Skip to main content

Full text of "De Uithangteekens in verband met Geschiedenis en Volksleven beschouwd"

See other formats


This is a digital copy of a book that was preserved for generations on library shelves before it was carefully scanned by Google as part of a project 
to make the world's books discoverable online. 

It has survived long enough for the copyright to expire and the book to enter the public domain. A public domain book is one that was never subject 
to copyright or whose legal copyright term has expired. Whether a book is in the public domain may vary country to country. Public domain books 
are our gateways to the past, representing a wealth of history, culture and knowledge that's often difficult to discover. 

Marks, notations and other marginalia present in the original volume will appear in this file - a reminder of this book's long journey from the 
publisher to a library and finally to you. 

Usage guidelines 

Google is proud to partner with libraries to digitize public domain materials and make them widely accessible. Public domain books belong to the 
public and we are merely their custodians. Nevertheless, this work is expensive, so in order to keep providing this resource, we have taken steps to 
prevent abuse by commercial parties, including placing technical restrictions on automated querying. 

We also ask that you: 

+ Make non-commercial use of the files We designed Google Book Search for use by individuals, and we request that you use these files for 
personal, non-commercial purposes. 

+ Refrain from automated querying Do not send automated queries of any sort to Google's system: If you are conducting research on machine 
translation, optical character recognition or other areas where access to a large amount of text is helpful, please contact us. We encourage the 
use of public domain materials for these purposes and may be able to help. 

+ Maintain attribution The Google "watermark" you see on each file is essential for informing people about this project and helping them find 
additional materials through Google Book Search. Please do not remove it. 

+ Keep it legal Whatever your use, remember that you are responsible for ensuring that what you are doing is legal. Do not assume that just 
because we believe a book is in the public domain for users in the United States, that the work is also in the public domain for users in other 
countries. Whether a book is still in copyright varies from country to country, and we can't offer guidance on whether any specific use of 
any specific book is allowed. Please do not assume that a book's appearance in Google Book Search means it can be used in any manner 
anywhere in the world. Copyright infringement liability can be quite severe. 

About Google Book Search 

Google's mission is to organize the world's information and to make it universally accessible and useful. Google Book Search helps readers 
discover the world's books while helping authors and publishers reach new audiences. You can search through the full text of this book on the web 

at http : //books . google . com/| 




Over dit boek 

Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat 
doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. 

Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke 
domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land 
verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van 
geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. 

Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de 
lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. 

Richtlijnen voor gebruik 

Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken 
uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven 
leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciele partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op 
automatisch zoeken. 

Verder vragen we u het volgende: 

+ Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciele doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door 
individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciele doeleinden. 

+ Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek 
doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelhe- 
den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien 
hiermee van dienst zijn. 

+ Laat de eigendomsverklaring staan Het "watermerk" van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het 
project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. 

+ Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er 
niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is 
voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval 
met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het 
eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. 

Informatie over Zoeken naar boeken met Google 

Het doel van Google is om alle informatie wereld wij d toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit 
allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en ui tgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken 



op het web via http: //books .google . com 



/Goosle 



Digitized by 



Google 



Digitized by 



Google 



Digitized by 



Google 



Digitized by 



Google 



DE 

UITHANGTEEKENS. 



Digitized by 



Google 



Digitized by 



Google 



in verband metGeschiedenis en Volksleveu beschouwd, • 



door 



K J. van Lennep en J. ter Gouw. 



Twe e d e »1 <* c 1 




D'lBO'OD TAW S1EHSE, 



Amsterdam, 
Gebroeders Kraay. 



1868. 



Digitized by 



Google 



Digitized by 



Google 



D E 

UITHANGTEERENS 

in verband met tjtesehiedenis en Volksleven besokonwd, 



M r . J. VAN LENNEP en J. TER GOUW. 



Geillustreerd met ruim 300 Boekdruketsen van 
F. W. ZURCHER. 



Tweede Dee I. 

A A :;H 



AMSTERDAM, 

GEBROEDERS KRAAY. 

1868. 



Digitized by 



Google 



^Y7<66~2 






^toomdriikkerij van Ocbroedera Binger, Amsterdam. 



Digitized by 



Google 



VERVOLG 



NAAMLIJST DER INTEEKENAARS. 



Het Departement voor de zaken der R. K. Eeredienst te "s Gravenhage. 

Konigl. Offentl. Hof- und Staats-Bibliotheek zu Munchen. 

Het Friesch Genootschap voor Geschied- Oudheid- en Taalkunde te 

Leeu warden. 
De Maatschappij „Felix Meritis" afdeeling Letterkunde te Amsterdam. 
De Districts-Bibliotheek van Dordrecht. 
De Leesbibiiotheek te Soerabaya. 
Het Rotterdamsch Leeskabinet. 
Het Leesgezelschap „Voorwaarts" te Amsterdam. 
Het Leesgezelschap te Bergambacht. 
Het Leesgezelschap „Tot Beschaving enz." te Doesburg. 
Het Leesgezelschap „Nut en Genoegen" te Dordrecht. 
Het Officieren Leesgezelschap te Haarlem. 
Het Leesgezelschap „Tot Nut en Genoegen 1 ' te Haarlem. 
Het Leesgezelschap „Vereeniging" te Haarlem. 
Het Leesgezelschap „Kennis en Genoegen" aan den Helder. 
Het Leesgezelschap „Nut en Vermaak" te Heusden. 
Het Leesgezelschap onder de zinspreuk „Tot Zinnelijk Vermaak en 

Zedelijk Genoegen 1 ' te Koog en Zaandijk. 
Het Leesgezelschap jjVaria 1 ' te Macasser. 
Het Leesgezelschap „Kennis en Smaak" te Middelburg. 
Het Leesgezelschap te Muntok. 
Het Leesgezelschap j^aarheidsliefde 1 ' te Nijkerk. 
Het Leesgezelschap „Keur van Letteroogst" te Paramaribo. 



Digitized by 



Google 



NAAMLIJST DF.R 1NTEF.KF.NAAKS. 



Het Leesgezelschap „Amicitia" te Sidho Ardjo. 
Het Leesgezelschap „Verscheidenheid 1 ' te Weesp. 
Het Leesgezelschap te Warfum. 
Het Onderwijzers Gezelschap te Wolvega. 



Aarlanderveen. 
0. P. Aartse. 
J. C. van Kerkwijk. 

A 1 m e 1 o. 
W. J. Mesritz. 

A 1 ph en. 
W. Cambier van Nooten. 

Amersfoort. 

H. Blom. 
H. Heinzel. 

Amsterdam. 
G. Bakker. 
J. C. Belinfante. 
B. H. Blankenberg, Jr. 
J. Borski. 

La Grappe Dominicus. 
Mevr. de wed. P. Elias — Arnt- 

senius. 
J. H. van Eys. 
P. Smidt van Gelder. 
J. C. Greive, Jr. 
W. Heineken. 
J. G. Helt. 
A. van der Hoeven. 
J. de Jong Schouwenburg. 
Kerkhoven & Coutinho. 
J. J. Kroon. 
J. H. Kruseman Aretz. 
H. M. Labouchere. 
A. L. J. Landre\ 



C. Lind. 

A. Luden. 

ML E. Malefeyt. 

A. A. Martini Buys. 

J. A. Matthes. 

C. Noorduijn. 

C. J. Q. Noteboom. 

U. H. van Notten. 

W. van Oosterwijk Bruyn. 

H. Oyens. 

Mevr. van de Poll. 

A. J. van de Poll. 

J. H. V. Eieraens. 

Jhr. W. Roell. 

Jhr. H. J. Rutgers v. Rozenburg. 

Scheltema & Holkema. 

G. Sommeling. 

C. A. Spin, Jr. 

H. N. Tetterode. 

Mej. C. Toe Laer. 

Baron C. J. Tuyll van Seroos- 

kerke. 
H. Vos. 
J. B. Westerwoudt. 

Amhera. 

W. L. Bleckmann. 

J. C. Engelhart. 

Mr. A. de Jong. 

Mr. J. M. de Kempenaer. 

C W. Graaf v. LimburgStirum. 

B a n d o u g. 
J. C. Ku miner. 



Digitized by 



Google 



NAAMLUST DER 1NTFEKKNAARS. 



VII 



Ba ta v ia. 
N. P. van den Berg. 
P. L. de Gaay Fortman. 
Lange & Co. 

Beek. 
Mevr. Geiselmans. 

Bergen op Zoom. 

L. J. Kesper. 
J. Knuppe. 
Lambert de Earn. 

de Bilt. 
C. E. Fraser. 

Breda. 
Lt. van der Weg. 

Dalfsen. 
W. J. G. Baron Bentinck. 



Delft. 



R. Fennema. 
J. H. Lux. 

Delfts haven. 
J. M. Vuylsteke. 

Deventer. 

Mevr. de Wed. Halbertsma, Ha- 
maker. 

D i x m u i d e n. 
P. C. Rembry. 

Dordrecht. 

A. H. van den Blijk. 
D. van Tienen Jansse. 
Mej. J. van der Schoor. 



Ee. 
E. F. Meindersma. 

E 1 b u r g. 
A. van Nieuwbeert Oonk. 

Enkhuizen. 
A. K. Daneels van Wijkliuyse. 

Franeker. 
G. Haima v. d. Wal. 

G e Id e r n. 
Fr. Nettesheim. 

Gent. 
Jos. Peeters. 

Goes. 
Z. D. van der Bilt la Motthe. 

G o r i n c h e m. 

D. Brandt. 

G o u d a. 

G. B. van Goor Zonen. 
A. Quant. 

's Gravenhage. 

J. E. Andries. 

Bodien. 

J. F. G.-Boerlage. 

E. H. E. Graaf van Bylandt. 
Mr. C. H. Gockinga. 

M. W. L. Hartt. 
Mr. L. P. op den Hooff. 
J. C. van der Muelen. 
H. C. Playter. 

Jonkvr. Gravinne E. van Rech- 
teren. 



Digitized by 



Google 



VIII 



NAAMLIJST HER INTEEKENAARS. 



J. Siliakus. 

C. Stam. 
Y. Ykema. 

Groningen. 

Pi:of. W. Modderman. 
K. J. Schierbeek, R.Jzn. 
P. van Wicheren, Hz. 

Haarlem. 

A. W. Bruna. 

P. van Cittert 

H. Lalau. 

J. H. Stoel. 

Mons r . G. P. Wilmer. 

H a r d e r w ij k. 
F. Alb. O. de Ridder. 

H a v e 1 1 e. 
J. J. Swiers. 

Heerde. 
E. Vas Visser. 

H eld en. 
J. van Reymersdael. 

's Hertx>genbosch. 

W. C. G. Abbema. 

D. A. de Haan. 

A. H. Kante. 

J o u r e. 
Jhr. V. L. Vegelin v. Claerbergen. 

Karapen. 

B. Berghuys. 

K a p e 1 1 e. 
Leendert Wouterse. 



Koog a/d Zaan. 
P. Out. 
C. E. Smit. 

Leerdara. 

C. van Tuinen & Zn. 

H. J. Droogleever Spiegel. 

Leeu warden. 

E. Baron Collot d'Escury. 
H. Bokma. 

Leiden. 

Mr. J. T. Bodel Nyenhuis. 
Mr. A. E. v. Boelens van Eysinga. 

C. van Eysinga. 

E. G. de Gelder. 

D. Noothoven van Goor. 
Dr. C. Leemans. 

L. A. Leenders. 
M. C. L. Lotsy. 

F. P. ter Meulen. 
T. B. Rinses. 

O. Thissen. 

Lo ch em. 
H. G. Hartman, Jzn. 

Maastricht. 
Mr. C. Bergers. 

M e p p e 1. 
H. Tuinhout. 

Middelburg. 

G. W. Bergmans. 
H. A. Boudewijnse, 
G. N. de Stoppelaar. 

Naa r de n. 
Dr. G. P. J. Mol. 



Digitized by 



Google 



NAAMLIJST DER INTEEKENAARS. 

Nieuwerkerk a/d Yssel. 



IX 



H. G. Holsteyn. 

Nieuwveen. 
D. van Hulst. 

N ij m e g e n. 

A. Cranendoncq & Zonen. 
Mevr. Wed. Most. 
W. Viersen. 

N ij k e r k. 

G. F. Callenbach. 
A. H. Ouwens. 

O en e. 
G. H. van Hengel, Jr. 

Oldebroek. 
A. J. van Asselt. 

Oldemarkt. 
J. van der Meer. 

Onstwedde. 
T. Eletna. 

Oud-Beijerland. 
J. de Jong. 

R a a 1 1 e. 

D. Baron van Slingelandt. 

Ridderkerk. 
Job* van der Vorm. 

Rh od en. 
G. J. H. Ebbinge Wubben. 

Rotterdam. 

E. Balguerie Guerin. 



Mr. H. J. van Buren. 

J. H. Dunk. 

Mr. G. J. de Haas. 

H. Heykamp. 

Mr. A. Hoynck van Papen- 

drecht. 
W. G. van Krieken. 
F. A. Landsman. 
J. Mees. 
H. Rochussen. 
H. Roelofs Heyrmans, Jr. 
J. R. Smalt. 
J. G. Thooft. 
J. Tiele. 

D e R ij p. 

J\ Blaauw, Azn. 
P. van Raven. 

S n ee k. 
Mr. J. J. Bolraan. 

Soerabaya. 
Thieme & Co. 

Tangerang. 
C. Tromp. 

T h o 1 e 11. 
Dr. Boom. 

U s k w e r d. 
W. Janssonius. 

Utrecht. 

Jhr. W. H. de Beaufort. 
Jhr. F. K. Bosch. 
F. A. Manus v. d. Jagt. 
H. F. Kamphuyzen. 
Mr. C. R. Merkus. 



Digitized by 



Google 



NAAMLIJST PER INTKKKKNAARS. 



Jhr. J. A. A. C. Ridder van 

Rappard. 
G. J. Roijaards. 
Mr. W. J. Rooijaards v. d. Ham. 
H. J. A. M. Schaepnian. 
Douair. W. H. P. Baron van 

Utenhoven. 
A. van Velthuysen, 
J. Rouppe van der Voort 

Veenwouden. 
Dr. T. Spree. 

V e n 1 o. 

Wed. H. H. Uyttenbroeck. 
J. B. Zelis. 

Winschoten. 

Dr. J. Bosman Tresling. 
Mr. A. J. de Sitter. 
Mr. B. Haitzema Vietor. 

Wissekerke. 
G. L. van der Heyde. 



W o lfaar t sd ij k. 
Mr. C. P. Lenshoek. 

W o 1 vega. 

T. K. Buitinga. 
N. O. Veenstra. 

Wormer. 
Hero Stant. 

Z al t-B ommel. 
Job'. Noman & Zoon. 

Zutphen. 
W. J. Thieme & Co. 

Z u y 1 e n. 
Baron Tuyll van Zuylen. 

Z w a r t s 1 u i s. 
A. van der Flier. 



Digitized by 



Google 



I N H U D. 



DERDE BOEK. 
Emblematiek. 



EERSTE HOOFDSTUK. 

BU. 

Z1NNEBEELDEN 1 

TWEEDE HOOFDSTUK. 

ZINNEBEELDEN AAN VOLKSSPROOKJES ENZ. ONTLEEND 18 

I. De Man in de Maan 18 

II. De Vrouw zonder Hoofd 20 

III. De Hond in den Pot 24, 

IV. Het Paard in de Wieg 25 

V. Nog ecnige andere 27 

DERDE HOOFDSTUK. 

SPREEKWOORDEN .30 

VIERDE HOOFDSTUK. 

ZINNEBEELDIGE VOORSTELLINGEN VAN GEDACHTEN, GEVOELENS EN WENSCHEN 85 

VIJFDE HOOFDSTUK. 

ZINSPELINGEN OP DEN NAAM VAN DEN HUISHEER 41 



VIERDE BOEK. 
Bijbelsche en Kerkelijke figaren. 



EERSTE HOOFDSTUK. 

BIJBELSCHE HISTOR1E 45 

I. Oude Testament 47 

II. Nicuwe Testament 74 



Digitized by 



Google 



XII I N H O U D. 

TWEEDE HOOFDSTUK. Blr . 

Z1NSPELINGEN OP BIJBELPLAATSEN 82 

I. Oude Testament 82 

II. Nieuwe Testament 86 

DERDE HOOFDSTUK. 

HEMEL, HEL EN VAGEVUUR, ENGELEN EN DUIVELS 93 

I. Hemel, Hel en Vagevuur 93 

II. Engelen 95 

III. Duivels 98 

VIERDE HOOFDSTUK. 

HE1LIGEN 102 

VIJFDE HOOFDSTUK. 

KERKELIJKE PERSONEN EN ZAKEN 124 

I. Personen 124 

II. Zaken 127 



VIJFDE BOEK. 
De Mensch en z ij n Bedrijf. 



EERSTE HOOFDSTUK. 

MENSCH ENBEELDJES 133 

I. Beeldjes, die den man zelven te zien geveri 183 

II. • die als zinnebeelden of vcrtegenwoordigers van net bedrijf 

te achten zijn 144 

III. » die de klanten of bezoekers voorstellen 150 

IV. » die op den naam van den winkelier zinspelen 157 

V. • die een woordspeling bevatten 158 

VI. » die op gebeurtenissen betrekking hebben, of naaraanleiding 

van een bijzondere gelegenbeid gesteld of genocmd zijn . 159 

VII. » die hun oorsprong aan bijbelsche voorstellingen ontleenen 160 

VIII. Vermakelijke of satyrieke voorstellingen 161 

IX. Willckeurige of onzekere 165 

TWEEDE HOOFDSTUK. 

LICHAAMSDEELEN 168 

DERDE HOOFDSTUK. 

HANDEL, SCHEEPVAART, LANDBOUW EN VISSCHERIJ; FABRIEKEN, WINKELS 

EN WERKPLAATSEN 176 



Digitized by 



Google 



I N H O U D. XIII 

VIERDE HOOFDSTUK. bu. 

HANDELSARTIKELEN 184 

VIJFDE HOOFDSTUK. 

MUNTEN EN MEDAILLES 192 

ZESDE HOOFDSTUK. 

WERKTUIGEN EN GEREEDSCHAPPEN 197 

I. Aanduidingen van 't beroep 198 

II. Zinspeliogeo op een beroep, dat vroeger in 't huis gedreven werd. 206 

III. Willekeurige 210 

ZEVENDE HOOFDSTUK. 

KLEED1NG EN OPSCHIK 213 

ACHTSTE HOOFDSTUK. 

SPUS EN DRANK, TAFEL- EN DRINKGEREEDSCHAP 226 

I. Spyzen 226 

II. Dranken en drinkgereedschap 229 

III. Tafelgereedschap 234 

NEGENDE HOOFDSTUK. 

ALLERLEI HUISRAAD 236 

TIENDE HOOFDSTUK. 

BOEKEN, KAARTEN, LETTERS, CIJFERS EN MATHEMATISCHE FIGUREN ... 242 

I. De Bijbel 242 

II. Boeken 249 

III. Globes en kaarten 253 

IV. Letters, Cijfers en Mathematische figuren 254 

ELFDE HOOFDSTUK. 

MUZIEK-INSTRUMENTEN 256 

TWAALFDE HOOFDSTUK. 

WAGENS, KARREN, SLEDEN EN POSTBODEN 261 

DERTIENDE HOOFDSTUK. 

VAARTUIGEN EN SCHEEPSBEHOEFTEN 266 

VEERTIENDE HOOFDSTUK. 

WAPENTUIG 273 

VIJFTIENDE HOOFDSTUK. 

VARIA 276 



Digitized by 



Google 



XIV I N H O U t). 



Z E S D E B O E K. 
Geografie en Tepografie. 



EERSTE HOOFDSTUK. B1 , 

LANDEN, STEDEN, DORPEN, BERGEN, WATEREN, ENZ 280 

TWEEDE HOOFDSTUK. 

BUttGEiN EN KASTEELEN 290 

I. Werkelijk bestaande of beetaan hebbende 291 

II. Gefingcerde 292 

DERDE HOOFDSTUK. 

AFBEELDINGEN VAN GEBOUWEN 295 

VIERDE HOOFDSTUK. 

HOVEN EN HUIZEN 304 

I. Hoven 304 

II. Heerenhuizen 306 

III. Namen van huizcn, onlleend aan 't bedrijf of dc kleur 307 

VIJFDE HOOFDSTUK. 

ZICHTEN EN LUSTEN 310 

ZESDE HOOFDSTUK. 

U1THANGTEEKENS IN BETREKKING TOT DE NAMEN DER STRATEM 314 



ZEVENDE BOEK. 
De Natuur. 

EERSTE HOOFDSTUK. 

HEMELLICHTEN EN LUCHTVERSCHUNSELEN 316 

TWEEDE HOOFDSTUK. 

VIERVOETIGE DIEREN 321 

DERDE HOOFDSTUK. 

VOGELS 347 

VIERDE HOOFDSTUK. 

VISSCHEN, SCHAALDIEREN EN SCHELPEN 361 



Digitized by 



Google 



1 N H O U D. XV 

VIJFDE HOOFDSTUK. BII . 

AMFIBlfcN, KRUIPENDE DIEREN, INSEKTEN EN DENKBEELDIGE DIEREN ... 367 

ZESDE HOOFDSTUK. 

PLANTEN 374 

I. Booroen 374 

II. Bosschen, Velden en Tuinen 379 

III. Bloemen 880 

IV Vruchten 383 

V. Kruiden en bladen 885 

ZEVENDE HOOFDSTUK. 

DELFSTOFFEN 389 



ACHTSTE BOEK.. 
Opschriften zonder beeld- of schilderwerk. 

EEESTE HOOFDSTUK. 

ENKELE NAMEN .392 

TWEEDE HOOFDSTUK. 

SPREUKEN EN RUMEN 400 

DERDE HOOFDSTUK. 

AARDIGHEDEN 404 

I. Kontrasten 404 

II. Woordspelingen 405 

III. Rebus 407 

IV. Raadsels of Raadselachtige 408 

V. Grollen 409 

VI. Kakografien 412 

LAATSTE HOOFDSTUK. 

VRAAGTEEKENS EN OPMERKINGEN * 413 

I. Uithangteekens, waarvan men slechts den naam vindt zonder de 

afbeelding 413 

II. Uithangteekens, waarvan men alleen de afbeelding heeft zonder 

bijschrifk 414 

III. Uithangteekens, waarvan men zoowel de afbeelding als het bijschrifl 

kent, doch die evenwel vraagteekens zijn - 416 

IV. Verschillende opmerkingen tot besluit 417 

REGISTER DER UITHANGTEEKENS, IN DIT WERK VERMELD <2I 



Digitized by 



Google 



Digitized by 



Google 



D E R E> E BOEK. 

EMBLEMATIEK. 



EERSTE HOOFDSTUK. 

ZINNEBEELDEN. 



Uat Zinnebeelden in den smaak onzer voorouders vielen, bewijzen 
zoo vele poStische voortbrengselen, onder dezen of dergelijken titel ver- 
schenen, van Gats, van Hoofl, van Heins, van De Brune en anderen. 
Geen wonder, dat zij dan ook veelvuldig als uithangteekens voorkomen. 

Willen wij beginnen met wat het talrykste voorkomt, dan moet in de 
eerste plaats 9 t Fortuin genoemd. Hoewel Fortuna onder de godinnen ge- 
rekend en als een vrouw wordt voorgesteld, zoo wordt toch het woord 
meestal onzijdig genomen. Prof. Brill zegt: y> Fortuin voor het geldelijk 
vermogen onzijdig, doch voor de geluksgodin genomen vrouwelijk" ! ). 
Natuurlijk hadden zij, die 't zinnebeeld uithingen, altijd het eerste in U 
oog, en kon de godin hun geen oortje schelen; daarom is 't ook steeds 
H Fortuin. 't Was overal gewild, in de stad als op 't land, op de hoofd- 
grachten en in de gangetjes der achterbuurt, en 't komt dus, op uithang- 
borden en gevelsteenen, overal voor. — Fortuin te maken was van ouds- 
her het streven van vrome lieden, zoo wel als van avonturiers, en zijn 't 
niet alien fortuin-m a k e r s geweest, die 't Fortuin uithingen, zeker waren 
't alien fortuin-zoekers. 

'/ Fortuin wordt afgebeeld als een naakte vrouw, staande op een rad 
van avontuur, terwijl ze een wimpel boven 't hoofd slingert; soms heeft 
ze vleugeltjes aan de voeten. 

Dat het Fortuin naakt wordt voorgesteld, bewijst, dat het niet gemak- 



l ) Nederl. Spraakleer, I. Dl. bl. 161. 
II. 



Digitized by 



Google 



^ ZTNNEBKKLDKN. 

kelijk te vangen is; wie gekleed is, kan men bij de slippen grijpen. Het 
rad van avontuur duidt de wisselvalligheid van 't Fortuin aan. Op vele 
afbeeldingen wordt dit rad vervangen door een bol, die op de golven 
dobbert; — mogelijk een toepassing der woorden van Juvenalis: non suffici* 
orbis, op den tijd toen de Hollanders Oost en West aan zich schatplichtig 
niaakten. Ook de wimpel, die den sluier, waar Fortuna bij de ouden 
mee 4 vertoond werd, heeft vervangen, schijnt te doelen op de zeevaart, 
hier, voor de meesten, middellijk of onmiddellijk, een bron van welvaart. 

Wij geven hier de afbeelding 
van een Vlissingsche Fortuin, uit 
het begin der 17 d0 eeuw, waarvan 
de opvatting eenigszins van de 
gewone verschilt. 

De preutschheid onzer eeuw 
heeft zich natuurlijk ten aanzien 
der zinnebeelden niet onbetuigd 
gelaten. Zijn de oude Fortuintjes 
naakt, de nieuwe hebben een 
kleedje aangetogen. Men kan er 
een staaltje van zien op den 
Haarlemmerdijk bij de Brouwers- 
straat, boven de deur van een 
tabakswinkel, waar 't Fortuin net- 
jes geschilderd staat met een jurk 
aan en een wimpel van rood, wit 
en blaauw over 't hoofd zwierende. 
Bij de oude Fortuintjes ontbrak 
't zelden aan rijm: wij zullen er 
een paar voorbeelden van geven, 
uit den hoop genomen. 

Een Gorkummer schreef voor zijn luifel wat z\jn levenservaring was: 

* Als imant de Fortuyne dient, 

Dan waayt hem aan so menig vriendt, 
Maar krijgt hy slagen op den kop, 
So sijn de vrinden weer haas-op! 

En een ander te Asperen. 

* Wangunst niemant profijt, 
Wilt elk op Godt betrouwen, 

Of ieraant my benijt, 
't Fortuin sal sijn loop hougn. 

Dit rijm kwam, telkens gevarieerd, doch de laatste regel ,onveranderd, 
zeer dikwijls voor. 




Alj Fortuma Regie ret 
door Codtc laovrDBrriA 

EJVDR UnCHBLUCK FR0.SP0 
REERTWATBAET DfLI 

CENTiA cmacvu 



Digitized by 



Google 



ZINNEBEF.LDEN. J 

Op de Gelderschekaai te Amsterdam las men: 

* Fortuin is jonst ; 

Voor (Boven) wijsheit en konst 
Men 't dickwils hoort prijsen : 

Sulck lof is vilein, 

Want geluck is gemein 
Voor sotten en wijsen. 

Een ander in de Vinkenstraat daar-en-tegen hield Fortuin voor syno- 
niem met »Gods zegen". De gevelsteen staat er nog, waarop hij een 
Fortuintje Het uithouwen, met dit rijmpje ter we£rszijde: 

* Gods seegen behouwen 

Heeft mij doen bouwen. 

En wie de geschiedenis van 't huis De Fortuin op de Keizersgracht le- 
zen wil en belang stelt in de juiste kennis der sommen, die het op onder- 
scheiden tijden heeft gegolden, moge 't Nederlandsch Magazijn van 1863 
opslaan. Wij houden niet van al die cijfers, maar zien liever beeldjes. 

Zeldzaam komt 't Fortuin, een naakt beeldje zijnde, anders dan in 
vleeschkleur voor. Toch vond men in de 17 de eeuw in de Hasselaars- 
steeg een logement, '/ Witte Fortuin. Over de beteekenis van dat bijvoegsel 
Wilte zouden wij een geleerd betoog kunnen schrijven en er de opdracht 
van den Gulden Winkel, ! ) 

De Deught, de Witte Deught, enz. 

zoowel als Halbertsmaas belangrijke en geestige verhandeling over de » Witte 
Wiven" 2 ) bij kunnen te pas brengen, of ook de gissing, dat op de bedstede 
gezinspeeld werd, die onze huismoeders, wanneer ze haar kinderen daarheen 
brachten, de witte Doelen noemden 3 ); — maar liever nemen wij een- 
voudig aan, dat er een wit beeldje voor 't huis stond. 

Ook het Wangeluk kwam als uithangteeken voor. Te Bever boven 
Geeraartsbergen in Henegouwen las men voorheen: a la Male Fortune *). 

't Rat van Avontuur kwam, afzonderlijk, dikwijls op uithangborden, zel- 
den op gevelsteenen voor. 

Wat ook, als zinnebeeld, zeer dikwijls voorkomt, is de Wereld. Zij 
wordt voorgesteld als de zoogenaamde Rijksappel, doorgaans blaauw, om- 
gord met goud en met een gouden kruis. Zoo hing zij uit aan tal van 
brouwerijen, pakhuizen, fabrieken en werkplaatsen, winkels en kroegen, 



1 ) Vondels Leven en Werhen. I. 147. 

2 ) Overijss. Mm. van 1837. 

3 ) En daar lag iets satyrieks in, dat vader wel begreep. Hij toch ging 'savonds ook 
naar den Doelen, zich met zijn vrienden vermaken, en liet vrouwlief alleen t' huis. 

4 ) Male is hier mauvaise, als in malheur voor mauvais heur. 

r 



Digitized by 



Google 



4 ZINNEBEELDEN. 

en hangt nog ontelbare malen uit. De Brouwerij De Wweld gaf zelfs 
aanleiding tot het spreekwoord: »er gaat wat om in die Brouwerij de 
Wereld!" 

Bij de Wereld of afzonderlijk kwam ook zeer dikwijls de spreuk voor, 
die als het devies van dit zrnnebeeld beschouwd werd — Opinien der 
menschen regeeren de wereld l ) — een spreuk, die, wanneer men ze fijn uit- 
pluist, tot een aantal diverse explikatien en schoone moralisatien aanlei- 
ding geven kan en die wij dus aan een Nutsverhandelaar of Werkende- 
Stands-Redenaar ernstig aanbevelen. Te Delft in de Korte-breesteeg wordt 
de Wereldbol vastgehouden door twee loopende Engeltjes; terwijl de ge- 
noemde spreuk tot onderschrift dient *). Verbeelden nu die Engeltjes de 
Opinion? Maar, als die toen zoo engelachtig waren, van waar dan in de 
uithangrijmen zoo vele klachten over der menschen boosheid? 

Een Gentenaar drukte zijn opinie over de wereld, onder de Wereld, die 
voor zijn luifel stond, aldus uit: 

* Wie deze Warelt wil doorwandelen met eeren, 
Moet bij geen Warelts volck, dat Warelts is, verkeeren, 
Maer wandelt die maer door of gij een pel grim zijt. 
Dit Warelts leven duurt maer voor een korten tijt. 

Te Massemen-Westrem in Vlaanderen hing in 1859 de Wereld uit aan 
een kroeg, die door een snijder gehouden werd; — met dit onderschrift: 

Hier in de Weireld woont 
Simoen Raes kle&rmaker 
en herbergier en zijne vrouw 
Marie-Theresia De Deyn 
mutsenstelster, en zij 
leven in de hope en de 
vrede met hunne 
kinderen, bemoeit u 
met uw eigen^aken 3 ). 

Ook in den gevel van aanzienlijke koopmanshuizen pronkte De Wereld : 
als in dien van het groote huis, dat Jan van Aldewerelt in 't begin der 
17 de eeuw had doen bouwen op de Heerengracht tegenover de Korsjes- 
poortssteeg : — vermoedelyk met zinspeling op zijn naam. 

De Blaauwe Wereld hing in de 17** en 18 de eeuw uit op de Bloemmarkt, 
en d? Guide Werelt in de Warmoesstraat ; deze waarschijnlijk bij een goud- 
smid. De Groninger boekdrukker Samuel Pieman had in de 17 de eeuw 
de Wereld vol druckx uithangen : nog hangt op den Nieuwendijk bij een 
koperslager de Koperen Wereld uit; een komenijsman te S*. Michielsgestel 



>) Vergelijk Deel I, olz. 363. 

a ) Medeg. door den Heer M r . J. Soutendam. 

3 ) De Potter, biz. 111. 



Digitized by 



Google 



ZINNEBEELDEN. O 

hangt voor zijn volgepropt winkeltje een bordje, waarop de Wereld ge- 
schilderd is, daar boven : In de; daar onder : is alles te koop ; en zoo schikt 
zich op tal van verschillende wijzen de bijvoeging naar het beroep. 

De Verkeerde Wereld was een satyriek symbool, dat voorheen zeer 
populair was. Wie herinnert zich de prenten uit zijn kindsche jaren niet, 
onder dien titel, en waarop de haas wierd voorgesteld, die den jager dood- 
schoot, en de os, die den slager naar de slachtbank voerde, en tal van 
dwaasheden meer van dien aard. De voorstelling van de Verkeerde We- 
reld als uithangteeken was dezelfde als die wij van de Wereld gegeven 
hebben; behalve dat deze hier op haar kop — d. i. met het kruis om- 
laag — stond. Zoo ziet men haar nog in de Ridderstraat op een gevel- 
steen van 1634. Die Verkeerde Wereld kwam veelal voor herbergen en 
kroegen voor, o. a. met dit byschrift: 

* be Werelt staet niet recbtj voor de deur hangt zij verkeert. 
,Ik lap hier wijn en bier en 't geen gij maer begeert. 

In Engeland hing de Verkeerde Wereld nog voor 25 jaren aan den weg 
bij Greenwich uit; doch daar voorgesteld als een aardbol, met een man, 
die onder aan tegen de Zuidpool staat. 

Ook de Blinde Wereld kwam dikwijls voor. In de 16 de eeuw von- 
den wij reeds een Blinde Wereld te Delft '): elders, een eeuw later, met 
dit rijm: 

" Schalkheit wort verheven, 
De deugt wort verdreven, 
Oneer is geworden eer, 
Daarom dwaalt de Werelt seer. 

Eindelijk had men ook den Worstelaar door de Wereld. Voor een 
halve eeuw stond hij nog bij een kle£rmaker in de Warmoesstraat, in 
de gedaante van een reizend ambachtsman, met een pakje op zijn rug, 
die een berg beklimt. In de il** eeuw kwam hij doorgaans voor als een 
man, die in de Wereld zit, waar hij met kop, handen en voeten uitsteekt, 
met het onderschrift : »Dus na ben ick door de Werelt" of: i>hoe horn ich 
door de Werelt?" In Engeland zag men een gelijke figuur, met het onder- 
schrift: j>Help me through this World"; derhalve een verzoek om door de 
wereld ge hoi pen te worden, terwijl de Hollander er zelf doorwor- 
stelde — natuurlijk een Hollander van de 17 de eeuw; die van onzen t'yd 
zijn zoo viesch niet van iemand, die ze een duwtje geeft — adres aan de 
Courant-advertentign, waarin een premie wordt uitgeloofd aan wie iemand 
een baantje bezorgt. 

Maar onder een van die Worstelaars schreef een spotvogel: 



i) Zie Dl. I, biz. 48. 



Digitized by 



Google 



O ZINNEBEELDEN. 

* Met liegen en bedriegen sonder schrornen, 

Is dese man dus na door de were It gekomen. 

Onder een ander las men: 

* Die met de bonden wel kan huylen, 

En met het kussen werpen buylen, 

Die liegen kan en 't feyt verzaken, 
» Die sal best door de werelt raken. 

Men ziet, dat de uithangborden-filozofie van die dagen juist niet tot de 
zoetsappigste behoorde en dat onze voorouders op die houten tafelen harde 
waarheden te lezen gaven. Op de Prinsengracht hing vroeger een 
uithangbord, waarop men geen Worstelaars, maar SI o overs zag. De We- 
reld in 't midden, en daar-om-heen een aantal mannetjes met bijlen en 
hamers, die er op inhakten en sloegen, en daaronder: 

* Zo sloven de vromen, 

Zullen zij door de werelt komen. — 

Gbrislelijcken knoop i 
Ick sie de deughden selfe, Geloof en Liefde en Hoop, 

laat Vondel den Bode in zijn Gijsbreght zeggen. Die beeldspraak was 
populair, en verzinnelijkt voor menigte van huizen; echter minder op uit- 
hangborden dan op gevelsteenen, waarvan vele nog overig zijn. 

't Geloof wordt voorgesteld als een vrouw, die met de eene hand een 
kruis omvat en met de andere een evangelieboek houdt *), de Hoop als 
een vrouw, die met de eene hand op een anker steunt en op de andere 
een vogel houdt 2 ), de Liefde als een moeder met haar kroost. 

In de Noorderkerkstraat vindt men de drie deugden door een enkel 
beeldje voorgesteld: de vrouw streelt met de eene hand haar kind, houdt 
in de andere het kruis, heeft het evangelieboek nevens zich, en het anker, 
waarop de vogel zit, aan hare voeten liggen, terwijl het onderschrift luidt: 
het Geloof, Hoop en Lief den. Doch dit is een uitzondering; — in den regel 
wordt elke deugd afzonderlijk voorgesteld. 

Somtijds vindt men de drie aan 6en gevel vereenigd, gelijk b. v. te 
Hoorn op het Noord in een gevel van 1621 3 ); terwijl men ze te Delft 
op de Brabantsche Turfmarkt kan zien in beeldjes, die nog dertig jaren 
ouder zijn 4 ). Maar doorgaans werden ze over drie gevels verdeeld *) en dat 
wilde dan zeggen, dat de eigenaar ze in Geloof, Hoop en Liefde gebouwd 
had en er dus zegen op verwachtte — in den vorm van op den tennijn 



i) 3) 5) Zie Deel I. biz. 75. 

*) Nijuoff, B\jdr. D. IV. biz. 172. 

4 ) Medegedeeld door den Heer Mr. J. Soutendam. 



Digitized by 



Google 



ZINNEBEELDEN. 7 

betaalde huurpenningen. Zoo ziet men ze in de Koestraat aan drie huizen 
naast elkaar, in aardige beeldjes. De me&iogenlooze tijd echter, die niets 
ontziet, heeft nu eens de eene, dan weder de andere deugd verjaagd. 
Wandelt men b. v. de Leidschestraat op, om de poort uit te gaan, dan 
ziet men, eer men de Prinsengracht nog heeft, ter linkerhand de Hoop en de 
Liefde , maar 't Geloof is verdwenen ; en, terwijl men nog moralizeert over 
het treurige feit, hoe al meer en meer *t Geloof overal wegraakt, daar 
vindt men het aan de overzijde der brug terug, en de Liefde ook; — maar 
hier — en dat is het treurigste van alles — heeft hun de Hoop begeven. 

Tegen dat ontbreken van eene der Deugden staat weder over, dat men 
aan hetdrietal soms een vierde heeft toegevoegd, n. 1. nu eens de Ge- 
rechtigheid, dan de Standvastigheid. 

Geloof, Hoop, "Liefde en Standvastigheid pronken op vier mooie steen- 
tjes aan vier gevels op den Heiligeweg : de drie eersten, met de Gerechtig- 
heid, aan een gevel op den hoek van den Nieuwendijk en de Brouwerssteeg. 

Elke deugd kwam ook afzonderlijk voor. Te Edam stond het Geloof 
voor een luifel geschilderd; maar, blijkens het onderschrift, meer in de be- 
teekenis van Dkrediet:" 

* 't Geloof wiert eertijls aan het menschelijke leven, 
Mits elk daardoor bestont, ten hoogsten lop verbeven. 
Nu is zij door 't bedrog zoo ver ter zij gestelt, 
Dat men 't Geloof mistrouwt indien zij heeft geen gelt. 

Geloof wordt hier vrouwelijk gemaakt, als door een vrouwebeeldje voor- 
gesteld. 

Drinkebro^rs gebruikten 't woord nog in een anderen zin, en dan met 
het adjektief oud: oud Delftsch bier was bij hen bekend onder den naam 
van 't Ouwe geloof. In Brederoos »Klucht van de Koe" zegt Joosje: 
»Haal mij eens van 't ouwe geloof. — i>Wat is dat?" vraagt Giertje, en 
't antwoord is : aDelfts." Wellicht was die benaming aan *t uithangteeken 
ontleend van de brouwerij, of 't bierhuis, waar 't bier van daan kwam. 

De Hoop kwam zeer dikwijls voor: te Enkhuizen met dit rijm: 

* Ik leef op hoop, ofschoon de hoop mij heeft begeven, 
Zo ik niet hoopte, 'k zou niet tracbten meer te leven: 
Schoon dat het los geluk den mensch somtijds verstoot, 
Noch moet men hoj>en tot aan 't einde van zijn dood. 

't Is een »dichterlijke uitbreiding'* l ) van de korte spreuk, die dikwijls 
onder 't beeld/der Hoop geplaatst werd: uHoop doet leven." 

Aan de herberg bij de Duivendrechtschebrug — voorheen een geliefd 
uitspanningsoord der Amsterdammers — hing ook de Hoop uit, en zij werd 



l ) Een dichtsoott, waar Cats zeer aan deed, die Vondel ook op menige sticbtelijke 
stoffe toepaste, en die tot over 't midden der 18 de eeuw bijzonder bij ons in trek was. 



Digitized by 



Google 



8 ZINNEBEELDEN. 

met lS^-eeuwsche deftigheid H Huis de Hoop genoemd. Hoewel men 
destijds op de Duivendrechtschebrug, of op de Kuipertjesbrug, zoo als zij 
door velen nog werd genoemd ') een oortje tol betalen moest, waren 
evenwel alle bezoekers van 't Huis de Hoop daarvan vrijgesteld. Dit 
voorrecht genoot de kastelein, oindat zijn voorvaders, eer de brug bestond, 
eigenaars van het pontveer waren geweest. Maar die bruggetol had, tot 
nog in deze eeuw, deze zonderlinge eigenaardigheid, dat alleen de voet- 
ganger er betaalde, terwijl paarden en vee, rijtuigen en die er inzaten, 
vrij waren 2 ). 

De wakkere verdediging van dit huis tegen de Pruisen, in 1787 s ), kwam 
den kastelein duur te staan. Immers de brave patriotten, die, bij 's vijands 
nadering, 's mans inboedel en kostbaarheden trouwhartig hadden geborgen, 
lieten hem die, toen alles afgeloopen was, voor goed geld terug koopen. 

Aan herbergen hing vaak de Goede Hoop, aan een tabakswinkel te 
's Gravenhage de Bijzende Hoop, en bij een stalhouder te Amsterdam op 
de Prinsengracht de Gekrootide Hoop uit, met deze waarschuwing : 

* In de Gekroonde Hoop, 
Verhuurt men paarden, cheezen, karren, alles goetkoop. 

De Liefde vindt men nog op een aantal gevelsteentjes, en de naam 
van Liefdegang, dien men dikwijls in achterbuurten ontmoet, schijnt te 
bewijzen, dat er oudtijds nog veel meer geweest zijn. Op uithangborden 
vindt men er nog, o. a. bij een herbergier te Kruiningen, met dit fraaie 

rijm: 

De Liefde. 

Waak bij dag en nagt, 

En dat met goede zinnen, 

Die mijn hulp behoeft, 

Die kan mijn altoos vinnen. 

Goed logys 4 ) 

Niet in de beteekenis van Charitas, maar van Amor, kwam zij op 
een luifel te Voorburg voor: 

* De liefde is 't merg en pit van al wat leven beefl, 
Die alles voortbrengt daar natuur haar kracht in zweeft, 
Die 't menschelijke hart wel eertijds kon betoomen: 
Maar nu wort liefde door het gelt haar kracht benomen. 



*) Zij heette zoo, oindat de eerste tolgaarder, die in 1686 door Burgemeesteren van Am- 
sterdam was aangcsteld, was geweest »de kuyper, wonende aan het Sluysje van de Duy- 
vendrechtse Polder." 

9 ) Zie i\ed. Slad- m Dorpbeschr. 1795. Deze bepaling was hier te vreemder, omdat 
zij van de oorspronkelijke afweek ; immers in de Tollijst van 1686 was de tol wel 
degelijk gesteld voor paarden, vee, rijtuigen, en ieder mensch »op een koets of wagen 
sittcnde boven den voerman". 

3 ) Zie D. I. biz. 15?. — 4 ) Medegedeeld door den heer J. Franse te Kruiningen. 



Digitized by 



Google 



ZINNEBEELDEN. 9 

De Trouw wordt doorgaans afgebeeld door twee ineengeslagen han- 
den — en zoo vindt men dat zinnebeeld ook op huwelijkspenningen:- ook 
wel met een vlammend hart boven de handen, als men zien kan op net 
vaantje, 't welk door een knaap gedragen wordt, op de groote plaat van 
de Huwelijksftrik in de oude oorspronkelijke uitgaven van Cats. 

De Trouw trof men van ouds op vele plaatsen aan. In 1616 komt ze- 
kere Adriaen Bartholomeusz in de Trouw onder »eenighe quaetwilligen" 
voor *): al weer een bewijs, hoe weinig men vertrouwen kan op hetgeen 
de menschen uithangen. 't Was dan ook niet te verwonderen, dat een 
burger te Leuven op zijn luifel schreef : 

* In de trou. 
Die trou wiert ons eeret als een Reus voor 't oog gestelt, 
Maar nu gehjk een dwerg, mits Ontrou haar verselt. 
Dit ziet men hedendaags, by mannen en by vrouwen. 
Was 't om de Werrelt niet, de Trou zou niemant bouen. 
Daarom zo raed ik dat een yder voor zig ziet, 
Vertrout in tijt van noot uw eigen vrinden niet. 

Maar geen Trouw is meer bekend, dan die in de Warmoesstraat, waar 
eenmaal Vondel zijn winkel had; ofschoon niemand meer weet aan te wij- 
zen, waar die Trouw in den gevel stond. 

De adjectiva, waarme£ de Trouw voorkwam, waren gewoonlijk de Goede 
en de Oude. De laatste stond ergens met dit bijschrift: 

* In de Oude Trou. 
De Trou is een waarde gast. 
Die Trou vint di«» house vast. 

Maar Trou is nu verdwenen 

En Loosheit is verscbenen. 

Scbande is geworden eer, 

Daarom dwaalt de werelt seer. 

Hoe die Trou verdwenen was, vertelde een ander opschrift: 

* Toen Trou ter werelt was geboren, 
Tloodze in een harders horen, 
De harder blies haar in den wint, 
So dat men qualick Trou meer vint. 

In Frankrijk had men 't zelfde zinnebeeld, la Bonne Foi, in 1624 uit- 
hangen bij Pierre Billaine, boekverkooper en drukker te Parijs in de rue 
S l . Jacques. 

In Engeland wordt Hand in hand niet genomen voor »Trouw" (fides), 
maar voor o>Trouw" (verbintenis) en was het een gewoon uithangteeken 
voor koppelaars. »Als ik in mijn jeugd nabij Fleetstreet wandelde", vertelt 



l ) Mr. Soctendam, MededeeUngen, biz. no. 



Digitized by 



Google 



10 ZINNEBEELDEN. 

Pennant," werd ik dikwijls lastig gevallen met de vraag: »wil je niet bin- 
nen 'komen, mijnheer, en je laten trouwen?" Daar in die wettelooze 
buurt trof men herhaaldelijk een uithangbord aan, met een mans- en een 
vrouwehand ineengesloten, en daaronder: hier sltiit men huwelijken. Een 
smerige vent riep u binnen: de dominee kuierde voor zijn winkel op en 
ne£r — een haveloos, liederlijk voorwerp, in een bonte gescheurde japon, 
met een vuurrood bakkes, die ieder oogenblik klaar was, voor een borrel 
of een pruim tabak, een huwelijk in te zegenen." l ) 

In de 17 d * eeuw waren ook te Amsterdam koppelaarshuizen niet zeld- 
zaam. Bredero zinspeelt er op in zijn aSpaanschen Brabander", waar hij 
Jan tot Andries zeggen laat: 

Men weet wel wat voor huys dat ghy hier pleecht te houen. 
En is hier een hylick te roflen in de Stadt, 
Daar hebt ghy Andries het niakelgelt of gehadt. 

En nog zestig of zeventig jaar later gaf Van den Berg in zijn Luiflen- 
Banquet opschriften ten beste voor koppelaars-winkels, b. v. 

Dese Koppelaar kan vermurven 

Een heldre weeuw of suyvre maagd, 
Die hij kan krijgen bij de lurven, 

Dat wie het is, sijn dienst behaagd. 

of: 

Een Vrijster, Weeuw, beproefde Maagd, 
Kan dese Kopp'laar U besorgen: 

Als gij naar dees of gene vraagd 
Eer dat den Haan kraayt op een morgen. 

Ook als zinnebeeld der Vriendschap komen die twee ineengeslagen 
handen te Amsterdam en elders voor tapperijen meermalen voor. ') Zulk 
een bord wilde voor eenige jaren een tapper te Brugge hebben : boven de 
handen moest alleen IN DE staan, dat, met de figuur, In de Vriendschap 
zou uitmaken. Hij bestelde het bij een uithangbordschilder ; maar beknib- 
belde dezen vene beneden den prijs. »Wacht maar," dacht de schilder, 
»ik zal jou wel betrekken." Hij schilderde het bord met de woorden »In 
de" met olieverf, doch de handen met waterverf. Pas had het bord eenige 
dagen gehangen of daar kwam een plasregen, en spoelde de Vriendschap 
weg. De tapper op hooge beenen naar den kunstenaar: »Wat heb je 



■) Hist, qf Signb., p. 493. 

J ) Ook hierbij komen somtijds weer bijzondere onderscheidingen voor, b. v. de Vriend- 
schap van Arnhem voor een kroegje op de Weesperstraat. Waarscbijnlijk een uitnoodi- 
ging, aan de pleizierreizigers naar Arnhem gericht, om hier eerst op de vriendschap te 
drinken. 



Digitized by 



Google 



ZINNF.BEELDEN. 41 

geschilderd?" — »De Vriendschap, dat weet je wel." — »Wat zou ik we- 
ten: de Vriendschap is weg." — DNatuurlijk," zei de schilder koeltjes, 
»dat komt van jou afdingen: bij zoo'n vrek kan geen Vriendschap het houen." 
In diezelfde stad, doch veel langer geleden, had iemand de Hechtvaardig- 
heid voor zijn luifel, met de fabel van Astrea, aldus gemoderniseerd : 

In de Rechtvaerdiglieit, wel eertijts hoog geagt, 

Maer nu van Eigenbaet bijna'ten val gebragt, 

Mits ieder van haer vlugt gelijk een snoot gewemel, 

Woont sij niet meer op aerd, maer woont nu in den Hemel. 

De Dankbaarheid was het uithangteeken in de 17 de eeuw van den 
boekverkooper Justus Danckerts in de Kalverstraat — vermoedelijk met 
toespeling op zijn naam. Hoe zij afgebeeld was, weten wij niet; wel dat, 
na Danckerts, Jeroen Jeroense er een tijd lang dezelfde zaak in dreef. 

De Spaarzaamheid wordt op een gevelsteen van 1770 aan den Buiten- 
cingel bij de Wetering voorgesteld door een paar schaapjes, onder twee 
appelboomen staande, die de blaadjes eten en de vruchten sparen. ') 

De Matigheid werd gewoonlijk door een passer voorgesteld. Zoo von- 
den wij haar vermeld met dit opschrift: 

* Fn de gekroonde Passer. 
De Matigheit die wort gekroont, 
Wanneer die wert te recbt betoont. 
De Matigheit haar minnaars loont, 
Wyl by haar Deugt en Zeegen woont. 

Aan den boekwinkel van Hero Nauta op den hoek der Peperstraat bij 
de Groote Markt te Leeuwarden *) hing de Gekroonde waarheid uit. 't Was 
een theologische boekwinkel, en dus was dat symbool daar volkomen wel 
geplaatst. Maar wanneer wij ons herinneren, dat de Waarheid werd afge- 
beeld als een naakte vrouw, met een stralenkrans om \ hoofd, dan twijfe- 
len wij toch bijkans, of 't wel de naakte waarheid was, die daar uithing. 

Leven en Dood werden beiden op de uithangteekens gevonden, en wel 
meest aan herbergen. 't Leven werd afgebeeld als een naakt belle- 
blazertje; de Dood als een geraamte, met een zwarten mantel omhangen, 
een zeis in de eene en een zandlooper in de andere hand, 't Klinke 
vreemd, dat men aan herbergen zoo'n symbool als de Dood uithing, dat 
weinig geschikt was om gasten te lokken, toch was het zoo. V66r ons 
ligt de Haarlemmer Courant van 6 Mei 1688, waarin een herberg de Doot, 
te Deventer, vermeld is, en nog hangt de Dood tegenover Deventer uit en 
een andere in Vrieseveen bij de grenzen. De Amsterdamsche smid, die 
zich-zelven in 1651 met een broodmes van den steen sneed, heette Jan 



') Medegedeeld door Jonkvrouwe Maria Hartsen. 
') Haarl. Cour. 18 Nov. 1688. 



Digitized by 



Google 



12 ZINNEBEELDEN. 

Janszoon de Dood, en had dien toenaam zeker naar 't uithangbord van 
z\jn vaders huis. 

Ook het enkele doodshoofd hing in vroegere eeuwen meermalen uit; 
wellicht was 't eigen aan chinirgijns. Maar Geurt Dirkszoon, die in 1567 
op 't Rok-in te Amsterdam in H Dootshoofl woonde, schijnt een koopman 
te zijn geweest , vermits hij een pakhuis bezat, dat hij afstond ten dienste 
der Hervormde preek. 

Een Broek-in-Waterlander had op 't krat van zijn boerewagen ver- 
scheidene doodshoofden laten schilderen, en daar onder: 

Wie was Koning? wie was Keyser? 
Wie was bedelaar? wie was wyser? 

Lager stond : 

Een is te naauw, 4wee is te wijd, 
Drie is veel te wijd. 

Een geheim »). 

De geestigheid, die hierin lag opgesloten, zal wel voor de meesten een 
geheim zijn gebleven; doch opmerkelijk is het, dat een inwoner van het 
nette, gesteven, gestreken en vergulde Broek zoo'n kollektie leelijke doods- 
hoofden op zijn wagen hebben wou. 

Te Lyon heeft waarschijnlijk ook een doodshoofd uitgehangen; althans 
men vindt er een Rue de La Tele de Mori 3 ). 

De Onseeckere Tijt, almede een zinnebeeld, dat op den dood doelt, hing 
nit in de Kalverstraat bij den boekverkooper P. van de Keere. 

De Oorlog heeft weleer aan twee huizen te Antwerpen in de Beu- 
kelaarsstraat uitgehangen; 't eene heette de Groote Oorloge, 't ander de 
Kleyne Oorloge 3 ). Hoe die oorlogen voorgesteld waren, is ons niet ge- 
bleken. 

Veel meer hing en hangt nog de Vrede uit. Hoewel het woord thans 
mannelijk zij, blijft de Vrede, ais zinnebeeld, vrouwelijk, omdat zij steeds 
wordt voorgesteld als een vrouw met den olijftak in de hand. Somtijds 
heeft zij, omdat door haar de handei bloeit, een Merkuriusstaf in de andere 
hand, of, als bron van welvaart, een hoorn des overvloeds. Meermalen 
heeft zij het woord Pax tot onderschrift, gelijk op een gevelsteen in de 
Pijlsteeg : of de woorden Vrede is mijn doelwit, als op de Bloemgracht by 
de Baangracht. 

Te Grave pronkte voorheen de Vrede voor een luifel, met dit rijm: 



') Medegedeeld door den Heer J. Blaauw Az. 
2 ) De Potter, biz. 59. 
8 ) Antwerpen, biz. 1 10. 



Digitized by 



Google 



ZINNEBEF.LDEN. 13 

' Dit is in de Vrede*. Maer die is nu gemist, 
De werelt is overai vol twist, 
Een boos wijf sal haer man wel slaen, 
En 't kint tegen vafir of mo£r opstaen. 

Voor ettelijke jaren zag men aan twee huizen, op 't Cingel^ tusschen de 
Gasthuismolen- en Huiszittenstegen, twee fraaie gevelsteenen. Een vrouw, 
die den hoorn des overvloeds droeg, ontving van iemand, die den hoed 
in de hand hield, een olijftak, terwijl een ander, mede met een olijftak, 
daarachter stond. Onder las men: Aengenaem Vrede. Op den anderen 
steen, waarop de voorstelling nagenoeg dezelfde was: Wellekam Vrede. 
WaarschijnUjk heeft de bouwheer met die tafreelen zijn blijdschap willen 
uitdrukken over 't sluiten van het twintigjarig bestand in 1684, dat hier 
te lande groote vreugde verwekte, vooral te Amsterdam, waar men al 
zeer weinig lust betoond had, op nieuw in kostbare oorlogen gewikkeld 
te worden. 't Is te bejammeren, dat die goed bewerkte steenen, bij een 
verandering der gevels, verdwenen zijn. 

Dikwijls komt de Vrede gekroond voor, ook wel eens met het epithe- 
ton eeuwige. Echter niet in dien zin, waarin de poiitiek dat gebruikte, 
maar in een meer ernstigen zin. De Eeuwige Vrede stond weleer aan den 
ingang van begraafplaatsen. 

De Eendracht l ) kwam voor onder 't zinnebeeld van een Bijekorf, 
zinspelende op de eendrachtige samenwerking van die nyvere diertjes. De 
Gekroonde Eendracht hing omstreeks 1700 aan een logement in de Kal- 
verstraat nit. 

De Vrijheid stond te Saardam voor een gevel, en daarbij : 

* Die voor de vrijheit strijen, 
En haar gemoet bevrijen 
Voor slaafse slavernijen, 

Die door gewetens dwang, 

Den mensch het maken bang, 
Zal zig in 't eind verblijen. 

Bij de Romeinen werd de Vrijheid afgebeeld als een vrouw, leunende 
op de tafel der wet, met het zwaard in de hand om die te verdedigen. 
Onze vrijheid daarentegen is een Maagd, die een hoed op de punt van 
een speer draagt. Ook wel een onbeteugeld springend Paard, met het 
onderschrift : Libertas. 

Geweld en Dwang hingen ook uit; hoezeer niet in de beteekenis 
van atirannij". Een winkelier te Gouda, die de hamers, bijlen en dissels, 
welke hij te koop had, als de zinnebeelden van 't Geweld beschouwde (die 
dingen kunnen nog al geweld maken), hing ze uit, en schreef er onder: 



■) Vergelijk D. 1. biz. 391. 



Digitized by 



Google 



14 



ZINNEBEELDEN. 



# In het Geweld, 
Verkoopt men voor gelt, 
Allerhande tiinmermansgereedschappen, 
Ook dissels en bijlen om ineo te kappen. 

En een breukbandmaker te 's Hertogenbosch had zulk een voorwerp op 
zijn bord doen schilderen en daaronder : 

* In de Beklagelijke Divang, 
Die 't vele menschen maakt te bang, 
Dat zij door pijn wel bijten op baar tanden. 
Hier maakt men voor jongen en ouden allerlei breukbanden. 

De Verloren Arbeid was een zinnebeeld, dat weleer meermalen 
vooikwam en verschillend werd voorgesteld. In de Wolvenstraat ziet men # 
op een gevelsteen het voorgesteld door een boogschutter, die schiet zonder 
doel. Te Gent in de Palingstraat hing nog in 1860 een uithangbord, 
waarop een vrouw bezig was een neger te wasschen, met het onderschrift : 
In den Verloren arbeid l ). Dit is dezelfde voorstelling, die bij ons bekend 
is als »den Moriaan geschuurd". 

De Vijf Zinnen, voorgesteld door vrouwenbeeldjes, was een zinnebeeld, 
dat in de 17* eeuw zeer in den smaak viel, zij werden geteekend, gegraveerd, 
berijmd a ) en op gevelsteenen vertoond. Het fraaiste exemplaar staat in 
de St. Nikolaasstraat, waar alle Vijf te zamen op een steen zijn voorgesteld. 




SMDE-WiF-SfllffiMi &$3> 



Meermalen echter staan ze afzonderlijk aan vijf huizen op een rij ; maar dan 
ook ontbreekt er doorgaans eene of meer aan. Nog voor een drietal jaren 
zag men op de Utrechtschestraat het stel kompleet: vijf jufiers — eene, die 
voor den spiegel haar toilet maakt (het Gezicht,) eene, die gebak proeft 
(de Smaak), eene, die op de guitaar speelt ( y t Gehoor), eene, die aan een 



•) De Potter, biz. 108. 

2 ) Vondels L. on W., V. SW. 



Digitized by 



Google 



ZINNEBEELDEN. 15 

bloem ruikt (de Reuk)> eerie, met verbonden arm ( y t Gevoel). Twee eeuwen 
lang hadden zij elka&r trouw gezelschap gehouden, toen er eene tot ver- 
nietiging werd gedoemd. Op de Heerengracht over de Parkbrug zijn nog 
het Gezicht, het Gehoor en het Gevoel door borstbeelden vertegenwoordigd; 
terwijl op 't Springweg te Utrecht alleen nog 't Gezicht en 't Gevoel van 
de vijf zijn overgebleven l ). 

Aan het huis het Vlieghenden Hert te Gent, op den hoek der Oudburcht- 
en Roodekoningsstraten, welks gevel (1669) geheel met beeldjes en bas- 
reliefs bedekt is, vindt men ook vijf steenen met zinnebeeldige voorstel- 
len der vijf zinnen. Dit huis is, ten opzichte van het beeldwerk, dat van 
een ervaren hand getuigt, het merkwaardigste van Gent. 

De Vier Jaargetijden, hoezeer door penceel, teekenpen, etsnaald en 
dichterlied nog meer dan de vijf zinnen verheerlijkt, schijnen voor uithang- 
teekens minder in trek te zijn geweest, en komen maar enkele malen voor. 
Wiesbaden heeft zijn Hotel des quatre Saisotis y en te Amsterdam zien wij 
ze voor 't Keizershof op den Nieuwendijk bij de Gravenstraat door vier 
levensgroote beelden voorgesteld. De Lente is een jongeling, wiens eene 
hand op een boomstam rust, waaraan de bladeren ontluiken; terwijl hij 
op de andere een vogel draagt. De Zomer is een krachtvolle vrouw, met 
een sikkel in de hand en, nevens zich, korenaren. De Herfst, mede een 
vrouw, draagt den Hoorn des Overvloeds; terwijl de Winter is voorgesteld 
als een grijsaard, in een mantel gewikkeld en die ons den »ouden korssel- 
kop" van Gijsbert Japiks herinnert, die 

Staeg hoeste, krijsd' en piept', aemborstig, naer verkoude, 
Weshalve hij vocht, quyl en qualster-speecksel spoude. 

De Winter alleen hing omstreeks 1700 uit bij een bontwerker in de 
Torensteeg in de Kouwe Winter. Welk tafereeltje er boven was geschil- 
derd weten wij niet; maar wij kunnen 't ons licht verbeelden: op den 
voorgrond een paar oudjes in dikke pelsen gewikkeld; op den achtergrond 
het ijsvermaak, zoo als Lammert in Brederdos Moortje het schildert: 

Hoe reden de boerensleon soo hier soo daer om var I 

Hoe liep onse Amsterdamse adel daer mil de nar! 

En ienighe jonge paertjes 

Mit noch ien oiele streeck van ouwe drooghe vaflrtjes 

Al after ammekae>, die rijen dattet giert, 

Sy hebben diese kunst de gangsen ofeliert. 

Als opschriften vindt men soms de namen van Jaargetijden aan hof- 
steden : De Lente in de Haarlemmermeer en onder Mijdrecht ; de Zomer, 
de Herfst en de Winter te Zevenhoven. 



») N. Utr. Cour. 1867, n°. 501. 



Digitized by 



Google 



16 



ZINNEBEELDEN. 



De Mode zien wij aan 't Magazijn van Sinkel gesymbolizeerd door twee 
mans- en twee vrouwekoppen, wier hoofdtooisels de drachten van vroe- 
ger eeuwen vertegenwoordigen. Eigentlijk een zonderling symbool om de 
nieuwste modes aan te bevelen. Of is 't een geestige herinnering, dat 
de Godin der Mode het nieuwe uit het oude schept? 

Het Tijdverdrijf — de afbeelding van een rooker — lyng bij tabaks- 
verkoopers uit. Een Engelsch uithangbord in 't midden der 18 de eeuw (in 
Banks Collectio?i bewaard) vertoont drie beeldjes : een rooker, een snuiver 

en een pruimer. i>Voule vous de 
rape?" vraagt de snuiver: »Will 
You have a quid?" vraagt de prui- 
mer; maar de rooker antwoordt 
dNo dis l ) been better' 1 . 

Den Zoeten Inval hebben 
wij reeds vermeld ') en er een 
afbeelding bij gegeven. Wij bie- 
den er hier een tweeden aan, die 
te Alkmaar voorkomt in den Ver- 
dronken-oord. 3 ) 
Te Koevorden hing er een uit 
met deze zedelijke toepassing: 

/;/ den Zoeten Inval. 
In 't quaet te vallen is eerst Zoot, 
Doch het verandert ras in roet, 
Maar dese Inval kan yder gerijven, 
Gij geeft geld, ik waar, elk kan hier eerlijk blijven. 

Nog ziet men den Zoeten Inval vaak op uithangborden van winkels en 
op deuren van poffertjeskramen geschilderd. En dat bet zinnebeeld nog 
even zeer in den smaak valt als toen voor twee eeuwen de Koevordsman 
het bovenstaande rijm schreef, bewees verleden jaar Schiedam. Toen daar op 
18 Januari 1867 een gemaskerde sledevaart gehouden werd met fakkellicht 
en muziek, was eene der sleden tot een koekjesbakkerij ingericht en had 
tot uithangbord de Zoete Inval. Al narrende bakte men daar en gaf het 
gebak aan de bijloopers te proeven. 

De Geldboom en de Goudboom zijn twee zinnebeelden, doelende op 
geldwinning en welvaart, die in Vlaanderen voorkomen. De Geldboom hing 
vroeger uit aan een tabakswinkel in de Langemunt te Gent, met dit rijm 
boven de deur gebeiteld: 




') Uit dit dis voor this is kennelijk, dat door den rooker een Hollander wordt aange- 
duid. De snuiver is een Fran sen man en de pruimer een Engelsch man. 
») Zie Dl. I, biz. 120. 
s ) Medegedeeld door den Heer Mr. G. van Leeuwen te Alkmaar. 



Digitized by 



Google 



ZINNEBEELDEN. 17 

Toebac en Snuyf is no gemeyn 
In den Geldboom is 't magasijn. 
Wilt Gij Vrienden daervan sijn bedient, 
Komt dan maer binnen lieve VrientI 

In dit huis is thans een mutsenwinkel, die een nieuw bord met den 
Lindeboom (»linte-boom") heeft uitgehangen; doch — vrij zot — 't oude 
rijm laten staan. 

De Goudboom behoort_ook aan een tabakswinkel en heeft een bijna ge- 
lijkluidend bijschrift, dat echter thans half door een nieuwe winkelkast 
verborgen is '). 

Wij gaan nu over tot de Zinnebeelden van Kunsten. De Boiflvkunst leest 
men boven den ingang van een huis op 't Cingel over de Appelmarkt; zij 
wordt er voorgesteld door beeldjes en symbolen. La Sculpture is het 
uithangteeken eener beeldhouwerij aan den Buitencingel bij den Overtoom. 
't Zijn twee beeldjes, die een gevelsteen vasthouden, waarop een viool- 
speler is uitgehouwen; een kapiteel en eenige fragmenten liggen aan 
hunne voeten. 

Pictura, zeker de nalatenschap van een schilder, staat nog op een ge- 
velsteen afgebeeld te Dordrecht, Wijk B, N°. 1242 *). 

De drie Leerkonsten (Teeken-, Graveer- en Drukkunst?) hingen uit bij 
den boekdrukker Adriaan Van der Venne te 's Gravenhage, die in 1631 
het tafereel uitgaf van »de belachende Werelt." 

Bij Thimotheus ten Hoorn, later Nikolaas ten Hoorn te Amsterdam, hing 
'* Smnebeelt uit. Wat dat Zinnebeeld was zien wij op de titels hunner 
werken: een groote jachthoorn, omgeven van boeken en instrumenten en 
de spreuk: Ingenio et industria. 

Wij besluiten dit Hoofdstuk met de beschrijving eener zinnebeeldige 
voorstelling voor een Mosterdhuis, zoo als ze ons door een onbekend 
poeet is nagelaten. 

* Op zeker uithangbord, in een van Hollands steden, 
Zag men een hand gemaald, die uit de wolken greep 
En in eens menschen neus met duim en vinger kneep. 
Hier nevens stond een ham, reeht sierlijk opgesneden, 

Waarop, geschreven in het rond, 

Alhier verkoopt men mosterd, stond. 



') Db Potter, biz. 92, 182. 
v 3 ) Medegedeeld door den Heer Smits van Nieuwerkerk. 



II- ^-'J-^r--7.,^ 



Digitized by 



Google 



TWEEDE HOOFDSTUK. 



ZINNEBEELDEN, AAN VOLKSSPROOKJES EN GEZEGDEN ONTLEEND. 



\jq Zinnebeelden, in 't voorgaande Hoofdstuk behandeld, waren een- 
voudig de uitdrukking van een gedachte of een woord, door een beeld. 
Er zijn echter ook Zinnebeelden, wier beteekenis niet altijd even duidelyk, 
wier oorsprong meestal onbekend is, en die aan een sprookje, een legende, 
een gezegde, soms misschien aan een misverstand haar ontstaan te danken 
hebben. Wij bedoelen zulke als de Man in de Maan, de Vrouw zonder 
Hoofd, de Hond in den Pot, het Paard in de Wieg en dergelijke. 



I. 

De Man (of 't Mannetje) in de Maan hebben wij hier te lande niet 
meer als uithangteeken gevonden; ofschoon hij er van ouds zeer goed be- 
kend is; maar op Engelsche uithangborden komt hij veelvuldig voor. 

Op een tabaksverkoopers-uithangbord, in Banks Collection bewaard, is 
't een man met pijp en bierkan, en een hondje nevens zich, staande in 

/r v n een liggende halve Maan, waarop de 

1 ~ uitnoodiging te lezen staat: y>\Vholl 
smoak with y' Man in y* Moon!" — 
Op een nog ouder bord, uit de 17^ 
eeuw, is 't een half naakt man, die 
de maan bij de horens grijpt. Een 
derde Man in the Moon, die nog uit- 
hangt in Vinestreet, Regentstreet, 
vertoont hem met zijn takkebos op 
den rug en den hond aan zijn zij. 
Beide attributen zijn hem van ouds 
toegekend: ook Shakspere teekent 
hem zoo. 

De schrijvers der History of Sign- 




Digitized by 



Google 



ZINNEBEELDEN, AAN VOLKSSPROOKJES ENZ. ONTLEEND. 19 

boards noemen den Man in de Maan a semi-religious legend; maar betee- 
kenis en oorsprong blijven duister. 

Men heeft een bijbelsche herkomst voor hem meenen te vinden in Nu- 
meri XV : 32 — 36. Een man had op Sabbat hout gesprokkeld, werd ge- 
grepen, voor Mozes gebracht, en veroordeeld om gesteenigd te worden. 
Die straf scheen nog niet zwaar genoeg en zoo werd hij in de Maan gezet. 
Een Talmudisch verhaal spreekt van Jacob in de Maan, en bij Dante is hij 
Kain, en de takkebos het hout van zijn offer, dat door God niet was aan- 
genomen, maar met den offeraar naar de Maan geworpen werd. Volgens 
anderen — en hier verlaten wij het Bijbelsch terrein — lag een dronkaard 
aan de helling van een heuvel, met zijn hoofd op een takkebos te slapen, 
toen de opkomende maan, die juist sikkelvormig was, met de punt van haar 
benedensten hoorn zoowel in het touw van de takkebos als in den broek- 
zak van den zuiplap haakte, en beiden van den grond lichtte en met zich 
naar de hoogte me£nam. De vent, in die hangende positie wakker wor- 
dende, en vreezende naar omlaag te zullen vallen, werkte zich op en plaatste 
zich overeind tusschen de hoornen van de maan, en nam de takkebos op 
zijn nek, hopende, over een uur of wat, als de maan onderging er bedaard 
we6r uit te stappen. Dat is hem echter tot heden niet gelukt, en tot 
schrik van alle dronkaards moet hij ten eeuwigen dage in de Maan blij- 
ven pronken. Wei verdiende hij daarom op het uithangbord van een 
afschaffers-logement te pryken. 

Maar volgens anderen is hij de eerste tabaksrooker geweest, die, tot 
straf, dat hij de menschen tot schoorsteenen maakte, door den schoorsieen 
naar de Maan gevlogen is. Doch t is niet te gelooven, dat hem in dat 
geval de tabakswinkels tot uithangteeken zouden gekozen hebben. 

Volgens de Geldersche boeren is de Man in de Maan een arme drom- 
mel geweest, die op Kersnacht met zijn hond uitging om een takkebos 
te stelen. Erger kon 't niet, op Kersnacht — *het hooghste feest van 't 
jaar", gelijk Willebord het noemt ! — daarom werd hij dan ook met hond 
en takkebos in de Maan aan de kaak gesteld. 

Anderen we£r brengen 't zinnebeeld in verband met de zeer gewone 
uitdrukking : »loop naar de maan." Maar zij denken daarbij niet om de 
takkebos, — en wij, schoon wij menigmalen iemand er hebben hoo- 
ren heensturen, hebben niet gehoord, dat iemand ooit aan U verzoek 
voldaan heeft. 

't Mannetje in de Maan is, volgens de Hollandsche poSten, geen dronk- 
aard noch houthakker, maar 't begeerlijk voorwerp, waar jonge juffertjes, 
die nog geen vrijer hebben, op turen, en dat zij met de oogen uit de 
Maan pogen weg te pinken. 

Huygens had er een andere historie van gehoord: 

Een jeughdig Capiteyn van h schip de Voile Maen, 
Hadd' menighmael met Neel zijn willetje gedaen, 



Digitized by 



Google 



20 ZINNEBEELDEN, AAN VOLKSSPROOKJES 

Haer Koeckoeck wierd jaloers, en woud 't haer overstrijden, 
Neen, sei sy, hertjelief, dat sal ick noyt belijden, 
De Mann en heefl sich noyt met Neel, uw wyf, ontgaen, 
Ja niet meer, soo men seght, als de Mann in de Maen l ). 

Huygens zinspeelt in dezen laatsten regel op een oude spreekwyze, waar- 
mee* men zijn onschuld betuigde »'k 'eb er netsoveul deel 'an as de Man 
in de Maen." En die spreekwijze heefl men weer afgeleid van den herder 
Endymion, die slapende dpor Diana werd gekust, zonder dat hij 't helpen 
kon natuurlijk, of er iets van merkte. 

' Volgens Bre^ro zou 't eigentlijk geen Man in de Moan zyn, maar een 
mooie meid, Angeniet, die voor hare straf, omdat ze goden en men- 
schen bedroog, door Jupiter »in de Mane werdt gestelt." 

Eindelijk, volgens zeer geleerde oudheidkundigen, zou 't symbool zijn 
oorsprong hebben van den maandienst onzer heidensche voorouders. Doch 

Wat nieuwe verklaring ge er verder bij riept, 

Wij willen er liever van zwijgen : 
Wie in die materie te veel zich verdiept, 

Kan zelf wel de maanziekte krijgen. 
Wij laten den Man in de Maan 

Due maar staan 
Om tot wat vermaaklijkers over te gaan. 



II. 

't Van ouds vermaarde Vrouwtje zonder Hoofd of de Goe* vrouw 
is door heel Europa even bekend als bij ons, — the good woman, the silent 
woman, the quiet woman in Engeland, la femme sans tete in Frankrijk, la 
btuma moglie in Italien — 't is alles dezelfde als onze Hollandsche »Go^ 
vrouw." In Italien komt zy meest aan herbergen, in Engeland bij olie- 
koopers, bij ons te lande bij schoenmakers voor. In Frankrijk heeft zy 
veelal tot bijschrift: tout en est bon fors la tete. 

Een schoenmaker te Amsterdam schreef onder de goe vrouw: 

* Waar is ter wereld eenig man, 
Die warelijk verklaren kan, 
Dat hij sijn wijf niet en ontsiet, 
Die krijgt hier schoenen gants om niet. 

Dit was een zeer gewone aardigheid bij schoenmakers, en een navolging 
van 't vers onder den Goudschen Laarzenman. Deze laarzenman was een 
schilderij van 1567, in den Doelen te Gouda, den notaris Diephorst voor- 



») Sneldichlen, XIV, Boek n°. 30. 



Digitized by 



Google 



EJ* GEZEGDEN ONTLEEND. 21 

stellende, met een paar laarzen aan den rechterarm en een bel in de 
hand. Beneden las men: 

Dit paer laerzen wil ik vrolijck schyncken, 

Den man, die sijn wyf nyet en ontsiet. 

Verre heb ick mijn belle doen clincken, roepen en wincken, 

Maer noch en heb ick hem gevonden nyet. 

Aldus coem ick om weten also men my siet, 

Of hy mach sijn int goudtse dal, 

Die my dese laersen afhalen sal. 

Wellicbt had deze schilderij de aardigheid we6r aan een of ander oud 
tooneelstukje ontleend, waarover 6traks nader. 

In de Nieuwe-leliestraat stond de Vrouw zonder Hooft op een gevel- 
steen uitgehouwen, met het onderschrift: de Goe Vrov, en op den luifel 
werd er deze verklaring van gegeven: 

* Niet sonder reden wert dees vrouwe goet geroemt; 
Want had sy 't hooft, sy was V onrechte dus genoemt, 
Doordien men selden siet, dat vrouwen sich gedragen, 
Na recht en reden, want sy syn meest manneplagen. 

Elders leest men onder een dergelijke afbeelding: 

i 
Hier is de Goede Vrouw te vinden, 

Naar H leven zeer wel afgebeeld, 

Daar niets als 't bpofd maar aan en scheelt, 

Dewijl dat draait met duizend winden: 

Indien er 't hoofd was aangebleven, 

Sy was niet goed haar gansche leven ] ). 

In de Tuinstraat stond op een bord in de tweede helft der 17 de eeuw 
een God Vrou geschilderd, waar Bernagie herhaaldelijk in zijn klucht- 
spelen op wijst 2 ). Daaronder las men: 

Mijn reden en mijn zin gelooft, 
Dat dese vrou is sonder hooft. 

Natuurlijk ontbrak op den Overtoomschen weg, toen daar de schoen- 
makerij nog bloeide 8 ), ook de God Vrouw niet. En, om niet meer te 
noemen, ook op de Utrechtschestraat bij de Botermaikt hing voor veertig 
jaar, alwedr bij een schoenmaker, de Gekroonde Vrouw zonder hoofd uit. 
H Was de bekende figuur, met een kroontje op den hals, te midden van 
schoenen, laaizen en muilen op een bord geschilderd. 

Te Parijs in de rue St. Marguerite vindt men de Goe Vrouw op 't uit- 



») Hist, of Signb. p. 455. 

2 ) Zie De Got Vroiav en De Hwvelijken Staat. 

3 ) Zie Dl. I. biz. 113. 



Digitized by 



Google 



22 ZINNEBEELDEN, AAN VOLKSSPROOKJES 

hangbord „ van een spekslager en leest men daaronder, in gouden letters: 
tout en est bon depuis les [hier zijn vier varkenspootjes geschilderd] jus- 
qiCa la [hier een varkenskop]. Die gelijkstelling van e6n vrouw met 
een varken is zeker niet vleiend; maar nog erger dan de Fransche spek- 
slager maakte het een Engelsch geestelijke, Ambrosius Westrop. Deze, 
die in 1644 vikaris in Essex was, betoogde in een pre£k, dat een zeug 
beter was dan een vrouw. Immers, het vleesch eener zeug kon men 
eten, en van het vel een zadel maken, en met de borstels kon een schoen- 
poetser nog de kost verdienen: ten tweede, een zeug loopt weg, als men 
ahei!" roept; maar een vrouw zal niet weggaan, ten zij men haar weg- 
ransele. En al het onderscheid tusschen hen beiden zit in den nek, dien 
een vrouw kan draaien en een zeug niet. Trouwens, die Westrop werd 
afgezet, als hij wel verdiende *). 

Wat den oorsprong betreft eener voorstelling, die zulk een bitteren 
smaad werpt op de eene helft van 't menschelijk geslacht, Brady *) wil 
dien afleiden van een heilige martelaresse, die onthoofd was geworden 
en met het hoofd nevens haar afgebeeld. Ongelukkig noemt hij haar niet 
en is er geene martelares (wel martelaars, waarover later) bekend, die zoo 
wordt afgebeeld. Bovendien komt de Go£ Vrouw nooit voor met het hoofd 
nevens zich; — er is bij haar in H geheel geen hoofd te ontdekken. 

Andere Engelsche uitleggers, in aanmerking nemende, dat de figuur bij 
hen te lande meestal aan oliewinkels voorkomt, gissen, dat het Vrouwtje 
zonder Hoofd doelt op de dwaze maagden uit de gelijkenis, die vergeten had- 
den olie in haar lampen te doen, en brengen het in verband met de gewone 
vraag, die men tot vergeetachtige menschen richt: »waar is je hoofd?" — 
Die verklaring zou kunnen opgaan, indien het onderschrift luidde: »de 
dwaze Maagd";of ade vergeetachtige Maagd"; — maar is lijnrecht in strijd 
met het onderschrift, zoo als het nu luidt. En wil men aannemen, dat de 
oliekooper niet de dwaze, maar de wijze Maagd meende, die dan ook 
beter klant voor hem was 3 ), waarom zou hij die dan zonder hoofd heb- 
ben voorgesteld, daar zij juist getoond had, er een te bezitten ? — Doch 
bovendien, de Go6 Vrouw kwam niet alleen bij den oliekooper voor. 

We£r anderen hebben in die Vrouw zonder Hoofd Anna Boleyn meenen 
te herkennen, en wel, omdat men te Widford by Chelmsford een uithang- 
bord kende, dat op de eene zijde den kop van Hendrik VTII en op de 
andere een hoofdelooze vrouw vertoonde, gekleed in 't kostuum van de 
tweede helft der 18 de eeuw, met het onderschrift: Forte bonne. Hier is 
echter geen Anna Boleyn te erkennen; maar alleen een kombinatie van 
t Koningshoofd 4 ) en de Gov Vrouw. 



») Hist, of Signb. p. 456. 

2 ) Tn zijn Clavis Calcndaria, Vol. II. p. 203. 

>) Vergelijk Boik IV, Hoofdstuk 2. *) Vgl. D). I. biz. 7«. 



Digitized by 



Google 



EN GEZEGDEN ONTLEEND. 23 

Hier te lande heeft men, in de Go£ Vrouw, die van Sylvius Patemus 
willen herkennen, die door Cats in zijn »Houwelijck" (Vierde Deel, aVrouwe") 
geprezen wordt om haar zachtzinnigheid. Maar vooreerst is het uithang- 
teeken ouder dan het gedicht van Cats; ten andere hebben de Franschen, 
Engelschen en Italianen het zinnebeeld wel niet aan Cats ontleend, en 
eindelijk wordt Mevrouw Paterna niet zonder hoofd voorgesteld en 
zegt Cats alleen: 

Zy heeft noyt sueren moot getoont. 

Eindelijk zou de oorsprong te vinden zijn in het feit van zekeren bak- 
ker, bezongen in een rijm der 17 de eeuw, getiteld: »De konstige Bakker, 
verbakkende alle Mannen en Vrouwen hun Quade hoofden in zijn Ooven 
ix la mode, gedrukt voor de Korsel-koppen." Deze bakker zou namelijk 
zekere Griet; 

een juweeJ, dat derfde kloeck, 
Een blaeu oogh wagen voor de broeck, 

verbeteren, en begon daarom met haar het hoofd af te slaan. 

Griet, seyd ick, sit een weynigh neSr, 
Het werd nu oock eens uwen keerj 
En soo sy maer het kapmes sagh, 
Sy schreeuwden eer sy kreegh den slagh ; 

(wat waarachtig niet te verwonderen is!) 

. Ick heb het Hooft haer afgevelt 
En daer een sluytkool op gestelt, 
En kneeden het eens wel ter deegh, 
't Was wonder, dat een wyfs hoofl sweegh. 

Intusschen zien wij niet, waarom de oorsprong van de voorstelling juist 
aan eenig historisch feit 6f aan eenige voorstelling of opschrift moet zijn 
ontleend. Het hoofd wordt beschouwd als de zetel van alle nukken en 
booze grillen; van daar al die uitdrukkingen als stijfkop, kribbekop 
dwarskop, slechthoofd, korselhoofd, koppigheid. En nu was 
er waarlijk geen geleerdheid, zelfs niet veel verbeelding noodig, om, 
als men een goede vrouw wilde voorstellen, haar af te beelden, beroofd 
van dien zetel van nukken en grillen, met een woord, zonder hoofd. 
Zondigt de voorstelling van eeii anderen kant, welnu! dat deed die van 
Diogenes ook, toen hij beweerde dat een kip zonder ve^ren een mensch 
was naar de definitie van Plato. 

Dat de voorstelling zoo populair is bij schoenmakers, zal wel een gevolg 
zijn geweest van de zoo even besproken schilderij van den »Laarzenrnan" en 
wellicht was die we6r een navolging van een oude klucht. Er bestaat er 
eene uit de 15 de eeuw van »'t Moorkensvel", zijnde een paardenhuid, door 



Digitized by 



Google 



24 



ZINNEBEELDEN, AAN VOLKSSPROOKJES 



middel waarvan een kwaad wijf verbeterd werd: wellicht heeft er nog een 
vervolg op die klucht bestaan, waarin iemand van die huid een paar 
tearzen maakte om ze ten geschenke te geven aan 

Den man, die sijn wijf niet en ontsiet. 

Een tegenbeeld van het vrouwtje zonder 
hoofd vinden wij — doch alweder niet zon- 
der de laars — in de nevensgaande voor- 
stelling, die zoo wel in Frankiijk als in 
Belgien voorkomt: een vrouwenhoofd, »een 
aap en een kat kijken uit een laars. Men 
ziet die o. a. aan een kroeg bij Hasselt 
in Limburg, met dit onderschrift : a la Botte 
pleine de Malice; te Troyes in Frankrijk, 
met: Le Trio de Malice. 

Een anderen tegenhanger vinden wij te 
Diepenbeek, bij dezelfde stad Hasselt: in de 
Kwd Vrouw. 't Is dezelfde voorstelling als 
de Goe" Vrouw ; en met haar naamsverandering 
heeft het zich op'de volgende wijze toegedragen. H Gebeurde voor eenige 
jaren, dat een sterke wind het bord, 't welk aan oude en verroeste heng- 
sels zat, van den stang sloeg en op den kop van een boerelummel deed 
ne£rkomen, die juist voorbijging en er deerlijk door bezeerd werd. Na 
dit voorval was de Go£ Vrouw bij de Diepenbeekers haar reputatie kwijt 
en moest zij voortaan de Kw& Vrouw heeten. 




III. 



De Hond in den Pot was langen tijd een vermaarde herberg op den Dam. 
De gevelsteen, die nog aanwezig is, dagteekent uit het midden der 17 de 
eeuw, doch heeft waarschijnlijk destijds een oud uithangbord vervangen. 
Trouwens, 't zinnebeeld is al oud, en in Engeland evenzeer als bij ons. 

Evenmin als voor de Vrouw zonder Hoold behoeft voor den Hond in den 
Pot naar beteekenis of oorsprong gezocht te worden. 't Spreekt wel van 
zelf, dat, waar de vrouw, in plaats van tegen etenstyd in de keuken te 
blijven, of althans zorg te dragen, dat potten en pannen behoorlijk gedekt 
zijn, op straat met haar buurwijven gaat kakelen, en er geen zorg voor 
draagt, hond of kat er gebruik van maakt om zich van den inhoud van 
gezegd keukengereedschap meestei te maken, zoodat den man bij zijn 
t' huiskomen de aangename verrassing bereid wordt, het huisdier nog 
met den snoet in den pot te vinden, bezig om weg te likken, wat er 
nog aan den binnenwand was blijven kleven: en wie van ons, ouden van 



Digitized by 



Google 



EN GEZEGDEN ONTLESND. 25 

dagen, herinnert rich die treffende voorstelling niet van de Sineesche 
schimmen, als Mietje op het spek moest bhjven passen, inaar rich door 
Pietje liet overhalen, om wat met hem le loopen spelen, terwijl poes van 
hare afwerigheid profiteerde om met het spek op den loop te gaan — en 
de smartelijke gevolgen, die dit, by moeders t' huiskomst, voor Mietje 
had ! De Hond in den Pot stelt dus eenvoudig de gevolgen der onbedacht- 
zame zorgeloosheid voor; doch dat er ook een zedelyke beteekenis in op- 
gesloten ligt, leert ons Cats, waar hij de „vrouw van den huyse", na 
dat zy de meid heeft bekeven, omdat ze »liet den hutspot open staen", 
waarin de hond was te gast gegaan, nog deze les aan haar dochter geven laat : 

Een open pot, een open beurs, 
Een open deur, een open keurs, 
Een* open mont, een open kist. 
Daer wort gemeenlick yet gemist. 

Zeer juist; want porte ouverte tente le saint. 

In Engeland schijnt men den Hond in den Pot hoofdzakelijk te hebben 
voorgesteld als het zinnebeeld van »slordige slonzigheid." Bij een ballade 
van »den omgevallen wagen" komt een houtsnede voor, waar allerlei vieze 
en vuile handelingen vertoond worden, en het uithangbord van 't huis is 
de Hond in den Pot. Een ruwe houtsnede van het begin der 18** eeuw, 
doch kennelijk naar een veel ouder origineel, stelt twee smerige oude wijven 
voor, met hooggetopte hoeden, stijve halskragen en schoenen met hooge 
hakken, in een keuken, waar alles overhoop ligt. De hond likt den pot 
schoon en zijn staart wordt door een der wijven tot vaatdoek gebruikt, 
om er de borden me£ droog te wrijven. Onder de prent las men: 

Gij vuile slonsen kijkt eens hier; 

Uier ziet ge uw eigen buisbestier: 

Let op. boe zuinig ik mij toon : 

Ik bou mijn tafeldoeken schoon, 

Mijn hondje lekt den pot heel kloek, 

En k neem zijn pluimstaart voor een doek. 

*t Zelfde dichterlijke denkbeeld komt ook in een andere ballade voor : 

En al heeft ze geen doek om te vegen, 
Daarom staat ze toch nimmer verlegen: 

Want de hond likt den pot naar den aard. 

En haar bord veegt zij schoon met zijn staart. 



Het Paard in de Wieg staat als uithangteeken in geen reuk van 
heiligheid: men kent het uit de Zandstraat te Rotterdam. Vroeger kwam 



Digitized by 



Google 



26 Z1NNEBEELDEN, AAN V0LKSSPR00KJES. 

het meer voor dan tegenwoordig ; ook te Londen kende men het in 1667 
in S l . Martin's Lane. 

De schrijvers van the History of Signboards willen er den oorsprong van 
zoeken in de Nederlanden ; doch op vrij zonderlinge gronden. Vooreerst ne- 
men zij aan, dat in vroeger eeuwen de Engelsche vrouwen te deugdzaam 
en te kuisch waren, dan dat zij zoodanig bedrijf, als hier bedoeld wordt, 
zouden hebben willen uitoefenen, en dat daartoe vrouwen uit de Neder- 
landen overkwamen, die dan ook het gewone zinnebeeld der bordeelen, 
het Paard in de Wieg, in Engeland overbrachten. Zoo dit waar is, moet het 
al vele, zeer vele eeuwen geleden zijn; immers de Hostess Quickly, die 
Shakspere ten tooneele voert, leefde onder Hendrik IV, en zij was voor- 
waar niet van elders gekomen. De tweede grond der gezegde schrijvers 
is een-etymologische. Het Paard in de Wieg zou oorspronkelijk zijn ge- 
weest Het Paar in de Wieg: dat Paar werd Paartje,. en dit ging over 
in Paardje en Paard; waardoor the indelicate sign met een lichten. 
sluier bedekt^was *). Zeer vernuftig gevonden; maar die Engelsche heeren 
hadden moeten begrijpen, dat zulk een paar, als zij bedoelen, niet in een 
wieg gaat liggen. 

En toch behoort die Wieg er bij. Zelfs had, in de vorige eeuw, die enkele 
Wieg als uithangteeken in Engeland een beteekenis, die met de zoo even b$- 
doelde wel eenige verwantschap had. Met het voeteneinde naar den gevel 
gekeerd duidde zij aan, dat, waar zij uithing, gelegenheid was voor een be- 
drogen meisje om haar kraam uit te leggen. Was echter het hoofdeinde 
naar den gevel gekeerd, dan was de Wieg hej uithangteeken van een huis 
van ontucht. Wij leeren dit uit den Complet Vintner, 1720. 

Misleidc en wreed verlaten maagd, 
Die uw verloren eer beklaagt, 
En, duchtend, dat een krijtend wicht 
Eerlang uw schande brengt aan t licht. 
Vast rondziet naar een stille plek, 
Waar trouwe hulp uw misstap dekk', 
Begeef u op den weg en sla 
Zorgvuldig de uitltangteekens ga; 
En ziet ge een wieg, wier voetenend 
Is naar den gevel toegewend, 
Gij kunt er veilig binnengaan : 
Dat huis biedt rust en bijstand aan. 
Maar zorg, dat u gcen schijn bedrieg' ! 
Want is het hoofdeneind der wieg 
Naar ? t huis gekeerd — in dat verblijf, 
Daar oefent wis een schaaintloos wijf 
Om snood gewin een vuil bedrijf. 



>) P. 445. 



Digitized by 



Google 



EN GE2EGDEN ONTLEEND. 27 

Dat alles verklaart evenwel nog niet, wat het Paard in de Wieg betee- 
kende. Zeker is 't, dat dit symbool reeds eeuwen oud is, en, zonderling, 
dat het weleer een kerkelijk symbool was. 

Nog in 't midden der il** eeuw zag men het in de Oude Kerk te Am- 
sterdam. Het stond uitgehouwen in de lijst van 't koor boven de Noor- 
der-zijdeur en dagteekende waarschijnlijk uit de 15* 6 eeuw. Het paard lag 
er, even als op de uithangborden, op den rug in de wieg; maar werd 
gewiegd door een kat, en daar naast stond een ezel op den pre£kstoel. 
Zeventiende-eeuwers hebben gepoogd, er, op hunne wijze, verklaringen van te 
geven, die echter niets anders bewezen, dan dat men er toen ook al naar giste. 

Daar het paard van ouds het symbool was van 't heidendom, en de 
ezel, — omdat Kristus op een ezel zijn intocht binnen Jeruzalem gedaan 
had — dat des Kristendoms, kan de voorstelling al zeer oud, althans van 
de vroegste tijden van den steenen-kerkbouw zijn. Maar waarom het dier 
in een wieg moest liggen, en hoe dit een uithangbord werd voor bor- 
deelen, ziedaar wat wij niet kunnen verklaren en waar wij ook niet in 
den blinde naar willen gissen. 



V. 

Doet er niet toe (»Doet er niet meer bij") was een toenaam, die in 
't laatst der 16 de en in 't begin der 17 de eeuw te Amsterdam gedragen werd 
door lieden, die tet den welvarenden burgerstand behoorden. 

ToJonge Jan Poet er niet toe" behoorde onder de 36 achtbare schutters, 
die op 27 Mei 1578 aangewezen werden, om een nieuwe Regeering te 
verkiezen; dat Jonge veronderstelt, dat er ook een Oude was, die 
zoo heette. 

»Jan Dirksz. Doet er niet toe" verkocht in 1611 aan de Stad een huis op 
den Nieuwe-zijds-voorburgwal, waar thans de achtergevel van^t Paleis staat. l ) 

Ook Bre£ro in zijn »Moortje" noemt een »Jan Doet er niet toe", waar 
oude Lammert het ijsvermaak op den Amstel aldus teekent: 

Get, hoe pronckt dronckc Keesje van de Slochter 

Met' sijn mooye tuyt-meyt, — hier ouwe Japen-dochter, 

En Mieuwes mal-monckt die reet roit sen jongste snaer, 

Morsighe Mary Slomps reet mit heur bestevaer. 

Maer Jan Doet er Niet toe die schoof in een schuyf-sleetje, 

Syn bestemoer, sen wijf, sen ky'ren en sen peetje. 

Bij Bredro is de naam kennelijk gekozen om de zware vracht, die Jan 
had voort te schuiven, en waar inderdaad niets behoefde toe- of bij-gedaan. 



! ) P. Sr.iiELTEMA, De Beurs, biz. 25. 



Digitized by 



Google 



28 



ZINNEBEELDEN, AAN VOLKSSPROOKJES 



Maar de bovengenoemde werkelijk bestaan hebbende personen zullen wel 
hun naam aan een uithangteeken hebben ontleend. 

Welk zinnebeeld echter boven dat opschrift geplaatst was, weten wij 
niet : vermoedelijk een lastdrager, reeds zoo zwaar belast dat er niets meer 
bij raocht — als een zinspeling, hetzij op de zorgen des levens, hetzij op 
het pak der zonden. 

De Zeven Zwabeti, een haas bestrijdende, is een Straatsburger legende, 




die men op een uithangbord te dier stede ziet, en die ook op de glazen 
der toover-lantaarns vertoond wordt. 

Tot voor eenige jaren hing in de Rue de la Grande Truanderie te Parijs 
een oud uithangbord, waarop een put geschilderd was met het onder- 
schrift : Le putts d J Amour. 

't Was onder de regeering van Filippus Augustus gebeurd, dat zekere jonk- 
vrouw, Agnes genaamd en de dochter van een van 's konings hovelingen, 
uit wanhoop van door haar minnaar versmaad te zijn, zich in een put 
wierp en verdronk. Drie eeuwen later wilde een jongeling, die ook ver- 
liefd was en ook wanhopig over de koelheid van zijn liefste, 't haar nadoen 
en sprong in denzelfden put. Maar hij kwam er beter af; want de juflfer, 
die op eens van koel warm geworden was, schoot toe, wierp hem nog 
gaauw een touw toe en vischte hem op. De gelukkige kwibus liet hierop, 
ter gedachtenis aan zijn mirakuleuze redding, een deksel op den put ma- 
ken, met dit inschrift: 

Vamotir ma re/ait 
En 1523 Unit a fait. 

Het was de afbeelding van dien put, die op het uithangbord te zien was. *) 

Te Lyon heet zeker huis sedert meer dan drie eeuwen la Pierre Percee 

en de straat is er naar genoemd. Ook hiervan wordt een legende verhaald. 

De eigenaar van 't huis was een vrek, met een hart als een steen Een 

knecht van hem vond een onbeduidend voorwerp in huis, en zag er geen 

bezwaar in, het zich toe te eigenen. De vrek bracht hem voor *t gerecht 



! ) Sauval, Antiquites de Paris. 



Digitized by 



Google 



EN GEZEGDEN 0NTLEEND. 29 

en de dief werd veroordeeld om gehangen te worden voor de deur zijns 
meesters. De heele stad had medelijden met den armen sukkel en vloekte 
op' den hardvochtigen heer. En deze, om wel seknur te zijn dat de patiSnt 
voor zijn deur zou hangen, liet daartoe een groote kei doorboren, om 
er het galghout door te steken. Die doorboorde kei werd bewaard en 
ingemetseld aan den drempel van 't huis. Reeds in 1540 was het onder 
dien naam bekend ! ). 

Te Schelderode in Vlaanderen hangt een uithangbord Den Leeuw. Er 
staat een leeuw op geschilderd, die een zijner klaauwen slaat op een groot 
raenschenaangezicht, dat geheel van doornen omgeven is *). De legende, 
die er bij behoort, zijn de Vlamingen vergeten, en wij weten die ook niet. 



») De Potter, biz. 47. *) Id. biz. 185. 



Digitized by 



Google 



DERDE HOOFDSTUK. 

SPREEKWOORDEN 



IVlen heeft de spreekwoorden »de wijsheid der volkeren" genoemd. In 
alien gevalle zijn zij gangbare munt, omtrent wier waarde men 't eens 
en die overal van kracht is. Zelfs was het en is 't nog niet vreemd, men- 
schen te ontmoeten, wier wijsheid, als die van Sancho, bestaat in 't ge- 
durig gebruik van zekere spreekwoorden, of wel van 6en spreekwoord, dat 
zij zich tot Hjfspreuk kozen : en zoo iemand deed dan ook niet zelden de 
figuurlijke voorstelling dier Hjfspreuk, in steen gehouwen voor zijn gevel, of 
geschilderd op luifel of uithangbord pronken. 

Een spreekwoord, dat ontelbare malen op die wijze werd afgebeeld, 
omdat het de levensondervinding van zoovelen was, is: Niemand zonder 
vyand. In de Rapenburgerstraat ziet men 't nog op een ouden gevelsteen 
voorgesteld door een duif, die door een sperwer wordt nagezeten. Ook te 
Arnhem stond het bij de S l . Eusebiuskerk, op den hoek der Kerkstraat, 
aan 't huis, dat in 't begin dezer eeuw bewoond werd door den pastoor 
Pruim en later door den predikant Overduin. De spelling Nimand sonder 
viand gaf aan een schrander taalgeleerde stof tot deze opmerking: ageest 
en vleesch voeren gedurig strijd, en daar het vleesch van nature onze 
viand is, zoo is dit woord afgeleid — of omgekeerd — van 't woord 
viande" 1 ). Verwonderlijk zijn de vindingen van taalgeleerden. 

Niet minder algemeen was het oude: Elk huis heeft zijn kruis. Wij zien 
in de Korte-Leidschedwarsstraat een gevelsteen van 1667, waarop . het 
huis, waar hij voor staat, zelf is afgebeeld; doch met een groot kruis be- 
hangen, en daaronder: elck hays heeft syn kruys. Te Franeker stond het 
kruis voor den luifel geschilderd, en daaronder: 

* Ik hang het kruis buiten mijn deur; 
Maar ogl het klopter al weer veur. 
Elk huis heeft zijn kruis wilt wel versinnen, 
Is 't niet yan buiten dan ist van binnen. 



') Medegedeeld door den Heer L. van den Bor, te Magelang. 



Digitized by 



Google 



SPREEKWOORDEN. 31 

Te Enkhuizen had de waard in 7 Kruis op zijn uithangbord: 

* Wie leeft er sonder kruys? 
Dit is in 't Schippers huys. 

Aanzien doet gedenken las men dikwijls voor winkels, waar allerlei spijs 
en drank te koop was, onder een geschilderde voorstelling van 't geen 
men voorhanden had. In onzen tijd zagen wij 't nog dikwijls met het 
enkele spreekwoord, maar oudtijds was 't gewoonlijk in rijm gevat, b. v. 
voor een gaarkeuken te Saardam : 

* Aensien doet gedcnken. 

Niet eten doet de maeg krenkeri. 

en elders voor een kroeg: 

* Komt hier in huis na jou behagen, 
Watje niet siet, daar kanje na vragen , ). 

Want aanzien doet gedenken. 
Een halfjen of twee kan niemand krenken. 

Een landman, die zijnen akker omspit, verzinnelijkt het spreekwoord: 
Niets sotidw arbeid, dat daaronder gesteld is, op een ouden gevelsteen in 
de Reestraat. En Niets sonder Segen hangt bij Berkel in Zuid-Holland uit. 

Alle zegen komt van boven werd voorgesteld door een landbouwer, die 
zijn schoven verzameld heeft. Op den Nieuwendijk, aan den hoek van de 
Smaksteeg, ziet men dit voorgesteld op een grooten steen. Een boer had 
het achter op zijn wagen, met dit rijm: 

* Wat doet niet menig mensch, 

Eer hij zijn ijdlen wensch 
Met raoeite heeft verkregen? 

Een achat, een hand vol niet, 

Ja meest nog maar verdriet, 
Het hangt al aan Gods zegen. 

Te Ferwerd in Friesland had een bakker, van wien men vertelde, dat 
hij 's nachts met een schuitje zakken vol meel slook, dit op zijn luifel 
doen schrijven: 

De zegen komt van boven: 
Dat moogt gij vrij gelooven. 



') Maar ook krijgen? dat is een tweede vraag. Intusschen, de spreekwijze was zeer 
f»ewoon in de winkel- en beroepstaal en kwam telkens in opschriflen voor, b. v. voor 
een kousewinkel: 

Kom hier vrij in Na uw behagen. 

