HARVARD UNIVERSITY. LIBRARY OF THE MUSEUM OF COMPARATIVE ZOÖLOGY. Ar À CN N \ SN as ON Dando. d at Bh: eld RA 7 Nei (49 j is HAGE f _M. NIJHOFF E . . . » _ 1 - Ld E „ _ 1 " r tf ok : “ : NN Th # ’ X i pr \ 4 ' B ‚ ’ en he, hl kn As « Ô 8 N Mi Le ke « - ' hd Nn NE ni Á et 1 „ - / » . nj nd « pe 4 LN . A + erk idd _ ï 94 VAN HET A bl Ae ir TAVIAASCH GENOOTSCHAP VAN £ DEEL: XLVI. BATAVIA 's HAGÉ LANDSDRUKKERIJ M. NIJHOFF f 1891. add Fi ne elk A aft er Ne WE En # Li ed eed bent re Ab er: | datt mi Ve k 81 1916 , En w Ú k Î ad OUDHEDEN VAN JAVA. ken f ee A ed r MAST. | ER VOORNAAMSTE OVERBLIJFSELEN UIT DEN __HINDORTIJD OP JAVA MET BENE OUDHEIDKUNDIGE KAART Ee D*. R. D. M. VERBEEK. VOORREDE. Ofschoon in de laatste kwart eeuw geen jaar is voorbij gegaan, waarin niet eenige nieuwe overblijfselen uit den Hindoetijd in Java’s bodem werden ontdekt, is __ toch geen periode voor de vermeerdering onzer oudheidkundige kennis zoo vruchtbaar geweest als de laatste 5 jaren. Dit is voornamelijk toe te schrijven aan de belangstelling van verschillende ambtenaren van het Binnenlandsch Bestuur, aan de oprichting eener oudheidkundige vereeniging te Jogjakerta en aan reizen van verschillende personen over Java. Terwijl dan ook aan het einde van 1886 ongeveer 580 vindplaatsen van oudheden bekend waren, waarvan wij de 150 voornaamste reeds vermeld vinden in het in 1878 verschenen 2° deel van Professor Verm’s »Java’”’, is dat cijfer nu geklommen tot 670. Van de 290 hier voor het eerst vermelde oudheden — + 50 tjandi’s, 70 __imscriptie’s, 190 beelden en andere voorwerpen — waren er ongeveer 90 reeds opgegeven in een onuitgegeven, bij het Bataviaasch Genootschap berustend manuscript van HorperMAns, den reisgenoot van Frrepericm op zijne tochten over Java in 1865 en 1866. De overige 200 oudheden zijn eerst in de laatste 5 jaren aan het licht _ gebracht. Al is dit cijfer zeker onverwacht hoog, toch bevat de hier gegeven lijst alleen de voornaamste der nu bekende oudheden. Het zoude mij niet moeilijk geweest zijn het aantal vindplaatsen van oudheden nog met eenige tientallen te vermeerderen, als ik alle beelden, ook de minder belangrijke en zeer beschadigde, de talrijke vindplaatsen van baksteenen fundamenten in het oude Madjapahit, vele minder bekende bid- of offerplaatsen en andere zaken meer, had willen opnemen. De waarde van dit werk __ zoude er echter, naar mijne meening, niet door verhoogd zijn. Sommigen zal het __wellicht voorkomen, dat ik met de opsomming van meestal slecht bewerkte beelden in West-Java reeds te ver ben gegaan; maar daarbij is niet te vergeten dat beelden in de Soenda-landen uiterst schaars zijn en ieder overblijfsel uit den Hindoetijd hier dus van bijzonder belang is. Aangenaam is het mij hier mijn bijzonderen dank te betuigen aan de hoofd- ambtenaren en ambtenaren bij het Binnenlandsch Bestuur op Java, die mij bijna allen geholpen hebben met opgaven over oudheden in de onder hun bestuur staande vi gewesten of afdeelingen; aan den Heer K. F. Horre, adviseur-honorair voor Ínlandsche zaken, voor de juiste spelling der Soendaneesche woorden; aan D". J. L. A. BrANpes, ambtenaar voor de beoefening van Indische talen, voor de correcte schrijfwijze der Javaansche namen (*); aan den Heer J. G. De Groot, topograaf bij het mijnwezen, voor het teekenen der oudheidkundige kaart; en aan den Heer J. F. De Corte, ambtenaar bij het mijnwezen, voor het vervaardigen van talrijke afdrukken in papier van beschreven steenen. Velen zal het zeker welkom zijn, in de Inleiding eene juiste opgaaf te vinden van de jaartallen der inscripties op Java, die ik aan de welwillendheid van Dr. Branpes te danken heb. Het is niet overbodig er hier op te wijzen, dat in vroegere werken over de oude inscripties op Java de jaartallen niet zelden foutief zijn opgegeven. Hoewel ik hoop, dat dit werk op het oogenblik geen groote leemten bezit, zal het mij toch verheugen als mijn overzicht der oudheden spoedig onvolledig wordt, ten gevolge van nieuwe en belangrijke ontdekkingen in Java’s bodem. Burrenzore, 1 Juli 1891. R. D. M. VERBEEK. (*) De meestal door ä weergegeven O-klank der Javaansche open a is eenvoudig door a weêrgegeven. Bij aanhalingen uit oudere werken is de in die werkeu gebruikte schrijfwijze gevolgd. ant dend da PAG. Vo vL VIL-—XVI BEURS 07e Ons ace es ee ee e Inleiding West- en Midden-Java. Blad IL. . N° BANTEN 2125 DEED 25 BEERBDek: :............... 25 ON 24 Dese Tjandi................ 24 BAE 24 E.D ENA: 24 B AKSPare. 25 “ade BATAVIA. 27—357 __ 8 Goenoeng Géde in Djasinga.... 29 ede eee. 29 Ee oe eee. 50 ER 50 Maes Moeara Tjiantén.…...... …… 30 Behon kopi........... DA 50 BENOELEN ....e......... 51 EE ee ren. Di 16 Goenoeng Tjibodas 52 EE 52 B tenzorg 52 ERDERLOOS etn. 55 NEO D. NS PAG. zoeter bate Tes Mees 54 DE Kramat, Tjiomas. at ni... 54 RAA Basin POZOr … …stretnan Aen 54 23 Top Goenoeng Salak........… 55 24 Landhuis Seuseupan........… 55 So Arlia domas....Jr de GAD AO ESE AE lt ee ele, 56 Then ETE ROE RRVNE 56 OR BUEBDE ARN tE RN ele 57 A0 ksbantenan 2’: 04 5e Dele se 57 30 Residentie Batavia sj! PREANGER-REGENTSCHAPPEN. 59—b55 LTE EE 41 DSA AAL sen. 41 REDA: ene RE 41 BER BALOetapak 0e NOM. 42 So Earakanr salak. nere. 42 EI TL REE AE 45 37 Goenoeng Soesoeroe........… 45 38 Goenoeng Padang..........….. 45 89 Goenoeng Poetri,..-..../....- 45 40 Goenoeng Beser............. 44 West- en Midden-Java. Blad II. AR DOET, Bransen ree 45 42 Goenoeng Ménanggel........… 45 43 Goenoeng Batoe ati-ati......… . 45 vir N°. PAG. 24 Vijowrider el verteren na Se A 46 45 Goenoeng Loemboeng .… 46 A6 GAMAR TEN ee et 46 A Kanderans It nr 46 AB: ‘Rantja maujar . 5e 47 Ag. Leuwigadjahs, rem 477 BO kjikaka:. 4. 47 Bh Bandoeng r- ,5 0/0 Neen 47 52 Boekit -Toenggoel. „… Mn 48 53 Tjikapoendoeng... LER 54—55 Manglajang-gebergte.… 48 54: Pasir Pamojanan..-n Jes. 48 55 Pasir Tjipandjaloe.. 48 56 Goenoeng Tampomas... ……. 49 DUT odas… rn Oee ee: 49 | B8dendjolaja : beigsis zakenman storend 49 BO NADA . >. eta Ee beten 49 80: =Aipanas 40 PALAS A el Aes 50 61 Malabar-tjipeudjeuh .…..……… 50 62 Goenoeng Wajang....... … 50 63 Goenoeng Tjakra boewana.... 50 64 Goenoeng Tjakra wati 50 65 TAN re PAN nc nej ann EAN 51 66: Tiitjapar, Meenen AA 51 6 wijnnalaka. Maps. Tern nen en 51 | 68 Soekdradja tse. 1 elke ver. ent GO Tlegon eN 51 TO STiiboerDEi Me sa ze Eerd 52 71 Goenoeng Tjikoeraj 52 datarajoer ent. ner se 52 718 Gégér Handjoewang......... 52 74 Goenoeng Wangkélang......… 55 A5 Goenoeng CEHRUirs NN 55 16 Residentie Preanger-Regent- schappen 5. afne eent 535 | KRAWANG. 5557 1, Negara dOMsn. 2E Eerereeo 57 18E MENE TEEN EEE 57 79 Télaga ‚101 102 108 104 105 106 107 108 109 ‚110 UI 112 118 114 115 116 Tjéndana .….: onta en 61 Sadapaingan … . see neel 62 Péndjaloe . es Aen 62 Waroedojong … oat een 62 Lengor …. nn 62 Tjipakoe.. 65 Kawali ….. en 05 Tjitapen ….……… 64 Rantja.. .. nn 64 Légok herang N°. 1 nn 65 Leuweung datar ........... 65 Légok herang N°, 2 65 Goenoeng Seranglemo....... 65 Djaléksana.… An 66 Sangkanerang…..….....v….s 66 Linggar djati.... “Aen 66 Djati. 66 Residentie Tjirébon....... 67 TÉGAL. 69—77 Brébës 4 17 Zit Sn vh! Bloeboek … … sos 71 Slarang Ir. 71 Slarang [en 71 Djatimerta … en a 71 Kali gimbér nn 72 Goenoeng sëgara… . .n Sunn 72 Pangébatan. … von neen 72 Wanatirta … … 4 72 Raga toendjoeng …..…....… 72 Laren „sce 72 Galoeh timoer… …… Jen 75 Moentjang larang.......... 75 West- en Midden-Java. Blad III. Tégal …: „or EEN 74 Pénaroekan..... er 74 Kali sapoes : Je. se 74 Doekoeh «salam ; ser. 4. es 74 Péndawa. Ave FART enen ei 74 Lëbak gow: erdee heet 75 nende kee ADT PE N°. PAG. BEN ESbak sioe...…....….....…..… 75 EO... 75 | NE BEWANgAN 75 BAAT SAT... 75 | BERGIOMPONE 75 | B SOenarsih ................ 75 | Ra Kedawoeng.........…. HG | RRA Eamboewan.…..:........…. 76 | BEAN Sari... 76 | RR Goermilang....-..........…. 76 | EKADOe. Tt 128 Residentie Tégal .........…. di PEKALONGAN. 7985 Rs Eekalongan...............…. 81 | 180 Goenoeng Garamanik.…...…… 81 | BRESSIOBLOOE. 82 | MAN... 82 | ON bea8, B eeuplong.. 82 | 185 Residentie Pékalongan......…. 85 SEMARANG. _ 85—100 EN 87 DAN. 87 B Sekaton............ 87 BEE DDT 88 ER 88 141 Tjandi Arga koesoema....…… 88 DNEANA 89 OENE. 89 A Kali taman.…............…. 89 Mk stjand: Péngilon. .…......…. 89 146 Goenoeng Boetak wetan..... 90 147 Sidamoekti en Tjoblong.. .…. 90 148 Gédong sanga...........……. 90 Ean klotok 95 150 Baran djoerang...... .….………. 95 NpkeeBedana..........… ERS. 95 Rs Nelemboe: 94 BD Kemambang.............….. 94 154 Tjandi Doekoeh.........…. 94 PAG. NI EAN 9%5 OEE Se ao Salet Ab. 95 UE EA Dn 95 AAD et A ere 96 VEDA NRE TE dl 96 KAESSOEE rcr ln e 96 Poh a ds 97 TedanramB: renee «Ain nd dere 97 DEAR AEN LAS. 97 BEDEL EN Ra de nde 98 Galjas li dea de 98 Kanggoensdnd wss. aks mend. 8 Mélati darat...... breidde 98 Neerbeek 5 Ate Edo. 98 Edet En ARR A oi, NMAEASANE Cn) OON Pr, Mjcesmele 1e Art AES 99 Méndang kémoelan .…...…. 99 Sëégara goenoeng.......... 100 Residentie Sémarang....…. 00 DJAPARA. 101 —106 Goenoeng Gödébëk... .………. 105 WbOe. en te: 105 BEBWAEAEN NE, PAPE MANE, 105 MEOEMOBSER Es en vre ER 105 Kedlangsoe: /..…. mente. 104 MESA so Ald, 104 Goenoeng Tjandi gëde...... 104 IBEMORE vt le or 104 Goenoeng Watoe pajoeng... 104 Soetarengga Js adres 104 RARP GRS. Min het 105 ORE vn ee, 105 Pati (Batoeragoeng)......… 105 Djoewana (Poentjel). 105 _ Residentie Djapara......…. 106 BANJOEMAS. 107—111 Goenoeng Panggonan.....…. 109 (Diëng-plateau).…...… 109 BAER enen eet eed, 110 Xx N°, PAG. 192 Bandjar nëgara..........…. 110 193 Pénoenggalan...........…. 111 184 Sambang. sine ont 111 195 Residentie Banjoemas.... 111 BAGELEN. _ 115—150 ROD ATA ten on 115 HOT SISREPENT: vo tier een on atd 115 498 sAmbal.. „Ae. 2. … arden 115 199—202 Tempelgrotten in Koeta- ardja se san ne 115 199 Goewa Tébasan......…..…. 115 200 Goewa Lanang...........…. 115 201 Goewa Tépoes of Gong... 115 202, oewa Merdensransn se 115 203: "Bara ‘tEngah.e AEM net 116 204 Poerwarëdja.............. 116 205: Bendem rss ener nee HI 206: Neallan We en rn eat 117 307 -Sawangan abten Nae 1417 208- Kreleger ee 107 209 -Mértakanda, amis oe 117 210 Top Goenoeng Soembing .… 118 DIE ROO: nn NEE 2 A 118 212 Top Goenoeng Séndara....…. 118 218: Pésmdon:s.n AM ere od 119 alt Desa-Tjandi-errs MME 119 215, -Wanasaba..s' ACER: 240 119 216 Afdeeling Lédok.........….. 120 217, Betahol ann der: 120 218: Kali bebörs. seer brb ast. 120 219 Kali lawang........…. sars A20 220) Diëng-plateau en gebergte 221 Pralioë: ne Sl 121 222 Residentie Bagëlen......... 150 KEDOE. _ 151—158 Xi Gedong Sandals Rene 153 223 Kénteng..... RARE 0 SENE 155 224 Pértapan...... EKE SA 155 225: Tirana: … ars! dr ERE 155 236 Noetjen ne on EERE 154 221 228 229 230 231 232 233 234 235 236 2371 238 239 240 241 242 243 244 245 246 2471 248 249 250 251 252 258 254 255 256 251 258 259 260 261 262 263 264 265 266 2677 268 PAG. Kandangan - … …… Zeven 154 Loh: kénteng 7: 550 nen 154 Wanasari 475 ene 154 Pakoenden . . 5: 155 Géwanoe … : en 135 Këdoeng lo .. nn 155 Plikon- … „za 155 Tjandi Argapoera of Tjandi Gedong „Ce 155 Telahap 555 «75 24 Ene 156 Tjandi Kéboemen.….......…. 156 Tjandi Bongkol .….......…. 156 Kramat ;. 2,5 50e 157 Tjandi Pérots. GA 157 Tjandi Pring apoes......…. 157 Tälaja. os ov 157 Tradi … SO 158 Karang téngah … An 158 Goenoeng Pértlapan ........ 158 Goenoeng Ambëéng......... 158 Margawati Zatte 158 Wirasari 5 enn 159 Ngoemboelan …… … ae 159 Gandasoeli …, … Antmeenn 159 Nagasalam......… kn he: 140 Témanggoeng … „en … 140 Brongkol se neen 141 Paingan. tn 141 Boemen wetan. . „tn 142 Pikatan san. 142 Wanakérsa: … … ARKE 142 Bakalan, Asen ien 142 Koentjen wetan..........…. 142 Sela gana of Tjandi gana... 145 Sela-gria……. zut 145 Desa Tjandi goenoeng… 145 Grot Watoe rong of Selarong 144 Desa Tjandi. tre 144 Kanggan. «rte 144 Bara boedoer, 25. sanne 144 Tjandi“Pawonss. Snenkipees 148 Bradjanaldn: ss ol Ben 148 Déjangan.s rbe epi He 148 hkiigieec EE __301 N°. 269 270 271 272 273 214 275 216 277 218 279 280 281 282 283 284 285 286 287 288 928 290 291 292 2983 294 295 296 297 298 299 300 302 303 304 305 306 307 308. 309 310 PAG. en a NEE 148 RE 148 Ee ene 148 ERE eeen et 149 Mértajoedan of Téngahan... 149 BRaapepak 149 149 OE. ee 149 Ngambangan …........... 150 EE 151 EE 151 WOERDEN... 151 Ajer panas... VEREEN 151 EEE ee. ed sl MantRenteng …..—...…. 152 MESUEEEda O0 152 ONE 152 ndi. 152 MemtrBendem 155 MEASDe 155 Tjandi Loemboeng..... 155 Desa Tjandi soembèr .…..… 155 MOENBKIDAN 154 Goenoeng Gana.........…. 154 OER en ese. _ 154 NE 154 Eme 154 De. 154 Bt. 155 EE. 155 BEERUGUE Sari... 156 beenoeng. Dali..........…. 156 MDODEED te... 156 Goenoeng Woekir 156 Ee 156 Goenoeng Singa barong..... 157 MERIAN ss... 157 CEE 157 EE Ee ea es alie. 158 TTE EN _ 158 Residentie Kédoe........…. 158 JOGJAKERTA. 159-—182 Goenoeng Tjandi.......…. 161 xI N°. PAG. OEE Nt ee ar (ee 161 SEAR PBE 0 to eet 161 213 DEERERAREL ser rt a 161 314 Pangethang, e.a 162 315 Karang gënëng .……...…..…. 162 SC NEENEEMEEERER AA Te at 162 SIT DIEN te. 162 SIS, Maton WENEN ne te 165 319. KembanBanps.ert... ted. 165 820 SBrEMBOSNE Nrs on rb aes 165 Salt Diasapalen rn As nevera eere 165 daansMoerangan Bees) nne eres 165 Sar Jogakerta. nis. nds 164 EEA EE NEL 167 325 Tjandt Djëtis.....n.... 168 B40n: Fandi-Redja A apen se. 168 KAART VAN PRAMBANAN EN OMSTREKEN. Se Tandjoeng, tirta tits 168 828 Tjandi Grimbjangan......…. 169 829 Tjandi Nagasari.........… 169 830 Tjandi Abang...........…. 169 98e Hjandr Krapjak..... 169 832 Tjandi Polangan .…….…..…...…. 170 333 Tjandi Sawoek..........…. 170 934 Soro gëdeeg.......…...……: 170 335 Tjandi Polengan .…...…...……. 170 8336 Ciwa-plateau .….........……. 171 Sa. Tand Timdjong..... 171 So Pand: Idjo rs... 171 ae Dandi-Miring:. -arsta.n. 172 340 Soembér watoe.........… 172 S341- Tjandi sari (N°. 1)......…. 172 A44 Banoe. mba. , …t u. ons: 172 343 Tjandi Sémárangan......…. 175 344. Tjandi Singa...........…. 175 345 Tjandi Boebrah.........….. 175 846 Tjandi Gëblak..........…. 174 347 Tjandi Watoe goedig 174 348 Tjandi Ngaglik .……........…. 174 349 Kraton Ratoe baka en Tjandi DWO oen tn 174 XII N°. 350 351 352 353 354 355 356 357 358 359 360 361 362 363 364 365 366 367 368 369 310 371 372 3718 314 315 3716 371 318 379 380 381 382 388 384 385 386 387 PAG. Monde, SARA snie td ease 175 Tjandi Kalasan of Kali béning 176 Tjd SarLeiN BN, Jr. De ih Dinangan en Randoe goenting 178 GAAN 2E 178 BOEG 2 Nets es cre TEN 119 Tempels van Prambanan... 179 KElnerak? bes Lede an 182 Hjandi-Koelân:. …. cava 182 SOERAKERTA. 185—199 Tradi ORS Sen AA, 185 Tjandi' Agop Wma te 185 Tjandi Boebrah Aire . 185 Mjandi- Newage Arpa es 186 Tjandi Loemboeng......… 188 Tjandi Plaosan.….........…. 189 Tjandi Kalongan... .-....…. 190 Tjandi Soedjiwan 190 Berends: unten AME 191 Goepala.. Jut rarntndak ad 191 Blad III (Vervolg). Troetyoek : eN EEN 192 STAEOS 0E ERN: 192 Moedal. 7 ACER 192 Klanten: 5e A EN 192 Dompions AA See OI 195 Prambonan in Nene: 195 Diatinom 2 EEEN 195 Bajalali ; 000 eend pe 194 Péfém en Tampinisennen 194 Mangels. ze Ren Ree Ake: 194 Desa: Tjandi.krikal ie Sent. 194 Anpel: A NAMEN EOMENMOR Ee 195 TWAN on Sr ERIN 195 MELA. 4 ANNEE 195 Spekoh: 4 ARA RE 196 Top Goenoeng Lawoe....… 198 Ngloerali 41 Ae MAN 198 Dikaranr. ee: 199 Residentie Soerakërta....…. 199 hi 388 389 ‚390 ‚391 ‚392 | 393 394 | 895 396 3971 398 399 400 401 402 408 404 405 406 407 408 409 410 411 412 413 414 415 416 417 418 419 420 ‚421 PAG. Oost-Java. Blad 1 (Blad IV). RÉMBANG. _ 201—204 Toeban. ; Zl en 205 Ngloejse . ……/ ; testen 205 KElina 5 45 on sar okt 204 MADIOEN. 205—216 Kédoeng ganga! den 207 Sine ……… Aart 207 Sarangan: … den 207 Saleh... 208 Darangan …..: 4. en 208 Sadono 208 Klëdakan: (N°. 1) ren 209 Tadine eo 209 Séndang kamal.........….. 209 Klédokan (N°. 2)........…. 210 Benda... hen 210 Boeloe gledeg …. sassen 210 Doepak… Mn 210 Goenoeng Bantjak.......… 210 Madioen. … En 210 Oetéran … … JA 211 Gölang . st 212 Kébon dalém … JS 212 Oemboel …… rn 212 Kanten. . se 212 Koenti rv 215 Panaraga.. . «54 SR 215 Djaboeng se NEE 215 Sötana'. … nr 214 Tégal sari 4 ss 214 Watoe ‘patok … . -sen 214 Sirah KEG: «2 AEN 214 Wringin anom .…….......…. 215 Karang patihan........... 215 Ngébel … Art EN gee Gn 215 N°. PAG. | SOERABAJA. 217—252 En ere. 219 EEEN 219 EGER 219 EEA 219 Koeta téboe of Koeta rosan. 220 Ee Me . 220 dr ee. 220 NEumbang....….....…. kin 220 | Droedjoe goerit...… 220 ACER 220 Ngasém lëmahbang......… 221 EEN ee. 221 OENE lada: 221 BEAM 221 ir EEE 221 EN 221 ed. 222 Regentschap Grësik......… 222 | RN 225 Residentie Soerabaja... 224 | MACA. 226 EE ee ae. 226 Genengsana............... 226 GEE 227 OEEREAS te. 227 Grogol (in Djombang)....… 227 Ember goerit....:....…. 227 MENSHATAN. 00... 227 BAEHR 228 Bétek (of Blëtek)........… 228 DEE A ne. 228 | Soembér pénganten.….....…. 228 Goewa of Latsari .…....……. 228 Madjawangt.............. 229 Tjandi Ngrimbi.........…. 229 TE EE COENE ED 2350 RORE Sn 250 BanSBOeNg st Anr. 250 REBMGBIE t4e 00.. 251 Botok paloeng …..-.....…. 252 Badjang ratoe ‚232 N°, 463 | 464 ‚465 ‚466 | 467 468 ‚469 4710 | 471 412 478 474 ‚475 416 AT 418 ‚479 ‚480 ‚481 482 4883 484 485 486 487 ‚488 489 | 490 491 492 ‚498 ' 494 495 ‚496 4971 | 498 499 500 ‚501 ‚502 ‚503 ‚504 505 Tjandi Brawoe Tjandi Göntong.........… Tjandi Gëdong..........…. hands Benga... in... - MOBRI ves oane Wringin lawang.........… Pangloengan BEIGE ot ete MadjakErtab… loten Ae. VIRE EN de Bangsale ARME zena tet can SEmMmangekd sande de mtkenad se OE NEE EE Karang lo Boëhe djerk en de Bakalan Késiman téngah.......... Doekoehan doekoe........ Goendeng Boetak 5. Ton WElrangs:. Ales UPWES AE En de Djalatoenda Top Pénanggoengan Késémen REBOENE: 7e) dare ECE OEREN ET atas, sp ep. pijen. ee moree rans We anje a al PE MEORASATT 2. vS on Aenden oon Pandjër Balong. masin nn en MAO EREN dend > Tanggoelangin............ Stationsterrein Sidaardja BEPANE EAA eg an Grogol (in Sidaardja).... WEIRBON An R dn Pand Permar dst eg ONE SENA Dd a D Keboan pasa LAS et dn. GENE AES te eea XIV N°, 506 507 508 509 510 511 512 513 514 515 516 517 518 519 520 521 522 523 524 525 526 521 528 529 530 531 532 533 534 535 536 5371 538 539 540 541 542, 543 544 545 PAG. or Sn voert ol TAP 251 Boone Teen ie ee onene 251 Kaläng ajar „UE Joe... 252 KEDIRL _ 253284 EU he EEE 255 Keedjon manis 7... me 255 Tandjoeng kalang .…....…. 255 Djoerang. limas. n. komt 256 Tyandi OPEN. Le AE 256 Boeren, AAI REEN Rn 256 Berben A 257 NBBIOS ere. 257 Bareng. J.M RE 257 Neiman, 2 rt 258 Bosch Tjandragëni......... 258 Sela -manglengn. beter at 258 Delaubale..E IE AN eten EU 259 Kediri ev MAREN epen) 259 Poeh sarane..aa. Aven se 260 DIDEBA 0 MIE A een 260 Mekern? nr Meeg oenen ER: 260 Pamdansari. sn deo a. ei 260 Penampilian. SB rete 260 Dreboeke 2x ENEN 261 Batik: rödja 2e redde ene 262 Blom se ee 262 Kemoelan Bes en aren. 262 Pajdtmardn. rde 265 WWatES. Se 265 Goewa Aritis …. … nen 265 Walikoekoen-gebergte.. 265 Goewa Sela mangleng…..…. 264 Sanggrahan si otten 265 Watrallorss ss Nee 265 Djoendjoeng: nrg En 265 Toengganeriss. … ontaan sg 266 Pandjértedja ses RR 266 Soemberringin kidoel.... 266 Desa: Gamban Birds sd de 266 Djati koewoeng .… 266 Ariâ blitaf : ves Montse Aue 267 N7 546 541 548 549 550 551 552 558 554 555 556 557 558 559 Grot Djadjar: PEES Ent” ee Gaprang. Jes ek neee Soembér djati 5 nee Bosch Goerit … .… annen TÉpaB 5d. EN Ploembangan … rt ak Desa Goorit Zon ee Tjandi Kotes of Papoh...…. Pétoeng amba: 2. / ent Wringin brandjang......…. Tjandi Sawéntar .…......…. 560 Sémanding............... 561 Blitar... … ve 562 - Gedok. ct 563 Panataran. +. nen 564 Tjandi Gambar 565 Tjandi Kali tjilik. 566 Pértapan 567 Pikatan 568 Tapan 569 … Pinggirsart. os... SAMEN 570 Djémekan tn Bl, Poerwakertas. Aen 512 Pésantron'.: … ARET En 573 Kajoenan 574 Ngloembhang 0% Men 515 Bogém 576 Tjandi Gémpoer...…….....…. 517 Tjandi Proedoeng.......... 518 _Boeloe, pasar Tanen 579 Tjandi Tegawangi........ 580 Tjandi Soerawana.......…. 581—595 District Soekaridja.. 581 Gajam rt NE 582 Gömpolan:,Ainn en 583- Kérkép:o «et RE EREN: 584 Wanadjaja........s.s.….» (515) Bogëm.nt neen Re 585 Pandjèër (578) Kajoenan.. .......-.-.n..: sm »adels nie eta ee aje,» p'a,ate s eZ nwn en eee oute eo on ue anus se ec oveje eije vietern de pike © se oe eet ie, steerer GEMRANS se bijetsipip aken n, sm ser peer ie PAG. 267 267 267 268 268 268 268 269 269 269 270 270 271 271 271 272 275 275 275 275 276 276 276 277 277 277 278 278 278 278 279 279 280 280 281 282 282 282 282 282 282 282 282 ' Á N°. 586 587 588 589 590 591 592 593 594 595 (584) (594) 596 597 598 599 600 601 602 603 604 605 606 607 608 609 610 611 612 618 614 615 616 617 618 619 620 621 PAG. EN 282 EE eee 7. 282 BOERBAR:S ed. 282 Waktane tengah...…....…. 282 MEROANGAN, en. 282 DGN, 282 Broemboeng.. DANE 282 IBRBENE 282 EE 282 EE 282 BNR... 282 Aanhang (Over zodiakbekers) 282 eee 284 PASOEROEAN. 285—505 | tE 287 Bosch Ténggiling........… 287 B De eea. 288 | DNS ee. 288 OE oee. 289 et 289 PN 289 | EEEN 290 nt SEE 290 Goenoeng Boetak (Kawi-ge- MRUSERLENS ide. 290 Goenoeng Kawi........... 291 Géndaga ardjasari.......… 291 U EE 291 MERE Kales... 291 NE ee. 292 Betbeng amba....-....…. 292 NRE Oeralg 295 RENEPAdA 293 Tjandi Toempang.........…. 294 Mandi Kidal 295 Goenoeng Katoe........… 296 MN bedabs2. 296 ED a tE 296 AE 297 LOE ARNE 298 dop. Ardjoena 501 ! PAG. BERKER DA et ge Hd TE 501 Santria manggoeng 502 Djande Dfamwi en tee. 502 WOE AERO 505 SOEREN Ee BE AE). 1405 RANOSREER cer a SER UL de 504 Tjandi Goenoeng gangsir… 504 KEDOMSAN EE la te penag: 4505 Banjeen MRBB. At stele. 505 Oost-Java. Blad II (Blad V). PRABALINGGA. 507—512 Kjaudipoerd? Meen see. 509 Desa Tjandipoera........….. 510 Woet FENOMEEN 5. 510 Prabalingsa Jm nd se 510 Padjarakan. ns... 511 EaBSAADI SJ tt re 511 Wanekals 2ne% en et 5u Tjandi Djaboeng.. 511 MADOERA. 515—515 Sokabanalaoet.. ...………………… 515 ITU BRO 3515 BESOEKIL _ 317—526 Goenoeng Loeroes.......… 519 Selabanteng.............…. 519 BESDEKE sn Ie TED ora AEK 519 TR EE 519 GENT PPPN 520 Goenoeng Argapoera.....…. 520 Fjandy Kêdaton. ser sr 521 Koeta hars … seen: 521 Koeta këdawoeng....... 521 Poeger. wetan. zz en. 521 Koets. blater: /Reends ar. 522 Goenoeng Pontang.......…. 522 Koela kradjingan. 522 Xvi N°. 654 655 656 651 658 659 660 661 662 663 664 Karang anjar::.. nnee ICE U EREN LE EES eo eee ater enke is PAG, 522 522 522 525 3525 3525 525 N°, | PAG. 665 Watoe dodol 524 666 Meroe, Sr 324 | 667 Matjan poetih .….......….. 325 6688 Troeka, 5 Ahern 526 ‚669 Ardja blambangan......……. 3526 670 Heuvel Moentjar.. 526 | 671 Goenoeng Ikan... 3526 REGISTER 2.7 eeen 327—558 JLLINGEN EN VERBETERINGEN. egel. Er staat: Moet wezen: e lijst der jaartallen toe te voegen : p Soekoh 1362 Caka Solo. __Soekoh 1364 (of 1365) Caka Solo. , s _Djédoeng 1198 Caka Soerabaja. Hierdoor verandert het cijfer 233 op blz. 6 regel 31 in 234 en de eindcijfers in het tafeltje op Prijangan Prijangan (of Prajangan). N.B. Het woord is ontstaan uit Parahyangan. / têmpajang en têmpajangs témpajan en témpajan's. Sekepeuris Sekepeureus. Bi Tjipanjaloe Tipandjaloe. „Ad en 12 Tjipeundjeuh Tjipeudjeuh. AN Boentjilik Boentjélik. 8 Wanarëdja Wanaradja. zh tye type. | doekoe doekoeh. _Lébak gowah Lêbak gowak- masighit en mésighit mésigit. } __Japara Djapara. steen van 786 Caka; steen; — n 28 Bara Boedoer : Bara boedoer f_9000.— f_9600— XVIII Blz. 149 153 162 163 162 172 215 225 ‚228 247 250 256 256 260 265 265 266 268 269 269 271 272 2712 272 275 275 277 289 295 Regel. 18 8 10 en 22 5 Aen 18 JS 25 14 en 18 18 7} 22 en 28 Tusschen de regels 25 platen, 1—4; | onleesbaar, 24 N°. 59. 21 steen, H ei } Goewa tritis 29 vijver. 14 steen; 19 steen ; 32 steen; 31 steen, 6 desa Bénglé (zie boven); 1 onbekend ; 8 onbekend ; 28 Boro-Boedoer Onder Tjandi Gambar te voegen: bye VERBEEK. 28 steen, 5 steen, 34 zee, Op de oudheidkundige kaart ontbreken : N°, 421, Darawati. N° 556. Sela mangleng (bij Sanggrahan). N° 564. Tjandi Gambar. N°, 627. Rahos. N° 639. Sokabanalaoet. De ligging dezer oudheden is in den tekst opgegeven. Er staat: onbekend, Andjieng Karang géneng Djetis Soember watoe Sirak kêting Van 9.. Caka Soember pénganten Moet wezên : onbekend, jaartal 796 Caka. Andjing. Karang généng. Djétis. Soembêr watoe. Sirah kéting. Van 9.. (waarschijnlijk 963) Caka. Soembér pénganten. 5 en 6 in te voegen: Een beschreven steen. platen N° 1—4; onleesbaar, jaartal 849 Caka. N° 59. Is van 8.7 Gaka. steen van 1107 Caka, Goewa Tritis. vijver. Volgens Hoepermans is bij één dezer tjandi's een steen gevonden, met een twijfelachtig jaartal (1214?) Caka. steen van 1105 Caka; steen van 1062 Caka; steen van 1068 Caka; steen van 1106 Caka, desa Benglè (zie boven), met jaartal 1106 Caka; onhekend, met jaartal 1256 aka; onbekend, jaartal 829 Caka; Bara boedoer. Not. XXIX 1891, Januari-vergadering. Bericht over Tjandi Gambar. steen van 1093 Caka, steen van 1536? Gaka, zee In de richting van den (nog in aanbouw zijnden) spoorweg bij Tjilatjap is eene wijziging gekomen; van halte Kawoengantén loopt de baan oostwaarts naar Késoegihan en sluit hier aan den bestaanden spoorweg van Tjilatjap naar Jogja aan; het gedeelte Kawoengantén—Tjilatjap vervalt. In de Aanvullingen en Verbeteringen moet staan : Regel. 25 ERRATUM. Er staat: platen N°. 1—4; Moet wezen: platen; N°. 1—4 eme et INLEIDING. Het isnu ruim 50 jaar geleden dat de eerste pogingen werden aangewend ter verkrijging eener oudheidkundige statistiek van Nederlandsch-Indië. Bij besluit der Indische Regeering van 29 December 1840 N°. 15 werd namelijk aan de hoofden van Gewestelijk bestuur om opgaaf verzocht der oudheden in hun gewest; maar het schijnt dat de ontvangen opgaven noch door talrijkheid noch door volledigheid uitgemunt hebben. In gedrukte stukken vindt men er ten minste nergens melding van gemaakt. In de bestuursvergadering van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen van 1 September 1860 werd door den heer E. NerscHer voor het eerst de samenstelling eener oudheidkundige kaart van Java ter sprake gebracht, zooals te lezen is in de Notulen van die vergadering, opgenomen in het Tijdschrift voor Ind. Taal-, Land- en Volkenkunde, Deel X 41861, blz. 457. Deze bespreking had ten gevolge, dat het bestuur bij circulaire van 20 December 1860 de hoofden van Gewestelijk bestuur op Java weder uitnoodigde, eene opgave aan haar in te zenden van de oudheden die in hun gewest werden aangetroffen. Maar ook deze maatregel had het gewenschte gevolg niet, de ontvangen gegevens bleken »oppervlakkig en onnauwkeurig” te zijn, zooals men vermeld vindt in het bovengenoemd Tijdschrift, Deel XII 1862, blz. 516 en 555. Het bestuur van het Genootschap stelde daarom aan de Regeering voor, den heer J. F. G. Brumunp op te dragen, de oudheden van Java te bezoeken en hiervan eene beschrijving in te dienen. De heer Brumunp, vroeger predikant te Soerabaja, toen te Batavia, had zich namelijk door verschillende geschriften over de oudheden van Midden- en Oost-Java, voornamelijk in zijn »Indiana”, doen kennen als een ijverig onderzoeker van Java’s oudheden, en zeker kon men toen voor die opdracht geen geschikter persoon kiezen. Nadat hij op zijn verzoek eervol ontslag uit zijne betrekking had gekregen, werd dan ook de heer Brumunp bij Gouvernements besluit van 24 Mei 1862 N° 2 voor den tijd van OUDHEDEN VAN JAVA. 1 ì één jaar In commissie gesteld, om binnen dat tijdvak aan de Regeering in te dienen eene beschrijving van de Hindoe-oudheden, en aan de directie van het Bataviaasch Genootschap de gegevens te verstrekken tot het samenstellen van eene oudheidkundige kaart van Java; verder die beelden en andere oudheden aan te wijzen, waarvan het vervoer naar Batavia wenschelijk voorkwam, en eindelijk die oudheden op te geven, waarvan afbeeldingen zouden moeten worden vervaardigd. In het laatst van 1862 machtigde bovendien de Regeering het bestuur van het Bataviaasch Genootschap, om met den heer J. Van KinsBerGeN een overeenkomst te sluiten tot het vervaardigen van photographiën van de voor- naamste Javaansche oudheden, die daartoe door den heer Brumurp zouden worden aangewezen. Maar de heer Brumunp, zich wellicht te zeer overhaastende met het oog op den korten hem gestelden termijn, vorderde te veel van zijne krachten, en overleed helaas reeds den 12°" Maart 1865 te Malang aan eene hevige lever- ontsteking. Eene beschrijving der door hem bezochte oudheden is neergelegd in Deel XXXIII der Verhandelingen van het Bat. Genootschap (*). In hetzelfde jaar kwam de heer Frrepericn van verlof uit Nederland terug, met een opdracht van Z.M. den Koning, om de inscriptiën van Java, Sumatra en Bali op te sporen, af te drukken en te ontcijferen. De heer Friepericu, wel bekend uit zijn vroegere geschriften in de Verhandelingen en het Tijdschrift van het Genootschap, o.a. door zijn met Dr. Van HoËverr uitgegeven Catalogus der oudheden van het Museum te Batavia, en zijne ver- klaringen van inscripties van Batoe Beragoeng en Pagerroejoeng op Sumatra, van Buitenzorg, Kwali, Malang enz. — die intusschen, zooals later gebleken is, niet zelden aan juistheid veel te wenschen overlaten — werd op zijne reizen over Java vergezeld door den heer N. W. Horpermans. Frreperien heeft over zijne reizen, die in 1868 wegens ziekte gestaakt werden, o.a. in het licht gegeven: eene beschrijving van de oudheden op het Oengaran-gebergte; vam de hoofdtempels in Këdoe en Jogjakërta; en een rapport over zijne reizen over Java, alle in ’s Genootschaps Tijdschrift Deel XIX en XXIII; terwijl van HorperMans eene beschrijving van oudheden in Madioen verscheen onder den titel >het Hindoerijk van Doho” in hetzelfde Tijdschrift, Deel XXI. Het Genootschap bezit bovendien een zeer uitvoerig en net geschreven manuscript van de hand van HoreperMans, waarin hij alle door hem op Java bezochte oudheden heeft beschreven. Het manuscript is, zoowel door den slechten stijl als de zeer onnauwkeurige teekeningen, niet voor publicatie geschikt, maar het is het eenige en daarom zeer te waardeeren document, waarin wij eene opsomming vinden van de oudheden (*) Bijdragen tot de kennis van het Hindoeïsme op Java. In dit werk vindt men ook eene literatuuropgave van werken, die over het Hindoeisme op Java handelen. 5 die omstreeks 4865 in West- en Midden-Java, Madioen en Kediri bekend waren. De meer oostelijk gelegen residentie's zijn door hem niet bezocht, evenmin Bantën. ks Na Brumunp en Frrepericn hebben wel is waar geen oudheidkundigen geregelde reizen over Java gedaan, maar door talrijke onderzoekingen is in de laatste 20 jaren onze kennis der Javaansche oudheden toch zeer toegenomen. Het resultaat van die speciale onderzoekingen vindt men hoofdzakelijk vermeld in de Verhandelingen, het Tijdschrift en de Notulen der bestuursvergaderingen van het Bat. Genootschap, in de Verslagen en Mededeelingen der Kon. Akademie van Wetenschappen Afd. Letterkunde te Amsterdam en in de Bijdragen van het Kon. Instituut voor de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederl.-Indië te ‘s Gravenhage. Hier mogen hoofdzakelijk genoemd worden: 4° de opgravingen op het Diëng-plateau, tusschen 1864 en 1877, die eerst onder leiding van den heer Van KinsBereeN, later onder de ingenieurs van de burgerlijke openbare werken G. A. Per en A. Mrser plaats hâdden, en waarbij niet alleen tal van fundamenten maar ook beschreven steenen en beelden werden opgedolven; 2° het door de Indische Regeering uitgegeven prachtwerk »Boro Boedoer”, beschreven door Prof. C. Leemans, waarvan de (alrijke platen vervaardigd zijn door de heeren F. C. Winsen en G. Scnöngene Mürrer (*); 5° de beschrijving van Tjandi Méndoet door denzelfden heer Winsen; 4e de collectie photogrammen van Javaansche oudheden, op last der Indische Regeering vervaardigd door den heer J. Van Kinsgereen. Deze collectie bevat photo's van beelden in West-Java, van tempels op den Diëng, van den Bara Boedoer, van oudheden in Oost-Java tot Kediri en van den tempel Djaboeng in Prabalingga; 5° de uitgave en vertaling van talrijke inscriptie's op steenen en koperen platen door de heeren A. B. Conen Stuart, J. J. Van Lrmsure Brouwer, H. Kern, K. F. Horre en J. Branpes; 6° de opgravingen der in 1885 opgerichte oudheidkundige vereeniging te Jogjakërta, waarover reeds eenige mededeelingen zijn gedaan door den hoofd- ingenieur der staatsspoorwegen J. W. IJzeruan, van wiens hand weldra nog eene _ zeer belangrijke studie over de oudheden in de omstreken van Prambanan het licht zal zien; 7° de beschrijving van Tjandi Idjo door den heer J, GRONrMaN te Jogjakëérta; 8e de Catalogus der archeologische verzameling van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, in 1887 in het licht gegeven door den heer W. P. GrorneveLprt, een werk onmisbaar voor ieder die de rijke verzameling bestudeeren wil. In dien catalogus vindt men ook een voorloopigen inventaris van de beschreven steenen in het Museum te Batavia, door D'. J. _ Branpes; weldra is van dezen geleerde een uitvoerige catalogus van alle tot nog _ toe bekende inscriptie’s op steen en koper van Nederlandsch-Indië te wachten : _ ik kom hieronder nog op dezen catalogus terug. (*) Of Mürper, zooals op de meeste platen staat. Op plaat IL vindt men echter Scuórsenc-Mütten, zooals waarschijnlijk alleen juist is. 4 De oudheidkundige gegevens hadden zich door de verschillende onder- zoekingen vooral in de laatste 25 jaren zoozeer opgehoopt, dat eene catalogiseering en vooral ook eene karteering der vindplaatsen van gebouwen, beschreven steenen en belangrijke beelden uit den Hindoetijd een dringende behoefte werd. Toen mij nu in 1886 de opdracht gegeven werd een geologischen verkenningstocht door Java te doen, waarbij uit den aard der zaak geen terrein van eenige uit- gestrektheid onbezocht mag blijven, verzocht de directie van het Bataviaasch Genootschap mij, op die reis zooveel mogelijk ook mijne aandacht te schenken aan de oudheden, vooral van Oost-Java, waarover men wel talrijke maar nog altijd onvoldoende gegevens bezat, voornamelijk met het oog op de samenstelling der zoolang gewenschte oudheidkundige kaart. Ik heb aan dit verzoek zooveel mogelijk voldaan, ofschoon ik natuurlijk slechts een klein gedeelte van mijn tijd aan de oudheden kon wijden. | Van veel nut zijn mij geweest de inlichtingen die Dr. Branpes mij vóór mijn vertrek over de hem toen bekende oudheden in Oost-Java gaf. Verder ben ik grooten dank verschuldigd aan alle residenten en bijna alle assistent-residenten, controleurs en aspirant-controleurs van Java voor de opgaven der in hun gewest of afdeelingen voorkomende oudheden. Ik had hun om die opgaven verzocht en de meesten hebben mij uitmuntend geholpen. Dan heb ik op mijne reizen overal bij de inlandsche hoofden informatiën ingewonnen, of door hen bij de bevolking laten inwinnen, over wellicht aanwezige oudheden, waardoor nog menige beschreven steen aan het licht is gekomen. De inlanders hechten namelijk aan die overblijfsels uit den ouden tijd niet de allerminste waarde, tenzij er bij geofferd wordt; en alleen door vragen en herhaald vragen komt men van hen te weten wat er nog voorhanden is. Loo zijn dan langzamerhand de gegevens bijeengebracht, die mij in staat stellen een overzicht der Javaansche oudheden te geven, dat, naar ik mij durf vlejen, vrij volledig is. Bij den tekst is gevoegd eene oudheidkundige kaart, schaal 4 : 500.000, in 2 deelen en in 5 bladen. De 5 eerste bladen bevatten de oudheden van West- en Midden-Java, de 2 laatste bladen die van Oost-Java. Onder Oost-Java is hier verstaan het oostelijke gedeelte van dat eiland tot aan de Vorstenlanden, dus met inbegrip van Rémbang, Këdiri en Madioen, en wel omdat dit gedeelte de zoogenaamde nieuwere Hindoe-oudheden bevat, in tegenstelling met de oudere en oudste overblijfselen uit den javaanschen Hindoe- tijd, die in Midden- en West-Java worden aangetroffen. Hierop zijn echter ver- scheidene uitzonderingen; zoo vindt men in Soerakërta en Sëémarang, dus in twee residentie’s die ook volgens onze indeeling tot Midden-Java gerekend worden, naast de oudere, ook monumenten die tot een veel jongere periode behooren; en evenzoo vindt men in West-Java, behalve zeer oude beschreven steenen, ook oudheden uit veel lateren tijd. Men zou dus de oudheden van West- en van ade 5 Midden-Java in moeten deelen in twee groepen, namelijk die welke in een oudere en die welke in een jongere periode ontstonden, indien een dergelijke indeeling door te voeren was. Want slechts van een klein gedeelte der oudheden is de ouderdom door jaartallen bekend; van een ander gedeelte is die alleen bij benadering te gissen, van de allermeeste is de ouderdom binnen vrij ruime grenzen geheel onbekend. Tot recht begrip van het voorgaande moet ik hier, ook met het oog op het goed verstaan der oudheidkundige kaart, eene uitweiding laten volgen over den tijd waarin de Hindoe-oudheden op Java successievelijk ontstonden, hierbij vooral gebruik makende van hetgeen Dr. Branpes in de laatste jaren over dit onderwerp heeft gepubliceerd in het Tijdschrift en de Notulen der bestuursver- vergaderingen van het Bat. Genootschap, voornamelijk in zijn belangrijk geschrift „Een Jayapattra of acte van eene rechterlijke uitspraak van Caka 849” in Deel XXXII van het genoemde Tijdschrift. Over den tijd waarop de eerste Hindoe's naar Java kwamen weten wij - zeer weinig; vermoedelijk had dit reeds plaats bij het begin der christelijke tijdrekening, misschien vroeger, misschien wat later. De oudste sporen van Hindoe-oorsprong vinden wij in West-Java, in de tegenwoordige residentie Batavia, en wel in 5 beschreven steenen, waarvan er zich één te Toegoe in Bëkasih en 4 in het Buitenzorg’sche bevinden, namelijk 41 op het land Djamboe en 5 in de omstreken van Tjiampea. Geen van deze 5 steenen draagt een jaartal; naar het schrift te oordeelen meent Prof. Kern dat drie er van omstreeks het jaar 400 en één omstreeks 500 na Chr. vervaardigd zijn. De oprichters van een dier steenen waren volgens Prof. Kern Wishnuïeten, en dit komt geheel overeen met hetgeen de Chineesche pelgrim Fa-Hran omstreeks 415 na Chr. op Java aantrof. Hij vond er namelijk wel eene Hindoesche maatschappij, maar geen of nagenoeg geen geloofsgenooten van hem, Boeddhisten. Hierna volgen in ouderdom de opschriften van Midden-Java, waarheen na het jaar 700 Caka (778 na Chr. (!) eene waarschijnlijk vrij belangrijke immigratie van Hindoe-kolonisten, en nu zoowel Boeddhisten (Mâhâyanisten) als Ciwaieten moet plaats gehad hebben, voornamelijk naar Jogjakérta, Kédoe en Bagëlen. Zelfs vinden wij één enkel jaartal vóór 700 Caka, maar eerst na dat jaar worden zij talrijk, zoodat reeds nu tusschen 700 en 850 Caka niet minder dan 59 opschriften met jaartallen bekend zijn. De prachtige oude bouwwerken die wij in Midden-Java aantreffen — de Bara Boedoer, de Méndoet, de tempels van Prambanan en omstreken, de Diëng-tempels — dateeren waarschijnlijk alle uit dien tijd (650—850 Gaka), ofschoon op geen hunner nog een duidelijk leesbaar jaartal is aangetroffen. Alleen is van Tjandi Kalasan de schenkings- oorkonde gevonden, dateerende van 700 Gaka. (*) Het begin der Caka-jaartelling wordt gerekend van 14 Maart 78 na Christus. Men pleegt te tellen bij reeds verloopen jaren, zoodat iets wat in het 850ste Caka-jaar voorvalt, vermeld wordt als te zijn geschied in het jaar 849 Caka verloopen. De Caka-jaartelling is eerst na 500 na Chr. algemeen ingevoerd, 6 Een uiterst merkwaardig feit is het nu, dat met 850 Caka alle jaartallen in Midden-Java voor zeer langen tijd plotseling geheel ophouden, en, met slechts 2 uitzonderingen, eerst in de 14° Caka-eeuw weder op enkele punten gevonden worden. Deze laatste behooren dus tot de bovengenoemde jongere periode in Midden-Java, die van de veel oudere (650—850 Caka) scherp gescheiden is. Wij kunnen hieruit besluiten tot eene herleving van de Hindoesch gekleurde toestanden op Midden-Java, ditmaal waarschijnlijk uitgaande van Oost-Java, waar- over straks nog nader zal worden gesproken. Terwijl met 850 Caka de jaartallen in Midden-Java ophouden (het jongste tot nog toe van Midden-Java bekende jaartal is 849 Gaka) worden ze juist tegen dien tijd in Oost-Java veelvuldig, hetgeen er op wijst dat de zetel van het bestuur zich omstreeks dien tijd van Midden- naar Oost-Java heeft verplaatst, waar in- middels de Hindoe-invloed zich reeds iets vroeger evenzeer had doen gevoelen: _want ook vóór 850 Caka vinden wij daar reeds enkele, doch slechts weinige jaartallen, na 850 daarentegen zeer talrijke, hetgeen duidelijk zal blijken uit de ondervolgende lijst, die alle tot nog toe bekende jaartallen van Java bevat en die men natuurlijk in de lijst der oudheden ook, maar verspreid, zal aantreffen. Ik moet hierbij opmerken, dat Dr. Branpes mij de rangschikking van zijn lijst der inscripties van Ned.-Indië heeft toevertrouwd, waarover hij, zooals ik hierboven reeds vermeldde, weldra een beredeneerden catalogus in het hicht zal geven. Deze rangschikking had ten doel om zooveel doenlijk dezelfde volgorde in zijn catalogus en in mijn lijst van oudheden in acht te nemen, hetgeen later het vergelijken gemakkelijk maakt. In die lijst had Dr. Branpes overal de hem bekende jaarcijfers geplaatst, waaronder enkele nog niet gepubliceerde, die hij mij heeft toegestaan over te nemen, ten einde ook mijne tabel zoo volledig mogelijk te maken. Tot op dit oogenblik zijn van Java ruim 400 opschriften in Sanskrit en in oud-Javaansch bekend, dus zonder de nieuwere javaansche inscripties te rekenen, maar daaronder zijn zeer kleine; en ook de enkele jaarcijfers, zooals men die soms op beelden aantreft, zijn daarbij afzonderlijk geteld. Van die 400 opschriften zijn er echter slechts 255 die een jaartal bevatten. De jaartallen, met de vindplaatsen der voorwerpen waarop zij voorkomen, zijn hier in chrono- logische volgorde samengesteld; die van de oud-Javaansche handschriften zijn in deze lijst niet opgenomen. 3 West-Java. AEN: Mus. N°. 73 Ban N°. 2 (Diwak) EE Tjandi Peret Mus. N°. 80 Kendal, afkomstig van Kali beber. _N°. 20 Pereng bij ben — Kawi-Oor- | de XXIII. Mus. N°. Témanggoeng, zn van Tjandi poera Témanggoeng. Mus. N°. 81 Bérahol. Museum N°. 74 Magëlang, afkomst ? ér Gaka. 952 1055? 1111 1265 654 700 704? 719 (of 769?) 731 746? 765 769 774 775 778 Residentie. Preanger. Batavia. Tjirébon. Preanger. Kédoe. Jogja. Jogja. Kédoe. Bagëlen. Bagëlen. Kédoe. Kédoe. Kédoe. Midden-Java. Midden-Java. Midden-Java. Bagélen. Soerakérta. Kédoe. Kédoe. Bagëlen. Kédoe. Jogja. Kèdoe. Kedoe. Midden-Java (Vervolg). Kawi-Oorkonde X Kawi:Oorkonde XIV Zuiltje Troetjoek. Mus. N°. 64 Steen Rijksbestierder. Mus. N°. 45 Kawi-Oorkonde XV Steen Pangeran Sorria Necara. Mus. N°. 46 Steen Poerwarëdja N°. 1. Mus. N°. 62 Steen Poerwarédja N°. 2. Mus. N°. 65 Steen Mus. N°. 59 Kawi-Oorkonde IX Steen Mus. N°. 55 Steen Bara téngah. Mus. N°. 78 Pésindon, plaatjes Steen Jogja, afkomstig van Goenoeng Kidoel =— Mus. N°. 17 = Kawi-Oorkonde XXIV Kawi-Oorkonde N°. I Kawi-Oorkonde N°. XX Djajapattra, DrepukKsMaN Steen Mus. N°. 6 Steen Mus. N°. 56 (van Gata bij Prambanan) Podjok, koperen platen Jaartal Diëng (JuncHuan) Soekoh — Tadjoek N°. 2. Mus. N°. 71 Soekoh Tadjoek N°. 1 Soekoh Soekoh, phallus. Mus. N°. 5 Tjéta N°. 1 Steen Adoman. Mus. Leiden Tjëta N°. 2 Oost-Java. Kawi-Oorkonde II Djaha (inauthentiek) Oorkonde van 795 Caka (wellicht van Midden-Java £) Steen Singasari N°. 5 (Batoe toelis, Batavia). Mus. N°. 54 Steen te Pénampihan (copie) Oorkonde koper Panaraga Ganeca-beeld Blitar Steen Mus. N°. 40 Koperen plaat Djédoeng Gaka. 802 805 805 804 804? 804 804 806 ? 806 808 809 823 826 828 841 841 849 694 69. 1022 1152 1558 1560 1561 1565 1363 1567 1570 1571 1578 Sandjaja / Sandjaja | + 850 Caka Residentie. Midden-Java. Kédoe. Solo. Jogja. Kédoe. Jogja. Bagilen. Bagëlen. Midden-Java. Midden-Java. Midden-Java. Bagëlen. Bagëlen. Jogja. Jogja. Bagëlen. Jogja. Midden-Java. Jogjakérta. Sémarang. Bagélen. Solo. Sémarang. Solo. Sémarang. Solo. Solo. Solo. Sémarang. Solo. Soerabaja. Oost-Java ? Pasoeroean. Kediri. Madioen. Kédiri. Oost-Java. Soerabaja. Oost-Java (Vervolg), Steen Singasari N°. 1 Minto-steen Groote steen Djédoeng Steen Tandjoeng kalang. Mus. N°. 66 Platen regent Kéndal (van Djënggala) copie Steen Singasari N°. 2 ‚Steen Soektji Steen Glagahan Steen Madjakërta. Mus. N°. 14 Steen Banjoe biroe (Singasari N°. 5). Mus. N°. 70 Oorkonde regentschap Grésik — K. 0. VII Steen Bakalan Steen Ténggaran Steen Koedjon manis. Mus. N°. 67 Kawi-Oorkonde XXII Bëtra, copie Oorkonde koper Malang K. O0. XXX Steen Siman Steen Malang (Singasari N°. 4) Djala toenda Steen Tjandi lor. Mus. N°. 59 | onzekere 2 steenen Dinaja (Malang) (jaartallen Loemboeng Madioen. Mus. N°. 570 Steen Sëndang kamal. Mus. N°. 37 Loemboeng, Oetëran. Mus. N°. 571 Steen Poeh sarang Steen. Mus. N°. 25 Kawi-Oorkonden III en V Loemboeng Madioen. Mus. N°. 3572 Loemboeng te Panaraga Steen Soembër goerit Steen Simpang. Mus. N°. 16 __Steen Kèlagen Steen Calcutta Oorkonde Kéboan pasar (copie) Steen Pamotan Steen Kétémas Steen Pasar lëgi (copie) Steen Grogol Residentie, Pasoeroean. Soerabaja. Soerabaja. Kédiri. Soerabaja. Pasoeroean. Pasoeroean. Soerabaja. Soerabaja. Pasoeroean. Soerabaja. Soerabaja. Soerabaja. Kédiri. Soerabaja. Pasoeroean. Kédiri. Pasoeroean. Soerabaja. Kédiri. Pasoeroean. Madioen. Madioen. Madioen. Kédiri, Soerabaja. Soerabaja. Madioen. Madioen. Soerabaja. Soerabaja. Soerabaja. Soerabaja ? Soerabaja. Soerabaja. Soerabaja. Soerabaja. Soerabaja. 10 Oost-Java (Vervolg). Caka, Steen Sirah kéting. Mus. N°. 55 1026 Steen Pikatan N°. 1 (nu te Blitar) 1038 Djédoeng 1041 Tapan 1051 (en 1056) Steen Ngantang. Mus. N°. 9 1057 Steen Pélém 1060 Steen Karang patihan 1061 Steen Ploembangan 1062 Steen desa Goerit 1068 Tempajan. Mus. N°. 591 1070 Beeld Goewa tritis 1082 Steen Kajoenan 1082 Tempajan Scneermaker. Mus. N°. 590 1082 Steen Pikatan N°. 2 (nu te Pinggirsari) 10. Steen Djémékan 1095 Steen bosch Goerit 1105 Steen Sémanding (nu te Blitar) 1106 Steen Tjeker 1107 Beeld Pénampihan 1116 Steen Kémoelan 1116 Steen Panataran 1119 Steen Pértapan (nu te Pinggirsari) 1120? Steen Pandjörrëdja 1122 Steen. Mus. N°. 15 1125 Steen Tadji (copie?) Mus. N°. 51 (1126) Watervat Blitar N°. 1 1151 Watervat Sépande 1145 Poerwakërta (in Kédiri) 1148 Ganeca-beeld, Bara 1161 Djëdoeng (afgebeeld in Horre, Alphabetten) 1189 Steen Pétoeng amba (Blitar) 1191 Djédoeng 1198 Tralaja 1198 Tralaja 1204 Beeld Djaka dolok te Soerabaja 1214 (2) Andjoek N°. 1 1212 Kikvorsch, Blitar 1215 Steen desa Gambar 1214 Oorkonde Goenoeng Boetak 1216 Residentie. Madioen. Kédiri. Soerabaja. Kédiri. Pasoeroean. Kédiri. Madioen. Kédiri. Kédiri. Soerabaja. Kédiri. Kédiri. Oost-Java. Kediri. Kédiri. Kédliri. Kédiri. Kédiri. Kédiri. Kédiri. Kédiri. Kédiri. Kédiri. os Soerabaja. Madioen. Kédiri. Soerabaja. Kédiri. Kédiri. Soerabaja. Kédiri. Soerabaja. Soerabaja. Soerabaja. Soerabaja. Madoera. Kédiri. Kédiri. Soerabaja. Oost-Java (Vervolg). _ Tjandi Papoh _Teégal sari Steen Blitar, afkomst onbekend Zerk Blitar (Pértapan ?) Rijstblok. Mus. N°. 589 BEralaja _Panataran, kleine rakshasa’s __Panataran, groote rakshasa’s _Zodiakbeker. Mus. Leiden N°. 511° _ Oorkonde Sidatöka Djédoeng _ Zodiakbeker. Mus. Leiden N°. 511° __ _Zodiakbeker. Mus. Leiden N°. 501 _Zodiakbeker. Mus. Batavia N°. 797 __Zodiakbeker. Mus. Batavia N°. 796 Zodiakbeker. Mus. Leiden N°. 502 Goenoeng Pontang _Zodiakbeker. Mus. Leiden N°. 505 _Zodiakbeker bij Rarrres afgebeeld _Mandjoecrì-beeld Panataran, 4 rakshasa’s Tjandi Kali tjilik __dam) _Zodiakbeker. Mus. Leiden N°. 511* Tralaja Balong masin k, Uiwa-beeld Madjakerta. Mus. N°. 76 Beeld. Mus. N°. 115 Zuil Ploembangan (nu te Blitar) Bogém, paard. Mus. N°. 337 Jaartal lingga. Mus. N°. 552 _Watervat Grésik _Panataran, kleine tempel Ss een Pandjër Zodiakbeker. Mus. Leiden N°. 50 ea: Kédaton andi Pari. Mus. N°. 49 Bn te Ngloejoe _Voetstuk Pangloengan Oorkonde Van LansBERGE Panataran, losse steen IE: _Zodiakbeker Crawrurp History Vol. I pl. 8 _Zodiakbeker v. ». Carrer (Hekkine, Amster- 11 Gaka, 1225 1251 1256 1257 1241 1241 1241 1242 1245 1245 1245 1248 1248 1252 1252 1255 1260 1260 1260 1261 1265 „1269 1271 1272 1274 1276 1278 1279 1282 1282 1282 1285 1286 1291 1291 1291 1292 1295 1294 1294 1295 1295 6) (782) Residentie, Kediri. Madioen. Kediri. Kédiri. Soerabaja. Soerabaja. Kediri. Kédiri. Oost-Java ? Oost-Java Soerabaja. Soerabaja. Oost-Java Oost-Java Oost-Java Oost-Java Oost-Java Besoeki. Oost-Java Oost-Java Oost-Java. Kédiri. Kédiri. Oost-Java Oost-Java Soerabaja. Soerabaja. Soerabaja. Soerabaja. Kédiri. Kédiri. Oost-Java. Soerabaja. Kédiri. Soerabaja. Oost-Java Bésoeki. Soerabaja. Rémbang. Soerabaja. Soerabaja. Kediri. (Ködiri ?) (Kediri?) (Kédiri 7) (Kédiri 7) (Kédiri?) (Këdiri ?) (Ködiri 7) (Kédiri 7) (Kédiri ?) (Kédiri ?) (Kédiri 2) Oost-Java (Vervolg). Steen Sémangka Panataran, péndapa Djédoeng Kris, Kraup, Mus. N°. 1606° Tralaja Watervat Blitar N°, 2 Steen. Mus. N°. 52 Beeld Residentiehuis Madioen. Beeld Ngloejoe. Mus. N°. 147 Kawi-Oorkonde IV Jaartal Sétana Steen Karanglo Watervat Kébon dalem Steen Wangkal Beeld Djoendjoeng Grot Djadjar Rakshasa van Gambar wetan (nu te Blitar) Beeld Grogol (Sidaardja) Steen Selabradja Badkamer Panataran Zodiakbeker Krärine. Mus. N°. 8022 Beeld Ngëbél (Oetéran) Steen Bërbék, Mus. N°. 61 Zerk Grésik N°. 4 Tralaja Voetstuk bij Sela Mangleng Steentje Tjandi Botjok. Mus. N°. 47 Tralaja Beeld. Mus. N°. 110 Steen Pétoeng amba (Malang) N°. 1 Andjoek N°. 2 Steen Pétoeng amba (Malang) N°. 2 Beeld Blitar Beeld. Mus. Leiden N°. 86% Trawoelan Patirana Steentje Panataran Widara pasar Houten stijl Madjapahit Tralaja de Steen Sine. Mus. N°. 5 12 Gaka, 1296 1297 1298 WAE 1502 1506 1307 1508 1315 1316 (1317 en 1518) 1518 1319? 1320 1524 1525 1527 1552 1334 1336? 1337 1537 1558 1338 - 1540 1340 1353 1558 1559 1560 1360 1560 1362 1365 1569 1370 1575 1376 1377 1577? 1579 1581 Residentie. Soerabaja. Kédiri. Soerabaja. Oost-Java. Soerabaja. Kédiri. Soerabaja. Madioen. Rémbang. Soerabaja. Madioen. Soerabaja. Madioen. Prabalingga. Kédiri. Kédiri. Këdiri. Soerabaja. Pasoeroean. Kédiri. Oost-Java (Kediri?) Madioen. Kédiri. Soerabaja. Soerabaja. Kédiri. Pasoeroean. Soerabaja. Soerabaja. Pasoeroean. Madoera. Pasoeroean. Këdiri. Oost-Java ? Soerabaja. Bésoeki. Kédiri, Bësoeki. Soerabaja. Soerabaja. Madioen. Ôost-Java (Vervolg). \ Steen Pénampihan. Mus. N°. 8 __Tralaja _ Zuiltje Madioen. Mus. N°. 60 __Doepak, zuiltje _ Twee steenen Agël _ Tralaja k Steen Doekoehan doekoe _ Steen Djijoe N°. 5 _Steen Madjadjedjer Steen Géndaga ardjasari. Mus. N°. 48 13 Gaka. 1585 1589 13591 1592? 1595 1597 1408 1408 1408 1455? Residentië. Kédiri. Soerabaja. Madioen. Madioen. Bésoeki. Soerabaja. Soerabaja. Soerabaja. Soerabaja. Pasoeroean. Gerangschikt naar de verschillende residentie's en verschillende Caka- perioden, krijgen wij dus voor de inscriptie's met jaartal het volgende overzicht. Van 654 RESIDENTIE'S. | tot af 700 Caka Ei | Batavia... £ | Tjirèbon.…… kee ed | Preanger... Sémarang …. e Bagelen..….. | — 7} ede... 1 p 3 Bl: _n B Sdlo .… — Onbekend... | — ‚ Van 1000 | 1100 tot 1100 Van 700 ‚ 850 tot 850 | 1000 Van tot 1200 TOTAAL. ed _— 1 | de) St DN = — == [= © ri — en] _ ae | race Van | Van | Van | RESIDENTIE'S. | g5o | £°0 | 900 | 1000/1100 TOTAAL. aka, Et | tot | tot | tot “1% 900 (1000 1100/1200 NN RN NE IEEE SVE ANOEEENN ENEN NEN MOSES 100 ENT ICNEENEO Madioen.… 1 — | he 1 lei Us 1, Rémbang.…. | — | — | == Hee: ee tarde 3 Soerabaja. 4 8 it 2 bl 18 44 | 5 65 LSG 5 5 1 DB 1d AO 5 Pasoeroean 9 6 — 1 atd 4 1 14 RE Prabalingga | — —- — == med 1 EE 1 Madoera. —_ | | en -— 1 1 — 2 Bësoeki — — | — - -- 2 5 —- 5 Onbekend. 2 BAE ei 2 | — 20 12 17 17 15 18 52 | 43 h | 178 Oost-Java. Zooals men ziet, zijn de perioden voor Midden- en voor Oost-Java ver- schillend genomen, hetgeen met opzet is geschied. West-Java zal hier verder buiten beschouwing blijven, omdat de zeer weinig talrijke jaarcijfers ons hier nog te weinig leeren. Voor de overige gedeelten van Java blijkt nu uit dit overzicht het volgende. | In Midden-Java beginnen de jaarcijfers in de Caka-eeuw, maar zij worden eerst na 700 talrijk en houden hier met 850 plotseling op: geen enkel jaartal vinden wij tot het“jaar 1000; slechts één jaartal ontmoeten wij in de Ace en één in de 12% eeuw, en alleen in de 14% eeuw worden ze weder talrijker, namelijk in Solo en Sémarang. | Terzelfder tijd, dat in Midden-Java de jaartallen gemist worden, treden ze in Oost-Java op. Van de 12 in de lijst opgenomen jaartallen van Oost-Java, die ouder zijn dan 850 Caka, zijn er volgens D". Branpes 5 om verschillende redenen minder zeker, de 9 overige vallen tusschen 815 en 850. Na 850 begint eene reeks van jaarcijfers, die nu onafgebroken doorloopt tot 1400, en de verdeeling naar de residenties verdient hier een oogenblik de aandacht. Van 850 tot 900 vindt men die inscripties hoofdzakelijk in de vruchtbare vlakten van Pasoeroean, Soerabaja en Kädiri; in de 40% eeuw ook in Madioen, in de Ade eeuw minder in Madioen maar meer in Kédiri, in de 12 en 15% eeuw bijna uitsluitend in Kédiri en Soerabaja, maar ook enkele in Bësoeki en Madoera, waarbij in de 14% eeuw nog Prabalingga komt. Maar in deze eeuw treedt, naast Soerabaja en Kédiri, Madioen weer zeer op den voorgrond, en juist nu mde Í 15 worden op den Lawoe en den Mérbaboe de bovengenoemde jongere jaartallen van Midden-Java aangetroffen. Men zoude deze ongelijkmatige verdeeling der jaartallen tusschen 850 en 1500 gaarne in verband willen brengen met de centra van verschillende rijken, die zich toen successievelijk, of gedeeltelijk te gelijker tijd, in Oost-Java bevonden. Maar onze kennis is daartoe nog geheel onvoldoende. Vooreerst is niet te ver- gelen dat de grenzen der tegenwoordige residentie's wel niet samenvallen met de grenzen der voormalige rijken. Verder is het niet uit te maken of bijvoorbeeld het grootere aantal aan te wijzen jaartallen in Madioen gedurende de 44% eeuw moet worden toegeschreven aan een op zich zelf staanden vorst, die over een __ betrekkelijk klein gebied het bewind voerde, dan wel aan een vasal, of wel aan eem op grooteren afstand wonenden opperheerscher, die blijken van zijne heer- __schappij ook heeft achtergelaten in eene streek die niet tot den eigenlijken kern van zijn rijk behoorde. Wel is waar wordt er gesproken van eene periode van __ wier rijken en wordt elders Madjapahit voorgesteld als daarna zijne macht uit- strekkende over geheel Java, ten minste tot aan Midden-Java, maar de tot nog _ toe verzamelde gegevens schijnen nog onvoldoende te zijn om daaromtrent tot een zekerder resultaat te kunnen geraken. De steenen en beelden die alleen een jaartal bevatten, en de zeer korte inscriptie's leeren ons in den regel zeer weinig, alleen de langere inscripties geven ons meestal inlichting over regeerende vorsten en belangrijke personen in den staat in een bepaalden tijd, en deze in- _ scripties vormen slechts een klein gedeelte van de tot nog toe bekende; terwijl behoorlijke geschiedboeken voor die tijden, behalve wat Madjapahit betreft, tot heden niet gevonden zijn. Maar de boven gegeven statistiek der jaartallen doet ons toch zien dat van 900—41500 Pasoeroean in vergelijking met vroeger op den achtergrond _ geraakt is, dat Kidiri en Soerabaja, op den voorgrond treden, Kädiri bepaaldelijk im de 11% en 12% eeuw en dat in Madioen, en op Midden-Java in Solo en _ Sémarang, kort na 1500 weêr een nieuw opgewekt leven opgekomen moet zijn. Het spreekt echter van zelf dat de overige gedeelten van Java, die hier niet _ genoemd zijn omdat ze geen of weinig overblijfselen met jaartallen opgeleverd hebben, in die tijden daarom toch niet als ontvolkt aangenomen mogen worden. Kort na 1400 verdwijnen de inscriptie's geheel, hetgeen samenhangt met ‚den ondergang van het Madjapahit'sche rijk en het overgaan van Java’s bevolking tot den Islam. Het resultaat waartoe uitsluitend de jaartallen geleid hebben, zal in hoofdzaak ongetwijfeld juist blijven, al mogen later enkele ondergeschikte wijzigingen 16 Ik keer nu terug tot onze oudheidkundige kaart, en het zal na het voorafgaande wel duidelijk zijn, waarom hier de scheiding tusschen Midden- en Oost-Java bij de Vorstenlanden is genomen. Onze kaart van Oost-Java bevat nu, met slechts weinig uitzonderingen, alleen jongere Hindoe-oudheden, namelijk dezulke van + 850 tot + 1400 Caka, terwijl de oudere (van + 650 tot + 850 Caka) op de kaart van Midden-Java eene plaats vinden. Naast deze oudere overblijfselen bevatten onze drie eerste bladen, die de kaart van West- en Midden- Java vormen, echter nog een tal van oudheden, beelden enz. die bijna zeker van veel lateren datum zijn; maar van verreweg de meeste is de juiste ouderdom niet te bepalen. De oudheden zijn in de lijst naar de residentie’s, en zooveel mogelijk van West naar Oost, gerangschikt, hetgeen het zoeken op de kaart gemakkelijk maakt. Natuurlijk zijn hierop uitzonderingen, omdat noch de residentie’s noch de oudheden alle geregeld van West naar Oost op elkander volgen. Bij iedere vindplaats is in de Gouvernements-landen het distrikt en de afdeeling, in Soerakërta alleen de afdeeling, in Jogjakërta alleen het regentschap opgegeven waartoe zij behooren, en bovendien het blad der topographische detail- kaarten op schaal van 1 : 20.000 (van Banjoewangi op 1 : 40.000) waarop zij liggen. Van 12 residenties (Krawang, Tjirébon, Tégal, Pekalongan, Sémarang, Djapara, Banjoemas, Bagëlen, Kädoe, Jogjakërta, Soerakërta en Madioen) zijn echter dergelijke detailbladen niet gedrukt en bestaan alleen de chromolithografische overzichtskaarten op schaal van 4 : 100.000. Niet de oudheden, maar de vindplaatsen zijn van een doorloopend nummer voorzien: worden op ééne plaats verschillende oudheden gevonden, dan zijn zij toch tot één nummer gebracht. Bij ieder nummer zijn de oudheden opgegeven, die zich nu nog ter plaatse bevinden, of die welke er vroeger waren. Bij de bouwwerken is alleen dan eene korte beschrijving gegeven, wanneer deze werkelijk dient ter completeering van hetgeen er tot nog toe over bekend werd gemaakt; uitvoerige beschrijvingen zijn met opzet vermeden, omdat deze zonder de bijbehoorende bouwkundige teekeningen toch grootendeels onverstaanbaar blijven. Later hoop ik tijd en gelegenheid te vinden, om eene beschrijving van - de voornaamste der door mij opgemeten oude bouwwerken in Oost-Java met de bijbehoorende teekeningen uit te geven. De meeste der in de lijst opgenomen bouwwerken zijn reeds uit meer of minder uitvoerige beschrijvingen bekend, slechts enkele worden hier voor het eerst genoemd; het komt mij niet waarschijnlijk voor dat het cijfer der ons nu bekende bouwwerken van Java door latere ontdekkingen belangrijk ver- meerderd zal worden. Aan de beschreven steenen en andere voorwerpen met inscripties werd door mij op mijne reizen de meeste aandacht geschonken, aangezien zij on- 17 schatbare bronnen zijn voor de oude geschiedenis van Java. Het resultaat is onverwacht gunstig geweest, een groot aantal onbekende inscriptie's op steen werd aan den dag gebracht, afdrukken in papier daarvan door mijn reisgenoot, den heer J. F. De Corre, vervaardigd en aan het Bataviaasch Genootschap aangeboden. Over den inhoud van sommige dier opschriften heeft Dr. Branpes reeds eenige mededeelingen gedaan in de Notulen der bestuursvergaderingen van genoemd Genootschap. Van de beelden en andere voorwerpen zonder inscripbie's, die gedeeltelijk nog ter plaatse aanwezig zijn, voor een ander gedeelte in het Museum te Batavia en elders opgenomen werden, zijn alleen de voornaamste beelden en die collecties voorwerpen opgenomen, welke om de een of andere reden bijzonder belang bezitten. Had ik in sommige streken, die bijzonder rijk aan beelden, voetstukken etc. zijn, alles willen opnemen, dan zou het plaatsen der talrijke namen op de kaart bezwaar opgeleverd hebben, terwijl het opsommen van ieder beeld in een streek waar zij zeer talrijk zijn, slechts een zeer betrekkelijke waarde zoude bezeten hebben. Werkelijk belangrijke beelden meen ik niet overgeslagen te hebben. Te betreuren is het, dat van zooveel beelden, die vroeger in het Museum te Batavia __ werden opgenomen, of naar elders zijn vervoerd, de vindplaats niet bekend is; daaronder zijn zeer belangrijke, o.a. het bekende Mandjoecri-beeld, nu te Berlijn. Het vinden van nieuwe beschreven steenen en andere voorwerpen, hangt veelal van het toeval af. Dikwijls worden zij gevonden bij het bewerken van maagdelijke gronden. De Kéloet, welks voet in de laatste eeuwen door eruptie’s verscheidene meters is opgehoogd, belooft in dit opzicht nog veel. „Op de kaart zijn met verschillende teekens onderscheiden: 1. Tjandi’s, waaronder hier in het algemeen de bouwwerken verstaan zijn, dus zoowel die welke als mausolea zijn te beschouwen — waaronder ook de heilige badplaatsen, opgericht boven de plaats waar de asch der verbrande lijken werd bijgezet — als dezulke welke andere bestemmingen hadden. 2. Geheel vervallen tjandi’s. In Oost- en Midden-Java zijn alle tjandi’s min of meer vervallen. Van enkele is nagenoeg niets of niets meer over, maar is de plaats, waar zij vroeger stonden, nog te herkennen aan hoopen steenen, banaspati’s of andere ornamenten. Deze zijn met een bijzonder teeken gemerkt. 5. Poorten. Ingangen naar tempels of kratons. 4. Muren, terrassen, versterkingen. De terrassen, gedeeltelijk heilige plaatsen waar de inlanders van tijd tot tijd gaan bidden en offeren, vindt men vooral in West-Java. Van sommige dier plaatsen is het te betwijfelen of zij wel uit den Hindoe-tijd zijn. ò. Trappen, tegen de helling der bergen uitgehouwen. 6. Tempelgrotten. In de gebergten uitgehouwen, of natuurlijke grotten, door menschenhand verder vergroot en vervormd, OUDHEDEN VAN JAVA. 2 18 1. Gemetselde putten. 8. Beschreven voorwerpen, meestal steenen. 9. Onbeschreven voorwerpen, meestal beelden. 10. Javaansche graven. Deze zijn beperkt tot de graven van enkele merk- waardige personen, die uit de javaansche geschiedenis bekend zijn, en tot eenige graven die bij de bevolking bijzonder vereerd worden. Zij behooren natuurlijk niet meer tot de overblijfselen uit den Hindoe-tijd, maar zijn, naar het mij voorkomt, op eene oudheidkundige kaart van Java wel op hunne plaats. De teekens op de kaart geven niet alleen de plaatsen aan, waar zich nu nog oudheden bevinden, maar ook die waar, voor zoover zich dit uit de literatuur laat vervolgen, zich vroeger oudheden bevonden. Uit den tekst blijkt dadelijk wat op iedere plaats nu nog aanwezig is. Dit verandert echter voortdurend door opzendingen van beelden en beschreven steenen naar het Museum te Batavia, maar de kaart behoeft daardoor geene wijziging te ondergaan, daar zij eene voorstelling geeft van den toestand zooals die vroeger was. Alleen van de gebouwen, en van enkele bijzonder zware beelden en beschreven steenblokken kan met zekerheid aangenomen worden, dat wij ze vinden op de plaats waar zij altijd gestaan hebben. Met de beschreven steenen, beschreven koperen platen, kleinere beelden en andere makkelijk verplaatsbare voorwerpen is dit volstrekt niet altijd het geval. Zoo waren vroeger te Singasari in Pasoeroean 6 beschreven steenen, waarvan er nu ter plaatse nog slechts 2 overig zijn. Een van de 4 ontbrekende is kort geleden teruggevonden te Batavia. Bij iedere oudheid is eene literatuur-opgaaf gevoegd. Ofschoon ik mij alle moeite heb gegeven, deze zoo volledig mogelijk te maken, zal mij hier en daar nog wel een en ander ontglipt zijn, wat op vermelding aanspraak kan maken. Den lezer hiervoor verschooning verzoekende, roep ik tevens zijn wel- willendheid in om mij opmerkzaam te maken op alle leemten en fouten, die hij in dit werk, hetzij in de lijst der oudheden, hetzij in de he mocht ontdekken. ‘Verklaring der in den tekst gebruikte afkortingen. Ve erh. of Verhandelingen — Verhandelingen van het Bataviaasch Genootschap _____van Kunsten en Wetenschappen. Ti jäschr. of Tijdschrift. — Tijdschrift voor Indische Taal-, Land- en Volken- kunde; eveneens uitgegeven door het Bataviaasch Genootschap. Not. of Notulen — Notulen der Bestuursvergaderingen van het Bataviaasch Genootschap. er ij ijdschr. v. Ned. Indië — Tijdschrift- van Nederlandsch-Indië, opgericht door BD: W.R. Van Hoëveir. Nat. Tijdschr. v. N. Indië — AL Tijdschrift voor Nederlandsch-Indië. Versl, Med. Kon. Ak. Lett. — Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke ú Ë: Akademie van Re, Hate ede. te Amsterdam. B bijdr. Kon. Inst. — Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde van _Nederlandsch-Indië, uitgegeven “door het Koninklijk Instituut voor de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië te 's Gravenhage. De 1° reeks van deze Bijdragen had tevens tot titel »Tijdschrift van het 4 Kon. Instituut voor de Taal- Land- en Volkenkunde van Ned.-Indië”. Beies, History — Tu. Sr. Rarrres. History of Java. 1° druk 1817, 2° druk 1850. Bij aanhalingen zijn, naast de bladzijden van den 1° druk, de bladzijden van den 2e" druk tusschen haakjes aangegeven. In de eerste uitgaaf van 1817 zijn de 4° platen in den tekst opgenomen en de vignetten tusschen den tekst gedrukt. Bij de 8° uitgaaf van 1850 behoort een afzonderlijke atlas met platen, die eerst in 1844 is verschenen. Deze atlas bevat 22 platen meer dan de 41° druk, hoofdzakelijk platte- gronden en doorsneden van tempels, die gedeeltelijk afkomstig zijn van Baker, gedeeltelijk van den Nederlandschen genie-officier CorNeutus. Van Hoövell, Reis over Java — D'". W. R. Baron Van Hoëverr. Reis over À Java, ET a 20 Junghuhn, Java — Franz Junenvan. Java, deszelfs gedaante, bekleeding en inwendige structuur. [° afdeeling (Band 1) 1850: II afdeeling (Band II en III) 1855, 1854; III*® afdeeling (Band IV) 1854. Veth, Java — Professor P.J. Vern. Java, geographisch, ethnologisch, historisch. Groeneveldt, Cat, — W. P. Groeneverpr. Catalogus der Archeologische Ver- zameling van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen. Hierin een voorloopigen inventaris der beschreven steenen door Dr. J. BRANDES. Peli Mus, Museum of Museum Batavia — Het Museum van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen te Batavia. Brumund. Verh. XXXIII 1868 — J. F. G. Bruwunp. Bijdragen tot de kennis van het Hindoeisme op Java, in Verh. v. h. Bat. Gen. XXXIII 1868. Van Kinsbergen, Photogrammen of Photo's — Oudheden van Java. De lijst hiervan is opgenomen als Bijlage B der Notulen van het Bat. Genootschap Deel X 1872. „} k Ean ij é “be 1e dats dl Kee kh, si î È N nn e- 7 E 4 kh ’ EL \ 4 [A ED, k Ey ; el Nn DN hi p Ah a At „ ", e rh, LR; EL je hete / EL iS EU 1 - E% iN 3 „ ed î Ai ie) An ET EN é a jk pe jn S J ä * he df s Ll Î À r « Ea _ ' ' TEN (BANTAM). / . « . . — . Dn, « . . . ws on „ii rè „ ‘ Cif EE é 1 Chn. â Ï x Ms Ik WEST- EN MIDDEN-JAVA. BLAD IL RESIDENTIE BANTEN (BANTAM). 1. _Tjaringin. District en afdeeling Tjaringin, Blad N. X, Vroeger waren hier beelden, meest afkomstig van een bosch bij Tjimanoek, nu in het Museum te Batavia. Lit. Brumunp. Een reisje door de residentie Bantam. Tijdschr. v. Nederl.