affcheiden met hetzelve door een dig- ten Doek te zygen,) zo fchynt het ; dat de roet ring of fchommeling, alles wat ’er van die Stoffe in het Zee-Water zig bevond , agtereen , zou moeten doen verbranden , indien de beweeging alleen oorzaak van die verbranding ware : maar dewyl wy integendeel zien, dat de beweeging niet anders doet verbranden, dan dat gedeelte, t welk zig aan de Oppervlakte bevindt ; waarna men, om nieuwe Vonken te verwekken, het Water fil moet laaten ftaan en afwagten dat ’er nieuwe Phosphorieke deeltjes naar de Oppervlakte ftygen;; zo blykt het dat de aanraaking van de Lugt veel hulp aan deeze verbranding toebrengt. Ik geloof zelfs, dat het om deeze reden is, dar men, op Zee zynde, geduurende de Nagt, voor het Schip de kleine Waterbolletjes ziet glinfteren;, die men over Dag langs de Oppervlakte ziet rol- len: want deeze kleine Greintjes, dus langs % Water rollende, geeven hun gantfche Opper vlak- te aan de Lugt bloot, die ’er overal onmiddelyk “aanraakt. Eindelyk; dewyl deeze Stoffe niet door * Fil. treer-Papier of den Zygdoek heen loopt, zo is het klaar, dat dezelve niet in ’ Zee-Water ont- bonden is, maar ’er flegts in hangen blyft, en bygevolg een Olie- of Zwavelagtige natuur heeft. Men kan gemakkelyk begrypen, welke in VL Deer. de 426 WAARNEEMINGEN OMTRENT HET Lucar ; de Zee de bronaders kunnen zyn, die deeze Stof- fe onophoudelyk en in overvloed uitleveren: il laat voor de Scheidkundigen over te befliffen, of de Proefneemingen , welken ik bygebragt heb, bewyzen, dat zy met den Phosphorus van de Fis eenige overeenkomft heeft. Na alle de Proeven en Waarneemingen, hier bygebragt , geloof ik, dat men geenzins zal kun- nen twyfelen, of in ’ algemeen het Licht, welk het Zee-Water uitgeeft , wanneer het in den duifter wordt gefchommeld of geroerd, niet kome van eene Stoffe, welke daar in onder de gedaante van kleine Greintjes is vervat, die zig by Nagt, of in de duifterheid, als zo veele Lich- tende Stippen vertoonen: ik meen zelfs genoeg- zaam beweezen te hebben, dat deeze Greintjes, in geener manieren, de gedaante van Diertjes hebben. Nogthans (ik herhaal het) maatig ilk my niet aan, daar uit een befliflend Gevolg te trek- ken, tegen de Waarneemingen der Lichtgeeven- de Zeewormpjes van de Heeren VriAneLL1 en Norrer. ’t Een zo wel als ’t andere van dee- ze Verfchynzelen kan plaats hebben. Het kan zyn,dat het Zee-Water in % algemeen een foort van Phosphorieke Stoffe bevat, welke hetzelve doet glinfteren als men ’ roert of fehommelt, en dat ook op zekere plaatfen van de Zee zig Licht- geevende Wormpjes bevinden, die deeze zelfde uitwerking, als ’t ware, van zelf voortbrengen; dat od ar ’ WELK HET ZeE-W ATER BY NAGT UitGEerT: 427 dat is te zeggen, zonder beweeging van het Wa-- ter. Ik ftel myne Aanmerkingen alleenlyk voor als Bedenkingen, die opheldeting noodig fchynen te hebben: myn begeerte zou grootelyks daar heen zyn geftrekt geweeft, om dit zelf te kunnen doen, maar dewyl ik niet met genoegzaam goes de Mikroskoopen was voorzien , en het myne Bezigheden niet toelieten Montpellier te verlaa- ten , om myn Verblyf aan een Zee- Haven te gaan neemen, zo was dit my ondoenlyk. Het ware te wenfchen, dat de Natuurkundigen, die digt aan Zee woonen , onderzoek geliefden te doen op dit Licht, en hunnen. arbeid befteeden tot op- loffing van de twyfelingen, die er ons nog over- blyven omtrent deszelfs aart: de nieuwheid van 2% Onderwerp fchynt hun Ontdekkingen te be- looven ). En ® [Ten dien opzigte zyn wel waardig nâgezien te worden de Waarneemingen , welken de Zeeuwfche Ge- neesheer Jon BasTrenr aan de Hollandfche Maatfchap- py;te Haarlem @n aan de Koninglyke Societeit van Lon- den meegedeeld heeft: waar in hy het Middel aan de hand geeft om de Diertjes, dië de gedagte Vuuring van % Zeewater (zo hy onderftelt) veroorzaaken, met het Mikroskoop te zien, en dezelven in een druppel afbeeldt, benevens andere Lichtgeevende Zee-Infekten. } VL Deer. Ee A A N= AANMERKINGEN OMTRENT EEN NIEUWE MANIER OM DE METAALEN DOOR DEN HEER adt WOK OS MRE AAE Doktor-Regent van de Fakulteit der Medicynen te Parys „ en Lid van de Akademie der Weetenfchappen. (Hfl. de P Acad. Royale des Sciences, de l'An 1755, a Paris 1761. p. 53.) SCHELEN En heeft altoos, tot Ontbinding der Me- taalen, de fterkfte Zuuren gebruikt: zelfs heeft men dikwils derzelver werking door -die van ’t Vuur bevorderd. Door dit behulp was men zo ver gekomen, om ‘er Geneesmiddelen uit te, haalen van eene onfeilbaare kragt en alleen bekwaam om de hardnekkigheid van zekere Ziek- ten te overwinnen. Ondanks alle deeze voordeelen, was de Heer Graaf pr LA GARAYE bedugt , dat de geweldig- heid.van de Zuuren en van’ Vuur hun eene fcha- de- Cri Said Dr BEE “De OntBipwe per MerAALEN, ” 42g delyke Eigenfchap aanzetten mogte, en de zelf- de Geeft van Menfchlievendheid , welke hem reeds Geneesmiddelen uit Plantgewaffen , te vooren on= bekend , hadt doen ontdekken, heeft hem aan- gefpoord, om te onderzoeken, of hy geen zag: ter Werktuigen vinden kon, bekwaam om de Metaalen te ontbinden, zonder de Geneesmidde- len, die men’er uit haalt , gsprijk te maken voor den Patient. Met dit inzigt heeft hy beproeven brallen of de allerzagtfte Onzydige Zouten (Safa Neutra), door de enkele warmte van de Lugt geholpen, niet in flaat zouden zyn om de famenftellende deeltjes der Metaalen van een te {cheiden, en; niettegenftaande de flappe werkzaamheid deezer Ontbindftoffen, is hy ’er in geflaagd: maar, aan- gezien het getal der Onzydige Zouten zeer groot is, en bygevolg dat der famenvoegingen , die men ’er van kan maaken met de Metaalen, byna oneindig wordt, zo heeft de Koning, die be- geerd hadt, dat de eerfte Geneesmiddelen van den gemelden Graaf, tot welzyn van zyn Volk en van ’t Menfchelyk Geflagt in ’t algemeen , zou- den publiek worden gemaakt, de verhindering willen voorkomen, welke de hooge Ouderdom ‚van deezen braaven Burger zou kunnen toebren- gen aan de volkomen uitvoering eens Ontwerps van zo veel uitgeftrektheid; gelaftende den Heer Macqurr om het in zyn geheele uitgeftrekt- heid te vervolgen. Wy zullen hier beknop- VI Dezer. Ees telyk 430 AANMERKINGEN OMTRENT EEN NIEUWE MANIEE telyk berigt. geeven van de Operatiën, die hy aan de Akademie meegedeeld, en van de Beden- kingen, die hy ’er bygevoegd heeft. Het eerfte Voorwerp der beproevingen van den Heer pr LA GArAre was het Kwekagloer. Door * zelve te mengen met viermaal zo veel Arrmo- niak-Zout, het mengzel, wel gewreeven en ver- volgens aan de Lugt blootgefteld zynde in Glazen Vaten, van tyd tot tyd weder fyn maakende ; kreeg hy eene Zoutige Merkuriaale Klomp, die, in een Phiool gedaan zynde met goede Wyn- geeft, door middel van een Warmte, in % eerft zeer zagt, maar allengs tot een kookende Hitte vermeerderd „eene Tinktuur geeft van eene flaauw Citroengeele kleur, en zo vervuld met Kwik- zilver, dat zy in een oogenblik het Koper, daar zy aan komt te raaken, wit maakt. Deeze Tinktuur is zeer kragtig tot Geneezing; van een oneindig getal Ziekten, voor welken het Kwikzilver tot Geneesmiddel ftreke. Men heeft ser zelfs, geduurende vyftien Dagen, een taame- Iyk fterke Gifte van ingegeven, zonder dat die eenige Kwyling veroorzaakte: zy deedt won- derbaare uitwerkingen in hardnekkige Huid- kwaalen : met één woord , men kan ze aan- merken als een der befte van dit lag van Ge- neesmiddelen; en, om ’er de Natuurkunde in te betrekken „hoe ver wonderlyk is ’t ‚dat het z waar- fte Lighaam na het Goud, % geen men op het Aardryk kent, zodanig kan worden verdund en ver- E OM DE METAALEN TE ONTBINDEN. — 431 verdeeld, dat het volmaaktelyk blyfc hangen in een Vogt zo ligt als de Wyngeeft is. Zo men in plaats van Wyngeeft gemeen Wa- ter bezigt, dan krygt men ook wel een Solutie van de Kwik; maar deeze is niet bekwaam dan tot uitwendig gebruik. Het Yzer is op de zelfde wyze en met derge- yken uitflag behandeld. ‘Gemengd zynde met de helft van zyn Gewigt blaauwe Vitriool en een weinigje gemeen Water, zo wordt het hect en verhardt vervolgens tot een Klomp, welke men agt Dagen laat weeken in de Kelder; daarna fyn geftampt zynde, droogt men % Poeijer , en be- fproeit het beurtlings met Water, tot dat het een fchoone kleur van Crocus Mart4s aangenomen heeft. Alsdan ftampt men alles in een Mortier, met Wa- ter daar by te gieten, zo lang dit Water eene Roeftige kleur uit de Stoffe trekt, houdende, als het helder daar af komt, met bygieten op. Dit Roeftige Water is, als men ’t zelve gefiltreerd heeft, genoegzaam met Staal beladen, dat der- tig of veertig Druppelen, in een Pint Water ge- daan zynde, hetzelve tot een uitmuntend Staal- water kunnen maaken. De Graaf pe LA Garavr hieldt zig niet te vrede met het Yzer door middel van Vitriool te ontbinden; hy heeft tot het zelfde einde Zee- Zout, Salpeter en Armoniak-Zout gebruikt, en door middel van dit laatfte een geel Zout gekree- gen, waar van de Wyngeeft al de kleur naar zig VI Deen. Ee 3 nam, | 432 AANMERKINGEN OMTRENT EEN NIEUWE MANIER nam. krygende tevens eene bittere, famentrek- kende Smaak, en de eigenfchap, om door ver- menging aan het Aftrekzel van Galnooten. een taamelyk fraaije donkerblaauwe kleur te geeven. Deeze Tinktuur, en die, welke gemelde Graaf verkreegen heeft door middel der andere Zouten, waar van wy gewag maakten; zyn uitermaate zagt, en kunnen met goed gevolg gebezigd wor- den in alle Ziekten , daar men genoodzaakt is zig te bedienen van de Bereidingen van Staal. De Heer Doktor Le Monnier merkt zelfs de eerfte, van welke wy gefproken hebben, aan als een Specs fieum tegen een Stuipagtige en verfchrik- kelyke Ziekte, die vry gemeen is te St, Ger- main , en byna alle andere Geneesmiddelen te leur ftelt. Het Koper, behandeld zynde met Armoniak- Zout, volgens de nieuwe Manier van den Heer DE LA GARAYE , geeft aan ’t Water een zeer fehoone blaauwe kleur: Wyngeeft haalt ‘er maar een flaauw Groen uit, maar Brandewyn, die zo wel. Water als Geeft bevat, wordt ’er heerlyk groenagtig blaauw door gekleurd. Men begrypt ligtelyk , dat deeze Finktuur niet inwendig gebruikt kan worden zonder ge- vaar; maar, uitwendig aangevoegd zynde, brengt zy wonderbaare uitwerkingen voort. Men heeft, met verwondering, die hardnekkige en kwaad-aartige Zweeren aan de Beenen, wel- ken zo gemeen zyn in Bretagne, zeer fchie- Iyk nd dd Ee k len q hj | 7 „OM DE METAALEN TE ONTBINDEN. * 493 Jyk zien geneezen op ’t gebruik van dit Mid- _dël % Gene wy hier gezegd. hebben moet, voor % overige, maar alseen Proefje worden aange- merkt. De andere Zouten en Metaalen leveren ‚een groot getal,keurlyke Proefneemingen uit, die waarfchynlyk nuttig zouden zyn om in ’t werk — gefteld te worden, en de Heer Macquer be- looft ons de agtervolging van deezen arbeid. Middelerw yl heeft hy eenige Bedenkingen gelie- ven voor te ftellen omtrent de Merkursaale Tink tuur, waar van wy hier berigt zullen geeven. Het zou grootelyks te verwonderen zyn, ine dien onder alle de vereenigingen, welken de Scheikundigen van het Kwikzilver met verfchei- derley Zelfftandigheden gemaakt hebben, die van dit Metaal met Armoniak-Zout hun ontfnapt wa- re: ook hebben zy ’er eenige kennis aan gehad. De Heer Macquer heeft by Sraur, MAN- GETUS en LEMERY zelfs, Bewerkingen gevon- den, om eene vereeniging te maaken van ’ Kwik- zilver met dat Zout, maar het blykt geenzins uit eenigen van die Verhaalen, dat zy aan ’t onder- zoek van deeze vereeniging alle oplettendheid te koft gelegd hebben, welke, noodig, was om den aart en eigenfchappen daar van te kennen, Men - ziet ‘er alleenlyk uit, hoe, zy geweten hebben, dat het Armoniak-Zout eenige werking, deed, op % Kwikzilver: maar „ hoe gefchiedt deeze wer- _ king? gaat zy met eene vaneenfcheiding der fa- VL Deer. Ee 4 mene 434 AANMERKINGEN OMTRENT EEN NIEUWE MANieg menftellende deelen van het Zout gepaard? en welke is, in dit Geval, de aart van ’t Samentftel- zel, dat uit de vereeniging van eenigerley deelt- jes van dit Zout met het Kwikzilver gebooren wordt ? Altemaal volftrekt nieuwe Vraagftuk- ken, en tot welker oplofling de Heer MaAcqurr tot de Ondervinding zyn toevlugt heeft ge- nomen. In den eerften opflag bevondt hy, dat de dui- delyk kenbaare Dampen van vluggen Geeft van Armoniak-Zout , die uit het mengzel van dit Zout met K wikzilver ‚ in de Operatie van den Heer DE LA GARAYE e opftygen, een onbecwis- telyke blyk waren van de ontbinding der Samen- ftellende deelen van dit Zout, en dat, En het vlugge Alkali daar van wegwaafemde, ’e niets dant Zuur van Zee- Zout overbleef, ’% hei zig met het Kwikzilver vereenigen kon; en dus was % enkel te doen, om de natuur van deeze vereeniging te delen. Men kent, tot dus verre, vier vereenigingen van ’t Zuur des Zee-Zouts met Kwikzilver: de bytende Sub/imaat, de zoete Kwik, de Panacea en de witte Precspstaast. Het ev derhalve daar op aan, om te weeten, of de nieuwe ver- eeniging tot een van deeze vier behooren mogte, dan of zy eene vyfde uitmaakte. Op welk eene wyze men te werk gaa, om het mengzel te maaken, dat van den Heer Graaf pz La Garave voorgefchreeven is, altoos blyft er. p d _ ‘OM DE METAALEN TB ONTBINDEN. 435 Per een aanmerkelyk gedeelte Armoniak-Zout en een taamelyk groote veelheid Kwikzilver over, die niet ontbonden worden noch zig vereenigen, en deeze overfchietende veelheid van Armoniak- Zout kan niet nalaaten met en benevens het ge- mengde te fmelten in het Water of in de Geeft, die men gebruikt, om ”er de Solutie van te maa- ken. Dit is zo waar, dat de minfte veelheid O- lie van Wynfteen, welke men daar op giet, het vlugge Alkali van dit Zout los maakt, ’t welk zig weldra ontdekt aan den Reuk, dien het on- der ’t wegvliegen van zig geeft. Om zig van dit geheel onnutte Zout te ont- flaan, heeft de Heer Macquerr getragt hetzel- ve daar af te fcheiden door eene Deftillatie en Sublimatie j beiden gedaan met een trapswyz’ vermeerderd Vuur. Door dit middel heeft hy de afzondering, welke hy begeerde, egter niet verkrygen kunnen, maar wierdt in tegendeel eenige Zuure Dampen van Zee-Zout in de Subli- matie gewaar; waar uit hy opmaakte ‚ dat de Merkuriaale Kompofitte miffchien wel van natuur veranderen kon, en dat men van deezen weg afftappen moefte. De Kryftallizatie is hem niet beter gelukt. Hy heeft ?er niet eene kunnen verkrygen , welke niet te gelyk uit het Merkuriaale mengzel en Armo- niak-Zout famengefteld was: weshalve hy die ook moeft laaten vaaren. VI. Deer, Ee 5 __ Men ad 436 AANMERKINGEN OMTRENT EEN NIEUWE MANIER Men kan egter niet zeggen, dat de Kryftallie zatie den Heer Macqurr geheel nutteloos ge- weeft zy. Dezelve heeft hem zonderlinge Ver- fchynzelen in de Figuur, welke de Zoutige Klompjes aanneemen, uitgeleverd: maar , hoe fraay ook deze Vertooning ware, zy ftrekte niet tot het einde, ’ welk hy zig voorgefteld hadt, en hy was genoodzaakt af te zien van zyn oogmerk, ’t welk was, om van het Merkuriaale Zout het niet ontbonden Armoniak-Zout, dat zig zo hardnekkig daar aan hegt, af te fcheiden. Dewyl hem dan deeze manier van Ontbinding niet gelukte, is hy een geheel verfchillende weg in geflagen. Wy hebben gezegd, hoe het on- twyfelbaar ware, dat, in de Operatie van den Heer pe LA GaArArr, het Kwikzilver zig met het Zee-Zout-Zuur , dat in het Armoniak-Zout vervat is, vereenigt , en_de moeielykheden, welken de Heer Macqurr ontmoet heeft, om van dit mengzel het niet ontbonden Armoniak- Zoutaftefcheiden , bragten hem,tot het denkbeeld, om Armoniak-Zout te voegen by de Merkuriaa- le Preparatiën, in welken ’t Zuur van Zee-Zout komt|, en dezelven in dien ftaat by de Merku- râaale Kompofitie van den Heer pr LA GArArr te vergelyken, om te zien, naar welken het meeft zweemde, dan of het een vyfde Soort uit- maakte. By de eerfte Operatie bleef niets meer van de 4 be- Dr 7 OM DE-METAALEN -TE ONTBINDEN. 437. kende Merkuriaale Preparatiën, in welken het Zuur van Zee-Zout komt, over, dat vergelee- ken kon worden met de Kompofitie van den „Heer pE LA GARAYE, dan de bytende Subli- maat alleen; de drie anderen konden zig niet in Ontbinding houden met Armoniak-Zout , noch in Water „ noch in Geeft. ij Het mengzel van de Bytende Sublimaat met Armoniak- Zout, was de Scheidkundigen niet on- bekend: Juncxkerus, Dirrerius, KuNCKE- Lius , Mr. Porr, en eenige andere Chy- miften, hebben ’er van gefproken : maar het fchynt, dat men nog niet genoeg gelet heeft op verfcheide aanmerkelyke Eigenfchappen „ welken dit mengzel uitlevert, waar van een der byzon- derften is, de ongewoone vaardigheid, waar me- de de Bytende Sublimaat. ontbonden wordt in Water, dat met Armoniak-Zout is bezwangerd, en in vry veel grooter veelheid, dan die in zuiver „Water zou ontbonden worden. Het mengzel van deeze twee Zouten geeft aan ’t Koper, dat >er mede aangeraakt wordt, een zeer glinfteren- de Zilverkleur, ’t welk de Bytende Sublimaat alleen niet doet: eindelyk, het Precipitaat, dat men ’er van krygt door byvoeging van een vaft Loogzout, is wits daar ’t gene men op de zelf- de manier van Bytende Sublimaat alleen bekomt, | een kleur heeft van roode Moppen. De eerfte flap van den Heer Macquer is ge- VL Dreu weeft, In 438 AANMERKINGEN OMTRENT EEN NIEUWE MANIER weeft, zig door de Ondervinding te verzekeren van de veelheid Bytende Sublimaat , welke in zuiver Water fmelten kon. Hy bevondt, dat hetzelve, koud zynde , ongevaar een cwintipfte deel van zyn Gewigt daar van ontbond,en warm zynde wel veel meer, doch dat dit overtollige weer in Kryftallen op den bodem zakte, naar maate het Water koud wierdt. Een wel op- merkelyke omftandigheid în deezen is, dat de fi guur van deeze Kryftallen verfchilt , naar % gene de Kryftallizatie veroorzaakt heeft. Zo dezelve niet dan uit de verkoeling van het Vogt ontftaan is, hebben de Kryftallen altoos de gedaante van Naalden met fcherpe Punten, en gelyken haar Pooken; maar zo dezelve door uitwaafeming is te weeg gebragt, dan zyn de Kryftallen van on- regelmaatiger gedaante: men ziet ’er Teerlingag- tige en als fcheefhoekige Ruiten, doch doorgaans vertoonen zy Prisma’s met vier hoeken, die aan de enden regt afgefneeden zyn en zonder eenige Punt. De Heer Macquer fchryft deeze ver- fcheidenheden toe aan de grooter of kleinder vaardigheid, waar mede de Uitwaafeming ge fchiedt. Dergelyke Proefneemingen hebben hem ge- leerd , dat zuiver Water , koud zynde , byna een derde deel van zyn Gewigt Armoniak-Zout ontbond, en dat hetzelve, tot Kookens toe heet gemaakt zynde , daar van meer dan twee derde dee- ye óMm pr METAALEN TE ONTBINDEN: 439 deelen kan ontbinden; maar die-gedeelte Zouts, ontbonden zynde door behulp der Kooking, fchiet Kryftallen zo dra het Water verkoelt, en formeert een verwarde Klomp, waar in men geen Kryfiallen, van eene regelmaatig bepaalde figuur, kan onderfcheiden. Het Water, met een derde deel van zyn Ge- wigt Armoniak-Zout beladen, (zynde dit, ge- lyk wy gezegd hebben, alles wat hetzelve koud kan ontbinden;) heeft bovendien nog meer dan zynGewigt Bytende Sublimaat opgenomen : maar eene vry zonderlinge omftandigheid van deeze Operatie is, dat een gedeelte van dit ontbonden Zout tot Kryftallen wierd, zonder dat ’er eeni- ge Uicwaafeming kon plaats hebben van, het Vogt, en zonder dat de gefteldheid der Lugt, in Warmte , veranderd ware. Dit Verfchynzel deedt den Heer Macquer verfteld (laan: doch, na het wel overwoogen te hebben, vermoedde hy, dat toen hy de Sublimaat en ’ Water, dat met Zout beladen was, ondereen mengde, het Vogt warm geworden ware, en door dit middel een overtollige veelheid Zouts had opgenomen, welke het vervolgens, koud wordende, weder vallen liet. De Ondervinding bewaarheidde zy- ne Giling en deedt hem zien, dat men „ om dec- ze onvolkomenheid te vermyden , de Baene Sublimaat in het Vogt werpen moet by genoecg- zaam kleine gedeelten, dat hetzelve geene ge- VL Deer. waar- 440 AANMERKINGEN OMTRENT EEN NIEUWE M Anier, waarwordelyke Warmte kan baaren , terwyl het zig ontbindt. * Zelfde, dat de Heer Macquer gedaan hadt met gemeen Water te gebruiken, heeft hy getragt te doen met Wyngeeft, welke, gelyk wy gezien hebben, insgelyks de bytende Subli- maat en het Armoniak-Zout ontbindt. Hy heeft dan in de eerfte plaats onderzogt, hoe veel die Geeft, koud zynde, opnam van dit laatfte Zout. Deeze Proefneeming was ook in ’ werk gefteld door den Heer HorrMAn, die bevonden hadt, dat het een zesde deel van deszelfs Gewigt wa- re. De Heer Macquenr hadt een geheel ver- fchillenden uitflag: hy heeft ?er nooit meer dan een twee-en-dertigfte deel in ontbinden kunnen. Hier over verwonderde hy zig , doch naar ‘de oorzaak zoekende, bevondt hy, dat, hoe meer de Geeft van Water gezuiverd ware, dezelve zo veel minder Armoniak-Zout ontbond. Waar- fchynlyk zal die, daar hy zig van bediende, veel zuiverder dan die van HorrMmAN zyn geweeft. De Wyngeeft alleen ontbindt, zonder Vuur, byna drie agtfte deelen van zyn Gewigt Bytende Sublimaat : tot Kookens toe heet gemaakt byna een gelyke veelheid als zyn Gewigt: maar dit overtollige Kryftallizeert als men het Vogt koud worden laat. De zelfde Geeft , met het twee-en-dertigfte deel van zyn Gewigt Armoniak-Zout beladen, (zyn- \ ÒM DE MErAALEN TE ONTBINDEN. 4át Czynde zo veel als hy ’er van ontbinden kan,) heeft, zonder Vuur, byna drie vierde deelen van zyn Gewigt Sublimaat opgenomen: maar dee- ze Solutie bragt de zelfde uitwerkingen niet voort als de Merkursaale Tinktuur van den Heer pr LA GARAYE: zy maakte het Koper niet wit, en de Precipitaat, die men ’er door middel van een vaft Loogzout uit kreeg, was niet wit van kleur. De Heer Macqver verbeeldde zig, dat dit verfchil daar uit kon voortgekomen zyn, dat zyn mengzel geen genoegzaame veelheid Armoniak- Zout inhield; maar, wat Raad dan , om ’er meer van in de Wyngeeft te doen fimelten? Eindelyk kwam hem in ’ hoofd, dat hy, eerft den Geeft met Sublimaat belaadende , miffchien zo ver zou komen , van denzelven een grootere veelheid Armoniak-Zout te doen opneemen. Hy was in zyn denkbeeld niet bedroogen: de Solutie wierdt _teenemaal met de gedagte Merkuriaale Tiaktuur overeenkomftig en hieldt het uit in alle de Proe- ven , welken men met deeze laatfte gedaan hadt; dae het Koper wit; geevende , door mid- del van vaft Loogzout , een witte Precipitaat, en leverende, eindelyk , by de Deftillatie en Subli- . matie, die zelfde Verfchynzelen uit, waar van hier voor gefproken is. Uit al het gene wy gezegd hebben volgt, dat ‚de vermenging van Armoniak-Zout en Kwikzil- ver een Zoitige Kompofiti #e voortbrengt, welke VI Deez. het Aan À ANMERKINGEN OMTRENT EEN NIEUWE MANIE het Zuur van Zee-Zout en de Kwik met elkander vereenigd bevat, en dat de Bytende Sublinraat die gene der bekende Mrrkuriaale Preparatiën is, met welke dit nieuwe Zout de meefte over- eenkomft heeft: dat, op welk een wyze ook dit nieuwe Zout kan ontbonden zyn, hetzelve zig famengevoegd en ten naauwfte vereenigd bevindt met eene vry groote veelheid Ármoniak-Zout, welks famenftellende deeltjes niet vaneen gefchei- den zyn; dat zig met hetzelve in Water en Bran- dewyn laat Ímelten, en dat men ’er geenzins door Sublimatie, noch door Kryftallizatie kan afzonderen: dat deeze famenvoeging.zelve van het nieuwe Zout, of van de Bytende Sublimaat, met Armoniak-Zout, niet eene bloote vermenging is, aangezien men dezelven niet van elkander fcheiden kan, em dat dezelve bovendien een wel merkwaardig Verfchynzel voortbrengt, daar in beftaande, dat, wanneer een van beiden in Wa- ter of in Wyngecft is gefmolten , hetzelve aan deeze Vogten de eigenfchap meedeelt, om een merkelyk grooter veelheid van het andere te ont- binden, dan zy bevoorens daar van ontbinden konden; waar uit volgt, dat in de Operatie van den Heer pr LA GarAyede Kwik, om zo te fpreeken , tweemaal ontbonden is; eerft door het Zuur van Zee-Zout uit dat gedeelte van t Àr- moniak-Zout „ welks famenftellende deeltjes van- een gefcheiden zyn, en dat daar mede een Zou- He 6 Es OM DE METAALEN TE ONTEINDEN, _ 443 tyge Kompofitie mäakt , welke wederom ontbon- den wordt door het niet vaneen gefcheiden Ar- moniak-Zout, ’ welk zig daar mede famenvoegt: De gelykheid; welke wy hebben doen opmer- ken tuffchen het nieuwe Merkuriaale Zout en de Bytende Sublimaat, zou dienaangaande miffchien eenig wantrouwen kunnen baaren ;. maar hetzel- ve zou ongegrond zyn. Het gelykt ’er, ten op= zigt van de bytende hoedanigheid , in geenen deele naat, en de Heer Macqver heeft alle noodige Proeven in ’t werk gefteld om zig daar yan te verzekeren: zy hebben hem zo ver ge- bragt, van te bepaalen , waar in de bytende hoedanigheid beftaat van de Preparatiën , daar „de Kwik met Zee-Zout is ingelyfd: een Vraag- ftuk van niet minder belang voor de Geneeskunde „dan voor de Scheikunde, maar welks oplofling te uitgebreid zou zyn geweeft om plaats te hebben in dit Vertoog; weshalve hy dezelve voor. een andere Verhandeling bewaart. ed Ä VI. Dern FE BE- WBEDENKING EN vadis OMTRENT DE VERANDERING VAN DE (ane dl MISW YZING van ’r KOMPAS, SEN DERZELVER GESTELDHEID OVER DEN GEHEELEN AARDKLÓOT. © 4 (La ConnoifJance des Temps, pour V’Anniée Ted) ‘Sesttoetsnrbnoenosensens E Heer Harren: gaf, in de en: Eeuw , eene Theorie der Miswyzingen van de Kompasnaald- uit, onderfcheidende vier -Magneetifche Poolen in *t binnenfte van: den-Aard- sklooty twee vafte en: twee beweeglyke: „om-de verandering te verklaaren , die men door -den tyd ‘op eene zelfde. plaats befpeurt. De onmooglykheid , om eene naauwkeurige Uitrekening toe te paflen op eene zo ingewikkel- de Onderftelling, hadt iedereen weerhouden in dit gedeelte van de Natuurkunde weder aan te roeren; doch de Heer ArBerT Eurer, Zoon van den vermaarden Meetkonftenaar deezes naams, die door een gelukkigen Geeft-in zyne vroege Jongheid reeds tot deeze verhevene Befpiegelin- gen fchynt gefchikt te zyn, heeft deeze Stoffe grondig verhandeld in de Hiftorie der Akademie van. Berlyn voor % Jaar 11575, alwaar hy: heeft e doen Over-oe Miewrzivenn van ’r Komeds” 445 doen ziens dat twee Magneetifche Poolen s op de Oppervlakte des. Aardkloots- geplaatf zynde, genoeg zyn om reden te geëven. van denwon- derlyken loop der Lynen van gelyke Miswyzing op de Kaart van den Heer Harrer. … De Heer Eurer maakt een aanvang met het Geval te onderzoeken , wanneer de twee Ma- gneetifche, Poolen i inde middellyn tegenover elkan- der fiaan: vervolgens plaatft hy dezelven in twee Meridiaanen, regt tegen elkander.overs doch op ongelyke afftanden van ’s Aardkloots-Poolen: ten ‘derden in een zelfde Meridiaan: ten laatften ein- digt hy, metze te befchouwen in twee byzon- „dere Meridiaanen , niet tegen elkander over. Deeze vier Gevallen kunnen altemaal te pas ko- men , om dat, (wanneer ’er niet meer dan twee Mapneeufthe Poolen zyn, en-deeze Poolen van _plaats veranderen) het gebeuren kan, dat zy, teeniger tyd, door alle de gemelde Standplaatfen _paffeeren. __— Aangezien de Magneetnaald altoos leggen moet in de ‘Vlakte, welke door de plaats der Waar 7 bearing ende twee Magneetifche Poolen gaat s _z0 bepaalt zig het Voorftel tot het vinden-van den in: tje dien deeze Vlakte maakt met de Vlakte __ «van de Meridiaan. De Heer Eurer bevindt, __na verfcheide, Gevallen onderzogt te hebben, dat ___men de Magneetifche gefteldheid van den Aard- kloot; zo als die vertoond wordt op de Kaart, K elke de. Heeren MounrrTaAine en Mapsos Ee VL Deez. Ff 2 in 446 BEDENKINGEN OMTRENT DE VERANDERING in *t Jaar 1744 hebben uitgegeven, inzonderheid wat Europa en Noord-Amerika betreft, taame- yk uitdrukt, indien men de volgende Grondbe- ginzelen vaft felt. De Affiand tuffchen den Noordpool en den …— Magneetifchen, r4 Graaden 53 Minuuten. wij Afftand tuffchen den Zuidpool en den an- „deren Mhagneetifchen Pool , 29 Graaden 23 Minuùten. … Den Hoek , die aan de Noordpool gemaakt wordt door de twee Meridiaanen, welken door de twee Magneetifche Poolen gaan, 53 Graaden 18 Minuuten. De Lengte van de Meridiaan, die over den Noorder Magneetifchen Pool gaat, 260 Graaden. Maar, dewyl de Waarneemingen , die men ‚heeft, ten grootften deele zeer ruuw zyn, is het onmooglyk dezelven altemaal met zekere naauw- keurigheid te vertoonen, en de groote Miswy- zingen, die in de Ooftindifehe Wateren waar- genomen zyn , fchynen te vereifchen, zegt de Heer Eurer, dat men de drie eerfte Veelheden maake van 14, 35 en 63 Graaden: nogthans is de overeenftemming in ’ algemeen taamelyk vol- doende, om deeze nieuwe Theorie van den Heer Euver omtrent dit gedeelte der Zeevaart als een Ontdekking van veel belang aan te merken. De Pi VAN DE Miswyzing VAN ’r Komeas. 447 _ De Magneetifche Kaart van den Heer Har- LEY is genoegzaam vermaard geweeft, om het nuttig te doen zyn de fouten te verbeteren die daar in voorkomen, Derhalve zullen/ wy met den Heer Eurer aanmerken, dat ’er klaarblyke- lyk op deeze Kaart al te weinig afftand is tuffchen de Lynen zonder Miswyzing , waar van de eene den Evenaar 17 Graaden beweften Londen fnydt de andere 119 Graaden ten Ooften, * welk een afftand maakt van maar 136 Graaden, daar dezel- ve noodzaakelyk grooter dan 180, ja zelfs dan 2oo Graaden moet zyn, in zo verre men den Ma- gneetifchen Pool en den Pool des Aardkloots ten Zuiden verder van elkander ftelt dan die ten Noorden, gelyk de andere Verfchynzelen dit vereifchen. Dat meer is, op de Kuften , door Diemen ontdekt, was de Miswyzing o in ’t Jaar 1642, en de Heer Harvey onderftelt de- zelve daar ook o in ’t Jaar 1700; terwyl nogthans, volgens de verandering die men te Parys heeft waargenomen, de Lyn zonder Miswyzing 6o Graa- den Ooftwaards zou moeten gevorderd zyn, ’t geen beter met de Rekening overeenftemt en be- wyf, dat de afftand van deeze twee Snydingen in * Jaar 1700 weezentlyk grooter ware, dan de Heer Harrevr die gefteld heeft, Uit hoofde van de zelfde Theorie is het, dat de Heer Eure gift, dat ’er orbrekhkdan moeten zyn in de Kaart van de Miswyzingen , welke door de Heeren MounrAine en Dop- _ VI Deer, WE je dh SON 4 HiB Over De MisWrdine vAn *% Kostas. sbs Leden R Koninglyke Societeie van Lon- den , op’ Jaär 1744 is uitgegeven. Dezelve det de Lyn zonder Miswyzing z0 wonderlyk loo- pen door de Ooftindiën, dat zulks met geene Theorie beftaan kan. Het fchynt dat die Uitgee- vêrs daar in te gelyk oude en hedendaagfche Waar- “heemingen hebben willen Ee maar deeze Waarneemingen zyn ’er nog niet in genoegzaa- me menigte, om een zo ongewoone bogtigheid vaft te ftellen, alfchoon dedeitk plaats had. Bo. vendien fchynt de Koers, welken zy aan deeze Lyn zonder Miswyzing geeven, naar de zyde van Japan, niet toegeftaan te kunnen worden: want het is, uit Waarneemingen in Siberie gedaan, bekend , dat deeze Lyn aldaar paffeert; waar uit volgt dat zy van de Linie tot aan China zou moeten voortgetrokken zyn,en verder door Tar- tarie. Bygevolg blykt het, dat de Iiynen, die in het Noordelyk deel der groote Zuidzee zyn befchreeven, wel eenig nader. onderzoek zouden kúnnen vereifchen. Gemelde Engelfche Heeren, uit het vergelyken der Journaalen van verfcheide Zee-Kapirei: as en Schippers een menigte Waarneemingen verza- meld hebbende, maakten daar uit een Tafel ops waar van voorheên gefproken is (*); waar uit men het dienftig geoordeeld heeft de Miswyzingen op % Jaar 1756, thans, ten dienfte van de Zeevaart in 4: PE emeens voor te dragen, w Ne ME: (&) Zie 't IV. Drek. bladz. 488. — hd « DER TK FT E u _MISWYZINGE van ’r KOMPAS: in de meet bedaren Zeelen” waargenomin „Onder de. Linie. | Op s Gr. N.Br. Op To Gr. N. Br, @Q opn: War @ of1si NW. ez Ors |to,NW..t 3 ee shiji 513 TT VON zo! 81 8 roan —t1 T: 10, enn! til Sas) Sid Bish Ort BIS A tif 3 Hi E20} Gif #2 Tie BEI SIS A tE B asl antifS25| Ai tij 240 1 NO. va 7 2,30 Oi A5 2,30 „A erme?O 245 ita 8 35f 1: NO,vo f 335 OF,NO,,vof E5Of Apt DO F4 st volp40} 2e, vol E55 Sin Ì) S 45} Stil 345) A tif LOO) bin. 8 se) Carre tel BPOS Sir tor Toer de5 Baudrterder dt | B0S4.65, til _solroiNW. af ern er 855 Balk Ees 6 | 8 60 6 ali _ S116NW, #4 [E65 aart @ rofrzi— ti @ s| 16; NW. tz 5 ip Eme * 4Ojl6i— ti 10 liste vo 75) 1 NO. rz: Bas|itirarij basis dij 880 Oo 44 B SO li 42 | dg SO| HI mali det Ino dl @5s| 8;—a2il 555 8 aid 190) Oi 12 Sg óof 6 —43 | vof Oa 95 2ANes: art 8 65l Ai——42 8.65 dial TE ips > zo| i—i ATO UI Op 15 GE. N. Br. Br. B 75 Io 4 875 tn hant te Bol oENO. t 4 ed ONO. à à 2e} NW. tz 9 8sf rit | 885 | tj 25, Oi tIÀ B. go| 1 —t2if Ago) Olt Ik 430) Mi tj B osj-o:NW‚arij 2 95 oiNW.erd 35) Jit zool 5 pad 4 SL Ol È _ N —_ Les 45 I NO..4 5 El ie E | nm AÌ Gs „… ® ie (f ti VERE ponen Geher GANSE ER Ort top wm} Jot ä VI. Dre. Ff 4 T Ae in't Jaar 1756. „4 B)M PIN B ir A de on DER MISWYZINGE van ’T KOMPAS, in de meeft bevaren Zee-en waargenomen in ’t Jaar 1756. Op 15 Gr. N. Br. Op 20 Gr. N. hee Op 30 Gr N. Br, _—__— nemen So 2: NO. 8: D6o end Be k mn 865 6 NW.ar: ant gas) 4 NW.er Zes 58 Zeis zo| 2} ari] En 3 —- VO 5 seek lk Bells Bgal r NO. rij 860) 1 — pi 1 r àjO | zos UE bol st 4jOP as Gr. N: Br. | S rop ef mann TE de 20 ld) 0 — t ee HP al En 5 tal ee : en 6 — arl 835 d $ Op 35 Gr. N. Br. 93 si PEA @ 40 B tr ï mT nerd Eel iN Ni gol o af Äsof 1 — «2 ao ker 83 ey af ass o — tt: aid bee ie: Ee) 5 o7 NO. tr ® 6 1 4 ms 25 Ia! — 13 fo) re ds De NO. a 2 sofie an en hd ) k 4 bd ri z os| oNW.axi| 870) ai at gil en 0 tet Kl mate LR bern p 20 Gr. N.Br.l Sgol 3 — ok 25 ier eZ @zofro NW. + 3 E60 te geet iej ES B, 6 NW. ar: óo e Der Egolf ss 45 855 K arl 26s| 6 gunst Sel S= Ed ir 57e) er SAS En Op 30 Gr. N. Br. 2 Éa an 350} ONO. aaah zojriNW. eng tad 36o| B a ersfii— ta C ‚6 Ei ai 0 20 12 tj es! of is, NW. er} e65l 4 —— at 3tfarsli4t — t1} © & “25 IO; t ï tT 270 5 —- VO =D 5, „2: — se Bass — vo | 235 9 t3if Gesja3t — zal B 80 6 7e ad) Zien Ke 5 ij nd se: : KE: sie ae be aam de ä ss hrs —_ EI T Ke WEE A DEB __MISWYZINGE van ’r KOMPAS; (in de meeft dl bevaren Zee-en waargenomen in ’t Jaar 1756. Op 40 Gr. N. Br.f Op 5 Gr.Z.Br. {Op ro Gr. Z. Br. mene d men jn nn n In 40fio — t1|F ofisNW.erif S of za; NW.ert CD QE tT ER 5 18, ot El 3 5 12 ta @Bso| 9 — EI 2 Iafios—= EI| IOfIo — t2 Esslio — sj ast 8 erf 8 r5f 7} — t2 S6olir — siif tr eof 6 — 62 [-20l 4 E1À Pósfia — sf S es 3 — tIjS ast 2 — erk zofi2h — tj & 30 O — Ê & sof 1.NO. DE: mf? 35 NO. vof 35f 3 a Op 45 Gr. N. Br. | @sliNW.er jeio 165 — ij sj16 NW,ér s[rsiNW.tg Is|16 — EI @IONI7 — bij 1Of16p — 44 Oa2olr6 — tIE|- 4O|IJ — GÌ IS|17 — 8 £ Dasli6 —-s2 [5 asf16 — arl @goligf — e£ Bgolisj — t2 | SQ|I2E — 2 45118 — a 5 B3sfisi — t2}a SS) NH — ao SO|I4E — a2f G4O|IS — Ê2 zg 60 6: — 43:fda 55 IOj — 44 E45 | 15 — #23 8 OS 4i — a2ij 5 Gol 7 — a4 850,16 — telef 3 —anIS6st 5 — 43 Assli7 — 18 gs) 1 — al 8 zol 3:— az 56018: — t2f er 8of o — a iS zs 2 — GI lS 85[ 0} NO.trif 5 gof 1 — a? Op so Gr. N. Br.j &9of of — #2 |E 85f ol — ark en —_—| ? 