Skip to main content

Full text of "antisemitische incidenten"

See other formats


Tweede Kamer der Staten-Generaal 



2 



Vergaderjaar 2003-2004 



29 200 VI 



Vaststelling van de begrotingsstaat van het 
Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2004 



Nr. 62 



BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE 



Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 

Den Haag, 24 oktober 2003 

Hierbij ontvangt u mede namens de minister voor Vreemdelingenzal<en en 
Integratie informatie over de aanpal<van het l<abinet inzal<e antisemitische 
incidenten. Dit conform de toezegging die de minister-president tijdens de 
regeringsverl<laring op 12 juni jl. aan u heeft gedaan. 

Aanleiding was de motie van het lid Van der Vlies (SGP) over het opstellen 
van een plan van aanpak voor de bestrijding van antisemitisme^ . De heer 
Van der Vlies heeft zijn motie ingediend mede naar aanleiding van 
berichten van het Centrum Informatie en Documentatie Israel (CIDI), dat 
constateert dat er in Nederland een stijgende trend is van antisemitische 
incidenten^. 

Na de toezegging van de minister-president een brief te zullen zenden 
over de aanpak van antisemitisme, heeft het lid van der Vlies zijn motie 
ingetrokken. 

Actuele rapport CIDI over antisemitische incidenten in Nederland 



' Kamerstukken II 2002/03, 28 963, nr. 12, 

oorspronkelijk rondgedeeld onder 28 637, nr. 

45. Zie voorts Kamerstukken II 77, 77-4386/87 

en Kamerstukken II 76 4322; Debat over de 

regeringsverklaring. 

^ Antisemitische incidenten in Nederland, 

overzicht over het jaar 2002 en de periode 

1 januari-5 mei 2003, Drs. Hadassa Hirschfeld. 

Website: www.CIDI.nl. 

^ Brief van CIDI d.d. 13 juni 2003 aan de 

minister van Justitie en andere ministers, ter 

kennisneming door CIDI aan de Tweede 

Kamer gezonden. 



Het CIDI brengt sinds 1993 jaarlijks een rapport uit over antisemitische 
incidenten in Nederland. Het onderhavige rapport heeft betrekking op het 
jaar 2002 en de periode 1 januari tot 5 mei 2003. In een recent begeleidend 
schrijven geeft het CIDI aan zich zorgen te maken over het felt dat het 
aantal geregistreerde antisemitische incidenten in 2002 met 140% is 
gestegen^. Er zou sinds 1999 een groei zijn in het aantal meldingen van 
incidenten. Naar aanleiding van het rapport meldt het CIDI dat de sterke 
groei in de maanden april en mei van het jaar 2002 vooral te maken 
hebben met de acties van het Israelische leger tijdens de «operation 
defensive shield». Begin 2003 lag het aantal meldingen beduidend lager. 
Het CIDI constateert daarbij dat een belangrijke deel van de incidenten 
wordt veroorzaakt door jongeren van Noord-Afrikaanse afkomst. 

De ontwikkelingen die het CIDI - kort samengevat - noemt, zijn: 

- Onder de jongeren van de tweede en derde generatie Arabische immi- 



KST71303 

0304tkkst29200VI-62 
ISSN 0921 -7371 
Sdu Uitgevers 
's-Gravenhage 2003 



Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29 200 VI, nr. 62 



granten ontstaat een neiging om geen onderscheid te maken tussen 
Israeli's en Nederlandse joden en zij zien deze laatste groep als hun 
vijand. 

- Het begint modieus te worden joden een negatieve rol in de politiek of 
economie toe te bedelen. 

- Er is een toename van antisemitische uitingen op het internet. Landen 
als de Verenigde Staten zijn niet bereid om in te grijpen op grond van 
de «freedom of speech». Daarnaast kan deze toename een gevolg zijn 
van hetfeit dat justitie strafklachten tegen Nederlandse betrokkenen 
niet oppakt. Hierdoor weten racistische antisemitische internetsites tot 
dusverre aan vervolging te ontkomen. 

De aanbevelingen die door het CIDI worden gedaan liggen op het terrein 
van betere implementatie van de antiracisme wetgeving door politie en 
justitie, uitbreiden van de dialoog tussen Arabische en joodse Nederlan- 
ders, aandacht in het onderwijs voor het verschijnsel antisemitisme, een 
Internationale aanpakvan grensoverschrijdende antisemitische uitingen 
die via het internet of satelietuitzendingen Nederland binnenkomen en 
een actievere opstelling van politici tegen antisemitisme. 

