rn HARVARD UNIVERSITY Aere LIBRARY OF THE Museum of Comparative Zoology Gerd I & Een, à ie BATAVIAASC Kun sten en Wetens, 8 & | an F4 ZR 5 / | on D \ ad N RS 8 Van — { EE \4 ae = EF 3 7 ff Neen | N Ee e= me 7 ES Epi ) 5 | e Za ‚ 3 = TGE, 7 , _ a | ; er Enk ma ee Ss 7 p re 5 En EE IE 2 5 ene / S Abee jm RT es ze / RES S 7 p 7/ 4 / BE 5 NS Sn Á Í 1, Ne ie 7 omen BAD ee lk / EN L _& As $ En PN od ï oe rn Eh N . BEKNOPT BERIGT VAN DEN STAAT DES GENOOTSCHAPS. TOENE TRO7AIA naa vir zamen oondn-eTt PLAAT? BEKNOPT BERIGT VAN DEN STAAT DES GENOOTSCHAPS, De pogingen der Directie van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, om deze geleerde instelling , hoe langer zoo meer « aan hare nuttige bestemming te doen beant- woorden ‚ zijn gedurende dit jaar niet zonder vrucht geweest. Dadelijk na de verandering in het personeel des Bestuurs, waarvan reeds in het Voorberigt van het vorige Deel gewag is gemaakt, heeft de Directie, onder de leiding van haren geachten ‚ Vice-President, den Heer J. van pen Vinne, hare werkzaamheden, welke door een’ zamenloop van ongunstige omstandigheden, langen tijd zijn 1 Iv gestaakt geworden, in op gezette tijden belegde bijeenkomsten hervat en voortgezet, waardoor aan dezelve wederom eene voor de zaak des Ge- nootschaps hoogst wenschelijke rigting is gege- ven, terwijl de werkzaamheden zelve dien ten gevolge langzamerhand vermeerderd en verder uitgebreid zijn geworden. In eene Algemeene Vergadering van de leden van het Bataviaasch Genootschap, welke op Woensdag den 25 Mei 1842 is gehouden, zijn door den genoemden Voorzitter de aangelegen- heden van hetzelve voor deledenin het breede opengelegd, blijkens het verslag daarvan door den ondergeteekende opgemaakt en in de Java- sche Courant van Junij daaraanvolgende op- genomen, naar. hetwelk, kortheidshalve, bij deze wordt verwezen. Daar echter de in die Algemeene Vergadering uitgeschreven Prijsvragen bij dat verslag slechts zakelijk zijn vermeld geworden, en de daarbij behoorende beredeneerde ontwikkeling alleen in het Tijdschrift voor Neêrlandsch Indië is mede- gedeeld, komt het eigenaardig voor, dat. deze vragen, in haar geheel, hier ter plaatse worden ingenomen, Dezelve zijn van den volgenden inhoud : PRIJSVRAGEN , uitgeschreven door het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen. Reeds meer dan twee jaren geleden, heeft de Directie van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Weten- schappen hare aandacht gevestigd op eene zaak, die toen nog geheel was verwaarloosd, en toch van het grootste belang is, zoo wel voor de wetenschappen, als wegens het practicale nut, dat zij aanbiedt. Wij bedoelen de Soendasche taal, die, in ’t Westen van het eiland Java, door de inboorlingen gesproken wordt. Wanneer men de woordenlijst van Rarrres, in het tweede deel zijner history of Java voorkomende, uitzondert, was er toen nog niets over die taal door Europeanen geleverd, en zij verdiende dat toch in zoo vele opzigten. Als men een blik slaat op de kaart van Java, en met het oog den afstand meet tusschen de Westkust van Ban- tam en de rivier Pamali, in de Residentie Z'agal, dan overziet men bijna een derde gedeelte van het geheele ei- land. Over die gansche oppervlakte is het Soendasch verspreid , en hoewel het cijfer der bevolking, in even- redigheid, voor dat van de overige twee derde gedeelten _ moet onderdoen, gaan toch de inwoners aldaar het getal _ van twee millioenen verre te boven. Evenmin als men met het Maleisch in de binnenlanden van het eigenlijke Java kan teregt komen —even onverstaanbaar is die taal ook voor den Soendanees. Al wat dus van het practikale nut VI des Heeren pr Wipe, der wetenschap veel nut heeft ge- “daan , moet dit toch slechts als eene eerste schrede- be- schouwd. worden, en, zoo als de bescheiden geleerde zich zelf uitdrukt ‚ „„als een hulpmiddel, om zich -meerdere-en betere kennis van het Soendasch te verwerven ; zoodat an- deren het gebrekkige van dit werk kunnen verbeteren en tets beters leveren.“ … j: Wat vooral in dit woordenboek van ‘den Heer pe Wir- pe valt goed te- keuren, is de juiste en duidelijke wijze, waarop «de. dikwijls vreemde en’ moeijelijk wedertegeven klanken van het Soendasch , met:Latijnsche karakters. wor- den uitgedrukt. Het is te wenschen, dat al wie zich op de verdere beoefening van deze taal wil toeleggen, in dat opzigt de’ aangenomen schrijfwijze van dit woordenboek volge. Doelmatig is het ook, dat de woorden, behalve met het -Latijnsche , eveneens met het Javaansch-letter- schrift geschreven zijn; want een eigen alphabet: hebben de Soendanezen nièt, althans tegenwoordig niet meerin gebruik; en hoewel, in ’t Buitenzorgsche en ’t Bantam- sche en op sommige andere plaatsen , voornamelijk door de Priesters, ook het Arabisch karakter gebezigd wordt , is het Javaansche toch het meest algemeen in zwang. ki) „Voorts wordende woorden, die in het woordenboek voorkomen ‚ met hunne juiste beteekenis opgegeven: zoo- dat, wat de Heer pe Warpe geleverd heeft, in allen deele st en juist is. Maar veel blijft er nog overig, wat hij niet heeft jas verd. In de eerst plaats zijn er nog een aantal Soendasche woorden, althans onder de Soendanezen in gebruik, die in zijn woordenboek ontbreken. Al verder heerscht er een niet gering verschil tusschen het Soendasch der Prean- ger Regenstchappen ‚dat van Bantam en dat van Che- ribon, zoodat in een volledig woordenboek, diende te worden opgegeven , welk woord in die verschillende Resi- Ix dentien in gebruik is. Het zou, in de derde plaats, wen- schelijk. wezen, dat zoo veel mogelijk bij ieder woord werd uitgedrukt of het zuiver Soendasch is, of ook in ’t Ma- leisch, Javaansch, Arabisch of eenige andere, op dit ei- land gebezigde taal , gevonden wordt. | «Ten vierde behooren voorbeelden het gebruik der woor- den ‚in verschillenden. zin en beteekenis, optehelderen. Door ’t gebrek aan eene Soendasche letterkunde , kunnen die voorbeelden echter niet uit schrijvers worden geput, zoodat men zich met spreekwijzen uit het dagelijksche le- ven zal moetên vergenoegen. … Maar als-het belangrijkste van ’t geen in een volledig woordenboek dient gevonden te worden, noemen wij ten vijfde , de opgave tot welke taal (de zgoko--of het kro- mo--) eenig woord behoort. Er is namelijk in het Soen- dasch een zweem van het, bij de Javanen algemeen in zwang zijnde, gebruik, dat de mindere eene andere taal spreekt dan de meerdere. Noodzakelijk is het dus, zoo- wel voor de wetenschappelijke , als voor de practicale ken- nis van het Soendasch, dat, overal waar dit onderscheid, ook in deze taal, bestaat, dit naauwkeurig worde opge- geven. De directie van het Bataviaasch Genootschap gevoelt wel, dat-- ook wanneer aan al deze vereischten voldaan wordt -- er nog meer hulpmiddelen noodig zijn, voor de volledige kennis van het Soendasch; dat ook dan nog een woordenboek van het Soendasch iu het Vederduitsch en vooral eene grammatica ontbreken: maar zij gelooft voor het tegenwoordige niet meer te mogen vragen, dan het voldoen aan de bovengenoemde vereischten: zich voorbe- houdende, om daarna, op de verdere hulpmiddelen tot het _aanleeren dier taal, hare aandacht te vestigen. Dien ten gevolge vraagt zij: OQ x „Ben ‚ zoo veel mogelijk, volledig. Nederduitsch-Soen- dasch Woordenboek , waarin de Soendasche woorden met Jevaansche en Latijnsche karakters maeten, geschreven zijn ; waarbij tevens moet worden opgegeven ‚welke woorden tot de kromo-en welke. tot de ngoko-taal be- hooren , en in welk gedeelte der Soendalanden teder woord in gebruik is; en waarin de beteekenis der woorden, met. voorbeelden van spreekwijzen uit het dagelijksche leven ‚moet worden opgehelderd. | Het Genootschap. looft aan. den vervaardiger van. het best gekeurde antwoord op deze vraag, ‚de groote gouden medaille des genootschaps uit , of eene;som vanf 300: z. naar verkiezing van den bekroonde, en bovendien eene premie van f 1000 z. rist 21 IT. E Ad Eene der belangrijkste vraagpunten in de natuurlijke Historie der weekdieren (Mollusca) , welker oplossing tot dus ver de iijverigste nasporingen der hbekwaamste geleer- den in het vak der Zoölogie heeft te leur gesteld, en waaromtrent men dus nog in eene volslagen onzekerheid verkeert, is gewis de kennis van den waren bouwmeester en bewoner van dat schelpengeslacht, reeds bij de ouden bekend en door Prisros beschreven, hetwelk Lamarck in zijne natuurlijke Historie der ongewervelde dieren ‚‚Argo- nauta** noemt, en in zijn systema als Cephalopodes mo- nothalames rangschikt. | Door de meeste natuurkundigen wordt beweerd, dat de van achtarmen voorziene poulpe (een soort van Znktvisch) , welke men gewoonlijk in de schelpen der Argonau- ta vindt, de maker daarvan niet is, doch slechts een pa- rasiet , die zich van den werkelijken eigenaar meester ge- maakt en deszelfs woning heeft betrokken, in navolging Hr Dae Adac zi van die soort van krabben (Pagures),-welke men zoo vaak invalle‘andere soorten van “schelpen aantreft, en; waarvan men een paar afbeeldingen vindt in Rumeurvs Ambonsche Rariteitkamer; plaat V. La. Ken: Ls onder de ‘maleische benaming ;,„Coeman“* en Amboinesche ;;Oeman,*: Sommige geleerden kleven echter daaromtrent een geheel tegenovergesteld gevoelen aan ; doch daar het “hier niet-de plaats is, om hetgeen” voor of tegen” deze beide stellingen pleit, optesommen ‚zal ‘het voldoende “zijn , “omtrent de eerst bedoelde meening ‚meer bepaaldelijk voor -den- ha- tuur-onderzoeker in ‚deze gewesten; de” volgende he derhêden aanteteekenen : 1. Te Napels komt de schelp der: Argonauta ‘ zeldzaam voor ; terwijl de in dezelve gewoonlijk gevonden -wor- dende Poulpe aldaar zoo overvloedig is, dat zij der lagere volksklasse tot een goedkoop voedsel verstrekt. 2, Op, vele plaatsen in de Middellandsche zee, waar een ‚…derzelfde soorten van de Argonauta zoo als in Zndië, „bij-menigte wordt aangetroffen , heeft men tot dus verre „-nimmer dan wijfjes in de schelp gevonden; van zelve „wordt dus de vraag geboren, ‚;waar houdt zich het mannetje op ?“* ___De Indische zeeën, en vooral de Moluksche Archipel; verschillende soorten van dit geslacht zoo ruimschoots op- leverende , zoo is de directie van het Bataviaasch Genoot- schap van Kunsten en Wetenschappen te rade geworden , de aandacht der zich in deze gewesten bevindende beoe- fenaars «en. voorstanders der natuurlijke Historie op, dit puntste vestigen „en HEApSREnn Sif eene prijsvraag, uit te schrijven, _-„Zijsacht het, tot beter begrip van haar verlangen 5 doel- matig; diegenen „ welke het vooraangehaalde werk van Lamarck, Mistoire naturelle des animaur sans verté- XII bres ‚niet bezitten, naar de, in Zndië- overal voorko- mende, werken van Rumeuius dmbonsche Rariteitkamers en „Kxorr, Verlustigingen voor-de- oogen en- van den geest te, verwijzen, alwaar men de verschillende soorten der „Argonauta afgebeeld vindt; als bij > Ruurarus + plaat XVIII. La. A. en B._no, 1 en;4 onder de Nederduitsche benaming van ”Doekenhuif’’, Maleisch, ” Roema gorita’ Amboineesch °’ Kika wawutia’’.;en bij Kxonr : Iste deel Tab. II. no. 1. en 2, Ade deel. Tab XL no. Eos én 6de, deel Tab. XXXL. alwaar „dezelve papieren ‚breed gars en rijst-en-brij nautilus’ genoemd worden. | | De Directie van het Bataviaasch Genootschap van Kun- sten en Wetenschappen , hopende door mededeeling van het bovenstaande alle dwaling omtrent het in deze bedoeld wordende schelpdier te hebben voorgekomen , stelt de vol- gende vragen;voor, te beantwoorden vóór den 31Isten Be eember des jaars 1845. Rak hd »ds de soortsvan inktvisch (Poulpe), ook èn deze »p-gewestensgewoonlijk dwde schelp der Argonauta ge- » vonden, de werkelijke maker en eigenaar daarvan, »of is zulks een parasiet, die, na hem te hebben ge- » dood of verdreven , zich van zijne woning henna mees- peter gemaakt 2% »Welkezijn in het eerste geval, welke in het twee- » de; de voldoende bewijzen ‚ die zulks staven 2’ „Is de-laatste- stelling overeenkomstig de waarheid , dan verlangt men een, en zoo mogelijk meerdere ‘exemplaren der Mollusk, waaraan de schelp werkelijk haren voorsprong te danken heeft, met de meeste zorg en met behoorlijke inachtneming voor de te vinden eieren, en hare natuur- lijke houding in. de schelp ‚in wijngeest bewaard , daat het hoogst-belangrijk geacht wordt te weten, op welke wijze het dier zich in zijne woning gevestigd houdt. ik. re  # Ne Le AP a XI „Dengenes die deze prijsvraag het meest voldoende" beant- woórdt ‚wordt « tot prémie uitgeloofd ’s Genootschaps groote. gouden Medaille, dan wel èene waarde van vijf honderd gulden in geld naar de keus van den bekroonde; en voorhet accessit de gewone zilveren medaille of eene waarde van twee hönderd én «vijftig gulden in geld; ter- wijl, in elk geval, van allé’ pogingen, die zullen worden in het werk gesteld „ om door ‘het-“mededeelen van waar- nemingen’ omtrent het onderhavige zeldzame dier , der Di- rectie de middelen aan dehand té geven, om tot de ware kennis van hetzelve te geraken, openbare loflijke melding zal gemaakt worden. (*) ane p HI. In aanmerking nemende , dat de, maatregelen en, midde- lens; tot, dus verre in het werk--gesteld en beproefd „ tot tegengang en vernieling der witte mieren ‚tot ‚nu geene voldoende resultaten, hebben opgeleverd, en dat het mits- dien van groot belang moet worden geacht ;- om- alsnog door het aanwenden van nieuwe, en. tot-dus ver nog onbe- kende middelen , te trachten in deze het-gewenschte doel te bereiken : „Overwegende, dat tot bevordering van dit: oogmerk, in de eerste plaats, in aanmerking komt;,: het -uitschrij ven van eene prijsvraag te dezer zake, en het-verbinden- daar- aan van een belooning, de beantwoording en WARS van apt: belangrijk vraagstuk waardig. Zoo wordt op aanzoek van het Gouvernement uitgeschre- ven de volgende prijsvraag. ait #) De bepalingen omtrent het schrijven en inzenden’ der Prijs- verhandelingen, zijn te vinden in art. 35. en volg. der: zèeuwe wetten voor het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Weten- schappen 9de deel. XIV vWêlke, tot dus verre onbekendes middelen kinnen binnen den kortst mogelijken tijd, met de minstè-kos- ten en op de gemakkelijkste wijze worden wangebend., om de vernielingen, welke door witte mieren worden toegebragt, in het algemeen tegentegaan en dat ver- ntelend insect, te weren en witteroeijen Bur met vaststelling verder : 1, Dat de beantwoording zich zal, kunnen bepalen, tot het aanwijzen der. middelen voor een of meer van ee volgende. vier doeleinden als: a. Om een door het insect Beintesieerd gehouw , daar- van volledig te zuiveren, en voor het vervolg behoed te doen blijven ; komende het belangrijk voor, dat ook wor- de onderzocht en beproefd, of „ en_ op welke wijze, de witte mieren, die zich verscholen houden op ;plaatsen , waarbij moeijelijk.te naderen is, in massa kunnen «worden gedood ‚hetzij door zekere spiritus „ door luchtsoort , be: rookingen van zeker stoffe enz. b. Om een nieuw opterigten gebouw, tegen de aanvan- ding der witte mieren te behoeden , zoodanig dat het la- ter niet noodig zij, daarop een dagelijksch en bijzonder toezigt le vestigen. c. Om het insect uit eene streek van eenen bepaalden omvang geheel uitteroeijen , zoodat geen verdere behoed- middelen. noodig zijn. d. Om losse stukken en goederen voor de vernieling der witte mieren vrij te waren. 2. Dat op het procedé, hetwelk met betrekking tot eene EE haan bs epe … XY der voormelde punten der. bekrooning wordt waardig tl zal worden gesteld, eene premie, van.f 250. 3, Dat wanneer blijkt, dat de voor een der voor melde Enos vier doeleinden , aangegeven en ter onderzoek en aan- R 7 derd met nog kf. 750. wending waardig gekeurde middelen , proefondervinde- lijk , gedurende een tijdvak van drie jaren, volkomen aan de vereischten voldoen , na, ommekomst, van, dien tijd, aan den uitvinder zal worden uitgereikt eene be- looning van f 1500 en dat, na nog vier jaren , en dus in het geheel gedurende een tijdvak van zeven achtereenvolgende jaren, dezelfde gunstige resultaten verkregen zijnde, de belooning zal worden vermeer- inj A; Dat; door dezelfde persoon , meer dan” een” vraägpunt gh e Î 4 r nan ‘beantwoord zijnde, bij bekrooning,zoo: wel-depre- mie, bedoeld bij $ 2. als de belooningen, vermeld bij 8 3., in evenredigheid zullen vermeerderen, even-als of de beantwoording der verschillende vragen door onderscheiden personen had plaats gehad, zoodanig dat voor de voldoende oplossing van al die vier vraag- _ stukken , door denzelfden persoon zal worden genoten Bij de bekrooning van het procede , . . .f 1000 Bij een voldoend resultaat na ommekomst van drie stier ker es Laten meten eer Idem bij ommekomst van nog vierjaren . . f 3000 5. Dat het niet noodig zal zijn, om elke vraag bij- een afzonderlijk stuk te beantwoorden, zullende: de inzen- ‚der zijne verhandeling nogtans zoodanig behooren in- terigten , dat de beantwoording van elke vraag afge- scheiden van de andere, plaats vinde, opdat dezelve XVI voor eene afzonderlijke beoordeeling én bekrooning of verwerping vatbaar is. hu vanrsok: 6. Dat, in geval een der ingekomen verhandelingen , alhoewel niet voor bekrooning vatbaar, nogtans bevonden mogt worden , zoodanige verdiensten te be- zitten, dat dezelve als accessit worde waardig ge- keurd, aan den inzender daarvan mede eene premie zal worden uitgereikt, waarvan de hoegrootheid, door eene daartoe door het Gouvernement te benoemen kom- _— missie van Leden van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen , zal worden bepaald. 7. Dat de voorschreven geldelijke belooningen, naar ver- kiezing van den belanghebbende, zullen kunnen wor- den vervangen, door uitreiking van een geschenk van gelijke waarde, 8. Dat de verhandelingen , duidelijk , en in de Hollandsche , Fransche, Engelsche, Duitsche , Chinesche of Inlandsche talen geschreven, zullen moeten worden ingezonden aan het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en We- tenschappen , zonder vermelding van den naam des schrijvers, alleen door eene zinspreuk gekenmerkt, en vergezeld van een afzonderlijk verzegeld biljet, onder dezelfde zinspreuk, inhoudende den naam, kwaliteit en woonplaats van den schrijver. 9. Dat bij de bekrooning van eenig stuk aan den schrijver zal worden vrijgelaten, of hij al of niet openlijk als zoodanig wil zijn gekend , terwijl van de niet bekroon- de stukken, de verzegelde paketten, ten overstaan van de kommissie hiervoren bij $ 6. bedoeld, zullen worden vernietigd. — De" di nt di xv 10. Dat de-bekroonde stukken , of die welke als accessit zijn waardig gekeurd, het eigendom zullen blijven van _- het Gouvernement , zullende het mitsdien aan den „schrijver niet vrijstaan , zoodanig stuk openlijk in het licht te geven, zonder daartoe vooraf van het Gouver- nement. de noodige autorisatie te hebben: verkregen. — — Blijvende het voorts den schrijvers der niet bekroonde _ ef beloonde stukken overgelaten , om des verkiezende ‚de sinkkeg, hid ter REM Hiksonngdien aides ds Ks é riem dk zanonhk MADE AAE “Tot informatie vAn EEn aanzien der reóds,! bekende aiddelen togen de rit telamieden hierbij gevoegd: 1, Dat in de eerste plaats bestendige zuiverheid en het droog ‚houden der. „gebouwen een krachtig, middel is, om den ‚‚… voortgang der witte mieren te stuiten en dezelve ge- heel te verjagen. ie: dg 2,-Dat vals verdere palliatieve, middelen bekend zijn, de aanwending „van olie in het algemeen, en bijzonder _vaard-olie, ook teer , houtskolen, zout en suiker. 3. En dat behalve dien nog in aanmerking; kunnen ko- men : | db a. Het leggen van eene dikke laag fijn droog zand, daar waar eenig an wordt opgetrokken. 5, ‚Het bestrijken met of weeken der houtwerken in sublimaat-water ; ik raenndkeni kes nege WIE AED dek veer 1e rit rs is GREEN ec. Eene van tijd tot tijd herhaalde re der ’ vaorwrgen met hg en water. vabldnn | 3* xvAI „Het zal der aandacht wel niet ontgaan, dat eene be- schrijving van de natuurlijke historie der witte mieren, derzelver voortteling, hare spijs of middelen van voeding, heogst nuttig zal kunnen zijn voor het irien — van mid- delen tegen dezelven. | Voorts zijn, naar aanleiding van hetgeen , blij- kens het hierboven bedoeld verslag , daaromtrent in de Algemeene Vergadering van den 25°°" Mei is bepaald geworden, van tijd tot tijd openbare bijeenkomsten door de leden des Genootschaps gehouden, welke meer bepaaldelijk zijn bestemd geworden tot het benoemen van leden en het voordragen van verhandelingen over wetenschap- pelijke en andere belangwekkende onderwerpen. Onderscheidene verdienstelijke medeleden des _Genootschaps, namelijk de Heeren J. var per Vane, D. W. R. Baron var Hoëvers, M". W. C. E. Baron pe Geer ‚, M". P. A. Semm, D. W. CG. H. roer Warrr, die zich vrijwillig daartoe had- den verbonden, hebben in deze bijeenkomsten, welke buiten de leden, door Dames en Vreem- delingen met belangstelling ijverig bezocht zijn geworden, het spreekgestoelte beklommen. Het is allezins te hopen, dat hun loffelijk voor- beeld andere begaafde mannen moge aanmoedi- gen tot het voortzetten dezer openbare voorle- XE | zingen, welke wien veel mamake hebben. gegeven. „Op den 5'* October 1848 heeft het Genoot- schap eene. Algemeene Vergadering gehouden, welke door den President des Genootschaps Z. Exc. M. P. Merkus is gepresideerd. Daarin heeft de. Vice-President des Genootschaps, D". WR. Baron van Hoëveir, een verslag gelezen van den staat „der werkzaamheden des Genootschaps, van den volgenden inhoud : | —De algemeene vergadering van het patate Genootschap. van. Kunsten en Wetenschappen, welke overeenkomstig de voorschriften van de wetten. dezer inrigting op dit oogenblik gehou- den. wordt, is in vele opzigten. opmerkenswaardig en belangrijk, en zal, in de jaarboeken dezer oudste wetenschappelijke vereeniging van Indië, eene voorname plaats beslaan. Om deze stelling te wettigen, zij het mij vergund U, vóór alles te herinneren, dat zoo lang deze Maatschappij, gedurende de vijf-en-zestig jaren van haar be= staan, onder Nederlandschen invloed is geweest, haar nimmer de. eer is te beurt gevallen, van den” man aan haar hoofd te zien, die tevens, als Vertegenwoordiger des Konings, met het hoog- ste. gezag in deze gewesten bekleed was. Niet tevreden met, gelijk zijne voortreffelijke voor- gangers, orize Maecenas-te zijn , heeft Zijne Excel xXx lentie de tegenwoordige Gouverneur-Generaal verlangd het praesidium van dit Genootschap te blijven behouden, om alzoo eenen meer onmid- delijken invloed op onze werkzaamheden uitte oefenen. …Naauwelijks was dit voornemen — van Zijne Excellentie aan de Directie kenbaar ge- worden, of zij heeft zich gehaast aan Hoogst- dezelve hare blijdschap daarover uit te drukken, overtuigd, dat de belangen des Genootschaps daardoor uitermate en duurzaam zullen worden bevorderd. Immers, mag men. uit het voorle- dene eenige gevolgtrekking voorde toekomst maken, dan heeft de korte tijd, waarin ook deze geleerde instelling, even als geheel de kolonie, onder vreemde overheersching stond, treffend getoond, van welk eenen grooten invloed het is op haren bloei, en op de gelukkige uitkom- sten harer pogingen, eenen man aan haar hoofd te hebben, die de hoogste waardigheid in Zndiê bekleedt, en tevens, zelf wetenschappelijk ge- vormd, bezield is van eene-edele zucht ter be- vordering van al wat schoon en goedis. Gij allen weet toch uit de geschiedenis van dit Genoot- schap, in welk een’ bloeijenden toestand het ver- keerde, toen Sir Tromas Sramrorn Rarries, die als Luitenant-Gouverneur over dit eiland het bewind voerde, tevens als President dezer Di- rectie hare handelingen regelde en hare werk= en XXI _ zaamheden bestuurde. Zulk een tijdvak mogen | wij ook “thans wederom verwachten, en wij bren- gen daarom dan ook aan U, mijnheer de President, bij dezen onzen vernieuwden en welgemeenden dank toe, dat Gij, te midden van zoo vele ge- wigtige en velerlei staatszorgen, ook waken en zorgen wilt voor de belangen van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, hetwelk aan den ijver en de belangstelling van Uwe Excellentie zijn voortdurend bestaan en - bloei grootendeels heeft te danken. «De tegenwoordige bijeenkomst zou reeds in de maand April gehouden zijn, doch is door om- standigheden en redenen van algemeenen en bijzonderen aard , gedurig uitgesteld. Onder eerst- genoemde algemeene oorzaken, behooren de zwa- righeden , welke de daarstelling en inrigting van de drukkerij des Genootschaps hebben te weeg gebragt, en waarover de Directie niet dan na de- meeste “inspanning van tijd en moeite heeft kunnen triumferen. Het is toch eene. voorzeker prijzenswaardige gewoonte geworden , om, in. elke algemeene vergadering, ten minste één nieuw deel verhandelingen ter tafel te brengen, en dat „genoegen. wilde de bestaande Directie ook nu weder aan de leden verschaffen. Doch het was xx daartoe niet voldoende, dat er bouwstoffen voor- handen waren,—de middelen voor den druk moesten mede daar zijn ,— en, ondersteund door de hulp en medewerking van het Gouverne- ment, heeft de Directie zich die middelen weten te verschaffen, waarvan het voor U winnen deel de blijken kan geven. «De redenen van bijzonderen aard liggen gedeel telijk in de meer bepaalde rigting, die de we- tenschappelijke werkkring des Genootschaps in het laaste jaar heeft verkregen, en die het mij thans vergund zij, eenigzins hooger op te ha- len en breedvoerig uit een te zetten. Fndische Taal- en Letterkunde. — De studie der Oostersche taal- en letterkunde, in den ruim- sten zin genomen, heeft in onzen tijd eene groote uitbreiding verkregen. Vroeger waren hare grenzen zeer beperkt en bepaalde zij zich bijna geheel tot datgene, wat dienen kon , om de Heilige Schrift te verstaan en uitteleggen: en wanneer sommige geleerden , door de bijzondere omstandig=- heden, waarin ze zich bevonden, zoo als de Predi- kanten in Neêrlandsch Indië en de Zendelingen in China, of enkele groote mannen, die: hunne geuw vooruit waren, zoo als Hrpr, Dreurenes, An- QveriL, Reranp enz. zich op eenig ander gedeelte ane dn ande nn aon amen ie tn ee ee en Xx der Oostersche taal- en letterkunde toeleiden, dan stonden ze op zich zelve en alleen. Sir Wu- rIAM Jones was, in het laatst der vorige eeuw, de man, die een nieuw tijdvak voor de let- terkunde deed aanbreken. Hij had, in zijne vroeg- ste jeugd, zijne loopbaan als Oosterling , door een Latijnsch geschrift over de Aziatische poëzij, glansrijk geopend. Dit betrof echter slechts de talen van Voor-Azië; hij vermoedde toen nog niet, welke mieuwe wereld hem verder -zuid- oostelijk in Indië zou geopend worden. Hij was regtsgeleerde, en werd op rijpen leeftijd tot Op- perregter van Calcutta aangesteld. Hier schaam- de zich de voortreffelijke man niet, ofschoon met hooge waardigheden bekleed, de leerling van een’ Brahman te worden. Door zijn zeld- zaam talent om talen te leeren, maakte hij snelle vorderingen: en het waren deze vorde- ringen, het was deze studie van het Sanskrit; die hem het eerst overtuigden, dat de Ooster- sche letterkunde zich niet bepaalt hij Voor-A- zië, maar dat zij een ommetelijk geheel vormt, waarvan de grenzen niet zijn aftebakenen, be- stemd om tot een der grondslagen te dienen van de geschiedenis der menschheid, en waar- van ieder onderdeel dienstbaar is, om het ge- heel toetelichten en optehelderen. Dat denk- beeld, door hem aan Europa medegedeeld, ver- wekte eenen or rij eli SCHOK Amedee onden-geniën-op; Miet einer nti tn ten doortedringen:-vèreenigingen;zoo als de:Azia- tische Genootschappen--te:s Calcutta: door Sir Waza Joyes san diein tdk sticht, ste-Londonen te-Parijs ‚gaven voorde boeken „en pens amer ne uit vansde--menigte „werken;- die. men in,de Sanskritsche litteratuur ven, installooesan,haar verwante talen ‚en taaltakken. van, Jndië ‚vond: de„Gouvernementen „beschermden. deze. reuzen- ondernemingen, overtuigd „van haar belang.zoo selvoorrde wetenschap.als voor.de menschheid : en‚‚zoo ‚was, „het voor, onze „eeuw none leeft tijd weggelegd „om „te streven naar‚eene_volle. den nnn nn en "Pe in el pn dige, kennis, van. al aantikken E ten, einde „daardoor.te onderzoeken, vhn derscheiden. ‚groote volkeren van Azië hun aan- fed, diode prereld-geschiedenie.„vervpld hebben MWat,het ‚resultaat, dezer. pogingen zal wezen kan tintlonr ton beeawlggid, worden; da saplaf geh hete deel zijn der, nnkomelingsch vaagde, an, eerst,„zal, deze, pn ve ning ‚door ‚h publiek, in „al „hare „waard hat worden; dan eerst, „wanneer, wegener en, „die thans nog in ‚de kennis van het Oosten BG ullen sinned „en „wanneer, de, „resultaten, der xXxVv studie in de algemeene geschiedenis hunne plaats hebben ingenomen, dan eerst zal men, in de beoefening. der Indische talen, meer dan enkel practisch nut erkennen. Maar hoe dit zij, dit althans heeft het aangevangen onderzoek reeds in het helderst licht gesteld, dat de Europesche geschiedschrijvers tot dus’ verre, al te partijdig, een „groot gedeelte der menschheid in de scha- duw hebben geplaats, hetwelk, door een eigen- dommelijk karakter, en eene-hooge eigenaardige beschaving zich kenmerkt, van wier gouden eeuw nu nog de trotsche monumenten gevonden worden. «Maar «om dit doel: in al zijnen omvang te bereiken „ mag geene natie of volkstam, geene taal of dialect, hoe gering ook, worden ver- waarloosd of voorbijgezien. Van welk een groot belang is dan in dit opzigt deze Archipel! Welk een ruim veld van onderzoek bieden dan deze volkeren aan , waaronder er zijn, die zich door een eigen letterschrift, een. geheel eigenaardig taalsijsteem , en eene oorspronkelijke letterkunde onderscheiden: waaronder er zijn, die nu nog gedenkstukken kunnen aanwijzen, zoo wel in sculptuur, als in litteratuur, van een tijdperk; waarin ook zij in de Indische beschaving ruim- _schoots deelden. (Het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en De XXVI Wetenschappen: heeft begrepen „dat - het „voor- namelijk de taak dezer vereeniging is, dit-ge- deelte van het groote geheel te ‘helpen -bewer- kén „en ‘het heeft daarom;;op: aijn. voorstel; besloten ‚om tot: het doel der. geleerden van Europa mede te werken, door de talen van dezen Archipel meer bijzonder tot-het onderwerp van deszelfs navorschingen: te „maken. En: daar--de uitgave: van texten en „vertalingen „de eenige hechte grondslag dezerstudien daarstelt , beschouwt de Directie het, in den tegenwoordigen stand der wetenschap, ‘bovenalles van haren pligt, om „van die talen, welke eene eigen litteratuur bezitten ‚- manuscripten: publiek «te maken: + „sxHet 19° deel vans Genootschaps- verhandes lingen ;-dat thans - genoegzaam: geheel afgedrukt hier ter tafel is. gebragt, bevat daarvan de eerste proeve. … Het is de Maleische text van het gedicht Sjaïr„Bipasari;: door ‚mij voor den druk be= werkt, en van eene inleiding, vertaling en cris tische. en ophelderende aanteekeningen voorzien Uit mijne verhandeling, in de vergadering van den 28°”, Julij 1842 voorgedragen; is u geble- ken „hoe dit stuk;in: vele opzigten op den roem van aesthetische schoonheid aanspraak mag maken: Doch het is niet alleen of » voornamelijk” deze eigenschap; welke mijne keuze op dit manuscript heeft doen vallen: want aesthetische schoonheid XXV _ jevmiet het “doel--der “uitgaves maar de ‘taalkunt _dige “wetenschap; diever in verborgen ligt. En daar nu; onder de ‘weinige Maleische handschrif= ten, “welke” in ’tlichtvzijn’ gegeven!; zich geene enkele’ poëtische: bijdrage bevindt, “heb ik "ook om deze reden‘aan de-Sjaïr- Bipasárr de voorkeur gegeven. Overigens zij shet mij “vergund; U, betrekkelijk dit-“onderwerp; naarde vaan, vam het “werke ste “verwijzen. CATE SER JA ie BSE de PEEN barsten smerbtkedwaoobt a | fl o Bidet _+xcMij isvalzoo de eer“te beurt gevallerr van ‚vin den ‘boezem->van” dit Genootschap „ide veerste schrede-te zetten op een-onmetelijk:veld;-dat:, gelijk «ikku: met” vertrouwen” mag ‘verzekeren, weldra door: andere; voor: zulk eenen arbeid:meer geschikte mannen , zal-betreden-worden.’ Immers de Directie heeft daartoe «de tusschenkomst‘in- geroepen’ van de geleerden ‚welke op dit‘oogen= blik ;-in het ‘hart van Javay-de taal-en létter- kunde van dit: eiland beoefenen: “Aldie heeren hebben: het verzoek der’ Directie’, om Javaansche texten’ voor den druk te bewerken ‚welwillend opzich genomen: ende Directie ‘heeft alzoo het genoegen u’ medetedeelen dat de ‘heer JEG: Gemroke afgevaardigde vanshet Nederlandsch Bij- _belgenootschap: «te “Soerakarta ‚óns dezer dagen eert door hem: bewerkt-Javaansch:handschrift heeft XXVIII toegezonden y ‘hetwelk vreeds, ter perse is lin en waarmede ik uwe aandacht nog Erie \ óogenblikken wensch bezig: tehouden. vor ed De-naam van het manuscript;-door Nike dens Grrieke bewerkt „is: Wiwohoiof: Mintorogo.< Vol- gens de-opgave der „Javanen szelve;,zou; het in de IX** eeuw „der „Javaansche tijdrekening; on- der “de ‘regering. van» der vórst Dioso Boso door Hexror Kannocin de Kawistaal vervaardigd zijn: Maar daar -de + Kawi=taal, sedert de. invoering van zoo’ zelfs dat de ‘kennissdaar= van opdit oogenblik.>bijna -geheelissverloren gegaams hebben sommige geleerden onder hen vertalingen’ en comwerkingen; van hunne “voors naamste: werken: in--het-tegenwoordig Javaansch uitgegeven. …-Ook de-Wawoho isdit- te - beurtge= vallen: de ‘Soesoehoenan Pakor Boewono IL heeft dit. gedicht; in het-jaar, 1704/ der. Javaansche jaartelling , „dus. omtrent 66 «jaar «geleden „in het, Javaansch: vertaald: Ten ‘minste wordt aan dien- vorst ‚de eer daarvan toegekend, ofschoon het; voor „zeker. mag. gehouden worden; dat het werk door anderen: verrigti; of -hij--daarin: ‚door andere geleerde kenners van: het « Kawt- ás7ger holpen, geworden. > Het-is bekend dat PakorsBor= wonos: IL, nadat, in „den: oorlog „met. de-Ghine= zen; te - Kertasoera vele Kawi=handschriften wa- KIK rén ‘verloren gegaan „in-hetsop-nieuw verzamelen ders werken van. dessoude. dichters” ‘aanzienlijke bijdragen ontvangen heeft: vanden van. dien:-tijd regerendenv vorst; van « Jadwra,;-Pannembahan Serpo Morkar;: door wien mêde-de Kawt Wiwoho aan ‘den: Soesoehoenan is medegedeeld ‚geworden: Van daarysdat; de Maduresche «invloed, in’ ‘vele woordemensuatdrukkingen dezer bewerking;ken= baar tis. »skaters heeft: an » het gaarr/17125,4S0e- soehoenan Pakor ;Borwonxo: IV, ook „Soesoehoenan Bacors:--genaamd ‚den Javaanschen :Wiwoho «op nieuws: eigenhandig overgeschreven \en/saan het einder-des-gedichts de, verklarmmgvafgelegd;, dat hij! zich) miet: svermeten> heeft aande arbeidevan zijnen svader iets tes;veranderen.… Van dit: afs schrift heeft de heer Gericke gebruik gemaakt; zoodat” wij dus:de «hierboven vermelde Javaan= sche bewerking van den‘ Wiwoho,- mét «eene over= zetting in het Nederduitsch en eenige! opheldes rende aanteekeningen , van zijne hand. ontvangen hebben. Sir Tromas Sramrorn : Rarrres “deelt ‚in zijne History of Java,vol- 1. bladzijde-883-387, den; inhoud van ditgedicht in het: Kawi-mede: Tusschen- dien inhoud-en»-het:-door “den heer Gerroxkr bewerkte manuscript vis echter „zeer. weis nig overeenkomst,-het welk! deze: geleerderdaar= _aanstoeschrijft, datoRarries, dies zelf nocho/het Javaansch ‚noch “het: Kawil-gekend „heeft ;; maar Xxx alles” wat: hij daarover “berigt, aan” de” mê- dedeelingen van anderen te danken ‘heeft, uiët den Kawi=text- van den “Wiwohovóör zich’ ‘ge- had’; maar integendeel den inhoud van den’ eenen ofvanderen Lempahhanr (tooneelstuk voor de zea- yang) waarvan de “stof uit den » Wiwoho- geno= men en door: den Dalangy voor het tooneel is bearbeid , ons” voor den inhoud van’ den Wi- woho heeft opgedischt.- Doch ‘om ‘hierover niët grond te kunnen oordeelen; zullen’ wij moeten wachten, tot het ons vergund zal zijn den Witsor ho en zoo vele andere, door de Javanen om- gewerkte, oude Kadaster, in de oorspronike= lijke taal te leeren’ kennen. “Ondertusschen heeft de heer Gericke, door’ de bezorging van dit manuscript, zoowel hét Bataviaasch Genootschap in het bijzonder, als de geleerde wereld in het algemeen zeer aan zich verpligt; en de verze- kering der erkentelijkheid van de Directie. wordt | hem sr bU openlijk toegebragt. «Nog een ander geleerde, de in het heden- daagsch Javaansch zoo doorkundige, en in den geest der zeden en gewoonten en van het geheele volkskarakter der Javanen zoo diep doorgedron- gen heer F.C, Wister, houdt zich in dit oogen- blik, op: uitnoodiging dezer Directie, onledig met XXXL het voor ’s,Geriootschaps pers:in gereedheid. bren- gen. van „eenen „anderen -Javaanschen text „die gamelijk.-der allernieuwste. bewerking van het gedicht de Romo ; want ook: met:dit werk is -het’t zelfde geval vals. metden:-Wiwoho.. Het is oor= spronkelijk . eene: Kawi-bewerking vanhet. be- roemde Indischesheldendicht Ramaijana ; waar= van later vele compositien inhet „tegenwoor= dig Javaansch zijn vervaardigd. „Met verlangen ziet „de Directie: dezen. arbeid. van dat ons ver- dienstelijk “medelid. tegemoet. (*) Att «Nog twee. andere geleerden , de heeren DD..F. Moumer en WW. A./van pen Hau, hebben hunne medewerking aan het Genootschap, toegezegd. „De Moo) Na het lezen van dit, verslag heeft de Dir ectie van het Bataviaasch Genootschap het eerste gedeelte ontvangen van den door den heer Wister bewerkten Zomo, met eene Nederduitsche vertaling en belangrijke aanteekeningen. Daar- uit blijkt, dat hij de bewerking gevolgd heeft, welke, on- geveer zestig jaren geleden , daarvan door: Joso- Durporro , in de kleine versmaat, tambangngalit, vervaardigd is. De Directie , die weet met hoe veel werkzaamheden ‚de heer En als overladen IS, stolk dezen arbeid van dn Ge. leerde, als een vernieuwd bewijs van zijne uitstekende ken- nig “én” onverntoeiden vlijt; op hôogen'prijs, en hoopt de uitgave! van den Romo:zoo veel mogelijk te’ bespoedigen. wai eerste heeft dezer:dagen, in het -Tijdschrift voor Neêrlands Andië,-de:-eerste- vruchten” zijner Ja- vaansche studien aan: het: publiek aangeboden; en zal ook weldra dit Genootschap! met de /re- sultaten, van, zijnen arbeid verblijden. «De,studien van ;denheer, van ves, Ham hebben int ers eene geheel nieuwe, eigenaardige rigting, diehet _ mij vergund zij urin. eenige,korte- trekken: mede te deelen. se eere tatr rene oon aant Land «Gij weet, val zoushet ookvalleen zijn, door-het onsterfelijk werk; van--den, grooten. Wumerm- von Huusorp, dat er in vroeger eeuwen op dit eiland, eene -dichtertaal, het, zoo even reeds meermalen vermelde, Kawtù, bestond, waarin’ de volheid van het-zuiverste Sanskrit-met de-taal-der vin= boorlingen: doorweefd. «is. Zij zoo: wel „als hare litteratuur zijn. getuigen van eene voormalige hooge beschaving, die door volkplanters van het vaste land van Jndië, in godsdienst, in wet- ten, in wetenschap, in kunst en poëzij over dit eiland, kort na den aanvang onzer tijdrekening, werd uitgestort: … Maar met die hooge beschaving is ook; in later tijd, de. kennis „dezer taal: ge- deeltelijk verbasterd, gedeeltelijk geheel -verlo- ren gegaan. De ontaardig van het volk zelf, en de politieke gebeurtenissen, waarin het >ge- deeld heeft zijn van het eerste — en de oorzaken, die bij iedere natie, waar geene schrifte- en - ie nnn nn tn den Ie ERE sen ee TOO XEXI lijke “opteekening » dit: verhoedt „de Kepmis!-der verouderde: taal: doen “verloren „gaan / zijn «van het laatste.— de natuurlijke redenen geweest. Echter “heeft ndeze achteruitgang, “zoo. wel als dit verliess-der‘-kennis“van hetKawi niet dan langzamerhand plaatsgehad.» Toen “onze voor- ouders dikwijls eenén/hardnekkigen ‘tegenstand van” de Javaânsche' vorsten ondervonden; die wel eens hunne vanen tot-voor de poorten van Ba- tavia plantten ;-was het volkin krachten energie mmaisschien: ‘hog minder’ van: zijne “vaderen …ont- aard, ven “waren ook” waarschijnlijk! de „schatten detsroudetaal- ven letterkunde nog: nit zoo’ ge- heel! voor” hetzelve. gésloten; Jammer. dus dat niet toen- reeds derrgeleerden zich op:hetsstand- punt bevonden , van waar zij: thans deze volkeren beschouwen: jammer dat. de- Nederlanders, die zoo «veel voor de verspreiding der kennis van dezen ‘Archipel deden, deze » goudmijn van we- tenschap hebben voorbij ‘gezien. Wáár is het, wat de “ wereld-beroemde Aveusr: Wirnerm: von Scnreeer ; honorair lid van dit-Geniootschap ‚ daar- omtrent aanmerkt: «Dit vroeger verzuim is nu «eenmaal ‘niet te loochenen: waarschijnlijk ís daardoor ‘veel uit de oudheid’ voor: eeuwig in ede rvergetelheid. begraven, want het is te. be- (grijpen, dat: -Kabinet:s al vsdadelijk ver= kregen;door „oden » aankoop *vanorde „oud heid= kundige malatenschap vanv-wijlen den „Resident van -Djocjohartar,; den cheer FE. Go Varok. Zij bevats meer-dan: 208 grootendeels metalen -beel= den ‚-en. ‘voorts ‘nog-63: voorwerpen; bestaande: im “godsdienstígben vander gereedschap ven huis= raad, en 29 gouden, zilveren‘en koperen ‘munt= specien: >Onder ‘de--beelden= zijn er vele „welke nog nergenszijn afgebeeld. ‘Ze zijn meeren= deels- ongeschonden. « Het “grootste gedeelte is-af= komstig van de-omstreken- van den Diëng,an= deren“ zijn uitde Kadoe,velen;om en-bij Pram- bananen “in‘vandere “streken van Djocjokarta en-Soerakarta gevonden» terwijl - zeven boven Anmpel „aan“ de: helling “van …den _ Merbaboes in-seen”/aarden: pot besloten, zijn opgegra= ven.“ Diegene „welke uit desresidentieën Madioen en Kediri hunnen oorsprong hebben, zijn van eene minder zuivere en, uitgezochte bewerking FE men VXV dam: „de: “overige” (*)v- Deze belangrijke monu- menten. waren voorseene publieke veilingaan=- gekondigd ‚ en-het stond: dus:ste > vreezen’) dát zij stuksgewijze «ine :handen van” particulie- ren zouden; ‘komen,en ‘aldus voor „de-wetenschap verloren «zouden: (vraken:»… Daarom ' shaastte » zich de Directie vamdit;Genoótschap „om ze zoo -mo- gelijk te: redden ,- eriogetroösttezich de uitgave eener ‘som “vans f 4500 tot: aankoopveener „ver- zameling, “die, gevoegd” bij:hetgeen: ‘het Genoot- schap reeds/bezat, en dat in acht-en=twintig meta= lensbeelden-en vijf-en=twintigstuks!godsdienstig ewander:gereedschapsen huisraad bestaat „reen Ka binet daarstelt:,>-waarbij „noch:s datisvarv- Leiden noch dat: van „Londonsshalen:-kam: CG a sAcMaar «om -de-geleerde „wereld valet mutoste bezorgen, waarvoor zulk een Antiquarisch: Ka- binet vatbaar is,-daartoe is het mietegenoeg de voor werpen. „te; verzamelen: ven met valle -moge= lijke „zorgen … te, bewaren; ze. behooren ookrster kennisse van „het ‚publiek „gebragt te „worden: Uitvoerige. plaatwerken en naauwkeurige beschrij= vingen zijn daartoeronmisbaar; De Directie. houdt. zich-dan, ook. onledig;'-met het vervaardigen: van: eenen, beredeneerden catalogus harer verzameling; „asho d kee O(*) Zie over deze verzaineling Tijdséhrift voor Neér- lands Indië, UII° Jaargang ‚I° deel. blz. 197 en volg. XVI watvoor de grondslagen gelegd’ zijn"door wijlen den heer D.C. J. var ber Vrisy die-de oudhez den van den ‘heer Varok gerangschikt--en- be= schreven ‘heeft, welk belangrijk” stuk; even” als eene ‘afbeelding van al de “aangekochte voor- werpen, zich op dit oogenblik in -Zwropa ‘be- vindt, maar door de verkoopers aangenomen is; binnen den kortst mogelijken tijd besorg te zullen worden: N YS: bhjas eat toor kid (De erste resûltaten” van dit beschrijven” van dudheden doör ‘het “Genootschap ; “treft gij aar inde verhandeling, die het XIXe deel vän % Genootschaps werken, dat thans hier voor“ ú ligt, ‘opent. Zij 8 vân ‘de händ vaûr wijlen den heer ‘DE C.J. VAN ven Vins „en bevat de Proeve tener beschrijving en “verklaring der! oudheden en ‘opschriften “op “Soêkoek ‘ern Tjetto:” Deheer VAN ber Virs ‘heeft met “gróote naauwkeurigheid dl de ‘vóörwerper ‚„_dië opde beide” genoemde plaatser gevonden worden ‚ “waarvan” eén, >de groöte Viijum namelijk; zieh “op dit oogenblik in ‘het Oudheidkundig Kabinet van dit Genoöt= schap” “bevindt, zeer’ túïtvoerig beschrevers “en van al de inscripties eene verklaring geleverd. Hoe belangrijk deze arbeid voor de oudheid- kunde‘ is,’ behoef ik u miet te “bewijzen, KLV als ik vur herinner ;-dat-.de ‘werken; van, Rars FLES en Crawrurp: en „de „verhandeling „van „den Hoogleeraar: Reuvens, die echter slechts eene ‚be- _trekkelijke-waarde, heeft, behalve enkele weinige monographien; „nog altoos het eenige zijn; wat- de litteratuur “aan antiquarische werken: over, dit eiland„aanbiedt…scroosiner ob vaii 1 Tongres borden sol doods Wed sas ishet | brok oid ie „Zoo houdt het Genootschap zich op dit oogen- blik ook bezig, met de uitgave van een Corpus onscriptionum,Javanarum „hetwelk alde inscrip- ties zal bevatten ,die op. het „eiland gevonden en „ter kennisse „der, Directie gekomen zijn. Het Genootschap: stelt; zich; voor, van, die, opschriften eene „getrouwe. lithographischeafteekening te ger ven ;- zoo veel, mogelijk, in „denzelfden, vorm „en van dezelfde grootte, welke zij oorspronkelijk op den steen, of in het koper bezitten. „De text van het werk zal bestaan in eene beschrijving van,de plaats waar en de wijze waarop, ze-gevonden zijn, en eene opgave van van al hetgeen men om- trent de inschriften, heeft, kunnen opsporen en dat „kan, dienen, om; de geleerden, ‚in, het wer- klaren ‚ van.-eenige dienst, te wezen; „daaron- _der;-ook- begrepen de uitleggingen „die; geletter- de “inboorlingen er van-geven , afschoon men aan deze laatste, niet, te veel. gewigt „moet hechten. XLVII Immers hierboven herinnerde ik.u reeds, hoede kennis van het Kawt onder de Javanen-is verloren gegaan. Hoe is het dus- mogelijk ;-dat zij Kawi opschriften zouden kunnen „onteijferen ‚zonder duizendwerf -zich- te- vergissen en niet zelden den bal geheel mis te slaans- Om urhiervan slechts een enkel voorbeeld te geven ;»zijshet mij ver gund u te wijzen ‘op de vertaling van eene in- scriptie te Soekoeh ,-die -bij- Rarrres (History of | Java, vol. [I-* pag. 60) ‘gevonden “wordt;ven welke deze: geleerde ontvangen „heeft van -den tegenwoordigen Sultan van Sumanap:- Wanneer gij deze vertaling vergelijkt „met. die; welke de heer var ver! Vis; met behulp van: eenen ari- deren inboorling, ervan geeft, dan ‘vindt gij een ‘hemelsbreed onderscheid, niet “alleen in enkele “woorden, maar ook: wat den ganschen inhoud betreft. «Ik ben het-dus geheel met den heer var per Ham eens, die beweert, dat de studie der’ uitvoerige en nog geheel voorhande- ne‘Kawi gedichten die der Kawi inscrip= ties” moet voorafgegan: te “meer, dewijl het ver= ouderde en dikwijls half-uitgewischte schrift dier inscripties veel grootere moeijelijkheden oplevert, dan het meestal duidelijke en geregelde en in nieuwer karakter: overgebragte der handschriften. Bovendien ‘iseen opschrift “gewoonlijk rin gê- drongen of inscriptiesstijl (style lapidarre) ver- _XEIX vat «en-van- slechts korten” inhoud, veel moeije- lijker te verstaan , © dan een uitvoerig gedicht, waarvan men-derrsinhoud uit de -Sanskritsche origineelen: reeds kent, waarvan. men verschil- lende nieuwere omwerkingen en paraphrasen: be- zit, en waarvan vele moeijelijke -plaatser daar- enboven, elkander “zelve ophelderen.” Ik: behoef u miet aantetoonemx; MM. HH. welke groote ver- ‘wachtingen «wij:dus „ook in. dit opzigt vande onderneming. van” den ‘heer van pes Ham mogen koesteren :’ maar--tevens- hoe „belangrijk: „het is; alles-bij een te“ verzamelen;:en «uittegeven” wat er nogrvan ‘inseriptiès overigsisjs ten einde op die wijze- hare verklarings:voor: té bereiden. „De afgedrukte negen: opschriften, die ‘hier-voor-u-ter tafel liggen, maken ‘het begin van: dezen:arbeid ait. Ze zijn, gedeeltelijk « in-steen-en-gedeeltelijk inkoper gegraveerd, inde Residentie: Soeraba- ya gevonden, en zijn zoo getrouw „naar, de-ori+ ginelen „gevolgd; dat: er bijna geen onderscheid tusschen beiden is. De- uitgave zal bij afleve- ringen geschieden, waarvan gij eerstdaags de eerste „moogt te-gemoet ziens 1 … minste orelgo 2 Aster doon sisjaorn loan emiovsdd Mwodoreinkonensp zsboandtobmsbe dstesenn derisedh ssidLoodan -MM--HH:-ziet,-gijv uit „dit. eens en-an=- der „dat het Bataviaasch Genootschaps op dit oogenblikhet. verwijt!-niet: meer „verdient, het- 7 had EL welke vreemder ons vroeger wel eens «voor ‘de voeten hebben ‘geworpen. De reeds meermalen genoemde geleerde» Avausr Wiimenw: vor Sonte= eer zegt ergens” « In ‘het “vak der natuurkunde amogen de werken” van’: het’ Bataviaasch Ge= vnootschap veel belangrijks ‘bevatten: maar eene oudheidkundige verhandeling “in” eender laat= «ste deelen schijnt mij te-bewijzen, dat de:schrijver niet wist, «op welk een standpunt de weten= «schap ‘zich thans bevindt.” Wij gelooven zulk een ongunstig vonnis over onze antiquarische bemoeijingen reeds thans gedeeltelijk te hebben uitgewischt, en koesteren den vurigen wensch, dat door!-de ondersteuning: van het. Gouverne- mênt „en de medewerking van u:allen, MM: HH: ons Kabinet gedurig in belangrijkheid:zal toe- nemen en _ het Genootschap daardoor in staat zal komen; hoe langer zoomeer oudheidkundige resul- taten te leveren Vele bijzondere personen zijn op dit-oogenblik nog in’ het bezit van enkele monumenten van: den voortijd, ‘die: zij «als cu- riositeiten bewaren. Maar wij „twijfelen: nietjof zij zullen begrijpen; dat al die -voorwerpeneste belangrijk zijn voor de wetenschap, dan-dat-zij alleen mogen dienen om de nieuwsgierigheid te voldoen. > Bovendien loopen zulke. losser stuk- ken sveel eer gevaar, om verloren tesraken , dan waanneer zijvin een. Kabinet zijn opgenomen; waar LI ge regelmatig geplaatsten _goed:-onderhouden worden ; terwijl: de « geleerde wereld: successtve- lijke;-door-het-uitgeven van ‘hunne „beschrijvingen en afbeeldingen; met die voorwerpen wordt be= kend “gemaakt. De: Directie: noodigt „dus ieder uit; diein +’ bezit: isvan Javasche antiquitei- tens, ze vaan haar „kabinet aftestaany- terwijl zij de: verzekering geeft; dat: al „die, geschenken. er- kentelijk - zullen “aangenomen, ‚en van de, e- delmoedige „gevers ware eervolle weren ge- maalct zal “worden. aad A 5 Laan aten itt tk gl oes OT) KID EI Î Foer} & de a hrrasomele) en bwin — ‚De wad } waarbij het Bataviaasch.» Genootschap zicht /tot dus verre--het- meest ‘verdienstelijk „heeft ge= maakt „zijn, behalve de Natuurkundige, voor- alvsde “ethnologie ‚> geographie, statistiek — enz: van Zndië- Ook in-dat «opzigt hebben -deszelfs werkzaamheden in het laaste jaar de …gunstig- ste resultaten opgeleverd. Ik vestig „daartoe uwe aandacht-op ‘het afgedrukte „gedeelte, van een werk, hetwelk: hier ter, tafel „ligt, en waarover …het-mij “vergund «zij, u ‚nog eenige oogenblikken bezig terhouden:» sus mso 4 srcDoor” den heer Cuur werd: nu oidsedides veen jaar: geleden aan: het Genootschap ten geschenke aangeboden ‚een « mamuscript „ dat; handelde:over Lt, de. tijdrekening ,. wapening, -muzijk- en eenige plegtigheden, bij de Javanen,in gebruik , waar- bij eene;menigte. goed uitgevoerde, teekeningen gevoegd. was. „De Directie stelde dit ‚ werk in handen van den. heer Winter , om daarover het oordeel van. dien in-Javaansche zaken zoo door kundigen. heer ‚te vernemen. Deze geleerde ver- klaarde. echter ,,dat;-hij in, dit‚‚-werk veel ge- vonden had „hetwelk. niet met -het-daaromtrent bestaande te Soerakarta overeenkwam. De Direc tie zond. het daarop vaan den heer J.D. van HerwerpeN, toen, „Ässistent „Resident “van Pro= bolingo, thans; Resident van. Madioen; een’ man’ die, door; eene, veeljarige „ondervinding. envveel- zijdige kennis, in; de. beoordeeling van” Javaan= sche zaken. het volle. vertrouwen «verdient. … De beoordeeling, van dien heer was, dat dein het manuscript „verhandelde onderwerpen, “als zeer volledig „en. als uitde beste bronnen geput; te, beschouwen. zijn:, een getuigenis hetwelk des- wege. algemeen door ‘verschillende-inboorlingen aan „hem, was, afgelegd, «maar „ook vooral door den Pangeran, Regent. van’ Bezoekt. Het was hem echter, niet gelukt te. ontdekken , waarnaar de bij dit handschrift voorkomende afbeeldingen, namelijk die der dertig Woekoes, geteekend zijn, doch daarin kwamen alle Javanen die ze gezien hebben overeen, dat ze als ten uiter LOT ste maauwkeurig en van echt Javaanschen :oor- sprong te beschouwen” zijn. Die der wapening, muzijk=instrumenten enz: zijn wiet minder juist, zoodat het geheel in der’ daad, als eene belang- rijke bijdrage tot. de kennis van de bevolking van dit eiland, de meeste aanbeveling verdient. Dit zoo geheel tegenstrijdig oordeel van twee mannen; die beide het volste vertrouwen ver- dienen; verwonderde: de Directie uitermate : maar hetraadsel werd spoedig ‘opgelost, toen ik ont- dekte; dat dit handschrift vafkomstig was’ van wijlen “den «heer A.D. Corners pe Groot, die: door-zijne Javaansche spraakkunst en an- dere “werken, te zeer bekend is, dan dat ik iets meerover hem zou behoeven te zeggen, om u het meest. mogelijke: vertrouwen op zijnen ar= beid «te doen stellen: en daar hij in dit stuk voornamelijk „de ‘ Oost-Javanen op het oog had, alszijnde het een gedeelte van de in 1822 door den Resident van Grissée (*) ingediende statistiek dier „residentie, was het natuurlijk, datde heer Wansrer daarin vele afwijkingen aantrof van het= geen daaromtrent te Soerakarta bestond. De Directie- aarzelde dan ook geen: oongenblik, om __(*) De toenmalige Resident van Grissée, was de heer A.D. Corsers pe Groor St., de vader van den beroemden Javaanschen taalkun dige) NE R | LIV het ter perse te leggen. Het zal inr drie” afle= veringen worden” uitgegeven. Van de eerste; die de 80 Woekoes bevat, ziet gij=hier de naauwkeurig uitgevoerde platen ter tafel, zoodat zij ú eerstdaags zullen worden’ toegezonden: ee} GI lk“moet hier almede’ gewagen van eenever= handeling: door den zoo even:-genoemden heer J.D. var HenweRpen ingezonden; en bevattende, behalve een overzigt van “het Tengersche ge= hergte, in ‘deszelfs vulcanischen toestand »sbed schouwd, tevens” eenige aanteekeningen nopens de zêdenen” gebritiken van „deszelfs bewoners: =Tot het eerste ‘gedeelte ‘dezer verhandeling vond-de Schrijver aanleiding doorde belangrijke veran= dering, die de Bromo inhet Tengersche gebergte in ‘het vorige jaar ‘ondergaan heeft. ‘Immers sinds eenige jaren was de krater vän dien vuur= berg; die vroeger tot 1835 eene zware kolóm rook witstuwde, ‘met water gevuld, toen ‘hij weder eensklaps zijnen rang onder de werkende vulkanen hernam, en ‘eenen weg verschafte aan hét onderaardsche vuur; dat, door” de instor= tingen van den oostelijk van daar gelegen La= mongan, sedert verscheiden maanden scheen uit- gedoofd. Hoe veel dienst de heer van HeRwenpex door de mededeeling der verschijnselen ‚die zich LV kt bij: dit evenement hebben voorgedaan, aan de wetenschap bewijst, zalik u wel niet behoeven aantetoonen’, te- meer; dewijl het oostelijk ge: deëlte: van Java, wat ‘deszelfs natuurlijke en vooral vulcaniseche gesteldheid betreft, nog min= _ der algemeen bekend, ten minste in geschrif= „ten of werken over Java, niet dan slechts oppervlakkig. behandeld ‘is. Ofschoon dus: deze verhandeling. „meer „onmiddelijk: tot de-natuur- kundige wetenschappen behoort „ „brengen wij haar „echter „onder «de algemeene rubriek; van: Landen. Volkenkunde te huis, om de …aan= teekeningen, die-zij bevat, betreffende de zeden. en ‘gebruiken der bevolking. van het Zengersche gebergte. … Immers even merkwaardig. als uit een geognostisch oogpunt.:de grond is, even op= merkelijk is - ook “de bevolking: die er woont. Terwijlal de millioenen oorspronkelijke bewoners van, dit eiland de voorvaderlijke godsdienst tegen het Mohamedanisme verwisselden, vereeren ‚de Tengerezen de: Dewo-“Wisonnor en Dewò Bromo nog als hunne opperste -godheden „ en. «zijns zij me het Oosten «en de Bedouinen in. het Westen de laatste levende: en aanschouwelijke: overblijf- selen „eener. lang verloopene periode van de-ge- schiedenis-der Javanen. De weinige en -opper- vlakkige ‘mededeelingen „van Rarries, en eemige andere losse en. verspreide. opgaven ‚maken voor- LEVI zekr eene madere -beschouwing-=van dit merk= waardig volk miet, overbodig. De Directie. heeft dan--ook-met ‚de meeste erkentelijkheid de ver= handeling van: den heer van HerRweRpex aangeno- men ‚ om:haar in het XX** deel vans Genootschaps werken eene waardige plaats te doen beslaan 85 KTSOT 441 dochter «Natuurkundige Wetenschappen. — Wat de Natuurkundige wetenschappen betreft, moet ik uwe aandacht het eerst vestigen op eene bez langrijke „wijziging die ‘ons museum van ‘na tuurlijke. historie eerstdaags ondergaan zal; Gij „weet, MM. HH. dat in ‘het jaar 1829, op: voorstel van: den toenmaligen Commissaris Generaal Du Bus pr Grsresies, het plan tot op= rigting van een museum van natuurkundige en andere merkwaardige voorwerpen, ‘door de Directie van het Genootschap in overweging is genomen. Het oorspronkelijk „denkbeeld. van genoemden. Landvoogd was, om dit museum dienstbaar” te maken aan dat te Leiden, “tot bevordering „van „welk: oogmerk 2 Exc. de-ma- tuurkundigen; die zich in Gouvernements dienst bevonden;” gelastte, van ieder door hen; verza- meld voorwerp uit. het Natuurrijk drie” exem- plaren aantebieden,- ten ‘einde-twee van dezelve met onderscheiden: scheepsgelegenheden naar /Ve- LVII derland” te verzenden ;--om:‘aldaar: vin het -Ko= ninklijk + Kabinet teworden. geplaatst; “terwijl het, derde «exemplaar «in -’s- Genootschaps -muse= um alhier zoude blijven; ten: einde zóó lang= zamerhand eene. volledige collectie naturalia van dezen Archipel. te verzamelen: Men is vechter destijds niet kunnen geraken tot eene volledige en gewenschte uitvoering van dit met zoo veel belangstelling ontworpen. plan, en. zulks hoofd- zakelijk-omdat het Gouvernement „onder-de toen- malige. ongunstigeomstandigheden ‚waarin de kolonie en de kas zich bevonden, de daarvoor vereischt „wordende -aanzienlijke „geldelijke -on= dersteuning aan het Genootschap miet-heeft kun- nen verleenen De toenmalige Indische: regering schijnt; echter -over-deze aangelegenheid in. brief- wisselin# getreden te „zijn met-het departement van Koloniën, van. welk departement werd te kennen gegeven, dat.„men «in Nederland het plan tot- oprigting van een museum van natuurlijke historie-zeer. toejuichte; waarschijnlijk, omdat men de hoop” voedde, dat, langs dien” wegyj-de overzending van voorwerpen voorhet koninklijk museum te. Leiden. geregelder zou plaats » heb- ben, ‘hoezeer: de heer Directeur Temmink toen reeds-van “meening wasjs lat: eene verzameling | van voorwerpen uit het dierenrijk hier-te lande; op denrduurs miet zou kunnen blijven stand 8* EVEL kouten. Ondertusschen is de zaak ook toen nog slepende gebleven, tot het jaar 1835, toen, onder meer gunstige omstandigheden, en door de welwillende medewerking vanden toenmali- gen Gouverneur Generaal a. í. J.G. Bau», die daarbij den uitdrukkelijken wensch te kennen gaf: «dat deze onderneming im verband mogt worden gebragt met het koninklijk museum cte Leiden,” het museum eindelijk werd op- gerigt, op den voet, waarop het thans bestaat: «Zoo blijkt u dus, MM. HH, dat die oprigting niet zonder veel “moeite en na een lang tijds= verloop heeft plaats gehad, en dat het hoofd= oogmerk, zoo in 1829 als 1835, daarmede was; om de overzending van voorwerpen naar het koninklijk museum te bevorderen, door’ de ves- tiging alhier, onder begunstiging en bescher- ming van het Gouvernement, van een depôt; onder de benaming van museum, hetwelk ech- ter zoodanig zou zijn ingerigt, dat daardoor tevens de wetenschappelijke zin van vreemde= lingen en ongeletterden plaatselijk zou worden bevredigd. Dezelfde moeite en inspanning, welke de ves= tiging van het museum hebben vóórafgegaan, hebben ook hare oprigting achtervolgd, aange= zien, ongeacht de bestendige en aanmoedigen= de pogingen der Directie, om den toevoer van LEX _ merkwaardige ‘voorwerpen naar ‘het museum te bevorderen; er, althans in verhouding tot. den schat van merkwaardigheden, dien de Archipel allerwege oplevert, en tot den tijd, die er sedert de oprigting van het museum is: ver- loopen; eene geringe verzameling „uit de onder- scheiden rijken der. natuur is bijeengebragt, aan welke bovendien in. de laatste zes maanden. om zoo te. zeggen geen enkel voorwerp is tocge- voegd. « Reeds sedert. lang heeft. het museum dan ook niet meer aan het hoofdoogmerk « van deszelfs daarstelling kunnen beantwoorden „ aan- gezien, bij dit volslagen gemis van. toevoer. van nieuwe, voorwerpen, aan geene verzending, naar: Nederland wiel te denken, zoodat ook, nu; bij- kans gedurende de laatste «drie, of vier! jaren de betrekkingen van het Bataviaasch :Genoot- schap met de Directie van het museum. te Lei- den in dit opzigt geheel hebben stil gestaan. „Er bestaat bovendien geen het minste, voor- uitziet op verandering of verbetering -dienaans gaande, niet alleen omdat hier te lande-het belang en nut van eene instelling ‘als: de ons derwerpelijke, door „zeer „weinigen „wordt be- vroed ‚en, alzoo.gewaardeer den bevorderd „maar ook omdat, bij gemis van de noodige, fondsen; | het. moeijelijk zoo niet. geheel onmogelijk is, een persoon.aantetreffen, diein alle. opzigten be- LX voegden, geschikt. is, om. een; museum als dat van het Bataviaasch. Genootschap. te conserveren: en tot die hoogte te. verheffen; -dat-hetzelve‘ aan zijne dubbele: bestemming ,-zoo-ten‘aanzien: van Nederland als vam Nederlands-Indië, voldoet; terwijl ook niet «door -al-de «leden der Natuur= kundige Gommissie die belangstelling «en-mede= werking aan. het museum: zijn betoond, waarop het- Genootschap bij de oprigting „meende-zoa stellig als bestendig te-mogen „rekenen. E35 (De - Directie heeft ;-afgescheiden van > hare eigene beschouwingen „nog het-oordeel van eenen deskundige, den heer Sanwarer, lid der Nae tuurkundige! Commissie; -over het museum ine geroepen, wiens. gevoelen. betrekkelijk den toe= stand dezer inrigting geheel met het hare over= eenkwam. Volgens hem bevinden zich -de- wei= nige. mammalia betrekkelijk nog in den besten toestand : zij schijnen, bij. de weinige zorg, die voor hen gedragen wordt, aan den verderfelij- ken: invloed van het tropische klimaat weerstand te kunnen: bieden. «Maar de vogelen leveren een: minder gunstig gezigt op: gedeeltelijk van kun vederpracht beroofd, en verbleekt van kleu= ren, zijn sommigen bijna onkenbaar geworden; en, terwijl. men bij de vorige afdeeling aan eenige exemplaren met vreugde ontwaart, hoe ver de kunst van opzetten het gebragt heeft; ee: EXI _ zijn «hierin verhouding” slechts weinigen die eenszwakbeeld: van'-den- levenden teruggeven: De. klasse «der amphibien mag met stilzwijgen voorbij. worden: gegaan ;- daar’ zij bijna niet ge= representeerd. wordt; -’t geen te-meer. te-betreu= ren is, dewijl de’ rijkdom ‘van «den « Indischen Archipel -aan belangrijke amphibiensoorten:daar= toe een gemakkelijk «middel aande ‘hand biedt. Ditzelfde kan “men ook op de wisschentoepas- sen. De afdeeling der wervellooze dieren: is spoe= dig! doorgesneld. De insecten zijn: onkenbaar geworden’ en in stof. opgelost, De-crustaceën, van “welke klasse “slechts enkele: groote, “van steenharde schalen: voorzien; voor handen zijns, zijn juist door hun’ steenen» harnas’ beter, be- waard, en hebben slechts den hun etgenem-le= vendigen glans van: -kleuren sverloren. +Watrde conchilien betreft, afschoon)-het » ooksshier „om hun gering aantal, bijna miet-:‚de moeite-waar* dig is; over hen te spreken, zijn-:toch deze weie nigen, met. uitzondering van’ hunne;o kleuren nog- goed bewaard gebleven „en bevindenserszich eenige belangrijke, voorwerpen - onder: „;Volgens den heer Senwaner is, deze treurige phijsike toes stand van het museum: toeteschrijven aan. „de volgende twee oorzaken: vooreerst, aan, den vers _derfelijken. invloed. van het tropisch--klimaat -op alle-natuurvoorwerpen; die-van hunne: hen za- LX menhoudende levenskracht: beroofd zijn: en ten tweede, aan de verwaarloozing van eene; goede en zorgvuldige behandeling van: het verzamelde, door het daarvoor bestemde personeel. … Wat de eerste oorzaak - betreft, reeds de ondervinding der gematigde luchtstreken heeft bewezen, dat het bijna eene onmogelijkheid is, den invloed te overwinnen, vande door hunne fijnheid. bij= na. onbedwingbare elementen, die van het licht en. van de lucht, „welke, door glas en poriën indringen, den. vroeger ‚schitterenden —kleuren= tooi „der voorwerpen wegnemen, en ze in bleeke, onkenbare lijken veranderen. Ook zonder bij eigen ondervinding over. het lot van ‚in tropis= sche landen - bestaande, musea te kunnen oors= deelen „ vermeent de heer ‘ScHwaren echter-het regt te hebben om, uit de bekende werking der, de oplossing van organische ligchamen ver-= oorzakende ‘krachten, à& priori afteleiden, “dat dit-lot. niet zeer gunstig en voordeelig kan we- zen. Immers het aantal van aan zulke verza- melingen vijandige oorzaken neemt hier aan= merkelijk toe, en de krachtigste behoedmidde- len; wier werking in tropische gewesten zoo spoedig. verloren gaat, zijn op den duur niet in staat, den knagenden tand der door hunne kleinheid bijna onzigtbare insecten afteweren: zoodat er slechts «korte tijd. noodig is, om de : kes: LEEN __huid-van hare “bedekking, haren” of vederen te berooven. «(De werking van afwisselende warmte en voch- tigheid, als de krachtigste” oplossings-principen van organische verbindingen, is algemeen bekend: wordt het praeparaat niet mét de grootste zorg= vuldigheid tegen den invloed der: vochtigheid gevrijwaard, *t geen ten” gevolge der hydrome- trische eigenschap van de gedroogde dierhuid bijna onmogelijk is, dan worden de snavel en pooten der vogels, de naakte gedeelten van de huid der zoogdieren, en de met teedere schub ben bedekte vleugels der Lepidopteren;, ja zelfs dergansche ligchamen van deze en andere in= secten, met eene plantaardige bedekking, met schimmel „die voor het behoud der deelen waaruit zij hunne voeding trekken, niet voordeelig kan zijn, en het inderdaad ook: niet is, overtogen! Daardoor worden aan de ontbinding mieuwe’ wegen geopend; delevenskracht der eryptogammen werkt nog krachtiger dan al het andere, en de bodem, waaropzehunnen invloed uitoefenen, gaat im een volkomen verwoesting en eindelijk in stof over, dat de minste luchtstroom wegvoert; ter= wijl er niets meer overblijft dan de metalew spelden , waaraan het insect bevestigd was. Ver- bazend snel is ook de verstorende werking van het licht, vooral op het verbleeken en veran- LXIV dereri-der kleuren, in deze landen, waar het zulk eene sterke intensiteit bezit. se tesdf «Wat de tweede oorzaak: vanden gnd toestand van het Museum betreft, is de heer- Scnwarer-van oordeel, dat een- goed opzigt, i verband „met goede, en--doelmatige; naar de werkingen van het, klimaat berekende, inrig= tingen, veel ‘vermag ‚wat: à-priori voor. onmo- gelijk zou gehouden worden: Onafgebroken op= merkzaamheid op de verzamelingen kan een groot deel. der opgegevene nadeelige invloeden ; zoo-al; niet ‚geheel en al vernietigen, ze. evenwel «bij hunne-eerste: verschijning onderdrukken, en: voor: het oogenblik „minder gevaarlijk. maken:--Maar: daartoe zouden grootere kosten „betere „lokalen en een-kundiger personeel vereischt worden „dam waarover het Genootschap kan beschikken.” In den “tegenwoordigen staat van zaken is verreweg: het geringste aantal voorwerpen van het Museum een langer bewaren onwaardig, en kunnen zelfs: velen. voor nieuwe, goed geconserveerde huiden door -hunne- nabijheid gevaarlijk worden : een nieuw „gebouw zou vanden grond af moeten worden opgetrokken „en oneindig meer zorg en deelneming, dan tot dus verre het geval was; zou “de waardige ontwikkeling. en instandhou- sei dezer inrigting moeten ondersteunen. | «Dit-oordeel vanden heer SCHWANER , hetwelk mv _koofdzakelijk-met dat der Directie-overeenkomt, heeft haar echter niet -doen besluiten. tot de al geheele intrekking eener inrigting; met zoo veel moeite: en inspanning …opgerigt,- maar alleen; tot eene wijzigingin den aarden de: strekking van «het Museum » zoodat: die gedeelten , waar- van het, nu; naeene: veeljarige ondervinding; gebleken--is , -dat:-ze- moeijelijk:-ja bijna onmo- gelijk, aan den -verderfelijken > invloed van het klimaat -weêrstand ‚kunnen * bieden ,: zoo als. de vogelen ‚insecten; amphibiën en zelfs de mam- maliën ; zullen worden ingetrokken: ‘Ter voor- koming: van „verder verderf en; ter; vermijding van ‘meerdere « uitgaven, beschouwt de: Directie het derhalve wenschelijk , de daarvan: bestaande verzameling , welke -tot dusverre. aan, de. ver- wóesting is ontkomen ,,;z00 ‘als, vele + mammalia em sommige vogelen , „zoo ‚spoedig mogelijk. naar Nederland over te zenden, en zich thans enkel en „alleen ‚te bepalen bij de verzameling van conchilien , mineralien, crustaceën en al hetgeen ij het vernielend, tropisch klimaat: bestand „Op al deze gronden is dan ook im-de,ver- Riis der Directie, wan „den „ 20°% duld 1, besloten | 1d | aleen) rel” Dat, de, thans in ’s Gandia Museum van natuurlijke voorwerpen -aanwezige verzame- ling--van „mammaliën; vogelen, :visschen; vam- g LXVI phibiën en insecten, voor zoo verre zij zich mog in eenen goeden staat bevinden, zoo spoedig mo- gelijk: naar het koninklijk kabinet te Leiden zal worden overgezonden, zullende door den conser- vateur het daartoe noodige worden voorbereid. «2°. Dat de sub. n°. 1 vermelde voorwerpen voortaan zullen zijn en blijven uitgesloten van de in het Museum te plaatsen verzameling. (83°. Dat de overige in het Museum aanwezige objecten uit de onderscheiden rijken der natuur, zoo als: de conchiliën, mineralen, erustaceën; enz. aldaar zullen bewaard blijven, terwijl de Directie op nieuw ‘zal beproeven de daarvan gemaakte collectie zoo veel mogelijk uit te breiden: 4”. Enz: | i «Op deze beschikking der Directie heb ik, na- mens dezelve, de goedkeuring van Z. E. den Voorzitter verzocht en, tot ‘ónze niet geringe voldoening , mogen ontvangen. Dan aangezien het Museum tot nu toe grootendeels is onder- houden en bekostigd uit fondsen, welke het gouvernement maandelijks voor hetzelve heeft uitbetaald, heeft de Directie besloten hare voor- melde beschikking te brengen onder de aandacht van het gouvernement, ten einde hetzelve niet onkundig te laten van de belangrijke’wijziging, welke die inrigting, ten gevolge van deze ‘be- schikkingen, zal ondergaan ‘en aan het Genoot- EXVIE | schap „de voortdurende dispositie. te verzekeren vam de bewuste som, welke alsnu, gedeeltelijk althans, ‘tot een ander niet minder nuttig-oog- merk, de oprigting namelijk van het oudheid- kundig kabinet, zal worden. aangewend. | „lk durf vertrouwen: MM. HH. dat de door mij bijgebragte gronden U zullen overtuigen „ dat de. maatregel onderwerpelijk „door. de Directie genomen. niet het gevolg is van een laakbaar streven naar nuttelooze verandering, of dat zij zonder: doel zoude. wenschen. af te breken wat door onze voorgangers met een’ zoo prijzens- waardigen ijver is daargesteld. Ik hoop even- min ‚dat deze. maatregelen, in verband met de meerdere uitbreiding, die de beoefening der In- dische. talen en “oudheidkunde: bij het. Genoot- schap ondergaan heeft, bij U het denkbeeld zullen doen ontstaan, dat de Directie de belangen der natuurkundige wetenschappen zich minder. zal aantrekken. Integendeel zij hoopt nu juist nog beter in de gelegenheid te zijn, om het Museum dienstbaar te maken aan het Koninklijk Museum te Leiden, door aan die inrigting over te ma- ken al: de belangrijke bijdragen, die zij mogt kunnen verzamelen van die gedeelten. van het natuurrijk, welke: van haar Museum zijn uit- gesloten. Zij zal blijven voortgaan met aan de leden: der Natuurkundige Commissie al die -on- EXVIII dersteuning en „hulp te bewijzen, waartoe--zij instaat mogtwezen, en die de heer;ScrwaneR onlangs, bij de. verzending der -naturalia van wijlen den heer „Forsren „zoo „nadrukkelijk: on= dervonden. heeft. Zoo heeft zij zich onlangs nog weder in verbinding. gesteld met „eenen beoe- fenaar der „wetenschap, die, de „bouwstoffen -ver= zamelt voor een. :werk. overde! visschen van dezen Archipel, en. hem alle mogelijk medewerking en hulpmiddelen. toegezegd:en- reeds aanvanke- lijk verleend. Zoo heeft, zij-in:het ‘belang-der meteorologie. een volledigstel barometers: ven thermometers: van den beroemden -WeENCKENBACH aangekocht, en. aan de heeren :-P. Mervaarr van Carsaér en: DP. L. Onsen ster hand gesteld, om daar „mede ste „Batavia sen te „Buitenzorg meteo= rologische waarnemingen. te. doen. En zoo-zal _ zij. met, alle krachten de studie. der natuurkun= dige wetenschappen in, deze „gewesten. trachten aan «te-moedigen en‚te bevorderen. Bibliotheek. — De bibliotheek des Gemoot- schaps heeft, inde laatst verloopen jaren; eend aanzienlijke uitbreiding ondergaan. De Direc- tie beschouwt dit als een zeer gewenscht en ge- lukkig evenement lmmers indien ergens ‘dan is zulk eene boekerij voor,-de-geleerden,„ die in ii _ deze gewesten! in onderscheiden takken der we- tenschap werkzaam zijn ‚vanhet “uiterste beläng. Terwijl “men toclv in: Ewropa zich op eenége- makkelijke wijze duizend hulpmiddelen kan'ver= schaffen ; is men daarentegen hier van alles vert stoken “wat men zelvé- miet: „medebrengt, ‘want noch ‘openbare bibliotheken; noch ‘boekhandel’, noch” particuliere: boekverzamelingen voorzien ùi hetgeen “ontbreekt: >De Directie heeft. dus be- sloten om te’ trachten “eene, zoo’ veel mogelijk volledige, bibliotheek: daar te’ stellen van alde werken’, die voor de kennis van de talen, de oudheden; ‘de geschiedenis, de ‘ethnographie de statistiek ‚de natuurkundige wetenschapper; efz? van deze-gewesten van eeriig belang kunnen /ge- rekend worden : zij‘ heeft: daarvoor eene ‘vrij aanzienlijke jaarlijksche som uitgetrokken , “en zij hoopt aldus ook in: dit opzigt de ‘beoefening der wetenschappen bevorderlijk: te» wezen: Tot __bereiking van dit doel-werken vele buitenlands sche geleerden en genootschappen; door het ten geschenke aanbieden van de vruchten hunner wetenschappelijke nasporingen ‚ niet-weinig mede. Ik laat daarvan thans de opgave volgen £1 942 _ontF.rvon Sresorn ; Flora Japonica, XVII; XVI, XIX; en: XX-afleveringen.—: Fauna Japonica; 1° EXX aflevering, handelende over de Japansche. san schen en Zoogdieren. JrJar ; te New-York ‚ Catalogus van Schip cMaArSCHAPPIJ TER BEVORDERING VAN Nisvernem- te Haarlem, Herbarium Vivum,; 37-40 en 4h-hö. Voorberigt, titelblad en bladwijzer van het f° _— deel van dat ‘Herbartum.—Bladen 1-25 van het IP deel “van dat werk.—-Programma over. de ja= ren 1839, 1840 en 1841.-Handelingen der Al+ gemeene vergadering ,:VI° deel.— 4 en 5° stuk.— Prijsvragen over 1839 en 1840. Uittreksels- uit de berigten der Leden, Correspondenten. enz.-in 1838,-81° stuk.—Tijdschrift ter bevordering van Nijverheid, V° deel, 4° stuk en VI: deel, 45 8e stuk.—Algemeen! rid nopens den staat. van den landbouw, gedurende ‘het. jaar 1839,-:92* stuk.—Algemeen register „op de staten van land= bouw van 1829-1839.— Bijdragen voor de Nij- verheid, I° deel, 4° en 5° stuk.—Naamlijst der Leden en Leden Correspondenten over 1840. Punten van beschrijving: voor de Algeneene Ver- gadering;-te houden den 2° Junij 1840.-—Her- barium Vivum, U deel - 26-34. — Handelin- gen der Algemeene vergadering, VI deel, 6* stuk. — Prijsvragen, 1841, 5° vervolg. — Alge- meen Verslag van den staat van den landbouw, gedurende ‘het jaar 1840, 33° stuk.— Gedrukte stukken van de: Nederlandsche Maatschappij-ter | . LXXI bevordering van Nijverheid, ‘tot 12 November 1842. «G- Lorf,” Quelques mots sur la culture du Cotton en général et sur celle des Colonies de sa. Majesté le Moi des Pays Bas, situées «aux Indes Occidentales, en particulier. | (D". Epvarp Rurrer, Neue Wirbelthiere zu der faune von Abijssinien gehörig. (12° en 13° af- levering). ‚7: > — | (GENOOTSCHAP TER BEVORDERING DER GENEES- EN Heeukunpe te Amsterdam, Verhandelingen van het Genootschap: ter bevordering der-Genees- en Heelkunde te Amsterdam, (I° deel , 1°stuk). CJ. van OuwerkenK DE Vries, Verhandeling:o= versden omgang met menschen —Het godsdienstig onderwijs der Negerslaven «en de bloei det Ko- lonie: Suriname: in groot gevaar. | MM". C.P. E: Rosé van ver Àa, ter Arnhem, Gelderlands- hulde aan WILLEM IL Pligt sen beläng beschouwd als gewigtige „drangredenen om de dronkenschap in het algemeen en de Je- neverpest in het bijzonder te breidelen.—=Napo- leon’s Assche, (dichtstuk).— Tweede vervolg op den Catalogus van boekwerken en vlugschriften;, betreffende de “woelingen in” het zuidelijk „ge- deelte van het Koningrijk der Nederdälndegn — Wenken over de opvoeding. | “cAnnales Accademici, 1838-1839. LEX „Nederlandsch Jaarboekje voor-Vrijmetselaren, 5842. ‘ …_cW. Vrouw , Recherches. d'Anatomie. Gomparée sur de Chimpansé. 5 made: (E--SrrBenG, vertaald „door Le DE Gambindë 0- ver den verleden. en ggn toestand van het veiland- Java- afsiwibe «G. F. Baron von DerrerpeN van Hinderstein} Memoire Analytique pour servir= d'explication à la Carte-Générale des -possessions-Neerlandaises dans le: grand Archipel. Indiën.-Het7° blad en Verzamelingsblad van de Algemeene Kaart: van Nederlandsch, Indië. Vervolg der ee Kaart van Nederlandsch. Indië, | | 3, 7 (Bens. pe Lessert, leonis selectee Dhn 1 vol. IV: | H af (D.G. Leemans, Egijptische monumenten van’ het, Nederlandsche Museum van Oudheden te Leiden.—-Àsiatische. en „Amerikaansche „monu=- menten van het Museum: van Oudheden te Leiden. „Jan Kors en F.A. W. Mrqver; Flora Batavia, 123, 124, 125, 126 en 127 ‘afleveringen. » (Soarté AsiariQue , Journal Asiatique ;Septem- ber, October ; November „en -December-1841.— Januarij „1842 Eebruarij,en- April, Junij gra Augustus en_ September 1842, stre «Cr,, Drrosse, et‚‚Cam,rIngenieurs;Mécaniciens. _ à Paris et Bruxelles, De la fabrication du Su- LXXII erevaux ‘Colonies et des nouveaux appareils; ed gan à ameliorer cette fabricatoin. sk rg Könmneuerne Acaprmie per WissENSCHAFTEN aA) Berlin, Abhandelungen der Köningliche Aca- demie- der Wissenschaften , zu Berlin, 1839. (J. Borstus, Mededeeling van eenige nog on- bekende rid NN, M". Jacob Roggeveen. kP, SUN „ CSocrrras-Recra ANTIQUARIORUM SEPTENTRIONALIUM ; peen Historica Islandorum’, vol. VIX. cle CG. Rarr, Mentoria sulla scoperta dell’ A- hasenikte, nel secolo decimo. vGeserscHart Für Norpiscne AireRTHUMSKUNDE , Leitfaden zur Nordischen Alterthumskunde, 8 exempl. …1837.— Mémoires de Ta Société Royale des antiquaires du nord, 1838-1839.— Annaler for-Nordish « Oldkijndighed.. — Jahres. versamm- lung, Januarij 1838,-1839, 1840, 18A1:-An- tiquitates Americanee.— Rapports des Séances An- nuelles, 1837, 1836, 1839. (Fr. Jurenvan, Uitstapje naar de bosschen van de gebergten Malabar, Wayang en Tilie op Ja- va.— Ueber Javansche Balanophoreën. -(Cornrsroxning Srereriny or’ ram Narionar Insti- TUTION, Constitution and list of Members of the National Institution for the promoting of Sci- enees, established at Washington, with the first and second bulletins of its proceedings. 10” LXXIV “«P.J. Vern, Specimen exhibensmajorem par- tem libri As-sopitii de Nominibus relativis, 2 vol. vAcapemie DER NaATURFORSCHER, Novorum acto- rum Academie Ceesaree Leopoldino- Caroline Nature curiosorum. Supplementum alterum. cH. P. Govzer, De lopthalmie, qui regne dans armée Belge. | «Epovarp Duvravrier, Des langues et de la hi- terature de Archipel de Asie, sous le rap- port Politique et Commercial. «Prof. W. H. pe Vriese, Berigt aangaande de van Java ontvangen Cycas Circinalis. (STANISLAS Juriex, Excercises Pratiques d’ana- Iyse, de syntaxe et de lexigraphie Chinoise.— Simple exposé d'un fait honorable, odieusement denaturé dans un libelle récent de M. Pauthier. (Zurm-ÄrriKAANSCHE MAATSCHAPPIJ TER UITBREIDING VAN BescHavinG EN LerrteRKUNDE, Zuid-Afrikaansch tijdschrift, except n°. 103 en 104. (Jurres Doussr p Armaron, Vie de Charles de Vidua, Comte de Conzano. «Carorr Hasskarr, Plantarum rartorum vel mi- nus Cognitarum Horti Bogoriensis Decades. (A. pe Vries en A. D. Scuunker, Brief over Guschards Notice sur le speculum humane sal- vationis. «A. J. LasrpracerR, Nieuwe geschiedenis van Ne- derland in jaarlijksche overzigten, I°deel, 1° stuk. LXXV Leven DER NATUURKUNDIGE Commissie IN Ol. en ANDERE SCHRIJVERS, Verhandelingen over de na- tuurkundige geschiedenis der Nederlandsche O0. verzeesche Bezittingen, Land- en Volkenkunde 1-5.—Zoölogie 2-7.— Botanie 2-6. | (De Murrovse, Bulletin de la Société: Indus- triëlle, n°. 57. 64, 72, 74 en 73. cAcaprure Natur zm Currosorum, Nova Acta Phy- __sico-medica -Academiee. Nature CGuriosorum, sian mus undevicesimus). > «Socrkré pe Puysrqur er D'HISTOIRE NATURELLE DE Genkvé, Memoires de la. Société. de. Physique. et d'Histoire. Naturelle. de Genèvé, Tom. IX. «ld. L. Jacorson , Handboek voor de Kultuur en Fabricatie. van Thee, de twee eerste deelen. «Geene geringe verpligting heeft de Directie aan den heer D'. Breeker, die eenen weten- schappelijk gerangschikten catalogusonzer biblio- theek heeft vervaardigd, welke hier-almede ter tafel ligt, en waarvan zoodra verschillende. vake ken, door aankoop van boeken, meer volledig zullen wezen, aan de leden. des Genootschaps exemplaren zullen worden ter hand gesteld; „Een belangrijk gedeelte van onze bibliotheek maakt de verzameling van Oostersche handschrif- „ LXXVI ten uit,-die als-een der rijkste bezittingen van: het ‚Genootschap mag worden aangemerkt: „Gij weet — dat het. grootste gedeelte. daarvan afkomstig is van -de- oude Sultans van Bantam, en inder tijd, bij het: einde ‚dier. dijnastie ‚door -het-Gou- vernement aan het Genootschap-is:ten geschenke gegeven. … Die verzameling), swelke „gedurende meer dan «twee. eeuwen’ door”-de “onderscheiden vorsten, van, Bantam sasvergaderd,. bestaat” uit _846 boekdeelen, allen in «eenen: goed -gecondi tioneerden. toestand; Grootendeels zijn: het: fraai- je. manuscripten „van Arabische. werken „-waar- van -velensvan» Javaansche en Maleische aantee- keningen zijn; voorzien. Er “bevinden zich ook eenige ‘Javaansche en Maleische ‘Godices onder, bische.: Tot «dus verre: lag: deze schoone verza- meling ongekend en ongebruikt in de bewaar- plaatsen van ons Genootschap verborgen, zonder datde wereld er eenig nut van trok. Onder- maar verre „weg „de: belangrijkste zijn de Ära- | | | tusschen hield -de Directie zich: overtuigd, dat zich „daaronder niet „alleen zeer zeldzame en kostbare „werken moesten: bevinden , maar zelfs, 1n‚de;-door, Europeanen. beoefende Arabische lite teratuur, tot dus verre onbekende geschriften. Lij verzocht, dus. den: heer van per Vurs zich met de vervaardiging” van: eenen. beredeneerden Ca-_ talogus,-van.… deze bibliotheek te willen ‘belasten. LXXVII _Hetveerste „gedeelte“ van -dit werk, onder: den titel van Catalogus: Codieum MSS. Arabicorum Bihliothece Societatrs:artium et scientiarums que Batavier est» Particula T complectens “Cò- ranos, is-door hem: afgewerkt. Het: tweede ge- deelte zoude uitleggingen” van den Coram: be- vatten » het derde de Godsdienstige geschriften: het vierde.de Geschiedkundige geschriften : het vijfde. „de Regytsgeleerde- werken: het. zesde “de Dichtkhundige. werken het zevende de Natuur- kundige werkers en vhet: achtste de Taalkun- dige-werken:;” Maar naauwelijks was: lrij met het tweede „gedeelte begonnen, of! dedood ‘verkin- deode, hem in „het voltooijen” zijner. taak In den heer D'. W.C Hi ror Warer heeft de Die rectie vechter iemand gevonden ‚die „het aange- vangen «werk zal voortzetten. Deze geleerde, die door. zijne verplaatsing van -Macasser maar Sa- marang daartoe thans inde gelegenheid vis, heeft dan ook het verzoek der-Directie welwil- dend ingewilligd, en houdt zich op dit oogen- blik onledig met het tweede gedeelte “van «den Catalogus: Waarschijnlijk zal het door den: heer VAN DER Vurs afgewerkte: stuk weldra het-ticht zien. 8 ISSI9E ‘scuOnze verzameling “van Oostersche handschrif- ten ‚die „behalve: deze Bantamsche nalatenschap, nog-eenige andere Javaansche, -Maleische en-an- EXXVHI dere Codices bevat, is in het laatste jaar ver- meerderd geworden met het keurig afschrift eener Javaansche vertaling van de vier Evangelieën,de _ Handelingen der Apostelen ‚ en het boek der Psalmen, door den heer Grrickr, met toezeg- ging van ons sucecessivelijk de door hem afge- werkte gedeelten te zullen „toezenden : eene be- lofte, wier vervulling. wij „metde meeste be- langstelling te gemoet zien. Lokalen, Drukkerij, Lithographie enz. — De lokalen vanhet Genootschap bevinden zich. door de zorg--van- ons verdienstelijk _medelid,… den heer Hoofd-Ingenieur van den Waterstaat, J. Trour in eenen-gunstigen toestand. De wijziging, die _ het Museum van Natuurlijke Geschiedenis on- dergaan zal, en de oprigting van een oudheid- kundig kabinet, vereischen eenige veranderingen in het lokaal, waar die verzamelingen geplaatst zijn.… Van de zaal, waarin gij u thans bevindt, is,-gelijk gij ziet, een gedeelte afgezonderd ter berging. onzer boekerij. Twee andere vertrekken zijn bestemd geworden voors Genootschaps druk- kerij, die op dit oogenblik in volle werking is, en-wier uitbreiding weldra nog een- derde lor kaal zal vereischen. Door de ijverige belang- stelling van ons hooggeacht medelid, den Gene- LXXIX raal Jh’. C.van ver Wick, is hier ter plaatse eene lithographische inrigting daargesteld ‚ waar- mede de Directie in” betrekking is getreden. De afgedrukte platen, waarvan ik zoo even gespro- ken heb, en die hier voor u liggen, bewijzen, welke vorderingen de lithographie alhier in de laatste jaren gemaakt heeft, en hoe veel erken- telijkheid wij daarvoor aan den heer vaN DER Wuer verschuldigd zijn. (Financien des Genootschaps. — Het zal u wel niet verwonderen, dat al deze werkzaam- heden, en nieuwe inrigtingen en aankoopen een groot deel def fondsen geabsorbeerd heb- ben. De Directie is echter van oordeel, dat de gelden welke gij, MM. HH. voor dit Genootschap bijdraagt, hunne bestemming bereiken, indien zij tot bevordering der wetenschap, ‘op eene ‘ver- standige wijze, worden aangewend, en dat het geenzins uw doel is daarvan een kapitaal te vormen, hetwelk jaarlijks toeneemt ‘en grooter wordt. Bovendien is de staat onzer financien, _in weerwil der gedane uitgaven / niet-ongunstig. De opgave, die onze waardige Thesaurier u daar- van zoo straks hoopt aantebieden , zal u dit bewij- zen, en u tevens overtuigen, met hoe veel naauw- keurigheid, naauwgezetheid en belangstelling de LEXXs heer ame zich van deze-zijne. moeilijke taak Den kwijten. «Correspondentie met buitenlandsche Geleerden en. „Geleerde. Genootschappen. —-De- betrekking met andere geleerde genootschappen en buiten- landsche leden is, wel is waar, in de twee laatste jaren, niet zoo levendig geweest, als men zulks zou wenschen, maar de oorzaak daarvan moet gezocht worden in den, door omstandigheden veroorzaakten, tijdelijken stilstand, welken. het Bataviaasch Genootschap van 1839 tot 1841 heeft beleefd. „Thans echter is de correspondentie „door. den ijver. van. onzen. bekwamen ‚en voor zijne taak zoo bijzonder berekenden Secretaris. M'. P Muzen, weder heropend,, en_ zal. waarschijnlijke regt levendig worden, wanneer de resultaten onzer werkzaamheden ‚waarover ik u zoo even heb bezig gehouden, in Europa zullen zijn aan- gekomen.. Met twee nieuwe wetenschappelijke vereenigingen zijn wij-het afgeloopen jaar in-be- trekking. gekomen, namelijk :- dieter bevorde- ringsder geneeskunde te,Amsterdam; en veen ander ter. bevordering. van Wetenschap-en Ken= nis te Washington. Gelijk sommige Geleerden vroeger: vaan „dit Genootschap--wel „eens de eer | bewezen. van. hunne: werken aan-hetzelve …op- ten mn he LXXXI | tedragen „zoo heeft “ookin het afgeloopen jaar de heer D'. Gonranus Leemans, Directeur van het Museum te Leiden, aan het Bataviaasch Ge-= nootschap van Kunsten en Wetenschappen toe- gewijd, zijne «Beredeneerde beschrijving der A- _ «siatische. en: Amerikaansche Monumenten: van chet Museum van Oudheden te Leiden.” =-cSluitrede. — En hier, Mijne Heeren , wensch- te ik dit verslag te ‘kunnen eindigen: maar helaas! er rust nog eene droevige ‘taak “op mij. Hkemoet u spreken overde verliezen, die wij; onder de leden van dit Genootschap, hebben te treuren. En dat die groot zijn, zult gij al da- delijk erkennen, wanneer ik u de Honoraire leden noem, die ons door den dood zijn ont- vallen. De ongelukkige gebeurtenis „ welke den 8" Mei 1842,op den spoorweg van Versailles naar Parijs heeft plaats gehad, beroofde ook dit Genootschap, in den Schout-bij-nacht J.- Dumont pUrvire, van eenen man, die het door zijnen naam “tot eere strekte. Gij herinnert u den a- vond toen hij, op zijne reis met de Fransche Korvetten lAstrolabe en la Zèlóe, eene algemeene vergadering van--dit‘Genootschap bijwoonde, en ons, op eene even. kiessche als openhartige en rondborstige. wijze, met ‘het doel van zijnen togt 1 LXXII bekend “maakte. «Ook uit dit-verslag zelvebleek _ de waarheid der verklaring ;-die® hij toen in’ons midden ontboezemde; «Dat het:hoofddoel, waar- naar ‘hij zijn gansche leven door steeds gestreefd had, geweest ‘is, om medetewerken tot bevor- dering der Kunsten en Wetenschappen, en om den schat der verkregen kennis nog eenigzins te vermeerderen.” De dood moge de fakkel van dat nuttige leven hebben uitgebluscht, zijn naam zal in zijne werken onsterfelijk worden overge- bragt tot het late nageslacht. (Maar geen minder groot verlies leden wij en het geheele“ Vaderland. in den dood van eenen landgenoot, den voortreffelijken Anror Remuarp Fárck, mede honorair lid van dit Genootschap: Nadat Vax per Parm zijne lofrede, en de Hoog- leeraar Vreepe zijne lijkrede gehouden hebben; onthoud ik mij van elke uitwijking over den onsterfelijken doode. «Wat de wetenschappen in hem verliezen leest gij bij Nèêrlands grootsten redenaar: «Er zijn weinige menschen geweest, «die zoo veel groote gaven van geest en ge- moed in zich vereenigden als Fárck. Een hoofd «zoo ‘helder, een overzigt. zoo ruim, ‘een blik; «zoo snel en gewis, dat het ware. en goede «zich, van zelf aan hem schijnen te ontdekken, amisleiding „en. begoocheling het masker: voor «hem strijken. Gevormd door:der schriften «der Pe LXX XI _@Oudenjdoor--strenge- en ‘regelmatige studiën ; «die-hem zelfs als Geleerde in het: Nederlandsche «Instituut ‘eene plaats verwierven , door ‚de, na- tuur, met;smaak „en gevoel; voor het schoone cbegiftigd,, „door. oefening rijk in kennis, zoo wel. -der wereld ‚ als-der … boeken „ bij” uitstek «beschaafd, bevallig in „den ‚omgang, voor. fijne «scherts. zoowel -als gepasten ernst gestemd, was chij in den; kring der, geletterden, in; de. ge= «zelschappen… van, den ‚goeden: toon, ‚en in de vergadering der staatslieden gelijkelijk Ap ine Nn Ke) Ta „…cOok--van onze Corresponderende eddrs hebbes p Bind verloren; die, deze „eer ‚ten volle verdiende, en ‚die, zich gedurende „zijn nuttig leven” bij het Vaderland ‚en: de wetenschappen bijzonder verdienstelijk. heeft _gemaakt:;” J. van Ouwerkerk pe” Vaars ‚ vroeger reeder en, koopman. te Amsterdam , was schrijver van vele belangrijke werken. over Handel, Nijverheid; enz. „onder ‚ans deren: van eene bekroonde, verhandeling. over het. verval en herstel. van -den,Nederlandschen handel. Tot: zijnen, dood. toe was ‚hij. -met dit Genootschap. in: eene getrouwe, correspondentie, í Ait © ‘Zie J. H. vax per Pars Geschied- en Redekirstig Gedönkschrift van Nederlands gd in 1813. Amst. 1816.blz. 119 en 120, KIKI en.…zijn. maam. zal ook hier in geeegenddiaafs: denken. blijven. io fok „Maar „onder. onze „gewone dh in Néêrlands Indië heeft de. dood „ons, mannen ontroofd „die de steun en de roem van- dit Genootschap uit- maakten, en. van „wie „wij, nog zoo. veel mogten verwachten. Ze-zijn.