-Indië, 35° j. II 1840 p. 687—705. Op blz. 701 kort bericht over gebroken beeldjes, waaronder een doerga, afkomstig uit het gebergte, bijeengebracht in den tuin van het assistent-residentiegebouw. V. Hoven. Tijdschr. v. Nederl-Indië, 4° j. II 1842 p. 165. Beelden te »Tjiringin”, afkomstig van Tjimanoek. Junenvan. Tijdschr. Nederl-Indië, 6° j. II 1844 p. 546. Beelden te Tjaringin. Vern. Java II 1878 p. 148. Beelden van den G. Karang. Noturen XVI 1878 p. 58, 59 en XVII 1879 p. 4. Over opzending en aankomst te Batavia der joni van Tjaringin. GRoeneveLpT. Catalogus 1887. Zes beelden, N°.8, 54, 66, 142, 171 en 561, van Tjaringin. 8. Tjimanoek. District Tjimanoek, afdeeling Pandeglang, Blad MR. X. __Vroeger zijn hier beelden in een bosch bij Tjimanoek gevonden, later naar Tjaringin gebracht, nu in het Museum te Batavia. Lit. V. Hoëverr. Tijdschr. v. Nederl-Indië, 4° j. II 1842 p. 165. Beelden te Tjaringin, afkomstig uit een bosch: bij Tjimanoek, aan den voet van den Goenoeng Karang. ' Hi à 4 N wk i La del D pi … Dd „ain dora ‘ Kd k ee, n Bred B vlin B RESIDENTIE BATAVIA, 8. Goenoeng Gede in Djasinga. District Djasinga, afdeeling Buitenzorg, Blad €. X. Op den oostelijken top van den Goenoeng Gëde, genaamd Mandalagiri, J. Rice. Manuscript; bericht over een bezoek in 1856; vermeld bij Brumunp. J Brumuno. Verh. XXXII[ 1868 p. 81, 82. En. Vern. Java II 1878 p. 148. 9. Djamboe. District Leuwiliang, afdeeling Buitenzorg, Blad BD. X, Op den heuvel Pasir Koleangkak bij desa Penjawoengan een beschreven steen met inscriptie en afdrukken van twee voetzolen. Lit. Tupscurier II 1854. Berigten blz. 1. Nertscner deelt mede, dat J. Rrcc een beschreven steen op het land Djamboe gevonden heeft. Frieperrcu. Over de inscriptie van Djamboe. Tijdschr. III 1855 p. 185—195. ___Met eene nota van J. Rico. Brumunp. Verh. XXXIII 1868 p. 65. Van KinsperoenN. Photo's N°. 11. AFDRUK STEEN DsAmgor, vermeld in Frreperscm’s papieren. Notulen VI 1869, Bijlage N. Conen Srvarr. Heilige voetsporen op Java. Bijdr. Kon. Inst. 5° r. X 1875 p. 165— 168. Over steenen Djamboe, Tjiaroeten en Kébon Koppie. Idem p. 169—170: Naschrift van Professor H. Kern. Lezing inscriptie Djamboe met facsimile. Ouderdom + 400 n. Chr. Ditzelfde stuk in het Engelsch »Sacred footprints in Java”, translated from the Dutch by the Rev. D. Macarrran, p met afbeeldingen van de steenen van »Charventen” (Tjiaroetén)en Jambu (Djamboe); in Indian Antiquary IV 1875 p. 555— 558. 50 Friepericn. Tijdschr. XXIII 1876, p. 71. Afdrukken genomen van steen Djamboe en van nog 2 andere (waarschijnlijk Kébon kopi en Tjiaroetén Vers.) in 1864. : Vern. Java II 1878 p. 45. 10. _Roempin. District Leuwiliang, afdeeling Buitenzorg, Blad B. VIII (Oostkant). Bij het landhuis Roempin twee boeddhakoppen, blijkbaar afkomstig van Bara Boedoer (Kédoe); en een voetstuk (joni) met bijbehoorenden lingga, afkomst onbekend. Deze voorwerpen zijn vroeger bij het landhuis te Leuwiliang (Buitenzorg) geweest en zijn waarschijnlijk alle van Midden-Java medegebracht. 1. _Tjandi. District Leuwiliang, afdeeling Buitenzorg, Blad F. IX (Noordwesthoek). In de nu verlaten kampoeng Tjandi stonden vroeger aan de oevers van de Tji Pinang eenige ruw bewerkte beelden; zij zijn bij eene overstrooming te loor gegaan. Boven die desa, en ten zuiden van Roempin, ligt een bergtopje Oenara (op blad E. VIII zuidoosthoek, Mandara geschreven) met eene bidplaats en een heilige grot. Lit. Brumunp. Verh. XXXIII 1868 p. 71 (grot »Moenara”) en p. 74 beelden bij kampoeng Tjandi. 12. Moeara Tjianten. | District Leuwiliang, afdeeling Buitenzorg, Blad KF. X (Noordoosthoek), Wordt ook Moeara en Pasiran Moeara genoemd. Een beschreven steen (hoofdzakelijk krullen) in de rivier Sadane, bij de monding van de Tjiantén in de Tjisadane. Op den landtong tusschen de twee rivieren stonden vroeger drie slechte beelden, nu niet meer aanwezig. Lit. HorperMans. Manuscript 1864 (In het Museum). Brumunp. Verh. XXXII[ 1868 p. 65. _ Vern. Java II 1878 p. 46. VerzeeK. Notulen XXVII 1889 p. 51. Aanbieding afdruk steen Moeara Tjiantén. 13. Kebon kopi. District Leuwiliang, afdeeling Buitenzorg, Blad KF. X (Noordoosthoek). Een beschreven steen, 540 meter ten zuiden van Moeara Tjiantén. Een 51 regel schrift tusschen twee groote ronde figuren (afdrukken van z.g. olifants- pooten). Wordt ook »steen Tjiampea” genoemd. Lit. _ HoeperMans. Manuscript 1864 (In het Museum). Brumunp. Verh. XXXIII 1868 p. 64. Van KinsBereen. Photo's N°. 12. AFDRUK STEEN LAND Tsramrra N°. 1, vermeld in Friepericn’s papieren. Notulen VII 1869. Bijlage N. Conen Stuart. Heilige voetsporen op Java. Bijdr. Kon. Inst. 5° r. X 1875 p. 165—168. Hetzelfde stuk in het Engelsch, in Indian Antiquary IV 1875 p. 355—558. Vern. Java II 1878 p. 46. Kern. Versl. Med. Kon. Ak. Wet. Lett. 5° reeks [ 1884 p. 9. Ouderdom opschrift Tjiampea + 400 n. Chr. Kern. Bijdr. Kon. Inst. 4° r. X 1885 p. 525. Transcriptie en vertaling van den steen Kébon kopi (of Tjiampea). Ouderdom + 400 n. Chr. Verseek. Not. XXVII 1889 p. 51. Aanbieding afdruk steen Kébon kopi. 14. Tjiaroetën. District Leuwiliang, afdeeling Buitenzorg, Blad F. X (Noordoosthoek). Een beschreven steen in de rivier Tjiaroetén (niet Tjaroenten), nabij den steen Kébon kopi. Vier regels schrift, met 2 zoolafdrukken en 2 spinnen. Bt HoePerMans. Manuscript 1864 (In het Museum). Noturen I (1865) p. 26. Aanbieding afteekening inscriptie van een steen in de rivier Tjiaroetën door den heer Pasman te Tjiampea. Brumunp. Verh. XXXIII 1868 p. 64. Van KinsBerGen. Photo's N°. 10. AFDRUK STEEN LAND Traupe N°. 2, vermeld in Frriepericm’s papieren, Notulen VIT 1869, Bijlage N. Conen Stuart. Heilige voetsporen op Java. Bijdr. Kon. Inst. 5° r. X 1875 “ p. 165—168. Met facsimile van den steen Tjiaroetén. Vern. Java II 1878 p. 45 (steen Tjiaroetën. Wordt hier »steen Tjampea” genoemd). Kern. Versl. Med. Kon. Ak. Lett. 2° r. XI 1882 p. 200. Ouderdom opschrift Tjiaroetén waarschijnlijk + 500 n. Chr. 15. _Tjiampea. District Leuwiliang, afdeeling Buitenzorg, Blad G. X. Een steenen olifant met gebroken slurf, op het erf van het landhuis 52 Lit. Hoepermans. Manuscript 1864 (In het Museum). Brumunp. Verh. XXXIII 1868 p. 66. Van KivsBerGeN. Photo's N°. 15. 16. Goenoeng Tjibodas. District Leuwiliang, afdeeling Buitenzorg, Blad F. X. Op den kalksteenberg met vogelnestgrotten bij Tjiampea staan eenige slechte en geschonden beelden (Padjadjaran-type). Lit. HoePeRMANs. Manuscript 1864 (In het Museum). Over zes geschonden beelden. Brumuno. Verh. XXXIII 1868 p. 67. Zeven beelden van kalksteen, waaronder een rakshasa. A Van KinspereeN. Photo's N°. 2 en N°. 5 tot 9. Hasskarr. Bijdrage tot de kennis van Zuid-Bantam. Tijdschr. v. Ned.-Indië 4 j. II 1842 p. 225. 17. Kramat. District Tjibinong, afdeeling Buitenzorg, Blad MK. X, Een bidplaats op het land Tanah baroe, bij het land Tjiloewar. Men vindt er twee inlandsche graven, met ruwe steenen bedekt en omringd, waarbij talrijke Chineezen komen offeren. Lit. Brumunp. Verh. XXXIII 1868 p. 71. Bidplaats bij kampoeng S«awah. Zij ligt echter nog 5 kilometer ten noorden van deze plaats. 18. Buitenzorg. Hoofdplaats der afdeeling, Blad ML. XI, Vier beelden en een nandi, door Prof. Reinwarpr uit Oost-Java en Sémarang medegebracht, vindt men in ’s Lands Plantentuin. N.B. Daarbij ligt een beschreven steen, maar deze is gemaakt door Frreperren in 1869, bij gelegenheid van het huwelijk der dochter van den Gouverneur-Generaal Baron Stort Van pe BEELE. Lit. _ Juneuunn. Tijdschr. v. Ned.-Indië. 6° j. IT 1844 p. 546. Reixwarpr. Reis door het oostelijk gedeelte van den Indischen Archipel in 1821. (Uitgegeven 1858) p. 629 en 650. Door N. ExcermanprT (gouverneur van Java’s Noord-Oosthoek) zijn 6 beelden van Singasari (Malang) naar 55 Sémarang overgebracht. Door Reinwarpr zijn ze naar Batavia vervoerd; 5 er van zijn naar Leiden gezonden, 5 zijn in den plantentuin te Buitenzorg geplaatst. Brumunp. Verh. XXXIIL 1868 p. 61. Van Kiasgereen. Photo's N°. 1. 19. Batoe toelis bij Buitenzorg. District en afdeeling Buitenzorg, Blad ME. XI (Oostrand). _ Nabij de kampoeng Batoe toelis, ongeveer 5 kilometer van Buitenzorg, _ vindt men onder een afdak een beschreven steen; daarnaast een steen met __ afdrukken van twee voetzolen; 80 meter verder, eveneens onder een afdak, twee ruwe beelden (Padjadjaran-type), het groote beeld heet Poerwakali, het andere kleinere Kidangpénandjong. Nog een weinig verder ligt een inlandsch graf van __»Dipati Oelija”. Ee Lit VarenTijN. Oud- en Nieuw Oost-Indiën. Deel IV 1724. Groot Djava p. 70 Kort bericht over een ouden gedenksteen op Padjadjaran (den Batoe toelis bij Buitenzorg). Rarrres. History Il 1817 p. 51 (55) (*). Over beelden bij Buitenzorg, p. 58 (61) (*). Inscriptie van den Batoe-toelis, met een facsimile op een plaat tegenover p. 58. Brume. Rumphia. Vol. II 1856 p. 14—17. Rudera Padjadjarana prope Bogor. ‚Beschrijving van den Batoe toelis bij Buitenzorg. Roorpa Van Eusrsca. Handboek der Land- en Volkenkunde van Ned.- Indië, III° Boek, 2° deel 1842 p. 588. Over den Batoe toelis bij Buitenzorg, met facsimile tegenover p. 451. En over beelden bij den Batoe toelis. Van Hoëverr. Tijdschr. v. Ned.-Indië. 4° j. Il 1842 p. 164. Batoe toelis en beelden. Junenvan. Tijdschr. v. Nederl.-Indië. 6° j. Il 1844 p. 549. Van Hoëverr. Reis over Java. 11849 p. 15, 14. De »hatoe toelis” te Buitenzorg. Friepensen. Verklaring van den Batoe-toelis te Buitenzorg. Tijdschr. 1 1855 p. 442—468. Met facsimile. Brane-LaLA 4° j. [ 1855, p. 268. Over den Batoe toelis bij Buitenzorg; uit een oud handschrift. Bupprsen. Neèrlands Oost-Indië. I 1859, p. 59. HoeperMAN's. Manuscript 1864 (In het Museum). Bruuunp. Verh. XXXIIL 1868, p. 55—56. Van Kinsgereen. Photo's N°. 14, 15 en 17. (Beelden; beschreven steen met voetzolen; inlandsch graf). 5 Bladzijde van den Zee druk, van 18350. OUDHEDEN VAN JAVA, 3 5Á Priepemen. Tijdschr. XXIII 1876, p. 71. Afdruk genomen van den Batoe toelis te Buitenzorg, in 1864. Twee AFDRUKKEN van den beschreven steen bij Buitenzorg, vermeld in Friepericu’s papieren. Notulen VIi 1869. Bijlage N. Horte. De Batoe toelis te Buitenzorg. Transcriptie en vertaling. Tijdschr. XVII 1869, p. 485—488. Het facsimile is eerst later uitgegeven in Tijdschr. XXVII 1881. Vern. Java Il 1878, p. 42 en 147. Horre. De Batoe toelis van Buitenzorg. Met een plaat (facsimile der inscriptie). Tijdschr. XXVII 1881, p. 90—98. Horre. Nog een woord over den batoe-toelis van Buitenzorg. Tijdschr. XXVI 1881, p. 187—189. Leemans. Catalogus Leiden 1885, p. 125 N°. 119. Teekening van den Batoe toelis bij Buitenzorg, door A. Van Pers in Juni 1840 vervaardigd. 20. Kota batoe. District en afdeeling Buitenzorg, Blad MN. XI (Zuidrand). Een heilige badplaats, daarbij een platte steen, en een dikke paalvormige steen, Î meter hoog, van boven eenigszins afgerond (lingga?) Een paar kleinere steenen, eenigszins gelijkende op beelden, zijn eveneens onbewerkt. Lit. Bruuunp. Verh. XXXIII 1868, p. 70, 71. 21. Kramat Tjiomas. District en afdeeling Buitenzorg, Blad MN. XII (Westrand). Een heilige plaats op het land Tjiomas, ten Zuiden van de kampoeng Soekamantri, in een koffietuin. Het is een klein terrasje, met groote ruwe steenen en hooge boomen. Talrijke inlanders komen hier offeren. Lit. Bruuunp. Verh. XXXIII p. 71. 22. Pasir Pogor. District en afdeeling Buitenzorg, Blad G. XII Een heilige plaats, eveneens op het land Tjiomas, gelegen op een topje ten Zuiden van de kampoeng Bobodjong. Het is een klein terrasje met ruwe platte steenen belegd, daarop een inlandsch graf, met twee rechtopstaande graf- steenen, omringd door handjoewang-struiken. Lit. Brumuxp. Verh. XXXIII p. 71. N.B. De door Bromunp op diezelfde bladzijde 55 genoemde Pasir Kabéndoengan, door de inlanders genoemd Tjibogtl, ligt nabij Kota batoe op blad H XI, ten zuiden van de kampoeng Tjiomas- moedik; men vindt er alleen een inlandsch graf. 23. Top Goenoeng Salak. District en afdeeling Buitenzorg, Blad G. XIII. Terrassen op den oostelijksten top van den Salak, genaamd Poentjak Kramat A. De Wipe. De Preanger-Regentschappen op Java 1850, p. 26-—28. Over oudheden op den Salak; kort bericht. Sar. Mürrer. Over eenige oudheden van Java en Sumatra. (Gevonden op de reizen van 18351—1855). Bijdr. Kon. Inst. IV 1856, p. 115. Terras met opgeworpen muren of dammen van gewone natuurlijke steenen op den hoogsten top van den Salak »astana’”’ genoemd. Met de platen V en VI. Zorumeer. Tijdschr. voor Ned.-Indië. 6° j. III 1844, p. 58. Aarden wallen __en graven op den top Gagak (Gadjah). Junenvan. Tijdschr. v. Ned.-Indië. 6° j. IL, p. 548. Terrassen op zuidtop Salak, genaamd Goenoeng Gajak (Gadjah). Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 82, 85. Vern. Java II 1878, p. 148. 24. Landhuis Seuseupan. Afdeeling Buitenzorg, Blad EM. XII, “ Een beeldje, bij het landhuis. Is in 1858 door resident Hartman uit Madioen medegebracht. Ee: Lit. Bruuunp. Verh. XXXIIL 1868, p. 61. _ Van Kinsereen. Photo's N°, 16. 25. Artja domas. Afdeeling Buitenzorg, Blad M. XIII, Eenige ruwe beeldjes (Padjadjaran-type) op het land Tjikopo. Re Lit. Rarries. History II 1817, p. 51 (55). Beelden te »Récha Domas”. Van Hoëveir. Tijdschr. v. Nederl-Indië.. 4° j. II 1842, p. 164 en 165. Beelden te Goenoeng Hartja. Roorpa Van Erssmwea. Handboek der Land- en Volkenkunde van Ned.-Indië. II° Boek, 2° deel 1842, p. 589. Over »Artja dhomas”. Junenvan. Tijdschr. v. Nederl-Indië. 6° j. IT 1844, p. 548. AR NG N il Î eend ië vnd onl „ nn Fine A va 3 > NN Ste WA oade, NVL Sj 4e dine erik (er ie En gard ie a Dn Pit ï Nd R 4 Le + af digden Leden & Ke ere nk  d „i rd DE A ventt 5e DA En nj ke: 1/À WE bir { bis Î Met: D rine je | 07 EAN ii e TAR Ek \ rd di | RARE ERO n ee ANGER-REGENTSCHAPPEN (PRIJANGAN). Nt N « - Ò hl ed at fi 1E RA RESIDENTIE PREANGER-REGENTSCHAPPEN, ' 31. _Tjipanas. District Palaboean, afdeeling Soekaboemi, Blad K. II (Noordoosthoek). Een warme bron ten noorden van Tjisolok. Daarbij een lingga, 0.95 meter boven den grond uitstekend, »batoe seëng” genoemd; een onbekapt kubusvormig steenblok, genaamd »batoe kasoer”; drie op elkaar gestapelde ruwe steenen, en een uit kalktuf bestaand heuveltje, door de inlanders »koeroeng ajam”’ genoemd. Lit. Vorperman. Verslag van een tocht naar de Wijnkoopersbaai in Juni 1885. Natuurk. Tijdschr. voor Ned.-Indië, XLIX 1889, p. 278. | 32. Salak datar. District Palaboean, afdeeling Soekaboemi, Blad MM. III der kaart op 1 : 50.000. Een groote steen, lang 1.90, meter, met 7 uitgehouwen gaten. Daarbij 9 terrassen, die samen een vierkant vormen. ; 5 ’ HasskarL. Soemadang, op de grenzen van het district Lebak in Bantam. Tijdschr. van Ned.-Indië, 4° j. II, 1842, p. 126—151. Over Salak datar (foutief Silak tjatter gespeld), wordt gehandeld op blz. 128 en 129. Bruuunp. Verh. XXXIII 1868, p. 78. (Hier wordt »Silak tjatter”, Tjipanas etc. foutief opgegeven als te liggen in Bantam !) VorpeRrMan. Verslag van een tocht naar de Wijnkoopersbaai. Nat. Tijdschr. van Ned.-Indië, XLIX 1889, p. 260, 261. An 33. Tji artja. District Palaboean, afdeeling Soekaboemi, Blad IM. II der kaart op 1 : 50.000. Een gehucht ten noorden van Salak datar. Ten westen van het gehucht, 42 op den Goenoeng Lëloempang, een steenen mortier of vijzel, 0.20 meter hoog ; en vlak naast het gehucht 2 ruw bewerkte polynesische beelden. Lit. Hasskarr. Soemadang etc. Tijdschr. v. Ned.-Indië, 4° j. IL 1842, p. 151. Over een beeld (artja) op den berg Soekarameh. Brumunp. Verh. XXXIIL 1868, p. 78. (Zie de opmerking bij Salak datar). VorperMan. Verslag van een tocht naar de Wijnkoopersbaai. Nat. Tijdschr. van Ned.-Indië, XLIX 1889, p. 265, 266. 34. Batoe tapak. District Tjitjoeroeg, afdeeling Soekaboemi, Blad WE. VII (Zuidrand). Een plat op den grond liggende steen op een voortop, genaamd Batoe tapak, van den Goenoeng Pérbakti, 950 meter boven zee. De steen is ongeveer 1.50 meter breed en lang, maar niet bekapt en van onregelmatige gedaante. Op de oppervlakte zijn indrukken van 2 voetzolen, van een tijgerpoot en van eene figuur met steel te zien, die voor een paardenhoef gehouden wordt, maar die mij voorkomt veeleer een lotus met stengel te moeten voorstellen; de indruk is echter niet duidelijk. Een afgeschilferd gedeelte van den steen wordt door de inlanders voor den indruk van een rhinocerospoot gehouden. Rondom den steen zijn handjoewang-boompjes geplant, en daarbij staat een rechte spitse onbekapte steen (lingga?), °/, meter hoog. | Lit. G. W. Cs. (Couperus). Arnhemsche Courant van 16 Juli 1885, tweede bijvoegsel. Ik ontving over dezen steen de eerste mededeeling van den Oud Assistent-Resident G. P. Servatius te Buitenzorg. 35. Parakan salak. District Tjitjoeroeg, afdeeling Soekaboemi, Blad KF. VIL Op twee plaatsen ten noorden van het landhuis Parakan salak telkens 4 terrassen, met steenen bevloerd, en met scherpe rechtopstaande steenen versierd; op twee andere plaatsen in de nabijheid zijn fraaie agaten beitels, twee steenen kruikjes (tempajangs) en een tëmpajang met olie gevonden. Er schijnen hier uitgestrekte begraafplaatsen geweest te zijn. Lit. Norvren XVIII 1880, p. 14. Geschenk van den heer Munpr van 5 steenen wapens, gevonden op het land Parakan salak. Noruten XXV 1887, p. 165. Geschenk van den heer Munpr van 11 steenen beitels, gevonden nabij Parakan salak. VerBeekK. Notulen XXVIII 1890, p. 49. Geschenk van den heer Muxpr van 1 groote tëmpajang met olie en 2 kleine témpajangs; en over terrassen op het land Parakan salak. 45 36. Tjitjatih. District Tjiheulang, afdeeling Soekaboemi, Blad EM. VIII, Aan den linkeroever der rivier Tjitjatih, °%/, kilometer van de halte __ _Tjibadak, is in 1889 een beschreven steen gevonden, en overgebracht naar het ___Museum te Batavia. De steen gemaamd »Batoe sabak” draagt het jaartal 952 _ (aka. Opgenomen in het Museum als steen N°. 75 Lit. Branpes. Not. XXVIII 1890, p. 14, 15. Over het opschrift van den steen Tjitjatih. 37. Goenoeng Soesoeroe. District Djampang-tengah, afdeeling Soekaboemi, Blad Bá. X, Boven op den berg, 12 kilometer ten zuiden van Soekaboemi, in het gebied der desa Bodjong kalong, staat een leelijk vormeloos beeldje, Padjadjaran- type, 0.60 meter hoog, zittende, het hoofd los op den romp, de beenen los er __voor gelegd. Bij het beeld wordt geofferd. Lit. Noruzen J, 1862, p. 25. Bericht over het voorkomen van een beeld vin den vorm van een hadji’’ op den Goenoeng »Joesoero” (Soesoeroe). Hoepermans. Manuscript 1866 (In het Museum). 38. Goenoeng Padang. District Peser, afdeeling Tjiandjoer, Blad Eá. XIII. Op den bergtop Goenoeng Padang, nabij Goenoeng mëlati, eene opeen- volging van 4 terrassen, door trappen van ruwe steenen verbonden, met ruwe platte steenen bevloerd en met talrijke scherpe en zuilvormige rechtopstaande andesietsteenen versierd. Op ieder terras een heuveltje, waarschijnlijk een graf, met steenen omzet en bedekt, en van boven met 2 spitse steenen voorzien. In 1890 door den heer Dr Corrr bezocht. | 39. Goenoeng Poetri. _ District Tjipoetri, afdeeling Tjiandjoer, Blad W. XIII. | Op den berg Poetri ten oosten van Tjipanas, stond in 1835 een ruw _ bewerkt beeldje. In 1862 was dit er niet meer. B Lit. S. Mürrer. Over eenige oudheden van Java en Sumatra. (Gevonden op de reizen van 1851—1855). Bijdr. Kon. Inst. IV 1856, p. 102. Met afbeelding van het beeld op plaat I fig. 6. Ah Bruuunp. Verh. XXXIII 1868, p. 86. | Norvren XIX 1881, p. 106. Een beeldje en twee steenen, waarop dieren zijn nagebootst, afkomstig van Goenoeng Poetri, toen te Patjet. 40. Goenoeng Beser. District Tjipoetri, afdeeling Tjiandjoer, Blad F. XIII, Op dezen berg, ten N.-W. van Tjiandjoer gelegen, stonden vroeger eenige beelden; zij zijn later overgebracht naar Tjiandjoer. Lit. Brumunp. Verh. XXXIIL 1868, p. 85. Norvren XIX 1881, p. 87, 106. Geen beelden meer op den Goenoeng Beser. WEST- EN MIDDEN-JAVA. BLAD II. 41. Tjiandjoer. Hoofdplaats der afdeeling Tjiandjoer, Blad &. XIV, Twee ruwe en gebroken beelden bij de woning van den Assistent-Resident, afkomstig van de bergen Beser en Ménanggel. Lit. Van KinsserGeN. Photo's N°. 29. Photogrammen van een knodsbeeld te Tjiandjoer. 42. Goenoeng Menanggel. District Tjibalagoeng, afdeeling Tjiandjoer, Blad F. XIV. | Op dezen berg, ten N. van Tjiandjoer gelegen, stonden vroeger beelden, die naar Tjiandjoer en later naar het Museum te Batavia zijn gebracht. Lit. Junenvan. Tijdschr. v. Ned.-Indië, 6° j. IT 1844, p. 548. Noruren 1 1862, p. 24. Bericht over opzending naar Batavia van een steen met menschengezicht van den berg Ménanggel, genaamd »Batoe. Akie”, ‚ toen te Tjiandjoer. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 85. 43. Goenoeng Batoe ati ati. District Tjikalong, afdeeling Tjandjoer, Blad DB. XVI (Oostrand). Een berg, 6 kilometer van Paloembon. Beelden van hier zijn overge- bracht naar Tjiandjoer, nu in het Museum te Batavia. Lit. orpermaxs. Manuscript 1866 (In het Museum). 46 44. Tjiwide). District Tjisondari, afdeeling Bandoeng, Blad Ls. XX, In de kampoeng Tjiwidéj aan den N. N. 0. voet van den Patoeha, was vroeger een ruw beeld. N Lit. P. Van Oorr en S. Mürrrer. Aanteekeningen op eene reise over een gedeelte van het eiland Java, door de leden der Nat. Kommissie (wijlen) Van Oort en Mürver in den aanvang van het jaar 1855. Verh. XVI 1856, p. 110. Een steenen beeld op de aloen-aloen, eenigszins op een ganeca gelijkende, afkomstig van den berg Tambang-Roejoeng. S. Mürrer. Bijdr. Kon. Imst. IV 1856, p. 102. Een ruw beeld, met afbeelding op plaat 1 fig. 5. _ Bruuunp. Verh. XXXIII 1868, p. 95. 45. Goenoeng Loemboeng. District Rongea, afdeeling Bandoeng, Blad KE. XX (4. W, hoek), Deze berg behoort tot het gebied der desa HRantja panggoeng. Op den top terrassen; dicht daarbij een ruw bewerkt beeldje, 0.80 meter hoog, en een lange steen, 1.20 meter hoog. Lit. P. Van Oorr en S. Mürrer. Aanteekeningen enz. Verh. XVI 1836, p. 102—105. S. Mürrer. Bijdr. Kon. Inst. IV 1856, p. 100. Een ruw beeld en een lange steen (lingga?), met afbeeldingen op plaat I fig. 1—4. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 85. 46. Gadjah. District Kopo, afdeeling Bandoeng, Blad HM. XXI. Een zeer ruw bewerkt ganeca-beeld in de kampoeng Gadjah der desa Pameuntasan op het kerkhof genaamd »koeboeran dalém gadjah Palembang”. Lit. S. Mürrer. Bijdr. Kon. Inst. IV 1856, p. 105, met afbeelding op plaat Il fig 1. 47. Landejan. District Bandjaran, afdeeling Bandoeng, Blad Má. XXI (Oostrand). Een ganeca-beeld in de sawah, bij de kampoeng Landejan der desa Sekepeuris. Lit. S. Mürren. Bijdr. Kon. Inst. IV 1856, p. 104. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 88. Van Kinspereen. Photo's N°. 50. A7 48. Rantja manjar. Melkert Bandjaran, afdeeling Bandoeng, Blad M. XXII (Zuidrand). _Im de drassige vlakte genaamd »Tjoepoe” der desa Rantja manjar, oorden Bandjaran, niet ver van de plaats waar de Tjisankoej in de Tjitaroem staan 4 beelden, een stier, een koe, en twee voetstukken. P. Van Oorr en S. Mürrer. Verh. XV[ 1856, p. 128. S. Mürrer. Bijdr. Kon. Inst. IV 1856, p. 111. Metafbeeldingen op Rn Iv NS: 2, 5, 4 en 5. Bruuunp. Verh. XXXII[ 1868, p. 87. Van KinspereeN. Photo's N°. 19 en 21. 49. Leuwigadjah. District Tjilokotot, afdeeling Bandoeng, Blad EI. XXT, ip In deze desa zijn 16 bronzen beeldjes gevonden, waarvan 6 stuks in het Museum zijn opgenomen. Lit. $ Noruren XVI 1878, p. 55. Bericht ontvangst der 16 beeldjes. GRoeNevELDT. Catalogus 1887. Voorwerpen N°. 551, 545%, 587, 590, 621, 717, van Leuwigadjah. | 50. Tjikaka. t District MO aieene Broeng koelon, afdeeling Bandoeng, Blad MM. XXII. ___Im deze 5 kilometer van de hoofdplaats Bandoeng gelegen kampoeng stonden vroeger 5 beelden en 1 voelstuk, nu niet meer aanwezig. _ Lit. ____Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 94. \ Van KinsBerGeN. Photo's N°. 52 Pré: un | 51. Bandoeng. Ei Hoofdplaats der residentie, Blad Ml. XXII Ee Bij het residentiehuis vroeger eenige beelden (doerga, ganeca), volgens Horpermans afkomstig van het Manglajang-g gebergte (zie beneden). Op het erf van Dr. Ruperr 4 beelden (boeddha, ciwa, hen ganeca), waarschijnlijk van Midden-Java afkomstig. pe Lit. ____Horrrruans. Manuscript 1866 (In het Museum). Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 92. Van KinsperGeN. Photo's Nes. 55, 54 en 40. A8 52. Boekit Toenggoel. District Oedjoeng Broeng koelon, afdeeling Bandoeng, Blad F. XXIV. Op den top een terras met aarden wallen. Lit. G. A. De Lance. Natuurk. Tijdschr. van N-Indië XI 1856, p. 79. Terras op den Boekit Toenggoel. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 85. Vern. Java II 1878, p. 148. 53. Kinaland Tjikapoendoeng. District Oedjoeng Broeng wetan, afdeeling Bandoeng, Blad &. XXIII en XXIV. Hier zijn op een terras 16 beelden gevonden, waarvan een gedeelte is overgebracht naar het Museum. Een van die beelden draagt het jaartal 1295 (of 1265) Caka. Lit. Noruren XXII 1884, p. 105, 106. Over terras en 16 beelden. Noruren XXIII 1885, p. 21. Ontvangst 5 beelden van Tjikapoendoeng, waarvan één met jaartal 1265 Caka. GroeNeveLDT. Catalogus 1887. Voorwerpen N°, 558%, 479°, 479° (met jaartal) en N°. 1588 (mes). 54--55. Manglajang-gebergte. District Oedjoeng Broeng wetan, afdeeling Bandoeng, Blad ME. XXIV, Vroeger stonden hier op 2 plaatsen beelden, en wel 2 ciwa’s en 1 nandi op den Pasir Tjipanjaloe (55), 2 kilometer ten Z. Z. O. van de nu vervallen pasanggrahan Négara wangi; en op 5 opeenvolgende terrassen op den Pasir Pamojanan (54), ruim 2 kilometer ten W.N. W. van die pasanggrahan, 2 ciwa’s, 1 fraaie doerga en Î voetstuk. De beelden zijn eerst naarde pasanggrahan, later naar Bandoeng, nog later naar het Museum te Batavia gebracht. Volgens HoepeRMANs zijn die beelden afkomstig van een tëgalveld aan den berg Manglajang, genaamd »tégal tjandi”. Lit. Junenvan. Indisch magazijn. 1° twaalftal T 1844, p. 228—251. Hindoe- Oudheden in de Preanger-Regentschappen. De beelden van Pasir Pamojanan en Tjipanjaloe zijn door hem 18 Augustus 1845 ontdekt. Junenvan. Tijdschr. v. Ned.-Indië, 6° j. Il 1844, p. 546 en 547. Van Hoëverr. Reis over Java [ 1849, p. 47-—50. HorpeRMANs. Manuscript 1866 (In het Museum). Brumuno. Verh. XXXIII 1868, p. 89—95. - Van KinsserGeN. Photo's N°. 51 Vern. Java II 1878, p. 148. 49 56. Goenoeng Tampomas. District Tjibeureum, afdeeling Soemedang, Blad F. XXVIII. ä _ Op den top eene gladgemaakte ruimte. Op de helling van den berg zijn beelden gevonden, een ganeca, lingga, voetstuk, enz. Ì zi Brumuno. Verh. XXXIII 1868, p. 84. 3 Vern. Java Il 1878, p. 148. _____Noruren XIX 1881, p. 108. Over beelden op den Goenoeng Tampomas. 57. Tjibodas. District en afdeeling Tjitjalengka, Blad M. XXVI. Eenige beelden, nu te Batavia in het Museum. Noruren VIL 1869, p. 14 en 58. Groenevervpt. Catalogus 1887. Voorwerp N°. 46. 58. Tendjolaja. District en afdeeling Tjitjalengka, Blad MK. XXVI, Een beeld (ciwa als kala), nu in het Museum; gevonden in het gehucht Waroeng peuteuj der desa Tendjolaja, vlak bij Tjitjalengka. Van hier zijn waarschijnlijk ook de oudheden afkomstig, in 1879 naar Batavia gezonden als afkomstig uit de afdeeling Tjitjalengka. Notvren XVII 1879, p. 67, 109, 155, 154 en 185. Over opzending en ontvangst te Batavia van oudheden uit de afdeeling Tjitjalengka. Noruren XVIII 1880, p. 59 en 167. De naam van het gehucht wordt foutief __opgegeven als Warang Pelej. GROENEVELDT. Catalogus 1887. Voorwerpen N°. 84° (ciwa als kala), N°. 151 (doerga) en N°. 1519 (keten), het eerste van Tendjolaja, de 2 andere uit de afdeeling Tjitjalengka. 59. Sapan. District Madjalaja, afdeeling Tjitjalengka, Blad MM. XXIV. In het gehucht Sapan der desa Téloek peusing (MM. XXIV Noordrand) staat een voetstuk. S. Müuer. Bijdr. Kon. Inst. IV 1856, p. 110, 111. OUDHEDEN VAN JAVA. : 50 60. Tjipanas. District Tjipeundjeuh, afdeeling Tjitjalengka, Blad Eu. XXIV, Hier staan bij de warme bron in de kampoeng Tjipanas der desa Biroe twee beelden, voorstellende volgens mededeeling een aap en een gans, (niet door mij bezocht); en eenige (?) uren ten N. van Tjipanas stond vroeger een voetstuk ; de vindplaats wordt niet nader aangeduid. Lit. S. Mürter. Bijdr. Kon. Inst. IV 1856, p. 108—110, met afbeeldingen op plaat III fig. 5, 6, en het voetstuk op plaat IV fig. 1. 61. Malabar-tjipeundjeuh. District Tjipeundjeuh, afdeeling Tjitjalengka, Blad MA. XXIII Bij het oude koffiepakhuis Malabar-tjipeundjeuh aan de O. zijde van den Goenoeng Malabar, stond vroeger een ruw ganeca-beeld. Het beeld is nu verdwenen. Lit. S. Mürzer. Bijdr. Kon. Inst. IV 1856, p. 104, met afbeelding op plaat II fig. 2. 62. Goenoeng Wajang. District Bandjaran, afdeeling Bandoeng, Blad N. XXII (Z. 0. hoek). Op een der Re van het Wajang-gebergte staan verscheidene ruw bewerkte beelden uit z.g. tjadas-steen waardin verharde vulkanische tuf) en liggen + 40 titan graven, met steenen zerken voorzien. In een der graven werden beenderen, scherven van aardewerk en een afgestompte steenen bijl gevonden. Nabij de bronnen van de Ti Taroem, in hetzelfde gebergte, werden steenen martevanen, een beeld met kroon en een oud stuk geschut gevonden. Lit. Tispscur. v. Ned.-Indië 1871 II p. 258. Piepers. Not. XXV 1887, p. 115. Brunrina. Not. XXV 1887, p. 154. 6364. Goenoeng Tjakra boewana en Goenoeng Tjakra wati. District Tjiawi, afdeeling Tasik malaja, Blad MM. XXXT en Lu. XXXI (Zuidrand), Op den top van den (63) Tjakra boewana (MM. XXXI) en op den top van den (&4) Goenoeng Tjakra wati (Es. XXXD) district Tjiawi, bij de grens van het district Malangbong, terrassen. Die op den Tjakra wati zijn opgemeten door den heer De ien in 1888. Het grondvlak of benedenste terras is 14,50 meter in het vierkant. nnn nan _ 51 65. Tjiawi. District Tjiawi, afdeeling Tasik malaja, Blad u. XXX, | Hier zijn 2 beeldjes, Padjadjaran-tvpe, opgesteld op 2 steenen palen bij _ den ingang der controleurswoning. Zij zijn vroeger bij de pasanggrahan te _Malangbong geweest en zijn afkomstig uit het Rense ten 0. van Malangbong, namelijk uit de koffietuin Boentjilik, abi de oudheid op den Goenoeng fla en Lit. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 102. Beelden te Malangbong. Van Kinspereen. Photo's N°. 75. 66. Tjitjapar. District Wanaredja, afdeeling Limbangan, Blad N. XXIX, Vroeger waren hier 5 beelden, waarvan er later 2 naar hel erf van den controleur te Garoet zijn verhuisd. Lit. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 100. Van KinsBerGeNn. Photo's N°. 56. 67. Tjimalaka. District Wanaredja, afdeeling Limbangan, Blad N. XXIX, ‘Hier zijn drie metalen beeldjes en andere voorwerpen van ijzer en d gebakken klei gevonden. Lit. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 99. 68. Soekaradja. District Soetji, afdeeling Limbangan, Blad N. XXVIII, Hier was vroeger een ruw beeld, Padjadjaran-type. Lit. Bruuunp. Verh. XXXIII 1868, p. 101. VAN KinsBereen. Photo's N°. 56 69. Tjilegon. District Timbanganten, afdeeling Tjitjalengka, Blad 0. XXV. Î Hier zijn belangrijke manuscripten gevonden, later in het bezit van den asen: van Bandoeng, nu aan het Mad in bruikleen afgestaan. ed he Lit. Nerscner. Iets over eenige in de Preanger-Regentschappen gevonden Kawi- handschriften. Tijdschr. 1 1855, p. 469—479. Twee van de manuscripten bevatten volgens Frriepericu de jaartallen 1256 Caka en 1445 Caka. 70. Tjiboeroej. District Panembong, afdeeling Limbangan, Blad PP”. XXVI. Hier zijn 15 manuscripten gevonden. Im de kampoeng worden ook andere oude voorwerpen bewaard, zooals schellen, lansen, enz. Lit. Brumunp. Notulen IT 1862, p. 17. Bericht over 15 manuscripten van Tjiboeroej. Horre. Not. IV 1866, p. 10—15 en 97-99. Over 15 manuscripten van Tjiboeroej. Brumuno. Verh. XXXII[ 1868, p. 96—98. Van KinsBereen. Photo's N°. 58 en 59. Kern. Notulen XVII 1879, p. 179. Over handschriften van Tjiboeroej. 11. Goenoeng Tjikoeraj. District Panembong, afdeeling Limbangan, Blad PP. XXVI, Op den top eene vlakte met aarden wallen. Lit. , G. A. De Lance. Natuurk. Tijdschr. van Ned.-Indië, XI 1856, p. 59. Terrassen op den Goenoeng Tjikoeraj. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 85. Vern. Java II 1878, p. 148. 72. Taradjoe. District Taradjoe, afdeeling Soekapoera kollot, Blad EB. XXIX, Een zittend wishnoe-beeld in brons, gevonden in den grond; nu in het Museum. Ad Lit. Noruren X 1872, p. 161. Groeneverpt. Catalogus 1887. Voorwerp N°. 645. 73. Geger Handjoewang. District Singaparna, afdeeling Tasik malaja, Blad PP. XXX, Een beschreven steen, nu in het Museum opgenomen als steen N°. 26, gevonden op den bergrug Gégér Handjoewang, een weinig ten noorden van desa 55 en girang. Op de plaats zijn nog 6 ruw bewerkte beeldjes en 5 kolossale 0 nbekapte steenen. Ji Re Noruren XV 1877, p. 111. Bericht over het vinden van een beschreven steen op den Gëgér Handjoewang, Tasik malaja. Noruren XV 1877, p. 150. Bericht over verzending en ontvangst te Batavia van steen Tasik malaja. Hote. Tijdschr. XXIV 1877, p. 586—588. Beschreven steen uit de afdeeling Tasik malaja, met facsimile. Horre. Notulen XV 1877, p. 142. Aanbieding verklaring en facsimile van steen Tasik malaja. Branpes in GROENEVELDT'S Catalogus 1887, p. 581. Steen N°. 26 van Gégér Handjoewang. 74. Goenoeng Wangkelang. District Indihijang, afdeeling Tasik malaja, Blad PP. XXXIL 4 Een heuveltje, + 2 kilometer west van Indihijang, nabij de kampoeng _Tjiloseh. Hier staan 1 lingga en 1 voetstuk (joni) met tuit. mbit. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 105. VAN KinsBereeN. Photo's N°. 41. 15. Goenoeng Tjihtjir. District ne; afdeeling Tasik malaja, Blad Pe. XXXIL, Een beeldje, Padjadjaran- type, later in de nu vervallen pasanggrahan te _Indihijang, nu in den grond bedolven, zooals aldaar verhaald wordt. Lit. Ee __Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 104. 16. Residentie Preanger-Regentschappen. 80 beelden en andere voorwerpen van steen en metaal, vermeld in _Grogneverpt's Catalogus, van verschillende vindplaatsen in de Preanger, gedeeltelijk hierboven genoemd; nu in het Museum te Batavia. elk, Ae Al | TAR DAP kr fe per A bd sn (erde, Wet: pe Ae h 8 \ beter seb TVR LEONE als Rore God id B Gen sa Baas Mi sen Tek | Ô / VEE 7 Nr Le, MEE En Ed et ' Cs mA Hi | mia nes hel ir A Bruis darin proud 4 a Bir Bô sij ) En AERDEN AEN Alin ld 1 | hoster sten An Le k pr her Er Met he f, ny f rweteentk | ' . N ij 4 1 eaf hegd def er k ik | Dr | Ki a uee Ln p E keb « ter é LE / We Dn ‚x Sal vel ry Ë p _ Ì he ì 5 En \ es 4 4 5 Eon or RET he (en N KR) & ë M 4 jd di chek B 41m} REET gaal din PLE er a Kn geen Kad é Re Oe En „0 * elek edet A pee « oo vre vi rate A ed RESIDENTIE KRAWANG, 17. Negara domas. Pamanoekan- en Tjiasem-landen. bs. Mürrer. Bijdr. Kon. Inst. IV 1856, p. 107. Met plaat III, for HA __Bruwonp. Verh. XXXIIL 1868, p. 96. 78. _Majang. Pamanoekan- en Tjiasem-landen. E: S. Mürzen. Bijdr. Kon. Inst. IV 1856, p. 105. Bruun. Verh. XXXIII 1868, p. 95. i B Java II 1878, p. 148. wel , ‚# Á ha ÁN a # Ren bp NN i E ie ried f den Er wtb en | Ó Bee . # hi, ads: wf E D x% an at se nl k il IRÈBON (CHERIBON). id ie Pesa Se tes # EE 8 RESIDENTIE TJIREBON (CHERIBON). 79. Telaga. District Telaga, afdeeling Madjalengka. sch _De poesaka (erfstukken) van Tölaga, bestaande in oude munten, koperen kens, oude lampen, klokken, enz. Echter ook beeldjes van metaal, waaronder zeer fraaie. én van de beeldjes, afkomstig van Telaga, was eenigen handen van den vroegeren Regent van Cheribon. Het draagt den naam „Raden Pangloerah’’ en is nu in het Museum te Batavia. Van Hoëverr. Tijdschr. v. Nederl.-Indië. 4° j. II 1842, p. 165. Wasen. Oudheden in Cheribon. Tijdschr. IV 1855, p. 155—164; met afbeeldingen der beelden. Winsen. Tijdschr. VII 1858, p. 49, 50; met afbeelding. ___Hoepermans. Manuscript 1866 (In het Museum). ____Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 125—150. on Van KinsperenN. Photo's N°. 61—71. __Noruren XIV 1876, p. 5. Opzending door Mr. Van per Criss van het bronzen beeldje »Raden Pangloerah” van Télaga. Geschenk van den Ass. Resident J. J. Ramsarpo van Madjalengka. 80. _Tjëndana. District Telaga, afdeeling Madjalengka. a __Deze desa ligt aan den voet van den steilen Tjéndana-rug, ook Goenoeng eng genoemd. Fraaie oude schellen (tempelschellen). En een beeldje md Sanghiang monjet, 1 kilometer van den grooten weg. « ___Wasen. Tijdschr. IV 1855, p. 490; met afbeelding. An R. F. De Senrr. Tijdschr. VIL 1858, p. 585; met afbeelding. ___Brumonp. Verh. XXXIII 1868, p. 130. ___Vern. Java III 1882, p. 211. 4 62 81. Sadapaingan. District Kawali, afdeeling Galoeh. De desa ligt 15 kilometer ten noorden van Kawali aan de Tjidjolang, grensrivier met Télaga. Hier was vroeger een klok (tongtong) met inscriptie en jaartal 1111 Caka in woorden. Nu in het Museum te Batavia. Lit. Noruren 1 1865, p. 191, 255. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 115. Van KinsBereeN. Not. [IL 1865, p. 25. Aanbieding tongtong. Van KinsBereen. Photo's N°. 72. Hote. Tijdschr. XXIV 1876, p. 585—585. De klok of kohkol van Galoeh; met teekening der inscriptie’s. GroeNeverDr. Catalogus 1887. Voorwerp N°. 970. Tongtong van Sadapaingan. 82. Pendjaloe. District Pendjaloe, afdeeling Galoeh. Schellen en oude wapens. Lit. De Seurr. Tijdschr. VII 1858, p. 584. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 107. Van KinsBerGeN. Photo's N°. 44 en 45 (Péndjaloe en Pajong sari). Vern. Java III 1882, p. 212, 215. 83. Waroedojong. District Pendjaloe, afdeeling Galoeh. Een klein koperen beeldje, in de desa Waroedojong, 6 kilometer ten Westen van Pèndjaloe. Lit. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 108. 84. Lengor. District Tjiamis, afdeeling Galoeh. Twee beeldjes, Padjadjaran-type, nabij desa Lengor, W. N. W. van Tjiamis. Lit. Brumusp. Verh. XXXIII 1868, p. 105. Van KinsBerGeN. Photo's N°. 42 en 45. Vern. Java MIL 1882, p. 216. 65 85. Tjipakoe. District Kawali, afdeeling Galoeh. De desa ligt 7'/, kilometer ten zuiden van Kawali. Een beeldje (Padjadjaran-tye), genaamd Sanghiang poetri, en een steen met twee afdrukken van en es he kein Een weinig doen bewerkte steenen E- Wisen. Tijdschr. VI 1857, p. 57, 58; met afbeelding. _____Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 108. Jij _ Van KinsBereen. Photo's N°. 51. Vern. Java II 1878, p. 47; III 1882, p. 215. 86. Kawali. District Kawali, afdeeling Galoeh. Wordt ook Kwali en Kéwali geschreven. In en bij de desa koperen Ze schellen, enz. Op het groote kerkhof Astana gëde bij Kawali 5 benevens B dsche graven. Een der steenen vertoont afdrukken van twee voelen en één hand. Uit het district Galoeh is waarschijnlijk een handschrift afkomstig, door Rapen Saren aan het Museum geschonken. Het bevat twee Soendaneesche manuscripten, waarvan er een het jaartal 1440 Caka bevat; een derde manuscript bevat o.a. eene Sanskrit-Kawi woordenlijst. 1 Rarrres. History II 1817, p. 58 (62) met facsimile op een plaat tegenover p. 58. N.B. In den atlas van 1844 behoorende bij de 2° editie komen 2 platen met inscriptie’s van Kawali voor, namelijk N°. 82 en 85. Crawrurp. History Ind. Archipelago Il 1820. Twee regels van de door Rarrres gepubliceerde Kawali-inscriptie, op een plaat achter p. 210. Van Hoëverr. Tijdschr. v. Nederl-Indië. 4°j. IT 1842, p. 165. Over steenen Kawali. Nerscner. Tijdschr. II 1854. Berigten blz. VI en VIII. Bericht dat de controleur J. J. Meper van Madja afteekeningen gezonden heeft van de inscriplie's te Kawali, vervaardigd door Rapen Sarens; later afteekeningen ontvangen van den schilder zelf. Frrepericu. Tijdschr. IL 1855, p. 149—182. Onteijfering der inscriptiën te Kawali. Met 4 facsimile’s van Rapen Saren. Wusen. Tijdschr. IV 1855, p. 488. Met afbeeldingen van schellen, lampen, enz. 64 Wirsen. Tijdschr. VI 1857, p. 67. Steenen met en zonder inscriptie. Met afbeelding van een altaar (voetstuk) met langen spitsen steen, op plaat VII N°. 8. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 116—120. Van Kinsnercen. Photo's N°. 46 en 47 (zodiakbekers); N°. 52, 55, 54 en 60° (schellen, vazen, lilla’s); N°. 55, 56, 57, 58, 59, 60 (offerplaats, beschreven steenen). Van per Criss. Not. IL 1864, p. 255. Bericht over Kawali. Hoepermans. Manuscript 1866 (In het Museum). Hour. Tijdschr. XVI 1867, p. 450—464. Vlugtig bericht omtrent eenige lontar-handschriften, afkomstig uit de Soendalanden, etc. Hote. Tijdschr. XVI 1867, p. 464—470. De inscriptiën van Kawali. Frieperscn. Tijdschr. XXIII 1876, p. 72. Afdrukken der inscriptie’s van Kawali, door HorPeRMANS genomen. ArpruKken der beschreven steenen te Kawali, vermeld in Frrepericn’s papieren, Not. VIT 1869, bijlage N. Vern. Java II 1878, p. 44; III 1882 p. 215, 214. Kern. Un dictionnaire Sanskrit-Kavi. Actes du 6®*° congrès international des Orientalistes, tenu en 1885 à Leide, III*** partie 1885, p. 1—11. 87. Tjitapen. District Rantja, afdeeling Galoeh. Eene inscriptie tegen een rotswand boven de desa Tjitapen (die zelf in het district Kadoe-géde, afdeeling Koeningan, ten noorden van de rivier Tji-Djolang ligt; de inscriptie op den rotswand ligt ten zuiden van de rivier in het district Rantja, afdeeling Galoeh). Bevat onduidelijke figuren van menschen, en letterteekens (!). Lit. Wusen. Tijdschr. VI 1857, p. 58; met afbeelding van den »Batoe toelis”. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 155. Vern. Java III 1882, p. 218. 88. Rantja. District Rantja, afdeeling Galoeh. Op de Pasir Leuweung-gëde, nabij desa Rantja, 2 steenen van andesiet, onbewerkt, genaamd »Batoe lawang”’, en een prismatische steen, genaamd „Batoe bëdil”’. Een halve kilometer ten westen van de desa Rantja, op weg naar Tjiamis, op de z.g. Pasir Sanghiang doas, drie koperen beelden en een lingga van andesiet. Lit. Wirsen. Tijdschr. VI 1857, p. 62—65; met afbeelding. Broumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 109. Vera. Java III 1882, p. 216, 217. | 65 89. Legok herang N°. 1. District Loerah gong, afdeeling Koeningan. d Ar _____Deze desa ligt hoog in het gebergte, nabij de toppen midsland eri Soebang, in het grensgebergte met Banjoemas. Men vindt er een stuk witten kalksteen met insnijdingen of onduidelijke letterteekens (?) genaaid »Bangkoeang”. Daarbij cylinders van steen en een uitgehold steenen blok. elit. _______Wasen. Tijdschr. VI 1857, p. 92; met afbeelding. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 156. Vern. Java III, 1882 p. 204. 90. Leuweung datar. District Loerah gong, afdeeling Koeningan. iberen de desa Lëgok herang N°. 1, op de grens met Banjoemas, tusschen de bergen Soebang en Poelasari, op den Beni datar, ligt eene vierkante plaats, genaamd »Gädong”. Men vindt hier een rijststampblok van andesiet, fampajang’'s van aarde en een chineesche pol (goetji). Ee Lit. B Wausen. Tijdschr. VI 1857, p. 95. Ja ____Veru. Java III 1882, p. 205. 5 91. Legok herang N°. 2. 3 District Loerah gong, afdeeling Koeningan. Op de topographische kaart »Lebak heran”. De desa ligt aan den voet van den berg Raboek. Nabij deze desa een heilige plaats, genaamd Hoeloedajeub. Afgekapte cylinders van kleisteen, en platte Bn steenen; 1'/, kilometer van de desa, bekapte steenen in den vorm van lingga’s, en voetstukken. Lit. 3 Wusen. Tijdschr. VI 1857, p. 76—79; met afbeelding. & Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 155. ___Verm. Java III 1882, p. 205. B. ___92. Goenoeng Seranglemo. District en afdeeling Koeningan. _ Een voorgebergte van den Tjérimai. 45 kilometer ten N. W. van _Koeningan een hail GDK genaamd »Sanghiang tjomot’’, naar een wrijfsteen aldus genoemd. Ook ruwe steenen, in den vorm van lingga's. OUDHEDEN VAN JAVA. 8 66 Een weinig hooger ligt de »Pasir Aki-aki””, alwaar 8 zeer ruw bewerkte beelden (Padjadjaran-type). Niet ver van de Pasir Aki-aki ligt, naast de Pasir Poerna djiwa, de heilige plaats ‘Sanghiang”’; hier zijn ruw bewerkte steenen in den vorm van paaltjes (afsebroken lingga’s), van een onduidelijken olifant, enz. Lit. Wusen. Tijdschr. IV 1855, p. 150 —152 en p. 164; met afbeeldingen. Brumuno. Verh. XXXIII 1868, p. 151. Van KinsBerGeN. Photo's N°. 50 (Pasir Aki-aki, 8 beelden). Vern. Java III 1882, p. 209. 93. Djaleksana. District Beber, afdeeling Cheribon. Een dergelijk ruw steenen beeld als in desa Sangkanerang (zie beneden). Lit. HoeperMans. Manuscript 1866 (In het Museum). 94. Sangkanerang. District Beber, afdeeling Cheribon. Een steen, waaraan men door gebeitelde gleuven den vorm van een ruw beeld heeft gegeven. Vroeger waren hier ook koperen beeldjes. Lit. HoreperMans. Manuscript 1866 (In het Museum). 95. Linggar djati. District Beber, afdeeling Cheribon. Aan den noordkant van de badplaats een beeld, zijnde een steen van langwerpig vierkanten vorm, waarop een kop is gebeiteld. Lit. HoererMans. Manuscript 1866 (In het Museum). 96. Djati. District en afdeeling Oheribon, Zes kilometer ten N. N. W. van de hoofdplaats Tjirëbon het graf van Soenan Goenoeng Djati. Lit. VareNtijN. Oud- en Nieuw-Oost-Indiën 1724 IV. Groot Djava p. 15 en plaat E. tegenover p. 15, voorstellende »Graf-stede van Sjeich Ibn Moelana”. ed Kk. Petar fake AK pe hj = p 8 î je N \ " ä í ATEN ei 4 1% í rk ' H A en L RU, Ö d | 0 b: N | 67 ynD. Verh. XXXIII 1868, p. 172. : Java II 1878, p. 191, 192; III 1882, p. 186, 187. ì 97. Residentie Tjirehon. 29 beelden en andere voorwerpen van steen en metaal van verschillende de residentie Tjirëbon, nu in het Museum te Batavia; vermeld in Lpr’s Catalogus. | Be if Atala. eh: lij pt uit Ek MN BT kl | ie Á, AL. RESIDENTIE TÈGAL. 98. Brebes. District en afdeeling Brebes. ___Vier beelden, overgebracht naar het Museum te Batavia (zie later bij »Residentie Tégal”). ‚4 | 99. Bloehoek. ke District Doekoeh wringin, afdeeling Tegal. 1e ____Hen beeld, voorstellende een zittende hond. Opgaaf van het Binnenlandsch Bestuur. ade) 100. Slarang I. District Brebes, afdeeling Brebes. A ___Vier beelden, overgebracht naar het Museum te Batavia (zie later bij Re ‚Residentie Tégal”’). B 101. Slarang II. E. District Doekoeh wringin, afdeeling Tegal. B Een beschadigd beeld, zonder beenen. Opgaaf van het Binnenlandsch estuur. En, ‘ 102. Djatimerta. $ District en afdeeling Brebes. ij Wrs ___ Een bronzen gandharwa-beeldje, met een lang blaasinstrument van vreemden vorm, nu in het Museum te Batavia. Lit. __Norvren XXVII 1889, p. 155. Ontvangst beeldje van Djatimörta; het is opge- __nomen in den Catalogus als N°. 767° (zie Not. XXVII 1889 Bijlage XI, p. LXIII). 72 103. Kali gimber. District Balapoelang, afdeeling Brebes. Twee voetstukken (z.g. joni’s) in het djatibosch genaamd Bédji. Opgaaf van het Binnenlandsch Bestuur. 104. Goenoeng segara. District Salem, afdeeling Brebes. Een gehucht, tegen de zuidelijke helling van den Goenoeng Koembang gelegen. In dat gehucht worden bewaard en als bijzonder heilig vereerd: 5 houten poppen, 8 houten kokers, inhoudende beschreven lontarbladen, bronzen muziekinstrumenten, aarden kruiken, ijzeren wapens, een koperen pan en een steenen pot. | Lit. Horre. Not. XVIII 1880, p. 49. Over Goenoeng Ségara. Rapen Ario Tsonpro Nreaoro (Regent van Brébés). Tijdschr. XXIX 1884, p. 509—525. Beschrijving van het district Salém en in het bijzonder van het gehucht Goenoeng Ségara. Met 1 plaat en een naschrift door K. FP. Horre. 105. Pangebatan. District Salem, afdeeling Brebes. Acht steenen muziekinstrumenten en een steenen nandi. Opgaaf van hel Binnenlandsch Bestuur. 106. Wanatirta. District Boemi ajoe, afdeeling Brebes. Vijf steenen palen (lingga’s) en één steenen wapen. Opgaaf van het Binnenlandsch Bestuur. 107. Raga toendjoeng. District Boemi ajoe, afdeeling Brebes. Twee steenen beelden, niet nader omschreven. Opgaaf van het Binnen- landsch Bestuur. 108. Laren. District Boemi ajoe, afdeeling Brebes. Een steenen paard. Opgaaf van het Binnenlandsch Bestuur. 7 hed nn nan nn inne ed en a Ee 73 109. Galoeh timoer. District Boemi ajoe, afdeeling Brebes. steenen menschenbeelden en een steenen hert. Opgaaf van het 10. Moentjang larang. District Boemi djawa, afdeeling Brebes. le plaats genaamd »Tjandi Keseran’’ 1 voetstuk en 5 steenen beelden. WEST- EN MIDDEN-JAVA, BLAD IL Ii. Tegal. Hoofdplaats der residentie, Op het erf van den Regent enkele beelden. Lit. Brumuno. Verh. XXXIII 1868, p. 141. 2. Penaroekan. District Doekoeh wringin, afdeeling Tegal. Een steenen mortier (loempang batoe). Opgaaf van het Binnenlandsch Bestuur. 13. Kali sapoe. District Doekoeh wringin, afdeeling Tegal. Vijftien metalen voorwerpen van hier zijn nu in het Museum te Batavia (zie later bij »Residentie Tégal”). I4. Doekoe salam. District Doekoeh wringin, afdeeling Tegal. Een steenen mortier. Opgaaf van het Binnenlandsch Bestuur. W5. Pendawa. District Doekoeh wringin, afdeeling Tegal. Een steenen mortier. Opgaaf van het Binnenlandsch Bestuur. 75 IG. Lebak gowah. District Doekoeh wringin, afdeeling Tegal. _ Een ganeca-beeld zonder beenen en een mannenbeeld zonder hoofd. 117. Lebak sioe. District Balapoelang, afdeeling Brebes. ___ Vier beelden, overgebracht naar het Museum te Batavia (zie later bij Residentie Tégal’”). Volgens opgaaf van het Binnenlandsch Bestuur is in de rnaast liggende desa Lébak sioe kidoel nog een steenen kanon (!) aanwezig. 8. _Jomani. District Balapoelang, afdeeling Brebes. __Een beschadigd steenen vrouwenbeeld, op het javaansche kerkhof, genaamd soemoer nasi”. Opgaaf van het Binnenlandsch Bestuur. 19. Bawangan. District Boemi djawa, afdeeling Brebes. Twee steenen neuten en een langwerpige steen , genaamd »Tjandi Batoer”. \pgaaf van het Binnenlandsch Bestuur. 120. Bantar sari. District Boemi djawa, afdeeling Brebes. _____Op de plaats, genaamd »Tjandi Lingga” een voetstuk, 7 steenen neuten, steenen in den vorm van goten, en een steenen kookpan, Opgaaf van het Jinnenlandsch Bestuur. ll. Glompong. District Boemi djawa, afdeeling Brebes, Een steenen beeld. Opgaaf van het Binnenlandsch Bestuur. (22. Soeniarsih. District Gantoengan, afdeeling Tegal. Twee steenen beelden, volgens de inlanders voorstellende een vogel en an kat. Volgens den Controleur van Protjot, P. Wisers, hebben is: twee steenen wel een vreemden vorm, maar is het twijfelachtig of ze bewerkt zijn, In ieder geval i is de gelijkenis met kat en vogel zeer gering. 76 123. Kedawoeng. District Gantoengan, afdeeling Tegal. In de doekoehan Balatjina der desa Ködawoeng, twee zeer ruw bewerkte beelden (hoofd- en borststuk), een mannen- en een vrouwenbeeld. Even bezuiden de pasanggrahan Simpar ligt, eveneens op het gebied der desa Kédawoeng, een begraafplaats, van »Naladjiwa’’, waar men alleen 4 niet bewerkte steenen vindt. Mededeeling van den Controleur van Protjot, P. Wisens. Lit. Brumuro. Verh. XXXIII 1868, p. 140. Heilige plaats ten zuiden van pasang- grahan Simpar. 124. Gamboewan. District Banjoe moedal, afdeeling Pemalang. Op het topje Sigolek, 1!/, kilometer ten oosten van Gamboewan, en + 1°/, kilometer van Walang sanga, staan twee ruw bewerkte ganeca-beelden, 5 uitgeholde steenen ln met kegelvormige stoppen of deksels en 4 steenen mortier. Opgaaf van het Binnenlandsch Bestuur. Volgens Brumusp wordt het ééne ruw bewerkte beeld »Kaki kaki” genoemd, ne eene vere met de plaats »Tjandi Watoe kaki” bij Goemilang (zie hieronder). Lit. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 140. 125. Karang sari. District Banjoe moedal, afdeeling Pemalang. Twee steenen beelden, een steenen mortier en een wrijfcylinder. Opgaaf van het Binnenlandsch Bestuur. District Banjoe moedal, afdeeling Pemalang. Een ganeca en fragmenten van lingga’s waren hier vroeger. Volgens den Controleur van Moga, G. J. Bersnen, zijn er in de nabijheid van Goemilang twee heilige plaatsen; op de ééne genaamd »Tjandi Watoe kaki” zijn 2 zeer verminkte en ruw bewerkte beeldjes en een platte steen; op de andere plaats genaamd »pèndapa’’, staat een ruw bewerkt paaltje (lingga?), en vlak daarnaast op de plaats, die »tjandi’”” genaamd wordt, een groote steen zonder opschrift, waarbij geofferd wordt. De ganeca, waarover Brumunp spreekt, werd niet aangetroffen. Lit. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 141. rid l27. Tjikadoe. District Watoe koempoel, afdeeling Pemalang. Ie Op een heuveltje aan den grooten weg van Watoe koempoel naar Bongas, Ö) p gro ondgebied der desa Tjikadoe, staan vier steenen menschenbeelden, 7 ronde leenen en 2 steenen pilaren. De plaats wordt »Tjandi Ardja” genoemd. f van het Binnenlandsch Bestuur. 128. Residentie Tegal. _120 beelden en andere voorwerpen, van steen en metaal, afkomstig van 4 Billende plaatsen in de residentie Tégal, nu in het Museum te rd en d in Groeneverpt’s Catalogus. Daaronder zijn er 78 wit de onderafdeeling ajoe, 4 van Brébés, 4 van Slarang 1, 15 van Kali sapoe, en 4 van ____Norvren XVI 1878, p. 70, 71. Aanbieding van metalen voorwerpen, gevonden in de desa Kali RS __Noruren XXIV 1886, p. 2. Voorwerpen uit de onderafdeeling Boemi ajoe, __ gezonden door Controleur J. Meier; daaronder een beschreven koperen plaat. Branpes. Not. XXIV 1886, p. 50. Over een koperen plaat van Boemi ajoe, gezonden door Controleur J. Menen. Ù eol al , 4 pr MO ll gla lago À re NK a 7 pe 4 BLOEI d : ii mj 7 Mer 4 js Wie AAO MN urbe oo Wrote PN Tak d akf e # Ä A haak j ® > din j k a 5 Á dd b * A nld SVr: ON an ek Paden Ap fed … ‘ j pe E . “ N n AAN __PEKALONGAN. LA ê VAOEE t en ril ' he 4 e ° A hand . hl âad | . 5 ie | je, pr \ n io | = nd & 4 _ “ IJ vie id ki ’ ’ RESIDENTIE PEKALONGAN. 129. Pekalongan. Hoofdplaats der residentie. al Op het residentie-erf 12 beelden. Veertien andere zijn in het Museum te Batavia. Zij zijn waarschijnlijk alle, of grootendeels, afkomstig van den Diëng. nm S L4 Je 130. Goenoeng Garamanik. | District Sawangan, afdeeling Pekalongan. ___Een bergtop, 5 kilometer van desa Ragasela, welke desa 7 kilometer ten Z. 0. van Karang anjar ligt. _ Diep in het bosch stond hier vroeger een groot steenen beeld, een akshasa, 1.70 meter hoog. Op denzelfden heuvel is een halve beschreven steen den, later bewaard in desa Ragasela, in 1861 naar het regentserf te pgan gebracht; op 17 Januari 1866 is een stuk van de ontbrekende helft evonden aan de masighit van Ragasela, welk stuk ook naar Pékalongan racht. Nu zijn beide stukken opgenomen in het Museum te Batavia, als steen N°. 24. EE, Lat, ___Tipscrrurr X 1861, p. 507. Aanbieding van eene copie van een beschreven steen op den berg »Rogo-manik”, door den resident van Pekalongan. __Horrermans. Manuscript 1866 (In het Museum). Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 142. AL Noruren VI 1868, p. 64, 71. Bericht van Horpermans, dat 2 stukken van 5 den steen Garamanik zich te Pékalongan op het regentserf bevinden. oi Bericht over opzending van den steen naar Batavia. _ÁFDRUK STEEN VAN »Rogosera”. Vermeld in Frreperscu’s papieren. Not. VII ii 1869, Bijlage N. _ _Branpes in Groenrverpt’s Catalogus 1887, p. 581. Steen N°. 24 van den ik berg Rogo manik (moet zijn Garamanik). __OUDHEDEN VAN JAVA. 6 82 131. Sinoetoeg. District Sawangan, afdeeling Pekalongan, In de dsekoe Sinoetoeg der desa Poengangan goenoeng zijn in December 1889 twee steenen urnen gevonden, één met 9 gaten, de andere slechts met één gat. Deze gaten waren gedeeltelijk gevuld met gouden en- zilveren plaatjes, muntstukjes en kralen. Lit. Noruren XXVIII 1890, p. 22 en 25. Ontvangst der urnen te Batavia. 132. Kanjaran. District Bandar Sidajoe, afdeeling Batang. Tien bronzen voorwerpen, nu in het Museum te Batavia; gevonden in de doekoe Kanjaran der desa Simpar (zie later bij »Residentie Pëékalongan'’). Lit. Notruren X 1872, p. 129. Ontvangst voorwerpen van Kanjaran. 133. Deles. District Keboemen, afdeeling Batang, Op de plaats genaamd »Sela kasoer’” bij desa Déles een beeld van een hurkenden man, een nandi, een témpajang en een versierde steen. Lit. Noruren VI 1868, p. 22—24. Bericht van den Controleur van Kéboemen over beelden bij desa Deéles. 34. Sigemplong. District Keboemen, afdeeling Batang. Bij deze desa zijn gedeelten van een steenen trap te zien, die uit het laagland van Pékalongan naar het Diëng-plâteau voerde. Lit. G. A. Per. Notulen V 1867, p. 88—92. Verslag over den stand der werkzaamheden op het Diëng-plateau op 10 September 1867. Hierin wordt gehandeld over twee trappen, één bij het meer Tjebong (Bagëlen) en één naar de zijde van Pékalongan bij desa »Kemplong”. Noruren VI 1868, p. 22—24. Brief van den Resident van Pékalongan met afschrift brief Controleur Kéboemen, handelende overeen trap ten zuiden van desa Sigëmplong. an a p | 85 135. Residentie Pekalongan. __27 beelden en andere voorwerpen van steen en metaal van verschillende sen uit de residentie Pëékalongan, nu in het Museum te Batavia, en vermeld OENEVELDT's Catalogus; 14 stuks zijn van de hoofdplaats Pékalonyan en schijnlijk afkomstig van den Diëng; 10 van desa Kanjaran bij desa Simpar riet Bandar Sidajoe, afdeeling Batang). Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 142, 145. Beelden te Pekalongan, waar- schijnlijk afkomstig van den Diëng. ___ Van Kisspereen. Photo's N°. 75—88. Veertien beelden op het residentie-erf A te Pékalongan. _Nororen X 1872, p. 129. Ontvangst voorwerpen van desa Kanjaran. ak | 4 Ber BESCHREVEN STEEN uit de Residentie Pekalongan is afgebeeld in Rarrres’ History 1817 op een plaat tegenover p. 58 Vol. IL. De vindplaats van dezen m is onbekend, en evenzoo waar die steen zich nu bevindt. ___Rarries. History II 1817, p. 58 (62) en facsimile. _Crawrurp. History Ind. Arch. II 1820. Eén regel schrift van de door Rarrres gepubliceerde inscriptie, op een plaat achter p. 210. s MR as Cdn Î ú En B, | tapndegnee wrs laf ij A Î ' ' kid BE ed avgeandhdret afl Lt PET Ii abevnhaket hk _ | ' } ak! she mt uil de ae é ëekt fader u wa oli af Y za ‘ | ek REEL iere Sa be verbeke Mie JiM al | | tik a nialf r apikrerddij ì / 10 ne peitrela te | / EE re ' ’ mi zl pr | et n i Ì L Hidy 8 MEt DA Aad ì Jh N 4 os regia bn mee dan EN Li . 5 pn Ni OTE Í ur dend 8 " - be. Ge K ge ei ' tel hr F4 ï Ke hat al ilk „d nt ri le eb - - EN, BA Ai aal d Hit ' Ek ’ de | 4 Ie ï 1e RESIDENTIE SEMARANG. 36. Kendal. Hoofdplaats der afdeeling, Op het erf van den Regent waren vroeger beelden, afkomstig van den _Diëng. Verder. een beschreven steen van Selakaton, hierheen gebracht; deze _moet (volgens Horpermans) afkomstig zijn van het district Kali bëbèr, afdeeling _ Lèdok, Bagëlen, in de nabijheid van het Diëng-gebergte. Het district heet echter _Kali alang, de hoofdplaats was vroeger Kali bëbër, is nu echter Garoeng. De steen, van 785 Gaka, is nu opgenomen in het Museum te Batavia als steen N°. 20. Lit. Noruren I 1865, p. 259. Over 14 beelden van Kéndal. HorpeRrMan’s. Manuscript 1865 (In het Museum). Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 144. AFDRUK STEEN KenpaL vermeld in Frreprric’s papieren, Not. VII 1869, bijlage N. Noturen XI[ 1874, p. 121. Geschenk van den Regent van Kéndal van een beschreven steen, afkomstig van desa Kali bébér, onder Wanasaba. Vern. Java Il 1878, p. 87. Branpes in GroeNeverpt’s Catalogus 1887, p. 579. Steen N°. 20 is van Kendal. Jaartal 785 Caka. 137. Siwalan. District Kali woengoe, afdeeling Kendal. 8 Twee ringen met Nägari-schrift zijn hier gevonden, uu in het Museum. me Lit. Groeneverpt. Catalogus 1887. Voorwerpen N°. 1546 en 1547, p. 289 en de noot van Dr. Branpes. 138. Selakaton. District Selakaton, afdeeling Kendal. / Hier waren vroeger 15 beelden, afkomstig van den Diëng, nu nog slechts enkele. 88 Lit. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 144. 139. Toegoe. District Kali woengoe, afdeeling Kendal, Op 9'/, kilometer afstand ten W. van Sémarang, bij de desa Toegoe een steenen paal (grenspaal of lingga?) lang 8 voet. Lit. Rarries. History II 1817. Afbeelding van »A stone pillar, call°'d Tugu etc.” op een plaat tegenover p. 52. Bruuunp. Verh. XXXII[ 1868, p. 156. Leemans. Catalogus Leiden 1885, p. 116 N°. 16 en 17. Teekeningen in inkt van den paal te Toegoe (Sémarang). 40. Bodja. Hoofdplaats van het district Bodja, afdeeling Semarang. Hier zijn vroeger verscheidene beelden geweest, afkomstig van Arga koesoema. Lit. Frrepericn. Tijdschrift XIX 1870, p. 512. Noruren XXIII 1885, p. 170, 171 en XXIV 1886, p. 15. Over 5 stuks beelden door Frreperrcn naar Bodja gebracht. Verzoek om opzending naar Batavia. _ GROENEvELDT. Catalogus 1887. Voorwerpen N°. 101% en 1552, beelden van Bodja, vermeld als van »Gédong Songo”. Zij zijn echter waarschijnlijk van Arga koesoema afkomstig (zie beneden). l4l. Tjandi Arga koesoema. District Bodja, afdeeling Semarang. Ten N. N. 0. van Médini; men gaat van Soesoekan oostwaarts naar Kloerak (op de topographische kaart Kloewak); niet ver van deze desa ligt eene warme bron, genaamd Argatapa, en daarbij de 2 vervallen tempels Arga koesoema. De 1° was 7 bij 8 meter breed en lang, ingang aan de noordzijde; de 2° tempel was 6 bij 7 meter. Bij N°. 1 was van voren door Frrepericu de muur nog te herkennen. Hooger in het gebergte moeten nog 5 tempels gelegen hebben, ook geheel vervallen, maar door Frrepericu niet bezocht. Beelden van deze tempels zijn naar Bodja gebracht. Lit. Frreperrcn. Tijdschr. XIX 1870, p. 512. 89 l42. Njatnjana. District Oengaran, afdeeling Ambarawa. Een javaansch graf van RapeN Karta Napr, 5 kilometer van Oengaran, met een trap van tjandisteenen. Op een nabijgelegen bergtop Soeralaja een _Lit. HoeperMans. Manuscript 1865 (In het Museum). (43. Sikoenir. District Oengaran, afdeeling Ambarawa. : Eén kilometer ten W. van desa Lömahbang (aan den postweg ten zuiden van Oengaran), slaat een kolossale ganeca, 2 meter hoog, slurf afgebroken. HorpeRrMans zegt dat er ook een tempel gestaan heeft, maar ik heb daarvan Brumunp. Verh. XXXIII 1868 p. 155. Friepericn. Tijdschr. XIX 1870, p. 506. Leemans. Catalogus Leiden 1885, p. 117 N°. 59—41. Teekeningen van een kolossaal ganeca-beeld, en een kleiner ganeca-beeld van de doekoe Sikoenir, door Jhr. J. M. Van Braaum. I44. Kali taman. District Oengaran, afdeeling Ambarawa. Een badplaats 1°/, kilometer ten W. van Sikoenir onder desa Woedjil, genaamd „Kali taman’’, waarbij lingga's en voetstukken, zeer slecht bewaard. Daarnaast de bergtop Ehenbeng Beédji, waarop een tempel gestaan heeft; alleen h fundament is over en eenige voetstukken, maar geen beelden. Lit. Hoepenmans. Manuscript 1865 (In het Museum). Frieperscn. Tijdschr. XIX 1870, p. 506. Leemans. Catalogus Leiden 1885, p. 117 N°. 56—38. Teekeningen van een tempel bij desa Woedjil, niet ver van Sikoenir. Door Jhr. J. M. Van Braau. 45. Tjandi Pengilon. District Bodja, afdeeling Semarang. Een bron tegen den top Boetak van het Oengaran-gebergte, 4 kilometer oven Medini. Van de bron voert een trap van 55 treden naar een geheel vervallen tempel met ingang naar het oosten. Aan de andere zijde van de 90 bron heeft wellicht een 2°* tempel gestaan, daarbij een gebroken olifant. De beelden, een singha, een ganeca, enz. zijn overgebracht naar Médini, Soesoekan en Këndal. Lit. HoreperMans. Manuscript 1865 (In het Museum). Friepericm. Over de omgeving van het Oengaran-gebergte. Tijdschr. XIX 1870, p. 507. 146. Goenoeng Boetak wetan. District Bodja, afdeeling Semarang. Een van de toppen van het Oengaran-gebergte. Een geheel vervallen tempel, welks steenen gebruikt zijn voor het signaal op den Goenoeng Boetak koelon. Bij het opbreken van den tempel moeten volgens den heer Van MusscurngroeK (medegedeeld door Ferrreperrcu) gevonden zijn: 2 ringen mel groene steenen, één vergane aar en één këmirinoot. Ingang aan het oosten, trap toen nog te herkennen. Lit. Frrepericu. Tijdschr. XIX 1870, p. 509. 47. Sidamoekti en Tjoblong. District en afdeeling Ambarawa. Een badplaats, 12 kilometer van Ambarawa, met steenen omgeving. In het water twee nandi’s. Nabij de badplaats, op de grens der desa's Sidamoekti en Tjoblong staan ook nog 2 beelden, waaronder 1 ganeca. Volgens Frrepericn zou daar ook een tempel gestaan hebben. Lit. Frieperrcu. Tijdschr. XIX 1870, p. 505. Friepericu. Tijdschr. XXIII 1876, p. 75. 48. Gedong Sanga. District en afdeeling Ambarawa, De zoogenaamde »Negen tempels”. Volgens HorperMans zijn er echter 10 geweest, waarvan er 8 op grondgebied van Sémarang lagen, zeer nabij de grens met de Këédoe en 2 in Këdoe zelf, aan de overzijde van een diep ravijn, 4!/, kilometer van desa Soemawana, aan de zuidelijke helling van het Oengaran- gebergte. Frreperrcn meent dat er nog meer gebouwen geweest zijn, minstens 16 in het geheel, groot en klein. In November 1889 bezocht ik van Ambarawa de tempelgroep, die mij in veel opzichten te leur stelde. Het lijstwerk der tempeltjes is uiterst eenvoudig, 1 van buiten zijn ook slechts zeer weinig versieringen aangebracht, zoodat zij in _ bewerking verre bij de Diëng-tempels ten achteren staan. Volgens de beelden is deze tempelgroep zuiver civaïtisch even als de Diëng-tempels, maar Gëdong Sanga is stellig uit veel jongeren tijd. Op Sëmarang’s grondgebied kon ik slechts 5 gehouwen en het fundament van een 6e gebouw onderscheiden; de muren staan nog, maar de toppen van alle 5 zijn grootendeels ingestort. De 41° laagst gelegen tempel is aan den voet ongeveer 6.20 meter lang en breed, op halve hoogte slechts ruim 4 meter; de trap ligt aan de westzijde : aan de buitenmuren versieringen (bloemvazen, banaspati’s) maar geen nissen; in de binnenkamer staat een voetstuk, en aan de wanden bevinden zich 5 kleine ledige nissen. Op 5 meter afstand van dezen tempel ligt een lingga. Verder klimmende bereikt men den 2°*" tempel, met een trap aan de westzijde en aan de 5 overige zijden uitstaande nissen; de afmeting is ongeveer 9.20 meter in het vierkant, zonder de nissen slechts 5.75 meter, de nissen aan de buitenzijde en de binnenkamer met 5 kleine nissen zijn ledig. Het voetstuk, dat waarschijnlijk in de kamer gestaan heeft, ligt nu op korten afstand buiten den tempel. Steeds in noordelijke richting de berghelling opgaande, bereikt men den zoogenaamden hoofdtempel, die ouder de nissen echter ook niet grooter is dan 5.15 meter in het vierkant, met de nissen medegerekend echter 5.40 meter lang en breed is; de trap ligt weder west, aan weêrszijden van den ingang vindt men 2 wachters in nissen; aan de 3 overige zijden vindt men groote uitstaande nissen, waarin de beelden nog aanwezig zijn, namelijk doerga aan de noord-, ciwa als goeroe aan de zuid-, en ganeca aan de achterzijde (hier oostzijde’. Er zijn in Midden-Java nog twee andere tempels waarin de 5 beelden in de __nissen nog voorhanden zijn, namelijk Sela gria in de Këdoe en Lara djonggrang in Jogjakërta. Ook hier vindt men doerga aan de noord-, ciwa aan de zuidzijde ; ganeca neemt weder de achterzijde in, hier echter de westzijde, omdat bij deze twee tempels de ingang oost ligt. Naast den hoofdtempel staan twee andere, één aan de noordzijde, nagenoeg vierkant, op halver hoogte zonder de nissen 2.75 meter van voren lang en 2.70 meter breed (aan de basis zijn de afmetingen wat grooter), met trap aan de westzijde en 5 ledige uitstaande nissen; en één aan de westzijde, dus tegenover den hoofdtempel, met ingang aan de oostzijde; dit gebouw is bij uitzondering niet vierkant maar rechthoekig, 2.75 meter van voren lang en 1.75 meter breed, en zonder nissen. De binnenkamer van deze en de twee vorige tempels zijn leeg. In den omtrek liggen verscheidene beelden verspreid, o.a. een vierhoofdig brahma-beeld, twee zonnewagens (de koppen der paarden afgebroken) en verscheidene andere gebroken en beschadigde beelden. Ten zuiden van den hoofdtempel ligt een steenhoopje met tempelsteenen 92 en enkele gebroken beelden. Ik ben geneigd dit voor het overschot van eeny Gen tempel te houden. Van een 7e en 8*° gebouw, die HorprrMans naast het rechthoekige gebouwtje nog aanneemt, was echter hoegenaamd niets te ontdekken. Deze tempels op Sémarang’s grondgebied zijn van de tempels in de Kédoe door een 54 meter diep ravijn gescheiden, waarin warme bronnen en solfataren, die een weinig zwavel afzetten, te voorschijn komen. In de nabijheid der uitstroomende gassen is het gesteente wit gebleekt. Na in dit ravijn te zijn afgedaald en aan de overzijde ongeveer evenveel te zijn geklommen, komt men op een rug waar nu nog 2 tempels overeind staan, maar waar blijkens de puinhoopen vroeger minstens ò gebouwen in noord-zuidelijke richting op elkaar volgden. De noordelijkste dezer tempels is zonder de uitstaande nissen ongeveer 5.50 meter in het vierkant groot, de trap ligt weder west, de binnenkamer is ledig, van de beelden in de nissen is alleen ciwa als goeroe aan de zuidzijde nog voorhanden. Nabij den tempel ligt een gebroken voetstuk en een paar gebroken beelden, en noordelijk er van een kleine puinhoop. Meer zuidelijk komt men aan een kleiner gebouwtje (een neventempeltje van den volgenden) waarvan nog slechts één muur staat; vlak daarnaast volgt in zuidelijke richting de hoofdtempel van deze zijde, op een vooruitstekend punt van den rug, en daardoor reeds van verre zichtbaar, te meer omdat de top van dit gebouw slechts voor een klein gedeelte is ingestort. Men geniet hier een prachtig vergezicht over een groot gedeelte van de Këédoe en van Ambarawa. Deze tempel is ook (zonder de nissen) 5.50 meter in het vierkant en heeft 5 buitennissen, waarin alleen ganeca aan de oostzijde nog voorhanden is; de 2 andere nissen en ook de binnenkamer zijn leeg, de trap ligt west. Vlak daarnaast in zuidelijke richting volgt een puinhoop, waarschijnlijk vroeger een neventempeltje van den hoofdtempel, even als het bovengenoemde. Nog meer zuidelijk, nabij het einde van den vlakken rug, die nu verder steil naar beneden loopt, ligt nog een puinhoop, blijkbaar ook een ingestort tempeltje met brokstukken van beelden: aan de oostzijde ligt een gebroken ganeca, zoodat ook hier de trap waarschijnlijk west heeft gelegen. In het geheel zijn dus nog 11 gebouwen te herkennen, 5 in de Këdoe, waaronder echter 5 puinhoopen, en 6 in Sémarang, waarvan één geheel vervallen. Lit. Rarrres. History II 1817, p. 52 (55). »Chandi Banju kuning” (naar de desa Banjoe koening in Ambarawa). Op de plaat tegenover p. 52 afbeelding van 5 zonnewagens, op den berg Oengaran gevonden. Doms. Verh. X 1825, p. 124—128. »De zeven tempels”. (Gédong Sanga is bedoeld). SieBuRcH. Afbeeldingen in olieverf van Tjandi Banjoe Koening, aanwezig in ’s Rijks Ethnographisch Museum te Leiden. Vermeld als N°. 