Aanpak van het kabinet inzake antisemitische incidenten 

Het kabinet is verontrust over de door het CIDI geconstateerde stijging in 
het aantal meldingen van antisemitische incidenten. Ook het Meldpunt 
Discriminatie Internet (MDI) meldt een stijging. De jaarverslagen 2002 en 
2001 geven enige indicatie: 584 antisemitische uitingen (waarvan 51 holo- 
caust ontkenning) in 2002 tegen 197 uitingen in 2001. Het kabinet is even- 
eens bezorgd over de bevindingen van het CIDI dat een belangrijke deel 
van de antisemitische incidenten wordt veroorzaakt door jongeren van 
Noord-Afrikaanse afkomst. Ouders hebben bij hettegengaan van antise- 
mitische incidenten de eerste verantwoordelijkheid via de ouderlijke 
opvoeding. Ook door scholen wordt bijgedragen aan het bestrijden van 
discriminatie en het bevorderen van respect en tolerantie (zie onder 
«Aanpak Onderwijs»). Voorts kan middeis het maatschappelijk debat en 
dialoog dit probleem nader aan de orde gesteld worden. Hiervoor worden 
door diverse particuliere organisaties reeds diverse initiatieven ontpiooid, 
weike navolging dienen te krijgen (zie onder «Aanpak door dialoog»). 

Het kabinet is van mening dat discriminatie, racisme en antisemitisme 
immoreel is en in strijd met de Grondwet en mensenrechtenverdragen. 
Het zijn ongewenste maatschappelijke verschijnselen die bovendien een 
negatieve invloed hebben op integratie. Daar dient hard en effectief tegen 
te worden opgetreden. 

Het voorgaande kabinet heeft vorig jaar al melding gemaakt van de 
verschillende maatregelen die zijn genomen en die er mede toe strekken 
antisemitische uitingen en incidenten te voorkomen en te bestrijden\ 
Deze maatregelen blijven voor dit kabinet overeind staan en dienen de 
gelegenheid te krijgen hun werking te bewijzen.^ 



^ beantwoording van de kamervragen van het 
lid Dittrich over dit onderwerp (TK 1433, 
vergaderjaar 2001-2002). 

^ voor de stand van zal<en van diverse maatre- 
gelen wordt u gewezen op de Rapportage 
Integratiebeleid Etnische Minderheden 2003 
(RIEM 2003), hoofdstuk 5, dat bij Prinsjesdag 
aan de Kamer is toegezonden. 
= Reg. Nr. 2003A005. 



Er zijn daarnaast een aantal aanvullende maatregelen genomen. Deze 
aanvullende maatregelen komen in deze brief onder de volgende thema's 
achtereenvolgens aan de orde: Aanpak Openbaar Ministerie, Aanpak 
Politie, Aanpak Onderwijs, Aanpak in Internationale context, Aanpak voor 
dialoog. 

Aanpak Openbaar Ministerie 

Op 1 aprii 2003 is de nieuwe Aanwijzing Discriminatie van het College van 
procureurs-generaal in werking getreden.^ In de Aanwijzing worden 
regels gegeven over de opsporing en vervolging van discriminatie 



Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29 200 VI, nr. 62 



alsmede procedurevoorschriften voor het OM en de politie, daar waar het 
gaat om aangiften en klachten betreffende discriminatie. Aanbevelingen 
van de Landelijke Vereniging van Anti Discriminatie Bureaus (LVADB) en 
het Landelijl< Bureau ter Bestrijding van Rassendiscriminatie zijn in de 
nieuwe Aanwijzing Discriminatie meegenomen. 

Overeenl<omstig de Aanwijzing Discriminatie dient van alle aangiften en 
l<lachten betreffende discriminatie een proces-verbaal te worden opge- 
maai<t. Bij overtreding van discriminatiebepalingen in het Wetboel< van 
Strafrecht volgt altijd een strafrechteliji<e reactie, indien de zaai< bewijs- 
baar is. Bij de overtreding van andere commune strafbare feiten met een 
discriminatoire achtergrond dient deze discriminatoire achtergrond te 
worden benadrukt in het requisitoir en als strafverzwarende omstandig- 
heid in de eis te worden betrokken. De eis dient met 25% te worden 
verhoogd. 