-H.. J, Rururor, Predikant te. Soerabaya, G.J‚-van per, Vias, Theol. Doet. en_ afgevaardigde, van ‚het Bijbel-Genootschap te Soerakarta J.F. Gausrer,. Resident van „Me= nado, E. A. Forster, Med, Doet: en Lid der Natuurkundige Commissie in. Neêrlands „Indië, en, nu-onlangs,,E‚-Burix, Bik, Ridder, der Orde- van „den, Nederl. Leeuw en Resident van Batam — via., Al deze leden betreuren wij opregt en-van harte; want, allen mogten: aanspraak maken. op. den naam van verdienstelijke burgers der maat= schappij: maar ‘het zijn. vooral. de heeren Fors-: TEN, en VAN DER Vrrs, in wie de wetenschappen een_-smartelijk verlies geleden hebben. De eerste heeft „gedurende, den korten tijd van zijn. ver= blijf. op -deze hoofdplaats, veel gedaan, om ons: Museum, van Natuurlijke geschiedenis zoo veel mogelijk uit den ongunstigen toestand, waarin het zich ook toen reeds bevond, op. te beuren en te verheffen. Drie jaren lang heeft hij met een’ voorbeeldigen ijver de binnenlanden van Celebes doorkruist, en de natuur in harediep- xv _stesschuilhoeken doorzocht. De vruchten. van dezen arbeid, waaronder hij, door vermoeijenis= sen en ontberingen uitgeput, eindelijk bezweken is, zijn eene aamzienlijke verzameling van Loö- logische voorwerpen, die zich op dit oogenblik in ons. Museum bevindt; om eerstdaags naar Veder= _ land ‘verzonden: tè. worden; “en die, ofschoon dan ook: middelijk” de oorzaak van zijn vroeg- tijdig afsterven, toch zijn naam nog langen tijd in de “wetenschap zal doen leven. Het zou weinig vertrouwen op uwe bekend- heid’ met den tegenwoordigen’ stand der Indi- sche taal- en letterkunde verraden, en het zou, na het lezen van dit verslag, geheel overbodig wezen’, indien ik «u ‘thans breedvoerig de ver=" diensten van wijlen D'. G.J. van per Vrrs wilde uiteen zetten. Maar de eerbied voor zijne uit- stekende geleerheid, en de:vriendschap en hoog= achting, die ik hem toedroeg, ‘dringen mij toch” miet geheel van hem tezwijgen: Het was voor ons” beiden eene regt gelukkige gebeurtenis, die ons het eerst „met ‚elkander in kennis bragt. Beiden hadden wij in het jaar » 1835 veen” ant= woord. ingezonden op. eene, prijsvraag over den geschiedschrijver Fravrus Joseenus, en beide waren wij door de letterkundige faculteit der Utrechtsche hoogeschool bekroond geworden. Sedert liepen onze ‘studiën meer: uit een. Terwijl ik mij voor- EXXYVI nämelijk op de theologische wetenschappen «toes leide, waren de Oostersche taten voor hem meer hoofdzaak, gelijk dan ook “des verhandeling; waarmede hij den graad van Doetor in de God= geleerdheid verwierf(®) ‚duidelijk aantoont! Nim= mer ‘had het Nederlandsch Bijbelgenootschap mis- schien iemand kunnen’ vinden, die voor de ver= taling van de Heilige Schriften in het Javaansch beter berekend was dan hij. ” De oorspronkelijke talen, waarin'de boeken van het Oude’ Verbond vervat zijn, kende kij niet alleen grondig,.maar m vele ‘ander Semitische talen was hij door ven door “ervaren. ‘Zoo “kwam” hij op’ Java.» Slechts drie: jaren‘ werden hem daar, door‘eene hoogere magt, voor ‘zijne groote onderneming gegund. Wat hij in dien korten tijd aan de vertaling des’ Bijbels gedaan heeft, zullen wij waarschijn= lijk weldra door het Bijbelgenootschap zelve ver= neme!” Maar wat hij overigens voorde ‘weten= schappen leverde, hebt gij in den loop van dit verslag verhomen. Voor zijne ontcijfering van iséripties is hef misschen te betreuren, dat hij in Ewropa de gelegenheid miste, om het Sans- Krit nieer grondig te ‘bestuderen, maar’ des te ze Disputatio Critica de Etre libro Apochijke vulgo guarto dieto. Amst. 1839. E gp Nn b LXXEVIL meer vis-het. te--verwonderen „ dat hij met dit gemis, ook_daarin „nog tot. zulke resultaten. ge- komen ‚is. „Wat was-er niet van zulk. eenen _man’te verwachten: maar helaas! hij deelde. in het lot, dat zoo - vele, beoefenaars der Javaansche en Maleische- taal- en letterkunde ‚dat eenen ANGELBEEK , eenen Deper; eenen Paru, eenen Gor- _NETS” DE, Groot -getroffen-heeft. In den. bloei van zijn leven werd hij weggerukt. Erkentelijk schrijft het Bataviaasch ‘Genootschap-/op: zijn graf: Dig- nwmlaude virum Musa vetat-mori. vocTwee leden, dezer Directie, zijn, door diconk naâr/elders, genoodzaakt, geweest hun, ontslag tesnemen. „De heer. J. var ner, Vinne, die, ge= durende den. korten. tijd , dat hij-het, Vice-voor- zitterschap bekleedde, zoo. veel heeft toegebragt tot „den bloei, waarin zich-het Genootschap thans mag verblijden; is in eem tijdvak: van: vijf-en= twintig jaren een der voornaamste bevorderaars der “belangen. dezer Wetenschappelijke inrigting geweest. Indien ‘het mij; wien de. eer iste beurt gevallen van hem: in zijn Vice-voorzitter= schap optevolgen, vis mogen gelukken. niet: ges heel zonder vrucht gedurende tien maanden;die betrekking te bekleeden, dan verklaar ik open- lijk, dat hij daarvoor de grondslagen gelegd heeft. De Directie, hiervan overtuigd, zal dan ook het genoegen hebben,u den verdienstelij- ken afgetreden Vice-President: tot Honorairlid, | en nog. een ander: afgetreden „lid ‚der … Directie den” heer W.H. Mepaunsr „rtot-Corresponderend had des Genootschaps- voor te stellen. En dat-ook deze » laaste vachting waardige „man die onder- scheiding volkomen verdient „ daarin zult gij al- len die-hem gekend hebt;-die. weet welken grooten naam hij zich door zijne’ geschriften. over China en de Chinesche taal- en letterkunde heeft verworven, voorzeker gaarne met ons in- stemmen. | „Enshiermede zij het mij vergund het. Bata- viaasch Genootschapsin „uwer aller belangstelling aantebevelen. Schoon is; de werkkring, «waarin het zich beweegt. In een land gevestigd, waar bijna alles gelegenheid tot navorsching aanbiedt, waar de natuur, de bevolking, de overblijfselen van vroeger eeuwen, zoo vele voorwerpen zijn, die op ‘het bespiedend-oog van den onderzoeker wachten, om de wetenschap met - tallooze schat- ten te verrijken; in een land, dat eene alge- meene belangstelling. heeft. tot zich «getrokken, en naar welks kennis de Geleerden dorsten, zijn de oogen van geheel: Europa op deze in- rigtiùg geslagen. Bronnen. te verzamelen, om _ die kennis uittebreiden, welke „vervolgens door LXXXIX _de Geleerden in Europa kunnen worden uitge- werkt, zietdaar het groote doel, dat wij ons voorstellen. Maar tot bereiking van dat doel is eene vereeniging van krachten noodig. En even’ als het Genootschap geen’ enkelen tak der wetenschap van zijne bemoeijingen…. uitsluit, e- ven welkom zal ook de geringste bijdrage we- zen; die dienen kan, om dit doel te bereiken.” | # | ri Na den afloop van dit rapport, bedankte Zijne Exeellentie den Heer van Hoëverr in zeer vlei- jende bewoordingen voor de voordragt van dit verslag, en stelde tevens voor, om het te druk- ken en aan de leden rondtezenden. _ Hierna werden op voorstel. der Directie be- noemd : Tot. Honorarr. Lid, De Heer J. van per Vinne, Laatstelijk Vice-Pre- sident des Genootschaps: ry Tot Corresponderende Leden, De Heeren : W. H. Mepnursr, Laatstelijk Lid der Biréetië die Genootschaps; 12" xL e | Î H. C. Werorns, pede in de Oostersche talen te Leijden; H. P. Gouzrer, Med. D". en Chef van het Militair Hospitaal te Antwerpen; | CG. ALExaANDRE Crarrarp, Fransch Consul in China ; Le Pacr, Kommandant van de Fransche Corvet la Favorite; | | 8 M..B. H. Lurors, aefhebeus” in de Nederduit-. sche letterkunde enz. te Groningen; N. G. Krsr, Hoogleeraar in de Godgeleerdheid te Leijden; Van per Meersen, Gecommitteerde van wege de Nederlandsche Handel-Maatschappij, tijdelijk te Batavid: le Tot Gewone Leden, De Heeren : P. Jreker, Bidder der Orde van den Nederland- schen Leeuw, 1°° Adjunct-Secretaris van sle “Gouvernement, te Batavia: J. D. Scurirr, Inspecteur over de Kultures; M'. H. Kiem, Advokaat en Procureur te Batavia ; D. L. Moumer, Doetor in de letteren en wijsbe- geerte te Solo; H. Marrsrra, Predikant te Ambovna ; C.F. VAN per Mrer van Kurrzrer, Predikant, tijdelijk geplaatst te Solo; \ xCI elke van Daveraan, Predikant, -te Aambarna; Jkh'. P. Mrivur van Caansér ‚ Luitenant ter zee, belast met, het beheer over het depôt der,zee- kaarten; S. van Deventer Jsz., Belast met de redactie der Javasche Courant; | D. C. Noonpuek, Hoofd-Kommies bij de Direc- tie der Middelen en Domeinen ; J.H. Venen, Referendaris ter RAS Secretarie; F. CG. Ranus, te Batavia; Bishr. Grreory, Luitenant ter zee, adhiadaat „van. den Schout-bij-nacht Kommandant van «-L..M. eskader; | i a D'. G. CG, W. Manor, Officier van gezondheid; D'. P. Breeken, Officier van gezondheid; | C.F. Wanten Sen'., Translateur-in de Javaan- sche taal te Soerakarta ; Lörrncen, Afgevaardigde, van de Academie van „Kunsten en Wetenschappen te, Genève; … J.A. Wikens, te Solo; ús CG. P. Brest van Keuren, Secretaris der Betiden- tie Batavia; er bet: TB. Horranp, Land-eigenaar te Batanids: ï $ F.C. Excrranncut „Ridder der Orde vanden Ne- derlandschen. Leeuw, Kapitein-luitenant_ ter zee, Hoofd-Administrateur der-Marine; « H.J Canrensrar. Vice-Preefectus Apostolicus. te Batavia ; XCII; Js:Ar van Duk; Pastoorrte,Batavia;svor sure Tur. Jurrinc, Predikant-der, buthersche. Gemeente te Batavia; | | H. H. Somer, Predikant te Amihake : en DE-P, Le-Onnen, innn Gedaan te Bwiten- zor. erg Nadat de Thesaurier des Genootschaps, de Heer Goperror, vervolgens den staat der kas had mede- gedeeld , waaruit bleek ;sdat ‚in weerwil der aan- zien lijkeruitgaven., welker derwerkzaamhedeii des Genootschaps anshet laatste jaar hebben mna -zich gesleept jdiesstaat: echter niet -ongunstijgiss: be- tuigde: de. Voorzitter ‘aan’ ‘den-Heer ‘Gonernot der. dank-der! Directie’; voor zijne met zoo veel naauw- keurigheid-en naauwgezetheid-gehoudene. admi- nistratie «en sloot deze vergadering met eene korte rede, „waarin Zijne Excellentie. het Bataviaasch Genootschap in de voortdurende ‘belangstelling van deszelfs leden aanbeval, onder opmerking, dat alhoewel deze instelling niet altijd van zich naar buiten*\kan doen blijken, daarom echter haar werkkring niet minder nuttig en veel om- vattend is, waarom de President dan ook den wensch uitdrukte; dat: de-Directie in “de mede= werking van ‘de leden‘ensin den bloei van Kuns- ten en Wetenschappen eene welverdiende-be- xr looning voor hare onvermoeide zorgen. en’ prij zenswaardigen: i ijversmoger vinderie vub hat | ninDd „ok „Voorts zijnsin:de- hili gehindenl) Alge meene Vergaderingen, waarvan op bla. 89-=92 Is gesproken, nog benoemd geworden : zoolt ob vegsFotodfonvraüresdedenid sb 1sber „Sbodt berl esd zekr dspde.adh saonlovror ft adzao „A85 19b Iiwissw De Mberänald drerants. lasbeg ML Maurus: « Gorneus … vans Haur:;v „Staatsraad «in ricbuitengewone -dienst-ten ‘President: vanonde) -sÂrrondissements-Regtbanko te: Aansterd aars eon Áo We von - Sontecer ; „Hoogleeraar te, Bonn ‚„Me- „sdelid: van «de voornaamste geleerde ! Instellin= gen en Genootschappemin/en buiten Europ; Crnistraan Lassen; Hoogleeraar «te «Bonn en «Schrijver van onderscheidene wetenschappelij= „oke „geschriften over de „oude, Indische Letter= piece: FR 90 IL > 209 IRD ILS: [ Ë 3500 -49WIONHIS JSO gods Tot. Corresponderende deden; 1e hor }o rt Alon sed mob „Joorart) oDerHeerensrorpenr of” baottes Wi-Vrouk, inelint te: hpsiberatt so mloerte JeeBorstus; Theol-D"» ensPredikant «ter. Mididel= ‚burg; sj Ì gas 0 ÎS envaftos A’; XGIV Ep. Duzaurier „ Hoogleeraar in: de Maleische en …_Javaansche. Talen te Parússy 7 ot Jorn CG. Jar, Med. D". te New-York; ABRAHAM DES AMORIE VAN DER Hoeven, Hoogleeraar aan het Seminarium der Remonstranten: te Amsterdams; Bins: Taco Roorna, Hoogleeraar: in. de ‘Oostersche. Let- _ terkunde en Bespiegslende Wijsbegeerte. te Amsterdam: Frl M". J.R. Trorszoke, oane in de Regts- wetenschappen te Leijden; Bernarp ren Haar, Doctor inde Bespiegelende wijsbegeerte en letteren en Predikant te Leijden; Gozrwisus: Janus. Lonck, Med. D'…en Hoogleeraar sin sde Geneeskunde te Utrecht; | Muiper, Hoogleeraar in de Chemie en. Botanie tes Utrecht; G. J. Poor, Med. Chir. en Stadsdoctor te Ams- sterdam ; FF Wied. Hibehoal Hoogleeraar in de om Talen te Groningen; | H.G. van ver Houven, Staatsraad, President der „Directie van de- Nederlandsche Handelmaat- schappij te Amsterdam ; M'. -B--W. A.E. Baron Stort. ror Orpnurs, Lid in de Arrondissements Regtbank te Zwolle; G. Daarer; Med. D'. „en Curator der Clinische … school te Rotterdam ; | XCV EBU Gwhett Theol Bte en Prédikaút-tb Goes! M". Samvrer pe Wap; Vice-President van het Provinciaal Geregtshof in Zeeland; vul D' Epvarp Serpene) te Minteln: in Kurhessen; Paur Henar Fruss, Staatsraad en vast Secretaris van de Keizerlijke Academie van ie pen te St Petersburg; oon aon of Isaak Jacor Scrmimrt,’Staadsraad en Prosessor in de Mongolsche en Thibet-Talen bij de Keizer “lijke Academie van” gti ite: Sf Petersburg; wad Spe Gréran, Chef bij het Ministerie van Ma- “rine te Parijs; | 9 lodnsopdde nik D. ‘Epvarp Rurreir, elrijkona der meue :Wirbel= _thiere zu der fauna von” Abyssinien’ gehörig. H. Termaux-Gourass, Hoofd-Redacteur van: de Nouvelles Annales en Archives des nnen te „Parijs. | J. Jomarp, Membre de vadtsbdt de France: en » Comservateur-Administrateur de. da Bibliothè- que Royale, te Parijs. drmslad M'. E. G. P. Gerrsen, Advokaat en Plaatvervan- “tger van den Kanton-regter te ’s zee, er „Tot er Leden in Wadbrländdeh Indië, Nt aakeris} oro b „De Heeren: /Ì , M'. CG. J. Serorren van Oup Haamren Prille der XCYI „beide Hooge Geregtshoven in Neêrlandsch Indië. G. L. Bau», Directeur over de Kultures. G. F. Panvp, Inspecteur van Financiën. G. Briernavs, Predikant bij de Hervormde Ge- meente te Batavia. | J. H. Levrsonn, Ontvanger dees Inkomende en Uitgaande Regten te Batavia: ; T. Axzrxr, Inspecteur over de Kultures. M'. Hexrr Merkus Waer, Notaris te Batavia. P. A. Bik, Opperhoofd van den Helde Handel in Japan. | M'. P. Brussverp van Horren, President van den Raad van Justitie te Padang. d: C.J. van per Vis, Theol. D'. en Mignon van, het Hoofd-Bestuur van het Nederlandsch Bijbel-Genootschap, te Soerakarta. M'. J. CG. van per Meuren, Notaris te Bataviá. W. Pooruan, Lid van de Factorij der Neder- landsche Handel-Maatschappij te Batavia. P, ‘As Fromm, Med. D'. en Chirug-Majoor bij het groot Militair Hospitaal te A J. MacNeuz, koopman’ te „Batavia. G. As Granneré Mouùme, Lid van de acht der Nederlandsche Handel-Maatschappij te Batavia. M". G. A. pr Jonen, President van--den Raad _ van Justitie. te Samarang. R M'. J. H. Doxkrer Gurrivs,- Lid in den Raad van Jutstitie te Samarang. XCVII AF Swart „Lid in den ‘Raad van Justitie te Soerabaia. M'. J. Vouvre, rien bij den Raad van Justitie ster Samarang. kd Jonkhr. H. C. var per Wier, Adsistent Resident te Djocjokartu: H. Vremme Bij Adsistent Resident te Soerakarta. W. A. vas per Ham; in wetenschappelijke zen- ding op-Java. Kar zerk 0 JeF. Ge Brumuno, Predikant te: Soerakarta. U. EF. var Hescer, benoemd Leeraar voor ae. TL, „dienst. Ken | | m C. Trramen; Advokaat te Batùvta.' Fi Cs Rosex, Adjunct Secretaris "van het Gouv'. D: Srem Parvé, Referendaris ter gend) Se- cretarte. oke ki | M“‚-J: CH. Eecens ‚ Advokaat te Batavia. / M.- A. J.-Garrarp, Secretaris der Residentie sa- marang.. M. W. M- van pen Jacr, Magistraat en Fiskaal =ste- Mákasser. J. p'Exceisroxner ; Med.’ D':-en Office. van Gezondh. H. Weronk, Zendeling-Leeraar te Depok. s A. KrasenBringK , Ingenieur van den Waterstaat sen ’s-Lands Gebouwen. w. J. M. var Scr; Adsistent-Residefit van —=Saparoea en Haroeko 13” XCVIII Jonkhr. M". D. CG. A. van Hoeexporr, Adsistent Resident van Buitenzorg. H. A. Tromer, Hoofd-Ingenieur der tweede klasse van den Waterstaat en ’s Lands Gebouwen. M'. P. A. A. pu Ris Srirrine, Lid in den Raad van Justitie te Samarang. G. D. Senrreer, Agent van de Factorij der Nederl. Handel-Maatschappij te Soerabaja. Jonkhr. A. H. W. pr Kock, Luitenant Golonel, waarnemend Resident van Palembang. E. von Fasen, Chef der Sectie van Ordonnance- ring bij de Generale Directie van Financiën. CG. W. B. Vorer, Med. D'. en Ofic. van Ge- zondheid der 2de klasse. G. J. Loman Jz., Koopman te Batavia. P. F. W. Görixe, Apotheker te Batavia J. Hexrer, Aspirant-intendant bij de Militaire Administratie in Nederlandsch Indië. W. Veroure, Onderwijzer te Batavia. De Secretaris van het Bataviaasch Genoot- schap van Kunsten en Wetenschappen, P. MIJER. Batavia, 9 October I843. Eten 7 The En DUDHEDEN pn Sockoeh n Tjetto; DOOR €. 3. van dev Ulis, Bactart in be Badgeleerdhetd, IN, VOORREDE. doel der volgende bladzijden. Mogt mijne gegevene verklaring derzelve hierover eenig licht verspreiden, dan zijn mijne pogingen niet te vergeefsch geweest. Bij het beoordeelen echter hiervan, hoop ik, zal men niet vergeten , dat ik slechts eene proeve gegeven heb. __ Vooral is dit het geval met de oudheden op Tjetto, welke ik alléén gedurende eenige db uren heb kunnen bezigtigen. In het ontcijferen der opschriften ‘ben ih onder- steund geworden door den geleerden Radhen Ngabehi Roneeo Warsrro, welke alhier als de eenigste be- kend is, die de kawi taal geheel verstaat en als zoo- — danig mij door Z. H. den Soesoehoennan zelven is aanbevolen. Het verklaren der menigvuldige oude Javaansche opschriften is een nog genoegzaam onbe- arbeid veld, te meer roep ik daarom de rinse Sg en toegevenheid des lezers hiervoor in. Ten slotte is het mij een aangename pligt, open- lijk mijnen dank te kunnen betuigen aan den heer J. F. T. Mauor, Resident aan het Hof van Z. H. den Soesoehoennan fe Soerakarta, aan wiens bijzon- dere begunstiging mijner studiën der Javaansche taal-, letter- en oudheid-hunde, ik het alleen dank wijt, dat ik alhier de beste gelegenheden verkregen heb, om mij in dezelve te oefenen en zonder wiens hulp het mij niet mogelijk geweest zou zijn, die oudheden naauwkeurig te kunnen bezigtigen, en, zoo veel mijne krachten toelaten, te beschrijven. Dr. van DER VLIS.. Noerakarta , den 50 April J842. Kort overzigt van hetgeen tot nú toe omtrent … Soekoeh geschreven is. | De oude monumenten op Soekoeh- eerst voor ruim vijf en twintig jaren - bekend geworden zijnde en de afgelegenheid der plaats hierbij in aanmerking nemende, is het te verwachten, dat men niet vele beschrijvingen derzelve zal aantreffen. De Javanen toet hebben er nooit eenig werk van gemaakt, om hunne oude mó- numenten in hunne geschriften nader bekend te maken. Men is dus genoodzaakt, om bij de Ewropeanen alleen hieromtrent eenig licht te zoeken. | Tot nu toe. zijn er slechts twee mannen ge- weest, welke aan eene beschrijving en verkla- ring dezer gedenkteekenen der oudheid hunne krachten besteed hebben. Het zijn de heeren Rarries en Crawruap. — Beider werk is van verschillenden aard, overeenkomstig de strek- king van beider geschriften. Gelijk toch de (6) heer Rarries, de geschiedenis en oudheden van Java beschrijvende, gewoenlijk meer bouwstoffen levert, dan wel juiste resultaten geeft, meer verhaalt, hetgeen hij gelezen, gezien of gehoord heeft, dan wel de door hem verkregene kennis van Java beoordeelt en daaruit een vast besluit maakt, zoo is de heer Crawrurp daarentegen korter in zijne beschrijvingen, maar dringt dieper in de zaak door en geeft eene beoor- deeling van hetgeen hij gezien heeft of ver- nomen. Dit verschil, ierk in het algemeen tusschen beider geschriften. wordt, waargenomen, bestaat ook, tusschen hunne ophelderingen aangaande de oude monumenten op Soekoeh, aanwezig. De heer Rarrres spreekt over dezelve in zijne - History. of Java, tom II, pag. 49 — 31. Hij geeft eene vrij uitvoerige beschrijving van de voorwerpen, die hij aldaar gevonden heeft, doch heeft eene nauwkeurige verklaring derzelve aan anderen overgelaten. De heer Crawrurp daarentegen heeft in zijne History of the Indian Archipelago, tom: U. pag. 198 — 199, 206 — 207 en 223 — 225 getracht eene korte verklaring dezer oude mo- numenten te geven. Volgens zijne. meening moet de. stichting derzelve toegeschreven worden aan «eene secte der vereerders van srwa, welke (7) niet lang voor de invoering van het mohamme- danismus op Java kwam. Tot dusverre derhalve bestaat er slechts eene beschrijving der monumenten op Soekoeh aan- wezig, zoo als dezelve voor ruim vijf en twin- tig jaren gevonden zijn, en zijn dezelve be- oordeeld, als behoord te hebben tot de eere- dienst van srwa. … Dit laatste is alleen …aange- nomen op grond der Lingam en Joni, doch alle’ de verdere monumenten zijn onverklaard gebleven, » Van: de! opschriften ‘heeft de heer Rarriss er slechts tweéein-druk medegedeeld; van ééne derzelve geeft hij eene vertaling. De heer Crawronn “heeft moch opschriften, wan Soekoeh medegedeeld, im slee sana van ‘dezelve be gevenoor ab ri room er A ALARA u. zÁ Beschrijving der oude Monumenten op Soekoch. Soekoeh een heuvel en daarbij een zeer klein dorp op de helling van het Lawoe-gebergte, ligt omstreeks. zes. en twintig palen ten oosten van’ de hoofdplaats Soerakarta. Het woord Soekoeh ApS \ beteekent in de Kawi -taal hetzelfde als in de tegenwoordige javaansche taal Soekoe NIN welk woord in de hooge of Kromo-taal gebruikt wordt voor voet. Er zijn er, die in plaats van Soekoeh uitspreken Soeng- koeh jeans \, welk woord in de Kawi-taal be- teekent aanbidden. De eerste beteekenis komt zeer wel overeen met de ligging van den heu- vel, welke als het ware aan den voet van den hoogen en steilen top van den ZLawoe ligt, terwijl de benaming Soengkoeh meer overeen- komt met het doel der oude monumenten op dezen heuvel aanwezig. Eenige ongeletterde inlanders op het Lawoe-gebergte verzekerden mij, dat die heuvel genoemd is naar Kjahi (4) _sorKOEH;” welke aldaar in oude tijden zoude boete: gedaan’ hebben. «Doch dit vertelsel - ver- dient weinig geloof, nademaal de getuigen voor hetzelve - van weinig gezag zijn, te meer, daar men “genoegzaam overtuigd is, dat op de mon- delijke overleveringen der Javanen niet veel staat is te maken. Ook is, volgens eene andere overlevering, mij door den geleerden Javaan Radhen Ngabehi Ronceo Warsrro schriftelijk me- degedeeld, Joehan Gorrormsor de laatste en eenigst bekende boetedoener op Soekoeh geweest. Op dezen heuvel, thans algemeen Soekoeh genaamd, “zijn verscheidene overblijfselen van de vroegere eeredienst der Javanen voorhanden; welke op drie elkander oostwaarts opvolgende terrassen» geplaatst zijn. In vroegere tijden moet het getal der terrassen grooter geweest zijn dan thans. Ten minste de Pangeran Adipati: Pranc Wapoxo, op wiens grondgebied deze oudheden. gelegen zijn, heeft mij verhaald, dat in lateren tijd, toen de gewijde grond van dezen heuvel tot een tuin werd aangelegd, alle de toen aan- wezige terrassen tot drie zijn gebragt. Op eenen afstand van zes Ned. ellen vóór de tegenwoor- dige opgang naar het eerste terras is nog het spoor van eenen trap zigtbaar, omstreeks twaalf Ned. ellen hoog; beneden dezen trap loopt thans de weg. Aan het boveneinde van denzelven (10) ms aan beide zijden nog het hoofd van een tem- pelwachter : aanwezig en tevêns:’ eenige platte steenen; De borstwering voordit: thans „vernies tigde terras bestaat uit aarde even als die ! voor het tegenwoordige eerste’ terras. „De: breedte van: het, noorden “tot; het zuiden «van elk, terras 18 ruim: vijftig. Ned. ellen: Derzelver lengte echter van het “westen tot. het oosten verschilt. Het eerste terras: is bijna dertig Ned. ellen lang, het tweede omstreeks tien en ‘het derde rúüm veer- tig Ned. ellen. Aan de westzijde is de ingang: tot hadt eerste of ‘laagste terras door „middel eener poort-(«). Dezelve heeft eene hoogte van ruim zes-eneene halve Ned. el en is van eenen pyramidalen vorm: Elf “treden opgegaan zijnde, welke elk eene hoogte van drie palmen Ned. en eene breedte van ruim ééne Ned. el henben en derhalve ge- zamenlijk eene hoogte van drie ellen en-drie palmen vormen ‚bevindt men zich onder het verwulfsel der poort, terwijl men op een klein vlak staat, waarop eene Lingam en Joni op de onbeschaamdste “wijze is afgebeeld. Op dit vlak volgen wederom drie treden, te zamen. eene hoogte hebbende van vijfen eene halve palm Ned. ‘welke naar het. eerste terras: voeren. (a) Zie plaat IJ, no. 1. ER Deze veertien treden hebben «dus te zamen eene hoogte van ruim drie en-eene: halve Ned. el, en de. hoogte der poort, boven:de--tteden is drie Ned. ellen. ‘Boven -dezelve, „zoowel, ten. westen als _tén oosten der. poort, ‘is een “corcox+hoofd. „Op-de westzijde: van deze poort zijn: verscheie _dene afbeeldingen en relief. Ter linkerzijde (a) is een monsterachtig figuur, een menschelijk wezen verslindende, … Aan deszelfs regterzijde «zit een beest, waaraan thans de kop. ontbreekt. …_Daar- nevens ziet men een vogel, zittende op den stam eens booms nabij deszelfs wortel. Op den tak des booms zit een kleine vogel en naast «denzelven bevindt zich een. opschrift (hb). „Ter regterzijde der poort (c) ziet men en nde het figuur van een mensch-met den staart eener gekromde slang in den mond, en boven hetzelve een wezen, eenigzins naar een mensch gelijkend , hetwelk met uitgespreide handen , voeten en staart zich in de lucht beweegt ; boven hetzelve schijnt een kruipend gedierte afgebeeld te zijn. De heer Rarrres verhaalt, dat ten noorden en ten zuiden, boven de poort» een varend is afgebeeld, met uitgespreide vleugelen, houdende eene slang in drieën gevouwen, in zijne klaauwen, welker (a) Zie plaat I, no. 2. (6) Zie opschrift, no. 1. (e) Zie plaat I, no. 3. hal (12) kop met eene krans versierd, naar den arend is gekeerd. Het is mij na eene naauwkeurige be- schouwing voorgekomen, dat de arend op de slang zit, welke in tweeën is gevouwen. De kop des arends, “welke met eene kroon versierd was, is aan „dezuidzijde reeds half verminkt; aan de noordzijde is de arend en de slang thans zee ingestort. Op het eerste terras heb ik de volgende voor- werpen aanwezig gevonden : eenen uit steen gehouwen tijger, waaraan thans de kop ontbreekt; | eenen vierkanten steen, waarop twee olij- fanten boven elkander zijn uitgehouwen, de onderste is gezadeld. Op dezen zelfden steen ter zijde zit een man op eenen gezadelden olij- ‘fant, het hoofdhaar van dien man schijnt met eenen doek te zijn zamen gebonden, achter hem loopt een speerdrager ‚ het bovenstuk der speer is echter thans afgebroken. De olifant heeft eene bel om den hals. De twee andere zijden van dien steen zijn onbewerkt en hier-- door zoowel als-door den vorm van denzelven wordt het waarschijnlijk , dat deze een hoek- steen van een gebouw geweest is ; twee steenen bakken , waarin van boven eene vierkante holte is, ter diepte van twee en eene halve palm Ned.; | (18) eenen steen, waarop gebeeldhouwd iseen man te paard; het paard is met een groot za- del, waaraan stijgbeugels verbonden zijn, ge- zadeld. Rondom de borst van het paard han- gen kwasten. Voorop gaat een pajongdrager;, vier speerdragers loopen naast en een speer- drager achter het paard. Deze afbeelding “stelt dus eenen persoon van hoogen rang voor 3 eenen steen, waarop vier koeijen boven el- kander gebeeldhouwd zijn, de tweede koe van boven af gerekend, draagt eene bel om den hals. „Verder liggen op dit eerste terras nog eenige losse ongebeeldhouwde steenen, welke tot het ge- deeltelijk reeds vervallen ne der poort schij- nen behoord te hebben. | _ Van het eerste terras komt men op let tweede _door middel van zeven treden, welke op onge- lijken afstand van elkander liggen en te zamen “eene hoogte hebben van twee ellen en twee pal- men Ned. De muur of borstweering voor ‘dit tweede terras bestaat uit ongelijke brokken steen, waaronder hier en daar een enkel stuk gehouwen steen voorkomt. Hieruit zoude men opmaken, dat _deze borstweering eerst in lateren tijd uit de ruï- nen dezer oudheden vervaardigd is en alzoo zoude het boven geuitte gevoelen, dat namelijk de te- genwoordige verdeeling in drie terrassen eerst (MH) later is ontstaan, groote waarschijnlijkheid ver- krijgen. | q Ter zijden dezer treden is een lage muur, welke op de halve hoogte derzelve naar binnen springt. Hierop. staat. aan elke zijde een steenen beeld, eenen tempelwachter voorstellende. Dat. aande zuidzijde is nog zeer goed bewaard, alleen ont- breken de toonen aan de voeten. Met de beide handen houdt het aan de regter zijde eene knods vast. Het beeldje zit in eene zeer onbeschaamde houding op het achterlijf, het hoofdhaar is zeer lang en hangt los over den rug. Aan de noord- zijde is eveneens een tempelwachter in eene zit- tende houding met de beenen over elkander ge- kruist vóór het lijf. Het hoofdhaar hangt van achteren in rijen krullen even als eene paruik. Om het middellijf is een buikband. De linkerhand rust op de knieën, met de regterhand wordt de thans afgebrokene knods vastgehouden. De pij sen zijn met armbanden voorzien. Op dit tweede terras zijn geene voorwerpen aan= wezig, behalve vier losse ongebeeldhouwde stee- nen. Alleen verdient nog gemeld. te worden ,-dat aan de buitenzijde der borstweering voor het twee= de terras, aan het boveneinde derzelve, ter lin- kerzijde des traps, een steenen waterleiding, eenen slangenkop voorstellende,” te “voorschijn komt. Loo als mij op Soekoeh verhaald is, is dezelve al- n En ae rnc er a (13) daar in dateren tijd geplaatst, om van het tweede terras water. uittestorten op het eerste. ‚Van het tweede terras komt men langseenen 8 van tien treden op: het derde. Dezelve liggen op ongelijken afstand van elkander, en vormen te zamen eene hoogte van: omstreeks drie Ned. ellen. Aan den voet des traps ten. Noorden zit een: tempel- wachter, en_yan onder de trappén komt, even- eens aan de noordzijde, het stuk van een gebroken slangenbeeld te voorschijn, Ter zijde, dezer treden iseen. lage muur, welke op deszelfs halve hoogte naar binnen springt. Hierop staat aan elke zijde een. tempelwachter. Bij dien ten zuiden ligt de kop-eener slang. De borstweering voor dit derde terras bestaat. uit etste op elkander. geëtaipolste | steenen: | „Regt tegen. over den laatst: men opgang: ten Oosten van denzelven, staat op eenen afstand van ruim dertig Ned: ellen ‚de groote tempel (a). Dezelve heeft een vierkant tot basis, ‘waarvan. élke zijde omstreeks vijftien Ned. ellen lang is. De tem- pel zelf is pyramidaalvormig gebouwd. uit lang- werpige vierhoekig: gehouwene blaauwe steenen, zoodat elke nieuwe aangebragte laag een weinig naär binnen springt, waardoor de lengte der vier zijden aanhoudend vermindert. Aan het bovenste (a) Zie plaat II, nó. 1: (16) gedeelte van de oostzijde des tempels vindt men, in plaats der gewone vierkante blaauwe steenen, zoodanige ‚ welke langwerpiger zijn dan de overige en wier kleur witter is. Op dezelve bevinden zich eenige boogsgewijs gevormde versieringen, en an- dere soortgelijke, alle in de steenen, op eene ge- ringe diepte ingesneden. Beneden aan de oost- zijde bevindt zieh, in het midden van de breedte des tempels, eene trede ‚ uit groote losse steenen - bestaande, omstreeks één en een kwart el Ned. breed, zeven en eene halve palm lang en zes duim hoog. Tevens liggen aldaar eenige losse thans onkenbare steenen, welke echter oudtijds eenige voorstellingen schijnen bevat te hebben- Aan de noordzijde des tempels vindt men aan deszelfs bovenrand dezelfde soort van langwerpige be- werkte steenen, als aan de Oostzijde. Door het groen, hetwelk aldaar tusschen de steenen wast, beginnen dezelve zich naar buiten te zetten, het- welk eenmaal eene volkomene vernieling van den tempel moet ten gevolge hebben. Ook aldaar lig- gen op den grond eenige losse thans onkenbare steenen. «Aan de Zuidzijde des tempels zijn de bovenste rijen steenen reeds verzakt. Daar deze tempel, even als die van Boro Boe- dor rondom eenen heuvel is gebouwd, zoodat de- zelve binnen de vier muren volstrekt geene ope- ning heeft, zoo is er aan de westzijde alléén een id (17) trap, uit smalle doch hooge treden bestaande, welke, uit blaauwe steen gehouwen, binnen den muur inspringen en naar het plat des tempels geleiden. De wanden langs den trap bestaan uit soortgelijke groote vierhoekig gehouwene steenen. _ Dezen. trap opgeklommen zijnde, bevindt men zich boven op den tempel op een vierkant plat, uit verschillende vierhoekig gehouwene steenen bestaande. Dit plat heeft eene lengte, van het westen naar het oosten, van zes Ned. ellen, behalve het iets lager liggend voorstuk, hetwelk boven den trap uitsteekt. De breedte, van het noorden naar het zuiden, is aan de westzijde van dit plat acht en aan de oostzijde zeven Ned. ellen. In het midden van dit plat is eene kleine vierkante verhevenheid, waarvan elke buiten- zijde ruim een vierde Ned. el lang is. Dezelve is van binnen” hol, zoodat elke binnenzijde eene lengte heeft van twee en twintig duim Ned. ellemaat. Op eene diepte van eene halve Ned. el ‚ vernaauwt zich de opening tot eene kleine ronde holte van zeven duim Nederl. Bij eene peiling dezer holte vond ik niets dan losse aarde, zoodat het ook daaruit duidelijk wordt, dat de tempel van binnen geheel met aarde is opge- vuld. Op het plat des tempels ziet men in het front | 2. (18 ) des gebouws ‚ boven den trap, afbeeldingen van slangen met opgesperde muilen. Menigmalen heb ik er water in laten werpen, ten einde te onderzoeken, of deze slangen, welke van binnen hol schijnen te zijn en welker staart niet zigt- baar is, met eenig ander voorwerp in verband _— stonden. Het water liep dadelijk weg, doch waar het uitkwam, heb ik nog niet kunnen ontdekken; waarschijnlijk zakt hetzelve in de aarde, waarmede de tempel van binnen is op- gevuld. Vóór den tempel staan eenige beelden. Aan elke zijde van den. trap, welke naar het plat des tempels voert, staat een groote platte steen, als een schildpad uitgehouwen en bijna drie Ned. ellen lang. Een weinig ten westen dezer schild- padden staat een groot beeld (a), waarop thans een hoofd staat, hetwelk echter niet met het ligchaam is verbonden. Achter op dit beeld, ter hoogte van den buikband, is een opschrift (b). Naast dit beeld zit een tempelwachter (c).… Vóór _ hetzelve staat nog een schildpad, volkomen ge- lijk aan de twee bovengenoemde ‚ doch gebroken. _ Vóór deze schildpad staat een varken (d), op (a) Zie plaat II, no. 2. (4) Zie opschrift, no. 2. | (c) Zie plaat II, no. 3. (d) Zie plaat II, no. A. (19) welks voetstuk zich een opschrift bevindt, een jaargetal voorstellende (a). Nevens dit varken staan twee zeer groote steenen beelden (b), welke beide gevleugeld schijnen te zijn, doch thans zonder hoofd en zeer verminkt. Beide deze beelden zijn van een opschrift voorzien. Op het eene bevindt zich het opschrift op den rug (c), terwijl hetzelve op het andere van voren op den buikband is uitgehouwen (d). Aan de zuidzijde van den trap des wras staan nog de overblijfselen van twee kleine hei- ligdommen. Het eene (e), hetwelk op den af- stand van anderhalve Ned. el vlak voor den tempel staat, is thans slechts een plat langwer- pig vierkant vlak, waarvan de zijden ten oosten en westen eene. lengte hebben van vier ellen en vijf palmen en die ten noorden en zuiden van vijf ellen en vijf: palmen Ned. Aan de westzijde gaat men langs vier treden op naar het vlak, hetwelk door eenen muur, uit vierkante gehou- wene steenen bestaande, omringd is en zich om- streeks ééne Ned. el boven den beganen grond verheft. Op deszelfs zuid-oosthoek verheft zich (a) Zie opschrift, no. 9. (6) Zie plaat II, no. 5 en 6. (c) Zie opschrift, no. 3. LE (d) Zie opschrift, no. 4. (e) Zie plaat II, no. 7. 2. (20 ) eene _pyramidaalvormige hoogte , op welke aan de zuidzijde een opschrift (a), een jaarge- tal voorstellende , aanwezig is. Naast dit op- schrift bevindt zich een mannelijk figuur in eene zeer onbeschaamde houding, welks mond _ wijd geopend is (hb), terwijl aan de noord- zijde dier pyramyde zich eene waterloop bevindt, omstreeks vijf Ned. duimen breed en even zoo- vele diep, op dezelfde hoogte als de zoo even vermelde mond en midden door de pyramide _ heenloopende, zoo dat dezelve zich door dien mond ontlast zal hebben. Aan de westzijde dier pyramide bevindt zich een srwabeeld (c), staande op eene halve maan en in elke hand eene, aan beide einden gescherpte, drietand houdende. Het andere heiligdom (d), staat ten noordwesten van het laatstbeschrevene op eenen afstand van anderhalve Ned. el. Deszelfs basis is vierkant, daar elke zijde eene lengte heeft van twee en eene halve Ned. el. Het dak van dit heiligdom is geheel ingestort. Op elke der vier zijden zijn eene menigte kleine beeldjes en relief uit- gehouwen. Aan de westzijde is daarenboven eene langwerpig vierkante opening, welke zonder (a) Zie opschrift, no. 5. (4) Zie plaat V, no. 1. (c) Zie plaat V, no. 2. __{d) Zie plaat II, no. 8. (21) twijfel vroeger voor offerplaats gediend heeft en alwaar de Javanen nu nog offerhanden branden. Ten noorden van den bovenvermelden trap des tempels, op eenen afstand van drie Ned. ellen, bevindt zich het overblijfsel van een derde heiligdom (a), voor den tempel geplaatst, zoodat er slechts een naauwe doorgang tusschen beide is opengelaten. Hetzelve ligt vijf en eene halve Ned. el ten noorden van de zoo even vermelde offerplaats en is omringd door eenen muur, uit vierkante gehouwen steenen bestaande. Deszelfs lengte van het westen naar het oosten is ruim elf, die van het noorden naar het zuiden acht Ned. ellen, zoodat hetzelve zich verder dan de groote tempel noordwaarts uitstrekt. Er schijnen nog eenige sporen aanwezig te zijn, dat dit hei- ligdom zich oostwaarts langs een gedeelte van den noordenmuur des tempels heeft uitgestrekt. De oppervlakte van dit heiligdom is plat en verheft zich omstreeks ééne Ned. el boven den beganen grond. Thans is er geen trap aanwezig, langs welken men naar hetzelve opklimt. In het midden echter verheft zich hetzelve een weinig op eenen afstand van drie ellen en drie pälmen Ned. van de westzijde. Aan de zuid- en oostzijde (a) Zie plaat II, no. 9. (22) bevinden zich nog de overblijfselen van eenen hoogen muur. Nabij het midden dezer oppervlakte, dealt df meer zuidelijk, is een tweede muur, waarop zich vele basreliefs bevinden. Deze zijn, van alle de op Soekoeh voorhandene, het fijnst be- werkt. Aan de zuid-oost zijde van dit heiligdom staat een obelisk, waarop zich insgelijks veel beeldhouwerk bevindt. Aan de noord-oost zijde is nog eene andere pyramidaalvormige hoogte. Aan de zuid-west zijde staat thans op den rand van deze oppervlakte een gebeeldhouwde steen, op welks zuidzijde een beeldje (a) is uit- gehouwen, met den regtervoet op eenen olyfant en den linker op eene schildpad staande. Het- zelve heeft een menschelijk figuur, doch is van eenen langen snavel en van vleugelen voorzien, - terwijl zich sporen, als die van eenen haan, aan de voeten bevinden. Op de noordzijde van dezen steen is een ander beeldje (hb) uitgehouwen „ met aarendsklaauwen en vleugelen voorzien, op des- zelfs rug een menschelijk figuur dragende. Aan de noordzijde van het derde terras, staan nog tien gebeeldhouwde steenen op eene rij, van het westen naar het oosten. Derzelver tegen- («) Zie plaat III, no. 1. (4) Zie plaat III, no. 2. (25 ) woordige. plaatsing is, zoo als ik van Inlanders op Soehoeh vernomen heb, aan latere dagen toe- teschrijven. De eerste dezer steenen (a), van het westen af gerekend, stelt een thans zeer verminkt en daardoor onkenbaar geworden beest voor. De tweede een gehoornd. varken (hb), met eene bel om den hals. De derde (c) stelt iemand voor, welke voor eenen anderen zijn’ eerbied betuigt, op de gewone wijze der Javanen, door namelijk „de handen plat tegen elkander te houden en met de toppen der duimen de punt van den neus te raken. Achter den eerstgenoemden zit eene vrouw en achter den anderen een man; daarbij staat een klapperboom. Opmerkelijk is het, dat op dezen steen twee beeldjes voorkomen, welke eene kris dragen. De vierde (d) schijnt eenen opgetuigden- olyfant voortestellen, doch is zeer verminkt. De vijfde (e) stelt insgelijks het- zelfde beest. voor. De zesde (f) stelt iemand voor, welke eenen anderen aangrijpt en met een klein wapentuig, waarschijnlijk eene kris, naar hem steekt, terwijl er achter hem iemand komt met (a) Zie plaat II, no. (B) Zie plaat III, no. (c) Zie plaat III, no. (d) Zie plaat III, no. (e) Zie plaat III, no. (f) Zie plaaf III, no. Ot ar on (24) eene speer in de regter en een soort van rond schild in de linkerhand. Op dezen steen is een — opschrift (a). De zevende steen is onbewerkt. Op denzelven staat echter thans een beeldje met vier armen. Twee handen worden tegen elkan- der beneden de borst gehouden ‚ terwijl de twee andere naar achter gebogen zijn; in de regter- hand dezer laatste schijnt eene Lotusbloem te zijn, en in de linkerhand een ring. Vóór dezen steen staat op den grond een ander beeldje met gevouwene handen voor de borst en eene keten om den hals. Op dezen steen ligt nog een hoofd; met het haar zeer hoog gekapt, zoo als Srwa wordt afgebeeld met Gaxca in het haar. De achtste (b) stelt eenen boogschieter voor, terwijl een aap, de apenvlag dragende, snel wegloopt. De negende (c) stelt iemand voor met een zwaard in de hand, welke reeds een hoofd heeft afge- houwen en gereed staat, om eenen tweeden, die bij de haren wordt aangebragt, insgelijks het hoofd af te slaan. Achter hem staan twee men- schen en een huis. Op de afteekening in het werk van den heer Rarrres voorkomende, worden reeds twee hoofden als afgehouwen voorgesteld, (a) Zie opschrift no. 6. (6) Zie plaat III, no. 9. (c) Zie plaat III, no. 10, waarop evenwel dezelfdefout, welke op de teekening van den Heer Rarrres voorkomt, is ingeslopen. (25 ) doch bij nadere beschouwing van den steen is het mij gebleken, dat dit tweede hoofd’ toebe- hoort aan iemand, die op den achtergrond zit. De tiende (a) stelt in het midden een zittend mensch voor en achter dezen een ander, die zeer dik is, insgelijks in eene zittende houding: Vóór den eerstgenoemden staat iemand en achter dezen staan twee andere personen, met de aan- gezichten naar elkander gekeerd. Op den achter- grond vertoont zich een huis en daarnaast staan twee klapperboomen, tusschen welke zich een andere boom bevindt met digte bladeren. Deze laatste staat tusschen de twee eerstgenoemde per- sonen, terwijl de beide laatstgenoemde personen vóór het huis staan. De heer Rarrres vond op dit derde terras eene Lingam van zes voeten lang en vijf voeten in omtrek hebbende. Dezelve was in tweën ge- broken, doch beide deelen waren gemakkelijk te vereenigen. Rondom het voorste gedeelte waren vier ballen van gelijke grootte. Im de lengte derzelve was een opschrift in twee regels, zoo- danig, dat de letters onder elkander stònden: _ Boven eene dezer regels was de punt eener piek en boven dezelve kruisten twee vierhoeken el- kander; deze bevatten eenen circel in hun mid- (a) Zie plaat III, no. 11. (26 ) den: en schijnen, eene voorstelling van. de zon. te zijn.” Ter regterzijde daarvan is eene afbeel- ding vande maan in het eerste kwartier, en verder regts de afbeelding eener ster. Dit voor- “werp is echter thens niet meer op Soekoeh, maar in het museum van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen aanwezig. («)-— Behalve de reeds genoemde voorwerpen as er op dit derde terras nog een groot getal gebroken of geschonden beeldhouwerk aanwezig, hetwelk met de reeds genoemde beelden te zamen een getal van twee en vijftig voorwerpen vormt. Bijna alle schijnen tot voorstellingen van men- schelijke gedaantens behoord te hebben. Er zijn er echter verscheidene onder, welke thans alleen - | een paar voeten of eenig ander klein gedeelte van het ligchaam bevatten. Waarschijnlijk be- vinden zich hieronder vele stukken, welke vroe- ger tot hetzelfde beeld behoord hebben, De- zelve zouden echter thans hoogst moeijelijk weder bij elkander te brengen zijn. Allen te beschrijvén zoude eene nuttelooze omslagtigheid zijn. Daarom zal ik mij slechts tot diegene bepalen, welke van eenig belang kunnen worden geacht. (a) Zie opschrift no. 10. De maan is op deze afbeelding slechts ten halve en de ster in het geheel niet zigthbaar, dewijl dezelve zich op de keerzijde bevindt. - (27) Twee losse steenen, beide met een opschrift (a) voorzien; op eenen derzelve zijn nog de beenen en voeten van een beeldje aanwezig met het onderstuk der Sarong ; het onderlijf, de handen en de beenen van een groot beeld; het onderlijf en de beenen zijn geheel door eene Sarong bedekt, waar- over verscheidene einden des buikbands han- gen. De handen rusten aan beide zijden met den duim in eenen band. een vierkante steen, eene halve Ned. el hoog , van binnen geheel hol. Aan elke der vier zijden is een beeldje uitgehouwen, als: a, een vrouwenbeeldje; bh, een beeld met een kroon op het hoofd, zoo als het schijnt van eenen vorst en hetwelk meermalen op Soe- koeh voorkomt; ec, een man, met eenen af- hangenden kinbaard, zoo als die, waarmede Manapewa wordt voorgesteld; d, een vrouwen- beeldje. | een beeld, zonder hoofd, in eene zeer on- beschaamde houding. Im de regterhand is een werktuig, waarschijnlijk eene bijl of een hakmes. | een beeld, waaraan het hoofd en een ge- (a) Zie opschrift no. 7 en 8. (28 ) deelte van het bovenlijf ontbreekt, in eene zeer onbeschaamde houding: een slangenkop. het onderlijf en de beenen van een op de knieën liggend beeldje. een langwerpige vierkante steen, hoog één el en twee palmen Ned. Op denzelven is een vrouwenbeeldje uitgehouwen, met eene lage, ronde muts op het hoofd; het dikke haar komt echter van onder dezelve tot aan den nek toe te voorschijn. De ooren zijn met lange bellen versierd. Achter dit beeldje staat een klap- perboom, welks takken en vruchten boven het hoofd van het beeldje hangen. Op de neven- zijde staat een beeldje met-de linkerhand het linkerbeen naar achter opbeurende en met de regterhand den schouder der linker arm vast- houdende. Dit beeld draagt eene kroon op het hoofd. Op den kant des steens is eene -Pajong of zonnescherm, wier eene helft het laatstgenoemde beeld overschaduwt, terwijl de andere helft op de volgende nevenzijde- van dezen steen zich vertoont, waarop alleen. een klapperboom is uitgehouwen. De vierde zijde van dezen steen is onbewerkt. twee kleine vierkante steenen, waarop al- leen eenig snijwerk aanwezig 1s. een beeldje, waarvan alleen de voeten, bee- (29) nen en het onderlijf aanwezig zijn. De lin- kerhand beurt de Sarong aan de linkerzijde ‚op, de regterhand ligt op den buikband. ___ een beeld, waaraan het hoofd en de voeten ontbreken, de linkerarm hangt met gesloten vuist langs de linkerzijde, de regterhand ligt gesloten op de borst. een beeld, voorstellende eenen tempelwach- ter in eene zeer onbeschaamde houding. De regterhand houdt eene knods naar bôven, terwijl het regterbeen naar achter gebogen is. Op het vlak van het heiligdom, ten zui- den van den trap des tempels, staat aan de oostzijde een groote ovale steen, welke diep in den grond schijnt te zitten en dus tot dit heiligdom zelve behoort. Deze steen steekt ééne Ned. el boven den grond uit en heeft eene breedte van drie palmen. Dezelve schijnt een menschelijk beeld te hebben voorgesteld, doch is thans onkenbaar. | Op den laatstgenoemden steen lag het hoofd van eenen tempelwachter, niet, zoo als de overige voorwerpen uit de gewone blaauwe steen gehouwen, maar, naar het mij voor- komt, uit de roodachtige aarde gebakken, welke op zeer vele plaatsen van den Lawoe gevonden wordt. | eenige losse beelden op het heiligdom ten (30) ‘Noorden van den trap des tempels, waaron-. der een srwa beeld met eenen aan beide ein- den gepunten drietand in elke-hand, even als het beeld, voorgesteld op plaat V‚ n°. 2. Ach- ter op dezen steen is een boom afgebeeld , om welks stam twee slangen met de staarten door elkander gekruld zijn, terwijl derzelver kop- pen tegen over elkander naar boven zijn gerigt. zes beelden, alle zender hoofd. Bij elk beeld zijn de handen gesloten , terwijl de knokkels der vingers tegen elkander rusten en de top- pen der duimen naar boven gerigt tegen el- kander gehouden worden. In deze biddende houding liggen de handen op de borst. Eindelijk vindt men ten Zuiden van het derde terras nog een monument (a), naar hetwelk men langs vijf treden afklimt. Ter linker- en ter regterzijde van de tweede trede staat een -tem- pelwachter. Die aan de linkerzijde heeft het linkerbeen onder het lijf en de regter knie naar voren gebogen, terwijl de knods met beide han- den aan den regterschouder wordt gehouden. Die aan de regterzijde heeft het regterbeen on- der het lijf en de linkerknie naar boven gebo- gen; terwijl de knods met beide handen aan (a) Zie plaat IV, 1 n ij . EN (31) den linkerschouder wordt gehouden. Ten oosten van dezen trap, naast de vijfde trede, komt eene steenen waterleiding van onder den grond te voorschijn. Dezen trap afgeklommen zijnde, ziet men ten oosten een monument, bestaande uit drie regt op naast elkander geplaatste steenen, omstreeks anderhalve Ned. el, hoog. Op den eersten der- zelve is eeù mannelijk figuur uitgehouwen, hetwelk bezig is met het smeden van wapen- en andere werktuigen, wier vormen zeer veel over- eenkomst hebben met die, welke nu nog door de Javanen gebruikt worden. Dit figuur schijnt zijne knie tot een aanbeeld te gebruiken en zijne regterhand tot hamer. Hiermede stemt de over- levering der Javanen overeen, welke van ver- schillende beroemde smeden verhaalt, dat hunne kracht zoo groot was, dat zij hunne knieën tot dambeelden, hunne handen tot hamers en hunne _ vingers tot nijptangen gebruikten. De derde steen stelt een mensch voor, bezig zijnde met het maken van wind in eenen Javaanschen blaas balg. | Het middelste beeld stelt de Godheid Ganesa voor, welke door kunstenaars en geleerden bij- zonder werd vereerd, en een zeer algemeen huis- God bij de Javanen moet geweest zijn, blijkens de, menigvuldige afbeeldingen, welke van deze (82) Godheid op Java gevonden zijn. Het kan dus aan geenen twijfel onderhevig zijn, dat Gaxrsa hier als beschermer der smeden wordt voorge- steld. De,heer Rarrres verhaalt, dat hem berigt werd „ dat de inwoners uit de omstreken van Soekoeh nog gewoon zijn, alhier offerhanden te brengen, terwijl bij hen de overlevering bestaat, dat deze _ beelden de eerste Javaansche smeden voorstellen. Het komt mij voor, dat het aanwezen van deze beelden ten minste een duidelijk bewijs ople- vert, dat er oudtijds vele smeden op Soekoeh gewoond hebben. De overlevering verhaalt, dat er, tijdens den bloei van het oude Modjopahitsche rijk, onder de aldaar aanwezige smeden, groote kunstenaars geweest zijn. Wij zullen later onze gissing, aangaande het verband, hetwelk tus- schen Soekoeh, Tjetto en Modjopahit bestaan kan hebben, waarschijnlijk trachten te maken. Deze gissing in verband met het zoo even gezegde, - aangaande de beroemde smeden van Modjopahit, zoude dus tot het besluit brengen, dat de sme- den van Soekoeh af komstig zijn geweest van Mod- jopalut. Ten zuiden dezer drie beelden, ziet men een langwerpig vierhoekig vlak, ongeveer eene halve Ned. el boven den beganen grond zich verhef- fende. Op de noordzijde van hetzelve zijn twee (33 ) ronde gaten. Het is mij echter nog niet geble- ken, waartoe dit vlak vroeger gediend heeft. De reden waarom dit monument bij den tem- pel te Soekoeh, ofschoon niet op eene der ter- rassen ‚ geplaatst is, ligt waarschijnlijk in de ge- woonte, welke bij de Javanen bestond, om, uit eerbied voor hunne Goden, beelden bij de tem- pels te plaatsen, waardoor zij voor zich zelve de gunst dezer Godheden dachten te verkrijgen. Zij derhalve, die dit monument op Soekoeh geplaatst hebben, hebben waarschijnlijk daardoor. hunne kunst van smeden onder de onmiddellijke be- scherming der Goden willen stellen. | Op eene regte lijn met den boven vermelden trap, welke ten zuiden van het derde terras naar het laatst beschrevene monument voert, ligt aan de noordzijde van dit terras een andere trap, welke thans echter met steenen is toegemaakt. Alleen zijn de twee onderste treden nog zigtbaar, welke naar eene laagte, beneden het derde ter- ras gelegen, voerden. Er schijnen ook nog eenige _ sporen te zijn, dat een gedeelte van het boven “vermelde heiligdom , ten noorden van den trap des grooten tempels staande, zich tot dezen. trap uitgestrekt heeft. | Ga ui. Verklaring der oude monumenten op Soekoch. Tot dus verre eene beschrijving gegeven heb- bende der overblijfselen van de vroegere eere- dienst der Javanen op Soekoeh, ga ik thans tot eene verklaring derzelve over, voornamelijk tot _ oplossing der vraag : welke Eeredienst vroeger op Soekoeh geheerscht heeft. Alvorens echter hiertoe overtegaan, moet ik met een woord gewagen van het gevoelen van _ den heer Rarrtrs, welke overeenkomst meende te bespeuren tusschen sommige afbeeldingen op _ Soekoeh voorhanden, en die, welke onder de gedenkteekenen der Egijptische oudheid voorko- men. , Dat er in over-oude tijden eenige overeenkomst tusschen de Egijptische en de Hindoesche eere- dienst bestaan hebbe, is niet geheel onwaar- schijnlijk, hoewel nog zeer ‘onzeker; doch dezelve op Soekoeh te willen zoeken, is zonder grond. (35 ) Want, behalve dat men bij de overige monu- menten op Java, ten minste voor zoo verre mij bekend is, geen spoor van Egijptische eeredienst vindt, zoo ontbreken ook alle zekere geschied- kundige berigten, welke een onderling verkeer tusschen Java en Egijpte bevestigen kunnen. En, al had ook dit verkeer bestaan, dan nog zoude de overeenkomst tusschen de Egijptische en Hin- doesche eeredienst op Java veeleer aan de kus- ten dan in het binnenland moeten gezocht wor- den. Daarbij komt, dat de oude Egijptische cere- dienst ten tijde der stichting van de monumen- ten op Soekoeh, reeds sedert vele honderde ja- „ren vervallen was. Eindelijk zal hieronder blij- ken , dat eene der afbeeldingen op de poort voor het eerste terras, welke de heer Rarries voor | Egijptisch aanzag, met meer regt tot de Hin- doesche eeredienst gebragt kan worden. Alle de op Soekoeh aanwezige beelden te ver- klaren, zoude en onmogelijk zijn, wegens den verwoesten staat van de meeste derzelve, en ook minder met ons tegenwoordig plan overeenko- men, daar wij bepaaldelijk het aantoonen van de vroeger op Soekoeh geheerscht hebbende eere- dienst ons hebben voorgesteld. Daarom bepalen wij ons tot de voornaamste. Wij hebben boven reeds opgemerkt, dat op het derde terras, alwaar zich de voornaamste : 3”, (86 ) beelden - bevinden, een Srwa-beeld aanwezig 15, staande op eene halve maan, en in elke hand tar eenen aan beide einden gepunten drietand hou- dende. De groote Lingam, welke thans in het museum: van het Bataviaasch. Genootschap van Kunsten en Wetenschappen bewaard wordt, doch door den heer Rarries op Soekoeh nog aanwezig — is gevonden, is eene afbeelding ‚welke door de vereerders van Srwa in hooge achting wordt ge- E houden en waaraan Goddelijke eer bewezen wordt. Dat de Zingam op Soekoeh een voorwerp van vereering is geweest, blijkt ook uit de Lingaam en Joni, welke op den grond onder de poort, die naar het eerste terras voert; is uitgehouwen. Hieruit blijkt het dus, dat de Srwa-dienst en wel bepaaldelijk de. vereering van de Lin- gam, waaronder Srwa gediend wordt, op Soe- koeh heeft geheerscht. Het is echter zeer opmerkenswaardig, dat men op Soekoeh vele beelden vindt, welke niet “tot de dienst van Srwa maar tot die van Waiscuror behooren. „Aan de beide zijden toch der poort, welke naar het eerste terras voert, was vroeger” een groote arend met uitgespreide vlerken aanwezig. Dat men onder het beeld van den arend. moet denken aan Garorpa, waarop Wiscrror gewoon- lijk rijdende wordt afgebeeld, is ontwijfelbaar. as en (37) Volgens de Hindoesche Mythologie werd Garorna voorgesteld met den kop en de vleugelen van eenen vogel en de overige deelen des ligchaams gelijk aan die ván een mensch. Langzamerhand schijnt echter deze afbeelding tot die van eenen arend of ten minste daarnaar gelijkende te zijn overgegaan. Immers de Javanen: dachten zich dezen Garorva niet anders dan als eenen arend, zoo als duidelijk blijkt uit hunne taal, waarin het woord Garorpo maal te uit de Sanskrit- sche taal ontleend, eenen arend beteekent. De twee zeer groote steenen beelden, welke voor den tempel staan en beide gevleugeld schijnen te zijn, doch thans zonder hoofd en zeer ver- minkt, schijnen ook voorstellingen van GAROEDA te zijn. ; Er zijn echter. op Soekoeh nog twee afbeel- dingen dezer Godheid aanwezig op den steen, staande aan de zuid-westzijde van het heiligdom, hetwelk ten noorden van den trap des tempels ge- plaatst is, welke beide meer overeenkomst hebben met de voorstelling van dezelve volgens: de Hin- doesche mythologie. Op dezen toch wordt Ga- ROEDA voorgesteld als met de klaauwen, kop’ en vleugelen van eenen arend voorzien, terwijl de overige ligchaamsdeelen gelijken op die van een mensch. Op de zuidzijde van dien steen is Ga- roEDA aldus afgebeeld met: den regtervoet op (38 ) eenen olyfant en den linkervoet op eene schild- pad staande, terwijl op de noordzijde van dien zelfden steen Garorpa wordt voorgesteld, den God Wrscrsore dragende. De oorsprong dezer voorstellingen, welke op Soekoeh op éénen steen vereenigd zijn , wordt in het beroemde Sanskritsche gedicht, Maha- hharata genaamd , aldus verhaald: 3 cGarorna op zekeren tijd op reis zijnde, om — de maan te halen , ten’ einde daardoor zijne — moeder , die in slavernij bij hare zuster was, te verlossen, ging naar een meer , om iets te vinden, waarmede hij zijnen honger zoude kun- nen stillen. Aldaar aangekomen. vond hij eenen Olyfant en eene Schildpad , beide van onfzag- gelijke grootte te zamen vechtende. Garorná greep daarop met den eenen klaauw den Oly- fant en met den anderen de Schildpad en bragt dezelve naar eenen hoogen boom. Doch deze, _ die buitengewoon zware dieren niet kunnende _ dragen, dreigde om te vallen; weshalve Garorpá | dezelve naar eenen afgelegen berg voerde en er zich mede verzadigde. «Nadat hij vervolgens met veel. moeite de maan in zijne magt had gekregen, verborg hij dezelve onder zijne vleugels en keerde naar zijne moeder terug. Doch de Godheid Ispra en eenige andere Goden, hierover vertoornd, vielen (89) op Garorpa aan. Alle echter werden. verslagen , behalve Wiscunor, die evenwel door Garorpa zoodanig in het naauw werd gebragt, dat zij te zamen een verdrag maakten , volgens het- welk Garorpa ontsterflijk zoude worden en eene hoogere zitplaats dan Wrsennoe hebben, terwijl hij daarentegen het voertuig van Wisarnnor. wor- den zoude. Sedert dien tijd rijdt Waiscnnor op Garorpa en zit deze, in de gedaante eener vlag , op den top des wagens van WiscHsor. » Het eerste gedeelte van dit verhaal in dus door den beeldhouwer aan de zuidzijde van dien steen en het tweede gedeelte aan de toobslaijae van denzelven afgebeeld. De drie schildpadden , welke men op het derde terras, vóór den trap van den grooten tem- pel vindt, zijn. ook voorstellingen , welke op den God Wrscnnor betrekking hebben. Deze toch wordt in zijne tweede gedaanteverande- ring of Korrua-Warara voorgesteld als een schildpad , welke den berg, die in de melkzee stond en dreigde te verzinken , ondersteunde. Ook het gehoornde varken, hetwelk ten noor- den van het derde terras staat en insgelijk dat, hetwelk zich vóór den grooten tempel bevindt, is eene voorstelling van Wrisonnor in zijne derde gedaanteverandering of Worara-Warara. — In deze gedaante wordt Wiscrmwor voorgesteld. de (40) aarde op zijne hoorens terugbrengende, welke door den reus Heraunur Aksana weggenomen en als een blad te zamen gerold onder de zeven onderaardsche werelden verborgen was. Zoo is ook het monsterachtige wezen, eene menschelijke gedaante verslindende, hetwelk op de linkerzijde van de poort vóor het eerste ter- ras is afgebeeld en waardoor de heer Rarrres bewogen werd, om aan de Egyptische eeredienst te denken, waarschijnlijk eene voorstelling van Wiscrror, welke in zijne vierde gedaante veran- dering of Narasinna-Warara voorgesteld wordt als mensch doch met eenen leeuwenkop voorzien en den boozen geest Himansa Kasior, die tegen de Goden euvelmoedig was geworden, verscheurende. Het blijkt derhalve, dat men op Soekoeh bij de beelden, tot de Srwarriscue Godsdienst behoo- rende, andere heeft geplaatst, welke niet op Srwa maar op Wiscnroe betrekking hebben. Eene vereeniging van afbeeldingen dezer beide God- heden is ook op het vaste land van Indië niet vreemd en wordt door den heer J. Krarrorn (a) zeer juist verklaard. «l’esprit du polythéisme ‚» zegt hij, «toujours accommodant, Fest particu- lièrement dans ce pays (hij spreekt van Mepal), et les légendes ainsi que les particularités locales (a) Zie Journal Asiatigue, Île serie, tom. VII, pag. 98. Sin Bedden dn ad tr tn nl nb nd ara er (4) d'une secte sont si promptement adoptées par une autre, qu'il ne tarde pas à devenir difficile de leur assigner leur source véritable. C'est ainsi, que les formules et les cérémonies devin- rent bientot une propriété commune et quelque puisse. être le principe dominant, la pratique _ populaire recoit aisément une diversité de rites, qui sont propre à différentes croyances. C'est ce que Fon observe dans toute Tétendue de FHindoustan et souvent les sectateurs de Vrarnou s'assimilent à ceux de srwa» Dit wordt ook be- vestigd door F. Bucuanan in zijne Journey from Madras. through the Countries’ of « Mysore , Canara and. Malabar London. 1807. 4 tom L., alwaar hij op bladz. 240 en 30% verhaald „ dat vele der door hem bezochte inlanders Brama en Wiscrmwor voor dezelfde Godheid houden als Srwa, en W. Warp zegt in zijn werk, getiteld: A view of the History, Literature and Religion of the Hindoos , London 1817. 8° Tom 1., p. xxvu, dat de zwarte kleur van Wriscrnore te kennen geeft dat deze Godheid één is met Srwa. Wat den grooten tempel betreft, welke op het derde terras aanwezig is, dezelve komt bij eene verklaring van de eeredienst, welke op Soekoeh geheerscht zal hebben, vooral in aan- merking, nademaal dezelve het hoofdgebouw uitmaakt en men dus aldaar het hoofdvoorwerp (42) der vereering zal moeten zoeken. De heer W. Warp (1) getuigt, dat hij op het vasteland van Indië geene tempels kent, welke aan Wiscunor gewijd waren. Daarentegen is, aldaar een ontelbaar getal tempels gewijd aan de dienst van Srwa onder de gedaante eener Lingam, welke in elke tempel geplaatst is en. aldaar als eene godheid wordt vereerd. Deze tempels, zegt hij verder, maken verreweg het grootste gedeelte uit der op het vaste land van Zndië aan eenige godheid gewijde heiligdommen en het getal der dienaars van de Lingam is aldaar veel grooter dan dat der dienaren van alle andere goden te zamen. Daar men nu op Soekoeh zoowel van Srwa als van Wrscrnoe afbeeldingen vindt, en _ er. op Java wel een groot aantal tempels gevon- den worden aan de dienst van Stwa, doch geene aan de dienst van Wiscnnor gewijd, zoo ver- krijgt de veronderstelling, dat ook de eeredienst te Soekoeh voornamelijk aan Srwa gewijd is ge- weest eene hooge mate van. waarschijnlijkheid. Dezelve komt tot genoegzame zekerheid, wanneer men in aanmerking neemt, dat de, thans te Batavia aanwezige, Lingam door hare bijzondere grootte en dikte duidelijk bewijst een hoofd voor- werp van vereering te zijn geweest. Hiermede (1) In zijn aangehaald werk, pag. XXVIII en pag. 16. ed (43) komt ook de inhoud van het opschrift overeen, hetwelk op deze Lingam gevonden wordt (a). Im- mers hetzelve toont duidelijk. aan, dat de in- standhouding van het menschdom van dezelve afhangt, en als zoodanig werd haar dan ook Goddelijke eer bewezen. Deze meening wordt ook nog bevestigd door de Lingam en Joni, welke op den grond binnen de eerste poort uitgehou- wen zijn, als welke den naar den hoofdtempel opgaanden Javaan reeds vooraf indachtig maakten aan het hoofdvoorwerp der vereering. Daar het aldus duidelijk is geworden , dat de eeredienst ops Soekoeh. gewijd was aan de godheid Srwa onder de gedaante eener Lingam, zoo blijft « de beantwoording der vraag overig: in welk verband dit hoofdvoorwerp der vereering met den grooten tempel gestaan hebbe. Volgens het bovenaangehaald getuigenis van den heer W. Warp, is op het vaste land van Indië de Lingam in den tempel geplaatst. Op Soekoeh echter kan dit voorwerp zich niet binnen den tempel bevonden hebben, nademaal dezelve rondom eenen heuvel is gebouwd en dus geene opening heeft, noch ook op de buitenzijde der muren eenig spoor aanwezig is, dat dezelve al- daar gestaan kan hebben. De kleine vierkante (a) Zie opschrift no. 10. (lk) verhevenheid, welke op het plat van den tem- | pel aanwezig is, zoude ons met volkomene zeker- heid doen besluiten, dat de Lingam aldaar ge- staan heeft, zoo niet de basis derzelve grooter van omvang ware dan de genoemde verheven- heid,‘ Hierdoor wordt het onmogelijk, dat de Lingam binnen dezelve, en zeer onwaarschijnlijk, dat zij op dezelve bevestigd is geweest, ten zij men aanneme, dat de Lingam op deze, voor zulk een zwaar ligchaam zoo wankelbare, plaats nog op. eenige andere wijze“ steviger is bevestigd ge- worden. Doch in dat geval kan ik geene reden vinden, waarom deze vierkante verhevenheid hol is, daar integendeel een gevuld ligchaam beter aan het doel zoude beantwoord hebben. Zoo derhalve de Lingam werkelijk op het plat des tempels gestaan heeft, zal hare plaats waarschijn- lijk naast de genoemde vierkante verhevenheid geweest zijn, en heeft: deze gediend tot het ontvangen der offerhanden, welke aan haar werden toegebragt. Heeft echter de ZLingam niet op den tempel. gestaan, dan zal het plat van denzelven waar- schijnlijk gediend hebben, om daarop gebeden uittestorten en offerhanden aan den God Srwa te brengen, terwijl men de plaats der Lingam alsdan ergens op het derde terras zal moeten zoeken. Doch waar dezelve geweest zij, is thans (49) met geene zekerheid te bepalen. De heer Rarrres vermeldt niet bepaaldelijk de plaats, waar hij de Lingam gevonden heeft en bij inlanders al- hier of te Soekoeh, heb ik daaromtrent geen na- rigt kunnen bekomen. Misschien stond dezelve in dat geval op de offerplaats, welke vóór den groo- ten tempel staat en welker dak, thans geheel ingestort, nog eene aanmerkelijke hoogte heeft. - Zeker althans is het, dat de Lingam gestaan en niet gelegen heeft, zoo als die te Tjetto ‚ want anders zoude het nutteloos geweest zijn, om aan de, alsdan onzigtbare, keerzijde van het opschrift eene ster en een gedeelte der halve maan uit te houwen. IV. Over den Stichter en den tijd der stichting dezer monumenten. De Javanen verhalen, dat Radhen Bannoene; zoon van Damas Morso een klein zoon van Pra- boe Birowo, omstreeks het jaar van SALIWAHANA 1366, de stichter dezer oudheden geweest is. Deze Radhen Barnoene werd door Browmsoso den zesden, vorst van Modjopahit, voor zijne bewezene diensten tot vorst van Penging verheven, onder den naam van HaxpasanimenerRat. De reden , waar- om hij te Soekoeh eenen tempel en verdere mo- numenten gesticht zal hebben, wordt duidelijk uit een ander verhaal, mij door den geleerden Radhen Ngabehi Roncco Warsrro medegedeeld. Praboe Hanpasanmenerat namelijk had vroeger onderwijs ontvangen van eenen boetedoener 7oe- han Gorrorpsor genaamd, welke op Soekoeh zich onthield. ’s Vorsten hooge achting derhalve voor MA peen Ve np ge (HT) dezen zijnen leermeester en heiligen persoon „ welke allerwaarschijnlijkst te Soekoeh begraven is, zal hem bewogen hebben, om deze ge- denkteekenen ter eere der Godheid Srwa op die geheiligde plaats op te rigten. Praboe Hanpa- JANINGNGRAT behoorde dus tot die vereerders van Srwa,- welke deze godheid onder de gedaante eener Lingam aanbaden en welker secte, volgens den heer Crawrunp (a), nog overig is op Bali. „Met het bovengenoemde jaartal komen ook nagenoeg de jaargetallen overeen, welke op Soe- koeh nog gevonden worden. Dat toch in de jaren 1361, 1362, 1363 en 1364 de voornaamste voorwerpen op Soekoeh vervaardigd zijn, is dui- delijk „dewijl deze jaargetallen gevonden worden op de beelden zelve, in den muur der obelisk van het heiligdom ten zuiden van den trap des tempels en op eenen der gebeeldhouwde steenen, welke ten noorden van het derde terras staan. Omtrent den stichter is echter in de opschriften zelve niets vermeld. Er is evenwel op Soekoeh een zeer opmerkens- waardigen steen door mij gevonden, ‘het jaar 1228. behelzende. Dezelve is van- eene geele en zeer brosse ‘soort, terwijl bijna alle overige monumenten uit de gewone blaauwe steensoort (a) History of the Indian Archipelago, Tom. M. p. 224. (48) vervaardigd zijn. Die steen was daarenboven niet aan eenig gebouw of beeld bevestigd, maar lag los. op den grond. In welke betrekking deze tot de overige monumenten op Soekoeh staat, is mij „nog niet gebleken. Misschien hebben er reeds ‘van het jaar van Sarrwanana 1228 of vroeger … eenige monumenten op Soekoeh » be- staan, terwijl in de jaren 1361—1364 voorna- melijk «de tegenwoordige monumenten -vervaar- digd zijn. \ Dit vermoeden schijnt bevestigd te worden door de bovenvermelde pverlevering aangaande Toehan Gorrorpsor. Immers hij had zich, zoo _ als het schijnt, reeds vóór 1360 als boetedoener op Soekoeh nedergezet, gaf aldaar onderwijs. en door zijnen leerling werden de thans nog be- staande oudheden gesticht. Wanneer men hierbij de oudheden op Zjetto in aanmerking neemt, welke plaats, even als Soekoeh, de woonplaats van eenen boetedoener is geweest en alwaar wel verscheidene beelden, doch nog geen tempel aan- wezig is, terwijl de twee aldaár aanwezige op- schriften acht jaren verschillen, dat komt men als van zelve tot het vermoeden, dat op deze geheiligde plaatsen van tijd tot tijd. uit godsdienst- ijver beelden of andere voorwerpen werden ge- plaatst. Dit is mij ook gebleken uit een op- schrift, nabij Padjadjarran gevonden. en door (49) de vriendelijkheid van den heer T. Bik van Batavia mij toegezonden. Langzamerhand nam dan de roem eener zoodanige heilige plaats toe en ten laatste liet deze of gene vorst aldaar eenen tempel bouwen. | Hoewel men derhalve het begin der stichting dezer monumenten niet met juistheid bepalen kan, moet men echter, op grond der overleve- _ ring en der opschriften, de voleinding derzelve stellen omstreeks het jaar 1364 van SALTWAHANA, dat is tegen het midden der vijftiende eeuw van de Christelijke jaartelling. Dat Prahoe HANDAJANINGNGRAT, zoo hij wezen= lijk de stichter dier monumenten is, hierin door inwoners van Modjopahit ondersteund zal zijn geworden, is zeer waarschijnlijk. Immers hij was gehuwd met de dochter van Browimsoso VI, Modjopakit’s laatsten vorst en had aldus de ge- schiktste gelegenheid, om kunstenaars van dit rijk naar Soekoeh te brengen. Het aanwezen der afbeeldingen van verschillende ijzeren werktui- gen en eener smederij, ten zuiden van het derde terras, terwijl de smeden van Modjopahit voor hunne kunst beróemd waren, bevestigt deze gissing nader, vooral wanneer men de overleve- ring aanneemt, dat Praboe HANDAJANINGNGRAT bij. zijne menigvuldige reizen van Penginy' naar Modjopahit, over den Lawoe toog en Soekoeh tot | kh. (50 ) eene rustplaats had verkozen. Zoo 1s er ook op den top van het Lawoe-gebergte een vier- kante steenen muur aanwezig, waar, volgens zeggen der Javanen, even eens eene rustplaats voor dien vorst geweest is; Ten laatste vindt men onder de ruïnen van Modjopahit dezelfde voorwerpen als te Soekoeh en Tjetto. Immers in zijne beschrijving der overblijfselen van dit be- roemde Javaansche rijk, vermeldt de heer. Rarr- res. eene Lingam en eenen Garoeda, beide voor- werpen, welke te Soekoeh en Tjetto hoofdvoor- werpen der vereering zijn geweest. Hieruit blijkt het dus, dat men op Soekoeh en Tjetto dezelfde voorwerpen vereerd heeft als in Modjopahit en de onderlinge betrekking dezer drie plaatsen tot elkander wordt daardoor des te waarschijn- lijker. De verwoesting der monumenten op Soekoeh zal men waarschijnlijk in denzelfden tijd moeten stellen, waarin die op Zjetto zijn vernietigd. De nabijheid dezer beide plaatsen bij elkander _ geeft aan deze gissing groote waarschijnlijkheid, vooral wanneer men daarbij in aanmerking neemt, dat Zoemengoeng Smrnoramone zich, na den. val van, Zjetto, niet op Soekoeh maar ten zuiden van deze plaats, zoo als het schijnt nabij Tawang Mangoe, heeft nedergezet. Ware Soekoeh door Pracrwoneso, den van Demak uitgezonden (31) verdelger der Hindoesche godsdienst, of zijne volgelingen niet bezocht en verwoest geworden, dan zoude deze plaats voorzeker voor de ver- eerders der Lingam de geschiktste geweest zijn. 4 : Verklaring der Opschriften op Soekoeh. De opschriften op Soekoek zijn, zoo als de meeste, welke op Java gevonden worden, in de oude Kawi-taal, doch zonder dichtmaat op- gesteld en en relief op de steenen uitgehouwen. Bij het ontcijferen derzelve is het van belang hetzelfde op te merken, hetwelk men bij het overige beeldhouwerk aldaar waarneemt: De beelden toch, zoowel die op zich zelve staan, als die en relief zijn uitgehouwen, moeten in schoonheid van vormen en in juiste proportien verre beneden die van andere oude monumenten op Java gesteld worden. Hieruit moet men dus besluiten, dat zij, die dit beeldhouwerk ver- vaardigd hebben, of minder zorg aan hun werk hebben besteed, of daarin minder ervaren waren. Het laatste is zonder twijfel het geval op Soekoeh geweest. De Javanen schijnen hier geheel aan zich zelve te zijn overgelaten en niet door kun- (53) stenaars’ van « deni „overwal te zijn ondersteund. Van daar dat de afbeeldingen der Goden op Soekoeh niet. met die juistheid bewerkt zijn, welke « men van eenen « kunstenaar; in zijne Godenleer ervaren, verwachten zou.: Van daar ook-de vele voorstellingen, welke uit het hui- selijk. leven der Javanen ontleend. schijnen te zijn. De getrouwe nabootsing der Javaansche kleeding heeft voorzeker ook daaruit haren oor- sprong genomen. : Dit nu soest op hen, welke de opdolinifders op Soekoeh in steen hebben uitgehouwen, is het geenszins te verwonderen, dat zij eenige-on- naauwkeurigheden daarin “begaan hebben en somtijds een’ letter in eene moeijelijk te -herken- nen gedaante hebben uitgedrukt. Om echter in de ontcijfering derzelve volgens vaste gronden te werk te gaan, heb ik, na een naauwkeurig onderzoek van den vorm van het letterschrift op Soekoeh, daarvan eerst. een alphabet ver- vaardigd en daarna volgens hetzelve de opschrif- ten zelve. gepoogd te verklaren. Omtrent dit hier «achter bijgevoegd alphabet is het moter, _ op te merken. De lijn aan de regterzijde der letter ams is daneens van de beide lijnen aan de linkerzijde afgescheiden, dan weder met dezelve- vereenigd. De verschillende _gedaanteveranderingen » hier- (34) daor ontstaan, zijn in het alphabet mede opge- geven. mïfloodts . ob Jel BEN „De letter aan» verwisselt. van: twee. tot drie naar beneden getrokkene lijnen. De verschillende gedaanteveranderingen, welke tusschen dezen _ overgang plaats hebben, komen mede in deze opschriften voor en ijms in het alphabet opge- geven. De in deze opschriften vnndlaad vorm der letter aa, wordt thans alléén als Raapngngen gebruikt. De tweede of lantite, roi der letter an komt meer met de tegenwoordige gedaante, der- zelve overeen «dan de eerste. | „De hoekige gedaante der letter ais valse: afgerond, van daar dat één der beenen aan de hinkerzijde soms is weggelaten, waardoor deze letter bijna geheel met de afgeronde gedaante der letter ann, overeenkomt. - De ‘eigenlijke gedaante der letter an, in deze epschriften voorkomende, is een cirkeltje, het- welk echter door onnaauwkeurige afbeelding soms hier of daar is afgeplat. Waar hetzelve van boven niet gesloten is, komt het meer met de tegenwoordige gedaante der letter ans over- een. —_ De aanhechting der Woeloe of Soekoe heeft ook soms eene kleine verandering in den vorm dier letter te weeg gebragt. (55) De hoekige gedaante der’ letter aus is soms afgerond. De drie eerste vormen der letter aa komen het meest met de tegenwoordige gedaante der- zelve overeen. De vierde is minder naauwkeurig. Bij den vijfden en zesden vorm is de afscheiding tusschen het eerste en tweede gedeelte dezer letter door een cirkeltje of puntje aangeduid. Over den zevenden. vorm. zullen wij. bij ‚opschrift no. 1 spreken. | | | De eerste vorm der letter. SEN komt meer met derzelve- tegenwoordige Pasangngan overeen. De tweede en, derde nadert: meer. tot de Hespe dige. gedaante dezer letter, De laatste. vorm der: letter en « wardi Pek als Pasangngan gebruikt. | De drie eerste vormen der letter em, zijn eene oude ‘gedaante derzelve. De, vierde en vijfde komt meer overeen met de tegenwoordige, Pa- sangngan dezer letter. De zesde isde as; waar- aan echter. het. naar «beneden gehaald streepje aan de regterzijde ontbreekt. | De drie laatste vormen der Eren zijn vooral in gebruik. ‚wanneer de letter met taling taroeng geschreven wordt. (56 ), OPSCHRIFTEN. No. 1. qena manma Lj ed is he 3 N Uw voornemen zij op te passen (hierdoor) verkrijgt gij geluk. De twee laatste letters der eerste regel verwek-= ken eenige moeyelijkheid. „Beide toch hebben eene gedaante, welke in deze opschriften niet weder voorkomt en welke daarenboven van de bekende vormen van het oud Javaansche letter- schrift zeer verschilt. Hierdoor ben ik genood- zaakt tot eene gissing mijne toevlugt te nemen en is het mij waarschijnlijk voorgekomen , dat het cirkeltje boven de eerste dezer twee letters ontbreekt. Aldus stelt, volgens het hierachter volgend alphabet deze letter eene an“ voor. De vorm der laatste letter komt het meest over- een met die der a of an Daar echter maa al- léén eenen hier passenden zin geeft, heb ik deze letters door dit woord vertaald. De tweede letter der tweede regel is ook niet geheel juist. Doch niet alleen de zamenhang der «_ rede, maar ook de in deze opschriften meer- malen voorkomende onnaauwkeurige schrijfwijze (37) _ van dezelve (vergelijk b- v. het derde en zesde opschrift), heeft mij in deze letter de aa x doen herkennen. Het eerste woord @EMIN is het zelfde als het thans nog gebruikelijke age ne en het Ma- _leische 35, No. 2. aan am an en dn a A an an eN aan AN ann Jl & 5 Verwach-den grooten God; wach een weinig. 1362. __De middelste figuur der vijfde regel kan geene moeijelijkheid verwekken. Dezelve verschilt van de andere figuur der letter an in deze opschrif- ten voorkomende, alleen: daarin , dat de boven en beneden hoek dier letter is afgegrond. Eene soortgelijke afronding van dezelve Komt ook voor (38) in- opschrift. 10. Bij de laatste letter isde bo- venlijn te veel naar beneden getrokken; waar- door de cirkel, welke onder die bovenlijn. nioet voorkomen ‚onduidelijk is geworden. De laatste cijfer van het jaargetal, onder dit _ opschrift vermeld , is thans geschonden. Het is echter nog duidelijk genoeg zigtbaar, dat daar- mede de cijfer a is. bedoeld. No. 3. | Re ede he oppen gee dt eren ln EE 4 gean an les gene ER ED En werd bn ens AN rde De Persoctois verhindert altijd. eene. slechte daad. ; hem „ die overlast aandoet, betoomt hijs hij zet paal en perk aan hem, die steelt „ die zeer stout spreekt „die inhalig is „ door zijne afdwalingen zeer. ongehoor- zaam vs (en) zondigt tegen de. Goden, hem, (59) die zich tegen de sterkste durft te verzetten en hem die trouweloos handelt. Hij (de pries- oedter) komt tot hem met onderrigt en goede lessen. 13683. | In het werk van den heer Rarries, (History of Java tom. 2. pag. 60) is eene vertaling gege- ven van dit zelfde opschrift, volgens eene ver- klaring, daarvan door den Sultan (toen Panem- bahhan) van Sumanap in het Javaansch _opge- steld. Dezelve luidt aldus: (This is an advice to mankind, whose igno- crance arises out of-a covetous desire to obtain «amore than they possess. If mankind were: not «dy their disposition inclined to be covetous of what others possess, and to scandalize. each «other, where would be the use of. advice; when «they are receiving adviee they have a confidence an doing what is right, but afterwards they «follow their natural inclinations. . Therefore , «oh ye men of the city, be advised. by this, not «to follow such dispositions, but.to do what is «required of you by the times and the ‘customs of the country, and be not singular.” Het groot verschil tusschen deze vertaling en de door mij gegevene zal. ieder. duidelijk. genoeg in het: oog vallen. Jammer is het dater. in het werk van den heer Rarrres geene bewijzen voor (60 ) zijne vertaling gegeven zijn, noch de waarde van elke letter in het opschrift is. aangewezen. Hiervoor ‘kan ik mijne vertaling slechts verde- digen door den lezer te verwijzen naar het gegevene Alphabet en de hier onder volgende aanmerkingen. De laatste letter der eerste regel is niet juist, aan de linkerzijde derzelve ontbreekt eene ge- bogene streep, welke met die aan de regter- zijde te zamen eenen cirkel had moeten vormen, misschien is de bijvoeging der woeloe hiervan de oorzaak. De zesde figuur op de derde regel stelt de zoogenaamde «n\ miring voor, dat is, de letter en met de opening naar de linker- zijde in plaats van uaar de regterzijde gekeerd. Deze en amiring wordt thans alleen als cijfer ge- bruikt en geldt wier. De vierde letter op de vierde regel is niet naauwkeurig. „Van onderen had de lijn een weinig binnenwaarts moeten gebogen zijn, terwijl er van boven tusschen de twee bij elkander komende lijnen een kleine ruimte _ had moeten openblijven , zoo als b. v. bij de vierde letter op de vijfde regel. De volgende ‘letter stelt de, thans als pasangngan gebruikt wordende letter b voor. Het verschil , het welk thans tusschen het gebruik der an en an bestaat, werd oudtijds tusschen dezelve niet in acht geno- men , zoo als mij ook uit eene inscriptie te Kadiri (61) waarvan ik een afschrift aan de vriendelijk- heid van den heer Resident Van Terumeex ver- schuldigd ben , gebleken is. De zevende letter der vierde regel heb ik verklaard door eene ax ofschoon derzelver gedaante meer op die eener wa gelijkt. De reden hiervan is voorzeker aan de onnaauwkeurigheid van den’ beeldhou- _wer te wijten , nademaal de zamenhang der rede, alhier het woord {> vordert. De tweede let- ter op de vijfde regel is ten onregte van boven geopend. Misschien is dit ontstaan, door dat de beeldhouwer de lijn ter linkerzijde van boven niet genoeg gebogen heeft, waardoor de letter a te groot zoude geworden zijn , zoo hij dezelve van boven gesloten had. De volgende letter an heeft een Paten „bij zich. Eene zoodanige schrijf- wijze waarvoor men thans de Zjetjak gebruikt, komt meermalen in de Javaansche opschriften voor. De derde letter op de zesde regel stelt de ‘letter @n\ voor, bijna zoo als dezelve thans nog geschreven wordt, met dit onderscheid , dat het naar boven gebogéne lijntje aan de regterzijde iets lager had moeten geplaatst worden. De van onder naar boven gehaalde lijn aan de regter- zijde, welke thans bij de en gebruikelijk is, ontbreekt zeer dikwijls in de Javaansche op- schriften. De zesde letter op de zevende regel is in eene moeielijk te herkennen gedaante uitge- (62) houwen. Dezelve had moeten voorstellen eene Ux (zijnde in dit oude schrift eene cirkel). De tegenwoordige gedaante echter van deze let- ter in dit opschrift heeft de duidelijkste ken- teekenen van het zij door den val van het beeld, hetwelk door den heer Rarrres weder opgerigt is, hetzij door den regen te zijn bedorven. Mij althans is het waarschijnlijkste toegeschenen, dezelve door ax te verklaren, nademaal het woord UW i UN eenen hier zeer _passenden zin geeft. Kk ka Gn is eene nu nog in de Javaansche poëzij zeer gebruikelijke zamentrekking voor in ma afl an aam \ Overigenskomen in dit op schrift eenige woor- den voor, welke ook nu nog bij de Java- nen gebruikelijk zijn, zoo als: Wu “het 4 zelfde als: eraf bean altijd; DN dee, 2 mensch, waarvoor éénmaal voorkomt top oe thans maya 2007, naj thans, on Qh wet, wegens. De Priester in dit opschrift bedoeld , is mis- schien Toehan Gorrormsor. No. 4. dt un a ann An (63 ) A LW | vrl In | _am ll e be Begin. met offer- handen, als gij bidt. 1364. De eerste letter is dezelfde als die, welke in op- schrift No. 3 aan het einde der eerste regel voorkomt, doch, wegens het kleinere schrift _ hier meer ineengedrongen. No. 5. m0. Bi 1363. A9, 6. Be ha RE El ann DI eam: Het is zonde, wanneer (gij) er genoegen an stelt om menschen, die de Goden aan- ii wit te lagchen. 1361. (64) Het de | GEST is thans nog in gebruik ; in plaats Bet, Pingkal gebruikt men echter de \ en schrijft cn U rij De tweede letter op de tweede _ regel is zeer onachtzaam afgebeeld. Het cirkel- tje aan de linkerzijde ontbreekt. No. 7. ann a Ly a: ET No: 8: | Om het voet stuk van dezen steen is eene slang gekronkeld en op deze bevinden zich twee verschillende opschriften , waar het eene, met de letter a geteekend, het volgende gezegde bevat: Ie pakke Hetzelve bestaat uit vier woorden , welke te zamen een jaartal uitdrukken : 1362. Hetzelve « wordt volgens de regelen der Zjondro Sangkolo dus berekend: aman ‚ dragen. ag BOTER \ voor dhire smaken. . …. 6. Gi zenden . 3 mun voor amauans verkeerd. 1 | | 1562. ‚ Het andere opschrift met letter hb geteekend, staat met betrekking tot het opschrift onder letter (65) & vermeld omgekeerd , waarschijnlijk om deze twee des te duidelijker van elkander te onder- scheiden. Hetzelve bevat het volgende gezegde: ON UJ LN) 5 U) ANJ \ PDT FA Kunt gij raden. Deze vraag wordt tot hen gerigt, welke het voorgaande opschrift onder letter a vermeld , en geenen volzin maar een jaargetal uitdrukkende, verklaren willen. De twee malen voorkomende weglating der letter un in opschrift a, is in poëzij zeer ge- woon en in de opschriften geenszins vreemd. In het spreken zoude dezelve op die plaatsen ook weinig of niet gehoord worden’, vermits de woor- den, die dezelve onmiddellijk voorafgaan , met eene opene lettergreep en dat wel zonder bij- gevoegde klinker, dat is met eene haksoro le- genno eindigen. De eerste letter van opschrift hb is eene verkorting van ash aan \ gij, welke zeer dikwijls voorkomt in de poëzij. „No. 9. ann 5 & AMA 1361. No. 10. Deze steen bevat drie verschillende opschrif-, ten. Het eerste is van boven naar beneden ge- 5. (66 ) schreven in twee regelen , beginnende aan de regterzijde. Het middelste bevat een jaargetal en het onderste of derde bevat eveneens een jaargetal, doch niet in cijfers, maar in woorden en volgens de 7jondro Sangkolo te berekenen. Wij zullen dezelve achtereenvolgend opgeven en verklaren. pe | REEN EN EEEN LE ZOCEESS EE EE (67 ) Acutum pudendi virilis simile est acuto hastae. Omnes, quibus occurrit, effugiunt. _Ubicunque tangit, vult obedientiam. Prae- bet vitam et corpus. Neque illa, quâ ve- hitur , caret favore (a). Cuspis hastae, quacum membrum virile com- paratur, supra lineam ad partem dextram si- gnata est. Supra cuspidem hastae signatus est sol, luna et stella; dimidia autem pars lunae atque stella in parte hujus lapidis conversâ signata est. Figurae supra lineam ad partem sinistram cum stellarum quoque figuris valde conveniunt. Doctus ille Javanus, Ronggo War- siro, mihi, harum figurarum explicationem roganti, respondit : tamdiu membrum virile ho- nore afficietur, quamdiu sol luna atque stellae micant. | Beneden dit opschrift leest men het jaargetal amn a (ie a heee 1362. Onder dit jaargetal is hetzelfde op nieuw uit- gedrukt, doch niet in cijfers maar in woorden. (a) Lector eruditus ignoscat, me eruditorum tantum sermone versionem huius inscriptionis dedisse. Homo Euro- paeus non ita pudore caret, sicuti Javanus. 5”, (68 ) een qed en on Ran (ay anr DEN Uk nk: te zien zijn … FUNAI dn beweging zijn . (TAN vlam. ° ge (oo stof. … = @ > 1e 1362. LL Kort overzigt van hetgeen tot nu toe omtrent Tjetto geschreven is. De heer Crawrunp is de eenigste, welke eenige melding heeft gemaakt van oudheden op Zjetto (door hem Katto genaamd) aanwezig. In zijn beroemd werk, getideld: History of the Indian Archipelago maakt hij van dezelve melding in het tweede deel, bladzijde 198 — 199, 206, _ 210—211, 216 en 224. In eene aanmerking __op bladz. 199 geeft hij te kennen, dat hij zijn verhaal omtrent Zjetto ontleend heeft van den heer Wiraus, welke de aldaar aanwezige oud- heden schijnt bezocht te hebben. Volgens het verhaal van -den heer Warzrams zouden de oudheden op Zjetto op twaalf el- kander opvolgende terrassen gelegen zijn. Op een derzelve vond hij eene Lingam van zes voeten lang en een beeld, Srwa voorstellende met vijf hoofden. Ook trof hij er een opschrift aan, het jaar 1356 beteekenende. * | (70) Dit is het eenigste, hetwelk betreffende deze oudheden is bekend gemaakt. Volgens gevoelen van den heer Crawruap moet derzelver stichting, even als die van Soekoeh toegeschreven worden aan eene secte der vereerders van Srwa, welke kort voor de invoering van het Mohammeda- nismus op Java kwam. u. Beschrijving der oude monumenten op Tjetto. Van Karangpandan den weg naar. Soekoeh opgaande, verlaat men dien, ter helfte van den- zelven en daalt ter linkerzijde in een ravijn neder. Daarna beklimt men eenen anderen berg, aan de overzijde van dit ravijn en bereikt als- dan spoedig de dhesa Kemoening. Van hier is door de zorg van den heer Hanpr een weg ge- maakt midden door koffijlanden, welke, noord- oostelijk opgaande, vervolgens door onbebouwde en geheel woeste streken loopt, aan beide zijden door hooge Glaga omgeven. Ten laatste voert die weg door een groot bosch, uit Tjemoro- boomen bestaande ‚, hetwelk zich van hier tot aan den top van het Lawoe-gebergte uitstrekt, naar eenen hoogen heuvel. Dezen in eene noor- delijke rigting opgaande heeft men, na deszelfs top te hebben bereikt, aan de regterzijde en dus oostwaarts de plaats Zjetto “in het kar (71) wisch hart beteekenende), alwaar zich eenige oudheden bevinden. | Deze plaats, geheel met Zyjemoro-boomen be- groeid, bestaat uit veertien elkander oostwaarts opvolgende terrassen. Na drie derzelve opge- gaan te zijn, welke, ofschoon hare tegenwoor- dige gedaante blijkbaar door menschenhanden verkregen hebbende, echter geen verder spoor van eenig ‘kunstwerk bevatten, komt men aan eenen steenen trap, welke uit dertien ongelijke treden bestaat. Dezen opgeklommen zijnde, be- vindt men zich op een terras van omstreeks twaalf en eene halve Ned. el lengte. De breedte is zeer moeijelijk te bepalen, dewijl hetzelve eene rondachtige gedaante heeft, misschien wel in lateren tijd ontstaan. Op dit vierde terras bevindt zich verder geen overblijfsel van vroegere tijden. Regt tegen over den zoo even vermelden trap is de opgang naar het vijfde terras, bestaande uit vijf en twintig ongelijke treden. Hetzelve heeft eene lengte van negen Ned. ellen en vier palmen. ‘Ook hier was de breedte wegens de ronde gedaante van het terras moeielijk te be- palen. Digt bij den bovensten steen van deze opgang staat een groot beeld. Het aangezicht is monster- achtig , zoo als dat der tempelwachters op Soekoeh. De snorren loopen langs den mond naar beneden 4 (75) de bakkebaarden zijn breed en gaan van de ooren “tot aan de snorren. In de ooren zijn groote bellen (a), zoo als Manapewa gewoonlijk draagt; de bel inhet regter oor bestaat uit acht driehoeken. De linkerhand hangt loodregt langs het lijf, terwijl de regterhand geopend op den buikband ligt. Aan de polsen zijn breede armbanden. Aan den duim der regterhand is eene dikke ronde ring en zoo het schijnt ook „aan den duim der linkerhand. De buikband, rondom het ligchaam gewonden , loopt aan de regterzijde over de regterdij en aan de linker- zijde onder den hangenden arm door naar achter, en aldaar naar beneden. Het beeld ligt geknield , met de beide beenen onder het lijf. Hetzelve heeft eene groote kroon of Makoetho op, in welker midden, boven op het hoofd, zich eene figuur bevindt, even als de oorbel in het linker- oor, uit negen driehoeken bestaande (bh). Het beeld is thans van de linker- naar de regter- zijde benedenwaarts in twee stukken gebroken, welke echter nog op elkander staan en volkomen passen. Hetzelve heeft eene hoogte van ééne Ned. el, één palm en vijf duim. | ‚Vlak achter dit beeld, met den rug naar het- (a) Zie plaat IT, no. 1. (6) Zie plaat 1, no. 2. (4) zelve gekeerd, ‘staat het. beeld eener vrouw, welker sarong, evenals de Javaansche vrouwen úu nog gewoon zijn dezelve te dragen, de borst geheel bedekt. Het aangezicht is thans van voren en aan de linkerzijde geheel geschonden, maar de mond, neus en oogen liggen nog op eenen lossen steen er nevens, het hoofdhaar _ schijnt van achter naar de linkerzijde te zijn opgebonden. In de vooren zijn groote ronde bellen / gelijk door de Javaansche vrouwen nog gedragen worden. Van achter de oo ren «en over de wangen hangende komt de knop eener bloem, waarschijnlijk de Lotus te _ voorschijn (a). De regterarm hangt loodregt _ langs het ligchaam, de linkerhand Higt geopend op den buikband. De armbanden om de polsen bestaan uit drie ringen, waarvan de’ middelste de dikste is: ‘Dit beeld heeft eene hoogte van ééne Ned. el. | wenk schee Schin ‘“_- Naast het eerstgenoemde beeld, ter regterzijde van hetzelve, ‘een weinig meer naar voren staat een steen „waarop een groot hoofd is uitgehouwen met groote naar boven gebogene snorren “voor- zien. In de ooren hangen kleine ronde bellen. De kroon op het hoofd schijnt oorspronkelijk niet verschild te hebben van die, waarmede het (a) Zie plaat 1, no. 3. (75) eerstgenoemde beeld versierd is. De verdere be- werking van dezen steen is echter gestaakt , zoodat dezelve een onvoltooid beeld daarstelt; hetwelk negen palmen vijf duim Ned. hoog is. Na twintig ongelijke treden opgegaan te zijn, _ komt men op het zesde terras, hetwelk eene lengte heeft- van negen el en één palm Ned. Op het midden van hetzelve staat een. beeld; gelijksoortig aan het eerstvermelde, met het lin- kerbeen onder het lijf en de regterknie vóór het lijf gebogen. Op de laatste rust de regter- hand, welker duim, in de hoogte staande, tegen de eveneens opgehevene duim der linkerhand ‚rust, terwijl de gekromde vingers der beide handen insgelijks tegen elkander rusten. In _ deze houding worden de handen een weinig. be- neden de borst tegen het lijf: gehouden. (a). De armbanden bestaan uit. drie ringen, waarvan - de middelste de dikste is. De snorren en bakke- baarden zijn even als bij het eerstvermelde beeld. Ook komen de oorringen met de bij hetzelve vermelde overeen, met dit verschil, dat zij slechts zes driehoeken bevatten. Dit beeld heeft geene kroon op, maar «het haar hangt in krullen over het hoofd tot aan. den nek. Het voorhoofd _1s ‚hoog gewelfd. en op het midden van hetzelve (u) Zie plaat FT, no. 4. (76) vormt het naar achter gestreeken haar eene * lange punt. De einden des buikbands hangen van voren en van achter loodregt naar beneden. _ Het beeld heeft eene hoogte van ééne Ned. el. De trap naar het volgende of zevende terras “is in twee deelen verdeeld. Na eerst zes treden te zijn opgegaan, heeft men eene smalle vlakte van één en drie vierde Ned. el lengte, waarop zich echter geene voorwerpen bevinden. Ver- volgens klimt men nog achttien treden op en _ bevindt zich alsdan op het zevende terras. Op — het midden der zestiende trede staat een neut of vierhoekige steen, welke tot grondslag van deurposten of eenig ander gebouw gebruikt wordt. Op ‘het begin van dit zevende terras, juist bij den trap, staan nog vier andere soortge- lijke vierhoekige steenen in een vierkant. De twee voorste steenen zijn grooter dan de twee achterste, terwijl deze laatste in grootte geheel overeenkomen met den steen, welke op de zestiende trede staat. De afstand dezer vier steenen van elkander is anderhalve Ned. el in de breedte en twee Ned. ellen in de lengte. Achter dezelve volgt nog eene trede, aan wel- ker beide zijden zich een muur verheft, uit __ ongelijke doch meestal smalle langwerpig vier- kante steenen vervaardigd. Deze muren zijn e (A7) _ thans ééne Ned. el hoog. Vroeger moeten zij veel hooger geweest zijn, gelijk blijkt uit de _ vele losse en hier en daar op dezelve verspreid liggende steenen. De lengte dezer muren van het westen naar het oosten is vijf en eene halve Ned. el; de breedte van het noorden naar het zuiden is vijf en drie vierde Ned. el. Den muur ter linkerzijde opgaande b vindt men op denzelven nog het spoor van een vier- _ kant gebouw, welks grondslag uit drie vier- kanten bestaat, welke boven elkander liggen, doch telkens inspringende, zoodat het onderste het grootste en het bovenste het kleinste vier- kant uitmaakt. Ofschoon ook deze grondslag __eenigzins verwoest is, liggen echter de neuten, van dezelfde gedaante als de zoo even beschre- vene, nog op hare plaats. Op den muur ter regterzijde staan thans twee hooge Zjemoro- boomen, doch, ofschoon er nog wel eenige steenen op denzelven verspreid liggen, is echter op dezen muur niet zoo duidelijk het spoor van een ge- bouw aanwezig, als op den muur ter linkerzijde. Het is niet onwaarschijnlijk, dat de vijf boven- vermelde neuten bestemd waren voor een gebouw , hetwelk verbonden zoude worden met het zoo evengenoemde„ welks grondslag op den muur ter linkerzijde nog aanwezig is. Op den muur ter regterzijde zal zonder twijfel ook een zoo- (78) danig gebouw aanwezig zijn geweest, of zal men ten minste plan gehad hebben op den- zelven ook. een zoodanig op te rigten. Het geheel zal misschien eene poort-hebben moeten vormen; niet ongelijk. aan die, welke men thans nog vóór het eerste terras te Soekoeh aanwezig vindt. Tusschen deze muren slagen zijnde, giet men aan derzelver oosthoek twee beelden staan. Dat ter linkerzijde, negen palm en vier duim Ned. hoog, stelt eenen staanden man voor, welke midden. op het voorhoofd eene kleine ronde verhevenheid. heeft, misschien het derde oog der godheid Srwa verbeeldende. De snorren dd A loopen gekruld naar boven. In de ooren zijn bellen even als die van Manaprwa; uit vijf driehoeken bestaande. Van achter de ooren en over de wangen hangende komt aan elke zijde eene bloem te voorschijn (a). Eene kroon is op het hoofd, hetwelk echter thans van den romp is afgescheiden. De linkerarm hangt loodregt naar beneden, terwijl de hand geopend tegen het been ligt. De regterarm is naar voren ge- bogen en de regterhand ligt gesloten met. den duim naar boven op den buikband. De duimen en vingers van dit beeld zijn zeer lang. - Om (o) Ziet plaat 1, no. 5. (79) “ den pols is een kunstig bewerkte armband (a). Om den elleboog is eene slang twee malen’ ge- kruld, met den kop naar voren gekeerd, ‘ter- wijl eene ‘keten om den hals hangt, waaraan een gelijk versiersel als aan den armband: be- vestigd is, hetwelk op de borst nederhangt. De buikband is slechts met ééne vouw om het lijf gebonden. en hangt -van voren zoowel als van “achteren regt naar beneden. Beneden op die band, aan de achterzijde van het beeld is een op- schrift. (b). | | Het beeld, ter regterzijde, eveneens negen palm en vier duimen Ned. hoog, is zeer ge- schonden. De oorbellen zijn even als die van het zoo even vermelde. beeld, doch de overige deelen van het hoofd zijn zeer beschadigd. De linkerarm hangt loodregt naar beneden, terwijl met de hand de sarong wordt vastgehouden. De regterarm is gebogen en de hand ligt ge- sloten op de. borst, welke zeer verminkt is. Om, de polsen, zijn armbanden uit twee ringen bestaande, … Het beeld is bekleed met eene lange sarong, welke tot op de voeten nederhangt en met, eenen buikband, welks lis van voren een weinig. afhangt, is vastgebonden. (6) Zie plaat I, no. 6. (c) Zie opschrift no. 1. (80 ) Op het midden van dit terras liggen twee hoopen steen, op eenigen afstand van elkander, in eene regte lijn van het noorden naar het zuiden. Aan het einde van hetzelve verheft zich aan _ de noordzijde eene vierkante hoogte van onge- veer ééne Ned. el, welker wanden uit ongelijke steenen zijn opgetrokken en welker binnenste _ ruimte met aarde is opgevuld. Midden op deze _ hoogte verheft zich eene tweede verhevenheid van één el zeven palm en drie duim Ned. hoog. Dezelve is vierhoekig uit regelmatige langwerpig vierkant gehouwene steenen opgetrokken. De binnenruimte is ook hier met aarde opgevuld. De basis dezer verhevenheid is juist vierkant, daar elke zijde eene breedte heeft van één el _ en zeven duim Ned. De breedte der boven- rand van het oosten naar het westen is één el en — twee palmen Ned., terwijl die van het noorden naar het zuiden bedraagt één el en negen palm _ Ned. Aan deze bovenrand is op elke der vier hoeksteenen een Garoeda-beeldje uitgehouwen («). Deze verhevenheid is gebouwd uit inspringende steenlagen , zoodat derzelve dikte in het midden slechts uit éénen steen bestaat. Daarna springen de steenlagen weder uit en vormen van boven …— de opgegevene breedte. (a) Zie plaat L, no. 7. - hon ben en tea (ôL) Bovenop liggen thans eenige stukken van ge- broken beeldhouwerk: uit dezelfde roodachtige misschien - gebakke steensoort, welke men ook op Soekoeh aantreft. Onder dezelve bevinden zich: | } Een slangenkop. Een aangezicht met ronde geopende- mond en van achter hol. Het heeft volkomen de gedaante van het aangezicht des beelds, het- welk op de zuidzijde der pyramide, ten zuiden van den trap des tempels te Soekoeh geplaatst, zich bevindt en aldaar tot waterleiding dient. Ook dit voorwerp zal waarschijnlijk hiertoe gediend. hebben of ten minste daarvoor be- stemd zijn geweest. | „Een menschenhoofd met oorbellen, zoo als die „van Manapewa, uit vijf: driehoeken be- staande. Aan de kin is nog het kenmerk van eenen. afhangenden baard zigtbaar. - Mis- schien behoorde dit hoofd tot een beeld „ het- welk Maraprwa voorstelde. | Een middellijf met tegen elkander geslo- tene. handen, welke een weinig beneden de borst. gehouden worden, terwijl de duimen naar boven gerigt, tegen elkander rusten. Vóór den trap, die naar het volgende terras voert, staat een beeld met het linkerbeen. onder Het en de regterknie vóór het lijf- gebogen. 0 Pd (82) hoofdhaar hängt in krullen af tot aan den nek. Aan de ooren hangen ronde. bellen en van achter dezelve komt aan elke zijde eene bloem, over. de wangen. hangende, te voorschijn (a). Eene slang dient tot halsketen en evenzoo slingert zich eene slang om den elleboog. De linkerarm hangt loodregt naar beneden , terwijl de regterhand. gesloten met den duim naar boven op de borst ligt. De buikband, met kleine vierkante ruiten versierd ‚hangt schuins langs de linkerdij af. Dit beeld heeft eene hoogte van negen palmen Ned. | Aan de noordzijde van dien trap ligt een ge- zadelde doch thans gebroken olifant op den grond. Na vijf treden van den naar het volgende terras. leidenden trap te zijn opgegaan, heeft men eene vlakte van één el en zeven palmen Ned. en naast deze treden, aan beide zijden, _ de stijlen eener poort, zooals die vóór het eerste terrasop Soekoeh. Elke stijl heeft eene breedte van één el, één palm en zeven duim Ned. en eene hoogte van ééne el, twee palmen en vijf duimen. Op den stijl ten zuiden is een opschrift (hb), hoog drie palmen en negen duim en breed vier palmen en acht duimen: (a) Zie plaat FT, no. 8. (4) Zie opschrift no. 2. E , mai derntndvn d EEd n en Br re ce en (85) Deze stijlen. worden afgebroken door een vlak, lang zeven palmen en zes duimen Ned. Op het vlak aan de zuidzijde staat een olifant, welke door eenen “man wordt bereden, wiens hoofd echter thans afgebroken is. In de regterhand _ houdt ‚hij eene. haak , ‘waarmede de olifanten worden aangedreven. De linkerarm hangt lood- regt langs het lijf. Deze gebeeldhouwde steen heeft eene hoogte van vijf. palmen en zeven duimen. Naast denzelven staat thans een be= werkte steen, welke ‘waarschijnlijk « tot versie- ring van iets zal gediend hebben (a). In het midden, bij de lijn A‚ is het onderstuk ge- „scheiden. Zoo als het schijnt, is dit voorwerp oorspronkelijk - uit twee stukken vervaardigd. Het. heeft eene hoogte van zeven palmen en negen duimen Ned. | Op het vlak ten noorden staat een” beeld zon- der hoofd, met de beide handen op den rug gebonden. Hetzelve heeft eene hoogte van vier palmen en vijf duimen Ned. Daarnaast staat een. viervoetig dier van het mannelijk geslacht, met gespletene hoeven, gelijk die van een koe- beest, doch korte breede staart, gelijk die van een paard, welke ter helfte is afgesneden. - De hals van dit dier-is naar achter gebogen en (a) Zie plaat 1, uno. 9. 