5 in de lijst van Siepvren’s platen in de Kopiist, 1° j. 1842, p. 580 en volg. 95 Jonervan. Tijdschr. v. Nederl-Indië, 6° j. Il 1844, p. 557. Junenvan, Java Il 1855, p. 550, 545. Bupoinen. Neerlands Oost-Indië I 1859, p. 179 en 185. (Kort bericht). Horpermans. Manuscript 1865 (In het Museum). Frieperren. Tijdschr. XXII 1876, (geschreven 1868), p. 76—90. »Gedong Songo of Tjandi Songo”; 16 tempels nog te herkennen, ten minste de plaats, waar zij stonden. Brumunp. Verh. XXXII[ 1868, p. 147—155. Gedong Songo, tempels en beelden op den Oengaran. Leemans. Boro Boedoer 1875, p. 419. Vern. Java Il 1878, p. 87—89. Leemans. Catalogus Leiden 1885, p. 116 N°. 19—55. Teekeningen in inkt van Gëédong sanga (in Sémarang) door Jhr. J. M. Van Braam. (49. Kali klotok. District en afdeeling Ambarawa. Een warme bron, 4!/, kilometer van Ambarawa, onder de desa Gëntan, genaamd »Kali klotok”, omzet met gebeitelde andesietsteenen. Een ganeca, 5 _ versierde steenen, met ornamenten en kransen, waartusschen vogels, en een spits toeloopende kapvormige steen. Wellicht afkomstig van een tempel. _ Lit, Horepermans. Manuscript 1865 (In het Museum). 150. Baran djoerang. District en afdeeling Ambarawa. Nabij deze desa een ganeca, »rëtja kali Loemoet’’, bij eene bron »Soemoer Loemoet’ genaamd. In de sawah Sirëtja van dezelfde desa een beeld met 4 armen. Lit. Hoepermans. Manuscript 1865 (In het Museum). Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 154. Over »Soemoer Loemoet”, en over een beeld met 4 armen in de sawah Sirétja. Frieperren. Tijdschr. XXIII 1876, p. 74. Over Kali Loemoet. 51. Bedana. District en afdeeling Ambarawa. Hier heeft volgens sommigen wellicht een tempel gestaan, waarvan echter niets meer te zien is. Achter het koffiepakhuis vindt men alleen een groot 94 voetstuk (z.g. joni), lang en breed 1.21, hoog 0.85 meter: met een vierkant gal van boven, lang en breed 0.51, diep 0.68 meter. De tuit rust op een nagakop. Daarbij liggen bekapte tempelsteenen. Lit. Noruren XXV 1887, p. 154. Mededeeling van L. C. Murren over Bédono. 152. _Nglemboe. District en afdeeling Ambarawa, Ten Westen van Banjoe biroe. Een nandi, in het gehucht Nglëmboe, behoorende tot de desa Ngrapah. Lit. HoepeRMans. Manuscript 1865 (In het Museum). Frrepericu. Tijdschr. XXIII 1876, p. 74. Een nandi te »Lemboe”. 153. Kemambang. District en afdeeling Ambarawa. Achter Banjoe biroe. Drie fraaie beelden waren hier vroeger, die volgens Horpermans zijn weggebracht, waarheen is onbekend. Lit. | HoepeRMaNs. Manuscript 1865 (In het Museum). 54. Tjandi Doekoeh. District en afdeeling Ambarawa. Ten Z. 0. van Banjoe biroe. Naast 2 warme bronnen vindt men op een heuveltje van + 25 meter hoogte het voetstuk van een vervallen tempel, 1.20 meter hoog; daarbij: 5 lingga’s, 1 ganeca, 1 doerga, Î nandi, 1 singa, en een paar hoekstukken. Tien meter van de tjandi in het bosch staat een ciwa als goeroe met spitsen baard. Het fundament is 5.70 meter in het vierkant, en ligt in de doekoeh Tjandi doekoeh der desa Rawa kantjing. Lit. HoerenMans. Manuscript 1865 (In het Museum). Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 155, 154. Frrepericu. Tijdschr. XIX 1870, p. 510. Frrepericn. Tijdschr. XXIII 1876, p. 75. Ingang van den tempel oost; veel beelden bij den tempel. (Verslag van Juni 1868). Vern. Java II 1878, p. 89. Der 95 155. Gilang. District en afdeeling Ambarawa, In het gehucht Gilang der desa Tégaron koelon bij eene badplaats een zeer verweerde nandi, met mos begroeid. (56. Salatiga. Hoofdplaats der afdeeling Salatiga. _—_ Vroeger waren hier 5 fraaie metalen beeldjes in het bezit van den heer Hor; nu nog slechts 1 boeddha-beeldje; en in het bezit van den deurwaarder GoenraAD, een steen met basrelief, waarop een aap is afgebeeld, houdende in zijn voorste pooten een tak met bloemen, de staart versierd met 2 bellen. Dit. ‘basrelief is sedert uitgevoerd naar Europa. Te Salatiga hebben vroeger wellicht ? tempels gestaan, die door Pranor Brrawa gesticht zouden zijn, bij de badplaats genaamd »Kali Taman”. Op het erf van den Assistent-Resident 8 geteerde en gekalkte beelden, waaronder 5 ganeca’s en Î nandi. B Lit Dois. Verh. X 1825, p. 107. Badplaats »Kali Tanam”’, even buiten Salatiga. Hier hebben volgens overlevering 5 tempels gestaan, waarvan het fort te Salatiga »de Hersteller” gebouwd is. Buppinen. Neerlands Oost-Indië, 1 1859, p. 175. Over ruinen van een tempel bij Salatiga, die door Pragor Brrawa in het javaansche jaar 1500 zou gesticht zijn. HoerpeRrMaNs. Manuseript 1865 (In het Museum). Friepericn. Tijdschr. XXIII 1876, p. 75, 74. Beelden te Salatiga. Van de stichting van »Pragor Serowo”’ is niets over. Ken badplaats en een vlak gemaakt terrein bij » Kali tanam” ; hier stonden wellicht (?) vroeger 5 tempels. 57. Tadjoek. District en afdeeling Salatiga. Twee beschreven steenen, één ten zuiden van de desa Tadjoek, met het jaartal 1565 (2, één ten oosten van die desa met een korte inscriptie en het artal 1560 Caka: de laatste steen is in 1889 naar het Museum te Batavia gezonden, en opgenomen als steen N°. 71. B Lit. Nerscnen. Tijdschr. II 1854. Berigten blz. X—XII. Mededeeling door den ambtenaar ter beschikking H. H. Haase. Over 2 steenen met inscripties’ te Tadjoek, 96 Verseek. Not. XXVIL 1889, p. 107. Over de 2 steenen met inscriptie’s te Tadjoek, dragende de jaartallen 1565 en 1560 Caka. Branpes. Not. XXVII 1889, p. 149. Bericht over ontvangst steen Tadjoek met jaartal 13560 Caka. 158. _Adoman. District en afdeeling Salatiga. Op de kaart »Ngadoeman ’, hoog tegen den Mérbaboe. Een beschreven steen, nu in het Rijks-Museum van oudheden te Leiden. Lit. Dours. Salatiga, Mérbaboe en de zeven tempels. Verh. X 1825, p. 120, 129 en 150. Hierbij is gevoegd eene teekening van den steen en eene maleische en hollandsche overzetting (?). Het jaartal wordt foutief 427 opgegeven. Junenvuan. Tijdschr. van Nederl. Indië, 6° j. II 1844, p. 557. Tupscariert Il 1854. Berigten bladz. X. Nertscuer bericht over steen Adoman — van 1271 (moet wezen 1571) Caka. ArpruK stEEN Mergagor vermeld in Frieperrcm’s papieren. Not. VII 1869, bijlage N. Conen Stuart. Inscriptie op een steen in ’s Rijks Museum te Leiden. Bijdr. Kon. Inst. 35° r. VIL 1872, p. 275—284. Dit is steen Adoman van 1571 Caka. Conen Stuart. Kawi-oorkonden 1875. N°, XXVII blz. XIV. Vern. Java II 1878, p. 51. Leemans. Catalogus. Leiden 1885, p. 50 N°. 155. Steen Adoman. 159. Tengaran. District Tengaran, afdeeling Salatiga. Vijf beelden, afkomstig van kali Sindjaja bij desa Tingkir, waren hier vroeger. Lit. HoeperMans. Manuscript 1865 (In het Museum). Frieperseu. Tijdschr. XXIII 1876, p. 75. Beelden, afkomstig van Kali Sindjaja (desa Tingkir). 160. Kali Sindjaja. District en afdeeling Salatiga. Een bron in den bovenloop der kali Sindjaja ten zuiden van desa Tingkir, tusschen de desa’s Ngadipoerwa en Djoeboek. Bij die bron schijnt een tempel gestaan te hebben; men vindt er nog veel tempelsteenen, hoeksteenen met À » 7 97 : A od versieringen en basreliefs (vogels), één banaspati, een groote ganeca, maar zeer verweerd, 2 dubbelbeelden bij de péndapa, nog een klein beeldje en de kop van een beeldje, samen 6 stuks. Lit. Sieguren. Afbeelding in olieverf van »een bramiensch bad op weg naar Soerakarta”, aanwezig in ’s Rijks Ethnographisch Museum te Leiden, vermeld als N°. 12 in de lijst van SrteBuren’s platen in de Kopiist 1° j. 1842, p. 580 en volg. _ Horperuans. Manuscript 1865 (In het Museum). __Frieperien. Tijdschr. XXIIL 1876, p. 72. »Kali Séndoja”, een badplaats en vervallen tempel. Enkele slechte beelden, andere zijn verhuisd naar Téngaran. Norucen XXV 1887, p. 154. Bericht van den heer L. C. Murrer, dat te Tingkir, aan de bronnen der kali Séndjojo een vorstelijke badplaats schijnt te zijn geweest. I61. Podjok. District Singen lor, afdeeling Semarang. Een oorkonde op koper van 1022 (?) Caka, nu in het Museum. Noruren XV 1877, p. 1035. Aanbieding door den Resident van Sémarang van 2 beschreven koperen platen, volgens den Controleur van Goeboek F. L. _ Wrrrenroop gevonden 9 jaar geleden (dus in 1868) in het gehucht Podjok, desa Dragoeng. 162. Tegawanoe. District Singen lor, afdeeling Semarang. De desa ligt 7'/, kilometer west van Goeboek. Een ganeca op de pasar. Brumuno. Verh. XXXIII 1868, p. 162. 163. Demak. Hoofdplaats der afdeeling Demak. Het graf van SorNAn Neoenpoene. De graven van Rapen Paran, BRANG LOR en Tronaono. De masighit, voltooid door Rapen Paran in 1590 Chr, herbouwd in 1845. 8 _ Van Hoöverr. Reis over Java I 1849, P. 115. __Brumonp. Verh. XXXII[ 1868, p. 168 en 175. _ OUDHEDEN VAN JAVA, ï 98 | 164. Bener. District Wedoeng, afdeeling Demak. In den grond is een gouden Boeddha-beeldje gevonden, aangekocht door _ het Museum te Batavia voor f 500—. Lit. Noruren XXV 1887, p. 166 (alwaar de naam van de desa foutief »Benes” is opgegeven. 165. Gadjah. District Samboeng, afdeeling Demak. Een geschonden ganeca in de desa Gadjah, aan den postweg, 10, kilometer ten oosten van Démak. Lit. HoreperMans. Manuscript 1865 (In het Museum). Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 162. 166. Tanggoengan. District Samboeng, afdeeling Demak. Een nandi. Lit. Brumunp.. Verh. XXXIII 1868, p. 162. 167. Melati darat. District Manggar, afdeeling Demak. Een klein voetstuk (z.g. joni) staat bij het heilige vuur »Mérapi’’, zijnde een gasbron, 4'/, kilometer ten N. 0. van Goeboek, op het gebied der desa Mélati darat. Lit. v. Hoëverr. Reis over Java [ 1849, p. 118, 119. HorperMans. Manuscript 1865 (In het Museum). Brumuno. Verh. XXXIIL 1868, p. 162. 168. _Ngambak. District Singen kidoel, afdeeling Demak. De desa ligt ten zuiden van Goeboek. Een kilometer ten zuiden van de desa vindt men enkele beelden en een voetstuk. Lit. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 162, 99 169. Sela. Enclave van Soerakerta, 13'/, kilometer ten O. van Poerwadadi. Het graf van den stamvader der vorsten van Mataram, »Ksar Acena Sera”, Een kleinzoon van dezen was Kaar-AcenNe PAMANAHAN, en diens zoon de bekende SENAPATI. (Van Ksar AceNe slammen de Soesoehoenan van Soerakërta en de Sultan van Jogjakërta af). Lit. Û Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 175. 170. Wirasari. District Wirasari, afdeeling Grobogan. | Vroeger was hier een gebroken beeld, en bij het huis van den heer SrouL een beschreven lingga, van Poerwadadi afkomstig, bijna onleesbaar; een voetstuk (z.g. joni), 2 offerschaaltjes en een zilveren ketting met haak van 1 meter lengte. Nu is er niets meer. Lit. Horpermans. Manuscript 1865 (In het Museum). Bruuunp. Verh. XXXIII 1868, p. 165. Vl. Tjrewek. District Kradenan, afdeeling Grobogan. Vroeger was hier een gebroken beeld. Lit. Ì Brumunp. Verh. XXXIII 1868 p. 165. 172. Mendang kemoelan. District Kradenan, afdeeling Grobogan. Volgens de overlevering lag vroeger in de nabijheid der desa Méndang kémoelan de hoofdplaats van het bekende rijk van dien naam. Als plaats waar eerlijds de kraton stond, wordt een kleine omheinde ruimte in het bosch aangewezen, dicht bij de grens met Räémbang, waar een ronde en eenigszins afgeplatte gewone tiviersteen in den grond ligt. Het is nauwelijks te gelooven, dat in deze dorre en waterarme streek ooit een belangrijke hoofdplaats zou gelegen hebben. Rarrtes. History Il 1817, p. 55 (56). Van Hoëverr. Reis over Java 1 1849, p. 124, 125. Hoepermans. Manuscript 1865 (In het Museum). 100 Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 167. Hoepervans. Het Hindoerijk van Doho, Tijdschr. XXI 1875, p. 166. Vern. Java Il 1878, p. 89. 173. Segara goenoeng. District Kradenan, afdeeling Grobogan. Boven het gehucht Sëgara goenoeng, in het gebergte op een der hoogste toppen, vindt men een terras of plateau, door. menschen geëffend. Lit. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 165. 174. Residentie Semarang. 54 beelden en andere voorwerpen van steen en metaal, van verschillende vindplaatsen in de residentie Sémarang, nu in het Museum te Batavia, vermeld in GROENeveLDT’s Catalogus. \ 104 179. _Kadilangoe. District en afdeeling Koedoes, Het graf van Sornan Karrpsaca, 1'/, kilometer ten Z. W. van Koedoes. Lak ade Brumuno. Verh. XXXIII 1868, p. 172. 180. Mantingan. District en afdeeling Japara. Een nandi, nu in het Museum. Lit. Noruren XXIV 1886, p. 59, 158 en 168. GroeneveLDt. Catalogus 1887. Voorwerp N°. 524. 181. Goenoeng Tjandi gede. District Bandjaran, afdeeling Japara. Ten westen van desa Témpoer. Een javaansch graf. Lit. Koorpers. Nat. Tijdschr. v. Nederl.-Indië XLVII 1887, p. 274. 182. Tempoer. District Bandjaran, afdeeling Japara. Een beeldje, niet door mij in 1887 gevonden. Lit. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 175. 183. Goenoeng Watoe pajoeng. District en afdeeling Japara. ‘Ten oosten van desa Témpoer. Een javaansch graf. Lit. Koorpers. Nat. Tijdschr. v. Nederl-Indië XLVII 1887, p. 275. 184 Top Soetarengga. District Tjendana, afdeeling Koedoes. Hier was vroeger een steenen waterbak. Door Koorpers 1887 niet opgegeven, dus waarschijnlijk niet meer aanwezig. Lit. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 167. a | 105 | 185. Kali Gelis. District Tjendana, afdeeling Koedoes. 4 Een muur of steenen dam in de vallei der Kali Gëlis. Volgens Brumunn ‚Atl, kilometer lang, 40—100 voet hoog en 12 voet dik”. De Lit. h Brumunpn. Verh. XXXIII 1868 p. 166. 186. Tjala. District Tjendana, afdeeling Koedoes. Graf van SoeNan Morrra en van zijn vader PANGERAN GADOENG. HasskarL. Reise nach dem Berge van Japara und den Schlammquellen von Kuwu. Flora oder allgemeine Botanische Zeitung. Regensburg 1847, p. 641 etc. Teissmann. Nat. Tijdschr. van Nederl-Indië XI 1856, p. 121—122. Bruuunp. Verh. XXXIII 1868, p. 172. Vern. Java III 1882, p. 758—760. 187. Pati. Hoofdplaats der residentie Japara. Bij de woning van den Resident 5 beelden, die volgens Koorpers afkomstig zijn van de tegenwoordige pasanggrahan Batoeragoeng, district Selawësi, afdeeling Pati. Lit. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 175. Koorpers. Nat. Tijdschr. v. Nederl-Indië XLVII 1887, p. 275. 188. Djoewana. Hoofdplaats der afdeeling Djoewana, ____Twee grove beelden bij de woning van den Assistent-Resident; volgens Koorpers waarschijnlijk afkomstig van het bosch bij de pasanggrahan Poentjël, in het noordoostelijk gedeelte der residentie, district Mérgatoehoe, afdeeling Djoewana. | Koorpers. Goenoeng Moeria. Nat. Tijdschr. v. Nederl-Indië XLVII 1887, p. 275. 106 E k Ee de 189. Residentie Japara. 7 beelden en andere voorwerpen uit de residentie Japara, nu ù Museum, opgenomen in GROENEVELDT's Ge, psa s4 hes En, ze RESIDENTIE BANJOEMAS, 190. Goenoeng Panggonan (Diëno). District Batoer, afdeeling Bandjar negara, ä Twee beschreven steenen, waarvan één gebroken; zij zijn eenigen tijd te _Batoer, toen te Bandjar nëgara, eindelijk op de hoofdplaats Banjoemas bij het _ residentiehuis geweest; nu in het Museum te Batavia als steenen N°. 15 en 50. In de desa Karang téngah, aan de westzijde van den berg Panggonan stond vroeger een fraai doerga-beeld, nu overgebracht naar het Museum te Batavia, _hoog 0.77 M. Lit. Tipscnr. X 1861, p. 507. Aanbieding afteekening van een beschreven steen in Bandjar négara door den controleur Varek Paru; en nog een copie van denzelfden steen door Assistent-Resident Boscu, benevens copie van een 2e" gebroken steen. Noruren 1 1865, p. 258. Schenking van 2 beschreven steenen door Z. Exc. Mr. Baron Srorr van pe Berre. Dit zijn de steenen Panggonan. Noturen Il 1864, p. 167, 182. Ontvangst van 2 steenen te Batavia, vroeger gestaan hebbende voor de pasanggrahan te Batoer. Horpermans. Manuscript 1865 (In het Museum). Frreperrcu. Rapport over reizen gedaan op Java. Tijdschr. XXIil 1876, p. 45: Twee beschreven steenen, van Batoer naar Banjoemas gebracht. p. 44: Over beelden van den »Tegal Pangonan”, naar Karang kobar gebracht. Branpes in GROENEVELDT'S catalogus 1887. Steenen N°. 15 en 50 van den Panggonan. Vergeek. Not. XXVIII 1890, p. 50. Over een doergabeeld van Karang téngah. Verrek. Not. XXVIII 1890, p. 79. Bericht over ontvangst van het doergabeeld van Karang téngah in het Museum te Batavia. Diëng-plateau. District Batoer, afdeeling Bandjar negara. Een gedeelte van het Diëng-plateau behoort tot Banjoemas:; een ander 110 gedeelte tot Bagëlen. De kali Toelis vormt de grens, zoodat de tempels Ardjoena en Tjandi Bima tot de Banjoemas behooren, terwijl de pasanggrahan Diëng op grondgebied van de Bagëlen ligt. De Diëng zal in zijn geheel bij de Bagëlen beschreven worden (zie later). I91. Batoer. District Batoer, afdeeling Bandjar negara. Bij de pasanggrahan stonden vroeger veel beelden, alle afkomstig van den Diëng, nu nog slechts 9 stuks. Daaronder was een wishnoe-beeld, op de achterzijde met jaartal 1216 Gaka, dat nu te Bandjar nëgara is. De 2 beschreven steenen, die hier tijdelijk waren, zijn afkomstig van den Goenoeng Panggonan (Diëng). De beelden zijn, op 9 na, naar Bandjar négara gebracht. Lit. HoepPeRMANs. Manuscript 1865 (In het Museum). Leemans. Versl. Med. Kon. Ak. Lett. VIII. 1865. Verslag over Frieperrcn’s onderzoekingen p. 501—502. Over 2 beschreven steenen van den Diëng en een wishnoe-beeld van Batoer met afbeelding jaartal 1216 Caka. Bruuunp. Verh. XXXIII 1868, p. 161. Beelden te Batoer, afkomstig van den Diëng. Frieperscn. Tijdschr. XXIII 1876, p. 45. Over 17 beelden te Bandjar négara, afkomstig van Batoer (van den Diëng) p. 44. Over 15 beelden bij de pasanggrahan te Karang kobar (dit moet Batoer zijn; te Karang kobar is nooit een pasanggrahan geweest, VerB.), waaronder een beeld met jaartal 1216 Caka. Vern. Java II 1878, p. 51. 192. Bandjar negara. Hoofdplaats der afdeeling. Acht en twintig beelden. In den tuin van den Assistent-Resident 16 beelden. afkomstig van Batoer, oorspronkelijk van den Diëng (Panggonan); het jaartal op het bovengenoemde wishnoe-beeld is niet meer leesbaar; 4 beelden bij een waringinboom op de aloen-aloen; 2 op het regentserf; 4 bij de woning van den Aspirant-Controleur en 2 bij de pradjoerits-kazerne. Verder is van hier afkomstig eene oorkonde op koper, 2 platen, incompleet. Lit. N Mürnrcn. Indisch Magazijn 2° twaalftal 1845 p. 185. Over beelden bij de assistent-residentswoning te Bandjar nëgara. Noruren XI 1875, p. 91, 97, 168. Aanbieding van twee koperen platen door den Regent van Bandjar négara, Raden Adipati Dipo Dining Rat. Bericht van Horre, dat hij facsimile’s van die platen heeft vervaardigd. 111 Frreperren. Tijdschr. XXIII 1876, p. 45. Over 17 beelden, afkomstig van Batoer. Notrvren XVI 1878, p. 65. Verzoek van Mr. L, W.C. v. pn. Bere, om de facsimile’s der platen Bandjar négara uit te geven. Van KrinspereeN. Photo's N°. 156—175. Twintig beelden te Bandjar nëgara. Horre. Facsimile van een tweetal koperen platen, afkomstig uit Bandjar négara. Tijdschr. XXV 1878, p. 120. Horre. Kawi-oorkonden. Twee platen van Bandjar. négara. Verh. XXXIX 2° stuk 1880. VerBeeK. Not. XXVIII 1890, p. 12. Over wishnoe-beeld met inscriptie te Bandjar négara. 193. Penoenggalan. District Tjahiana, afdeeling Poerbalingga. Een dierklok met inscriptie »sahati”’”, nu in het Museum. Lit. Noturen XXII 1884, p. 96. Groeneverpt. Catalogus 1887. Voorwerp N°. 986° en de noot op blz. 250 van Dr. BRANDES. 94. Sambong. District Bandjar, afdeeling Bandjar negara, Twee ringen met inscriptie’s. Lit. Noruren XVIII 1880, p. 44. Groereverpr. Catalogus 1887. Voorwerpen N°. 1566 en 1567, en noot op blz. 290 van D". BraNoes. 195. Residentie Banjoemas. 65 beelden en andere voorwerpen van steen en metaal, uit de residentie _ Banjoemas, nu in het Museum, vermeld in GRroeNeveLDt’s Catalogus. wirt (OG mk TEEM rrd vore) fv rien nlet, wet stad A EET ek le Verden sees le NET 0 Rr ESP suibsad eN AAG] | nrd! blatni tl 4 oP, CEA le ANNEN OEE MILA Le, AM ‘ <4 ete db taart in RA halgvaatódss GEE - Ural Voeren rattent Gill wenk | u GA kh 2 Kee LAN dk kl uiers al L\ d HAVEL a 5 PEEN | KE AS EL p el Wit; ® uid, te Aad ht p a Gaedtr aibmalriadite AE le , De DE Ee 3 4 pr u 4 : erlas mn NN KA ese Grrrl nds bk lt ej Er „ten he = _ BAGELEN. ee R 4 1 Tee Se, N \ EE d hé ri 15 Z wi fs K î „yv Oe he A RESIDENTIE BAGÈLEN. 196. Ajah. District Karang Bolong, afdeeling Karang anjar. J _ Een lingga. Ook moet hier een badkuip met opschrift zijn. Wausen. Tijdschr. XI 1862, p. 457. Branpes. Notulen XXVIII 1890, p. 54, Mededeeling over een badkuip met opschrift te Ajah. 197. Srepeng. District en afdeeling Karang anjar. Ring met Nägari-inscriptie, nu in het Museum. GROENEVELDT. Calalogus 1887. Voorwerp N°. 1545 en p. 289 noot van BRANDes. 198. Ambal. District Ambal, afdeeling Keboemen. Ü _ Hier waren vroeger 2 beelden, een ciwa en een doerga. Lit, ____Fruepericu. Tijdschr. XXIII 1876, p. 59. 199-202. De tempelgrotten in de afdeeling Koetaardja. De tempelgrotten zijn: __Goewa Teébasan (199) en Goewa Lanang (200) in het district Kömiri; boewa Tepoes of Gong (201) en Goewa Mérden (202) in het district Pitoeroe, der afdeeling Koetaardja. A. W. Kinpen. De tempelgrotten van Koeto Ardjo. Tijdschr. [ 1855, p. 89—116; met platen. 116 Leemans. Boro Boedoer 1875, p. 598. Friepericu. Tijdschr. XXIII 1876, p. 55—58. Vern. Java Il 1878, p. 67. Leemans. Catalogus Leiden 1885, p. 124 N°. 124. Teekeningen door Wisen van de tempelgrotten bij Koetaardja. VerseeK. Notulen XXVI 1888, p. 16. 203. Bara tengah. District en afdeeling Poerwaredja. Een beschreven steen, in 1890 opgezonden naar het Museum en opgenomen als steen N°. 78. De steen is van 825 Caka. Lit. Noruren XXVIII 1890, p. 24 en 44. Bericht over opzending en ontvangst van steen Bara téngah. 204. Poerwaredja. Hoofdplaats der residentie, Twee beschreven steenen bij de regentswoning; nu in het Museum te Batavia als steenen N°. 62 en 65. Zij dragen de jaartallen 804 en 806 (?). Een van die steenen is afkomstig van desa Péndém uit het grensgebergte tusschen Bagëlen en Jogjakërta. Op het erf achter de residentswoning 5 beelden en 4 ornamenten van tempels. Lit. Tupscar. [IL 1855. Berigten XV. Nerscuer bericht over afteekening van een beschreven steen in den dalem van den Regent te Poerwaridja, afkomstig uit het grensgebergte mel Jogjakérta; gezonden door den heer A. W. Kinper. Van per Cois. Not. II 1864, p. 255. Bericht over 2 beschreven steenen in de regentswoning te Poerwardja. Leemans. Versl. Med. Kon. Ak. Lett. VIII 1865, p. 505. AFDRUKKEN van twee steenen Poerwarédja, vermeld in Frreperrcu’s papieren Not. VII 1869 bijlage N. Friepenicu. Tijdschr. XXIII 1876 p. 52 en 59. Twee beschreven steenen en 12 beelden te Poerwarcdja. Een van de twee steenen is afkomstig van desa Pindém in het grensgelbiergte met Jogjakérta, de andere was ingemetseld. Arpruk steen Poerwarédja vermeld in Not. XIV 1876, Bijlage I, als N°. 15 der afdrukken naar Leiden verzonden (nu wêer te Batavia). Noruren XXV 1887 p. 152 en 168. Over de twee beschreven steenen van Poerwariüdja, en opzending daarvan naar Batavia. 117 205. Pendem. District Loano, afdeeling Poerwaredja. 3 Een beschreven steen, later te Poerwarëdja in de regentswoning (zie boven), nu in het Museum te Batavia als steen N°. 62 of N°. 65; welke van de twee is onzeker. Lit. Friepericu. Tijdschr. XXIII 1876, p. 59. 206. _Ngalian. District Kaliwiro, afdeeling Ledok. Drie ruw gebeitelde menschenbeelden en eene vierkante figuur op een steen uitgesneden; op den bergrug genaamd Koeta pékalongan; en dicht daarbij, in de doekoe Pajadan der desa Lëébak een ruw bewerkte nandi, lang 2, breed 0.75 meter. Lit. Wisen. Tijdschr. XI 1862 p. 459. Met afbeelding plaat 1. e. 207. Sawangan. District Wanasaba, afdeeling Ledok. Een ruïne van een tempel, door Assistent-Resident Servarius ontdekt, nu geheel vervallen. Verder een groot fraai voetstuk (joni) versierd met 5 slangen en 1 schildpad; een kleiner dergelijk voetstuk, en een zeer beschadigd ganeca-beeld. Lit. Wusen. Tijdschr. XI 1862, p. 455, 456. Met afheelding op plaat I. a. Friepenicn. Tijdschr. XXIIL 1876, p. 62 »Interessante joni”’. 208. Kreteg. District Wanasaba, afdeeling Ledok, Bij de vroegere pasanggrahan Krëtëg verscheidene beelden, nu niet meer Winsen. Tijdschr. XI 1862, p. 457. 209. Mertakanda. District Sapoeran, afdeeling Ledok. Een beschreven steen, afdruk in het Museum. De steen zelf is eenigen 118 tijd te Wanasaba geweest, nu opgenomen in het Museum te Batavia als steen No. 75. Lit. Steinmetz. Not. XVI 1878, p. 79. Aanbieding afdruk in duplo van steen Mértakanda. Noruren XXVI 1888, p. 161, 162. Aanbieding nieuwen afdruk van steen Mértakanda. Branpes. Not. XXVII 1889, p. 16. Afdruk steen Mértakanda niet leesbaar. 210. Top Goenoeng Soembing. District Sapoeran, afdeeling Ledok. Een javaansch graf, van »Kjai Mékoekoewan”’. Lit. STEINMETZ. Notulen XVI 1878, p. 115. _ Ouvvemans. Tijdschr. v. h. Binn. Bestuur III 1889, p. 575. 21. Retja. District Wanasaba, afdeeling Ledok. Vier beelden van hier (5 ciwa’s, 1 ganeca), alle overgebracht naar het Museum te Batavia. Lit. Wisen. Tijdschr. XI 1862, p. 457. GroeneveLDT. Catalogus 1887. Voorwerpen N°. 50, 51, 50, 186. 212. Top Goenoeng Sendara. District Kali alang, afdeeling Ledok, Op de topogr. kaart staat vermeld veen boeddha graf”. Juncnuan geeft het niet op. Volgens mededeeling van den Regent van Lédok zijn op den Séndara geen graven, maar is er alleen een groote steen, die door den inlander als een soort van kramat wordt beschouwd, en den naam heeft van »Watoe djonggol””. Het zou volgens de legende de zitplaats geweest zijn van Kjai Mékoekoewan, wiens graf zich op den Soembing bevindt (zie boven). Later ontving ik nog een schetskaartje van den top van den Goenoeng Sëndara, vervaardigd door den assistent-wedana van Kali tjëtjëp, die den top in October 1889 bezocht. De steen »watoe djonggol” bevindt zich aan het Z. W. uiteinde van den platten top. 119 213. _Pesindon. District Kali alang, afdeeling Ledok. _Twee beschreven plaatjes, één van goud, één van zilver, van 826 Caka; nu in het Museum. Twintig beelden en andere voorwerpen, nu ook in het Museum. Lit. . Noturen XV 1877, p. 116. Bericht over een belangrijke vondst van oudheden bij Wanasaba. Noruren XVI 1878, p. 14, 19, 55, 56. Berichten over opzending en ontvangst der oudheden van Pésindon. Horre. Tijdschr. XXV 1878, p. 464, 465. Beschreven metalen plaatjes van de desa »Pasindoer” (Pésindon) met facsimile. Transcriptie en vertaling door Prof. Kern; zijn beide van 826 Caka. Steinmetz. Not. XVIII 1880, p. 64. De desa heet niet Pasindoer maar Pasindon (of Pésindon). Groeneverpr. Catalogus 1887. Voorwerp N°. 791. Plaatjes Pésindon en noot op blz. 228 van Dr. Branpes. Voorwerpen N°. 482, 487, 497, 498, 499, 500, 508, 513, 518, 519, 550, 654, 645, 647, 668 en 676. Zestien zilveren en gouden beeldjes van Pésindon. 214. Desa Tjandi. District Kali alang, afdeeling Ledok, Dertig jaar geleden stond hier nog een tempel, nu geheel vervallen. Lit. | Per. Notulen VI 1868, p. 57. »Bij desa Tjandi worden nog overblijfsels van kleine tempels gevonden” Steinmetz. Not. XVIII 1880, p. 64. 215. Wanasaba. Hoofdplaats der afdeeling Ledok. 9 beelden en andere voorwerpen, nu in het Museum. Een beeld met Nägari-inscriptie, nu in het Museum. Vier en twintig beelden, gedeeltelijk afkomstig van den Diëng, nog aanwezig op het erf van den Assistent-Resident, waaronder een fraaie doerga van den Diëng. Lit. Münmicn. Indisch Magazijn 2° twaalftal 1845, p. 185. Beelden bij de woning van den Assistent-Resident te Wanasaba. Noruren 1 1865, p. 252, 285 en 284. Aanbieding en opneming in het Museum van twee bronzen beeldjes, waarvan één met inscriptie. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 161. Beelden te Wanasaba, af komstig van den Diëng. 120 Van KinspereenN. Photo's N°, 151—155. Vijf heelden te Wanasaba. Frrepericu. Tijdschr. XXIII 1876, p. 52. Zestien beelden. Groeneverot. Catalogus 1887. Voorwerp N°. 640 met Nâgari-inscriptie; en p. 188 de noot van Branpes. Voorwerpen N°. 6, 17°, 18, 59, 77, 155° (Not. XXI 1885, p. 156) 201, 250. Acht beelden van Wanasaba, vermoedelijk afkomstig van den Diëng. 216. Afdeeling Ledok. Elf beelden en andere voorwerpen, nu in het Museum. Grootendeels waarschijnlijk van den Diëng afkomstig. Lit. GRoENeveLDT. Catalogus 1887. Voorwerpen N°. 510, 529, 556, 559, 555, 559, 614. Zeven beelden uit de afdeeling Lëdok. 217. Berahol. District Leksana, afdeeling Ledok. Een beschreven steen, afdruk in het Museum. De steen zelf is eenigen tijd te Wanasaba geweest, nu opgenomen in het Museum te Batavia als steen N°, 74. Lit. Steinmetz. Not. XVI 1878 p. 114. Aanbieding afdruk in duplo van steen Bérahol. Noruren XXVI 1888, p. 161, 162. Aanbieding nieuwen afdruk van steen Bérahol. Branpes. Not. XXVII 1889, p. 16. Steen Bérahol is van 788 (?) Caka. 218. Kali beber. Eertijds hoofdplaats van het district Kali alang, afdeeling Ledok, De steen van Kéndal (zie bij Sëémarang), nu in het Museum te Batavia als steen N°. 20 is van deze plaats afkomstig. Hij is van 785 Gaka. Horepermans zegt dat de steen afkomstig is uit het district Kali bébér nabij den Diëng. Hij bedoelt dus wellicht het district Kali alang, waarvan de hoofdplaats vroeger Kali bébér was, en niet de hoofdplaats zelf. In Notulen XII p. 121 wordt ook duidelijk de vroegere hoofdplaats genoemd. Lit. HoepeRrMaNs. Manuscript 1865, (In het Museum). Norvren XII 1874, p. 121. Geschenk van den Regent van Kéndal van een beschreven steen, afkomstig van Kali bebér, onder Wanasaba. BRANDES in GROENeveLDT’s Catalogus 1887. Steen N°. 20 van Kendal (Kali bëbër) is van 785 Caka. 121 219. Kali lawang. District Kali alang, afdeeling Ledok. Een steenen trap, die noordelijk naar het Diëng-plateau voert en bij Kali lawang, ten noorden van Kali bëbör, begint. Grootendeels in vervallen staat. Schijnt bij het meer Tjébong te eindigen. Breedte der treden ruim 4 meter, met de boomen 1.50 à 1.40 meter. Hoogte der treden meestal 0.12 tot 0.14 meter. Lit. Per. Notulen VI 1868, p. 54—59. Verslag over den stand der werkzaamheden op het Diëng-plateau op 22 Januari 1868. Hierin p. 57 een verslag over oude trappen bij het meer Mendjer (trap van Kali lawang). b: Frieperien. Tijdschr. XXIII 1876 p. 62. Over een trap, die 5 kilometer ten Z. W. van Telaga Mendjer begint. 220— 221. Diëng-plateau en gebergte Prahoe. 8 District Kali alang, afdeeling Ledok, Hierbij behoort eene kaart van het Diëng-plateau, op schaal van 4 :10.000 (als carton op blad ID. Het groote Prahoe-gebergte, waar 5 residentie’s van Java samenkomen, namelijk Pékalongan, Sëmarang, Kédoe, Bagëlen en Banjoemas, is een ingestorte vulkaan. Van den rand zijn nog ‘enkele stukken over, waartoe in de eerste plaats de eigenlijke rug Prahoe behoort. De kraterbodem binnen dien ouden rand is door de uitgeworpen stoffen van later ontstane eruptiepunten voor een groot gedeelte overdekt. Een gedeelte is echter nog over en dit wordt het D iëng-plateau genoemd, 510 meter beneden den Benen Prahoe-rug en Ongeveer 2050 meter boven zee gelegen. De oorspronkelijke kraterbodem was echter vroeger op de meeste plaatsen 2 meter lager, en is na de oprichting der Hindoe-tempels opgehoogd door kleideeltjes, die verschillende riviertjes van de omliggende bergen afvoerden, gedeeltelijk wellicht ook door later uitgeworpen vulkanische Bech De waterafvoer van het plateau werd daardoor belemmerd en om hieraan te gemoet te komen hebben de Hindoe's reeds een afvoerkanaal gegraven, dal van de zoogenaamde Ardjoeno-tempels in N. W. richting naar den bovenloop van de vallei Dolok voerde. Het middelste gedeelte van het plateau is ook nu nog moerassig; de vier Toelis, die op dn Goenoeng Prahoe ontspringt en de grens Kassaten de pesidentie's Banjoemas en Bagëlen vormt, loopt eerst naar het meertje Baleh Kambang in het moerassige gedeelte, dan zuidelijk en vervolgens westelijk naar het meertje Téroes, en dán steeds westelijk en zuidwestelijk verder, om eindelijk in de Sérajoe-rivier, die ook op den Goenoeng Prahoe ontspringt, te vallen. 122 Dat het plateau vroeger werkelijk lager was, volgt uit de ligging van de fundamenten der tempels, die 2 meter diep in den grond zitten, zooals bij uitgraving bleek, toen de heer Van Kinssereen ze wilde photografeeren. De vlakte is peervormig, de grootste lengte bedraagt 1800, de grootste breedte op de hoogte van de pasanggrahan 800 meter. Voor zoover zij niet te moerassig is, is de vlakte met gras begroeid en levert bij zonneschijn met omringende bergen een fraai en vriendelijk geheel. Bij regenweêr is het er echter zeer guur en onaangenaam. Het is aan het initiatief van het Bestuur van het Bataviaasch Genootschap te danken, dat de Regeering in der tijd besloot, uitgravingen op het Diëng- plateau te laten doen en de reeds bekende tempels te laten photografeeren. Die uitgravingen begonnen in het jaar 1864 onder de leiding van den heer Van KinsrrraeN met het ontblooten van den voet der Ardjoena-tempels; hij had echter zooveel last van het water, dat hij beginnen moest een kanaal van hier naar het meertje Baleh kambang te graven, alvorens den voet dier tempels te kunnen bloot leggen. Men was van plan dit kanaal nog verder zuidelijk te verlengen, tot beoosten het meertje Téroes, maar dit plan is niet tot uitvoering gekomen (zie de kaart). Later zijn die uitgravingen voortgezet onder toezicht van den ingenieur der Burg. Openbare Werken Per, nog later onder den ingenieur Muiser. In het jaar 1878 zijn de onderzoekingen gestaakt, omdat men weinig nieuws meer vond. Behalve fundamenten van tempels zijn bij de uitgravingen enkele beschreven steenen en verscheidene beelden ontdekt, die nu gedeeltelijk bij de pasanggrahan op het plateau zijn geborgen, gedeeltelijk naar het Museum te Batavia zijn overgebracht. De heer Per vervaardigde eene kaart van de geheele vlakte, op schaal van 1:2500, waarop de tot 1867 bekende tempels en fundamenten alle aangegeven zijn. Deze kaart is later door den heer Mrser bijgewerkt tot het einde van 1876. Na dien tijd zijn nog slechts enkele kleine onbeduidende fundamenten gevonden, die niet op de kaart voorkomen. Het carton op blad III is eene verkleinde reproductie van de kaart van de heeren Per en Mrser, de namen der tempels zijn van die kaart overgenomen, maar de spelling der namen is verbeterd door Dr. Branpes. Een gedeelte der oudheden ligt op grondgebied van Banjoemas, een ander gedeelte in de Bagëlen. Van het Diëng-plateau zijn een tal van beelden afkomstig, die men vroeger aantrof en gedeeltelijk nog vindt te Pékalongan, Batoer, Karang kobar, Bandjar négara, Wanasaba en Poerwarëdja. Een gedeelte van die beelden is nu in het Museum te Batavia. Zij zijn alle zuiver ciwaitisch, geen enkel boeddhistisch beeld wordt daaronder aangetroffen. Behalve deze beelden behooren: tot het Diëng-plateau (220) en het Prahoe-gebergte (221) de volgende oudheden: 1. Bene collectie beelden bij de pasanggrahan op het Diëng-plateau zelf. | 125 Eene collectie van A4 beelden en andere voorwerpen, nu in het Museum te Batavia, vermeld in GroenpveLpt’'s Catalogus als van den Diëng afkomstig. …_Tjandi Der awuti, de noordelijkste tempel, ingestort. Tjandt Parikésit, sedert 1875 ingestort. Ben bekleedingsmuur van bekapte andesietsteenen ten zuiden van de pasanggrahan, tegen een terras waarop nog de fundamenten te vinden zijn van & kleine gebouwtjes, genaamd : Tjandi Darawatì (even als Ne. 5). Tjandi Abijasa. Tjandi Pandoe. Wachtkamer (!. Tjandi Mayérsari, 4 fundamenten van kleine gebouwtjes. Ten westen van de pasanggrahan in de vlakte hebben de meeste tempels gestaan, waarvan sommige nog gespaard gebleven zijn. Drie kleine fundamenten, genaamd Kraton Ardjoena Poentadewa. Hen groot fundament, uitgegraven in 1866, op de kaart gemerkt N°, 1, en genaamd Tjandi Poentadewa. Drie groote fundamenten, wtgegraven in 1867, op de kaart gemerkt N° 2, 5 en 4. Aan die fundamenten is nog waar te nemen dat er vroeger twee of drie gebouwen op stonden. Een klei fundament, staande op een grooter, het eerste uitgegraven in 1864, het laatste in 1875, dicht aan den voet van den berg Panggonan. Zeven fundamenten, uitgegraven in 1875. Een klein fundament, uitgegraven in 1876. Vijf kleine fundamenten, uitgegraven in 1876/77, niet op de kaart aangegeven. Tjandi Ardjoena, nog vrij goed bewaard. Tjandi Sémar, tegenover de vorige. Tjandi Srikandi, een tempel, en een fundament er voor, Tjandi Koesoema Poentadewa (of alleen Tjandi Poentadewa, even als N° 18) een tempel tusschen twee fundamenten. Een fundament tegenover Tjandi Poentadewa, genaamd Tjandi Dérma. Tjandi Sémbadra. De met * gemerkte tjandi’s zijn de 5 z.g. Ardjoena-tempels. Tien fundamenten van kleine gebouwtjes Ea en op den voet van het Panggonan-gebergte, en wel: 57. Tjandi Séntjaki. 58. Tjandi Antarëdja. 59. Tjandi Petroek. 92. 55. o4. 55. 56—61. 62. 65—64. 65. 66—67. 68—70. 124 40. Tjandi Nalagareng. 4142. Twee fundamenten, genaamd Tjandi Nakoela Sadewa. 45. Tjandi Gatot katja. AA—A6. Drie kleine fundamenten zonder naam, nabij Tjandi Bima. Tjandi Bima of Wérkodara, de fraaiste der Diëng-tempels; de top is echter ook gedeeltelijk ingestort. Een tunnel met luchtgaten, genaamd Aswatana, blijkbaar gegraven met het doel om het water der moerassig geworden vlakte af teleiden naar den oorsprong van het riviertje Dolok. Een beschreven rotsblok tusschen de meren Weérna en Péngilon, door Junenvan ontdekt. Aan de ééne zijde zijn met zwarte inkt of verf eenige karakters en het jaartal 1152 Caka afgebeeld. Een beschreven rotsblok, ten oosten van het vorige, ook tusschen de twee meren. Tegen een vlakken wand zijn 8 langwerpig vierkante vakken met roode verf afgebakend, waarop nog enkele letters en een rad met 8 spaken zichtbaar zijn. Verder is alles helaas onleesbaar. Ineen grotje vlak bij dezen wand zijn enkele krullen, met roode verf getrokken, zichtbaar, maar geen letters meer. Ontdekt in Augustus 1889 door den Controleur van Wanasaba F. H. D. H. Von Enpe. Zes beschreven steenen, nu in het Museum te Batavia; N°. 11, 18, 55, 56, 57 en 58: één daarvan N°. 58 (de z.g. hana sima-steen, afgebeeld bij v. Kinsneraen, photo's N°. 145, 146) draagt het jaartal 151 Caka. Een beschreven steen, vroeger aanwezig bij den inlander Hapsr Dorrsaram, schijnt verloren te zijn. Twee beschreven steenen, nu in het Museum N°. 15 en 50, afkomstig van den berg Panggonan ten westen van het Diëng-plateau, zijn reeds bij de oudheden der Residentie Banjoemas beschreven. Een beschreven steen van 785 Caka, later te Këndal, nu in het Museum te Batavia N° 20, is afkomstig òf uit het district Kali alang, òf wel van de vroegere hoofdplaats van dit district, Kali bébër, hierboven bij de oudheden der residentie S&marang reeds genoemd. Hij kan dus ook tot de Diëng- of Prahoe-steenen gerekend worden. Twee steenen, ieder met den afdruk van één voetzool, op den rug Prahoe (buiten de kaart). Drie trappen naar het Diëng-plateau. De steenen treden, ruim Î meter (zonder de boomen) breed, meestal 0.12 tot 0.14 meter hoog, schijnen hoofdzakelijk dáár aangebracht te zijn waar de hellingen van het terrein zwaar zijn; maar men vindt ze ook op vlakkere gedeelten. Een trap, die van de residentie Pékalongan over Drles en Sigëmplong naar den Diëng voerde, is hierboven beschreven (residentie Pékalongan). 125 Ook de trap, die uit de Bagëlen van Kali lawang, benoorden Kali bëbér, naar het meer Tjëboug leidde, is hierboven reeds genoemd. Een derde trap voerde van hel meer Tjëbong naar het plateau, en is veel korter dan de twee andere. Alle drie de trappen zijn zeer vervallen. Er schijnen nog zijtakken van deze drie wegen geweest te zijn, die echter door den vervallen staat en de begroeiing niet goed meer te vervolgen zijn. Horsrierp. Verh. VIJL 1816 {2° druk 1826). Essay on the geography etc. Op blz. 206 wordt gehandeld over een steenen trap naar het Diëng-plateau. Rarrres. History IL 1817, p. 530—55 (2° druk van 1850 p. 52—55). Met 2 platen van een tempel tegenover p. 52; en 5 platen tegenover p. 56 waarop metalen beeldjes van het Diëng-gebergte zijn afgebeeeld. Dois. Journaal eener Reis van Walerie naar het gebergte Praauw. Verh. XII 1850, p. 357—585. Buppincu. Tijdschr. v. Nederl. Indië 2 j. 1 1859, p. 555—549. Verslag over den Diëng, volgens eene lezing, gehouden op eene vergadering van het Ba aviaasch Genootschap. Opgenomen in de verhandeling van L. J. Van SEVENHOVEN: Java ten dienste van hen, die over dit eiland wenschen te reizen. Tijdschr. v. Ned. Indië 2° j. 1 1859 p. 521—555. SieBuren. Twee platen in olieverf, aanwezig in ’s Rijks Ethnographisch Museum te Leiden. Vermeld als N°. 4 (tempel Bimo) en N°. 6 (grafstede) te Diëng in de lijst van Srepurem’s platen in de Kopiist 1° j. 1842, p. 580 en volg. Junenvan. Indisch Magazijn 1° twaalftal N°. 4, 5, 6, 1844, p. 78—80. Oudheden van het Diëng-gebergte. Met een kaart. Junenvan. Tijdschr. v. Nederl. Indië 6° j. II 1844, p. 555. 21 tempels en een trap in het Diëng's gebergte. Junenvux. Topographische und naturwissenschaftliche Reisen durch Java. Magdeburg 1845, p. 576-584. Gunung Prahu oder Diëng. Op blz. 582—584 wordt over het plateau Diëng gesproken, en ook kort over de tempels. Junenvun. Java I 1850, p. 548. En het »landschaptafereel N°. 10”, waarop Diëng-lempels voorkomen; de plaatsing der tempels is door Junenuun echter veranderd. Breeken. Tijdschr. v. Nederl. Indië 1850 IL. Fragmenten eener Reis over Java p. 145 en volg. Zeer kort bericht over de tempels op het Diëng- plateau. Junenuan. Java II 1855, p. 258—240 en 268—275. Met een kaart van het Diëng-plateau, schaal 1:40.000; en een afbeelding van de rotsinscriptie. Junenvan. Carton van het Diëng-gebergte, schaal op zijne kaart van 6 550.000’ 1 Java 1 | eran ÍS. ava 1855, die zelf op schaal 550.000 Í° 126 Nersenen. Tijdschr. II 1855. Berigten blz. XIV, XV. Bericht dat de heer A. W. Kinper afteekening heeft gezonden van een koperen plaat van het Diëng-gebergte. Crawrurp. A descriptive Dictionary etc. 1856, p. 120: Diëng; p. 560: Gunung Prau. Buppineu. Neerlands Oost-Indië 1°1859 p. 207. Over Diëng. Mickrer. Aanteekeningen aangaande het Diëng-gebergte etc. opgenomen in 1859. Natuurk. Tijdschr. v. Neerl. Indië XXIII 1861 p. 54—67. Hierbij behoort eene kaart, die hier echter niet gepubliceerd is. Waarschijnlijk dezelfde kaart, die later gedrukt is in het Tijdschr. v. h. Aardr. Genoot- schap II 1877. Leemans. Algemeene Konst- en Letterbode 1861, N°. 55 p. 257-—258. Oud Kawi-opschrift door Dr. F. Junenvan op Java ontdekt. Het jaartal wordt 1155 Caka opgegeven (moet wezen 1152). Wirsen. Fragment uit eene beschrijving van de Residentie Bagëlen. Tijdschr. XI 1862 p. 448—455. Over Diëng en de trappen daarheen. Van KinsBerGEN. Photo's van den Diëng, genomen in 1864, N°. 89—150. Twee en zestig stuks photogrammen van tempels, beelden en een beschreven steen. (de hana sima-steen N°. 145 en 146). Leemans. Oudheidkundige onderzoekingen en ontdekkingen op Java. Vers. Med. Kon. Akad. Lett. VIII 1865, p. 501: Twee steenen van den Diëng, die eerst te Batoer, toen te Banjoemas waren. (Dit zijn de steenen Panggonan. VerB.); p. 502: Over indruksels van twee voeten op steenen op den Goenoeng Prahoe; p. 504: Over Diëng, uit een brief van FriepericH; p. 306—555: LrerMANS over den Diëng, naar verslagen en teekeningen van CorneLtus (een nederlandsch genie-officier, die in opdracht van Rarrres in 1814 den Diëng bezocht; BaKeR was daar in 1815, Horsrierp in 1816) Horsrierp, Rarrres (Baker) JunenumN, SieBURGH, Buppineu, BRUMUND, (manuscript) en Wirsen. Bruuunp. Verh. XXXIII 1868, p. 156—161. Over Diëng. FriepericH. Rapport over reizen gedaan op Java. Tijdschr. XXIII 1876, p. 44-52. Friepericu bezocht den Diëng in 1864; het stuk is geteekend Buitenzorg 17 Juni 1868, maar is eerst 8 jaar later gedrukt. Leemans. Boro Boedoer 1875, p. 418—419. Over Diëng. Kern. Bijdr. Kon. Inst. 5° reeks IX 1874, p. 208. Mededeeling dat volgens Conen Sruanr de naam Diëng (dihyang) op oude oorkonden van Java voorkomt. Frereuson. History of Indian and Eastern Architecture 1876, p. 659—660. Over het »Djeing Plateau”. Vern. Tijdschr. v. h. Aardrijkskundig Genootschap I 1876, p. 552. Uittreksel uit een voordracht over den Diëng. Heinen Pr. Drie bergvlakten op Java. (Ténggër, Diëng, Bandoeng). Tijdschr. »Onze wachter” 1877, p. 55—78. Het plateau van Diëng. Vera. Tijdschr. v. h. Aardr. Genootschap II 1877 p. 557. Een woord bij 127 de kaart van het Diëng-gebergte. Met een kaart, schaal 1:50.000. (Waarschijnlijk: de kaart door Mickrer bedoeld, zie boven). Vern. Java Il 1878, p. 27, 28, 47 en 49—67. Vern. Eigen Haard 1879, p. 265. Tjandi Ardjoena; met afbeelding van den tempel. Horre. Alphabetten 1882, p. 48. Afbeelding der rotsinscriptie met jaartal 1150 Caka (moel wezen 1152). Leemans. Catalogus Leiden 1885, p. 115 N° 1—15. Teekeningen van Diëng-tempels ete: p. 125 N°. 121: Teekening der rotsinseriptie Diëng, door Juneuvan; p. 126 N°. 160—162: Teekeningen door Winsen van Diëng-tempels in inkt; p. 127 N°. 177—181: Teekeningen door Wirsen van Diëng-tempels in potlood. Branpes. Tijdschr. XXXI 1886, p. 250-252 de noot. Over Diëng-steenen. Grorneverpt. Catalogus 1887. Vier en veertig beelden en andere voorwerpen van den Diëng, nu in het Museum. StEeNEN beelden, basreliefs enz. N°. 22, 24, 58, 95, 96, 156, 137, 152, HS 182, 191, 505, 504, 529, 551, 555, 556, 567, 400, 407—410, 419, 458, 459, 448, 449, 454 — 460. Samen 55 stuks. Meraren beelden N°s. 511, 692. Twee stuks. BRANDES in GROENEVELDT'S Catalogus 1887. Beschreven steen N°. 18 van den Diëng. | Branpes. Tijdschr. XXXII 1888, p. 108, de noot. Over Diëng, en het jaartal 751 Caka op den hana sima-steen. Noruren 1 1865, p. 56—58; 72. Gouv. besluit van 2 December 1862, N°. 1, waarbij de Directie van het Bat. Genootschap gemachtigd wordt, met den heer J. Van KispBereeN eene overeenkomst aan te gaan tot het vervaardigen van photographiën van oudheden. Bericht dat die overeen- komst gesloten is bij acte van 27 December 1862. N. B. De heer Van Kinspereen vertrok in April 1865, bereisde Buitenzorg, de Preanger-Regentschappen, Cheribon, Pékalongan, overal oudheden photographeerende, en kwam in 1864 op den Diëng aan, waar hij 62 photogrammen vervaardigde. Noturen 1 1863, p. 278, 279. Aanbieding door Mr. v. p. Cris, namens JunenuuN, van eene photographische afbeelding der rotsinscriptie van den Diëng. Noruren II 1864, p. 226—228. Over aankomst van den heer Van KiNsBERGEN op Diëng, en begin der uitgravingen aldaar. Noturen Il 1864, p. 261-—269. Brief van Van KinsBerGeN dd. Wanasaba 50 September 1864; over 62 genomen photogrammep, en uitgravingen op het Diëng-plateau. Noruven III 1865, p. 25. Aanbieding voorwerpen van Diëng door v. KinsBeRGen. Noruzen II 1865, p. 60—65. Jaarverslag van de Directie van het Bat. Genootschap, over de werkzaamheden in 1864. 428 Norvren IIL 1865, p. 108 —114. Brief van de commissie (Mrs. H. Rocnusser, H. D. Levyssonn Norman en N. P. Var per Bene) dd. Diëng 18 Mei 1865, over de opgravingen aldaar. Noruren III 1865, p 115—120. Missive van het bestuur van het Bat. Genootschap aan de Regeering over de wijze van voortzelting der uitgravingen. Noruren IV 1866, p. 82--88. Gouv. besluit van 4 Maart 1866 N°. 8, over de voortzelling der uitgravingen op den Diëng. Noruren IV 1866, p. 159—160. Jaarverslag der Directie van het Bat. Genootschap, over de werkzaamheden in 1865. Noruren IV 1866, p. 186. Bericht van ingenieur G. A. Per van 19 Juli 1866, over den stand der Diëng-uitgravingen. „Noruren IV 1866, p. 252255. Verslag stand Diëng-uitgravingen, missive van 24 Augustus 1866, door ingenieur Per. Norvren IV 1866, p. 257 —260. Verslag stand Diëng-uitgravingen op 19 Augustus 1866, missive van 9 Nov. 1866. Door ingenieur Per. Noruren V 1867, p. 44—45. Verslag ingenieur Per over stand werkzaamheden Diëng op 18 Maart 1867. Noruren V 1867, p. 60 —61. Verslag ingenieur Per over stand werkzaamheden Diëng op 21 Mei 1867. Noruren V 1867, p. 88—92. Verslag ingenieur Per over stand werkzaamheden Diëng op 10 September 1867. Hierin wordt gehandeld over 2 trappen, één bij het meer Tjcbong, één naar de zijde van Pekalongan bij desa Kemplong (Sigcmplong) en D les. Noruen VI 1868, p. 22—24. Brief van den Controleur van Kéboemen over trap langs D.les en Sigëmplong naar den Diëng. Noturen VI 1868, p. 54—59. Verslag ingenieur Per over stand werkzaamheden Diëng op 22 Januari 1868. Hierbij een verslag over trappen bij het meer Mendjer. Noruren VIT 1869, p. 45. Verslag ingenieur Per over Diëng tot 7 Juni 1869. Noturen VII 1869. Bijlage N. Papieren van Frreverrcu. Hierin zijn vermeld 5 afdrukken van een Dièng-steen. Noruren \III 1870, p. 28—29. Verslag ingenieur Per over Diëng tot 20 Januari 1870. Noruren VIIL 1870. Bijlage D. Verslag ingenieur Per over Diëng tot 10 Seplember 1870. Noruren IX 1871, p. 64. Aanbieding van een afteekening eener inscriptie op een Diëng-steen, gevonden bij tjandi Darawali. Noruren IX 1871. Bijlage A. Verslag ingenier Per over Diëng, tot 10 Juni 1871. Hierin wordt gehandeld over het vinden van een beschreven steen bij tempel Darawati, den noordelijksten tempel van het plateau. Noruren X 1872, p. 52. Bericht over ontvangst te Batavia van den steen gevonden bij tjandi Darawati. Dit is steen Museum N°. 18. Noturen X 1872, Bijlage 1. Verslag ingenieur Per over Diëng tot 1 Juli 1872, | | 129 Noruren XI 1875, p. 112, 115. Mr. Van per Cris deelt mede, dat hij bij de pasanggrahan Diëng uit 150 beelden en fragmenten van tempels 42 stuks heeft uitgezocht, die geschikt zijn om naar Batavia vervoerd te worden. Noruren XIII 1875. Bijlage B. Verslag ingenieur A. Mier (ingediend door Eerstaanwezend ingenieur A. WE. Van Haastert) over Diëng tot medio 1875. (Eerste verslag sedert Juli 1872, Not. X 1872. Bijlage I). Noruren XIV 1876. Bijlage B bij- notulen van 15 Juni 1876. Verslag ingenieur Muer (ingezonden door ingenieur Van Haasrert) over Diëng van medio 1875 tot begin 1876. Zeven fundamenten opgegraven. Noturen XIV 1876. Bijlage A bij notulen van 1 Augustus 1876. Brief ingenieur Per over Diëng tot 22 April 1876; voorafgegaan door een levensbericht van den ingenieur G. Á. Per door het bestuur van het Bataviaasch Genootschap. Noruren XV 1877 p. 61. Over het verloren gaan van eene teekening van het Diëng-plateau, en de ontvangst eener nieuwe kaart van den ingenieur A. Muer. | Noruren XV 1877, p. 105, 129, 142. Berichten over het vinden van een ‚klein beeldje, nog 2 beelden, en een ganeca op Diëng, door ingenieur Mier. Noruven XV 1877, p. 115 en 150. Bericht over het vinden van 2 brokstukken van een beschreven steen en nog 2 stukken van denzelfden steen op het Diëng-plateau. Noruren XV 1877. Bijlage C. Verslag ingenieur Murr over Diëng tot ultimo 1876. Nog 5 kleine fundamenten opgegraven, nabij de oude waterleiding. Op de kaart zijn deze 5 niet aangegeven. Noruren XVI 1878, p. 19. Bericht over 2 beeldengroepen, gevonden op het Diëng-plateau. Noruren XVI 1878, p. 57. Bericht van den Resident van de Bagëlen, dat bij het verslag over Diëng (zie Bijlage IV) gevoegd zijn 14 plattegrondteekeningen van fundamenten. Noruren XVI 1878. Bijlage IV. Verslag ingenieur Mier over Diëng tot ultimo 1877. Hierbij 14 teekeningen van fundamenten, en een »Staat, aantoonende het aantal, de soort en de vindplaats der benoorden de pasanggrahan op het Diëng-plateau bewaard wordende oudheden”. Deze staat bevat 56 nommers. Noruren XVI 1878, p. 45. Gouvernements besluit van 5 April 1878, N°. 21, waarbij wordt te kennen gegeven dat het der Regeering niet wenschelijk voorkomt de opgravingen op den Diëng voort te zetten. (Bij besluit van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid van 24 April 1878 N°. 4864 zijn de opgravingen gestaakt en f 500 ’sjaars voor gewoon onderhoud-toegestaan.) Noturen XXIV 1886, p. 29. Over afteekeningen van 5 inscriptie’s op Diëng- steenen, door Mevrouw Leper. OUDHEDEN VAN JAVA, 9 150 Noruren XXIV 1886, p. 127. Over 2 afdrukken van Diëng-steenen, gezonden door den heer J. F. ScurLrema. Noruren XXIV 1886, p. 186—189. Branpes over 11 Diëng-steenen, waarvan er twee dezelfde zijn, dus 10. Hiervan zijn er twee weg, blijft 8. Noruren XXV 1887, p. 61 en 62. Braves, over verzending van (72) Diëng- steenen. Noruren XXV 1887, p. 85. Branpes over Diëng-steenen. Nu 7 stuks in het Museum, Noruren XXVI 1888, p. 2, 5 en 25. Over 5 nieuwe Diëng-steenen en brokstukken. Ld Noruren XXVI 1888, p. 41. Verzending dezer 5 steenen naar Batavia. Noturen XXVI 1888, p. 62. BrANDes over deze steenen; slechts twee ontvangen ; één daarvan is het ruggestuk van een beeld of iets dergelijks, zonder schrift, de andere is de hana sima-steen door Van Kinsgereen afgebeeld, Photo's N°. 145 en 146. Deze is van 751 Caka. Noruren XXVI 1889, p. 150—152. BrAnpes over 11 (eigenlijk 9) Diëng- steenen, waarvan er nog één ontbreekt. Noruren XXVIII 1890, p. 9 en 10. VerBeek over inscriptie op een rots, ontdekt in Augustus 1889 door den controleur Von Enpe, met twee niet zeker leesbare jaartallen (956? en 950? Caka). 222. Residentie Bagelen. 45 beelden en andere voorwerpen van steen en metaal, van verschillende vindplaatsen uit de residentie Bagelen, nu in het Museum te Batavia, vermeld in GRoENEVvELDT s Catalogus. Makende met de reeds vermelde van Srëpeng (1), Rétja (4), Wanasaba (40), Lédok (44), Pésindon (21) en Diëng (44), samen 154 _ beelden en andere voorwerpen van de residentie Bagëlen. Ook zijn uit deze residentie afkomstig de Kawi-Oorkonden (Conen Stuart) N°. XVIII en XX, N® XVII is van 746 Caka (copie?). N° XX is van 841 Caka (volgens Dr. Branpes). De plaat N°. XX is in het Rijks Museum van oudheden te Leiden. (Zie Leemans Catalogus Leiden 1885, p. 102 N°. 526). e Ln * - ï 1 . ij» . { it ' t | # 40 p ï 8 p 1 - { IEN $ Ks Ì ar RESIDENTIE KEDOE, ___De oudheden van deze residentie zijn gerangschikt naar de districten, welke zijn: Soemawana, Lämpoejang, Käëdoe, Djëtis en Prapak in de afdeeling Témanggoeng; Bandongan, Minoreh, Magëlang, Ngasinan, Balak, Prabalingga en Rémameh in de afdeeling Magëlang. District Soemawana. Gedong Sanga. De zoogenaamde »Negen tempels”; een tempelgroep, die gedeeltelijk op grondgebied van Kèdoe, gedeeltelijk op grondgebied van Sëmarang ligt. Deze tempels zijn reeds bij de residentie Sëmarang beschreven (zie N. 148). 223. Kenteng. De desa ligt 1 kilometer ten zuiden van Soemawana. Drie ronde steenen met gaten van boven; waarschijnlijk blokken om rijst in te stampen. HoeEPERMANS. Manuscript 1865 (In het Museum). 224. Pertapan. Een heuvel aldus genoemd, onder de desa Kali lengseng. Men vindt Hoerermans. Manuscript 1865 (In het Museum). 225. Tiana. Bij desa Kaloran. Een slecht geconserveerd beeld. HorrerMans. Manuscript 1865 (In het Museum). 154 226. Soetjen. In het gehucht Mandang der desa Soetjen zijn in 1887 verscheidene zilveren voorwerpen in den grond gevonden. Daaronder zijn zonneschermen voor beelden met inscriptie's. Eén daarvan, van 765 Caka, is zeer belangrijk, omdat daarbij vermeld wordt, dat de pajong geschonken is in de maand Caitra, op den 15e (der lichte helft van de maand) bij maansverduistering, op Maandag. Deze datum komt overeen met 19 Maart 845 n. Chr., op welken datum werkelijk eene maansverduistering heeft plaats gehad. Lit. Noturen XXV 1887, p. 55. Bericht over het vinden van gouden en zilveren voorwerpen in het gehucht Mandang, desa Soetjen. Noruren XXVI 1888, p. 20—25. Ontvangst der voorwerpen van Mandang, met nota van Branpes. Het jaartal op een der pajong’s is 765 Caka. Noruren XXVI 1888, p. 111—115; en p. 115—117. Nota's van Professor J. A. C. Ouprmans en van BrAnpes over den datum op den zilveren pajong van Mandang, waarop eene maansverduistering plaats had. Die datum is 19 Maart 845 na Chr. | Noruren XXVI 1888, p. 45 en 94. Over zilveren bak, waarin de voorwerpen van Mandang geborgen waren. Aangekocht door het Museum. 227. Kandangan. Een ronde steen met gat van boven (rijstblok) staat in deze desa. Lit. Hoerermars. Manuscript 1865 (In het Museum). 228. Loh kenteng. Een ronde steen met gat van boven (rijstblok) in deze desa. Lit. Horpermans. Manuscript 1865 (In het Museum). 229. Wanasari. Een badplaats, 1°/, meter diep. Op den bodem is in der tijd een steenen urn of doos gevonden, die in October 1865 naar Magëlang is gebracht. Waar die doos zich nu bevindt, is onbekend. Lit. Horerenvans. Manuscript 1865 (In het Museun)). 155 230. Pakoenden. Twee groote steenen zonder schrift, echter blijkbaar gereed gemaakt om te beschrijven; verder tempelsteenen. Lit. Hoepenmaxs. Manuscript 1865 (In het Museum). 231. Gewanoe. Ten zuiden van desa Dalman. Ken javaansche kerk met een onderstuk, gebouwd van tjandisteenen. Daaronder is een voetstuk (z.g. joni). Lit. Horepermans. « Manuscript 1865 (In het Museum). 232. Kedoeng lo. Een geheel vervallen tempel en enkele beelden. De voorwerpen van __Pakoenden, Gëwanoe en Plikon zijn waarschijnlijk alle van Kèdoeng lo afkomstig. EK Lit Hoepenmans. Manuscript 1865 (In het Museum). 233. Plikon. Een ganeca-beeld en 6 ronde gebeitelde steenen. Lit. ij HoreperMans. Manuscript 1865 (In het Museum). District Lempoejang. 234. Tjandi Argapoera, ook Tjandi Gedong genaamd. Een tempel (waarschijnlijk waren er vroeger meer) aan de helling van _ het Prahoe-gebergte, nabij de Sémarang’sche grens. Alleen de fundamenten zijn over. De trap ligt aan de oostzijde. Verder beelden en voetstukken. Ook zijn van hier afkomstig 2 rakshasa’s en 2 singa's bij de regentswoning te Témanggoeng en één beschreven steen, die gebruikt zou zijn voor een riool van de assistent- resident’s woning te Témanggoeng (£). Elders, bij de beschrijving van de oudheden _ der hoofdplaats Témanggoeng, zegt Horpenmans dat er twee beschreven steenen _ te Témanggoeng waren, beide afkomstig van Tjandi Argapoera. Lit. HoreperMans. Manuscript 1865 (In het Museuni). 156 District Kedoe. 235. Telahap. Een groote beschreven steen, in twee stukken, gevonden bij paal 28. Vervoerd naar de controleurswoning te Magëlang, nu zoo het schijnt verloren. Bij Telahap is bij gelegenheid van eene aardstorting op 25 April 1866 aan de oevers der rivier Gandoel een steenen trap van 89 treden gevonden. Lit. HorrerMans. Manuscript 1865 (In het Museum). Noruren IV 1866, p. 184, 209 en 252. Nor. V 1867, p. 16. Over trap Télahap. Per. Tijdschr. XVI 1867, p. 471—474. Over trap Télahap. AFDRUKKEN van steen Teélahap vermeld in Frrepericu’s papieren, Not. VI 1869 Bijlage N; en Not. XIV 1876 Bijlage II N°. 14 der afdrukken van het Museum te Batavia. Vern. Java II 1878, p. 69. 236. Tjandi Keboemen. Een geheel vervallen tempel, trap aan de oostzijde, bij desa Boemen of Keboemen. Verder een voetstuk. Lit. HoreperMans. Manuscript 1865 (In het Museum). Frieperscu. Tijdschr. XXIII 1876, p. 109—111. Een vervallen tempel. 237. Tjandi Bongkol. Een geheel vervallen tempel en een zeer groot gebroken voetstuk (joni), 1.50 meter lang. Een beschreven steen is van hier gebracht naar het residentiehuis te Magélang. Verder in de desa Tjandi, een weinig ten westen van de Tjandi Bongkol, beelden (nandi, voetstukken, ganeca, twee banaspati’s) en een groote hoeveelheid tempelsteenen. Lit. HorpeRrMans. Manuscript 1865 (In het Museum). Frieperien. Tijdschr. XXIII 1876, p. 109. Een vervallen tempel in desa Bongkol, 4!/, kilometer van Tjandi Kéboemen. AFDRUK STEEN, waarschijnlijk van Bongkol, vermeld in Frriepericm’s papieren Not. VII 1869 Bijlage N, als afdruk steen Magëlang, en in Not. XIV 1876, Bijlage IL, N°. 15 der afdrukken van het Museum te Batavia, als wellicht? afkomstig van Moentoeng (?). | Hd 238. Kramat. Nabij den oever van het riviertje Témpoeroeng, op het gebied der desa _ Kramat, maar nabij desa Djamoes, 5 kilometer van Djoemprit, vindt men een nandi met eene slapende vrouw op hetzelfde voetstuk. Verder 4 voetstukken (z.g. Joni's) een nandi, en tempelsteenen. Lit. Horpermans. Manuscript 1865 (In het Museum). 239. Tjandi Perot. Een tempel tusschen de wortels van een grooten boom. Een beschreven steen van hier is gebracht naar het residentiehuis te Magëlang. De steen is van 774 Caka, is in 1890 naar het Museum te Batavia gezonden, en opgenomen als steen N°. 80. Lit. Juneuvun. Tijdschr. v. Nederl-Indië 6° j. II 1844, p. 554. Buppinen. Neêrlands Oost-Indië I 1859, p. 179 en 185. HorperMans. Manuscript 1865 (In het Museum). AEDRUKKEN van een steen afkomstig van Tjandi Pérot, toen te Magélang, vermeld in Friepericu’s papieren. Not. VIT 1869 Bijlage N; en Not. XIV 1876, Bijlage II N°. 21 der afdrukken van het Museum te Batavia, als afkomstig van Pring Apoes (?). Leemans. Boro Boedoer 1875, p. 420—454. Vern. Java II 1878, p. 68. Noruren XXVIII 1890, p. 52. Ontvangst steen Magëlang te Batavia. 240. Tjandi Pring apoes. Een tempel, ingang aan de westzijde. In de kamer van deze tjandi staat een nandi, lang 4.44, hoog 0.60 meter. Vijf minuten gaans van de desa Pring apoes staat in de sawah nog een nandi. Lit. Junenuun. Tijdschr. v. Nederl-Indië 6° j. IL 1844 p. 556. HoeperMANs. Manuscript 1865 (In het Museum). Vern. Java II 1878, p. 68. 24l. _Telaja. Ligt vlak bij desa Tradji. Vijftien groote vierkante bekapte steenen, 1 meter lang en breed en van boven met een kromme figuur voorzien, die boven de oppervlakte een weinig uitsteekt. Lit. Horepermans. Manuscript 1865 (In het Museum). 158 242. Tradji. Een voetstuk, een lingga en tempelsteenen. Lit. Hoepermaxs. Manuscript 1865 (In het Museum). 243. Karang tengah. De desa ligt nabij Tradji. Drie stukken van een beschreven steen, één daarvan is eenigen tijd bij het controleurshuis te Magëlang geweest, en is uu verloren. De 2 andere stukken zijn nu in het Museum te Batavia, opgenomen als de steenen N°. 27 en 54. Lit. Horepermans. Manuscript 1865 (In het Museum). AFDRUKKEN van steen Karang tengah vermeld in Friepericu’s papieren Not. VII ___1869 Bijlage N, en in Not. XIV 1876 Bijlage 1, N°. 18 der afdrukken verzonden naar Leiden, en Bijlage IT N°. 17 der afdrukken van het Museum te Batavia. Branves in Groeneverpt’s Catalogus 1887. Steenen N° 27 en 54 (waarbij opgegeven wordt vaf komst onbekend”) zijn de twee fragmenten van den steen Karang téngah. 244. Goenoeng Pertapan. Niet te verwisselen mel Pértapan in het district Soemawana (zie boven). Een geheel vervallen tempel, alleen de fundamenten nog te zien, op den heuvel Pértapan bij desa Tjandi, 1'/, kilometer van Tradji. Lit. HorererMans. Manuscript 1865 (In het Museum). 245. Goenoeng Ambeng. Een van boven plat afgegraven heuveltje bij de desa Gédong sëpatian; op dien heuvel heeft waarschijnlijk een of ander gebouw gestaan. Ik vond er in 1887 alleen eenige bekapte steenen van zachte verweerde andesietbreccie. 246. Margawati. Ten westen van Wirasari; op de topographische kaart foutief »Karang” genoemd. Hier was vroeger het centrum van de fokkerij der uitstekende Kädoe-paarden. 159 _ Men vindt er twee steenen, gereed gemaakt om te beschrijven; ook is hier in 1865 bij uitgraving een urn met beschreven gouden plaatjes gevonden. Waâár de urn gebleven is, is onbekend, de gouden plaatjes zijn wellicht die vermeld als N°. 789 in Grorneverprt’s Catalogus. Lit. HoeperMans. Manuscript 1865 (In het Museum). GROENEVvELDT. Catalogus 1887 N°. 789 en noot op p. 227 van Branpes. Zes stuks beschreven gouden plaatjes uit de Kédoe. 247. Wirasari. Een beschreven steen in het gehucht Wirasari der desa Wiradana. Waar die steen gebleven is, is onbekend; te Wirasari is hij niet meer. Lit. Horepermans. Manuscript 1865 (In het Museum). AFDRUKKEN VAN STEEN Wirasari vermeld in Friepericu’s papieren. Notulen VII 1869, bijlage N. 248. _Ngoemhoelan. Een kleine beschreven steen van 786 (aka; afdruk in het Museum. Lit. Hoerenmans. Manuscript 1865 (In het Museum). AFDRUK VAN STEEN NeoeMBoELAN vermeld in Frrepericn’s papieren, Notulen VII 1869 bijlage N, en Not. XIV 1876 Bijlage II, N°. 19 der afdrukken van het Museum te Batavia. District Djetis, 249. Gandasoeli. De plaats ligt 5 kilometer ten zuiden van Parakan. Een geheel vervallen tempel op de plaats genaamd »tjandi”. Een groot gedeelte der steenen is verbruikt voor het koffiepakhuis en de brug te Parakan. Verder een nandi met slapenden man (pendant van de nandi met slapende vrouw van desa Kramat, zie boven), 2 vierkante en 2 ronde steenen met eene holte in het midden, en twee (of drie) beschreven steenen. Een er van is eerst in de desa Diwak, toen _ bij de controleurswoning te Magëlang geweest, nu, zooals het schijnt, verloren. De andere is een beschreven ruwe riviersteen, nog ter plaatse; deze bevat 14 __ regels schrift en is van 769 Caka. 140 Er bevindt zich in het Museum nog een afdruk van een derden steen, ook vermeld als van Gandasoeli. Het is onbekend waar die steen nu is. Lit. Hoerrrmans. Manuscript 1865 (In het Museum). AFDRUKKEN VAN STEEN GANDASOELI N°. 