95| OoENW.ar: 2 90 % — ark ee S|19;NW.e2if 300! zi —arnf8os| 1 — ar? ZIO/19: — #2} rijen Bei a? zIsj2o — ed | Ios) U a} B20|20 — t3 no Kr 4E Paslar — el | YI. Dezer. Ff 5 TA NPA KE DER MISWYZINGE IVAN 2P in de meeft bevaren Zee-en- waargenomen in ’t Jaar 1756. Op 15 Gr. zina De eo Gr. Z. Bt. pi, of taNWee ies of 13: NW.t2; | 2 s[I2 TESS rit S rof os— te |e@ ro) pike 12: ist 7 — tl rsf si — 12 5 20 4 — taif 2of-3 — 12 Fost 1 — tEj5 25 0 r t2 8 30/ aNO-ar |Z 301 2E NOsar} 8 35f 4 LIS | 5 — af 40} Ot GEN del Elm AES aaf slisNW.e rj „iofi6:- tij Zof16: — tE = gof2o — VO Isf17 — tE 1 45 Ig: a £ 35 2e ON IE E Sofiói-= 4 4022 _— sijb Ss ss|i2s 43 pe Asja — A5 „6of 9 — 43|d 5018, — AI 2 6sf 6 — af ® S5f15 —a2 9, 70 A 43, 5 bolir — a 3 © 758 Jie GK 8 65 3 — ad a so Zi GI & zo) 6 —a4 B gst ai a iS 75) 4 — 43 E. sel gi B 5 5 80 a 5 95 2 HA ENE A5 Na Proof zi a ij8 90) & — il zos| 3 a if 95) & — a Ä : Iool 4 — 4 & | oosl #— «il en en “uopuoT uogooag de *r KOMPAS, Op les Gr. Z. Br; [I4ENW.t2 16 tE slijt 1 et a Emm ES 6s | II 03 zo| 9—a3t 7s| 8 ——43i go 7i==—aï golf 7 a; Sf Gat T A N . … reen # … - ER DUET Ik ver ropgaogp na ' < _D hj R } y ’ ok Ee v de MISWYZINGE van ’r KOMPAS, in de, mes bevaren Zee-en vmaargenonen 6 7 in pe HA: 1756. op nen Gr: z ed nr E 5 gfomaarad ivf wi zet 135 - et 4 Brol 6 [prof tif SIS, 3 ai Inte t-z0/ or = E20 iiNO,42” Sas 2 NO. a2 825 B az |-S25 oh — GE ago| 4} ——42 8.30 si —ar| 3ol Gat @D 535 7 — 4 235) 8: zl äî taslle disch ol _— 5 _ „5f 12 NW: tad ddie: 13; NW. 12 s[13 NW.22 | io 4 tl ro ist dt tE 1O 15% -— rit Pastinaak @isli8 —t2 | al5fl7i — t2,| 20120 il = 30 235 — 1 maor I} — tsj 252 ——t HK E35 [aai — t 14 | 925 2: — mij 3of ast —t 340 ast Ì ï 330 24t — tl e3sl27 545 [245 — aà 835 26 — tr| 240 285 ——i i g50f 23; Tal 2401263 tE 245}27% ar 855 ar ali} @ 45 26: a | Sso}26 —-42i 2,60 18 ——a2 | © 50 243 ar Eos 15 al sas 9 of 13, —=g2if 2 6ofer, — aljf A65 steu 875 Ir: —=a2i 965 £.80 To elk Ie a7of 585[10; — a IAR: | ‘ „oslo — tif Bai — tE „95, ilt bi VL Dezer. B Y- 454 BEDENKINGEN OMTRENT DE VERANDERING BYVOEGZEL In het gemelde Werk, Ja ConnosfJance des Temps, (of, gelyk men ’t nu noemt, Ja Connoss- Jance des Mouvemens Celefles) pour PAnnée 1762, wordt vervolgens gefproken van eenige aanmer- kelyke Byzonderheden, die onder deeze Waar- neemingen voorgekomen zyn, en van die zeld- zaame Verfchynzelen in de Indifche Zee , ten opzigt van de verandering der Miswyzing, waar van ik te vooren reeds melding heb gemaakt (*); zo dat ik alleen hier nog fpreeken zal van het ge- bruik van deezen Tafel , als ook van de verande- ring der Miswyzing, die te Parys is waargeno- men, en eindelyk daar by voegen de Miswyzing van ’t Kompas in de Noorder Oceaan, gelyk ons die van de gedagte Engelfche Heeren opgege- ven wordt. Gebruik van deozen Tafel der Miswyzingen. ; Dewy! uit hunne Tafel der Miswyzingen ook de Verandering blykbaar is, welke dezelven in verfcheide Perioden, doch in * byzonder in de laatfte (*) Zie het IV. Daru deezer Uitgezogte. Vorhandelin- gen, bladz. 489. VAN DE Miswyamne VAN %r Kompas. 455 laatfte ra Jaaren, van 1744 tot 1756, ondergaan hebben, zo oordeelde ik het nuttig, ja noodig, die Verandering daar nevens aan te wyzen: want dezelve is fomtyds groot , fomtyds klein, ja niets geweeft : weshalve niemand eenige ge- bruik kon hebben van deezen Tafel, daar reeds zo veel Jaaren na * laatftgemelde zyn verloopen, indien hy geen kennis had aan die Verandering. Ik heb, derhalve, met de Getallen, die agter de Letters # ftaan, aangeweezen, hoe veel Graa- den, of gedeelten Graads, de Miswyzing op die Plaatfen in ra Jaaren 4s toegenomen of toeneemt; en met de Letters a, hoeveel dezelve in dien tyd ss afgenomen of afmems; terwyl vo aanduidt dat de Verandering in die Jaaren o of ssets ge- weeft is. Zo dat men, door dit middel, thans gemakkelyk de Miswyzing op ’t aanftaande Jaar 1762, of eenig ander, naar believen, kan vin- ‚den, en dus eenige Jaaren gebruik hebben van deezen Tafel. By voorbeeld, om te weeten hoe veel op 49 Graaden Nidi Breedte, 20 Graaden be- weften Londen, de Miswyzing in % Jaar 1762 zy, moet men by 144 Gr. Noordweftering , welke ___de Tafel aanwyft, de helft doen van 2, dat is 13 en dus krygt men 15} Graad voor de ge- zogte Miswyzing. Op 2o Graaden N. Breed- te, 6o Graaden beooften Londen, daar de Mis- wyzing 6 Gr. Noordweftering ftaat aangetekend, VL Deen. wordt 486 BEDENKINGEN OMTRENT DE VERANDERING wordt dezelve door de helft van 143 datis #3 daar af te neemen, in 54 Graad verandert, En op 5 Graaden Z. Breedte, 85 Graaden beöoften Londen; alwaar dezelve 4} Graad Noordooftering was, wordt zy, door byvoeging van de helft van 14, dat is £ Graad, 1 # Graad of 1 Graad got Minuut Noordooftering. Maar op 15 Gr, N. Breedte, 75 Gr. beooften Londen , daar de Miswyzing in % Jaar 1756. was & Graad Noord- weftering, wordt zy door afneeming van de helft van 154 dat is 4 Graad, in o veranderd 4 zullende na °% Jaar 1762 aldaar Noordooftering zyn volgens het voorgaande Beloop „ enz. Op de tuffchen-in-vallende Graaden wan Lengte en Breedte kan de Miswyzing door middeling wor- den bepaald. Men ziet, derhalve, dat deeze Tafel dus van nuttigheid kan zyn in de Zeevaart: aan den eenen kant, dewyl men, op Zee, van de Leng- te en Breedte der plaats daar men zig bevindt, taamelyk verzekerd zynde „ deeze Miswyzing tot rigting van den Koers, dien men Zeilen wil, gebruiken kan: ten anderen, dewyl men de Breedte weetende, en van,de Lengte onze- ker, dikwils, door middel van deezen Tafel, ee- nig meerder zekerheid kan bekomen ; en, wan- neer men Liefhebbery in zulke Zaaken heeft; kan men zes, -door nieuwe Waarneemingen. te doen „ten “nutte van de Zeevaart, nog meer sbo hit 0 EK 2 ner van. pe Miswyzine vAN*T Konras. “447 en-meer volmaaken; waar toe de Menfchlie- vendheid alle Stuurlieden en Schippers , of an- dere Scheepshoofden ‚ moet aanfpooren. bel zahrnalf al Lag 5 ®., zoer dk id Misuyzing ge Parys. HE, 15 February des Jaars 1759 week een Magneetnaald van 4 Duim lang, op het Koning- lyk Obfervatorium; 18 Gr. zo Min, van ’t Noor- den naar 2% Weften. Den 22 April 1760 hadt die zelfde Naald eene Miswyzing van 18 Gr. 20 Mice. Men mag wel gelooven, dat dit verfchil op een Cirkel, wiens middellyn maar 4 Duimen is, zo reu niet heeft ‚kunnen wadrgenomen worden, dat ?er geen Minuut aan - felt : nogthans is % aanmerkelyk , dat, in den Jaaré 1610, de Miswyzing aldaar 8 Graaden Ae detinn was; zo dat dezelve, op die plaats, in 150 Jaaren an 26.Gr. 20 Min. is veranderd ; % welk ruim 107 Minuut is in een Jaar. Sedert den Jaare 1740 is zy, met eene zelfde Naald, 3 Graaden toegenomen; % welk in een Jaar tyds g Minuuten maakt, / B Ad A ee „NL. Deen. | Mess 455 Des Miswvzine van ’r Kompas, Meswyzingen an de Noorder Oceaan , op % Sjear 1757 Gr'Lengt. Graaden Nootder Breedte. beweften Londen. 56 (57158 {59 (6o [61 (62 Pp ren an peean anas, men EEL 8 [18 [19 |19 0 |E ojee 27 |Z 24 |24|25 |25 eli 45 |&|29f29|30|31 LSSONE pele | Of RE 65 39 | 40 \4r HH. WAAR- WAARNEEMINGEN omtrent de Loersorsrerduaid te AMsTELDAMj in Jb 1761 Barometer. Therm.p Winds Streek. Weder: De, |°s morg. °smidd, ’sav.|mo. mi.av.f'smorg. °s midd. *sav.} Gefteldheid., 130.09 30. 0, 30.0 169 2— o |29.11i|29. 1166 End fn hemd 72163 W{ WtW |Held. betr. 7363|_N INW INW — _3|29. 1o|— lo > H3j66 Zo\s7[NW INW | _N _|— regen. 4/30. 05[30. 1 [30 E 5963 56\Nt. WINt.W Nt W Wind, buij. 5 2 |— rij 0 „J29,6360 NW [WtzZ| ZW (Held. ’wolke 6l29.11!|29. 13{29-105/61 65,61 Det: 2 Z |Betr.helder. T—- rol— 1o— 9: 6369/56 Z [ZW | ZW |— zw.regen. „8— 19/30. 0, o. 05/59, 6156/N W.| W W_\Buijig. „9/30. oi — oil— |62,64'63| W | W_| W.|Betr. helder. 6s|zoló2| W.| W | NW (Helder. ed ie A A O | O O_- : 70,73/6aj Z |. W [ZW \Dond. reg. 1311 |= ij IE 62,65 63} Wt.Z WN WeN Betr. wolk. 62\62| ZW | ZW | ZW \Buijig. - 64 62iss|_N | W.f W_|Wolk. held, 16/30. 1 3 — RE s2l66 64 WeNIWet N WeN Helder. 17 ilag.9 |66'6ol6al WEN) W- | ZW j— wind. 18 29.9 |— 9 — |62l64l6ol W _|[Wt.N Wt N|Buijig. 19|— 9Ìj— 1O|— 10,59/62/60 NW | NW NW 2ol—1oil— 18l30.0 |60!61/6ol NW [NW NW 21|30.0 |30.05/29-117 62/68)61 W { W. _—_ 22/29. 1129. mj 1 65{68|s8|W t.Z|Wt. Z Wes 23 — 115j30.0 |— 105 62168)64|WtN) W | ZW 24|—101|29. 11/30. 0 65'67165/WtN|.N W \N W |Helder. 25 30.0 |—- |29.10367|7 1/62 Z Zw | Zw Buijig. 6129113130. of\30. 2 ‘6: 6315g|WEN| NW [NW 730. 1ij— I= 1 (64/69/63 wliw{w : 8 1 |— 1 2911? 64 z7l6al W |W |W [Helder. 929. 1of29-1ojf—10Ì71 73{64| ZO | ZW | ZW — wind, reg; ûl 1130. 1530.2 159,64 61{ ZW INW {NW |Reg: wind. BEG. ril des 162164!54 zZz Izw! w Helder, reg; —_—_—_ 4 Hoogte Barometer d. 30, 2 __Laagfte Barometer d. 29. 8 u} Middelb. d, 29. 11% Hoogfte Thermometer gr. 27Â _ Laagfte Thermometer gre 5 dd Middelb. gr. 65 WI Dew WAAR: WAARNEEMINGEN omtrent de N LUGTSGESTELDHEID te AMSTELDAM, in Auguflus 1761. Therm.) Winds Streek. { ‘Weder. mo, mi. av |°smorg. °s midd. ’sav. | Gefteldheid. | Barometer. Da's morg. °s midd. ’sav. k A 58 NW Wt NNW (Buijig. de 9 et g'l—ro [71/67/63 Held. weerl N ZW N Zo NW w Zo 9— 10 |— 11 | [64174165 ZO | ZW | ZW Reg. helde ioj— ni |—= |30.0 |68 74165) ZW | ZW INW (Held. wolk, 11/30. 1ij39-2, — 27164 69/62 NW INW INW |= —— I2— 2: É il6siz2l6s WIW |W 13 — 0 29.9 [65 75,70 ZO | O | ZO == 14,29. 8E — 8 |— 82168 7866/Zt. O| Z Z Regen. IS5)— 9il—10:{30. 0 |66 71165) ZW | ZW | W Helder. 1630,9 |30.0 |—= [66 75167) Z Z Z I= 17/29 —— |— 1 {70 7164|NW | NW [NW |—= betr. 18/30 65,72 68INW | W | W |—- wolk. I9—= Zij 4 |= 4 79,74164 W [NW INW [Betr. helde, 20 — 4 | |——= 16771163) NO © NO | NO Helder, betr 2I— Jr 3 [6472/62 Z | NO | NO Betr, helder, gl 2 | I 163 72164l Z | ZW {ZW (Helder. 23— 0 |— oïl 1677167 ZW | NWINW |—— betr. 24l— ol|— o!|— o [67170166 NO |_N INW Betr. helder, 25}— o [29.11:/29 101167 75!'64| O Z Z |\Held. wolk, 26/29. Io) —— [30.0 [66 70/62 ZW | W | W (Reg. helder, 2730. 1 (30. Iil— 2 66,69, 6ol ZWI[ W | W_|Betr.-helders 28— 2il— 2 |29.11! 6474166 Z Oo W |Held. reger W | W |Helder. 30/30.0 |29-10,/29. 10668265 | / gig. 10'— KI — II; 67/7064) ZW | ZW | ZW |Held. betr. Hoog{te Barometer d. 30. | Laaglte Barometer d. 29. 85 b middelb. d, 30.0 Hoogte Thermometer gr. 8 Ì ' _Laagfte Thermometer gr. sbr Middelb. gr. 718 WAAR 29/29. II— O |3O0.0 ile W WAR NEEM, LNG EN omtrent de LuerseestELDHEID te AMSTELDAMs in «September 1761. Baremeter. Therm. Winds Streek. Weder,. “[°smorg. >smidd, *sav. [me. mi.av.['s'morg. °s midd. *sav.| Gefteldheide ad 30.0! Pe 6468157} ZW A W > ed Hs ZW ij W Zl I6ol54/ NW |_NW INW |— helder, I= Óij= 6i— 636063 sof ZO | ZO | ZO —_— |= 7529. 158,65158| ZW ZW W je. 19 8 |— 8 |— 8 |57159/58| Z IZZ 2op— BI 9 |— 91154158153| NW NW | NW | „helder, Qi 8 |= 7 HI55iÓ5js7| Z :|,ZO | ZO Betr. — MA O9 Oi; „1586458 ZW. ZW| ZW |—— regen 23}—rrij30.0 |30. 03/58:65/58| NW | ZW | ZW Helder. 24l3o.1 |— Ii 1364170/64| ZW | W | Wi MASI Ie —— [63/69 62 O 5 O0 ©) : 26 | | 616662) O | O JO in AI 22 | 24606458} O JO LO Ir 28|— 2ij— 2 23156163 58|-O JO JO |___—= —= gij | |SAÓIS4) O FO JO Jm — 3 B 2 IsHS8Sz Ol O SO le _Hoogfte Barometer d. 20, 3 No Laagfte Barometer d, 29. 6; fo Mi ddelb, d. 28, 10% ‚… Hoogfle Thermometer gr. 7 10\ mid ddelb, gr. 65 … Laagfte Thermometer gr. sij ij vr Drer. Ge 2 __ WAAR WAARNEEMINGEN omtrent de ZT Brurkent En Ni Tè AMSTELD AM, In de Maanden Fuly, Auguflus en Spteniber, des Jaars 1761. E Nazomer is niet minder veranderlyk ge- weeft dan de Voorzomer , uitgenomen ten opzigt van de Hittes die geduurende deeze drie Maanden met groote eenpaarigheid heeft ftand ge- houden, tot in % laatft van September. Dit warme _Saizoen, egter, heeft tot nog toe geen ongewoone Ziekten veroorzaakt. De Afgaande Koortfên heb- ben aangehouden, met Pyn in * Hoofd en in de ® Lenden , zwaare Benaauwdheid, Walging, Braa- ken en Afgaan „ waar aan fommige Patienten ge-® ftorven zyn. Men heeft ook Kinderpokjes en Ma- zelen gehad. Sedert de Heer SrTorck, Doktor in het Stads Hofpitaal te Weenen, thans Hofraad en Lyf-Arts van haare Majefteic de Keizerin, Koningin van Hon garie en Bohemen, sin ’t voorleeden Jaar, door mid del van een Traktaatje , waar van wy te vooren den Inhoud kortelyk voordroegen (*#), de mie | (*) Zie het V, Deer der Uitgezogte Verhandelingen, bl. 35% TCW AARNEEMINGEN, 463 gemeenlyk Scheerling of Dolle Kervel genaamd, zot inwendig gebruik tegen de Kanker hadt aan- gepreezen., zyn dienaangaande hier te Amfter- dam, door de beroemdfte Geneesheeren en Chi- rurgyns, ook veele Proeven genomen; zonder dat egter, zoveel ons bekend is, iemand eenig kenbaar Gevolg tot Geneezing van de Kanker of Klierverhardingen en Knoeftgezwellen, daar van befpeuren kon. Men heeft zelfs, om verzekerd te zyn van het regte Middel, dat de Heer STorck voorfchreef, te gebruiken, ’% Extrakt der Cscu- ta van Weenen ontbooden, en doch beantwoord de de uitwerking, de verwagtinge niet. Ande- ren hebben, in verbeelding dat de gemeene Dol- le Kervel niet kragtig genoeg ware, de Bladeren van de Cicuta Aquatica gebezigd: doch ver de meeften is het al in den eerften opflag twyfelagtig voorgekomen , of de uitwerkingen, die de gemel- de Heer aan de Cicuta toefchryft, wel zo duide- lyk beweezen waren; ja men, heeft het tegen- deel opentlyk beweerd gezien, Thans komt de Heer Srörck voor den dag met een tweede Traktaatje over ’tzelfde Onderwerp; waar in hy zig beklaagt, dat de Weener Apo- thekers, by gelegenheid dat eenige honderd Pon- den Extrakt in andere Landen ontbooden werden, niet genoeg daar van in Voorraad hebbende ge- maakt , hetzelve , buiten zyn weeten „ van % Af kookzel van droog Krusd tot verzending bereid hadden; als wanneer het Extrakt, zo zyn Ed. “VI, Daen ik To RE ze ER GEE EN De } id 404 WAARNEEMING EN: verzekert, veel minder kragtig is. Hy wil ook dat de Apothekers zig met het helder triaake van ’ uitgepeffte Sap niet veel bekommeren zul Ten, dewyl hy het dikke, byna Papagtige Ex- trakt verkieft. Ook meldt hy, dat de Cicura, die van zyn Ed. gemeend wordt, de gemeend; groote, gevlakse, flinkende Dofle Kerdéf zyn _ Vervolgens gaat de Heer SrTörcx over tot het befchryven van zeven en-dertig Gevallen, in wel- ken hy de uitwerking van ait Kruid , tot Genee- zing van zwaare Ongemakken, op miehtd meent te hebben ondervonden. Hy fchroomt thans niet hetzelve, als een Stooving of Pap, op een vers zwooren Kanker te leggen, noch zelfs er infpui- tingen mede te doen in Zweeren, die tot in de holligheid van de Borft doorgaan ; laatende de Pilletjes vän het Extrakt dikwils in groote veel- heid gebruiken, mids ?er rykelyk van ’t een of ander Aftrekzel op gedronken worde. „ Dus s (verhaalt hy) heb ik bykans ontelbaare Klier- s, Verhardingen, door de Cicuta alleen, gene- ss zen: van ligter Scarrhi, in de Borften, Oxe- ss len, Liefchen, en zelfs in de verborgene dee- s Ten des Lighaams , fmaak ik hier geen gewag. Zeer Zwadre Verhardingen in de Onderbuik, s> Vân verfcheiderley fbote; heb ik, door “dit s Middel alleen, byra altoos doen verlman,” In 9) langduurige Maäagpynen. heb ik zeer dikwils de ss Cicuta met goed Gevolg ingegeven: in % kort s ‚ bedaarde de Pyn, en alle pooging om te Braa- 5 ker: “OMTRENT DE-ZIEKTEN VJ A68 geken: de Menfchen geheel zwak en „uitge, teerd „wierden „ onder’ gebruik van dit.Kruid, sy fterk en vet. Verouderde Hoofdpynen zyn 35 ?er ook. dóor. weggenomen”, Niet.alleen de Tiat5 Schurft en andere Huidziekten ;en allerley vuile Zweeren ; : maar de ‘Veneriaale. Kwaalen zelfs; ja, ’t geen-opmerkelyk is, de allerz waarfte - Melancholie „ heeft hy doorgaans door-dic Middel gelukkig tot Geneezing gebragt : ‘hoewel zyn Ed: erkent „dat-hem Gevallen. voorgekomen zyn; in welken: de Czcuta, fchoon Jang; en ‚in groote veelheid gebruike: vele, van, geer. voordeelige merking was. ‚Na het befchrj vér van de dl gemelde Gevallen, gaat de Heer Srörcx over tot'de Berigten ‚die aan zyn Ed. van buitenslands, wegens de uitwer- kingen van dit Kruid, zyn toegezonden. Men vindt ?er een-van.den Heer BaaApers-Profeffor ze Freiburg „ die-verhaalt „ dat. hy „ binnen wei nige Weeken, een-open- verzwoorén, Kanker in % Borft van een Vrouwsperfoon „door-middel van de Cicuta, had genezen. De Heef. C AMBON: Raad en cerfte “Chirurgyn- van den, Hertog van Lotharingen, verhaalt het zelfde vaneen Zweer aan ’ Been en een Gezwel aan den Hals. An- deren fpreeken van andere Origemakken ; doch __onder deeze is zeer byzonder „’ gene de Heer VAN DER Beren, Doktor te Bru(Jel „meldt; dat hy niet alleen in de Podagra en. Teering ; maar tegen de beginnende. Staar in de beide Oogen van „VL Dser. Ge 4. een 466 WAARNEEMINGEN gen Boerin, gelukkig daarvan gebruik had ges maakt: Deeze heeft (zegt hy) tot zes, Drach > men van het Extrakt in % Etmaal gebruikt „mids „ daar op-veel drinkende yan ’t Aftrekzel van > Oogentrooft, met zoete Venkelzaad en Zoet- „ hout: zo dat door deeze Vrouw , van den 22 ss April tot aan den 3 November ks Jaars 1760, » agten- zeflig Oncen , Exzraë Gies ingeno= 9, men Zyn”. De. Heer -Srörcx leidt eindelyk uit zyne Waarneemingen eenige Gevolgen af : gelyk x: Dat dit Kruid geen Rottige Ontbinding veraars zaakt in het Bloed: 2. Dat het de Teering niet verwekt: 3. Dat het Gezigt ’er geenzins door verzwakt wordt: 4. Dat het Vermogen tot Voortteeling door hetzelve niet wordt weggena- men. Dit laatfte verdient een byzondere apmer= king, dewyl zyn Ed. verhaalt, verfcheide Man-_ nen, die het Extrakt der Cscuta lang en in groo=- * te veelheid hadden ingenomen ; over dit ftuk me- nigmaal zeer ernftig te hebben onderhouden, «die altemaal verklaarden , dat zy zig niet minder be- kwaam bevonden , en derzelver Vrouwen, die zyn Ed. ten dien opzigte op een Geneeskundige wyze de Biegt heeft afgenomen, betuigden. op haar Geweten, dat zy geen reden van eenig mis- noegen in deezen hadden. Jk was, zegt onze Schryver (pag. 284) 1 det Ariskel zeer Religieus. Ook heeft de Heer Srörcx op zig zelf de Proef hier van genomen, en bevonden, dat hy een regt- fchapen Man bleef, | ___Maar, OMTRENT DE ZIEKTEN. 4671 Maar, » geen alle verwondering overtreft „is het Voorbeeld , % welk hy ons van een Gryfaard . verhaalt van 66 Jaaren, die, wegens Lamheids de Cicuta nu reeds in de zesde Maand gebruikte, en wel in zulk een veelheid, dat hy ’er, negen Weeken lang „ dagelyks, anderhalf Drachme van ingenomen had. Deeze verhaalde hem, on- der andere goede uitwerkingen van dic Middel, zonder dat hy ’er hem naar vraagde: dat de Na- tüurdrift, reeds ®waalf Jaaren lang, in hem ge- heel was verdoofd geweeft „ maar dat zy thans; door het gebruik der Czcuta ‚ volkomen was opge- wakkerd ; werkende met gelyke kragt, als toen hy een Man van dertig Jaaren was. Wy mogen hier byvoegen, ’t geen zyn Ed, (pag. 181) aangaande de Vrugtbaarheid meldt, „welke door die Kruid aan de Vrouwelyke Sexe ; fchoon veele Jaaren onvrugtbaar geweelt zynde; gegeven wordt; weshalve hy vraagt; Qurd jam amabilis fiemineus Sexus ultra a Cicuta petit? Zo dat men thans niet zyn Ed. verdenken zal, of hy dit Kruid opgeeve als in alle Gevallen al leen genoeg en een Unsoerfeele , maar veeleer als een Miraculeufe Remedie zynde, die de kragten „der Natuur, door Ouderdom uitgeput, herftel- ten kan en brengen tot een Staat van Volkomen- heid: hier door het Leven niet alleen verlangen- de „ maar zelfs gelegenheid geevende tot uicbrei- ding van ’t Menfchelyk Geflagt ! De Heer Srörcx belluit met eenige Waar- VI, Deen. tid ee fchou- 468 WAARNEEMINGEN fchouwingen, waar in hy aanmerkt , dat de C;- euta wel inderdaad een Middel ís, % geen dingen doet, daar de allerkragugfte Middelen niet toe “in ftaat zjn; ‘maar dat ?er niettemin dikwils de hulp van andere in- en uitwendige Geneesmidde- len by vereifcht wordt. „ Het geneeft (zegt » hy) de Kanker: daar van ‘ben ik door menig= $ vuldige Ondervinding verzekerd: doch ik ze 5 miet, dat alle Kanker ’er door genezen wordt: ook niet, dat men in deezen altoos op de C4- z cuta alleen vertrouwen moet. Indien ik van s de honderd Patienten , die van andere Genees- 9 heeren verlaten en voor ongeneeslyke gehou- > den zyn, maar ééne behoude en geneeze, is’ s my genoeg: doch het getal der genezenen is > Ongelyk grooter”. Hy vergelykt dit Kruid by de Kwik en Kina, welke, zo hy aanmerkt, ‘hoe algemeen cok, nog wel fomtyds eens miffen. Die het, ’t zy, wegens een byzondere Gefteld- heid, of een famenloop van Toevallen, niet ver- draagen kunnen, doen beft, (zegt hy) zig daar van te onthouden, en deeze Toevallen, wederom, vereï- fchen fomtyds een Aderlaating „fomtyds een Pur- gatie, fomtyds andere uit- of inwendige Midde- len; zelfs moet ’er fomtyds een Opening tot het loozen van de bedorven Stof gemaakt , of het “kwaad Vleefch weg gefneeden worden, of met een zuiverend Middel weg genomen: waar toe hy een Papje aanpryft van Poeijer van dit Kruid met Honig van Roozen, dat ook tot verteering der OMTRENT DE ZIEKTEN. / _“4bg der Randen van de Kankerige ‘Zweer ‘zou brie fig zyn. \ Indien de Vrouwsperfoonen , zegt eindelijk onze Schryver , aanftonds in den begirine ‘haare Kwaal ontdekken, en de Geneesheeren op den _ behoorlyken tyd daar tegen gebruik van-de Dol- le Kervel maaken, ben ik verzekerd; «dat ons, in eenige Jaaren tyds, zelden een Kanker in % Borft- voorkomen zal. Ik zie'egter niet, dat de Heer Srörex nog de Tegenwerpingen beantwoordt van de genen, die zig verbeelden, dat in geen der Gevallen van ‘zyn eerfte Traktaatje een waare Scrrhus of Can- eer door de Croura tot Geneezing zy gebragt. Men is, naamelyk, by de Heelkundigen gewoon, alle ‘zodanige Verhardingen, die door in- of uitwen- dige Middelen tot verdwyning of ‘tot rypheid en verettering komen, dermaate, dat het Gezwel met vrugt kan geopend worden , van de Kanker ste onderfcheiden; ‘en, hoewel de Kentekenen, of een Scerrhus goed- of kwaadaartig zy ‚ zig meeft door den Uitflag openbaaren, zyn ’er egter eení- ge Omftandigheden, die een ervaren Heelmeefter in deezen den weg wyzen. Men heeft fomtyds gezien, dat dergelyke Ongemakken , door inw en- dige ontlaftende, verdunnende en bloedzuiveren- de, gepaard met uitwendige verzagtende en Pyn- füllende Middelen , zodanig verminderden, dat men Ze byna geheel ganezen gordeelde;, die nader- ET Dau TUe ‚hand o W AARNEEMINGE N hand met meet hevigheid weder ontftaken 5 ed de Patient, zo wel als den Geneesheer, in hur- ne verwagting te leur ftelden. Een Kanker in ’c Borft, by voorbeeld, blyft in de Vrouwsperfoo- nen dikwils verholen; ja bedaart door eene voor- zigtige, ongeftoorde, gemakkelyke Levenswyze, zodanig, dat zy ’er zig van genezen agten; maar door fterke beweeging en bedruktheid, door % misbruik of overmaat van Spys of Drank; jadoar den Ouderdom en’t ophouden der gewoone Zui- veringen alleen; openbaart dit Ongemak zig we- der, op ’t onverwagtfte, met groote hevigheid, en ftortze in een onvermydelyk Verderf. Dit komt, myns oordeels, ten opzigt van de Zoge- naamde Geneezing van de Kanker door dit nieuwe Middel, zeer in bedenken: zo dat men door den tyd eerft regt van de Gevolgen der Geneezingswy- ze van den Heer STörck zal kunnen oordeelen. _Ondertuffchen is het niet dan pryswaardig, dat zyn Ed, voortgaat met Middelen op te fpooren; die tot Geneezing van de allerz waarfte en hardnek= kigfte Ongemakken dienftig zyn; mids zyn Ed. daar van eerft de Proef op Beeften en op zig zelf neeme, gelyk hy in de Voorreden belooft: waar in Wy amen dat hem geen dergelyk gevaar ; als hem met de Crcuta in ° eerft bejegende, mag: overkomen : anderszins zou hy naauwlyks kun nen zeggen: dt hac ratione ero tuts, Jecurus. hen u te " \ , VaEssReT se O OMG 4 OVER DE MaNrar OM DE û KRAAMVROUWEN TE VERLOSSEN VAN DE NAGEBOORTE(*), EN DE KAORELE TIGHEDEN, DIE DAAR IN, VOLGENS DE VERSCHIL: LENDE OMSTANDIGHEDEN, WORDEN VEREISCHT 4 __ DOOR DEN HEER HEMA AE OE je thans Wroedmeefter van Madame de Dau- pbine van Vrankryk. (Hijt. (© Mem. de Vdcad. Royale de Chirurgie. Tom. III. Pp. iep SEEESEERIOEEEENEEENEEE EG: ID Voorbeelden , welken de Praktyk ons oplevert van het van zelf los gaan en uit- komen der Nageboorte na de Baaringen, toonen aan, dat de Natuur voor zig zelve genoegzaam jn iss (*) [Niemand kan entkennen, dat dit ftuk van groot __ belang zy, dewyl ’er in ’t algemeen erkend wordt, dat __ de Kraamvrouw, ineen Natuurlyke Baaring, nooit meer VI. Deer. Hh ge- 472 MANIER oM DE KRAAMVROUWEN is, en dat zy den meeften tyd % behulp der Konft zou kunnen ontbeeren tot de Verlo!ling der Kraamvrouwen: maar dewyl de Ondervin- ding, van alle tyden her, de Praktizyns over- tuigd heeft, dat, onder alle de Wyfjes der Die- ren, de Vrouwen die genen zyn, welker Nage- boorte met het minfte gemak en de aanmerkelyke fte Bloedftorting uit het Lighaam komt , zo heeft de voorzigtigheid hun, weldra, de onvermyde- lyke gevaar loopt van het Leven te verliezen, dan, wanneer het aankomt op ‘het verloffen van de Nageboorte. On- dertuffchen heeft het duifter inzigt van alle Vroedkundi- gen, daaromtrent, de allervoornaamf{te Schryvers in Ge- fchil gebragt; dewyl fommigen vaftftelden, geïyk Rurscn, dat de Volger, indien zy niet gemakkelyk volgen wilde, in de Baarmoeder gelaten moeft worden; anderen, ter be- gunftiging van ’t algemeen Gevoelen, dat zulks nadeelig zou zyn, dezelve beveelen door afpelling los te maaken, en af te haalen, ’t zy hoe ’t zy. Men vergelyke, ten dien aanzien, de Onderwyzing in de Vroedkunde door vAn HoorN; om van MAURIGSAU, VAN DEVENTER en anderen, niette fpreeken. Dat ondertuffchen de Kraam- vrouw, door geweld in deezen te gebruiken, dikwils in een onvermydelyk Gevaar gebragt wordt, van fchielyk heen te gaan, leeren de doodelyke Bloedítortingen, op de Verloffing volgende: de uithaaling en omkeering van de Baarmoeder zyn 'er handtaftelyke blyken van, en (om- tyds niet minder doodelyk. Dewyl nu de Heer Lzvrer, een Man van groote Kennis en Ervarenheid in de Verlos- kunde, ons hier de Kentekenen opgeeft, om in deezen een veiligen Weg in te flaan, heb ik het zeer nuttig ge- oordeeld, dit zyn Vertoog, ten dienfte der Vroedvrou- wen, in de Nederduitfíche Taal aan ’t licht te geeven.} NN nk: en E h 7 a ace | TE VERLOSSEN VAN DE NAGEBOORTE. 473 _Iyke noodzaaklykheid moeten doen befpeuren, om de Vrouwen, weinig tyds na de geboorte van het Kind, daar van te verloffen, en dit zo veel te meer, om dat zy uit verfcheide Toeval- len , door de tegenftrydige Praktyk veroorzaakt, hebben moeten leeren , dat ’er Ongemakken kon- den ontftaan uit het geheel overlaaten van deeze Operatie aan de zorgen van de Natuur, en zelfs uit het te-lang Uicftel om haar in een dergelyk Geval te hulp te komen. Maar, zou ’er ook niet eenig gevaar fteeken in het te fchielyk voortgaan met het afhaalen der Nageboorte? En, zulks on- derftellende ; welke zyn de Gevallen, die een fchielyken voortgang in deezen vereifchen? wel- ke zyn de genen, daar men een weinig behoort te wagten? wat is ’t oogenblik , dat men in agt moet neemen om de Volger (*) tydig af te haa- len? welke zyn de verfcheide beletzelen, die zig fomtyds tegen derzelver Afhaaling aankanten? en, door welke Middelen kan men die te boven komen? Dit zyn de zaaken, die ik my voorftel in dit Vertoog te behandelen „’t welk ik in drieën zal verdeelen. Vooreerf} zal ik den Tyd bepaalen, die door de Natuur zelve fchynt aangeweezen te worden, om (*) [Ik gebruik nu eens ’t Woord Nageboorte, dan dat van Volger, voor Placenta, naar ’t pas geeft; om de ei- ___gentlyke Vertaaling van dat Woord, die wat aanftoote- lyk is, te vermyden.] VI. Deer, Hh a 414 MANIER OM DE KRAAMVROUWEN om te werken tot het afhaalen der Nageboorte: ik zal de toevallige omftandigheden. verklaaren, die decze Operatie fchynen te moeten beguníti- gen, en de genen, die ?er eenige moeielykheden in veroorzaaken kunnen: ik zal de ‘Tekenen op- geeven, welke dienen kunnen ‚om deeze verfchei- derley beletzelen te kennen :- ik zal de Manier verklaaren , om ze zonder gevaar weg te nee- men, en eindelyk zal ik fpreeken van het uichaa- len der Vliezen. é Het tweede gedeelte van dit Vertoog zal ge- bruikt worden , om de wezentlykfte Voorzigtig- heden aan te wyzens die men by der hand moet neemen in het verlofien der Kraamvrouwen, wanneer de Navelftreng gebroken en afgefcheiden is van de Volger, of niet in ftaat om tot Uithaa- ling derzelve gebruikt te worden. x Is dienftig te doen opmerken, dat in alles „ x welk het Onderwerp-der twee eerfte gedeel- ten van-dit Vertoog zal,zyn, de Vrouwen altyd onderfteld worden in de laattte Maanden te zyn van haare Dragt; maar dat, in het derde gedeel te, niet zal worden gefproken dan van de Nage- boorte der Miskraamen, ‘en van de bekwaamfte Middelen, om derzelver Afdry ving te bevorde- ren of de Uithaaling te doen. Ik oordeel het ook noodig te verwittigen, dat ik, om wydloopig- heid te vermyden, alleenlyk den Uitflag opgee- veh Zal van alle de Waarneemingen, waar uit dit Vertoog is opgemaakt. \ mr Js (TE VERLOSSEN VAN DE NAGEBOORTE. ’ 475 edelen” onde ae Ns | ‘ Nm’ pen? | r. | a een bepaald tydflipz tot het af haalen, der Nageboorte ? en wanneer 1s dat? Om , met eenige order, dit Voorftel te kun nen oploflen , meen ik een begin te moeten maa- ken, met het gene. by ’t van zelf uitkomen der ‚ Nageboorte. waargenomen wordt: welk Verhaal, naar myn oordeel ‚ noodig zal zyn, om iemand in flaat te ftellen, van altoos met zaken der oor; zaak te werk te gaan. | Laat ons dan oplettende:o aderzoeken „ wat sc ___gewoonlyk aan de Baarmoeder van een, Vrouw, die zo even van ’t Kind verloft is, gebeurt: maar, _ om alle dubbelzinnigheid te ontgaan, zullen-wy_ onderftellen , dat zy gezond was, zo wel als haar Kind, en dat ?er niets buitengewoons noch in den Arbeid, noch in het Baaren , is voorge- vallen. eren Indien men „ kort na het hidden van” ier Kind, de eene Hand legt op het Lighaam van de Kraamvrouw „ en met de andere „ ten, zelfden tyde, een Vinger in de Vrouwelykheid brengt, zal men eensdeels gewaar worden, dat dret Lig- baam van de Baarmoeder ‚welks figuur als Klootrond is, gelegen zy. t uffchen de. Navel en het Schaambeen (4) en ten anderen zal-men be: | : _fpeu- ee et Vk (a) Somtyds een weinig ter An a Haber zyde ‚vol VI. Deer, Hh 3 gens 476 MANIER oM pe KRAAMVROUWEN fpeuren, dat de Mond, die alsdan ter hoogte van het Schaambeen geplaatft is , gefronfeld en byna t?eenemaal geflooten zy (4). Op dat oogen- blik ondervindt de Vrouw niet meer die gaande en komende Weeën, welke zy te vooren hadt; niet alleen , om dat deeze Pynen, die afhingen van den Arbeid in ’t Kinderbaaren , Natuurlyk ophouden moeten na het uitkomen van het Kind; maar derzelver bedaaring heeft tot een andere oor- zaak de groote ledige Ruimte, welke fchielyk in de Baarmoeder geformeerd wordt, en voor eeni- ge oogenblikken diet Werktuig in onwerkzaam- heid brengt: waar uit blykt , dat de Volger eeni- gen tyd opgehouden wordt în de holte van dit In- gewand ; ’t zy dat dezelve nog in ’t geheel niet van gens de fcheever of regter plaatzing van de Vrouw, die men op de Rug leggende onderzoekt, of volgens de be- ftendige rigting, welke de Baarmoeder zal gehouden heb- ben in ’t Lighaam van de Vrouw, geduurende de laatfte Maanden der Zwangerheid; of, eindelyk , volgens de plaats der aanhegtinge van de Volger: want deeze kan, door haar eigen zwaarte, de Baarmoeder meerder of minder ter regter of flinkerhand doen hellen, indien zy, by ge- val, haare inplanting bekomen heeft aan de zydelingfe deelen van dit Ingewand. __(b) Deeze Mond is niet die van de Snoet der Baarmoc- der, maar de gene, die, in de eigen hals van dit Inge- wand, deszelfs holligheid eindigt. Dit is zo waar, dat men, flegts weinig opmerkzaamheid gebruikende, binnen 't Lighaam van de Vrouw, die zo even gekraamd heeft, den Hals van de Baarmoeder dermaate van figuur veran- derd vindt, dat men zeggen zou, dat dezelve het over- bly- ane ae TE VERLOSSEN VAN DE NAGEBOORTE. 477 van deszelfs Wanden afgefcheiden zy, ’t welk zeer zeldzaam is; % zy ’er dezelve begonnen heeft zig ten deele af te fcheiden, ’t welk gewoonlykft gebeurt; of, dat zy ’er zig geheel van los ge- maakt hebbe. De Volger blyft derhalve in de Baarmoeder be- flooten, tot dat de Wanden van den geheelen Om- trek hun gemeene middelpunt genoegzaam zyn ge- ‘ paderd, dat zy, voortgaande zig famen te trek- ken, zo ver kunnen komen, om van alle zyden de Volger te drukken , die ’er tuffchen is vervat: alsdan is het dat de Weeën op nieuws beginnen, en den Mond dwingen zig weder te openen tot uiedryving van de Volger , welke zy inderdaad uitperfen; indien men, zonder de Baarmoeder te helpen, haar alleen laat werken. Uit blyvende gedeelte ware van eenafgefneeden dikken Darm, ‚op den grond van welken men, ter diepte van een of twee Duimen, een foort van vernaauwing befpeurt; zynde de gedagte Mond. Hier op te letten is van veel belang, niee alleen om een regt denkbeeld te hebben van het gefron- felde gedeelte der Baarmoeder, maar ook om niet voor een vreemd Lighaam, aan het binnenfte van de Vrou- welykheid hangende, te neemen dat Vleezig, Ringswys’ ‚en weekagtig Vlies, waar van wy zo even fpraken : want dit is de Hals van de Baarmoeder zelf, dus van figuur ver anderd, welke, van dag tot dag het Vermogen wederkry. gende om zig in alle zyne deelen famen te trekken, ein- delyk zo ver komt, van zyne natuurlyke gedaante weder aan te neemen, en daar door tevens te maaken, dat men vervolgens by den voorgemelden bovenften Mond niet komen kan. VL Deer. Hh 4 L 478 Manier oM pe KRAAMVROUWEN Uit het kort Verhaal, dat ik hier gedaan heb, is, naar myn oordeel , gemakkelyk op te maa- ken , dat ?er een gunftige tyd zy, welken men waarneemen moet om de Natuur te helpen : an- derszins zou men ze fomtyds kunnen ftooren, en bygevolg haar nadeclig zyn. Doch, welke is, deeze gunftige tyd? Dikwils is dezelve zeer kort van duuring , gaande in fommige Vrouwen niet tot een half Kwartier Uurs: in anderen is dezel- ve een weinig langer: loopende bykans een K war- tier uit: in eenigen, eindelyk , trekt hy tot cen half Uur en zelfs langer; maar de duuring vandee- zen-tyd moet volftrekt gereguleerd zyn naar de verfcheiden Omftandigheden , die ’er de bepaa- lende oorzaaken van worden. Ik verklaar my: Hoe fterker en friffcher de Kraamvrouw zy , te minder Water zal?er zyn geweeft mn de Baar- _ moeder: hoe vroeger hetzelve voor de geboorte van het Kind zal uitgeloopen zyn, hoe minder tyds ’er voor de Baarmoeder zal zyn benoodigd, @n in flaat te komen van te kunnen werken tot affcheiding van de Volger , indien dezelve nog niet los gemaakt is, of om ze, afgefcheiden zynde , uit te perfen, en bygevolg haare uithaaling ge- makkelyk en zeker te maaken. Indien, in tegendeel , de Vrouw van een zwak en teder Geftel is ; indien ’er veel Waters in de Baarmoeder vervat, en het Kind te gelyk met het Water gebooren is, gelyk vry dikwils ge- beurt; zal het Lighaam van de Baarmoeder , nood wen- ed kb Á : PE B eee a tend en ens TE VERLOSSEN VAN DE NAGEBOORTE. 