6” (84) vervolgens vereenigd met het ligchaam van den berijder. … Van deszelfs kop is geen spoor. Op _hetzelve ‘rijdt een man, thans zonder hoofd, wiens linkerarm-langs de dij nederhangt, ter- wijl de hand om de dij naar achter is ge- bogen; de regterhand ligt op den hals van dit dier. Deze gebeeldhouwde steen heeft eene lengte van vijf palmen en zes duimen en eene hoogte van vijf palmen en drie duimen. Daarnevens liggen nog twee afgebrokene menschenhoofden, misschien tot de twee laatstvermelde beelden behoord hebbende, ofschoon dezelve thans niet meer naauwkeurig daarop passen. ) Daarna stijgt men weder zes treden op. De stijlen der poort verlengen zich aan beide zijden van den trap, doch bovenaan vindt men geen verder spoor eener poort, zoodat: het onzeker - is, of dezelve ooit voltooid is geworden. Boven op den stijl der poort aan de aard staat thans een groote Tjemoro-boom. Na aldus het achtste terras bereikt te hebben, hetwelk eene lengte heeft van achttien ellen en vier palmen en eene breedte van acht en twintig ellen en ruim acht palmen Ned., heeft men ten zuiden van den trap een mannenbeeld met nederhangende snorren voorzien. Aan de ooren hangen ronde bellen en van achter dezelve komt aan elke zijde- eene bloem, over de wang (85) hangende, te voorschijn. (a). De handen liggen kruiselings over elkander beneden de borst. De hoogte van dit beeld is ongeveer negen palmen. Naast ‘hetzelve staat een bewerkte steen, welke even als de boven vermelde en daaraan volkomen gelijk ‚ tot versiering zal gediend hebben (bh). é Op dit terras bevinden zich acht verheven- heden. «Ten noorden en ten zuiden is’ eene langwerpig vierhoekige verhevenheid, gemerkt een f‚ breed drie ellen en zeven palmen en lang elf ellen Ned. Verder zijn er nog twee verhevenheden ten noorden en twee ten zuiden; de eerste zijn „gemerkt a en c,‚-en de tweede bh. en d. De verhevenheden a en hb zijn geheel vierkant en hebben eene breedte en lengte van drie ellen en zeven palmen ‘Ned. De verheven- heden c en d zijn eveneens vierkant en hebben eene lengte en breedte van drie ellen en één palm Ned. Deze zes verhevenheden hebben alle eene hoogte van vijf à zes palmen Ned: Tusschen. de vier laatst genoemde staan nog twee andere langwerpig vierhoekige verhevenheden, eene ten noorden gemerkt g, breed één el en lang twee ellen. Ned., en eene ten zuiden, gemerkt h, breed twee ellen en lang één el Ned. De laatste ed (a) Zie plaat I, no. 8. (6) Zie plaat IT, no. 9. (86 ) zijn volkomen gelijk aan die, welke wij op plaat L, n° 7 hebben voorgesteld, doch zonder de afbeeldingen van Garorna. Sina Op de verhevenheid, gemerkt a, ligt een menschenhoefd met ronde bellen” in de ooren, terwijl aan elke zijde van achter dezelve eene bloem,” over de wang hangende, te voorschijn komt (4), Daarnevens staat een bewerkte steen, waarop een dier van het mannelijk geslacht is uitgehouwen. Het gelaat is dat van een mensch. De voorpooten zijn kort, met lange vingers voorzien en naar achter gebogen, als waren het de vinnen van een visch, terwijl de achter- pooten met lange toonen naar voren gekromd liggen. De staart PN welke over den rug lag, is thans afgebroken. Dit dier wordt bereden door eenen man, van wien thans slechts de beenen óverig zijn, terwijl zoowel de hals van het beest als de voor- en achterpooten met eenen band zijn voorzien. Het geheel is om den steen ge- beeldhouwd, terwijl die gedeelten van denzelven, welke niet tot de voorstelling zelve behooren; aanwezig zijn gebleven, zoodat het of. nog niet afgewerkt is, of, wat misschien waarschijnlijker is, eêne geringe kunst verraadt. (h). (a) Zie plaat [, no. 8. (4) Zie plaat 1, no. 10. (87) + Vóór de verhevenheid -d staatveen beeld, met de beide beenen onder het lijf gebogen. Het hoofd is zeer geschonden en het gelaat ontbreekt geheel. Aan het achterhoofd is nog het spoor eener kroon zigtbaar. Om den hals hangt een keten, waaraan over de borst een versiersel hangt van dezelfde gedaante als het achterstuk der ‘kroon, met de punt naar. beneden han- gende (a). Zulk een versiersel dient ook voor oorbellen. De linkerarm hangt regt naar be- neden. De regterhand ligt geopend op den buik. De banden omde polsen en ellebogen hebben een versiersel, gelijk aan dat hetwelk over de borst hangt. Dit beeld is zeven, palmen Ned. hoog. | „Vóór ‘de verhevenheid c staat “een beeld in dezelfde houding «als het zoo even vermelde. De neus is zeer geschonden. Van achter de ooren en over de wangen hangende komt aan elke zijde «de knop eener bloem, waarschijnlijk. de Lotus ‘te voorschijn (hb). Aan de ooren hangen ronde bellen. De armen zijn naar voren ge- bogen en de ‘handen rusten met opgehevene duimen. tegen elkander beneden «de borst (c). De duimen zijn met ringen versierd, de polsen (a) Zie plaat IT, no. 11. (6) Zie plaat IT, no. 3. (c) Zie plaat IE, no. 4. (88 ) en ellebogen met armbanden uit drie ringen bestaande, waarvan de middelste. de breedste is, op welke ronde bolletjes zijn. uitgewerkt. Dit beeld is negen palmen en twee duimen hoog: Op het midden van dit terras bevinden zich nog eenige voorwerpen, welke slechts een weinig boven «den beganen grond verheven zijnen plat op denzelven nederliggen (a). Het eer- ste voorwerp is eene, één el, acht palmen, acht duimen, en vier strepen lange, en één palm ; vijf duimen en zeven strepen breede Lingam , uit. drie steenen bestaande en aan den kop met drie ballen voorzien. Op deze Lingam ligt een Zjetjak met den staart naar den kop van de. Lingam gekeerd. - Vóór den kop der Zingam ligt een langwerpig aan de punt driehoekig toeloopend voorwerp, welks voorstelling mij onbekend is. Op de Zingam volgt een driehoek, uit ‘verscheidene steenen gevormd. Op dezen driehoek in het midden bevinden zich drie kikvorschen , naar het westen, noord-oosten en zuid-oosten. gekeerd. Regt tegenover den kop van den kikvorsch, die naar het westen gekeerd is, ligt een visch, in het Javaansch Talero, in het Maleisch Meawat ge- (a) Zie plaat II. (89 ) naamd. … Tegenover den kop der beide andere kikvorschen liggen Zjetjaks. Ten zuiden der kikvorschen ligt een zeekrab en ten noorden een ander zeegedierte, in het Javaansch Mimi genaamd. Op de basis des driehoeks ligt een visch. met den kop naar het westen gekeerd, in het Javaansch Oeling genaamd, hebbende de gedaante van eenen dikken paling. Ten noorden en ten zuiden van de basis des driehoeks ligt op eenen afstand van twee Ned. ellen een ster, uit negen stralen bestaande, terwijl zich aan elken der vier windstreken buiten den omtrek der stralen een klein vier- kant bevindt. De ster ten noorden is zeer be- schadigd. Op het, midden der basis van den driehoek is eene derde ster uit zeven stralen bestaande. | Na zeer kleine tusschenruimte volgt een vleder- muis. met uitgespreide vleugelen, ongeveer zes ellen Ned. lang. Op dezelve ligt eene schildpad „van drie ellen, twee palmen en negen duimen breeden vier ellen, één palm en vier duimen lang. Achter den staart der vledermuis en vlak vóór den trap naar het volgende terras ligt eene andere schildpad, zes palmen en zes duimen breed, en zeven palmen en vijf duimen lang. Naast dezelve staat een. beeld in eene opgerigte houding. Het hoofd is van den romp gescheiden ; doch bevindt (90 ) zielt-nog los op- denzelven.… De snorren zijn-maar beneden gebogen. Op het hoofd is eene- groote kroon. (a); Aan de ooren hangen ronde bellen, terwijl aanelke zijde eene bloem vanachter de ooren te voorschijn komt, welke over de wang hangt (b). De armbanden bestaan uit slangen. De einden des buikbands hangen van voren en van achter regt af tot tusschen de voeten. Dit beeld heeft eene hoogte van ééne el Ned. Aan de andere zijde dier schildpad liggen twee zeer kleine schild- padjes op elkander, blijkbaar van hare oorspron- kelijke plaats verwijderd. Daar naaststaat een paard ‚waaraan thans de kop ontbreekt, gezadeld volgens de nu nog bij Javanen gebruikelijke wijze. Aan het zadel is tevens een staartriem bevestigd en over de borst. en den rug hangen troetels.. Van den ruiter zijn nog slechts de beenen en voeten, welke in eenen stijgbeugel rusten, overig. In de - regterhand,„ welke eveneens nog zigtbaar is, be- vindt zich, maar het schijnt een stokje, hetwelk naar achter wordt gehouden om: daarmede ‘het paard: aantesporen:» Ter zijde van dit paard ligt het _middellijf. totaan de beenen van een menschenbeeld, welks regterhand geopend op den. buik ligt, terwijl de linkerhand on naar beneden ‘hangt. rt: (@) Zie plaat T, no. 12. (6) Zie plaat 1, no. 8: (HA) De opgang naar het volgende of negende terras bestaat uit’tien treden. Aan de bovenste trede ge- komen; héeft-men zoo wel links van zich; als te= gen over zich eenen muur, welke den trap van het terras afscheidt. Deze muren zijn zeer laag en thans ingestort. Die, welke zich op eenigen af- stand tegen over den trap bevindt, is iets breeder dan de trede zelve, zoodat men, om op het ne- gende terras te komen, een weinig regts “moet wenden en dien muur aan deszelfs zuidhoek, voor- bij gaan. Eenen zoodanigen muur vindt men ook nu nog tegen over de poort van het plein, vóór de huizen der Javanen van eenigen rang. Dit terras heeft eene lengte van elf ellen en drie palmen Ned. en eene breedte van zeven en twintig ellen. Zoodra-men-op hetzelve gekomen is, heeft men ten noorden van zich een beeld; welks beide armen regt naar beneden hangen. Midden op het hoofd is het-haar, even als bij de Chinezen, in eene kleine rondte te zamen gebonden ‚en hangt in eenen korten staart tot aan den nek naar bene- den. De snorren van dit. beeld loopen. gebogen naar boven. De armbanden bestaan uit drie rin- gen; waarvan de middelste. de dikste is: en” op welke kleine ronde bolletjes zijn uitgewerkt. Het beeld heeft eene hoogte van zeven palmen of vijf duimen Ned. Aan het einde van dit terras is ten noorden en ten zuiden eene vierkante verheven- (92) heid, hoog zes palmen en acht duimen Ned., terwijl derzelve breedte en lengte bedraagt drie ellen, zeven palmen en vijf duimen Ned. Vóór de verhevenheid ten zuiden staat een beeld, ruim ééne Ned. el hoog, met het regterbeen onder het lijf en de linkerknie vóór -het lijf gebogen. De lin- kerhand ligt op de linkerknie en de regterarm hangt regt naar beneden, terwijl de hand op de knie schijnt te rusten. Ten noorden van den trap ‚ die naar het vol- gende terras voert, staat een beeld ; ééne el en drie palmen hoog. Aan de ooren hangen ronde bollen, terwijl eene bloem aan elke zijde van achter de- zelve te voorschijn treedt en over de wang hangt (a). Om den hals zijn twee slangen gekronkeld, welker gekroonde koppen, tegen over elkander vóór de borst regt opstaan. Om den elleboog is eveneens eene gekroonde slang gekronkeld. Om den pols is een versierde armband. In de regterhand is eene groote knods (b), soortgelijk aan die, welke op Soekoeh voorkomt onder de wapenen, uitgewerkt op den steen beneden en ten zuiden van het derde terras geplaatst. De linkerhand, welke op de lin- kerdij rustte, is afgebroken. Het regterbeen , thans afgebroken, lag onder het lijf, terwijl de linker- ve (a) Zie plaat I, no. 8. (6) Zie plaat IT, no. 13. (95 ) knie vóór het lijf gebogen nog ongeschonden is. Ten zuiden van dien trap staat een beeld, in de- zelfde houding als het laatstvermelde. In deszelfs regterhand is eene gewone knods, zoo als die, welke de tempelwachters op Soekoeh dragen. In de linkerhand is een rond schild. De regtervoet ligt op zijde tegen den staanden linkervoet. Het hoofd is-thans in tweeën gespleten. De hoogte van dit beeld is ééne el Ned. De trap, die naar het volgende of tiende terras voert, bestaat uit zeventien treden, welke aan beide zijden door eenen schuinsoploopenden muur omgeven zijn. Omstreeks het midden dezer muren springen dezelve op drie plaatsen naar binnen. De diepte van elken insprong is negen palmen en de afstand tusschen den eersten en tweeden , en den tweeden en derden insprong, is-vijf palmen en acht duimen Ned. i Op den eersten insprong ten zuiden staat eene koe, met een bel aan elke zijde van den hals. Op den nek bevindt zich een kikvorsch en daar achter zit een mensch, waarvan thans alleen de beenen en de regterhand op den rug der koe rustende overig zijn. Op den tweeden insprong ten zuiden staan de stukken van drie gebrokene beeldjes, alle zonder hoofd. Een derzelve is kennelijk eene vrouw, welker sarong hare borst bedekt. Bij eenander beeldje worden, de handen, tegen elkander geslo- , (9) ten „ met duimen naar boven derst (a) ‚beneden de borst gehouden. bs | | Op den tweeden insprong ten noorden staan nog de beenen en. voeten van een menscheunbeeld. „De bovenvermelde zijmuren des traps verheffen zich tot boven de hoogste trede en vormen aldaar eenen muur van ééne el Ned. hoog en ééne el'zes palmen en vier duimen breed. Daarna daalt men weder zes treden af. Vóór de onderste dezer treden ligt een klein”schildpadje. Ten zuiden van dezen laatstgenoemden … naar . beneden. voerenden trap staat: een beeld. met eene kroon op „het hoofd: Aan de ooren: hangen lange hellen en eene bloem komt van achter dezelve aan- elke zijde-over de wangen hangende te voorschijn (b): De gekromde vingers der beide handen rusten tegen elkander en eveneens de opgehevene duimen (c). In deze houding worden de. hánden- beneden de borst gehouden. Aan de beide zijden: van dit beeld hangen twee lange koorden, welke «op den linkerschouder beginnen. Dit beeld, op eenen _ platten steen uitgehouwen, is ééne el Ned: hoog: Op dit tiende terras, lang-elf ellen en drie pal- men’, en breed drie en twintig ellen, acht palmen — _(@ Zie plaat [, no. 4. (6) Zie piaat IT, no. 14. (c) Zie plaat TI, no. 4. (95) etì zes duimen, zijn vier verhevenheden; waarvan — het noordelijkste en’ zuidelijkste langwerpig vier- kant is, elk ‘breed twee ellen‘en lang vijf ellen: Op de vierkante verhevenheid «’‚, drie ellen zeven palmen en vijf duimen breed en lang, bevindt zich een olifant in eene liggende houding en gezadeld, zonder echter door iemand bereden te worden. Het zadel is boven“op geheel glad. De snuit des olifants is afgebroken: Dit beeld is hoog drie palmen en twee duimen en lang vijf palmen Ned. Op de vier- kante verhevenheid’ b eveneens drie ellen ‚ zeven palmen eu vijf duimen breed en läng, doch iets hooger dan de andere, zijn vele baszreliefs-en deze is de eenigste plaats op Tjetto, waar ‘zich dezelve bevinden. Onder deze komt een steen voor, waarop twee menschen achter elkander zttende zijn uit- gehouwen. De voorste derzelve draagt eene kroon en maakt zijne eerbiedige groete, door de’ handen plat tegen elkander té hóudert ‘et ‘de toppen der duimen tegen’ den heus ‘te brengen, voor eenen derden’ persoon’, welke staat en eveneens eene kroon draagt. Op eenen anderen steen is een huis uitge- houwen en vóór hetzelve’ staat een man. Op eenen derden steen is een’ man, eene Tjokro of Wisch- noe-pijl in de hand houdende. Vóór hem stdât een boom, waaronder zich aan elke zijde eene offer- vaas bevindt. Achter die bóom staat een man op zijn hoofd. Op eenen vierden steen staan twee (96 ) menschen, welke pijlen op elkander afschieten. Tusschen hen staat een olifant en boven dezen, verbeeldende achter denzelven te staan, een kar- baauw. Achter den karbaauw staat een hooge boom, waaraan twee vruchten naast elkander hangen. Behalve de ea opgenoemde steenen, zijn er nog vele andere rondom de verhevenheid hb, doch. welke ik tot mijnen grooten spijt niet verder heb kunnen onderzoeken, dewijl de dag reeds ver ge- vorderd was, toen ik mij hiermede bezig hield en het terugkeeren door de onveiligheid van dit oord noodzakelijk was. Vóór den trap, die naar het volgende bee voert, staat eerie schildpad, ongeveer zeven palmen breed en acht palmen Ned. lang. Na vijftien tre- den. te zijn opgegaan, heeft men aan beide zijden der bovenste trede eenen muur, hoog ééne el en lang ééne el en twee palmen Ned. Daarna daalt men weder vijf trappen af en bevindt zich alsdan op het elfde terras, lang negentien ellen vier pal- men en zes duimen Ned. en even zoo breed. Aan het einde van dit terras zijn twee vierkante ver- ° hevenheden, beide drie ellen, zeven palmen en zes duimen. breed en even zoo lang. Dezelve heb- ben eene hoogte van ruim zeven palmen, doch zijn thans in eenen zeer vervallen staat. Op dit terras zijn verder geene voorwerpen aanwezig. En (9) De treden, welke naar het volgende of twaalfde terras voeren, zijn thans vernietigd. Na de schuin- sche hoogte, welke thans naar dit terras voert, te zijn opgegaan , heeft men boven aan, aan weers- zijde, eenen muur ééne el hoog en even zoo lang. Daarna daalt men weder drie trappen af. Dit twaalfde terras, lang dertien ellen en acht palmen en breed zestien ellen en drie palmen, heeft we- derom twee vierkante verhevenheden in het mid- den, vijf ellen lang en evenzoo vele breed. Op dit terras zijn geene andere voorwerpen aanwezig. Naar het volgende of dertiende terras leiden drie èn twintig treden, uit zeer ongelijke steenen gevormd. Naast de bovenste trede is aan bede zijden een muur ééne el hoog en evenzoo breed. Op dezen muur, zoowel die ten noorden als die ten zuiden, staat een neut. Misschien was het plan, om boven dezen trap eene poort opterigten. Op dit terras, vijf ellen zes palmen en vijf duimen lang en dertien ellen en acht palmen breed, zijn in het midden, even als op het vorige terras, twee vierkante verhevenheden, drie ellen zeven palmen en zes duimen lang en evenzoo vele breed. Ook op dit terras is verder geen ander voorwerp aanwezig. | Achttien trappen leiden naar het laatste of veer- tiende terras, acht ellen vier. palmen en acht dui- men lang en zes ellen, acht palmen en zes duimen 7. (98 ) breed. In het midden van het terras 1s eene lage verhevenheid, omstreeks vijf palmen. hoog, drie ellen en zeven palmen lang en drie ellen en één palm breed. Op dezelve zijn nog zes neuten aan- wezig, drie ten oosten en drie ten westen. Ten oosten staan aan de noord- en zuidzijde twee neu- ten op elkander. Tusschen deze zijn er nog twee andere, ééne ten noorden en ééne ten zuiden der middelste neut. Vóór dezelve liggen twee langwer- pig vierkante steenen , gemerkt a en b, waarop de Javanen, die soms op Zjetto komen, nu nog offers brengen en wierook branden, gelijk ik zelf aldaar verbrande wierook gevonden heb. Verdersis op dit. „veertiende terras, waarachter het groote Zjemoro bosch zich. wederom verlengt, niets aanwezig ge- vonden. rist Fasas „MI. Verklaring der oude monumenten op ‘Tjetto. „Voor. zoo verre men thans uit de overgeblevene: ruïnen te, Zjetto kan ‘opmaken , komt het mij waarschijnlijk: voor, dat sdezelve nimmer: volèin= digd-zijn geworden. Deze. gissing wordt bevestigd: door. het beeld, hetwelk ‘op het vijfde terras zich bevindt;en- waarvan alleen hét hoofd is afgewerkt: Ook de tegenwoordige toestand ‘van het laatste of veertiende terras geeft aanleiding tot dezelve. Im- mers de neuten , welke op de vierkante verheven- heid aldaar nog aanwezig zijn en in zoodanige orde staan als of- het gebouw juist op dezelve zoude op- getrokken worden „geven duidelijkte kennen; dat men plan had de werkzaamheden ‘aldaar te ver- volgen. Intusschen zijn er volstrekt, geene puin- hopen van steenen of eenige andere ruïnen op dit veertiende terras aanwezig „ zoodat men veilig ver- onderstellen. mag, dat ook aldaar de werkzaam- heden. gestaakt zijn geworden: De -neuten ‘op en: - Ek ( 100 ) boven den trap naar het zevende terras geven een zelfde plan te kennen en ook bij deze vindt men geene puinhoopen. Op het zevende terras vindt men daarenboven alléén ten noorden eene verhe- venheid, ofschoon eene oppervlakkige beschouwing der overige terrassen, waarop zich verhevenheden bevinden, dadelijk doet vermoeden, dat dezelfde regelmatigheid, welke op deze zigtbaar is, ook op het zevende terras moest plaats hebben, en aldus eene verhevenheid ten zuiden, gelijk aan die ten noorden , noodzakelijk vordert. Evenwel is er ten zuiden geen spoor hiervan noch eenige ruïne te ontdekken. Het volslagen gemis aan beelden op de vier bovenste terrassen „ bevestigt ook hetzelfde vermoeden ; te meer, dewijl men op Tjetto het plan schijnt gehad te hebben , om aan elke zijde der trappen, zoowel boven als beneden, een beeld te plaatsen. Immers bij verscheidene trappen op Zjetto is dit het geval, alwaar de beelden zeer regelmatig geplaatst zijn en niet op maar in den grond staan- de, duidelijke bewijzen dragen van hunne aloude standplaatsen te hebben behouden. Zoo hebben b. v. de twee beelden, welke aan het begin van het zevende terras aan beide zijde des traps staan, geheel dezelfde hoogte, terwijl het een eenen man voorstelt en het tweede eene vrouw schijnt aan te duiden. De beide beelden aan het einde van het negende terras, aan beide zijden des traps ge- G ml ME en rn tram rid nn 2 (101 ) plaatst, hebben ook bijna dezelfde hoogte, staan in gelijke houding en zijn de beide eenigste, die met wapens voorzien zijn; zoodat ‘het ook hieruit blijkbaar is, dat. deze beelden niet op maar in den grond staande , hunne oorspron- kelijke standplaats behouden hebben. Ook valt het zeer moeijelijk te begrijpen, waarom de verhevenheid op het tiende terras iets hooger is dan de overige, en alléén met bas reliefs is voor- zien. Het is echter duidelijk te verklaren, wan- neer men aanneemt, dat het oorspronkelijke plan geweest is, ook de overige verhevenheden met bas reliefs te versieren; zoo als ook op de beide verhe- venheden, te Soekoeh op het derde terras staande, voorwerpen en. relief zijn uitgehouwen en niet slechts op ééne derzelve. Daar de oudheden op Tjetto blijken dragen van gesticht te zijn met een godsdienstig oogmerk, zoo moet het verwondering baren, dat er aldaar geen tempel aanwezig is, noch ook eenig spoor van denzelven, te meer daar er op Soekoeh, welker ruïnen met die van Zjetto de meeste overeenkomst hebben, op het derde of laatste terras een groote tempel gevonden wordt. Het waarschijnlijkst is, dat men plan gehad heeft, om op het veertiende of laatste terras te Tjetto een kleine tempel opterigten, welk plan echter onuit- gevoerd is gebleven. De tegenwoordige toestand immers der plaats geeft duidelijk te kennen, dat. (102 ) het plan nooit geweest kan zijn op Zjetto eenen zoo grooten tempel als op Soekoeh te stichten. Dat men alleen bij drie trappen schildpadden vindt en niet bij alle, is voorzeker ook aan het nog niet afgewerkt zijn dezer monumenten toete- schrijven. De boven gegevene redenen bewijzen naar ons oordeel te meer voor het onafgewerkt zijn der mo- numenten op Zjeito, daar men goede gronden heeft te gelooven, dat de tegenwoordige toestand derzelve weinig verschilt van dien, waarin zij door derzelver verwoesters verlaten zijn geworden. Be- halve toch dat de Javanen, vooral de minder met vreemde natiën in aanraking komende bergbewo- ners nog eenen heiligen eerbied voor die overblijf- selen uit het Hindoesche tijdvak koesterende, on- gaarne deze monumenten verder vernielen of be- derven, zoo ligt ook de plaats Zjetto zoo geheel van alle bewoonde plaatsen verwijderd, dat dezelve daardoor te meer voor verdere vernieling beveiligd is geworden. De verouderde bosschen , welke dezelve omgeven en de hooge Glaga, welke eene veilige woonplaats voor de tijgers aanbiedt, zijn ook ‘weinig geschikt | om eene bevolking tot zich te lokken , welke in de lagere streken met geringe moeite overvloed. vân levensmiddelen verkrijgen kan. Ofschoon men op Zjetto geene beelden vindt, (103 ) welke het duidelijk kenmerk eener’ Hindoesche godheid hebben, want het Srwa-beeld met vijf aangezichten , waarvan de heer Crawrurp in zijne History of the Indian Archipelago, tom. 2, op gezag van den heer Warrrams melding maakt, heb ik niet aanwezig gevonden; zoo is het echter zeer waarschijnlijk, ja bijna zeker, dat deze plaats van godsdienstige vereering , even als Soekoeh, aan de dienst van Srwa geheiligd is geweest. Immers de Lingam op het achtste terras, van gelijke grootte als die, welke op Soekoeh gestaan heeft, en welke bepaaldelijk door de Srwa-dienaars werd vereerd, bevestigt deze gissing genoegzaam. Dat men op Tjetto niet zulke onkiesche voorstellingen vindt als op Soekoeh, is misschien aan het nog onafge- werkt zijn dezer monumenten toeteschrijven. Met. de voorwerpen, aan de dienst van Srwa eigen „zijn op Tjetto even als op Soekoeh, eenige andere, bij de dienst van Wisaunnore behoorende, verbonden ‚zoo als de schild padden en de Garoeda- beeldjes op het zevende terras; Wriscrmoe zelf met zijne Zjokro in de hand, schijnt onder de bas re- hefs op het tiende terras voortekomen. Vreemd is het evenwel, dat op het achtste terras te Zrietto verscheidene afbeeldingen van dieren gevonden worden, welke niet tot de Hindoesche eeredienst behooren, als kikvorschen , verscheidene zeegedier- ten, de vledermuis enz. Ook is-het mij niet be- En (404) kend, dat dezelve door de Javanen overigens op eenige wijze vereerd worden. Geene voorwerpen der vereering zijnde, zal men dezelve derhalve moeten beschouwen als tot versiering dienende. Ook is het opmerkelijk, dat juist op dit achtste terras zoo vele verhevenheden voorkomen , meer dan op eenig ander. Hieruit zoude men opmaken of dat dit terras meer dan de andere is afgewerkt , of dat hetzelve tot eene bijzondere heilige plaats bestemd is geweest , welker. begane grond daarom door verscheidene voorwerpen versierd werd. De in de kawische taal zoo bedrevene Radhen Ngabehi Roncao Warsrro, welke van moederszijde beweert aftestammen van Ksanrt Parsmo, die als boetedoener op Zjetto geleefd heeft, heeft mij verze- kerd, dat onder de aldaar aanwezige beelden vele voorkomen, welke af beeldingen zijn van voor hei- lig gehoudene personen en van de voorvaders van dezen boeteling. Zeker is het, dat de meeste beel- den op Zjetto geene kenmerken hebben van eene godheid voortestellen, terwijl daarenboven de eer- biedige houding, -waarin de meeste derzelve ge= plaatst zijn, ons tevens veeleer aan afbeeldingen van menschen doet denken. Het beeldhouwerk. is ook hier, even als op Soekoel ruw, ja soms nog ruwer dan op deze plaats bewerkt, en eene juiste kennis van de Hin- doesche eeredienst zal men aan de kunstenaars (105 ) dier monumenten zeker niet kunnen toeschrijven. Ook hier, even als op Soekoeh, schijnen vele voor- stellingen uit het dagelijksche leven aanwezig te zijn. Volgens een verhaal mij door den bovengenoemde Radhen Ngabehi Ronceo Warsrro medegedeeld , is Tjetto de verblijfplaats geweest van eenen boete- doener Ksanr Parsrmo genaamd. Deze was een der weinige, welke zich tegen het aannemen van het Mohammedaansche geloof verzette en op Zjetto met zijne volgelingen zich eenigen tijd staande hield. Het verhaal luidt dus : ag ns EL} gen ee pam aje rin qe dader A Sop Jt 5d ne Rane | ne ej LRE ebde hike Kak dn BE uee eh Pf acg Ön D ò be ) EN En anjer Bemal Ep an E) vj sem QQ, Cn ds A eer | ganden 3 | lens st ahd dis ale hint EN rds. ppenmpdstd nappe x= Q Gem a) aen vi A ma en genaald oan EN, hes (9 dr ergen ran edere Ender où | Oer agja Ls geren een re etek ee ben | aL, AL Ce Cs Ee ven ben, et ppt ede el HN erelid a a. Ge, ggd. Bama / > a i(G \ weber En an gggeu ending gea ene anda oasa mu de eeste dd eet kane koi ot emoe, me Hr ee RE ener dee he ds mig desta: KOEN «Verhaal van Tjetto. Deze plaats was vroeger de hermitage van eenen Madjar, genaamd Kaam ( 108 ) Parsro. Deze was een zoon van Ksami Tornax Gor- ROEDJOE, die boete heeft gedaan op Soengkoeh en de leermeester is geweest van Pranor HANDAJANING- NGRAT, vorst van Pengging. | eid bel Wat nu Kram Parzirro voormeld betreft. Ten _ tijde van het rijk van Demak, namen alle, die de oude godsdienst niet verlaten wilden, hunne toe- vlugt tot hem. Nadat hun getal langzamerhand zeer was toegenomen, spoorden zij Ksamr Parsrro aan, om zich openlijk te verzetten (tegen den vorst van Demak). Deze gaf hieraan gehoor en benoemde eenen Patih, genaamd Toemenggoeng Smuo La- MonG. Zoodra hiervan op Demak tijding was ont- vangen, werd de veldheer te Demak, genaamd __Kaamr Praarwoneso, gelast, om hem aantevallen. Deze nam allerlei wapentuigen met zich mede en kwam op Zjetto. Bloedig was het gevecht, doch _ de inwoners van Zjetto werden door het groot aan- tal der vijanden overmeesterd en geslagen. Vele werden er gedood en onder deze ook Ksanr Pararro. Toemenggoeng Simno Lamone nam -de vlugt naar een onbekend bosch. | «Nadat Ksanr Pracrwoneso wedergekeerd was naar Demak, verzamelde T oemenggoeng Smno La- MONG eenige menschen, en plantte op nieuw de vaan des oproers; echter niet op Zjetto, maar zuidelijker, digt bij Soengkoeh. De zoon van Kaanr Parsiro, genaamd Ksanr GentRorn, werd tot op- ( 109 ) perbevelhebber verkozen. Zoodra men hiervan te Demak kennis kreeg, werd Ksanr Pracrwoxeso wederom uitgezonden, om dezen vijand aanteval- len. Juist zoude hij de plaats, waar de oproerlin- gen zich gevestigd hadden, bestormen, toen hij door eenen steen, welke deze naar beneden lieten rollen, getroffen werd en stierf. Het volk van Demak vlugtte in wanorde en keerde naar huis terug. don « Vervolgens toog Kanepsene SoENNAnN Kaumsoco tegen de muitelingen op met slechts vier man. Nadat, hij den vijand genaderd was, deed hij eene bezwering en gebruikte zijne wondermagt tegen denzelven. Intusschen stierf Toemenggoeng SmnHo- Lamone en werd een beeld, hetwelk nu nog ge- naamd wordt het beeld Toemenggoeng. Zijne on- derdanen, die de vaan des oproers gevolgd waren, namen alle het Mohammedaansche geloof aan , be- halve Ksam Gexrnozu. Deze vlugtte zuidwestwaarts en hield stil midden in een bosch. Aldaar vestigde hij zich en stichtte langzamerhand een gehucht. Daarop veranderde hij zijnen naam in dien van Parsmo. Ook dit gehucht kreeg ten laatste de naam van Patjiro. Van hem is afkomstig Naanr Sekar Pernak, de vrouw van Ksaur Srekar Pernak, die zieh ten noorden, digt bij Patjiro vestigde. Van daar heet de plaats, waar hij zich vestigde, het dorp Pepedhan, hetzelfde als Pedhan. ( HO ) AANMERKINGEN. Roxceo Warsrro, de opsteller van dit verhaal, hetwelk als eene traditie van oude tijden af is be- waard geworden, heeft hetzelve in de Kromo-taal geschreven. Doch , daar hij dichter is, heeft hij zich eenige vrijheden veroorloofd, welke in de poëzij zijn toegelaten, maar in zuiver proza niet mogen gebezigd worden. Ik zal dezelve aanstippen en: te- vens het verhaal een weinig trachten toetelichten. a. 393) el Voor deze ENE uit- drukking zegt men in proza MMU En vang \ un dS Door dit woord wordt een geleerde of priester uit den vóór- mohammedaanschén tijd te kennen gegeven , van. daar dat ME nu nog beteekent onderwijzen - eigentlijk Hadjar zijn, | JD \ Bree Wansrro verkiest de schrijf- wijze van \ boven de thans algemeen aan- — genomene van bin Lie hetgeen wij hierom- trent in het begin der beschrijving van de oude monumenten op Soekoeh hebben ‚ medegedeeld. Ggenglegen De was de zoon van Damas Moso en klein-zoon van ect Bowe ‚die in het jaar 1800 regeerde te Penging. Pranór Har- DAJANINGNGRAT is gehuwd met de dochter van Bro- wimjoso Vl, vorst van. Modjopahit. CAI) Ag An ap In plaats van EN zegt men in pr oza gan aus Het woord. zn lake hi is het Arabiesche wej tjd. MANANA Dit rijk is gesticht, na den. val van het rijk van Modjopahit ‚in het jaar 1400, volgens de Zjondro Sangkolo. anw is eene in poëzij gebruikelijke verkor- ting voor NWN vermeerderen. ao soad uk In pre schrijft men chief voor U il a W7 q & | EON MN 3 il I& 2 ir ie aanhitsing. UNENWN Voor dit van het Sanskrietsch. af- komstige en in poëzij gebruikelijke woord schrijft men in proza WW EAM) N maken. | BAL moat A Ook wel u éh oe genoemd, is een per= soon, die de bevelen van zijnen vorst of hoofd zelf ontvangt en dezelve verder ten uitvoer doet brengen. | mie be: C EADNENTUUELN Voor deze, in poezij gebrui- kelijke spreekwijze, schrijft men in kr omo-proza un Jet, HK) EN (8 (a el BN | IE In proza is het beter gC- zegd AD hs DK B ak a Eene in -poëzij gebruikelijke zamen- CH2) trekking voor jena Zoo ook het volgende CEES voor Gan UIR \ Voor ACER zegt men daar- enboven in ls Ed NEN EN B AN 2 EM AQ LO ? ite k i Ca AJ ls een spreekwoordelijk ge zegde voor door overmagt van den vijand over- wonnnen worden. Eigenlijk beteekenen deze woor- den, door sap overstroomd worden. Im proza zegt men echter gewoonlijk ven q nan Ee entin ls een Ngoko woord , hier moet men lezen UN In poëzij is de vermenging van kromo met Vgoko toegelaten, doch niet in zuiver proza, behalve in het laag Madjo. vide en pi Het woord eel je ze is Ngoko. en ee kromo-proza schrijft men. hiervoor op el En) a) es à arden hamer À En pe Hier heeft een /V, heid woord een kromo uitgang ontvangen, zoo als in de e CON poëzij geoorloofd is. Er had moeten staan ed En ADM ENJ\ ex Is een, uit het Sanskrietsch afkomstig en in poëzij gebruikelijk woord. In proza zegt men un 2, eeh of van hooge personen sprekende pISh cn aj u \ De lijdende vorm van UNKNUU< waar- a en voor men hier had moeten schrijven EEn: El S zie boven. (113) q aA sûs ls een titel van eenen i opperbe- velhebber i in het leger. AE | ER Is een van het Sanskrietsch afkomstig en in, poëzij. gebruikelijk woord voor: js, WAN In brood pin zegt men. hiertr 40 9) eh of AM \ gr Is een in poëzij gebruikelijk woord ‚ waarvoor men in kromo-proza zegt AN Ax U owl Is Ngoko, hier had moeten staan ge) x (6) “Voor, OY JURN is, in, proza, ongebrui- hen zegt. wenn Fr qà | Egg, a Het woord & x is Genfn m mesi gebruikelijke „verkorting voor aên Rv eri-de titel van. den vorst, de prinsen en den rijksbestierder. Voor het woord mj ang «ay had hier. moeten staan yMaa > ‘dewijl deze de titel is van hei- lige personen, zoo als Kalidjogo, welke één der acht Soenan’s geweest is, welke het oprigten der Moské te ge bevorderd hebben. MKE Is in peözij gebruikelijk. Hier had moeten staan FMMALEN X pb, < Reg Da Is Ngoko, er had moeten staan 4m en QA AN LL Br af \ Diet bij Parodht Mangoe is nog een steenen beeld, hetwelk genoemd wordt gan ta) Bf waarschijnlijk hetzelfde, hetwelk al- 8. (14) hier bedoeld wordt. Hieruit blijkt het dus, dat Toemenggoeng Siro Lamoxe zich ten zuiden van Soekoeh bij de tegenwoordige Dhesa ere) Man- goe Bevestigd had. Bir jan Is eene poëtische uitdrnkking voor eo mrs Ee un ag ij Hier is wederom een NVgoko woord met eene Aromo uitgang verbonden. Er had moeten staan ede bee ds x VILA \ Thans is er nog een dorp van dien naam , omstreeks vijf palen zuidwaarts van de hoofdplaats Soerokarto. De naam van dit dorp is afgeleid van het werkwoord Zn bgn zich digt aan iets aansluiten , dewijl Ksanr Serkan Permax zich vlak naast Pittie had met ter woon nedergezet. Bnr av SE Nd IV. Over den stichter en den tijd der stichting van de oude Monumenten op Tjetto. Toen wij boven over de stichting der oude mo- numenten op Soekoeh handelden, hebben wij reeds onze gissing te kennen gegeven, dat Karr Parsiro de eerste grondlegger der nu nog aanwezige mo- numenten op Zjetto geweest zal zijn. Immers hij had die afgezonderde plaats voor zich verkozen, om aldaar, even als zijn vader Ksanr Torman Gor- ROEDJOE op Soekoeh, boete te doen. De jaargetal len, op Zjetto vermeld, komen ook overeen met den tijd, waarin Ksarr Parnro geleefd heeft. Dat hij hierin geholpen zal zijn door inwoners van Soekoeh, is zeer waarschijnlijk. Ksanr Parsrro toch was de zoon van den op Soekoeh zoo hoog ver- eerden Ksam Tornan Gorrormsor. Zonder twijfel zijn hem dus, bij zijn vertrek naar Zjetto, eenige inwoners van Soekoeh, gevolgd. De nabijheid dezer beide plaatsen heeft natuurlijk de gemeenschap tusschen dezelve zeer bevorderd, daar“ Zjetto naar (116 ) gissing slechts drie of vier palen hemelsbreedte ten noordoosten van Soekoeh gelegen is. Daar er ver- der tusschen het beeldhouwerk op Soekoeh en Tjetto een zeer groote overeenkomst bestaat , zoowel in de houding van vele beelden, als in de bewerking 4 der steenen en ook het letterschrift op beide plaat- 4% sen geheel overeenkomst, is dit een bewijs te meer | voor onze geuitte gissing. Aldus zullen er ook waarschijnlijk kunstenaars van Modjopahit tot de werklieden der monumenten op LAD behoord hebben. - Volgens het baal gegeven antie van, Tjetto, mij--door. Roseeo Warsrro medegedeeld, hebben , in den tijd, toen. de Mohammedaansche. godsdienst meer en meer veld-won op Java; dat is, gedurende het leven van: Ksaur, Parsimo, vele dergenen, welke aan de voorvaderlijke: godsdienst getronw bleven, zich bij Ksakr Pararo op -Zjetto vervolgd. De lig- ging van Zjetto, midden in het gebergte, was voorzeker zeer geschikt, om hen naar deze plaats uittelokken , waar zij, -voor.den vijand: beveiligd, in stilte hunne goden konden dienen, ‘Zoo hebben ook andere, welke, het. Mohammedaansche. geloof "niet omhelzen wilden, zich maar bergachtige. stre= ken begeven, waarvan, nu, nog de zoo, genaamde Boedhisten op. het Tengersche gebergte en in Bantam af komstig zijn. „Ook deze vlugtelingen hebben: Kranr Parsrro voorzeker bijgestaan: in het (7) vervaardigen der beelden en andere monumenten op Zjetto. | | Het oudste jaargetal hetwelk op Tjetto voorkomt is 1370, dus zes jaren later dan de jongste datum op. Soekoeh.. Het tweede op Zjetto voorkomend jaargetal is 1378. Van-1370 af tot aan 1378 en voorzeker nog later is men dus op Zjetto bezig ge- weest met het vervaardigen der monumenten. De heer Crawrurp vermeld, op gezag van den heer Warraus, hetgjaargetal 1356. Doch ik heb het- zelve nergens op Zjetto aanwezig gevonden. De juiste tijd der verwoesting dier monumen- ten is thans niet meer met genoegzame zekerheid te. bepalen. Zonder twijfel echter moet men den- zelven stellen in den tijd, toen-Praarwoxraso- met zijn Mohammedaansch leger van Demak naar Tjetto is. getrokken „Ksam Parsimo aldaar inhet gevecht gesneuveld is en zijne volgelingen zich zuidwaarts bij Tawang Mangoe hebben nedergezet. Dat hij toch de verwoester dier monumenten geweest is, kan aan geene twijfeling onderhevig zijn, nade- maal hij, met het doel , om de oude Hindoesche godsdienst op Java te vernietigen, tegen Ksanr Parsiro was opgetrokken. ven Verklaring der opschriften op Tjetto. Hetgeen wij bij de verklaring der opschriften op Soekoeh aangaande de taal en het letterschrift dier opschriften vermeld hebben, is ook toepasse-- lijk op de beide opschriften te Tjetto door mij gevonden, nademaal de letters op beide plaatsen dezelfde gedaante hebben. Daarom verwijzen wij den lezer naar het aldaar gezegde en naar het al- phabet en gaan dadelijk tot eene verklarinij der opschriften over. - NSD. enhance: ze (119 ) pe chaser: eraan en ar arr en a aan am aM valkjna Bp am 5 AU As: De voorname Priester koning (is het) die zeer beroemd is voor zijne. boetedoening, toen hij in kommervolle tijden verkeerde, dacht hij om geen slapen (of) eten; tot dat hij Priesterkoning geworden is, heeft hij (zijne boetedoening) zeer vermeerderd, 1 37 8. Het eerste woord qa beteekent hetzelf- de als JLM of thans gebruikelijke EEN De titel van nag vanf za Priesterkoning was in het Hindoesche tijdvak een der eervolste; ver- scheidene Javaansche vorsten. hebben getracht dien te verkrijgen. Het woord tmtgen, is het zelfde als het thans nog gebruikelijke an KN beroemd, bekend. oor WIJN zegt men thans STAN voor ac ann dS \ zoude men thans zeggen KM aj Het. woord ui aan \ is hetzelfde als het thans gebruikelijk Ne ophangen ; hier is het gebruikt in den zin van geen gebruth (120 ) maken van. Voor EMKNN zegt men thans En am \ eigenlijk Komen, hier gebruiktin pn zin van fot aan, in welke beteekenis het woord: Bam ook hier komt. Het woord U \ is het zelfde als EESIN a van het Sanskrit afkomstig en eigenlijk heer betetkenende. Im oude Javaansche geschriften wordt het ook soms voor vorst gebruik. De heir bedoelde priesterkoning is allerwaarschijnlijkst Kram: Parairo. De derde letter op de eerste regel verschilt in vorm van dezelfde letter in de opschriften van Soekoeh voorkomende. In andere opschriften echter komt eene soortgelijke figuur der »nx voor, terwijl de zamenhang der rede eveneens voor onze ver- klaring pleit. De tjetjak, bij de laatste letter. der eerste regel behoorende staat niet boven maar ne- vens dezelve. Hierdoor zoude men kunnen ver- moeden , dat deze figuur niet eene a \ voorstelt, maar een gekromd lijntje, hoedanig een meerma- len onder de opschriften van Soekoeh en ook aan het einde van dit opschrift voorkomt ; doch het- zelve wordt daar alléén gebruikt, wanneer het opschrift geëindigd is en niet midden in hetzelve. Daarom heb ik gemeend, dat men door hetzelve hier. de au verstaan moet. Zoo men evenwel het- zelve voor een rustpunt wil houden en de daar- nevens geplaatste Tjetjak alseen niet tot het op- (121 ) schrift zelve behoorend puntje beschouwen, geeft dit echter in den zin geene verandering , men moet alsdan vertalen : De voorname priesterkoning. Hij is heroemd enz. Het opschrift is niet op éénen maar op vijf ver= schillende nevens elkander geplaatste steenen ge= houwen. Dezelve zijn thans een weinig van elkander afgeweken. Hierdoor zijn de linker- en regterzijden van de voorlaatste letter op de eerste regel van el- kander afgescheiden, zoo als ook met het laatste cijfer het geval is. De derde regel heeft niet de- zelfde lengte als de overige en de laatste letter derzelve is verminkt, waarschijnlijk door het af- wijken der steenen van elkander. df “ Er vak pen ast s sds ad Kr B A À eik rd à kn vie Bt es br GAEEE Z ne bj na sohhal atstentvabras sn ks : re X en E ad deld ee ie a vo Otandt piss 4 _ 4 Ì EK AAA ed OR RN © pelon eg Lede Ne Sor Rn et St it sld ALPHABETISCH REGISTER der in de Opschriften voorkomende woorden. DN TEI nn AN \ LN hetzelfde als UN te ‚ in, door. pn groot. wel 24 le trouwloos handelen. UIN AM fj) \ genoegen scheppen. ui En \ Godheid. UN AU \ smaken. unu, verkeerd. 5 in BAN verkrijging. zi il inhalig zijn. am as amn\ verhanderen. un An aen \ Offerhanden. ah hetzelfde als IEN te, in, door. Oh\ fe, in, door. (14) ananas genaderd worden. ain an eN ophangen. AIN ANU N gehoorzaam zijn. seed | ih NAAN plan hebben. de be ongehoorzaam zijn. Na vorst. AN \ leering. 6 DE \ stof. an 3 Rn) gy. a A OUDEN in beweging zijn. aen lagchen , witlagchen. Kot: vide te zien zijn. raf aar wil. | MW MIN op de vlugt gaan, wegloopen. | „ id EN bekend, beroemd zijn. AM UN tijd. MAN membrwm virile, KON die, welke. (425 ) QA. ans wegens, ur É. LAN il UI hi \ paal en perkzetten. p, Gl zenden. LN \ nx gi, Uw, zijn. an zeer. hx niet. anam \ komen , tot aan. mn y- onderwijs. ars overtreding. 5 hee boete doen. an afin A zich verzetten. ja zeer. aá zn alle. AJN a aan eN CU AN \ oogen bli k. A UX slapen. A EN N plaats. vi eik leven en ligchaam overstorten. ax die, ON Ur ontbreken. (126 ) Ox begin, ze ax geluk. (u LI vlam. Gie priester, en speer. Dain slechte daad. Een gelijk, zamen. aj mensch. il UIN mensch. gij tegenkomen, q al NN raden. au ul Ke zeer eig. overtreffen. MU AIN altijd. au ur honger hebben. au am UI verwachten. vn stout spreken. — uaa zonde. zi NMA, raken. ISIN heer , vorst. Ar en hommervollen toestand zijn, Ben eig. voet, vandaar als titel voor hooge CE personen, even als het tegenwoordige as & « (127 ) nú preester. u pi kh betoomen. ee overlast aandoen. LI tv Gej zondigen tegen de Goden. za goed. angan sterk zijn. as N 5 eeh kunnen, in staat zijn. UU \ mújx scherp. en “ dre. u al NX vraagwoord. LM \ hi rijden, lijd. vorm rin ien EN gin Met, en. gininn Tooven , stelen. | ann \ MAN priester. a LI TEEN zich tot de Goden wenden in gebeden. anus gunst. (128 ) ann am brengen. EN x an EN bidden. na wanneer ‚ indien. nar wanneer. eN tx a LA oppassen. a an ol N zeer, a an am oeh wachten, TLUN zeer. VOORWERPEN OP TU ET TO en mmm [mmm mmm — — hts Les | er) | fi: Í an S jl LE NS rl S 4 \ ee E men 5 | _b N Jk cin EE beleeft. daor (2 Sd Vlis Or SU. Or, door LScthgell VOORWERPEN OP TJET TO AÂ. Len puntje wysl de plaafr vaa , venen geboeldhouurden Jeon aan ; Wi beek. donor C.A v.d. Vhr Eik R Ge Ml Gr. door J Schinelt CN (IN APOBGOGI EN PIET TO 2 AID SD) A SN Syr | Ap Pr ORMPAR AIM Mm BZ Ca og LI NA Aj RD O9guvDe NIS A DMI NN JSND ss PDP Gs yd Ul u LIG mede) DA OA GR GD re We WU 45 yo do SI Go AN J NNS IMOG PIG fp VÒ ( j CG Ge JJ Morl niel woor ba Sk Gn doon J Schnell, Opschriften op Soelioch EDE Oro] Mod SY M= A) DE ON Er WOS U Ge Dd DSS EO De & LE) GA Wo ee ND De lm | JE Sr ON ad \ (4 Ur SD | FE EN en IAN GEN WSOP Zp) OP == CO rg | vann nj a ler ‘ ede enne? « le | | err B | hol en gn gur rte Ed rr 4 $ 4 ia Hs. Id nd rs ’ Een Opschriften op Tjetto UV rad NIRAINTVENS, LAD MONUMENTEN OP SOLEKO BER 5 gapen (IND EE he ER fergie Gelert door CA vd His Op SE Gr. door A Schnell Pk ye ape N nr ht nin EE IF eN 4 « ee ge ke en ee ik, hj . % ed lg je re p. Aj - * d pr d N el } à , EN / N. oevi | 4 MET Er « | AEN E05 1 \ p L } ie es PR Pp At) tit oe Ms or A Ld a | } n hd ‚. ne Bot En a 4 { de P „7 B, N Le ‘ ‘ jd . N ad 1 L ” ! 5 € = “ . F \ C A 3 ie, ' Ë , A IE Bian AN on nere Weeedemer hansen eet. Ed ' 4 wen retentie Ber onl arnel ie : : pi : 5 & ä d Á f - é De pi andes :- . 3 . 4 SOEKOER OP MONUMENTEN LLM me el Op SL Or door J Velnoll \ j IES TE AME D) ee le aid Cm VA er; Ed id Je: ed als — Nemi Je ln Canale a Gelecht. door C. Jud Vor NSC À 5 d a ene _ ke : 6 same BEW edt FTE dn omne en pn _ ada 2 B een - m. d R Lak 7 k eenden en Er KONE ee 05 nj EN en mater en S 5 wi ‚ _ rs e ? haat men dg ed — - PU tee bre ms on u aanmanen nj rd ne Monumenten opp Nonboalt— VT {oo On AA. Ov: . 1e ENA _ à 2 EAMDERBAREERANS Ope A er Wd en net r elf be Mes EE in de h At rr Jen ee Ees ddie er: eN í be venter er ie en had #, 4 > + * KE „ ” ‘ y n De - 3 Ie, ‘ > B ten ‘ - J £ _ ki f NL LN Platt, DN ” & ’ pi ie regan afde eg ot, H = ‚rn T. mame hadde ek Arse el GET. Kerl nt IE p oû 4 Samra pest ae am De pi, day nar +07 B at ida ed kp Kie Led LAST “ S kh Ie ) vate ’ kee « Dik f. E ee EN Cort Me ' MAER , y S i PP] « gr ae der del E 7 E ’ t N s A e en | : 3 ig & Ï + 4 En 4% ke me de RL — hi EEn In ' , pn EN : à fa 8 is ws *_ AD N - À hate ned Op de Lyramide l : aan de Werl-zy, ade De Lpramrrde De Pyramide . é À | aan derzelver Noord: zijde aan derzelver Dutd- aya | ie IE n in Üit ul Ee RES mal — dl 2 hit Jl | Á Ur lj q zl _ : JN Wi jn [PI E Le : all IL n pe ' U MTL Et ie (LE E J 5 zi vil ï | m4 Vr he Ô il Ve sl il ole | A rs) Ai, 1z Mil HA ' Aj ii ij 5 ES vulle Ev | Kd x, ennn mem Wez Orleehì. door CS v.d. Tis 3 ! P 7 Op SL Or door L Suell. © veen gi en a MONUMENTEN OP SOBEK LEZE MONUMENTEN OP SOEKOEM 1 ne Geleef door JBA F Zilk. Shnelt ï & 5) wher za ° ke 5 13 . : ® jatr OIDASANt, EEN OORSPRONKELIJK MALEISCH GEDICHT , UITGEGEVEN sj . E x eu van eene Veetafiug eur Cauteekeningen voorzien DOOF, WW. R.van Hoëvell, HEOL. DOCT., VICE-PRESIDENT VAN HET BATAVIAASCH GENOOTSCHAP VAN EUNSTEN EN WETENSCHAPPEN, EN PREDIKANT TE BATAVIA. ‘ ol 4 Lod Le * Ht oe n Is En ar CW voort e: Gn s been EA ie HSta dj H IN ali ue BIES as. Ee vh 18 nhoer ane Sid zaà. ada , laat kk. zi Ed PE. en ld En mei a meeer ei bii rd antislor 5 us vaan nssndne. en on Ne ve op | vern. Mrs He hr RG ME broow sdoeislsk rm zeen „gapen io hma Eg. valsodisnb roos zb gang dà je geulen bs biosse (a nid asten vAdoals to ester 8 doen Lata stb” hase su teken de ast | ‚sbroow Sinar droor grembeh she ans aa ob aller dilog vont, soit 4 Sa sbeortsg ger volkomen vrijheid geeft. Zoo wordt het! Maleische vel in ’t Javaansch Pa» zoo wordt het Maleische hwêes? in ’t Javaansch Lianen _atn „zoowordt! het Maleische „ in 't Javaansch Ga en zoo word | Ag in ‘tJavaansch Gig t welk een zeker soort van | smeersel (boreh) te kennen geeft. «e,lw Javaansche afs beteekent bloem of at de lieftallig enz. Het zamen-_ gestelde woord 3 nag fo geeft dus te kennen : horeh | van bloemen vervaardigd, en wordt dikwijls als: eigennaam aan de bijzitten van Javaansche grooten gegeven. Er komen meer eigennamen in dit gedicht voor, welke op die wijze door het Javaansch kunnen worden pperheient: Loo is sjen Jy eene zamenstel- ling uit «ùuu* Kaw. wezenlijk , uitmuntend, duiden lijk en weder zjn een bloem, dus vele JI eene witmuntende bloem. Uit deze namen zou men dus op- maken , dat Java het moederland van dit gedicht Is: en dat de Maleijers het van de Javanen hebben overgenomen , en in hunne taal overgebragt. wanneer men aan den anderen kant bedenkt, eigenaardige Maleische kleur dragen: dat de Maleisch zeden en gewoonten er getrouw in gevolgd, en daar waar er tusschen deze en de Javaansche eenig onder- XXII scheid is, altoos de eersten zijn in acht genomen: dat , wanneer somtijds Javaansche , even als andere vreemde voorwerpen, worden vermeld, er dit wel de- gelijk bij wordt gevoegd , zoo.als op blz. q6 (136) vin gh sle gp enz. hetwelk nimmer met Maleische het geval is : dat de namen van bedieningen , titels en rangen grootendeels Maleisch zij: — wanneer men bovendien in aanmerking neemt, dat in de Ja- vaansche litteratuur geen verhaal noch van den naam noch van den inhoud als het onderwerpelijke bekend is, dan gelooven wij met zekerheid te mo- gen besluiten, dat de sjaïr Bidasari eene oorspronke- lijke Meleische compositie is. Ook de vele woorden naauw met het Javaansch verwant, en door het Ja- vaansch alleen te verklaren, ontnemen niets aan de juistheid dezer gevolgtrekking. In de eerste plaats toch is er zulk een naauw verband tusschen deze twee talen, dat het gewaagd zou wezen en ook tegen hare geschiedenis zou strijden, al de woorden, die in beide voorkomen , als een speciaal eigendom van de eene te beschouwen, die de andere daarvan heeft overgenomen. Maar bovendien heeft de Maleische letterkunde, welke in den geheelen Archipel verspreid is, van Atjin af tot aan de Soeloes en Maghindano toe, overal zulk eene locale kleur, dat men daaruit wel eenigzins kan afleiden waar het eene of andere geschrift vervaardigd is, maar dat het zeer onjuist zou wezen , kalk kad XXIV daaruit te willen besluiten, dat het niet tot de oor= spronkelijke Maleische litteratuur behoort, maar van eene vreemde is overgenomen. Het eenige dus, waar toe de vele ook in het Javaansch voorkomende woors den van dit gedicht ons regt geven, is de veronder stelling, dat het door eenen Maleijer op Java is vers vaardigd: ofschoon die veronderstelling ook weder ager veel van hare kracht verliest 5 als men bedenkt dat de dichters zich, onder vele andere vrijheden mm ge ook die veroorlooven, van; waar maat of rijm di stapelen, en daartoe woorden uit allerlei talen, die medebrengen, tautologiën en pleonasmen op een hun bekend, zijn te bezigen. Bovendien is er nod een ander land, waar de Javaansche taal, zeden en! gewoonten zich zoodanig met de oorspronkelijke heb | ben verbroederd, en waar deze bestanddeelen zoo ondereen zijn gemengd, dat de geheele litteratuu er den stempel van draagt. Immers alle geschriften, van Palembang, zoo wel van vroegeren als laterer tijd, gelijken in dat opzigt veel op de sjaïr Bide sari, en het zou dus mogelijk kunnen wezen, dat aan dat land de eer der vervaardiging moet worden | toegeschreven. | Ook wat den tijd betreft, wanneer de sjaïr Bida | sari vervaardigd is, daaromtrent laat zich weinig | bepalen. Zeker is het, dat het, even als alle Maleis sche geschriften, niet dagteekent van vóór de komst der Arabieren in dezen Archipel. Daar er echter vol- 8 XXV strekt geen Europesche invloed in zigtbaar is: daar, noch bij de beschrijving van de pracht der vorsten, noch bij die van paleizen en statige optogten en feesten, Europesche bestanddeelen worden aangetroffen, en de Europesche weelde, welke anders bij de tegen- woordige Maleische en Javaansche hofhoudingen op eene zonderlinge en somtijds bespottelijke wijze met de, oorspronkelijke voorvaderlijke luxe is vermengd en dooreengeweefd, hier geheel vreemd is, zou mij dit doen vermoeden, dat dit gedicht vóór de komst der Europeanen in den Archipel, althans vóór dat deze aldaar eenen overwegenden invloed op de zeden en gewoonten der grooten verkregen hadden, moet wor- den te huis gebragt. Het eenige wat tegen dit ver- moeden zou kunnen worden aangevoerd, is de bijzon- derheid, dat er schietgeweer en geschut in voorkomt: maar wanneer men bedenkt, dat de Arabieren hen daar- mede reeds eenigzins hebben bekend gemaakt, en dat ze meer voorkomen als voorwerpen van koninklijke praal , dan van practisch. gebruik, terwijl b. v. op de jagt pijl en boog worden gebezigd, dan zal deze zwarig- heid tegen mijn vermoeden daardoor wel eenigzins worden weggenomen. Im een panton op bldz. 81 komt voor: «Een Europeesch stuurman; maar in ‘tMaleisch op bldz. 9v is daarvoor het woord ER « dat is eene Maleische verbastering van het Arabische E$i,s gebezigd, zoodat ook dit niet als een argument tegen mijne veronderstelling kan worden gebezigd. XXVI Tot de vaststelling van den text hebben mij drie Manuscripten ten dienste gestaan, die ik met A, B, en G in de aanteekeningen aanduid. Het eerste (A) is mij door den Madjie Panum bezorgd: het is met, eene niet zeer duidelijke hand geschreven, en draagt de kenteekenen van hoogen ouderdom en van reeds dikwijls te zijn gelezen. Vooraan lees ik: # la! A ns ed Uilke & a! 5d) zjn wv | Het loopt echter niet verder dan tot bldz. (rv, want de laatste regels zijn; | br O0 glad dje « 6 vlo ad lS ae Het tweede Manuscript (B) is mij in der tijd gen leend door wijlen Mr. J. CG. van per Murren, die he gekocht had uit de nalatenschap van wijlen dent Heer D. F. Scraar, wiens kennis der Maleische taal en letterkunde even uitstekend, als zijne nagelate verzameling van Maleische Handschriften belangrijk, was, Het is met eene duidelijke, echter niet zeer! fraaie hand geschreven, en heeft aan het einde d volgende woorden: BOE ere cht”, Deens gaon Irer da? st NS vla rarr GRE eind vr 5e | zoodat het van eenen zeer laten datum is. | De derde codex (GC) is mij door den Heer J. pes Lannor, Hoofd-Kommies ter Algemeene Secretarie, e belast met de zaken van het Inlandsch Departement welwillend afgestaan. Zij is blijkens de woorden aa XXVII het einde voorkomende, ter Algemeene Secretarie zelve, door eenen inlandschen klerk geschreven, en slechts een jaar ouder dan de codex B. A noe: cards Jr sjen 0E es 5 JUS pla Ees SS JAPI 25 ela Js, p= EN en Di: Ssi [we o ui) ss aal! Kla Josien wr Dit is van al deze drie manuscripten het fraaiste, duidelijkste en correctste, gelijk uit mijne aanteeke- ningen blijkt. Het heeft mij dan ook tot grondslag gestrekt van den text, terwijl de beide andere meer tot vergelijking en confrontatie dienden, De codices B en CG hebben beide, na het einde der eigenlijke sjaïr, nog de volgende versen: Sje Hit Ege aa je Sj pant alias el ENE klu Eg os QKE ol IKE syo ln pÂae fj! som 25 De sss ESS ol 2 EE el SS mede mda Der orka en de ola js SEL E97 lol wl plee Hp gt Blo Sf Spe US eÂae vlet KR ST elo Seo Bp Sido alas se Er u zUo udo 5! js nl 25 se ef & je SE urlp ho XXVI AUS AS Jan oleh oi Sn pe ss Ee alls: és ele Sh pee So 5 & wils Jus vws 6 Ae zome & ER Jr Els wis zals Ne Sijs daj nie vele plloo els En gei vile lj Öt els Jm edes all Wij peren LK A si ) Srdke B Hye dll gege wslo *5 ë pan Lif ati ss vis JSS md eig Jm sl eb ls SLED Gr gs Spee d etl an El Sw jn ost AS Én ES etat wijde wild ,GS6 AS ela Blo dig we? vst ele gelws pine Ës) Eöl ESA el El Gee 2 ele / Ee ves gole EN Ei Ei id el ld E Jie vlsj sb eis Pe rte wd ob ljdlee vre AE vl Ee Buga JI GER plaa et Le pO Sen De fd EI Gijn je pan SS jn Gt HR WE ber la) Jr jd E | ol mp Ht Js di nar sE oes! is ST ols vS lol plas Af ES rw) Slak gele sie de bl lS ws le of ol ole grtn Ös Ela GA wb bir Er OS gfinlaus le 951 IS js wss lS MI Wopke Esso gm w'USS Ër rs ie, pla) og Go il ASAD 8 oe je ile xXxIX el wl Es els MS el en de pil rp Wd Sl SD ile ed El oke dla alt Er MS wsl a Bolsa Je Ont vel eon JI oet Ee dale So le Ër Ae Je ols Stb es le Ghonim ss el ES dre ile Ale je jr EE vlg xe its Xxx Dit is het einde van het gedicht Bidasari, Het einde is geschreven in den morgen. eh 1 Ik heb het geschreven met het vaste verlangen Om het in persoon te bezitten. de (lmmers) ‘tis niet gemakkelijk het te leen te krijge Misschien krijgt men het, misschien niet. € Dikwijls heb ik reeds gezien, dat dit het gedrag En ik heb het reeds zelf ondervonden. [rrrenschien | Daarom heb ik het zelf over geschreven, Opdat ik niet te veel moeite mogt hebben, met he Leenen van een ander gebeurt uit behoefte, [te leenet En brengt men er misschien schade aan, dan doet me Het te leen te krijgen is even moeijelijk [onregt Als of men een boom met zijne wortels uit den gron Die meteen kronkelendeslang omwonden is—[ wil trekker Hoe zal men die uithalen. Kle Die het bezit, ’tzij het dan goed of slecht is, Kan het dagelijks lezen. Hij leest het zonder vrees, Omdat er niemand is die het terug eischt. Hoe goed ook (het boek) van een ander zij, Toch leest men het met veel angst; Want men vreest, dat er iets aan zal komen, En alspijt ons dat dan ook, toch is het zonder nut Daarom is mij in de gedachten gekomen, | (Dit gedicht) overteschrijven, ofschoon met veel e 8 Om het tot onderrigt te doen strekken , [lijkheden 1 En om op die wijze mijn doel te bereik „EXEL ts een kansspel het te leen te krijgen, Is als of men een scherp wapen aanraakt: Heldere oogen zijn dan als gesloten En troebel water noemt men zweetdroppels. Zoo is de gewoonte van den tegenwoordigen tijd. De aard der menschen is zeer gierig. Er zijn teekenen dat wijsheid hun zeer ontbreekt, Zaken die overvloedig zijn worden duur. ts niet zoo als in vroeger tijd: i Toen beminde men elkander. Men nam zich in acht, en was veel beschaafder , En volgde de bevelen van het heilig Hoofd. Nu is het een geheel andere tijd. Men draagt elkander vriendschap toe met woorden, Maar ze in ’t binnenste van ’thart te vinden is moeijelijk, Laat ons daarom niemand tot vriendschap dwingen. e vriendschap behoort een vertrouwde plaats te zijn, Een plaats, waar men alles te leen kan ontvangen. indien men even verstandig en wijs is, Dan zal men elkander zeker lief hebben, zoo lang Deze zaak zeg ik slechts [men leeft. Maar God bevestigt haar. Hij heeft aller inborst geschapen … Niemand kan ze veranderen, Wanneer men het verhaal hoort Van den tijd onzer voorouders, Dan was hunne maatschappij als eene vergadering van Le vreesden zeer voor de schande van hun naam. [wijzen HARK XXX Aldaë luidt het verhaal. a Indien wij ook zoo denken, dan kds het zeker g goe Niet een maar vele soorten van goede zaken | Kunnen wij dan overal stichten. Hoor niet alleen naar zijn vleijende mond , Terwijl het in zijn hart geheel anders estdld is. Ik denk in mijn hart, Omdat ik het reeds onder vönden heb, Dat een inborst, die zeer inhalig is, dikwijls Zijne woorden verandert en verdraait. Dit is eene denkwijze, die vergeleken Kan worden met een rivier, die een brug heeft Maar welke niet is zoo als het behoort; Want dit is de inborst van een” duivel. Volgt dus zulk een handelwijze niet Want zulk een handelwijze bederft uw hart. 7 Jegens- iemand, die niet zeer schrander is, * Zijn de woorden van zoo iemand niet he Indien wij dit- altoos onthouden kunnen, | „Dan is het goed dat wij ordelijk en beschaafd handele Dat wij de oude gewoonten bewaren, Opdat wij ons zelf niet esdetakkn maken. Orde is het. voornaamste df „Omdat, zij de gebruiken bevat van vroegeren. tij Volgt men haar, dan is al ons werk goed, [ons hebbe Onze naam zal beroemd zijn, en ‘men zal eerbied, v Laat ons dus niet de gewoonte van den tegenwoordige Want aan hare orde ontbreekt veel. [tijd vol OC, € XXXL Men geeft volstrekt niet meer om zijne goederen En eindigt met die van anderen te nemen: Deze handelwijze deel ik slechts mede, En ik laat mijne woorden hun’ vrijen loop, Opdat gij de onbeschaamde menschen niet volgt Die overal laster aanrigten. | Zoek dus eenen waren vriend, En sla eerst zijne woorden gade, De tegenwoordige tijd is vol verwarring Bedenkt dat broeders en vrienden ! Bedenkt eerst al wat gij wilt doen, En spreek niet te spoedig wat gij denkt. EENDE DER WOORDEN. Duidelijk behooren deze versen niet tot het gedicht zelf: zoo wel de inhoud, die met de sjaër Bidasarie niets gemeen heeft, als de stijl bewijst het. Het is de gewoonte der Maleische afschrijvers, om ook hunne geleerdheid eens te toonen, wanneer ze die van een’ ander copieren, en als er dan nog een blaadje schoon. papier overblijft, dan vullen ze dat gewoonlijk. met eenig opstel van hunne hand. Op die wijze zijn waar- schijnlijk deze regels achter de sjaïr gekomen, door eenen volgenden afschrijver, als tot het werk behoorende weder overgeschreven, en alzoo in vele exemplaren opgenomen. ‚Ike vreken mij’ thans verpligt rekenschap te geven vande “wijze, waarop ik van deze codices heb ge- EXXIv bruik gemaakt: Ik: kan daaromtrent op den-voorgrond stellen, «dat ik de meest amogelijkesen naauwgezetste, getrouwheid aan de ‘mij «ten» dienste: staande hande schriften heb inacht-genomen:-dat ik den text-zoo- danig heb wedergegeven; als-ik dien in -deze Manuscrip-| ten aantrof, en dat ik mij:-uiterst. zelden eenige verl andering heb ‘veroorloofd;>:Was ikordaartoe somtijds, ondanks mij zelvers verpligt „/omdat- geen. der odig ces eene lezing” aanbood, „welke (eenen goeden, rd a opleverde ‚dan -heb ik, daarvan opgave gedaan. cin de "aanteekeningen»… Waarde codices onderling d schilden, daar “heb. ik, 1n-die, zelfde, aanteekeningen , de varianten! mededeeld ‚en, „als mij zulks noodig scheen, de. reden: mijner „keuze, opgegeven. Diezelfde getrouwheid aande. handschriften heb. ik ook, wat de spelling „betreft ‘in, acht. genomen, Maar overi dit onderwerp dien ik eenigzins breedvoeriger uit te wijden... | „fl Men heeft over de orthographie der Malcisthe taal veel. verschillende gevoelens aangekleefd en veel „ges | redetwist, Wenst deelt in zijne Spraakkunst daar „omtrent eenige algemeene regels mede,-gegrond ge= deeltelijk op de Arabische orthographie,- gedeeltelijk op het gebruik der Maleijers zelve; Deze, regels hee omenoo voornamelijk bij …dervuitgave — vande Heilige „Schrift ‚oren ins: de „weinige sedert. uitgekomene ge- schriften gevolgd. Het eerst is daarvan afgeweken dei uitgever van «4 Dictionary of the Malay vorige „EEV as spokewreteno In twoo parts English and Malay and Malay ande-English.+-To. wich is -prefiveda Grammar of that languatge, — Bij Jons. Howison MD. ‚London 1801. Im deze uitgave heeft men de, dwaas- heid: gehad; van, in plaats: van. de. woorden met. het gewone Malecische alphabet tesspellen, daartoe zoodanige Persische karakters te ‘kiezen jv!als-het naast. overeen- Tewamen met den klank der-swoorden:-zoodat het enkel tbij “toeval is,” als ‘zijsnu envdan- wel getroffen zijn. „Deze dwaasheid heeft „dan, ook geene navolgers. gehad en wordt door” Marspen bte: regt gegispt; ven-onbewim- peld eene beleediging genoemd voor den roem der Engel- sehen onder vreemde ‘Oostersche »taalbeoefenaren {t). ‘Belangrijker is de wijziging, die Dr, Eernpen, in zijn «Comparative vocabulary of the Barma, Malayw and Phdi language” (Serampore 1810), aan «de Maleische spelling gegeven heeft. Hij heeft namelijk’daar; waar de gewone schrijfwijze aanleiding tot misvatting kon geven; van eene minder algemeen aangenomen’ spel- hing gebruik gemaakt, die, veelal meer dan de van- dere, naar de uitspraak der -woordensis ingerigt ,-doch waarvan men ook, op weinige uitzonderingen -na, ‘voorbeelden in sommige handschriften zal aantreffen. _Marspex keurt deze, handelwijze valmede af „ en, hoe- web de spelling “vanhet ‘Maleisch' geenzins: zoodanig ìs vastgesteld, dat: men niet «te „dien: opzigte! eenige fl) Zie-de-woorrede zijner, Malay. Grammar, pag.xv. , XEEXVI vrijheid zou mogen gebruiken ‚ verlangt hij echter. en dat men in gedrukte werken de meest algemeene ge woonte der Maleijers volge,(l) Hij geeft in zijne | spraakkunst eenige uitvoeriger regels van orthogra. phie, dan men bij Wernpru aantreft, maar hij zelf is noch in zijn woordenboek, noch in de «Voorbeelden tot DE ak „bestaande in uittreksels ab, oen Maleische EA, (biaz. or A a dea op bldz. | 159 „kds en n bldz. 193 ids i in plaats van ie op bla. 195 1,55 in Blakes van „55 op bldz. 201 43 in, plaats van RAU en tallooze woorden meer. In 1823 verscheen ‘van de zendelingspers te Fort Marlborough (Bencoelen) een boek , getiteld «An afs temp to elucidate the principles of Malayan Orthogra- | phy bij W. Rogwsos.” In dit werk is de spelling | op vaste beginselen gegrond, beginselen gedeeltelijk” uit de Arabische orthographie, gedeeltelijk uit dens „aard der Maleische taal zelve en gedeeltelijk uit wil- lekeurig „aangenomen regels geput. Groote scherp zinnigheid in het heaneicrell kan men den schrij. ver uiet ontzeggen, en indien men zijne regels volg 5 | dan heeft men eene consequente ‚ gelijkvormige, op_ vaste beginselen steunende spelling. En toch ben ik k hi (1) Zie voorrede der Malay Grammar pag. xvr, XXXVI aan zijne voorschriften niet getrouw gebleven; toch treft men in deze uitgave geen regelmatige spelling aan. De reden hiervan is te zoeken in mijn verlan- gen, om den lezer in alle opzigten terug te geven, wat ik bij de Maleijers gevonden heb: en ik heb bij hen nummer, en ook niet in mijne drie codices van de sjaïr Bidasari , eene. gelijkvormige orthographie aangetroffen. En lek het isniet te verwonderen, dat zij die niet, bezitten. Vooreerst toch is hun alpha- BEL een vreemd eigendom, dat zij van de Ara- bieren ontleend en op oor taal hebben toegepast: en in de hoofd- en grondklanken van beide deze talen is zulk een groot onderscheid, dat zij zelfs ver- Bld zijn geweest, in die toepassing, verschillende let- ters er bij te voegen, om alle klanken te kunnen uitdrukken. De spelling van het Maleisch met deze Karakters is dus natuúrlijk meer afhankelijk’ van’ het gehoor, dan gegrond op vaste beginselen: en daar ùu de uitspraak van het Maleisch op onderscheiden plaatsen onderscheiden is, kan het wel niet anders, of de Maleijers moeten SRA in hunne schrijf- wijze verschillen. Bovendien staat bij hen niet zoo zeer eene wetenschappelijke regelmatigheid, als de zacht om duidelijk te wezen , op den voorgrond, en ES zij zich dus geregtigd , om een letter meer of pais te schrijven, al naar mate in hun oog de dui- elijkheid het vordert. Geeft b. v. de zin aanlei- ding ‚ dat men zou kunnen lezen jl Indra „terwijl XXXVII de bedoeling jl oendoer is, welnu dan schrijven zij zals is het onzeker of men door êaù bandang , ee ì Ü slinger, of bendang, bebouwd land, of bendong, een | dam, of banding, vergelijken , wil uitdrukken, dan schrijft men lsb of £ls of ê sou of rg: meest altoos schrijft men «úl of soms zelfs dl uit vrees dat het met &,5} ataulah, of, zal worden verwisseld Ik weet wel, dat dit eigenlijk niet zoo behoorde te zijn, dat eene regelmatige op vaste beginselen steu nende schrijfwijze verre te verkiezen is, en dat men liever van de Arabische schrijfteekens wol$,a of ub moest gebruik maken, waar de duidelijkheid dit vor- derde: ik hecht dan ook gaarne mijne goedkeurin aan de pogingen der geleerden, om zulke beginselen | daartestellen: ik juich het van harte toe, dat men, voor Maleijers schrijvende, of nieuwe werken, zoo als de vertaling der H. Schrift, onder hen verspreidende, | niet hunne gewoonte volgt, maar eene betere ortho- | graphie onder hen tracht in te voeren. Doch iets an- ders is het, als men eene oorspronkelijke Maleische compositie wil uitgeven. Dan behoort men, in den striktsten zin des woords terug te geven, wat men bij hen aantrof, en geene willekeurige veranderingen in den text te brengen, of men loopt gevaar van miet aan het publiek de taal en den stijl en de schrijf wijze ‚ in een woord de geheele literatuur te doen kennen, zoo als men die bij de Maleijers vond 3 maar zoo als men die gaarne zou verlangen. Ik al-_ EN rd XXIX thans heb mij hieraan, ook wat de spelling betreft, naauwgezet gehouden. Waar de drie codices onderling verschilden , daar heb ik wel die spelling gekozen, welke het meest met de aangenomen ‘regels overeen- kwam, maar op eigen gezag heb ik geene enkele wijziging er in gemaakt. (Dit zelfde is ook van toepassing op de vreemde , vooral Arabische woorden , wanneer zij foutief gespeld waren : ik heb die foutieve spelling behouden , omdat de Maleijers zelve zelden de Arabische woorden schrij- ven als de Arabieren. Daarvan is echter onkunde niet altoos de oorzaak: immers het kost hun veel moeite, omt ‘sverscheiden Arabische klanken: uittespreken , en het is- dus dikwijls eene zekere transactie tusschen het Arabische woord en hunne eigen uitspraak, welke in de spelling doorstraalt. Bovendien hebben zij ook die woorden, welke dagelijks voorkomen en het. burger- regt verkregen hebben, zoodanig gemaleiïseerd, dat ze; van suffixen en affixen voorzien; somtijds bijna niet meer te herkennen zijn. (Ì) MD Het zij mij vergund hier bescheiden medetedeelen, dat ik, ‚$U: rs ‚ d om de opgegeven reden , mijn zegel niet kan hechten aan de aan- merking van den Hoogleeraar P.J. Vere, in zijne, overigens zoo vêel belangrijks bevattende, reeensie van het Maleisch leesboek van A. Mreunsisece (Gids, zesde jaargang, blz. 416), waar hij af keurt ‚ datde uitgever van dat Leesboek vele foutieve spellingen van Arabische woorden bewaard heeft. Ik zou juist gaarne gezien AAARKKA XL Wat alzoo de vaststelling van den text betreft, vindt: men hier drie goede Maleische codices tot één gebragt, - - …. beh k zonder eenige verandering van mijne hand. Toen ik het plan vormde, om dit werk uit te geven, heb ile langen tijd gewijfeld tusschen deze handelwijze ens tusschen het wijzigen van den text naar mijne eis gen inzigten en oordeel. Om de hierboven uiteen / gezette oorzaken heb ik het eerste gekozen , ent ik verheug mij, dat ook andere geleerde mannen mij daarin zijn voorgegaan. Immers Marspex, gelij | wij gezien hebben, tegen zijne eigen regels aan, ens Roorpa van Ersixca in alle zijne textuitgaven, uitge Maleische, volgens de- vastgestelde regels foutive spel= ling terug: hoewel ze geen van beiden daaromtrent rekenschap geven, of ons met de door hen gebruikte hebben, dat hij in den text die alle onveranderd had gelaten, maar; in zijne notices de ware spelling had aangestipt: en dat hij in ’t | | | algemeen in de spelling geene wijzigingen had gebragt. Ook voo den leerling, die dit werkje zal gebruiken ‚was dit wenschelijk ge— weest. Want als hij eens, na dit leesboek grondig bestudeerd te | hebben, een oorspronkelijk Maleisch Manuscript in handen neemt il zullen hem de handen nu geheel verkeerd staan. Uit welk oop men het dus beschouwt, ’t zij het oogmerk waarmede men Malei= sche texten uitgeeft zuiver practisch is, ’t zij men er een hooge wetenschappelijk doel mede beoogt , altoos is het, dunkt mij ‚ wen schelijk , den text zoo terug te geven, als men dien aantreft. XLI codices nader bekend maken. In de uitgave van de Chronique du royaume d'Atche(l) heeft de Heer Du- raurIER naauwkeurig, ook wat de spelling betreft, zijne codices gevolgd. Heb ik derhalve in mijne be- ginselen gefaald, dan heb ik ten minste groote voor- beelden voor mij gehad, die zich aan dezelfde fout schuldig maakten. „De vertaling van den text is zoo getrouw mogelijk: dat sluit echter niet uit, dat ik mij eenige vrijheden zou verloofd hebben, daar waar de Nederduitsche stijl zulks scheen te vereischen. Zoo zal men b. v. tallooze epitheta, die men in het oorspronkelijke aantreft, hier niet altoos wedervinden: immers dit zou eene eentoonig- heid veroorzaakt hebben, om het boek onleesbaar te maken. Ik heb zoo veel mogelijk getracht regel voor regel te vertalen, en ben daarom den vom ge- volgd, dien Marspex in zijne overzetting van de PI JS heeft in acht genomen. In de aanteekeningen vindt men, behalve eene opgave van de verschillende lezingen, de uitlegging van die woorden, welke in de lexica niet of verkeerd worden aangetroffen. Niet weinig hulp heb ik daarbij ge- had van den bekwamen Javaanschen tolk ter Alge- meene Secretarie, RApen Rio Rekso mi Porro. Tot de vergelijking van sommige woorden met het Javaansch, heeft mij de heer GC. F. Winter in staat gesteld, die (1) Journal Asiatique Juillet 1839 pag. 47. XLI mij, met de meeste bereidwilligheid , al die inlicl tingen heeft gegeven, welke ik van hem verzocht. En hiermede eindig ik deze inleiding. Niemand, dan ik zelf, is meer overtuigd van de gebreken, di | mijnen arbeid aankleven. Ofschoon meer dan twe jaren aan het bestuderen en bewerken van deze text besteed hebbende, is er toch nog veel, dat m duister is gebleven, veel dat anderen er in te beri pen zullen vinden. Ik hoop echter dat mijne pos! gingen, om, voor zoo veel in mij is, de studie de Maleische taal en letterkunde te helpen bevordereny welwillend zullen worden ontvangen. et tis lek, al ares B EA Pi Ë dé ok lagdreddng® 1 « ay p ’ 1‘ 4 _ j he ele, Ra | rd 8 wv : k 5 | 5 Zen v Ä ak ' M | A Aal CS, wite rk ì ses ad elke Ado Syds én pleo Jh es ulo Kle pven ED SP Atl ws a Sr 5 la Gijn SN get js il een Hosen dl) opn 6D Peirs Blow? RES GEO, gee ello vilajs glad par alekeijs 5e 6 uers Au JÔ 55 En AE d, zede JW jol eel JIP an rd wdjeie Ër LS) bn 5! AUS Sy) Ado 5 EN gep veons wia rs pd A5 jo KA wi? El ps haas dis An „ls ep vas N. ln Mal ge bi aal pr ll Hp JS osje Ohne &bö Ely ke Jd ls NL mls SA pets DSV re Et Spido Es) edel DS ld zl WE A en spe plas ke Jo GS wle ets dlp Ag lid wr Ko Dr INS yn 8 giel spe pl — le sf Uete Uedl LS el tes es jop as Urd EEn 4 EEEN eit A WIS sais SL ok Je Gi A sal rp ln É is SiÂme „ai lios PNC al GEO geslo les want} Si Sl | Jamar een gi SI | lope os) gee dlbest obs celeb l ws Sl abel er vel rÀ ind a jd In ss ge sp ISS oh alsk spike Sl yllejf ss 0 | 5d Heyse lem 5! rÒge ë: Side & Ks! SI lo won sS sl Aak ge Ne So SS JI Lade Lj pl SS Jep ks sihr ade ss O4 JN | ur sl hik JBS gel BÀ raid Je gulo Zes ain VE el fo eer dln js Jie 5e! 53 Aare Jee ss le aÄass Jes jh Es vr das ka spie Js Dd gl stel El Ng ills Jes ES je ww, sja Ope MK les oom Jes 5) Ulo Er Jas std! en ee nj ae dl sn & ges id red aal Ds wie kl 2 wrd rp Wee LS) Ale) Jl 5 edy ols ol plan Spe ggn [42 s Sl gE wsl AUK det wy ps alls SKS Blake ple all old laa pees wl ae en Het JA gil Si SS 0 mals SS rd yen td et GES ee See jVoga ws zr dol „Sila jen EA pelt edn Je Der Jus Sil Kilo os ke Up Jep el SS leu no Shas Jem pd HÔD ST zele jd refs ae ARENO de | Siel 25,08 Sly Ala ders NS Ja ako | bes IS GEE wl es) gf Aka Elp de ale gele AS Jes gdre GMD wt EN lS pn ls lS AE ce) dus Ws ESisol vol vnl las so ee JP A GE ES gien vele dip MG proe ld als liën AS eel wle Saw OS ble Jr BS ws gils We lS lS zvn hs en kale Gepr A J4 gid se an TS el et vna RIE tl ers et reen es ten dln kos NTS weeke ce) dl AS za e werke ge "Eh ole ere ge ker ggn ese le wiel AE pr Wjies Kk CEE gloo ed ness SE CST ole Er glope olm MS dake Sr Se een OP an gl ag ke ijsd Abs aliël peters as Syp jd A bil SS Aj US HO SH wg? 135 els el „lo ZSäl us stek Gl SAS ijle wie gie re pe plas wljsS „Ke | ee lams wl ae r sl lS Ake AU ali sd ka ge 4 lig Sydydke SJ Ho Se wiske boas L, er [gp cole jl wee Ean elo, md bie Ol ls NE wd plign „5 Elam velig hw) ui JAS giel A eh odin ëb ke slem ESL 33) Gham st iS pla) wis, 3 cs) Ersen: AÄS as vals S5 alS „sw Js iS de | SS EE gesel 9 gel els Ad eliële Aert aal Gall j5 ol tjap os dels „lp gi us lS Sap Jaa gite IO jSle KUL gekte Sl 44! „9 Lijie AE ons gAkorle el gSlKee gees wid yes PENS Bemas | ge Ie Sj! wol sl vre vels us Sten dE EN Wis vi 20 lo al le 45 IS gE sl ml ip! 5 510 ploo K rhagte jd AAGU eb J' Sa we HE Ut gel ED AD dj Sh ile jd GS wen AS logs eds wr ES se Khoa — Wi md ied wi ENE zhe uri £3 dk Kian &) dol 55 Eed Een lope en Je ogen A peld lep ols lo plaa pals deel JI Ee ee gld Ô CE EN Lap je Ger Oe rpl ESS El « À EEN ee, Korn lp gd 0 Ga SS os gaido RRS; Jues GMD Mel 5) ans zh ANS ANA IIs MS sä «Lol A hej sle r she eht AR 5) 20 EN) rl 5 ent iel R$, Phare Ul? Mal sd ste pl bi, wle Se wle 5 Gmpllod sMS alifle GG le : ifs Î sle) wt pele Öl ur SARS ka vAD bl a kes So 095 bo | | 5e Js ue J} RAETIA &ilo klus Sj AEN) Bos" LS „5 WE gesae ddkile AÀÁ) pee gl del Aad ARo es Al sal le wpd r ESL Idee eee RSTOPE EN ako fr sl Sy CL lo 5 Pe ee wl wr Sars SA vmbo al Kinke Jen wales verl id Ur vile Slater ur ygaêb Wij RED LS genre pl 0572? Syn) Sy „) Nie lis S)ldar SN is aal ss F4} oh le eehm IJ oen Ge ob all O Me È er ole ese ur Hal yi heen À | | em Ul! zh wiel GO Bt perk glas vj Wi gld daan | gl 45 laas AN SP Ste ils el, SP IE el es) Mid | Ss eerde Es gade Al self fj en elan Avas din. ode ger Enle | ak vijöa scha Js | | Sike opm Dim alias Spe 6) es Je ES SS dje Sj 6 els ali & Slate) A GER e JUN oes he jd Hd Sl SS atau d ee en id | J ude "ae! pls ks lis Gie dal | Sjer ly fd Ali te pgo il HS EN pen pit pe GA: | le AK or? Wp | MS ol le ga On | votes ol EI SS Ul | op Ed GD WS | ID je sl alls | WSS JSP des,S Dö IP PSS lo JS plet eh ole JE ESS spre Al VE 900 0 ele RN) 8) BENE Hed ch wils 9 B zws s! )! ä: rn B lj | weiss ds wr On err ride és! RS dl gl Zld wl Gl GES 0 5) ke 5 Ws | Wire Et open My | SIE 9 resol eli Sys: ige d Shas As | ET NS spe sas wol, las Glo wals If wo bag VS is alm WRS el bo Gj 0 | UI GPD teel AapAae sl 5 si dol | 5e pile sle Ak ub Es ed laan | el eds ARo Ws wer LD Er TI 5) Det Oye AK lilo ef MSS ,Glke ej ESS bes ala 5 MKS r AME ab Oded Gej poke st seo | R [sq | | Spe MS IS en | SN jn led Epe v$ a wee wss ws Sl we lr? ee Oo pike wl spe 5 EO AE ed ak NS gen IS pe Hp EE st ses : aes : Ever DSS ed Jp td Mekern tar An Zó br? }} pk gieken Lips loo „OT emd slaa Cl dsl SDO : ves rs pio Ade ir Een &e Jl wirdele EP ES PL ER 5de ed lussen je IN gee woal „Sol pe vien 3 Sja Ep rn AR je 5 Ër 5 pe vans zel 3 SION HS) SN Gap bbele pie veer este Hf PWS gelij lus 5 ce” His 5) ORN Ere Kassel sale pe gese Laa eter wijd Sl ole dl ike A) ser gl S Pl Be ot Bap aile lp 6-0 Wel pile etl wet Vi al rela, wk sb ge En Se des rl ss} 5 pleo pep ef Sje md pelle mi sl) Zled z EEN: Sh ol ui Lis US$ EN 18 tn sis rel, wle 5 pis EG Ek ep Bes Sed gl 55 vd ppke JK 55 wol 5) Elos Golo, opt je Sike IJ ES & ch 0 Rd oh nalaat wlj el, ed un éd Se Or Faes: kad J B zak St se! Sje deg AS ali Orsep Dö deeld pr er ee Óp os ALS Je ijs St SS) wk Gre jg se estje Klap EPD Ur OW ged | Grt dE jden do je ln zi Aim d Ae Alan be GD . Akzo! ela el, sis alalmas Sr Als erb wie O5 alma ESL dode | ols JES sel alake | oplads gl ggaëlie aliële À WS eb jl wis | esyiul ESS hl dare els elfs OS ole | ut SÁS s BAAS ki esrike wljjs E90 se | re deld sle al | IE ES Er opd ESL el ESE al leo | erp OU gaêlie af, csjwan ESS galaes japp al 6 loss 5e SIS schen hs | DT , el, ge ale dS Eke Jd lake pale Sg ul KAake JJ Ne si; Ey 2e EN u SW el, Eee [8d esp sl wr? lol AS epa ES os IKS GSR SN rn HS 5e gel MS OL Sie 3) 25 Aha) Propper gep al DS MS ph gE 0 Ol dâ AK 997 eik | oja zl rpl ze 8 oee Hi plan ala | ë ij wel ene ui er Sis ige edo Eise OS wr wl, cele shu A nj) nÊls „lo INS 5 15 Ur eeeh foe age sy Aj joo En ge Sys jgala se ES gs Spr) al ple SAS 5e LS ali dje zh WÉ Sl wsl nn ws sl Md is 2us,s ede Syde 5! alas $ es large nn wake an: glalaaS ke Jie Witss alas se le a el el Hs edolte wl Werke S5yke lus [22 zee IN sj rpl wis pio Bytes ils ls sE el 5900 Srl st des GED bs 5 gai 0 uil Spr ED egel vr MKS os Ee Siel SS 49 Ay dlo0ls She EAS Ha PS ER GTO ged ne 9 Aisled EPD omiake Sl isle sla zl Gert) den A Sj 5 eres es 5200 syn) ESS A alalaaS ER gort ON MS Sir geile el Pini ne. 5 ng jers an si lln oor VS ls ms ol Pl slee JI vS én el pf vs? UI ged do yes Wapi ve) ek | | ue 955 ole 9 5e alm An plee slm Er TINT gea Sdu Salin | ch SG ete 5) 5de Pas 2, Aas B a ik kes alt eÊles yd vS én fa ll se Eb £5 eli Sl HS SG SP le wer ed pin oe SB sl) lS led de Jspr ESS sl Ein Je Jp el tee U pp jl ji D ‚Sw zi} eb Jee ge iede WÖ el, yelaao el Son ws» NE 5 OP: Wied oe 5) ns fab) INI Aak hef eis srt wfo Ess ke Zo wen ke Jd Ale en mls vel yeibe wee 5! ikke A fab lee 5 yeae jen zl dS CNS wl uik d AS GN EL AL Vota Jie jd esb | heg dll 0 Alis | Kle GOD gard Win JS) lo ujss áls a JES lo Wd jêe 25 455 EO flo elo 5! wee eo des El ob abo ss | jen ers wle sjö NTS Edo alen 5e SE we CSS Sj Moke SjÖ ES grol ls wP SÖ frs ej di wle ss; shet BS 3 Ope gid dod De: ASS Lied) We ws ES jd 3 deg DE el 15 Ma Lap? vs EOS ehs Gr At wt ut MS led MS pais lied Sr Sl Ale zo sja el gE? Mys &lko GMD zen ie zh ee le als vie 20 «£l Bas: brl ESES ar Gels „5 ef U eejke jar ys ep gain Syr Et Th USS DP wd sl Je si jo Oer àl vl Je &£ ste ke SPÖ jk St Sl te Pd wis plaa Kika êr Wade Wild Bro 95 MKS Genta Sh js gj bre lele GAD os ao vs lS Es Kn | te W „us aliëls wo engines Sy A lp jäde Jer IE) Ve j we dove UD wo fs ESR) emo, Js» sle E. B eb foo deo zis Ee pf line | 5) dede 5 yin ER GEN ES A Jie ge rope Lose rde Sja zl wjfoo ded | Sj} 9 Lw pi) ACR gs let sle whs shS Ekakro 5 erik iks Aas} Kus Eis J Se vee dol _ » Dd wt Nad ia Oe act ae » Dekt Bale Lap spee lS Sj Ge} Sje 5 HÄS HE 5)» haa] srö erb 250 elo, ngen Wu Eske Oss alesis | Sydydke Sr Hp SRS Epa Gele wf Sj us AS EMS je err) ge PD Slus zl, SÉ lil 50 le WSD slan | osrê wle wsl sl aliËln es be 50 dj! wold gio el di, ais dpd SS Dj Hud vla AS se ko Get MS ais ed AS le Hi . Pd 4 Uem ys BAKS PS and | 5 Hiks Ela J „is Shar rale ve ile Jide Span ES ga) a! pile Syd jm Zl Ke jo elle syl clus 5) us zh vis dol, wobete IS Eppo ja vol pike Plu sie 45 BA Als sj br lo as lkas SS Ur El E00 eed el Ci lb „Ae SA) als 5) Ús le … ‘ Lid ns ° = N t WA) en Las vile doe, UN MS AAS rad Ed Ure ws tr wr …l 14 . ] 1 - Wie ere! es vile SI Sl gute GED 5) Ung ch AK) et Sn Sl peilde fd 5) \äao Ee Aare 571) gino ESS led lS des EEL pe Ps il Alo 5 CA wl plaa Khol dps UIP Er we Eje She EE wijse Sj aol ps glio kep wnêla gls dal iS zjin jd ke SE PIAS NE 0 Pils 5 5) ZV SSS vele LS êen urti WST spe LS AKD 57E 5 pl vl Shu sh Zzld AS Wis ploo sa EEEN wol, ES me 2 aan wb |ò | ii e ne mm eng 59 gelei) | all ak à Sjee 5 ln, SPD Etail vsl aliËln ale)’ As wl Haes ee ad like LSD me WAS led ss Er El Er ss gl lo LS sla el NA wid Sr OW ges ld jade lp gs wt el, ma GP Ein „Ke 5) ld Ëo zo us wia 5de Sj alek End ESI Ls ESS 5) Ope 1E lis 5D vel hos. ls | . wils ‚Lb 55 ave zal | [do Sjdde 5 wees ola Js laks HAKS wres bf gee vee bol MS Sns ali EO MAKS dla [ di vt En ld ss) iik, wid efo ds a | gil ale Jes 250) jen GS dE wate) | je GSUS Ope Sla ole al zilte A | ls Sl FO ind wit a le | 2 pij [ „iel pla 59 Ss sh hai J ied | se” | 5) Vs EMS god 55 0 gee Gl! us Els vlies Gain EE el Ala ure AN edp aSloLs wr vst es „Ke en Sj Hilke Las zilo ES SRS fd Syv gi Ao Eye 5 ree: Es jì ES 5 GON Syd, ci, RE: nk ua lol wsl GS ws 4ST0] ls ike 5 Alin psa) ei md vele |, 148 E50 wie GMN oe Awa ES wie plaa | kas SAKS sle jo 5 U Pe ‚ls Sis Syn 45 Ee Kak wv, ds Jo na we ie capo Shiga | ed sa el Fe he | Gad ger ssl IE aks | segdas 0d | an eel 0 I Lijns SS maat gi | ERD gie Sl del | 6,55 lapa ES eije | me Álle piel Sl | teha afne | gld A5 ol hel. Oe | Sj Sd J' Ps Sjer U el, lee all robin eo) ses rise pijen Sje ein EE ole ES pn: liËLo ers plloo | Sno Ela deld se woke) 45! 