2 en vAN STEEN Drwak (= Gandasoeli N°. 1) vermeld in Friepericn’s papieren, Notulen VII 1869 Bijlage N; verder in Not. XIV 1876. Bijlage I, N°. 16 en 17 der afdrukken naar Leiden verzonden, en Bijlage Il, N°. 20 en 18 der afdrukken van het Museum te Batavia. 250. Nagasalam. (N.B. Eén kilometer ten N. W. van deze desa ligt in het district Këdoe een 2° desa Nagasalam). Vier metalen beelden, nu in het Museum te Batavia. Lit. Notvren XVI 1878, p. 45, 46. Over 4 beelden van »Nogosalam”. Groereverprt. Catalogus 1887. Voorwerpen N°. 485, 496, 528 en 608. Wishnoe, ciwa, ganeca, bodhisatwa. 251. Temanggoeng. Hoofdplaats der afdeeling. Bij het huis van den Regent twee singa’s, 2 ganeca’s, 2 rakshasa’s en 2 andere beelden, alle geteerd. Verder eenige nagemaakte beelden van kalk en steenen, ook geteerd. Vóór het huis van den Controleur stonden vroeger (1865) twee beschreven steenen, waarvan er volgens HorpeRMaANs één gebruikt zou _ zijn voor een riool (}). Al deze voorwerpen zijn, zooals reeds boven gezegd is, volgens HorprRMAns, afkomstig van Tjandi Argapoera, in het Prahoe-gebergte. In November 1889 vond ik op het regentserf te Témanggoeng 2 beschreven steenen; beide hebben een vooruitstekenden rand;.één daarvan is in 1890 naar Batavia gezonden en gebleken te zijn van 786 Gaka; opgenomen als steen N°. 81. De steen waarvan FriepericH een afdruk maakte, heeft ook het jaartal 786 (aka, maar deze steen heeft blijkens den afdruk een anderen vorm. Wellicht is dit de steen die nu nog te Témanggoeng is; het opschrift is nagenoeg onleesbaar geworden, en het zal dus moeilijk uit te maken zijn, of dit werkelijk de steen is, door Frrieperrcn vermeld als afkomstig van Tjandi Argapoera. De oude controleurswoning is nu de assistent-residents woning; hier zijn geen oudheden meer. 441 Uit het regentschap Témanggoeng, zonder nadere opgaaf der vindplaats, is afkomstig een koperen plaat, waarvan transcriptie door [lorur in Verh. XXXIX 1880. Lit. Horepermans. Manuscript 1865 (In het Museum). AFDRUK VAN STEEN bij controleurswoning Témanggoeng vermeld in Frreperrcu’s papieren, Notulen VIL 1869 Bijlage N. Friepericn. Tijdschr. XXIII 1876, p. 108. Témanggoeng, beschreven steen bij controleurswoning; op erf Regent 2 singa’'s en 2 rakshasa’s. Horre. Notulen XIII 1875, p. 85 en Notulen XIV 1876, p. 75. Over koperen plaat door den Regent van Témanggoeng aan den Resident Trom, en door dezen aan het Genootschap geschonken. Horre. Verh. XXXIX 2° stuk 1880. Transcriptie van de koperen plaat van Témanggoeng. VergreK. Not. XXVIII 1890, p. 11. Over 2 steenen te Témanggoeng. Noruren XXVIII 1890, p. 52. Ontvangst van één der twee steenen van Témanggoeng te Batavia; deze is van 786 Caka, even als de steen, waarvan Frrepericu een afdruk maakte, maar die blijkens dien afdruk een anderen vorm had, en dus niet dezelfde kan zijn. Waarschijnlijk is dit de steen, die nu nog te Témanggoeng staat; de twee steenen, door HorPeRMANS bedoeld, zouden dan beide terecht zijn, en het bericht dat er één voor een riool gebruikt zou zijn, onjuist wezen. Noruren XXVIII 1890, p. 55. Bericht dat de steen, die nu nog te Témanggoeng is, te zwaar is om vervoerd te worden. 252. Brongkol. Een mêësighit (javaansche kerk), waarvan het onderstuk uit tempelsteenen bestaat. Aan één der hoeken een voetstuk. Lit. Horepenmans. Manuscript 1865 (In het Museum). 253. Paingan. „ Ten zuiden van Témanggoeng. Op de topographische kaart staat Pahingan of Paningan. Een gouden beeldje, hoog 18.8 centimeter, met voetstuk, lotuskussen en ROterstak van zilver. Nu in het Museum. Lit. Notvren I 1865, p. 505, 506. Gouden wishnoe-beeld van Paingan, gekocht voor f 7532. Groeneverot. Catalogus. Voorwerp N°. 486. Wishnoe-beeld van Paingan. 142 254. Boemen wetan. In de oude desa Moengséng boemen, nu vereenigd met Boemen wetan, staat een groote banaspati. Lit. HorPerMANs. Manuscript 1865 (In het Museum). 255. Pikatan. Een geheel vervallen tempel. Lit. HorperMans. Manuscript 1865 (In het Museum). 256. Wanakersa. Nabij deze desa, 1'/, kilometer ten zuiden van desa Tambarak, twee heuvels, waarop tempeltjes gestaan hebben, die nu geheel vervallen zijn. De steenen der tempels te Pikatan en Wanakërsa zijn gebruikt voor de Praga-brug bij Kranggan en de mësighit te Brongkol. Lit. Horepermans. Manuscript 1865 (In het Museum). 257. Bakalan. Bij desa Loenge. Een zeer groote lingga. Lit. [loepermans. Manuscript 1865 (In het Museum). District Prapak. 258. Koentjen wetan. In de desa Koentjen wetan, nabij desa Ngëpok, een graf, genaamd Séntana dawa, met een rond steenen grafpaaltje aän elk uiteinde. Bij het noordelijke paaltje liet een platte beschreven steen in 5 stukken. De steen is van 800 Caka. Lit. HorepeRMANs. Manuscript 1865 (In het Museum). AFDRUKKEN STEEN »Ngöpok” (— Koentjen wetan) vermeld in Frieperrcn’s papieren Notulen VII 1869 Bijlage N; en Not. XIV 1876, Bijlage II, N°. 16 der afdrukken van het Museum te Batavia, 145 259. Sela gana of Tjandi gana. Twee geheel vervallen tempels op den berg Soekarini bij doekoeh Ngobaran der desa Bawang. Volgens den Controleur Krurssgoom zijn de fundamenten nog te zien. Niet door mij bezocht. Lit. Horpermans. Manuscript 1865 (In het Museum). Friepericn. Tijdschr. XXIII 1876, p. 100—105. District Bandongan. 260. Sela gria. Een tempel met 5 buitennissen, waarin ciwa als goeroe, ganeca en doerga, aan de zuid-, west- en noordzijde geplaatst zijn. De kamer is leeg. De ingang liet aan de oostzijde; aan beide zijden van den ingang een deurwachter. Lit. Buppinen. Tijdschr. v. Nederl-Indië 1e j. II 1858, p. 407—410. Tempel Selo Grio. Is in 1855 door Resident Hartman ontdekt. Junenvun. Tijdschr. v. Nederl-Indië 6° j. II 1844, p. 556. Over Selo grio. Met afbeelding, vervaardigd in het jaar 1840. | Buppinen. Neêrlands Oost-Indië [ 1859, p. 179 en 185. | Horerermans. Manuscript 1865 (In het Museum). Friepericu. Tijdschr. XXIII 1876, p. 90—96. Leemans. Boro Boedoer 1875, p. 420. Vern. Java II 1878, p. 69. Noruren XXIII 1885, p. 59. Aanbieding van eene photographie van Sela gria door den heer W. Merer. Leemans. Catalogus 1885, p. 126 N° 1635. Teekening in inkt van Tjandi Selo grio door Wisen. 261. Desa Tjandi goenoeng. Bij desa Sangoe banjoe. Beelden en tempelsteenen. Onder de beelden een gebroken ganeca, een afgeslepen nandi en een voetstuk (volgens Controleur Kruissroou). | Lit. HoeperMans. Manuscript 1865 (In het Museum). 144 262. Grot Watoe rong of Sela rong. In het gebergte Beser, boven de doekoeh Trésmi, der desa Paren (niet op de topogr. kaart voorkomende) een onafgewerkte tempelgrot met lingga’s en voetstukken. De ingang is door afstorting van steenen nu grootendeels gesloten, zoodat men alleen kruipend kan binnenkomen. Een lingga met voetstuk is nog le zien. Mededeeling in 1890 van den Controleur van Magëlang G. L. H. Krurssgoon. Lit. Horpermans. Manuscript 1865 (In het Museum). Fareperrcn. Tijdschr. XXIII, 1876, p. 98—99. District Minoreh. 263. Desa Tjandi. Deze desa ligt 5 kilometer ten zuiden van Salaman. Een nandi en 2 voetstukken, benevens gebakken tempelsteenen. Lit. HorperMans. Manuscript 1865 (In het Museum). 264. Kanggan. Een desa, ongeveer 1 kilometer ten westen van Bara boedoer aan den grooten weg naar Salaman. Hier staat een voetstuk, waarnaar men vroeger met een steenen trap afdaalde; de trap is nu met aarde overdekt. Mededeeling van den Controleur van Moentilan, G. J. HAssELMAN. 265. Bara Boedoer. Een prachtig boeddhistisch bouwwerk, het grootste hindoe-monument van Java, wel bekend uit de beschrijving van Professor GC. Leemans, de daarbij behoorende platen van Wirsen, en de photogrammen van Van KiNSBERGEN. Boeddha-hoofden en enkele boeddha-beelden van hier zijn in het Museum te Batavia. Boven de kort geleden blootgelegde onderste reeks basreliefs zijn korte inscriptie's aangebracht. Twee boeddha-koppen, van Bara-Boedoer afkomstig, zijn op het landhuis Roempin (Buitenzorg), zooals hierboven vermeld is. (Zie N°. 10). Lit. H. C. Corneumws. »Beschrijving van de ruines, bij den inlander bekend onder 145 de benaming van Borv-Boedoer”. Handschrift met teekeningen van het jaar 1814 in het Rijks Museum van Oudheden te Leiden. Rarrres. History II 1817, p. 29—50 (50—52) »Boro-Bodo”. Met af beelding van een Gandarva op een plaat tegenover p. 44 fig. 1 ; op een plaat tegenover p. 54 afbeeldingen van 2 boeddhakoppen, fig. 2 en 5. In den atlas van 1844, behoorende bij de 2de editie van 1850, komen bovendien nog de volgende platen voor: N°. 45 Plan of the great Pyramidal Temple, called Boro-Bodor (plattegrond). N°. 46 Temple of Boro-Bodor, in the District of Boro in Kedu (Gezicht op den tempel). N°. 47 Outer Elevation of the First Gateway and Facade of the 5 terrace. N°. 48 Elevation of ditto of the 4 terrace. N°. 49 Interior Elevation of ditto of the 4 terrace. N°. 50 Ditto ditto of the 5 terrace. N°. 51 Ditto ditto of the 6 terrace. N°. 52 Elevation and Facade of the Gateway supporting the 7 terrace. N°. 55 Interior Elevation of the Gateway and Facade of the 7 terrace. N°. 54 Elevation and Section of one of the Bell-shaped or conical Temples surrounding the large Gentral one in Boro Bodor. N°. 55 Elevation and Section of the large Central Temple in Boro Bodor. Crawrurp. History of the Indian Archipelago IL 1820, p. 197. Titelplaat (gezicht op Bara Boedoer); plate 19—24 Basreliefs; plate 26 een singa, plate 29 een boeddha in een der klokken van Bara Boedoer. CrawrurD. On the ruins of Boro Budor in Java; with 7 plates. Transactions of the literary Society of Bombay, II 1820, p. 154—166 (2° druk 1876, p. 165—176). A. W. Von Scureeer. Java und Bali. Indische Bibliothek [ 1820, p. 599 en v. W. Von Humgorpr. Úeber die Kawi-Sprache auf der Insel Java [ 1856, p. 120—171. F. G. Vaer. Tijdschr. v. Nederl. Indië 5° j. I 1840 p. 185, 184. SirBuren. Afbeeldingen in olieverf, van Bara Boedoer, en basreliefs van dien tempel; vermeld als N° 7—11 in de lijst van Sregurem’s platen in de Kopiist 1° j. 1842 p. 580 en v. Junenvan. Tijdschr. v. Nederl. Indië 6° j. IL 1844, p. 557. Münnreu. Ind. Magazijn 2° twaalftal 1845, p. 179. Over een beeld op den heuvel Daghi, bij Bara Boedoer gevonden. Breeker. Tijdschr. v. Nederl. Indië 1850, II p. 226. Javascue Oupurpen. 1852 (Gedrukt bij Mrerie te ’s Gravenhage). Een plaat van een trap en poort tusschen de terrassen ; op blz. 1 een basrelief als vignet. Wisen. Tijdschr. [ 1855, p. 255—500. Boro-Boedoer. En Bijlage Il: Over het beeld Oendagie of toekang. Friepericu. Tijdschr. II 1854, p. 1—10. Kenige aanteekeningen op het stuk _ over Boro-Boedoer van Winsen. Wisen. Boro-Boedoer, verklaard in verband met Brahmanendom en Boeddhisme. Handschrift in het Rijks Museum van Oudheden te Leiden. OUDHEDEN VAN JAVA. 10 Â46 Crawruxp. À descriptive Dictionary etc. 1856, p. 66 »Boro Budor”. Winsen. Korte omschrijving van de groote basreliefs welke zich op de 1° (de bovenste) rij van de 1° galerij bevinden. Handschrift van 1857, nu ip het Rijks Museum van Oudheden te Leiden. Tipsenr. v. Neper. Inmië 1858 II p. 105—115. De tempel van Boro-Boedoer in de residentie Kédoe (zonder auteursnaam). BrumunD. Tijdschr. v. Nederl. Indië 1858 II p. 252—260; 275—284; 555596. »Te Boro-Boedoer”’. Buppinen. Neêrlands Oost-Indië I 1859, p. 179. Lassen. Indische Altherthumskunde JV 1861 p. 511—515. Brumunp. Beredeneerde beschrijving van Boro-Boedoer. Handschrift in het Rijks Museum van Oudheden te Leiden. H. Yvre. Journal Asiat. Soc. Bengal. XXXI 1862, p. 20—24. Met fig. 4 en 5 (klokgebouw). Noturen IV 1866, p. 6. Over een onafgewerkt boeddha-beeld, bij desa Ngaran op °/, kilometer van Boro-Boedoer in de sawah gevonden. Frriepericn. Tijdschr. XIX 1870, p. 411—421. Aanteekeningen over de hoofdtempels in Kadoe en Djokjakarta. Geteekend Buitenzorg Mei 1868. (Herdrukt in Tijdschr. XXIII 1876, p. 561—571). Op p. 420—421 (XXIII p. 5370—571) wordt gehandeld over twijfelachtige jaartallen 781 en 871 Caka in de t° en de 4" galerij van Bara Boedoer. Friepersen. Tijdschr. XXIII 1876 p. 66. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 291—299. Over Boro-Boedoer, naar een handschrift van Wirsen. Noruren VIIL 1870, p. 22—25. Bericht van Winsen, dat het plaatwerk Boro-Boedoer eindelijk gereed is, ofschoon de platen reeds van 1850 tot 1855 geteekend waren. Noruren X 1872, p. 91. Gouv. besluit van 15 Augustus 1872, N°. 20, waarbij de Directie van het Bat. Gen. gemachtigd wordt met den heer J. Van KiNsBeRGEN een overeenkomst te sluiten tot het vervaardigen van photogrammen van den Bara Boedoer. Leemans. Boro-Boedoer op het eiland Java, 1875. Met eene kist met platen, bevattende 17 zoogenaamde tekstplaten in étui, en 595 groote platen van basreliefs, bouwkundige teekeningen enz. Op den omslag der afleveringen van de platen een gezicht op Bara Boedoer, naar een van de olieverfschilderijen van den heer SieBuren. (Tekst in het hollandsch en in het fransch). Van KisBerGen. Not. XII 1874, p. 71—74. Verslag over Boro-Boedoer. Van KinsBereen. Not. XII 1874 Bijlage F. Lijst van 65 photogrammen van Bara Boedoer. Frrauson. History of Indian and Eastern Architecture 1876, p. 645—650 Boro-Buddor”. Met 5 houtsneden, fig. 562 halve platte grond en fig. 565 opstand en doorsnede van Bara Boedoer. De eerste figuur komt voor in den atlas der 2° editie van Rarrres’ History, de tweede was daarvoor bestemd (volgens Frereuson) maar is niet opgenomen; fig. 564: Doorsnede van een AAT der klokken (koepels) met een boeddhabeeld er in; fig. 565: De hoofdklok of dom boven op Bara Boedoer; fig. 566: Verkleinde copie van de plaat in »Javasche Oudheden”. Trap en poort tusschen twee terrassen. Vern. Java II 1878, p. 69—85. A. Paren. Plaat in olieverf van Bara Boedoer, in ’skijks Ethnographisch Museum te Leiden. Vermeld in den Catalogus der Amsterdamsche Tentoon- stelling 1885, Groep I, klasse 5, inzending N°. I, voorwerp N°. 22. Leemans. Catalogus Leiden 1885. Voorwerpen van Boro Boedoer. p. 27, N°, 111—115: Vijf hoofden van boeddhabeelden. p. 27 N°. 116—118: Handen van boeddhabeelden. p. 29 N°. 151: Gedeelte van een basrelief. p. 118—120: Teekeningen N°. 42—85, de meeste vervaardigd in 1814 (waarschijnlijk door Cornreums). p. 124 N°. 125 a—f: Photo's van 4 basreliefs, een boeddhabeeld en een tempelwachter. p. 125 N°, 142—156: Teekeningen van onderdeelen van Bara Boedoer. p. 126 N°. 158: Gezicht op Bara Boedoer, teekening in kleuren. p. 128 N°. 186: Beeld Oendagi van Goenoeng Dagi bij Bara Boedoer; teekening in potlood door Wirsen. Noruren XXIII 1885, p. 156, 157. Over opgravingen aan den Bara Boedoer, door de Jogja’sche Vereeniging. Noruren XXIV 1886, p. 27, 28, 115. Branpes, over legenden op de nieuw uitgegraven basreliefs van Bara Boedoer. Noturen XXIV 1886, p. 160—165. BrANpes, over legenden bij de basreliefs, uitgegraven door IJzeRMAN en Rourrarr. Noruven XXV 1886, p. 160. Rourraer, beschrijving der 5 nieuw uitgegraven basreliefs van Bara Boedoer. IJzrrmas. Tijdschr. XXXI 1886, p. 261—268. Tels over den oorspronkelijken voet van Boro-Boedoer. Met een plaat. ä Lremans. Versl. Med. K. Ak. Lett. 5° r. III 1886, p. 95—96. Mededeeling E over de nieuwe ontdekkingen aan den Bara Boedoer. | IJzerman. Bijdr. Kon. Inst. 5° r. 1 1886, p. 577—579. Het Kinara Jataka | op Boro Boedoer. IJzerman. Versl. Med. K. Ak. Lett. 5° r. IV 1887, p. 209—215. Over basreliefs van Bara Boedoer. J. GRONeMAN. Indische Gids 9e j. IT 1887 p. 99—125. De Bara Boedoer op Midden-Java. GrorneveLpt. Catalogus 1887. Voorwerpen N°. 224—227, 256—245 en N°. 528 van Bara Boedoer. E. Corrrav. En Océanie 1888, p. 95—98. Over den Bara Boedoer; met een plaatje, zijnde eene verkleinde reproductie van een eh van den photograaf Crpnas te Jogjakërta. Norvren XXVII 1890, p. 100. Gouv. besluit van 5 September 1890 N°. 2, over ontgraving en photografeeren der onderste reeks basreliefs van Bara boedoer, waarvoor f 9000. — is toegestaan. Noruuen XXVIII 1890, p. 129. Bericht van den heer W. Meiser over de nieuw ontgraven basreliefs van Bara boedoer. | / 148 266. Tjandi Pawon. Een kleine tempel, niet ver van Bara Boedoer. Lit. Münnien. Ind. Magazijn 2° twaalftal 1845, p. 178. Over Tjandi Brodjonalan (Tjandi Pawon). Brreken. Tijdschr. v. Nederl. Indië 1850, Il p. 226. Over Tjandi Brodjonalang. Wusen. Tijdschr. IT 1855, p. 500—501. Leemans. Boro Boedoer 1875, p. 4—10. Vern. Java II 1878, p. 71. Leemans. Catalogus Leiden 1885, p. 126 N°. 164—166, teekeningen in inkt; p. 128, N°. 185—185, teekeningen in potlood, van Tjandi Pawon, door Wirsen. 267. Bradjanalan. Deze desa ligt vlak bij de overvaart over de Praga, niet ver van Tjandi Pawon. Men vindt er een fundament van roode gebakken steenen, waarop wellicht een péndapa gestaan heeft. In 41889 is dit fundament gedeeltelijk ontbloot door den Controleur van Moentilan, CG. J. HassELMaN. District Magelang. 268. Dejangan. Nabij de desa twee voetstukken. Mededeeling van den Controleur KruissBoom van Magëlang. 269. Plandi. Een zeer groot voetstuk (Joni) liggende op een heuveltje, half bedolven tusschen roode baksteenen. Wellicht stond hier een tempeltje. Lit. HoepeRMANs. Manuscript 1865 (In het Museum). 270. Bajeman I. Bij desa Plaosan. Een voetstuk. Lit. HorPeRMANs. Manuscript 1865 (In het Museum). 471. Plaosan. In de desa een voetstuk. Mededeeling van den Controleur KrurssBoom van Magëlang. 149 272. Kledokan. Een staand beeld, niet nader beschreven. Mededeeling van den Controleur KruissBoon. 273. Mertajoedan (of Tengahan). 4!/, kilometer van Magëlang. Bij het huis van den assistent-wëdana 5 beelden, waaronder 2 nandi’s. Lit. Horrermans. Manuscript 1865 (In het Museum). 274. Wanapepak. Een voetstuk. Mededeeling van den Controleur Kruissoom. 275. Bajeman II. Deze desa ligt vlak bij de hoofdplaats Magëlang. Hier vindt men: 2 ganeca’s, 2 staande beelden (niet nader beschreven), 1 singa, 1 voetstuk, 1 waterspuier; samen 7 stuks. Mededeeling van den Gontroleur Knruisssoou. 276. Magelang. Hoofdplaats der residentie, Residentiehuis: Hier waren vroeger 5 beschreven steenen, in den tuin, één tusschen de wortels van een boom, afkomst onbekend, één van tjandi Pérot, in 1890 naar Batavia vervoerd, van 774 Gaka, opgenomen als steen N°. 80, en één van tjandí Bongkol, een paaltje, eveneens in 1890 naar Batavia gezonden _en opgenomen als steen N°. 85. Verder ongeveer 50 beelden, waaronder een boeddha en 2 leeuwen van Bara Boedoer afkomstig; 24 andere beelden zijn vroeger opgezonden naar het Museum te Batavia. Oude controleurswoning (nu bewoond door een Luitenant-kolonel): Hier waren vroeger ook 5 beschreven steenen, één afkomstig van Têlahap, één van Gandasoeli (—= Diwak) en één van Karaug téngah bij Tradji (zie boven). Alleen een klein steentje, nagenoeg onleesbaar, was in 1889 nog over; er wordt bij geofferd. Waar de andere steenen gebleven zijn, is onbekend. Op het Regentserf waren vroeger 26 beelden, nu (1890) zijn er volgens den Controleur Krursssoou nog 25 beelden en andere voorwerpen en wel 5 _ waterspuiers, 5 leeuwenkoppen, 2 singa’s, 1 nandi, 5 voetstukken, 5 ganeca’s, _ 2 staande vrouwenfiguren met hoog kapsel, en 4 stuks ornamenten. 150 Uit het Regentschap Magëlang, zonder nadere opgaaf der vindplaats, zijn afkomstig de Kawi-Oorkonden van Conen Stuart N°. XI—XV, samen 8 beschreven koperen platen. N°. XI (4 platen) is van 800 Caka, N°. XIV is van 805 en N°. XV van 804 () Caka. Lit. Müxnicn. Ind. Magazijn 2° twaalftal 1845, p. 185. Beelden bij de residents- woning te Magëlang. HoeperMaNs. Manuscript 1865 (In het Museum). Friepericu. Tijdschr. XXIII 1876, p. 65. Beelden te Magelang. (Geschreven in 1868). AFDRUKKEN van drie beschreven steenen te Maglang en wel 1 afkomstig van tjandi Pérot, 2 van onbekende afkomst, waarvan 1 in een boom, vermeld in Frreperrcu’s papieren, Notulen VI 1869 Bijlage N; en Not. XIV 1876 Bijlage IL, N°. 21 van Pring Apoes (waarschijnlijk moet dit zijn Tj. Pérot); N° 15, wellicht van Moentoeng? (volgens Horpermans van Tjandi Bongkol) N° 15 in een boom van onbekende afkomst; afdrukken van het Museum te Batavia). Noruren VIII 1870, p. 72, 78. Over vondst en afstand aan het Museums van 8 koperen platen, en in het Regentschap Magëlang. Noruren X 1872, p. 100. Opzending van 24 beelden uit den residentietuin naar Batavia. Conen Stuart. Kawi-Oorkonden 1875, N°. XI—XV zijn van Magélang. N°. Xl is van 800 N°. XIV van 805, N°. XV van 804 (?) Caka. GroeNeverpr. Catalogus 1887. Voorwerpen N°. 4, 20, 52, 55, 60, 75, 74, 78, 87, 108, 155, 140, 141, 143, 149, 156, 156°, 158, 175, 1855 1858 beelden van Magëlang. N°. 941 bidschel van Magëlang. Branpes. Not. XXVII 1889 p. 154—156. Over beschreven steenen, vroeger te Magëlang. VerseekK. Not. XXVIII 1890, p. 11 en 12. Over beschreven steenen te Magëlang. Noruren XXVIII 1890, p. 52. Ontvangst van een der steenen van Magélang te Batavia; deze steen is afkomstig van tjandi Pérot en is van 774 Caka. Noruren XXVIII 1890, p. 65 en 76. Over de twee andere steenen op het residentserf te Magtlang; ontvangst van één daarvan (het paaltje) te Batavia. 277. Ngambangan. Vlak bij Magëlang. Een groot gebroken voetstuk, half bedolven in den grond van een javaansch kerkhof. Lit. Horrermans. Manuscript 1865 (In het Museum). 151 District Ngasinan. 278. Tjëtohan. Een voetstuk, tegenwoordig half bedolven in den grond, in een sawah bij desa Tjëtohan. Lit. Hoerermans. Manuscript 1865 (In het Museum). 279. Poetjang. Twee beelden op het erf van den oppasser van den assistent-wëdana. Lit. Hoerermans. Manuscript 1865 (In het Museum). 280. Goemboelan. Niet ver van Poetjang. Op de plaats genaamd »tjandi’” een geheel vervallen tempel (2) en twee beelden, namelijk één zonder hoofd en een nandi. Lit. Hoepermans. Manuscript 1865 (In het Museum). 281. Ajer panas bij desa Tjandi. Een warme bron met 8 beelden, waaronder 1 doerga en 2 ganeca's; verder tempelsteenen, en 2 voetstukken (joni’s). Bij de desa Tjandi heeft wellicht ? een tempel gestaan, maar er is niets meer van te zien. Frrepericu noemt deze plaats »Tjandi Oemboel” zooals de bevolking ze nu nog noemt. De bron ligt ruim 4 kilometer van Bamboe soerat, de tegenwoordige hoofdplaats van het district Prapak, en 4 kilometer van Gërabak, hoofdplaats van het district Ngasinan. Lit. Horpermans. Manuscript 1865 (In het Museum). Friepericu. Tijdschr. XXIII 1876, p. 105—106. Tjandi Oemboel. Warme bron en beelden. 282. Gerabak. Hoofdplaats van het district Ngasinan. Op het erf van den wëdana een voetstuk en een lingga. 152 283. Tjandi Renteng. Een geheel vervallen tempel tegen de helling van den Teélémaja, nabij desa Pandean. Alleen eenige beelden zijn over, en wel een doerga, een nandi, een lingga met voetstuk, tempelsteenen met basreliefs en 2 voetstukken. Lit. HoeperMans. Manuscript 1865 (In het Museum). Frreperieu. Tijdschr. XXIII 1876, p. 106. District Balak. 284. Tegalredja. Op het erf van den wêdana een ganeca en een 4-armig zittend beeld met hoog kapsel. Waarschijnlijk afkomstig van Gales. Mededeeling in 1890 van den Controleur Krurssgoom van Magëlang. 285. Gales. Twee kilometer ten zuiden van Tégal rëdja. Een aantal beelden, ganeca’s, een lingga, voetstukken enz. Volgens den Controleur Krurssnoom zijn er nu nog 7 voetstukken en een korte lingga; de beelden zijn er niet meer, twee er van schijnen naar Tégal rëdja, de hoofdplaats van het district Balak, gebracht te zijn. NS Lit. HorrerMans. Manuscript 1865 (In het Museum). District Prabalingga, 286. Desa Tjandi. Ligt niel ver van desa Kapoean. Een trap van eenige treden tegen de helling van den Mérapi. Lit. Horpermans. Manuscript 1865 (In het Museum). Noruren IV 1866, p. 5. Over een laag tjandisteenen bij desa Tjandi. 155 287. Tjandi Pendem. Een tjandi, nog gedeeltelijk voorhanden, trap west. Bet. Münmica. Ind. Magazijn 2° twaalftal 1845, p. 177. »Tjandi Pendom”. Hoeperuans. Manuscript 1865 (In het Museum). Friepericn. Tijdschr. XXIII 1876, p. 66. 288. Tjandi Asoe. Of Tjandi Andjieng. Een tempel nabij Tjandi Péndém, nog gedeeltelijk voorhanden. Im de »Mackenzrie-collection’ te Londen is eene afteekening van eene rotsinscriptie van Tjandi Asoe in de Kädoe. Ik heb de tjandi in November 1889 bezocht en een onderzoek ingesteld naar de inscriptie, maar niets gevonden. De tjandi staat midden in een vlak bebouwd terrein zonder rotsen, zoodat de inscriptie waarschijnlijk aangebracht was tegen de steile oevers van een der nabijgelegen rivieren, de Pabelan, of een zijner zijtakken, en wellicht door afbrokkeling verloren is gegaan. Ook bij de inlandsche bevolking en hoofden is van eene vroeger daar aanwezige inscriptie niets bekend. Lit. Münmien. Ind. Magazijn 2° twaalftal 1845, p. 177 »Tjandi Andjing”. Conen Stuart. Bijdr. Kon. Inst. Nieuwe volgreeks, VI 1865 p. 160. Over facsimile van eene inscriptie vin de levende rots gehouwen te Chandioso in Kadhoe”. HorpeRmAns. Manuscript 1865 (In het Museum). Friepericn. Tijdschr. XXIII 1876, p. 66. 289. Tjandi Loemboeng. Een tempel, '/, kilometer ten westen van Tjandi Asoe, aan de overzijde van de rivier Pabelan. Gedeeltelijk vervallen. Lit. Münnrcn. Ind. Magazijn 2° twaalftal 1845, p. 176. Tj. Loemboeng. Horprruans. Manuscript 1865 (In het Museum). Frrepericn. Tijdschr. XXIII 1876, p. 66. 290. Desa Tjandi soember. Enkele bekapte steenen en een voetstuk. _ Lit. Horpermans. Manuscript 1865 (In het Museum). 154 291. Moengkidan. vd Een steenen fundament of muur, 5 meter lang; twee ronde steenen en eenige tempelsteenen. Lit. Horrermans. Manuscript 1865 (In het Museum). 292. Goenoeng Gana. Beelden waren hier vroeger en een steenen doos of urn met verdiepingen, die volgens Horpermans gelijken moet op de urn van Wanasari (zie boven). Waâár de urn gebleven is, is onbekend. Vande beelden is alleen een geschonden ganeca over. Lit. HoreperMANs. Manuscript 1865 (In het Museum). 293. Moentilan. Tien beelden, afkomstig van Goenoeng sari (zie later); 2 banaspati’s, 2 basreliefs en tempelsteenen. Verder eenige beelden van hier, overgebracht naar het Museum te Batavia. Lit. HoeperMans. Manuscript 1865 (In het Museum). 294. Kendal. Eenige groote tjandisteenen, in den grond begraven; volgens HorPERMANS was hier ook een geheel vervallen tjandi, maar er is niets meer van te ontdekken. Lit. Hoerermans. Manuscript 1865 (In het Museum). 295. _Ngradjek. Een geheel vervallen tjandi (? en groote tempelsteenen waren hier vroeger volgens HorperMans. Nu is er volgens den Controleur HassELMAN noch van den tempel noch van de losse steenen iets meer te zien. Lit. HoeperMans. Manuscript 1865 (In het Museum). 296. Mendoet. Een fraaie tempel, met 5 groote en prachtige boeddhistische beelden in de binnenkamer, en basreliefs op de muren van buiten. Is in 1854 door Resident Harrman gereinigd van de bedekkende aarde en steenen. 155 Tipscrraerr van Ned.-Indië 1° j. II 1858, p. 70—735. Nieuw opgegraven oudheden in de residentie Kadoe. Met een plaat. (Zonder naam van den schrijver). Bericht over de ontdekking van Tjandi Méndoet. Op de plaat is het groote boeddhabeeld afgebeeld. Buppimen. Tijdschr. v. Ned.-Indië 1° j. II 1858, p. 598—407. »Djandi Mundut” in 1859. SteBuren. Afbeeldingen in olieverf van Tjandi Méndoet, aanwezig in ’s Rijks Ethnographisch Museum te Leiden. Vermeld als N°. t—5 in de lijst van SieBuren’s platen in de Kopiist 1° j. 1842 p. 580 en v. Junenuan. Tijdschr. v. Nederl. Indië 6e j. II 1844 p. 558. Junenuan. Top. und naturw. Reisen durch Java [ 1845, p. 156—157. Breeken. Tijdschr. v. Nederl. Indië 1850, IL p. 225. Javascur Oupuepen 1852—1856. (Gedrukt bij Mrerine ‘te ’s Gravenhage). Hierin eene teekening van »Tjandi Moendoet”. Buppinen. Neerl. Oost-Indië [ 1859, p. 179, 180—181. H. Yure. Journal Asiat. Soc. Bengal, XXXI 1862, p. 16—20 »Mundot”. Met fig. 1 (tempel); fig. 2 (boeddha-beeld in den tempel); fig. 5 (gedeelte van het lijstwerk). Frieperren. Tijdschr. XIX 1870, p. 411—421. Winsen. Tijdschr. XX 1875, p. 166-—191. De boeddhistische trimoerti op Java, voorgesteld in den tempel te Méndoet. Met 6 platen. Leemans. Boro Boedoer 1875, p. 425. Mr. G. T. Varek. Not. XIII 1875, p. 65. Nota over de bedekking van tjandi Méndoet met aarde, die waarschijnlijk opzettelijk bij het bouwen om de muren is geplaatst. Fereuson. History of Indian and Eastern Architecture 1876, p. 650-—651. Vern. Java II 1878, p. 84—86. Noruren XXIII 1885, p. 59. Aanbieding van eene teekening en plattegrond van Tjandi Méndoet door den heer W. Meuer. Leemans. Catalogus Leiden 1885, p. 127 N°. 167—176. Teekening van Tjandi Méndoet door Wirsen. Noruren XXVIII 1890, p. 98 en 130. Aanbieding van een photogram van het groote beeld in den tempel Méndoet, en van 4 photo’s van den tempel zelf, door den heer W. Meuer te Magëlang. 297. Ngoman. Volgens den Controleur Hasserman is hier een klein ganeca-beeld. 298. Ngawen. Een tamelijk groot doch geschonden beeld, dicht bij den weg naar Moentilan. Opgaaf van den Controleur HassrLman. Volgens Horpermans moet hier ook een tempel geweest zijn. 156 Lit. Horpermans. Manuscript 1865 (In het Museum). 299. Goenoeng Sari. Een van boven platte heuvel met een geheel vervallen tempel. De beelden van Moentilan moeten van hier afkomstig zijn. Bij ontgraving zijn op den top veel bekapte tjandisteenen gevonden. Lit. HorepeRrMAns. Manuscript 1865 (In het Museum). District Remameh. 300. Goenoeng Dali. Een heuvel bij desa Bobosan. Op den top van den heuvel een inlandsche begraafplaats, waar zich twee lingga's en twee verminkte beelden bevinden. Aan den voet van den heuvel een nandi. Opgaaf van den Controleur HasseLMan. Lit. Horepermans. Manuscript 1865 (In het Museum). 301. Toembrep. Een kleine nandi. Opgaaf van den Controleur HassrLMan. 302. Goenoeng Woekir. Een groote heuvel, waarop waarschijnlijk een nu geheel vervallen tempel gestaan heeft, + 5 meter in het vierkant. De put was vroeger nog te zien, 2.90 meter lang en breed, en 4.50 meter diep, nu met steenen gevuld. Verder beelden (doerga, ganeca, nandi, voetstuk). Lit. HorperMANs. Manuscript 1865 (In het Museum). 303. Tjanggal. Deze doekoe behoort tot de desa Kadiloewih en ligt ten westen van desa Tjarikan. Geen van beide desa’s zijn op de topographische kaart te vinden. Tjarikan ligt nagenoeg west van desa Mantingan. In de doekoe Tjanggal nabij Goenoeng Woekir is een beschreven steen gevonden, nu opgenomen in het 157 Museum te Batavia als steen N°. 4, met het jaartal 654 Caka, het oudste tot nog toe bekende jaartal van Java. Wel is waar zijn de wenggi-opschriften van West-Java veel ouder, maar deze hebben geen jaartallen doen kennen. Hit. Noruren XVII 1879, p. 42, 90, 164. Bericht over het vinden, de opzending en de ontvangst te Batavia van steen Tjanggal. Noturen XXII 1884, p. 55, 56. Mededeeling van Prof. KerN over den steen Tjanggal, van 654 Caka. Kern. Versl. Med. K. Ak. Lett. 5° r. [ 1884, p. 264, 265. Korte mede- deeling over steen Tjanggal. Kern. Bijdr. Kon. Inst. 4° r. X 1885, p. 125—158. Sanskrit-inscriptie van Java, van den jare 654 Caka. Met een plaat. Leemans. Catalogus Leiden 1885. Bijvoegsel bij p. 112, A N°. 41 (a). Afdruk in papier van steen Tjanggal. Branpes in GROENEvELDT'S Catalogus 1887. Steen N°. 4 is van Tjanggal. Jaartal 654 Caka. 4 304. Goenoeng Singa barong. Gelegen tusschen de desa's Mantingan en Gëmampang. Een geheel vervallen tempel en enkele beelden volgens Horpermans. Volgens den Controleur HassELMAN is van den tempel niets meer te zien, alleen is er nog een fraaie steenen leeuw zonder kop, een nandi en groote ronde steenen. De vorm van dezen heuvel doet denken dat zij door menschenhanden gevormd is. Lit. HorperMans. Manuscript 1865 (In het Museum). 305. Mantingan. Bij het huis van het desahoofd twee fraaie lingga's; in de desa bekapte tjandisteenen en in de sawah’s nabij de desa twee goed geconserveerde voetstukken. Volgens HoreperMans afkomstig van Singa barong (zie boven). Lit. Horpermans. Manuscript 1865 (In het Museum). 306. Trasahan. Bij de desa’s Batjinan en Sambirata. Men vindt er een voetstuk en __tempelsteenen, maar volgens Horpermans geen tempel »Batian”, zooals Buppincu __ in zijne Reizen over Java opgeefl. Ë Lit. n= Buppineu. Nêerl. Oost-Indië [ 1859, p. 179, 185. Over tempel Batian, die echter volgens Horpermans niet bestaan heeft. HorPerMans. Manuscript 1865 (In het Museum). 4158 307. _Beligo. Een beeld bij de woning van den assistent-wëdana, en bekapte tjandisteenen. Lit. Horpermans. Manuscript 1865 (In het Museum). 308. Blaboeran. Volgens Horprruans heeft hier een tempel gestaan, waarvan de put nog aanwezig is. Volgens Controleur HasserMman is de put, die water inhoudt, door bekapte tjandisteenen omringd, maar is van een tempel of beelden niets te vinden. Lit. HorperMans. Manuscript 1865 (In het Museum). 309. Residentie Kedoe. Uit de residentie Kédoe, zonder nadere opgaaf der vindplaats, zijn afkomstig — 28 beelden en andere voorwerpen, vermeld in Groeneverpr's Catalogus; en metalen beeldjes en andere voorwerpen, afgebeeld in Rarrres’ History. Lit. Rarrues. History II 1817. Een plaat tegenover p. 54 »From subjects in stone found in the vicinity of Boro Bodo in Kedu”. Drie platen tegenover _ p. 56 met afbeeldingen van metalen beeldjes, en een plaat tegenover p. 56 met afbeeldingen van andere metalen voorwerpen (schellen enz.) uit de Këdoe. GRoENevELpT. Catalogus 1887. Voorwerpen N°. 19, 64, 150, 159, 210, 211, 598, 599 van steen; N°. 548, 555, 584, 589, 592, 610, 618, 652, ‚659, 656, 659, 752, 755, 1100, 1424, van metaal. N°. 789, 6 beschreven gouden plaatjes, met noot van BrANpes op p. 227. a | hund Ki fe ij INS 4Ì iN Le, | ey hd LE k Li h = ® r1 4 RESIDENTIE JOGJAKERTA. 310. Goenoeng Tjandi. Regentschap Nanggoelan. Bij desa Pereng. Een voetstuk, een lingga en 2 gebroken beelden (ciwa oeroe) waren vroeger op dezen bergtop. Nu is daar niets meer te vinden. HoeerMans. Manuscript 1865 (In het Museum). 31. Tirta. Regentschap Nanggoelan. Bij de desa’s Kalpoe en Minoreh. Op de topogr. kaart niet te vinden. | __HorerMans. Manuscript 1865 (In het Museum). 312. Pringtali. Regentschap Nanggoelan. Een bergtop bij desa Pringtali, waarop een voetstuk en tempelsteenen. ___Horenmmans. Manuscript 1865 (In het Museum). N.B. Verschillende beelden uit het regentschap Nanggoelan zijn nu op erf der regentswoning te Nanggoelan vereenigd. 313. Desa Tjandi. Regentschap Seleman. __De desa ligt 7'/, kilometer ten noorden van Kémbangan (Boeloes), en _OUDUEDEN VAN JAVA. u 1 162 ruim Î kilometer ten noorden van het landhuis Wringin. Een geheel vervallen tempel; alleen tempelsteenen zijn nog aanwezig, maar geen beelden. Lit. Horerermans. Manuscript 1864/65 (In het Museum). 314. Panggerang. Regentschap Seleman. Een vervallen tempel, een voetstuk en twee banaspati’s waren hier vroeger. Lit. Horepermans. Manuscript 1865 (In het Museum). 315. Karang geneng. Land Boeloes, regentschap Seleman. 18 beelden bij de opzienerswoning: hiervan zijn 6 nandi’s van Kaliwango, 1 groote ganeca van Bréngosan, 1 voetstuk uit de sawah van Soeroeh, 1 lingga met rosel van Neëpas, en 2 banaspati’s van Maron, alle desa’s van het land _ Boeloes. Verder 1 trimoerti, waarvan één der drie hoofden nog niet afgewerkt is, 4 kleine ganeca’s en 2 andere beelden. 316. Ngepas. Regentschap Seleman. Een badplaats, genaamd »Sindang Iërak” met tempelsteenen, een lingga van boven versierd, een gebroken beeldje en het onderste gedeelte van een doergabeeld (alleen de buffel is aanwezig). De lingga is overgebracht naar Karang gëneng. | Lit. Horpermans. Manuscript 1865 (In het Museum. 317. Djetis. Regentschap Seleman. Een voetstuk was hier vroeger; op het javaansche kerkhof staat nog een_ leelijk beeld en een nandi, waarbij eenige tjandisteenen. Lit. Hoepermans. Manuscript 1865 (In het Museum). 163 318. Maron. Regentschap Seleman. | Twee banaspatis en tempelsteenen; de banaspati’s zijn overgebracht naar _ Karang gëneng. E Er HorperMans. Manuscript 1865 (In het Museum). 319. Kembangan. Land Boeloes, regentschap Seleman. Bij het landhuis een beschreven lingga. Lit. Horpermans. Manuscript 1865 (In het Museum). Arpruk van dezen lingga vermeld in Frrepericu’s papieren, Notulen VII 1869, Bijlage N. VerBeekK. Not. XXVIII 1890, p. 9. Aanbieding namens den heer J.F. De Cone van een afdruk van den lingga te Kémbangan. 320. Brengosan. Regentschap Seleman. ' Een groote ganeca: nu overgebracht naar Karang gëneng. _Lit. HoererMans. Manuscript 1865 (In het Museum). 321. Djagapaten. Regentschap Seleman. Naast een riviertje een banaspati en tjandisteenen. 322. Moerangan. Regentschap Kalasan. IJ E 15 kilometer ten noorden van Prambanan, op het landgoed Bandjarardja. Twee vervallen tempels, de ingang van den eenen was aan hie’ western, van den anderen aan het oosten. ee Lit. Hoepermans. Manuscript 1864 (In het Museum). 164 323. Jogjakerta. Hoofdplaats der residentie, Br ner ResmpeNrmenUurs een groot aantal beelden, waaronder 2 groote rakshasa’s van de raadzaal bij Kali bëning en eene stoepa, vroeger te Tandjoeng Urta, district Kalasan. Verder waren hier twee beschreven steenen, nu in het Museum te Batavia N° 17 en 19. N° 17 is afkomstig uit het district Goenoeng kidoel, en is van 828 Caka; vermeld bij Conen Sruarr als Kawi-Oorkonde XXIV; afgebeeld in Van KinsBrreen photo's N°. (80 en 181. N°. 19 is uit het. district Nanggoelan, afgebeeld in Van Kinsnrreen photo's N°. 485. Later waren hier weer 2 beschreven steenen platen, van Tjandi Sewoe gebracht, die in 1889 opgezonden zijn naar het Museum te Batavia en opgenomen als de steenen N°. 68 en 69. Corrrerie Krärine te Jogja. 55 steenen beelden, waarvan 18 goed bewaard. Verder 51 metalen beelden, waarvan drie beschreven, en een zodiakbeker met het jaartal 1557 Gaka, in 1890 door de Regeering gekocht. Voorts offerschalen, schellen, enz. en 5 beschreven steenen: één dezer steenen, afkomstig van desa Pereng, 2 kilometer van Prambanan, is van 785 (aka; vermeld bij Conex Sruarr als Kawi-Oorkonde XXIII (hier het jaartal foutief 784 opgegeven), afgebeeld bij Van KinsBeEreeEN photo's N°. 182; in 1890 opgezonden naar het Museum en opgenomen als steen N°. 77; de tweede, met Nägari-schrift, is van Plaosan, is in 1889 door Dr. Groneman in het Museum gebracht en opgenomen als steen N°. 76; de derde, van onbekende vindplaats, heeft eveneens Nägari- schrift; deze steen stond op het erf van het huis later bewoond door den hoofdingenieur IJzerman, is in 1890 naar Batavia gezonden, en opgenomen als steen N°. 82. Correctie PANGERAN Soerra NeEaara (broeder van den Sultan) te Jogja. 81 beelden van steen; 5 beschreven rood koperen platen; dit is de Kawi-Oorkonde N°. 1 van Conen Stuart, van 841 Caka. Een lingga met inscriptie is nu in het Museum, steen N°. 46, van 804 Caka, afkomstig uit het gebergte van het district Nanggoelan. Correctie Diepuksman te Jogja. Een beschreven steen van 700 Caka: drie oorkonden op koper, één daarvan, de Djajapattra, is van 849 Caka; twee doergabeeldjes met Nägari-inscriptie, en eene groote collectie steenen en metalen beelden, waaronder zeer fraaie en belangrijke. Een Lingaa, vroeger in het bezit van den RusksBeEsTierDER Tr Joas, is nu in het Museum, steen N°. 45, van 804 Caka, afkomstig van Prambanan. Lit. Münnicu. Ind. Magazijn 2° twaalftal 1845, p. 185. Beelden op het residentserf te Jogjakérta. Noturen IV 1866, p. 51, 96, 116. Bericht over opzending en ontvangst 165 nd te Batavia van 5 beschreven koperen platen van PanceRAN Neagrut (Sorria Neeara); p. 116: Conen Srvarr bericht, dat de platen van 841 Caka zijn. Noruren IV 1866, p. 106. Aanbieding door Van KinsBeneeN van een koperen klok met inscriptie van Jogjakërta. HoeperMans. Manuscript 1865 (In het Museum). Friepericu. Tijdschr. XXIII 1876, p. 67—69 (geschreven in 1868). Op het residentserf veel beelden en 5 beschreven steenen, waaronder de steen van Gata, door HorpermaANs gevonden. Op het erf van den heer Licure te Tandjoeng Tirta, 4!/, kilometer van Prambanan, een klokachtig gebouw. (Stoepa, nu te Jogjakérta). Een lingga met inscriptie bij PANGERAN Soera Neaara; een dito bij den RukspesrierperR; een korte inscriptie op het land Prambanan, en eenige inscriptiën op metalen beelden. Afdrukken genomen van 2 koperen platen bij PanceRAN Sornra NEcana. Noruren VI 1868, p. 60 en 67. Bericht over aanbieding door Rapen SArrn en ontvangst te Batavia van 5 steenen van Jogja. Dit zijn de steenen Museum N°. 56 van desa Gata (zie later), N°. 44 van desa Köloerak (zie later) en N°. 46 de lingga van den Rukspestierper van 804 Caka. Noruren VII 1869, Bijlage N. In de papieren van Frreprrren worden van Jogja en omstreken de volgende afdrukken vermeld: Drie afdrukken van een steen van den heer Krärma. (Is steen 785 Caka). Afdrukken van twee steenen bij het Residentiehuis. (Museum N°. 17 en 19). Twee afdrukken van een steen gevonden bij Prambanan (?). Twee afdrukken van 1 lingga bij den Ruskspesrierper. (Museum N°. 45). Drie afdrukken van 1 lingga op het land Kambangan (BAUuMGARTEN). Afdruk van 1 lingga gevonden te Prambonan (Van per Heispe). Twee afdrukken van 1 steen gevonden bij Prambanan (?. Afdrukken van 1 lingga te Jogja bij PANerRAN Soera Necara. (Mus. N°. 46). N.B. De 2 steenen van Prambanan zijn waarschijnlijk Gata en Këloerak. Conen Sruarr en LimBure Brouwer. Beschreven steenen op Java. Tijdschr. XVIII (1868—1872) p. 89—117. Steen N°. 1 is van Prambanan (Pereng bij Prambanan, Vers.) in het bezit van den heer Krärine. Van 784 Caka (moet zijn 785). Steen N°. 2 van het residentiehuis te Jogjakërta. Is nu Museum N°. 17. Van 828 Caka. Kern. Het Sanskrit op een steen afkomstig van Prambanan. Tijdschr. XX 1875, p. 219—250. Is de steen Krärine van 785 Caka. Conen Stuart. Kawi-Oorkonden 1875 N°. XXIII, is steen Krärine of Prambanan (Pereng) van 784 Caka (moet zijn 785). N°. XXIV is steen Jogja (Gg. Kidoel) van 828 (aka. N°. I is de oorkonde (3 platen) van PancrrAN Sornia Neeara van 841 Caka. In het opschrift komt de naam »dihijang” voor (zie Branpes Tijdschr. XXXI 1886, p. 250 de noot). N°. XVII eindelijk, is waarschijnlijk ook van Jogjakërta (zie p. xn). De plaat is in het Rijks Museum te Leiden. 166 Van KinsperGeN. Photo's N°. 176 —190. Vijftien photogrammen van beelden, tempelfragmenten en beschreven steenen van Jogjakërta. N°. 180 en 181 is steen van Goenoeng Kidoel=Kawi oorkonde XXIV, nu Museum N°. 17 van 828 Caka; N°. 182 is steen Krärina (Pereng) — Kawi oorkonde XXIII van 785 Caka; N°. 185 is steen van Nanggoelan, nu Museum N°. 19. Noruren XII 1874, p. 58, 61, 101, 118. Norvren XVII 1879, p. 157; en Norvven XVIII 1880, p. 24. Over lingga Ruskssestierper, nu in het Museum, steen N°. 45. Noruren XIII 1875, p. 85, 106. Over 2 steenen op het residentserf te Jogjakérta; opgezonden naar Batavia. Dit zijn de steenen Museum NO 1% ten 9. Noruren XV 1877, p. 157 en 147. Over het tijdelijk afstaan van 2 beschreven koperen platen en een beschreven ruggestuk van een boeddha-beeldje, uit de collectie Driepuksman. Ontvangst van gipsafdrukken van deze inscriptie’s. Notruren XV 1877, p. 157 en XVI 1878, p. 17. Over opzending van twee beelden van Jogjakërta naar Batavia. Vern. Java II 1878, p. 50. Over steen Prambanan (Kräria) van 784 (785) Caka; p. 51. Over steen Jogja van 828 Caka (het jaartal wordt foutief 848 opgegeven). Noruren XVII 1879, p. 178. Mededeeling van Prof. Kern, dat het beeldje Drepuksman de boeddhistische geloofsbelijdenis bevat, die gegeven wordt (ye dharmmÂâ) etc. . Horre. Kawi-Oorkonden. Verh. XXXIX 2° stuk 1880. 2 platen Drepuksman; één er van is van 849 Caka. Leemans. Catalogus Leiden 1885. p. 102 N°. 525. Dit is de Kawi-Oorkonde N°. XVII van Conen Stuart (foutief opgegeven als N°. XIX). Eén koperen beschreven plaat. Noruren XXIV 1886, p. 49, 55, 57. Bericht, met verklaring van A. Dom, dat de Stoepa op het residentserf te Jogja in 1851 gevonden is in de desa Tjoepoe watoe of Tjoepoe selo, niet ver westelijk van tjandi Kali bening Is eerst naar Tandjong tirta, later naar Jogjakërta gebracht. Noruren XXIV 1886, p. 25, 55, 60. Aanbieding afdruk steen op het residentserf te Jogjakërta, (nu bij den heer Drepuksman). Bericht van Branpes dat deze steen met Näâgari-inscriptie van 700 (aka is, en dat er het woord »kalasa” vp voorkomt. Branpes. Notulen XXIV 1886, p. 26 c. Over twee beschreven steenen platen, afkomstig van Tjandi Sewoe. In 1889 zijn deze steentjes opgezonden naar het Museum te Batavia en opgenomen als steenen N°. 68 en 69. (Not. XXVII 1889, p. 91). Branpes. Tijdschrift XXXI 1886, p. 240—260. Een Nâgari-opschrift, gevonden tusschen Kalasan en Prambanan. Is van 700 Caka. (Er staat 701 Caka). Noturen XXIV 1886, p. 79. Bericht van de Jogjakérta’sche vereeniging van oudheidkunde, dat de steen Krärine van 785 Caka (—= Kawi-Oorkonde N°. XXIII) nu bij Mevrouw BrACoNnIER (vroeger weduwe Krärine), gevonden 167 moet zijn nabij den voet van het Zuidergebergte, tusschen Kraton Ratoe baka en tjandi Soedjiwan. De oudere opgaaf »Pereng, 2 kilometer van Prambanan” is dus waarschijnlijk juist, want de desa Pereug ligt tusschen de genoemde tjandi’s, een weinig oostelijk, op Solo’s grondgebied. Aanbieding van een photogram van dezen steen. Noruren XXIV 1886, p. 27. Over 2 koperen platen van den heer DiepuksMan , de eerste in transcriptie-in Verh. XXXIX; op de andere komt de naam »mataram’”’ voor. Branpes. Hen Jayapattra of acte van eene rechterlijke uitspraak van Caka 849. Tijdschr. XXXII 1887, p. 98—149. Dit is één van de oorkonden op koper van den heer Diepuksman. GroeneveLpT. Catalogus 1887. 59 beelden en andere voorwerpen van Jogjakérta, nu in het Museum. Branpes in Groeneverpt’s Catalogus, steenen N°. 17 en 19 van Jogjakërta (Gg. Kidoel en Nanggoelan) steen N°. 45 lingga Rukspesrierper; steen N°. 46 lingga PANGERAN Soera NEGARA. Noruren XXVII 1889, p. 108. Over aankoop der collectie metalen beelden enz. van den heer Krärine voor f 202965. _Braapes. Not. XXVII 1889, p. 149. Verzoek om opzending der beschreven steenen uit de collectie Krärinc. Bericht over ontvangst van twee afdrukken van beschreven steenen (het Kalasan-opschrift en Conen Stuart's Oorkonde N°. XXIII) door den heer Rourraer. Noruren XXVIII 1890, p. 19. Gouv. besluit van 24 Januari 1890, waarbij voor de som van f/ 2029.65 de verzameling Hindoe-oudheden en andere voorwerpen uit den boedel van wijlen den heer Krärine wordt aangekocht. Noruren XXVIII 1890, p. 24 en 44. Over opzending en ontvangst van den steen uit de vroegere collectie Krärie (— Conen Stuart, Kawi-Oorkonde XXIID) van 785 Caka, nu Museum-steen N°. 77 en van een steen van Plaosan, (nu Museum-steen N°. 76), de laatste door tusschenkomst van Dr. J. GRONeMAN in December 1889. \ Noruren XXVIII 1890, p. 54 en 76. Over opzending en ontvangst steen, vroeger staande op het erf van den hoofdingenieur IJzerman, nu Museum- steen N°, 82. 324. Kerta. Regentschap Kalasan. Een beschreven lingga, met jaartal 796 Caka, nabij de javaansche kerk in de desa Kérta. Afdruk van dezen lingga in 1889 aan het Genootschap ___gezonden door den heer Rourrarr. Lit. Branpes. Not. XXVIII 1890, p. 15 en 16. Over opschrift op steen Körta. 168 325. Tjandi Djetis. Regentschap Goenoeng kidoel, 12 kilometer van Wanasari. Een vervallen tempel, alleen de fundamenten nog aanwezig. Deze tempel was niet van andesiet, maar van kalksteen gebouwd. Lit. HorperMans. Manuscript 1865 (In het Museum). 326. Tjandi Redja. (Tjandi prigi? der topogr. kaart), regentschap Goenoeng kidoel. In den N. 0. hoek der residentie, bij de desa’s Pangkah, Poetjoeng, Padas en Ngrampah. Een vervallen tempel van andesiet, alleen de fundamenten nog aanwezig. Hen steenen beeld, hoog 1.50 meter, kroon op het hoofd, boven den linkerschouder een lotus (bodhisatwa waarschijnlijk). Lit. HoepeRrMans. Manuscript 1865 (In het Museum). N.B. Voor de nu volgende oudheden zie men het Carton op Blad III, de kaart van Prambanan en omstreken, schaal 1 :50.000 (*). 327. Tandjoeng tirta. _ Regentschap Kalasan. Het landhuis ligt Î kilometer Z. van de halte Kalasan. Hier is de stoepa eenigen tijd geweest, die nu op het residentserf te Jogjakërta staat en volgens Münnrcm, en Not. XXIV 1886, p. 57 gevonden is in desa Tjoepoe watoe nabij tjandi Kali bëning. Hier zijn een aantal beelden, gedeeltelijk door Van Kinsrereen gephoto- grapheerd; o.a. een groote rakshasa, afkomstig van de z.g. raadzaal bij Kali béning. Ook is hier eenigen tijd de steen van Gata geweest, vóór dat hij naar Jogjakerta werd gebracht. Lit. Münnicn. Indisch Magazijn 2° twaalftal 1845 p. 185. Over een »steenen vaas” te Tjoepoe watoe. (Dit is de stoepa). (*) Dit kaartje is eene verkleinde copie van de kaart van den heer IJzerman, gevoegd bij zijn door het Bat. Genootschap in 1891 uit te geven verslag over de oudheden van de vlakten van Prambanan en Soro gêdoeg; met weglating van de desanamen, en met toevoeging der sedert ontdekte oudheden. 169 HorperMans. Manuscript 1864 (In het Museum). Hij geeft eenige beelden op en de stoepa. Van KinspereenN. Photo's N°. 191—199. Beelden en basreliefs van het land van den heer Lrcarr. | « Leemans. Catalogus Leiden 1885, p. 126 N°. 159. Teekening door Winsen van een »steenen naald (stoepa) te Tandjong tirto”. 328. Tjandi Grimbjangan. Regentschap Kalasan, Een geheel vervallen tempel. Er zijn nog enkele beelden. Lit. | Brumunp. Indiana IL 1854, p. 42. IJzerman. Vers. Med. K. Ak. Lett. 5® r. IV 1887, p. 275. 329. Tjandi Nagasari. Regentschap Kalasan, Een geheel vervallen tempel. Een fraai voetstuk van hier is naar Tandjoeng tirta gebracht. Lit. Brumunp. Indiana II 1854, p. 42. Vern. Java II 1878, p. 105. « IJzerman. Versl. Med. K. Ak. Lett. 35° r. IV 1887, p. 275. 330. Tjandi Abang, en nissen daarbij. Regentschap Kalasan, Een vervallen tempel van gebakken steen. In de nissen aan de zuidzijde van den heuvel boeddhistische beelden, en een lingga. Lit. Brumunp. Indiana II 1854, p. 42. Vern. Java II 1878, p. 105. IJzenuan. Versl. Med. K. Ak. Lett. 35° r. IV 1878, p. 289, 290. 331. Tjandi Krapjak. Regentschap Kalasan. Een geheel vervallen tempel. Een voetstuk, doerga en nandi van hier zijn naar Tandjoeng tirta gebracht. 170 Lit. Brumunn. Indiana IL 1854, p. 42. Vern. Java Il 1878, p. 105. IJzerman. Versl. Med. K. Ak. Lett. 5° r. IV 1887, p. 275. 334. Tjandi Polangan. Regentschap Kalasan. Een geheel vervallen tempel, ten N. W. van Tjandi Krapjak. Alleen een sluitsteen van een poort en bekapte vierkante tempelsteenen zijn over. Mededeeling van den heer H. E‚ Dorreraar te Soro gëdoeg. 333. Tjandi Sawoek. Regentschap Kalasan, Een geheel vervallen tempel. Lit. Brumunp. Indiana II 1854, p. 42. IJzerman. Versl. Med. K. Ak. Lett. 5° r. IV 1887, p. 275. 334. Soro gedoeg. Regentschap Kalasan. Bij het landhuis beelden. Twee ganeca’s, een vrouwenbeeld, een doerga, een lingga, een wishnoe. Sedert 1889 ook nog 2 gebroken beelden en 1 trapstuk van de tjandi in de desa Sémárangan. Lit. Brumunp. Indiana [I 1845, p. 42. IJzerman. Versl. Med. K. Ak. Lett. 5° r. IV 1887, p. 270 en 275. VerzeekK. Notulen XXVIII 1890, p. 11. 335. Tjandi Polengan. Regentschap Kalasan. Een geheel vervallen tempel in de desa Polengan. Aan de oevers van — de rivier Soro gëdoeg is nog een vervallen put te zien. Opgaaf van den heer DorreraaL te Soro gëdoeg. Lit. VerseeK. Notulen XXVIII 1890, p. 11. 171 336. Giwa-plateau. Regentschap Kalasan, | Een plateau met een zeer groot beeld van ciwa als Mahadewa ; daaromheen 4 boeddha's en bodhisatwa's, en een weinig verder een kolossale ganeca, uitgehouwen in een zandsteenwand. Ik heb deze Be in October 1889 bezocht, en moet dit z.g. Ciwa-plateau beschouwen als eene werkplaats, waar beelden uit de rots gehouwen werden. De groote ciwa en de ganeca, benevens de kleinere beelden, zijn wellicht ter plaatse gebleven, omdat zij mislukten door barsten of scheuren, die eerst tijdens de bewerking ontdekt werden. Rondom het ganeca-beeld is de _ zandsteenwand overal wegg pe. maar nog niet geheel losgemaakt van den ondergrond. Het lotuskussen heeft een lengte van 2.40 meter; hoofd, slurf en | î armen ontbreken. Het ciwa-beeld is zonder voetstuk 2.64, met voetstuk 5.50 meter hoog en ook beschadigd. De overige beelden zijn veel kleiner. Lit. Münnica. Ind. Magazijn 2° twaalftal 1845, p. 185. Giwabeeld van 15 voet, achter Kédaton Ratoe Boko. Brumunp. Indiana II 1854, p. 46 —55. Vera. Java II 1878, p. 105 Ciwa-beeld, 12 voet hoog. IJzerman. Vers. Med. K. Ak. Lett. 5° r. IV 1887, p. 290. 337. Tjandi Tindjong. Regentschap Kalasan. Een vervallen tempel, ingang aan de westzijde. Im 1889 bijna geheel opgeruimd. Het voetpad naar Tjandi Idjo loopt langs dezen tempel. Re Lit. Brumunp. Indiana II 1854, p. 46, 55. Vern. Java II 1878 p. 105. IJzerman. Versl. Med. K. Ak. Lett. 35° r. IV 1887, p. 275. 338. Tjandi Idjo. Regentschap Kalasan. | De fundamenten van een tempelgroep van 411 tempels. In de put van één der tempels zijn eenige voorwerpen en een beschreven gouden plaatje gevonden, en op één der tempels komt een opschrift voor. Lit. Branpes. Notulen XXIV 1886, p. 182—186. Over Tjandi Idjo, met eene schelsteekening. 172 Branpes. Notulen XXV 1887, p. 68—74. Over voorwerpen gevonden in de put van Tjandi Idjo en inseriptie op gouden plaat. Groneman. Tijdschr. XXXII 1887, p. 515—558. Tjandi Idjoe nabij Jogjakarta. Met 5 platen. 339. Tjandi Miring. Regentschap Kalasan. Een geheel vervallen tempel, op het gebergte, ten noorden van Tjandi Idjo, waar het gebergte de ombuiging naar het westen maakt. Opgaaf van den heer DorrepaaL te Soro gëdoeg. Lit. Hoepermans. Manuscript 1864 (In het Museum). Hij noemt den tempel »Tjandi Miri”. VerBeeEK. Notulen XXVIII 1890, p. 10. 340. Soember watoe. Regentschap Kalasan, Een zeer groot, maar niet afgewerkt, ganeca-beeld, hoog zonder voetstuk 5 meter, met het voetstuk 5.60 meter; van knie tot knie 2.65 meter; gelegen op 500 meter afstand van de desa Soember watoe. Opgaaf van den heer DorreraaL te Soro gëdoeg. Ook dit beeld, even als de beelden van het z.g. Giwa-plateau, schijnt mij hier ter plaatse vervaardigd, maar, toen de slechte hoedanigheid van het gesteente bleek, onafgewerkt gelaten te zijn. Lit. HorereRrMans. Manuscript 1864 (In het Museum). Hij noemt het ganeca-beeld „Batoe Capella” en beschrijft het als + 4 meter hoog en 2.40 meter breed. 341. Tjandi Sari. Regentschap Kalasan. Een geheel vervallen tempel ten Z. W. van Tjandi Miring. Opgaaf van den heer DorrepaaL te Soro gödoeg. Lit. VerzeeK. Notulen XXVIII 1890, p. 10. 342. Banjoe niba. Regentschap Kalasan. Zeven kleine heuveltjes met steenen in de sawah, waar waarschijnlijk tempeltjes gestaan hebben. Opgaaf van den heer DorreraaL te Soro gëdoeg. 115 Lit. ) HorperMans, Manuscript 1864 (In het Museum). Hij noemt deze »de tjandi’s Samarangan”. Verrek. Notulen XXVIII 1890, p. 11. 343. Tjandi Semárangan. Regentschap Kalasan. Ken geheel vervallen tempel; 5 beelden van hier zijn naar Soro gëdoeg gebracht. In 1889 teruggevonden door den heer Dorrrpaar. Lit. Horerermans. Manuscript. Hij noemt den tempel »Tjandi Kërtan”. VergeeK. Notulen XXVIII 1890, p. 11. 344. Tjandi Singa. Regentschap Kalasan. Een vervallen tempel. Een gebroken voetstuk en een ganeca. br SieBuren. Afbeelding in olieverf van Tjandi Singong (Singa) aan den voet van het Zuidergebergte; aanwezig in ’s Rijks Ethnographisch Museum te Leiden. Vermeld als N°. 18 in de lijst van Sregurem’s platen in de Kopiist 1° j. 1842, p. 580 en v. | Junenunn. Tijdschr. v. Nederl. Indië 6 j. IL 1844, p. 561. Tjandi »Dsino”. Junervan. Top. und nat. Reisen 1845, p. 92 »Djandi dsino”. Münmien. Ind. Magazijn 2° twaalftal 1845, p. 179. Tjandi »Dsingo”. Brumunp. Indiana IL 1845, p. 46, 49, 50. Vern. Java II 1878, p. 105. IJzerman. Versl, Med. K. Ak. Lett. 35° r. IV 1887, p. 275. 345. Tjandi Boebrah. Regentschap Kalasan, Bij Brumunp »Tjandi Géblak’” genoemd. Een nagenoeg vervallen tempel. Een ciwa en twee voetstukken. Van hier zijn een ciwa en twee ganeca’s naar Tandjoeng tirta gebracht. Lit. Brumunp. Indiana II 1845, p. 46, 49, Tjandi Géblak. IJzerman. Versl. Med. K. Ak. Lett. 35° r. IV 1887, p. 274. 174 346. Tjandi Geblak. Regentschap Kalasan. Bij Brumourp »Tjandi Gadjah’” genoemd. Een tempel, waarvan alleen het voetstuk nog over is, Volgens Horperuans is van hier afkomstig een beschreven lingga, later te Kémbangan op het land van den heer C. Baumearren. Hij noemt de plaats »Gëblok”. Lit. Brumuno. Indiana Il 1845, p. 46, 49, 52. Tjandi Gadjah. HoreperMans. Manuscript 1865 (In het Museum). IJzerman. Versl. Med. K. Ak. Lett. 5° r. IV 1887, p. 274. 347. Tjandi Watoe goedig. Regentschap Kalasan. Een péndapa, alleen de voetstukken zijn over. Lit. Brumunp. Indiana II 1845, p. 45. IJzerman. Versl. Med. K. Ak. Lett. 5° r. IV 1887, p. 289. 348. Tjandi Ngaglik. Regentschap Kalasan. Een geheel vervallen tempel. Tusschen Tjandi Ngaglik en de péndapa Watoe goedik een boeddha-beeld in de sawah. Lit. Brumunp. Indiana Il 1845, p. 45. IJzerman. Versl. Med. K. Ak. Lett. 5° r. IV 1887, p. 289. 349. Kraton Ratoe baka met nissen daarbij en Tjandi Dawong. Regentschap Kalasan, Geheel vervallen gebouwen. Fen gebroken beschreven steen, nu opgenomen in het Museum als steen N°. 50. Dicht daarbij 2 grotten met kamers, waarvóór vroeger een boeddhistisch beeld stond. Op een van de grotten twee opschriften. Sommigen houden deze plaats voor het verblijf van den vorst van het rijk, dat _ blijkens een opschrift op een koperen plaat van den heer Drepuksman den naam — droeg van »Mataram’’, en waarvan Prambanan dan de hoofdplaats zou geweest zijn. Dicht daarbij een geheel vervallen tempel, Tjandi Dawong geheeten. 115 In October 1889 bezocht ik deze plaats; aan de zuidzijde is eene met tempelsteenen bevloerde ruimte, en gedeelten van muren van een vroeger gebouw zichtbaar; meer noordelijk ligt de ruïne van een geheel vervallen gebouwtje, Tjandi Dawong geheeten. _Daartusschen liggen uitgekapte zandsteenwanden, waarin de genoemde lage grotjes zijn uitgehouwen. Het geheel maakt met zijn terrassen en inspringingen den indruk van eene groote steengroeve uit ouden tijd. Vlak daarbij, aan de oostelijke helling van den bergtop, vindt men 5 onafgewerkte boeddha-beelden, 2 in liggende, één in zittende houding, zonder het kussen _ 4.50 meter hoog, die blijkbaar dáár ter plaatse uit de rots gehouwen zijn. Nog heden wordt het zachte breccieachtige gesteente van dezen berg door de bevolking op verschillende punten uitgekapt en tot bouw- en vloersteenen bewerkt. Lit. Mackenzie. Verh. VII 1814. Narrative etc. p. 24—26: Over grotkamertjes of nissen, in het gesteente gehouwen. Vóór een van de kamers een beeld. p. 27: Over »the royal Kratton”. Juneuvan. Tijdschr. v. Nederl. Indië 6° j. IL 1844, p. 564. Kraton Radja Baka. Junenvan. Top. und nat. Reisen 1845, p. 91 »Radja Baka”. Münmen. Ind. Magazijn. 2° twaalftal 1845, p. 185. Brumunp. Indiana II 1854, p. 46, 48. Vern. Java II 1878, p. 102, 105. Noruren XXIV 1886, p. 81. Twee brokstukken van een beschreven steen, gevonden bij de Kraton Ratoe baka, nu in het Museum, met nota van BRANDES. IJzerman. Versl. Med. K. Ak. Lett. 5° r. IV 1887, p. 289. De op zijne kaart aangegeven Tjandi Dawong wordt door hem in den tekst niet genoemd. BRANDES in GROENEVELDT's Catalogus 1887. Steen N°. 50 met Nâgari-opschrift van tjandi Ratoe baka. Noruren XXV 1887, p. 174, 175: Rourraer, over 2 opschriften op het paleis Ratoe Baka, en aanbieding afdrukken daarvan. Verrek. Not. XXVIII 1890, p. 12. Aanbieding van afteekeningen der 2 inscripties bij Ratoe baka. 350. Tjandi Sanan. Regentschap Kalasan. Op het land Tandjoeng tirta, in een aangeplant djoearbosch, tusschen de _ rivieren Kali béning en Opak, een verhoogd terrein, waarop een tempel gestaan heeft. Men vindt er 40 boeddhistische beelden, waaronder 8 dhvani-boeddha’s en Î vrouwenbeeld; één is geheel ongeschonden, de andere zijn zonder hoofd, waarvan er echter nog twee los voorhanden zijn, geheel gelijkende op die van 176 Bara boedoer; verder 5 drempels met gaten, afkomstig van ingangen van den tempel, en 6 eylindervormige stukken. Ontdekt door den heer P. H. Baron Tarrts vaN AMmeERONGEN TOT WoupenBera te Soro gëdoeg. Lit. VerzeeK. Notulen XXVIII 1890, p. 11. Bericht over de ontdekking van Tjandi Sanan. 351. Tjandi Kalasan of Kali bening. Regentschap Kalasan, Een tempel, gedeeltelijk ingestort. Oorspronkelijk wel het fraaiste monument op Java, ofschoon van veel kleiner afmetingen dan Bara boedoer, en‚ even als dit, boeddhistisch (mähäyanistisch). Im de nabijheid een vervallen péndapa, wellicht een wihara, vraadzaal”” of »gehoorzaal” genoemd; de voetstukken voor de stijlen waren vroeger nog aanwezig, nu niet meer; vroeger waren hier 4 groote rakshasa’s. Tusschen Kalasan en Prambanan is een beschreven steen van 700 Caka gevonden, waarop de naam »kalasa’” voorkomt, nu bij den heer Drepuksman te Jogja. Lit. Mackenzie. Verh. VIT 1814. Narrative ete. p. 50—52: Over vier groote wachterbeelden en piedestals; p. 55—59: Over Tjandi Kalasan (naam van den tempel wordt niet genoemd). Rarrres. History II 1817, p. 26—28 (27—50). Verslag van Baker. Met een plaat tegenover p. 1: »S. K. view of the palace at Kulasan near Brambanan”; en een plaat op p. 240: »Temple near Kulasan North face, 1815”. Een van de rakshasa’s bij de péndapa is afgebeeld op de plaat tegenover p. 12: »From subjects in stone found in the central districts of Java” fig. 5. In den atlas van 1844, behoorende bij den 2den druk vindt men bovendien nog de volgende platen, die in den 1°° druk niet voorkomen: N°. 45. Cali Bening, or Booloos (?) and Temple at Cobon Dalam (plattegrond en doorsnede). N°. 44. Plan of the Remains of an Ancient Hall of Audience (or Pondope) on stone at Cali Bening (plattegrond). Stepuron. Afbeelding in olieverf van Tjandi Kali béning, aanwezig in ’s Rijks Ethnographisch Museum te Leiden. Vermeld als N°. 15 in de lijst van Stegurem’s platen in de Kopiist 1° j. 1842, p. 580 en v. Junenunn. Tijdschr. v. Nederl. Ind. 6 j. IL 1844, p. 558. Juncuvan. Top. und nat. Reisen durch Java 1845, p. 89. »Djandi Kalasan”. Münmicn. Ind. Magazijn 2° twaalftal 1845, p. 185. Rakshasa achter Tjandi Kali béning. Bireker. Tijdschr. v. Nederl. Indië 1850, II p. 5. Kort bericht. AUT Bruuunp. Indiana 1 1855, p. 54 en v. _H. Yure. Journal Asiat. Soc. Bengal XXXI 1862, p. 24—25 „Chand Kali Baneng”. Met fig. 6 (gedeelte van den tempel); fig. 7 (lijstwerk); fig. 12 (doorsnede). Leemans. Boro Boedoer 1875, p. 406, 458. VAN KinsBerGeN. Photo's N°. 201, 202. Vern. Java II 1878, p. 91, 92, 102. Noruren XXIV 1886, p. 25. 55, 60. Aanbieding afdruk steen op het residentserf te Jogjakérta, gevonden tusschen Prambanan en Kalasan. Bericht van BrANpes dat deze steen met Nâgari-inscriptie van 700 Caka is, en dat er het woord »kalasa” op voorkomt. Norucen XXIV 1886, p. 50, 55, 56, 80. Over Tjandi Kali béning, en aanbieding photo's van dezen tempel door de Jogjakérta’sche Vereeniging voor Oudheidkunde. Branpes. Tijdschr. XXXI 1886, p. 240—260. Een Nägari-opschrift gevonden tusschen Kalasan en Prambanan. Is van 700 Caka — 778 n. Chr. (In het stuk staat foutief 701 Caka — 779 n. Chr.) Branpes. Tijdschr. XXXI 1886, p. 601—611. Met een plattegrondteekening van Tjandi Kalasan en omstreken, door H. CG. Corners in 1806, en bijbehoorenden tekst, ook van Corners. Hij beschrijft ook de ruïne _(péndapa) ten zuidwesten van tjandi Kali béning, met de 4 groote rakshasa’s. In het Museum bevinden zich de platen en beschrijving van Tjandi Kalasan, door Cornerrus, WARDENAAR en VAN DER GEUGTEN, opgenoemd door Branpes, p. 609 en 610, onder N°. 1—6. IJzerman. Versl. Med. K. Ak. Lett. 3° r. IV 1887, p. 6, 7, 282, 285. Dr. R. G. Branparnkar. A Sanskrit Inseription from Central Java. (Transcriptie en engelsche vertaling van het Kalasan-opschrift van 700 Caka, eenigszins afwijkende van de vertaling door Branpes in Tijdschr. XXXI). Journal of the Bombay Branch of the R. Asiat. Soc. Vol. XVII Part. II 1889, p. 1—10. 352. Tjandi Sari. Regentschap Kalasan. Een boeddhistisch gebouw (wihara), nog in vrij goeden staat; drie vertrekken en twee verdiepingen. De beelden uit den tempel en de nissen zijn weggevoerd, maar de buitenwanden zijn met fraai beeldhouwwerk versierd. Lit. Mackenzie. Verh. VIJL 1814. Narrative etc. p. 40—45 »Cali Sari”. Rarrres. History II 1817, p. 24, 25 (25—27). In den atlas van 1844 behoorende hij den 2%" druk, zijn op plaat N°. 50, genaamd »Plan and section of the ancient Palace near Kulasan” doorsneden en plattegrond van Tjandi Sari voorgesteld. Deze plaat komt in den 1°° druk niet voor. SieBureH. Afbeeldingen in olieverf van Tjandi Sari, aanwezig in ’s Rijks OUDHEDEN VAN JAVA. 12 bd 178 Ethnographisch Museum te Leiden. Vermeld als N°. 32 en 25 in de lijst van Siegurem’s platen in de Kopiist 1° j. 1842, p. 580 en v. Junenvan. Tijdschr. v. Nederl. Indië 6° j. II 1844, p. 560. Junenvan. Top. und nat. Reisen 1845, p. 90 »Djandi Sari”. Brumunp. Indiana 1 1855, p. 47 en v. Van KmsBerGeN. Photo's N°. 205. Vern. Java II 1878, p. 95. Noruren XXIV 1886, p. 55, 56. Over Tjandi Sari, en aanbieding photo’s van dezen tempel door de Jogjakërta’sche vereeniging. Branpes. Tijdschr. XXXI[ 1886, p. 610 N°. 7 en 8. Platen van Tjandi Sari door Cornerius, WARDENAAR en VAN DER GeuctTEN (1806), in het Museum. Noruren XXV 1887, p. 2. Aanbieding teekeningen van beelden van Tjandi Sari door de Jogjakérta’sche vereeniging. IJzerman. Versl. Med. K. Ak. Lett. 5° r. IV 1887, p. 281, 282. 353. Dinangan en Randoe goenting. Regentschap Kalasan. Eenige beelden, waaronder boeddha's en twee bodhisatwa's. Lit. Raárrres. History Il 1817, p. 25, 24: »Dinangan or Randu Gunting”. Münnicu. Ind. Magazijn 2° twaalftal 1845, p. 182. Brumunp. Indiana II 1854, p. 59. IJzerman. Versl. Med. K. Ak. Lett. 5° r. IV 1887, p. 281. 354. Gata. Regentschap Kalasan. Nabij Prambanan. Op kaart IJzerman vermeld als desa Gétak sari; 1 kilometer ten zuiden van Prambanan. Een beschreven steen, nu opgenomen in het Museum te Batavia als steen N°. 56. Lit. HoeperMans. Manuscript 1864 (In het Museum). Steen gevonden door HoepeRMANs in 1864 in een moeras bij desa Gata (zuidelijk van Prambanan). Is te Tandjoeng tirta en Jogjakërta geweest en door RapeNn Saren aan het Museum geschonken. Noturen VI 1868, p. 60 en 67. Over opzending door Rapen Saren en ontvangst te Batavia van 5 steenen, waaronder steen Gata. Van KinsgerGEN. Photo's N°. 257. Is steen Gata, met de foutieve etiquette »Ganeca-beeld van Blitar”. 179 Branpes. Not. XXIV 1885, p. 51. Mededeeling dat de etiquette van Van KinsperGeN’s Photo N°. 257 foutief is, en zijn moet »steen van Gata bij Prambanan”. Branpes in GROENEVELDT'S Catalogus 1887. Steen N°. 56 is van Gata. (Jaartal 69. Sandjaja; met welk jaar n. Chr. dit overeenkomt, is nog onbekend). 355. Bogem. Regentschap Kalasan. Groote boeddha-beelden; een fraai en groot bodhisatwa-beeld van hier is nu op het residentserf te Jogjakërta. Lit. IJzerman. Versl. Med. K. Ak. Lett. 5° r. IV 1887, p. 280, 281. 