Activiteiten van neofascisten worden nauwgezet gevolgd en waar nodig 
wordt tegen discriminatoire activiteiten opgetreden. Conform de Aanwij- 
zing Discriminatie heeft het Openbaar Ministerie een actief vervolgings- 
beleid ten aanzien van verschillende verschijningsvormen van discrimi- 
natie. 

Aangiftes van antisemitisme worden serieus genomen. IVIet betrekking tot 
de behandeling van zaken met antisemitische achtergrond wijs ik, ter 
illustratie, naar de volgende cijfers. In 2001 en 2002 werden volgens cijfers 
van het Landelijke Expertisecentrum Discriminatie (LECD) in totaal bij de 
arrondissementsparketten 198 resp. 242 discriminatiezaken ingeschreven. 
Daarbij ging het in 41 gevallen om antisemitisme. In 2002 volgde van de 
in totaal 281 afgedane discriminatiezaken in 147 zaken (55%) een dagvaar- 
ding, in 47 zaken (17%) een transactie en in 5 zaken (2%) een voorwaarde- 
lijke sepot. Specifieke cijfers ten aanzien van de afdoening per type discri- 
minatie zijn niet voorhanden. 

Het CIDI heeft voorts aangegeven dat het van mening is dat het OM 
tekortschiet in de aanpak van antisemitisme op internet. 
Het kabinet onderschrijft dit standpunt niet. 

Blijkens het rapport Cijfers in Beeld 1998-2002 van het LECD is de aanpak 
van discriminatie op internet moeilijk en als zodanig voor verbetering 
vatbaar. Het LECD heeft daarom in samenspraak met het Parket 
Amsterdam, het Meldpunt Discriminatie Internet (MDI) en de politie 
Amsterdam-Amstelland een overlegstructuur in het leven geroepen 
waarin gestreefd wordt om vanuit de verschillende disciplines discrimi- 
natie op het internet tegen te gaan en strafbare uit(lat)ingen strafrechtelijk 
te vervolgen. 

Het ministerie van Justitie subsidieert het MDI. Het doel van het MDI is, op 
basis van ontvangen meldingen van discriminatoire uitingen, deze 
uitingen op internet te doen verwijderen. Bij weigering benadert het MDI 
de betrokken internet service provider; zo nodig wordt aangifte gedaan. 
Het MDI vervult hiermee een belangrijke rol bij de bestrijding van deze 
verschijningsvorm van racisme. 

In dit verband kan verder worden verwezen naar de beantwoording op 
9 december 2002 van de kamervragen d.d. 18 oktober 2002 van het lid 
Rehwinkel (FVdA) aan de ministers van BZK en Justitie over het toene- 
mende aantal geweld- en doodsbedreigingen via internet en de maatre- 
gelen die het kabinet neemt om deze bedreigingen tegen te gaan. 



Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29 200 VI, nr. 62 



Aanpak Politie 

Per 1 September 2002 is het project Landelijk Bureau Discriminatiezaken 
politie (LBD), een initiatief van de Raad van Hoofdcommissarissen, opera- 
tioneel geworden. Medewerkers van het project LBD hebben recent een 
«Quickscan discriminatiebestrijding politie» in alle politieregio's uitge- 
voerd en afgerond. 

De Raad van Hoofdcommissarissen zai op grond van aanbevelingen naar 
aanleiding van in de quickscan geconstateerde knelpunten op terreinen 
zoals technische mogelijkheden van de bedrijfsprocessystemen, deskun- 
digheid, samenwerking met regionale en landelijke (keten-)partners, 
beschikbaarheid expertise voor de regiokorpsen, internetdiscriminatie, 
omgang met klagers/slachtoffers, etc., tot standpunten komen. 

Aanpak Onderwijs 

In de Wet op het Primair Onderwijs (art. 8, derde lid), de Wet op het Voort- 
gezet Onderwijs (art. 17) en de Wet op de Expertise Centra (art.11, derde 
lid) is vastgelegd dat het onderwijs ervan uitgaat dat leerlingen opgroeien 
in een multiculturele samenleving. Dit is verder ultgewerkt in kerndoelen. 
Het ministerie van OC&W heeft in die kerndoelen aangegeven dat leer- 
lingen moeten leren over bijvoorbeeld de eigen cultuur en andere 
culturen, overeenkomsten tussen geestelijke stromingen in Nederland, 
verschijnselen als discriminatie en intolerantie en het bevorderen van 
respectvol gedrag jegens groepen en individuen in de samenleving. De 
Inspectie van het Onderwijs ziet erop toe dat scholen de kerndoelen 
aanbieden. 