6 gijle} | AS allied ps 5jdpshe Gil gaa ella is ale le EF ZS Jr zp eee jb Li Eh Sp JP ge Ut sl st & el wet EAR Wesel sch ete 5) Se er gn SP ee zh wrd) je ei Blo oel LSA dl „E00 an Spe oi et ef peage an vac. „US lol ele aÂS nld grutte gee — | Sye ETS sm alie zis MIed ser ole Ol Se * t . [HA SJ Ean AAL EM FS HS OW vik el, a jaag 0 Nn, vst u nl 907 „D Sl Bw OLS zor Je 5e 5 sus Gr IR oak de dok rande las ol Gl jen lj Ol sle ied o et gj OS id soil ele ils Ad 57 als wi, „ | WS er ploo li all an gelid lor LS deel EK 5 STOP AEN esi gr El pe ppd Pen EEJ 59 Ged ESE atd Ms wiken Des al, ur dsis Ön Js Wh be gens el vie po use wf WE ens ale ll, dln pe) lep gole os LS ze fs) an Er WIJ ge eller zl EEE op IKS PA 0 ols In wo ES iin wle ensh: ols et ebs 5e ol „Ka Ke A a Go As srt zhe glorie 5 | SS de IR ep | sle olp side aÊs | el mof ep da | Oe lj es Al | NH a | le LS GAS Wie If opa IAS 2 aio! | en AAS Re vie vr dt ef Eb | sie wolf si PRC el, VE sle iS jw! 25 ele | kn 0 oee ESS didi jo pllooELS AE Ue spa LS El peld Ne AOL sin e MS vErle el, fab) Ns as Ë Ô ja Ji Gejo pete nein EO a dg JI Kp lisa Mel Sad pel Abya un el geen Gs wp dt jb el vs 10 Kak colle gie dje eek Jo Spa ES) GMD ss, Made IS Gre? ols gee en es pe g@S0 ss sn Ere JS! bss ols die & ve ESS al ams hs eert Sha Spe Bur 43) Gw el jé nm pla Spe diËls wss lp il mii ali ope old Ale jn kem GD jk en Jon ret U op pull je alg d ess gld 5,5 ESR zl tetlejdn kn SU gopr A zhe et dla rs Bs Gel,gà ds sp CSS B eelt slade EE gi as Js Dh radi SS 395 25595 giel los ope AK) E00 js se AS 5 epe Jd ESS HD ol Wan eel gio ke Jd jf00 alaed Sp OAD eg paket MS est ol AG Gej al le „Bo SS ore NS ye JS Er a jin 5 es zl 0 pj 142 5e tse khan wlsss kip shel pi ALU wro gin dus Aan ESS as ll 0 zake #0 ss ES gee le SE eijk mobo 5 dis diel pels ml os bj, tage wf) ES wt ES vie end pl gero Spas stel If dj Pr sl! er Sad | das REEN Sje Sl Sj? lo js ide ps Sr wf | Bp sl ES plaa) wis ee wij? Slim 0 9,95 piste sle $ NE ds grs F9 Syl ESS AÁ3 Kei0 ils zl Mg US er ssptpdlan jn. be le Jet tSas jh, ND pn jie Aal 2, ad hd 5 logs ils ss rel cela loo ds alike gs al Ei Je Weke Jot E00 deed Pr za al EIGER Na” esse Ú- "4 5e halle sds Alin Sj 255 peshas asl Jp zo sop oel zieke du sh JK 5 sik „lp alas eso rd al Î ES se dwslkop wee A | st Akse RS pe „ôla [44e uvlide able Fabo: ole she pfd GD ke sle Ll pn nf salle el wt fl 45 wle gels Es Ke zaet URS lg 5 wd Eptee or 6 jer of 5,5 GS en le hale Dalla ALB el Sir El Sj dei mêlie Behe Paket ts ee jh jd gl els BUS hel en opa old Ela enke Sm el SS sle Has ln 593 ss IP rs Hs vd Elle Oh as slo Use! el ALB us de 2, hale sen Den cb ik oe opus ble „öle Fr Jh et PO aar vel & vaag Bhar Al IJ Alu gul SIE lijm IT y sb ds Jens Bus! ge Ae Ref. Er OEE, el gelen AS Stas hs il rs Re Aho (zo tis KA slas [gep sp Uedle pad Aten ss ES ES] Ki pe us Mal del Sake vlas (gel vl ls! Sylke Ju Al GE 0 Js die El sie Akave KE ee d,55 | MAKS Jr Spelen Ll er ved ws dln Es whs JUS c5)le ke or opt Ue id & Sop al Leye as wie ik zh RNL ARS wol alls ada) Wi, on ten pe lS spe lef Sb SI anke d eSphh H Aae js es ji A GA 5) ag fa) Aak ge ; meridianen slo Js wave IE amore Al IS Et ede da — SiS sle abs Els 5) en) zb Ean & ws Oye berg Ho Silo, | AU SN Sje aj! lS gepeld — en lopen wies esje zl geil jo wf ze & Bua\S Alom} JES pipo zel ln Jh en wrelS puag olla Gij Gt ok vos WS Ml sole on dake Gh Smi SÖ dij z5 HEP Ne glad eel ij wle GED Spike ESI AS pien ES el dye WIJ 55 Sylke HGO | JS GE vgl 55 Ee JK el Se & a Zaans wl, Ns 5 Äjlses ë Âns i! zaai mn iu pl xls Sop vd JI MEN 5 wle Gie Ml keke pt 5 fab vs EA iss, 5 ver gee las ol plan jave Wo klS MEN 5 Sl zee, ê) sl, Eej rl ch dele ple 5) ag f ls „ke LS dae) zn lm ESS IS Has HON SE pept opd de zh dito Els JE SE es ar Js 5 NGS Zl an Sar zl) sy all) se Sp ol wid Jed Gole Kiam) pls his Ge JI des gk ke) Elke OM alen KS pr) Sat Js Alas MG JS Lem Elos SP beg A LUS Ethan EE pd lie Sy ol, jef alls Sky SI del Gal 5 Bere) dla pn Edie loi gp ls, Sijn rid AEN Kad Ee PE Ss we 5 Epe Mar old wrlS pls aile wke 0 ges alËl en AS Mal pedo Wij sol wl ei jÂe dl Hol wol JS sle > EE Zij old Jem Ate Sial vanhee GAD 0 EE | br ci SW Jes El EAS aal 20 Il ols plaa saw ius ere WE NS re Shu Hóla ulejs Aka ES U ele zp ses jm Mel wankeke id es lo Vis Aa Nul Ze ple ws WS ls 25 PN pe, 4 nd Or un Ee df ze Uadle gE DA eenn | „op erble gfe ESljsn — zi ken pla sle ob Jae kaka ur Des 4 Muts be pd as erste $ al Ne EEN À vip ir ils Kd vis Za Sla JS ses 5! elo ED) zn EI anslel ZA als | eo JE opte GD Pe bijt ye Jae If ema sle play 06 zud E SP 5 pie har EO PI 0 dl E ER) Pehap:; 5 pe Mel keke GND jj WS jn Pret SG an 1E ge en tien wed yalo sle ure Il sin sla D ele oen JUS eet | Er, tam Kell wie | zeke lo relo | Fe Ed AE Ba | 5,5 jj em «tal Í spil ESS Mal enten | DS ele gesl elias ad tene fn POS Gele je rdw Jl ijlde je Ay Alke EIO 95 Spike JE Sl & spie zi Je ves) den Dao Wid 3 sj valk DS vlo als Js be Panken Jie epe AS Slee oel ISS guale wf RTE vo es Ulo # Dö Sj sle phat ss al gel Ege hf run Je GBS vlo cl pla „Aken ks dw Md! je el Ss BAKS Sman Or Kymi [pq ve vl gn wnd à mn df ke, As NIG arn nd ei wi GS JP y wke cò kie, alach aes ES ES te Dre ch Sr Ô le si oer Ean Like „Js Jes yell Er os des SUS jie Ju ll Esto pn Glo Nd ve 5) pees lake gele) | wl, dâ dje lo 5) S5yÂle rel ol gr vn er ee ol Hue Srl A wis en ETT 0 Hert wreds JA KS ole, A Zr Jl Jueij Zac vn olien pj ide sn IN cj rides AC ws SERONT ve pljn Eb 95 Si ó iss ple zb alas jö h B sn iof Tai „wt Al we me | JE er OE id „TA vak ob erêlee JI er ch rieldo CD gil, ) el GAD le EE ) ERS Dae wss NS Sje lens) d$ Joe BUS milo ols Jes sl milo ou spel 55 zo Al do es Els ahl lol sil ESza8 25 sluwe NA Jp teke SD LSG ds do jen Kle plaa pew ,5S rp ve Pe sp sn des Er Ks CN jg swoje lem olp JIE pike gs Jh rde gie DP gee Se PA vk 5) le SPO wbs As ds hin ulo, pllao wis ho ef lil jd el is ele Ep pla o def NO hed ols yeêb sl geo SIS Ino Hls aol ES ala ie Akon ol rd Ewel wijle ES lee piel Lens 2 ES eli 1 „AS oh Se Sl li ike lei Sil 43 zh Sé ds0jo wid pe alas, EN er dd Kr 5, IRAS Schw Alw EP dE le jn Sie Jm SF alg HKS [pv dike vore wle fl Elle, SU Spie GSE Bloos loan AGe | SO aat ele ahl en je reis | ee loo gd jd Ed dee Ër se ke A iS Bw & & Ös & 5,5 sns Sl aaien | Spie lemig" USS slip sir DES le le Er ch ES Bf epe dao IS Ee] snel Bp ES Zeg) te SE et 3 vent nd Mes van bl lo Eon tof Be the IS of ole tl HI gele | de er ige pd Ie UB Cpyike laa) AE | Sw logie Kiam: J Ap, feit alen fl sch. ibra Sp MS EE lof vaa la gl lida Sl Sj El gele | Ol loo wle oe Nr Ôk eelt ga IJ NI Elke A Sr Spe MS GES rte Bl akad Epa il efpde los dl eraa opstr MDgn glime Hd Ed HES 5) ag fas SÂES (ires Ì I8 pd SS zie GR JIP sr Ma AS Al ordt Sede js 1 25 sl w$ là: pb ge sl lou erheen SE Sl zld heij pe vlo lS INS Ko JAS sl dS Ee Syl 30 pedko Wid Se ERS opeie Ek Sd nel lan 097 zl, LS AS sik) GS EL a ed es GE ike wlod fo wam Jie Sol) yin gold de pr ola be ed rpl ie ol opb es EO peld SS lg el Ks ej ge mn prs En jn | Sp A al lais Side SA ans) A05 ke)! grt rde GI IE ged zeike IJ gie wfo Nr EEN sl os sr elke Gele Sl se kom Sjee sb, js sj plloo wl pio 5 Keiyae dll lk pl jie lys 5alo akal wo, ld ld wnd St el pd Jin | Pè 405 AES eli sheds el zi EL 6: ES y weke eg all 45 jd sdery SA lan mn - va ee En uren)! wir zal pep pe Üjkke ele pl eds ge ben In vee ETD GA If an aag As wet sek ij AA Ee Ee Sr wed Í Le)es 3 Alg) keke Í - Al | elo ale ked alan el; dm 49 geld | 59 Gein AA web | me hen Ep as pee, mt zat 4 0 wio kel sere pr | | side in ps Bk, zds 57 alst NTR ze Se JE) Sa 5 Avas Ege A Wid Hiel eee SÌ DAE AS jeg sas bps Gerke [Pee wreis OLS BIS opd MS bo Ale sil 5 jakke MW Jee JI Wel vlo ak le do wid wsl Sla! Aare EK Cils el 0 Br ais spike wlJd Jikee JS 5 ve wis Ne S a) dos je on se cs Nid gard N JE) gelid r US Saha) je ey PATA DS KA vana en A ih, vl Siet 7 T âe CS, 2 ae De wl | orig bie dl uE is wnêle 95 all es plloo opaïte dll je Spie Bs Alis Ia) GEO etdleke jmke nel Aljo oi ke MIE, zw „Kei Surg), id alken sjle Essie el dömle Sr) » jo INT KÁAS Sike Oka B) pan ESE AD Had Spike joo dla) dek wl Be GD Sp ESS lo Hol hem ie es! Si) drie el el 3 bn ahl Nan el dn { PN …e… A Ut Ut Al A3 J Sjow ESS „) ANEN) DT. en US Slams piheun ae Ss AIS wise gil et) Aw dl AS ye eN; dl Sed | | Ste lo pike dpd la ES vd Eger gla | ses Ms Let At ss | ve erop abs alas | Syide Je zw 0 Al | die JE so Es | Jo ce ets os || SPE OS kn LEL SD EED Wd keld ur wr ES so ane: gee os &malb 4 el AS LS le 0 Kal 5e vla IIS Ng eni d EG alg — zhal za) GG US HD spe ijjke ws Jr 505 Sg Kn SS sd pd pe Era ESS ES AS Sn Ope zl, MON aas de és ESS dS dels & ch HG Sd sj wjfd0 Ei ze) HO Eke 750 a&ke 5 a „Vga: zel ES sam ries geel JES els vei fl 255 pl awe gld lS MKS djan pn JS Gain Sie lem Ol loyw 4Slke vt zh als „S)lke en glloo gar le ss ede llen fl KS 1Pp 5 GES ee alam gldge She wt ern! JE A sop alan vit & zo en de vsp US Sanò Et wr els jäko GO wss 1,0 le sl gee Aauw elan Dl etn adel GGG IJ 5 ode ESE jd RE GE ke es edp HO Js als enb Ser of US glen jh jg 0 AK Jr wafel Wie Spil IIS Eda wrs Spur Dede gf di: slo doa je «$lól 55 ESS old gaêlie Eph als vk & EMO wow So all Eno waw JK ab Deel amg AS Sl? esp MKS Ao ES ke Jd EMS Sw se Mel is GIG skr Js of alm Sjer el) el JI SD Ain DA Gerd MS os JES wol, dal had Jore dn SE A pd GI SR Êle en Sr 2Slo gil LS al BUS EN Zal So Se LP | „fenn wol) wle, zal Er pie gr Z6sls MKS won 5 ln My wid Age] Sp liën Gol wle GSS ais al, Shut ST tl dal ED ML dl ws jÊo ee gien WE el vi Sje yes! lo sld oli Spe ils GD ur zl le àl so) EB ulo SB MS wpd elo 75 Le noo gs EE as Wee Ss pe r goal wr Er keke GAD ede il SS NS, oop es 5 ES ele | Ter Jem pes bis sh Ilke LSI Jul _ SKS Je GS EE 5 ej 5 KÄe wy D SSS „Slaan Span ESR Sg ole als alens DA zh ile mls wos 1 jk Sy zilo ols ee zo aSlike $ & 8 Sje \ 15 er Ge 5 EN) ele wil GES ws wate Je < eN « kane SNIA iS ged Er pin [po wle? wie Wis 0 dep ofte sl ele ej, EMS KS ge Ul pike yr 0 | WPSSS dll ay Mel AAS 5 IS PO pin GÂS Ur gs 05 Lel wss 5 ln ACH 6, bis En Gs 5 wired AAD) En Ei si AA ie LS wee ek KA) be 5de sl U ‚sto Nie ses re is Sy A50 d ë Bs bind fab mast JS gapen SI | Sy eze zld zliËle || AAS kerke 9) Las A5 ot Er e5 dp SS js jede Sigs! E53 rs | Els sil dai atie | | ike Ji Jie alêlw 55 woljo ad wal A} KAAS) AAL Sr 7 5) en Ër Ea &s lolas Eá” ole Au VS Akon Jed 3S wpiel ol „Ke Kiesl sis ie Sjee ue el td iS Ekme sle Shit SÉ Ell aa) Sfol sal _1pq odd Áo kg ele wle JS olp os el der IS ele H 3 HS nd e) wsl es) dre u & ee Gm wo Spil SS aib Pl 5) ens zh Nie id pee old BlS Aoi ARo JS lol nd sr IS Ek sao, Jen rbi AS JSO GNS Spe aka so als po Dip BS hs rsr reso EE IN al wss plaa SpA Alis orn 1 45 Gore Sp 3 ols zis vis als kas) wis 17 lep sle pla Sr gn gie Ge Jas] | diepllon jl us re gb ijt adje skep JE plas mj) nÊlen jl Sp O2 Sjo EO dghasÊlo gel SS SI ike also jop Om sl wlj joke ld ge 5 pe sl JS volke je he ES on Seo jn EE gele Jet pil 1 Bip los gede we Vip RS gl ln JI Ser hs kn — OI NE Ris das os se Slee A ús zh lo aal ph 4 pike se Sl LPA doo anje ile ps oo sl Sz sle Hels Lire ESI IJ IL ID goe delle sar Le êhle Gein os iss dus Ke) Kips AS hee S] ss wis ES yd ep AS ele ge iS Öl Sn 8 ol USS ern 0 wd Se Ie ola gen las edes Os is vee is? np Sl 5m ED GPSUS 0 Gh ASS Ike MS sop wld Jc 5E ES vile US | 5) bher SÖ rd SNS sol JUS Ev (ff Spr ele arr pe pe sl Al er If Gt Oog etl Mol GB old ged dl Ul GT Edse LS Gekes te pb gele. j0 gehn geile wsl jie oge lbs dS ssp) sl US Cilslge Je GM ile || ls ol le leo ae he gel LS Ss Gm sle MD lan SOUS Fkae gein | ale olen wol 5 mere) Lg lila || «tel MS jie F0 BSE MS Su 5d ye} ele ols ed ella a Bahn GEN IE ot SSI U JS Ee old SL 46 sl gele | Ve 0 oral py ind Geis ole sip POS of | eh iS Ev tp. ei mjhe OW gd | Elit elle Lj Sf glous dik IN wike Hilo JÉ en wd la laf oel | eb Elen zake do | shin ES bly ryk bre Jao! wel Ohe lors gai || wsl d ele vel sl ws IEI Br 38 GS FO Ee | ms pd gf Ee Ep Sl wie Cl ms geile dos j is atd vw cs we ze ls es AR jb Sla lys re sr vr dl eid gm | elk fla 056 geile If a br kk NE RN = ERG de) ela ein Pet í | DEN à 4 Bard Jeje sereh dale gl eta pb ai bpq | we osele, es made less ë gelo Sas ke sle Jiu ASthee IJ ost ole Ss KE bs dij os Hls erf WES A aten Hls en Dl EN êal, aas sp pf Êo ee ws Sl es! SL Sdmlopgannilntnlënl0 Spe B es wd Se be ge sieke sten zier olet Jr Ge GE Si AN vegjles. os SS Óre| 5) U) zh Spe plu FEC arg ensen | gl ALS JAE 0 ven gl shaman OLS dn. oai pie a Er £ DAE) eb Gai molSn Jd zake. dis ett Blige aan ol M laen gelogpn B eb nt: Aers | cats ple ge en adje SS OLS pst vol OS zom ei legals obstte sli | 5 ALS put alen aten aar aanne | Jie wrd JS dep or El GLA le US Ho Js ole Ee Rn Eep Wall. elo IE Slok gal la je ele Seer eet ho Sjbgn BERT ke GD esb Gem Ka El ee [Po shu de geo roze sle en Jha Mid GES GR Bed ejks pla 2 El of Se ihk 5) 27 Aw} s5S AS erslS dS „5 ES pa vite Go sj Bt jd hl 5e Dl olp Sp ole pla, lil 3 yôke br AS 5! zel zón dlp EST alan 5) eS sl eS5 alas Sw AS Sje Sl wlo sw gn Ale sl SP je rf If gopr 48 JES pad | Pate mnd hen Sidl peas SL alpha d js JI ame ud Vi Jl GAD Gd obs dl SED lo Spr Sha Us lS VS mid a Spikes Gil Jha alfa, za5jssla bi al gla Ed so 5» re Sj Sr Bj zeep le dress pis alken orb Ipa Syt) dige has al JE ilse dilnf NE SD me las wie" 6 shu) USS las lll osteo HN gejoel ge Sag slpleopterd Glo AS Ijs Gele wl osteo JI IS new) veen ole whas edes pllo ai Sel 5! oper gÊe dlke FJ ele geslo pep bee ola le WT ei zien pi liu alie Een br Sips als U pls le SSS ly pe ESS OS kj gee ple es lS van dla Epe gezie Ela jn pr toms Sp liËls lm al Cbf plan sz al erere V pe Ss oe AL Jes les Ga eg Bess pers ESS GMR 0 LS aile KD Aan 5 HA asl sale adil WEE 3 Wk wel o SES aak Sl ie wss er 0 of | Ejspt Oke alki Au sal Êja! slo 2E Spe GED AAL ke gwn aline jw pe bed ESS NE haa ÁLS vel) Bolt yy dl welt OS El pi ESE Se Ey hi vr dip Sis A vsb “ak Slee J' art Se pris de el WE pee zp gebe ais bo tee BIE jk pl gi | AS jail ius ej 0 Eee al Mb an GN ofte | deg ete! BES lo gal ds olen ede B Enl et wk CES po ol oe re se Oe lg en Jed Ees SJ Sn angen Ae bi es la me | mn AE le US ern fl le asl f- ant An if sis se 20 olga 45] gÂptee Ik gebe geep, Stal E | bai rd peil | ue Bills gis BN dd en NA: se En shae WSS Fade het vsp lS SA el, É Rd B Syn! wss ps GEO ff pj UIAKS ka 0 bel glas ile gls o | ° gers) ES CE kiloe | oe plooi sl | ke Jp va le elen galei esb | U en lg dll EP glee 95 ji ni zal K al plan ESS El plist old Jie le len sle 4, Bas sl fÂr d gSlame | wo Vg gÂeso ipnr Sl gl eds, Olp pllao Ki Gd as She) aj, ryÂags | rs sl Sy gijke ed AS wlj rd. Sl ass. ii di 5 ess) HS 5 jo se ie wr Mies! | ent sl rages ola a wi tr Pol en HS EEN vsilo el a el BES aol gkel Slam si „0 Kal el &3 giel Get | ee ge dele ole, If ely gade dbi rjg lil ej use el gPriier oled | md. Ed ESD alsan | ol dd he kel | ED plloo seo ie NE aas es) a ais iK loo jen lo vs | oker dis jb ais plan gf dal sljs0 | AS ESI HS TD A ed GES Ss Nmb rb Hls ed ike rie eld [PI MA JI gel AliËle rdt OA Sika OS ij gl) Atte gil âls el, al el ot sh whs gee wd JS rie big aha js fel st Ame ie lS ike A) dlked 8 H | | eert ehkel ore je sr dij ml IAS zake alsje — old ella, ip Hi iel af wÊsS En ol edwin Jo ÄSr fd ope gd Jole gelas — 16 vids sl je SS volts Wis Ess als u we êpl Jel ws) Ur „s Kw) Ws) 7 lope Être ols jk JS Prep LSI spre lope wel ale SE Hi AS dn wis ja ves sw ost lope SE Lika wrr 4 les iS ws JUS JS as sin GH) AD esi Je Oploo grasp os dem gulo Hei dus kn GS Eren LS jp IAS kad 5 cls gewe gld dulS Ams LSL ri ves) gel EE ds Ne eld djlaas 550 [PO opte glas Vi openen ole 315 OLS ner) SLS wip Gi vote de ikk fab) INT zis pet, piloa al IK vate? sl sl 4 vo 15 Jono Aids Sept pe ile 57 AD Jr wid gren A, ONS sle zaate Wi ls wid „55 MAL EM Js hacks lo» Li sr ch he WW gl LSI Je LS ls & Jô wro? br CSS logs Urls sw ely ë 4 Mel LSA er jj EU zrhá wd slo is le pe wle gels aile lS vo glee Elo ge lee NE elke GAD wis JD} Ee Er asiel ge Wm della d zn 5 Gd 92 7} 6 mls o sel os) keld Eehaw ER Srsme Sl dS JKS ged &&zlo Sje ES ope vsi vr tek Sis LSsls yd Els Dr tn AS ad AK asl alls) 5) leto jh woln SEON al ke Jole wie Zld alke- „6 tis Epa la | ns d ne win wt, êen od kslmaS zl ls pw bd MES Sud wss os ere LANA) olp hans jb jn dl 5) EN ws 55 ats fa Wenge Í Nid vl, B ans wie lS | De ESE st lne dae |,Ö 529 br jn ab, 5) wg wee Je mat D sia ah aledhel ast | 5 up pens zele, } al ham MAS El aso) elen er us wl, „0 pn 5 ie A AG vj dal EEN) ss lee Sl ol es pp 5 elo Mh) Es gen sl ln el dhg le le? Jed ol Edmee jip oute ws! os Blo Ape, wle jd Spie Km elo 2 ste Es Ër de st urls ie bis Sp Bol ef jo Ope Fyz du jn af Elm Zas Ênp ll Eee 0 gel Ea, Sm Hw zh Folke A kk II pe Er rp vri et Slee Li vlas Sd IE kl var dye Gh) vlij rp Le zld U rela Jep en zh ze Een SyS pls mls a Sr ee HU et ee ef aud ina ne We ut, Edo le, u pele ll 2l 5, buk Jr Es Ao \ vr us Ii [IV gan alas ksl6 ew, 25, ES pu Jans elfs B Et ed ZI Aja dla gio ES jes abel wo WB edlais ki Jap eol dd AS lg vs! 5 GSIS keke GAD spo os epen „IS JS ope GAD an Jao sei dr eng IJ & 2 NE fem 59 GPS pio W ls se kes) © pre olie epiaus,5 wêo gele o efelsno Jord wia GS Al 5 eve ven pla ë : vlo el GT aj GSË SP Ed ils ë en ' Ls w°iss …e & IK # pi hems NTS sj ol 4 | wals Ee ws le sis vir ile tka go 5 | | | \ INS Ald Sms Es le Epl ss hel alias "len ss eel vs! nn EE ke Jed elke 4D CSS wen ae laf $ Fan Iedere r Kw Jo Oake | je OLS ude sds mt JE) SSN gele pul Nn | idg EST HS SUS 0 el elle Enis OK ons Öt ls ols vale GEMS el Jou el dh Dal HAKS J DN Agg) eld glas it E65 pl alas E55 alom Ul 50 EUS Sp EIL ws Do EE) del sle Epl os sh a ON ed 6) oee dje eel SD si Al SUS o gie ER GAD ar ie) ele Woles Es sle we, SD Zoja GD EJ ptn ede pels hk) jw halo le » [14 ‚. els osje GA sd 18 ols GAD la, sle ep OS woe wb Ge il gilden Eds 0 wol Eise Sly Sig es) lp seh SAKS Ee e „lo hel elf ols gele Ess sl! oss slo De Kans) end sp wils ES Er) zo A5 Ess zen eol ke gepihe dked ns Wid wrlS Ako) wise Sjoke le sl JS Hè le ser ZS] sal wir del ast alêln Rt ze hr Al SN ip eÊlae 95 HiÊle | wlbjs zfo wss atol epe Sel wt Je | ESE ST JS gate | EN Sp esp nd LS / . Sje EO dijen kopen ke yal Zj lS oee dl Aes jl alom vr AAR avs AEN a 90) zand ost Lr este gAlGe Slegte Batu PO Od Sr vis est A veel wiet bre sl wb WIÄS Eh jier Al ES je U Zo ded opte GO ep les sj A | Ipse lo zel aas Ae vole we SÌ 2 oee mjejedieles tal vst An el del SUS Is EDER ERATEE le} st hw \ „Âij) obs gio e Geb lade pla iS Epo zeke UW nd ole en plla0 rn 5 uid Sb gbl wl, Blo & LH ple os ws Ör Eej) ke Siel wf GD gt n iS glee Òjaëre aSls} JE sp ala os ad é . ee pile 05 ks gld A West jede WW Al ww 0 | li 5 pls zo gr jh sn huile alles We el oel rde ole MD vl alloLs jen a ) 15 ole 6 Ei gd Els las Beede of Ale Ps » ol lbs en tet We aal dS | Sl Del „Sl US B eeplse vels! vlo pels lS ae pahjì ls ef lp se wlss Aon &kako |iö ) 5D we Gp gie Er) slo Silo es po Wid kalS ir ù} aA EN ed ni &lked UI ECE CRD ju -4 pl “4e ge je ‚A zins led el AS Ser 5 $ 4e “ & 5 lol ent Op olde dad CNS el lätmlbe pike ola Ba je fab sidke Aâm lig eyseloo side je "Sr ve) Ee Gh el lem PI nlke gige jud Bol si nl Jd eas El GE JS mp ESS kde sr Ks ZES allot lS gk lr ols mnd Êpl Of HS es en Edw eig se Ja Gale JI mees Stelde Ss Jas ps RER) | ole Favela str ES Ur Ks jo cer vre p ind) 5 been oled yesil et oke ple els, Jee Us MEN ete ws Suf. des 2lËln Sike LIS le dla Ib I5 Faa late elio ole pllao „Gp Jan — ei: Epl do mjfan [IP „6 vid ge U9jS - ds ew vl sà ode WIJ 55 gid pre pl pp eelt UP UD GS SON el ej alle poske SI weld sjen sin ele 2 Va vsb, wid.) Js ed ln erb) ES pa als edet EE Se jakke A pie óp ES pr OE F0 las keg | nge ee A] zo „Je vr OP wet TS GT en ed) Ee er ES enn gie Sly WIT eSjb dlas zp le Solana dd! le EMS je vels | RNI S 4 Gs Bh en Tegen lS elpn aas oo sve eas lS 9d Eal0 Ms JO eike Sldge sul E: 55 INS EN shu ES gat ost JE log eik GEO wo sn Erge dll WS el MS 5 ls me WS dl AN Him sl la, B lj Bien de dâ ad Bp Aer 2 oo pe Jt Sla B GEO gloria „rept Ata wl os ven ele ESS io Sep SN oplet 1 et ple gele Eed MS A Mal Sja wis SÉ vp LI sf Mór Jao Bie oaf! ke en ed selo Sp efyile Es) 50 Ao ope de eol, allle | Sr ol ler dz 0 DS ele gie Je RR Zand ore Ol Be El Se ge ee dl e PE str gela | RN rgbg Ip ll, GEE gle ze ghb lS fn GEN Got len AS AD Epl kel | ha gie 05 Fl HEK SS las Sn | epe SS le Er rope EAS Ales | Slag Es) el ej ISS Jen el HO IS Joye JN Ee JS ete E3l geler ille? zake Es AS es mss ij zhe? aus En ee 0 ih jako eh Are A! IP Ki, EN a 45 Syr 5 shae EEEN | Ne la glad 5) ahaha Mrs \ „We ECH ERIN 92E Urs bne Ss? He JS 5) yk alsoo on het pee stie mn aw Li jr | ele we ss As Sja zl, | Mme: HL Sl id GED Ml Akke 45 aliËle, EN Klok Mg] ger ge pllo a oes Lei erde Ze gl in b AE A AS ” eh Hen lj Sri SS eol; ol be sr Ag) &odle olm geo A&S] enn pAn en Mg Sl pd GE Eid wt u pe Er CNN, J= ns an gj) Hel |E syhen Ol loge IN Se sl geo pis ahaha SO dr AI le osje dep 0d glen Als Si Skal doge wid Vi Bordje al JE 55 aman Seles aal 0 le Mish chil 6 Hon Aai Eer pe Jk [98 ze WES vi pb les US an pi elke #2 GES Slope vlak al edolke wy Vö oase EO Sl 5 wipe È ao gf | wriin ge AW Sl (f VS wjfdo se Wis jo je ello ws JI ille los „aed Ka | Ke ws rt gf erste) all Urs mee grs de a je tage perd gd Sj Far Slijpe ol, AE pl win dd Slus ld gn plaa IS ep oto ez He vlo epe gi Aw) sik, geile gêe Nip SD GD wss Wis vrm Jel vrds djan gt ENE je WW sloo dial alle wle fd Se | ijt Spe Spe wpd ema or llen dl pn lo plan ON vS gio won ame | SA le eel fd wer mjg dta plat 5 eol ed Bl &! Blaise Goud aile ZilLSA oSpe wijs Hip En ES) les Js Siko en Sade Gere welen se wotel „le sjed JilS 0 gok Sj) ke we Bl Ee ES pis JIS ESS holte Sg dat gal et sl ale 5 lg lee rida ed Tj yere kas) Äj rsr Jl EE zie Es jo deed zl HSO gl BES Sn Sp si an bows gileke) del „ED % oper S! Jaeld jin rr elke Gd led KS pio 155) lac ope Ehee liö ra) vj Dao al lul vS Je GS U Ek plaa GAS el ET IRE IEEEN Sja), ES CAN, wie ESS gla gol js dl EN le Wi el ged Wö el el pleo lo VS el st Ar JS pee ils a SS Vaja go as | ov hurt gto E10 aj 0 (JLU all olma fais | NE Öl Pleinm || it ahape lS gil “ e & . r\ den gels vele bs A Ein ae er wee eed BS Sp SN gede EA | Sud ME iede ff pan gi Sl Ale gêo If DE En EE JI | wol ello a Kaps GM agt US ra GSH Jaloe spas JLC | 5) edn | sl Bj Jam IEN A0 Jed ze | | Sjer il Edo ali er dili) oke ftp: ole ESinrin Hilo sle ES ye gls Oel in a rep op gl, a AEN raid Sjots dll sm ME gel pa Gd kel u gba es! le U gan plj2 oe Ope d Fe SL pd Tog | Bled old gole | or GS ae gis pojeo roof] Stef Ga he Er IA oi Bleef Sel re Dl op SOS els IJ elo gb plee ee a Erol adel le IJ ge pT ln alde oel gsS adel fg A5 jo If ee sE bg alËl | SEL) OS 95 | ese ls tr esn se | He deel jen je dte de, pllao wss iS aant antec dend | or See dd EEN GSS pl 5 IJ ee los as adje ver jg de, FD es If ward Gede WSS es ED and heads ES Arp 2 dy Hg gets zh mf PloS Lip Eilo ze | ESTO IE jen s & gl ds ke JEE gerade hr e Jedi em glad ele en ek) les A ln al ê 5 leu olde sl ls iep Êls jang ole get JI low zhe WSS ER) Flew ll KE 0 ve us pele 4E ole al jede kem appe edolke Al pf 1 ute pl fo step oai Jada 5 Ed elke an Se ksa Sa ES & 6 sle dl WE oh en Blog Sd Gl os ess olet gele opte gio sp pe De sik LE Sje sl JG Np Me us wo | Lee «ol iS Ee bl ie Las Sa slop os 10 „de f: sl de Av sj Je zeen gn zer 1 eb foa-aled út An 5, sliols EPD epe pel ol Le ses ESE ie jh Hsp GIS EO ip He hid Bike WE Hi) Dt &) Ali. alle Tal os Sg sol I4 Jd. KR JSS sle vie dl jogs SIEN gj Spe HN GA Jake Kp lo asl Jd dein ep ÂS le asl el & eb dlp daj oss este 9de laa f sro dk vel dert De Sn &2 HP vel vedo sl JP ess swr MS sl alls ls zl es cl | GRS ab 5) | ejlein dj, OS | anale ects. Es GS ene OL | ew ws Wel led | rs gis wal Mies! eige giel Al Slk 0 | les le pl A pie * rt cl Hole ala zhe pla goyo als helje lpa ln al js lpt) gewed Ee Syhulp EST Eke lân rue ggf Erested ves sle EST af 0 ide mod | eis êb stoken vs Wp) Shas kad ela If nej WAKEN asil 8 JE 0 EPD zlkoe j 45, PS sf sio 221 plloo ut ses IN lms kak 5 Hito Jos vs ES wle sn sol Sp A ie ele jop 5d 5 OW UIt je wd Jy le kj gis dal Ep ol A AN rd, is JUS gaste Ee ;Él 2 pó le sd Ae etl ger gel dliële SS SS OS sti! SS Sj SP Sat sle Áo vS ols LS vie Ji WS dre AS Wren 5) 9 ib U 60 kiakogs ld dl IO ESslp Eijer at Slee PS ad en AGS AÄS Wy ” | sis MS glu 572 sE be ot dn kt HA nl pede d dla), lS ile Sr gen Wrs) Ake SS GA de U ESpe ee 50 df A HS ie ie EAN ple diel Jen kes hel ed pi Sr PE El dee Se Wiojss JSS sis aol Eno alen lr loo Es sil sr & êbl esn del Ae jp Eprdkn vm 5 Er Es pi dS Sl AS LS 5 ES CSiela sl e,ö al SS isme 3E ab zl wesp OLS Zp Jie alpa Sje jg sho gr 25 Jer & Ol Ir ol rr gern ols de 5) wdn we dS SS an Jus ile BN) she LS allel Mr Jo „Kmdke OL | Ge Elsie sj te IS PB KS las! | 55 glas ë INS wi deo Ges zl Shee | Us ved, oi SN 0 Ull bene, d Gogo alls lS ole NTS dl rn ges diële Bol el Tj wiel Wee kr? jop GI WIJ erde Jk MS: IE kor Eede olan AS all 5) jim lS r Ito SLS RC À slan wolf rsr Spr A perd SA 5/2 lS edig li ws gelo aile 5,ö ES ada Se LS pe Emo wv” 5 «251 ade Srö nl NTS le gl ele Ume Sl GES sj B Gee Bn te 5) wie ab ss ee st es dlp JS aes dt Eye Splen gade d JS ln JS spiel LSB Ss Ged jw se At ld jn ged dl SIE Ul ll Als Sylt gl osplo ol ssd os Hét pls rel amd gio pt elen U Ho Els lo aal Kia ett O0 OS ven ss gele sl daa, Sr Wel jo sle os Eler GD) ed > nd & Opaie Aiake 55 RAK KS ve, se | 5) Ake pla WSI SPR mt OM Sad 5) AS US Ali Spb ESS GRS ZS el el SES 5 pm Jd Se Swe Sylar el, lS gade Sn os gel lo aal lo loo dlS arl rde lo Sl jwr OSL | Sy) lg r geld pe La pim AS lS MI „GL pee sola ij dal sleu ARo joo praten ip rid es gel ie ople gipsen Geyer wok St EE pl AS vS Ge pts JK GS)EED tg ams werdde SUI gil iele _ Al do Fa SW IE do ib SL „el ie wl ele, 25) sb Sjohn Tekle Gend JI gd El | gele ile wd le ve deeld jole 7! ef lg den EO ESH Ja gars BES gr ele Pp Erp yidle elis oke en lj pfd gl nm pla Jpaie Atam SS ple 5 Aras dl pile as Shaw wai jn ple Jatte wij PSP Td Npe s5l Jböl Ziike Al all ive 5 bre JL jp ss ols wi „ vlo ws pel 4 GE wees Mg eel, 0 Sloeweg 5jlwst jv ? el wv ss DA Bon ês) elo rj grpie 5) a äl® wo 510 el ld Gode lt 0 nd 9 eel 2e xJ! q 4 der Dese lie, Sjee Werd eha en ded wien et has Ee age Sylt gente pike Syn EO jl en gs gio rio ale SEL ss 9 Se gt 9 wis plaa Ey ws en | held ad wi es vst sb slee Js Rs: Ër vrille gat wle oke wold SS & eso BRCTEN) ri Salo 5 UE USS ijd oja an B ele wol os gl gekn Gpkee ho ijle 8 Lp Be plke ille, sjon gio aleed 5 Uil) Sf Sje AUS ie ont er Eee Sje Verg Ge eit orn gie Gerke Ji) Uem GED pi HE Slee le len Sjee SP je Sl epe zet plooi sl Sr Syn pele oe | so Hs Alo | Nar os dede | qA Sj pd verl „ vee Sja DJB, uil WS LB it pile EO If SG elis Gel ele EE SUL Gl eg ler | Spe dln za AR ’ pin ade Edun og ws rs or RG dar 5,5 vee „le wen SNS vr ij re ET yi sr lS ele MS ff} glove ers Eft aliëlan as vil ere 050 IL le lo Zele gf ld kaka Kak ande add lk rs ry 3 II AG ole 5 Ee geel er A le ld JE dd Oe uolio el re GS jj ele oel pal Ei wd ll pres gl if epe GE rr ES A le sle | SS pe ESE ep Epe odf ESO EEE gf in Ju eol ids ff ijken Val wid grt HO sleep dille |) el lee oere A ee dn Ae el q Vv OEI ed Gl Wid el Lies aj Sla El) epdke olde OS el 350 ie | PAS slo °6 lj band an man js ke Ol of et If slo allos Gl wies wsloo ss & 5E AEN el is el d so SAAD ee! lS DE Ep Spil ESE Slag JS] SPI HT kp} B ds ASUS 0 os aisle wai ol sle #9) Ee weEl 0 js velie Gee, Eyken Spike ft Hol slaod a | le vlo Jes MS asl or ge Sp jee W Slope eh Syl ESB dps yy IST sjors cl ylse ál | we gel dia Zr Ol ED wie Sten Gi Slope ad Te oan elo gaslo sels loo f Syn pen ELT 7 sl 50 ri INS er is Sri NK els mesh ) Pla Sass Po ol lo Eau Jee vre lis Ê ) rt | 5) iel hw als ks, wijs gid tbe gel If wl, le edo alike Ean Pl ike sl wijs END, 5"), IS VSN Uilke wid ee SH jn el plan sd, de, WE SUN Gl ede LSP Jer Si ols jr Zy Js em jol Eikes MS And zeke Sl ye Eej ESH 5 Polo 4 En PIAS els Hi) kde si „a old ello Gi ej 5d gier ll Sr US HE jo a HIS Ep Er lila Ay Tan us! wsl vab WI 5D u, NE Et pel 5) Úve wit wil fi à 5 gade WW ele aiËl) ll pe os wss 5e 5) We vit jail Lik) SP SS LS pf SE lS GP ps Aloe wrilke Es Ju 5) alj8 del MS alde Sf js 0 rek snelde SyS pn mls, r gulo qa bol Ado AG wanda | ESP zn Ent Ej | syo vlos, aSa, ES oled ee Bld adel 5 old Ope ket se) | er el 5 pla gren Hie) | re aal en & | st lo | | slads EL. ë) ien 45, st TER Sr wed 5 gese Sahel pe Elos jteed Sarota shae Se Spe Alor ole ib Wi Abr IST dol deed Gl 0 | olen dS olen le old ol led r Zl Se le de wide En ES rj a Ene Epe pelt der nnen gls ds a, ASS ken ntt pie AK rp Ste lie fl Jo le rende Êlke Es de gin zen ej | dla plan US lt Î VE lijke 5 ten fl le egen rj f slade 2) Ee Sike uit ws Are gie | Wid pe Ee vr vi | EEN par al UG ak qe end eet GMS ens fla GD jj ES dd Nn eel AT. si pod gier wl, Ee was Nn, fig Ge pr PS part Gd ad SP ES jeep 5jlar zl) jGde he pied Spin Rn rele Egne Bols ws jo JS grad ST dl Sl d order eelde pio ld slo os iëL geb geleen wen JI ves li GEO pn) ghee ele aêl ile Jiae enlSjp SA pie lopd aks Weniptegtke Sylke alge) kr d ss glee jie ope sle ol ella 0 tn pn ed es ARE el ln ES Sas zb pas 5D ihr Se ALK 5jws was ê Eike ys As j° wriÂs ESS 9) as she KS Erop os gbl wbs Hls ed zelf lis Jes én EA 5 PK oled el, nps haal ele eo rs &lags) € GP en ged, äkoko GAL Oi Siko Ie le se JP JE gein Syr pile wl 45) ple REN je spel Jel gade Oye Ed Syiml sl Gede SS Jr Ze ij jm Kas) gk WS gels ESB OS pl Sys ESD lan ls | SUP JP fe Eds sol EN LS AB spe Jd Ze 0D Kay | vs uet | vos ei EUS ol wslkes mel Ilke ols. sper geile Hp od EAV kos „5 ESI reld Set Sly eha af Ms Meal OS en SPO tg) jb GSyhs OND „At pla „ape WW Slope zal je gi ML ST IN GEE paar Elp Jae ke lp 50 JB optel ós all Jb Ae eed gk GSO ai ST Ke SUS 0 ga olde es pe Sw il ESL Sl vod yad cs Sel _òld plliao Ate ali) ol mda A5 Es wipe Ae or Ee, Nt eol qp | 5) 10 Cid) Jp glou wd Slager sl hed vé Ez) Hr lake Mt sle pal el BA] slake den ,S LSL en US lele Brod lei alie Ip ESE El dad 30 se ide BD el WID es) Ole dw Wet MS ST sf JP ole JIS 5e Fso keas Wop Sjbat zl 5 poll EAS Ens jin hand jj) 5) loon wi jl Wous Gts geel JS els DE 5) zl Son! ESS Ls! alla) GS lp ols wi eo MA Jo Ze eos A3 wid ove rs ls vil ha dl Aan Á Tess IJ | ed sad ken ate $ el wi? a hr AD 5 SLS 25 vs laas nad vj Efi se ESE Gies Ëb elke OLS ks KUS Ne we ‚e aliël 5) Ús) fa wid EE els sl SS gie enke Jed ESS 05! ef HD pt GP SOE: re EE aan 7E IIS le gid OS er 0 pla sr sle en, Hus 5d J le wl FO Ip els jam GED edp erf jd ale pen fd Get 05 elen 50 dl Gend mls AWS GA ur En An hee jsS KS lo del gaen wpa Syl SS Sly Knkake as Gs ‚kb AS Spil ESS Sldgur Clade jl eh pd vs Ao sl wh kas mid Ss a Oet Ee Taas bk . a, asso wks NS ANS je SE el el Als NI tee Jar ijn oi) eel alas Wd) GD ie ed wie IAS (nk Ò ke She dl 44! a plas gee wind oi gie veel ap 6 zes MS he al pi haus abs jl pt GD Spie Enl 20 Gie dejf sf del rl Sie Öl 20 jen Tej Sje Ee ed jie 5e WW EOD pe ghkar GE PD EL grs de dien JI vr ad ws), Klehaij) ese gw A5 sl lie pep Se yedle & deg ee allooi Jew ale Sl ols erhn Ze ES amp Jt ele je le (id) nc es oet el, SSL ie ta Spaa0 vp Sd) ele velo Ër Eine kn less wekt! ESS dS Blo a wise ESA go ile f jal droe Jen ef Ed on olien gid Are sjwa PSS als 570 br able ats past Eekate DS iel HS el Spe Belse GOD wl ES pn ED da Al vis plaa sm hw OSS gla ai Esso ols Ie ie Eid Br USP lys IE id Ev: zb po Es Pee; pio Elen RN vir OS Ee Je ge welss del jo AMB pet de pla rd, te MW ölske gehn Ep) wm) pe es zele jp 55 piloo ink wi NE ae DR fd pe Sy) JS fab) Kole Jie Ji sl, Es Ors An AS ke EP PSS gele jd AÁ 5d Kn pino Go ola 5 El yd 0 eig 5) ied 5? ES les mi al sb Grrr Ur ti sle ge jie Be gE Slee NTS sjim See . spp ol gele gan | a MS Slee AAÁI ee ol) MG en Sj pa Kl SPOP WS re JP gl Hole alien Sike JK viens dln a ej Wesp Slade Ma Sje enh Mat god phon ld Gen sj Àkems iS zhe | fe Dad en pllod zor nl ops gd ESie wilko ESS 5 70 allo ES jen EE wkn JS mw MS Ki, I2 u Ar ml ee ae A A ol ward ge IE ES EE al Jes AS rin waka) JK dlso ols LS E gel LED as MS st AAKS El Jh ES wss jn in wid ef wie „5, Si AS Rep) us. st 3 Up le zn HÄS ws 5 ' { …. … & | ,e je Bids WIG Jk HÔ MS Jot Ep JS ol Br AS Adm 6 ge | Ape IO B Spie GP pes SMS Er HD EI eel la, Salas CPE NEEN US er ES aal ësl 5 zs fr Ees js A js Died gie Al Gs EES Gt kt vr spiel SS abs alls 5) md olle Als ele Sir 0 GI el ws ola A Lel 0 ie wt Sb el ele ello Kip df ese po vil 5 es IS ele & El all ph IT ei IES sol ol A gelen Koopa emcel BS jint le || 1 50 Be ele gephal LS Eb opd ok 5D Alda fr Al Sj pan she AE pt jd Su JS pla nel if All el gE AS di) il jij zE us? nils Jus MKS sie yjlee U LS alls ke gelo KS Ahâms) EN Br ES Hyp US Eau zdipe ils aliële | ad lo, êlas aljël gede zilo les gl dln sj sil eso afke opa Wid ward wie Ee gbl OW pj uvled &e we „Se 50 OW eds! CP . SO Gs WS sj? | Sj} ar ja” lS halle id | Sp sle pek Sj lS ole 255 Mi A V ws AS bp alba vs, elen el B ie eK kaghio us led Sike Ge # ans oiol KS Ip MS OLS jdm Een Er ola opt GS El jp sol a Er lp GAD MSS wy VE Ep Ie side ’ 6% « Cd harp 0 gin € gla A er red rasjken JS ng Marr oslje elf A wi dol - | ess pllss ESils aist5 ols Brey en ses Ei ln lo Lesl OW el els Eelen SiS wd ol eig veel JES wb ee ele od ls lis ged KS A ss Sel AS 5 Elon esp Pr OMS wsl Sw sle ll esjhatn. te 0 pf es OS ype slm de deo ele gew eel wd Sjee LIE gie je EE, JI Ee 3 MS | Jes Es 6595 AS lol lo dla wsl, ge ze Al ASS sle #49 n & Sr ur el opis 0 as ls AD Zed ESS rj GI GA elpee Gepke A en oel 8 eh le vs u Ge le SES al Hr Shan fab Ger 5 5e SE Bn Als Sj) Ns A ele als SE wr Sl ee Es Spie ÁLS lis lan GE Spie wid se! es zy als ES) Nt äl £ Ads ef ES Pk 4 AR Els ' As, „ Oa aad 5 AB AS AN EO A rp peel Ees | ele Eis ols KS reren cies sb; ES ie win ss ss 5) ech? Se: lol DE oe Het || Jr ar gs wle gake Hls kel Eus UZST0US lo. ATO, (9 B can & el vier A5 rad er êla Eel LD Ao u KS Wil ND al kr  AS wreij ele rl ds El Tl essa \ mre Ö ad î as Amp Jus | Nl dll SD plak — el sle HG je opn Gd ESI alie las Ope dial alia u soo Urd gf af d 5) Ms Nd var Sjo SI U HS 3 SS J yele k Jo) < leo (nils use all Spes” dele È so Reve os s, … sÀ ES „0 een Ee allee En k er .) ye de 5) wbs Ag Sl LS ln Sjo 5) eS ESS DB bvo el ol Ml JIS ee pp sj JS ele ol ws EA Jl vels elke OLS If vels us A dis vest ole JE 25 opl gl ASS ales B lo dd dl lS los SE zjn arl si Veeken gai Sin Zl dla stets is JS pile kms pil 85 «la! T Eepll ESS uêlie GD Sj zr el SE ws Sb Sjer sr EST ws 5 ale Ef ile va Jt EA en ll Ai 5de wss es) tl) allo Akwa) Ne aile vie AIA) gio LD) Blâs ‚ls vele ppm GAD Sla dr WS pd All KS Sj wr 5 Ams ZS 5) ds ä£0D 5 Sp le 4,5 opl pils 55 Js Ss) pilsen) DAS GED SE IE zhe wd, Hsen HS Ge Je Ap Syd wrd! ek ERD rt Ol En iele SKS Jol wsl Je wid &slS 5 Agmar) KS us! gÂhke oss po NBE or AS 55 elpee ln piloo sr Wop ole ESpd y Dj JK jan ES] arl alls 0 wol ls 95 EST le SV lo is le of Sj 555 Rd and Lagen Z5| sin Per Aa, Wis r u25j is Jews Sol ke wl ls ee) Êls 95 Mi Ml ij eh Ans sud ry Syd ë pe GÊR Dd Sl Spdhn El elle jee Jop WG a ES JE spel gade IS NM wid del Es ES MOL glee Sligo Ee Sjon Gn le SD gj flo aloe sten OW aile sl EIS AKO ye mls ES gjin Ol ES oslef 5de EST allo SO ute ET el, GS Î wrd De ide Es a | web, os vais pre | wss GO A) awe ken & el Ein el AD Ed, rsi Ae Ze Ap Ia Ws JK gil d va Sh lol Nes! was d NTS Nie ole elen ele eol Sm wip MAKS PS Dt Uelle & JP be aliëla ip lS ole wil WIS pe ld GMD FS WI SIP HK AÄS ws IS OS Dap? bau wils pob js ES SUS 0 leus ols es) ern d els nn Es) alislo wle rl Wy En EEn WIGS geil td el 0 WP aile wils elke Sylt wojdn gs Sjj ES Nes benkai El Ss _ 55 ee ee eee vSls wp? MKS AS s weg en ja Edw re ln grs 08 ols sl stes Ke at Js ui ld ls, ols pio Slime pk pd Ar END dl ole © leg, pl sis Sj els; jn bs, ss Mo lele ST Slip ol olke CST lam d vr 6 Es wb de & eh HS So Wop Sly Ol Km enn pl Jy Kho) vra zl geêlke pakt enkel GE Bpel LS Ks id Geo SE WI wiers 795 alAËl en SO ON pp EE si plao Tl là 5 we us ren es 55 pleo E55 ss ns! | syn Aarle ilse NS sis us er we zhe kde ler Mwa} INTE yeile geo A3] 5 Ss 5) wt WD &S är ste & El de! wis Betserse je wer 5 pe 55 Sl IO wl Epa Se II AA 5) u) zb ws rde 5 If DN Kd AD en ed ES | en c) bhgoa eed te Siks fs zl AEEA j ig wei 5e AUS, , | jd pl GO een AS ot er rl lb lo teel ol ke | p “ j ie aad br zl 5 Seu ld hed Gt ld | wus asin Slag sin as jie El De | 3 lo al ad 5) Ue so ge As dl A | si GO MKS dd El OS IJs fo SSL vo wol, aoe vojbf ole frei OL a ad SUS MS WST lal jie OSS all Sai 0 Elp AIK vam je 0 ES zeil Eide dla ploo eee: aliEln A lo al El Eyrha AAS es säs 5 yay 15 el wpd AS rl ope ES on Sr GN ye ward e selo Gies GMD B pike Jm fd & Jus es allols lS MKS vnl os o BIN eid jier GËD Se Hal GES gai kijS opd gm MS ehSep vod 45090 END wrs ams 4 Ere jl wils «ls Eje allo aks ri gen Stenden Sj gnd GM Ee las sla „ÀL, $ ue z kes Gol) wnÊ le Tia Á Sh „Sp ais alls els wl vi? Ger Jie Eee NT akil 0 ep Tee fe Alge ele velen ola 5 Sykes! se ales 5) àr EN. > ee eS djs a Bla iS? OEP per ge Öl SI edo Sl els el jdlee sb gp) Pi je LSO ESD epa wigan Spe dolt GMD gi ES veil Eye duld ál jo MD SS pl wpd Aad see pda Aran AS PS dal dhwagln aas Slok eli a „Sl a US AS wils EEN el U U go ES Zuly gi 98 loo he pe jd SAS OS pl Sj! Ms ES ro Bolvere Km dus Ero US ke d SS, je fd dr et Spe we aliël ln pilao sr) Âs ef e Ans 5 LN) 2) Ss je mig bn êr vl US & Bol glee AS ij yeel les gin an le, A Sleng Syn Slok sjbes ahl Sis e= EE alas, Mar She pb di ala ld 5 pf si INTERNE AG sol wijs ge lbs BA) dj ther 6 KS IS lp lar wbt ehhh ef or US jd her El el Ue ese en Bla 6 Sje JS stal ee e TM es AIS us lS 5 ely 0 ej Ge vel Vv A JK ze Slijm kf JE lp ols opd eol ehs le ES ze Sis kk sf MKS OS eK Ao alm Giek sle tsss es gal opt jak | tje eel wy hard ki jn khad sy. Ss | le wsl wy pet Ae ers redljd wsd )t a kende vs yy a Kn wen app iS allo ele Eide Blo aSa JS JCE JS ao Js elo ANT dl Pen wss sh pSs)s NTS DOE sl KS ao 5 Ulo ye &lo ris Nan wrjÊ wel ElAAKSe SVS es EET 0 Ke sieta glij lss Sje Ivie Kinos ke sr yd Alezd le 7! ÊRrp era wales eel Aid] 5 » ur gels ess _aSlolss kts ALAS Lao ES aen vv | 5 ppo vlas Sl ER) were (guÊlde cs! Di Je El a BS Sl ln En Gesee Woja J5d AG | ol &2 gd doll $ Sja ep Hp slan zl Ge sang ele Efa 95 sr Er ST gid ilp sh ln alike lS sl gaêlike Jaws | wi gld dew r Sur or do ge EE GE Jas rt) Ò END Gie dd ,0 or wa? MKS ss El gele BIKS Spil Oel jin Opa Sj ld Sl amai Re sin esi SEO AF 0 pe fen IS pl al Sie ge lee wtb ÊD ES JS wss allo | gis. sl El sj vd won fi 5) in OH JI è orde gie de pij us Ad nd sj po Pad gie | ESS had etl lid er lee windje Êd gs dis iS alls hd rs AS ali Sy h) Wiene Joas esp sas gla El alike er dr opteren goa Siete gh ee, te Sn Ons on, Île RE Pl Eee EM si Er „sl 490,0 gp gft Ope SS ge Ot 5e fs ole SUS Aspe Jo Baden OS ha Zl A ikl Jes aline ly Amd ES 95 se pu Alis ES Gn le HE Swan Wir etn pd HD ses MSS Al sle En, SE Gon oes Fk vq ws volo Nad LSL E US ps SI af el js rd le wp osje AE" sit lam ye UL GS ses we 49 jl ssl 5d tl erb wss sik yet wils KE sr Alen Eje oppa phi dy al rb wol 0 ke EJ LA) As Al vh ss glide alit verspaan is gul goe AL EP alma ple Se slr el Ege sis al Elio dll,k SAKS all,ls ve amel Eid lis Filo SKS ORE Oli VJ id perkeo ns jens esjes BST ZS Mae kp) sl Mae all in jd olga Ke LE Gld gin & shy Ge do E55 ol JUS as gain aSloLs ib lms gêl ae Ue jie die pe es el, las lots AS lou pe MD dele wad Nd KAA ALod me SP ÖL ES 0 ESS ble SiS Le | otd nge GAD lj „a los E55 Sn ely die Sol a js spe los Jes JS ebs wss ES la WAS Gek etlk0 dlols Sr 5 ste ka Ees amg ll je de Hole Hilo pl Welie gl le esi di cl Mg KUS DE SN allo gal ple 0 en deld) Opate as jm GO GM zr lau a dn Zonda ij wed EE ESOR Sylke Gt a El rog Gen ES jet al sy old wor el LT Ss ES wi Ed ve op ln td 5] 5e ë EA ied Ra ea nch wl) eer 6 EEN pn SN ole Eede e/s sjerp Se WPP Er ySlyehee B) olde vrt ss on JUS pe ie > zi lAÄ ouw Gj he vr ë pg | vie” alls dik w>l es en dd win dol, Sg Slik (elel Hel) SIS) göle LS jAAre ols yn pie esi Ws) GL gejie Jéu o'USE ali Spas pe mls | vs Als sais uw, Ur Ijt w St CS oa, Ls hl 05 vld vlo: He Jk IS ged Eje Se yi vlos AÄS cs! ml6s Eb ln SI Er Wd ed r Jl jef als opte SE uil Se lo gE spike AS El elen dod wl iter Plm re al) JS rapt as Ei Si Een «slsl gl edm GgErte zt sar el, Si ali; br EET B. 5) KS fn ll eef JS jj Eke al his O5 IKS Geo If Sep OS le Zr del DS sle ae les fe Eppes jd Flo jie | GERO Be Eh amd sle MS WSD jaw geek as eb? ols Hol ej, gees „aSa | AS os sp Uig OE GI ber AS | ola adi A Kif NE A sop allan Ipse lo ej) algel hu Blo os oke aal ISI CE epe gli BS velen rele tad | ele 3) Af la) zi? Wss lg oi edad Spe stp lln ol ein EO Ge NO PEN eht plee geld 45 | spas) êr ores U ale Zeik IS ep sl Slag af Ee El ot glee geld Thans: Ea ee ling dst Êt Ei LE yt Sel gl CERN gen plloëjo en) Io | gere RPR Eh fi petri lk vp el wike ò} 6 sn lau ES se Ge laos ÊrD ERAAN v$r os , êo jie yerke DNS; we Ue 1e Ne LEN gelasn ed pb vedan, load wle JW eid li | lo Ee IAD allo ple | kie Wel & vj An sld ps 0 | ele oil de eG Bn zm wb, ONS Aoi velsy dille yaêlko (a wel lie we cc) Eert ica vj yel sal et GE Gen Flu wris pp os 55 55A EH Mr ERS ES ies niel MS EAD wi en As Jr eed eo Oras la hs ah A5 gt NT 8 gele et ied Eer Er us eol AS eo lS svn Alk wol, gE pals Sd ole glloo ijs AA AS ef ele end Ao BAK) Je lep JIS, 5d He pj» wk rumho dig FAD pelle alu pbl Er os wle áls wln ES vrl aat Pl Htl Sms LS ople SS ES le ln Sy vlo 5 zias al al eid wats Os GS lar pp rerhgdlje Bran, Elp ESS Sn ile zes ld a) pet Side he pls zt als} ss ols ie zl 0 Ar sein wdd ol bau gede dS ely ON wrd Ed jw LS le LS ga vs JD) Hp 2556 wspbe S Jler M 5 jee WSS ESD S)r Er eh Ei sj OS le see eojlar zl foo dmo 5) sl Js sE Ön Fn oe oge &5e uilo os ES „6 „uás iam „lan je EN ds) wies EREN sp os Si Ke Bian Sp Gn # ost sle 15 a See Wols SHS sil Gj Ake Wndlae 6e Es Sl Ze LG | sl KÂnas Wis alm Av beds ES Akon Lt ars 5 wks EN glee wind & pe dei eol pali dhr pliö wb geo Ae Swap eu AGS So LS En pio ES „ke un plloo SS le lS GMD waas los ien os mil ÊO sle AGL Sm ASD Jer ein ST je Jr we Gs) Arko et ED ot lo Eos le Pv £d js Er he LI GP ka ver jn Bg tl wd vóö 5) wos cs ied zp OS gas Kad Kl jn in es! Bl opte GS olles wiel Er gee je glass ol Blo ESal ESe ulpe Edw sl! NE a ls 0 wl dla hbo jh ses Gale ES laa es gelo Go wil ele el sk Sje le glad ip en ok EO OS sn Jl dlg US Eli de dlp zm „Ke wl, gado 5 lus ip & ZS Jos Jel O GeV el, US elias Srke FO ee Epl qd rss slo ole || wrSps. AK sais sin ze pio Sha Ks vols ella a Gele Aes On rig SS al ele os las Meer UD SS geslo wilje 5 voip os iste lis edel Jg MS jad NN Spiel SS 9 EL A DS zn hp olen el go lo r Zale znke Jr0 lS Els 5)\» nds ple zw slo Br legde loste vra Slee dw dis vhs „lo En Sem Jl del 0 US ki | «Sla LSjÊ we, kod dlÍOf Wd HO en il wlj el ole vs vsa zl vs dje Mp els dto laa sa wl ‚Ws { rte Bl GSR 0 Su PN ak oa) ah Epi A dje SA OS ele — Wijs gloo sf Zake | ' Sjleid ro HSS, » Pee a jet le Sw WSS aas var Es GS AAo ass us 5 ASL fd Lees gele ENE ral sies slo Us Ss | ep ef we Syl AAE] 0 We Bk MO) ople lS t sh &l Jl velp SUS as OE Gel EO gin ef wle es) ES lil 5 Sp Eye Bilde Ge) Sje wils ive J Ewan Sl A EIS sn geel Eiji vo) MKS LSB Ji el la Als Zil Amd Js Ebi wsl wb Wijn fd len 5 vre elio HSS vsi NIKS ES 5e „lm ‚Sw Hls | Js zl Ya Sjin dae zld al pe ens) Hd ike ES 33 sas ghs akil NS vl lep woke Novo WAS ag r ws 5» ple Shee djölas a ES JI AR Side Ee ES pabo sle SS PIAS gem al 58 KS ERIS ops lp gf ND GADO Gen ji ge ols aol wijs Sje aliële olo dla SKS wy 18 alls uele Opee JS eol she gul Gt lg ile 05 ke sle ala Sap She pil 5 MA zpjle Jie Ole q Vv nt POD alt 0 sbs | el de sl pien od JES mls ES Bol 1 je 55 Bain er oe eet fn ip ele wenÊles los ole OLS dan Sin ln piloa ES alien redken ooo Jem gent os Iye Wal loo pslaus eoÂa VEL dlp LS ess vem ou aad LS ld lS OLS 98 jee zhe Els sl „25 ele élke Êls Sins ee EAS OLS wet Elja ES il o AU ER GEMlergsl allee oft oh ee Epdhu SEEO key) ond 5 Ul ds ed A ramlS5 oslo allo JB JS A EA zg JGp ols elen asf? Ss sn pied GN olp oi wss ele pike sle ueh ZA Gi | ie AS pf zh ol dr ee A else walke Gsd ide gelen. oled ijs velde JE Welt jj ESL ws ES! al asl oep JI pees ap wil erde dd ben le 5 tol el vast pij ug JES oli a jo spol ge zo lj oere ope ojlBS wepe SPO Jan wl ikt áá spp ol Pt u ef JE vibe Et SN gilt GD pin SEE rde SP de ly ely IS sjike zen ide se ii Kor) sd ss es Cs al Ze Aan se we Ei oe O5 SD vr ner „ie elSp slm ad Gli at ko ye! vr ALE US MS 0 Ge! elo Rn iS og jw HS ZSlaie fs SP WSV! gil Eijs sol Sylke Ju PSS Alis Sys po mls 5 Js ms, Sijs bn Waw Áo «lolo Is Sj lj sij d Er Se SS stb Jan ASIO erin WlJd EES ala 5 SIE JES elo zo el jy) Je Re ES Sn EA iS Dr oe ES ob jl el A 9d! Srde wljge zeke lin er sy „u alien erts Een Er Ui vs | Ll Go sl Je kkaip aldaod SO 8 en 5 thu ES Bj PD wiet wd Ë wiske Pas Bol glen sr 5) wiel „6 swan Epe lo rels5 os Wise LES plaa T alsan ssl Eb vs akil Map) Ake hd Gd els ke Gin MKS u ld lS Sja Shy ind rbp Ope ink ils, harde wel ® en ek plaa. Jie alie gen Ee Me re Ls MS mla as gei jn peen BIER) „SUS o wsl S5 ES) ag se geile JIE el wils mes ë SS slo Oe pr wol gd Ol elen gid of es AN 5 j- SND oe Ed Ci sil 5 Er 7 j ‚ vj SS A She uyl dliËln EPEN EN 9 q sin JS ee See | shi ses Gijs | oer pleo ES gisten | dop ols in Sjee ws dl Se tr à En Jl cies 0 Ak elast | SS Ere 8 rj | okei wedlje aSläke | 5 of) HN. Ir EDS weiss dS 3 ele gela Or ols ole JAE? sl aSläke | sl 4 iel 16e | seo | ep kl ke olde | es SN pa | ge AN LSK IS 4 OE ca wle mij Va ak Mi es lake Se on pr asked ESËl0 rels Nt Sd ES Ian Js sp lane |E EU ril ele ja sl wer yi tj: 25e BE jd wj8 SP br ER sd, ses lo 63) iede Ji ai US ss ejle aldëlp ls JE Ne Jé 4u ul 6 SL pd Ai wo wis Sy JEL Efe rab os! gp geeld pe okt ile | allo wild os in A MS as Dn Bjo ll sle”, ele Knee HAD Aas vrl & GP pp amar lak ln Alpe epa dS Ge ne: pn go side AAae ESS edo ols Ei Bree Gele ESiji Se Geer OW gele les B ln jn klan Srl Gal 45 0d | zg € 2 95310 wol E Wid Ea vee A en pleo JK wije leder ipfflesS zalsil hm Alas zate < zee Ep NE st | SS en glee dae sd GS all od Je Eldar opd alot OS gie uses gie jas 5) qp A iS je ole Pe anhed Ge WS &SäRe en äm) ip (So 6 Sns zl Ls! „Js JS ln sss f OEPS Kh sj eye los es wad Ere hele GD jj ES] erop 255 glad jëlaa Î | ú wien jn elder d' pl ile wf A sy dre En er peo t „0 ES ges iss NTR ee en - ! me Ort ek On k mel sel: E. oker Sje Hmloglensae, polus lp US ki ES ol gels et dg des Sala Sa pf dao vS ester fl pile Ean ,li5 if er vld ge gba «51 eruds Js alls Ure At Or jha eye als skew el JS Ne soli sh zal» ee se Ewe ls „ke rik Ala sio „ crops g£d ‚8 MKS als Siko Bavo « kg et ls gils SSL | ss dl Sd Sla | HER LUS les ee fn 5 LS Oe 1 je Es: wie en Ss SÄS ara Elon | 2e & spike br alalaas — lela od zel jl i Gr EO ZS oa SS OS Sje ws rt U PT Ies EUS oge ot ON Str Ied edp Sla ol Eb ed leid ESS If US Gw ESS al Sy) NTS Els J3 | Sie effen rho dae | gepolleerd in zdS aaa 50 els en ik | ir AS Algdass NÁ 5,0 oe u Al | se BON ES VE Gl old GSE wi er! | Stege zp ike Haa El pl dis ff sl EN gas ole re Er O5 pikel rsr ojee JS aj „6 gids zr 5 sk alas wi „ ES | CN) EEN LS Ake jrg Je Ger zl SU: Bieb le abn | en sd 5) DNS «ols orale PL, kr oon Eer Sike EAS GE ospide CAS MS dj esp olp Syn GOT Uda Êb Sylar les a als eres ) wet 5 djan U. êr EN al j ee rebr Ojer 62) | je 45 ej dit | ve | jbs dllaS ES5 ik gitte Hi se kas els je kh SS alma Zw Ali ord HEL elo Ied Een Dl osje Halma ap NT sel Js Ne er PN glen res alnliës veels Jen Ol vrm Aw UIP Er JP WS sp Tije sl eins sro PD ople Pa) flo ils al Sw, CSS griep dij SNS "gy ANS allles | ssd SS Hed je sul Zo ee rl || Mud elis Ad Nt Ea pn êo ulss Ls oe ey REP sp, wt ler eb pol oslasjf oro do ES wael ben glen on jd 0 En Syl SS ge sos SE Gert Ag asl ps See GFS sed Ör rt jede Spil ESS Hiks aliËëLs eye Hale Aere dae zm dsôlmn 695 4 Sk ld dS le ke DT zn pim Aka se HS Hf of as lt spele opn ds ile LE geïn on dr lil Ee Gite Sl SI Sen MKS wils &s Lm al Ee: AN use MAKS 5} D&A pin RAE q OE ol AS ip AL bape We ld Ke sp os al pela 20e GA KE al ceno ali rt eo? Bip ai hk mk Oso Wid #95 stie rr SI elle ASS ee te of Wet UE U al Ges ile gede wed NGO ge OEE rd GMD Saat Spe sis SL Sil ged el OL SE os B Pr spe El 0 PLORES lS el en pio J DA Ì .… y ‘ P\ PE he bp eb UP Sj sp) ESS dbs alls ED bs le pt HS vS MS Jt ke voip ON Lj) zel 2) Ge 5) sid Alain Nd Er ln olp 5E WEL WEL Nie Sie dmo JUS 45 ri Oel wf El en ged gel HEE ur dM Sl Hs wid „a Jus 43 EN op) Le _ Me KN Se wr MS Sl js GHD MS lep Li gelen EA geel lj ES pe vl keer ols sol, Ave WE Aeg ils Re hbe, — 5 dlallig Shas Alno sj ws dsl ao wsl JIP a wel) vl de AD je zh oJ ee 5 jd s&pe „a wt ide Sla lm As En lus Sjon ESS 9D Siles Alde vst el, AL zij ole gie de en wbs zh ET, vid ge op ef Murry MA Boa Als HA Los ale AEN sen GO gSjdle ws} Sew en JK iS je it SIM ED KAod rie Nii AS Ege d Ee pelle ab ais 5 sv sr pl ot ele | SPR Sie glam | GERD slee AS ol | AE er) Spe je | 5 Hp OW ij | Gd ad ve | hae Sl ler Er 5 Ên Wy Dio LSA | i 55 urbe Es gin vs jo Ar ul | EE gld ja ae | | ate bee DS en O5 or J5 vele 57 Je GS pn of | Stap AS uslo «Stols der gite Eb a esp | | Jo Ee ld li | ko Jaclo sle dl | sieve ur Wiee Els bm br U 23 ED Ams Ie „je Jr” Dn Si #9 din jn Eh gt vr 0 lots zalk, PEEN 8 84 ved 5) óp Kr) geyike Aléve wls ds Gem Sje JL kendo! ln ge vaare sli nÊlas rl old 4 Oor ol iel Wop EO Hole KS ola lan sail pyae SES GGEN js ale ERD gl Eke ann Rgd ad RENE wt 08 ,d AS Ali „3 Link zb ole welp GM pj geerd ll is gl) glee Ek plloo „Glo gladl Bi Glip gaa LS sa sle ela vld ah asha amd vi zh Ei cela gern pls sld elis lier ln gal lS Syp pele Sup A Sip ol le woke ES SR EL wf SP pe zel ole el ol dik el Geb ZA 5) 0bds SUN Gh ef rp Gn Sl dje Mun ike 25 gie sl gio JSS r Lya ralSs gaslo Sa A el, otd dj Bj er nr aa cha ad iliel eel Gl veld &h ol lef Alt vbs pla wil, 0 6 2d rep Udo efherd GfD Die Hal wreken ze pls allo len | ge sE gele geth re? velle wie 5E, eyië AS sel, ALS Srhelp Gn ws Bloks Sd Sper ALL opt SË | GE el sle jd | Gel als os WS | SD ed 5 le gin lt wpd ej | wis diss es wa | ee MS gele ie AS Sr el gele ad ee peld 5 Er 0 BA jhr LEES ÁAS | Sr eG al Âlde | vel gs ole ALI | osteo gels } ebs nt AS stee? spike wies amw Hilap Gpiel dlp ES dale well ala Jp | velt gd ele lem EP Spe Sg ls laas Hecnealk es rd ai jo ad AG LS geblogd amd Gepke nt jelsS allo ete le lif HE Ee GS Bin 3de bl GR lef Jabes | er sld u gls sj whiken pedaps oenplike rg Eg OL fj ale ole glt Ee ad 5 4£ ee JA sj ARS nn gil wpaie Et zow ld aSa êlw 95 ML JIER Lope ANT Gend Sp de 0 zl | be il sia GFS ls EST sl dl | csjlul ess jo Sik aiËls Fr k … leve & A el Nek len liv vs OLS GAS Ke Ssi Gls SÂS zji Ee djs we DNS AT es gs oi 5, ag zy eesl6 lil sle ps ep ed Spe wijs pale ien Sj Fo HS ple sle 5 ch fab wol | errgely 30 lila wij ál el Efa | zjn geklle Sl ke eis lm al GN Slee si Ope vlo 5) 5 jj Jk KG ESE nge” elke) lar Th A dU SWS glen Gd Mae Sho ike Sike ved „5 Fab Ai dS ad EE AESPDAELEN led ie ie joh ople te! rt bre O9) gil eN plloo nils Jeude mso grin LS5 all ard se Sl hs Kodu pelle Alin gf ole es nl ln, wle Al EO ws mrs yd ARS li br GA Zl dede Ee ele dp allals sol, is ds os 2E Et ut ude ola gelas sr vS rk fe pen Se ës El benk ES ole ele Ke ohhs ils wal kans; sdipe Gd ED ej lis lo eel Eila Alijn „So pel, er ln NP jn dl nn je ele dlg ple wrd 0 sir lys dll on er sl of Hoge Dl os Slope mmm, mn nn ti TAN | heeel Oene Ni Gs | lp ile eh EEE ONE je ie or Sj Bipkme pl © Srielp Sg dS AISI rj ee SS pla ESA IGS sjwa ge ele Aman op jm AO gts esled a êle fla Sja sd wet! Jake GAD Epl mole Mi wis sf US elle got zel & end sle ps old lon BAÄS kn | 55 gilias Juus Oe | plaa JS weil pi SS pO dd GO4D ve GE sel lef br Wir lp ols | vS lS ob If En id la EE as, Gs jes guÊlde „ED sl lj Saas „Slope 5de En pio all | akg ole al ge sj buider Bhas Alal lp 5 sle we SET ed el el EES aj lope Ee sie els Aal àl elen gil 57 WI} zel SS 90 Sl li, 7 6 wurk weit kris zgan Jer es! esle „sl Wee | vier 520 ls ik sn ele sle ele s& wen de leste IS SD Bl Zr ie rt or Bl zat ds Bl elen gal olie ee Eske s 4 El Jp ze ld jo oslo WlS ss uil gebo jer ge wen SN lln gE … Gole Jep del dn ele Gt fe 55 or se eer le Else es Skal Sy 5 jle 30 zel EV DS sel SUS sie! Elp Sla a 8 Ml lS al oale ais” Js allo 9 | er We HEL ke lem Zl zal! elsp Mel GGË nd 5)S wpd JUS nn Se ple Sam to atd: Saas el ril, 5), wië 6 sl relo, oled eli pt Do glee set ES ols lo | alas &l Rn se jk vl 5! vb a wrd El Jel sd as iks Re) AÄS Sj ple dp os Sia pdlso pr slaa A old CS id Eat 9 Q@ - dear Sp Bled tE? dela, Jr gelo Hees AE PO | , Eddee ulj= Slope reke al le GA) ede Spit geleg els EN Mal sle 93 ,o 555 oa sl adaaÊle SEE keye Hel 70 ele wel WIT Ere Meg] allie Hrs lo PSE ols ESRO Mae ML leo oen or Ss ed sl ee loo ES pe alu! glt SB Slee Alasêle weed jn GG 0 AS 5 FD sbo Kolle shar Alis Sl! Wss Mel „odd d dd She Aw Aw gt elen Gl ed ppke pt wl) slop as „MSO gain le bh plead war AÍ le ES gimb Slope r Ss vEn diel pan ol Syds wjÂdd adel pra enal ELS lj est oml gf oh EO jn SI) GPD MN have hi ag up AS) paar 00 jn AIF A lo aol Ak Sjbandig eelS Ao „Slope deny erde es ij ri je gis Er oel | saal lee a vet plaa oo ddole spoar los JS leges erin ESS Slagen ill Sr A UTS PP uli ej 0 key, HS ESE ged jar ESE Ii peel eld sp A Ees EN, fab eo jÂs zo SS pele ol zr jl gede wzrdiei gele ile geel loses el jê0 lie aline IC An B ghoels, gelei Sr los gmail of a a ple Er ol ols ill ol SE le 2 en ijn ERO En uk een ie ef Jel En aa Zaal EA wie ry gs palma Lise Kn Pumi sl, | nin ge ega gS &lal ï DN pie ss sol: JN spiel ES5Slopu dike egt lo Za BEE ae gren ss ES 85 4s\5l dn st & Alf se mss dos El Arlo HG > Se wdloke vsb olet eon wd ER lS jelmer ds ple len gêo Uil bes, el Aeg, HE wd hk pkelds 0 en 20 ESE he? eek EA) ein laks) yal er nt ps oben pi els el pel L5540 hed 2 WD vie yrs! Siu EST 05 AU Adel AS err gelo alt IPO er), dje vage nf del Bus. “hs he es Wda) die u AJ Eu Gean fo wete gien il EP gf giel ke Hh Êr gelo „erm WW Slap gsled d ie er El r elo Ja &akel > & „Alas PORNT) ASS | sn ne hosa et äied GAD Lr gen on se piel al las If le ye AS jha etl pi das? Abr AAC eel RENE ad SS wt ge Je ie AD „2 5 EEE 65 als sr wich ES ole al le wd | Eke gl st vpk opmer 0 ols Jole &2 | SP zl epale 45 lol Ë el gi 0 Se Hud py vis. É jat Eyslimpkee Ei ER rige Epl oppe elan Id ina dl dake Lbr lede slui Heel pol, ps ele wils zilte || on ln ESE le JI gr opn te #1)! does ars UN Jp mln ol, ike ls sle yi ns deloaag |D 1 ne zt El ge JK los Ee la ede los relam lb LE rive 9D ST iS ols verp OW ve dp vels GS Hse dl zel eb ols vels aal El, Paper | ‚ alde 5 we 72) dar ESES ON 5) vws JS 4 zo pen sb gSlro ee E53 aes allo | re geld Slag glen df lis: EN dali sl allo | eed er alle | | gef le | ere lo HGe & Öl | sere Sl pl | kel NE ed ele wl jrk jn Kind ol sslegslo rsr on hef jl ied fr aes jee QS ee ele ele OE BEN Here eije Li SC en 4 iS Ss) ll pn dla) Js Gian ol gr Alas óp AAD chi AS ae ed Slad Agh Dl md Sb tjd END dieen aula ej Vden vinken Ake SE hit est jd Koepel 55 Plet a lr bp llen, bes Gs US sjen rilSS Sloyaaliljsn IA ebr gil Slope mg TIR: 5 en, TE AET | rege Sid | Awel Zl gla Ek, oer ol er lon Syds AS dl lols epi) ESS so stable ke dE le 5 ls gein USS alas lg or ele GED Sj Vlo al ie duif si 5) PP ed sle wle ss Gb EN GERD WSS 5 pat JS sl sie ss SC TL EAS ele GOD spil ESS Nn at nd Sj jd Erp mt slope doja US ld ed keld lS sj JS sl We HIS lS ols SET Es eld El Spes Ol ike Sly lS sle pim Glo et ol laa Jie ain os sd Er En SDE GS tl sio Bld pee ols ej ST stal. se dalle di ESS dil0 SS Ul SID sli Srl ed sl Soie dr olen lee st- 255 ols br rdald dein jv Sp adel 50 5e Kodu elle sle Syhul SS zelda nel Gole „Slove 5) wir en saf ear PS EE ol Sf) A Ed ES 575 us iS wjEss ws lS LS „loro AS ARN A5 in ols ji das Mijl Wss eme Gj Mo 4 sc ADN DE « Ser Flo rl al Kin ceyhal E55 Eloy ALS SNr dor S Hd GL ere JIP fd es EE. EN ls elo en re U Ake GS) bush pe Bl kl 0 GS vr Ass grt ps yo st „ei „lS pla 5 15 kanse nt en eije SE ot ER eÊls IS 5) plv ln SS lS Gin dl Eke EN, gn fe U old, pla Dai AS sis ss 0 O8 led ee WS Wijk Is 5) pelle sjlen HAS alam 5) aag IA gl EE: lS ws ji GEO EN tja sd zld Je u E30 wl Js, Ër vre J oi os AL, lo wees itn ar po &: Eeuw lj je pp dries JS JUS ebs | wils obs kl ast | — las fp par alit. | ES Us Ee | Miel ST st a5jes sd! we ver wis 495 Blo lau í jk Mel Eke Bes wrs ge hrs | ps rab jin Zl 3, rus sir Ü | BE Khel Mton E56 | st lo zis 55, lele j dS ede ols | ass GS ED eik | Sw JS WS ò Gee | hae Jer GN te se wl watten S ta | seal Át® fs lr? | ws wil n wsl) sle El sle | JS orde -aStoks 9 À JS als ete zn | Alge Hele ESS US Bl yd edn Sp es ghad ed | SS | Jul EAN a en Bla KN Flop EES geil ale) Heke ve en due \ este vn Pe Ei velt os za rs zen PEA A Er obees lljn | Oe a pile áx) HES alasan > 6 £ wb wie elo Ar | Lb BalliS gljkcisime, 61| ers le El Se « Bie) SS Slope dend Ice) pel Zal „Glo en jm le tas | tartare h \ rj em wieg glee | É SS TS iS AE URE pla ASLI rs ef ale | 5) A lo AAS | &' Shi) en SÄS || Gp jd EIO gek ed | de JS SD gs po | 5 ALS ed ie KE | 7 DA, dla; ur EM L Erne JE ir iten) „epi Was ae lj popo egjwdardd, „lS lis ads edes wir ej en Sn Sloge elko il 5 dlg Agon aje &al0 sd ED dake sl gaÊlke wf ijle sent Oye al go) rose wijd die! 5 sies J Êlw gs Wd Ela), wl mop SR SUS SP werld ams jb de lewis 0 gal a Jel ZS 30) Re en vet El ESS Aes ur Es nd an Eus anatek Ar gie geen oi | - Í epe zl MS GHS 0 re ss wafel àl} Le | 5 wd ers 5) des Shin SS ede | JJ ele SS shan An Sr ls sad 4 | 5) zl Eus ws ole eyy lpt ds | opsta ren all ID pla El en | 43 gat vid srt Eno | ar &zl0 Jo Ji alin. se pEl abd rislo sl md li idle Dpt: se je ld veen lj ele ol FS ster ep see El ebo gede 53 Al | use geel Sijs he nolo asker sl de || okilo wl else MS vn fl ch, JO Seed }:4 eus ak: As 57 ils penn 200. aj 6 Syn Re An er) KC zn Amd 5) eds us | 4e 0 yd gjin alls | Sat IO fr NS Tame GD sl Jt GS ol MES ale la2 0 | eeptdhe tel wpd de je | pe dS ld el ashes EN Jos el es jrs vien 4 | esjë ws Bl Epo Sje he glam SEE SS LS GL | gelo dl ss ä eres Jm sl Js ER US! ee age et ola je ern he ek vel plloo ESS ela | ES ves Sijs ple po ele liët wi? E: Z6ils ij erp ren en te Sb nl edp EPE 9 Aeteker lo 5) Wd grelò ze SVr Zola melo Ö Sw Jive we 0 SIE we Kip JS lS ike GPe) zl Poel of 5 SN Jas Ol ello AG opel Ja er AD W vS Ajia le En) us piesen rt oo Sr ED MS FL Slides pes dae 5) wt SE EE En op ler LS gil Eem Pg Er Sp NS 5D IT alass el st Dr Ae hae A) HRe, Sy als 5 elo Ee 2 er RE es 5 km) Eh Sen ar obs elo Te] jn A ves Els dt 0 0 ses Wandel o££l kr dal ln os bp peled ej | ir EN GPS per Gn nr wis, v AIS ws gien ln alas us Acht sie Sl zo at Gs sh ae Gs hen 5) Ám btn En Res: P £ 45 vr ren Akke Sar Ealo gilo ale SE ln SAN kro Jr wesel dl ES | Gi) el we) vile | | sjed ab GA» AL í pl 5 | pan ÈsS vlo ad ols rl ger le la EST old cebje oe Kw laas SE in ws kaai)) ad pe eh Ee wi êe Jkavò po JK rs ANT U vel cs) alie Shas Sp Di pe ES ISS en ali wlsS lala je Er vs) | (eiken ysêlie ln | vels ge geel ,C ijdel Slee | vel je Al gelo ekain ESE al Al | ern ch Je ës sve bewo OLAF SG lo gn SST deo il al EES ed c5jbdg Wols ike er Nd SE din 6 melo win sE la ere de ili ED Ur 5 pe lars vee wis ln een) hinkte ae sl sl pj ws en Eet wle zh ESE Fin ES web pis. plaa en gdwel ESS lip IG, oer El Sl pv ola pike get Kase | Blo ed OL Ie el wl jn ried Sja Belo gm zhe ele „Elp 5 ee Es rte erlas al as Spike toms AN si OS zes. ln jes Eph ker rept SL | Spe wijs poli Bee gen NN Gn vern eee das | ee Ene OE gk Sl ape ole sais dll wle. les | Sf reag wEp GA sad glen Stet Keen giao mln sen resp gam gd |, SE wl U ESS gele pe vr ds el ge 5d fd Hed ben Et oe un los Al plop SD gmt US 05 joe lb sl kes dl Ziys- sl ad q vS 6 BIAS SU | se ston sl Alie Os EME SS Slome et NS SS EH on 3 ye EA sr d Bles asl 58 as Ole le se peld ARo lo i ol lo eo adj deo Ld ,Ë0 | Suu Hdd an Sp ke lt lS GE Sje Hain Gol BE) et ige an Bols pge Ue BA IPD el KS sn OS gpedid RENS dla # las Ebm Sjle lg Per ws sbs rin sas abt ale 5) ar Blo Kan wl „IS Gspleul E55 Spas repo Ss OU paid ya, (wl plio sjen zj vds US gS1 vos pelle: 45 ri Sjem sd zie ej udhe GG je il crphel ESB Slope wpd, te gla JB zu jr Aad SS gade Sr MBS optel, Jays ee EAS 50 ÊW wid cepiBedhke giake ol elo yu 55 Slope how vS’ kaas fh SE WP sed B Sje vele JS 0 SS 5 es ly laf vj erlas Ep) ep ES) alm | 5) 2 GAD ES Pe se Spa ple pd Ee Er ik Sj lo oil sl pd enke lisel ea) r Zal Jl EE ges ol el SS wr get HU Sje iu df 0 jfaio vs Al kds lo geno ie Sa Ere ot ke gen 50th dye el, br lo ee 0 et GR Bye 356 ele dal ED waker no GDS jen wl Kgs gele RE Gé ‚hdi Eep JE ens dp hm je hj SS els allo wrs Ee pij oled phase els jb vp yal ol aSlos used Sant is RN dee dn elo Sj) Aha pw ls 5) jas KA bl cl Gie Jl aus olan ETD jaa pl Jel ir er df. Se MS ESS ws 5 Ll Jao Se Sms GSE Sp es Ill Eid SE toel Pi Ops Er oel ole gain Sd ii KAS ale pio ue wter ON sn Kp as Ue le 2 GSUS 0 aluls LS GEO SME Fn rsjhem 4950 Gain aus a cil & A5 lo ello) pie, solus ee AS pim) lol lb ls A El cul Sp diss „5 Bs! rn AIK vs nen JUS ile ES ES bt > EL ll Sal wb, ST sE al SNL 3 aar ll Er eb lj ols ord bi ES bf el rd ij rrd os pr ESS ol „ks ES Eph ESE 6 ES pen SD ps ja SIE Je Sips 5 wael E42 Len AGL Bm A gehe Sj ep St, ed sle PMen GE Sr oss dl enke ess 0 5) dp efo adil jp ojE IS pele AAG lk br AS els Mr tSS ve JI Oan pd lee ws Des eSj5 pe Wia pllao EN ej gE ril Se plan ele dl Se EO edi 48 jd les) en elen ae fl wee) Ula pj UP EN ei we E95 Sh bed ye sle olp ole He dein SL Elan plan gin ESS in GG phan Á le dr imi Sb plee plee ge st ws ob & vt wl plloo pan vÉrD vsp os a ld el vie Hls EST En AS wos vels te es en zo gij ad wij ze US ESS Eli ed de ES lais AE lope deld ils 5 Bolo jes 5 le Jel | PASO wdloh &,l je we gadle ele ln Sje GND le " zer velle lj Glas GDP BO Gp ws gain dll oil ke Hs) eds pie ke JEN HD sj Bap glee 09 4 Sis Bo lS Zl As KC Wiss php KOl ii 4E gi ö | Pp lt loves poesje J| opde gallke gai à B ws Ss Éped Je EPI SPE el lol er So uilen lek Sj Ake Elp ol Eiji dl Er lt [| SES Slam Eiji orb Alie EN JG IJ gag ela fka AS Gps Dl ELS en) td teke beij allols oel glt JE oee IL geler el B gopr EE rip PO ortel Ie Herd ent EE ef df dla erk A loo amo Ed GMS SL ST Ap Basje etl SEN IJ Kane Sla US asli, Sydne Als Gio alla Sl las dad olé, Sybwder sl AS NEN Eel fen Sie ZS EJ „os pike vlo use s/e Kan ,Äo5 ds J KEN Js Sl ol Al ese Spar Gel Ge js dl 5) st! 5d) En Anse lo lvlen ed ESI 20. pla gesdpp US prike or en BSB IJ es pie ols plan pn mm pi 5) led Gie zui der al gl pe sle ged nt a ES GS IP dl jn GE jd led, air ll ola jn EBS Sr milde Slaan — rep ld anke AN wij ril Jl Ie vs 44! gado ur SP oP A5 Elmo asl SE pl le Sj Bl amd al sj 1e 9 dake GA 4 oef el) Li Jas pope Gm ESE sf B ol dh swan he Slee tented Ì a da aile sl zal JIS gaêlie el, ze es ello ek als opha hal ope Gp B of Sd, Sje di she gin Er ol tej ln hezil GMD 20 al dn Gide GMD Si zp wee! | Spy 0 ES) ln ke Ôsl tolao JS aise nn Syr wunke ASAD Js sas ware te | less 1L5:ls pd wrd | spie go Pb isin | Po jas STe Als | se EE dr wpd El Heke Bl glen als pore vile E00 rna sne | Sj ahaëln wsl zl, st dt oh alia 5 EO EIO lan vs es ur dje gE A gd MS Gel) en ln 25 pelo ES sle ren IT on sal wines gE Mag Jaa vrl plas gele JI Sp edes SY lin ID Or fd 0 pn a rl Sr U Se Ell re ED alen) le in niels lo SE SN wiel Srbr Sl do 5 Alle sds Ali SE Us gla lj we GD wl di Elie epdp Ms Et KEE Sc Syd HH wd ide rj ef woulass vist zl) MAS alias UE OA erin ld lS AS plaa alsoo ke Sl al Pd | ge LS wle le, rin Hye lie pl EAS jke vlo gelo ff le po pale allles ite AS GA elan die Hilo a r lo core GDI ESS pd A IJ lie pl ESES 3 5 vr ERE cil swan AlAÄ os ES Ais on GO ge Ell Bh Gd A Zld Sial ISS 90 Sg st GS EIS 5 emd men WE eten | ol He Eppes dolen sl lilo IJ esn ÉO Aw Eloy sjen W Slope Gil If 5) SE ESS al ren cad Nt enden dic ei St Ghl wl fee Hele St dee sj jule ES ISP pt OM of Sj AN zld aas 5 po | SI Seo eli Eil | 5 ue) yrê do GS Smet or loads SP ESS OS pels Sr pn EG MES 5 las af lob 95 | ï _PA Sj ellae kom SE wl Jet je HS Sje gl) ide Hdd MP gd SD T Er zl sten MEL 2) | Eno le oon JS | Et ws NS MEL Pe Je Ec) ee ko | gl elo pl Slee ele del ws Eje | ltr) ike Ge aSlolas | OI poke Gspinl 255 445 | aje Jian. gas a| ES JAS Sla ig) he Ike A ile | spiel SB Slag ged GER San Wd r ESL EN Elek ws UP „25 SS GDS) U Ee Hijs BI GD WI Mw) U enkel dol Jee Ela lo aelS ol „Ke Sp she velt wf lo de} en Êlw vr AET AEN wl plod ged ZS vl Emp te is MT wl eo se A ST el SL Slope dl E00 wan 7 AD se sk ela A GE js eas J$ jr d ole st CS) ASS | &kelLe a! 25,00 5) wr) py len ER rt OE pl | ptn ge li gopr at ste oil Ae dlp Lt GR on sj el, sr ls Hlod rde) eas pile api Ri eed sjed alma, ki st en AS | ö ep) 25 sho sr | Sl esi ge | en ear ett | Up fie ols oi er ES oh Herer V6 sol en sl | 5e) iel GEE gk ESlldke GED ed zl is hd se fin gele sSlen cha Ki den Gas mt ylshakm re AS | gis zl uid Slae geen pleo én Jel sr LD Aas is 1 P4 vesie ESS Elp tege ef hu lS wf) | ere JI Bl st ele | GE Dl Ee en spel CSS 0 pi GES | dla.cpike eghel LS 308 | Nae Efe al vw WzÊls Ad hl NE a: ERS Jao BS stel Ae dn GS lo alie, erp el tel del gf ie) le gil wr 5 yeile er lg ds je) hem (je | ze Ein sÁ gn ke gele ERS GER eel ile | Gs es ueil JJ je A: I jar slo nn &hius GI el Ege ela 0 SPO epe Hb ol Ak)! wr ES! 2) zh een el se lS zee Gb ess Öt el Er gl SS OS vo Gn ld alt wt gele ed SS dos Slag wl IN Le ls ed SE RD Sr jd ee sjen Ess) plm EES ON dele Ls ee Ola ARS yes A) > pe SE GED rd She EE ee Pd pu JI AN ol Slope Gl GS lo aal ES sho ols wie Sus Sain ti le Câtuà Wsiels slijk 5) bud ai ue ve te A je WE Oel 0 Gie emd Ma wl en gate el Ol Alg op er pe bake le lo All s/e ze sj en Sl gegil E55 40 Slopn AÄS Ws HS ss go Li jlope olen gyal SS q 5) In Jl wss Ser Op OM of n ES ns wie JwelsS Sl, pe vlo gels wss alen os sin SS of jn gt al 5) lo | eyed Ls” „lo | a lbs „El ir 4 ern SEN grim died IW st td em Sp Slope lil depressief zij Kl san ES ena } Zeh p ld GN fe Sl 0 „ wr plao rand iks wke GED ap Aa oei Êjke US gain ln lt pa gl GS Er Epl Jl ile ele 6 4 Sj Span EO 0 5) verts LS &sle ijken Er ser ds Ke JS es JI wilen pöls (ye lak rid OSI eld dol AS ger slo opaïe fs os eer gede Dl geleed oep SE ES GSR Sens jim liën ed id er pa eo wrat zj ils 5m wirjk Slee en” dool AEL sa 0 rope Êp) Ja Gp wr aslje play) op JUS IIS je sd AS stress glen ged Su ol SjlS ns) rd aSlike SIDN ÉO Za El, oil ET 0 Slope SÎ eld sl els lS wet Eil Je GEO GMS ESS aku „Kn HS sl mel E55 FN gplauterhij, A vslS elël wel 5 SS aken 5 pad ye Sjvadt wal ESE 5! Rr ssl Sl Si 0 vele £ 5 laa wing „5 vod er ed Sp vers dw glee US wijse efen Sal Bia Blog Ar ps ak es GEB leg al Gn rdt le 0 obs ch er ui lk lig en, El gils ws ë' Öl De EE ale Mancha a voe ba Jt erp 5 5 ga lo glam gld | vorigen CA Brel ke dl 45 w Nie ES stijn ËsS Sme et wr Ri LIS Ms lo 0 AS ji ade Êdhae jbs | | El ele oi GSUS welp jade EN U GE wreken Wd sl} Ates Se &l äke ol os Jes ole Eye mp ol ofN 5) B aids wel Î sjen SS ple 5 zl | oe Via brij ile sf lo Sn Spr ge wijl pp erlas JS Sid Slate | TS ie PO KL | oon ge pla? | jw zepme &0 || er Ged Sb wisi |. B yo le ps HLO Gl rd gE E Gere ur Je alsa» ls ESE GIS ies ewa le lade skr Gpr gsi ©) Aerle ks gt grep ss eel as á s\ aks Ö slm lo ùk in, û A els WD rg ali Sje wlj ged 570 Sylep GT Gil pet 7 wl jos a ap as vin sl el rail Sn soes do Blo geken we es ess lied vsp wed ej At Er ramen: 2 ee zis oer hie &:]o sjen Ër glo’5 pe ir sh ee Po a herl ESB Slope zien 5) ws EO gs als sj US EN ens ls volge jin 5d sle Fdae EST „Gêla ESS pel Ef SS led He OS Er gl Aon aile Eljke wlie Sl as SU) 8 0 3E Blo ESS os Oele 0 ee tie bro je aSa | elen Sep ej lS Bl pal tn ole SOS wa orb sle Bf gelo EU Em ed 5 Es dl es zake rs opd dn poke Be Jola Er pe jee Bi | so aas Al jer ee EN jin wt Ge ob, aci alie | Gl nn Ee Ey le SO EMIS SIS F2 ele dâ ‚Kn ES NE mjn ee ES ol El EN EO SE pf | Fre ESE LS aliËls ge plloo Ale obal Ps ele oh À DE EEN SN gE) ler Le If rl Zr mjn Les des gld oel IJ opn jn geth gld al pee SP jn prin al jl odt P | k Pez ws ww, als | Kk; P |, ; : ed ne en ak lr Als wsl; arl ln ul) ehs ers 25505 Gr ols All zj „ks GAS so nj Âs eo pls BV Ef lo laa zalS (galen | "ber wr geile Spa sjed eo) je 99 ols Siko EN Wee ke GON ii gla Ke JI ESS 080 5 | es LSB el Êsl A GENE Sl ole || Elin lella | po | ES Sike amepe Hilo PIE US ale jie gellals Jo Bo E09 DEE kle ESE Eda lo 5 ele ES lou ole MS geile’ Ö pan slog LAS Sys al Ar JP ee le lis bre al all la zl gole en ol, 5jdlrar GES alia 5jlar GE el wss) OS LS LO Ke Ope Fyhul 51 elo 5! ze éd Ge ES Ee ol nf je Ee dl oi loper il gs! gien ot sjen ln jd deel ES Ss AUS geel win | nije Aj dln opn IT Edie ls bezen Spe ie id ed oai el gars N |: ES gile Fl | DEN Eme 1 AES | Sr os ueiss 4 5) Sr lo ien | j 5) ej UW Slag O0 | EO Ge OJ 5de dlp jo lo, SyS elo wss alËle IJ Sje lêle eol, Syn IS wt Ei | Se wp Sl | EN eeen | sp lol Zas 0 LS If ile din Blo ale ob Os Sb Sm | lbs sn pidays jS10 ed me ls ls PG As If mole AE US SR Iper? Make HO If EPO II peel gei oke OS ES seo lS ld Alas So aol kk Esmaa 4 Jens Sit HS, B Ge Gass | Sl dl tl edje wid as verl SS 5 PP os eh US | Gass 1OD gm edt | chen Az Se | | lets zb zl gele 0 | | sj lo el le ge Kn lj eed Blas ole, lS epi) sj ef 5 ef OS Ly pis ln spil es Slag Elske esjes adsl 5 gwn Se old ello Js rl jes evol Et wy allo Lj OT Sd F4 AAN | soo Er kn als lS oke les wa la Es 5) 8, did els rn gil sbo, es Sus gsked ls WE od Er) Mie Zil lo sal Jl eraa wis ope NSS Kn el SS enb lee Gliese gl eb ged GI eel CER pla zj zl ou àl ri sle jin alsss KS wro, E55 es! Vol llen Sed 0 Flem tl pe) vile, 1 y sld, ) Sje ps) 5 sl El ke jw open he GND iS IJ EN el ge 5 Ee SM ers) Sl Shu Sr Sje pio ze Syme GD „Ls ij En sjef sud Fn is sa Jee iks WoD stee GMD ha has lo aus, GS) war pe se Sp gee lige dis pe ST Sr IS ir ES Blo witloof sb vh € El LS st id FAD N Ër si wl pale JO wslje Jan Ser | re emnÂel Glee uto oPshe pile ol pin | OS EL gel a ae Gein! NS gs des Fil on „es er | ls, emee Sm ent Ed aal | sol vel Er alb Eee If Olo plaa T) zo Sw sld Ess S/S pn mls sl | Sper ES eo sj Sjo ls geleen erg Gode) Aselo — TN Kg MI ole | | 5) dpd koks. wp 55 pla êa, ‚ as Am tdlke gelo plo ee! „5 she eng Pen | 14 eslaw aladl Ell vee) SP tee gade aslolss ol ole SE 20 rope E9l E00 ali BSS Sl del ep Zl Met Sj ani ES she ese wr ed Slope Syr pels vals Bal osje la sfeer SAS IN sbs lr es GS og eN Et YE wl U Sj ln Eal0 se sud 6 les | zo los el rs 5d ie Med 5) at gelo wa Als bn eej ole gel AS (| spie sl gloed seg ANS pe u Er sn deld zo ele ELS tr Ee Wd AS op oled 5 er | jr sjen ph wan lp el gd H vhos welp Zl Ke US oee gen HE iS Bli ae Seda gil pl ale ERE Hè gn sl j040 ie wysisloo Pee gio gele url mls, Sje EAvankro lo | and el duals Axial en JK BAN (amel 255 | see Gm LLS AST! she ijn Si wis | ser Pe ele ; „u k LAD os wij 5 Wee | wle el HS wt | WP u en SET el L EMD yet pl an plooi oss epi Ji BASS, alle Sr ij Uji HIS ries As ber als, ee) jin gp PL ë en es jee pe zijd ee es Io LAS en CE ueel NC ar AS Wes U "us Jr ses vil es) see sb JAS we SU w HERNOR ain, sd „û „ö PU ie En Syd AS Dh, As 5 files rik in vr, r end en Sy Mw pb ls p ze | Ka win EN AE efo gla Sb als dE zo ns Wij) Er sle) wrs Bd Lm EG ras 5) ordes | Uwe AAS (mdle”l5 6 5) Kilk Wree sl | ed sh el, AS EDE DN; Js er adh Ì sl 0 a 6 Wen) | Sy) Mw pe ss els | 5d GMD ms: wies | AS Sel ses wan ip ji 592 psa pls amb eld Stul GES wt 32) Ss Jr ive É zzlo id USS rl ols (| IS eel 0 alas Es Jk ele 5) zios Aias IJ Gesta 55 enêl zl kei Eel ene oo [| ov Hs SSL sr Ee Sf ede las 5 ber Jl be jbs ple ols Pf, erdee dl 5 lo sd ol ope wlSr ak If 5 Dg andel zjlo gege els iS | pe Shae Ed SLI Bil Ll AS 5 z2lo id 6 0 wip ln EN HAD wd a LT Sja ee UP MS US jn ES WS nr Ke op EI lS KJ Sr se plas lo Hie le Pee AS mol GEO GS Ei Jas lu wt! EUS LIS Sor ral ED me jl AEN rss JI la opn epos AG AS lms ss pllo jo silo gelo ss lol gi spie hl jood ain 5 on sh alb ero ad lp Ì le Epa elo Slok || cs) AAS spike sle et 6 MS dd Ke sle wd JB 530 IAS AGE ogkeve Jas wg gelo AK alle vols le Er il, | valk il Jk SD Se pw Akko gelo USO ja Sl Bj pw gel gn 5 2 ln Nel jie) 5 ALS Er Sl rsi elo! PS GED GS Kla eo dr of ks wine dr Ves gia zE ol ess ede ple 0 jl lS su del lo RER 5 oo 45] plaës side Jk mg iele nk dbi vt KE Ger zÁ elo aA ver ssl pais Eb guss 2E bul Jar? (0, wr Aad guell wilg? ned Kan lS wie pe sl rie GT sj EST Ste al ee Urs! Slee eej dose SHA hed sr #6 2 et EE) | st Oep sept os Ie | veer gloss, pen | Me a SN, vG nel 59 be | GN de SL, Sas gal Mie ue ssl enkels gl vel ze Ks) ach — © GE oled gels a GS Shalp Mn Ke ch JÉr ols Ein an Jus Omnêlw Ope a AS Be WS ssh le ple dol 951 no PD Epe BS 0 Sf Sp el wl lol eye SS 40 INT «els 5) shu AlkAus Als dE EFS OS Ke || lime ef pake dll | ses kels ils 5 sie &so ên vind 55 Ws ESI Sid AS If pike AC dl Salmo je Pred geel sad Sje Sup EN EN wlj pd ESR sn El "lo 5 wie mem jude geo „Sl witter gem GEN ost lkes „51 bp Ahake Lanka ul Jeje gil ople ESla8 za je Syd pl lg els | Sie êr hahah Sj! Sy lago vr Sla | Sjem HS EP T° gede dei) ds WS yeile dw a pio d „She js jl 5) ao eb Ise dsls Alas warkadwe se HO er uil 20 wg ol los „5590 lelw olsie je Sie Kas KH djs solo 9 dojo EENIG Emo Sms A5 pO A5 5) is yesil nw Sr ee ols br wijs ews 75) Alo wfo Ks gd pe geo | LS rt. NTS we W ade Ë En AA} 2S3 oss els Sl ht jp glen 5) dj &lAne ed OER een & wie En” geo els IJ Pe as ws dekt * Rit nein wsl Js sies pd er ef Oge Ope a NE: rt as ESM $Ì wstel, 5) LJ Sr sl 5 AN Ei Aaen wl, Ebals enêls 9? RSL ler ER GED alst Srl: „Ss! Shwe pla Sr Ass wo Wio aal] Nie „3 nee ed ES wb wks gêo Dye ld #35 She gend ijl ded FN 2) ESsmprolad slovejd wijten d EN wijs el slan 0 UJ (geel 5 yeil o ld AS 0 GE hep il ape rtl Sj gh sle d JUB Ser itlaas dla gele En giao ges JIE sal ol els ps) had GEO glen 0 pita lil ele AAS pis wid ste lie pis glad sbo st osyhul LS Sly yn she Se vlo JIS ) En CERES # LAA) DPL ils Las oled vi= Ero JI Sly ante d MET als bn AE AN eld El andel SE ken) AK gel 0 EED 5 jo wid 5 es geslo Edo 1 U laa als Zal, Spiel CS Stop wol As 5jdpdhe hadl eed vel a Ji hpt ue, dye Jed el egen 5 Tj wenen vele geo sk uy psi kol zog J AE OE pf jl 0 pr ore ol ae pla shiëlw dje 2477! jd nld pes 5 Eolo Gi5 pike wid Ste Bd Et IS Dr ola, get elen ES le k rs pk Weste 5 Ee Eiso ier kgs | ODE vas EI GOD ii ip ESE Gas selo r ele gain Sl: Wii 5 jo ad eije Oye Ope Et os jl, 1} AUS Eg jl ren 5)» Est AE SIS ES SP Sl ES er gee wrr ywilke 2 JEL GS 9015 mild r Syt agt or slopes ed A sal ged vi AR sl ol ú wie es LS vis sen eí 2" Ê ) sl gls DE, 0) soo Js vier Nt Syl LS 30. esi sS aen 55 Wo Ope pe pl wee st EJ) E gf ols Noppe el alot dla da pen an | sk mii fr ja Jl Ag pr „Ss Es: js pe 5/0 Plages lys lS el Wntj 4e rS „ike GMR es! SE WSD GM Sed EMS ji OS gd ED Hjkao GMD ele, esyiel JUS Nt jd Sp Mw gE laa! u sy r plays Hij MAD Ms lo en dlalS edp gil AE allA5 vol pie Vet wsl jolo r Spe els zp erpel fn els Sjien gite jS Ml „ed ES ss eel js Jos ais ersl mle 45 wpd TD en crd EM JIE sd al, Ko SPE wd gather ie Spiel IS Ake NTS st JIS dp wle sjef ge 345 Go eS JIP peêlke 5, plasma le MEN ST plas sb lo plaa Alst aluiss lp Jam gnÊldes® 1575 es ved ol Eke volks E78 ysêlke aliële IE EAN ela al, 35 le wsl sle vod AA) sS dope MO > 9! jhe =$ Jk) Allas el rg) MA GED Mel ale elen AA | de Sn be ged | ole aast Siel el PLN ve vir AÄS Werss | ki ia Jo er iel dje | Jee En ESL 05 haus EO UO St oP ES ZS Sl hase Gj Fl Ml | kon epen jo ld 2! | OA wss ESI hal If 6) dr AS Il gE Sb EE SS elo B et Ue et If a ger 5e Ain gee Popl ple slo If ele wl fd pe | Gr GP MS GES | NEEN ML As se MS ANT pn ene slacl Gel po Sil Js ay Jd ub js! H SS aje GE | 5e SN STA en | Mo AS eds AL If We rale wss ste ad Ven aal alls GSE ESE OLS veys wies br ers alls 60de Jl | 5yel JES SS nad | | vs ta 5 wil ws Slkass Ep oe sil ESS bag als saal aliël) ore e Stg JIM kend If Eys Bo gain Gi) | Jail dr vl Wy goden | Bpo GSR Jd GD | sk pon glen wb eo Erpel wf us; wl spe didl es #) ut Er vr sd Wer | Des AS AIN HS | sld Ë Jala | Ws Glo gai Eje | pu EP dep oan vi ul berijd wenk) JD STe Gre Bve Als fp os gele ele GAS alt pl whs Map) Sje nE ve INT rn JI sl 0 gain vlo wejsd gf ew ET AE js la OS ws gs de gele A4 JIE as aA AOL gs dl Zl pldamde JE dslge sd Alim HS Si lei gis wss zl) read A wr Wa ln 5 | walpe jn AARD] GMD Sp JIE je pahajt oSlye AN Ai vl vels els Zas obd se EST alb es Ie Sl es) MS nie glloo Al Por wille je MEN Sd ln Vin GMB ws 15 Ee yeilo sl RN Á A a) 5 le? Chr zr Er 5) Ève alt Wd Hi sj EM JS veel) Ali ll ib Sr ke pl wi? ih, po wsl Es ‚| Sje js SU slo abs a el | eh Ss US oe Jus mdk GAD k bn osje vide SS os li Ek le Sj os AIK Je hom 925 geo lg gep es wd dje Apfades Êrmg)lesle csyiel ESB Sig alills SGS Em SUIS fem Ss alim | si lo gb ak a Ss) rf Eem od st slop datg or Se gel entel nt el EP TI goes uiil PS | gren har dje GÂS wl eld da 95 vies se ê Wo Ân ml (fd Syd wogen Ako LO) OS kan Dl ESS Kr sd dte & zò ale mln as Alghoss AS Ër obs Al mai Js ol OS 9d hj Wes el MS le „al fd es! alls Bee rr Is anas ‚lee eve. VAT) pe je ne gr Ee ESO A ll ie A wle „Gele NS PS ÊL velo & ui dk ye 1930 zoo NT alun5 wss RN 55 GbR 37 ts Edw wsl A) ê,s si cb SS ij AK) HS gie alaed B rp JD Sis ‚0 Baan ISP Nals KD OD EE WIP Spike vrt 4 deler 5 5) Jet st B ged r mlam Gs „o weke el lp ad “6 vó 85 lo Els elle lu EAS Er ES HO alain in gllss AS Alas om on De or HSS gla Std 05 oled ols olp glad aks alêln ser air Je din dake ulo es) 40 Int z0 el LS LS pT kes 5 UI el pH el dad GSE ij Alke ved „äs be 5 Wo &$lo MS jade Sj zl jl si, wrd wid egmal MS adel | Ì Sys Sdu os) alkuss | vor alde ede maai ln like ae pd Ne jm Jelen opt jul Bilde | oled rien She add Kr Ebo SL gelen | w'lejs lodge ist laedggtatl Sai ode ad IS pelon eol iS al rl Et 095 Ne acak Sa gels Gj MS alas | B gio labo ys aijias I EERSTE ZANG. Hoort een’ zang der geschiedenis Van den koning eener dessa in °t land Kembajat. Een Fakir heeft het verhaal zamengesteld, | Met het plan het tot een gedicht te bewerken. Er was een koning in een land Een Sultan, schoon, verstandig en volmaakt. Zijn geslacht behoorde tot dat der groote koningen: (t Land) deed hij weemlen van vreemden en kooplieden. Volgens de berigten der menschen van dien tijd, Was hij een dapper vorst, Die nog geen ongeneugte ondervonden had — Maar de dag van morgen en overmorgen is onzeker. Nadat de koninklijke Sultan, de voortreffelijke, | Eenige maanden en eenige dagen Reeds gehuwd was geweest, _ Werd zijne vorstelijke gemalin zwanger ; A (2) Toen hij dit gewaar werd Gloeide de liefde nog meer in zijn hart, En ’t was als of hij een diamantmijn had gevonds Nu hij zijne gade zwanger zag. Eenigen tijd ondervond hij in zijn koninkrijk Ongestoorde vreugde en blijdschap: ä Maar ’t oogenblik kwam, dat hem droefheid te beurt En de vorst den zetel van zijn rijk verliet. | ‘t Gebeurde op zekeren dag | | Dat een wilde vogel uit den hemel nedervloog Een garoeda, een magtige vogel, | Die het land geheel verwoestte en vernielde. Hij kwam met zijn klaauwen en een vreesselijk geschreeu Allen, aanzienlijken en geringen, waren in ei en’ Kk Het pbhóeke land was beangst en bedroefd , En men vlood her- en derwaarts henen. | Toen ‘het volk voor den vorst verscheen, M Hoorde deze het rumoer ‚ als det van eenen A krij Hij vroeg onstuimig: | | Le (Van waar dit oproer! did eis: Loodra hij den vorst hoorde spreken L «Doorluchtig heer! eee vorst! | «Wij allen worden gekweld door eenen a od. Als de koning hem dus hoorde spreken, Verbleekte zijn vriendelijk gelaat. "GE De mantris stonden op en sloegen zich op de bors _ De angst van den vorst was te grooter ‚LEN Dewijl de vorstin zeven maanden zwanger was; « Zijne ontsteltenis steeg al meer en meer: (3) Hij leidde (zijne gemalin) bij de hand, en vertrok, Zonder eenigen leeftogt voor de reis medetenemen. ‘Hij gaf zich geheel en al over Aan God, den Heer van het Heelal. De koningin sprak geen enkel woord En ging onder het storten van tranen. Zij trokken bij afwisseling door kampongs. en. velden Onder eene hitte, als of ze verbrand werden, De vorstin, die lichtgeel was, werd zwart. (Door dit vertrek) werd de smart der bevolking nog De vorst bereikte de wildernis, …_ [grooter] Zijn ligchaam werd gewond. en opengereten , Door de haken van dorens en rotan, _ Vermeerderd door de zwaarte der vorstin: Boven mate was zijne smart ‘ En zijn verdriet, als hij den toestand zijner gade zag , Die haar ligchaam zelf niet meer voort kon slepen __ (Maar) door den koning bij de hand geleid werd. Hij treurde bitter in zijn gemoed „Wanneer hij ’t lot der koningin aanschouwde. Den geheelen weg over, stond hij (gedurig) stil, Om aan haar abana te voldoen. - Na den tijd van twee maanden en twee alg | __ Was haar ligchaam (geheel) verzwakt, en magteloos, En was zij niet meer in staat het uittehouden. Nu ging de vorst in één tijdperk regt Op den kampong van een’ koopman af. De weg was hobbelig en zeer moeijelijk. De vorst hield stil buiten de omheining — God deed hem stil houden en nederzitten. | (4) De koninklijke Sultan sprak : «Welke kampong zou dit wezen? Ik wilde er wel binnen gaan, maar heb geen ne «Welaan ik zal hier uitrusten.” De koningin weende en zeide: «o Mijn geliefde, wat zal ik zeggen? «Ik gevoel pijnen en weeën, «Mijn gemoed is ontroerd en ik val in onmagt. De koning werd (nu) geheel onthutsd, Hij verloor zijne denkkracht, en zijn spraak. — Met eene zachte stem fluisterde hij: «Misschien zult gij bevallen. «(Kom laat ons gaan, «Doe u voorzigtig een weinig geweld aan, «Ten einde bij eene rivier een rustplaats te zoeke (Opdat wij niet in ongelegenheid komen.” De koning en de koningin gingen En de vorst ondersteunde de vorstin, Zij wilden den oever eener rivier Bekke - de Maar bij (elke) twee of drie schreden hielden ze € Toen de koning aan den oever genaderd was, — Lag hij een praauw met een dek van gespleten ban } Voorzien van een tent van kadjang, | (En zeide): «Zet u thans hier neder vorstin.” 4 Het was een feestelijke volle maan, Pa De heldere hemel schitterde heerlijk — (Maar) de vorstin leed hevige smarten, En de vorst was bedroefd, haar dus te zien. De maan was veertien dagen oud, Mike t Was drie ure voor 't aanbreken van den dar (00) De stralen van het gelaat (der maan) schitterden — (Maar)-de vorst was diep bedroefd om de vorstin. ‚Een koeltje uit het zuiden zuchtte De boschhanen kraaiden En de paauwen antwoordden hun, Als om een vorsten-kind te begroeten : Een wolk bedekte de helft der maan Gelijk eene maagd haar gelaat verbergt, En haren geliefde beschaamd van ter zijde begluurt. Toen bragt de vorstin eene dochter ter wereld. Zij baarde eene prinses Wier gelaat gelijk was aan Mexporparr. Zij leed hevige smarten : De vorst leide het hoofd zijner gade op zijn’ schoot. Haar vorstelijk kind had de kleur eener bloem, Ze was schoon, als een gouden beeld, Als de kleur van tjempakka-bloemen Die door eene koningin zijn zaamgevoegd. Nadat de vorstin bevallen was, Lag de vorst haar aan, en zeide: «Voortreffelijke beminde, sta op, (En ga u met uw kind baden.” Toen zij zich gereinigd had, Nam zij haar kind in de armen en zoogde het: Maar haar hart was bitter bedroefd, | Daar zij zou moeten gaan en tidas kind verlaten. Beiden waren bezorgd en verontrust Terwijl zij het schoone gelaat der prinses aanschouwden. De vorst weende en zeide : (Het medetenemen zal niet gemakkelijk zijn, (6) «Het medetenemen zal te moeijelijk wezen , N «Daar, onze weg door de struiken loopt J (Begroeid met doornen en distelen, dll «En er de hitte brandend 15.” in Ì. Geliefde!” sprak hij tot zijne gemalin: â! (Geliefde, glans van mijn paleis! 3 «Verontrust u niet te zeer over uw kind, 5 (Vertrouw het toe aan den almagtigen Heer! «Laat ons ons kind verlaten é (En het opdragen aan God. Eh «Moge God haar lot zoodanig begunstigen, ï (Dat menschen haar opnemen en opvoeden.” Toen ze dus waren overeengekomen | A En besproken hadden, de prinses te verlaten, Was hunne smart onbegrijpelijk groot. al Ze wilden ijlings vertrekken — EE (Maar) de vorst nam zijn kind in zijne armen, Nam het op zijn schoot 1 En wiegde het, overstelpt van snndloeiing; in slaap «Slaap vrucht van mijn hart, ns «Slaap mijn ziel, slaap: mijn kind, «Slaap glans der oogen van uw vader. Á «Ween niet te zeer om uwe moeder, | a «Le wil u medenemen maar ’t is te moeijelijk. (Slaap mijn kind, glans mijner oogen, „48 «Kind, oogappel van uw’ vader. - À (Blijf Hij wees niet bezorgd, 1 «Ik vertrouw u toe aan den Heer van ’t heelal. «Slaap, mijn kind, kroon van mijn hoofd, Á «Laat uw’ vader vertrekken. (1) (U te aanschouwen verscheurt mij het hart «Als of het met een mes van een wordt gereten : «Ach mijn kind, teeder ligchaam, - «Uw vader is u genegen, als door een tooverdrank, «Uw vader verlaat u — dat gij gelukkig (En gezond moogt zijn en leven!” » De prinses was door haar’ vader in slaap gewiegd, Het vorstelijke kind sluimerde : vorst nam het van zijn’ schoot En legde het neder op een’ fijnen doek. ij spreidde er een satijnen kleed onder En bedekte het met een gouden sindoes. e moeder zag het bitter bedroefd aan Haar gemoed was hevig ontroerd : Toen de morgen bijna aanbrak, Werd haar hart nog meer bekommerd en bewogen, Ze bedekte het kind met een’ gebatikten doek, Afgezet met juweelen, in den vorm van betel-bloesems. Zij omhelsde het kind, en kuste het en zeide Onder het storten van een stroom van tranen: «Ach mijn kind, gouden maagd, «Ik geef u over aan den Heer van het heelal!” De moeder weende, onder deze woorden, Het ligchaam van haar kind nat : «Ach mijn kind, zetel van mijn’ boezem, (Leef gelukkig, als uw moeder u verlaat. (Uw moeder is een rampzalig mensch _ «Den ganschen weg over is zij bedroefd — | Naauwelijks is haar hart een weinig verheugd geweest, Dewijl zij haar kind bij zich had — (CS Hi (En nu wil uw vader u verlaten : — En «Anders denkt uwe moeder er over, «Zij wil liever met haar kind «Te zamen omkomen, te zamen behouden blijven, (Anders spreekt uw vader Ni «Hij wil u verlaten. «Daarom is 't hart uwer moeder «Krank, dewijl zij u moet verlaten. ä «Negen maanden en negen dagen | ú ä 3 «Heb ik u in de dorenbosschen gedragen, «En nu moet gij alleen blijven, — (Hoe zou mijn hart dan niet bedroefd zijn!” De vorstin weende bitter, Le bezwijmde, en viel van haar zelve. De vorst zag den toestand zijner gemalin zalk En wilde zich zelven dooden , B Zoo was zijn gemoed bewogen : $: Hij nam het hoofd zijner gade op zijn schoot. | Door de almagt van den Schepper der zee 4 Kwam de vorstin weder tot haar zelve en n rigtte zich op.’ De vorstin weende zeer lang 4 Toen zij haar kind weder voor ‘t eerst aanschouwdes «Indien gij verloren gaat, reine ziel, | «Dat dan uw moeder te zamen (met u) omkome! «De levensgeest uwer moeder is aan haar kind verbonden. (De glans der oogen uwer moeder is verduisterd, «De hoop is in haar boezem verbroken, (Omdat zij u niet meer zien zal.” De vorstin weende en zeide: Nl (Loot van mijn hart, glans mijner oogen, (9) (Nu moeten” wij van elkander scheiden, (Blijf hier. mijn kind, wees onbekommerd.” e vorstin weende bitter, Haar hart was hevig kampie en ontroerd. «Ik geloof dat gij nog gelukkig zult worden , mijn kind. (Moge een liefdadig mensch u vinden!” vorst wischte zich de tranen af, Toen hij zijne gade (dus) hoorde spreken. [Welaan mijne geliefde, laat ons gaan, (De ochtendschemering breekt bijna door.” e vorst vertrok, maar wendde zich gedurig om En wilde weder terugkeeren, aar de doorluchte koning vermande zich, En ging verder, keorhaalikelijk omziende. iden, gemaal en gemalin, trokken voort, Londer medgezel, zonder vriend , trokken voort, beangst en bezorgd, Terwijl de maan helder scheen. Tot dat ze op eenen hoogen berg zich bleven verlustigen, En hunne begeerte voldeden , op verschillende wijzen.) TWEEDE ZANG. In dezen zang wordt gesproken Van een’ handelaar en zijnen rijkdom. Zijne goederen en schatten vloeiden over _ En hij genoot een ongestoorde. vreugd, In de stad Zndrapoera, Waar zijn rijkdom geen weêrga had. Duizend slaven. bezat hij, ouden en jongen, Van onderscheiden landaard en van Java: Zijne schatten waren weergaloos Zijn rang was hooger dan die van Panggawa. Hij had twee echte vrouwen En verscheiden jeugdige bijzitten; | Slechts een weinig donker was het in zijn gemoed, Dewijl hij geen enkel kind bezat. Door de bestiering van den Schepper der zee Ging de koopman, met zijne vrouw, In den vroegen morgen naar buiten, En begaf zich regtstreeks naar de rivier. EE 7 | De koopman Lua Dsornara hoorde Het geluid der stem van een weenend kind, Welluidend, als de toonen eener fluit, Uit een verwonderlijk snelle praauw (komende). Toen hij dit duidelijk gehoord had Ging hij zelf derwaarts. {En toen hij een kind ontwaarde, j Met een gelaat, schoon, als of het geschilderd was, { Verheugde hij zich onuitsprekelijk, _ Als of hij een diamantmijn had- gevonden. De beide echtgenooten zeiden tot elkander «Wiens kind zou dit wezen? (Een aanzienlijk man moet hier geweest zijn, «(Daar het kind zoodanig 1s toegerust.” De koopman verblijdde zich boven mate, Terwijl hij 't gelaat (der kleine) zag schitteren. Hij nam het op in zijne armen en droeg het Met groote vreugde naar zijne woning. Hij was verheugd, dewijl hij een kind had verkregen 1 { En verzamelde zijne bedienden ouden en asian Er waren vier voedstermoeders, | Twee minnen werden er aangesteld; { Het geheele huis en alle. vertrekken werden versierd, Tapijten werden er uitgespreid, zonder einde, Gordijnen, en behangsels van tapijtwerk, {- En een oranje kleurige matras. { De prinses werd op een’ zetel geplaatst, / Op een rustbank, met goud. ingelegd, | Met de minnen en zoogsters : een volkomen. pronk bed ; Kaarsen en lantaarnen en lampen werden opgestoken. Het hart van den koopman en zijne vrouw Minde haar als hun eigen kind: Haar gelaat was gelijk aan Menpoepar1, En ze ontving den naam van Brpasarr. Men vervaardigde nu een visch Nam er den levensgeest uit, verwisselde dien 4 Maakte hem nat in een gouden doos En deed de doos vervolgens in een kistje. Voorts maakte de koopman een lusthof Met verscheiden soorten van plantsoen, Met bloemvazen, prieelen en lanen En een’ schoonen liefelijken vijver, Dien hij metselde van edelgesteenten Afgewisseld door topazen, Alles in den trant van het land ngen s Een lust voor de oogen : Het zand was goudzand, de steenen waren albast, Vermengd met roode paarlmoer en saffier : Het water was er helder en bijzonder diep. In dien vijver werd het kistje geplaatst. Sedert zij Brmasari gevonden hadden Verheugden zich de koopman en zijne vrouw Ze aten en dronken, klapten in de handen en dansten, Bewaarden en bewaakten het kind dag aan dag. Ze lieten tallooze kleederen van geslagen goud, — Halsketenen van onderscheiden vorm vervaardigen, Sieraden van verschillende soort, j Ringen met juweelen, gordelgespen en doosjes Dat alles lieten ze maken; | Halsbanden, maanvormige borstplaten en pedakas, 7 (HS) Gouden haarbloemen, en soentings van tjempakka , Geborduurde muilen naar Soeratsche wijze. Van dag tot dag | _Bewaakten haar de koopman en zijn vrouw: {Terwijl Bimasarr voorspoedig opgroeide, Vermeerderde de schoonheid van haar gelaat. Haar kleur was schitterend wit en geel En zij zelf was onbegrijpelijk lief en vlug. |Oorsiersels en armbanden stonden haar goed Gelijk een edel gesteente in een glas. Hare schoonheid was weergaloos En haar gelaat als dat eener hemelsche inf De koopman was regt (met haar) ingenomen en verblijd, Geen de minste oneenigheid ontstond er. Lij had zooveel kleederen, dat men ze niet kon dragen, Gelijk eene vorstin van Java. b In een woord, in het geheele land, Was er geen tweede, als Brmasarr. Nu wordt gesproken van Dsornan Mencinpra Die als Sultan regeerde te Andrapoera, Zijn rijk was weergaloos groot, Voorzien van mantris en bandharas, En duizenden van jonge uitgelezen krijgslieden, Die allen zaten aan den voet van den troon. De doorluchtige vorst Was reeds twee jaren gehuwd Met de vorstin Lrra Sarr Lieftallig, aanminnig en vernuftig. Indien men de dessa of negerie vergeleek, aa) “ (Vond men) niemand gelijk aan de vorstin. IJI De koning was uitstekend schoon van gedaante | En had in Zndrapoera zijn weerga niet: ai i Zijne wijsheid en zeden waren naar behooren, En zijn mond bevallig in ‘t aanspreken en vrageni Zoo lang hij gehuwd was geweest Met de vorstin Lira Sami, Ì Had hij haar lief en beminde haar teeder 8 En willigde al hare verlangens in. | ol De vorstin zag het gedrag van den vorst, En ook tusschen hare liefde was geen onderscheid. Maar zij verhovaardigde zich in haar gemoed «Niemand (zoo dacht ze) is mij gelijk !” d Zoo werd dagelijks hunne vereeniging naauwer Als die van ziel en ligchaam. < (Ook) de koning vermeende, dat er geen twee waren Als de vorstin, dat ze een’ uitmuntenden inborst had Op zekeren dag gebeurde het, | Dat de beide echtgenooten zaten te spelen en te boerten , De vorstin zong den beminden vorst toe: % «Kom geliefde, hoor mij aan, «Uwe liefde verzekert gij mij rr «Maar ik doorgrond toch uw gemoed nog Biet. «Indien mij eenig gevaar dreigde, N «Zoudt gij mij dan nog getrouw blijven?” De vorst grimlachte en zeide: 1 «Moge geen gevaar u dreigen, mijne geliefde, «Maar (in alle geval) staat het vast in mijne ziel «Zoo gij bezwijkt, bezwijk ik met u.” Verblijd hernam de vorstin: Me (18) «o Schoone en voortreffelijke vorst, «Zoo er eens. eene lieve uitstekende vrouw was, «Zoudt gij haar dan tot uwe tweede gemalin nemen ? De koning antwoordde lagchende: (Geliefde, uitmuntend van inborst, «Welke volmaakte (vrouw) zou men mij kunnen brengen, . «Daar er geen twee zijn, zoo als gij? «Gij zijt lieftallig, gij zijt volmaakt, «Waar zou ik nog eene als gij kunnen zoeken? «Al zocht ik het geheele land door, «Uw gelijke vond ik niet, geliefde vorstin! «Mijn ziel! gij zijt van een doorluchtig geslacht, «Gij zijtzondergebreken, verstandig en schoon gevormd: «In de geheele dessa is er niemand gelijk gij, _ (Als de hemelsche schimmen in de wolken zijt gi. «Schoon is uw gelaat, als geteekend, «Bevallig en lief zijt gij in mijn oogen, (Gij zijt in mijn hart gegrift, «Waarvan het gevoel onverdeeld is.” De vorstin grimlachte en verblijdde zich, Zoodat haar gelaat gloeide van vreugd, Maar eensklaps woelde de gedachte in haar hoofd : «Wie weet of er geen sehooner is (dan ik).” De vorstin riep uit: IB «Hoor mij aan, geliefde, dndien er eens een vrouw was als een cherub, «Zoudt gij die dan tot uw echtgenoot willen maken ? (Indien zij in uwe oogen _ «Schooner gevormd was dan ik, (Zou uw gemoed dan niet ontvlammen ?” (16) De vorst grimlachte en antwoordde niet. De vorstin grimlachte en vervolgde, A Terwijl zij de houding van den vorst gadesloeg : «Zoo dus uw houding is, — ‘| «Zoudt gij haar zeker huwen.” J De doorluchtige vorst antwoordde toen : É. «Mijn hoofd, mijn fijn bewerkt goud, Ì «Indien haar uiterlijk en geboorte u gelijk waren «Zou ik haar tot een lotgenoot maken van u.’ Toen de vorstin hem dus hoorde spreken , Beefde zij, en. vergat zich zelve, “egg Wierp een’ zijdelingschen blik (op den vorst); Öl Stond op, en verliet den vorstelijken zetel. 4 Spoedig greep haar de vorst, Ü» Die met haar wilde kortswijlen, en zeide : 4 «Goud, robijn, dierbre geliefde, al «Wees niet vertoornd, bid ik u! GE «Loot van mijn hart, licht mijner oogen, » «Voed geen achterdocht in uw gemoed < «Omdat gij mij gevraagd hebt, Kel cAntwoordde ik u.” 4 De vorst at sùra k Omhelsde haar, kuste haar, en gaf haar een sepah, Hij streelde en vleide haar, en vernederde zich voor haar. „Toen werd haar gelaat weder vriendelijk. Zij hoorde naar zijne zachte, welluidende lief ee _…_ Ze speelden en boertten en rustten uit. Maar het hart der vorstin bleef zwaarmoedig, Ze zat te treuren als een uil, En dacht bij haar zelve: (47) |__ «Welaan, morgen zal ik laten zoeken; \clk vrees, dat er misschien in het land, |_ «Onder al de staatsdienaren een meisje is {(Schooner van vorm dan ik: | _«k Zal haardan door list in mijn magt trachten te krij gen. Vernietigen zal ik haar, om aan mijn wraak te voldoen , «Opdat ze mijn mededingster niet worde. I\vAls de koning een tweede huwelijk aangaat, «Zal hij haar meer beminnen (dan mij), | (Dan zal hij voor de jongere van liefde vervoerd zijn, «En zoo zou mijn gemoed gedurig verscheurd worden.” Die verschillende gedachten vermeerderden haren toorn, _Als of (haar gemoed) met zuur en zout vervuld was. «laat ik vervloekt zijn «Zoo ik maar niet (im mijne liefde) te gronde ga!” et gemoed der vorstin werd niet verruimd, Ze zuchtte en treurde in’ de eenzaamheid. Toen de dag aanbrak Stonden de koning en zijne gade op, En gingen, als jonggehuwden, zich baden; Onovertreffelijk was de schoonheid hunner vormen, elijk bloemen tot een snoer gevlochten. Na gegeten te hebben, vertrok (de koning) erzeld van al zijne mantris En van talrijke kooplieden. {Ondertusschen beval de vorstin Lira Sart | { Haar eenen goudsmid te zoeken : Ze liet hare vier dayangs roepen, Die kwamen en zich nederzetten. B (18) Dang Wizarat boog zich neder en zeide : «Heil u vorstin, volmaakt in eigenschappen!” Toen beval de vorstin : i (Dayang's gaat gijlieden ante 4 «Mij goud en stofgoud halen, ál «En brengt dat bij een’ goudsmid; (Dayangs gaat gijlieden, en zegt hem, (Dit goud medenemende, (Dat hij, naar mijn verlangen, ij «Dezen waaijer make, met juweelen omzet, «Versierd met robijnen en paarlen; riemen «En een volkomien maagdelijke kleeding. 4 «Verwekt vooral geen opzien of oploop; ‚4 (En spoedig wil ik het gereed hebben.” „Jk De dayangs haastten zich ë Namen het goud aam, en bogen sich) … N Begaven zich buiten. de stad Xi En doorzochten de geheele kampong der goudsmeden De dayangs naderden het huis van eert’ smid - 4 Bogen zich en bevalen, E | 8 Terwijl zij het goud bidereidden en vertoonden; (Het kleed) te vervaardigen, en dat wel spoedig. — Het goud werd nu geslagen, schitterend EK Van verscheiden amethisten en juweelen,, ; Een wonder was het werk om te zien, en Een kleedingstuk der gemalin van een’ sultan; — 't Werd omzet met een menigte edele gesteenten, 4 Waarvan de waarde niet. te bepalen valt. E Drie dagen later, op den vierden (dag), AN Was de kleeding geheel gereed. en (19) (Al dien: tijd) had de’ vorstin niet gegeten’, | _Wegens de droefheid, die zij gevoelde. De goudsmid boog zich en bragt Den waaijer, dien hij gemaakt had. De vorstin nam dien’ aan en lachte: | Toen zij zag dat de eri wetge was Er er-zoo geen twee waren, | Onder de kleedingstukken der Javaansche vorstinnen. e vorstin vond er behagen’ in, dien te beschouwen’, | En riep de vier dayangs te zamen. dk verzoek u dayangs „ gaat, «dk wil u een’ geheim toevertrouwen, (Gaat dayangs, bid ik us, dn de kampong der saasneeh ae’ Om deze kleeding te vérkóop te’ bieden’ (En te vertoonen. Baat haar zien’ daw ieder die ’t verlangt „ «Maar geeft: haar niet aan anderen (uit uwe eeen). (Biedt deze kleeding: te koop aan’, «Maar noemt den’ prijs’ niet. (Ziet dan overal naauwkeurig toe, (Of er ook iemand is, lief en schoon, Uitstekender dan’ mijne eigen’ schoonheid; ( (Vindt gj die)’ keert dan: spoedig: minibar kAls gij mijn verlangen: volbrengt, |_ «Dan wil ik u al gever wat gij begeert, Dan zal ik-u alle vier verhoogen «En u tot opzigtsters van ’t- ri verheffen.” p dayangs waren te vertrouwen , Te namen afscheid en vertrokken. (0) Allen die zij ontmoetten werden haar vrienden — Of haar bekenden. Le wisten de menschen zeer te behagen, { Gingen de gansche kampong door, 4 Zetten zich in alle winkels neder Á En hielden zich als bevangen menschen. Al.de bedienden der mantris 5 Leiden tot de dayangs : «Wat hebt gij toch te koop? Á «Wilt gij uwe waar niet voor den dag halen?’ De vier dayangs waren vrolijk _ En antwoordden aan allen, oud en jong : «Waartoe zouden wij ze openen, K ct Past niet ze u te toonen.” Maar de menigte hield aan met vragen: NE (Dayangs wat is dat toch ? | «Berigt ons wat gij bij u hebt, opdat wij het wetdì «Wij verlangen er maar iets van te zien. | «Indien het voor ons niet geschikt is, (Laat het ons dan naar onze meesters brengen.” De dayangs grimlachten en zeiden: (Kunnen wij medegaan?” | En tevens lieten zij een’ armband zien, sT Dien ieder, die hem zag, bewonderde, Omdat zijne schoonheid bovenmate was. in AR IJlings gingen (de bedienden) naar hunne woning, En zeiden, toen ze waren binnengekomen, (Wilt gij. goederen koopen , meester ! Á (De dayángs uit de stad ‚8 «Hebben eene volkomen kleeding te koop.” k (21) Toen de dochters der mantris dit hoorden Waren zij buitengemeen ave dear En zeiden: «Gaat — (Brengt haar spoedig herwaarts.” De bedienden der mantris gingen naar buiten Om de dayangs te ontmoeten, en zeiden : «Onze meester roept u, (om te zien) (Of (uwe waar) hem misschien aanstaat.” De dayangs gingen allen in huis, Onder veel beleefde gebaren. En al de meisjes vroegen : (Hoeveel is de prijs, dayang Wirawan?” De dayang Porpacan antwoordde haar, - Terwijl zij eene goede houding trachtte aantenemen : «Ik zal naar huis gaan , om naar den prijs te vernemen, «Spoedig zal ik terug zijn.” De Dayang Wirawan voegde er bij: Ct Is een vorstelijke kleeding ; (Als ik den prijs weet (Zal ik ’t u mededeelen.…” Zoo spraken zij, en Als ze overal rond hadden gezien En er niemand. in hare oogen bevallig was Niemand, die haar beviel, Verzochten zij haar afscheid te mogen nemen, En gingen de kampong der mantris weêr binnen. Ze hadden nu overal rondgezocht; ‚ (Te lang voor) het ongeduld der vorstin, Ze waren op alle plaatsen geweest, De geheele kampong door , niets bleef haar verborgen, (22) Maar waar ze ook meisjes hadden gevonden, — Niemand had de eigenschappen (der vorstin). Toen zeiden de dayangs tot elkander A “Moede van den geheelen dag te loopen : «Waar zullen wij nu mog zoeken ? 8 «Wacht! inde kampong der vreemdelingen en priesters.” De dayangs gingen ook daar overal rond, vh De kleeding van zuiver goud mede brengende, Maar teder die haar zag, zeide: | pn (Die kleeding past ons miet.” EE | Overal sprak men bij zich zelve: A «Wat heeft toch de koningin, - «Dat zij deze kleeding laat verkoopen?” | € Niemand durfde ze te nemen. | Nu gingen de dayangs naar de kampong der kooplieden Die dubbelde omheiningen had, 2d Luide was daar het gejoel en wendden ; ë Ze traden binnen, gingen naar de langar, % En zeiden tot elkander : | (-ald 7 «In deze kaanpong is meer geschreeuw RE (En handgeklap en spel en dans, dan in die der manis | (Laat ons het hier eens beproeven.” | De vier dayangs vroegen (overal) : «Is de meester in de stad ? (Wil hij geen goederen koopen ? __ «Wij verkoopen. deze voortreffelijke (waar).” Als de jonge lieden buiten de Omheining deze stem hoorden , Openden zij de deur en zeiden . «Wat verlangt gij dayangs?” (28) De dayangs zeiden dan tot elkander : «Wij zoeken den koopman te spreken, Wij hebben vele kleedingstukken te onttpodhen, «Indien zijne vrouw ze wil koopen.” e dayanys voegden er dan lagchende bij: (Die kleeding, welke wij-bij ons hebben, - «ds onovertreffelijk en weergaloos, (Vervaardigd door iemand uit Java.” Toen de bedienden van. Brmasanr De dayangs zagen: Zeiden ze tot haar: (Brengt (die kleeding) hier. «Geeft haar ons slechts, dani zullen wij «Deze Javaansche kleedingstukken «Naar onzen meester brengen, «Die er wel een of twee van zal koopen.” De dayangs grimlachten en zeiden: _ „Ct Zijn onze goederen niet; «indien een der edelgesteenten er van verloren raakte (Dan zouden wij zeker bestraft worden. «Want al de kleedingstukken, zooveel «Wij medegebragt hebben, zijn van de vorstin: «Wat gij er van verlangt, daarop kunt gij bieden, _ «Als ’t naar behooren is, dan zal ik ze u geven.” De dayangs (van. Bimasarr) verblijdden zich. En zeiden: «zit, lieven, neder en wacht. (Wij zullen hd dit mededeelen, (En hooren of zij (de kleedingstukken) ook zien wil.” Ze gingen verheugd weder naar binnen En vonden het meisje zitten op haar zetel (24) En daar beneden hare zoogmoeders en -voedsters. … De dayangs bogen zich en zeiden: (Wilt gij ook kleedingstukken koopen ZA) __«Van goud gemaakt en uitstekend schoon? _… Jonge bevallige dayangs hebben ze gebragt: Ak «Ze zeggen, dat de vorstin ze laat verkoopen.” Toen Brpasar: dit hoorde, verblijdde zij zich zeer: Grimlachte en zeide: «Gaat dayangs en haalt mij die xc leoliogbenks bn hier «dk wil ze zien. De dayangs antwoordden : _ _«Wij zelve hebben dit reeds gezegd, : «En verlangden de kleeding hier te brengen, (Maar de dayangs willen het niet toestaan. Ze zeggen, dat ze er zeer bang voor zijn ” (Omdat het eene vorstelijke kleeding is uit de | dleder die ze koopen wil -; «Kan haar roepen, dan zullen zij ze zelve brengen. , Bipasarr hernam: rl «Gaat die dayangs hier roepen, «Wanneer hare goederen mij aanstaan, (Dan wil ik er van koopen.” De dayang dang Rarra Warre ging naar buiten En vond de dayangs (der vorstin) nog wachten : Ze riep haar, omdat het meisje (Brpasart) De goederen verlangde te zien. De vier dayangs gingen gezamelijk naar binnen: Ze gingen, verrukt van blijdschap, Maar hare houding was liefeijk en zacht Als B ze bedeesd en beschaamd waren. k (25) Weldra werden ze door de voedsters: aangesproken « «Komt, jonge dames, - Wij ‘allen zijn onderdanen van den koning, «Komt binnen, oudere zusters en vriendinnen.” Toen de dayangs nu rondgezien hadden - Waren ze verbaasd op *t zien der gestalte van Bima. et hart klopte haar in den boezem Nu ze haar schoon gelaat aanschouwden. e zeiden tot elkander: | | «Het gelaat van Brimasarr is uitstekend, «Bevalliger dan dat der vorstin, ct Is als het kind van een hemelsch wezen : «Als de koning zelf haar ziet | («Zal hij haar zeker tot gemalin nemen : «Haars gelijke is er niet in het land, «Haar gelaat is als dat van Menporparre.” De voedsters zeiden lagchende : «Waarom zijt Bij zoo (verwonderd) dayangs? «Haalt al wat gij gebragt ‘hebt voor den dag; «Waar zijn nu die kleedingstukken van Java ?” dayangs schrikten en waren beschaamd En spraken verward : | (Zie hier de vorstelijke kleeding , (Die door de doorluchte vorstin wordt verkoert agchende voegden zij er bij: «Wij allen zijn zeer verwonderd «Bij ’t zien van“dit uitstekend meisje «En zijn onbegrijpelijk met haar ingenomen.” oen Bipasanr de buitengemeen Fraaije kleederen zag, head (26 ) En den waaijer met juweelen en opalen ingelegd A En met lapis lazuli afgezet, Schoof zij de beteldoos aan, opdat zij siri zouden eten; En nam zij den waaijer in haar handen. | «Ziet eens zoogmoeders, dl «Hoe uitstekend schoon deze waaijer is. «Ik heb allerlei kleederen, À «Maar , zulk een waaijer ontbreekt mij. (Gaat spoedig, mijne besten, d (En vraagt goud aan mijnen vader,” Een van haar ging Naar den koopman en zijne vrouw: Ze boog zich en zeide: (Uw kind zendt mij hier, «Het beveelt mij u goud te vragen, _[pen) (Daar zij een’ met juweelen omzetten waaijer wil koos «(Die door de dayangs uit de stad is medegebragt « (En het eigendom is der vorstin.” | Toen hij de dayangs dus had hooren spreken, ___Zeide de koopman tot zijne vrouw: «Ga spoedig, en onderzoek die zaak, «En weeg het goud af en geef het haar.” Ze ging — en hij volgde haar | e Ze zetten zich naast hun kind neder, Zagen de uitmuntende kleedingstukken d En verwonderden er zich over in hun gemoed. Maar de vrouw van den koopman was zeer verstandig Het gelukkig denkbeeld viel haar in : «(Die handelwijze der vorstin is niet zonder reden, «Wie weet, of er geen kwaad onder schuilt” Kan (27) Daar zei ze tot Brpasara : C (Koop. dien waaljer miet! «Ik zal een’ dergelijke ne u entril «Laat uwe moeder er een voor u laten maken ; (Bij den goudsmid zal ik hem bestellen, (En meer edelgesteenten zal ik er omzetten , danom deze. «Laat haar den waaijer der vorstin maar weder mêe- Maar toen de moeder haré houding zag, — [memen.”] Gevoelde zij medelijden met haar, Kuste haar en zeide; (Houd u stil mijn kind, mijn gouden maagd, (Deze waaijer is zoo uitstekend niet: «Ik zal er u laten slaan schooner dan deze. «Van allerlei vorm en gedaante, (Die met deze niet te vergelijken zijn.” Doch Bimasarr weende bitter — Haar moeder omhelsde haar , maar zij was boos : «Als mij deze waaijer niet gegeven wordt , (Dan verdoe ik mij zelve:” | De koopman Laa Dsornana hoorde dit, En begaf zich daarop spoedig derwaarts, Nam Brpasami op zijn schoot Streelde haar en gaf haar een sepah, (Tak van mijn hart, wees niet boos, (En niet bedroefd van gemoed. (Al is de prijs ook zoo hoog, «Als gij zwaar zijt, toch zal ik hem koopen. (Gij dayangs ‚ die dezen waaijer hier hebt gebragt, «Wat is de prijs-er. van?” (28 ) De daijang Tsenpra Meuner antwoordde: ü cAls’t twee timbangs was „zoudt gijhaar durven koopen ® De koopman grimlachte en zeide: dk ben wel arm en niet rijk, | «Maar omdat mijn kind mijn oogappel is, ) «Zal ik, kunnen of niet, den waaijer koopen.” Het goud werd gewogen en gegeven; ) _ De daijangs bogen zich en vertrokken; | Ze kwamen terug bij de vorstin Die, haar ziende, haar toeriep: «kom hier.” Daarop fluisterde de vorstin haar toe: (Hebt gij kunnen rondzien?” De daijangs bogen zich en zeiden: «Ja! (En hebben met slimheid gesproken.” Ze traden alle vier in ’t slaapvertrek der vorstin, « » En bogen zich langzaam, en zeiden: (Door de overmaat van uw geluk + «Hebben wij het verlangde gevonden. «Wij hebben verscheiden kampongs doorgeloopen, » «En ons vermoeid door ginds en her te loopen, «Wij hebben dorst en honger geleden, E «En ons vreesachtig hart werd moedig. «Wij zijn overal rond geweest. Î (En wij allen weten thans duidelijk «(Dat er in onze oogen niemand bevallig is (Dan onze doorluchtige vorstin. | (Er was echter een kampong van kooplieden fe vRiÓjke en aanzienlijke menschen, (De weg was er eng en moeielijk ) (En naauw door (vele) dubbelde omheiningen, (29) «Daar bevond zich eene vorstin, «Met een gelaat onvergelijkelijk schoon. «Met vormen als een engel uit den hemel, (Als een dijk van honing tegen de zee. (Ja hoe veel engelen er ook zijn mogen, _ «Geen der vrouwen van dat land is aan haar kelijk. «Haar houding is naar behooren, ze is wel opgevoed en «En haar naam is Brpasarr. [verstandig „| dndien de doorluchte koning haar ziet | ‚Wat zal er dan gebeuren? (Dan zal hij dit meisje tot zijne gemalin maken , (En haar al de liefde van zijn hart schenken. «Tenger is ze, welgemaakt, bijna maagd, «Bevallig zijn haar bewegingen en ongekursteld. «Gelijk een wolk die een glansrijk licht bedekt, doo bewaken haar de koopman en zijne vrouw. eur haar is gekruld, als een geopende bloesem. „«Moeijelijk zal men het zoo elders aantreffen, «Wel is het een kind van een’ koopman «Maar hij zou’t voor geen kind van een’ mantri ruilen. «Haar voorhoofd is als de maan, die een dag oud is, «Als een ring te Ceilon vervaardigd. «Indien gij haar tot gezellin neemt, (Zal het schoon staan, als zij u verzelt.” De vorstin hoorde dit en antwoordde: _ . dk voel den haat in mijn gemoed (ontbranden), (Dat mijne oogen haar niet zien! , (Mijn hart is reeds woedend, nu ik van haar hoor. «Waar ziet gij (aan haar ligchaam) _Ct Geen schooner is dan mijne gestalte ?” (30 ) De dayangs hernamen eerbiedig + «Uw verstandig sprekén: (Vorstin, hebben wij nog miet gevonder , — «Maar de blik harer oogen: is zacht » «Lief is haar grimlach en haar lonk, (Haar kleur is als een groene tjampakka 1 Sj «Als een pas geteekend beeld. cHaar wangen zijn als de sneb van een vliegende vogel; «Haar schouders als de schouders der wayang ; «Haar hals zagen wij gaarne , | # «Als zij een pinang eet, schijnt deze er door heen. «Haar neus is als de kop der, jasmijn „ , (Haar gelaat als de door van een ei, «Zuiver zijn haar eigenschappen als kristal L (Haar kapsel, mayang mongkoor „ staat haar goed. «Haar lippen zijn als een’ fijn geschaafd kistje „ 8) «Haar hals is als een gedreven: doos, eN Soentings van angrek=bloemen staan haar goed, (Daardoor wordt het schoon van haar gelaat verhoogd. (Haar tander zijn: als een glinsterende granaat, cEn ’t hart opent zich, gls men haar ziet: «Al zijn: er ook tien gemoederen’ die treuren, al (Als ze haar zien, dam verheugen! ze zich. | (Haar leest is slank, haar boezem’ wel gevormd, (Haar borsten zijn als kepoedang-eijeren. k ct Was ons een zaligheid: haar te' zien , & «Gelijk eene vorstin van: dem berg Lidarg. | (Haar dijen zijn, als die van: een: sprinkhaan’, » «Als een juweel in een stolp, «Haar schoonheid is weëêrgaäloos’, » «leder die haar ziet wordt er door getroffen: (31) (Haar beenen zijn als zwangere padie aren , «Volkomen zijn haar woorden en haar verstarid ;, dLiefderijk is ze eù meêdoogend en goedwillig, (Haar gelaat is gelijk aan Nivacenni. «Haar hielen zijn als een hoenderei, «Als eene vorstin in Stum. «o-Zij behoort hier te vertoeven «En te voorschijn te treden, als gij gehoor verleent. (Haar vingers zijn tenger alsde pennen vaneen stekelzwijn ; (En de nagel aan haar linkerhand staât haar goed. «(Wel zijn er vele dochters van de mattris,; «Maar geen een is er gelijk dán Bmbasári.” ‘oen de vorstin de dayangs _Bmmasarr dus hoorde prijzen, as haar zielesmart hevig Als of ze zich aan eem doorn gestoken häd. e bliksemde met haar oogen en zeide: | (Verhaal er mij niet meer van, (Als gij mij inderdaad lief hebt, (Maak dan dif berigt niet rüchtbaár.” e dayang dang Broorzië boog zich en: Heid: Voorzeker hebben wij u lief, «Wat zouden wij toeh meer zoeken — «Want gij zijt eene voortreffelijke vörstin.” » vorstin Lita Sant hernam: | «Welaan dayang dang Brnorrie, «Indien het waarlijk is, zóo als gij zegt, (Schaak rij dan Brpasarr.” De dayang boog zich en zeide : (Heb geduld vórstin ) (32) «Laat ons eerst goed overleggen EE: (Dan is daarna de uitvoering gemakkelijk.” | De dayangs bogen zich en vertrokken — Om Bipasarr te ontmoeten ; Wanneer ze eenen dag niet kwamen Dan liet het meisje haar- roepen: Zoo duurde het twee maanden Dat de dayangs. bij haar uit-:en ingingen, Ze knoopten vriendschap met haar aan _ En hadden haar inderdaad lief. De koopman en zijne vrouw zagen Hoe de dayangs daar gedurig kwamen, Hoe ze Brmasarr beminden. | an Daarom gaven ze haar wat ze verlangden. Toen spraken de dayangs tot elkander Kl (Door wat middel zullen wij haar schaken ? - | «Want we gevoelen mededoogen met haar d «En zij heeft ons hartelijk lief. «Haar vader en moeder vertrouwen ons, vLaten ons met haar eten en drinken, «En geven ons menig geschenk: — d «Maar als de vorstin ons vraagt, wat zullen wij zeggen: il «Want de vorstin is eene magtige koningin, 4 «Als zij eens doet al wat zij zegt! — (En als we het kind dezer menschen ongelukkig makel «Doen we dan geen zonde? — 6 «Maar de vorstin is zoo. onstuimig van aard 4 «Wij kennen reeds haar vertoornde woorden , | _ «Als de koning van deze zaak hoort spreken, 1 (Dan reeds ontvlamt hare jaloezij.” (33 ) Dang Dsorvan zeide: | «Wij zouden naar haär toe Kunsten gaan ; \vEen goed woord zal (misschien) nuttig. wezen. (Om haar hare gemoeds-aandoening te stillen. Lc(Wel) is zij immers onze meesteres |__«(Maar) de koning heeft de hoogste magt; (Andien Brmasarr den troon verwierf. | «Zou ’t ons dan aan eem ambt ontbreken? - «Wij verlangen geen opzieners meer teworden , ‚ «Want’t geen zij begeert isnietverpligtend en betame- Zoo wij eene daad van trouweloosheid-pleegden- [lijk : «Zouden wij een vloek op ons laden.” Nadat zij dus gesproken hadden, | Gingen zij naar de kampong der kooplieden; (Haar bedoeling was naar Dsoruara te gaan Om te verkrijgen wat zij egen etn (0 Bettntsetien Biachtië de vorstin bii SARL Op de komst van Bimásarr Van den eenen dag tot den anderen. De dayangs kwamen niet terug. Een mandar ging haar zoeken — … | En ontmoette dang Biporar ; A ‚De mandar zeide tot haar: h: dba vriendin ; «De vorstin ontbiedt u.” Idosdie begaven de dayangs zich tot acg: En vonden den vorst aan zijn’ maaltijd. Ze naderden zich, wellevend buigende: |_De vorstin zag haar met eeh ‘oogwenk aan; - (Te kennen gevende van «niet te spreken (S4) Als de vorst het hooren kon. De dayangs grimlachten verheugd En wenkten (terug) met haar oogen. Nu had de vorst gegeten, Nam siri uit de hetel-doos, Gebruikte reukwerken En schertste en vermaakte zich «Geef mij siri, mijne lieve, «Ik wil nu naar het pavillioen gaan, (En alle jonge lieden leeren «Te paard met pijl en boog te bchisten? De vorstin lachte en zeide: «Welaan, mijn vriend, ga u vermaken, «Oefen onze krijgslieden, «Opdat ze in den wapenhandel bedreven worden." Daarop ging de vorst naar het pavillioen, Xe __ Liet allen die er ervaren in waren verzamelen, _ “ Liet hen verschillende spelen uitvoeren, f En vermaakte zich met het aantezien. Onderwijl ontbood de vorstin Lm Sarr De dayangs bij zich: «Waarom komt gij zoo laat terug ? «Waar is zij, die Brpasarr?” 