479 wendig , een langer tuffchenpoozing noodig heb- ben „om zig te herftellen van de onwerkzaamheid, waar in het op ’t oogenblik der Verloflinge geraakt is: bygevolg zou men, door deeze Vrouw zo vaardig van de Nageboorte te ontlaften , als de ge- „ne, die tot het voorgaande eerhedld gefteld werdt, gevaar loopen; of, om den bodem van de Baarmoeder t’onderfte boven te keeren , en dezelve buiten ’t Lighaam te doen komen, met ze door haar Hals en Mond heen te trekken , in- dien maar de Volger wat moeielyk af te fcheiden was; of, ingevalle die gemakkelyk van de Wan- den der Baarmoeder afging, de Kraamvrouw in zeer weinig tyds door Bloedftorting te doen fter- ven: want, zo zy in Flaauwte valt, voor dat dit Werktuig weder tot Samentrekkinge gekomen Zy» zal zy fchielyk bevangen worden met Stuip- trekkingen, die alsdan doodelyk zyn, wegens de uitputting der natuurlyke kragten en ’ verlies van de Veerkragt der Vaten. Zo men thans maar eenig agt geeft op de twee geheel tegen elkander over flaande toeftanden , die ik zo even heb befchreeven , en die ook volftrekt ftrydige uitwerkingen voortbrengen moeten, en men de moeite neemt, om zig te herinneren het Berigt, dat ik vooraf gegeven heb van het Werk- tuiglyk Geftel tot de van zelffe uitdryving der Nageboorte: zal het zeer gemakkelyk zyn het Juifte oogenblik te bepaalen, dat men tot de Ver- lofling der Kraamvrouwen, volgens de verfcheide VL Deer. Hh 5 Om- ' 480 MANIER OM DE KRAAMVROUWEN Omftandigheden , welke het Baaren vergezeld heb- ben, in agt neemen moet. Om kort te gaan, in- dien de Vrouw vlug en fterk is; indien er zig zeer weinig Waters in de Baarmoeder bevindt, of, (op de onderftelling dat’er zeer veel in zy), zo hetzelve lang voor het uitkomen van ’c Kind is uiegeloopen ; dan kan men deeze Vrouw fchielyk van de Nageboorte verloffen , zonder eenig ge- vaar uit de verhaafting van deeze Operatie te wag- ten te hebben: doch in tegenftrydige Omftandig- heden zou het niet zo zyn, gelyk ik te vooren reeds heb aangemerkt. _ Ten anderen en onaf hanglyk van de beredeneer- de Tekenen die ik zo even voorgefteld heb, ver- fchaft ons de bevoeling zelve een byzonder Ken- merk, ’ welk my ontwyfelbaar voorkomt : naa- melyk, zo het Lyf van de Kraamvrouw aan alle zyden week en flap is, zonder dat men van bin- nen, naar het laagfte gedeelte toc , eene vafte ver- hevenheid van een ronden Omtrek (c) vindt, zo is het volkomen zeker, dat het Lighaam van de Baarmoeder zig in onwerkzaamheid bevinde, en dat men, alsdan voortgaande tot het afhaalen van de Volger, de Vrouw bloot zou ftellen aan de Toevallen, die wy hebben gemeld. Maar, als men onder de Navel een langwerpig ronde Uitzetting befpeurt, waar van het voor- naamfte gedeelte zig opwaards uitftrekt (d), dan 15 (c) Zie de Aantekening (a) Bladz. 475. hier voor. (d) Zie de zelfde Aantekening. nea derd Rd | TE VERLOSSEN VAN DE NAGEBOORTE. 481 is ‘er geen Ongemak te vreezen uit het afhaalen van de Volger, dewyl men een volftrekte blyk heeft „dat de Baarmoeder zig op dien tyd in werk- zaamheid bevinde. Ik denk niet, dat men my zal willen tegen- werpen, dat, by gebrek van de Vrouw aan- ftonds,na ’ uitkomen van het Kind, verloft te heb- ben, de Mond niet nalaaten zal zig te fluiten, en dat men in ’t vervolg veel moeite zou hebben in het uithaalen van de Volger: alzo men uit onze befchryving van het Werktuiglyk Geftel, dat de Natuur gebruikt om die van zelf uit te doen ko- men, heeft moeten zien, dat het tegendeel vol- ftrekt beweezen zy (e). Ik befluit derhalve, met alle goede hedendaag- fche Praktizyns, dat men zig niet te veel moet haaften , (e) Inderdaad, even gelyk de Waterblaas, zo is het Lighaam van de Baarmoeder een tegenwerker van derzel- ver Opening of Mond, en deeze wederom van dat, naar de Omftandigheden, die 'er de bepaalende Oorzaaken van worden: invoegen, dat, terwyl het Lighaam van de Baarmoeder in onwerkzaamheid zal zyn, deszelfs eigen Sluitfpier (zie de Aantek. (b) bladz. 476,) zal zyn famen- getrokken; maar, zo dra het Lighaam van dit Ingewand zig zal komen famen te trekken, zal deszelfs Mond ge- noodzaakt zyn toe te geeven: waar uitvolgt, dat, tegen het algemeene Denkbeeld, hoe korter na dat het Kind uit de Baarmoeder is gekomen , hoe meer tegenftand de Mond van de Baarmoeder biedt aan ’t uitkomen der Na- geboorte, en, in tegendeel, hoe langer tyd dat daar na verloopen is, hoe minder de Mond de uithaaling der Na- geboorte verhindert, VL. Deer, Ld 482 Manier om pe KRAAMVROUWEN haaften , om de Kraamvrouwen van de Volger te verloffen , en dat men, in tegendeel, aande Baar- moeder al den tyd moet vergunnen , dien zy noo- dig heeft, om tot eene genoegzame famentrek= kinge te komen „ teneinde geen gevaar te loopen uit derzelver onwerkzaamh@id : maar het is, aan den anderen kant „ ook zeker „dat men zorgvul- dig moet zyn om niet te lang te-wagten , dewyl >er Omftandigheden voorkomen, waar in alle Uit- ftel nadeel zou toebrengen: by voorbeeld , zo dik- wils de Baaring is voorgegaan, of vergezeld, of gevolgd van eene Bloedftorting , door de afruk- king van de Volger veroorzaakt. Inderdaad, in het een of andere van deeze Voorvallen , moet men „ zonder tydverzuim, zig op het afhaalen toeleggen. Want, behalven dat de afgefcheiden Volger, in dergelyk een Geval, een vreemd Lig- haam wordt, ’t welk de Baarmoeder belet zig ge- noegzaam famen te trekken om de Mondjes der Bloedvaten te fluiten; zo belet zy nog daarenbo- ven de uitvloeijing van het Bloed naar buiten, en geeft gelegenheid tot het groeijen van aanmerke- lyke klonters Bloed , die dikwils niet geloosd worden dan met Pyn, Flaauwte en andere Toe- vallen, indien de Konft niet op ’t vaardigfte tot derzelver Ontlafting werke. De Bloedftorting vereifcht dan, dat men zo weel vaardigheid gebruike tot het uichaalen van de Volger, als de afwezigheid van dit Toeval, na het uitkomen van het Kind, vereifcht dat men id lang- Je wk ens 7 TE VERLOSSEN:;VAN DE NAGEBOORTE. 483 ladgzaam te werk gaa, om den tyd af te wagten,, wanneer de Baarmoeder, door haare famentrek- king, werkt tot de affcheiding van de Volger, om haar alsdan , door het uithaalen van dezelve , behulpzaam te zyn. Ten anderen , indien men inhet Geval, dat de Volger gehegt ware aan een der. zyden van de Baarmoeder, in plaats van aan,den bodem, de eerfte Buikwee, tot uitdry- ving. van de Volger ftrekkende ‚ afwagtte , zou het kunnen gebeuren dat de Baarmoeder , in dit Geval onderhevig zynde zig ongelyk famen te trekken, de Volger vaft hield in een gedeelte van haare holligheid,even of die in een byzondere beurs beflooten ware, ’t welk de afhaaling zeer moeie- lyk maaken zou. Daar wordt derhalve door de Natuur een bepaald 1ydflsp aangeweezen , om deeze Operatse bekwaam} te doen, en dit had ik my voor- gefteld in ’% eerft te betoogen, als ook de Teke- nen op te geeven, die aanduiden dat dit gunftig eogenblik: gekomen zy , zonder dat men de eerfte uitdryvende Wee of Vlaag behoeve af te wag- ten. Doch hier doet zig natuurlyk.een Vraag voor, die ik oploffen moet: te weeten , welke party „men behoort te kiezen, indien de Nageboorte op den zelfden tyd uitkomt als het Kind, nog in zy- ne,Vliezen beflooten, of op ’t oogenblik wanneer dezelven breeken : want, volgens onze Grond- ftelling , moet de Kraamvrouw alsdan in eenig foort van gevaar zyn wegens: de Bloedftorting , VL Dezen welke \ 494 MANIER OM DE KRAAMVROUWEN welke niet nalaaten kan te volgen uit hoofde der fchielyke onwerkzaamheid van de Baarmoeder. De party, die men alsdan kiezen moet, is , zig in % eerft te verzekeren of de Baarmoeder zig famentrekt of niet. Dit kan men gemakkelyk weeten uit het weezentlyk Kenteken, dat wy opgegeven hebben: invoegen, dat , indien men, kort na de Baaring, de Zwelling vindt, waar van wy hebben gefproken „’er niets voor de Kraam- vrouw te vreezen zy ten opzigt van de Bloed- ftorting, daar, in tegendeel, als dit Teken zig weinig of niet openbaart, het Bloed, ’t welk on- _ophoudelyk, uitgulpt , een groote bekommering moet maaken. Derhalve, zig verzekerd hebbende van den toeftand ‚ moet men in het eerfte Geval geruft en fil zyn, doch in het andere moet men de Hand in de Scheede brengen, en den Mond van de Baarmoeder ‚met een of twee Vingeren daar in om te draaijen, als tragten te verwyden, ten einde dus het Lighaam van de Baarmoeder zig te doen famentrekken , en door dit middel de gevaarlyke Bloedftorting te doen ophouden. Ik gaa over tot de verklaaring der verfcheide beletzelen, die ’er fomtyds tegen de afhaaling van de Volger kunnen zyn, en tot de befchryving der verfchillende Middelen, die men in *t werk kan flellen, om ze gelukkig te boven te komen. Maar ik meen te moeten beginnen met de uit- legging van den natuurlyken ftaat, die geene mocie- TE VERLOSSEN VAN DE NAGEBOORTE. 485 moeielykheid vertoont, om daar mede , in % ‘ver- volg, te vergelyken den tegengeftelden ftaat, die >er van verfcheide foorten doet voortkomen, ten einde daar regtftreekfe Gevolgen uit af te leiden, die ons brengen zullen tot de uitkiezing der bes- te Hulpmiddelen daar tegen. Indien, by voorbeeld , de Volger weinig on- gelykheden heeft in de geheele Oppervlakte, waar mede zy aan de Baarmoeder kleeft, indien haare dikte en omtrek niet zeer groot zyn, en de Streng in flaat is om het trekken te verdraagen ; zo zal zy, al het overige gelyk fiaande, zeer ge- makkelyk uit te haalen zyn, vooral wanneer men deeze Operatie niet te haaftig doet. Want, uit hoofde van het klein getal van ongelykheden, zal zy van de Baarmoeder ligter afgaan; ten an- deren, haare omtrek en dikte flegts middelmaatig _zynde, zal zy maar weinig lighaams hebben, en bygevolg gemakkelyker zig ombuigen of vouwen. laaten: eindelyk zal ook de voordeclige hoeda- nigheid van de Streng derzelver afhaaling zeer bevorderen. In tegendeel, indien de Volger met diepe en menigvuldige ongelykheden is bezet, zal zy zeer vaft kleeven en als gehegt zyn aan de Baarmoeder: want het is klaar, dat ieder kuiltje, in derzelver Oppervlakte, een uitpuiling der inwendige Op- pervlakte van de Baarmoeder, als een Kam, in- neemt; die allen met elkander de ongelykheden opvullen. Voor” overige, zo ’t gebeurt dat VI. Deer, de 486 * MANIER OM DE KRAAMVROUWEN äc/Nolger zeer dik zy, en haare Omtrek van groote uitgeftrektheid , en dat de Streng , fchoon taamelyk dik, week en zagt zy, zal men zeer moeielyk de Vrouw verloflen kunnen, en de moeielykheid zal, naar evenredigheid, nog groo= ter zyn, indien de afhaaling al te vroeg wordt ondernomen. _Dewyl het, nu, vooraf niet ge- „makkelyk te weeten is, of de Volger veel onge- lykheden hebbe, zo is het voorzigtig, dat men te werk gaa, even of het zo ware. De toevallige Omftandigheden , tesrckalnt tot de gefteldheid van de Volger en de Streng; waar van ik hier gefproken heb , zyn egter de eenigften niet, die tot een zekeren trap de uit- haaling van de Volger gemakkelyker of moeiely- ker kunnen maaken: daar zyn nog eenige ande- ren; die afhangen van de byzondere plaats der Baarmoeder „alwaar de Volger is aangehegt. Dee- ze laatften kunnen, wel is waar, veel gemakke- ker nagegaan worden, dan de meefte der. voorgaan den, doch niettemin verfchillen zy weezentlyk daar in, dat, onderfteld zynde, dat zy zig aan- kanten tegen de Verlofling van de Vrouw, het niet genoeg is den juiften en gunftigen tyd, tot af= haaling van de Volger „in agt te neemen, maar dat men , bovendien , de manier der Operatie veran- deren moet, om bekwaamelyk de beletzelen te overwinnen ‚die ’er zig fomtyds tegen opdoen. Ten einde ‚ nu, met meer gemak te komen tot een naauwkeurige kennis van dit Punt, is het no0= A Ar A Ì ie TE VERLOSSEN VAN DE NAGEBOORTE. 487 Man, \ noodig zig te herinneren , dat het Kind niet zo dra uit de Baarmoeder gekomen is, of de Hals van dit Werktuig maakt met den bodem van de Scheede een zeer kennelyken hoek of Elleboog, welker holte naar de kant van ’t Schaambeen is gekeerd. Uit deeze aanmerking is klaarblyke- yk, dat men de uithaaling van de Volger niet “ireen oogenblik, maar op twee byzondere ty- den, behoort te doen; te weeten : dat men. begin- nen moet met dezelve van vooren agterwaards te doen neerdaalen, drukkende met twee Vinge- ren den Wortel van de Streng naar de famenvoe- ging van het Staartbeen met het Heiligbeen, ter- wyl men met de andere haná, en op de gewoone manier „ het overige van de Streng vaft houdt, zonder egter fterk daar aan te trekken. Dit doet de Volger fchuins, uit het binnenfte van de Baarmoeder, glippen in den bodem van de Schee- de, en voorts is ’er niets meer te doen, dan de- zelve volgens een Horifontaale lyn uit te haalen ; de Kraamvrouw onderfteld zynde op de Rug te leggen. Dit is, naar myn oordeel, de befte en veilig- fie Manier , om de Nageboorte af te haalen, wan- neer dezelve op den bodem van de Baarmoeder geworteld is geweeft. ‚Maar, fchoon de Volger, naar het algemeen Gevoelen , gewoonlykft haare aanhegting heeft op den bodem vande Baarmoeder; dewyl het niettemin dikwils gebeurt, dat zy aan een van B VL Deer. Ti der- ke les 438 MAnier oM DE KRAAMVROUWEN derzelver Wanden; % zy in het voorfte of ag- terfte gedeelte, ’t zy in een der zydelingfe dee- len, is ingeplant, en fomtyds zelfs zo digt aan den Hals, dat men ’er aan den inwendigen om- trek van derzelver Mond heeft zien zitten; zo is het onvermydelyk, verfcheide Voorzorgen in agt te neemen, betrekkelyk tot deeze verfchillende Omftandigheden. Voor overige, dewyl ’t noo- dig is, in een dergelyk Geval beftuurd te wor- den door Kentekenen , om zig tc bepaalen tat - het gebruiken van deeze of die Handelwyze m voorrang boven anderen „ zo zal ik zeggen, dat deeze Kentekenen af te leiden zyn van de plaats; alwaar de Voïger haare aanhegting heeft: in voe- gen dat, terwyl men met de eene Hand de Streng zagtelyk trekt , een of twee Vingeren van de andere Hand, in % diepfte van de Scheede ge- bragt zynde, duidelyk doen bemerken, in welk gedeelte van de Baarmoeder de Volger haare in- planting heeft. % Zal egter niet ondienftig zyn, hier eenige Voorbeelden op te geeven,die het ge- bruik aanwyzen , dat men in de uitvoering der Operatie van deeze Tekenen moet maaken. Onderftellen wy dan, in de eerfte plaats, dat de Volger aangehegt zy in * voorfte gedeelte van de Baarmoeder, gelyk dit vry gemeen is: wari- neer men, in dit Geval, de Handgreep, welke hier voor , in ’ Geval der inplanting in den bodem, is aanbevolen, verzuimt, zal men, door dit ver- zuim alleen, dikwils veel moeielykheid vinden, om J 4 Gide , / é , ! a … TE VERLOSSEN VAN DE NAGEBOORTE. 489 om dezelve af te haalen : te meer , om dat de boeg van ’t Schaambeen , waar tegen de Streng draagt, zynde daar om geflagen en als bekneld in een onbeweeglyk Katrol, een kragtig beletzel is tegen de volkomene losmaaking van het Lighaam van de Volger. By gebrek van hier op te lettens of ’er gedagtren op te hebben; zou men zig ver- beelden kunnen, dat de tegenftand eeniglyk kwam van de toefluiting des Monds van de Baarmoeder; als of die alleen de Verloffing tegenhield. % Is waar; dat, wanneer de Volger zig aan- gehegt bevindt in het agterfte gedeelte van de Baarmoeder, de tegenftand niet zo groot zy, ‘uit haofde dat de Elleboog , welken de Wortel van de Streng maakt met de Scheede , alsdan minder krom is, en dus veel minder tegenftand kan bie- den, dan in het voorgaande Geval. « Laatftelyks wanneer de Volger ingeplant is in een der zyde- lyke deelen van de Baarmoeder; zo is het noo- dig ‚de trekking van de Streng te rigten naar den tegenoverkant, en dit alleen zal de affcheiding zeer bevorderen. Nog blyft my over, om dit ecrfte Artikel te eindigen, dat ik eenige Aanmerkingen maake op de afhaaling der Vliezen, in Gevallen; die, hoe- wel niet heel gemeen , egter ook niet zeer zeld- zaam zyn. Het gebeurt fomtyds, dat de Vlie- zen fcheuren op den rand, of wel naby de aanheg- ting van de Volger. Andien men geen agt geeft op deeze Omftandigheid, zo fcheuren zy alsdan VL Deen Ji a in 490 _ MANIER OM DE KRAAMVROUWEN in’t ronde af, en % kan gebeuren, dat ’er een min of meer aanmerkelyk gedeelte van overblyft in de Baarmoeder: te meer, om dat deeze Vlie- zen, gelyk niemand twyfelt, doorgaans niet uit- komen dan op % laatfte, en nadat zy omgeflagen zyn, alzo zy gekleefd zyn geweeft aan de Wan- den van de Baarmoeder, welke zy inwendig overal bekleeden. Indien dan deeze Vliezen niet in ’ geheel uitkomen , behalve dat het den mees- ten tyd zeer moeielyk is het overgebleeven ge- deelte vervolgens af te haalen, zo gebeurt het fomtyds, dat dit, een vreemd Lighaam gewor- den zynde, den Kraamvloed ftinkende maakt, de - Naweën van de Baarmoeder een zeer langen tyd doet aanhouden;en, voor * overige , zo dra het van zelf is uitgedreeven, de Perfoon, door welke de Vrouw verloft is, een kwaaden Naam aan- wryft. Alle deeze Ongemakken, nu, zyn niet moeie- Iyk voor te komen , indien men de oplettendheid heeft, van met de eene Hand de klomp der Vol- ger te vatten , by het uitkomen uit de Vrouwe- tykheid , en met de andere Hand , welke de ‚ Streng vaft heeft , de verzamelde Vliezen ftyf te grypen , en dezelven zeer zagt voort te trekken, op dat zy in de Mond der Baarmoeder niet af- feheuren mogen, die dezelven fomtyds daar toe digt genoeg beknelt. „Het is zeer zeldzzam, wanneer een dergelyke voorzorg wordt gebruikt, dat eenig gedeelte der ierk Ladd TE VERLOSSEN VAN DE NAGEBOORTE. — 49% - ger Vliezen overblyve, en indien men, ten an- deren, alle de voorheen befchreevene voorzor- gen in agt neemt, zo is het byna onmogelyk, dat de Streng van de allerongelykfte en bygevolg de allervaftkleevendfte Volger , in het verloffen: van de Kraamvrouw breeke. Maar, onderftellen- de, dat men gehaald worde om hulp te verfchaf- fen voor een dergelyk Toeval, zo zyn ’er Om- flandigheden noodig in agt te neemen, ’t zy om een volkomen afhaaling van de Volger te bezor- gen, ’% zy om de kwetzing te vermyden der bin- nenfte deelen van de Baarmoeder, terwyl men werkt om de Volger daar af te fcheiden. Dit zal het Onderwerp zyn van het volgende Artikel, 3. Aangaande de weezentlykfle Voorzorgen , die men te neemen heeft tot de Verlofing der Kraam- vrouwen , ingtvalle de Streng 15 gebroken, of dat dezelve „ fchoon nog 8 bibi winde À wid zn flaat gevonden wordt, om tat Uithaaling van de N ageboorte te dienen. De eerfte zaak, die men in agt moet neemen, is, de Hand, wel befmeerd zynde , in te bren- gen tufchen de Wanden van de Baarmoeder en de Vliezen: anders zou het zeer moeielyk zyn de Volger uit te haalen, indien dezelve niet af- VL Deen. li 3 ge 492 —_ Manmr OM pr KRAAMVROUWEN- gefcheiden is, gely.k men alsdan, den meeften: tyd, reden heeft te denken. „Ten tweeden, moet men de andere a op het Lyf. van de Kraamvrouw leggen, om -de Baarmoeder het agteruitfchieten te beletten. De derde zaakis, oplettendheid. te hebbens dat de rug van de Hand , die men in de Baarmoc= der gebragt heeft, altyd gekeerd, zy‚naar.die zy- de. van dit Ingewand , waar van de Volger afge- fcheiden moetworden. „De vierdez»dat men allengs de geheele, Klomp van,de Volger affcheide , voorenaleer men ‘dien cragte uit te haalen. „Zonder dit ftelt‘men. zig aan de gevaaren bloot, van dezelve niet in: haar ge- heel af te haalen , en , bygevolg , om verpligt te Zyn, van ze by verfcheide hervattingen uit te trekken; ’ welk zeer onbevallig is: of zelfs ’er eenige brokken van. in de Baarmoeder over te laa- tens welk gelykrin ’t algemeen-bekend is , doorgaans gevaarlyke Gevolgen na zig fleept. „De vyfdes-dat men de Volger zorgvuldig om- vatte, zodanig, dat de Duim ftevig gezet wordt op de zyde, daar de Navelftreng ’er aan vaft i is, terwyl de andere Vingers geflagen worden om het tegenoverftaande gedeelte: en zo men, niet- tegenftaande deeze.voorzorge, voelt , dat de Vol ger dreigt van één te fcheuren , gelyk dit niet dan: te dikwils gebeurt,’ wanneer een.Kind in de Baarmoeder geftorven is; en vooral „ zulks lang REA k de beidd ge- 4 TE VERLOSSEN VAN DE NAGEROORTE, 403 geleeden zynde: alsdan moet men al zyn Vermo- gen in ’t werk ftellen, om de Volger voorlyker te vatten „zonder egter de andere oplettendheden, die hier voor in ’ breede zyn ontvouwd, te ver- zuimen. | De zesde, eindelyk ; dat men ongelukkig „en door onvoorziene oorzaaken, eenige brokken van de Volger in de Baarmoeder overgelaten, hebben de, zig herinneren moet , hoe ?er zekere uitpui- lingen, als de Kam van een-Haan, in meer of minder veelheid , en fomtyds zelfs van aanmerke- lyke grootte , aan de Wanden of Bodem van de Baarmoeder zyn , ter plaatfe, daar de Volger vaft heeft gezeten; ten einde men, onder ’t werken om de overgebleevene brokjes van de Volger uit te-haalen, zig zorgvuldig wagte voor de kwet- zing van de Baarmoeder van binnen ; waar van men de gezegde uitpuilingen als Uitwaflen kan aanmerken. Het is blykbaar, dat de zes Aanmerkingen, die ik hier bygebragt heb , de wezentlykfte Om- flandigheden behelzen „ welken ?er waar te nee. men zyn in het vithaalen van de, Volger, wanneer die alleen en zonder, Streng in: de Baarmoeder overgebleeven:is. „De S pl leojk Fi El se pr Le EN ee) Si On 494 _ MANIER OM DE KRAAMVROUWEN 3: ‚ De bekwaamfle Manieren om de uiidryving te be- vorderen, of de afbaaling te doen, van de Na- geboorte der Maskraamen, on de eerfle Maanden van de Zwangerheid. In ’t algemeen zyn ’er twee Hoofdfoorten van Miskraamen , die al onze oplettendheid verdienen in betrekking tot de Manier , op welke de Natuur te werk gaat tot uitdryving van de Nageboorte ; een Operatie, in welke zy dikwils groote zwaa- righeden te overwinnen heeft. Men kan niette min verzekeren, dat ’er een van deeze twee Ge- vallen is, waar in men , zonder veel te vreezen, aan de Natuur de zorg kan overlaaten om zig van de Volger te ontflaan: maar in ’ andere is het dikwils voorzigtig die af te haalen , fchoon men doorgaans ‚ om hier in te (vagen belenen moet te boven komen. De voornaame redenen, die in ’ eerfte Geval kunnen doen befluiten , om aan de Natuur de zorg over te laaten van zig te ontlaften van de Volger, zyn; wanneer ’er geen verlies van Bloed plaats heeft, of dat hetzelve zo gering is , dat zulks geen ongeruftheid baart. Ten anderen is men dikwils als gedwongen om deeze party te kiezen , om dat, hoe groot een begeerte men ook hebbe tot het vatten van de klomp der Vol- k tnt GS di ver eid 0e Î Á b - Et Same TE VERLOSSEN VAN DE NAGEBOORTE. 495 ger, dezelve geen vaftheid genoeg heeft in dit Geval, fchoon zy op den rand der Opening van _de Baarmoeder zit; om dit te kunnen doèn. Men kan, buitendien , alsdan geen gebruik maaken van de Navelftreng , alzo dezelve, in de eerfte Maan- den van de Zwangerheid, niet fterk genoeg is, om het trekken te kunnen verdraagen. _ Daaren- boven is de Mond van de Baarmoeder doorgaans te weinig open, en de Hals te zeer geflooten, om den Vroedmeefter * inbrengen van de Hand toe te laaten; zodanig, dat hem geen toevlugt overblyft, dan af te wagten dat de Natuur zelve de Volger en haaren aanhang uitdryve: maar, zo men bemerkt dat de Stoffen, die uit de Baarmoe- der worden geloosd ‚ van een rottigen aart zyn, % geen niet dan te gemeen is in dergelyke Om- ftandigheden, wordt het zeer nuttig en zelfs noo- dig, in de holligheid van dit Ingewand eenige Jaauwe Vogten in tefpuiten; ’t zy, om het rot- tige Slyk, waar mede het alsdan van binnen is overtoogen, te verdunnen en weg te voeren, tot voorkoming van de opflorping van hetzelve, en bygevolg van de fchadelyke uitwerkingen, daar dezelve gelegenheid tae zoude geeven; ’ zy om, ten zelfden tyde, de losmaaking van het vreem- de Lighaam, deszelfs nederdaaling in de Scheede en volkomen Uitgang , te bevorderen (f). Het (f) Ik ben de eenigfte niet, die met voordeel gebruik gemaakt heeft van Infpuitingen in de Baarmoeder, in dere VL Deer. E li 5 gee 496 _ Manier oM pE KRrAAMVROUWEN Het Vogt, waar van ik federt langen tyd ge- bruik heb gemaakt , om Infpuitingen in zulke Om- ftandigheden te doen, beftaat in een flap Aftrek- zel van Heemftwortel gekamferd, dat is te zeg- gen, waar in sik by herhaalingen Kamfer, die in brand. geftoken is, doe uitbluffchen „ of ik laat dezelve , in Dooijer van Ey ontbonden zynde, onder de Injektie mengen. Maar zo wanneer eene Vrouw, in de ken Maanden van haare Zwangerheid Miskraamende, eene aanmerkelyke Blocdftorting overkomt, als- dan zou het niet altoos voorzigtig zyn, zig aan dit enkele Middel te houden; noch met geruft- heid gelyke Gevallen. De Heer RrcerLiN, myn Kollega, heeft 'er ons onlangs twee Voorbeelden van medegedeeld: zie pag. 202 van dit III, Drer der Memoires de Chirure gie: [waarin deeze Heelmeefter meldt, dat Mauriczau, wel is waar , ook gewag maakt van Infpuitingen in dere gelyke Gevallen, doch dat dit alleen maar op de Scheede of de Vrouwelykheid fchynt te zien , ten einde die woor de aandoening der vuile bedorven Stoffen te befchutten en ze daar van te reinigen; inzonderheid, dewyl hy de zorg van deeze Infpuitingen, Inwerpingen of Affpoelingen aan de Vrouw zelve overlaat. Wel is waar, MAurie Grau fpreekt wan dezelven te doen in den Hals der Baar- moeder, doch daar mede, tragt de gemelde Heer te bewyzen, wordt in deszelfs geheele Werk doorgaans de Scheede gemeend. Recorrrin heeft, tot de gemel-, de Infpuitingen, enkel warm Water met een zeer goëden uitflag gebrúikt. Hy hadt de gedagte Manier, van dit in zodanige Gevallen in de Baarmoeder te doen, aan den Heer Puzos medegedeeld, die hem verzekerde, dat heg een nieuwe Uitvinding ware} ts eerde Ld TE VERLOSSEN VAN DE NAGEBOORTE. 497 heid af te wagten; gely kin? voorgaande Geval, datde Natuur zig zelve vân.den Volger ontbloo- „ten-moge3fchoon-men zelfs-geen ander doelwit beoogde; dan de Kraamvrouw. te bevryden. van de Ongemäkken: en’ Gevaar „welke een onaf- feheideiyk Gevolg,zyn van de zwaare. Bloedftor- tingen. u nig Ziehier welke myn Manier Zy» en waar op ik my” in-deezen; gronde. ;-Men. weet dat het Bloed , gene. overvloedig in dergelyke ‘Geval- den türloöpt „alle de Deed verflapt.” De Vraed- meefter zal dan-de eene Hands met gemak kunnén inbrengen in de Scheede, en teffens cen zyner Vingeren in de Baarmoeder , en met behulp van zyn andere Hand „ welke zagtelyk „doch niette- min genoegzaamftevig , nederwaards drukkende, tegen het Lighaam van de Vrouw aan moet gehouden worden, om de Baarmoeder het terug- wyken te beletten ; zal hy’ doorgaans daar toe komen, om zonder een zeer groote moeiclykheid de Wlgen geheel te kunnen laassankdeu door zy- nen Vinger in * ronde te beweegen in de Baar- moeder. ì Deeze bewerking gelukt doorgaans „en het is my zelf dikwils gebeurd, dat ‘ik deeze kleine Klomp in haar geheel kon weghaalen, voor dat ik myne Hand uit de Scheede terugtrok; om dat ik de voorzigtigheid had, van op de Volger te fteunen met het end van mynen Vinger, dien ik ten deele boog: Voorts „ indien al de uithaaling „VL Deen. van È 495 VERLOSSING VAN DE NAGEBOORTE. van ’t vreemde Lighaam in den eerften opflag niet zo volkomelyk gelukt, als men wel wenfthte; is het ten minfte zeer zeldzaam , dat hetzelve niet, of in zyn geheel, of voor ’ grootfte gedeelte, uit de holligheid van de Baarmoeder in haaren Hals neerdaale , en alsdan heeft men , behalve dat de Bloedftorting ophoudt (2), doorgaans het gemak van dit vreemde Lighaam te kunnen vatten en uithaalen, ’t zy met den Duim en voorften Vin- ger , ’” Zy, in de Gevallen daar de Vingers hier toe niet in ftaat zyn, met den Tang, dien ik tot de Miskraamen heb laaten maaken *). u. (g) Omtrent deeze Bloedftortingen heeft de Heer P v- zos, in het IL. Drer der Memoriën van de Koninglyke Akademie der Heelkunde, een Verhandeling aan ’t licht ge- geven. bil (*) [Deeze Tang is een zeer eenvoudig Werktuig, van grootte en figuur omtrent als de Tangen, die men tot Steen{nyden bezigt, maar de Lippen zyn gevenfterd , om het weeke Lighaam beter te kunnen vatten, en de Schar- nier is zodanig gemaakt, dat ’er geen Vlees of Vleezig deel in beknellen kan. De Heer Le vrerT verhaalt eeni- ge Voorbeelden, waar in hy deezen Tang van zeer groo- ten dienft bevonden heeft. Zie ’t Vervolg van zyne Ob- ‚ fervations fur les Accouchemens Laborieux, Paris 1750, Art. XIL & la Planche IL. Fig. 12. | DE „DE NUTTIGHEID U TACEN TEE 1 Te PAARD RYDEN, ONDERZO GT, DOOR DEN HEER JOSEPH BENVENUTI, Med. Doktor en Lid van bet Keizerlyk Genoot- Jchap, als ook vam de Societeit van Gottingen. CRefleffioni Jopra gli effetti del moto a Cavallo. Luce 1760.) E Geneeskunde door Lighaams-oefening, welke zeer veel vermag om hardnekkige : Kwaalen te verdryven, wordt gezegd in de tweede Eeuw na de ftigting van Rome eerft uit- gevonden , en door de Ouden, die zulk een me- nigte van bedrieglyke Samenftelzels der Scheid- kunde ontbeerden, met voordeel werkftellig ge- maakt te zyn. Onder die allen, nu, is het ze ‚Paard Ryden een der voortreffelykften, en by de oudfte Volkeren in menigvuldig gebruik geweeft. De Heer BeNvenuri, door zyne Genees- en ‚VL Deer, ie Schey- 500 De NUTTICHFID VAN HET Scheidkundige. Werken vermaard, geeft cènige onderrigtingen omtrent deeze Oefening in her gedagte Werk. Hy felt in de eerfte plaats de Ongemakken voor, van de Ledigheid en een ftil- zittend Leven; dan handelt hy van de Voordee- len, die het te Paard ryden aan den Menfch toe- brengt , tellende de Ziekten en Kwaalen op; die ?er door voorgekomen kunnen worden of genezen; en fpreekt eindelyk van de Manier, hoe hetzel= ve in % werk gefteld moet worden , om dat ein- de te bereiken. De Omloop des Bloeds houdt het Leven van den Menfch in ftand en regeert het: indien dezelve van ftel raakt of ophoudt; verflaauwen de Dierlyke werkingen; het Lighaamsgeftel wordt allengs ontbonden en eindelyk gefloopt. Men moet derhalve alle Vermogens infpannen, op dat zulks niet gebeure: bewaaren de beweeging van het Hart beftendig en eenpaarig, als ook die van de Vaten, welke daar uit hunnen toevloed ont- vangen van Bloed, ’ welk zy uitfpreiden door *x geheele Lighaam. Dewyl nu de Veerkragt der Vezelen oorzaak van deeze beweeging is, zal , terwyl deeze kragt vermindere , de beweeging verflaauwen , °t welk de Levenswerkingen van ftel zal helpen, het Bloed met moeielykheid door de Vaten doen vlocijen en de dunne Vogten, ftil- flaande „ eene Rottige fcherpheid doen aannee- men, welke de oorfprong van veele Ziekten is: De Verteering van het Voedzel, naamelyk, niet naar TE PAARD RYDEN, ONDERZOGT. 501 naar behooren verrigt wordende, zo vermeerdert de tegenfrand, dien het Hartlydt; de Ademhaa- ling wordt derhalve moeielyker gemaakt, het Hart klopt „de Strot-Aderen zwellen, en, dewyl de famenbinding der Vezelen zwakker is, zullen dezelven, onmagtig om den aanval van het voort- dringende Bloed te wederftaan „aan ftukken moe- ten breeken. Dus zien wy dagelyks, dat Men- fchen van een tedere gefteldheid aan Bloedftortin- gen onderhevig zyn. De Dierlyke Geeften , daar- enboven, uit het allerzuiverfte en volmaakfte deel des Bloeds bereid wordende, (gelyk men gemcen- lyk toeftaat,) zullen, als de zwakheid der Vafte deelen een gebrekkelykheid in *t Bloed veroor- zaakt, ván dergelyken aart zyn, en dus aanlci- ding tot ontelbaare Ziekten geeven, Dat, nu, de Ledigheid en een filzittend Le- ven het Lighaam verflapt en geheel verzwakt , heeft geen bewys noodig. Indien, naamelyk, de Menfch zyn Lighaam niet beweegt ‚ wordt hy vadzig en traag, verlieft de Eetensluft; zyn Ver- teering raakt in wanorde; zyn Pols wordt flaauw, % Gelaat bleek, en ’ Lighaam zwelt door eene opvulling van den Vertrok met kwaade Vogten, die het in de Rufte als doen verkwynen. Voor alle die Ongemakken firekt de Lighaams-oefening, en het te Paard ryden inzonderheid , tot een Ge- neesmiddel: want het kan niet alleen dezelven tot onfchadelykheid brengen , maar zelfs de moeie- Iykheid wegneemen , die zy ons veroorzaaken. VL Deen Door go Dr NurriGHEiD VAN HET Door het Ryden,; immers, worden de Vafte Lig» haamsdeelen in de eerfte plaats gefchud, % welk de perfing der Vaten op de Vogten vermeerdert, zo dat, door het naderen van derzelver Wan- den aan den As, en wegens hunne Veerkragt daar van weder af te wyken, een gevolgely ke uitwer- king van-deeze beweeging in de Vogten verkree- gen wordt; dat zy, naamelyk, met gemak door hun eigen Buizen rondloopen; ’ welk tot herftel ling ftrekt van *t Evenwigt tuflchen de Vafte en Vloeibaare deelen. Hoe moeielyk ook het Bloed, dat door de Aderen loopt, in het Hart te rug zou kunnen komen , indien de Spieren niet bewoogen werden „leert ons de Aderlaating , daar men ziet, hoe zeer de aandrang naar de gemaakte Opening door de beweeging der Spieren vermeerderd wordt. Dewyl dan door het Ryden meer Bloeds naar ’t Hart vloeit, zal hetzelve fterker en fneller worden uitgezet en famengetrokken, ? welk niet alleen een vaardiger Omloop door de groote , maar eene verdere indringing in de klein- fte Vaten zal te weeg brengen , zo dienftig tot affcheiding ‚ bereiding en volmaaking, der fynfte Vogten. Door de Oefening wordt het vermogen der Veerkragtige Lighaamen vermeerderd, ’t welk plaats’grypende in de Vaten, die het Bloed ver- voeren, zal in de Herfenen een overvloedige af- fcheiding gefchieden van het Zenuwfäp, en der» halve eenrykelyke toevloed van ’tzelve zyn in de Ze- EE / TE PAARD RYDEN) ONDERZOGT. 503 Zenuwen , waar door derzelver gevoeligheid en beweeging verfterkt zal worden en vlugger ge- maakt. Door dit zelfde te Paard ryden zalde affcheiding der Vogten in de Klieren bevorderd, en de traagheid dier Sappen weggenomen wor= den, welken anders zo ligtelyk in de Ingewan- den van den Buik worden opgehoopt. Het Zwa- velagtig beginzel wordt door die zelfde bewee- ging werkzaamer gemaakt, het neemt meer warm= te aan, welke, terwyl de Vogten zig uitzetten, de Doorwaafeming bevordert. Wanneer men een Menfch, die te Paard gereeden heeft, een Thermometer aan ’t Lighaam houdt, zal men een duidelyk blyk zien van de vermeerderde Warmte, en de Pols zal aantoonen , dat de beweeging des Bloeds vaardiger gefchiede. Niet minder wordt de Verteering der Spyzen ’er door bevorderd: want de herhaalde Schokkingen verloffen de Maag en % Gedarmte van Slymagtige famengroeizelen , waar uit de onverteerbaarheid der:Spyzén en de Walging, voortekenen van Ongezondheid, ont- flaan. Met meer gemak zal de Chvl ih de Melk- vaten dringen, waar uit men een zuiverder Bloed, tot een gezond Voedzel van % geheele Lighaam , zal bekomen. Het Middelrift, en de Spieren van den Buik, zullen, onder * Ryden, met grooter kragt bewoogen worden » ’t welk niet weinige zeer goede uitwerkingen te weeg zal brengen, gelyk daar zyn; een gemakkelyke Ademhaaling, Verteering, Ontlafting , affcheiding der Vogten VI Deer. Kk in hide t matndiihcele A Or De Nurrieneip VAN HET _ in de Klieren, en wat dies meer is, Maar, % allergroot{te voordeel, dat men van deeze Lig- haams-oefening heeft, is de voortzetting van het Bloed. door de Poort-Ader , waar in het anders gewoonlyk te traag bewoogen wordt : want dee- ze Ader neemt, na dat zy het overtollige van het Voedzel der Ingewanden van den Buik ont- vangen heeft, den poft ook van een Slagader waar; wel niet door het Bloed naar ’t Hart te rug te brengen ‚ maar % zelve te verfpreiden door de zelfltandigheid van de Lever, op dat de Gal daar uit afgefcheiden worde. In dit Kanaal nu ont- breeken zo wel de Kloppingen van een Slagader , als de Klapvliezen der Aderen; ’t welk den door- togt van het Bloed nog moeielyker moet maaken, ten zy hetzelve door de beweeging van het Mid- delrift en de Buikfpieren voortgezet worde. Maar, niet minder nuttigheid fcheppen wy uit den Dampkring zelf door het Ryden. Immers een bewoogen Lugt gezonder zynde dan die ftil Îiaat, zo worden wy ’er lugtiger door gemaakt en verfrifcht, en minder belaft door de zwaarte van ons eigen Lighaam. „Vervolgens telt de Heer Benvenuri de by- zondere Kwaalen op, welken het te Paard ry- den, boven alle anderen , of hulpe toebrengt, of in de grond geneeft. Hy begint van het Hoofd, onder welks Ziekten de Beroerdheid. zekerlyk den voornaamften rol fpeelt. Derzelver oorzaak ftele hy. tweederley, of in ’t Bloed beftaande , ‘of | P ‚Ain eN re PAARD RYDEN, ONDERZOGT. 