Zie je geen kous naar je zin, Jo kunt er na vragen. 

Tusschen in was een Kous geschilderd. 



Digitized by 



Google 



32 



SPREEKWOORDEN. 



Maar den volgenden morgen had een ander daaronder geschreven: 

Dat lieg je, duivelsch guitje, 

Die zegen komt uit jou schuitje 1 ). 

Te 's Gravenhage op 't Spui had een man, mogelijk ook niet zonder 
reden, op zijn luifel : 

* Mijn haters zijn zot. 
Alle zegen komt van God. 

Aan hun haters een hatelijkheid te zeggen konnen ze toch zelden laten. 
Intusschen, met die haters werden gemeend zij, die niet kunnen zien dat 
de zon in y t water schijnt. Dit laatste vinden wij te Vlissingen op een 
gevelsteen van 1629, en wel met een tegenhanger er nevens, die bewijst, 
dat het van een zeeman herkomstig is. Twee gevelsteenen, op den eenen 
de Zon en op den anderen de Maan. Onder de Zon leest men: 



Het is voor menig mensche grote pine 
Dat hij de sonne in't water siet schine. 



en onder de Maan: 



Het is voor den Zeeman gheen pine, 
Dat hi de Mane bi nachte siet schine. *) 

Het oude Nooit volmaakt wist een stoelemaker, op de Brouwersgracht 
over 't Melkmeisjesbruggetje, niet beter te verklaren dan door twee stoelen, 
waarvan de een slecht en eenvoudig met een mat, de ander zeer cierlijk en ge- 
makkelijk is, met welgevulde rug en zitting: j&Hoe goed men ook gezeten 

is", wilde hij zeggen, amen heeft 
het nooit volmaakt naar zijn zin." 
Respice finem. De Hollander had 
somtijds een hangslot voor den 
luifel of gevel geschilderd, en daar- 
onder : Siet op het slot. Maar meer 
gewoon was de spreuk: 't Endt 
draagt den last. Dit zien wij op 
een ouden gevelsteen in de Rapen- 
burgerstraat vertoond door een 
end of eendvogel, die een wereld- 
bol op den rug draagt. 
Op sommige plaatsen hield men zich getrouw aan den Latijnschen tekst, 
zoo op een luifel: 




') Medegedeeld door den Heer J. H. Heyman, te Ferwerd. 
*) » » » » P. Goeree, te Vlissingen. 



Digitized by 



Google 



SPREEKWOORDEN. 33 

* mensch, wie dat gy zijt 
Of waar gij henengaat, 
Bedenk het end altijt; 
So doet gy nimmer quaet. 

terwijl een boer, die 't Fortuin op zijn krat geschilderd had, hierop 
toepaste : 

* Voert u Fortuin op voorspoeds wagen, 
Zie toe in weelde, al zijt gij rijk. 
Denk in uw goede en kwade dagen: 
-t Eind was 't begin wel ongelijk. 

Ieder zijn ziti, of zijn meug, is, als spreekwoord, bij alle volkeren bekend, 
als : Cliacun son gout. Every one his fancy enz. Bij oris had men er 
meermalen nog een toevoegsel bij, en zeide: »elk zijn meug, zei de 
boer — en hij at vijgen," of wel, als in Paffenrodes »Hopman Ulrich ,, 
— »en hij at rijstebrij met hooivorken." Op twee gevelsteenen, de eene 
in de Eerste-bloemdwarsstraat, de andere in de Runstraat, komt echter geen 
boer voor, maar leest men Yder of Een elk syn sin onder een ongetoomd 
springend paard. 

Hon een oog in H zei I wordt gewoonlijk voorgesteld door een scheepje 
met vol Zeil, waarin een Oog is geschilderd. Te Amsterdam placht men 
het veel aan aardappelhuizen en schipperskroegen te vinden : 't schijnt 
thans uit de mode te raken. Te Arnhem staat het nog op een net ge- 
schilderd uithangbord voor een herberg, op dezelfde plaats, waar vroeger 
het huis Roermond stond, naar 't welk nog het Roermonderplein zijn naam 
draagt. l ) 

Een Amsterdamsche kroeg had er dit rijmpje bij : 

* In 't Oog in 't Zeil alhier 
Verkoopt men goed Weesperbier. 

En een Haagsche tabakswinkel : 

* Gebruik dit heilzaam kruit, geteelt tot 's mensch en heil, 
De saus van wijn en bier, maar hou een Oog in 't Zeil. 

Terwijl, te Bergen op Zoom, de gevelsteen van een Zoutkeet een Zeilend 
Scheepje vertoont, met een schipper, die, aan 't roer zittende, stipt naar 
zijn zeil kijkt; waarbij deze vermaning: 

Vertrou de werelt niet: bij menschen is geen heil. 
Zij draaien als de wind, hou zeif een Oog in 't Zeil. '*) 

Een herbergier te Duren, schreef voor zijn deur: 



1 ) Medegedeeld door den Heer P. Nijhoff. 

2 ) » » • » Pouwels te Bergen op Zoom. 
II. 



Digitized by 



Google 



34 SPREEKWOORDEN. 

* In Duren tapt men lekker nat. 
Is Duren niet een schoone stad? 

Duren is een schoone stad; maar Kortrijk ligt er dichtbij zegt men, niet 
met het oog op het stadje in 't Guliksche, dat nooit bijzonderen roem 
van schoonheid heeft gehad, noch op de Vlaamsche stad, die niet zoo heel 
dicht bij Duren ligt, — maar met toespeling op het werkwoord duren; 
waarbij dan van zelf de waarschuwing behoort, dat 's werelds • zaken on- 
bestendig zijn en, als wij 't goed hebben, ons rijk dikwijls kort is. 

Uit het hierboven aangehaald opschrift blijkt, dat men, in de 17 de eeuw, 
in 't land van Gulik nog dezelfde taal sprak als bij ons. Tegenwoordig 
zou 't in de Pruisische Kreitshoofdplaats Duren wel geen kroeghouder 
meer in *t hoofd komen, een rijm anders dan in 't Hoogduitsch voor zijn 
deur te plaatsen. 

Een tegenhanger van 't vorige vindt men te Maagdeburg: 

Wenn man recht viele Gelder hat, 
1st Braunschweig eine Schdne Stadt 1 ). 

De Kleeren maken den Man was een zeer gepaste spreuk voor een kle£re- 
maker, en stond dan ook nog in 't begin van deze eeuw op een uithang- 
bord in de Kalverstraat. 

Even zoo eigende de Schoenmaker zich de spreuk toe: die de Schoen 
past trekt hem aan; en had er doorgaans de voorstelling bij van een Juf- 
frouw die een schoen aanpaste. Dat ziet men nu ook al niet meer; — 
de Schoenmaker (b. v. op den Kloveniersburgwal over het Trippenhuis) 
doet het maar met een enkele Schoen af en t spreekwoord er onder. 

Maat houdt staat daar-en-tegen hoort aan kroegen t'huis; waar een 
voile maat de matigheid persifleerde. 

De tijd zal J t leeren was een spreekwoord onzer voorouders: wij zeggen 
't niet meer; want onze tijd is uitgeleerd. Maar een ouderwetsche Vla- 
ming, die, in 't dorp S l . Laurens, een kroeg houdt, schrijft het nog. op 
zijn uithangbord: 

De tijt zal alles leeren : bij M. . . . 
Verkoopt men drank 2 ) 

Het Fransche spreekwoord Chercher midi a quatorze heures was vroeger, 
op een uithangbord te Parijs, voorgesteld door een wijzerplaat, waarvoor 
eenige lieden stonden, die naar het middaguur op XIV zochten, terwijl de 
wijzer op XII stond. 't Bord was reeds oud, want de straat — Rue Cherche- 
midi — is er naar genoemd. 3 ) 

>) Medegedeeld door den Heer A. H. Broens, Predikant te Delft. 
») De Potter, biz. tt3. 3 ) W. biz. 59. 



Digitized by 



Google 



VIERDE HOOFDSTUK. 



ZINNEBEELDIGE VOORSTELLINGEN VAN GEDACHTEN, GEVOELENS EN WENSCHEN. 



V ele ztnnebeelden en rijmen voor de gevels waren de uitdrukking van 
gedachten, gevoelens of wenschen. Elke straat was bij een open boek te 
vergelijken, waarin men lezen kon, wat de bewoners dachten en verlang- 
den. 't Was dan ook een gewoonte geworden, dat, als iemand een geluk- 
kigen inval had, een ander tot hem zei: »Schrijf 't op je luifel." 

Voor een gevel in de Taanstraat vin- 
den wij een steen, waarop een Amster- 
dammer uit de dagen van Prins Maurits 
zinspeelt op de lust en dezer Wereld. 
W welts Lusthof! roept hij uit; terwijl 
hij ons een lusthof vertoont, waarin een 
Jonkman zijn Vrijster naar een priSeltje 
geleidt. 

Een ander, op den Nieuwendijk bij de 

Smaksteeg, die eenige jaren later leefde, 

verklaarde al de goederen dezer wereld 

voor niet. De welvaart stroomt hem toe; 

het eene schip na 't andere komt rijkgeladen binnen ; de hemel stort schat- 

ten over zijn huis: toch noemt hij het Al niet. 





Digitized by 



Google 



36 



ZINNEBEELIIGE V00RSTELL1NGEN VAN 




De juiste verklaring dezer woorden vinden wij in een opschrift voor het 
hofje van Van der Dussen te Delft. 

Het is al niet 
Die de Werelt besiet. 

In de Smaksteeg zien wij hetzelfde denkbeeld 
eenvoudiger uitgedrukt; 't is hier de enkele geldzak, 
waar het goud uit wordt gestort. En juist deze 
zelfde figuur vonden we ook op de koorbanken 
in de Oude Kerk, — hetgeen bewijst dat het 
reeds in de 15 de eeuw een bekend symbool was. 

Een materialist in de Bloedstraat, die geen groo- 
ter genot kende dan eten en drinken, liet een 
Schaap afbeelden, dat een lam zoogt, en daar- 
onder : 

Dat voet is goet. 

Een Saardammer had drie G's op zijn luifel 
doen schilderen en, daaronder, deze verklaring: 

* Liefde, Waarheit ende Recht 
Hebben haer tot slapen gelegd ; 
Daertegen Gelt, Gewelt en Gunst 
Gebruiken haer macht en vrije kunst. 

Iemand, die de bekende figuur van den Man met Ladder en Boek op 
een uithangbord had laten schilderen, schreef op den stok: 

* De Werelt is vol haat, nijt en bedrog. 
Ik hoor, ik zie, en ik leer noch. 

Haat, Nijd en Bedrog waren de drie spoken der 17 de eeuw, die men, 
door er rijmen tegen te schrijven op zijn luifel, meende te kunnen bezwe- 
ren. Men kan er in de Verzameling van Jeroense eenige dozijnen van 
vinden: ons papier is er te kostbaar en onze ruimte te beperkt voor. 

Een boer had op het achterkrat van zijn wagen een mooie boerin laten 
schilderen, en daaronder: 

* Een wagen met schoone paarden 

Is een cierlijk ding op der aarden, 

Maar een schoone vrou vol deugt en ootmoet, 

Als de Man wai seit, dat se dat voort doet, 

En geen stuursheyt laat blijken, 

Zo een Vrou is bij geen Wagen of paarden te vergelijken. 

y>Oh! Mademoiselle est cent fois plus belle que tons ces chevaux\ zegt in 
les trois jumeau.v de Bergame een der drie Harlekijnen tegen een juflrouw, 
aan wie hij een mooi kompliment wil maken. Trouwens, als zijn mentor 
hem influistert, dat men geen juflrouw met een paard vergelijkt, haast hij 



Digitized by 



Google 



GEPACHTEN, GEVOELENS EN WENSCHEN. 



37 




r rs EEN DEW CIM 
m OPTK JCOOMEN 



zich, zijn misslag te vergoeden met te zeggen: Oh non! c'est vrai, made- 
moiselle n'est pas belle comme des chevaux. 

Voor een halve eeuw hing by een schoen- 
maker op Oostenburg het bordjeuit, hierne- 
vens afgebeeld. En te Heemstede bij de kerk 
zag men, en ziet men misschien nog, eenuit- 
hangbord op 't welk een man was voorge- 
steld, die beproefde zijn paard te bestijgen, 
doch er zijn hoed bij verloor. Daaronder 
stond : 't is een toer om er op te komen. 

Aan den weg tusschen Aarschot en 
Scherpenheuvel ziet men, aan een kroeg, 
een bordje, waarop een borstbeeld is geschilderd met een glas in de hand, 
en daaronder: in de eyderin (»iedereen") ziet men zugten. Om dit recht 
te verstaan dient men den Katechismus der Drinkebro£rs te raadplegen, 
en dan vindt men daar deze vraag en antwoord : 

Vr. Wat zei Mozes tegen Aaron, toen hij den berg beklom? 
Antiv. Bro£r, laten we nog eens zuchten. 

Hieruit leert men, dat zuchten, onder zeker slag van menschen, ook 
een mystieke beteekenis had; en dat het opschrift dus niet anders wil zeg- 
gen, als: aiedereen drinkt een slokje." 

Heeft het AfschafGngs-Genootschap in die buurt nog geen afdeeling ge- 
sticht? 

Sommige van die geuite gedachten en gevoelens zijn ons in geschrifte 
bewaard gebleven, zonder dat wij weten of zij van geschilderde of ge- 
beeldhouwde figuren verzeld zijn geweest. Wat daarvan zij, de opschriften 
waren 1 °. van politieken aard, 2°. van zedekundige of wijsgeerige strekking 
of 3°. zinspelende op het beroep. 

Onder de uitingen van politieke gevoelens bekleedde die van Oranje- 
zucht een voorname plaats: b. v. in de Bloemdwarsstraat : 

* Zo lang Oranje bloeit in 't hart der burgery, 
Is 't Vaderlant bevrijt van list en schelraery. 

Ontevredenheid met de Statenregeering in de dagen van Jan de Witt 
gaf aanleiding tot tal van bijtende opschriften op luifels, uithangborden en 
boerewagens, die doorgaans even spoedig we£r moesten worden wegge- 
nomen als ze uitgehangen waren, b. v. te Beverwijk: 

* Veel Colonels en onvrije Staten, 
Veel Capiteyns en weinig Soldaten, 
Veel Vergaderingen en weinig Secreeten (Geheimen), 
Dat zijn drie dingen, die een land opvreten. 

Rustiger hingen de borden met zedekundige en wijsgeerige opmerkingen. 



Digitized by 



Google 



38 ZINNEBEELDIGE VOORSTELLINGEN VAN 

Zij mochten moralizeeren en filosofeeren zoo veel zij wilden, mits zij van 
de politiek afbleven. Zelfs mocht een Grutter wel een »Gods loon" be- 
looven aan wie hem de klandizie gunde: 

* Hier verkoopt men Gort, Erreten en Boonen, 
Die my 't gelt gunt, Godt wil. 't hem loonen. 

Terwijl het bordje, dat Hebe op onze titelplaat maar half kyken laat, 
voluit dus luidde: 

* Hier leert men meisjes brajen en lesen. 
Die sijn kinders niet laat leeren, raoet wel een botmuil wesen. 

Onder de Wenschen, die op de uithangteekens werden uitgedrukt, 
bekleedt het verlangen naar vrede wel de eerste plaats. Bij de zoo veel- 
vuldige oorlogen in de 17 de eeuw was die wensch van den nijveren 
burgerstand vrij natuurlijk. Als iemand een huis liet bouwen, onder 
duizend zuchten over al die ^extraordinaire lasten" en »pessatie van nego- 
tiation" en verbod hier en verlies daar, en 't was zoo ver gevorderd, 
dat er »een figuere aan den gevel »geordineert" moest worden, dan kwa- 
men de woorden: »ik verlang naar vrede" uit zijn hart opwellen. Dik- 
wijls ontmoet men dan ook de voorstelling van een vrouw, bij een 
berg staande, boven welken een Engel zweeft met een olijftak, en daar- 
onder de woorden: Ik verlang na vrede. Voorbeelden er van leveren 
ons nog de Runstraat , de Tweede-egelantiersdwarsstraat, enz. In de 
Stokstraat te Maastricht leest men voor een gevel: Notts desiron la Paix 
1790 l ). 

De hoop op vrede (wat nog iets meer zegt dan het verlangen er naar) 
werd ook dikwijls uitgedrukt, b. v., op de Elandsgracht, met het beeld 
der Hoop, op haar anker rustende en daaronder: Ik hoop op vreede. Ook 
in Belgien vindt men die vredehopers. Voor een kroeg te Laarne staat: 
In de hope van vrede. Maar de tegenwoordige waard, tevens baardscheer- 
der en linnenwever zijnde, heeft er nog een rijm bijgevoegd : 

Hier word den baerd zeer zacht geschoren, 

Het hair gesneeden met fasoen; 
Geweeven zonder ooit een draedken verloren, 

Zoodat het niemand beter zou doen. 

Boven een kroeg te Auwegem staat het eenvoudig, in 's lands dialekt: 
In den oppe van vreede verkoopt men drank. 

Aan den straatweg van Lovendegem naar Somergem, tegenover den eer- 
sten molen, vindt men nog een andere Hoop uitgedrukt. In die kroeg kon 
weleer niemand het houden; 't was of de nering dat huis ontvlood. Nadat 



») Medegedeeld door den Heer Victor de Stuers, te Maastricht. 



Digitized by 



Google 



GEDACHTEN, GEVOELENS EN WENSCHEN. 39 

het drie jaren had le6g gestaan, waagde in 1854 of 1855 een waard de 
proef nog eens, en schreef op zijn bord : In de hope van beternis. »'t Schijnt 
dat het er thands weinig beter gaat dan vroeger" schreef De Potter in 
1861 >). 

Een gratter op de Leidschestraat had op zijn uithangbord een grooten 
Neus geschilderd, en daaronder dezen wensch: 

* Die 't smeer yervalscben en verkoopen de lui quaat licht, 
En een ieder het ontstelen in maat en gewigt, 
Ik zeg, dat ik wenschte aan al die dit plegen, 
Datze een houte neus van een elle lang kregen. 

En een boere-prinsman liet in 1679 een Olifantssnuit en een Pad op 
zijn achterkrat schilderen, en daaronder het rijm: 

* Ik wou, dat die den Prins hat en, borsten als padden, 
En datze elk een neus als een Olyfant hadden. 

Een Arasterdammer in de Stilsteeg, wiens bedryf zeker met den land- 
bouw in betrekking stond, had op zijn gevelsteen den spittenden landman 
doen uithouwen, zoo als men dien dikwijls in houtsnede als titel-vignet 
ontmoet, o. a. ook in den Staten-bijbel, met het devies Fac et Spem »(werk 
en hoop") doch hier, op den gevelsteen, met het onderschrift : God bewaer 
den landman. 

De wensch naar Welvaren komt ontelbare malen voor — eigen Welva- 
ren, 't "Welvaren van ambacht, handel of scheepvaart, 's lands Welvaren, enz. 

Hoe men zijn eigen welvaren wenschte was te lezen op den luifel van 
een Zaanschen boer: 

* groote God en Hemels Koning ! 
Bescherm ons hier in dese woning, 
En geef ons zegen en gewin : 
Breng ons hierna ten Hemel in. 

Een vers, dat zeker de Dominee voor hem gemaakt had. 

Publieke welvarens werden meestal op de uithangborden van herbergen 
gewenscht, met dien verstande, dat de waard, welk welvaren hij ook uit- 
hing, toch altijd zijn eigen welvaren bedogde en behartigde, terwijl de 
welvaartdrinkers er niet zelden de hunne bij verdronken. 

Geen ambacht, waar geen welvaren aan werd toegedacht 3 ). Maar zij 

werden ook herdacht in 't gemeen. Op de Achtergracht bij den Roeters- 

burgwal heefl een uithangbord van een schaftkelder, bij de gewone ge- 

schilderde voorstelling, tot opschrift: de Iioem van Ambachts-welvareti, 

met dit rijm: 

Roem boven roem. 

Het oude heb ik afgelegd, 

Het nieuw heb ik opgeregt. 

l ) De Potter, biz. 109. 2 ) Vgl. Dl. 1., biz. 126. 



Digitized by 



Google 



40 ZINNEB. VOORSTELL. VAN GEDACHTEN, GEVOELENS EN WENSCHEN. 

Die dit schreef was blijkbaar een man van vooruitgang; maar wat hij 
precies meende te zeggen kunnen wij niet raden. 

's Lands welvaren werd ook niet vergeten; zelfs in 't Gein hing in de 
vorige eeuw aan de herberg '$ Lands welvaren uit. In de steden en op 
de zeedorpen was er doorgaans een zeilend schip bij voorgesteld, zoo b. v. 
op een gevelsteen in de Haverstraat te Utrecht 1 ). Ten platten lande 
daarentegen he* boerebedrijf; de boer verstaat doorgaans onder 't Land 
alleen zijn land. 

Te Haarlem stond op de winddeur van een herberg: 

* In 7 s Lands Welvaren. 
De welvaart van het Land wil ons de hemel geven, 
Opdat wij neringrijk in voorspoed mogen leven, 
Dat onze zeevaart niet gekrenkt word noch belet, 
Maar dat al 't snoot gespuis word tot den gront geplet. 
So bloei Oranje tot behoud van Stad en Staten, 
Tot spot der vyanden, en alien die ons haten. 

Geen wensch is zeker algemeener dan die naar een vrolijk leven, en 
even zeker is % dat die wensch niet krachtiger en schilderachtiger kon 
worden uitgedrukt dan zulks gedaan werd door Jan Harmensz Grootendorst 
in deze uitboezeming, welke hij liet schilderen achter op zijn boerewagen, 
en waarmede wij dit Hoofdstuk besluiten: 

* Ik wou dat ik waar, 
Een ouwe kluizenaar., 
En altijt had op den dis 
Gebrade hoenderen *) en vis 5 
En dat Rijnsche wyn 
Dagelijks mijn drank mogt zijn, 
En een oud wijf van drie maal zes jaar, 
Poezel, blank en geel van baar, 
En slap in *t buygen van haar lenden. 
Daarrae^ zou ik mijn leven wel enden. 



») JS. Vtr. Courant 1867, n°. 502. 

*) De man bad blijkbaar het tovjours des perdrix van den Franschen biechtvad : 
niet gelezen. 



Digitized by 



Google 



VIJFDE HOOFDSTUK. 

ZINSPELINGEN OP DEN NAAM VAN DEN HUISHEER. 



Ijven als het in de heraldiek ten aanzien van sprekende wapens 
niet altijd is uit te maken of het geslacht zijn naam van 't wapen, dan 
wel het wapen zijn figuur van den naam heeft ontleend, zoo is het ook bij de 
uithangteekens niet altijd zeker, of het uithangteeken van den naam, dan 
wel deze van H uithangteeken is voortgekomen. Zoowel het een als het 
ander heeft voortdurend plaats gehad l ), doch met dit onderscheid, dat 
vroeger de uithangteekens de geslachtnamen deden ontstaan, en later de 
uithangteekens (even als de nieuwbakken wapens) zijn gemaakt naar den 
naam. 

Hendrik Laurensz. Spieghel liet in 't laatst der 16 de eeuw aan een zijner 
huizen drie gevelsteenen plaatsen; op den middelsten was een Spiegel uit- 
gehouwen, links zag men een L, rechts een M; en dit las men: el 
spiegel em (»elk spiegele hem" of »zich") — een spreuk, die hij, met 
toespeling op zijn naam, gekozen had. 

Toen in 1624 de schepen Jacob Reael de huizen bouwen liet op 't eiland, 
dat naar hem genoemd is, zette hij den Reaal, op een gevelsteen gebeiteld, 
aan 't hoekhuis, waar die nog staat: en dit verdient te meer opmerking, 
om dat die geslachtnaam zelf een halve eeuw vroeger zijn oorsprong 
ontleend had aan den (louden Reael op 't Water. 

De Thezaurier Pieter Adriaansz Raep plaatste voor 't hofje, dat hij in 
1648 op de Palmgracht stichtte, een groote Raap met P. A. daarboven en 
daarin las ieder zijn naam. Een Gekroonde Raap in een gevel uit het begin 
dier eeuw, op den Oude-zijds-achteiburgwal bij den Niezel, wijst nog ver- 
moedelijk zijn woonplaats of die van zijn vader aan. 

De huizen van Kromhout op de Heerengracht bij de Huidenstraat — vier 
witte gevels, in 1662 door een Kromhout gebouwd — voeren nog het Krom 



l ) Vgl. Dl. I. biz. 169 en volgg. 



Digitized by 



Google 



42 ZINSPELINGEN OP DEN NAAM 

Hout in den gevel. De geslachtnaam, waarschijnlijk van een vroeger krom 
hout ontleend, was al meer dan een eeuw ouder. 

Het uithangteeken van den boekverkooper Nikolaas Visscher was een 
Visscher: het beeld stond bijna levensgroot op zijn luifel, met een kabel- 
jauw in de rechter- en een haak in de linkerhand. 

Zijn konfrater Justus Danckers woonde »in de Galverstraat in de Danc- 
baerheyt" Die dankbaarheid was eenvoudig een zinspeling op Danckers 
(»zoon van Dancker"). 

De boekverkooper Jacob van Meurs had in 1648 op 't Gingel over de 
Appelmarkt voor zijn gevel de Stad Meurs, waar hij vermoedelijk van daan 
was, — en bij den juwelier Isaac Hogenbergh in de Voetboogsstraat hing 
in 1684 de Hooge Bergh uit. 

In de Jonge-Roelensteeg ziet men nog een mooien grooten gevelsteen 
van 1728, waarop een hand, die een beitel op een steen slijpt en daaron- 
der : de Wetsteen. Dit was 't uithangteeken van den beroemden boekdruk- 
ker Wetstein, dat echter al verscheidene jaren ouder was dan deze steen ; 
want op den titel van Spieghels aHertspieghel," dien Hendrik Wetstein 
in 1694 uitgaf, ziet men 't zelfde zinnebeeld op den titel met de spreuk : 
Terar dum prosim: (»dat ik slijte, mits ik dienst doe"). Wetstein had 
echter zijn boekwinkel niet in deze steeg, maar in de Kalverstraat, in het 
huis, waar thans Grotius in den gevel staat, en dat hij in 1692 gekocht 
had. J. en R. Wetstein lieten het in 1728 vertimmeren, deden toen 
den zoo even genoemden steen in den gevel metselen, en plaatsten er 
deze inscriptie bij : 

Dum teritur cos, litteratis usui 
Et litteris prosit bonis, 
d. i.: 

• Terwijl de wetsteen slijt, strekke hij den geletterden tot nut, 
den letteren tot voordeel." 

Toen Tirion in 1761 het huis kocht, liet hij den Wetsteen naar het 
achterhuis in de steeg overbrengen, doch liet de inscriptie staan, en plaatste 
daarbij Grotius voor den gevel *). 

In plaats van een naamplaatje op zijn deurpost of een visitekaartje met 
mikroskopische lettertjes voor een vensterruit, had men voorheen den ge- 
velsteen, die op een meer in 't oog loopende manier den naam aan wie 
er med noodig had verkondigde. Hoe duidelijk staat daar nog in de 
Nieuwstraat Ratbergen te lezen ; want voor den botterik, die niet lezen kon, 
is 't er in beeldschrift boven gezet: een rad boven drie bergen. Ieder 
dus, 't zij hij lezen geleerd had of niet, kon zonder navraag 's mans wo- 
ning vinden. Men beweere dus niet langer, dat in onze dagen alle 
dingen worden vergemakkelykt ('t woord is niet van ons); — onze 
vaderen hadden er in menig opzicht vrij wat beter slag van. 



') Fr. Mlller, Cat. van de Bibl. der Vereen. tot bevordering des boekh. 1856, bl. 111. 



Digitized by 



Google 



VAN DEN HUISHEER. 



43 



Wie Wildeboer heette, liet een net gekleed boertje, dat zich in de 
struiken verwart (even als de edelman op de prent van Gats »Houwelijck") 
uithouwen, en de Wilde Boer daaronder zetten, gel\jk men 't nog op den 
hoek van de Spuistraat en 't Klimopstraatje zien kan. Of deze famielje 
was van den Haarlemschen Wildeboer? l ) Wie 't weten wil, kan mis- 
schien dien aangaande nog inlichtingen bekomen bij de vroedvrouw, 
die weinige schreden verder woont en nog, blijkens haar bordje, den naam 
Wildeboer voert. 

Het getal gevelsteenen van deze soort was ongetwyfeld vroeger vrij 

talrijk; daar zij, bij verandering van bewoners, meestal zullen zijn wegge- 

nomen; en 't is bijna te verwonderen, dat er nog van zijn overgebleven. 

In de Goudsbloemsstraat, op den hoek der Eerste-dwarsstraat, staat een 

fraaie steen van 1725, 
waarop een Leeuw 
aan een ketting, die 
door een man met 
een zweep geslagen 
wordt, en daaronder 
het woord Tamme ; 
waarschijnlijkdenaam 
van den stichter, die 
er dezen Leeuwentemmer als zinnebeeld bij had gekozen. Op den Haarlem- 
merdijk bij 't Gingel vindt men een dergelijken steen, waaronder wel 
de naam Tamme niet staat; maar die anders met den eersten zooveel 
overeenkomst heeft, dat hy wel van gelijken oorsprong zal zijn. 

In de Elandsstraat ziet men een steen van 1756, waarop een Sluis, met 
de letters J. V. D. S. — een zinnebeeldig naambord van Jan van der 
Sluis. 

Op den Oude-zijds-achterburgwal, op den hoek der Spinhuissteeg, ziet 
men een h u i s en een m a n op den gevelsteen uitgehouwen en daaronder 
Huysman. Even zoo plaatste een ander, die Berghuis heette, een steen 
voor den gevel, met een huis op een berg, als men nog op den hoek van 
de Prinsengracht en Egelantiersgracht vinden kan, met het onderschrift : 
in Berghuys. 

Te Straatsburg vond men v66r 25 jaren nog een oud uithangbord zum 
Gertenfisch, waarop een Yisoh geschilderd was, bereden door een Engeltje 
met een toom in de hand, 't Laatste is slechts verciering; de visch is de 
hoofdzaak. Die wees oorspronkelijk het adres aan van zekeren Gerten 
Fisch (»Gerrit Visch" of »Visscher") die al in een akte van 1466 bekend 
is, derhalve oud genoeg om belangwekkend te zijn a ). 




>) Zie Dl. I. biz. 172. 2 ) De Potter, biz. 52. 



Digitized by 



Google 



44 ZINSPELINGEN OP DEN NAAM VAN DEN HUISHEER. 

Een snaaksche Fransche bocheljoen te Ch&teau-Gontier in Mayenne, die 
toevallig Bosse heette, terwijl de familie-naam zijner vrouw Quelle was, 
liet als naambord boven zijn deur zetten: Quelle Bosse. 't Moet nog niet 
vele jaren geleden zijn, dat dit bord daar te zien was *). 

Een kruidenier te Antwerpen had voor eenige jaren de volgende rebus 
op zijn deur doen schilderen: de letter B, een okkernoot, de muzieknoot 
Re, een vogelnestje, en de letter R. 't Viel niet zwaar, hier 's mans naam 
uit te ontcijferen: Benoit Renier '). 

Ook buitenplaatsen hadden hare uithangteekens, meestal bestaande in 
zinnebeelden, aan den naam of aan 't beroep van den eigenaar ontleend, 
en boven den ingang geplaatst. Enkele voorbeelden daarvan zijn aan »hof- 
poorten" uit de 17 de en 18 de eeuw overgebleven. Somtijds ook was er een 
gevelsteen in 't huis gemetseld, wanneer die namelijk, door de ligging 
van 't huis, op den openbaren weg kon gezien worden. 

In 't begin der voorgaande eeuw lag er aan den Amstel een buiten- 
plaats, de Morgenslond, waarvan Daniel Willink in zijn rijmend proza 
opdreunde : 

Hier rijst een Morgenstondt, heel schoon, 
Die vruchten, maar geen licht kan geven, 

Een Morgenstondt, met recht de kroon 
Der uitgelezen wandeldreven. 

Hier ziet Voordaag, op eigen grondt, 

Bij d' ochtendt zijnen Morgenstondt. 

Werkelijk was in den voorgevel van 't gebouw een steen gemetseld, 
waarop de Morgenstond bij rijzende zonne cierlijk was uitgehouwen , 
en dit alles met zinspeling op den naam van den eigenaar, Jacob Voordaag. 
Die Voordaag — om er dit nog bij te voegen — wilde niet alleen »hofheer;" 
maar ook poeet zijn; immers er staat een lofdicht, met zijn naam er 
onder, voor Willinks »Buitensingel :" ja hij heelt zelfs een paar treur- 
spelen gemaakt. 

Niet alleen bij den Haag, ook aan den Amstelveenschen weg, op het land- 
goed Elsrijk, kende men, voor bijna anderhalve eeuw, gedurende eenigen 
tijd een Huis lev Noot, om geen andere reden, dan dat de eigenaar 
toen Philip Moilives van der Noot heette. 

Beiden, Elsrijk en het Huis ter Noot, zijn lang verdwenen en vergeten, 
ondanks al de mooie Laura-, Sylvius-, Silvester-, Visschers- en Jagers- 
zangen, waarmee" de »zoetvloeiende dichter" Jan Baptist Wellekens ze 
poogde te vereeuwigen. 



») De Potteb, biz. H3. 2 ) Ibid. biz. 107 



Digitized by 



Google 



BIJBELSCHE EN KERKELIJKE FIGURE N. 



EERSTE HOOFDSTUK. 

BIJBELSCHE HIST0R1E 



V reemdelingen hebben de opraerking gemaakt, dat het Bijbelsche karak- 
ter in de oude Hollandsche uithangbord-opschriften zoo sprekend uitkwam. 
't Was, volgens hen, of deze niet onder de oogen van een Hollandsch 
publiek konnen gebracht worden, dan onder geleide van een heilige per- 
sonaadje uit de Schrift, die er dan doorgaans met de haren bijgesleepl 
was, alleen om den poeet een rijmslag te bezorgen *). 

De opmerking is geenszins onjuist; want al heeft men ook buiten ons 
land evenzeer uithangborden, aan de bijbelsche historie ontleend, toch op 
verre na niet in die talrijkheid en ruime verscheidenheid als in ons va- 
derland, en, wat tevens karakteristiek is, ook niet van zulke potsierlijke 
rijmen vergezeld, als de Hollandsche snaaksheid daarbij heeft uitgedacht. 

Die Bijbelsche richting was een natuurlijk gevolg der Reformatie. V66r 
deze had men ook reeds bijbelsche uithangteekens ; doch slechts in kleinen 
getale en meestal haren oorsprong dankende aan de mysteriespelen der 
middeleeuwen. Na de Hervorming zien wij ze plotsling vermenigvuldigen, 
en geen wonder. De Hervorming had den Bijbel in ieders handen ge- 
geven ; voor den Bijbel werd al het overige ter zijde geschoven ; de menigte 
las bijna niet anders dan den Bijbel of wat daarover geschreven werd; — 
en zoo hadden de bijbelschriften, zoo niet altijd in hun hart, dan zeker in 
hun hoofd een plaats gevonden; de bijbelsche personaadjen waren hun 
goede bekenden geworden, en de bijbelsche tafereelen stonden hun even 
goed voor den geest, zoo niet beter dan die, welke in hun tijd en oin 



l ) Hist, of Signb. p. 18. 



Digitized by 



Google 



46 BIJBELSCHE HISTORIE. 

r 

hen heen voorvielen. Vooral het Oude Testament, met zijn wonderlijke 
geschiedenissen gelijk met zijn profetien, was hun een milde bron van 
onderhoud en overdenking, en dit bleek o. a, uit het feit, dat zij hun 
kinderen, bij den doop, bij voorkeur Oud-Testamentische namen gaven. 
Een vrouw in den Briel beviel van drie zonen ; zij werden Abraham, Izaak 
en Jacob gedoopt ! ): een andere, te Dordrecht, bracht een vierling ter 
wereld, ook alien jongens : zij kregen de namen van Abraham, Izaak, Jacob 
en Samuel *): Maaiken de Wolff, de huisvrouw van Vondel, kwam er 
tegen op, dat haar zoontje Konstantijn zou heeten en verlangde voor hem 
een naam uit de Schrift 3 ). Gaarne ziet men wat men goed kent, gaarne 
spreekt men er over en hoort men er van ; en kon het dus anders of de 
gemeenzaamheid met den Bijbel moest invloed hebben op hetgeen men 
zeide, verlangde en verrichtte? 

Reeds van zijn geboorte af leefde het kind in een bijbelsche atmosfeer, 
en men kon, zonder te ver gedreven beeldspraak, er van zeggen, dat de 
bijbelstudie hem met de pap werd ingegeven; want zoowel de paplepel 
als de steel van den drinknap waren met bijbelsche figuren vercierd. 
's Morgens en 's avonds hoorde het iets uit »Gods woord" lezen en al wat 
hem omgaf strekte om het gehoorde in herinnering te houden. In snij- 
werk van kasten en slaapsteden, op schilderijen en omlijste merkdoeken, 
op kistjes en koffertjes, op drinkglazen en bierkannen, op schotels en tafel- 
borden, op tabaks- en loddereindoozen, op tafelschellen en schoenhoren- 
tjes, overal zag het bijbelsche tafereelen of teksten, stichtelijke rijmen of 
spreuken, en, aan de haardsteden, de gansche bijbelsche historie in blaau- 
we figuurtjes op de Delftsche tegeltjes — de zoogenaamde Steentjes uit 
de Schrift. Zaten de menschen »in een goed doen", dan prijkte moeders ju- 
weelkistje met een bijbelspreuk op het deksel: — »Jhezus J)oven alle dine" was 
daartoe zeer gezocht. En als vader zijn zilveren doos — 't zij de tabaksdoos, 't zij 
— in later eeuw — de snuifdoos — voor den dag haalde, dan liet hij den 
vriend, wien hij ze aanbood, gaarne zien wat daarop was afgebeeld : de 
Heiland in Gethsemane, of de Verheerlijking op den Berg, nooit zonder 
een toepasselijk rijm. En zoude nu, bij dat te pas brengen van bijbel- 
geschiedenis en bijbelleer bij al wat zich binnen het huis bevond, datzelfde 
huis die beiden alleen aan de builenzijden hebben gemist? — 't Is veeleer 
te verwonderen, dat wij het er niet nog in grooter hoeveelheid hebben 
aangetroffen. 

Op de tentoonstelling, die eenige jaren geleden te Delft gehouden werd, 
zagen wij een koperen beddepan, met dit opschrift: 

Met. de. brandende. liefde. van. Christo. onsen. Heer. 
Sal. ick. mijn. plaeU. verwermen. ter sijnder eer. 1618. 4 ) 



l ) Antonides, Gedichten biz. 311. l ) Balen, Dordr. biz. 814. 

5 ) Zie Vondels Leven en Werken, Dl. III. biz. 157. 4 ) Catalogs n°. 858. 



Digitized by 



Google 



BIJBELSCHE HISTORIE. 47 

Hoe grooten eerbied wij koesteren voor de vroomheid onzer vaderen, 
toch valt het ons moeilijk, een glimlach te bedwingen, wanneer zij zich 
op dergelijke wijze openbaart, en dan mag 't ons niet verwonderen, 
wanneer de toepassing der bijbelsche historie op de uithangteekens 
tot gelijke uitkomsten leidt. En te meer moet dit bij de laatsten het ge- 
val zijn, omdat die toepassing doorgaans betrekking heeft op beroep of 
nering — waar 't dan toch hoofdzakelijk om te doen was. 't Kan niet 
missen, of zij moest, nu eens verrassend en vermakelijk zijn, dan weder 
zonderling, en toch staat men meermalen in twijfel, wat men er van den- 
ken moet, of 't de kinderlijke naiviteit van een eenvoudige ziel is of de 
ondeugende luim van een spotter, die uit de rijmen spreekt; maar juist 
door dat zonderlinge karakter zijn die uithangteekens voor de kennis van 
den geest en de begrippen des volks in dien tijd zeer merkwaardig. 

Zoowel de Bijbel zelf als bijbelteksten en bijbelsche historie verschij- 
nen aan gevels, op luifels en borden: de Bijbel echter als boek, en behoort 
dus elders behandeld; de teksten besparen wij tot een volgend hoofdstuk. 
Wij bepalen ons voor 't oogenblik tot de bijbelsche historie, en behande- 
len 1°. de Oud-testamentische en 2°. de Nieuw-testamentische tafereelen. 



I. 

Adam en Eva of het Paradijs was eeuwen lang een zeer geliefde 
voorstelling op gevelsteenen en muurschilderingen, op luifels en uithang- 
borden, zoo hier als in Engeland, en daar volkomen dezelfde als bij ons: 
Adam en Eva staande ter wederzijde van een boom, om welken de slang 
gewonden is, terwijl Eva den noodlottigen appel aan Adam toereikt. Zij 
komt er bij verschillende beroepen voor, bij boekverkoopers zoowel als bij 
tappers. De schrijvers der History of Signboards l ) meenen, dat Adam 
en Eva hun uithangborden-populariteit te danken hadden aan de eer, die 
zij genoten, bestendige dramatis personae in de middeleeuwsche myste- 
riespelen te zijn, en voegen er de kurieuze bijzonderheid bij, dat in die 
spelen, »naar de naiviteit dier dagen", Eva op het tooneel verscheen in 
hetzelfde kostuum als waarin zij zich voor Adam vertoonde, toen zij hem 
den appel aanbood: een bijzonderheid, die zij aan hone Ancient Mysteries 
ontleenen, doch aan wier juistheid door anderen — wij gelooven met 
recht — getwijfeld wordt. 

Zeker is *t, dat het Paradijs een zeer oud uithangteeken is, en dat wij 
het ook in de middeleeuwsche spreekwijzen zien leven. »Ic bevele u Gode 
van Paradise!" was de gewone afscheidsgroet, waarvan het latere »Gode 
bevolen" een verkorting was. 

M P. 257. 



Digitized by 



Google 



48 BIJBELSCHE HISTORIE. 



Naar wij meenen, is er echter, behalve de invloed van de Mysteriespelen, 
dien wij geenszins ontkennen, nog een andere oorzaak geweest, die tot 
het vermenigvuldigen der voorstellingen van Adam en Eva heeft medege- 
werkt. De zoo even beschreven voorstelling was het blazoen van het 
Appelkoopersgild, en aan de broeders van dit gild hebben ongetwijfeld 
vele Adam-en-Evaas nun oorsprong te danken. Werd later de woning 
van zulk een koopman in fruit door lieden van een andere nering be- 
trokken, dan bleef 't uithangteeken waar H was, en zoo kwam allengs 
de Adam-en-Eva, of 't Paradijs, aan allerlei winkels, en zelfs aan toe- 
huizen (als aan dat van Haesje Glaesdochter l ) uit te hangen. 

Ook warmoeziers en groenteverkoopers pasten dit tafereel op hun be- 
roep toe. Op den luifel van een huis, waarin een groentenering gedre- 
ven werd, las men: 

" Adam en Eva gestelt in 't groene Paradijs, 
Aten hun buikje vol van de lekkerste spijs. 
Maar sij wierden verleit van den schelmschen droes. 
Hier verkoopt men kool, wortelen, rapen en groen warmoes. 

Een tuinman, die 't Paradijs uithing, schreef er een zedelijke toepas- 
sing bij : 

* Adams hof 
Is aard en stof. 
Elckeen wied zijn onkruyt groen; 
Ick heb genoeg met bet mijne te doen. 

Wordt in deze voorbeelden het Paradijs beschouwd als de kweekhof van 
lekkere groenten, een bakker te Maastricht beschouwde 't meer bepaald 
als 't luilekkerland der gouden eeuw en zette, onder den Adam en Eva> 
die op zijn luifel prijkte: 

Adam en Eva, dat waren de eerste menschen, 

Zij hoefden niet te werken, maar plukten na hun wenschen ; 

Nu moet men, als : t koren gegroeit is, het laten malen en brengen in de stad, 

En dan nog builen en bakken, dat het sweet loopt bij je g . . 

Dog 't gelt versoet het weer, daar sijn wij toe genegen, 

Mijn brood is schoon en swaar, die 't niet gelooft kan het wegen. 

Aan een huis te Delft in de Molslaan, vinden wij het Paradijstafereel 
in mozaiek, samengesteld uit Delftsche tegeltjes, en daaronder: 

XUimur semper in vetitum cupimusque negata a ) 
(Wij hunkeren altijd naar 'l verbodene en begeeren wat geweigerd wordt.) 

Tallooze malen komt de voorstelling op gevelsteenen voor: te Antwer- 



1 ) Zie Di. 1. biz. 37. -) Medegedeeld door den Heer Mr. J. Soutendam. 



Digitized by 



Google 



BUBELSCHE IIISTORIE. 49 

pen op ettelijke huizen in een en dezelfde straat, die er dan ook de Pa- 
radijsstraat naar heet l ). 

Twee Amsterdamsche gevelsteenen wijken van de gewone wijze van 
voorstelling af. Op den eenen (op de Appelraarkt) heeft de slang het 
bovenlijf van een mensch : — op den anderen (in de Batavierstraat) is Eva 
alleen met de slang: deze stelt dus een vroeger moment in de geschie- 
denis voor. 

»Het vlammigh lemmer eenes sweerts, dat sich omkeerde, om te bewa- 
ren den wegh van den boom des levens" 2 ) schijnt ten onzent nimmer 
tot uithangteeken gekozen te zijn. Wei in Engeland, waar het — omdat 
dit zwaard het oudste is, waar in de oorkonden des menschdoms van ge- 
sproken w'ordt — bij zwaardvegers en messemakers uithing. Maar dat een 
herbergier te Nottingham het Vlammetide Zwaard voor zijn deur hing was 
een vreemde inval: zijne bedoeling kon het toch niet zijn, iemand, 't zij 
vrome of zondaar, buiten zijn Paradijs te houden. 

Abels offerande ziet men op een gevelsteen in de St. Anna-dwarsstraat : 
dat wel geen andere bedoeling zal hebben dan dat hij, die er den steen 
Het zetten, zelf Abel heette. 

Om dezelfde reden beeldde een bakker te Heusden den eersten broe- 
dermoord voor zijn luifel af, met dit bijschrift : 

* Kaln sloeg Abel in het oosten doot, 
Daarom woont Abel hier in H westen en hij bakt er broot. 

Een andere bakker had dezelfde voorstelling op zijn uithangbord, met 
dit rijmpje daaronder: 

Kaln sloeg Abel dood, 
Al om een hoekje, 
Hier verkoopt men wittebrood, 
En ook een koekje s ). 

Ook in de reeds genoemde Paradijsstraat te Antwerpen komen Kain on 
Abel voor, en op menige andere plaatsen. 

Misschien is er geen bijbelsch uithangteeken, dat meer gebruikt is 
dan de Arke Noachs, in de volkstaal, by verkorting, doorgaans »'t Arkie" 
genoemd. Reeds v66r de Hervorming was de Arke vermaard, want de 
zondvloed was eene der meest gezochte vertooningen, en nog in de 16 de 
eeuw wist Karel van Mander — de oude natuurlijk, en niet de vriend 
van Vondel — die zoo natuurlijk mogelijk te maken. Hij schilderde een 
menigte lijken van menschen en beesten op een zeil, dat over het tooneel 
getrokken werd. Daarbij liet hij, door middel van pompen, die H water 
naar boven voerden, zulk een geweldigen plasregen op het tooneel vallen, 
dat de kijkers die vooraan stonden dien niet alleen zagen en hoorden, 



*) Anlwcrpen, biz. 191. *) Genes. HI : 2*. 
3 ) Medegedceld door Mej. A. •Hoefer, te Sittard. 

ii. 



Digitized by 



Google 



50 



BIJBELSCHE HISTORIE. 



maar ook voelden. Op dat ne£rgeplaste water dreef de Ark, en alles was 
zoo natuurlijk, dat velen nun tranen niet konnen weerhouden, bewogen 
om het lot van zoovele rampzalige menschen. Trouwens, men huilde toen 
lichter dan tegenwoordig. 

Maar niet alleen omdat de historie populair was, ook omdat, als uit- 
hangteeken, de Ark bij menig beroep zeer goed paste, kwam zij dikwijls 
voor. Noach was de eerste wijnplanter en wijndrinker tevens; bij was 
dus een geschikt voorwerp om aan een herberg te paradeeren : — en bo- 
vendien, gaarne zag de waard zijn kroeg zoo vol als een ark. Voorts was 
de Ark, waar van alles in was, een zeer voegzaam uithangteeken voor 
winkels waar van alles te koop was. En ook voor scbeepstimmerwerven 
maakte de Ark, als bet eerste bekende schip, een zeer bekwaam figuur. 

Op eene daarvan, te Saardam, hing de Arke Noachs uit, met deze rijmen : 

* Toen Noach 't eerste schip Het drijven op de baren, 
Door Gods bevel, om d 1 hecle werelt te bewaren, 
Zo volg ik hem en maak mefi schepen net en schoon, 
't Zij vaartuig klein of groot, als men mij geeft goet loon. 

En zelfs een spykermaker op de Reguliersbre£straat plaatste de Ark 
voor zijn luifel en gaf er den navolgenden zeer logiscben grond voor op : 

* Noach maakte de Ark, 
Byzonder groot en sterk, 
't Is niet volbracht zonder spijkermakerswerk. 

Uit de menigte nog bestaande gevelsteenen, waarop de Ark is afge- 
beeld, en uit het getal Arke-Noacbs-gangen dat men aantreft, kan men 
opmaken hoe vele men vroeger van die voorstellingen te zien kreeg. 




1'6 IMOE A4i«£ f 



Digitized by 



Google 



BIJBELSCHE HISTORIE. 51 

Maar ook nog deze bijzonderheid levert de Arke Noachs op, dat zij te 
Amsterdam tot uithangteeken van bedehuizen is gebezigd, en wel door de 
Doopsgezinden : in 't begin der 17 de eeuw op de Heerengracht tusschen 
de Korsjespoorts- en Roomolenstegen, en in 't laatst dier eeuw op den 
Nieuwe-zijds-achterburgwal bij de Lijnbaanssteeg, welke laatste zeker eene 
der aardigste is, die nog te vinden zijn. De Heer en Mevr. Noach en verdere 
familie kuieren er — uitgedoscht als Amsterdamsche burgerluidjes, die, 
met hun pakje onder den arm, voor pleizier een uitstapje naar Haarlem 
gingen maken — naar de Ark, die als een schuit aan den wal ligt met een 
breede plank om er over te gaan. Wie twijfelen mocht of het vader 
Noach wel is, kan 't onder het tafereel lezen. 

Noachs Duif met den olijftak verscheen ook afzonderlijk, het zij als ver- 
tegenwoordigende — de Ark, gelijk op een gevelsteen op de Bloemgracht, 
waar de Duif is afgebeeld, zittende op iets, dat de nok van de Ark ver- 
beelden moet, waarom dan ook 't opschrift luidt : d' Arke Noachs — het 
zij als Vrededuif 1 ). 

De Regenboog verscheen met de Duif in Engeland als een ververs- 
uithangteeken, en alleen was hij ook zeer gezocht en hangt o. a. in Fleet- 
street uit aan een der oudste kofGehuizen van Londen. Dat hij ook hier 
is voorgekomen, bewijst het bestaan zoo van famieljes als van hofjes en 
gangen, die er hun naam aan ontleend hebben. 

Sem hebben wij nergens gevonden; doch dewijl de naam reeds in het 
begin der 17 de eeuw als familienaam voorkomt, onderstellen wij, dat hij 
ook wel op gevelsteenen zal gepronkt hebben. 

Bij alle liefhebberij die er ten onzent voor de jacht was, heeft men 
toch als uithangteeken van geen Nimrod willen weten; wel van den 
Toren van Babel 3 ). 

Deze was zeer uitlokkend voor timmerlieden en metselaars: een Alk- 
maarder hing hem uit, met dit rijm er bij : 

In den Toren van Babel woon ik Klaes Everts, timmermansbaa*. 
Sy wouden die tot aan den hemel bouwen : og wat zijn de menschen dwaas I 
Daarom liet God de Heer hun spraak veranderen, opdat het werk niet voort zou gaan, 
Maar nu konnen de Bazen malkander hedendaags nog al minder verstaan. 

Op wat grond echter de Toren van Babel voor een tabakswinkel uit- 
hangt, gelijk te Leeuwarden, is niet duidelijk; misschien lag er een zin- 
speling in op den naam van den winkelier. 

Traditioneel wordt Abraham voorgesteld op het oogenblik, dat hij 
gereed is zyn zoon te slachten, en daarin we£rhouden wordt — een voorstel- 
ling bekend onder den naam van Abrahams offerande 3 ). Een Noordhol- 
landsche boer had de gedachte, die men daaraan verbond, uitgedrukt in 't 



>) Vgl. Deel I, biz. 275. a ) Zie Deel I, biz. 38. s ) Zie de afbeelding Deel I, biz. 71 



Digitized by 



Google 



52 BIJBELSCHE HISTORIE. 

rijm, dat onder de geschilderde voorstelling op 't achterkrat van zijn wa- 
gen stond: 

God gaf een gebod en Hij wilde 't niet, 

Het wierd Yolbracht en 't geschiedde niet l ). 

Maar dit rijm was niet oorspronkelijk. De twee regels, met nog een 
derde er bij : 

Nu zeg mij dan wat dit bediedt. 

vormden een dier bijbelsche raadsels, waar men vroeger zooveel me£ op 
had en die ten minste gedurende twee eeuwen stof tot onschuldig genoe- 
gen schonken. 

Waaraan Abrahams Offerande zijn groote populariteit te danken had 
is geen raadsel. Die tragische scene uit het leven des Aartsvaders werd 
zoowel in de kerkelijke mysterien als in de moral isatien der Rederijkers 
den volke telkens voor oogen gesteld, — al begon men 't in de 16 de eeuw 
wat verveelend te vinden, dat Abraham zulke lange gebeden in den mond 
werden gelegd en al zeide men er van: 

Abranis gcbedt is gemeenlijck langck, 
Hij heeft veel noten in synen sangk. 

Abrahams Offerande was te Dordrecht het uithangteeken van het huis, 
waarin de Graaflijkheidstol van Geervliet geheven werd en dat in 1677 be- 
hoorde aan den oud-schepen Willem de Wilt 2 ). En nog is er naauwe- 
lijks een stad in ons vaderland, waar men de voorstelling niet aantreft: 
te Amsterdam alleen op Vlooienburg wel drie; en op de St. Antonies- 
bre£straat staat er eene in den gevel met Hebreeuwsch onderschrift: 



pmr mpy 



Ja zelfs op dorpen vindt men ze : te Bussum eene, die gekleurd en in 
houten lijst gevat is, zoodat de steen als een schilderijtje voor den gevel 
hangt: het onderschrift is niet het gewone, maar HEBR. XI vs. 17 3 ). Ook 
buiten ons vaderland komt Abrahams Offerande als uithangteeken voor: 
doch niet zoo talrijk als bij ons. Te Norwich hing Abraham offering 



') Modegcd. door den Heer J. Blaauw, Az. 

-) Balept, Dordrecht, biz. 71. 

3 ) Steenon, in houten lijst gevat, kwamen meer voor. Op 't archief te Utrecht vindt 
men er een, afkomstig van het Kruis-gasthuis, die een opschriit bevat betreftende de 
eersle-steen-Iegging in 1408. Die steen vermeldt, dat do eerste steen is gelegd door 
»Dirc Ruische, Canonik tot Sinte Johan, op Sinte Joris dach 1408." En evenwel vindt 
men in den Tegenw. Staat van alle volken, XXI, biz. 393, 394, dat de tijd derstichting 
onzeker schijnt, «ofschoon die van sommigen op 't jaar 1407 gesleld wordt." 



Digitized by 



Google 



BIJBELSCHE HISTORIE. 



53 



his son in 1750 aan een winkel uit en Le Sacrifice d? Abraham ziet men 
op een gevelsteen te Rijssel. 

Een koopman in brandhout te Amsterdam levert ons een sprekend voor- 
beeld, hoe iemand in de 17 de eeuw een bijbelsch tafereel op zijn nering toepas- 
selijk wist te maken; hij schreef op zijn uithangbord: 

* Het hout is g(jfiakt op dat men 't zou branden, l ) 
Daarom is dit nu in Abrahams offerande. *) 

Anderen kozen het tafereel om geen andere reden, dan omdat zij zelf 
Abraham heetten. Zoo b. v. Abraham Jansz., die er op 't krat van zijn 
boerewagen me£ pronkte en er bij schreef: 

* Doe altijt Gods bevel, 
AI valt het vleesch wat swaer, 

God uitkomst geven sel, 
Dat bleek aan Abram klaer. 

Dezelfde voorstelling en hetzelfde rijm zag men nog voor een veertig- 
lal jaren achter op een vrachtwagen, die bij besloten water de trekschuit 
van Haarlem op Leiden verving 3 ). Misschien was de eigenaar van dien 
wagen nog een afstammeling van Abraham Jansz. Zulke wagenschilde- 
r in gen gingen, als andere uithangteekens, van vader tot zoon over. 

Een afwijking van de gewone voorstelling leverde een Joodsche bakker: 
hij vertoonde op zijn bord niet Abrahams offerande, maar Abmhams schoot, 
en die vol Joden. Hieronder las men: 

* Hier leggen al de Joden in Abrahams schoot, 
Maak dat j' er bijkomt en koop mijn paaschbrood. 




MBEZOPT-STEEW 



Loths Vrouw vinden wij 
op de Baangracht aan den 
hoek der Willemsstraat voor- 
gesteld op een gevelsteen, en 
wel op het oogenblik, dat zij 
in een zoutpilaar verandert. 
Van achteren is zij reeds een 
zoutklomp, van voren nog 
.een mensch: in 't verschiet 
vertoont zich 't brandende 
Sodom. Ongetwijfeld is deze 
fraai bewerkte steen van 
een zeventiende-eeuwschen 
zouthandelaar afkomstig. 



') T. w. het hout in zijn winkel. 

2 ) Want die had ook hout gehakt. Zie Gen. XXIII : 3. 

3 ) Medegedeeld door den Heer Paul H. Berk hout, te Loenen aan de Vecht. 



Digitized by 



Google 



54 BIJBELSCHE HISTORIE. 

Ook aanLoth met zijn dochters schijnt in die dagen een bijzondere 
belangstelling ten deel te zijn gevallen. Voor een winkel te 's Gravenhage 
kwam hij voor, met dit rijm: 

* In Loth en zijn dochters, die Sodoma en Gomorra zagen branden, 
Verkoopt men allerhande fijne kammen van schildpad en olifantstanden. 

Wij merken op dat rijm aan, vooreerst: dat het onhistorisch is; want dat zij 
alle drie in dat geval ook in zout zouden zijn gemetamorfozeerd, net als Mevrouw 
Loth; ten andere, dat het waarschijnlijk is vervaardigd door iemand, 
die, toen hij 't huis bewonen kwam, het tafereel reeds in den gevel of op 
den luifel vond staan en nu zijn best moest doen om het met zijn affaire, 
ware 't maar alleen door een rijmwoord, in verband te brengen. 

Den aartsvader Izaak kan men op gevelsteentjes in den Jodenhoek 
te Amsterdam vinden. Izaak Jacob zegenende, schijnt in den Briel te heb- 
ben uitgehangen ; een knoopemaker, die 't huis betrok, schreef op zijn 
luifel: 

* Izaak gaf Jakob den zegen door 's moeders bedrijven, 

Dus moest Esau tot zijn leetwezen wel een ongelukkige drommel blijven ; 
Want op zijn geboorterecht had hij in 't minst niet meer te hopen. 
Hier maakt en verkoopt men tot ieders gerief allerhande knoopen. 

Jakob werd op drieerlei wijze voorgesteld, als: 1°. wandelende met zijn 
staf ; 2°. in zijn droom (Gen. XXVIII : 12) ; 3°. worstelende (Gen. XXXII : 24) ; 
van alle drie kan men voorbeelden op gevelsteenen vinden. 

Van n°. 1 op de Leidschestraat en op Vlooienburg. Ook stond het 
vroeger ergens boven een poortje, waar op den hoek een melkboer woonde, 
die op zijn bordje schreef: 

* Jacob met zijn staf en zijn hond gingen over de Jordaan, 
Hier op den hoek van deze poort verkoopt men melk en zaan J ). 

Volgens het bijbelsch verhaal ging Jacob wel met zijn staf over de Jor- 
daan, maar niet met een hond; doch in de populaire voorstelling der 
17 de eeuw kon de hond niet gemist worden. 

De afbeelding van J a c o b s droom of van den Ladder Jacobs kwam 
van de drie 't meeste voor. Men ziet die nog op een aantal gevelsteenen, 
o. a. in de Nieuwe-zijds-armsteeg, in de Rapenburgerstraat tegenover de 
Houttuinen en vroeger zag men die ook op de Leidschestraat, waar sints 
onheugelijke tijden, een garen- en lintwinkei, on der den naam van de 
Ladder Jacobs, bekend is. Een fraaie steen, met het opschrift: in Jacobs 
Leer 1628 vindt men te Rotterdam in de Halvemaansstraat. Naast den 
ladder staat een botervat en een stapel kazen, 't geen eens iernand de 
opmerking ontlokte, hoe die goede Hollanders begrepen, dat Jacob, zelfs 



l ) Zaan is •room": een roomkaasje beetle toen een «zaankese." 



Digitized by 



Google 



BIJBELSCHE HISTORIE. 



55 




in die woeste plaats, niet ontbijten kon zonder Delflsche boter en Leidsche 
kaas. Onze lezers begrijpen wel, dat die eetwaren tot het winkelbedrijf 
betrekking hadden. 

Een levensgroote afbeelding van den droomenden Jacob ziet men in den 
gevel van een huis op den hoek van den Oude-zijds-voorburgwal en de 
Kuiperssteeg. Jakob ligt uitgestrekt met het hoofd op een steen; zijn 
groote pelgrimshoed is half afgevallen: de kalabas ligt aan zijn voeten en 
twee Engelen verschijnen aan den geopenden hemel ; doch de ladder is niet 
te zien. Blijkbaar heeft men hier den Aartsvader met Sint-Jacobus vervvard. 

De Worsteling Jacobs staat niet onaardig uitgehouwen in een gevelsteen 
in de Nieuwe-zijds-armsteeg, juist tegenover den (op de vorige bladzijde ge- 
noemden) Ladder Jacobs. Op den voorgrond ziet men het oogenblik, waarop 
de Engel Jacob de heup ontwricht. Op den achtergrond staat Jakobs 
woning, een Amsterdamsch burgermanshuisje ; *t Oostersche karakter is 
echter bewaard gebleven door een paar palmboomen. 

Uit de omstandigheid, dat de naam Esau nog als geslachtnaam be- 
staat, meenen wij te mogen gissen, dat die personaadje ook vroeger als 
uithangteeken is voorgekomen. 

Rachel hebben wij reeds op het bord eener Middelburgsche vroed- 
vrouw gevonden ! ) en wij hopen haar nog eens te ontmoeten. 

Van J o z e f bestonden verschillende voorstellingen. Vooreerst : Jozef in 
de put, zoo als bij een graankooper te Dokkum: 

* Jozef werd van zijn broers in een put gesmeten. 
Hier verkoopt men alle granen goed gemeten. 

Ten andere, de Kuische Jozef; een kle£rekooper had er dit vernuftig 
rijm bij: 

* Benje bij Potifars wijf geweest en verloorje je jas, 
Kom dan hier, ik heb er net een van pas. 



») Zie Deel I, biz. 132. 



Digitized by 



Google 



56 BIJBELSCHE HISTORIE. 

Eindelijk: het Korenhuis van Egypte, bij een korenkooper. 

Jozefs broeders hadden hem gehecl vergeten, 

Maar hier Yerkoopt men koren en graan vrij ruim gcmeten. 

De tweede regel is, als men ziet, met kleine variatie dezelfde als bij den 
Dokkummer, doch staat ten minste in eenig verband met het uithangtee- 
ken: tusschen de regels zelve is bij geen van beiden 't minste verband 
te vinden. 

Op het bordje van den aanspreker Benier las men: 

* In den ouden Joseph 't kan niet missen, 

Woont Esaias Benier, 
Bedicnaar der begraienissen, 
Dien gij kunt vinden hier. 

Maar wie was nu die oude Jozcf? Bedoelde men er den man van Maria 
mede? of was »in den ouden Jozef" synoniem met: »in het huis, waar 
van ouds Jozef heeft uitgehangen" en waar nu Esaias Benier was komen 
wonen? Wij zouden op die vraag alleen kunnen antwoorden indien wij 
het uithangteeken gezien hadden. 

Benjamin vinden we op 't krat van een wagen, en wel, waar hij als 
dief wordt aovergebracht." 

* In Benjamms zak dc beker was, 
Men bracht hem in Egypte ras. 

Job wordt altijd op den mesthoop voorgesteld. Bij een grutter voor 
den luifel, met dit rijmpje: 

* In Job op de Mesthoop, 

Verkoopt men erten on boonen goetkoop. 

Bij een schoenlapper voor het pothuis: 

* Job was een liitzaam man. 

i 
Die daar heeft minst mc£ te doen, 

Is er best an ; 
Dies zit ik in mijn kluisje, 

In dit pothuisje, 
En lap muyl en schocn, 

Voor elk man. 

Duidelijker, ofschoon niet beter van vorm, was de wijze raad, op een 
luifel gegeven: 

* Door haat en nijt, Dog niet begint, 
Dc lijtzaamhcyt Jobs veel verwint. 

Maar de mooiste voorstelling van Job, die wij kennen, vindt men op een 



Digitized by 



Google 



BIJBELSCHE HISTORIE. 



57 




gevelsteen in de Langestraat. Job zit naakt op den mesthoop v66r zijn 

huis: tegen over hem staat zijn wijf met 

jak en rok en boezelaar, juist of zij in de 

Langestraat t'huis hoorde : in 't verschiet 

een kerk. Natuurlijk: een Hollander kon 

zich geen dorp zonder kerk denken, en 

't dorp, waar Job woonde, moet die dus 

ook hebben gehad. — Het onderschrifl is 

D. G. I, wat zeker zal moeten beteekenen : 

De Geduldige Job. 

In de Spuistraat bij 't Postkantoor zit 
hij op den mesthoop, alleen, met de let- 
ters 3flb. 

Zoo zag men ook, in den gevel van een niet onaanzienlijk geboirw in 
de Laan bij de Visschersstraat te Groningen, een grooten steen met een nis, 
in welke een beeld was uitgehouwen, waaronder stond: 

Dit is Job >). 

Op een uithangbord, waarop Job wel niet al'gebeeld, maar toch het 
hoofdonderwerp van het rijm was, las men: 

' De duivel sloeg met sware slagen, 

Den vrome Job aan siel en lijf, 
En heefl hem al sijn goet ontdragen, 
Maar tot het swaarste van sijn plage n, 

Liet hij hem nog alleen sijn wijf. 

Dit is in het Gestickte l\jf. 

Te Utrecht stond Job in hout gebeiteld boven den ingang van het Sint 
Jobs-gasthuis — dat zeker geen beter patroon had kunnen kiezen. 'tBeeldje, 
uit het begin der 16 de eeuw, berust thans op 't stads-archief. 

Mozes werd op vierderlei wijze voorgesteld: 1°. in het biezekistje, 
2°. staande met de steenen tafelen nevens zich, 3°. knielende op den berg, 
welke voorstelling ook als de Berg Sinai betiteld werd, en 4°. met zijn 
broeder Aaron. 

Mozes in het biezekistje zag men in de 17 de eeuw op een bakkers uit- 
hangbord, met het volgende bijschrift: 

* Moyscs wiert gevist, 
Uyt het water, 
Die hier waar haalt krijgt vrij gist, 
Een Paasbroot, en op Korstijt een deuvekator. 



l ) Medegedeeld door den Heer T. van Halteren, tc Wildervank. 



Digitized by 



Google 



58 BIJBELSCHE HISTORIE. 

Dezelfde voorstelling had een vroedvrouw, bij wie zij althans een weinig 
beter op haar plaats was, met dit eenvoudig rijmpje: 

* Door Godes hant, 
Kwam Moses te lant. 

Maar de zonderlingste vertooning maakte zij bij een tandmeester : 

* Men viste Moses uyt de biezeo, 
Hier trekt men tanden en kiezen. 

Mozes met de steenen tafelen ziet men nog op Vlooienburg in een gevel- 
steen met Mosis tot onderschrift. Aan een zeventiende-eeuwsch wafel- 
huis stond hij evenzoo voor den luifel, waar hij wellicht zijn plaats 
alleen te danken had aan zijn tafelen, die juist rijmden op wafelen ; 

• Moyses schreef de Wet op twee tafelen, 
Hier verkoopt men boekweiteflensjes, oliekoeken en wafelen. 

Een konkurrent nam 't zelfde zinnebeeld, maar vond v?e£r een ander 
rijm uit: 

• Moses sprak tegen bet volk: Gij zult den Heere zoeken. 
Hier verkoopt men gebakke visjes, wafelen en oliekoeken. 

Mozes op den berg Sinai knielende en de steenen tafelen uit den ge- 
openden hemel ontvangende, is nog in de Bergstraat op een zeer oud 
gevelsteentje te vinden. Ook stond diezelfde voorstelling in 't midden 
der voorgaande eeuw geschilderd op 't uithangbord van den boekverkooper 
Crajenschot op den hoek van de Heerengracht en de Heisteeg. 

Mozes en Aaron s ton den in de 17 de en 18 de eeuwen in den gevel van 
een huis op de Joden-bre£straat, dat door een Israeliet gebouwd was, 
maar later tot een R. I£. kerk werd ingericht, welke den naam van het 
uithangteeken behield. In 1837 is dit huis gesloopt, en door een kerk- 
gebouw met twee torens vervangen. En schoon die kerk thans den naam 
van St. Antonius van Padua draagt, toch blijft die van Mozes en Aaron 
zich in 't spraakgebruik handhaven, en de beide oude Israeliten staan dan 
ook werkelijk we£r aan den achtergevel. 

Aan het oude stadhuis te Londen stonden de beelden van Mozes en 
Aaron voor den gevel 1 ). Of in 't midden der 17 de eeuw het voornemen 
bestaan heeft, dit in Amsterdam na te volgen, kunnen wij niet beslissen ; 
zeker is 't dat de straat tusschen het Paleis en de Nieuwe kerk sedert 
twee eeuwen de Mozes- en Aaronsstraat heet. 

De tocht door de Roode zee piacht mede als uithangteeken niet 
weinig in trek te zijn. Te Enkhuizen kwam hij voor in een vers op den 
luifel: 



l ) ff'tst. qf Signb. p. 260. 



Digitized by 



Google 



BIJBELSCHE HISTORIE. 59 

* Int Rode Meir. 
De dolkoppige Pharo vervolgde Mozes door 't Ro6 meir; 

Dat waren eldermentse stuypen ! 
Maar Mozes raakte er droogvoets deur, 
En hij met al zijn kanailje moest verzuypen. 

Een tabakswinkel te Goes had dit rijm bij de voorstelling : 

* Mozes heeft de kinderen Israels droogroets door 'I Roode meir geleyt , 
Dat Pharao en al zijn volck op *t droevigst heeft beschreyt. 
Heer wilt my mee zo goedgunstig als Mozes zijn. 
Hier verkoopt men tabak, gedisteleerde Wateren en Brandewijn. 

Dezelfde gebeurtenis werd herdacht in 't navolgende rijm, dat v66r 50 
jaar nog te Utrecht in de Agnietensteeg voor eene tapperij uithing, maar 
hier met Farao zelf op 't uithangbord. 

Een ieder wiedt zijn onkruit groen, 

En heeft genoeg met zich zelf te doen. ') 

Die een ander jaagt moet zelf gaan loopen. 

Daarom is Farao met al zijn volk verzopen. 2 ) 

Dat Farao stond er zeker met toepassing op het bier, dat er verkocht 
werd. Te Barley in Engeland was weleer een beroemd bierhuis, dat the 
old Pharao heette, mede als zinspeling op 't bier van dien naam. Volgens 
de Engelschen heette het bier »Pharao", omdat Farao koppig was, en 't 
bier ook: omdat Farao de lui niet wilde laten gaan, en 't bier ook niet. 3 ) 
Niet alleen de Engelschen brouwden dat bier : wij lezen ook van »Delftsch 
Pharao ende Israel, dewelcke altemets wel de hoofden van de Huysluyden 
op haere maeltijden doen omkeeren." 4 ) 't Moet dus wel koppig bier zijn 
geweest, en zeker heeft de Israel het van den Farao nog gewonnen. 

Huygens kende de beide bieren ook; maar zij schijnen in zijn tijd al 
merkelijk verdund te zijn geweest, want beiden komen bij hem ate »klein 
bier" voor. Onder dat opschrift vinden wij in zijn Sneldichten : 6 ) 

Dirck heeft geen geld om wijn te koopen, 
Soo suypt hy Israel met stoopen. 

Siet eens, hoe gaet het hier? 

Dirck is dick van dunn bier. 



En, onder 't opschrift »Momm" 6 ) : 



Heer Oom moght niet als Momm. 
Ick vraeghden hem, waerom ? 



') Men vergelijke hier het versje bij den tuinman op biz. 48. 

2 ) Medegedeeld door wijlen Jhr. Mr. F. A. Ridder van Rappard. 

3 ) Uttf. of Signb. p. 261. 4 ) Boitet, Delft, bl. 645. 
*) Boek XIII, n°. 11. «) Aid. n°. 101. 



Digitized by 



Google 



60 BIJBELSCHE HISTORIE. 

Foey, Pharo, sey de Pater, 
Heel kleyn bier is half water. 

Maer keert Mom om end om, 

't Is voor en achter Mom. 

De bloeitijd van beide bieren schijnt dus hier te lande de 16 de eeuw 
geweest te zijn; in de 17 de eeuw leden zij reeds aan verval van krachten, 
en na dien Ujd hooren wij er hier niet meer van, zoo min als in Enge- 
land. In Belgie daar-en-tegen blijft de Faro zijn ouden naairi krachtvol 
handhaven. 

De VleeschpoUen van Egiple hingen nog in 't laalst der vorige eeuw uit 
aan een herberg te Schiebroek ! ) en de Aanbidding van 7 t Gouden Kalf ziet 
men nog op een gevelsteen in de Niezel. 

De Vurige Kolom is reeds vermeld *), doch niet de Kinderen Israels in de 
woeslijn, waarvan o. a. een schoenmaker de voorstelling op de navolgende 
wijze wist toepasselijk te maken op zijn bedrijf: 

* Toen de kindercn Israels in de woeslijn waren, 
Droegen zij haar schoenen veertig jaren. 
Als de boeren en burgers nu ook zo deden, 
Mogt de droes zijn kindren op 't sc I toen maken besteden. 

Te Lyon in de rue Bourgchanin stak voor weinige jaren nog een bord 
uit, dat van 1612 dagteekende: a VArche d? alliance, vergezeld van een 
omschrijving der Tien Geboden in Fransche verzen, die wij hier maar niet 
zullen uitschrijven, 

In den omtrek van Oudenaarde vindt men Egypte uithangen, benevens 
Palestina, Jerusalem, en Babylon'wn. 3 ) 

't Land van Belofte is attijd zeer in trek geweest. De voorstelling 
is onveranderlijk dezelfde: twee mannen, die een monster-druiventros aan 
een stok dragen. Of H Heilige Land, dat in de \8** eeuw aan den hoek 
der Roskamssteeg uithing, dezelfde voorstelling was, weten wij niet; maar 
wel, dat het aantal gevelsteenen, waarop wij die voorstelling vinden, zeer 
groot is. Veelvuldig kwam zij ook voor aan kroegen; natuurlijk zag de 
waard gaarne, dat ieder bij hem zijn land van belofte kwam zoeken, en 
bovendien . . . die groote druiventros had zoo iets aantrekkelijks ! 

't Is waar, titel en afbeelding schijnen niet overeen te stemmen; want 
het Land ziet men niet. Maar men bedenke wel, dat dit doorgaans het 
geval is met hetgeen beloofd wordt, en dus nog in de onzekere toekomst 
ligt. Hier krijgt men van 't beloofde ten minste nog een proefje, wat 
niet eens altijd het geval is. 

Te Rotterdam, aan het eerste huis als men van buiten den Sehiedam- 
schen dijk opkomt, ziet men boven de deur een mooi exemplaar: de beide 



J ) Nederl. Stad- en Dorp-Besehr. 3 ) Deel I, biz. SO. 3 ) De Potter, bl. 



Digitized by 



Google 



BIJBELSGHE HISTORIE. 



61 



verspieders zijn er in Grieksch gewaad, met een helm op H hoofd, en 
de achterste van de twee heeft een antieke schenkkan in de hand, opdat 
men, niet alleen over de druiven zelve zou kunnen oordeelen, maar ook 
over den wijn, dien z'y opleveren. 

Een Land van belofte te Dordrecht aan de Xieuwbrug behoorde weleer 
aan zekeren Jacob Gerritse Cuyp, en vermoedelyk is daar de beroemde 
schilder Albert Cuyp geboren. H Huis is later afgebroken, om de opry 
der brug te verbreeden. 

In Engeland kent men dezelfde voorstelling onder den naam van the 
Two Spies en somtijds werd die daar avermeerderd en verbeterd", door aan 
de twee verspieders een derde toe te voegen. ! ) Dan heette 't natuurlijk 
the Three Spies; doch waar de derde zijn plaats vond is ons niet geble- 
ken; misschien zat hij boven op den stok, en dan zou de voorstelling niet 
kwalijk geleken hebben naar het ronddragen van een laatsten heipaal te 
Amsterdam. 

Bileara met zijn sprekende ezelin speelde ook al een voorname rol in 
de oude mysteriSn en 't was een bekende aardigheid, aan iemand, die 
vodr zijn beurt sprak, toe te voegen, dat hij deed als Bileams ezelin, die 
sprak voor *t haar gevraagd werd. 't Mag ons daarom verwonderen, dat 
wij dien geleerden man met zijn wonderdier op geen uithangteeken meer 
gevonden hebben. In 1722 stond hij te Londen op een uithangbord: *) 
en bij ons vinden wij hem vermeld als afgebeeld op een wagenkrat, met 
dit onderschrift : 

• De Engel die hielt Bileams ezel tegen, 
De Ezel was met zijn Meester en de Meester met zijn Ezel verlegen. 
Alzo steken er Teel Ezels in menschenvellen die haar Paarden onwetende slaan, 
Maar de beesten zijn wijzer als de Meester, omdat sy geen onbequame wegen willen gaan. 

Het opmerkelijkst in dit rijm 
is, dat wij hier een voorlooper 
vinden van de Maatschappij tot 
bescherming der dieren. 

IOSVE, die de zon doet stil- 
staan, vinden wij zeer uitvoerig 
en mooi voorgesteld op een 
steen aan het hoekhuis van de 
Leprozengracht. Jozua placht 
bij menigen schoenlapper uit te 
hangen, met toepassing op de 
• oude en gel apt e schoenen 
waarmede de Gibeoniten hem 



: 




B'DE Cf I3E CER0»HSAA.fti;T 



mKm r mMZK 15 e lie izmw. i 



') *) Hist, of Signb. p. ?61 



Digitized by 



Google 



62 BIJBELSCHE HISTORIE. 

beet namen l ). — Opschriften van uithangborden, hem betreffende, zijn 
ons niet voorgekomen, waarom wij. bij gebreke van een ander, het vol- 
gende mededeelen, dat op een kerkglas stond: 

* Toen Jozua Godts volck in Canaan had geleit, 
Trock hy zijn schoenen uit, gelijck hem wert gezeit *) 
Veel min voegt ons de schoen der zonden aen te houen, 
Als wy Godts heerlyckheit zelf wenschen aen te schouweu. 

Jefta, de dappere veldheer, maar die zich tevens door zijn offerbelofte 
een tragische vermaardheid verwierf, verscheen ook als beul zijner dochter 
op de uithangteekens, en 't gezond verstand der burgerij schroomde niet, 
hem van zijn lichtzinnigen ijver een verwyt te maken. Zoo deed een 
koopman in dommekrachten hem op zijn uithangbord schilderen met 

dit rijm : 

* In Jephta, die den slag verwon 
En blonk door deugt gelijk de zon, 
Liet om een woord zijn dochter slagten. 
Hier verkoopt men dommekrachten. 

Niet onaardig wordt hier aan Jefta domme kracht verweten. 'tWas 
of de winkelier het derde bedrijf van Vondels treurspel had bestudeerd. 

Een ander te Jutfaas kwam er zonderling me£ voor den dag, toen hij 
op zijn luifel schreef : 

* Toen Jephta uit den slryt quam merkte hy aan 't hondje byna de leus, . 
Maar toen zijn dochter volgde stond hy elderments slecht en keek op zijn neus. 

Dat hondje komt hier wonderlijk tusschen, en was dit het eerst geweest, 

dat Jefta te gemoet kwam, welnu! dan had hij zijn dochter kunnen sparen. 

Sims on — de Herkules der H. schrift, begaafd met al de goede en ver- 

keerde hoedanigheden van den Griek, en die bovendien nu eens aan een 

middeleeuwschen meistreel, dan we£r aan den razenden Roeland, en bij 

wijlen aan een modernen Don Juan doet 
denken — Simson was juist de rechte held 
voor de uithangteekens. Wij vinden er zijn 
gansche levensgeschiedenis op terug. 

Aan een der oudste gedeelten van de 
Oude Kerk te Amsterdam zien wij een 
beeldhouwwerk, dat wellicht nog uit de 14 de 
eeuw dagteekent; Simson, den leeuw ver- 
scheurende. *t Was, volgens de kerkelijke 
symboliek, 't zinnebeeld van Kristus'kracht : 
Simson, de honigraat uit den muil des 
leeuws trekkende, gelijk de Verlosser de zielen uit de Hel" 3 ). 




! ) Josua IX. a ) Josua V. vs. 15. 

*) Alberdingk Thijm, Dietsch* Warande, dl. VII, biz. 123, noot. 



Digitized by 



Google 



BUBELSCHE HISTORIE. 63 

Hoe Simson de 300 vossen met de brandende fakkels aan hun sjaarten 
in de korenvelden der Filistijnen joeg, zag men in de 17* eeuw voor een 
luifel van een tand- en breukmeester, met dit vernuftig rijm: 

* Simson bond 300 vossen aan malkander, 
En dat is zijn leven niet meer gebeurt. 
Hier zet men tanden in 'smenschen mom, 
En maakt makkelijke banden voor die sijn gescheurt. 

Het verband tusschen die vossen en die tanden en banden is niet duide- 
lijk, maar schijnt in 't zamenbinden gezocht te moeten worden. 

Hoe Simson met een ezelskinnebakken duizend Filistijnen de hersens 
insloeg, kan men nog zien op een gevelsteen in den Ouden Samson op (Jen 
Nieuwe-zijds-voorburgwal op den hoek der Armsteeg. De steenhouwer 
toont in de meening verkeerd te hebben, dat bet kinnebakken, waarme6 
zich de held zoo dapper weerde, en waar natuurlijk wel wat schilfers af- 
vlogen, dat van een reusachtigen ezel geweest moet zijn. 

Hoe Simson, op Delilaas knie£n slapende, van zijn boofdhaar beroofd 
werd, werd almede uitgeschilderd en wel door iemand, die van 't snijden 
zijn beroep maakte. Men las er bij: 

* Deli la sneed Simson het hair af en doe wierd hij gebonden. 
Hier verkoopt men zoetemelk en scharbier en snijt katten en honden. 

Te Dordrecht werd zijn gansche historie in vier regels samengevat. Men 
las er voor een luifel: 

* Toen Samson door sijn kracht de leeuw betemmen kon ; 
Den Philistijn versloeg, de vossen overwon, 
Wierdt hij nog door een vrou van sijn gezicht berooft, 
Gelooft geen vrou dan of sij moet sijn zonder hooft , ). 

Eindelijk, Simsons dood. Te Breda zag men hem voor een luifel ge- 
schilderd, zoo als hij, in den tempel van Dagon geplaatst, met elken arm 
een kolom omvatte, zich kromde en *t gebouw deed instorten, — en daar- 
onder deze elegie op den held: 

* Samson vermorselde de Philistijnen met al het gantsche gezin, 
Maer hij was te beklagen want die goede hals schoot er zelf mefi den bek bij in. 

Bovendien zag men Simson aan tal van herbergen, onder anderen om- 
streeks 1700 op 't Gingel. Voorts aan pakhuizen, niet zelden met Her- 
kules, Goliath en Atlas tot zijn naaste buren. Ook in Engeland komt 
Samson and the Lion veel voor. 

Te Parijs in 't Faubourg Saint-Germain draagt een huis het opschrift: 
T>Ancienne demeure de Bernard Palissy en 1575." Tusschen de vensters 



l ) Vgl. omtrent het symbool, waar deze laatste regel op doelt, biz. 48. 



Digitized by 



Google 



64 BIJBELSCHE HTSTORTE. 

der eesste verdieping bevindt zich een medaillon, dat den kunstenaar zel- 
ven wordt toegeschreven, en Simson voorstelt, een Filistijn ter aarde wer- 
pende, met het randschrift: Au fort Samson. 

Ruth de Moabitische hing weleer in de Anjeliersstraat uit. — Maar geen 
van alle bijbelhelden, die meer in trek was dan haar achterkleinzoon 
David. Eer wij echter tot dezen overgaan, vermelden wij nog, dat op 
den hoek van den Nieuwendijk en Martelaarsgracht weleer <T Stam Jesse 
uithing; thans ziet men enkel den naam op een gevelsteen. Ook te 
Parijs, in de rue St. Denis, een basrelief: Varbre de Jesse. 

Vooral was David en Goliath een zeer geliefdkoosd tafereel: natuur- 
lijk! de kleine man, die den reus overwint, verdiende wel aller bewon- 
dering; daarom ontbrak hij ook evenmin op onze vaderlandsche gedenk- 
penningen als in 't Oude Doolhof, en evenmin op het tooneel als op de 
uithangteekens. Van de tooneelstukken noemen wij slechts »het Schiedams 
Rood Roosjens Spel van David ende Goliath, door J. de Wael in 1619 
uitgegeven, en voegen er bij, dat de titel »Rood Roosjensspel" doelt op de 
Schiedamsche kamer »de Rod Rozen," waar \ stuk voor geschreven werd. 
Van de uithangteekens zullen wij een zevental mededeelen, als blijken, hoe de 
overwinning op den Reus bij alle beroepen te pas gebracht kon worden. 

In de eerste plaats, voor den luifel van een roer- en spiesmaker las men : 

* Ben ik dan een hont, sprak Goliat onbeschroomt, 
Dat gij met een stok op mij aankoomt? 
David wert gewapent van Sauls knapen. 
Maar David kon niet dragen zulken wapen. 

Voor een komenij heette het: 

* Goliat was een Reus, maar David was een ander man. 
Hier verkoopt men zont en zeep, en bier bij de haal-kan. 

Een schoenmaker te Leeuwarden bij de Vischmarkt, had er ook een 
toepassing op gevonden: 

* Hier verkoopt men schoenen, voor rond en acliter plat, 
Passensc David niet, dan passense Goliat. 

Een Saardammer molenaar had de beide kampers voor zijn zaagmolen 
doen schilderen en dit rijm er bij : 

* In den molcn van Goliath, die door David wiert verslagen, 
Verkoopt men allerhande hout en wil geerne voor de kooplui zagen. 

Op een inbrengsters-bordje kwamen de helden ook te pas, met een 
vernuftig gevonden rijmwoord: 

* Toen Goliath voor David viel ging het buiten zijn meening. 
Hier gaat men voor de Luy in de Bank van Leening. 



Digitized by 



Google 



BIJBELSCHE HISTORIE. 65 

Maar nog vernuftiger deed het een zwavelstokken-vrouw, die zeker de 
kracht der beide helden aan een bestendig gebruik van mosterd toeschreef : 

• Al was de Reus een stouter held, 
David heeft 'em ter nefcr gevelt, 
Hier haalt men zwavelstokken en raaalt men mostert om gelt. 

Eindelijk nog een Leidsche vinding: 

* Goliath was groot ; maar David was doorslepen, 

Hier verkoopt men rokkeband en broekeband met streepen. 

Voorwaar ! onze voorouders waren vindingrijk en de schakeering hunner 
tafereelen bont en schilderachtig. En dat ze met voorstelling en opschrift 
hun doel troffen, ligt buiten twijfel: de klanten voelden zich door het 
tafereel aangetrokken, omdat het Bybelsch was, en door het opschrift, 
omdat het rijmde — en derhalve de gelijkenis volkomen en de toepassing 
juist moest zijn. 

In Engeland vertoont men Goliath of Golias alleen, of wel zijn por- 
tret, onder den titel van Goliath's head. Doch men twijfelt er aan, of 
daarmede oorspronkelijk wel de Reus bedoeld was. Immers op 't einde 
der 12* 6 eeuw leefde er een volksdichter en grappenmaker, die Golias 
heette, en wiens burleske rijmen langen tijd zeer populair zijn geweest. 
Deze was dus geen oneigenaardig held voor kroegen en bierhuizen *). 

Te Straatsburg hangen David en Goliath aan een bierhuis uit, met 
dit rijm: 

Ich, Bierhaus, werd' zum Riesen genannt; 
Ein Beispiel steht an dieser Wand, 
Vom grossen Riesen Goliath, 
Welcher David erleget hat, 
Ohne Ansehn, keiner Rustung schwer, 
Mit einem Stein und der Schleuder, 
Drum Niemand auf sich selbst baut, 
Sondern allein auf Gott vertraut. 

Een gelijke voorstelling, reeds van 1660 dagteekenende, vindt men te 
Lyon, met het bijschrift : 

Petit David. 

Zacht gestemde zielen vonden meer behagen in de voorstelling van 
David en Jonathan; zoo, b. v. een Enkhuizer touwwinkelier, en 't kwam 
hem ook beter in 't rijm te pas: 

* David had Jonathan zoo lief, ja boven de liefde eener vrouw. 
Hier verkoopt men Marlijn, Dievekoort, Bintgaro^. en Kabellouw. 



') Hist, of SiffnK P- 262. 
II. 



Digitized by 



Google 



66 BIJBELSCHE HISTORIC. 

s 

Dat kabeltouw sloeg natuurlijk op den sterken band der vriendschap 
tusschen David en Jonathan — en 't dievekoort was voor de Filistijnen. 

Een te6rhartige besteedster koos den Weenenden David en, zinspelende 
op de boez em-smart, verkondigde zij, dat z\j er zalf voor had: 

* David weende over Saul en Jonathan en zijn broers. 
Hier verkoopt men salf voor zeere speenen en besteet ook meisens en minnemoerB. 

Al deze tafereelen stellen David voor in het tijdperk, toen hij nog de 
jeugdige held en meistreel was, beurtelings als konings schoonzoon vereerd 
en als condottiere rondzwervende ; in de volgende zien wij hem als Ko- 
ning David, den gekroonden harpzanger. In deze gestalte komt hij voor, 
zoo hier als in Engeland en Frankrijk. 

Op de Lindengracht zag men hem in de vorige eeuw voor de laken- 
fabriek van Jacob Hartsen, en nog staat hij zoo op Uilenburg boven 
het poortje van een gang. Twee Davidbeeldjes, aan twee naast elkander 
staande gevels voorkomende (als b. v. in de Lindenstraat), zijn altijd 
naar elkander toegewend. Hij was ook het geliefde uithangteeken voor 
speel- en danshuizen, zoo omdat hij een speelman was, als omdat hij 
danste voor de ark. Nog in onzen tijd was de Koning David op de 
S*. Antonies-bre6straat bekend en befaamd. 

Voor een wafelkraam — wel is waar een 17 dt eeuwsche — was David 
biddende voorgesteld, en daaronder las men: 

* Met David bid ik den Heer, 
Dat hij mijn haters dog bekeer. 

Sedert zijn de wafelkramen minder stichtelijk geworden: — of dat aan 
de wafelmeisjes ligt weten wij niet. 
Op een Gildebarre (adoodbaar") te Groningen las men: 

Wij gaan gekleed in *t zwart, 

Gelijck als David deft. 
Al valt het ons wat hart, 

De tijd die brengt het mee 1 T ). 

Dit is een zinspeling op de laatste eer, die Koning David aan den ver- 
slagen Abner bewees, toen hij, »achter de bare" ging *), natuurlijk, naar 
de begrippen onzer voorouders, met een rouwmantel om, en een lanfer 
aan z\jn tulband. 

Op een steen aan *t S 1 . Geertruiden-gasthuis te Deventer vindt men 
David te bed liggende, terwijl de profeet Gad tot hem komt, om hem de 
keur te geven tusschen drie plagen 8 ), met dit onderschrift : 



l ) Medegedeeld door den Heer Van Halteren, te Wildervank. 
») Zie II Samuel III : 31. s ) Id. XXIV. vs. tt en volgg. 



Digitized by 



Google 



BIJBELSCHE HISTORIE. 



67 




Voor Kriichs vervolg int landt, 

Of dueren tiit noch best is, 
Te vallen in Godts handt, 

Want troestelicker pest is 1 ). 

De uithangteekens kunnen soms verbazend fijne onderscheidingen maken. 
Op de Brouwersgracht staan twee pakhuizen nevens elkander, waarvan 
het eene de David, H andere de Ko- 
ning David heet. 

Absalon, met zijn haren aan 
een boomtak hangende, terwyl zijn 
muildier onder hem doorgaat, is, zoo 
hier als buiten 's lands, van ouds het 
pruikemakers-uithangbord geweest. 
Wij geven er hiernevens een, her- 
komstig uit Purmerend. Het opschrift 
was doorgaans van denzelfden — min 
of meer gevarieerden — inhoud, of 
als het volgende: 

* Had uwe Koninklijke Hoogheid een pruik gedragen, 
Dan zou zij over haar ongeluk nu niet klagen. 

Men ziet, de Hollander verliest den behoorlijken eerbied voor den 
Prins niet uit het oog. — Wij willen er nu ook een Engelsch en een 
Fransch voorbeeld bijvoegen. 

Een barbier uit Northamptonshire had eenvoudig geschreven: » Absalon, 
hadt gij een pruik gedragen, dan waart gij niet verhangen." 

Maar een pruikemaker voegde er David bij, weeklagende op dezen trant : 

Och Absalon, och Absalon! 

Och Absalon mijn zoonl 
Zoo jij een pruik gedragen had, 

Je waart niet bij de do6n. 

Te Parijs kwamen — zoo luidt het verhaal — een pruikemaker en een 
haarsnijder tegen over elkander te wonen. De eerste hing Absalon uit, en 
schreef er onder: 

Une perruque aurait sauve' sa vie. 

De haarsnijder. dit ziende, liet op het zijne een man schilderen die bezig 
was te verdrinken, en een ander, die toegeschoten was om hem te redden, 
doch wien alleen de pruik des drenkelings in de hand bleef, en daaronder : 
Une perruque est cause de sa mort. 

Minder geestig, of liever vrij plomper, was een Dortsche pruikemaker. 
Onder de gewone voorstelling van Absalon schreef hij : 



l ) Medegedeeld door den Heer Dozy, te Deventer. 



5* 



Digitized by 



Google 



68 BIJBELSCHE HISTORIE. 

Zoo moeten ze varen, 

Die dragen >er eigen haren. 

Waarop een haarsnijder in de buurt het verdrinken van Jan Willera 
Friso voor zijn deur liet schilderen, en daaronder: 

Zoo moeten ze varen, 

Die dragen een andermans haren. 

Wij besluiten met het quatrain, dat men nog voor eenige jaren bij 
La Croix, perruquier-coiffeur te Parijs, Rue Basse 9, lezen kon : 

Passans, comtemplez la douleur 

JPAbsalorii pendu par la nuque. 
tl eut evitt son malheur, 

SM eiU voulu porter perruque *). 

Salomo verschijnt op gevelsteenen en uithangborden als de wijzeKoning 
en als de tempelbouwer. Salomons eerste recht was wel een geliefde 
voorstelling in Vierscharen en Schepenkamers, maar als uithangteeken 
hebben wij 'tnergens gevonden. 

Een Deventerkoekebakker, die in de Spreuken wel gelezen had van 
Dlippen, die druppen van honichzeem," *) en dus oordeelde, dat Salomo 
een wijs man was en wel paste by de koekebakkerij, hing den Vorst Salomo 
uit en schreef er onder: 

* Hier in Vorst Salomo, den alderwijsten Koning, 

Daar bakt men zoete koek, gemaakt van graan en honing. 

Timmerlieden hingen ook gaarne Salomo uit, wiens wijsheid ook 
wederom daarin blijkt, dat hij hen evenmin als de koekebakker om een 
rijmwoord verlegen laat. Men hoore slechts: 

* Salomo was een wijs vorst en magtig koning, 
Hij timmerde zijn Schepper een huis en een woning. 

Een ander schreef voor zijn luifel: 

* De Tempel Salomoos wiert gcbout, 
Van staal, ijzer, zilver en gout, 
Door konst des werkmans bereit, 
Heerlijk zoo de schrijver zeit. 

In Engeland was Salomo met geen enkel uithangbord vereerd, wat te 
vreemder is, naarmate men den pedanten Koning Jacobus den Eerste zoo 
gaarne met dien naam verheerlijkte. Daarentegen bewezen de Engelschen 
die eer aan de Koningin van Scheba, waarvan wij de voorstelling nergens 
vonden dan in 't Doolhof, waar zij met al haar Juffertjes paradeerde, doch 
nu ook verdwenen is. 



>) De Potter, bl. 101. *) V. 3. 



Digitized by 



Google 



BIJBELSCHE HISTORIE. 



Den Koning Jerobeam vinden wij te Hoorn op een gevelsteen, die 
twee tafereelen vertoont. Het eerste geeft ons te zien, hoe de Profeet 
Ahia aan Jerobeam, door de zinnebeeldige handeling van 't in stukken 
scheuren van zijn mantel, het Koningschap over de Tien Stammei: voor- 
spelt x ). Het tweede vertoont ons, hoe een ander Profeet, na den Koning 
over zijn afgodendienst de les gelezen te hebben, onder een eikenboom 
zit, waar hem een oude kollega vond, die hem met zich, tegen Gods be- 
vel, naar Bethel troonde. Op den achtergrond zien wij de straf, die op 
de ongehoorzaamheid volgde, n. 1. hoe de man door een leeuw wordt 
opgegeten 9 ). 

De Profeet Elia verschijnt steeds nederzittende bij de beek Krith, ter- 
wijl de raven toevliegen om hem van spijs te voorzien. Ontelbaar zijn de 
gevelsteenen, waarop men hem nog in die gestalte zien kan *); terwijl 
daarentegen onze Engelsche voorgangers maar een enkel voorbeeld weten 
op te noemen, dat bij een slager te vinden was 4 ). Te Rotterdam hing 
Elia aan een gaarkeuken uit, en de toepassing was er bij te lezen: 

* Elias quamen de ravens in de woestijne spijzen, 
Ik spijs de passagiers, die zijn vermoeit van rijzen, 
Met koude of warme kost, wat iedereen begeert, 
Ik dien haar even wel, die veel of weinig verteert. 

Somtijds lag de toespeling in den naam van den man die *t uithing, 
gelijk b. v. bij den Amsterdamschen drukker Paulus van Ravesteyn in 4620, 
die Elias tot uithangteeken koos, niet om hem, maar om de raven. 

Te Hoorn, aan 't zelfde huis, dat wij zoo even reeds noemden, ziet men 
in een gevelsteen een dubbele voorstelling van Elia: de eene de ge- 
wone: de andere, ons zijn hemelvaart in een vurigen wagen vertoonende. 

De historie van Naboths wijngaard vinden wij op een mooien gevel- 








») I Kon. XI: 29. *) I Kon. XIII: 14, 24. Zie Nuhoff, Bijdr. Dl. IV. bl. 175, 176. 
') Zie de afbeeld. Dl. I, biz. 73. «) Hist, of Signb. p. 264. 



Digitized by 



Google 



70 



BIJBELSCHE H1STORIE. 



steen uit de eerste helft der 47 de eeuw in de Vinkenstraat bij de Korte 
Prinsengracht. De steen stelt het oogenblik voor, waarop Achab tot Na- 
both zegt: »geeft my uwen wyngaert" enz. en Naboth antwoordt: »Dat 
late de Heere verre van mij zijn, dat ick u de erve mijner Vaderen geven 
soude." l ) Onder den steen leest men : 

Al is de leugen nog so snel, 
De waarhijdt agterhaalt se wel, 

en ter wederzijden: Nabos wijnberg. 
Jonas, door den aWallevis" op 't strand gespogen, was een echt schip- 

pers-symbool. Ten voor- 
beelde geven wij hierne- 
vens de afbeelding van 
een tafereel, dat voor- 
kwam op 't hakkebord 
van een Friesche tjalk, 
waarop het in kleuren 
geschilderd was. Jonas 
had een zwarten rok aan, 
een broek van nanking, 
blaauwe das en laarzen 
met gele kappen De visch was lichtbruin met sneeuwwitte tanden: de 
lucht sterk blaauw met helderwitte wolkjes: het water grasgroen met witte 
krulranden die 't schuim verbeelden. In 't verschiet zag men de tjalk 
met een Hollandsche vlag. — Onder de voorstelling staat: 

arme Jona wat hebt gij u self bedroge, 

En raakte daardoor in des Walvisses lijf, 
Maar daar gij nu weer levent op het lant word gespoge, 

Bekeer u en prijs Gods genade en zijn bedrijf. 

In een land van scheepvaart als 't onze kon 't meermalen gebeuren, 
dat een verloren-geachte zwerver onverwacht terugkwam, en licht heeft 
menige gevelsteen, waarop Jonas is uitgehouwen, zijn oorsprong daaraan te 
danken. Althans van een zoodanigen steen, in de Buiten-brouwersstraat, 
met het onderschrift Jones Proph, zegt de overlevering, dat die daar is 
geplaatst door de vrouw van een koopvaardijschipper, ter gedachtenis, dat 
zij haar man, dien zij door schipbreuk verloren achtte, onverwacht terugzag. 

De voorstellingen — en zij zijn talrijk — zijn niet overal gelijk. Somtijds 
komt Jonas ten halven lijve uit den visch te voorschijn, somtijds staat hij, 
gerokt en gehoed, met een stok in de hand, op zijn voeten, terwijl de 
visch hem nakijkt. Op den Nieuwe-zijds-voorburgwal bij den Gravenstraat zijn 
Jonas en de Wal visch in een groote schelp aan de deurpost uitgehouwen. 




») I Kon. XXI : 2, 3. 



Digitized by 



Google 



BIJBELSCHE HISTORIE. 71 

Op de Oude Moesmarkt te Maastricht komt Jonas uit den Walvisch sprin- 
gen; maar het onderschrift luidt juist anders-om: In den Walvis 1783 '). 

Doch 't was niet enkel een schippers- maar ook een katechizeermees- 
terssymbool; want Jonas ging »om te leeren." Zoodanig een kathechi- 
zeermeester te Schevelingen, die tevens baardscheerder was, had dan ook 
Jonas uithangen, met dit epigram: 

Doe de Wallevis Jonas uitspoog, ging bij te Ninivc leeren, 
Hier Catechiseert men en men gaat ook uyt scbeeren *). 

Als de man in alles zoo naauwkeurig op Jona geleek, waren zijn leer- 
lingen te beklagen; immers 't was juist omdat Jonas niet naar Niniv6 
was gegaan, dat de Heer hem strafte. 

Maar ook wie Jonas gedoopt was — en het getal daarvan was niet 
gering — hing gaarne zijn patroon uit; zoo b. v. een winkelier te Veere: 

* Jonas was in de buik van de Wallevis drie dagen en drie nagten; 
Evenwel bielt de Heer bem nog in gedagten. 

Ik wenscb, dat ik van Hem mag worden zoo bemint. 

Hier verkoopt men, tot ieders gerief, swart linnen, garen en lint. 

De groote Nebukadnezar, de bijbelsche Napoleon, hing uit by een 
koopman in kruit en lood: 

* In de Kon'mg Nebukadnezar, die zeven jaren leefde in H velt, 
Tot dat hij aan zijn volk weer wiert ten toon gestelt, 

Om zo gelijk voor dees zijn landen te bestieren, 
Verkoopt men hagel, kruit, maten en bandelieren. 

De Profeet Daniel 'wordt steeds voorgesteld in den leeuwenkuiL Al 
in 1578 vinden wij te Amsterdam een Kuil der Leeuwen, waar zekere 
Simon Pietersz. woonde. Nog ziet men hem op verschillende gevelstee- 
nen, o. a. op de Leidschestraat bij de Kerkstraat, en in de Buiten-Oranje- 
straat een van 1641, met het onderschrift: in daniel K. Waarschijnlijk heeft 
gebrek aan ruimte die verkorting noodig gemaakt; in alien gevalle was K 
voor kuil den Amsterdammers volkomen verstaanbaar. In hunne steenen 
keldervloeren toch of op hunne binnenplaatsen was eveneens op een der 
steenen doorgaans een K te vinden; 't was de steen, die de plaats aan- 
wees, waar zich de kuil bevond, en dien men dus oplichtte, wanneer 
de kuil te eeniger tijd moest geopend worden. 