356. Tempels van Prambanan. Regentschap Kalasan, Een uitgestrekte tempelgroep, de eigenlijke »tempels van Prambanan”, en wel te onderscheiden van de groote tempelgroep Tjandi Sewoe, die noordelijker ligt, en ook wel als »tempels van Prambanan” wordt aangeduid. Acht hoofdtempels, omsloten door drie ringmuren. Tusschen de 2° en 5° ringmuur stonden oorspronkelijk in drie rijen 156 kleinere tempels, en nog 1 bij den oostelijken ingang, dus samen 157, die echter grootendeels opgeruimd of vervallen zijn. De hoofdtempels zijn kort geleden door de Jogjakërta'sche _ vereeniging voor oudheidkunde van de ingestorte steen- en puinmassa’s gezuiverd, _ waarbij zeer fraaie beelden van Ciwa, Brahma, Wishnoe enz, en prachtige basreliefs, zeker de fraaiste van Java, te voorschijn zijn gekomen. De voornaamste _ der 8 binnenste tempels, bekend als tjandi Lara djonggrang, heeft een vestibule en ingang naar het binnenvertrek aan de oostzijde. In drie buitenzijvertrekken vind men ten noorden doerga (de z.g. Lara djonggrang), ten westen ganeca, 4 ten zuiden ciwa als goeroe; terwijl in de binnenkamer een groot beeld van ciwa als mahadewa troonde. Dezelfde stelling hebben de 5 beelden in de zijvertrekken & van andere tempels, zooals Gédong Sanga en Sela Gria in de Kédoe. Alleen verhuist ganeca naar het oosten, als de ingang westelijk ligt, zooals bij Gédong _ Sanga. ij In de putten der Prambanan tempels, die gediend hebben om in urnen de asch der verbrande lijken op te nemen, zijn verschillende voorwerpen gevonden, waaronder beschreven plaatjes. Lit. Mackenzie. Verh. VIT 1814. Narrative of a Journey to examine the remains 480 of an ancient city and temples at Brambana in Java. Dit stuk is gepubliceerd door Rarrres. De reis door Mackenzie werd gedaan van 19—22 Januari 1812 (op blz. 17 staat foutief 20 Januari 1815). Het stuk is herdrukt in Asiatic Journal IL 1816, p. 15—16, 152—156, 256—241, 550—554. Over »Lora jongran” handelen p. 2—9. Rarrres. History II 1817, p. 11—15. Met een vignet op p. 11: »N. E. view of the principal temple at Jongrangan 1815”; afbeeldingen van ganeca, ciwa als goeroe en doerga uit den tempel Lara djonggrang, op een plaat tegenover p. 12: »From subjects in stone found in the central districts of Java fig, 2, 4 en 6; afbeeldingen van doerga (Lara djonggrang) op een plaat tegenover p. 54; afbeeldingen van steenen beelden op een plaat tegenover p. 54; »From subjects in stone found near Prambanan and Singasari; afbeeldingen van metalen beeldjes van Prambanan op 5 platen tegenover p. 56. In den atlas van 1844, behoorende bij den 2% druk, vindt men bovendien nog de volgende platen: N° 52. Plan of the Temple of Loro Jongran, near Brambanan. N°. 55. Smaller Temple of Loro Jongran and Great Temple of Loro Jongran (plattegrond en doorsnede). N°. 54. From subjects in stone found near Brambanan (2 beelden). Crawrurp. Asiatic Researches XIII 1820, p. 557—568. The ruins of Prambanan. (Is onderteekend Jogjakarta 1 Mei 1816). Crawrurp. History Ind. Archipelago JI 1820. Op plate 27 afbeelding van ciwa als goeroe, uit Tjandi Lara djonggrang; op plate 50 afbeelding van een gebroken wishnoe-beeld van Prambanan. W. Von Humsorpr. Ueber die Kawi-Sprache, 1 1856, p. 119. »Chandi Lara Junggrang”. FP. G. Varex. Tijdschr. v. Nederl. Indië 5° j. 1 1840, p. 178—185. Tempels uit de vlakte van Prambanan. SieBureH. Afbeeldingen in olieverf van Tjandi Lara djonggrang en 5 beelden van Tjandi Lara djonggrang; aanwezig in ’s Rijks Ethnographisch Museum te Leiden; vermeld als N°. 16 en 17 in de lijst van SreBurem’s platen i de Kopiist 1 j. 1842, p. 580 en v. - vel Junenvan. Tijdschr. v. Nederl. Indië 6° j. II 1844, p. 561. Junenvun. Topogr. und naturwissensch. Reisen durch Java. Magdeburg 1845 p. 90. »Lorro Djungran”. Bireken. Tijdschr. v. Nederl. Indië 1850, Il p. 5. Kort bericht over Prambanan. Javascne OUDHEDEN 1852—1856. Gedrukt bij Mieunc te ’s Gravenhage. Hierin een plaat van tjandi Lara djonggrang. Van Imnorr. Bijdr. Kon. Inst. I 1855, p. 407. Korte aanteekening over oude tempels bij »Prabanam”’, in het verslag der reis van den Gouverneur- Generaal Van Imnorr over Java in 1746. Op deze reis werden waarschijnlijk de beelden van Prambanan medegebracht, die nu in de Chineesche Kerk te Batavia staan. (Zie hoven bij N° 27,). Brumunp. Indiana [ 1855, p. 51 en v. 181 Leemans. Javaansche tempels bij Prambanan. Bijdragen tot de T. L. en Volk. van N. Indië III 1855, p. 1—26. Met plattegrond van »Tjandi Loro Djongrang”’. Waarschijnlijk door Corneuws vervaardigd. Bevat het reisverhaal van den onderkoopman en fiskaal van Sémarang, Corneuis Antonie Lons over zijn tocht van 11—18 Augustus 1755 van Kartasoera naar het zuiderzeestrand en terug, op welke reis de oudheden van Prambanan werden bezocht. CrawrurD. A descriptive Dictionary etc. 1856, p. 67. »Lara ganggrang”’. Buppincn. Neêrlands Oost-Indië 1 1859, p. 245. Prambanan, met plaat TjandiSewoe. Lassen. Indische Alterthumskunde IV 1861, p. 510—511. »Lara ganggrang”’. Yure. Journal Asiat. Soc. Bengal XXXI 1862, p. 26. Loro Jongran. Hoerermans. Manuscript 1864 (In het Museum). Friepericu. Tijdschr. XXIII 1876, p. 67, 68. Prambanan en omstreken. Frrepericn, Tijdschr. XXIII 1876, p. 561—571. Leemans. Boro-Boedoer 1875, p. 420, 459. Fereuson. History of Indian and Eastern Architecture, 1876, p. 651. »Loro Jongram”’. Vern. Java II 1878, p. 94—96. Noruren XXIII 1885, p. 156. 157. Bericht over opgravingen in tjandi Lara djonggrang. Leemans. Catalogus Leiden 1885, p. 120 N° 98 de helft, en N° 99. Twee teekeningen van Tjandi Lara djonggrang. N°. 99 is van Cornerus, 1806. Noruren XXIV 1886, p. 101, 102—105. Ontvangst van voorwerpen uit den put van den Ciwa-tempel te Prambanan, waaronder 2 beschreven plaatjes. Nota van Branpes over de beschreven plaatjes. Kern. Versl. Med. K. Ak. Lett. 5®r. III 1886, p. 100—102: Over Prambanan. Branpes. Tijdschr. XXXI 1886, p. 597— 614. Over opmetingen en teekeningen van den luitenant der genie H. C. Corners met J. W. B. WARDENAAR en À. PF. Van per Grueren van Tjandi Loemboeng, Tj. Sewoe, Tj. Lara djonggrang, Tj. Sari, Tj. Kalasan en de ruïne bezuiden Kalasan, alles vóór 1806; p. 610: Over plaat N°. 10 van Tj. Lara djonggrang en Tj. Lara djonggrang en Tj. Loemboeng. Noruren XXV 1887, p. 2. Aanbieding teekeningen van beelden van Tjandi Prambanan, door de Jogjakërta’sche Vereeniging. Noruren XXV 1887, p. 129. Aanbieding photo's van Prambanan-tempels, door de Jogjakërta’sche Vereeniging. IJzerman. Versl. Med. K. Ak. Lett. 5° r. IV 1887, p. 7, 264—274. GroNeMAN. Indische Gids 9° j. II 1887, p. 1425 —1445. Handelt over Prambanan. GroeneveLpt. Catalogus 1887. Voorwerpen 579* en 580°, urnen; N°. 785° en 785’, voorwerpen gevonden in den Ciwa-tempel te Prambanan, p. 219 -—222 en de noten van Branpes; N°. 785°, voorwerpen uit den Wishnoe-tempel te Prambanan; N°. 785°, uit den Brahma-tempel te Prambanan; N°. 541 en 574, steenen beelden van Prambanan. Noruren XXVII 1889, p. 145. Brief van Dr. GRONeMAN, overgedrukt uit de Locomotief van 15 September 1889, over de ontgraving der Prambanan-tempels. 182 Noruren XXVII 1889, p. 158. Ontvangst van 10 photogrammen en eene beschrijving door D". GRoNEMAN van de nieuw ontbloote gedeelten der Prambanan-tempels. Branpes. Not. XXVIII 1890, p. 16. Ontvangst van 51 photogrammen der nieuw ontbloote gedeelten der Prambanan-tempels. Noruren XXVIII 1890, p. 52. Gouv. besluit van 1 Maart 1890, N°. 10, waarbij f_ 5000 wordt beschikbaar gesteld voor uitgraving en photographeeren van den voet der Prambanan-tempels. 357. Keloerak. Regentschap Kalasan. Bij Tjandi Lara djonggrang. Een beschreven steen, nu opgenomen in het Museum als steen N°. 44. Lit. Notvren VI 1868, p. 60 en 67. Over opzending door Rapen Saren en ontvangst te Batavia van 5 steenen, waaronder steen Këloerak. BRANDES in GROENEVELDT'S Catalogus. Steen N°, 44 van Kéloerak, is van 704 (2) _ Caka. 358. Tjandi Koelon. Regentschap Kalasan. Een geheel vervallen tempeltje. Een van de 4 tempels (Tjandi Lor, Tjandi Asoe, Tjandi Boebrah, Tjandi Koelon), die den tempelgroep van Tjandi Sewoe omgeven. Lit. Brumunp. Indiana II 1854, p. 23. IJzerman. Versl. Med. K. Ak. Lett. 5° r. IV 1887, p. 279. 407 PNT / kà F ATA: Ld 8 A A 4 a . ne à vd ai al lb at hemden nt RESIDENTIE SOERAKERTA, N.B. De 10 volgende oudheden komen nog voor op het kaartje van Prambanan en omstreken. 359. Tjandi Lor. Afdeeling Klaten. Een geheel vervallen tempeltje. Fragmenten van dhyani-boeddah’s. Lit. Münnrcu. Ind. Magazijn, 2° twaalftal 1845, p. 180: »Tjandi bénér, ten noorden van Tjandi Sewoe. Brumunp. Indiana II 1854, p. 25. IJzerman. Versl. Med. K. Ak. Lett. 5° r. IV 1887, p. 279. 360. Tjandi Asoe. Afdeeling Klaten. Een tempel, waarvan alleen het voetstuk over is. Daarbij koewera-beelden. Lit. Münnren. Ind. Magazijn, 2° twaalftal 1845, p. 180: Tjandi asoe. Brumunp. Indiana II 1854, p. 25. Leemans. Boro Boedoer 1875, p. 459. Vern. Java II 1878, p. 99. Leemans. Catalogus Leiden 1885, p. 120, N°. 98 de helft. Teekening van Tjandi Asoe. IJzeruan. Versl. Med. K. Ak. Lett. 35° r. IV 1887, p. 279. 361. Tjandi Boebrah. Afdeeling Klaten, Een tempel, waarvan alleen het voetstuk over is. Daarbij verscheidene kleine dhyani-boeddha's. 186 Lit. Münsrcn. Ind. Magazijn 2° twaalftal 1845, p. 180. Tempeltje tusschen Tj. Loemboeng en Tj. Sewoe. Brumunp. Indiana Il 1854, p. 25. Vern. Java Il 1878, p. 99. IJzerman. Versl. Med. K. Ak. Lett. 35° r. IV 1887, p. 279. 362. Tjandi Sewoe. Afdeeling Klaten, Een zeer uitgestrekte boeddhistische tempelgroep. Een hoofdtempel met 4 voorkamers of vestibule's aan de 4 zijden; ingang naar de binnenkamer door de oostelijke vestibule. De hoofdtempel ligt op een verhoogd terras, omgeven door een muur. Daaromheen 4 rijen kleine tempeltjes, de buitenste of 41° rij bevat 88, de 2e rij 80, de 5° rij 44, de 4° rij 28 tempels, samen 240 stuks. Tusschen de 2° en 5° rij nog & grootere tempeltjes, 2 ten westen, 2 ten oosten en Î ten noorden, nabij de ingangen. Aan ieder der vier ingangen één paar groote rakshasa’s. In de nu grootendeels vervallen kleine tempels waren oorspronkelijk dhyani-boeddha’s gezeten, waarvan er nog 29 over zijn; op de buitenmuren dezer tempels 15 figuren in basrelief. De binnenkamer van den hoofdtempel is leeg, en bevatte reeds in 1812 geen beelden meer. Er moeten er minstens 42 geweest zijn. Nabij Tjandi Sewoe zijn 2 beschreven steenen platen gevonden die eerst overgebracht zijn naar het residentiehuis te Jogjakërta, en nu in het Museum te Batavia zijn opgenomen, als de steenen N°. 68 en 69. Bij het Lanpnuris Tsanpr sewoe, bewoond door den heer Krärinc, eenige beelden, waaronder een fraaie dhyani-boeddha van den tempel Tjandi Sewoe. Lit. Mackenzie. Verh. VII 1814. Narrativeetc., p. 9—14. Over »Chandi Sewo”. Hij noemt p. 9 een »>Memoir van Corners” van 1807. Rarrres. History II 1817, p. 15—25. Met de volgende af beeldingen: Rakshasa op een plaat tegenover p. 12. »From subjects in stone found in the central districts of Java”, fig. 7. Vignet op p. 16. »One of the small temples at Chandi Sewu, 1815”. Plaat tegenover p. 16 en noot op p. 17. One of the smaller temples at Brambanan in its present state (Dit is Tjandi Sewoe, Vers.) Taken in the year 1807 bij Mr. Cornets (CorneLius, Vers.) Plaat tegenover p. 18. One of the smaller temples at Brambanan restored to its original state. Plaat tegenover p. 18 en noot op p. 18 »The large temple at Brambanan”’ (Tjandi Sewoe, Vers.) From a drawing bij M". Corxeuis (GoRNELIUS) in 1807, 187 Plaat tegenover p. 18. »The large temple at Brambanan (Tj. Sewoe) restored to its original State”. Vignet op p. 20. »>The principal temple at Chandi Sewu 1815”. In den atlas van 1844, behoorende bij den 2°° druk vindt men nog de volgende platen: N°. 56. General plan of the Temples near Brambanan in Java, called Chande Sa Riboo Sewoe, or Thousand Temples (afkomstig van GorNeuus). N°. 58. One of the small Temples at Chandi Sewu (doorsneden). Crawrurp. History Indian Archipelago II 1820, p. 196. Tjandi Sewoe, Plate 25, Rakshasa van Tjandi Sewoe. W. Von Huusoror. Ueber die Kawi Sprache [ 1856, p. 117—118. »Chandi Sewu”’. SreBuren. Afbeeldingen in olieverf van Tjandi Sewoe, aanwezig in ’s Rijks Ethnographisch Museum te Leiden. Vermeld als N°. 20 en 21 in de lijst van Srepurom’s platen in de Kopiist 1° j. 1842, p. 580 en v. Junenvan. Tijdschr. v. Nederl. Indië 6° j. II 1844, p. 562. Tjandi Sewoe, met teekening van een rakshasa. JunenuuN. Top. und nat. Reisen 1845, p. 90 »Djandi Sebu”. Met plaat 1 fig. 3, Rakshasa, en plaat IL, tempel-ruïne Tjandi Sebu, teekening van 1856. Javascar Oupnepen 1852—1856. Gedrukt bij Mrerine te ’s Gravenhage. De titelplaat stelt een der kleine tempels van Tjandi Sewoe voor; (zooals het schijnt, hetzelfde tempeltje, afgebeeld bij Rarrres op de plaat tegenover p. 16, maar van de tegenovergestelde zijde genomen). Verder nog eene __ plaat: »Ruinen van Prambanan, Tjandi Sewoe”. Brumuno. Indiana II 1854, p. 4 en v. Crawrurp. A descriptive Dictionary etc. 1856, p. 67. Chandi-Sewu. Buppinen. Neerlands Oost-Indië 1 1859, p. 245. Prambanan, met plaat Tjandi Sewoe. Lassen. Indische Alterthumskunde IV 1861, p. 510—511. »Kandi Seva”. Van KinsBerGen. Photo's van Tjandi Sewoe N°. 200, en 204—209. Yure. Journal Asiat. Soc. Bengal XXXI 1862, p. 27—29. Met fig. 8 (ingang van den grooten tempel); fig. 9 (rakshasa) en fig. 13 (doorsnede). Leemans. Boro Boedoer 18753, p. 425, 458, 440. Frreuson. History of Indian and Eastern Architecture 1876, p. 652—655. »Chandi Siwa”. Met fig. 567 naar eene teekening »at the India office”, echter afkomstig van Corners. (Zie hierover Branpes Tijdschr. XXXI 1886, p. 600). Het origineel van deze teekening is in het Museum te Batavia. Vern. Java II 1878, p. 96—98. Vern. Eigen Haard 1879, p. 202. Met afbeelding van een rakshasa van Tjandi Sewoe. A. Paven. Afbeelding in olieverf van Tjandi Sewoe, aanwezig in ’s Rijks Ethnographisch Museum te Leiden, vermeld in den Catalogusder Amsterdamsche tentoonstelling 1885, Groep 1, klasse 5, inzending N°.I, voorwerp N°. 25. 188 Leemans. Catalogus Leiden 1885, p. 120 N°. 84—97. Teekeningen van Tjandi Sewoe. De N°. 84—91 zijn door Corveuws in 1805 en 1806 gemaakt. Branpes. Not. XXIV 1886, p. 26, c. Over inscriptie's op twee kleine steenen platen, gevonden bij Tjandi Sewoe, en overgebracht naar het residentie- huis te Jogjakérta. Noruren XXIV 1886, p. 55, 56. Over het juiste aantal der kleine tempels te Tjandi Sewoe en de beelden aldaar. Hierbij behoort een plattegrond- teekening van Tjandi Sewoe, uitgegeven in het Tijdschr. XXXI 1886, p. 324. Tupscurier XXXI 1886, p. 527. De tempelgroep van Tjandi-Sewoe. Met eene plattegrond-teekening van Tjandi Sewoe naar Corneurus, verbeterd en bijgewerkt door de Jogjakërta’sche Vereeniging. (Zie hierbij Notulen XXIV 1886,-p. 55, 56). Branpes. Tijdschr. XXXI 1886, p. 610. Plaat N°. 11 van Tjandi Sewoe, door Cornermus in 1806 vervaardigd, is in het Museum. Leemans. Versl. Med. K. Ak. Lett. 5° r. IIl 1886, p. 95—96. IJzerman. Versl. Med. K. Ak. Lett. 35° r. IV 1887, p. 7; 276—279. Noruven XXVII 1889, p. 91. Opzending naar het Museum te Batavia van de 2 beschreven steenen platen afkomstig van Tjandi Sewoe, bedoeld in de Notulen XXIV 1886, p. 26, c. nu Museum-steenen N°. 68 en 69. 363. Tjandi Loemboeng. Afdeeling Klaten. Een boeddhistische tempelgroep. Een hoofdgebouw, met ingang naar het oosten, zonder beelden; op de buitenvlakken figuren in basrelief, die niet overal afgewerkt zijn; zestien kleinere tempels daaromheen, eveneens zonder beelden. Lit. Mackenzie. Verh. VII 1814. Narrative etc. p. 15. Over Tjandi Loemboeng, bier genaamd »Tonongo”. Siepvren. Afbeelding in olieverf van Tjandi Loemboeng, aanwezig in ’s Rijks Ethnographisch Museum te Leiden. Vermeld als N°. 14 in de lijst van SieBurou’s platen in de Kopiist 1° j. 1842, p. 580 en v. Junenuan. Tijdschr. v. Nederl. Indië 6° j. IL 1844, p. 562 »Tjandi Lombok”. (Wellicht Tj. Loemboeng, Vens.) Brumunp. Indiana II 1854, p. 1 en v. Leemans. Boro Boedoer 1875, p. 458, 440. Frereuson. History of Indian and Eastern Architecture 1876; op p. 652 een plattegrond; fig. 567 »Small temple at Brambanan”’. (From a drawing in the India office). Volgens Branpes (Tijdschr. XXXI 1886, p. 600) is dit de plattegrond van Tjandi Loemboeng, naar eene teekening van CorneLius, waarvan het oorspronkelijke in het Museum te Batavia is. 189 % Vern. Java II 1878, p. 96. Noruren XXIV 1886, p. 80. Over Tjandi Loemboeng. Branpes. Tijdschr. XXXI 1886, p. 610 N°. 9 en 10. Platen van Tjandi Loemboeng (N°. 10 tevens van Tjandi Lara djonggrang) door Cornets in 1806 vervaardigd; in het Museum. IJzerman. Versl. Med. K. Ak. Lett. 35° r. IV 1887, p. 280. 364. Tjandi Plaosan. Afdeeling Klaten. Een boeddhistische tempelgroep, met zeer fraaie beelden. Twee gebouwen (wihara’s) in den trant van Tjandi Sari, door een muur gescheiden en met 2 ringmuren omgeven. Tusschen deze ringmuren 2 reeksen cirkelvormige plateau’s met tempeltjes op de hoeken en een reeks tempeltjes daaromheen. De twee hoofdgebouwen hebben een vestibule aan de westzijde en 5 kamers; bovenverdieping en dak ingestort. In twee nissen van ieder der vestibule's 2 beelden; in ieder der 6 kamers tegen den achterwand een altaar, waarop 5 beelden oorspronkelijk hun plaats vonden; het middenbeeld, een boeddha, is echter nergens meer voorhanden, de zijbeelden (in ieder vertrek dus nog twee) zijn prachtig bewerkte bodhisatwa’s. Ten noorden en ten zuiden van deze hoofdgroep vindt men verhoogde terrassen, omgeven door kleine tempels en cirkelvormige plateaus. Het noordelijke terras, waarop 22 beelden van dhyani-boeddha's en bodhisatwa’s, is ten noorden en ten zuiden omringd door 1 reeks, ten westen en ten oosten door 5 rijen cirkelvormige plateau’s. Het zuidelijke terras, waarop en waarbij 12 boeddhistische beelden, heeft ten westen 2 rijen tempeltjes, ten noorden, oosten en zuiden cirkelvormige plateau’s. Ten zuidwesten van Plaosan staat in de sawah een onafgewerkt amitabha-beeld, en langs den weg naar de halte Prambanan aan de linkerhand een ciwa- en _een koewera-beeld. Van hier is een der beschreven steenen uit de collectie Krärrne afkomstig, in 1889 door Dr. Groneman naar het Museum te Batavia gebracht en opgenomen als steen N°. 76. Lit. Münnren. Ind. Magazijn 2° twaalftal 1845, p. 180—182. Brumunp. Indiana II 1854, p. 25 en v. Friepericu. Tijdschr. XXIII 1876, p. 561—571. Leemans. Boro-Boedoer 1875, p. 425, 458. Vern. Java Il 1878, p. 99—101. Noruren XXIV 1886, p. 48, 49. Over uitgravingen bij tjandi Plaosan. 190 IJzerman. Versl. Med. K. Ak. Lett. 5° r. IV 1887, p. 8, 284—288. Noruren XXVII 1890, p. 44. Ontvangst, door Dr. GronemAN in December 1889, van den steen van Plaosan, nu Museum-steen N°. 76, uit de collectie Krärins. 365. Tjandi Kalongan. Afdeeling Klaten. Een waarschijnlijk boeddhistisch monument, de top is ingestort. In de binnenruimte zijn wellicht nog beelden aanwezig. Wordt door Baker Tjandi Kebon dalam genoemd. Brumunp en Vern noemen nog een vervallen Tjandi Samapoera, nabij Tjandi Kalongan, waarvan alleen beelden en tempelsteenen over zijn. Wellicht is Tjandi Soedjiwan (zie beneden) bedoeld. Lit. Mackenzie. Verh. VII 1814. Narrative etc. p. 18—25: Over Tjandi Kalongan (naam wordt niet opgegeven); p. 24: Over een beschreven steen in stukken gebroken, gevonden bij Tjandi Kalongan. Rarrres. History [ 1817; op een plaat tegenover p. 568 eene inscriptie van »Prambanan” (1 regel) » Specimen of an Inseription in the ancient Devanagari, found at Prambanan”. Op p. 57 van de History deel IL wordt over dezen steen gesproken, door Mackenzie in zijn reisverslag reeds genoemd, en in 6 stukken gebroken. De steen, nabij Tjandi Kalongan gevonden, wordt dus bedoeld. Rarrres. History II 1817, p. 8—11. »Chandi Kobon dalam”. In den atlas van 1844, behoorende bij den 2ten druk komt nog een plattegrond en doorsnede van Tjandi Kalongan voor op plaat N°. 45 »Cali Bening or Booloos (?) and Temple at Cobon Dalum (dit is Tjandi Kalongan). Smegvren. Afbeelding in olieverf van Tjandi Këébon dalam, aanwezig in ’s Rijks Etnographisch Museum te Leiden. Vermeld als N°. 19 in de lijst van SreBvren’s platen in de Kopiist 1° j. 1842, p. 580 en v. Brumunp. Indiana II 1854, p. 56, 57. »Kalongan en Somopoero”. Vern. Java II 1878, p. 101. Tjandi’s Kalongan en Samapoera. IJzerman. Versl. Med. K. Ak. Lett. 35° r. IV 1887, p. 285. 366. Tjandi Soedjiwan. Afdeeling Klaten. Een geheel vervallen boeddhistisch monument. Twee kleine tempels, met vele cirkelvormige plateau’s aan de oostzijde, evenals bij Tjandi Plaosan. Een amitabha-beeld zonder hoofd, en 2 bodhisatwa’s. Lit. IJzerman. Versl. Med. K. Ak. Lett. 5° r. IV 1887, p. 8, 285. 191 367. Pereng. Afdeeling Klaten. jp j | } Een beschreven steen, eerst in het bezit van den heer Krärinc, later van Mevrouw BrAcoNnrer (vroeger weduwe Krärine), nog later van den photograaf Cepuas, sedert 1890 in het Museum te Batavia, als steen N°. 77, reeds vermeld bij de »Collectie Krärinc”’ te Jogjakërta. De steen is van 785 Caka. Lit. Noruren VII 1869, Bijlage N. Drie afdrukken van een steen van den heer Krärine, vermeld in Frieperrcn’s papieren: (steen van 785 Caka). Conen Stuart. Kawi-Oorkonden 1875, N°. XXIII; is steen van 785 Caka (—= steen Krärina — steen Prambanan — steen Pereng). Van KinsBerGeN. Photo's N°. 182, is steen van 785 Caka. Vern. Java II 1878, p. 50. Over steen Prambanan (—= Pereng). Noruren XXIV 1886, p. 79. Over de juiste vindplaats van den steen Pereng, namelijk aan den voet van het zuidergebergte tusschen de Kraton Ratoe baka en tjandi Soedjiwan. En aanbieding van een photogram van dezen steen. Noruren XXVIII 1890, p. 44. Ontvangst van den steen van 785 Caka te Batavia. 368. Goepala. Afdeeling Klaten. Op de kaart IJzerman »Ndepolo”. Drie groote rakshasa's bij de desa’s Goepala en Tjabahan (op de topogr. kaart Tjabakkan), nabij de spoorbaan. Deze beelden zijn in 1871 door een zandlaag van den Meérapi overstroomd en nu nagenoeg geheel overdekt; alleen het bovenste gedeelte van den schedel is zichtbaar. Lit. HoeperMans. Manuscript 1866 (In het Museum). WEST- EN MIDDEN-JAVA. BLAD III (Vervolg). 369. Troetjoek. Afdeeling Klaten. Een beschreven zuiltje, nu opgenomen in het Museum als steen N°. 64, gevonden 4'/, kilometer ten Z. van desa Troetjoek, op den heuvelrug Goenoeng Gondang. Lit. Branpes. Not. XXVI 1888, p. 74, 75. Draagt het jaartal 805 Caka. 370. Srago. Afdeeling Klaten. Ten zuidoosten van Klaten. Een beschreven zuiltje, opgezonden aan het Museum door Controleur Rosemerer. Steen N°. 51. Lit. 5 Noruren XXIV 1886, p. 145, 182. Branpes over inscriptie op zuiltje Srago. BrAnpes in GROENEVELDT'S Catalogus 1887. Steen N°. 51 is zuiltje van Srago. 371. Moedal. Afdeeling Klaten. De desa ligt 1 kilometer ten N.O. van Klaten. Een beschreven zuiltje. Lit. Branpes. Not. XXVI 1888, p. 154. 372. Klaten. Hoofdplaats der afdeeling Klaten. Op het erf van den Assistent-Resident 9 beelden; één zeer groote rakshasa van Prambanan (Solo), met het voetstuk 2.10 meter hoog; een ciwa, hein a ed Ent me en een ganeca, een singa, een nandi, een doerga; een boeddha en 2 gekroonde beelden (bodhisatwa’ ej gevonden in de sawah’s tusschen Klaten en de grens met Jogjakërta. 373. Dompjong. Afdeeling Klaten, De desa komt niet op de topograpbische kaart voor. Zij ligt ten westen van Klaten, tusschen de desa's Basin en Klampoehan (Basing en Klamboekkan op de kaart), een weinig ten zuiden van de desa Djéroekan, en daardoor vroeger foutief vermeld als afkomstig uit de desa »Djëroek”’. Ken beschreven gouden plaatje, gevonden in een steenen doos (urn). Aangekocht door het Museum voor f 25. R Lit. Branpes. Not. XXVI 1888, p. 75, 74. Branves. Tijdschr. XXXII 1888, p. 441 —454. Een oudjavaansch alphabet van Midden-Java. Met facsimile van de inscriptie op het gouden plaatje van »Djéroek”. 374. Prambonan. Afdeeling Klaten, k | Het land Prambonan (niet te verwarren met Prambanan) grenzende aan dogjakerta, behoorde in 1865 aan den heer B. A. Van per Heupe. Bij het toenmalige landhuis in de desa Tégal wëroe nabij desa Djolanang, stond toen een beschreven zuilvormige steen (lingga), waarvan een afdruk in het Museum Het steentje zelf schijnt verloren te zijn, nasporingen zijn tot nog toe chteloos gebleven. Lit. Arpruk van een lingga »gevonden bij Prambanan” (dit moet Prambonan zijn). Vermeld in Frriepericm’s papieren, Not. VI 1869 Bijlage N. Verder in Notulen XIV 1876, Bijlage I, N°. 20 der afdrukken verzonden naar Leiden (nu weêr te Batavia). 375. Djatinom. Afdeeling Bojolali, _ Ten noorden van het landhuis Gëdaren ligt de desa Djatinom, die echter | gemakkelijker van het landhuis Karang anom is te bereiken. | Hier vindt men in de doekoehan Belan der desa Djatinom G kamertjes, uitgehouwen in een tufwand aan den linkeroever der rivier, die langs Djatinom OUDHEDEN VAN JAVA. 15 194 stroomt. _ Zij schijnen echter niet uit den hindoetijd, maar van jongeren javaanschen oorsprong te zijn. Inlanders komen hier vasten en bidden. Lit. Leemans. Boro Boedoer 1875, p. 597. Bericht, volgens een manuscript van Brumunp, over grotkamers, niet ver van het landhuis Gëdaren. VerzreK. Not. XXVIII 1890, p. 12 en 15. 376. Bajalali. Hoofdplaats der afdeeling Bojolali, Vroeger waren hier twaalf beelden, volgens Horpermans afkomstig van de desa’s Pelém en Tampir. Nu (1889) zijn er, in de desa Rétjasari, nog slechts 7 beelden, 1 steenen vaas en Í ovale kom. Particuliere mededeeling van den Assistent-Resident van Bajalali, H. H. E. Tr. Boscn, in 1889. Lit. HoreperMaxs. Manuscript 1866 (In het Museum). 377. Pelem en Tampir. Afdeeling Bojolali, Deze desa’s liggen 4'/, kilometer van Bajalali. In deze desa's hebben 2 tempels gestaan »Tjandi Paingan’ genaamd. De beelden van Bajalali moeten — van hier afkomstig zijn. Lit. HoePeRMANS. Manuscript 1866 (In het Museum). 378. Manggis. Afdeeling Bojolali. 4, kilometer van Bajalali. Twee groote beelden, waarvan één rakshasa, — beschadigd. j Lit. q HorPerMaANs. Manuscript 1866 (In het Museum). 4 379. Desa Tjandi krikil. Afdeeling Bojolali. Ì De desa ligt 6 kilometer van Bajalali. Hier zijn 4 putten, met tempelsteenen — bevloerd. Ook een nu geheel vervallen tempel (?) op een plateau genaamd „Tjandi Soekoh’ moet hier vroeger gestaan hebben. Van een tempel is nu, volgens den Assistent-Resident van Bajalali Boscn, niets meer te zien. | Lit. Horepermans. Manuscript 1866 (In het Museum). 195 380. Ampel. Afdeeling Bojolali. Een wairocana-beeld van metaal met Nàgari-inscriptie (ye dharmmä etc.), pu in het Museum; verder nog 7 beelden, eveneens in het Museum, zijn hier vroeger gevonden. _Lit. Groeneverpr. Catalogus 1887. Voorwerp N°. 554, metalen wairocana-beeld, p. 165 en de noot van Branpes. Volgens hem is het facsimile, gepubliceerd bij Crawrurp, History Ind. Archipelago 1820, Il plate 51, evenals bij Frreperscn Verh. XXIII 1850, plaat 2, van het opschrift op dit beeldje genomen. Verder de metalen beeldjes N°. 495, 547, 558, 569, 588, 626° en het steenen ciwa-beeld N°. 44. 381. Tawang. Afdeeling Sragen. Bij de desa Tawang, gelegen aan de Solo-rivier, nabij de grens met Madioen, 41, kilometer van desa doos Eene heeft wellicht vroeger een tempel gestaan. HorPeRMans vond er alleen nog bekapte steenen en het hiel van een tempel. | In 1889 werden hier alleen enkele gebakken steenen aangetroffen. KN Lit. HoreperMans. Manuscript 1866 (In het Museum). 382. Tjeta. Mangkoe Negara’sche landen, Eene opeenvolging- van terrassen, door trappen verbonden, tegen een voortop van den berg Lawoe. De plaats Tjéta, waar zich niets dan de oudheid bevindt, ligt naar schatting 2200 meter boven zee, en is moeilijk te bereiken. Van het landhuis K&moening loopt een pad eerst door de koffietuinen dezer onderneming, en dan steil doar het bosch naar boven. | Vroeger waren hier volgens Dr". Van per Vrrs 14 terrassen te onderscheiden, tegenwoordig zijn de 8 bovenste alleen nog te zien. De steenen trappen, die de terrassen verbinden, zijn zeer vervallen. Men vindt er een klein pilaartje et basement en kapiteel, ruim 2 meter hoog, door Junenvun het valtaar van _Kjëta”’ genoemd en op onderscheiden terrassen fundamenten van vierkante en angwerpige gebouwen, plateformes, of kamers. Verder enkele grove beelden, sakshasa’s, een olifant, waarop een man rijdt, gebroken; op een der terrassen afbeeldingen van dieren en lingga en joni, op het bovenste terras geen tempel, alleen een plateforme, waarop spitse steenen zijn geplaatst. Met jaartal 1570 Caka op een der olifantsbeelden, en de eveneens bij Van per Vurs afgebeelde, 196 in 6 stukken gebroken, beschreven steen, met het jaartal 1578 Caka, zijn door mij niet teruggevonden. De plattegrond van Tjëta die Van per Vurs geeft, is niet geheel juist. Lit. Crawrurp. History of the Indian Archipelago Vol. II 1820, p. 198. Over »Käátto”. Op p. 216 het jaartal 1556 (?) van Tjëta. W. Von Humsorpr. Ueber die Kawi-Sprache 1 1856, p. 116. Kort bericht over Kétto (Tjëta). Dr. C. J. Van per Vuis. Proeve eener beschrijving en verklaring der oudheden en opschriften op Soekoeh en Tjetto. Verh. Bat. Gen. XIX 1845. Junenvan. Tijdschr. van Ned. Indië 6° j. II 1844, p. 571, 572; met afbeelding van het »Altaar te Jetto”. Junenvan. Top. und nat. Reisen 1845, p. 298. Over »Bunden-tjeddo”, en teekening van het »Altar” op plaat XXV fig. 5 Junenunn. Java II 1853, p. 454—458. Crawrurp. À descriptive Dictionary 1856, »Suku and Châtto”. Buppinen. Neerlands Oost-Indië [ 1859, p. 258. Over »Soekoe en Tjeddo”. Lassen. Indische Altherthumskunde IV 1861, p. 514—515. Over Kottu of Kuttu (Tjëta). Leemans. Boro Boedoer 1875, p. 405. Vern. Java II 1878, p. 28 (jaartallen 1570 en 15712) en p. 104. VerBeeK. Not. XXVI 1888, p. 15, 16. Over Tjëta. 383. Soekoh. Mangkoe Negara'sche landen, Vier terrassen, door drie trappen verbonden, de eerste trap tevens een poort met basreliefs; een tempel, plateformes met obelisken en basreliefs; in 1889 waren er 17 beelden, 6 losse basreliefs en & beschreven steenen en voorwerpen, gedeeltelijk met jaartallen, Soekoh ligt tegen den Lawoe, maar niet zoo hoog als Tjëta. alen Dr. Van per Vers waren er vroeger meer beschreven steenen dan nu, namelijk: | 1. Eene inscriptie op de groote poort van buiten links. 2. Eene inscriptie op den grooten phallus met het jaartal 1567 Caka, door Rarrres van Soekoh medegebracht en nu in het Museum te Batavia opgenomen als voorwerp N°. 597 en beschreven steen N°. 5. Een jaartal 1565 Caka op het voetstuk van een der obelisken. 4. Bene inscriptie van twee regels en jaartal 1561 Gaka op een steen, waarop 5 personen in basrelief zijn voorgesteld, gevonden aan de noordzijde van het terrein. Een jaartal 1561 Caka op een steenen varken. A Cr Ld Eene inscriptie op het beeld genaamd Bima, met het jaartal 1564 (of 1565) Gaka. Eene inscriptie op een mannenbeeld, met het jaartal 1562 Caka. Eene groote inscriptie, waaronder het jaartal 1565 (aka is aangebracht (afgebeeld bij Rarrres) op de achterzijde van een gebroken et met klauwen van een vogel, aan beide zijden vleugels, de kop ontbreekt. Een jaartal op een steen met inscriptie, volgens Van per Vris 1228, volgens de teekening echter 1558 (aka, door in naar Solo gebracht. Hier is de steen blijven liggen en sedert verloren gegaan. (Zie Verh. Bat. Gen. XXI, voorrede geplaatst bij de beschrijving 1e beelden, blz. IX). Een ronde steen met voetzolen en randschrift, met het jaartal 1562 Caka (volgens Van per Vurs). Volgens HoreperMans waren de steenen N° 9 en 10 reeds in 1866 niet meer te Soekoh noch te Solo te vinden. N° 2 is te Batavia, N°. 5 en 6 waren in 1889 niet meer te Soekoh, maar te Tawang mangoe, de overige zijn _nog te Soekoh aanwezig. De beschrijving der bouwwerken van Soekoh door Van per Vris is zeer goed; zijne verklaring der inscriptie's is echter volgens Branpes onjuist. E40. Lit. Rarrres. History II 1817, p. 45—51 (2° ed. 1850, p. 49—54). Met een vignet op p. 1 »S.W. view of the principal temple at Suku”; een plaat tegenover p. 46 »From the Ruins at Suku near the Mountain Lawu” (basreliefs); en een plaat met Soekoh-inscriptie’s tegenover p. 58, waarover gehandeld wordt p. 59. Baraviascne Courant van 5 September 1818 N°. 56. Togtje naar den berg Lawoe in Augustus 1818 gedaan door de heeren Van Preun en Nanuss. Zie ook Letterbode 1819 1 blz. 184. Afgedrukt in Indisch Magazijn 2° twaalftal 1845, N°, 1 en 2 p. 25—28. Op blz. 28 vindt men hier eene sobere beschrijving van Soekoh (hier »Soemboeh’” genoemd). Crawrurp. History of the Indian Archipelago IT 1820, p. 198 met plaat, (basreliefs, smeden); p. 216, jaartallen 1561 en 13565 Caka. W. Von Humsorpr. Ueber die Kawi-Sprache I 1856, p. 116 en 172. Over »Suku”. Kort bericht. SieBuron. Afbeeldingen in olieverf van den tempel en van basreliefs (smederij) te Soekoh. Aanwezig in ’s Rijks Ethnographisch Museum te Leiden. Vermeld als N°. 24 en 25 in de lijst van SieBuron’s platen in de Kopiist 1° j. 1842, p. 580 en v. C. J. Van per Vus. Proeve eener beschrijving en verklaring der oudheden en opschriften op Soekoe en Tjetto. Met platen. Verh. XIX 1845 J. Rice. Journal of the Ind. Arch. Vol. V 1851, p. 459. Afbeelding van 4 jaartallen van Soekoh, overgenomen uit Van per Vurs. Crawrurp. A descriptive Dictionary 1856, p. 412. »Suku and Châtto”. 198 Buppixcn. Neerlands Oost-Indië 1 1859 p. 258. Over Soekoe en Tjeddo. Lassen. Indische Alterthumskunde IV 1861, p. 514—515. Over »Suku”. Conen Srvarr. Bronnen voor de taal-, land- en volkenkunde onzer Indische bezittingen, te Londen. Bijdr. Kon. Inst. Nieuwe volgreeks VI 1865, p. 145—160. Op p. 148 opgaaf van vinscriptie’s op de ruïnes van Soekoeh”. Hierbij behoort p. 285—288 N°. 8 en het facsimile op plaat VIII met het jaartal 1562 Caka. Leemans. Boro Boedoer 1875, p. 405. Frreuson. History of Indian and Eastern Architecture 1876, p. 660—661. Over »Suku.” Vern. Java II 1878, p. 28 en p. 104. Horre. Tabel van Oud- en Nieuw-Indische Alphabetten 1882, p. 48, c en b. Afbeelding der jaartallen 1562 en 1567 (er staat 1565?) Caka. GroeneveLpr. Catalogus 1887. Voorwerp N°. 557 blz. 114—116 en noot van Branpes. Dit is de groote phallus van Soekoh met inscriptie en jaartal 1567 Caka (op blz. 116 staat foutief 1562, op blz. 570 foutief 1565 Caka). Dit voorwerp is ook vermeld als »beschreven steen N°. 5” op blz. 575. VerBeeK. Not. XXVI 1888, p. 15, 16. Over Soekoh. VergeeK. Not. XXVIII 1890, p. 9. Aanbieding van afdrukken der 5 inscriptie’s in October 1889, nog te Soekoh aanwezig, vervaardigd door den heer J. F. De Corte. De boven onder N°. 5 en 6 genoemde voorwerpen waren reeds overgebracht naar Tawang mangoe. 384. Top Goenoeng Lawoe. Mangkoe Negara’sche landen. Op de drie hoogste toppen van den Lawoe vindt men plateau’s of terrassen, soms met muren van ruwe steenen omringd. Lit. Juneuvan. Topogr. und nat. Reisen 1845, p. 502—504. Junenunn. Java II 1855, p. 441-—446. Vern. Java III 1882, p. 696—697. 385. _Ngloerah. Mangkoe Negara'sche landen. De desa Ngloerah ligt tegen den Lawoe, 5 kilometer van desa Tawang mangoe. Hier waren vroeger volgens HoepeRrMans ò grove beelden. Volgens mededeeling van den Secretaris van Solo, Rosrmerer, zijn er enkele kleine beelden en één grootere rakshasa. Lit. Horpermans. Manuscript 1866 (In het Museum). 15 386. Tekaran. Afdeeling Wanagiri. Een groot bronzen ciwa-beeld van zeer fraaie bewerking, in October 1855 nden. Nu in het Museum. ____Fhrieperien. Tijdschr. VIII 1859, p. 72—74. Met 1 plaat. _JournaL or tue R. Asrar. Soc. New series V[ 1875, p. 276. Afbeeldingen van Im: het beeld van Tékaran (overgenomen van Frrepericu) door Hopeson gezonden. Ì EE _Grorneverpt. Catalogus 1887. Voorwerp N°. 509. 387. Residentie Soerakerta. 25 beelden en andere voorwerpen uit de residentie Soerakërta, nu in het Ampel, 1 van Soekoh en 1 van Tékaran, hierboven genoemd. OOST-JAVA. BLAD I (BLAD IV). RESIDENTIE REMBANG. 388. Toeban. Hoofdplaats der afdeeling Toeban, Blad 'K. V der top. kaart. Vroeger was hier een beschreven steen, nu te Batavia in het Museum als steen N°. 25. Verder een javaansch graf van SoeNan Bonane. KN Lit, Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 177—178: Graf van SorsoEHOENAN BonANG; p. 182: Over beschreven steen. Noruren IX 1871, p. 57, 65, 82; X 1872, p. 154. Over beschreven steen van Toeban. Vern. Java II 1878, p. 190. Graf van Sornan Bonane. BRANDES in GROENEVELDT'S Catalogus 1887. Steen N°. 25 p. 580 is steen van Toeban. 389. _Ngloejoe. District Temajang, afdeeling Bodjanegara, Blad ER. XV (Noordrand). Twee beelden en een steen met het jaartal 1294 Caka; vroeger was hier nog een doerga-beeld met jaartal 1515 Caka, nu te Batavia. Rit Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 177. Beelden; op achterzijde doerga-heeld een jaartal. Teekening van dit jaartal is in het Museum. Beelden naar het Museum overgebracht. Noruzen XIX 1881, p. 5, 61 en 78, op welke laatste bladzijde het jaar 1515 foutief als 121% is opgegeven. 204 GroeneveLprT. Catalogus 1887. Voorwerp N°. 147 p. 51. Hetzelfde beeld (doerga) door Brumunp bedoeld, met jaartal 1515 Caka. VerBeekK. Not. XXVI 1888, p. 15. Over 2 ganeca-beelden; aanbieding teekening van het jaartal 1294Caka op een steen, die nu nog bij Ngloejoe staat. 390. Kelina. District Padangan, afdeeling Bodjanegara, Blad @. XV. Vroeger was nabij de desa Klina een beeldje aanwezig, bij de inlanders bekend als »Kjai Derpo”. Het schaamdeel kon uitgenomen worden. Het is sedert 1882 spoorloos verdwenen. Lit. Bruuunp. Verh. XXXIII 1868, p. 176, 177, »Kjahi Deipo”. Vern. Java Il 1878, p. 109. Trekenine van dit beeldje is voorhanden in het Bat. Museum als »afkomstig 500 roê ten Z. O. van Klino”. VerBeekK. Not. XXVI 1888, p. 14. Over beeldje van den Goenoeng Pandan, niet meer aanwezig. kt FP, Paas GEEA ® mi, x 4 La en Sal RD nd ed ® ZONTAM RESIDENTIE MADIOEN, 391. Kedoeng gong. B Gendingan, afdeeling Ngawi, Vroeger was hier een tempel, ongeveer 575 meter van de grens met Solo verwijderd, en 200 meter bezuiden de tegenwoordige spoorbaan. Nu zijn de fundamenten zelfs niet meer te zien. Alleen zijn nog ter plaatse aanwezig een vrouwenbeeld, een nandi en een onkenbaar zeer Besahalid beeld, benevens een voetstuk. Mededeeling van den Controleur van Ngrambé, A. Breevoorpr. N.B. Op de oudheidkundige kaart is het teeken voor deze oudheid ‚ foutief benoorden de spoorbaan aangegeven en moet zuidelijk verplaatst worden. Lit. | Hoerermans. Het Hindoe-rijk van Doho. Tijdschr. XXI 1875, p. 160. 392. Sine. District Sine, afdeeling Ngawi Een steen met inscriptie en jaartal 1581 Caka, nu in het Museum te __Batavia als steen N°. 5. Soekoh-schrift. Lit. Frriepericn. Tijdschr. IL 1854, p. 535. Inscriptie van Sineh, met facsimile door Dr. W. Voeren. Jaartal 1581 Caka. Horpermans. Doho Tijdschr. XXI 1875, p. 161, met afbeelding van het opschrift (onderstboven!) op blz. 161“. Vern. Java II 1878, p. 28. Horre. Alphabetten 1882, p. 48, d. N°. 5. Afbeelding van het jaartal 1581 Caka. Branpes, in Groeneverpt’s Catalogus 1887. Steen N°. 5 blz. 575 is steen van Sine. 393. Sarangan. District Balehpandjang, afdeeling Magetan. Een badplaats bij de pasanggrahan aan het meertje Pasir, met 2 zittende 208 mannen- en 5 staande vrouwenbeelden, van welke laatste één door de borsten, één door den navel, en één door eene opening onder den arm het water in het zwembad laten vloeien. Groote en vrij goed geconserveerde beelden. Lit. Junenvan. Ruinen van Java.” Tijdschr. v. Ned. Indië 6° j. II 1844, p. 3575 N°. XXI. Een doergabeeld door welks borsten water spuit in een bad bij het dorpje »Simpattan” (Sarangan zal bedoeld zijn. V). Müxnicn. Eenige bijdragen tot het onderzoek der oudheden op Java. Indisch Magazijn 2° twaalftal 1845 N°. 1 en 2, blz. 175—192. Over Sarangan handelt blz. 185. Hoepermans. Tijdschr. XXI 1875. Doho p. 159. 394. Saleh. District Balehpandjang, afdeeling Magetan. Een beschreven steen in de desa Saleh bij Plaosan. Lit. VergerK. Not. XXVII 1889, p. 85. Aanbieding afdruk van den steen te Saleh namens den Assistent-Resident van Magëtan Jhr. J. H. Hora Srccama. 395. Darangan. District en afdeeling Magetan. Een beschreven steen. Darangan ligt nabij de desa Sadon. Lit. j HorperMans. Doho. (Tijdschr. XXI 1875), p. 1592. Afbeelding der inscriptie. _ VerseeK. Not. XXVII 1889, p. 75. Aanbieding afdruk steen Darangan, pamens den Controleur F. A. Brouwer. 396. Sadon. District en afdeeling Magetan. Een beschreven steen, N°. 4 afgebeeld bij Hoepermans Doho, p. 159%. Volgens hem moet hier vroeger een tempel (£) geweest zijn, waarvan alleen een naga en twee banaspati’s over zijn. Een gebroken steen N°. 2 met een paar karakters, afgebeeld bij Horpermans blz. 159. Lit. HorererMans. Doho. (Tijdschr. XXI 1875), p. 159 en 159°. VerseeK. Not. XXVII 1889, p. 75. Namens den Controleur Brouwer aanbieding van een afdruk van den steen Sadon. 209 397. Kledokan. District en afdeeling Magetan. Drie beschreven steenen, in en bij de ‘desa Klédokan. Lit. Hoepermans. Doho. (Tijdschr. XXI 1875). Twee steenen met opschriften, afgebeeld op blz. 159’. Op de grafplaats genaamd »Koeboeran pandjang’’ een 5° steen met opschrift, afgebeeld op blz. 159°. VerseekK. Not. XXVII 1889, p. 75. Aanbieding van afdrukken van deze 5 steenen namens Controleur Brouwer. 398. Tadji. District Poerwadadi, afdeeling Magetan. Een beschreven steen; is eenigen tijd op het erf van den Controleur te Poerwadadi geweest, nu opgenomen in het Museum te Batavia als steen N° 51; van (aka 1126. Lit. Horpermans. Doho. (Tijdschr. XXI 1875), p. 161. AFDRUKKEN van dezen steen vermeld in inventaris papieren Friepericn, Not. VII 1869 Bijlage N; in lijst abklatschen van het Museum. Not. XIV 1876, Bijlage IL, afdruk N°. 9; in lijst abklatschen naar Leiden verzonden (nu weder te Batavia). Not. XIV 1876 Bijlage I, afdruk N°. 21. Branpes in GroeneveLpt's Catalogus 1887. Steen N°. 51 p. 585. Is volgens Branpes eene copie. 399. Sendang kamal. District Maospati, afdeeling Magetan. Drie beschreven steenen, één nagenoeg, twee geheel onleesbaar. Er zijn er vroeger vier geweest, waarvan één nu in het Museum als steen N° 57, en een afdruk van een der drie overige steenen. Lit. Rarrres. History IL 1817, p. 55 (2% ed. p. 55). Horsrierp vond in 1815 vier steenen te »Mauspati’’, waarvan alleen de grootste leesbaar was. Horepenmans. Doho. (Tijdschr. XXI 1875), p. 162 noemt ook 4 steenen, waarvan er slechts één leesbaar was, AFDRUKKEN worden vermeld in Not. VII 1869 Bijlage N (papieren Frrepenicu); en Not. XIV 1876, Bijlage II (lijst abklatschen van het Museum Batavia), afdrukken N°. 10 en 11. Branpes in GROENEVELDT'S Catalogus 1887. Steen N°. 57 blz. 585, van 915 Caka, is sleen van Séndang kamal. OUDLEDEN VAN JAVA, n 210 400. Kledokan. District Maospati, afdeeling Magetan, ten zuiden van Maospati. Een beschreven steen. totaal onleesbaar. Het hier bedoelde Klädokan ligt in het onderdistrict Béndo, en is niet te verwarren met het Klëdokan bij Magëtan, hierboven genoemd. 401. Benda. District Maospati, afdeeling Magetan, ten zuiden van Maospati. Een onleesbare beschreven steen, ten zuiden van den vorigen. 402. Boeloe gledeg. District Maospati, afdeeling Magetan, ten zuiden van Maospati, Een steen, die onderstboven in den grond stond; ik heb hem in 1887 laten uitgraven en omkeeren; het schrift is geheel onleesbaar. Ten zuiden van den vorigen. 403. Doepak. District Gorang Gareng, afdeeling Magetan. In de sawah staat een paaltje met ronden kop, 1 meter hoog, met een zonderling geschreven jaartal (1592? Caka). Lit. VerseeK. Not. XXVI 1888, p. 15. Aanbieding afteekening van het jaartal — 1592 Caka. 404. Goenoeng Bantjak. District Gorang Gareng, afdeeling Magetan. Eenige zeer slechte beelden, en op den berg een goed onderhouden javaansch graf van de »Kandjeng Ratoe Maporrerna’, de echtgenoote van een der oude sultans van Jogjakërta, welke vorstin daar in het begin van deze eeuw moet zijn begraven. 405. Madioen. Hoofdplaats der residentie. Een groot aantal beelden en steenen rijstschuurtjes (loemboeng’s), waarvan sommige met inscriptie's, waren hier vroeger samengebracht. Zij zijn nu grootendeels in het Museum te Batavia. | Dat HorperMans. Doho. (Tijdschr, XXI 1875), p. 164. Afbeelding van opschriften op 5 loemboeng’s op blz. 165°; (met jaartal 908 Caka) en op blz. 165° op blz. 165 afbeelding jaartal 1508 Caka op achterzijde beeld te Madioen. Horre. Alphabetten 1882, p. 48 d. N°. 1 en 2. Afbeelding jaartal 908 Caka | en 1508 Caka van Madioen. GroENeveLDT. Catalogus 1887. Voorwerp N°. 570 p. 118 en de noot van Branpes. Dit is de loemboeng met inscriptie, afgebeeld bij Hoepermars blz. 165°, van 908 Caka. Voorwerp N°. 569 p. 118. Deze loemboeng heeft het opschrift Cri, afgebeeld bij Horpermans blz. 165°, eerste figuur. Voorwerp N°. 572 p. 119 en de noot N°. 2 van Branpes. Loemboeng met jaartal 950 Caka. (In de noot staat foutief 940 Caka). eN GROOT AANTAL BEELDEN, afkomstig van Madioen, en opgegeven in GroeneveLDT's Catalogus. Over 18 dezer beelden handelen Not. XII 87% p. 52, 57ien Not. XIII 1875, p. 41. (In Not. XII 1875, p. 99, 100 wordt ook gesproken over een beschreven steen van Madioen, te Batavia ontvangen; maar deze steen is afkomstig van Sirah kétling, (zie later). Her steentje met jaartal 1591 Caka, later te Ködiri, nu in het Museum te Batavia, als steen N°. 60, is afkomstig van Madioen, en door den Resident Van pe Poen van hier naar Kédiri gebracht. Het jaartal is afgebeeld in Horre, Alphabetten 1882, p. 48 j. N°. 2. Afgebeeld bij VAN KinsBerGeN, Photogrammen, N°. 224 en 225. 406. Oeteran. District Oeteran, afdeeling Madioen. Hier stonden vroeger een beeld met jaartal 1558 Gaka, en een loemboeng met jaartal 924 Caka, volgens Horpenmans afkomstig van de desa Gëlang. Het beeldje staat nu bij de pasanggrahan aan het meer Netbël, de loemboeng is in het Museum te Batavia. _ Lit. Hoepermans. Doho. (Tijdschr. XXI 1875), p. 151. Afbeelding jaartal 1558 Caka (de 8 is misteekend) op achterzijde beeld met 4 armen (nu te Ngéh:l); p. 152: Afbeelding opschrift loemboeng. Horre. Alphabetten 1882, p. 48 d. N°. 4. Afbeelding jaartal 1558 Caka (de 8 misteekend). GroeneveLpt. Catalogus 1887. Voorwerp N°. 571, blz. 119 en noot N°. 1, van _ Branpes; is de loemboeng met inscriptie, afgebeeld bij Horrermaxs blz. 152. Volgens eene verbeterde lezing van Branpes luidt het opschrift 924 asuji (asuji is de naam van een maand). 12 407. Gelang. District Oeteran, afdeeling Madioen. Volgens Hoepermans waren hier vroeger sporen van een ouden kraton, namelijk fundamenten van baksteenen te zien, en in een javaansche kerk een fraai voetstuk. Ook moet van hier het beeld afkomstig zijn, dat later te Oetéran was, en nu te Ngëbel staat. Die kraton zou dan wellicht de hoofdplaats van het rijk van Daha hebben aangewezen. Een desa Daha ligt vlak bij desa Gêlang. Lit. HoeperMans. Doho. Tijdschr. XXI 1875, p. 149. 408. Kebon dalem. District Oeteran, afdeeling Madioen. Een steenen watervat, met jaartal 1520 Caka. Lit. Horepermans. Doho. (Tijdschr. XXI 1875), p. 149 en 150. Watervat met jaartal 1520 Caka. afgebeeld op blz. 150. Horre. Alphabetten 1882, p. 48 d. N°. 5. Afbeelding jaartal 1520 Caka. 409. Oemboel. District Oeteran, afdeeling Madioen. Een warme bron met gemetselden put. Lit. Hoepermans. Doho. (Tijdschr. XXI 1875), p. 150. Volgens hem afkomstig uit den Hindoe-tijd ? Juneuvun. Java II 1855, p. 475—476. Warme bron bij desa »Pradjan”. Daarbij enkele beelden. 410. Kanten. District en afdeeling Panaraga, In de doekoe Kanten der desa Babadan, benoorden Panaraga, stond vroeger een beschreven steen, in 1890 opgezonden naar het Museum te Batavia, en opgenomen als steen N°. 79. Lit. VenBeek. Notulen XXVIIL 1890, p. 15 en 40. Over opzending steen Kanten. 215 4ll. Koenti. District Soemarata, afdeeling Panaraga. Een groote verzameling metalen beelden, gevonden in den grond; nu in het Museum. B Lit. Noruren XXIV 1886, p. 56. | Groeneveror. Catalogus 1887. Voorwerpen N°. 522%, 540%, 557*, 557”, 570%, 577%, 605°, 659%, 657* en 683*; benevens twee beschreven plaatjes, een van goud en een van zilver, Cat. N°. 792, blz. 228 en de noot van BRANDES. Al2. Panaraga. Hoofdplaats der afdeeling Panaraga, Op het erf van den Assistent-Resident staan eenige beelden en een loemboeng met het jaartal 955 Caka. Ook is hier in 1868 eene oorkonde op koper gevonden, bestaande uit 4 beschreven koperen platen met het jaartal 825 Caka. Lit. E. Nerscuen. Tijdschr. II 1854, Berigten blz. VIJL. Over facsimile’s van twee inscriptie's op loemboengs te Panaraga. HoepeRrMans. Doho. (Tijdschr. XXI 1875, p. 155. Over beelden te Panaraga, wellicht? afkomstig van Sirah këting. VAN DER Criss. Not. XIX 1881, p. 85. Aanbieding van 4 koperen platen, gevonden in 1868 nabij Panaraga. Kern. Not. XX. 1882, p. 51. Over oorkonde Panaraga. Horte. Kawi-Oorkonden. Tijdschr. XXVII 1882, p. 540 en 544—548. Oorkonde Panaraga; is van 825 Caka. VerBeeK. Not. XXVI 1888, p. 15. Aanbieding eener afteekening van het jaartal 955 Caka op den steenen loemboeng te Panaraga. 413. Djaboeng. District Koetoe, afdeeling Panaraga, Een loemboeng met inscriptie. Lit. HoeperMans. Doho. Tijdschr. XXI 1875, p. 157. De loemboeng met inscriptie _is afgebeeld op blz. 157, het schrift op blz. 158. Ke dd f 214 Al4. Setana. District Panaraga, afdeeling Panaraga. Groote steenen, waarvan één met jaartal 1318 Caka, één met figuren van beesten; en een gebroken steen met 2 karakters vóór de javaansche kerk. Lit. HoeperMans. Doho. Tijdschr. XXI 1875, p. 155. Op blz. 154 teekening van het jaartal 1518 Caka. VerpeeK. Not. XXVI 1888, p. 15. Over steen met jaartal 1518 Caka. 4l5. Tegal sari. District Koetoe, afdeeling Panaraga. Een groote steen met jaartal 1251 Caka, die als drempel voor een javaansche kerk is gebruikt. Lit. Hoepermans. Doho. Tijdschr. XXI 1875, p. 155. Teekening jaartal 1251 Caka. Foxkkens. De priesterschool te Tégalsari. Tijdschr. XXIV 1877, p. 518. Met een plaat, waarop de steen met jaartal 1251 Caka is afgebeeld. VerBeeK. Not. XXVI 1888, p. 15. Over steen met jaartal 1251 Caka. 416. Watoe patok. District Tegal amba, afdeeling Patjitan. Twee steenen met groote karakters beschreven, waarvan in 1889 afteekeningen naar het Museum zijn gezonden. Lit. Noruren XXVIII 1890, p. 5 en 4. Over twee steenen, waarop een jaartal gestaan heeft. 4\7. Sirah keting. District Ardjawinangoen, afdeeling Panaraga. Een geheel vervallen tempel; alleen een trap van 7 treden en een banaspati van andesietbreccie is nog te vinden, onder groote boomen in de doekoe Sirah këling der desa Bédingin. Ook moet volgens mededeeling de gebroken beschreven steen, die nu te Wringin anom staat (zie verder) van deze plaats afkomstig zijn. Een andere beschreven steen van Sirah këting is nu opgenomen in het Museum te Batavia als steen N°. 55. Lit. HoeperMans. Doho. Tijdschr. XXI 1875), p. 157: Over geheel vervallen tjandi, 215 banaspati en trap; p. 155: Over beschreven steen, gebracht naar den kaboepaten te Madioen. Noruren XIII 1875, p. 41, 99 en 100. Over verzending en ontvangst te Batavia van dezen steen. ArprukK van dezen steen vermeld Not. VII 1869, Bijlage N. (papieren Friepericn); ook als afdruk N°. 55 der lijst van abklatschen van het Museum, Not. XIV 1876, Bijlage Il; en als afdruk N°. 22 der lijst van abklatschen van het Museum te Leiden (nu weer te Batavia), Not. XIV 1876, Bijlage 1. Branpes in Grorneverpt’s Catalogus 1887. Steen N°. 55, blz. 584. Is van 1026 Caka. VerBeeK. Not. XXVI 1888, p. 15. Over den geheel vervallen tempel; een beschreven steen, nu te Wringin anom, moet vroeger hier gevonden zijn. 418. Wringin anom. District Ardjawinangoen, afdeeling Panaraga. Beelden, een beschreven steen en een kleine steen met 6 karakters. _Lit. VerseekK. Not. XXVI 1888, p. 15. Over beelden en een gebroken steen, volgens mededeeling van inlanders, af komstig van Sirak kétling. (Van dezen steen is nog geen afdruk in het Museum voorbanden). En aanbieding afschrift van eene inscriptie van 6 grove karakters op een kleinen steen aldaar. Branpes. Not. XXVI 1888, Bijlage II p. XIX. De 6 karakters op den ___kleinen steen nog niet gelezen. 419. Karang patihan. District Poeloeng, afdeeling Panaraga. Een steen met jaartal 1061 Caka, in een bosch der desa Karang patihan. Lit. VerseekK. Not. XXVI 1888, p. 15. Aanbieding eener afteekening van het jaartal 1061 Caka, op een steen in het bosch, behoorende tot de desa Karang patihan. 420. Ngebël. District Poeloeng, afdeeling Panaraga, Een beeldje, bij de pasanggrahan aan het meer Ngëbël; op de achterzijde _ het jaartal 1558 Caka; 4 armen, gebroken. Het beeldje heeft eenigen tijd te Oetëran gestaan, en moet afkomstig zijn van Gëlang. Lit. HoreperMans. Doho. (Tijdschr. XXI 1875), p. 151. Het beeldje, waarvan hier 216 sprake is, met het jaartal 1558 Caka op de achterzijde, waarvan een teekening gegeven wordt (de 8 is echter misteekend) was vroeger te Oetéran (afkomstig van Gëlang?) maar staat nu bij de pasanggrahan aan het meer Ngébél. Horte. Alphabetten 1882, p. 48 d. N°. 4. Afbeelding van het jaartal 13558 Caka, overgenomen van HorpeRrMans (de 8 misteekend). VergreekK. Not. XXVI 1888, p. 15. Aanbieding afteekening jaartal 1558 Caka, op beeld te Ngébél. 421. Goenoeng Darawati. District Poeloeng, afdeeling Panaraga, op den Goenoeng Darawati, den hoogsten top van het Wilis- gebergte, 4 steenhoopen in den vorm van afgeknotte pyramiden. Daarbij een weinig lager twee terrassen, door muren van aarde en ruwe steenen omgeven. JuNGHUHN geeft deze oudheden niet op, ofschoon hij den Darawati beklom. N.B. Deze oudheid komt op de kaart niet voor; zij ligt 5750 meter ten westen van den top Wilis onzer kaart. Lit. Foxkens. Tijdschr. XXX 1885, p. 565, 566. RESIDENTIE SOERABAJA. 422. Dradjat. District Kedokan, afdeeling Sidajoe, Blad WK. II, Een javaansch graf van Soenan Dradjat. Lit. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 172. Vern. Java IL 1878, p. 191. 423. Ngemboh. District Tambangan, afdeeling Sidajoe, Blad ME. II, Op een kerkhof in de desa Negëmboh, niet ver van de noordkust van _ Java, staat een vreemd beeld, van onderen met lotusrand en pen, van boven afgebroken. In het midden een zittend manspersoon met tulbandachtig hoofddeksel en spitsen baard: daaronder een krul. Aan beide zijden 5 kleinere dergelijke beeldjes, dus in het geheel 6 kleine beeljes en 1 groot beeld; alles op één steen als tegen een ruggestuk uitgehouwen. Bij het beeld wordt geofferd. 424. Keben. District Tengahan, afdeeling Lamongan, Blad F. V. Een beschreven steen; afdruk in het Museum. Lit. VerseeK. Not. XXIX 1191, Januari-vergadering. Aanbieding, namens den heer J. F. De Corte, van afdruk steen Kèbén. 425. Gondang. District Lengkir, afdeeling Lamongan, Blad D. VII. Een beschreven steen; afdruk sedert 1888 in het Museum. Waarschijnlijk geheel onleesbaar. 220 426. Koeta teboe of Koeta rosan. District Lengkir, afdeeling Lamongan, Blad €, VII Een muur van gehouwen bergsteen, zonder kalk, waarvan alleen een gedeelte van de zuidzijde en van de oostzijde nog bestaat. Hoogte ruim 1 meter. Ligt ten Z. O. van desa Mélati (bij Kédong pring) en aan de oostzijde der rivier Krekah of Këédong pring. Schijnt een versterking geweest te zijn. Lit. Noruren IX 1871, p. 58. Aanbieding eener teekening van Koeta Rosan, vervaardigd door Wiseurus. Wiserrus. Ruïne van Koeta Rosan. Met een kaartje. Tijdschr. XXIII 1876, p..18: Vern. Java II 1878, p. 127. 427. Kelor. District Lenekir, afdeeling Lamongan, Blad B. VII Een beschreven steen; afdruk sedert 1888 in het Museum. Waarschijnlijk onleesbaar. 428. Terban. District Lengkir, afdeeling Lamongan, Blad B. VIIL Een beschreven steen; afdruk sedert 1888 in het Museum. Waarschijnlijk onleesbaar. 429. _Ngimbang. District Mantoep, afdeeling Lamongan, Blad ©. IX. Een beschreven steen; afdruk sedert 1888 in het Museum. Waarschijnlijk onleesbaar. 430. Droedjoe goerit. District Mantoep, afdeeling Lamongan, Blad €. IX. Een beschreven steen; afdruk sedert 1888 in het Museum. 431. Wotan. District Mantoep, afdeeling Lamongan, Blad B. IX. Een beschreven steen: afdruk sedert 1888 in het Museum. 221 432. Ngasem lemahbang. District Mantoep, afdeeling Lamongan, Blad B. IX, Een beschreven steen: afdruk sedert 1888 in het Museum. 433. Pasar legi. District Mantoep, afdeeling Lamongan, Blad €. IX, Een beschreven steen; afdruk sedert 1888 in het Museum. Jaartal 965 Caka. (Schijnt eene copie uit later tijd te zijn). 434. Lawan. | District Mantoep, afdeeling Lamongan, Blad D. IX, Een beschreven steen; afdruk sedert 1888 in het Museum; waarschijnlijk geheel onleesbaar. 435. Pamotan. District Mantoep, afdeeling Lamongan, Blad BE. X, Een gebroken beschreven steen; afdruk sedert 1888 in het Museum. Jaartal 964 Caka. 436. Toegoe. District Mantoep, afdeeling Lamongan, Blad F. VII Een dikke steen in desa Toegoe, vlak bij Mantoep, van den vorm der _ beschreven steenen, staande onder een waringinboom. De steen is blijkbaar nooit beschreven geweest, de oppervlakte is geheel gaaf. 437. Leran. District Grisee, afdeeling Grisee, Blad MM. VI. Vijf javaansche graven, waaronder dat van de prinses »poetri Dew: Swart” _ met een gebroken marmerplaat, waarop eene arabische „inscriptie. El BrumunD. Verh. XXXIII 1868, p. 184 en 185. Leran ligt volgens hem 9 kil. west van Grisee; dit moet zijn noordwest, op weg naar Sidajoe. Veru. Java II 1878, p. 185 en 186. 222 438. Gresik. Hoofdplaats der afdeeling Grisee (*), Blad MM. VII en L. VII Javaansche graven; vier steenen met jaartallen (een waterbak met jaartal 1286, een zerk met jaartal 1540, en twee martevanen met jaartal 1645); één met arabisch en één met javaansch schrift. Lit. Rarries. History Vol. IL 1817, p‚, 60. (64). Over graven te Grësik en jaartallen 1246 (?) en 1540. Van HoËver. Reis over Java etc. I 1849, blz. 154—158. Blz. 154: Graf van Maui Ipramim, met afbeelding der graftombe met arabisch schrift. Blz. 157: Afbeeldingen van watervaten en een steen, met jaartallen 1286 en 1540 Caka en 1645 (javaansch). Blz. 157, 158: Afbeelding van een graf met javaansche inscriplie van Puspanëgara en het jaartal 1645 in figuren. Buppinen. Nêerlands Oost-Indië. Reizen over Java etc. I 1859, p. 287. Graf van Girie. Brumunp. Verh. XXXII[ 1868, p. 175 en 182—186. Over de graven te Grisee. Vern. Java Il 1878. p. 184: Graf van Maurana Marik IprAHM in Gapoera welan (gestorven 1419 n. Chr.); p. 189: Graf van Naar cen Panaré in desa Kaboengsoen; p. 190: Graf van Sorvan Girr (— Rapen Paroe) op den heuvel Girr (gestorven 1485 n. Chr.) 439. Regentschap Gresik (Grisee). In het regentschap Grisee zijn in 1842 negen beschreven koperen platen gevonden; de juiste vindplaats wordt niet opgegeven. Lit. E. Nerscuer, Tijdschr. II. Berigten blz. XXII en XXIII. Over 6 en 5 beschreven koperen platen van het Regentschap Grisee, gevonden in 1842 met twee onbeschreven platen. Conen Stuart. Kawi-Oorkonden 1875, N°. VII blz. x. Zes platen van 855 Caka. Begin in transcriptie en vertaling bekend gemaakt door FriepericH in Verh. XXVI 1857, p. 89 (op blz. 87 aldaar staat het jaartal goed 855, op blz. 89 echter foutief 845). Uit de platen N°. 5 en 6 heeft Prof. Kern het eedsformulier bekend gemaakt in Bijdragen Kon. Inst. 5° r. IX 1874, p. 197. Zie ook Conen Sruarr in Not. VIII 1870, Bijlage G, alwaar de opgegeven datum van het jaar 855 Caka wordt uitgerekend te zijn 15 Juli 951 n. Chr. (*) Officieel wordt de naam van de afdeeling »Grisec” of Grissee geschreven. EN eni ETE ed 225 ‘ p “u ” Conen Stuart. Kawi-Oorkonden 1875, NO. XVI (ééne plaat) en N°. XIX (twee platen) blz. xr. Nagenoeg gelijkluidend. Vern. Java II 1878, p. 41. Over de Kawi-Oorkonden N°. XVI en XIX. Branpes. Not. XXIV 1886, p. 146, in de tabel. Kawi-Oorkonde N°. VII van Grésik van 855 Caka (hier staat foutief Berrro, Jeneoro II). 440. Soerabaja. Hoofdplaats der residentie, Blad ME. VIII, Op de kleine aloen-aloen (het plein tegenover hel residentiehuis) een groot boeddha-beeld, genaamd Djaka dolok met een groot aantal kleinere beelden. Ook op het erf van het residentiehuis slechte beelden. Vroeger te Simpang een beschreven steen, nu in het Museum als steen N°. 16 en verscheidene beelden, die nu grootendeels ook in het Museum te Batavia zijn. In de desa Ampel een javaansch graf van SorENAN NeamPeL, en in de desa Batoe poetih eenige watervaten, waarvan één met onduidelijke inscriptie. Lit. Buppinen. Nêerlands Oost-Indië. 11859, p. 516. Over het beeld Djoko-dolok te Simpang. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 175 en 185, 184. Over graf van SorNan NeampeL (RADEN RAHMAT) te Ngampel, en aan de overzijde van de rivier Pégirihan, te Batoe poetih, een watervat met inscriptie. Noturen X 1872, p. 111 en 142. Over beeld genaamd Dsaka Dorrok. Volgens den Regent in 1817, van Kandang Gadjak, bezuiden de oude stad Madjapahit, hierheen gebracht. VAN per Toug. Not. XIV 1876, p. 27. Over inscriptie op beschreven steen te Simpang (Soerabaja) van 947 Caka. (Moet wezen 956 Caka). Noturen XIV 1876, p. 81. Aanbieding afschrift van die inscriptie. Vern. Java II 1878, p. 188. Graf van Soenan Ngampel. Branpes. Tijdschr. XXXI 1886, p. 241. Noot 2. Volgens hem zou het beeld Djaka dolok afkomstig zijn van Tjandi Ngrimbi, maar dit is later gebleken niet juist te zijn. Volgens Vern, Java Il p. 125 is een ander zittend boeddha-beeld van Ngrimbi afkomstig, dat later in den tuin van het residentiehuis met andere beelden was opgesteld; wáár dit beeld zich nu bevindt, is onbekend. Branpes. Tijdschr. XXXI 1886, p. 613, de noot. Het akshobija-beeld, afgebeeld in v. Hoëverr’s reis over Java Deel III als »Boeddha-beeld van Simpang”’ is niet hetzelfde als Djaka dolok. Dit komt overeen met de vorige opmerking. Er schijnen te Simpang twee zittende boeddha-beelden geweest te zijn, het eene afgebeeld bij v. Hoëverr, in den tuin van het residentiehuis en nu niet meer aanwezig; het andere, Djaka dolok, nog steeds slaande op de kleine aloen-aloen. 224 VerseexK. Not. XXV 1887, p. 7. Aanbieding photogram van een groep beelden, vervaardigd door de firma SarzwerpeL te Soerabaja, die vroeger te Soerabaja stonden, maar nu in het Museum te Batavia zijn. Branpes in Groengverpt’s Catalogus 1887. Steen N°. 16, p. 578 van Simpang te Soerabaja. Van 956 Caka. VergeeK. De oudheden van Madjapahit in 1815 en 1887. Tijdschr. XXXIII 1889. Over Djaka dolok wordt gesproken op blz. 5, 6, 12 en blz. 12 in de noot. Ook is de vindplaats van het beeld op het bijgevoegde kaartje aangegeven. 441. Residentie Soerabaja. Een aantal voorwerpen, beelden, beschreven steenen en koperen platen zijn aanwezig in het Museum te Batavia als afkomstig »uit het Soerabaja’sche”, zonder nadere opgaaf der vindplaatsen, zoodat zelfs de afdeeling, waarin zij gevonden zijn, onzeker is. Het meerendeel zal echter wel uit Sidaardja en Madjakérta afkomstig wezen. Lit. Tipscur. XII 1862, p. 585. Aanbieding namens Z. Exc. den Gouv. Gen. Baron Stoer vaN De Brere van 4 steenen met inscriptie’s en 2 steenen altaren (voetstukken) uit de residentie Soerabaja. BRANDES in GROENEVELDT's Catalogus 1887. û Steen N°, 12 p. 576 en ijzeren afgietsel Waarschijnlijk de 4 steenen k ren a bedoeld in Tijdschr. XII p. 585. » melanie ê Ln ‚N°. 22 p. 580 Maar wellicht is N°. 16 van ‚N°. 2 p. 381. Van 945 (aka pe LPS » N° 52 p. 585. Van 1507 (aka. » N°. 58 p. 585. Waarschijnlijk ook steen N°. 15 p. 577 van 1125 Caka. Zie hierover: BRANDES in GROENEVELDT's Catalogus blz. 527 de noot. De zOOGENAAMDE Minro-steeN. Gevonden nabij Soerabaja, nu op Minto House bij Hawick in Schotland. Over dezen steen handelen: Conen Sruarr. Kawi-Oorkonden N°. XXIX, blz. xv—xvu, en Naschrift blz. xxx, Jaarcijfer 8.. Caka. Rarrres. History II 1817, p. 59 (65) en Appendix I. p. GOXXI—CCXXIII (GXXVII-—CXXIX). Jaartal foutief opgegeven 506 Caka. W. Von Humsorpt. Ueber die Kawi-Sprache, II 1858 plaat XI. Kern. Not. XIV 1876, p. 98—100. Brief over den Minto-steen. Noruren XIV 1876, p. 106. Over stukken betreffende den Minto-steen, gevonden in den boedel van Dr. Conen Stuart. Vern. Java II 1878, p. 51. Branpes in GroENeveLDT’s Catalogus 1887, p. 561 h. Jaartal waarschijnlijk 846 Caka. 225 Branpes. Not. XXV 1887, p. 67. Over Minto-steen. STEEN MET OPSCHRIFT TER EERE VAN ERLANGGA: Van 9.. Caka. De steen is nu te Calcutta. Opschriften van dezen steen zijn gepubliceerd in Vera. VIII (1816; 2° druk 1826) »An inscription from the Kawi etc. taken from a stone found in the district of Surabaja rendered into English by Mr. Crawrurp”. En in Kern Bijdr. Kon. Inst. 4° r. X 1885, blz. 1—21 »Sanscrit-inscriptie ter eere van den javaanschen vorst Er-Lanca. Zie verder Branpes Not. XXVII 1889, p. 17—19; en Kern Bijdr. Kon. Inst. 4° r. X 1885, p. 565. Mededeeling over den naam Pûgawat—=Poetjangan, voorkomende op den steen ERrrLAncGA. Tispscur. IV 1855. Berigten p. 207. HacrmaNn zendt 5 afgietsels in ijzer van koperen platen, toebehoorende aan den heer v. Corvorpen (Secretaris van Soerabaja). Dit is de oorkonde III van Conen Stuart. Conen Stuart. Kawi-Oork. 1875, N°, III (5 platen) met N°. V (2 platen) blz. mx. Deze platen behooren bij elkaar en zijn van 945 Caka. Kawi- Oork. N°. VIII (5 platen) blz. x. Juiste vindplaats van N°. IL, V en VIII onbekend, waarschijnlijk Soerabaja (Djénggala of Madjapahit) daar zij van HAGEMAN en v. CorvorDeNn afkomstig zijn. Zie hierover Tijdschr. IV 1855, p. 207; Not. I 1864, p. 28; Not. VIII 1870, p. 92. Verder: Branpes, in Tijdschr. XXXII 1888, p. 111 de noot, die de echtheid van Oorkonde VII betwijfelt. Conen Srvart. Kawi-Oorkonden 1875, N°. IV (2 platen) blz. vim, ix. Juiste vindplaats onbekend; geschonken door Rapen Saren. (Not. IV 1866 p. 145, 146). De eene plaat draagt het jaartal 1516 Caka, de andere de jaartallen 1517 en 1518 Caka. Conen Stuart. Kawi-Oorkonden 1875, N°. VI (ééne plaat) blz. mx, x. Van VAN CoevorDeN afkomstig. Zie Not. IT 1864, p. 227 en 260, en BrAnpes in Tijdschr. XXXII 1888, p. 111 de noot, die de echtheid der Oorkonde VI betwijfelt. _ Conen Stuart. Kawi-Oorkonden 1875, N°. XXI (ééne plaat) blz. xm. Koperen plaat (nu te Leiden) afkomstig van Madjapahit. Opgenomen in Leemans’ Catalogus Leiden 1885, p. 102 N°. 527. OoRKONDE OP KOPER VAN 851 Caka. Acht platen, in 1858 door den Regent van Kéndal, vroeger wëdana van Djénggala 1, geschonken aan Z. K. H. Prins HenprikK DER NEDERLANDEN; dus waarschijnlijk uit dat district afkomstig. Over deze Oorkonde zie men: Nor. XIII 1875, p. 106 en Not. XIV 1876, p. 15. Onderzoek, wáár de verloren platen van de serie van 11 stuks dezer oorkonde gebleven zijn. Niet gevonden. VAN DER Tuuk. Tijdschr. XXIII 1876, p. 140. Over oorkonde 851 Caka. Horre. Kawi-Oorkonden. Tijdschr. XXVII 1882, p. 558—544. De boven- genoemde Kawi-Oork. van Conen Stuart N°. VIII (5 platen) schijnt ook tot deze oorkonde te behooren, maar is niet gelijkluidend. Branpes. Not. XXIV 1886, p. 146. In de tabel. OUDHEDEN VAN JAVA. 15 296 Branpes. Tijdschr. XXXII 1888, p. 111 en 112, de noot. Houdt deze platen voor copieën. Vier (2) OORKONDEN oP KOPER, door den Regent van Soerabaja aan den heer SorLeEwijN Gerke geschonken. OoRKONDE OP KOPER VAN 795 Cara. Hierover handelen: Horre. Tijdschr. XXVIII 1885, p. 484. Branpes in GroeNeveLpt’s Catalogus 1887, p. 558 c. (hier door een drukfout jaartal 791). Deze oorkonde is wellicht van Midden-Java afkomstig. Twer KOPEREN PLATEN uit de collectie Rarrres in het Britsch Museum te Londen. Galvanoplastische afdrukken hiervan in het Museum te Batavia. Nor. XX 1882, p. 154. Horre. Tijdschr. XXVIII 1885, p. 488. Noe EEN STEEN VAN SOERABAJA. Zie Rarrres History II 1817 Appendix [. N°. 