8 in de Vogten. Zo zeer, nu, als deeze Lighaams- oefening nadeelig zoude zyn in de eerfte , zo voordeelig is zy in de andere, die een gebrek def werkingen van de Vliezen en Vaten der Herfe- nen, en eef te grooten overvloed van Vogten, daar opgegaard, tot oorzaak heeft. De Lammig- heid, welke fpruit uit eene verftopping of ver- Zwakking der Zenuwen, die uit de gemeene Ge- voelplaats voortkomen; fomtyds ook uit eene belette afftheiding van het Vogt der Zenuwen, of dat het Bloed niet komen kan in de zelfftan- digheid der Spieren; wordt door het te Paard ryden geheel verdreeven. De Stuipagtige Sa- mentrekkingen, Benaauwdheden, Hoôfdpyn en ' Hardhoorendheid, worden geholpen en fomtyds volkomen genezen door deeze Lighaams-oefening: Ónder de Borftkwaalen is de Teering, welke al= le Geneesmiddelen te leur ftelt, en waar van al- ‚ Terley inwendige Verzweeringen oorzaâk kunnen zyn. Voor deeze âllerhardnekkigfte Ziekte, nu, getuigen SYDENHAM , HorrMmAN en Boere HAAVE, dat het te Paard ryden het eenigfte Ge neesmiddel zy. Niet minder nuttig zal hetselve Zyn voor andere Kwaalen van de Borft, gelyk ook voor de Aamborftigheid , * zy door Kramp- trekkinge of door Vogten veroorzaakt, voor de Hoeft, Hartklopping, Flaauwten en anderen. In de Kwaalen van den Buik ftraalt de nuttig- heid van het te Paard ryden uitermaate door; gelyk wy reeds te kennen gegeven hebben. De ve VI Dez. - Kk 2 Ver- 56 De NUTTIGHEID VAN HET Verftoppingen vande Lever, Milt, het Darm- fcheil en andere Ingewanden, welke oritftaan uit eene vertraagde beweeging van het Bloed , wor- den ’er uitmuntend decor genezen. BaAgcrLivius heeft gezegd „dat dit een Middel was „’t welk alle anderen de loef afftak. De Geelzugt kan , wanneer zy door eene Verftoppinge der Galbuizen of van de Kanaalen die dezelve in ’t Gedarmte voeren, is ontftaan, door het te Paard ryden verdreeven worden ; want, door deszelfs hulpe, kunnen de Buisjes worden geopend, zo dat de Vogten we- derom door dezelven vloeijen als te vooren. Het Scheurbuik is eene Ziekte, die ontelbaare oorzaa- ken heeft, doch waar in altoos het Bloed en de Waterige Vogten meer of minder verdikt en log, ° gemaakt „en gefchikt worden om over te gaan tot de Verrotting , door welke de Lighaamsdeelen worden verzwakt en ontbonden. Uit het wei- nige, nu, dat door ons gezegd is, blykt, dat HorrMaN in deeze moeielyke en hardnekkige Ziekte, niet t'onregte, het te Paard ryden ten hoogften aanbevolen heeft. Voor de Ongedaant- heid, Waterzugt, Verkwyning , Windkolyk, ne Waterloozing , Sleepende Koortfen, Jigt, Podagra en verfcheide Kwaalen der Vrou- welyke Sexe , die uit eene verllapping of ver- zwakking van de Vezelen ontftaan, is deeze Lig- haams-oefening zeer heilzaam. | In het te Paard ryden, eindelyk , moeten ee- nige dingen in agt genomen worden , van dien aart 4 hd sk hae. id bere a af ld ne TE PAARD RYDEN, ONDERZOGT. £o7 aart zynde, dat, zo men ze verzuimt, de ge- ____wenfchte uitwerking onsnaauwlyks bejegenen zal. „a Men moet een Paard uitkiezen dat beftuur- zaam is, én naar de regelen van de Konft tam ) gemaakt , hebbende geen: gebrek 5 waar op de Ryder zig behoort te zetten in een gemakkelyk | poftuur , met het Hoofd regt op; den Hals uitge- frekt; de Dyén behoorlyk tegen den Zadel aan , en de Voeten zodanig in de Stygbeugel houden- de, dat de Beenen niet te veel famengetrokken noch te veel uitgerekt worden. Ändien men dit ‚___ alles-nievin agt neemt, zal deeze Lighaams-oe- ___fening niet ‘dan vermoeijing en ongemak baaren. } „a. Het Ryden behoort, niet minder dan aile andere beweegingen des Lighaams, in den begin= ne langzaam en gemaatigd te gefchieden. Indien, naamelyk, het Bloed, dik zynde en dus tot den Omloop traag „ met al te groote hevigheid voort- gedrongen wordt, zal hefzelve niet kunnen vloei- jen in de allernaauwfte Buisjes, en hierom, ge- noodzaakt zynde ftil te ftaan of terug te wykens oorzaak zyn van uitfpanningen der Vaten, die geen kleine Pynen doenvontftaan , en het gehee- le Lighaam zal daar door op eene aanmerkelyke wyze vermoeid worden, Ook zulten deeze Toe- vallen dan nogeen weinig:heviger zyn, wans neer een langduurige rue vervangen wordt door &ene geweldige beweeging. Vooral moeten de genen, die eenige Verftopping hebben in de In- _ VL Deer. Kk 3 gee gewanden van den Onderbuik , bezorgd zyn on zig tegen deeze Waarfchouwing niet aan te kan- ten; want derzelver Ongemak zou verergeren, indien zy op eene onmaatige wyze bewoogen werden. Men moet dan langzaamerhand voort- gaan, tot dat men agt of tien Mylen ’s daags kan afleggen in hardnekkige en verouderde Ziekten, gelyk de Hypochonder , Teering „ en dergelyken. zg. Den juiften trap van Schokking, welke ’er in deeze Lighaams-oefening wordt vereifcht , is % na waw ipkd doenlyk te bepaalen. Een voor- zigug Geneesheer, agt geevende op het Tempe- rament en de kragten van den Patient „ en de natuur der Ongefteldheid vlytig onderzoekende, zal beft kunnen oordeelen en voorfchryven; welk eene maat in deezen te houden zy.- Op een val len draf te ryden is altoos fchadelyk , dewyl de Doorwaafeming en Adembaaling daar door ver- hinderd wordt, gelyk SANcrorzrus heeft on- dervonden: zulks verwroegt-den Ouderdom en verkort het Leven. … Daarenboven terwyl- de felheid der beweeging van de Vafte deelen in de Vloeiftoffen wordt vermeerderd ‚neemt oak de te- genftand toe, dien de Vloeiftoffen bieden ;- wes-- halven een Ryder, die fnel draaft, een grooten tegenfiand van de Lugt moet overwinnen; ’t welk zyne zwakheid en vermoeidheid zal vergrooten. Het zelfde, nu, heeft plaats, wanneer men te- gen een fterken Wind op rydt., 4 Twee- eins rd ze PS TE NED ARE 25 EEN EN NT EN re PAARD RYDEN, ONDERZOêr. Pi wi Tweemaal ’ daags ‘kan deeze Oefening wor- den herhaald „ naamelyk ; na ’t opkomen van” de Zon, en drie of vier Uuren' na Middägmaal, voor ’t ondergaan derzelve. Men moet voorzig= ‘tig zyn, dât men niet ‘te Paârd ryde; waneer de Maag met al te veel Spyzen is vervuld: want door de beweeging van het Paard worden de Vogten gedrongen naar des Lighaams Oppervlaks te, de Verteering der Spyzen raakt in wanorde; en met geweld in ’t Bloed doende gaan zodanige Sappen , die.nog raauw zyn en onverteerd, kán a òorzaak arden van gevaarlyke Ziektéh. 5. Voor iedereen is ook decze Oefening niet dienftig met een ‘geheel ledige Maag. Hrévo- ERATES4 itfftnêrs „ onderrigt ons; dat, die van ‘een Galagtig Geftel zyn, het Vaften nauwlijks kunt nen verdráägeh; % welk ten ook eigen bevindt té zyn aafì andere Tethperaimenten. ‘Laat, dêf- hälve's dië te Paard ryden wille, % morgens woort éen mädtige veelheid ván Bepzes niiet be- kwaame Geneesmiddelen gepaatd, gebruikén.’ 6. Indien men in deeze Oeeféning verfcheide Uu, ren aanhoudt, zo moet tmiér een Gotdel of Lede- ten Riem ot % Lyf hebbefi, ten einde: de al te groote uitfpanning door Winden; die gefneerilyk hier uit ontftään, voot te koten, en dé-Spieren vän den Buik te ftevigeit} op dat de geren, die van een zwak en flap Geftel ZyÛ 3 geên Datmbreuk krygéri mogen, gelyk anders fómwyléh gebeurt. VL Deen Kk 4 7. Het zra De NurricnHeip VAN HET n Í 7. Het te Paard ryden is in de Zomer.zo voor- declig niet, om dat ?er de Uitwaafeming-groote- lyks door bevorderd wordt :.en, zo het dan even- wel dient te gefchieden, moet men het doen op » koelfte van den Dag, en kiezen ’er lommerige plaacfen toe uit, daar de Lugt niet verhit is-door de Zonnefchyn. - In de Winter. moet men het niet doen, wanneer het by uitftek koud is, maar alleenlyk in de warmfte Dagen, als het niet van belang waait, de Lugt niet vogtig zynde noch Nevelagtig. … 8. Men behoort zodanige plaatfen te vermy- den die met kwaade Dampen-zyn befmet „ en daarom is het ten Platten Lanáe beft. is Telkens; wanneer „men te Paard gerecden heeft, „moet men zig, wagten van het Lighaam bloot te ftellen aan de, Koude Lugt » „welke de heilzaame Door waafeming zou verhinderen, Cn, als men Dorft krygt, moet men, zig van kou- den Drank onthouden, welke Verftoppingen en gevaarlyke Ontfteekingen. te weeg zou kunnen brengen. Indien men drinkt, zo laat het Thee zyn of warm Water, om de kleine gaatjes van de Huid open te houden, en de Vogten vry tedoen vloeïjen. zo. ‚Na deeze Lighaams- oefening moet niet aan- ftonds Spyze gebruikt worden, maar men behoort ten minfteseen Uur te wagten, op dat de bewoo- gen Vogten tot rufte mogen komen, _SANCTo- ke ï | BIUS enne esn ee ended enter) Se Bet in A nnn en” nn hd kad / vo CTEPAARDRYDEN, ONDERZÓGT SI Rus heeft beweezen, dat het Lighaam minder door waafemt , indien men onmiddelyk op de be- weeging gaat Eeten. Die gereeden hebben mo- gen wel wat rykelyk Spyze gebruiken „ doch de- zelve moet gezond, zyn, ‘om dus het verlies. der verftrooide Vogten te herftellen. Uit aanmerking van dit alles zal een Genees- heer gemakkelyk kunnen opmaaken, voor welke Ziekten het te Paard ryden dienftig zy , voor welken fchadelyk, en naar wat rigtfhoer de her- haaling van deeze Lighaams oefening moet worden bepaald, De Heer Benvenuri, die de eerfte is, door wien dit Onderwerp, op zig zelve, is verhandeld, toont de Nuttigheden , welken men?er ten opzigt van veele Ongefteldheden van hebben kan ‚ in % breede aan. VL Deer. Kk 5 NIEU- hd otern PROEVEN, TER ONTDEKKING, ZEE: WATER en OE CRN HEEN KAN DRINGEN: - oP ZEE IN °T WERK GESTELD DOOR DEN, HEER BNS Nn thans Koninglyk Ingenieur te Befancon. (Memoir. de Matbem. €” Phyfique. Tou. ur Paris 1568. pag. 1.) SHEESEEEEDEESEEEEEENIEESN Y Einige dagen voor myn vertrek van Pa- ‘rys naar POrient, daar ik my t’Sche- _« pe ftond te begeeven 5 vettoonde my de Heer | Abt Norrer, ten zynen huize, den Steel van een Wyn-Kelk, omtrent twee Duimen lang, die uit een diepen Put gehaald en vol Water was. Wy konden niet ontdekken noch begrypen, hoe | ‚ ONDERZOEK OF *T ZEEWATER ENZ. «519 hoe dit-Water in dezen Steel was gekomen „ de- wyl de beide enden. geen doortogt aan hetzelve {cheenen te hebben. kunnen geeven,- en ik wel verzekerd was, gelyk ik nog ben, dat hetook niet ter zydey doorde Poren. van het Glas, in- gedrongen ware, door hoe. hoog eene kolom van Water. hetzelve in deze Put ook mogt gedrukt zyn geweeft; of hoe lang daarin gelegen heb= ben. ‚Niets is. ondertuffchen waaragtiger , dan dat de Steel vol Water zy, waar in men het kleine bel- letje Lugt -dat-dezelve verder vult ‚op en neder ziet beweegen , als men denzelven «omkeert of draait. « Zou ìemand- ook pleizier gehad hebber; om deze Pyp door te fteeken , met. Water te vul len; en de gemaakte opening weder met Glas digt te. Soldeeren? Maar tot wat oogmerk zulk eene beuzelagtige tydkorting met den Steel van een Wynkelk, die gebroken. zynde in een Put werdt gefmeeten „ en waar van de ftukken by toeval werden opgehaald, toen men aan dien Put moeft werken. Hoe het zy , onze verlegenheid in dit Stuk ,ge- gelezen, had in de Voorrede van den Overzets Londen , over de wyze, om het Zeewater drink- baar te maaken; verwekte in my. de begeerte , om de Proeven te herhalen, die Ì in den Jaare 1736, VL Deen. door voegd by het gene ik eenige dagen te vooren — “ter der Natuurkundige Proeven van Doktor Harrs, Lid der Koninglyke Societeit vaa Vs he EIg’ _ OnperzoeK, or ’T- ZeEWArer door my ; gedaan waren in het Schip Maurepas , met gewoone Pints-Bottels, naar het uiterlyk aanzien zo wel toegemaakt , dis: of zy in’ Vuur Ben deerd waren. En om my zelven van alle ongeruftheid we- gens de Kurken re vontheffen , zo ging ik my inde Koninglyke Giasblazery te Séve van zes goede Pints-Bottels voorzien , waar van de Halfen Her- metifch of met gefmolten Glas geflooten waren. Maar dewylmy de indrukking onder aan die Fles- fen met reden vreezen deedt „dat zy , in Zee neêt- gelaaten , mooglyk breeken, en dus myne Proef- neemingen verydelen zouden, zo liet ik, eenige Dagen daar na, in die zelfde:Glasblazery nog zes andere Fleflen blaazen , die bykans bolrond, zeer kort van hals en insgely ks Hermetifch gefloo- ten waren. Deze zes laatfte Fleffen hadden var onderen die groote holte niet, welke alle Bottels hebben „ maar waren egter niet volkomen vry van eene kleine ERNA ‚ dat ?er my in mis- haagde. u arpas Ik zag geen ander middel om het zwakke ges deelte van alle deze Fleflen te ftevigen , dan my te POrsent te voorzien van kleine Houten Schaalt= jes of Bakjes „ netjes gedraaid, en daar yder: ‚Fles taamelyk wel in floot. De eenige bedenking was maar, om ?er deze Bakjes: vaft aan. te doen blyven „ als ik ?er my in myne Proefneemingen van bediende ; doch dit was haaft gevonden door middel-van verfcheide gaatjes, welken ik in den ‚ Wbe- . DOOR GLAS HEEN KAN DRINGEN, 515 bovenften rand dier Bakjes deedt booren „om daar zo veele Koordjes door te fteeken, die, om den Hals der Fleffchen ftyf aangehaald, het één met het ander genoegzaam verbinden zouden. Het zal niet geheel nutteloos zyn hier te berig- ten, wat my in het gemelde Jaar aanleiding gaf, om geduurende myn tweeden Overtogt naar Ooft-indië te beproeven , wat ’er van Bottels wor- den zoude, die, wel geflooten zynde, op ver- fchillende diepten in Zee neergelaten werden. _ Ik had ineen Mercure de France geleezen , dat twee Jefuïten, vaarende met het Schip de Sfafon , in ’t Jaar 1726 van ZOrient naar de Indiën uitge- zeild, zo als zy zig tegenover de Brafilfche kuft en deld voor de Rivier der Amazoonen bevonden , op 1 of 2 Graaden Zuider-Breed- te, een wel gekurkten Bottel in Zee hadden laa- ten zinken, (zonder te bepaalen; op wat diep- te,)en dat zy denzelven vol, j Ja, dat meer is, vol met zoet Water , hadden opgehaald. Waarfchynlyk hebben die Paters verzuimd te onderzoeken , wat ’er met de Kurk gebeurd wa- re; want dan zouden zy gezien.hebben, dat de- ze Kurk, hoe goed zy ook wezen mogt, door de drukking van het Water in de Flefch, of ten minften gedeeltelyk in den Hals gedreeven, en het dus niet vreemd ware, dat zy de Flefch vol Warer ophaalden. „Maar het verwonderlyke is, dat dit Water „zoet was: waar uit men zoude fchynen te moeten VL Deer. den- 516 ONDERZOEK, oF *T ZEEWATER denken, dat, zo de Kurk niet van plaats veran- derd of verfchooven zy geweeft, het Zeewater dan, door deszelfs Poren heen dringende, zyn zout en bitterheid daar voor had afgelegd. Zo deze Eerwaarde Paters ’er mäár niec uit beflooten Hebben, dat hetzelve door de Poren van het Glas gegaan, en dus zoet geworden ware. Miffchien dagten zy zelfs, dat, dewyl zy zig tegenover de Rivier der Amazoonen bevonden, hunne Flefch het zoete Water van die Rivver, út zy dan door de Kurk, het zy door de Poren van het Glas , had ingezoogen. De Schepen, die uit Vrankryk , Engeland en Holland , uitloopende , naar de Ooft-Indiën zei- len, komen inderdaad nader aan de Kuften van Brafil, dan aan die van Afrika, om niet door de Stroomen in de Bogt van Sfuda, aan de Guinee- {che Kuft, vervoerd te worden, daar zy bez waar- lyk weder uit kunnen raaken: maar, tuffchen hun en de Rivier der Amazoonen blyft altoos eene te groote afltand, oth aan die Rivier het zoet Wa- ter, datin de Flefch was, toe te fchryven. Nog herinner ik my , eenigen tyd na dat deze Proefneeming was Wereldkundig gemaakt, ee- ne wederlegging daar van gelezen te hebben, door één van de Leden der Akademie van Mont- pellier gefchreeven: ik wederlegge nu ook op myn beurt het Verhaal van Puree p'AcHERY aangaande het zelfde onderwerp , dat in de Stuk- ken van de Koninglyke Akademie der Weeten- | fchap- DOOR, GLAS HEEN KAN DRINGEN. #17 chappen van het Jaar 1725 ingelaft „ en in-de Voorrede van den Overzerter van ’ Werk. van den Heer Harrs bygebragt is. Hetis zeer aangenaam, wanneer men, op Zee ee nige Waarneemingen of Proeven moetende doen, een Kapitein aantreft,die op eene vriendelyke wy- ze alle mooglyke behulpzaamheid bewyft, en die ter voldoening van zyne nieuwsgierigheid zelf verlangt, dat de Waarneemingen onder zynoog met die naauwkeurigheid mogen gedaan worden, waar toe zyn (Gezag volftrekt noodig is, Ik had dit Voordeel in het Jaar 1736, op het Schip Maurepas , gevoerd by den Heer pr za Garpr-Jazier, waardigen Neef van den onfterfe- _lyken Ducur-Trouin.. De gelukkige Togt, wel- ken deze Neef, geduurende die zelfde Reize, naar Mocha deedt, wanneer hy den Iman van dit ge- deelte van Arabie, die aan Vrankryk oorzaak van. klagten gegeven ‚had , tot reden bragt; de lange en getrouwe dienften, die hy aan de Kom- pagnie der Indiën bewezen hadt, en zyne uit- muntende bekwaamheden in. de Zeevaart, zou den wel verdiend hebben, dat een gedeelte van den Luifter, waar in de Oom voormaals praalde „ zig ook in de Neef vertoond hadde! Geen mindef gemak heb ik gevonden in het doen van myne kleine Proeven, op het Schip Sa;nt-Louis, gevoerd door den Heer pr JoAnnis, die by de Kompagnie der Indiën in algemeen be- kend flaat voor een der geoefendfte Zee-Lie- VL Deer, den, 518 ONDERZOEK, OF °T ZEEWATER den, welken dezelve ooit in haaren dienft gehad heeft. Schoon deze Proeven niet dan ondér begunfti- ging van een groote ftilte gefchieden konden , was het egter noodig, dat ’er eenig Scheepswerk toe verrigt en zekere beweeging in het Schip ge= maakt werde, om een goeden uitflag te beko- men. Ik moet hier omtrent de gedienftigheid van den Heer pe JoANNss niet flegts den verdienden Roem toekennen, maar betuige ook, dat zyne zugt, om myne Proeven wel te doen gelukken , en zyn verlangen naar den uitflag, myne verzoe- ken altoos voorkwam. Den 17. April des Jaars 1753, deed ik, op de Noorder breedte van 1 Graad, 15 Minuuten, en naar gifling op de Lengte van 20 Gr. 3o Min. be- weften de Meridiaan van Parys; aan de Diep- loods-lyn, by het Lood, een gewoonen Bottel vaftmaaken , dien ik uitgezogt, vol met Water gedaan, en met eene befte Kurk geftopt had , welke ik met een Bindgaren nog nader vaftmaak- te, en met Maftik bedekte; zonder Pek egter , of Zeildoek, en zonder Houten Schealtje on- der aan. Een tweede Bottel ook uitgezogt , maar le- dig, welgekurkt, en met Maftik verzorgd, ge- lyk als de eerfte , werdt ’er twee Voeten hooger aan gehangen. Drie andere Fleffen volgden op gely ken end De eene was bolrond, Hermetifch geflooten: de an- - d DOOR GLAS. HEEN KAN DRINGEN, 519 andere hadt de-gewoone gedaante van een W'yn- Bottel , maar was even als de voorgaande bolron= de toegemaakt ; en daarenboven van onderen met een houten Schaaltje verzorgd : de laatfte „einde= lyk „ was zonder Bakje ,-geftopt met een befte Kurk, die vooraf in beeten Pek geftoken „en toen zo vaft-op de Flefeh geflagen was, dat zy voltrekt niet dieper konde ; vervolgens over- dekt met Zegel-Lak , en bewonden met een ftuk ‚nieuw Zeildoek , dat van binnen en buiten ge teerd, ’er wel ter deege om vafigemaakt, en door een handigen Matroos met een ftevig Pek: draad bewoeld was. Zodanig waren myne vyf Fleffchen toegefteld; die, op een áfltand van twee Voeten boven mal- kanderen hangende, met een Lood van zo Pon= den zagtjes werden neêrgelaten op honderd’ Vas demen diepte ,door middel van een Hysblok ; het welk tot dat einde in de Galery van het Schip was vaftgemaakt. Zy bleeven vyf Minuuten op deze diepte, gerekend naar een Zandlooper van één Minuut, die met onze Zak-Orlogies net gea dyk liep: De eerfte Flefch, die vol Water was; hadt haaren bodem geheel verloren. De Kurk; fchoon bewonden en met Maftik overdekt, was bykans geheel buiten den Hals, lag op zyde, en hieldé flegts aan ééne kant. Wat-de Maftik belangt; daar was niets meer van te vinden. …, De tweede, die ledig was geweeft ; was ge= „VL Deen Li bros 520 © ONDERZOEK, OF °T ZEEWATER broken; daar kwam niets dan de-Hals, die aan de Lyn vaft was, wederom van boven. De drie anderen kwamen heel en gaaf te voor- fchyn, maar zonder iets daar in. Deze dric Fles- fen. werden toen weêr neêrgelaaten op hounderd- en-zveertig Vademen diepte. De bolronde Flefch werdt zonder Bodem op- gehaald; de Glazen fluiting, die ’er op geblazen was, vondt men ?er ganfch af, en-de Flefch zel- ve was op verfcheide plaatfen gefcheurd. De gewoone Bottel , die ook Hermetifch ge- flooten, en van onderen met een Bakje voorzien was geweeft, kwam gaaf en goed te voorfchyn; zonder een druppel Water daar in. De laatfie, eindelyk, zonder äks van onde- ren ,en die ik zo zorgvuldig geflooten had, kwam de Bodem boven. Den 22 „April, op 40 Minuuten Zuider Breed- te, cn naar gifing op de Lengte van 19 Graa- den 55 NEinuuren beweften de Meridiaan van Parys, ftopte ik een gewoonen Bottel, met de zelfde zorgvuldigheid „als ik de vyfde hier boven gedaan hadt, zonder daar een Bakje onder aan tedoen, en liec denzelwen tot Zonderd Vademen ne- der; hy bleef vyf Minuuten op deze diepte, en kwam coen heel, gaaf en goed , weêr boven, by- _ kans vol. Water. De Kurk was door de kleine kolommetjes Water, welke door de verwyde openingen van het geteerd Zeildoek heenen dron- gen, in den Hals van de Flefch gedrukt; het ge- teerd | poor GrAs HEEN KAN DRINGEN. 503 teerd Zeildoek hadt wat meegegeven; in weer: wil van het fterk bindfel, dat ’er met Pekdraad - onder den rand van den Hals omgewoeld ‘was: Aan die zelfde Dieploads-lyn was nog eene-bol= ronde Flefch; zynde Hermetifch geflooten , zorid der Bakje van onderen, welke, uit de diepte van honderd “Vademen; heelen “gaaf te voorfchyn. kwam; zondef een druppel Water daar inu > vo: Men deedt toen de zelfde Liyn weder zakken; ha dat men ?er „behalven- deze bolronde ; nog eer anderen gewoonen Bottel hadt aangehangen; ge= wapend met een Bakje, en toegeftopt met. een& Kurk; die in Pek was:gedoopt; verder met Lalc en geteerd Zeildoek verzorgd. … Men liet dezel- ven tot honderd-en-veertig Vaädemen neder. Te ende van vyf Mintutéh kwam de bolrono de Flefch te voorfchyn met den Bodem gebroken. Daar was een tond gat, omtrent van 13 of 14 li= niën middellyn; in gekomen; en,het geen ik by- zonder vond, is, dat het end van de Lyn, dië der ter langte van ongevaar 17 Duimen benedert hing, onder het midden van den Bodem ; doot dit gat met zyn geheele langte in de Flefch was geraakt. By den Hals was een barft als en flar. De gewoone Bottel , die met een Bakje voors zien en nâauwkeurig geftopt “was, kwam en maar bykans vol met Water boven. | Ik deed aanftonds aan de zelfde Lyn eene ânde- te bolronde Flefch vaftmâaken ; die Herme=, “NVI. Deer, uis tifc x ger ONDERZOEK s OF ’T ZEEWATER tifch geflooten en van onderen met een Bakjc bezorgd was. „Men liet dezelve zagtjes neêr tot honderd en » of: en-veertig ,Vademen, daar zy vyf Minuuten — bleef. dad Zy nt opgehaald werdt ‚ was de Glaazen Stop niet, meer te vinden; het Schaalt- je was ingedrukt en in. verfcheide ftukken ge- broken, „Men heeft in, de voorgaande, Proefneeming van den 17 April gezien, dat een gewoone Bottel Hermetifch geflooten, aan den Bodem voorzien met» een Bakje „-ten-einde van vyf._Minuuten vit !de “diepte van. honderd-en-oeertag Vademen gaafsen;geheel , zonder; een. druppel Water daar binnen „ weêr boven werdt gehaald. Deze heeft derhalven het gewigt van Water dat hem om- ringde, kunnen wederftaan , zonder dat ?er iets door de Poren van het. Glas heenen drong. Maar, op honderd en oyf-en-veerthig Vademen diepte, kon eene bolronde Fles , ook Hermee afch geflooten, en van onderen met een Bakje geftevigd, de perfing. van het Water niet we= derftaan ; en noch dat Bakje , noch de Glazen Stop, noch de Flefch zelve, waren op deze diep- te beftand tegen het gewigt van zo hooge kolom= men; als ’er toen op drukten. Men zal my vraagen ‚ waarom ik niet onder- zogt, of de zelfde Bottel, die het op de diepte van honderd-en-veertig Vademen zo wel had uit- genden ‚niet even goed op honderd en vyf-en- veer DOOR GLAS HEEN KAN DRINGEN 523 veertig. Vademen beftand zoude wezen? Ik zal openhartig bekennen, dat ik, ten uiterften in myn fchik, dat ik ze van honderd-en-veertig Va-, demen gaaf en volftrekt ledig had opgehaald „ de- zelve gaarne bewaaren wilde,om de Heeren Waar, neemers, van voor de Rivierder Amazoonen, en, Jur les negens du Banc.des Arg guilles , te-overtui- gen, dat zy zig niet verhaaften moeften „om zoet. Water , of dat zyne zoutigheid voor drie vierde deelen hadt afgelegd, der Wereld aan te bieden, zonder eerft de Kurken op hunne Fleffen, en de hoedanigheid + van hun Water , onderzogt te hebben, Dus durfde ik dèzen Bottel, dien ik naar Vrankryk wilde zenden, niet boven de honderd- en-veertig Vademen diepte waagen; maar, in plaats van dezen , liet ik eene bolronde Flefch ne- der, eveneens: van boven geflooten, en van on deren bekleed met een Bakje, daar ik my zo veel niet over bekreunde of zy brak, fchoon dezelve naar alle waarfchynlykheid het beter had moeten uithouden , dan die, welke ik „na de fterke Proef, die ze hadt doorgeftaan, befloot te fpaaren. End Vervolgens ontkurkte ik de gewoone Bot- “tels, om het Water te proeven „ dat ’er in was, en om waar te neemen , wat ’er onder het geteer= de Zeildoek was voorgevallen. Wy bevonden , dat het Lak de Kurk niet ge- volgd was naar binnen in de Flefch, of naar den Bodem derzelve ; dat het vaft was gebleeven aan VL Daar, Ll 3 het 8 | 524. ONDERZOEK, oF /T ZerwArra het geteerd Doek, dat ’er over heen was, en geene- verandering. fcheen ondergaan te hebben, dan alleen ten opzigt van eenige reeten en fcheurt- jes, die het gekreegen hadt: het welke duidelyk aantoont; hoe groot het vermogen en de drukking, dier kleine Water-kolommetjes zy , die door de kleine openingetjes tuffchen de draaden van het ge- teerde Doek, en door de fcheurtjes van het, Lak, heenboorende, in weêrwil van deze haare klein- te, egter een ftevige Kurk, die van boven dik- ker was, dan de hals van de Bortel wyd, daar- Enboven met gefmolten Pek beftreeken , en zo îtyf als doenlyk was op de Flefch gellagen, tov onder op den Bodem hadden kunnen nederdruk- ken. Dit fchynt onbegrypelyk ; > maar de Na- tuur ís vol wonderen ! Het Water, in deze Fleffchen vervat, kwam ons zeer zout, bitter en lymagtig voor, zonder van den Smaak te fpreeken, dien het gekreegen. hadt, met door het geteerde Doek te dringen. Het Water, dat wy van de oppervlakte der Zee met een Beker fchepten ‚ was merkelyk hel- derder en klaarder, dan dat der Fleffchen. Op de Smaak kwam ons dit Water, van bovenuit Zee gefchept , even. zout, bitter, en lymig voor, maar zonder Teer. Daar is alle waarfchynlyk- heid om te denken, dat het Water der Fléffehen, vuil was geworden, terwyd het door het Pek, Tak, Zeildoek, enz. was heen gedrongen. Mis- Gektien zijn de Fleffchen van binnen ook niet heel fchoon DOOR GLAS HEEN KAN DRINGEN: AE fchoon geweeft, en heeft ’er dit mede iets toe gedaan. b Voor ’t overige; dew yl;na het ruiken en proe- ven van hec Water in de Fleffchen, onze Mond en Gehemelte, door het Zout en de bitterheid van hetzelve, fterk was aangedaan ; zo waren wy toen buiten flaat, om met grond te beflitfen, welke van die twee Waters, het zy dat der Fletlchen, of van de oppervlakte der Zee; het zoutfte ware; dit zou uit de verfchillende Veel- heid Zouts, die men door uitwaafeming uit de zelfde Veelheid van Water krygen kon, hebber moeten blyken, Het is miflchien door dit, of eenig dergelyk middel, dat de Graaf pe Mar- sieui heeft vaftgefteld , dat het Zee-water, uit de diepte opgehaald, zouter ware „ dan dat van de oppervlakte der Zee. Ten opzigte van het- gevoel „kwamen my het één en ander even Olie- agtig en flymerig voor; maar, om de waarheid te zeggen, men moet hier veel meer aan gewoon zyn, dan ik ben, om dergelyke kleine verfchil- len met den Vinger en op het Gevoel te kunnen onderfcheiden. | Den 19 Mey 1753, Waren wy op 33 Gr. 40 Min. Zuider Breedte, en, naar giffing, op de Lengte van 12 Gr. go Min. beweften de Meri= _diaan van Parys. De groote Stilte, welke wy op dezen Dag hadden, gaf my gelegenheid , om eenige Proé- ven met myne Bottels te herhaalen; maar dewy! VI Deer, Ll 4 een _N 526 ONDERZOEK, OF °r ZeeWATER een fterke deining--het ‚Schip „geduurig „naar den kant van het Stuurboord deedt afdryven, zo beval de Heer pe JoANNIS, altoos oplettend en volvaardig , om myne Proefneemingen te bevors deren, dat de Mars- en Bramzeilen bygezet zou- den worden, die, fehoon in ful Weer, opgegyd- waren; om van het mine Koeltje , dat ?er- kwam, gebruik te kunnen maaken. ‚Inderdaad, zodra deze Zeilen bygezet waren, ftonden zy de kragt dier deining genoegzaam tegen; en de afdryving van het Schip was veel minder dan te vooren, viwas op den 17 April niet weinig. verwons dan rating dat de Flefch met Water, zo alg ikk verhaald heb, fchoon enkel geflooten met eene goede Kurk, met Touw bewonden, en met Mas- tik beftreeken, zonder Bakje van onderen , op de diepte van honderd Vademen niet beftand geweeflt ware: want il had ftaat gemaakt op. den mweêrftand en tegenwerking van het Water, das %er in was, en dar het Evenwigt, welk dit met het Buiten-Water maaken moeft, mynen Botrtel gaaf en geheel zoude houden; gelyk het dus met onze Lighaamen gaat , waar van de Vogten en Vloeiftoffen Evenwigt maaken met den ganfchen Dampkring „die ons, buiten dat ; door zyn Gemis verpletteren zoude. … Ik vermoedde derhalve met. reden , dat leke eerite Bottel met Water, in de Proef van den 17 April, wel eenig gebrek mogt hebben gehad, fchoon. DooR GLAS HEEN KAN DRINGEN. _ 527 fchoon men denzelven , eer dat men hem vulde en nederliet , onderzogt en wel bekeeken hadt. Men heeft reeds gezien, dat zyn Bodem ’er geheel was afgeraakt, dat de Kurk bykans buiten den mond. of de opening van den Hals ware, en daar. nog eventjes aan vafthield. Een duidelyk bewys, dat het onderfte van het lighaam des Bot- tels het zwakft ware geweeft, en dat, toen ’er dit af was , de Kurk, hoe vaft ingeflagen „ hoe ftyf gebonden en met Maftik bepleifterd, op haar beurt gedwongen was geworden te wyken voor de kragt, die van onderen tegen dezelve werkte, en die niet genoegzaam werdt opgewoogen door de drukking , welke ?er van boven op gefchiedde, Ik deed uit eene menigte van Bottels, uit de Glasblazery van Rouen,céénen uitkiezen, die ons allen de befte voorkwam ‚ om wederftand te bieden. wm ot meerdere entei liet ik ’er een Bakje onder binden, en, als adzele met Zeewater ge- vuld was, ftopte men hem toe met eene goede, gaave, lange Kurk , gedoopt inheete Pek , zo diep en vaft, als doenlyk was, ingeflagen, fteekende 1o of 11 Liniën boven den rand van-den Bottel uits een dikke laag beft Lak daar boven op; alles over- dekt met een ftuk fterk Zeildoek, dat van binnen en buiten geteerd was, en om den hals van de Bottel wel vaft werdt omgebonden en bewoeld, door dien zelfden Matroos, die de andere Bottels zo wel bezorgd hadt. _ In dezen ftaat werdt hy aan de Lyn vafigebon- AL Dezr, Ll 5 den ie 28 "ONDERZOEK, Of ’T ZEEWATER den by het Lood, dat flegts dertig Ponden zwaar was „ om de Matroozen , die het neêrlaaten en opwinden moeften, zo veel niet te vermoeijen: want myn oogmerk was, om deze Proefnee ming tot het uiterfte voort te zetten,en van de filte, die mooglyk geen Menfeh op ’ Schip, dan my alleen, vermaak deedt, een voordeelig gebruik te maaken. | Ik moet aanmerken , dat deze Bottel in zyn natuurlyken ftaat (*) aan de Lyn was vaftge- maakt, zodat dezelve niet t’onderft boven keeren konde, en dat ik, by het getal der Vademen, die ik haar elke reize nederliet, altoos nog een- _en-twintig Voeten, dat is vier Vademen en een Voet, byvoegde, en haar zo veel laager zakken deedt , om rekening te maaken op de hoogte van de Galery van het Schip boven de oppervlak- te van de Zee. Ook heb ik rekening gehouden van (*) [Schoon de Schryver wat laager, in zyne Proeven van den 25 Juny, de byzonderheid, welke hy hier meldt, zodat dezelve niet t'onderf boven keeren konde, even eens voor reden geeft, waarom hy een Bottel met den Hals naar onderen, en dus omgekeerd , hadt gehangen „ be- gryp ik egter, den Natuurlyken (taat van den Bottel, hier , met den Hals naar boven te zyn, omdat onze Akademift naderhand eene afzonderlyke Proeve bybrengt , die hy- gedaan heeft, alleen met oogmerk, om te ontdekken, ef het Water van onderen op even eens op de Kurken werken zoude , als of het van boven drukte; welke Proe- ve niet te pas zoude gekomen zyn, zo deze Bottel met de Kurk naar beneden had gehangen.} DOOR GLAS HEEN KAN DRINGEN. 