Zo is er expliciet aandacht voor de jodenvervolging in de Tweede Wereld- 
oorlog. 

Voor de invulling van genoemde kerndoelen kunnen scholen lesmateriaal 
verzamelen bij verschillende organisaties. Een aantal van die organisaties 
heeft voor het ontwikkelen van lesmateriaal subsidie gekregen van het 
ministerie van VWS. 

In het onlangs gepubliceerde onderzoek van de Citogroep «Balans van het 
geschiedenisonderwijs aan het einde van de basisschool» is bekeken in 
weike mate leraren aandacht besteden aan de kerndoelen voor geschie- 
denis en samenleving. Daaruit blijkt dat leraren relatief veel aandacht 
besteden aan de onderwerpen «discriminatie en tolerantie», «geestelijke 
en godsdienstige stromingen: overeenkomsten en verschillen» en «crisis- 
jaren en Tweede Wereldoorlog». 

Het kabinet kent hoge prioriteit toe aan veiligheid op scholen. Uitgangs- 
punt is te komen tot een structurele verankering van het veiligheidsbeleid 
in de scholen en onderwijsinstellingen. De komende jaren blijft de rijks- 
overheid dan ook investeren in een goede ondersteuning van scholen bij 
hun veiligheidsbeleid. Zo blijft het «Platform Veiligheid en geweld» voort- 
bestaan als netwerk voor bve-instellingen op het gebied van integraal 
veiligheidsbeleid. Scholen voor primair en voortgezet onderwijs kunnen 
voor ondersteuning een beroep doen op het Transferpunt Jongeren, 
School en Veiligheid, waar ook de Onderwijstelefoon is ondergebracht. 
Deze laatste is bedoeld als hulplijn voor leerlingen, ouders en onderwijs- 
personeel bij onveiligheid op school. Een voorbeeld waarin preventief 
concrete acties zijn ondernomen, is in het begin van de oorlog in Irak. Om 
scholen voor te bereiden op mogelijke reacties binnen de school konden 
zij bij het begin van deze oorlog beschikken over een flink aantal hulpmid- 
delen, zoals een praktische hulpwijzer, een themabrief en een lesbrief met 
handleiding voor klasgebruik. 

Het door scholen gevoerde veiligheidsbeleid, moet samen met een effec- 
tieve samenwerking met andere instanties zoals politie, justitie en jeugd- 



Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29 200 VI, nr. 62 



zorg, een klimaat scheppen waarin antisemitisme niet voorkomt. Waar 
nodig moet het antwoord kunnen bieden op antisemitische incidenten in 
de school. 

Scholen moeten zich tegenover de Inspectie verantwoorden over hun 
veiligheidsbeleid. In de Wet op het Onderwijstoezicht is bovendien opge- 
nomen dat ernstige vormen van fysiek en psychisch geweld kunnen 
worden gemeld bij vertrouwensinspecteurs. 

Het ministerie van VWS kent een projectenbeleid jeugdvoorlichting WO 
ll-heden. Voor dit projectenbeleid is momenteel 1,2 miljoen op jaarbasis 
beschikbaar. De jeugdvoorlichting heeft als doel informatie te geven over 
het verlies van vrijheid en andere grondrechten tijdens de Tweede Wereld- 
oorlog. Dit resulteerde in vervolging en onderdrukking, met name van 
joden en zigeuners. Racisme, discriminatie en vooroordelen speelden 
daarbij een belangrijke rol. Door jongeren hierover voor te lichten, kunnen 
zij zich beter bewust worden van de gevaren van vooroordelen. Een ander 
doel van de jeugdvoorlichting is het kweken van respect voor oorlogs- 
getroffenen en het kenbaar maken van de motieven voor het herdenken 
van de doden en het vieren van de bevrijding. Actieve voorlichting is 
nodig zodat de jeugd herdenken en vieren blijft begrijpen, waarbij er 
speciaal aandacht moet zijn voor jongeren met een andere culturele 
achtergrond. 