4! Dang Brmozrnr, naderde zich buigende, en antwoord | ct Was moeijelijk haar te schaken „ ik «Want de koopman en zijne vrouw a «Scheidden zich geen enkelen dag van haar: «Haar moeder bemint haar bovenmate, «Bewaakt en behoedt haar goed : (35 ) «En al de zoogmoeders en minnen «Zijn gedurig om en bij haar. «Indien gij dit verlangt, vorstin, _ «Zou ’t goed wezen haar van hare ouders te vragen, (Neem haar dan aan als uw kind, «Want ze is nog zoo jong: | «Als gij haar lief hebt, (Dan zult gij, al wat gij verlangt, van haar vader (Want haar vader is zeer rijk [verkrijgen , (En daarenboven komt zijn kind dan onder uwe zorgen. «Indien gij beveelt haar hier “te brengen «Laat ons dan alleen derwaarts gaan, «Want Brpasarr wil «Ons gaarne volgen.” | Voorts roemden ze, op allerlei wijzen, OH SARI, Ten einde ’t gemoed der vorstin zachter te stemmen. Maar de vorstin boog het hoofd en zweeg, | | Haar hart was bitter bedroefd. Le overlegde in haar valsch gemoed, Dat gloeide als of ’t verbranden zou: (Die dayangs hebben het kind van den koopman lief, (Dat is een moeijelijke zaak. «Welaan, dan zal ik haar door list trachten te verkrij gen, (Opdat ze mijn mededingster niet worde. (Wanneer Brasarr in mijn magt «En bezweken is, dan eerst zal mijn hart geen zijn.” Toen zeide de vorstin : «Gaat dayangs, ik Me het u, «Naar den koopman en zijne vrouw” (Om Brpasanr hier te brengen. (36 ) «Indien de koopman Lima Dsornara «(Mij opregt genegen is en lief heeft, (En beiden mijn broeder en zuster willen worder «Dan wll ik Brmasarr tot vorstin verheffen. «Reeds sedert drie jaren ben ik aan den koning gehuy [Veel schatten zijn in dien tijd verspild, «Mijn ligchaam zal bijna reeds veranderen (van ouderdom), «En nog heb ik geen kind. (Daarom) dayangs vertrekt spoedig, (Neemt de dayang Mescrxona mede; «Als Bimasarr komt, > oib «Verbergt haar dan sede ide een’ of twee dage (Spreekt zelve zacht en vriendelijk - «Tot den koopman en zijne vrouw. «Spreekt op deze wijze — | «Tot den koopman Lima Dsornara: (Indien zij Brmasarr willen afstaan «Zal het aanzien der vreemden en priesters daardoo: «Laat de koopman niet bedroefd wezen. [rijzer «Ik zal zijn kind niet vernederen : volg zel «Als hij sterk naar haar verlangt, «Laat hij dan herwaarts bij mij komen (om haar te zien) Toen de dayangs haar dus hoorden spreken, | Bogen zij zich verheugd: Ze namen den noodigen- toestel nd ; En tien mandars volgden haar, Als de dayangs aangekomen waren,” ox GR Bogen zij zich voor deri koopman «en zijne vroùw, En bogen zich voor Brmasaar, ob 16 Die haar dadelijk toeriep : «komt hier !” (87) Maar de koopman zeide: «wat wilt gij toch, (Dat gij in zulk een groot getal hier komt ?” De daijangs antwoordden : «De wijze koningin heeft ons gezonden. «De groete van de vorstin (Aan den heer en zijne vrouw; «Indien gij haar genegen zijt, en het toestaat, (Dan komen wij Brpasarr halen” Toen de koopman deze taal hoorde “Sloegen hij en zijne vrouw zich op de borst : «Ach mijn kind is slechts (Het eenige kind van hare ouders! (Moeijelijk is het een ervaren vorsten-dienaar te wezen: (Daarenboven is mijn kind zeer eigenzinnig. «dn hare handelingen volgt zij haar eigen wil, «Ook is haar gelaat nog niet gevormd. «dk bid u, daijangs, keert terug, (Bidt de vorstin om vergeving, (Buigt u tot op den grond voor dedoorluchtige koningin, «Zegt haar dat ik mijn vleesch pijnig en verscheur !” De daijangs waren bedroefd. van ziel En zeiden met zachtzinnigheid: (Verontrust u niet te zeer Over. de bevelen der vorstin.” | ne daijangs bragten al de woorden der vorstin overe „Toen eerst klaarde’t gelaat van den koopman wederop. Hij en zijne echtgenoot hoopten zeer | Dat de vorstin-Brmasanr zou lief hebben , En daarom hervatte hij: (De bevelen. der vorstin Sing ik op. mijn hoofd ; (38) cNiet dat ik mijn toestemming niet wil geven — [wezen. «Ik was maar bevreesd, dat Brmasar berispelijk zal «Ik maak haar (dan) tot É dinares der vorstin, én «De eenige meesteres van ’t gansche land, «(Te meer nog dewijl zij haar tot kind heeft aans «Behoort Bimasari derwaarts te gaan. «dk verzoek de vorstin slechts, & (Dat zij om de drie dagen hike mag komen, «Want het meisje is nog gewoon bij anderen te zij (Daar ze nog nimmer een dag van ons gescheiden! Daarop hernam de datjang dang Borm « __ [was. «Wij kunnen dit der vorstin mededeelen, «Want waarom zou die voortreffelijke koningin «Brpasam1 niet deze vrijheid willen geven.” Nu werd Bmmasarr door haar ouders gebaad En verschoond door al hare zoogmoeders, Ze werd door de jeugdige bijzitten gewasschen - En met geurig reukwerk gewreven. Nadat ze dus was gebaad, | Dekte men haar toe ‚en verwisselde hare k lediërell EN: Le werd versierd met een kleed, Ë C Een sijrash beschilderd met pekan-bloemen, En satijn in ’t Westen gebloemd, 0 Met gouden randen omzoomd. 19% Ze droeg een plaat van gedreven goud [en gebloemd; Vastgehecht door een- gordel ingelegd met juweelen Een opperkleedje van oranje-zijde He Met knoopjes, waarin slangen gegrift waren. —____— Aan beide handen had zij drie armbanden , EA En juweelen. ringen droeg ze, duizenden waard, (39) En oorsieraden in den vorm van een vliegend rad, Wier fraaiheid uitstekend was. _ Ze had goed bewerkte gouden enkelringen. Dat alles verhoogde haar bevalligheid; (Nog droeg) ze soentings van goud gemaakt - Gekroond met (gouden) tjempakka, Geschakeerd met mendaliek-bloemen; Jammer dat ze geen pedaka droeg. Nadat ze dus getooid was, waren haar bevalligheid En schoonheid nog verhoogd en onovertref baar : Haar gelaat was gelijk aan de hemelsche Srraza, Toen zij op aarde nederdaalde. De daijang Limancan kleedde haar naar kibaabeuds Loodat haar schoonheid was als een hemelling, Als een bloem in een bloemvaas Wier geur zich verspreidt zoo ver men zien kan. Toen ze alzoo was versierd | Werd ze, onder tranen, gekust en omhelsd; Loo werd ze dagelijks geliefkoosd , | En daarom scheen ook zij te willen weenen. Toen vermaanden haar de koopman en zijne vrouw, Terwijl zij haar omhelsden : «Verootmoedig u diep «Onder de voetzolen der vorstin : «Bedenk wel, dat gij op u zelve let, «Gij zit dash in tegenwoordigheid van den vorst’en «Als gij naar ons verlangt te gaan [de mantris. (Verzoek het dan aan de vorstin: — | (Gij zit onder den vorstelijken zetel , (Draag wel zorg, dat gij daarbij niet afsteekt, (#0) «Spreek zacht en vriendelijk, * (En verhef uwe stem niet te luid” Zoo vermaande haar’ de koopman gedurig: — ú (Welaan mijn daijangs, kinderen, Ts EE «Zoo gij Bipasarr lief hebt en bemint | al) [Verstoot haar dan niet.” > De daijangs antwoordden bedroefd, EN Onder het afdroogen harer tranen : Aak | «Wees niet te zeer bezorgd 6 tshaif (Vertrouw uw kind aanmonze meesteres toe ;’ - [paleis, Mijn kind” (hernam de koopman) «gij zultnu wonenin’t | «Aan den voet van den troon des rijken kodngfen KE | «Gedurig zal ik u daar komen zien, > ee (Dáár zult gij 't beter hebben dan hier.” Brpasarr boog het hoofd en zweeg | no Gn En stortte tranen. (Kom mijne moeder” (zoo riep ze eindelijk wi (ga mede (Wilt gij mij niet vergezellen ?”’ | Toen de beide echtgenooten dit hoorden f 8 | Sloegen zij zich op de borst, GR Ze waren bevreesd, dewijl de, koningin Uhn, EB De moeder niet had ontboden. is Ir | Nu nam de koopman Brpasarr op … … oon GE En bragt haar tot buiten de Rasen ef De moeder bleef bitter weenende achter, Haar hart was verscheurd. en. gloeide: an Hij begeleidde zijne dochter. tot bezijden de hak [AR Daar zette hij haar neder en zeide: ’… (Hier verlaat ik u, mijn kind, mijn oogappel : «Vrucht van Vee hart, wees onbevreesd.…” (41) Nu werd ri door de zoogsters verder gedegen, 3 Terwijl de koopman haar bleef nastaren5 Zijne tranen vloeiden ghb En zijn: hart was beklemd. — ' Bipasan1 werd de zijpoort binnen gebragt, Omringd van de dayangs en mandars : Een menigte (andere) dayangs kwam haar bezien, Maar Bipasarr boog het hoofd en zag niet Ln Toen nu de zon ten avond neigde En de koning nog door zijne mantris abd was, Bereikte Bimasanr het paleis | En verscheen zij voor de vtm têp: Al de dayangs zetteden zich op den grond; Zoo ook de minnen en: voedsters | Av Bmwasarr boog zich, op de wijze der pengawas; Terwijl al de dayangs der vorstin daar waren. Le plaatste de geschenken voor de vorstin, als Bewijzen van genegenheid van den koopman en zijne De koningin was verwonderd en verbaasd : [vrouw. En hield Brmasarr-voor de eraringen; eener god- Dang Broer naderde: nu en-sprak; °° « [heid. (Ze naderde alleen voor de eener) «Zie hier, vorstin, BibAsánt | (De dochter van den koopman bud Dromen” Bij deze woorden schrikte de koningin, Stond verbaasd „en dachtbij zich zelve: «Waarlijk, ’t is zoo als de dayangs verhaalden. (Hare gedaante is schoon, als. geschilderd, Yord Al wat de koopman sen zijne vrouw gezegd hadden, Werd nu door dang Bwmorar overgebragt. (42) De koningin boog zich en zweeg ; ) Terwijl misdadige gedachten haar hoofd door oelaaal Lware tweestrijd woedde in haar ziel, k Ze vreesde dat de koning het meisje zou zien. | (Eensklaps) zei ze tot de dayangs: 8 «Laat die minnen en zoogsters vertrekken.” | Toen Brmmasanr hoorde, Dat de koningin hare minnen en zoogmoederswegzond, Werd zij bitter bedroefd 4 Boog zij ’t hoofd en weende hevig ontsteld. ‚ De koningin riep haar toe: | «Ween niet Brmasanr, | «Kunnen zij later niet terug komen? «Als gij terug wilt keeren , zal ik haar ulaten brengen. «Dayangs gaat henen, | 1 «Gij behoeft Brpasarr niet meer optepassen : | «Ik: zelf zal haar minnen en zoogsters geven, El (Gij kunt (van tijd tot tijd) komen en gaan. | Toen de dayangs dit bevel hoorden | ik | Stonden ze allen op en bogen zich. „De vier dayangs waren zeer bevreesd , î Haar bevallig gelaat werd droefgeestig. Bipasani werd door de koningin NV In een vertrek geplaatst, Daar zat ze alleen | | q En was zeer beangst en beklemd. | j # Toen het nu avond geworden ‘was, | Keerde de groote koning terug: (À En spoedde zich naar de vorstin. (48) „Dang Srenpam: bragt het avondmaal op. De koning zette zich neder en noodigde (zijne gemalin) uit: (Kom mijne lieve, laat ons eten!” Hij stond op en ging naar. haar toe En zij liet hem naast zich zitten; Hij lachte en sprak, Regt vrolijk, als hij was Nu hij de jeugdige bedoewandas Te paard met het zwaard had zien strijden. «Mijne dierbre, koninklijke vrouw, | «Hoe hartelijk hebt gij mij lief; [uithouden, «Ofschoon gij ’t van honger en dorst niet langer kondt «Toch hebt gij gewacht, om met mij te eten.” Zoo at de doorluchte koning Al vleijende en liefkozende: Nadat hij den maaltijd geëindigd had Ging hij naar zjn slaapvertrek. Ondertusschen was Brasant diep hedroéfd En stroomden hare tranen, Ze zat daar in stikdonkere duisternis En kon tot niemand spreken. Ze dacht aan hare ouders En zat daar gansch alleen. «Groote God, waarom (Ben ik in dezen toestand!” Ze was zeer bevreesd en beangst Nu ze daar zóo alleen zat. Ze wilde haar minnen en zoogsters zoeken 5 Als of ze nog in haar eigen woning: was. (44) Zoo gevoelde ze haar smart, tôt diep in den nacht, É En weende, en dacht aan hare moeder. rt ci «Wie is dat?” vroeg de koning,” E «Wier weenende stem daar zoo liefelijk klinkt.” Naauwelijks hoorde de ‘koningin deze woorden, _ Of ze trilde en sidderde in haar gemoed. «Wat gaat ons dat aan °”’ (riep zij) | Ct Zal een kind wezen, dat in ’t duister rondtast.”_ ’t Hart der vorstin was hevig ontgloeid ‚ Ze liet (Brpasarr) verbieden (te weênen). Vreesselijk. was ze vertoornd — Maar ze hield zich in en wachtte tot den wochen. Onderwijl bleef Bmasanr bitter weenen | N Zoodat allen, die’t hoorden „ervan aangedaan werden: Gedurig riep ze om haar moeder E: En schreeuwde ’t uit, dat ze terug wilde keeren. Al de dayangs kwamen toeschieten- | Om Brmasar1 te zien, Maar ’t vertrek was dpf de vorstin gesloten, Niemand kon er binnen komen. Daarover stond Bmpasarr verbaasd En dacht bij zich zelve: «Wat heb ik de vorstin toch misdaan, «Dat ze zoo vertoornd‘op mij is. Toen het nu morgen geworden was Ging de koning weder naar ’t pavilioen, En de onrustige koningin Opende de deur (van Bmasaar! s vertrek) en trad alleen Zoodra Bmásanr | t 1psd [binnen. De vorstin” Lira ‘Sanr ‘gezien had, E À ” Mi & | (45) Boog zij ’t hoofd, begroette haar, kuste haar vingers, En wilde haar verzoeken te mogen vertrekken : «Doorluchtige vorstin gk bid uwe majesteit om génade $ «Ik verlang te vertrekken ” cLater zal ik. terugkeeren.” Maar: de koningin sloeg haar met de hand, En antwoordde: «dat vergun ik u niet, (Hoop nimmer weder, Brpasarr, baat (Naar uwe woning terug te keeren” Bipasarr boog het hoofd en weende Vreezende en bevende: Ze wist volstrekt niet Waarom de vorstin zoo vertoornd was; Ze naderde en boog zich oo af En wierp zich weenende aan de voeten der vorstin. «dk verootmoedig mij hier vóor u, mijne meesteres. (Onderrigt mijn gemoed, (Van ’t kwaad, dat ik gedaan heb «Toen ik voor u ben verschenen. (Heb ik mij niet betamelijk gedragen «En zijt gij daarom zoo vertoornd? «Ik ben nog een kind, weinig. ontwikkeld, (En nog onbedreven- «Zoo ik misdaan heb, «Dan bid ik om vergeving.” Toen de vorstin deze taal hoorde: | Sloeg zij haar nog meer met de uri ent ge vuist, En zeide : «Brpasart ‘ ‚ «dk weet zeer goed uwe bedoelingen. (46) «Hoe ? zou mijn hart niet ontroerd zijn (Daar gij uwe bevalligheden te veel ten toon spreidt, («En uwe gestalte voortreffelijker is dan de mijne «En gij mijne mededingster verlangt te worden?” Toen eerst begreep Brpasarr ; Dat de vorstin op haar vertoornd was om den koning. … Nog te meer vreesde zij en beefde _ En beweende haar noodlot. Den ganschen dag door werd ze geslagen en gestoten, Eten noch drinken werd haar gegeven. Eerst als de koning huiswaarts keerde Spoedde zich de vorstin buiten ’t vertrek (van Bmaaikll Bimasarr's kleur was geheel veranderd , Zwart was ze, als of ze zich dek had, Ze wilde de oogen openen, Maar al hare leden waren magteloos en pijnlijk. Ze weende (en riep uit :) «o God, o Heer, Schepper der zee, «Ik ben mij geen misdaad bewust, (En nu vergeldt mij de vorstin aldus, «Ik weet geen enkele zonde, «Waarom mij de vorstin zoo kastijdt. «Ik kan dat niet langer verduren ct Is of een giftige slang mij bijt, «Ik lijd, door Uwe Almagt, volkomen «Een hel op deze wereld. «Liever dan zoo ongelukkig te leven sc (Wil ik sterven. | «Gij zijt de Mededoogende en Pedenlelen. Heer. (Laat mij sterven, in het. geloof, (41) (Ja Heere, laat mij sterven (Mijne smart verergert en vermeerdert, «Mijn gemoed is geheel ontsteld, (Mijn gelaat is zwart chenin (van pin). (Ja hoogverheven Heer «Ik wil niet langer leven, (Allerlei pijnigingen hebben mij gemarteld — Laat mij sterven, voor de morgen aanbreekt. «Mijne ouders zijn mij niet meer van nut «Ze hebben mij in dit paleis verstoten. «Wie toch heeft mij belasterd en beschuldigd «Waardoor al dit onheil mij overkomt ? «Al deze jammer toeft mij, (Dewijl ik op de dayangs als mijne zusters vertrouwde, «Hoe zeer hebben mijne ouders haar bevolen, (En verzocht, dat zij mijn’ ganschen toestand zouden ct Einde des tijds schijnt daar te wezen; _ [gadeslaan. ck Had de dayangs niet voor mijne zusters moeten «Haar mond is lieftallig, maar heur hart [houden, «Is onbegrijpelijk slecht. (Haar mond is zoet als zuiker «Maar heur hart is kwaadaardig. «Het is door hare valschheid «Dat al dit ongeluk mij treft. «Wat zal ik van dit alles zeggen ? ct Treft mij door de Almagt van den een Heer.” Loo zat Brmasarr met hare smart En hare tranen stroomden. (48) Toen de koning weder was uitgegaan, Kwam de. vorstin op nieuw: bij Bima: Ze sloeg haar en stootte haar en zeide : «Waarom weent gij zoo luid? — | «Tracht niet uwe bevalligheid ten toon te spreiden — «Door uw stem aan den koning te doen hooren. «Gij hoopt, Bma, «Zijne jongere vaert teworden ? «(Gij zijt trotsch op uwe schoone gedaante — «Nu zal ik u vinden! «Uw schoon gelaat ís reeds verhriderd’ «Maar toch hoopt gij nog schooner te worden.” Bripasarr stond verbaasd en zeide, Terwijl hare tranen stroomden : «Ik ben uwe geringe, nietige onderdaan, ft > dk mag vervloekt -zijn, zoo ik deze bedoelingen heb; «Gij zijt eene vorstin, eene magtige koningin, «Ik bid u om vergeving : onderzoek het «En zoo ik misdaan heb «Moge dan de straf mij treffen ! «Want (zoo) ik slecht ben -- «En mij jegens u bezondigd heb; | «(Dan wil ik gaarne sterven ; v i «Nutteloos is het leven, als men vorser is! «Hebt gij mij herwaarts geblitib zi Wi «Om mij dagelijks te misdaden B | dk ben een goede onderdaan. toor serene Sns oud «Geen slechte bedoeling koester ik, 1 a «(En toch) hebt gij mij zoo gestraft — «Hebt gij dan geen mededoogen in uw’ boezem.” (40) Woedend hernam de vorstin : «Neen ik heb geen mededoogen, «Ik haat u fel, als mijne oogen u zien, — (Spreek niet meer |” Nu greep de vorstin haar bij het haar Vatte een stuk hout, en trok het zelf uit den grond, (Terwijl) Brpasarr bitter weende, _ Bezwijmde en van haar zelve viel. — Daar hoorde men de stem van den terugkeerenden ko- IJlings spoedde zich de vorstin naar buiten, [ning, En gaf aan een mandar bevel ‘t Vertrek te sluiten, opdat men haar niet iernerkieb De koning vroeg : «Wie werd daar door u geslagen ?” Met hevige gebaren antwoordde de vorstin : (Een kind, dat mijne bevelen niet wil volgen.” De koning zeide lagchende, En op een vriendelijke wijze: } «Zijn (daarvoor) geen oude menschen ? «Dat gij haar zelve (dus moet) slaan.” Toen zette de vorst zich neder, om sir te eten, Hij vleidde zich op den schoot der vorstin , Hij nam een sepah en gaf het haar in den mond. Lij verzocht hem er de ingredienten op te strooijen. Terwijl de vorstin daar was, Zagen al de dayangs uit het paleis Den jammer van Bimasarr, Hadden diep medelijden met haar, En zeiden tot elkander : (50 ) «Hoe wreed is ’t gedrag der vorstin, (Ze laat iemands kind hier brengen «Om het den ganschen dag te mishandelen. «Als ze nog haar mededingster was geworden, «Dan was haar gedrag misschien (te verontschuldigen), «Maar ze heeft er nu geen enkele reden toe :— ct Is (immers) als of ze haar wil dooden.” Nu traden de dayangs binnen (ter sluik) als om te stelen. Een gedeelte (bleef), om naar de vorstin te zien; Ze namen water en stortten. het (over Brpasar1) uit, Toen kwam ze weder tot zich zelve. Als ze de oogen opende En een der dayangs voor zich zag Leide ze tot haar : «Lieve heb mededoogen en breng mij wêèêr ’t. huis.” De dayang was aangedaan En stortte tranen : (Heb geduld mijn arme :” (zei’ ze) «wees niet beangst, «Geef u over aan den Heer des heelals.” «Ach !” antwoordde haar het meisje, «Verontrust u niet over mij, «Mijn lot is niet te veranderen, «Het staat van eeuwigheid af geschreven. «Bid dus (voor mij) de vorstin, (Dat ze mij laat dooden, «Want mijn ligchaam is als een neergestorte heuvel, «Ik kan mij niet meer oprigten. «Tot op het gebeente gevoel ik mij krank: «Geen vonkje mededoogen had ze met mij.” Hevig waren de dayangs aangedaan, (BI) Bij deze woorden van BIpasan! : Ze spoedden zich weg Uit vrees van door de vorstin gevonden te worden. Ondertusschen Bes li de koopman _ En zijne vrouw den ganschen dag: Ze verlangden onuitsprekelijk | Naar hun kind Bimasanr. Sedert Brmasari zich in ’t paleis bevond, Hadden ze steeds getreurd en gezucht. 's Nachts sliepen ze bijna niet | Maar kermden en weenden bitter : Dagelijks zonden ze geschenken Van allerlei aard aan de vorstin; De helft daarvan bestemden ze voor Bipasarr, ‚Maar de koningin gaf ze haar niet. hfoen Bipasan: vijf nachten Bij de vorstin was geweest, Werd hun verlangen naar haar zoo sterk Dat ze den ganschen dag zuchtten, _ En de dayang Merncerna ontboden : «Ga naar het paleis’ (bevalen ze) «Naar de vorstin ‚ die veelkleurige bloem , «Met grooten eerbied en betamelijkheid: «Bid de koningin om vergeving | «En zeg haar, dat ik om mijn kind Basan verzoek , «En het, na twee of drie dagen , «Haar zelf zal terug brengen.” De dayang begaf zich daarop naar de vorstin, Boog zich eerbiedig en. zeide : (52) «De koopman en zijne vrouw groeten u, (Zij verlangen Brpasarr terug te hebben. Toen de vorstin deze woorden hoorde Werd haar gelaat gemelijk : Ze wierp een’ vertoornden blik op (de dayang) en zeide: (Hebben ze mij haar kind niet gegeven ? (Naauwlijks is ze weinig dagen hier, (En nu kunnen ze hun veh reeds niet meer «Is dat misschien ook uw eigen verzoek, [bedwingen. «Of is de koopman werkelijk zoo ? «Ik heb immers zelf gezegd, «(Dat het meisje kan gaan en komen. «Indien Brmmasarr huiswaarts wil keeren «Kan ik dan zelf haar niet laten brengen?” Toen de dayang deze taal vernam Boog zij zich en vertrok, zich op de borst slaande. Bitter bedroefd zijnde, Omdat ze het meisje niet had gezien. | Ze wilde naar haar vragen — maar was verschrikt Op ‘tzien van het vergramde gedrag der vorstin. Ondertusschen hoorde Bmasarr De stem der dayang En voelde zich ’t hart in den boezem verscheuren, Dewijl ze haar niet kon zien, En zoo gaarne tot haar wilde spreken Om hare ouders berigt te zenden. | Nadat de koning den volgenden morgen Weer naar buiten was gegaan naar zijne mantris, Spoedde de vorstin zich op nieuw naar ’t vertrek (58) Om (Brpasanri) hevig te mishandelen. _Naauwelijks zag deze haar Of zij bad : «Ach mijne meesteres, voortreffelijke koningin, «Laat mij naar mijne woning terug keeren !” Maar de vorstin was woedend van toorn En haar gelaat gloeide als vuur. «Spreek niet meer ongelukkige” (riep ze) dk wil u vermoorden !” Bij ’t hooren dezer woorden Verloor Bmasarr haar bewustzijn, ‚En gevoelde zich zelve niet meer Van vrees en schrik; Ze sidderde en bezwijmde Onder een’ vloed van tranen. Tot wien zou ze zich nog wenden? Ze gaf zich over aan den Heer des heelals, En zeide met een zwakke stem : (Mijn Heer, mijn God en mijn Heer, «Wat heb ik toch misdreven,_ [hebben ! (Dat uwe schepselen geen mededoogen meer met mij «Niet het geringste mededoogen hebben ze, (Bij ’t zien van mijn’ toestand. (Ja, mijn God en mijn Heer, (Laat mij slechts spoedig sterven ! (Laat mij op dit oogenblik ontslapen (Opdat het verlangen (der vorstin) vervuld worde ! (Onophoudelijk is ze wreedaardig «En overlaadt ze mij met beleedigingen ; «Wel ben ik gering en arm, (64) «(Maar) niemand heb ik leed gedaan. «Van mijne ouders ben ik gescheiden «Ze toonen mij niet het minste gevoel.” Toen de vorstin deze woorden hoorde Onvlamde de woede nog heviger in haar hart. Ze schopte en sloeg haar met handen en vuisten— (Maar) ’t meisje had haar bewustzijn verloren. Ze nam een doek, vlocht dien tot een. touw, En riep dang CN Wau : «Help mij dit hout uit den grond trekken, (Dooden wil ik haar.” Terwijl ze dus door de vorstin werd voortgesleurd Scheen Brpasari den geest te geven. De koningin zag dit En verwijderde zich toen. Dikwijls herhaalde ze deze wite, En bejegende alzoo de ongelukkige, En deze, hoewel ze de mn gevoelde, Kwam echter gedurig weêr bij en opende de oogen. Ze gevoelde de vreeslijkste pijnen Zoodat zij ze niet langer kon verduren. Haar hart was wanhopig, haar ligchaam verbrijzeld, En bitter weende ze onophoudelijk. Nu dacht ze bij zich zelve: «Ik zal (de zaak) van dien gouden visch «Aan de vorstin verhalen, opdat zij ’t weet, «Want ik kan de pijnen niet langer verdragen.” En ze zeide tot de vorstin : (Vermoei u niet langer, meesteres; «Zoo gij wilt, dat ik spoedig zal sterven, (35) «Laat dan een kistje halen (Thans in den vijver (mijner ouders) verborgen, «Waarin zich een visch bevindt. «Zoo gij dat kunt laten halen «Dan zal ik de zaak u onmiddelijk mededeelen.” Toen de vorstin deze woorden hoorde, Beval zij de dayang Sennar: : «Roep mij de dayangs (van den koopman) , «Laat ze onmiddelijk hier komen !” Als deze gekomen waren Ging de vorstin naar buiten en beval: «Gaat dayangs , «Brmasar1 zegt, «Dat er een kistje is «In hare badplaats : «Wacht tot dat het er stil is __ «Opdat niemand u zie; «Gaat dan dayangs «Het kistje wegnemen, «Dat de koopman en zijne vrouw daar hebben geplaatst : «Gaat dat halen, dayangs, en brengt het hier.” — De dayangs antwoordden: «Wij verzoeken om Brpasar1 , «Het verlangen. harer ouders is groot, «Want zij zijn reeds zeven dagen gescheiden. «Hare ouders verontrusten zich zeer «Zij zitten en storten bittere tranen. «Indien gij ’t ons vergeven wilt, vorstin, (Dan wenschen wij haar medetenemen.” De koningin antwoordde lagchende : (56 ) «Het meisje is vrolijk en blijde «Laten dus haar ouders zich niet verontrusten; «Ik verzoek hun nog om twee dagen (uitstel). «Maar als Bimasarr huiswaärts wil keeren, (Dan zal ik haar aanstonds laten terug brengen : «Ze is echter zeer vertoornd «Dat gij zoo dikwijls ‘hier komt.” De dayangs bogen zich lagchende, En zeiden op een’ vriendelijken toon : «Kom lief meisje, rein van ziel, «Kom op dit oogenblik naar buiten, «Waarlijk ’t is slecht van u, «Dat gij u dus gedraagt. «Wij komen hier om u te zien «(Om u, lieve, te ontmoeten.” Brmasarr hoorde de stem der dayangs En werd nu te meer bedroefd. Omdat ze haar niet kon spreken, Antwoordde ze haar met tranen. Maar de vorstin zeide (tot de dayangs) «Spreekt niet langer, . «Als gij dat kistje hier kunt brengen, «Dan zult ge t hart van Bimasar: verblijden.” Toen bogen zich de dayangs voor de vorstin, En spoedden zich weg : Ze begaven zich naar den lusthof van Brimasarr, Wilden eerst weder terugkeeren, (Maar) namen (toch) het kistje weg, Bragten het naar ‘t paleis der vorstin En riepen Brmasarti: (57) «Kom hier lieve, ontvang het zelf.” Maar de vorstin zeide haar: — _ «Gaat thans henen dayangs, «Want Bipasarr slaapt op dit oogenblik, … «Komt morgen terug.” De dayangs bogen zich bij deze woorden En gingen de stad weder uit, erwijl de vorstin verheugd (bij Brmasari) Binnentrad, en ’t en medebragt. Ze opende het In ’t bijzijn van het meisje. Er was een doos in van agaatsteen Onbegrijpelijk schoon. oen die doos geopend werd, Was zij gevuld met water, Naarin een levende visch zich bevond, Van een voortreffelijk maaksel. e vorstin stond verbaasd en bedacht zich, Terwijl zij den visch zag zwemmen Met oogen als vuurvliegen. Toen eerst gevoelde zij zich gelukkig, En zeide met een vrolijk gelaat Op Bimasari gerigt : «In welke verhouding staat deze visch tot u? «Wat zal ik met hem hier doen ?” Bmasarr boog zich en zeide: «Mijn levensgeest is in dien visch. «C's Morgens moet gij hem er uit nemen, «En als ’t avond is hem nat maken. «Laat hem niet hier of daar liggen 4 (38 ) «Maar bind hem aan uw hals. «Als gij zoo handelt, «Zal ik ellendige weldra sterven. | «Mijne woorden zijn volkomen waar — «Verzuim geen’ enkelen dag (te doen wat ik u zeg) «Wanneer dan drie maanden voorbij zijn, | «Zoo ben ik genaderd (aan den dood)” Naauwelijks had de vorstin dit gehoord, Of ze verheugde zich onuitsprekelijk. Ze nam (den visch) op, bond er een band aan, En hing hem aan haar’ hals. Brpasari zeide toen, langzaam bezwijmende : «Indien gij mededoogen met mij hebt, «Laat dan, als ik gestorven ben, | «Mijn lijk (naar mijne ouders) terug nea Toen ze dit gezegd had, Verloor zij uitgeput al haar kracht. De vorstin geloofde (wat Brmasarr haar gezegd had) « __En meende, dat ze reeds dood was. Ze hield op (haar verder te mishandelen). | Bipasani leefde, maar ’t scheen dat ze dood was. De vorstin dekte haar toe met wit linnen, Uitermate verblijd van geest, En riep de dayangs (zeggende) : «Neemt Bimasánr mede, «Gaat en brengt haar zelf «Naar hare ouders terug.” Toen de dayangs zagen Dat Brpasarr gestorven was, Beefde haar hart en haar ziel (59) Van medelijden en mededoogen. e zeiden ontsteld en verschrikt : Terwijl hare tranen stroomden : «Ach lieve ! maagdelijk goud ! _ «Wat zullen wij toch zeggen IvAls uwe ouders u zien — (Dan sterven ze zeker van ’t slaan op hun borsten. (Ze gaven haar aan den koning «Omdat ze zoo volkomen op ons vertrouwden !” laar de koningin gebood toornig, | Terwijl de kleur van haar gelaat vuurrood was: «Wat hebt gij nog te zamen? | | fl «Brengt haar huiswaarts, die ongelukkige ! ee Nu de dayangs hoorden N Dat de vorstin zoo uitermate vertoornd was, Namen ze ’t meisje op haar schouders En droegen haar spoedig huiswaarts. Toen de avondschemering gevallen v was (gingen zij), En kwamen te middernacht aan. — Bipasanr werd uit (het paleis) gebragt Terwijl het donkere maan was. Ze kwam bij haar ouders aan Gedragen door de huilende dayangs. De koopman verschrikte en vroeg : «Wat is dat? — Wat? — Waarom ? «Wat brengt gij hier dayangs ? «(En waarom neemt gij zoo veel moeite ?” De dayangs antwoordden : «Kom hier ! «Dewijl zij haar gunstig was, gaf zij haar een ander Daarop leiden de dayangs haar neder — kleed ” (60 ) De koopman en zijne vrouw ontstelden, Weenden en gevoelden wroeging des gemaords: jh: En omhelsden en kusten Brmasari. «Ik vertrouwde” (zoo riep hij) «op de vorstin, «Daarom gaf ik haar Brpasárr, «Ik stond haar af, al wat zij verlangde, «En zond haar dagelijks bewijzen van eerbied. «Ach ! mijn jeugdig, voortreffelijk kind «Wat hebt gij toch misdaan, (Dat de vorstin u dus heeft gestraft ? «En dat uw toestand zóó is geworden ? «Dagelijks vroeg uw vader (naar u) «Aan de dayangs van Laa: «Ze zeiden (dan), dat de vorstin (Brmasar1 zeer genegen was. «Ik vertrouwde dat geheel, «Te meer dewijl de dayangs u ook beminden… «Omdat ik geloofde, “wat ze mij zeiden, «Heb ik u naar ’t paleis gezonden — (En is het hart der vorstin nu in staat «Bipasarr dus te mishandelen ? (Ze neemt haar zeven dagen bij zich «Tot ze dood is, en zendt haar nu terug. «Ach mijn kind van aanzienlijken bloede, «Gij bedroeft het hart van uw’ vader, «Zijn gemoed wordt verscheurd (van smart) «Nu hij u niet meer hoort spreken. «Spreek tot uw’ vader, mijn kind, «Mijn hoofd, juweel aller vrouwen, (Tak “van mijn hart, geslagen goud, (61) «Waarom stelt gij mij niet gerust ? (Ach mijn kind, mijn Brmasarr, «Waarom zwijgt gij en spreekt niet ? [Vertroost uwe ouders, — «Maar eensklaps zwijgt gij dk vraag u en gij antwoordt niet, — «Zijt gij boos op uw’ vader «Sta op mijn kind, sta op, (Sta op, om met uwe voedsters te spelen. «(Gij slaapt zoo vast mijn voortreffelijk kind — (Daar komt uwe moeder — verwelkom haar toch. {cWaarom zijt gij zoo door aandoening overstelpt, «Als iemand, die zeer ontroerd is? JeGevoelt gij geen mededoogen, mijne lieve, _ Uw’ vader bijna zinneloos van smart te zien ? «Onophoudelijk wordt mijn hart verscheurd, [* «Omdat gij, dierbre, verloren zijt.” oo weende de kooprhi langen tijd: À «Gij zijt, mijn kind, als de schaduw eener godin, — «Als gij verloren gaat, reine ziel, Dat uwe ouders dan met u omkomen ! | «Wat heb ik nog te levens. Als gij sterft, dan wil uw vader ook van hier. (Dan is het zijn deel geworden, | «Vroeg en laat zijn verlangen (naar u) te beteugelen. «to Mijn God! ik begrijp het niet ct Gaat mijn begrip te boven. {Dat mijn kind dit onheil heeft getroffen ls alleen het werk dier dayangs /” De gansche kampong der kooplieden weende luid (62) Ze wierpen zich op den grond, als 't geraas van den Hun hart gloeide als of ze verbrand werden, … [donder Le wilden spreken, maar konden niet van. smart. De koopman sprak verward, ol Verhaalde zijn ongeluk, en vroeg er naar. De dayangs waren aangedaan En stortten tranen. Zachtkens zeiden ze: « Spreek niet zoo luide en pm | «Wij zijn slechts geringe dienaren — Kl «Als het eens aan de vorstin berigt werd — «o Wij zijn zeer bevreesd «En beangst dat de vorstin het hoort. | «Als dit het werk was van iemand van ons gelijk (Dan zouden wij 't aan den koning bekend makend «Maar wat zullen wij nu zeggen ? — | n «(Wat anders dan) dat het ons noodlot moest wezen «Wees tegen ons niet vertoornd 5 «Ons voornemen was niet slecht, «Het doel van ons gemoed was, «Uw kind groot en magtig te zien. «De koning weet van dit alles niets, — «De vorstin is zeer achterdochtig!’ De koopman en zijne vrouw dachten: \ «Juist zijn de woorden der dayangs, | «De handelwijze der vorstin is die eener jaloersche ; «Zeker was ze verbitterd op Brpasanr.” | Toen de nacht ver gevorderd was, cn Zeiden de koopman en zijne vrouw : | «Welaan dayangs, ‚Ò a rn nf (63 ) (Gaat maar terug naar uw woning. «Ik spreek naar waarheid, «Ik vrees dat de vorstin misschien verneemt, «Dat gij bij ons hebt vertoefd, «En dat gij dan bestraft zult worden.” e dayangs hernamen: «Te regt spreekt gij: (De vorstin zou op ons, haar slaven, vertoornd zijn.” oen bogen zij zich en ze keerden huiswaarts, Ze keerden met gloeijende harten. oen namen de koopman en zijne vrouw Hun kind Bimasarr op. | e weenden en huilden - En bezwijmden en gevoelden zich zelve niet. e koopman weende en nam haar op zijn schoot Gewikkeld in een karmozijnkleurig kleed. oen hij dit geopend had, en haar op zijn schoot hield, Gevoelde hij de warmte in haar ligchaam terugkeeren. ij dacht aan haar’ levensgeest in het water Leide het meisje op een matras, En beval dang Porrau Het kistje uit den vijver te halen. Als deze terug kwam, zeide ze : «Ik heb het kistje overal gezocht, «Maar niet gevonden.” De koopman verschrikte : De voedsters en zoogsters gingen daarop zoeken Maar vonden (ook) het kistje van Bimasarr niet. De koopman sloeg zich op de borst, Beiden, hij en zijne vrouw, weenden. (64 ) Hij omhelsde en kuste (het meisje) en zeide : : «Tak van mijn hart, mijn oogappel, y «Wij hoopten, dat gij eene vorstin zoudt worden: «Waar zullen we (heen gaan) om ons te beklad «Ik heb mijn verstand verloren. «Ik hoopte dat uw levensgeest er zijn zou, 1 (Maar 't kistje is verdwenen | | «Ach! de hoop uwer ouders is adi ijn je «Waarschijnlijk hebben de dayangs het gestolen, «Ze zijn getrouw aan hare meesteres, «Maar (voor ons) zijn ze niet te vertrouwen, _ ï «Want ze zijn vol haat en bedrog en list.” Ondertusschen lag Brmasari in zwijm VL _ En had haar bewustzijn verloren. In ’t midden van den nacht 1 Bewoog ze zich weer voor het eerst. Nu werden er kaarsen ontstoken, regts en links, Achter Egyptische gordijnen. | Verscheiden lampen werden er, door d De voedsters en zoogsters en mandars, geplaatst : Vele bedienden hielden de wacht, Uit vrees dat ze weêr zou geschaakt worden. Niemand was er, die niet oplette: \ De wachters bewaakten haar naauwkeurig. as raa Bipasarr werd aan haar zelf overgelaten, ) Terwijl hare ouders haar zachtkens betastten. | De vader wachtte langen tijd Ì Of zijne lieve ook tot zich zelve zou komen. | Reeds was het diep in den nacht, [ Toen Bimasarr weêr bij kwam, (65 ) Naauwelijks zagen dit de koopman en zijne vrouw, Of hun gelaat helderde op. Bipasari opende de oogen, en B __Zag zich zelve op haar eigen rustbed, En hare ouders bij zich. Le staarde hare voedsters en zoogmoeders aan. Le wilde spreken, maar kon niet; | Hare tranen vloeiden. | Langzamerhand keerde ze zich om _ En hief de oogen naar hare ouders op. Toen de koopman zag Dat Brmasari weder bij was: gekomen, Nam hij haar op zijn schoot, liet haar zitten , Liet rijst komen en bood ze haar aan. Haar ligchaam was als een ingestorte heuvel, Ze kon niet opstaan, Door de pijn van al haar leden. De koopman diende haar wat rijst toe. Bipasarr herstelde een weinig En kon zich zelve verplaatsen (op het rustbed)._ Toen ze zich de handelwijze der vorstin herinnerde, Begon ze bitter te weenen. De koopman en zijne vrouw wischten Haar de tranen af. Ze boden haar allerlei eten aan, En al;-waar ze veel van hield, gaven ze haar in den Zachtkens fluisterde ‚de koopman : | [mond. «Mijn kind, mijn Bipasarr „ | «Wat hebt gij toch misdaan, «Dat de vorstin u, dus heeft vergolden ?” ED (66 ) Brmmasarr weende en zeide, Terwijl hare tranen stroomden : «Ik heb niets misdreven (Onverhoeds kwam ze mij beschimpen en bestraffen.” 'tGansche gedrag van de vorstin D. Werd nu door Brpásari verhaald; De koopman en zijne vrouw verwonderden zich Bovenmate, toen zij deze handelwijze hoorden. De koopman riep weenênde uit : (Glans mijner oogen, mijne dierbare, «Voorzeker zijt gij onschuldig, î «Want haar gedrag is dat eener zinnelooze. «Ik geef niet om hare hooge geboorte (Slechts wijsheid en deugd verbindt de harten. (Die dayangs moet men niet tot vriendinnen nemen, «Ze zijn vergif, maar geen genezende kruiden. | «De tegenwoordige tijd is een booze tijd, Too «Velen zijn er, die gaarne onregt doen. cAl die dayangs zijn laaghartige menschen, | «Ze behoorden niet in ’t paleis te zijn, | (Hare beloften en trouw zijn niet vast «En ze bedelen om onze bezittingen. vo Mijne vrienden en lotgenooten bedenkt, (Dat dit de teekenen zijn, dat de jongste dag bijna «Monamen, het zegel der profeten, zeide : (aanbreekt, « Dit is duidelijk het teeken van den vrnonn Mouanie. “a «Die dayangs zijn van ’t geslacht der slaven, (Ze lasteren en veroorzaken meer én meer laster. «Zoo aldus hare handelwijze is, IJ| (Dan kan haar gemoed zich niet aangenaam gevoelen. dq (67 ) «Wanneer de vorstin weet, dat. Brmasanr nog leeft (Dan zullen we allen moeten sterven. «Want de vorstin is vreeselijk verwoed, «Ze ontziet volstrekt niemand. (Haar handelwijze is zeer wispêlturig — … «Niemand is er ook die haar iets verbiedt. «Wel is zij de doorluchtige koningin „(Maar hare woorden zijn hard en wreed, «Ze weet van geen regtvaardigheid «Noch ‘vreest den Heer van het heelal. (Of is het de gewoonte van magtige vorsten «Onschuldige menschen te. dooden ? «Dat de vloek van den eenigen: Heer «Haar treffe en_verniele ! | «Door uwe bestiering, weldadige God ! (Zal dit alles haar weldra vergolden worden. deder die een ander kwelt en martelt «Wordt door onrust en wroeging vervolgd : «Zoo heeft God het ingerigt : «Wie anderen kwaad doet, dien wordt het vergolden «En niet lang duurt het, of” t ongeluk treft. hem, «En zal hij worden, gelijk (hij een ander elaar heeft). «Welaan mijn kind, kroon van mijn hoofd, «Wees niet langer bekommerd, «(Vertrouw op) God en op den Leidsman; _ «Haar zal overkomen, zoo als ze gehandeld. heeft ä e koopman weende te middernacht, Zijne tranen werden als saffieren. | et onschuldige meisje, de glans van marmer, Sliep vast tot aan: de avondschemering. (68 ) Tegen den morgenstond | 5 Viel zij weder in onmagt;, Bezwijmde en verloor haar bewustzijn. Ì De koopman en zijne vrouw verontrustten zich zeer, Omdat ze ’s nachts herleefde, | Maar over dag haar bewustzijn verloor. De koopman was (daarover) bitter bedroefd En verlangde een afgelegen verblijfplaats te zoeken. Beide de echgenooten riepen uit: «Ach ! mijne lieve, wat zullen wij zeggen, «De tegenwoordige tijd is een tijd van trouwloosheid «Haat en nijd bezorgen jammer en vloek. «Men bedelt om goud en goed, | «En vreest Gods beloften en trouwe niet. [Vergeef mij o God ! maar ik had niet gedacht, (Dat die dayangs dus zouden handelen. «Omdat zij deze misdaad gedaan hebben ‚ Heeft Bimasarr deze jammer getroffen. «Welaan dan, (dewijl) de dayangs zoo slecht zijn; «En hunne handelwijze als die van een’ duivel is, «Zoo laat ons een woning bouwen in de wildernis, «dn een moeielijk te genaken en verborgen oord. Nadat hij alles goed overwogen had En met zijne bedienden overeen was gekomen, Bragt hij spoedig zijne gedachten ten uitvoer, En bouwde een woning in de wildernis. Er was daar een aangename streek; Dáár trok hij een huis op, | Geheel door omheiningen en sasaks ingesloten,” En toegerust als een schoone kampong, | (69) Zevendubbelde omheiningen, en- sasaks Allen vanbinnen gespijkerd. Talrijke bloemvazen werden er geplaatst, „En allerlei vruchtboomen: geplant. Sierlijk was- die. tuin | ‚Vol pinang-boomen met hunne kruinen; Veel bloemen waren er en knoppen, Veel lanen en kleine pavillioenen En de koopman Lia Dsornana gaf Aan dezen lusthof den naam van aen Zijne schoonheid was onbegrijpelijk, „Gelijk de täin van Brrara Inpra: Druiven en granaten, Plantte de koopman digt bij het huis. Geen andere tuin (was ooit) zoo schoon: ‘t Was als de lusthof van den magtigen. Brrara Barama. Verscheiden soorten van vruchten waren. er In dien heerlijken lusthof. — Toen alles volkomen gereed was Gingen de koopman sen zijne vrouw: Bij het vallen van den avond ‚Vertrokken zij, we Bragten hun kind Banahet derwbacks EEE En gaven haar allerlei voorraad mede. ia Na twee dagen gereisd te hebben, waren ze. Genaderd aan het huis in de nr we Tapijten werden er uitgespreid van Chineesch ‘maaksel _ En sieraden van onderscheiden kleur. De gansche woning werd getooid; Met gordijnen en amigen ee hesreivi | (20) Met verhemelten in den vorm van wolken; val Lantaarnen en stolpeti: werden overal rens En kaarsen en lampen. en tGeheel werd volmaakt door gordijnen en een” rustbed. 't Licht was er gelijkvormig, een schitterend lieht. — (t Geheel) was gemaakt als een koninklijk verblijf.ff De sieraden waren al$ die van een vorstelijk psleis Bevallig en schoon om te zien. | Er was almede een tafel, Een plaats voor dranken van Brmasart alleen Op vochtig tapijtwerk nêergezet | In een gouden schenkkom en een bekken vàn soeata | Waarin dh onophoudelijk water bevond, Kl | Met al wat et bij behoorde; | | Dat alles stond ter zijde (van het rustbed), | En was gevuld met gele siri, | Met geurige pinmilj, bijzonder zuiver, | kl Ten gebruike van het lieve meisje. | Een laken werd er uitgespreid van schitterende kleur Met zijde doorweven en serpari Bmmasarr droeg armbanden | En oorsieraden en ringen schitterend en plinsterehdl Vier kleedingen werden haar gelaten | Overal afgezét met juweelen, | ht and | Zij waren gereed en opgevouwen. je 9 ‚En hagen: op een kue”. Toen de avond gevallen was Ontwaakte Brpasarr, CZL) Werd door hare ouders gebaad En met aloëhout en muskus bestreken. Na gebaad te zijn ‚Werd ze met hare kleederen versierd. Toen was haar gelaat heerlijk en schoon, Lang en dun was ze en tenger. | Haar uiterlijk was geheel weer als vroeger, [aanzag. ‚_Zoodat de koopman zich verwonderde toen hij haar [ ij verborg haar niet, dat hij haar nu wilde verlaten, En verloor daarbij al zijne wijsheid en bedaardheid ; Hij omhelsde en kuste haar en zeide : ‘ «Tak van mijn hart, mijn oogappel, «Mijn kind, wees niet bekommerd, «Mijn oogmerk is niet u ongelukkig te maken.” Loo vermaande haar de koopman op verscheiden wijzen, En zong haar allerlei zoete woorden toe. «Uw vader zal u niet. verstoten , mijne lieve, _ «Maar wil u redden van den dood.” Als Brmasarr dit hoorde, _Weende ze bitter: Ze overdacht: haar noodlot, Wierp zich op den shot van haar’ vader En zeide, schreijende:, Onder het. storten van tranen, En als of ze ’t bewustzijn verloren. had : «Waarom wilt gij mij verstoten, mijn vader, tc Waarom uw kind verstoten in deze. wildernis? | cRegts noch links hebik er. eenigen: nabpars «Als mij-eens iets overkwam. «Waar zou ik dan naar ap. omzien. (72) «Ik ben bang hier alleen te blijven 1e _ «Met wie zal ik kunnen spreken ? «Wanneer mijne ouders hier bij mij zijn «Dan slechts gevoel ik mij vrolijk en elukkig” De koopman hoorde deze woorden van Brmasar1: Û Hij en zijne vrouw weenden. | Hun gemoed werd hevig van smart verscheurd, Maar toch gaven ze haar kind menig goeden raad. «Ach, mijn kind, mijn hoofdsieraad, mijn kroon, «Tak van mijn hart, glans van mijne oogen, «Hoor naar de woorden van uw’ vader, NH «Wees in geenen deele bekommerd. | | «dk heb u herwaarts gebragt [3 «In een oord, ver van de stad gelegen, > Al «Omdat, als de koningin--vernam — rood «(Dat gij des nachts nog leeft, (Dan die dayangs gedurig hier weer zouden kómeny; se (En wie zou moed hebben het haar te verhinderen ? «Wij geringe en nietige dienaren A «Zijn gehaat in de oogen van anderen. Die dayangs zijn menschen als veelkleurige bloemen} «Zeer. ervaren in snoode bedrijven | parts ed (Hier zijn ze vriendelijk, daar zijn ze bitter; „ä «Door haar heeft al-deze jammer ‘ons NE «Ik vertrouw ze niet meer | do els on «Want ze zijn vol list en bedrog: | «(Als ze hier kwamen iv Dt i] (En zagen dat gij er waart, («Want het is haar gewoonte rond te loopen) … « “ » (Dan zouden ze aanstonds berigt ‘van u brengen, (78) «Dan zou de vorstin u laten halen «En zij zouden door haar list zich;wel weten te veront- # «Maar ’t is mijn voornemen … u [schuldigen. «Eer (dan dat toetestaan), te sterven ; «En verbrijseld en in stukken gehouwen te worden. «Wees daarom niet bekommerd, mijne lieve, «Mijn jeugdig, dierbaar, voortreffelijk kind, «Laat uw hart niet gloeijen (van, vrees). fcUw vader kan u geen lotgenoot laten «Maar na twee dagen komt hij. weder : (Blijf hier, mijne dochter, mijn Bipasani,. «Uwe ouders keeren naar hunne woning terug ;. fcMaar niet lang zijn ze in-de stad geweest, «Of ze komen weder hier.” IDASARI dacht bij zich zelve: (Mijne ouders spreken de waarheid, «Als men gewaar werd dat ik daar was, «Zouden ze komen, om mij weer kwaad te doen.” IDASARI sprak, weenende , Alsof hare tranen stroomden, En terwijl ze hevig bevreesd. en beangst was : (Geef mij (dan ten minste) iemand tot Ee, e koopman antwoordde daarop fluisterend; | (Mijne lieve vertrouw niet: «Op de bedienden en slaven, «Want die verlangen maar loon en betaling oen zweeg Bimasarr,: Ze moest deze woorden in haet: mn hant toeâtem- koopman:en zijne vrouw: d mss oxfmaer: ‘Bogen het. hoofden weenden, bitten jad (4) Bipasar1 noodigde nu hare ouders uit | Om te zamen te eten van de lekkernijen , die er waren / Maar ze gebruikten er niet veel van, 5 Om de smart die ze gevoelden in rab balpen Als de morgenstond aanbrak Verloor Brmasarr weer haar bewustzijn. De koopman en zijne vrouw wilden Nu naar de stad terug keeren : Hij weende van aandoening (en zeide) : (Mijn oogappel, juweel aller vrouwen, (Tak van mijn hart, geslagen goud, «Met diepe smart verlaten u uw ouders, «Ze gevoelen: zich rampspoedig en ongelukkig «(Omdat ze nu geen enkel kind meer hebben : «Maar wees gij niet droefgeestig, mijne lieve, «Want spoedig keeren wij hier terug.” Nu vertrokken-de beide echtgenooten. En lieten hun kind een noerie achter, Die zeer ervaren was in 't spreken; d Om Brpasarr te vertroosten. | Al de deuren der zerendhbelde ortikaastie | „Werden allen door den koopman gesloten. Ze trokken vervolgens door het. kreupelhout Tall Langs een’ naauwen en-moeijelijken weg. Ze gingen onder het storten van n.ranen Vol vertrouwen. (op. God). «Ja Heer, ja-God, wees gij etn, agri 9 «Met uw volmaakten: bijstand en hulp.” Toen ze aan hunne woning gekomen waren + Zaten de befde-echtgenooten vol kommer daar neder: Ss (75) Baden den ganschen dag En gaven menige liefdegift. Maar wat Brmasari betreft; ‚Toen de avond gevallen was, En ze ontwaakte, en daar alleen zat , _ Gevoelde ze zich zeer beangst en beklemd. Hevige onrust (woelde) in haar gemoed En ze stortte bittere tranen. Wat zou ze zeggen ? Ze gaf zich over aan den Heer van ‘t heelal. Helaas! het noodlot is als een rots! En haar lot was het alleen te zijn. Zoo eenig gevaar (haar dreigde) Dan zou niemand het af kunnen wenden. Bipasar: zat daar, treurig en zwaarmoedig , Ze kon niet meer slapen, Gelijk een uil zit te treuren Als hij ’t geluid van een peladoe hoort. Wanneer hare ouders kwamen En allerlei soorten van vruchten oen  zy Dan vergat ze een weinig haar verdriet, En at en dronk verheugd van geest. aar gemoed werd ook eenigzins opgebeurd, _ Door. die noerie, aarmeê ze kon spreken. Loo was dag aan dag. haar toestand. Je koopman kwam gedurig (bij haar), _ Onder ’t voorwendsel van op herten te jagen. | wentie je DERDE ZANG. Hoort eenen zang, (waarin) Van den koning Dsornan gesproken wordt. De verstandige en magtige vorst Volgde ongestoord al zijne ari A op. En de vorstin Lra Sant | Was onuitsprekelijk gelukkig en ijdel. Sedert zij Bipasarr gedood had Was hare blijdschap onvermiengd. — Ze dacht in haar hart, «De koning zal nu geen tweede gade nemen, (Dewijl thans, na Brpasarr's dood, | Mijn wederga niet meer in de negerie te wirwar is De uitmuntende vorst beminde | EN De vorstin Lrra Sar: hartelijk , Onophoudelijk deed hij haar genoegen — En gaf haar al wat zij verlangde. Hij willigde haar al haar begeerten in, En was met haar ingenomen en verblijd. k Ì (77) Als de vorstin zich vertoornd hield, Dan streelde de vorst haar en sprak haar toe Als hij zag dat ze wrevelig en bitter was, ‚Dan liefkoosde en vleide hij de vorstin, En zong haar verzen en liederen toe, Opdat haar gemoed weer opgeruimd mogt worden. De magtige vorst Dsornan Speelde en boerte met haar elken nacht Tot den tijd van middernacht. Eens lag hij op zijn rustbed te sluimeren ; (En gevoelde zijn hart beklemd, { Door een droom, die hem geler had. | «Wat zou die dri toch beteekenen ?” (voo igjen hij) (Welaan morgen zal ik ’t onderzoeken.” {Toen de morgenstond was aangebroken Stonden de beide echtgenooten op; dn {Hij zette zich neder op een Egyptisch tapijt, En ontbeet met de vorstin. Nadat ze van alle spijzen hadden gebruikt, De dayangs kwamen en bragten een schenkblad; De vorst gebruikte reukwerk; | En begaf zich toen naar het voorhof. Al de mantris ouden en jongen, “Waren daar verzameld. Zoodra ze den koning zagen “Bogen ‘ze zich en zwegen. De uitmuntende vorst gebood, Den ferdana mantri aanziende: «Kom, mij oom, nader , zet u hier neêr; dk wil u ondervragen.” (78) Naauwelijks hoorde dit de mantri, Of hij zeide :- «Heil -u‚-genadige vorst |” Nu zette hij zich bij dem vorst neder Aan den voet-van den troon. De koning nam het woord : «dk had nog niet lang geslapen, «Of droomde dat de volle maan nederviel. «Wat is daarvan de beteekenis ?” De ferdana mantri boog zich, En zeide, vriendelijk grimlagehende : | ct Is een teeken, dat gij eene gade zult vinden: «Zoo leggen het de waarzeggers uit; «Als de maan uit den hemel valt [even hooge Rn (Beteekent dit nietsanders, dandat gij iemand vindt van «Volmaakt, verstandig, wel opgevoed, À cEn het liefelijkst van,de gansche dessa.” > — Als de vorst hem dus hoorde spreken, B Klaarde zijn gelaat op„en werd, vrolijk, En zeide hij grimlagchende : | F «dk heb aan de vorstin beloofd, d «Dat, zoo ik niemand vind schooner dan tij, j | dk niet meer zal huwen, | (En nu mijn oom de smantri, is in, mijne oogen # «De vorstin zoo schoon, dat haar gelijke niet te. vinde n «En dat ze een bloem zou kunnen schijnen …—… [is «Maar is ze eens vertoornd, dan wordt ze in lang-niet (Dan kan ik haar niet te yreden stellen [verzoend (Omdat haar inborst-zoo- gemelijk. is. re (Dit alleen ‘maakt mijn. hart, droefgeestig olm (Dat haar gedrag zoo wonderlijk is. (79) el «Wanneer men haar verlangen niet opvolgt [Dan stelt ze zich aan, als of ze zich zelf wil dooden. (doo staat het (nu eenmaal) geschreven, «Dit is het lot, dat mij is weggelegd. de vorstin is sds een juweel «Waarvan de glans schittert als het weerlicht. (Op dit oogenblik zeg ik nog , «Dat er geen ander zoo schoon is in mijne oogen. (De vorstin is aan mijn hart verbonden, „(En bluscht alle andere gevoelens uit.” De mantri grimlachte bij deze woorden : «Wat gij zegt, o koning, is juist, | «Als gij misschien iemand vindt schooner dan zij _ (Zult gij uwe belofte opeen andere wijs kunnen volgen. (Als er iemand is verstandig en welopgevoed- (Dan kunt gij er nader over denken. «Lr Sarrs schoon gelaat is vergankelijk (Het zal door den glans uit den hemel worden ver- Volgens mijne verklaring (van dezen droom) [drongen. (Heeft zij (met wie gij huwen zult) vier eigenschappen: (Als gij, o vorst, zoo iemand vindt (Die behoort de koningin van uw paleis te worden. (Vooreerst moet ze van een even aanzienlijk geslacht zijn; (Ten tweede moet ze de rijkste zijn der dessa, (Ten derde uitstekend schoon en voortreffelijk, Ten vierde verstandig en een 5 lil De vorst zeide lagehende: | % | «Uwe woorden zijn waar, mijn oom de mantri, «Wel zijn er vele vorstinnen, _(Maar moeijelijk is het die vier eigenschappen te vinden. (80) «De koningin is goed en verstandig «En weet de harten te winnen. «Ze verstaat alles, | «Wetten en gewoonten, pelijk het behoort, (Daarom verlang ik geen tweede te- huwen, «En haar werden te doen. «Nu leef ik reeds drie jaren lang | «dn goede verstandighouding met mijne lieve. — «Wanneer ik iemand als eene hemelling 4 _ «Zag, dan zou ik misschien mij zelf vergeten, (Dan eerst zou ik willen huwen (En aan mijne gade een spleelnoot geven.” De mantri lachte bij deze woorden : „LR «Gij spreekt naar waarheid, voortreffelijke vorst, (Blijf lang met uwe beminde vereenigd; … A «Schoonheid en verstand, alles bezit ze.” EL Na dus gesproken te hebben, Stond de koning op van zijn’ troon; Terwijl de mantris hem met eerbewijzen overlaadds on Trad hij zijn paleis weder binnen. î Na binnen gekomen te zijn Zette hij zich nêer naast de vorstin, Kuste en streelde haar wangen (en zeide) : «Gij zijt de glans eener bevallige koningin, (Ja, uw gelaat schittert van schoonheid, EF» «Gelijk een juweel in een glas. +» [droefd,; (Wanneer ik van u scheiden” moet, dan: ben ik; bee (Dan is 't mijn verlangens -terugtekeeren.: - 4 — Ca vEen plank vastgehecht in een svri-doos. «Een Bandanees die Javaansch spreekt. «Zoo lang ik u niet ontmoet ° (Dan is het met mij, als een ligchaam zonder ziel. «Een plank door een doorluchtig vorst neergelegd. «Een laksimana, die staande zich baadt. «Lieve, mijn ligchaam heb ik aan u verpand (Daarom) kan ik mij nergens heen begeven (zonder u). (Anpra Laksana koning van Sùmaros. (Een Europeesch stuurman. «Gij zijt gelijk een fijne tjindi-doek, dien , «Al is hij ook versleten, ik toch niet wil verruilen. «Deze bambam is een vrucht van Petans. Een waringin gegroeid in een zeeboezem. Mijn verlangen naar u kan ik bedwingen, (Maar wie zal mij koesteren, als het koud is ? (Welke waterlelies groeien daar bezijden? «Wij plukken de takjes van een poeli-bloem. «Hoe zou mijn hart u niet beminnen ? [zwijmen. (Lmmers) als ik uw leest omvat, dan meen ik te be- «Een luidruchtig geschreeuw op het eiland Java. «De wind blaast van voren. (Mijn goud, mijn robijn, zoo ligt als een geest, «Kom hier ‚ sluimer op mijn schoot. (82) «(Gij zijt gelijk de berg Mana Mirror.” | De vorstin zag den koning aan, en riep hem t «Waarom maakt gij zoo veel beweging ? «Gij stelt u aan als een jonge bruidegom.” De koning lachte en zeide: _ (Tak van mijn hart, mijne lieve, «Wees niet vertoornd op mij, «Mag ik niet tot u spreken? «o Mijne beminde, o mijne lieve, - (Maak mij niet verlegen. «dk heb verstandig en goed tot u gesproken, ‘ «Neem het dus niet anders op. | En ct Is als in dat oude rijmtje: ES vet Eerst wordt men verliefd op een schoon gelaat ceDan komt er wijsheid en het karakter bij: * «En zoo vergezelt men (de geliefde) tot in den d «Indien gij (dus) mijrie lieve, d «U zoo (wijs en lief) gedraagt, 8 (Dan zijn er nimmer twee in mijn hart, «(Dan bezit gij het alleen.” De vorstin veinsde vertoornd te zijn, Maar was inderdaad hartelijk blijde, Omdat de koning zoo verstandig sprak, En omdat hij haar zoo vriendelijk liefkoosde. Toen de avond gevallen was …_ Wiegden de beide echtgenooten elkander. Nadat de vorstin was ingesluimerd Was de koning nog alleen wakker. „Hij gevoelde zich aangedaan Bij ’t zien van het schitteren der maan, kl, Mode nd dee 3 (83) Tusschen de wolken door. Hij stond verwonderd en verbaasd n werd bedroefd, nu hij zieh zijn droom herinhetde. Tegen den morgen, sliep hij eerst in. ij hoorde het geluid van een uil, Gelijk de stem van ee peladoe. ls de dag was aangebroken Stonden de koning en de vorstin op ontbeten te zamen, [der mamntris : En vervolgens ging de koning naar de vergaderzaal aar gaf hij bevel: «Maakt morgen alles in gereedheid, mijne heêten, «Verzamelt de veenbes en pahloewans, _ «En de jagthonden.” oo sprak de magtige koning : «Maakt dat alles gereed , morgen « en artan «Gaat alles zelve nazien : (dk wil op de hertejagt mij begeven.” \adat hij dus gesproken had Tot de pegawas en hedoewandas;, eerde de vorst weder binnen zijn paleis En zeide tot de koningin: «Maak gij, mijne lieve, leeftogt in gereedheid, «Ik wil mij naar de bosschen begeven : «Beveel aan onze slaven » Alles géreed te maken, als de sterren schijten.” oen de vorstin dit hoorde Was zij hartelijk verblijd, beval de hitss Een’ goeden voorraad in gereedheid te brengen. (84) «Doet dat nog dezen nacht,’ (zeide ze) «Allerlei leeftogt, laat er niets aan ontbreken. «De koning wil dezen nacht vertrekken, «Gaat alles naauwkeurig na.” Toen bogen zich eerbiedig de dayangs en zeiden: : «Vergeef ons, vorstin ! dat uw heil vermeerdere ! «Verontrust u niet, Onmiddelijk zullen wij alles verrigten.” Te middernacht / Begaven zich de beide echtgenooten. ter ruste, Achter Egyptische gordijnen _ Wiegde en liefkoosde de vorst zijne gade. Dien ganschen nacht sliepen ze niet; Hij dacht aan zijn droom, en was er bedroefd over Gelijk een uil verlangt Heen | Om het geluid van een peladoe te hooren. Bij ’t aanbreken van den dageraad Stonden de vorstelijke echtgenooten op. De koning vroeg met een vriendelijk gelaat: (Zijn de hoeloebalangs en mantris reeds verzameld ® Een der bedoewandas naderde buigende en sprak : (Heil u! mijn vorst; allen zijn aanwezig, «(Al de mantris, ouden en jonges 8 «Wachten op uwe bevelen.” Toen zeide koning tot de vorstin, | | Terwijl hij haar kuste en een sepah haar wf Ac Ì (Blijf hier, mijne lieve, onuitsprekelijk schoon, Ì «Ik verldat u, maar kom nog heden terug.” De vorstin was 4 rijk: En zeide grimlagchende : (85) «Zoek mij een. jonge hertje «En breng mij een kidjang mede: (Ck Verzoek u het niet te vergeten, _… (Dat jonge hertje, dat ik verlang. «Ik wil mijne bedienden dan bevelen, «Dat ze er goed voor zorgen, opdat het mak worde.” De koning antwoordde lagchende : (Als ’t mogelijk is, mijne lieve; [Uw verzoek zal ik niet vergeten: «Wat er is zal ik u medebrengen.…” Nu nam de koning afscheid van de vorstin Omhelsde en kuste haar, en gaf haar een sepah. Hij ging naar den voorhof, ‘omringd van de mantris, Die regts en links de jagtgereedschappen droegen. Hij besteeg een bruin paard _[len. … Met een fluweelen zadel, versierd met franjes van paar- Dragers van speren, schilden, lansen en blaasrottings, Omgaven den koning, toen hij de wouden binnen drong. In den vroegen morgen, bij ’t aanbreken van den dag, Vloden de dieren en sprongen weg. Als het dag was geworden, Lieten de mantris en pahloewans De jagthonden los, - En hief het volk een En mestbolestlendskien aan. Een van de dieren, waar ze op jaagden, - _ Vongen ze omstreeks den middag. Toen sprak de koning tot zijne mantris, (Zittende) onder een naga sari, Hij sprak, de vorstelijke Sultan: __ «Waarom is dit woud toch zoo? (86 ) «Wat zijn wij allen verhit en vermoeid! «Welaan laat ons hier uitrusten. De helft van zijn volk was verdwaald Doordien ieder trachtte de eerste te zijn. De doorluchtige koning, (verzeld) Van drie der mantris, die hem bij waren gebleve Hield hier dus stil, en zeide Tot die drie mantris: «Gaat mantris | «Water halen, en brengt mij dat hier. «Ik gevoel een’ brandenden dorst «Haalt mij slechts een weinig (te sne (Onmiddelijk) gingen de drie mantris, Om een rivier of vijver te zoeken. _ Overal liepen ze zoekende rond, id En kwamen (eindelijk) aan den lusthof van. Buvasans Le stonden. verbaasd | cf En naderden digter en | | Toen ze aan dien | Schoonen lusthof gekomen waren, nshbol9 Zeiden ze tot elkander: «Vroeger was hier geen lusthof.” En de een vroeg aan den ander: «Wien of toch deze hof behoort? ct Is een goed aangelegd en aangenaam oord. «Misschien is het wel een woning van geesten. «Geen enkele menschenstem is er te hooren, «Slechts ’t geluid van minahsen bajans verneemt men «Wien zullen wij roepen? Ì «Mogen de spoken maar niet naar buiten komen! (87) De mantris liepen het kreupelhout rond , En ontdekten een deur in de aining Met een zwaren ijzeren bout gesloten, Dien ze te vergeefs trachtten te openen. Een der jonge mantris keerde terug, __Boog zich voor den koning en sprak: «Heil u, koninklijke meester, _ (Overal hebben wij gezocht „doch geen water gevonden, (Maar een kampong, midden in de wildernis, (Volkomen ingerigt als die van een’ Sultan , «Met allerlei soort van mangis en ramboetan. «Geen sterveling hebben wij er echter ondekt. (Zij is omgeven van dubbele omheiningen en sasaks, «Doch geen opschrift bevond zich er. (Al de deuren waren gesloten „(Zoodat wij er niet binnen konden komen.” tn had hij den mantri dus hooren spreken Of de koning spoedde zelf zich derwaarts. Diet bij de deur bleef hij staan En was verwonderd en. verbaasd. Hij sprak tot de mantris: «Waarlijk, het is zoo als gij mij verhaald hebt, «Vroeger ben ik ook hier geweest, (Maar toen was ’t een bosch vol roftan en doornen. ct Is geen kampong van een aanzienlijk man, «En «de lusthof moet eerst onlangs omheind zijn. (Beproef eens mantris te roepen, _ «Of ze ook bevreesd zijn, en niet zullen antwoorden.” De mantris riepen met een doordringende stem: (Hoort ons, broeders ‚ vrienden |— (88) «Komt hier, bid ik ul! (Geeft ons een weinig water” Leven maal riepen ze dus bij beurten, Maar niemand was er, die antwoordde. Toen zeide de vorst: Ct is wel; houd maar op: Ct Is of men tot een’ doode spreekt.” «Zoo is het’ hernamen de mantris, (Als er iemand was, dan zou het anders wezen. «Wie weet, of ’t niet het verblijf is van duivelen en ct Is beter dat we er niet binnen gaan: [spoken : Wij zijn bevreesd en hebben geen moed; «Wat zullen we hier nog langer verblijven ? «Zeker zijn het geesten, | «Daarom heeft het hier zulk een voorkomen. «Wij bidden u, vorst, keer liever terug, «Als ze buiten Re ‚ graauwen ze u jedi ee toe: «Begeef u toch niet in gevaar: «(Wij zijn zeer bevreesd en beangst.” Lagchend zag de koning de mantris aan En sprak met een vriendelijk gelaat: «Wat zijt gij beducht voor duivelen en spoken? «In mijn gemoed heerscht geen vrees. «Gaat, roept de hoeloebalangs, (Onmiddelijk wil ik hun bevelen (De sloten en krammen te verbreken, «En dan wil ik alleen binnen gaan.” De mantris ijlden voort, Ontmoetten de hoeloebalangs En zeiden tot hen. «(Komt spoedig herwaarts, hoeloebalangs,!” } (89) De hoeloebalangs spoedden zich naar den vorst. _— De koning zeide lagchende: «Komt, jeugdige hoeloebalangs, _(Verbreekt al de sloten, die hier zijn.” Naauwelijks hadden de hoeloebalangs dit gehoord, Of ze gingen En verbraken zonder moeite de sloten. Nu verblijdde zich de koning En, nadat de deuren waren geopend, Begaf hij zich alleen naar binnen. Al de mantris waren bitter bedroefd, Uit vrees dat hem eenig ongeval mogt treffen. De vorst ging alleen naar binnen. De mantris riepen: Laten wij u verzellen;, «Want er zijn vele duivelen en spoken (Die zich nu misschien verschuilen en stil houden.” De vorst hoorde de oude mantris dus spreken „En antwoordde vrolijk: «Neen eerwaardige mantris, ik wil u niet medenemen, «Laat mij alleen naar binnen gaan: «Weest niet verontrust __ «En spreekt er niet meer over: «Als God eens iets bepaald heeft, (Dan kunnen zijne bepalingen. nimmer falen. «Zelfs al moest ik branden in het vuur, __«Dan nog zou ik op God vertrouwen, «Zijne besluiten kunnen niet falen; «Hij zal mij zeker van alle ramp bevrijden. «Wij menschen hebben geen. magt. — «Ik verlang dit verschijnsel eens te zien, (90) «Zoo het mijn lot is daarbij omtekomen, it «(Dan is dat de beschikking van den eenigen Heer. «Waarschijnlijk zal het goed aflopen, mijne vrienden , «Weest niet bekommerd over mij. «Als mijne oogen eenig kwaad ontwaren, (Dan zal kee u roepen, volgt mij dan. «Ik ben zelf ook bevreesd en niet moedig, (Maar gij behoeft mij daarom niet te vergezellen. (Nu ga ik naar binnen (Blijft gij, mijne. vrienden, hier wachten.” De mantris bogen zich en zeiden : (Wij kunnen het u niet beletten «Als gij het met geweld tenlangt (Ga dan alleen naar binnen.” Nadat de koning deze woorden gehoord had, Ging hij, zonder een’ enkelen volgeling, naar binnen; Daar zag hij de gansche voortreffelijke inrigting Versierd als een tempel; Tallooze tapijten. van zijde, En een menigte anderen zaken, Beschilderd met wolken en raderen, En lampen, en stolpen afwisselend gehangen. ’'t Was er als een koninklijk paleis: Wolken waren er gegraveerd in den vorm van bloemen. Alles was er. heerlijk voor de oogen : Stoelen en tafels maakten het volkomen. Nadat hij alles rond had geloopen, Verwonderde de koning zich zeer En al meer en meer over alles -wat- hij zag. Het was een bewijs van de almagt van God. (9) Ginds en herwaarts ging de koning rond, Maar nergens vond hij eenig menschelijk wezen. Slechts een noerie zag hij, Die zijne vleugelen naar beneden spreidde en riep: _«o Koning, o doorluchtige sultan «Wat doet gij hier ? (Dit is het verblijf van geesten en duivelen, (Die u hier in de wildernis zullen verslinden. ER ndeemenmid «Dang Sruie is afkomstig van Petame «En is schoondochter geworden van dang La; «Mededoogen heb ik met dezen man, | «Wien de geesten zullen verslinden, zonder dat iemand hem verzelt in den dood.” De koning sloeg nu zijne ‘oogen op En verwonderde zich een vogel te hooren spreken, Die, nadat hij dit berigt had medegedeeld, Opvloog en zieh verborg achter een rustbed. Nog meer stond hij verbaasd | Toen de noerie verdween : «Waar of hij heen is gevlugt” (zoo riep hij) «Dat wij hem nergens kunnen zoeken.” Nu opende de koning de-gordijnen En ontwaarde een menschelijk wezen, | Dát lag te slapen als een doode, (op het rustbed) in den __ En een kussen omvat hield. [vorm van een draak, Het was bedekt door een lichtblaauw laken En had het uiterlijk van iemand die bedroefd i is. Het sliep als een treurende uil, Bevallig als een honingzee. (92) De koning dacht bij zich zelve: «Zou dit het kind zijn van een hemelsch wezen ? «Of zou ze, toen ze iemand zag naderen, «Slechts veinzen te slapen en zich bedekt hebben. «Waarom” sprak de vorst: (Sluit zij onafgebroken de oogen ? (Ontwaak, kom hier, laat ons kennis maken, «Laat ons elkander lief hebben en vrienden worden.” Zoo riep hij tot drie maal toe k Maar er was geen beweging in te bees. Nu begaf hij zich zelf op het rustbed, En dacht bij zich zelven: «Indien het .een duivel of een spook is (Waarom houdt het dan de oogen geen. f cAls het weigert te spreken (Dan zal het zeker ‘van het rustbed vlugten (als ik «Misschien is het. wel eene doode, [nader): (Die hier door haar vader is bijgezet” | Op die wijze werd de koning Al meer en meer moedig. | Er verspreidde zich een liefelijke geur, … [boom. 23 Maar het ligchaam was onbewegelijk als't hart van een Hij ontdekte aan de eene zijde een betel-doos, Gevuld met sir en pinang. Toen veranderde hij van gedachten : «Deze mensch schijnt eene vrouw te wezen, (Die inderdaad schijnt te leven, «Maar slechts beschaamd is, «Zeker is ze een hemelsch wezen «Maar misschien uit eene vorstin geboren.” (93) Nu naderde de koning digter bij Opende het laken, waarmêe Brmasan: bedekt was, En naauwelijks zag hij haar Of hij stond, sprakeloos van. bewondering, Want haar gelaat was als een schilderij. Hij verloor zijn denkkracht , | En hij was ten einde raad : (Ontwaak, mijne lieve, ontwaak |” En met een nam hij Bma op En omhelsde en kuste haar, en riep uit: «Neen, lieve, wees voor mij niet bedeesd, saat mij uwe stem hooren, (Mijn goud, mijn robijn, mijn maagdelijk juweel, (Uw ziel is aan mijn hart gesnoerd.” Op nieuw omhelsde en kuste hij haar, En zong haar verschillende liederen toe: «Mijne lieve, gij krijgt uw bewustzijn niet terug, «Wel staar ik u aan maar gij ligt geheel in bezwijming, Ct Is toch duidelijk dat het een mensch is «Daar ik haar ademhaling bemerk.” De koning kon van zijne verbazing niet terug komen En verloor zijn verstand : (Hoe zijn uwe oogen dus gesloten” (zoo riep hij) (Sluimer niet te lang, mijne lieve ! (Uw gelaat is keurig schoon, «Onwaardeerbaar voor mijn gevoel, «Mijn geestvervoering is onuitsprekelijk” En hij omhelsde en kuste haar op nieuw en vleide zich Nu nam hij sers uit den betel-doos [bij haar nêer. En leide de sepah daarvan er in neder. Bi Hij staarde haar aan En minde haár met eet glóeïjende Hetdi ° En riep: «Ach mijne lieve, ach hemelsch weézerr, _ «Aanminnigste van de geheele wereld 1” Nu wordt er weer gesproken van de mantris. Dan eens zaten ze, dan stonden ze weer ef 5 En spraken tot elkander «Wat toeft de koning hier toch zoo pen ge Een der hedoeandas zeide : «o Voortreffelijke mamtris - «Noodig toch den vorst (terug te keeren): «Als hem eenig gevaar bedreigde, (Of eenig ongeval hem trof, «Wat zou er dan van de mantris worden. «(Dán zou er droefheid komen over ’t gansche land. cRoept hem dus zelven toe, mijne heeren !” Onmiddelijk begaf zich de ferdaná mantri Bezijden het huis, (en riep) : (Voortreffelijke fort” «Keer toch terug naar de negêrie ! (Gij vergeet u zelf: wat beschouwt gij daar toch ? (Reeds begint de avond te vallen «Kom liever morgen hier terug, | «Als de glans déf sterren nóg niet is verdoofd. «Wij zijn uiterst bevreesd | (Dat de geesten er zich in mengen. «Welaan dan koning, keer tefug, (Uwe mantris en hoeloebalangs hebben honger.” (95) Maar de doorluchtige vorst __ Was zinneloos van liefde voor Bipasanr. Eerst toen hij de stem van den mámtri vaker ‚Kwam hij ‘weder tot bezinning. Hevig was hij aangedaan en btroerd. Hij omhelsde en kuste haar en zeide : (Tak van mijn hart, glans mijner oogen, dk verlaat u mijne lieve, mijn maagdelijk En, Daarop bedekte hij Bmasart Met een laken, sersurie genaamd. (Ja mijne lieve, gij zijt als een engel, «Morgen kom ik zeker terug.” Toen verliet hij het rustbed;, Vol kommer en droef heid, ZLoodat hij niet spreken kon Even als iemand die verbijsterd is. Na twee of drie schreden, keerde hij terug: «Ach mijne lieve, ach mijne lieve; «Mijn hart wordt vreesselijk verscheurd __ «Bij ’t aanschouwen van u; amijne schóone.” Nog eens omhelsde en kuste hij haar, en riep uit, Als of hij wakend droomde : (Ja mijne lieve, indien gij wezenlijk dood waart, «Dan zou mijn hart u niet zoo beminnen; (Als ik u met aandacht beschouw (Dan leeft gij, mijne lieve, dan zijt ge niet dood. (Zijt gij misschien vertoornd? (En daarom zoo ontroerd in uw gemoed ?” Nu bedwong de vorst zijne aandoening, En vertrok naar buiten. (96 ) Daar vond hij de mantris bij elkander zitten, Te mompelen en hevig opgewonden. «Waarom, o koning ! vertoeft gij daar zoo lang «Als of gij gehoor verleent in uw paleis? «Wij, uwe geringe onderdanen, «Vreesden, dat u eenig. onheil trof. ‘«Wat is daar toch vreemds te zien, «(Dat gij zoo onvoorzigtig zijt ?” Lagchend antwoordde de vorst: (Er is daar volstrekt niets te zien.” Nu bemerkten de mantris, dat zijn gelaat verduisterde Ze naderden langzaam, zich buigende, en zeiden :_ ct Schijnt ons toe, o koning ! (Dat gij zeer bekommerd zijt.” Lagchend antwoordde de vorst: + «Geen de minste ontroering kwelt mijn gemoed. (Maar dewijl ik pijn gevoelde in- mijn hoofd Viel ik er op een rustbed in slaap. ct Is zeker het verblijf van duivelen en geesten «Maar ze houden zieh verscholen: «Toen ik de stem van den mantri hoorde, «Schrikte ik en ontstelde.” Loo sprak de koning, stond op, Sloot in persoon de deur der woning , | En zeide: «Komt, mantris, keeren wij huiswaarts, » (Opdat de duivelen misschien niet hier komen.” Dit keurden de mantris goed, Want ze waren beangst en weifelend. Toen keerde de koning terug Omringd van zijne mantris. (97) Hij trok voort, overstelpt van gevoel, „En zeide tot den ferdana mantris «Te vergeefs hebben wij ons vermoeid, mijn oom; „ct Heeft ons geen het minste vaoidbel gebragt. «Verschijn daarom’ dezen nacht weder voor mij, … «Dan gaan we morgen hier weder henen. «Want ik heb aan de vorstin beloofd «Dat ik haar een jong hertje en kidjang zou brengen.” De mantris en hoeloebalangs waren zeer verheugd En zeiden : «Al uw bevelen zullen wij. volgen ; «De dag die voorbij is was vol tegenspoed, EK Morgen zullen wij er misschien een kunnen vangen” Toen ze in de negerie terug waren gekomen, a En de koning in zijn paleis was getreden , ° Dacht hij, bij ’t zien der vorstin, | Aan Bipasani. Hij troostte zich zelven door haar aantespreken : Ach! mijne lieve, maagdelijk goud, wt Is mij niet gelukt, zoo als ik verlangde, «U te brengen wat gij mij ‘bevolen had. «Wees niet vertoornd, mijne beminde, «Ik heb niets kunnen vinden. «Maar het is mijn voornemen’ _ «Morgen weder (ter jagt) te gaan, «Ten einde eene belooning waardig te worden; *> «Gelijk ‘het nu mijn lot is vaatbed te verdienen. «Mijn ‘robijn, mijne lieve, DRO L _ «Mijn hart is smoorlijk: op u verliefd, | «En ik gevoelde een hevige smart SwNu ik een’ dag van u°gescheiden was. G (98) E «Tak van mijn hart, glans mijner oogen, | + «Gij zijt in mijn gemoed gegrift” oor oo De vorstin antwoordde hem grimlagchende : aTe _cWees niet- bekommerd „mijn vriend; cIk- ben volstrekt ‘niet op u vertoornd. uders Vi Ct Was guons lot niets te vangen : welnu— daar blij ft Daarop noodigde hij haar te eten, [het rg k Omgeven van talrijke dayangs. Maar ook onder-den maaltijd was. hij aangedaan, Rt | En „was zijn gemoed. hevig ontr woerd, K Na gegeten te hebben . | | q ’ Gebruikte hij sid uit den. beteldoos „ En zeide: «kom, mijne lieve!” Ti En geleidde haar bij de hand naar “t zlaapvbrtack À Onafgebroken was zijn boezem ontsteld en: ontroerd. 4 En was zijn hart bij Brna. saai ried Hij troostte nu zich zelven ‚|: | ik Door de vorstin te liefkozen en met haar te stoeijen. Hij streelde en. vleide haar, 5} sia jet el 1% En zij zette zich op zijn schoot, » De vorst was zeer onrustig, … | Hij zuchtte en steende zwaar, en. vastiensia [» Den ganschen nacht sloot hij.geen 00g;: + sor soals En zat hij leunende tegen de kussens; Met zijne: gedachten ‘was hij, bij het: meisje „En stelde zich al: hare. bevalligheden voor. Tegen den morgenstond, bij ’t kraaijen der bana | Stonden de vorstelijke aman op. | Hij gaf aan de mantris bevel, | kn Dat mai zich zouden. ibkstenelan en herwaarts eme 99) En dat zij die mede wilden gaan , | „Met hunne. wapenen zouden „verschijnen Toen ‘de ochtendschemeri ing nr igerd was | „Vertrok de koning. Nu wordt er weder gesproken van Bmmásarr, — Als de avond gevallen was Stond ze, in hare eenzaamheid, op En at en dronk wat zij. Sinse Daarop ging ze zich baden. ot as En nadat ze reukwerk gebruikt. had, id ME» En haar slaapvertrek weer was binnen getreden: N ‚_ Nam ze siri uit de beteldoós, (SEO Daar vond ze een sepah, nog. versch! fkelneikkin Nam dien «op @n/wierp-hem-wêg ns aon vooor En dacht bevreesd bij zich zelve: tosh. 9; «Wie zou dat gedaan hebben? | od «ls hier misschien. iemand geweest 27 vo;n vor ole _ Zij gevoelde zich eenigzins-onthutst:; »: | Alles ging-ze doorzoeken: | er Ze liep: ginds eni herwaarts,. Deer Maar alles vond -ze- nog ‚opde zelfde Barile. Een, _Die sepah-was 't eenige; dien zein debeteldoos had ge- Nu dacht ze :— «Er is-hier‘iemand.digt bij mij rbe „En: toen ik: opstond heeft hij„zich. verscholen”, Al wat haar in de gedachten kain’; oe bra vel zij, En ze riep, uit: God, bewarè-onst. …—… « «Zijn dit misschien de treken van den duivel? «Zoodat hij mij bijna ongelukkig zou gemaakt hebben ? & (100) «Als het de treken van een mensch waren «Dan zou hij: mij zeker gezoend hebben. [van zijn, «Was mijn vader hier geweest, dan zou er ’t bewijs «Dan zou het eten vermeerderd zijn, door t geen hij, Nu zag zij op haar rustbed [medebragt.” De sprei der matras van haar plaats verschoven, _En hoe de sir in de beteldoos verspreid lag , Daarom was ze beangst en bedroefd «Wie is hier toch: geweest”(zoo: dacht ze) «En heeft zich dus hier aangesteld ? Ct Was toch te onvoorzigtig van mijn’ vader «Mij hier zoo alleen te laten.” Loo zat ze op haar rustbed - | Vol. smart en droefheid in haar gemoed, En stortte een vloed van tranen, Zonder aan iemand haar nood te kunnen klagen: Ze dacht bij zich zelve, [sc Onophoudelijk weetienkd: a Md «Als men niet kan leven gelijk het behoort. (Dan is het beter te sterven. «Mijne ouders kunnen nimmer beloond wordeis «Omdat ze mij hier als een afgod: hebben neergezet. | Als ik ongelukkig zal geworden zijn „ estin 166 (Dan zal hun hartzeer drntigsderinine wezen.” Toen de dageraad begon te lichten slo En de minas en bajans en noerîes begonnen f te ween zee } Nam zij een geschilderd laken j — … vo 4 / tigenhee zich er ce) „en viel wenend, in | slaap: ait \ n n heoA (401 )) Nu worde er-verhaald, hoede koning In de wildernis en de bosschen rondzwierf, Omgeven van zijne hoeloebalangs en mantris _ Die hij bevolen had te gaan jagen. Hij trok met zijne mantris voort En volgde den weg, dien hem bandit Zijn paard stampte op den grond en vloog. Naar de kampong van Brmasan:. Al de mantris bogen zich voor hem en zeiden: «Gij slaat den verkeerden weg in, o vorst ! | (Dit is, o voortreffelijke koning, «De kampong der duivelen en spoken. «(Gij zijt een’ verkeerden weg gevolgd, «Hier:is geen (goede) jagt. «Laat ons daar niet heen gaan | «Want de spoken zullen er ons verslinden!” Toen de vorst deze woorden hoorde, Lweeg hij grimlagchende, Deed als of hij het niet hoorde En trok de kampong van Bmasari binnen. De mantris en eenige anderen trachtten het te beletten , Kwamen op nieuw en bogen zich neder: En zeiden : «Niets kan men, o vorst, u belettèn, «Uw moed is onvertsaagd.” | Toen ze bij de deur der omheining waren peking, Schreeuwden -de mantris en maakten geraas: «Weest vervloekt gij duivelen, wijkt van hier, «Vhiedt in het kreupelhout. «Zijn dit allen geen uitgelezen pegawis (Die (den koning): overal volgen ? Ed (102 ) «Wanneer ze bang waren ef geen moed. hadden, «Dan zoudehze dien naam niet mogen. rnbenk | Allen bogeh:zich «toen lagchende, vur nor movonger En beantwoordden vriendelijk zijne! hewblent: «Indien gij den moed uwer oudedienaren-wilt beproeven , (Dan verzoeken wij, dat gij ons bij die duivelen lint $ De vorst zeide nu lagchende, - | Terwijl hij de deur van Bra ie «Verontrust w niet; mijne ‘heeren, Laat mij hier vooreen Sir binnen gaan” De mantris antwoordden-zich buigende : | «Doe, o vorst;,gelijk- gij zegt, | «Wij dragen uwe bevelen op óns Hoofd’; (En vertrouwen u toe aan deni Heer van ’t heelal.” Nu trad de vorst alleen to dead De woning van Bimasanr:binnen. | Toen stond hij verbaasd | zo Bij ’t zien van den toestand-der woning op dat oogen- Want hij zag bij de badplaats tisd … [blik, Een kleed hangen, dat vochtig was : t ad Hij zag lantaarnen en kaarsen 139 Die door: iemand schoon werden ahamen: PNT Voorts al dé stolpen en lampen.’ — | Met olie gevuld. | Hij begaf zich. naar een eelde: | 35 a Opende:de getegten ‚die daar stonden», fhebben, En zag de bewijzen , dat men hier onlangs moest gegeten. Dat men er van geproefd had, maar; er miet vamhóuden- Bij een andere zitplaats; fde,hiet weer had tweggdworpen. Vond hij de overblijfsels van dranken, pafingeschonken. | ( 103 ) Na dit alles onderzocht te. hebben „ __Begaf hij zich:op het rustbed, Opende de gordijnen;ven zag | „Binasan1 met éen geschilderd laken haaddekt Hij dacht bij zich zelve: «Nu is het toch zeker , dat zij leeft en niet paer is: (En dat het misschien, haar aard is, cs Nachts te leven ‚en tegen den morgen te sterven.” Daarop begaf hij zich naast haar En staarde in haar helder gelaat. Een liefelijke geur verspreidde zich, aks Hij nam het -dekkleed weg, en verkwikte zigd daar- Hij staarde:haar aan, en zag zer + fmede. Hoe hare tranen nog onlangs oars hadden P Zoo dat het. geborduurde kussen geheel, nat, was : Dat vermeerderde de droefheid zijner ziel. » Haar gelaat was schoon en bevallig _ En haar lokken krulden sierlijk. Haar wenkbraauwen waren als geteekende wolken, En haar oogen gezwollen „van ’t. weenen. Hij omhelsde en kuste haar,;en riepuit : tAch,, mijn maagdelijk juweel ! | (Tak ‚van mijn: hart, glans mijner. oogen, «Waarom schijnt gij zoe bedroefd #7” . ad Hij nam haar op zijn, sheet, vo sjeiset teil obiol lt En streelde en: lief koosde haar; | Dronken was hij van liefde en smart Van aandoening en ontroering. «Mijn goud, mijn robijn, mijn schitterende karbonkel ! «Uw gelaat is als Nia Serrana, (104 ) «Uw afkomst is zuiver: en zonder. vlek , «Hoe zou ik op u niet verliefd zijn ! AN « Wat zijt gij onbegrijpelijk bevallig > | «Beter zijt ge dan alle kroonen ‚ de glans aller landen «Gisteren ben ik hier geweest fs (Om u alleen, mijne lieve, te ontmoeten, dk gebruikte toen siri uit uw beteldoos | «(Maar nu zie ik, dat gij de sepah hebt weggeworpen. (Mijn hart bemint u ‚maar ik heb mij bedwongen. «Nu echter heb ik langer geen geduld. | «Gij zijt de ziel van mijn ligchaam : Hebt gij dan geen mededoogen met mij ? Ct Is of mijn adem in mijn borst is verstikt «Dewijl ik zoo door word geplaagd. «De leden van mijn ligchaam zijn verzwakt «En ik heb mijn wijsheid en verstand verloref. dk wil mijn lust en verlangen volgen — (Maar als misschien uwe ouders kwamen — «Want ze behooren ‘tot een” anderen’ stam cEn hebben dus ook andere zeden — «En als een van ons beiden zondigt, _[den.” (Dan zullen we beide daarvan de gevolgen ondervin- Hoe meer hij haar aanzag , vermeerderde zijn hartstogt En verloor hij zijne ‘wijsheid : rj Hij leide het meisje op zijn schoot En zong haar al streelend en liefkozend toe : \ TE en a ( 105 ) «Een: Chinesche roosin een vaas. | «Ga naar de passer; om een-bèteldoos te dons «Al mijn list-en verstand zijn vervlogen. | Als ik u zie, mijae schoone. «Ga naar de passer, om een beteldoos te koopen, «Versierd met soentings van tjempakka gevlochten. jcAls ik uw gelaat, mijne lieve, aanschouw j var ef (Om met mij te leven en met mij te sterven.” _ Toen de mantri deze taal hoorde or Stond hij verwonderd (en dacht): «Wat zou er toch te doen wezen. «Dat de vorst zulke bevelen geeft ?” E Hij boog zich toen voor den koningen zeide: + «Moge, o vorst, uw heil onverwrikbaar zijn!” — «Wat is er toch in dit spookhuis te doen —…— "…- (Dat gij (daarvoor)-uwe negerie verlaat? - | (Ontvang den raad van mij, uw’ ouden dienaar. „(Dat ik vervloekt zij, zoo ik, uw ongeluk verlang !_ ( Gij zijt (voor ons) gelijk „het ligchaam en de … „{ (Gij zijt onze eenige hoop; sies ei deld ij «Antwoord mij naar waarheid. | 4 «Ik heb u goeden raad gegeven: bi: u Len} «Hoe zou ik, de onderdaan van uw troon, E «Hoe zou ik uw schande verlangen ? «Uitermate ben ik bezorgd en beklemd ‚«Dewijl gij niet terug wilt keeren. «Uw gelaat is bleek «Als het bewijs van de onrust, die gIJ gevoelt.” De koning zuchtte en zeide : | (Juist, mijn oom, zoo is het in mijn iiertiëdld » «Maar de wil van God is heilig en reimsorins “3 «Zijne voornemens met mij zal hij ten uitvoer pi «Gisteren heb ik, toen ik hier was, 10 «Een hemelsch wezen gezien, «Wier gelaat gelijk was aan een engel. «Ze zat hier alleen.” (109) zoo verhaalde de vorst. et gansche geval aan den mantri : aar” (roerrdd hij er bij) «laat u dit niet ontvallen, «En spreek er tegen niemand over. | aat de helft der mantris terug gaan, (En laat ze. morgen herwaarts keeren. … ls de vorstin naar mij vraagt, «Laten ze dan zeggen, dat ik mij nog een dar blijf: ver- at de koning dus had gesproken, eerd oog zich de mantri voor hem: | | hhoeloebalangs gingen nu terug, volgens Aker hbvelt e eene helft ging, en de andere bleef. li. ‚dus gesproken te hebben } Ging de koning weer naar binnen, 1 zette zich op nieuw op het rústhell en | De avond was reeds gevallen; | s’t geheel duister “was geworden , Schrikte Brpasarr (en ontwaakte). en ze den koning gewaar. werd Ontstelde ze en “wilde vlugten. ar de vorst greep haar vast, ” Omhelsde en kuste haar en zeide: ss] ijn goud, mijn robijn, vene ziel, ir ee 4 «Waar wilt gij heen ?- C Smail ben alleen bij u gekomen ; “En was hier reeds vóór “twee dagen. | [In al dien tijd ‘hadt gij ww bewustzijn verloren.” «Waar wilt gij nu heen mijne lieve !” DASARI sidderde in haar gemoed En vreesde en beefde, “vivo Oduky omord (108 ) (Al wie wil kan bij mij blijven’ ‚pi «(Om met mij te leven en met mij te sterk. Toen de mantri deze taal hoorde ALs Stond hij verwonderd (en dacht): «Wat zou er toch te doen wezen «Dat de vorst zulke bevelen geeft ?” Hij boog zich toen voor den koning en zeide : ( Moge ‚ o vorst, uw heil onverwrikbaar zijn! A «Wat is er toch in dit spookhuis te doen —_… ” (Dat gij (daarvoor) uwe negerie verlaat ? (Ontvang den raad van mij, uw’ ouden dienaar. „(Dat ik vervloekt zij, zoo ik uw ongeluk verlar «Gij zijt (voor ons) gelijk „het ligchaam en de aiel! «Gij zijt onze eenige hoop; | (Antwoord mij naar waarheid. «Ik heb u goeden raad gegeven: «Hoe zou ik, de onderdaan van uw troon, «Hoe zou ik uw schande verlangen ? (Uitermate ben ik bezorgd en beklemd (Dewijl gij niet terug wilt keeren. «Uw gelaat is bleek «Als het bewijs van de onrust, die gij gevoelde De koning zuchtte en zeide: (Juist, mijn oom, zoo is het in mijn gemoed. «Maar de wil van God is heilig en rein: | «Zijne voornemens met mij zal hij ten uitvoer ie. «Gisteren heb ik, toen ik hier “was, «Een hemelsch “wezen gezien, «Wier gelaat gelijk was aan een engel. art sli «Ze zat hier alleen.” | fi (109 ) En zoo verhaalde de vorst Het gansche geval aan. den „mantri : | Maar” (roegdd hij-er bij) «laat u dit niet ontvallen, «En spreek er tegen niemand over. - «Laat de helft der mantris terug gaan, (En laat ze morgen herwaarts keeren. «Als de vorstin naar mij vraagt, «Laten ze dan zeggen, dat ik mij nog een dag blijf ver- Nadat de koning dus had gesproken, verend Boog zich de mantrù voor hem: mn | De hoeloebalangs gingen nu terug, volgens’s idni hevel De eene helft ging, en de andere bleef. Na dus gesproken te hebben 0 | Ging de koning weer naar binnen, En zette zich op nieuw op het rustbed midd ‚ De avond was reeds gevallen; Als ’t geheel duister “was geworden , Schrikte Basan (en ontwaakte). Toen ze den koning gewaar. werd Ontstelde ze en “wilde vlugten. Maar de vorst greep haar vast, ” Omhelsde en kuste haaren zeide : Mijn goud, mijn robijn, zeen ziel, sn an! 4 «Waar wilt gij heen ? | «Ik ben alleen bij u gekomen, te En was hier reeds’ vóór “twee dagen. | «In al dien tijd ‘hadt gij uw bewustzijn verloren.’ «Waar wilt gij nu heen mijne lieve !” Bimasari sidderde in haar ‘gemoed En vreesde en beefde, “vvoort Sluhy orororfd Falj ( HO) De koning wilde haar op zijn schoot nemen, — « Maar zij wierp zich weenende ter” aarde. Ee En de gedachte: woelde haar in-’t-hoofd : ds dit ook een der duivelen en geesten? «Nu hij ziet dat ik “alleen ben «Heeft hij misschien” moed ‘hier: te nn E Al meer en meer nam haar twijfeling toe, Ze toornde tegen hem en ENE hem; Weenende riep zij uit: | «Ga van mij gij duivel of gps Ke De koning lachte, streelde. haar, 3 Nam haar op'zijm schoot en omhelsde- ier z SCH «Ach ! mijne lieve, met uw hemelsch gelaat, - »/ «Ik ben een schepsel (even “als-gij): b ani) 4 dk ben geen duivel, ik ben geen spook, «> af «Het is een mensch,-die bij u komt. pr -b a «Wees dus niet bevreesd en beangst, sorisg 4 ef (Mijn voornemen is’ u tot ns gade te maken” | Toen Bmasarr dit hoorde, vat on on meoof Vermeerderde haar angst en Aa wrees,‚hlotzin0) & Ze hief zich op en wilde. ylugten tator sl N Maar pas vorst greep. haar, en zong: zÌ > « er; iidor a} won iid ae Bosal plant gemd dost ús Hir ew | (Bewaar deze vaas in een- brou. üd nestle asd CtIs boven besloten, dat we vana zouden. chenin 1, «Hoe zouden wij dat hreshuit; kust weranderen !…: , nor on im Mi 1e. - «Bewaar deze vaas in een bron ri sbsobhie rmaesad «Dang Dsorura plukt tjoelan.abdasd no ol nd ( 315) «Hoe zouden. wij dat ‘besluit kunnen veranderen «Laat ons liever elkâêr leeren kenen; ‚Jie ank 4 Y an Dsorura takt Woelaiee De stam van een baëilieum te, Pekadjangan: «Welaan laat ons elkaêr leeren kennen (Opdat wij elkander eeuwig. beminnen.” Bmasar1 was verbaasd (bijdeze woorden) sf, be En riep uit, terwijl ze zich op den grond ged | «Zijt gij ook misschien ‘cen roover ? ijf ___«Waarom komt gij hier ? ck wil niet, ik wil volstrekt niet; __(Dat gij mij zoo onbetamelijk toespreokts” Welaan keer spoedig terug __ «En neem al mijn bezittingen mede. «(Spoed u, want) als mijne ouders hier komen, __ «Dan zullen ze u zekêr in stukken houwe, (Dan zullen ze u dooden, niemand zal u verzellen, __«En gij zult (na uw dood) geen din: vegen” De koning zeide lagehende » é «Ach mijne lieve, mijm oogappel,’ «Wat geef ik om uwe schatten! (Gij alleen zijt in mijn hart gegrift. | _Anderdaad ben ik een roover, sir van uw Fhâttj p (Daarom kom rk hier, no «En al kwamen er nu duizend duivelen en. u spoken ie (Dan: zou ik niet bevreesd voor hen zijn.” Al meer er meer steeg de arigst van ‘het meisje En liet ze hem den toorn van ‘haar ‘gêmoed’ gevoelen. (H2) «Als ik in-stuk word. gehouwen” (zeide de „aes (Dan zult gij mij in den dood ‘verzellen…” Bipasari weende en overlaadde hem met beleedigingen, Terwijl ze zich op haar rustbed wierp. De koning nam haar op en zeide: (Zwijg, mijne lieve, mijn maagdelijk ‚goud, (Zwijg, mijne dierbare, glans van: mijn kroon, Zwijg, mijne ziel! «Wat jammer ván uwe tranen, die gij stort, «Haar waarde schat ik zoo iis al mij zelven. L «Ach mijne lieve, mijn geslagen goud, | «Waar wilt gij heen? - (En «Hebt gij dan geen mededoogen «Met mij en mijne droefheid 2, . Toen Brimasarr dit hoorde | Stroomden hare tranen nog overvloediger. | Ze vreesde en beefde ri | En vlugtte van het rustbed. nd Nu lachte de koning boob wos tollens deli En zeide al vleiende : en sita nd» 4 «Maagdelijk juweel, geslagen ee ver ier0 „d _ «Al moest ik voor-u sterven, | teer elo | (AI verslonden mij de, geesten, … / toon ve074 (Dan nog zou ik er niets van zeggen «Wie anders, dan een geest of. spook „ bald «Zou mij onder de oogen durven zien. a «Gij zijt gelijk een gevlochten bloem, „nn 7» __ «Uw schoonheid: is, als %t licht:der: volle maan.’ » «Ik ben een magtig, vorst. „5 our |A «Wie zou mij iets „durvenbeletten. ? (113 ) «Waar wilt gij heen, maagdelijk goud ?” Zoo sprak hij, met teedere blikken, haar toe. Brpasarr was gemelijk en verstoord. | «Laat mij u volgen” (riep hij). «Nader niet! ik verbied het u !” (antwoordde zij) «Alles geeft mij droefenis en smart, «Terug, terug, ongelukkige ! dk wil mijn gelaat gaan wasschen.” De koning lachte en zeide: «Kom, laat mij uw gelaat wasschen , lieve.” Maar zij was verbitterd in haar gemoed En spoog het water den vorst in ’t aangezigt. Dat verheugde den koning _Zoodat hij lagchende zeide : «Niet alzoo, mijne lieve, (Mijn ere kleed hebt gij nat gelinlane «(Daar vermaakt men zich vrolijk en luide. «Een spijker, die men plant, zal niet groeijen. (Dewijl gij mijn gansche kleed hebt nat gemaakt, «Verlang ik het te ruilen met het kleed van uw-ligchaam. «Noemt ge een viool of een schenk blad een beteldoos, ik doe «Ancane is de koning van een andere dessa. __-[hetook. «Om u‚ om uwent wil, mijne lieve, «Zal dit natte kleed om mijne lenden droogen. (Anecane is koning eener andere dessa. «Een tjempedak te koop in een winkel. E H (14) «Laat dit natte kleed om mijne lenden droogen _ «(Of nat blijven): ik zal er mij niet meer om bekommeren.” ek ê Nadat nu, Bipasart Haar gelaat had gewasschen, Wilde ze achter haar rustbed ijlen , Maar de koning greep haar en belette het. Hij droeg haar zelf naar haar. rustbed 6 En liefkoosde haar met zoete woorden : (Mijn goud, mijn robijn, maagdelijk juweel n «Wees niet op mij vertoornd. «Hoor naar mijne woorden, mijne lieve, Fr «Naar het geheim van mijn hart; dk wil hier blijven «Om op, uwe ouders te des (Hoor mijne dierbare, hoôr mijne lieve! «Ik bevond mij op de jagt, cEn terwijl ik verdwaalde, zonder te weten waar ik was, cKwam ik hier, in groote: ontroering. «Gisteren ook was ik hier, «Op de jagt mij bevindende, «Volgens het verlangen der vorstin , (Die een Kidjang wilde hebben, om het tam te arc (Twee dagen heb ik dit reeds herhaald (Met de mantris en hoeloebalangs. (En sedert ik uw schitterend gelaat heb gezien, «Wil ik niet weder terug keeren. «Verontrust u niet, in uw gemoed, Ee «Ik zal u geen kwaad doen. CM) (Als uwe ouders hier komen (Zal ik hun, naar behooren, uw hand vragen. «En ik denk, dat misschien «Uwe ouders het wel zullen toestaan. «Ik ben van een geslacht, dat het zaad is van het land. (Jammer, dat mijn geslacht menschelijk en het uwe (Als gij wilt, mijne lieve, [geestelijk is! (Dan zal ik u naar mijne woning voeren, ks (Dan zult gij naast de koningin «Zitten, en in blijdschap leven. Nu boog Bmwmasarr het hoofd en weende En dacht, terwijl de schaamteblos haar kleurde : «Welke koning is toch hier bij mij gekomen, «En hoe is de naam van zijn land? Ì meer en meer steeg haar droefheid ‚En ze dacht : ik veronderstelde niet dat het een ko- «Veel onbehoorlijks heb ik reeds gezegd. [ning was. «Moge de koning maar niet vertoornd worden.” e koning zag, hoe het meisje bekommerd was En liefkoosde haar met vleijende woorden : «Tak van mijn hart, licht mijner oogen, «Wees niet bedroefd, mijne lieve, - (Als uwe ouders hun toestemming geven, «Dan voer ik u naar mijne negerie. | «Van dit bosch kunnen we in èèn dag te huis zijn, _«Zoodat het niet moeijelijk is heen en weer te gaan.” oen zij den vorst dus hoorde spreken Werd. het haar duidelijk, dat het de koning was van u verloor ze haar. bewustzijn | [t land. ‚Uit vrees voor de koningin. (16) Lachtkens zeide ze Terwijl ze van het rustbed opstond : dk ben een geringe nietige onderdaan, «Geef mij dus geen troon, mijn vorst, dk ben geen geest of spook, (maar) «dk heb mijne ouders in de negerie.” Als de koning dit hoorde Stond hij verbaasd, En zeide verblijd : «Mijn goud, mijn robijn, mijne beminde, «Hoe is de naam uwer ouders? «Zeg mij dat.” Toen antwoordde ze met een zachte stem: (De naam van mijn’ vader is Lira Dsornara. (Hij woont op de pesara, — «Wegens een weinig (verdriet) was hij ten einde raad.” Al hooger steeg de verbazing van den vorst En vriendelijk hernam hij: «Welaan dan mijne lieve, (Spreek de waarheid : «Zoo gij ouders hebt, «Waarom hebben ze dus met u gehandeld ? [En u hier in de eenzaamheid verstooten? «La Dsormara is immers niet arm, «Maar een rijk koopman _cVan aanzienlijke geboorte, (Die veel bedienden heeft en slaven. «Waarom verstoot hij u. dan in de wildernis? «Waartoe dienen hem zijne schatten ? (Bekreunt hij zich slechtsom zijne bedienden en slaven £ | CME) «Waarom heeft hij zijn kind geen troon gegeven ? (Zijn kind, dat het juweel eener kroon is? «(Hij is beroemd onder al de kooplieden. «En goedhartig en niet valsch. «Welke smart of tegenspoed trof hem dan, (Dat hij zijn kind in de bosschen verstootte? «Zeg mij de waarheid, mijne lieve, __ Waarom heeft hij u verstooten ? «Openbaar het mij | (En verberg mij niets.” Nu gevoelde zij zich bitter bedroefd, Dewijl de koning het wilde weten. . Ze zweeg en bedacht zich: Ct Is de schuld zijner gemalin, (maar) (Als ik hem verhaal wat er gebeurd is . «Hij heeft mij niet (in ’t paleis) gezien. «Als hij het niet gelooft __ «Dan ben ik, in zijne meening, een bedriegster…” | Ondertusschen vervolgde de vorst : «Tak van mijn hart, glans mijner oogen, «Waarom zwijgt gij, en spreekt niet, Verklaar mij toch wat ik u gevraagd heb.” Dewijl de koning haar aanzag, werden haar oogen ver- En teekende haar lief gelaat kommer en vrees. [blind, Hij gevoelde zich daarom het hart verscheuren En zeide: «Wees niet beschaamd.” Maar Brpasarr was bedroefd … En stortte tranen. Ze vreesde te spreken | | En de inborst der vorstin hem medetedeelen. (18) «Hoe (zoo dacht ze) «zal ik hem antwoorden ? «Misschien vind sk bij den koning geen geloof, «En denkt hij, dat ik hem wil misleiden, (Dewijl hij 't gedrag der vorstin niet gezien heeft, «Want ik ben slechts gering en onaanzienlijk: «Daarom zal hij zeggen, dat ik aan tooverij schuldig. «En zal de magtige koning vertoornd worden, [ben, (En mij ongetwijfeld dooden. «Als mijn vader maar hier was, (Dan zou ik kunnen spreken.” Zoo vermeerderde de onrust in haar gemoed En stroomden hare tranen overvloediger. De koning had mededoogen met hare tranen, En nam haar op zijn schoot. cMijn goud, mijn robijn,” (zoo riep hij) amijn juweel, | «Waarom weent gij z00, mijne hieve ?” | Hij omhelsde en kuste haar en gaf haar een wr «Mijn ziel, gij zijt gelijk een engel, «Wees niet beangst en bevreesd, «Deel mij uw noodlot mede. «Waarom heeft men u hier verstooten ® «Welke tooverij heeft veroorzaakt, «Dat gij des nachts waakt «En des morgens uw bewustzijn verliest ? «(Als gij inderdaad een dochter zijt van er Drornana, «Dan zal ik u bij mij nemen, «Dan zal ik u tot mijne magtige gemalin maken, (En zoo zal hunne genegenheid en liefde voor u ver «Mogen uwe ouders.mij maar __— [meerderen. «Tot hun schoonzoon willen aannemen! (119 ) Als zij u met mij willen laten vertrekken; (Dan zal ik hun geven al wat zij verlangen.” 