529 van den tyd, welken de Bottel noodig hadt , om maatig fchielyk by de Katrol af te loopen , en we- der op te komen, buiten de vyf Minuuten ; wel- ken dezelve telkens op de bepaalde diepte bleef. Eerfle Proeve. Tot zes-en-twiniig Vademen neêrgelaten in een halve Minuut, weêr boven gehaald in 1 Minuut, na vyf Minuuten rufting, gaaf en goed. Tweede Proeve, Wedr nedergelaten op veer- ge Vademen diepte, in wat minder dan 1 Mi- nuut, weder opgehaald in 14 Minuut, na een vertoeving als vooren. De Kurk was 8 of g Liniën in den Hals van de Flefch gedrukt: men zag eene kleine zakking bovenop het geteerde Doek, eveneens als of men een ftuk Deeg eventjes met den top van den Vin- ger had gedrukt. Het Bindfel fcheen niet mede- gegeven te hebben, en de Bottel kwam my vol- ler voor ; want het Water was wel een Duim van de Kurk af geweeft, toen deze op de Flefch geflagen werdt. Derde Proeve. Weder neêrgelaten op oyflig Vademen diepte, in 1 Minuut ; opgehaald in 2 __Minuuten, na 5 Minuuten vertoeving De Kurk was tot halver wegs in den Hals gedrceven. Vierde Proeve. In 1 Minuut weder neêrge- laten tot zeflsg Vademen; in 25 Minuut weér opgehaald , na 5 Minuuten rufting. De Bottel was in goeden flaat; de Kurk fcheen nog wat dieper ingedrukt te zyn. VL Dea | Pf: ij 530 ONDERZOEK, OF °T ZEEWATER Pyfde Proeve. In 1# Minuut weder neêrge- laten. tot tagte Vademen, en in ot Minuut weder opgetrokken. De Bottel was gaaf en vol; de Kurk, die bykans op de helft van den Hals hadt gezeten, was zo wel wederom naar den mond van de Flefch terug gedrukt, dat, men ze niet meer zagen dat het Zeildoek, in plaats van die kleine holligheid welke het hadt , een weinigje opgezet. en buitenwaards geweeken ware. Zie daar, derhalven, op deze diepte van tag- tg. Vademen, de kolommen Water in den Bot- tel, die met behulp van het Steunpunt werken tegen de onderfte Kring of benedenfte oppervlak- te van de Kurk, die dezelve te rug zetten in den Hals tot aan den Mond, daar dezelve , ware zy door het overgefpannen Zeildoek, en tevens door de tegenwerking van de kolommen, die van bo- ven drukten, niet wederhouden geweeft , naar alle waarfchynlykheid uitgedreeven zou zyn; en ‚ dusaan alle kolommen gelegenheid gegeven heb- ben , om zig in Evenwigt met elkanderen te hg ftellen. ‚_ Men zal nu toeftemmen, geloove ik, dat de voorzorg, om de Fleflen van onderen met een houten Bakje te ftevigen, niet nutteloos zy ge- weeft, Zesde Proeve. Weder neêrgelaten tot hon- derd ademen diepte in 14 Minuut, opgehaald in 4 Minuuten , na een vertoeving van 5 Minuuten. De Bottel was in de zelfde ftaat „ als in de voorz gaande Proefneeming. Ze- ! DOOR GLAS HEEN KAN. DRINGEN. #3ï „Zevende Proeve, Weder neêrgelaten in e% Minuut tot honderd-cn-twintig Vademen, op- gehaald in 44 Minuut, na 5 Minuuten rufting. De Bottel was in de zelfde ftaat.” Men heeft de Matroozen , die aan het Hysblok ftonden, afge- loft, en anderen in derzelver plaats gefteld. __dAgifle Proeve. Weder neêrgelaten in 2 Mi- nuut tot honderd-en-veertsg Vademen:, en op- getrokken in 54 Minuut, na 5 Minuuten rufting. De Bottel was in de zelfde ftaat. „Negende Proeve. … Neêrgelaten in 23 Minuut, op honderd-en-tagtig. Vademen diepte; opgehaald in 8 Minuut. De Flefch was in de zelfde fiaat „ als te vooren. / Tiende Proeve. Neêrgelaten in 4 Minuuten op de diepte van tweehonderd-en-dertig V ademen, door middel van twee Dieploods-lynen , die aan malkanderen gefplitft waren ; opgehaald in 93 Mi- _nuuten, na 5 Minuuten rufiing. De Bottel kwam heel weêr boven, en niets van het geen ’er toe behoorde was in wanorde geraakt. Elfde Proeve. Zie hier nog eene andere Proef, die vervolgens werdt genomen, met een gewoo- nen doch uitgezogten Bottel, zonder Bakje van onderen, die ledig was , maar geftopt met de zelfde naauwkeurigheid en voorzorgen , als die van „de voorgaande Proefneeming. Men heeft dezen, in a Minuuten , tot Zonderd „Vademen diepte neêrgelaten, en-in 34 Minuut weêr opgehaald, na 5 Minuuten rufting. De VL Deer, Flefch 532 ONDERZOEK; OF °T ZEEWATER Flefch kwam gaaf en heel weer boven; zonder een druppel Water daar in. Miffchien , als wy den Bottel veertig Vade- men laager hadden doen zakken , dat de Kurk; in weerwil van alle voorzorgen , dic wy geno- men hadden, om ze ter deege vaft te maaken, in het benedenft van de Flefch, of ten minften onder in den Hals, zou gedrukt, en dus het Zeewatef daar ongetwyfeld in gedrongen zyn ‚en de Flefch of geheel of gedeeltelyk gevuld hebben: want wy hebben in de Proeve van den 17 pril ge- zien, dat een dergelyke Bottel, eveneens toe- gefteld, ter diepte van honderd-en-veertig Vades men niet beftand was; terwyl eene andere Her- metifch geflooten, en met een Bakje van onderen _ voorzien, heel en gaaf, en zonder een druppel Water daar in, weer boven kwam. Men kan my tegenwerpen , dat ik de Fles- fehen , die het uitgehouden hebben, flegts 5 Mis nuuten ter bepaalder diepte gelaten heb, en dat die tyd te kort ware, om het Water gelegen- heid te geeven van door de Poren van zo dik Glas heen te dringen, ven de Bottels dus geheel of ge= deelrelyk te vullen; en, eindelyk; dat het geen in 5 Minuuten niet gebeurde, mooglyk in 15; 20, of meer Minuuten tyds gebeurd zou zyn. __Ik erken, dat 5 Minuuten geen zeer langen tyd uitmaaken; indien men egter ten opzigt van de- ze Proefneemingen in aanmerking neemt, in hoe kb ce omtrek van Water deze Flefchen neêr- ‚DOOR GLAS HEEN KAN DRINGEN. 533 weêrgelaten , en door welk eene vervaarlyke zwaarte van hetzelve zy gedrukt en gedrongen werden; zo zal men erkennen moeten , dat, by- aldien ’er eenige doorzyging des Waters door de Poren van het Glas immer plaats hadt, of konde hebben, ?er ten minften eenige deeltjes dier on- meetbaare Vloeiftoffe, welke van alle kanten te- gen den omtrek der Fleffichen werkte, zig afge- fcheiden, van hun Zouten grove Liymigheid ont- daan, en zo veele Poren en kleine openingen in het Glas aantreffende4 daar vryelyk in gedron- gen zouden zyn; en was de tyd van 5 Minuuten te kort, om de Bottels geheel, drsevserde, of half te vullen , ?er ten minften een veelheid Wa- ters in gebragt zouden hebben, ge-evenredigd tot den tyd der vertoeving op die Diepte , welke men by het ophaalen derzelven duidelyk hadt moe- ten gewaar worden. Ondertuflchen hebben wy, met de alleruïterfte naauwkeurigheid, die Fleffchen , welke van Aon- derd en honderd-en-veortig Vademen diepte, gaaf en ongefchonden, weêr boven zyn gekomen , on- derzogt en bezigtigd ; maar hebben -’er van binnen niets in kunnen ontdekken, dat naar het gering - “fte deeltje Waters geleek; waar uit ik derhalven meene te mogen befluiten „ dat de Poren van het Glas geen doortogt geeven „dan aan het Licht, of ten hoogften aan de fyne Vloeiftoffe (materia adi dis); gelyk de Buizen der Barometers en min mometers dit ook beveftigen. _ VL Deer, Deze [ E34 _ OnpmRzork; or °T Zeewater Deze tien Proeven met den zelfden en de elf= de met een anderen Bottel gedaan , hebben ons geduurende.120 Minuuten, of twee agtereenvol: gende Uuren, volgens den Zand-looper , die met onze Zak-Orlogies akkoord was, bezig gehouden: Des Avonds, van den zelfden Dag, had ik eene geweldige twyfeling over den elfden Bot= tel, die flegts ter diepte van honderd Vademen was neêrgelaten. Om die twyfeling weg te nee- men , befloot ik, by de eerfte ftilte „welke wv weder krygen zouden , denzelven zo geflooten en toegemaakt, als ik gezegd heb, dat hy was, tot honderd-en-dertig Wademen te laaten zakken, dac de diepte is, op welke de Heer P. p’ AcHeErYg den 29 Oktober 1724, van het Eiland Bourbon fchreef , dat hy zynen Bottel, Jur les accords di Banc des Arguiles, hadt neêrgelaten. Hy bes. fchryft de voorzorgen „die hy gebruikte , om den. zelven derwyze te koppen, dat het hem onmoge- lyk voorkwam, dat het Water daar door in de Flefch konde dringen. Toen hy denzelven egter op bonderd-en-dertig Vademen hadt laaten zakken hadt hy ze, op het oogenblik , ganfchelyk met Wa- ter gevuld, weêr opgehaald : hy verzekert, dat iedereen er van proefde,en dat men, ’er van ge- proefd hebbende, by overeenftemming befloot 4 hoe het drie vierde minder zout was ‚dan gewoon Zee- Water. … Wat de voorzorgen aangaat, die hy gebruik- te; om zynen Bottel toe te maaken ; zegt hy , dat hy DOOR GLAS HEEN KAN DRINGEN: 536 hy denzelven geftopt hadt. met eene goede Kurk wel ftyf ingeflagen; en dat hy uit vreeze, of ’er ook een klein gaatje wezen;mogt dat hy niet ontdekte, daar wit Wafch „ en. vervolgens Pek over hadt geplakt, en alles bedekt met een Pers kament, dat ?er wel vaft over en om den Hals van den Bottel gebonden was, enz. Dus houd ik zy- ne manier „ van de Bottels digt te maaken, even goed als die, welke ik gebruike heb, om de myne te floppen. | Maar zouden zyn wit Wafch, zyn Stuk Per- kament , dat op een laag Pek over de Kurk heen gelegd en om de Flefth gebonden was, (als waar in alleen het verfchil van onze wyze van doen be; ftaan heeft): zouden dezen, zeg ik, het wons derwerk hebben uitgewrogt, van het Zee waters door zyne filtreersng „ drie vierde deelen van zyne Zoutigheid te vaten het geen myn Zegel Lak en-myn van onder en van boven geteerd Zeil doek niet heeft kunnen uitwerken ? Hy laat zynen Bottel „dus toegefteld:, ter diep» te van honderd-en-dertig Vademen zakken, en op Jet oogenblik haalt hy denzelven weder boven met Water , dat drie vierde der Zoutigheid heeft afs gelegd. Ik houd den mynen, inrmer zo et den op honderd V ademen diepte 5 Minuutenlang; dat vry veel oogenblikken uitmaakt, zonder dat ’er een druppel Water „door myne Kurk doorgezee= gen, in de Flefch komt. — | abi eng „VL Deer. Mm Voor / 636 Onpenzoek, or % Zrewarre … Voor het overige: ik ken den Heer Puiureve pAcnerv zeer wel. Ik zal zonder twyffel ge- kegenheid hebben , van hem weder te zien, als il op het Eiland Bobhan kome. Ik zal niet verzui- men , hem over het Verfchynzel van zyn Bottel met Water , dat drze vaerde deelen zoet geworden” was , te fpreeken. Ik weet reeds alles, wat hy my over dit On- derwerp zal zeggen; doch tk weet niet minder van myn kant, wat ik ’er van zal moeten geloo- ven. Eindelyk: men ziet in de Voorrede van den Overzetter der Proeven van den Heer HALES, dat „ zo hy al de doorzyging van het Zee-Water in de Bottel van den Heer p’Acnerr toeftaa, (van wiens Brief op het Eiland Bourbon gefchree- n, hy het uittrekfel mededeelt; ) hy ten min- ften van oordeel is, dat die fi/treering door de openingen van het Perkament, de Pek; het wit- te Wafch en de Kurk ; gefchied zy ; alzo hy geen- zins verklaart te gelooven , dat dit Water, % welk drie vierde van zyne Zoutigheid hadt afge- legd, door de Poren van het Glas gedrongen wa- re. ’% Is hier op ondertuffchen , dat de-nieuws- gierigheid der Natuurkundigen eeniglyk uitloopt. Want ydereen kan ligtelyk bezeffen , dat ,wel- ke voorzorgen men ook gebruiken moge , omt een Bottel wel te floppen , indien dezelve niet Hermedfch is geflooten ; dat, zegge ik „ het ge- les; van de ki Warer, die er tôt zekere heog- _ poor GLAS HEEN KAN DRINGEN: 43f de Ì Í hoogte op fiaat, de Kurk cen weinig naar benes den kan perfen , en zig dus, door die openinge- tjes „hoe klein dezelven ook zyn mogen „een weg baanen, om binnen in den Bottel te komen. Ik geloof ondertuffchen niet „ dat. Natuurkundigen 4 of andere verfiandige Lieden „ dit Water, door die naauwe doortogt , zor drse veerde deelen, en nog minder, ‚geheel zoet ate hi rennen en aanneemen zullen. Den 24 Fuay 17535 op 26 Gr go Min, Zui der Breedte, de Lengte 64 Graaden beooften de Meridiaan. van Parys, deed ik in eene groote Îilte „en zonder eenige afleiding van het Schip 4 den zelfden. Bottel van de Elfde Proefneeming 4 hier voor gemeld, in 24 Minuut tot honderd-ens« derteg Vademen zakken, en na een rufting van 5 Diiaduckeh op die diepte, werdt dezelve, in 54 Mi- nuut ; weder opgehaald „en kwam vol. Water bo- ven. De Kurk dreef binnen inde Flefch. Het ftuk geteerd Doek was een weinig in den mond vant de,Flefch gedrukt; en het bindzel van Pekdraad ongefchonden. Ik heb dezen Bottel tjoridetft bover gezet if een gat, welk ik tot dat oogmerk in een Plank had laaten maaken. Ik wilde zien, of het Wa= ter, dat ’er in was, daar ook gemakkelyk-weder gitloopen zoude door die fluitingen heen, die ’ef nu nog waren; naamelyk het Teer, dat ín. den Hals geloopen was, het Lak en het Zeildoek 4 „VE Deen Mm 2 wants 238. ONDERZOEK) OP °T ZEEWATER want , wat de Kurk betrof, die heb ik reeds! gezegd, dat binnen in de Bottel omdreef. Na verloop van twee Uuren zyperden eenige druppelen zeer Zout Water uit den Mond van den Bottel; waar uit men kan opmaaken , dat de= zelve wel geflooten- moet geweeft zyn met haare Kurk, met het weeken vlocibaar- Pek, “dat nu harden fliyf geworden was; met het Lak en met het Zeildoek van binnen en buiten geteerd, (want ware deze fluiting niet” volkomen-geweeft , zo zoude het Zee-Water door de kleine openingetjes gefiltreerd nyn geworden, en dus zyne Zoutig- heid gedeeltelyk hebben afgelegd). Dit alles-eg- ter hadt de drukking van de kolom Water, die ser op perfte, niet kunnen wederftaan. Den as Sfuny yzynde nog ten naaften by op de zelfde Breedte en Lengte met dergelyk ftil Weers heb ik dezen Bottel geopend, ont ze leeg te maa- ken, en om?’er-de Kurk, enal wat ’er toe be= hoorde, uit te haalen « ik heb ’er toen op nieuws een nieuwe befte Kurk, met Pek befmeerd „ wel vaft ingeflagen , dezelve ftak thans g Liniën boven den rand der Flefch uit, en was merkelyk dikker van boven; dan de mond van den Hals der Flefch wyd was; doende verder het Lak en het geteerd Doek daar op. Ik deed ’er onder een klein rond Sehzaltje van goed Y penhout aan, „dat een weinig buiten de Flefch uitftak, zynde rondom met gaat- jes ;°om daar de Koordjes door te fteeken, waar t DOOR’ GLAS HEEN KAN DRINGEN, 539 mede het om den Hals des Bottels ter deeg: Werd waft gemaakt. t Deze Borrel, dus toegefteld zonde : werdt aan de Lyn, twee Voeten boven een Lood van 30 Ponden, vaftgemaakt ‚met den Hals naar bene den en het onderfte om hoog gekeerd: zo dat de- zelve zig niet omkeeren konde. De Bottel werdt neêrgelaaten tot honderd-en-dertig Nademen, dat de zelfde diepte was, waar in zy de voorige reis met den Hals naar boven gewecft, en met Water gevuld was geworden. In deze omgekeerde geftalte bevry dde het Hou ten Schaaltje de holte onder aan de Fles, in het neêrlaaten en ophaalen, voor de -werking van de bovenfte kolom , die ’er anders onmiddelyk op gedrukt zoude hebben. Ik wilde naamelyk onder: zoeken , of de onderfte kolommen eveneens op de Kurk werken , en dezelve inwaards perffen zou- den dwars door het geteerd Doek, het Lak en het Pek heenen , en dezelve, in weerwil van al- le die beletzels, in den Bottel dry ven. Dit gebeurde, juift even als in de Proefnce- ming, des morgens gedaan ; want na 5 Minuuten op de diepte van honderd-en-dertig Vademen ge- houden te zyn , kwam de Flefch weêr boven, twee derde deelen vol, de Kurk geheel naar bin- nen geperft. Dit was ook het geen ik verwagt- te, dat moeft gebeuren ; dewvl de Vogten van alle kanten gelykelyk werken, en hunne Zwaarte van alle zyden drukt. VL, Deer. Mm 3 puk go _ Onninzoms, or *r Zeewaren Daarenboven was de Zee volmaakt fil, en ef- fen als een Spiegel; de Mars en Bram- Zeilen werden uit voorzorg bygezet , 124 Minuuten lang, dat deze Proefneeming duurde. Het Schip hadt geene afleiding ; het Liood, de Lyn en Flefch hongen volmaakt regt „ en by kans met-hun gehee- le Gewigt aan de Katrol neder. _ Ik heb in den aanvang gefproken van eenige ge= lykfoortige Proeven, die ik in het Jaar 1736 op het Schip Maurepas had gedaan. Ik had toen gee- ne Bottels, die Hermetifch geflooten waren: ook was ik nog niet op de gedagte gevallen, om ze van onderen te ftevigen met Houten Schaaltjes of Bakjes. Zie hier egter een Proef van dien tyd, welke met die van den 22 „April laatfleeden kan vergeleeken worden. Ik zogt een gewoonen Bottel uit, die geftopt werdt met eene goede Kurk, wel vaft ingefla- gen, welke lang genoeg was , om een half Duim boven den mond van den Bottel uit tefteeken „zy n= de boven aan veel dikker , dan dezelve wyd was. Ik deed „dezelve vervolgens overkruis met een ferk Bindgaaren bewoelen, met eene dikke laag Pek beleggen, en over hetzelve een ftuk nieuw geteerd Zeildoek , wederom kruislings be- woeld, en met een fterke Pekdraad rondom den _ Hals gebonden, _ Dit is, dunkt my, alles, wat men kan doen, wanneer men geene met Glas ge- foldeerde Flefien heeft. nur In deze gefteldheid liet ik den Bottel by de Ga- ‘DOOR GLAS HEEN KAN. DRINGEN. > 54th Galery van ‘het Schip zagtjes nederzakken tee diepte flegts van veeriyg Vademen. Ik hield-henx . daar 5 Minuuten lang, en haalde hem toen wes der zagtjes op. De Flefch kwam gaaf en-geheel weêr boven, zonder eenig ongemak aan de-Kurk, en zonder een druppel Water in tehebben. Ik liet den Bottel weder ter diepte van Aon- derd Vademen zakken: hy kwam ten einde-van 5 Minuuten weêr boven ; maar de Kurk , die door den Mond van den Hals niet Scheen te icing nen doordringen ,dewyl deszelfs boven-eind veel dikker was, was agter tot onder in den Hals ge- dreeven; daar zy zig hadt vaft gehouden, om dat het Pek „’t welk de geheele langte van den Hals was nedergeloopen, en daar nog aàn zat, haar hieldt. Het Zeildoek, fchoon fterk gebonden, was in den Mond van de Flefch op de Wyze als een Beursje ingedrongen: het was alleenlyk ge- sekt, en de tufichenruimten van het Garen ver- wyderd, zonder dat men bemerken konde, dat het Bindzel mede gegeven hadt. Daar was onder in den Bottel omtrent een le- pel volfchoon Water: ilk deed terftond het Bind- zel en het Doek daar af, en keerende de Flefch ten onderft boven, zo liep ’er het Water egter niet uit, om dat naamelyk de Kurk, het Pek, en een gedeelte van het Teer, die dezelve gevolgd _ waren, het onder-end van den Hals 1e taamelyk wel flooten. Ik wagtte tot ’s anderen daags avonds, om al- VI Deen. Mm 4 les z4x ONDERZOEK, or ZEEWATER; ENZ. Jes ter deeg droog te laaten worden; toen hield ik de Flefch tonderft boven, en fchudde dezel- ve geweldig, zonder dat?er het Water uitkwam. Eindelyk had ik moeite, om ?er de Kurk , de Pek en de Teer, geheel in te drukken, ten ein- de het Water te proeven, dat ik zeer zout vond, ‚Als men deze Proefneemingen, die 17 Jaaren na malkanderen gedaan zyn, vergelykt , zo zict men ligtelyk, dat dezelve zeer veel overeenkomft hebben ; en ik geloof, dat geene andere, dan zulke, die men mogte doen met volmaakt ronde Bollen van ‘een zelfde foort van Glas, als dat der Bottels, en in een Netje aan de Dieploots-lyn ge- hangen; het in naauwkeurigheid winnen kunnen van die, waar van ik den uitflag heb medegedeeld. Va: — Po. XLIII. VERKLAARING . VAN EEN VOORSTEL GEZIGT KUNDE: Hor ner BYKOMT; DAT MEN, MET DE BEIDE ÓOGEN TE GELYK, DE __ VoORWERPEN ENKELD ZIET: DOOR DEN HEER DP U TO U R, Korrefpondent van de Akademie der Wisten. pen van Parys, te Riom in duvergne. odd de Ma'bem. & Phyfique. Tou. IL Paris 1760. Pag. 514.) GOEGCENEGORELELANEESES En Voorwerp, waar op wy de Oogen ves- tigen, tekent zig op de beide Netvliezen: het Beeld des Voorwerps , aldaar gemaakt, is dubbeld, zo menigmaal de twee Beelden op ge- deelten der,Netvliezen vallen; die ten opzigt fe Gezigts-Affen tegenftrydig geplaatft , of op VL Deer. Mm 5 on- 544 _ VERKLAARING VAN EEN Voorsrer, ongelyke afltanden van de punten , daar deeze Affen in uitloopen, of, met één yvoord, niet overeenkomftig zyn met elkanderen{ Maar, zo de twee Beelden zig op de Netvliezen tekenen, % zy naauwkeurig aan de enden der Gezigts-As- fen, ’t zy tot gelyke afftanden van deeze Punten op overeenkomftige gedeelten, wordt het Voor- werp maar enkeld gezien , fchoon deszelfs Beeld dubbeld zy. Ontvangt, in dit laatfte Geval, de Ziel de indrukking der beide Beelden te gelyk, of is ’er maar Één van beiden , waar door zy ge- voelig aangedaan wordt ? 2. Ik heb de volgende Proefneemingen gedaan, met inzigt om te ontdekken wat daar van zy. Op de eene kant van een Kaarteblaadje heb ik een rond ftukje blaauwe Taf gelymd, van eenen Duim in middellyn , en op de andere zyde een ander rond ftukje geele Taf van gelyke grootte: zoda- nig dat de twee Rondjes naauwkeurig tegen el- kander over zaten, zonder dat de rand van ’t ee- ne buiten dien van % andere uicftak. Dit Kaar- teblaadje hield ik met de fcherpe kant digt tegen myn Neus aan, regt op en neer. Toen zag ik, met myn regter Oog, alleenlyk de blaauwe en niet de geele Plek, en deeze was het, die zig aan myn (linker Oog openbaarde, met uitfluicing van de blaauwe. Derhalve was het Beeld van ieder Plek afzonderlyk getekend , dat van de blaauwe in myn regter, en dat van de geele in myn flinker Oog. Nogthans onderfcheidde ik niet EMMEN A 4 5 ’ E El na hd ” DER GEZIGTKUNDE, 545 niet meer dan een enkele Plek: zo dat van de twee Beelden, in myne Ziel, niet dan de gewaar= wording ontftondt van: een enkeld Voorwerp. Indien deecze gewaar wording het vereenigde Voortbrengzel ware van de gelyktydige indruk- kingen der twee Beelden, moeft dan de Plek zig aan my niet groen bral hebben? Ik ontdekte >er egter den minften fchyn van Groen niet in. De enkele Plek , die ik gewaar wierd, fcheen my nu eens ko dan geel te zyn; weidlehirit lyk naar maate dat de Lichcftráalen ‚van een van beide de Rondjes afgekaatft, mer-meer kragt één van myne Oogen aandeeden, Somwylen ook vertoonde zig de Plek, aan my, half blaauw „ half geel: ’t geen ik nog daar aan toefchryve, dat ze- ker gedeelte van het blaauwe Rond zig aan myn Gezigt voordeeliger vertoonde, dan de overeen- komftige plaatfen van het geele Rond; terwyl, wederom, al het overige van het blaauwe Rond myn Gezigt flaauwer aandeedt „dan het overeen- komftige deel van het geele Rond. Is ’er geen reden om daar uit te befluiten, dat in een zelfde oogenblik myn Ziel geen aandoening had, dan van de helft der Somme vande Lichtftraalen, welken door de twee Ronden waren te rug ge- kaatft, en dat zy niet te gelyk zou kunnen aan- gedaan worden door twee overeenkomftige pun- ten van de twee Beelden ? Want „zo dit dus wa- re, dan zouden deeze twee punten, die in de gewaarwording des Voorwerps zig het een op % VL Deez, an- | Ra . ) A 545 VERKLAARING VAN EEN WoorsrTEL andere geplaatft bevonden „ niet worden afgebeeld dan door een enkel Punt, ’ welk de kleur had van die beiden te gelyk of ondereen gemengd ,en derhalve ,om dat het eene blaauw was en % ander geel, zig Groen moeft vertoonen. 3. Verder, zoude men veel zwaarigheid vin- den, te onderftellen , dar van twee zodanige ge- byktydige vadrukkingen, die vallen op het Zenuw- agug bekleedzel van de beide Oogen , en zig waarfchynlyk beiden gaan vereenigen in % zelf- de punt van het gedeelte, daar deeze Zenuwen famenloopen , maar eene enkele zy , welke by voor- rangen met uitfluiting van de andere, Gewaar- wording verwekke? Ten dien einde zou het genoeg zyn, dat deeze twee indrukkingen niet volftrekt inalles gelyk waren: zo dra een van beiden flaau- wer aandoening op het Werktuig had dan haare kameraad , zou het niet te verwonderen zyn dat de Ziel, door deeze bewoogen (*), van die eer- fte geen gewaarwording had of ?er geen agt op gave. Hoe menigvuldige omftandigheden, nu, zyn’er niet, % zy van het Voorwerp, °t.zy van het Werktuig, ’t zy van het Licht afhangelyk, die kunnen toebrengen om deeze gelyktydige in- drukkingen ongelyk van kragt te maaken „en hoe veel famenloopen zyn deeze omftandigheden niet vatbaar voor ? Miffchien zelfs is het Geval, van eene (*) Zie Oeuvres de Marrorre, pag. 317. en de Natuurkunde vaa MussCcHENBROEK. $. 700. DEK GEZIGTKUNDE: … / 47 eere eenpaarigheid. van werking tuffchen deeze twee indrukkingen , oneindig seldvnati of hrg onmooglyk. 4. Als men metde beide Oogen het punt Av CPraar XLIIL Frg, 1.) bekyke, onderfteld zynde: op. den afftand van vier of vyf Duimeny en men plaatft in de Gezigts-Aflen EA, GA, aan de binnenzyde van het punt, A, hunner ge- meene Snyding of Samenlooping, twee kleine Stukjes Taf , waar van het eene, dat blaauw is, in D zy; het andere, dat geel is, in C;“zo zak men niets dan eene Plek zien, die blaauw is-of geel, of half en half van deeze kleuren , nooit groen, en men zal die Plek oordeelen te zyn irt de lyn AA, welke den hoek;D AC midden door fnydt. 5. Deeze Proefneeming is met de voorgaande overeenkomftig: de uitwerkingen zyn even de zelfden, zy fpruiten uit de zelfde oorzaaken , en men behoort ’er de zelfde Gevolgen uit af te lei- den. Zy verfchilt van de andere daar in, dat in dezelve de gekleurde Voorwerpen elkander füptelyk ontmoeten in het Punt der Samenlooping van de Gezigts-Aflen, terwyl in deeze laatfte de gekleurde Voorwerpen afzonderlyk zyn geplaatft in de Gezigts-Affen tuflchen dit punt van Samen=- looping en de Oogen. ‘Een derde manier zou er zyn, om ze op de Gezigts-Aflen te plaatzen, _naamelyk voorby- het. punt A. van derzelver ge- meene Snyding ‚by voorbeeld in P en N (Fsg.2.), ‚VL Deen en 548 VERKLAARING VAN EEN Voorste. en de Vertooningen zouden alsdan nog de zelfde zyn, wanneer men niet meer dan een deezer Voorwerpen met een zelfde Oog kon zien. Om die gefteldheid in agt te neemen, moet tuffchen de Oogen en de Voorwerpen cen Kaarteblad K gefteld worden , dat met een Gaatje doorboord is, in ’ welke men het punt van de gemeene Snyding der Gezigts-Affen EN, GP moet doen komen :>door dit middel zal men niet meer dan ééne Plek gewaar wotden, die of blaauw is of geel; indien men de oplettendheid heeft van de Oogen zodanig te draaijen, dat de twee ftukjes Tat, N, P, ftiptelyk ieder in de ftreek van een der Gezigts-Affen zyn. 6. Ik heb. my gefteld op den vafftand van om- trent twaalf Voeten, vlak tegenover een Schil- dery, die de breedte hadt van agt Voeten, en tuffchen myne Oogen,; wier Gezigts-Affen PO; „GO famenliepen op het midden van de Schildery AT (Erg. 3), in O, een Kaarteblaadje KL ges. plaatft hebbende, dat ik regt op en neer hieldt en regthoekig op de vlakte van de Schildery ; floot ik beurtlings myn regter en myn {linker Oog. Dus zagik met myn open Oog, waar van ik de eer- fte ftrekking in geenen deele veranderde, maar _ een gedeelte AC of RT van de Schildery, en, in de plaatsvan het overfchietende gedeelte CT of AR, welke het Kaarteblad voor myn Gezigt verborgen hieldt, kwam’ my voor, of devlak= _ te van de Schüldery gedraaid ware naar myn open Oog. lianne par ded annet Le aen ld ed DER GEZIGTKUNDE. 549 Oog. Ik ontfloot vervolgens de beide Oogen te —__gelyk, houdende dezelven geduurig in de zelfde ftrekking , en onderfcheidde toen de Schildery in haar geheel, doch ik zag het Kaarteblad in *x ge- heel niet, dat ik egter tuffchen myne Oogen bleef houden, en verdweenen fcheen te zyn. In dee- ze laatfte omiendigheid , was de Oppervlakte & „van het Kaarteblaa KL, getekend op het Net- vlies van myn regter Oog in BH, terwyl het gedeelte AR, van de Schildery, eeniglyk gete= kend was in myn flinker Oog (alzo het Kaarte- blad dit gedeelte van de Schildery voor myn reg- ter Oog verborg ,) in DE, opeen gedeelte van het Netvlies, dat overeenkomttig was met BH in betrekking. tot de Gezigts-Aflen PO, GO. Derhalve, nademaal ik dit gedeelte AR van de Schildery en geenzins de Oppervlakte S van het Kaarteblad gewaar wierd , zo moet noodwendig, van de twee gelyktydige aandoeningen, welken deeze twee verfchillende Voorwerpen gezamelyk tragtten te weeg te brengen op het zelfde gedeel- te van de Herfenen „ alleenlyk maar die indruks= king, welke gemaakt was door het Beeld DE van het gedeelte AR. van de Schildery, kragtig geweeft zyn en aandoening gehad hebben op my- ne Ziel. Zy zal de indrukking van het overeen= komftige Beeld BH van het Kaarteblad hebben doen verdwynen en tot niets worden „ en zulks, buiten twyfel, uit hoofde dat het eerfte Beeld DE duidelyker getekend ware, dan het andere VI Deen. BH, « £50 VERKEKARING VAN EEN WoòrsrEr BH. Inderdaad , volgens deeze fchikking, moeten de bondels van Ligeftraalen , die uit ieder punc van het Voorwerp AR. afkomen , zig- ftiptelyk op het Netvlies vercenigen; in plaats dat de bon- dels van Straalen , die uic ieder punt van het Kaar= teblad KL afkomen, (alzo dit te naby aan de Oo- gen is.) zig niet vereenigen dan voorby het Net: vlies. 7. Indien de Onder vinnen die ik zo evert heb bygebragt , alidataêren om vaft te, ftellen ; dat van twee Voorwerpen, die: zig in de Oogeri tekenen , ’er maar één is ’t welk de Ziel aandoet wanneer hunne Beelden of op de punten der Net- vliezen vallen , daar de Gezigts-Affen eindigen, of op punten die onder elkander overeenkomftig zyn; met veel meer reden zullen wy gegrond zyn om toe te flaan, dat een zelfde Voorwerp, in zo- danig een Geval, niet meer dan ééne indrukking voort kan brengen , welke op de Zicl aandoening heeft ; fchoon het, op den zelfden tyd , in debei- de Oogen een Beeld maake. Ik heb niectemin geoordeeld , dat het dienftig ware, om de ophel- dering van het Voorftel , zo veel doenlyk was, te voltooijen, cen ander ftuk op te loffen, % welk daar toe betrekking heeft , en waar omtrent de Natuurkundigen niet eenftemmig zyn: te weeten. Wanneer men met een enkel Oog D (Fez. 8), het Voorwerp S befchouwt, fchynt het in B ge- plaatft te zyn; als men dan het Oog D toefluit en kykt met het Oog G, zo verbeeldt men ’ zelve { Zg: n GEZIGTKUNDE / zet. ziginC. Wanneer men dan de beide Oogen open houdt, zo zal men, volgens ’t zeggen van, den. Heer MUSsCHENBROEK (*) , het Voorwerp oor- deelen geplaatft te zyn in F, op gelyken afftand vande Punten B en C. De Heer re Crerc, niet- temin „beweerde , volgens % berigt van den Heer PorinmRE(}), dat men het niet zag dan in B of in,C, in eene naamelyk der twee plaatfen, wel- ken het fcheen te beflaan, toen men het niet dan met één Oog alleen befchouwde. Niets fchynt tegenftirydiger dan deeze twee Waarneemingen: Derhalve, overreed zynde dat men het eene niet toeftaan kon zonder het andere uit te fluiten, heb, ik myn poogingen aangewend, om vaft te ftellen, aan welke van de twee men den voorrang geeven. moeft boven de andere, om het betwifte ftuk te onderzoeken , en ik gaa verflag doen van het ge- ne ik, ten deezen opzigte , gedaan heb; na in ?€ voorbygaan te hebben aangemerkt, dat uit het gebeurde, zo als het de Heer Musscnengrork verhaalt, noodwendig volgen moet, dat, wan neer men het Voorwerp S befchouwt met de bei- de Oogen, de Ziel een verfchillend oordeel velle over de plaatzing van dit Voorwerp, dan zy ’er over velt wanneer het flegts in één Oog alleen getekend wordt; nademaal de plaats, tot welke zy het Voorwerp brengt, niet meer de zelfde is als © Beginselen der Natuurkunde, $ 718. No. 2. th) Exper. 95. page 506. VL Deen Nn in) WERKLAARING VAN EEN VooRrsTEL afs voorheen. Dit verfchil, nu, kan, naar ’% my toefchynt, niet gefteld worden dan op reke- ning van de vereenigde werking der twee Beel- den, *t gene my tot het vermoeden brengt, dat de Ziel, op een zelfden tyd, de overeenkomtfti- ge indrukkingen ontvangt van het een en andere. Ook zogt ik, in de pooging om het gedagte ftuk te bewaarheden ‚de kragt te kennen van eenete= genwerping, die als voorshands gedaan was te- gen eene Stelling, welke my anders zeer waar- fchynlyk was voorgekomen. 8. In een horizontaale lyn, en end aan end, drie ftukken Lint geplaatft hebbende, ieder onge- vaar twee Voeten lang (Fig. 6); het eene rood AB, het andere groen BC, het derde geel CD; ging ik tegenover dezelven , op den afftand van ómtrent twaalf Voeten, flaan. De punt van een Stokje, dat loodregt ftondt , kwam juïft in de ge- meene Doorfnyding S , daar de Gezigts-Affen van myne Oogen elkander kruiften, wanneer ik die, het regter naar het punt B, het flinker naar het punt C rigtte , en ik had op ieder end van % gfoe- ne Ligt, dat is te zeggen in elk punt Bren C, een idein rondje van wit Papier geplâatft. Als ik, ffu , maar-één Oog open hield ,’t welk op’t Voor- werp S geflagen was, oordeelde ik de drie Lin- ten en de Papieren rondjes zodanig gefchikt, als zy weezentlyk waren, en het Voorwerp S kwam my voor; geplaatft te zyn op het punt B of op het punt DER GeEzIGTKUNDE,: bo | punt C‚ naar dat ik gebruik maakte van het reg: ter of flinker Oog. - g. Wanneer ik verder de beide Oogen te ge- lyk veftigde op het Voorwerp S, oordeelde ik‘het- zelve geplaatft te zyn in F, juift tegenover my, op het midden van het groene Lint. Agter dit Voorwerp S vertoonden zig aan my twee Papie= ren rondjes, een derde ter flinker , ‘en een vierde ter regterzyde, en deeze twee laatften bepaalden wederzyds hêt groene Lint „’t welk my toefcheen in längte te Zyn verdubbeld, terwyl het nogthans beflooten bleef tuffchen de twee andere Linten, het roode en geele: weshalve de Vertooning als toen zodanig was, even als of tweë groene Lin- ten, op elkander gevoegd zynde , en beiden door witte rondjes aan t end bepaald, zig gelykelyk van elkander afgefcheiden hadden, vorderénde het een ter regter, het ander ter flinkerhand, tot dat zy zig niet meer dan met de twee enden raakten, en dat de twee Papieren rondjes , aart deeze Linten gehegt, elkander regt agter het Voorwerp S ontmoetten. 10. Ferwyl ik de verklaaring van dit Vers fchynzel, en nieuwe blyken van deszelfs weezent- lykheid, tot het vervolg bewaare, zo laat ons thans, in afwagtinge van zulks, hier opmerken s hoe het volftrektelyk de zwaarigheid wegneemt, welke de Waarneeming van den Heer Musscren= BROEK ZOU kunnen opperen tegen myne Stelling, en hoe?er uit volgt, dat de verfchillendheid der VL Deer, Nn 3 gors 554 _ VERKLAARING VAN EEN VOORSTEL deelen, welken onze Ziel velt in de twee voor- gefielde Gevallen, ten opzigt van de plaatzing van * Voorwerp Sin B, in C of F, niet byge- bragt kan worden als een Kenteken, datde Ziel aangedaan kan zyn van de Gentse indrukkin- gen van twee Beelden op overeenkomftige gedeel- ten van. de beide Netvliezen geformeerd. ord, Ik maak gen aanvang ‚met toe te flaan, dat, met de Waarneeming van den Heer Mus- SCHENBROEK overeenkomftig, de Ziel, in detwee aangehaalde Gevallen , verfchillende oordeelen for- meert 3: maar ik zal ?er tevens byvoegen, dat de indrukkingen , welken zy ontvangt en die dezel- ven veroorzaaken, niet de zelfden zyn, en dat er’, overzulks , geen reden is, om alhier het verfchil van’haare oordeelen juift daar aan toe te fchty ven, dat bet Beeld in één Oog alleenlyk ge- tekend worde, of enkeld zy, in het eerfte Ge- val, en in de beide Oogen, of dubbeld, in het tweede Geval. Byaldien, in de beïde Gevallen, de Voorwer- pen, welken in de Oogen zyn drobelld, niet de zelfde indrukkingen op de Ziel te wege bren- gen, zo is het niet te verwonderen, dat ’er ver- fchil zy tulchen de oordeelen, welken zy ten opzigt van deeze Voorwerpen velt ‚ de oorzaak openbaart zig van zelve inde verfcheidenheid der indrukkingen , waarom zou men ze elders zoe- ken? Men is dan geenzins verbonden om dezelve daar in te doen befiaan, dat het Beeld enkeld of _dub- on rk vre ie DER GEZIGTKUNDES / 353 dubbeld zy „ en daar door vervalt de Gevolgtrek- king, welke men uit de laatfte reden, ten voor- deele van de gelyktydige indrukkingen van twee Beelden , die onder elkander overeenkomftig zyn, zou mogen willen afleiden. ‚12. % Is dan nu de zaak maar, dat men taone, hoe, wanneer het Voorwerp S (Fig. 6) met één Oog alleen befchouwd wordt , de indrukking, welke het Beeld, dat zig daar tekent, op de Ziel voortbrengt zeer verfchillende zy van de indruk- king , waar mede zy aangedaan wordt door de Beelden, die zig in de beide Oogen formeeren, wanneer zy te amen op een zelfde Voorwerp S, dat op zig zelve ftaat, geveftigd zyn. In het eer= fte Geval is de indrukking, welke-de Ziel ont- vangt, die van het Beeld ab gm, of van het Beeld npcd; die van elkander niet verfchillen , dan daar in, dat het Voorwerp S in-het eene fchynt ge- plaatft te zyn tuffchen het roode en groene Lint, en in het andere tufichen het groene en geele Lint: maar in het tweede Geval, en wanneer de beide Oogen te famen geflagen zyn op * Voorwerp S, is de indrukking, daor welke de Ziel wordt aan- gedaan, die van het Beeld np; gm (Fig. Ds al- „waar het groene Lint meer uitgeftrektheid dan in de twee eerften heeft , en het Voorwerp S het midden fchynt te beflaan van dit Lint, dat in Ver- tooning dubbeld is geworden. 