Een kok te Maastricht, die Daniel heette, en van een misdaad be- 
schuldigd, doch vrij gesproken was, koos zich ook Daniel in den Leeuwen- 
kuil tot uithangteeken en schreef op zijn luifel : 



') Medegedeeld door den Heer Victor de Stuers, te Maastricht. 
') • » • » D. Buddingh, te Utrecbt. 



Digitized by 



Google 



72 BIJBELSCHE HISTORIE. 

* Tocn Daniel in de kuil der lecuwen wiert gesmcten, 

Mils hij geen schult had, heeft geen leeuw hem opgegeten. 
Zo ben ik Daniel mee" van het slraffen vrij. 
Dus blijf ik kok en hou mij bij de braderij. 

De drie Jofigelingen in den vurigen oven ziet men op gevelsteenen in de 
Handboogsstraat en in de Nieuwstraat. 

De Koning fthasueros hing uit voor een boerenhuis in de Veenen, 
waar men rottevallen verkocht; doch 't schijnt, dat de woordspeling minder 
hem dan Haman gold, die »als een oude rot in de val" liep. 't Vers luidde : 

* In de Koning Assuerus, die Vasthi verstiet, 
Om dat sij haar te veel op haar grootsheit verliet. 
Tocn heeft hij Hester om haar schoonheit ten troon verheven, 
Waardoor Mordechai en al de Joden behielden het leven. 
Maar Haman wiert om zijn snoot bestaan te Zusa aan een galg gehangen. 
Hier verkoopt men aiderhande vallen, om rotten, muizen en mollen in te vangen. 

De kuische S u z a n n a hing te Woerden uit — wellicht aan een tapperij ; 
want aan een winkel, waar vrouwen te wachten waren, zou een opschrift 
als 't volgende kwalijk gepast hebben: 

* Hier in Suzanna, die twee boeven fel bestreden, 
Om te bespieden haar ontbloote kuische leden. 

Dog door haer vroomheit wierden deze guits geva£n. 
Maar 't vrouwvolk leeft niet meer als het toen heeft gedaen. 

De dichter, die dat schreef, bezat weinig logica. Immers dat men toen 
over die vroomheit van Suzanna — tegen over twee ouwe boeven — zoo'n 
bombarie maakte, bewijst juist, dat men het al iets heel buitengewoons achtte. 

Eindelijk de Heeren Tobias, vader en zoon: — de vader, altijd voor- 
gesteld, als door de onoplettendheid van een zwaluw zijn gezicht verlie- 
zende: de zoon, wandelende aan de hand van een Engel. 

Voor 200 jaren stond de Oude Tobias in een gevelsteen op den Haarlem- 
merdijk bij de Eenhoornssluis, en in dat huis woonde de beroemde schoon- 
schrijver Lieven van Coppenol *). Elders was zyn droevig ongeval op een 
uithangbord geschilderd, en dit rijm er bij, op den stok: 

* Tobias was mo£ van 't begraven der dooden zeer gezwint, 
Een zwaluw sch . . . hem in de oogen en hij wiert blint. 

Uit den eersten regel, en vooral uit dat azeer gezwint" is 't blijkbaar, 
dat de bewoner van 't huis een podas-okus-Achilles moet geweest zijn *). 



[ ) Navorseher 1866, biz. 303. Zie verder over Coppenol Vondels Leven en Werken, 
V. 519 volgg. 

3 ) Vergl. Deel I, biz. 198, 199. 



Digitized by 



Google 



BIJBELSCHE HISTORIE. 73 

Een spekslager te Gorkum had hetzelfde uithangteeken, met deze vier 
regels : 

* Tobias heeft zijn gezigt door de drek van een swaluw yerlooren. 
Sommige menschen kan men van spijt niet sien nog hooren. 
Die mij benijden wensch ik ook haar oogen verblint door drek. 
Hier verkoop ik, tot ieders gerief, saucijzen en pekelspek. 

Men ziet, dat de man alles behalve kristelyk dacht over sijn benijders. 
Reeds hebben wij meer van die klachten over haat en nijd hooren aan- 
heffen en wij hebben er nog lang niet mede gedaan, al geven wij niet al 
wat wij dienaangaande zouden kunnen geven. En toch meenden stellig 
al die klagers, dat zy heele vrome, brave lieden waren, en zeker per slot 
nog hun zin zouden krijgen, door de straf ttunner we^rpartijders te aan- 
schouwen; immers wat zij zeiden was niets anders dan een gewijzigde 
aanhaling van hetgeen David in zyn Psalmen zong. — Die opschriften, 
hoe laf en onbeduidend zij dikwijls ook schijnen mogen, zijn daarom be- 
langrijk, omdat zij ons in de Oudtestamentische richting dier dagen een 
dieper inzicht geven. 

De Jonge Tobias komt nog op gevelsteenen, en kwam dikwijls op 
uithangborden voor. Men vond hem o. a. weleer, op een bord geschilderd, 
voor een werf op 't Realen-eiland en op een gevelsteen in de Haarlemmer- 
houttuinen; nog kan men hem op een steen op Uilenburg vinden en wellicht 
op meer plaatsen. Te Leeu warden had een waard hem tot uithangteeken 
gekozen, en zeer gepast; immers hij wenschte daarmede aan »den reizen- 
den man", die bij hem zijn intrek genomen had, een goed geleide toe. 
Het daarbij gekozen opschrift luidde aldus: 

De Engel Rafael leide den jongen Tobias 

Langs bergen en dalen zeer ras. 

Hier houdt men nachtslapers op dit pas. 

Toch is 't gezelschap niet voltallig; de Bruid ontbreekt. Daar heeft 
Vondel beter aan gedacht, als hij, in zijn Gijsbreght, Broer Peter zeggen laat: 

Zijt gij dat, Rafael? Sijt ghij dat self, die beyde, 
Tobias en sijn Rruyd soo veyligh V huis geleyde? 

Maar wellicht had de Leeuwarder met opzet van de Bruid gezwegen ; 
hij had voor dames geen logies. 

Om der verscheidenheidswille, maar hoogst onjuist, liet een Overijselaar 
Tobias >te paard" reizen en vergat daarbij den Engel. Men zag dit in 
4844 te Diepenheim. Op een uithangbord was een man te paard geschil- 
derd, en daaronder: in den Jongen Tobias, met dit diepzinnig rijm: 

Tobias liet zijn paard beslaan, 
Om over boogc bergen te gaan, 
Hooge bergen, diepe kuilen, 
Niemunci kan den dood onlschuilen, 



Digitized by 



Google 



74 BIJBELSCHE HISTORIE. 

Want de dood die komt xeer snel, 
Wacbt u Yoor de zonde wet. 
Hier tapt men wijn, bier, uit bet beste vat, 
Ook koffie en genever nat. 



n. 

Bethlehem was reeds in de middeleeuwen en bleef ook later een 
geliefde voorstelling. De naam werd niet alleen aan kloosters en gods- 
huizen van verschillenden aard gegeven; maar ook menigeen vond er 
voor zijn gemoed iets streelends in, al was het dan maar figuurlijk, in 
Bethlehem te wonen. 

Nog blijkt dit uit menig voorbeekl. In de Gasthuisstraat te Gorkum, 
wijk C. n°. 41, staat voor een huis: 

DIT IS IN BETHLEHEM. 

Vreest den Heer, 

Doet hem eer, 

Want den dach van sterven baest bem Beer. 

1566 »). 

In de S\ Nicolaasstraat te Amsterdam stond onlangs nog een ander 
steentje in een gevel, met het opschrift: NIVT BETTELEM, dat »Nieuw 
Bethlehem" beteekende. 

De Salutatie kwam in Engeland zeer menigvuldig voor, en wel het 
meest aan herbergen. Weinige uithangteekens hebben zooveel wijzigin- 
gen ondergaan. Het was oorspronkelijk de Engel, de Maagd Maria be- 
groetende. In den tijd van de Puriteinen werd het veranderd in: de SoL 
daat en Burger (!) Later ging het over, of in de enkele Maagd, of in den 
enkelen Engel, met een rol in de hand, waarop oorspronkelijk had gestaan: 
Ave Maria, gratia plena, Dominus tecum. Tegenwoordig wordt de Salutatie 
meestal voorgesteld door twee samengevoegde handen en de woorden: 
Welkom in de stad 9 ). 

In de Vlaamsche gewesten kwam de Salutatie voor onder den titel: de 
Blijde Boodschap. 

Te Amsterdam ziet men de Maria Groetenisse nog op een gevelsteen 
op den hoek van den Kloveniersburgwal en Spinhuissteeg. 

Maria met het kind Jezus ziet men op een gevelsteen in de War- 
moesstraat bij de Guldehandssteeg. Op een anderen, op de Keizersgracht 
bij de Brouwersgracht, zit Maria met haar kind op den heuvel Sion : een 
jongeling (Joannes?) knielt voor het kind; op den heuvel, ter zijde, een 



! ) Medegedeeld door den Heer Van den Honert. 
*) Hist, qf Signb. p. 264, 266, 267, 272. 



Digitized by 



Google 



BIJiiELSCHK HISTOIUE. 



75 




boomstam — de afgehouwen tronk van Jesse. In de lucht, tusschen dra- 
perien, twee Engelen, die Maria kroonen. 

Op 't archief te Utrecht berust een oude gevelsteen, die weleer gestaan 
heeft aan bet huis in de Stroosteeg, dat vroeger de Luthersche Kerk is 
geweest en die mede Maria met het kind 
Jesus voorstelt. 

Jozef was de patroon der timmerlieden 
en hing dus meest bij deze uit. • Zoo vinden 
wij hem te Vlissingen op een gevelsteen, met 
een zaag in de hand 1 ). En elders las men, 
onder een dergelijke af beelding op een tim- 
mermans-uithangbord : 

* In Joseph, die een zoon uit Davids geslacht geboren was, 
Hebben wij Timmerlui tot een patroon vercoren ras. . 

Maar ook de houtkoopers eischten hem op: 

* Joseph was een Timmerman, 
En bij ging hem geneeren, 
Al in de vreeze des Heeren, 
Daar was hij noit te slimmer van. 
Laat het u niet verveelen, 
Hier verkoopt men Balken, Sparren en Deelen. 

De Wijzen van het Oosten verschijnen i steeds in het traditioneele 
drietal en in Koninklijk karakter. De overlevering wist niet alleen hunne 
namen te noemen, maar zelfs precies, hoe oud elk hunner was : Kasper, die 
't goud offerde, was 60 jaar, Balthazar, die de myrrhe offerde, 40 jaar, en 
Melchior, die den wierook offerde, 20 jaar. Volgens sommigen zijn zij de 
typen der drie standen — den koninklijken, priesters- en krijgsmans-stand — 
en zoo stellen ze de schilders dan ook doorgaans voor; volgens anderen 
van de drie toen bekende werelddeelen, waarom een van hen dan ook 
als een zwarte wordt afgebeeld. Als uithangteeken zijn zij van den tijd 
der middeleeuwen af zeer gezocht geweest, en geen wonder. Het Drieko- 
ningsfeest was van ouds een vrolijk volksfeest, dat gevierd werd met het 
omgaan met de star en met gezang er by, met trekbrief en kroon, met 
brood en boon, en met kaarsjespringen. Dat alles is voorbij en verge- 
ten — al heugt het enkelen ouderen van dagen nog — voorbij en vergeten, 
met de S l . Maartensvuurtjes en de fiere Pinksterbloem, die een 
krans met rozen en een herdersstaf droeg, en de Klisseboer, en zoo 
veel andere vrolijke uitingen van onschuldige volkspoSzy! — Maar daar 
wil ons hedendaagsch positivisme niet van weten. *t Heeft toch wat 



l ) Medegedeeld door den Heer P. Goeree. 



Digitized by 



Google 



76 BIJBELSCHE HISTORIE. 

anders in de plaats gegeven, dat misschien niet even vermakelyk, maar, 
zoo men hoopt, vrij wat nuttiger zal zijn — de vormleer '). 

De Drie Koningen dan — om tot hen terug te keeren — komen nog 
op verscheidene gevelsteenen voor: men ziet ze b. v. te Dordrecht W. B. 
n°. 161, tegelijk met drie andere steenen, die dit is in Beerenburch, Klein 
Jeruzalem en Spagnien voorstellen en die nog uit de 16 de eeuw dagteeke- 
nen *). Een fraai exemplaar vindt men nog te Amsterdam in de Paar- 
denstraat. In de Vinkenstraat hingen ze weleer bij een timmerman uit, die 
er een rym in zocht op zijn naam : 

* In de Drie Koningen uit net Oosten, 
Hier woont de timmerman Jillis Joostcn. 

En in 1657 woonde Jan de Vinck, »Coopman in de Drie Coningen" op 
de Broirwersgracht. 

Devfijl de Drie Koningen reizigers waren, voegden zij ook zeer goed 
aan een herberg, en licht vindt men ze hier en daar nog. Te Maastricht 
prijkten zij voor de aluybe" of 't bakkersgildehuis, met toespeling op het 
Driekoningsbrood, en ook in de Platielstraat voor een gevel, met het 
tijdvers : 

cplphanla DoMInl CacLo eXaLtata 9 ). 

De Vlucht naar Egypte wordt altijd voorgesteld op de navolgende 
wijze : Maria zit met het kind Jezus op een ezel en Jozef stapt vooruit 
met een zaag in de hand: *t Was ook een timmermans-uithangteeken, 
dat zij op hun gildeplaten, banieren en penningen voerden. Men vindt 
het op de gevelsteenen nog tallooze malen. Te Rotterdam had een kle£re- 
maker de Vlucht naar Egypte op zijn bord; doch 't was hem niet, als den 
timmerlieden, om Jozef te doen, maar om den ezel, als blijkt uit het rijm : 

Joseph vlucbtte met Maria naar Egypte op een Ezel, 
Hier woont de meester-k leer maker Dirk van Wezel. 

De terugkomst uit Egypte komt ook voor, soms met het bijschrift: 
uyt Egypte hebbe Ick mijnen Sone geroepen. Men vindt dit nog op 't Be- 
gijnhof op een gevelsteen. De voorstelling is even als die van de Vlucht, 
met dit onderscheid, dat by deze de figuren rechts 4 ), bij de Terugkomst 
links gewend zijn. 

Joannes den Dooper, voorgesteld als den Heiland doopende in de 
Jordaan, vindt men hier te lande meermalen op gevelsteenen, o. a. te Am- 



») Art. 1 der Wet van 13 Augustus 1857 (Staatsblad N°. 103.) 

') Medegedeeld door den Heer Smils van Nieuwerkerk. 

*) • • » » Victor de Stuere. 

*) Hcchts in heraldicken zin, d. i. naar de linkerhand van den beschouwer. 



Digitized by 



Google 



BIJBELSCHE HISTORIE. 77 

sterdam aan 't hoekhuis der S e . Jansstraat, en te Dordrecht, wijkC. n°.576; 
maar op uithangborden is hy ons niet voorgekoraen. Daarentegen komt 
in Engeland zijn hoofd (the Baptist's Head) sinds eeuwen zeer veel op 
uithangborden voor en men brengt daar den oorsprong tot den tijd der 
pelgrimstochten terug l ). Te Parijs had reeds in 1487 eenvoornaam boek- 
drukker, Jean Carcain, het hoofd van Joannes den Dooper uithangen. 
Dit blijkt uit een zestal Latijnsche verzen op den titel van een zijner boe- 
ken, die wij hier (de verzen namelijk) vertaald geven : 

De brug van St. Michiel kunt ge in Parijs licht vinden, 
Er staan veel huizen op: e'en is het meest bekend. 

't Is dat, waar gij het hoofd des Doopere uit ziet hangen, 
Daar vincU ge een boekzaal vol met wat gij maar begeert ; 

En zoudt gij ook den naam des drukkers willen weten ? 
Zijn naam is Jean Carcain. * Vraag meer niet en vaarwel. 

H Was in Frankrijk een oude uithangbords-aardigheid, ora Joannes den 
Dooper voor te stellen door een aap in batist gekleed. 't Was dus: 
le Singe en batiste = le St. Jean Baptiste 3 ). 

Kristus is voorgesteld op een gevelsteen op het Damrak voorbij de 
Oudebrug: 't is een borstbeeld, met de rechterhand zegenend opgeheven, 
in de linker een wereldbol. 

Met de Twaalf Apostelen prijkt Kristus op een steen aan het Apostel- 
huis te Maastricht, een gesticht voor oude R. K. minvermogenden. Een 
onderschrift vermeldt, dat het huis den 3 d " Mei 4493 door Lambert van 
Middelhoven is gesticht. 

Tallemant des R6aux vertelt, in zyn Contes et Hist&riettes, van een waard 
in de straat Montmartre te Parijs, die la Tete Dieu op zijn uithangbord 
had geplaatst, en dit, ondanks al de aanmaningen van den pastoor, niet 
wilde wegnemen, tot dat eindelijk de overheid hem er toe noodzaakte 3 ). 

Te Waterland-Oudeman in Vlaanderen hangt aan een kroeg uit : in 
Celeskest tapt men. Voor Hollanders onverstaanbaar. Maar Celeskest 
wordt verklaard als een verbastering van »'s Helich Kerst," d. i. : »Heilig 
Kerst (Kristus) 4 ). Die oude, zeer oude Vlaamsche uithangteekens kunnen 
ons nog leeren, hoe 't ook bij ons vddr de Reformatie was. 

De Vier Evangelist en komen op de uithangteekens op drieSrlei 
wijze voor: 

4°. Elk afzonderlijk afgebeeld op vier naast elkander staande gevels. 

2°. Alle vier te zamen op 66n gevelsteen of uithangbord. 



l ) Hist, of Signb. p. 273. 

f ) Id: p. 274. — Een gelijke aardigheid is ook bekend met St. Germain (PAuxerre 
Zie J. ter Godw, Shidien over Wapen- en ZegeUt. biz. 197. 
s ) Hist, of Signb. p. 2 79. 4 ) De Potter, biz. 114. 



Digitized by 



Google 



78 



BIJBELSCHE HISTORIE. 




3°. Gekroond. — In ieder geval vergezeld van hun eigenaardige attri- 
bute^ zoo als Jeremias de Decker ze opgeeft: 

Een Engel bij Matthijs, of Serafijnsche man; 
Bij Markus eenen Leeuw, gewoon het oTerwinnen: 
Een 08 bij Lukas en een A rend bij Sint Jan. 

Van n©. 4 vindt men zelden meer de verzameling volledig; doorgaans 
zijn er een of meer door verbouwing weggeraakt. Zoo b. v. ziet men aan 
drie huizen naa£t elkander in de Utrechtschedwarsstraat, Markus, Lukas 
en Joannes; doch Mattheus heeft voor lang zijn graf in den biksteenkelder 
gevonden. Daarentegen vinden wij Joannes alleen op de Leidscbestraat 
H i |ii; nu 1ltl i , o r iT^n kij ^ e Keizersgracht — zie hier nevens — en op 
* 't Begijnhof. 

Van n°. 2 zijn nog verscheiden voorbeelden, 
vooral op uith&ngborden van boekwinkels: zieb.v. 
in de Heisteeg. 

De vier Evangelisten stonden in de eerste helft 
der 17* 6 eeuw ook aan een hofje in de Vinken- 
straat, en hingen in 't laatste dier eeuw uit bij 
den boekverkooper Frederik van Metelen in de 
Warmoesstraat. 

De Vier Gekroonde Evangelisten was in de 47 de eeuw het uithangteeken 
van den boekverkooper Philips van Eyck 
te Antwerpen '), en hoe ze nog te Am- 
sterdam in de Kolksteeg op een gevel- 
steen staan, kan men hier nevens zien. 
Zij zitten rondom een tafel, elk met zijn 
attribuut bij zich, »dus in 't geheel acht 
koppen," zou een zeeman zeggen. 

De Bruiloft te Cana was, als feest- 
disch, voor pasteibakkers 2 ), en omdat 
de wijn er een hoofdrol speelde, voor 
herbergiers een zeer gepast uithangtee- 
ken. Een dezer laatsten, een Saardammer, schreef voor zijn luifel : 

Wie d'edle wijnstoksvocht begeert, koop s' hier bij mijn. 

Ghristu8 maakte te Cana in Galilea wijn, 

En so bij dit niet hadde gedaan, 

Al de gasten waren droomerig naar huis gegaan. 

Maar wie zou aan een Melkhuis de Bruiloft te Cana gezocht hebben? 
Van melkdrinkers was daar toch geen sprake geweest. Toch had een 




J9*GffKiR#B3l»CCWA8aStlBSTEBl 



*) Zie Navorscher 1866. *) Zie Dl. I, biz. 162 zulk een uithangteeken aangchaald. 



Digitized by 



Google 



BIJBELSCHE HISTORIE. 79 

Amsterdamsche melkslijter dat tafereel op zijn uithangbord doen schilderen, 
en er bijgeschreven : 

' Op de bruiloft van Cana in Galilea veranderde het water in wijn, 
Opdat er de menschen verheugt zouden zijn, 

Maar nu is de wijn en sterke drank een bederf voor vele menschen. 
Hier verkoopt men nielk, buy en scharrebier, na ieders wenschen. 

Leefde de man, het Afechaffings-genootschap vroeg zeker om zijn adres. 

De beide Wonderbare Spijzigingen vinden wij te Amsterdam — 
ongetwijfeld beiden bakkers-uithangteekens. Van die der 5000 mannen 
met vijf brooden en twee visschen l ) zien wij een zeer uitvoerige afbeel- 
ding in de Vinkenstraat op den hoek der Binnen-Dommersstraat, onder den 
titel: de Veyf Garstenbrooden s ), en met het bijschrift: 

17 Naar gunst van menschen moet men wenschen. 20. 

terwijl de spijziging der 4000 met zeven brooden 3 ), onder den titel: het 
Gezegent Brood, in de Binnen-Brouwersstraat voorkomt. 

De Wonderbare Vischvangst 4 ) staat gebeiteld op een grooten 
steen in een gevel te Hindeloopen aan de haven bij de Groote sluis. De 
steen is goed bewerkt, maar zonderling is % dat aan de vlaggestok ach- 
ter op het schip de Prinsevlag waait 6 ). La Peche miraculeuse hing 
in 't laatst der 11** eeuw uit bij den boekverkooper Poisson te Parijs. 
't Was dus een zinspeling op 's mans naam, en wij vinden vermeld, dat 
nog heden *t zelfde huis bewoond wordt door een boekverkooper van den- 
zelfden naam en 't zelfde geslacht 6 ). 

De Samaritaansche Vrouw bij de fontein Jacobs 7 ) komt in 
Engeland dikwyls voor onder den titel van Jacob's Well en in Frankrijk 
onder dien van La Samaritaine. Hier te lande hing zij in de 16 de en 17 de 
eeuw uit als H Vrouwke bij de put; ja zelfe gaf zekere Rutgaert Jansen in 
4602 een troost-spel uit: 

Van 't Vrouken by de put. 
Siet wat 't geloof vermach : 
Twort tot veel menschen nut 
Ghegeven aan den dach. 

En nog vindt men haar o. a. te Alkmaar op de Groenmarkt, met de 
kruik in de hand bij een fontein staande 8 ). 



') Matth. XIV: 17—21. 9 ) Te Zaandam had een bakker weleer de 3 Garstebrooden 
uithangen, doch dat huis verbrandde op den laatsten Maart 1836. — Zaanl. Jaarb. 1853, 
biz. 42. >) Matth. XV : 34—38. 

4 ) Luhas V : 4— 9. ') Medegedeeld door den Heer Johan Winkler, te Lee u warden. 

•) Hist, of Signb. p. 275. 7) Johannes IV. 

*) Medegedeeld door den Heer Mr. G. van Leeuwen, te Alkmaar. 



Digitized by 



Google 



80 BIJBfcLSCHE HISTORIE. 

Te Rouaan vindt men la Samaritaine op een gevelsteen van 4588, ter- 
wijl de Parijzer boekverkooper Jacques Dupuy, wonende in de Rue S*. Jac- 
ques, en nog niet te vrede met deze zinspeling op zijn voornaam, er nog 
eene op zijn geslachtnaam bij begeerde en daarom de Samaritaansche by 
de put uithing *). 

De bergen Tabor enKalvarien waren, even als de Vier Evangelisten, 
geliefkoosde boekverkoopers-uithangteekens. Den Berg Tabor ziet men nog 
in een gevelsteen aan het hoekhuis van GingelenBeulingsstraat; deandere 
hing uit op meer dan eene plaats, o. a. ook in de Kalverstraat, waar hij 
zelfe aanleiding gaf tot een vernuftige vergissing ten aanzien van den 
naamsoorsprong dier straat 8 ). 

De berg Kalvarien levert met dat al een bijzonderheid op, die onder de 
uithangteekens zeldzaam genoeg is, om opgemerkt te worden; hij schijnt 
namelijk erfelijk te zijn geweest in de familie Stichter, en zelfs op hare erf- 
genamen te zijn overgegaan. Immers in de il^ eeuw hing te Antwerpen 
de Berg Calvarie uit bij den boekverkooper Joannes Stichter, en honderd 
jaren later hing de Oude Berg Calvarie uit bij »de Erfgen. van de wed. 
C. Stichter op 't Rockin by de Gaper-sjeeg." 

Boursault, een verdienstelijk Fransch schrijver en tijdgenoot van Racine en 
Boileau, beklaagde zich in een brief aan Bizoton, een van de hoofden der po- 
litic, over de heiligschennende uithangborden. Onder die, welke hem 't meest 
ergerden, noemde hij la Trinite, le Saint Esprit, V Image Notre Dame, enz. 
Maar wat hem 't meeste hinderde was een bord, waarop de gevangenne- 
ming van Jezus geschilderd was, met deze woordspeling : au Juste prix *). 
Het bord hing aan een kleine gaarkeuken in een dwarsstraat, die van de 
Rue St. HonorS naar de Rue Richelieu liep. En hoezeer Boursault zoo 
hevig tegen den waard had aangegaan, dat deze het schandelijk bord had 
ingehaald, zoo kwam dit toch later we£r te voorschijn en was, nog voor 
weinige jaren, te zien voor een ijzerwinkel in de Gour du Dragon 1 ). 

Een zeer fraaie Kruisdraging vindt men in de Enge-kerkssteeg bij 't 
Oude-kerksplein. H Is een gevelsteen uit het midden der 46 de eeuw, zoo 
't schijnt, en die mogelijk, daar dit huis destijds tegenover 't Kerkhof ge- 
legen was, eenige betrekking had tot de toenmalige plechtige omgangen. 
Naast Kristus zijn er de drie Kristelijke deugden, Geloof, Hoop en Liefde, 
voorgesteld 6 ). 

La Couronne (Tepines (de Doornekroon) hing in 4640 te Parijs uit, bij 



») Hist, qf Signb. p. 275. 

3 ) Zie J. ter Gouw, Amsterdam, Eerste stuk, biz. 149, 150. 

a ) Dit kon beteekenen : «In den gevatten Rechtvaardige" of » in den naasten prijs" — 
voor welken Judas zijn Heer verraden had — of voor welken men in de gaarkeuken 
eten kon. 

A ) Hist, of Signb. 2 79. *) Zie de afb. Deel 1, biz. 58. 



Digitized by 



Google 



BIJftELSCHE HISTORIE. 81 

den boekverkooper George Josse in de rue S l . Jacques: de echte doorne- 
kroon behoort onder de heilige reliquie€n, waar Parijs roem op draagt l ). 

Het Heilige Graf heette vroeger een slecht befaamd kroegje te Gent : en 
nog heeft men er den Kelder Gods *). 

The Resurrection (de Opstanding) hjng te Londen bij een boekver- 
kooper uit in de dagen vain Koningin Elisabeth: doch 't was eigentlijk 
niet dan een profane en vrij flaauwe aardigheid. Er was namelijk op 't 
bord een slaper geschilderd, die door een ander werd opgewekt met de 
woorden: Arise, for it is day. (Sta op, het is dag.) De boekverkooper 
heette John Day. 

De Emmausg angers ziet men op een aantal gevelsteenen. De voor- 
stelling is doorgaans goed Hollandsch. In de Marktstraat te Naarden staat 
een der jongste : vEmmaus Anno 1779" : drie beeldjes met een Hollandsch 
dorpskerkje in 't verschiet: — en zoo z\jn ze gewoonlijk. 

De Verschjjning aan 't meer van Tiberias komt op een gevel- 
steen voor op de Rozengracht. H Is *t Scheepje van Petrus: de Apostelen 
halen *t net op en Kristus staat op den oever. 

De Bekeering van Paulus hing in de 17 de eeuw in den Haag op de Visch- 
markt en voor den luifel las men: 

* Zegen baarl nyt, 
Zelden tyt zonder stryt. 
Heer geef ons vrede, 
En bekeert ons gelijk gij Paulus dede. 

Deze regels hangen als droog zand aan elkaar; de drie eerste zjjn ge- 
meenplaatsen, die telkens voorkomen; de laatste bevat een bede, die de 
man zeker terug gehouden zou hebben, indien hij Mattheus III vs. 2 ge- 
lezen had: aBekeert w," luidt het daar, en niet: »Bid om bekeerd te 
worden." 

Tabitha is de naam — meer niet — van een pakhuis in de Haarlem- 
mer-houttuinen. Die naam doet echter vermoeden, dat in den gevel van 
dit gebouw weleer de historie van Tabitha stond uitgehouwen. 

Eindelijk, Joannes op Patmos. Te Delft staat boven de poort van 't 
Begijnhof een steen, met een bas-relief, dat weleer Joannes op Patmos 
voorstelde, doch thans onherkenbaar is. 



') Hist, qf Signb. p. 2 75. 
*) De Potter, bl. 107. 



II. 



Digitized by 



Google 



TWEEDE HOOFDSTUK. 

ZINSPELINGEN OP BIJBELPLAATSEN. 



ITevelsteenen, waarop een bijbeltekst is uitgehouwen, zijn niet zeldzaam. 
Enkele malen komt de tekst in HLatijn voor; meermalen in 't Hebreeuwsch, 
natuurlijk aan huizen van Israelieten. Daar wij echter geen verzameling 
van opschriften geven, en deze opschriften (doorgaans alleen mottoos, door 
den steller gekozen), juist omdat het bijbelteksten zijn, niets nieuws be- 
helzen, zoo zouden wij 't een gansch overtolligen arbeid achten, daarvan 
een lijst te geven. Wij bepalen ons dus tot de zinspelingen op bij- 
belplaatsen, vermits die altijd, zij 't ook in geringe mate, van eigen vin- 
ding, nadenken of meening getuigen, en dus iets karakteristieks hebben. 
Ook hier zullen wij, 1°. die uit het Oude, en 2°. die uit het Nieuwe Tes- 
tament bespreken. 

I. 

Op den stok van een uithangbord in de Rozenstraat las men : 
Aan de eene zijde: 

* Job sey: God gaf, God nam. 

Aan de andere zijde: 

De Heere sel 't versien, sey Abraham. 

De eerste regel zinspeelt op Job 1 : 21 ; de andere op Genesis XXII : 8. 
Waarschijnlijk doelde dit opschrift op een smartelijk verlies, geleden door 
hem of haar, die 't gesteld had : wellicht was 't een weduwe, die, na den 
dood van haar man, een winkelnering was begonnen, om haar brood te 
winnen. — 't Aangehaalde gezegde van Abraham alleen vinden wij ook 
nog onder een Abrahams Offerande te Oudenbosch l ). 



l ) Medegedeeld door den Heer E. G. Volkcrtsz, tc Zutfen. 



Digitized by 



Google 



ZINSPELINGEN OP BIJBELPLAATSEN. 83 

Op de Joden-keizersgracht (de zoogenaamde Moordenaarsgracht) aan 
den hoek van den Amstel, ziet men een grooten steen, waarop de aarts- 
vader Isaac is afgebeeld, staande onder een boom, bij een put: aan de 
andere zijde twee ossen en drie mannen, daaronder; 

Nil heeft ons de Heere ruymte gemaakt, Gen. XXVI vs. 22. 

Dit gebouw was, in de voorgaande en nog in H eerste gedeelte van deze 
eeuw, het Oude-vrouwenhuis der Portugesche Israelieten. 
Te Maassluis stond voor een gevel: 

Denckt op den tijdt, 

Dien Josep hadt, 
Doen bi syn breeders 

Ootmoedicb badt, 
En sy hem nyet 

Wilden verhooren, 
Nochtans bleef hij 

Van Godt verkooren. Anno 1649 ! ). 

't Rijm zinspeelt op Gen. XLII : 21 ; maar wat het op dien gevel betee- 
kende is duister. Wellicht heette de man zelf Jozef en had hij ook eens 
benaauwde oogenblikken gehad. 

De Tien Geboden hingen in de 17 de eeuw bij den boekverkooper Anthony 
Jansz. Tongerloo te 's Gravenhage uit '); wel vermoedelijk niet de geheele 
tekst; maar alleen de afbeelding der twee steenen tafelen. 

Eben-haezer is een opschrift dat zeer dikwijls voorkomt, soms met bij- 
voeging der woorden: »Tot hiertoe heeft mij de Heere geholpen." I Samuel 
VII : 12. Die hulp schijnt aan 't Haagsche Monument voor 1813 te falen. 

Een bakker te Leiden had op zijn luifel gezet: 

* Oprecht, vroom en wel wegende, 
Job een, 't negende. 

Hiermede zinspelende op Job 1:9. »Is 't om niet dat Job God vreest?" 
en de bakker wilde daarmede te kennen geven, dat hij zoo godvreezend 
was als Job, en den menschen goed gewicht gaf. 't Schijnt echter, dat 
niet iedereen in den lof kon instemmen, dien de man zich zelven toekende ; 
althans er kwam er een en schreef onder die betuiging van vroomheid: 

* Liegende, bedriegende, niemand ontziende, 
Job aan 't tiende. 

En een ander maakte 't nog erger, door er achter te voegen : 



l ) Medegedeeld door den Heer P. Knuttcl, to Maassluis. J ) JS'avorseher 1866. 

6* 



Digitized by 



Google 



84 ZINSPELINGEN OP BIJBELPLAATSEN. 

* Zuipende, zwelgende, altijd betzelfde, 
Job aan H elfde. 

Schoon die bakker en zijn ware of vermeende vroomheid ons thans vr\j 
onverschillig zijn, toch zijn die opschriften merkwaardig, omdat zij ons 
leeren, hoe de uithangteekens in die dagen niet enkel dienden om tot 
den voorbij ganger het woord te richten, maar tevens ook tot wisseling 
van gedachten. Wat men thans elkander in meer of min bedekte termen 
in een dagblad zou toevoegen, deed men toen op een bord, dat aan de 
publieke straat hing, en onze eeuw, die zich beroemt, de publiciteit te 
hebben uitgevonden, kan uit de hier aangehaalde staaltjes zien, hoe hare 
veel oudere zuster haar daaromtrent niets gewonnen gaf. 

Buiten de Leidschepoort te Amsterdam hing H Dorstige Hert uit> en daar- 
onder dit rijm, dat op Psalm XLII : 2 zinspeelde, en dat ook, min of meer 
gevariSerd, op tal van plaatsen voorkwam : 

* Gelijk het hert by fris water zig komt te verblijden, 
Komt also in huis om u van de dorst te bevrijden. 

Voor 'f Huis te Bot buiten de S*. Antoniespoort te Amsterdam, las men : 

' } t Huis te Bot ben ik geheeten, 
Menig is bot en wil 't niet weten. 
'tFortuin komt en wort gestiert van Godt almachtig, 
Gelijck men lezen kan. . . . 

» Psalm honderd zeven en dertig," staat er bij Jeroense; — maar voor- 
eerst rijmt dat niet, en ten andere wordt in Psalm 137 niets gezegd, dat bij 
't Fortuin te pas komt. 't Zal wel »Psalm negen en tachtig" moeten zijn 
en de rijmer gedoeld hebben op vs. 18, waar men leest : adoor u welbe- 
hagen sal onsen hoorn verhooght worden." 

Voor een luifel te Naarden las men v66r anderhalve eeuw: 

* Salomon die seyde 
Die de segen des Heeren heeft behoeft niet te arbeyden. 

En iets dergelijks staat te Maassluis voor een gevel — echter zonder dat 
Salomo er bij genoemd wordt : 

De segen des Heeren maeckt rijck sonder arbeyt. 

Kennelijk hebben beiden H oog gehad op Spreuken X : 22. »De zegen 
des Heeren die maeckt ryck ende hy en voeghter geen smerte by.". Maar 
even zeker heeft het nooit in de bedoeling van Salomo, die den luiaard 
naar de mieren verwees, kunnen liggen, door het tweede lid van 't 
vers te kennen te geven, azonder arbeid." Dit heeft het vernuft der 
uitleggers gedaan, die 't in verband hebben gebracht met Psalm CXXVII : 2. 



Digitized by 



Google 



ZINSPELINGEN OP BIJB£LPLAATSEN. 85 

»H Is alsoo, dat Hy *t synen beminden als in den slaep geeft" ! ). Op deze 
vry algemeene volksopvatting zinspeelt ook Huygens: 

Trijn trock 't haer weynigh aen ; sy docht, bet goed sal komen, 
All slapende : men seght, soo sent [net God den vromen *). 

Voor somraige winkels las men de volgende gemoedelijke berijmde zin- 
speling op Spr. XI : 1, die echter den koopers nog altijd geen waarborg 
tegen valsch gewicht of slechte waren 'opleverde : 

• Gewicht, 
Te licbt 
Of swaer, 
Is grouwel voor den Heer, 
Maar valsheit in de waar, 
Dat quetst de siel nocb meer. 

De Lelie onder de doornen, die in de 11** eeuw uithing bij den boekver- 
kooper Nicolaas Biestkens op de Keizersgracht, was een zinspeling op het 
tweede vers van het tweede hoofdstuk van het Hooglied. 

De figuur komt, met het omschrift aGelijck eene lelie onder de doornen, 
so is mijne vriendinne onder de dochteren. Cant. 2." reeds voor op de 
Nederduitsche overzetting van den Heidelbergschen Catechismus, „ghedruct 
te Embden bij Willem Gailliart, anno 1566." 't Was een zinnebeeld der 
Hervormden in de 16** eeuw en komt zeer dikwijls voor op de zegels der 
Hervormde kerken. 

Op den luifel van een melkslijter las men: 

* Rachel beschreide haar kintje, 
Hier verkoopt men melck bij 't pintje. 

Wat er bij afgebeeld was vonden wij niet aangeteekend. Uit de ge- 
schiedenis van Rachel, gelijk die in Genesis geschreven is, blijkt niet, dat 
zij ooit een kind door den dood verloren heeft. Hier valt dus te denken 
aan de plaats bij Jeremia (XXXI : 15.) ^Rachel weent over hare kinderen," 
die plaats, door Vondel zoo onnavolgbaar schoon bezongen in de »Rey 
van Klaerissen." 't Is zelfs niet onmogelijk, dat het Vondels pofizy ge- 
weest is, die den eenvoudigen melkslijter tot de keuze van dat uithang- 
teeken gebracht heeft. Ieder toch geeft de ontvangen indrukken terug 
op zijne wijs. 

In 't midden der 18^ eeuw las men te Hattem op een witten steen, 
geplaatst in den gevel der pastorie: 



l ) Zie de kantteekening in den Staten-Bijbel. 
s ) TrijrUje Cornells, Voorbericht. 



Digitized by 



Google 



86 ZINSPELINGEN 01* BIJBELPLAATSEN. 

Wee. den. Narre. propheet. die. hare 
eigne geist. nae. folgen. Ezech. 13. 3. 

Een nar re-pro feet is een dwaze profeet, een — die zijn eigen dwaas- 
heid voor wijsheid opdischt. 
Te Dordrecht leest men op een gevelsteen in wijk A. n°. 44: 

De vrecse des Hecren is den rechten Goeds 
Dienst. Syrach int eerste Gappittcl. 1598. 



II. 

Er was in de 17** eeuw een kle£rmaker, die Twee Scharen had uithan- 
gen en, daarbij een toepasselijk bijbelsch opschrift verlangende, niet beter 
wist te vinden dan: »Ende Jezus sprak tot de scharen." Hierbij was on- 
getwijfeld aan geen spotternij te denken, maar integendeel aan eenvou- 
digheid van geest, die aan de letter hangen blijft. Ja, van zulke 17 de - 
eeuwsche voorbeelden kan men nog l^'-eeuwsche tegenhangers ontmoeten. 
Op de begraafplaats buiten Naarden staat een nieuwe grafkapel, in 1865 
gebouwd. Op drie zijden las men verschillende bijbelteksten ; op de vierde, 
boven de deur, die tot den grafkelder geleidt: 



Joh. X. vs. 9. 

IK BEN DE DEUR.. 



Dit stond er nog in Maart 1867; doch is kort daarna weggenomen. 

De voorstellmg In Duizend Vreezen of Honderdduizend Vreezen kwam en 
komt nog op onderscheiden plaatsen voor. Van die te Rotterdam, waar 
zich een overlevering aan vastknoopt, is reeds gesproken l ). Ook in Lei- 
den vond men een Honderd-duizend-vreezen-huisje. Maar den lakenpapper, 
die er woonde, konnen die Vreezen, die zijn voorzaten misschien zeer 
gekweld hadden, weinig schelen, als 't hem maar goed ging, en hij gaf dit 
voor zijn luifel te kennen: 

• In hondert duisent vreezen ; 
Dog God zij lof bo venal. 
Die mij wel bewaren zal. 
Hier papt men allerley lakens, breet en smal, 
God geeft wint en son na syn vermogen, (sic) 
Daarby hoop ik wel te droogen. 

In het Noordeinde te 'sGravenhage wordt nog een uithangbord gevon- 
den, voorstellende een schaap op een heuveltje en drie wolven daar om 



biz. 264. 



Digitized by 



Google 



ZINSPELINGEN OP BIJBELPLAATSEN. 



87 




heen, met het opschrift In de Duizend Vreezen. Een andere dergelijke 
voorstelling, doch die thans niet meer bestaat, zag men te Amsterdam 
op den Blaauwburgwal voor een luifel, met dit opschrift: 

* Dit wreede gedierte zoekt raij te verscheuren, 
Maar als 't God blieft zo zal 't bem niet gebeuren. 

Daar echter zag men maar 66n wolf — even als op den steen, die zich 
te Alkmaar in de Schoutensteeg 
bij het Stadhuis bevindt, en waar- 
van hiernevens een afbeelding 
gaat. De voorstelling kwam en 
komt nog op onderscheidene plaat- 
sen voor, met allerlei variation. Te 
Maastricht in de Plankstraat is het 
een schaap tusschen een wolf en 
een leeuw, met het onderschrift 
op een banderol : in de duyzent 
Vrees l ). 

Voor de herberg te Gastel, in 
Noord-Brabant, vindt men, behalve 
den steen met het gewoon onder- 
schrift: Duysent Vreezen, nog twee andere; — den eenen met het rym: 

Als de Harden het Ampt der Wolven handteeren, 
Wie zal alsdan de arrae Schapen regeeren. 

En een anderen met de vertroosting : Verhopen hierna beter *). 

En dan nog — want wij zouden onmogelijk alle huizen en erven in ons 
land kunnen opnoemen, waar de naam voor prijkt — vinden wij een boeren- 
hoeve te Gorsel, die aldus gedoopt is, en aanleiding gegeven heeft tot een 
aardig versje van een modernen Poot, wel geen welgestelden, in de my- 
thologie ervaren landman, maar een eenvoudigen boerenarbeider, te Vorden, 
met name W. de Jong, die onlangs bij den boekhandelaar W. J. Thieme & C°. 
te Zutfen, onder den titel „Eerstelingen", een bundel heeft uitgegeven van 
allerliefste gedichtjes. In het versje — zeven koepletten lang — speelt hij 
met den naam van de boerenwoning, waarin hij te gast is, en toont, hoe hij 
voortdurend in duizend vreezen is. Wil men een staaltje, men hoore : 

In een oord, waar kermisvreugd 

Zich alom deed hooren, 
Waar bij ouderdom en jeugd 

Niets die vreugd kwam storen: 



l ) Medegedeeld door den Heer Victor de Stuers, te Maastricht. 
J ) • » » » H. Littooy Hz., te Lage Zwaluwe. 



Digitized by 



Google 



88 ZINSPELINGEN OP BIJBELPLAATSEN. 

Waar een eerplaate aan den disch 

Mij werd toegewezen, 
Zat ik toch, hoe vreemd het is, 

Steeds in duizend vreezen. 

Vraagt men naar de beteekenis van het symbool, dan leeren wij die 
uit een oud mozaiek in de kerk van San Praxide te Rome, dat van de 
9*" eeuw dagteekent. Daarop ziet men evenzoo een schaap op een heuvel, 
door wolven omringd *). Het was dus een kristelijk symbool en zinspeelt 
op Matth. X:16: »Siet ick sende u als schapen in 't midden der wolven." 
Het zinnebeeld komt ook voor op zegels van Hervormde kerken, b. v. op 
dat van Lochem, een schaap op een heuvel tusschen twee wolven en het 
bijschrift : Ovis inter lupos. Maar blykbaar ook aan datzelfde symbool ont- 
leend is de titelplaat voor de oude uitgaven van Vondels aPalamedes," waar 
Palamedes (of Oldenbarnevelt) de plaats van 't Lam bekleedt, met deze 
regels er onder: 

Het ongediert begrimt, met open rauil en pooten, 

Manhafle onnoozelheyt in 't beestenperk beslooten. 
Nog zwichtze niet, hoezeer de boosheyt bruit en ticrt, 
Maer spreckt voor 't heyligh recht, dies Themis haer lauricrt. 

De Duizend vreezen kwamen zelfs op het tooneel. In 1763 verscheen, er 
een »blijspel der bankroetiers" getiteld: »De duizend vreezen of de eer- 
lijkheid onder de voeten;" en nu onlangs (in 1867) werd de Rotterdam- 
sche legende van de Duizend Vreezen door den Heer N. A. Peypers voor 
het tooneel bewerkt, en met groot succes door het gezelschap der Heeren 
Albrecht en Van Ollefen vertoond. 

Vele van de gelijkenissen zag men afgebeeld op uithangborden met 
een rijm daarbij, of op gevelsteenen, met een eenvoudig onderschrift. Geen 
menigvuldiger dan de Barmhartige Samaritaan. Zoowel in Engeland *) als 
hier te lande was die, vooral bij de chirurgyns en bij de herbergiers, in 
trek : bij gene omdat er een gewonde in werd voorgesteld, bij deze omdat 
de man in een herberg gebracht werd : 

Hij loedt hem op syn Ezeldier, 
En paeyt voor hem den Tavernier, 

Zoo als Bredero zegt 8 ). — Een Leeu warder wondarts had dit rijm by 

de voorstelling: 

* Gelijck de wijn «fijn 

Dryft zorgen uit de herten, 
So geneest medicyn «pijn 
En ontlast van smerten. 

Geene stad in ons vaderland — zelfs Naarden niet — of men vindt er 
hier of daar een Barmhartig;en Samaritaan. De traditioneele voorstelling 



l ) Savorscher 1867, biz. 37. *) Hist, of Signb. p. 274. ») Poimaja, bl. 7, 



Digitized by 



Google 



ZINSPELINGEN OP BIJBELPLAATSEN. 



89 




is deze : een bergachiig oord, dat de woestyn moet verbeelden : de Sama- 
ritaan, die zich over den gewonde 
bukt; de ezel die er bij staat; in 't 
verschiet de Priester en de Leviet, en 
een huisje, dat de herberg verbeel- 
den moet. 

Onder zulk een voorstelling te 
Vlaardingen van 1613 leest men: 

Dits in den Samaritaen, 
Die oly en wijn in de wonde heeft gedae. 

Terwijl de hiernevensstaande te 

vinden is in de Keizersstraat te Alk- 

maar ! ). 

Ook de Zaaier komt nog dikwijls voor. Vroeger hing hij uit aan een 

huis op de Keizersgracht bij de Brouwersgracht, dat vervolgens een R. K. 

kerk werd, die nog onder dien naam be- 
kend is. Op een aantal gevelsteenen vindt 
men nu eens de Zaaijer, dan de Zaadzaaijer 
(als aan een tabakswinkel te Groningen), soms 
de Jonge, dan we£r dtOude Zaaijer. Op de 
Bloemgracht staan twee groote gevelsteenen 
dicht bij elkaer, op ieder van welke een land- 
man zijnen akker bezaaiende staat uitgehou- 
wen, de eene met het onderschrift: De Saaijer 
1752; de andere: de jonge Saaijer 1763. 
Een zeer fraaie] Saeijer uit het begin der 
17 de eeuw vindt men in de Warmoesstraat 
bij de Guldehandssteeg. 
De gelijkenis van de Wijze en Dwaze Maagden vond men te Arnemuiden, 

vermoedelijk bij een oliekooper, voor den luifel : 

* Dit is m de Zeven Wijze Maagden^ wilt weten, 
Haar lampen branden, zij hebben haar olie niet vergeten. 

Hoe de man aan zeven kwam weten wij niet: Mattheus (XXV: 2) 
spreekt maar van vijf, en oiri de maat was 't den man toch niet te doen, 
hij had genoeg aan zijn oliematen en kon zich met die van zijn rymen 
niet ophouden. 

De Verloren Zoon was zeer populair, en wij behoeven zelfs, om dit 
te verklaren, van den invloed der mysteriespelen, waarbij hij op de indruk- 
wekkendste wijze, in vormen aan dien tijd ontleend, werd voorgesteld, niet 




! ) Medegedeeld door den Heer Mr. G. van Leeuwen. 



Digitized by 



Google 



90 ZINSPELINGEN OP BIJBELPLAATSEN. 

te gewagen. Maar het kleine drama is een van die, welke uit het leven 
gegrepen en van tijd noch plaats afhankelijk zijn en die een ieder dage- 
lijks, zoo niet in eigen huisgezin, dan toch by geburen of bekenden, spelen 
ziet. Zelden ontbrak hij dan ook onder de bijbelsche tafereelen, die de 
woning vercierden; zelfs bij den behoeftige zag men nog een viertal bont 
gekleurde prentjes van den Verloren Zoon aan den met kalk gewitten? 
doch door rook met een bruine laag bedekten wand. Toch vonden wy 
hem niet als uithangbord: en ook dit laat zich verklaren; men vreesde 
de toepassing op den zoon des huizes. Waar zoo'n doorbrenger woonde, 
behoefde men dat niet aan de klok te hangen; en waar het symbool alle 
toepassing miste, waartoe diende het dan gebezigd? Als gevelsteen trof- 
fen wy den Verloren Zoon echter aan; en men kan hem nog zien op den 
Oude-zyds-achterburgwal by de Oude-doelenstraat; hij hoedt er de varkens 
onder de eikeboqmen. Waarschijnlijk woonde daar vroeger een spekslager, 
wien 't niet om den zwierbol, maar om de varkens te doen was. 

Lazarus en de Rijke Man stond weleer op een gevelsteen in de Korte- 
Leidschedwarsstraat bij de Leidschegracht. Sedert 1773 staat het er echter 
maar in letters uitgehouwen. 

Een koopman in mosterd had het Mostaardzaad tot uithangteeken, en 
daarbij : 

* Het mostaartzaat is kleen, 

Wie xou zijn krachten weten? 
Gedreven door den stecn, 

De kost doet smaaklijk eten. 
Het bemelsch koningrijk gewis 
Bij 't mostaartzaat geleken is. 

De gelykenis van den Wijnstok vond men bij een tuinier te Mijdrecht : 

* God is de wijnstok: wij zijn de ranken, 
Al wat wij hebben moeten wij hem voor danken. 

Die van den Balk in "t oog vooral kwam dikwijls voor op gevel- 
steenen. Zij lag zoo geheel in den geest van ons volk, en wij zagen reeds 
hoe de moraal die zij voert, op allerlei wijzen en verschillend gevarieerd 
in tal van rijmen werd gereproduceerd. Te Amsterdam bewaart nog al- 
tijd een steeg den naam van zulk een steen : te Hoorn in de Kerkstraat 
kan men er nog een vinden met het onderschrift: 

In proprUs talpa, argus m alterius. 
• Blind als een mol voor onze eigene, honderdoogig voor eens andermans gebreken". 

Of, zoo als La Fontaine zegt: 

Lynx envers nos pareUs et taupes enters nous. 

De Goede Herder of de Getrouwe Herder (Joh. X.) wordt nog op tal van 
gevels gelezen, soms met de voorstelling van den Herder er by ; en de naam 



Digitized by 



Google 



ZINSPELINGF.N OP BIJBELPLAATSEN. 91 

alleen, als uithangteeken van menigen winkel ; want het symbool heeft nog 
steeds een onwe£rstaanbare aantrekkelijkheid. Au ftdele Berger placht een 
zeer beroemde kle£remakerswinkel te wezen in de Rue Richelieu te Parijs. 
Bij Boom, in Belgien, leest men boven een kroeg: 

fidel Berge, 
Bon bier en genieve. 

Ook op zegels van Hervormde kerken vindt men het symbool, b. v. op 
dat van Naarden met het bijschrift: Ego sum pastor bonus. 

In de Bethaniestraat zien wij een zonderlinge zinspeling op de plaats 
in de Handelingen der Apostelen, waar de bekeering van den Moorschen 
kamerling verhaald wordt: — een Moriaansborstbeeid, staande in H water 
tusschen twee zwemmende Zwanen, en H bijschrift ACT. 8, v. 37, 38. 
Zeker wil dat zeggen, dat de Moriaan, door den doop gereinigd, blank 
als een Zwaan geworden was; doch duidelijk is 't raadsel niet. 

Een Hagenaar, die huizen had laten bouwen by de Lepelbrug, waarvan 
hem de rekening was tegengevallen, wilde zyn wrevel daarover lucht 
geven en toch schriftuurlijk besluiten, en wel met zinspeling op II. Korinth. 
V:4. Hij zette in zijn gevel: 

* Huysen te timmeren, dat is een lust, 
Maar dat het zooveel kostte had ik niet gewust. 
Wij timmeren Huysen en Muuren vast, 
Maar wij bewonen ze als een vreemde gast. 
Godt, laat ons bouwen Huysen en Muuren, 
Die van nu tot in der eeuwigheU duuren. 

Op denzelfden tekst zinspeelde zeker ook wat men ergens op een stal- 
deur las: 

' * Hier stalt men ossen en koeijen. 

En wilt het niet verfoeijen, 
Gelijk den apostel Paulus zeyt, 
Van nu tot in der eeuwigheU. 

Ra ra! wat is dat? zal menigeen zeggwi. W\j meenen, dat de laatste 
regel er de oplossing van geeft. 'tis een soort van we^rslag op 't vorige 
r\jm en de boer bedoelt dit : »Ik heb, *t is waar, niet dan een beestestal 
gebouwd; niet zulke mooie huizen als die mijnheer daar ginds — maar 
zie daarom niet met verachting op nnj ne^r ; immers, 't is toch maar voor 
een korten tijd, en, als de Apostel zegt, weldra wordt ons aardsche huis 
verbroken en hopen wij er een in den hemel te hebben." — En zoo 
ongeveer dacht er ook een timmerman over, die op z\jn luifel schreef : 

* Wij timmeren huizen, men bewoontze binnen de muren; 
Hierna zullen wij huizen bouwen die eeuwigzullen duren. 



Digitized by 



Google 



92 ZINSPELINGEN OP BUBELPLAATSEN. 

Op een steen van blaauw arduin, eertijds boven den uitgang van 't Klaeus- 
hofje te Delft bij de Oostpoort, nu in een buitenmuur aan het plantsoen 
uitkomende, gemetseld, staat onder 'twapen van den stichter: die mildelijck 
zaeijen in der artnen Hoven, en onder dat zijner vrouw: sullen rijckelijk 
tnaeijen in den ougst hierboven. Anno 1605. De beide regels zinspelen op 
II. Kor. IX. vs. 6 en Gal. VI. vs. 7 en 8. 

Somtijds vindt men ook de enkele aanduiding van bijbelteksten op 
gevelsteenen uitgehouwen, o. a. op de Heerengracht bij de Korsjespoortssteeg. 
IOH. 17, v. 20, 21, 17. De toepassing zal de steller beter begrepen heb- 
ben dan de lezer. 

Eindelijk vonden we nog een voorbeeld van iemand, die geen bijbel- 
teksten gaf, maar den voorbyganger uitdaagde, hem die te leveren. In 
de Tuinstraat las men voor een luifel : 

' Wie kan bewijzen, 

H Zij jongen of grijzen, 
En dat met schriftuurlijke reen, 

Dat men kan dooden 

Heiden, Turk of Joden, 
Om het geloove alleen? 

Of er te eeniger tijd jongen of grijzen bij hem zijn binnengetreden om 
hem de gevraagde schriftuurplaatsen voor te leggen, is ons niet gebleken; 
maar de man verdiende in alien gevalle achting voor den geest van ver- 
draagzaamheid, die uit zijn uitdaging spreekt. 



Digitized by 



Google 



DERDE HOOFDSTUK. 



HEMEL, HEL EN VAGEVUUR, ENGELEN EN DUIVELS. 



11 em el, Hel en Vagevuur waren, v66r de Kerkhervorming, zeer 
gewone uithangteekens, die, als later Geloof, Hoop en Liefde, of Zon, Maan 
en Ster, aan drie naast elkander gebouwde huizen werden gegeven. Voor- 
beelden ontleenen wij uit een charter van 't eerste jaar der regeering van 
Hendrik VII van Engeland (4485), waarbij ze worden opgegeven als de namen 
van drie nevens elkander staande huizen te Londen *): en uit de nog be- 
staande namen in een buurt te Amsterdam, tegen over het End van de 
Wereld *). Te Antwerpen is een Hemelstraat, waar alzoo een Hemel heeft 
uitgehangen. Te Berchem vindt men nog een kroeg het Hemeltje. Te Gent 
hing in de 15** eeuw in de Langemunt het Vaghevier uit, en in 1820 aan 
een herberg op de Reep de Eeuwigheid. 

Of er voor de afbeelding van den Hemel op 
de uithangborden in de 15** eeuw en later, 
een traditioneele type bestond, kunnen wij met 
geene zekerheid zeggen; van die der Hel ge- 
ven wij hier de voorstelling, gevolgd naar een 
teekening uit de 15 de eeuw. Die van *t Va- 
gevuur kan men zich licHtelyk verbeelden: 
een bord vol roode en gele vlammen, waar 
tusschen zich een aantal hoofden en samen- 

gedrukte handen vertoonen. In *t midden der 15** eeuw hing te Amster- 
dam, vermoedelijk bij de Papenbrug, zulk een bord uit, dat op zekeren 
Vastelavond door eenige vrolyke zwierbollen die »als Vastelavonts-gecken", 
met flambouwen door de stad liepen, in brand gestoken werd, om de 
voorstelling nog natuurlijker te maken. 




l ) fftst. of the Signb. p. 301. 

*) Zie J. ter Gocw, Amsterdam , II. at. biz. 107, 108. 



Digitized by 



Google 



94 HEMEL, HEL EN VAGEVUUR, 

In de 17*° eeuw kwamen de namen nog dikwyls, en ook thans nog 
komen ze hier en daar voor. 

Te Londen had men in 1660 een soort van restauratie, belendende aan 
de vergaderzaal van 't Huis der Gemeenten, en bekend als de Hemel. Een 
erf in de buurt droeg den naam van 'tParadijs; terwijl men aan onder- 
aardsche gangen, die er op uitkwamen, de namen van Hel en Vagevuur 
gegeven had. Onder de regeering van Jacobus I was de Hel afgebeeld 
op het uithangbord van een kroeg, voornamelijk door prokureursklerken 
bezocht *). 

'tHemelrijk te Dordrecht was in 1677 't eigendom van vrouwe Sofia 
van Beveren '). 

Bij de oude Hollanders liet, zelfs bij een voorstelling van de Hel 3 ), 
zich de vrolijke luim niet onbetuigd, en zoo schreef een smid te Haarlem 
voor zijn luifel: 

" Zo ik koom in de Hel, 

Als ik hoop dat ik niet en zel, 

Zal ik stoken zulke vuren, 

Datter niet een duivel in de Hel zel duren. 

Maar nog feller vuren dan de smids stooken de suikerbakkers, en geen 
wonder dat zy dan ook 't zelfde zinnebeeld kozen. 't Opschrift van een 
suikerbakkerij te Amsterdam, waar de Hel uithing, luidde: 

* Hier in de Hel, 
Hier is het wel, 
Al is 't wat duur, 
Nog is 't beter hier als in 't Vagevuur. 

Waar dit laatste te zoeken was leert ons Melchior Fokkens: »Op den 
Nieuwe-zijds-achterburgwal, aan 't Noordende, daar is 't oude vermaarde 
Vagevuur, daar lange jaren het \jssel\jke suykerige vuur gestookt is" 4 ). 
Die stokerij bestond nog in 't laatst der 17** eeuw; want in de rekenin- 
gen der 0. I. Comp. vindt men: »1691, Nicolaas Hayman Rafinadrijmaker, 
in H Vagevier, achterburgwal." 

Wij noemden straks J t Hemeltje te Berchem bij Antwerpen; doch ook 
in ons koninkrijk kan men 't vinden, als b. v. bij IJselstein, bij Bemmel, 
bij Nederhorst den Berg, tusschen Utrecht en Houten, enz. *t Hemelrijk hangt 
uit bij Adorp in Groningen, In het Hemelrick 1708 te Maastricht, de Hel 
by Apeldoorn, de Roode Hel bij Bolsward, y t Vagevuur onder Odijk aan den 
Houtenschen weg en onder Halsteren in Noordbrabant. 



») Hist, qf Signb. p. 30 V. *) Balen, Dordrecht, biz. 71. 

3 ) De Het op den Oude-zijds-achterburgwal onder St. Agniet, is lang als bergplaats 
van aangehaalde gocderen bekend geweest. 

*) HI-/. 78. 



Digitized by 



Google 



ENGELEN EN DUIVELS. 95 

Bij Zwolle liggen twee kleine buurten, die Hemel en Eel heeten, terwijl 
het geheele drietal tusschen Aarle en Lieshout in Noord-Brabant op ge- 
ringen afstand van elkander gevonden wordt. 

n. 

Volgens the History of Signboards zou de En gel op de uithangteekens 
zijn ontleend aan de Salutatie l ) en als grond hiervoor wordt opgegeven, 
dat h\j op de uithangborden bijna nooit anders voorkwam dan met de rol 
in de hand. De Maagd, wordt gezegd, was, na de reformatie, als een te 
Katholiek zinnebeeld weggelaten, en de Engel alleen overgebleven. 

Wij laten in 't midden in hoeverre die rol op bijna al de Engelsche uit- 
hangborden voorkwam; doch zeker is % dat er in ons vaderland altijd Enge- 
len — onaf hankelijk van de voorstelling der Salutatie — zijn vertoond gewor- 
den, en de geheele redeneering der Engelsche schrijvers kan dan ook maar 
alleen op den Engel Gabriel slaan. De Engel Michael werd altyd en 
overal met den duivel of draak aan zijne voeten afgebeeld, zonder rol in 
de hand; Engelen in 't algemeen doorgaans vliegende, en dan meest 
verguld, en met een krans of kroon in de hand, waarvan men nog een 
versleten exemplaar kan zien uithangen aan H logement den Engel, dat 
aan den voeUvan 't prachtige Rhederoord gelegen is. 

Ook bestaat er geen enkele reden, waarom de Engel niet al voor eeu- 
wen, zoowel als de Duivel, een zelfstandig uithangteeken zou geweest zyn. 
En dat hij dit reeds v66r de reformatie was, blijkt o. a. daaruit, dat in 
1468 Leuven reeds een brouwerij de Ingel had, dat in 1550 (meer dan 
25 jaren voor dat in Amsterdam de reformatie werd ingevoerd) gesproken 
wordt van »der Stede huys genaempt den Engel op der sluyse" ; terwijl 
in 1578 Barent Glaassen, Regent van 't Burger-Weeshuis, al woonde in 
de drie Engelen. 

De Engelen nu komen als uithangteekens _ >____ —^ 

op vierderlei wijze voor: met naam — zonder f :*N^ jOSi s iU - 
naam — gekleurd — en in 't meervoudig getal. J tfU %Jf^f 23 

Met eigen namen komen voor Gabriel en -.^[j^r 

Michael, en 't mag vreemd sctnjnen, dat Rafafil, I '^y/ IriJDS 

die nu 231 jaren achtereen met Nieuwejaar I ; jj,- r ^j^^^ 

zich te Amsterdam telkens voor 't publiek | 
vertoont, nooit tot uithangteeken is geko- | 
zen. De Engel Gabriel hing op Uilenburg uit -S}y? JVt^^'^w 
boven een gang. D y Engel Michael, door Pa- 1 //'' 
ter Abraham van St. Clara »de allereerste I 
soldaat" genoemd, zien wij op een gevelsteen 1 1)_, , U. N.Q b L J\ I C H A 
te Rotterdam op de Zalmhaven, waarvan wij 

■) p. 266, 267. 



Digitized by 



Google 



96 HEMEL, HEL EN VAGEVUUR, 

hier de afbeelding geven. In 1539 hing 5/. Michael (die ook Michiel en 
Michel heette) te Londen bij den boekverkooper Mychel Lobley uit, die 
alzoo zijn naam-patroon tot uithangbord gekozen had — iets, dat in die 
dagen zeer gebruikelijk was. 

Een meer dan levensgroote voorstelling in beeldhouwwerk van denzelf- 
den aartsengei vindt men tegen den gevel van een huis op de Heeren- 
gracht bij de Utrechtschestraat. Op het voetstuk, ondersteund door een 
olifantskop, kromt zich een kolossale Heldraak, die door den Engel met 
de speer doorstoken wordt. St. Michiel is hier kenbaar aan zijn vleuge- 
len ; hij wordt overigens wel eens met St. Joris verward, en wanneer de 
laatste te voet wordt voorgesteld en de Maagd ontbreekt, en bij den eersten 
de weegschaal is weggelaten, is de vergissing zeer mogelijk ; te meer, dewijl 
beiden een kruis op 't schild voeren, en bij een gebeeldhouwde voor- 
stelling de emaux — voor St. MichaSl zilver op lazuur, voor St. Joris keel 
op zilver — ontbreken. 

Het enkele de Engel zonder aanduiding van naam, kwam en komt nog 
ontelbare malen op gevelsteenen en uithangborden (vooral van herbergen) 
voor, zoo hier te lande als daar buiten. Om met ons land te beginnen : 
op Oostenburg stond voor ruim een halve eeuw nog een oude gevelsteen, 
waarop een Engel was afgebeeld, met den bliksem in de hand, boven 
eenige wolken, en daaronder het zonderling bijschrift: de lucht doet won- 
dre. Te Londen is de Engel het uithangbord geweest van het koffiehuis 
van zekeren Jood, Jacob geheeten, in 1650 opgericht, awaar" zegt Anthony 
Wood, »de koffie het eerst geproefd werd door sommigen, die vermaak in 
nieuwigheden scheppen" ! ). Het Hotel de VAnge (Rue de la Huchette) 
was in de 16** eeuw het beste van Parijs, waar dikwijls vreemde gezanten 
hun intrek namen. Ook vindt men een beroemd wijnhuis van dien 
naam vermeld, dat in de 17** eeuw bloeide en waar de vrolijke en ver- 
nuftige geesten van dien tijd zich vereenigden. Chapelle getuigt er, in een 
zijner brieven, aldus van: 

Je rCay pas vu vostre thddtre, 

W aussUOt je ressors de la, 
Pour un Ange que fidoldtre, 

A cause du bon vin qu'U a. 

En niet enkel aan voorname logementen, ook aan bo£rekroegen hangt 

de Engel uit, b. v. aan den Serpenthoek bij Taeyman te Woumen in 

Vlaanderen : 

In den Engel verkoopt men dranken met gaven, 

En al wie dorst heeft kan men laven. 3 ) 

! ) Hist, of Signb. p. 268. Doch vergelijk p. 502, waar the Rainbow als >t oudste 
koffiehuis wordt opgegeven. Wellicht raoet men 't dus opnemen, dat the Rainbow als 
't eerste »bezochte en beklante" koffiehuis te beschouwen is, waar de proef, in the 
Angel genomen, met goed gevolg werd doorgezet. *) De Potter, bi. 96. 



Digitized by 



Google 



ENGELEN EN DUIVELS. 97 

Wie nu weten wil wat dranken met gaven zijn, mag het aan Taeyman 
zelf gaan vragen; wij kunnen 't hem niet zeggen. Wie weet — er is in 
die Ylaamsche streek nog veel bewaard, dat oud en goed is; misschien is 
in die dranken nog een nasmaak te proeven van Wodans dichtermeede. 
Of 't kan de Divinations-Gabe zijn, die wij met die dranken bekomen : — 
of hebben zij de gaaf, dat men er van drinken kan, zooveel men wil, 
zonder dronken te worden? dan was 't wel de kosten waard, dat het Af- 
schaffings-Genootschap een kommissie naar Woumen zond om de zaak 
eens te onderzoeken. 

Die legio van Engelen, die uitgehangen werden, maakte onderscheiding 
noodzakelijk, en zoo werden zij verguld of gekleurd. De Gouden of Ver- 
gulde Engel hing meermalen bij goudsmids en vergulders uit; o. a. hing 
de Gouden Engel bij den goudsmid Ellis Gamble in Granbourn Alley, bij 
wien Hogarth de kunst geleerd heeft in zilver te graveeren. Maar het- 
zelfde uithangteeken kwam evenzeer aan logementen voor, zoo b. v. nog 
te Utrecht. 

De gekleurde Engelen zijn meest wit of blaauw, naar 't kleed dat 
hun om de leden hangt. Meest komen zij voor op de uithangborden 
van herbergen, echter ook op gevelsteenen en luifels bij verschillende be- 
drijven. Te Amsterdam zag de Blauwe Engel »opte Niewedijck" in 1535 
zijn huisvrouw met haar zoon in de deur opgehangen, omdat zij logies 
verleend hadden aan den herdoopers-bisschop Jacob van Campen. — »De 
Witte Engel in de Oude-Brughsteegh" was het uithangteeken van den 
boekverkooper Dirk Pietersz Voskuyl, terwijl hij ook nog te Utrecht op een 
gevelsteen voorkomt ! ). Te Maastricht vindt men een blaauwen gevel- 
steen, die eenmaal de plaats van een tappers-uithangbord innam: men 
leest er, onder den Engel, dit rijmpje op: 

In den Engel bemind, 
Treft binnen mijn vrind, 
Hier tapt men met plezier, 
Jenever en bier '). 

Te Arnhem in de Rijnstraat zag men, tot in 1827, een huis: de Witte 
Engel (Wijk C. n°. 12). Die Engel was een goed bewerkt steenen beeld 
van drie voet hoog, boven den ingang in den muur gemetseld, met het 
onderschrift : 

Intranti pacem, exeunti salutem, 
(Vrede zij uw ingang, zalig uw uitgang). 

Toen dit huis, welks eigenaar (een ijverig patriot) in 1787 door de 



l ) N. Utr. Courant, 1817, n». 50. 

-) Medegedeeld door den Heer v. d. Noordaa. 

n. 



Digitized by 



Google 



98 HEMEL, HEL EN VAGEVUUR, 

Prinsgezinden geplunderd werd, verdween de Engel. Het onderschrift 
bleef nog staan tot in 1827, toen de oude ingang door een nieuwen ver- 
vangen werd '). 

Van de Engelen in 't meervoud vinden wy een tweetal op een 
tabaksverkoopers-uithangbord met dit onderschrift: 

* In den Engel Gabriel en St. Michiel, 

Verkoopt men Toebak, Bier en Brandewijn, bij mijn ziel. 

Dat »bij mijn ziel" moge hier om 't rijm geplaatst zijn, 't was toch geen 
onverschillig toevoegsel ; het drukte, in zeventiende-eeuwschen stijl, 's mans 
naauwgezethe'id uit. 

Anders zijn de Engelen in 't meervoudig getal doorgaans drie, waar- 
voor verschillende redenen zijn op te geven; maar de voornaamste zal wel 
altijd die zijn, dat drie het heraldiek getal is. Te Maastricht ziet -men 
in de Linkulenstraat (Leemkuilen) n°. 2194 een gevelsteen met drie 
Engelen, waarvan de middelste op een hoogte staat. Zij houden boven 
hun hoofd een banderol, waarop : In de dry Enghelm 1719 '). Dewijl 
de Engelen doorgaans voorgesteld worden in lange linnen gewaden, pas- 
ten zij goed voor linnenwinkels en vertoonden deze in Engeland ze op 
hun uithangborden. 

In Frankryk vindt men niet zelden le bon Ange, wat eigentlijk meer 
bepaald aden beschermengel" uitdrukt. 

Eindelijk, daar in Engeland kombinatien zeer gewild zijn, vinden wij er 
ook den Engel met allerlei zaken vereenigd en vertoonen zich op de uit- 
hangborden : de Engel en de Bijbel, de Engel en de Kroon, de Engel en de 
Handschoen, de Engel en de Balans, de Engel en de Wolbaal, enz., — waarbij 
echter niet zelden de zoogenaamde Engel een Kupidootje is. Bij ons 
hebben wij ook een voorbeeld van zulk ,een kombinatie gevonden : de En- 
gel en de .Bel, te Dordrecht, waar in 1677 de oud-schepen Kornelis Bel- 
jaart woonde 3 ). 

III. ' 

De Duivel was zeker geen uitlokkend uithangbord, waar men mee* 
hopen kon veel gasten of klanten te winnen, en toch — er valt over den 
smaak niet te twisten — toch prijkte h\j hier en daar aan herbergen en 
burgerwoningen 4 ) en werd zeker ook al mooi en zinrijk gevonden. Te 
Amsterdam was men ten minste zoo voorzichtig, hem aan een ketting te 



') Medegedeeld door den Heer L. van den Bor, le Magelang. 

3 ) Medegedeeld door den Heer V. de Stuers. 

s ) Bale*, Dordrecht, biz. 72. 4 ) Zie Dl. I, biz. 10. 



Digitized by 



Google 



ENGELEN EN DUIVELS. 99 

leggen l ) en dat er te Arnhem een Duivelshuis bestond, weet ieder; 
daarover is al zoo veel geschreven, dat het noodeloos is, er hier iets van 
te zeggen. 

Ook in Engeland en Frankrijk ontbrak hij niet. Te Londen had een 
beroemde herberg, bij Temple Bar, de Duivel en St. Dunstan uithangen. 
Men weet, hoe, volgens de legende, de goede Dunstan, die een goudsmid 
van zijn ambacht was, eens zoo satansch door den Duivel geplaagd werd, 
dat hij helsch werd, een gloeiende tang oppakte en er den Nikker den 
neus me£ dichtkneep — en die epizode was dan ook op 't bord geschil- 
derd. In Engelsche tooneelspelen vindt men allerlei zinspelingen op gezegd 
uithangbord, waaruit blijkt, dat het reeds in 't midden der 16 de eeuw be- 
kend is geweest. Men hoore de navolgende tweespraak uit de Hatch by 
Midnight van William Rowley: 

Bloodhound. Als je by Temple Bar komt, loop dan eventjes naar den Duivel. 

Tim. Naar den Duivel, vader? 

51m. Mijn meester meent, waar de Duivel uithangt ; en hij zal je niets doen, 

gek 1 want een Heilige heeft hem bij den neus. 
Tim. Wei weergaas! wat doen de Duivel en een Heilige tezamen op een bord? 

Sim. Wat een vraag! wat doen mijn meester en zijn gebedenboek 's zondags 

te zamen in een kerkbank? 

In 't begin der IS* 6 eeuw zag Londen in Fleet§treet ook nog een Jong en 
Duivel; maar hoewel het Oudheidkundig Genootschap er zijn eerste verga- 
deringen hield, die Jonge Duivel hield het niet lang uit en sloot spoedig 
zijn deur. Ook was er ter zelfder tijd nog een derde duivelsherberg, de 
Kleine Duivel, waar Ned Ward het heel pleizierig vond, die den waard en 
zijn vrouw, en de dochter en de meid, en den punch en den wijn om strijd 
roemde. 

Parijs had evenzeer zijn Duivels. he Diable was een vermaard Cafe, 
dicht bij het Gerechtshof, waarvan gewaagd wordt in een Ode a tous les 

cabarets : 

Lieux sacris, ou Von est soumis 

Aux saints oracles de Tfuhnis, 
Encor que vous ayez la gloire, 

De voir tout le monde d genoux, 
Sans le Diable et la Tele noire *) 

Je n'approcherais pas de vous. 

In de \l u eeuw had Parijs er zijn Petit-Diable bij; le Diable Boiteux, 
zoo bekend uit den roman van Le Sage, hangt er nog aan verscheiden 
winkels uit. 

Het Duivelshuis was in de vorige eeuw een geliefkoosde vereenigings- 



•) Zie DI. I, biz. 45. en J. ter Godw, Amst.. 2^St. biz. 152; en Amst. Kleinigh. bl. 67. 
3 ) H Moriaanshoqfd, een andere kroeg. 

T 



Digitized by 



Google 



100 HEMEL, HEL EN VAGEVUUR, 

plaats te Islington: het had dien naam reeds in 1611 en dagteekende uit 
de dagen van Koningin Elisabeth. Te Royston is een herberg bekend 
onder den naam van de Duivelskop: er is geen uithangbord; maar een 
gebeeldhouwde kop voor den gevel, met den naam er onder. Wij herin- 
neren ons daarbij den rooden Duivelskop in het Oude Doolhof, die van 
achter een luikje te voorschijn kwam en water nit mond, neus, oogen en 
ooren spoot. 

Voor een luifel bij de S e . Antoniespoort te Amsterdam zag men in 't 
midden der 17 de eeuw de Duivel en de Houthakker geschilderd. Onder 
den laatsten las men: ' 

* Ik arme knecht ; 
Wat krom is hak ik recht. 

en, onder den Duivel: 

* Nochtans zult gij 't recht houwen, 
Of ik zalje met mijn klauwen klouwen. 

Toen Willem III in 1673 Naarden belegerde, las men voor een zoete- 
laarstent in 't leger: 

* Hier verkoopt men Wijn, Broot en goet Zuivel, 
Wilje niet koopen, so loopt voor den duivel. 

't Kan zijn dat die duivel hier alleen was aangebracht om op zuivel te 
rijmen; maar in H omgekeerde geval is 't zeer mogelijk dat de zoetelaar 
een Duivel als uithangteeken geschilderd had op het zeil of de vlag van 
zijn tent of op het daarvoor aan een staak geplaatste bord. 

Een boer uit die dagen had op het achterkrat van zijn wagen dit tafe- 
reel geschilderd: een boer, op zijn gaffel leunende: tegen over hem een 
edelman, in 't rood gekleed, en achter dezen Sinjeur de Duivel. Daar- 
onder las men: 

Boer. * Ik ben slecht en recht; 

Daarom blijf ik de ouwe kneoht. 
Edelman, Omdat ik het recht weet krom te maken, 

Daarom draag ik ook scharlaken, 
Duivel. Daarom zal jij ook mijn duivelse neuten kraken. 

By Ommen vindt men nog tegenwoordig een hoeve, die de Duivelshutte 
heet. 

In 1378 was te Antwerpen een straat, de Euvelscalcstrategenaamd: 
er moet dus toen aan een huis de Euvele Schalk hebben uitgehangen, 
waar mogelijk een schalknar of potsemaker, doch meer waarschijnUjk 
de »Duivel" (d' Euvele) me6 bedoeld werd. 

Ongetwijfeld hingen hier te lande in de middeleeuwen nog verschillende 
Oud-Germaansche booze geesten onder hun eigenaardige benamingen uit, 



Digitized by 



Google 



ENGELEN EN DUIVELS. 101 

als de Molik, de Bullebak, de Bytebaauw, de Nikker, de Droes. In de 
mythologie onzer heidensche voorouders waren dat alien verschillende 
kwelgeesten; doch na de invoering van 't Kristendom werden zij — trou- 
wens even als de goden en godinnen — alien tot Duivels gemaakt: 

Minne, het zijn duvele alle 
/ Die ons gherne brochten ten valle, 

schreef een dertiende-eeuwsche professor, die een iNatuurkunde van 'tHeelar* 
op rijm gemaakt heeft. Soras vindt men die namen in 't spraakgebruik, 
als synoniemen van 't woord Duivel: in Brederoo» »Lucelle" zegt 
Pannetjevet tegen Leckerbeetje : 

En soo ick niet betaal, soo haalt me de Duyvel stracx, 

waarop de ander: 

Wil ick je wat segge, Pannetjevet ? Ick ben niet goet buUebacx. 

Toch bleven ze van den eigentlijken Satan onderscbeiden en drukten 
meer ondergescbikte leelijke monsters uit. Een enkele van dat goedje, 
dm BijtebaauWy die doorgaans met een Zwijnskop werd afgebeeld, zag 
men, omstreeks 1700, nog uitbangen bij een spekslager te Amsterdam, 
bij 9 t Kasteel van Antwerpen, (d. i. op den Nieuwe-zijds-voorburgwal tegen 
over 't Stadhuis), met dit rijm: 

' Hier in de bitibau, de schrik en kinderplager, 
Daar woon ik Jaques, die vennaarde swijnenslager. 



Digitized by 



Google 



VIERDE HOOFDSTUK. 

H E I L I G E N. 



1/e Heiligen kwamen in vroeger eeuwen en komen nog in katholieke 
landen in onnoemelijken getale als uilhangteekens voor. Zeer velen als 
gildepatroons ; immers geen gilde zonder beschermheilige : niet minderen 
bij personen, die hun naam voerden l ) of een bijzondere devotie voor hen 
koesterden. Dat in dit een en ander eenige beperking kwam in die landen, 
waar, zoo als hier, de Hervormde godsdienst de heerschende geworden was, 
spreekt van zelf ; doch men zou zich bedriegen, indien men meende, dat 
het toen ophield. In de 17 de eeuw werden ten onzent nog, even ate vroe- 
ger, beelden van Heiligen op gevelsteenen gebeiteld, en, zoo het uithangen 
van Heiligen daarna zeldzamer werd, toch bleven er nog vele uit vroegere 
tijden over. 

Wij zullen ons overzicht alfabetisch geven; dan vermijden wij tevens 
alle kwestie over tijdorde of rang, die bij Heiligen nog moeilijker valt uit 
te maken dan bij diplomaten. 

S*. Albaan wordt in Engeland geeerd als de protomartyr of de eerste 
. der martelaren, en komt daar ook veel op de uithangborden voor; hier 
te lande vonden wij hem niet 2 ). 

S f . An dries wordt afgebeeld staande naast of gebonden op een kruis in 
de gedaante van een X, omdat hij, volgens de overlevering, aan een kruis 
van dat fatsoen den marteldood heeft ondergaan. H\j werd en wordt nog 
in verschillende landen en steden, en ook door bijzondere instellingen, als 
beschermheilige vereerd, en zijn afbeelding alom gevonden ; zonder dat wij 
bijzonderheden dienaangaande hebben gevonden, belangrijk genoeg om 
ze hier te vermelden. Te Amsterdam vond men in 1656 een R. K. kerk 
op 't Cingel bij de Gasthuismolensteeg, in St. Andries. 



l ) Zie hiervan een voorbecld biz. 96. Zoo hing de boekvcrkooper Johan Butler 
St. Jan, een ander, wiens vrouw Katrijn heettc, St. Kathartna uit, enz. 
*) Zie biz. 105. 



Digitized by 



Google 



HEILIGEN. 103 

Even talrijk waren voorheen de afbeeldingen van S*. Antonius; om- 
dat een aantal gasthuizen hem gewijd -waren en zyn afbeelding .gewoon- 
lyk boven den ingang stond. Men vindt er nog enkele hier en daar: die 
van H S*. Antonies-gasthuis te Utrecht wordt nog op 't archief der stad 
bewaard. St. Antonie wordt afgebeeld als een giijsaard in een py, met 
een boek in de eene en een kruk in de andere hand, en een zwyn nevens 
zich. Het boek beteekent, dat de Heilige zich heeft gewijd aan de beoefening 
der H. Schrift. De kruk is niets anders dan een antieke vorm van het 
kruis, en H woord kruk is dan ook eenvoudig 't Latijnsche crux. Het 
zwijn is, volgens sommigen, het beeld van den Booze, aan wiens verzoekin- 
gen en plagerijen de man bestendig ten doel bleef staan; men kent 
die nit de schilderijen van den ouden Breugel en David Teniers en uit 
de etsen van Jacob Gallot. Volgens anderen is het zw\jn aan S\ Antonie 
gewijd, omdat dit dier van ouds den rijkdom uitmaakt van den behoeftige. 
St. Antonie werd aangeroepen om alle ziekten van de varkens te weren, 
en in steden en dorpen werden varkens aan hem toegewijd, die geringd 
en gebeld langs straat liepen ! ). Zelfs ontstond daaruit een spreekwoord, 
als uit Brederoos aLucelle" blijkt; men hoore: 

Holla, daar is hy juyst, ay hoor den grijnsert morren, 
Dat hy Smt Teunis verckens ophad, hy mocht nkl meer knorren, 
Hy knarst, hy knoeyt, hy hort, hoort, knor ! knor ! knor I knor 1 knor ! 
Nu ick mach swijgen stil eer ick hem meerder por. 

In Holland werd, gelijk hier door Bredero, S e . Antonie doorgaans 
Sint-Tonis of Sint-Teunis genoemd, %n deze laatste naam heeft te Amster- 
dam groote vermaardheid verworven. Ja, even als Neef Teunis de patroon 
dermatrozen, zoo werd Sint Teunis die der Ouskoops. De sluis, naar 
hem genoemd, is sedert twee eeuwen het middelpunt der Joodsche han- 
delaars in oude en weer nieuw geworden kleedingstukken en in alle mo- 
gelijke huisraad; en zoo is, door een samenloop van omstandigheden, deze 
oude kluizenaar, ondanks al zijn kristelijken ijver en rechtzinnigheid, 
werkelijk in een Joodschen heilige, en de eenzame woestijnbewoner in 
het symbool van het woeligste leven en het luidruchtigste gejoel gemeta- 
morfozeerd. 

Bekend en beroemd als logement is de Grand St. Antoine te Antwerpen 
op de Rubens-plaats. 

St. ^rnoud hing omstreeks 1820 te Gent uit. 

De groote kerkleeraar St. Augustinus, die doorgaans wordt afgebeeld 
in bisschoppelijk gewaad, dragende in de hand een vlammend hart, doorsto- 



') De lezere van den PUegzoon zullen zich herinneren dat het St. Antoniesvarken daar 
geen onbelangrijke rol in speelt. Vgl. ook J. ter Goyw, Wandeling door Amsterdam 
in de 1 7 de eeuw, 3 d * druk, biz. 88. 



Digitized by 



Google 



104 



HEILIGEN. 



ken met een schicht, pronkte in de 16 de eeuw op net uithangbord van den 
boekverkooper Hugh Singleton te Londen. 

Ook het Agnus Dei, het »Lam Gods", placht dikwijls uit te hangen. 'tis 
een lam met den nimbus om H hoofd, en een standaard dragende, waar- 
aan een wit vaantje met een rood kruis wappert; somtijds staande, som- 
tijds liggende op het boek met de zegelen. Het komt ook op zegels van 
Hervormde kerken voor, met het bijschrift: Ziet het Lam Gods. 

Behalve aan kerken, gelijk boven de poort der Armenische kerk op 
Krom-Boomssloot, wordt het hier te lande nog slechts op gevelsteenen of 
in snijwerk boven deuren gevonden. In Frankrijk komt het nog op uit- 
hangborden voor, en ook in Engeland, waar het echter zoo weinig meer 
begrepen wordt, dat het er eenvoudig H Lam en de Vlag genaamd wordt, 
en op het bord van een bierhuis te Swindon zelfs geschilderd staat met 
een rood-wit-blaauwen wimpel aan de stok of speer. 

S l . Barbara wordt afgebeeld staande naast of dragende op de hand een 
toren met drie vensters. Die toren stelt de gevangenis voor, waarin haar 
heidensche vader haar had doen opsluiten. Oorspronkelijk had de toren 
slechts twee vensters; doch zij zelve* maakte er, in haar gevangenschap, 

een derde bij, ter eere der H. Drievuldig- 
heid. Als patrones der Bouwkunst hing 
zij dikwijls bij metselaars uit. Te 'sGra- 
venhage in 't Noordeinde ziet men nog 
een gevelsteen, waarop zij, staande naast 
haar toren, is afgebeeld. En te Rotter- 
dam "in de Zeilwatersteeg vertoont een 
steen, waarvan de afbeelding hiernevens 
gaat, Sinte Barbars Toren. 

St. Dlasius hebben wij hier te lande 
; niet aangetroffen ; in Engeland is hij, als 
patroon der wolkammers, in sommige dis- 
trikten zeer algemeen. Hy wordt afge- 
beeld met een ijzeren kam in de hand, 
dewijl, volgens de legende, hem, in 289, 
met zulk een werktuig 't vleesch van 't 
lichaam was gerukt. 
St. Clemens en St. Cuthbert zyn insgelijks Engelsche uithangteekens; 
doch St. Cornelius kennen wij ook bij ons. Hij pronkte, nog geen eeuw 
geleden, aan de herberg te Limmen *). St. Co e cilia schijnt te Wou- 
brechtegem, een Vlaamsch dorpje, van sekse veranderd te zijn; immers 
het luidt daar, voor een estaminet: au sint Cecile. 




x ) Ned. Stads en Dorps- Beschr. 



Digitized by 



Google 



HE1LIGEN. 105 

Op de Oude-turfmarkt, in 't opgaan der Grimnessersluis, ziet men, boven 
een poortje, een zeer ouden steen, waarop de onthoofde St. Dionisius, 
met zijn hoofd op de beide handen voor de borst. 't Is algemeen bekend, 
hoe die Heilige, die de eerste Bisschop van Parijs is geweest, en in 272 
werd onthalsd, op die wijze, voor de oogen (en tot groote stichting) der toe- 
schouwers, van Montmartre is gewandeld naar de stad, die nog zijn naam 
draagt. Trouwens *t mirakel is door St. Albaan en anderen ook verricht. 

Het poortje, waar boven wy den ouden steen vinden, was weleer de 
ingang van het klooster van »Sinte Dyonisius in die Lelyen," dat in 1403 
gesticht is en in de wandeling »de Nieuwe Nonnen" placht genoemd te 
worden. 

Een Parijzer kastelein hing in de 17 de eeuw St. Dominikus uit, om 
geen ander reden, dan omdat de Dominikaner monniken den naam hadden, 
goede drinkers te zijn. Aan zijn huis vormde zich een klub van nathalzen, 
uit tien leden bestaande, die zich ook »de Dominikanen" noemden. Een 

tijdgenoot laat hen dus spreken: 

• 
Nous somtnes dix, tons grands buveurs, 
Bans ivrognes et grands fumeurs, 
Qui, ne cessant jamais de boire, 
Et de remuer la mdchoire, 
Meprisent d'amour les faveurs. 

S 1 . Dominikus wordt afgebeeld met een ster boven het voorhoofd, en 
een hond nevens zich, die een brandenden fakkel in den bek draagt. 

De H. Drievuldigheid kwam almede als uithangteeken voor, en wel 
onder de gedaante van een gelijkzijdigen driehoek, met een cirkel aan elken 
hoek, waarin de woorden Pater, Filius en Spiritus stonden, en, tusschen 
de cirkels, langs elke zijde, de woorden Nan est. Zoo hing zij te Londen 
uit by een boekverkooper aan S*. Pauls kerkhof in 1520. 

Ook in Parijs hing in de 17* eeuw la Trinite uit. 

S f . Edmund behoort in Engeland t' huis. St. Edmundshoofd hangt uit 
te Bury S\ Edmunds. 

S*. Elooi is daarentegen een Nederlander. Hij kwam daar en in 
Fransch Vlaanderen van ouds veel voor, als patroon van goud-, zilver-, 
ijzer- en kopersmids, van harnasmakers, slote- en messemakers — en dewijl 
hij met een hamer in de hand werd afgebeeld, is 't vermoedelijk zijn beeld 
geweest, dat, bij de invoering van H Kristendom, dat van Thor verving. 
Te Gouda hing hy by een messemaker uit, met dit rijm: 

* In den deugdzamen 8M Elooy 
Maakt men messen, scherp en mooi. 

Nog heden ziet men hem voor een smidswinkel op den Schiedamschen 



Digitized by 



Google 



106 



HEIL1GEN. 



dijk te Rotterdam. 't Beeldje heeft 
een ouder vervangen, dat nog 
fraaier geweest moest zijn. 

St. Ewoud hing in 1677 te Dord- 
recht uit aan 't huis van Juffrouw 
Jacomina van Beverwijk l ). Hij was 
te Dordrecht de gildepatroon der 
kuipers en zijn naam was en is 
nog in onderscheidene aanzienlijke 
Dortsche familiSn zeer gewoon. 

S f . Fiacre, hoewel, volgens de 
legende, een Schotsche Konings- 
zoon, is toch een Fransche heilige ; 
want hij verkoos de kluizenaars- 
hut in 't bosch van Fordille boven 
den troon. Hij was de patroon 
der tuinlieden en kousebreiers. 
Hij had echter meer talenten ; im- 
mers, wanneer hij op een steen 
ging zitten, veranderde die in een 
mooien leuningstoel. Een exem- 
plaar werd, nog tot op de Fran- 
sche revolutie, in de hoofdkerkte 
Meaux bewaard. En toch heeft het grillig spraakgebruik geen stoelen, maar 
rijtuigen naar hem gedoopt. De fiacres dagteekenen van den tijd van 
Lodewijk XIII ; maar H is niet zeker, hoe zij aan dien naam gekomen zijn. 
Volgens sommigen had de rijtuigmaker, die ze 't eerst vervaardigde, het 
beeld van St. Fiacre uithangen; volgens anderen was St. Fiacre het alge- 
meen uithangbord der koetsiers te Parijs; volgens weer anderen heetten 
de karretjes, waarmede de bedevaartgangers naar S*. Fiacre te Beuil, 
in de nabijheid van Meaux reden, van ouds al fiacres: en eindelijk, vol- 
gens een vierde lezing, was er in de dagen van Lodewijk XIII, een hdtel 
S*. Fiacre te Parijs en was het de eigenaar daarvan, Sauvage genaamd, die 
't eerst op de gedachte kwam, rijtuigen voor de liefhebbers gereed te houden. 
De H. Geest, voorgesteld onder de gedaante eener duif met uitgespreide 
vleugels, was het uithangteeken van alle liefdadige gestichten, gast-, wees- 
en armhuizen, aan den H. Geest gewijd, en is het daarom ook nog van 
het Burgerweeshuis te Amsterdam. Ook burgerwoningen, die aan zoo- 
danig gesticht behoorden, waren gewoonlijk met dat teeken in den gevel 
gemerkt, als men dat nog aan verscheiden huizen kan zien *). 

J ) Balbn, Dordrecht, biz. 71. 

3 ) Te Amsterdam ziet men die duif in steen gehouwen nog voor gevels in de Taan- 
straat, op den Nieuwcndijk by de Engelschesteeg, in de Karthuizersstraat, enz. 




Digitized by 



Google 



HEIUGEN. 107 

Ook boekverkoopers en drukkers hadden den H. Geest uithangen, o. a. 
in de 17 de eeuw, Francois Foppens te Brussel, in 1558 de boekdrukker 
John Cawoode te Londen en in 1602 nog zijn opvolger William Leake. 

Te Maastricht, voor het S\ Gillis-hospitaal, een der oudste godshuizen 
aldaar, ziet men het borstbeeld van een Bisschop, met het bijschrift: In 
St. Gillis Hospitaal — 1762 »). 

S*. Hieronymus wordt afgebeeld als een halfnaakte grijsaard, met 
kalen schedel en langen baard, en met een steen in de hand, waarmede 
hij zich voor de borst slaat, terwijl een leeuw hem vergezelt. Aangaande 
dezen zegt de legende, dat de Heilige eens een strompelenden leeuw olit- 
moette en hem een doom uit den poot trok; waarom het dankbare beest 
hem altijd gevolgd was en allerlei diensten bewezen had. — Te Amster- 
dam heeft St. Hieronymus uitgehangen in de Tweede-lindendwarsstraat 
boven een gang, die op een hofje uitliep. 

St. Hubertus hangt in Belgian dikwijls aan herbergen uit — en geen 
wonder: hij was in zijn tyd de beroemdste jager van 't Ardennerwoud. 
Hij wordt dan ook afgebeeld in jachtgewaad, staande tegenover een hert, 
dat tusschen zijn gewei een kruisbeeld heeft. — Voor de herberg te Waar- 
schoot leest men, onder zijn afbeelding: Au St. Hubert logist a pied et a 
cheval. 

, S 1 . Hugo, of eigentlijk St. Hugoos gebeente, was vroeger in Engeland 
een schoenmakers-uithangbord, waarop eigentlijk niets anders dan allerlei 
schoenmakers-gereedschap geschilderd was. Hij was (natuurlijk) een Vors- 
tenzoon, en zijn historic begint met een romaneske vrijaadje met een zeer 
vrome kokette. Daarna werd hij een dolend ridder, we£rstond al de ver- 
zoekingen van Venetien, zoo knap als S c . Antonius die van den duivel, en 
had tallooze avonturen, waar die van den Baron van Monnikhuizen maar 
wisjewasjes bij zijn. Eindelijk, na 't vermakelijkst mengelmoes van ana- 
kronismen, werd hij martelaar onder de regeering van Keizer Diokletianus. 
Een poosje had hij, na in een schipbreuk al wat hij bezat verloren te 
hebben, de kost met schoehmaken verdiend, en, omdat hij aan zijn gilde- 
broeders niets anders kon laten, legateerde hij hun zijn gebeente. Zij 
zorgden er dan ook voor, hem, toen hij gehangen was, van de galg te 
nemen en hun legaat tot schoenmakers-gereedschappen te verwerken, die 
dan ook, van nu af, 3>S l . Hugoos gebeente" werden geheeten. 

Sint Jakob kan men in de Plantaadje te Amsterdam levensgroot vin- 
den boven de poort van 't gesticht dat naar hem genoemd is. Hij 
wordt immer als Pelgrim afgebeeld, naar aanleiding der overlevering, 
dat hij de eerste der apostelen geweest zou zijn, die naar 't verre westen 
trok en in Spanje het Evangelie ging verkondigen. Te Rotterdam in de 



l ) Medegedeeld door den Heer V. de Stuers. 



Digitized by 



Google 



408 



HE1LIGEN. 




Jakobsstraat vindt men een zeer fraai S l . Jakobs-beeldje in een nisje: wij 

geven er hiernevens de afbeelding van. 
De zeeschelpen, waarmede het schouder- 
manteltje (pelerine) bedekt is, zinspelen 
op zijn zeereis en worden naar hem S l . Ja- 
kobs-schelpen genoemd. Somtijds wordt 
hij zelf in zulk een schelp geplaatst; zoo 
ziet men hem op een gevelsteen in de 
Hoogstraat te 's Gravenhage, met het on- 
derschrift St. Jacop. Dit huis was reeds in 
1597 bekend en vermoedelijk een gilde- 
huis der hoedemakers, die S l . Jakob tot 
him patroon gekozen hadden, omdat oud- 
tijds de hoed alleen werd opgezet als men 
op reis ging, en de pelgrim met zijn grooten 
hoed hun juist voegde. 

S'. Jakob placht te onzent veel nit te 
hangen ; waaromzelfs onderscheidingen door 
adjektieven noodig waren. Zoo had de Groninger boekdrukker Dominicus 
Lens (1672 — 1678) d* Olde Sint Jacob, waarmede hij tegen jonger konkur- 
renten zijn ouder rechten handhaafde. 

S l . Jan hing ontelbare malen uit, 't zij de Evangelist, 't zij de Dooper, 
die wel te onderscheiden zijn en toch dikwijls verward worden. S\ Jan 
de Evangelist wordt gewoonlijk schrijvende afgebeeld, met den Arend 
nevens zich *), — S l . Jan de Dooper daarentegen staande en met de hand 
wijzende op een Agnus Dei, dat zich nevens hem bevindt. — In plaats van 
een aantal gevelsteenen op te noemen, waarop Sint-Jannen voorkomen, 
zullen wij een viertal opmerkingen maken. — Vooreerst : S l . Jan leefde in 
de volkstaal als de patroon der liefde. Een meisje noemde haar vrijier 
haar »S*. Jan." Als Bouwen Langh-lijf in Brederoos Griane vertelt, hoe hij 
aan zyn vrouw gekomen is, zegt hij o. a.: 

So haesl als se mijn sach, so stongh ick heur wel an, 

Want sij riep, in 't voile seltschip: dit is mijn eyghen Sint-Jan. 

Ten anderen : de Sint-Jannen hebben de bijzonderheid, dat zij zoo dink 
vertegenwoordigd zijn, gedeeltelijk ook aan hun hoedanigheid van gilde- 
patroonte danken en aan de algemeenheid van den naam van Jan; er is 
toch reeds op gewezen, hoe gereedelijk men zijn doopheilige tot uithang- 
teeken koos. 

Ten derde: vele beeldjes zijn reeds voor lang verdwenen, terwijl 



») Vgl. de Afb. biz. 78. 



Digitized by 



Google 



HEILIGEN. 109 

soms de naam nog is overgebleven : zoo ziet men op den Nieuwendijk 
een gevelsteentje, juist groot genoeg om de vier letters S. Jan te bevatten, 
dat al vry oud is en blijkbaar tot onderschrift voor een beeldje gestrekt 
heeft, dat nu niet meer bestaat. 

Ten vierde eindelijk: dat S l . Jan vroeger vrij algemeen aan de kroegen 
moet hebben uitgehangen, immers in Brabant, getuigt het spreekwoord: 
*hij komt van S* Jans sermoen," voor: »hij heeft een slok op." 

Boekverkoopers hingen bij voorkeur den Evangelist uit, omdat die met 
een boek wordt afgebeeld; terwijl bontwerkers daarentegen den Dooper 
uithingen, om het haren kleed, dat hij droeg. 

S*. Job hangt nog hier en daar in Belgien uit; vroeger te Gent op den 
Steendam, met het tautologisch onderschrift: In den Heiligen Sint Job. 

De Ridder S f . J oris met den draak is in alle landen te vinden. Van 
hem mag gezegd worden wat Vellejus Paterculus van Pompejus zei: 
»zoo vele gewesten er op aarde zijn, aan zooveel oorden verrijzen de 
gedenkteekenen zijner overwinningen. 

S\ Joris (S 8 * Georgius in 't Lat., S*. George in 't Eng. en 't Fr.) 
was een Romeinsch krijgsbevelhebber onder Keizer Diokletianus. Eens 
op reis naar SyriS zijnde, waar zyn keurbende lag, kwam hij door de stad 
Beiruth, waar hij alles in angst en benaauwdheid vond. Er was een 
groote en verschrikkelijke draak verschenen, die zich even buiten de stad 
gelegerd had en geregeld z\jn ontbyt, zijn middag- en avond-eten vor- 
derde. Al de schapen uit de buurt had het monster reeds opgepeuzeld: 
al de kinderen beneden de vyftien jaren waren ook reeds verorberd, 
en nu moest 'sKonings dochter, »de schoone Cleodelinde", er aan. Niet 
naakt, zoo als wijlen Andromeda, bij een dergelijke gelegenheid, maar in 
haar zondagspak, stapte zij de poort uit, onverzeld; want niemand had 
lust haar uitgeleide te doen: 't monster mocht eens aan 6ene niet genoeg 
hebben. Daar kwam juist S t . Joris aanrijden en vroeg, waarom zij, die 
zoo mooi was aangekleed, zoo bitter weende. »Wat?" riep hij uit, toen 
zy hem verhaald had, wat lot haar te wachten stond, »zou zoo'n leelijke 
draak zoo'n mooie meid tot zijn dejeun6 gebruiken? dat zal niet gebeu- 
ren. Laat ik maar eens even met je mee* gaan." — Zoo gezeid zoo 
gedaan, en hij trok met haar op het logement af, waar de draak z\jn 
hoofdkwartier had. Daar werd het een geduchte vechtpartij, voor de 
byzonderheden waarvan w\j u naar Ovidius, Ariosto, Tabb6 Vertot en an- 
dere waarheidlievende schrijvers verwjjzen, ter plaatse waar zij het ver- 
haal opdisschen van de bataljes, door Kadmus, Perseus, Jazon, Roeland 
en Deodaat van Gozo met dergelijke gedrochten geleverd. De uitslag was 
ook dezelfde: S\ Joris kreeg (met behulp van z\jn wakkeren bles) het 
monster onder en priemde het met zijn zwaard aan den grond vast. 
»Eilieve!" zei hij toen, terwijl hij vast in z\jn zakken grabbelde naar een 
end touw, tegen Cleodelinde, die tot nog toe niets gedaan had als toekij- 



Digitized by 



Google 



110 HEILIGEN. 

ken, »kom eens even hier, beste Prinses, en leen mij die mooie cordeliere 
die daar aan je zij . bun gelt ; die zullen wij mijnheer van Drakenburg 
om zijn hals binden." Zij voldeed aan zijn verzoek; en h\j bond het 
koord wel stijf om den hals van het monster heen, en het eene end 
zelf houdende, bood hij met een beleefde buiging het andere het meisje 
aan — en tevens zijn arm om haar t' huis te brengen. En zoo keer- 
den zij naar de stad, S\ Joris en Gleodelinde gearmd, den draak aan de 
cordeliere leidende, even als een heer en een juffrouw, die met eenhondje 
aan een rood lint by schemeravond een grachtje omgaan. Al H volk Hep 
uit, en zwaaide met de mutsen, schreeuwende : amirakel! mirakel! de 
draak is om zeep!" — En niets was natuurlijker, dan dat Gleodelinde, 
en de Koning, en de heele stad, gedoopt en dat Sint Joris een b^roemd 
heilige en de patroon van alle ridders en schutters werd. 