2. GroeneverprT Catalogus 1887. Een groot aantal voorwerpen uit de collectie SCHEEPMAKER en andere, opgenomen in den catalogus, zijn uit de residentie Soerabaja afkomstig, dikwijls zonder nadere opgaaf der vindplaats. 442. Bandjaran. District Goenoeng Kendeng, afdeeling Soerabaja, Blad KE. X. Een beschreven steen; afdruk sedert 1888 in het Museum. N.B. De desa Bandjaran staat niet op de kaart. Ten oosten van desa Ngandoeng staat op het Blad EK. X de naam Karang asém; dit moet Bandjaran wezen, terwijl Karang asém ten noorden van Ngandoeng ligt, grenzende aan deze desa. 443. Sidateka. District Madjakasri, afdeeling Madjakerta, Blad ME. X (Westrand). Een oorkonde op koper van 1245 (aka. Tien platen. Lit. Noruren XXI 1884, p. 111, 112. Vier koperen platen te Sidatëka gevonden. Noruren XXIII 1885, p. 1. Nog zes koperen platen te Sidatëka gevonden. Branpes. Not. XXIV 1886, p. 45. Over de oorkonde van Sidatéka, van 1245 Caka. | 444. Genengsana. District Madjakasri, afdeeling Madjakerta, Blad F. XI. Een klein stuk van een beschreven steen; afdruk sedert 1888 in het Museum. et hen 927 445. Dempoel. District Madjakasri, afdeeling Madjakerta, Blad F. X, Een gebarsten beschreven steen in het gehucht Troeneng (op blad F.X staat foutief Doekoe Wanarëdja, in plaats van Troeneng) der desa Démpoel, bij Kémlagi; afdruk sedert 1888 in het Museum. 446. Ketemas. District Madjadadi, afdeeling Djombang, Blad DD. XI. Een beschreven steen, afdruk door Ass.-Res. Sreinmerz gezonden in 1887. De steen is nu te Djombang op het erf van den Ass.-Resident. Lit. Branpes. Notulen XXV 1887, p. 128. Van 9.. Caka. 447. Grogol. District Madjadadi, afdeeling Djombang, Blad DD. XI, Een beschreven steen; afdruk door Ass.-Res. Sreinmrrz gezonden im 1887. De steen is nu te Djombang, op het erf van den Ass.-Resident. Lit. Branpes. Not XXV 1887, p. 128. Steen waarschijnlijk uit Erranaca’s tijd, dus 9.. Caka. 448. Soember goerit. District Madjadadi, afdeeling Djombang, Blad DD. XI, Een beschreven steen; afdruk door Ass-Res. Sreinmerz gezonden in 1887. De steen is nu te Djombang, op het erf van den Ass.-Resident. Branpes. Not. XXV 1887, p. 128. Inscriptie is van 955 Caka. 449. Tenggaran. District Madjaagoeng, afdeeling Djombang, Blad D. XII. Een beschreven steen, alleen het bovenste gedeelte nog leesbaar. Lit. VerseeK. Not. XXVI 1888, p. 12. Aanbieding afdrukken van de bovenste helft van vóór- en achterzijde van dezen steen. Branpes. Not. XXVI 1888. Bijlage II p. XIII. Steen is van 857 Caka. KEN AFDRUK VAN DEN GEHEELEN STEEN is sedert 1888 in het Museum. 998 450. Glagahan. District Madjaredja, afdeeling Djombang. Blad €. XIV. Een beschreven steen; afdruk door Ass-Res. Srrinmerz gezonden in 1887. De steen is nu te Djombang, op het erf van den Ass.-Resident. Lit. Branpes. Not. XXV 1887, p. 128. Steen is van 851 Caka. 451. Betek. District Madjaagoeng, afdeeling Djombang, Blad BE. XIII, In de desa Bëtek (of Blétek), 41'/, kilometer ten N. van Madjaagoeng, een klein gebroken beeldje op een inlandsch kerkhof, waarbij geofferd wordt. 452. Mantjilan. District Madjaagoeng, afdeeling Djombang, Blad E. XIII (Oostrand). (N.B. De naam is uit gebrek aan plaats niet op de kaart. vermeld, de desa ligt onmiddellijk zuid van Bëtek). Uitgestrekte fundamenten van baksteen, op de topographische kaart Blad E. XIII vermeld als »kraton”, in de doekoeh Kératon der desa Mantjilau. Volgens mededeeling van den Assistent-Resident Sreinmerz van Djombang strekten deze fundamenten zich vroeger verder uit dan nu, en zijn de steenen gebruikt bij het bouwen der suikerfabriek Soekadana. Ook waren er overblijfselen van muren, die een groot vierkant vormden, met zijden van + 5 kilometer lengte, die 4 vierkante gebouwen (hoektorens?) vereenigden, genaamd »baleh kambang”. 453. Soember penganten. District Madjaagoeng, afdeeling Djombang, Blad D. XIV. Een onderaardsche gang of tunnel van gebakken steen, met 5-hoekige doorsnede, die aan de eene zijde in een moeras (vroeger waarschijnlijk een vijver) uitkomt. Een mondstuk in den vorm van een nagakop is voorhanden, maar het gedeelte dat in den vijver uitkomt, is opengebroken. Ligt nabij de desa Soember pénganten, en behoort blijkbaar tot eene oude waterleiding. Particuliere mededeeling van den Assistent-Resident van Djombang, H. E. Sreimmerz, in 1889. 454. Goewa of Latsari. District Madjaagoeng, afdeeling Djombang, Blad D. XV. Een oude waterleiding, lang nagenoeg 200 meter, richting Z. O. —N. W., _ \ î ki ì KS Ü À ' 4 229 in de desa Goewa of Latsari, dwars onder den weg. De leiding is 12—16 meter diep, met 9 luchtkokers voorzien, niet bemetseld, maar alleen in de aarde gegraven, en valt in de rivier die langs Latsari loopt. Im deze desa een paar kleine beeldjes. Particuliere mededeeling van den Assistent-Resident van Djombang, SreinMerz, in 1889. 455. Madjawangi. District Madjaagoeng, afdeeling Djombang, Blad Ei. XV. Beschreven plaatjes van goud en van zilver, nu in het Museum te Batavia. Noruren XIX 1881, p. 85. GROENEVvELDT. Catalogus 1887, N°. 784 p. 225 en noot van Branpes (vindplaats foutief Modjowandji gespeld). 456. Tjandi Ngrimbi. District Djaboeng, afdeeling Madjakerta, Blad E. XV, Een tjandi van andesiet, bijna 10 meter hoog; de voet is 8”. 78 in het vierkant, zonder het trapstuk; de trap ligt west. De basreliefs zijn slechts gedeeltelijk afgewerkt. Stesuren. Afbeelding in olieverf van den »tempel Aringbing in Djapan” (Madjakërta) waarmede waarschijnlijk Ngrimbi bedoeld is. Aanwezig in ’s Rijks Ethnogr. Museum te Leiden. Vermeld als N°. 57 in de lijst van SieBuram’s platen in de Kopiist 1° j. 1842, p. 580 en volg. Vern. Java II 1878, p. 124—125. Beschrijving van tjandi Ngrimbi volgens manuscript van Wisrrrvs. Een groot boeddha-beeld uit de kamer is later naar Soerabaja in den tuin van het residentiehuis gebracht. Noruren XVIII 1880, p. 87. Aanbieding eener teekening van Tjandi Ngrimbi, „namens den heer Ropurer. MEDEDEELINGEN VAN HET NEDERLANDSCH ZENDELINGGENOOTscHAP XXVII 1885. Afbeelding van Tjandi Ngrimbi zonder tekst, zelfs zonder naam van den inzender. Branpes. Tijdschr. XXXI 1886, p. 241, noot 2. Het beeld Djaka dolok te Soerabaja zoude van hier afkomstig zijn, hetgeen later onjuist gebleken is. Vern. Java II p. 125 bedoelt een ander zittend boeddha-beeld, niet Djaka dolok op de aloen-aloen tegenover het residentiehuis, maar een beeld met eenige andere beelden opgesteld den tuin van het residentiehuis. Wáár het zich nu bevindt, is onbekend. VerseeK. Not. XXVI 1888, p. 15. Over tjandi Ngrimbi. ie 250 Venrneek. De oudheden van Madjapahit etc. Tijdschr. XXXIII 1889, blz. 12, de noot. Bericht van Branpes, dat het beeld Djaka dolok niet van Tjandi Ngrimbi afkomstig is. 457. Tralaja. District Madjaagoeng, afdeeling Djombang, Blad F. XIV, Eene uitgestrekte javaansche begraafplaats, met oude tjandisteenen, waarop jaartallen. Enkele steenen met slecht arabisch schrift, blijkbaar van jongen datum. Lit. Vern. Java II 1878, p. 140. Groeneverpr. Catalogus 1887. Voorwerp N°. 575 blz. 120. Urn van Trolojo. (Zie Not. VIII 1870, p. 66 en 78). VergeeK. Not. XXV 1887, p. 9. Bericht over jaartallen op tjandisteenen: 1204, 1241, 1276 Caka. En op graf- of grenssteenen 1198, 1502, 1540, 1559, 1579, 1589 en 1597 Caka. Enkele dezer steenen zijn beschreven met (later aangebracht) arabisch schrift. VerBeeK. Not. XXV 1887, p. 28. Over de arabische inscriptie’s van Tralaja. VerseeK. Not. XXVI 1888, p. 12. Aanbieding afdrukken van 5 arabische inscripties en van het jaartal 1502 Caka op een tjandisteen van Tralaja. Branpes. Not. XXVI 1888, Bijlage II p. XIX. Over de arabische inscriptie’s. VerBeeK. Not. XXVII 1889, p. 10. Over den naam Trailokyopoeri, voorkomende op steenen van Djijoe en Madjadjedjer, waarin wellicht de naam Tralaja verborgen is. VergeekK. De oudheden van Madjapahit in 1815 en 1887. Tijdschr. XXXIII 1889, p. 11. 458. Kedaton. District Madjaagoeng, afdeeling Djombang, Blad F. XIV, Een javaansch graf met een huisje (vierkant gemetselde muur en afdak) er om heen, 720 meter ten noorden van Tralaja. Daarbij losse tjandisteenen en een drempel met gaten, blijkbaar afkomstig van den ingang van een tjandi. Lit. Vern. Java ll 1878, p. 140. Begraafplaats, hier genoemd »Koeboeran Sréngenge”. Verzeek. De oudheden van Madjapahit. Tijdschr. XXXIII 1889, p. 5, 11. 459. Panggoeng. District Madjaagoeng, afdeeling Djombang, Blad F. XIII, Een groot javaansch graf van baksteen, wit gepleisterd, en een afdak er — ane Se | Ales tea ole te IE en pen ene EEE emetsr 251 over, 400 meter ten noorden van Këdaton. Daarnaast verscheidene gewone inlandsche graven. Langs den weg vindt men veel 6-hoekig bekapte andesiet- , steenen, wellicht neuten voor de stijlen van een huis of afdak. Lit. _ Vern. Java II 1878, p. 140. Grafteeken en put, en in de nabijheid 30 behouwen steenen. Verseek. De oudheden van Madjapahit in 1815 en 1887, Tijdschr. XXXIII 1889, p. 4 en 11. 460. Trawoelan. District Madjaagoeng, afdeeling Djombang, Blad F. XIII, ken groot beeld (rakshasa), genaamd Menak Djingga, geplaatst op een van losse vierkante tjandisteenen opgestapeld soubassement. Daarbij een vrouwenbeeld, van achteren uitloopende in een vogel of visch. Een javaansch kerkhof, waar, behalve een tal van gewone graven, te vinden is het graf van Rarore Porrri Tsampa, met een steen waarop het jaartal 4570 Gaka is aangebracht. Boven de poort aan den ingang der begraafplaats staat »Koeboerannja Kandjeng Rator Poerr: Tsempo, Modjopait”. De ruïne van een zeer grooten vijver (sëgaran) met vloer en muren van gebakken steen; water bevat die vijver nagenoeg niet meer, de vloer is bedekt met aarde, waarop planten groeien. Ook is volgens Warprnaar uit de omstreken van deze plaats (de juiste vindplaats wordt door hem niet opgegeven, hij zegt alleen »ten N. W. van de Ségaran'”) het beeld Djaka dolok afkomstig, dat hier in 1815 nog stond en volgens den Regent van Soerabaja in 1817 naar die plaats is vervoerd, waar het nog op de z.g. kleine aloen-aloen te Simpang (tegenover het residentiehuis) staat (zie ook bij Soerabaja). Lit. ua Rarrres. History II 1817, p. 55 (58) met afbeelding vrouwenbeeld, naar teekening van WARDENAAR. (From subjects in Stone, tegenover ___p. 44, afbeelding N°. 5). v. Hove. Reis over Java 1 1849, p. 177 —178. Rice. Journ. Indian Archipelago III 1849, p. 80. Javascur OupneDen 1852—1856. Gedrukt bij Mirrie te ’s Gravenhage. Eene plaat »Ruine van Madjapahit” stelt de twee beelden voor. Buppincn. Nêerl. Oost-Indië 1 1859, p. 519. Over Sanggar Pamalangan. Vern. Java Il 1878, p. 159. Het soubassement wordt Sanggar Pamalangan genoemd. „ VersreK. De oudheden van Madjapahit etc. Tijdschr. XXXIII 1889, Peo deld: Over het beeld Menak Djingga. 252 Rarrres. History IT p. 54 (57). Over vijver en graf Raroe Poernr Tsampa. (Het jaartal is foutief opgegeven 1520). N. Van Meeteren Brouwer. Dagverhaal van eene reis door den Oosthoek van Java in 1825. Mnemosyne 1828, p. 299—555. Op p. 504 kort bericht over den vijver van Madjapahit. v. Hoëverr. Reis over Java I 1849, p. 181. (Het jaartal foutief opgegeven 1520). | Rree. Journ. Ind. Arch. Vol. V 1851, p. 459. Afbeelding jaartal, dat foutief 1270 gelezen wordt. Vern. Java II 1878, p. 140. Over vijver en graf Rator Porrri Tsampa (het jaartal foutief opgegeven 1520). Vern. Java II 1878, p. 186, 194 en 195. Bedenkingen tegen de juistheid van het jaartal 1520 Caka. Horre. Alphabetten 1882, p. 48 f. Steen te Djrowoelan (Trawoelan) met jaartal 1590 (moet zijn 1570). Branpes. Not. XXIV 1886, p. 42. Eerste juiste lezing van het jaartal 1370 Caka, en niet 1520. î VerBeeK. Not. XXV 1887, p. 9. Bericht over het jaartal 1370 Caka. VerseeK. Not. XXVI 1888, p. 12. Aanbieding afdruk van het jaartal 13570 Caka. VergeeK. De oudheden van Madjapahit. Tijdschr. XXXIII 1889, p. 4, 11. Noruren X 1872, p. 111 en 142. Over beeld genaamd Djaka dolok. Volgens den Regent in 1817 van Kandang Gadjak, bezuiden de oude stad Madjapahit hierheen gebracht. Dit wordt bevestigd door eene aanteekening in WARDENAAR's papieren (in het Museum), die dit beeld in 1815 nog in de omstreken van Trawoelan aantrof. VergreK. De oudheden van Madjapahit etc. Tijdschr. XXXIII 1889, p. 5, 6, 12, de noot op blz. 12 en het kaartje. Over den vijver en het graf van Rator Porernt Tsampa. 461. Botok paloeng. District Madjaagoeng, afdeeling Djombang, Blad F. XIII, In de doekoeh Botok paloeng der desa Pélém, 1100 meter ten westen van de poort Badjang ratoe, vindt men een grooten visch (paloeng) in andesiet gehouwen. Lit. VerzerK. De oudheden van Madjapahit etc. Tijdschr. XXXIII 1889, p. 11. 462. Badjang ratoe. District Madjaagoeng, afdeeling Djombang, Blad F. XIII, Een poort van gebakken steen, met een piramidaal dak, hoog ongeveer 16 meter. Dit is in geheel Oost-Java het eenige monument, welks top volledig is bewaard gebleven. 255 Van Hoëverr. Reis over Java [ 1849, p. 179 —181. Rree. Journ. Ind. Arch. III 1849, p. 82. »Gopuro Bajang Ratoe”. Buppinen. Nêerlands Oost-Indië, IT 1859, p. 519. Over Badjang Ratoe. Vern. Java il 1878, p. 158. Verserk. Not. XXVI 1888, p. 54. Over een photogram van Badjang ratoe, vervaardigd door den heer F'. Srücky te Dinaja. Verseek. De oudheden van Madjapahit etc. Tijdschr. XXXIII 1889, p. 5, 6, 7, 11. 463. Tjandi Brawoe. District Madjaagoeng, afdeeling Djombang, Blad F. XIII Een hooge tjandi van gebakken steen, met een kamer met zeer hoog spits toeloopend dak. Gedeeltelijk gebroken. De voet, of heuvel, waarop de tjandi staat, is zeker 8 meter, detjandi zelf + 12 meter hoog. Niet opgemeten. Lit. j Rarrres. History II 1817, p. 54. Bij de afbeelding (vignet in den tekst) staat »One of the Gateways (?) at Majapait”. SteBuran. Afbeelding in olieverf van »Tjandi brawu te Modjopahit”. Aanwezig in ’sRijks Ethnogr. museum te Leiden. Vermeld als N°. 56 in de lijst van SreBureu’s platen in de Kopiist 1° j. 1842, p. 580 en volg. v. Hoëverr. Reis over Java 1 1849, p. 175—176. Met afbeelding door WARDENAAR. VerBeeK. De oudheden van Madjapahit Tijdschr. XXXIII 1889, p. 5, 5, 6, 8, 10. 464. Tjandi Gentong. District Madjaagoeng, afdeeling Djombang, Blad F. XIII, Ongeveer 500 meter ten oosten van Tjandi Brawoe ligt een hoop steenen en aarde, 5 meter hoog, door de inlanders Tjandi Gëntong genoemd. Deze tempel was in WaRpENAAR's tijd reeds geheel vervallen. Lit. Verspeek. De oudheden van Madjapahit. Tijdschr. XXXIII 1889, p. 5, 5, 10, 14. 465. Tjandi Gedong. District Madjaagoeng, afdeeling Djombang, Blad F. XIII. Een tempel, waarvan WarprnNaar in 1815 eene teekening vervaardigde, die echter verloren is gegaan. Ook de plaats, waar de tempel juist gestaan heeft, wordt door hem niet opgegeven en is ook niet meer op het terrein te herkennen. Lit. VerseeK. De oudheden van Madjapahit. Tijdschr. XXXIII 1889, p. 5, 5,6, 12, 14. 254 466. Tjandi Tengah. District Madjaagoeng, afdeeling Djombang, Blad F. XIII, Een tempel, die volgens Warpenaar in 1815 reeds geheel ingestort was. De plaats waar die tempel stond is eveneens onbekend; maar wel waarschijnlijk lagen deze tjandi en de vorige tusschen Tjandi Brawoe en Wringin lawang. Lit. | VerBeek. De oudheden van Madjapahit. Tijdschr. XXXIII 1889, p. 5, 5, 12, 14. 467. Moeteran. District Madjaagoeng, afdeeling Djombang, Blad F. XIII, Vijfhonderd meter ten noorden van Tjandi Brawoe ligt de desa Moetëran. Vroeger moet hier een gebouw geweest zijn, de Tjandi Moetëran, door v. Hoëverr bedoeld. In de desa zijn een groot aantal metalen beelden en andere voorwerpen gevonden. | Lit. Van HoëverL. Reis over Java 1 1849, p. 184, met teekening van tjandi Moetéran door WARpenAaAR uit het jaar 1815. Dat de top van boven afgerond geweest zou zijn, zooals de teekening aangeeft, is waarschijnlijk onjuist, evenals bij Tjandi Djaboeng in Prabalingga. (Zie later). E_ Vern. Java II 1878, p. 142. VerBeek. De oudheden van Madjapahit. Tijdschr. XXXIII 1889, p. 5, 5, 6, 10. Noruren XIX 1881, p. 4; over voorwerpen gevonden te Moetéran; inventaris der voorwerpen van Moetéran op p. 92—101 aldaar. GroENeverDT. Catalogus 1887. Voorwerpen N°. 552, 552°, 557, 1126, 1245, 1262, 1265, 1482, 1486, 1487, 1495, 1524, 1529, 1552, 1555, 1540° en 1758; het laatste met inscriptie, waarover handelen: Kern in Not. XX 1882, p. 50 (alwaar de vindplaats foutief is opgegeven Madjalengka in plaats van Moetéran) en BrANDes in GROENEVELDT’S Catalogus 1887, p. 526 de noot. VerzeekK. De oudheden van Madjapahit etc. Tijdschr. XXXIII 1889, p. 5, 5, 6, 10. 468. Wringin lawang. District Madjaagoeng, afdeeling Djombang, Blad F. XIII Een poort, of doorgang, + 5 meter breed, met stukken muur aan beide zijden. Hoogte minstens 10 meter. Van roode gebakken steenen opgetrokken. Lit. | Rarrres. History IL 1817, p. 154. Vignet »Remains of a Gateway at Majapahit, called Gapuro Jati Paser”. | | 255 Van Hoëverr. Reis over Java 1 1849, p. 174—175 met afbeelding door WarpenaaR. Wordt hier »Tjandi Pasar” genoemd, op blz. 175 echter ook als »Wringin lawang”’ opgegeven. Buppincu. Nêerlands Oost-Indië I 1859, p. 519. Over Tjandi Pasar. Vern. Java II 1878, p. 157. VersrekK. De oudheden van Madjapahit etc. Tijdschr. XXXIII 1889, p. 5, 6, 7, 8, 10. 469. Pangloengan. District en afdeeling Madjakerta, Blad KF. XIII, Ten westen van de suikerfabriek Brangkal, in het gebied der desa Pangloengan, vindt men in de sawah een heuveltje, 2'meter hoog, opgevuld met losse gebakken steenen. Onder een sambi-boom ligt daar onderstboven een zeer groot voetstuk, (z.g. joni) van andesiet, met tuit, drakenkop en versieringen. Het draagt aan zijn bovenkant (dus nu op den grond) een fraai gebeiteld jaartal, 1294 Caka. De afmetingen van het voetstuk zijn: lengte 1" 81, breedte 1" 95, hoogte 1725. Van de tuit lengte 0" 52, breedte 0" 54. Dit en een ander van den Goenoeng Boetak (zie later) zijn de grootste voetstukken van Oost-Java. B Lit. VerseeK. Not. XXV 1887, p. 9. Aanbieding eener afteekening van het jaartal 1294 Caka. VergeekK. De oudheden van Madjapahit etc. Tijdschr. XXXIII 1889, p. 10. 470. Beloeta. District en afdeeling Madjakerta, Blad G. XII Een beschreven steen; afdruk sedert 1888 in het Museum. 471. Madjakerta. Hoofdplaats der afdeeling, Blad G. XII, Van de hoofdplaats Madjakërta en de omstreken (zonder nadere aanduiding der vindplaats) zijn zeer veel beelden en andere voorwerpen afkomstig, die nu in het Museum te Batavia zijn. Verder een beschreven steen uit de kaboepaten (regentswoning) te Madjakërta, nu ook te Batavia als steen N°. 14; en 3 of meer beschreven steenen, die eerst naar Soerabaja zijn gebracht en nu ook in het Museum zijn (waarschijnlijk dezelfde, bedoeld in Tijdschr. XIL 1862, p. 585. Zie vResidentie Soerabaja”). De houten stijl of vpilaar van Madjapahit” is spoorloos verdwenen, evenzoo een banaspati met inscriptie, afgebeeld als titelvignet in JuncHuaN’s vJava”. J u 256 Lit. Nersenen. Tijdschr. II 1854. Berigten blz. IX. Bericht, dat in 18352 Doms drie steenen met inscripties van Madjapahit naar Soerabaja heeft gebracht, en dat van een der steenen een ijzeren afgietsel is gemaakt. In Tijdschr. III 1855, Berigten blz. XX, bericht Nerscner dat ijzeren afgietsels dezer steenen in het Museum zijn aangekomen. _ BANAsPATI MET INSCRIPTIE. Afbeelding als titelvignet in Junenumn’s »Java”. Hiervan een teekening in het Museum, en volgens de bemerking op die teekening »afkomstig uit de omstreken van Madjakëérta (Madjapahit)”. Waar de banaspati nu is, is onbekend. Het titelvignet is volgens de verklaring van JunenugN (Java I 1850, p. 668) geteekend door Mr. P. A. Scr, en werd hem medegedeeld door Dr. Van Haasrerr. De steenfiguur werd gevonden »boven de poort van een der talrijke tempelruïnen van Modjo pait”. Daar een banaspati met inscriptie tot nog toe nergens is gevonden, kan het wezen, dat men onder die banaspati eene inscriptie van een ander voorwerp heeft geplaatst. In dit geval kan, volgens Branpes, de bedoelde inscriptie de zeer misteekende copie zijn van het opschrift, dat voorkomt op een hollen cylinder, afkomstig uit de collectie WArpenaar te Soerabaja, en opgenomen in GroENeveLDT’s Catalogus 1887, als N°. 582. Frieperica. Tijdschr. VI 1857, p. 509. Afbeelding van een ouden pilaar van Madjapahit. Jaartal wordt door hem gelezen 1487 Caka. (22) Haarman. Tijdschr. VII 1858, p. 172. Herkomst van den pilaar. Leest het jaartal 1577 Caka. Vern. Java II 1878, p. 29. Inscriptie op houten stijl van Madjapahit. GroeneveLpt. Catalogus 1887. Een groot aantal beelden en andere voorwerpen (24 stuks) uit de afdeeling Madjakërta, vermeld in den Catalogus. BrANDes in Groeneverpt’s Catalogus 1887. Steen N°. 14 blz. 577 afkomstig uit de kaboepaten te Madjakërta. Van 851 Caka; en Not. XXIV 1886, p. 146 in de tabel. Over dezen steen zie men ook Not. IX 1871, p. 57, 65, 82 en 155. 473. Djagadaja. District en afdeeling Madjakerta, Blad G. XII. Een nandi, zonder inscriptie. 473. Bangsal. District Madjasari lor, afdeeling Madjakerta, Blad ME. XII, Een muur van gebakken steen, 1'/, kilometer lang, met torentjes aan de beide uiteinden, was vroeger aanwezig, maar is nu geheel verdwenen. Lit. Bruuunp. Indiana II 1854, p. 260. Wine pl reg 257 474. Semangka. District Djaboeng, afdeeling Madjakerta, Blad G. XIV, Een steen (gënoek watoe), alleen met een jaartal 1296 Caka. Lit. VerseeK. De oudheden van Madjapahit etc. Tijdschr. XXXIII 1889, p. 11. 475. Dinaja. District Djaboeng, afdeeling Madjakerta, Blad G. XIV, Ongeveer 6 kilometer ten oosten van de bovengenoemde begraafplaats Tralaja ligt de suikerfabriek Dinaja, reeds dicht bij den voet van het Andjasmara- gebergte. Hier vindt men op het erf van de administrateurs-woning 5 groote en fraaie banaspati’s in andesiet gehouwen; men heeft ze op gemetselde voetstukken gesteld. Slechts enkele honderden meters verder schijnt een tjandi gestaan te hebben, de plaats heet nog »Tjandi lima”. Men ziet er een ringmuur van gebakken steen, grootendeels vervallen, en in den grond 2 banaspati’s, half uitgegraven, van dezelfde soort als de 5 bovengenoemde. Lit. VerzeeK. De oudheden van Madjapahit etc. Tijdschr. XXXIII 1889, p. 11 en 12. y | 476. Karang lo. District Djaboeng, afdeeling Madjakerta, Blad &. XIV. Een beschreven steen, op een javaansche begraafplaats, 4 kilometer ten oosten van Dinaja, tusschen deze plaats en de post Poegëran. Lit. VerseeK. Not. XXVI 1888, p. 12. Aanbieding afdruk van dezen steen. Branpes. Not. XXVI 1888. Bijlage II p. XIX. Steen is van 1319? Caka. 477. Poeh djedjer. District Djaboeng, afdeeling Madjakerta, Blad EE. XIV, In een lusttuin, toebehoorende aan een van de Luitenants der Chineezen _ te Soerabaja, 2 paal ten W. van post Poegëran, met rozenperken, fonteinen, koepeltjes en een fraaie badplaats, zijn 122 beelden samengebracht, waaronder enkele van bijna 2 meter hoog. Men vindt er rakshasa’s, ganeca’s, doerga’s, nandi's, een varken, een aap, een kikvorsch enz. Zij zijn afkomstig uit het gebergte, 5 paal ten zuiden van Poeh djedjer. Een tempel is daar niet gevonden, wellicht was hier eene werkplaats, waar de beelden vervaardigd werden. 258 478. Bakalan. District Djaboeng, afdeeling Madjakerta. Blad MI. XIV. Een beschreven steen. Lit. VergeeK. Not. XXVI 1888, p. 12. Aanbieding afdruk van den steen; alwaar foutief is opgegeven Bakalan »in het district Madjasari-kidoel”, in plaats van »in Djaboeng”’. Branpes. Not. XXVI 1888, Bijlage II p. XIII. Steen is van 856 Caka. 479. Kesiman tengah. District Djaboeng, afdeeling Madjakerta, Blad EM. XV. Op blad MEE. XV der kaart, aan de oostgrens, ligt de desa Djati wetan. Een gedeelte van die desa der kaart vormt echter de afzonderlijke desa Kësiman téngah, welke naam niet op de kaart gevonden wordt; 1000 meter ten Z. Z. 0. van Kësiman téngah, dusreedsop blad EK. XV, ligt een geheel onbekende tempel van andesiet, die door mij is opgemeten; zij is beneden ruim 7 meter in het vierkant, de twee trappen liggen west. Twee terrassen. In het bovenste gedeelte een diepe leege put, 1" 55 in het vierkant. Enkele basreliefs zijn vrij goed bewaard, waaronder een schip. 480. Doekoehan doekoe. District Djaboeng, afdeeling Madjakerta, Blad K. XV. In het gehucht Doekoehan doekoe, der desa Kémbang sore, 2400 meter ten N. van Patjet, ligt een groot onbekapt steenblok, waarvan de oostzijde glad is gemaakt, en waarop 6 regels schrift zijn aangebracht, benevens afdrukken van twee voetzolen en verschillende andere figuren. Lit. VergeeK. Not. XXVI 1888, p. 12. Aanbieding afdruk van dezen steen. Branpes. Not. XXVI 1888, Bijlage IL p‚ XIV en XV. Steen is van 1408 Caka. 481. Goenoeng Boetak. District Djaboeng, afdeeling Madjakerta, Bladen MK. XV en MÁ. XV, De Goenoeng Boetak is een voorgebergte van den Welirang, die weder tot het Ardjoena-gebergte behoort. Men vindt hier twee beelden en een voetstuk waaronder een boeddhistisch beeld van 5 meter — 16 voet lengte, het grootste beeld van geheel Java. (Het grootste beeld van Méndoet is slechts 14 voet — 4° 40 hoog, de rakshasa’s van Singasari zijn 5” 70). Verder is van den Goenoeng 939 Boetak afkomstig eene zeer merkwaardige oorkonde op koper, van het jaar 1216 Gaka. | | De afmetingen van de genoemde beelden zijn door mij als volgt gemeten: | 1. Her croorsre BEELD. oRëtja djaler”. De houding is nf de _ linkerhand rustin den schoot met palm naar buiten, de end rust op knie, ___met palm naar binnen, dus als bij Akshobya. Op het hoofd met krullen is een klein onduidelijk hoofdtooisel aanwezig, maar het hoofd schijnt nog niet geheel afgewerkt te zijn. Het beeld ligt plat of slechts weinig schuins op den grond, en is blijkbaar nog niet afgewerkt. Naar mijne meening is dit groote en zware beeld niet van elders hierheen gebracht, maar ter plaatse gebeiteld van een grooten steen, dien men hier vond; wellicht was aan den Goenoeng Boetak een werkplaats, waar de beelden ten minste ruw bekapt werden, vóór dat ze naar hun definitieve standplaats werden vervoerd. | | e k Lengte van hoofd tot de samengevouwen beenen. . . 8 meter. Breedte van knie tot knie . nd Breedte over de borst gemeten . . .… 258 » Lengte van het gezicht (zonder krullen of Re rtorisel 1 » Afstand der oogen . . .… 048 » 2. Her TWEEDE BEELD. „Rétja HE Dit Head liet onderstboven in een koffietuin, ongeveer */, paal van het vorige; naar de Bhar helft van den rug te oordeelen, is het een rakshasa. Ik heb dit beeld gedeeltelijk laten uitgraven, en toen bleek het, dat het hoofd ontbreekt; alleen de romp is over. Misschien is het beeld bij het transport van de werkplaats hierheen gebroken, en heeft men het hier als onbruikbaar laten liggen. De hoogte over den rug gemeten bedraagt 2" 72, dus belangrijk minder dan van het 4° beeld. 5. Een perDE voorwerP ligt reeds meer aan den voet van den Goenoeng Boetak; het is een zeer groot voetstuk, lang 1" 90, breed 1" 85, hoogte zonder uitgraving niet te meten; tuit afgebroken. Het voetstuk is blijkbaar niet afgewerkt. Opmerking verdient het, dat de afmetingen van dit voetstuk zeer nabij dezelfde zijn als die van het voetstuk van Pangloengan (1.90 X 1.85 — 5.52 vierk. meter; 1.95 X 1.81 — 5.55 vierk. meter) en de vierkante inhouden der boven- en ondervlakken zijn zelfs geheel gelijk. Dit zijn juist de twee grootste voetstukken van Oost-Java, en het komt mij daarom niet onwaarschijnlijk voor, dat ook het voetstuk van Pangloengan aan den Goenoeng Boetak vervaardigd is. Lit. v. HoëverL. Reis over Java II 1851, p. 105—106. Twee beelden. Brumunp. Indiana II 1854, p. 245—249. Twee beelden. Vern. Java II 1878, p. 119—120. Drie beelden, waarvan één geheel in den grond bedolven (ik heb overeen derde beeld echter geenerlei berichten ter „5 plaatse kunnen inwinnen, Vers.) en een voetstuk genaamd »Boeddha- spiegel”. ” Branpes. Not. XXIV 1886, p. 44 en Not. XXVI 1881, p- 52 en 151. Over de oorkonde op koper van 1216 Caka. Van deze oorkonde zijn achtereenvolgens afdrukken van 10 platen Hen geworden, en wel uit: . Rarrres. History IL 1817, p. 59 (65) facsimile van een sie tegenover p. 58 en Appendix I p. GOXXIX-—CCXXX (p. CXXXVI—CXXXVID. Deze plaat is getranscribeerd door Frrepericn in Verh. XXVI 1857, p. 87 en 95, later door Conen Srvarr in Kawi-Oork. N°. XXVIII. Het begin (1 regel, welke het jaartal bevat) is ook te vinden in Crawrurp History Ind. Arch. IL 1820 (Specimen of an ancient Javanese Inseription). | 2e. Twee afdrukken van platen gemerkt N°. 5 en 6 in de Verh. Bat. Gen. VIII (1816, 2° druk 1826) p. 529, door Rarrres gepubliceerd. 5°. Copieën van de plaat N°. 5 der Verh. VIII en van de plaat N°. 2 der geheele serie, gevonden door BrAnpes in een bundel oude papieren van den Panémbahan van Suménép, aanwezig in het Museum te Batavia. 4e, Afschriften van 9 platen dezer serie, gevonden in de nalatenschap van Mr. S. IL. EB. Rav, en geschonken aan de bibliotheek der Rijks- universiteit te Leiden. De opvolging der platen is: Plaat I Rárrres History; Rau. Plaat II Bundel PanemsAnan. Plaat III Bundel PanemgAuan; Verh. VIII plaat 5; Rau. Plaat IV Rav. Plaat V Rau. Plaat VI Verh. VIII plaat 6; Rau. Plaat VI ontbreekt. Plaat VIII Rav. Plaat IX ontbreekt. Plaat X—XII Rav. Plaat XIIl en volgende? ontbreken. Uit eene aanteekening, gevoegd bij de afschriften van den heer Rau blijkt, dat deze platen gevonden zijn in + 1780 »op den Goenoeng Boetak in het distrikt Soerabaja”. Deze oorkonde is van groot belang, omdat door den inhoud het jaar der stichting van Madjapahit vrij nauwkeurig vastgesteld kan worden. Volgens Branpes moet die stichting kort vóór 1216 Caka (dat is 1294 na Chr.) hebben plaats gehad, terwijl Grorneverpr (Verh. XXXIX p. 55, noot 4) uit chineesche bronnen heeft afgeleid, dat die stichting moet vallen tusschen 1280 (maar waarschijnlijk later) en 1295 n.Chr. Beide bronnen geven dus geheel hetzelfde resultaat. (Zie voor de nadere vaststelling van het stichtingsjaar van Madjapahit de inscriptie van Andjoek, Madoera). 482. Top Welirang. Ardjoena-gebergte, Blad K. XVI Terrassen en langwerpige steenen. Lit. Zourincer. Bijdragen tot de kennis der gebergtesystemen van Oost-Java. Tijdschr. van Nederl. Indië 8° j. 1 1846, p. 156. »Op top Waliran QA (Welirang) lage terrassen en eenige opgerichte langwerpige steenen, zonder teekening noch inschrift”. P. Heerine. De Gids 1878, I p. 65—90. Een bezoek aan het Ardjoena- gebergte. Op p. 87 wordt kort vermeld, dat op den top Welirang „overblijfsels van Siwatempels” (?) voorkomen. 483. Trawas. District Djaboeng, afdeeling Madjakerta, Blad Eá. XV, _ Enkele slechte beeldjes, en een kleine beschreven steen bij de pasanggrahan. Het beeld, waarvan men eene teekening bij v. Hoëverr vindt, is er niet meer, en het is mij ook onbekend waar dit gebleven is. Lit. Van HobveLr. Reis over Java II 1851, p. 104, 105, 115. Met afbeelding van een wishnoe-heeld, toen te Trawas, en volgens berichten afkomstig van Djalatoenda. Volgens eene notitie, gevoegd bij den inventaris der papieren van WARDENAAR, nu in het Museum, is dit beeld echter niet van Djalatoenda, maar van Belahan in Pasoeroean afkomstig. Vern. Java II 1878, p. 119. VerzeeK. Not. XXVI 1888, p. 12. Aanbieding afdruk van een kleinen beschreven steen van Trawas. Branpes. Not. XXVI 1888, Bijlage II p. XIX. De inscriptie van Trawas waarschijnlijk een jaartal in woorden (tjandraséngkala). Nog niet gelezen. 484. Djalatoenda. District Djaboeng, afdeeling Madjakerta, Blad E&. XIV, Een badplaats, met basreliefs, een jaartal 899 Caka en eene inscriptie »udayana’” ; onder den vloer is eene steenen urn gevonden, met asch, verbrande beenderen en gouden plaatjes. Het is waarschijnlijk, dat, v»udayana”, de naam van. den vorst is, wiens asch hier in 899 Gaka is bijgezet. De oudheid is op de topographische kaart niet aangegeven. Op den rand der bladen WH. XIV en Bá, XIV ligt de desa Biting; 900 meter ten Z. 0. van deze desa en 1740 meter nagenoeg zuiver west van het signaal op den top Goenoeng Békël, ligt Djalatoenda. Het is een badplaats met 5 waterstralen, waarvan de middelste straal nu uit een bamboe, vroeger waarschijnlijk uit een beeld, of een steenen plaat, kwam, de linksche (noordelijke) uit een vogelkop, en de rechtsche (zuidelijke) straal uit een nagakop. Lengte 1685, breedte 15° 52, hoogte van den achterwand, die tegen den berg is gebouwd, 5” 20. De noordelijke en zuidelijke zijmuren dalen terrasvormig, maar zijn erg vervallen. Voorwand is er niet; hier wordt het water afgesloten door eene reeks sluitsteenen met 2 rijen gaten boven elkaar, om het water op verschillend niveau te kunnen aftappen. » OUDHEDEN VAN JAVA, 16 Ó49 Die sluitsteenen zijn aan de buitenzijde van beschadigde basreliefs voorzien. Op den achterwand is het bekende jaartal 899 Caka in fraaie groote cijfers aangebracht. Het middenste watervak was vroeger ook door muren begrensd, waarvan nu alleen de zuidelijke muur nog over is. Op dezen muur, die in de teekeningen van WARDENAAR eenvoudig is weggelaten, is aan den buitenkant, onder een vooruitstekenden rand, de inscriptie udayana aangebracht. Lit. Doms. De Oosterling 2° deel Kampen 1856 blz. 94. (Het jaartal wordt foutief opgegeven als 122). Junenvan. Tijdschr. v. Nederl. Indië 6° j. 111844, p. 577. (Over » Jollo tundo””). Van HoÊverr. Reis over Java II 1851. p. 107—115. Met afbeelding van de badplaats, waarschijnlijk geteekend door WArprnNAar; van het jaartal, hier foutief opgegeven als 772 Caka; van de urn en de voorwerpen aangetroffen in de urn, gevonden door WARrpenaAaAR in den grond onder den middensten waterbak. In de teekening van de badplaats is een muur weggelaten, waarop het opschrift »udayana” staat. Friepericu. Verh. XXVI 1854, p. 94 IIS. Imscriptie van Djala Tunda (het jaartal foutief opgegeven als 855 Caka) en p. 95: Inscripties op voorwerpen in de urn gevonden. Brumunp. Indiana II 1854, p. 217—228. »Djoeloek Tondo”. TEEKENINGEN, gedateerd 1856, waarschijnlijk van WARDENAAR, aanwezig in het Museum. Van de badplaats, dezelfde als in van Hoëverr’s Reis, maar op grooter schaal en in kleuren (ook hier is de muur weggelaten), van de urn en van de daarin gevonden voorwerpen. J. Mürren. Ueber Alterthümer des Ost-Indischen Archipels. Berlin 1857, p. 95, 95. (De plaatjes zijn overgenomen uit v. HoveLr’s Reis). Conen Sruart. Bijdr. Kon. Inst. 5° r. VIJL 1875, p. 22. Over het jaartal 899 Caka, hier voor het eerst juist gelezen. Vern. Java Il 1878, p. 120—122 (het jaartal wordt weder foutief als 772 Caka opgegeven). Horre. Alphabetten 1882, p. 48 h. Afbeelding van het jaartal 899 Caka. Branpes. Not. XXIV 1886, p. 45. Over het jaartal 899 Caka. Groeneverpr. Catalogus 1887. Voorwerp N°. 574 blz. 120. Urn gevonden door WARDENAAR (Zie Not. VII 1869, p. 22). Voorwerp N°. 785 blz. 215— 218 en noot van Branpes. Voorwerpen gevonden in de urn. (Zie Not. XVII 1879, p. 85, 86). Voorwerp N°. 597 blz. 125. Basrelief van Djalatoenda (genoemd in v. Hoëverr’s Reis II p. 108). BrANpes in GROENEVELDT’S Catalogus 1887, p. 217 en 218 in de noot. Over het jaartal 899 Caka en het opschrift »udayana”. Waarschijnlijk is met dezen Unavana de vader van den bekenden javaanschen vorst ERLANGGA bedoeld. VerseeK. Not. XXVI 1888, p. 14. Over het jaartal 899 Caka en aanbieding __van een afschrift der inscriptie »udayana”. „ 345 485. Top Penanggoengan. District Djaboeng, afdeeling Madjakerta, Blad MM. XIV, Een soubassement van losse steenen; vroeger waren er ook eenige ee beelden, die er nu niet meer zijn. Lit. Zoruineer. Bijdragen tot de kennis der gebergte-systemen in Oost-Java. Tijdschr. v. Nederl. Indië 8° j. IT 1846, p. 154. Op den top van den berg een soort van altaar uit losse steenen, met eenige ruwe beelden daarnaast. 486. Kesemen. District Madjasari kidoel, afdeeling Madjakerta, Blad MK. XIV. Eene oude waterleiding, gedeeltelijk in de rots gehouwen. Lit. H. J. Tipeman. Beschrijving van een oude waterleiding, ontdekt in Januari 1870, in het distrikt Madjasari-kidoel. Not. VIII 1870, Bijlage A. (Aangeboden Not. VIII 1870, p. 51). Vern. Java II 1878, p. 127. Over de waterleiding. | 487. Djedoeng. District Madjasari lor, afdeeling Madjakerta, Blad Má. XIV, Drie poorten en een natuurlijke grot, benevens eenige steenen met korte inscriptie's. Een groote beschreven steen van deze plaats is nu te Madjasari. Van de poorten is er één A van gebakken steen en heeft het jaartal 1248 Caka; op een lossen steen, bij deze poort gevonden, het jaartal 1298 Caka. De twee andere poorten B en C zijn van andesiet; de noordelijke poort B heeft boven den ingang aan de oostzijde een geheel onleesbaar geworden jaartal, aan de westzijde geen inscriptie; de zuidelijke poort G heeft aan de oostzijde geen inscriptie, aan de westzijde één regel schrift, afgebeeld bij Horre, Alphabetten blz. 48, waarschijnlijk een jaartal in woorden. Op een lossen steen, nabij deze poort gevonden, komt een korte inscriptie voor, waarschijnlijk ook een tjandrasëngkala. Nabij de grot is een losse steen mel het jaartal 1041 Caka gevonden. Het jaartal 1189 Caka van Djëdoeng, afgebeeld bij Horre Alphabetten p. 48 als 11579, heb ik niet gevonden; wellicht was dit het jaartal boven poort B. Het jaartal 962 Caka?, almede afgebeeld bij Horte Alphabetten p.48, op een koperen plaat van Djëdoeng, is waarschijnlijk zeer misteekend; Branpes vermoedt, dat het 852 Caka moet zijn. Hoogte der poort B nu ruim 5 meter, van CG 6 meter, maar de toppen zijn gebroken; vroeger waren die poorten dus natuurlijk hooger, Lit, 24 Douis. De Oosterling, 2° deel Kampen, 1856, p. 95. SteBureu. Afbeelding in olieverf van den »ingang tot het verblijf (kraton) der oude vorsten van Djengala, te Jedong, afdeeling Djapan’’. (Madjakérta). Aanwezig in ’s Rijks Ethnogr. museum te Leiden. Vermeld als N°. 55 in de lijst van SieBurem’s platen in de Kopiist 1° j. 1842, p. 580 en v. Junenuun. Tijdschr. v. Nederl. Indië 6° j. II 1844, p. 578. v. Hoëverr. Reis over Java III 1851. Alleen afbeelding van een der poorten, waarschijnlijk van WaRrpeNaaR. Geen beschrijving. Frrepersen. Verh. XXVI 1854, p. 75 en 86. Inscriptie van Jedong in Soerabaja. Het jaartal wordt foutief 562 Caka gelezen. Brumunp. Indiana II 1854, p. 256—258. Conen Stuart. Bijdr. Kon. Inst. 5° r. VIII 1875, blz. 21. Over het jaartal 562? Caka van Frriepericu; het eerste cijfer is volgens hem een 9. Vern. Java IL 1878, p. 57. Over oorkonde te Djédoeng met jaartal 562 (Frreperrcn) of 9, (Conen Stuart). Verum. Java II 1878, p. 125. Over Djédoeng. Horre. Alphabetten 1882, p. 48, 2° regel. Inscriptie (één regel schrift) boven een der poorten te Djédoeng. Jaartal 1189 Caka (aangegeven p. 48 e. als 115? 9). Jaartal 962 Caka p. 48 g. op koperen plaat Djédoeng. Branpes. Not. XXIV 1886, p. 42, 45. Lezing van het jaartal 1189 Caka. Branpes. Not. XXV 1887, p. 67. Over een grooten beschreven steen van Djédoeng, vroeger aanwezig, nu verloren. Alleen eene gebrekkige lithographische copie is in het Museum aanwezig. Branpes in GROENevELDT’S Catalogus 1887, blz. 559 f. Over oorkonde van Djédoeng met jaartal 962 Caka, alleen in copie in het Museum voorhanden. Ís volgens Branpes waarschijnlijk misteekend. (Hij vermoedt dat het jaartal 852 Caka moet zijn, maar de koperen plaat is verloren. Vers.) VerBerkK. Not. XXVI 1888, p. 12 en 14. Aanbieding afdruk van inscriptie boven poort G westzijde te Djédoeng (—= Horre Alph. p. 48) en inscriptie op lossen steen aldaar. Over een nog onbekend jaartal van Djëdoeng boven poort A zuidzijde, 1248 Caka, en aanbieding afteekening daarvan. VerpreK. Not. XXVI 1888, p. 46. Over den grooten beschreven steen van Djëdoeng, teruggevonden te Madjasari. VerseeK. Not. XXVI 1888, p. 85. Aanbieding van afdrukken, alle vervaardigd door den Controleur Lagaar van Madjasari, van de volgende inseriptie’s: Inscriptie op den grooten steen van Djëdoeng, nu staande te Madjasari, op het erf van den Controleur. Jaartal 1248 Caka boven zuidzijde der poort A. Jaartal 1298 Caka (nog onbekend) op een lossen steen gevonden bij de poort A. Jaartal 1041 Caka (nog onbekend) op een lossen steen, gevonden bij de grot. Branpes. Not. XXVI 1888, p. 85—85. Over den grooten steen van Djëdoeng nu te Madjasari. Het jaartal is 8,8 Caka, waarschijnlijk 848 Caka. 245 Branpes. Not. XXVI 1888. Bijlage IL p. XIX. De twee inscriptie's van Djédoeng, aangeboden Not. XXVI 1888, p. 12 zijn waarschijnlijk jaartallen in tjandrasëngkala; nog niet gelezen. 488. Pasetran. District Madjasari lor, afdeeling Madjakerta, Blad Eá. XIV, Ten noorden van Djëdoeng op de grens van Blad Má. XIV vindt men een kleine poort van gebakken steen en een gedeelte van een muur. Daarachter twee gebouwtjes van gebakken steen, één langwerpig vierkant, lang 5" 58, breed 1791 van binnen, hoog 1°86 van binnen; trap ligt noord, hoog 41" 50. Versieringen zeer eenvoudig. De tweede tjandi is slechts 1" hoog, 2" 40 in het vierkant. Trap west. Dicht bij Pasetran, aan de overzijde van den weg, ligt een klein hoopje opgezette tjandisteenen van andesiet, Lit. Dours. De Oosterling, 2° deel 1856, p. 95. De oudheid wordt hier Pa-Setran genoemd. Junenvan. Tijdschr. v. Nederl. Indië 6° j. II 1844, p. 578. Over Pa-Setran: Bruun. Indiana Il 1854, p. 258—259. 489. Tjandi Bangkal. District Madjasari lor, afdeeling Madjakerta, Blad Bá. XIII, Een tjandi van gebakken steen, alleen de banaspati’s en sluitsteenen zijn van andesiet. Daarvóór ligt een plateforme (evenals bij tjandi Kidal, zie later). De poort ligt west en is hier bijzonder smal, slechts 0“ 51 breed: de trap ligt hier echter niet west, maar er zijn twee trappen, één noord en één zuid, die naar de poort voeren. De tempel, zonder het trapstuk, is 6" 48 in het vierkant, de hoogte bedraagt 10" 60. Er zijn van binnen twee ruimten boven elkaar (evenals bij tjandi Singasari, zie later), de onderste is de kamer met een diepen leegen put, de bovenste is alleen uitsparing van metselwerk. Lit. Vern. Java II 1878, p. 124. 490. Bangsri. District Madjasari lor, afdeeling Madjakerta, Blad Má. XIII, Volgens een door den Controleur Laraar van Madjasari op mijn verzoek ingesteld onderzoek vindt men in de desa Bangsri zelf, ruim 100 meter ten oosten van den weg naar Ngëtrép, eenige bekapte en versierde andesietblokken, Hier moet lang geleden een kleine tjandi gestaan hebben. 246 Lit. Vern. Java II 1878, p. 124. Een tempel van andesiet, met piramidaal dak en versieringen aan de wanden, in de onmiddellijke nabijheid van Bangsri. 491. Djijoe. District Madjasari kidoel, afdeeling Madjakerta, Blad M. XIII (Zuidrand). Drie beschreven steenen; twee daarvan behooren bij elkaar, daar de kanten als bladzijden genommerd zijn, 1 tot 8. Lit. VerseeK. Not. XXVI 1888, p. 12. Aanbieding afdruk van twee steenen van Djijoe, die bij elkaar behooren. Branpes. Not. XXVI 1888, Bijlage II p. XIV tot XVII. De steen is waarschijnlijk van 1408 Caka, het jaarcijfer is echter verloren. AFDRUK VAN EEN DERDEN STEEN van Djijoe is sedert het laatst van 1888 in het Museum. Deze is van 1408 Caka. 492. Madjadjedjer. District Madjasari kidoel, afdeeling Madjakerta, Blad M. XIII, Een beschreven steen; aan de achterzijde afdrukken van twee voetzolen en verschillende figuren. Lit. VerzeekK. Not. XXVI 1888, p. 12. Aanbieding afdruk van dezen steen. Branpes. Not. XXVI 1888, Bijlage II p. XIV en XVI. Steen is van 1408 Caka. 493. Madjasari. District Madjasari lor, afdeeling Madjakerta, Blad MK. XIII, De groote steen, nu staande op het erf van den Controleur, is afkomstig van Djëdoeng en heeft ook eenigen tijd te Bangsri gestaan. (Not. XXVI 1888, p. 46 en 85). In Notulen XVIII 1880, p. 90 wordt gesproken van een steen van Madjasari kidoel, die ter beschikking lag van den Ássistent-Resident van Sidaardja, om op te zenden naar Batavia. Welke steen bedoeld is, is onzeker. Sedert is van dien steen niets meer vernomen. (Zie over dezen verloren steen ook Not. XXVII 1889, p. 11, 25 en 44). 494. Pandjer. District Madjasari lor, afdeeling Madjakerta, Blad K. XIII, Een lange steen, in desa Pandjër, dicht bij Madjasari, met jaartal 1291 Caka. Lang 1" 09, breed O0" 26, hoog 0" 25. U Beate an Kn 247 Lit. VenrseeK. Not. XXV 1888, p. 14. Aanbieding eener afteekening van het jaartal 1291 Caka, op steen Pandjêr. 495. Balong masin. District Madjasari kidoel, afdeeling Madjakerta, Blad M. XIII (4, W, hoek). Lit. VerBeeK. Not. XXVI 1888, p. 85. Aanbieding afdruk steen met inscriptie en jaartal 1278 Caka, vervaardigd door Controleur Lagaar te Madjasari. 496. Tjandi Pari. District Rawapoeloe I, afdeeling Sidaardja, Blad Lu. XIII, In de desa Tjandi Pari zijn twee oudheden. De eerste heet Tjand Soemoer, is zeer vervallen, opgetrokken van rooden gebakken steen. Men ziet een vormeloozen hoop steenen, bijna 4 meter hoog, en hierop verrijst een vierkante kamer, waarvan slechts 2 van de 4 muren overgebleven zijn, en een gedeelte van het inspringende dak. Onder de kamer is een diepe leege vierkante gemetselde put. Hoogte bijna 10 meter. De tweede oudheid is de eigenlijke Tjandi Pari, een eenvoudig vierkant gebouw met recht lijstwerk en nagenoeg zonder versieringen. De trap is gebroken, drempel en sluitsteen der poort van _ andesiet, overigens alles van gebakken steen. Boven de poorl was vroeger een steen met het jaartal 1295 Caka, welke steen nu in het Museum te Batavia is, als steen N°. 49. De kamer is 6 meter lang en breed. Hoogte van dit gebouw ruim 10 meter. Het wordt bewoond door duizendtallen vlêermuizen, die een geweldigen stank verspreiden. Een groot aantal beelden van Tjandi Pari en omstreken zijn nu in het Museum te Batavia. Lit. SieBvren. Afbeelding in olieverf van »tempel Tjandi-pari”’. Aanwezig in ’s Rijks Ethnogr. museum te Leiden. Vermeld als N°. 54 in de lijst van SreBuReu’s platen in de Kopiist 1° j. 1842. blz. 580 en v. Hacreman, Jcz. Tjandi Pari. Tijdschr. II 1854, p. 594—402. Twee tempels en het overschot van een derden tempel waren toen te zien. HaceMan. Tijdschr. voor Ned. Indië, 1859 II, p. 151. Kort bericht over Tjandi Pari. Bupoinea. Neêrlands Oost-Indië [ 1859, p. 555. Over Tjandi Pari. Noturen I 1864, p. 192 en 250. Bericht over beelden, gezonden naar Batavia, afkomstig uit de distrikten Rawapoeloe I en II, en wel 2 beelden gevonden bij de desa Tjandi Pari, de overige in sawah’s der desa’s Ladjok (Blad L. XIII) Bakalan koelon (L, XIII), Kédoeng kampil (L. XIII) Panggëreh (M. XIII) en Rédjeni (K, XI en XIII), dus alle in de omstreken van Tjandi Pari, 248 Vier en twintig beelden zijn opgenomen in Grorneverpt’s Catalogus, als afkomstig van Rawapoeloe. Vern. Java II 1878, p. 129—150. Noruren XX 1882, p. 17 en 109. Over steen met jaarcijfer 1295 Caka van Tjandi Pari. GroeNeverpT. Catalogus 1887, Voorwerp N°. 1222° blz. 175. Steenen gewicht van Tjandi Pari. (Vermeld in Not. XX 1882, p. 17). Branpes in GroeNeveLpt’'s Catalogus 1887. Steen N°. 49 blz. 590; is de steen met jaartal 1295 Caka van Tjandi Parí. 497. _Tanggoelangin. District Rawapoeloe I, afdeeling Sidaardja, Blad ME. XII (Z. W. hoek). Een verzameling van 46 beelden, waaronder enkele mierkwaardige, in een tuintje bij de suikerfabriek Tanggoelangin, toebehoorend aan een luitenant der CGhineezen te Soerabaja. De beelden moeten afkomstig zijn uit het gebergte (Pénanggoengan en Andjasmara). 498. Stationsterrein Sidaardja. District Djenggala II, afdeeling Sidaardja, Blad MM. XII De plaats Sidaardja ligt grootendeels op Blad WE. XI, het stationsgebouw op ME. XII Hier zijn een groot aantal koperen munten gevonden. Lit. Noruren XVII 1879, p. 65. Over eene groote collectie Chineesche munten; gevonden 15 meter onder den grond, op het stationsterrein te Sidaardja; dateerende van + 1119—1125 n. Chr. 499. Sepande. District Djenggala II, afdeeling Sidaardja. Blad u. XII, Een martavaan (watervat) met inscriptie, gevonden in Maart 1888 in den grond der desa Sëpande, en overgebracht naar het erf van den Assistent-Resident te Sidaardja. Een afteekening van martavaan en van de inscriptie in 1889 gezonden door den Assistent-Resident Von Czernickr aan het Genootschap. De inscriptie bevat het jaartal 1145 Caka. In 1889 is de martavaan zelf opgezonden naar Batavia. Het opschrift is ditah 1145 (volgens Branpes). Lit. Verseex. Not. XXVII 1889, p. 75. Aanbieding afteekening der inscriptie, op martavaan Sépande. 249 Noturen XXVI[ 1889, p. 91, 92. Bericht over opzending en ontvangst te Batavia van den martavaan, en nota van Branpes over het opschrift. Opgenomen in den Catalogus als N°. 591°. (Zie Not. XXVII 1889. Bijlage XI p. LXII). 500. Grogol. District Djenggala II, afdeeling Sidaardja, Blad Eu. XII, Drie beelden, nu in het Museum te Batavia. (Wel te onderscheiden van Grogol in Djombang, zie boven). Lit. Noruren XVII 1879, p. 157, en Noruren XVIII 1880, p. 90 en 154. Over beelden van Grogol. GroeneveLDt. Catalogus 1887. Voorwerpen N°. 510%, 510° en 510°, blz. 107. Het beeld N°. 510* heeft het jaartal 1554 Caka. 501. Kelagen. District Djengoala III, afdeeling Sidaardja, Blad MK. XT, Een steen, aan ééne zijde beschreven met fraai en goed bewaard schrift, in de desa Këlagen bezuiden Krian (op de kaart, blad K. XI, staat foutief __Keélangen). Lit. - VerBreK. Not. XXVI 1888, p. 12. Aanbieding afdruk van dezen steen. Branpes. Not. XXVI 1888, Bijlage II p. XIII. Steen is van 959 (aka. VergeeK. Not. XXVII 1889, p. 8 en 9. Over de plaats, waar de Soerabaja- (Brantas) rivier een doorbraak gehad heeft bij Wringin Sapta. (bedoeld in het opschrift van den steen Kélagen) het tegenwoordige Wringin pitoe, gelegen op Blad IL. XI der topographische kaart (sapta, Sanser. — pitoe, Jav.=zeven). 502. Tjandi Derma. District Djenggala IV, afdeeling Sidaardja, Blad MÁ. XI, Een poort van gebakken steen, overeenkomende met Badjang ratoe (zie boven), maar zeer vervallen. Breedte van den doorgang 1” 66. Hoogte van het _ monument 11" 70. Is tot heden nog nergens beschreven. 503. Djaha. District Djenggala I, afdeeling Sidaardja, Blad ME. XI (N. W. hoek). Elf koperen platen. De desa Djaha grenst aan Këöboan pasar. 250 Lit. Notvren III 1865, p. 97, 98, 154. Over 10 koperen platen van Djaha van 762 Caka. Volgens Conen Stuart zijn er elf geweest. No. 7 der serie ontbreekt. p. 1354: Bericht dat die 11° plaat niet is gevonden. Noturen IV 1866, p. 145, 144. Conen Stuart over koperen platen van Djaha van 762 Caka (de datum wordt uitgerekend te zijn 18 Juli 840 n. Chr.). Noruren IV 1866, p. 215 en 229. Bericht van Haceman dat de 11° plaat, zijnde N°. 7 der serie, gevonden is; ook vertelt hij dat al deze platen van Bétro? zijn, maar dit zal wel eene vergissing wezen. Op blz. 229 wordt duidelijk gezegd, dat een inlander die 11° plaat in desa Djaha heeft gevonden en voor f 5— verkoopen wil. Conen Srvarr. Kawi-Oorkonden 1875, N°. II, blz. vu, vm. Elf platen van Djaha van 762 Caka (18 Juli 840 n. Chr.). Vern. Java II 1878, p. 55—40. Over Kawi-Oorkonde N°. II van 762 Caka. Branpes. Not. XXIV 1886, p. 45; in Groeneverpt’s Catalogus, 1887, p. 558*; en in Tijdschr. XXXII 1888, p. 111, de noot. De oorkonde van Djaha, van 762 Caka, is volgens hem zeer bepaald inauthentiek. 504. Keboan pasar. District Djênggala 1, afdeeling Sidaardja, Blad MI XI (N. W. hoek). Zes beschreven koperen platen. Lit. | Noruren XX 1882, p. 17 en 65. Over 6 koperen platen, gevonden in desa Kébowan-pasar, en opgezonden naar Batavia. Horre. Kawi-Oorkonden. Tijdschr. XXVIII 1885, p. 479—487. Transcriptie der 6 platen N°. 1—4; behooren bij elkaar en zijn van 964 Caka. N°. 5 is van 795 Caka. Bij N°. 6 ontbreken minstens nog 2 platen. Branpes. Tijdschr. XXXII 1888, p. 112 de noot. De oorkonde van 964 Caka (platen N°. 1—4) is volgens BrANprs eene copie. N°. 5 van 795 Caka schijnt hem echt te zijn, maar is volgens hem wellicht van Midden-Java afkomstig. (Zie onder » Residentie Soerabaja’’); en BRANDES in GROENEVELDT'S Catalogus 1887, p. 558°, waar het jaartal 795 door een drukfout 791 is opgegeven. 505. Gedangan. District Djenggala I, afdeeling Sidaardja, Blad ME. X. Twaalf koperen platen, gevonden niet ver van Gëdangan, in de rivier Gédangan. Lit. gekocht van ScHeePMAKER te Soerabaja. Horte. Not. XVII 1879, p. 115. Over 12 koperen platen van M". Van LANSBERGE, | | 251 Lmmvre Brouwer. Not. XVII 1879, p. 146. Volgens hem zijn de platen gevonden in de kali Gëdangan. Hote. Verh. XXXIX 1880. Platen v. LansBercrE; volgens hem 15 stuks, waaraan 5 platen N°. 2,8 en 14 ontbreken. Van 782 en 1295 Caka (foutief gelijkgesteld aan 856 en 1569, n. Chr. in plaats van 860 en 1575 n. Chr.) Horre. Alphabetten 1882, p. 45, 45 en 47. De platen Coll. v. LANsBerGe zijn volgens hem van 1269 Caka. Dit moet echter 1295 Caka zijn. Kern. Versl. en Med. Kon. Ak. v. Wetensch. Letterk. 2° r. X 1880, p. 77. Platen v. LansBerGe. Volgens hem 14 stuks, waarvan 2 platen N°. 7 en 135 ontbreken. Een oorkonde van 1295 Caka, en daarin wordt herhaald die van 782 Caka. 506. Betra. District Djenggala I, afdeeling Sidaardja, Blad ME. X (Z. O, hoek). Twee koperen platen, nu in het Rijks-Museum te Leiden. Afschriften en afgietsels in pleister daarvan in het Museum te Batavia. Lit. BATAviAscHE Courant van 11 Juli 1818 en 15 Februari 1819. »Oudheden, zoo men zegt uit de 10° eeuw, op Java gevonden. Vertaling van oude Javaansche opschriften op twee koperen platen, gevonden in 1815 bij de desa Bettro, district Janggolo, residentie Soerabaja; aan de courant gezonden door den resident van Soerabaja, Jhr. A. M. T. De Saus”. Overgenomen in Ind. Magazijn 2° twaalftal 1845, N°. 1 en 2 p. 17. Zie ook Letterbode 1819 I p. 52. Nerscner. Tijdschr. III 1855. Berigten blz. XXII. Over 2 platen van Bettro. Tupscarier IX 1860, p. 47. Aanbieding door den Directeur van het Museum te Leiden van 2 afgietsels in pleister van 2 koperen platen, gevonden in 1815 in desa Bettro (uit de nalatenschap van den hoogleeraar Reinwarpr). Conen Stuart. Kawi-Oorkonden 1875, N°. XXII p. xm. Twee koperen platen van Bettro nu in het Rijks Museum van Oudheden te Leiden. _ Opgenomen in Leemans’ Catalogus Leiden 1885, p. 102 N°. 528, 529. Branpes. Not. XXIV 1886, p. 146 in de tabel. Platen Bétro van 861 Caka (alwaar foutief Grësik staat.) i Branpes. Tijdschr. XXXII 1888, p. 111 de noot. Betwijfelt de echtheid van Kawi-Oorkonde N°. XXII. 507. Boengkil. District Djenggala I, afdeeling Sidaardja, Blad MI. XI. Volgens HacrmaN moet een beschreven koperen plaat in deze desa _ gevonden zijn, die echter verloren schijnt te zijn. 252 Lit. Nersenen. Tijdschr. UI 1855. Berigten blz. XX. Over een koperen plaat door Herman Jez. aangeboden, gevonden met 2 onbeschreven platen van dezelfde grootte in November 1854 in een doos van rood bladkoper, in de desa Boengkil. Volgens mededeeling van Friepericu aan NertscHer handelt die plaat over eene gift van land zonder jaartal of slot. Op dezelfde plaats wordt medegedeeld, dat volgens Haarman in de desa Damarsi (Blad M. XI), ten oosten van Boengkil, een gebouw (gehoorzaal?) van gebakken steen geweest is. Conen Stuart. Kawi-Oorkonden 1875, blz. vm. Koperen plaat Boengkil schijnt verloren te zijn. 508. Kalang anjar. District Djenggala 1, afdeeling Sidaardja, Blad N. XI, Een vervallen tjandi met put van gebakken steen, 2 lingga's en Î voetstuk. Staat op den heuvel, of liever nagenoeg boven op den heuvel, die door de modderwel Kalang anjar is uitgeworpen. Een weinig westelijker ligt de modderwel Poeloengan, met inlandsche graven van gebakken steen en losse roode steenen. Een tjandi is daar niet te zien. Lit. Juncuvan. Java II 1854, p. 1184—1186. Over baksteenen op den heuvel Poeloengan. HaceMaN Joz. Over de modderwellen van Kalang Anjar en Poeloengan. Natuurk. Tijdschr. voor Nederl. Indië XXIX 1867, p. 567—581. HaGrMAN zegt p. 574 »dat op den heuvel Poeloengan eene oudheid »de tjandi Soemoer” thans beter voor den dag is gekomen, op den rand van een der afwateringskloven, benevens 5 kleine lingga’s en 1 joni (voetstuk)”. Het komt mij voor dat dit wijst op den heuvel Kalang anjar, en niet op den heuvel Poeloengan, op welke laatste plaats ten minste nu geen tjandi, en ook geen lingga’s noch voetstuk gevonden worden. Het kan echter zijn, dat op beide heuvels tjandi’s gestaan hebben, want op p. 581 spreekt hij van »de meest oostelijke tjandi Soemoer” (hiermede moet Kalang anjar bedoeld zijn), als of er ook nog een meer westelijke geweest is. HAGEMANS beschrijving is mij niet overal volkomen duidelijk, en het maakt som den indruk als of Poeloengan met Kalang anjar verward is. Vern. Java Il 1878, p. 151, 152. Over Poeloengan. i * ï 9 st slr, Pit URS k EA In, an 5, se TA Ey Elf ordi à Bien U ak 3 ï î nd Á P 1 ' « q Ts n i an Á \ : 1 Ad ” A Re hd E De, k en rohe Da y EA / d nT Re pen ST A at RESIDENTIE KEDIRI. 509. Bangle. District Lengkong, afdeeling Berbek, Blad Kl. II (Noordrand), Ken beschreven steen bij de warme zoutbronnen Banjoe Oemboel ; de steen is nagenoeg onleesbaar; is vroeger naar het erf van den wëdana van Lengkong gebracht, maar weder op de oude plaats gezet, toen er in Lengkong veel menschen ziek werden en stierven, hetgeen door de inlanders aan het verplaatsen van den steen werd toegeschreven. Afdruk in het Museum. Lit. Noruzen VII 1869, Bijlage N. In inventaris der papieren van FRrrepenica vermeld als afdruk steen uit het distrikt Lengkong, 510. Koedjon manis. District Waroedjajeng, afdeeling Berbek, Blad MK. IV, Vroeger was hier een beschreven steen, in het gehucht Koedjon manis, ten N. 0. van Waroedjajeng. In 1889 is die steen overgebracht naar het Museum te Batavia en opgenomen als steen N°. 67. Lit. Norvren VIT 1869, Bijlage N (papieren Frrepericu). Afdruk steen uit het distrikt Waroedjajeng. Noruren XIV 1876, Bijlage II. Lijst afdrukken van het Museum te Batavia. Afdruk N° 7 en N°. 52, die blijkbaar bij elkaâr behooren. Branpes. Not. XXIV 1886, p. 146 in de tabel. Steen Waroedjajeng (Koedjon manis) is van 859 Caka. Noruren XXVII 1889, p. 64. Bericht over ontvangst van den steen Koedjon manis in het Museum te Batavia. À 5ll. Tandjoeng kalang. District Waroedjajeng, afdeeling Berbek, Blad K. V. Vroeger was hier een beschreven steen ten noorden van het gehucht 256 Templek der desa Tandjoeng kalang. Grootendeels onleesbaar. In 1889 is deze steen overgebracht naar het Museum te Batavia, en opgenomen als steen N° 66: Lit. Noruren XXVII 1889, p. 64. Bericht over ontvangst steen Tandjoeng kalang in het Museum te Batavia. 52. Djoerang limas. District en afdeeling Berbek, Blad &. V (Zuidrand). Een natuurlijke grot, aan de achterzijde vierkant uitgekapt; aan den linkerwand een onduidelijke inscriptie van enkele karakters; in het bosch Djoerang limas, onderdistrict Patjeh wetan, district Bérbek. In 1889 is van de grot en de inscriptie eene afteekening ontvangen, door tusschenkomst van den Assistent- Resident van Bérbëk WorrerpeekK Murren. De grot ligt ten zuiden van desa Djaha. Lit. VersreK. Notulen 1889, p. 51. Aanbieding eener teekening van de grot Djoerang limas en van de inscriptie aldaar. 513. Tjandi Lor. District en afdeeling Berbek, Blad F. IV (Z. 0, hoek). Een tjandi, geheel omstrengeld door de wortels van een grooten waringin- boom; de tjandi is nagenoeg geheel vervallen. Van hier is ook, volgens een aanteekening in HorPERMANs’ papieren, de groote beschreven steen afkomstig, die later te Kadiri stond, in 1887 naar het Museum te Batavia is gebracht, en opgenomen is als steen N°. 59. Lit. Rarries. History II 1817, p. 55, 54 (55, 56). De hier bedoelde vervallen tjandi met beschreven steen in het distrikt »Anjog” (Ngandjoek), moet Tjandi Lor zijn, met den grooten beschreven steen. Van KinsBereen. Photogrammen N°. 212. Is de groote steen van Këdiri, afkomstig van Tjandi Lor. 5l4. Boemen. District en afdeeling Berbek, Blad F. IV. Te Talgapoh, desa Boemen, staat een steen, waarop het schaamdeel van Sémar (2) is uitgehouwen; en een andere steen met het indruksel van een voet van Bapang (!). Mededeeling van het Binnenlandsch Bestuur ; niet door mij bezocht. 257 515. Berbek. District en afdeeling Berbek, Blad F. V. Vroeger was hier een beschreven steen met jaartal 1558 Caka, later te ‚ Kédiri, in 1887 met de beelden van Kädiri naar Batavia gebracht; opgenomen als steen N°. 61. Lit. Rarrres. History II 1817, p. 54 (56). Over een badplaats van gebakken steen, en een kleine beschreven steen; afbeelding van dien steen, als steen »found in Kédiri” op een plaat tegenover p. 56, figuren 5 en 6 (jaartal 1558). Rree. Journ. Ind. Arch. V 1851, p. 459. Afbeelding van hetzelfde jaartal 1558 Caka op steen Küdiri. : Tipscuar. X 1861, p. 291. Bericht van den Resident van Kédiri, dat een groot steenen beeld van Bérbék naar Kédiri is overgebracht, maar dat de inscriptie nagenoeg geheel verloren is gegaan. Welk beeld bedoeld is, is onzeker. Horpermans. Manuscript 1866 (Im het Museum). Deze steen van Kédiri, met jaartal 1558 Caka, is, volgens eene notitie in HoePeRMAN’s papieren, afkomstig van Bérbék. Van KmsBereen. Photogrammen N°. 218. Is steen van Bérbék met jaartal 1558 Caka. | Horre. Alphabetten 1882, p. 48 a. Afbeelding jaartal 1558 Caka. 516. _Ngëtos. District Siwalan, afdeeling Berbek, Blad F. V. (Westrand). Een tjandi van rooden gebakken steen. Ook de banaspati’s zijn hier van gebakken steenen geweest, maar tijdens mijn bezoek in 1887 waren 5 van de 4 reeds naar beneden gevallen; alleen die aan den zuidkant was toen nog over, _ maar is sedert, volgens berichten van nabij Bérbék wonende Europeanen. ook naar beneden gekomen. De sluitsteen boven de poort is weg, evenzoo het dak, zoodat de kamer van boven open is. De tempel is beneden 9.10 meter in het vierkant, de hoogte zonder top bedraagt nu 9.70 meter. Lit. Rarrres History II 1817, p. 54 (56, 57). Hij noemt (volgens HorsrreLp) een tjandi, en een tweede vervallen tjandi er naast. 517. Bareng. District Siwalan, afdeeling Berbek, Blad D. VI. Een steenen beeld in het bosch Soekoh der desa Barëng, door de inlanders genoemd Nsar erpe Sorkon, met haar kind. Niet bezocht. OUDHEDEN VAN JAVA. 17 958 518. _Nogliman. District Siwalan, afdeeling Berbek, Blad D. VI. Een javaansch graf van den pangeran StpaNcraNA, met daarbij bewaard wordende voorwerpen, in de perdikan-desa Ngliman. Niet bezocht. 519. Bosch Tjandrageni. District Siwalan. afdeeling Berbek, Blad D. VII Een steenen beeld (van Boeta?) in het bosch Tjandragéni der desa Ngeliman. Niet bezocht. 520. Sela mangleng. District Madjarata, afdeeling Kediri, Blad EL. VII, Ten westen van de hoofdplaats Kädiri, tegen den berg Klotok, ligt een tempelgrot, bestaande uit 5 in elkaar loopende kamers met boeddhistische beelden, uitgehouwen in bazalt-conglomeraat. In de meest noordelijke kamer, naast een voetstuk zonder beeld, een zeer onduidelijk beschreven? steen tegen den muur. De grot heeft twee openingen, een ronde en een vierkante. Van buiten loopt rechts van den ingang een lange smalle regel schrift, nagenoeg onleesbaar. Boven een der binnendeuren een banaspati. Bij de grot ligt een gebroken voetstuk met het jaartal 1555 Caka. Lit. Rarrres History IL 1817, p. 55, 56 (37, 58). Over de grot, en één regel schrift. Van Meeteren Brouwer. Dagverhaal ete. Mnemosyne 1828, p. 512. Over het »hol zelo Manling”. Junenvan. Tijdschr. v. Nederl. Indië 6° j. II 1844, p. 576 en 7° j. Il 1845, p. 232. Junenvan. Java II 1855, p. 629—654. Kmper. De tempelgrotten van Koetoardjo. Tijdschr. IT 1855, p. 98. Kinper haalt hier aan, wat JunenunnN in zijn »Java” over Sela mangleng zegt. Rice. Journ. Ind. Arch. III 1849, p. 195. Buppinen. Neêrlands Oost Indië I 1859. Over »Selo-manglen”. Lremans. Boro Boedoer 1873, p. 597. Vern. Java Il 1878, p. 106. Branpes. Not. XXIV 1886, p. 115, 114. Over een afdruk van een regel schrift, buiten aan de grot aangebracht, en afdruk van het jaartal 1355 Caka op een voetstuk bij de grot; beide aangeboden door Mr. VAN DER Cuis; en over eene inscriptie, die in de grot aanwezig moet zijn. 259 52l. Sela bale. District Madjarata, afdeeling Kediri, Blad Ml. VIT. Een grot, uitgehouwen aan de noordzijde van denzelfden berg Klotok, 1!/, kilometer ten noorden van de grot Sela mangleng. Niet door mij bezocht. Lit. HoePeRMANs (manuscript. in het Museum). Volgens hem één kamer, langwerpig vierkant, 12 (] meter in oppervlakte. De ingang ‘aan de noordzijde; onregelmatig vierkant. 522. Kediri. Hoofdplaats der residentie, Blad ML. VII. Op het erf van het residentiehuis waren vroeger: een groote steen van Tjandi Lor, (Museum-steen N°. 59), een gebroken steen van desa Siman, een padmasana met jaartal 1558 Caka van Bêrbék, (Museum-steen N° 61), een zuiltje van Madioen afkomstig, met jaartal 1591 Gaka, (Museum-steen N°. 60), een beeld (paard met 2 koppen) met jaartal 1282 Caka, afkomstig van desa Bogëm, en een groot aantal beelden. Zij zijn nu alle in het Museum te Batavia, behalve de steen van Siman, die verloren is. Lit. ArpRukK STEEN Kepirr (van Tjandi Lor). Vermeld in Frrepericu’s papieren. Not. VII 1869, bijlage N; en in lijst afdrukken Leiden Not. XIV 1876, bijlage IT, afdruk N°. 27. Van KinsBerGeN. Photogrammen N°. 211—255. Afbeeldingen van voorwerpen (beelden en steenen), die zich vroeger bij het residentiehuis te Kédiri bevonden, nu te Batavia. AFDRUK INSCRIPTIE oP BEELD TE Kepiri. Vermeld in afdrukken Leiden. Not. XIV 1876, bijlage 1, afdruk N°. 25. Noruren XVIII 1880, p. 74 en 121. Zes beelden van Kédiri opgezonden; 5 beelden te Batavia ontvangen, waarvan één met jaartal. Groeneverpt. Catalogus 1887. Voorwerp N°. 557 blz. 111 en 112. Beeld (paard met twee koppen) met jaartal 1282 Caka (foutief opgegeven als 1585 Caka), afkomstig volgens HorererMans’ Manuscript van desa Bogëm. (Not. XVIII 1880, p. 121). Groeneverpt. Catalogus 1° vervolg, zijnde Bijlage V[ der Notulen XXV 1887. Eene groote collectie beelden en voorwerpen (waaronder drie beschreven steenen, nu steenen N°. 59, 60 en 61) samen 185 stuks, in 1887 overgebracht van Kédiri naar het Museum. (Zie Not. XXV 1887, p. 97, 111 en 112). Van de meeste is de herkomst niet nader bekend. 260 523. Poeh sarang. District Madjarata, afdeeling Kediri, Blad &. VIIL Een beschreven steen in de doekoehan Tjangkring der desa Poeh sarang, ontdekt door Controleur G. P. Servarrus, afdruk in het Museum; ook bekend als steen van Sémen, welke desa er dicht bij ligt. Lit. Noruren XVIII 1880, p. 169, 170 en Not. XIX 1881, p. 20. Over steen van Sémen (Poeh sarang). Horre. Kawi-Oorkonden. Tijdschr. XXVIII 1885, p. 490—497. Facsimile en transcriptie, benevens vertaling door Prof. Kern, van het opschrift op den steen Sémen (Poeh sarang). Is van 924 Caka. Errata in dit stuk, zie Tijdschr. XXVIII 1885, p. 582. AFTEEKENINGEN der inscriptie steen van Poeh sarang zijn in verscheidene exemplaren in het Museum. 524. Djoega. District Madjarata, afdeeling Kediri, Blad F.… VII Een overeind staande steen, bekend als »Batoe-doekoen”’, zoo het schijnt niet beschreven. Niet bezocht. 525. Tjeker. District Madjarata, afdeeling Kediri, Blad Ml. VIIL Een beschreven steen, het schrift is zeer onduidelijk; afdruk in het Museum. | Lit. AFDRUK STEEN Tseker vermeld in Frreperrcm’s papieren, Notulen VII 1869, Bijlage N, als steen van distrikt Madjarata; en in Lijst afdrukken Museum Batavia. Not. XIV 1876, Bijlage II, afdruk N°. 1 (als steen uit de desa Tjikar). 526. Pandansari. District Madjarata, afdeeling Kediri, Blad BE. VIII. Eenige kleine beelden in het gehucht Pandansari der desa Pëtoengrata. Niet bezocht. 