13-,Za dra nu de Ondervinding ons leert, dat VL Deen. Nug de 556 VERKLAARING VAN EEN VaorsreL de Ziel verfchillende indrukkingen gevoelt in de twee bygebragte Gevallen, is het voor zeker na- tuurlyk, uit deeze. verfchillendheid van indruk- kingen de verfchullendheid af te leiden van de oor deelen , welken de Ziel velt over de plaatzing van % Voorwerp S: zy moet ’er van oordeelen door vergelyking met de fchynbaare plaatzing der pun- ten B en C‚ die in de ftrekking der Gezigts-Affen zyn gelegen. Wanneer men het Voorwerp S met één Oog alleen befchouwt , fchynt het punt B, of het punt C, zodanig te zyn geplaatft als het natuurlyk is, ter flinker naamelyk of ter reg- terhand, in betrekking tot het Oog; en ’t Voor- werp S, %t welk de Ziel altoos oordeelt te zyn op een deezer punten van de Gezigts-Aflen , moet ook, bygevolg, zig ter flinker of ter regterhand vertoonen, ten opzigt van ons Oog, en daar is’ dat wy hetzelve zien. Maar, wat gebeurt ’er, als men het Voorwerp S befchouwt met de beide Oogen? Alsdan wordt, gelyk wy te vooren vol- gens de Ondervinding opgemerkt hebben , de ruimte BC, die tuflchen de twee Gezigts-Affen begreepen is, dudbeld, en er komen twee fchyn- baare tuffchenruimten BC voor, endelings aan el- kander gevoegd, en welker enden die elkander aanraaken „ benevens de Papieren rondjes „ die men daar aan vaftgemaakt heeft, in een zelfde punt op één vallen; ’t geen te kennen geeft , dat de punten B en C; op welken deeze. Papieren rondjes aangehegt waren, zig aldaar ook vereeni- | gen. Tete NE DER GEZIGTKUNDE 55 gen. Daaromtrent kan de Ziel onderftellen, dat Zy > om dus elkander te naderen, eenpaariglyk en beiden even veel voortgegaan Zyn: en, door. middel van zulks, zal het punt der hereeniging. van de punten B en C geoordeeld worden regt- ftreeks tegenover en vlak voor den Waarneemer te zyn geplaatft, ven ° Voorwerp $ zal.ook fchy- nen geplaatft te zyn in ’ zelfde punt, om dat de oogfchynlyke plaatzing van de punten B en C niet nalaaten kan, die van ’* Voorwerp S te bepaa- len. 14. Hier uit volgt, dat de Waarneemingen van de Heeren MusscHenBRoEK en LE CLERC min- der van elkander verfchillen, dan in ’t eerft myne gedagten waren. Die twee Natuurkundigen heb- ben de zaaken onder verfchillende Oogpunten be= fchouwd, en men kan hun byna overeenbrengen. Inderdaad, het is zeker, dat, wanneer men een vry geplaatft Voorwerp S met de beide Oogen bekykt, en de punten B en C in de ftrekking der Gezigts-Aflen zyn, men, volgens het gene de Heer ve Creme beweert ; nooit het Voorwerp S elders geplaatft zou kunnen zien, dan opde pun- ten B of C, of, om naauwkeuriger te fpreeken, op beide punten te gelyk ; aangezien deeze twee punten B en C beweeglyk zyn, en zig in fchyn hereenigen agter het Voorwerp S; of, ’t gene op % zelfde uitkomt, aangezien de beide Gezigts- Affen altoos eene gemeene ftrekkìng fchynen te hebben. Aan den anderen kant is het niet min- VL Deen Nn 4 der 558 VERKLAARING VAN EEN Voorste der waar, dat , volgens de Waarneeming van den Heer MUSssCHENBROEK, de Gezigts-As, dien men oordeelde fchuins gerigt te zyn naar de Lyn BC, als men het Voorwerp S niet dan met één Oog befchouwde „loodregt fchynt te vallen op die zelf- de Lyn BC, wanneer men de beide Oogen te gelyk veftigt op het VoorwerpS. De Heer Mus- SCHENBROEK was in % vermoeden, dat dit Ver- fchynzel firydig ware met het gene door den Heer re Cerro bygebragt werdt; maar de Ondervin- ding, die ons leert dat de punten B en C alsdan oogfchynlyk beweegbaar zyn , doet ons begry- pen, hoe deeze twee Verfchynzelen met elkan- der kunnen beftaan. 15. Om zig op een nog overtuigender manier van de beweegbaarheid der punten B en C te ver- zekeren, behoeft men flegts de Proefneeming by Avond te doen, en een brandend Wafchligtje te ftellen in een der Punten, alwaar men zig het Voorwerp S verbeeldt te zyn , wanneer het beurt- lings met één Oog wordt befchouwd, (in B, by voorbeeld ;) en als men de beide Oogen veftigt op het Voorwerp S, zal men meenen twee Lichten te zien , het eene in * zelfde punt B en % ande- fe in punt F , daar men alsdan het Voorwerp $ oordeelt te zyn. Dus brengt zig het Licht, of, 2 gene het zelfde is, het punt, waar op het reg- ter Oog het Voorwerp S geplaatft zag, fchynbaar- kyk over van % punt B in ’ punt F. “16. Jk hervat mynen weg, en gaa nu reden gee- hd DER GEZIGTKUNDE-. «559 geeven van het Verfchynzel, ‘dat: ik in $.g heb bygebragt: te weeten de fchynbaare verlanging van het groene Lint BC, in het Geval, daar de Gezigts-Aflen, die op de punten B en C vallen; elkander kruifen in S, tuffchen het Lint en de Oo gen. Laat ons ten dien opzigte F1g. 6 befchous wen „ alwaar men.ziet , hoe ieder van de drie Linten getekend worde in ieder Oog. In het flin- ‚ker Oog verbeelden de Beelden of Tekeningen de, cp‚ pr, van de flinker naar de regterhand het geele Lint CD, het groene BC en het roo- de AB: in het regter Oog, insgelyks van de {linker naar de regterhand, mg, gh, ba, de drie Linten, het geele CD, biet groene BC en ’ roode AB. ikt De Beelden ep‚ ba, zyn met elkander ooer= eenkomflsg „om dat zy aan de zelfde zyde der Gezigts- Affen leggen , gelyk die overeenkomtftig- heid in de Figuur door de Cyferletteren 1,253 4» Aangetoond wordt. Even zo zyn ook in Beel- den de, gh overeenkomftig. Deimalye; indien men, volgens de stelling, welke ik voorgedragen heb, toeftaan wil , dat, van twee Beelden; welken op overeenkomftige deelen der Netvliezen vallen , maar één is welk de Ziel gevoelig aandoet, zynde het andere ten dien opzigte kragteloos „ zo zal men ’er uit beflui- ten dat „onder ieder van deeze twee paar Beel. den, te weeten in het eene Oog ep en de, in VI. Deer, Nn 5 het Zj 560 FE VERKLAARING VAN EEN Voorster het andere ba en gb, niaar één zigtbaar moet zyn; het andere niet zigtbaar. De Waarneemingen hebben ons doen zien,dat die Beelden, welker indrukking zig kragtig aan ‘de Ziel mededeelt , zyn cp en gb, welke ik daarom met dubbelde Cirkeltjes heb onderfchei- den, terwyl de indrukking der overeenkomftige Beelden ba, dc op het Netvlies geen aandoening heeft gehad. Inderdaad , wanneer de indrukking der Beel- den ba, de de Ziel aandeed gelyk die der twee anderen doet, zo zou daar uit, dat deeze twee Beelden met de Beelden cp en 25 overeenkom- fig zyn, volgen, dat de Ziel de twee Beelden de,ep moeft oordeelen gelegd te zyn op de twee Beelden ab, zb; dat is te zeggen, zy moeft geel en groen gelegd zien op groen en rood ; maar wy zien daar niets meer dan twee groene Banden zon- ‚der eenige vermenging van rood en geel, ’t welk te kennen geeft, dat de Beelden 4a, de de Ziel niet gewaar wordelyk aandoen. Het is nogthans niet te ontkennen , dat men ter flinkerhand van de groene Band eene roode on- derfcheidt , en ter regterhand een geele Band; maar dit komt daar van daan, dat, onaf hanglyk van deeze Beelden ba, de, welken het roode Line AB en het geele Lint CD in onze Oogen voortbrengen, en welker indrukkingen kragte- loos zyn, de zelfde geele en roode Linten zig nog er- DER GEZIGTKUNDE, 561 ergens anders tekenen, te weeten, het geele Lint, in het regter Oog, in m 8» en ’t roode Lint, in % flinker Oog, in px, en uit kragte van de in- drukkingen deezer. Beelden Zg en pris. het, dat het geele en roode Lint zig vertoonen. Dus moet men in aanmerking neemen s dat, in deeze omftandigheden, de Ziel de indrukkingen ontvangt van de Beelden cp# in het flinker- en mgb in het regter Oog. e p\ { het groene Lint. ie 4 verbeeldt, of tekent af tba En SAE mg | ‘ het geele Lint. gi) ke Lhet groene Lint. Het groen vertoont zig dan tweemaalen; het | “is dubbeld. Deeze twee Beelden cp‚ gb vanhet | groene Lint zyn aan één gevoegd en volgen el- kander in de gewaarwording van de Ziel, om dat het end c van’ eene deezer Beelden, en vend 5 van het andere, te famen komen op de Gezigts- | Affen. | Het Beeld cpu, ter regterhand van den Ge- zigts-As getekend zynde, moet, volgens de ge- woone Wetten der Gezigtkunde, ter flinkerhand worden geoordeeld te zyn, en dit is inderdaad zo: in tegendeel het Beeld mgb, ter (linkerhand van den Gezigts-As B getekend zynde, moet, _ volgens die zelfde Wetten, geagt worden, en het wordt weezentlykgeagt „ ter regterhand te zyn. Daar uit volgt, dat de gewaarwording van de VL Dern « | Zie! 562 _ VERKLAARING VAN EEN Voorste Ziel alsdan die moet zyn van het Beeld ap gm, gelykformig aan ’ gene de Waarneeming ople- vert ; ’t welk famengefteld is uit twee deelen, waar van het eene spe in ° flinker, en % andere’ bgmin’t regter Oog getekend wordt. 17. Ek zal, niettemin , omtrent het ftuk der verlanging van de groene Streep, welke ik tus- fehen de roode en geele in zag, opmerken; dat ik niet altoos de Vertooningen zo overeenkomftig. met de Befpiegeling of Theorie heb geoordeeld, als het my-toefcheen dat dezelven moeften zyn. Ik befpeurde aan de groene Band niet volkomen, eene dubbele uitgeftrektheid van de weezentlyke : maar „ zou zulks niet daar uit ontftaan kunnen „dat, wanneer de beïde Oogen geflagen zyn op het punt S, dat zig op een aanmerkelyken afftand bevindt van de Linten, de Beelden deezer Linten’ nooit wolftrekt net of fcherp bepaald zyn? Zy openbaa- ren zig maar verwardelyk aan * Gezigt en zulks zou wel invloed hebben kunnen op het oordeel, e welk de Ziel velt ten opzigt van hunne uitge- ftrektheden in vergelyking met elkander. Voorts hebben eenige ligte veranderingen , in de verrig- ting van myne Proefneeming, my, in, nieuwe onderzoekingen, volmaakte blyken bezorgd, dat alsdan het groene Lint zig eens zo groot moet vertoonen ; als hetzelve weezentlyk is. 18. (a) Op het groene Lint een rondje van wit Papier, dat een Duim breed was, gehegt heb- EE a dd nn DER GEZIGTKUNDE., … 568 bende >en myn Oogen rigtende op het Voorwerp EN zodanig dat derzelver, Gezigts-Aflen, na de krufing, eindigden in de punten Ben C, heeft het Papieren rondje my dubbeld bose ‘waar uit volgt, dat het groene an even zo wierd: want het moeft met alle deelen eveneens gaan, als met dat , waar op het Papieren rondje, was aangevoegd. 10. (b) In plaats van de Beth die „elkazrder in S kruifen, te doen vallen op de pun- ten B en C, welken het groene Lint affcheidden van het geele en roode, heb ik my zodanig ge- pofteerd, dat zy uitliepen, de een op het ‚roode Lint, in P, de ander op het geele Lint, in H, drie-of vier Duimen afftandig van de punten B en C: (zie Fig. 9.) „De Vertooningen, welken ik verkreeg , zyn in Fig. 1o uitgedrukt. Het Voor- werp S kwam my voor, als gewoonlyk, regt te- genover my. geplaatft te zyn: ter regterhand en digt aan het Voorwerp S, zag ik een roode Vlak, aan welker zyde zig een groene Band uitftrekte en aan dezelve volgde een geele Band. Ter flin- kerhand, van * Voorwerp S openbaarde zig een andere Vlak, maar die was geel, en gaf een groe- ne Band vit, gevolgd van een roode. Nu ishet klaar, dat de twee Vlakken , rood en geel, de twee gedeelten. der Linten PB en CH, die van deeze kleuren waren, aftekenden „en, dewyl men een groene Band ter flinkerzyde van de gee- le Vlak onderfcheidde , en een tweede groene VL Dear, Band 564 VERKLAARING VAN EEN Voorsrter Band ter regterzyde van de roode Vlak; is zulks niet een bewys, dat het groene Lint, ’t welke zig in de beide Oogen tekent, indrukking maakt op de Ziel met ieder van zyne twee Beelden, welken vallen op gedeelten van Netvliezen, die onder elkander niet overeenkomftig zyn? ’t welk hetzelve zig tweevoudig moet doen vertoonen. 20. (c) Wanneer ik brandende Wafchligtjes geplaatft had in de punten B en C (F7g.8), daar de Gezigts-Aflen , na elkander gekruift te heb- ben, op uitloopen , en een ander, tuffchen de twee eerften „in F; zo zag ik, myn Oogen ves- tigende op het vry geplaatfte Voorwerp S, vyf Lichtjes. De drie Kaarsjes waren getekend in ’% regter Oog, te weeten in ’ punt van ’t Net- vlies, daar de Gezigts-As valt, “en de twee an- deren ter flinkerzyde; en dewyl zy op even de zelfde wyze in % flinker Oog getekend waren, naamelyk een‘in ’t punt van ’t Netvlies, daar de Gezigts-As valt, en de twee anderen ter regter- hand, zo zou het fchynen dat men zes Lichtjes had moeten zien: maar de twee, die op de pun- ten der Netvliezen vallen , alwaar de Gezigts- Affen eindigen, kunnen ’er niet meer dan eene enkele voortbrengen in de gewaarwording van de Ziel, aangemerkt deeze punten der Netvlie- zen onder elkander overeenkomftig zyn. “gr. En, inderdaad, wanneer ik de drie bran- dende Kaarsjes op drie andere punten van de lyn BC geplaatft had , in voegen het Beeld van geen der- DER GEZIGTKUNDE. _ 565 derzelven vallen konde op de punten der Netvlie- zen, daar de Gezigts-Aflen eindigen, zo wierd ik zes Lichtjes gewaar. . Hier door wordt nader beveftigd, dat men de ruimte , die tuflchen de twee Gezigts-Aflen, in de bovengemelde om- ftlandigheden, vervat is, dubbeld ziet, en dat de ‚Ziel dezelve brengt tot twee verfchillende plaat- fen , endelings aan elkander gevoegd. „22. Uit den geheelen: omflag , daar ik in getree= den ben, fchynt my te volgen, dat de verklaa= ring, welke ik voorftel, en die gegrond is op de kragteloosheid van de indrukking van een der twee overeenkomftige Beelden of Tekeningen op het Netvlies, algemeenlyk en natuurlyk: toege- paft kan worden op alle de Omftandigheden der Waarneeming , die in S. 9. is voorgedragen. Voorts, de Vertooningen van deeze Waarnees ming, met de oplettendheden „die ik vermeld heb, in ’ werk gefteld zynde, komen beftendig altoos in de zelfde gedaante voor, en daar uit blykt duidelyk, dat ’er Gevallen zyn, waar in Een ruimte BC (Fig. 6), tuflchen de punten B en C begreepen, daar de Gezigts-Aflen , na elkan= der gekruift te hebben „op aanloopen, en tot wel ken men de plaatzing van ’t Voorwerp S brengen zoude, zig dubbeld vertoonen moet: daar tegen egter zyn ’er andere Gevallen, alwaar die zelfde ruimte BC vernietigd wordt, om zo te fpreeken; en verdwynt ten opzigt van den Waarneemers wiens Oogen-niettemin nog eveneens gerigt zyns VL Deer. 566 _ VERKLAARING VAN EEN VoorsreL als zy in de eerfte. Waarneeming: waren. Eea ligte verandering in % beloop van myne Proefnee- ming, gaf my dit-nieuwe Verfchynzel aan de hand,’ welk volftrekt tegen het eerfte over ftaat, 23. De fchikkingen, naamelyk , die tot myne eerfte Proefneemingen gemaakt waren, de zelfde blyvende , voegde ik ’er flegts twee ftrookjes Kaarteblad , N‚M „by (als in Fzg. 4) het eerfte wit, het andere bruin gekleurd , en plaatfte die tuffchen,de Linten en myne Oogen,; zodanig, dat de binnenfte Sneede van ieder deezer, Strookjes door een der Gezigts-Aflen werde geftreeken „en dat het Strookje N, voor myn flinker Oog, het groene en roode Lint, en % Strookje M‚ voor myn regter Oog, het groene en geele Lint be- dekten: zo dat ik met het eerfte niets dan het geele, en mer het andere niets. dan het roode Lint kon befchouwen. Hebbende dus de beide Oogen geflagen op het Voorwerp S, oordeelde ik hetzelve geplaacft te zyn in F; in welk punt de twee Linten , het roode en geele , my toefcheenen hereenigd te zyn: alzo ik cuflchen dezelven noch het groene Lint, noch iets, dat ze van elkander fcheidde, gewaar’ wierd. Het end van ’t roode Lint was, in Vertooning, onmiddelyk gevoegd aan het end van % geele Lint: ter regterhand-daar van ftrek- te zig het Strookje Kaarteblad M uit, en ter flin- kerhand van *t roode Lint het Strookje N. Zie Fig. 5, in welke deeze gewaarwording van de Ziel DER GEZIGTKUNDE” / (567 Ziel is afgefchetft, die met geene der twee, Beel- den, welke in myne Oogen geformeerd waren, overeenftemde. Uit deeze Ondervindingen volgt, dát, in die Omfiandigheden; de geheele ruimte BC, welke van het groene Lint beflagen wordt, en die ver- vat is tuflehen de punten, waar op de Gezigts- „Aflen Bó, Ce vallen, ten opzigt van den Waar- neemer verdwynt ‚ nademaal het end B, van het roode Lint, op een zelfde punt valt met het end C van ’t geele Lint. ’t Is waar dat, volgens de fchikking van zaaken, het groene Lint voor bei- de de Oogen bedekt wordt door de Kaarteblaad- jes N; M: maar, aangezien in deeze tweede Proefneeming het Beeld van ’t groene Lint in ie- der Oog vervangen wordt-door die der Strookjes N, M, die op de zelfde gedeelten der Netvlie- zen bg, cp vallen, waar het groene Lint zig in de eerfte Proefneeming tekende, en dat in dezel- ve het groene Lint geagt werdt tuffchen het roo- de en geele in geplaatft te zyn, zo moeft mens naar %t fchynt, in de tweede de Strookjes N, M' insgelyks tuffchen het roode en geele Lint in gezien hebben. Het is niettemin regt anders; en wy gaan onderzoeken , waar uit deeze ver- fchillendheid van Vertooning fpruiten moge. 24. In ’ regter Oog zyn, het Strookje M, het toode Lint AB en’ Strookje N , getekend van de flinker naar de regterhand , en, in die zelfde VL Deer. Oo or= 568 _VeERKLAARING VAN EEN Voorste orde, op de aan elkander raakende gedeelten, mbs ba, an van % Netvlies. In % finker Oog zyn het Strookje M, het geen le Lint C D en het Strookje N, ook bebart van de flinker naar de regterhand , en, in die zelfde orde, op de aan één raakende evens van %t Netvlies, md, de, epn. Indien men, overeenkomftig met de Stelling, welke ik aangenomen heb, begrypt „ dat van twee Beelden, die op overeenkomflige gedeelten van het Netties ingedrukt zyn, maar ééne 1, welko de Ziel gewaarwordelyk aandoet; zo zal het gemakkelyk zyn te verklaaren, hoe de Vertooning, welke de Ziel zig in deeze Omftandigheden voorftelt , verfchilten kan van de Beelden, die in de Oogen getekend zyn: door te zeggen , dat van ieder der vier paaren gedeelten wan overeenkomftige Beelden, md, mg: de, gb: ep, ba: puyan; miet meer-dan de gedeelten md, de, ba, an gewaarwordelyk zyn wi de Ziel, en dat de overeenkomfügen me, gb, cp, pu er in % gee heel geer aandoening op hebben. Dus wordt desindrukking , van welke de Ziel in deeze Om- ftandigheden aandoening heeft, geformeerd door twee gedeeltelykeven-gelykeydige indrukkingen; te weeten, door die van %t Beeld m de in % flin- Ker; en ban Mm %'regter Oog. md Ee RE DER GEZIGTKUNDE 565 od het Kaartje M. | | het geele Lint CD, an ) het Kaartje N. De punten 4 en c van de Beelden, die-de pun= ten B en C van de Linten aftekenen, zyn famen- gevoegd in de gewaarwording van de Ziel, wel- ke is na D zm (Fig. 5); om dat zy elkander in de Gezigts-Affen-ontmoeten. … Het Beeld cdm, % welk het geele Linten het Kaartje M vertoont, wordt ter (linkerhand van den Gezigts-As Ce ge- tekends en ter regterhand gezien „daar het wee- _gentlykis, volgens-de bekende regelen der Ge- zigtkunde. Even zo wordt het Beeld bag ; 2 welk het roode Lint en *t Kaartje N vertoonts ter regterhand van den Gezigts-As Bh getekend; en, volgens die zelfde regelen , geoordeeld. ter flinkerhand geplaatft te zyn; daar het, zig inder- daad bevindt. ut 25. Men ontmoet, in myne eërfte en tweede Proefneeming ‚ twee geheel verfchillende uitwer- kingen. Door de eene wordt; in fchyn, de uit- geftrektheid, die tuffchen twee Gezigtftraalen is begreepen, verdubbeld: de andere doet die uit» geftrektheid t?eenemaal verdwynen; fchoon dees ze Gezigtftraalen ; in de beide Gevallen „den zelf- _ den hoek BSC formeeren. Voorts is ’t in dit VL Dez Oo puné Ke VERKLAARÍNG VAN EEN Voorsrer, punt alleen niet, dat de twee Waarneeminge® verfchillen: men heeft bemerken kunnen, dat in de ééne (Fre. 6) de Ziel niet aangedaan worde dan door de Voorwerpen, die getekend worden op de heliten cz, bm van de Netvliezen , wel- ken, in betrekking tot de Gezigts-Aflen, die dezelven. verdeelen, naar de zyde van de Neus gekeerd zyn, en dat de Beelden „ die op de te- ä genoverftaande helften cdh, bax vallen, geheel | verlooren gaan en geen aandoening maaken: daar áân tegendeel, in de andere van deeze Waarnee- 8 mingen (Fig. 4) de Voorwerpen, die op de helf- fi ten van de Netvliezen, binnenwaards of naaftko- | mende aan de-Neus, getekend worden, als cp, k Pgm, geen gewaarwordelyke aandoening hebben opde Ziel, welke geen gevoel heeft dan van de Beelden, die op de helften c/m, ban, naar den buitenkant-der Oogen, voorkomen. > Het ftaa my vry, terwyl ik dit Vertoog ‚be- fuite’, ten voordeele van myne Stelling , omtrent de kragteloosherd van eene der twee andrukkingen, die verwekt worden door Beelden getekend op overeen- komflige:gedeelien van de twee Netoliezen, gebruik te maaken van het nut, dat ik ’er uit getrokken heb, om, op eene bevallige manier, en zonder een gedwongen Onderftelling , reden te geeven van deeze twee Verfchynzelen „welker fchyn- baare tegenftrydigheden veel zwaarigheid fchee- nen te maaken om dezelven overeen te brengen. Ik nnn dS ian a nd ed DER GEZIGTKUNDE. STE Ik zal opmerken, dat ’er eenig foort van betrek king is tuflechen deeze Stelling en die van eenige „Natuurkundigen, die beweerd hebben, dat wy nooit zien dan flegts met één. Oog , en dat, zelfs wanneer zy bezden open zyn, altyd één van de twee onwerkzaam „ en, Als °t ware, ruflende 45 C*), Maar, hoewel ik vermoede , dat , van twee vol- maakte Beelden , welken een Voorwerp in onze Oogen voortbrengt, ’er doorgaans niet meer dad de helft zy, waar van de indrukking kragt heeft, ftaa ik niettemin toe , dat de beide Oogen te fa- men kunnen toebrengen tot het Gezigt, en. dat de Ziel, op ’t zelfde oogenblik, aangedaan kan „worden door Beelden, zo wel in ’t eene als in ’ andere Oog getekend; behoudens, niettemin , dat () Dum Aris Oculi unius intenditur , Axis alterius re- laxatur, ficque unus agit, altero feriante. Alter Oculorum intenditur femper, laboremgue Vifionis fuftinet pre- cipuum; boc eft, ad aliguid- difbinête confpiciendum intendi- tur, altero interim otiante, É& confufe folum , argue adeo quafi perfunêtorie negligentergque comfpiciente, GassenDi. Phyf. Set. TI. Lib. 7. Cap. VII. Dat is: „ Terwyl de As van ’t ééne Oog gefpannen wordt, wordt de As van ’t andere verflapt, en dus werkt het een terwyl het andere vakantie houdt. Een der Oogen wordt altoos {chrap gezet, en draagt den voornaamften ar- beid van 't Gezigt; te weeten, om iets duidelyk te zien wordt het gebruikt, terwyl het andere inmiddels* ruft, en niet anders dan verwardelyk, ja, om zo te fpreeken , onagtzaam en zonder oplettendheid bee fchouwt”. VE Deer, Oo 3 572 Een WVoorstEL DER GEZIGTKUNDE. dat dezelven niet vallen op zodanige gedeelten der Netvliezen, welken met elkander overeenkom- fig zyn. By voorbeeld , ten opzigt van de Waar- neeming van $. 23, heb ik doen zien, en, ik durf byna zeggen, betoogd , dat de Gewaarwor= ding van de Ziel in deeze gelegenheid het voort- brengzel zy van de gelyktydige indrukkingen van het Beeld mde (Frog. 4) in ’t flinker en het Beeld han in % regter Oog. H. yy BRP Or Gea OVER DE BER ETD TN 6 VAN DE Ke Aes vaN ROQUEFORT *), DOOR DEN HEER MARCOREL LE, Korrefpondent wan de Akademie der. Wee- tenfohappen van Parys. (Memoir. de Matbhem. (5 de Pbyfique. Tom. III, Paris 1760, p. 585.) SEEESLELEESLOREEEESSELES At veele Konften, die eertyds in gebruik waren ‚ verlooren zyn, is iets, ’ gene wy dagelyks betreuren, Men klaagt over de weinige. oplettendheid, welke onze Voorouders hadden, in ons de beoeffening daar wan door naauw- (*) [Dit Roquefort moet men geenszins verwarren met ge Zeeflad RocuerorT, gelyk ftraks zal blyken.]} VL Deen. Oo 4 BIA” VerToOG OVER DE BEREIDING naauwkeurige en omftandige befchryvingen na te. laaten. Hoe veele van onze hedendaagfche Konften zouden het zelfde Lot niet moeten ondergaan, zo onze Natuurkundige Landsgenooten niet, het gemeene welzyn in’t oog houdende, daar van in hunne Werken de behandeling als ’ ware ver= eeuwigden? Die, waar van men zig bedient tot het bereiden van de Kaas van Roquefort, agste ik waardig , om voor onze Nakomelingen te wor- den aangetekend. Ik zal dit Vertoog dan bren- gen tot vier Artikelen, zynde dit de Aanteke- ningen , welke ik over deze Stoffe heb gemaakt. In het eerfle Artikel zal ik de: manier aanwy- zen, op welke men gewoon is de Kudden aan te kweeken en te voeden, die de Melk geeven , waar van men deeze Kaas maakt. In het tweede zal ik een befchryving doen van ce Plaats Roquefort, en van de Grotten, waar in aldaar de Kaas toebereid wordt. In het derde zal men zien, op welk eene wy- ze men daar mede te werk gaat. En in het vierde of laatfte Artikel zal ik een fohets vooritellen van den Koophandel in deeze Kaas, en ook handelen van eenige andere Grot- ten, Holen of Kelders, die niet verre van deeze afgelegen zyn, in welke men de Kaas van Ro- guefort gewoon is na te maaken. LK AR- bet — - EN EE ee nnee ndr a VAN DE KAAs van Rogurrort. — 574 1. ARRPTEET KR TAO Mamer, op welke men gewoon '1s de Kudden-aan te …_kweeken en te voeden, vile de. Melk geeven, waar van men de Kaas van RTE. maakt. EE Onder alle Soorten van Kaas ‚ die in Vrank- ryk gemaakt worden, ís die van Roquefort een van de voornaamften; en daar zyn veele redenen om te gelooven, dat de Kaas, die verfch zynae;, naar het getuigenis van Prinrus,-te Rome za zeer geagt werdt, juift deeze was , waar van wy nu fpreeken (a). De wyze,ten minfte, op wel- hd (a) ’t Gebergte van Lozère, aan den oorfprong van de Tarn, alwaar Prrinrus zegt dat de Kaas, waar van hy fpreekt, werdt toebereid, is zeer naby Roquefórt gele- gen, en zy hadt die zelfde Eigenfchappen, welke hedene daags aan die van Roquefott eigen zyn. De eerfte, die te Rome gebragt werdt, ten tyde van Printus, kwam van Nismes,daar men tegenwoordig nog de Kaas van Ro- quefort heenen zendt, om dezeive van daar te verzenden fuar de andere Steden van Vrankryk, en zelfs buiten ’s lands. Men voert nog heden naar de Grotten van Ro- ‚quefort de Kaas, die gemaakt wordt te CaufJenégre in 't Landfchap Gevaudan, digt by ’t Gebergte van Lozére, om eg aldaar tot volkomenheid te brengen. Al het gee egde doet ons vermoeden, dat de Kaas, waar van die desseade Natuurkenner gewag maakt, ‘deeze zelfde Kaas. van Roquefort geweelt zy. ‘ Dergelyke giffingen geeven ook reden om te denken, dat de Kaas, die eertyds door de Boeren van Gevaudan, toen ter tyd Afgodendienaars, by wyze van Offerhande, VL Deer, Oo 5 in 576 Verrooc Over pe Baneming” ke men deeze Kaas bereidt , is reeds zo oud, Jat men van derzelver oorfprong in de laatfte Beu- wen niets aangetekend vindt. (4). Deeze Kaas worde gemaakt van. Schaapen- Melk ; waar onder fommigen ook Geiten-Melk doen, en dan is de Kaas, die zy maaken, nog ruim zo finaakelyk. De Schaapen, daar de Melk van komt, graazen op de Larzac: en daar om- freeks; gelyk als in het Diftrikt van CaufJonègre in Gevaudan , en in fommige. Landsdouwen van het Bisdom Lodève. Deze Landftreck , zynde . om- in het Meir aan den Berg Helanus geworpen werdt (*), gelyk ook die, waar van zy zig bedienden in hunne By- geloovige Gaftmaalen, (4), welken,zy ter gelegenheid van deeze Ceremonie onderhielden , niet anders dan deeze Kaas van Roquefort ware. Deeze zo gantfch Heiden: fche Plegtigheid werdt afgefchaft, omtrent den Jaare 540, door Sint HiLarius. Bifchop van Mende, en in een wettigen. Godsdienft veranderd. (5) Grecorrus TuroNensis de Glorië Confeffon zum. Cap. 2. (ij) Mem, de V Academie des Belles Lettres. Tome XVII. _[&) Men ziet in de Archieven ‘van Roquefort een Handveft van FranNgors den L., waar by deeze Koning van Vrankryk aan de Inwooners van Roqucfort toeftaat, om zekere Belafting te vorderen van ieder Party Kaazen, die door andere Partikulieren in de Kelders van deeze Plaats gebragt werdt, en welk Privilegie zy, volgens dien Zelfden Brief, al voor langen tyd genooten hadden. Se- dert is dit Regt hun bekragtigd geworden door KarEeL denIX.,Lovrewyxden XIV.,en Lopewyx den XV.; gelyk de Inwooners van Roquefort hetzelve, cot hedea — goe, geruftelyk bezitten, 4 VAN DE Kaas vAN Rogurrorr. STI emtrent agt Mylen lang en ook zo breed „is gelegen op de Grenzen van Languedok en Ro- vergue, zynde omringd door de Bisdommen van Rhodez, Vabre, Alais, Lodève en Béziers. De Lugt op de' Larzac is koud en fyn; de Grond zagt, ligt, en vrugtbaar genoeg in fommige Dis- trikten, om meermaalen agtereen gebouwd te worden zonder Meft te behoeven: hoewel men, op veele plaatfen „ eenige Duimen diep niets vindt dan Steenen. Zelfs wanneer dit Land verfcheie de Oogften van onderfcheiden Graanen heeft voortgebragt, waft’er nog overvloed van Kruid, % gene men voor Hooy gebruikt. De Regens, inzonderheid, die vallen in de Maanden April, Mey en Funy, brengen veel toe tot deeze vrugt- baarheid. De Produkten van dit Land zyn, Tarwe, Rogge ;Haver , Boekweit , Gerft , Wik- ken, alle foorten van vitmuntende Moeskruiden, _Kampernoeljes, beter dan die op de Pyreneën groeijen , en Wildbraad van keurlyke fimaak : maar de opmerkelykfte rykdom beftaat in het groot getal Beeften, die daar ter plaatfe gevoed wor- „den, en welke men, Jaar voor Jaar,op de Larzac en daar omftreeks , op meer dan honderd-en-vyftig- duizend Stuks Wolvee rekent, waar onder vyf- tig-duizend Schaapen zyn. De Kruiden , welken het Weiland van deze Diftrikten voortbrengt, zyn uitmuntend tot voedzel voor de Beeften; zy hebben wel de zelf- de kragt niet, als in vette, vogtige , Zandige „VL Deez. ; Lan- 578 WeERTOOG OVER DE BEREIDING Landen, doeh zyn fyner van fmaak en geuriger, Egter vindt men Streeken in dit Land, en dik- wils in eene zelfde Parochie, alwaar de Kruiden zoeter , welriekender en fappiger zyn: ook is de Melk der Schaapen beter en het Vleefch lek- kerder ‘van fmaak op deeze plaatfen, dan ergens anders. Men regeert deze Kudden met eene byzonde- re oplettendheid. ’s Winters laat men ze niet uit= loopen dan over dag, en zelfs eenigen tyd na den opgang der Zonne: want de Ryp, zo deze Beeften. daar nog iets van op het Kruid vonden , zou hun een Buikloop veroorzaaken, en hun het Lyf doen zwellen. Men houdt ze ook beflooten terwyl het fneeuwt of vrieft ; maar, van de Maand April af tot aan het einde van November toe, zyn zy by nagt en dag aan de lugt bloot gefteld, uit- gezonderd als het regent. In zulk koud Weer, Îluit de Hoeder haar, ten einde zy niet zouden verkleumen,in haare Schuuren op, waar in zy geen ander Voedzel hebben dan Stroo; geevende hy alleen een weinig Hooy aan de agterbleeventte en, zwakfte Lammeren ; de genen, die eerft onlangs gefpeend zyn } geeft hy om de veertien dagen Zout. en Zwavel, van elks even veel, ondereen ge- mengd, te eeten , om haar dus de ontbeering van de Melk te vergoeden; en wanneer hy dee- ze. onderfcheide Kudden te veld dryft, doet hy haar de vogtige Weiden misgaan ‚ die haar anders doodelyke Ziekten zouden kunnen veroorzaaken. De- VAN DE KAAS vaN Rogumrorf. g7g …Dewyl het Ferrein van Larzac eene Vläkte is, boven de naby zynde Rivieren verheven; vindt men ’er geen Fonteinen. noch Beeken 3 en: dewyl het Water, als ’t Regent, zeer diep in= dringt, zo boort men geen Putten; de Inwooners zyn genoodzaakt aldaar Regenbakken te maaken, voor hun zelven en voor hunne Beeften ,om-uit te drinken, en dryven hun Woldraägend Vee; by de: Zomer , alle dagen eens derwaards of ten minften om de twee dagen eens, zo zy ’et ver van af zyn. Egter neemt men wel jn agt, de Lammeren niet te laaten drinken, zelfs niet in dir Saizoen. Geduurende de Winter , en terwyl de Kud- den opgeflooten zyn in de Schuuren van Larzac, geeft men haar Zout, doch zelden en weinig te gelyk: men geeft het haar meermaalen en in gr00- ter veelheid, wanneer zy geduurig in de open Lugt zyn: alsdan heeft men agt Ponden Zouts noedig in de Maand , voor een Kudde van hon- derd Lammeren; zes Ponden voor eene van hon= derd Sechaapen „en vyf Ponden voor eene van honé derd Hamels of Weeren. Men laat deeze'Bees- ten niet drinken, dan vyf Uuren na dat zy hee Zout gegeten hebben, en men is vooral zeer op= dettende, om haar hetzelve te laaten eeten, tel- kens als het fterk mift of nevelt „% geen he inde Maanden Yuly en Aaguflus het nadeeligfte is, - doch ’s Winters hun weinig of niet hindert. Het Zout, dat men de Beeften op de Larzac VI Deer, geeft „ 585 Verrooe OVER DE BEREIDING geeft ‚ komt. uit de Zoutpannnen van Peecass; De Kudden, aan welke fommigen , door vers keerde zuinigheid, Zout gaven uit de Glasblaaze= tyën ‚ wierden zeer mager ; haar Wol verfchroeis de en was zeer flegt. De Ondervinding heeft geleerd, dat de Wol- draagende Beeften., die Zout gebruiken (c), fchoon- der ‚ gezonder en friffcher zyn, beter tieren , meer vermenigvuldigen , meer Melk geeven en meef Wol, en die ook beter is; en dat zy minder aan hunne gewoone Kwaalen onderhevig zyn (d). Ook fterft het Wolvee van de Larzac niet dan van ou derr (c) Daar zyh Landen, alwaar men Zout en Zwavel in Water of Wyn doet {melten, en men heeft opgemerkt, dat deze Middelen, dus ontbonden zynde, de Ziekten, welke de Beeften eigen zyn, genazen, zo zy 'er mede behebt waren , ende anderen daar voor bewaarden. Men leeft in de Reisbefchryving aan de Rivier der Amazoos nen, door den Heer LA CoNDAMINE, dat men te Ya- ineos Zout of Suiker gebruikt, om de Dieren te behoe- den voor het Vergif, dat uit het Sap van verfcheide Planten voortkomt, waar van het Venyn niet werkt, dan wanneer hetzelve met het Bloed gemengd is. _ (d) Deze onderfcheidene Ziekten worden byna altyd veroorzaakt door kwaad Voedzel , onverteerlykheid, geen daar van een noodwendig gevolg is, verftopping der Vaten, ’t geen belet dat de Vogten haare gewoone loop hebben, dezelve ophouden in de Vergaarplaat- fen, en maaken de Affcheidingen zeer bezwaarlyk. Het menlgvuldige gebruik van Zour bevordert.de Verteering ; beweegt, breekt, verdeelt en zuivert de Bloedbolletjes „ en maakt den omloop van het Bloed , zo wel als die van de Vogten, vlugger en onbelemmerd. hd EMME ee cd 3 ede st Sn er di edn VAN DE Kaas VÁN Roqberorr. sti derdom; terwyl dat van ardère Diftrikten ir Rovergue en Languedoc, waar aan men geen Zout geeft , niet langer leeft, dan twee of drie Jaaren, en byna altermäal vän ‘Ziekten fterft. * De hoeveelheid, van ‚Melk, welke ‚de Schaar pen van de Larzac geeven, verandert alle‘faaren , naar de gefteldheid van het Weêr en naar-de on- geftadigheden van de Lugt; ook is zy verfchillen- de in byzondere Jaargetyden.… Het Zuivel, dae elk vänchun:in een: gunftig Jaar van de-eerfte dagen van Mey tot aan het midden van July geeft , is om-= trent drie vierde van een Pond Melk ’s daags „en in de andere Maanden zo veel niet; in ? alge: meen is dit ook minder in Regen-en Scorm-agtige Jaaren, vooral-indien-het in de ‘Maanden Mey en Jeuny heel ‘koud geweeft is, om dat de Schaapen alsdan zo veel en zulk goed Voedzel.niet krygen. Men heeft opgemerkt, dat de eerfte maal, wel. ke men haar, na dat zy het Zout gegeten heb- ben, melkt, weinig uitlevert ; maar -dat-de vol. dant, en vooral de tweede en derde „dit nykes lyk vergoeden. (Ook neemt men waar , dat zy vecl minder Melk geeven, nadat zy gelheoikh zyn geen milder sille Maand Sfuly;dan zy.wel van te vooren-gaven, ensindien\men.dâarnog wat mede wilde wagten ‚ om-meer Melk-en-dus meer voor= deel te hebben, zou men:daar door gevaar loopen om zyn Schapen: te verliezen : alzo die Vec „alsdan geen tyd ‘hebbende “om zig voor “de Winter met veene mieuwe Vagt :te bedekken , de firengs VI Deer, heid 592 Verroog over pe BerEimine. heid vân het Saizoen niet zou kunnen wets draagen: PA en Befchryoing der gelegenheid van Roquefort „ en var | de Grotten , waar vn men de Kaas aldaar toebe: veidt. Roguefbrt is gelegen in de Provincie van Rover: gue, en niet in Languedok, zo fommige Schry: vers gewild hebben: Het behoort tot het Bisdom van Vabre, beooften de Stad van dien naam „ en is twee Mylen van dezelve afgelegen. ‘ Het be= grypt in zyn omkring niet meer dan dertig Haard: fteden. ‘Naby het Dorp, en bezuiden hetzelve, is eene Valey, rondom, behalve aan den ingang, be- flooten met een onafgebroken Keten van Rotfen, die zeer hard zyn; loodregt omtrent 72 Voeten hoog, en waar van de Kruin op fommige plaatfen het begin van een Gewelf maakt ; dat meer dan 6 Voeten uitfteekt. De Grond, die tweehon- derd en een-en-negentig, Voeten lang is,en maar tien Voeten breed, is van oneffen Rots, zo wel als de zyden, en ryft, ongevoelig , van het Noor: den naar het Zuiden. De ingang van deze Valey is ten Noorden en kan met eene Poort geflooten worden. _Onmiddelyk buiten de Rots, die den Grond deezer Valey beperkt, is eene tweede Rots, die nog veel hooger ryft, zynde een half Myl in den omtrek, en bedekt met Weiden, die tot Voed- VAN. DE KAAs vAN Rogurroïr. 