Men beeldt hem af, in ridderlijke wapenrusting te paard zittende, den 
draak, die onder het paard ligt, doorstekende, terwijl de maagd naast 
hem staat; op de uithangteekens ontbreekt echter meest altijd deze laatste ! ). 
De draak — dien Langendijk, in navolging van de Duitschers een »lint- 
wjirm" noemt: 

Hier hangen hare schilderijen, 
Vooreerst een stuk van Albert Duur, 
Waar Joris en de lindwurm strijen '). 

— de draak of lintwurm is een monster met vier tijgerklaauwen, drake- 
vleugels, geschubde huid en slangestaart. 

Oudtijds twijfelde niemand aan de waarheid der vertelling; men wist 
zelfs precies, wanneer S l . Joris geleefd had. Later kwamen de twijfe- 
laars en beweerden, dat de historie van S*. Joris niets anders was dan 
een tweede editie van die betreffende den aartsengel MichaSl, die Satan 
overwon, of wel de oude mythe van Perseus, op kristelijken bodem over- 
gebracht: — een derde maakte er een versje op: 

Sint Joris heeft, als wordt gemeld, 

Een fellen draak ter neftr geveld, 

Een maagd verlost uit diens geweld — 
Die dappere Sint Joris I 

Maar menigeen — wat droeve zaak! 

Schept nu in twijflen boos vermaak, 

En zegt: Sint Joris en de Draak 

Zijn geen van tween historisch. 

Er is op aarde nooit zoo'n beest, 

En evenmin zoo'n Sint geweest. 
Wel hopen wij voor 'tminat, mijn vrinden, 
Dat men er nog een Maagd moog vinden. 



l ) Zie biz. 96. «) Zie Langenemk de Enels, IV«»* Boek. 



Digitized by 



Google 



HEILIGEN. Ill 

Maar, geweest of niet, de roem en de vereering, die S l . Joris in alle 
* landen genoten heeft en nog geniet, is aan geen twijfel onderhevig. Engeland, 
Genua en Moskovi€n, vele Bisdommen, Steden, Kerken, Kloosters en Gast- 
huizen, vereerden hem als hun patroon. Te Konstantinopel was wel een half 
dozijn kerken aan hem gewijd, en zelfs de zeeengte, die Azien van Europa 
scheidt, en die wij gewoon zijn de Dardanellen te noemen, placht naar S*. 
Joris te heeten. Verscheidene Ridderorden zyn hem ter eere gesticht. De 
S l . Joris-banier was in Duitschland een twistappel tusschen de Zwabi- 
sche en Frankische Ridderschap. Beroemd was in Zwabenland, in de 
15 de eeuw, H verbond van 't S fc . Joris-schild (zilver met een kruis van keel) 
en te Genua la Compera di San Giorgio. Als patroon der schuttersgilden 
stond de Kristelyke Ridder ook in hooge achting bij de poorters, ja bij de 
dorpers — en in alle landen zijn hem in de uithangteekens van Doelens 
enkroegen, van burgerwoningen en godshuizen, ontelbare gedenkteekenen 
gesticht. Zoo populair was hij in de volkstaal, dat, als een meisje aan 
een jonkman een mooien naam wou geven, zij uitdrukkingen bezigde als: 

Nou mijn Ridder van St. Joris, nou mijn vrijcr l ). 

Wat de gevelsteenen betreft, waarop men hem ziet afgebeeld, zij voe- 
ren doorgaans het onderschrift : In de Bidder St. Joris ; ook wel in Sinte 
Joryaens. Op de uithangborden van kroegen komt zijn naam doorgaans 
voor met een »expresselijk te zijner eere vervaardigd" rijmwoord, namelijk 
dat van brandemoris 2 ) voor abrandewijn." Die opschriften, in hun 
eenvoudigsten vorm, luidden als een, dat ons uit Leiden is bewaard gebleven : 

* Dit is in de Ridder Sint Joris, 
Hier vcrkoopt men brandemoris. 

Maar niet zelden werden er krulletjes aan toegevoegd, als: 

* De Ridder St. Joris 
Bruit het vat stremtneling en drinkt brandemoris. 

d. i. : de Ridder S*. Joris is geen afschafFer, hij bedankt, zich de maag te 
verkoelen met een glas kouwe karnemelk en verwarmt /zich liever met 
een borrel. 

En elders: 

* In de .Ridder St. Joris. 
Men drinkt hier geerne brandemoris; 
De va£r en twee zeuns dobblen niet mis, 
Zodat de Mo6r met drie gecken gebruit is. 



l ) Spaansche Brabander, bl. 35. 

*) U Woord was in de dagen van Bredero reeds oud en komt al in vroegere klocht- 
spelen voor. 't Volk, dat, als wij zagen, veel van bijbelsche toespelingen en vooral van 
oud-testamentische namen hield, maaktc uit brandemoris we6r brandemozes. 



Digitized by 



Google 



112 HEILIGEN. 

Een deftiger vorm, die mede met tallooze varianten voorkomt, was deze, 
die nog te Delft boven een herberg staat: 

In Sint Joris vol van waarden, 
Tapt men wijn en bier en stalling voor de paarden l ), 

In de Kanaalstraat te 's Gravenhage, boven den ingang van den tuin 
Roos en Doom staat St. Joris met zyn draak, en daaronder: Virtus in 
actione cmsistit, 't geen zeggen wil, dat men zijn wakkerheid door adaden" 
toonen moet. Op de beide pilaren van het hek leest men ubi mel, ubi pel, 
1783; doch dit heeft geen betrekking tot ons onderwerp. 

Dat ook boekverkoopers St. Joris uithingen, als b. v. Jacob Adriaensz. 
op de Bre&straat te Leiden, kan ons niet verwonderen, vermits zich de 
boekwinkels even als de herbergen van alle mogelijke dingen meester 
maakten; maar wat hij met biksteen en schulpzand te maken had schijnt 
minder begrijpelijk. Toch vonden wij dit Rotterdamsch opschrift: 

* In den Bidder St. Joris, die den draak verwant, 
Verkoopt men roo en witten biksteen en scbullepzant. 

Wij willen het raadsel pogen op te lossen. De biksteenkelder is de 
moordkuil der gevelsteenen : wat van dien aard gesloopt wordt gaat der- 
waarts om vergruisd te worden. Nu zal onze Rotterdammer, onder den 
rommel die hem t' huis gebracht werd, een St. Jorisbeeld gevonden hebben, 
dat hij te mooi achtte om 't stuk te slaan en daarom liever boven zijn 
kelder plaatste, met een rijmpje er onder. 't Ging dan daar met den 
St. Joris als te Amsterdam met den 'Erasmus in de Batavierdwarsstraat *). 

St. Julia an was de patroon der reizigers en van verscheidene tappers- 
gilden; en men kent onder de vertellingen van La Fontaine die, welke tot 
opschrift voert V Oraison de St. Julien en zeker niet de minste uit den 
bundel is. In Engeland en Frankrijk placht hy aan tal van herbergen uit 
te hangen, en het opschrift, dat er by kwam, was doorgaans een variatie 
op Mattheus XXV : 35, »ick was een vreemdelingh ende gij hebt mij ge- 
herberght." — * Hier te lande vonden wij hem niet. 

St. Katharina komt op onderscheiden gevelsteenen voor, en wel, als 
dit gewoonlijk met martelaars plaats heeft, met het werktuig, waarmede 
zij gefolterd werd, bij zich, t. w. een rad. 

St. Krispyn en Krispiniaan waren twee Romeinsche broeders, zoons 
van een Koning (hoe dit samenhing moge geleerder dan wij uitmaken) 
die naar GalliSn gingen om het kristendom te prediken en met schoen- 
maken den kost verdienden. LeSr behoefden zij niet te koopen; want 



') Medegedeeld door den Heer Mr. J. Sontendam. 
Zie Dl. I, biz. 215. 



Digitized by 



Google 



HEILIGEN. 443 

dat brachten hun de Engelen; waarom zij dan ook aan de armen de 
schoenen voor niet gaven. Een andere overlevering zegt ronduit, dat 
Krispijn het le£r stal. Wat daarvan zij, zeker is 't, dat zij, na in 308 te 
Soissons onthoofd te zijn (echter niet op grond van le£rdieverij, maar we- 
gens hun geloof) de patroons der schoenmakers werden en dat hun veel 
eer bewezen is: zelfs is er een tooneelspel gemaakt om door schoen- 
makers gespeeld te worden, onder den titel : »Glorieuse Martelie van de 
twee H. H. gebroeders Grispinus en Crispinianus, onder de bloeddorstige 
Regeringe van Maximianus, Roomsch Keizer; eerst speelsgewys vertoont 
door de schoenmakers 1739." 
Somwylen werden zij beiden afgebeeld voor een schoenmakersluifel, als : 

* Sinte Crispinus en Crispiniaan. 
De een was blootvoets en de ander had geen schoenen aan. 
Sinte Crispinus zeit: 
Het loon verzoet den arrebeid. 
Zou het loon den arbeid niet verzoeten, 
Dan zou de schoenmaker de poort uit raoeten. 

Maar meestal is 't Krispijn alleen, als: 

Hier maaki men schoenen en muilen, na ieders begeer. 
Sinte Crispinus gaf de schoenen om Gods wil ; maar hij stal het leflr. 

Een wijsgeerige schoenmaker te Bergen op Zoom schreef voor zijn luifel 

Hier in Krispijn kan men den mensch uit beestevellen 
Elk schoenen na zijn voet voor gelt terstont bestellen. • 
Dog menig beest alhier steekt in een menschenvel, 
Draagt zelf zijn breeders huit, en 't staat dat beest nog wel. 

Voor een aantal jaren stond Krispijn tusschen een menigte schoenen 
en laarzen op een geschilderd uithangbord boven een schoenmakerswinkel 
op den Nieuwendijk bij 't Hekelveld. De schilder had hem in ridderlijk 
gewaad uitgedoscht, hem wellicht verwarrende met den Krispijn uit de 
oude kluchten, die, met kraag en mantel en een bandelier en een lang 
rapier op zijde wordt afgebeeld '). 

Te 'sGravenhage vindt men nog in den achtergevel van een gebouw, 
in de Wagenstraat, dat vroeger het Schoenmakersgildehuis was, een steen 
met den schoenheilige, en daaronder: dit is Sinte Crispijn 4620. De 
steen zat oorspronkelijk in den voorgevel, waar hij ook behoorde, doch is 
in 4854 gedegradeerd. 

St. Kristoffel, de groote Kristusdrager, was voorheen zeer populair, 
waarvan wel het sprekendst bewijs was, dat ook in 't Doolhof op de Ro- 



) Vgl. Dl. I. biz. 329. 

II. 



Digitized by 



Google 



414 HEILIGEN. 

zengracht »de noyt gevonden groote Kristoffel" boven op de fontein stood. 
Tegenwoordig is hij half vergeten : en H is wel de langste, maar niet de 
beste helft, die wij van zijn naam hebben overgehouden. 't Is dan ook 
niet overtollig, te herinneren wat de legende van hem vertelt. 

Er was eens een verbazend groote kerel met een leelyk, grimmig ge- 
zicht, die Offero heette. Deze zwoer, niemand te willen dienen dan den 
machtigsten Vorst, die op de wereld te vinden was. Eindelijk, na veei 
zoekens, meende hij dien gevonden te hebben en bood hem zijn dienst 
aan. Nu gebeurde % dat er een reizend meistreel aan *t hof van dien 
Koning kwam en een lied zong, waarin telkens de naam van Lucifer ge- 
hoord werd: — en dan sloeg de Vorst telkens een kruis. Dat kwam 
Offero vreemd voor, en toen hij vernomen had, dat de Vorst zulks deed 
om zich tegen Satan in veiligheid te stellen, maakte hij daaruit op, dat 
Satan de machtigste moest zyn van de twee, en hervatte hij zijn reis om 
dien Satan op te zoeken en te dienen. Werkelijk vond hij hem en trad 
in zijn dienst. Maar nu merkte hij weer op, dat Satan sidderde telkens 
als hij een kruis zag, en besloot dus, dat er een nog machtiger wezen moest 
dan Satan. Zoo vernam hij den naam van Kristus en ging andermaal op 
weg om dien te zoeken. Een kluizenaar, dien hij na lang dolens ont- 
moette en raadpleegde, zeide hem, dat hij, om Kristus te vinden, moest 
vasten en bidden. Maar van vasten wilde Offero, die een rechte slokop 
was, niet hooren, en bidden had zijn tnoeder hem niet geleerd. »Dan," zei 
de kluizenaar, »moet gij goede werken doen," en hij wees hem een rivier 
aan, bij wier overtocht de reizigers verdronken; daar moest Offero veer- 
man worden. # Dit leek onzen maat beter: hij zette zich bij den stroorn 
ne£r, trok een palmboom uit den grond, om hem tot staf te dienen, en 
droeg de reizigers op zijn rug veilig door het water, dat, hoe verbazend 
diep, hem slechts tot aan den middel kwam. Dit liefdewerk had hij reeds 
jaren bij de hand gehad, toen hij eens op een nacht gewekt werd door 
een kind, dat naar de overzijde wilde. Offero nam het kind op den 
schouder, greep zijn staf en stapte de rivier in. Doch naarmate hij verder 
ging, klom het water al hooger en hooger, werd het kind op zijn schou- 
der al zwaarder en zwaarder, en zonk hij dieper en dieper, zoodat zijn 
knieen knikten en hij niet dan met de grootste moeite den overkant be- 
reikte. Daar werd het raadsel hem opgelost: hij had nu Kristus gedragen. 
Hij nam dan ook van dat oogenblik den naam aan van Kristoforus of 
aKristusdrager," bekeerde vele heidenen en ontving ten ieste de martelkroon. 

St. Kristoffel wordt afgebeeld als een reus met een palmboom in de 
hand, tot de enkels in 't water staande, en met het kind Jezus op den 
schouder; en zoo kan men hem o. a. nog te Maastricht in de Koestraat 
n<>. 2593 l ) en op meer plaatsen zien. 



') Medegedeeld door den Heer V. de Stuers, te Maastricht. 



Digitized by 



Google 



HEILIGEN. 115 

In de middeleeuwen vond men alom 2tjn beeltenis: men schilderde die 
op de muren van huizen en van kerken, van torens en schuren, orndat 
men hem vereerde als den behoeder tegen vuur, water en aardbeving. 

Maar ook hielden de boeren hem in eer, omdat- een blik op zijn beeld 
het beste middel was om bij zwaren arbeid niet vermoeid te worden. 
Daarom lieten zij hem schilderen op een plank, die ze, boven hun deur, 
tegen een schuur of tegen een boom spykerden. Op dat gebruik zinspeelt 
Huygens in 't navolgende sneldicht: 

'k Hoor van een soet krackeel ; Boer Jaep wil St. Christoflel 
Doen 8children op een' planck, niet langer als sijn' schofTel : 

De sehilder weett geen' raed en thoont hem waer het schorl. 

Boer Jaep seght : 't is geen nood, all valt de planck wat kort, 
Christoffel kander op, men hoefse niet te langen ; 
Soo ghij de beenen maer beneden uyt laet hangen. 

De aanspreker Hidde Tjercx, dus een Friesche Achilles, die geen uit- 
hangbord bekostigen wou, behielp zich met dat van zijn overbuurman en 
schreef zijn adres : » tegen over den Grooten Christoffel" vertrouwende, dat 
die ieder wel goed in 't oog zou vallen. 

Maar ook de wandelstok van den Heilige werd van toepassing gemaakt, 
-als uit het navolgende Rotterdamsche uithangbOrd blijkt: 

* Dit } s in Christoffel, die met zijn stok de zee kon overspringen. 

Hier verkoopt men opregte rottings, wandelstokken en veel meer andere dingen. 

In Tyrol, een land, dat zich meer dan eenig ander nog altijd door tal 
van beschilderde uithangteekens onderscheidt, en waar de hotels altijd ver- 
cierd zijn met het beeld van dezen of genen heilige, is de meest gelief koos- 
de figuur die van St. Christoffel, op den muur of op natten kalk geschil- 
derd, en er is iets aardigs en verrassends in, wanneer men, na een langen 
rit in de bergen van dat schoone land, plotselings bij een eenzaam gele- 
gen herberg stilhoudt, waarop die heilige, soms 30 voet hoog, staat afge- 
beeld, met het kindeken Kristus op zijn schouders door de rivier wadende. 
Ook St. Joris en de Draak zijn er niet ongewoon. De Tyroolsche herber- 
gier munt daarin boven zijn konfraters ten platten lande uit, dat hij een 
minnaar is van de kunst, en men vindt meermalen in de meest afgelegen 
dorpen uitmuntende kopijen, naar beroemde schiiderijen van oude meesters, 
als uithangteeken gebruikt. 

Weinige martelaren zijn algemeener bekend en vereerd dan 

De heilige Laurentius, 
Die op zijn rooster sprak aldus: 
• Het is aan deze zij reeds gaar, 
Keer om, tiran, en eet nu maar." 

De » tiran" was, volgens de overlevering, Keizer Valerianus. 



Digitized by 



Google 



416 HEILTGF.N. 

Dewijl hij altijd wordt afgebeeld met zijn rooster in de hand, hing 
St. Laurens bij voorkeur bij koks en braders uit; bij een te Vlaardingen 
met dit rijm : 

* Sint Louwerens, 

Een Christen mens, 
Niet om zijn misdaden, 
Maar om 't geloof, 
Gelijk als roof, 
Op den rooster gebraden. 

St. Levijn of St. Lieven, de Apostel van Brabant, die in 656 den mar- 
teldood onderging, hangt uit aan een estaminet in 't Vlaamsche dorp 
Woubrechtegem. 

St. Lukas was de patroon der schilders en hing daarom bij schilders 
uit, of aan herbergen, waar bij voorkeur schilders verkeerden. Bij zekeren 
Pieter Aten, met dit keurig rijm: 

* Den schilder is hoog verheven, 
Al is hij out, zijn handen mogen niet beven ; 
Sint Lucas heeft deze konst gedaan, 
Daarom heeft hem Pieter Aten nagegaan. 

Wie deze Pieter Aten was weten wij niet; vermoedelijk een schil- 
der van uithangborden ; maar zooveel is zeker, dat, als hij trouw de voet- ' 
stappen van St. Lukas is »nagegaan," hij een prul in de kunst gebleven 
is. Immers dat Lukas zelf het er niet ver in gebracht had, bewijst het 
portret der H. Maagd, dat hem wordt toegeschreven en dat nog in de 
kerk van Selivria, aan de Propontis, (het oude Solymbria) bewaard 
wordt. Toch doet dat leelijke ding mirakelen; maar het grootste wonder 
is, dat niet zijn eerste poging in die richting geweest is, zich zelf in een 
goede schilder ij te veranderen ! ). 

Maar St. Lukas kon ook al zijn tijd niet aan 't schilderen wijden; hij 
had nog andere zorgen. Vooreerst was hij de patroon van de boekver- 
koopers, die van ouds mede onder de St. Lukas-gilden begrepen waren, 
en te recht: want St. Lukas wordt schrijvende afgebeeld. Maar boven- 
dien was hij de patroon van het hoornvee, en in die hoedanigheid riep 
het landvolk hem aan. Ongetwijfeld heeft hij deze eer te danken aan den 
os, die hem ter zijde staat. — Zonderling, dat terwijl de eenige hoeda- 
nigheid, welke hem in de Schrift wordt toegekend, die van »medicijn- 
meester" is *), hij juist als zoodanig het minst vereerd is geweest. 

Te Rotterdam hangt Sint Lucas uit aan een der oudste en meest be- 
zochte hotels van de stad. 

Te Maastricht, in de Stokstraat, komt St. Lukas in gezelschap met St. 
Nikolaas voor. Twee Engeltjes dienen tot tenants van een cartouche 
waarop men: in den Steenen Bergh leest; — links staat St. Lukas met lijn 



l ) HM. qf Signb. p. 286. 2 ) Koloss. IV. : 14. 



Digitized by 



Google 



IIKIL1GKN. 117 

os en regis St. Nikolaas met de drie kindertjes. lets hooger staat ander- 
maal een cartouche met het jaartal 1609 tusschen een stroomgod en een 
Maasnimf. Wat de beide genoemde heiligen met dat heidensche volk uit 
te staan hebben, is uit dien Steenen Berg niet te verklaren l ). 

De Heilige Maagd of Onze Lieve Vrouw zal men hier te lande 
weinig meer vinden : zoo zij hier v66r de Reformatie uitgehangen heeft, is 
zij met de komst van deze verdwenen. In Frankrijk en Engeland heeft 
het nooit aan Notre Dames en Our Lady's ontbroken, en wellicht zijn er 
hier en daar nog te vinden. In 't laatst der 17 de eeuw woonde te Parijs, 
in de rue de la Seine, een kwakzalver, die de H. Maagd uithing, met 
dit bijschrift: refugium peccatorum (toevlucht der zondaren), dat hij op 
zijn lapzalverij toepaste. 

Te Gent achler het station van den Waasschen spoorweg staat boven 
een oud poortje te lezen : 

Ick groete u Maria 

daer gy staet. 

gy sijt goedt 

en ick ben quadt, 

belieft my in myn 

uytterste te 

gedyncken 

eenen ave Maria 

zal jck u 
schyncken. *). 

St. Ma art en, wiens laatste herinneringen in 't volksleven nu ook al 
zijn uitgestorven, was vroeger zeer populair hier te lande, zoo wel als bij 
onze naburen. Van de uithangborden aan de herbergen is hij al vroeger 
verdwenen; maar nog herinneren wij ons het gezang der jongens op den 
avond van St. Maarten aan de deuren der ingezetenen, om bijdragen, in 
turf, hout of kopergeld, voor hun St. Maartensvuurtjes te erlangen. 

Sint Martijn was Bisschop van Tours in 't laatst der vierde eeuw en de 
overlevering roemt hem als een voorbeeld van milddadigheid. Nog een 
jongeling zijnde was hij in een zeer strengen winter op reis en ontmoette, 
niet ver van de stad Amiens, een bijkans naakten arme. Ziende, hoe 
andere lieden den ongelukkige voorbij gingen zonder naar hem om te zien, 
trok hij zijn zwaard, sneed zijn mantel door midden en gaf er de helft 
van aan den arme. Deze legende verklaart de gewone afbeelding van den 
heilige: te paard, zijn mantel met zijn zwaard doorsnijdende, terwijl de 
bedelaar achter 't paard staat; gelijk men hem te Maastricht aan de Stee- 
nenbrug n°. 2569 op een gevelsteen vinden kan, met dit bijschrift: hoC 



l ) Medegedeeld door den Holt V. de Slueis, te Maastricht, 
3 ) De PotteA, biz. 183. 



Digitized by 



Google 



118 HEILIGEN. 

leMporc DeslrVH nVnC erlgllVr (1718). Op zegels komt S. Maarlen dik- 
wijls voor; maar dat van een Chorherrnstift in Wurtemberg levert de 
byzonderheid, dat de bedelaar op een rolwagentje zit ! ). 

Toen St. Maarten nog op uithangborden geschilderd werd, was 't meest 
op die van herbergen. Hij deelde met St. Juliaan in Frankrijk en St. Joris 
bij ons den roera van zijn gasten goed te onthalen. Avoir F hotel Saint 
Martin zei in 't Fransch volkomen 't zelfde als Avoir F hotel St. Julien en 
als het Hollandsche : Hij is bij St. Joris in den host. Wil men een voor- 
beeld? Als Jean de Boves, in een vertelling, die hij Fanneau betiteld heefb 
een grap verhaalt van twee studenten, die een waard betrokken en zich 
lekker lieten opdisschen zonder te betajen, besluit hij met deze. woorden * 
j>c'est ainsi qu'ils eurent a ses depens Fostel Saint Martin." 

De H. Naam ofZoete Naam (Jezus) werd voorgesteld door de drie 
eerste letters daarvan in *t Grieksch I H 2\ doch later verving men de 
Grieksche 2 door de Latijnsche S. Door die verandering ging de oor- 
spronkelijke beteekenis verloren en werden de letters verklaard als Jesus 
Hominum Salvator »(Jezus der menschen Verlosser"). Bovendien werd een 
kruis op de H gezet en maakte men er van I. H. S. In Hoc Signo 
(»in dit teeken"), met toepassing op het kruis, dat aan Konstantijn ver- 
scheen en waarmede hij overwinnen zou. 

De H. Naam neemt nog heden zyn plaats onder de uithangteekens in ; doch 
w'y kennen dien hier alleen aan de geveis van sommige R. K. kerken. Te 
Parijs echter, waar men ten alien tijde met het gewijde nog al tamelijk 
profaan is omgesprongen, kwam hij ook op de uithangborden, en was of 
is er nog o. a. in de Rue Mondetour een kofllehuis au nom de Jesus. 

Thans brengt ons de volgorde der letters tot St. Ni kola as of Sinter- 
klaas, van al de Heiligen in ons vaderland zeker de meest populaire. Toch 
zullen w\j over dezen kindervriend niet uitweiden; immers wij hebben 
over hem gesproken *) en kunnen ten overvloede onzen lezer verwijzen 
naar 't geen over hem voorkomt in een stuk, dat een onzer hem vroeger 
heeft gewijd *). 

Slechts een paar opmerkingen voegen wij hierbij : vooreerst, dat hy wel 
voornamelijk uithing en soms nog uithangt aan koekebakkers- en speel- 
goedwinkels, maar dat hij ook voorkwam aan winkels, waar andere waren 
verkocht werden — intusschen toch altijd dezulke, die men met den al- 
gemeenen naam van akinderwinkels" bestempelde. Ten bewijze strekke* 
het opschrift van een luifel te Dordrecht, waar St. Nikolaas uithing : 



») Ned. Sped. 1867, biz. 412. ») Zie Dl. I. biz. 83. 

3 ) Zie den Aim. Holland voor 1862 en Amst. Kleinigkedm; alsmede Nalezing oj>m\jne 
Amstelodamiana, biz. 1 45. Maar vooral ook de verhandeling van Dr. Kelco Verwus bij 
M. Nuhofp te 's Gravenhage 1863. 



Digitized by 



Google 



HEIL1GEN. 



119 



* Hier in de Bisschop Sinter Niklaas, 
Hij was wcl goet, maar geenszins dwaas. 
Hij toonde weldadigheyt aan jongen en ouwen. 
Daarom raaakt men hier kapcrs en mutsen voor kinderen en vrouwcn. 

Ten andere, dat, dew\jl de voorstelling van Sinterklaas een andere is dan 
die der kerkelijke legende, hij ook in de volkstaal als Zwarte Klaas 
werd betiteld. Op den hoek van een dwarspad buiten de Raampoort te 
Amsterdam, heeft weleer een Sinterklaasje uitgehangen en naar dat beeld 
placht het pad »in de wandeling" het pad van Zwarte Klaas te heeten en 
wordt nog zoo genoemd. 

Sommige Heiligen zijn tot bepaalde landen beperkt. Ten voorbeel- 
de noemen wij St. Patrick of Patricius, die uitsluitend een Iersch 
uithangteeken, maar bij de Ieren ook zeer populair is. Hij wordt afgebeeld 
in bisschoppelijk gewaad, een troep slangen, padden en an der ongedierte 
voor zich uitdrijvende, waarvan hij Ierland heeft verlost. 

Zijn leven was vol schoone mirakelen, en toen hij onthoofd was, nam 
hij zijn hoofd onder den arm, of, volgens de beste autoriteiten, tusschen 
zijn tanden, en zwom er den Shannon me6 over. Dit had plaats a*. 464. 

De H. Petrus wordt afgebeeld als een grijsaard met een kaal hoofd 
en twee sleutels in de rechterhand, een van goud en een van zilver, ter- 
wijl de linkerhand den kromstaf voert. Als de patroon der visschers, en dan 
gemeenlijk Sint Pieter genoemd, zien wij 
hem op onze uithangteekens eenigszins 
anders voorgesteld, namelijk met een sleu- 
tel in de rechter en een kabeljaauw in 
de linkerhand ; zoo prijkt hij op een ge- 
velsteen in de Visschersstraat te Amster- 
dam, en even zoo op een te Delftshaven, 
waarvan de afbeelding hiernevens gaat. 
Nog op een derde wijze is hij te Maas- 
tricht afgebeeld op den hoek van de straat, 
die naar hem heet, namelijk wel met den 
sleutel in de rechter, maar met een boek 
in de linkerhand. 't Opschrift luidt In 
Sinte Peeter 1714 l ). 

In alle steden van de Nederlanden waren 
zijn afbeeldingen talrijk en er zijn er nog 
vrij wat te vinden. Te Antwerpen vond 
men in St. Peters vliet den St. Peter en 
den kleinen St. Peter. 




! ) Mcdegedeeld door den Heer V. de Stuers. 



Digitized by 



Google 



120 1IEIL1GEN. 

Dat St. Pieter ook bij anderen dan bij visschers of vischkoopers uithing, 
bewijzen de navolgende voorbeelden: 

* In Sinte Pieter, den visser des Heeren, 
Verkoopt men alderhande gemaakte klceren, 

Hier blijkt tevens, dat men zich vergist, wanneer men meent, dat de 
winkels van gemaakte kle£ren eerst in onzen tijd, na 't verval der 
gilden, zijn opgekomen. Reeds in de 47** eeuw bestonden zij en kon men 
zich even goed als tegenwoordig binnen weinige oogenblikken van 't hoofd 
tot de voeten in een nieuw pak steken, naar de laatste mode van Parijs. 
Als de winkelier slechts het snijdersgild voldaan had, kon hij klee'ren ver- 
koopen zooveel hij wilde. 

Elders hing St. Pieter bij een houtkooper uit: 

* Sint Pieter was een visscher: laat het u niet vervelen. 
Hier verkoopt men planken en deelen. 

Noch de kle^rekooper, noch de houtkooper voerden St. Pieter om dat 
hij hun gildepatroon, maar omdat nun doopnaam Pieter was, of omdat 
het beeld er al uithing toen zij het perceel betrokken. 

De twee voornaamste Apostelen hingen ook meermalen te zamen uit, 
Petrus met de sleutels, Paulus met het zwaard. Te Amsterdam zag men 
Pieter en Paulus weleer op den Haarlemmerdijk bij de Dommersstraat, en 
te Londen bij een boekverkooper aan St. Paulus kerkhof. 

St. Queiitijn, de patroon der stad die zijn naam draagt, werd vroeger 
schier algemeen door de kooplieden dier stad uitgehangen en men kon 
op hun uithangborden al de verschillende tooneelen zijner marteling zien 
voorgesteld. Thans zijn die borden verdwenen, op een na, dat terzelfder 
plaatse wordt gezegd te hangen, waar de H. Martelaar gevangen en ge- 
pijnigd zou zijn 1 ). 

St. Severus werd in sommige steden als de patroon der metselaars 
vereerd. Te Gent op de Ketelvest staat een huis van 1666, dat aan 't 
metselaarsgild behoorde. In den gevel staan drie bas-reliefs met schier 
levensgroote af beeldingen : St. Severus met den trofFel in de hand, Sint 
Carpus *) en de Moeder Gods '). 

St. Truien is een stad in Belgien, waar men in 'tFransch Saint Tnm 
van gemaakt heeft ; en ofschoon men vruchteloos een heilige van dien naam 
op den kalender zoeken zal, prijkt die toch te Dordrecht op een gevelsteen 
in 't Augustijnenkamp. Vermoedelijk moet het St. Truie zijn, en in dat 
geval is 't een eenvoudige verkorting van St. Geertrui, die de dochter 



*) Db Potter, biz. 16. 

2 ) Er worden twee Heiligen van dien naam vermeld : de een een discipel van Paulus, 
(zie II. Timoth. IV: 13) de andcr een Romcinsche Bisscliop en Martelaar. 

3 ) Dk Potter, biz. 43. 



Digitized by 



Google 



HEILIGEN. 121 

van Pepijn van Landen was en in Belgian vereerd word! als patrones 
tegen de veldmuizen: — waarom zij dan ook wordt afgebeeld als een 
abdis, tegen wier kromstaf en kleederen de muizen opklauteren. 

St. Urbaan is de patroon der wijngaardeniers en wordt daarom ge- 
woonlijk afgebeeld met een vruchtdragenden wijnstok in de hand *). Hij 
paste dus wel voor een wijnkoopersgildehuis en wij vinden hem nog boven 
de poort van 't gebouw in de Koestraat, dat weleer die bestemming had. 
Hij staat er in de gestalte van een wijngaardenier, met een snoeimes in 
de hand, omringd van wijnranken vol trossen. 

Te Maastricht was St. Urbanns de gildepatroon der hoveniers ; ook daar 
staat hij nog, vergezeld van een snoeimes en een spade, in den gevel van 't 
voormalig gildehuis in de Brusselschestraat *). 

St. Vrsel vindt men boven de poort van 't Begijnhof, ook binnen 't Hof 
en nog op xprscheiden oude gevelsteenen s ). 

Op de Prinsengracht bij de Leidschekruisstraat staat op een gevelsteen 
St. Vechter uitgehouwen, — een gewapend ridder, met het zwaard in de 
eene en een molentje op de andere hand: ter zijde — een huis met een 
trapjesgevel. Wellicht is die St. Vechter al dikwijls aangezien voor een 
Don Quichot, die tegen de windmolens vecht. 't Is echter St. Victor, de 
patroon der molenaars. De trapjesgevel op den steen zal wel het huis 
zijn, waarin die steen oorspronkelijk heeft gestaan en de molenaar woonde. 

Anders is de afbeelding van St. Victor op een steen in den molen van 
dien naam op de Schans bij de Raampoort. Hij staat er in bisschoppelijk 
gewaad met het kruis in de linker- en den molen op de rechterhand, 
terwijl hij met zijn voeten op harnassen, helm, degen en vaandels treedt. 
De legende verhaalt, dat Victor van Marseille geboortig en een dapper 
ridder was; dat hij echter de wapens vaarwel zeide om 't kruis te predi- 
ken, en onder Diokletianus den marteldood onderging. Hij was veroor- 
deeld om door een molensteen verpletterd te worden, doch die brak midden 
door, waarop men hem 't hoofd afsloeg. 't Is om die reden dat hij met 
een molen op de hand wordt voorgesteld. 

Eindelijk St. Willebrord, de Apostel der Nederlanden, de eerste Bisschop 
van Utrecht. Zijn naam heeft aan de geleerden veel moeite veroorzaakt, 
juist omdat hij de apostel der Nederlanden was en dus bij zijn naam 
ook een Nederlandsche uitlegging onmisbaar scheen. Een aantal hunner 
sloofden zich af om een verklaring van dien naam te zoeken in de 
bijzonderheid, dat zijn moeder de maan ingeslokt had, zoodat Willebrord^ 
bij kontraktie, uit awonderlijk geborene" zou zijn ontstaan. Toen hun 
dit niet gelukte, kreeg een dier taalgeleerden, Schriekius genaamd, het 



') Volte-aim. voor Nederl. Kathol. 1855, biz. 25. 
3 ) Medegedeeld door den Heer V. de Stuers. 
3 ) Zie de alb. Di. i 7 biz. 59. 



Digitized by 



Google 



122 HEILIGEN. 

land, en zei, dat hij Willebrord een beroerden naam vond. Maar zie! 
pas was hem dit ontvallen, of hij riep, als Archimedes zijn evQtjxa, uit: 
Willebrord — 't kon niet anders — stond voor »Wille-beroerd" en betee- 
kende, dat de Apostel, door de raacht zijner prediking, den wil beroer- 
de, en alzoo de menschen bekeerde. Toch had zijn verklaring, hoe mooi 
ook, geen algemeene goedkeuring verworven; anderen kwamen en be- 
weerden, dat Willebrord gelijk stond met »Willig brood," »omdat hij 
seer willig was in broot uyt te deelen." Eindelijk kwam Simon van 
Leeuwen, die ontdekt had, dat Wile een oud Duitsch woord was en aheilig" 
of azalig" beteekende — waarvan nog b. v. vWijlen myn vader" voor 
»mijn vader zaliger" — en dat brord = bror= broer" moest zijn. Wille- 
brord verknutseld tot Wile-broer, beteekende dus: »heilige broeder" ! ). 

Willebrord wordt afgebeeld in bisschoppelijk gewaad, met een groot 
krucifiks in de rechterhand en de Domkerk op de linker. Nevens hem 
een wijnvat, een flesch en een springende bron of een put. Het krucifiks 
doelt op zijn geloofsprediking hier te lande, en de Domkerk op de stich- 
ting der kerk te Utrecht: de overige voorwerpen op mirakelen, door hem 
gedaan. Het vat herinnert, hoe hij eens in een klooster kwam, waar de 
arme monniken niets meer te drinken hadden ; waarop hij zy n staf in een 
ledig vat stekende, dit van wijn deed overloopen: een kunstje, dat Mefis- 
tofeles, die het in Goethes s>Faust" ook vertoont, hem zeker had afgekeken. 
De flesch herinnert, hoe hy eens i% op een anderen tijd 40 gezellen 
zich uit zijn flesch zat liet drinken, terwijl die altyd vol lekkeren wijn 
bleef. De bron of put eindelijk herinnert de bijzondere gave, die hij 
bezat, om de menschen gratis van goed drinkwater te voorzien; — men 
weet, dat de put te Heiloo naar hem genoemd is en aan het water daar- 
van nog steeds een wonderbare geneeskracht wordt toegeschreven. 

's Mans afbeelding wordt nog op tal van gevelsteenen gevonden; vele 
zijn van wijnhuizen afkomstig; want juist omdat vat en flesch zijn attri- 
buten zijn, was hij een zeer gezocht uithangteeken by herbergiers. 

Ten slotte nog de opmerking, dat niet enkel aan de Heiligen, maar ook 
aan uithangteekens, die Heiligen voorstelden, mirakelen zijn toegeschreven 
en vereering bewezen is; — en van elk een voorbeeld. 

Tallemant des Reaux vertelt van een uithangbord, waar Notre Dame 
(dicht bij de brug van dien naam) op geschilderd was. Bij zekere gele- 
genheden stortte dit beeld tranen en spoog bloed, wat zulk een toeloop 
veroorzaakte, dat de Aartsbisschop het bord liet wegnemen. 

Te Amsterdam stond in H begin van de 17* 6 eeuw op een pakhuis aan 
den Grimburgwal een beeldje van St. Pieler, omdat dit pakhuis aan 't 



') Batavia lUustrala, biz. 133. 



Digitized by 



Google 



HEILIGEN. 423 

St. Pieters-gasthuis toebehoorde. Nu was te dier tijde de Turfmarkt nog 
op de gracht, die nog imraer de Oude-turfmarkt genoemd wordt. Er 
voeren vele turfschippers door dien Grimburgwal, die dan niet verzuim" 
den, hun eerbied aan den Heilige te bewijzen, vertrouwende, dat dit hun 
een voordeelige markt zou bezorgen. Doch dit gaf ergernis aan de yverige 
Gereformeerden, en zoo maakte de Regeering een einde aan die devotie, 
door 't beeld zyn sleutels af te nemen en 't een lauwerkrans op 't hoofd 
te zetten, zoodat niemand er langer een St. Pieter in herkennen kon. 
't Pakhuis heeft echter den naam bewaard. 



Digitized by 



Google 



VIJFDE HOOFDSTUK. 



KERKELIJKE PERSONEN ENZAKEN. 



Afbeeldingen van hooge kerkelijke waardigheid-bekleeders hingen steeds 
en hangen nog veel uit aan logementen van den eersten zoowel als van 
minderen rang. 

Wij hebben reeds vroeger gezegd l ), dat de logementhouders er prijs 
op stelden, de afbeeldingen of wapens uit te hangen van voorname gas- 
ten, die bij hen hun intrek genomen hadden — dus ook van hooge 
Geestelijken. Men verhaalt daaromtrent een aardige anecdote betreffende 
den Kardinaal Gousset, die in 1866 overleden is. Hij was te Arcachon 
bij Bordeaux in 't Hdtei de Arend afgestapt. De kastelein deed 's avonds 
aan Z. Eminentie den wensch verstaan ora, ter herinnering van dit door- 
luchtig bezoek, zijn hdtel te mogen herdoopen in l/otel Cardinal. De 
Kardinaal had er niets tegen en ging naar bed. Maar zie! 's morgens 
ontwakende mist hij zijn horlogie, zegelring en kruis, die op zijn bedde- 
tafeltje gelegen hadden. Hij schelt; men doet onderzoek; doch de dief is 
niet te ontdekken, De verschrikte kastelein biedt aan, de waarde te ver- 
goeden en smeekt om geheimhouding. »Ik begeer niets," antwoordt de 
Kardinaal, aalleen geef ik u den raad, daar 't u toch om de herinnering 
van mij te doen is, noem uw h6tel, in plaats van hotel Cardinal, hotel 
Vide- Gousset. 

Intusschen, dat een herberg naar een voornaam persoon genoemd was, 
be wees niet altijd dat die er gelogeerd had. De woorden In dm Kardinaal 
duidden dan ook alleen de waardigheid, geen Kardinaal in 't bijzonder aan, 
en niemand kon er iets tegen zeggen, als men dat uithangteeken koos. Doch 
ook speelde de konkurrentie hierbij haar rol, en waar de een den Kar- 
dinaal had, wilde een ander hem overtreffen en hing den Pa us uit, al 



») Dl. J, biz. 252, 362. 



Digitized by 



Google 



KERKEUJKE PF.RSONEN EN ZAKEN. 125 

was hij zeker, dat de H. Vader nimmer een voet bij hem aan huis zou 
zetten. 

Hierom hing dan ook, zelfs nog lang na de Reformatie, de Pans zoo 
wel hier te lande als in Engeland, aan menigen boekwinkel en herberg 
uit. Te Groningen was in de 17 de eeuw een wijnhuis van dien naam, 
waar studenten verkeerden en een hunner een vierregelig versje l ) op 't 
glas schreef, de reden ontvouwende, waarom hij liever student dan Paus 
was, namelijk, uit liefde voor het schoone geslacht. 

Te Londen hing de Paus (Popes head) in 1590 uit bij den boekverkoo- 
per Charlwood in Lombardstreet, en de bekende waterpoeet Taylor ver- 
meldde in 1636 wel vier herbergen, waar de Paus uithing. De vermaardste 
was die in Cornhill en heeft tot nog in 't laatst der vorige eeuw bestaan. 

Bij Amsterdam kan men den Kardinaal met rooden hoed en mantel nog 
op een uithangbord geschilderd zien voor een snuiffabriek aan den Amstel. 
In de Zuidelijke Nederlanden komt hij natuurlijk meer voor dan ten on- 
zent; doch vooral de Prins-Kardinaal : en geen stad in Belgien, waar men 
er niet een, zoo niet meer dan een, aan herberg of winkel kan wijzen. Te 
Parijs is le Cafe Cardinal op den hoek van de Boulevard en de Rue 
Richelieu een der voornaamste. 

In Engeland placht de Karditiaalshoed veel voor te komen, alweder aan 
herbergen. Bagford dagteekende zulks van Kardinaal Wolseys tijd; doch 
hij vergiste zich; want het uithangteeken was te Londen al in 1459 bekend, 
dus een eeuw voor Wolsey. 

Bisschoppen zijn almede, zoowel hier te lande als in Engeland, tal- 
rijk, doch van verschillenden oorsprong. Bij ons zijn 't — althans buiten 
't Sticht — oorspronkelijk Sinterklaasbeeldjes : in Engeland daarentegen 
waren 't de Bisschoppen der Staatskerk, die, als Bishop of Bishop's head, 
op de uithangborden pronkten : een dier laatsten hing in 1663 bij den 
boekverkooper J. Thompson bij St. Paul's te Londen: meest vertoonden 
zij zich aan herbergen. 

Maar meer nog dan de Bisschoppen zag men er hun mijters. In den 
Mitre in Fleetstreet verkeerde Hogarth en noodigde er somtyds zijn vrien- 
den ten eten, en in diezelfde Tavern vergaderde het Oudheidkundig Ge- 
nootschap in de eerste helft der 18 de eeuw, elken donderdag-avond. Ook 
aan menig danshuis hing dat eerwaardig zinnebeeld uit; — doch 't meest 
ziet men het nog, naar Engelsche wijze met iets anders gekombineerd, 
als : de Mijter en Boos, de Mijter en Duif, de Mijter en Sleutels, enz. — wat 
dan eigentlijk beteekent: »de gemijterde Roos, Duif, Sleutels," enz. *). 

Afbeeldingen van geestelijke personen van minderen rang, vooral mon- 
niken, worden nog veel gevonden, zoo wel in het oud beeldhouw- en sny- 
werk aan kerkgebouwen en koorbanken, (waar wij ons hier niet mede 



! ) Bij Jbkoense te vinden. ') Vgl. Dl. I, biz. 384. 



Digitized by 



Google 



126 KERKELHKE PERSONEN EN ZAKEN. 

bezig houden), als voor de gevels of aan de hoeken der gebouwen aan de 
openbare straat. In de laatste gevallen zijn 't eenvoudig beeldjes in kerke- 
lijk of kloostergewaad, en dan : 6f herinneringen van een voormalig kloos- 
ter; of herkomstig uit een voormalig geestelyk gebouw, en in den gevel, 
waar zij nu staan, overgebracht; 6f willekeurig aangenomen uithangteekens. 

Het graauwe Monnikje, dat aan 't hoekhuis van den Oude-zijd&-achter- 
burgwal en de Monnikenstraat staat en bij de A.msterdammers sinds lang 
als H Munnikje bekend is, vermits zich daaraan de herinnering verbindt van 
een tnusico op den hoek, herinnert ons het Minderbroereklooster, dat in de 
16*« eeuw een groote uitgestrektheid besloeg, en waarvan nog in 1662 eenige 
houten huisjes en cellen bestonden, achter de huizen ten Zuiden der 
Bloedstraat, die toen door een brand werden vernield. 't Beeldje is 
waarschijnlijk nog uit het klooster afkomstig, althans het is er oud ge- 
noeg voor. De kastelein evenwel, die in 't Munnikje tapte en musiceerde, 
had hem nog eens, geschilderd op zijn uithangbord. 

Ook in 't Klooster, bij de Kalverstraat, stond in de vorige eeuw, boven 
een poortje, een Monnik uitgehouwen, met de drie kruisen van 't Am- 
sterdamsche wapen ! ). Die Monnik werd vermoedelijk by 't bouwen van 
dat huis omstreeks of kort na 1600 daar geplaatst met toespeling op den 
naam der steeg — het Klooster. Maar in dat geval vergiste zich de 
bouwraeester: 't was een klooster van Klarissen, en dat had een nonnetje 
tot vertegenwoordigster ge£ischt. 

In de Buiten-Bantammerstraat staat voor een gevel in een nis een 
beeldje, dat een geestelijke voorstelt, en dat stellig veel ouder is dan de 
straat. Vermoedelijk is 't herkomstig van een der kloosters, waarvan in 
1646, toen deze straat gebouwd werd, nog overblijfsels bestonden, die 
gaande weg zijn opgeruimd. 

Monniken, (althans van sommige orden) werden wel eens geprezen als 
lustige drinkebroers, als in het oude Fransche liedje: 

Boire ct la Capucinc, 
Cest bctre pauvrement; 
Boire a la COestme, 
Vest boire largement; 
Boire a la Jacobine, 
(Test chopine u chopint; 
Mais boire en Cordelier, 
Cest vider le cellier. 

Daarom werden dan ook de monniken meermalen aan herbergen uit- 



l ) Van dat poortje bestaat in den atlas van den Heer Louis Splitgerbcr (bl. 79 n°. 7) 
een teekening door H. P. Schouten, van 1792, waaruit blijkt, dat het de toegang was 
tot een trap, van welke een vrouwtje in ochtendgewaad afkomt om melk te nemen van 
den boer, die haar heeft •opgescheld.' 1 



Digitized by 



Google 



KERKELIJKE PERSONEN EN ZAKEN. 427 

gehangen, vooral zoo als nog te Dordrecht in de Wijnstraat, de Zwarte 
Monnik; om den naam, dien de Dominikanen hadden, good te drinken. 
Brugge had in 1468 jeen brouwerij, de drye Moniken ! ), en deze hingen 
in de 17 de eeuw ook uit by den boekverkooper Hendrik van Dun wait op 
de Melkmarkt te Antwerpen. In betrekking tot den boekhandel war en 
monniken de zinnebeelden der belezenheid. 

Nonnetjes zelfs hingen aan herbergen uit; wellicht alleen by wijze 
van tegenstelling ; want als de eene waard de Drie Monniken had uitge- 
hangen, nam licht een ander, die tegenover hem een kroeg opzette, de Drie 
Nonnen. Ook in atUithesen ligt de oorsprong van menig uithangteeken. 

Ofschoon wij de Drie Nonnen in de 17 de eeuw als uithangbord van een 
voer- en karremanskroeg te Londen in Aldgate vinden, kwamen zy toch 
in Engeland meer aan manufactuurwinkels voor, omdat de Nonnen van 
ouds beroemd waren om haar bedrevenheid in 't vervaardigen van prach- 
tige stoflaadjen en kleedingstukken. 

In de Nieuwe-Rapenburgerstraat (weieer de laagte van den Kadijk) vindt 
men nog een gevelsteen met de Non> waarvan de oorsprong ons onbe- 
kend is. 

De Pelgrim of de Pelgrijn is een uithangteeken, dat al van de middel- 
eeuwen af steeds zeer veel voorkwam, ] — te Gent hing in 1411 de Pelgrijn 
uit op de Hoogpoort nabij 't Schepenhuis 2 ) ; — en nog tegenwoordig kan 
men het dikwijls vinden. De Twee Pelgrims hing weieer uit aan een huis 
op de Keizersgracht over de Groenlandsche pakhuizen, dat in de eerste 
helft der 17 de eeuw aan de familie Gloeck behoorde, die met den Drossaart 
Hooft verwant was 3 ). 



II. 

Van het Kruis hebben wij reeds gesproken 4 ) en wij moeten er hier 
op terugkornen. 't Hing als kristelijk symbool reeds van de eerste tijden 
van 't Kristendom uit, oorspronkelijk van hout samengespijkerd, of met 
witte verf op den muur geschilderd, later in allerlei kleuren, verguid, en 
in steen gehouwen. Een Wit Kruis in de Olieslagerssteeg is, sints bijna 
twee eeuwen, even vermaard als de Haarlemmerolie, die er verkocht 
wordt, en 't Witte Kruis staat nog altijd in die donkere steeg op het 
zwarte bord geschilderd, al heeft ook de bewuste olie, onder de konkur- 
rentie van pillen, poeders, droppels, elixers, extrakten, enz. enz., een harden 
kamp te strijden. y t Swarte Kruis op de Heerengracht by de Heerensluis 



•) Kronijk van 't Hist. Genootschap, XXII, biz. 26. *) Db Potter, biz. 17. 

3 ) Medegedeeld door den Heer P. E. H. P rae tori u 9, te Amsterdam. 

4 ) Zie Dl. I, biz. 22, 398, 399, en Dl. II, biz. 30. 



Digitized by 



Google 



128 KERKRLUKK PERSONEN EN ZAKEN. 

was in 1656 een R. K. kerk, en de Priester, die er dienst deed, schijnt 
een heel oud man geweest te zijn, immers hij heette in de wande- 
ling >Besteva6r." Van roode kruisen hebben wij al genoeg gezegd. 
7 Blaauwe Kruis hing in 1662 uit in de Dirk-van-Hasseltssteeg en 't Ver- 
gulde Kruis, omstreeks 1700, aan een logement op den Nieuwendijk. Er 
meer op te tellen achten wij onnoodig. Men was hier te lande zoo dwaas 
niet als de Puriteinen in Engeland, die in ieder kruis popery zagen en 
ze op hoog gezag deden weghalen. Een Gouden Kruis aan een her- 
berg op 't Strand was den Heeren van 't Huis der Gemeenten in 1643 
wel de moeite waard geweest ora er zich aan te ergeren en er de weg- 
neming van te gelasten, — en 't was anderen evenzeer de moeite waard 
om aan te teekenen, dat het, na de herstelling van Karel II, zijn oude 
plaats heraam. 

In Frankrijk plaatste men wel eens het Kruis op den rug van een zwaan 
en dan kon de voorbijganger, als hij snugger genoeg was, er uit lezen : au 
signe (cygne) de la croix »in het teeken des kruises." 

Kruisen, in den gevel gebeiteld, duiden gemeenlijk aan, dat zulk een 
gebouw vroeger een klooster of kapel is geweest. 

Te Maastricht vindt men een Passiekruis in een poort van een oude 
kazerne in de Boschstraat. 't Gebouw was van 1673 tot aan 1794 een 
klooster van Rekollekten of Penitenten. Een soortgelijk kruis in de Brus- 
selschestraat herinnert het klooster de Beyaart, waar eens een nichtje van 
Keizer Karel voor 't outer knielde. Die Beyaart had heugenis van drie 
belegeringen, 1579, 1632 en 1673, en van elk een kogel in den gevel. 
Maar in 1794 viel er een bom in, zoodat er niets van overbleef, dan dit 
kruis *). 

De Kerk is nog tegenwoordig in Engeland een vrij gewoon uithangtee- 
ken aan bierhuizen, natuurlijk niet zonder spotternij, waaraan de oude 
Hollanders ook niet vreemd waren. Zij ook noemden de kroeg de akerk." 
In Brederoos »Spaansche Brabander" heet het: 

Ghy gaet me wel in de here, daer men de licyligen met hocpen bynt *), 

Te Amsterdam vond men voor anderhalve eeuw op de Botermarkt een 
kroeg, waar de Oostindische Ken % k uithing: een compliment aan de vroom- 
heid onzer Oostindische Hollanders; — van dien tijd natuurlijk, toen ieder, 
die in Holland niet deugen wou, nog goed genoeg gerekend werd voor *t 
Peperland. Tegenwoordig is alles anders, en vindt men ook daar zeer vrome lui. 

In de Koningsstraat vindt men in een gevelsteen een Gewijde kelk 
met de hostie: onder den steen staat een bijschrift. in Armenische letters 



') Medegedeeld door den Heer v. d. Noordaa. 
5 ) Heiligen met hocpen zijn »valen met hoepels. 



Digitized by 



Google 




KERKELIJKE PERSONEN EN ZAKEN. 129 

en *t jaartal 1765. Waarschijnlijk woonde hier de Priester Joannes de 

Minas, die meer dan dertig jaren lang de Armenische gemeente heeft 

bediend en een bemiddeld man 

schijnt geweest te zijn, dewijl hij 

op eigen kosten een nieuwen in- 

gang aan de kerk op Krom-Booms- 

sloot heeft doen bouwen en daar 

boven een marmeren Agnus Dei 

doen beitelen. 

Bij Auwegem, aan den weg tus- 
schen Gent en Oudenaarden, staat 
een herberg, waaraan een bord 

uithangt, in welks midden een doopvont is geschilderd, met een Bis- 
schop er naast; ter wederzijden een man te paard, wien de herbergierster 
een glas bier brengt ; onder die voorstelling leest men : in de Bisschops 
vonte. Weinige schreden verder treft men een ander huis aan, met een 
dergelijk uithangbord, doch zonder de twee reizigers, en daaronder: in de 
Nieuwe Bisschops vonte. De oudste van die twee herbergen bestaat reeds 
een paar eeuwen en het bord herinnert het navolgende voorval. Niet ver 
van den straatweg, op 't gebied van Auwegem, vindt men, over een tame- 
lijk groote lengte, nog de overblijfselen van een Romeinschen heirweg, 
en langs deze een gracht. Langs dien weg kwam de Bisschop Triest, die 
te Gent den mijter droeg van 1622 tot 1657, eens in zijn koets aangere- 
den: het rijtuig viel om en stortte met Bisschop en al in de gracht. Ge- 
lukkig kwam de man er met een nat pak af, en zoo gaf het voorval, dat 
slecht had kunnen afloopen, aanleiding tot scherts, en gaf men aan de 
gracht, waarin de Bisschop dus gedoopt was, den naam van >'s Bisschops 
vont." 

Een steegje op den Oude-zijds-voorburgwal bij de Oude Kerk heette nog 
in 't midden der 17 de eeuw het Paternosterssteegje; welke naam later in dien 
van Sleeperssteegje is veranderd, toen er een sleeper zijn bedrijf kwam 
uitoefenen. De oude naam wijst op het uithangen van een Paternoster aan 
't hoekhuis, en gewis ontbrak, in de 16** eeuw, het in de nabyheid der 
kerk niet aan een winkel, waar voor ieder geloovige, die ze noodig had, 
paternosters, rozekransen, kruisjes, enz. te koop waren. — In Brabant en 
Vlaanderen hing de Paternoster veel uit, doch vroeger meer dan tegen- 
woordig. Het woord komt ook als geslachtnaam voor. 

De Rozehoed of H Roosen Hoeyken — een zinnebeeldige voorstelling eener 
byzondere vereering, aan de H. Maagd gewijd — hing in 1509 te Leuven 
aan een herberg uit ! ). 



l ) De Potteh, biz. 17. 
II. 



Digitized by 



Google 



130 KERKELIJKE PERSONEN EN ZAKEN. 

Te Amsterdam in de Gravenstraat hing in de 46** eeuw de Paeskaers 
uit ! ), ongetwijfeld bij een kaarsemaker ; want ieder vertoonde gaame als 
lokvink hetgeen 't voornaamste was in zijn soort, en de Paaschkaars 
was onder de andere kaarsen als de Maan 

inter minora sidera. 

Zij toch muntte uit door lengte en dikte en werd des zaturdags v66r 
Paschen door den Pastoor der Parochiekerk met veel plechtigheid gewijd. 
Gewis was de man, by wien die kaars uithing, en die vlak achter de kerk 
woonde, ook wel de leverancier der waskaarsen. 

De Kerkkroon was een koperslagers-uithangteeken: niet omdat het ma- 
ken en verkoopen van zulke groote voorwerpen hun dagelijksch werk was; 
maar ook wederom omdat zulk een kroon boven al hun overig werk in 
omvang en kunst van bewerking uitmuntte. Op gevelsteenen ziet men ze 
nog dikwijls; maar het heugt ons, ze ook nog op uithangborden gezien te 
hebben, mooi verguld. Onder anderen hing er voor ongeveer 45 jaren 
nog een heel mooie in de Kalverstraat over de Kapelsteeg bij den koper- 
slager Paap, met het onderschrift de Getrokken Kerkkroon, die beter was 
dan een gegoten. 

Onder de vele ambachten, die onder het St. Jozefsgild behoorden, was 
ook dat van preSkstoelmakers : wie dat uitoefende zette den Preckstoel in 
zijn gevel. In 1567 vinden wij een Regent van 't Burgerweeshuis, Gerrit 
Jansz., die, blijkens zijn bijnaam Preekstoel, in een huis woonde, waar 
dat voorwerp uithing. 

In Brederoos »Spaanschen Brabander" vinden wij de Drie Testen als 
uithangteeken genoemd en maken daaruit op, dat de stoven althans in 't 
laatst der 16 d * eeuw reeds in gebruik waren. Dat ze spoedig druk in de 
mode waren, leeren ons de platen bij Gats en de aSneldichten" van Huy- 
gens 2 ). Maar ook de Kerkstoof was reeds bekend; althans zij komt voor 
op een gevelsteen uit die dagen, die zich te Delft bevindt, en wel op het 
Oude Delft aan den hoek der Binnenwatersloot. 't Voorwerp vertoont 
een halven achthoek, met vijf gaten in het bovenblad. Uit de omstandig- 
heid, dat men die stoof bepaaldeiijk een Kerkstoof noemde, mag men 
de logische gevolgtrekking maken, dat zij, die in de kerk hen, die aan 
koude voeten lijden, van stoven voorziet, wel degelijk een kerkelijke 
bediening uitoefent, — een punt, dat vroeger aan twijfel onderhevig was en 
onder anderen in de Tweede Kamer een belangrijke diskussie uitlokte bij 
de behandeling in 1853 van het wetsontwerp tot regeling der kerkelijke 
zaken. Door den heer Elout van Soeterwoude, afgevaardigde voor Gor- 
kum, was namelijk een amendement voorgesteld, houdende, dat geen vreem- 



l ) Navorscher, 1867, biz. 3-23. 
*) Boek XII, n°. 18*, 184. 



Digitized by 



Google 



KERKELIJKE PERSONEN EN ZAKEN. 131 

deling zonder 's Konings bewilliging een kerkelijke bediening mocht 
waarnemen, en dit gaf aanleiding tot de navolgende 

KLACHT EENER STOVENZETSTER. 



Ik wist nog van den Prins geen kwaad, 
Ik bracht, te vreden met mijn staat, 
Mijn stoofjes aan de Dames rond ; 
Ik gaf tot klachten nimmer grond, 
En oogstte met gerusten zin 
Op Nieuwejaar mijn fooitjes in, 
En oefende, door niets gestuit, 
Mijn kerklijke bediening uit. 

Maar ach 1 toen mij 't amendement 

Van 't Lid uit Gorkum werd bekend, 

Toen ik vernam het naar bench t 

En waar de Wet mij toe yerplicht, 

Toen werd ik beurt lings paars en bleek 

En ben gebeel nu van mijn streek. 

Ik heb geen rust, ik tril en beef; 

Want ach ! 'k ben vreemdling, 'k ben uit Kleef. 

Nu moet ik — 'k weet voorwaar niet hoe — 

Nu moet ik naar den Koning toe; 

Dan kost mij dat amendement 

Aan 't zegel een-en-twintig cent: 

En dan, wie weet, waarvan wellicht 

Men bij den Koning mij beticht ? . . . 

Daar niemand op deze aarde leeft, 

Die hier of daar geen vijand heefl. 

'k Raak mooglijk dus, door haat of nijd, 
Ecriang nog mijn bediening kwijt, 
Tot ongerief en bitter leed 
Der Dames, die ik steeds voldeed. 
Wie weet, of *k door die raooie wet 
Niet nog de grens word uitgezet ! 
Och! wat niet soms de beste man 
Zijn naaste al leeds beroknen kan I 

Tot de kerkelijke uithangteekens kunnen ook gerekend worden diegene, 
welke in Stiermarken bestemd schijnen om de reizigers bang te maken. 

Men vindt daar op elke plek, waar een ongeluk heeft plaats gehad, hetzij 
aan een rivier, hetzij op een brug, een scbilderij, die een voorstelling van 
het ongeluk geeft. Hier, waar de weg over een rivier loopt, ziet men 
een meisje, dat in 't water valt: iets verder, bij een scherpen hoek, rolt 

9* 



Digitized by 



Google 



132 KERKELIJKE PERSONEN EN ZAKEN. 

een wagen omver en tuimelen de reizigers in den afgrond: ginter worden 
bergbeklimmers door een sneeuwlawine overvallen. Naast de schildery 
staat meestal een bus, waarin men verzocht wordt een gift te werpen, om 
de priesters een mis te laten zeggen voor de rust van de zielen der ver- 
ongelukten. Die uithangteekens hebben blijkbaar een tweevoudig doel: 
vooreerst dienen zij om aan de reizigers hun sterfelijkheid te herinneren, 
en hen te bewegen tot het geven van aalmoezen, en ten andere als waar- 
schuwing, om in een land, zoo vol gevaren, toch vooral niet zonder gids 
uit te gaan. 



Digitized by 



Google 



VIJFDE BOEK. 

DE MENSGH EN ZIJN BEDRIJF. 



EERSTE HOOFDSTUK. 

MENSCHENBEELDJES. 



Ue mensch heeft zich zelven en zijn bedrijf op de uithangteekens niet 
vergeten: meestal komt hij daarop voor in betrekking tot zijn beroep; 
raaar ook met andere toespelingen. Bij onze beschouwing splitsen wij deze 
soort van uithangteekens in negen onderdeelen, als: 

1°. Beeldjes, die den man zelven le zien geven. 

2°. Beeldjes, die als zinnebeelden of vertegenwoordigers van beroep of 
bedryf te achten zijn. 

3°. Beeldjes, die de klanten of bezoekers voorstelien. 

4°. Beeldjes, die op den naam van den winkelier zinspelen. 

5°. Beeldjes, die een woordspeling bevatten. 

6°. Beeldjes, die op gebeurtenissen betrekking hebben, of naar aan- 
leiding van een bijzondere gelegenheid gesteld of genoemd zijn. 

7°. Beeldjes, die mm oorsprong aan bijbelsche voorstellingen ontleenen. 

8°. Vermakelijke of satyrieke voorstellingen. 

9°. Willekeurige of onzekere. 

I. 

Allereerst beschouwen wij de uithangteekens, die ons den man (of de 
vrouw) zelven te zien geven — en hier komen ons alle bedenkelijke am- 
bachten en bedrijven voor oogen. 

. Schuitevoerders- en Kuipersbeeldjes waren te Amsterdam steeds 
zeer talryk: thans vindt men ze nog slechts op gevelsteenen ; inaar in de 



Digitized by 



Google 



134 



MENSCHENBEELDJES. 



17 de eeuw ook op uithangborden en luifels. Een Schuitevoerder liet zich 
op zyn uithangbord schilderen, Op zijn schuit staande, en daaronder: 

• Hier sta ik op mijn schuit, 
Om mijne kost te winnen, 
Die mij van doen heeft, koom maar uit, 
Ik zal zoo dadelijk begin nen. 

Gevelsteenen, waarop Kuipertjes zijn uitgehouwen, zijn nog in menigte 
voorhanden: wij noemen ten voorbeelde slechts twee mooie exemplaren 
aan een pakhuis in de Spuistraat bij 't Kattegat, op ieder van welke 
een Kuiper, doch verschillend, is voorgesteld; terwijl op den eenen: de 
twee Cuypers, en op den anderen Anno 1734 te lezen staat. Ook den 
Wijnkooper in zijn kelder vol vaten, doorgaans met een liefhebber, 
die zijn wijn proeft, ontmoeten wij menigmalen, o. a. op den hoek van 
de Vijzelstraat en Reguliersdwarsstraat, op den hoek der Vijzelstraat en 
Kerkstraat, op den Groeneburgwal, enz.; en, in verband daarmede, ook den 
Wynsleeper, met zyn slede vol vaten, die wij echter later zullen terug- 
vinden. 
Koks en Bakkers komen mede niet weinig voor. Op de Jodenbre£- 

straat ziet men een Kok*bij 
zijn ketel, en wel een, die 
grijs geworden is in 't vak, 
want hij had, toen hij dien 
steen daar plaatste, al zestig 
jaren gekookt, en uitte daar- 
bij den vromen wensch : Got 
wil hem en alle mmschen be- 
war en ! 
Een andere Kok had on- 
der zijn afbeelding dit zonderling bijschrift: 

* Emmerlock ! emmerlock 1 
Dil 's in de Polityke Kok. 

*t Woord emmerlock komt in Brederoos ^Moor^e" voor, waar een visch- 
wijf Kackerlack toeroept: 

Emmerlock I hoort hier kornuyt, komt hier me vaer : koopt een sootje! 

H Woord is samengesteld uit emmer of immer en lock of luk (»geluk). n 
't Is een uitroep van gelukwensching, bijna overeenstemmende met het La- 
tijnsche salus, salve! of H meer deftige »heil!" In 't Engelsch zegt nog 
de koopvrouw: Good luck to you, Sir. 

De Bakker liet zich meestal bij zijn gloeienden ovenafbeelden: jamen 
kan dien zelfs (aan 't einde der Bloemgracht) in 'theraldieke drietal vin- 




Digitized by 



Google 



MENSCHENBEELDJES. 



135 



den : <P 3 gloeyende Ovens, natuurlijk een bluf, oin den grooten bakker uit 
te hangen. Te Amsterdam ziet men veel gevelsteenen met bakkers, waar 
thans geen bakker meer te vinden is; maar te Franeker in de Kerkstraat 
• is een mooi voorbeeld, dat aan een nog bestaande bakkerij uithangt, met 
dit rijmpje : 

Den oven is mijn sin, 

Met Gcxlt zoek ik gewin 1 ). 

Een uit de 17** eeuw had een dergelijk uithangbord, en daaronder: 

* Och 1 octa ! och ! 
In den bakker van Goch. 

Zeker was de man uit de stad Goch in Kleefsland. 

Die voorstellingen van den bakker bij zijn oven waren echter reeds 
modern: H aloude gebruik was, dat de bakker zich schilderen liet, bla- 
zende op zijn hoorn, gelijk wij 't in een oud rijm van »den konstigen 
bakker" leeren, die tot zijn knecht zegt: 

Tsa jongen, blaas den horen ' wat, 
Blaast overhoop de hiele stadt, 
Gaat henen en roept wijt en breet, 
Langs al de straten: beet! al beet! 
Voor kleyn en groot al wie 't belieft, 
Te zijn naar eysch en wenscb gcrieft. 

Zulk een Blazenden Bakker ziet men nog te Bergen-op-Zoom op een 
onderdeur geschilderd, met dit onderschrift : 

Gij siet mij aan en kunt niets hooren, 
Tree maar in huis: wij komen voren *). 



Op den Kloveniersburgwal te Amsterdam stond een 
de Jonge Bakkers, waarop in een zevental beeldjes de 
familie was voorgesteld: — de steen is voor weinig 
dwenen. 

Niet minder talrijk zijn de Smids, en de 
voorstellingen zijn doorgaans nog al fraai en 
uitvoerig. De Werckende Smit 1662 is 't opschrift 
van een gevelsteen op de Leidschestraat bij de 
Prinsengracht: op den voorgrond is de smid 
bezig 't ijzer te hameren, terwijl links achter 
hem de jongen de blaasbalg trekt. Een soort- 
gelijke af beelding ziet men op de Prinsengracht 
bij de Looiersgracht : een derde uit de Vinken- 
straat geven wij hierbij. 



fraaie gevelsteen, 
geheele bakkers- 
tijds geleden ver- 




l ) Medegedeeld door den Heer J. Doorcnbos. 
*) . . P. Ouwels. 



Digitized by 



Google 



136 MENSCHENBEELDJES. 

In de Spiegelstraat staat de Tim merman aan zijn schaafbank en 't 
heet er: in de Schaefbanck. 

Een Loodgieter op den Haarlemmerdijk over de Heerenmarkt had zich 
zelven op zijn deur laten schilderen met een dubbele pomp en daaronder 
dit rijm, dat niet voor zijn nederigheid getuigde: 

• Vijf zinnen eischt zoo'n werk. 
Vijf zinnen vijf mael is dit anibagts merk. 
Vijf mannen bebben dit werk geregt. 
Vijf meesters zijnze in plaets van knegt. 

Een Spekslager in de Reguliersdwarsstraat uit die dagen had ook 
zich zelven op 't uithangbord doen schilderen; terwijl hij met de knie 
op *t varken lag en 't keelde, onder den uitroep: 

* Worderlijke werken ! 
De slager leit op 't verken. 
Met de zegen des Heeren 
Wil ik mij geneeren. 

In de Goudsbloemsstraat vertoont een gevelsteen ons nog 's mans tijdge- 
nooten, Slagers, die een os dollen. In de Ridderstraat ziet men : de Scheeps- 
timmerman; in de Zoutsteeg: de Jonge Glascramer l ) (een man met een 
glaskorf en drie flesschen); in de Vischsteeg d- Decker (een leidekker, 
die op een dak zijn werk verricht); in de Rapenburgerstraat : de Spiesen- 
maker; op den Amstel bij de Achtergracht : de Kruiwagenmaker; in de 
Utrechtschedwarsstraat : de Koekebakker; op den Heiligeweg, naast het 
Rasphuis: de Mandemaker; en op den hoek der Brouwersgracht en Palm- 
straat: de Korenmeter. 

De Kaarsemaker is nog boven aan den top van een gevel op den Haar- 
lemmerdijk bij de Eenhoornssluis te zien; een aardig steentje op de Bic- 
kersgracht stelt den Voerman voor, loopende achter zijn paard, met den 
zweep in de eene, en het leisel in de andere hand, terwijl naast hem een 
klein kereltje staat, misschien zijn zoon, die 't ambacht reeds leeren moet. 

De Land/meter hing in 't laatst der 16 d * eeuw in de Kalverstraat uit, 
waarschijnlijk het eigen-gemaakt afbeeldsel van den bewoner, den vermaar- 
den Joost Jansz. Beeltsnijder. De Boekbinder hing in de 17 de eeuw uit bij 
den boekverkooper Joannes Naeranus te Rotterdam ; de Leydse Boeckbinder 
te Middelburg bij Pieter van Goetthem; en de Bonte % ) Drukker te Enkhuizen 
bij Meinard Mul '). Hoe de Parapluiemaker zich zelf uithangt kan men 
nog zien op den Haarlemmerdijk, tusschen 't Cingel en de Visschersstraat, in 
een schilderwerk, boven de deur van een parapluie-winkel, dat, blijkens de 



') Hcl bijvocgscl Jonge is zcer ^cwoon ; zie Deel I, biz. 73, de Jonge Barcnt. 
») Zie over dat bonte DI. I, bl. 239. 3 ) IS'avorscher, 1866. 



Digitized by 



Google 



MENSCHENBEELDJES. 



187 



kleederdracht, van vijftig jaar her dagteekent. Men ziet er een juffrouw 
in fellen wind en regen: de wind blaast haar rokken op en haar regen- 
scherm aan Harden ; maar de winkelier schiet toe en reikt haar een nieuw. 
Ook voor de gevels der gildehuizen zag men somtijds, in plaats van 't 
gildeblazoen, een gildebroeder afgebeeld, gelijk men daarvan tot 1840 een 
fraai exemplaar kon zien in het levensgroot beeld van een Huidekoopei\ 
dat op 't Rusland boven den ingang van H Huidekoopefs-gildehuis stond. 
Wij voegen hier de afbeeldingen bij van vier oude steenen, die nog gevon- 
den worden in den gevel van een huis op de Zeilmarkt te Vlissingen, dat 
weleer tot Gildehuis diende. 




JCX6LIEP SN1CX 


DRAG 


MiTVERSTBAN^, 


DffW 


«N DE 5"0V f *S 


GEE 


RKIL DE/^3^ 


HVCK 


KWLRA'S fit 






RAN./ \ r' 






GBK \V^P 1 


J 


) 


S" OBI SOiAKR^UFIR / 




^*^y 




10XWIL "HOV wen: 

•sy^bk/^/H lib 

VEJl 




Dim HOVDTCLYVBa / 



Rondom de deur zijn ook nog eenige steenen verciersels, en boven de 
deur een klein borstbeeld en een wapentje aangebracht, te veel geschon- 
den echter om nog herkend te worden ! ). 

De Garenman stond vroeger dikwijls boven zijn eigen garen- en lintwin- 
kel uitgehouwen of geschilderd ; de Wisselaar hing weleer uit aan 't hoek- 
huis der Wisselstraat te Antwerpen, een straat, die vroeger de Warmoes- 
straat heette, doch van naam is veranderd uithoofde der vele zilversmids 
en wisselaars, die er kwamen wonen J ). 



! ) Medegedeeld door den Heer P. Goeree. 



2 ) Antwerpen, bla. 29. 



Digitized by 



Google 



138 MENSGHENBEELDJES. 

Ook de Koopman plaatste zichzelven voor zijn gevel. In 1330 hing de 
Coman uit in de Pottenstraat te Antwerpen, en in 1645 woonde Jacob 
Booth, koopman, op den hoek van de Keizersgracht en Leliegracht in de 
Coopman; terwijl de Jonge Koopman, de Handelaars of de Jonge Hande- 
laars nog dikwijls op uithangborden van tabakswinkels voorkomen. 

De Viskooper staat, in zijn zondagspak, met een deftigen overrok aan, 
een pruik met batterijen en een eerwaarden punthoed op, op een gevel- 
steen van 1764, in de Rozenstraat; en de Mosselman, in zijn dagelijkschen 
arbeid, in de Wieringerstraat. 

Een koopman in kanarievogels in de Gaperssteeg te Amsterdam had de 
Vogelaar in 't hart uithangen en adverteerde in de Haarlemmer Courant 
van 23 September 1688: 

• Frans Vogelaar t' Amsterdam in de Gaperssteeg, in de Vogelaar in H Hart, 

notificeert aan de Liefhebbers van Canarye-Vogels, dat bij een partij puycks- 

puycke sulcke Vogels van de Vlaeinsche Eylanden gekregen heeft, die bij ver- 
koopt bij 't stuk en 't dozijn. 

Op zijn uithangbord waren aan de eene zijde vogeltjes geschilderd, en 
daaronder : 

* Zie hier Canary, Vink en Putter, 
Die 't Vooglen haat, dat is een dutter. 

Op de andere zijde zijn eigen portret, met: 

* Men stoft dan vrij op al wat vogels tart, 
Ik ben een Vogelaar in 't hart. 

Later zette hij er een oesterwinkel bij op en toen werden de rijmen 
veranderd, zoodat men aan de eene zijde las: 

* Zoo iemants grage lust tot oesters wert gedreven, 
De Vogelaar in 't hart zai u de beste geven. 

En aan de andere: 

'k Verkoop hier oesters ! 't is de cMste winterfruit, 
En gij hoort het muziek der Vogels haar geluit. 

Een vogeltjeskoopman te Dordrecht, maar die tevens in honden deed, 
nam 't zoo hartelijk niet op als de Amsterdammer ; hij had eenvoudig de 
Vogelaar uithangen, met dit bijschrift: 

* Hier in de Vogelaar kan men de vogels leeren, 

'k Heb ook honden te koop : die ruyg zijn kan ik schereu. 

De Mostaartman prijkte almede op zijn eigen uithangbord, met een 
vaatje onder den arm, en dit versje: 



Digitized by 



Google 



MENSGHENBEELDJES. 139 

* In de Mostaartman, 
Van leden wel gestelt, 
Een ieder voor zijn gelt 

Hier Mostaart krijgen kan. 

Terwijl een Leidsche Nachtwerker zich met twee konfraters afbeelden 
en daaronder dit stichtelijk rijm liet plaatsen: 

* Van u Heer goet 
Wacht ik voorspoet, 

En milden zegen, 

Wij gaan Nachtwerken, 

Wilt ons vereterken, 
Op onze wegen. 

Eenmaal aan dit geurig onderwerp zijnde mogen wij niet nalaten te 
spreken van een bord, dat aan een herberg, tusschen Burght en Cruybeke, 
aan den linkeroever der Schelde hangt: en waarop men een gezelschap 
nachtwerkers en brouwers ziet: 

Gens, tout itonnes de se trouver ensemble, 

en, om het zonderlinge nog te vermeerderen, twee Juffers daar naast, met 
een menigte tonnen en tobben, enz., met het opschrift: 

In het Schippershuis, bij weduwe Beckx, 
Verkoopt men beer en bier met maten, 

Den schipper wacht na zijn geld, 
En de brouwer na zijn vaten 1 ). 

Ongetwijfeld zijn de twee Juffrouwen een dubbele voorstelling van Jufler 
Beckx zelve, die aan de eene zijde met haar leverancier van beer, en 
aan de andere met haar brouwer spreekt; — maar men moet, naar 't ons 
dunkt, al geweldig veel dorst hebben, eer men zich genoopt voelt, in dat 
Schippershuis een glas bier te gaan drinken. 

Een man uit de Kempen, die lang ter zee gevaren, maar er nu ge- 
noeg van had, keerde naar zijn vaderland terug en zette bij Minderhout 
een kroegje op. Nu moest hij een uithangbord hebben; maar de Zeeman 
hing er reeds uit aan een andere kroeg. Toch had hij geen lust of geen 
brein om iets anders te verzinnen en liet zich dus op zijn bord afbeelden, 
met het onderschrift de Nieuwe Zeeman, en dit couplet: 

Hij heefl zoo lang gevaren, 

Al op de woeste baren; 

Nu is hij weer op 't land, 

En vraagt de gunst van alle kant 2 ). 



») -) De Potter, biz. 98. 



Digitized by 



Google 



140 MENSCUENBEELDJES. 

Even als de Bakker zich zelven als »de lekkere" betitelde, zoo deden 't 
ook de Herbergiers. 't Lekkere Waardje vindt men nog bij Est in Gel- 
derland ; en de Lekkere Baes moet te Vlissingen hebben uitgehangen, waar 
nog een slop er den naam van draagt l ). 

Een Waagdrager op de Prinsengracht tusschen de Laurier- enRozen- 
grachten te Amsterdam, had tevens een tabakswinkel. Hij had zich zelven 
op zijn deur laten schilderen, met een pijpje in den mond en een rolwagen 
op den nek. Daaronder stond: 

* Al rookende draeg ik dees waage, 
Ik heb Toebak na uw behaage, 
Gaet niet verbij, maar trefi vrij in, 
'k Heb blaadjes na u lust en zin. 

Op den titel van het rekenboek van Jan Belot, dat in 1621 bij Jan 
Jochemsz. Byvanck is uitgegeven, vindt men de afbeelding van een School 
met byschriften '). Deze afbeelding is kennelijk genomen naar een uit- 
hangbord van die dagen, waarschijnlijk naar dat van den schrijver zelf; 
waarom dan ook de schoolmeester Fransch spreekt; want Jan Belot was 
van Dieppe, en blykt bovendien een geleerd man te zijn geweest, die 
Aristoteles op zijn duimpje had. r— Op die plaat dan zit hij met knevel 
en puntbaard, gekraagd, gehoed en getabberd, deftig achter zyn lessenaar, 
en de leerlingen op banken in de rondte; maar achter de leuning van 
's meesters stoel kijkt een duivelskop uit, symbool van het Hooftzweer 3 ), 
dat met groote letters boven het tafereel prijkt. Een vader is binnenge- 
komen, een echte Noordhollander uit de dagen van Jan Pietersz. Koen, 
met mantel, wambuis en wijden broek, wijdbeens stappende en met zijn 
zoontje aan de hand, dat hij ter schole komt besteeden. De man is nog 
van de oude leer ; immers zegt hij : 

Slaet hem vry en spaert plack noch roe, 
Eer ick hem elders doe. 

Maar tegelijk komt ook een moeder met haar zoontje binnenstuiven en 
keft tegen den meester: 

Ic ben scbier ontsint, 
Ic kan niet verdrage, 

Dat mijn soetc kint, 
Diis gbij hebt gheslage ! 



') Navorscher, 1867, biz. 126. 

3 ) Een nette en naauwkeurige kopy van dit merkwaardig prentjc vindt men in de 
Tentoonstelling voor onderwys te Amsterdam in 1860, door H. W. Bloem on J. tet\ 
Gouw, 1861, tegen over biz. !2. 

3 ) Vgl. Dee! I, biz. 109. 



Digitized by 



Google 



MENSCHENBEELDJES. 141 

En daarop heft de meester aan : vMalheureus est Vhomme, dit Aristote, 
quy a la charge d'enfans de plusieurs meres." De wijze man troostte er 
zich mede, dat de schoolmeesters in de dagen van Aristoteles al even 
zoo'n verdrietig lot hadcfen als in de zijne. 

Een navolging van dit uithangbord was in 't laatst der 17^ eeuw ge- 
schilderd voor den luifel eener school in de Vinkenstraat. Den Vader en 
de Moeder werden er dezelfde woorden in den mond gelegd als op dat 
van Jan Belot; doch deze meester was bescheiden genoeg om niet te willen 
pronken met een kennis der oude filozofen, welke hij niet bezat, en zei 
daarom eenvoudig: f t Is Hooftsweer. 

Te Lisieux in Frankrijk ziet men aan een huis van 't laatst der 14 de of 
't begin der 15 de eeuw, op de deurposten, in snijwerk, ter eene zijde een 
geneesheer, aan de andere een apotheker. De eerste in een langen mantel 
gewikkeld en beziet den inhoud van een fleschje ; de laatste houdt een dub- 
bele teems in de hand. Onder ieder van die basreliefs, die vooral om 't 
kostuum merkwaardig zijn, heeft een wapenschild gestaan, waarvan niets 
meer te erkennen is dan op 't een drie horentjes, naar welke 't huis dan 
ook den naam draagt van Hotel des trois Cornets. 

Wij hebben straks in Juffrouw Beckx reeds een voorbeeld gezien van 
een vrouw, die zich uithing. Dit was mede het geval met zekere Vlaam- 
sche Trijn te Zwijndrecht, die onder haar beeltenis zetten liet: In Trim 
goe bier. En ook na haar dood bleef zij op 't uithangbord leven en nog 
leest men er: »In Trien go6 bier bij J. D. V." 

Zoo hebben wij ook nog de Spinster te vermelden, die in H midden der 
17 de eeuw op den Nieuwe-zijds-achterburgwal bij de Wijdesteeg uithing, 
voor een huis, dat in 1656 een R. K. kerk was. 

De Min, die een kindje zoogt, staat op een gevelsteen van 1662 in de 
Nieuwe-leliestraat ; de Turfvulster op een gevelsteen in de Land-van- 
Beloftesteeg; terwijl de Melkmeid herhaalde reizen voorkomt. Op de 
Appelmarkt ziet men er eene van 1607 ; een ander en heel aardig exem- 
plaar in de Goudsbloemsstraat bij de Baangracht; nog een op de Palm- 
gracht en elders. Toen de Pijpenmarkt nog de Melkmarkt was, placht er 
eene op een uithangbordje geschilderd te zijn, en daaronder: 

* Hier zit ik boerin : 
Verstaat den zio, 
Hier melk ik in. 

Over 't uithangen van Melkmeiden aan tabakswinkels spreken wij 
later. 
De Vodde vrouw, die tegenwoordig de Voddemolen uithangt ! ), liet 



•) Zie de Afb. Deel I, biz. 132. 



Digitized by 



Google 



142 



MENSCHENBEELDJES. 




vroeger zich zelf met 
den koopman op haar 
bordje schilderen. 
Van een oud exem- 
plaar, dat wij nog in 
een achterbuurt von- 
den, geven wij hier 
de afbeelding. 

De Gooier en de 
Fries komen te Am- 
sterdam veelvuldig 
voor : van beiden 
kwamen er zicb velen aldaar ne£rzetten, die dan zich zelven uithingen — 
doorgaans als stevige boeren; de eerste, 't zij met den enkelen titel de 
Goijer, als op de Joden-bre£straat, 't zij als de oxide Goijer van Naarden, 
gelijk op den Nieuwendijk *), 't zij als de Gooische Boer, als in de Eerste- 
looiersdwarsstraat ; — de laatste soms als de Vries of als de Vriesche 
Boer. Te Muiden aan de brug liet een Gooische boer, die daar v66r 
anderhalve eeuw een herberg opzette, zich zelf levensgroot in steen hou- 
wen en boven de deur zetten : even als een boertje van Westzaan, die, te 
Haarlem op de Bakenessergracht een bierhuis hebbende opgezet, zich zelf 
op een bord liet schilderen en er door een Haarlemschen Jan van Gijzen 
dit rijm bij liet maken: 

* Liefhebbers van het moutig nat, 
Hier is goed Engels bier in H vat, 
Komt in de Boer al van Weslzaan, 
En koopt er altemet een vaan. 

En terzelfde tijde opende een Schagerboer een kroeg bij de Amsterdam- 
sche Ossenmarkt en hing almede zich zelven uit; doch zijn rijm is te ge- 
lijk met het oude uithangbord verloren geraakt; terwijl alleen de naam 
H Boertje van Schagen overbleef. 

't Was niet zeldzaam, dat een, die lang in den krijg gediend had en 
zijn verdere levensdagen wat rustiger slijten wou, een kroeg of een komenij 
begon; gelijk b. v. die Friesche heldin en die Trommelslager haar »Came- 
rade", die, na jaren lang 't prinsenvendel gevolgd en veel heldendaden 
gedaan te hebben, abinnen Groeningen met eenen winkel van vette waren 
haer t* samen geneerden" 9 ). Zulke oude gedienden dan, als ze een uit- 
hangbord moesten bedenken, vonden er doorgaans behagen in, zich zelven 
in hun vroeger kostuum te laten schilderen. 

Vandaar het uithangteeken de Ruiter, waaraan zoo menigeen zijn fami- 



>) Zie de Afb. Deel 1, biz 58. *) v. Meteren, Red. Hist. 23* B. Vgl. ook Dl. I, bl. 340. 



Digitized by 



Google 



MENSCHENBEELDJES. 



143 



lienaam te danken heeft: — of, met een adjektief, de Witte Ruiter, de 
Blaauwe Ruiter, de Groene Ruiter. Van daar de Lansknecht ! ), de Bus- 
schieter, de Tamboer, de Trompetter, (volgens Pater Abraham van St. Klara, 
die 't we£r van een Atheensch wijsgeer had, de vKrijgshaan, die kraait als 
't op een vechten moet gaan"), de Groene Jager, de Kurassier, de Grena- 
dier, de Schutter, en in Belgien : de Garde Civieck. 

Bij deze algemeene aanduiding van den oorsprong dezer soort van uit- 
hangteekens voegen wij nog eenige bijzonderheden. 

Een Schutter-Tamboer staat geschilderd op 't uithangbord eener kroeg 
op den hoek der Brouwersgracht en Palmstraat. Is nu de Tamboer tevens 
tapper, dan wil hij natuurlijk even graag app&l slaan in zyn kroeg als op 
't exercitieveld. Dit was in de 47 de eeuw ook zoo; toen deed een Schut- 
ter-tamboer te Kampen een kroeg en hing er zich zelven uit met dit 
rijmpje er bij, dat juist niet veel voor 's mans heldhaftigheid pleitte: 

* Ik Tamboerija der Burgerije, 

Sla op mijn trom met groot verblijen, 
Dog was 't alarm, dan zou ik schroomen, 
Maar 'k hoop het zal der nimmer toe komen. 

Te Rotterdam staat nog heden op] een gevelsteen in de Boompjes zulk 
een zeventiende-eeuwsche Schutter-tamboer uit- 
gehouwen, die er ruim zoo los en bevallig uit- 
ziet als de hedendaagsche, waarom wij ook zijn 
afbeelding hiernevens plaatsen. 

De Jonge Ruiter hing in de 17^ eeuw uit 
bij den boekverkooper Pieter Koumans te Leeu- 
warden, die vermoedeUjk in zijn jeugd had ge- 
diend. De Keulsche Ruiter is nog de naam van 
een pakhuis in de Haarlemmer-houttuinen, en de 
Groene Ruiter staat nog boven de deur eener 
tapperij op den hoek van den Nieuwe-zijds- 
voorburgwal en de Lijnbaanssteeg. 

De Guarde van Zijne Hoogheyt hing in 4688 
te 'sGravenhage in de Veenestraat uit a ) en 
de Gekroonde Huzaar in de vorige eeuw aan 
de herberg te Haastrecht 3 ). Te Delft staat in 
de Molenstraat nog een gevelsteen, met een 
beeldje uit de dagen van Prins Maurits, en daftr onder: DE MVSKET- 
TJER; — terwijl in 4690 te Amsterdam op den Oude-zijds-achterburgwal 
de Duytse Vaendrager uithing 4 ), zoo wij meenen een herberg, waar de 




! ) Zie de afbeelding Dl. I, biz. 7. 3 ) Haarl. Gourant 30 Maart 1688. 
3 ) Ned. Stad- en Dorpsbeschr. 4 ) Rekeningb. der 0. I. Comp. 



Digitized by 



Google 



144 



MENSCHENBEELDJES. 




herbergier, die er zeer zeker roem op droeg, vroeger des Heiligen Bomi- 
schen Reichs Sturmfahne gedragen te hebben, zicb ook daarmeS in de 
hand had laten schilderen. 

De Poolsche Koiak staat 
nog op een gevelsteen uit 
het midden der 47* eeuw 
in de Schapensteeg (bij de 
Botermarkt) ! ). 

Denkelyk had de man, 
die dit uithing, vroeger 
den Koning van Polen 
als Kozak gediend, — im- 
mers was Amsterdam in 
dien tijd de verga&rbak 
der heele wereld, en me- 
nigeen, die lang genoeg 
gezworven had, zette zich ten laatste hier ne£r. 

In de Kromme-palmstraat heeft in 't midden der 47 de eeuw een zee- 
man zich zelven voor zijn gevel doen uithouwen, en hij staat er nog: de 
Boosman. 

Eenvoudiger kan 't wel niet, dan een man in de St. Jansstraat in 4708 
deed, die zich op een gevelsteen liet uithouwen, deftig wandelende met 
een rotting in de hand tusschen het geboomte, en niets anders daar onder 
stellen liet dan D'MAN. Wellicht had hij 't voornemen, naast zijn huis 
er nog een te koopen en daar zijn wederhelft op te plaatsen, betiteld als 
D'VROUW. 

Een blindeman, die pens verkocht, had zich zelf, doch gekroond, voor 
den luifel doen schilderen, met dit rijm : 

* Dit 's in de Gekroonde Blindeman, 
Die hem siet die kijkt hem an, 
Og wat is een blint mensch I 
Hier verkoopt men koepens. 



n. 



Zwarte en donkerkleurige vreemdelingen hebben altijd veel aantrekke- 
lijks gehad voor tabaksverkoopers, t. w. om ze voor hun winkel uit te 
hangen. Natuurlijk! de ten verkoop aangeboden waarkwam van de andere 
wereld, en dus moest dat ook door wezens uit de andere wereld worden aan- 



! ) De teekenaar heeft het onderscbrift: De PooUe Kozak, weggelaten, daar 't voor 
hem unleesbaar was. 



Digitized by 



Google 



MENSCHENBEELDJES. 445 

getoond : en, in de eerste plaats, door Indianen. De tabak was af komstig uit 
Amerika, en wel uit Virginia, een volkplanting, door Sir Walter Raleigh 
aangelegd, van waar Drake den tabak naar Engeland overbracht, als een 
heilzame plant tegen een rauwe maag '). Maar, waren 't de Amerikanen 
of Indianen, die den tabak voortteelden, het waren de Negers, die hem 
plantten; tusschen Negers en Mooren maakte men in die dagen geen on- 
derscheid, en zoo kwamen zij alien, onverschillig wie, op de luifels of op 
de stoepen der tabaksverkoopers. 

Mooren of Morianen stonden intusschen niet alleen aan de winkels 
der laatstgemelden te prijken, maar ook aan herbergen en aan de gevels 
der burgerwoningen. Wie te Amsterdam kent b. v. de Moriaantjes niet, op 
de Heerengracht tusschen de Vijzelstraat en Reguliersgracht? Te Antwerpen 
had men, behalve Mooren, Morianen en Moriaanshoofden, ook H Kint van 
den Moriaen, de Slave van den Moriaan *), gelijk te Amsterdam de Turksche 
Slaaf 3 ). Te Brugge hing de Moriaan bij een vischkooper, met dit onder- 

schrift : 

* Dit buis is wel bekent: hier in den Moriaen 
Verkoopt men baring, stokvis en 1 abbe rd aan. 

Wij willen geen bladzijden vullen met een optelling van al de uithang- 
teekens, waarop die figuur in haar verschillende vormen voorkomt; — 
maar alleen een vraag oplossen, en een bijzonderheid vertellen. De vraag, 
die wij dikwijls hoorden doen, was deze: »Wat bekoorlijks toch hadden 
die zwartkoppen, dat men er zoo gaarne me£ pronkte?" — »Misschien," 
antwoordden sommigen, »omdat het zwart der figuur goed afstak tegen 
H wit van den gevel." — Dat kan hier en daar tot de keuze hebben mede- 
gewerkt; doch 't is de ware reden niet: die is eenvoudiger: zij hangen 
er, om aan de schoone sekse genoegen te geven ; en vraagt iemand bewijs 
voor ons beweeren, wij geven het met de woorden van Angenietjen uit 
Brederoos j>Moortje" : 

Mij was weleer gescyt en ick recht beb on thou wen, 
Dat die Moorianen zijn genegen seer tot vrouwen: — 

en wederkeerig zien de vrouwen gaarne wie haar genegen is. 

De bijzonderheid, die w\j te vertellen hebben, geldt den Moriaan op de 
Markt te Bommel. Toen in 1624 de vijand het land van alle zijden be- 
stookte, was het noodig geoordeeld, onderscheidene grenssteden van krijgs- 
volk te ontblooten, die daarentegen door burgers uit de Hollandsche steden 
moesten bezet worden. Zoo trok uit Amsterdam op den ¥** April een 
burgervendel van 212 man naar Bommel, onder bevel van den Schepen en 
Raad Jacob Jacobsz Hinlopen, als Kapitein, van den oud-Schepen Jan Wil- 
lemsz Bogaerd, als Luitenant, van Nicolaes Kloeck, als Vaandrig, en de 
Sergeanten Roelof de Vrij en Hans de Keyser; — de drie eersten bij al 



») Sir Richard Baker's Clirvnielcs, a°. 1588 *) Antwerpen, biz. 34. 3 ) Deel I, biz. 342. 
II. 10 



Digitized by 



Google 



146 



MENSCHENBEELDJES. 



wie de gedichten van Vondel gelezen heeft, wel bekend *). Twee maan- 
den slechts bleven zij in Bommel liggen ; doch lang genoeg om den vijand 
ontzag in te boezemen, onder anderen door het volgende feit. Eenige 
Amsterdammers gingen" op den laatsten April, 's avonds, in 't gezicht van 
den vijand, aan de Maas een Meiboora zoeken, dien zij, zonder zich aan 
't scbieten te storen, kapten, naar de stad droegen, en den volgenden mor- 
gen, voor de deur van den Moriaan, waar hun Kapitein zijn intrek had, 
plantten, met dit onderschrift, dat, naar den smaak dier tyden, rijk was aan 
woordspelingen : 

Soo Hindeloopen is ecn Bogaert CZoecAelijck, 
En een Vry Keyser lecfi in 't onbedwongen rijck, 
Soo leeft ghij sonder jock a ), o Balavischc quanten, 
Maeckt hier de vrijheit sterck en wilt de Mey nu planten 3 ). 

De Moor, in zijn eigentlijke funktie, is de Rookende Moor, van wien 
men exemplaren bij honderden voor tabakswinkels vinden kan. Somtijds 
is die Moor met zijn lange pijp tevens tot schilddrager verheven van het 
stadswapen, — zie b. v. op den Nieuwendijk bij de Gravenstraat. Het 
grootste exemplaar op een gevelsteen zal ~we\ dat op de Nieuwe-zijds-kolk 
zijn, waar de Moor, levensgroot, liggende zijn pijp rookt. 

De Rookende Amerikaan hangt aan 
een tabakswinkel te Leeuwarden uit : en 
nog voor weinige jaren had een krui- 
denier, in de Peperstraat te Groningen, 
de Drie Marylanders uithangen 4 ). El- 
ders vonden wij de Drie Slaven, heel 
deftig hun lange pijp rookende, en den 
Neger aan een tabakswinkel te Sneek. 
Ook de Rookende Pool wordt aan zulke 
winkels aangetroffen; o. a. staat hij, 
goed geschilderd, op de Leidschestraat ; 
ofschoon anders de Pool gewoonlijk 
voorkomt als het symbool van den graanhandel, en hier en daar nog in 
zijn zeventiende-eeuwsch kostuum te zien is, gelyk aan een pakhuis in de 
Kerkstraat bij de Reguliersgracht. 

Een tabakskooper te Amsterdam, die in Jozua woonde ( 9 t huis had na- 
melijk een steen met die bijbelsche figuiur in den gevel), maar begreep 
dat die geen geschikt uithangteeken was voor een tabakswinkel, plaatste 
een Indiaan op zijn stoep en bracht heel handig beide personaadjen in 
zijn opschrift te pas: 




De Drie Marylanders 

I d 



! ) Zie Vondels Leven en Werken, 01. XII. Register van Persanen en Zaken. 

2 ) »Jtik." s ) Wassenabr, Hist. Verh. April 1625, biz. 5. 

4 ) Uit de vcrzameling van den Hecr Mr. W. B. S. Boeles, te Asscn. 



Digitized by 



Google 



MENSCHENBEELDJES. 



147 



Jozua bad den Heere van harte aan, 
Dat de Zon en Maan bleef stille staan. 
Puik van Varinas en goe blaan 
Haalt men hier in den India an. 



Een Haagsche tabaksverkooper, die den Indiaan op zijn uithangbord had, 
liet op zijn zakjes drukken: 

# Liefhebbers, die den rechten Canaster-tabak bemint, 
Bij Claude Ally men den allerbesten vint. 
Die uitbangt den Indiaan, 
Ende ook heeft puik van blafm, 
Send in de Torenstraet 
Al wat gij lialen laet. 

De Tabaksplauler is ook een vrij gewoon tabaksverkoopers-uithangbord, 
even als, weleer, de Gooische Boerin, toen nog de boerinnen van Gooiland 
als rooksters bekend waren; een merkwaardigheid, die nu ook al sedert 
lang aan 't uitsterven is. Maar 
een van de mooiste ¥1** eeuw- 
sche uithangborden was de Hoi- 
landsche Damper, waarvan wij 
hiernevens de afbeelding ge- 
ven, naar een oude houtsnede 
gevolgd. Ook de Twee Bookers 
was een oud Hollandsch uit- 
hangbord, waarop men twee 
zulke koppen tegenover elkan- 
der zag. 

In de Vijzelstraat bij 't Cin- 
gel placht voor 40 jaren een goed geschilderd bord te hangen, waarop 
drie jonge lieden waren afgebeeld, de een met een witten, breedgeranden 
stroohoed op, in een kaneelkleurigen rok met zwaluwstaarten, naar den 
toenmaligen smaak, een ander in 't zeegroen, doch alle drie in zomer- 
habijt, aan den oever der zee staan de tusschen tabaksrollen, met een neger 
op den achtergrond, en daaronder : de Drie Jonge Italiaandcrs. Dat bord is 
lang verdwenen; maar een soortgelijk ziet men thans aan een tabakswin- 
kel op den Heiligeweg en het onderschrift is door een taalgeleerde ver- 
beterd in: de Drie jonge Italianen. 't Is mogelijk, dat voorheen drie 
jonge lieden van die natie te Amsterdam een tabakswinkel hebben opge- 
richt; maar anders deden van ouds de Italianen hier meer in specerijen 
en geurige artikelen, en prijkte daarom ook dikwijls voor winkels, waar 
deze te koop waren, de Italiaan als uithangteeken, b. v. 

10* 




Digitized by 



Google 



148 



MENSCHENBEELDJES. 



* Dit's de oude Italiaan, wiens balsem dat weleer 
Van al de werelt kreeg de allerhoogste eer. 
Ik ben zijn nazaet *), hierom wil mtj gelooven, 
Gij vint dien balsem noch bij Janus Kerrickhovcn. 

De Per si aan placht, als vertegenwoordiger der zijden doeken en prach- 
tige tapijten, een geliefkoosd uithangteeken te zijn van manufaktuurwin- 
kels. Zijn naam staat nog te lezen op 't Koningsplein ; maar 't beeldje, 
dat wij er vroeger zagen, is verdwenen. In 1685 had ook een tabaksver- 
kooper op den Haarlemmerdijk, Harinen Stagge, den Persiaen; doch dat 
zal wel een rookende geweest zijn. 

De Wildemannen aan herbergen van meerderen of minderen rang 
waren en zijn nog legio: 't zij ze vertoond worden als Herkules, met een 
leeuwenhuid *), 't zij als de heraldische Wildeman, met het eikenloof 
om de heupen. Een levensgroot exemplaar staat nog boven in een gevel 
in de Haringpakkerij, met een reusachtige druiventros daaronder, als her- 
innering van vroegere dagen. 
Trompetters werden dikwijls uitgehangen aan allerlei winkels en 
fabrieken om den lof der waren of van 't fabrikaat 
uit te bazuinen: zoo b. v. ziet men er een te Bloe- 
mendaal, die den lof trompet der voortreffelijke 
Bloemendaler kruidnoten. De nevensstaande Tram- 
petter is die van een Goudsche pypenmakerij. — 
Ook de Trommelslager kwam bij een maker van 
trommels voor, met dit rijm: 

* Tot nut van Kerk en Stad en Staat, 
Is 't dat men op den trommel slaat. 