527. Penampihan. District Pakoentjen, afdeeling Ngrawa, Blad E. IX, Ongeveer 1000 meter hoog tegen het Wilis-gebergte, op het erfpachtsperceel 261 Pénampihan vindt men eene opvolging van drie terrassen, die van West naar Oost opklimmen. Op het onderste terras staat een beschreven steen, op het tweede niets, op het derde terras een hoofdtempel, waarnaast vroeger twee kleinere stonden; van deze laatste is er slechts één over. Verder 9 slecht bewerkte beelden. Aan den voorkant van den hoofdtempel in eene nis een vooruitstekende schildpad. Lengte en breedte van den hoofdtempel 5.50 meter, van den kleinen tempel 1.96 meter. Hoogte van den eersten slechts 1.40 meter, van den tweeden 1 meter; alleen de soubassementen zijn overgeschoten. Bij twee van de beelden en bij den schildpad wordt geofferd. Bij de administrateurswoning staan verscheidene minder fraaie beelden ; op de achterzijde van één dezer beelden werd het jaartal 1116 Caka aangetroffen. Vroeger was hier nog een tweede beschreven steen, nu te Batavia, opgenomen als steen N°. 8. Lit. Junenvun. Tijdschr. voor Nederl. Indië 6° j. Il 1844, p. 576. D. C. Noorpziek. De ruïne Penampikkan. Tijdschr. V 1856, p. 425—450. Op bladzijde 427 wordt melding gemaakt van een beschreven steen a en op blz. 428 van een vrouwenbeeld met inscriptie e, die beide naar Batavia gezonden zijn; evenzoo op blz. 450, in de noot. Vern. Java II 1878, p. 106. GroeneveLpt. Catalogus 1887. Voorwerp N°. 295 (vrouwenbeeld e blz. 102 en noot van Branpes; met inscriptie, nog niet gelezen. (Zie Tijdschr. V 1856, p. 450). Branpes in GrRoENeveLDT’s Catalogus 1887. Steen N°. 8, p. 574, van Pénampihan ; (steen a, vermeld in Tijdschr. V p. 450). Is van 1585 Caka. VerseeK. Notulen XXVI 1888, p. 11. Aanbieding afdruk van steen b, te Pénampihan, en van een jaartal op vrouwenbeeld d te Pénampihan, van 1116 Caka. Branpes. Not. XXVI 1888, Bijlage IL p. X—XII. Over steen bte Pénampihan. Geeft het jaartal 820 Caka, maar is eene copie uit veel lateren tijd (d£ 1400 Caka). Afdruk van dezen steen was reeds vroeger in het Museum en wordt vermeld in den inventaris der papieren van Friepericn Not. VIL 1869, Bijlage N, en in de Lijst der abklatschen van het Museum te Batavia, Not. XIV 1876, Bijlage II, afdruk N°. 51. 528. Djehoek. District Pakoentjen, afdeeling Ngrawa, Blad G. X. Fraaie beelden in het bosch, %, kilometer ten noorden van desa Djéboek, __die weder ligt ten noorden van de districtshoofdplaats Karangrëdja. Lij zijn bekend onder den naam: 41° Rétja Pénganten (man en vrouw); 262 hierbij een groot voetstuk; 2e Rëtja Goeroe, een zeer fraai vrouwenbeeld ; hierbij 5 voetstukken. Lit. Horerermans. Manuscript 1866 (In het Museum). 529. Patik redja. District Kalang bret, afdeeling Nerawa, Blad F. XI, Een beeld met zeer groote mannelijke roede, 41'/, kilometer van de districtshoofdplaats Kahoeman, in de desa Patik rëdja. Het beeld behoort tot dezelfde soort als die te Gaprang bij Blitar. (Zie later) Horpermans vermeldt (manuscript in het Museum) dat de roede met beide handen werd vastgehouden, en hel hoofd gebroken was. Nuis zoowel het schaamdeel als het hoofd gebroken. Lit. HorererMans. Manuscript 1866 (In het Museum). 530. Pelem. District Toeloeng agoeng, afdeeling Ngrawa, Blad F. XI (Z. 0, hoek), Een langwerpige steen met jaartal 1060 Caka, in de desa Pélém, vlak bij Toeloeng agoeng. Lit. HoepeRrMans. Doho. Tijdschr. XXI 1874, p. 156. Afbeelding van den steen en van het jaartal 1060 Caka te Pelém. 531. _Kemoelan. District Pakis, afdeeling Trenggalek, Blad KE. XII Twee steenen en een voetstuk, waarop een der steenen gestaan heeft. Een der steenen heeft een schild, beide zijn beschreven, maar uitermate flauw, zoodat een nieuwe afdruk nutteloos zal zijn. Afdruk van een der steenen is in het Museum; deze is volgens Branpes van 1116 Caka. Lit. Horpermans. Doho. Tijdschr. XXI 1874, p. 167. Twee beschreven steenen, één geheel onleesbaar. AFDRUK VAN EEN DER STEENEN vermeld in Frreperica’s papieren, Not. VII 1869, Bijlage N; en lijst afdrukken van Museum Batavia, Not. XIV 1876, Bijlage II, afdruk N°. 8 (als steen Kamoelian). * | J k men pn Kn | 265 532. Pajaman. | District Pakis, afdeeling Trenggalek, Blad BE. XIII. Een onduidelijk beschreven steen, voor °/, in den grond begraven, staande in de pédoekoehan Bantjang der desa Pajaman, niet ver van de districtshoofdplaats Doerenan (of Pakis). Van dezen steen is nog geen afdruk in het Museum. 533. Wates. District Tanggoel, afdeeling Nerawa, Blad DB. XIV (N. 0. hoek). Een onduidelijk beschreven steen, in de desa Watös, niet ver van de districtshoofdplaats Bandoeng. Afdruk in het Museum. Lit. Arpruk stEEN Wartes, vermeld in Lijst afdrukken van Museum Batavia, Not. XIV 1876 Bijlage II, afdruk N°. 50. | 534. Goewa ftritis. District Wadjak, afdeeling Ngrawa, Blad &. XIII, Een tempelgrot aan den noordkant van den zeer steilen berg Boedëk. Op halve hoogte vindt men, achter een klein terrasje, eenige natuurlijke grotten onder den overhangenden wand, die tot verschillende kamers zijn ingericht door muurtjes van gebakken steen. Men kan deze oudheid dus tot de tempelgrotten rekenen, ofschoon de kamers hier niet in den steen zijn gehouwen, maar reeds voorhanden waren. Er is echter later aan die muurtjes blijkbaar veel veranderd, ook de leelijke houten deurtjes zijn van later datum. Op het terras vóór de grot slaan twee gebroken vrouwenbeeldjes met 4 armen, op het grootste aan de achterzijde het jaartal 1082 Caka. Men heeft van het terras een allerprachtigst uitzicht op de vlakte van Toeloeng agoeng en omstreken. Lit. EENE TEEKENING VAN HET JAARTAL 1082 Caka op de achterzijde van het beeld te Goewa tritis, vervaardigd door Horpermans, en een ander vervaardigd door VergeekK in 1886, zijn in het Museum. 535. Walikoekoen-gebergte. District Wadjak, afdeeling Nerawa, Blad G&. XIII Vijf tempels op den rug van het Walikoekoen-gebergte, ook wel Wadjak- gebergte genoemd; de eerste, noordelijkste draagt den naam Tjandi oeroeng, de vijfde, zuidelijkste, het hoogst gelegen, heet Tjandi djadi. Warikoekoen N°. 4. Tjandi oeroeng. Een groote ringmuur met gladde poort en versierde torentjes, waarvan er nog één staat. Daarbinnen een gebouw 264 met lijstwerk en zeer eenvoudige versieringen; is niet op te meten zonder belangrijke uitgraving en schoonmaking. Het gesteente waaruit de tjandi is gebouwd is andesietbreccie en andesiettuf van het omringende gebergte. Warikorkoern Ne. 2, Er ligt hier een vrij groote banaspati op den grond. Men ziet twee zeer vervallen gebouwen van verweerden andesiettuf. Het zijn soubassementen met glad lijstwerk, nagenoeg zonder versieringen. Op één van de twee soubassementen. zijn nog duidelijk de overblijfselen van drie verschillende andere gebouwtjes zichtbaar, hetgeen aan Tjandi Papoh in Blitar (zie later) herinnert. Lengte 9.50 meter, breedte 5.60 meter. WarikoekoeN N°, 5. Een hoop aarde en steenen; hier en daar glad lijstwerk te zien en een trap van + 10 treden met leuningen. Niet op te meten. | WarikorkoeN N°. 4. Dicht bij Ne. 5 gelegen. Twee zeer kleine gebouwtjes, + 5 meter in het vierkant ieder. Niet op te meten; het is een 1'/, meter hooge hoop steenen. Warikorkoen N° 5. Tjandi djadi. Deze ligt het hoogst van de vijf, op een steil topje, ongeveer 400 meter boven zee. Zij is het best bewaard gebleven. Het is een vierkant soubassement met inspringende hoeken, en merkwaardig is, dat dit monument geen trap, noch ingang, bezit. Daarop staat een regelmatige S-hoek, en boven op dezen achthoek een ronde muur, waarin een zeer groote ronde put. Nergens elders heb ik een dusdanig gebouw aangetroffen. Het gesteente is andesiettuf. Lit. Leemans. Boro Boedoer 1875, p. 408 en 409. De aanteekeningen van Brumunp over de tempels op het Wadjak-gebergte, die hij ontdekte, worden hier medegedeeld. Vern. Java II 1878, p. 106. Tempels op het Wadjak-gebergte. 536. Goewa Sela mangleng. District Wadjak, afdeeling Nerawa, Blad G&. XIII, Een tempelgrotje of kamer, in de rots (andesietbreccie) uitgehouwen, met opening naar het westen. De grot ligt 700 meter ten zuiden van desa Sanggrahan, aan den voet van het gebergte, en is niel te verwarren met de gelijknamige grot nabij de hoofdplaats Këdiri. Boven de grot is een onduidelijke groote banaspati uitgehouwen, van binnen vindt men ééne reeks basreliefs, tamelijk goed bewerkt, maar zeer stijve figuren, op wajangpoppen gelijkende. Ten zuiden, naast deze grot, vindt men nog een tweede kleinere kamer zonder figuren, in denzelfden rotswand uitgehouwen. 265 i î . N.B. De vindplaats (tusschen Goewa tritis en Walikoekoen) is op de kaart niet aangegeven. Lit. HorrerMans. Manuscript 1866 (In het Museum). 537. Sanggrahan. District Wadjak, afdeeling Nerawa, Blad G&. XII. Een tjandi, waarvan alleen het soubassement nog over is. Het gebouw _ van andesiet meet 9.05 meter in het vierkant, zonder het uitspringende trapstuk aan de westzijde. Achter den tempel staan naast elkaar 5 even groote boeddha- beelden (dhyani-boeddha’s), 0.84 meter hoog, 0.55 meter breed, deerlijk verminkt; van alle 5 is het hoofd weg, van sommige ook handen en armen. Lit. Rarrres. History Il 1817, p. 40 (43). 538. Wadjak lor. District Wadjak, afdeeling Ngrawa, Blad G&. XII. Een groote beschreven steen met een rond zegelmerk, totaal onleesbaar. 539. Djoendjoeng. District Wadjak, afdeeling Nerawa. Desa Djoendjoeng op Blad &. XII, Beelden op Blad &. XIII (N, rand). Een vervallen tempel (?) en beelden, waarvan één aan de achterzijde een jaartal draagt, dat volgens Hoerrermans (Manuscript in het Museum) 1224 Caka zoude zijn. Een in 4889 door tusschenkomst van den Assistent-Resident Van Heneer te Toeloeng agoeng ontvangen afteekening, die echter te wenschen overlaat, zou dit jaartal eerder 1525 doen lezen: de 5 is echter onduidelijk. Ten tijde van Horpermans (1866) vond men 2 kilometer van de desa Djoendjoeng tegen het gebergte 5 terrassen met 5 rakshasa’s, een grot en een paar vrouwenbeelden. Verder twee vierkante vakken van andesietsteen, die echter later schenen opgestapeld te zijn, en 4 javaansche graven. Waarschijnlijk heeft _op het bovenste terras vroeger wel een tempel gestaan, ofschoon men dit nu niet zeker meer kan herkennen. Lit. HorperMans. Manuscript 1866 (In het Museum). 266 540. Toenggangri. District Ngoenoet, afdeeling Ngrawa, Blad Ml. XIII, Een groot mannenbeeld, met 5 ballen, genaamd »Warkadara”, een weinig bezuiden desa Toenggangri. 541. Pandjerredja. District Ngoenoet, afdeeling Ngrawa, Blad KM. XIII (Westgrens), Een steen, aan alle 4 zijden beschreven met fraai schrift en zegelmerk. N.B. De desa Pandjërrédja staat niet op de kaart; zij ligt aan de westgrens van blad E. XIII, ten N. W. van het gehucht Saka, en is niet te verwarren met de desa Bandjarrëdja, die eveneens op blad K. XIII, maar oostelijker, ligt. Lit. VersreK. Notulen XXVI 1888, p. 11. Aanbieding afdruk steen Pandjérrëdja. Branpes. Not. XXVI 1888, Bijlage IL p. X. Steen Pandjérrédja is van 1122 Caka. 542. Soemberringin-kidoel. District Ngoenoet, afdeeling Nerawa, Blad ML. XIII. Een groote beschreven steen; de voorzijde (westzijde) heeft een schild (zegelmerk) met onduidelijke krullen, maar is overigens geheel afgeschuurd en onleesbaar. Lit. VerBeeK. Notulen XXVI 1888, p. 11. Aanbieding afdruk steen Soembérringin (achterzijde en twee zijkanten). Branpes. Not. XXVI 1888. Bijlage Il p. IX. 543. Desa Gambar. | District Ngoenoet, afdeeling Ngrawa, blad EM. XIII Tusschen Domasan en Gambar liggen twee tjandi’s van gebakken steen, beide ongeveer 7 meter in het vierkant, met een trap aan de westzijde, en met zeer grove en slecht bewaarde basreliefs. Dicht bij de zuidelijkste van de twee tjandi’s ligt een vijver. 544. Djati koewoeng. District Ngoenoet, afdeeling Ngrawa, Blad ML. XIII Een kerkhof, 900 meter ten oosten van den steen te Soembërringin-kidoel, behoorende tot de desa Djati-koewoeng, met twee groote javaansche graven, van 267 gebakken tjandisteenen opgestapeld, op een fraai plein onder waringinboomen. Verder vindt men er 14 beelden, alle rakshasa's, en een steenen watervat. 545. Aria Blitar. _ District Ngoenoet, afdeeling Nerawa, Blad M. XII (Z. 0, hoek). Een vervallen tempel van andesiet; reeds vroeger in zeer vervallen staat, _ zijn de laatste steenen gebruikt bij den aanleg van de spoorbaan naar Blitar. _ Alleen vindt men er nog twee groote banaspati's van andesiet. 546. Grot Djadjar. District Negoenoet, afdeeling Nerawa, Blad MK. XII (Z, rand). 600 meter ten oosten van de spoorweghalte Rëtjatangan vindt men aan de spoorbaan eene insnijding in kalksteen. Ten noorden van de baan ligt in dien kalksteen een natuurlijke grot, genaamd Djadjar (naar de nabijgelegen desa _ Djadjar). Aan het gewelf, nabij den ingang, vindt men het jaartal 1527 Caka. Lit. Noturen XXVI 1888, p. 15. Aanbieding afteekening jaartal 1527 Caka in de grot. 547. Gaprang. District en afdeeling Blitar, Blad L. XII Een groep beelden, waaronder 4 drakenkoppen, een paar ornamenten van __tjandi's, en twee naakte mannenbeelden met buitengewoon groote roede; bij één van de twee beelden is de roede gebroken. Lit. Rice. Journ. Ind. Arch. III 1849, p. 248. Beelden te Gaprang. Van KinsBereen. Photogrammen N°. 259. Beelden te Gaprang. 548. Bara. District en afdeeling Blitar, Blad WL. XIII, Een zeer groot zittend ganeca-beeld bij de hangbrug over de Brantas. Aan de achterzijde een banaspati, beneden eene inscriptie in zeer dikke letters, _ volgens Branprs een jaartal in woorden »hana ghana hana boemi” — 1161 _ Caka. Het beeld moet gevonden zijn aan de overzijde van de Brantes, in de desa Djiembeh, district Ladaja. Lit. Van KinsBereen. Notulen V 1867, p. 76. Over Ganeca-beeld te Bara. 268 Van KinsperGeN. Photogrammen N°. 240—242. (Ganeca-beeld Bara. Teekenine van het jaartal in woorden door VerpeekK, in het Museum. Vern. Ganesa; met afbeelding van het Ganeca-beeld te Bara. Eigen Haard 1876, p. 145. 549. Soember djati. District Ladaja, afdeeling Blitar, Blad Lu. XIII, Een vervallen tempeltje van andesiet, (Horepermans Manuscript in het Museum). In 1889 geheel verdwenen, volgens mededeeling van den Assistent- Resident van Bhlitar, De Voeren. Lit. HorpeRMANs. Manuscript 1866 (In het Museum). 550. Bosch Goerit. District Ladaja, afdeeling Blitar, Blad MK. XIII, Een beschreven steen; afdruk in het Museum. N.B. Niet te verwarren met desa Goerit, district Wlingi (zie later), waar ook een beschreven steen is. Lit. Rarrres. History Il 1817, p. 40 (45). Beschreven steen in »Lüdaja”. AFDRUK STEEN. Vermeld in Frreperron’s papieren, Not. VII 1869, Bijlage N; in Lijst afdrukken Museum Batavia, Not. XIV 1876, Bijlage IL afdruk N°. 5; in Lijst afdrukken Museum Leiden, Not. XIV 1876, Bijlage 1 afdruk N°. 29. 551. Batjem. District Ladaja, afdeeling Blitar, Blad ME. XIV, Bij de doekoeh Batjöm der desa Klampo stonden vroeger 2 tjandi’s van gebakken steen en nog 2 kleinere gebouwtjes, nu grootendeels vervallen. Volgens Assistent-Resident De Voeren worden de ruïnes der 2 tjandi’s van gebakken steen, ongeveer 5 kilometer van Batjém, door de bevolking nog goed onderhouden. Mededeeling van 1889. Lit. HorperMans. Manuscript 1866 (In het Museum). 552. Kawi-muur. Districten Wlingi en Ladaja, Bladen @. XIII en XIV. Overblijfselen van een muur bij desa Djoega, district Wlingi (@. XIII, desa Ngadri, district Ladaja (O. XIII) en desa Birawa, district Ladaja (@. XIV), 269 Af, tot 4, meter hoog, van gebakken steen. Die overblijfselen vindt men ook in Pasoeroean op de grens met Këdiri langs de grensrivier Lëksa, zoodat het niet onwaarschijnlijk is, dat de muur vroeger van den Kawi-top tot aan het zuider- zeestrand voortliep, over eene lengte van 50 kilometer of 55 paal, als grens _ tusschen de oude rijken Toemapel (Singasari) en Daha. Lit. Junenvan. Java II 1855, p. 650 en de noot. Buppinen. Nêerlands Oost-Indie. 1 1859, p. 555. Grensmuur in Blitar. 553. Tepas. District Wlingi, afdeeling Blitar, Blad PP. XII Een vervallen tempel, 5 kilometer van desa Téëpas. Volgens Assistent-Resident Dr Voer heeft het overblijfsel van den tempel dicht achter desa Tépas overeenkomst met tjandi Kotes (zie later). Mededeeling van 1889. Lit. HoeperMAns. Manuscript 1866 (In het Museum). 554. Ploembangan. District Wlingi, afdeeling Blitar, Blad O. XII Een beschreven steen; afdruk in het Museum. Ook nog een poort als ingang van een vervallen tjandi en enkele beelden (HoePermans manuscript). Volgens mededeeling (1889) van den Assistent-Resident van Blitar, De Voeer, is die poort nog aanwezig. Niet door mij bezocht. Een 8-hoekige zuil, met jaartal 1282 Caka, afkomstig van Ploembangan, is nu op het regentserf te Blitar. Lit. Arpruk STEEN. Vermeld in Lijst afdrukken Museum Leiden, Not. XIV 1876, Bijlage I, afdruk N°. 25. VerseeK. Not. XXIX 1891, Januari-vergadering. Over een 8- hoekige zuil van Ploembangan afkomstig, met het jaartal 1282 Caka, nu op het regentserf te Blitar. 555. Desa Goerit. District Wlingi, afdeeling Blitar, Blad @. XII. Een beschreven steen; afdruk in het Museum. N.B. Niet te verwarren met bosch Goerit, districl Ladaja (zie boven). Lit. AFDRUK STEEN. Vermeld in Frreperrcn’s papieren, Notulen VII 1869, Bijlage N; en in Lijst afdrukken Museum Leiden, Not. XIV 1876, Bijlage I, afdruk N°. 24. 270 556. Tjandi Kotes of Papoh. District Wlingi, afdeeling Blitar, Blad N. XI, Twee tempels, of liever soubassementen, vlak bij elkâar, van andesiet. Het eerste is 7.55 meter lang, 5.56 meter breed, en 1.20 meter hoog, met vooruitstekende trap aan de westzijde. Daarvóór ligt een tweede gebouw, 5.67 meter lang, 2.27 meter breed, 1.65 meter hoog; eveneens met trap aan de westzijde. Van boven is deze tweede tjandi plat, en daarop staan 5 losse voorwerpen van andesiet, waaronder een zeer fraai model van een tjandi. De voel van een van de andere voorwerpen is vast met de tjandi verbonden. Aan den buitenkant van den zuidelijken muur der 2° tjandi is het jaartal 1225 Caka aangebracht. Lit. Rarrres. History II 1817, p. 40 (45). Waarschijnlijk is deze tjandi bedoeld onder den naam »Tjandi bij Sémanding distr. Srengat?” (Het kan echter ook tjandi Sawéntar zijn, die eveneens bij eene desa Sémanding ligt). Im HorpeRMaNs’ manuscript (in het Museum) wordt echter de oudheid Papoh”’ Tjandi Sémanding” genoemd, naar de nabij gelegen desa Sémanding. VAN KinsBeRrGEN. Notulen V 1867, p. 75, 76. Bericht over Tjandi Papoh. VAN KinsBeRGEN. Photogrammen N°. 245—245. Afbeeldingen van Tjandi Papoh met het jaartal 1225 Caka, en van de losse voorwerpen, staande op één der tjandi’s. Het dekseltje, zijnde het sluitstuk van het model van den tempel, afgebeeld op N°. 244, ligt op de plaat N°. 245 op één der andere monumenten. VerBeekK. Not. XXV 1887, p. 9. Over steenen model van een tjandi, staande op de tjandi Kotes. 557. Petoeng amba. District Wlingi, afdeeling Blitar, Blad N. XI, Een beschreven steen, gevonden in 1889, 1 meter in den grond, op het erfpachtsperceel Pétoeng amba, 5 kilometer ten N. W. van Papoh (Bericht van den Assistent-Resident Dr Voeer). Afdruk sedert begin 1891 in het Museum. Draagt het jaartal 1191 Caka. De steen staat nu op het regentserf te Blitar. Lit. VerBeeK. Notulen XXIX 1891. Januari-vergadering. Aanbieding, namens den heer J. F. De Corte, van een afdruk van den steen Pétoeng amba, met het jaartal 1191 Caka. 21 558. Wringin brandjang. District Wlingi, afdeeling Blitar, Blad N. X, Ken geheel onbekende tjandi, op de helling van den Goenoeng Këloet, ten zuiden van den top Siwalan of Pisang, 6 kilometer noordelijk van Tjandi Papoh. Een eenvoudig rechthoekig gebouw met een kamer, en kleine luchtgaten in de omwanding. Merkwaardig is het dak, dat glad en schuin toeloopt, evenals het dak van een gewoon Europeesch huis. De trap ligt hier aan de zuidzijde. Het gebouw is van andesiet. Onder de muren, die ik heb laten uitgraven, ligt _ 4.20 meter onder den tegenwoordig beganen grond een fundament van ruwe afgeronde riviersteenen. Lit. VerBeeK. Notulen XXV 1887, p. 8. Eerste mededeeling over deze nog geheel onbekende tjandi. 559. Tjandi Sawentar. District en afdeeling Blitar, Blad MM. XII, Een tjandi van andesiet, 1600 meter ten N. 0. van desa Sawéntar. Dit gebouw zit 5 à 4 meter in den grond, de bodem is door zand van den Këloet opgehoogd. Van den trap heb ik 5 treden laten uitgraven, tot 1.88 meter onder den beganen grond, maar het fundament ligt nog dieper. Trap en deur liggen west. Hoogte boven den grond nu 6.50 meter; breedte van onderen 440 meter in het vierkant. Van binnen een voetstuk (z.g. joni) in een vierkante kamer met spits toeloopend dak; de sluitsteen boven was een roset met basrelief (een man, rijdende op een beest met lange ooren). Deze sluitsteen is nu op het erf van den Regent te Blitar, en is vervangen door een gewonen steen. Lit. Horpermans (manuscript in het Museum). Hij noemt de oudheid »Tjandi Tjéntong”’, naar de desa Tjéntong, ten oosten van desa Sawëntar. 560. Semanding. District en afdeeling Blitar, Blad Ml. XII, Een beschreven steen, nu te Blitar op het erf van den Regent, afkomstig van doekoeh Sëmanding der desa Böngle. (Niet te verwarren met desa Sémanding ‚ bij Papoh). 212 561. Blitar. Hoofdplaats van de afdeeling Blitar, Blad Ls. XII. Een groote hoeveelheid beelden en andere voorwerpen, benevens 5 beschreven steenen op het erf van den Regent. Deze steenen zijn afkomstig: één van Pikatan, bosch Gambar, district Srëngat, met het jaartal 1058 Caka: één van het gehucht Sémanding, desa Bänglé (zie boven); van een derden steen is de afkomst onbekend; de vierde inscriptie staat op de achterzijde van een ganeca-beeld, afkomst ook onbekend; de vijfde is de steen van Pétoeng amba (zie boven) met het jaartal 14191 Caka. Lit. Van KinsBERGEN. Photogrammen N°. 256, N°. 258 en N°. 552. N.B. N° 552 is het ganeca-beeld met inscriptie van Blitar, foutief _ opgegeven als steen van Panataran. N°. 257 is foutief opgegeven als _ ganeca van Blitar, maar is een steen van Prambanan, Jogjakërta. (Volgens. Branpes Not. XXIV 1886, p. 51). AFDRUK GANECA-BEELD Brirar, vermeld in Frieperrcn’s papieren, Not. VII 1869, Bijlage N: en in Lijst afdrukken Museum Batavia, Not. XIV 1876. Bijlage II afdruk N°. 6. Conen Stuart en v. LimBure Brouwer. Beschreven steenen op Java. Tijdschr. XVIII 1868—1872, p. 109—117. Steen N°. 4. Inscriptie op achterzijde ganeca-beeld Blitar. Met een plaat. Conen Stuart. Kawi-Oorkonden 1875, N°. XXVI p. xm. Is inscriptie op ganeca-beeld Blitar, en miet de steen van Panataran, zooals Conen Stuart p. Xxiv zegt. Leemans. Beschrijving van de Ind. Oudheden in het Rijks museum van Oudheden te Leiden (Catalogus Leiden) 1885, p. 124 N°. 151. Teekening in sepia van »een tempeltje te Blitar”. (Welk tempeltje, is mij onbekend, waarschijnlijk Sawëntar). Branprs. Not. XXIV 1886, p. 51. Over verwarring der opschriften van de photogrammen v. KinsBERGEN N°. 257 en N°. 552. VerzeeK. Not. XXV 1887, p. 7. Aanbieding van afdrukken der inscriptie’s op 4 steenen te Blitar, en van jaartallen 1131 Caka en 1506 Caka op watervaten aldaar (benevens van eene inscriptie op een watervat en korte inscriptie op 2 rakshasa’s bij den Regent; niet genotuleerd). GroENeveLDT. Catalogus 1887. Voorwerp N°. 256 p. 92—94 en noot. Beeld (Not. XI 1875, p. 154, c.) Waarschijnlijk ook het beeld N°. 256* p. 94. (Not. VII 1869, p. 22). | Branpes in GROENEVELDT'S Catalogus 1887, p. 558, d. Over inscriptie op ganeca-beeld van Blitar, van 829 Caka. VerBeekK. Not. XXVI 1888, p. 15 en XXIX 1891 Januari-vergadering. Over een rakshasa met het jaartal 1352 Caka, gevonden 7'/, kilometer boven | 275 Panataran op het perceel Gambar wetan; nu te Blitar op het erf van den Regent. VerseekK. Not. XXIX 1891. Januari-vergadering. Over den steen van Pétoeng amba met jaartal 1191 Caka; een 8-kantige zuil van Ploembangan (distr. Wlingi) afkomstig, met jaartal 1282 Caka; een tjandizerk met jaartal 1257 Caka, afkomstig uit het distrikt Sréngat, waarschijnlijk van de tjandi Pértapan; een steenen kikvorsch, met het jaartal 1215 Caka uit het distrikt Ladaja; en een 4- armig vrouwenbeeld met het jaartal 1565 Caka, afkomstig uit het distrikt Sréngat, waarschijnlijk van tjandi Pértapan. Al deze voorwerpen staan nu op het Regentserf te Blitar. VersrekK. Not. XXIX 1891. Januari-vergadering. Aanbieding, namens den heer J. F. De Corre, van afdrukken der 5 beschreven steenen op het regentserf te Blitar. 562. Gedok. District en afdeeling Blitar, Blad u. XII, Een geheel vervallen tjandi, van gebakken steen. Volgens opgave van Horsrieup (in Rarrres’ History) bestond die in 1815 nog. Nu vindt men er alleen een grooten hoop gebakken steenen, die echter dagelijks weggehaald _ worden; een waterbak van andesiet met gebroken slangenkop, een gebroken ganeca en twee kalksteenstukken, waarvan één met snijwerk. Lit. 1291 Caka. RArrres. History Il 1817, p. 58 (40). Van Meeteren Brouwer. Dagverhaal etc. Mnemosyne 1828, p. 517. Ruïne Gedok. VerseeK. Not. XXV 1887, p. 8. Mededeeling over Tjandi Gëdok. 563. Panataran. District en afdeeling Blitar, Blad MI. XI, De belangrijkste oudheid van Oost-Java, en de hoofdtempel, waarvan alleen de drie onderste omgangen of étages over zijn, is na Boro-Boedoer zelfs de grootste tempel van geheel Java. Men vindt hier: Een grooten tempel; vóór den tempel 4 rakshasa'’s, ieder met het jaartal 1269 Caka. Twee kleine tempels. De westelijkste van deze twee heeft het jaartal Twee groote plateformes, waarvan één »de péndapa van Panataran’’ genoemd wordt; deze heeft basreliefs met inscriptie's en het jaartal 1297 Caka. Twee kleine plateformes. Een badplaats met het jaartal 1557 Gaka. Een gemetselde put. OUDHEDEN VAN JAVA, 18 97Á Twee kleine rakshasa’s, ieder met het jaartal 1244 Caka. Twee groote rakshasa’s, ieder met het jaartal 1242 Caka. Een ganeca-beeld en twee rakshasa’s. Een beschreven steen met het jaartal 1419 Caka. Vroeger waren er nog losse steenen met de jaartallen 1295 en 1576 Caka, afgebeeld bij v. KinsBereen. Lit. Rarrres. History II 1817, p. 58—40 (40—45). Over tempels, beelden en beschreven steenen. CrawrurD. History Ind. Arch. IT 1820, p. 214. Jaartal boven poort van tempel Panataran 1242 Caka. (N. B. Boven poort kleinen tempel staat 1291; het jaartal 1242 komt alleen op 2 rakshasa’s voor). Van Meeteren Brouwer. Dagverhaal etc. Mnemosyne 1828, p. 515—517. Tempel en beschreven steen Panataran. Juneuvan. Tijdschr. v. Nederl. Indië 6° j. Il 1844, p. 575. Rrec. Journ. Ind. Arch. III 1849, p. 256°" — 247°*; (N. B. De bladzijden 255— 284 komen in dit deel tweemaal voor),en V 1851, p. 459 Facsimilé van jaartal 1291 boven poort kleinen tempel. Nerscuer. Tijdschr. V 1856, Berigten p. 487. Aanbieding afteekening jaartal 1291 Caka, door H. Krrrn van pe Pour. Buppinen. Neêrlands Oost-Indië. IT 1859, p. 555. Over Penataran. NEDERLANDSCHE SPECTATOR, 24 Aug. 1867. Bericht over Panataran, overgenomen uit de Java Bode. AFDRUK STEEN PANATARAN vermeld in Frriepericu’s papieren, Not. VII 1869. Bijlage N (alwaar foutief is opgegeven Panataran in het distrikt Pakoentjen, in plaats van Bltar); en in Lijst afdrukken Museum Batavia, Not. XIV 1876, Bijlage II, afdruk N°. 4. v. KinsBeRGEN. Not. X 1872, Bijlage B. Lijst van 86 photogrammen van Panataran, N°. 246—551. N°. 552, opgegeven als steen van Panataran, is niet van hier, maar is de ganeca, met inscriptie op de achterzijde, van Blitar, (Zie Branpes Not. XXIV 1886, p. 51). Leemans. Boro Boedoer.1873, p. 411. Frreuson. History of Indian and Eastern Architecture 1876, p. 654—658. Over »Panataram”. Met fig. 568, zijnde eene verkleinde copy van de photographie van den grooten tempel te Panataran, door Van KINSBERGEN, N°. 246. Veru. Tjandi Panataran. Met afbeelding. Eigen Haard, 1876. p. 105. Vern. Java Il 1878, p. 51. Steen van Panataran uit 9° (?) Caka-eeuw; idem _ p. 106—107. Over Panataran. Horre. Alphabetten 1882, p. 48j. N°. 1. Jaartal 1259 Caka (op rakshasa) van Panataran (drukfout voor 1269). | Branpes. Not. XXIV 1886, p. 52. Over beschreven steen Panataran, van 1119 Caka. 275 Branpes. Not. XXIV 1886, p. 113. Over afdruk beschreven steen Panataran, aangeboden door M". Van per Cuiys. VergeekK. Not. XXV 1887, p. 7 en 9. Aanbieding photogrammen van den grooten en van den kleinen tempel te Panataran, vervaardigd door de firma SarzwepeL te Soerabaja. p. 9: Bericht over 2 nieuw gevonden jaartallen 1241 op twee kleine en 1242 Caka op twee groote rakshasa’s te Panataran. Branpes. Not. XXV 1887, p. 56. Over de legenden op de z. g. péndapa van Panataran, die het jaartal 1297 Caka vertoont. (Door een drukfout staat hier 1397 Caka). N. B. Het fraaie Mandjoecri-beeld, dat zich in het ethnologisch museum te Berlijn bevindt, en waarvan een afgietsel in gips in het Museum te Batavia is opgenomen, is volgens Frieprricu, door den Raad van Indië N. EncernARD, genomen uit een ouden Javaanschen tempel, die niet nader wordt aangeduid. Het komt mij niet onwaarschijnlijk voor, dat dit beeld van Panataran afkomstig is, vooreerst omdat dit bijzonder goed bewerkte beeld zeker uit een van de fraaiste tempels van Java afkomstig moet zijn, ten tweede omdat het op dat beeld voorkomende jaartal 1265 Caka bijzonder goed overeenkomt met het jaartal 1269 op de 4 rakshasa’s vóór den grooten tempel. Over het Mandjoecri-beeld zie men: Frreperrcu. Zeitschrift der Deutschen morgenländischen Gesellschaft, XVIII p. 494. Kern. Notulen XVIII 1880, p. 106—109. GroeneveLpt. Catalogus 1887. Voorwerp N°. 246 en de noot. 564. Tjandi Gambar. District en afdeeling Blitar, Blad MI. X, Op het perceel Gambar wetan, gelegen tegen den Kéloet, ongeveer 7!/, kilometer boven Panataran, vindt men het soubassement van een tjandi van andesiet, 8.40 meter in het vierkant, trap aan de westzijde, met slecht uitgevoerde basreliefs; de tjandi is grootendeels door zand van den Këloet bedekt. Beneden deze tjandi ligt een tweede tempel, waarvan slechts enkele bekapte steenen uit den grond steken. Niet ver daarvandaan staat een groote rakshasa, en een weinig verder een nagakop; ook is van hier afkomstig de kleine rakshasa met het jaartal 1552 Caka, nu op het regentserf te Blitar, vermeld in Notulen XXVI 1888, p. 15. N.B. Deze vindplaats is niet op de kaart aangegeven. Zij ligt G'/, kilometer ten N. N. 0. van Panataran. 565. Tjandi Kali tjilik. District Srengat, afdeeling Blitar, Blad IL. X, Een tjandi van gebakken steen; voet en top zijn zeer afgebrokkeld. De trap en poort liggen west; boven poort en nissen 4 banaspati’s, ook van gebakken 276 steen; alleen de trap (die gebroken is), de sluitsteen en de posten van de deur zijn van andesiet. Boven de poort een afzonderlijk plaatje met het jaartal 1271 Caka. De tjandi ligt bij de desa Kali tjilik, niet ver van de nu verlaten desa Gënéngan, en wordt daarom ook wel »tjandi Généngan’” genoemd. Lit. Rarrres. History [[ 1817, p. 37 (40). Tjandi Genengan. HoererMans. Manuscript 1866 (In het Museum). Hij noemt deze oudheid »Tjandi Poetton”. Verzeex. Not. XXV 1887, p. 8. Mededeeling over Tjandi Kali tjilik, met jaartal 1271 Caka. 566. Pertapan. District Srengat, afdeeling Blitar, Blad M. XI (W. rand). Een geheel vervallen tjandi van andesiet. die op den middelsten top, genaamd Pértapan, van den berg Pégat stond. Er was ook een beschreven steen mel jaartal 1120 Caka, die overgebracht is naar Pinggirsari. Waarschijnlijk _ zijn van hier ook afkomstig een tjandi-zerk met jaartal 1257 Caka en een vrouwenbeeld met jaartal 1565 Gaka, nu te Blitar. Lit. HorperMans. Manuscript 1866 (In het Museum). VergeeK. Not. XXIX 1891. Januarivergadering. Over tjandizerk met jaartal 1257 Caka, uit het distrikt Sréngat, wellicht van tjandi Pértapan afkomstig, nu te Blitar. 567. Pikatan. District Srengat, afdeeling Blitar, Blad ML. XT, Vroeger stonden hier twee beschreven steenen; de eene met jaartal 10.. is overgebracht naar Pinggirsari, de andere met jaartal 1058 Caka naar Blitar (zie boven); te Pikatan zelf zijn nu geen oudheden meer. Lit. AFDRUK STEEN Pirata vermeld in Feriepericu's papieren, Not. VII 1869, Bijlage N; en Lijst afdrukken Museum Batavia, Not. XIV 1876, Bijlage II afdruk N° 5. 568. Tapan. District Toeloeng agoeng, afdeeling Nerawa, Blad G. XI, Een beschreven steen, en een groote onbeschreven steen met glad schild; staande met een rakshasa op een pleintje onder 4 zeer fraaie waringinboomen,_ 277 _TrEKENINGEN van inscriptie steen Tapan (5 exemplaren) van Hoepermans in het Museum. Notoren XVII 1879, p. 114 en 141. Mr. Van per Cuuss over steen Tapan, en aanbieding facsimilé der inscriptie door den heer Sorrewrn GerPKr. Horte. Not. XVII 1879, p. 162, 165. Leest de jaartallen 1051 en 1056 Caka. Horre. Alphabetten 1882, p. 48 i. Jaartallen 1041 en 1046 Caka (drukfout voor 1051 en 1056 Caka). VerBeeK. Not. XXV 1887, p. 7. Aanbieding afdruk steen Tapan. 569. Pinggirsari. District Toeloeng agoeng, afdeeling Ngrawa, Blad G. XI, | Twee beschreven steenen, één afkomstig van tjandi Pértapan, één van Pikatan (zie boven). Een der steenen (die van Tjandi Pértapan) heeft het jaartal 1120 Caka, van de andere (met een fraai zegel) is van het jaartal alleen 10.. Caka te lezen. De steenen staan in de doekoeh Dérmasari der desa Pinggirsari. Lit. HorperMans. (Manuscript. in het Museum). Hij zegt dat de twee steenen te Pinggirsari van Pikatan en van tjandi Pértapan afkomstig zijn. AFDRUKKEN van twee steenen te Pinggirsari vermeld in Frreperic’s papieren, Not. VII 1869, Bijlage N; en in Lijst afdrukken Museum Leiden, Not. XIV 1876, Bijlage I, één afdruk N°. 28 (afkomstig van Pikatan). VerseeK. Not. XXVI 1888, p. 11. Aanbieding afdruk steen te Pinggirsari; een tweede steen is onleesbaar. Branpes. Not. XXVI 1888, Bijlage II p. IX. Steen Pinggirsari, van Pikatan afkomstig, is van 10.. Caka. 570. Djemekan. District Djambean, afdeeling Kediri, Blad ML. X, Een beschreven steen, in de doekoeh Dadapan van de desa Djémekan ; afdruk in het Museum. Lit. AFDRUK STEEN Dsemekan vermeld in Frriepericu’s papieren, Not. VII 1869, Bijlage N en in Lijst afdrukken Museum Leiden, Not. XIV 1876, Bijlage 1, afdruk N°. 26 (Beide foutief vermeld als afdrukken van steen te Modjosari). 57. Poerwakerta. District Djambean, afdeeling Kediri, Blad MI. IX, Volgens HoreperMans was hier vroeger op het erf van den wedana een lange steen met het jaartal 1148 Caka. 278 Volgens mededeeling in 1889 van den Controleur Van Hamer, staat die steen nog vóór de woning van den wedana van Djambean te Poerwakérta. Lit. Horrermans. Manuscript 1866 (In het Museum). 572. Pesantren. District en afdeeling Kediri, Blad B. VIIL, Een beschreven gebakken steen, met de legende »trasika’. Opgenomen in het Museum als steen N°. 52. Lit. Branpes. Notulen XXIV 1886, p. 114. Over steentje, gevonden nabij de suikerfabriek Pésantren, aangeboden door den heer H. F. Fock. Branpes in GROENEVELDT's Catalogus 1887. Museum-steen N°. 52 blz. 591, is steentje Pésantren. 573. Kajoenan. District Soekaredja, afdeeling Kediri, Blad M. VIII (Z. 0. hoek), Een beschreven steen, door den heer J. F. De Corrre in 1887 ontdekt. Aan alle kanten beschreven, maar de achterkant geheel geschonden. Bij dezen steen staan 2 geschonden beelden, het eene heeft 4 armen en is 1'/, meler hoog, het andere, ciwa als goeroe, is 1 meter hoog; verder een gebroken voetstuk. (Zie ook bij district Soekarëdja). Lit. VerpeeK. Notulen XXVI 1888, p. 12. Aanbieding afdruk steen Kajoenan. Branpes. Not. XXVI 1888. Bijlage II p. IX. Steen is van 1082 Caka. 574. -Ngloembang. District Soekaredja, afdeeling Kediri, Blad MM. VIIL Een steen, niet beschreven, alleen versierd, en met een schild zonder zegel voorzien. Was blijkbaar bestemd om beschreven te worden. Bij den steen liggen onder een grooten waringinboom 4 inlandsche graven, in het gehucht Soekasewoe der desa Ngloembang. Door den heer De Corte bezocht. 575. Bogem. District Soekaredja, afdeeling Kediri, Blad MM. VIII, Vroeger was hier, volgens HorerrrMans, (manuscript) een paard met twee — koppen, en het jaartal 1282 Caka; later te Kédiri, nu in het Museum te Batavia. Er zijn nu nog 2 beelden ter plaatse. (Zie bij district Soekarëdja). 279 A GroeneveLpt. Catalogus 1887. Voorwerp N°. 557, p. 111, 112. Dubbel- paard Bogém, met jaartal 1282 Caka (door een drukfout staat hier 1585 Caka). Een van de 5 beelden van Kédiri, vermeld in Not. XVIII 1880, p. 121. 576. Tjandi Gempoer. District Soekaredja, afdeeling Kediri, Blad MM. VII, Een geheel vervallen tjandi van gebakken steen, ten N. W. van desa Adanadan, 900 meter van den grooten weg, juist op de grens van de districten Soekarëdja (Paré) en Papar. Er moeten vroeger minstens twee gebouwen geweest zijn, het eene van groote afmetingen. Men vindt er nu nog een heuvel met roode baksteenen, een gebroken banaspati, een groote naga en bekapte andesiet- stukken. Het bosch, waar deze en de volgende tjandi (Tj. Proedoeng) staan, heet »Proedoeng’’, en het is daarom waarschijnlijk, dat bij vroegere schrijvers (HorsrieLp, Junenvan) de groote tjandi Gémpoer onder den naam Proedoeng hedoeld is, en niet de tegenwoordig zóó genoemde Tjandi Proedoeng, Lit. Rarrres. History II 1817, p. 57 (59, 40). Wordt hier door Horsrrerp » Tjandi Prudung” genoemd. Eenigszins onzeker, of hiermede de groote Tjandi Gémpoer in het bosch Proedoeng, dan wel de tegenwoordig zóó genoemde Tjandi Proedoeng bedoeld is. Junenvan. Tijdschr. v. Ned. Indië 6° j. II 1844, p. 376. Over tjandi Boedang (Proedoeng?) van baksteen gebouwd; volgens Juneuunn liggende in het distrikt Papar. Waarschijnlijk is de groote tjandi Gémpoer bedoeld. Vern. Java II 1878, p. 108 » Tjandi Boedang”, van gebakken steen. VersreK. Notulen XXV 1887, p. 8. Bericht over tjandi Gémpoer, die hier onjuist dezelfde wordt gezegd te zijn als Tjandi Proedoeng. Verbeterd in Not. XXVI 1888, p. 15. 577. Tjandi Proedoeng. District Papar, afdeeling Kediri, Blad M. VII Een geheel vervallen tjandi, door de inlanders Tjandi Proedoeng geheeten, ten N. O. van de desa Sëémanding, dus ongeveer 2 kilometer ten westen van de tjandi Gémpoer. Niet door mij bezocht. Het is eenigszins onzeker, zooals bij Tjandi Gémpoer is vermeld, of door HorsrieLp en Ben deze tjandi, dan wel de tjandi Gémpoer wordt bedoeld, onder de namen tjandi Prudung en Boedang. Tj. Boedang lag volgens Junenuun in Papar, hetgeen op onze tjandi Proedoeng zou wijzen, maar fdboid is dit niet, omdat Tj. Gémpoer juist op de grens van Papar en Soekarëdja ligt. 280 Lit. VergeeK. Notulen XXVI 1888, p. 15. Over tjandi Gémpoer en tjandi Proedoeng. 578. Boeloe pasar. District Papar, afdeeling Kediri, Blad MM. VII (0. grens), Twee groote beelden, waarvan één rakshasa, 2%, meter hoog, in de sawah’s der desa Boeloe pasar, ten westen van Këérkëp. Niet door mij bezocht. Volgens den Controleur J. H. J. Srcan (particuliere mededeeling van 1889) zijn beide beelden gedeeltelijk in den grond bedolven. Het groote beeld (de rakshasa) wordt »Rêtja Toktok kërot”, het kleine zonder hoofd »Rëtja Bogadoeng”” genoemd. Lit. Noruren XVIII 1880, p. 74. Over 2 groote beelden ten oosten van Kèdiri. Anpewea. Not. XX 1882, p. 164—166. Over de 2 beelden »Totokkerat en Retjo Bogadoeng”, bij Boeloe pasar, met twee teekeningen; p. 182: GROENEVELDT, over die twee teekeningen. Nor. XXIII 1885, p. 55 en p. 66. Berichten van de heeren Van per Cniss en Fock over 2 beelden op 1'/, kilometer afstand van desa Koenir (deze desa ligt ten westen van Boeloe pasar op blad I. VII. 579. Tjandi Tegawangi. District Papar, afdeeling Kediri, Blad IL. VL Een groote en een kleine tjandi van andesiet, 8 beelden en 1 voetstuk — op een groot plein, dat 66 meter lang en 24.50 meter breed is, onder hooge boomen. Onder de beelden een fraaie ciwa als goeroe en een fraaie doerga met 8 armen. Van den grooten tempel is alleen het soubassement nog over, met zeer fraai versierde randen en een strook uitmuntende basreliefs. Deze basreliefs zijn aan de noordzijde niet afgewerkt: in het midden zijn aan de noord- oost- en zuidzijde pilasters aangebracht; die aan de zuidzijde is nog geheel — plat, die aan de noordzijde is even aangekapt, die aan de oostzijde vertoont het begin van twee beelden, een mannen- en een vrouwenkop; de laatste heeft groote ronde versierselen in de ooren. De trap ligt west. Bij uitgraving bleek mij, dat ook deze tempel van andesiet een fundament heeft van gebakken steen. Lengte der zijden van den grooten tempel 11.20 meter. De kleine tempel heeft ook versierde randen, 11 basreliefs en een trap aan de westzijde; slechts één omgang (soubassement) is over. Lengte der zijden 4.04 meter. Deze tempels zijn niet in den grond bedolven; zeer dicht onder de oppervlakte volgen de gebakken steenen. | 281 Onder de basreliefs van den kleinen tempel merkt men menschen met pikolan’s (draagjukken) op; onder die van den grooten tempel de lange trom _ (këndang), die nu nog bij de Javanen als muziekinstrument dienst doet; verder optochten, afbeeldingen van tempels met een spits toeloopend dak, banaspati’s en 2 smalle halve deuren, die door een klink en pen gesloten zijn. Bij die tempeltjes zijn soms afgebeeld kleinere gebouwen en plateforme’s, die door sirappen-daken gedekt zijn; op die plateforme’s ligt een klein voorwerp, niet nader te herkennen. Een jaartal vindt men te Tegawangi niet. Lit. Rarrres. History II 1817, p. 356 (58, 59). Wordt hier door HorsrieLp »tjandi Sentul’ genoemd, naar de desa Séntoel, die vlak bij Tegawangi ligt. Leemans. Boro Boedoer 1875, p. 415. Van peR Cris. Not. XXIV 1886, p. 112. Over Tegawangi. (N.B. Op blz 112 moet regel 11, 14 en 15 Oost in West, west in oost, noord in zuid, en zuid in noord veranderd worden). VerBeeK. Not. XXV 1887, p. 8. Over Tegawangi. Wat hier gezegd wordt dat Junenuan’s Tjandi Boedang dezelfde als tjandi Tegawangi zou zijn, is onjuist. Want die tjandi Boedang was van gebakken steen, terwijl Tegawangi van andesiet is. Waarschijnlijk is Boedang een verbastering van Proedoeng, en is tjandi Proedoeng of wel Tjandi Gémpoer (zie boven) bedoeld. 580. Tjandi Soerawana. District Soekaredja, afdeeling Kediri, Blad ML. VI. Een tjandi van andesiet, ten N. 0. van Pare. Alleen het soubassement is over, met versierde randen, en ééne reeks basreliefs, die goed bewaard zijn, 1 meter hoog. Het soubassement zit diep in den grond; bij uitgraving bleek, dat ook dit gebouw een fundament van gebakken steen van minstens 1 meter hoogte bezit. De trap ligt west. De tjandi is 7.80 meter in het vierkant, zonder het trapstuk. Door Horepermans (Manuscript in Museum) Tjandi Soerawana of »Bloran” genoemd, naar de desa Bloeran, die digt bij de tjandi ligt. Lit. Leemans. Boro Boedoer 1873, p. 412. Vern. Java II 1878, p. 108. Tjandi Soerawina. VerseeK. Not. XXV 1887, p. 8. Over tjandi Soerawana. 282 581-595. District Soekaredja. Afdeeling Kediri, In dit district staan volgens opgaaf van den Controleur van Pare, BopeMeier, niel, minder dan ruim 60 beelden. Zij zijn echter niet overal verspreid, maar komen in twee groepen voor; de eerste ten zuiden der tjandi’s Proedoeng en Gëmpoer, op de bladen M&. VIT en VIII waartoe de reeds genoemde plaatsen Kajoenan en Bogëm behooren: de tweede in de omstreken van Pare en tjandi Soerawana, hoofdzakelijk op de bladen WE. VL, VIT en N. VI, VIT. Tusschen die twee terreinen vindt men geen beelden. In het laatste gebied stroomt de rivier Këling en ligt ook de desa Kéling, hetgeen er op wijst, dat hier waarschijnlijk het vroegere rijk van dien naam gelegen heeft, zooals ik heb vermeld in de Notulen XXVII 1889, p. 10. Die beelden zijn te vinden in de volgende desa's met hun gehuchten: 581 Gajam 5 stuks 587 Pare 1 stuks) 582 Gémpolan 4 | 588 Gadoengan 1 » | Blad ne Blad MM. VII Eh 585 Kerkép 1 | 589 Karangténgahd >» | Blad N. VI 584 Wanadjaja 1» B9O Kandangan A4 » | (575) Bogém 2 » | 591 Keling 9 | 585 Pandjér 1 » (BlalMÁ.VII[ 592 Broemboeng 5 » (575) Kajoenan 2 » | 595 Képoeng 10 » | Blad PNR 586 Poendjoel 5 » Blad BL. VIII 594 Siman 14 » 595 Bésawa 2 « Blad N, VIII 17 stuks. 45 stuks. Samen 62 stuks beelden, waaronder ciwa’s, doerga’s, ganeca’s, nandi’s enz. (584). Wanadjaja. District Soekaredja, afdeeling Kediri, Blad MM. VIL Vroeger is in deze desa een zodiakbeker gevonden, nu in het Museum te Batavia. Lit. GroeNeveLDT. Catalogus 1887, N°. 797*. Zodiakbeker zonder jaarcijfer van Wanadjaja. (Zie ook Not. XXIII 1885 p. 110). AANHANG. OVER ZODIAKBEKERS. Dergelijke bekers met oud-javaansche teekens van den dierenriem zijn in betrekkelijk groot aantal op Java gevonden. In het Museum te Batavia zijn 285 er 10 (GrorneveLpr Catalogus 1887, N°. 795—797, 797°, 798802; in het Rijks Museum te Leiden zijn er 19 (Leemans Catalogus Leiden 1885, p. 79—82 Ne, 500—511 en 511*—511*). Dan is 1 beker in het bezit van den heer W. Hexxkine Jr. te Amsterdam, afkomstig uit de verzameling van den Gouverneur- Generaal Van per Carerren. En verder vindt men 1 beker afgebeeld in Rarrres’ History 1817, en één in Crawrurp’s History 1820. Van deze 52 bekers wordt de vindplaats niet opgegeven, met uitzondering van den bovengenoemden N°. 797" Museum Batavia, van Wanadjaja, residentie Kédiri. Wel wordt door Leemans (Versl. Med. K. Ak. Lett. VIII 1865, p. 554) opgegeven dat de beker met hel jaartal 1252 uit de Këdoe afkomstig zoude zijn, maar het is uiterst onwaarschijnlijk dat dit de oorspronkelijke vindplaats zou wezen, omdat jaartallen uit de 15° Caka-eeuw van Midden-Java, dus ook van de Këdoe, onbekend zijn. (ls Kédoe wellicht een schrijf- of drukfout voor Këdiri?). Twaalf dezer bekers dragen jaartallen die alle uit de 15°“ Caka-eeuw zijn en inliggen tusschen 1245 en 1291. (Een dertiende beker is alleen uit de 14° Caka- da Dit, zoowel als de overeenkomst in vorm en bewerking, maakt het niet onwaarschijnlijk dat deze bekers uit dezelfde werkplaats of ten minste uit dezelfde streek afkomstig zijn, zonder daarmede te willen zeggen, dat zij juist van Wanadjaja afkomstig moeten wezen. Want ook de beker te Wanadjaja gevonden kan van elders hierheen gebracht zijn. Ik noem die bekers hier echter als aanhang bij Wanadjaja, omdat dit de eenige bekende vindplaats van een zodiakbeker is. De met jaartallen voorziene bekers zijn de volgende: Beker CrawrurD. Jaartal 1245. Crawrurp. Hist. Ind. Arch. 1 1820, p. 297 plate 8. Lemen Museum N°. 511*. Jaartal 1245. Leemans Cat. Leiden 1885, p. 79, 80. Leien Museum N°. 511°. Jaartal 1248. Leemans Cat. Leiden p. 79, 80. Batavia Museum N°. 797. Jaartal 1252 Frieprricu. Verh. XXIII 1850. p. 51 en plaat 19. Het jaartal wordt foutief 1242 (of 1246) in plaats van 1252 gelezen. Groeneverpr Catalogus 1887, p. 250. Lemen Museum N°. 501. Jaartal 1252. Lremans. Versl. Med. K. Ak. Lett. VIII 1865, p. 554. Leemans, Cat. Leiden p. 79. Batavia Museum N°. 796. Jaartal 1255. GroeneveLpr Catal. p. 250. Leimen Museum N°. 502. Jaartal 1260. Leemans Cat. Pp. 79, 80: Lemen Museum N°. 505. Jaartal 1260. Leemans Cat. p. 79, 80. Beker Rarrres. Jaartal 1261. Rarries. History 111817, p. 56 en afbeelding op een plaat tegenover p. 56. Het jaartal wordt op de plaat foutief 1561 in plaats van 1261 opgegeven. Beker Hekkine. Jaartal 1272. Mrirures, Versl. Med. K. Ak. Lett. VII 1865, p. 298 fig. 1. Het jaartal wordt opgegeven te zijn 1282, is echter blijkens de teekening 1272 Caka. Lemen Museum N°. 5115. Jaartal 1274. Leemans Cat. Leiden p. 82. Leimen Museum N°. 504. Jaartal 1291. Leemans Cat. Leiden p. 79, 80. Batavia Museum N°. 802°. Jaartal 1357, uit de collectie Kränine, Bi 284 (594). Siman. District Soekarödja, afdeeling Kediri, Blad N. VIL Vroeger was hier een gebroken beschreven steen, die later naar Kédiri is getransporteerd en hier verloren is gegaan. Deze steen heeft het jaartal 865 Gaka. Verder 14 beelden. (Zie bij district Soekarédja). 1 Lit. AFDRUK STEEN SiMAN. Vermeld in Lijst afdrukken Museum Batavia. Not. XIV 1876, Bijlage IL, afdruk N°. 2. 1 …lf ï RESIDENTIE PASOEROEAN, 596. Bajem. District Ngantang, afdeeling Malang, Blad D. VII, Zeven boeddhistische beelden, een kleine nandi en een ronde waschschotel, in een bamboebosch op een pleintje, lang 8, breed G meter, dat omgeven is door een '/, meter hoog muurtje van gebakken steen: en een weinig verder vindt men de overblijfselen van een grooten ringmuur van aarde en steenen, 2 kilometer van desa Bajëm. Onder de beelden, die 1.07 meter hoog en op den rug 0.55 meter breed zijn, is slechts één boeddhabeeld, met krulbaar, ongedekt hoofd en een kleed over de halve borst; de handen worden op elkaar gehouden, de rechter op de linker. De overige 6 beelden zijn bodhisatwa’s, met een kroontje op het hoofd, in de linkerhand een opgeheven bloemstengel, de rechterhand over de linkerknie hangende, plat geopend, met palm naar buiten. Lit. Van Semm. Opgave der oudheden in Malang. Tijdschr. IX 1860, p. 17 Zes beelden. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 216. Vera. Java Il 1878, p. 114. Beelden Bajém. 597. Bosch Tenggiling. District Ngantang, afdeeling Malang, Blad D. VII? Een geheel vervallen tjandi; volgens Brumunp een zeer klein tempeltje in het bosch Tenggiling bij Bajëm. Eene desa Giling ligt op blad D. VII, even __als Bajëm; maar de plaats, waár dit tempeltje gestaan heeft, heb ik niet kunnen vinden; zij is ook bij de inlanders onbekend. Lit. Van Scam. Opgave oudheden Malang. Tijdschr. IX 1860, p. 17. Twee ruinen in het bosch Téngiling. (Botjok en Tenggiling?) Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 217. Tempeltje, 5 kil. Noordoost van Bajém. 288 598. Botjok. District Neantang, afdeeling Malang, Blad D. VIII (N. W. hoek). Een tjandi van gebakken steen, dicht bij desa Botjok. Alleen het soubassement is over, 4.50 meter in het vierkant, en een trapstuk aan de westzijde. In de zuidelijke trapleuning was vroeger een plaatje met inscriptie en jaartal 1558 (aka, nu in het Museum te Batavia, als steen N°. 47. Op dit soubassement staat een fraai vrouwenbeeldje, en achter de tjandi ligt een fraai mannenbeeld met 4 armen op een hoop steenen. Bij beide beelden wordt geofferd. De tjandi heeft geen basreliefs. Lit. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 215. Tempel en twee fraaie beelden. Vern. Java Il 1878, p. 114. Branpes in GROENEVELDT's Catalogus 1887. Steen N°. 47 blz. 590. Opschrift en jaartal 1548 Caka (moet wezen 1558 Caka) van Botjok. Gezonden aan het Museum door Brumunp. (Not. [ 1865, p. 90). 599. Ngantang. District Ngantang, afdeeling Malang, Blad KE. VIIL Eenige minder fraaie beeldjes bij de pasanggrahan; een beschreven steen van hier is nu opgenomen in het Museum te Batavia, als steen N°. 9. Lit. Rice. Journ. Ind. Arch. III 1849, p. 501. Beschreven steen en beelden te Antang (Ngantang). Buren. Aanteekeningen op eene reize naar Malang in 1857, etc. Biang Lala 1e j. II 1852, p. 128 en 129. Beschreven steen te Ngantang, en overblijfselen van een grooten muur bij Ngantang. HaceMaN Joz. Tijdschr. IT 1855, p. 71—72. Junenvan. Java II 1854, p. 1199—1200. Beelden en beschreven steen. Boppinen. Neêrlands Oost-Indië 1, 1859, p. 587. Over beelden en een beschreven steen te Ngantang. Van Scrum. Opgave oudheden Malang. Tijdschr. IX 1860, p. 17. Beelden _ en één beschreven steen. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 214. Beelden en één beschreven steen. Vera. Java II 1878, p. 115—114. Branpes in GROENEVELDT'S Catalogus 1887. Steen N°. 9 blz. 574 van Ngantang. Is van 1057 Caka. (Over het overbrengen van dezen steen naar Batavia handelen Not. XIII 1875, p. 70, 94, 114, 120 en Not. XIV 1876, p. 81 en 107). 289 600. Selabradja. District Ngantang, afdeeling Malang, Blad WE. IX, Een beschreven steen, aan vóór- en achterkant beschreven, 1'/, kilometer boven de desa Selabradja, tegen de helling van den Kawi; vlak bij dezen steen heeft een gebouw (kleine tjandi?) gestaan, herkenbaar aan een hoop ruwe en enkele bekapte steenen. Lit. VerseekK. Not. XXV 1887, p. 7. Aanbieding afdruk steen Selabradja. 601. Poedjon. District Ngantang, afdeeling Malang, Blad F. VIII. Een steenen urn, inhoudende asch en gouden en zilveren voorwerpen, waaronder beschreven plaatjes, is hier in den grond gevonden; nu in het Museum te Batavia. Lit. Groeneverpr. Catalogus 1887. Voorwerp N°. 577 p. 120 Urn van desa Poetjong (lees Poedjon), vermeld in Not. IT 1865 p. 206. Voorwerpen N°. 780 blz. 214; N°. 786, blz. 224—225 en de noot van BRANves; N° 795 blz. 228. Dit zijn de voorwerpen gevonden iu de urn NO 577. \ 602. Sanggariti. District Penanggoengan of Batoe, afdeeling Malang, Blad &. VIII. Een tempeltje, naast de warme bronnen van Sanggariti, die het alleen overgebleven soubassement met een okerachtig sediment overkorst hebben. Ongeveer 10 meter in het vierkant. Achterde tjandi staat een vierkant voetstuk met tuit. Lit. Rise. Jour. Ind. Arch. III 1849, p. 505. »Sanggaretti”’. Buren. Aanteekeningen reis Malang etc. Biang Lala 1° j. II 1852, p. 118 »Songoriti”’. | HaceMAN Joz. Tijdschr. 1 1855, p. 71 »Singositi”’. Van Scam. Opgave oudheden Malang, Tijdschr. IX 1860 p. 16. »Singoritti”’. Brumuno. Verh. XXXIII 1868, p. 215. Vern. Java Il 1878, p. 115. Leemans. Catalogus Leiden 1885, p. 124 N°. 150. Teekening in inkt van »een tempeltje naast een warme wel te Singoredjo (Sanggariti) distr. Penanggoengan”’. OUDHEDEN VAN JAVA. 19 290 603. _Ngaglik. District Penanggoengan, afdeeling Malang, Blad G&. VIII. Een groote badplaats, later opgericht; met enkele slechte beeldjes. Lit. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 212. Vern. Java II 1878, p. 115. 604. Batoe. Hoofdplaats van het district Penanggoengan, afdeeling Malang, Blad G&G. VIII Eenige slechte beeldjes bij de controleurswoning. Lit. Brumunp. Verh. XXXIIL 1868, p. 211. Vern. Java II 1878, p. 115. 605. Goenoeng Boetak (Kawi-geberte). District Penanggoengan, afdeeling Malang, Blad F. X (N. 0, hoek), Een van de toppen van het Kawi-gebergte draagt den naam Goenoeng Boetak (niet te verwarren met den Goenoeng Boetlak in Soerabaja). De toppen Tjémara kandang, Boetak, Dandang en Pogok, die nagenoeg in een cirkel liggen, omsluiten eene kleine vlakte, de z. g. Oro-oro-vlakte, gemiddeld 2700 meter boven zee hoog. In deze vlakte vindt men twee gebouwen en op den top Dandang een derde, die tot dezelfde soort behooren als de gebouwen op den Ardjoena en den Argapoera (zie later). Het grootste gebouw is van achteren 22'/, meter, van voren slechts 16 meter breed, daar de zijmuren inspringen en bovendien scheef gebouwd zijn. De lengte bedraagt 65 meter, benevens een voorstuk van 8 meter, in het geheel dus 71 meter. De muren zijn slechts !/, meter hoog, daarbinnen ziet men de fundamenten van 6 vierkante kamers. Daarnaast ligt een plateau, 16'/, meter lang, 25'/, meter breed, afgedeeld in drie compartimenten. Een weinig verder ligt het tweede gebouw, ook in de vlakte, ar 26, breed 17 meter, met 2 fina Op den top Dandang ligt een derde gebouw, 8 meter lang en 4 meter breed. Van al deze gebouwen is alleen de plattegrond nog te herkennen, daar de muren slechts '/, meter hoog zijn. Zij zijn in 1887 door den heer J. F. De Corte opgemeten. Lit. JuneuuuN. Java II 1854, p. 721, 722 en 727. 291 606. Goenoeng Kawi. District Penanggoengan, afdeeling Malang, Blad F. IX, Op den eigenlijken top Kawi eenige fundamenten van gebouwen, door lage muren van ruwe steenen omringd, van dezelfde soort die men op den Goenoeng Boetak vindt. JuncuuuN vond er ook een klein doerga-beeld van gebakken steen. Op de zuidelijke helling (in het district Wlingi, afdeeling Blitar) vond hij ruïnen van tempels, een ciwa- en een doerga-beeldje. De juiste vindplaats wordt niet opgegeven. | Lit. Junemuan. Java II 1854, p. 709, 715, 718, en 719. 607. Gendaga ardjasari. District Senggara, afdeeling Malang, Blad G. X. Een steentje van gebakken klei met het jaartal 1455 Gaka, nu opgenomen in het Museum te Batavia als steen N°. 48. Lit. Van LimBure Brouwer. Not. XVIII 1880, p. 45. Over potscherf met jaartal. BRANDES in GROENEVELDT'S Catalogus Steen N°. 48 p. 590 van »Kenlaga-Sari”’. Van 15535? Caka. Waarschijnlijk moet het jaartal 1455 gelezen worden. | 608. Kawi-muur. _ District Senggara, afdeeling Malang, Bladen F. XII en XIII, Gedeelten van een muur van gebakken steen, '/, tot '/, meter hoog, bij _ Karang kates en noordelijker langs de rivier Lëksa. Waarschijnlijk vroeger _ verbonden met de stukken muur in het district Wlingi van Blitar (zie boven), als grensscheiding tusschen de rijken Toemapel (Singasari) en Daha. Zie ook _ hierboven bij Kawi-muur in district Wlingi. peat. | Van Meeteren Brouwer. Dagverhaal ete. Mnemosyne 1828 p. 519. Over muur bij grens Malang »Batoe Icli’”’ geheeten. Brumunp. Verh. XXXII[ 1868, p. 206. 609. Karang kates. District Senggara, afdeeling Malang, Blad F. XII, Een zeer fraai staand ganeca-beeld, met 4 armen dicht bij de grens van Malang en Blitar, nabij de desa Karang kates. Het rechthoekige voetstuk is 1.86 meter lang, 1.45 meter breed, 0.55 meter hoog. Daarop ligt een kussen, 203 0.27 meter hoog, van voren rond afgewerkt en met 9 doodshoofden versierd. Op dit kussen staat het beeld, 1 91 meter hoog; het is op een groote schildvormige andesietplaat gebeiteld, welker grootste breedte 1.54 meter bedraagt. Beneden is de breedte van die plaat slechts 1.12 meter, De totale hoogte is dus 0.535 + 0.27 + 1.91 —= 2.71 meter. Im ieder der twee voorarmen houdt hij een bakje, de slurf in een van die bakjes gestoken. In de andere twee armen houdt hij een bijl en een bidsnoer. Lit. Van Deventer, Jsz. Warnasarie, Indisch-Jaarboekje 1857, p. 188—189. Over grooten staanden Ganeca, gevonden in Junij 1855 nabij de grens van Pasoeroean en Kédiri (N. B. Op blz. 188 is in plaats van Konto »Lëksa” en op blz. 189 in plaats van dertien doodshoofden, negen doodshoofden te lezen, als hier ten minste niet een ander beeld bedoeld is). Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 209. N.B. Een tweede staande ganeca, geheel gelijkende op die van Karang kates, alleen iets kleiner (1.61 meter) bevindt zich in het Rijks Museum van Oudheden te Leiden. Het is vermeld in Leemans, Catalogus Leiden 1885, blz. 16, als N°. 70; de vindplaats wordt hier niet opgegeven, alleen wordt vermeld, dat het een geschenk is van den Resident J. F. W. Van Nes. Op blz. 124 van dienzelfden Catalogus (Beschrijving enz.) is onder N°. 126 eene teekening in inkt vermeld van een staanden ganeca, »gevonden op de helling van den berg Sémeroe in Java’s Oosthoek. Waarschijnlijk de ganeca in het Museum Catal. N°. 70°". Hetzij dit de teekening van het beeld te Leiden is, dan wel van ons beeld te Karang kates, zoo komt het mij om de buitengewoon groote overeen- stemming der twee beelden zeer waarschijnlijk voor, dat zij in dezelfde werkplaats, ergens in het Zuid-Malang' sche, vervaardigd zijn. 610. Toeren. Hoofdplaats van het district Toeren, afdeeling Malang, Blad M. XIII. Metalen voorwerpen, bekers, lampen, spiegels, hier in den grond gevonden; nu in het Museum te Batavia. Lit. GroeneveLDT. Catalogus 1887. Voorwerpen N°. 806, 1086, 1106, 1115—1117, en 1155—1156. Metalen voorwerpen van Toeren, vermeld in Not. X 1872, p. 182, d. 611. Petoeng amba. District Toeren, afdeeling Malang, Blad N. XIV. Fen beschreven steen was vroeger hier en 2 beelden; verder twee losse steenen met de jaartallen 1560 en 1562 Caka. 295 Lit. OVER BESCHREVEN STEEN VAN PEToenG ABA handelen: Not. XVI 1878, p. 91; Not. XVII 1879, p. 145, 144; Not. XVIII 1880, p. 74 en 102. Volgens Not. XVIII 1880, p. 102 was de beschreven steen reeds naar Soerabaja verzonden; het is echter onbekend, waar die zich nu bevindt. Volgens bericht van den Controleur, Baron Bentinck, van 1889, is die steen niet op het land te vinden, en alleen één van de twee steenen met jaartallen. Horre. Not. XVII 1879, p. 162. Lezing der jaartallen 1560 en 1562, Caka op twee losse steenen van Pétoeng amba, waarvan facsimile’s waren gezonden. (Not. XVII 1879, p. 144). Branpes. Not. XXVII 1889, p. 25. Mededeeling dat in het Museum te Batavia eene afteekening op vloeipapier is van de twee jaartallen 1560 en 1562, en dat de beschreven steen niet terug is gevonden. GroeneveLDt. Not. XXVII 1889, p. 86. Ontvangst van een hanoeman-beeld in het Museum, van Pétoeng amba. (Zie ook Not. XXVII 1889, p. 441). 612: Soepit oerang. District Toeren, afdeeling Malang, Blad N. XIII. Drie beschreven steenen op het erfpachtsperceel Soepit oerang. Branpes. Not. XXVII 1889, p. 52. Bericht, dat volgens den heer Rourraer op de onderneming Soepit oerang inscriptie’s voorkomen. VergeeK. Not. XXVII 1889, p. 75. Biedt namens Baron BerrincK, Controleur van Toeren, drie afteekeningen van de opschriften van Soepit oerang aan. Volgens hem zijn er niet meer. Branpes. Not. XXVII 1889, p. 75, 74. Lezing van twee der drie opschriften van Soepit oerang. _ | 613. Retjapada. District Toeren, afdeeling Malang, Blad O. XII. Op den rug, die Ténggër en Sömeroe verbindt, vindt men, juist aan den voet van den steilen Sémeroe-kegel, 5000 meter boven zee, twee leelijke beeldjes, een mannen- en een vrouwenbeeld, waarbij door iederen inlander, die den Sémeroe-top bezoekt, geofferd wordt. Men noemt ze Röétjapada. Deze beeldjes, en de bouwwerken op den Argapoera, 5020 meter boven zee, zijn de hoogst boven zee, gelegen overblijfselen uit den Hindoe-tijd op Java. 294 614. Tjandi Toempang. District Pakis, afdeeling Malang, Blad u. X (Z. 0. hoek). Een fraaie tempel, in de desa Toempang. Drie terrassen of omgangen met lijstwerk en basreliefs zijn nog compleet; van den vierden omgang is alleen de poort en een gedeelte van de muren der kamer, van buiten ook met basreliefs, nog over. Een gedeelte van de kameromwanding en de geheele top of bovenbouw van den tempel zijn ingestort. De banaspati’s van dezen bovenbouw liggen gedeeltelijk naast den tempel, twee er van heeft men vóór den tempel op den grond gezet, aan het einde van een langen muur van los opgestapelde tjandisteenen, die men tegen den voorkant van den tempel heeft geplaatst, wellicht om verzakking te voorkomen. Bij den tempel 7 beelden, waarvan 6 met inscriptie; vier dezer beeldjes (dhyani-boeddha's) zijn in het laatst van 1888 naar het Museum te Batavia overgebracht. Een 7° inscriptie is te vinden op een cylindervormig voorwerp, op het erf van den wedana te Toempang. Eene beschrijving van den vrij gecompliceerden tempelbouw is zonder teekening niet verstaanbaar. Lit. Rarrues. History Il 1817, p. 44, 45 (47, 48). Tempel Toempang, hier »Jagu”’ genoemd, en afbeelding van een beeld en het hoofd daarvan, als fig. 5 en 4 op de plaat tegenover p. 42 »From subjects in stone found near Singasari”. SreBureu. Afbeelding in olieverf van den tempel te Toempang. Aanwezig in ’s Rijks Ethnographisch Museum te Leiden. Vermeld als N°. 29 (tempel te »Ronkoop-djago”) in de lijst van Stegvrem’s platen in de Kopiist 1° j. 1842, blz. 580 en v. HaceManN Joz. Tijdschr. IL, 1855, p. 62. »Tjandi Djogo” te Toempang. Buren. Aanteekeningen reis Malang enz. in 1857. Biang Lala 1° j. Il 1852, p. 205 »Tempel Djago”’. Friepericu. Over inscriplie's van Java en Sumatra. Verh. XXVI 1854 (1857) p. 7—17 en Plaat L. _Inscriptie’s op beelden te Toempang. Brumunp. Biang-lala 4° j. IT 1855. Djago (naar Kjahi Djago) of Toempang. Nerscner. Tijdschr. V 1856, p. 514 en 486. Berichten over photogrammen van Singasari, Toempang en Kidal, door Lecoureux genomen. Buppinen. Neêrlands Oost-Indië t 1859, p. 585. Tjandi Toempang of Djago. Van Scam. Opgave oudheden Malang. Tijdschr. IX 1860 p. 15. Brumuno. Verh. XXXIII 1868, p. 220 en 222 -252. Leemans. Boro Boedoer 1875, p. 411, 412. Veru. Java Il 1878, p. 115—116. Tjandi Toempang of Djaga. AuBrecar. Not. XVII 1879, p. 99. Aanbieding, namens D". Mrourer, van photoxrapbiën van oudheden te Toempang. (Niet aanwezig in het Museum. _ VerB). 295 Noruren XXII 1884, p. 45. Aanbicding van 7 afteekeningen van insecriptie’s, vervaardigd door Controleur Corrarn. Leemans. Catalogus Leiden 1885, p. 29, N. 126—150. Vijf gedeelten van muren van een tempel met lijstwerk en basreliefs »Waarschijnlijk van een tempel te Djagoe, Pasoeroean”, Overgezonden door Reinwarpr. p. 124 N°, 154: »Teekening in inkt van den Tempel Djago, distr. Pakies””. Noruren XXIV 1886, p. 165. Aanbieding van eene teekening in kleuren van Tjandi Toempang, door den Chef van den Topographischen Dienst. (Zie ook Not. XVI 1878, p. 55). VergeekK. Not. XXV 1887, p. 7. Aanbieding van 7 inscriptie’s op 6 beelden en een cylindervormig voorwerp te Toempang. Noruren XXVI 1888, p. 165 en 189. Over de opzending van 4 boeddha- beeldjes van Tjandi Toempang. 615. Tjandi Kidal. District Pakis, afdeeling Malang, Blad M&. XI (O, rand), Een zeer fraaie tempel van andesiet, kleiner dan Toempang, maar hooger, doordat een gedeelte van den top gespaard is. De trap ligt west, en tegenover dien trap ligt een afzonderlijk terras of plateau, ruim 1 meter hoog, even als bij Tjandi Bangkal (zie boven), nu door aarde met den tempel verbonden. Eene beschrijving van den tempel zonder teekening is onverstaanbaar en wordt hier daarom niet gegeven. De tempel staat op een pleintje van 21.60 meter in het vierkant, omringd door een muur van '/, meter hoogte. Waarschijnlijk is die muur van later datum, want de tempel staat niet in het midden. Van een tweeden muur van roode gebakken steenen, die daar vroeger volgens BRUMUND, en van een tweeden tempel, die daar volgens Van Scnmip geweest moet zijn, is niets meer te zien dan enkele hoopjes steenen. Lit. Rarrres. History IL 1817, p. 44 (47) »Kédal”. Van Meeteren Brouwer. Dagverhaal etc. Mnemosyne 1828, p. 526. Tempel te »Kudal”. SieBurou. Afbeelding in olieverf van den tempel te Kidal. Aanwezig in ’s Rijks Ethnogr. museum te Leiden. Vermeld als N°. 50 in de lijst van SreBuRcH’s platen in de Kopiist 1° j. 1842, p. 580 en volg. Burer. Aanteekeningen reis Malang etc. Biang Lala 1° j. IL 1852, p. 40. Kidal. HAGeMAN Jcz. Tijdschr. I 1855, p. 64. Brumunp. Biang-lala 4° j. II 1855, p. 61—64. Nerscuer. Tijdschr. V 1856, p. 514 en 486. Berigten over photogrammen van Singasari, Toempang en Kidal, door Lrcoureux genomen. Buppinen. Neêrlands Oost-Indië I 1859, p. 585. Over oudheid Kidal. 296 Van Scum. Opgave oudheden Malang. Tijdschr. IX 1860, p. 16. Tjandi Kidal, en een tweede tempel genaamd »bali Westi”. Bromunp. Verh. XXXII[ 1868, p. 217—220. Leemans. Boro-Boedoer 1875, p. 409. Vern. Java Il 1878, p. 114—115. Norvren XXIV 1886, p. 165. Aanbieding van eene teekening in kleuren van Tjaudí Kidal, door den Chef van den Topographischen Dienst. Leemans. Catalogus Leiden 1885, p. 124 N°. 155. Teekening in inkt van den »Tempel in de desa Kidal, distr. Pakies”. 616. Goenoeng Katoe. District Senggara, afdeeling Malang, Blad EL. XI, Eene groote hoeveelheid metalen voorwerpen, gevonden aan den Goenoeng Katoe in den grond, door een inlander van de desa Sanasari (K. XI) en daarom in GroeneveLDT’s Catalogus vermeld als van desa Sanasari. De Goenoeng Katoe ligt echter 5 kilometer westelijker dan de desa Sanasari. Lit. GroeneveLDt. Catalogus 1887. Voorwerpen N°. 850, 852—854, 885, 942, 945, 955, 956, 981—983, 1005, 1006, 1007, 1025, 1026, 1089, 1090, 1091, 1264 en 1510. Metalen Voorwerpen van G“. Katoe (vermeld als van desa Sanasari). Zie Not. XIX 1881, p. 81, en inventaris aldaar op p. 114 en 115. 