583 Voedzel voorde Kudden bekwaam zyn, waar op men. komt; met een daar toe vervaardigden Weg; dien men aan de Zuidzyde vindt. Deze Valey nu, kan , «dus gelegen zynde, niet door de Zon befcheenen worden dan maár eenige Uu- ren„en wel in Saizoen 4 wanneer dezelve meeft boven den Horizont verheven is, en de Plaats Roquefort zelve geniet haar fchynzel maar zeer weinig, „In deeze Rots, waar van die Va- ley omringd wordt, vindt men de Grotten, in welke men de Kaas toebereidt, zynde gemaakt „ of ten,minfte- ontwerpen; doorde Natuur: men heeft ze vergtoot om ze bekwaamer te doen zyn: Onder deze Grotten; welker getal thans zes-en- twintig is, zyn fommigen geheel inwaards in de Rots , anderen maar ten deele , welker uitftek gemaakt is van gemetzeld Muurwerk en met een Dak gedekt: de voorzyde van alle de Grotten is insgelyks van Metzelwerk. Uit deze legging der Plaats ziet men, dat fommigen dezer Grot- ten haare opening moeten hebben naar ’ Ooften anderen naar ’: Weften „ anderen wederom naar %, Noorden. | 8. Alle deze Grotten zyn omtrent op gelyke wy- ze verdeeld. In de hoogte zyn zy, door Zolde= ringen, gefcheiden in twee of drie Verdiepin= gen, waar van de laagfte een Kelder is, omtrent negen Voeten diep, in welke men af klimt met gen foort van Handladder. _ De eerfte Zoldering is waterpas met den Drempel van de Deur; de VL Deer. Pp twee: 45 584 Verrooe ovER DE BEREIDING tweede is omtrent 8 Voeten hooger, waar op men insgelyks met een Ladder klimt: Rondom elk van deeze Verdiepingen zyn een of twee ryön Planken , als Tafeltjes gefchikt , omtrent 4 Voeten breed , hebbende 3 Voeten afltands van elkande- ren; en deeze worden gefchoord door Dwars- » houten, waar van het eene end fluit in Gaten, die daar toe in de Rots gemaakt zyn, en het an- der end draagt op Standers of Stylen,die omtrent vier Voeten van elkander af ftaan. Volgens de maat, welke ik genomen heb in een van de grootfte Grotten; welker opening ten Noorden is; was de Kelder 9 Voet 3 Duim hoog; 21 Voet 3 Duim lang en 17 Voeten breed; de hoogte van ’*t Vertrek gelyksgronds 7 Voet to Duim, de langte 18 Voet 5 Duim, en de breedte 14 Voet 2 Duim: de bovenfte Verdieping was g Voet 3 Duim hoog, 15 Voet 7 Duim lang ; en 12 Voet g Duim breed. De afmeetingen der andere Grotten zyn ten naaften by’ de zelfde. Men ziet op verfcheide plaatfen van de Rots waar in deeze Grotten uitgehold zyn, en inzon- derheid digt by den Vloer, zekere Spleeten of kleine onregelmaatige Gaten, waar uit een koude Wind voortkomt , die fterk genoeg is om een Kaars , welkeby de opening gebragt wordt, uit te “ blaazen ; maar die haar'kragt en fnelheid verlieft op’ drie Voeten afftands var de-Spleer. Aan deeze koude Lugt wordt inzonderheid de koelheid toege= fchreeven , welke men in de Grotten in’ algemeen î vindt; ee VAN DE Kaas vaN Rogurrort. 582 Vindt, en die ook in de geheele Valey gevoelbaar is. Het Volk van dit Land, door haar Gevoel inisleid (e), houdt ftdande , dat hunne Grotten — heeter zyn in de Winter en‘kouder in de Zomer: _zy brengen daar hun Vleefch en andere Spyze; omt dezelven alddar langer te kunnen bewaaren, en de Weyn , zeggen zy ‚ wordt aldaar zofrifch ki een Vskelder Cf). | Om „(e) De Grötten van Een et warm zynde in de Wintef en koud ín de Zomer, by onze gewoone Lugt te vergelyken, zyn inderdaad kouder in de Winter dan ’s Zomers. De reden van deeze fchynftrydigheid is, dat de beurtelingfe verandering‘ van Hitte en Koude zo fchie- Iyk noch zo aanmerkelk in de Holen des Aardryks zig, niet openbaart, als op deszelfs. Oppervlakte en in de Dampkring ; (gelyk men dit waargenomen heeft in de Kelders van het Obfervatorium te. Parys;) en dat bygevolg- de Winden, uit de onderaardfche Holligheden komende, door de is van de Rots, waar in men de Grotten van 4 Roquefort uitgehold heeft, wel is waar, ’s Winters heeter en in de Zomer kouder zyn dan de Buitenlugt, maar ine „derdaad kouder zyn in de Winter dan in de Zomer: in- dien zelfs in de Graaden wan Warmte, iù deeze twee Jaargetyden, aldaar eenige verandering te befpeuren zy. Het is byna ontwyffelbaar, of deze Winden komen uit onderaardfche Holligheden, die, verwarmd zynde door bet inwendige Vuur van den Aardkloot, even als ‘zo veele Blaasbolien de Dampen , waar.mede zy vervuld zyn, voortdryven, en de Lugt; die aan de opening gevonden wordt, met kragt daar uit jaagen. (f) Iemand te Roquefort, die een Huis van drie Ver- diepingen heeft laaten bouwen op de kant van de Rots, waar in deeze Grotten zyn, is genoodzaakt, wi hy het-_ zelve bewoonen, om eenige Gaten in de Rots digt te VL Dear. Pp 2 | ftops 586 VerTooG OVER DE BEREIDING Om de Koude van deeze Grotten te onderzoo- ken , die af kan hangen van de enderaardfche Winden, welke daar in blaazen; van het Zout, dat men er gebruikt, om de Kaazen te zouten :, en wel voornaamelyk van de natuur en gelegen- heid van het Land; ftelde ik „den g Oktober 1753 , in de open Lugt, tegen het Noorden , een Ther mometer , wiens Schaal, tuffchen de hitte van koo-. kend Wateren Vorft, verdeeld was in roo gely- ke deelen ; op dien dag, nu, klom de Kwik, ten ‘tien uuren ’s morgens, met een Züidooften Wind en vogtige Lugt, tot 13 Graaden bover ’ punt van Vorft: deeze Thermometer vervolgens gebragt zynde in den Kelder van een deezer Grot- ten, zo bleef de Kwik ftaan op 57 Graden boven dat zelfde punt. Voorts, de Koude van eenige andere Grotten onderzoekende, bevond ik, dat hetvonderfcheid van de koudfte tot de minft kou- de maar van twee Graaden was, zynde de Kwik in de koudfte geklommen tot 55 Graaden boven Vorft, en tot 74 Graaden in de minft koude. De Heer Sacre, Lid van de Koninglyke Akademie der Wetenfchappen van Touioufe , hadt in het voorgaande Jaar dergelyke Waarneemingen ge- daan. Den 28 September 1752, ftelde hy in de open Lugt een Vogt- Thermometer, verdeeld vol- ftoppen 5 in de Zomer opent hy meer of min van deeze: Togtgaten, naar den trap van Koelheid, dien hy aan zyne- Vertrekken wil geeven, VAN DE KAAs VAN Rogurrorr. #87 volgens de manier van den Heer RfaAumun. _ De Sparstus bleef ten. agt vuren ’s morgens flaan op 14 Graaden boven ’ punt van Vorft: en daal- de tot op 7 Graaden boven % zelfde punt in ze- ven of agt Grotten , komende alleenlyk tot 5 Graaden in de Kelders van twee Grotten „ boven het punt van Vorft. Deeze uickomften- verfchillen weinig van de voorigen , maar men, zou een groot getal dergelyke Waarneemingen, op onderfcheiden tyden en in byzondere Saizoenén in % werk gefteld, behoeven, eer men zou kun- nen. weeten of de Koelheid der Grotten van Ro- quefort altyd de zelfde zy ; of dezelve by Zomer grooter zy dan ’ Winters; of zy eenige overs eenkomft hebbe met die, welke in de Dampkring heerfcht, en in hoedanige evenredigheid ? obal BL ARID EE Ai Welke Manier men volge, om de. Kaas van Roguefort «te maaken, In het begin van Mey fpeent men de Lamme: ren , en men fcheidt ze in afgezonderde Kudden: Van dien tyd af, tot. aan het einde van: Septems ber toe, arbeidt men aan-de Kaas. «De Herders en Herderinnen melken-de Schaapen t.weemaadlen is daags, ’s morgens omtrent vyf Uuren ens na= middags te twee Uuren. «Zy bedienen-zig, tot dit einde, van houten Emmers, houdende ieder * VL Deer. ERS om. 583 „VERTOOG OVER: DE BEREIDING < omtrent vyf-en-twintig Ponden Melk, Terwyl deeze Herders met Melken bezig zyn , zozyn’er anderen, die de Emmers vol Melk brengen in de Schuuren van den Larzac, en in de huizen der In- wooneren alwaar de Kaas gemaakt wordt. Aldaar laat men de Melk door een Teems loopen in een rood koperen Ketel „ die van binnen vertind is, en men geeft wel agt, om nooit zig voor de twee- de reis te bedienen van Emmers, Teemfen of Ke- tels , zonder dezelven wel fkliones gemaakt te heb- Bind Het Werk, dat in dit Melkhuis te verrig- ten is, vereifcht een groote oplettendheid zelfs tot het geringfte toe, en zonder dien zou niets een goeden uitflag hebben. Het Melken nu gedaan, en de Melk doorge- gooten zynde, doet men daar het Stremzelin , % welk men op de volgende manier maakt. Men doodt Bokjes voor dat zy nog eenig ander voed- zel dan Melk gebruikt hebben, en men fcheidt van haare Maag de Leb af, waar in men klonters Melk vindt. Men zout deeze Lebben met een neepje Zout, en legtze op een drooge plaats in de vrye Lugt ; wanneer zy nu wel gedroogd zyn, en dat men ?er Stremzel van wil maaken, zo doet men in een Steenen Koffykan , daar omtrent een vierendeel Ponds Water of Huy in is, cen gedeelte van zodanig een Leb, het welk mendaar. vier-en-twintig Uuren in laat, op dat bet Vogt met derzelver Zouten wel doortrokken zoude worden. Het Water of de Huy wordt dus het Strem- ET: vAn DE Kaas vaN Roqumorr, « 589 Stremzel. Men doet dan deeze foort van Geft in de Melk, waar van men Kaas wil maaken, en dezelve veroorzaakt in de geheele Melk zalen Gifting, welke het wateragtige Vogt, dat in de Melk is, affcheidt van de Kaasagtige deelen, die zonder twyfel ftekeliger en takkiger zyn. Debs ze deelen dryven wel haaft in een Vogt, dat Wateragtiger is dan de zuivere Melk; zy haa- ken in elkander, voegen zig famen en vereenigen zig tot klompen. Dit is de gefiremde Melk, waar van men de Kaas maakt. Het Stremzel , welks hoedanigheid zo veel in- vloeds heeft op de deugd van de Kaas, kan een Maand duuren zonder te bederven ; evenwel ververfcht men hetzelve om de veertien dagen, nit vreeze dat het te fterk mogt worden, De hoeveelheid: moet men fchikken naar evenredig- heid van de veelheid Melk, welke men in de Ketel heeft: al te weinig zou niet genoeg zyn, om de grove deelen van de Melk van de fyne af te fcheiden; al te veel zou in de Kaasagtige dee= len van de Melk eene werking veroorzaaken , die de Danen daar van zou beletten of wiene Tot honderd Ponden Melk heeft men ten RG, by een kleinen lepel vol Stremzel van nooden; en, zo dra dit in de Melk gedaan is, roert men alles te famen wel om met een Schuimfpaan, die een lange Steel heeft, vervol- gens laat men dit Mengzel ftil ftaan, en in VL Deer, Pp 4 min: 590 _ VerTooe Over DE Bezem minder dan twee Wuren: is de Melk t’eenemaaf geftremd. Alsdan waft eene Vrouw haar Armen, sen fteektze in dit Stremzel, ’t welk zy zonder op- houden op verfcheide wyzen omkeert en breekt, tot dat het zeer fyn gekruimeld zy: dan legt zy. de Armen kruislings over elkander, en houdt haare handen op een gedeelte der oppervlakte van dit Stremzel, drukkende hetzelve zagtjes naar den bodem van de Ketel. Dit doet-zy agtervolge- Iyk met al het overige der oppervlakte, drie kwartier. Uurs lang, en de Wrongel is alsdan we- der famengevoegd „ magkende een klomp in de gedaante als een Brood, die doorzakt op den bodem, van de Ketel, welke dan door twee Vrouwen opgeligt wordt, ten einde zy de Huy gezwind in een ander Vat zouden kunnen overgieten (2). Eene Cg) Van deeze Huy maakt men ook Nakookzels op de volgende manier. Men zet de Ketel, daar de Huy in is» op het Vuur; naar maate, nu, dat dezelve heet wordt, komt ‘er rondom de Ketel en op de oppervlakte van de Huy. eene witte Schuim, en eenige deelen van de Kaas, die ‘daar in nog mogten overgebleeven zyn; deeze neemt men daar af met een Schuimfpaan en werpt ze weg. Na dat deeze Huy dus gereinigd en gezuiverd is, giet men daar ín twee ponden Melk, welke men daar toe van den Melktyd af bewaard heeft. Op dat nu de Huy haare hit- te, die zy gekreegen heeft, zou behouden, agtervolgt men met Vuurte ftooken onder de Ketel, en men let zo wel op de Graaden van deszelfs kragt, dat men belet dag het Vogt aan de kook raake. Eenige oogenblikken daag VAN DE KAAs VAN Roqveror;. 591 Eene van haar fnydt vervolgens de Wrongel aan wieren, met een houten Mes, en brengtze uit de Ketel over in een Vorm, die op een foort van Pers geplaatft is. | _De daar na befpeurt men dat de Huy fchift en zig verdeelt in twee onderfcheide zelfftandigheden, waar van de eene miet is dan helder Water, en de andere, die dik is, dient om de Nakookzels te maaken. Dat gedeelte van de ge= zuiverde Huy, het welk in Wrongel verandert, klimt al- lengskens en by kleine brokjes op, tot boven de Water- agtige zeifftandigheid, tot dat het die in ’t geheel bedekt hebbe. Zo dra nu hetzelve geheelenal boven is, en de dikte van omtrent twee Duimen gekreegen heeft, is dit Nakookzel gereed. Alsdan fchept eene Vrouw, met een redelyk groote Schuimfpaan , dit uit dé Ketel, welke men reeds van het Vuûr afgenomen heeft, en doet het in Kom: men. Deeze Nakookzels, welke uitneemend van finaak zyn, ftrekken, in het Melk-Saizoen, tot voedzel voor de Inwooners van den Larzac en daaromtrent , en dewyl dezelven in vier-en.twintig Uuren zuur worden ‚ ZO verkoopt ieder, het geen hy niet ten goede gebruiken kan, aan de genen die ’er niet van hebben, en de prys is gemeenlyk de zelfde als die van de jonge Kaas, welke daar velt. Na dat men nu deeze Nakookzels uit de Ketel genomen heeft, doet men in het Wateragtige’ gedeelte, dat ’er oyerblyft, eenige ftukken Brood ‚men werpt ’er ook twee of drie Nakookzels in, welke men met voordagt bewaard heeft; men maakt een fterk Vuur onder de Ketel, tot zo lang dat de Huy kookt. Door dit middel vermengt het zig beter met de Nakookzels en dringt meer in, în de deelen van het Brood. Dit Brood, wel doorweekt zyn- de, maakt het voornaamfte voedzel uit van de Huisbe. dienden en van het ruuwfte Landvolk, VI, Der. Pp 5 zoz _ VerrooG OvER DE BeneiminG De Vorm, of Kaaskop, is een Cylindrifch of rolrond Kuipje van Eikenhout „ welks Bodem doorboord is met verfcheide Gaten, vaneen of twee Liniën middellyn. Men bedient zig van meer of min hooge en meer of min breede Vormen, naar de grootheid welke men aan de Kaas wil geeven. Wanneer deeze Vrouw de Kaas in de Vorm doet, breekt en kneedt zy dezelve op nieuws met haare Handen, drukkende dezelve daar na zo veel mogelyk is, en vult de Vorm wel, tot dat die zelfs opgehoopt vol zy. Als dan arbeide men om ze te laaten uitdruipen; ten dien einde drukt men ze fterk: fommigen bedienen zig van een gemeene Pers; de meeften gebruiken heel gladde Plankjes , waar mede zy de Kaas, die in de Vorm is, bedekken , en plaatzen daar bovenop een Steen, weegende ongevaar vyftig Ponden. Men laat de Kaas omtrent twaalf uuren lang in deeze- Vorm flaan, en in dien tyd keert men ze om, zo dat het bovenfte gedeelte onder kome. Dee- ze verandering herhaalt men van Uur tot Uur, op dat de Kaas dus volkomelyk zou kunnen uit- druipen. Als ’er nu geen meer Huy door de ope- ningen van de Vorm uitzypert ‚ neemt men de Kaas daar uit, en omwindt ze met Linnen, om haar afte droogen, vervolgens brengt men dezel- ve in het Kaasvertrek, ’t welk een Kamer is, waar in men de Kaazen laat droogen, op Plan- ken; „tet er brt Karda dre \ Ì VAN DE KaAs VAN Rogurrorr. 593 ken, die welop de Lugt fiaan, en die in ver- fcheide Verdiepingen langs den Muur geplaatft zyn. Ten einde, nu, de Kaazen onder het opdroogen niet zouden barften, zo legt men ’er Banden rondom van grof Linnen ‚ die men ’er zo naauw om toebindt als’ doenlyk is; vervolgens zet men ze in order, vlak neder op de Planken, nevens en nooit op elkander; zo dat Zy maar even aan elkander ‘ raaken. Het duurt dus veertien da- gen, eer dat zy droog zyn, en nog moet men, in deeze tuffchentyd „de Kaazen ten minften tweemaal ’s daags omkeeren. Men draagt ook zorg om de Planken dikwils te veegen, af te droogen en om te wentelen. Zonderdeze voorzorg zouden de Kaazen zuur worden zy zouden in de Grot- ten geen kleur krygen, en aan de Planken vaft kleeven, waar van men ze zeer bezwaar= lyk zou kunnen af krygen , zonder ze te bree- ken (4). Zo _ (5) Men moet alhier aanmerken, dat in het laatfte Sai. zoen, wanneer de Schaapen geen genoegzaame veelheid Melk op een dag geeven om Kaazen van bekwaame groot- te te maaken, men de Melk bewaart om ze te voegen by die van den volgenden dag; maar alsdan giet men, uit voorzorge dat de Melk niet zuur worde, dezelve in een Ketel, zet. ze by ’t Vuur, en maakt ze heet, tot zo lang dat ze byna kooke, ’s Anderendaags, na met een Schuim- {paan van de oppervlakte de vetfte deelen te hebben afge- nomen; zynde een Soort van Boter, waar van men de Room van Roquefort maakt, die van een uitgelezen {maak s is; mengt men deze Melk met de- fris gemolkene, men Vv Deer. doet 594 _Verrooe over or’ Bermiping Zo dra de Kaas droog is, en men ’er genoeg heeft om daar van een Vragtte maaken, brengt men ze in de Grotten van Roquefort. De Kop- pen van ieder Boer zyn gemerkt met een Letter; of met een ander Merk dat hem goeddunkt, en door dit middel kent elk de zyne. Het eerfte en voornaame Werk , dat men inde Grotten van Roquefort aan de Kaas doet, is, die te Zouten; hier toe gebruikende Zout van Peceais , in Koorn- molens gemalen :> want men heeft ondervonden dat het Loog-Zout van Pot-as de Kaas bederft, Men legt eerft Zout van Peccais, dat gemalen en tot Poecijer gemaakt is, boven op het plat van ie- der Kaus; vierentwintig Uuren daar na, keert men ze omen legt op de andere zyde een gelyke veelheid Zouts. Ten einde van twee Dagen; wryft men ze te deeg rondom meteen Wryflap van grof Linnen of met een ftuk Laken, ’san- derendaags fchraapt men ze heel diep af met een Mes , en van dit fchraapzel maakt men een foort van Kaas, in de gedaante van Ballen, welkemen Rhubarbe noemt, en die daar te land voor drie of vier So/s het Pond verkogt ward. Na doet er het-Stremzel in, en men maakt 'er Kaas van , op die zelfde manier, als wy nu verhaald hebben. Dewyl de Kaas, die uit dit mengzel voortkomt, nooit zo goed, noch zo fmaakelyk is als de‘andere , en dat zy zelfs meermaalen in ftukken breekt ; zo ftelt men deeze wyze van doen zo zeldzaam in ’€ ‘werk als men kan. VAN DE FEAAs VAN RoQverorr. 595 Na dat men dit gedaan heeft, zet men de Kaa- zen op Stapels, de een op de andere, tot het ge- tal van agt of twaalf toe, en laat ze in deeze toe- fland veertien Dagenlang, en na verloop van dien tyd; of fomtyds eerder, befpeurt men op de op- pervlakte een foort van Schimmel of wit ‚Mos, dat heel dik is, en een half Voet lang „ met aan-. gewaflen Bolletjes, die in kleur en gedaante vry wat gelyken naar kleine Paarlen. Men fchraapt op nieuw de Kaazen met een Mes af, om’ deeze ftoffen weg te nemen, en men fchikt ze in order op de Banken die in de Grotten zyn. Deeze han- delwyze wordt alle veertien Dagen herhaald , en zelfs meermaalen, geduurende den tyd van twee Maanden: het Mos ziet, geduurende dien tyd, witsy groen en rood, en ten laacften krygen de, Kaazen die roodagtige Korft , welke wy daar om zien; zynde zy alsdan ryp genoeg om over- gevoerd te worden naar die plaatfen, daar zy ver- tierd worden. Maar, eer zy tot dezen graad van rypheid komen, droogen zy fterk in; zo dat hon- derd Ponden Melk gewoonlyk niet meer uitle- veren dan twintig Ponden Kaas. Wanneer men ze uit de Grotten haalt , betaalt men aan de Eige- naars derzelven veertig «u/s voor de honderd Pon- den; om haar het oppaflen, en het. Zout dat zy gebruikt hebben, te vergoeden. De goede Mb eintatieded der Kaazen van Roquefort zyn; haare frifchheid ; de aangenaas VL, Dreu me 596 Verroog OvER DE BEREIDING me eri zoete fmaak; dat zy wel gepeterfelied, dat ‘is, van binnen met blaauwagtige Streepen door- zaaid zyn: zy zyn plat-en van een ronden omtrek; haare dikte hangt af van de hoogte der Vorm in welke zy gemaakt zyn, gaande van een Duimt tot meer dan een Voet; en de zwaarte is var twee tot veertig Ponden. 1 v. ARTIKEL Schets van den Koapande à in de Kaazen van Roue: fort, en befchryoing van eenige Grotten; waar zn men deeze Kaas namaäkt. Daar komen alle Jaaren uit de Grotten värt Ro= quefort omtrent zesduizend Kwincaalen Kaas 3 maakende ten naaften by een veelheid van drie hon- derd- en zeftigduizend Ponden: zo dat de in- wooners van den Larzac en de nabuurige plaatfen uit het bereiden derzelve een vat Inkomen hebben; en daar van hun voornaame Werk maaken. Dee- ze arbeid is genoegzaam om geheele Huisgezinnen bezig te houden en te doen beftaan. De Eigenaars of Pagters der Grotten kooper gemeenlyk de Kaazen, welke men daar brengt 5 voor agt wofs het Pond, en verkoopen ze weder aan de Winkeliers van Touloufe , Nesmes en Mont- pellier, die alle Jaaren op de Markt van Roque- fort komen in het begin van Oktober. Deeze laa= ten en ee Cake VAN pe aas vAn RogurrorT. 597 ten de Kaas op de rug van Muilezels. bren- gen in de zo even ‚genoemde Steden, welke de Stapelplaatfen van dien Koophandel zyn. De Stad Touloufe maakt een groote Vertiering in deeze Kaas: zy levert daar van aan Opper- Languedok, Gascogne , Rousfillon, en het Land van Foix: zy verzendt ook eene vry. groote me: nigte naar. Parys. Van Nismes en Montpellier laat men ze brengen naar Lyons ‚in Dauphiné; Provence , Savoije-en Italie. … In-de maand Októ- ber, zoo dra de grootfte Hitte over is, zendt men direkt van Roquefort naar. Parys, omtrent zeshonderd Kwintaalen Kaas, en twee honderd K wintaalen naar Bourdeaux: van deeze twee laatft- genoemde Steden gaat een deel uit naar Engeland ; naar Holland en naar de Franfche Eilanden. Behalve de Kaazen, welken de Grotten van Roquefort uitleveren , krygt men ook omtrent twaalf honderd Kwintaalen uit die van Cornus, van Fondamente, van Sasnt Baulife, van Alric en van Cotte-rouge. Alle deeze Grotten, leggende in 8 Rovergue, op één, twee of drie Mylen aftands _ van Roquefort, zjn door de natuur in de Rotfen uitgehouwen. De Grot van Cornus, gelegen naby het Dorp van dien Naam, en in bet hangen van een Berg, heeft de gedaante van een Kruis: van boveniszy boogswyze gewelfd , en de Grond is gemaakt uit onregelmaatige en ruuwe Steenen; men gaat ’er in VL Deer. door 508 VerTooG over DE Berripind door een gemetzelde. Poort. Dit Hollevert allë Jaaren ten naaften by and K wintaalen Kaas uit. De Grot van Fondamente , zogenoemd naar het Dorp van dezen Naam, heeft een Kromme figuur: Het bovenfte, de Vloer en de Ingang; verfchil len niet van die van Cornus ‚ men maakt aldaar ’$ Jaars honderd Kwintaalen Kaas. De Grotten van Saint Baulife en Alric, leggende by het Dorp Sart Baulife, geeven alle faaren elk omtrent tweehon- derd Kwintaalen: De Grot van Cotte-rouge is, van de genen die wy zo even opgenoemd hebben, de grootfte en de meefte verwonderingwaardig , door ‘de veel- voudigheid , verfcheidenheid en fchoonheid van Voorwerpen, welken zy vertoont. Zomen de verbeelding een weinig laat medewerken, vindt men ’er Dieren, Boomen, Standbeelden, Voets ftukken , Pieramieden, Orgelsen Pilaarenin. Deeze , onderfcheidene Verfteeningen, die door den tyd zekere hardigheid verkrygen; zyn voortgekomen van het Water; het welk door de Spleeten in het Gewelf van de Rots vloeit. Men zet aldaar de Kaazen in ’t Zout onder een Vloer, die dezelven bewaart voor de nadeelen van het Water. Deeze Grot, gelegen na by Baflsde, en omtrent op de top van een Berg, werdt ontdekt door een Her- der in den Jaare 1750. Men maakt aldaar naby’ de vyf honderd Kwintaalen Kaas in een Jaar: zy | heeft VAN DE Kas vAN Rogurrort. 599 heeft de plaats vervuld van de Grotten van Saint= Paul, die kort te voren door Overftrooming van het Water bedorven waren. Men heeft verfcheide reizen ondernomen, om de Kaas te bereiden in de Holen van den Berg van Senones ‚doch zonder een goeden uitflag ; doordien de groote vogtigheid, die daar de overhand heeft , ze geduurig deedt rotten. Deeze Grotten zyn, zo men de overleveringen van dat Land mag ge looven, het Werk van de Romeinen; die de- zelven uitgehouwen hebben , zo ten dienfte van kunne Krygsverrigtingen, als om de ryke Zil vermynen te bearbeiden, welke men voorgeeft. dat, by hunnen tyd, die Berg in zyn boezem be- floten hield. De meeften van die Grotten ; waar van fommigen boven elkander Zyn, waren met Ha- mer en Beitel in de Rots gewerkt , en het blyket dat zy met veel arbeid en koften gemaakt moe- ten zyn. De ingang is eene ongeregelde ope- ning, en, dewyl zy zeer naauw is, zo moet men, om ’er door te komen, met den Buik op ‚den Grond gaan leggen, en, dus tien of twaalf. Treeden voort gekroopen zynde , kan men op- ftaan en bevindt zig in de ruimte. Men klimt in deeze holen af met een Ladder, door Men- fehen handen gemaakt, wiens gehouwene trap- pen nog niet volkomen uitgefleeten zyn: vervol gens vindt men een Gaandery, boogswyze ge- welfd ; die, van den ingang tot aan de Smeltery 3 VL Deer. _Qq twee | 600 Verroog OVER DE BereminG tweehonderd-negen Voeten lang is, vier Voeten en drie Duimen breed en veertien Voeten hoog. Langs deeze Gaandery , aan de regter zyde, heeft. men in de Steen een Goot gewerkt, die het, Water naar de Smeltery bragt. Aldaar be- gint een Groeve ;- van honderd-een-en-twintig Voeten langte , welke eindigt aan een Meir, waar van men de wydte noch diepte nooit heeft kunnen peilen. Aan de zyde, tegenover het Meir , is eene andere Groeve, van honderd- tien Voeten lang. Dewyl de Hand-Flambou- wen, welken ik mede genomen had om my in deeze duiftere Spelonk te verligten, omtrent ten einde waren, vond ik my, tot myn leedwe- zen, genoodzaakt, om af te ftaan van het vaor- neemen „ dat ilk had om alles te bezien. Daar zyn verfcheide zodanige holen in de Berg van Senones: de Mynen aldaar moeten zeer ryk van Metaal geweeft zyn, dat het Inkomen , daar van, de groote koften heeft kunnen goedmaaken „wel- ‘ken deeze arbeid veroorzaakte: maat, het zy dat deze Mynen uitgeput zyn, hect zy dat men de konft verlooren heeft om aldaar Metaal te vin- . den; men denkt thans niet meer om ’er naar te zoeken. Hoewel de Kaazen , gezouten en bereid zyn- de in de Grotten waar van wy gefproken heb- ben, van de zelfde Stoffe, van dezelfde figuur sg op de zelfde manier gepeterfelied en gemaakt zyn 4 89 w als ‘ \ VAN DE KAAs VAN Rogurrorr. … 6or als die van Roquefort; is het egter zeker 4-dat deeze laatfte den. voorrang ‘hebben bowen alle: de anderen. “De Kooplieden-, die deeze, zoogenaant; de Kaazen.'van Rogùefort koopen, _hebben,opge- merkt: dat derzelver Korft witagtig was, dat die lt epi bedorf),: ert-dat zy minderan/ftaat waren om vervoerd’ “en lang bew aardte-worden.… Zy hebben’ oók opgemerktydre-dezelwen ‚;-na verr loop van tyd, agt Ponden op de honderd, in zwaarte wörinindealn daar die van Roquefort ; in even veel tyds, it meer dan twee Ponden indroogen. - “ Op zekeren afftand van ‘ouloufe, en elders; zyn Landftreeken , daar de Melk der Kudden die men ’ersaanfokt , weinig of geen voordeel toebrengt. Zou het niet moògyk Zyn, om daar Kaas van te maaken die eenigzins naar de Kaas van Roquefort geleek; met die wyze van doen in * werk te ftellen, welke wy hier afgefchetft hebben ? Onze Grotten of Kelders zouden ons kunnen verftrekken voor die van Roquefort ; gelyk fommige Inwooners van den Larzac zig van de hunne met goed voordeel bedienen. Waarom zou men hier „byna met een ontwyfelbaat verlies; __deeze lekkere Room vergaderen, die elders zoo veele fchoone gedaanten aanneemt? De oplet- tendheid, om de Gaaven der Natuur te doen gelden, dient om dezelven te verdubbelen. Andere Weiden , dan die van Larzac ; zullen VL Deer, Qg a mos 60 BEREIDING VAN DE KAAs VAN Roouerort’, ze et mooglyk Melk uitleveren , welke zo voot treffelyk niet is, en bygevolg Kaas, die min- der fmaakelyk is, maar niettemin zou dit een nieuw Middel van beftaan verfchaffen. Ik zoud my gelukkig agten , indien dit Vertoog, door | de in ’ werk ftelling van zo dierbaar een Konft te behouden, iets toebragt , om onder { ons het getal der nuttige Konften te ver- À grooten. | Ee ZON- nn min nnn nnn ZONDERLINGE: IVERTOONING hef AAN EEN VARKENS-BLAAS. 5 EEIENEEEEEEEEEES Ets, ’t welk in eenig Lighaamsdeel , aan Men fchen , die ’% zelve dagelyks behandelen, zeldzaam voorkomt , moer de opmerking na zig trekken van alle. Onderzoekers der Natuur: te meer „ wanneer zulks eenige aanleiding fchynt te geeven, om Duifterheden op te helderen, of Zaaken, die in Gefchil ftaan en betwift worden; eenigermaate te befliffen , ten minfte een der ftry- dige Gevoelens meer waarfchynlykheid by te zet- ten, dan hetzelve te vooren hadt. Het Onderwerp , dat hier nevens op PLAAT XLIV is afgebeeld , fchynt my toe van zodanig een aart te zyn. De Varkensblaazen worden altyd,zo dra zy uit de geflagte Beeften genomen zyn, flerk met Lugt gevuld en dan toegebonden, om ze, gedroogd zynde,; tot het digt binden van Potten en Fleffchen, en tot-andere gebrui- _ VL Deer. „0 ken, 604, ZONDERLINGE VERTOONING. ken, te doen dienen. Indien ’er aan derzelver bodem een Opening was, die zig tot een Buis verlangde, gelyk in deeze Blaas, moeft zulks zig; noodwendig altoos onder ’t opblaagen openbaa- ren, niet alleen, maar het moeft ook in de ge- droogde Blaazen zigtbaar zyn. Men weet on- dertuflehen door Ondervinding, dat die Blaazen byna altoos rond zyn aan den Bodem zonder ee= nig blyk van dergelyk Kanaal. De Varkenflager , wien zulks. hier te Amfterdam in deezen. Herflt voorkwam , merkte het als een byzonderheid. aan, welke hy nooit meer gezien hadt, en wy oordeelden het ntet-ondardig;- om in Plaat-ver= dn te worden. 8 "ej giDe: Afbeelding (Fx. Rö vertoont „eene ern Lugt gevulde: Blaas ,-dieraan den Mond. Avis toe; gebonden „als: gewoonlyk. ‘Men ziet ze. hier van de zyde,! zodanig «dat B de boven- of-voor- lant inveen-op-devrug leggend. Beeft „ en C de agrer-of ronderkant “zy. «- By Do-komt uit den Bodem eén aanhangzelof klein Blaasjevoorv,-dat by E vernaauwd wordt tot een allengs toeloopen- de: Buis’, dievraans %-erid, by Fyvmée: Censzeer fyn punrjeseindigu «Onder % opblaazen-heeft men niet bemerkt; dat it puntje eenige Wind uit- liet „ em;de Blaaë iso zònder, ’t zelwerdigv:tc'bin- den ,-gelyk. gewoonlyke vol bugt-gebleeven; of niet op eene kenhelyke. wyze verflapt,” Niette- niin ging de Lugt, ao dse eenige verhindering ; uit it te ee et Ee cr a, r te AAN EEN VARKENS- BLAAS og pit de Blaas: in ° kleine. Blaasje „en verder in dit Buisje , tot byna aan ’t end toe, door; ‘de- wyldit door het opblaazen- van den Mond; by A, ook werdt uitgefpannen.. De Buizen „die de Pisruio de Nieren in de Blaas bwehpins zyu in deeze Afbeelding met G, G, en de inplan= ting van.de eene, naby de Krop der Blaas, is met H aangeweezen. De grootte van deeze Blaas is als gewoonlyk. Ik meet de langte, van A tot D, ongevaar een Ryn= landfchen, Voet of twaalf Duimen; den omtrek overdwars, op *t dikfte, drie-en-twintig Dui- men, en derhalve de wydre-BC ruim zeven Duie men. De"wydte van het aanhangzel of kleine Blaasjeis 14 Duim, en deszelfs langte „van D tot. E, ruim 2 Duimen, -Delangte van het‘ geheele | Buisje, gerekend van’ den Bodem der Blaas D, tot daar het inseen fyn puntje-F wetn bevind ik omtrent agt Duimen, 5 _ Niemand pn kunner’ vokjteleshy of die pese EF moet het overblyfzel--zyn- van dat: Kanaal, % welk den naam van Uzachiüs draagt s'en in ie tweehoevige Beeften niet ‘alleèn plaâts heeft, mar’ buiten twryfel dient „ “om insderzelver Bhgéboô- ren Vrugt het Water uit -de Blaas in dezdJantois te ontlaften. ‘Immers, in-de Vrügten van meeft alle Dieren’ wordt dit Kanaal open gevonden, en) de tegenwoordigheid wát een. Vlies , % welk tóf ontvang{t van de Pis fchynt gefehilkt te’ Zyn, in VL Deer. Qa 4 der- 606 ZLONDERLINGE VERTOONING derzelver Nageboorte „ laat geen twyfel over, omtrent deszelfs gebruik. Maar in de Menfche- Iyke Vrugt heeft men dit laatfte met veel krage tegengefproken. Hen der grootfte Ontleedkun- digen, de Heer Ruyscu, hadt aan VERHEIJEN verhaald, dat wel vyftig Blaasjes van Menfche- Iyke Vrugten door hem ontleed waren, zonder dat hy in eene derzelven eenige doorbooring of opening in de Bodem , noch eenige Buis, die van daar ftrekte naar de Navel, hadt kunnen vinden. Men heeft , derhalve, het gene in de Men- fchen met de Beeften, ten dien opzigte overeen- komftig is, veelal voor een Legament of Band „gehouden, ter onderfteuning van de Blaas: tot dat eindelyk fommigen dit Legament bevonden hol te zyn, ’t zy tot een Vingerbreed van de Blaas af „’t zy tot aan de Navel toe; van welk laat- fte men naderhand gefproken heeft als een gemee. ne zaak; inzonderheid , na dat men in de Nage- boorte van de Menfchelyke Vrugt ook een 4/= lantots, (of Vlies tot het ontvangen van de Pis ui: het Blaasje van de Vrugt.) meent te mogen ftel- len. Inderdaad, de grootfte Ontleedkundigen zyn hedendaags van dat Gevoelen, en onder. dezel- ven heeft de wvdberoemde Heer ALBINUSs Hoogleeraar te Leiden, in een Vrugtje van ze- ven Weeken duidelyk aangetoond, „ een Vaat- „je, dat men voor de Urachys kan houden , in- ss 86° en! aid df pi AAN EEN VARKENS-BLAAS, 6oj ‚, geplant in een byzonder Blaasje „ van Ovaale »‚ figuur., grooter zynde dan de Pisblaas van » die Vrugt, tuülchen het Chorson en:-Amnios ge- s‚-plaatft en van alle kanten vry”. \ Deeze Hooggeleerde Heer vondt, nu eenige Jraren geleeden , in een Jongeling de Uvrachus open, zodanig dat dezelve , door het opblaazen van de Blaas, insgelyks met Lugt gevuld werdt, ot drie Vingerbreedten boven de Blaas. Hy vraagt; of deeze Buis van de Geboorte af open zy geweeft; dan of ze door een Ongemak van de Blaas weder open geworden, en dus na de Ge- neezing gebleeven zy? Doch meent hy, dat dezelve, in de Vrugt doorloopende , naderhand famengegroeid , weder open kan geworden zyn door fterke aanperfing van de Pis). - Naderhand verhaalt die Heer „ dat dit het eenigfte Geval-ware , ’t-welk:hem van een open Urachus in een volwaflen Menfch is voorgeko- men. Andere Schryvers geeven, wel is waar, Voorbeelden op van uitloozinge der Pis dóor de Navel ‚en brengen de Verftopping van de Urethra, of van de Krop der Blaas , als de oorzaak daar van by. FernNeurus fchryft, dae hem zulks is voor- gekomen in een Man van dertig Jaaren, wiens Navel, zo hy vernam, door het niet behoorlyk binden vande Navelftreng by de Geboorte, al- en tyd " (*) Academ. Anhut, Läbr. IL. Cap. VL p. 30. VL Deen Qa s 608 _ ZoNpERLINGE VERTOONING tyd eenige uitzypering was onderhevig-geweeft; weshalve de Urachus, naar, zym oordeel „ in-dec- ze Perfoon- nooit volkomelyk was te famen. ge- groeid of opgedroogd. Doch anderen fprecken van eene Uitloozing der Pis door de Navel , zon- der eenige blykbaare oorzaak te melden. «Nog andere Voorbeelden zyn ’er „dat men de Uracha: by de.Ontleeding open gevonden heeft , in Kim deren van eenige. Jaaren „ en;dat dit in Volwaffe: nen ook meer waargenomen zy ‚fchynt myste blyken uit eene Plaat van Euflachtas, alwaar on: der aan den Bodem van de Blaas zig een Preg- terswyze uitpuiling vertoont, die ion open is-afgebeeld. De zonderlinge Blaas, ais ik hier heb laate afbeelden , dient, meen ik , om het Gevoelen vanden Heer Arsinus merkelyk te beveftigen : want ; hoewel dit Verfchynzel-zeer zeldzaam voorkwam „aan Menfehen „ die -dagelyks. Var- kensblaazen „behandelen „ heb ik ’er egter federt nogeen gekreegen ; waar van de-Bodem- in &2ë. a vertoond wordt.vaan welke een dergelyk aan= hangzel of klein Blaasje is, ’ welk in een Buisje uitloopt ‚dat zig! omkromt en „ veel. langer dan dat der andere Blaas, eindelyk aan ’t-end’ als te niet loopt: en verdwynt in eenig Vet. Een an- dere Blaas heb ile die byfter groot , en aan wel- ker, Bodem een Knobbel is als een Vuift, zonder eenig Buisje: ook wordt my verhaald, dar der- al AAN EEN VARKENS-BrLAAs. 