Aan den voet der Hezelstraat te Nijmegen vindt 
men een uithangbord de Zwarte Ruiter, voor- 
stellende een dragonder in de kleederdracht van 
't einde der vorige eeuw 8 ), doch met zwart gelaat. De voorstetling 
van beeldjes met een zwart gelaat is al oud: men deed zulks in de 
middeleeuwen zelfs de Moeder Gods 4 ) en grondde dit op de woorden in 
het Hooglied, 1:5: »Ik ben zwart", enz. In Engeland beeldde men ook 
soms den Z war ten Prins af met een zwart gezicht, en zoo hier ook den 
Zwarten Ruiter, die wellicht van oude herkomst, en later in een modern 
pak gestoken was. 

Aan den koornmolen de Butter (die thans gesloopt is), aan dewestzijde 
van Zaandam, las men, onder het uithangbord, dit gedicht, 't welk wij alleen 




l ) «Zijn opvolger," zouden wij nu zeggen. ») Zie de afb. Dl. I, biz. 30. 

>) Navorscher van 1867, biz. 37. 

4 ) 0. a. die van Altcn-Oetting. Zie Von Hefner, Wappenbuch, B. I, 4 Abth. 



Digitized by 



Google 



MENSGHENBEELDJES. 



149 



me£deelen als een proeve van molen-poezy, die overal van gelijken aard 
was, vermits ze overal een slag van den molen weg had: 

De Ruiter in hct veld, 
Rijdt om den buit te balen. 

En ik ben hier gesteld, 
Om tarw en rog te malen, 

Gelijk een ruiter waagt, 
Voor U vaderland zijn lijf, 

Zoo ben ik hier gestaag 
Den burger tot gerijf. 

In 1621 hing aan een huis te Dordrecht, niet ver van het Nieuw- 
poortje, de Drie Zeildragers. In dat huis beviel op den 9*** Juni van dat ^ 
jaar de vroirw van Jacob Kosterus van een vierling, een zoon en drie 
dochters, van welke laatste echter eene levenloos ter wereld kwam; de 
drie overige kinderen werden »met groote staci en plechtelikheyd ten 
doop geleyd" en in de Augustinen-kerk gedoopt ! ). 

De Historieschrijver was in de 17 de eeuw het uithangteeken van den boek- 
verkooper Jan ten Hoorn, over het Oude-zijds-Heerenlogeraent te Am- 
sterdam. 

Beeldhouwers hadden doorgaans een beeld uithangen met het een of 
ander passend bijvoegelijk woord, als: het Gesneden Beeld, het Gehouwen 
Beeld, het Schoonder Beeld, het Houten Beeld, het Gouden Beeld. Voor een 
manufaktuurwinkel op den Kloveniersburgwal aan den hoek der Hoog- 
straat is de Tonhreker geschilderd, zijnde een man, die bezig is, een ton vol 
goederen uiteen te slaan ; dit uithangbord, dat dienen moest om de menigte 
van waren aan te duiden, die men in dien winkel ontving, is in onze 
dagen vernieuwd ; en heeft vermoedelijk reeds een aantal voorgangers gehad. 

Een gevelsteen op het Groote Oost te Hoorn vertoont ons twee kaas- 
boeren als vertegenwoordigers van de kaaskooperij *). 




l ) Balsj!, &ordrecht } bl. 73, 874. a ) Door bezorging van den Heer Handelaar, te Hoorn. 



Digitized by 



Google 



150 



MENSCHENBEELDJES. 



Aan een koekwinkel in de Koningsstraat hangt de Groninger koekver- 

kooper uit, — een geschilderd uit- 
hangbord, waarop men de Bo- 
lermarkt in voile kermistenue 
ziet: de spellen met den uitleg- 
ger er voor, die met zijn geschil- 
den wilgetak manoeuvreert ; de 
draaischuitjes, de pierewaaiers en 
kwajongens, een soldaat, die met 
een meisje stoeit, en op den 
voorgrond Jaap van Groningen, 
die, staande op zijn kist (die 
J. v. G. gemerkt is) zijn koek veilt. 




m. 



Aan herbergen en logementen werden veeltijds de afbeeldingen uitge- 
hangen van hen, op wier bezoek de waard zijn hoop bouwde. Zoo zag 
men, in 't laatst der 17 de eeuw, aan een logement op H Water, de Drie 
Friesche Koopluy uithangen, en aan een ander in de Dubbeleworststeeg 
de Drie Friezen, en dit was juist de buurt, waar de Friesche schepen aan- 
kwamen en men dus gasten van die zijde verwachten kon. Even zoo zal 
het huis, waar in 1567 de Engelschman uithing, een logement voor Engel- 
schen zijn geweest. Te Haarlem was in 1734 een kroeg, waar zekere 
Frans van den Berg kastelein was, en destijds de hyacinten-handel gedre- 
ven werd. Liefhebbers reisden toen om schoone exemplaren te zoeken 
naar Brabant; maar nog meer Brabanders kwamen hier om te handelen, 
en ter hunner eere prijkte dan ook de kroeg met de Drie Brabanders. 

Toen 't voormalig Oostindisch-huis in de Hoogstraat te Amsterdam 
nog in fleur was, wemelde 't in de Bethaniestraat en -dwarsstraat van 
zeemanskroegen. Van eene daarvan is in laatstgemelde straat nog de 
gevelsteen afkomstig met <T 3 Oostindisvaeris, waarop wij drie mannetjes 
zien, die schijnen afscheid te nemen met de oude Amsterdamsche groet: 
aVaarwell aan de Kaap zien we meka£r we£r." 

Een andere steen vertoont de Grasmaaijer: zeker is daar eenmaal een 
moffen-logement geweest. Trouwens, dat paste niet kwalijk naby H Oost- 
indisch-huis, in een buurt, waar de Hans-Michels en de Slenderhinkes dik- 
wijls met heele troepen geronseld werden om de schepen van Jan Kompagnie 
te bemannen. *t Eerste tooneel, als ze in 't Kompagnieshok aan boord ge- 
bracht waren, was gemeenlijk een oproertje: het tweede het ophangen van 
een paar schreeuwers aan de ra, waar zij bleven bungelen tot het schip 



Digitized by 



Google 



MENSCHENBEELDJES. 151 

in zee ging, en dat op de anderen indruk genoeg maakte om ze verder 
zoet te houden. 

Korendragers waren van ouds goede drinkers, en aan de herbergen, 
waar ze bijeen kwamen, hing ook altijd de Korendrager uit: wij zien er 
nog hier en daar eenigen op gevelsteenen. Een beroemde kroeg hadden 
wij in de 47** eeuw op de Kolk, waar de tapper op zijn deur twee Ko- 
rendragers had laten schilderen met de spreuk: Al voor een ander; wat 
slaan kon, zoo wel op het koren, dat zij droegen, als op het bier en den 
brandewijn, die de waard voor een ander ten beste had. Onder dat 
schilderwerk las men de navolgende poSzie : 

* Als Tromp dat leeuwenhert aen d' Brit zijn moet gink koelen, 
Zo kan een laf gemoet aen Mom zijn bert hier spoelen. 
Dees mannen die Gij siet, vermoeit van koorendraagen, 
Die eens hier is geweest, die komt wefcr daatlijk vraagen. 
Maar steroog^ niet te veel op >t geen dat Gij hier ziet, 
Men drinkt van daag voor gelt, en morgen borgt men niet. 

In buurten, grootendeels met pakhuizen bezet (zoo als de Brouwers- 
gracht, van de Prinsengracht tot de Moordenaarsbrug) ! ) hing aan de kroeg 
op den hoek doorgaans de Bustende Waag- of Korendrager uit, (zie b. v. op 
den hoek der Binnen-Dommersstraat). 

De Reizende Man is reeds vermeld *); hij kwam zoowel aan aanzienlijke 
als aan geringe logementen voor. Te Mechelen had een waard, die in 
de spelling niet zeer bedreven was en daarin het Mechelsche straatdialekt ' 
volgde, dat ei als a doet hooren, op zijn bord geschreven: in de Razende 
Passant; terwijl een fransquillon in de Vliersteeg te Antwerpen op het 
bord van zijn hdtel voor straatzangers de Reizende Man vertaalde met: de 
Voazeur. 

Ook in Engeland is de Reizende Man bekend; niet bloot als the Tra- 
veller, maar nog een weinig schilderachtiger als the Weary Traveller. 
Ook hangt daar op menige plaats the Traveller's Rest uit, somwijlen met 
een gemoedelijk Rest and be thankful er bij. Te Leeuwarden vond men, 
iji den tijd toen het reizen te paard nog in gebruik was, in 't Ruiter- 
kwartier een Reizenden Man met dit bijschrift: 

Gij Reisbaar luy, wie dat Gij zijt, 
Rijd niet voorbij, komt in met vlijt; 
Hier vint gij stalling t' aller tijdt 

En vrouw en meit, 

Ten dienst bereit. 
Men schaft bier alles, Wijn en Bier, 
En wat Gij eischt tot uw pleizier. 



') Zie J. TEH Gouw, Ned. op mijrie Amst. biz. 83. ') Zic Dl. I, biz. 129. 



Digitized by 



Google 



152 MENSGHENBEELDJES. 

Een waard te Amsterdam in de Gorchjnensteeg, (een steeg, die in de 
Bloedstraai uitkomt) wachtte niet op den re iz en den, maar op den wan- 
delenden man; daarom had hij den Wandelaar uithangen, die nog in 
den gevel staat. Een man wandelt onder de boomen — die destijds mis- 
schien ook wel in de Gordijnensteeg gestaan hebben, want men vond ze 
toen in vele straten en stegen — maar tevens langs een korenveld (dat 
daar zeker ni*t is te zien geweest), en aan den hoek van 't tafereel staat 
de herberg, die op een Hollandsche wandeling niet ontbreken mocht. De 
Gordijnensteeg zal toen zeker gezelliger zijn geweest dan tegenwoordig, 
nu er niet licht een wandelaar zijn schreden meer heen zal richten. 

De Vrolijke Snaak, de Drinkende Baas, de Beste Man, waren van ouds 
kroeg-uithangborden, waarop het nomen et omen ! ) toepasselijk mocht ge- 
maakt worden. De naam van Le Bon Buveur, een kolenmijn te Jemappe 
in Belgian, die in Februari 1867 instortte, is ongetwijfeld mede oorspron- 
kelijk die eener tapperij geweest. 

Te Vianen staat op een uithangbord een man, met een glas in de hand, 
en daaronder 't reeds vermelde *) : 

Drink ik dan bederf ik; 

Drink ik niet, dan sterf ik. 
Doch het is beter gedronken en bedorven, 
AU niet gedronken en gestorven 3 ). 

Te 'sGravenhage stond aan een huis, op den hoek der Spui- enVeene- 
straten, een gevelsteen boven den ingang, waarop een Visscher met een 
kabeljauw in de hand en een scheepje in de verte. Volgens de overleve- 
ring was dit huis vroeger de herberg, waar de Schevelinger visschers bij- 
eenkwamen, en kon men daar van het dak in zee zien. Bij de verbou- 
wing van 't huis in 1863 is die steen naar de verzameling op 't Raadhuis 
overgebracht. — Juist een dergelyke, uit het begin der 17 de eeuw en fraai 
van uitvoering, staat te Amsterdam in de Groote-houtstraat bij de Schans: 
zeker ook voorheen een plaats van bijeenkomst voor de visschers ; immers 
in de streek van daar tot den Zandhoek bloeide de visscherij naast den 
scheepsbouw. 

Maar niet alleen de visschersherberg hing den Visscher uit: evenzoo de 
winkels waar de visschers kwamen om hun voorraad op te doen; — zoo b. v. 
te Amsterdam op den Nieuwendijk, waar 's maandags de Volendammers met 
hun vrouwen op en ne£r slenteren, aan een kruidenierswinkel de Volen- 
dammer Visscher, aardig afgebeeld, staande op zijn schuit, met een schepnet 
in de eene en een visch in de andere hand. Zoo te Makkum, een plaats, 
die aan de kalkovens haar bloei te danken heeft, aan een tabakswinkel, 
waar de schelpvisschers hun voorraad haalden: de Schulpvisser. 



l ) Naam en voorteeken. *) Dl. I, bh. 128. ») Medeged. door Dr. G. Ribbius. 



Digitized by 



Google 



MENSGHENBEELDJES. 153 

Aan herbergen, waar de boeren bijeen kwamen, hing op dergelijke wyze 
de Boer uit, dikwijls met aanduiding der streek waar hij van daan kwam: 
zoo te Monster de Westlandsche Boer; te Amsterdam bij de Slijpsteenen 
de Waterlandsche Boer: en waar melkschuiten aankwamen, de Melkboer; 
terwyl de konkurrent van dezen, om 't nog uitlokkender te maken, de Melk- 
meid (als te Pijnakker) of 't Melkmeisje (als te Delftshaven). En zoo is 't 
dan ook niet te verwonderen, dat de Melkmeid, in steden of dorpen, waar 
boeren ter markt kwamen, ook wel voor tabakswinkels pronkte. 

Onze Engelsche voorgangers hebben, bij 't vinden van een paar voor- 
beelden als dit laatste, gemeend, dat in Holland de Melkmeid bij uitne- 
mendbeid bet uitbangbord van den tabakskooper was en van dat verscbijnsel 
een verklaring gezocht, door behuip van een kettingregel : op een tabaks- 
doos badden z\j gevonden: Troost voor suigelingen: zuigelingen leven van 
melk; de melk wordt bezorgd door de Melkmeid: daarom de Melk- 
meid voor de tabakswinkels. Maar zoowel in bun opvatting als bij bun 
kettingregel zijn zij mis; de zaak verklaart zich op eenvoudiger wijze. 

Zij voeren voorbeelden aan van twee tabakswinkels te Amsterdam, die 
Melkmeiden uithingen; vooreerst de Goudsche Melkmeid, met dit rijm: 

Goede waar en goed bescheid, 
Krijgt gij hier in de Goudsche Melkmeid, 
Puyk van Verinas en Virginia tabac, 
Kunt gij hier rooken op uw gemak. 

Ten andere de Waalsche Melkmeid: 

Leckere Neusen, eele baasen, 
Die bij 't klinken van de glaasen, 

Tot hct smooken zijt bereyt j 
Zoekje 't beste van den acker, 
Puyck Verynis? komt dan wacker 

By de Walse Mellikmeid >). 

Deze twee voorbeelden bewijzen geenszins, dat de tabaksverkoopers by 
voorkeur een Melkmeid uithingen, maar bevestigen eenvoudig de zoo 
straks door ons gemaakte opmerking. De Melkmarkt te Amsterdam was 
destyds (want de aangehaalde voorbeelden zijn uit de 17 de eeuw) op de 
Pijpenmarkt, waar tevens het Goudscbe Veer was — en nog de boot op 
Gouda afvaart — wat was dus natuurlijker, dan dat een tabaksverkooper, 
daar gevestigd, de Goudsche Melkmeid uithing? — en dat even zoo een 
ander, die op de Kromme-waal woonde, waar de andere Melkmarkt was, 
op zijn uithangbord zoowel hierop als op den naam der gracht zinspeelde? 
Maar nog bovendien : onder de Goudsche fabrieken, die, in onze jeugd 



') Hist, of Signb. p. 353, 35*. 



Digitized by 



Google 



154 



MENSCHENBEELIUES. 



beroemd waren voor de fijnheid van haar pijpen, was de Melkmeid de 
voomaamste. Niets vreemds was er dus in gelegen, dat tabakswinkels, 
waar pijpen uit die fabriek werden verkocht, ook het uithangteeken dier 
fabriek hadden overgenomen. 

Een tabakskooper, die zijn nering van de zeelui wacht, hing en hangi 
nog een rookenden Zeeman uit, met een toepasselijk onderschrift, als b. v. 
Zeeprovisie ; en hij, die zich bij de Groenmarkt gevestigd heeft: de lioo- 
kende Boer. Zoo een zag men voorheen in de Elandsstraat met dit rijm: 

* Hier zit ik Doer op roijn gemak, 
En rook een vers pijpje Varinis tabak, 
En wagt de kooplui met plaizier 
Om tabak te koopen op haar vizier ! ), 
Huiden voor gelt, 
Als een belt, 
Morgen om niet, 
Dat is mij geen verdriet. 

Vroeger, en voor dat de cigaren zoo algemeen waren, ging niemand 
uit jagen dan met het neusbrandertje en de tondeldoos in zijn kope- 
ren tabaksdoos. Geen wonder dus, dat de tabakswinkels zulke goede 
klanten tot zich zochten te lokken door uithangborden, als: de Jager, de 
Jachty de Weiman, maar vooral het Wildschut, welk laatste vooral nog op 
vrij wat plaatsen te zien is. Nu eens stelt het een Jager voor, die aan- 
legt, dan we£r een zittenden Jager, die met de rechterhand een geveld 
haas opheft, terwijl in den linkerarm de snaphaan rust en de hond voor 

hem zit. Op de zeven- 




tiende-eeuwsche gevel- 
steenen vonden wij het 
Wildschut ook meerma- 
len, o. a. een mooi exem- 
plaar in de Nieuwstraat, 
waarvan wij hiernevens 
de afbeelding geven. 

j>Het Wildschut" is 
echter een fout, begaan 
door de latere zeven- 
tiende-eeuwers, die 't woord niet meer verstonden. 't Moet »de Wildschut" 
zijn, en zoo schreven hun grootvaders ook, die wel wisten dat een schut 
niet een »schot," maar een aschutter" en een wildschut, een ajager" 
is. Zoo zegt, in Bre^roos »Klucht van de Koe", de Boer van een zekeren 
Jelis Lichthart: 



WILDT 1GHUT 



') Op haar vizier is lctterlijk: »die hun in Hoog valt," — overdracbtelijk : 
best bevalt, naar bun gading, of smaak." 



• die hun 't 



Digitized by 



Google 



MENSCHENBEELDJES. 155 

Hy was cen WUdschxtf, een Doelheer: hy schoot ooc na dc Papegay. 

Ook kwamen de Jager, de Jacht, de Weiman voor aan winkels, waar men 
jachtgeweeren, weitasschen, kruit en lood verkocht. Weiman is 't zelfde 
als ajager," Cats zei : 

Een baas daar men geen loop van siel, 
En vangt een goede Weiman niet. 

En evenzoo wordt bij Bredero, in de zoo even aangehaalde klucht, die 
zelfde Jelis Lichthart een Weiman genoemd *). 

In de Warmoesstraat lezen wij, op een gevelsteen, die ook de voorstelling 
bevat van een jager, die knielend aanlegt: in de Waitman. Te Grave 
stond vroeger, de Weyman geschilderd op den luifel van een winkel, waar 
men jachttuig verkocht, met dit onderschrift : 

• Hier id de Weyman inaakt men roeren en weitassen, 
Om U wilt gcdierte op 't veh behendig te verrassen. 

Met de roeren namelijk: zelden heeft men voorbeelden gezien van 
hazen of hoenders, die bij abuis in een we it as ch kropen. 

Te Nazareth, in Vlaanderen, staat op het uithangbord der herberg een 
Jager geschilderd, en daaronder : Ik jager. Of 't werkwoord jageren een 
Vlaamsche uitvinding is durven wij niet zeggen. 

De Jachten, die wij hier en daar op gevelsteenen zagen, en waarvan 
men een fraai staaltje vinden kan in de Haarlemmer-houttuinen op den 
hoek der Brouwersstraat, een jachtpartij in een bosch voorstellende, zijn 
vermoedelijk ook van zoodanige winkels overgebleven. Een huis, waar 
de Jager in den gevel stond, in de Warmoesstraat bij de Oude-zijds-arm- 
steeg, was in 1656 een R. K. kerk. 

Dat jagertjes en visschertjes honderdmaal aan kroegen langs den weg 
uithangen, behoeven wij niet te herhalen, en veelal waren de eersten door 
een byvoegelijk woord onderscheiden, als : de Vermoeide, de Dorstige, de 
Vrolijke, maar vooral de Iiustende Jager; te Schevelingen hing de Slandvas- 
tige Oranje jager uit; maar met dien Jager werd mogelijk een schip, en 
geen man bedoeld. 

Even als de Jager, waar jachttuig, zoo hing de Hengelaar uit, waar 
vischtuig verkocht werd, als b. v. te Weesp. 

• Hier in de Hangelaar verkoopt men hangels en hoeken, 
Die veel vis wil vangen moet goede plaatsen zoeken. 



') 't Woord komt, behalve in weitasch, nog in tal van composita voor. Zoo zong 
D. J. van Lennep, in zijn Dutnzang: 

• Nog is jagt hier genoeglijk en H weispel in eer." 
Zoo vinden wij elders: waylien voor »jagersj" zoo een wayschuit, voor »ecn schuil om 
ler jacht te varen." 



Digitized by 



Google 



156 MENSCHENBEELDJES. 

Als variant vinden wij te Amsterdam d Ostinyise Hengelaer op een ge- 
velsteen, waarop een hengelaar in een schuitje is uitgehouwen. Het ad- 
jektief aOostindische" is waarschijnlijk aan de lokaliteit ontleend; want 
de steen staat in de Batavierstraat of Bataviastraat. 

Aan ammunitiewinkels hing de Krijgsman of de Krijger uit. Voor zulk 
een winkel las men: 

' Hier in de Krijger, daar verkoopt men krijgsmanswaren, 
De krijgere krijgen al den bras, waardoor de burgers qualijck varen; 
Het krijgen word bij elk gcagt nu voor eer, 
Die 't besle krijgen kan leeft nu gelijk een Heer. 

Die krijgerswinkelier had een vreemde manier om het hof te maken 
aan zijn klanten. 

De hammenkoopman zoowel als de kruidenier hingen ook 't portret 
hunner klanten uit : de eerste den Hameter, als op 't Cingel bij den Toren, 
waar nog een steegje zijn naam van heeft, — de tweede den Vijgeneter, 
als nog te Ylissingen. Beiden vormen met den Koeketer te Haarlem een 
klaverblad. En wij kunnen er den Lekkerbek bijvoegen, dien wij in de 
gemeente Uselmuiden vonden. 

Maar ook de handelaar in zeevaartkundige boeken en zeekaarten deed 
als de kruidenier en de hammenverkooper. Johannes van Keulen, boek- 
en kaartdrukker, woonde in 4681 bij de Nieuwebrug in de Gekroonde 
Lootsman, en een ander Lootsman, ongekroond, hing uit bij zijn gildebroe- 
der Jacob Theunisz op 't Water; terwijl een derde, Jacob Robijn in de 
Nieuwebrugssteeg, den Stuerman op zijn bord had, die in 1706 evenzeer te 
zien was voor een dergelijken winkel te Middelburg bij Aaron van Poulle. 

Zelfs aan de oude stedelijke scholen, Groot- of Hoofdscholen genaamd, 
hing men de bezoekers der instelling xxit^De Scholier was afgebeeld boven 
de schoolpoort te Delft, die nu gesloopt is. 

Maar onze tijd heeft nog een nieuw soort van uithangteekens zien ge- 
boren worden, die boven alle andere de bepaalde bestemming hebben 
om menschenbeeldjes te vertoonen, en wel »met volkomen gelijkenis." 
't Zijn die der plaatsvervangers van de voormalige aportretteurs" — of 
liever der veroveraars, die met onweeretaanbaar geweld en in ontelbare 
menigte het rijk dier kunstenaars hebben ingenomen — de uithangteekens 
der fotografen: kopjes van mannen en vrouwen en kinderen, die door de 
openingen kijken van een omlijst ding, dat een zeventiende-eeuwer een 
»kaerte" zou genoemd hebben. 't Schitterendst voorbeeld vonden w\j op 
de Egelantiersgracht. Twee fotografen in 6en huis; — de eene beneden, 
de andere boven. Welk een concurrentie I De ingangen rijk met de ge- 
noemde soort van uithangteekens geillustreerd ; — de boven-fotograaf 

schrijft daar bij: 

Wegens concurrentie, 
PortreUen & 20 cent, enz. } 



Digitized by 



Google 



MENSCHENBEELDJES. 



157 




terwijl de beneden-fotograaf aan zijne uitstalling een ijzeren hand beves- 
tigd heeft, die op zijn deur wijst met de woorden : Aan deze deur schellen. 

Wij geven ten slotte 
hiernevens de afbeelding 
van een fraaien gevelsteen, 
die zich voordoet aan een 
huis in de Vijzelstraat, tus- 
schen de Prinsengracht en 
Kerkstraat. De geschiede- 
nis van dien steen is ons 
niet bekend; wij bepalen 
ons dus bij het inlasschen 
van een samenspraak, die 
wij met betrekking tot hem 
tusschen twee voorbijgangers hoorden voeren, waarvan de een blijkbaar 
een dichter was en de ander een wis- en natuurkundige. 

De Dichter. 

Ei zic I wat lief en zacht gelaat, 

Dat ginter op dien gevel staatl 
't Stelt ons gewis een maagd voor oogen, 

Die eenzaam en verlaten trcurt. 

Haar minnaar werd haar wreed ontscheurd 
Zij zag haar zoetste hoop bedrogen. 

De Wis- en Natuurkundige. 

Wei neen I — H geldt hier geen rain vcrd net. 

De meid heeft kiespijn : zie je 't nict ? 
Het is een uithang-steen, die toonde, 
Dat hier een Kiezetrekker woonde. 



IV. 

De menschenbeeldjes waren ook dikwijls zinspelingen op den naam der 
winkeliers. 

Bij den bekenden boekverkooper Claes Jansz Visscher in 't begin der 
17 de eeuw, eerst in de Kalverstraat, later op de Nieuwe-zijds-kolk, hing de 
Visscher uit, of liever, hij stond, van hout gebeiteld, op den luifel. 

Aan een tabakswinkel in de Vijzelstraat hangt sedert jaren evenzeer 
de Visscher uit; dit kan daar niet geschilderd zijn om avisschers" te lok- 
ken; want die kwamen die buurt niet uit "Wei zal 't bord zijn naam 
ontleend hebben aan hem, die 't eerst den winkel opzette. Wie weet of 
't bij hem niet was, dat het navolgende opschrift t' huis moest gebracht 
worden : 



Digitized by 



Google 



1 58 MENSCHENBEELDJES. 

* Dit 's wel in de Visser; 
Maar proeft ze, dat 's nog wisser. 

D. i.: »gij zijt hier wel bij den rechten man; maar gaat niet op den 
naam alleen af, mijn tabak kan gerust de proef doorstaan." 

Wij vinden in 1653 in de Heintjehoekssteeg een afactoor in lakenen", die 
Hendrick Willemsen Spanjatert heette en bij wien de Spanjaart ui thing. 
Wat later hing bij Johannes Loots de Jonge Lootsman uit. Evenzoo zal 
ook het beeldje van een gravenden Landman op een gevelsteen op de 
Egelantiersgracht bij de Prinsengracht, met het onderschrift : de Graef-man, 
wel herkomstig zijn van iemand, die Graafman heette; gelijk ook *t ge- 
schilderd uithangbord de Bouwman, dat almede sedert langen tijd voor een 
kruidenierswinkel op den hoek van 't Rokin en de Kapelsteeg prijkt, wel 
oorspronkelijk zal zijn van een dusgenoemden kruidenier. Het was, wij 
hebben 't vroeger reeds doen opmerken, weleer zeer gewoon, op zulk een 
schilderachtige wijze zijn naam aan zijn deur te zetten. 



Andere beeldjes zijn alleen gekozen om een woordspeling of een rijm- 
slag. Een droogist te Vlaardingen had de Alchimist uithangen, en maakte 
er algemist van: 

* In d 1 Algemist verkoopt men kruiden en drooge waren, 
Als \al gemist is moeten wij naar Oost-Indien varen. 

»Naar Oost-Indien varen" was de gewone uitweg in de 17* eeuw voor 
wien 't hier was tegengeloopen. En wat de woordspeling betreft, die moet 
op 't.gehoor en niet naar de spelkunst beoordeeld worden; dan is zij 
zachts zoo goed als menige fransche calembourg. Dat de hier vermelde 
in der tijd in den smaak viel, blijkt uit den titel van een kluchtspel van 
1709, in 't welk de veldtocht van 't vorige jaar besproken wordt: j> Al- 
gemist of de Verwaande Pocher bekaayt." 

Iemand, die rozewater distilleerde, hing de Drie Matrozen uil en schreef 

voor zijn luifel : 

* In de Drie Matrozen, 
Disleleert men water uit rozen, 
En is men bezig te practizeeren, 
Om uit Rozewater gelt te disteleeren. 

Zeker zou men die Janmaats eer zoeken waar Schiedammer nat dan 
waar rozewater te koop was, doch er was een rijm op rozen noodig en 

Zoo zijn die matrozen, 
Alleen maar gekozen, 
Tot rijmwoord op rozen. 



Digitized by 



Google 



MENSCHENBEELDJ ES. 



159 



VI. 



Gebeurtenissen, 't zij van bijzonder, of van algemeen historisch belang, 
gaven meermalen aanleiding tot het uithangen van een beeldje.x 

Waar een nieuw logement was opgezet, werd somwijlen de eerste gast — 
hij die, naar de oude spreekwijze, handgift gegeven had, en dien men als 
den voorbode aanmerkte van den gehoopten zegen — op 't uithangbord 
geschilderd, waar hij op pronken bleef ook nadat de aanleiding tot zijn 
verschijning lang vergeten was. Zoo was het vermoedelijk een jeugdige 
hopman uit Bremen, die 't eerst het logement op den Zeedijk binnentrad, 
waar later jaren lang de Jonge Bremer Hopman uitlnng. 

Op de Palmgracht vinden wij nog een Boekanier van 1648, en om de 
zeldzaamheid geven wij er de afbeelding van. De Boekaniers waren, als 
men weet, "Westindische vrijbuiters, in de 47 de 
eeuw berucht, meest Franschen en Engelschen, 
doch ook Hollanders waren er bij; een van 
welke den te vroeg aan de letteren ontrukten 
Meijer de stof voor een treffend dichtstuk geleverd 
heeft. Of onze Palmgrachter zelf een Boekanier 
geweest was, kunnen wij niet beslissen. 

In de voorgaande eeuw had, in Frankrijk, 
een eenoogige kommies aan een herbergier meer 
geld afgeperst, dan door dezen verschuldigd was. 
De tapper, om zich te wreken, deed op zijn uit- 
hangbord het portret van den ambtenaar schilderen, met het onderschrift : 
Au borgne qui prend. Dit werkte: de aldus ten toon gestelde kwam het 
te veel ontvangene terug brengen en verzocht den waard, nu ook het 
bord te veranderen : »Natuurlijk", zei deze — en streek de p uit. 

Het beruchte jaar 4795 maakte, dat er ons heele vaderland door een 
macht van Bataven opde kroeg-uithangborden verschenen; de een in 
't kostuum uit de dagen van Tacitus, de ander in dat van Generaal Daen- 
dels: maar 't was en bleef alt\jd de Bataaf. Doch alles heeft zijn tijd, en 
toen de Bataafsche slokjes uit de mode en 't Oranje-bitter we6r in 
trek raakte, verdwenen de Bataven van zelve we6r. 

Evenzoo zag men nimmer zoo veel Sch utters boven de kroegdeuren 

dan A°. 1830 en eerstvolgende jaren. Wij herinneren ons zelfs, op de 

Botermarkt het geheele hoofdkwartier uitgeschilderd te hebben gezien. Te 

Eindhoven hangt nog een Rustende Schutter uit, met dit dichterlijke op- 

schrift : 

Rust met lust, 

En drinkt met ma ten, 

Maar die geen centen heeft 

Moet het drinken lulcn. 



ft 

1 


^&3 j^ 


(7„2>e2W«««H 



Digitized by 



Google 



160 MENSCHENBEELDJES. 

De tweede regel bewijst, dat het opschrift gesteld is in den tijd, toen 
het Matigheids-genootschap opkwam, en dat de kastelein zich dit niet tot 
vijand wilde maken. De Afschaffmg echter achtte hij alleen raadzaam voor 
wie geen centen had. 

En even als de Hollandsche hun Schutters, zoo hingen de Belgische 
kroegen in den Garde Civieck uit. Men kan er nog een zien te Gavere *). 

En wie herinnert zich niet het bezoek der Japanners te Amsterdam? 
Ook daaruit is een nieirw uithangbord geboren: — de Vergulde Japannees 
op den Heiligeweg, bekend om zijn (vaak heel aardige) kranterijmpjes ter 
eere van Sinterklaas. 

VII. 

Enkele menschenbeeldjes, die uitgehangen werden, ontleenen hun oor- 
sprong aan bijbelsche uithangteekens : dit is het geval met de veelvuldige 
herders, die aan allerlei winkels voorkomen. Wie stelde niet gaarne 
zijn huis of nering onder de hoede van den Goeden of den Getrouwen 
Herder? Bij sommigen ging echter de schriftuurlijke beteekenis mettertijd 
verloren en bleef slechts de figuur van den herder over, doorgaans zit- 
tende onder een boom en leunende op zijn staf, of blazende op zijn fluit, 
met een schaap twee drie om hem heen, waarvan men nog een mooi 
exemplaar uit den tijd van Prins Maurits in de Taanstraat zien kan. Hij 
werd dan ook meer bepaald de Schaapherder genoemd, en kwam 
weldra ook Gekroond voor; en als variant verscheen de Herder in 
tegen hem over, ook al nu en dan met een Kroon. 

Op de Pijpenmarkt te Amsterdam was tot voor weinige jaren een herberg 
de Schaapherder. Boven de deur stond hij met zijn kudde gebeeldhouwd 
en gekleurd; en dat dit uithangteeken daar al eeuwen heugde bewees het 
opschrift boven de poort daarnevens: die Scaepharders Poort. 

Bij een Herder op een luifel te Hoorn las men dit rijm, blijkbaar een 
zinspeling op den »Getrouwen Herder" van H Evangelie: 

* 'k Behoe mijn kudde zonder slapen, 
En zorg voor mijn onnosle schapen, 
Opdat de wolf haar niet verslint. 
'k Wensch dat de Heer mij meG zo mint. 

En, mede in de 17 de eeuw, stond op den luifel van een tabakskooper 
in den Jordaan bij 't Karthuizerskerkhof te Amsterdam: 

Zoekt gij puikpuiks Tabak, zo gaat niet verder, 

Maar komt hier in tot Fopoom, in den Gekroonden Scliaapherder. 

De Hvrdcrin — een aanlokkend voorwerp — hangt aan een logement te 
l ) De PoriEn, biz. 114. 



Digitized by 



Google 



MENSCHENBEELDJES. 161 

Hasselt en op meer plaatsen uit; de Gekroonde Herderin o. a. aan een 
tabakswinkel te Groningen. Op de afbeelding, die wij zagen, draagt zy 
haar kroontje op den bol van een grooten flodderhoed, en het is wel wat 
raadselachtig, hoe ooit een Koning op zoo'n Aspasia verliefd is geraakt. 
Trouwens 

// ne faut disputer des gouts ni des couleurs. 

De Torenwachter, een man, staande op een antieken burg, met de Trom- 
pet aan den mond, staat voor een pakhuis op de Keizersgracht bij de 
Brouwersgracht op een steen, en stamt ook al af van den bijbelschen 
Wachter op den toren, den Trompetter op Sion, als men hem 
noemde in de Yl** eeuw, toen dat symbool, ook in de spreektaal, zeer 
populair was, maar bovendien hier ook historisch te verklaren is, daar 
het gebouw in 1632 dienst deed als Doopsgezinde kerk. 



VIII. 

De vrolijke luim of bijtende scherts van sommigen bracht vermakelijke 
en satirieke toespelingen voort, die ook in beeldjes uitgehouwen of ge- 
schilderd werden. 

Voor een luifel te Schagen stond een boer geschilderd, die schreide bij 
zijn stervende koe, met het bijschrift: 

In de Bedruhte Boer. 

* Zie hoe die arme duivel krijt f 
Omdat zijn koe op sterven leyt. 

Ik wed hij wis zijn wyf wel voor de koe zou geven; 

't Wyf doet maar quaet : de koe geeft raelk om van te leven. 

»'t Gaat hoe langs hoe slimmer," zei de negentiende-eeuwsche boer 
*>eerst m'n wyf, toen m'n koei, en nou m'n verkenl" — men ziet dat de 
boeren voor 200 jaren net zoo waren als nu. 

Een ander had op zijn wagenkrat een jongen laten schilderen, die in de 
eierkorf tastte, en daaronder: 

* Ik last toe en loer: 

't Is een erfje van Kees de boer. 

Heel duidelijk is de aardigheid niet ; wellicht had Kees den jongen tot 

straf op zijn wagen laten zetten om hem zoo als eierdief ten toon te stellen. 

Weleer hing aan een komenij de Boer in de Eierkorf uit, en aan een 

kroeg, op den hoek van de Joden-bre£straat, de Boer in de Kan, met 

dit rym : 

' In de Boer in de Kan, 
Die wil die komt an. 
II. 14 



Digitized by 



Google 



162 MENSCHENBEELDJES. 

Een en ander was toepasselijk op de nering, en een dronken boer in 
een eierkorf of in een kan te laten vallen had althans een komischen 
zin. Maar wat de Meid in de Traliemand te doen had bij een tabaks- 
kooper verklaren wij niet te begrijpen, en het bijschrift: 

* Geen beter Toebak in 't Lant men vant, (vindl) 
Als in de Meit in de Tralymant. 

heldert het niet op. Mogelijk hebben wij hier aan den titel van een 

oud kluchtspel of aan 't referein van een toen bekend liedje te denken. 

Zoo was voor 50 jaren »Jan die sloeg Lijsje" en nog een half dozijn jaren 

vroeger aPassemijoole" in aller monden bestorven — en wie, die ze thans 

meer weet te verklaren? 

Sommigen gaven zich zelve den naam van koddig, al was er in hun 

rijmen evenmin iets koddigs te vinden als er luim te ontdekken is in die 

van sommige negentiende-eeuwsche makers van luimige verzen: — men 

oordeele : 

* Hier woont een Koddige Draaier, 

In de werelt geen firaaier 

En is er te vinden, 

Want hij draait met alle winden. 

Enkele waarden waren geestige grappemakers of wilden er voor door- 
gaan en hingen dan, om 't volk te lokken, hun eigen konterfeitsel met 
een narrekap uit. In 1623 hing te 's Gravenhage in 't Achterom zulk een 

nar uit, met het bijschrift: 9 t Zotje, waar 
eenigen van de samenzweerders tegen Prins 
Maurits hun intrek namen. Wij voegen 
hier de afbeelding bij van een middel- 
eeuwschen zot, gevolgd naar een ouden 
steen, die in 1842 in de Langstraat te 
^rnhem uit den grond opgegraven is l ), 
Een arme drommel te Leuven hing zich 
zelven uit, met dit deerniswekkend rijmpje: 

In den Soekelaar, (Sufikelaar) 
Zijt bem genegen. 

Was bet niet waar, 
Hij bad bet gezwegen. 

In Engeland kende men weleer een uithangteeken, dat bestond in de 
afbeelding van een persoon, die alle lichaamsdeelen bezat, behalve een 
lijf : Nobody *), »geen lijf * of aNiemand." Bij ons heette die figuur met 
een eenigszins plomper naam: Kop en gat. 




') Medegedeeld door den Heer L. H. Eberson, te Arnhem. 

*) Een allergeestigst boekje onder dien titel vertoont op de titelplaat zulk een figuur, 



Digitized by 



Google 



MENSCHENBEELDJES. 163 

Op een uithangbord waren een visscher, een akkerman, een weiman, 
een smid en een juffer geschilderd, met het opschrifl : de Vier Element en ; 
terwijl men onder de afbeelding las: 

* Visscher, Ik zoek U in H water. 

Akkerman. Ik zoek 't in de aarde. 

Weiman. Ik zoek 't in de lucht. 

Smid. Ik zoek H in H vier. 

Jvffer. Ach du narren alle vier. 

Wat dy soekst is immers hier. 

Zeer bekend is de voorstelling, die weleer op tal van uithangborden, 
meest ten platten lande, te zien was: 



Een Predikant, met de woorden 



Ik bid voor u. 



Een Advokaat, • • Tk pleit voor u. 

Een Soldaat, » » • : Ik vecht voor u. 

Een Hen, of een Boer met een Hen: En of jij bidt of vecht of pleit, 

Ik ben de ben, die d'eieren leit. 

In Engeland zag men 't zelfde denkbeeld, iets anders uitgedrukt; 't waren 
vijf figuren: 1°. de Predikant, met: »ik bid voor alien*;" 2°. de Advokaat, 
met; x>ik pleit voor alien;" 3°. de Boer, met: »ik onderhoud alien;" 4°. 
Koning George III, met: »ik strijd voor alien;" 5°. de Duivel, met: »ik 
pak ze alien me6," Men zal toegeven, dat de Hollandsche voorstelling, die 
Vorst en Duivel er buiten liet, wel zoo onschuldig was. 

Op het uithangbord van een herberg aan den straatweg tusschen Alk- 
maar en Heiloo vindt men de Vier Staten (»d. i. standen") voorgesteld 
door een Edelman, een Predikant, een Burger en een Boer. De bedoeling 
is, eenvoudig, dat die daar alien voor hun geld te recht kunnen. 

Te Rotterdam in de Raamstraat bij de Zandstraat vindt men, boven een 
herberg, een uithangbord, waarop een herberg is geschilderd bij een brug, 
die over een vaart ligt. In die vaart ligt een drenkeling, die: »Help! 
help !" schreeuwt. Over de brug wandelt een man met een pijpje in den 
mond, die hem zeer koelbloedig toevoegt: »Houje maar stil." Onder de 
voorstelling: »Vrij wijn" *). 

Te Dordrecht aan de Nieuwebrug op den Steiger hing vroeger een bord 
waarop twee bierdragers waren geschilderd, met de ruggen naar elkander 
gewend : de een wil den kelder in, de ander de deur uit, en daaronder : 



in een kamer, bezig met alles stuk te si aan, om te gooien en te bederven, met bet 
bijschrift: Mr. Nobody amusing hemself. 't Werd later nagebootst op een andere plaat, 
waar al hetzelfde werd toegeschreven aan de kat (the cat did it), 't Waren geestige 
toespelingen op de gewone verontschuldigingen, die men hoort als iets gebroken of weg 
is. 't Is altijd niemand (of de kat) die de schuld cr van krijgt. 
l ) Door een onbekende hand ons toegezonden. 

\r 



Digitized by 



Google 



164 



MENSCHENBEELDJES. 



rvnr^Wt 




Door het dwaze misverstand, 
Zijn wij bier zoo neer geplant l ). 

Dezelfde voorstelling komt te Ou- 
den Rijn en op rrfeer plaatsen voor; 
ook te Gent, op den hoek der Gal- 
gebergsstraat, met het onderschrift : 
In het Misverstand: de afbeelding 
gaat hiernevens. 

De Geleerde Man placht tot voor 
weinige jaren een beroemde herberg 
te zijn aan den straatweg tusschen 
Haarlem en Hillegom, tegenover de 
Bennebroekerlaan. Daar hing boven 
de deur, vroeger op 't uithangbord, 
later op 't glas geschilderd, de man 
uit, die, deftig in 't zwart gekleed, en 
met een boek in de hand, een geleerde voorstelde, doch, daar hij het 
hoofd door de sporten van een leer (ladder) stak, dubbel geleerd was. 
De herberg was des zomers altijd druk bezocht en het keerpunt der equi- 
pages, als zij 's Zondags den Heerenweg opreden. Koning Willem II hield 
er, toen hij nog Prins van Oranje was, altijd stil om zijn paard drinken te 
geven en maakte dan een praatje met Jan Duin, den alom bekenden kaste- 
lein. De herberg was tevens een rendez-vous, waar advokaten uit den Haag 
en Amsterdam te zamen kwamen konfereeren — en natuurlijk ook eten en 
drinken ; — want Jan Duin moest er toch ook eenig voordeel bij hebben. 
Eens waren daar eenigen vergaderd, toen Mr. Aart Veder uit Rotterdam 
aan zijn confreres de vraag voorstelde, hoe zij den naam der herberg in 't 
Latijn zouden vertalen, zoo dat de woordspeling bewaard bleef. Men 
keek op en keek rond 

En krabde zich den kop, 
En gaf het eindlijk op. 

Toen hij, met dien fijnen grimlach, die hem kenmerkte, het antwoord 
gaf: Scaliger — van scala bladder" en gero »ik draag." 

Den Geleerden Man heeft men dikwijls nagevolgd, ook op gevelsteenen, 
somtijds met het onderschrift: Ik leer noch. Ook Geleerde Var kens kwamen 
er bij, wat niet meer dan natuurlijk was; maar ook te Dordrecht, aan de 
Nieuwstraat, een boer op klompen, met een ladder op elken schouder en 
daaronder: In den Geleerden Boer. 

Niet Mr. Aart Veder, maar toch een stadgenoot van hem, en wel een 
zwaardveger, gaf voor zijn luifel het navolgende raadsel op: 



•) Medegedeeld door den Heer Smits van Nieuwerkerk. 



Digitized by 



Google 



MENSCHENBEELDJES. 165 

* Hier verkoopt men degens schoon en klaar, 
Al bij den Vermakelijken Dobbelaar 
F . . . . ! 't is een van de Hagenaars, 
Daarom heefl hij ook 700 gulden aan renten 'sjaars. 

En gaame doen wij een fraai ingebonden exemplaar van dit werk pre- 
zent aan hem, die 't ons oplost. 

Te Edam had een winkelier twee duellisten op zijn bord laten schilde- 
ren en op den stok las men, aan de eene zijde: Die dit wint verliest den 
kernel: aan de andere: Die dit verliest wint de hel. 



IX. 

Eindelijk werden sommige beeldjes geheel willekeurig uitgehangen, of 
althans naar aanleidingen die ons onbekend zijn; ook bij navolging. Als 
*t den eenen tabakskooper in den Visscher naar wensch ging, hing een 
ander, die pas begon, den Jang en Visscher uit, en nog een, al was hij de 
jongste van de drie, den Ouden, en een vierde den Gekroonden Visscher. 
Soms las men bij die visschers: 

* Dees Visser staat en gaat uit vissen, 
Wat bij niet vangt dat moet bij misscn. 

En dan dikwijls nog een paar rijmen er bij, zinspelende op 't visschen 
op Gods — of op St. Petri — genade. 

De Reus in 't Oude Doolhof (die thans in 't Stads-Archief oppasser 
geworden is) was de stamvader van tal van uithangteekens : wien 't lust 
die kan nog den Reus zien boven den ingang van een werf op UBickers- 
eiland. Natuurlijk waren die afstammelingen zoo groot niet als hun stam- 
vader. 

Een deftig man met geplooiden kraag, langen mantel en den hoed in 
de hand, staat op een gevelsteentje uit 't begin der 17 dt eeuw, in de 
Bloemstraat, kort bij de Prinsengracht. Bovenaan leest men: in den — 
maar wat onderaan staat is met lood bedekt : zoo lang dat niet is weg- 
genomen kunnen wij den lezer dus niet vertellen of 't een advokaat ver- 
beeldt dan wel een dominee. 

Evenmin weten wij, wie vertegenwoordigd wordt door een man, wiens 

borstbeeld, met open mond en oorbellen, men te Maastricht in 't Marie- 

straatje kan vinden. Duidelijk is, in dezelfde stad, op de Groote Markt 

een man, die een molensteen met beide handen torscht, terwijl het op- 

schrift luidt: 

4792. In den Mevlensteen. 

T is eenen sterken man, 
Die hem draghen kan l ). 



l ) lieiden mcdegedeeJd door Jhr. V. de Stuers, te Maastricht. 



Digitized by 



Google 



166 MENSCHENBEELDJES. 

Te Bergen-op-Zoom hing bij een Grutter de Bruid op de Trappen uit ') , 
d. is.: »de Bruid, die altijd Bruid blijft." — Men kent (ook uit de ver- 
zameling van den Heer Harrebomee) het . spreekwoord »de trappen van 
*t Stadhuis zijn glibberig"; en vermoedelijk was de eigenaarster der grut- 
terij een Bruid geweest, die dat ook begrepen had en gedacht: abeter ten 
halve gekeerd dan ten heele gedwaald." 

Ergens (wij weten niet waar) hing het Vliegend Kind uit, met deze 
hatelijkheid er onder: 

* Wat staje hier en kijkt een kindjen op zijn vlerkcn, 
Jij vliegt ook dapper hoog, maar weinig kunje 't oierken. 

In de Kolksteeg hangt aan een komenij de Turksche Boer uit; eens was 
hij gestolen, maar werd gelukkig door de zorg der politie terug gebracht a ). 
Waarom die boer juist een Turk moet zijn, weten wij niet; wel, dat hij 
ook in de Nes en meer aan komenij en voorkomt. 

De Akkerman, een van ouds zeer gewild uithangteeken, is doorgaans 
afgebeeld achter den ploeg, zijn tweespan bestierende. Op een gevelsteen 
in de Langestraat echter heeft iiij nog een helper, die als postiljon op het 
ploegpaard zit. 

In den gevel op de St. Antonies-bre6straat bij de Hoogstraat, waar thans 
een blaauwe steen met den naam Bembrandl staat, (die daar evenmin ge- 
woond heeft als Vondel op den Achterburgwal) stond v66r 1830 een steen 
met een Boomkweeker, die een spade in de hand hield, en het onderschrift : 
de Botienter, wat wel de Boompjesenter zal moeten verbeelden 3 ). 

Bij de Zaagmolenspoort te Amsterdam hing voorheen de Pagie uit: 

* Dit is in de sleepdragende Pagie, 
Die veel slooft voor weinig gagie. 

Die pages (dikwijls Moortjes) uit de 17 de eeuw, waren geen edelknapen 
maar knechts 4 ): zoo zegt Jonker Jerolimo in Brederoos »Spaanschen Bra- 
bander" tegen z\jn dienaar Robbeknol: 

Krijcht mij mijn bonnet met den roycn plumagie, 
En mayn stekagie; gaat voort, haalt water, pagie! 
Met een suyvere dwael (» handdoek") en het vergult lampct. 



1 ) Medegedeeld door P. 

2 ) Medegedeeld door den Heer A. Heinsius, te Amsterdam. 

3 ) Zie kiliaen: Botle, germen. 

4 ) En dat zjjn ze in Engeland nog: alien, 't zij gij bij een Hertog of bij een School- 
meester komt (zoo als wijlen mijn vriend G. van de Linde), in een blaauw buisje ge- 
doscht met drie rijen koperen knoopjes : hun hoofdbezigbeid is de brieven of kaartjes, 
die er komen, op een zilveren blaadje binnen te brengen. J. v. L. 



Digitized by 



Google 



MENSCHENBEELDJES. 167 

Waarop Robbeknol, tegen 't Publiek: 

Wat rijdme die ventl Hij weet wel, dat hij niet en bet 
Als een gebroken pot. * 

Eindelijk, en hiermede besluiten wij dit Hoofdstuk, in de Jonkersstraat 
hing uit: 

* In de man met Toebaksptfpen. 
Hier doet men niet als scharen en messeslijpen. 

Dit klinkt niet rijmeloos, maar toch ongerijmd. — Hoe kwam 't een bij 
't ander. Waarschijnlijk omdat de schareslijper een uithangbord op de 
Noordermarkt gekocht had, waar die — als men nog op de plaat in den 
Atlas van Fouquet kan zien, bij menigte te koop waren. Had nu de 
neringdoende daar 't mooiste of goedkoopste, dat hij vinden kon, gekocht, 
dan nam hij H me£, en had hy er dan een opschrift bij, dat rijmde, wel! 
wat zou hij dan meer verlangen? 



Digitized by 



Google 



TWEEDE HOOFDSTUK. 

LICHAAMSDEELEN. 



Medea — een allerbeminnelijkste jonge juffrouw in haar tijd — sneed, 
toen zij met Jazon op de hort ging en haar vader hen op de hielen zat, 
haar broertje Absyrtes in onderscheiden stukken en verspreidde die langs 
den weg, opdat Papa zijn tijd zou verliezen met ze bijeen te zoeken. Ook 
in later tijden, en nog geen eeuw geleden, placht men de lichaams- 
d eel en zoo te verspreiden: en toch zullen wij, spijt den titel, dien dit 
Hoofdstuk draagt, daarover niet hier, maar bij een andere gelegenheid 
spreken, waar zulks beter te pas komt. Hier beschouwen wij elk deel 
afzonderlijk en beginnen, als van zelf spreekt, met het Hoofd. 

Hieronder verstaan wij natuurlijk niet het Hoofd, dat, bij wijze van por- 
tret, den geheelen mensch vertegenwoordigt, en welke soort van uithang- 
teekens wij reeds behandeld hebben; maar het Hoofd, dat als zoodanig 
uithangt, als b. v. het profiel, dat men te Maastricht in de Muntstraat zien 
kan, met het bijschrift In het Gulden hoof 1752 *). Die gulden Hoofden — 
oorspronkelijk ongetwijfeld Goudsmids-uithangteekens, doch later ook aan 
herbergen of bijzondere woningen voorkomende, waren van ouds zeer in 
trek. Te 's Gravenhage, op den hoek van Groenmarkt en Hoogstraat, ziet 
men, aan beide gevels, een verguld hoofd, enrondom: y t Gotide hoofti&jQ. 
't Was echter reeds honderd jaar vroeger als het Gulden Hoofd bekend. 
Uit een akte van 29 Maart 1578 blijkt, dat dit huis het inkomen van de 
straat had of de huur van eenige cabaret-huisjes op de markt aldaar. Dit 
recht, gelijk het in de verkoopakte van 5 November 1714 genoemd is, om 
de kleine steenen met zitplaatsen of kramen te bezetten, heeft in 1862 
aanleiding gegeven tot een rechtsgeding met de gemeente. 

Ook te Amsterdam was in 1567 een Gouden Hoofd, waar Andries Boe- 
leszoon in woonde, en een eeuw later was te Leeuwarden 9 t Vergulde Hoofd 



1 ) Medegedeeld door Jhr. V. dc Sluers. 



Digitized by 



Google 



LICHAAMSDEELEN. 



169 



eene der voornaarnste herbergen, waar op IS September 1695 aan Prinses 
Amalia en haar zoon Jan Willem Frizo door Gedeputeerde Staten een 
overheerlijk collation werd aangeboden, onder 't afsteken van vuurwerken 
en het branden van piktonnen, alles ter viering van de verovering van 
Namen. 

Te Goes bij 't Stadhuis is nog een Gulden Hooft, en leest men in 
den gevel: 

Dit huis is Gode bequame, 

In V Gulden Hoqft is sijnen name. 

Een opschrift, dat, honderd maal gevarieerd, even zoo vele malen voor- 
kwam : men heeft slechts voor de kursief gestelde woorden andere in de 
plaats te zetten. 

Zekere Levijn, die een kwaad wijf had, had ook een Gulden Hoofd als 
uithangteeken, en daarop maakte een poeet het volgende sneldicht: 

* Levijnen uitbangbord is \ Gulden Hooft, dat 's waar : 
Sijn Truy wil 't boofd zijn, roaar dit hooft geleek nooit haar; 
Levijn is mooi gehooft: hij heeft (schoon tegen zin), 
Een goud hooft voor zijn deur, een drommelskop daar in. 

Doch behalve gouden hoofden zag 
men er ook andere, als b. v. y t Zara- 
sijnshooft, dat in 1677 te Dordrecht 
uithing aan een huis, dat aan juffrouw 
Machelina van Mewen behoorde *): — 
y t Romeins Keyscrshooft, op de Joden- 
bre£straat bij de Uilenburgersteeg in 
een gevelsteen *) en hiernevens in prent 
te zien : en vooral H Moriaanshoofd, dat 
op tal van plaatsen aanwezig was. 

Voor een paar honderd jaren zag 
men op den Binnen-Amstel een uit- 
hangbord voor een tapperij, op 't welk 

een kop geschilderd was met een zeer geleerd uitzicht en verwarde haren, 
waarin H van muizen krioelde, en daaronder : 

' In het Hoofd vol Muizenesten s ) 
Is de wijn voor gelt ten beaten. 

natuurlijk om de muizenesten te verdrijven. 




') Bale*, Dordr. biz. 70. •) Medegedeeld door den Heer J. G. L. Rieke te Amsterdam. 

') Muizenesten is een verbastering van muysenisse, als men nog bij Kiliaen vindt en 
wat afgeleid is van muyseneeren (nog in 't Eng. to muse), * zijn geest met iets bezig hou- 
den." Zie hierover uitvoeriger Bato, Tijdschr. voor Jongens, Jaargnng 1866, Dl. 11, biz. 260. 



Digitized by 



Google 



170 LICHAAMSDEELEN. 

Een tegenbeeld van dat figuur kijkt in de Koningsstraat van een gevel- 
top op de voorbijgangers ne£r: een leelijke kaalkop; — wellicht is hij daar 
in der tijd gezet door een pruikemaker, die van de kaalkoppen leven moest 

In 't midden der 16* eeuw hing te Amsterdam ergens '* Houten Aan- 
gezicht uit, waar de makelaar Lourens woonde, voor dat hij, in 1567, we- 
gens de beroerten, de wijk naar elders nemen moest. 

Armen placht men voorheen, als men over straat ging, bij honderden 
te ontmoeten, doch alleen om een voorwerp vast te houden, waar H eigent- 
lijk om te doen was : een hamer, zwaard, stokvisch, roemer of iets anders 
Was de Arm in een gevelsteen uitgehouwen, dan werd in het onderschrift. 
alleen het vastgehouden voorwerp genoemd, als b. v. de Roode Hamer, in 
de Hoogstraat te Rotterdam, de Rontvis in de Eggertsstraat te Amsterdam, 
de Haemer in de Spuistraat — al valt toch overal de Arm het meest in 
't oog. Stak de Arm van den gevel uit, dan was hij meest altijd ver- 
guld. De meesten van die Armen, die vroeger zulk een blinkenden luister 
aan de straten gaven, zijn verdwenen onder den invloed der modeme be- 
grippen, die den oorlog verklaren aan al wat uitstekend is: enkelen 
zijn nog over, of worden ons nog herinnerd. Zoo b. v. leest men nog 
boven de deur eener tapperij op de Leidschestraat : den Ver gulden Arm, 
die zeker eens den voorbijgangers gul den beker aanbood; — evenwel als 
aan Tantalus, zoodat niemand er de lippen aan kon slaan. 

De Gouden Arm hangt nog aan een logement te Maagdeburg uit, waar- 
van wij lezen: 

An Liebchens Brust, da ruht sich's warm, 
' Doch auch im Belt turn gotdnen Arm 1 ). 

Even als H Romeins-hoofd hing ook de Romeins-arm uit, o. a. aan den 
hoek der straat te Amsterdam, die er nog naar heet. 

De Han den zijn zeer talrijk onder de uithangteekens. 

Vooreerst hing de enkele Hand uit, als zinnebeeld van den arbeid. 
De Hand was een brouwerij te Delft in de 17 4 * eeuw. 

Ten tweede, de Metal en Handen. Van deze kwam de Gulden Hand, 
vermoedelijk van goudsmids afkomstig, het meest voor. "Wij kennen die 
reeds in de lb** eeuw en nog ziet men er verscheidene, b. v. te Maastricht 
een uitgestrekte hand, met kanten manchetten en het bijschrift: 1737 
De guide handt, op de twee gevels van een huis op den hoek van Groote 
Staat en Muntstraat *). — Maar aan de overzijde der Maas, te Wyck 
in de Hoogbruggestraat N°. 24, vindt men een hand afgebeeld met het 
opschrift: In de Eysere Handt 3 ). 

Ten derde, gekleurde Handen — meestal by ververs, en zeer gepast; 



l ) Arthur Schmidt, Magdeburg im Winter. 

3 ) *) Medegedeeld door Jhr. V. de Stuers te Maastricht. 



Digitized by 



Google 



L1CHAAMSDEELEN. 



171 




immers de verver is kenbaar aan zijn geverfde handen. Zoo zag men in 
1656 De Ghele Hant op de Verversgracht bij David Fransz, ten wiens 
huize toen een R. K. Kerk was 
gevestigd. Te Antwerpen hing 
aan twee verschillende ververijen 
de Blaeuw Hant uit, en nog kan 
men die te Maastricht op de Groote 
Markt zien l ). Te Amsterdam 
deed de Zwarte Hand van een ver- 
ver den naam van Schoolsteeg in 
dien van Zwartehandssteeg ver- 
anderen. De Rod Hand eindelijk 
hangt op de Turfhaven te Hoorn 
uit aan een huis, dat in 1630 
door Dominicus Sapma tot een 
Remonstrantsch bedehuis werd ingewyd '). 

Ten vierde, de Warme Hand: deze hing uit aan 't einde van den Oute- 
walerweg bij de brug van de Diemermeer, aan een herberg, die, voor het 
bouwen van het Rechthuis aan de overzijde, in 1777, ja nog lang daarna, 
zeer bezocht was. De afbeelding, zoo die er ooit geweest is, is sedert 
lang verdwenen ; doch de plaats heeft nog altijd haar naam behouden, die 
op deze wijze verklaard wordt. Het was op die brug altijd ontzettend vol 
met rijtuigen 8 ) en dus ook met tol betalen. De herbergier was tevens 
tollenaar en zijn hand had geen rust van geld ontvangen en teruggeven. 
Daarom zou men hem en zijn huis de Warme Hand genoemd hebben — 
warm n.l. van 't dubbeltjes tellen. 

Ten vijfde, de Voile Hand: — voor ieder een aangenaam symbool; nog 
te vinden aan den Ysel tegenover Deventer. 

Ten zesde, de Schrijvende Hand: — in 't midden der 16 de eeuw een 
boekverkoopers- en kaartemakersuithangteeken, later dat der schrijfmees- 
ters. 't Is een hand, die de pen voert. Nog enkele malen zien wij die 
afgebeeld op gevelsteenen, als in de Egelantiersstraat bij de Eerste dwars- 
straat — en daar is de schrijfpen met een kroontje omgeven. Hier woonde 
eenmaal, in de eerste helft der 17 de eeuw, het gouden tijdperk der 
schoonschrijfkunst, een Maitre de la Plume couronnee, een kunstbroeder 
van Felix van Sambix en den Feniks Van den Velde en Lieven van Cop- 
penol, — schrijvers, als Vondel zong: 

Schryvere, die yoot niemant wijcken, 
Niemant vreesen, en gaen strijcken 
Met de kroone van de Pen. 

') Medegedeeld door Jhr. V. de Stuers te Maastricht. 
2 ) Door bezorging van den Heer Handelaar te Hoorn. 
') -Zeer slerkc doorlogt van rijtuigen", zegt Wagenaar, die nooit overdraft. 



Digitized by 



Google 



172 LICHAAMSDEELEN. 

Lieve hemel! wat is 't ellendige gekrabbel, waarme6 ons verbeterd 

onderwijs zich behelpen moet, wat is de smakelooze overhaal-methode 

onzer dagen bij de schryfkunst van dien tijd, waardig, zoo als zij toen 

beoefend werd, een kunst te heeten : — »de zuster van Pictura," zei Karel 

van Mander: aoorspronkelijk uyt den hemel," zei Elias Noski; »d' eelste," 

zei Vondel: 

d'e&lste die ick ken, 

• Ay, kus eerbiediglijck dat becxken van de Pen. 

Wanneer een zeventiende-eeuwer aan »de constigste en eSlste vernuf- 
ten" verzocht, zijn »stamboeck" met eenige vrucht van hun pen of pen- 
ceel te vercieren, dan schreef de hooggeleerde daar een regel Grieksch of 
Hebreeuwsch in (ook meestal kalligrafisch) en zijn beroemden naam er 
onder — wel eens het merkwaardigste van de geheele inscriptie: dan 
vulde de dichter een blaadje met Hollandsche, Latijnsche — ook wel Fran- 
sche of Italiaansche — verzen, veelal zinspelingen bevattende op namen 
en omstandigheden, soms geestig aangebracht, doch ook dikwijls staaltjes 
van valsch vernuft: — dan kwamen de schilder en de teekenaar, en hid- 
den de eer op der S'. Lukas-bent, door met penceel of pen een kunststuk 
in miniatuur op 't papier te tooveren; — maar dan verscheen ook de 
Mailre de la Plume couronnee in den kring der geleerden en kunstrijken 
en verrijkte het Album met een juweeltje van kalligrafie, waar nog na twee 
eeuwen het oog met welgevallen op rust. Doch waar kwam die Plume 
couronnee van daan? Het recht om die te voeren werd verworven op de 
opentlijke wedstrijden, waar de schrijfmeesters van 't gansche land aan 
deeinamen. Even als de Schutterijen van ouds prijzen stelden »tot eene 
oefeninge ende onderhoudinghe der Conste," en de Rederijkers de aChaerte" 
deden uitgaan, om alle kamerbroeders ten prijskamp te dagen, zoo hidden 
toen ook de schoonschrijvers of, als men toen zei, de aschriftgeleerden", 
hun wedstrijden in de kunst. Een der beroemdste was die, welke in 1590 
te Rotterdam plaats vond en door den ouden Van Mander »den vermaer- 
den Veder-strijdt of "Wedtspel der pennen" genoemd werd. Wellicht had 
ook deze Meester in de Egelantiersstraat — wij twijfelen of 't niet Antonie 
Smijters geweest zij — daar het gouden kroontje van zijn pen verworven. 

Later, toen 't geslacht dier schrijfkunstenaars was uitgestorven en van 
de kunst niets overbleef dan het Krulwerk, later tot Prulwerk verbasterd, 
werd de Schrijvende Hand het uithangteeken der penschrijvers, die er hun 
beroep van maakten, brieven, rekesten en gelegenheidsgedichten te schrij- 
ven. Te Londen hing zij ook uit bij de huwelijksmakelaars in Fleetstreet. 

Ten zevende, de Hand als wegwijzer. De Hand van Leiden is een 
herberg met een buurtje bij Amstelveen, »zo genoemd, omdat er een paal 
staat met een hand er aan, die den weg naar de stad aanwijst." *) Ook 



! ) Ned. Stad- en Dorpbeschr\jver. 



Digitized by 



Google 



LICHAAMSDEELEN. 173 

een winkelier op de Leidschestraat hing de Hand van Leiden uit, die 
naar de nabijgelegene poort wees — door welke toen de gewone weg naar 
Leiden Hep. Den naam leest men er nog, doch de Hand is verdwenen- 

Eindetijk, de Hand, die uit een wolk komt — en hoedanige ons 
uit tallooze prenten der 16* 6 en 47 d# eeuw bekend is: men behoeft 
slechts de »Sinne- en Minnebeelden" van Cats op te slaan om er voor- 
beelden van te zien. Diezelfde Hand komt ook by de uithangteekens voor : 
't zij uitgestoken aan muur of deurpost als tenant, om 't symbool van 't 
bedrijf vast te houden, 't zij geschilderd op een bord of gehouwen op een 
gevelsteen, doch almede om iets vast te houden. Gevelsteenen, op den 
Haarlemmerdijk bij de Eenhoornssluis en op 't Cingel bij de Lijnbaanssteeg 
strekken daarvan ten voorbeeld. Een Hand, die uit een Wolk komt, 
houdt een bijl boven een blok en boven de bijl is een kroontje geplaatst. 
Doch 't uithangteeken is de Gekroonde Bijl en op de Hand is toepasselijk 
al wat wij zoo even 6ver den Arm, als tenant, gezegd hebben. 

De Hand komt ook voor in verbinding met andere lichaamsdeelen : 
kwakzalvers hadden meermalen een Hand, wijzende op een Oog of een 
O o r , om aan te toonen, dat de groote doctor zoo wel blinden als dooven 
genas. In de Harleian Collection te London berust een annonce van zeke- 
ren S. Ketelby, beeedigd arts, die woonde in de Hand en het Oor, in 
Exeter Street, Strand: en voorgaf doofheid, verlamming en nog veel meer 
te kunnen genezen. De annonce is te kurieus om ze niet te vertalen: 

»Hij is thans bij machte niet alleen te genezen, wien anderen niet genezen kun- 
nen, maar ook zulken, die hijzelf zes maanden geleden niet genezen kon. — 
NB. Hij helpt alle lyders, die door uitwendige oorzaken doof zijn ge word en, hetzij 
geneeslijk of niet, in twee minuten, zoowel in 't donker als op vollen middag, 
wat geen an der kan doen." 

Een andere Londensche kwakzalver had de Hand en 't Aangezicht uit- 
hangen. Voorts vindt men in Engeland nog een aantal kombinatiSn met 
de Hand; b. v. aan gemeene koffiehuizen in Fleetstreet vroeger een Hand, 
die een koffieketel hield; dan, de Hand en de Ster, het Hart in de Hand, 
de Hand en de Bal, de Hand en de Bijbel, bij alle welke, zoo als bij ons 
de Hand uit de Wolk, de Hand slechts tenant is. 

Van de Been en kunnen wij alleen het Enaksbeen vermelden, dat weleer 
aan een kousenwinkel op Wittenburg uithing. 

Voeten hingen en hangen nog in menigte uit, en wel als de Vergulde 
of Gouden, of als de Witte Voet aan herbergen, brouwerijen, winkels, 
fabrieken en bijzondere woningen; — maar juist niet bij schoenmakers, 
die toch 't meest met den voet te doen hebben. 't Is dan ook niet uit te 
maken, aan welk bedrijf dat uithangteeken zijn oorsprong te danken heeft. 
Het veld der gissingen is ruim; en wil men in spreekw\jzen als: >op een 
grooten, op een goeden voet leven," >een witten voet bij iemand 
hebben," enz., een aanleiding tot die symbolen zien, wij hebben er niets tegen. 



Digitized by 



Google 



174 LICHAAMSDEELEN. 

Te Antwerpen, op de Melkmarkt, leest men aan een goederenwinkel, 
niet, in den witten Voet, maar in den Witvoet. »Witvoet" is de spotnaam, 
dien de Aalstenaar draagt, gezamentlijk met dien van j>Draaier" ! ). 

Het menschelijk Hart vinden wij ook soms op uithangborden geschil- 
derd, doch met een kroontje daarboven, als het Gekroonde Hart. 

Zelfs de Baard kwam afzonderlijk voor, wel geen blonde, zwarte of 
grijze, maar de Gouden Baard, wat nog de naam is van een voormalig 
Gildehuis te Maastricht in de Kleine Staat. La Bar be d'Or komt te Parijs 
voor in de Rue la Bourdonnaie en te Amiens op de Groenmarkt. 't Is 
een oud en edel symbool uit de middeleeuwen. De Hertog van Lotharin- 
gen ging, na den slag van Nancy, waarin hij Karel den Stoute had ver- 
slagen, in plechtigen optocht het lijk bezoeken, gekleed in diepen rouw en 
vercierd met een gouden baard, die tot aan zijn midden reikte, naar de 
gewoonte der oude helden, die, na een schitterende overwinning op een 
vijand, met zulk een baard werden vercierd '). 

Bij de kiezetrekkers hing steeds een groote Kies, doorgaans rood ge- 
verfd, aan een ijzeren stangetje uit: men kan er nog een van 't echte 
model in de Dirk-van-Hasseltssteeg zien. 't Spreekt van zelf, dat, bij 
voorname kiezetrekkers de Gekroonde Kies ui thing; zoo voor honderd 
jaren, op den hoek der Botermarkt en (toenmalige, nu gedempte) Regu- 
liersgracht, eene onder een vergulde kroon en van een gouden ketting 
omgeven; — en evenzeer spreekt het van zelf, dat de hedendaagsche 
dentiste, die op een vrij hooger standpunt staat, geen bord voor zijn 
deur heeft, maar een mooi kastje ten toon stelt met witte tanden op zwart 
fluweel, achter glas, soms beweegbaar bovendien, zoodat de ivoren gebit- 
ten de mine maken als hadden zij een krentebroodje beet. 

De Mond is in Engeland al sedert eeuwen een kroegsymbool : hij wordt 
gapende voorgesteld, soms met een heelen os daarin, terwijl druivetrossen 
de plaats van een baard vervullen. 

Wij zouden den Neus niet vermelden, daar geen snuifwinkel, zelfs 
geen briliekoopman dien ooit heeft uitgehangen, ware het niet, dat te 
Amsterdam een huis met de neuzen bekend is : en werkelijk zien wij daar, 
boven aan den gevel, drie neuzen, die nog al uitstekend zijn, aan even 
zoo vele aangezichten pronken. 

't Huis staat op 't Gingel bij den Blaauwburgwal naast de Zon en de 
Neuzen worden op verschillende wijzen verklaard. Volgens de eene zou 
de man, die 't huis Het bouwen, twee zonen hebben gehad, even als hij 
zelf door de natuur met buitengewoon groote neuzen bedeeld, en hadden 
op een vrolijke partij eenige spotvogels aangeboden, een fraai lofwerk 
aan zijn gevel te laten maken, met de portretten van alle drie vercierd, 



') Du Potter, biz. 122. 2 ) llkhardsoniana, London 1776, p. M. 



Digitized by 



Google 



LICHAAMSDEELEN. 175 

wat door hem was aangenomen. Volgens een andere lezing stellen de 
drie koppen man, vrouw en dochter voor. 't Kan z\jn; doch wij gelooven 
dat wij met dezelfde famielje Mamouchette te doen hebben, wier wapen in 
den gevel van 't huis Parijs op de Bierkaai by de Pijlsteeg staat *). 
't Kan echter ook zyn, dat daar op 't Cingel die Sinjeur Groenestein 
woonde, van wien Jan Zoet zong: 

De geevel van het hoofd is een regtschapen domp, 
Dat kan ons Groenestein met zijnen snaavel toonen: 

Want wie hem wel beziet, die agt hem voor geen lorap; 
Maar waardig met een kroon van Neuzenburg te kroonen s ). 

Maar wie dan ook dat huis op 't Cingel heeft doen bouwen, hij heeft 
zich zyn neus niet geschaamd; en waarom ook zou hij zulks gedaan heb- 
ben? goede neuzen zijn ten alien tijde wetsteenen van 't vernuft geweest; 
maar hebben tevens gegolden als uithangteekens van knappe koppen ; daar- 
van kunnen onder meer die van Jan de Witt en Prins WiHem III ge- 
tuigen. 

Te Gent, bij de Akkergemkerk, staat een herberg, die gedoopt is : Marsch 
dat been. Hier beduidt been »gebeente, doodsbeenderen." Ten tijde, toen 
nog rondom elke parochiekerk een kerkhof lag, vond een werkman aan 
den hoek van de Akkergemvest eenige beenderen, welke hij verachtend weg- 
schopte met de woorden: »Marsch dat been." De Akkergemsche koolkap- 
pers (de toenaam der parochianen) waren over dien smaad, hun aange- 
daan, zeer vertoornd, en 't schempwoord bleef in 't geheugen, zoodat het, 
toen ongeveer honderd jaar later op dezelfde plek, waar 't Akkergemsche 
been was weggeschopt, een kroeg kwam te staan, daar als opschrift voor- 
kwam en er nog te lezen is 8 ). 't Is intusschen nog al karakteristiek, 
dat de toorn der parochianen over den smaad, hun gebeente aangedaan, 
na honderd jaar gegist te hebben, zich oploste in het bouwen van een kroeg. 



') Zie Deel I, biz. 366. *) Digtk. Werken, p. 304. 3 ) De Potter, biz. 55. 



Digitized by 



Google 



\ 



DERDE HOOFDSTUK. 

HANDEL, SCHEEPVAART, LANDBOUW EN VISSCHERJJ; 
FABRIEKEN, WINKELS EN WERKPLA ATSEN. 



1/e uithangteekens van deze soorl zijn meest gevelsteenen — in den 
regel uitvoerig en goed bewerkt — soms ook houten basrcliefs boven de 
deurpost, of geschilderde uithangborden. De laatste komen veelal aan 
herbergen voor, en, ook al munten ze maar zelden door kunstwaarde uit, 
hebben zij toch door de eigenaardigheid der voorstelling doorgaans iets 
aantrekkelijks. Even zoo is 't gesteld met de basreliefs aan de deurpos- 
ten, vooral wanneer die met kleuren zijn afgezet. 

Een andere eigenschap van deze uithangteekens is, dat zij bijzonder 
weinig aanleiding geven tot kritische beschouwing; dewijl zij, door hun 
uitvoerigheid zoo wel als door den aard der voorstelling, zich zelve ver- 
klaren. Wij bepalen ons dus tot een overzicht en voegen er de afbeel- 
ding van eenige fraaie gevelsteenen bij. 

De Koophandel is een uithangbord, dat dikwijls aan tabakswinkels gevon- 
den wordt: een groep balen en vaten op den voorgrond, waartegen een 
Merkurius leunt, en een koopvaardijsphip in 't verschiet; — het bord zelf 
verdwijnt echter al meer en meer, en waar wij 'tkort geleden nog zagen, 
lezen wij nu alleen maar: de Koophandel, zonder meer. 

Handel en Landbouw te zamen zijn door hun attributen aangewezen op 
een fronton uit het einde der vorige eeuw aan een huis op het Vrijthof 
te Maastricht *). 

Bijzondere takken van den handel komen dikwijls voor in verband tot 
de lokaliteit, en de voorstelling is, juist omdat de algemeenheid hier weg- 
valt, te levendiger en aardiger. De Veehandel hangt uit op een geschilderd 
bord van een tapperij op de Weesperstraat tegenover de nieuwe veemarkt; 
't is een bord vol ossen en schapen en in de handen klappende beeste- 
koopers: — de Kaashandel hangt te Hoorn uit aan een logement; en de 



') Medegedeeld door Jhr. V. de Stuere. 



Digitized by 



Google 



HANDEL, SCHEEPVAART, LANDBOUW EN VISSGHEIUJ ; ENZ. 



177 



Huidehandel is het opschrifl van een steen aan de Oostzijde van het Oost- 
einde te Delft, waarop men twee kooplieden ziet afgebeeld, aan we£rszijde 
van een ossehuid staande en elkander den handslag gevende. — De Scheep- 
vaart is ruimsehoots vertegenwoordigd, behalve door Neptunus en zijn 
stoet, door tal van vaartuigen ! ), waarover later. De Landbouw wordt op 
een menigte geschilderde uithangborden gesymbolizeerd door zaaiende en 
ploegende akkerlieden. Men vindt die meest aan kruideniers- en tabaks- 
winkels in binnensteden, waar de boeren uit den omtrek zich van den 
noodigen voorraad komen voorzien. De Visscherij, vertegenwoordigd door 
tal van visschen, waarover wij ter bestemder plaatse zullen handelen, en, 
in plaatsen, die voornamelijk door de visscherij bloeien, door geschilderde 
herbergsuithangborden ; zoo de Visscherij te Schiedam, de Visscherijen te 
Middelharnis *). De voorstellingen zijn natuurlijk gewijzigd naar de loka- 
liteit. Te Amsterdam werd de visscherij vroeger doorgaans vertegen- 
woordigd door de Walvischvangst, op gevelsteenen waar men een wal- 
visch ziet, waterstralen* uitspuitende, met een schip op den achtergrond, 
en mannen in een boot, die den visch harpoenen, op den voorgrond. Men 
kan er een voorbeeld van zien in de Vijzelstraat tusschen de Heeren- en 
Keizersgrachten. Hoe te Vlaardingen de Groote en de Kleine visscherij 





op gevelsteenen zijn afgebeeld, vertoonen bovenstaande afbeeldingen. 

De fabrieken, winkels en werkplaatsen zullen wij in vieren verdeelen, 
naar de uitgangen der benamingen op i)', winkcl, molen of werk. 

Die op ij stellen alien werkplaatsen voor, die geen verklaring behoeven; 
wij bepalen ons bij 't geven van eenige voorbeelden. 

Talrijk waren de uithangteekens, die een Drukkerij voorstelden, en 
enkele zijn er nog op gevelsteenen overgebleven, b. v. te Leeuwarden in de 
St. Jacobsstraat, waar men niet alleen de drukkerij, maar ook een verza- 
meling van boeken in den gevel ziet s ). De Druckrrije hing in 4621 te 



l ) Zio Deel I, biz. 129 on 319. *) Nederl. Slad- en Dorpbeschr. 
- 1 ) Medegedeolri door den bewoner van 'J huis, den Hecr K J Kuipors 

ir 



12 



Digitized by 



Google 



478 



HANDEL, SCHEEPVAART, LANDBOUW EN VJSSCHERU, 



Hoorn uit bij den boekdrukker Jan Jochemsz. Bijvank, — in 1656 te 
Haarlem op de Groote Markt, by Vincent Gasteleyn, wiens zoon Abraham 
de eerste uitgever was der Haarlemmer Gourant, — te Middelburg op den 
Dam bij Simon Meulert. — De Nieuwe Druckerije, in diezelfde eeuw, by 
den boekverkooper Jacobus van Egmont op de Reguliersbreestraat te Am- 
sterdam, en bij Geeraert van den Vivere te Middelburg; — en, een eeuw 
later, de Nieuwe Konst- en Boekdrukkerij bij Gijsbertus Noorman in de- 
zelfde stad. 

Te Groningen was, in 't begin der 17* eeuw, de Vvrgulde Drukkery het 
uithangteeken van Hans Sas, wiens zondagsche naam Joannes Sassius 
luidde: de man moest natuurlijk zijn naam verlatijnschen, want hij was 
Akademiedrukker; als Hans Sas was hij bovendien Taalman van de Ge- 
zworene Meente en Hopman der burgerij. 

Gekroonde drukkerijen had men natuurlijk ook; maar er is baas 
boven baas. Simon onder de Linde, aan de Vischmarkt te Dordrecht, 
die in 1678 Balen uitgaf, had op zijn bord : de Groote Gekroonde Druckerye. 

Even als de Bierbrouwerijen plachten de Looierijen slechts een eenvou- 
dige figuur tot uithangteeken te hebben, meestal een dier, en wel een van 
die soorten, wier huiden tot le£r bereid werden, of ook een laars (waar- 
over later). Maar een looierij in de Nieuwe-looiersstraat maakte 't veel 
zwieriger en pronkte met een mooien gevelsteen, zelfs met het wapen 
van den eigenaar in 't midden. 




MtelEgliilEaiil¥ g^gW ! 



Branderijen hadden dikwijls den distilleerketel uithangen, met nog 
een bijzondere figuur (Zon, Hamer, "Wildeman, enz.), die den naam der 
inrichting aanduidde; toch werd somtijds, in de 17 de eeuw, de Brandery 
zelve in steen afgebeeld en in den gevel gemetseld. Op de Lindengracht 
kan men een fraaie afbeelding van de France Branderij vinden, met de 



Digitized by 



Google 



FABRIEKEN, WINKELS EN WERKPLAATSEN. 



179 




MEAHCE KDtATNOJClJX 






C£vennes, of andere Fransche ber- 
gen, in 't verschiet. 

Een tafereel van een Hoede- 
makerij scmjnt in de 17 de eeuw 
te hebben uitgehangen op de Prin- 
sengracht bij de Leidsche-kruis- 
straat; maar werd vervangen door 
een steen met de enkele woor- 
den: de Hollantsche Hoedemakerij 
A°. 1736. *t Herinnert ons een 
tak van nijverheid, die te Amster- 
dam vroeger sterk bloeide, maar 
tevens de »groote insolentiSn en 
complotterijen" van de hoedemakersknechts. De bloei der fabrieken ging 
doorgaans gepaard met baldadigheid van 't werkvolk. Den zondag, in 
plaats van naar de kerk te gaan, zaten zij in de kroeg, waar 9 t Hoede- 
makers Welvaren uithing, te zuipen en elkander op te hitsen, »tot schade 
ende nadeel van hare Meesters, mitsgaders bederf van derselver winckels" — 
en bovendien tot gruwelijke ergernis van Mijne Heeren van den Gerechte, 
die geen komplotterijen in hun stad wilden hebben; — waarom dan ook 
die Heeren den 18 dra Mei 1657 een keur maakten, waarbij zij ordonneer- 
den en statueerden, dat er geen komplotterijen meer zouden zijn; want 
dat 1°. geen knecht er meer deel aan mocht nemen, en 2°. geen meester een 
knecht, die 't evenwel deed, in zijn dienst zou mogen houden, alles op een 
boete van zoo en zoo veel. 

En de keur hielp — niets. De hoedemakersknechts gingen 's zohdags 
naar de kroeg als vroeger, en maakten komplotterijen als vroeger — 
voornameiyk daarin bestaande, dat zij geen vreemdelingen op de winkels 
wilden dulden; dat ze alle knechts, die met een vreemdeling op een win- 
kel werkten, voor schelmen en den winkel zelf voor vuil verklaarden, 
waardoor deze door alle knechts verlaten moest worden. En de meesters 
joegen de knechts, die daaraan deel namen, evenmin weg als vroeger, 
want zij hadden geen anderen om hen te vervangen: — en niemand be- 
taalde de boeten. En zes jaren later zagen Mijne Heeren van den Gerechte 
verwonderd op, dat de keur niets geholpen had en ategens hunne goede 
meening en intentie merckelick overtreden en gecontravenieert" werd — 
en toen stuurden zij een stadsbode met de keur in de hand op alle hoe- 
demakerswinkels om die aan de knechts voor te lezen en alle knechts hun 
hand te laten teekenen ten onderpand, dat ze de keur zouden nakomen. — 
En toen hielp het? — Zoo veel, dat het in 1721 nog precies het zelfde was, 
en de Heeren alwe£r een keur maakten, en deze in 1723 nog eens gereno- 
veerd moest worden. Wai; er eerst een einde aan maakte was de vermin- 
derde bloei der nering, die van zelve de knechts bedaarder deed worden. 

12 # 



Digitized by 



Google 



180 



HANDEL, SCHEEPVAART, LANDBOUW EN VISSCHERIJ, 




\7 3 KAASHAMJELARY66 



De Hollandsche Kaaskooperij kwam vroeger zeer veel voor, mooi geschil- 

derd met boertjes en boerinnetjes bij de stapeis kazen : men leest den naam 

nog voor een winkel op den Haarlemmerdijk ; maar de schilderij is verdwenen. 
Zeer opmerkelijk is 't, dat een 

Hollandsche steen, <T Kaashande- 

lary, is ingemetseld boven een 

zijdeur van 't kasteel Abbotsford, 

het bekende verbiijf van Sir Wal- 
ter Scott. "Wij geven hem hier 

volgens de afbeelding, door den 

Heer G. P. van Eeghen op de 

plaats zelve genomen. 

Dc Meierij, niet die van den 

Bosch, maar de Villa Rustica, of 

»groote boerenhofstede," staat uitgehoirwen op de Keizersgracht aan den hoek 

der Brouwersgracht. 
His een vrij uitvoeri- 
ge voorstellingvan't 
boerebedrijf. Ja ook 
de Bleekerij komt 
als uithangteeken 
voor; te Dordrecht 
vertoont een gevel- 
steen, Wijk G. n°. 
1005, de Gekroonde 
Bleekctij. 

Een fraaie Dakke- 
rij ziet men afge- 
beeld in den gevel 
van 't hoekhuis der 
Nieuwebrugssteeg 
en St. Olofspoort >). 
Aan Hvoormalige 
Smidsgildehuis te 
Hoorn vond men een 
gevelsteen met de 
nevensstaande af- 
beelding der Sme- 

derij 2 ). 't Zal een dergelijke voorstelling te Leeuwarden geweest zijn, 

waaronder weleer de volgende dialoog te lezen stond : 




') Do Komcnij is reeds afgebeeld Decl I, biz. 117. 
3 ) Medecr(»deel(] door den Heer Handelaar, te Hoorn. 



Digitized by 



Google 



FABRIEKEN, WINKELS EN WERKPLAATSEN. 



181 



* Ilou Man, Maar wachtje voor de vonkcn ; 
Daar is de kan ! Het ijzer hect, moet eerst gesmeet, 

Wei Wijf, de kan is inijn gerijf, En dan daarna gedronken. 

De Geschutgietery te Middeiburg moet ook in deze rubriek vermeid 
worden; al wordt die naam, in het opschrift, dat er voorstond, niet ver- 
meld, maar een andere, het Klokhuis, dien zij als Klokgieterij droeg: 
en dat opschrift luidde : 

* Hier in het Klokktds wordt het grof kanon gegoten, 

Dat aard en zee en lucht doet beven door zijn kracht; 
Wanneer het uitbraakt wat het lichaam heeft besloten, 
Dan proeft zijn vijant eerst die onweerstaanbre macht. 

Winkels ziet men op gevelsteenen en uithangborden, op de laatste 

dikwijis vrij poetsierlijk afgebeeld, wanneer de kladschilder den winkel te 

gelijk van binnen en van buiten heeft willen laten kijken en zoowel de 

toonbank als de straat met een opslag doen zien; men vindt daar nog 

een voorbeeld van op de Oude-schans bij de Eerste-Batavierdwarsstraat. 
't Eenvoudigst uithangteeken van deze soort was H WinckeUken te Ant- 

werpen ; maar dat 
was ook in 't begin 
der 16 de eeuw; nu 
klinkt niet alleen 
winkel, maar zelfs 
magazijn reeds te 
eenvoudig en 't moet 
bazaar zijn. HFraai- 
ste, dat we zagen, is 
de Groninger Kousse- 
winkely een gevel- 

steen in deHeisteeg te Amsterdam, die daar van de 17 de eeuw is overgebleven. 
Even zoo heeft een gil- 

debroeder en tijdgenoot 

van Jan Vos ons de af- 

beelding van zijn winkel 

nagelaten en, als men ziet, 

nog een wijze les er onder. 
De Haagsche Krantwin- 

kel hing in 1708 in de 

Stilsteeg uit: de Boeck- 

Winckel in de 17 de eeuw 

bij Joost Hartgers, boek- 

verkooper in de Gasthuis- 

steeg: de Boeckbinders- 

Winckel in 1004 bij Am- 





BBOYT MlEMAJCS PfcOPEYT 

Laat EllecibpIToopbx Botwb 
waxt OfC-yHotootoqn: Bkkyi 



Digitized by 



Google 



18L> 



HANDEL, SCHEEPVAAHT, LANDBOUW EN VISSCHEFUJ, 



brosius Janszoon in de Halsteeg: de Boek- en Bijbelwinkel in de tweede 
helft der 18 de eeuw te Groningen bij Lubbertus Huysingh: de Schilderij- 
winckel te Middelburg bij Jan Pietersz. van der Venne in de 17** eeuw: 
de Caartwinckel bij G. Allardt te Amsterdam op den Dam, en de Gecroon^ 
de Const- en Caertwinckel bij Clement <ie Jonge in de Kalverstraat. 

De Oude Damster Garmwinkel is een aardig gekleurd basrelief boven de 
deur van een garenwinkel, die even vermaard als oud is, op denNieuwe- 
zijds-voorburgwal bij de St. Nikolaasstraat : twee mannetjes ter wederzijde 
van een garenvat en menigte balen en strengen daarom heen. 

De Haagsche Parapluwinkel is een geschilderd uithangbord op de Wees- 
perstraat bij de Heerengracht, waarop de winkel met een paar beeldjes 
door den leerjongen van een kladschilder is voorgesteld. 

Wij gaan over tot de Molens, die men, in verschiilende soorten ziet 
uithangen; de Suikermolen b. v. in de Laurierstraat ; — de Rao Olymolen 
op 't Gingel bij de Leliestraat : — en van den Koopermoolen een zeer fraai 
exemplaar in de Warmoesstraat bij de Kapelsteeg, hiernevens afgebeeld : 




een dergelijke van 1746 vindt men nog boven de deur van een huis op de 
Keizersgracht bij de Hartenstraat. 

Te Dordrecht vindt men nog afbeeldingen van den Trasmolen, in de 
Groote-Kerk-buurt, en van dm Rosmolen op een gevelsteen Wijk D. n°. 
983; terwijl een andere, Wijk G. n°. 1392, nog een afbeelding van den 
Klandermuelen van 1646 geeft 1 .) 't Zijn alien de uithangteekens der fabri- 
kanten, die eenmaal 't bedrijf uitoefenden, waarvan zij op hun gevel de 
voorstelling vertoonden. 

Grutters lieten gewoonlijk op hun uithangbord den Grut- of Gortmoleti 
schilderen, dien men nog hier en daar wel ontmoet. Bij een daarvan, die 
in de Langestraat hing, las men: 

De werelt holt en springt gantsch buyten bant en beugel, 
Gelijk een moedig paart ontslagen van den teugel. 



') Medegedeeld door den Heer Smits van Nieuwerkerk. 



Digitized by 



Google 



FABRIEKEN, W1NKELS EN WERKPLAATSEN. 183 

Wat echter al zeer weinig by zijn gortmolen paste; aangezien het daarin 
loopende paard veeleer een symbool is van gedwongen en slaafschen 
arbeid. 

Beter paste in den mond eens Gratters het volgende rijm: 

* in de Wijker Gortmolen kan men goedkoop harde scheepsgort halen, 
Zo goelkoop als men de slegte bij een ander moet betalen. 

Van den Snuifmolen kennen wij geen afbeeldingen ; echter komt hij als 
opschrift voor. 

Ook op werk gingen vrij wat namen van uithangteekens uit: men 
had het Kastemakerswerk, *t Beste Werk, y t Nieuwe Werk, y t Degonnen Werk, 
enz., met de afbeelding gewoonlyk er bij. Zij zijn thans bijna geheel ver- 
dwenen. Een vindt men er nog voor een gevel in de Vinkenstraat : een 
gekleurde voorstelling van den pas begonnen bouw van een huis, en 
daaronder : 



3nt hgnnttt Wmk 



Digitized by 



Google 



VIERDE HOOFDSTUK. 

II AN DELS ART IK EL EN. 



VVanneer wij spreken van uitgehangen Handelsartikelen of koop- 
waren, bedoelen wij niet die dingen in natura, maar een afbeelding daarvan. 
Zeker is het ten toSh stellen der winkelwaren aan deur en vensters even 
oud ais de winkelnering zelve. Reeds de Grieksche en Romeinsche ver- 
koopers van eetwaren wisten zeer goed klanten te lokken, door bun geite- 
vleesch met mirtetakjes te besteken, of hun varkensribben tusschen onjven 
en vijgen te leggen (een aanduiding, met weik voedsel de geiten of var- 
kens gemest waren), of door fraaie monsters van hun artikelen onder 
vazen met water gevuld te plaatsen, waardoor die voorwerpen altijd groo- 
ter schenen dan zij werkelijk waren. Dat alles is u its tall en, en wij 
spreken alleen van wat uitgehangen wordt, niet om verkocht te wor- 
den, maar als teeken van wat men te koop biedt, en daaronder zouden 
dus wel gerekend kunnen worden, b. v. de honderden kleine schildpadjes, 
die men, te Londen in de schildpadsoep-huizen, of te Parijs bij Chevet, in 
de vensterkozynen ziet op en nedr wandelen, alleen om aan de lekker- 
bekken te toonen, dat hun papaas en mamaas binnen zijn en ieder ze 
daar bestellen kan om ze aan zijn lunch of aan zijn diner te gebruiken. 

Maar even als de gezegde handelaars in fijne eetwaren uitstallen wat zij 
niet of nog niet verkoopen, om te toonen wat zij te koop hebben, even zoo 
stallen boekverkoopers titelpaginaas en vignetten uit van boeken, die min 
gezocht worden, om te herinneren, dat zij er betere in hun winkels heb- 
ben, waarvan zij de titels niet uithangen om de exemplaren niet te schen- 
den. Diezelfde reden, dat verkoopbare goederen niet kunnen uitgestald 
worden zonder alras door stof, zon, regen of hoe dan ook bedorven le 
worden en alzoo niet langer verkoopbaar te zijn, heeft reeds vroeg den 
winkelier genoopt, liever de afbeelding dan de zaken zelve ten toon te 
hangen — vooral als zulks buiten de deur moest geschieden. Ten an- 
dere deed de behoefte aan een naam voor den winkel daartoe dikwijls 
het handelsartikel kiezen, vaak in den vorm van een baal, vat of zak, en 



Digitized by 



Google 



HANDELSARTIKELEN. 



185 



dit, geschilderd of gebeeldhouwd, aan den gevel uithangen. Van daar zoo 
vele balen, vaten, zakken, kisten, pakken, enz. als uithangteekens. Wij 
zullen er slechts een overzicht van geven. 

Onder de gevelsteenen, waarop deze soort wordt vertegenwoordigd, is 
die, waarvan de afbeelding hiernevens gaat, een der fraaiste. H\j staat 




in den gevel, waar thans de drukkers Gebroeders Binger wonen, doch 
waar, in het laatst der 17 de eeuw, een katoenhandel gevestigd was. De 
steen vertegenwoordigt ons den koopman, die te midden der katoenbos- 
schen van Koromandel zijn inkoopen deed, wat natuurlijk maar een bluf 
was, vermits de katoenbalen met de schepen der Oostindische Compagnie 
herwaarts gevoerd werden, en de reis van den koopman, als hij zich van 
nieuwen voorraad had te voorzien, zich niet verder dan naar de Hoogstraat 
had uit te strekken. 

Even als de katoenhandeiaar de Katoenbalen, hing de .zijhandelaar de 
Zijbaal, de hennepkooper de Hennepbaal, anderen wedr de Koffy-, de Rijst-, 
de Gierst- of Meebaal uit. 

Op de Zijbaal vinden wij een rym, dat te Monnikendam uithing: 

* Hier in de Zijbaal vcrkoopt men vcel slag van Zijen, 
Die 't later weven wil moot het eerst doen berijen. 

Te Rotterdam, in de Boompjes, stond een Hennepbaal voor een luifel 
geschilderd, en daaronder: 

* Hier in de Hennepbaal vcrkoopt men bennep en toil wen, 
Schoon dat de dieven van dat slof niet veel en houwen, 
Noch tans is 't voor het land heel dienstig, als men in zee 
Het schip wil stieren dat men takelt op der ree. 

De Twee Levantsche Coffybalen hingen in 1709 uit bij Frederik Smit in 
de Keizersstraat bij de Oude-schans, en in 1707 vinden wij David Jansz., 
Koffieschenker in de Koffybael. Nog hangt de Koflybaal bij verscheiden 
Kruideniers uit; de Kijstbalen mede, als ook bij Gratters. Te Rotterdam 



Digitized by 



Google 



180 



HANDELSARTIKELEN. 




in de Molensteeg vindt men de 3 Rijsbalm 
op een ouden gevelsteen. Te Amsterdam 
op de Anjeliersgracht hingen weleer de 
Gierstbalen uit; te Utrecht in de Twyestraat 
leest men nog in de Meelbael op een ge- 
velsteen ! ), en te Delft op 't Oude Delft, 
wijk 4 n°. 469, in den gulden Mee- 
bael. Men ziet, dat ook zelfs by balen 
het vergulden niet vergeten werd: hoe 
meer men hetgeen men vertoonde in de 
oogen kon laten schitteren hoe mooier, 
ai was 't maar klatergoud op den groven 
draad van een baal, en men begrijpt daarbij hoe noodig het veeltijds was 
het spreekwoord in herinnering te brengen: »het is al geen goud wat er 
blinkt." 

Stukken laken zag men dikwijls afgebeeld. Op de Prinsengracht bij 
de Vijzelstraat ziet men boven een poortje drie uit steen gehouwen stuk- 
ken laken en daarboven het gekroonde Laken; terwijl men te Dordrecht, 
op een gevelsteen, wijk D n°. 30, het Groene Laken vindt 2 ). 

In de St. Annastraat te Amsterdam vertoont ons een gevelsteen uit de 
17 de eeuw twee stukken, waar een Kat overheen komt kijken. In 't ver- 
schiet boomen, die een tropisch voorkomen hebben, en een stadspoort. 
Zeker was de Kat het eigentlijke uithangteeken en doelt de rest op den 
handel van hem, die den steen heeft laten uitbeitelen. Indien de beide 
stukken katoen voorstelien, dan kunnen de boomen katoenboomen verbeel- 
den, en de stadspoort die van Negapatnam, de hoofdzetel van onzen ka- 
toenhandel, te onzaliger ure, bij den vrede van 20 Mei 1784, aan de En- 
gelschen afgestaan. 

Broer Stegman, koopman op den Fluweelenburgwal, had in 1697 H Ar- 
mozijn uithangen; — een zeer kostbare stof, waar de zeventiende-eeuw- 
sche juffrouwen japonnen van droegen. 

'k Wil Sondaeghs in 't tamast gaen en 's werkedaeghs in armozy, 

zoo hoorde, volgens Hooft, in zijn tijd, dien der »oude eenvoudigheid," 
menig man zijn lieve wederhelft »dagelijks snappen" 3 ). 

Aan linnenwinkels zag men uithangen: *t Stuk Linnen 9 H Alkmaerse 
Linnen, de Webbe Linnen, de Drie Webben, 't Ongepapt Linnen, 't Gepry- 
seert Linnm, H Stapel Linnen. 

Ook andere artikelen werden bij s tape Is uitgehangen. In den Staapel 



l ) N. Utr. Courant 1867, n°. 501. 

a ) Medegedeeld door den Heer Smits van Nieuwerkerk. 3 ) Warenar. 



Digitized by 



Google 



HANDELSARTIKELEN. 



187 



Koffie vonden w\j bij een kruidenier te Groningen. De Gekrovnde Stapel 
Cnoopen hing in 4656 uit bij Pieter Voskuyl in de Warmoesstraat, ten 
wiens huize destijds een R. K. kerk gevestigd was. Aan een andere 
R. K. kerk op de Stroomarkt bij de brouwerg 't Osje hing in .'t zelfde 
jaar H Stapel Kurck uit. En te Nijmegen aan de Waal H Stapel tya$> 
met dit rijm : 

* Hier in de Stapel Was maakt men waskaarsen om te kijken; 
Ook wasligt voor de snijers, om de naden te bestrijken. 

Vat en hingen er in ontelbare menigten uit. Van het Worstvat is 
reeds gesproken l ). y t Suikervat hing vooral uit waar men soet verkocht. 
Suiker was bij onze voorouders een zinnebeeld van al wat liefelijk en be- 
geerlijk was. Een vrijer noemde zijn meisje: »mijn suikerde pry" *) 
en Pers wist zijn sonnet tot aanbeveling van »den Gulden Winckel" niet 
krachtiger te sluiten dan met: 

De Deught bereyckl de kroon, zy eyndicht al in suycker s ). 

Van 't Tabaksvat staat nog een mooi exemplaar op de Gelderschekaai 
bij den Schreiershoek, en wij vonden 't ook aan een tabakswinkel te Har- 
lingen, en H Nieuwe Tabaksvat te Groningen. *t Kofpjvat zien wij nog 
geschilderd boven een kruidenierswinkel op den Nieuwendijk bij de Rams- 
kooi; y t Smirrens Rozijnvat gehouwen op een gevelsteen op de Reguliers- 
breSstraat, waar H nog volkomen op zijn plaats is, vermits er'nogaltijdeen 
kruidenierswinkel gevestigd is. H Spijkervat hing weleer in de Hoogstraat 
over de ZanddwarsstraaJ uit : J t Vlasvat in 1566 bij de weduwe van Pieter 
Dirkszoon; terwijl 7 Potasvat een mouterij was op 't Roeterseiland, waar 
in 4670 een brand woedde, die wel drie dagen aanhield. 't Garenvat hing 
vroeger aan vele garen- en lintwinkels uit 4 ) en H Zuurkoolvat, natuurlijk 
met het adjectief Frankforter daarbij, staat nog op menig uithangbordje 
boven kelders geschilderd. 

Maar talrijker nog als uithangteekens dan de vaten, die drooge waren 
inhielden, waren die, waar drank en van alle soort in geborgen werden. 
't Wijnvat was, en is nog, een gewoon uit- 
hangteeken van tapperijen. Maar aan H hoofd 
van alle wijnvaten blinkt het Heidelber- 
ger, dat meer dan twee honderd voeder wijn 
bevatten kan en nog in den kelder van 'tSlot 
ligt, maar thans le^g; er is sedert 1784 geen 
druppel wijn meer in geweest. Sedert meer 
dan twee eeuwen pronkt het 1 , als uithangtee- 
ken op H Rok-in en wij geven er hier de 
afbeelding van. 

>) Zie Dl. I, biz. 91. *) De Bniiloft van Kloris en Roosjc, 1« Tooneel. 
8 ) Vowdels Leven en Werken, Dl. 1, biz. 151. 4 ) Vergl. Dl. I, biz. 99. 




Digitized by 



Google 



188 HANDELSARTIKELEN. 

Op een Duitschen gedenkpenning, op welks voorzijde het vat was afge- 
beeld met het jaartal 1664, en de opgave van den inhoud: »204 fader 
3 ohm 4 virt", lazen wij op de keerzijde dit rijm: 

Von Carl Ludwig bin ich erbaut, 

Dem Carl Philipp wurd anvertraut, 

Da dieser zur Regirung kahm, 

Und von den Land die Handtreu nahm. 1716. 