617. Koeta bedah. District en afdeeling Malang, Blad K. X, Een overschot van een ringmuur van gebakken steen, tot een versterking behoord hebbende; gelegen vlak bij Malang, tusschen de rivieren Brantas en Bango of Sari. Lit. Rarrres. History Il p. 45 (46, 47) Genaamd »Supit-urang”. Ì Burer. Aanteekeningen reis Malang etc. Biang Lala 1° j. IT1852,p. 19en 20. »Soepit orang’ of »Kotta Bedah”. Hieeman Joz. Tijdschr. I 1855, p. 66. Brumunp. Biang-lila 4° j. IT 1855, p. 59. »Soepit orang”. Buppineu. Neêrlands Oost-Indië I, 1859 p. 584. Over »Kotta bedah”. Buumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 209. Vern. Java II 1878, p. 115. 618. Malang. Hoofdplaats der afdeeling Malang, Blad K. X, Op het erf van den Assistent-Resident te Malang staan verscheidene goed a 4 ak je _ kh - 297 bewerkte beelden, en een zeer groote beschreven steen. Verder een steenen ___watervat, 0.72 meter hoog, met korte inscriptie. Ook in den tuin van het hospitaal staan eenige minder fraaie beelden. Eindelijk zijn »5 paal boven Malang” eenige beschreven koperen platen gevonden, de juiste vindplaats is niet bekend. (Wellicht bij den bovengenoemden Goenoeng Katoe bij Sanasari, dat ruim 5 paal boven Malang ligt? V.). Lit. Rarrres. History I 1817. Plaat tegenover p. 368. Eene inscriptie van Malang; waar de steen nu is, is onbekend. Rice. Journ. Ind. Archip., II 1849, p. 555. Over beelden en één beschreven steen, in den tuin van den Ass.-Resident. Van Scam. Opgave oudheden Malang. Tijdschr. IX 1860, p. 18. Beelden en twee beschreven steenen. (Dit zal de groote beschreven steen en het watervat met inscriptie zijn. V.) Bruuunp. Verh. XXXIII 1868, p. 207. Beelden te Malang. De beschreven steen wordt door hem niet genoemd. Horre. Not. XVII 1879, p. 162. Mededeeling, dat in de papieren van den Panémbahan van Suménèp afschriften aanwezig zijn van de platen N°. 7 en 9 der oorkonde Conen Stuart N°. XXX blz. 44 en 47. (Welke oorkonde later is gebleken van Malang te zijn). Branpes. Not. XXIV 1886, p. 141—145. Over twee oorkonden op koper (A en B) gevonden »>5 paal boven Malang” (G“. Katoe?) Van deze oorkonden zijn door Conen Sruarrt in Kawi-Oorkonde N°. XXX reeds afschriften gegeven, die echter verward zijn. Mr. Van per Cams vond onder papieren van het oud-archief te Batavia betere afdrukken in drukinkt, door H. J. Dours in 1828 naar Batavia gezonden, waardoor de verwarring der Kawi-Oorkonde N°. XXX is opgeheven. Het zijn twee seriën, A en B; van de eerste serie A zijn alleen de platen 2, 3, 4 en 7 (van de 10 à 12) aanwezig; de tweede serie B van 7 platen is compleet, en is van 865 (aka. VerseeK. Notulen XXV 1887, p. 7. Aanbieding afdruk grooten beschreven steen te Malang. (Ook is toen aangeboden eene afteekening van de inscriplie op een watervat, staande op het erf van den Ass.-Resident, maar in de Notulen niet vermeld.) Branpes. Not. XXV 1887, p. 67. Over grooten beschreven steen van Malang. Is van 866 Caka. 619. Dinaja. District Penanggoengan, afdeeling Malang, Blad KH. IX, Twee beschreven steenen, die omklemd waren door de wortels van een waringinboom. Zij zijn in 1887 uitgegraven, waarop een afdruk is genomen, door bemiddeling van den „Assistent-Resident Van per Parm, en naar het Museum 298 gezonden. De steenen zelf zijn nu op het erf van den Controleur te Batoe en zullen waarschijnlijk naar het Museum worden opgezonden. (Dit Dinaja niet te verwarren met het Dinaja in Soerabaja). Lit. Van Scnmip. Opgave oudheden Malang Tijdschr. IX 1860, p. 17. Te »Denogo” twee beschreven steenen. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 211. Twee beschreven steenen tusschen de wortels van een waringinboom. VerBrek. Not. XXVI 1888, p. 12. Aanbieding afdrukken van twee beschreven steenen te Dinaja, gezonden door den Ass.-Resident van Malang J. H. D. Van per Parm. Branpes. Not. XXVI 1888. Bijlage II p. VIJL. De steenen van Dinaja, die bij elkaar behooren (dat is ééne inscriptie bevatten) zijn van 8,. Caka. 620. Singasari. District Karanglo, afdeeling Malang, Blad MK. VIII (Z. W. hoek). Een tjandi van andesiet, twee beschreven steenen, en zeer merkwaardige beelden, waaronder twee kolossale rakshasa’s van 35.70 meter hoog, één zeer fraaie ganeca, één prachtige nandi, drie zonnenwagens met 7 paarden bespannen, enz. De beelden zijn tegenwoordig opgesteld op een prachtig grasplein onder hooge en fraaie boomen. Van de vroeger hier aanwezige 5 tempels is er slechts één meer over, met een kamer, waarin een voetstuk. De top van de tjandi is slechts gedeeltelijk meer voorhanden. Van de 8 banaspati’s liggen er (wee op den grond; in ééne nis aan de zuidzijde een fraai beeld, maar zonder hoofd. Boven de kamer is eene tweede holle ruimte, die waarschijnlijk alleen ten doel had, metselwerk uit te sparen. Ook moeten hier vroeger, volgens Dours, 6 beschreven steenen geweest zijn. Nu zijn er slechts twee; een derde is waarschijnlijk de groote steen van Malang, een vierde is de steen die langen tijd in Gang Batoe toelis te Batavia heeft gestaan en nu in het Museum is opgenomen als steen N°. 54; een vijfde is de steen van Banjoe-biroe (zie later), nu ook in het Museum als steen N°. 70. De zesde is nog verloren. Het bekende Trinawindoe-beeld van Singasari met Nägari-opschrift is ook in het Museum; en drie groote en fraaie beelden zijn in het Rijksmuseum te Leiden. Lit. Rarrres. History IL 1817, p. 41—45 (44— 46). Met de platen: 1 Frontespiece, Ganeca »F'rom a subject in stone, brought from Singasari” 2. (tegenover p. 42). »From subjects in stone, found near Singasari’”’. (N°. 1 Brahma, N°. 2 Trinawindoe-beeld met Nâgari-inscriptie. N°. 5 Nandi) 5. From a subject in stone found near Singasari and brought to England” (plaat tegenover p. 54) met Nâgari-inscriptie. « 299 Reuvers. Verhandeling over drie groote steenen beelden in 1819 uit Java naar Nederland gezonden. Met 8 platen. 1826. Deze beelden zijn door N. EneermaArp van Singasari medegenomen naar Sémarang, en later door Reinwarpr naar Nederland gezonden. SieBuren. Afbeeldingen in olieverf »van een tempel (Tjoengkoep) te Singasari, van een tempelgroep, en van de reusachtige wachters aldaar”. Aanwezig in ’s Rijks Ethnogr. museum te Leiden. Vermeld als N°. 26, 27 en 28 in de lijst van Sregurem’s platen in de Kopiist 1° j. 1842, p. 580 en v. Van Meeteren Brouwer. Dagverhaal etc. Mnemosyne 1828, p. 524 »Singo Saria”, vijf tempels en beelden. W. Von Huugorpr. Ueber die Kawi-Sprache 1 1856, p. 175. Singa Sari. Doms. De Residentie Pasoeroeang 1856, blz. (17-124. Met plaatje van den tempel en van de rakshasa’s. Op blz. 122 het bericht, dat 6 beschreven steenen te Singasari geweest zijn, 6 tot 8 voet hoog. Semi. Tijdschr. v. Nederl. Indië 4° j. IL 1842, p. 49—51. Over Singasari, met afbeelding van een der reusachtige wachterbeelden (rakshasa’s). Junenvan. Tijdschr. v. Nederl. Indië 6° j. II 1844, p. 378. v. Hoëverr en Friepericn. Verh. XXI 1846. Beredeneerde beschrijving der Javaansche monumenten van het Bat. Genootschap. Beeld N°. 145 plaat 7 N° 1; en inscriptie daarop, plaat 17. (Frinawindoe-beeld van Singasari). Bireken. Tijdschr. v. Nederl. Indië 1849, II p. 56. Rice. Journ. Ind. Archip. IIl 1849, p. 557—544 »Lingo Sari”. Twee beschreven steenen, beelden, en 5 tempels. Frreperiscu. Verh. XXIII 1850, p. 8—9. Over (Trinawindoe-) beeld N°. 145 en de inscriptie daarop. Buren. Aanteekeningen reis Malang etc. Biang Lala 1° j. Il 1852, p. 8—12 »Singosari”’. Een tempel, ruines van andere tempels, beelden en eenige beschreven steenen. Haerman Jez. Tijdschr. [1 1853, p. 49—55. Brumunp. Biang-lala 4° j. Il 1855, p. 42—57. Nerscner. Tijdschr. V 1856, p. 514 en 486. Bericht over photogrammen van Singasari, Toempang en Kidal, door Lecoureux genomen. Crawrurp. A descriptive Dictionary etc. 1856, p. 405. Van Deventer Jsz. Warnasari, Indisch Jaarboekje 1857, p. 184: Twee beschreven steenen; p. 189—190: Tempel te Singasari met plaatje in kleuren; p. 195: Over photogrammen van Singasari en andere oudheden in het Malang’sche, in 1355 door Lrcoureux genomen. Reiwarprt. Reis naar het oostelijk gedeelte van den Indischen Archipel in 1821. Uitgegeven door het Kon. Instituut voor de Taal- Land- en Volkenkunde van Ned. Indië in 1858; p. 628: over Singasari. De beelden te Leiden, door Reuvens beschreven, zijn van hier afkomstig. Bunpiea. Neêrlands Oost-Indië 1 1859, p. 579—381 »Singasari”’. Van Scamp. Opgave oudheden Malang. Tijdschr. IX 1860, p. 14 en 15. 500 Nertscnen. Tijdschr. IX 1860, p. 426. Bericht, dat de 5e vinger van één der groote rakshasa’s te Singasari teruggevonden is door den heer De Sevrr, kapitein-adjudant van Z. Exc. den Gouverneur-Generaal. CG. Lassen. Indische Alterthumskunde IV 1861, p. 509. Singa Sari. Nandi- ganeca- en doeragabeelden. GramserG. De Batoe-toelis te Batavia. Tijdschr. XVI 1867, p. 426—457. Wordt gezegd door den heer J. Tu. Bik van Singasari, waar hij vroeger woonde, te zijn medegebracht. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 191—206. Spreekt over 6 beschreven steenen, die daar volgens Domis (Res. Pasoeroeang) geweest zijn. Hij vond er echter slechts twee. Op p. 205 wordt gesproken over beelden van Singasari, overgebracht naar Batavia, en staande op het erf van den heer Bix. Vern. Java II 1878, p. 27 en 109—112. Arsrecurt. Not. XVII 1879, p. 99. Aanbieding, namens DD". Mrourer, van photographiën van oudheden te Singasari. Leemans. Catalogus Leiden 1885. Deze beelden zijn door EnGeLHARD, Gouverneur van Java’s Oosthoek, p..“i-N°- 1 Brahma: van Singasari medegenomen, gedeel- p. 8 N° 59 Ciwa. telijk door Prof. Remwarprt, gedeel- p. 10 N°. 48 Ciwa. telijk op last van den Commissaris- p. 15 N°. 58 Doerga. Generaal Du Bus pe Grsinies naar p. 18 N°. 82 Ganeca. Nederland gezonden. Van sommige p. 235 N°. 91 Tempelwachter. | dezer beelden vindt men eene be- p. 27 N°. 120 Nandi. schrijving door Reuvers in zijne bovengenoemde verhandeling over 5 groote steenen beelden. p. 122 N°. 100—110. Teekeningen in inkt en in potlood van beelden en een tempel te Singasari. p. 124 N°. 152. Teekening in inkt van een tempel te Singasari. BRANDES. Not. XXIV 1886, p. 146 in de tabel, en Not. XXV 1887, p. 66. Steen B. van Singasari is van 851 Caka. VerseeK. Not. XXV 1887, p. 7 en 28. Aanbieding afdrukken van twee beschreven steenen te Singasari, Aen B; A is van 857 Caka. (GROENEVELDT's Cat. p. 558 g.) B is van 851 Caka (Not. XXV 1887, p. 66). Aanbieding photogrammen van den tempel, een rakshasa, den ganeca en de nandí te Singasari, vervaardigd door de firma SaLzwepeL te Soerabaja. Branpes. Not. XXV 1887, p. 104—108. Over beelden en een beschreven steen van Gang Batoe toelis te Batavia van 815 Caka, zeer waarschijnlijk afkomstig van Singasari; nu opgenomen in het Museum als steen N°. 54. Men zie ook Brumunp Verh. XXXIII p. 205, over beelden van Singasari, staande op het erf van den heer J. Tu. Bik te Rijswijk, en één te Batoe-toelis.) / 501 Branpes in GroeneveLDT's Catalogus 1887. Blz. 559 g. Steen A van Singasari is van 857 Caka. GrOENeverDT. Catalogus 1887. Voorwerp N°. 65. Ciwa als goeroe — FriepgricH N°. 145 (Trinawindoe); p. 28 en noot van BRANDes. 621. Top Ardjoena. District Karanglo, afdeeling Malang, Blad ME. VI, Dergelijke muren als op den Goenoeng Boetak van het Kawi-gebergte. Ook hier kan men niet meer dan den plattengrond zien. Lit. Domis. Ardjoena en Indrakila. Ind. Magazijn 2° twaalftal 1845, N°. 11 en 12 p. 149—160. Ardjoena op blz. 154-160. (Overgenomen uit Javasche courant van 21 October 1850). Zoruineer. Bijdrage tot de kennis der gebergte-systemen van Oost-Java. Tijdschr. v. Nederl. Indië 8° j. 1 1846, p. 159 en 140. »De top Ardjoena is overdekt met overblijfselen van vroegere godsdienstige toerustingen. Gebouwen hebben wel nooit (?) daar gestaan. Thans vindt men nog vele ledige vierhoeken, die van langwerpige steenen als van muren, omgeven zijn’. »Nabij de spits is een soort van hol, uit steenen bereid, volgens de Javanen een oude begraafplaats, waarin vroeger beenderen (?) zouden gevonden zijn. Naast die grafstede staan 5 groote aarden potten in den grond”. Junervan. Java Il 1854, p. 1160—1165. 622. _Indrakila. District Pandakan, afdeeling Bangil, Blad KM. VI. Drie terrassen, door trappen verbonden. Op het bovenste terras een tempel, zeer vervallen. Verder slecht bewerkte beelden, bij één daarvan, die boven op den tempel is geplaatst, wordt geofferd. In den grond van het derde of bovenste terras zijn ongeveer 50 waterbakken of potten van gebakken steen ingelaten. Zij zijn 0.68 meter in doorsnede en 0.75 meter diep, van onderen rond. De oudheid ligt aan de oostzijde van den Goenoeng Ringgit, (een voortop van het Ardjoena-gebergte), 1465 meter boven zee. Lit. Doms. Ardjoena en Indrakila. Indisch Magazijn 2° twaalftal 1845, N°. 11 en 12 p. 146—160. Indrakila op blz. 150 tot 155 (overgenomen uit Javasche courant van 21 October 1850). Zouuincer. Bijdrage kennis gebergte-systemen Oost-Java. Tijdschr. v. Nederl. Indië 8° j. 1 1846, p. 140. Kort bericht over terrassen en trappen aldaar. Junenvan. Java II 1855, p. 1161—1162. 502 Leemans. Boro Boedoer 18753, p. 405. Vern. Java II 1878, p. 126. Leemans. Catalogus Leiden 1885, p. 125 N°. 155. Teekening in kleuren van »een bouwval en beelden Hindrokilo geheeten, distr. Pandahan. Op de keerzijde watervazen, in potlood.” 623. Santria manggoeng. District Pandakan, afdeeling Bangil, Blad EK. VL Wanneer men van Indrakila het voetpad bergafwaarts naar Dajoe volgt, dan komt men op. de hoogte van 1115 meter boven zee aan een klein gebouwtje, dat hoofdzakelijk uit los opgestapelde tjandisteenen bestaat, maar beneden is hier en daar nog ingekeept lijstwerk te zien, waaruit blijkt dat hier toch oorspronkelijk iets gestaan heeft. Het is nu niets als een rechthoekig rondloopend muurtje, lang 2.50, breed 1—, dik 0.20. hoog 0.44 meter; in het midden een open ruimte. Bij de inlanders is het bekend onder den naam Santria Manggoeng, en het wordt voor een graf gehouden. Men heeft hier een prachtig uitzicht op de vlakte van Bangil en Pasoeroean. 624. Tjandi Djawi. District Pandakan, afdeeling Bangil, Blad M. V. Dicht bij Kasri, in de desa Djawi, vindt men een tempel van andesiet, door Brumunp »Poetri Djawi’” genoemd. De tjandi staat op een heuvel van 4 à ò meter hoogte, die waarschijnlijk twee terrassen bevat, welke nu onder aarde bedolven zijn. Daarop volgt de onderste nu zichtbare muur met enkele versierde randen en ééne strook basreliefs, die vrij goed zijn bewaard gebleven. Deze muur is ruim 8 meter in het vierkant; het trapstuk, dat aan de oostzijde ligt, is 5 meter lang. Op dit soubassement, dat 5 meter hoog is, volgde een kleinere vierkante muur, die waerschijnlijk een kamer omsloot, maar dit gedeelte is geheel weggebroken en niet meer op te melen. Een weinig ten westen (dus achter) den tempel van andesiet Sn men het overschot van een dikken muur van roode gebakken steenen en daarin, juist achter de tjandi, een hoogeren hoop steenen, die blijkbaar een poort is geweest, met een trap aan beide zijden, evenals bij Badjang ratoe en Tjandi dérma. De poort te Djawi was dus alleen een ingang naar den tempel. Lit. Van HoëverL. Reis over Java II 1851, p. 125. BrumunD. Indiana II 1854, p. 206. Noemt den tempel »Poetri Djawi”. Buppinea. Neêrlands Oost-Indië 1 1859, p. 555. Over de Oudheid »Kaboe- — tjandi” (2) bij Djawi. 3 505 Vern. Java Il 1878, p. 118. _ Leemans. Catalogus Leiden 1885, p. 124 N°. 128. Teekening in kleuren van tempel Tejawi (Djawi) distr. Pandahan. 625. Belahan. District Gempol, afdeeling Bangil, Blad Má. IV, Bij deze plaats liggen verschillende oudheden, alle van roode gebakken steenen. Ten N. 0. van de desa aan de overzijde van een ravijn vindt men eenige (5) terrassen met muren en 2 poorten, en op het bovenste terras een tjandi, 8 meter in het vierkant, trap west, ongeveer 8 meter hoog, zeer vervallen. 570 meter ten Z. O. van de desa ligt de door Dours beschreven en afgebeelde badplaats, gelijkende op de aan de andere zijde van den berg Pénanggoengan gelegen badplaats Djalatoenda; daarbij eenige beelden. Lengte van het bassin 6.40, breedte 4.40 meter. In November 1890 heb ik de vloer van deze badplaats, die uit groote andesietzerken bestaat, laten openbreken, in de hoop daaronder een urn te vinden, even als te Djalatoenda. Het bleek toen dat er reeds vroeger gegraven was, daar de zerken in het midden reeds opgebroken waren: er werd dan ook niets gevonden als een koperen buisje en een koperen muntstuk met vierkant gat. Boven de badplaats, op een bergtopje, ligt nog een derde oudheid. Het is een klein torentje, zonder trap of kamer, lang en breed 2.15 meter, verheft zich 6'/, meter boven het omliggende terras, maar steekt slechts 4 meter boven de omringende aarde uit. Aan de N. W. zijde is een kleine ledige nis. Lit. Doms. Pasoeroeang 1856, p. 169—171. Met plaatje van Belahan (titelvignet). Siepuren. Afbeelding in olieverf van den tempel Belahan. Aanwezig in ’s Rijks Ethnogr. museum te Leiden. Vermeld als N° 55 in de lijst van SirBurGu’s platen in de Kopiist 1° j. 1842, p. 580 en volgende. Vern. Java II 1878, p. 122—125. Her BreLD TE Trawas, afgebeeld in v. Hoöverr’s Reis over Java II p. 115, en volgens hem afkomstig van Djalatoenda, is volgens eene aanteekening gevoegd bij papieren van Warpenaar, die in het Museum zijn, niet van die plaats, maar van Belahan afkomstig. Leemans. Catalogus Leiden 1885, p. 124 N°. 129. Teekening in kleuren van de »badplaats Blahan, distr. Gémpol”. 626. Soektji. District Gempol, afdeeling Bangil, Blad MM. III, Ken beschreven steen; afdruk in het Museum. 504 Lit. Douis. De residentie Pasoeroeang 18356, p. 168. Wordt de steen van Pélém genoemd. Branpes. Not. XXV 1887, p. 66. Over afdruk steen Soektji, gezonden door den Controleur Moxop pr Frorpeviure. Is van 851 Caka. VerBeekK. Not. XXIX 1891 Januari-vergadering. Aanbieding, namens den heer De Corte, van afdruk steen Soektji. 627. Rahos. District Gempol, afdeeling Bangil, Blad M. III, Bij desa Rahos, niet ver van de Porong-rivier, staan onder een steenen loods 2 groote rakshasa's, half in den grond bedolven. Breedte der beelden over den rug gemeten 1.80 meter, hoogte (boven den grond) 1.40 meter, middellijn van het hoofd 0.80 meter, de gezichten naar het westen gekeerd. N.B. De vindplaats is op de kaart niet aangegeven, zij ligt 5100 meter ten N. van Soektji. | Lit. Dours. De Residentie Pasoeroeang 1856, p. 166 en 167. Beelden bij de desa »Nrauws” (Rahos). 628. Tjandi Goenoeng gangsir. District Gempol, afdeeling Bangil, Blad WL. II, Een groote, maar zeer vervallen tjandi van gebakken steen, nabij het spoorwegstation Goenoeng Gangsir in de desa Dérma, daarom ook »Tjandi Dérma”’ genoemd. Het soubassement is 15.58 meter in het vierkant; de trap ligt oost. Een poort en kamer met spits toeloopend dak zijn nog aanwezig. De hoogte bedraagt 15 meter. Naast den tempel staan losse stukken, een voetstuk, lingga, olifant, vogels en een paar menschenbeelden van weinig waarde. Lit. Dois. De Residentie Pasoeroeang 1836, p. 161—162. Wordt »de tjandi bij »Gémpol”” genoemd. SreBuron. Afbeelding in olieverf van den tempel Dérmo. Aanwezig in ’s Rijks Ethnogr. museum te Leiden. Vermeld als N°. 52 in de lijst van SteBurom’s platen in de Kopiist 1° j. 1842, p. 580 en volg., echter onder het foutieve opschrift »tempel Dermo te Probolingo” In Probolinggo is geen tempel Dermo, wel waarschijnlijk is dus bedoeld de tempel Dermo in Pasoeroean, bij G*- Gangsir. JavascHE OupnepeN, 1852—1856. Gedrukt bij Mrerie te ’sHage. De plaat »Ruine van een tjandi in een pepertuin te Bangil” is blijkens de teekening de Tjandi G“. Gangsir in de afdeeling Bangil. Op de hoofdplaats Bangil zelf is nooil een tjandi geweest. neede demen me dn oe ine en nend EAT od er nd ETS EST. \N 505 Leemans. Catalogus Leiden 1885, p. 124 N°. 127. Teekening in kleuren van »Tjandi Dermo, distr. Pandahan” (moet wezen distr. Gémpol). | 629. Kebon sari. District Gempeng, afdeeling Bangil, Blad Ls. V. Eene groote verzameling metalen voorwerpen, in den grond gevonden. Waarschijnlijk de inventaris van een kleinen tempel. Lit. GroeneveLDpT. Catalogus 1887. Voorwerpen N°. 809, 822—824, 826 —829, 855 —838, 859", 859°, 845, 844, 851, 851°, 855’, 872, 878—880, 884—888, 894, 897, 920924, 928, 950, 956, 959, 940, 945, 946, 949, 1059, 1040, 1078, 1085, 1108°, 1155, 1164, 1215, 1805 en 1804. Metalen voorwerpen van Kébon Sari (vermeld in Notulen XX 1882, p. 81 en 82). 630. Banjoe biroe. District Winongan, afdeeling Pasoeroean, Blad PP. VI, Langs de badplaats Banjoe biroe (Blauw-water) staan eenige beelden; vroeger ook een onduidelijk beschreven steen, die volgens BruMUND van Ngantang afkomstig zou zijn. De steen is in 1889 naar het Museum te Batavia overgebracht, en is volgens Branpes van 852 Gaka en waarschijnlijk van Singasari afkomstig. Opgenomen in het Museum als steen N°. 70. Lit. ArpeeLpine in kleuren van het Blauwe water in Warnasarie, Indisch Jaarboekje 1855, tegenover p. 176. _Brumunp. Biang-lala 4° j. IT 1855, p. 60—66. Buppien. Neêrlands Oost-Indië 1 1859, p. 569—571. Over beelden en een beschreven steen te Banjoe-biroe. Brumunp. Verh. XXXIII 1868, p. 187 en 189. Beelden en één beschreven steen, die afkomstig zou zijn van Ngantang? (Waarschijnlijk van Singasari). Noruzen XXVII 1889, p. 117. Over transport van den steen van Banjoe biroe naar Batavia. OUDHEDEN VAN JAVA. 20 ger tolnide el ie Ane, Ok hy Ar ir € 8 . v À At 4 “ de m/f Po ug te Es Ken Ko ve At SN en 8 Á er 4 ' ‘ Ars P id pn et „8 | ERR ee 4, s An a 3 B) KA à h ed N ad (s # A if « ï ted \ ' À k, 0 (ord É hie 4 - IJ = ï J AS J af, __ PRABALINGGA. '5 Ei RESIDENTIE PRABALINGGA, 631. Tjandipoera. District en afdeeling Loemadjang, Blad HF. XI. Twee tjandi’s van gebakken steen, + 100 meter van elkaar; de eene B is alleen een hoop aarde en puin met een grooten bända-boom er op; de andere A is ook zeer vervallen, 16%/, meter lang en 17 meter breed, met twee trappen aan de oostzijde. Op het soubassement met 2 omgangen stonden twee gebouwtjes (kamers?) naast elkaar, 4 meter in het vierkant: maar alles is zeer geschonden en niet meer nauwkeurig op te meten. Deze tjandi’s liggen met een muurtje in een koffietuin op de helling van den Sëmeroe, boven de desa Tjandipoera en 550 meter boven zee. Daarbij eenige losse prismatische andesiet-blokken, en een weinig oostelijker een gebroken beeld met 4 armen en hoog hoofddeksel. Lit. Juneuvan. Tijdschr. van Nederl. Indië 6° j. Il 1844, p. 579. Over tjandi »Artipoerie bij Penanggal”’. Hacrman. Not. IV 1866, p. 215. Over tjandi »Ngardi Poero in Loemadjang”. Post. Not. XV 1877, p. 99—101 en 145—144 met Bijlage D. Over Tjandipoera. Vern. Java II 1878, p. 116. Over tjandi »Ardipoera op de zuidoostelijke helling van den Semeroe, bij doekoeh Penanggal”. Noruren XX 1882, p. 55, 71 en 72. Over eene teekening in het Museum van eene Oudheid Tjandipoera, abusievelijk vermeld als »bij Djabong”. Volgens mededeeling in 1889 van den heer W. Agereven, vroeger militair opnemer, is die oudheid Tjandipoera in 1877 door hem opgemeten, en de bewuste teekening ook van zijne hand; hij zag echter slechts deze ééne oudheid, die zooals hij vermeldt, later ingestort moet zijn. Het schijnt dus onzeker of de heer Agrreven en ik wel dezelfde tjandi A hebben opgemeten, vooral omdat hij op het bovenste tweede terras in het midden slechts één gebouw (kamer) teekent, terwijl op de door mij opgemetene tjandi oorspronkelijk twee dergelijke gebouwtjes naast elkaar stonden, en bovendien de afmetingen en de richting der gebouwen in onze twee teekeningen niet overeenkomen. Maar uit den brief van den 510 Aspirant-Controleur Post, vermeld in de Notulen XV 1877, p. 100, blijkt dat in dit jaar slechts één gebouw te Tjandipoera was, dat een koepel (kamer) bezat, en dat op het 2° terras van dien tempel niet één, maar twee gebouwtjes naast elkaar hebben gestaan. De tweede tjandi, die in hetzelfde jaar 1877 werd ontdekt, was toen reeds een puinhoop (zie Not. XV 1877, Bijlage D p. XIV). Derhalve kan het niet anders, of de in 1877 opgemeten tjandi is onze tjandi A met twee kamers van boven, en de teekening van den heer Agrreven, die slechts één kamer aangeeft, moet in dit opzicht niet juist zijn. Volgens informatiën, ingewonnen bij den heer J. J. K. Enrgoven, 1°2 luitenant bij de topographische opneming, is de titel op Agereven’s teekening er eerst in 1881 bijgezet, en hierdoor het foutieve toevoegsel »bij Djabong” ontstaan. VerBeek. Not. 1889, p. 50. Bericht dat de teekening in het Museum van Tjandipoera het onjuiste opschrift draagt »Tjandipoera, ruïne bij Djaboeng”’, daar dit de teekening is van de oudheid Tjandipoera bij Pasirian, afdeeling Loemadjang. 632. Desa Tjandipoera. District en afdeeling Loemadjang, Blad F. XI, In de desa Tjandipoera zelf vindt men 5 kleine, maar zeer goed geconserveerde beeldjes op een hoop riviersteenen naast elkaar geplaatst. Er wordt hier geofferd. 633. Koeta renon. District en afdeeling Loemadjang, Blad ME. X (N, 0, hoek), Aan den grooten postweg van Prabalingga naar Loemadjang vindt men bij paal 27, nabij de desa Koeta rënon, langs het riviertje Plasa (zijtak van de Bandajoeda) een muurtje van gebakken steen, '/, meter hoog en een heuveltje van aarde en roode steenen, ò meter hoog, waar waarschijnlijk vroeger een gebouwtje gestaan heeft. Dicht daarbij is eene javaansche begraafplaats, omringd door een muur van gebakken steen. De plaats is door een muurtje in twee helften verdeeld, in de eene helft zijn 4 graven, in de andere slechts één. Lengte en breedte van de ééne helft 7 op 5, van de andere 5 op 5 meter. Op de baksteenen gewone merken (kromlijnige figuren, door den vinger in de klei getrokken). 634. Prabalingga. Hoofdplaats van de residentie, Blad EM. IV, Op het erf van den Resident eenige onbeduidende beeldjes. ep mn 511 635. Padjarakan. District Padjarakan, afdeeling Kraksaän, Blad IL. IV. Twee voetstukken en een gemetselde put. Op het erf van den wedana staan twee zeer fraaie voetstukken, één vierkant, één S-hoekig, beide fraai versierd, met een drakenkop onder de tuit. In de sawah ten westen van de suikerfabriek Padjarakan een kleine ronde put, IJ, meter in doorsnede, van rooden gebakken steen; op de steenen een gewoon _ merk (kromme figuur. Lit. Vern. Java II 1878, p. 116. VerneeK. Not. XXV 1887, p. 9. Over twee voetstukken te Padjarakan. 636. Kraksaän. District Kraksaän, Blad ME. IV, \ Op het erf van den Assistent-Resident staan twee kolossale banaspati's, in andesiet gehouwen, en enkele slecht bewerkte beelden. 637. Wangkal. District en afdeeling Kraksaän, Blad ME. V (Zuidrand). Een beschreven steen en twee ganeca’s. Lit. _ TeekeninG Der inscrire van 1860 in het Museum. Tipscar. XI 1862, p. 598. Aanbieding door den Resident van Prabalingga van eene afteekening der inscriptie Wangkal. Noturen XV 1877, p. 77. Aanbieding teekening der inseriptie, en afbeelding van twee beeldjes te Wangkal. VerBeeK. Not. XXV 1887, p. 7. Aanbieding afdruk inscriptie Wangkal. Branpes (Particuliere mededeeling). De inscriptie Wangkal geeft in woorden het jaartal 1524 Caka. 638. Tjandi Djaboeng. District Djaboeng, afdeeling Kraksaän, Blad ME. IV, ken groote tjandi van gebakken steen; en een hoektorentje op een muur, bekend als »kleine tjandi Djaboeng”. Dit torentje heeft wel den vorm van een tjandi, maar mist trap, poort en kamer. Aan de N. en 0. zijde zijn nog gedeelten van den muur zichtbaar. De top is ingestort, de hoogte bedraagt nu 5.90 meter. De top van de groote tjandi is helaas ook ingestort; van boven ziet men nu een eenigszins ronden hoop aarde en steenen, hetgeen tot het misverstand 512 aanleiding gegeven heeft, dat deze tempel van boven afgerond zou zijn. De teekening van Djaboeng, die Rarrres en v. HoëverL geven, zijn in dit opzicht onjuist. Het soubassement van de groote tjandi is, met de inspringingen mede- gerekend, 9.57 meter lang en breed; aan de westzijde sluit daaraan een trapstuk lang 5.45 meter. De toren is in rondbouw opgetrokken, iets wat bij de Javaansche monumenten uiterst zeldzaam is. De top is echter weder hoekig. De totale hoogte van het monument bedraagt nagenoeg 15'/, meter. De nu gebroken trap voert naar een smalle poort, waardoor men in een vierkante leege,kamer komt, 2.60 meter lang en breed, waaronder een leege put. De drempel beneden en de sluitsteen boven de poort zijn van grijzen tufsteen; in den drempel en ook daarboven zijn aan beide zijden gaten, voor de draaipennen van een vroeger daar blijkbaar aanwezige deur. De tjandi is spaarzaam van versieringen, krulsnijwerk, medaillons en afbeeldingen van dieren voorzien. Van de 4 banaspati’s zijn er nog 5 boven de nissen aanwezig; die boven de poort is naar beneden gevallen. Lit. EEN VRIJ GOEDE TEEKENING in kleuren van tjandi Djaboeng is in het Museum te Batavia. Afkomst onbekend. Rarrres. History II 1817, p. 51 (55). Twee tempels van gebakken steen met afbeeldingen (vignetten in den tekst), p. 51: » Western front of the larger temple at Jabung near Probolingo 1815; op p. 65: »The smaller Temple at Jabung near Probolingo. Stepuroa. Afbeelding in olieverf van »tjandi djabon” te Probolinggo. Aanwezig in ’sRijks Ethn. Museum te Leiden. Vermeld als N°. 51 in de lijst van SreBurem’s platen in de Kopiist 1° j. 1842, p. 580 en v. Junenvan. Tijdschr. v. Nederl. Indië 6° j. II 1844, p. 579. Over Djaboeng, hier »Jambon” genoemd. Rree. Journ. Ind. Archip. II 1848, p. 558. Over Djaboeng (»Jabon”) en p. 562 over den kleinen tempel aldaar. Van Hoëverr. Reis over Java II 1851, p. 156—157, met plaat, overgenomen uit Rarrres. Buppinen. Nêerlands Oost-Indië 1 1859, p. 596. Over de oudheid Djaboeng. Leemans. Boro Boedoer 1875, p. 407. Noruren XV 1877, p. 52. Aanbieding photogram van Djaboeng door den heer Murper (waarschijnlijk de photographie, vervaardigd door de firma SALZWEDEL te Soerabaja, die in het Museum is). Vern. Java II 1878, p. 117. ; VergeeK. Notulen XXV 1887, p. 7. Aanbieding photogram van den grooten tempel te Djaboeng, vervaardigd door de firma Crarrs en Van Es te Soerabaja. VereeK. Not. XXVI 1888, p. 15. Over »kleine tjandi Djaboeng”, zijnde een hoektorentje op een muur. ë » Pet ij » A ld TEE e Ae ; úfe eh » EF od A Ke Re | . | } ha eef ed * fi ok ï ; Á / 7 7 J nn . , ms \ - « ' * Ì k sj u \ as 4 ef nj « k nis Nl Nan BAE aeg “ Kip Kad Baal UA RESIDENTIE MADOERA. 639. Sokabanalaoet. District Sampang daja, afdeeling Sampang, Blad a. II Een gouden Hindoe-vrouwenbeeld, in den grond gevonden, aangekocht door de Regeering voor f 645.— en opgenomen in ’s Rijks Oudheidkundig Museum te Leiden. N.B. De plaats is op de oudheidkundige kaart niet aangegeven; zij liet 7 kilometer ten Z. O. van Bira en 6 kilometer ten Z. W. van Tambêroe daja. BE Tat. | Noruren XXVIII 1890, p. 56 en 57. 640. Andjoek. District en afdeeling Soemenep, Blad In. IV, Twee inscripties op rotswanden, de eene aan den linkeroever, de andere aan den rechteroever der rivier Andjoek, kampoeng Andjoek, desa Asta, bij Soeménèp. Lit. Branpes. Not. XXIV 1886, p. 150 en Notulen XXV 1887, p. 16 en 74. Over inscriptie op rotswand bij Andjoek. VeeseeK. Not. XXVII 1889, p. 107. Aanbieding afteekeningen der 2 inscriptie’s van Andjoek, gezonden door den controleur H. Kure van Zuid-Soeménéëp. De 2° bevat het jaartal 1560 Caka. Noruren XXVII 1889, p. 152—154. Aanbieding afdrukken der 2 inscriptie’s van Andjoek, gezonden door controleur H. Kuisp. Mededeeling van Branpes over deze inscriptie’s. De eerste geeft het jaartal 1212 Caka in woorden, welk jaartal met de stichting van Madjapahit in verband kan staan, te meer daar deze gebeurtenis, volgens Chineesche berichten, vóór het jaar 1215 Caka moet hehhen plaats gehad. De tweede geeft het jaartal 1560 Caka. RESIDENTIE BESOEKI. 641. Goenoeng Loeroes. District Binor, afdeeling Besoeki, Blad F. IV, Wanneer men langs den postweg van Bésoeki naar Prabalingga rijdt, dan ziet men ten zuiden van paal 8en9 een berg liggen, den Goenoeng Loeroes, met de toppen Loeroes, Kapoeran, en Prahoe. Op den top van den steilen Loeroes, 540 meter boven zee, heefl men een prachtig uitzicht op een groot gedeelte van de noordkust van Java en op de reede van Bësoeki. Naast het signaal der triangulatie vindt men hier enkele bekapte tjandisteenen en de overblijfselen van een ruwe trap tegen de helling van den berg, die het waar- schijnlijk maken, dat op dit fraaie punt een of ander gebouw heeft gestaan. (Wellicht een seinpost of uitkijk, om de noordkust te bewaken ?). 642.. Selabanteng. District Binor, afdeeling Besoeki, Blad F. IV, Ten Z. 0. van denzelfden top Loeroes, in de desa Selabanteng, een liggende stier van andesiet, 1 meter lang, van boven tot een waterbak uitgehold. Langs den bovenrand één regel onduidelijk schrift. Afteekening der inscriptie in het Múseum. 643. Besoeki. Hoofdplaats der residentie, Blad II. IV. Op het erf van de residentswoning staan verscheidene beelden van weinig waarde, bovendien nog gekalkt en met teer besmeerd. 644. Winong. District en afdeeling Besoeki, Blad ML. V, Tusschen Bésoeki en Badëran, tegen een uit vulkanisch conglomeraat bestaanden heuvel bij de desa Winong, vindt men eene trap, of liever twee trappen 520 achter elkaar, de onderste van 7, de bovenste van 10 treden, in de rots gehouwen. Op den platten top van dien heuvel is echter niets van een vroeger daar wellicht aanwezig bouwwerk te bespeuren. 645. Baderan. District en afdeeling Besoeki, Blad ML. VL Boven de desa Badëran, in den koffietuin Wanalangen, ligt een terras met fundeering van steenen, zonder meer. Niet door mij bezocht. 646. Goenoeng Argapoera. District en afdeeling Besoeki, Bladen F. VII en VII Terrassen en gebouwen, die tot dezelfde soort behooren als die op den Goenoeng Boetak (Kawi) en den Goenoeng Ardjoena. Slechts enkele muren zijn nog overgebleven, van de meeste gebouwen of ruimten is alleen nog de plattegrond te herkennen aan de fundamenten, die soms niet meer dan */, tot 1 meter boven den beganen grond uitsteken. De gebouwen, door vakken in kamers of afdeelingen verdeeld, loopen terrasvormig op. Vier van die terrassen liggen om en op een topje tusschen twee diepe putten (kraters N°. 1 en 2), ruim 700 meter ten oosten van den hoogsten top met signaal Argapoera. Deze oudheden liggen 5040 meter boven zee, de hoogst gelegen Hindoe-overblijfselen op Java. Op dat topje stond waarschijnlijk het eigenlijke voorwerp van vereering in een vierkante kamer met kleine put, waarvan de overblijfselen nog te zien zijn. Van een der andere gebouwen zijn de muren nog 2 à 5 meter hoog. Een vijfde terrasvormig bouwwerk ligt een weinig zuidelijker tusschen kraters N°. 2 en 5. Ook hier zijn de muren zelden meer dan '/, meter hoog. Trappen tegen de berghelling geleidden naar deze oudheden. Binnen de muren vindt men verscheidene kleine steenen voetstukken, waarop vroeger waarschijnlijk beelden stonden, waarvan er nog slechts één, zeer geschonden en ruw, aanwezig is. De muren zijn hier en daar bezet met opstaande scherpe spitse andesietschilfers. Lit. Zoruieer. Bijdragen kennis gebergte-systemen Oost-Java. Tijdschr. v. Nederl. Indië 8° j. 1 1846, p. 168: »Op Tagalan Argapoera lage terrassen met opgestapelde steenen omzoomd, en een hol”; p. 169: »Op top Argapoera zelf vierhoekige muren, gedeeltelijk eene binnenruimte insluitende. En potten met blauwachtig glazuur overtrokken, 2 voet hoog, van binnen 1 voet wijd. Volgens de sage zouden de potten van Chineezen afkomstig zijn, die voormaals in een binnenlandschen oorlog gewikkeld geweest moeten zijn”. Junenvan. Java II 1854, p. 1081—1083, 1085, 1088—1095. Ld DE 521 Vern. Java II 1878, p. 117. Noruren XX 1882, p. 55 en 72. Verslag met teekeningen over een tocht naar den Argapoera, aangeboden door den Chef van den Topographischen Dienst. 647. Tjandi Kedaton. District Tanggoel, afdeeling Djember, Blad D. VIII. Een tjandi van andesiet, met 55 goed bewaard gebleven basreliefs, en in de oostelijke trapleuning het jaartal 1292 Caka. Bij die tjandi 6 terrassen of plateformes, °%/, tot 1 meter hoog, twee er van met basreliefs voorzien; verder een waterbak en een waterspuwer. Lit. Boscn. Aanteekeningen over Bondowosso. Tijdschr. VI 1857, p. 469—508. Over »Kedaton bij Andon-biroe’’ handelen p. 474 en 491. Op p. 492 de afbeelding van het jaartal, eenigszins misteekend en door Friepericu, in de noot aldaar, foutief gelezen. Vern. Java II 1878, p. 117. Branpes. Not. XXIV 1886, p. 41. Lezing jaartal Kédaton, 1292 Caka. VerseeK. Not. XXV 1887, p. 7. Aanbieding afdruk van het jaartal 1292 Caka op den tempel Kédaton. 648. Koeta bara. District Poeger, afdeeling Djember, Blad B. XIII, Overblijfselen van een ouden ringmuur van gebakken steen, nabij desa Kéntjong, genaamd »Koeta bara’””. Volgens de topographische kaart 600 meter lang. 649. Koeta kedawoeng. District Tanggoel, afdeeling Djember, Blad E. XII, Overblijfsel van een muur van gebakken steen, nabij Gambirrana, genaamd »Koeta kädawoeng”’. 650. Poeger wetan. District Poeger, afdeeling Djember, Blad D. XIV. Eene groote verzameling metalen beelden, gevonden in den grond. Lit. GRroeneverpt. Catalogus 1887. Voorwerpen N°. 575, 576, 577, 597, 598, 599, 600, 601, 622, 627, 650, 642, 655, 654, 655. Dit zijn de metalen beelden van Poegër-wetan (vermeld in Not. XII 1874, p. 5, 57 en inventaris op blz. 85—89). OUDHEDEN VAN JAVA. a 522 651. Koeta blater. District Poeger, afdeeling Djember, Blad &. XV. Éen ringmuur van gebakken steen, ten zuiden van de samenvloeiing der rivieren Majang en Sanen, genaamd »Koeta blater”. Lit. Branpes. Not. XXIV 1886, p. 41. Mededeeling over Koeta blater in Poegér, volgens brief van den ambtenaar ter beschikking Versteeen. 652. Goenoeng Pontang. District Poeger, afdeeling Djember, Blad &. XIV, Op den top van dezen heuvel een javaansch graf (van Raror Ponrane) met een steen, waarop het jaartal 1260 Caka. Lit. Branpes. Not. XXIV 1886, p. 41. Lezing jaartal Pontang 1260 Caka, waarvan afteekening gezonden door den ambtenaar Versteeen. 4 653. Koeta kradjingan. District en afdeeling Djember, Blad MK. XI. Een overblijfsel van een ringmuur van rooden gebakken steen, met figuren versierd, genaamd »Koeta en of Koeta majanggoeng, in de desa Kradjingan of Krandjingan, ongeveer 7'/, kilometer ten oosten van Djémbér. 654. Tjora manis. District Soekakerta, afdeeling Djember, Blad ME. XII, Een langwerpig vierkant fundament van rooden gebakken steen bij Tjora manis (ten oosten van Sémpolan). Niet door mij bezocht. 655. Soetja. District Penanggoengan, afdeeling Bandawasa, Blad MI. VIII (Z. 0. hoek), Eenige steenen beelden in den koffietuin Soetja, van het gehucht Dawoean der desa Poedjëér baroe. 656 _Patirana. District Penanggoengan, afdeeling Bandawasa, Blad K. VIIL Een steen met jaartal 1575 Caka, nabij het gehucht Patirana, men dende 525 Lit. Verrek. Not. XXV 1887, p. 8. Mededeeling over jaartal 1575 Caka van Patirana. VerszeK. Not. XXV 1887, p. 28. Aanbieding afteekeningen van het jaartal 1575 Caka, door de Controleurs Van Gennep en Hoeke vervaardigd. 657. Soember tjanteng. District Wanasari, afdeeling Bandawasa, Blad N. VII Een javaansch graf, hoog tegen het Idjen-gebergte, in het gehucht Soember tjanteng der desa Soekarëdja. Niet bezocht. 658. Renang. District Pradjekan, afdeeling Panaroekan, Blad EP. VIL Een ongeschonden beeldje, eveneens hoog tegen het Idjen-gebergte, in het gehucht Rénang, der desa Soeling koelon. Niet bezocht. 659. Salak. District Wanasari, afdeeling Bandawasa, Blad ME. VI Bij het gehucht Salak der desa Tal of Taäl 2 grotten, ongeveer 2 meter hoog, aan de oostzijde van een heuveltje; waarschijnlijk door menschen uitgehouwen. Ongeveer '/, kilometer van deze grotten verwijderd, vindt men tegen de helling van een anderen heuvel twee zitplaatsen in den steen uitgehouwen in den vorm van stoelleuningen. lien trapje van twee treden leidt naar beide zitplaatsen. Lit. Junenvun. Java Il 1854, p. 892 de noot (in de 2de uitgaaf p. 909 de noot). Kunstmatige grotten en zitplaatsen. PARTICULIERE MEDEDEELING van den controleur H. W. Hoeke van Bandawasa in 1889. 660. Taroem. District Pradjekan, afdeeling Panaroekan, Blad N. V. Een gebroken beeldje in de desa Faroem, niet ver van Pradjëkan. Niet bezocht. 661. Karang anjar. District Pradjekan, afdeeling Panaroekan, Blad N. V, Een gebroken beeldje, in de desa Karang anjar, niet ver van Pradjëkan. Niet bezocht. 59 662. Sletring. District Kali tikoes, afdeeling Panaroekan, Blad PP. IIL Een beeldje, in de padoekoehan Kémirian der desa Sletring. Niet bezocht. 663. Agel. District Kali tikoes, afdeeling Panaroekan. Blad @. III. Twee steenen, ieder met het jaartal 1595 Caka in groote grove cijfers; in de desa Agël. Lit. VerBeeK. Not. XXV 1887, p. 7. Aanbieding afdruk jaartal 1595 Caka, voorkomende op 2 steenen te Agël. 664. Widara pasar. District Soember waroe, afdeeling Panaroekan, Blad S. IV. Een steen met het jaartal 1577 Caka, 5 kilometer ten noordoosten van de desa Widara pasar. Deze steen is aan de voorzijde beneden het jaartal geheel, en aan de achterzijde half beschreven, maar het schrift is ten eenenmale onleesbaar. Lit. Noruren XX 1882, p. 55. Aanbieding teekening »steen bij Asem Bagoes” met jaartal 1577 Caka. (Zie ook Not. XX 1882, p. 72). VerBeeK. Not. XXV 1887, p. 7. Aanbieding afdruk jaartal 1577 Caka, op een steen ten N. 0. van Widara pasar. P, 665. Watoe dodol. District en afdeeling Banjoewangi, Blad E. III. Een klein gebroken beeldje waarbij geofferd wordt, staande aan den grooten postweg bij Watoe dodol, op een grooten lavastroom van den Mérapi (ldjen-gebergte), die hier in zee loopt. 666. Meroe. District Ragadjampi, afdeeling Banjoewangi, Blad D. IV, Een (jandi, waarvan alleen drie muren over zijn; deze bestaan uit twee verschillende steenlagen, de binnenste, 0.14 meter dik, van gebakken steen, de buitenste, 0.21 meter dik, van bebouwen zachten geelwitten kalksteen, die waar- Kk 525 schijnlijk niet ver van de zuidkust is moeten gehaald worden. Deze oudheid is in verschillende werken als »Matjan poetih” beschreven, maar de tjandíi ligt niet in het gebied van deze desa, maar in dat van de desa Meroe. De slangen en banaspati’ s, die men in Van Hoëverr’s »Reis” op de platen van Matjan hoetin „ziet, zijn er willekeurig door den teekenaar aan toegevoegd. Er is niets van die versieringen te ontdekken, en op eene teekening in het Museum te Batavia, komt van die slangen etc. ook niets voor. Lit. Erp. Schilderungen aus holländisch Ost-Indiën 1841, p. 485. Erp. Banjoewangi, Tijdschr. van N. Indië 1849 I p. 258. Van Hoëverr. Reis over Java II 1851, p. 195—197. Afbeeldingen en beschrijving van Matjan poetih. De slangen en de banaspati berusten op phantasie. Javascur Oupnepen 1852—1856. Slechts 5 afleveringen, gedrukt bij Mrirrinc te ’s Gravenhage. Hierin eene plaat, door A.J. Bik, van Matjan poetih, waarop de banaspati (?) er reeds geheel anders uitziet dan bij v. HoëverLv, maar waarschijnlijk ook nog gephantaseerd is. Reinwarpt. Reis naar het Oostelijk gedeelte van den Indischen Archipel in 1821. Uitgegeven 1858, p. 618. Over den tempel »Matjan-poetih”. Leemans. Boro Boedoer 1875, p. 407. Srönr. Die Provinz Banjoewangi. Frankfurt 1874, p. 40. Vern. Java II 1878, p. 210—211. Noruren XX 1882, p. 150. Aanbieding eener teekening van de oudheid Matjan poetih, vervaardigd door den 1°° Luitenant Enrnoven. TEEKENING IN KLEUREN van Matjan poetih in het Museum. Geen jaartal, afkomst onbekend. Geen slangen noch banaspati komen op deze teekening voor. PrAAT IN OLIEVERF van Matjan poetih, door A. Payen, in ’s Rijks Ethnogr. Museum te Leiden. Vermeld in den Catalogus der Amsterdamsche Ld Tentoonstelling 1885. Groep I klasse 5, inzending N°. I, voorwerp N°. 26. 667. Matjan poetih. District Ragadjampi, afdeeling Banjoewangi, Blad D. IV. Een vervallen groote ringmuur van gebakken steen, gemetselde bogen over een riviertje, enkele trappen enz. in de desa Matjan poetih, ruim 1 kilometer ten zuiden van Meroe; bij de inlanders bekend onder den naam van »Kraton”. Lit. Ere. Banjoewangi Tijdschr. v. Nederl. Indië 1849 I p. 258. Op deze plaats wordt vermeld, dat hier een ringmuur was, ongeveer 7!/, kilometer in omtrek, 12 voet hoog, 6 voet dik, met eene borstwering en gang voorzien, en dat de tempel (Meroe) in het midden van deze ruimte stond, echter meer naar den oostkant. IN ® 526 Reinwarprt. Reis naar het oostelijk gedeelte van den Indischen Archipel in 1821. Uitgegeven 1858, p. 619. Over gedeelten van een muur van gebakken steen bij kampong Matjan-poetih. 668. Troeka. District Ragadjampi, afdeeling Banjoewangi, Blad D. V. 24 stuks bekapte onbeschreven steenen, ter grootte van 0.75 meter elk, in de doekoeh Troeka der desa Témoegoeroeh (ten W. van Ragadjampi). Niet “door mij bezocht. 669. Ardja blambangan. District Ragadjampi, afdeeling Banjoewangi, Blad EE. V, Een ringmuur, volgens de topographische kaart lang 1800, breed gemiddeld 4000 meter, van zachte tufsteenen, hoog 1 meter, gelegen aan het voetpad van Kèébaman naar de zeekust bij Moentjar, midden in het bosch. Waarschijnlijk geen kraton, maar een oude versterking. 670. Heuvel Moentjar. District Ragadjampi, afdeeling Banjoewangi. Blad Wi. V, Een trap en enkele bekapte tjandisteenen op het 14 meter hooge heuveltje Moentjar, dat nabij de desa Moentjar uit de omringende strandvlakte steekt. (Hier was wellicht een dergelijke uitkijk als op den Goenoeng Loeroes?). 671. Goenoeng Ikan. District Ragadjampi, afdeeling Banjoewangi, Blad E. VL Eenige voorwerpen naast het triangulatie-signaal op den Goenoeng Ikan, 204 meter boven zee. Men vindt er ook een kleine gemetselde put van gebakken steenen, diep 1.50 meter, breed 0.47 meter. Daarnaast een groote staande lingga, hoog 1.58 meter, in doorsnede 0.50 meter, omringd door een krans van 12 groote steenen ballen of kogels, 0.55 meter in diameter; verder een gebroken voetstuk, een 8-hoekig ornament met versierde randen en 6 stuks afgeknotte piramiden, waarschijnlijk voetstukken voor beelden. Al deze voorwerpen zijn vervaardigd van zachten tufsteen. De Goenoeng Ikan zelf bestaat uit kalksteen. Lit. Noturen XX 1882, p. 146. Aanbieding van drie teekeningen van oudheden op den G. Ikan, vervaardigd door den t°" luitenant ENtHoven. « d/ Ld 7 War ko _ Ld 8 AN hi mee PP and ; nd NK € re _ Mk vs " \ A © REGISTER. Avang (tjandi) 169. Adanadan 279. Adoman 96. Agël 3524. Ajah 115. Ajër panas (Kédoe) 151. Aki-aki (Pasir) 66. Ambal 115. Ambarawa 90. Ambéng (Goenoeng) 158. Ampel (Soerabaja) 225. Ampel (Solo) 195, 199. Andjasmara-gebergte 237, 248. Andjing (tjandi) 155. Andjoek 3515. Ardja blambangan 326. Ardjoena (Goenoeng) 258, 290, 301, 520. Ardjoena (tempels) 110, 123. Arga koesoema (tjandi) 88. Argapoera (Goenoeng) 290, 293, 320. Argapoera (tjandi) 135, 140. Aria blitar 267. Artja domas 55. Asoe (tjandi) Solo 185. Asoe (tjandi) Këdoe 153. Asta 315. Awi (Pasir) 56. Banaan 212. Badéran 319, 320, Badjang ratoe 232, 249, 502. Bagèlen (residentie) 130. Bajalali 194. Bajëm 287. Bajëman I 148. Bajëman II 149. Bakalan (Soerabaja) 238. Bakalan (Kèdoe) 142. Bakalan koelon 247. Balatjina (doekoeh) 76. Balong masin 247. Bamboe soerat 151. Bandajoeda (rivier) 510. Bandjar ardja (land) 165. Bandjar négara 109, 110, 122. Bandjar rëdja 266. Bandjaran (Preanger) 47. Bandjaran (Soerabaja) 226. Bandoeng (Kêdiri) 263. Bandoeng (Preanger) 47. Bangkal (tjandi) 245, 295. Bangle 255. Bango (rivier) 296. Bangsal 256. Bangsri 245, 246. Banjoe biroe bij Ambarawa 94. Banjoe biroe (Pasoeroean) 298, 305. Banjoe koening 92. Banjoe niba 172. Banjoe oemboel 255. Banjoemas (hoofdplaats) 109. Banjoemas (residentie) 111, Bantar sari 75. Bantjak (Goenoeng) 210. Bantjang 265. Bara 267. Bara boedoer 30, 144, 149. Bara téngah 116. Baran djoerang 95. Baréng 257. Basin 195. Batavia 36, 57. Batavia (residentie) 37. Batjëm 268. Batjinan 157. (*) De dik gedrukte namen zijn die, welke in de lijst der oudheden voorkomen, Batoe 290, 298. Batoe ati-ati (Goenoeng) 45. Batoe poetih 225. Batoe ragoeng 105. Batoe tapak 42. Batoe toelis bij Buitenzorg 33. Batoe toelis (Gang te Batavia en steen) 298, 500. Batoer 109, 110, 122. Bawang 145. Bawarngan 75. Bedana 95. Bedingin 214. Bedji (Goenoeng) 89. Bekasih 357. Békél (Goenoeng) 241. Béelahan 241, 303. Belan 195, Béligo 158. Beloeta 255. Bénda 210. Bénér 98. Béngle 271. Bèerahol 120. Berbek 257, 259. Bésawa 282. Beser (Goenoeng), Preanger 44, 45. Beser-gebergte, Kêdoe 144. Bésoeki 519. Bétek 228. Bétra 223, 250, 251. Bima (tjandi) 110, 124. Birawa 268. Biroe 50. Biting 241. Bitoeng (Goenoeng) 61. Blaboeran 158. Blauw-water 505. Blëtek 228. Blitar 272, 276. Bloeboek 71. Bloeran (desa) 281. Bloran (tjandi) 281. Bobodjong 54. Bobosan 156. Bodja 88. Bodjong kalong 43. Boebrah (tjandi) Jogja 175. Boebrah (tjandi) Solo 185. Boedék (Goenoeng) 265. Boeloe gledeg 210. Boeloe pasar 280. Boeloes 161, 162. Boemen (Kédiri) 256. Boemen (Kédoe) 156. Boemen wetan (Kédoe) 142. Boemi ajoe (onderafdeeling) 77. 530 Boengkil 251. Boetak (Goenoeng) Kawi-gebergte in Pasoeroean 290, 3501, 320. Boetak (Goenoeng) Sêmarang 89. Boetak (Goenoeng) Soerabaja 2355, 238. Boetak wetan (Goenoeng) Sémarang 90. Bogëm (Jogja) 179. Bogém (Kédiri) 259, 278, 282. Bongas 77. Bongkol (tjandi) 136, 149. Botjok 288. Botok paloeng 252. Bradjanalan 148. Brangkal 255. Brantas (rivier) 267, 296. Brawoe (tjandi) 235. Brébés 71, 77. Bréngosan 162, 168. Broemboeng 282. Brongkol 141, 142. Buitenzorg 52. Ciwa-plateau 171. Daaapan 277. Daha (desa) 212, Daha (rijk) 269, 291. Dajoe 502. Dalman 155. Dali (Goenoeng) 156. Damarsi 252. Dandang (Goenoeng) 290. Darangan 208. Darawati (Goenoeng) 216. Dawoean 522. Dawong (tjandi) 174. Déjangan 148. Déles 82, 124. Démak 97. Démpoel 227. Derma (desa) 504 Dérma (tjandi) in Pasoeroean 504. Dérma (tjandi) in Soerabaja 249, 502. Dêrmasari 277. Diëng (plateau) 81, 85, 87, 109, 119, 121, 150. Dinaja (Madjakërta) 237. Dinaja (Malang) 297. Dinangan 178. Diwak 159, 140, 149. ‚ Djaboeng (Madioen) 215. Djaboeng (tjandi) 511. Djadi (tjandi) 265. Djadjar (grot) 267. Djagadaja 256. Djagapaten 165. Djago (tjandi) 294. Djaha (Bérbék) 256. Djaha (Soerabaja) 249. Djaka dolok 223, 229, 251. Djalatoenda 241, 503. Djalëksana 66. Djamboe 29. Djamoes 157. Djapan 229. Djapara (residentie) 106. Djati in Tjirébon 66. Djati koewoeng 266. Djati wetan 238. Djatimeérta 71. Djatinom 195. Djawi (tjandi) 502. Djéboek 261. Djédoeng 243, 246. Djémékan 277. Djënggala 225. Djétis 162. Djëtis (tjandi) 168. Djéroekan 195. Djiembeh 267. Djijoe 246. Djoeboek 96. _ Djoega (district Madjarata, Kédiri) 260. Djoega (district Wlingi, Blitar) 268. Djoemprit 137. Djoendjoeng 265. Djoerang limas 256. Djoewana 105. Djolanang 195. Djombang 227. Doekoeh salam 74. Doekoeh (tjandi) 94. Doekoehan doekoe 238. Doepak 210. Doerenan 265. Dolok (rivier) 121. Domasan 266. Dompjong 195. Dradjat 219. Dragoeng 97. Droedjoe goerit 220. Eirtangga-steen 225. Graajan (Goenoeng) op den Goenoeng Salak 35. Gadjah (kampoeng in Preanger) 46. Gadjah (in Sëmarang) 98. Gadoengan 282. Gajam 282. Galés 152. Galoeh timoer 75. 551 Gambar (desa) 266. Gambar (tjandi) 273, 275. Gambirrana 521. Gamboewan 76. Gana (Goenoeng) 154. Gana (tjandi) 143. Gandasoeli 139, 140, 149 Gandoel (rivier) 156. Gapoera wetan 222. Gaprang 262, 267. Garamanik (Goenoeng) 81. Garoeng 87. Gata 178. _Géblak (tjandi) 174. Gédangan 250. Gédaren 193. Géde (Goenoeng) in Djasinga 29. Gedebék (Goenoeng) 105. Gédok 275. Gédong (tjandi) Kêdoe 155. Gédong (tjandi) Djombang 255. Gédong sanga 90, 155, 179. Gelang 211, 212, 215. Gélis (kali) 105. Gemampang 157. Gempoer (tjandi) 279. Gempol 504. Gempolan 282. Géndaga ardjasari 291. Gènéngan (tjandi) 276. Genengsana 226. Géntan 95. Géntong (tjandi) 235. Gérabak 151. Gewanoe 155. Gilang 95. Glagahan 228. Glompong 75. Goeboek 97, 98. Goemboelan 151. Goemilang 76. Goenoeng gangsir (tjandi) 504. Goenoeng mélati (desa) 45. Goenoeng sëgara (gehucht) 72. Goepala 191. Goerit (bosch) 268. Goerit (desa) 269. Goewa (desa) 228. Gondang (Goenoeng) 192. Gondang (Soerabaja) 219. Gong (Goewa) 115. Grèsik (Grisee) 222, Grésik (Regentschap) 222. Grimbjangan (tjandi) 169. Grogol (afdeeling Djombang) 227. Grogol (afdeeling Sidaardja) 249. 552 Katoe (Goenoeng) 296, 297. Hand joewang (Gégér) 52. Kawalí 63. Kawi (Goenoeng) 269, 289, 291. Tajen-gebergte 325, 324. Kawi-muur 268, 291. Idjo (tjandi) 171. Kébanténan 37. Ikan (Goenoeng) 526. Kébaman 326. Indihijang 53. Kébén 219. Indrakila 3501. Keboan pasar 250. Kéboemen (desa) 136. zake A Keboemen (tjandi) 136. en ii Kébon dalam (tjandi) 190. Kébon dalëm 212. Kébon kopi 50. K anëndoengan (Pasir) 35. Kébon sari 3505. Kaboengsoen 222, Kédaton (Djombang) 230. Kadilangoe 104. Kédaton (tjandi) 521. Kadiloewih 156. Kédawoeng 76. Kajoenan 278, 282. Kédiri 211, 256, 257, 259. Kalang anjar 252. Kédoe (residentie) 158. Kalasan 168, 176. Kédoeng banteng 195. Kali bebér 87, 120, 124, 125. Kédoeng gong 207. Kali béning (tjandi) 164, 176. Kèdoeng kampil 247. Kali gimbér 72. Kéêdoeng lo 155. Kali klotok 95. Kédoeng pring 220. Kali lawang 121, 125. Keélagen 249. Kali lengseng 135. Keélina 204. Kali sapoe 74, 77. Kéling (desa) 282. Kali taman 89. Kéling (rivier) 282. Kali taman (te Salatiga) 95. Keéloerak 182. Kali tjilik (tjandi) 275. Kéloet (Goenoeng) 271. Kaliwango 162. Kelor 220. Kalongan (tjandi) 190. ‚ Kémambang 94. Kaloran 153. | Kémbang sore 258. Kandang gadjah 225. Kémbangan 161, 163. Kandangan (Kédiri) 282. Kémirian 524. Kandangan (Kédoe) 134. Kèmlagi 227, Kanggan 144. Kémoelan 262. Kanjaran 82, 85. Kémoening 195. Kanten 212. Kéndal (in Kèdoe) 154. Kapoean 152. Kéndal (in Sëmarang) 87, 90, 120. Kapoeran (Goenoeng) 3519. Kéndal (platen Regent) 225. Karang (Goenoeng) 25. Kenteng 135. Karang anjar (Bésoeki) 525. Kéntjong 521. Karang anjar (in Pékalongan) 81. Képoeng 282. Karang anom 195. Kératon (doekoeh) 228. Karang gënëng 162, 165. | Kérkép 280, 282, Karang kobar 110, 122. Keérta 167. Karang kates 291. Késémen 245. Karang lo 257. Késiman tëngah (desa) 238. Karang patihan 215. Késiman téngah (tjandi) 258. Karang sari 76. Keétémas 227. Karang têngah (Banjoemas) 109. Kidal (tjandi) 245, 295. Karang téngah (Kèdiri) 282. Klamboe 105. Karang téngah (Kèdoe) 138, 149. Klampo 268. Karangrëdja 261. Klampoehan 195. Kasri 3502. Klaten 192. Klédokan I (afdeeling Magëtan) 209. Klëdokan II (afdeeling Magétan) 210. Klédokan (Kédoe) 149. Klépoe 161. Kloerak (in Sémarang) 88. Klotok (Goenoeng) 258, 259. Koedjon manis 255. Koedoes 105. Koelon (tjandi) 182. Koembang (Goenoeng) 72. Koeningan 65. Koenir 280. Koentjen wetan 142. Koenti 215. Koesoema poenta dewa (tjandi) 125. Koeta bara 3521. Koeta bédah 296. Koeta blater 522. Koeta kedawoeng 321. Koeta kradjingan 3522. Koeta majanggoeng 522. Koeta pékalongan (Goenoeng) 117. Koeta rénon 3510. Koeta rosan 220. Koeta tëboe 220. Koetaardja (tempelgrotten) 115. Koleangkak (Pasir) 29. Kosala 24. Kota batoe 34. Kotes (tjandi) 270. Kraksaän 511. Kramat (bij Buitenzorg) 52. Kramat (Kédoe) 137, 139. Kramat (Poentjak) op den Salak 35. Krandjingan (desa) 522. Kranggan 142. Krapjak (tjandi) 169. Krekah (rivier) 220. Krêték 117. Krian 249. Iuaajok 247. Lanang (Goewa) 115. Landejan 46. Lara djonggrang 91, 179. Laren 72. Latsari 228. Lawan 221. Liawoe (Top Goenoeng) 198, Lèbak (desa in Bagélen) 117. Lëbak gowak 75. Lébak pare 25. Léebak sioe 75, 77. Lêdok (afdeeling) 120, 130. Legok herang N°. 1, 65. 555 Légok herang N°. 2, 65. Léksa (rivier) 269, 291. Lêloempoeng (Goenoeng) 42. Lêmahbang 89. Lengkong 255. Lengor 62. Leran 221. Leuweung datar 65. Leuwigadjah 47. Leuwiliang 30. Lima (tjandi) 237. Linggar djati 66. Loehoerdjaja (berg) 24. Loemadjang 310. Loemboeng (Goenoeng) 46. Loemboeng (tjandi) Solo 188. Loemboeng (tjandi) Kédoe 153. Loeroes (Gvenoeng) 319, 526. Loh kênteng 134. Lor (tjandi) Bérbek, Kédiri 256, 259. Lor (tjandi) Solo 185. Maaioen (hoofaplaats) 210, 259. Madjadjedjer 246. Madjakeérta 224, 235. Madjapahit 225, 224, 225, 315. Madjasari 245, 246. Madjawangi 229. Magélang 134, 156, 157, 149. Magëlang (regentschap) 150. Majang 57. Majang (rivier) 522, Malabar (Goenoeng) 50. Malabar-tjipeudjeuh 50. Malang 296, 298. Malangbong 51. Mandalagiri (top) 29. Mandang 134. Mandjoecri-beeld 275, Manggis 194. Manglajang-gebergte 47, 48, Mantjilan 228. Mantingan (Djapara) 104. Mantingan (Kédoe) 156, 157. Mantoep 221. Maospati 209. Margawati 158. Maron 162, 163. Matjan poetih 3525. Médini 88, 89, 90. Mélati 220. Meêlati darat 98. Meénanggel (Goenoeng) 45. Méndang këmoelan 99. Meèndoet (tjandi) 154. Mêrapi (Goenoeng) in Bësoeki 524, 554 Mérapi (Goenoeng) in Këdoe 152. Oenara (top) 30. Meérden (Goewa) 115. ‚ Oengaran (Goenoeng) 89. Meroe 524. Oeroeng (tjandi) 263. Meêrtajoedan 149. Oetéran 211, 212, 215. Meértakanda 117. Oro-oro-vlakte 290. Minoreh 161. Minto-steen 224. Miring (tjandi) 172. Paaans (Goenoeng) 43. Moeara Tjiantén 50. Padas (Jogja) 168. Moedal 192. Padjarakan 511. Moengkidan 154. Paingan 141. Moentilan 154, 156. Paingan (tjandi) 194. Moentjang larang 73. Pajadan 117, Moentjar (desa) 526. Pajaman 265. Moentjar (heuvel) 526. Pakis 263. Moerangan 165. Pakoenden 155. Moetéran (desa) 234. Paloembon 45. Moetéran (tjandi) 234. Pameuntasan 46. Pamojanan (Pasir) 48. Pamotan 221. Panaraga 215. Panataran 275. Nagasalam 140. Nagasari (tjandi) 169. eo kot Pandan (Goenoeng) 204. Negara domas 57. men Pandansari 260. Ngadipoerwa 96. Neadri 268 Pandean 152. Eee ke PE Pandjér (Kédiri) 282. EE (tjandi) 14 Pandjér (Soerabaja) 246. Sa8'1 UJ Pandjërrédja 266. Ngalian 117. Ngambak 98. Ngambangan 150. Ngantang 288, 505. Panggoeng 230. em 1é 221. en DRR Panggonan (Goenoeng) 109, 110, 124. Ngébél 211 212, 215. Pankah (Jogja) 168. Negëmboh 219. | Pangloengan 235, 259. Netpas 162 Papoh (tjandi) 264, 270. Ra 142 Parakan 159. Ngétos (tjandi) 257. Parakan salak 42. Ngëtrép 245. Pare 281, 282, Ngimbang 220. Paren 144 Nglémboe 94. Pari (tjandi) 247. Ngliman 258 Pasar (tjandi) 255. Ngloejoe 203. Pasar légi 221. Pasetran 245. Pangébatan 72. Panggerang 162. | Panggéreh 247, Ngloembang 278. ' En ES Pasir (meer) 207. Ngobaran 145. ek RA El Ngoemboelan 139. atik redja 202. Patirana 3522. 155. nie Patjet (Madjakêrta) 238. Ngradjek 154. Nerampah (Jogja) 168. Patjet (Preanger) 44. ‘ Patoeha (berg) 46. Ngrapah 94. Rn sl Aon AS Pawon (tjandi) 148. { 2 3 v Ngrimbi (tjandi) 225, 229 Pégat (here) 276. Ì Ì 89. Njatnjana Pegirihan (rivier) 223. Pékalongan (hoofdplaats) 81, 83, 122, Oemboel 212. Pékalongan (residentie) 85, | per pun: Pélém (Solo) 194. Pélém (Djombang) 2352. Pélém (Kédiri) 262. Pelém (steen van Pasoeroean) 504. Pénampihan 260. Pénanggoengan (Goenoeng) 243, 248, 505. ‘ Pénaroekan 74. Pêndapa bij Tjandi Kalasan 176. Péndawa 74. Péndém 116, 117. Péndém (tjandi) 153. Péndjaloe 62. Péngilon (meer) 124. Péngilon (tjandi) 89. Pénoenggalan 111. Pérbakti (Goenoeng) 42. Pereng (Solo) 191. Pereng (Regentschap Nanggoelan, Jogja) 161. Peérot (tjandi) 137, 149. Pértapan (Blitar) 276, 277. Pértapan (Goenoeng) Kédoe 158. Pertapan (heuvel) 155. Pérwata 103. Peésantren 278. Pésindon 119, 130. Pétoeng amba (Blitar) 270, 272. Pétoeng amba (Malang) 292. Pétoengrata 260. Pikatan (Kédiri) 272, 276, 217. _ Pikatan (Kédoe) 142. Piriggirsari 276, 277. Pisang (Goenoeng) 271. Plandi 148. Plaosan (Kèdoe) 148. Plaosan (Madioen) 208. Plaosan (tjandi) Solo 189. Plasa (rivier) 510. Plikon 155. Ploembangan 269. Podjok 97. Poedjér baroe 322. Poedjon 289. Poegër wetan 321. Poegeran 237. Poeh djedjer 257. Poeh sarang 260. Poelasari (Goenoeng) 65. Poeloengan 252. Poendjoel 282. Poengangan goenoeng 82. Poentjél 105. Poerna djiwa (Pasir) 66. Poerwadadi (Sémarang) 99. Poerwadadi (Madioen) 209. Poerwakerta (Kédiri) 277. Poerwarëdja 116, 122. 559 Poetjang (Kedoe) 151. \ Poetjoeng (Jogja) 168. Poetri (Goenoeng) 45. Poetri djawi (tjandi) 502. Poetton (tjandi) 276. Pogok (Goenoeng) 290. Pogor (Pasir) 54. Polangan (tjandi) 170. Polengan (tjandi) 170. Pontang (Goenoeng) 522. Porong (rivier) 504. Prabalingga 510. Pradjékan 525. Praga (rivier) 148. Prahoe (Goenoeng) in Bagélen 121, 124. Prahoe (Goenoeng) in Béêsoeki 3519. Prambanan (tempels) 56, 179. Prambonan 195. Preanger-Regentschappen (residentie) 55. Pring apoes (tjandi) 157. Pring tali 161. Proedoeng (tjandi) 279. Raboek (Goenoeng) 65. taga sela 81. Raga toendjoeng 72. Ragadjampi 526. Rahos 504. Randoe goenting 178. ‚ Rantja (in Tjirébon) 64. \ Rantja manjar 47. Rantja panggoeng 46. Ratoe baka (kraton) 174 Rawa girang 55. Rawa kantjing 94. Rédja (tjandi) 168. Rédjeni 247. Rénang 525. Renteng (tjandi) 152. Rétja 118, 150. Rétjasari 194. Rétjatangan 267, Rétjapada 295. Ringgit (Goenoeng) 501. Roempin 30, 144. Sadapaingan 62. Sadon 208. Saka (Kediri) 266. Salak (desa in Besoeki) 325. Salak (Top Goenoeng) in Buitenzorg 35. Salak datar (Preanger) 44. Salaman 144. Salatiga 95, 105. Saleh 208, Samapoera (tjandi) 190. Sambong 111. Sambirata 157. Sanan (tjandi) 175. Sanasari 296, 297. Sanen (rivier) 522, Sanga (Gédong) 90, 133, 179. Sanggariti 289. Sanggrahan (tjandi) 265. Santijong 56. Sangkanerang 66. Santria manggoeng 502. Sapan 49. Sarangan 207. Sari (Goenoeng) 154, 156. Sari (rivier) 296. Sari (tjandi) N°. 1 172 Sari (tjandi) N°, 2 177. Sawah (kampoeng) 52. Sawangan 117. Sawentar (tjandi) 271. Sawoek (tjandi) 170. Ségara goenoeng 100. Sekepeuris 46. Sela 99. Sela bale (grot) 259. Sela gana 145. Sela gria 91, 143, 179. Sela mangleng (grot) bij Kédiri 258. Sela mangleng (grot) bij Sanggrahan 264. Sela rong 144. Selabanteng 519. Selabradja 2899. Selakaton 87. Sémanding bij Béngle 271, 272. Sémanding bij Papoh 270. Sémanding bij tjandi Proedoeng 279. Sémangka 237. Sémar (tjandi) 125. Sémarang (residentie) 100. Sémárangan (tjandi) 173. Sémbadra 125. Sémen 260. Sémeroe (Goenoeng) 295, 509. Sémpolan 322. Séndang kamal 209. Séndara (Top Goenoeng) 118. Sépande 248. Serang lemo (Goenoeng) 65. Stana 214. Seuseupan 55. Sewoe (tjandi) 186. Sidaardja 224, 248. Sidamoekti 90. Sidatéka 226. Sigtmplong 82, 124. J 56 Sigolek (topje) 76. Sikoenir 89. Siman 259, 282, 284, Simpang 223, 224. Simpar (in Pékalongan) 82, 85. Simpar (pasanggrahan in Tégal) 76. Sindjaja (kali) 96. Sine 207, Singa (tjandi) 173. Singa barong (Goenoeng) 157. Singasari 352, 245, 298, 305. Sinoetoeg 82. Sirah kéting 211, 215, 214. Siwalan 87. Siwalan (Goenoeng) 271. Slarang I 71, 77. Slarang II 71. Sletring 524. Soebang (Goenoeng) 65. Soedjiwan (tjandi) 190. Soekamantri 54. 3 Soekaradja (in Limbangan) 51. Soekarédja (Besoeki) 523. Soekarëdja (district) 282. Soekarini (berg) 145. Soekasewoe 278. Soekoh 196, 199. Soektji 303. Soeling koelon 3523. Soemawana 90, 155. Soembêér djati 268. Soembêr goerit 227. Soembér pénganten 228. Soembér tjanteng 525. Soembér watoe 172. Soemberringin kidoel 266. Soembing (top Goenoeng) 118. Soeménép 315. Soemoer (tjandi) 247. Soeniarsih 75. Soepit oerang (district Toeren) 295. Soepit oerang (bij Malang) 296. Soerabaja (hoofdplaats) 225. Soerabaja (residentie) 224. Soerakérta (residentie) 199. Soeralaja (Goenoeng) 89. Soerawana (tjandi) 281. Soeroeh 162. Soesoekan 88, 90. Soesoeroe (Goenoeng) 45. Soetaréngga (top) 104. Soetja 522. Soetjen 154. Sokabanalaoet 515. Soro gedoeg 170. Srago 192, Srépeng 115, 130. Srikandi (tjandi) 123. Taaji 209. Tadjoek 95. Tal of Taäl 525. Talgapoh 256. Tambang-Roejoeng (berg) 46. Tambarak 142. Tampir 194. Tampomas (Goenoeng) 49. Tandjoeng kalang 255. Tandjoeng prioek 57. Tandjoeng tirta 164, 168. Tanggoengan 98. Tanggoelangin 248. Tapan 276. Taradjoe 52. Taroem 525. Tasik malaja (steen) 53. Tawang 195. Tawang mangoe 197, Tebasan (Goewa) 115. Tégal (hoofdplaats) 74. Tégal (residentie) 77. Tégal weroe 193. Tégal rédja 152. _ Tégal sari 214. Tégaron koelon 95. Tegawangi (tjandi) 280. Tegawanoe 97. Tékaran 199. Télaga (in Tjirébon) 61. Télahap 136, 149. Teélaja 157. Têlémaja (Goenoeng) 152. Téloek peusing 49. Témanggoeng 135, 140. Temoegoeroeh 3526. Témpoer 104. Tempoeroeng (rivier) 137. Templek 256. Tendjolaja 49. Téngah (tjandi) 234. Téngahan (Kédoe) 149. Téngaran (in Sëmarang) 96. Ténggaran (Soerabaja) 227. Ténggér (Goenoeng) 293. Ténggiling (bosch) 287. Tépas 269. Tépoes of Gong (Goewa) 115. Térban 220. Téroes (meer) 121. Tiana 155. Tindjong (tjandi) 1741. OUDHEDEN VAN JAVA. 57 Tingkir 96. Tirta 161. Tjabahan 191, Tjagak (Goenoeng) 57. Tjakra boewana (Goenoeng) 50. Tjakra wati (Goenoeng) 50. Tjala 105. Tjandi (Goenoeng) 161. Tjandi (desa) in Bantén 24. Tjandi (desa) in Bagélen 119. Tjandi (desa) in district Kédoe (Kédoe) 156. Tjandi (desa) in district Minoreh (Kédoe) 144. Tjandi (desa) in district Ngasinan (Kédoe) 151. Tjandi (desa) in district Prabalingga (Kédoe) 152. Tjandi (desa) in Jogja 161. Tjandi (kampoeng) in Buitenzorg 50. Tjandi doekoeh (doekoeh) 94. Tjandi gana 145. Tjandi gede (Goenoeng) 104. Tjandi goenoeng (desa) 145. Tjandi krikil (desa) 194. Tjandi oemboel (Kédoe) 151. Tjandi pari (desa) 247. Tjandi sewoe (landhuis) 186. Tjandi soembêër (desa) 155. Tjandipoera (desa) 510. Tjandipoera (tjandi) 509. Tjandragéni 258. Tjanggal 156. Tjangkring 260. Tjarikan 456. Tjaringin 23. Tjebong (meer) 121, 125. Tjeker 260. Tjêmara kandang (Goenoeng) 290. Tjéendana 61. Tjerimai (Goenoeng) 65. Tjëta 195. Tjëtohan (Kédoe) 151. Tjiamis 62, 63. Tjiampea 31, 57. Tjiampea (steen) 31. Tjiandjoer 44, 45. Tjiaroeten 51. Tji artja 41. Tjiawi 51. Tjibadak 45. Tjibeo 24. Tjibodas (Tjitjalengka, Preanger) 49. Tjibodas (Goenoeng) Buitenzorg 52. Tjiboeroej 52. Tjibogél 55. Tjigowong 37. Tjihtjir (Goenoeng) 53. Tjikadoe 77. Tjikaka 47. 22 558 Tjikapoendoeng 48. | 'Tritis (Goewa) 265. Tjikoeraj (Goenoeng) 52. Tjikopo 55. Tjilégon, in Tjitjalengka 51. Tjiloewar 52. Tjiloseh 53. Tjimalaka 51. Tjimanoek 25. Tjiomas (kramat) 54. Tjipakoe 63. Tjipamingkis 56. Tjipanas bij Patjet (Preanger) 45. Tjipanas in Bantén 24. Tjipanas in Tjitjalengka 50. Tjipanas (Preanger, district Palaboean) 41. Tjipandjaloe (Pasir) 48. Tjirébon (residentie) 67. Tjisalak in Krawang 57. Tjisolok 41. Tjitapen 64. Tjitjalengka 49. Tjitjatih 45. Tjitjapar 51. Tjiwidej 46. Tjiwongwongan (rivier) 25. Tjoblong 90. Tjoelamega (Goenoeng) 65. Tjoepoe 47. Tjoepoe watoe 168. Tjora manis 522. Tjrewek 99. Toeban 205. Toegoe (in Soerabaja) 221. Toegoe (in Batavia) 357. Toegoe (in Smarang) 88. Toelis (rivier) 110, 121. Toeloeng agoeng 262. Toemapel 269, 291. Toembrëp 156. Toempang (tjandi) 294. Toenggangri 266. Toenggoel (Boekit) 48. Toeren 292. Tradji 157, 188. Trailokijopoeri 250. Tralaja 230. Trasahan 157. Trawas 241. Trawoelan 251. Tresmi 144. Trinawindoe-beeld 298, 299. Troeka 526. Troeneng 227. Troetjoek 192. W aajak-gebergte 263, 264. Wadjak lor 265. Wajang (Goenoeng) 50. Walang sanga 76. Walikoekoen-gebergte 265. Wanadjaja 282. Wanakérsa 142. Wanapépak 149. Wanasaba 118, 119, 122, 130. Wanatirta 72. Wanasari (Jogja) 168. Wanasari (Kédoe) 134. Wangkal 514. Wangkéelang (Goenoeng) 53. Waroedjajeng 255. Waroedojong 62. Waroeng peuteuj 49. Watés 265. Watoe dodol 524. Watoe goedig (tjandi) 174. Watoe koempoel 77. Watoe pajoeng (Goenoeng) 104. Watoe patok 214. Watoe rong (grot) 144. Welirang (Goenoeng) 258, 240. Werkadara (tjandi) 124. Wérna (meer) 124. Widara pasar 524. Wilis (Goenoeng) 216, 260. Winong 519. Wiradana 159. Wirasari (Kedoe) 159. À Wirasari (Sémarang) 99. Woedjil 89. Woekir (Goenoeng) 156. Wotan 220. Wringin (Jogja) 162. Wringin anom 214, 215. Wringin brandjang 271. Wringin lawang (poort) 234. Wringin pitoe 249. Wringin sapta 249. Ziodiakbekers 282. À ek " . É Ä î d 4 N ee ante “4 in * \ vl N ‚ …; hd k Ld Md |, de al k zand Sl En ierk ad Pr ed Bahn ee hf Tr ee a 4 106 182 0 oi | n |