't Hart van Bimasarr schrikte Toen zij deze woorden van den vorst vernam; Ze wist niet hoe ze zich zou redden, En vreesde dat de vorst haar naar de negerie zou voeren. Le weende daarom onophoudelijk En dacht bij zich zelve: «Indien dit zijn toeleg is, (Dan zal ik zeker moeten sterven. «Wanneer ik niet tot hem wil spreken, «Dan zal hij mij eveneens mede nemen. «Mijne ouders, die mij zoo hartelijk beminnen, ( Lullen dike niet eens vernemen dat ik dood ben. «Ik verfrouw die zaak niet, «Want de vorstin is vol ste en bön «En al verwijt ik het dan ook later den koning __ «Foch ben ik in haar netten gevallen. (Voor ik nog haar mededingster was geworden, «Was haar gedrag reeds zoo (veevaderlijk); «En als ik nu haar’ echtgenoot ríeem (Dan zal haar spijt nog grooter worden.” Nu kon Brmasarr haar gevoel niet meer bedwingen : Ze stond op van den schoot (des konings), Boog zich, met hare smart, voor den vorst, En zeide zachtkens : «Mijn koning, mijn doorluchte vorst, (De vrees belet mij te spreken. .… «dk, uwe geringe, onwaardige onderdaan, «Ben niet geschikt voor een’ koninklijken troon… ; ( 120 ) «Wanneer, gij met mij verlangt te spreken «Hoe zou ik dan durven liegen ? «Als gij mij overvloedig wel, wildet doen, (Dan zou de vorstin vertoornd worden: …… «Mijne ouders zijn zeer bevreesd «Daarom hebben ze mij hier gebragt. «Reeds sedert drie maanden heb ik de negerie verlaten , (Uit vrees voor de vorstin.” Brmmasari dacht in haar gemoed Aan de gramschap der vorstin. Daarom kon ze niet verder spreken Maar barstte (weer) uit in tranen. Vriendelijk sprak toen de koning: «Welaan mijn goud, mijn ziel, «Vertrouw mij 't geheim dat uw boezem vervult. «Gij behoeft niet te vreezen. «De vorstin is goed en verstandig «Ze weet de menschen (voor zich) in te nemen; «Waarom zou ze u ongelukkig willen maken? «Ze weet zeer goed wat deugd en zonde is. «Spreek dus niet alzoo, mijne lieve, | «Want de vorstin kan zulk een kwaad niet doen. _ «Als gij bij haar zult zijn gekomen, (Dan zal’t u blijken, of ze u haat of bemint.” Toen Bmasarr hoorde, | Dat de koning de vorstin zoo prees, Ontzonk haar het hart, En wilde ze spreken, vol angst en vrees. Want na deze redenering van den koning, [gen Waren haar allemiddelen benomen om hem te overtui- CAD) «Mijne woorden zijn waarheid, zonder bedrog : «Maar misschien zult gij mij niet gelooven. «(Ben ik vroeger niet in't paleis geweest (Ongeveer zes of zeven nachten lang ? «Toen vormden, door de toelating van den Heer des heelals, «(De droppelen van mijn angstzweet mijn rustbed , «Zoo onuitstaanbaar was mijn verlangen __ «Naar mijne ouders, die om mij weenden, «En mij dagelijks herhaaldelijk _ «Verschillende soorten van spijzen zonden. «Als de dayangs kwamen «(Dan werden ze door de vorstin verborgen gehouden. «Dan zeide ze : «Als Brpasanr huiswaarts wil keeren ; «Kan ik haar zelf dan niet terug laten brengen ® A «Eensklaps werd ik weêr ’t huis gebragt ,— «Ik leefde, maar gevoelde mij als dood.” Haar gansche lot deelde zij mede, En dat alles werd door den koning aangehoord. De vorst stond verbaasd en zeide: «Hoe, mijne lieve, mijn maagdelijk goud, «Hoe is ’t mogelijk, dat gij in mijn paleis waart, «En ik u niet gezien heb? (Hoe is ’t mogelijk, dat gij u daar «Niet in de nabijheid der vorstin bevond ? «Ik heb mij geen’ enkelen dag van huis begeven; «Waar hebt gij u dan verscholen ? «dk geloof u, mijne lieve, in al wat gij ki (Spreek de onbevreesd. [Verberg niets voor mij in uw hart _ «Opdat mij alles bekend worde.” (122 ) Door den koning gedwongen Sprak Bmasarr nu de gansche waarheid. Nadat zij geheel het gedrag der vorstin had verhaald, | Stond de koning, toen hij dit hoorde, verbaasd. Een woedende toorn vervulde hem En tevens vermeerderde zijne liefde en mededoogen. «Zoo heeft ze dan gehandeld, die toorn Gods! «Ik had niet gedacht, dat haar bedrog zoo groot was. «Ik had nog niets van haar gezien, (Dat zulk een inborst bij haar bewees. «Maar heb er geen hartzeer meer over. «Gelukkig dat gij miet bezweken zijt!” Nu sloot hij Brpasarr in zijne armen, en zeide, Terwijl zij een stroom van tranen stortte «Tak van mijn hart, glans mijner oogen, «Spreek niet langer van die ei «En wees niet meer bekommerd, (Gelukkig dat we elkander dudenost hebben ! «Treur dus niet langer mijne lieve «Ik zal u een schooner troon geven (dan haar)” Nu kuste en omhelsde hij het meisj; pronk En was hevig ontroerd : (Mijne lieve, met uw beminnelijke inborst, «U zal ik in den dood vergezellen” | En Bmasanr weende - | 1 Weende zonder ophouden, (en zeide :) «dk bedank u mijn vorst voor een troon, (Want ik vrees in de stad te komen. | «Keer liever, voortreffelijke vorst, | in «Naar nwe negerie terug. (123) «Ik ben bang, dat de vorstin gewaar wordt, «Dat gij zoo dikwijls hier komt. «Ik ben slechts eene geringe , arme onderdaan «Met geen bijzonder uitstekend gelaat :- «Laat mij dus blijven die ik ben (En bekreun u niet verder om mij.” De koning liefkoosde haar en zeide: «Mijne lieve, mijn maagdelijk goud, «Alle andere gevoelens zijn bij mij verdrongen, __«Doordien gij alleen in mijn hart zijt gegrift. (Verdiep u dus niet meer in gedachten hierover, «Ik zal u nimmer verlaten. (Thans wil ik terug keeren, en onderwijl bedenkdû; «Hoe ik uw levensgeest terug zal bekomen.” Zoo streelde en hefkoosde haar de koning, Maar zij boog het hoofd en zweeg , En toen de dag begon aantebreken Bezwijmde zij weder. Daardoor werd de koning verzekerd, Dat het zoo was als Brpasarr hem gezegd had. Een gloeijende haat voelde hij nu tegen de vorstin, En hevig was hij vergramd. Onder teedere aandoeningen —- Omhelsde en kuste hij het. meisje, en bedekte Haar tenger ligchaam met een wit kleed. __Daar lag ze te slapen, als een doode. Nu wordt er gesproken van de mantris. Gemelijk wachtten ze noe altoos den koning. (124) De ferdana mantri ging Alleen den koning roepen : Verscheiden malen sprak hij luide Den koning eerbiedig toe : «o Heer, o Kalif, o doorluchte koning «Wilt gij niet weder vertrekken ?” Als de vorst dit hoorde Werd zijn gemoed nog heviger geschokt. Hij omhelsde het meisje en zeide: (Dierbre van mijn hart, ik verlaat u mijne lieve, «Ik verlaat u mijn ziel, ik verlaat u mijn leven, «dk verlaat u, berg van geslagen goud ! «Maar wees niet bedroefd, «Morgen vind ik u weder. dk verlaat u mijn meisje, teeder bijfchaam; «Treur niet, mijne dierbare, _ «Zend gebeden voor mijn welzijn omhoog, (Opdat ik spoedig terug ben. «Ik verlaat u, vlekkeloos reine, «Ik verlaat u, berg Mana Rorra! «Geen oogenblik zal ik u vergeten «Morgen ontmoet ik u weder. dk verlaat u, lieve, met uw schoon gevormden boezem! {| cIk- stad: u mijn ziel, met uw ligt et kleur! «Morgen zie ik u weder, «Beween mijn gezelschap niet te zeer, «Ik verlaat u, dierbare, met uw schitterende kleur ! «Treur nief zoo bitter, «dk wil vertrekken «Maar morgen terug komen.” (125) (Op nieuw) riep nu de mantri met luider stem. Toen verliet de vorst het rustbed, Het hart vervuld van smart en liefde En met het voornemen naar de stad terug te gaan. De koning ging Begaf zich naar de negerie p En trad onmiddelijk zijn paleis binnen. Daar zette hij zich neder naast de vorstin, De vorstin zeide grimlagchende : «Wat brengt gij van de jagt mede ?” Fluisterend antwoordde de vorst: «Ik heb niets kunnen krijgen, «Daar ik den nacht ben overgebleven «Alleen. om mij te vermaken.” De vorstin hernam: «o Dat is niets! «Goed dat gij maar geen ongeluk hebt gekregen ! «Daar gij uwe negerie des nachts hebt verlaten «Was er misschien iets, dat gij zocht ? «Ik heb gedurig den voorraad voor de jagt gereed ge- «Maar er nog geen belooning voor erlangd. [maakt, De koning zeide daarop grimlagchende : «Maak weder eenigen voorraad. in gereedheid, «Morgen wil ik, op nieuw gaan. «Misschien valt de jagt nu gelukkiger uit. Verkrijg ik dan weder niets, | (Dan keer ik, na een weinig toevens, terug. (Als-er een kedjang te koop is, dan. zal ik het koopen, „En het, aan een touw. gebonden, u brengen.” : (126 ) De vorstin lachte van blijdschap, … Geloofde wat hij zeide, : En beval hare bedienden El Op nieuw voorraad in gereedheid te brengen. | De koning schertste nu en stoeide met haar En veinsde haar boezem te streelen. Daar voelde hij, dat de visch er werkelijk was, Zoo als Bima hem gezegd. had. Nu beval hij De penakawans en bedoeandas : «Ik beveel, dat de mantris, ouden en jongen, (Allen zullen verschijnen , met «Geweren, speren en blaasrcttings «waarden en schitterende hoeloebalangs. «Morgen ga ik weder naar de bosschen «Opdat wij spoedig het wild mogen vinden.” En met een gloeijend gelaat voegde hij er bij: dk wil dit genoegen dikwijls herhalen | «Er is ontelbaar veel wild (Daarom wil ik er op’ gaan jagen.” Toen het nu nacht was geworden | É Sliepen de beide vorstelijke echtgenooten. | De koning betastte den boezem der vorstin Maar vond den visch niet meer: Toen dacht hij bij zich zelven: ct Is zoo als het meisje mij gezegd heeft: «Amderdaad is ze iemand van een boozen inborst ‚dood 17 Di cMet zulke eigenschappen verzel ik haar niet in den” (127) Den ganschen nacht sliep. de koning niet, Maar was verdiept in gedachten aan het tn meisje, En was zwaarmoedig, (als of. hij) Een aandoenlijk gezang. hoorde. Toen de morgen aanbrak Stonden de vorstelijke echtgenooten op. Nu werd zijn gelaat weer vrolijk | ‚ En ging hij zich baden met de vorstin. Daarop trad de vorst zijn paleisweer ‘binnen En zette zich in staatsie op den troon vol juweelen,: Hij kleedde zich geheel (in zijn vorstelijk gewaad) „ » Dewijl hij het lieve meisje ging ontmoeten: In een kleed van zijde met gouddraad geborduurd En een bovenkleed van oranje en gevlamd, Zijne gedaante was onovertreffelijk schoon Als van den koning der negerde: Hij was gewapend met een. pijlkoker van: Ceylon. Het jonge meisje Menarspra kleedde hem. Hij had geheel het voorkomen van een Sultan En reed op een sembrani-paard, Met een schabrak van franjes omgeven, En omzet met juweelen en agaten. De vorstelijke standaard was ontrold _ Toteen teeken, dat-de koning zelve zijn- paleis, verliet. Volgens de gewoonte der koningen van vroegere ween [ Werd de groote gong geslagen. | Daarop verzamelden zich tallooze santris, Om op de bevelen van hun hoofd te wachten. Nadat alle mantris vereenigd waren. | „Ging de koning (nog eens) in zijn paleis, (128) Daar ontmoette hij de vorstin Lira SArr Omhelsde en kuste haar, gaf haar een vepah; En riep haar grimlagchende toe : (dk verlaat u mijn ziel, mijne lieve.” Onderwijl streelde en lief koole hij haar, Ontrukte den visch aan haar’ boezem , Bragt hem naar buiten en beval Een met juweelen omzet schenkbord te brengen. De vorstin schrikte en treurde En werd hevig vertoornd en schold En sidderde in haar gemoed, — En riep, terwijl ze in de dent stond: «Waarom neemt gij mijn regt mede __ Ct Is mijn eigendom |” Maar de koning gaf het haar niet terug, En spoedde zich voort, Terwijl de dag bijna was aangebroken En de vogelen op onderscheiden wijzen zongen. Naauw was de koning voortgeijld, | Of de tallooze mantris volgden hem. Allen die achter bleven waren bedroefd Als of ze met een mes werden gesneden. De zangers deden hun pligt. De zwaarden en speren schitterden, En met de geweren en blaastrottings Vloog men de bosschen in. De speren en schilden waren in rijen geschaard, En schenen een zich bewegende stad. Hoe meer de maan schitterde Hoe meer het hart der gezellen gloeide van vroigdi | ( 129 ) Nu wordt er weer gesproken van Brpasarr. Ze bleef, toen. het morgen werd, wakker, Rees op en zette zich neêr in hare eenzaamheid. Haar vriendelijk gelaat helderde meer en meer op. Ze verwonderde zich over haar’ toestand __ En dacht bij zich zelve: «Zou dit het werk zijn van den koning ? ( Gelukkig dan dat ik niet gestorven ben!” Ze waschte zich het aangezigt En gevoelde zich onaangenaam en rende Maar toch mengde zich eenige vreugde er onder, Omdat haar ongeluk voorbij was. Ze gebruikte sir uit de beteldoos __En toen teekende haar gelaat op nieuw bezorgdheid, En gevoelde ze onbegrijpelijke smart Uit vrees voor den koning. Maar ’t gemoed van het meisje, dat zoo bedroefd was, Werd opgebeurd door den schertsenden noerse, Die (de volgende) woorden snapte ‘en praatte, Opdat het meisje weer vrolijk mogt worden : [uSori geweekt in een vaas. «Dang Mrerma plant toemoe. «Het meisje verlangt en de koning bemint, (Dezen dag zullen ze elkander ontmoeten. «Een inboorling van Samarang plant toemoe. «Ga bloemen plukken in den hof. «Als ze elkander nu niet ontmoeten «Dan ben ik geen verstandige vogel. (180) Van Kamal naar Blambangan. (Ga klentangj-vruchten halen. _ «In den loop der sterren kan ik zien, «Dat op het oogenblik de koning zal komen.” Op dat zelfde oogenblik Werd een luidruchtig geschreeuw gehoord. Het meisje schrikte en haar hart was beklemd, Ze verborg zich achter haar rustbed. Daar kwam de magtige koning. Een welriekende geur verspreidde zich, En zijne kleeding schitterde: Onmiddelijk trad hij in het slaapvertrek. Toen hij bemerkte, Dat het meisje niet in ’t slaapvertrek. was, Ontstelde hij, sloeg zich op de borst, En spoedde zich naar buiten, raak (Waar zijt gij heen, mijn goud, mijn maagdelijk juweel? En met een zocht hij achter het rustbed. Daar zag hij het meisje zitten, terwijl het treurde, En bittere tranen stortte. al De koning ging haar vrolijk te gemoet En liefkoosde haar met vriendelijke woorden: «Waarom, mijne lieve, glans van mijn kroon, «Waarom zijt gij zoo bedroefd ?” En met een bragt hij haar in het slaapvertrek, En streelde en vleide haar: (Mijn goud, mijn robijn, mijn juweel, | «Daar is uw semangat. ren 1 (181) «dk breng u dien terug- «(Wees dus niet meer bedroefd:” Onderwijl wischte hij haar de tranen af: Maar ’t meisje boog het hoofd en zweeg. De koning omhelsde en kuste haar En ging toen, naar buiten zijne bevelen geven. Hij beval de hedoeandas De olifanten en paarden te zenden: «Gaat met twee mantris | «Den koopman en zijne vrouw halen, «Gaat tevens veertig dayangs ontbieden, (En brengt die hier.” geeriddelijk gingen de beide mantris Den koopman en zijne vrouw ontmoeten, Le volbragten de bevelen. des konings, bogen zich „ En zeiden: «de koning laat u noodigen.” Toen Lira Dsornara hoorde, Dat de koning hem liet roepen, Gingen de beide echtgenooten Naar het bosch in de wildernis, Nog niet lang waren ze voortgetrokken „Of ze kwamen er aan: Regtstreeks begaven ze zich, naar de woning, Om den. koning te ontmoeten. Aan den koning voorgesteld, bogen ze zich. De vorst grimlachte en zeide: «Vrees niet mijn oom, en mijne moeder , «Laat ons in huis gaan om uw kind te ontmoeten’ De beide echtgenooten bogen zich en zeiden : (Duizendmaal vergiffenis smeeken wij u! (182 ) «Wij geringe, nietige menschen «Vreezen u zeer, doorluchtige vorst. «Ik ben een uwer enderdanen «Laat mij dus hier slechts blijven. «Al wat gij verlangt zullen wij belijden di «In uwe tegenwoordigheid en onder uw voetzolen. «Vergeving ! dat gij u zoo gelegen laat liggen | «Aan ons geringen en armen.” 3 Daarop antwoordde de vorst: «Vreest niet , «Ik heb u tot mijne ouders gemaakt. | «Weest niet meer beangst in uw gemoed, 1 «Vroeger waart gij ook reeds mijne vrienden, «Vroeger hadden wij elkander reeds lief, «En thans zullen wij elkander nog meer beminnen. Nu traden de koopman en zijne vrouw binnen, | Bogen en kusten zich de handen. | Ze zagen hun kind Brmasanr 1 Naast den koning zitten. | De koopman verheugde zich, toen hij haar zag, Als of hij een veld vol bloemen vond. EEN Schoon en bevallig was ze bovenmate, Als eene vorstin van den berg Lidang. De koopman en zijne vrouw dachten bij zich zelve: «Ons kind Brpasarr «Past bij den koning, _ «Gelijk eene godheid bij een engel.” Met een zachte stem zeiden ze: «Lieve, maagdelijk goud, «Plaats u achter den koning! _ (Welk een geluk is dat reeds voor u!” (188 ) ee Het meisje begaf zich daarop achter (den vorst) __ Maar deze hield haar onmiddelijk tegen : «Dat behoeft niet, mijne dierbare, «God heeft gewild, dat wij elkander zouden ontmoeten” Nu beval de vorst, met een vriendelijk gelaat, Den ferdana mantri te roepen. Deze trad de woning van Brmasarr binnen, _ Boog het hoofd, en kuste zich de handen. De koning zeide grimlagchende: __« Wat zegt gij (er van) mijn oom ? «Ik heb geene ouders meer : «dk hoop dus dat gij mij raad zult geven. «Want ik heb u mijn geheim medegedeeld «(Daarom zoek ik nu raad bij u.” De ferdana mantri boog zich grimlagchende, En sprak met een vriendelijk gelaat : «Welaan gij koopman Lira Dsornana «Wat zegt gij? «(De vorst) wil uw kind «Tot zijne magtige gemalin verheffen. «Wat groot geluk voor u, mijn vriend, (Dat zij zijne jongere gade zal worden !” Toen de koopman deze woorden vernam Boog hij zich voor den koning : (Dit zeg ik er van, (Dat het niet past, dat hij haar lief heeft en bemint, «Beter voegt het, dat hij haar tot eene bediende make, «(Om de spijzen en geregten optedragen. «Alshij iets over heeft laat hij t haar dan schenken; «En wordt hij op haar vertoornd, dan vergeve hij haar; (184) «Maar indien ‘hij ‘haar ook duizendmaal strafte (Dan zou ik hem dit niet ten kwade duiden ; Want ik heb Bmasanr «Tot zijne slavin bestemd, «Omdat het miet goed is- dat ze zijne gade worde «Gelijk aan de doorluchtige koningin: ‘Immers, het baart mij onrust en angst, (Dat de toorn der vorstin zou vermeerderen. «Ze was reeds vroeger vergramd «(Om de genegenheid van den “vorst.” Toen de koning hem ‘dus hoorde spreken Werd ‘hij nog meer met hem ingenomen: «Mijn oom” (zoo riep hij) verontrust u niet «Ik wil uw kind niet tot mijne bediende maken” | En met een zeide hij tot den ferdana mantri: «Ik verlang hier een kasteel te bouwen.” Toen de mantri-dit hoorde Verzamelde hij al de werklieden. Daar trok hij een kasteel op, Met drie omheiningen. Im de eerste ee, Bevond zich een paleis Van goud, tien graden zwaar. De eerste poort was van ijzer, Met wapenen, allen geladen, En bewaakt door duivelen en Ethiopiërs, Vermengd met vele kwade geesten. Die allen waren de poortwachters van het kastoël Met hunne rijdieren. Ze hadden ‘hunne wapenen ontbloot En wachtten op de bevelen van den vorst, (185 ) De tweede deur was van gegraveerd koper Voorzien van kanonnen en geschut, Bewaakt door bovennatuurlijke wezens, Die daar vrolijk nederzaten. Ze hielden er den ganschen dag de wacht Die bovennatuurlijke wezens en geesten : Omgord met hunne wapenen gingen ze gindsen herwaarts En wachtten op de bevelen van den koning. De derde poort was van zilver Als bij een vesting in het land van Evrak: Er was een leger, vol gejoel en geschreeuw, Maar ieder (soldaat) stond onbewegelijk. De schoonheid van dit kasteel was onvergelijkelijk Als men ’t van verre beschouwde, scheen er alles Gelijk een olifant met twee ijvoren tanden.” [dubbeld __Waar zou men nog iets dergelijks vinden ? Er waren drie diamanten opgehangen … Waarin de zon luisterrijk schitterde, Wier grootheid gelijk was aan een “watermeloen; __ En in wier vorm niet de geringste fout was. Nadat het kasteel gereed was, beval De wijze vorst een’ lusthof aanteleggen. Voorzien van pavillioenen en lanen En allerlei planten. Het middenste pavillioen had ra dfleslingenf; _ Een plaats, waar ’t volk voor zijn’ koning verscheen, Onbegrijpelijk aangenaam (voor de oogen) Gelijk een gevlochten bloem. Nadat hij aldus de negerie ‘had ingerigt > Droeg hij den ferdana mantri op, (136 ) Al de vreemdelingen en santris te verzamelen Met het bevel, dat een gedeelte van hen herwaarts zou De koning liet nu den feesttijd beginnen, _ [verhuizen. | Die veertig dagen lang plaats had, Den ganschen dag door duurden de spelen. Sommigen speelden sipak raga. Al de krijgslieden, oud en jong Vermaakten zich gezamelijk. Sommigen speelden de Javaansche topeng Anderen op de wayang het stuk «Penpawa.” Loo vermaakten ze zich van dag tot dag In het paleis. Hier danste men en sloeg in de arwen Elders op de wijze van lambang sarse. Allerlei soorten van spelen waren er Met alles wat daar toe behoort. Aanzienlijken en armen zagen 3 Naar den Balineschen dalang en de Chinesche wayang. Bovenmate was het gejoel en gejuich | In het paleis van den koning. Men at en men dronk en de beker ging rond Onder de mantris en pahloeans en hoelashigdungk. Ze aten en dronken allen Onder het geluid van allerlei muzijk-instrumenten. De glans der kleederen schitterde — | In het licht der lantaarnen en kaarsen. Een drinkglas met juweelen omzet Werd aan den koninklijken Sultan gebragt. Men dronk er beurtelings uit (op elkanders welzijn): Op dat oogenblik was het feest ten toppunt gestegen. (A87 ) De schenkers werden dronken Hunne oogen waren gloeijend rood, Al wat ze zeiden was verkeerd En gelijk een tijger die brult. Hunne dronkenschap was als de bloem van een basilicum, Hun soentings verdorden , en bedekten hunne ooren. Allen, die hunne dronkenschap zagen, | Werden eveneens bevangen van opgewondenkeifl. Al de jeugdige mantris Waren dronken van liefde en minnesmart. Terwijl de hedoeanda’s Te zamen met luider stem zongen. De bedoeans zongen het lied «onalei djendjoengan,” Op eene onnavolgbaar welluidende wijze. Lia Banasawar sloeg op de rihana. Liefelijke toonen verwekten er smachtend verlangen En stemden overeen met de ribana-. <_’t Was overal gejoel en gejuich-in ’t paleis. _ Bipaxc Goetaxa stond op verrukt van zinnen; En Porspa Warsa stond op, om te dansen, Ook Porsra Laksana stond op om te dansen, Hare schoonheid was als die van hemelsche wezens. De aanschouwers vergaten zich zelve, En merkten niet, dat hun kapsel losging. Ook Lira Menerspra stond op om te dansen: Hare gebaarden waren onovertreffelijk, Maar nog niet lang had zij gedanst, Of ze noodigde Bornsanaca Inpra, om met haar te dan- Borpsancca Inpra stond op, om. te dansen, [sen En keerde zijn kris naar de linker zijde: (138 ) Zijne gebaarden waren onbegrijpelijk schoon Als van iemand, die danst uit hartelust: Hij wapperde met de panden van zijn kleed Gelijk een paauw, die zijne vleugelen uitspreidt. De omstanders vergaten zich zelve Bij ‘t zien van zijn gelaat als dat van een beeld. Veertig dagen lang hadden De gongs en gendarangs, de seroeni en nafiri, Luide weergalmd in het kasteel en de negerie: Toen keerde de vorst in zijn paleis terug. Al de mantris, ouden en jongen, Bragten nu het meisje bij hem. leder, die haar gestalte aanschouwde, Stond verwonderd en verbaasd. Overal zeide men tot elkander : cHoe schoon is Brpasaar! «Haar gelaat is als-dat van een engel! (Duizendvoudig schooner dan de vorstin! (Te regt is de koning verrukt van liefde «Want ‘haar gelaat is onovertreffelijk. «Haar gestalte is zoo als het behoort [ miet. «In de negerie en-aan de gansche kust is haar weerga | «Gelukkige koopman en zijne vrouw, (Die de schoonouders worden van den koning! «Ofschoon ze tot de vreemdelingen en santris behooren (Zullen ze in rang nu hooger zijn, dan de gansche Sommigen fluisterden: [megerie” «Wat is het wonderlijk , | «Dat de koopman Lrra DsornAra «Volstrekt niet op Bmasarr gelijkt, (139 ) «Het gelaat van den koopman noch van zijne vrouw Heeft volstrekt miets van Brpasarr: — «Wie weet of ze geen vermomde hemelling cEn daarom haar haakje zoo uitstekend is. Anderen zeiden: «Ik heb hooren vertellen, (Dat de koopman vele slaven en bedienden (Maar geen kind bezat.” Wederom anderen , die in de nabijheid stonden , zeiden : Anderdaad eeft hij *t kind van een ander gevonden dn een praauw op het strand, # «En het opgenomen, en tot zijn kind wgn Zoo fluisterde men onder elkander, En de koning vernam dat alles, Maar hield zich, alsof hij het zich niet aantrok, Ofschoon hij ‘bij zich zelven dacht: (Te regt spreken dus de mantris «Van den koopman en zijne vrouw. (Hun gelaat is.geheel ‘anders dan dat van Brpasarr; (Wie weet, of het wel hun eigen kind is. «Ik zal er hun later naar vragen; ___« Waarom zouden ze ’t mij miet willen zeggen? „Misschien was er wel, toen ze ’t vonden; (Een bewijs bij van hare hooge geboorte. «Wie weet of ze van geen aanzienlijken. bloede. is, «(Of misschien wel uit den hemel gedaald. «Want de vereeniging van haar gestalte en stem «Treft en ontroert de harten der menschen.” (140 ) Toen nu vier dagen verloopen waren Werd ’t meisje door de vrouwen der mantris getooid Le werd gekleed in Egijptisch satijn, Met gulden water begoten, [draak 4 Met edelgesteenten in goud gevat, in den vorm van een | En met juweelen omzet , duizenden waard, versierd : Daardoor kwam haar pmen al meer en meer uit, Gelijk de gestalte van een hemelsch wezen. Ze droeg een bovenkleed van karmozijn en granaatkleur En knopen gewerkt in den vorm van een vlinder. Le werd versierd met een pedaka van vijf schakels, En met een gordel omwonden maga soekma genaamd. Haar kapsel was opgemaakt als een koendei, en Omzet met edel gesteenten. Gelijk goud van tien graden waren hare leden, En hare schoonheid was als die van Nia Kenpi. Heerlijk was het gelaat der jong behin Onwaardeerbaar schoon, Met hare soentings en haha Van uitgelezen agaatsteen en diamant. Oorsieraden had ze van diamanten Helder schitterende en glinsterende , Gevat in zuiver goud - En voortreffelijk bewerkt. Een vingerring had ze, astakoena genaamd, En een weerga daarvan glang kana geheten, Daarenboven nog een ring met een edelgesteente Te Ceylon bewerkt. Hare oogen waren als sterren in ’t oosten, Hare wenkbraauwen scherp geschilderd, (141) En stonden goed bij hare fijne haren, Gelijk eene teekening in eene bikitderij Hare tanden waren zwart en gebogen _Endeglans van haar gelaat als die van een waterdroppel. Haar neus was vooruitstekend , als met een mes gesneden, __ Als een pas geplukte bloem. Toen ze gekleed was Werd ze door haar moeder op een paarlen-bed gelegd Rank was haar ligchaam en gelijkmatig blank : Ze zat daar omgeven van de htss. — - De koning kleedde zich in zijn vorstelijk gewaad - Dat elk die ’t aanschouwde in de oogen schitterde. Het was van goud: met lotusbloemen gegraveerd, En kruiselings ingelegd met juweelen. Hij bedekte zich met een schitterende kroon, Bij afwisseling met juweelen en amethisten omzet En met een glinsterende diamant prijkende als sluitsteen. Daardoor kwam de schoonheid van zijn gelaat nog Al de vrouwen der mantris [meer uit. Prezen Brpasarr : «Ze past” (zoo riepen ze) bö den koning (Gelijk eene godheid bij een engel.” Nu bragt men rijst op voor den maaltijd, Al de dayangs waren er en al wat er noodig was. De koning at nu met betamelijkheid en sierlijkheid. Aan de vrouwen der mantris vereerde hij ’t geen over- Na den maaltijd geëindigd te hebben [bleef : Gebruikte hij siri uit de beteldoos En allerlei reukwerk, En zag zijne jeugdige verloofde aan. (2) Haar uiterlijk was bovenmate bevallig, Hare lokken. krulden liefelijk , > Hare oogen droegen de blijken van vergoten tranen; En dat alles vermeerderde’t bekoorlijke van haar gelaat. Men liet nu de gordijnen voor het slaapvertrek vallen De koning streelde zijne beminde, | Nam haar op zijn schoot, Omhelsde en kuste eù lief koosde haar. Nu wordt er gesproken: van den noerie, | Die zijne vleugels uitspreidde, als wilde hij dansen, Digt bij Brmpasami nedervloog _ En de volgende woorden zong: «(De moeder van dit veulen is dood. (Warm water in een bamboe. | «De verstandige koning streelt het lieve meisje (En steekt haar tot in den tak van haar hart. «Welke vijver is daar vervaardigd ? vo Perhatasari ! o Meisa Woelan ! «Wat is dat heden voor ‘een nacht «Waarin de zon de maan liefkoost ?” Toen Brpasarr dit hoorde | Werd haar gelaat donker en, zeide ze: «Is die noerie zot P” En met een wierp. ze hem met een. pinang. (143) Maar de koning was regt verheugd Toen hij deze scherts van den noerie vernam. Nu ’t nacht was geworden, Werden al de deuren der liefde edt En toen het middernacht was Bezwijmde Brimasarr op haar rustbed. De olijf bloem en de soendal verspreiden des nachts Haar welriekende geuren de wereld door. Bipasarr sliep droef te: moede, Haar kleed viel neder, en hare lenden werden ontbloot. Zij geleek naar den tak van een angsoeka-boom. De vorst kuste haar, en voldeed aan zijne hogearte. Brpasar: lag hreiitasteloos | Tot de dageraad aanbrak. Gelijk het schitterende gelaat | Van een hemelsch wezen scheen zij hem toe : Hij vergat al de andere werken Gods Omdat hij hier goddelijke hoedanigheden zag. Bedwelmd was hij van deze goddelijke bekoorlijkheden , Als of hij zich verloor in Gods zee. Hij gevoelde zijn ligchaam niet meer En meende in den hemel te wezen : Beide zijn ligchaam en ziel. waren uitgeput en krachte- Toen hij den lach der engelen aanschouwde. [loos Nu betastte hij haar verkoelde ligchaam, Nam haar op zijn schoot en streelde. haar. (Gij mijne lieve” (riep hij) «zijt mijn soenting en kroon! «Wees dus, beminde, niet langer uwaarmoedig.” pe koning was aangedaan _ En besproeide haar met rozewater : 5 (14) Toen ontwaakte Brmasart En zeide weenende: «Mijn vriend, terwijl ik droomde «Van allerlei dingen, zag ik «Een dadelboom, met schaduwrijke takken, «Met vele rijpe vruchten.” Bij 't aanbreken van den dag, 8 Klaarde haar bleek gelaat op. Ze baadde zich en wreef zich met het sap v van kruiden, En de vorst kleedde haar zelf weder aan, Geleidde haäar naar haar rustbed, Omhelsde en kuste haar en zeide: (Beminde, maagdelijk goud, «Zoo heb ik dan mijn oogmerk bereikt. «Gij zijt gelijk aan Mexporvari |” En op nieuw kuste hij haar en gaf haar een sepah. Brpasar1 boog het hoofd en zweeg , Haar bleek gelaat was vriendelijk. Na verloop van drie dagen Kleedden de koning en Brpasarr zich, Bestegen te zamen den triomfkar __En werden degansche negerie zevenmaal rondgedragen. Toen traden ze de badkamer binnen | En de vrouwen der mantris baadden hen. Na gebaad te zijn, Werd de koning weer rond gedragen. Daarop keerde hij terug naar zijn paleis En zat daar neder naast zijne gade. Hij beminde haar teeder En verhief Brpasam tot den rang van vorstin. (3) Volmaakt was de liefde in zijn gemoed Hij overlaadde haar met goederen en schatten : En gaf. haar een menigte jeugdige dayangs Zoo velen als er in zijn paleis zich bevonden. Al wat Brmasarr begeerde Willigde de koning haar in: Al die dayangs had hij haar reeds gegeven, En wat er niet was, dat liet hij halen. De koning beminde haar zeer, En zeide, terwijl hij haar omhelsde en kuste : (Welaan mijne dierbre, mijne reine ziel, «Laat ons te zamen (leven en) sterven «Laat ons dagelijks meer aan elkander denken; (En onze liefde nimmer verwaarloozen , «Even als olie, ten boordevol in de holle-hand uitgegoten, «Waarvan geen enkele droppel gestort wordt.” De koopman en zijne vrouw __Verhuisden naar de (nieuwe) negerie : In de nabijheid werd hun een woning gegeven Niet verre van ’t paleis der vorstin Brmasar:. Le werden gesteld over het magazijn harer goederen En de sleutel werd hun toevertrouwd. Honderden bedienden Volbragten hunne bevelen. Sedert Bipasar: hun kind was _ Zonden ze zendelingen naar vele negerses, Gaven hun honderd tienduizenden aan fondsen mede , Om de fijnste kleedingstukken te. zoeken. Naar alle hunne kennissen en-vrienden zonden ze. Sommigen gingen: over zee, anderen over land. K (146 ) Al (deze zendelingen) namen voorraad ae reis mede Ons elke maand. Op zekeren dag gebeurde het Dat de vorstin Bimasamr zeide : «o Koning, o voortreffelijke vorst, «Waarom gaat gij niet eens naar uwe (andere) wege, (Voorzeker zal de vorstin (Lara Sári) vertoornd wezen ; (Dat gij reeds sedert zoo lang van haar vertrokken ajt (Zij zal denken dat ik u verleid | (En dat ik u niet wil laten gaan.” Zoo trachtte Brpasarr, door allerlei woorden; Den vorst over te halen, om de vorstin te bezoeken. - Hij (antwoordde) vriendelijk. grimlagchende : «Morgen zal ik naar de negerie mij begeven.” Toen de volgende dag was aangebroken { Vertrok hij derwaarts. Na zijn paleis bereikt te hebben Trad hij binnen en ontmoette de vorstin. Ze zat op haar rustbed En toen ze den koning zag komen Deed ze de deur toe, Keerde hem den rug toe, voer ann hem uit, En overlaadde hem met beleedigende woorden : (Nader niet, ongelukkige, «Ik verlang uw gelaat niet te zien — «Ik bemin u niet meer — ik haat u! «Gij zijt de schoonzoon van Lara Dsormana. «Mijn gelijke zijt gij daarom niet meer. (141) «Uw vrouw is gelijk aan een -doetong of aap, „Die in de bosschen ’t huis behoort.” | Toen: de koning dus de vorstin hoorde woeden, Antwoordde hij; «Tak van mijn hart, glans: mijner oogen, «Wees niet vertoornd, mijne lieve, dk ben niet begonnen te misdoen, {_ Maar ’t is-de schuld van uw eigen: handelwijze. «Gij hebt er zelf aanleiding toegegeven, | «Gij hebt het, onder Gods toelating, va nes {Maar ik heb het niet gezocht: «Gij hebt daarenboven niets van u bâti hoii «En daar gij mij daartoe gebragt hebt, ) (Waarom zijt gij nu op mij vergramd? {Indien gij haar nu genegen wilt zijn, — (Opdat uw liefderijk hart aan haar verbonden worde, (Dan kunt gij vergif tot- een geneesmiddel maken , (En een vijand in een’ vriend veranderen.” Toen de vorstin deze woorden vernam, Steeg hare woede al hooger-en hooger; 3 kon haar toorn niet langer bedwingen En barstte weer uit in beleedigende ‘woorden : IcGa van mij, gij toorn Gods ! „Ik acht u niet meer als mijn echtgenoot, Leef met die van God vervloekte, „Die gij op uw hoofd draagt en vereert. (Eertijds waart gij van-edel bloed, «Nu zijt gij kaf geworden; | jelw vrouw is van een stom geslacht «Ruw gelijk grof linnen. (148 ) «Gij zelf zijt een dwaas. «Gij behoeft mij niet langer te vleijen en te prijzen. «Als gij u zevenmaal gereinigd en gewasschen hebt, «Dan nog zal ik u niet bij mij toelaten.” Toen de koning deze buitensporige Uitdrukkingen der vorstin hoorde, Gevoelde hij zich gekrenkt en beleedigd _ Ontvlamde in toorn en zeide : «(Gij zelf zijt een laag en verachtelijk wezen, (Uw verstand en uwe wijsheid baten u niet. «Gij zelf hebt slecht en boosaardig gehandeld «Gij zijt jaloers geweest zonder reden. (Uwe handelwijze is als die van ’t gemeen «Uw verstand is verre beneden uw schoonheid. (Als ik mij uwer niet meer aantrek, «Dan zal het ongeluk u treffen.” «Wat heb ik misdaan ?” hernam de vorstin, (Heb ik mijn aanzienlijk geslacht wanitsohd P (Dewijl uw gedrag zoo (schandelijk) is «Spreek ik op zulk een bitteren toon tot u. (Uwe wijsheid is u onnut ! «Zich tot zulk een gering volk te wetend «Uw schande is nu reeds overal bekend | «Van zulk een verachtelijke landloopster te huwen. «Of is het de gewoonte van aanzienlijke vorsten «Het kind van een koopman tot echtgenoot te venen «Zij behoorde daar in de bosschen te huis «En verdriet en jammer te hebben.” De koning grimlachte en zeide: ' (Welke schande rust er op mij ? (149 3 «Als het gerucht dezer zaak verspreid wordt, (Dan zult gij zelf een slechten naam verkrijgen. «Wie durft mij verbieden te huwen «In mijn gansche koninkrijk ? «Eene van dat soort als gij «Moest ik alles ontnemen wat ik haar gegeven heb. «Maar ik wil mededoogen met u hebben «En u niet voor het volk vernederen. (Dewijl ik al uw verlangen u inwilligde (Daarom zijt gij zoo slecht geworden ? «Gij zelf hebt onbetamelijk gehandeld, (Daarom ben ik op u vertoornd.” ol woede keerde de vorst Terug naar Bipasaar. VIERDE ZANG. Nu wordt in dezen zang weêr gesproken Van den magtigen koning van Kembajat. Hij was door een garoeda , een vogel uit den hemel; ter En naar een andere dessa getrokken. [onder gebragt 4 Naar Indrapoera had hij zich begeven: Bij het aanbreken van den dag, En in een praauw, op het strand, bij die negerie Was (zijne gade) moeder geworden van eene vorstin.— Nadat hij in zijn vorstelijk paleis was teruggekeerd „ Zat hij daar dagelijks te treuren En zijne tranen aftewisschen , | Zonder eenig berigt (van zijn kind) te erlangen. «Ach mijn kind «(zoo riep hij)» ach mijne lieve «In wiens handen bevindt gij u toch? «Wij weten niet of gij leeft of gestorven zijt (Daarom is uw vader zoo hevig bezorgd. «Ach mijn kind, mijn oogappel, «Waar zijt gij thans, mijn maagdelijk goud! (151 ) (Uwe ouders zijn zoo bitter bekommerd (Hun hart wordt in hun’ boezem verscheurd. (Helaas hoe rampzalig is ons lot _ | (Van u verstooten te hebben :thans-hebben wij berouw. «Misschien zijt gij wel in handen van arme lieden geval- (Misschien zijt gij wel slavin geworden |” (len. De zoon des konings was er bij tegenwoordig _ En zag de droefheid der moeder, Wier tranen niet ophielden te vloeijen; Dat trof hem diep. De vorstentelg boog zich en zeide: «Bezit ik nog eene zuster? «Waarom hebt gij haar zoo ver van hier verstooten? (Kondet gij haar niet als uw kind verzorgen? «Was zij u dan zoo onnut, (Dat gij haar dus verstiet ? (Eene vrouw is aan veel onheil blootgesteld ! Denkt gij niet dat de schande u wacht ?” Nu zuchtte de koning en sprak Onder het storten van een vloed van tranen. Hij verhaalde het gansche geval aan zijn’ zoon, - Hoe hij diep bedroefd was geweest, Van ’t begin af zijner omzwerving Onder het lijden van veel smart en verdriet, Hoe hij in eene dessa, in ’t midden der zee was dange- En zijne gade daar sini was geworden, _[land, Terwijl het de kampong scheen van rijke lieden Maar het onzeker was, of ze geringen waren of aan- Hoe de moeder ten einde raad was [zienlijken. En van alle middelenontbloot ‚haar kind had verlaten. (152 ) Naauwelijks had de koningszoon dit gehoord Of hij boog zich en zeide: | «Mijn vader sta mij toe rond te zwerven «Ten einde mijne zuster te zoeken. «Als gij het mij wilt vergunnen «Dan zal ik de negerie niet lang velaten, «En als ik mijne zuster ontmoet «Dan keer ik ijlings herwaarts terug.” „Toen de vorst deze woorden hoorde Schrikte hij en sloeg zich op de borst: «Ach» (zoo riep hij) «ach, mijn zoon, «Verlaat uwe ouders niet! «Want gij zijt nog een kind, «En wij hebben geen ander kroost; «Gelijk een tamgemaakte vogel (Hebben wij u op onze schouders gedragen; «Wij hebben u beurtelings getorscht «Ten einde, in de bosschen, u te behouden, cs Nachts hebben wij u bewaakt en beschermd, (Opdat de muskieten u niet zouden kwellen. «Hoe komt het in u op, mijn zoon, (Uwe bejaarde ouders te verlaten? «Ga niet, mijn kind, ga niet, | «Want in plaats van een zou ik er dan twee verliezen. (Verlaat uwen vader niet j «Verontrust u niet over uwe zuster. «Wij zullen bij de reizigers onderzoek doen «En eerst haar verblijf trachten op te sporen.” De prins boog zich en zeide: _ … { «Heil u mijn heer, heil u mijn vorst, ir Pian Las (153) —_ «Sedert ik uw verhaal hoorde (Heb ik geen geduld meer. «(Onder uw verhaal, heb ik het bellaséi; cLaat mij gaan (Om mijne zuster te zoeken «Ten einde naauwkeurig berigt van haar te verkrijgen.” Daarop antwoordde de koning : «Welaan mijn zoon, «Zoo is het goed, als gij daar zegt, | «Ofschoon nog een kind zijt gij toch verstandig.” De koning was zeer bedroefd, Uit vrees, dat men hem zou verachten, (om ’t geen hij «Wat zal ik zeggen” (dacht hij) [gedaan had) __ «Hij wil nu eenmaal tijding van haar inwinnen!” Maar de voortreffelijke koningstelg Keerde naar zijn vorstelijke woning terug, Ontbood al de vreemdelingen en kooplieden: bij zich, Die in de negerie handel kwamen drijven. Toen ze ’t bevel van den doorluchten prins vernamen Bogen ze zich allen, kusten zich de handen, En bragten hunne handelswaren mede Omdat de vorst goederen wilde koopen: Ze bragten allerlei zaken, Traden binnen, en verschenen voor den prins. Omgeven van zijne herauten Gaf hij de vreemdelingen onmiddelijk gehoor. Allen wierpen zich op hunne aangezigten en bogen zich En bragten hem geschenken. [voor hem, Ze beschouwden den jongen vorst, Zijne bevalligheid, voortreffelijkheid , k 154 ) De schoonheid van zijn gelaat, Zijne vriendelijkheid en beminnelijkheid , De welluidendheid zijner stem, als hij sprak, Dat alles prezen ze bij zich zelve. Nu vroeg de vorstentelg Naar den naam hunner onderscheiden negerses. Allen bogen zich daarop verblijd En noemden hunne namen en die hunner negerzes. Al die kooplieden dreven handel In allerlei soort van goederen. Hij kocht het een en ander hun af - En betaalde den prijs in gereed geld. Ze zaten daar bij elkander en zeiden: «De prins wil berigten van ons inwinnen.” Ze bogen zich voor hem, vol vreugde, En verhaalden hem van de zaken der negeries, die zij Er was onder hen een jong mensch’. … … [kenden; Met een vriendelijk en imnemend eme | De zoogbroeder van Bmasanr, Die in deze dessa een tijd lang wentokfdes Hij zat onder hen, Voor den vorst. Hij zat aan den voet van den troon Tusschen «de overige vreemdelingen, Die jongeling heette Srnararr, Braaf en verstandig was hij van inborst: Hij staarde den vorst langen tijd aan, Boog toen het hoofd, en dacht bij zich zelve : «Verwonderlijk is, als ik de gestalte van den vorst be- «Zijne gelijkenis op Bma, _— [schouw, ( 155 ) «Even als een jonge pinang, in tweeën gespleten, ds er ook tusschen hen geen het minste onderscheid.” Hij had de negerie verlaten | Toen Bimasarr tot vorstin’ was verheven. Terwijl hij den prins beschouwde Dacht hij aan Brpasari, En was diep bedroefd En stortte tranen. Ook de prins zag hem aan En zeide grimlagehend tot hem : (Jongeling, mijn vriend, (Van welke dessa zijt gij ? «Om welke reden (Weent gij zoo bitter ? Welke gedachten woelen er in uw hoofd («En hebben uw gelaat zoo treurig gestemd ? _«Wij hebben u genoodigd om û genoegen te doen, (Waarom is dan uw hart bedroefd ?” Sinaparr boog zich en zeide : | (Ik bid u om vergeving aan den-voet van-uw’-troon, «Ik ben een geringe onderdaan — (En hoop op uwe vergiffenis. (Van Indrapoera ben ik op een schip _ «Herwaarts gereisd, om handel te drijven. (En nu heb ik u, voortreffelijke vorst, «In persoon ontmoet. «Ik. ben daarom niet bedroefd, Giteigeriadel 42 } (Dat ik voor u ben verschenen, verheugt mij zeer. «Maar dewijl ik aan mijne buoeters en zusters dacht, «ds (de droef heid) een weinig in mijn hart gedrongen.” Toen de prins deze woorden hoorde Verblijdde hij zich, (en dacht :) «Hier zal ik eenig berigt vernemen (En zal ’t bekend worden, waar zij zich bevindt.” Nu werden de vreemdelingen door hem onthaald , Op overvloed van sorbet en allerlei lekkernijen. De bekers gingen gelijkelijk rond, | Van den vroegen morgen tot den middag. En na gegeten te hebben keerden zij huiswaarts. Maar de vorst hield Srvapar tegen. Hij gevoelde genegenheid en liefde voor hem. Smarar1 verheugde zich onuitsprekelijk. De prins zeide tot hem Met eene zachte vriendelijke stem : (Mijn vriend ik ben u zeer genegen «En wil u als mijn broeder aannemen! «(Gij woont: te Zndrapoera (Maar wie is uw meester ?” Srxapari grimlachte, boog zich, en zeide : (De naam van mijn meester is Liza Dsornara: «Hij laat in allerlei negeries handelen , «Zes of seven schepen heeft hij in de vaart. «Sedert Brpasar1 zijn kind is geworden . «Zoekt: hij met nog meer ijver (zijn voordeel)” De vorst zette zich neder en ondervroeg hem; | En hij antwoordde al wat hij wist. __Nu dacht de prins bij zich zelve: «Zou die koopman haar ook gevonden hebben ?” Nadat twee dagen verloopen waren Verscheen hij weder voor zijne ouders (187) En nam Sirarart mede. 5d __… Zijne ouders spraken hem aan. Vriendelijk vroeg hem de koning : Hebt gij eenig berigt van uwe zuster ingewonnen ?” De prins zat digt bij zijne moeder, Boog zich voor den koning, En zeide : «Heil u, o voortreffelijke vorst, «Ik heb al eenig berigt ontdekt, «Maar ‘t is nog niet bewezen en zeker. …« - (Zie hier iemand van Zndrapoera (Van hem heb ik tijdingen ingewonnen. «Ze moet gevonden zijn door Lira Dsornana «Een zeer rijk man, op de pesara. «Alles komt overeen met hetgeen gij gezegd hebt; «Als het zoo is, dan kan er geen vergissing zijn. ct Zal goed zijn dat wij het nader onderzoeken, (Opdat er geen vergissing geschiede.” De koning was verblijd en ondervroeg verder Met een vriendelijk gelaat : Smararr antwoordde hem Al wat hij van zijne moeder gehoord had. Toen hij dit berigt had medegedeeld Dankte men hem vol vreugde, En vereerde hem geschenken Goud en zilver en juweelen. _Nu sprak de vorst: «Als het zoo is __« Dan zal ik een afgezant zenden, (Die geschenken en kleederen derwaarts brengt «En een’ brief van erkentelijkheid en lof.” (188 ) Daarop boog zich de prins en zeide: | «Ik bid u verlof, mijn vader, om wenn te reizen. Ik wil Lr Dsornara ontmoeten, «Misschien is hij opregt en braaf. «Als het blijkt dat zij mijne zuster is «Zal ik iemand herwaarts zenden, (Met een’ brief, en als gij het toestaat (Zal ik haar zelf vergezellen.” Toen hij dus zijn’ zoon hoorde spreken Verloor hij zijn bewustzijn, Omhelsde hem en kuste hem en zeide: «Ach mijn kind, mijn dierbaar kind, Jongeling met uw schitterend gelaat, Ct Is niet gemakkelijk naar die dessa (te reizen) : dndien gij om eenige reden te lang u denkt optehouden, ds het beter dat ik alle hoeloebalangs u Price 4 De prins boog zich en antwoordde: «Waarom zou men mij daar lang ophouden? vAls Lrra Dsornara haar niet wil afstaan, «Dan keer ik onmiddelijk terug.” De koning wist er nu geen middel meer op; Om het den prins te beletten: Hij beval al zijne bedienden. en slaven Een voorraad van kostbare goederen gereed te maken, „En gaf hem een groote menigte levensbehoeften mede, Hij liet de kinderen vanden ferdana mantrùmedegaan. Toen zeven dagen verstreken waren Verzocht de vorst verlof om te vertrekken: Hij boog zich voor zijne ouders, Die hun kind omhelsden én kusten. (159 ) Met tranen in de oogen zeide de koning: (Verlaat: uwe -ouders- niet te lang, «Want uw vader 1s reeds bejaard (En gij zijt mijn eenige. hoop. «Gij alleen, mijn dierbare zoon, «Moet mij in mijn-koningrijk optoljen” Allen werden nu door den. koning verzameld, Al de jonge penggawas En zeven bedoeanda’s, Die zijn’ zoon zouden begeleiden, Allen jong en te vertrouwen En van leeftogt voorzien. Op den veertienden dag der maand Lou de prins vertrekken: [Srvarart ging met hem. Aan dezen hadden de oudershun;kind opgedragen. Le vereerden hem nieuwe: kleederen en schatten. Hij boog zich voor den koning en kuste zich de banden. De jongelieden vertrokken te zamen Met twee mantris. Sommigen gingen te voet, me meen te paard, En toen zeeen eind wegs gevorderd waren, zeidede prins: {Hoor mijn vriend «Gij kent mijn geheim; «Wanneer wij de negerie binnen getrokken zijn, (Maak mijn’ stand en. geslacht dan niet bekend. «Als men er naar mogt vragen. Ee Zeg dan, dat ik iemand uit een dessa, ben, «Ik schaam mij, mijn stand bekend te maken Aan menschen , die mij niet kennen.’ (160) Sinarari lachte bij deze woorden En hernam op dit bevel van den vorst : «Indien uwe zuster van lage afkomst was, «Dan zoudt gij ook uw’ stand niet verbergen.” Grimlagchende hernam de ‘vorst: «Indien zij inderdaad mijne zuster is «Dan kunt gij zeggen, wat u goed dunkt, (want) (Dan keer ik spoedig naar mijne negerie terug.” Na dus te zijn overeengekomen Vervolgde de prins zijne reis met spoed, En niet lang was hij voortgetrokken Of hij kwam aan de pesara. Met hem gingen de negerie binnen, Behalve Srarari, vier zijner volgelingen, En zes der bedoeanda’s : Al die jongelieden volgden hem. Hij nam eene vorstelijke houding aan En was van de mantris omgeven. De overigen bleven buiten de negerie, De anderen begaven zich naar de negerie. Al die reizigers gingen Naar de kampong van Lr Dsornana, Maar ze vonden die verlaten en stil, En vroegen aan een mendar : _« Waar is de koopman heengegaan ? «De omheiningen en paggers zijn in wanorde, «Misschien heeft eenig ongeval hem getroffen (En is ’t hier daarom zoo eenzaam als een woud. De mendar, ervaren in ’t misleiden, antwoordde : «Er zijn in deze kampong geen menschen meer, (161) «Ze zijn door den koning weggeroofd … «Allen ouden en jongen.” Toen Stnararr dit berigt hoorde, Schrikte hij, sidderde' zijn gemoed, Sloeg hij zich op de borst en zeide : _ «Wat heeft mijn meester dan toch misdaan ?” Grimlagchende hernam de dayang : __ «Verontrust u niet langer, mijn vriend, {vDe koopman is den koning gevolgd, (Die Brmasarr tot zijn echtgenoot heeft verheven Ik En eene schoone negerie heeft gebouwd, «Werwaarts allen zijn getogen. (Ook de koopman is derwaarts getrokken: _ «Daar heerscht thans vrolijkheid en gejuich.” Als Srxararr dit hoorde Was hij bovenmate verheugd , Dewijl hij de zekere tijding vernam Dat de magtige koning den koopman zoo genegen was. (Sinapati zeide tot den prins: — Laat ons onmiddelijk vertrekken, mijn vorst; «Daar is Lr Dsornara, [Menerspra.” _ (Die thans den titel voert van mangkoehboemi Lara u vertrokken ze, tien in getal, Hartelijk verheugd. llen, die hen zagen, stonden verbaasd Bij ‘t zien van ’t schitterend gelaat des vorsten. Allen vroegen : {Wanneer is Smararr hier gekomen ?_ «Wie is die jeugdige man ? «Hoe uitstekend schoon is zijn gelaat !” L (162) Sommigen rijden met geschreeuw | Om zijne gestalte als die van eene ge te zien, Ze spraken en snapten: ì «Welk onvergelijkelijke jongeling is dat walk Pes Anderen kwamen met. gejuich , w Om zijn schitterend gelaat te aanschouwen (en riepen) Zijn aangezigt is schoon als dat van ARpsorna, (Het past bij een’ koninklijken troon !” Sinapatr antwoordde hun met een zachte stem : __ «Het is mijn togt- en reisgenoot | (Zegt mij, menschen van de -pesara, «Waar is de kampong van Lra Meneaspra ?” Men wees hem nu: «Gindsche woning (Niet verre van hier, Stwapari! «Ga nog een weinig naar gindschen kant, (Digt bij het kasteel en ’t paleis. _ (Daar is een heerlijk schoone kampong «Dat is de kampong van den mangkoeboems. ‚Wij durven niet (te digt naderen) «Want hij is ons hoofd geworden.” En ze voegden er bij: «Ga gindsche kampong binnen ! «Uw heer is groot en magtig __«De koning is zijn schoonzoon geworden!” Nu trad Smarar die kampong binnen En vond zijne moeder zitten. | Zij gevoelde zich het hart beklemd, ek: IJlde hem te gemoet, Ee Omhelsde en kuste hem en zeide: «Wien brengt gij daar mede ?” (163 ) SINAPATI Lag haar aan en antwoordde : (Dat is mijn vriend.” Nu sprak zij zelve den prins aan : __ «Kom, mijn heer, en rust u uit !” Tevens dacht ze bij zich zelve: «Hij gelijkt veel op Basri !” En terwijl zij hem aanzag, vroeg ze: «Hoe is uw naam schoone jongeling ? (Gij komt mij voor als een aanzienlijk man «Innemend en vriendelijk.” / De prins grimlachte, en op eene beschaafde wijze Zeide hij bedeesd : (Mijn naam is Porrra BANGSAWAN «dk ben uw zoon’ herwaarts gevolgd |” Nu werd hij door Srinararr onthaald En hem veel eerbied bewezen: Loo werd het geheim ontdekt, En schaamde hij zich niet meer er voor uit te e-Komen. Dien nacht bleef hij daar slapen : Siwarari hield bij de deur de wacht, Uit vrees, omdat zoo vele menschen daar aan huis kwamen, En men van velen hunner niet verzekerd was. Nn kwam er bevel van Lara Mencanpra Om Srwararr onmiddelijk te ontbieden. eze kwam met den prins En verzeld van zijne togtgenooten : Toen hij binnen was getreden _ Stond Laa Mereinpra verbaasd, Bij ‘t zien van ’t gelaat van den prins Loo onvergelijkelijk aangenaam en bevallig. (164) Hij kon zijne oogen niet van hem afhouden - En dacht bij zich zelven: «Wien brengt hij daar toch mede | (Dien man met zijne schoone gestalte ?” ect Starr trad binnen, zette zich neder en zag (Lira Mene= | Boog zich, en zite | _____— [arpaa) ac Met voro ‚ hoe zijn meester verbaasd. was En den naderenden prins niet aansprak. Hij zeide daarom : «Mijn meester «Waarom zijt gij zoo verbaasd? Spreek Porrra BANGsAWAN aan.” dq De mangkoeboemi schrikte en was bedeesd, En zeide: «Kom mijn zoon 100 ij (Zet u neder naast uwen vader!” En was hem opregt genegen Dewijl hij zoo op Bma geleek. De prins grimlachte bij deze woorden En zette zich naast hem op zijn’ rustbank. Toen vroeg de mangkoeboemi hem met blijdschap « Wat is het doel uwer komst °” De vorst boog zich en zeide: «Ik ben een geringe vreemdeling (Die mij aan u wil voorstellen , «In de hoop, dat gij mij genegen zult el «Ik ben te Indrapoera gekomen «Met het oogmerk, om eene zuster te zoeken. «Zoo gij mij opregt genegen zijt ê JE «Geef mij dan raad, als ik verkeerd handel.” Kh Ë Bij deze woorden Ë Grimlachte de mangkoeboemi. 9% (165 } (Mijn zoon” (hernam hij) (Verontrust u niet, | gpuid mij niet ten eike ‚dat ik u vraag, ‚(Hoe de naam uwer zuster is, Waar zij zich ophoudt, «En of gij iets naders van haar weet. (Zeg mij de waarheid: «Ik ben zeer met u ingenomen, «Wees niet bevreesd, mijn zoon, «Deel mij uw gansche zaak mede. «Indien gij mij tot vader kiest, (Dan neem ik u aan als mijn kind. (dk ben zeer met u verblijd , «Omdat gij op mijne lieve dochter gelijkt De vorst grimlachte en zeide : (Uwe liefde draag ik op mijn. hoofd : «Maar wat mijne zuster betreft, «Haar verblijf is mij niet bekend.” En nu vertelde de prins ‘Hoe, ten tijde, dat zijne niegerie in oproer was, a rek hadden rondgezworven En op de pesara waren verdwaald, En hoe, toen er een maand Gedaan was, Zijne moeder de weeën had gevoeld, En in een praauw op het strand „Bevallen was. Loo verhaalde hij alles wat er gebeurd was, ‚ En de kenteekenen, die men (bij het kind)had gelaten. dk wil mij zelf niet verhovaardigen” (zoo zeide hij) 1e «Ek wil alleen de zaak vertellen : st ( 166 )} ct Was een meisje, «Waar zou ze zich nu ophouden ? 4 «Als ik haar verblijf weet, Sr, ij «Dan wil ik ook de dienaar worden van haar meester. | Toen Lira Meneipra dit gehoord had u Was hij onuitsprekelijk verblijd, En al grooter werd zijne genegenheid en liefde Dewijl het de broeder was van Brpasart. Lagchend en verblijd zeide hij: | (Zeg mij, mijn zoon, Porrra BANGSAWAN, «Zeg mij van welk geslacht uwe ouders zijn, C Opdat ik uwe zuster ook kan helpen zoeken.” De prins boog het hoofd, _ Terwijl hij in gedachten verzonk; Beschaamd was hij, het te ontdekken _- En bij zich zelve zeide hij: «Zal ik liegen ?” Want hij was nog niet verzekerd, dat het zijne zuster En wist nog niet vast, of zij zich hier bevond. Sinapatt zag hem er op aan, | Kd Dat hij geen enkel woord’ sprak , | Lachte en zeide, - KO Terwijl hij zijne oogen niet van hem wendde : [Wees niet bekommerd, mijn heer, Ct Is zeker, dat uwe zuster hier is. ct Is goed, dat gij de waarheid zegt, «Opdat het hart van den mangkoehoemú verblijd wor «Uwe zuster is tot een troon verheven «Zoodat uw naam niet bezoedeld zal worden. «Haar geslacht is maik een schitterend rbdfs (167 ) [Wees dus niet meer bedroefd, _ «(Wat mij betreft) ik ben hartelijk she Ik De prins gaf hem:een oogwenk en zeide : cls dit de man, wien ik mijn geheim heb toevertrouwd? dk ben een weerloos vreemdeling «En vrees dat men mij niet zal vertrouwen.” (Spreek niet alzoo”, hernam Staar «Want men weet het hier toch reeds, (De mangkoeboemi is iemand die menschenkennis bezit, (En het goud van tien graden weet te onderscheiden. «Welaan mangkoehoemi! dk wil het u zeggen, maar hij wil ‘t mij beletten. (Hij is de zoon van een magtig koning _ (Die zijne zuster hier komt zoeken.” Toen de mangkoeboemi hoorde, „Dat hij van koninklijken bloede was, \ Werd zijne blijdschap en genegenheid nog grooter Als of hij een berg met edelgestoerign had gevonden Hij naderde (den prins) Omhelsde en kuste en eerde hem, Onuitsprekelijk verheugd Als of hij een negerie had gewonnen. ‘t Huis werd versierd met tapijten en gordijnen, Hij bragt hem naar binnen en onthaalde hem, Stelde hem aan zijne echtgenoot en aan allen voor, En zijne genegenheid voor hem was niet te verzadigen. De beide echtgenooten #Zeiden lagchende tot elkander: (Mijne dierbare, mijn lieve, «Hoe groot is ons geluk in onzen ouderdom ! ( 168 ) «Toen wij uwe zuster vonden «Waren wij opgetogen van vreugd, «Nu heeft de koning haar tot zich genomen, «Haar tot zijn jongere gade rr «En ons geslacht verheven «En ons een hoogen rang geschonken , «Terwijl het in ’t begin slechts ons verlangen was, «En onze bede, om een kind te hebben.” De prins grimlachte en zeide : Ct Is mij nu duidelijk, dat mijne zuster hier is, «Zou ik niet voor den koning kunnen verschijnen cEn mijne zuster leeren kennen? «Want ik ben met het doel hier gekomen j (Om haar te ontvangen en medetenemen: 4 «Maar nu ben ik bevreesd, é «Dat de koning zal vertoornen en haar niet afstaan, _«Na haar dus bezocht te hebben «Wil ik terug keeren, «Mijn verlangen is nu nog te sterker, «(Om den koning te ontmoeten. Allen die den prins hoorden Schepten genoegen in zijne woorden; Die vriendelijk en welluidend waren Als honing, die de zee tegenhoudt. Nadat hij nu drie dagen en drie nachten In de woning van den mangkoeboemi vertoefd had, Gaf de koning op zekeren dag gehoor, % En verscheen de mangkoehboemi in zijne tegenwoordige Hij bragt den prins mede: Bd [heid Met zijne geschenken ( 169 ) Van allerlei verschillende soorten, Die hem vooruit werden gedragen. De vorstelijke koningstelg Had eene prachtige kleeding aan, Zijne houding was sierlijk en- bevallig Gelijk die van een hemelsch koning. Lijn kleed was van songket geborduurd op de wijze van tje- Zijn bovenkleed wasvioletkleurigen gevlamd, [larie, Zijn veelkleurige hoofddoek was afgezet met agaatsteen , Zijne kris droeg hij aan de linker zijde-van de gordel. Hij was geheel naar behooren gekleed. En droeg armbanden met bellen en juweelen ringen. Zijn broek was gestikt met bloemen, poespa, angkatar En zijn akk scheen die van Bikentrheiik [genaamd Buitengewoon waren zijne schoonheid en bevalligheid Talloos waren de paarlen aan zijne kleeding , (ln een woord) de jongeling zag er voortreffelijk uit, En was op een sierlijke wijze uitgedost. Een amulet bezat hij, een zuivere diamant Waarop een vers uit den koran was geschreven. Schoon was hij, bevallig en welgevormd Loodat ieders hart voor hem werd gewonnen. Hij bereed een’ hengst | Met een schabrak, versierd met juwelen si Waarvan de glans zuiver en schitterend was: Op die wijze begaf hij zich naar den koning. Hij ging met Lira Merrernpra : Al het volk van de pesara, dat hem zag Hot, verbaasd , Allen roemden den prins | Wegens zijne buitengewone vriendelijkheid. (170 ) Sommigen zeiden tot elkander: (Van waar komt toch die jongeling ? Met zijn schoon innemend gelaat, «En voor wien de mantris behooren te buigen: (Die doorluchte schijnt zeer verstandig! «Gelijk een snoer van bloemen! «Zijn tooisel als dat van een bruidegom staat hem goed |” De prins was aan het pavillioen genaderd. Toen de mangkoehboemi gekomen was, zag de koning, Dat er iemand achter hem te paard zat. Hij was verwonderd - En dacht bij zich zelve: «wie zou die jongeling wezen ? « «Met zijne uitstekende hoedanigheden il (Gelijk een veld vol bloemen ? «Schoon is hij en bevallig «Gelijk een bovennatuurlijk wezen.” Nu steeg de prins af, kuste zich de handen, En verscheen voor den koning. Hij boog zich eerbiedig, zeven malen, (en zeide ) «Dat uw heil vermeerdere! doorluchte vorst;” | De koning zeide grimlagchende (tot den mangkoeboemi) «Wie is die jongeling dien gij medebrengt, | (Met zijne innemende gestalte (En zijne vriendelijkheid en bevalligheid ?” Toen boog zich Lira Mencanpra en. zeide: Ì __ «Deze uw slaaf is van verre landen gekomen ; (Van de negerie Kembajat, aan zee gelegen, ds hij herwaarts gereisd : \ «Hij begeeft zich onder mijne bescherming , «(Omdat hij verlangt voor U te verschijnen: (HI) «(Dit zijn zijne geringe geschenken, (Die hij hoopt, dat genade zullen vinden.” Hier zweeg de mangkoeboemt En dacht bij zich zelven : «Ik zal zijn stand bekend maken. .. (Maar misschien zal men zeggen, dat ik onwaarheid «Omdat de koning mijn kind Brmasaar [spreek , «Tot zijne gade heeft genomen. «En als zij den’ vorst van een andere negerie ziet «Dan zal zij trotsch worden en zich verhovaardigen…” De koning was (den prins al aanstonds) genegen, En zeide vriendelijk : «Kom hier, mijn vriend, «Zet u naast mij neder. «Als gij mij vriendschap toedraagt, (Dan beschouw ik u als mijn jongere broeder.” De prins boog zich wellevend : cLaat mij liever hier blijven, mijn vorst, «Ik ben een geringe, onwaardige dienaar (En hoop dat gij mij vergeven zult. «Als gij regtvaardig wilt zijn, mijn koning,” Dan wil ik een onderdaan worden van uw rijk.” De koning dacht bij zich zelven: «Zou dit geen vorstentelg zijn, die zich staren heeft? «Hij gelijkt veel op Biasarr, (Jammer dat hij in een ind land thuis behoort. 6 Nu zeide hij vriendelijk : «Spreek de waarheid, mijn vriend, «Van welke afkomst zijn uwe ouders «Verberg mij niets. - (172 ) «Hoe is uw naam ? «Zeg mij de waarheid, opdat ik het weet,” De prins boog zich en zeide bedeesd : (Mijn naam is Porrra BANGSAWAN. «Ik ben een onbeschaafde dienaar Van lage en geringe geboorte. «dk hoop, dat gij mij genadig zult. zijn, (Als ik onwaarheid sprak, dan zou ik kwaad doen , «Ik reis overal rond, | «(Om eene zuster te zoeken , «Als ik haar gevonden heb, (Dan keer ik onmiddelijk terug.” Toen zeide de koning: «Waar bevindt zich uwe zuster, «Als zij in mijne negerie is, «Dan zal ik u helpen om haar te zoeken. «Is zij een broeder of zuster ? (*) al deg ’tmij , opdat ik er onmiddelijk onderzoek naar doe. «Blijf hier zoo lang, Porrra BANGsAWAN, «Tot ik onderzoek naar haar doe. «Vertrek niet te spoedig «Want wij hebben nog eerst pas kennis gemaakt. — (+) De vraag van den koning luidt in het Nederduitsch eenig- zins vreemd, daar de prins reeds gezegd had, dat hij eene zuster zocht. In ’t Maleisch is zij echter zeer natuurlijk, want het woord loge (soedara) beteekent de betrekking tusschen broe- ders en aen in ’t algemeen, zonder bepaaldelijk een’ broeder of zuster te kennen te geven. De koning wist dus nog niet of de prins den eersten of de laatste bedoelde, zoodat in ’t Maleisch zijne vraag zeer passende is. (173 ) (Blijf hier een of twee maanden - «Opdat we nader bevriend worden.” De prins boog het hoofd „ En grimlachte bevallig. ‚ De koning zag zijne gestalte en vormen, En hoe aan de gansche kust zijn weerga niet was. Nu boog de prins zich voor hem (en zeide): (Uwe bevelen draag ik op mijn hoofd. «Gij zijt een doorluchte koning «Ik een geringe, nietige dienaar. _ «Ik ben een kind van Lrra Meneinpra, «Maar van mijne zuster reeds sedert lang gescheiden , «(Al wat gij denkt dat voor haar goed is, «Bid ik van uwe genegenheid en liefde. (Zij, die ik zoek is eene zuster (Zij trekt mij tot zich. - «Want ik weet nu zeker, (Dat zij uwe bediende is geworden. «Ik ben een onderdaan van uw’ vader, den koning, «In de negrie Kembajat, waar ik altoos gewoond heb. «Ik bid u om vergeving ‚ mijn vorst, «Gij kent nu al mijn verlangen.” _ De koning verheugde zich Daar hij in zijne stem die van ns herkende. En vroeg aan SINAPATI : (Tot welk geslacht behoort hij, mijn vriend,” Srinarari boog zich voor den vorst en id (Duizendmaal bid ik om vergeving ! (Hij behoort tot het geslacht der vorsten en Kalifen, (Zijne negerie is niet ver, en zijn rijk schoon. (174 ) «Zijne negerie is volkrijk en groot | «En de koning is er regtvaardig en genadig. «Vele schepen liggen er in de baai Met allerlei soort van gezagvoerders.” Bij deze woorden Was de koning verheugd, Toen hij hieruit hoorde. Dat zijn schoonvader een magtig koning was. Verblijd deed hij nog nader onderzoek, Waarop hem door Smararir werd geantwoord. (Omdat zijne negerie vroeger werd verwoest, «ds er droefheid en vloek over hem gekomen.” Toen de koning dit hoorde, Werd het hem duidelijk dat hij van een aanzienlijk ge- | Van koninklijken bloede, _ [slacht was, … En hij slechts tegenspoed in zijn rijk had ondervonden. Siarari verhaalde verder [bajat.) Van al de grootheid en magt van den koning (van Kem- De vorst kon zich nu niet. langer bedwingen, Verliet zijn troon, liep op den prins toe, Hij verliet zijn troon En zeide tot den prins: «Kom, treed mijn paleis binnen !” En overlaadde hem met welwillende gunst. De prins dacht nu bij zich zelven, Toen hij de genegenheid van den koning zag: «Als mijn vader dit hoort, «Hoe zal hij dan den koning prijzen, «Want door zijnen zegen (Zijn wij bewaard gebleven, om zijns naams wille. (A75 ) «Hoe regtvaardig en liefderijk is hij ! (En hoe veel fukiers en armen verzorgt hij!” Al wat de prins hoorde Verrukte hem van blijdschap en aandoening. Zijne houding was goed en bevallig „ Vriendelijk en innemend zijne handelwijze. De koning geleidde den jongen prins bij de hand En bragt hem in zijn paleis. | Daar ontmoetten ze Brpasanr Zittend bij een gegraveerd Ghineesch venster. Toen ze den koning zag, Dacht ze bij zich zelve: «Welk jongeling brengt hij daar mede «Met zijn goed en bevallig gelaat ?”” # De koning zette zich naast haar neder, De prins ging ter linker zijde zitten. | Hij boog zich voor de vorstelijke echtgenooten , En gedroeg zich wellevend. De prins wierp steelsgewijze zijne blikken op Bina, Boog het hoofd en dacht bij zich zelven: «Schoon is het gelaat mijner zuster «Bijna gelijk aan dat van mijn’ vader.” De koning zeide lagchende: (Spreek hem aan, mijne lieve, «Hij is uw jongere etser ; «Zoo even gekomen om u te ontmoeten. «Van de negerie Kembajat is hij herwaarts gereisd, (En gij zijt het, die hij zoekt, «Uw vader is eerst onlangs in zijne MAI terug, (En zit den ganschen dag te treuren.” (176 ) Toen Brmasanr dit hoorde Steende zij en zuchtte. Le zweeg, en dacht, Dat de koopman haar eigen vader was. Ze boog het hoofd en zweeg, | | En was bedeesd, omdat men haar aanstaarde En ze haar vader en moeder niet kende, Maar den koopman en zijne vrouw voor haar ouders hield. «Ik ben iemand van geringe afkomst, «Mijn verstand is niet ontwikkeld, (Die vorst is van zijn koninklijken troon (Hier gekomen, om iets onzekers te verhalen : «Als ik de dochter ben van een’ koning «Waarom heeft hij mij hier dan verstooten ? «Schaamt hij zich niet — ed (Van, in al dien tijd, nu eerst naar mij te laten zoeken? «Het is zoo ver «Van Kembajat tot hier — «Waarom heeft die koning rond gezworven «En zijn kind op de pesara verstooten ? «Ik ben eene ongelukkige ! «Hoe kan ik broeders of zusters hebben, «Want de koopman heeft slechts een eenig kind, «Meer heeft hij er niet.” De prins boog zich nu en zeide args «Uwe woorden draag ik op mijn hoofd, «Voed-geen wrok in uw gemoed, | «dndien gij van lage afkomst zijt, dan ben ik het akil «Dewijl zijne negerie verwoest was (Heeft mijn vader dit verdriet geleden. (177) «En eerst onlangs is hij in zijne dessa terug, «Want eerst onlangs is het land weer in rust. «Ik zelf heb gezien «Hoe veel hartzeer hij heeft geleden : (Uw naam noemt hij niet dan met tranen in zijne oogen «Hij heeft u niet vergeten. «Vergeef hem dus wat hij misdaan heeft — „(Denk daarover ernstig na. «Zou iemand zich (vrijwillig) zoo verachtelijk maken _ «Dat hij zijn kind in een dessa verstoot 2 De koning zeide daarop : «Gij spreekt naar waarheid, mijn vriend, «Want ze wisten hiet, waar hun weg heen leidde, (Hun kind was nog klein en een meisje: JeHet was bijna onmogelijk het medetenemen, «Wegens al de doornen en boomstammen. «Daarbij dwaalden ze in de wildernis, (Bij eene hitte, om te verbranden. «Antwoord hem rn ‚ mijne lieve „’ (zeide hij tegen zijne (Hij komt, om u te ontmoeten.” _ [gade) e koning was aangedaan Toen hij den prins aanzag, ie naderde en- Zich voor de voeten der vorstin nederwierp. IDASARI sloot haar’ broeder nu in hare armen, En de beide echtgenooten kusten en omhelsden elkan- (Daarop boog hij zich voor den koning, … [der. Die hem omhelsde en kuste en zeide : «Onttrek haar uw hart niet, mijn vriend, (Omdat uwe zuster zoo stuursch tegen u geweest is.” M — (178) Nu nam de vorst de beteldoos en bood hem die aan, De prins nam haar, en gebruikte er van. De koning sprak zachte en vriendelijke woorden, Beiden werden elkander meer en meer genegen. De prins zette zich toen weder neder, en verhaalde Van ‘het verdriet zijner ouders; - Hij weende bij dit verhaal En allen, dieer tegenwoordig waren, weenden met hem. Men bragt toen rijst voor den maaltijd op, Le werd voor hunne zitplaatsen gereed gezet, De mendars bragten schenkbladen binnen Met orde, beleefdheid en eerbied. Toen sprak de koning vrolijk : «Kom, mijne lieve, laat ons eten.” Brpasarr antwoordde: «Beter is het, (Dat ei alleen eet, mijn meester, vk ben niet meer dan een uwer onderdanen, «Laat mij met mijn’ gelijke eten.” Toen hernam de vorst: «De bedoeling mijner woorden is opregt, «Beschouw u niet zoo van mij verwijderd «Want wij zijn van eenen bloede: (Bovendien ben ik met u vereenigd, "4 (En als ik dus anders handel, dan handel ik sieht. k | Nu aten de drie vorstelijke personen d En schertsten' en vermaakten zich. | Allen die er om stonden en ’t zagen 4 _ Werden er vrolijk door en verblijd. à Na gegeten te hebben 9 Gebruikten ze siri uit de beteldoos (179) En allerlei reukwerken. | Daarop nam de prins zijn afscheid. Lagchende vroeg de koning: «Waar wilt gij heen, mijn broeder ?” De prins boog zich en zeide: | dk wil terug gaan naar ’t huis mijner ouders.” Maar de koning hernam met een vriendelijke: stem : «Ga niet terug naaär Lira Mexcmpra ! «De broeder en zuster hebben elkandernu leeren kennen , (En zijn elkander hartelijk genegen; (Er is hier plaats genoeg voor u ry | (Er zijn rustbanken in overvloed, —- | «Blijf hier: dus, mijn broeder, (Met al uwe dienaren en bedienden” {De prins boog zich, begaf zich naar buiten En deelde den kanes mede : | dk zal hier blijven (En verhuizen naar het paleis van den koning. | «Daar heeft de koning ij een verblijf en (Met mijne hedoeandas.”” De mangkoehoemi boog zich en zeide : «Zoo is het goed : cWant beter is het in de nabijheid van den RS: [Nu verhuisde de prins naar het pasen | Met al de menschen, die hij meê had gebragt: HAL de mantris verzamelden zich daar, En schertsten en vermaakten zich al dien tijd: Zoo lang hij te Zndrapoera was, | Betoonden hem de koning en zijne gade hunne hefde, Ontboden hem dagelijks in hunne nabijheid En speelden en lachten met hem. | (180) De vorstin Brmasanr werd weldra bekend _ Als de dochter eens konings van een ander land; Dat nieuws verspreidde zich het gansche land door, En dat haar broeder gekomen was, om haar te zoeken. De vorstin Lma Sarr was verbaasd Bij 't hooren dezer tijding omtrent Brpasanr, Ze zat in hare eenzaamheid te zuchten, Gevoelde eene onuitsprekelijke droefheid, Verloor bijna haar verstand en was ten einde raad. Ze zeide tot een mendar | «Door mijne overhaasting heb ik verkeerd gehandeld, «En mij te veel bloot gegeven. | «Ik hoopte op het gedrag der dayangs «Maar ze komen niet meer hier; (Alle vier hebben ze zich daar ginds heen begeven «En toonen Brpasarr een vriendelijk gelaat, «Niemand is er meer, dien ik hulp kan vragen. «Al mijne listen en pogingen zijn mislukt. «Men moet die dayangs maar vertrouwen ! «Ze veinsden vertoornd te zijn, toen ze vertrokken, . «Ik dacht dat men ze kon gelooven, (Daarom nam ik ze tot mijne vertrouwden, «Nu zijn ze de vertrouwden van Brmasarr geworden, (En dragen bij haar het eten op.” Dang Lua naderde, boog zich en zeide : (Trouwlooze daden geven nimmer voordeel : «God toont weldra, «Wie brave menschen en niet schuldig zijn. | Ì Í | (181) (Die dayangs zijn bitter bedroefd (en verlangen naar u), «Maar vreezen voor den toorn (des konings), «Aan ieder, die door den vorst bemint wordt, ___«Toonen zij een vriendelijk gelaat. «Bedenkt gij niet, vorstin, _ «Dat gij zelve zoo (verkeerd) hebt gehandeld ? «Zoo lang de koning op u vertoornd is geweest, «Ís niemand uwer vrienden hier gekomen, «Ze zijn weg gebleven en hebben zich niet vertoond (Als of gij ziek waart, en de geneesmiddelen verboden «Zoo lang de koning hier niet gezien is, _{zijn. «Zijn hier ook geen geschenken gebragt.” Sommige der mendars zeiden (onder elkander) : ct Best is, dat wij ons zelve kennen; (Den magtigen koning «Behooren wij niet te beleedigen en te beschimpen.” De vorstin werd (door dit alles) nog meer verbitterd, en «Tracht mijn hart niet te verligten! Pe TECrd0 : «Hij acht mij niet meer, «En ik wil mij niet vernederen (voor hem). «Waarom kwam hij hier = (Die onbeschaamde ? [slagen is «Ofschoon de koninklijke trom zevenmaal voor haar ge- (Heeft haargeluid tochreedsvroegervoormij weergalmd ! «Wat is dat voor een koning die hier is gekomen ? «Wie weet of hij niet een zoon is van roovers, (Die haar hier heeft verstooten, «En zich nu voor een konings zoon drigbert D «Wie weet of zij geen menschwording zijn van een loetong _ «Die door Lra Dsornara zijn aangenomen. [of aap, (182) deder , die hem een weergà van Brpasarr noemt , «Heeft de oogen door pijn verblind, «Gij allen, dayangs, gaat onverwijld «En vorscht het gedrag dier dayangs uit, (Die zich zelve tot bedienden van Brpasant hebben gemaakt (En nu bijzitten van den koning wenschen te worden!” Wel hield ze zich vertoornd - Maar inderdaad had zij berouw. Tegen niemand kon ze meer klagen, „Haar ligchaam werd mager van verdriet: Vroeger kon ze verkrijgen ‘al-wat ze verlangde, En haar hart bij de koning vertroosten, Al hare begeerten kon ze vervullen, Londer dat het haar iets kostte: Nu waren alle hitis en petengntn vertrokken Naar den koning. | Ze werden door Lira Sart wel weder terug onthodedi 5u Maar de koning stond het niet toe. Haar hart ontgloeide al meer en meer (van er Als of een scorpioen haar had gestoken. Want zij had nog te meer berouw Wanneer zij zijne vriendelijkheid jegens haar zich Hoe hare woorden zoo buitensporig waren {herinnerde, En hij daarom in woede ontvlamd was: f Ook was haar hart bitter bedroefd Omdat ze vroeger een hof houding had. —_ Maar de vorstin Brmasarr Leide, toen ze al die smendars zag, Tot den koning: «Zend die mendars haar terug, ( 183 ) «Want als gij ze bij u houdt (Zal Lara Sar eindelijk geheel alleen zijn.” Grimlagchend en met een vrolijk gelaat hernam de vorst: dk laat ze miet ‘weder vertrekken; (Dewijl haar wil zoo woest en onstuimig is «Niemand haar in hare begeerten belemmert, (En haar mond zoo bitter en razend is, «Mage ze thans geheel alleen blijven.” Met een’ vriendelijken blik der oogen zeide de vorstin: «Gij zijt al te zeer vergramd ; (Ze heeft zoo (verbitterd) tegen u gesproken, «Omdat ze aan een we riad Sh gewoon “was. «Wat heeft ze toch tegen u misdaan (Dat gij haar dus bejegent?- «Na haar op Uw schoot gestreeld te hebben, «Hebt gij haar nu in droefheid ante Met een bezorgd. gelaat voegde zij er bij: «Wees niet zoo buitensporig op haar vertoornd : «Want als zij de stamper en vijsel moet hanteren, Dan zal ’t u zelf ook tot schande zijn.” Met een schitterend gelaat zeide toen de koning: Niet dat ik bij hi: niet zou willen terugkeeren, «Ik ging immers tot haar; maar zij joeg mij weg; . (Maar zij zeide: «vk schuw u te zien.” [En vele onverstandige woorden voegde zij er bij: (Al wat ze verder zeide was nog meer beleedigend. (dk kwam haar vriendelijk en minzaam aanspreken, (Maar ze riep mij toe: ««Ik ontvang u niet l’” «Ze heeft dus haar eigen ongeluk bewerkt, «En is op mij vertoornd geworden : (184 ) «Haar gedrag was dom en dwaas: | «En ze noemde mij verachtelijk en gemeen.” De vorstin Bipasari hernam : «Trek u dat niet aan, mijn vriend «Omdat wrok en nijd haar kwelden «Sprak zij op die wijze tot u. «Vroeger streeldet en liefkoosdet gij haar, «Daarom is zij nu zoo stuursch en vergramd. «Gij hebt haar bovendien gedreigd en naar haar gegrepen. «Misschien hebt gij haar hals of nek wel geraakt. Toen de koning deze vriendelijke woorden hoorde, Begon zijne ontevredenheid voor een lachje te wijke En zeide hij: «Ja, mijne reine ziel, «Gij spreekt verstandig en goed. «Hoe zou mijn hart aan u niet verbonden zijn (En met u vereenigd het leven willen ten einde loopen. (Vroeger waren wij verwijderd, nu willen we elkanderer «En nimmer ons weder scheiden. [naderen «Tak van mijn hart, glans mijner oogen, «Gij verlangt slechts het goede. «Ik spreek de waarheid, «Ik houd veel van u. «Zoo (als gij zegt) is het goed; «Wanneer gij ’t verlangt, zal ik naar haar toe gaan, «Misschien is het Gode welgevallig «Dat ik ga, om de zaak in orde te brengen. «Maar eerst moet zij het ondervinden «Opdat ze haar misdrijf inzie. 4 «Wanneer ze berouw getoond heeft, «Dan zal ik haar gaan zien.” - (185) Terwijl ze zoo met elkander zaten te spreken Was de echtgenoot van den mangkoehoemi er tegen- Ze zat in gedachten verzonken, [woordig , En hare tranen stroomden, Want ze dacht bij zich zelve: (Mijn kind voedt geen wrok in haar hart. «Ze grimlacht en zwijgt «Jegens iemand van zulk een’ slechten inborst.” Bimasari grimlachte en zeide: «Gij kent het geheim (van mijne vroegere ongelukken) «Maar denk daar niet meer om, (want) «Ik wil mijn’ goeden naam niet verliezen.” Dang Brmorr: bragt nu de rijst op Voor den koning en zijne gade. (Kom, vorstin, laat ons eten !’ Zeide de vorst. - Ze spraken te zamen en praatten Terwijl. hunne liefde en genegenheid vermeêrde. Vervolgens beval hij de bedienden en mendars Den prins te roepen. De bedienden en mendars gingen En zeiden beleefd : (De koning ontbiedt u, mijn heer, «(Hij beval ons u, doorluchte, te roepen.” Grimlagchend kwam de prins binnen En boog zich voor den koning Met een vriendelijk gelaat. «Kom hier, zet u neder !” riep de koning hem toe. Toen aten de drie vorstelijke personen te zamen, Omgeven van de dayangs en bedienden, (186 ) Ze aten, onder allerlei gesprekken, En verheugden zich en lachten. Nadat de maaltijd was afgeloopen At de koning siri uit de beteldoos, En gebruikte reukwerken, Terwijl de prins zich verwijderde. Zoo lang de prins bij hen was, Was ’s konings vreugde uitgelaten, En ook van den mangkoeboemi Lara Mencinpra Hield hij gedurig meer. Na twee maanden lang gegeten en gedronken En in vreugde te hebben doorgebragt, Herdacht de prins aan zijne ouders in hunne droefheid, En hoe hij ze vol kommer had achtergelaten. Met bezorgheid in zijn hart Zeide hij : «Ik wil vertrekken ! En gaf zijne togtgenooten bevel Alles in gereedheid te brengen, Hij zeide toen tot Smararr : dk ben bitter bedroefd, «Omdat ik mijne zuster moet verlaten «Ten einde naar mijne ouders terug te keeren. dk leef hier in vrolijkheid en vreugd (Terwijl mijne ouders in kommer zijn achter gebleven.” Sinarari boog zich toen en zeide: «dk zal u vergezellen.” EK | _ VIJFDE ZANG. Ld Nieuwe zang. Op zekeren dag | Verschenen de mantris voor den koning op het pavil- [Ook de koninklijke vorstentelg kwam [lioen. En wierp zich voor ‘de voeten des konings. [De koning riep hem toe met een vriendelijk gelaat : | «Zet u hier naast mij, mijn broeder. | Een’ ganschen dag heb ik u niet gezien (En nu is mijn verlangen naar u groot.” prins boog zich met een gloeijend gelaat en zeide : «o Mijn koninklijke heer Fc«Zoo gij ’t mij vergeven wilt, (Dan verlang ik terug te keeren, «Ten einde aan mijne ouders berigt te brengen (Opdat hunne harten niet langer treuren. ÍcIk hoop op uwe genade, doorluchte vorst ! (Mijn vader beval mij herwaarts te gaan, om mijne «Want hij. was zeer beangst, — [zuster te zoeken, _ «Dat zijn maam misschien tot schande zou worden. (188 ) «Uwe goedheid is zoo overvloedig, o koning, «(En mijn vader heeft daar nog niets van vernomen.” De koning zag hem aan en zeide, Terwijl zijn hart hevig ontroerde : | «Ach, mijn broeder, met uw schitterend gelaat, _ «Waarom wilt gij zoo spoedig vertrekken ?” Met een droevige houding voegde hij er bij, Daar hij zich aangedaan gevoelde : cNaauwelijks hebben wij elkander ontmoet, «En ik heb mij nog niet aan uwe genegenheid verzé Grimlagchende hernam de prins: ___[digd: «Wees niet bedroefd, mijn ‘heer. «Wanneer ik voor mijn vader zal verschijnen, «Zal ik hem goede tijding kunnen brengen; «Ik zal hem het lot mijner zuster verhalen, «Opdat zijn hart zich omtrent haar geruststelle. _ (Als ze uwe overvloedige goedheid vernemen, «Dan zullen mijne ouders zich zeer verblijden. «Want uwe genegenheid en gunst zijn groot «Vooral jegens uwe bloedverwanten. | «Ik denk dat gij mij tot uw’ onderdaan wilt make (En daarom) zal ik weldra terug keeren.” Nu vermeerderde nog de aandoening des konings En zeide hij met eene zachte stem : «Vraag verlof aan uwe zuster . «En hoor wat zij zegt !° De koning ging naar binnen „En leide den prins aan zijne hand. Ze vonden de vorstin Brpasan1, En bij haar de dayang Acors Disornanu. ( 189 ) De beide vorstelijke personen traden binnen, Zetten zich neder en gebruikten sv uit de beteldoos. De vorstin sprak den prins aan: «Kom hier, mijn broeder, «Waarom zijt gij in twee dagen niet hier geweest ? (Van den morgen tot den avond hebik er om getreurd.” De prins zag haar en zeide, zich buigende: «Omdat ik veel te doen had, ben ik niet gekomen. «Al mijne togtgenooten hebben zich verzameld, „(Al die lieden, verlangen (te vertrekken). ‘Morgen ben ik dan ook van voornemens te gaan, «En van de lichte maan gebruik te maken.” Toen de vorstin deze woorden hoorde, Gevoelde ze zich zeer ontroerd, Stortte een’ vloed van tranen En was in haar hart bitter bedroefd. Hevig ontsteld, zeide ze tot hem : „Ach, doorluchte prins, «ls uw hart daartoe instaat «Nadat we elkander nog pas hebben ontmoet? Dewijl gij u als mijn broeder hebt bekend gemaakt, «Heb ik u lief gekregen en bemin ik u. «Nu ben ik geheel buiten mij zelve «Daar ik hoor, dat gij zoo spoedig wilt vertrekken. «Zeker ben ik van geringe afkomst «En hebt gij u ten onregte voor mijn broeder verklaard. dk ben een krachteloos en onnuttig wezen — «Hoe zal ik dus de liefde van een magtig vorst vertrou- De prins boog, bij deze woorden, het hoofd, wen!” _ En was hevig ontsteld. ( 190 ) Weenend naderde hij en zeide: «Verontrust u niet. zoo ‚mijne. zustér | dk wil terug keeren, omdat «Onze ouders waarschijnkjk Zoo Jair zijn. «Ik bemin u zoo, mijne dierbare, (Dat mij mijn ziel bijna ontvliedt. Indien gij op die wijze. spreekt ‚mijne lieve, £ (Dan stijgt. mijn onrust al hooger en hooger. (Nu ik u gezien heb À (Kan ik bijna niet van-u scheiden, (mäar) «Ik vrees het bevel onzer ouders, | (Die mij den meesten spoed aanbevalen. (Uwe liefde waardeer ik, hoog vo «En ik bid om uwe genade.” | De vorst was diep geroerd. | d En had medelijden, bij 't zien van den toestand zijner: Streelde haar, gaf haar een sepah,. [gade En zeide, op een’ vriendelijken toon: | (Mijne lieve, mijne dierbare vrouw, «Wat is uw gevoelen ? «Laat uw broeder eerst terug keeren … «Dan zullen wij vervolgens uwe ouders. hier. zien.” De koningin boog het hoofd, d Weende bitter (en zeide): «Ik zal het hem niet beletten, «Laat hij doen wat hij verkiest. dk ben een vreemde vondeling, «Wie zou mij genegen zijn en mij gedenken ? (Als men mij maar half wil erkennen (Dan is’t beter dat men mij maar geheel verstoot! (191) Toen boog zich de prins en zeide verheugd Terwijl hij haar de tranen afdroogde: «Ach mijne lieve, ach mijtie dierbare, (Ongetwijfeld zijt gij mijne zuster! « Wees miet mistroostig | «En spreek niet op zulk eene wijze. | ck heb opregt en vangen u lief | __«Dat is God bekend. (Als gij mij niet wilt laten gaan, (Dan kan ik-er- niets aan doen. «Ik leef hier in blijdschap, etende en at ln sl (Maar laat mijne ouders ondertusschen in. kommer en (Mijn vader ziet vol verlangen uit [verdriet. Naar berigten omtrent u; | «En nu ik ontdekt heb , dat de koning u heeft gehuwd, (Begeeren onze ouders dat ook te weten.” oen sprak de koning met een schitterend gelaat : «Keer niet terug, mijn broeder; «dk zal mantris en nie zenden (Met een’ brief. IcAls (uw) koninklijke (vader) het geedkéurt; «(Dan hopen wij hem zelven hier te zien. B Wanneer gi terug zijt gekeerd, (Dan zou zijn hartniet zoo (van verlangen) meer r gloei en. dk zelf wil gaan (Om uwe ouders te ontvangen.” oen boog zich de prins en zeide: «Zend liever uwe mantris, | «Want, ofschoon mijn raad verkeerd «En onverstandig en die van een onwetende is, (192) «Geloof ik toch, dat gij een aanzienlijke. koning . «Uwe negerie niet behoort te verlaten.” Toen de vorstin Brpasari dit hoorde Verheugde zij zich bovenmate : En toen zij het opgeklaarde gelaat van haar broeder zag Nam ze de beteldoos en bood hem die aan. De koning zette zich ver (van zijn troon) neder, en lachte, En vleide zijne gade : (Mijn ziel, gij bemint uw’ broeder te zeer, (Dewijl hij van eenen bloede met u is, «Mijne dierbare vriendin, «Zoo even scheent gij ontevreden te zijn , «En dewijl gij vertoornd op hem waart «Was ik daarom hevig ontroerd. , «Verontrust u thans niet meer, mijne lieve. (En spreek tot hem niet meer op zulk een’ toon. «Al wat gij verlangt | «Geef mij dat (openhartig) te kennen.” | Nadat ze dus waren overeengekomen Liet (de koning) Lia Meneinpra ontbieden : Onmiddelijk kwam deze en verscheen Voor den koning en den prins. De koning riep hem toe: «Kom hier, zie «Mijn oom; hebt gij het voornemen «Een’ brief, tot teeken dat wij nog leven, te zenden’ (Aan den doorluchten koning van aukande 2 Zoo sprak de koning B En riep den ferdana mantri: Deze kwam binnen en kuste zich de handen. il De koning sprak. hem aan: «Kom hier !” (193) En zeide met een vrolijk gelaat: «Ik heb u ontboden «Dewijl ik, mijn oom de mantrì, «U een’ brief wil laten schrijven.” Nadat de mantri dit gehoord had, Nam hij een vel fijn papier, en ette zich op eene behoorlijke wijze neêr te schrijven „Een duidelijk schrift met vergulde letters. ij zat te schrijven, terwijl hij peinsde, Vóór den doorluchten koning: Welaan!” riep de vorst, «mijne bloedverwanten [Hoort den inhoud van den brief: «Lof zij aan God, dien alle lof toekomt, [ontzegt; veWien geene dwaling de hem toekomende hulde «ve Wiens voornaamste gunstbetooning is [opgevolgd. Over hem, die door geen (ander) profeet wordt «Deze duidelijke brief » „ccWaarin ik mijne groete en vereering aanbied, veKomt van uw’ geringen zoon, «cEn doe de Heer van ’t Heelal geworden, «Van ons uw’ zoon en uwe dochter, ««Voor het gelaat van u,‚ magtige koning! «aOok de koopman Lima Dsornana buigt zich voor u vcEn onder uwe voetzolen. «eMoge God de Schepper van alles «U bij een zuiver ligchaam bewaren. («En moogt gij, aanzienlijke man veVerstandig en welopgevoed, dezen ontvangen. ««Zoo zij het, o Heer der legerscharen \N (co Beminde God, genadigste- aller genadigen ! N (194) «cUw gelaat is als de glans van een spiegel, «Volmaakt, regtvaardig zijt ge en geloovig! «aNa dit gezegd te hebben, «Hoor nu mijn verhaal. «a Dewijl uw kind naar u verlangt ««Stroomen hare tranen onophoudelijk. «aOns verlangen naar u is niet te beteugelen, [ven: «ct Verlangen van ons beide echtgenooten , uwe sla-. ««Zoodat, indien het voor ons niet te moeijelijk was, «eWij onmiddelijk voor u zouden verschijnen. «Daarom is nu’t verzoek. van ons, uwe kinderen, «Onder uwe voetzolen, «qIndien er geene verhindering is, «U, onze ouders, hier te ontvangen. «« Wij zijn begeerig u te ontmoeten, | «ct Hart uwer kinderen verlangt onuitsprekelijk. «aDen ganschen dag zijn wij bezorgd en bedroefd— veGelukkig dat onze broeder , de jonge prins, hier is! ce Wij hebben geen enkel teeken van herinnering aan uy ««Dan slechts onze gebeden. | ««Dit losse vel papier zij het bewijs onzer liefde, «et. Geen het behelst worde u bekend.” ” Nadat, de mantri dit geschreven had, Wilde hij het aan den koning overhandigen, Maar de koning beval: «Lees het eerst voor.” $ Terwijl hij het hoorde, verheugde hij zich. En nadat de dalang den brief had teeven \ Vertrok de koning, En verzamelde de mantris en hoeloebalangs Á En een ontelbaar groot leger. (195 ) Tien mantris Namen olifanten en paarden - mede, En bragten den brief van den koning Naar zijne ouders, om: hen te ontvangen. Een laksimana ging mede als afgezant Met vaandels en standaarts van juweelen omzet. De koning beval hem | Vele geschenken medetenemen. SiNAParaTI ontving den titel van laksimana mantri En een volkomen uitrusting van den koning, En, behalven dat, nog vele mantris En honderd bedienden, die hem volgden: Want de koning was hem zeer genegen _ Dewijl hij de gewoonten van het rijk kende, En hij vriendelijk was en verstandig ter taal En zijn’ goeden naam (altoos) trachtte optehouden. Nadat hij het gezantschap naar de negerie had gezonden. Ging de koning naar zijne gade, Was hartelijk blijde en verheugd, En verdubbelde zijne liefde voor de vorstin. De mangkoeboemi Lia Meneanpra Werd al meer en meer door den koning bemind, Want hij gaf goeden en wijzen raad, En voldeed gaarne:aan ’s vorsten bevelen. Hij kwam dikwijls bij de koningin, ‚At bij haar met zijne echtgenoote, Werd door haar hartelijk bemind Terwijl al zijne verlangens werden ingewilligd. ( 196 ) Zijn rijkdom en geluk vermeerderden dagelijks Want de koning schonk hem zijn gansche vertrouwen, Hij eerde en achtte hem En gaf hem al wat hij verlangde. In de gansche negerie Andrapoera Was niemand hem gelijk. Hij was naauw verbonden Aan den ouden ferdana mantris Beide de mantris waren even voorzigtig, Even wijs, even verstandig en even volmaakt. Zij hadden beide in ’t paleis het bevel (over) Klein en groot, aanzienlijk en gering. Beide de mantris waren eenstemmig En bewaarden hun’ goeden naam. Allen, die den koning beminden, E Beloonden zij met weldaden. De zee en het land, in ’t gansche grondgebied, Stonden onder hunne bevelen: Le gaven verscheiden hahars (goud) uit Om het goedkoop (onder het volk) te verkoopen. Le gaven vroeg en spade goeden raad, 4 Opdat niets (hunne onderdanen) verhinderdeof in den: DN En ontvingen allerlei geschenken [weg stond; ‚Hoe meer kooplieden er kwamen. | De koning leefde in zijn rijk “1 Van dag tot dag gelukkig en tevreden. Al wat hem ontbrak liet hij vragen [waêid Aan den mangkoehoemi, die over zijne goederen gesteld; Ï DG ZESDE ZANG. 1 Nd Nu wordt er gesproken ‘van den laksimana mantri, Die aan de grenzen van de negerie gekomen was. Toen de koning van Kembajat-dit vernam Was hij onbegrijpelijk verheugd. Hij deelde het aan zijne gemalin mede, En begaf zich toen naar het pavillioen , bijde mantris Met een opgehelderd gelaat: beval hij : «Gaat hem ontvangen en geleid hem herwaarts.” Toen gingen de mantris-en hoeloebalangs_ En namen olifanten en geopende payongs mede. Ontelbaar was het volk dat hen volgde, Met seroenis, gongs en. genderangs. Ze ontmoetten den laksinana mantri, Vatten zijne. handen, groeten hem eerbiedig, - _En boden hem geschenken. aan. | De mantris van Kembajat bragten Kreis konings bevelen Aan den laksimana mantrùen-de jeugdige penggawas. ( 198) Nadat ze die bevelen gehoord hadden Trokken allen voort, de smantris te paard. Zoo kwam het tlas aan. Toen de koning het gewaar werd Was hij hartelijk verblijd Als of zijn kind gekomen was, Allen bogen zich voor den koning, Die de geschenken aannam, Terwijl de gesnedenen den brief ontvingen En aan den ferdana mantri overreikten. Deze boog zich nu En de vorst nam den brief uit zijne handen aan. Opende dien, met cen opgeruimd gelaat,” phon o Vl En las hem in eigen persoon. mob ass oil B Toen hij den inhoud van ‘het papier vernam, D 1901 Was zijn gemoed hevig: aangedaan : d zeW Den braven en opregten mangkoehoemi — > 4 Kon ‘hij zijne liefde nimmer vergelden, 1 Omdat zijn kind tot eeù troon was verheven «> En aan een’ magtigen koning was gehuwd : | Hij was buiten zich zelve van blijdschap [0 En wilde haar onmiddelijk zien met ja oogen. In den brief was het duidelijk vermeld + ie | Dat hun verlangen was, hem met hunne oogen te zien. Hij was hevig aangedaan bij deze tijding vo o& En zeide tot den laksimana mantri: E «Heeft mijn eenige zoon, de prins, 53 lsozeij «Ook geen vrijheid verkregen om terug te keeren ?* Toen boog zich de laksimana en zeide vol mededoogent «De koning wilde hem niet laten gaan, (199 ) «Drong hem met tranen en gebeden te blijven, (Hij , zoowel als zijne gemalin, dachten, (Dat, indien hun broeder herwaarts terug keerde, (Hun vader. ook niet tot:hen ‚zou: komen. dk breng het geschrift en de woorden „Van uwe kinderen aan u over tn hoop is, dat ze genade bij u zullen bint j «En ze bevalen mij u te’ ontvangen. | (Duizendmaal vergeving over mijn hoofd! «En zie gij. mij genadig aan, mijn vorst! «Opdat uwe beide kinderen terug keeren … ‚0 «En de beide. dessa’s één, rijk mogen worden ! Toen de. koning :dit gehoord had, _ Zeide hj vriendelijk: | «Welaan, mijn. zoon ‚de laksimana mantri! „dk zal nog: zeven dagen wachten.” Ld) Nu zette de koning zich neder [te vernemen; Om nog nadere berigten- van den laksimana mantri Allerlei. verhalen en-tijdingen. deelde deze. mede, En allen die-het hoorden werd hek, bekend. Toen de avond. gevallen was if Verwijderden zich de -mantris (rt Jrdrapaere), he De koning wees hun een paleis aan | En zond hun-dagelijks ‘eten. De koning beval toen zijne: mantris s (Maakt u'gereed !. faler} En begaf zich’ vervolgens naar zijne veh sit zin Om ook-haar het lot hunner «dochter te verhalen. «Welaan, -mijne lieve ;” (zoo zeide hij). __«Na zeven dagen denk ik te vertrekken. ( 200 ) «Want ik gevoel mij bezorgd en bekommerd, (En verlang onuitsprekelijk naar ons kind.” Hij vereenigde toen zijne mantris, ouden en jongen, Verzamelde volk en olifanten en paarden, En binnen zeven dagen was alles gereed, Om ter goeder ure te vertrekken. Terwijl de glans der starren nog niet was verdonkerd, Weergalmde de koninklijke gong, En werd herhaaldelijk geslagen. Daarop stond de schare met blijdschap op. Ook de mantris en hoeloebalangs stonden op — En namen hunne glinsterende helmen. Hunne ontbloote zwaarden schitterden en vliekwin } En zoo omgaven ze den koning. De banieren en vaandels vlogen. vooruit (En wapperden) hier en ginds met de en ; | Allen die achterbleven “hadden verdriet Als of ze met een” mes werden gesneden. De speren= en schilden- (dragers) gingen naast elkander En geleken naar een beweegbare stad. Bijna werd de glans der maan (er door) verduisterd , Als iemand, die beangst en bedroefd. is. De zwaarden en pieken glinsterden Als een eiland in ’t midden der zee; me hd Op die wijze verhaalt. men,-dat E Le den voorttrekkenden Sultan verzelden. N De koning besteeg een’ ontembaren olifant, 3 En zijn siri-drager beklom dien met hem. Een koninklijke payong, met bellen omzet, werd d geopend Boven het hoofd van den vorst. (201 ) De genderang, seroeni en nafiri weergalmden Doordringend en onstuimig. Zoo verliet hij de negerie Omgeven van de mantris. Hij vertrok zonder zich optehouden, ‘En bereikte de negerie Indrapoera. Buften de negerie hield hij stil En zond onmiddelijk een’ gezant af, Die de negerie binnen ging | En voor den koning (van Andr apoerú) verscheeit. Ook de laksimana mantri kwam voor hem, (En zeide :) «Uw vader is reeds gekomen.” Nu beval de vorst zijnen herauten : | «Ontbiedt den mangkoeboemi Lira Menernpra, «Laat hij onmiddelijk komen «Ik wil hem bevelen geven.” Tevens droeg hij den gesnedenen op : «Gaat den ferdana mantri ontbieden.” De mantri kwam voor den vorst Die hem grimlagchende beval : «Welaan „ verstandige mantri, «Laat de marktplaatsen schoon maken, (Verzamel het volk en het-leger, «Dat ze ten spoedigste voor het pavillioen zich bevin- «Laat al de mantris, ouden en jongen,“ [den. (De koninklijke insigniën te voorschijn halen pt «En de olifanten en paarden versieren ; «Want ik wil mijn’ vader gaan ontvangen.” De mangkoehboemi Lia Mrnemnra | Boog zich en vertrok’, ( 202 ) Hij bragt de bevelen van den koning ten petan; Met al zijn vermogen en zijn verstand. De koning trad toen zijn paleis weder binnen: En zette zich op een juweelen rustbank ; De koningin zat ook opeen rustbank van juweelen En Lima Menermmna bevond zich bij haar. Grimlagchend zeide de vorst : «Mijne lieve, glans mijner oogen, «Laat het paleis versieren «Met koninklijke sieraden. «Beveel alle hitis, perwaras, (Dayangs en mendars hier te. komen. «Vereenig alle maagden — | | «Laat het onmiddelijk dence «Want onze ouders zijn reeds gekomen …… ‘s» «Ze bevinden zich aan de grenzen der hege «Morgen ga ik - > | / «Hen ontvangen.” DN Toen riep de vorstin Bmasarr; «oor on > oC Met een grimlach op haar vrolijk alat: d oil À «Onze ouders zijn gekomen «om mijn -broeder’s-wille „ «Daarom wil ik mij nu niet voor hun kind verklaren’ | De prins was er bij tegenwoordig loert En lachte toen hij deze woorden. hoorde: «Welaan mijne zuster,” zoo. zeide. hij sb Is 486, «Spreek: thans niet meer; maar: (Hoor wat ik.u zeggen wil, __«En wees niet vertoornd; | bars VV » «Indien ik alleen door-hen bemind: werd, ane tn «Dan zouden ze mij hebben laten En (203) Vriendelijk hernam de koning daarop: «Gij spreekt naar waarheid, prins! «Praat niet langer zoo, mijne lieve vrouw, «Misschien zal uw broeder er ontevreden om worden. Grimlagchend zeide toen de prins: «Ikeben niet boos, mijn broeder, «lk wil slechts met aid zuster kortswijlen. ge. «En haar verontrust gemoed vertroosten…”’ Toen boog hij zich “voor den koning | En verzocht, zijn vader te mogen gaan On. Grimlagchend hernam de koning: «Wij zullen te zamen gaan, mijn broeder ! ee Nu werd de maaltijd opgedragen: ris Hoor Er ontbrak geen aster van spijzen. De koning at 4 Met zijne gade en henkie idaodslos si hor a% Na gegeten te hebben is À | | Nam hij siri uit de ondlonk En gebruikte reukwerken. | Daarop nam de. pais zijn. afscheid. 