Aanpak in 'Internationale context 

De Organisatie voor Veillgheid en Samenwerking in Europe (OVSE), 
waarvan Nederland in 2003 het voorzitterschap bekleedt, besteedt ruime 
aandacht aan het onderwerp tolerantle en non-discriminatie, waaronder 
de bestrijding van antisemitisme, racisme, xenofobie en discriminatie. Zo 
vond op 19 en 20 juli jl. in Wenen de OVSE «Conference on Anti- 
Semitism» plaats, en werd op 3 en 4 September de OVSE «Conference on 
Racism, Xenophobia and Discrimination)) gehouden. De resultaten van 
beide bijeenkomsten zullen op 14 oktober a.s. aan de orde komen op de 
OVSE Implementatiebijeenkomst inzake de Menseiijke Dimensie, waarbij 
ook zai worden bezien op weike wijze hieraan verder vervolg zou worden 
gegeven. 

In de Taskforce for International Cooperation on Holocaust Education, 
Remembrance and Research (ITF), waarin de ministeries van VWS en 
Buitenlandse Zaken namens Nederland zitting hebben, is antisemitisme 
een belangrijk aandachtspunt. De ITF is een informele organisatie 
waaraan 1 5 landen deelnemen, zowei op regeringsniveau als op NGO 
niveau. De ITF houdt zich voornamelijk bezig met kennis- en informatie 
uitwisseling op het gebied van Holocaust educatie, onderzoek en herden- 
king. 

Aanpal< door diaioog 

In 2002 is het Nationaal Platform voor overleg en samenwerking tegen 
Racisme en Discriminatie (NPRD) ingesteld. Het NPRD is een periodiek 
ontmoetingspunt voor uitwisseling van gedachten en afstemming van 
initiatieven op het terrein van discriminatiebestrijding. Het NPRD draagt 
zo bij aan de bevordering van het maatschappelijk debat en diaioog. 
Voorts heeft het NPRD tot taak een advies uit te brengen aan de minister 
voor Vreemdeiingenzaken en Integratie over het hieronder genoemde 
NAP NL/antiracisme. 

In het NPRD hebben onafhankelijke experts zitting die door landelijke 
vertegenwoordigingen van overheden en maatschappelijke organisaties 
zijn voorgedragen ten behoeve van een gezamenlijke agendasteliing. De 



Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29 200 VI, nr. 62 



experts in het NPRD nemen daarin deel zonder last of ruggespraak. Ook 

het CIDI heeft een lid voorgedragen voor zitting in het NPRD. 

Voorts zijn er particuliere initiatieven, die bijdragen aan het bevorderen 

van dialoog. «Een Ander Joods Geiuid», zwengelt het debat aan en steunt 

vredesinitiatieven met als uitgangspunt de aigemeen aanvaarde begin- 

selen van gelijkheid, verdraagzaamheid en menselijkheid, zoals vastge- 

legd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. 

In de Nederlandse Coalitie voor Vrede roepen Joden, Palestijnen en Isla- 

mieten in Nederland op tot het gezamenlijk inzetten voor vrede in het 

Midden-Oosten. 

Slot 

Antisemitisme onderdeel van brede aanpak discriminatie 

De inspanningen van dit kabinet voor het bestrijden van antisemitisme 
gaan onverminderd voort. Het kabinet zai voor het bestrijden van antise- 
mitisme geen nieuw aanvullend beleid ontwikkelen maar brengt het onder 
in een gedegen en breed gedragen aanpak van het bestrijden van discri- 
minatie in zijn geheel. 

Om dit te bewerkstelligen heeft het kabinet een aantal verbetertrajecten 
op stapel staan. 

Het kabinet is van mening dat de diverse antidiscriminatie organisaties 
structureel moeten samenwerken dan wel fuseren. Zij zaI hen daartoe 
aanzetten. Verder zaI het kabinet de maatschappelijke ontwikkeiingen op 
het terrein van racisme en discriminatie door vormen van nauwgezette 
monitoring consequent in kaart blijven brengen. 

Deze aanpak vindt zijn grondsiag onder andere in het Nationaal Actie- 
programma tegen Racisme en Discriminatie (NAP NL/antiracisme). Dit 
programme vioeit voort uit de Internationale afspraken zoals in September 
2001 gemaakt zijn tijdens de VN-Wereld Conferentie tegen Racisme, 
rassendiscriminatie, vreemdelingenhaat en aanverwante onverdraag- 
zaamheid te Durban. 

Aan het Actieprogramma wordt de laatste hand gelegd en deze zaI dit jaar 
nog aan de Kamer worden aangeboden. 

De Minister van Justitie, 
J. R H. Donner 



Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29 200 VI, nr. 62