Voorts : '/ Rinse Anysvat, 't Kristallen vat, vroeger ook: 't Stukvat, H Beste 
of H Patersvaatje. Van 't laatste sprak reeds Horatius, en sedert zijn tijd 
bleef men volhouden met zinspelingen te maken op den fijnen proef der 
geestelyke heeren, b. v. in 't oude liedje : 

Dichte by de Goude Leeuw, 

Gaf ik een verbruide scbreeuw : 
'k Sprak daar zonder complimenten, 
• Piet! Extract voor noble venten! 

• Geef van 't allerbeste nat, 

• Rood of Rhyns uit Paters vat." 

Te Zutfen hangt aan een herberg een Vat uit, dat ledg loopt : naasl het 
vat staat een Zwijn, (de dronkaard?), dat de kraan bekijkt en aangeblafl 
wordt door een Hond (de afschaffer?). Daaronder: 

Dit vat is good gevuld, als icder kan bemerken, 
De kraan steekt in het vat, en daarop loert het verken, 
't Sa bond ; pas op ! want als het zwijn loopt met de kraan, 
Dan moet de hospes hier van daan l ). 

Elders las men onder een Wijnvat: 

* Wijn in de mans, gedult in de vrouwen, 
Dat doet het huis in vrede houen. 

Niet ver van 't Huis ten Deil onder Wassenaar las men voor een kroeg: 

* Hier in het Vat, 

Daar is goed nat, 
Voor de vroinen. 

Wie 't vechten haat, 

En } t borgen laat, 
Mag hier vrij binncn komen. 

Dit rijm komt, zooverre de Nederduitsche taal gesproken wordt, ontel- 
bare malen, met verschillende lezingen voor. De hier aangehaalde schijnt 
te bewyzen, dat het al vrij oud moet zijn; immers de uitdrukking goed 
nat was in de 16** eeuw de gewone benaming voor »sterke drank." 
Walich Sieuwertsz verhaalt ons: i>Des nachts tusschen den donderdach 



*) Medegedeeld door den Hccr Mr. L. Ed. Lcnting, te Zutl'en. 



Digitized by 



Google 



HANDELSARTIKELEN. 189 

ende vrijdach soo wert de Passie ghepredickt, ende die dezelfde gaen 
hooren voorsien haer ghemeynlyck met een Gruycxke goet nats, met een 
deel koecx, razijnen, vyghen, craeckelinghen" enz. En ze wisten zich wel 
daarmede te vermaken, »ende", voegt Walich er by : smaeckent ghemeyn- 
lijek dat die Passie ende die Cruyck ghelyck uyt is, achtervolgende H ghe- 
meene spreekwoort daervan zynde" '). 

Niet alleen Wijn-, ook Biervaten werden als uithangteekens gevon- 
den : en vooral y t Scharbiervat, aan de komenyen, omdat die ook klein 
bier verkochten. 

De Toelast, door ons reeds vroeger besproken *), hangt te Haarlem, te 
Alkmaar, te 's Gravenhage, te Hoom, enz. aan logementen uit, en dat 
was reeds voor eeuwen het geval. Te Delft vertoonde een gevelsteen in 
de Dertien huizen zoodanig voorwerp, en daaronder: In den Vergulden 
Toelast. 

In dezelfde stad werd op 15 Januari 1688 in den Toelast publieke ver- 
kooping gehouden van de aoude en vermaarde Heerlycheden van Out en 
Nieu Matenes." 

Te Ooltgensplaat las men in dienzelfden tijd voor een logement op den 
stok van 't uithangbord, waarop de Toelast geschilderd was: 

* Wat bangt hier uit? — de Toelast, 
Daar geld bij wijn en bier past. 
Bier en wijn zoek je even : 
Bfaar de Waart moet daarvan leven. 

't Romenyboot hing in 1578 te Amsterdam uit aan de woning van den 
Schepen en Raad Mr. Cornelis Jansz., die er een toenaam aan ontleende 5 ). 
Dat dit ook een wijnvat was blijkt o. a. uit de alnformacie" van 1514, waar 
gesproken wordt van een j>boete (aboot") Maleveseye of Romenye 4 )." 
Op den Oude-zijds-achterburgwal bij de Monnikenstraat staat op een gevel- 
steen een groot vat uitgehouwen, dat we£r anders betiteld is: 't Byernze 
Tossane Oxhooft 1689. Het .Tossaan Oxhoofd behoorde ook tot de 
»fustagie van de wijnen," en wij lezen in een ordonnantie op het loon 
der Bierdragers, dat »drie Tossane Oxhoofden wijn voor een Vat" gerekend 
werden. Het voorgevoegde Byernze zal wel Beiersch moeten beteekenen. 

Een andere benaming voor ^wynvat" was Pij p. In 1684 woonde de 
wijnkooper Pieter aux Brebis op den Kloveniersburgwal over 't Oudman- 
huis in de Spaensche Wijnpijp. Dat zijn familienaam wel van een uit- 
hangbord met s chap en afkomstig zal zijn geweest, merken wij in H 
voorbygaan op. 

Het diminutief van den Toelast was het Tonnetje. 



») R. Mtst, Voorr. biz. M. 9 ) Dl. I, biz. 125. 

3 ) Pontanus, Nederd. Uitg., biz. 339. 4 ) Biz. 178. 



Digitized by 



Google 



190 HANDELSARTIKELEN. 

Het Tmnetje, de Twee of de Drie Tonnetjes hingen aan lal van kroegen 
uit. H Vergulde Tontje was een herberg te Leeuwarden bij de Waagpijp, 
die daarvan den naam bekwam van Tontjespijp *), welk pijp hier niet 
beteekent ^wynvat", zoo als boven, # maar abrug." — De Twee Tonnen ziei 
men nog op een gevelsteen boven een poortje te Utrecht met het onder- 

schrift : 

Als het goedt begaet 
Is het beter bencit dan beklael 3 ). 

't Was echter niet alleen aan herbergen, maar aan allerlei winkels, dat 
men tonnen zag; want die werden voor allerlei waren gebruikt. Zoo 
nog te Dordrecht op de Voorstraat de Drie Aschionnen y en op een gevel- 
steen te Amsterdam op den hoek van Appelmarkt en Heisteeg almede de 
3 As-tonnen. De Boterton hing in 1699 uit by Roelof Middelvelt, boter- 
kooper in 't Hemelrijk. Wie zou daar ooit een boterkooper gezocht 
hebben? maar de rekeningen der 0. I. Gompagnie wijzen H uit. De Stisel- 
ton (astijfselton") hing in 1656 uit op de Keizersgracht, naast het Hofje, 
dat toen genoemd werd »een geestelijck Wed'hof by Glaes Riniers ge- 
sticht" en thans bekend is onder den naam : Liefde is H fondament. De Be- 
schuitton hangt nog te 'sGravenhage uit aan 't hoekhuis der Korte-hoog- 
straat en kwam weleer bij beschuitbakkers dikwijls voor, even als de Gortton 
bij grutters en de Vijgenton bij kruideniers. Maar wat een smid met een 
ton te doen had is minder duidelijk; vermoedelijk was dan ook y t Engelse 
Tonnetje 3 ) aan 't huis, waar in 1578 Hendrik Meindertsz zijn smederij 
had, door een vroegeren bewoner uitgehangen. 

Zakken van allerlei soort hingen zeer dikwijls uit, ook, even als de 
balen en vaten, met het koopmansmerk er op, als b. v. op den Nieuwen- 
dyk bij de Oudebrugssteeg : d' Veere-Sak; zelfs ook verguld : zoo, op een 
gevelsteen te Dordrecht, wijk D n°. 487, de Guide Zak 4 ). 

De Hoppezak hing in 1566 te Amsterdam bij Hendrik Simonsz uit. Te 
Termonde las men, een eeuw later, op den luifel van een koopman in hop: 

* Hier in de Hoppezak verkoopt men hop om bier mefi te brouwen, 
Hoe dat het zwaerder gebrouwen is, hoe dat de menschen er meer van houen. 
Al is de bop licht, bij is evenwel vol vreugt, 
Daer is menigeen, die zwaer scbijnt en hij is licbt van deugt. 

De Hoppezak schynt in den bloeityd van 't bierdrinken zeer veel te heb- 
ben uitgehangen, zoodat z\jn naam zelfs in de volksspreekwijze overging 
en aan iemand, die er log en lomp uitzag, werd gegeven. — Ook de 
Haverzak kwam dikwijls voor en gaf o. a. zijn naam aan een gang in de 



*) Eekhof, Beschr. v. Leeuw., Deel II, biz. 433. s ) N. Utr. Caurani 1867, n°. 501. 

3 ) Zie Deel I, biz. 30 en 4$. 

4 ) Medcgedeeld door den Heer Smits van Nicuwerkerk. 



Digitized by 



Google 



HANDELSARTIKF.LEN. 101 

Tuinstraat. Te Wijck over Maastricht prijkt hij nog voor een gevel in de 
Hoogbruggestraat n°. 232, met dit tijdschrift er over heen geschreven, waar 
het jaartal 1733 uit te lezen is: 

CVstoDIatVr 

saCCVs 

hiC 

aVenaCeVs 

reCens acDlflCatVs. 

d. i. : sblijve deze pas gebouwde haverzak behoed" '). 

De Meelzak was een zoo gewoon uithangtecken van den grutter, dal het 
hem zelfs den naam van Mr. Meelzak bezorgde. De Gwtzak hangt bij Tholen 
uit, en de Korenzak staat afgebeeld aan den ingang van een tuin bij Lei- 
den, omdat, zegt de sage, die tuin in den Spaanschen tijd voor een zak 
koren verkocht is 2 ), — wat wij natuurlijk gaarne gelooven, — anders zou 
de zak er immers niet staan. 

Ook vond en vindt men nog Kisten. De Drie Pruysische Kisten hingen 
in de 16 de eeuw uit te Amsterdam bij de Oude-zijds-Kapel 3 ) en de Linnenkist 
ziet men nog in de Hofstraat te Deventer bij een krui denier, die er zeker 
een linnenkooper is komen vervangen 4 ). Anders hadden kruideniers meer 
de Suikcrkist tot uithangbord of wel de Rozijnenkorf, gelijk nog, mede bij 
een Deventerschen kruidenier, in de Assenstraat. 

De Zmitbak hing bij zoutverkoopers, de Tabaksrol en de Kanasser aan 
tabakswinkels uit; H Getwijnd Garen, y t Gekeperd Lint, 't Bos Lint, H Bos 
Wit Garen, aan garen- en lintwinkels. 

In vroeger eeuwen, toen steenkooper en metselaar nog doorgaans in 66n 
persoon vereenigd waren, hing deze een houten raampje uit, waarin 
eenige metselsteenen, gewoonlijk vier, waren gevat, natuurlijk steenen met 
verheven beeldwerk, naar den smaak van dien tijd. Nog in de maand 
December 4865 hing (en welligt hangt het er nog) te St. Michielsgestel bij 
den steenkooper zulk een houten raampje met vier steentjes aan de deur : 
echter geen oude baksteenen met verheven beeldwerk, maar verglaasde 
ticheltjes, drie met blaauwe figuurtjes en een effen wit. 



l ) Medegedeeld door den Heer Jhr. V. <?e Stucrs. 

*) Medegedeeld door don Heer D. Buddingh. 

*) Navorscher 1867, biz. 222. 4 ) Medegedeeld door den Heer Dozy te Deventer. 



Digitized by 



Google 



VIJFDE HOOFDSTUK. 

MUNTEN EN MEDAILLES. 



IJeen handel zonder geld: en ook dit laatste vond men op de uithang- 
teekens. H Schijnt, dat menig koopman of winkelier het indrukwekkender 
vond, een stuk geld dan een baal of een zak uit te hangen. Ten andere 
verschijnt het stuk geld wel eens als vertegenwoordiger van 't geen men 
daarvoor bekomen kon, als b. v. de stuiver voor den borrel. En ten 
derde zijn de muntstukken als uithangteekens hun aanzijn verschuldigd 
aan bijzondere omstandigheden uit het leven der kooplieden, waarvan de 
geschiedenis geen melding maakt en alleen de overlevering somtijds een 
herinnering bewaart. Wil men een voorbeeld van wat wij bedoelen? — 
Een jeugdige vreemdeling komt te Amsterdam met een Hollandschen daal- 
der, niet meer, in zijn zak. Toch gaat hy aan 't werk en slaagt zoo ge- 
lukkig, dat hij na twintig jaren een welgesteld man is. Hij laat zich een 
huis bouwen, en plaatst, uit een gemengd gevoel van dankbaarheid en 
bijgeloof, de bron van zijn fortuin, den Hollandschen daalder, in den gevel, 
opdat de zegen, daaraan verbonden, hem en zyn huis verzekerd blijve. 

Wij beginnen met den Stuiver, die reeds in de 1 5^ eeuw als uithang- 
teeken voorkwam, vennoedelijk ook elders, zeker te Amsterdam. Reeds in 
't midden dier eeuw had het aldaar zijn naam aan een Burgemeester ge- 
geven, Hendrik Dirksz. Stuyver, en in 1498 kwam Kleyne Heinrick Stuver 
voor onder de voornaamste kooplieden der stad; — een Hendrik, klein 
van persoon, en een huis bewonende, waar de Stuiver uithing. Omstreeks 
een eeuw later was Gerrit Stuiver Burgemeester van Haarlem. 

Behalve toenamen van personen, getuigen van 't veelvuldig uithangen 
van den Stuiver verscheidene Stuiversgangen, die nog te Amsterdam en 
elders bestaan; terwijl de populariteit van den Stuiver bewezen wordt uit 
tal van spreekwijzen, waartoe hij aanleiding gegeven heeft, als : »Een 
stuiver gespaard is een stuiver gewonnen. — Een stuivertje kan 
aardig rollen. — Zij heeft van haar ouders een aardig stuivertje ge- 
erfd. — Als hij een stuiver op zak heeft, heeft hij voor een dubbeltje 



Digitized by 



Google 



MUNTEN F.N MEDAILLES. 193 

dorst." — Dat de Stuiver gold als 't zinnebeeld van een zedig gewin, 
blijkt ook nog uit de woorden, waarmede onze voorouders uitdrukten wat 
het doel was van hun handel en bedrijf, t. w., *een stuyver te winnen 
en conquesteeren." 

Nog hangt de Stuiver hier en daar aan herbergen uit, doorgaans met 
de onderscheiding of het de eerste dan wel de laatste is. De Laatste 
Stuiver hangt by Houten, bij Bemmel, bjj Beusichem, bij Opijnen, enz. het 
Laatste Stuivertje te Heemstede, de LJiterste Stuiver bij Dongen, aan den 
weg naar Tilburg, uit. Sedert twee eeuwen nagenoeg kent men de her- 
berg aan den hoek van den Overtoomschen weg, waar, boven de eene 
deur, aan de stadszyde, de Eerste, en boven de andere de Laatste Stuiver 
staat. Hier namen van ouds de »Uitgaanders," die zich naar den Over- 
toom begaven om aal en baars te eten en te varen op den Schinkel, bij 
't heengaan hun e erst en borrel en gingen dan de deur ter stadzij in. 
's Avonds naar huis keerende, traden zij de deur aan de Overtoomsche 
zijde binnen en bekroonden het werk van den dag door er hun laatste 
slokje te nemen. 

't Negenmanneken is een Brabantsch muntje, dat van de tijden van 
Maria van Borgondien tot aan Karel V in omloop is geweest l ) en de 
waarde had van een kwart groot »oft deutgen" (duitje) *). HKan ons dus 
niet verwonderen, dat men het vroeger op .uithangborden geschilderd zag, 
aan de eene zijde het Kruis, aan de andere de Munt; wel, dat het, schoon 
sedert lang buiten omloop, tot heden ten dage als uithangteeken bewaard is 
gebleven. In het Dagblad aVlaamsche Tijding ,; van 19 Mei 1867 vinden 
wij een verkooping van landerijen aangekondigd ten huize van »Jacobus 
Kuykens, herbergier in het Negenmanneken, aan den steenweg van Brussel 
naar Hal, te Kleinen Bijgaarden, onder S*. Peters-Leeuw. 

De Re aal hing te Amsterdam in H midden der 16* 6 eeuw zoowel in 
goud als in zilver uit. Lijsbet, de weduwe van den korenkooper Pieter 
Meeuwszoon, woonde in 1567 in den Zilveren Reael, en Laurens Jacobsz. te 
zelfden tijde in den Gouden Reael op 't Water, die aan z'yn geslacht den 
naam gaf, terwyl naar een anderen Reaal een ander geslacht denzelfden 
naam reeds vroeger voerde. Nog wordt die naam herinnerd door *t Realen- 
eiland en de Gouden Reaal op een gevelsteen aldaar. 

De Rozenobel hing te Delft in de Choorstraat uit bij den vermaarden 
drukker Floris Balthasar, en de Gouden Nobel aan een ververij te Amster- 
dam, die den l** November 1666 afbrandde. Even als de Reaal heeft 
de Nobel aanleiding tot een geslachtnaam gegeven. 

Nog vindt men op een gevelsteen van 1737 in de Muntstraat te Maastricht 
den Roosenobel afgebeeld. H Is »de oude enckele Rosenobel vanEduard III" 3 ). 



l ) P. 0. vah der Chub, Munten van firab. en Limb, biz 176, 190, 504, 293. 
^ P. Scheltema, Uzereti Kapel, biz. 208. s ) Medegedeeld door Jhr. V. de Stuers. 

II. 13 



Digitized by 



Google 



194 



MDNTEN EN MEDAILLES. 




DE OO^WEHYER 
m-TaYNMrttAER 



Op de Keizersgracht bij de Westermarkt stond nog voor weinige jaren 
d y Hollantse Daelder in een gevel van 1619; de ltijksdaalder staat op een 

gevelsteen van 1644 te Utrecht op den hoek 
der Gortsteeg *) ; en de Sassendaelder (Sak- 
sische daalder) hing in de 16** eeuw te 
Amsterdam bij de Gravenstraat uit *). 

In de Foeliedwarsstraat vertoont een 
groote gevelsteen nog de Gouwe Rijer, met 
de wapens -van Holland en Amsterdam ter 
wederzijden 3 ) en de Drie Dukatons hangen 
nog aan een herberg te Leeuwarden uit. 

Somtijds werd de koopmanschap nevens 
het geld uitgehangen. Een gevelsteen te 
Utrecht heeft er ons een voorbeeld van bewaard: een ton, twee zakken 
en twee stukken geld 4 ). Geestiger is het uithangbord te Deventer in de 
Lange-bisschopsstraat, voor de bekende koekebakkerij : »/« de van oudsher 
Gekroonde Allemansgading" waar men een zak goudstukken op ziet, 
tusschen een edelman en een bakker '). Te Parijs zag men dikwyls een 
muntstuk op een uithangbord, met dit omschrift : 

Credit est mort: les mauvais payeurs Vont tuS. 

• 

Te Rouaan hing vroeger aan een herberg le Gros Denier uit; en te 
Parijs las men, onder de afbeelding van een goudstuk, niet onaardig: le 
Grand Passepartout. Te Geraertsbergen, in Vlaanderen, heeft een winkel 
tot opschrift: In de Kontante Penning en •). 

Wij lazen onlangs van een goudstuk, dat niet op het uithangteeken 
vertoond, maar integendeel verborgen was en toch meer kracht uitoefende 
dan ooit door een zichtbaar uitgehangen goudstuk werd te weeg gebracht. 
Zeker pasteibakker te Parijs was namelijk een jaar of drie geleden op den 
vernuftigen inval gekomen om aan te kondigen dat, in een van ieder 
honderd saucysen die mj verkocht, een goudstuk van 5 franken verborgen 
zat, en zijn uithangbord luidde dan ook: in de Gouden Saucijs. Geen 
wonder, dat men zijn winkel bestormde, en menigeen had zich een over- 
laden maag bezorgd aan saucyzen, in de hoop van het gouden muntstukje 
tusschen zijn tanden te voelen, toen de bemoeizieke politie tusschen bei- 
den kwam en den winkel sloot, onder voorwendsel, dat de eigenaar klan- 
ten zocht te lokken door middel van dobbelspel, wat bij de wet verboden 



') N. Utr. Courant1S61, n°. 502. ») Navorscher 1867, biz. 223. 
s ) De etser heeft een fout gemaakt ; het onderschrift moet zijn : De gouwe rijer is 
mijnen naem. 
4 ) N. Utr. Courant 1867, n°. 501. *) Medegedeeld door den Heer Dozy. 
G ) Dk Pottkr, 1i!z. 115. 



Digitized by 



Google 



MUNTEN EN MEDAILLES. 



195 



is. — Maar het kunstmiddel vond alras een navolger en wel te Nieuw-York, 
waar geen verbod van de zijde der politie te duchten viel en de spekulatie 
natuurlijk op zijn Amerikaansch, dat is op royale wijze, werd behandeld. 
Een tabakskooper aldaar heeft namelijk in de nieuwsbladen bericht, dat 
op een zeker getal pakjes tabak, die bij hem verkocht worden, er een is, 
waarin hij een bankbriefje van honderd dollars verborgen heeft; terwijl 
de tabak tegen den gewonen prijs wordt afgeleverd. En sedert dien tijd 
gaat er geen dag voorbij of het bepaalde getal pakjes, die niet meer dan 
v\jf stuivers het stuk kosten, wordt afgeleverd. Hoevele malen er al een 
rooker door bevoordeeld is geworden, is ons niet ter oore gekomen ; maar 
wel, dat de winkelier goede zaken doet. 

Bij het Geld behoorenook het Geldhuis, de Geldkist, de Geldbeurs 
en de Spaarpot. 

Het Geldhuis vindt men aan den Geldweg te Nieuwenhoorn ; terwijl de 
Geldkist in de 47** eeuw dikwijls uithing aan Neurenburgerwinkels, gelijk 
men toen die noemde, waar ijzer- en koperwaren verkocht werden, ora- 
dat de beste destijds te Neurenburg vervaardigd werden. 

Een Geldbeurs, ofschoon slechts geschilderd, was als uithangteeken 
toch een aanlokkelijk figuur, en hing meermalen uit, o. a. in de Gouds- 
bloemsstraat; bij Sneek de Gouden Beurs y en elders het Sprokkelbeursje, met 
het bijschrift: Veel kleintjes maken een groot. De Tassche (geldtas) hing in 
4466 te Gent in de Yperstraat uit. 

De Spaarpot was altijd een geliefd symbool: van daar nog zoo vele 
Spaarpotsstegen : te Amsterdam wel drie; hoeveel er elders zijn weten wy 
zoo precies niet. Te Gorkum op den Appeldijk, wijk B n°. 342; vindt men 
nog een gevelsteen van 4643, waarop een Spaar- 
pot is uitgehouwen en een hand, die er een 
stuk geld in steekt. Het onderschrift luidt: In 
den Witte Spaerpot *). — Op de Rozengracht 
te Amsterdam zien wij op een gevelsteen de 3 
Spaerpotten: een zinnebeeld van Amsterdam- 
sche spaarzaamheid in den overtreffenden trap. 

Maar in de 47** eeuw begonnen anderen er 
behagen in te vinden, precies het tegenoverge- 
stelde uit te hangen. Hooft had Warenar met 
zijn pot vol goud op het tooneel laten uitlachen, 
en de leer verkondigd, dat het beter was, het 
geld onder de menschen te brengen dan 't in 
een pot te begraven: Hooft had de »ruimschottelde Miltheit" triomfan- 
telijk op de planken gebracht, om »de Gierigheit met haar mag re be^" 




[Ndenwittesp^rpot! 



l ) Medegedeeld door den Heer Van den Honert, te Gorkum. 



43* 



Digitized by 



Google 



196 MUNTEN EN MEDAILLES. 

de deur uit te jagen: — en nu symbolizeerden velen die Mildheid door 
een omgekeerde Pot, waar 't geld uitrolde. 

Zulk een Pot ziet men nog te Rotterdam, wijk 11 n°. 516, op een ge- 
velsteen, gelijk mede te 's Gravenhage in de Wagenstraat, met het onder- 
schrift: Aldus pot ik mijn gelt, en te Amsterdam in de Nadorststeeg : in 
de Verkeerde Pot. In de Baafjessteeg was omstreeks 1700 een logement 
de Omgekeerde Pot; en nog op 't einde der vorige eeuw te Sassenheim 
een dito. 

Op een gildepenning van H Lichtermansgilde te Amsterdam l ) ziet men, 
ter wederzyde van 't Amsterdamsche wapen, links het lettermerk van 
den Gildebroeder, rechts een omgekeerde Beurs, waar 't geld uit rolt: 
ongetwijfeld zijn uithangteeken. Gelijke beteekenis had ook: Schud de beurs, 
dat hier en daar aan herbergen uithing, en nog te vinden is bij Hnlst, bij 
de Lage Zwaluwe, op *t eiland Schouwen, enz. *). 

De Med ai lies, die men als uithangteekens thans groot en blinkend 
dikwijls aantreft, zijn alien modem, 't Zijn prijs-medailles, gouden, zilve- 
ren of bronzen, op tentoonstellingen behaald en die, zoo groot mogelijk, 
geschilderd, verzilverd en verguld op hare beurt worden ten toon gesteld, 
somtijds wel zeven op een rij, als in de Kalverstraat bij den Heiligeweg. 



•) In do verzamelinp van den Heer F. H Mnschhaupt. 
-> Zie Dee] I, biz. ?6. 168. 



Digitized by 



Google 



ZESDE HOOFDSTUK. 



WERKTUIGEN EN GEREEDSCHAPPEN. 



Ueu oorsprong en de oudheid dezer soort van uithangteekens hebben 
wij reeds in de Eerste Afdeeling aangewezen; — wij vonden ze reeds bij 
de Romeinen in gebruik, en ook al vroeg in de raiddeleeuwen hier te 
lande; en ofschoon deze laatste sedert lang verdwenen zijn, zijn er toch 
afbeeldingen van sommige werktuigen en gereedschappen uit de 13 d *, 14* 8 
en 45** eeuw bewaard gebleven in zegels en op wapenschilden, waaruit 
wij zien kunnen, hoe die figuren er op de uithangteekens moetcn hebben 
uitgezien. Wij geven er hier eenige als voorbeelden: 





V 




Waaler. 



Rosknm., 



Ketelbaak. 



Byl. 



A 





Sleuteli. 



Spiagel. 



* 



Ketel. 



Werktuigen en gereedschappen werden allereerst uitgehangen door hen, 
die ze tot hun arbeid gebruikten; vervolgens door hen, die ze vervaardig- 
den of als winkeliers te koop stelden; eindelijk, door kroeghoudei-s, die 
onder een bepaalde soort van handwerkslieden hun klanten zochten. Vroe- 
ger hadden tallooze kroegen werktuigen uithangen (waarvan nog enkele 
voorbeelden over zijn, als b. v., op den hoek van Vinkenstraat en Mout- 
haanssteeg, het Disseltje); want het was in vroegere eeuwen meer dan 



Digitized by 



Google 



198 



WERKTUIGEN EN GEREEDSCHAPPEN. 



tegenwoordig de gewoonte, dat lieden van 't zelfde beroep ook in dezelfde 
kroeg bijeen kwamen. Men vond alzoo snijderskroegen, hoedemakei-skroe- 
gen, smidskroegen, kroegen voor alle ambachien. Die verzamelplaatsen 
stonden alzoo schier gelijk met de latere Klubs of Societeiten, — geen vreemde 
vogel werd er geduld; en zoo kon men er veilig die akomplotterijen" 
smeden, waar wij in een vorig Hoofdstuk een voorbeeld van hebben bijge- 
bracht; geen wonder dan ook, dat zij als onderscbeidingsteeken bet werk- 
tuig uithingen, waar de bezoekers bun brood mee" wonnen. 

Somtijds, ja misschien mogen wij zeggen dikwyls, ontleenden die werk- 
tuigen hun oorsprong van een Heilige; want vooral in de middeleeuwen 
was bet gebruikelijk, de Heiligen voor te stellen enkel door 't attribuut, 
waarmede zij werden afgebeeld, als b. v. S l . Michael door een weegschaal, 
S*. Pieter door een sleutel, S l . Matthijs door een byl, S". Katharina door 
een rad, S l . Elooi door een hamer, S l . Laurens door een rooster. Van dit 
laatste gaat een afbeelding hiernevens; een gevelsteen te Delflshaven: 




Hieruit vloeit echter geen wezentlijk verschil in de beteekenis voort, ver- 
mits ook die attributen der Heiligen als beroepsaanduiding werden aan- 
gewend. 

Wij kunnen de uithangteekens, die werktuigen en gereedschappen voor- 
stellen, in drie soorten verdeelen, als: 1°. aanduidingen van het werkelijk 
gedreven beroep; 2°. zinspelingen op een beroep, dat vroeger in het huLs 
gedreven werd; 3°. geheel willekeurig gekozene. 



De Goudcn Bal is, zoowel bij ballemakers als aan een fabriek van goud- 
en zilvergalon (in U begin dezer eeuw in de Nes bij Frank van den Kor- 



Digitized by 



Google 



WERKTUIGEN EN GEREEDSCHAPPEN. 199 

put) en aan een speelgoedwinkel, lichtelyk als beroepsaanduiding te her- 
kennen. En evenzoo is de Balans, dikwijls de Goudbalans (als de vol- 
maaktste), het gewone uithangteeken van balansmakers. De Balance hing 
reeds in 1457 op de Hoogpoort te Gent uit. 

Een huis te Antwerpen in de Blauwbroekstraat heette de Blaeuw-Cuyp l ): 
blijkbaar was dit het uithangteeken eener blaauwververij ; terwijl de straat 
aan een andere ververij, de Blauwe Broek, haar naam ontleende. 

De Boor was gemeenlijk verguld. Voor een winkel van timmermans- 
gereedschap te Hoorn las men: 

* Hier in de Gouden Boor verkoopt men naar behooren 
Veel slag van booren om ccn dicht gat op te booren. 

En te Harlingen : 

* In de Drie Vergidde Booren, 
Die niet arbeidt gaat verloren, 
Want de tuiheit is een plaag, 
Die ik uit mijn huis verjaag. 
Schoon ik niet vecl doe met vlijt, 
Maar mijn tijt met praeten slijt. 

De Timmermans-boor werd oudtyds Spijkerboor genaamd, omdat hij 
diende tot het boren van een gat voor den spijker, en opmerkelijk is 
het, hoe, in bijna alle Gewesten van ons Vaderland, plaatsen gevonden 
worden, die den naam van Spijkerboor dragen. Ook in onderscheidene 
steden vindt men Spijkerboorsteegjes, te Deventer zelfs twee, die zoo hee- 
ten naar den vorm, dien de steeg er aanneemt : en aan een gelijke reden, 
kromming van weg of vaart, zal ook wel de naam van vele »Spijker- 
booren" zijn toe te schrijven *). Toch is ook meennalen de oorsprong 
van dien naam bij een uithangteeken te zoeken. De Spijkerboor hing uit 
aan timmermanswerkplaatsen, aan winkers van timmermansgereedschap, 
aan brouwerijen en aan berbergen. Onder de Delflsche brouwerijen was 
in de 16 de eeuw ook H Spijkerboor. Een Spijkerboorssteegje te Amsterdam 
ontving zijn naam niet, als de Deventersche, van zijn vorm, die lynrecht 
is, maar van 't uithangteeken op den hoek, dat echter lang verdwenen — 
even als 't woord zelf reeds verouderd is. 

Drie Blokken, half verheven in de deurposten gehouwen — een boven 
en een aan elke zijde — duidden den blokkemaker aan. Men kan ze nog 
aan oude blokkemakerijen vinden, o. a. op H Droogbak. 

De Distilleerketel is van oudsher het uithangteeken van branders en li- 
keurstokers, even als de Zeepketel van zeepzieders. Nog pronkt de distil- 
leerketel in miniatuur bij Fockinck in de Pijlsteeg, naar de oude manier 



') Antwerpen, biz 56 3 ) Navorscher 1858, biz. 304. 



Digitized by 



Google 



<200 



WEHKTUIGEN EN GEREEDSCHAPPEN. 



op een plank voor 't venster; en de Vergulde Zeepketel hangt nog op 't 
Springweg te Utrecht uit l ) als herinnering eener oude zeepziederij. Groote 
ketels plachten talrijk uit te hangen, en in alle stedenziet men ze nog op 
gevelsteenen : zelfs te Naarden, waar in de heele stad naauwelijks een half 
dozijn gevelsteenen te vinden zijn, is onder die weinige toch nog een ketel 
van 1647. De vorm is doorgaans die van een grooten kookketel met twee 
handvatsels of met een hengsel. Waarschijnlyk z\jn ze alien van koper- 
slagers en ketelmakers afkomstig. Somtijds is nog een ander figuur in 
of boven den ketel geplaatst, b. v. in de Reestraat : een rund in een ketel, 
doorgaans, om de alliteratie, het Kalf in den Ketel genoemd, wat aandui- 
den moest, dat die koperslager ketels maakte, zoo groot, dat men er een 
heel rund in koken kon; te Utrecht: het Keteltje onder den Aker, van een 
voormalige brouwerij 2 ). 

De Pomp hebben wij reeds vroeger aangeduid als een uithangteeken 
der loodgieters *). In Engeland komt die meermalen aan bierhuizen voor 4 ), 

echler geen bier-, maar wel degelijk 
een waterpomp. Het nevensstaande 
voorbeeld, aan de Harleian Collection 
ontleend, dagteekent van 't begin 
der IS* 6 eeuw. 

De Dommekracht, als uithang- 
teeken van een Houtzaagmolen, kan 
mede als beroepsaanduiding gelden. 
Men kent de Groote Dommekracht op 
het Zuidelijk-zaagpad bij Amster- 
dam, en die wordt reeds vermeld 
in de Haarlemmer Courant van 30 
Maart 1688. 
De Graadboog is eigenaardig aan 
een winkel van zeevaartkundige boeken en instrumenten, en in del7 dc eeuw 
lung hij aan dien van Willebrord Eling, te Middelburg bij de Engelsche 
Beurs uit. 

* Wat is cr onbequaraer, 

Als een timmerman sondcr hamer? 

schreef een Haagsche timmerman onder de afbeelding van den hamer op 
zijn uithangbord: en een Middelburgsche smid, zijn tijdgenoot, ophetzijne: 

* Den Hamer is *t beginsel van alle wercken. 

Een wijze spreuk; maar wat minder wijs was, diezelfde smid had een 




') 2 ) N. Vtr. Coura?U 1867, n°. 501. 
4 ) Uist. of Signb. p. 396. 



s ) Deel I, biz. 112. 



Digitized by 



Google 



WERKTU1GEN EN GEREEDSCHAPPEN. 



201 



varken gekocht zonder het te kunnen betalen, waarom de verkooper onder 
die spreuk dit rijra schreef: 

* En als de smid geld had, betaalde hij sijn vercken. 

Een andere smid, die mede zijn hamer in eere hield, zong zijn lof op 
deze verhevene wyze: 

* Den Hamer schoon, 
Die spant de kroon, 

Van alle gebouwen ; 
Ik hoop tot loon, 
Des HemeU troon, 

Eeuwig te aanscbouwen. 

Men ziet uit deze voorbeelden, dat de Hamer het uithangteeken was 
beiden van smids en timmerlieden. Maar ook van draaiers en goudslagers. 
Deze hingen den Gauden, gene den Gedraaiden Hamer uit. Die hamers 
werden doorgaans vastgehouden door een uitgestoken arm. 

Een gevelsteen op het West te 
Hoorn uit het begin der 17** eeuw, 
vertoont ons een kaasslede. Het 
voorwerp dunkt ons wel eenig anti- 
quarisch belang te hebben, en daarom 
geven wij er de afbeelding van l ). 

't Kantoor-inkvat hing in 1662 uit 
b\j den boekverkooper Marcus Wil- 
lemsz. Doornick, op de Tesselsche- 
kaai bij 't Damrak, en volgde hem, 
toen hij twee jaar later verhuisde, 
naar den Vijgendam. 

De Vergulde Coffymolen hing in 1705 
aan een winkel in de Rozenstraat uit. 
Korenmeters of anderen, die hun 
bestaan aan de Korenmarkt vonden 
hingen de Korenmaat of de Korenschaal uit. Bij een hunner prykte 
de Korenmaat met dit diepzinnig rijm : 

* veranderlijke staet! 

Korenmaet 1 

Zeker had de man betere dagen gekend dan hij in zijn tegenwoordig 
beroep genoot en moest hij dit aan de wereld vertellen. 

Zulk een Korenmaat kan men nog zien op een gevelsteen van 1724 in 
de Bergstraat; en de Korenschaal hangt nog uit op de Kolk tegenover het 




l ) Door bezorging van den Heer Handelaar, te Hoorn. 



Digitized by 



Google 



202 WERKTUIGEN EN GEREEDSCHAPPEN. 

Korenmetershuis. Van de Coorenharp kan men de af bedding zien op een 
gevelsteen van 1623 op Boomssloot 

Een ladder of le£r, doorgaans gedragen door een man, met het onder- 
schrift: Ik leer noch, kwam dikwijls op uithangborden en gevelsteenen 
voor, niet alleen bij Ledremakers (die tevens boomen, puthaken en kle6r- 
siokken vervaardigden en voor wie zelfs een afzonderlijke markt op 
de Torensluis ! ) geordonneerd was) maar ook, om 't zinrijk bijschrift, 
bij allerlei slag van lieden. Men verhaalt van een kastelein, die zich zel- 
ven voor een heel slimmen vos hield en daarom op zijn uithangbord met 
het opschrift: Noyt bedroge blufte. Nu gebeurde % dat de vaandrig van 
een Zwitser-regiment, die dagelijks zijn bittertje bij hem nuttigde, de wed-, 
dingschap met hem aanging, om een half ankertje, dat hij hem een ouden 
tamboer zou zenden, die hem met open oogen zou bedriegen. »Dien wacht 
ik," zei de waard, »en je half ankertje bovendien." Den volgenden dag, 
toen de vaandrig weder als gewoonlijk zyn pijp aan den gemeenen haard 
zat te rooken, kwam de tamboer binnen stappen, zette een klein fleschje 
op de toonbank ne6r en vroeg om een umusje klare." De kastelein tapt 
het hem, de tamboer steekt met de eene hand het fleschje in den borstzak 
van zijn grijzen kapotjas en legt met de andere een dubbeltje op de toon- 
bank. — »Oho !" roept de waard, wiens argus-oogen terstond bespeuren dat 
het dubbeltje eenvoudig van blik is: adacht je mij z66 beet te hebben? 
Neen, dat 's al te dom ! Hier maat, pak jij je dubbeltje maar we£r op en 
zot dat fleschje gaauw we£r ne£r, waar je 't van daan hebt genomen." — 
De oude tamboer zet een scheef gezicht, doet als hem gelast wordt en 
sehuift druipstaartend de deur uit. — »Zie zoo!" roept de nooit bedrogen 
kastelein den vaandrig toe: »als je mij foppen wilt moet je slimmer gas- 
ten sturen. Ik zal, in afwachting van je half ankertje maar reis op je 
gezondheid drinken," en met een schenkt hij zich een glas in uit het fleschje, 
dat de tamboer had neeYgezet. »Avoes, heer vaandrig.... Verd . . I" scbreeuwt 
hij op eens, terwijl hij het glas tegen den grond smeet: »de kerel heeft 
mij toch bedrogen: 't is klare pompegnac." De tamboer had namelijk 
twee fleschjes in zijn zak me£gebracht en het fleschje met jenever tegen 
een met water verruild. Nu was de beurt van lachen natuurlijk aan den 
vaandrig, en de kastelein veranderde zyn Noyt bedroge in Ik leer noch. 

De Leest behoort bij schoen- en bij leestemakers. Meestal was 't een 
houten leest op een stangetje; soms ook werd hij op een gevelsteen ge- 
beiteld. De Groene Leest staat nog in de St. Jacobsdwarsstraat. 

De Groote Melkmout hing nog voor weinige jaren uit op 't Rok-in aan 
een winkel van houten gereedschappen : de Kleine Melkmout op 't Damrak. 



! ) Als een proeve van cierlijke naauwkeurigheid van uitdrukking tcekenen wij aan, dat 
Wagenaar schrijft: »Op de Jan-Rooden-Poorts-Toorens-brugge." y t Was den Amsterdam - 
mers niet kwalijk te nemen, dat zij aan TorensltUs de voorkeur gaven. 



Digitized by 



Google 



WERKTUIGEN EN GEREEDSCHAPPEN. 203 

De Molensteen was het uithangteeken van komenijen, die grutten vet- 
kochten. Zulk een winkel, onder Haarlem, aan den kleinen Houtweg, 
gaf er nog dit stichtelijk woord by : 

• Door Godes woort wort mcnig hert ontlokcn j 
Maar door den Meulenstcen werd Koorn en Gruttc gebroken. 

Aan het einde der Bickersstraat staat een werkelijke molensteen als uit- 
hangteeken in den gevel gemetseld. Zeker was het ding te zwaar om *t 
aan een stang te hangen. 

De Stolen Naald, de Stiijders Naald, hingen bij Naaldemakers en aan 
Naaldewinkels uit. Bij de Naald mogen wij wel de Naaimachine voegen, 
en tevens de opmerking, dat, zijn de werktuigen en gereedschappen, die 
wij nog zien uithangen, meer oud dan nieuw, wij er hier een vinden van 
de nieuwste soort. Op H Damrak bij de Papenbrug staat de Naaimachine 
afgebeeld op een cierlijk uithangbord in een vergulde lijst, die met drui- 
vetrossen is gedekoreerd. Welke betrekking deze laatste hebben tot het 
artikel, dat daar verkocht wordt, begrijpen wij niet. 

Bakkers hadden den Oven of den Gloeienden Oven. De Gekroonde rode 
Oven is het onderschrift van een gevelsteen op den Haarlemmerdijk bij 
't Cingel, waar een bakkery op is afgebeeld. 

Kan men schilderachtiger naam voor een schilder uitdenken dan Jan 
Smeer? Deze woonde in 1704 in de Langestraat in de Vergulde Diet 
d. i. »palet", welk uithangteeken meer bij schilders voorkwam en o. a. nog 
verguld te zien is op den top van een huis op 't Haarlemmerplein, door 
een schilder bewoond. 

De Pers komt, als beroepsaanduiding, bij drukkers en bij tappers voor: 
bij de laatsten natuurlijk de Wijnpers. De Witte Persse hing v66r 1G10 
uit in de Oudebrugssteeg bij 't Water, en later op 't Water by dezelfde 
steeg, bij den boekdrukker Dirck Pietersz, die naar dat symbool den 
toenaam »Pers" aannam en zich als dichter en historieschrijver ook Theo- 
dorus Petrejus Persius, ook wel, naar zijn geboorteplaats, aPersius van 
Emden" liet noemen. Zijn opvolger, Willem van Beaumont, bracht de 
Witte Pers naar de Kalverstraat bij de S 1 . Luciensteeg over. 

Een andere Witte Pers hing in 1648 uit te Westsaerdam bij Hendrik 
Jacobsz Soeteboom, en de Vergulde Parsze in 1637 by Adriaan Roman in 
de Groote-Houtstraat te Haarlem; — de Wijnpers in 1578 te Amsterdam bij 
Aagt Simonsdochter, wier zoon, Gerrit Hein, zich in de beroerten ijverig 
Spaansch betoond en daarom met de verandering der regeering de stad 
geruimd had. 

Ploegen en Eggen hangen voor kruideniers- en tabakswinkels in platte- 
landsstadjes, als lokazen voor de boeren. De Egge aan een tabakswinkel 
te Muiden, de Ploeg te Naarden ; en de laatste komt ook aan tal van her- 
bergen voor. 



Digitized by 



Google 



204 WERKTUIGKN EN GEREEDSCHAPPEN. 

De Roede was een schoolmeesters-uithangteeken '). De roede van 
wilgentakken behoorde tot 'smans agereedschap", als 't uitdrukkelijk 
geleerd wordt in den »Regel der Duytsche Schoolmeesters" van Dirck 
Adriaensz Valcooch, schoolmeester te Barsingerhorn in H laatst der 16*" eeuw. 

Al die een ambacht wil leeren en handelen, 
En wil maken dat zijn were niet com' tot schandelen, 
Hy sie toe, dat by eerst neb' gereetschap goet, 
Daer hy lustich sijn ampt en hantwerck me doet, 
So sal ick nu hier leeren den Schoolmeesters sampt 
Wat gereetschappen sy moeten bebben tot haer ampt. 
Ten eersten sal by hebben een fraeye hantplacke 
Met een wackere roede van wilgentacke. 

Nu moge men met de roede spotten en, even als het wijze jongetje bij 
Van Alphen, uitroepen: 

Laat ze komen als ze kan! 

al is zij thans even machteloos als de leliesepter der Bourbons en de klaauw 
van den S t . Markusleeuw, eenmaal tocb was zij de staf van kommando, 
wier veelbeteekenend wenken zelfs Trompen en De Ruyters deed sidde- 
ren: namelijk, toen ze nog Martijntje en Machieltje heetten. In dien tijd 
lieten de Schoolmeesters, ten blijke dat zij hun gereedschap in orde had- 
den, de lloede voor den luifel schilderen, met een deftig rym er onder, b. v. : 

* De Ro6 is niet als berkenrijs, 

Maar maakt de kinders goet en wijs; 
Wie al te veel dit tuygje spaart, 
Die maakt of laat een boozen aart. 

Hiertegen zal natuurlijk onze eeuw luid protesteeren, die van dat tuygje 
niet weten wil en toch ook niet gaarne een boozen aart in haar kinderen 
ziet; — maar de 17** eeuw zal zich even luid verdedigen en beweeren, 
dat zy 't aan *t rechte eind had. Wij achten ons ongeroepen om in dit 
geschil te beslissen, en al riep men er ons toe, wij deden 't nog niet. 

De Roskam, op 't gebied der poezy zoo beroemd door Vondels hekel- 
dicht, is niet min bekend als uithangleeken en men gaf er ook als zoo- 
danig wel eens een satirieke toepassing aan. Zoo, bij voorbeeld, las men 
voor een staldeur: 

* Een paart, dat niet en let of deert, 
Is voor den Roskam niet verveert. 

Nog hangt de Roskam uit aan herbergen, waar paarden gestald worden, 
of aan voormalige herbergen, als aan den straatweg tusschen Velp en 
Rhede. Meestal is hij verguld; somtyds in het drietal. 



») Vergelijk Deel I, biz. 17. 



Digitized by 



Google 



WERKTUIGEN KN GEREEDSCHAPPEN. 205 

De Schaaf, de Zaag en ander timmermansgereedschap behoort bij 
den timmerman of aan den winkel waar 't verkocht wordt. Maar ook de 
kroeg maakte er zich meester van, gelijk weleer een hospes aan den Leid- 
schendam, die passer, byl, zaag, boor, schaaf en bierkan op zijn bord had 
laten schilderen, en daaronder dit rym: 

* De Passer is een Graef, 

De Bijl is een Slaef, 

De Saeg heyt een Sin, 

Het Booren heyt veel nioeyten in. 
De Schaef maekt ruyg tot glat, 
En het Bier maekt drooge keelen nat. 

Gereetschap spant de kroan was een opschrift, dat in de 47 de eeuw op 
uithangborden van kroegen dikwijls placht voor te komen. Met dit ge- 
reedschap werden echter bijlen noch hamers, maar »penningen" bedoeld. 
Jan Zoet l ) vertolkt het met: aGereed geld spant de kroon." 't Wilde 
dus zeggen, dat de waard liefst klanten zag, die kontant betaalden. 

De Schaar prijkte van ouds op het snijders uithangbord 2 ) en komt 
thans nog in vereeniging met scheermes en alle mogelijke snijdende werk- 
tuigen voor op dat van den slijper, vroeger met het onderschrift : slypt 
scharen en messen, tegenwoordig verbeterd en defliger: slijpt alle soorten 
van imtrumenten. 

De Verroeste Spaai (aspade") — een moot uithangteeken voor een boe- 
reherberg — vindt men aan den straatweg van Boxtel naar Eindhoven. 

De Friesche Schaats zagen wij op de Utrechtschestraat en elders als 
gewoon schaatsemakers-uithangteeken. 

De Vergulde Sleutel aan een ijzeren stang met min of meer cierlijk krul- 
werk is nog altijd dat van Smids en Slotemakers. Eens hadden in 6ene 
straat twee lieden van dat vak ieder dien sleutel aan zijn gevel pronken, 
maar de eene sleutel met een mooie vergulde kroon vercierd. »Dat 
lokt klanten," dacht de eigenaar, aomdat ik de kroon span." — »Neen," 
zei de ander, »zij komen liever bij mij, waar zij alleen voor den sleutel, 
en niet, nog extra, voor de kroon hebben te betalen." 

De Stampkuip is een bleekers -uithangteeken, dat wij onlangs zagen, ge- 
sneden achter op een bleekerswagen van Bussem. 

De Teerkwast hing in de 17** eeuw op de Joden-breestraat uit met dit 
onderschrift: Hier goat men Vitteren (lees: uit teren.) 8 ) 

De Toetssteen hing voorheen aan goud- en zilverwinkels uit, ter aan- 
duiding, dat hetgeen aldaar verkocht werd, den toets kon doorstaan. Bij 
een daarvan las men daaronder: 



>) Digtk. Werken, bl. 205. ') Vermel ijk Deel I, biz. II?. 3 ) Jbhobnse. 



Digitized by 



Google 



206 WERKTUIGEN EN GEREEDSCHAPPEN. 

* Het is geen goud al dat er blinkt 
En geen fijn silver dat er klinkt. 
Gebruik den toetssteen, die nooit liegt, 
Eer u de valsche schijn bedriegt. 

De Troffel of het Truweel, oorspronkelijk een Metselaars-uithang- 
teeken, was ook aan brouweryen en herbergen zeer in trek. Delft telde 
onder zijn brouwerijen meer dan een Truweel l ). De Troffel hangt nog 
op allerlei wijzen uit : nu eens geschilderd op een bordje, met het bierglas 
aan de eene, en de pijp met het jeneverglas aan de andere zijde : dan we- 
der, uitstekende op een stangetje *), of vastgehouden door een hand, als 
op de Gaardbrug te Utrecht s ), of ook op een gevelsteen gebeiteld, als op 
een van 1737 in dezelfde stad 4 ). 

Men weet, dat in de eeuwen, die aan de onze zijn voorafgegaan, elke 
Stad haar eigen maat had; maar minder bekend is % dat ook het Leger 
te velde zijn eigen Veldmaat had, die de Zoetelaars gehouden waren te 
gebruik en. Toen Prins Willem III in September 1673 Naarden belegerde, 
hing aan een Zoetelaarstent de Prince Veldmaet uit, met dit rijm: 

' Dit is in de Prince Veldmaet. 
De duivcl baal hem die voorbygaet. 
Hier verkoopt men brandewijn, bier en tabak, 
Koopt het en haalt het en drinkt het met gemak 6 ). 

De Zadelboom hing bij Zadelmakers uit. Op de Reguliersbre£straat 
kende men in de 17 de eeuw den Hooden Hongaarschen, welke soort zeker 
toen voor de beste gold. Dat de zadelmaker geen Hollander was, blijkt 
uit 's mans luifelpoSzy : 

* Den Hooden Otigerschen Sadelbom. 

Hier in deese Kopstad, 
Woe de.r iemand is, die ein Sadelbom toe maken had, 
't Zij burger, boer of kopraan, 
Ik dcselve wel maken kan. 



II. 

Men vindt nog een aantal afbeeldingen, meest op gevelsteenen, of enkele 
namen van werktuigen of gereedschappen, die hoogstwaarschijnlijk beroeps- 
aanduidingen geweest zijn, doch door de komst van nieuwe bewoners hun 



») Zie Deel I, biz. 78. 2 ) Zic de afb. Deel I, biz. 6. 

») A. Vtr. Courant 1867, N°. 502. «) Ibid, N°. 501. 

fi ) Men herinnere zich, dat men toen nog spfak van » tabak drinken. p 



Digitized by 



Google 



WERKTUIGEN EN GEREEDSCHAPPEN. 207 

beteekenis verloren hebben. Zoo is het Spinnewiel, dat men in de S\ Ja- 
cobsstraat ziet afgebeeld, zeker in de 17** eeuw het uithangteeken geweest 
van iemand, die zulke voorwerpen vervaardigde. De man is lang dood: 
zelfs is het ambacht te niet gegaan; maar zyn gevelsteen heeft beiden 
overleefd. Even zoo zal het Twijnwiel in de Madelievenstraat wel aan een 
garentwijnder behoord hebben; de Groene Hekel in de S*. Nikolaasstraat, 
met een mannetje, dat een lange vork in de hand houdt, aan de eene, en 
een vlasspinstertje aan de andere zijde, aan een vlaskooper; en de hak- 
blokken, die men nog aan verscheidene gevels vindt met het onderschrift : 
In 't Block, aan slagers. 

De Fuik vindt men ook nog hier en daar: in de Warmoesstraat over 
de Pylsteeg de Twee, elders de Drie Fuiken ! ). Ten bewijze hoe populair 
dit zinnebeeld was, hebben wij slechts te wyzen op de »Afbeeldinge van 
't Huwelijck en *t gheen daeromtrent is, onder de ghedaente van een 
Fuyck," by Gats. 

Op den Haarlemmerdijk aan den hoek der Visschersstraat staat nog, voor 
een gevel van 1692, een steen met Vijf Hamers — een groote in 't mid- 
den en twee kleinere aan elke zijde. Heeft hier wellicht een man gewoond, 
die met vier wakkere zonen een hamerend ambacht uitoefende? 

Zelfs de Koevoet vinden wij nog. Boven een poortje te Utrecht staat 
hij uitgehouwen met het opschrift: In den Koeivoet 1691 3 ). Geen werktuig 
is er te bedenken, dat niet hier of daar als uithangteeken heeft gediend, en 
dit ons beweeren wordt gestaafd door zoo velc familienamen, als b.v. Mo- 
lcnijzer, Spijker, Nagel, Bijl, Mes, die tevens namen van werktuigen en 
ongetwijfeld van uithangteekens ontleend zijn, al zijn ook vele van deze 
laatste mi niet meer te vinden. 

Raderen zijn, als beroepsaanduiding, dikwijls van radermakers afkom- 
stig; niet altijd echter, want het Rad had al van ouds een symbolische en 
mystieke beteekenis. De Germaansche Zonnegod werd door onze heiden- 
sche voorouders vereerd onder de gedaante van een gouden Rad, en dat 
Zonnerad bleef nog lang in de herinnering en in de poezij voortleven: 
't was 't eerste woord van Huygens, toen hy 't Voorhout wilde bezingen : 

't Sonnen-rad begint tc stooten 
Tegens Noorder kroeftcn beck. 

't Rad was een der attributen van Fro, den God, die geluk en voordeel 
schonk, van daar ook het rad van avontuur. De mystieke beteekenis 
van het Rad werd in de middeleeuwen \erkristelijkt, doch de voorvader- 
lijke traditien bleven dezelfde. Daarom \ond men dan ook Raderen uit- 
hangen waar ze geen beroep aanduidi!an en komen zij ook dikwijls in 



») Vergl. Deel I, biz. 169. *) JV. Utr. Courant 1867, N°. 501. 



Digitized by 



Google 



208 WERKTUIGEN EN GEREEDSCHAPPEN. 

oude stamwapens voor. 't Vergulde Radt, 't oude symbool der zon, hing 
in 1656 op de Jodenbre£straat uit, aan een huis waarin een R. K. kerk 
gevestigd was. 

De Gekroonde en Vergulde Kompassen komen voor als beroepsaanduidin- 
gen van Kompasmakers, de Gekroonde Jaaglijn (by de Munt) van een Touw- 
slager, de Gekroonde Slang (Reguliersdwarsstraat) van een Sraid. Wannen 
vindt men nog meermalen op gevelsteenen uitgehouwen, vermoedelyk waar 
iemand woonde, die ze maakte en verkocht, even als men nog bij Zeefte- 
makers een Zeeft op een stangetje ziet uitsteken. De Vischpaen (visch- 
mand) hing in 1377 te Gent by de Watermolenbrug uit: — paen (Fr. 
panier) heette oorspronkelijk een »broodmand", later een mand in H alge- 
meen. De Vischkorf vindt men nog bij IJselstein, en de Dry Vischcorven 
hingen uit aan een huis op de Bloemmarkt, 't zesde van de Wydesteeg 
af geteld (thans F 122), waar in het laatst der 17* eeuw de Burgemeester 
Jean Appelman woonde, die dat uithangteeken heeft verwisseld met den 
Appelboom uit zijn wapen, op een steen, die nog in den gevel staat *). 
De Bloemmarkt was in dien tijd een zoo aangename en deftige gracht, 
dat er verscheiden Burgemeesters gewoond hebben. — Eindelijk, le Panier 
d'Or hangt nog aan een logement te Brugge uit. 

De Lantarcn, als middel ter straatverlichting, gold weleer tevens als uit- 
hangteeken van hoekhuizen, waaraan zoodanig voorwerp was geplaatst. 
Wij spreken van v66r de 17 d0 eeuw, toen voor die verlichting nog maar 
schaarsch gezorgd werd, en bedoelen steenen lantarens, gelyk men er een 
vond te Amsterdam, aan den hoek van 't S l . Elizabets-gasthuis bij 't trapje. 
Elders vond men soras zoodanigen lantaren aan den muur van een voor- 
name herberg, en de zeldzaamheid dier voorwerpen was oorzaak, dat het 
huis er naar genoemd werd. Te Hoorn vindt men nog een logement de 
Oude Lantaren, dat ongetwyfeld zijn naam aan zulk een reden verschul- 
digd is 2 ). 

Den Passer zou men als uithangteeken eer bij metselaars en timmer- 
lieden zoeken, dan aan tapperyen, en toch hangt hij te Londen, en zeer 
dikwyis in het drietal, aan verscheidene van deze laatsten uit, soms met dit 
rym tusschen de beenen van den Passer: 

Blijf binnen den Passer, 

Zoo zult gij vermijden 
Een aantal van rampen, 

Die anderen lijden 8 ), 



') Medegcdeeld door den Heer E. Meijer te Amsterdam. 

*) Zie het XI* 1 * 5 Hoofdstuk hierachter. 

3 ) Keep within Compasses 

And then you'll be sure, 
To avoid many troubles, 

That others endure. 



Digitized by 



Google 



WERKTUIGEN EN GEREEDSCHAPPEN. 



209 




Niet minder opmerkelyk is het, dat in de 16* 6 en 17** eeirw, zoo in als 
buiten ons vaderland, de Passers zoo menigvuldig bij Boekdrukkers voorko- 
men. In 't midden der 16 de eeuw hing de Vergulde Passer uit bij »Jan 
Ewoutszoon, Figuersnijder *), gesworen boeckprenter der K(oninklijke) M(a- 
jesteit)" te Amsterdam. Zijn merk was een passer, tusschen de beenen het 
gekroonde wapenschild der Stad, en ter wederzijde van den kop de 
letters J. E, in Gotischen vorm. 

Hetzelfde teeken hing in *t laatst 
dier eeuw uit bij Herman Jansz. Mul- 
ler, aFiguersmjder in de Warmoes- 
straat", die in 1590 >Lowys Porquin" 
uitgaf: — en in 1639 te Vlissingen 
in de Bre&waterstraat. Van dezen 
laatsten Vergulden Passer, die tevens 
Gekroond was, voegen wij de afbeel- 
ding hiernevens *), met de opmer- 
king, dat de hier voorgestelde vorm 
in dien t\jd niet bestendig zoo was; 
want dat de passer van Jan Ewouts- 
zoon, die byna een eeuw ouder is, 
den gewonen vorm A heeft. 

De Passer, ditmaal niet verguld, was in 1656 het uithangteeken eener 
R. K. kerk in de "Warmoesstraat te Amsterdam; doch ook deze was af- 
komstig van een boekverkooper, die zijn huis tot kerkelijk gebruik had 
afgestaan. Omstreeks dien tijd hing op de Keizersgracht de Gekroonde 
Passer uit, met dit r\jm: 

• De Matigheit die wort gekroont, 
Wanneer die wort te recht betoont. 
De Matigheit haar minnaars loont, 
Wijl bij haar Deugt en Zegen woont. 

De Weegschaal hing uit aan menige waag of andere plaatsen, waar het 
werktuig gebezigd werd. Wij vinden nog te Maastricht in de S*. Pieters- 
straat N°. 2545 de Weegschaal op een gevelsteen met dit bijschrift : »In de 
ovde waegh 1714, paX ChrlstI sit hi haC DoMo" welk Lat\jn nogmaals 
het jaartal te lezen geeft. 

Te Dordrecht hangt in de Wynstraat de Groote Kraan uit. Te Amster- 
dam ziet men aan een huis van 1662, op den hoek der Stroomarkt en 
Engelschesteeg , een gekleurden gevelsteen met de afbeelcling van de 
Scheepshraan. Werkelijk heeft, tusschen 1620 en 1660, tegenover dit huis, 



') Figuersnijder is »uilgever van plaatwrrkon 
2 ) Medegedeeld door den Hocr Goeree. 

n. 



14 



Digitized by 



Google 



210 WERKTUIGEN EN GEREEDSCHAPPEN. 

op de Stroomarkt, de Kleine Kraan gestaan, die vervolgens naar het 
Bickerseiland is overgebracht. Vermoedelijk was dit huis v66r 4660 de 
herberg en 't kantoor tevens, en duidt het jaartal 1662 een herbouwing 
van den gevel aan, toen, na de verplaatsing van de Kraan, het huis een 
andere bestemming kreeg. 



m. 

Sommige uithangteekens stellen werktuigen voor, die geen de minste 
betrekking hebben tot het beroep dat binnen 't huis gedreven werd. Hoe, 
vraagt men, kon 't een boekverkooper in 't hoofd komen den Vergulden 
Bra7tdewijnsketel of een lakenkooper de Eyerkorf uit te hangen ? En toch 
was het eerste in 1610 het geval met Gerrit van Breugel in de Raamsteeg 
te Amsterdam, en 't andere in 1659 met Jan de Putter in de Veenestraat 
te 's Gravenhage. Een gelijk verschijnsel neemt men vooral bij de Brou- 
werijen waar, waarvan ieder zich overtuigen kan, die in ons Eerste Deel 
een oog laat gaan over de lijst der aldaar genoemde 1 ). En even als te 
Delft was het elders. De Leuvensche Brouwers hadden in 1468 : de Teemps, 
de Kandetaer, de Blaesbalch, het Huyfijser, de Cruywagen, de Persse, de 
Moelesteen, de Mortier, enz. 

De zeepzieder Bijnsdorp op 't Water te Amsterdam, in *t laatst der 16 de 
eeuw, had aan zijn fabriek de Uamer uithangen. »Geld slaat men met 
harriers," zegt het oude spreekwoord; maar de zeep wordt evenmin als de 
boter met hamers bewerkt. Toch rustte er zegen op het symbool van Bijns- 
dorp, die schatrijk werd en uit liefde en barmhartigheid een hofje stichtte 
op een ledig erf aan den Stadswal (d. i. nu op de Heerengracht bij de 
Heisteeg). Voor dit hofje liet hij alweSr zijn Hamer uithouwen; naar wel- 
ken die huisjes, die nog altijd door dertig Roomsche bestjes bewoond 
worden, de Hamershuisjes heetten. Thans wil niemand meer gelooven 
dat het huisjes zijn, omdat ze in de diepte zijn verzonken en het geheel 
er uitziet, als had men daar den ingang te zoeken tot Helaas rijk: 

En hij wendde zich Oostwaart 
Naar Hela's poort, 
m Waar, diep begraven, 

De waarzegster lag *). 

Is het daarom, dat die liefdadige instelling van Bijnsdorp reeds voorlang 
betiteld is als het Hofje van Verdriet? 
Gasparus Gommelin, de uitgever der Amsterdamsche Courant in 1688, 



l ) Biz. 78 en 79. 

*) Odins HeUevaart, in D. Buddwoiis Verharul. over de N. Godevdm\ 



Digitized by 



Google 



WERKTUIGEN EN GEREEDSCHAPPEN. 211 

en samensteller van een Beschrijving van Amsterdam, die voor lf /j de 
oude Domselaer was, woonde in de Hartenstraat int Vergulde Block, 't Blok 
staat er nog; maar 't verguldsel is er af. Toen mocht men vragen, 
welk verband er bestond tusschen een Blok en de Amsterdamsche Courant? 
Maar even zoo vragen wij thans, wat de Fakkel voor een manufaktuur- 
winkel doet? Is % om aan de dames de ontvlambaarheid der dunne stof- 
faadjes te herinneren, waarmede zij zicb tooien ? En wat doet een tabaks- 
winkel met de Gekroonde Vijzel, die er even weinig past als de Arm met 
den Hamer, die alles dreigt plat en stuk te slaan, bij een winkelkast vol 
vrouwemutsen in de Weteringsstraat, en aan een speelgoedwinkel in de 
Wolvenstraat *). 

Het Hoefijzer is een uithangteeken, dat bijzonder in den smaak viel 
en aan allerlei winkels en huizen gevonden werd, ook bij neringen, die 
niets met paarden of ijzers te maken hadden. Als Bredero Niesje aan 
Symen sonder Soeticheit laat vertellen, waar zij 't goedkoopst haar schuur- 
goed haalt, is H ook al in H Hoefijzer: 

Ick hael mijn Loogh in H Hoef-yser, daer krijgh ick sooveul om ien duyt as ywers 
om icn oortje. 

De oorsprong lag in 't oude bijgeloof, dat een Hoefijzer, aan de deur- 
post gespijkerd, de heksen afweerde en geluk in huis bracht, — een bijge- 
loof, dat ons Wodans paard herinnert. Daarom had zoo menigeen een 
hoefijzer aan zijn deur, dat later, en toen men wellicht niet eens meer aan 
't oude bijgeloof of de heksen dacht, omdat het huis nu eenmaal bij dien 
naam bekend was, van de deurpost naar uithajigbord of gevelsteen ver- 
huisde. 

Aan herbergen hingen de hoefijzers dikwyls uit en hadden er gelijken 
oorsprong. Niemand bracht gaarne de nacht door in een huis, waar hij 
gevaar liep behekst te worden en stapte dus bij voorkeur daar binnen, 
waar hij 't beveiligend hoefijzer zag aangeslagen en voor geen kollen of 
tjoenders te vreezen had. Later werd het Hoefijzer, gewoonlijk in het heral- 
dieke drietal, voor den luifel geschilderd. In de Haarlemsche Courant van 
5 Augustus 1688 lezen w\j, dat »het vermaarde logement de Drie Hoef- 
ijsers" toen te huur of te koop was. Het had vijf of zes beneden- en 
verscheidene bovenkamers, en uit die bijzonderheid, dat het getal der be- 
nedenkamers onzeker gesteld, en dat der bovenkamers geheel niet genoemd 
wordt, mag men opmaken, dat reeds toen de kamers in logementen, naar 
verkiezing, door een middelschot konnen worden in tweeen gedeeld. Ook 
aan brouwerijen (b. v. te Haarlem) en zelfs aan kerken hing H Hoefijzer 
uit; in 't begin der 17*° eeuw (tot 1626) te !sGravenhage aan de Luther- 



x ) Dit schijnt men gevoeld te hebben; want sedert wij dit schreven is de hamer den 
laatsten uit de hand genomen en kan die arm nu all een nog met de vuist dreigen. 

14* 



Digitized by 



Google 



212 WERKTUIGEN EN GEREEDSCHAPPEN. 

sche, en in 1656 te Amsterdam aan een R. K. kerk. 't Eerste was een 
verguld Hoefijzer; anders was 't gewoonlijk zwart. 

Somtijds echter was de naam van H Hoefijzer, vooral aan buitenplaatsen, 
boerenerven of groote gebouwen, gegeven, niet ter aanduiding van het 
voorwerp zelf, maar omdat de lokaliteit in den vorm van een hoefijzer 
was aangelegd of gebouwd. Men vindt nog het Oude Hoefijzer als naam 
van een buitenverblyf tusschen Wassenaar en den Haag. 

Wij besluiten dit hoofdstuk met nog 66n werktuig, de Dreg. "Wij vin- 
den bet als uithangteeken vermeld in het blijspel van Hooft, waar Ritsert 
aan Warenar vraagt: 

Jy hebt mijn vader wel gekent, gis ik, Dirk in de Drie Dreggen, 

Die een man van de oude wet was, effen en goedtr 
Warenar. Zoud J ik niet? Wy zijn in een buert op evoedt; 

Doe* by dusken jongen was, droegh hy al kamelotte aepsrokken. 
Ritseit. En mijn moeder Geertruid? 
Warenar. Die is van 't geslacbt van de Gaepstokken. 

Zulk een praatje diende om op 't rechte a propos te komen en 'smans 
dochter ten huwelijk te vragen. 

Nog ziet men in sommige steden bordjes uithangen, waarop een Dreg 
geschilderd is. *t Zijn aanwijzingen, waar men dat werktuig vinden kan, 
als men 't noodig mocht hebben om een drenkeling op te visschen. 



Digitized by 



Google 



ZEVENDE HOOFDSTUK. 



K LEE DING EN OPSCH1K. 



JJo voorwerpen van kleeding en opschik hebben een zeer talrijk kon- 
iingent aan de groote armee der uithangteekens geleverd, en wien zal dit 
verwonderen? Zij zijn H halve leven van den mensch. Vergeefs beproefde 
Huygens er in z\jn »Kostelick Mai" den draak me6 te steken : 't hielp geen 
zier en hij zelf droeg er geen swollen draed" minder om. En heeft dan 
de Natuur den mensch ook niet bestemd tot een kle^ren-dragend en op- 
schik-behoevend wezen? 't Is daarbij niet eens noodig op de vrouwen te 
wijzen, de mans kunnen evenmin den opschik ontbeeren. 

Wie sal een Pleyter-vos sijn hoogh-geleerde Mouwen, 
Wie sal een Rechter-heer sijn Tabbaerd-eer on thou wen, 
Een spijtigh Spies-gezel sijn schrickelicke Veer, 
Sijn wreeden Sluyer-lap, sijn leeuwelick Geweer? 

Wij kunnen als regel stellen, dat de voorwerpen van kleeding en op- 
schik als uithangteekens voorkomen daar, waar zij gemaakt en verkocht 
worden; doch haasten ons, er bij te voegen, dat op dezen, gelijk op alle 
bedenkelijke regels, ook we£r uitzonderingen zijn ; — en evenzeer, dat die 
ook we6r speciaal aan herbergen, brouwerijen en boekwinkels te vinden 
zijn, als de voorbeelden *t zullen aantoonen. 

Wij beginnen met den Hoed. »Mijn buerman 
hangter hoeden in H bort, die hy verkoopt," zei 
Hilarides in de aVerklaaringe" van zijn uithangbord, 
waarover wij in H Tiende Hoofdstuk breeder zullen 
spreken. Van zulk een zeventiende-eeuwsch bord, 
waar de Hoed op geschilderd was, voegen wij 
de afbeelding hiernevens: het hing op den hoek 
van den Zeedijk en de St. Olofspoort. Een Gent- 
sche hoedemaker uit dienzelfden tijd had een 
soortgelyken Hoed uithangen, en daaronder: 




Digitized by 



Google 



214 KLEEDING EN OPSCIIIK. 

Onder den Hocdt 
Schuylt quaet on goct *), 

welk rijmpje nog tegenwoordig bij een Hoedemaker te Leeuwarden in 't 
Naauw te lezen is *). Andere hoedemakers vertoonden op gevelsteenen 
een Hoed of drie Hoeden, zwart geschilderd met gele of vergulde koor- 
den: men vindt die nog, met een Hoed, o. a. op de Keizersgracht bij de 
Remonstrantsche kerk en in de Passeerdersstraat : — met drie Hoeden op 
de Prinsengracht over de Elandsstraat en op de Rozengracht boven een 
gang, 't Werd, later nog, een ijzeren Steek met goud geboord en opge- 
toomd, en uitgestoken op een stang: waarvan men o. a. nog een exem- 
plaar vindt op den Haarlemmerdijk by de Eenhoornssluis. 

Op een gevelsteen in de Donkeregaard te Utrecht, herkomstig van een 
voormalige hoedemakerij, ziet men een driekanten Hoed met strikken 3 ). 
Bij een Amsterdamschen hoedemaker las men, onder een Hoed, de navol- 
gende alexandrynen : 

* Den Hoet die wert gemaakt om op het Hooft te drapen •, 
En hebje er een van doen, je kunt er hier na vragen. 

Als alle andere dingen kwam de Hoed drievoudig voor; ja zelfs uitge- 
stoken op een stang, de middelste wat hooger, de zijdelingsche een weinig 
schuins. Een hoedemaker te Leeuwarden had — de Hemel weet waarom — 
bij zijn Hoeden Tromp te pas gebracht in 't navolgende rijm: 

* Dit is in de Drie Hoeden, 
Oni 't hoofd te behoeden 

Voor wind en koud. 

Tromp was stout 
Voor der Staten kroon: 
Hier maakt men hoeden schoon. 

Te Islington (toen b ij , nu i n Londen) was een vermaarde herberg, de 
Drie Hoeden, waar beroemde lieden verkeerden. In 1766 was er het paar- 
despel van Sampson te zien en werden er veel kijkers gelokt door Mistress 
Sampson, die voor de eerste paardrijdster doorgaat: — wat wij echter be- 
twisten, want Semiramis is haar lang voor geweest; en, vertoonde Mis- 
tress Sampson haar kunsten in de Drie Hoeden met grooten toeloop, ook 
van 't Hof 4 ), Koningin Semiramis deed het in haar tijd te Babel met nog 
grooter toeloop, en ook van 't Hof. 

Bij het groote getal hoedemakers moet de Hoed wel, ter onderschei- 
ding, met allerlei adjektieven voorkomen. 't Meest las men de Nieuwe 
Hoed en de Sterke Hoed. Een Delvenaar had hierbij 't volgende rijm : 



') Hist, of Signb. p. 399. 3 ) Medegedeeld door den Heer J. S. Spoelstra te Leeuwarden. 
s > Nieuwe Ulr. Couranl 1867, n°. 502. 4 ) Hist, of Signb. p. 402. 



Digitized by 



Google 



KLEEDING EN OPSCHIK. 215 

* Hier in de Sterke Hoed maakt men na elks behooren, 
Goe koddebekken, heolc en halleve kastoren. 

Wie hier naar de beleekenis van dat Koddebek zou gaan zoeken en zich 
in bespiegelingen verdiepen over die samenstelling van koddc met bek, die 
zij in tijds gewaarschuwd, zich de moeite te sparen. Wij hebben eenvoudig, 
even als in kastoor, met een bastaardwoord te doen. Men had in dien tijd 
le chapeau Caudebec, en men kan in alle Aardrijkskundige woordeboeken 
lezen, dat de stad Gaudebec weleer vermaard was om hare hoedefabrieken. 

Voorts had men nog: de Breede Hoed, de Ronde Hoed, de Breed-rand 
Hoed, de Opgemaakte Hoed; ook de Roode Hoed, *t zij, dat die alleen rood 
gekleurd was om te beter in 't oog te vallen, H zij, dat hier aan een af- 
stamming van den Kardinaalshoed te denken is. Ook in ditninutivo hing 
de Hoed uit, en wel aan herbergen, als H Roode Hoedje te Oudenaarde, 
waar de verzamelplaats was der Vlaamsche linnen- en garenkoopers. H Is 
thans ook al verfranscht en heet le Chapeau Rouge , ). 

Het Toppershoedje hing somtijds aan een matrozenkroeg uit. Wyders is 
het uithangen van een Hoed aan een herberg nog daaruit te verklaren, 
dat de Hoed van ouds het zinnebeeld van reizenden was *) ; maar wat zou 
een boekverkooper bewegen, den Hoed, en nog wel een gekroonden, uit 
te hangen? En toch zag men in de 17 de eeuw de Gecroonde Hoedt pron- 
ken boven den boekwinkel van Casparus van Hilten aan de Beurs. Nu 
liet een kroontje zich nog wel zien boven een lossen, fladderenden zeven- 
tiende-eeuwschen breedrand-hoed, maar men denke zich dat boven een 
hedendaagsche kachelpijp! Toch vonden wij den Gekroonden Hoed nog 
boven een hoeden-, petten- en cigarenwinkel te Groningen. 

In de 16 de eeuw hing te Amsterdam in de Warmoesstraat bij een zeep- 
zieder de Keysets Hoet uit : s ) — hoe die er uitzag weten wij niet; vermoe- 
delijk was 't een groote kastoren, aan de eene zijde opgeslagen, met een 
pluim vercierd en een kroontje van edelgesteenten om den bol. De Coninghs 
Hoet hing aan de Beurs bij den boekverkooper Abraham de Coningh uit A ), 
die een treurspel op de dochter van Jefta dichtte, waar Vondel in 1620 
een klinkdicht op schreef. — Hier was de Koningshoed alleen een zinspe- 
ling op den naam van den bewoner, als wij die meer hebben gezien. 

Franklin had een vertelling van een hoedemaker in Noord-Amerika, 
die nog een schoolkameraad van hem was geweest. De man had zich 
den kop moede gepraktizeerd over een gepast uithangbord en opschrift 
voor zijn hoedewinkel; 't zei nog al wat, zoo iets ten toon te stellen, dat 
door ieder zou gelezen en beoordeeld worden. Eindelijk was hij er mee" 
klaar; doch besloot, voorzichtigheidshalve, het produkt van zijn gepeins 
eerst aan de kritiek van zijn vrienden te onderwerpen. Het luidde : 



l ) De Potter, biz. 132. *) Zie Deel I, biz. 14. 3 ) IS'avorscher 1867, biz. 222. 
4 ) Zie Vondels Leven en Werken, Deel II, biz. 333, 334. 



Digitized by 



Google 



216 KLEEDING EN OPSCHIK. 

John Thompson, Hoedemaker, 

Maakt en Verkoopt hoeden 

voor kontant geld, 

en daarboven stond een Hoed geteekend. De eerste vriend, bij wien 
hij kwam, zei: »'tls heel goed; maar dat woord Hoedemaker is overtollig." 

Thompson. Dunktje dat? 

Vriend. Waarachtig. Oordeel zelf : Hoedemaker maakt hoeden ! Zullen 
ze al te met om hoeden komen bij een apteeker? 

Thompson. Je hebt gelijk; ik zal 't doorhalen. — En met het verbeterde 
ontwerp kuiert mj naar een tweeden vriend. Deze las: John Thompson, 
maakt en verkoopt hoeden voor kontant geld. — »Ben je gek, kerel?" 

Thompson. Hoe dat? 

Vriend. Omdat je schrijft: »Voor kontant geld." Je affronteert je klan- 
ten, door te onderstellen, dat ze je hoeden op krediet zouden nemen. En 
als je nu eens krediet wilt geven, waarom dan vooruit je de handen te 
binden ? 

Thompson. Je hebt gelijk: ik zal 't uitkrabben. 

En, met het andermaal verbeterd ontwerp stapt hij naar een derden 
vriend. vJohn Thompson, maakt en verkoopt hoeden" las deze. »Maar denkje 
dan, dat het iemand, die by jou een hoed koopt, wat schelen kan, wie 
hem gemaakt heeft?" 

Thompson. Wat meenje daar mee"? 

Vriend. Wei! datje die woorden maakt en kunt weglaten. 

Thompson. Je hebt gelijk: ik kan ze missen. 

»Nu zal 't toch wel onberispelijk zijn," dacht Thompson, doch vond het 
niettemin goed, nog eens het oordeel van een vierden vriend te vragen. 

John Thompson verkoopt hoeden, las deze. iVerkooptl" herhaalde hij: 
»Ver koopt!" Maar denkje, dat iemand zoo mal zal wezen, om te meenen, 
dat hij ze van jou present krijgt?" 

»'t Is waar," zei Thompson: »ik zal 't doorhalen," en begaf zich naar 
een vijfden vriend. 

vJohn Thompson, hoedeti" las deze. »Wat beduidt die onzin? Er staat 
immers een Hoed boven geteekend." Haal een streep door dat aHoeden", 
dan is 't goed. 

En Thompson haalde er een streep door, maar Hep nu spoedig naar 
huis; »want," dacht hy, »ga ik verder, dan cijfert een zesde vriend mijn 
voornaam, en een zevende zelfs Thompson weg." En zoo kwam op zijn uit- 
hangbord eenvoudig die naam met een Hoed te staan, en ging 't daarmede 
ongeveer als met Niebuhrs »Romeinsche historie," waarvan de alaatste edi- 
tie," volgens den Schoolmeester, niet meer behelsde dan 

Den band en den tytcl allecn. 
De Hoed niet slechts, ook de Pluim of Vee*r, die den hoed vercieren 



Digitized by 



Google 



KLEEDING EN OPSCHIK. 247 

moet, kwam afconderljjk als uithangteeken voor, en dit niet alleen bij 
*Hoedstoffeerders," maar ook elders. Een groote witte Pluim, de Oude 
Veer genaamd, stond nog voor weinige jaren aan den grooten luifel van 
een lakenwinkel op den Nieuwendijk bij H Hekelveld. Het bijvoegsel aoude" 
bewijst, dat dit uithangteeken al van voor lang dagteekende en waarschijn- 
lijk reeds van de eerste helft der 46 d * eeuw; immers in 4532 was Albert 
de Veer lakenkooper te Amsterdam; zyn toenaam bewijst, dat bij hem de 
Veer uithing. Al is de luifel van 't opgemelde huis nu verdwenen, niet 
alzoo de Oude Ve6r, die nog verviervoudigd op de posten staat. 

Ook de bekende eigen namen Pluim en van der Pluym zullen wel 
van uithangteekens afkomstig z\jn. 

't Z\jn alleen de manshoeden, die uithangen: vrouwenhoeden zijn daar- 
toe over 't algemeen te fijn en te licht van stof. 

Toch zal, in vroeger tyden, de Kaper wel hier of daar hebben uitge- 
hangen, en doet hij 't mogelijk nog wel, waar hij nog in zwang is. Een 
ander hoofdhulsel, de Hul (een linnen vrouwenmuts) *) komt te Zwijnaarde 
bij Gent nog als uithangteeken voor, 3 ) ofschoon muts en naam reeds lang 
verouderd zijn. Even als de Kaper, kon hij tegen zon en regen en er 
was dus tegen 't uithangen daarvan geen bezwaar. 

Maar wel gold dit bezwaar de Kornetten, en daarom hing de win- 
kelier, die ze verkocht, de enkele Karkas uit; men kon die weleer voor een 
luifel op de Nieuwmarkt zien, en al is de ingang van 't huis verbouwd 
en de luifel verdwenen, de naam staat er nog te lezen. 

De Pruiken hingen alleen bij pruikemakers uit; die niet alleen hun 
pruikebol of kamijnpop hadden buiten staan, maar bovendien nog een 
geschilderd bord boven de deur, waarop een deftig gelaat, omhuld met 
een nog deftiger plenipotentiarispruik. Voor ruim 400 jaren had een 
pruikemaker zijn winkeltje tegen het Nieuwe-zijds-Heerenlogement aan den 
Haarlemmerdijk: boven de deur stond een bord in den vorm van een win- 
kelhaak en op elk vlak een gepruikt portret, precies als dat van Bruno van 
der Dussen, in het 47 de deel van Van Wijns Bijvoegselen op Wagenaar. 

De titels, waaronder de pruik bij ons verscheen, waren de witte pa- 
ntile — de eerwaardigste — de blonde, de ronde, de minnaars paruik 
en de levende paruik, d. i. van levend haar gemaakt; — in Engeland had 
men ook de blaauwe pruik. 

Vrouwen droegen geen pruiken of wilden 't althans niet weten: — 
wel kuiven en zoo kwam dan ook als uithangteeken de Juffers-kuif 
hier en daar voor. 

Van 't hoofd naar den hals afdalende, vinden wij te Maastricht op 



*) 't Schijnt, dat die vrouwenmutsen door mannen gemaakt werden, die men hul- 
snijders noemde; in 1578 komt te Amsterdam een »meester Hans Hulsnijdcr" voor. 
Wagenaab, Amsterdam I, biz. 383. 2 ) De Potter, biz. 111. 



Digitized by 



Google 



218 KLEEDING EN OPSCHIK, 

de Groote Siaat het voorbeeld aan een huis van 1754, Indett Gulden Kraay 
geheeten. De kraag (en wel een Spaansche) komt echter niet all een 
op 't uithangteeken voor, maar om den hals van een jongeling, wiens 
borstbeeld den gevel verciert ! ). 

Voor winkels, waar Heeren-artikelen ie koop waren, hing in 't laatst 
der 17 4 * eeuw dikwijls de Kravat uit, welke halsbekleeding door de jonge 
Fransche Edelen, die den Keizer in den oorlog tegen de Turken hadden 
gediend, in de mode werd gebracht. Zij hadden die overgenomen van de 
Kroaten, die men toen veelal Chorwaten, Krawaten of Krabaten 
noemde *) wat levens den naamsoorsprong verklaarl. Maar ook de jonge 
Juflers droegen d ass en *), zoodat de Juffcrs-das mede geen ongewoon uit- 
hangteeken was; terwijl Jeroense 4 ) een Gesteven Halsncusdoek 5 ) en een 
Geplukt Kraagje als uithangteekens op een stijfstersbordje vermeldt. 

Ook de Sluier kwam als zoodanig voor: aan een kinderwinkel bij de 
Noordermarkt wel twee, met dit dichterlijk bijschrift: 

* In de Twee Oranje Sluyers, 
Verkoopt men kinderkleeren en ook Swachtels en Luyers. 

De Tabbaard en de Mantel waren in vroegere dagen uithangteekens 
van herbergen, natuurlijk van zulke, waar deftige lieden, mannen van 
staat en rang, hun intrek namen. Beiden komen ook onder de Leuven- 
sche brouwerijen in 4468 voor 6 ). De Tabbaard was van het begin der 
14 de eeuw tot het laatst der 17 de een beroemde herberg in Southwark 
(Londen), en Jeffrey Chaucer met zijn 29 pelgrims naar Kantelberg begon 
van daar zijn reis 7 ). 

De Mantel werd met bont omzoomd en gevoerd, en de Bonte Mantel 
was reeds in de 16** eeuw het uithangteeken van een Delftsche brouwerij. 
In de \1** hing hij uit bij den boekverkooper Joannes van Soest op de 
Groote markt te Antwerpen, alsmede te Amsterdam op de Heerengracht 
over de Romeinsarmssteeg. Hier woonden in 1662 de Hunthums, »koop- 
lieden in kostelijk bontwerk", zegt Fokkens. 



*) Mcdegedecld door Jhr. V. de Stuers. 

*) De krabbendc Krabaet, voor duyvel uitgepickt, 

Wicns scherpe sabel hackt, wiens nare krcet verschricki, 
zegt Vondel in zijn Verovering van Grcl. 

5 ) Zie Deel I, biz. 116. 4 ) Deel I, biz. 88. 

b ) Men gaf voorheen, en nog in onze jeugd, aan een vrouwenhalsdoek, den naam van 
neusdoek; en aan hetgeen wij nu »zakdoek" hceten dien van zakneusdock, oudtijds snuttcl- 
doeck. 't Was omtrent als in 't Fransch, waar mouchoir (» snuildoek") evenzeer voor hals- 
doek gold, al snoot men zich daar niet in. De Hollandscbe benaming ontleendc vermoe- 
delijk haar oorsprong daaraan, dat die halsdoeken zeer boog opstondcn, en een vrouw or 
bijna haar ncus in bergen kon. 

6 ) Db Potter, biz. 19. 7) Hist, of Signb. p. 407, 408. 



Digitized by 



Google 



KLEEDING EN 0PSCH1K. 



219 



afc/* 




De Hunthums zijn uitgestorven en hun huis bestaat niet meer; terwijl 
de plaats is ingenomen door 't Blinden Instiiuut; maar de Bonte Mantel, 
figuur en naarn beiden, staan nog gebeiteld boven een der vensters. 

De Schoudermantel hangt nog onder Bunnik uit. 

't Wambuis was in de 16** en 17* 6 eeuw een kle£remakers uithang- 
teeken. 't Fignur werd, even als andere, ook uit hout vervaardigd en op 
een slaak uitgestoken, en zoo 
hing in H begin der 17 de eeuw 
te Amsterdam op de Reguliers- 
bre&straat bij de poort (d. i., nu 
bij de Botermarkt), op den hoek 
van H eerste steegje (nu dicht 
getimmerd), het Route Wam- 
beys uit. Een fraai exemplaar 
vinden wy te Londen van 
't laatst der 17 de eeuw. 

Dat een snijder ook 't Kam i- 
zool uithing is niet vreemd, 
maar wel, dat kleedingstuk, en nog wel verrot, bij een schoenmaker te 
vinden. Onder de menigte van schoenmakersbordjes, die nog in H begin 
dezer eeuw langs den Overtoomschen weg pronkten, was er een op 't welk 
een kamizooltje geschilderd was, waar de lappen bijhingen, met het onder- 
schrift: In H Verrotte Kamizooltje. 

y t Volmaakte Kleed was in de 17** eeuw een kle£rmakers-uithangteeken 
en de Blaauwe Broek hing bij een verver te Antwerpen uit, gelyk het 
Blaauwe Boeselaar dit nog doet by een verver te Sint Michielsgestel ! ). 

Een Handschoen, groot genoeg voor Goliath, geschilderd of verguld — 
en niet zelden met den naam en 't adres van de fabriek er op vermeld — 
is 't gewone uithangteeken der winkels, waar die voorwerpen te verkrijgen 
zijn. Aan den Handschoen is meer eer bewezen dan aan eenig kleeding- 
stuk. Hij was voorheen het zinnebeeld van overdracht of verlij, bij ver- 
koop of opdracht van vaste goederen : hij werd by plechtige gelegenheden, 
door overheidspersonen gedragen, of door hen aan anderen geschonken. 
Het toewerpen van den handschoen was een uitdaging tot den kamp. Edel- 
lieden droegen op hun hoed den handschoen hunner geliefden, en wie, 
als gemachtigde voor een ander, een huwelijk aangaat, wordt gezegd »met 
den Handschoen te trouwen": — in een woord, de Handschoen is met tal- 
looze plechtigheden en gebruiken in verband gebracht. Maar wat hij met 
den boekhandel te maken had, begrijpen wy niet. Toch had de zeventiende- 
eeuwsche boekverkooper en koerantier Jan van Hilten in de Beurssteeg 
de Geborduurde Handschoen uithangen. 



l ) Zie Deel 1, biz. 408. 



Digitized by 



Google 



220 KLEEDING EN OPSCHIK. 

Van de handen tot de voeten overgaande, vinden wij de Kous alleen 
aan kousewinkels ; meestal de Roods Kous, soms ook de Witte, Blaauwe, 
Zwarte of Zijden Kous. 

De Schoen was het uithangteeken der schoenmakers, zoo: de Sterke 
Schoen, de Volmaakte Schoen, de Beste Schoen; op den Haarlem merdijk bij 
de Brouwersstraat : d'Swarte Schoen; op den Nieuwendijk bij 't Hekelveld: 
d y Vergulde Schoen. — Maar wij vinden de schoenen ook in H heraldieke 
drietal; te 'sGravenhage, op de Schutteldoekshaven, las men op een bordje: 

* In de Drie Graauwe Nieuwe Schoenen, 
Die mooi en fraai zijn zonder boenen. 

Het Bos Schoenen hing bij een klompemaker in de Prinsenstraat te 
Amsterdam uit: 

* In het Bos Schoenen. 't En zijn gcen lorn pen, 
Hicr maakt men nette meysjes k lorn pen. 

Laarzen, meest roodgeverfd, vindt men niet enkel bij schoenmakers, 
maar ook aan looierijen, ja zelfs aan brouwerijen. Een Delftsche brou- 
werij in de 17 de eeuw heette het Laersgen. De Groetie Leers vinden wij 
nog in de Nieuwstraat op een gevelsteen van 1667. Een Leeuwarder 
schoenmaker had De Laars op zijn bord en daaronder dit geestig vers: 

* Een laars bedekt een voet, een laars bedekt noch meerder, 
Een laars verwekt een vaars, een laars maakt ook geleerder. 
Een laars staat statelijk voor die is in den staat, 
Een laars past passelijk voor die van passen gaat. 
Een laars dient dienstelijk voor die gaan reizen willen, 
Een laars voegt voegelijk voor die hun kuyt verspillen, 
Een laars hooft hooffelijk in hooflelijken stoet. 
Komt kooper koopt een paar, uw gunst mij voordeel doet. 

De Beschimmelde Laars hing in 't begin dezer eeuw bij een schoenma- 
ker aan den Overtoom uit — een pendant voor 't Verrotte Kamizooltje. 

Twee looierijen op de Baangracht bij de Vijzel- 

gracht hadden Laarzen uithangen: wij zien de figuren 

nog op gevelsteenen van 4665; 9 t Mannetie in de Laars 

en de Gekroonde Keysers Laars. — Dat mannetje in 

de laars, waarvan wij de afbeelding hiernevens voegen, 

bewyst ons, hoe men in die krachtvolle 17 de eeuw, die 

w\j ons gaarne breed geschouderd en kloek gebeend 

voorstellen, ook al kleine ventjes met groote laarzen 

25 he*ft gekend; terw\jl de Gekroonde Keizerslaars — in- 

geval die namelijk naar U leven is afgebeeld — ons leert, dat de Roomsche 

Keizer in die dagen zyn wapen op zyn laars droeg; wellicht omdat het 

daar, wanneer hij te paard zat — en anders droeg Z. M. geen laarzen — 




Digitized by 



Google 



KLEEDING EN OPSCHIK. 221 

beter in H oog viel. In de middeleeuwen droeg de Ridder zijn wapen als 
een heiligdom voor de borst; de zeventiende-eeuwsche Keizer droeg het 
op zijn laars; zoo was het edel blazoen gedaald! 

Maar niet alleen Keizers- ook Koningslaarzen vonden wij als uit- 
hangteekens; onder een der laatsten de navolgende dwaze vereeniging 
van onzamenhangende denkbeelden: 

* La botte royael. Looft Godt, 
La botte royael. Hout zijn gebodt. 

De Klompen behooren aan klompenwinkels en ook alwe£r aan her- 
bergen: deze doen overal in mee\ 

Herbergen, en nog wel zeer bezochte en beroemde, waar de Klomp uit- 
hangt, vindt men te Veenendaal, te EnschedS, tusschen Arnhem en Nij- 
megen, enz. 

De Groote Klomp, de Roode Klomp, enz. steken aan klompenwinkels op 
staken uit. In de Bloemstraat had men voor ruim 30 jaren een Blaauwe 
Klomp, waar met witte letters op te lezen stond: 

In de Blomstraat, 
Waar de Klomp staat. 

En na nog vermeld te hebben, dat het Baaijen Hemd (een rood hemd 
op een bord geschilderd) op de Nieuwmarkt aan een winkel voor zeevolk 
uithangt, gaan wij over tot de voorwerpen, die niet zoo zeer als kleeding- 
stukken zijn te beschouwen, dan als tot den opschik behoorende, en dan 
noemen wij in de eerste plaats de Bonte Mof, die by den bontwerker uithing; 
voorts de Fontansen of beter Fontanges (opnaaisels onder aan de japonnen, 
door M w . de Fontanges in de mode gebracht, toen zij een wijl den toon 
gaf aan 't hof van Lodewyk XTV), die men destijds voor manufaktuurwin- 
kels zag pryken, even als de Mejuffers-Pinjoor (^peignoir" of akapmantel"): 
de Point de Venise, Point <T Alencon en Kant a la mode, die te kennen gaven, 
waar men fijne kanten koopen kon : voorts, die, noodzakelijker dan al de 
rest, ook het meeste voorkwam, den Knoop. 

Deze hing in alle soorten uit, doch voornamelyk verguld; zoo o. a. bij 
een knoopemaker in de Koningsstraat, met dit rym: 

* In de Ver guide Knoop 
Zijn de knoopen heel goeikoop. 
Na gunst van menschen 
Is al ons wenschen. 

Vreemder is % zulk een knoop te vinden by een boekverkooper. Toch 
had Pieter Jansz. Slyp, in de 47a« eeuw, op den Nieuwe-zyds-achterburg- 
wal, z\jn boekwinkel in de Goude Knoop. 

Ook Haren- en Zyjden Knoopen hingen uit, en bij den knoopemaker Smith, 
in de Lijnbaanssteeg, in 1695 de Drie Princeknoopen: de knoopen, die hij 



Digitized by 



Google 



222 KLEEDING EN OPSCHIK. 

verkocht, waren met 's Prinsen portret vercierd en zeer in trek bij de 
»Prinsenliefhebbers." 

In de middeleeuwen waren het niet alleen de Narren, die met bell en 
liepen. Deze waren een tijd lang vrij algemeen als cieraad in zwang en 
Jan van Egmond, in x>Vrouw Jakobaas tijd" de voornaamste aanvoerder 
der Kabeljaauwen, was 't best bekend onder zijn bijnaam Jan met de 
bell en. Wij vinden in de 17 dc eeuw nog twee brouwerijen te Delft, de 
eene de Simbel of Rosbel, de andere de Drie Simbellen genaamd *); terwijl 
in de Tuinstraat te Amsterdam de Witte Bel uithing, en op een gevelsteen 
te Utrecht de Gekroonde Bel te vinden is *); hier echter is bel = »klok" 
en op deze komen wij later terug. 

De Diamantring hing bij Juweliers, de Gouden Ring bij Goudsmids uit. 
De Vijf Ringen, op heraldieke wijze en sautoir gesteld, hingen in 1616 uit 
bij Simon Simonsz te Amsterdam. Maar ook de Delftsche brouwerijen 
ringden me£: de Ringh, de Twee Ringen, de Diamantring. Te Antwerpen 
hingen de Trouwvingerlinck en de Grootvingerlinck uit, en de straat werd 
er de Vingerlinckstraet naar geheeten. Een vingerling, weet men, is 
een »ring" : en wie 't niet weet, kan *t van vader Gozewijn leeren, als 
hij zegt: 

Breng hier den gouden ring 
En steeck aen dese hant, die bee ft, den vingerlingh, 
Waer ick de bruyd van 't Sticht, de Roomsche kerck, me6 trouwde. 

In Engeland plachten de Ring, de Gouden Ring, bij verschillende boek- 
verkoopers uittehangen, en men wil zulks daar toeschrijven aan de over- 
levering, volgens welke Guttemberg het eerste denkbeeld om te drukken 
zou ontleend hebben aan den zegelring, waarme£ afdrukken in was wer- 
den gemaakt 3 ). Een gissing, even vernuftig als die van een Hollander 
wezen zou, wanneer hij het uithangen van een gouden Knoop door den 
straks genoemden Pieter Slijp, aan diens meening toeschreef, dat Laurens 
Coster zijn vinding ontleend had aan den afdruk, dien zijn losgesprongen 
broeksknoop in 't zand had achtergelaten. 

De Gouden Retting is te Amsterdam vermaard, en de gedienstige over- 
levering geeft er ons een vertelling bij. Daar was Veis (natuurlijk meer 
dan 100 jaar geleden ; of 't mag wel 200 zijn) een Oostindisch kapitein, die 
zich rijk gevaren had, en een huis betrok op de Keizersgracht, tusschen 
de Ree- en Beerenstraten. Maar zie, niet lang was hij er gevestigd, of 
z\jn geld was opgeraakt. Toen besloot hij we£r 't zeegat uit te gaan en 
zei aan zijn vrouw tot afscheid: »ik breng een gouden of een ijzeren ket- 
ting med." De fortuin was hem andermaal gunstig; hij kwam rijk terug, 
bewoonde we£r 't zelfde huis, en hing er, ten aandenken van zijn gezegde, 



») Vergl. Deel I, biz. 290. 

2 ) A*. Utr. Courant 1867, n°. 502. *) BUI. qf Signb. p. 412. 



Digitized by 



Google 



KLEEMNG EN OPSCHIK. 223 

de Gouden Retting op, die er nog aan een yzeren stang uitsteekt. Een 
ander, die aan geen tradition gelooft, komt ons de verzekering geven, »dat 
dit huis, volgens daarvan nog bestaande koopbrieven, het eigendom zou 
geweest zijn van een halsketenmaker, die dit sprekend uithangteeken voor 
zijn affaire koos." *). 

De Gouden Ketting was echter populair genoeg, ook zonder overlevering; 
wij vinden zelfs een kluchtspel, onder den titel: »de Gouden Ketting be- 
schimpt en verdedigt" of »Zamenspraak tusschen zes persoonen over een 
zekere groote Voet-siaansche Beuling." — Ook hing dit halscieraad meer- 
malen uit by winkeliers in goud- en zilverwerken : men kan den naam 
nog hier en daar lezen. Te Leeuwarden in 't Ruiterkwartier was het, in 
't begin der 48^ eeuw, geen goud- maar een houtkooper, Jouke Joukes 
Selsma, die den Gouden Keten uithing s ). 

De Gouden Ramp (naar 't nog bestaande Maastrichtsche spraakgebruik 
voor ham) hangt te Maastricht in de Brugstraat aan n°. 1023 uit. 

» Wanneer ik alles wel bezie," schreef een thans oveiieden natuurvorscher, 

Wanneer ik alles wel bezie, 
Wat is de mensch toch wonderbaar gezegend 1 
Behalve de aap, is hij *t alleen maar, die 

Kan loopen met een paraplui 
Wanneer het regent. 

De Paraplui en Parasol behooren dan ook wel degelijk tot het 
kostuum, dat den mensch van de overige dieren onderscheidt. In het mid- 
den van de 18 de eeuw schreef een Hollander, die Parijs bezocht had : »'t Is 
een Comedie om te zien als 't reegend, hoe elk met een Para Plu loopt. 
Lieden van het Hof, den Tabbaard en den Degen, deze gaan zoowel als 
de Paruikjongens, Schoenepoetzers en Petits-maitres, chapeau-bas onder 
deze machines, die men van allerhande stof en koleuren heeft. 't Is niet 
onvermakelijk te zien als ze elka&r, door een of ander rijtuig gedrongen 
zijnde, wijken; dan is het eveneens als met de trekschuitten, die de mast 
voor elka&r laaten vallen en ophaalen ! H Is geen geringe kunst om wel met 
dezelve om te gaan; dikwils blijft er een tusschen een koets en een huis 
in de loop, dan gaat men evenwel chapeau-bas door den regen" 3 ). — 't Blijkt 
uit deze woorden vrij klaar, dat de Para-Plu toen nog iets nieuws was. 

Parapluies en Parasols (waarom men standvastig die uitheemsche bena- 
mingen boven ons Regen- en Zonnescherm verkiest te bezigen is ons 
nooit duidelijk geweest) zijn alom de onveranderlijke uithangteekens van 
hen, die in gezegde artikelen handelen: meest zijn zij rood of met banen 



l ) Navorscher 1855, biz. 187, 188. *) Ebkhopp, Leeuwarden, II, biz. 433. 

3 ) Nederl. Sped. 1867, biz. 230. 



Digitized by 



Google 




224 KLEEDING EN OPSCHIK. 

van twee afstekende kleuren, om en om. 't Is voor het thans levend 
geslacht gewis onbegrijpelijk, hoe men het vroeger zonder dat onmisbaar 
artikel stelde. 't "Was echter reeds bij de Ouden niet onbekend, en in de 
Oostersche landen, bijzonder in Sina, werd van ouds het zonnescherm een 
zoo weldadig voorwerp geacht, dat het tot zinnebeeld eener hooge waar- 
digheid werd verheven. En ook ten onzent was het, schoon niet als draag- 
baar scherm, reeds voorlang in gebruik, en op schil- 
derijen en platen van de 17 de eeuw, ziet men de 
kwakzalvers, op markten en bruggen, met hun tafel 
onder een groote parapluie zitten. Deze zonne- 
en regenscherm tevens, en vermoedelijk doorgaans 
van stevig zeildoek gemaakt, deed eigentlijk de 
dienst van luifel. 't Was de ambulante luifel van 
I den ambulanten winkel ! ). 

Als meubel om in de hand te dragen, en dus 
van lichtere stof, kwam het echter, als uit de boven 
aangehaalde plaats blijkt, eerst in de vorige eeuw in gebruik. Voorheen 
behielp men, bij regenachtig we£r, zich met een mantel, en Pepys vertelt 
in zijn vermakelyk Dagboek, hoe, toen hij met den Hertog van York (later 
Jakobus II), in het Park van St. James wandelde en het plotselings hard 
begon te regenen, hij zich verplicht zag, zijn mantel aan den Hertog te 
leenen. Bij een andere gelegenheid was Pepys uit met niet minder dan 
vier dames, en hoewel het den geheelen dag regende bleven alle vier onder 
zijn mantel droog. Het zou een aardige stof voor een schilderij opgeleverd 
hebben, Pepys vertoond te zien, vier dames onder zijn mantel der 
liefde beschuttende. Onder de regeerfng van Koningin Anna liepen de 
vrouwen reeds veilig onder het »geoliede scherm" 2 ); doch de filantroop 
Hanway was de eerste, die te Londen, in 'tlaatst der 18 do eeuw, den lach 
en spotlust zijner stadgenooten braveerde en hen aan 't gezicht wende van 
een man, die met dat nuttig meubel gewapend was. »Als het regende," 
verhaalt John Pugh, die 's mans aLeven" schreef, beschermde een 
kleine 3 ) parapluie zijn pruik en zijn gelaat, en zoo was hij altijd klaar 
om zich ordentelijk, en zonder schijn van achteloosheid op zijn voorkomen, 
in gezelschap te vertoonen. Hij was de eerste man, die het waagde, met 
een regenscherm door Londen te wandelen, en, nadat hij er dertig jaar 
me£ geloopen had, zag hij ze in algemeen gebruik gekomen." 



l ) De afbeelding is genomen naar een ets, voorstellende de Nieuwmarkt, in Dapper, 
Beschr. van Amst. 1663. 

a Zie de Trivia van Gat, Bock I, p. 221. 