6og gelyke Uitzettingen aan den Bodem der.Blaas, doch zonder Buisje, zeer gemeen zyn in de Oof friefohe Hang-Ooren, een foort van Varkens, die lang op ’t Schot leggen, en, door dit leggen, mooglyk hun Water langer ophouden dan de Var- kens die men elders teelt. Immers hunne Blaas isveel grooter , dan die der anderen; ook vind ie, dat in de Befchryving van de Zwynen of Varkens, door de Heeren pr Burron en Daáu- BENTON , niets gemeld wordt van deeze omftan- digheid ; die zekerlyk in aanmerking zou zyn ge- komen, in een Werk, daar men de minfte by- zonderheid » betreffende de Dierlyke Huishou- ding, Levensmanier „ uit en inwendige deelen deezer Beeften, niet onaangeroerd gelaten heeft. Terwylnu, in Beeften , dic zekerlyk de Urar chus open hebben, en in welker, Vrugt dezelve, buiten-alle tegenfpraak , -tot ontlafting dient van de Pis uit de Blaas in een byzonder Vlies der Na- geboorte ; deeze Buis gemeenlyk zodanig famen- groeit, ja. wegdroogt en verdwynt, dat men ’er naauwlyks een voetftap van-kan vinden „ja dat zy zekerlyk digt is geflootenaan den bodem van „de-Blaas; en dat in die zelfde Beeften, door ze- kere toevallige, Omftandigheden „die Buis we- derom voor „een gedeelte of byna-geheel open wordt gevonden; zo zou men hier uit „in de cer» fte plaats, befluiten kunnen: Dat de afwezigheid van dit Kanaal in de Men- VL, Deen fchen 61o ZONDERLINGE VERTOONING fchen, of deszelfs geheele toefluiting en verandering in een Band of Lygament, geen reden geeft, om deszelfs geopendheid tot doortogt van de Pis, in de Menfchelyke Vrugt, te enteren of tegen te fpreeken. Ten anderen fehynt my het Gevoelen van den Heer Arsinus, dat dit Kanaal, eerft geflooten zynde geweeft, door fterken aandrang wederom kan geopend worden; hier door een nieuwe kragt te verkrygen: niettegenftaande de Heer Harrer het veeleer als iets tegennatuurlyks fchynt aan te merken, wanneer de Urachus in een Vrugt open gevonden wordt CC). Immers de Heer Arsr- Nus merkt met reden aan, dat de Voorbeelden van Menfchelyke Onderwerpen , die geopend of ontleed worden, zo klein in getal zyn tef opzigt van ’t geheele Geflagt der Menfchen , dat het niet vreemd is, dat iets, ’ welk zeldzaam voor- komt, zelfs van een naarftig Ontleeder maar eens waargenomen worde ({). Zo dra het denkbeeld wan de ontdekking der Menfchelyke Alfantois hadt plaats gegreepen, heb- ben veelen niet getwyfeld vaft te ftellen, dat die het tweede Water uitleverde in fommige Baarin- “gen: doch anderen wederom, ‘de zeldzaamheid van dit tweede of laatfte Water in aanmerking meemende, dat zelfs van fommigen geheel ontkend werdt, ” Praleët. Beadone: Vol. V. P. 2, p. 376. 6) Bait Annot, Libr, lIL, p. 81- A % 46 AAN EEN VARKENS-BrLAAsSs … 6if werdt , beweerden , dat zulks uit eene Ongefteld- heid van de Baarmoeder kon ontftaan. De Heer Harrer erkende naderhand, dat de Uzrachus in de Menfchelyke Vrugt eens door de Navel heen, tot ver in de Streng , door een zeer ervaren Man, “is agtervolgd ;, doch hy fcheen nog te twyfelen aan de beftaanlykheid van de AlJantots, dat is van een byzonder Vlies, tot inneeming en bewaaring van de Pis gefchikt in de Nageboorte; zo dat hy liever zoude denken , dat een gedeelte van de Pis terug gevoerd , en een klein weinigje miffchien in het Spongieufe geweefzel van de Streng uitge- ftort werde ; om dât de Urachus niet aan de PJa- centa toe fchynt te reiken (*). Wy zien hier , welk een verandering daar om- treft in Beeften, die zekerlyk zulk een Vlies hebben, plaatsheeft. “Wy weeten door Onder- vinding, hoe fchielyk een fyn Buisje, dat hol is, na het fterven geflooten wordt, en byna ver- dwynt. Maar, zou dat Vlies, indien het wee- zentlyk in alle Menfchelyke Vrugten ware, de oplettendfte nafpooringen van zo veele Ontleed- kundigen hebben kunnen ontgaan? Dit is iets, % welk ik niet durf bepaalen ; doch men moet aan- merken, dat het klein getal der Menfchelyke Onderwerpen , ‘die, ontleed worden, hier nog __immer zo veel ter zaake doet. H. VL Deer. WAAR- (*) Prime Linee Phyfiologie, Gorting. Anno r?47. p- 7e WAARNEEMINGEN. omtrent de | LUGTSGESTELDHEID te AMSTELDAMs in Okvober 1761. afl) old Barometer. | Therm. Winds Streek. Weder. D.(°s morg. “smidd, “sau, pmo. mi.av.|’smorg. ’s midd, ’sav | Gefteldheid. md Ted 130. 13130. 12130. 11 51l5ófsol O_ {NO | NO (Held. wolk, 2 ij 2 |— 354856l49| ZO | O | NO |—— betr. 3: — 3 |— 15485746) O 6) O [Betr. helder, _— Ji Al— ofl— of 0:47,55|46) O | NONO |_—— —= sl 1 |= 1 |— 14548147 NO | NO | NO (Helder, 6 |— |— |47/s2/46| NO |Ot.N/O t‚N|Mift togt. | | (45/5246 NO | NO | NO |Helder. S|— o1|29.11,,29. 1145)S2 48| O | NO | NO |Betr. heldere -_ 9129. 1IJ— II — 1E 47153146) O O O [Helder. io|— Hij min A6jsij48) O | O | O |— betr. rij 9 |— 7 hee 4; 48|54/s3|Ot. ZIOt. ZO t.Z|Regen. i2— 2 |— 3 |= 31 56! 6ol57| ZW | W[{ W |= buijig. 13 si 7 1 8 (53|55|S2JNW | NO | NO lal— 7 |—- 6 j— 5551153|50| O O O. [Betr. regen. I5j— er rilsalor ss[Zt.O| ZW [ZW |Regen. 16l— 1 |= 0 |— o:'sal61 55} ZO | Z | ZO |Betr. buijig. ij— o |— 2 |= 2 |5658|sij ZW | ZW | ZW —- held. 183 | 4 [4 solssl48/ ZW | W_ | W |Reg. — i9— A= 6 {— 655960/52{ ZW | ZW | ZW Buijig. 20l— 8 |— 811 |5254jso) N INW | N | 21130. 1 32.2 [36.4 48,50/46/, NO | NO | NO (Helder. a 5 |— 5 fn 5 40/48/39 O o O |= ryp. “23e Aij 43 13750139) ZO Zl Zoi 2Al— 01/29. 9: 29. 7 \344sl4ol O {ZO {| Z '—= vor. 25/29.6 |— 52— 45l45s4ls2| Z | Z Z \Mift, regen. 26l— 5 |— 5 |— 5:|40,54,48 Z | ZO | ZO Betr. —= on 8 | 9 |= 111146 5346) W | W [NW |Buijig. 28130.0 |30.05'30. oi 4215348) Z nf Z |Helder. 29 oil o |2gar 4050 42|Zt. Of Z Z 30,29. 10/29. 9 |— 8 |laals2 4ol ZO | Z ZO |[Betr. regen. Sri 7 | 8 Ì— 10j52ls6 524 ZW | ZW IZW Reg. betr. Hoogtte Barometer d. 30. s Laagfte Barometer d. 29, > Middelb. d, 29.85 Hoogfte Thermometer gr. 61 Laagite Thermometer gt 34 B: > Middelb, gr. 475 WAAR WAARNEEMINGEN omtrent de LUuecTSGESTELDHEID te KSÖSBERD das in November 1761. Weder. Gefteldheid, Therm.| Winds Streek. Ys morg. °s midd. °sav … Barometer. Da smorg. Ps midd. ’sav, mo. mi.av. 1300 „30.1 [30.2 |5258148| NO | N | N lmitt. 2 2 | 2 | 48 50/56 NW zw. ZW Betr, regen. ZW. ZW Mitt, —- ZW. ZW Betr. regen. W | W Regen, hagel, 3 4 — Il 1 |— 0 [525655 log.to!fao. oflag. 71/54 58/48 si 7 |= 7 7 434844) W 6 7 | 7 73 43/44, AI ZW {NW ‚NW [Buijig. Zi 7 8 43/4746 NW | w | w 8-8 |— 8 — |444845| ZO ZW Z |— helder, 9 8 Bil 9 aáso49l Z | Z | ZW Betr. regen. zoj— |— 7 51143 hes Z | ZW\ ZW, a IIJ= O;j— I |— 2 |46/49)44) ZO | W | ZW (Reg. wind. ral 3 |—- 5 |— 7 |48/50,48| NWINW | k NW (Buijig. Weel 05 E 6 |as{sel4s| ZW | ZW! ZO |Betr. helder. I= 2 — bijz. I145/48/48| ZO | ZO | ZO regen. 15/28. 1oj28.1ci— 9 |47 50,47 ZWI Z Zi 16|— Iof— 11 [29.0 [45/48:47) ZW | ZW | ZW|—_— helder. 17/29.2 |29.5 |— 7 4414845 W | ZW zw |Buijie. 18}— 9 |— 9730. 01/42/45 38| ZWINW NW 19/30.2 [30.3 |— 3 35/46 (38 NW ZW { ZW |[Vorft, held. 2of— Tifo! 1 [40/4447 ZW | Z | ZW Regen, betr. 2Ij— O— o [ag 11/48/48la4l ZW | Z | Z. |Betr. helder, 22/29.8 (29. 7;|— 8 |42/so'so} Z | ZW: ZW |Helder, reg. 23 85 Bi 81ja7)48ia0l ZW | ZW| ZW Regen, held. 2 Óil— SI 5 [59,5 1)47 ZW | ZW[ ZW —_—— 25l— Aij 5 |= 9345/50,43| ZW [NW | NW Betr, regen. “_26/3C.0 [30.0 ‚|3e- ola2l45i4ol N [ZW | ZWj—_—= helder. 27/29. 10,29. 05/29. 113]37/40,38{ ZO NO | NO:/—= regen. 28130. 1130. 2 |30.2 |3238138| ZO | W | ZWIVorft, held. - 29/29. 10/20. 7i20. 5e 40 33/38 ZW ZW INW Sneeuw, buij, 30— 61— 8E—r10!|38 40/36! NO ! NO | NO \Wolk. held. Hoogfte Barometer d. 30. 3 F Laagfte Barometer d. 28. 9 es d. 29. 6 Hoogfle Thermometer gr. 58\ Laagfte Thermometer gr. 32) Middelb. tte \ VL Deer. WAAR. \ WAARNEEMINGEN 3 omtrent de LUGTSGESTELDHEID te AMSTELDAM; in December 1761. Barometer. Therm. h Winds Streek, ( Weder. P. 2smorg. °s midd, °sav.|mo, mie av, Ysmorg. °s midd, ’sav. | Gefteldheid; 129. 11/29 1029. 10/31,41/43 ZWIZW |ZW (Vorft, betr: 2\— rol—ro |—11!|42/46 40 [Wt.Z[WEN/[WtN Helder, buijs 330.0 30 o [30.2 [45/4644 |NW NW dt Nien A Zij 4, |— 43/36/4133 | NO ZW | ZW |—- vorft. 54 33 3238/30 | ZW | ZW | ZW |—— — 6 2 |—- 1 o5}30|36,33 | ZW |Z t. OZ t. O—_— dynfig. 729. mil29g. 11 29:11 31138133 |Zt. O Z Zie svorik. 8—1oil— 10 — 95 3o|36,34 ZO | ZO [ ZO |—_— wolk. 9 32[41 3ol Z |Zt.O| ZO —_— dynfig. zo'— 8 |— 9 | 9 |37|40'38 | ZO | ZO | ZO [Wolk. reg. nenten een Ennema Iii ee 38/3932, Z | ZO | ZO \—- vorft, 12 |— | |Jol31j26:| ZO + O | NO Vorft, held. 13 |— |— [22/2831 | NO | NO | NO — yftel. r4— 9 |— 8ij— 81/29/3435 | NO | ZW | ZW |Y fel. (neeu. Isl 7ij— Zil 75|36/38138 | ZW | ZW | ZW betr. vogt. 16— 8 |—- |— 6:137/3932 | ZW| Z | ZO [Mift, berr. ri 6 63— 72/30,3733 | ZO | ZO | O (Held. vortt. I8— 8i— 9 |— 9513613936 | O | O | ZO (Mitt, betr. iol— gil— 9 — |34l4037 | O | O | O |—helder. 38/3938 | ZO | ZO | ZO Betrokken, orj— 118/30,0 |— [34/3836 | ZW | ZON Z + vogt. 22—10 |29. 8i— 7 [29/3734 | Z Ze Z \Vorft, held. 23— 6 — pil— 2 [34/3333 (Zt.O| Z Z Sneeuw, mi. oal— OÏ|— 2 — 5 [38/4340 | ZW [| ZW | ZW Regen. os— 8 |— ot—holj41j4239 | ZO | ZO | ZO [Mift, held. 26-10 |— 9 |— 9 [3242/40 Z [ZW | ZW |—- vorft. iz, 9 |— |—HO |39/42/40 Zt.O| ZW | ZW |Betr. regene 23" it |— 112 30. o |aof40,38 Z |Z |ZW [Mif. 5137136136 | ZW | ZW | ZW |— 30 29. 8: 29. 8i—— |40{43,40 | ZW | NW | NW Reg. held, 91|30.9 30.0 'ZO. eil39 44137 NW NW INW [Held. buij. … Hoogtte Barometer d. 30. 4* Laagtte Barometer d. 29. ol f } Middelb, d, 29. 3% Hoogte Thermometer gr. 46 of Laagfte Thermometer gr. 22 Î Middelb. gr. 34 BLAD BLADWYZ ER, A degtige Zelfftandiehe- den kunnen Elektriek. gemaakt worden. 204, Aarde. Derzelver Voeden: de deeltjes worden in ie- der Plant of Boom op een verfchillende wyzebc- werkt naar dein aart van ’t Gewas. 164, enz, Acnery (P. D’). Zpne “Proeven, dat het Zee. Water in een digt geftop. ten Bottel, op een groote diepte neergelaten, door ‘t Glas heen gedrongen Zy ‚ onwaar of onmooglyk bevonden. 512542. rinus. Deszelfs Procf. neemingen met den 7our- malin, omttent de Elek- triciteit , verklaard. 121 — 148, 200— 219. Aftappingen van ’t Water eener Rivier verminderen niet, maar vermeerderen haare hoogte: 179. ten zy dezelven verbaazend groot waren; 183. en dan nog maar zeer weinig. 185, ‘Äerrcora. Zyn Gevoelen over den oorfprong der Raderfteenen en dergely- ke DelfftofFen. 306. ALBiNus. (Hoogl.) Zyne ontdekking van iets, dat naar de dllantois zweemt, in een Menfchelyke Nage- boorte, 606. De Urachus door hem Open gevonden in een volwaffen Menfch. 607. Zyn Gevoelen, om- trent de ootzaak daar van, beveltigd, door een zon: VL Deer, derlinge Vertooning aan een Varkêns-Blaas, 630. D'AEEMBERt. Zyn toe. pafling van de Rekening der Kanfen op de In-en- tiùg der Kinderpokjes. 293 — 3oú. „a Allantois in de Nageboorte van de Menfchelyke Vrugt ontdekt. 606.‘ — Amfteldam. Waarnemingen omtrent de Lugtsgefteld- heid en de Ziekten aldaar, in de Maânden Fanvary, February „_Muhrt, 1761. bl 155 — 158. In April, Mey, Fury. 359 — 314, In Le Augiuftis, Sepe __tember,459 — 470 In Ok- tober, November, Decems ber. 612—614, Armoniak-Zout is een Mens truum van ’t Kwikzilver, 433. Het maakt inet de Sublimaat een Merkuriaa- le Tinktuur, 44r. Afchtrekker of Afchfteen. Zie Tourmalin, B, aarmoeder. Maare ges fteldheid in een zwan- gere Vrouw. 475. Haare werkzaamheid is tot loss maakingen uitdryving der Nageboorte noodig en dikwils genoegzaam. 479, Bett zal men de Tekenen daar van afwagten. 48r, Fen zy in eenige dringen- de Omftandigheid. 482. Infpuitingen zyn in de Miskraamen dikwils nut- tig. 495. Kr Bie BU AD MOW IE B AK BAcoN. Zyn Waarneeming omtrent het Vuuren der Zee by nagt. 417. Barnfteen en dergelyke Stof: fen zyn plus-Elektriek, en waarom, 122, Belladona. Dit Kruid aange- _preezen als een zeer krag- ‘tig Specificum tegen de Kanker. 316. Uitwerking van deszelfs gebruik in de Mond en Keel. 319. Dee- ze is niet in alle Gettellen de zelfde. 322. Dit Mid- del is kragtiger dan de Cí- cuta. 325. Voorbeeld daar van. 331. Het kan met dezelve teffens gebruikt worden. 338, 342. Ma- nier om de Tinktuur van Belladonu te bereiden. 343. Wanneer, waar,en hoe het te vergaderen of te pluk- ken. 347. Het Zaad is een doodelyk Vergift. 348. BeENveNurTI. De nuttigheid van het te Paard ryden door hem onderzogt. 499 — SIL. BernouiLLr. Zyn Rekening, ten opzigt van ’t Gevaar om door de Kinderpokjes te fterven, getoetít. 298. BeRTRAND. Zyn gevoelen over den oorfprong der verfteende Zee - Schepze- len. 393. j Blaas van een Varken. Zeld- ‘“zaame Vertooning daar aan. 603, enz. Brock (vaN DEN) Dr. Zy: ne Waarneemingen om- trent het inwendig ge- bruik der Middelen tegen de Kanker in het Borft, 315329. BorRrHAaAve, Zyn Berigt van de Geneezing eener Venus- Ziekte, die voor Kwikzilver niet wyken wilde. 323. Boyre. Zyn gedagten over het Vuuren der Zee, 415. Brand of Roeftig Koorn, moet van het Zwart, of ‘vermolfemd Koorn, wel onderfcheiden worden. 357 Braun (J. A.). Zyne Waare neemingen omtrent de zwaare Koude te Peters- burg. 67—73. Zyua Vere toog aan de Akademie over ’t bevriezen en ftyf worden van ’t Kwikzilver, door konftig verkreegen Koude. 74— 115. C COSTER (Abt DE LA). Zyn Waarneemingen der Verfchyning van Ver nus in de Zon. 305. Caprificatieof Rypmaaking der Vygen in de Levant, befchreeven. 277—292. CavenpisH (Lord). Zyne Waarneemîng van een Stroom der Elektrieke Vloeiftoffe in ’t Lugtledi- ge. 124. Cicuta of Dolle Kervel. Haar kragt tegen de Kanker be- veftigd. 323, 326. In welk foort yvan Kanker, 327. Zy wordt by de Bel- Jadona gebruikt, 338. Haar goede uitwerking in de Klierverhardingen. 349. Inzonderheid tegen het Scrofuleus Venyn. 353. De Heer STÖucx piytt eem haar BLAD WY Zer haar heinelboog. 467. Twyfelingen daaromtrent geopperd. 469 CorLicNon. Zyn Waar- neemingen omtrent de kragt van de Belladona. 341. CossieNy (pr). Deszelfs Proefneemingen ter ont- dekking of het Zee- Water door Glas kan dringen, SI2—542. D ee te waarfchynlyk be- paald. 249. Ponderbuy (zwaare) in ’t Jaar 1759 in Engeland. Derzelver wonderbaare uitwerkingen. 260 —265. Die van verfcheide Don. derflagen in en by Amfter- dam, in ’t Jaar 1761. bl, 313, 314, Briehoeks-rekening. Derzel- ver Uitvinding en Vorde- ring. 1, (Klootíche) op- gehelderd door eenige Al- gebraifche Voorftellen. 5 Dyken der Rivieren, hoeda- nig behoorden te zyn. 195, E ak: da srricitene (plus. en mi- nus-). Wat men er door verftaa, 122. Alge- meene _Grondftellingen daar omtrent. 136. De pPlus- Elektriciteit kan in minus , en de minus- in plus veranderd worden door Hitte. 138, enz. Ook door Wryving der Opper- vlakten van de Lighaa- men. 2oo, enz. Ook door VL Deer. den Wind met een Blaas. balg gemaakt. 209. Elektrieke Vloeiftof. Haar koers kan veranderd wor. dén door Hitte 5 138. door Wryving; 2oo. door den Wind of beweeging der Lugt. 209. Zy gaat door alle Lighaamen heen. 217. Zy is overal door den Aardkloot en Dampkring verfpreid 218, Elektrikaale Proefneemin- gen. 121, 200. Eurer. Zyn Voorftel om de verandering der Mis- wyzingen van ’t Kompas te verklaaren. 445. F Fr ANKLIN./ Zyn Stelling ten opzigt van de on= doorloopbaarheid vanGlas voor de Elektrieke Vloeie ftaf, betwift. 129, Ke ) ( SARATE, (Graaf pr LA) Nieuwe Manier om de Metaalen te ontbinden, door hem ontdekt. 428. Verder agtervolgd. 433, enz. Geeften (allerley Zuure) brengen Koude voort:106, ook de brandbaare , die zig met Sneeuw, onder ’t fmelten, vermengen kun- nen: 107. niettegen{taan- de deeze het Water vers warmen. 108, d GENNETEe. Deszelfs Proef- neemingen over den loop der Rivieren. 177 — 199. GeorFrROY. Zyn denkbeeld van de Belladona. 332. Gezigtkunde, Een WVoor- Rang ftel > BI Ae D; WE Zn Er Be _ fel daar van verklaard. SAB Glas is niet ondoorloopbaar “_voor de Elektrieke Vloei- ftof. 129, 130. Het kan van minus plus-Elektriek gemaakt worden.205. Ver- {chil tuffchen dof en gepo- Iyt Glas ten dien opzigte. 206. Of het Zee Water door Glas heen kan drin- ‚gen, in verfcheide Proef- neemingen onderzogt. 512 542. Glas- en Barnfteen -Elektri- citeit, waar in verfchillen- de. 122. Goprneu DE RIVILLE. Zyn Vertoog over ’t ryp- maaken der Vygen in de Levant. 277 —292. Grotten van Roquefort. Der- zelver koelheid. 584, 586. Zy dienen om de Kaas te Zouten en ryp te maaken. 594. Andere Grotten daar toe ook bekwaam. 59%. Anderen door te groote Vogtigheid onbekwaam. 599. GuerrarD. De oorfprong _der Lely- en Sterre. Stee- nen, als ook die der Ra- der- of Rolfteenen, door hem opgehelderd. 389 — 399. F ALLEY. Zyne Stellin- gen ten opzigt van de Vuurige. Verhevelingen onderzogt.250,254. Zy: ne Theorie om de Ver- andering der Miswyzing van ‘t Kompas te verklaa- ren, verbeterd. 445. Fou- n) ’ k : ' ten, in zyne Kaart dez Miswyzingen , aange- toond. 447. Hamer (pu) pu Monceau. Uittrekzel uit zyn” Werk over den Landbouw, wes, gens het Voedzel der Plan ten. 159 —176. HAREMBERG. ZynGevoe= len over den oorfprong der Lelyfteenen. 398. HorrMAN, Zyn Proefnee- mingen, over de veelheid. van Armoniak.- Zout, die in Wyngeeft {melten kan, getoetft. 440. Hout kan Elektriek ge- maakt worden. 145 , 204. Huid. Zeldzaame verande- ring van derzelver Kleur ineen Negerin. 116. Zy wordt in de Negers door ’ branden wit. 119. I Jefpuitingen in de Baarmoee: L der aangepreezen. 495. Ì aas van Roquefort, een tà der voornaamften in Vrankryk. 575. Hoe de- zelve gemaakt worde. 587, enz, Hoe men-ze in de Grotten plaatze en dus ter verzendingegereed maake, „594. Groot Vertier dee- zer Keazen. 596. Zy wors den ook op andere plaat- fen nagemaakt en in ans dere Grotten. 597, enz. Doch die zyn zo goed niet GOT, Wlsn Kanker in ’t Borft. Gebruik van de Belladona daar te- gen. 316. Gebruik vande Cicuta daar tegen. 323, “Dé De omftandigheden ver- eifchen de een of de an- dere. 328. Proefneemin- gen omtrent de Belladona, 332, 342. De uitwerking der inwendige Middelen op de Känker in twyfel ‚ getrokken. 469. Kanfen (Rekening der) op de Inenting der Kinder- pokjes toegepaft. 293 — ‚ 304. ° Kinderpokjes. ’t Gevaar om van de natuurlyke te fter- ven, met dat van de In- enting-vergeleeken. 294. " Verkeerd denkbeeld daar omtrent aangetoond. 299. Door de In-enting is men ongelyk minder gevaar on- derhevig. 301. Zy wordt ‘reeds ook in Vrankryk met goeden uitflag in ’t ‚ werk gefteld, 302. Aant. — Keinkenserg. (D.) Zyne Aanmerkingen omtrent het berekenen der Ver- fchyning van Venus in de „Zon. 59 —66. Klootfche Drichoeks-reke- ning. Derzelver ophelde- ring door de Algebra. s Knollen, ineen Land gezaaid, bevorderen de teeling van _ Tarwe, 175. Kompas. Zie Miswyzing. Kompaflen: Hoe derzelver Naalden Zeilfteenkragtig te maaken. 273. Koper kan door onzydige Zouten (Salia neuzra) ont- ‚ bonden worden. 432. * Koude. Hoogfte trap der Natuurlyke is onbepaald. 75» 76, 85. Manier om VL DEEL. PEA DW WEZE denzelven te vergrooten. 78, 83. Ongemeene vet. grooting. 86. Welke mid- delen beft daat toe zyn. 104, Ho. By welke gele- genheid. rrr. Kraamvrouwen, Nieuwe Ma- nier om dezelven van de ‚ Nageboorte te verloffen. 471 —498. Kwikzilver wordt door kon- ftig verkreegen Koude on- beweeglyk: 82. ja tot een vaft en uitrekbaar Lig- haam. 84. Welk foort van Kwik daar toe te verkiee= zen. gr. Deszelfs Zwaar- wigtigheid wordt 'er zeer door vergroot. 98. De trap van Hitte, op wel- ken het kookt, verbeterd. 113. Het kan door Armo- niak-Zout ontbonden wor= den. 430. Merkuriaale Finktuur dus daar van gee maakt. 433, LAREN: Tc AmBeroen, (Prof.) Zyn Uitvinding en Waar- neemingen omtrent de Belladona, getoet(t. 317, 325, 335, 340. Landbouw. Deszelfs verbes tering door de Heeren Turr en pu HAMEL. 160, ' 173 » 175. @ Lelyfteenen , (Encrinites. ) Hunne befchryving. sor. Waarfchynlyke oorfprong derzelven. 393. Andere Gevoelens. 306. Levrer. Deszelfs Vertoog over de Manier om de Kraamvrouwen te verlos- fen van de Nageboorte. 471498. Wel Rr 3 Lig ah er. > d BEA WL BE ie Lighaamen, die de Elektric- ke Vloeiftof ontvangen, zyn plus-, die ze meedee- len minus- Rlektriek, 122. Men kan die Staaten naar believen verwiflelen. 204. De Middelftof, die dezel- ven omringt , houdt ’er de Elektriciteit in, dat is, maakt ze Elektriek, 128, orë. Lighaams-oefening zeer nut- tig en noodig ter Gezond. heid, sos. Die van hette Paard ryden is een der bes- ten. 5o2. Dezelve geneeft veele Kwaalen. 5o4. Waar- neemingen daar Omtrent noodig. 507. Licht, dat zig in Storinwin- den of Orkaanen vertoont, komt van een Stroom der Elektrieke Vloeiftoffe in deLugt.213.Waarneemin- gen omtrent het Licht, ’t welk het Zee- Water by nagt uitgeeft. 407—427. Lister. Zyn Gevoelen over den oorfprong der Rader- en Rolfteenen. 397. Logaritbmus- Tafelen. Der- zelver Uitvinding. 3. Lugt, bewoogen zynde, maakt de Lighaamen E- tektriek. 212. Heete Lugt meeft 210. Haare dunte op groote hoogten boven den Aardkloot. 249, 251. Lugtledige. Stroom van de Elektrieke Vloeiftof daar in waargenomen. 124. Lurn. Zyn Gevoelen over den oorfprong der Rader- en Rolfteenen, enz. 397. ACQUER. Zyne Aanmérs kingen omtrent een nieuwe Manier van de Me- taalen te ontbinden. 428 —443. Magneeten door Konft te maaken. Nieuwe Manier daar toe voorgefteld. 266 —276. Kragt der Artifi= ciecle Zeilfteenen verge- leeken. 272 ,273. Hoe de- zelven hunne Kragt te be- waaren. 275. . Marcorerte. Deszelfs Ver- toog over de bereiding van de Kaas van Roquefort. 573 — 602. Maárreau. Zyn Berigt we- gens de Geneezing van een Kanker in ’t Borft door ’t gebruik van de Belladona. 330— 348. Zyn Verhaal vande uitwerking der Dol- le Kervel in de Klierver- hardingen. 340 — 354. Metaalen. Trappen van Hit te op welken zy vloeibaar worden. 96. Nieuwe ma- nier om dezelven te ont- binden, en Aanmerkingen daar omtrent. 428 — 443. Merkuriaale Tinktuur, ge- maakt door middel van Sublimaat en Armoniake Zout. 433. 441. Onder- zoek derzelve en verge- lyking met de gewoone olutie der Kwik in ’t Zuur’ van Zee-Zout. 434. Haa- re Eigenfchappen. 443- Middelftof, die de Lighaa- men omringt, maaktze &- lektriek. 218. Miskraamen. Uitdryving of Afhaaling der Nageboor- f te Kan Mounrainr en bal dok B-LtA DW Y'Zi Es Ri ‚te in dezelven, 494—498. iswyzing van ’t Kompas. _ Tafel derzelve in de meeft bevaren Zee en op den te- genwoordigen. tyd. 448; enz. Verandering der Mis- wyzinge te Parys. 457. Miswyzingen in de Noor- der- Oceaan. 458. ONNIER. Deszelfs Proef- neeming op de Elektriciteit ‚der Lugt, verklaard, 213, Montreuil. Opkomtt en vor- dering van de Tuinier- kon(t aldaar. 144. Moron. Zyn Berigt we- gens de Geneezing eener Koorts, die voor Kina niet wyken wilde. 329. Dopson. Hunne Tafels der Miswy- zingen van’tKompas in ’ Jaar 1756, met het ver- fchil in twaalf Jaaren. 448; enz. Gebruik dier Tafe- len. 454. Musscreneroex. Zyn gedag- ten over ’t zien der Voor- werpen met een of met beide Oogen. 551. Met die van LE Creme overcen- gebragt. 557. N \Jageboorte. Nieuwe Ma- nier om de Kraamvrou- wen van dezelve te ver- loffen. 471, enz. Negerin. Zeldzaame veran: dering van kleur in dezel- Ve. 116, Norrer. Zyne Waarnee- mingen omtrent bet Vuu- fen, van ’t Zeewater, by nagt, ter toets gebragt. 407 — 427. VL DEEL, ape EN Á t O0. ogen. Of de Ziel de in- ‚drukking ontvange var de Beelden der Voorwer- pen; die in een of in bei- den getekend zyn. Proef- neemingen daaromtrent. 544, enz. ’t Schynt dat een zelfde Voorwerp maar n één Oog een kragtige aandoening maake. 550. Bewys daar van ,door het befchouwen van drie ítuk- ken Lint, end aan end ge- plaatft. 552, 568. Zo dat het ééne Oog ten opzigt van Voorwerpen, welker Beelden op overeenkome flige deelen der Netvlie- zen vallen , onwerkzaam en als in rufte is. 571. En dit zal de reden zyn, dat wy, met de beide Oogen te gelyk, de Voorwerpen enkeld zien. 543. Oppervlakten der Lighaa- men,ruuw of gepolytt,heb- ben verfchillende Vermo- gens ten opzìgt van de E- lektriciteit, zo wel als vand ’t Licht en Vuur. 206. * Overftrooming der Rivieren. Haare oorzaaken. 189,192. Hulpmiddelen. 194, enz. P perd (Ryden te). Deszelfs nuttigheid onderzogt. 499 — SIT. Perfiken tegen Muuren te teelen. Oorfprong van die Uitvinding, te Montreuil. 150. Petersburg. Waarneemingen omtrent de zwaare Koude inde Winter 175gen 1760. bl. 67 — 73. 76. De Koude Kr 4 al BLAD WW PAN aldaar door Kont verkree- gen , doet de Kwik bevrie- zen. 81,84. Dit zou ook elders kunnen gefchieden, „in Europa. 111. Aant. Phofpborus.Deszelfsaart.424. Placenta. Zie Volger of Na- ‚geboorte. Planten. Onderzoek of de- zelven alle een zelfde of ieder Soort een verfchil- lend Voedzel uit den Grond haalen. 159, enz. Het eerfte is waarfchyn- Iyktt. 163. Proefneeming om het te bewyzen, 166. Tegenwerpingen _ opge- loft. 167, enz. Gevolg- trekkingen. 172, Verfchil der Planten, 173; Ponrepera. Zyn Gevoelen omtrent de reden der Ca- prificatie wederlegd. 290. Prineue (Dr.) Zyn Aan: merkingen omtrent de Li- geníchappen der Vuurige Verhevelingen. 238, enz. : ( R aderfteenen. (Frochites)s iN Derzelver-befchryving. 391. Waarfchynlyke oor- {prong. 395. Andere Get voelens. 396. Rivieren. Proefneemingen over derzelver loop , en de middelen tot voorko- ming van Overftroomin- gen. 177—199. Rolfteenen, (Entrochi) Der. zelver befchryving. 391. Waarfchynlykeoorfprong. 395. Andere Gevoelens. _396. Roquefort, een Dorp inVrank- ryk, naby de Grenzen van Languedok. 582. Deszelfs Grotten , daar de Kaas haare laatfte bereiding iri krygt. 583. Deugd er groot Vertier van de Kaas van Roquefort. 596 ,597. Roy. (Le) Zyne Waarnee- mingen omtrent het Licht, dat het Zeewater by nagt uitgeeft. 407 —427. Ryden. (te Paard) Deszelfs nattigheid onderzogt. 499 — 511. Waarneemingen daar omtrent noodig. 507. Ryn. Deszelfs loop be- fchouwd. 179, 189. Mid- del om de Overftroomin= gen van die Rivjer te be- letten. ror. Galpeter GEEL me, Sneeuw gemengd „ brengt de zwaarfte Koude voort, 88. Scheerling of Dolle Kervel. Zie Cicuta. Schaapen. Menigte derzel- ven in eene Landftreek aan de Grenzen van Lan- guedok. 577. Behandeling derzelven. 578. Hoeveel- heid van Melk die zy gee- ven. 58r. Manier om daar Kaas van te maaken. 588; enz. Nakookzels van de Huy. 590. Aantek. Deugd van deeze Kaas. 595. Zy is beter dan die van ande- re Plaatfen; ’t welk var de hoedanigheid der Grot- ten, daar men ze in zout. en ryp maakt, fchynt af te hangen. Gor. Senones. (Berg van) Zeld- zaameGrotten daar in.599. SrnorT. Zyn Waarneeming omtrent Eeen Metaalen Spiegel tegen ’t Vuur ge- fteld, 206, Sie - Siberie. De natuurlyke Kou- de aldaar zeer groot. 75» 76. Sinus- en Tangens- Tafelen. „Derzelver Uitvinding. 2. Sneeuw is beter dan ge- ftampt Ys tot het vermeer- deren der Koude. rr. Al- ‚le Vogten , die dezelve _doen,fmelten en 'er meê vermengen , brengen Kou- de voort, 107. Sterk Water is dienftig tot „vermeerdering ‚van … de „Koude; ro4. beter dan Vitriool-Olie. ros. Sterrekundige „ Voorftellen door de Algebra opgeloft. 9— 58. Blei eleenen. ( Aflerie ) Derzelver befchryving. 390. Waarfchynlyke oor: fprong. 393. Andere Ge- voelens. 396. STÖRrCK. Deszelfs nieuwe Waarneemingen omtrent de nuttigheid van de Dol- le Kervel tegen de Kanker en veelerley andere Kwaa- len. 463, enz. Aanmer- kingen daar tegen geop- perd. 469. STruickK. Zyne Ophelde- ring van de Klootíche Driehoeks- rekening. 1. Zyn Berigt wegens de Waarneemingen der Ver- fchyning van Venus in de Zon. 304 Sublimaat. thv tende) Haar vermenging met Armo- niak-Zout.437. Hoe veel ‘er van in Water fmelte, onderzogt. 438. Hoe veel in Wiper 449. Dan VL, Deer, BLARDWYZER kan daar nog veel Armo- „niak-Zoutin fmelten. 441. Es Gt: arwe- Graan is verfcheie de Ziekten onderhevig. 356. De vermolfemingvan — hetzelve nagefpoord. 357, enz. Proefneemingen om- trent derzelver oorzaak. 361—375. Middelen daar tegen. 377. -Verfcheidere ley bereidingen van het Zaad- Koorn. 380. Tegen- werpingen opgelo(t;-383. Thermometers hoe te. maa- ken tot de bevriezing van ’t „Kwikzilver. 81-87. Aant. De-Kwik daalt ’er niet altyd regelmaatig in. 89. ’t Verfchil van, Glas doet weinig ter zaake, dat van't Kwikzilver veel. or, Die met Wyngeeft.zyn dienftig om de Koude af te meeten ; als de Kwik bevrieft. 103. Reden, dat de Kwik daalt in-een war-= mer Lugt, onderzogt. 103. ‘Frap van Koude, op wek ken de Kwik tot bevrie- zing gebragt kan worden, ri. Punt der Kookin van de Kwik vaftgefteld. 113. Die van de vloeijing der Metaalen, verbeterd, 97. TiLreT, Deszelfs Ver- handeling over de Oor« zaak, die de Tarw in den Halm. bederft en zwart maakt. 355—388. Tour, (pu) Zyn Verklaa- ring van een Voorftel dex Gezigtkunde. 543—572. Tourmalin of Afchtrekker. Steen FEADW LZ EM „Steen dus genaamd. Des- zelfs befchryving. 133. en Aantek. Proefneemingen met denzelven ten opzigt van de plus- en minus - E- lektriciteit. 131,enz. Zyn natuurlyke ftaat.137. Ver- andering daar in door Hit- te voortgebragt. 138. Cok door Wryving. 2o1. Zyn verfchil van-andere Elek- trieke Lighaamen. 204, ‚216. Uitwerking van de Lugt, of Wind , door blaazendaar op 209. Zyn middelbaare of neutraale ítaat. 212. Zyn overeen- komft met den Zeilfteen. „216. Sterk Vuur beneemt hem zyne kragt- teene: maal. 217. TourNeroRT. Zyn Berigt van de Rypmaaking der Vygen in de’ Levant 279. Tuinierkonft. Derzelver op- ‘komft en vordering te Montreuil. 149. U Urachus. Dezelve wordt in de Menfchen ook, doch zeer zeldzaam, open ge- vonden tot aan de Navel. 606. In de Beeften wordt zy door toevallige oorzaa- ken tot een groot: wydte uitgezet , daar zy anders in dezelven zo wel gefloo- ten is als in de Menfchen. 6cg. Derhalve moet de geflootenheid van dezelve niet doen denken , dat het een enkel Ligament, zon- der doorgang of hollig- heid, geweeft zy. 612. arkens- Blaas. Zonder- linge Vertooning daar aan. 603, Enz. Venus in de Zon (Verfchye ning van) Aanmerkingen op het berekenen derzel. ve. 59. Tyd der Verfchy- ning te Leeuwaarden. 65. De Verfchyning waargee nomen door den Abt pe LA CaiLLE. 305. Tyd des Uitgangs door verfcheide- ne. 306. Berekening der middellyn van Venus. 397. VraneLL1. Vuuring der Zee by nagt door hem aan Lichtende Wormpjes toc- gefchreeven. 418. Geftal- te van die Diertjes. 423. NadereOntdekkingen dien aangaande. 427. Volger. Bepaaling van het tydllip, dat tot deszelfs, Af haaling dienftig is. 478. Kentekenen daar omtrent. Alo. De verhaafting is fomtyds doodelyk; fom- tyds noodzaakelyk: 482. inzonderheid wegens de Bloedftorting. 483. Ver- fcheide Omftandigheden, aangaande de plaatzing van den Volger. 487. Het fcheuren der Vliezen hoe voor te komen. 490, Voorzorg in de Afhaa- ling, indien de Streng te zwak is of gebroken. 491. Manier om de uitdryving te bevorderen van de Na- geboorte der Miskraamen, in de eerfte Maanden der Zwangerheid. 494, enz. Voortteeting( Vermogen tot) ‘wordt KE) * ed BEL ASD VW YE ZS ERI wordt door de Cicuta be- „vorderd, volgens STORCK. "466, 467.- “Voorwerp, met één Oog be- „fchouwd, verandert, vol- gens den Heer MusscHeEN- “BROEK, van plaats, wan- „peer het met de beide Oo: gen gezien wordt ; volgens tE Crerc niet. 55r, Dee- „ze Waarneemingen, hoe fchynttrydig ook, kunnen overeen gebragt worden. 557 Vuurbal,; die zig in Enge- land vertoond heeft in ’t Jaar 1758. Berigten dien ‘aangaande. 220, enz. Aan- „ merkingen daar omtrent. „238, enz. Vuurige Verhevelingen fchy- „nen geen Dampen te kun- nen zyn uit het. Aardryk. 249, 254. Ook fchynen zy zeer zelden op hetzel- ve neer te komeên. 255. Miffchien dienen zy om “den Dampkring te zuive- ren. 257. Vuuring der Zee. Waar fchynlyke oorzaaken daar van. 418,424,427.Zeldzaa= „me Waarneeming te Ka- dix. 416. Oak in de Ooft- zee en elders. 41g. Vygeboomen. (Wilde) Der- zelverVrugten.278. Vlieg- jes daar in voortkomen- de. 281. (Tamme) Der- zelver Vrugten zeer ver- fchillende. 286. Twee Soorten vereifchen de Ca- prificatie maar, en waar- “om. 287. ’t Gevoelen van Ponrepera wederlegd, 290. VL Deer, Vygen. Manier van derzel, ver Rypmaaking in de Le- vant, 277—292. À\ aarneemingen omtrent de byfter zwaare Kou- de te Petersburg, in den Winter van 1759 en 1760. bl. 67 —73. Water wordt door bymen- ging van Wyngeeft ver- warmd. 1o9. Doordie van Oliën en vlugge Geeften niet, rIo. Water, daar Armoniak-Zout in gefinol- ten is, kan nog veel Su- blimaat ontbinden; 434, WiLson. Zpne Proefnee- mingen ten opzigt van de pPlus- en minus- Elektrici- teit. 121 —148, 200—219. Wind. Deszelfs uitwerking, in de Lighaamen Elektriek te maaken. 212, Wyngeeft , daar Sublimaat in gefmolten is, kan een _ groote veelheid Armo- niak-Zout ontbinden. 441. ki is een weezentlyke ftremming der Vloei- ftoffen. 94. Alle Metaa- len zyn Ys, zo wel als _ Wafch, Smeer, enz. 96. Het Kwikzilver wordt Ys door een zwaaren trap van Koude. 96. Geftampt Ys daar toe dienftig : 78. doch Sneeuw beter. 1rr. Ysdammen in de Rivieren, Derzelver uitwerking.197. Yzer kan door onzydige Zou- ten ontbonden en in Was ter fmelthaar gemaakt worden, 431, A Ea 57 TG. IN Pee, Derzelver Vuuring of lichtende Stippen by nagt, naauwkeurig waar- genomen. 408, . Ook, in Water, dat verfch uit Zee gehaald is. 412» Op zeke- re tyden komen zy meer voor dan op. andere. 414, Gevoelens daar omtrent. AIS, 418. Zy komen ook door bymenging van Gees- ten voort, 421, De oor- zaak ‚toegefchreeven aan eene Phofphorieke Stoffe, A24. Reden daar van. 425. Anderen hebben ’er lich- tende Wormpjes. of Diert- jes în ontdekt. 418, 427, „Aantek. Zee- Palmboom. ‘Een zon: derling foort van Plant- dier. 392. De Afbeelding verklaard. 399. Zee-Water. Twee Jefuiten hebben verhaald , dat het door Glas heen gedron- gen ware in een digt ge- kurkten Bottel. srs. Een ander dat men zodanig een Bottel geheel vol had opgehaald. 534. De Proef- neemingen op nieuws daar omtrent in ’t werk gefteld, toonen de onmooglykheid daar van aan. 517, enz. -Zee- Zout. Deszelfs Zuur maakt vierderley Solutiën 5 Pla : …t BLA DW pe £ lik „van ’t Kwikzilver. 43de Zeilfteenkragt. Manier om dezelve gemakkelyk mede te deelen. aan regte eu kromme. Staafjes Yzer. 266—276. Zout is ten uiterfte dienftig voor het Wolvee. “580. Hoeveelheid|, welke zy noodig hebben, 579. » Zouten (Onzydige of Neu- traale } kunnen dienen om de Metaalen te ontbin- den. 429. Voorbeelden daar van in ’t Kwikzilver: 430. in ’t Vzer:-43r. in ’t Koper. 432. Zwart , of vermolfemd Koorn. Een Ziekte van de Tarwe. 357. Verfchil- lende Gevoelens daar over. 358—360. De weezent- lyke oorzaak opgefpoord. 361. Proefneemingen daar omtrent. 362, enz. Zy fchynt uit befmetting van het Stof der bedorven Graankorrelen te ontftaan. 369, Nader Proeven. 379. Nog andere jin een Tuin gedaan. 373 Klugtigetrek — den Karthuiferen gefpeeld. . 375. Middelen opgezogt tegen deeze Kwaal. 377. Aanmerkingen daar. om- trent. 380. ‘Tegenwerpins gen opgeloft, 383. 8 ijboels Es) N D EE. Bladz. 305 , in het Tafeltje, onder Lengte van Venus, _moeft Tek, Gr. ftaan, in plaats van Sek. Gr. Taa dl) Veenland } Dd u s Ne ‚rat ain. elemen PT … Nstald Et NTS Cid ERE