3 Den aken den: | Ontbood de Presa Hen: prins En liet- hem bij zich komen. ‚0 oo | ‚Hij verzamelde den fnslijndije en al. de mantris En vertrok ix; 2 | amigod Met zijnen broeder; ‚7 Een puyong was boven ‘ien aman. Al de koninklijke insigniën waren. aanwezig. ( 204 ) Nu sprak hij tot de koningin: «Blijf hier, mijne lieve, «Ik begeef mij buiten de negerie - «Om uwen vader herwaarts te brengen.” Deze woorden Verheügden de vorstin, en. ze „zeide : «Ga, mijn vriend, | | «Ik vergezel u met mijne-oogen.” Nu nam de koning afscheid. van zijne. gade En steeg te paard, Vergezeld van den prins En gevold. door de mantris. Alle speeltuigen werden luide bespeeld, Overal waar de aanvoerders waren. Al de klokken werden geluid, En ieder die achterbleef was bedroefd. De koning begaf zich Regtstreeks buiten de negerie :- Na weinig dagen voortgetrokken te zijn Ontmoette hij den koning (zijnen schoonvader). Toen ze elkander genaderd waren, Stonden de lieden van Kembajat verbaasd, Bij ’t zien van ’t gelaat van den jongen ns 5 Dat schoon was als een: schilderstuk ; En toen de oude koning zijn. gelaat aanschouwde Grimlachte hij , terwijl zijne blijdschap. vermeerderde. De koning van Zndrapoera boog zich eerbiedig En liet den olifant, waarop zijn vader zat, naderen. De koning van Keimbajat zeide : «Waar wilt gij heen , mijn zoon °°° (205) Toen boog hij zich en antwoordde: dk ben hier gekomen, om u te ontvangen.” «Mijn zoon !” hernam de oude koning , met een vriende- «Mijn zoon, magtige vorst, [lijk gelaat, «Waarom zijt gij in persoon gekomen? | (Uwe mantris waren voldoende geweest.” Uitermate was hij verblijd, Gevoelde eene hartelijke genegenheid (voor zijn’ zoon), En zeide, op zijn olifant gezeten: «Nader mijn zoon!— «Gij zijt een beroemde vorst,— Het ligchaamendeziel hebben dus even veel waarde, «Beiden zijn aan elkander gelijk, «Beiden zijn van zuiver koninklijken bloede.” Hij omhelsde en kuste hem en zeide: «o Mijn zoon, glans van mijn kroon, | «God heeft mijne gebeden verhoord, (En mij een’ schoonzoon gegeven, naar mijn verlangen.” Toen boog de koning van Zndrapoera het hoofd, En grimlachte met een vriendelijk en vrolijk gelaat, Ook de prins naderde, en werd door zijn’.vader verwel- (Kom, mijn zoon, klim bij mij op!” [komd : De prins boog zich En dreef den olifant van zijn’ vader. Liefelijk en aangenaam was zijne houding, | .-Schoon was hij als geslagen goud. {Nu trokken de koningen de negerie binnen Door de talrijke mantris omringd: Toen ze aangekomen waren | „Kwam de mangkoeboemi en boog zich voor hen, ( 206 ) De koning van Zndrapoera boog zich en zeide: «Spreek mijnen oom aan, mijn vader, «Hij is die mantri, (Die uwe dochter heeft opgevoed.” Naauwelijks hoorde dit de oude vorst Of hij sprak hem onmiddelijk vol blijdschap aan: «Kom hier, mijn broeder, «Kom, laat ons kennis maken.” Het gelaat vanden ouden koning, op den olifant gezeten, Was vriendelijk en vrolijk. Hij legde het er op toe, om hem zijne liefde te toonen, En al het volk maakte hij eigenzinnig. | Hij viel hem om zijn hals, kuste zijn hoofd, en zeide: (Dit is mijn uitmuntende broeder. (maakt, «Groot was zijne liefde, hij heeft zich verdienstelijk ge- «Volkomen (was zijn trouw), niets ontbrak er aan.” De mangkoehboemi boog het hoofd en antwoordde Den koning: «dk uw slaaf draag uwe bevelen op mijn hoofd, «Uwe gunst en genegenheid zijn te overvloedig.” Toenzettezichdeoudekoning op den koninklijken zetel, Met negen kleurige edelgesteenten versierd. | Zijn zoon de jonge prins zat voor hem En al de mantris en de ferdana. Ook zijne gemalin was reeds gekomen | En door den prins en de vorstin (Brpasarr) mg ‚ Die van haren zetel was afgegaan, Om haar moeder te begroeten. Allen traden nu het paleis binnen Enzetten zich op hunne koninklijke zitplaatsen neder. ( 207 ) Bipasari boog zich en Werd door hare ouders onidlidted en gekust. De koning (haar vader) zeide weenende : «Ach, mijn kind, glans van mijn kroon, «Vrucht van mijn hart, licht mijner oogen, «Voed geen wrok in uw hart tegen ons. «De wil van God «En zijn verlangen met ons zijn duidelijk. «Lang zijn wij gescheiden geweest «En nu eerst zien we elkander met onze oogen. «Zwaar hebben wij misdaan, «Door u in een-dessa te vondeling te leggen. «Maar, mijn kind, dat uw hart niet van ons vervreemd zij ! «Nog eerst onlangs is onze negerie weder in rust. «Zoo was nu eens onze bestemming; wat zouden wij er «Wij waren ten einde raad. [aan doen? «Moge een aanzienlijk man u tot zich nemen (zoo dachten (Hoe zullen wij hem dat ooit vergelden!” [wij): Bipasarr weende, terwijl zij Haar noodlot overdacht. {De koning (haar echtgenoot) was aangedaan En had medelijden met haar, toen hij dit zag. Allen, die ’t zagen en er tegenwoordig waren, Stortten tranen; Aandoeningen vermengden zich met vreugde, Daar haar afkomst nu aan ’t licht was gebragt. Terwijl de koninklijke personen zamen spraken, __„Droeg men de spijzen op. De dayangs bragten schenkbladen Voor de vorstelijke personen. ( 208 ) Toen aten de beide koningen rijst En na gegeten te hebben vereerden ze 't overschot aan Namen siri, die voor hen stond [hunne kinderen, En gebruikten reukwerken. Na dat de vijf vorstelijke personen gegeten hadden En elkander verschillende verhalen hadden meêgedeeld, Lieten ze Lira Meneinpra roepen, Die spoedig binnentrad. Na dat ze gegeten hadden, Gaven ze ’t overschot aan den mangkoeboemi. De koningen spraken tot Lara Mexerspra en zijne vrouw, Beiden bogen en kusten de handen. Toen zeide de koning van Kembajat: «Mijne kinderen, het was mijn voornemen, | Van, indien wij vlkpailsert in dit leven nog ontmoetten, «Voor dat we een prooi vanden dood waren geworden » «Een maand lang te zamen een feest te vieren: dk wil dan een pontja persada laten maken, «(Om mijn kind feestelijk te laten ronddragen en uitte- «En ook u te laten zien. [roepen «Wij willen dus naar ’t eiland MNoesa Antara «Onmiddelijk vertrekken, «Omdaar met onze bloedverwanten maaltijd te houden, «En met al de bitis, dayangs en mendars. «Zoo was mijn voornemen q «Als ik ooit mijn kind weder mogt: vinden. «Thans, met deze lichte maan , willen wij 't ten uitvoe (Vóór uwe ouders komen te sterven.” [brengen, Toen de koning van Zndrapoera dit hoorde [ Boog hij zich en zeide: ( 209 ) «Ik draag uwe woorden op mijn hoofd ! «Zoo als gij beveelt mijn koning !” En toen de avond gevallen was Werd alles versierd, werden matrassen uitgespréid, Begaven zich de beide koninginnen naar haar rustbed, En liet men de Egyptische gordijnen. vallen. De beide vorstinnen begaven zich te zamen ter ruste En verhaalden elkander, daar liggende, Van den tijd harer omzwerving En hoe veel smart en verdriet ze toen hadden geleden. Zij, noch de koningen, konden slapen Van aandoening. bij ’t hooren dezer berigten. Bij 't aanbreken van den morgenstond Begon de noerie te zingen en te snappen, Terwijl de koningen pas eerst waren ingesluimerd. In den morgen begonnen ook de hajans te zingen. Allen stonden nu op, waschten zich het gelaat, Aten en dronken, schertsten en boertten. Toen zeide de koning van Andrapoera _ Tot den mangkoehoemi: «Maak voorraad, zoo veel er noodig is, in sr «Tegen dat en maan vol is. «Maak vaartuigen, ghoerab en pendjadjab, gereed, | ___Belaad ze met allerlei wapenen, Roep mijne hoeloebalangs en pahloeans bij een, (Ten einde den koning, mijn’ vader, te vergezellen. «Neem allerlei soort van spelen mede, «Want de vorst wil zich vermaken. (Breng de kanonnen en ’t geschut in orde: «Zoo is het verlangen van den koning.” o (240 ) Naauwelijks had de mangkoeboemst dit gehoord; Of hij boog zich voor den koning en ging, Q Maakte sierlijke vaartuigen gereed, Beschilderde ze met verf en Térgpikdeel;: En toen er drie in orde waren | Liet hij al de inwoners der negerie er in gem Al de oude menschen: bleven achter Maar niemand van «de jonge lieden. Na dat ze allen beladen ‘waren | Zeide hij tot den koning (van Zndrapoera) : «Genade, o vorst! smeek ik onder uwe voetzolen, «Alles.-heb ik in gereedheid gebragt.” Toen de koning dit hoorde ie Was hij verblijd , schitterde zijn gelaat van mk En gaf hij den mangkoeboemt een nieuwkleedtotbelooning Deze verscheen daarop voor den koning van Kembajat: «Heil ul (zoo zeide hij) «heil u, mijn vorst, (Al de vaartuigen zijn in gereedheid, «En ze zijn allen beladen, (Zoodat we slechts op uwe bevelán wachten.” Toen de koning van Kembajat dit vernam, Was hij verblijd En zeide hij tot zijne gade: «Welaan, mijne lieve, laten wij ons gered isken _ Vroegtijdig was de case van Kembajat gereed; Le verliet het paleis met den rine Met hare dochter Bmmasanr b En met den ferdana en al de mantris. Nu werden al de speeltuigen bespeeld, En weergalmde het geluid der klokken. (211) Allèn, die te huis moeten blijven, hadden verdriet Als of ze met een mes werden: gesneden. « [geraas, De kanonnen werden afgestoken met een doordringerid De vlaggen en banieren en Gemara wapperden, En na drie dagen op zee geweest te zijn ‚…Bereikte men het eiland: MNoesa Antara. De vaartuigen kwamen aan het strand: De beide koninginnen zaten En zagen het aan, hoe de dayangs hrilën vischten : _ Er waren er rooden en witten. [De schelpen uit de zee Werden door de mendars opgeraapt. — Nu verliet de koning (het vaartuig) | En zette voet aan wal op het eiland Voésa Antéra. (De koning en zijne gade zetten voet aan wal T Met hunne dochter Brpasarr. [pe koning van Indrapoora vergezelde hen, En de prins ging naast hen aan hunne linkerzijde. [Toen beval de koning van Znürapoera Aan den mangkoehoemì en zêide : | Welaan, mijn beminde óom, (Laat een tent vervaardigen” De mangkoehoemi, een. vernuftige mantri, Maakte daarop een tent als eéù kasteel , Voorzien van een’ koninklijken pronkzétel. __De beide vorstinnen traden binnen n de vorstelijke. personen vermaakten zich daar. De prins boog zich (voor zijn’ vader) en zeide : «Mijn koninklijke vader, ik vraag u verlof «Hier op de jagt te mogen gaan.” (212) Als hij dit koorde zeide de koning van Kembajat : «Doe zoo als gij verlangt, licht mijner oogen.” De koning van Zndrapoera zeide daarop : «Ik zal u vergezellen als gij gaat , mijn broeder !” De prins hernam, zich buigende: «Zoo als gij wilt, mijn broeder |” … [Zndrapoera) «Morgen zullen wij ter jagt gaan” (hernam de vorst van «Verzamel dus de mantris en pahloeans.” Toen de volgende dag was aangebroken, Vertrokken de koning en de prins, Omringd van de hoeloehbalangs en mantris, — En trokken het bosch in, om wild te zoeken : De koning en de prins en al hun gevolg trokken het bin: Het wild vlugtte, [nen. De koning schoot er met pijl en boog op i En de dieren vielen dood ter aarde. | Een hert, dat voortsnelde, Lag Én digt bij zich: Hij raakte het met een pijl in het schouderblad En de hoeloebalangs grepen en bonden het. Er was in de bosschen van Voesa Antara Ontelbaar veel wild. - Een tijger brulde er; ï De koning en de prins maakten er jagt op: De prins maakte er jagt op En de tijger vlugtte snel. De prins zette hem na in het woud, 9’ Zonder hem te kunnen vinden. A 1 (13) Toen verzonk hij in gedachten: Hij wilde terug keeren, maar wist den weg-nièt. Daar stond hij alleen, in de grootste onrust, Omdat hij geen zijner jagtgenooten ontmoette. Terwijl hij nu daar vermoeid rondzwierf, Ontmoette hij een’ lusthof van vroeger’ tijd, Een’ aanleg van den grooten koning Lua, Volmaakt, schoon en zonder gebreken. Hij stond verbaasd en zwijgend daar - { Toen hij een paleis ontwaarde: Onmiddelijk trad hij binnen En zag, dat er niemand was. Hij liep overal rond En beschouwde de schoone zamenstelling van dit päleis. Maar daar er volstrekt geen mensch te vinden was, Dacht hij bij zich zelven: «Zou dit een paleis wezen van duivelen en geesten ? (En er daarom niemand hier zijn ?” Hij zag regts en links en Ging her en derwaarts: Daar hoorde hij (eensklaps) een luide stem Van iemand, die sprak, Zonder dat hij den spreker zag. Daarover stond hij verbaasd. De stem fluisterde : Genadige heer, mijn koning, (Zoo gij mededoogen met mij hebt, (Verlos mij dan uit deze kamer |” Toen de prins dit hoorde Was hij buiten zich zelve van verwondering, had (A4) Als iemand die droomt, | Gevoelde hij zich heli aangedaan En antwoordde : | __«cWie zijt gij, wiens stem ik daar hoor, (Zonder dat mijne oogen u zien: «Zeg het mij, mijn vriend! «Al zijt gij ook van ’t geslacht der. duivelen en spoken, «Zeg het mij — «Waar is de sleutel dezer deur È «Opdat ik het vertrek open.” Toen de dayang van Menpornant dit hoorde } Zeide zij tot den prins: (Zie naar de linkerzijde, «Daar ligt de sleutel op den toren van't puleid” | Naauw hoorde hij dit, of vol vreugde fi Nam hij den sleutel en opende de deur. Toen men zijn gelaat zag, ‚ Bogen zich allen (die binnen waren) voor-de. voeten. van De prins riep hun toe: [den prins. «Tot welk geslacht behoort gij ? | «Tot het geslacht der duivelen of der: geesten P «Kom spoedig, en vertel het mij |” Zoo sprak de vorst: al « Wiens paleis is dit «Hetwelk in zulk een’ zonderlingen toestand zich bef De dayang Taspra Meur antwoordde: fvindt?” «Mijn koninklijke heer, mijn groote. vorst, «Wij zijn schepselen. van God (gelijk gij): «Dit paleis van den grooten koning La «ls verwonmen (245) (En bemagtigd door Irrier, een) koning; der geesten; «Waarbij de doortuchte. vorst. Lr is omgekomen. | «Zijne dochter, de vorstin Menporpaar, «ls hier alleen in een vertrek opgesloten. { «En de geestenkoning Írrier «Komt dikwijls hier: | «Meestal verschijnt hij om de drie dagen — «Dan. schitteren. zijne: oogen. als. de zon” Toen de prins-dit vernam Was hij hartelijk verheugd, Met een vrolijk gelaat Nam hij den sleutel en. opende het vertrek. - Naauw zag hij het gelaat | Der vorstin. Mervpornarr, dat zoo Bovenmate schoon en bevallig was, Of zij wilde ijlings vlugten. | «Waar wilt gij heen, mijne lieve !” (zoo riep hij) dk heb u gezocht en gevonden |” En met een leide, hij haar op zijn schoot En streelde en. lief koosde haar. (Wilt gij niet, mijne lieve? (Dat ik mij voor u verneder ? «Zoo gij mij niet genegen zijt «Doorboor mij’ dan met deze sempand.” Weenend zeide nu de vorstin Manporpanr Tot den prins: «Zijt gij zoo zinneloos, van hier te komen ? (Daar de geesten u zeker zullen verslinden !’ Deze woorden stortten Eene hartelijke vreugde in ’t gemoed van, den, prins. (216 ) Met een vrolijk gelaat En eene zachte stem zong hij haar toe: | | (Een bambam=-vrucht van Petam. | «Een droppel indigo achter een boom. (Mijn verlangen naar u kan ik niet bedwingen, «Zinneloos ben ik (van liefde)— daarom ben ik hier. (Er is een schild met een handvatsel van haar, | (Dat haar is gebreid tot een vlecht. Ü 4 «Weet een schoon man van vrees? sos «Zou een jongeling bevreesd zijn voor gevaar?” | Bij ’t hooren dezer woorden boog de vorstin Het hoofd en wischte zich de tranen af. Toen de prins dat zag , werd hij aangedaan En liefkoosde haar en zeide: «Gij zijt eene schoone vrouw (Bij God! verstandig en voorzigtig, «(Sehoon schijnt gij mij toe in een feestzaal «Schoon ineen paleis. | «Plant arum van Java. «(Dang Dsorna trekt een kastje. (A7) «Als gij mij niet genegen zijt, mijne lieve, «Dood mij dan, want dan sterf ik liever.” Bij het hooren dezer woorden, Die door den prins haar toe werden gezongen, Vertrouwde zich de vorstin Menporpar1 aan hem En zeide weenende : | «De glans van deze juweelen ring is schitterend. (Pluk melempari-vruchten. «Zoo gij, voortreffelijke vorst, mogt bezwijken, «Waar zou ik mij dan kunnen bergen. f «Pluk melempari-vruchten. … «(De rhinocerosvogel vliegt. naar de rotsen. «Waar zou ik mij kunnen bergen «Ik vreemdelinge, ik een wees? «De: rhinocerosvogel vliegt. naar de rotsen. «Basilicum, die groeit in een beteldoos. «Ik vreemdeling, ik een wees, , «Hoop op uwe liefde mijn koning.” Toen de prins de vorstin | Menporvparr dus hoorde zingen, í Had hij hartelijk mededoogen met haar, Omhelsde en kuste haar, - En zeide: «Wees niet bekommerd, mijne lieve, (218 ) «Als de Heer van ’t heelal mij helpt, (Zal ik onzen vijand zeker overwinnen.” Nu bragt de dayang dang Sexparr Het eten op voor de vorstin, En de vorstin Mesnorpam: zeide : cWilt gij niet eten, voortreffelijke vorst d (dk kan-u slechts de df (der vruchten) geven «Veracht die dus niet. «(Gij weet, ik ben slechts een wees, «(Neem er daarom. genoegen mede \ Nu at de koning | Met de vorstin : En vervolgens gaven ze ‘t geen overbleef Aan de dayang sitì Senparr. Na gegeten te hebben Nam de koning sèri uit de beteldoos En gebruikte reukwerken , Waarvan de welriekdraë geur zoo aangenaam was. Toen de avond gevallen was Werd het rustbed voor den koning gespreid : De vorstin verliet haar vertrek En liet de Egyptische gordijnen arg De koning vroeg nù Aan de vorstin Mexpoepart : «Wanneer komt de geesten-koning ?” «Morgen vroeg,” hernam de vorstin. Dien nacht gevoelden zich allen verblijd, Maar de vorstin was bitter bedroefd : «Wanneer hij bezwijkt” (zoo dacht ze) (Dan wordt mijn ongeluk nog grooter.” (219 ) Toen de avond nu reeds ver was gevorderd Leide de vorstin. Mexporpant : (Slaap in dit vertrek, mijn koning !’ En hij ging alleen in haar kamer. Daar sliep de prins alleen Besluiteloos en vol smartelijke gewaarwordingen. Zijn hart kwijnde van liefde en aandoening. En hij zocht zich te- troosten door liederen. te zingen. | Toen de volgende-dag was aangebroken, Stond de prins op, En hoorde een’ geest, Die het paleis der vorstin naderde. Naauw vernam dit de vorstin, Of ze orttstelde vol schrik en vrees: (Ziedaar, mijn voortreffelijke vorst, (Ziedaar die, geest 1” (zoo riep ze). Bij deze woorden Greep de vorst naar zijne wagon. «Wees niet bezorgd, mijne heve,” (zeide: hij) (Beveel mij aan den Heer van ’t heelal ! (Vertrouw mij toe aan God, 7 (Zijne beschikkingen kunnen niet falen. (Als ik mogt bezwijken en verbrijseld werden, «Verzel gij mij dan im, den dood! «Welaan mijne lieve, glans van mijn kroon, (Dit verlang ik slechts, «Dat gij mij, als ik gesneuveld ben, «In uwe tranen laat baden: ( 2 ) «Doe dat zeker, mijne beminde, «Ik bid het u, en verzoek het u vriendelijk. «Als ik val, geef mij dan tot doodkleed, «Het kleed, dat gij om uwe lendenen draagt. «Wees dus onbekommerd, mijne lieve, «Want ik zeg het niet alleen, (maar meen het). . «Vrees niet, mijne schoone, | [den geest)” _ «En verzel met uwe oogen mijne ontmoeting (met Thans wordt er gesproken van Irrier, den geest. Hij stond onder het paleis. Toen hij de stem van de vorstin vernam, Die met den koning sprak, Ontvlamde zijn toorn, als een gloeijend vuur, . Gelijk een tijger, die brult. | Hij gaf een schreeuw, als of een donderslag losbarstte, . Die het kasteel van den koning Lma deed daveren : : «Gij eenhoofdig mensch” (zoo riep hij) «Waarom zwijgt gij ? [Kom uit, kom onmiddelijk uit, (En weersta de kracht van mijn hand.” Naauwelijks hoorde de prins deze woorden Of zijne woede steeg ten top, Zijne gramschap en moed ontvlamden meer en meer En hij wilde zich naar buiten spoeden. Maar de vorstin Mexporpanr zeide: «vo Koninklijke heer, (Neem u goed in acht «Want die geest bezit een bovennatuurlijke kracht. (aat ) ‚(Tracht een werpnet uit te werpen. «Een inboorling van Samarang komt van Petani. «Moge God u beschermen ! «En u doen overwinnen in dezen strijd |” Toen de prins de vorstin ___Menporpart dus hoorde zingen, Omhelsde en kuste hij haar, gaf haar een sepah, __ En zeide op een’ vriendelijken toon : «Een Javaan vermaakte zich met boogschieten. «Een seganda-bloem in een beteldoos. «Wees niet bekommerd en bedroefd, mijne lieve, «Gemakkelijk zal ik den vijand bestrijden.” Nu boog de vorstin zich voor hem [die van Sangsamba. En toen hij naar buiten ging, was zijne gestalte als Hoe meer men hem aanzag, hoe edeler zijne houding Als wilde hij een bosch vellen, __[scheen, Als die van een’ tijger die brult. Hij omgorde zich met zijn zwaard van karbonkels, En wapende zich met een pijl, de gift van Berana Kara, _ Waarvan het uiteinde vlamde. De tweehoofdige Irnrer naderde, Vreesselijk als een spook. Lagchende kwam hij En nam een’ grooten steen op, Speelde er mede in zijn land, en wierp hem: Naar den vorst, die opsproùng , zoodat kij hei dit week. Hevig vertoornd drong Irrrer op hem in; Maar de prins vergold het hem spoedig, Schoot met een pijl naar hem En doorboorde hem de borst. Stervend stortte: hij neer, bijna in de rivier; En de vorst spoedde diek terug raa, de vorstin). Toen zij zag _ Dat de geest Írrier dood was, Was zij me ì En boog zich voor den prins. Ze boog zich voor hem Met een vrolijk gelaat, En haar gemoed was onuitsprekelijk verheugd Omdat haar ongeluk voorbij was: | En nog te meer verblijdde zij zich Dewijl zij dit aan den prins had te danken. ’t Was als of ze een berg van juweelen had gesn. Op een’ vriendelijken toon weide ze : - | | «Eene hemelsche godheid wordt Kalif «En geeft zich den titel van den grooten koning Lu. «Uw gunst en genegenheid zijn volkomen mijn vriend, «Daarom moge God ze beloonen.” | | (228) Toen de schoone prins dit hoorde Omhelsde:en kuste hij haar, en zwolg haar’ adem in : (Uw mond is bevallig” (zoo riep hij) uw leest is rank, «Hoe zou mijn hart u dan niet beminnen ! (Uw gelaat is zuiver en schitterend | «En schoon als een gouden beeld, «Gij behoort een vorstin van mijn paleis, te worden, «Want heerlijk is uw gelaat en uw vernuft uitstekend. » Nu schertsten en boertten zij, Terwijl de mendars het eten opdroegen: De koning at van de aangename spijzen Met de bevallige vorstin. En na gegeten te hebben Nam hij sri uit de beteldoos, Gebruikte reukwerken En droeg de vorstin op haar rustbed. (Gij zijt als een jasmijn” (zoor zong hij haar toe) En droeg haar op de handen als een pop, Omhelsde haar, vleide haar ter ruste, En leide haar neder op de matras. Zacht was haar ligchaam als boomwol: Hij zwolg haar adem in, en gaf haar de zijne. «Lieve !” (riep hij) «gij zijt alseen tegengif togen de opas; (Nu komt gij niet weder los, beminde.” Toen nu de nacht reeds ver. gevorderd was, Sliepen de beide echtgenooten. Hun gelaat schitterde van vreugd. [uit; De bloem opende zich en de hommel zoog er de honing En terwijl de honing (uit de bloem) gezogen was Bezweek zij en verloor haar bewustzijn. (224) De koning nam haar in zijne armen En besprengde haar gelaat met rozewater. Toen kwam de vorstin weder bij, Wierp zich (in hevige ontroering) ter aarde, En beweende haar noodlot. Maar de prins streelde haar, En had diep medelijden met haar, Nu hij haar droef gelaat benschelkiles Dat schoon was als een kelajan-bloem. Hij droeg haar naar de badplaats, En tegen het aanbreken van den dag Keerden ze beiden terug. | Toen zeide de prins tot de vorstin: «Ik wil vertrekkeen, mijne lieve !” Maar naauwelijks hoorde ze dit, Of ze barstte uit in tranen; _ De prins was met haar begaan, Nu hij hare droefheid zag ; Zij had hem hartelijk lief En zeide tot hem: (Als gij wilt vertrekken, mijn ‘vorst, «Neem mij dan mede !” _Na deze woorden gehoord te hebben Hernam de koning : «Zoo gij mede wilt, mijne lieve, die ik draag op mij «Zal ik u geleiden.” [hoofd Toen antwoordde zij E Haren echtgenoot : «Indien gij vertrekken wilt, «Welaan laat ons dan morgen gaan.” (2% ) Dien nacht vermaakten zij zich Speelden en boertten en schertsten, En toen de morgen aanbrak Vertrok de vorst :- Hij plaatste zijne gade Op zijn paard. Ze trokken voort, en Al de dayangs volgden. Nu wordt er gesproken van de mantrss. Ze bleven, met den koning (van Zndrapoera), Wachten op den prins Tot het vallen van den avond. De mantris en hoeloebalangs „Waren allen bezorgd, En ook de koning was zeer bevreesd Omdat de prins zoo lang draalde eer hij terug kwam. Toen zeide de koning Tot de hoeloebalangs en mantris: «Gaat mijnen broeder, den prins, opzoeken «(En onderzoekt) waarom hij toeft te komen.” Nu gingen vier mantris, Bogen zich voor den koning en snelden” voort; Ze) zochten van plaats tot plaats, Maar vonden hem miet. Le keerden daarom terug met het berigt, Dat ze hem overal gezocht Maar nergens gevonden hadden. Die tijding bedroefde den koning zeer, E ( 226 ) Loodat hij beval: «Spoedt u huiswaarts, mantris, vNaar- den koning (mijn’ vader) «En berigt hem, dat de prins verloren is.’ Na dit bevel balased te hebben Vertrokken de mantris naar den ouden vorst, Bereikten zijn verblijf, Bogen zich, en deelden hem het berigt mede. Toen hij de tijding der mantris hoorde Bezwijmde hij en viel van zich zelve. Men besprengde hem met rozewater, Waarop hij weder bijkwam en zeide : «Ach mijn kind met uw voortreffelijken inborst, «Nu is al de hoop mijn hart geknakt! | «Waar zijt gij mijn voortreffelijke zoon? | «Ik wil u zelf gaan zoeken!” De koning weende luid Met zijne gade, | En Bmmasarr scheen Zich zelve te willen dooden, | Want nimmer hadden een broeder en zuster elkander zoo Als Brpasarr en de prins. (bemind, Beide waren onschuldig en vrolijk - Û En schertsten en boertten met elkander. Tegen den avond | Klad de koning van Indrapoera terug : Regtstreeks ging hij naar het paleis, ‚Terwijl hij bitter weende. De koning van Kembajat riep hem toe: «Stil, mijn zoon, stil, (20E) «Ween niet zoo, «Want daardoor vermeerdert gij mijne droefheid.” Maar de koning van Zndrapoera hernam: __«Hij was mijn schoonbroeder niet, maar Mijn gevoel voor hem is dat van een’ eigen broeder: cHij was zoo liefdevol, zoo onschuldig, zoo vrolijk !” (Maar ziet), terwijl nu allen weenden Kwam (eensklaps) de prins terug, Trad binnen bij den koning En bragt zijne gade ede _Zoodra be binnen was getreden Boog hij zich voor zijne ouders En voor den koning, zijn’ broeder, En voor zijne zuster Brmasarr. | Toen de koning (zijn vader) hem zag Kon hij van verbazing niet spreken (en zeide vervolgens): «Is dat niet de stem van mijn zoon?” (blijdschap. En toen hij haar erkende was hij buiten zich zelven van (De prins verhaalde nu)— hoe hij jagt maakte op een’ tijger En in het woud verdwaalde, {Hoe hij aan zekere plaats kwam, En aldaar een’ geest had gedood, {Hoe hij den geest Irrier had geveld— _ De koning, hoorde hem en verblijdde zich. ÍNu verschenen de bedienden En bragten den maaltijd op. # De koning at Met zijne (gade en kinderen); zes waren ze nu in getal. (228 ) f Er was geen gebrek aan verscheidenheid van spijzen , Veel soorten van gekookt eten en visch. Na dat de vorst Met zijne kinderen gegeten had, Nam hij sirì uit de beteldoos En gebruikte reukwerken. De verstandige en magtige koning van Kembajat Gaf nu een feest, dat zeven dagen duurde. De gendrang, seroenì en nafiri weergalmden, En men vermaakte zich in het koninklijk verblijf. De vorst onthaalde de hoeloebalangs en mantris Gedurende zeven nachten en zeven dagen. De vrolijkheid steeg er ten top De vrolijkheid van spel en dans. De koningen verheugden zich. Overvloed was er van spelen. Inta Brier, eene zangeres van Malakka, Long en schertste liefelijk. Toen de zeven dagen om waren, Werd de vorstin Menporparr opgetooid, De echtgenooten der beide koningen namen haar bij zich En de prins werd aan den mangkoehoenv toevertrouwd. Ze werd gekleed in een kesoemha van granaatkleur Met knoopen, gewerkt in den vorm van een vlinder; Ze werd versierd met een pedaka van vijf schakels; En met een gordel, naga soekma, die geborduurd was. Haar lokken werden opgemaakt met een gegraveerd. Omzet van juweelen schitterend geslepen. [plankje Welriekend was zij door de geur van reukwerken, Hare manieren waren wellevend en beschaafd. NE NR Soentings had, ze en snoeren van goud gemaakt In den vorm van tjempaka-bloemen, Juweelen oorsieraden van allerlei soort, Waarvan de glans terugkaatste op haar gelaat. Een vingerring had ze, astakoena genaamd, En een weerga daarvan glang kana geheten, Daarenboven nog een ring met een edelgesteente Bewerkt op Ceylonesche wijze. Haar lokken krulden, als een geopende bloesem En in die krullen waren edelgesteenten vastgehecht. | De toerie-bloemen stonden haar goed. Haar gelaat was schoon, als van een hemelsch wezen. Nadat Mexporparr dus was opgetooid, Werd zij op den bruidszetel neergelegd, Terwijl zeven dochters van mantris Regts en links van haar met waaiers stonden.— Ondertusschen tooide de mangkoehoemi Lia Mexeinpra Den prins op. Hij werd met een kroon versierd „Op het eiland MNoesa Antara vervaardigd. En gekleed met een songket, djongsarat genaamd, Waarvan de randen gestreept waren, en {In het westen vervaardigd : Een gegraveerde halsketen droeg hij En zijn bovenkleed was oranjekleurig en gevlamd, Gelijk het kleed van Scramm Scnan Par. (Zijn gordel bestond uit een tjindi-doek met franjes van | __En de chanda droeg hij aan de linkerzijde. [agaatsteen, Hij droeg als amulet een’ zuiveren diamant, — Waarop een spreuk uit de Koran gegrift was. ( 230 ) Hij had een tadjok in den vorm van een vliëgenden hom- En was uitermate innemend en schoon. [mel Hij droeg drie glang kana's aan elke zijde, En een ring, duizenden waard. Zijn gelaat was onovertreffelijk schoon, Als dat van eene godheid in den hemel. Na dus te zijn opgetooid kwam de prins Naar buiten en boog zich voor zijne ouders. Begaf zich naar de pontja persadd, Waar de kinderen der bedoeandas voor hem v erschenen, Terwijl twee zoons der herauten zich bij hem bevonden En waaijers droegen als drijvende wolken. Allen zaten voor den prins En zwegen betamelijk. De Lone hoeloebalangs hielden de wacht, En droegen schitterende zwaarden, En het koninklijke rijkszwaard Met diamanten omzet, glinsterend en schitterend. Nu werden zij ’t gansche eiland rondgedragen Terwijl al de speeltuigen weergalmden, En de klokken geluid werden, Zoodat allen die’t hoorden er van ontstelden. Ontelbaar waren de speeltuigen En onbegrijpelijk luide klonken ze. Veel volk kwam er om het aantezien Mannen en vrouwen: Sommigen scheurden hare kleederen Zoodat hare borsten ontbloot werden, Anderen verloren hare kinderen Loo weinig gaven ze acht op zich zelve, (BI) Door al de vreugde en 't gejuich, Zoodat ze ’t huis komende door hare mannen geklopt Na driemaal rondgedragen te zijn | …_[werden. Bragt men hen in ’t paleis terug. Daar werd de prins door zijne moeder geplaatst Aan de regter zijde van de vorstin Mespornant. De rijst, adrie genaamd, werd nu opgedragen De koning zelf bediende hun er van: Vervolgens gaf hij aan den mangkoeboemi bevelen, Die, na ze ontvangen te hebben, zich weder verwij- Na gegeten te hebben, [derde. Begaf zich de prins naar het slaapvertrek, Streelde en liefkoosde daar zijne gade __ En nam haar, op het rustbed, op zijn schoot. Als de nacht reeds verre gevorderd was Sliepen de beide vorstelijke piere Terwijl hun gelaat schitterde, Tot aan den morgenstond. Toen stond de prins op En leidde zijne gade bij de hand Naar zijne zuster Brmasarr, Bij wie ze zich bleef vermaken. Drie dagen later Werd de vorstin Mexporparr weder getooid, Met hare schoonzuster Bimasarr. [larie genaamd. _ Ze werd versierd met een geborduurd zijden kleed, tje- |Ook de prins kleedde zich naar behooren. Zij werd door de dochters van den ferdana gekleed Te zamen met den schitterenden prins, Ten einde weder rondgedragen te worden. ee ha (282) De koning van Zndrapoera Werd met Brpasarr rondgevoerd En vervolgens de prins Met de vorstin Menporvani. Na dat de jonge prins was rondgedragen _ Met den koning van Indrapoera, Werden ze weder naar het paleis geleid En zetten zich neder op hunne rustbanken. Toen zeide de koning van Kembhajat Tot zijne gemalin: «Wat zegt gij er van, mijne lieve? «Willen wij morgen niet vertrekken ?” Op deze woorden Hernam de koningin grimlagchende : «Ik draag uwe geboden op mijn hoofd «Uwe woorden en bevelen.” Den volgenden morgen Was er vreugde in het vorstelijk verblijf : De hoeloebalangs en mantris verzamelden zich, Om op de bevelen des konings te wachten. De koning verblijdde zich, Dat al de mantris tegenwoordig waren. Eerst pas was hij ingeslapen ‚ En met het aanbreken van den dag door den zang der | Vroeg in den morgen [bajans gewekt. Bestegen de vorstinnen weder het vaartuig ” De koningen vergezelden haar En al de hoeloehalangs en mantris. Men zeilde van het eiland Voesa Antara weg En, na drie dagen op zee geweest te zijn, (233) Bereikte men de negerie Indrapoera En stevende onmiddelijk de monding derrivier binnen. Na het paleis betreden te hebben Kwamen de mantris en kusten zich de en | Toen zeide de koning van Kembajat ì Dat hij wilde vertrekken. Naauwelijks hoorde de koning van Zndrapoera, Dat zijne ouders naar hunne negerie terug wilden, Of hij verzamelde al zijne mantris Ten einde hun te bevelen hen te vergezellen. Den volgenden dag Vertrok de koning van Kembhajat met zijne gade. {In het paleis hunner dochter Ontmoetten zij den vorst van Zndrapoera. De koning van Kembajat zette zich naast zijnen zoon, Wiens- uiterlijk weergaloos schoon was. Met onuitsprekelijk veel goedheid en liefde, …_Zeide hij op eenen vriendelijken toon: Welaan, mijne dochter Bmasar:, «Uwe ouders willen naar hunne negerie terugkeeren. (Onderwerp u geheel aan «Uwen echtgenoot den- koning : «De mangkoeboemi heeft u opgevoed, (Hij bekleedt de plaats uwer ouders: | «Zoek het hart van uwen gemaal geheel te winnen (En overtreed geen zijner bevelen.” Naauw hoorde zij deze woorden Of zij boog zich vol droef heid op den defjoot: van haar’ En weende een’ vloed van tranen, __ [vader, Want zij wilde niet (van hare sides scheiden. ( 234 ) Le werd gekust en omhelsd door haar’ vader, Die mededoogen had, bij ’t zien van den toestand zijner: Weenende zeide hij: | [dochter (Mijne lieve, dierbaar kind uwer ouders, «Geslagen goud, sieraad van mijn kroon, «Tak van mijn hart, glans mijner oogen, «Wees niet bezorgd, mijn ziel, «En niet bedroefd in uw gemoed!” De vier vorstelijke personen weenden En hun vader scheen te bezwijmen (van smart), — Omdat hij moest scheiden, maar(hun bijzijn)nog niet moed En hij hun zoo veel goede lessen en vermaningen gaf.[ was, De koning en zijne gade zeiden daarop: «Mijn zoon, voortreffelijke vorst, «Wij vertrouwen Bipasarr aan u toe, ‚ «Wijs haar te regt, wanneer zij misdoet, «Want zij is hier gekomen als eene gevangene: Mijn verzoek is dus tot u, «Dat gij, indien haar gedrag verkeerd is, (Haar kastijdt: voor ons zal dat geen schande wezen Dekoning van ndrapoera wasaangedaan bij deze woorden, Boog zich weenende en zeide : (Spreek niet alzoo, mijn vader, dk denk niet zoo verkeerd over haar, «Onze beider harten zijn één geworden, «Even als het ligchaam vereenigd is met de ziel. «Gelijk de pendhawas en koerawas «Zullen wij beide te gronde gaan. «Al wat er in de landpalen dezer negerze 1s «Behoort uw kind. | (235 ) «Ik ben niet meer dan haar schatbewaarder cEn volg al hare begeerten op.” [De koning antwoordde verblijd : «Welaan, mijne dochter, glans van mijn kitooht) En, «Thans zijt BIJ van mijn opzigt ontheven, (En staat gij geheel onder de bevelen van uw gemaal. je Hij was zeer aangedaan | En zeide tot den man db akaliisdn (Neem alle mijne schatten, mijn broeder, «Want wij kunnen uwe liefde nimmer beloonen…” oen bogen zich de mangkoeboemi en zijne vrouw: _ «Uw gunst, voortreffelijke vorst, is groot; (Al de schatten zijn (Van uwe dochter en wij bestieren ze.” p een’ vriendelijken toon hernam de koning: «Spreek niet aldus, mijn broeder, (Al gaf ik u zoo veel als geheel Andra-negara weegt (Dan nog zou ik uwe liefde en zorg niet vergelden. «Uwe hulp was volmaakt (En uwe liefde volkomen : «Daarom zijn wij u ook opregt genegen (En hebben u onafgebroken lief.” [moodigd, oo lang de koning daar was, had hij hem ter maaltijd ge- Hem eten en drinken gegeven en met hem gesproken, En opregt was hij hem genegen _Om zijne liefde voor zijne dochter. JOndertusschen maakte de echtgenoote van Lrra Mereinpra Voorraad voor de reis des konings gereed. (236 ) Í Door scherts en boert hield: ze de mendars wakker | En verheugde haar het hart. Naauwelijks was de dageraad aangebroken Of alles was in gereedheid, « | En ontwaakten de vorstelijke personen. | Ze zaten op hunne zetels. De dayang Senparr bragt het eten op. ° De koning at met zijne kinderen. | Maar ze aten niet met een vrolijk gelaat, Want ze waren bedroefd om Brpasarr (die ze moesten De koning en zijne gade zeiden [verlaten). Tot hun kind Bimasarr: — «Onderwerp u, mijn kind, geheel (Aan den wil van den koning ‚ uw’ gemaal. «Hoor naar de woorden van uw’ vader, mijn kind, cEn volg op al wat ik u zeg: «Neem het hart van uwen echtgenoot voor u in, «En overtreed geen zijner geboden. «Eene vrouw behoort «Haren echtgenoot als haar’ heer te beschouwen, «En hem volstrekt niet tegen te werken : (Zulk eene vrouw handelt gelijk hare hooge geboorte hef! «Waar beiden op die wijze verstandigzijn, [medebrengt «Daar is de man een held en de vrouw getrouw, (Daar gevoelt men zich dag aan dag gelukkig, (Daar is de gade verstandig en de echtgenoot magtig.” Toen Bipasarr deze woorden hoorde, Boog zij het hoofd, wischte zich de tranen af, En dacht bij zich zelve: «Ja, het is zoo als mijn vader zegt.” (37) Ze weende onophoudelijk Want zegevoelde haar hart(tot haren broeder)getrokken: «Ik heb iemand, die de plaats mijner ouders vervult” (zoo (Maar waar zal ik eenen broeder vinden?” [dacht ze.) e vorstin Menporpaar Boog zich nu voor Brpasar1: eide de vorstinnen weenden - Kusten en omhelsden elkander, en Bimasanrr zeide : «Mijne lieve zuster Mexpoerparr, (Wanneer keert gij herwaarts terug ? IBlijf niet te lang in Kembajat, «Want mijn verlangen naar u is onuitsprekelijk” u kuste de koning | En omhelsde zijn kind, Allen weenden bitter Van droefheid en smart. e koninklijke vader zeide : (Blijf hier, mijn schoonzoon, met uwe gade.” e koning boog zich nu voor zijne ouders Met een droefgeestig gelaat : 4 je prins boog zich voor den koning (zijn’ broeder) En begaf zich naar zijne zuster Brpasarr, ief met een bedrukt gemoed zijne handen om hoog, En was hevig aangedaan : eenende boog hij zich en zeide: «o Mijne zuster | sieraad van mijn kroon: «Wees niet zoo bedroefd, (En treur niet zoo bilber. «Ik wil vertrekken, «Maar wees daarom niet ontroerd, (238 ) «Indien het u genoegen doet en het uw verlangen is: «Dan wil ik jaarlijks eenmaal hier komen.” Brpasart omhelsde en kuste hem Maar hare smart bleef onuitsprekelijk : «o Mijn broeder ! doorluchte prins! «Volgens die belofte, duurt het te lang eer gij Miek De prins hernam, zich buigende: | [komt.” «Matig uwe Lrèr heid, mijne zuster, «Als de koning mijn vader het toestaat, «Zal ik misschien spoedig reeds terug zijn.” De koning van Zndrapoera zeide vriendelijk : | «Ofschoon hij uw broeder is, «Heb ik hem toch hartelijk lief «En hebben wij geen het minste verschil gehad. «Waarom zijt gij dus niet verheugd en verblijd, (En weigert gij van hem te scheiden ? «Ware het niet om den koning, onzen vader, É| «(Dan zou ik hem niet laten gaan.” | Na deze woorden, Vertrok de koning Vergezeld van zijnen zoon, Die hem tot buiten de stad begeleidde. De mangkoeboemi boog zich voor den koning, Die hem omhelsde en kuste en zeide: «vo Vader van Bmmasarr, «Help uw kind en ondersteun het verder.” Op nieuw boog zich de mangkoeboemt, Kuste den koning en zeide: «Al wat noodig is draag ik op mijn hoofd (Opdat ik mij maar verdienstelijk maak. (239 ) (Uw bevelen draag ik op mijn hoofd, «Ik uw oude dienaar.” Hij en de prins kusten en omhelsden nu elkander, Terwijl deze hem zijne zuster aanbeval : (Onderwijs en leid haar, mijn oom, «Als zij misschien misdoet.” Nu zeide de koning van Kembajat : «Welaan mijn zoon ! «Keer terug, «Want ik wil thans onmiddelijk vertrekken.” Ook de mangkoehoemi Naderde hem, boog zich herhaaldelijk en zeide : «Welaan, mijn zoon, voortreffelijke koning, «Laat ons thans (beuitearbo Nu trok de koning van Kembajat voort. En was, onder weg, hevig aangedaan, Verlangde zelfs terug te keeren En dacht onophoudelijk aan zijne beminde kinderen. Ook de prins volgde hem Omgeven door den laksimana en de mantris. En na weinig dagen voortgetrokken te zijn, Kwamen de vorstelijke personen in hunne negerie. Allen, die hen begeleid hadden, Ontvingen een nieuw kleed: En de prins gaf bovendien Aan den laksimana en de mantris vele geschenken. De koning zond aan zijne kinderen, Met vier jeugdige mantris En duizend volgelingen, Een groot gewigt aan goederen en schatten. ( 240 ) Hij beval hun olifanten en paarden medetenemen Tot een geschenk voor zijne kinderen. De jeugdige mantris vertrokken nu En bogen zich voor den koning: Ze trokken spoedig voort Naar de negerie Ach ophogen Niet lang daarna Verschenen ze voor Lira Mexcaxpra, Den mangkoeboemi, die zich Beren En hen voor den koning bragt. (Dit zijn geschenken van uwen vader (Voor u” (zeide de mangkoehoemi). De koning antwoordde : «Waarom brengt gij die hier? «Breng ze, mijn oom de mantri, «In uw eigen schatkamer.” Daarop vertrok hij Zette zich op zijn’ zetel, En zeide lagchende (tot Brpasarr): «Uw vader heeft ons geschenken gezonden, (Vier jeugdige mantris, (Duizend volgelingen heeft hij gegeven, «Met olifanten en paarden; «Dat alles is voor u bestemd.” Grimlagchende zeide de koningin: | «Gij behoeft mij dat niet medetedeelen, «Al wat gij verlangt «Ís ook mijne begeerte.” (1) De koning beminde zijne gade Was haar gunstig en genegen, {Zijn geluk was ongestoord En zijn rijk werd al grooter en grooter. Sedert de afkomst zijner gade bekend was, Had men dit in alle dessa’s verkondigd, | Afgezanten gingen heen en weer | Om die tijding over al te verbreiden. Het rijk van den koning werd Al volkrijker en magtiger te Zndrapoera. |Afgezanten bragten aan zijnen broeder (den prins) Al zijne verlangens en begeerten over. {Wat de vorstin Lira Sanr betreft, Zij bleef alleen In bittere droefheid en verdriet, ‚En vol spijt en berouw. eze verzen zijn wanklinkend en gebrekkig Omdat mijne kennis nog onvólkomen is, lijn hart was opgewonden van aandoening Daarom hebik, geringe fakier, dit gedicht zaâmgesteld. Ik heb dit geschrift niet lang gemaakt | _ Omdatmijn gemoed te zeer bedroefd en verduisterd was ; heb het tot het einde toe voleindigd ‚En voltooid, en daar door veel heil en zegen genoten. if - ‘ AANTEEKENINGEN MALEISCHEN TEXT BDE Broz. (1) olur GE ssl lele | De codex A heeft (u$l, dat waarschijnlijk een fout: van den afschrijver is. us! is, naar ’t mij voorkomt, hetzelfde als def Het wordt als een epitheton van vorsten dikwijls gebruikt; zoo ook in dit gedicht bldz, lo (15) Sap us! DIS sl en bldz, 11: (151) a 5) yes). Maar ’twordt ook van minder aanzien. lijke personen gebezigd; zoo als op bldz, ms (404 5) us! go en op bldz. er (59). | sed ch A giel Dikwijls wordt door Maleische schrijvers aan kos ningen het epitheton ‚ehs toegevoegd. Wat dit woord. beteekent is nog niet regt duidelijk. Misschien is het tPersische woord els alles wat tot de lente bes Jioort, en van daar schoon, bevallig, aangenaam ! (3) enz. Het komt in dit gedicht meermalen voor, onder anderen ook op bldz. tv (197) ter (204), en daar het hier altijd gebezigd wordt van den koning van Kembajat, den oudsten vorsten schoonvader van den koning van Zndrapoera , blijkt daaruit, dat het een der voornaamste epitheta is, die men aan vorsten ge- ven kan. Eens komt het nog voor op bldz. 98 (78) sle ze 8 eed aliaked, waar het niet aan een vorstelijk persoon wordt toegevoegd , maar toch aan iemand, die met grooten eerbied genoemd wordt. Broz. 2 ue od ZO ged Onder de verschillende woorden , waarmede ‚J;> of Je verbonden wordt, om bijzondere titels van vor- sten en alleenheerschers uittedrukken , zoo als „le zl Jo, de be & JP ME Jy ESO JO enz. , behoort ook enke Js9; hetwelk woordelijk de majesteit der kroon beteekent. vbs Ön 5 Ut! De Garoeda is een mijthologisch monster, dat, volgens de Maleijers, vier beenen met lange klaauwen gewapend: en de vleugels en bek van eenen vogel heeft, Het komt in hunne geschriften ontelbare malen voor en verwoest, naar hun begrip, geheele steden en landen , doodt de menschen of pikt hun de oogen wit; en is de verschrikkelijkste volksramp,die zij ken- (244 ) nen, Zoo b.v., om van talrijke voorbeelden slechts. een op te geven, leest men in de lope A gl, en het volgende verhaal: MS öp sl wy} sle sal be, Sul bo Sp veel 6 bre vies 5 Je A5 je zen) Ö Ne Wid Mig! p vol gi lo le ALS Es Ope B Uus Nies! sl sld dlolas ZS 05 br rd efo Kl de (ihre ej wa sn sE las ws nel 09,5 Ön pla o wal el 5) weidl De Ag! Wie) vlo 5 EN djs dl Sad d LS gt des. Er is daarom voor, den Maleijer niets buitengewoons in gelegen, dat een vorst, bij de verschijning van dit monster, met ach- terlating van al wat hij bezit, overhaast de vlugt! neemt. Zij hebben dit volksgeloof, even als zoo vele andere personen en voorwerpen hunner mythologie, aan den invloed der Indiërs van het vaste land te dan: ken, bij wie GAROEDA de vogel is, waarop Wrscu- NOE rijdt: vergelijk onder anderen de verhandeling! van Dr, GC. J. VAN peR Vrris over de oudheden van. Soekoeh en Tjetto bldz, 36, 57. | Buoz. 1 WI BAS ES gern Het woord %5, dat in dit gedicht dikwijls voor komt, en somtijds ook %S gespeld wordt, b v. ops bldz. rs (51), beteekent op al die plaatsen bedroefd, treurig,en is dikwijls met sais verbonden, even als: 78) met pd en &, met sds, en meer dergelijke woor- (245 ) den, die eigenlijk dezelfde beteekenis hebben, maar als een tautologie bij elkander geplaatst worden. Ook het kawi-woord yedenn beteekent bedroefd. 5 ep Je ES ÀjD Het woord oli komt mij voor eene verkorting te zijn van &SoS of USy4ö. OJ A a UP Sje MARSDEN geeft van aj en &úe slechts de beteeke- nis van dorschen op: Roorpa VAN EissiNcA voegt er die van slaan bij. Beider verklaring is echter zeer onvolledig. Eigenlijk geeft het woord te kennen slaan met de vlakke hand, dus aso old de borst werd geslagen, of zi sloegen zich op de borst, met de vlakke hand. Op dezelfde wijze komt het woord ook voor op bldz. #1 (59) olo «ie sl die, 5 beteekent volgens het woordenboek van LEIJDEKKER ook een Dzeren bout, dien men in de goudmijnen gebruikt. Bùpz. 5 les ej s EN, In den codex A is &S» weggevallen ; dit is echter waarschijnlijk een fout van den afschrijver, want het smetrum duldt die weglating niet, omdat de regel dan te kort zou wezen. | nons Wir a as In den codex A lees ik zw. Het zou in alle geval wvv moeten wezen, indien aan deze lezing de voor- (246 ) keur gegeven werd: doch ik kies wwzvaaw , niet alleen omdat de voorgaande regel reeds met wle eindigt, maar ook dewijl waa „29 gebruikelijker is, en la- ter nog dikwijls voorkomt. EE ES HOL alain MARSDEN heeft #lal onder het weven den inslag aansluiten ; maar de beteekenis, waarin #4 hier voor- komt, schijnt hij niet te kennen. Het beteekent Ae/l- der, licht, hetzelfde als &‚—, en komtalleen voor als bijwoord bij &55: fl &2 &S is dus Aelder geel, licht geel, eene kleur welke die van het goud is, en door de Maleijers voor de schoonste kleur van het. vel wordt gehouden, Ze drukken hetzelfde denkbeeld | ook uit door £5)S «5,5: zoo als onder anderen op bldz. (13) glas ws &5S #4, en op vele andere plaat sen meer. In al de codices vind ik deze lezing en heb dus 4 geene vrijheid haar te veranderen. Ondertusschen le- vert zij wel eenige zwarigheden op. In de eerste plaats beteekent het woord fw, dat ik door bevolking ver= taald heb, eigenlijk eene vereeniging van menschen, vergelijk bldz, Av (124), zoodat mijne vertaling slechts, overdragtig is,en, voor zoo verre ik weet, niet door plaatsen bij andere schrijvers gewettigd wordt. Boven dien” is deze regel, wanneer hij betrekking heeft op ( 247 ) de bevolking , en eene andere verklaring laat hij miet wel toe, hier zeer te onpas, dewijl de dichter den lezer reeds in eenige versen het ronddolen van den vorst beschreven heeft, en daarmede voort gaat , zon- der verder, behalve in dezen enkelen regel, van het achter gebleven volk te gewagen. losd elgus SA dl 5 In de codices A en B lees ik \yuyo: in den codex GC gwlomad, beide woorden zonder beteekenis en waar- schijnlijk fouten van de afschrijvers: ik heb daarom de vrijheid genomen (ulsa te lezen, dat in dezen zin juist te pas komt. Broz. r Syl gn Alin Wlyw is een algemeen gebruikelijk woord , ofschoon MARrspenN het in ’tgeheel niet, en RoorDaA vAN Er- SINGA , in zijne Beknopte Maleische spraakkunst en Chrestornatie, Breda 1840, het alleen in zijne be- teekenis van eng, bogtig, hobbelig kent. Deze betee- kenis komt hier juist te pas: ww &: le een enge naauwe weg: zoo ook nog eens op bldz. sp (74) grs JP ele elle. Maar op bldz. en (68) komt \ljw in eene andere beteekenis voor uy #4 ude a wieds „fla: hier geeft het te kennen moeielijk te genaken , «op eene plaats moeijelijk te genaken, op- dat zij niet zigtbaar zij.” (248) Bupz. (4) vorbei ws JS Bij MARSDEN en RoorpA VAN EissinGA vind ik "5 in de beteekenis van misschien, maar de schrij ver van dit gedicht bezigt hier en op vele andere plaatsen ook „5 8 en gs in di enzelkdan zin. In dezen verd debian hens en rijm den dich- ter een’ zeer gedrongen volzin doen werven eigen— lijk zou hij moeten zeggen si AN epwlo Dl wid o of Ls asl. | LS J en bw fab Er De codex A heeft — in Ër Broz. 5 iP ppt ap he Pps Ik heb mij hier door het Persische woord „> de | maan tot eene vertaling laten verleiden, die isschiell velen niet aannemelijk zal voorkomen. Wil men r‚= liever als het Maleische woord „se behouden, gelijk het ook onder anderen op bldz «« (121) en meer ande- re plaatsen voorkomt (ls ole Tops ), dan zou men kunnen vertalen: «de zweetdroppelen schitterden. op zijn gelaat,” terwijl dan het woord maar’ van den volgenden regel zou wegvallen. d | de SEL r aes | Het woord ‚sin abeahddt een zacht windje, een zachtje: 109 als onder anderen ook blijkt uit de vol-_ (9) gende plaats van ‚l, ‚sw, die wijte eerder hier afschrij ven , omdat het woord Jl, eenige regels verder; daardoor ook wordt opgehelderd: «55, 5 elio wt) &5 gee 5 Saus PS) rss Ur Ac lo rs) Wer Ör lees 50e LS) ke 5 asl ki We 5Ö vp Ned vol emd dw 995 ur ul beteekent bedekken, opdat iets niet gezien orde, verbergen door er iets voor te plaatsen : men an dit woord echter niet anders gebruiken dan van et geen op zijde of van onderen bedekt wordt, niet van hetgeen men bedekt, door er van boven iets op e plaatsen. Het kawi- woord aa tj | neemt dit onder- cheid niet in acht; het beteekent deksel, bedekking, leeding , van daar zegt men în kn a Y En il ti il LN en kris en toebehooren d, 1, met de metalen schede , en ring onder het gevest, en de houten schede, dic Is kleeding van eene kris dienen. In den lijdenden orm ‚ met het voorzetsel am als amaa ten gedekt , edekt, pries? komt het alleen in dezen zin voor ang on aa: jk door den nacht overdekt (overval- en n worden). Ì Bupz. © worker gysen Sj dll, Onder de beteekenissen, welke men in de woor- R (250) denboeken aantreft, vindt men niet die; waarin het woord Jl hier voorkomt, Het is hier bevallen, ter wereld. brengen, maar wordt, even als «sim voor wslte, sol voor as enz. alleen, in eenen hoogen of beleefden stijl, van aanzienlijke personaadjes gebruikt: vergelijk onder anderen de hier boven op bldz. 249. aangehaalde plaats uit el) Sjee ji br Hal alls In de drie codices vind ik: wie. £j32w ; daar „dits echter met het rijm niet strookt, en de afschrijvers)| waarschijnlijk aan den voorgaanden regel dachtens toen ze dezen schreven, heb ik vrijheid gevonden te} lezen sy Eise. | 5 Ako olet 9%) ls MENDOEDARIE is, in pl, Sj) 4 echtgenoote vand RAwWANA, beroemd door hare schitterende schoon-{ heid, menigvuldige bevalligheden en voortreffelijken in=| borst, zoodat bijna in alle Maleische gedichten schoone’ vrouwen bij haar vergeleken worden, Later komt LS)Ìyke als een eigennaam van een der handelende personen in dit gedicht voor: zie bldz. tes (214) enz | VS wr gl 4 wel ú In de codices B en G wind ik Sal, in den cod A „SU! maar, met een aanhalingsteeken, door e vreemde hand aan den kant geschreven „Al. Ik heb dit woord in yrgl veranderd, omdat „Sijl geen (251 ) goeden zin geeft, en de conjeeture vanden Maleischen afschrijver „sl minder bij gl AIMD Mies] vole slee EEEN zel os Sym ES vi KN je zl; ZU vrssS 5 Äs ESLMÊS rh ER ide sn ape wise & pi kj were gy? rde wie ly ole Dit woord „Se ki haaiì ae wel onderscheiden id wor- den van het ‚Xe, Jav, Eiadys dat op bldz. re (29) voorkomt en op bldz. 276 dezer aanteekeningen ver- klaard is. Het wordt in dienzelfden zin meermalen nog gebruikt b.v. op bldz, A1 (117) ze OW Ege wis «en goedhartig en niet valsch.’” Broz. 56 && vlo ep gala Hls Namelijk als offeranden voor het verkrijgen van een kind, Bekend zijn de bijgeloovige denkbeelden, die daaromtrent onder de inboorlingen heerschen. ONS] ween vst vds De codex B heeft sss, „Sl, De door mij gevolgde (284 ) lezing geeft'te kennen: «Mijn ligchaam is reeds ge= naderd om te veranderen,” namelijk doer ouderdom en gebreken, De lezing B zouop het sterven be- trekking hebben: «Mijn ligchaam is reeds genaderd om te Kerhmigen (naar eene andere wereld)’ js ZI „Lao pn De codices A en B hebben le. Broz. r1 (37) Gl uee & lo eld | Het epitheton GS hebben de Datangs waarschijn= | lijk aan het rijm te danken; want het schrijft haar eené eigenschap toe, die met den toestand waarin ze zich bevonden volstrekt onbestaanbaar is, Immers GS beteekent, volgens MARSDEN, woest, verwoed; en ik heb het woord nimmer in eene andere betee-_ kenis aangetroffen. T° Louw rr en De codices Á en B hebben — Jee veil zp ve Het Arabische woord laa sierlijkheid , schoonheid is iets anders dan het echt Maleische woord lem, dat hier voorkomt. Het beteekent het bovenste ge- deelte, de kruin van het hoofd. Meermalen treft men _ het nog in dit gedicht, in dien zelfden zin aan. Bekend is overigens de uitdrukking van eerbied der Maleijers en Javanen; die hier door den koopman gebezigd wordt. (285 ) Broz. rv (38.) 06 wel Burst od ob is hier iets anders dan oi, dat op bldz, 246 dezer aanteekeningen voorkomt. Hier is het voldoen, te vrede stellen, overvloedig zijnenz. wel & wr 3e 5 overvloedige reukwerken. vS ên aja a De naam van het patroon van desyrashis „Sé ». Deze naam is echter willekeurig gekozen, want het patroon gelijkt in geenen deele naar de eigenliijke vS ê» (jasminum grandiflorum). ==, b cd Rijs wrr a GG gi SH ali J veel As Sien at ESS sa Jr De vertaling van „ts door gebloemd is niet zeer juist: het dient te wezen vervaardigd. zo, betee- kent met een rand van gebloemd goud, zijde enz. zoodat het woord „& eigenlijk gemist kan worden en eene door het metrum veroorzaakte tautologie is,— es is een gedeelte van de £ö (zie MARSDEN in voce), Zulk een £MS bestaat namelijk uit twee deelen, uit ze dat eigenlijk een Arabisch woord is, ’twelk de maan beteekent, en aan de bwikplaat gegeven wordt, omdat deze den vorm der maan heeft; en uit de dat is de band of gordel, waarmede de „es om het ( 286 ) midden wordt vastgemaakt.--ësws is beschreven,n. Ì, met bloemen, dus gebloemd, Ess en 6 gn | De „$ Es Jav. amuiamaar is een soort van arm- band. Er zijn zoo verscheiden soorten van armban- den, die allen verschillende namen dragen, als ds & Ce is Be © Ken « J wi Jav. A jg wers EIS Jav, manger Broz. Sg: Vlet HS hs Ep &:J is onder anderen ook een vlieger, waarmede. | de kinderen spelen: zoodat läüss &% eigenlijk zulk | een vlieger te kennen geeft in den vorm van een rad, Jö 5) veel ESS je en heid ‚ras „sìl is raaliehseik het Jav. ama dat voortref- elijk, uitmuntend , kostbaar beteekent —, IS IIS | schien hetzelfde als het Kawi-woord gdammx, dat. de hand beteekent. In mijne vertaling heb ik deze meening gevolgd, en vertaald door „sol wel goud! van eene goede hand, dat is: goede bewerking, „$ kan echter ook wezen het. Kawi-woord vam=n\ dat Aelder, zoet te kennen geeft , en dan zou sol guel JS voortreffelijk blinkend goud wezen, die (men- dra) is hetzelfde als het eb IE en be- (287 ) teekent den schijn, het voorkomen hebben, als of: b, v. vals hike het voorkomen hebben wan be= droefd zijn; en hier ze (gmdle dots wlm Aaar ge heel had het voorkomen van vermeerderde bevalligheid. ESslae fo sed De ESslake is de Zerminalia Moluccana. myke wel gel | os sS ws JES jw is de, in de Javaansche geschriften zoo be- kende SoEPROBO GEN Het Kawi-woord a aj be- teekent atenarerd uitermate, en (a an Zicht , glans. Zij was een der schoonste Bidadaris of, zoo als ze in de Javaansche geschriften genoemd worden, Wi- dhodaris van den Soerolojo (de Mythologische naam van den hemel. — Jö 5e zijn twee Kawi-woorden: het eerste en vu beteekent AZelder , en het tweede ar aa \ plaats * dus eene heldere of verlichte plaats. Ik heb het door aarde vertaald omdat deze er mede bedoeld wordt. Het verhaal der nederdaling van de Bidada- ri SPRABA, of liever Widhodari SorerroBo vindt men in de Jíiwoho, een Javaansch gedicht, waarvan de Heer GerrickB op dit oogenblik bezig is de uit- gave te bezorgen, De Soerolojo werd bedreigd door den reus of Reksoso Nrworo-KAworio, die slechts ( 288 ) op ééne plaats aan zijn ligchaam kwetsbaar was: maar waar zich die plaats bevond, was hem zelven: alleen bekend, Nu zend BAroro Henpro, de koning der Soerolojo, de schoone SorProBo naar het verblijf van Nrworo-KAworio. Hier spreidde ze al hare schit- terende bevalligheden ten toon. De vorst der reuzen zag haar dan ook naauwelijks, of de begeerte ont- vlamde als een onbedwingbare drift in zijnen boezem. SoerroBo echter wist hem hare gunsten te onthou- aag Pr | den, maar tevens zijne liefde gedurig meer optewek-. ken, en al vleiende en liefkozende, ontstal zij hem. het geheim. «Geen wapen kan mij dooden” zoo be- leed hij haar; «de eenige kwetsbare plaats aan mijn. «ligchaam is de punt mijner tong. Niemand kent. «die plaats! Alleen aan u, mijne lieve, mijne godin, «alleen aan u heb ik haar geopenbaard.” Naauwe- lijks had Sorprogzo dit gehoord, of zij verliet den, vorst heimelijk, keerde naar de Soerolojo terug , deelde aan BAroro HeNpro mede, wat zij vernomen had; en de nederlaag van Nrworo-Kaworro was het ge- | volg der zwakheid, waarmede hij zich door de be-4 tooverende bekoorliijkheden van Sorrprono had la- ten verschalken, Deze nederdaling van de schoone SorProBo op aarde , om den koning der reuzen. te verschalken, wordt hier dus door den dichter be doeld. (289 ) gelde ee wb Het woord elast i is zamengesteld uit w of agih een en „flies aanschouwing van ÊMS zien: dus dere aanschouwing , dat is: zoo ver men zien kan. ete, Gre « Broz. FA (40) mint ge Ls vi ie: Arab, beteekent eigenlijk eene lofrede, lof= spraak: ook eene soort van gedichten: (zie MaArs- DEN): maar hier en op vele andere “plaatsen heb ‚ik het door spreken vertaald, gelijk ik almede met gj dikwijls gedaan heb. Zoo komt het op diezelfde wijze voor op bldz. me (49 ) zier Siks, bldz, rn (54) Et ede ll, blz, (89) lo pet gele lil raand, bldz, v (102) TS slr op ak. Ook bij jandere schrijvers zelfs in proza, treft men „de in die beteekenis aan, b.v. in de | ‚al äKe (bldz, 150 van mijn zier ii ero) ind Ee Wied Tse geo ke) si Ur pio Glee Jaws plaa 3 fel. Men ziet echter uit al deze plaatsen, dat het faltoos gebruikt wordt van spreken met vriendelijkheid jen liefkozing; zoo als mede met ‚4 het geval is. (Slechts eens ontmoet ik _ de in dit gedicht, waar het at dit laatste betreft, twijfelachtig is, namelijk op Idz, ur (181). a Wid pile 5 4 ij en De uitdrukking gta Ulo ele geeft hier eenvoudig te W (290 ) kennen gedurig, zonder ophouden: gelijk dan ook deze spreekwijze, in dien zin, in het dagelijksche le- ven dikwijls gebezigd wordt. Bi JT weil SL sik wordt alleen in het mannelijk geslacht gebruikt, en kan nimmer van eene vrouw gebezigd worden. Het is hier dus weder eene dichterlijke vrijheid, die men in proza nimmer ml aantreffen. Zoo komt op bldz, 1 (45) voor: ËS & ë sot Nid dämle, op bldz. e1 (58) r je Js jEoo aen op talrijke plaatsen meer. Broz. r4 (41) lans àl slr as | Onder de verschillende beteekenissen, waarin &x5 voorkomt, is, in de woordenboeken van MARSDEN en RoorDA VAN EisiNGA, vergeten melding te maken, van 4 in den zin van terwijl, gedurende, genoeg; zaam ’t zelfde als È om in die beteekenis. Hier vinden: wij er een voorbeeld van, dat door vele uit andere schrijvers zou kunnen vermeerderd worden. Sl PS PL eraf erde) is eene verkorting van gij Aes een fsd uit eerbied.—;\5o is waarschijnlijk het Kawi-woord Bt en beteekent effen , (dat geene hoogte heeft); ook dubbel ; ook niet: b.v. on r tn an \ een effen wegs niet spreken en teh En 1 CBA drie dubbele patong: Pan (21 ) ju zal dus in t Maleisch te ‘kennen geven: in dub- bele reien plaatsen, en derhalve „SlaS S6o appt ey «de geschenken werden in dubbele reijen voor de vorstin geplaatst” Broz, wo 5) buehss us kol 0 hgons| &lagag) is eene door het metrum veroorzaakte ver- korting van Blgg" | Het woord wies, op deze wijze gebruikt, is eene eigenaardige Maleische uitdrukking; waarvan de juiste beteekenis moeielijk in ’t Nederduitsch is terug te geven. Ik heb het door Aunnez vertaald, maar daardoor meer de bedoeling, dan den letterlijken zin uitgedrukt: woordelijk zou het zijn: «bij wie heeft zij nog plaats om te spreken.” Broz. "1 (44) shae Wie) pe Gs De zin, waarin tse van we», hier voorkomt, is enigzins anders dan de verklaring, die MArspeN en OORDA VAN ErssincA van dat woord geven. Het eeft bij hen alleen de beteekenis van met geweld iets egnemen, of iets zich toeëigenen, dat een’ ander oebehoort. Hier ligt echter het denkbeeld van ont reemden niet in de wijze waarop het woord gebruikt vordt: het is eenvoudig rondgröpen, rondtasten, (292 ) waardoor de zaken van haar plaats worden gerukt.— Wskero een verbum activum van wos blind, beteekent dus blind maken: Woysme Wiss een plaats, die blind maakt, die maakt dat men niet zien kan, omdat het er donker is. / Sje 0 ES ur ll SS iele Sja In den codex C worden deze regels niet gevonden. Bupz. vr_(45) ed Gend sl Blo SE or sjed ge , _ Het woord „}\ wordt in dezen zin dik wijls gebruikt, b.v. us ole Wiel waarom is dat zoo? wsl gie gj „25 ols (oud ik weet niet waarom ae zaak aldus geschied is. 559 wietse hs dl ij De uitdrukking GS wiese voor zich houden, zich | gedragen is almede zeer algemeen, even eens als 5 5) sie en Een ss en ei Sla enz. 1 Bipz. rr (47) ap ole do alain | De codex A heeft aol „in Zo El wp: welk geen’ goeden zin oplevert. De codex B heeft & wa zoslp pim do: indien het woord de schoon, poor-s treffelijk of iets dergelijks beteekende, zou de zing uitkomen, maar dewijl het hoedanigheid, eigenschap, (293) enz. te kennen geeft, komt het in dezen zin niet te pas. Evenmin is de lezing van den codex C te ver- staan 4 ola eb dio & Wyse Ik heb mij dus ver- oorloofd in den text de gemaakte verandering te bren- gen , waardoor de zin eenvoudig en duidelijk is geworden. | JUS as ej je! t Is bekend dat de Maleijers, even als vele andere volkeren, den tegenwoordigen verre beneden den ou- den tijd stellen, gelijk onder anderen blijkt uit het hekeldicht, dat bij MARsSDEN voorkomt (Grammar, « pag. 211). Het woord „US beteekent zigtbaar wor- den, ook schijnen, b. v. Gb „Us CN) ê) cdie man is zigtbaar goed” of «schijnt goed”. Op bldz. tro (172) komt het ook voor „US el dad „Ka , cals zij zigtbaar geworden is” d. 1. als ik haar gevonden keb. De bedoeling vau den dichter met deze en de volgen- de regels is, dat de slechte handelingen der menschen het einde der dingen spoedig zullen doen aanbreken. Dit zelfde denkbeeld legt hij later, maar meer ont- wikkeld, den pleegouders van BrpaAsArr in den mond. ir en Sj Er OR * ES olej wel wle klas opm Han ple Kl LME Dl en hij voegt er de reden bij: LS Are pel 2 wis * sil pi MA AAns Vergelijk bldz, ev (68). | (24 ) El optel sl Gt Het woord &,l is hier niet het Maleische &,l door, maar hetzelfde woord, dat ook in ’tJavaansche ge- vonden wordt amauur en slechtheid, valschheid be- teekent. b.v. unum een slecht mensch. In ’t Ma- leisch is de beteekenis echter cenigzins gewijzigd ; daarin geeft het ook dikwijls Zuren, kwasterigheid, ook wispelturigheid te kennen, maar dan komt het meestal in ’t meervoud voor b.v. wsl words Lin zie zijne kuren eens! Op bldz, vo (gg) vind ik het even als hier gebruikt: &,l wostae ÀS wlkst «zijn dit misschien de treken van den duivel?” en op bldz, AS (112) 4! Wied EkuS OS eik had niet gedacht, dat haar bedrog zoo groot was,’ of «dat zij zulke treken had.’ Ook op bldz. tor (147) beteekent vs Bl wiel LSsm eigenlijk: «het zijn uwe treken,” of- schoon mijne vertaling den koning een weinig minder bitsche woorden in den mond legt. Broz. 48, "ke Lim El Aln role komt in verschillende beteekenissen voor, waarvan echter het grondkarakter altoos bedrog is. Zoo geeft het hier te kennen: «bedrieg niet door uwe ‚ bevalligheid” of, gelijk wij zouden zeggen, « wees niet coquet”” Op bldz, 9 (73) beteekent het: waad (295) doen door bedrog. Op bldz. va (107) komt het zonder de verdubbeling voor „el olze &Sil5 „iS en daar beteekent het misleiden, om den tuin leiden ; zoo ook op bldz, 11r (160). Op bldz. ar (117) komt ol olke LSI wiu tweemaal voor en heeft het, ofschoon volgens al de codices anders gespeld, toch dezelfde beteekenis van bedriegen: ’t welk eveneens het geval is met bldz, ar (120) ol olke weslo ySlae. Op bldz. ror (156) heeft het meer den zin van ver- leiden, namelijk door bedrog. role &S55 Gw, In LeupekkKers woordenboek lees ik: alt ole uitzinnig zin, niet weten wat men doet: eene verklaring, die echter op de meeste plaatsen, waar het woord in dit gedicht voorkomt, niet van toepassing is, Bupz. re de & ojiel ole (Gin In de codices A en C lees ik ope sin olde gai. ZS pl, 5 sl el, ESS GMB pl EE b, trotsch, hovaardig , ijdel, is een woord, dat in poëzij niet zelden voorkomt. Vergelijk onder ande- ren de hierboven , op bldz. 264 dezer aanteekeningen, aangehaalde regels uit een onuitgegeven gedicht: | Ne: le 4 ADRES af zoo mede meermalen in dit gedicht onder anderen op ( 296 ) bldz. sp (769) sr os ls, lo Epa — Het woord sla is in de woordenboeken van MARSDEN en RooRrDA VAN Erssinca niet juist verklaard, Im de eerste plaats zijw inderdaad de beide woorden ‚zl en ZS, zoo als zij die opgeven, slechts twee verschillende spel lingen van een en hetzelfde woord. ESls of ps as: zien, aanzien, aanschouwen, aandachtig bekijken, bemerken, gadeslaan, ergens op zien met zijne ge- dachten; van daar gunstig aanzien, begunstigen; genegen zijn enz. b.v. op bldz, 11: (188), maar van daar ook omgekeerd ongunstig aanzien, met kwade voornemens aanzien, zoo als hier het gevalis. SAJ Er, aN lo So In alde codices lees ik Z$iso Sb kl le eon: ik verstond dit woord „o‚» niet, en bragt daarom de ge- maakte verandering in den test. Thans weet ik ech= ter, dat eo» een Persisch woord is, dat gedurig , on- ophoudelijk beteekent; zoodat ik nu niet alleen in- zie, dat mijne conjecture geheel en al valsch is, maar dat ik er een inderdaad schoon en dichterlijk denk- beeld door verloren zou doen gaan. De regel betee- kent volgens de codices letterlijk: «gij verlangt gedurig schooner te worden even als een droppel” dat is: «onop- | houdeliijk, als het vallen van een droppel, is ook _ uw verlangen om al schooner en schooner te worden.” _ ( 297 ) Bupz. 49. ojide Jldvo pl Jaelo Jes is het Kawi-woord pear en-beteekent CJ ontworteld, vitsehaald , b.v. Oena ont” mr » 1) cal el wortelde boom ; met het voorzetsel ò ( @\ ) wordt het zoowel in ’t Kawi als Maleisch een lijdend werk- woord. Op bldz. ma (54) komt het nog eens voor sie jm SS lS, den wy ulle 5jÖ Eerst dacht ik, dat 4,4 misschien eene verkeerde spelling zou wezen van dys hevig, krachtig enz. maar het woord komt te dikwijls, op dezelfde wijze gespeld, in dit gedicht voor. Na veel en langdurig zoeken vind ik, dat heteen Persisch woord kan wezen en honig beteekenen ; eene beteekenis die hier niet geheel te onpas zou komen: «de vorstin hernam met een voor- komen als honig”, dat is: onder den schijn van zachtheid n lieftalligheid, Ook op de andere plaatsen, waar ik et woord in dit gedicht aantref, kan het in dien zin verklaard worden, b. v. op bldz tov (alde US 5 rel bevallig, voortreffelijk en eene houding als van honig” Op bldz. 1*e (159) Ee EAN Bes wS ch zette zich neêr om te schrijven, met een oorkomen als honig” De Heer Roorpa VAN Er- INGA geeft de volgende verklaring van het woord: X ( 298 ) C&sù beteekent wakker, kloek , en moet eigenliijk ge- schreven worden dew of ww: het beteekent ook schoon, sierlijk”. Ik moet bekennen, dat deze ver- taling veel eenvoudiger is en beter met de plaatsen, waar het woord voorkomt, zou strooken; jammer maar, dat de gronden waarop zij steunt, er niet bij zijn opgegeven, Broz. @mo sl ej ppd ke vil jl van Syl zalven, inwrijven, besmeren bestrooien is dus het strooisel, of datgene waarmede men iets inwriijft: hier derhalve, de ingredienten die bij de betel behooren, zoo als kalk, gambier enz, Brpz, rv (51) 5/2 yin AL olle men van 5 beteekent een soort van hermen, of pie ggd ’twelk men doet als men onte vreden is , of over iets Rie heeft. In het Javaansch (Kr. en Ng.) heeft men aman B> : dat smak (geklap, ë met den mond b.v. onder het eten) beteekent, Daar= van is afgeleid « to aa si b of aa De vi kr. en ng; smakken. Op bidz. 14 (98) komt het woord even eens voor wyeisjs oa en älke. Zoo ook op bldz. an vt gat ls) sh IS ° Más: op bldz, Loa (291 9 ss op bldz, ter (176) jd ai alzo (299) Br.pz. RA (54) jn 5, le Js allolss Ik heb dit woord «Sw door gevoel vertaald, Het is mij nog nergens anders voorgekomen, dan in dit gedicht, waarin het echter niet overal op dezelfde wijze gespeld wordt, maar nu eens als «*w dan weder als Sla. Het Kawi-woord Haus slang kan hier natuur- lijk niet bedoeld worden: maar wanneer ik de ver= schillende wijzen, waarop het in dit werk gebezigd wordt, met elkander vergelijk, dan moet het mede= gevoel met een ander, belangstelling in eens anders lot beteekenen. Zoo vind ik het op bldz. A1 (123) lj Ebi usls ols «’t behoort niet, dat gij u om mij bekreunt:”’ op bldz, +r (152) jen ZS gel js Sb Er SS Sl vergeving! dat gij u zoo gelen gen laat liggen aan ons geringen en armen:”’ op bldz. Lom (148) il OS LS sd LZS «als ik mij uwer niet meer aantrek,” De codex B heeft spw Opi ym Ok Brpz. 55. 5) ee lo ARS KA) _ De codices Aen B hebben ‚Mw: ik heb echter aan de lezing van codex CG de voorkeur gegeven , omdat 5) den naam aanduidt der dajang. (300 ) Broz. wo (57) Ee ee UJ U se „ee is hier niet het woord, zoo als het door MArs- DEN en RoorpA VAN Eisinca wordt verklaard: maar beteekent zog, tot nog toe, en wordt in dien zin in het dageliijjksche leven duizendmaal gebezigd. Het onderscheid tusschen ee en L$$ bestaat hierin, dat «£$$ altoos eene vermeerdering te kennen geeft, b.v. „lu ESS SA» sw «ik zal nog een jaar le- ven”: terwijl sue nimmer dat denkbeeld uitdrukt, maar tot dus verre, tot nog toe beteekent b. v. shy SAAD se kleef nog.” Het Jav. Ng. woord a, beteekent hetzelfde. mm? TS 5) jeah Ee 6 5 HS w ve! kl jes GSUS wond Sl De codices A en B hebben soms el, el Pk Diezelfde codices hebben «&&l in plaats van wol. Deze laatste lezing heeft eenen goeden zin: volgt men haar, dan beteekent het: «Is dit de visch Bida- sari (waarvan gij mij gesproken hebt?” Het woord gSÄs vormt met u», o eene tautologie, die wij waar schijnlijk aan het metrum te danken hebben. ss ES gil Een sie iseen verbum gevormd van het substantivum, ede, dat ook in het dagelijksche leven wel voor- (301 ) ‚komt. De Maleijers maken meer zulke verba van sub- stantiva: zoo komt op bldz. +1 (87) „Wo omhei= en van „ss omheining voor enz. p | Bupz. e1 (58) iw MSK all Het verbum „3 komt hier voor in den zin van nalaten, ophouden, De constructie is echter eenig- ‘zins moeielijk, omdat, wegens het rijm, een woord ut ‚jîes of iets dergelijks is uitgevallen; die con- structie zou dus moeten wezen, (ja<% ) al NIS Si basi «toen hield de vorstin op ard te mishandelen,” i 433 wis wie 5 5 050 lo loo wle Deze beide regels worden in de codices B en C niet gevonden. Broz. 59. ge Ty le „lop | De uitdrukking ke Fe) te kennen, waardoor men zich zelven niet meer mees geeft een toestand der ziel ter is, en zijn denkkracht verloren heeft, ’t zij van droefheid, ’tzij van vreugde en vooral ook van lief- de; woordelijk geeft het ook te kennen «de ziel ont- vliegt hem”. Zoo vind ik in de „uslan Ps wle Idz. 267 van mijn M.S. ES ‚an dö le Jul > 0 a, II ass ndlas plldd OW 93 aê MSN ie Dd ws wrs £ &! writer ve He US mjin 7,0 vs _ woorden in den mond. ( 302 ) ob UAE GEO eel ete Wd ejleke ely. Ver- gelijk vooral ook bldz. ter (190) lm go dde ey, pr Ever) „ Als. | BLpz. er Ki S Jroen 4 De woorden 9,5 Jye en Gw hebben hier kie ge noegzaam dezelfde beteekenis, Schrik en ontstelteni doen den koopman afgebroken en onzamenhangend spreken, en geven hem deze opeenstapeling van vraag= vil sho | 53 &e eg Si EEn lo Ze id doo la srt d sislsd 2) Wis 0 KA De codices A en B hebben l sho el 63 elo Ik heb aan de lezing van eodex C de voorkeur gege ven, omdat bij de izterjectio ss beter de wocatiy 2lo voegt, dan het verbum lo, ’twelk in alle gef val eene tautologie zou wezen, want. in „ba is he {303 ) denkbeeld van gilo reeds opgesloten.…—-De codex B heeft in den derden regel was alsje in plaats van 4e Ee …—De regel sis 0 WSD zin is door het ae ten van woorden en het ene van den zin bij- na onverstaanbaar, Om het denkbeeld er in vervat te begrijpen, moet men zich herinneren, dat het onder de Javanen en Maleijers gebruikelijk is, dat vorsten aan personen, als bewijzen hunner genegenheid, een kleed vereeren , gelijijk wij daarvan onder anderen een voor- beeld vinden op bldz. (11 (159) en, om van vele andere niet te spreken in de „|, sjw (uitgave van RoorpA VAN Eissinca) bldz. + enz. Nu gebruikt de daang , om niet eensklaps den pleegouders al hunne smart te openbaren, eene woordspeling aan het zoo even vermeld vorstelijk gebruik ontleend: «dewijl zij haar gunstig was, gaf zij haar een ander kleed,” maar dit andere kleed was helaas! haar doodkleed, Brpz. 6o. LS: Jute 5) eÊlwe De codex B heeft epo Jae, klaarblijkelijk een schrijffout. Brpz. Pr voie gal we ss In codex B ontbreekt het woord wle. Broz, 61. al 0 ken „fl De codex B heeft diel „co ( 304 ) IN je ZD erde wke is even als 1 zoo wel een woord van lief- kozing, als een eigennaam. Zie de inleiding. ers 3 opin CS In de codices A en B lees ik pres ri jm. Ik geef echter aan de lezing ers gt de voorkeur, om dat de uitdrukking dichterliijker is, en tevens meer in den geest der Maleische poëziij. «=$ gb is de | schaduw van eenig kostbaar voorwerp : maar fe m$ be- teekent ook eene godheid of liever een bovennatuur= lijk wezen. ESE Sa dl Lo De codex B heeft ‚Gl A5 sl Wb, misschien een | schrijffout voor „Glas of.sGax, Het woord (&$£l be- teekent eigenlijk eer teeken of cifer, maar in eene overdragtelijke beteekenis geeft het ook te kennen tellen, en van daar rzatellen, nadenken, begrijpen. | | SUS de vlake US SN vel glo thsf | De codex B heeft £S, dat noch eenen goeden zin. oplevert, noch met het rijm overeenkomt: ook de co= dex A had zt, maar een der lezers heeft dit door— gehaald en daarvoor 4% in de plaats gesteld, waar mede hij waarschijnlijk &S% bedoelde,—Het woor ESS 4e, dat niet in de léxica gevonden wordt, kom (305) ook zelden voor Ik vind het echter tweemaal, in de 158 ‚ssl (bldz, 150 van van mijn M.S.), in den volgenden Toht ä,l AS 5) leo il Fr iS JS AS ola 2 vl zi dte sr u) dis, rd ws sal mn se TS rie el sj wr rs glen js a WiJ 1 Ure €: ALS ln se vlo ec Án asl ele plaa JUS vlo ot le wt Hal ple 5) ud el sla Hike: AIMS je ZS 5 prbe ld Se 8 et. De RER van Site blijkt die | uit dezen volzin duidelijk allerlei onZeil em ongeluk te wezen. Zoo vinden wij het in dezelfde beteekenis op bldzeen (68) waBlake 4jlwon ESljo enn, gg ten Eske en blijkt die beteekenis en uit bldz, vr E89) CSLe dp SNS CS, aliëlw ike Ju, | Broz. 62. kee Jews El Siko Ukae staat hier op zich zelf, maar er behoort noodzakelijk een woord als ss, of iets dergelijks bij. «Hij vroeg nadere inlichtingen, nadere berigten omtrent het gebeurde,” Broz. ee get ur MS gjê dS rs _ De codices A en B missen het woord wy. Y (306 aib, sriso ds wle, | De codices A en C missen het praefixum J voor ‚nds hetwelk er echter noodzakelijk bij behoort, om er _ den lijdenden vorm aan te geven, die hier vereischt wordt. Brpz. 65. se gw, rn Het woord Js dat, op deze zelfde wijze gebruikt, nog meermalen voorkomt, levert eenige PAN. den op. s kan zijn ket Arabische woord er meer voud van pj heet gemaakt, gebraden, of iet ook gebraden, of zld of Jo beide beteekenendede steenen „// … 4 waarop reukwerk gewreven wordt van rijs ere sr &lo: de wortel is in alle deze gevallen me (\ voor | de ) heet maken, braden. Het zou hier dus kun- nen wezen «de dazangs keerden huiswaarts zich gloeiend gevoelende” of «met gloeiende harten,” om dat ze zoo verontwaardigd waren, over het gedrag rit vorstin. Maar het kan ook zijn dat 5 hier de Wedden: zegenen beteekent, de tweede vorm, | van se (! voor de; ). «De daijangs gingen huis- waarts met een zegenend gevoel,” of «een biddend/ ( 307 ) gevoel „” voor de ongelukkige BipAsArr. Op andere plaatsen, waar dit woord voorkomt, is deze beteeke- nis echter volstrekt niet van pas, b.v. bldz, aj (73) Je clm fl CSlyse : daar zou het alleen het denk beeld van gloezjen in eenen overdragtigen zin nr uitdrukken, namelijk gloegjen van vrees. | Broz. wy mn ve EE hog De codex A heeft tn Broz. 64. ulo gois U55 ales Het voorzetsel LS, eene verkorting van aë$, voor ales geeft eene beweging naar eene plaats te kennen: er moet hier dus noodzakelijk een woord, dat: eene dergelijke ‘beweging uitdrukt, bij gedacht worden, gelijk ik dit in de vertaling dan ook heb in acht ge- nomen. Dezelfde regel komt voor op bldz. tor (164). se vlo HS Hb eÊN De codices A en C hebben „lo, Wanneer. men in aanmerking neemt, dat de droefheid den pleegva- der afgebroken en zonder zamenhang doet spreken, dan is elo ook aannemelijk: ook de daijangs zijn niet te vertrouwen—ze hebben het weggenomen--ze hebben veel bedrog en list?” «Maar ik heb toch aan de lezing „Ao de voorkeur gegeven, omdat in den voorgaanden regel reeds gezegd was, dat de da- ijangs het hadden. weggenomens9 js wEbS gelo. ( 308 ) / jie gul n) ej lSke wegens ri rijm voor ojlade. ahlek + dele SS ols Epe | je boller Á hecft si. Het woord su betee- kent eigenlijk dronken, bevangen door heulsap of iets diergeliijjks. Maar het geeft mer te kennen ziet op- letten, ‘niet oppassen, door dommeligheid van de slaap. räJ & Er s Phats De codex A heeft selo en de codices B en C heb- ben lo. Beide deze woorden zijn mij echter onbe kend, zoodat ik er 1aalo van gemaakt heb. Onder- tusschen levert deze regel ook dan nog veel moeije- lijkheden op. &,5 beteekent verlaten, verstooten. ges Fr &al zou dus kunnen beteekenen: «in hare zwakheid verlaten of aan zich zelve overlaten :” doch dat is niet alleen eene zeer gedrongen verklaring, maar ook een‘ denkbeeld, dat in strijd is met den volgenden re- gel; Gaarne zou ik dus lezen rad Zetd sway cBidasari werd zachtkens gestreeld.” ee jo d je _d De codices hebben de 5 judas del ser: t welk ech ter geen zin oplevert. Bbz. wo (65) eol, so geel Eil Ju _ De codex A heeft ez)! Es 3. | (309 j ’ KK Aus lb dg stige 0 Aan iemand, die krank en op den oever van het graf is, zoodra hij eenigzins tot zelfbewustheid komt, rijst toe te dienen, moge ons vreemd toe schijnen, maar ligt geheel in de gewoonten en denkbeelden der inboorlingen. sb sle sle ol 150 chij wil geen rijst meer eten” is bij hen eene uitdrukking, die een? hoo- gen graad van ziekte te kennen geeft. „Sle ‚sl saw sb «hij heeft rijst gegeten” is een bantid van _aan- ikeliike herstelling. De omstanders trachten den kranke dan ook zoo veel mogelijk te bewegen, rijst te eten. jd kod dl ie nj in ’tJav. et en Ng.) ma Dx beteekent frisch, verkwikt, eigenlijk van planten, en oneigenlijk van men- schen gezegd. Men zegt van verwelkte bladeren en bloemen, wanneer die door de daauw of regen verfrischt worden AN b. v. âm en U en tar Tim aan \ deze Ca Lee bloem is door de daauw verfrischit ; en dus hier over- dragtelijk Ls jv EN CN , %w «Bidasari frischte een weinig op eid een weinig. 4 bk Brpz. 66. EBA Wie ss elo kar De codex A heeft wf, de codex B ue. (310 ) Bupz. ev (67) sve & GP Pd Ge) De codex A heeft , 53 woa 0. Brpz. en 6g sw Gu Gula SE PO Gelw is iets anders dan (jus, waarvan de betee- kenis in de woordenboeken wordt opgegeven. _elw is een grof soort van matwerk van gevlochten bam- boe voor omheiningen, of om bruggen en wegen me- de te bedekken en voor tallooze einden meer. Ver-_ gelijk bldz. 11 (87). oss wee ids: ME ein Oi Ext plloo De codex A heeft Aas in plaats van sem: en de codices B en C hebben «yu in plaats van wies. Het woord „ts heeft hier eenige moeijelijkheid. Es is het Javaansche ngoko-woord 0 EN ‚waar van ve kromo is; ’tis hetzelfde als het | Maleische #is: maar nu kan het voorzetsel » wel voor het algemeene woord „2,5 geplaatst worden, om er de aanwezigheid van boomen mede uittedrukken, b.v gr gees een twin vol boomen, vergelijk Mars- DEN Grammar pag. 58 : doch het is niet gebrui kelijk, dat voor den bizonderen naam van boomen te doen; men kanb. v. niet zeggen —X wÂes een plaats vol kokosboomen, en dus ook niet hier ME (3U ) Misschien heeft de dichter echter gemeend, dat de licentia poetica wel zoo ver mogt gaan. —, ses is, volgens het wordenboek van LEIDEKKER, een keep; sr gekeept, kepen hebben, maar nu heeft de of pinang zulke kepen of kerven niet. Mogelijk zal dus tAeyS moeten wezen tss d.i, een kleine vrucht die pas gezel is. Mijne vertaling is zeer onjuist: wil men deze laatste conjecture volgen, dan moet zij we- zen « pinang boomen waren er met hunne kleine, pas- gezette vruchten”: wil men de eerste lezing behou- den, dan zou het moeten zijn: « pinang boomen waren er met hunne kepen”’—— saw is, volgens het woor- denboek van LEIDEKKER, «iets zetten, als rijst enz. dat het uitschiete om te groeiijjen’’: en volgens Win- mer is het Javaansche woord ai \ Jonge bladeren krijgen. BrrArA INDRA, volgens de Javaansche spelling eigenlijk Bergoro HeNpro En nwn a Is een zoon van BETARA GOEROE Enna jn de opper- ste Godheid. Hij komt voor in onderscheidene ge- schriften der Javanen en Maleijers, vooral in de sj» el, der laâtsten en de Romo, Broto Joedho en Wi- wolo der eersten. Schoone paleizen, lusthoven. enz. op (312) aarde worden dikwijls met het zijne in den hemel ver geleken, omdat zijn verblijf aldaar het rijkste en prach- tigste was. Zoo wordt in” de Zomo b.v. gezegd: «Thans wordt verhaald van het paleis van den ko- ning Drosororo, dat even als het hemelhof was. Al de versierselen der kamers waren van gesneden goud, gebloemd met edelgesteenten. Niets van hetgeen schoon is ontbrak er, waarnaar men ‚ook vroeg. Wat be- treft al de versierselen van zijn paleis , dezelve verschilden niet van het paleis van BAToro HENDRO.”, Eenige regelen later wordt de lusthof van BrpAsArr vergeleken bij die van BerAra BRAHMA, & „es er je gls: maar nu worden de paleizen en lust- hoven, behalve bij die van BErAraA INDRA ook wel. bij die van BrrArA GoEROE, maar nimmer bij die’ Ce van BerTArA BRAHMA cm aj (er en ‚ mede een, zoon van den Opper-god Brrara Goeroe, vergelc— | ken. De dichter is hier derhalve van den algemee-! nen regel afgeweken. Broz. zo. eh olen bn Pet Het woord Er komt onder anderen voor in een | «uittreksel uit Maleische werken aangaande de wet en godgeleerdheid”, door MARSDEN medegedeeld ‚| (Grammar pag. 215) Er vlo ROAN HD Jkeke cs! we | (348) elen a Sen Sjee wis. Hij heeft daar dit woord echter on vertaald gelaten. In zijn lexicon komt het ook niet voor. Ne beteekent eigenlijk aan wederzijde staan, b. v. twee huizen, zoodat ze aan elkander geliijk zijn en dezelfde gedaante hebben. Ne vier te gelijk, in één gelid, nevens elkander gaan, zonder dat één voor of achter den ander is. AE viel, fwee naast of tegen elkander staande paleizen, welke in gedaan te, grootte enz. aan elkander gelijk zijn. BA deed een piek met een ijzeren gaffel. Em gelijk, even- eens. B o > de maan als hare KONE van weder zijde gelijk staan. De vertaling der zinsnede bij Mars- DEN aangehaald zou dus moeten luiden: «maar daar zij (n Ll. de maan) haar licht ontleent van het gelijk- vormige schitterend licht der zon.” CAE „Gm is volgens LEIDEKKER de naam van zekere oort van diepe koperen pot, om water in te doen: ier is hij echter van goud, en ook op bldz. «+ (128) komt hij voor als &Up ,Gw. zm is ’t zelfde als DE” knielen. | zles 5E, B Wia e) jew beteekent een doek of iets dergelijks ergens verhangen: van daar waw eon rek of kapstok om | L (314) dels optehangen, … Vergelijk ndi mie bldz, «r (182) Ark wSjiem d Aly ee a Bipz. go wiaiw ur ele} Gs Cialis 53 VOOr kes ela 99: de regel zou dus woordelijk beteekenen: «afgezet met juweelen niet op ééne (maar op meer) plaatsen”. iel Jiis ld Gis Woke beteekent, volgens het woordenboek van LEINDERKKER, een vijfhoek; dus -äalw Jil een vijf= hoekig kussen. Vergelijk bldz. r: (98) as jak iel Ji, Broz. 71. kel ais #6 wis eene omzetting van gu. Vergelijk onder anderen bldz. 1 1x (269) wil wle alie Gl. Bldzij [o4e Cz) u sd AB Eiie a se en meer ande re plaatsen. ns Le , gE dan De codex B heeft „&5o, ’twelk echter geen mi bekend woord is: als er stond „@&$o, zou dit ee Maleische vorm kunnen wezen van het Arabische woor zn en, ofschoon ween toch een’ zin opleveren CSS W wé SRD Os “De codex B „dike Wf « in plaats van C$sio. H (315) woord &iö beteekent hier een nabuur , wiens woning men zien kan; van Ed zien, aanschouwens Sj Ê Mare MA led In plaats van Aias is in codex C met cen vreemde hand er later boven geschreven Elssae Wilde men liever Eme niet behouden, ofschoon het, in dezen zin, in poëzij meer voorkomt, dan zou het beter zijn te lezen sd snee. Aaf Broz. sj (72) Spoek der sl De codex Ä pe 52 in plaats van epo. ONS &: kred wi? el Wss 6 Bir veil olde yes in den zin, waarin het hier voorkomt, is eene zeer gebruikelijke uitdrukking. Men zegt b. v. van iemand, die zich te veel opschikt, of die zijnen rijk= dom te veel ten toon spreidt, led mil obees 5 &: d.i. hiijj wekt hunne begeerte op. De vertaling zou hier dus woordelijk moeten zijn: «wij geringe en «nietige dienaren maken het warm in de oogen van «anderen”. | 5E, nd & es) rl De codex A heeft wye?. Brpz. 75. er Ope ESE al eej) is een Maleische vorm van het Arabische oord Ja majesteit, glorie. (316 ) Ais Skal ols loges De codex A heeft 5) low Broz. 9p (74) de Sie êln Adsl De codex B heeft jim. Broz. op (75) spo Jt de lu De codex B heeft 50 455. De ware spelling van do is eigeulijk ao. so Kil asl sjed De codex A heeft ‚as, PRE ör Ur USjde De ‚as ör is dezelfde die men hier te Batavia KE ë » noemt, de bekende Picus minor. Bupz, o4e (77) pile slr Shag 3995) | De codex A heeft „lS in plaats van „le. In de uit— | drukking ple 5 US IS iets uitgelaten: eigenlijk zou het, moeten wezen, 6 En $3 En Mu) 255 d.i, wan= neer de nacht den dag heeft vervangen, n. Ll. elken nacht. ® San wen ulo able wyläer is hier vertaald door een tapijt, maar be- | teekent eigenlijk alles wat uitgespreid wordt, zoo al eén mat, een laken enz, van ‚ien witspreiden, (317 ) reke „love sene a, IN) wie Jav. Kr. en Ng. ane dik of hbe beteekent een metalen schenkbord: vergelijk bldz, tre (178). Broz. 29 (78) ole & El wd GD De schrijver van de b’,, „us, wordt hier ele & genoemd. Men heeft van dit oorspronkelijk Arabisch geschrift een uittreksel of omwerking in ’t Maleisch, onder den titel van siae ‚Ami. Allerlei soort van hf droomen wordt daarin verklaard en uitgelegd. Om- trent het vallen van de zon of de maan, vind ik in mijn M.S. echter niets anders dan het volgende: 2 … ‚S Ee „ kod & : Ll 1,5 Geulo l2 92l Slk Ugo siae Wb tl WS dlp ol elo ols wt EUS Sl De s/e heeft dus waarschijnlijk in zijne verklaring van de droom des konings eene andere bewerking gevolgd. Geb wie gid yad) EDE GS il ds ae DS Aas Meer woordelijk dan mijne vertaling, maar minder duidelijk voor den Nederduitschen lezer, zou mis schien wezen: «Ze behoort te worden een soenting en tadjokh, (maar is ze) een weinig vertoornd , lang- zaam verkoelt ze”. (318 ) Brpz 79 pgs GEO 5d weil De codex B heeft 5 ‚w. J Brpz. 9U yerd pldo uilen eÉ wlhds De codices B en G hebben wo in plaats van (ye22; maar ik heb de lezing van A gekozen, dewijl deze beter met het rijm strookt. De ‚si schijnt het Ma- leische gedichtje gekend te hebben, ’t welk onder an- deren door MARSDEN wordt medegedeeld, Grammar pag. 210. SE 0 ot ore Dit „3 voor ‚e;#, is niet het Maleische voorvoegsel 5, om afgeleide zelfstandige naamwoorden enz. te vormen, maar eene Javaansche manier om in het Ngoko de plu- ralis van sommige aanzienlijke ambtsbetrekkingen uit te drukken, Vergelijk A. D. CoRNETS DE Groor Javaansche spraakkunst uitgegeven door J, F. CG. | Gericke in het 15° deel der Verkhand. van het Ba- | taviaasch Genootschap, bldz, 6o aan beteekent | alle: TD is daarvan eene verkorting: Uma alle | vorsten nala alle mantris. Eigenlijk zou bh || lS, hier dus overtollig of liever niet passend wezen. Het- | zelfde Javaansche voorzetscl ontmoet ik op bldz, 4e 9 | (52) e5röf es) kel; —op bldz. ppo (179) ikan (S19 ) Sides Gl Ju. Ook bier weder is Jm reeds in 5 begrepen, en dus als overtollig te beschouwen. Bupz. 80. wlm alke sal we Els De codex B heeft \esate : beide lezingen zijn ver- staanbaar: die van B, wuosere van wete» beteekent: «zij weet de harten zeer te bereiken, te achterhalen”. Wineke ÌS Van tel opmerkzaam naar iets zien, op zets staren, iets met aandacht beschouwen. «Ze weet zeer naar de harten te staren,” zoodat ze zich aan haar verbinden. ol aks „al LS sil GE lp de De codex A heeft ESxilw in plaats van EÁs. De ‚constructie van deze beide regels is zeer verward: zij zou moeten wezen: lamps Ol (ass ) Wes Eus Ko kope) sil „fo, Het woord y'lew van em gelijk, geeft hier eene gelijkheid van verlangens, begeerten enz. te kennen, en dus de goede verstandhouding tusschen den vorst en zijne gade, Gel & z) sk alas| De codex G heeft sj eene lezing waaraan ik wel de voorkeur zou gegeven hebben, indien ik niet be- | 3 ijver p \ « ae greep dat de afschrijvers eerder —!, in je zouden veranderen, dan omgekeerd. (320 ) Broz. sv (81) ES CE» ë Se pn De codices A en C hebben GO 59, hetgeen een opzigter over de slaven beteekent: daar mij dit echter minder passend voorkomt bij fe AR heb ik aan de lezing van B ‚syej= de voorkeur gegeven : ‚eos is dan eene verkorting van wsodses een roer, dus Den 5de een stuurman.— Het woord ER s is de Maleische verwisseling voor Es een Beton (zie MArs- DEN in voce). j ss ad wl ph) De codex B heeft stie, maar de negerie Petani aan de noord- oostzijde van het Maleische schiereiland is te zeer bekend, dan dat wij eenigzins in de keuze der lezingen zouden twijfelen. Bovendien komt „ús ook nog voor op bldz. 1e (g1) enz. ì | gek Epe wie Sl sr Ê RAT ‚„2lo EEn sti öyde beteekent ier ee «volgen de zij- ii den, de kanten”. De sr é ss isde bloem der d/stonia | regia. sie 0 305, d) WID jd SA kl Deze beide regels worden in codex A gemist: een der lezers van het Manuscript heeft opgemerkt, dat daardoor de panton niet volledig was, en heeft er | (321 ) om vie reden de volgende regels, in eene kantmeke- ning bjestohrdsen : ) sl * 1 je & wbs Jes De berg AN 5 av. En UN il En nj is dezelfde, dien men bij verkorting algemeen Smiroe Ca EN jn) noemt. Hij ligt in het Pasoeroeansche: vergelijk Zidschrift voor Neerlands Indië 1°° Jaargang 2% deel, bldz. 446 Volgens de Javaansche Mythologie (Manik moijo) zou hij echter op het eiland Bali gevonden worden: Het is de zetel van de opperste godheid BArmoro | GOEROE. sj 9 jee Jr Siko De codex B heeft „,; waarschijnlijk een schrijffout voor hs. | JS Jord gE ei De koning zinspeelt hier op het riijmtje, kort te voren door den mantri aangehaald. Bupz. SA 5e whale drasohs vals jj De codex B mist, waarschiijrlijk door eene on- maauwkeurigheid van den afschrijver, het woord za, Broz. 85. wl Ae MD aken De codex Á heeft ie Meer woordelijk en daar- Aa (322 ) om beter, zou ik misschien vertaald bebben: «Tus- | schen de openingen der wolken te voorschijn komende”. In plaats van ‚Siw heeft de codex A ;‚s,. En de meerderheid der.codices en de zin hebben mij „Aw doen kiezen. Bupz. 9q (84) Ö plm Els A6 pla is niet alleen de avondschemering, maar de | gansche nacht, zoo lang het donker is: Er pls is de | duisternis die licht begint te worden, de tijd van | ongeveer vier uur in den morgen, even voor de ‚sli o. 5de 2e Aad) El Js ” | De codex A heeft «maw. Het affix «$ geeft eene, onbepaalde algemeene vraag te kennen: ik heb daar om het affix & gekozen, omdat hier minder een vraag te pas komt, dan wel eene verklaring: immers de koning mag niet veronderstellen, dat zijne bevelen. van den vorigen dag nog niet zouden zijn uitgevoerd. Door eene vergissing heb ik echter in mijne vertaling de lezing van codex A gevolgd: beter zou wezen: «De hoeloebalangs en mantris zijn immers verzameld”. Broz. 1o (86) AK ss ahimliës De codex B alkis He ld a EN BI B (328 ) | yeh "daos f vil vos perla Jav. ad Kr, en Ng. nen aap > beteekent |eigenlijk verborgen, onzigtbaar (door betoovering), ib. v. an en zn Anger \ een onzigtbaar paleis; dus hier werd des) een onzigtbaar huis: maar on- eigenlijk beteekent het ook geesten of spoken en der- [halve hier „jesläw des, een woning van geesten, Broz. 11 oss lS jl ZSUSL5 wo Jav. Ng. emenn beteekent eigenlijk een reus, waarvan het Kromo is Da 1 LA Broz. 87. s/e HS a Jk) De codex B heeft jie his ais A: de codex À sie OIARS Ki) INT E Broz. yr (88) AS EDA vj ol | De codex A heeft ‚>: eene lezing, die mede zeer goed is, want ;,\» beteekent aanfZitsen, tergen , trot- seren: «tergen wij ze liever niet”. Alleen de meer- derheid der codices, die ele hebben, deed mij aan die lezing de voorkeur geven. Br TJ sj os In plaats van T° heeft de codex B _!. Hsp ë ss is zis kan op twee wijzen worden uitgelegd: het kan KE Dn (324 ) zijn van ang of 5 ‚ 'twelk een ring beteekent, niet alleen een armring, of armband, zoo als MARSDEN en RoorDA VAN Erssinca ten onregte opgeven, maar elke ring in ’t algemeen van koper f ijzer enz., ook zelfs een vingerring zie bldz. 44 (140): dus Es & si een slot dat in een ring of kram hangt. ’t Kan echter ook wezen ES van ag een Ozeren of houten bout om iets te sluiten: Ss Et sS$ zijn dan sloten aan zulke bouten gehecht. Op die wijze komt Ss onder an- deren voor in den volgenden volzin: als 5 ES Es pio ZÂed UI Zupe Gta Werl ss ÜS getrok ken uit de ‚asl le. Broz. 89. GS spe Ege ale De codex B heeft sle: «de koning ging naar bin- nen met nog iemand: maar de lezing ‚jw schijnt beters overeentekomen met hetgeen volgt, omtrent het ver-_ langen van den vorst, om geheel alleen binnen te treden. Brpz. 1= (go) wle gelet plus ol De codex B heeft fake? in plaats van „Elsie. hr U sf ot et Deze regel schijnt eenigzins in tegenspraak te we- zen met hetgeen de vorst vroeger gezegd heeft, en met zijn gansche gedrag: maar hij wil er mede t kennen geven, dat hij geheel op de Almagt van Go ( 325 ) vertrouwt, en dat hij zelf bang en bevreesd is, maar uit dat vertrouwen alleen zijn moed en onverzaagd- heid put. Ü Ë je mn: 5 pie gie De eenige wijze, waarop ik Evas Lwö weet te verklaren, is het te houden voor den naam van ‘den mantri die spreekt: anders komen die «allerlei bloe- men” hier vrij zonderling te pas. In alle geval zul- len wij ze wel aan het rijm te danken hebben. 5 lj jin pks Het woord «9 beteekent een gewelf, boog, koepel- dak ; van daar een huis, dat zulk een koepeldak bezit, een tempel enz. De Sen te Mecca heet «s$. men i) Ên sld wsl De zel ê» is mij, ook na alle mogelijke infor- maties genomen te hebben, onbekend gebleven. Bupz. 1e (g1) ES 6 sp ele „as Gila Jip sja lee De vertaling, die ik van dezen regel gemaakt heb , is de eenige verklaring die ik er aan weet te geven, Wil men wle voor wle oogen houden, dan is de zin nog onbegrij pelijker.— 55 Ino Js is een vierkant leun- kussen: het komt onder anderen ook voor in de vol- gende zinsnede uit de rs st á\Ke bldz. 178 ( 326 } van mijn Manuscript: des plans 2S9,0 vl Sl Et CSE D prak ep ln GED el Sp Ur woel solo is hier het Javaansche Kr. en Ng. an Ri dat ligt rood beteekent, en niet ligt blaauw, zoo als ik in mijne vertaling abusivelijk gezegd heb. Brpz. O2 Je Lesl „° «Slâzo Het woord „laa heb ik eerst regt goed begrepen, nadat de HEEE reeds was afgedrukt. Door te veel vertrouwen op het woordenboek van LEIJDEKKER (want MARsDEN en RoorDA VAN EisiNcGA kennen dit woord niet), heb ik Jass en Osei): gehouden voor even hoog naast iemand zitten, en naar deze ver- klaring van Leispexken heb ik mijne vertaling ge- || volgd. Ondertussehen beteekent Jus of asss alles o/ wat aanhoudend bij zekere tusschenpozen, of bij her- | haling, of op zekere afstanden plaats heeft, of is: b, v‚ wiken El de Klok luidt aanhoudend, esp pepe 1 nr weergalmt aanhoudend. Aen od be- teekent: op vaste afstanden naast elkander zitten. Men kan het echter niet zeggen van iets dat aan/iou- dend, maar zonder herhaling, zonder twsschenpozen (327 ) geschiedt: b.v. men kan niet zeggen Jep AA» voor Aij leeft aanhoudend, want leven heeft geene zekere herhalingen zoo als het luiden eener klok en het bulderen van het geschut, De uitdrukking „laas, wslpe is dan ook zeer onjuist, wanneer zij onop- houdelijk sluimeren moet beteekenen. Immers wlj van uil, beteekent in ’t algemeen zamentrekken, bijeenbrengen: van daar kan het ook de oogen sluiten beteekenen, gelijk het in dien zin onder an- deren op bldz. ys (98) jn sub Sl sle, en op bldz. 11 (100) sle dis OLS welem voorkomt. Doch wei wilje kan nimmer onophoudelijk slapen be- teekenen, maar zou volgens den aard van het woord wiki de oogen onophoudelijk open en digt doen, moeten te kennen geven: hoewel dit in het verband natuurlijk minder te pas komt.