3 ) Dit woord zal wel in betrekkelijken zin dienen te worden opgevat. De parapluies, 
die men in onze jeugd droeg, waren klein, met de Sineesche, maar kolossaal, met de 
hedendaagsche vergeloken. 



Digitized by 



Google 



K LEE DING EN OPSCfUK. 225 

Voltaire beschrijft in eene zijner vertellingen den Paus, als een oud man, 
die aan niemand kwaad doet en een lijfgarde heefl, die de wacht betrekt 
met een parasol : — en de tijd heugt ons nog zeer goed, dat geen officier 
in uniform zich met een regenscherm zou hebben durven vertoonen. Het 
zal nog geen dertigtal jaren geleden zijn, dat de zucht om hoeden, en 
vooral epauletten, tegen bederf door den regen te beveiligen, over het 
vooroordeel en de vrees voor den blaam van verwijfdheid, zegevierde. 

Te Londen in Old Street Shoreditch is een kleine parapluie-winkel, ge- 
naamd het Parapluies-Gasthuis: voor *t raam ziet men twee plakkaten, 
waarvan het eene de analogie aantoont tusschen een mensch en een regen- 
scherm, en het andere de lijst bevat der prijzen, die berekend worden 
voor het heelen der gebreken, waaraan een regenscherm is onderworpen. 
Hier volgt de lijst: 

Six d. 

Voor het herstellen van een gebroken rib 0.6 

)> » » » » been 0.6 

■» een nieuw dito 1.0 

» het hernieuwen der muscularia 0.6 

» nieuwe ledematen 2.6 

» het herstellen van het verband 1.0 

•» het te recht zetten van een scheeven nek 0.6 

•> het herstellen van een gebroken nek 0.9 

»» een nieuw zenuwgestel 1.0 

»> een nieuwe rib , 0.6 

»> een nieuwe spier 0.3 

>) het herstellen der veerkracht 1.6 

» een nieuwe hand 0.6 

»> het vastzetten van den kop 0.3 

»> een nieuwen kop .... 1 .0 ' ) 



») Hist, of Signb., p. 113. 



IF. 15 



Digitized by 



Google 



ACHTSTE HOOFDSTUK. 

SPIJS EN DRANK, TAFEL- EN DRINKT.EREEDSCH AP. 



Afbeeldingen van Spijzen als uithangteekens vinden wij natuurlijk bij 
hen, die ze te koop hadden. Wij beginnen met het Brood. 

Bij bakkers hing dikwyls een bord uit, waarop brooden geschilderd wa- 
ren, met het onderschrift: het Gezegend Brood, het Gegeveu Brood, het 
Voedzaam Brood, het Dagelijksch Brood: ook was de voorstelling wel eens 
op den luifel afgebeeld of in een houten bas-relief boven de deur. 

Een bakker te Leiden op de Achtergracht had voor zijn luifel een man 
doen schilderen met een stuiver bollen in den mond, en daaronder: 

* IS'ominativo, hie, haec, hoc, 
Dit is in de Bolleschok. 

Uit den eersten regel zou men opmaken, dat de bakker een verloopen 
theologant is geweest; het woord bolleschok in den tweeden kan zoowel 
op de bollen zelve als op den bollen-eter slaan. Immers, neemt men 
schok in den zin van »hoop, verzameling," dan beteekent bolleschok 
de acht tot een stuk verzamelde bollen; doch schok kan ook avraat" be- 
teekenen: althans wij vinden bij vroegere schrijvers schokken (thans 
schrokken) voor »gulzig inzwelgen", als b. v. in Brederoos »Moortje" : 

Dat plcech onse Arent voor klock-spijs met huydt en met hayr in te schocken. 

Een andere bakker, die vroeger de Brie Boggebrooden uitgehangen had, 
doch gedwongen was tot verhuizen, had aan zijn nieuwen winkel nog 66n 
brood meer bij zijn opschrift gevoegd, als een zinnebeeld der vermeerderde 
nering, waar hij op hoopte, en schreef: 

* Al heeft mij haat en nijd uit de Drie Roggebrooden verdreven, 
Nogtans, hoop ik, zal de Heer in de Vier Roggebrooden mij zegen geven. 



Digitized by 



Google 



SPIJS EN DRANK, TAFEL- EN DR1NKGEREEDSCHAP. 227 

In de Eerste Afdeeling reeds hadden wij het Ongegunde Brood '); bij 
een Hagenaar uit de 47** eeuw vonden wij den Ongegunden Brok. wat 
dezeifde beteekenis heefl : 

* DU is ui den ongegunden brok. 
Hoe smaakt mij mijn benijde brok ! 
Als ik over straal ga zo boor ik gescbimp en gescbok. 
Die mij benijden om mijo profijt. 
Die breken haar hooft en verslijlen haar tijl. 

Hier beteekent geschok in den 2*«* regel niet *geschrok" maar igeschimp, 
gesmaal"; 't is van 't Fr. choquer, wat by ons in de volkstaal, met wijzi- 
ging van beteekenis, in scbokkeeren is overgegaan, en van welk laatste 
men zelfs schokkaadje voor ischimpscheut" gemaakt heeft. 

De Krakeling, en wel een groote, hing bij bakkers uit, in natura 
zoowei als in afbeelding. Van *t eerste ziet men nog een voorbeeld bij 
een bakker buiten de Raampoort ; terwijl men in de St. Nikolaasstraat een 
gevelsteen kan vinden met een grooten Krakeling. Echter kan daar even 
goed een wiskundige gewoond hebben; want in de hoogere wiskunst speelt 
de Krakeling, als ons uit geleerde verbandelingen gebleken is, een groote 
rol : — of misschien was die Krakeling daar gebeeldhouwd als de 1 i e f d e- 
knoop, waarvan zij van ouds het zinnebeeld was. 

Op den hoek van Elands- en Hazenstraten staat nog bij een bakker De 
Gekroonde Krakeling en Stuicer Bollen in den gevel, en daaronder De Ploe- 
gende Landman. 

Kazen hingen en hangen nog bij kaaskoopers en aan komenyen uit: 
nu meest in hout aan een stangetje, vroeger op gevelsteenen en geschil- 
derde uithangborden. Een gevelsteen met kazen, reeds meer dan twee 
eeuwen oud, staat nog bezijden 't Paleis *). Te Leiden las men op een bord : 

" bit is in de Drie Kazen bij de Marepoort, 
Ik bid u, kom in, koopt wat, maar bruyt niet Toort. 

En de Kaesbrug te Antwerpen heeft vermoedelijk haar naam ontleend 
van het hoekhuis, dat De Kaesen tot uithangbord had *). 

Kaas en Brood, vereenigd, ziet men nog op een uithangbord te Monster 
in ZuidhollancL 

De Ham komt dikwyls voor, doorgaans in vereeniging met Osseton- 
gen, en wel: 1°. houten Hani men en houten Tongen, uithangende aan 
een stang ; 2°. geschilderde op bord of luifel : 3*. op gevelsteenen afge- 
beelcL In de Dirk-van-Hasseitssteeg ziet men nog een dezer laatste mel 
Drie Hani men, en een in de Eerste-egelantiersdwarsstraat met Een Ham 



») Deel I. biz. 159. *) Id. biz. ?73. ») Ante.* biz. 53 



15' 



Digitized by 



Google 



228 SPIJS EN DRANK, 

en het byschrift: De Seegen des Heeren. By spekverkoopers las men niet 
zelden: in den Westfaalschen Ham. Te Antwerpen wordt de Ham Hesp 
genoemd, en heeft de Hespenstraat haar naam naar de Dry Hesp kens, die 
er weleer uithingen ! ). De Ham was in de 17 de eeuw een brouwerij te 
Delft 2 ) en Spek en Ham voor ruim 50 jaren een befaamde kroeg te Am- 
sterdam 3 ). 

Bij Delft, aan den weg naar Rotterdam, tegenover de plaats, waar wel- 
eer de Abdij Koningsveld stond, staat een boerenhuis met een oude voor- 
poort, in welke twee Hammen gebeiteld zijn, waarom dit huis als het 
Huis van de Hammen bekend is. 't Zou, volgens de sage, in den Spaan- 
schen tijd voor twee Hammen zijn verkocht 4 ), of wel, omgekeerd, zou de be- 
woner van 't erf twee Hammen, bij hongersnood, zoo duur hebben verkocht, 
dat hij er 't huis, dat er nu staat, van gezet had en de Hammen ter her- 
innering aan de voorpoort laten beitelen *). In Gel der land vindt men ook 
een Huis de Ham, waarvan dergelijk verhaal gedaan wordt 8 ). Doch Ham 
heeft ook andere beteekenissen dan bij den spekkooper: men denke maar 
aan inham, boterham, Blankenham, IJsselham, Uilham, en 
zoovele andere woorden, waarin ham 't zij »greep", 't zij »hoek", 't zij 
»heem" of »heim" beteekent, wat de »taalgeleerden" mogen uitmaken. 

In *t midden der 17 de eeuw hing de Dubbele Worst te Amsterdam ten 
minste op twee plaatsen uit, aan de hoekhuizen der stegen, die er haar 
naam van dragen: — ook de Beuling, aan dien der Beulingsstraat, en het 
Smakelijk Vinnezoen hier en daar bij een pasteibakker of aan een gaar- 
keuken. De Gekonfijte Peer was in die dagen geen ongewoon uithangtee- 
ken bij kruideniers, gelijk meer afbeeldingen van versnaperingen, die men 
hoopte, dat den lust des voorbij gangers zouden opwekken. — Aan welke soort 
van winkel de Rijstebrijberg uithing weten wij niet meer; wel dat hij voor 
ongeveer een halve eeuw nog te Amsterdam op een uithangbord geschil- 
derd stond, met een jongen, die er zich met den mond een doortocht in 
baande, even als in de voorstelling op de oude prent van Luilekkerland. 

Op de rekening van een maaltijd, dien de Staten van Utrecht in 4640 
aan Frederik Hendrik gaven op 't Duitsche Huis 7 ), vinden wij een kok 
vermeld, met den zonderlingen naam van Papen-Aes. Vermoedelijk had hij 
op zijn uithangbord eenige lekkere smulkost geschilderd met het onder- 
schrift: Papen-Aes, en ontleende hij daarvan zijn naam. 

Koek van allerlei soort hing, voorheen als thans, geschilderd of van 
hout bij koekebakkers uit. Op gevelsteenen is zij ons niet voorgekomen, 
en de vonn efifen vierkant, rond of ovaal, leende zich ook niet tot 
cierlijk beitelwerk. De namen, die daaronder pronkten in de 17 dt eeuw, 



l ) Antw., biz. 80. ' a ) Zie Deel I, biz. 79. 3 ) Id. bl. 152. 

4 ) 6 ) Medegedeeld door den Heer Buddingh. *) Savorscher 1857, biz. 379. 

: ) Kron. van H Bistor. Gen. Jaarg. XXII. biz. 179. 



Digitized by 



Google 



TAFEL- EN DRINKGEREEDSCHAP. 229 

waren : de Beniste Koek, de Confijte Koek, de Kolksche Koek, de Kruidkoek, 
de Honig Koek, de Kaneel Koek, de Deventer Koek. De eerstgenoemde gold 
voor heel lekker, en wordt o. a. in Brederoos »Moortje" vermeld: 

Dan 't kosten hem wel een halfvierdevat 
Rabbauwen met een Beniste koek en derdalfpont karstengen. 

»Deventerkoek" was in de 16^ eeuw een scheldnaain, dien men een stij- 
ven, droogen, langen lunimel toeduwde, zoo'n boonestaak als dien Reinier 
Adriaensz., die, bij Asselijn, naar Saartje Jans komt vrijen en ons door 
Troost is afgebeeld; ja Hooft vermeldt als een merkwaardigheid, hoe de 
Burgerweezen te Amsterdam, toen zij waren »bezeeten met booze geesten," 
zelfs Mynheer den Schout voor een Deventerkoek scholden, »omdat hij van 
wanstallighe lengte was." 

Op den Heiligeweg hing voor een dertigtal jaren een bord uit, be- 
schilderd met allerlei gebak, en daaronder: 

Gaat niet voorbij, 

Maar komt bij mij, 
Wilt niet vergeten 
Hier gebak te eten. 

Op den Haarlem merdijk herinnert ons een Halletjesberg nog altijd het 
oude gebmik orn, als men een »dag naar Haarlem" geweest, en gehouden was, 
zijn vrienden wat echte Haarlemmer halletjes me£ te brengen, die, geinaks- 
halve, bij terugkomst, van den Haarlemmerdijk me£ te n£men. 

Maar een andere herinnering vinden wij in de Groote-Houtstraat bij den 
Anegang te Haarlem. *t Is de Guide Bergh, van ^letters", die, al hadden 
Koning, noch Schinkel, noch De Vries, noch Noordziek geschreven, 't in 
steen gebeeldhouwd bewijs zouden opleveren, dat de beweegbare letters te 
Haarlem zijn uitgevonden. 



Dranken leenden er zich niet toe — althans niet afzonderlijk — om 
afgebeeld of uitgeschilderd te worden, als de Spijzen, en wat niet voorgesteld 
kon worden, werd niet als uithangteeken genoemd. De kan gold voor den 
wijn: wanneer van stadswege aan een aanzienlijk vreemdeling de eereanjn 
werd aangeboden, heette zulks : hem met de stads kannen te vereeren, gelijk 
b. v. die eer aan Hooft te Augsburg ! ) en aan de gezanten Aerssen, Jo- 
achimi en Burmania te Middelburg werd bewezen 2 ). Wij vinden echter 
ook dranken, gelijk de Morgendrank, de Frissche Dronk, de Heldere Dronk % 



') Brieven n". 3*29. *) Verbaal enz.; in de Werken van het Hist. Genootschap n°. 10, hi. 



Digitized by 



Google 



2;*0 SPIJS EN DRANK, 

de Gocde Drank vermeld als uithangteekens, maar die toch ook wel door 
een gevuld glas of een kan zullen zijn voorgesteld. Ook de Dor si hing uit, 
en wel twee§rlei : de Groote dorst en de Aadorst; — een Grootendorst hebben 
wij reeds vermeld in de Eerste Afdeeling ! ) en een andere hing uit bij 
Bart Duin op de Gedempte Reguliersgracht, wiens kroeg wij in 1794 als 
een werfhuis vinden aangeduid 2 ). Kraantje-lek aan den voet van den 
Blinkert is sedert eeuwen vermaard. Mogelijk z6u men meenen, dat die 
naam eenvoudig is afgeleid van T t lekkend kraantje, op H uithangbord 
geschilderd, doch daar komen zoowel oudheid- als natuurkundigen tegen 
in verzet. Hier (zegt de een) was in den tijd van 't Heidendom het hei- 
ligdom van Bacchus; — zoo verklaart zich de naam Kraantje-lek histo- 
risch. Diep onder den grond heefl men nog »oude wortelen en struiken 
van aan hem gewijde wijngaarden" teruggevonden. »De plaats is met 
eenige ontzaglijke eiken bezet, uit een van welke gestadig water zypelt.'' 
Dat water is daar vrij natuurlijk, maar wat heeft Bacchus daarmee 1 te ma- 
ken? Ofmeende men, dat de oude wijngod een afschaffer geworden is? — 
Ja (zegt een ander) wel mogen wij dit oude Kraantje-lek voor een zeer 
klassieke plek houden. Daar was eens een schilderachtig en boschrijk 
oord, waarin een meertje lag, het Volmeer genoemd, waaruit de Haar- 
lemsche beek 3 ) haar oorsprong nam. Aan den oever van dat meer lag 
een dorp, Rukaas of Rokkes geheeten, een naam, dien men van Roruk den 
Deen afleidt. Terwijl men den naam Kraantje-lek kan afleiden van een 
ouden, maar onbekenden, plaatsnaam, die uitging op leek, laca, op gelijke 
wijze als men Medemblik afleidt van Medemelaca 4 ). 

Wij erkennen gaarne, dat niets vernuftiger is dan die aileiding van een 
onbekenden naam ! Zoo heeft men zelfs geen Umlaut noch Guna en WriMhi 
noodig. 

In Drente vindt men meermalen Nietap of Nyentap, o. a. aan de oude 
Smildevaart en op de grens der provincie, nabij de Leek. Dat woord 
duidt een nieuwen tap aan, en zegt dus hetzelfde als »de nieuwe 
herberg." 

Doch kwam de drank zelf niet voor, des te meer *t drinkgereed- 
schap. Allereerst de Kruik. Oudtijds hing die aan de drinkhuizen van 
lageren rang uit, waar slechts bier en »goe nat" (sterke drank) te beko- 
men was, gelijk aan wijnhuizen de Krans. En naar de bestendige 
gewoonte by ons volk, aan uitheemsche woorden een ongunstige betee- 
kenis te geven, ook al hebben zij die in 't oorspronkelijke niet, werd het 



•) Zio Dl. I,bl. 149. 2 ) Ned. Jamb. \ldi, hi. 1200. ») Vcrgelijk Deel I, bl. 35(i. 

4 ) Zie Mr. L. Ph. C. van den 13 erg h. IS'ederl. Volksoverlevetingen en Godenleer, 
lliivclit I83b\ bl. 68 en 69; — ci F. W. van Kedkn. De Bossclien van Kennemcrland . 
in Ium Album der ftalunr. 1867 bl. 194 en 218. 



Digitized by 



Google 



TAFEL- EN DRINKGEREEDSCHAP. 231 

Hoogduitsch Krug, bij ons als kroeg uitgesproken, de naam, aan die soort 
van herbergen toegekend. 

De Drie Kruikjes bleven nog lang een zeer gezocht uithangteeken voor 
kroegen. De Zes Kruiken hadden te Amsterdam een zekere vermaardheid; 
want in 't huis, waar dit teeken uithing, op den Nieuwe-zijds-achterburg- 
wal tusschen de Lijnbaans- en Spaarpotssteegen, was van 1632 tot 1646 
een Doopsgezinde kerk gevestigd. Was H vroeger een herberg geweest, 
het was dil weder geworden in Wagenaars tijd. Asselijn liet den make- 
laar Jan Jasperszoon in H Kattegat, den vader van Saartje Jans, een man 
»die zich bij de vromen hield," ook in de Zes Kruiken wonen, eenvoudig om 
daardoor zijn karakter uit te drukken. 

Kannen vond men in ontelbare menigte, niet alieen aan drinkwinkels, 
als b. v. aan de herberg te Graauw: 

In de Zwarte Kan 
Onivangt men alio man '). 

of waar ze verkoclit werden, als b. v. : 

* In de Drie Kannen vcrkoopt men kannen en kruiken, 
Als ze niet breken kan men ze heel lang gebruiken. 

— maar ook elders. De Goede Kan hing in 1512 bij een kerkmeester 
der Oude Kerk, Jan Lambrechtsen uit, en de Silveren Kan in 't midden 
der 17 de eeuw bij den boekverkooper Broer Jansz, op den Nieuwe-zijds- 
achterburgwal, en daarna bij zijn weduwe op 't Damrak. 

De Melck-Can op den Binnen-Amstel was in 1656 een R. K. kerk; de 
Sehenkkan en de Flapkan Delftsche brouwerijen. De Schenkkan (die ook 
wel aan tapperijen voorkwam) ziet men nog op een steen boven een poort 
in een huis op de Molslaan te Delft, en de Flapkan met het jaartal 1497 
boven een poortje op het Oude Delft 2 ). De Wijnkan hing natuurlijk aan 
wijnhuizen, gelijk de Tinnen Kan aan tinnewinkels uit. 

Op 't Gingel stond een kan op een luifel geschilderd, met het navol- 
gende raadsel er onder: 

* Ik kan, omdat ik niet en kan; 
Dat ik kon, ik zou niet kannen, 
Maar omdat ik niet en kan, 
Zoo kan ik. 

wat natuurlijk onverstaanbaar was, voor hem, die niet wist, dat kannen, 
als werkwoord, »in een kan doen", atappen", beteekent, doch voor onze 
lezers volkomen duidelijk is. 

Maar misschien weten sommigen onder hen niet zoo precies wat een 



! ) Medegedeeld door Jhr. Mr. Th. Serraris, te Hulst. 
2 ) n . Mr. J. Soutendam, te Delft. 



Digitized by 



Google 



232 SPIJS EN DRANK, 

kit is. 't Is een groote beker van langwerpigen vorm. In Brederoos 
»Moortje" lezen wij : 

Tapt nu eens een kit en suypt dan dat je swiet ! 

Dronkaards noemde men daarom kittebroers ! ) en als 't symbool der 
dronkenschap werd allengs kit een scheldnaam voor dronkemanskroegen- 
In zeker oud kluchtspelletje van »de vrolijke Klarijn" zegt de held van 
't stuk : 

Ik weet wel, datje de bol van de kit bent; maar wat kan my dat scbelen ? 

waarop de hospes uitvalt : 

Scheld jy raijn huis voor een kit uit? dat zou me waarlijk verveelen ! 

In zijn oorspronkelijke beteekenis hing de Kit zeer te recht aan een 
Delftsche brouwerij uit en zou 't woord zeer gepast weer in zwang mogen 
komen in plaats van 't omslachtige »Beiersch-bier-glas". 

De Snel daar-en-tegen was een kleine beker, die in e£n teug kon wor- 
den uitgedronken, even als een wippertje en een snapje. In Vlaan- 
deren leest men nog meermalen op een kroeg-bordje : in de Snelle; ook 
te Antwerpen op den Dam 2 ). In de Baronie van Breda is er een met de 
Drie Snellen, en te 's Hertogenbosch met de brie Snellekens, waarvan de 
Snellestraat haar naam ontleent 3 ). Naar dat bekertje heette ook het slokje, 
dat men even voor den eten, als gezondheids-maatregel, gebruikte: een 
dokter (of dokters) Snel. 

't Waren echter niet alleen kroegen, waar de Snellen uithingen. In 
1588 woonde te Dordrecht, in de Lhie Snellen, de schoenmaker Jacob 
Willemsz, wiens vrouw Mayken Kornelisdr. op den 27 ,tea Februari van dat 
jaar van vier levende zoons beviel. Deze mochten in een tijd, toen 
Dordrecht juist voor de vierde maal vergroot werd, wel als hoopjes 
hunner Vaderstad worden beschouwd en werden dan ook plechtig door 
het Vendel van de wijk ten doop geleid, terwijl de oudste, die Abraham 
gedoopt werd, een Burgemeester, de tweede, Izaak, de Pensionaris, de 
derde, Jakob, de vier Kolonellen, en de vierde, Samuel, de twaalf Kapi- 
teins tot doopheffers had 4 ). 

Nog kleiner dan de Snel was de Nap, die dan ook meer voor kin- 
deren dan voor volwassenen werd gebruikt en daarom ook in zamenstel- 
ling met me Ik voorkomt. Het uithangbord de Melcknap gaf zijn naam 
aan een kapitein, die in 1627 onder den Admiraal Reael diende. 

Geen drinktuig intusschen dat meer uithing en nog uithangt dan de 
Roemer of Roomer, zoo als die vroeger heette : immers Huygens spreekt 



») Vergelijk Deel I, biz. 238. 3 ) De Potter, biz. 121. 3 ) Mr. J. H. Hoeifft. 

Proeve van liredaasch Taaleigen, biz 557. *) Bai.:-:n. Dordrecht, biz. 73 en 864 



Digitized by 



Google 



TAFEL- EN DRINKGEREEDSCHAP. 233 

van »Rynsche Roomertjens", en een oude gevelsteen in de Roomolensteeg 
geeft de afbeelding met het onderschrift : in de 3 Homers 1635. 

Aan sommige wijnhuizen hing men eenvoudig: de Roemer uit, met of 
zonder bijschrift. Te Amsterdam op de Bloemgracht, te 'sGravenhage in 
de Boekhorststraat en Joost weet op hoe vele plaatsen meer, las men er 
onder het banale: 

' Als gij dees Roemer ziet, gij kuntze prijzen of laken, 
Maar komt in, proeft inijn nat, dat zal u beterjjsmaken. 

Maar de voorzichtige Hagenaar had er op laten volgen: 
* Maar ziet eerst, wat hier achter staat, 

en dan, op de keerzijde: 

" Betaalt eerst als je henen gaat. 
Of anders boet en mantel laat. 

Maar dikwijls had ook de Roemer een adjektief bij zich ter ondeischei- 
ding, en heette 't: de Gouden, de Groote, de (hide, de Hinse Roemer, enz. 
De Frissche Roemer hing uit aan de herberg, waar *t Vrouwtje van Sloter- 
dijk gewoond had l ), 'en ook aan menig andere kroeg, met een rijm, als : 

* In den nisschen Roemer vermaert. 
Hier drinkt men en sprinkt men en rijt men te paert. 

Een mooi exemplaar van den Gouden Roemer ziet men nog op den Hei- 
ligeweg, met guirlandes van druiventrossen gebeeldhouwd en verguld. Ook 
te Groningen aan een tabakswinkel hangt hij uit: — wellicht nog een 
overblijfsel van den tijd, toen men bij den tabak ook drank verkocht. 

Gouden bekers hingen de kooplieden in gouden en zilveren werken 
uit. In de Hoogstraat over 't Oostindisch huis ziet men er nog een voor 
zoodanigen winkel geschilderd met het opschrift: in den Gouden Reker. 
Hilarides — over wien later — schreef in zijn »Verklaaringe" : 

En naast mijn deur daar staat een gouden beker in, (in het uithangbord) 
Mils silver daar en 't gout dient tot een lief gewin. 

De Fluit of Wijnfluit hing voomamelijk aan glaswinkels uit. 

't Wijngaardsche bekken hing in 1794 uit aan een kroeg in de Nes bij 
de Vischmarkt, die destijds tot, werf huis diende a ). 

De Kop (te weten, de »Drinkkop") kwam ook meermalen voor. Een 
fraaie Gouden Kop prijkt nog aan een gevel in de Teertuinen en de 
Gouden Kop op 't Water was twee eeuwen een voorname herberg. Den 
Me Ik hop kent men bij Rotterdam. 



') Zie Deel I, biz. 339. *) Ned. Jaarb. 1794, biz. 1700. 



Digitized by 



Google 



234 SP1JS KN DRANK, 

Kop vn Schotel zijn meer modern : een reusachtig exemplaar hebben 
wij al vroeger genoemd l ). Zij behooren bij de theedrinksters, als de 
gouden koppen bij de wijndrinkers behoorden; doch beiden ontleenen hun 
naam van de gewoonte onzer beidensche voorouders, die, naar men ver- 
telt, uit de hersenpannen (koppen) van verslagen vijanden dronken. Alboin* 
Koning der Longobarden, had met eigen hand Koenemond, den Koning 
der Gepiden, gedood en vervolgens diens schoone dochter Rozemond getrouwd. 
Eens, dat hij een festijn gaf en al meer dan genoeg had, liet hij den schedel 
van wijlen Koenemond brengen, dien hij fraai had laten vergulden, schonk 
dien vol en prezenteerde hem aan zijn vrouw, met de woorden : aSchatlief, 
drink reis met je vader." — »Dat zal ik je betaald zetten, leelykert!" 
zei ze niet, maar dacht ze, en liet kort daarna Alboin door zijn wapen- 
drager Helmich — die natuurlijk er zijn loon voor bedong — om hals 
brengen. Vondel zou hier een treurspel op gemaakt hebben, doch bleef 
bij 't eerste tooneel steken; gewis vond hij, bij nader inzien, het geval 
meer gniwzaam dan echt dramatisch, en beter voor Jan Vos geschikt. 

De Flesch is in de taal der afschaffers het symbool der dronkenschap, 
en de Brie Fleschjes dan ook als tappers-uithangteeken niet onbekend. 
Maar toch hielden niet alle flesschen sterken drank in : — ja zelfs de geheel- 
onthouder, de Teatotaller, zou niet geschroomd hebben in te gaan, waar 
Twee Flesschen uithingen, met het volgende rijm : 

' Ga niet voorbij — • Indien dat gij — Sockt goeje Thee, 

Sie, ruyk en smaak — Tot u vermaak — En neem wat mee. 

III. 

Van de uithangteekens zullende spreken, aan het Tafelge reeds chap 
ontleend, kennen wij den voorrang toe aan de Mess en, als 't eerst in 
gebruik. Deze kwamen bij messemakers, en wel geschilderd op uithang- 
borden voor. Op een daarvan las men: 

* Hier maakt men messen recht en krom. 
Zijn ze niet goet, zo brengt ze weerom. 

De lngelegde Messen was in 1692 het uithangteeken van den winkelier 
Joost Haen in de Gasthuismolensteeg. 

Op gevelsteenen herinneren wij ons niet, ooit messen gezien te hebben; 
wel weten wij, dat voor vijftig jaar, op de «Leidschestraat, tusschen Keizers- 
en Heerengrachten, voor den Engelschen messewinkel van Dodge, een 
stalen mes uithing, dat, met het heft, een gewone mans lengte had. 't Was 
een prachtige winkel; doch die, na op zijn best een jaar gestaan te heb- 
ben, we£r verdween. 



») Deel I, biz. 69. 



Digitized by 



Google 



TAFEL- EN DRINKGEREEDSCHAP. 235 

In vei*scheiden steden vindt men Lepelstraten. Zijn die zoo ge- 
noemd om dat er, bij lepelmakers, spijslepels uithingen? Of moet men 
soms aan den vorm der straat of aan de lepels van een ha as denken 1 ? 
Wij willen dit niet beslissen ; maar wat daarvan zij, de Lepcl als uithang- 
teeken is al vrij oud, en zeer natuurlijk; want hij nam in H leven onzer 
voorouders een eervolle plaats in. Aan de schutters werden zilveren lepels 
vereerd, en wederkeerig gaven de schutters aan Vorsten lepels ten ge- 
schenke ! ). 

De Tinnett Schotel hing uit aan tinnewinkels, de Schelpschotel (een 
schotel in de gedaante eener schelp) te Delft, op den hoek der Groote 
Markt 8 ). Ook de Mosterdpot kwam vroeger veel voor, en wij zagen 
er nog een aan een herberg op de Turfmarkt bij de Vijzelstraat. Voor 
een ander huis, waar de Mosterdpot geschilderd was, stond er het navol- 
gende rijmpje bij, een aardigheid behelzende, die meer verkocht werd: 

* Ik lever uit, * 

Een zeldzaam kruit, 
Daar zijnder weinig in de stad, 
Of 'k heb ze bij de neus gehad. 

De Mosterd gold als 't zinnebeeld van kracht. »Mijn paard is zoo sterk 
als mosterd," zei de sleper op 't Rok-in : wat hem echter niet zoo slecht 
bekwam als in 1566 den Utrechtschen geus zijn gezegde tegen de Vroed- 
schap, die zich »t' onsterk vond" om een besluit te nemen. »Eet ham met 
mostard, zoo wordje sterk!" duwde hij den Heeren toe, wat hij later met 
den hals moest boeten 3 ). 

Een nieuw en goed geschilderd uithangbord, met spijzen en dischge- 
reedschap, kan men zien boven een restauratie op de Botermarkt. Doch 
ook de best geschilderde uithangborden van onzen tijd staan hierin bij de 
vroegere achter, dat ze de rijmen missen, waarin deze spraken. En was 
die taal niet altoos even keurig en gepolijst, zij had een eigen karakter, 
en de naieviteit van 't volk spiegelde er zich in terug. Waar niets gezegd 
wordt zal zeker niet tegen den fijnen smaak van anderen gezondigd wor- 
den; maar daar valt ook niets op te merken en niets te leeren. Op 't 
kerkhof spreken voor 't minst de grafschriften nog. 

• Wees meester van de Taal, gij zijt bet van 't gemoed," 

Sprak Bilderdijk, en 't woord klonk goed, 

Maar 't is ook altijd waar geweest, 
»Wees meester van het Bord, gij zijt het van den gecst. 



! ) Vergl. J. ter Gouw, de Gildetu biz. 60. 

8 ) Medegedeeld door den Heer Mr. J. Soutendam. 3 ) Hooft, ISed. Hist. biz. 105. 



Digitized by 



Google 



NEGENDE HOOFDSTUK. 

ALLERLEI HUISRAAD. 



Jjr is geen stuk huisraad of keukengerei te bedenken, dat niet onder 
de uithangteekens een plaats heeft ingenomen. Ontelbaar is het aantal en 
niet te overzien de verscheidenheid dier voorwerpen : 't is juist de bonte 
voorraad daarvan, die ons tot kortheid noopt. Hun geheele geschiedenis 
is begrepen in deze enkele woorden: het huisraad wordt uitgehangen by 
hen, die 't maken of verkoopen. Zoo zag men vroeger gewoonlijk het 
(geschilderd, maar thans een werkelijk loopend) burwerk boven de deur 
des horlogiemakers : zoo (en n6g wel) de Pomp bij den loodgieter, de 
Koperen Kandelaar bij den koperslager, de Blikken Doos of het Keuketiblik 
bij den blikslager, de Balie of Traliemand bij den mandemaker, enz. 

Slechts enkele voorbeelden, die om deze of gene bijzonderheid opmer- 
king verdienen. De Kaars kwam soms gekleurd voor: de Groene Kaars 
hing in de eerste helft der 17 de eeuw uit op de Heerengracht bij de Ro- 
meinsarmssteeg : de Drie Strijkijzers ziet men nog op een gevelsteen op 
de Leidschestraat bij de Lange-Leidschedwarsstraat, en elders steekt nog 
een groot Koperen Strijkijzer op een stang uit, als op den hoek der Kei- 
zersstraat en Dijkdwarsstraat. De Schildpatte Kojfer hing in 1709 uit bij 
den schildpadwerker Abraham van der Burgh in de Barndesteeg. Bij bors- 
telmakers werden vroeger, en nog meermalen, de borstels gebezigd om niet 
slechts het uithangteeken, maar ook het opschrift te vormen: zoo las men 
vroeger op sommigen de Spinverjager, de Drekveger, welke woorden uit 
verschillend gekleurde borstels waren samengesteld : zoo leest men nog, 
boven de deur van een huis op den Haarlemmerdijk over de Heerenmarkt, 
het woord Borstelwerk op een grooten borstel; zoo te Lier in de Berlaar- 
straat, op gelijke wijze, den naam des borstelmakers, J. Volkaerts. 

De Noteboome Tafelstoe!, waarvan wij de afbeelding op de volgende 
bladzijde geven, is te Amsterdam op een gevelsteen in de Pijlsteeg t<* 
zien: waarschijnlijk stelde die het proefstuk voor, dat de stoelemaker had 
vervaardigd om het meesterschap te verwerven. 



Digitized by 



Google 



ALLERLEI HUISRAAD. 



237 



J 





TAFEL 1 



BOO ME 
.STiElL 




Een Kraamstoel nit het begin der 17 de eeuw is zeldzaam genoeg om er 

de afbeelding van mede te deelen. Men 
vindt dien op een gevelsteen op het Groote 
Noord te Hoorn *). 

Elders ziet men de Vrouwenstoel (Ra- 
penburgerstraat) ; de Spaence Stoel (te 
Utrecht van 1647 2 ), de Vouwstoel (op ge- 
velsteenen, achter 't Paleis en op de St. 
Antonies-bre£straat, hoog in den zijmuur 
tegen 't Zuiderkerkhof), ja d* Groene 
Ghecroonde Drieslal (op een gevelsteen in 
de Wieringerstraat). Voorts de Setstoel, 
de Haerlemse Stoel, die beiden nog tot 
de 16de eeuw behooren: — de Ruststoel, 
de Sch eer stoel — deze laatste weleer 
ook al een meesterstuk; hij moest zijn »met drie kromme stijlen, toonen 
en lelien, en een heel bort, voor een duym overgesteken, met vierkante 
pennen in malkanderen gewerkt, onder en boven wel sluytende;" — dan nog : 
de Felpe Stoel, de Juchtestoel en, om bluf te maken, de Hagendeveld van 
Stoelen (groote overvloed). En zulk een Hagendeveld hebben wij gekend. 
Herinnert zich iemand nog de oude Amsterdamsche Osjesluis, met dat 
donkere gewelf daar beneden en dat aardige pleintje daarboven *)? Dat 
pleintje was, toen de ossen 't niet meer noodig hadden, een allerpleizie- 
rigste speelplaats voor de jongens; maar — 't zal nu wel vijf en veertig 
jaren geleden zijn — daar kwam een stoelemaker wonen en bezette met 
zijn koopwaar 't heele plein. Toen had men daar werkelijk een Hagende- 
veld van stoelen. 

De verscheidenheid van Potten is nog grooter dan die van stoelen. 
Vooreerst was het enkel de Pot, al in de 16 de eeuw een geliefkoosd uit- 
hangteeken; trouwens, als men de spreekwoordenlijsten jwil raadplegen. 



l ) Door bezorging van den Heer Handelaar. 
3 ) Verg. Aurora 1868, biz. S8 en 59. 



2 ) N. Utr. Courant 1867, n°. 501. 



Digitized by 



Google 



238 ALLKRLEt HUTSRAAD. 

zal men ontwaren, dat daar de Pot ook nog al eens op voorkomt — en 
geen wonder; daar de mensch toch bij de dagelijksche Pot zijn leven 
onderhoudt, zij 't dan een Groote Pot, een Burgerpot ofeen Armelui- 
pot: zij 't de Pappot van de Aalmoeseniersmin of de Snertpot van 't 
Weeshuis: »'t Potje karmelck" van Symens »zalighe besje," de Huts- 
pot van 't Sint-Martijnsgild, de Gortpot van droogen Jorden of de Lab- 
bekakpot van een Kattenburgerwijfje uit de vorige eeuw. Zelfs als de 
dichters iets gevoeligs wilden voortbrengen haalden zij er de Pot bij. Hooft 
kon zijn Warenar nietbelangrijkmaken zonder de Pot met goud: Vondel 
't Hanekot niet bezin en zonder Rommelpot; — eindelijk wij alien streven 
vergeefs naar genoegens, zoo streelend als die, welke wij smaakten in onze 
kindsche jaren, wanneer 't ons mocht gelukken, door een gelukkigen gooi, de 
krieken of moppen te verzamelen, diede Pot van 'tGanzebord bevatte. 

Maar nu eenige variation van de Pot. In 1690 woonde Gerrit Glaesz 
op 't Gingel in de Blaupot, en droeg er zijn toenaam van, die als geslacht- 
naam nog bestaat. De Aarde Pot hing (in de 17 de eeuw) aan pottewinkels, 
d' Porcekyne Blompot aan een porceleinwinkel op den Haarlemmerdijk 
(waar men nu nog alleen maar den naam leest), de Delftsche Tuynpotd&xv 
een winkel in Delftsch aardewerk op Uilenburg uit. 

De Metalen Pot was in de 17*® eeuw een brouwerij te Delft, de Olie-Pot 
een dito te Haarlem, en in 1578 woonde Klaas Franszoon te Amsterdam 
in de Drie Koperen Potten. Dat de Tinnen Pot, te Gent, waarvan de 
Tinnepotstraat haar naam heeft l ) al voor zeer lang geleden moet hebben 
uitgehangen, blijkt daaruit, dat de Tinnenpotbruggbe reeds in 1589 vermeld 
is a ). Ook te Dordrecht wijk G. n°. 29 vindt men nog een Tinnen Pot 
op een gevelsteen : en te Delft een Uzeren Pot met 'het jaartal 1669. In 
Drente bij 't Zuidlaardermeer hangen, aan twee huizen aan den weg, niet 
ver van elkander, de Breipot en de Knolpot uit. 

In de Egelantiersstraat vertoont een gevelsteen de Braspot; een man 
heeft een grooten pot voor zich staan, waaruit een rook of vlam opstijgt, 
en een kleiner potje in de hand, 't Zal daar wel een ordinaris geweest 
zijn, waar men brass en, d. i. »veel en lekker eten" kon, even als de 
Kook-Lepel, die op Marken uithing, een eethuis van minderen rang, een 
»Moeder Schep-op" zal hebben aangeduid. 

De Koffijpot staat geschilderd op een uithangbordje te Mechelen bij de 
Bruinekruischebrug, en, ware het nu in een Hollandsche stad, men zou 
daaronder lezen: Hier zet men koffie; — maar hier leest men in zuiver 
Mechelsch : Huer tabt men buer (lees ie voor ne 3 ). Eindelijk hing in de 



') De Potter, Wz. 59. 

a ) Histotre de la GUde SouvercUne des Cotdeuvriniers, Arquebusiers et Cananniers, 

dite Chef-cortfrerie de Saiiti-Antoine & Ga?id, par F. Vanderhaegiien 1866, p. 4. 

;i ) De Potter, biz. 123. 



Digitized by 



Google 



ALLERLKl HUlSRAAD. w 239 

vorige eeuw de Guide Syrooppot uit aan een huis te Leiden, dat men voor 
een van de drie oudste der stad hield *), en nog hangt bij Asch onder 
Buren de Strooppot uit. 

En, als alle andere dingen, kwam ook de Pot gekroond voor. De Pot 
met de Kroon was in de 17 de eeuw een Delftsche brouwerij. 

Een Vijzel, volkomen gelijk aan dien, waarvan wij in ons Eerste Deel 
een afbeelding hebben gegeven *) kan men nog te Doesborgh voor een 
apotheek zien uitsteken en op de Oude Gracht te Utrecht vindt men er drie 
op een gevelsteen met het onderschrift : In de Drie Vijzels 3 ). Omstreeks 
1600 hing 't zelfde in diminutivo uit aan een huis bij de Vischmarkt te 
Amsterdam. Zoo verhaalt Kackerlack bij Bredero: 

Doen traden wy na de aelwijven, daer an de Drie Vijteltjes sij, 
By Griet Jan Dieken en Fy, die soo fiks is op 't vel te stroopen, 
Daer wast : hoor hier vrient, salje neb-ael, grof-ael of fijn-ael koopen ? 
Soeckje puyt-ael, leb-ael, kat-ael? Wilt niet verder loopen ! 

De »Drie Vijzeltjes sij" was dus de aalmarkt, wat wij niet zouden weten, 
als Bredero 't niet gezegd had; want in de boeken, die volgens keuren en 
ordonnantien geschreven worden, vindt men zulke bijzonderheden niet. 
Daarom hebben kluchten en liedjes, die ons H dagelijksch bedrijf van vroe- 
ger dagen schetsen, zooveel waarde voor de historic 

Tapijten, Vloerkleeden of Matjes vonden wij op geen gevelstee- 
nen, wel op geschilderde uithangborden; doorgaans een opgerold kleurig 
loopertje of karpetje aan de eene en een rol matten aan de andere zijde, 
met de aanduiding in woorden daar tusschen. 

Enkele malen hing een winkelier een stuk huisraad uit, niet omdat hij 
't voorwerp zelf, maar omdat hij datgene verkocht, zonder 't welk men 
't voorwerp niet gebruiken kon. Zoo hing een kruidenier de Brandende 
Lamp uit, met dit rijmpje: 

.* Mijn lampje brandt uit den OriSnten, 
Hier verkoopt men oly, vijgen en krenten. 

Uit den Oriihiten wil zeggen : »uit den treuren, heel mooi, uitstekend." 
't Woord werd in de 17 de eeuw en vroeger gebezigd bij al wat men als 
voortreflelijk wilde kenmerken. In Brederoos »Moortje" leest men: 

Writsert heeft sijn sin geleyt, 
Op eener die de Luyt en andere Instrumenten 
Kan handelen wel braef, ja uytten orienten. 



•) Halma, Toaneel der Vereen. Nederl. Dl. II, bl. 43. 

2 ) Biz. 108, en vergelijk het aldaar vermelde aangaande de beteekenis. 

3 ) A^. Utr. Courant 1867, n°. 501. 



Digitized by 



Google 



240 ALLERLEI HUISRAAD. 

De Blaasbalg is reeds genoemd in het Eerste Boek r ); 't is nog het 
gewone uithangteeken van blaasbalgmakers. In de Oudebrugssteeg staai 
een groote op een bord geschilderd. Van die soort evenwel, die 't scheeps- 
timniermansgild te Amsterdam in 't laatst der 16** eeuw bezat, en »tot 
gerieve van eenen ieghelijcken," voor drie stuivers daags verhuurde, 
»om de schepen leggende in 't water opgeblasen ende besocht te wer- 
den" *), hebben wij geen exemplaar meer kunnen ontdekken; — wat wel 
jammer is; want zeker zou in onzen tijd zulk een werktuig somtijds nog 
wel eens goede diensten kunnen doen. 

U Schijnt zonderling , den Blaasbalg als een boekdrukkers-uithangteeken 
te vinden. De Groene Blaasbalg bing uit bij Joban Stoll en Peter de Cesaris, 
die in de laatste helft der 15** eeuw te Parijs in de rue St. Jaques de boek- 
drukkerij uitoefenden. Ook in andere steden van Frankrijk zag men dit 
symbool als uithangbord gebezigd, en nog vindt men te Abbeville, voor een 
buis in de Jacobijnenstraat, een gevelsteen uit de 17 de eeuw, met het opschrift : 
le Vert Sotifflet. De schrijvers der History of Signltoards meenen, dat het 
in verband stond met de alchimie en goudmakerij en de Groene kleur ge- 
bezigd werd als die der hoop s ). 't Is mogehjk, ofschoon de Blaasbalg, 
even als de Spiegel, in vroegere dagen een zeer gewone titel was voor 
boeken. Ten voorbeelde halen wij den titel aan van een boekje in 12°, 
dat in 4677 te Antwerpen bij A. Everaerts werd uitgegeven of herdrukt: 
»Kleynen Geestelycken Blaes-balgh, om de Goddelijcke Liefde te doen blaec- 
ken ende branden in de herten aller geloovige Minnaeren ende Minnares- 
sen tot het alderheyligste Sacrament," enz. 

De Blaes-balck, zonder aanduiding van kleur, hing in de 15 de eeuw uit 
aan een Leuvensche brouwerij, gelijk ook de Kandelaer, dien wij in de 
16** eeuw ook te Delft vinden. De Wieg hing te Antwerpen uit aan een 
herberg in de Wiegstraat 4 ) en in de Kammestraat aldaar was een brou- 
werij de Spieghel. In den gevel van een huis te Wijck over Maastricht, 
in de Rechtstraat n°. 201, ziet men een spiegel met een lijst in den smaak 
van Lodewijk XV afgebeeld; daarboven : CLeMentla r Del : at q\'e: ope- 
rlbVs: strVCta — waaruit het jaartal 1768 te lezen is — en daaronder in 
den Spiegel 5 ). In 1616 woonde te Amsterdam Hendrik Hendriksz. in de 
Christelyn Spieghel. 

De Snuiter, dien men te Maastricht Smokscheer (smook-schaar") 
noemt, komt aldaar in de Brugstraat voor op een gevelsteen met het bij- 
schrift: In do Smocscher anno 1735, en te Wijck in de Hoogbruggestraat, 
zonder jaartal : in de Goude Schmoucksceer 6 ). 

Den Zandlooper, voorheen zeer algemeen een voorwerp van huislijk 



l ) Deel I, bl. 244. ») Gildebrief van 5 Oct. 1589, art. 18. s ) p. 394. 
4 ) Vgl. bierboven biz. 26. *) «) Medegedeeld door Jhr. V. de Stuers. 



Digitized by 



Google 



ALLERLEI HUISRAAD. 241 

gebruik, die nog in 't begin dezer eeuw in vele huisgezinnen en op alle 
predkstoelen gevonden werd, ziet men nu nog hier en daar aan gevels en 
deurposten uitgehouwen; somtijds ook als zinnebeeld. Op de St. Antonies- 
bre&straat bij de Hoogstraat vindt men nog de Drie Zandloopers. 

In 1535 woonden te Amsterdam Gerrit en Volkje, die om de herdoo- 
perij de vlucht genomen hadden, in de Leeren Emmet. Vermoedelijk werden 
in dat huis brandemmers gemaakt, als b. v. ook op de Baangracht bij de 
Elandsgracht, waar men nog op een gevelsteen de Gouden Brandemmer 
vindt: een staaltje hoe men liefhebberij had om voorwerpen van allerlei 
soort in goud voor te stellen; maar, lieve hemel! — zou de Schoolmees- 
ter gezegd hebben: 

Lieve bemel! had men de brandemmers heusselijk van goud gemaakt, 
Wat waren er al spuitgasten met em mere en al schoot geraakt ! 

Of de Drie Testen omstreeks 1600 of vroeger een werkelijk uithangtee- 
ken geweest is, dan of Bredero H alleen om *t rijm geinventeerd heeft, is 
niet uit te maken ; maar *t verband, waarin H voorkomt, bewijst, dat toen 
reeds de warme stoof als het eigenaardig attribuut van een oud vrouwtje 
gold. Van zulk eene goede oude ziel zegt een spinster: 

Kijck alle dingh is duur, maar Anne Klaes in de drie Testen, 
Die doet so veul goets (God loontser!) hier an de vesten. 
Ghy wetet niet, hoeveel boogjes datse 'sjaers wel huurt 
En daerse alle Sondags warmis, kool, erreten en boonen sluurt 
En stock vis en brij. 

Aan de vesten lag de achterbuurt, waar de geringe luidjes woonden, en 
het zijn deze laatsten, aan wie zij »veul goets" deed. Al had onze arme 
spinster nooit latijn geleerd, toch volgde zij hier den regel: continens pro 
contento; zoo gaat de natuur boven de leer. De boogjes, waarvan gesproken 
wordt, waren de verwelfde bogen aan de binnenzijde van den stadsmuur, 
waarin behoeftige lieden huisvesting vonden. Sommige werden van stads- 
wege voor niet begeven; andere door weldadige lieden gehuurd om er 
armen in te laten wonen. Die muren zijn in 1601 afgebroken : Anne 
Klaes behoorde dus in de 16 de eeuw t'huis. Trouwens »de Spaansche Bra- 
bander", het stuk waarin de aangehaalde verzen voorkomen, speelt in een 
der jaren tusschen 1572 en 1578. — En wat nu de testen betreft, men 
heeft zelfs gevraagd of 't niet te vermoeden is, dat die er bijna even 
vroeg moeten zijn geweest als er vrouwen waren ; en of niet de potscherf, 
die Job gebruikte om zich te krabben, een stuk van een test uit zijn 
vrouws stoof kan geweest zijn? Wij bevelen deze vraag den oudheidkun- 
digen ter overdenking aan, en gaan tot deftiger onderwerp over. 



II. 16 



Digitized by 



Google 



TIENDE HOOFDSTUK. 

BOEKEN. KAARTEN, LETTERS, CIJFERS EN MATHEMAT1SCHE FIGUREN. 



Doeken hingen natuurlijk bij boekverkoopers uit en wel, in de eerste 
plaats, het abeste Boek," de Bijbel. 9 t Is zeer opmerkelijk, dat in geen 
land, zelfs in Engeland niet, de Bijbel zoo veelvuldig voorkwam als ten 
onzent; niet alleen aan zoodanige winkels, waar bij voorkeur bijbels en 
godsdienstige werken verkocht werden, maar aan boekwinkels in 't al- 
gemeen ; en niet alleen daar, maar zelfs ook voor logementen, en hij hangt 
er nog uit. Dit laatste is echter zeer verklaarbaar. De Bijbel was in 
de 16 de eeuw de leus geworden der Protestanten, en wanneer die op reis 
gingen, was het hun natuurlijk aangenaara, bij geloofsgenooten hun intrek 
te kunnen nemen. Zoo hing dan de Protestantsche herbergier den Bijbel 
uit, als aanwijzing voor Protestantsche reizigers; en later bleef het een- 
maal aangenomen uithangteeken in gebruik. 

Bij het groot aantal uitgehangen Bijbels moesten ze door allerlei btjvoeg- 
sels onderscheiden worden. Wij zullen van die onderscheidingen een over- 
zicht trachten te geven, zoo beknopt mogelijk. 

Wij vonden dan : 

1°. De Bijbel, in 4563 te Gent bij Gheraert van Salenson; in 1596 te 
Amsterdam bij Laurens Jacobsz; te 's Hertogenbosch in 1605 bij Jan van 
Turnhout; te Rotterdam in 1611 bij Felix van Sambix op 't Steiger '); 
te 'sGravenhage in 1619 bij Aert Meuris, boekverkooper in de Papen- 
straat; te Delft in 1647 bij Jacob Dirksz Plantenburg; te West-Saardam 
in 1661 bij Joris Jacobsz; — ook bij den boekverkooper Doesborg te Dor- 
drecht in de Voorstraat, bij 'tRaadhuis; wij weten niet in welk jaar; wel, 
dat een »goede vriend" er onder schreef: 



! ) Niet de beroemde schoonschrijverj deze woonde te Delft. Er zijn verscliillende 
personen van dien naam geweest. Zie ook hierachter, biz. 251. 



Digitized by 



Google 



BOEKF.N, KAARTEN, LETTERS, ENZ. 243 

Doesborg, die Iange magere scbuifel, 
Zet Mij — de Waarheid — op zijn luifel, 

Doet Mij vernachten op de straat: 

Een klaar bewijs, dat hij mij haat. ') 

Nog hangt te Amsterdam in de Haringpakkerij bij den Nieuwendijk een 
opengeslagen Bijbel uit, doch met witte bl&ren en waarop niets anders te 
lezen staat dan: Kantoor- Boek-*en Papierwinkel. 

Boven gangen en sloppen hing ook meermalen de Bijbel uit, somtijds 
omdat daar de ingang was tot een drukkerij, somtijds ook, omdat ergens 
in zulk een gang een oefening gehouden werd, waar, als Hooft zegt : 

Men disputeert uit de Schrift, ergo dit, ergo dat 2 ). 

Ook bestond er te Amsterdam in de Jordaan een Bijbelhofje, dus 
genoemd naar den Bijbel, die boven den ingang is afgebeeld 3 ). 

2°. De Bijbel na de laetste Correctie, te Enkhuizen, in 1660, bij Jeurriaen 
Rieuwertsz Landtman. 

3°. De Nieuive Bijbel, te Amsterdam in 1631 bij Abraham Meindertsz; 
te Leeuwarden in 1650 bij Cornelis Martens; te Leiden in 1653 bij Frans 
Basteyn; te Rotterdam in 1684 bij Marcus van Rossum en te Enkhuizen 
,bij Cornelis Jansz. Lastdrager. 

4°. De Groote Bijbel, in de 17 de eeuw bij twee boekverkoopers te Dordrecht, 
en te Amsterdam bij de weduwe van Gijsbert de Groot op den Nieuwen- 
dijk; in 1728 te Haarlem bij Johannes Marshoorn. 

5°. De Gulden of de Vergulde Bijbel, in de 16*% 17 de en 18** eeuwen, bij 
tal van boekverkoopers, te Amsterdam, Antwerpen, Arnhem, Brussel, Delft, 
Deventer, Emden, Gent, Hoorn, Leeuwarden, Leiden, Leuven, Middelburg, 
Vlissingen, enz. 4 ) — en behalve bij boekverkoopers ook bij boekbinders ; 
doch dan niet opengeslagen, als bij de eerstgenoemden 't geval was, 
maar gesloten, om den band te vertoonen. Ook aan gangetjes; gelijk 
nog, voor weinige jaren, in de Pijlsteeg, boven de Vergulde-Bijbelsgang. 

6°. De Staten-Bijbel, te Haarlem in 1645 bij Robbert Tinneken; te 
Krommenie in 1657 bij Wouter Govertsz. ; te Amsterdam in 1682 bij Ger- 
brant Schagen. 



1 > Medegedeeld door den HeerSmits van Nieuwerkerk. *) Warenar, IIl e Bedr. 5*Tooneel. 

3 ) Van dit Hofje vindt men in den Atlas van den Heer Louis Splitgerber, Cat. biz. 84 
nog een fraaie teekening van 1797, door H. P. Schouten. 

4 ) Wij geven geen Catalogus van de namen, maar vermelden bier in H voorbijgaan 
den titel van een boek, dat bij een hunner, J. P. de Cort te Antwerpen, in 17 72 uit- 
kwam : n Berigt van Comtig gemaekte sneeuwe beelden, van lw\f January tot het begin 
van February, tot Antwerpen gezien met groote verxvonderinge en wonder ling vermaah 
der Tmvoonder*. mtgegeven tot Jxtf der mwcrmocijeUjke liefhebbrrs der beeldhotidcrskonsf. 
en en/vige gedagtenhse ran soo loffelijhen ijrer" 

10* 



Digitized by 



Google 



244 B0EKEN, KAARTEN, LETTERS, 

7°. De Nieuwe Staten-Bijbel, in 1642 te Amsterdam, by Anthony Tiellemans. 

8°. De Vergulde Stolen- Bijbel, in 4651 te Monnikendam, bij Pieter Fre- 
deriks. 

9°. De Kerckbijbel, in 1610 te Amsterdam, bij Pieter Pietersz. ; in 1662 
te Schoonhoven, bij Samuel Knudde. 

10°. De Vergulde Kerck-Bijbel, in 1623 te Leiden, bij David Jansz. van 
Ependam en in 1649 bij Cornelis Banheyningh. 

11°. De Beslagen Bijbel, (dat wil zeggen, met koperen sloten en hoe- 
ken voorzien), aan een aantal boekwinkels: te Amsterdam, Delft, Emden, 
Haarlem, Leiden en Wormerveer. 

12°. De Sagrijnen Bijbel, (d. i. een bijbel, in arobbevel [peau de chagrin]" 
gebonden) te Amsterdam, bij Jan Spanseerder. 

13o. De KoninkUjke Bijbel, te 's Gravenhage, bij Hermanus Gaal: te 
Middelburg bij Johan Misson. 

14°. De Gekroonde Bijbel, in de 17 de eeuw te Amsterdam bij Jacob ter 
Beek, in de Beurssteeg; in 't laatst dier eeuw bij Steven Swart, bezijden 
de Beurs en in 1729 bij Johannes Kannewet. 

15o. De Gekroonde Jug ten Bijbel, in 1761 bij Johannes Kannewet in de 
Nes: — hij gaf van eenige middeleeuwsche romans, als »de Historie van 
Floris en Blanchefleur," x>de Ridder mette Zwane," enz., een nieuwe uitgave 
met houtsneedjes ; zeker begreep de smalle gemeente die beter dan de hoog- 
geroemde pofizy van die dagen. 

16o. De Liesveldsche Bijbel, (zijnde »dat Oude ende dat Nieuwe Testa- 
ment," in 1526 gedrukt te Antwerpen bij Jacob van Liesveldt »op dye 
Cammerpoort-brugghe," met houtsneden, en de oudste volledige Neder- 
duitsche vertaling van den geheelen Bijbel) te Amsterdam in 1582 bij 
Willem Jansz. Buys alias Ghysen, en in 1620 — 1636 te Hoorn bij Zacha- 
rias Cornelisz.; maar, behalve bij boekverkoopers, ook aan verscheiden 
logementen. In 1662 noemt Melchior Fokkens onder de voornaamste 
logementen y>deLijsveltse-Bijbel tot Monsieur Meurs"; in de Warmoesstraat, 
en op het einde dier eeuw waren er niet minder dan drie van dien naam 
in diezelfde straat, onderscheiden als de Eerste, de Tweede of de Middelste 
en de Derde Liesfeldse Bijbel: alle drie bestonden nog in 1795 l ) ; thans 
is maar een daarvan nog in wezen en de groote opgeslagen Bijbel pronkt 
nog boven de deur, het rechterblad in letterdruk, het linker met zes hout- 
snedprenten. Het onderschrift luidt echter tegenwoordig Bible-Hotel: het 
logement wordt dan ook voornamelijk door Engelsche en Amerikaansche 
reizigers bezocht. 

Ook op 't Rok-in placht een logement de Liesveldsche Bijbel te staan. 
HWas een oud gebouw, dat in 1820, toen 'top 'tpunt was van afgebro- 



! ) Ned. Stad- en Dorpbeschr. 



Digitized by 



Google 



CIJFERS EN MATHEMATISCHE FIGUREN. 245 

ken te worden, om plaats te maken voor 't Lees-Muzeum, door Jelgerhuis 
werd in teekening gebracht ! ). 

47°. De Nieuwe Liesveldsche Bijbel, (een verbeterde druk, mede te 
Antwerpen, bij Willem Vorsterman, »in die Cammerstrate, in den Gulden 
Eenhoom" 1528 — 1531), te Amsterdam, in 1596, bij Ewout Gomelisz. 
Mulder. 

18°. De Duitsche Bijbel, te Leiden in 1599, bij Jan Jansz. : en in 1608 
te Middelburg bij Simon Jansz. Die Duitsche (wel te verstaan: Neder- 
duitsche) Bijbel was ook een Antwerpsch produkt: »die Bibel int Duitsche 
neerstelick overgheset" en gedrukt bij Hans van Roemundt voor Peter 
Kaetz. in 1525; derhalve nog ouder dan de Liesveldsche. 

19°. De Delflsche Bijbel, te Amsterdam bij Jan Evertsz. van Heerden 
in 1611; later in de 17 de eeuw bij Gerrit van Goedesbergh op 't Water 
bij de Nieuwebrug, en in 1726 en 1727 zoowel bij Carel van Rijschooten 
als bij Cornelis van der Stock. 

Deze Bijbel was de eerste, die in onze taal gedrukt werd, en tevens 't 
eerste werk in onze taal, dat met een datum in 't licht kwam. Aan 't slot 
leest men deze woorden : 

*Dese jegenwoerdige Bible rait horen boecken, ende elc boeck mit alle sijne 
capitelen, by enen notablen meester wel overgeset wt den latine in duitsche ende 
wel naerstehc gecorrigeert, ende wel gespelt ; was gemaekt te Delf in Hollant 
metier hulpen Gods ende bij ons Jacob Jacobsoen endo Mauricius Yemantszoen 
ende tot stichticheit ende leeringhe der kersten ghelovigbe menschen. Ende wort 
voleynt in 't jaer der incarnacien ons heren duisent vierhondert zeven ende 't 
zeventich, den thienden dach der maent Januario." 

20°. De Biestkens Bijbel, in 1642, te Amsterdam, bij Denys van der 
Schuere. 

Dit was: »den Bibel, inhoudende dat Oude ende Nye Testament," ge- 
drukt te Emden, bij Nicolaas Biestkens, in 1560. Denys van der Schuere 
gaf er in 1642 een nieuwen druk van uit, ten dienste der Mennonieten, 
onder den titel: »Biblia, d. i. de gantsche H. Schrifture des 0. en N. T., 
gedruckt naer het exemplaer van N. Biestkens" — en dat verklaart de keuze 
van zijn uithangteeken. 

21°. De Dort&che Bijbel, in 1612 bij Abraham Huybrechtszoon te Am- 
sterdam. 

22°. De Gereformeerde Bijbel, in 1613 bij Pieter Arentsz. te Haarlem. 

23°. De Luiterze Bijbel, in 1714, bij Phlip Verbeek, op den Nieuwen- 
d'yk, den uitgever van : »d' Uitsteekenste digtkunstige werken" van Jan Zoet. 

24°. De Nederlandsche Lut/iersche Bijbel, in 1672, bij Baiend van der 
Plaat. 



') De teekening berust in de Vcrzameling van den Hr. L. Splitgerber, Catal. bl. 32. 



Digitized by 



Google 



246 HOKKKN, KAARTKN, LKTTKRS, 

25°. De V erg ulde Luther sche Bijbel, in 1678 by Jan Castricum, beiden 
te Amsterdam. 

26°. De Nederduitsche Bijbel, in 1655 bij Gornelis Jansen te Emden. 

27°. De Fransche Bijbel, in 1648 te Amsterdam, bij Isaac de la Tombe, 
en in 't laatst dier eeuw te Emmerik, bij Florentius Abbema, die herberg 
hield, en te wiens huize ook verkoopingen van vaste goederen gehouden 
werden. In de Haarlemmer Gourant van 92 Januarij 1688 werd aange- 
kondigd, dat bij S r . Abbema te Emmerik in den Franschen Bijbel zouden 
verkocht worden »den plaisant welgelegen Adelijck Havesaet genaemt de Wilt, 
gelegen in de Heerlijckheyt Gendringen, in H Graafschap 's Heerenberg." 

28°. De Hoogduitsche Bijbel, in 1610, te Amsterdam, bij Willem Jansz. 
Stam en in 1664 bij Joachim Noschen op den Haarlemmerdijk. 

29°. De Vergulde Hoogduitsche Bijbel, in 1641, te Amsterdam, bij Dirk 
Meijer. 

30°. De Italiaensche Bijbel, in 1619 bij »Gornelis Lodewijcksz. van der 
Piaese op de Beurs." 

31°. De Hebreeuwsche Bijbel, mede te Amsterdam, in 1611 bij Hessel 
Jansz. van Valkenburgh en in 1682 bij Christiaan Moelen. 

32°. H Nieuwe Testament, bij boekverkoopers te Amsterdam, .Emden, 
\s Gravenhage, enz., o. a. bij Abraham de Wees op den Middeldam, die 
de meeste werken van Vondel uitgaf, en bij zijn opvolger. Ook ziet men 
*t nog op een gevelsteen in de Reguliersdwarsstraat, op den hoek der 
Geelvinckssteeg. 

33°. 't JSieuwe Verbont, in 1650, te Leiden bij Willem van Rijnenburch. 

34°. '/ Vergulde Testament, in 1666 te Delft, bij Anthony van Heusden- 

35°. Eindelijk, Biestkens-Testametit, in 1638, te Hoorn, bij Jan Jansz. 
Deutel. Biestkens Testament was: »Dat Nyeuwe Testament ons liefs Heren 
J. C." bij Nic. Biestkens in 1560 te Emden uitgegeven. Een naamgenoot 
van dezen, vermoedelijk zijn zoon of kleinzoon, dreef in H begin der 17 de 
eeuw den boekhandel te Amsterdam op de Keizersgracht in de Lelie 
wider de Doornen *). 

In Engeland placht de Bijbel ook veel, zoo bij boekverkoopers als aan 
logementen en bierhuizen uit te hangen. Thans ziet men hem daar niet 
meer. Maar wat in Engeland voorkwam en niet bij ons, waren de ge- 
kleurde Bijbels, of Bijbels, op heraldieke wijze drievoudig uitgehangen. 
Onder de gekleurde was de Blaauwe Bijbel 't meest in gebruik. De 
schrijvers der Hist, of Signboards zien in dat blaauw het symbool van 
waarheid en deugd 2 ); kluchtig is 't, dat in onze taal blaauw juist een 
tegenovergestelde beteekenis heeft : 

loghens sender grondt ! o al to dobblo rceu 

Van onschult; maer te blauw en vol licliivaardichcAn, 

: ) Savorscher. Dec. I8(S8. 7 ) p. 253. 



Digitized by 



Google 



CIJPE11S KN MATIIKMAT1SCIIE FIOUHEN. 



247 



zegt Ritsaai't in Brederoos »Moortje" en Fronto spreekt in Vondels »Bata- 
vische Gebroeders" van 

Een lasterstuck, dut blaeu den schijn van wuerheit heeft. 

Blaauwe exkusen neemt niemand aan en aan blaauw-boekjes hechi 
geen verstandig mensch geloof. Op een blaauwen maandag is nooit iets 
goeds gebeurd; een blaauwen Bisschop dreef men de poort uit; Let 
blaauwe koetje gaf geen melk en blaauwe begijnen noemde men de 
lichtekooien. Met »die blauwe scute" ging de duivel uit zeilen in de lichte 
maan; en een blaauwtje wil nog niemand graag loopen. En als wij hierbij 
nagaan, dat ook in 't Fransch contes bleus van ouds een eufemisme was voor 
»logens" en zelfs in 't Engelsch blue devils wat wij amuizenissen" of »kwel- 
Hngen des geestes" noemen, meenen wij eenigen twijfel te mogen voeden, 
of onze Engelsche voorgangers zich wel verzekerd hebben, dat die Blue 
bible, waar zij van gewagen, inderdaad een bijbel was. 

Werkelijke Bijbels werden bij hen, op de uithangborden, als naar gewoonte, 
met vele andere dingen in vereeniging gevonden. Zoo b. v. bij den papier- 
kooper Henry Parson op London Bridge, in 1711, de Drie Bijbels en de 
Drie Inktkokers, en, al uit den tijd van Karel I, de Bijbel en de Kroon, in 
hout gebeiteld, geschilderd en verguld — eerst in 1853 afgenomen, en 
nog bij den eigenaar bewaard. De Bijbel, Kroon en Konstitutie hingen in 
't begin dezer eeuw bij den uitgever en politieken roervink Cobbett, van 
wien men beweerde, dat hij ze alleen had opgestoken, om later te kunnen 
zeggen, dat hij ze ne£rgehaald had 1 ). De Bijbel, Septer en Kroon kan 
men nog in hout gebeiteld zien aan een bierhuis in High Holborh. Voorts 
zag men in Engeland weleer den Bybel met het Lam (»agnus Dei"), de 
Duif (»de H. Geest"), de Paauw ('t symbool der »opstanding"), den Sleutcl 
(*t symbool der akennis"), de Zon (»Licht der Wereld") enz. gekombineerd. 

In ons land hebben wij maar 6ene kombinatie met den Bijbel gevonden, 
maar die des te pikanter is: de Bijbel met een spel Kaarten. Johannes 
Hilarides , boekverkooper in 
de Hoogstraat te Dokkum, 



had in 1695 een uithangbord, 
waarop aan de eene zijdeeen 
Bijbel was afgebeeld, met het 
woord Bijbel daaronder, en 
aan de andere een hand, die 
v'yf speelkaarten hield en daar- 
onder: een Schoone. 
De kerk iigt in het hoogste gedeelte der stad (de terp), de straat die 




4 ) Hist, of Sirjni). |>. *:5I. 



Digitized by 



Google 



248 BOEKEN, KAARTEN, LETTERS, 

derwaarts leidt, heet de Hoogstraat, en in H midden dier straat woonde 
Hilarides. Zijn huis had een luifel, van welken de stok uitstak, waaman 
H bord hing. Op de Zuidzijde van *t bord was de bijbel geschilderd, waarop 
dus het oog der Dokkumers viel, wanneer ze ter kerk gin gen; maar, als 
zij er uit terugkeerden, viel hun oog op de noordzijde van 't bord en zij 
zagen de kaarten (wel een schoone hand; een vierde van 't aas met de 
nel!) Dit gaf ergernis: 

Daar ergert zich het volk, 't welk lust een taal te voeren, 
Die niemand machtig is op straat den mond te snoeren. 

Hilarides verantwoordde zich met te zeggen, dat hij alleen deed wat ieder 
ander deed, en de voorwerpen, die hij te koop had, op zijn uithangbord 
vertoonde. Maar de Regeering gelastte hem evenwel die schoone te bedek- 
ken. Hilarides voldeed daaraan met er een matje voor te hangen, dat 
echter alleen aan den bovenkant was vastgehecht, en bij elken ademtocht 
van den wind opwoei l ). Toen hij vervolgens zijn Phaedri fabulae Aesopine 
met de vertaling uitgaf — hij was niet enkel boekverkooper maar ookLatijn- 
sche meester, en poSet op den koop toe — gaf hij daarachter een afbeelding 
van zijn uithangbord *) met een averklaaringe," uit bijna 900 saaie alexan- 
drijnen bestaande, die wij den lezer niet zullen opdisschen, behalve alleen 
de 22 laatste, omdat zij 1°. de minst verveelende zijn; 2°. bewijzen waar 
H eigentlijk op aankomt, den titel van 't uithangbord, en 3°. tot een staaltje 
mogen strekken van Latijnsche-schoolmeesters poezy uit die dagen. 

De dikke metselaar zat in raijn huis te werk; 
Die sprak niet minder als van bijbel en van kerk: 
Van steentjes uytte schrift, met Aadam en met Eeve, 
Met Samson, met de Reus, met Jefta daar beneeven. 
Mils kreeg mijn uythangbord van oulhcit schier de schop: 
Hij porde my v daar moest een goudcn bijbel op, 
En nog wat kout daarbij ; met heen en weer te praaten, 
Een bijbel haalde 't deur, ik moest een schildren laaten. 
Een bijbel op het bord? op 't uithangbord boo kaal? 
Mij dacht, dat was te plat, t' eenvoiidig en te schraal. 

9 

*) Medegedeeld door den Heer J. J. Hansma, te Dokkum. 

*-) Het exemplaar, dat ik bezit, is een tweede druk en vermeerderd met een voorrede 
van II bladzijden, opgedragen aan den welbekendcn Willem Deurhoff, »vroeger binnen 
Amsterdam de naauwkeurichste Ondersoeker der Grondwaarheden en der Sekerheit van 
dien," gedagteekend tlO m. 169." —In dit exemplaar is de schoone met een gordijntje 
bedekt, dat van boven tegen den rand is geplakt en dus kan opgelild worden. Dit stelt 
het matje voor, waarvan boven gesproken is. Of dat ding alle dagen daar voor hing, of 
alleen 's zondags, weet ik niet; wel, dat het boekskc mij, nu ik 't we£r ter handen neem. 
zcer genoeglijke uurtjes herinnert, waarin ik op de Latijnscbe school met mijn makkers 
mij vcrmaakte met die allerdwaaste verlalingen uit den fabeldichter. 

J. v. L. . 



Digitized by 



Google 



CUFERS EN MATHEMATISCHE F1GUREN. 249 

Daar stak niets pees tips in ; men sou my seeker hoonen 

Voor klaar schijnheilig, met een bybel le vertoonen ; 

Voor b'ybelsuster, off voor kerkuil, voor devoot 

Een ptilerbyter; die de Godsdienst droeg le bloot. 

Dat geusde mij te hard. Dies wilde ik 't liever maaken, 

Dat ick niet licbt mocht aan soo kwaaden naam geraaken. 

Daar inoest wat andere bij, dat ieder licht veretond, 

Hoe ik niet op de rol van dommen kerkuil stond. 

Des die mijn bord dan heeft ten sinnebeeld genoomen, 

Die siet by wat geval hel soo is bygekoomen, 

Is H een de hoochste ernst, een speeltje weer het acr ; 

Dus doe 'k, in vrije keur, aansien mijn winkelwaar. 



n. 



Boeken waren de natuurlijke uithangteekens van boekverkoopers ; 
schoon 't niet mogelijk en ook niet noodig is, altijd aan te wijzen waar- 
om 't eene boek boven 't andere als zoodanig verkozen werd. Doorgaans 
was 't een boek, dat als type gelden kon van de soort van boeken, waarin 
iemand handel dreef. 

Religieuse Boeken vinden wij in de eerste plaats. 

Adriaen van Berghen, »op die Camerpoert-brugghe," die in 1524 »dat 
Nyeuwe Testament" uitgaf, had 't Gulden Missael uithangen. 

'tPsalmboek hing uit bij Pauwels Hendricx te Middelburg, en — in 
1701 — de Gereformeerde Cathechismus bij den handschoenmaker Johan 
van Hoven in de Torenstraat te Dordrecht. Wat, zal men vragen, bewees 
de kathechismus voor de deugdzaamheid zijner handschoenen ? Wij zouden 
hier omtrent de aanleiding tot de keuze van het uithangteeken in vrij wat 
gissingen kunnen treden; maar de vraag blijft, of hier aan keuze van 
iets vreemdste denken viel en of de man niet eenvoudig het bord, dathij 
bij 't betrekken der woning vond, er Het hangen, in welk geval de zaak 
niet vreemder is, dan dat er te Amsterdam bij een boekverkooper een hand- 
schoen uithing ! ). Een voorbeeld van afwisseling levert Anthony de Latere 
die in 1630 te Vlissingen in H Licht der Zeevaert, in 1660 te Middelburg 
in de Lange Delft in de Keyzerscroon, in 1664 aldaar op den Burgt in 
U GecrootU Papier en in 1667 op de Groote Markt in de Bonte Koe zijn 
boekhandel dreef. 

7 Martelaersboek hing uit bij den R. Katholieken boekverkooper Jan 
Rieuwertsz. in de Beurssteeg. Zijn opvolger, Jan Blom, verplaatste de zaak 
naar 't Rok-in bij de Kapel: hij adverteerde in de Haarlemmer Courant 
van 25 December 1688: 



•) Zie hierboven biz. 219. 



Digitized by 



Google 



250 BOKKEN, KAAKTEN, LETTKRS. 

• Joosl van den Vondel, Warande der Dicren, verciert met 125 kopere Figuren. 

• Item, Altaer-Geheymenis, Heerlyckheyt der Kerke en Maeghdc-Brieven in 4°. 
»ltcm, Johannis Ducheris, Kerckelijcke Historie of vervolg van de Wandelende 

Ziele, beginnendc met Jesu Christi Hemelvaert en eyndigende op liet jaar 1688, 2 
Deelen in 12°. 

De Historie van Titus Livius hing uit bij Jan Jacobsz. Schipper op de 
Prinsengracht en wel, omdat hij zelf er in 1646 een nieuwe uitgave van 
bezorgd had: »Romainsche Historien van Titus Livius enz. van nieus 
vertaalt en met een tweede Decade verrijkt, en op ontellijke plaatsen ver- 
meeidert; met een vervolg tot aan de doot van C. Julius Cesar,*' enz. 

Om gelijke reden hing de Vergulde Chronyck uit bij Willem Jansz. 
Gloppenburgh bij de Beurs, C. Huygens Werken bij Johannes Ratelband 
op den Dam bezijden 't Stadhuis: H Stede-Boeck bij Manuel Colijn op de 
Beurs — en, wie weet? misschien volgen onze uitgevers, bewogen door al 
't geen wij ter aanprijzing der uithangborden gezegd hebben, en voldaan 
over het debiet van dit werk, nog eenmaal zulk een loffelijk voorbeeld en 
kiezen zij de Uithangteekens tot uithangteeken. 

En waarom niet? Anderen hingen wel een geheele bibliotheek uit. 
Joost Hartgers in de Gasthuismolensteeg bij de Heerengracht zette voor 
zijn luifel: de Boeckwinkel: dat was zijn opvolger, Jacobus van den Bergh, 
te eenvoudig, die de Amsterdamsche Bibliotheek uithing. 't Is wonder, dat 
hij die niet kroonde, want Lodewijk Spillebout in de Kalverstraat had 
reeds hetzelfde uithangteeken. 

Paulus Matthijsz in» de Stoofsteeg hing het Muzyc-boeck uit, en Lodewijk 
Lodewijks in de Heerenstraat het Kunstboek (een boek met fraaie platen, 
gewoonlijk zinnebeelden). Beiden, Muzykboek en Kunstboek golden in die 
dagen als symbolen van smaak en beschaafdheid, en op de plaat van »'t 
Maeghde-wapen" voor het »Houwelijck" van Gats ziet men ze beide liggen 
voor de voeten van het beeld, dat de Leersucht voorstelt. 

In de winkels waar meer bijzonder kantoor-behoeften voorhanden 
waren, had men het Groot Kantoor-boeck boven de deur, gelijk bij Gerrit 
Willemsz Doornick op 't Gingel bij de Janrodenpoortstoren, wiens broe- 
der Marcus op de Tesselschekaai daarvan een pendant gaf in zijn Kantoor- 
inkvat l ). 

Bij Hendrick Lauren tsz en Nikolaas van Ravestein op 't Water hing het 
Sehrief-Boeck uit, dat Johannes van Ravestein later in H Schrijfboek ver- 
anderde. Op dezelfde kaai, dicht bij de Oudebrug, had, in 't laatst der 
16** en in 't begin der 17 de eeuw, Gornelis Claesz hetzelfde uithangbord; 
ook, in 1636, Isaac Willemsz te Hoorn op 't Noord, en na hem zijn zoon 
Abraham Isaacsz van der Beeck. 7 Vergulde Schrijfboeck hing, in 1634, 



] ) Zie biz. 201. 



Digitized by 



Google 



C.IJFKRS KN MATHKMATISCHK FIGUKKN. 251 

te Delft in de Pepersteeg bij Felix van Sambix uit; 'I Wittc Schrij/boek, 
in 1606, te Groningen bij Johannes van den Rade of Radens, en 7 Schrijf- 
boek zonder kleur of verguldsel, in dezelfde stad bij Jan Klaassen of Jo- 
hannes Nicolai, gedurende de eerste helft, en bij diens opvolger Frans Bronk- 
horst in de tweede helft der 17 de eeuw, en — om er niet meer te noe- 
men — in 1609 te Gorkura op de Markt bij Adriaan Helmich. 

De boekverkoopers, die dit teeken uithingen, deden vooral in »school- 
goed," gelijk dan ook Gornelis Glaesz in 1607 een nieuwen druk uitgaf 
van een handboek voor onderwijzers, dat in dien tijd zeer geacht was en 
zulks ten voile verdiende: den »Regei der Duytsche Schoolmeesters van 
Dirck Adriaensz Valcooch." Die Schoolboekhandel verhinderde echter niet, 
zich met arbeid van meer verheven aard bezig te houden. Jan Klaas- 
sen en Frans Bronkhorst te Groningen waren Stadsdrukkers; Johannes van 
Ravesteyn was dit te Amsterdam en gaf in 1672 een tweeden druk van 
Huygens' ))Korenbloemen", gelijk zijn vader in 1644, met Laurentsz, Grotius 
Testament, en later nog meer werken van Vondel, had laten drukken. 
Bij Cornelis Claesz waren in 't laatst der 16 de eeuw verscheiden »Chro- 
nycken" uitgekomen, een artikel, dat in dien tijd vrij wat aftrek vond* 
Van een daarvan schrijven wij hier den titel af, als een staaltje van de 
lektuur onzer Vaderen: 

• Hct Tweede Deel van de Hollandtsche ende Zeelandtsche Chronycke, mitsgadeis 
*der Brabandtseher, Vlaeirisclier, Gelderscher, Vriescher ende d'ander Nederlandl- 

• scher ende derselver omliggende Provinticn Geschiedenissen ende veranderinge in 
»der Religie, met d' Oorlogen, daerwt ontstanden, ejiz. Met grootcr vlyt byeen 

• vergadert door E. de Veer. Amsterdam, by Corn. Claesz, 1591." 

i)p Almanak duidde een winkel van zeevaaitkundige werken aan. Aaron 
van Poulle te Middelburg, bij wien de Stuerman ! ) uithing, verhuisde in 
1715 naar de Gortstraat en hing toen den Almanack uit. 

Wet Hnysboeck daarentegen, dat in 1669 bij Abraham van Blancken in 
de Molsteeg uithing, was een winkel, waar de huismoeder zich voorzien 
kon van al wat zij voor huiskamer en keuken noodig had: »Aaltje de 
Volmaakte — en onsterfelijke — Keukenmeid" in de eerste plaats; tal van 
kook-, distilleer- en recepteboeken ; waschboeken en huishouboeken ; gebe- 
denboeken, als: »de Lust der Heilighen in Jehovah"; stichtelijke huis- en 
liederboeken, als: »het Lusthof der Zielen" en »'t Geestelijck kruydhof- 
ken"; maar ook vrolijke liedeboekjes, als: »de May-gift van verscheyde 
Vogelen aen alle eerbare jonge Lieden." — En mochten onze Lezeressen 
vragen, welke kook- en distilleerboeken het waren, die de zeven- 
tiende-eeuwsche Juffers ten dienste stonden, wij kunnen ze hier niet alien 
noemen, maar willen gaarne van elk een titel afschrijven. 



l ) Vergl. biz. 156. 



Digitized by 



Google 



252 B0EKEN, KAARTEN, LETTERS, 

Bruyn Harmansz Schinckel te Delft gaf in 1599 uit: 

• Eenen Nienwen Koock-Boeck, dat noch noyt in druc geweest en is. Vergaderi 
*wt vele verecheyden Boecken, als wt het Latijne, Francoys ende Italiaansch etc. 

• Leerende, hoc dat men alderhande Vleesch, Vogelen, Wiltbraet ende Visch koken 

• sal ; ende wanneer alle Spijse ende Wijn tot baren beaten is; ende van alderhande 

• Spijse, Wijn ende Azijn goedt te h oik) en. Ende alle manieren van Salaedt te 
.maken. Ende veel goede Leeren hiertoe dirnende." 

En Broer Jansz te Amsterdam in 1622: 

• Een Constich Distillier-boeck, inhoudende die rechte ende waerachtige Conste, 
iom alderhande Wateren, Cruyden, Bloeroen, Wortelen, ende alle andere dingen te 

• leeren distilieren, op 't alderconslichste beschreven door M. Philippum Hermanni.-' 

Uitgevers van Gouranten hingen doorgaans de Courant uit, hoewel ook 
we£r niet zonder uitzondering ; immers de uitgever der Amsterdamsche 
Courant in 't laatst der 17** eeuw had het Vergulde Block l ). De Courant 
hing in 1686 te Utrecht op twee plaatsen uit; op den hoek der Ballema- 
kersstraat bij aBroer Appelaer, ge6ctroyeerden Gourantier van de Ed. Mo. 
Heeren Staten 'slandts van Utrecht," bij wien de Maandagsche, en op de 
Neude, waar de Vrijdagsche Courant werd uitgegeven. In 1687 kon men 
reeds alle dagen, behalve 's Zondags, een Courant lezen : 

Maandag en Vrijdag, de Utrechtsche, 

Dingsdag en Donderdag, de Haarlemmer en Amsterdammer, 

Woensdag, de Leidsche, 

Zaturdag, de Haarlemmer, Amsterdammer en Leidsche *). 

Nieuwsblaadjes dagteekenen al van veel vroeger tijd; Hooft laat ze al 
in 't begin der 17 de eeuw de Juffers lezen op haar kransjes: 

Tweemael ter week leest men van biadt tot bladt 

Dc Courante nouvellen uit de vier hoeken van de stadt 

Getrouwelick vergadert door Secretaris Snapal 3 ). 

En wat hij in zijn Warenar, met den bastaardnaam courante nouvellen 
noemt, dat verduitscht hy in zijn deftiger briefstijl met aloopmaren." 

Ook aan pamlletten, schuitpraatjes en wat men nu spoorweg-lektuur zou 
noemen, ontbrak het niet. Het bewijs vindt men in *t DWinkel- en Luy- 
fen-Banquet," dat, onder het opschrift de Nieuwe Tijding, een rijmpje geeft 
voor de winkels, waar die verkocht werden : 

Hier kan men koopen, mode dragen. 
Om in een schuit, of op een wagen. 

Te lesen wat er is geschied, 

In Steden, Hoven, Zeegebied. 

») Zie biz. 211. 

2 ) Volgens de aanteekening van een tijdgenoot. /ie Ned. Spectator 1867. biz. 188. 

3 ) Warenar, IH de Bedrijf, 5 de Tooneel. 



Digitized by 



Google 



CIJFERS EN MATHEMATISCHF. FIGUREN. 253 

Een uithangteeken van gelijken aard als de Courant is de Zeelijst, die 
uithangt om van elken voorbijganger gratis ingezien te kunnen worden 
op den hoek van Cingel en Haarlemmerdijk. Maar hoeveel honderden 
winkeliers (meest boekverkoopers, maar ook gratters, komenijhouders, enz.) 
het domineesbriefje aan hun deur hadden of hebben hangen, geen 
die dit (en evenmin een tooneel- of andere affiche) als een uithangteeken 
beschouwd, en er zijn winkel naar genoemd heeft, wat met de Z e e ly s t 
en de Courant wel het geval is. 



m. 



Globes en Land- of Zeekaarten hingen, als van zelf spreekt, daar 
uit, waar zij verkocht werden; en bij den bloei der zeevaart in de 17 de 
eeuw kon *t niet anders of zij — en vooral de Kaarten — moesten veel- 
vuldig voorkomen. 

De Globe hing in 1668 uit bij Jacques Tierens in de Giststraat te Mid- 
delburg, en later bij zijn opvolger Joannes Meertens. Meer dan de Globe 
hing de Sfeer uit, die doorluchtig en daarom lichter is, maar ook 
cierlijker vorm oplevert. Op vele plaatsen stak hij op een ijzeren krulwerk 
uit, soms in vereeniging met een ander figuur, dat dan als 't eigentlijke 
uithangteeken gold; zoo als de Wackere Hont bij de Hondiussen, eerst in de 
Kalverstraat, later op den Dam, waarover later. En nog tegenwoordig zien 
wij de Sfeer op menigen geveltop, waar een koopman haar, met toepas- 
sing op den wereldhandel, die hem verrijkt had, had doen pronken. 

De Werelt-Caert hing uit bij David de Meyne aan de Beurs en, later in 
de 17** eeuw, bij J. Ottens en Zoon op den Nieuwendijk. 

De Pas~Caert in 1602 bij Hans Matthijsz., boekverkooper op *t Water, 
poeet en uitgever van een der oudste Hollandsche liedeboeken, adenNieu- 
wen Lusthof ' : voorts, in 1612, bij zijn opvolger Hessel Gerritsz. die de 
»Beschrijvinghe van der Samoyeden landt," door Isaac Massa *), drukte; 
ook bij Jan Jansz. op 't Water, en nog vele anderen ; — de Witte Pas- 
Caei% in 1662, bij F. de Wit in de Kalverstraat bij den Dam. 

Een geheelen Atlas — niet den mythologischen wereldtorscher 2 ), maar 
een kaartenboek — vinden wij almede. By Petrus Schenck, in de Nes bij 
den Vijgendam, hing, voor b\jna een eeuw, N. Visschers Atlas uit. 



l ) Isaac Massa, door Dr. A. fan der Linde, biz. 15. 
*) Zie Deel I, biz. 328. 



Digitized by 



Google 



254 HOEKEN, KAARTEN, LETTERS, 



IV. 



Het Vergulde A-B-C-bordje werd dikwijls door schoolmeesters uitge- 
hangen, maar ook aan boekwinkels, waar schoolboeken te koop waren. 
Ook werd het in de 17 de eeuw soms door een gevelsteen vervangen, die 
school en boekwinkel overleefde. Nog voor weinige jaren stond zulk 
een steen met '/ Vergult ABC Anno 1659 aan een huis op den Haar- 
lemmerdijk bij de Baanbrugssteeg, en nog ziet men te Utrecht bij de 
Ghoorstraat een gevelsteen met het ABC 1 ). 

In 1610 hing H Guldm A B C te Delft op 't Marktveld uit aan den 
boekwinkel van Jan Andriesz. en later woonde er Abraham Dissius, die 
in 1676 een nieuwen druk uitgaf van Niervaerts »Oprecht onderwijs van 
de Letterkonst." In 1631 hing 't Vergulde ABC ook uit aan den boek- 
winkel van Cornelis Willemsz. Blaeulaken in de St. Jansstraat te Am- 
sterdam. 

Op de Lindengracht bij de Baangracht vond men tot 1864 een tweeling- 
gevel van 1662 met drie gevelsteenen, op ieder van welke eene der drie 
letters stond, A B en C. Bij de herbouwing zijn de drie steenen we£r 
in de nieuwe gevels ingemetseld. Zoo de ligging van dit A-B-C-huis 
als de mime lokaliteit doen ons vermoeden, dat daar in de 17 de eeuw een 
kostschool gevestigd was '). 

Vlissingen had een A-B-G-straat 3 ) en de Schoolstraat te 's Gravenhage 
draagt haar naam van een school, die vroeger aldaar gevestigd was en 
waar nog de herinnering van bewaard wordt in de letters A E I U, 
die men er voor een gevel ziet. 

Te Maastricht in de Nieuwstraat prijkt voor 't huis n°. 1129 een gevel- 
steen van 1752 met het opschrift: In de Govde B *). 

Ook aan sommige brouwerijen kwamen enkele letters voor, als te Delft 
de Grieksche A, de B, de /\ te Haarlem de W. Te Parijs hing weleer een 
groen geschilderde I uit: Le Grand I vert (»Le grand hyver") en elders 
een A boven een hengsel: A sur anse (»Assurance"). — De Goudsche 
pijpenmakerijen hadden allerlei uithangteekens — maar vooral gekroonde 
letters en cijfers, als: de Gekroonde E, de Gekroonde G, de Gekroonde H, 
de Gekroonde 7, de Gekroonde 27, de Gekroonde 43. Ook dubbele letters 
als: de Gekroonde ES. Die letters en cijfers waren soms ontleend aan den 



! ) IS 7 . Ulr. Courant 1867, n°. 502. 

*) Dit gedeelte der Jordaan had in de 17 de eeuw een gansch ander voorkomen dnn 
in onzen tijd. Vergl. i. ter Gouw, Amsterdam, \U sink, biz. 35 en 36. 
*) Nov. XV. biz. 381. 
4 ) Mrdepedeeld door Jhr. V. de Stuers. 



Digitized by 



Google 



CIJFKRS EN MATHEMATISCHF KKiURKN. 255 

naam van den eigenaar. De pijpenmakerij de Gekroonde 5 was in 't mid- 
den der 17 de eeuw opgericht door den Schepen en, later, Burgemeester 
van Gouda Gerart Cincq. En ook te Amsterdam op de Rozengracht hing, 
vermoedelijk aan een fabriek, de Groene 5 uit; want in 1663 woonde de 
makelaar Jan Sander op die gracht anaast de Groene Vijf." 

Onder de mathematische figuren zijn het de Driehoek, de Vijf hoe k 
en de Zeshoek, die als uithangteekens voorkomen; de Vijfhoek 'tmeest, 
en wel aan brouweryen, molens en herbergen. Niet altijd echter hadden 
die figuren een mathematischen oorsprong. Aan 't pakhuis op den hoek 
der Driehoekstraat kwam de Driehoek te staan, eenvoudig aan den naam 
der straat ontleend, en, zoo b\j opvolging, aan de pakhuizen daarnevens 
de Vierhoek en de Vijfhoek. De Gelijkzijdige Driehoek stond geschilderd 
boven den ingang' der Kwakerskerk op de Keizersgracht bij de Lelie- 
gracht, waar hij een symbol ische beteekenis had. 



Digitized by 



Google 



ELFDE HOOFDSTUK. 



MUZIEK-INSTRUMENTEN. 



De Muziek-Instrumenten hebben oorspronkelijk als uithangteekens 
de winkels aangeduid, waar zij verkocht werden; gelijk wij nog de Bas van 
Amsterdam zien uithangen aan zoodanig een winkel in de St. Jansstraat, 
die wij hier aan beide zij den le zien geven. 





Sedert lang echter zijn zij zoodanig verspreid geraakt, dai wij ze vinden 
aan herbergen en pakhuizen, brouwerijen en kerken, fabrieken en woon- 
huizen. 

De Hoorn, de Trompet en de Klok of Bel koraen H meeste voor. 

De Hoorn was ten alien tijde een geliefkoosd uithangteeken aan ber- 
bergen, waarbij natuurlijk op 't onderscbeid tusschen Drinkhoorn en 
Jachtboorn niet altijd zoo naauw gelet werd. 

't Was eens gebeurd, in *t jaar 982, dat Graaf Otto van Oldenburg, op 
de jacbt zijde, van dorst versmachtte en nergens een kroeg of bierbuis 
zag. »Voor den drommel! ,, riep bij uit: »had ik maar een koelen dronkf" 
En zie, daar opent zicb een grot en een jonkvrouw treedt te voorscbijn — 



Digitized by 



Google 



MUZIEKINSTRUMENTEN. 257 

natuurlijk zeer schoon — met een gouden en kunstig bewerkten beker, 
die de gedaante van een jachthoorn had, en vol wijn was, in de 
hand. De Jonkvrouw verzekerde hem, dat, als hij den hoorn tot den bo- 
dem toe ledigde, het zijn huis altijd wel zou gaan. Maar de Graaf ver- 
trouwde het spul niet, omdat hij »voor den Drommel!" geroepen had en 
dacht: j>jij bent zeker een tooverheks; maar ik laat mij zoo niet beet ne- 
men; liever sterf ik van dorst." En meteen nam hij wel den hoorn aan, 
maar goot den wijn over den schouder uit en reed spoorslags heen — 
zonder te betalen, wat hem in alien gevalle niet mooi stond. De heks, 
(want dat moet zij wel geweest zijn) was zoo verbouwereerd, dat zij op 
de plaats met den mond vol tanden staan bleef ; en toen Graaf Otto t'huis 
kwam zag hij hoe verstandig hij gedaan had, met niet van dien betoover- 
den wijn te drinken, want er waren eenige droppels op het paard gestort 
en daar was terstond het haar uitgevallen. De hoorn werd in de familie 
van den Graaf bewaard en later in 't museum van Kopenhagen geplaatst. 
Sedert dat voorval, zegt de overlevering, hangen de herbergiers, die een 
dronk voor de lieden ten beste hebben, den Hoorn uit. 

Aan zulk een Hoorn zou ook, alwe£r volgens de overlevering, de stad 
Hoorn haar naam te danken hebben. 

In 't begin der 14 de eeuw bestond Hoorn nog niet en was daar niets 
dan een sluisje, een wetering met een overtoom, en eenige visschershut- 
ten langs den dijk. Maar er was daar buiten een goede haven en zoo 
kwamen er nu en dan vreemdelingen om van de landlieden kaas en zuivel 
te koopen. Nu waren er in 1316 drie broeders, Hamburgers, en bierbrou- 
wers van beroep, die begrepen, dat zij hier wel bier zouden kunnen slijten 
aan landzaat en vreemdeling. Zij bouwden elk een huis, brouwden bier 
en hielden herberg, waar zij, naar hun landsgebruik, den Hoorn uit- 
hingen. 

Rondom die herberg ontstond een buurschap, die haar naam van den 
Hoorn ontving, en die buurschap werd een stad, die nog altijd den roo- 
den Hoorn in haar wapen voert. Het huis, waarin de herberg in 1316 
was opgericht, bestond nog in 1560; 't was van groote baksteenen opge- 
metseld en had aan den gevel een steenen lantaarn, waarin 's nachts licht 
brandde, om den schippers tot een baken te strekken. 

In Holland, waar men met de sage van Graaf Otto vermoedelijk niet 
zeer bekend was, hing de Hoorn om een andere reden bij de kasteleins 
uit: als jachthoorn, om de jagers te trekken. Later, toen de postboden 
werden ingevoerd, en er rust- en pleisterplaatsen noodig waren, hing elke 
waard, die zich daartoe wilde aanbevelen, den Posthoorn uit; — en navol- 
gingszucht deed allengs Horens uithangen, waar nimmer postbode of jager 
voorbijkwam. 

Als men, nog in 't laatst der 16 de eeuw, de Heeren van de Regeering 
spreken moest, ging men ze in de herberg zoeken: 

II. 17 



Digitized by 



Google 



258 MUZ1EKINSTRUMENTEN. 

Waar sel ic den Schout best yinden? tot Anne Claes in den Horen? 
Of tot bet lekkere Waartje in den Murmekendammer toren ? 

laat Bredero in zijn »Spaanschen Brabander" een Amsterdammer zeggen. 
Be Hoorn was alzoo toen een bekende herberg te Amsterdam; en er zijn 
er sedert dien tijd nog een aantal andere geweest. 

Te Antwerpen heeft de Hoornstraat haar naam gekregen van de Gulden 
Hoorn die er uithing ! ), en zoo had men ook Witte, Roode, Zwarte, 
Oude en Nieuwe Horens. 

Te Amsterdam hangt, op den Zeedijk tyj de Kolksluis, nog een zeer 
oud exemplaar uit, met het onderschrift in Gothische letters: Bit is in de 
swat ten hoern. 

Be Iioode Hoorn hangt ook te Maagdeburg uit, waarvan men in Remme's 
Magdeburg im Sommer gerijmd vindt: 

Das rothe Horn erbietet uns mancbe Heiterkeit, 
Wenn hier das Fest der Schiitzen gefeiert kurze Zeit: 
Dann fahren Omnibusse bei Tage und bei Nacht, 
Die Magdeburg'sche Kinder zum Trubelplatz gebracht: 
Doch ist das Fest voruber, so wird oft frequentirt, 
Das Leihhaus und die Casse nach Kraften restaurirt 2 ). 

Be Posthoorn hangt nog aan logementen uit te Dokkum, te Ede, te 
Amerongen, te Gennip, enz.; ook aan tabakswinkels, en, in de vorige 
eeuw, aan een Delftsche brouwerij. Van 1687 tot 1863 was op de Prin- 
sengracht by de Brouwersgracht een R. K. Kerk in den Posthoorn gevestigd, 
en z66 is men aan dat symbool ('t welk van een vroegere paardenposterij 
afkomstig zijn zou) gehecht, dat nu die kerk verplaatst is naar een nieuw 
gebouw in de Haarlemmer-houttuinen, men toch wee*r een Posthoorn bo- 
ven de deur der pastorie heeft aangebracht. 

De Trompet, meest voorkomende als de Gekroonde of de Vergulde, is 
't best op haar plaats aan speelgoedwinkels ; doch men ziet haar ook el- 
ders, zelfs aan koopmanshuizen, b. v. op een gevelsteen op de Keizers- 
gracht bij de Leidschestraat. In het begin der 17 de eeuw hing de Vergulde 
Tromp of Trompet uit aan de woning van Simon Verdoes of Van der Does, 
dien Vondel daarom ook in zijn 3^01™^^!" als Trompman voorstelde: 

Doe kreet Trompman : by mijn trompen, 
By mijn fluyten, dat gaat wel ! 

Moest de trompet dienen om den lof van iemands bedrijf of waren uit 
te trompetten, met een soortgelijk inzicht bezigde men de Klok als uit- 
hangteeken. lets aan de klok hangen wil zeggen »'t alom bekend 



l ) Antiverpen, biz. 64. 

*) Medegedeeld door den Heer A. H. Broens, predikant te Delft. 



Digitized by 



Google 



MUZIEKINSTRUMENTEN. w 259 

maken", en herbergiers, winkeliers en kooplieden hingen 't gaarne aan 
de klok, dat men by hen te reckt kon. Ook Delftsche brouwerijen had- 
den de Groote Klock, de Klok met de Kroon en de Drie Klokken. Nog han- 
gen de Klok, de Gouden Klok, enz. op onderscheidene plaatsen uit, en me- 
nigte van Klokkengangen herinneren ons, dat er vroeger nog meer waren. 
De Klokkengang op den Nieuwendijk is vereeuwigd in het heldendicht van 
Schenkman op het Soeploods-oproer van 1835, waar hij den Kommandant 
der Veteranen laat deklameeren: 

'k Stel tot Terzamelplaats d 'a louden Klokkengang. 

Onder den naam van de Bel hing de klok uit aan herbergen in de na- 
bijheid eener poort, waarbuiten een trekschuiteveer was, als toespeling op 
den schuitebengel. Beroemd was in zijn tijd de Bel op den hoek van den 
Haarlemmerdyk en 't Plein: 't rendezvous van hen die te zamen eens een 
dag naar Haarlem gingen, zoo als b. v. die vrolijke teekenmeesters, Simon 
Fokke en z\jn vrienden in 1759, en die 't in 1760 nog eens deden, omdat 
het hun zoo goed bevallen was '). Dan werd eerst in de Bel een glaasje 
op »de pleizierige reis" elkander met zwik en zwak naar stijle toege- 
bracht, en dan ging % in vrolijken optocht, de bochtige Haarlemmerpoort 
door en de schuit in. 

Oudtijds droeg het klokkespel den naam van Beijaard en zoo hing in 
1398 de Beyaert te Gent in de Scheldestraat uit 9 ). 

Even als de Trompet, hing de Trom aan speelgoedwinkels uit, of ook 
aan kroegen, wanneer de waard voorheen als Tamboer had gediend. Nog 
hangt, bij Kruiningen, op 't bord van een herberg aan den weg, de Trom 
uit, en daaronder leest men: 

Vrienden, hier in den Koperen Trom 
Zijt gij alttjd wellekom, 

Het zij burgers of heeren, 

Die raij met hun gunst vereeren. 
Wil mij tevens dan gedenken 
En mij uwe gunsten acbenken, 

Goede drank in groote glazen, 

Daar kan niemand over razen s ). 

Wij gaan over tot hetgeen men meer gewoon is Speeltuigen te noe- 
men. De antieke Lier komt zelden op borden, maar des te meer in den 
gevel of op den top van Schouwburgen of Koncertzalen voor. Onder den 
min Hollandschen naam van Luit zag men de Lier ook aan byzondere 



•) Zie Atlas van den Heer L. Splitgerber. Catal. biz. 69, n°. 3, 4. 
3 ) De Pottbb, biz. 20. In de 16 de eeuw werd de klokkenist der Oude Kerk te Am- 
sterdam de Beijerman genoemd. 