—Op bldz. vo (128) heb ik „wers sj gAsel vertaald door: «de speren en schilden waren in rijen geschaard”, Ook deze ver- taling steunde op de verklaring van LEIDEKKER. Volgens de eigenaardige beteekenis van „laas moet zij echter wezen: «de speren en schilden waren aan- ‚_ houdend”, dat is men zag ze bi herhaling, of op | waste afstanden aanhoudend voorbij trekken. Ditzelf- de is het geval met bldz. 1-+ (200) sip wid Gee ess hetwelk eveneens beteekent de lansen en schil— den waren aanhoudend”. Broz. 49 5,0 He pj? wor es of A5 ger sl d is de naam eener zekere soort van welrie- kende olie, uit onderscheiden geurige bestanddeelen zaamgesteld. Zie ook op bldz. vr (105), waar de- zelfde regel voorkomt. wss Wo jÄm agen SAR wigke gas Es) che De constructie is: é wp Te wils jen EAN; wiske les. Broz. 935. dw Pe Sl jm Alas Oye EMIO in SI Men herinnere zich hier dat 4u niet altoos een ei- gennaam is, maar ook eene eigenaardige beteekenis heeft: zie de Inleiding.— Met o‚ bedoelt de koning _ zich zelven: ’tis eene zeer gebruikelijke spreekwijze, die dikwijls voorkomt. EU ej gid HN Mijne vertaling is hier verkeerd, zij moet wezen: «Hij omhelsde en kuste haar en leide haar weer neder:” _ Brpz. 11 (94) vopike „Afm opde 4 De codex B heeft duan. | ele flot GNS De codex B heeft zee. ede) ( 329 Broz, 95. — els vip HÉ 20 Sj AS is een dier veelvuldige benamingen van de tallooze soorten van kleedjes, waarover op bldz, 255 gesproken is. Brupz. 1v (96) lam ols ad Si, 4d is een woord, dat ik te Batavia in het dagelijk- sche leven dikwijlsgehoord heb. Het beteekent : met zine gedachten elders zün en niet bij hetgeen men doet; van daar onpoorzigtig. aid la Esle heb ik dikwijls tegen koelies hooren zeggen, wanneer ze goederen van waarde of breekbare waar moesten dra- gen. Elders dan te Batavia heb ik het echter nimmer aangetroffen, ook niet in geschriften. le zhe wil (2695 De codex B heeft sle in plaats van 5,lie. ms JUS kê 95) „ê beteekent Zoofdpijn: ’tis het Javaansche Ng. Dj waarvan jn het Kromo is: het woord Js behoeft er niet bij, want „\ê kan niet van andere pij- nen en ziekten gezegd worden, maar alleen van Zoofdpijn: Ten onregte houdt MARSDEN „êen „uê voor hetzelfde woord. „uê is, gelijk hij het verklaart, (Jav. tag) eene zekere soort van ziekte of pin der beenderen, terwijl „ê alleen van hoofdpijn in ’talgemeen gebruikt | Bb (330 ) wordt. Ik heb het woord „ê in Maleische geschriften, dikwijls aangetroffen: zoo b, v. in een boek over de ge- neeskunde lees ik: JE JS wers) „Slime 0 AS Es Jead , Broz. 1n (97) we ji siam lats ks HS und vi & Meer woordelijk vertaald: «’tis mij niet gelukt (te voldoen) aan het verlangen, dat gij mij opgedra- gen hadt.” Broz. 11 (98) wel Rá br As sa) beteekent iz den slaap hard op droomen; oek. | onrustig slapen: zoo b, v. in de JX dsl lees ik: wil hale 6 js wl RA ier js. Ook in het dageliijjksche leven wordt het woord in dien zin, wel gebruikte | | Wijze wIRP skr Alke | Wijze of eigenlijk Hs Arab. beteekent Kennis; be-ll | PA kendheid, gemeenzaamheid van —)e kennen, weten. Wilde de dichter zich hier naauwkeurig uitdrukken, dan; zou hij moeten schrijven sm Zijne pllad sie He « hij © zag het meisje in de bekendheid van zijn hart; d.i. hij was met zijne gedachten bij het meisje. Brpz. gg. ol) Ms jE lms Ke 90 lS AEN» Deze beide regels worden in codex A niet gevonden. (331 ) Bs.nz. vo koko sl ls All At J CE, f Gs iere Jav. opn bei 0 Ig <> waarvan el het eerste alleen in poëzij voorkomt, beteekent eigen- lijk verzwijgen, verbergen van onstoffelijke dingen, b.v. ged on (ras Orap eene zaak of eene gebeur- tenis verbergen, verzwijgen: « Hamm de waar- CA heid verbergen. De Maleische dichter heeft hier ech- ter het woord nfeze gebruikt als het Javaansche Kr. en Ng. amen amaagr zich verschuilen, immers eenen vlek on anderen zin laat het woord, op de wijze en in het verband, waarin het voorkomt, niet toe. Vergelijk bldz. 269 dezer aanteekeningen. Als js BS es! Leys beteekent allerlei, van alles, allerlei zaken „ alles: van daar Awisraad, toebehooren, gereedschap enz. hetgeen door MARSDEN en RoorDA vAN Erssinca ten onregte als de oorspronkelijke en eerste beteeke- nis wordt opgegeven. Tallooze plaatsen alleen uit dít gedicht bewijzen, dat de eerste beteekenis van tzu allerlei is, b. v. bldz. poq (229) emjw led Erps ESsil bldz, 1 v(169) e/ö, ESA ais pu bldz, ter 196) Bye jw JO 59wd waarvan de vertaling eigenlijk woordelijk is: «om allerlei zaken goedkoop onder het volk te verkoopen,” &lw tw is eene eigenaardige Ma- ( 332 ) leische uitdrukking, die te kennen geeft, dat alles verkeerd is, wat men denkt of doet of verlangt enz. Broz. 100. geb! pelS5 de ph pe weet ik niet anders ’t huis te brengen , dan door het te houden voor eene Maleische omzetting van het Javaansche woord LEN of ny BAn dat ei-_ genliijk afwijken, afgaan van de zon of de maan be- teekent. Maar wanneer een dezer woorden in de Ja- vaansche poëzij bij „»$ of een dergelijk woord voor- | komt, dan beteekent het verschuiven het zij naar boven of naar beneden, zoo als bij een? slapende, | wiens kleed onwillekeurig naar boven of naar beneden / verschuift, zoo dat hij half naakt is. puilS5 vels) es | beteekent dus waarschijnlijk hier hetzelfde, jus! Jav, Kr. en Ng. EP beteekent een likdoek , een | sprei, een overtrek. Dat ‚lS5 aldus moet ver-\ staan worden, wordt onder anderen nog bevestigd door de wijze waarop het op bldz. too (143) voor= komt: &S 5 Ie pl 5 wig : hier moet het nood zakelijk verschuiven, afvallen enz. beteekenen. ke ie He „El De codex A heeft lo in plaats van „£o. ( 333 ) Broz. v! wel IS ss 5,5 Ate Volgens MARSDEN en RooRDA VAN ErssincA is EAN de oorlogsvoorraad, uitrusting , toerusting enz. Maar het wordt eveneens van de mannen gezegd, die deze uitrusting dragen, en in dien zin komt het ook hier voor. Zoo onder anderen in de ‚Mal &Ke lees ik: Jus alike WIJ é EMS alas 5)» ESú das! wle Ll wee yôle „Ks Ie, ciel pa) ed 5 wo lide. ne in de a älge bldz, 10 van mijn M. S. as sr Bld WP Ul lo 5, Ee Ee CSL Me Brz. ve (102) ke ol Es} 9de wisen „le beteekent bedienen, over zaken het oog houden, iets in orde houden, behandelen enz b.v. Er wike de tafel bedienen: dus hier «als of ze door iemand schoon werden gehouden, bediend werden, als of iemand er over ging” Ook op bldz. toe (149), waar ik „le GS sidi,s êt vertaald heb door «al uw verlangen willigde ik in”, zou het meer woorde- lijk moeten wezen: «al uw verlangen bediende ik” of «over al uw verlangen ging mijn oog” Nog eens komt het woord voor op bldz. ns (127) Eje ie se. Vergelijk overigens MARSDEN in voce, Broz. 1035. ges Ge wit àl GN of ike beteekent buigzaam , iets dat gemak= (334 ) kelijk zich laat buigen, b.v, een jonge boom. zl Gi 2: een buigzame tak: zoo wordt er in de äk prs en ssÔ gesproken van Gi wss wijs VI) Wit «hare armen waren regt en hare vingers buigzaam’; het is namelijk bekend, dat de Maleijöers en Javanen bijzonder buigzame leden hebben, en dit voor eene _ groote schoonheid houden, Ten onregte geven Mans-_ DEN en RooRDA VAN EisiNncA voor Gil op: Anap- pen, de gewrichten doen knappen, door ze te trek ken of te draaien ; dit is niet 4} maar een daarvan afgeleid woord Gilke of Gil of Gls . Wanneer dus hier gesproken wordt van pike wyise, gl beteekent dat: Aare lokken waren buigzaam, d. 1. krulden ge- makkelijk, Meer moeielijkheid geeft in den eersten oogopslag gels, waarvan wij op bldz. 277 gezegd heb- ben,dat het ’t Javaansche woord Gataaj\ is en groen beteekent. De bedoeling van den dichter is, dat: de lokken een’ groenen glans hadden of een’ groenen © weerschijn, iets dat de inboorlingen gaarne zien. Ook de Javanen noemen zwarte, glansige hoofdharen Kan | Oua. Bijna hetzelfde denkbeeld vindt men terug in de volgende plaats van de zoo even aangehaalde prs in Sie uslke bldz, 295 van mijn Manuscript: bldz, +1 (142) komt deze zelfde regel nog eens voor; (335 ) maar op bldz. tn (141) vind ik het woord GU in dezen zin gebruikt: zal rts alan Pk Dit is ech- ter almede eene algemeene spreekwijs van de Malei- jers: zoo onder anderen in de |,ö „9 sle bldz gg van mijn Manuscript: wytil 5 soe Id di keke ul gi veel Ore pe 3 Rho 4} alla sluw dou, HN vel & 5 vr nd 5 > AS dass 5 GRE Wi 955 Saa pd vs) en r skep lie wia wit, Aak ek, jim. Zij bedoelen met Gi As iden die rond gevild zijn of liever BER “die gebogen zijn: dit is natuurlijk eene overdragtige be- teekenis, die alleen aan het gebruik haren oorsprong verschuldigd is: de eerste beteekenis is buigzaam. afde u dl wle ll) of ds beteekent volgens LEIJDEKKER : «ge- zwollen oogen, n.l. door het schreijen’”’. Ook de Ja- vanen hebben (Kw. Kr.en Ng.) eden b ‚ dat de- zelfde beteekenis heeft. Op bldz. En (142) komt de- zelfde regel als hier nog eens voor, _Brpz. vr ko opin gal es De codex A heeft 45 _5y{“: maar 200 wel deze ei- gennaam, als die Se in de codices B en C voorkomt, zijn mij beide onbekend. Ook de Heer Winter heeft ze in de Javaansche literatuur nergens aangetroffen. ( 336 ) Brpz. 1oá. Of SP EA NI 05, Jav. Kr. en Ng. shalt beteekent plaag, kwelling, verzoeking, verleiding. JS ut beteekent dus kwelling ontvangen, gekweld worden, geplaagd worden. Vlas lo ens) ale | Het Javaansche woord Kr. en Ng. anutian\ betee- kent een leguaan: maar het woord antuan (Kr. | Hing.) beteekent Ket ligchaam. De verwisseling van de , in de ) (\,dwin plaats van en, is niets buitenge- woons. u“ uier Nie ws De koning noemt de ouders van Bidasari ài% , om— dat hij veronderstelt, dat ze vorsten onder de geesten of | spoken zijn; om die zelfde reden zegt hij ook, dats ze tot eenen anderen stam behooren, en dus ook-an- | dere zeden hebben. Bupz. ve (106) of wil 5 wSrs wss heeft, behalve de in de lexica opgegeven be teekenissen, ook nog die van Betoovering, even als in het Jav. (Kw. Kr. en Ng.) het woord: Ee Broz. va (107) Ui) Sh Ame aliËls De codex A heeft ij) St aliëln, ( 337 ) oSpus dado wsl p Sje ; | „sj is hier iets anders ‚dan het annie in ’t Maleisch gebruikelijk woord „Sym, dat b. v. op bldz. «r voorkomt. Hier is het ’t Javaansche woord jan) x de voeten. _De codex A heeft wei. zh: Brpz. v> (109) KS SP y cl. ) She Ke Hier wordt natuurlijk onder verstaan 5?) > name- lijk 5?) ef SD gele verbreek dit t geheim niet”. Broz. vv (111) ileo get zl ietab is de naam eener negerie of dessa: er zijn er zoo verscheiden van dien naam, ook op Java: on- der anderen ken ik de dessa Pekadjangan te Samarang. Broz. va (112) Zisho Jam (guêlke Swan Al de codices hebben deze lezing, ofschoon tsk hier onmogelijk het grondwoord ais bevelen kan we- zen, maar waarschijnlijk le zal. moeten zijn. Broz. va (113) sh, Ei uier ö) B De codex A heeft sao, sl wd 6 …Brpz, so (114) sl Gie osn Al de codices missen hier het woord 2) hetwelk er echter klaarblijkelijk mede bedoeld wordt, Ge ( 338 ) Broz. 115. 8) vast del wf as Lenpegken verklaart het woord wss door: «een stijl of stuk hout, hetwelk men in den grond steekt, om er iets aan vast te maken.” _ Deze uitlegging is | niet juist. (ws is de tak van eenen boom, dien men _ in den grond steekt, om hem te doen wortel schie- ten en groeijen, een stek. - ‘Ook in ’t Javaansch heelt men dit woord (Kr. en Ng.) ee ES Waarschijn- lijk beteekent dus hier de uitdrukking Ere vj) het- zelfde als in ’t Jayaansch mi mam fin d.i. steur of beschermer des lands, an is namelijk de voor-_ naamste wortel, dien een boom in den grond schiet. ter ef #20 | eyGan of „Ge, Jav. Kaw. vn ah (eng en \ of aaan | beteekent: zich vermaken, verlustigen. | Bupz. «1 (116) âdi #0 bre Er 0 | vels of ANS van AW beteekent: iets werpen „zoos dat het blijft kleven, b. v. gelijk men de kalk bij | het metselen doet, In de astúmellbl„o vindt men on-, der anderen het woord in den volgenden zin gebruikt: vj ds Js rl jn Shee Wai sol ais „le! en sö jn NS bai arn ES Er Sr Í je als; ds iss De codex A heeft „Se in plaats van „%. (339 ) Binz; ar (ra) Shawn AS) Êakso | MARSDEN geeft „la ten. onregte op als schittehend de verklaring van RoorDA VAN ErssinGA scheme ring, dwizeling , dwarreling , is evenmin juist. Het woord geeft niet schitterend te kennen, maar de ge- volgen van het schitteren voor de oogen, n‚l. ver- blinden en werblind. Zoo lees ik b, v. in de palen jul bldz. 225 van mijn Manuscript: wolijn Pes yêl gekke spike gio Ede vlo „U DVE EF U wijd Se: wilu Se EN Well Siamo JÊO Ls) ee wid vile, $ wis sSlao wie webs zl Kw) r sl an „le Wvo mi sues A DN, rs e Uren 5 idd ® 6 edlbe 18 55 Aloha sian ja, Hier rotan de oogen der menschen, die de schitterende edelgesteenten der kroon van ÍsKANDER aanzien; 4 door den glans der juweelen: hier moet „lis dus wel verblinden beteekenen. Op de volgende plaats van psa 5 4$ bldz, 561 van mijn M. S. beteekent sw verblind en wm Wyiae verblind maken; namelijk: el ole Es pn ke 5) > vels del 5u Brpz. Ar (118) LSD 0 sl ineke „De codex A heeft «5, in plaats van 40. je osriel y Gie AAKS Deze en de ads volgende regels tot aan weslo «lol (340) SS vp worden in codex A gemist. „8 Arab, beteekent: magtig ‚ krachtvol , groot. | kri, 119: NL, ESD wil al ik De codex A en C hebben „% le > in plaats van er 5) Ake WES le |, aës De oodex Ä heeft „slo aderen ep” codex C sho | Broz. ns (120) we eo Pr JK De codex B heeft zwe in plaats van woe. Broz. A9 (122) Pr AS os s, 55m, zamengesteld uit het rrd woord (u of | ols en het Arabische 3 sd of ö > een ziertje, stofje, \ ondeel; in de „ehul — Ei zlke a: men: lg Gr os | all rd EA) geste vs 2 5 S.à Broz. nv (124) ho Er aol AGS lee WES AS | ko Arab. beteekent Zelder , zuiver , schoon, klaar. | De berg lee WW is mij, ook na alle mogeliijke na- | sporingen, onhERone gebleven. a | ko Filo SKS alia! ijk van Eelen eigenlijk op iemand aan- vallen n.l. in een kwaden zin, b. v:inde ,súwl áls bldz. 201 van mijn Manuscript: r gule gla Jm Lb (341) eo) Epe olie Uwe) WES lee las 5 0 Sjee gs AS ie GS El sed Wojis, Hier is het woord dus in geen rated zin optevatten, maar alleen in zijne beteekenis van met onstuimigheid zich ergens heen begeven, of op iets aanvallen, de tijger in het voorbeeld uit de ‚sl iks om de schapen te vel- len, de koning uit liefde en verlangen naar BrDASARI. Brpz. 125 like Hilo lus gul 2lide van Zl, Jav. Kr, en Ng. mimú beteekent de ronde doen, b.v. van een wacht: hetzelfde als het in ’tMaleisch meer bekende woord gw: hier heeft het waarschijnlijk zijn aanwezen aan het rijm te dan— ken, en zal het ’tdenkbeeld van ronddwalen op de jagt moeten uitdrukken. | de jier) sais en De codex B heeft wm „lams. vis: os als es aol De codex B heeft „ib in plaats van „äh. Brpz, An (126) inkom ZA Id zal Juan De codices B en G missen lo. 5 ur ol Nie el, A) 5 ks òLs 4 De codex B heeft had in plaats van Ki. —De con- structie dezer beide regels is zeer verward: -duidelij- (842) ker zou de dichter, gesproken hebben: 8 Wyò dla (dla) ols Fe ee le sis (441) mjn FE reid Broz. A3 (127) wi ea ein ph he De codex B heeft zin plaats van ws’, waar- | schijnlijk een schrijffout voor ws. | si AS A ijt de Verd Me * Jb kans s=b kw noemt men hiat te Batavia en in vele Ma- leische landen, eene soort van zijde met gouddraad doorweefd. Op Java noemt men rk wnj\ een soort van grof wit linnen, hetwelk te Pronorogo ver- vaardigd wordt: dit kan hier door den dichter na— tuurlijk niet bedoeld zijn. beren heten be kan ook het verleden deelwoord wezen van “ks 3 en 6 \ Kr. en Ng. borduren; tú qed 2 gen al x geborduurd wor- den ; borduursel ; un “ ij Te Sef \Aet borduren, De beteekenis, die de Maleijers aan het woord hechten, verdient hier natuurlijk de voorkeur.— eS is, vol gens LEIJDEKKER, door en door stikken met eene naald, gelijk men in het borduren doet. Volgens Win- TER is Aum Kw. Kr. en Ng. eene soort van zijde- stof; maar te Batavia en in de Maleische landen is sla het patroon, waarnaar de waw geborduurd (5) (343 ) is, Beide deze regels komen nog eens voor op bldz, (ta (169) :de vertaling is daar meer letterlijk dan hier, ofschoon beide overzettingen op hetzelfde nederkomen. Ook op bldz. jga (229) vindt men Gn rb. $ Sje hert aas SU zi aa < Ke Kr. Ng, beteekent een bloem, en van daarschoon. Zie de Inleiding. Hier beteekent she 5j\w dus cmet franjes van bloemen” of «met franjes op eene schoone wijze omgeven” Op bldz. tv (169) leest men Jil kers dâ „SW met een schabrak met franjes van juweelen”. à Oerd dE tes Je kh: ro Pak Al de codices hebben wers meestal wordt het woord echter Nn gespeld. ds ln pien Alko) a codex G heeft wijhe in plaats van jim. 5 plas Gele vs Ne 5) is het Kawi-woord ey tin, de poetische naam van tn dat een paleis. „De codex B mist rr (344 ) Bi‚pg. zo (129) se wiel ef Fab mar ES loss le kiSo: De codex G heeft wzole 251 olaf zn en oek Epen lezing vormt met den voorgsanden regel en het ger heele verband eenen zeer goeden zin, want dan is de vertaling woordelijk: «Zou het ’t werk wezen van den koning, dat ik in den- morgenstond niet sterf” of «bezwijm.”’ Hetgeen namelijk sedert ‚geruimen tijd met haar gebeurde, dat ze tegen het aanbreken van den dag bewusteloos. werd, en in dien staat den ganschen dag overbleef, dit had thans voor het eerst geen plaats. Maar ik heb de lezing van de codices A en B gekozen, omdat deze wel eenige meerdere moeijelij kheden oplevert, maar toch een’ goeden zin | geeft; men moet namelijk in den tweeden regel het ! woord ‚sl er onder verstaan, en dan is de zin (@$ ole ols CST Zale ( ED, «omdat hij mededoogen met mij had, ben ik niet gestorven” Mijne vertaling: is, door eene onoplettendheid van mijne zijde, geheel ver- < keerd. ge walas Jel jo EIS zp Jake, aku OE 5 Je, plldo | Het land of de zegerie JelS is mij geheel onbekend. gelaksisde bekende landstreek vandien naam in ’tNoord- Oosten van Java.—gils £ is de bloem vande plant (345 ) „us: de „WS is de Moringa Perygosperma Gaertn: bij HorsrreLp in zijn Short Account of the Medi- cinal plants of Java wordt zij Guilandina Moringa, en bij Rummen wordt zij Morunga genaamd. Men vindt bij deze beide schrijvers veel over de oecono- mische en geneeskrachtige eigenschappen dezer plant. Haar bloem z4l$ £, bestaat uit een’ vijfdeeligen kelk, vijf op den kelk ingeplante bloembladen, 8 of 10 meeldraadjes, een stampertje enz.— he, Arab. betec- kent eigenlijk strand, oever, land: van daar zand, en wel voornamelijk een bijzonder soort van zand, bij het waarzeggen of horoskoop trekken (Oreylipde) in gebruik. Zij trekken op dit zand, waarvoor ze som- tijds papier in de plaats stellen, vele ongelijke lijnen, waarboven een zeker getal punten gesteld wordt, uit wier combinatie zij voorgeven de toekomst te kun- nen voorspellen. Sommige Arabieren schrijven de uitvinding daarvan toe aan Herocu , anderen aan den Profeet DANIEL, nog anderen aan CrAM den zoon van NoacH. Ook zijn er die den Bgyptischen Hermes of FrisMmeeisrus er voor de uitvinder van houden. In eene afgeleide beteekenis geeft Je, dus te kennen: de kunst van woorzeggen, en Rs de, «de woor- zegging der sterren.” Ì 5e alas 5 É) zl, nä! r ein, De codex A heeft Zo in plaats van zl. Dd (346 ) De codex AE zieh bite, dit zou wezen van Kad Brpz, tr Spul ka sis Sp ESSE Els daiwd / sss is hier niet het Javaansshe agama maar het É Maleische woord ‚Saw (zie MARSDEN in voce). De constructie van den eersten regel is: „Sam E a GSE; bar Wolsw wij zijn van één’ stam uwer dienaren” De koning had de pleegouders van BrpAsArr uitge noodigd , om in zijn paleis te gaan, maar zij gevoe- len zich voor die eer te gering. Dat bedoelen ze met die beide regels. ek bark gennk, a De woorden raw en fâu vormen eene tautologie. Bij de Maleiers en Javanen is Aw middelmatig het beste wat zij kennen. Als iets juist van pasis, noe- men zij het fd». Van daar, dat de uitdrukking «ze | was middelmatig schoon en bevallig’ bij ons iets an= | ders beteekent dan bij hen; en wij, om er hun denk beeld mede uittedrukken, moeten zeggen: «ze wa bovenmate schoon en bevallig.” Broz. or (154) USO gat eelde ej De codex A heeft ‚u in plaats van sm. Uit d verklaring van het woord —w, die ik vroeger gege (347) ven heb, blijkt dat ook deze lezing niette verwerpen is. De vertaling zou dan luiden: «indien allerlei straf- fen haar troffen.” Bupz. te js gh sy dae d Al de codices hebben ww» anders zou ik er lie- ver 4u» voor lezen. wa, kan hier echter een, Maleische vorm wezen van het Arabische woord wss een vers, een gedicht, en dan zou dit woord, in overdragtigen zin, spreken kunnen beteekenen, gelijk ook met ‚ú en g$ dikwijls het geval is, Zie bldz, 289. Brpz. 155. gp ol gh) wss ia sb jo wies zals a zl5 js Eid GS est „Sed Oppervlakkig beschouwd, schijnen de twee eerste regels elkander tegente spreken: eerst zegt de dichter, dat de schoonheid. der stad &ssi» ou was, en ver= volgens. zegt hij, dat ze. van verre, of liever uit zee gezien, g2dhs was. Het voorteeken ‚ maakt het woord in den eersten regel tot een Participium prac- sens, van. het verbum #75 vergelijken , waarderen ; Bees os ll iS is dus een kasteel zoo schoon; dat. het met niets is te vergelijken: in den twee ( 348 ) den regel maakt het voorteeken „ het woord tot een? superlativus van het adjectivum EM, hetwelk wel tot den zelfden radix behoort, maar waarvan de be- teekenis hier eenigzins gewijzigd is, en zeer gelijk , | zeer overeenkomend te kennen geeft d. i, met een olifant. die slagtanden heeft: zoo was namelijk de vorm van het gebouw. &22 js en www zijn dus twee woorden, die hier genoegzaam hetzelfde beteekenen. Op deze zelfde wijze gebruikt komt gas onder anderen voor in de volgende regelen uit de |,ö ‚ssl äle bldz. 261 van mijn M.S, zita via vst js Be ASN vele SE wi, ws al JI Ál. egte lid Eise ul Es an CN) En Âl Slasove a OE as CN | agr plan Ále, Hier drukt as sen wim hetzelf de uit als in den text, namelijk: zeer gelijk, zeer overeenkomende. Broz. q9 (1356) es, ESE uiter E Jl aj V CSd4w is een oud spel, waarbij men elkanders ballen toewerpt, en die opvangt of afweert, al naar | gelang het belang van den speler dit medebrengt— 4 Nadat de Heer WINTER in zijne beschrijving van eenige Instellingen , gewoonten en gebruiken der Ja- panen te Soerakarta, in het Zyydschrift voor Neer lands Indië, 5%® Jaargang, 1°'° deel, met even veel uitvoerigheid als naauwkeurigheid, de feesten, op-s (349 ) togten en plegtigheden, die er bij een huwelijk plaats hebben, heeft beschreven, behoef ik, bij de volgende beschrijving van het huwelijk des konings met BrpA- SARI, weinig ophelderingen te voegen. Men zal, uit eene vergelijking dezer beschrijving met hetgeen daar- omtrent te Soerakarta in gebruik is, ontwaren, dat er, kleine afwijkingen uitgezonderd, in dit opzigt groote overeenkomst bestaat tusschen de Javanen en Maleijers; zoo zelfs dat de benamingen en bewoordin— gen van vele zaken bij beiden dezelfde zijn, En al verschillen ook deze hier en daar, ook dan nog druk- ken ze met hunne verschillende woorden niet zelden hetzelfde denkbeeld uit, van welk laatste wij hier een voorbeeld hebben; want hetzelfde spel, dat de Malei- jers £$ |, E$äaw noemen, is bij de Javanen bekend on- der den naam van u eg _ De vijf zonen van den koning van NeAsriNo dra- gen, gelijk bekend is, den naam van PANDAWA of volgens de Javaansche uitspraak PAnpowo ( Ui a 2 ua). Vergelijk onder anderen T, RoorpA Proeve van Javaansche poëzij uit het Javaansche heldendicht de Brata-Joeda. Leeuw. 1841. „SW is het Jav. Ng. woord ae A Maa AOM het Kr, is, en beteekent lotgevallen , levensloop. sla Wss is | dus «de lotgevallen, de levensloop van PANDAWA” of de zonen van PANpor. Er komen daarvan in de wajang verscheiden bewerkingen voor, en in het groote heldendicht de Brata- Joeda vindt men almede hunne ar eik lu tol de Di a J| „Sj EAN is » naam eener wijze of van een lied. Men heeft het ook in het Kawi ia EAN of au an Ss) Van, wssye wordt door MARSDEN vertaald Wuchtig ‚ aan Kluchtspelers eigen. RoorpA vAN En- SINGA noemt het: «wat tot het tooneel of eenen spe- ler behoort” In het Kawi heeft men het woord anges ag ma dat dansen (tandakken) beteekent, en m5 2 il am aj de dans. Waarschijnlijk zal dit wel _ hetzelfde woord zijn als het Maleische wss. vi Eh ulo st zo De codex CG heeft aä,latto in plaats van b elo. Lilo is echter geen mij bekend woord: axl,l zou niets anders dan Hollandsch kunnen beteekenen: wilde men nu voor Lilo lezen Uwio, dan zou men kunnen ver- talen: «Hollandsche dansen’; maar dan zou het te, verwonderen zijn, zulk een denkbeeld hier te vinden, terwijl overigens dergelijke bastaard woorden in het” gansche gedicht niet voorkomen. | AKE pa) Alia) JL El van afl geeft eigenlijk te kennen: eene groo- te beweging, een algemeene opstand, van daar, ge- lijk de woordenboeken opgeven, krijgstogt, leger, rondgang enz, maar van daar ook, gelijk het hier voorkomt, een Zwidruchtig feest. Brpz. 157. &le gi zor» ej Alke of die van het grondwoord «lS of IS betee- | kent van menschen gebrwikt zuchten, en van dieren _ effen, blaffen, brullen, De bedoeling dezer ver- | gelijking is, dat de schenkers zoodanig door den wijn waren bevangen, dat ze niet meer konden spreken en slechts een onbestemd geluid gaven, als het gebrul van een’ tijger. 5 “ De smb Ep Of dus is de oeynium basilicuin. Maar hier is het eene uitdrukking ‚waardoor de aard der dron— kenschap wordt te kennen gegeven: zulk eene name- lijk, waarin een aangenaam gevoel zich van den be— vangene meester maakt, en zijne opgewonden verbeel- ding hem de schoonste beelden voor de oogen too- rami Setna ide oat mak vend vert. Uit de volgende plaats van de [4 ‚al wle bldz, 962 van mijn M,S. ziet men, dat de Maleijers (352 ) verscheiden soorten en graden van dronkenschap ken- nen: na eenen in feestelijke vreugde doorgebragten nacht beschreven te hebben, zegt daar ke ABe die & ol wels vei Ps, ke En os pie Jas! sbr Ër hl RA us wie ür wio ss rl fe it yeh | Hier hebben wij dus: „jeske le ali van het drin- in ’t algemeen; ss gele dronken van een zeer be- dwelmend toebereidsel van de bladeren en vruchtknop— pen der cannabis sativa Ls Gs Gle dronken van toeak , de bekende bedwelmende drank van den ko- kosboom; en eindelijk epe le dat is de dron- kenschap zoo even beschreven; dit wordt echter nim- mer van het rooken maar alleen van het drinken van sterke dranken gezegd. Men zal zich misschien ver- wonderen, dat een volk, bij hetwelk elke bedwelming of dronkenschap, van welken aard ook, door de gods- dienst verboden is, zoo vele soorten van bedwelming kent en daarvoor afzonderlijke namen heeft. Men be- denke hierbij echter, dat vele dezer namen misschien — dagteekenen van den tijd, toen de Maleiers nog geen Mahomedanen waren: maar dat, afgescheiden hiervan, juist zulk een godsdienstig verbod het volk vernuftig _ maakt in het uitvinden van voorwendsels en palliati- ven om de wet ontduiken: terwijl eindelijk de Maleijers zoo wel als de Javanen slechte Mahomedanen zijn, die vooral de voorschriften van hunnen Profeet be- (358) trekkelijk de onthouding van sterke dranken bijna da- geliijks overtreden. Brpz, 91 wodt 40 vere se UE WS Uil wd wd is een drukfout voor 948 de wijze. jÀrsie- se is de naam van een muzijkstuk of een lied. Sj wrs Ls gie E: De codex A heeft ;ö4e in plaats van wike. ja Eep MS DD tin is ’tzelfde als wird zie MARSDEN in voce. Broz. 158. vS Ge of phase 5 dje 2u Al de codices ber GS: we zou echter we- zen „is of 45: want Gs beteekent de top of kruin van een’ berg of van een gebouw en kan hier dus niet te pas komen: er of «sj, dat de baan of sleep van een kleed te kennen geeft, voegt juist in dezen zin.—,Aeko beteekent eigenliijk grijpen: vergelijk on— der anderen bldz, '(2) Ge wle jAese 2ilo chij kwam met zijn klaauwen grijpende en met een vreesselijk geschreeuw”. Dewiijl de vogels daarbij hunne vleu- gels uitspreiden, heeft de dichter het woord „asc, daartoe door het rijm genoopt, in eene oneigenlijke beteekenis hier kunnen gebruiken. _ Ee ni 7 een items oe Gn al ns ( 354 ) BLDZ. Iv Gj fo ES ER Meer woordelijk overgezet dan mijne verlaling zou het wezen: «hare gedsante paste bij de schepselen” d.i. bare gedaante was zoo als de schepselen wezen moeten. | Brpz. 159. ol lol gel las De codex C heeft wol; los 5! Len wiais de | codex A ols allo LS sn Hl olaës. Broz. 140. se kel sh lS Ofschoon al de codices „ele wel hebbes, wordt hier echter natuurlijk «s/e &,5 wel bedoeld; anders zou de dichter immers in tegenspraak zijn met het- geen hij op bldz. q9 (136) gezegd heeft: 5 ae SARS Ein gld osjle A5 del lar w'lejd. | Brpz. «1 SH (goel she Lj Van het subst, „sdiw did, gewricht, is hier cen lijdend deelwoord gevormd, dat woordelijk te kennen | geeft geledemaat, «zij was geledemaat van goud van | tien graden” d,1. hare ledematen waren gelijk goud van | tien graden, n.l, zoo fijn. vla ole Sje | Deze zelfde regel komt nog eens voor op bldz. [oc | | (229). wy Uws! is de naam van den ring: misschien is® KT jn het wel hezelfde als het Kawi=woord uaamranen dat fe achtkantig beteekent, dan zou de vertaling luiden: cze droeg een’ achtkantigen ring.’ VSS ud le sle wy „el iks vin) Ook deze beide regels vind ik op bldz. 19q (229) terug, waar ik vertaald heb: «daarenboven nog een’ ring met een edelgesteente, bewerkt op Ceylonesche wijze”, terwijl ik hier heb gezegd: «te Ceylon be- werkt”, Beide beteekenissen liggen in de Maleische uitdrukking. elio sl Sb md Woardelijk: «hare wenkbraauwen waren als een geschilderd laneet of vlijm’”’, n‚l. zoo fijn en gebo- gen. Met ‚>b wordt namelijk dat scherpe mesje of lancet bedoeld, hetwelk de Maleiers, bij het ha- nenvechten, deze dieren aan de sporen doen. Broz. 141, wol 5 UE Ir ud pla pas pla De codex A heeft «ols in plaats van wol, Maar aan de lezing der beide andere codices geef ik de voorkeur, omdat wol ‚ej waarschijnlijk het Kawi- woord (jen en is, dat de gekrulde haartjes van het Ed voorhoofd beteekent. ( 356.) LS) 4 EER „jdAD Esso ‚oe êr wil Gö, van een neus te zeggen, is eene zeer onge- wone uitdrukking, waartoe de dichter waarschijnlijk door het rijm is gebragt: zijne bedoeling is misschien 2): in die veronderstelling heb ik het althans ver- taald, en dan komt de volgende vergelijking £ » mil | Ssi) Ls daar zeer goed bij, kod Epe kel,o van del, is waarschijnlijk hetzelfde als het Jav. woord Gna lijdende vorm van ess ker- ven, van strepen voorzien ‚ waarvan nas \ erf. » streep het grondwoord is, «el, is dus gestreept, gekorven. Misschien is al, 23 #& ú een edelgesteente met strepen. Broz. +1 (142) gh zien Ho De codex A heeft #15 in plaats van #5. we ike 5) basiss 5)\witsd is waarschijnlijk de gekawiseerde naam Kin * a na 7 e Q { arn an aa TN van 5) es Es Jav. MHYAN AU Ag dat bloem- berg beteekent. Vergelijk, wat ‚sw betreft, bldz. 545 % dezer aanteekeningen. PERBATASARI Of liever PRABo- To SARI was de zoon van den koning van Kediri, broe- der van de prinses Tsonpuro Krrono, die met den in @ de Javaansche literatuur zoo beroemden held PAnpsr (357) gehuwd was. MersA WorrAN ( ye) of liever Maureso WorrAN ( e be ere a>) was een halve broeder van dezen PAnpsr. Beide deze personen ko- men voor in de geschiedenis der he van Kediri en Djenggolo. UeEEl Sl Jk De codex A heeft «&# in plaats van «lil, Broz. too (143) ple Jim wij Ên De ple JAM is de polyanthes tuberosa, een bloem, die des nachts riekt: in het woord le ligt hier te- vens eene woordspeling, zoodat het, behalve om een gedeelte van den naam der bloem uittedrukken, ook dient als bijwoord van het in den volgenden regel voorkomend woord „ia. NT les) Eike «al «U so EAhave Lal KN rand 5 Lai Je U ll il vet 8 in sy oe sl Be plloo de 54 wie U$? al äö 25) 6 |, 5u Wie De ee C heeft in den laatsten regel ens in plaats van sjors —)lsil van Ji Arab, daad , werk, handeling. \W Arab. ontmoeten. ‚s Arab. de zee. kia Arab: paradijs. ‚le Arab, een woonplaats. Men vindt 4 hier eene zeer fijne maar tevens ingewikkelde en echt Mahomedaansche beschrijving vau het huwelijksgenot des konings, waaruit men tevens ziet, hoeveel meer kieschheid in dit opzigt er in de Maleische geschrif- ten heerscht dan in de Javaansche. Wel zal men in sommige Maleische werken, b. v. in de 4,5 lan st ook zeer ergerlijke plaatsen aantreffen, maar dan zijn het meestal vertalingen of omwerkingen uit het Javaansch overgenomen, gelijk onder anderen de titel van de zoo even genoemde wke al aanstonds aanduidt, Goede klassieke werken hebben dergelijke grove voor- stellingen niet. Broz. tot (144) Ji Sie Syl gdde d Dit woord 35» bij ee komt in dit gedicht meer- malen voor. Ik weet het echter niet anders te ver- klaren, dan door het te houden voor ’tzelfde als het Kawi-woord (aman, dat vatbaar, scherpzinnig be- teekent. Ondertusschen heeft men hier te Batavia het woord \4»l, dat de eerste, de voorste te kennen geeft: bij het knikkeren gebruiken de jongens dit b. v. om aan te duiden, wie de eerste of de voorste is. Hier- van zou ds Jeen vorm kunnen wezen. Ik durf hier | ( 859 ) echter niet beslissen: meestal komt het voor als. een epitheton van sjike, maar op bldz; 1r1 (174) ook bij een ander woord ay, El pb Ales , waar ë be- trekking heeft op den koning van Kembagat. Bupz. 145, pim Al5 aal at Dit woord päm is iets anders dan Xm hetwelk op bldz. rem (147) voorkomt, Uit de rijmwoorden ‘der drie overige regels van het distichon blijkt, dat het moet worden uitgesproken Loäw. Waarschijnlijk is het dus het Kawi-woord EJ dat fijn, bedekt, ver- holen, verborgen, doordringend , ziel beteekent. Mis- schien isdus de zin van dezen regel: «de koning be- minde haar zeer doordringend” of «zeer in zijne ziel” or pe? Wss eajao älmyme is zamengesteld uit het Maleidsche aanhecht- sel & en het Arabische woord ze, ’t welk betee- kent: opgaan, opklimmen: van daar ook, ten hemel varen b. v. 5de Gn de hemelvaart van Je- sus. Dus beteekent relug wss deze hier woordelijk ; «Laat ons te zamen ten hemel varen.” &âa) 50 Ge js BÂad opt OW wrd De bedoeling dezer beide regels is, dat de vorst met zijne gade zoo zorgdragend en zorgvuldig wilde (360 ) omgaan, alsof hij olie in de hand droeg, en zorgen wilde dat daarvan niets gestort werd, De vertaling: «even als olie, ten boorde vol in de holle hand uit— gestort,” is echter minder goed, dan deze: «even als _ olie in een kom ten boorde vol gedragen’: want, of- schoon g55 iz de hand dragen beteekent, bedoelt men toch, wanneer men zegt 4e gslde olie (in een kom enz.) op de hand dragen, Het denkbeeld van voorzigtigheid of zorgvuldigheid, dat deze geheele vergelijking moet aanduiden, komt daardoor ook nog _ meer uit. Brpz. tor (146) Wo pn 0 55 „u £35 is het Javaansche Ng. woord mad , dat hetzelf- de beteekent, als het in ’t Maleisch meer GE woord 45 een deur. ES Js as 55e De codex A heeft aêam wid Ste. Broz. tor (147) Rd pel wsl pst na Het Ar. woord ie beteekent stom. rr Rid is & een soort van grof linnen, waarvan men onder an- deren de zoogenaamde goeni-zakken maakt. (361 ) Buoz. tor (149) sbs 0 Ss! Js Kinas De vertaling van dezen regel is verkeerd: zij moet zijn: ken nu nog is ze op mij vertoornd” _ Broz. jo9 (151) ge Sl Genta) d De codex G heeft tal » 53+ BEN, Wda) A8 GERD bad Het woord ‚‚ò kort in het Maleisch, behalve in dit gedicht, voor zoo ver ik weet, niet voor. In ’t Sanskriet heeft men het woord doera, ’t welk verwij derd, afgelegen beteekent. In een glossarium van eenen onbekenden zamensteller wordt het Kawi=woord sas aangetroffen, hetwelk daar door am nas verklaard wordt, hetgeen ver beteekent. Ook op de andere plaatsen, waar dit woord in dit gedicht voorkomt» komt de beteekenis van wer, verwijderd, afgelegen zeer goed met den zin overeen. B. v. op bldz. tr (276) ,59 wo iäos Byl A, waar sle met ‚;) eene tau— tologie vormt: «is het zoo ver? is de plaats zoo verwijderd?” en op bldz. tr" (192) KbiLo „5 Ne j,o waar de zin wel eenige moeijelijkheid geeft, maar alleen op die wijze, met de invoeging die ik er bij gemaakt heb, kan verklaard worden. Broz. ter (152) Gis eld did &500 GS is waarschijnlijk eene verbastering van GA Fi ( 362 ) Jav. u en oe dat, even als het meer algemeen ge- | bruikelijke ‚ab de schouder beteekent. lo lm De moe e om SPO Os gel js beteekent gulzig ‚ begeerig n. L, als het van eten of drinken gezegd wordt: maar het wordtook invele andere beteekenissen gebezigd, b. v. ruw, grof n. Ì iets ruw of grof werken of verrigten. Het komt in ’t Maleisch dikwijls voor; zoo b, v‚ in de psäimall ble bldz, zo: wab döle sd Bs ie sle tj El allee CN) ls e wie vrl, Kad egale dlaws dla} elo wle „sus, In het Jav. Kr. en Ne. heeft men MEA of mi beki ‚ dat vuil, smeerig beteekent. Ees ata all 2 zigd 5 De codex B leeft San a J nú nn Ë „l 4s$ en | ook in den tweeden regel „Súse in plaats van „Sl, JE) pls ys ds vie’, is niet alleen een afschrift, kopij eoz. zoo als | RooRDA vAN ErssincA en MARSDEN opgeven, maar ook een verhaal onverschillig of het beschreven is, of | mondeling wordt medegedeeld, gelijk hier. Zoo ook in de syuslsn sss iKa bldz. 65 van mijn MS. „Sls’,o eel 5psle & &b lo dl, Het woord „loo wordt ent eme Mk D eee ( 363 ) hier gebruikt als faw of «& (vergelijk bldz: 295 de- zer aanteekeningen) en beteekent dus terwijl, gedu= rende enz. Het komt op die wijze gebruikt meerma= len voor b.v. in de Aolull iu ike lees ik: plu & be alls vrins rss Ör El gl rl Wels eol. En zoo ook dikwijls in dit gedicht. Bupz, tov (155) de iS ao gb Eene niet onaardige vergelijking, om de groote ge- lijkenis tusschen twee personen’aanteduiden, Ik vind haar dikwijls bij andere schrijvers, ook in proza ge- bruikt, b.v. in de „uslan 5 àl bldz: 5g1 van mijn M. S, up el 15, Ain Kad op DN SAS lol vide „ Ft zi jins. EN) WE « Brpz. ron olde gede Js Zok Eene ónvolkomen uitdrukking, waarin het woord, gl of {8 of iets dergelijks is uitgevallen. Ook elders komt ze op die wijze voor, zoo als b.v, op bldz, 1os (157) Se il ss yo Enz. Brpz. 156. je ede g0 Wied „4 komt mij voor eene gebrekkige spelling te we= zen van het Ar, woord ‚ls groof: zoodat het met het Maleische paefixum zou mien wezen les: . ( 364 ) „Broz. tos (157) Zee Alja Gd be dame Arab. een vraag , een onderzoek, een vraag stuk. Bupz. (to (158) söl weten 00 sed | De codex B heeft ‚se in plaats van „E00. Broz. 't! 5) Hg ve zl bo De codex A er &l: de codices B en C hebbek #2 4ls. Daar hier echter een vocativus moet worden uitgedrukt, en geen der lezingen die te kennen geeft; heb ik mij de gemaakte conjecture veroorloofd. | vet Slik at le welt als E: 6 ses Hij vreest namelijk, dat men hem misschien niet zal gelooven, en dat hij dus daardoor eene zotte fi- | guur zou maken bij menschen, die hem niet kennen. © ’tIs de gewoonte van Maleische en Javaansche vors- | ten, eveneens als van hunne Europesche collegas, om, * wanneer zij zich buiten hun gebied begeven, incog- nito te reizen, Brpz. 160. MS eSrt dla Se VELG ben | Al de codices hebben deze lezing: met een weinig plooïjen en schikken is er danook wel een zin uit® ( 365 ) te maken, gelijk ik in mijne vertaling gedaan heb: de. meeste moeöelijkheid geeft daarbij het woord «lu van hetwelk ik niet overtuigd ben, of het wel meer in zulke eene beteekenis voorkomt. Ik zou echter lie- ver lezen „&° in plaats van &lw, van het Ar. woord bewezen, bevestigd, bewaarheid en het Maleische affisum 4. De zin zou dan worden: «indien het be- waarheid wordt, dat het uwe zuster is, wat behoeft gij dan uw?’ stand nog te verbergen”. De verwisse- seling van 4&° in «lu kan men zeer gemakkelijk be- grijpen, vooral wanneer men in aanmerking neemt, dat de Maleische afschrijvers veelal onder dictamen schrijven. HAKS ds, a, Ö A WÂe) Eigenlijk staat hier: «vier volgelingen van SINA- PATI’’; maar er is vroeger niet verhaald, dat deze gevolg had: misschien zal er dus bedoeld worden: SS 559 75 6 Wiel: «behalve SiNAPArr vier zij- ner volgelingen,” n‚l, van den vorst. Brpz. (tr „ú vid cha us als Gem is eene verkeerde spelling voor jwlw zie bldz, 510. «, Bupz. |I» (162) nj! Ee Hal ep) wyjkis hier niet de berg van dien naam in het ( 366 ) Pasoeroeansche: maar een eigennaam ún tv, die in de Javaansctie literatuur cen groote rol speelt. Een der Pandawas heette Arproeno: vergelijk bldz. 349 dezer aanteekeningen: nog komt Arprorro Sosro BAHOE voor, koning van MarrsPArr, en eene incarnatie van BaArTumoRrRO WiISNOE. 5 Ont Jl LD Anas Eigenlijk is ser Jy «het hoofd der west maar er wordt natuurlijk mede bedoeld 55 nt. ln ue) Syn J5 Minder moeijelijkheden zou deze plaats opleveren, indien wij de lezing van codex CG volgden, die &S,w S in plaats van ‚Sy heeft, en dus een geheel tegenover- gesteld denkbeeld uitdrukt, Maar dan is de vraag hoe komen de codices A en B aan de lezing „Sw? Het natuurlijke antwoord daarop is, dat de afschriijvers waarschijnlijk „Sw niet goedkeurden en er Sw voor in de plaats stelden: want dat omgekeerd de afschrij ver van codex C 2Syw in ,Syw zou veranderd hebben, en dus eene moeijelijker lezing voor eene die gemak- kelijk te verklaren is, zou gekozen hebben, is niet wel denkbaar, Daarenboven is „Sw toch in alle geval, hoewel in den eersten oogopslag eenigzins vreemd, zeer goed te begrijpen: immers de moeder gevoelde j/ zich beklemd, niet op haar gemak (Sw ), omdat er bij haren zoon een vreemdeling was, dien zij niet kende. © (367 ) pesBrmz. 65e egel WE en „lS In dit wss 155 ligt eene woordspeling: tis na= melijk een titel, want prinsen enz. worden gp lad lis genaamd; maar ’tis tevens ook een eigennaam, die echter altijd eene aanzienlijke geboorte aanduidt, Hier gebruikt de zoon des konings het woord in dezen laatsten zin, om daaronder zijn incognito te verbergen. Broz. 11e (164) wrs? „il el sn Deze en de volgende regel ontbreken in codex A. Brna ite (167) sl En hs &5r Tue LZvo Ems yael eis 0 ‚ Eigenlijk staat hier: «hij is een werkman (ervaren) in dit werk: hij kent het goud van tien graden’, Het is n‚l. eene woordspeling, waarmede de menschen- kennis van den mangkoeboemi wordt aangeduid, zoo dat hij het iemand kon aanzien, of hij van aanzienlij— ken bloede was of niet, gelijk een goudsmid het goud van tien graden weet te onderscheiden. Broz. 11v (168) ge êjl wss Jel ali b er dr tige AAS lala ih an issie Ep) clap De beide eerste regels kunnen op tweederlei wijze ( 368) worden verstaan. De eene is die, welke wij in onz vertaling gevolgd hebben: dan beteekent wf wij e heeft betrekking op de sprekers zelve, terwijl de bei-\ de regels letterlijk beteekenen: «terwijl ons geslacht geworden is dat van aanzienlijke menschen, en hij ons heeft doen keeren tot een hoogen rang die bereid was (voor ons)’— Maar wss zou ook kunnen worden verstaan, als betrekking hebbende op den aangespro- kene: in eenen gemeenzamen en vertrouwelijken stijl gebruikt men namelijk meermalen den eersten persoon, terwijl men den tweeden bedoelt: zoo vraagt men b,v. WS zee tsls choe oud zijn wij’? voor «hoe oud zijt gij” ? was Gl lp «hoe veel kinderen heb ik’ 2 voor «hoe veel kinderen hebt gij”? Wil men nu dit op de beide bovengenoemde, regels toe passen, dan zou men kunnen vertalen: «daar wij” (datis dus hier } gi) «van een aanzienlijk geslacht zijn, is zij (n. 1. BrpAsAri) tot haren vroegeren rang terug gekeerd.”” pil zis 5e Ilke De codex A heeft „loo. pi kes,5 wed ied Wed is waarschijnlijk het Arabische woord « met de Maleische voor- en achtervoegsels > en „$ Het woord alc beteekent een wolksramp , een ongeluk ‚8 maar ook eez voorwendsel, voorgeven; en dus -hier ( 369 ) «Hij bragt den prins mede, onder voorwendsel. zijner geschenken” enz. Broz. 11 (169) EIS Hw OS alsk) Ais is een soort van dolk of kris. Dikwijls vind ik dit woord in Maleische geschriften, zoo als in de áKs JE gl bldz. ba andel BS r pla pl GA lS el grens gl Soo 5 niel jo Wop WID dis ld aj en een glas &3 és &lal ol dts! zh en in de Aa sja eel ak 85 ee pre Wj ; Bam Al älo! wia bvo alie JS wt ple E5n Aven la kol, Dezezelfde re- gel komt et anderen ook nog voor op bldz. faq (229). 5 ál Ek 5 welos sl Áo! beteekent woordelijk: «het vers van den troon’: met dien naam wordt het 256°“° vers van den koran bedoeld, omdat daarin van den troon Gods Pra Ien abh Cs” 5) gewag wordt gemaakt, namelijk: l alsa Be FAT 67 e/=0 IP á „/8c/ 1159 SEE vo SN w Ge) silo olga de p4| pr 5, eas =| kl $ JV osba. P/ bulof, 1I vo ie, Jel Foluh v/v EN bass , als le 2! wike las Hb si sAÁC e hd tn ej A 3 Hú Û „ 4 , Wy Taol AVR v AS ss IIP vo/ 11/5 wos / sj) val fh) 7,2% vj, sla En le sl ales / vo Jou piel, dat is: «God is de eenige God; eris geen an- dere God dan Hij, de Levende, de Eeuwige. Noch de sluimering noch de slaap hebben invloed op Hem. Ge (370) Al wat in de hemelen en op de aarde is behoort Hem, Wie kan bemiddelaar zijn bij Hem, zonder zijne toestemming. Hij weet wat voor hen en wat achter ben is, en de menschen bevatten van zijne wetenschap niets, dan hetgeen Hij hun heeft wil- len leeren. Zijn troon omvat den hemel en de aar- de en hunne instandhouding kost hem geene moeite. Hij is de hoogverhevene en de groote”. Hetisde ge- woonte der Maleiers om dergelijke spreuken uit den koran als amuletten bij zich te dragen. Ook op bldz. 194 (229) vindt men er een voorbeeld van. Brpz. 170. 5)eS Eil Ope vie jO De codices A en G hebben e,les &ilo ple 0 Ope 69): Broz. it O5 ejw ien vâs, va | IIS" Ie (55 BUS De codex B heeft &Slsw,s: maar 45m is de ware lezing. Woordelijk beteekenen deze regels: «hij zeide dat hij één stam met mij wilde worden (of dat hij zich met mijn stam wilde vercenigen), ten einde voor den koning te kunnen verschijnen’’: de constructie is & B spa SK) alie (51) Len AS spar Gn JUS. Ì Broz. tro (193) wb el pl ESS als De constructie is ‚sl M&S wa5ï „al ES, Het woord, wij iseen vorm van w;} , hetwelk, gelijk MARSDEN | en RoorDpA vAN EisincA te regt opgeven, een ge- vangene en gevangen nemen beteekent: maar het wordt ook in overdragtige beteekenissen gebezigd: zoo leest men in de „soll Aude kil4e bldz. 193 van mijn MS. ZS ES yi 4 sbs cik ben gevangen genomen door mijne lusten” en in de ‚sil wake bldz, 559 Sl ie wslijs bid we» zijn hartis gevangen door de goederen dezer wereld’; en zoo hier 0955 wsl pl EU a&$ «ik ben door haar gevangen”, dat is: gzijij trekt mij tot zich.” Broz. Ir! daj dik) 5 lams A5 Sl opbol Slus HD Het is bij Maleijers en Javanen eene onbeleefdheid aan iemand te vragen « hoe heet gij” of «wie zijt gij 2 Daarom wendt zich de koning tot Sinapati, om bij hem naar den stand en de afkomst van den hem ver- gezellenden vreemdeling onderzoek te doen. 55, fan) Ako sl 55 beteekent eigenlijk een Kluizenaar, iemand die in stlle afzondering leeft, en zich aan godsdien— stige overdenkingen toewijdt; maar hier wordt met dit woord verstandig, wijs of eenige andere cigen- schap bedoeld, die men aan zulke heiligen toeschrijft. Broz. 174. a wdd jen et De codex B heeft as, maar eigenlijk is het GE Arab. witmuntend, uitstekend, els ie Ss alken Deze en de volgende zes en twintig regels-worden in codex B niet gevonden. ON pla pf Fakin „De codex G heeft wss plloo Jpze lau hs vertaling is naar deze laatste lezing gevolgd; zij be- hoorde echter natuurlijk op de in den text aangenomen _ lezing te slaan, en had moeten wezen: «En beroemd in zijn koninkrijk,” | Broz. irr (175) ojos fer GA sd Mi De codex A heeft Gos. Broz 176. wi, E aant „le Ea) ee De eerste beteekenis van saw is bedrog, verraad, enz.: maar het beteekent ook weinzerg b.v. in de Bam j kel dol bldz, van mijn M. S,. Sl it pjp gi ARS ols? fa INtd IN iss E aand Wiss LS ws CN) INTE Aka lo gam sli rds | sw: hier Et „au twee Gal voor in den zin van weinzeri: maar van daar beteekent het ook Met uiterlijke, het voorkomen vaniets b.v. in dezelfde sjon ‚sel dl bldz. g5o PSA WIJ B wed Ê A ea) pels plloo UPrst urdl | uik vlo IE aant Klaus wid ile Au &: J le, rj Ws „5: hier wordt gesproken van vruchten, die rijp wa- ren en anderen die nog zuur schenen, of het voor- komen hadden van nog zuur te zijn, maar zoet wa= | (373 ) ren van smaak, Zoo ook in dezelfde san ‚tel Ala ‘bldz. 885 Pe re EIS EE UP UP js de vorstin was licht geel, maar had het uiterlijke, ‘het voorko- men van groen”: d, i, er lag een groene weerschijn of glans op. In den text beteekent dus aw sle £adöo wi, «hare gedaante had het uiterlijk van beschroomd heid, omdat men haar aanstaarde.”’ Brpz. irr JO tel sle A WS jsil Blf ES jo Beter en naauwkeuriger had ik vertaald, indien ik geschreven had: «Is het zoo ver, is die plaats zoo verwijderd, van het land Kembagat tot Indra Ne- gara”’? ‚4 „8 en ‚95 „al zijn dezelfde stad: „ú en jj” beteekenen beide land of stad, Ook op bldz. (1r (235) wordt Zndrapoera „ „5 genaamd. _Bupz. tre (178) id Edhke Ae As Else is de active vorm van dw, MARSDEN en RoorpA VAN ErsincA geven niet anders op dan EN een gordel en fdise aangorden. Maar de betee- kenis van @dite is veel algemeener: het beteekent over de schouder of op de hand dragen n. l. van goederen van waarde, en vooral van vorstelijke goe- deren en sieraden, die den koning in staatsie worden nagedragen: b, v. in de „ puslan sss &K bldz. 291 (374 ) sE Ee GS Eme El le leer lor sier ele Sa ES AS Elte Ee Jot Ft 0 7 pas E20 lo vies lo: Hier ziet men de verschillende wijzen waarop de volgelingen de insignia van den vorst hem nadragen: sommigen ( dar) houden ze vast , anderen ( ae) hou- den ze op de schoot en weder anderen (Eire) dragen ze over de schouders, n. l, de gele kleedjes £5,5 „26, of op de hand n. Ll de schenkborden „As lo „wu. Dien Es ad er LSilS De codex À zhe Cis pls St ey ES eene lezing die aan den zin slechts eene de wending geeft: «ben ik niet een uwer onderdanen?” of lie- ver meer woordelijk: «zijn wij geen onderdanen aan elkander gelijk?” Zij bedoelt namelijk zich zelve en haren broeder. | ji ek € Js KS Jos Deze regel is niet door mij vertaald, maar betee- kent: «niet de geringste twijjfeling spreek ik: di. mijne woorden zijn zonder de minste weifeling: ik meen wat ik zeg. | ve ws sa wid op de Ep ete De constructie dezer beide regels is: (‚Ke ) vsa vd dl (Ee) Eeste (ol) pelt opd Emo Ordi, woordelijk: «voorts indien iemand reeds bekend met (375) ons is geworden, en wij willen anders met hem hande- len (dan ik met u doe), dan zondigen wij.” De be- doeling dezer woorden is door mij in de vertaling uit- gedrukt. De woorden wy» en velt drukken hier hetzelfde denkbeeld uit, en worden slechts bij elkan- der gevoegd, wegens de bekende zucht der Maleijers om opeenstapelingen van woorden te hebben, die ci- genlijk hetzelfde beteekenen. Broz. 179. Aá) kes,S Wre Kk) ls Met het woord a) wordt hier niet de eigen moe- der van den prins te Kembatat bedoeld, maar de echtgenoote van den marngkoeboemie, Dezen naam aan eene vrouw van jaren te geven, behoort mede tot de beleefdheid en wellevendheid der Maleiers. Brpz. (po JS puf MS MSO pag wordt bij MARSDEN en RooRDA VAN EIJsIN- GA niet gevonden, wel het daarvan afgeleide woord puskos Het woord ‚wyw beteekent de kant, de zijde van iets, b.v. in de | ‚asl Al bldz. 993 ER >, As ld we! wy she ö vs liel elo y „is pio rp „4 pps ld Gi gen den c verscheiden Chinesche bloempotten werden in reïjen geplaatst aan de kant van de omheining.” Zoo ook in de && (376 ) jul bldz. 591 Ea ged d WP r ws Ps Sy bs Speke peign B Lin Ale ke sPriee GP bi, we Ree pven sik Ene chij plaatste bloemen van verschei- den kleuren langs de buitenzijde van het paleis der vorstin, wier geuren het gansche paleis: vervulden» tot aan de kant van de gehoorzaal van den koning.” Woordelijk vertaald zou dus de regel in den text lui- den: «ik word verhuisd door den koning naar de zij— de der omheining” n.l. de koning laat mij naar de omheining van zijn paleis verhuizen. Men moet zich hier de „wl of gla van eenen inlandschen vorst voor- stellen, welke bestaat uit een muur of omheining, end waar binnen zich niet alleen het eigenlijke paleis, maar nog een menigte andere gebouwen en huizen bevin den, bewoond door prinsen of ambtenaren aan het hof® verbonden. Wanneer de prins dus zegt: SKS gemin 58 pus bedoelt hij daarmede, dat de koning hem binnen de omheining van het paleis laat wonen, in een der talrijke gebouwen, die zich daar bevinden. | st vS Hi es) 5/S pn & Ely 57} behoort hier niet bij ien maar bij |, na-# melijk ss pn #2 Bl fo iS adiss st Shen et «de prins verhuisde zelf naar het paleis, met de men-g schen die hem herwaarts gevolgd waren.” (877) Bupz. 180. ssp ols pia, iel De codices A en B hebben lus waarschijnlijk eene verkeerde spelling voor cpus. sijn ESB sluw los sljwo kan het algemeen gebruikelijk Maleische woord ‚sl‚w of „Sl bijeenroepen beteekenen, en dan is de zin: «er is niemand meer dien ik roepen kan”: maar het kan ook zijn hetzelfde als het Jav. ìian uur of (ay aaan \ hetgeen verzoeken, hulp vragen te kennen geeft. Op bldz. 1” (19) hebben wij het in dezen laatsten zin eveneens aangetroffen 5 Es 5 gio Sje en op andere plaatsen meer. „sljs0 CSS wle Eolo De codex A heeft ‚wb in plaats van ‚a: de laatste lezing is een ironisch gezegde, gelijk ik het ook vertaald heb: de lezing van codex A beteekent: «men moet die dazjangs niet vertrouwen.” Broz, 11% (181 Jo uus JE dep Met deze ingewikkelde woorden bedoelt de vors- tin: «ofschoon de koning. met haar is gehuwd, heeft hij toch vroeger reeds bij mij het hoogste genot ge- smaakt,”” Het slaan der koninklijke trom, is een bewijs dat de koning verblijd en verheugd is. H h Bupz. try (182) ëe Elo J6 jim De codex A. heeft un voor JS. Broz. ira (183) Jl lo zn dele SAL Ef 4 Met dit „Jl lo ged dede bedoelt de dichter, dat | andien de vorst haar hare bedienden piet terug wil < zenden, zij zelve voor zich de rijst zou moeten stam- pen: en deze schande zou op het hoofd van den ko- ning terug komen, Brpz. 184. GSl „Gie US35 laas _ Al de codices hebben 3Sl maar het zal waarschijn- « lijk moeten wezen 35l, hetwelk dreigen, bedreigen beteekent, bijna hetzelfde als ‚—l. Zoo komt het® woord 35 onder anderen voor in de dla elis | Blad blz. 983 sf lo JEN loo ed de HSlke wie dine £ ge Ee pw) el eel Werd En wide 5 62! SAS Wer Gj Äs es) wies DASS wi sl | lol r 55: en in de pis) lol veiS bldz. 555 0 vie Wii lo zel ls WIJ wr pe ad „ke ws A | SAE ae gel, GEO wr je sle GÁl Be Jl gate od | ä5las Arab. IE Woordelijk : «ik wil niet de | Rnd. der scheiding” | “Broz. (rs (185) Hp los gele u | Ghöp heeft hier betrekking op de vriendelijkheid (319) (geile ) van het gelaat des-konings, waaraan = ets wee derstand kon bieden. | Brpz. !*o EEL jen B So Mg) „lake sie Kawi 5 TN Eert vAn waar, goed, zeker, Broz. ir: (188) E65 Kekert LS gu Lb De codex B heeft «u CS eene lezing die mis- schien beter zin geeft dan die van de codices A en GC, namelijk: «indien giij mij zeker tot uw “onderdaan wilt maken dan’ enz.: maar de meerderheid der co= diees heeft mij de lezing inden text doen kiezen, _ Broz. (rr (189) ws A td ò vòr wie & z) &wl$ weke | Deze beide regels kunnen weder op twee verschil lende wijzen verklaard worden, namelijk zoo als ik in mijne vertaling gedaan heb: maar bovendien nog : «dewijl ik een krachteloos en onnuttig wezen ben, heb ik mij toevertrouwd aan de liefde van een dgn ug vorst”. Broz. 190. “ep as ze ue # De codex B heeft St ln wks ek Brpz. (em (1292) jee u €ly Dn hr Het woord wils komt in- dezen zin volstrekt niet ( 380 ) te pas: misschien zal het ‚wêlw moeten wezen; maar de codices hebben het woerd, dat ik in den text ge volgd ben. Brpz. (me &o WIJ wenmle 4610Ì Mae De codex G heeft asss „Slol aime. Broz. 195. ol wy es we Het woord „es is zamengesteld uit het Maleische aanhechtsel , en het Arab. La dat „een ln, streep, geschrift beteekent, van den wortel bs lijnen trekken. — eh is het Arab, eel duidelijk, klaarblijkelijk, — wij» is een Maleische vorm van ij de letters van het alphabet. LE &x) Eke es) «5 beteekent hier weder terwijl, gedurende: ver- gelijk bldz. 2go dezer aanteekeningen. ESs0js van LSa is in dezen zin moeijeliijk te verklaren. De Heer RoorpA VAN ErssincA heeft in het woordenboekje achter zijne «Beknopte Maleische spraakkunst”: Bei- ka beika, onkiesche woorden op, hetwelk hier na- tuurlijk niet te pas kan komen. Cw Jav, Ng. jen zegt men b. v. van een kind, dat drammig, eigen- zinnig is, en nu eens dit dan weder dat wil. Ook deze beteekenis komt hier niet te pas. Waarschijnlijk ( 381 ) js het dus een schrijffout voor CS van Ss, «zie bldz, 265 dezer aanteekeningen. Shen AS IM! se wiel eds va, sie, she) st ye et De eerste dezer vier regels is zeer eenvoudig en kan niet anders worden vertaald, dan zoo als ik ge- daan heb. De tweede regel, die moeijelijker is, zou men ook kunnen verklaren: «geen dwaling van hem ontzegt iemand gunstbewijzen’”’, dat is: wauneer hij deze iemand ontzegt geschiedt het niet uit dwaling. Doch dit is te gedwongen wise kan zijn een gebro- ken meervoud van in. zoetheid, liefelijkheid. Het is echter ook een enkelvoud op zich zelf, en beteekent dan 1° Aet loon aan een wigchelaar betaald: 2° hu- welijksgift, Oruidschat, ook de bepaalde gift, die, volgens bestaande gewoonte, aan een vorst of magtige geschonken wordt, en kan dus in den zin van Aulde hier zeer wel opgevat worden, voornamelijk als men hier denkt aan de beantwoording der van het Opper- wezen ontvangen weldaden, die in de Hem toegebragte hulde ligt opgesloten. Het is toch eene gewone spreek le / A wijze: Sijl ESS le-"$ voorzeker zal ik wu wergel- ding geven, waarbij moeielijk aan eene andere dan ( 382) aangename vergelding kan gedacht varden ) wijl de ESM wortel %= beteekent zoet, liefelijk zijn. ys is de « 5 dfpersoon, meervoud, onvolmaakt verleden tijd van den bedrijvenden. vorm van het werkwoord à— be- perken, een grens aan iets stellen, van daar ook ri5) Mi verhinderen; het kan ook zijn wyS 5 pers. meer- bla voud imperf. van den bedrijvenden vorm van “la= uit > den weg ruimen: dit maakt echter, wat den zin be- treft, geen groot onderscheid. De vertaling « wien geene dwaling de hem toebehoorende hulde ontrooft in eeuwigheid’’: d, i. wiens dwalingen hem die hulde niet onwaardig maken, is grammaticaal juist, en stemt goed overeen met den voorgaanden regel, waarom ik aan haar dan ook de voorkeur heb gegeven. Eene 4 andere verklaring van dezen moeijelijken regel zou ook kunnen wezen, indien men, in plaats van tel wil de lezen will, hetwelk zou wezen de 35° persoon Valar. praes. van den radix “4 vervullen, volmaken, en dan zou de vertaling luiden: «die (n. 1. de lof) zonder perken (alles) an: einde vervult”.— sie (ge- it / 2e punctueerd ill) is eigenlijk een overste, iemand à | 5 die ergens over aaf is , en sòò, (gepunctueerd nad ) gunst, gunstbewijs, dus de hoogste, de voornaamste zijner gunstbewijzen, —, ge beteekent over: „e de geen ( 383 ) ne: $ niet; sàe) na wien, dus sds st Sje 5 woorde- lijk: cover den gene, na wien geen profeet’ | ep eel Er za a ós of eigenlijk xs Arab. is de pols der hand, ook: iets dat men met de hand vervaardigt. Van daar gebruiken de Maleiers het voor een’ brief, in den zin, waarin het in den text voorkomt, Brpz. ppo wl ple ll So ze “wsl Arab: het pluralis van s” een ding, een zaak; dus: *wsdl Glle de schepper der dingen. telle! >) bo del >, Arab. de Meer. „slk! Arab. plural. gen. van pile de wereld, of wat in de wereld is, schepselen, dus ook menschen, geesten. e=)! Arab. zeer genadig : sell het plur. van pm)l: dus „memll p=! de ge- nadigste der genadigen. Broz. 194. jop Ope Hede | De codex B heeft jm Ope |, 4rde SAAS (just BS Het woord BN edad ik op deze wijze dikwijls ge- bruikt: zoo onder anderen in de „olall bldz. 297 wiel Phn) 90 adel pile se bliss Side Ako Sv We lee &2 sm (ve? SS . Waarschijnlijk is dit het (384 ) Arabische woord 5: , dat schoen of sandaal betee- kent: ’tzou echter ook eene verbastering kunnen zijn — van het Persische woord (‚af dat hetzelfde te ken | nen geeft, | | zo gE sms Sg De eerste en eigenlijke beteekenis van &lo kan hier natuurlijk niet te pas komen. Het wordt hier in eenen overdragtigen zin gebezigd, om er den schrij- ver van den brief, namelijk den ferdana mantri, mede _ uittedrukken. | Broz. 11 (195) 55 MSS (gig As De zin is hier door uitlatingen zoodanig verwron- gen, dat het bijna onzin is. Met &&$ wordt waar- schijnlijk de koning van Zndrapoera bedoeld, zoodat er eigenliijk zou moeten gelezen worden: (geyl &lúw 55 (iS ) KS (5, se) ‚ maar dewijl dan het vers, te lang zou wezen, heeft de dichter zich waarschijnlijk deze uitlatingen veroorloofd. AS el Eee js, zamengesteld uit het praefixum CS en WG! Jav. tinam nn dat moegelijk te werrigten beteekent. Dus (385 ) eigenlijk: «want hij gaf goeden en wijzen raad, in al- lerlei moeijelijke bevelen” of zaken des konings. Brpz. 196. plânl „lo so Gkejae ll so is hier niet het pron. s> maar het praefixum >, De beide codices hebben „lo 5), en daarom, heb ik, getrouw aan mijn eens aangenomen beginsel, van geene verandering in de spelling te Paenen, dit even zoo behouden. Broz. tvv Zölo voe wol ile vejs Arab, beteekent vrolyk, opgeruimd, en kan hier dus moeielijk te pas komen. Waarschijnlijk had- den de afschrijvers moeten schrijven: ó Arab, ’t welk beteekent gebeuren, zich voordoen, overkomen, dus bijna ’tzelfde als het Maleische woord göle. Bupz. 197. sj stens sl laws De codex G heeft sb in plaats van sies Á AE De codex B heeft ‚wy! in plaats van &ayl. Broz. wrs (198) se 18 oen Fl Het woord ‚„w is waarschijnlijk eene verkeerde spelling van En olm dens want ofschoon men s? nimmer bij Dn gebruikt, behoort het onder de dichterlijke vrijheden, dat de schrijver dit hier ge- daan heeft. hu Bupz. 199. USiAe ela mid z4S WSlss eene verkeerde spelling van het Arabische woord le een Koningrijk, een gebied, een rijk. Brpz. trs (200) wie Sl Jt B ES De 2,55 ë$ is een soort van gong , die geluid wordt, om het volk te verzamelen of bij feestelijke gelegen heden, Vau sommigen wordt verhaald, dat zij van zelve geluid geven, om, wanneer er gevaar is, daarvan kennis te geven, of, zoo als in de volgende plaats uit de „l, ‚e= bldz. 576 van mijn M.S.,om tegen verkeerde handelingen te waarschuwen. Immers daar lezen wij: 5d Sl aen wilesel „Kin slas Gele vl zy leo Jaël wij us) iin zv Mee Be Eje. coen de koning RAWANA kwam in den offer-tempel, ontbrandde hj reukwerk en benzoin,en de bel pergaroh weergalmde herhaaldelijk , als om den koning te waarschuwen op die wijze niet te offeren”. Hier is s,\&5 geen nd maar een bel of klok ci. Men zou dus sis is kunnen ver- talen door wigchelbel en 5, us wigchel-klok.— Somtijds wordt het ook gespeld „\&s, gelijk ik het on- der anderen aantref in de ‚Al vna bldz. 489; SS el ed ge U sl le shal El elo ols zl. Misschien is aan deze laatste spelling wel de voorkeur te geven, omdat zij over- ( 587 ) eenkomt met het Javaansche woord «nin n, ’twelk alarm-teeken beteekent. eit? ws r „ip ri beteekent ferhaaldelijk namelijk van het ge- luid van dergelijke instrumenten, als de 25 of bus enz. In de zoo even aangehaalde plaats uit de l, opm komt het woord onder anderen ook voor. Broz. 1eo (202) ju syn Use Somtijds in Maleische geschriften, maar dikwijls in Javaansche, vindt men de uitdrukking U e‚w gebe zigd, om er vorsten en koningen mede aanteduiden, Ook in dit gedicht nog op sommige plaatsen, 55) ED ns ile De beide codices hebben & zt: ik zou echter liever lezen Ji; hoewel 5 uw Er eenen goeden zin oplevert, indien men wijt er onder verstaat, n. L. wy wl wt, een geschilderde troon met juweelen. Ake 20 r ai De codex B heeft „£) in plaats van &ilo. BLpz. IE! Wed gr U Zn De codex G heeft wnd & ge a En Ehr an d8 Broz. 205. dele geb alaaf bel Arab. beteekent hetzelfde als het Maleische woord (388 ) hd wsol en Ass na (zie bldz. 583; dus Ams Lel voorts, daar- na. «Voorts werd de paijong vervolgens geopend”. Broz. ter (205) ein gie LS, Zep Es, is hier niet het Maleische Bat. 2 een mand , korf, maar het Kawi-woord nam dat het ligchaam beteekent: äw, dat wij op bldz. 559 verklaard heb- ben, heeft onder zijne beteekenissen ook die van ziel, zoodat dus deze regel woordelijk te kennen geeft: chet ligchaam en de ziel zijn gewogen”, dat is: ze hebben dezelfde waarde. De vereeniging der beide vorstelij- ke echtgenooten wordt genaamd «ligchaam en ziel”, om daarmede de hartelijkheid en innigheid dier ver— eeniging aanteduiden. pn Erde er ge Woordelijk «zij zitten op een’ vasten afstand, aan elkander gelijk”. Zie over „/lae bldz. 526 en 527 dezer aanteekeningen. Bunz. ter wss dl al WS iere Voor het driijven van eenen olifant is in het Ma- leisch eigenlijk een eigenaardig afzonderlijk woord, namelijk wél of ussl; zoo b.v in de En ke bldz. 55g wl, Wid 0,5 be &RÄw vl =p Eri ad 75 LZSalö Dies S= Ebo ye els Vak Stals 4 wij En en als „3 laas rap | pp Co les we RE Broz. 206. gie opo Êjpl AK 08 gie Ws ,50 is hier hetzelfde als de active vorm ei) op bldz. ro (29): zie bldz. 275 der aanteekeningen: «de koning maakte al het volk eigenzinnig”, door namelijk dien dag hen alles te laten doen, wat zij wilden, of vrij af te geven. Broz. er AIS ES 8 Een Is bj Ks rien hetzelfde als de ad ani ai B of aa ad a af) dl bij de Javanen: in’t el Oe hd .. Kawisch heeft men ook mímaaaan Deze koninklijke zetel, waar de vorst zich aan zijn volk vertoont, is buiten het eigenlijke paleis. Daarom wordt hier ge- zegd vies Sob wi : Broz. 207. 0“ zl A pad Werd Eko beteekent eer schuld op zich te nemen , voor eene schuld instaan. Maar dit kan hier on- mogelijk bedoeld worden, omdat er van od gespro- ken wordt, en het juist de moeder was, die, haren echtgenoot van het te vondeling leggen van haar kind terug wilde houden. De bedoeling zal dus wel wezen zoo als ik die in mijne vertaling heb uitgedrukt. Wil men woordelijk vertalen zoo als er staat, dan schrij ve men: «uwe moeder heeft eene groote schuld op zich genomen, door u in een dessa te vondeling te leggen”. (390 ) Jel ep slee ves is het Kawi-woord eiland: zoo dat dus ws en «45 hetzelfde beteekenen: maar hier is het de naam van het eiland Noesa Antara, even als Noesa Kem- bangan, Noesa Laut enz. Waar het hier bedoelde ei- land echter ligt kan ik niet bepalen, dewijl er mj geen van dien naam bekend is. D ! e \ ef {7 . AOS Broz. (Ie 1 (209) rf knmi rel asss waalss is een langwerpig inlandsch vaartuig, zeer ligt en door talrijke roeiriemen zeer snel, hetwelk bij de zeeroovers onder anderen veel in gebruik is, BLDE „210. sr Sp St ES pe sbr Arab. Aelder, licht, klaar. BrLpvz. bie v (211) sr ga eik Wy Ake ir is koraal , ’t zelfde als "stes en wel te on- derscheiden van % of le of We, alle woorden, die paart, paarlemoer te kennen geven. d Ree 5 Zl zl De codex G heeft 25 in plaats van 260. Broz. 212. Gäste Indien de codices hier niet hadden se, zou ik gaarne |,ö lezen, want 6, in de beteekenis van vorstin kan hier nimmer te pas komen, dewijl de Maleische prinsessen niet, geliijk de Europesche, ter jagt gaan, Broz. ten lm pjdde gern „An MARSDEN en RooRDA VAN EIJsINGA verklaren py door: «zich nederleggen, gelijk sommige last- dieren”. LEIsDEKKER voegt er bij: ahet liggen van eenen leeuw, tijger en alle verscheurende dieren”. Uit de wijze waarop pj ho hier voorkomt, ziet men al aan- stonds , dat het hier die beteekenis niet kan hebben, want de bijvoeging van het woord ‚lw maakt het on- mogelijk. Het moet hier «het geluid, dat een tijger voortbrengt’ , beteekenen: en dit is niet de eesige plaats, waar het aldus voorkomt; zoo b v, in de «=$ pySlo,e bldz. 479 &l in 5 geile se as r sr os col) oo do, Mo Ze wle BA) ENE JK ER jie. Hier kan aoM« gevoegd bij ‚lyw ook niets anders beteekenen, dan het geluid van de hel, dat gelijk was aan dat van tallooze leeuwen. Van daar mijne vertaling van „‚sde door bruiten. Mis- schien is het „,o en v,die van MARSDEN enz. het- zelfde als het Javaansche Ngoko woord 5) En dat EI het Ziggen beteekent van viervoetige dieren. Broz. 215. vr Mai) is eK) Gelijk wij op bldz, 526 Rhen uiteengezet, be- (392 ) teekent „Mein gedurig, onophoudelijk, n. 1. met kor- te inscha, en dus hier „kep ls &,Góp de prins dacht onophoudelijk of, zooals ik vertaald heb: «verzonk in gedachten”, | SD Met dezen 1 _!, tee wordt geen bepaald persoon bedoeld, maar een koning van vroeger tijd, wiens verlaten en betooverd paleis kier door den prins wordt aangetroffen. GRIME allo ES Alge Indien de beide cheei niet „las vaar zou ik liever lezen lea! een enk W2lds is af- lerlei werpgeweer, werpspies enz. hetwelk natuurlijk in dezen niet kan te pas komen, evenmin als eenige regels verder: sl „PMS CSS sân. Het eenige wat ik er dus op weet is, dat met „els eigenlijk — wljpdds,s wordt bedoeld: maar deze verwisseling heeft misschien plaats gehad, omdat het kortere woord be- ter met het metrum strookte, en het vers welluidender maakte dan het langere. WAS Gele |, | al, et. De Joe B heeft ak ee is Ui. Broz. 1e (214) akal „61 AL Gj Äs Vergelijk over sel „&l bldz. 53o dezer aantee- keningen. (393) SS As Elke LS De codex B heeft Gäke in plaats van (Z$laie ; Broz. 213, el zh eis gh sste komt hier voor rie een eigennaam, maar is eigenlijk een Arabisch woord, dat beteekent: eer reus, een demon, een spook of vreesselike verschi ning: ook een gevaarlijk wreed mensch. Broz. [90 olla EI MKS alas view Is een soort van Aris: zie MARSDEN in voce: en RarFrrLEs History hors Vol. IL bìdz, 296, en de afbeelding op de 2°° plaat der Javaansche krissen n°, 27. Broz. 216. SO ek) En) De «ta; is een soort van manga, namelijk de Mangi- feira Taïpa Roxb. De codex CG heeft „Ar 959. JES laa Ëod thd wief” beteekent een Ml zaal, een plaats waar men bijeenkomt, zoo wel voor vreugde, als voor meer ernstige beraadslagingen; dus ook eer feestzaal. Loo vind ik het in ‘ Js ole bldz. k02 pdie pile ASN vS U Je ol el ee) r sy En 7, „5, wis” fn Go JÉaw GS wl ge. wis Sje nf JS jail ES Wij 7 opn, sen J ( 394 ) Brpz. 217. wle KR MAKS ais | pkEl of El beteekent het is beter dat. Ook in het dageliijjksche leven wordt het dikwijls gebruikt; zoo zegt men: rs $ Al c’tis beter dat ik maar zwijg”; &95 15 El ti is beter dat ik maar naar huis ga’”’. Ook in RE treft men het in dien zelf- den zin meermalen aan. Zoo onder anderen in de ad Welke bldz, 5g1 SNP yy maks jen An Ee Sjo el Jams sers Nl RLR Wy 6 lS ai elo 251 Atl Wi Sw IMD, Bunz. [of slieke #7 dae Na vele vergeefsche pogingen, is het mij niet mo- gen gelukken deze vrucht te vinden. Hier te Batavia is zij niet bekend, en ook te Malacca, op Sumatra, Borneo enz. wordt zij, volgens inboorlingen, die ik Sanae es a heb, niet gevonden. mss ebi el ër De codex C heeft &!, in plaats van #5, zoo wel hier als in de herhaling van den regel in de volgen- de panton. _Brpz. 218. „ep CS ele jl d ic sind Va wide) ile IS net buitenste omkleedsel, de schil. ‘t1s hier eene figuurlijke manier van spreken, om de ge- ( 395 ) ringheid der spijzen aanteduiden— „Xule een Maleische vorm van het Arabische woord «sc gering, on- waardig, ongeacht, zoodat het daarvan gemaleiiseerde werkwoord „sc of „ale gering maken, gering ach- ten enz. te kennen geeft. Bupz. [Pp (219) vos) ge Sja Woordelijk vertaald zou deze regel luiden: «Hij troostte zich door het volgen van wijzen’: d.1. door verschillende wijzen van liederen, die hij kende, nate- zingen. Ieder die het eentoonig gezang of liever ge= schreeuw van eenen Maleijer of Javaan, die niet kan slapen, in de stilte van den nacht, gehoord heeft, zal zich het beeld van den verliefden prins levendig voor den geest kunnen plaatsen. Brpz. pap? (221) Wbs plaa Hibo ên Met de Míw £ is het ’tzelfde geval als met de 5) ole ge: ik heb de bloem niet kunnen ’t huis bren- gen. Mischien is Am echter het Kawi woord al am 2 1 N en dat voortreffelijke geur beteekent. break komt in de Javaansche Waijang dikwijls voor. an (mî ) is een praefixum, dat een’ vorstelij- ken titel of rang te kennen geeft aw Jav, aa EAN ( 396 ) is een zoon van WiscHnNor in de Ávatara van KRISCHNA , Broz. [94 dass as Ls! Mae De codex B heeft Ëls „5 in plaats van and JS, ee wijkes els JS „Ee Jav. En an an mun is eene godheid van eene reusachtige gestalte. Hij komt onder anderen voor in de vertaling der Javaansche Mythologie van den heer Winrer in het Tijdschr. voor Neerl. Indië 5'° Jaargang 1°“ deel bldz. 26, 3o. sd wi jin D sbo Kaw. Mmmur beteekent hetzelfde als wr waarover bldz. 525 dezer aanteekeningen. Brpz. [aa (224) ris ên os ej) Ook de 23 £» is mij MEE BLoz. [ov (22) iS ESE Ol glen is Kaw. tt At Ezelfde als je Heer, meester enz. G Broz [3A (128) Na USl gEle lu Ö ‚— of ë »‚— is een kloof’ of spleet in het gebergte : ook een Kreek. Ë =d vel kan dus wezen: wisch uit kreken, Maar ik zou, ofschoon de beide codices heb- ben Nak lever willen lezen Ee van het grond | (397 ) woord &- ook wel br koken, en dus ale ln b=° Wel cveel kooksels en gekookte visch.”’ pis DS Ees Ejpu Deze regel komt bijna geheel overeen met dien van bldz, ra sä EL Ê Shas Uarsls , behalve dat daar wrs en hier jw» geschreven wordt, Ondertusschen is aan deze laatste lezing een zeer goede zin te hechten, gelijk uit mijne vertaling blijkt, door namelijk &, sw» als een participium te beschouwen, dat bij Ea be- hoort; terwijl, in de eerste lezing, wsl; een partict- pium is, dat bij den persoon behoort die gekleed is, en er vervolgens „£o onder verstaan moet worden, na- 9) melijk gw (2) eeslejs « Ofschoon dus codex B heeft woylm,s heb ik toch aan de lezing van codex C de voorkeur gegeven. 8 So Je Hijs Mijne vertaling ligt in de beteekenis en de con- structie der woorden: maar ’tis ook mogelijk, datde dichter met 65 een kapsel (Ji) bedoeld, dat aldus genoemd wordt. Vergelijk bldz. 278 dezer aanteekeningen. Brpz |9q (229) 5,00 pd wo 5 Over wol ‚e‚w Jav. Kr, en Kaw. (93) an aen \ verge lijk bldz. 555. —s,;sad is niet het gewone Maleische ( 398 ) woord ‚s\n smelten, maar het Jav. EN lijmen. De woordelijke vertaling van dezen regel luidt dus: «in de gekrulde haartjes van haar voorhoofd waren edelgesteenten gelijmd.’ EN EMS GED vn De 5 d$ is de deschijnomene Arborea Spreng. of, wat hetzelfde is, de Zeschönomene Indica Linn. De inboorlingen gebruiken niet alleen de bloemen tot versiering, maar eten de bloemen en bladeren ook als groente. Men heeft er twee soorten van de 4e 6» de roode toerie, &5 sj» de witte toerie. | sr ESO GS Au ile Jav. rn is een pronkbed, hetwelk in tmidden der woning staat; het dient alleen tot sieraad , en niet om daarop te slapen. Eigenlijk is het t ver- siersel van zulk een bed, dat men „fl noemt, Het | in ’tMaleisch meer algemeen gebruikelijke woord is 505 Add is een lijdende vorm van ud bloes, dus gebloemd. Mijne vertaling had moeten zijn: «het bruidsbed werd gebloemd (met bloemen versierd) | en de vorstin daarop nedergelegd’? lu Epo ee A | Su Ey is weder een naam dier veelvuldige soor- ten van patronen, waarvan wij op bldz. 255 gespro- « ken hebben. | ( 399 ) SP B Miek 25 Ei SP vt Hes is een in de | ‚nl àka voorkomende beroemde held: van zijne geboorte leest men daar, ik bldz. 98 van mijn M. S., het volgende |, Öl & lS Efe sl wie d vie ARS vie pin d wt wijds Jh de, er Pa el ks kk vid ST, gl geil ded c) br PLAS GS jie Tie £) ra Ue Pe) der jd paf el Or Ee ijf GS wie en am DS wl ass SP BUS Me pl „ep & in wr wend JIS . Zijne daden zijn even bovennatuurlijk en zijn moed onverwinbaar als dit verhaal zijner ge- boorte wondervol is. eik ES y Ds gep „es van ad zie bldz, 251 dezer aanteekeningen. Broz. 11o0 We 55) El er z| 0 &» is eigenlijk herhalen, heen en weergaan: maar van daar de wacht houden in eenen overdragtigen zin, omdat men daarbij gedurig heen en weer gaat. geel p | „sb al beteekent volgens LrispeKkKenr lekker, rv 50! lekkernij. red bb een schotel met rijst, daar allerlei lekkernij in is. Deze verklaring is echter niet juist. De r 50l li is die rijst, welke voor den bruid en de ie geplaatst wordt, terwijl zij op de ile of sos zitten: van daar wordt zij genoemd 3d sb dat is: rist voor (iemand Beitaktst), De (400 ) kleur dier rijst is geel, terwijl een geroosterde kip er als toespijs bij wordt gevoegd. Zij wordt op ronde borden gedaan, bij het geringe volk van hout, maar met franjes van bloemen versierd, en bij vorsten van zilver of goud. Die borden worden op elkander gestapeld, en vormen,daar het onderste het grootsteisen de vol- gende al kleiner en kleiner worden, een soort van pijramide, die in een bloem van goudpapier eindigt, 5 genaamd (zie MARSDEN in voce). Deze gewoon- te is alleen bij de Maleijers bekend: de Javanen heb- ben daaromtrent eenigzins andere gebruiken: zie WiINrER in zijne boven aangehaalde Znstellingen, ge- woonten enz, te Soerakarta. 5) as so Nie ales Indien de beide codices niet hadden a&b zou ik wel gaarne willen lezen &iê;. Ondertusschen kan men aib behouden, maar dan moet er altoos toch gee onder verstaan worden. «De prins haastte zich (met optestaan).” Bupz. 111 vlos del &/ so De codex C heeft w in plaats van &,l, ’t welk op hetzelfde nederkomt. Sper Eol eetl dre msn rôle 5de wis Mijne vertaling is gevolgd naar de lezing van co= Ò en Bte À ide eha ( 401 ) dex B waar ik vind óà% in plaats van &: ondertus- schen is dit natuurlijk eene vergissing, en had ik, de aangenomen lezing van codex CG volgende, moeten ver- talen: «Op dat oogenblik verblijde men zich, en wa- ren al de mantris tegenwoordig”. De volgende regel: «Eerst pas was Aj ingeslapen”, wordt dan: « Eerst pas was de koning ingeslapen.” Bupz. (tr wss SIS Gen dll &luve kan hier niet anders dan eene verkeerde spel- ling wezen van 4e, waarvoor wij vroeger gespro- ken hebben. nd ble ols jn jldw is eene verkeerde spelling van ‚w: maar ik zou liever willen lezen 5 Áun ‚in welk geval de vertaling zou moeten zijn: «niet in ’tgeringste denk ik ver- keerd over haar.” — ble Arab, eez dwaling , eene ver- keerdheid. | NS Pe sE vl 255 Elam (elis Gs Deze vergelijking is ontleend uit de geschiedenis der Pandhawas (‚\’$) en Koerawas (,\,S ), allen tel- gen uit het huis van Barat. De vreesselijke krijg, die zij onder elkander voerden, en die in de Brata Joeda is beschreven, (zie bldz. 54g dezer. aanteeke- ningen) was oorzaak, dat, hoewel de Pandhawas Kk ( 402 ) overwonnen, echter deze oorlog eene verschrikkelijke slachting aan beide zijden te weeg bragt. De bedoe- ling dezer comparatie is dus: indien wij in vijandschap leven, gelijk de PendAhawas en Koerawas, dan zul- len wij beide te gronde gaan. js zal of sl beteekent eigenlijk nadoen, nabootsen : van daar ook spotten, niet meenen. Dus hier af jol jeln Wy euwe liefde was niet ongemeend’ nn erin 9D ker jy beteekent een held; het is een echt Maleisch woord, dat meermalen voorkomt, en ook als eigen- naam van vorsten enz. gebruikt wordt. Zie de In- leiding. —, Au heb ik vertaald door getrouw, want ofschoon dit eigenlijk Ws is, heb ik echter ver- meend, dat de dichter, daartoe door het rijm gedron= gen, wel vrijheid zal gevonden hebben, om iw in glaats van lis te plaatsen, en toch dit laatste woord te bedoelen. sjed in fl sin Sl ed sn Sylar el GR Sd He pie lami 5 De vertaling dezer vier regels is beter aldus: « Een nieuw kleed werd aan al de mantris geschonken diel ( 403 ) gevolgd waren, en de prins gaf bovendien aan den Laksimana Mantri vele geschenken,” De construc- tie der twee eerste regels is zeer ingewikkeld, nl. 5) le Er Sje Aka? or ës 'wiso es del. wss el hie AE gis" is eene verkeerde Maleische ien voor -S Arab. vers, gedicht, ALPHABETISCHE LIJST van de woorden, die in de voorgaande aan- teekeningen worden behandeld. TT EED Re | ol Adap,n- L resol eli zasie adap-adap, rijst voor een bruidegom en bruid; bldz. 5gg. sd Adie, voortreffelijk ; bldz, 286. wijl Ardjoena, eigennaam; bldz. 565, 566, p=) Arhham, zeer genadig; bldz. 585. wss ll Astakoena, achtkantig; de naam van een ring; bldz. 554, 355. Wâl dsjia, dingen, zaken; bldz. 585. ESEl Angka, tellen, nadenken, begrijpen; bldz, So4. WEL Angkatan, van e-&êlangkat, een groote be- | weging, krijgstogt, luidrugtig feest; bldz. 551. El Angkara, verwonderingwekkend; bldz. 259. usÊl Angkoes, eenen olifant drijven; bldz. 588. jl Anggoer of „&l ‚ het is beter dat; bldz. 594. Jil Af-aal, daden, werken; bldz. 565, 566. ys) Akoes zie nl. | GS Akakh zie GS. G°l Agakh, dreigen, bedreigen; bldz. 578. ( 405 ) giel Alrahhimien, der genadigen; bldz. 383. iellel Alaalamien, van de wereld, van de schepse- len; bldz. 585. weriell Almoetawalie, een overste; bldz. 585. wiske! AZmalawaana, ze vervullen; bldz, 382. Wosel Omboet of Oemboet, de palmiet; bldz. 255. eEevel Amat, opmerkzaam naar iets zien; bldz, 519. Wiel Oempat, verbergen; bldz. 269. Jl Andel, gelooven; bldz. 268. gel Andelan, geloofwaardig; bldz. 268. js Oera of r‚,l Oera-oera, nadoen, spotten, niet meenen; bldz. 402: be Ur) Oerap-oerapan, strooisel; bldz. 298. 8)| Oeriep, leven; bldz. 252, ys Oelas, een lijkdoek, sprei; bldz, 552. sl Oelang , de wacht houden; bldz. 5gg. &‚l Olah, slechtheid, kuren; bldz. 294. nies) Oempat, zie wkel. el Zesie, de pit der kokos; bldz. 254. te Ikatan, de band van een ring; bldz. 276. el àl Ajath alkoersi, het vers van den koran; “_bldz. 369. NT’ Gb Batokh of ë sios tempoerong, het pitvlies der _ kokos; bldz. 255. ( 406 ) eb Baloet, gezwollen oogen; bldz. 535. &k Balang, flesch; bldz. 263. „Al ‚li Betara Indra, eigennaam; bldz. Sax. 2 jÚy Betara Brama, eigennaam; bldz. 512. JS ,ä Betara Kala, eigennaam; bldz. 596, „s Bahhar, de zee; bldz. 557, 558, Jie Bedal, ontworteld; bldz. 297. wp Berbeit, spreken: zie wms bldz, 547. r #65» Bertaloe-taloe, herhaaldelijk; bldz. 587. ue Bertembalan: zie Jas. sh Berdjambei, zie NE ac zt Bersadja of zhe Bersahadja , eenvoudig ; bldz. 275. wle Bersama-an, goede verstandhouding; bldz. 519. Es Bersoerath, gebloemd; bldz. 286. oyhas Bersierat, met een rand van gebloemd goud; bldz. 285. 5» Berieda, vatbaar, scherpzinnig—de eerste; bldz 558. xJss Baadahoe, na wien; bldz. 585. Jut Boengsiel, de vrucht der kokos, die zich pas — gezet heeft; bldz, 254. ' p& Boekem, stom ; bldz. 560: „& Bekahra, voor Je zie ls, ok Belarakh of „lo, het loof der kokos; bldz, 255, (407 ) tes Bambam , Mangifeira Taïpa; bldz. 595. be Bandrang , aan wederzijde staan; bldz, 513. as Bota, een reus; bldz. 525. ê» Boeang, (n. L. «7,0 Ë ree) zich verdoen ; bldz. 272, r,S Boekoe-boekoe, de ringen van den stam der ko- kos; bldz. 255. ses Behari, epitheton van vorsten; bldz, 242, 245. us Beit, een vers, gedicht; ww» spreken; bldz, 547. | Cr „6 Tatar, effen, dubbel, niet; bldz. 2go, 291. 6 Tatang, in de hand dragen; bldz. 559, 560. g=b Tadjokh, een insteeksel van bloemen op het hoofd; … bldz: 262. G5 Tapakh, de bloemkelk der kokos; bldz. 254. Gb Zapokh, in de handen klappen; bldz, 261, wss T'awan , een gevangene, vertoeven ; bldz, 570, 571. as Tebah en dAke Menebah, slaan; bldz, 245. He Tohhfath, uitmuntend; bldz, 571. | - wsip Tertawan zie Wik. A Terdjelie zie Ja, > Terpa en —)ie Menerpa, op iemand aanvallen; gn onstuimig ergens heen begeven; bldz. 54o, 541. pl 5 Terglingsier, afwijken, afgaan, verschuiven; bldz, 552, (“408 rj Teriekam, un. L. js y$ een soort van mk linnen ; bldz. 560. EER ás Tengah, terwijl, gedurende; bldz. 290, 580. AS Takabboer, verhovaardigen; bldz. 264, u Tekat, door en door stikken; bldz. 542, 5 Tagar , aanspreken; bldz. 264. an Teliepa-tie A. Jas Tambal. of ol 5» bertambal, anhondcn met — geregelde tusschenpozen ; bldz. 526, 527, 592. wss Timpawan van \ss, kloppen, slaan; bldz. 265. uiss Tampat, kunnen; bldz. 291. Peas Timpoe, knielen; bldz. 266. É Eyf Tempoerong zie g'ue zies Timpah, aanvallen, tegen iets aanslaan — op ie iets _ slaan; bldz. 261. 2 rene een nabuur; bldz. 514, 515. vj» Toeroes, een stek ; bldz. 558. 5,» Toerie, entire Arborea ; bldz. gs. &ò,5 Tophah zie HE. es Teidja, glans; bldz. 257. Ss Tielik of Gls, zien, begunstigen, iemand niet genegen zijn; bldz. 296. € e= Djatie, waar, goed, zeker; bldz. 579. ( 409 ) Je Djelie, glorie; bldz. 515. En Djella, voortreffelijk ; bldz. 271. Jee Djoemala, het bovenste van het hoofd; bldz. ni a0á, | „se Djambei, pinang; bldz. 510. äle Djenath, het paradijs; bldz. 557, 358, &»= Djoerang, een kloof in’t gebergte ; een kreek; bldz. 596. En Djoogiet, een dans; blz, 55o. Wss Djoeita, eene vorstin; bldz, 255. a tys Tjerobo, gulzig, ruw, vuil ‚smerig; bldz. 562. rb AG Tjengkier, de vrucht der kokos, wanneer zij zoo ver is, dat er water maar nog geen vleesch in is5 bldz. 254. Syl Tjelarie, een patroon,om naar te borduren — Ge Tjangkrama, zich vermaken; bldz. 5358. een soort van zijdestof; bldz. 342. ok S= Hhad , beperken; bldz. 582. las Mhadaa, uit den weg ruimen; bldz. 582, Xa Hhala, zoet, liefelijk zijn; bldz. 582. wis Hhaloeana, loon van een wigchelaar, huwe- lijksgift, geschenk uit eerbied, hulde; bldz. 581. wise Mhaloeana van je, zoetheid; bldz. 581, Ll (410 ) dij Charenda, doodkist il bldz. 265. ka Chath, lijn, streep; bldz. 580. MS Chenda, dolk, kris; bldz. 569. es Chiali, dronken, niet opletten ; bldz, 508. 8, „ola Dadoe, hist rood; bldz. 526. oslo Dawegan, de vrucht der kokos, geheel tot rijpheid gekomen; bldz. 254. piloo Didalam , terwijl ‚ gedurende; bldz. 562. zal,o Diradjah , zie «>l,. s$l,o Dirakhsi, welriekende olie; bldz. 528, ged Diüilatkan, zie ae, sbo Denawa, een spook; bldz. 596. & enne me « „19 Doera , ver, afgelegen ; bldz. 561. | Ss) Doekat, een dukaat; bldz. 262. «5,9 Doekoh , halsketen; bldz. 261. a) In Zerah, een ziertje, stofje; bldz 54o. ál, Radjah, getreept, draad: bldz. 3556, en, Raga, een mand, korf ; ligchaam; bldz, 288. wl, Rana, koningin; bldz. 251, 255, >) Rabbi, Heer; bldz. 585. u) Pleboet, randtasten; bidz. 291. CAM ) sds, Piphdah, zijn gunst, zijn gunstbewijs ; bldz. 582, de, Ramal, strandde kunst van voorzeggen; bldz, … 545; | vi Rentjana, afschrift, verhaal ; bldz. 562, 365. v, Ria, trotsch. ijdel; bldz. 295, 296. CS, Reika, ’tzelfde als 6; bldz. 265. —) Rodja, bloemen vlechten; bldz. 251, zes, Roemadja of le, een maagd ; bldz, 274. Si lu Sa, een voorzetsel enz. bldz. 275, 274, „jw Sarie, een bloem ; schoon ; bldz. 545, ele Sasakh, matwerk van bamboes; bldz. 310. le Sapa of le menjapa, aanspreken; bldz. 264, le Sapoet, bedekken, verbergen; bldz. 24g. wis Salin, bevallen, ter wereld brengen; bldz. 250. Edu Sedang, middelmatig, juist van pas; bldz. 546. 55m Sezeraft, zamengesteld uit (ol) en 5d: zie aldaar. Es Iw Seraga, n. |. ad In Jiy een vierkant leunkus- sen; bldz. 525. sl» Seraja, bijeenroepen, verzoeken, hulp vragen; bldz. 577. ej Serba, allerlei, van alles; bldz, 551. sjlujw Sersarie n. L. 5) bj wi$, de naam van een kleedje; bldz. 529, (A2) yu Serpa of —Sl,w Serapa, gevoel , belangstelling ; bldz. 299. wb ejw Sri rata, de gekrulde haartjes van het voorhoofd ; bldz. 555. 2 Sang, een titel; bldz, 595. sG Sangkoe, een koperen pot; bldz, 515. „Gu Soengkoe, knielen; bldz. 515. WAGw Songkit, zijde met gouddraad doorweefd ; bldz. 542, piu Sanggam, tzelfde als Aim; bldz, 260. vim Singghasana, koninklijke zetel; bldz. 589. jm Sepraba, de naam van eene Bidadari; bldz. 287. r Ss Sepoei-poei , een zacht windje; bldz. 248, 24g. pi» Soekhma, fijn, bedekt, ziel; bldz. 559, 588. „ Segara, de zee; bldz. 275. zh Segar, frisch, verkwikt; bldz, Sog. d uil Selapoet , buitenste omkleedsel; bldz. 294. _ il Selimpat, een vijfhoek ; bldz, 514. êoylm Seloedang, de schil, de schede der bloem van de kokos; bldz. 255. Gd Seliediek , rondzien uit nieuwsgierigheid; bldz, 268, Va Seliera eigenlijk „>‚m, het ligchaam ; bldz. 556, uÊlew Semangat, heil, gezond, schrik, ziel ; bldz. A5 bnp e26d. kan Samba, een eigennaam; bldz. 595, 596. (413 ) hes Sambokh, de bast der vrucht van de kokos; bldz. 254. | Wem Sampana, een soort van kris; bldz. 595. jäaw Sampir, een doek of iets dergelijks ergens over- hangen; bldz. 515. Wyse Sampieran, een kapstok; bldz. 515. sem Semoe, bedrog, veinzerij, het voorkomen van tes ‚: Bld27 57 2,'573. Let Semie, iets zetten om te groeien; jonge blade- ren krijgen; bldz. 511. Êw Sandang, gordel ; bldz. 575. pup Soesor, de kant, de zijde van iets; bldz. 575. sSy Soekoe, de voeten; bldz, 537. edje Soelasië, ocynium basilicum, een zekere soort van dronkenschap; bldz. 551, 552. jen Soelit, eng, bogtig; bldz. 247. ES), Gâsn Sipak raga, een zeker spel; bldz. 545. sin Sieloe, verblind; bldz. 559. yer Siloeman, onzigtbaar , geesten; bldz, 525. er Seù Sjahda of Sjahad, honig; bldz. 297. sj ls oves Sjahied Sjah Pri, eigennaam; bldz. 59g. es Sjei, een ding, zaak; bldz, 585. C veys Aaraz, vrolijk ; bldz, 585. (A14 ) veys Aaradl , gebeuren, overkomen; bldz. 385. Se Aarif, kennen, weten; bldz. 530. Wyde Jefriet, eigennaam-—een reus, A ; enz. bldz. 595. ele Milat, volksramp — voorwendsel ; bldz. 368, 369. „se Alaa, over; bldz. 582. Wee dibkan, gering maken; bldz. 595. ë „£ Ngeloe, hoofdpijn. sé Ngiloe, pijn der beenderen; bldz. 529. ie | » Tsohh, bewezen, bevestigd; bldz. 565. wo Tsaphaa, helder, schoon; bldz. 54o. éao Tsiphath, hoedanigheid; bldz, 292, 295. ve T'slie, heet maken, braden , gloeijen ; bldz. 506, 507. had | e® Patie, pap; bldz. 279. os Pada verkorting van Sos; bldz. 245. ob Pada, voldoen; bldz. 285. dà Pada, plaats; bldz. 287. ys Palies, oogen tegen iemand maken; bldz. 277. ls Papah, de bladsteel der kokos; bldz. 255. | ils Padjangan, een pronkbed;-bldz. 598. | Sis Pedaka of «las, een vrouwelijk versiersel; bldz. 262. (415) » Per, een voorvoegsel voor de namen van sommige betrekkingen, om het denkbeeld van alle uitte - drukken; bldz. 518, 51g. | 5jeirj? Perbatasarie, eigennaam--bloemberg; bldz. 550: bs Pertapa, een kluizenaar, verstandig; bldz 571. Ls) Prie, spreken, droefheid ; bldz. 256. je Pesara, een winkel, marktplaats; bldz. 282. ss Pengaroh of Ws, n. L. ls Ès of 5,15 Gn: wigchelbel, wigchelklok ; bldz. 586. Aes Pekedjangan, de naam eener dessa bldz. 557. WS Peken, n.l. „& £» jasminum grandiflorum ; naam van een patroon; bldz. 285. 5 Pegawei, een gewapende, krijgsman; bldz. 533. ns Platokh, Picos minor ; bldz, 516. geles Pemendangan, aanschouwing; bldz. 289. wis Penit, moede; bldz. 270. Gs Pintakh, schouder; bldz. 561, 562, Cl Pendjadjab, een soort van vaartuig; bldz. go. „Jas Pandawa of Pandhawa; bldz. 5á4g. „eis Penegahan , een slaapvertrek ; bldz. 275. z Penoedjoe , een doeler , mikker; bldz. 26g. „501,5 Poeadei, een pronkbed; bldz. 598. 5)» Poerie , een paleis; bldz. 545. ‚ss Poelei , Alstonia scholaris ; bldz, 520. (416 ) rg | ds Khoebah, een gewelf, boog, tempel; bldz. 525. vais Khafsch, sandaal; bldz. 584. jz» Khamer, de maan, buikplaat; bldz. 285, ys Khaus, voetzool ; bldz, 583. ju» Khehaar, magtig, groot; bldz. 54o. Es „$ Kara, zekere fluit; bldz. 258. „$ Kara, de hand, helder, zoet; bldz, 286. JS Kala, tijd; bldz. 266. | elf Kamal, een negerie in ’t N. Oosten van Ene Í bldz. 344. WS Kana, md. of is een soort van armband ; bldz, 286. „US Ketara, zigtbaar worden, schijnen; bldz. 295. 5 Ketjiwa, een slecht voorkomen hebben, veracht; bldz. 267, 268. , »S Koesoemna ‚ een bovennatuurlijk wezen ; bldz. Zok. £2S Kapoedang , Oriolus Sinensis; bldz. 280. | „SIS Kalangkara , zamengesteld uit LS en ‚GS: zie | aldaar. ä zus Kelintang, de naam der loen van de „us ; | bldz. 345. | EES Keloeping, de buitenste bloemschede der ko- kos; bldz, 254, (417 ) s°$ Kemei, een pas gezette vrucht; bldz. 511. A Koelana , zie ws: 5 Koemei, een keep; bldz. 511. gom ps Koentoem semajang, de pas ontloken bloemtros der kokos; bldz; 254. jas Keilor , Moringa perygosperma; bldz. 545. ee Hs Galang of 25 ‚ een ring, een ijzeren bout om iets meê te sluiten; bldz. 525, 524. &) drs Grinsing wajang, een patroon; bldz. 255. o,s Garoeda, bldz. 245, 244. dus Goesti, Heer , meester; bldz. 596. ses Gombah, rondschuiven; bldz. 279, 280. 23 Gobah, bloemen vlechten; bldz, 251. ANS Goda, plaag, kwelling ; bldz. 556. whs Goelana, bedroefd; bldz. 244, 245. wss Goena , betoovering ; bldz. 556. eas Gieta, zich haasten; bldz. 266, 267, IJ 3 La, niet; bliz. 585. ê)) Lawang, de deur; bldz. 560. wis Laan, bedienen; bldz. 555. ‚Gl Langkara, dat moeijelijk te verrigten is; hldz, 584, M m (418 ) RS Langgar, een bidkapel; bldz. 270. & Langlang, de ronde doen; bldz. 5417 W Zekhaa, óntmoeten; bldz. 557, 558. sf 5) àl Laimnbang sarie, de naam vaneen lied; Plat 550. kh | einde len | wite Lampien, met behoedzaamheid aanvatten ; bids, 253, | Gi Lentikh, buigzaam; bldz. 555, 554. Í En Leidang, helder, licht; bldz, 246. — de naam van een berg; bldz. 280. | SN Liedie, de rib van het blad der kokos; bldz. | 259. ee zen Leingah, onvoorzigtig; bldz. 529. Al ZLiepa, iets werpen, zoodat het blijft kleven; bldz. 5358. x y=ile Malies of alas zie (gul; bldz. 277. ’ a: Mawa, cen woonplaats; bldz. 5 Pi A 358. vele Maja, helder; els sle verlichte plaats; bldz. 287. èe Matjang, de bloemtros der kokos; bldz. 254. we Meta, verwoed; bldz. 276, 277. 5 Madahh , lofrede , gedicht, spreken; bldz. 289. | Lj Merka, nl CSye ef een soort van granaat-# b, appel; bldz. 280. (419) WD, je Rerdhoak, zie je alle Masaala, een vraag „ onderzoek ; bldz. 564. „se Mesi, nog; bìdz. Soo. ln Meraadj , opgaan, ten hemel varen; bldz. 559; äsjze Marifath, kennis, bekendheid ; bldz 350. via Mengada of rok, bedriegen, He, verlei— den; bldz. 294, 295. Alke Mengaloh of &xe, zuchten, keffen, brullen; _bldz. 551. SE Mengetjap van iss, kermen, smakken. bldz. 298. | jsSe Moengkoer, omkeeren. ‚;Ge ge matang moengkoer, de naam van een kapsel; bldz. 278, he Manggar ‚de takken van de spadix of, de bloei- hoos der kokos; bldz. 254. Wienke Mengamat, van woel: zie aldaar. ieke Mengoempat, verzwijgen, verbergen, zich verschuilen ; bldz. 551. 5 \àe Moepharekhath , scheiding ; bldz, 578. je Mekar, Se gele matjang mekar, de geheel ont- loken bloemtros; bldz. 254; ontluiken; bldz. 276. ‚Ke Meker , valsch; bldz. 285. Yo Malaä, vervullen, vol maken; bldz. 582. lite Melapetaka, onheil; bldz. Soá, 5o5. dd Melatjang n, | gak 0 de ziel ontvlugt;bldz. SOI: (420 ) gie Melaan van p}: zie aldaar. Ee Melanglang van gö: zie aldaar. Giike Melentik van Gil: zie aldaar. ye Man, de gene; bldz. 582. Ae Âe Mendjah, eigenzinnig ; bldz. 275, 589. LSAlsie Mendalieka, Terminalia Moluccana ; bldz. 287. je Mendra, het voorkomen, den schijn hebben van | iets; bldz. 286, 287. ie pjsde Mendrom, zich nederleggen , liggen , brullen ; bldz. 391. ; 5) Ake Mendoedarie , eigennaam ; bldz. 250. Sie Menerpa, van —Sj : zie aldaar, ie Mennath, vragen ; bldz. 282. ere Moetie , koraal; bldz. 5go. „if“ Mahadjana, een vergaderzaal; bldz. 595. sjse lee Maha mieroe, de Smiroe; bldz. 521. ws pete Meisa Woelan , eigennaam; bldz, 356, Z$lae Mielik, een koninkrijk; bldz. 586. - | wiske Menfimpan nl. sp giste) zich houden; bldz. 292. êMae Menjendang, aangorden, over de schouders of op de hand dragen , dragen; bldz. 575, 574. W sòx Nabsah beter à, de pols der hand, iets dat men metde hand vervaardigt, een brief; bldz, 585. (421) wieki Nenampan, een metalen schienkbord; bldz. 517. sl s Noeranie , helder, licht, klaar; bldz. 3go. yes} Noesa, eiland; bldz. 5go. 5 SiS las Niela Gendie , eigennaam; bldz 281. | p vj» Waras, genezen, herstellen, bldz. 252. eh Wadleh, duidelijk, klaarblijkelijk; bldz. 580. pp, Wira, verstandig; bldz. 269. wals Wirawan, eigennaam; bldz. 269. yes Wielis, groen; bldz, 277, 554. 3 ‚je Hardam, gedurig; bldz. 296. „<> Hantjoer , smelten, lijmen; bldz 597, 598. yes Heiman, ’tzelfde als &w; bldz. 260. 5 wrist Joehhaddoena, zij ruimden uit den weg, zij beperkten ; bldz. 582. 5 cl j ad E n\ ok de: shald Ait A zl bs ta id ij, PES zt GAU Rs /. her p _ he J en 0 ak id 2 And Bk: al , TL U a Narikt at! e ti Î d tekel eat r EE TS CR ONE ter T°6S Ct B 6 5 at n d À N: DE AE efeh vatbare in ME oM adt Mal OAAUIA Krin ze / j re 3 ! A pe gr ne deit ot ebt, ne 8 4 AA ho hi 2 shel df DRL ET SEND TOEN OAT ERS … _ t > + en} vis & u hen pay” le A EJA iss sd & IN, v Á he ä pe de Nl ie id q 1 ed Pon ne Ter d | RE dj vj Pr KE FED AOR et ek a 4 ehh. ih A à zb WW df N “Ap. M*- shan É EE kf TY sl Ki E NE’ ie $ Be <1 «{ sÁ si Ais iid tA E RARE STE iJ En LT BS Peo Le dns | (Ond derd 5 ' A : Ep s OR Je » h Er shi unsters tse er k > 14 « . B ze or N pi |) 0 PE D | » » ® “ de ey je E a é (U „NDR: RT ns rune Ted Un rk jet _ … A Ls Eken D, 1 DT | Ì A 7 n , N ET $ r f …é det \ A: MIES oo GAAR K nk ì LE kj Ln vj ‚} : 4 vj en EP Âr , „ . Ci ktp }, De 4 Re 1 W € n p D N ndd dl wke Ks * í Mr ys bra Ke Á 4 gen vdo a < uk Ap Ne, … & a 3 Ö DK) & & n mn p _ iik ’ ci 4 RG! 0 Elg sprl A ople 2 zp voo vee . > ’ _ MeT ” En sg Nd sld GORE Je Se KNN AA id irtboog Iseo Svr) orgördo, her sloot voor VESTE Dek j bug wa la N Godee … BISh Gute palm dry A lode etn» PETERS ‚|: t » ki FEN „Y arno ne Si AD ud pam Obli oer On ank we . ast DEAR I& en _ == ve $ Vent beg mr Rd, » el e S de 5 t e hà, » kk “4 ® € n ehd kee ij =a 4 ka D \ MES “á be! R e v \® NN ne we hemd Uns PARIJS Duf LS » we ves » or By _ & “ ie RE. x P alte B MO xP CR Ak, è à k er KA ENE DN 5, a à » L Ek ) ES ha ND 3 _ k n e Nd kt IISKENIES VAM TGE ME PD al VP À bs oa sn « a) mr a Dn | FROM Er Be pek PEP 4 2 ME rai KIP ADEN EDE MPN REE U Ô Xt e : ie il N Op blz. "< regel 8 v. b. staat zp lees 655 KC en Kals ve EK pls « « do EB LL OK er CA ira KML Br 1E held BS dl KC lot ED U Lass kas « «tro ER: A el « & ol Re CS VEA Ee & ol KC Ier « 6 v. o. « 5) ON LT at tr C 5 v.b. « Jh « Jl « « {9]zijn vier regels ten onregte twee maal gedrukt. «efo regel4 v. b. staat so lees ss ol MEE bakt u De GR Net ws « « 276 EK ee kl c wiel t«-277 EREN OE ged weil « « 288 EK EU oen MORREN er) US, « « 29é € varbe & eben hentei v « « 5o2 cd DP el, « elo « « 520 Ke AOL CN 8 regia « _scholaris 2 « 525 « 4 v. b. « in sommige exemplaren DRUKFOUTEN a KN 1 | an 2 aA ki re Ee lees Ld Er CE a KN LA 'Ì an 2 HK) gene. ( el Ga Op blz. 545 regel 5 v. o. staat dat een paleis lees dat | een paleis beteekent. Op blz. 544 regel 5 v. o. staât Met land of de nege- rie JelS is mij geheel onbekend ; lees: Er zijn verschei- den plaaten die Je'S heeten: onder anderen op het eiland Madura enz. An ei PA