3 ) Medegedeeld door den Heer J. Franseu te Kruiningen. 

17* 



Digitized by 



Google 



260 MUZIEKINSTRUMENTEN. 

woningen, en waarschijnlijk had de advokaat, die Vondels verdediging op 
zich nam, toen hij om zijn »Palamedes" in ongelegenheid geraakt was, 
zijn naam ontleend aan de Luit, die zijn huis tot uithangteeken diende. 
Ook laat Bredero in zijn »Spaanschen Brabander" Byateris aan Ghierige 
Gerrit vragen : 

Waer bleef jou ouwe kornuyt 
Beningje Nanincx susterlings after-kynt in de bcnte luyt? 

waaruit men veilig mag opmaken, dat een uithangteeken van een derge- 
lijken naam toen bestond, of kortelings bestaan had. 

De Harp wordt nog meermalen op gevelsteenen gevonden; Violen 
en Bassen, behalve aan muziekwinkels, ook op de bordjes der achter- 
buurts-virtuozen, die zich aankondigen met: 

SPEULD OP BURGER EN BOEREBRUILOFD. 

De Blouw-Moezel (azakpijp, doedelzak") hing te Antwerpen uit in een 
straat, die er naar genoemd is *), en mede in de 15 de eeuw had men te 
Leuven een brouwerij, die, vreemd genoeg, de Orgele genoemd was *). 



>) Antwerpen, biz. 33. 5 ) De Potter, biz. 20. 



Digitized by 



Google 



TWAALFDE HOOFDSTUK. 

WAGENS, KARREN, SLEDEN EN POSTBODEN. 



1/e Wagens op de oude uithangteekens zijn: Postwagens, Koets- 
wagens en Vergulde Wagens. 

De postwagens waren in 1660 bier te lande een nieuwe installing. 
Wei had men hier al veel vroeger vrachtwagens, die op de wagenpleinen 
voor de poorten hun standplaatsen hadden en daar afreden, en waarmee 
*de reysende man" naar omliggende steden »varen" kon ; doch die wagens 
reden niet op vastgestelde tijden af, maar zoo vaak »'t gebeurde datter 
vracht quam", en onder vracht verstond men toen zoowel passagiers als 
goederen. Nog in de eerste jaren der 17* eeuw waren het open wagens; 
tegen 't midden dier eeuw werden 't overdekte bakwagens. De postwagens 
waren van de vrachtwagens onderscheiden door betere inrichting en omdat 
zij *een geregelden tijd van rijden" hadden. Zij vertrokken op bepaalde 
uren en moesten aprecies op het slaan der klokken afrijden. ' Hetkantoor, 
waar men vooraf zijn plaats nam en betaalde, heettehet Post-Comptoir, 
en daarvoor hing, geschilderd of in steen gehouwen, de Postwageti uit. 
Gebeurde % dat onderweg de wagen omviel, dan hadden de passagiers 
het recht om bij de Direktie te klagen over de onvoorzichtigheid of de 
dronkenschap van den »knecht of postilion," die dan, volgens de regle- 
menten, gestraft werd met een boete van zes gulden, ten voordeele der 
Diaconie-armen. Wat zij te doen hadden, zoo ze bij den val den hals 
gebroken hadden, zeiden de reglementen niet. 

De eerste postwagen, die te Amsterdam in 1660 werd aangelegd, was 
de Haagsche. Wij vinden er de afbeelding nog van op een gevelsteen 
voor een huis op 't Gingel by de Korsjespoortssteeg, waar te dier tijde 
het kantoor gevestigd was. 't Is een wagen met le£ren klappen aan 
we^rszijden open, en waarvan ieder, die nog voor 40 jaren b. v. van 
Nijmegen naar den Bosch met een dergelijk vehikel gereden is, zich een 
duidelijk denkbeeld maken kan. In Holland werden die wagens in de 
helft der 18* eeuw allengs vervangen door wagens met zyglazen. — De 



Digitized by 



Google 



2ft2 



WAGENS, KARREN, SLEDEN EN POSTBODEN. 







vader van Professor Francius werd in 1664 postmeester van den Haagschen 
wagen, en in 1672 was het een knecht van dien wagen, die bij den moord 
der De Witten met den mantel van den Raadpensionaris op de loop ging 
en den Admiraal Tromp toeriep: ihier heb ik de fulpen lap van den ver- 
rader Lange Jan." 

De tweede postwagen te Amsterdam was de Arnhemsche, in 1687 aan- 
gelegd. Deze heeft nog tot in 1865 staan prijken aan H voormalig »post- 
eomptoir" op den hoek van de Botermarkt en Reguliersbre^straat, onder 
den titel van de Vcrgulde Wagen. De steen berust thans in het museum 
van 't Koninklijk Oudheidkundig Genootschap en de afbeelding staat nog 
boven een herberg. 

Nog op een aantal gevelsteenen worden zeventiende-eeuwsche wagens 
gevonden, waarvan een der fraaiste onder den titel van de Vergulde Wagen, 
voorkomt in de Korte-Leidschedwarsstraat bij H Plein. H Is een koets- 

wagen, met twee paar- 
den vol mans en vrou- 
wen; terwijl de voerman 
de zweep over de paar- 
den legt. Zeer bijzon- 
der is de Gouwe Wageti 
op de Korte-Prinsen- 
gracht : wellicht stelt 
de vrouw, die er in zit, 
Koningin Semiramis 
voor, zoo als ze weleer 
in 't Oude Doolhof te 
zien was. 

Te Groningen vindt 
men aan den Nieuwen 
Weg, op een gevelsteen van 1762, een kapwagen met vier paarden, waar- 
onder staat uitgehouwen : 




HETFACHVYSVAKDE 
COVWEW^GEM 



Digitized by 



Google 



WAGENS, KARREN, SLEDEN EN POSTBODEN. 263 

Du wel de weg bespoort, 
En rit des Heeren wegen, 
De rit blijmoedig voort, 
Godt laat hem nooit verlegen l ). 

Aan tal van dorpsherbergen hangt nog de Postwagen, de Koetswagen, 
de Vergulde Wagen of de Gouden Koetswagen uit — wat oorspronkelijk 
dienen moest en nog dient, niet alleen tot aanduiding voor den reiziger, 
waar hij den wagen kon afwachten a ), maar ook voor pleizierrijtuigen, 
waar zij pleisteren konnen, naar den ouden regel : »kort over weg, lang in 
de kroeg." 

En ten gerieve van apotverteerders" vindt men ook hier en daar her- 
bergen, waar hun voertuig, de Glazenwagen (een soort van hangkamer 
op wielen met vijf banken, op ieder waarvan vier personen plaats ne- 
men — of, als 't naaimeisjes zijn, vijf) op 't bord uitgeschilderd staat. 

Even als ten onzent hebben de Sineesche stalhouders te Batavia op hun 
bord aan elken hoek een rijtuig met twee paarden bespannen en een 
inlandschen koetsier op den bok geschilderd en, in 't midden: Hier ver- 
huure men Bendy s enWagens of soms het enkele: Wagetisverhuurerij *). 

Vrachtkarren en Kruiwagens ziet men op de uithangborden van 
hen, die er de kost mee verdienen. Doch wij hebben vooral de aandacht 
te vestigen op die, welke men op oude gevelsteenen ontmoet. 

Te Dordrecht, wijk D n° 267, vertoont een gevelsteen de Vergulde 
Cordewagen : een »koorde wagen," d. i. een vrachtkar, met touwen getrokken. 
Te Antwerpen kende men Cordewagenkruders (wagenkruiers), en 
Jan Zoet liet in zijn Vastelavondsgedicht een dronken kerel op zoo'n wagen 
naar huis brengen; 

Zeeper, 'k mot er nog om lace hen, 

Dat ik 't ander jaar al zag. 
Hoe een, die om slemp ging pracchen, 

Op een kordewagen lag. 

Een gevelsteen te Amsterdam op de Weesperstraat bij de Prinsengraeht 
geeft er ons nog een voorstelling van : een geladen handkar, met een 
man er achter, en een jongen, die aan het touw trekt, er voor; terwijl 
het ondei"schrift zegt, wat de man bij zijn zuren arbeid bemoedigde: 

Aan Gods segen is H al gelegen. 

Maar ook karren, door paarden getrokken, dienden oudtijds tot vervoer 
van koopmansgoederen. Een paar aardige afbeeldingen daarvan leveren 



1 ) Medegedeeld door den Heer Schifler, Offic. van Just, te Groningen. 

2 ) Zie Deel I, biz. 130 en, over » Stalhouder", biz 122 en 123. 

3 ) Medegedeeld door den Heer J. F. Eyzendooren te Batavia. 



Digitized by 



Google 



264 



WAGENS, KARREN, SLEDEN EN POSTBODEN. 



-ons twee andere gevelsteenen : de Vergulde Kar op de Palmgracht, uit het 
midden der 17 de eeuw, en de Oiide Kar man 1720, op den Nieuwendijk. De 
Gochsche Kar hangt te Venloo en Au chariot de Bois-le-duc te Hasselt uit. 

Geladen Hooiwagens, met het onderschrift : in H hooi, plachten de 
uithangteekens van kooplieden in hooi te zijn : in de Oostenburger-voorstraat, 
op de Leidschestraat bij 't Plein en elders zijn ze nog op gevelsteenen 
overgebleven. Te Maastricht in de Grachtstraat vertoont er een een be- 
spannen hooiwagen met twee paarden en fleche, den voerman op het ach- 
terste paard en een hondje naast den wagen, met het onderschrift: /. deft 
groden hey wagel, 1775 '). — Te Utrecht hangt nog de Vergulde Hooi- 
wagen aan een logement uit. 

Kruiwagens van zeventiende-eeuwsch maaksel vindt men nog dikwijls. 
Op gevelsteenen boven gangen uitgehouwen (als in de Vinkenstraat) of 
in den gevel van een pakhuis (hoek van Gingel en Droogbak) zijn ze als 
symbolen van den arbeid aan te merken; doch waar ze voor koopmans- 
huizen staan (b. v. een van 1625 op de Brouwersgracht bij de Keizersgracht,) 
staat het vrij er een figuurlijke beteekenis aan te hechten, en aan »een 
goeden kruiwagen" te denken. 

Toesleeden, Wijnsleeden en Vrachtsleeden waren desprekende 




uithangteekens van den sleeper. Van de eerstgenoemden geven wij, daar 

zij langzamerhand tot de antiquitei- 
ten beginnen te behooren, hier twee 
afbeeldingen. De eerste is genomen 
naar een gevelsteen in de Wijdesteeg, 
en heeft het naive en bij een sleeper 
zeer gepaste onderschrift : Lang ge- 
wagt. De tweede, die van omstreeks 
1664 is en veel ouder dan de voor- 
gaande, staat in de Reguliersdwars- 
straat bij 't Koningsplein ; het onder- 




l ) Medegcdccld door Jhr. V. de Stuer?. 



Digitized by 



Google 



WAGENS, KARREN, SLEDEN EN POSTBODEN. 



265 



schrift, dat nu niet meer leesbaar is, was vroeger: de Fransse Sleeper en 
schijnt aan te duiden, dat men deze nieuwe soort van voertuig — vroeger 
reed men in heksleeden — als de uitvinding van een Franschman hield. 
Zeker intusschen is net, dat de Franschen zich nooit bediend hebben van 
die voiture amputee, gelijk zij die noemden. 

Van ouds waren de posterijen hier zoodanig ingericht, dat de koopmans- 
brieven en pakjes van waarden door Bo den te paard, zoover dit mogelijk 
was, en verder te water, werden vervoerd. Die reizende boden waren te 
Amsterdam reeds in of voor 1400 bekend. Geregelde posten werden er 
eehter niet voor 1568 ingesteld: toen werden zes loopende ofkoop- 
mansboden aangesteld om den postdienst tusschen Amsterdam en Ant- 
werpen waar te nemen. Allengs werden die posterijen meer en meer 
uitgebreid en de bediening daarvan zoo voordeelig, dat, in 't midden der 
17 de eeuw, de vroegere postboden zich postmeesters begonnen te noemen 
en anderen voor zich lieten rijden. De reizende post had het valies met 
brieven achter zich op 't paard en blies bij aankomst en vertrek op zijn 
hoorn. Zulk een postrijder met den hoorn aan den mond was het uit- 
hangteeken der postmeesters en wordt nog hier en daar op gevelsteenen 
gevonden. Een fraai exemplaar van 1635 staat in een gevel op den Nieu- 
wendijk over de St. Jacobs- n 
straat, waarvan de afbeelding 
hiernevens gaat ! ). 

In de nabijheid van een 
postkantoor was doorgaans 
een herberg, of een rust- 
plaats voor de wachtenden, 
en daar hing dan veelal de 
Brievenpost of de Koerier uit. 
Op Oostenburg is eehter 
nooit een postkantoor geweest, en de Pruyse Post, die daar 50 jaar gele- 
den uithing, zal wel zijn aanzijn te danken hebben gehad aan een post- 
rijder, die aan paard en hoorn vaarwel gezegd, en een kroeg opgezet had. 




') De hoeven der achterpooien van "t paard zijn door den steenhouwer niet vergeten, 
maar voor 't oog van den teekenaar bleven ze verborgen achter den onderrand van den 
steen, die vrij diep uitgehouwen is. 



Digitized by 



Google 



I) E R T I E N I) E H () FDSTUK. 

VAARTMUEN EN ST.HEEPSBEHOEFTEK 



In een land als H onze, dat van wateren doorsneden is en door de 
zeevaart bloeide, moesten natuurlijk schepen en schuiten in tallooze 
menigte als uithangteekens gebezigd worden. Wie ze alien bijeen had 
zou een vloot bezitten, grooter en veelsoortiger, dan ooit te water is ge- 
bracht. 

Schepen op gevelsteenen dankten hun aan zijn in de eerste plaats aan 
de zeevarenden zelve. Een mooi groot exemplaar van een schip ziet men 
op den Haarlemmerdijk bij de Korte-Prinsengrachi, en een schip met vier 
masten, de Barck y staat uitgehouwen in de St. Nikolaasstraat. 

Bij schepen, die op uithangborden voorkwamen, ontbrak het ook niet 
aan rijmen, zoo b. v. onder een te Leeuwarden: 

* Met scheepvaren plaizant, 
Ik raij geneeren moet, 
De zeevaart door Gods hant 
Het land floreeren doet. 

Een ander daar ter plaatse, die zeker een wedstnjd met hem wilde 
houden in 't hardzeilen, schreef onder zijn schip : 

* Die in de iij 
Mij vaait voorbij, 
Zal hebben een Rijksdaalder, en 't gelug vrij. 

Een Harlinger, die ernstiger gestemd was, had onder zijn zeilend schip 
deze scheepssymboliek doen plaatsen: 

' De menscti is als een scbip, de wereld als een zee, 
De Bijbel mijn kompas, den hemel is de re^ j 
Wei neera ik dan een loods voor 't stranden-, 

Dat is de Goede Geesl: 
Heeft die alleen het roer in handen, 
Dan ben ik niet bevreesd. 



Digitized by 



Google 



VAARTUIGEN EN SCHEEPSBEHOEFTEN. 



267 



Anderen deden 't met een enkele spreuk af. Zoo leest men dikwijls 
op uithangborden, maar te Bergen op Zoom op een gevelsteen onder een 
zeilend scheepje: Niet altijt voor de wint l ). 

Dikwijls werd op de voorstelling de naam van 't schip vermeld; zoo op 
een gevelsteen van 1661 te Hoorn, 't Schip Bantam 2 ); op de Linden- 
gracht te Amsterdam, Het Schip Beeckvliet; op de Korte-Prinsengracht, de 
Vromv Cornelia; en op den hoek van de Heerengracht en Utrechtschestraat 
het Schip de Parel, waarmede in 1654 Gerard Hulft avoorwind naa nieuw 
Batavia" vertrok 3 ), doch de steen is 11 of 12 jaren jonger. 

Waar een zeeman zijn anker ne£rlei, om een welverdiende rust te ge- 
nieten, plaatste hij zijn onttakeld schip in den gevel, waarvan men een 
voorbeeld kan vinden op den Amstel bij de Kerkstraat, met het bijschrift: 
Zeemansrust. 

Aan sommige schepen hecht 
zich eenige historische herinne- 
ring. Te Delftshaven staat op een 
gevelsteen een schip uitgehouwen, 
(waarvan wij de afbeelding hier- 
nevens geven) tegenover de wo- 
ning van Piet Hein, daar geplaatst 
ter gedachtenis van de overwin- 
ning van de Zilvervloot. 

Te Amsterdam in de Beeren- 
straat ziet men, boven de deuren 
op den geveltop van een bewaar- 
school, het schip Amsterdams Wei- 
varen y dat oppervlakkig wel een 

zonderling uithangteeken schijnt voor een bewaarschool, doch zijn histori- 
sche reden heeft. Gedurende den oorlog met Engeland in de voorgaande 
eeuw was een deel der waarde van een Hollandsch schip, Amsterdams 
Welvaren genoemd, aan een Engelschen kwaker ten deel gevallen. Daar 
het tegen de beginselen der Broederschap strijdt, aan een oorlog deel te 
nemen of er voordeel uit te trekken, stelde hij dat geld in handen van 
het besturend Comite, ten einde het aan den eigenaar terug te geven, als 
deze zich aanmeldde; doch herhaalde oproepingen bleven zonder gevolg. 
In 1824 wilde het Comite dat geld op een nuttige wijze besteden en 
raadpleegde daarover den verdienstelijken schoolhouder J. S. Mollet, die 
toen te Amsterdam de eenige en laatste vertegenwoordiger der Broeder- 
schap was. Mollet stelde de oprichting voor van een bewaarschool, die in 




') Medegedeeld door den Heer H. F. Bovcnkerk, le Amsterdam. 
*) Nijhofp, Bijdr. Deel IV, biz. 173. 
') CUoos Kraam. 



Digitized by 



Google 



268 VAARTUIGEN EN SCHEEPSBEHOEFTEN. 

1828 in de Beerenstraat tot stand kwam. Voor weinige jaren werd de 
gevel herbouwd en het schip toen boven de deur en op den top geplaatst. 
Haringreeders hingen de Buis uit, en vandaar komen Buizen en VerguL- 
de Buizen, op gevelsteenen, zoowel als de geslachtnaam Buys, zoo menig- 
vuldig voor. Van de rijraen, die onder uitgehangen Buizen stonden, 
geven wij dit ten voorbeeld: 

* De HaringbuU 
Vaart uit en t' huis. 

Oni pekelharing te vangen in to u wen, (in netten van louw 
Waarna janken jongen en ouwen. gebreid). 

Men vangt ze in 't razende holle water, 
En ze worden gesmuld door Begijn en Pater. 

Waar twee huizen naast elkander de Buis voeren, zeilen de twee vaar- 
tuigen altyd naar elkander toe. Hetzelfde hebben wij reeds vroeger van 
dm Koning David opgemerkt l ); 't was bij 't plaatsen van gevelsteenen een 
vaste regel en alweder aan de heraldiek ontleend. 

Nog hangt de Having buis aan ontelbare herbergen uit; zelfs waar nooit 
buizen afvoeren, b. v. in den Aardenhout bij Haarlem. 

En nu, enkele voorbeelden van herbergen, waaraan vaartuigen uithingen 
van verschillende soort. 

Op de Nieuwe-zijds-kolk te Amsterdam hing weleer de Staversche Veer- 
man uit; de veerman stond aan het roer: 

• In de Staversche Veerman, 
Is goet logijs voor de rijzende man. 

Te Leiden het Zeeuwsche Mar kt schip en daaronder: 

* Is God met ons, wie kan ons deeren, 
Zoo wij zeilen of laveeren? 
Dit is in het Marktschip van Leiden op Zeelant, 
Wei voorzien van zeil, treil en want. 

Een ander waard had op zijn uithangbord een zeilend schip laten schil- 
deren, waar de schipper aan 't roer en zijn jongen voorop stond, en 
daaronder deze niet onaardige toepassing op zijn nering: 

* Mijn kint, 

Daar is een rak in de wint. 

Wilt het zeil wat nat maken, 

Wij zullen dit hoekje wel te boven raken. 

Nog heden vindt men, te Rotterdam: "t Oude Curacousche Jacht; te 
Maasland: de Pinas, elders: de Tonneboeier. De Smak was vroeger zeer 
gezocht en hing ai in de 15 de eeuw by een Amsterdamsch koopman uit *). 



l ) Zie biz. 66. 3 ) Zie Deel I, biz. 40. 



Digitized by 



Google 



VAARTUIGEN EN SCHEEPSBEHOEFTEN. 



269 



In 't midden der 17** eeuw was de Smack in .de Warmoesstraat een 
voomaam logement; 't was een zeer oud gebouw met een schilderachtigen 
gevel uit de dagen van Keizer Karel. Maar op Kersnacht in 1681 raakte 
de Smack in brand: zoo hevig, dat de logeergasten 't in hun hemd 
moesten ontvluchten, en dat nog wel van achteren uit, door 't water heen. 
Wei was het toen: 



De Kersnacht lagh aan stukken ! 



en de Smack 




Gingn plotselingh te gronde en zonck met eenen smack. 

Toch werd zij herbouwd en bloeide nog in de voorgaande eeuw. 

H Onvolmaakte Schip kwam veel voor op plaatsen waar timmerwerven 
waren. Het wijnhuis van dien naam op het Kattenburgerplein heefl in 
1787 een treurige vermaardheid gekregen, toen het bij den Kattenburger 
oorlog werd uitgeplunderd. Nog hangt het Otivolmaakte Schip aan een 
logement te Hoorn en 
elders uit. (Sv^- ■ — -j^^ ^ g^ 

Winkels en werkplaat- ^ f'Z 
sen ten dienste van den (\J 
scheepsbouw en de uit- i{£^ 
rusting van schepen, had- a 
den almede vaartuigen 
uithangen ; een der oud- 
ste en fraaiste van dien 
aard, de Roode Galifm 
de Teertuinen, vertoonen 
wij hiernevens. En op 

den hoek van den Oude-zijds-achterburgwal en de Korte-stormsteeg hangt 
een bord uit, waarop allerlei soort van schepen geschilderd zijn, met het 
onderschrift : Scheepswater- lever ancier. 

Veerschippers lieten gewoonlijk zich zelve in steen houwen en voor den 
gevel hunner woning plaatsen. Zoo ziet men nog in de Nieuwstraat; de 
Beurtman van Amersfoort : 't zeilende schip, met den schipper aan 't roer. 
De ligplaats dier schippers was niet ver van daar: in H Damrak voor de 
Vrouwensteeg; en in de Nieuwstraat waren verscheiden logementen, waar 
Amersfoort uithing, want doorgaans hielden die veerschippers tevens her- 
berg. Onder meer kan men nog de Arnhemsche Veerman, met zijn schip, 
in de Voetboogsstraat vinden. 

Maar ook kooplieden, die hun waren uit zee kregen, toonden dit, door 
een schip uit te hangen. Zoo had de korenkooper Jacob Simons! de Rijk 
(later als Watergeus beroemd) de Hulk uithangen, en een ander, Jan Ys- 
brandszoon, de Blaauwe Hulk. 

Van symbolieken aard is het St. Pieters- Schip, dat bij de schuitevoer- 



Digitized by 



Google 



270 



VAARTUIGEN EN SCHEEPSBEHOEFTEN. 



ders een zeer geliefd zinnebeeld was. 
Te Vlaardingen komt het vrij zonder- 
ling op een gevelsteen voor; het 
onderschrift hridt: 

Her bewaert ons alle, 
Sinte Pieters Schcpe mag helle 
Maer ten sal niel omme-valle '). 

En dit : »Sint Pieters Scheepje mag 
hellen maar zal niet vergaan" vindt 
men op vele plaatsen, min of meer 
gewijzigd, terug. Maar dat te Amster- 
dam St. Pieter slechts een Vlot- 
s c h u i t gegeven werd, is reeds elders 
gezegd *). Onder de talrijke gevelsteenen, die de schuitevoerders hebben 
nagelaten, vinden wy er sommige met spreuken, b. v. op de Weesper- 
straat bij de Prinsengracbt, onder de afbeelding van een welgeladen vlot- 
schuit: Noyt gedogt; zeker omdat de man zich niet had voorgesteld, ooit 
een eigen schuit te bezitten. 

Turfs chepen hingen in de steden uit aan herbergen en tabakswin- 
kels op de Turfmarkten, en nog hangt in de veenstreken aan menige kroeg 
het Turfschip uit. Van de aardappelhuizen is reeds gesproken 3 ), hier 
hebben wy dus alleen een voorbeeld van een rijm te geven dat nog meer- 
malen voorkomt, o. a. op de Stroomarkt: 
Laat haters haten 



?*M 




■1^0 -'£^3 




^^^" "^ *'"" 


RT- 0145 


Onra bemcae 


ALLE 5IKTE 


PIETERS 


SCffiPE 


: K A CHILE 


MiBR- 


TEN 


5AL-JIIBT 


Om>e- 

... . 


\ALLB 



Wat Godt mij gunl 
Wie laadt en lost 
Die is zijn kost 
Maar die zijn tijd 
Is waardig dat 



(In het midden het 

Scheepje met het devies: 

llegt door zee.) 



en nijdere nijden, 
dat moet gij lijden, 
en tijdlijk vaart, 
en drank wel waard. 
onnut verelijt, 
hij bonger lijdt. 



Trekschuiten waren gewoonlijk en zijn nog geschilderd op de uit- 
hangborden van veerhuizen en logementen in de nabijheid van een Veer. 
Maar zeventiende-eeuwsche schippers lieten hun trekschuit ook op gevel- 
steenen houwen : men ziet er nog een voorbeeld van aan de Weesperzijde, 
en een nog ouder, de Viterse Schietschuit, in de Bethanie-dwarsstraat. Het 
Utrechtsche schietschuitenveer bestond al in de eerste helft der 
16 de eeuw. 

Het Jang schuit je hing (althans te Amsterdam, waar \ nog hier en daar 
voorkomt) dikwijls uit aan winkels, die op de marktdagen door de boeren 
der omliggende dorpen bezocht werden. 



') Medegedeeld door den heer P. K. Drossaart, te Vlaardingen. 
3 ) Deel I, biz. 162. 3 ) Aldaar biz. 99 en 119. 



Digitized by 



Google 



VAARTUTGEN EN SCHEEPSBEHOEFTEN. 



271 



Er bestond voorheen ook een veer van roeischuitjes op het Diemer- 
meer; — zelfs dit, het Meerschuytje, vinden wij op een gevelsteen in de 
Jonkersstraat, als bewijs voor de volledigheid der verzameling vaartuigen, 
die de uithangteekens opleveren. De Usbreker hing weleer uit (nu staat 
er nog alleen de naam) aan de Weesperzijde; 't was een groot gevaarte, 
met scherpe ijzers voor den breeden, platten steven, dat door 25 of 30 
paarden werd voorlgetrokken ; men kan er de afbeelding nog van vinden 
op de groote plaat, in de vorige eeuw uitgegeven door Petrus Schenck. 

Maar *t zonderlingste vaartuig, dat wij zagen, is de Poolsche Kamay, op 
een gevelsteen van 1620, die nog v66r een half dozijn jaren stond op 
den Achterburgwal bij de Lijnbaanssteeg, maar toen is verdwehen zon- 
der ons te waarschuwen, zoodat wij er geen afbeelding van kunnen ge- 
ven. Die Kamay of Kamey was een groot yierkant vaartuig met een 
huis in 't midden, waarop negen mannen aan drie zyden boom den, 
terwijl de tiende, die de gezagvoerder scheen, by H huis stond. Het was 
een riviervaartuig, waarmeS in Polen de granen stroomafwaarts gevoerd 
werden. Of nu Sybrand Kamay, op wiens bruiloft en op wiens boekerij 
Vondel een gedicht maakte *), in 't voormelde huis woonde en er zyn 
naam van had, laten wij in 't midden. 

Ook verhuurders van schuiten en pleiziervaartuigjes hadden weleer hun 
geschilderde uithangborden. Een oud exemplaar daarvan zagen wij, voor 
vele jaren geleden, nog op de Baangracht bij de Raampoort, en geven er 
hier de afbeelding van. 

Jjmm 



'HIER 

/VERHUTrtlT 
IMEtf 




SCJiTJI 



TJK5 



"bij Kee* Jollemau. 



»(F1 



w 

Wat scheepsbehoeften betreft, wij vinden *t Gedraaid touwwerk of y t Ka- 
lidtouw aan touwwinkels, den Mast zonder spint bij mastemakers, de Scheeps- 
pomp en de Pokhoutschijf bij pomp- en blokkemakers, het Anker of de Drie 
Ankers bij ankersmids, de Scheepspot, die men ook nog op gevelsteenen 
ontmoet, bij smids en koperslagers. 't Stnurmans-Gereedschap hing in 1661 
uit bij Hendrik Doncker, boekverkooper en graadboogmaker in de Nieuwe- 
brugssteeg. De scheepsbehoeften hingen dus uit bij hen, die ze verkoch- 



l ) Leren en Werken, Dcel VII, biz. 666, 667. 



Digitized by 



Google 



272 VAARTUIGEN EN SCHEEPSBEHOEFTF.N. 

ten. Alleen H Anker maakt daarop een uitzondering; dit zag en ziet men 
nog overal, aan brouwerijen, herbergen en allerlei winkels, en 't verschijnt 
ook in vele zegels van hervormde kerken, en geen wonder : H is het zinne- 
beeld der hoop; en dit spreekt o. a. uit het navolgende rijmpje, dat onder 
een Anker op het uithangbord van een winkeltje te Sommelsdijk voorkomt: 

Ik leef op goede hoop 
En wacht op Godes zegen, 

A) is de wangunst groot, 
Ik doe mijn best er tegen. 

Dan leef ik vergenoegt ; 
Wil God mij zegen geven, 

Zoo zal ik door de gunst 
Van vele menschen leven x ). 

Maar geen symbolische beteekenis heeft het Anker als het met een ad- 
jektief voorkomt. Zoo het Dubbele Anker voor een Delftsche brouwerij; 
het Zwarte Anker te Rotterdam; het Roode Anker aan een tabakswinkel 
te Schiedam; het Onklaar Anker aan een herberg op het Droogbak; en 
Vergulde Ankers op verschillende plaatsen. 

Een Anker met het jaartal 1436 prykt nog op een gevelsteen te Delft, 
op den hoek der Jacob-Gerritsstraat en den Ouden Langendijk. 



') Medogedeeld door den H«er Smits van Nieuwerkerk. 



Digitized by 



Google 



VEERTIENDE HOOFDSTUK. 



W A P K N T U I G. 



»ln den oorlog," zegt pater Abraham van St. Clara, »zijn die wapens 
de alderbeste, die uit des Roermakers handen koomen." En daarop ver- 
telt hij, hoe de soldaten, in 't begin der wereld, geen ander geweer heb- 
ben gehad dan hunne vuisten en daarna kwastige knuppels en Janbroers, 
vervolgens pieken, bogen en degens, totdat eindelijk een Duitscher het 
buskruit uitvond en de snaphanen geboren werden, — gelijk mede de 
ammunitiewinkels. Deze, waar men »amonitie van oorlog'' verkocht 
ten dienste der koopvaardijschepen, die toen altijd goed gewapend moesten 
zijn op een zee vol kapers en roovers, hadden tot uithangteekens : '/ Ration, 
de Bonder bos, de Bonder kloot, de Kardoes, de Oorlog skogel, de Oorlog sgra- 
naat of de Bom. Van zoodanigen winkel, als er, vooral tusschen de Nieu- 
webmg en de Haarlemraersluis, vele langs den Ykant waren, vindt men 
in de Haringpakkerij nog een herinnering in een scheepskanon van natuur- 
lyke grootte voor den gevel uitgehouwen. '/ Kanon zien wij nog aan 
vele gevels, dikwijls met 
den kanonnier er by, als tot 
»aanwijzing van 'tgebruik," 
even als bij de medicijnen 
in de Gourant. Een fraaien 
gevelsteen met zoodanige 
voorsteUing vindt men in de 
Uilenburgerstraat bij de Oos- 
terschekaai , waar vroeger 
het hoofdpunt van scheeps- 
uitrusting en wapening was, 
en een anderen boven een 
gang in de Rapenburger- 
straat met het bijschrift Bus- 
senschut, waarvan ook een 
geslacht zijn naam heeft ontleend. 

II. 18 




BUSSENSCHUT 



Digitized by 



Google 



274 WAPENTUIG. 

De Pijl, de Handboog en 't Rondas behoorden tot de oudste uit- 
hangteekens dezer soort. Pijl is reeds in de 15** eeuw te Amsterdam als 
toenaam bekend, en de Pijl, het schutters-symbool, hing dan ook op rae- 
nige plaats uit. De Oude Pijl in de Pylsteeg was-door heel Europa be- 
faamd, tot zij in 1862 verdween. H Vergulde Rondas was van den wapen- 
smid afkomstig, en 't hing nog in 't laatst der 16** eeuw uit aan een 
huis van Jan Deyman op den Nieuwe-zijds-voorburgwal, het vijfde benoor- 
den de Lijnbaanssteeg, dat van 1585 tot 1629 tot R. K. Maagdenhuis diende. 

De Twee Gekruiste Bussen (snaphanen) hingen bij den bussemaker uit, 
en dezelfde figuur pronkt nog in 't wapen der familie Gats Bussemaker 
te Amsterdam ! ). 

De Karabijn, de Degen, de Wolfskling, '/ Pistool, H Zinkroer, hingen uit 
by wapensmeden en roermakers; 9 t Conincx Swaert in 1701 bij den zwaard- 
veger Jan Wolferts in de Warmoesstraat bij de Papenbrugssteeg; het Zwaard, 
dat de zwaardveger uithing, werd, als wij reetls vroeger hebben opge- 
merkt 2 ), door een arm vastgehouden. 

Maar ook aan brouwerijen, herbergen en tabakswinkels hing wapentuig 
uit. Het Hapken (bijltje) en de Donderbnsse waren in 1468 brouwerijen te 
Leuven; het Swaert, de Twee Swaerden, de Twee Pijlen, de Handboog, het 
Hellebaei't en het Dubbele Hellebaert Delftsche brouwerijen in de 16** en 
11** eeuw. De Boog was een brouwerij te Dordrecht en het Sweerd eene 
te Antwerpen in de Kammerstraat, waarvan het Sweerdstraetke zijn naam 
ontleende *). 

Te Maastricht in de Brugstraat heeft het huis n*. 1041 een gevelsteen 
van 1734, waarop een stormhoed is afgebeeld, met het onderschrift: In den 
Stormhoedt 4 ). 

De Donderkloot, een huis in de Wagenstraat te 's Gravenhage, was, vol- 
gens sommigen, weleer de herberg der Afgevaardigden van Gorkum, Schie- 
dam en Schoonhoven 6 ). 

Te Gent, tegenover de plaats waar de alom bekende Dulle Griet op 
hare arduinen schragen rust, is een herberg met een uithangbord, waarop 
dat groot kanon geschilderd is, met het volgende rijm er naast: 

Rooden duivel, Dulle Griete, 

Ik ben dus alom bekend, 
Sedert ik niet meer mag schiete, 
Wil ik mij toch niet verdriete, 

Daerom hou ik logement 

En verkoop nu drank te Gent *). 



') Mr. C. E. Vaillant, Wapenboek der Amsterd. regeringsteden, 1861. 

*) Zie Deel I, biz. 115. ») Antwerpen, biz. 83 en 108. 

4 ) Medegedeeld door Jhr. V. de Stuers. 

*) la Hayc par un habitant, II, p. 200. 8 ) De Potter, bl. 92. 



Digitized by 



Google 



WAPENTUIG. 275 

Aan een tabakswinkel te Groningen hangt het Halve Kanon uit. 

Emdelijk vond men ook vestingwerken als uithangteekens. Op de 
Riviervischmarkt te *s Gravenhage, op den hoek van 't Westeinde, staat in 
den muur een steen, voorstellende een bastioen met twee zijvleugels en 
twee soldaten er bij, links een piekenier en rechts een busschieter. Het 
onderschrift is eenvoudig: Loopschans. 't Huis komt reeds voor in een 
akte van 1598 als y t Loopschansketi. Een dergelijke figuur met het onder- 
schrift: Bit is in die Loopschans, hing uit aan 't kommissarishuis van 
't Rotterdammerveer, bij de gesloopte Schiedamsche- of Ketelpoort te Delft *) . 
Een Loopschans heette in de 16 de eeuw een licht opgeworpen bolwerk 
om den eersten aanloop des vijands af te weeren. 

De Vriesche Schans hing omstreeks 1700 uit aan een logement op de 
Nieuwe-zijds-kolk ; boven in den gevel van twee huizen op den Amstel bij 
de Korte-Amstelstraat staan de platte gronden der vestingwerken van Luik 
en Venloo uitgehouwen, en op een gevelsteen op de Bloemgracht een ves- 
tingwerk met het onderschrift: de Ondr Schans. 



') Medegedeeld door den Heer Mr. J. Soutendam. 



18' 



Digitized by 



Google 



VIJFTIENDE HOOFDSTUK. 



V A R 1 A. 



Dat 't Gerecht of de Galg als uithangleeken voorkwam, moge 
ons tegenwoordig wat vreemd klinken; 't was echter vroeger zoo onge- 
hoord niet; de Putgalg verscheen wel als symbool in de zegels der Edelen. 
De Galg was dan ook vroeger minder een voorwerp van afschuw dan een 
teeken van hoog gezag, en zekere deftige Mevrouw, die in de laatste helft 
der vorige eeuw de Heerlijkheid Heemstede kocht, vond niets natuurlijker, 
dan den dag, waarop zij die in bezit nam, een galg aan den slotmuur 
uit te steken, opdat ieder weten zou dat zij het recht van jurisdiktie bezat. 
't Zou dan ook niet vreemd zijn, dat dorpsherbergen, waar Schout en 
Schepenen hun vergaderingen hielden, en die daarom gewoonlijk het Recht- 
liuis plachten genoemd te worden, de Galg als uithangteeken gevoerd 
hadden; doch wij moeten erkennen daar in ons vaderland geen voor- 
beeld van te hebben kunnen opsporen. Wel lezen wij op het titelblad 
van zeker kamerspelletje : »De Half-geschoorne Ouderling. Gedrukt te 
Leiden in de oven van de Vaderlievende Trago, daar de Galg uithangt;" 
doch dit is slechts een paskwil. — In Vlaanderen echter kwamen, nog 
na de 16 de eeuw, het Galg eve Id en het Galgehuizeken als uithangteekens 
voor l ) en nog heden, in vele Vlaamsche dorpen, de Vierschare, hetzelfde 
als ons Rechthuis. 

Waren de hier genoemde uithangteekens aan de justitie ontleend, 
de Justitie had ook haar eigen uithangteekens. In 1531 werd door de 
Magistraat te Wezel de aflaathandel verboden en de verkoopers van aflaat- 
brieven uit de stad gebannen, op straffe dat hun, zoo zij er zich wee*r 
vertoonden, neus en ooren zouden worden afgesneden ; en, als sprekende 
waarschuwing, hing men mess en aan de poorten uit 8 ). 

Maar de Justitie had nog andere uithangteekens, die er nog veel akeliger 



») De Pottm, l>lz. 20. *) J. Kopiing, Lijfstr. Hegtsotf. biz. 78. 



Digitized by 



Google 



VAR1A. 



277 



uitzagen; vierendeelen van menschelijke lichamen, die met kettingen 
gehangen werden aan de hoofdpoorten der stad, anderen ten exempel. Dit 
had o. a. te Amsterdam plaats in 1569, toen een schareslijper uit de 
Oudebrugssteeg gevierendeeld werd, en de *vier quartieren" van zijn lichaam 
aan de Haarlemmer-, de St. Antonies-, de Heiligewegs- en Regulierspoor- 
ten uitgehangen werden. H Zelfde geschiedde in 1582 te Antwerpen met 
het gevierendeelde lichaam van Jan Jauregui; het hoofd werd »geplant 
op een bolwerk der Burgh, d' andre leeden tot vier poorten uitgehan- 
gen" *). Een ander uithangteeken der Justitie was: een afgehakte rech- 
terhand tegen 't Stadhuis gespijkerd 8 ). 

Het koorend van de St. Pieterskerk te Grouw in Friesland, als een 
donker hok van het ruim der kerk gescheiden, werd vroeger gebezigd om 
er ondeugende straatjongens in op te sluiten en twintig jaren geleden 
stond boven de deur van dat hok het Friesche woord Betterwird, dat in 't 
Hollandsch beteekent: »word beter" 3 ). 

Dat beter worden doet ons aan Geneesmiddelen denken. Deze 
hingen somtyds uit.bij de kwakzalvers, die ze verkochten. Zoo, in de eerste 
helft der voorgaande eeuw, te Londen, het Pijnstillend Halsmoer, aan den 
winkel, waar dat middel, 't welk, even als nu de Holloway-pillen, tegen 
alle kwalen probatum was, werd uitgevent 4 ). Bij een droogist te Batavia 
in de Buiten-nieuwpoortsstraat hangt de Gezondmakende Pil uit *). 

De Luchtbal heeft, ondanks al de opstijgingen, van Abraham Hopman, 
»den eersten Bataafschen luchtreiziger" in 1804-, af, tot Nadar toe, ten 
onzent als uithangteeken nog geen opgang gemaakt. Wei in Vlaanderen, 
waar hy te Nederboelare, op den Gentschen straatweg, boven een herberg 
staat te pronken, met het byschrift: 

J. B. de B. 
»Kloefmaker in den logtbal 8 ). 

Die kloefmaker zit dus hoog genoeg. 

In Engeland is de luchtbal als uit- 
hangteeken sedert het laatst der vorige 
eeuw vrij algemeen geworden. En 
dewijl de bol, naar de volksmeening 
van die dagen, met rook gevuld 
werd, zoo beschouwden de tabakskoo- 
pers hem als hun attribuut. Wij voe- 
gen hier een voorbeeld van een hun- 
ner uithangborden by. 

DeTeerlingen en Kegels vin- 

•) Hooft, Ned. Hist. biz. 815. 3 ) KoNiifG, a. v. bl. 93. 

ri ) Medegedeeld door den Heer Johan Winkler, te Leeu warden. 4 ) Hist, of Signb. p. 405. 

& ) Medegedeeld door den Heer J. F. Eyzendooren, te Batavia. 6 ) De Potter, biz. 113. 




Digitized by 



Google 



278 VARIA. 

den wij opgegeven onder de Vlaamsche uithangteekens J ), zeer waarschijn- 
lijk aan de winkels, waar zij verkocht werden ; en dat zal bij ons ook wel 
het geval z\jn geweest, al hebben wij er geen voorbeelden van gevonden, 
dan alleen den Dobbelsteen, aan den straatweg bij Margraten in Limburg. 
Nu ! de dobbelsteenen zijn er oiid genoeg toe : zij zijn zoo oud als het 
koninkrijk LydiSn. Toen eens Spartaansche Gezanten te Korinthe kwamen 
om een verbond te sluiten en de Heeren van de stad met dobbelsteenen 
zagen spelen, maakten zij rechts-om-keert, zeggende, dat de Spartanen 
veel te soliede lui waren om een verbond aan te gaan met dobbelaars. 
En toen den Koning der Parthen werd medegedeeld, dat zeker ander 
Koning, zijn buurman, zich toerustte tot een vijandelijken aanval, riep hij 
uit: »Wat? die luilak? die kwibus? Wacht! ik zal hem wat sturen, dat 
hem beter past dan de wapenen;" en hy zond hem een paar gouden 
dobbelsteenen. De dobbelsteenen zijn dus nooit veel in achting geweest, 
en de Lydiers hadden niet veel eer van him uitvinding. 

Zoo oud als de dobbelsteenen zijn de speelkaarten niet, meent men. Maar 
't is de vraag, of ze eerst in 't laatst der 14** eeuw door een Fransch vernuft 
zijn uitgedacht om een gekken Koning te vermaken, dan wel of ze al veel 
ouder ea van Sineeschen oorsprong zijn. 't Is met deze vraag echter als 
met die omtrent de uitvinding van 't buskruit en de drukkunst; waren die 
al eeuwen vroeger buiten Europa bekend, zoo had dit toch geen invloed op 
de Europeesche wijze van oorlogvoeren of op de Europeesche beschaving, en 
evenmin hebben ooit Sineesche kaarten dien gehad op het gezellig verkeer in 
Europa. Maar toen eenmaal buskruit, kaarten en drukkunst in dit wereld- 
deel voor den dag kwamen, brachten zij de drie grootste omwentelingen 
voort, die misschien immer in de maatschappij hebben plaats gehad. Wat 
nu het kaartspel betreft, reeds zeer vroeg is dit ook bij ons in zwang gekomen 
en in onze oudste keuren wordt het quairten al genoemd *). In de 
16 d * eeuw had men er al spreekwoorden van ontleend: toen de Sloterdij- 
ker Hendrik Dirksz. in 4536 burgemeester van Amsterdam werd en alles 
op zijn horens nam, noemde men hem het Aasje, of de Tien van der 
troeve, wat bewijst dat het kaartspelen toen reeds innig met het volks- 
leven was saamgegroeid. En als in 't laatst dier eeuw een waard klaagde, 
dat zijn nering niet meer bloeide als vroeger, zei hij: 

k Plag fray volck te krijgen, ?ersintje wel? nou krijg ik schuyte-boeven, 
Mit waegdraegers of snyere, die een hiele weeck om duyte troeven. 

De aanzienlijke lui troefden ook, maar om iets meer dan om duiten. 
Als Huygens met Haagsche heeren en dames een tochtje naar Rotterdam 
rnaakte, zaten ze pas in 't jacht, of »'t heiligh kaerte-blad" kwam op 
tafel, en 



>) Dk Potter, biz. ?0. *) Zie Dee I 1, biz. 116. 



Digitized by 



Google 



VARIA. 279 

Aen giugh den edlen tuvsch : op #eld, op geen vert rou wen, 
't Pickquetje voor de Mans, 't Roemsteeckje voor de Vrouwen. 

Te Amsterdam woonden in de 17* e eeuw veel speelkaartemakers in de 
Warmoesstraat en in de stegen rondom 't Oudekerksplein en hadden bord- 
jes uithangen met de Speelkaart, de Troefkaart, of vier kaarten, van elke 
soort eene, of een Schoone Hand, als die van Hilarides. 

Let eens daar d' (hide stadt haar Kerk heeft eerst geboud, 
Hoe menigh straatje daar op 't kerkpad sich ontvoud, 
Veel bortjes, die de Caart en al haar blaen vertoonen. 

gelijk die geleerde Dokkumer in zijn »Verklaaringe ,> zingt. 

J'aime les jeux oil Vesprit se deploie; 
Cest, monsieur, par exemple, un jolt jeu que I'Oie, 

zegt Hector in den Joueur van Regnard; en het Nieuwe Vermakelijk 
Ganzenspel blijft en zal, welke nieuwmodische navolgingen men er 
telken Sinterklaas-avond ook van verschijnen ziet, wel in zijn zuivere oor- 
spronkelijkheid altyd even nieuw en gezocht blijven als toen het voor een 
eeuw of wat werd uitgevonden. Geen wonder, dat het, met 't van ouds 
Vermaarde Uilenbord, ook op uithangborden verscheen. Nog vindt 
men, onder Angerloo, aan den weg naar Doetinchem, het Groot Ganzen- 
spel en het Klein Ganzenspel niet ver van elkander, en, in Menaldumadeel, 
mede aan den weg, de Steenen Uilenborden. 

De Pop of de Uansap, doorgaans als een Hansworst uitgedoscht, hingen 
aan poppenwinkels uit: ook de Blaas met Boonen, van ouds het wapentuig 
van den Schalknar. 

Zoo roept, bij Langendijk, Arlequyn Actionist tegen Kapitano: 

En ik, om op mijn beurt mijn dapperbeid te toonen, 
Zal jou zo jagen, gek, met deze blaas met boonen, 
Dat jij van angst terstond zult kruipen in je nest. 

Nog zegt men van een bloodaard, dat hij met een »Blaas met Boonen" 
kan weggejaagd worden. Wat beteekenis dat uithangteeken echter bij 
een teekenaar van borduurpatronen hebben kon is ons niet duidelijk, en 
toch te Gent vond men er een voorbeeld van, met dit rijm er bij: 

' Hier in de blaes met boonen, 
Daar trekt men goe patronen, 
Om kanten van te maken, 
En zoo aan gelt te raken. 



Digitized by 



Google 



ZE8DE BOEK. 

GEOGRAFIE EN TOPOGRAFIE. 



EERSTE HOOFDSTUK. 

LANDEN. STEDEN, DORPEN, BERGEN, WATEREN, ENZ. 



W y zouden een vrrj volledig aardrijkskundig woordeboek kunnen schrij- 
ven, wilden wij al de afbeeldingen en namen verzamelen van landen, 
steden, dorpen, bergen, wateren, enz., die op uithangteekens voorkwamen 
en nog voorkomen. Maar de lezer, die zoo iets verlangt, heeft slechts b. v. het 
aWoordenboek der Geheele Aarde" van Kramers voor zich te leggen, en 
daarin al de namen uit te schrappen, waar de handeldrijvende en nering- 
doende wereld nog geen notitie van genomen heeft — en hij zal hebben wat 
hij begeert. Wij bepalen ons dus tot een algemeene beschouwing en dan is 
in de eerste plaats de vraag: aan welke oorzaken is de oorsprong van al 
de uithangteekens van deze soort toe te schrijven'? 

Een eerste reden om ze aan te brengen ligt in de herkomst van den 
eigenaar. De liefde tot zijn land is, als Von del zegt, ieder aangeboren, en 
de vreemdeling, die zich ergens vestigde, om er zijn brood te winnen, 
bewaarde gaarne in zijn uithangteeken een herinnering van zijn geboor- 
teplaats. 

Zoo hing een Vlaming, die zich te Antwerpen ging nederzetten, zijn 
geliefd Ylaanderen uit, en werkelijk wordt reeds in een schepenbrief van 
1398 een huis van dien naam vermeld, dat aldaar in de Appelstraat ge- 
legen was *). F]ven zoo was het huis Bourgmije, te Amsterdam op de 
Bloemmarkt, (thans F 123) zijn naam verschuldigd aan een BourgondiSr. 



') Antwerpen, biz. i <9. 



Digitized by 



Google 



LANDKN, STEDEN, DORPKN, BERGEN, WATEREN, ENZ. 



281 




die er wonen kwam, en die naam werd zelfs zijn geslachtnaam, zoodat 
wij aldaar nog in 't laatst der 47* eeuw een » Maria van Bourgonje" aan- 
treffen, toen reeds een abejaerde dochter, suster en erfgenaame van 
Dr. Gerardus van Bourgonje." Z\j verkocht hel huis in 4684 aan den Oud- 
Schepen en Raad Jean Appelman, die er naast woonde *). 

Zoo zal het ook wel een 
Zutfenaar geweest zijn, die 
in de Runstraat de Stadt 
Zutphen zoo groot en fraai 
op een gevelsteen deed hou- 
wen; gelijk een Edammer 
te Naarden de Stad Edam 
in haar zestiende-eeuwsche 
gedaante, omringd met een 
hoogen muur en waltorens, 
zeer uitvoerig beitelen liet, om er mee* in zijn gevel te pronken. 

Een Arnhemmer, die te Amsterdam een linnenwinkel opzette, hing 
Arnftem uit en schreef er onder: 

* In Arnhem aan den Rijn 
Verkoopt men linnen, grof en fijn, 
Kanten, hemden en katoen, 
Voor die 't heeft van doen. 

Zoo een Keulenaar, die te Gouda een zalmwinkel had opgezet: 

* Dit is in fCeulen^ in het Duitsche land. 
Hier verkoopt men Moscovische gerookte Zalm en gezoute naar ailvenant. 

Nog eenige voorbeelden van uithangteekens dezer soort noemen wij 
hier op. 

Eilanden. H Eiland Malta hing in 't laatst der 47 de eeuw op 't Cin- 
gel uit, 7 Eiland Terschelling aan een scheepstimmerwerf op *t Bickers- 
eiland, 't Eiland Wieringen hangt nog op 't Hekelveld uit 2 ). 

S ted en. Een gevelsteen op de Heerengracht aan den hoek der Gast- 
huismolehsteeg, die meer dan derd'halve eeuw oud is, geeft ons nog een 
uitvoerige afbeelding van de Wyck tot Maestricht. Wijck bij Duurstode 
komt nog in de St. Nikolaasstraat voor; de Stadt Sluys op den Haarlem- 
merdijk bij de Binnen-Dommersstraat, waar men de schepen nog varen ziet 
in 't Zwin, waar nu de landman oogst; de Stad lienthem te Leeuwarden, 
terwyl Tilburg, toen nog een dorp, maar reeds vermaard om zijne uitge- 
strektheid en welvaart, te Rotterdam uithing, met dit dichterlijk bijschrift : 



') Medegedeeld door den Heer E. Meijer. 
3 ) Zie de afbeelding Deel I. biz. 71. 



Vergl. biz. 209. 



Digitized by 



Google 



LANDEN, STEDEN, DORPEN, 

* In Tilburg wijd en groot, 

Zijn Ballen en koehair te koop. 

Gorinchem hing in 1550 te 'sGravenhage uit aan *t huis der Jonkvrouw 
van Persijn, bij wie de Afgevaardigden van Amsterdam logeerden; Doornik 
in de Warmoesstraat over de Papenbrugssteeg, aan *t huis, waar in 4573 
Ducdalf zijn verblyf hield en aalwaar hy ook banckeroet speelde" ! ). Nog 
vindt men in dat huis belangwekkende oudheden, bestaande in snijwerk 
aan de balken op den zolder, dat de Graven van Holland uit de Huizen 
van Beyeren, Bourgondien en Oostenrijk voorstelt 8 ). Mede in de War- 
moesstraat hing de Stadt van Rochel (La Rochelle) uit, en wel aan 't huis 
waar in 1587 de Ingenieur Gianibelli, de uitvinder der vuurschepen, die 
Parmaas brug bij Antwerpen hadden moeten vernielen, zijn intrek nam. 

Utrecht hing in 1623 te 'sGravenhage op 't Spui uit aan een herberg, 
waar Jeroen Ewouts en zijn drie makkers gelogeerd waren, die den aan- 
slag op Prins Maurits aan 't licht brachten. 

Dorpen. Dat steeds veel Gooiers te Amsterdam hun fortuin kwamen 
zoeken is reeds door ons opgemerkt; een hunner, een Blarikummer, die 
er een winkel had opgezet, had zijn dorp er voor laten schilderen en daar- 
onder : 

* Dit is m Blarikom in 't Gooi, 
Verkoopt men kinder-goet-koop en raooi. 

Opmerking verdient de samentrekking van kindergoed en goedkoop. 

Te Dordrecht vindt men nog op een gevelsteen Loosduynen, tusschen 
twee spreuken, rechts: Eert Godt bovenal en links: Niet sonder Godt. Een 
afbeelding van 't dorp Baanbrug hing in 't begin der 17 d * eeuw op den 
Haarlemmerdijk uit aan den hoek eener steeg, die nog naar dat lang 
verdwenen uithangbord haar naam draagt. Het dorp Vreeland komt nog 
voor op de Bickersgracht, met het onderschrift: In Vreelant, en even zoo 
In Loenen op den Heiligeweg. Van 'tDorp Besoien te Rotterdam is reeds 
vroeger de afbeelding gegeven s ). Een Langendijker liet in 't begin der 
17 de eeuw twee huizen naast elkander bouwen, die hij beiden met een af- 
beelding van zijn geboorteplaats vercieren liet; doch hij had smaak genoeg 
om die niet gelijk te maken, maar Langendijk van twee verschillende zijden 
te zien te geven. De beide gevelsteenen zijn nog op den Haarlemmerdijk 
aanwezig. Soms zijn de namen bijna onkenbaar gemaakt. Lamuien b. v. 
komt op een gevelsteen in de Palmstraat voor en beteekent aLeimuiden". 

Een tweede bron voor 't ontstaan van de uithangteekens, die wij thans 
bespreken, ligt in den naam of toenaam. 

De boekverkooper Jacob van Meurs op t Cingel over de Appelmarkt 



') M. Fokkens, biz. 368. 

*) Modepedet'ld do<»r Prof. J. Tiedeman. 3 ) Deel J, biz. 74. 



Digitized by 



Google 



BERGEN, WATEREN, ENZ. 283 

en later in de Nieuwstraat, hing aan beide winkels de Stadt Meurs uit. 
Even zoo de lakenkooper Pieter Jacobsz. Purmerent op den Nieuwendijk 
in 1643 de Stad Purmerent en de koopman Abraham Limburg in dezelfde 
straat in 1703 de Stad Limburg. De Groene Berg was het uithangteeken van 
den boekverkooper P. van den Berge in de Kalverstraat bij de Wijde- 
Kapelsteeg. — Daar evenwel het voeren van een toe- of geslachtnaam, 
aan een plaats ontleend, doorgaans op een afkomst uit zoodanige plaats 
wijst, zoo vloeit deze tweede bron gedeeltelijk met de eerste samen. 

Handelsbetrekkingen leverden een derde bron op. De koopman koos 
het land, waar h\j handel op dreef, of de voornaamste koopstad of zeeha- 
ven, tot uithangteekeiK Zoo kwamen Spanje, Frankrijk, Engeland, Noor- 
wegen, enz. aan menigen gevel te staan. Op de Keizersgracht over het 
Molenpad vertoont een groote en goed bewerkte gevelsteen de Stad Mar- 
seille en een dergeUjke van 1663, in de Langstraat: Buenos- Aeyres. 

Batavya staat te Hoom op een gevelsteen van 1661 1 ). De visschery 
gaf aanleiding tot het uithangen van Hit land, Groenland, Spitsbergen, enz. 
Spitsbergen was het onderschrift van een uithangbord, op hetwelk men een 
afbeelding van hemelhooge ijsbergen zag, en dat nu twintig jaar geleden 
nog te zien was voor een wijnhuis op den hoek van den Dam en Oost- 
zijderkerk te Zaandam. Toen de Groenlands- en Straat-Davis-visscherij 
nog in fleur was, werd in dat huis het scheepsvolk aangenomen en ge- 
monsterd en hielden vele kommandeurs er hun verblijf a ). 

Winkeliers wilden dikwijls door hun u i than gteek ens de herkomst hunner 
waren bewijzen, en ook als zij die niet uit de eerste hand van daar ontvingen, 
het toch doen gelooven. Zoo zag men de Stad Lyon bij menigen winke- 
lier in zijden stoffen, en hing in 1567, bij Andries den koperslager te 
Amsterdam Neurenburg uit, dat toen de beste koper- en yzerwaren leverde. 
Wjjnkoopers hingen de Stad Bordeaux of Bergerac — een van hen, Cornells 
Bors, die, in 't begin der \&* eeuw, op den Oude-zijds-voorburgwal tegen 
over Vredenburg woonde, — de Spaense Zee uit. Nog heden ziet men laken- 
winkels op den Nieuwendijk met de Stad Verifiers en de Stad Sedan, zij 't 
dan ook slechts in naam, pronken. En H zal wel een kruidenier geweest 
zijn, die in de 17** eeuw in de Reguliersdwarsstraat Smirna uithing, waar 
een teekenmeester, die zyn opvolger of kommensaal was, onder schreef : 

' In Smirna leert men Teekenkonat, 
Men zoekt ook aller vrienden gonst. 
t Zij 's morgens vroeg of 's avonds laat : 
Zo leefl de konst tot : s Meesters baat. 
En die 't den Meester niet en gont, 
Wensch ik een glas wijns in zijn mont. 



») Nuhoff, Bijdr. Deel IV, biz. 173. 

') Medegedeeld door den Heer J. Honig Jz., te Zaandijk. 



Digitized by 



Google 



284 LANDEN, STEDEN, DORPEN. 

De twee laatste regels waren een vrij gewone aardigheid ; doch het gins 
wtfn getuigt reeds van een vordering in kieschheid. Vroeger zou men 
daar wat anders voor gezegd hebben. 

De Zeevaart deed aan herbergen 1 an den en water en uithangen. 
Langs den Zeedijk en Buitenkant : de Oostzee, de Noordzee, de Sont, de Bee 
van Texel, enz. 

In de Hoogstraat te Amsterdam stond het Oostindische Huis, geen won- 
der, dat in de Bethaniestraat en -dwarsstraat Sumatra en de Kaap de Goede 
Hoop, in gezelschap van d* 3 Oostindisvaeris en van J t Oostindische Huis 
zelf, aan kroegen en werfhuizen uithangen. Ook de Bogt van Guinee 
kwam in vele steden voor. Te Amsterdam waren in 1700, alleen in de 
Nieuwstraat, twee logementen van dien naam, en toen de Jonkers- en Rid- 
dersstraten nog waren opgevuld met matrozenkroegen en speelhuizen hing 
ook daar aan meer dan een de Bocht van Guinea uit. Van een dezer 
laatsten komt de afbeelding op het titelblad voor. Op een ander zoodanig 
bord las men: 

* Dit 's in de Bogt van Guinee. 

Men tapt er bier en wijn en men eet er visch rnefc. 

Te 's Gravenhage, Leiden en in andere steden vindt men straten, de 
Bocht van Guinea geheeten; doch die zich dan ook onderscheiden door 
dat zij in een halven cirkel zijn gebouwd, en daaraan kan de naam zijn 
toe te schrijven, zonder dat wij er stellig bij hebben te denken aan een 
uithangbord. 

Australie, Galivorni, pronken met groote letters boven aan den gevel 
van een herberg aan het Kamperhoofd te Amsterdam ; men zou licht den- 
ken, dat men daar een plaats kon bespreken naar het Zuid- of naar het 
Goudland ; maar wie den blik langs den gevel een weinig nederwaarts laat 
glijden, ziet, dat het eenvoudig te doen is om de stoombootvaart naar — 
Nieuwendam. Stouter hyperbole is naauwlijks denkbaar. 

Ook rivieren hingen aan herbergen en tabakswinkels uit, doorgaans in 
verband met de aankomst of ligplaats van schepen in de nabijheid. Zoo 
zag men voor verscheiden jaren de Zaanstroom op een goed geschilderd 
uithangbord boven een tabakswinkel op het Damrak ; 't hangt nog, verlept, 
boven de deur van een tapperij in de Kalverstraat. De Mei'wede komt op 
een gevelsteen voor te Dordrecht, wijk C. n°. 314; elders de Maasstrootn, 
de Rijnstroom, de Amstelstroom, enz. 

Van de tallooze namen van steden, die men voor logementen aantrefl, 
zullen wij geen lijst opmaken : 't ware een onbegonnen taak, en ieder be- 
gr'ypt, dat die namen in verband stonden met de oorden, van waar men 
de meeste reizigers verwachtte. Toch niet alt\jd; maar dan moet het een 
naam wezen, die de algemeene aandacht trekt. Zoo hangt te Everghem in 
Vlaanderen Sebastopol uit, met het kurieuze onderschrift : In Sebastepol 



Digitized by 



Google 



BERGEN, WATEREN, ENZ. 285 

P. Everaert herbergen winkelier *). En dat zelfde Sebastopol is, toen het 
voor eenige jaren een vermaardheid kreeg, die overal doordrong, ook aan 
menige boerenherberg te land gekomen. 

Ook namen van landen komen aan logementen voor: reeds in de 16** 
eeuw hing te Amsterdam op den Nieuwendyk aan een groot huis : In 
Spaengnen uit. Filips von Zesen geeft als reden hiervan op, dat gemeld 
huis de eer had gehad, een Koning van Spanje te herbergen; doch hij 
vergeet te zeggen, welken? Zeker weten wij, dat, in 1535, Hans van 
Gheelen, een aanvoerder der Wederdoopers, er gelogeerd heeft. Die avon- 
turier »quam in credit bij de principaelste van der stadt, door sijne groote 
en heerlycke beloften", en om zich meer aanzien te geven, aghing hij t' 
buys leggen in 't huys ghenaemt Spagnien" Te Dordrecht vindt men in 
wijk B. nog op verscheidene gevelsteenen : Spagnen, Klein-Almagnen, Groot 
Almagnen (Duitschland), Groot Henegouwen, Klein Noorwegen, Holland, en 
uit Balens »Beschrijving van Dordrecht" blijkt, dat er, behalve deze, in de 
17 de eeuw nog meer waren, als: Oostenrijh, Beieren, enz. Het huis Holland 
stond op dezelfde plek waar, in 1048, zich het gebouw bevond, waaruit de 
pijl geschoten werd, die Graaf Dirk IV doodde; — het werd in 1677 be- 
woond door Nikolaas Staphorst, »uyt ten veertigen der stede" *). 

De Provincien van ons Vaderland werden dikwijls aan logementen en 
tapperijen uitgehangen; ook als de Zeven Provincien, als b. v. op *t Oude Schild 
op Tessel. — Zelfs het Landschap Drenthe ontbreekt niet. Het pronkt in 
schilderij boven de deur eener herberg in de Ramskooi; de aanleiding 
daartoe is dat, voor de straat, de ligplaats is van den Meppeler beurt- 
man. — Een herbergier in de Riddersstraat had in 1711 In 't Vaderlant 
uithangen; zeer sprekend voor een zeemanskroeg. Een Leuvensche brou- 
werij in 1468 heette 9 t Walsche lant. 

Een zesde bron dezer uithangteekens lag in 't vroom gemoed der be- 
woners; daaraan zijn. b. v. uithangborden toe te schrijven als de Berg 
Thabor* de Berg Calvarien, die wij op vele plaatsen vinden. Te Vlissingen 
had men: in 9 t Land Gosen s ). Een Dortenaar liet, even nederig als god- 
vruchtig, Klein Jeruzalem op zijn gevelsteen beitelen (wijk B. n°. 161). 
Rome hing meermalen uit, zelfs aan herbergen, als te Bleiswijk en te 
Warmond 4 ). Op een luifel in de Bakkerssteeg te Utrecht was de reis 
van Utrecht naar Rome voorgesteld, door de voornaamste steden, welke 
men op dien weg doortrekt, en daaronder dit gedicht: 

Dit is de regte weg na 't wijtvermaarde Romen, 

Dien ik twee maal te voet ben been en we£r gekomen, % 

En voor de derde maal niet meer verhoop te doen, 

Zoo mijne winkel mij maar fokken kan en voen. 



«) De *orrim, biz. 184. ») Biz. 70, n. s ) Savorscher XV, bl/. 381 . 
4 ) Ned. Stad- en Dorpbuchr. 



Digitized by 



Google 



286 LANDEN, STEDEN, DORPEN, 

Dus, vrinden, wilt maar gelt voor mijne waren bieden, 
Opdat mijn derdemaelse voetgang niet geschieden. 

Die wil na het Hemels Romen 

En raoet voor geen kruissen schromen. 

Zulk een luifel, met zoo vele steden beschilderd, was inderdaad een 
merkwaardigheid, en had wel verdiend, in een Oudheidkundig Museum be- 
waard te worden. Het vers is ook opmerkelijk; de twee eerste regels 
lezende, meent men met een vromen beeWaartganger te doen te hebben; 
de vier volgende verraden den negotiegeest, en de beide slotrijmen zijn 
wedr van stichtelijken aard, wat echter niet belette, dat zijn buurman, de 
kledrekooper, er den spot me£ dreef en op zijn luifel den man Het uit- 
schilderen, met zijn pakje op den rug, — en deze regels er onder: 

* Ziet ik, Romein, drage mijn last, 

Elk zal de zijne drageu, dat gaet vast, 
Moeide hem een ieder met het zijne, dat waar best, 
Want hij zal genoeg te dragen vinden op het lest. 

Dit gaet al mefi na Romen, 
Die kleeren van doen heed behoeft inaar hier te komen. 

Enkele malen lag de grond voor 't plaatsen van afbeeldingen van dor- 
pen voor gevels van huizen in bezitting. Op de Prinsengracht, het 
42* en 13 d0 huis noordwaarts van de Spiegelstraat ziet men Purmerland 
en Polsbroek op de gevelsteenen; wellicht behoorden die huizen aan de 
familie De Graeff, even als de beide Heerlijkheden. 

Somtyds ook bepaalde het getal der huizen, die men bouwen Het, de 
keuze. Op de Prinsengracht over het Paleis van Justitie worden zeven 
gelijktijdig gebouwde huizen de Zeven Provincien genoemd, omdat zij elk 
den naam eener Provincie in den gevel dragen. Wie vier huizen liet 
bouwen, plaatste soms de namen der vier werelddeelen voor de gevels, 
gehjk in de Utrechtschedwarsstraat in de 17** eeuw. In de Kerkstraat 
bij den Amstel hebben vier huizen van 1672 gevelsteenen met afbeeldin- 
gen van 9 t Nuwe diep (een haven met schepen), Huisduinett, den Helder 
en Wieringen. 

Ten negende moeten wy opmerken, dat ook vele geografische uithang- 
teekens (zoo goed als andere) uit den geest van konkurrentie zijn geboren. 
Had een logement de Stad Lyon uithangen en was *t wel vermaard, dan 
kwam een ander er bij en hing la ville de Lyon uit (beiden in de Nes, 
4700), wat, dacht h\j, de Fransche reiziger toch nog beter zou verstaan. 
> Even zoo kwam nevens de Stad Amersfoort ook een Nieuw Amersfoort 
(Nieuwstraat, 4700), en, naast Kopenhagen, 't Gekroont Kopenhagen en 
l Oud Gekroont Kopenhagen (Gelderschekaai, 4700). 

Eindelijk, ten tiende, werden ook voorstellingen van plaatsen geheel wil- 
lekeurig gekozen, alleen met het doel om een mooi uithangbord te heb- 



Digitized by 



Google 



BERGEN, WATEREN, ENZ. 



287 



ben. Zoo hing een tabaksverkooper te Workura de Stad Amsterdam uit, 
en had zich, naar de eene of andere plaat, een Ygezicht laten schilderen, 
dat er gansch niet onaardig uitzag. Nog heden zijn er onder de afbeel- 
dingen van deze soort meer, die een vrij goede en uitvoerige, somtyds 
fraaie, voorstelling van de plaats geven; andere daar-en-tegen zien er uit, 
of zij naar de penteekening van een schoolknaap vervaardigd zijn. Eenige 
zijn nog goed bewaard, andere naauwlijks meer te herkennen, gelijk b. v. 
Vollenhove, waarvan in 't Eersle Deel gesproken is *). De meesten komen 
op gevelsteenen voor,' en zijn van vroeger tijd, daar men H nu meestal 
met den naam alleen afdoet; maar al nam men ook vroeger soms den 
naam alleen, dan geschiedde dat toch altijd met zekeren zwier en be- 
valligheid. In de Haringpakkerij stond voor meer dan honderd jaren 
een voorname herberg, die Oud Saandam heette. Die afbeelding van 
het dorp aan den Zanerdam was toen al te oud en werd vervangen door 
den enkelen naam; — maar dezen, niet op een platte houten plank 
met de kwast uitgestreken, neen, gebeiteld op een kronkelend lint, dat 
op een groote schelp rust, die in een krans van druiventrossen gevat is. 
Tn anderen smaak is de naam Campen voor een pakhuis op de Leidsche- 
gracht aangebracht. H Is een guirlande van bloemen, half bedekt door 
een kleed met franje, waarop de naam staat. De afhangende einden ter 
wederzijde dragen elk een wapenschildje voor Heer en Dame. 

Nog eenige opmerkingen ten slotte. 

Een aardig oud steentje ziet men 
in de Foeliedwarsstraat : de Hael 
in Waterland. Op den voorgrond 
eenige mannen, die aan een touw 
trekken om een schuit over den 
haal te brengen en in H verschiet 
het dorp Rarep. Wij voegen de 
afbeelding hier bij. 't Zijn de boe- 
ren van Rarep f ) die de melkschuit 
overhalen. Vermoedelijk was hier 
eenmaal de herberg of de winkel, 
waar die melkboeren verkeerden. 

Het duin is op de gevelsteenen 
dikwjjls vertegenwoordigd, nu met jagers, als, op den Zeedijk; dan met 
schapen, als Lammerduyn, in de Tweede-boomdwarsstraat. 

Een byzonderheid levert de Bergstraat te Antwerpen op door haar ber- 




DE HAS L lU^TAT BRIAN? 



») Zie de Afbeelding Deel 1, biz $8. 

*) Hoe dit hoofddorp van Waterland eigeutlijk heet is niet uit te maken : — Ransdorp, 
Randorp, Rendorp, Raardorp, Raar-op, Rarep — men vindt het op alJerlei wijxen gespeld. 



Digitized by 



Google 



288 LANDKN, STEDEN, D0RPEN, 

gen van alle soort. Naast den gewijden Berg van Calvarien had men den 
onheiligen Venusberg (nu onlangs door Richard Wagners aTannhauser" 
rneer algemeen bekend geworden) en den Alvenberg, die ons de Noordsche 
mythologie herinnerde; voorts den Reusselberg, den Meulenberg, den Honts- 
berg, den Cattenberg, den Lammerenberg, den Geytenberg, den Blyenberg en 
den Keyenberg l ). 

In den Arenberg leest men voor een gevel op de Groote Staat te Maas- 
tricht, doch daar komt het, blijkens de afbeelding op den gevelsteen, voor- 
namelijk aan op den A rend — t. w. den dubbelen Adelaar, die met elken 
poot op een berg rust *). 

Fonteinen vielen als uithangteekens steeds zeer in den smaak, ook om- 
dat men er iets eerwaardigs aan hechtte, om de voorname rol, die putten 
en fonteinen in 'tNieuwe zoowel als in 'tOude Verbond, en zoowel in gees- 
telijken als in werkelijken zin, spelen. Toch kwam men in meer dan eene 
inrichting, waar de Fontein uithing, juist niet om psalmen te zingen of zich 
met vrome overpeinzingen bezig te houden. — Te Parijs had voor een veer- 
tigtal jaren de wijnkooper Joublin in de rue de Gharonne op zijn uithang- 
bord zyn huis met de fontein, die er bij stond, laten uitschilderen met het 
bijschrift: a la Bonne Fontaine. Dat was voor een wijnkooper wat al te 
naief, en gaf aanleiding tot het liedje : 

Cest Veau qui rums /ait boire 
Dti vim 

Te Amsterdam vindt men op de Baangracht bij de Looiersgracht voor 
een pakhuis nog, op een mooien gevelsteen: de 3 Fonleyne. 't Is de af- 
beelding van een buitenplaats van voor anderhalve eeuw (toen H ook naby 
Amsterdam aan geen springende fonteinen ontbrak) met drie fonteinen op 
den voorgrond; waarschijnlijk de buitenplaats van den koopman, die dat 
pakhuis heeft doen bouwen. 

't Conduyt (leiding) was een Delftsche brouwerij in de 17 de eeuw. Hier 
was het uithangteeken ontleend van de waterleiding der brouwerij, langs 
welke 't opgepompte water naar de ketels werd gevoerd. 

't Putje is bekend uit de putjes-uitgaven, waar 't op het titelblad pronkt, 
met het onderschrift : Elck zijn beurt, zinspelende op de twee emmertjes, 
die beurtelings op- en nedergaan. — Een Fransch wijnhuis had voor vele 
jaren ook een Put uithangen met de woordspeliag : le Puissant Vin 3 ). 

Wij hebben zoo even de stad Lyon in de Nes geaoemd — Lyons stond 
er eigentlijk — en willen dit Uoofdstuk met een historische herinnering 
besluiten. Daar was in 1787 de Burger-Societeit gevestigd, en op Vrijdag 
24 Augustus werd op de bovenzaal een vergadering gehouden, waar wel 



>) Antwerpen, Wz. 17. 8 ) Medegedeeld door Jhr. V. de Stuers. 

3 ) H. Sadvel, Antiques de Paris. 



Digitized by 



Google 



BF.RGF.N, WATF.RF.N, F.NZ. 289 

twee honderd afgevaardigden bijeen waren uit alle Patriotsche Vereeni- 
gingen en zelf opgeworpen lichamen, die in die dagen 't land regeer- 
den of liever in de war stuurden. De voorzitter was Mr. Reyer van 
den Bosch uit Delft, en de beraadslagingen liepen over den invloed van 
*t volk op de regeering, over de vrijheid van de drukpers, enz., maar meer 
bijzonder over het verkiezen van 25 nationale gekonstitueerden tot de 
zaak der onderhandelingen te Parijs. Immers men vertrouwde natuurlijk 
onze Ambassadeurs niet en die moesten zoo'n keurbende Patriotten naast 
zich krijgen om hun te zeggen hoe 't hoorde. H Was toch zoo verre 
gekomen, dat de bijzondere korporatien, die geen mandaat hadden, dan 
van zich zelven, zich, in naam des volks, als soeverein en de Staten als 
uitvoerders hunner bevelen beschouwden. Maar de wind draaide eer men 
't verwacht had. De groote vergadering in de Stad Lyons was op 25 Augus- 
tus op reces gescheiden, om den 47 den September terug te komen; maar 
toen waren de Pruisen al in 't land, en maar een klein hoopje van de 
dappere demagogen, de meesten met vrij benaauwde gezichten, vertoonde 
zich deze reis in dezelfde zaal, waar men nog geen maand geleden zoo 
luid gekraaid had, — en men ging maar spoedig we£r naar huis, omdat 
niemand wist wat te doen of wat te besluiten. 



II. 49 



Digitized by 



Google 



TWEEDE HOOFDSTUK. 



BURGEN EN KASTEELEN 



JxLy house is my castle, zegt de Engelschman, en, is het gezegde bij 
ons niet tot spreekwoord geworden, de zaak zelve is bij ons altijd even 
zeer zoo beschouwd als in Engeland. Men woonde bij ons van ouds liever 
in een klein huisje, dan dat men, als in Frankrijk, bij troepen in 't zelfde 
hotel verblijf hield; maar in dat huisje wilde men dan ook vrij zijn, als 
de edelman op zijn burg: dit denkbeeld drukte men gaarne in zijn uit- 
hangteeken uit, en menige geslachtnaam, op burg uitgaande, zal nog, lang 
nadat alle oude gevelsteenen vermorseld zijn, de herinnering bewaren der 
burgen, die voor onze gevels pronkten. 

Vooreerst kwam en komt nog de Burg zonder toevoegsel zeer dikwijls 
voor. De Burg was in de 16 de eeuw een herberg in den Haag, waar de 
afgevaardigden, die Amsterdam ter dagvaart zond, hun gewone verblijf 
hielden; de Burg was in H begin der 17 de eeuw de brouwerij van Cornel is 
Glaesz. Hasselaer te Amsterdam, en de Burg is nog een logement te Alk- 

maar, aan 't Nieuwediep, en 
elders — om niet eens van den 
Burg te Leiden te spreken, die 
werkelijk in zijn tijd een burg 
geweest was en waar in onze 
dagen de kastelein, altijd nog 
onder den titel van Burggraaf, 
promotiepartijen en fijne sou- 
pertjes gaf. — De vorm van den 
Burg als uithangteeken was ge- 
woonlijk die van een zwaren 
toren met een plat dak, een 
poort in 't midden, twee spie- 
gaten daarboven en een borst- 
wering met kanteelen om het 
plat. Maar somwijlen was de Burg van cierlijker en meer samengestelden 




Digitized by 



Google 



burgen en kasteelen. 291 

bouwstijl, als b. v. op den gevelsteen op den Schiedamschen dijk te Rot- 
terdam, dien wij op de vorige bladzijde te zien geven. — Zeldzaam ver- 
scheen de Burg verguld, meermalen gekleurd, b. v. de Blaauwe Burg, een 
voormalige ververij op de Heerengracht, en de Roods Burg, waar onder- 
scheidene families Roodenburg naar heeten. De Gekroonde Burg kwam 
ook hier en daar voor, en Kroonenburg werd somwijlen voorgesteld door 
een Burg met een Kroontje daarboven. 

Meest komen de Burgen op gevelsteenen voor: enkele malen opuithang- 
borden. 't Zijn somtijds afbeeldingen van burgen, die werkelijk bestaan, 
of bestaan hebben; somtijds kasteelen in de lucht. Wij zullen van elke 
soort eenige voorbeelden opgeven. 



I. 

Eene der oudste afbeeldingen van burgen, die wij kennen, is die van 
den Enghelenburch, het kasteel van Rome, te Amsterdam, in het begin 
der zestiende eeuw; deze hing uit »in die Kercstrate (d. i. Warmoesstraat), 
bij die Papenbrugghe," bij den boekdrukker Doen Pieterssoen, die in 1525 
uitgaf »een cleyne corte Informacie, om te verdienen dye Stacien ende 
Oflaten der Seven Kercken van Romen." Al vroeger echter (1523) had hij het 
Nieuwe Testament, volgens de overzetting van Luther, in het Nederduitsch 
uitgegeven, dat zoo gretig ontvangen werd, dat hij daarvan in 1526 een 
tweeden druk uitgaf, en in 1527 ook het Oude Testament, onder den titel 
»Dye alderheylichste Bibel." Later hing de Enghelenburch uit in de Sint- 
Annenstraat, bij Willem Jacobszoon, die Doens opvolger schijnt geweest 
te zijn, en die in 1568 een Mirakelboekje, en in 1572 een Liedeken van 
Broer Hendrik van Biesten uitgaf. 

De Burg van Leiden, zoo even vermeld, hing zeer dikwijls uit, zoo wel 
op borden geschilderd als gebeiteld in steen. Het Kasteel van Bur en pronkt 
nog op een gevelsteen te Utrecht tegenover Paushuizen l ); het Kasteel 
Vreeburg op een gevelsteen te Delft, van 't jaar 1609, met het onderschrift : 
Dit is in Vreborch tot Utrecht, en het Casteel van Limborg, op een gevelsteen 
in de Hoogbruggestraat te Wijck bij Maastricht *). H Slot van Egmondt 
te Amsterdam op den Oude-zijds-voorburgwal bij de Armsteeg prijkt in 
een gevel, die bovendien met een aantal koppen vercierd is. Kroonen- 
burgh vindt men op de Brouwersgracht bij de Lindengracht, en J t Huys te 
Bentem in de Bethaniestraat bij den Kloveniersburgwal. '/ Casteel van JSieu- 
wenhuys hing in de 17 de eeuw uit bij den kuiper Dirk Jansz. op den Oude- 
zijds-achterburgwal. en 't Kasteel van Antwerpen was, in 't midden der!8 de 
eeuw, een logement naast het postkantoor. 



! ) A*. Ulr. Courant 1867, n°. 502. *) Medegedeeld door Jhr. V. de Stuers. 

19* 



Digitized by 



Google 



292 BURGEN EN KASTEELEN. 

De Ruine van Brederode verciert een koekebakkers-uithangbord te Bloe- 
mendaal, en in de Westerstraat te Amsterdam zou men meenen het slot 
in welstand te zien; immers op een geveisteen aldaar leest men, onder de 
afbeelding van een kasteel met torens, poort en brug: Van Breroo, doch 
de steen is uit de 17 de eeuw en de voorstelling een dichterlijke vryheid. 
Even zoo is dit het geval met een steen in de Zanddwarsstraat, waarop 
men een kasteel vertoond ziet met het bijschrift : in 7 Huys van Nassou, 
dat nog op een aantal plaatsen voorkwam, als in de Leidschedwarsstraat, 
in de Tweede-leliedwarsstraat, enz. 

Doch ook een meer bij ons bekend en nog bestaand slot, en dat in 't 
jaar 1867 meer bezoekers kreeg in drie dagen dan ooit te voren in drie 
jaren, het Slot te Muiden, is nog, zeer goed afgebeeld, op een geveisteen 
op de Weesperstraat bij de Keizersgracht te vinden. Vroeger was het ge- 
schilderd op het uithangbord van een kroeg in de Muiderstraat met dit 
rijmpje, dat niet van Hooft, niet van Huygens en ook niet van Von- 
del is : 

* In 't Slot van Muyon 
Daar is 't goet bniyen 

Voor die mogen tabak en wijn. 

Wie droes zou dan niet vrolijk zijn? 

Sommige aanzienlijke huizen hadden hun eigen naam tot uithangteeken, 
somtijds met, somtijds zonder een afbeelding, ook wel met een rijm, als 
b. v. in den gevel van het Huis Blanch est eyn te Arnhem: 

In olden tiden was ic wel becant 
Ooc eer men eenighe Voochden van Gelre vant. 

Doe Vrou Leonora regierde 't Lant 
Was ic al en blijf noch de Blanckesteyn 'gen ant *). 

Het Huis Fluytesteyn y op den hoek van 't Springweg en de Haverstraat 
te Utrecht, is nog kenbaar aan een steen met dit opschrift: 

Die mynen naem wilt weten 
Fluytesteyn ben ik geheten, 1654 *). 

En een huis op 't Springweg aldaar heeft een geveisteen met de afbeel- 
ding en 't bijschrift: Dit huys heet Scherpenburch 3 ). 



II. 

De gefingeerde Burgen zyn, vooreerst, zinspelingen op den naam van 
den bewoner, als vroeger zeer gebruikelijk waren. De Admiraal Tromp 



') Medegedeeld door den Heer P. Nijhoff te Arnhem. 
*) 3 ) A. Utr. Courant 1867, n°. 501. 



Digitized by 



Google 



BURG EN EN KASTEELEN. 293 

noemde zijn landhuis te 'sGraveland Trompenburg en mijn Heer Van Pin- 
gelen het zijne, aan den Amstel bij 't Kalfje, Pingeletiburg. 

De Hagenaar Cor. Mich. Soetens stichtte, in 't midden der 47 de eeuw, 
een lustverblijf boven op het duin, »tot Scheveningh aan zee", en noemde 
het Soetenburgh. Huygens getuigde van hem : 

daer d' onkundige verechricken op den Duyn, 
Staet hy der soo gerust als midden in sijn' Thuyn. 
Getuygh Nieuw Soetenburgh, op H steilste van die bergpn, 
Spijt wind en waternood, en scbier om bei te tergen, 
Voorsichtigb, moedigh, en vermaeckelick geplant. 

Zoo vindt men in het Kattegat te Amsterdam een gevelsteen met een 
burg en het bijschrift: Grootenhirg, en een in de Utrechtschedwarsstraat, 
die een kasteel vertoont, waartegen een ladder geplaatst is, waarbij twee 
mannen met hamers staan te kloppen, met het onderschrift : Kloppenburg. 
Men weet, dat Kloppenburg, als geslachtnaam, reeds vroeg te Amsterdam 
bekend was, en hoe zich aldaar vooral de Predikant Joannes Cloppenburgh 
een naam maakte, door in 1628 met zijn ambtgenoot Smout tegen de ver- 
draagzaamheid der Regeering te ijveren, doch in 't volgende jaar zich ge- 
noodzaakt zag, de stad te ruimen, en in 1630 een beroep aannam in den 
Briel, waarop Vondel l ) doelt in de volgende verzen: 

Geen stokobi'and inagh hier den wervel draeyen. 
De tocbtschuyt leyd gereed voor alP die oproer kraeyen, 
Als Smout en Cloppenburg, wien nu bet berte breeckt. 
Soo dick by, in den Briel, voor rcr paer ooren preeckt. 

Toch werd de man nog Professor, eerst te Harderwijk, later te Franeker. 

Ook Vinckenborch, Kuypenburgh, Beverenbnrgh, Rodenbitrg en Marienburg, 
die te Dordrecht in wijk B ge von den worden *), zijn vermoedelijk zinspe- 
Hngen op de namen der bewoners; bij Balen vindt men er in de 17 de eeuw 
nog Zwartsefiborg, Itijnenborg, Groot- en Klein Kruyssenburg, enz. 't Eerst- 
genoemde bestond reeds in H begin der 46^ eeuw, Rijnenborg in 1374 8 ). 

Andere burgen zinspelen op 't bedrijf van den eigenaar. Paardenburg 
is een uitspanning te Ouderkerk, en de Burg, waaruit een Beer op- 
stijgt, staat boven op den gevel van 't huis op de Stroomarkt, waar de 
j>Beerenburger maagkruiden" verkocht worden. 

Andere we^r zijn ontleend aan de lokaliteit. Op een gevelsteen van 
4737, by de Tolsteegpoort te Utrecht, derhalve in dien tijd bij de stads- 
wallen, staat Wallenburgh. 

Er is er zelfs, die een dichterlijken oorsprong hebben, gelijk de steen 



») leven en Werken, Deel III, biz. 77. 

2 ) Medegedeeld door den Heer Smits van Nieuwerkerk. 

») Balek, biz. 70 en 71. 



Digitized by 



Google 



294 



BURGEN EN KASTEELEN. 



met Swanen-burch in de Slaalstraat te Amsterdam, die aan Vondels »Gys- 
breght van Aeiiistel" het aanzijn dankt J ). 

Een groot aantal Burgen op gevelsteenen is ontstaan bij toespeling op 
Psalm XVIII, vs. 3: »De Heere is mijne steenrotze ende mijn borcht". 
Vooral het beroemde lied van Luther: Ein festei* Burch, u. s. w. y had bij- 
gedragen om de woorden van den Psalmist populair te maken, en, zoo wel 
op zegels van Hervormde kerken als op gevelsteenen komt een Burg met de 
woorden: de Heere is mijn Burg of Nomen Dei turris fortis meermalen 
voor. Werd echter in Bijbeltaal gesproken van een burg, op een rots 
gebouwd, ten onzent begreep men het zinnebeeld naar den aard van 't 
land te mogen wijzigen en den Burg aan 't water te zetten, meest aan 
zee, en dan somtijds met een uithangende lantaarn en een zeilend schip 
op den achtergrond. Een mooi exemplaar, dat van 1685 is, vindt men op 




j GOD iSriY N BURGH 



den Oude-zijds-achterburgwal bij de Oudekennissteeg. 

Van onderscheidene Burgen op gevelsteenen is 't niet meer uit te ma- 
ken, of zij huizen of hofsteden voorstellen, die werkelijk bestonden, dan 
wel aan een zinspeling bun ontstaan danken. 

Te Hilversum vertoont een gevelsteen een kasteel met torens op een 
bergje, en daaronder : KASTEEL VLIENB°RG ; een ander, te Utrecht in de 
Juflerstraat, een huis op een rots, met: Het Huis Bloomberg; op den hoek 
der Hamburgerstraat: in Romerborg; voor een brouwerij: Klein Payenborch *). 

Te Amsterdam vindt men gevelsteenen met Bemalenburg (Zandstraat), 
het Huis llingenburg (Oude-waal), Rustenburch y een groot kasteel met 
vlaggen op de torens (Leprozengracht), Scliotenburcli (Krom-Boomssloot) ; 
doch wij achten 't noodeloos er meer te noemen. 



') Zie J. ter Gouw, Am$L. Kleinigheden, biz. 12 1 — 136, \vn;ir ook destoen is afgolM*eld. 
*) A'. Utr. Courant 1867, n°. 501. 



Digitized by 



Google 



DERDE HOOFDSTUK. 

AFBEELDINGEN VAN GEBOUWEN. 



lot het uithangen van gebouwen waren verschillende aanleidingen. 
In de eerste plaats geschiedde zulks door vreemdelingen, die, bij 't opvatten 
van eenig bedrijf, van welken aard ook, het hoofdgebouw van hun geboorte- 
plaats, H zij stadhuis, kerk of toren, lieten uithouwen of schilderen. Een 
Hamburger opende in de 17 de eeuw een logement op de Gelderschekaai, 
en, op H bezoek zijner landslieden hopende, hing hij 't llaadhuis van Ham- 
burg uit. Ook '( Raethuis van Cuelen in de Oude-teertuinen (in 1656 een 
R. K. Kerk), '/ Raethuys van Wesel op de Heerengracht (waar in 1664 
de koopman Willem Clermont woonde), '/ Stadhuis van Hoorn in de 
Spuistraat bij de Korsjespoortssteeg (mede een R. K. kerk, die in 1763 
geheel herbouwd werd, doch 'toude uithangteeken behield), de Toren van 
Amersfoort [te Hoorn *), de Groninger Tor en en de Munnekedatnmer Torm 
in de 16 de eeuw te Amsterdam, de Diemerloren in de Yijzelstraat op den 
hoek der Keizersgracht, de Kei'k van Diemen 1663 in de Bloemstraaf, de 
Dom van Kettlen te Kampen, en een aantal anderen zijn, hoogst waar- 
schijnlijk, hun naam aan een dergelijke oorzaak verschuldigd. 

Een tweede aanleiding tot de keuze van zoodanig gebouw als uithangteeken 
gaf het wonen in de onmiddellijke nabijheid daarvan s ). Aan een herberg 
op den hoek van de Gravenstraat en den Voorburgwal hing de Onvolmaakte 
Toren uit; *t was die van de Nieuwe kerk daartegenover, een steenmassa, 
die in 1785 geheel afgebroken en nu reeds vergeten is. Zoo hing een 
tabaksverkooper te Leeuwarden zijn Oldenhoof uit, mede een onvolmaakten 
toren, en een ander te Franeker y t Stadhuis van Franeker. Een loodgieter 
te Amsterdam op de Westermarkt had de Westwkerk op zijn uithangbord 
en daaronder: 

* Id de groole hooge kerk 

Maakt men scheeps- en burgcrwvik. 

») NunoFF, Bijdr., Deel IV, biz. 173. 2 ) Verg. Deel 1, biz. 127. 



Digitized by 



Google 



296 AFBEFLDINGEN VAN OKBOUWEN. 

in de Donkeregaard te Utrecht hing weleer de Groote Domtoren uit, in 
hout gebeiteld, en die nog op 't Stads-Archief bewaard wordt *). Te Am- 
sterdam staat hoog in den gevel van een huis in de Zwanenburgerstraat, het 
tweede van den Amstelkant af, een groote afbeel ding van de Blaauwbrug 
in de eerste helft der 17 d * eeuw met het onderschrift: De Blaavwbrvgh over 
den Amstel, welke brag, in 1601 gebouwd, voor een heerlijk werkstuk gold. 

Zoo hingen, te Groningen, te Sneek en te Amsterdam, tabaksverkoopers 
de Waag uit, omdat het zoo genoemde gebouw in nun nabijheid was, — in 
laatstgemelde stad de Regulierstvaag op den hoek der Breestraat; — en een 
herberg op den Amstel de Keulsche Waag, die daar weleer stond. Zoo 
had men in den omtrek der Beurs aldaar onderscheidene logementen, kof- 
fiehuizen en winkels, waar de Beurs uithing. En elders was dat hetzelfde. 

Maar het gebouw, waar het uithangteeken op wees, behoefde juist niel 
in de buurt te staan, als het maar door de plek, waar men zich bevond, 
in H geheugen werd geroepen. Voor bijna 20 jaren hing in de Oude-teer- 
tuinen, boven de deur van een theewinkel, het Oude S lad finis uit. 't Was 
een zeer fraai geschilderde afbeelding, gevolgd naar de ets, die in Dappers 
»Beschrijving der stadt Amsterdam" voorkomt, en 't Stadhuis voorstelt, dat 
in 1652 is afgebrand. Nu heeft dat Stadhuis wel nimmer aan den Y-kant 
gestaan, maar toch is 't te bejammeren, dat het op zich zelf fraaie stuk 
door de vereenigde krachten van we£r en wind en van bezems en glaze- 
wasschers is te niet gegaan. 

Een niet minder fraai uithangbord, geschilderd door N. M. Wijdoogen, 
en den Haringpakkerstoreti bij winter voorstellende, hing voorheen aan een 
tabakswinkel op den hoek van den Nieuwendijk en Haringpakkerij, en on- 
derging gelijk lot 3 ). 

Een herberg op den hoek der Utrechtschestraat en Achtergracht, alzoo 
liggende aan den weg, die naar Utrecht leidde, had in de vorige eeuw 
een bord uithangen, waarop de Dam van Utrecht geschilderd was; thans 
staat de figuur in 't glas boven de deur geschilderd. Om gelijke reden heeft 
een herberg op 't Haarlemmerplein het stationsgebouw uithangen, met het 
onderschrift: Aankomst der Spow. H Is voorwaar een dubbel stoute rhe- 
torische figuur, waardoor men niet alleen van het Spoor een vrouwsper- 
soon maakt, maar haar zeifs laat aankomen! 

Een merkwaardig gebouw, dat vroeger ergens gestaan had, gaf mede 
aanleiding, dat terzelfder plaatse later een uithangteeken zulks in herin- 
nering bracht. Te Maastricht in de Brugstraat vindt men een gevelsteen 
met het Kerkxken 1740. 't Is de afbeelding der Kapel, aan St. Evergistus 
gewijd, die tot voor twee eeuwen op die plek gestaan heeft s ). 



') JV. Utr. Courant 1867, n°. 502. 5 ) Zie Deel I. biz. 186. 

;< ) Medegedeeld door den Heer van der Noordaa. 



Digitized by 



Google 



AFBEELDINGEN VAN GEBOUWEN. 297 

Even zoo ziet men te Amsterdam op 't Koningsplein tegen H hoekhuis 
der Heerengracht de Heyligeweghspoort uitgehouwen, die van 1636 tot 1663 
daar gestaan heeft. Toen, nu honderd jaar geleden, de boekverkooper 
Pieter Jan Entrop in dat huis woonde, prijkte die steen in den voorgevel; 
bij de herbouwing werd hij naar den zijmuur verplaatst. 

Somtijds was het de nieuwheid van een gebouw, die een uitloksel was 
om het te doen schilderen. Lang voordat het Paleis voor Volksvlijt zich 
nog in zijn ijzeren volkomenheid vertoonde, stond het reeds in effigie te 
pronken op 't uithangbord van een tabakswinkel op de Utrechtschestraat ; 
en van de redevoeringen, uitgesproken bij de onthulling van 't Monument 
op den Dam was nog 't laatste woord niet gesproken, of de nabootsing 
daarvan kwam al boven de deur van een tabakskooper op den Zeedijk. 

Wie aan de oprichting van een voornaam gebouw had medegewerkt, 
droeg daar gaarne roem op en trachtte ziilks wel eens op blijvende wijze 
in herinnering te brengen. Wij zien daarvan een bewijs in twee gevel- 
steenen in de Tuinstraat, waarvan de eene H JSieuwe Diakens-Weeshuys 
voorstelt, dat in 1657 is gebouwd, en de andere den bouwmeester zelf, die 
van Breda was, met den truflel in de hand, tusschen de wapens van Am- 
sterdam en Breda, met het onderschrift: de Bredase Messelar. 

Een andere reden om een gebouw uit te hangen lag in de vermaardheid 
die het verworven had. Daarom ziet men alom uithangborden, of ge- 
velsteenen, die den Keulschen' Dom, de Zeven Kerketi van Homen, de Brag 
van Londen, de Bears van Amsterdam, H Loo of het Kotnngs Loo (sedert 
Willem III) de Oranjesaal (te Dordrecht, als variant, de Gouden Zaat) 
voorstellen. 

Daarom ook vindt men te Maagdeburg een Colosseum en een Walhalla; 
van het eerste zegt Remme in 't meergenoemde Magdeburg in Sommer: 

Ini schoncn Colosseum da bait Concilium, 

Der Ausschus von dem besten und feinsten Publikum. 

Und dennoch kommt mitunter bei diesem edlen Chor. 

Wenn meistens auch nach Zehne ein Intermezzo vor; 

Docb was sich scbakernd necket, sich auch fast immer liebt. 

Dies alte wahre Sprichwort bier bald den Ausschlag giebt. 

Van het laatste: 

Walhalla, G6tterballe! du susses Paradies, 
Wie kam 's dass Terpsichore in dir sich niederliess ? 
Wo abgeschied'nen Helden sonst nur der Lorbeer winkt, 
Dem Lebenden noch Schonres zu holen bier gelingt: 
Denn Sonntags wird ein Tanzchen fidele aufgespielt, 
Wobei das grdsste Lumen sich oft sein Muthchen kOhlt. 

In de 16*" en 17 de eeuw was de Warande te Bnissel beroemd — het 
Park van 't Hof, doch waar gedurende zekere uren van den dag een 



Digitized by 



Google 



298 



AFBEELDINCEN VAN GEB0UWEN. 



iegelijk voor een geringe entree niocht wandelen. Dat dedeii in 1564 twee 
leden derRegeering van Oudewater, die naar Brussel waren afgevaardigd, 
en bij hun t' huiskonist de verteering aldaar geraaaki, in rekeuing brach- 
ten, als: 

*In de Warande te gaen i st. 

*Aen noeten in de Warande ij d. ')." 

De heeren badden dus ieder vier duiten aan den ingang betaald en 
zicb aan 6en duit noten vergast. 

Die Warande nu werd dikwijls uitgehangen, niet slechls aan herbergen, 
maar ook aan winkels, als uit het volgende rijm blijkt, dat men te 's Gra- 
venhage las: 

* Hier in de Brabantsche Warande 
Verkoopt meu velerhande 
Mutzen, valhoeden en leybanden. 

Te Wulpen in Vlaanderen leest men nog voor een kroegje: in de Wa- 

rande verkoopt men dranken en melk. 
Eindelyk, te Vlissingen vindt men een uithangteeken van deze sooil, 

dat oorspronkelijk een eereteeken was; 't is een gevelsteen met den Bos- 

scher Toren in de St. Jacobsstraat. Toen 
in 1629 Prins Frederik Hendrik 's Herto- 
genbosch belegerde, nam zekere Pieter 
Jansen, die vroeger onder de Spanjaards 
gediend bad als sergeant, docb tbans 
gehuwd was, en te Vlissingen als snijders- 
knecht werkte, dienst als vrijwilliger en 
syh KeaeLLCtt wer d tot vaandrig benoemd. Er werd 
bres geschoten en de belegerden zonden 
een trompetter om wapenstilstand te vra- 
gen. Die gelegenbeid nam Pieter Jansen 
waar, zijn vaandel om 't lijf windende, 
sloop hij de stad in en Hep naar de kerk. 
Hier het torendeurtje open vindende, ijlt 
hij naar boven, beklimt den torentop, maakt 
zijn vaandel vast aan 't kruis en keert terug 
gelijk hij gekomen is. Belegerden en be- 
legeraars waren even verbaasd, 't Oran- 
je, blanje, bleu van den toren te 
zien wapperen. De hoofden daar binnen 
dachten aan oproer of overval, de bezet- 
telingen en de burgerij meenden, dat tot 



DCRBOJIOC 



DICWSfCKJMBt 



TTfLCCfieM 



TOT.JPJ *P\L 



M» V%K VIAAJOV 




TORENBOV 



DOC 1T6LLC 



TJf 



mil 




VD 



l ) Km. Hut. Gen., Deel XV, biz. 266. 



Digitized by 



Google 



AFBEELDINGEN VAN GEBOUWEN. 299 

de overgave besloten was, de belegeraars dat zij mi vry konnen inrukken; 
in 't kort, ieder was in de war; doch de uitkomst was, dat de Prins 
meester werd van de stad '). Toen hij nu later vernam, wat hij aan de 
koene list van den Vlissinger te danken had, bood hij dezen bevordering 
aan indien hij wilde blijven dienen ; doch hij weigerde dit. De Prins ver- 
eerde hem daarop een beurs met vijfhonderd dukaten en een afbeelding 
van den toren in zilver. Voor 't geld kocht onze gewezen vaandrig zich 
een huis en plaatste de afbeelding van den toren in den gevel, als hier- 
voren te zien is. 't Gebeurde in later tijd, dat in 't weeshuis kinderen 
werden opgenomen, die van hem afstamden. Onder hetgeen hun toebe- 
hoorde vonden Diakenen een lommerdbriefje. waaruit bleek, dat de zilve- 
ren toren was beleend. Deze werd door hen gelost en in de weeshuis- 
school opgeveild. De zilversmid Lambrecht van der Woordt kocht den toren 
voor twintig dukatons, maar verkocht hem we£r aan Monsr. Samuel 
Bonnecroi, die 't stuk bij uitersten wil aan de stad vermaakte *). 

Afbeeldingen van kerken zyn legio; doch te Dordrecht vindt men ver- 
scheidene kapellen. Op een gevelsteen in wijk B. n°. 19 Wijnkoopers Ka- 
pel a . 1594. 't Is de kapel van 't Wijnkoopersgilde, gesticht in 1325, 
die in 1586 tot een Walekerk ingericht en later, in 1656, den Engelschen 
Avanturiers (Merchant-adventurers s ) tot een kerk is afgestaan 4 ). 
Voorts, in de Voorstraat, de Ploegkapel, 0. L. ^rouwenkapelle van de 
Ploeg, in 't begin der 15** eeuw gesticht en in 1613 tot burgerwo- 
ningen vertimmerd ') en de Kruyskapel — »de H. Kruyskapelle," in 
1306 gesticht en in 1645 in een pakhuis veranderd, voor welks gevel 
te lezen stond : 

Dit Huys is wel befaemt, 
De Kruyskapel is 't genaemt. 

Eindelijk, de Kapel van Kromelleboog, d. i. de 0. L. Vrouwenkapelle 
in den hoek van den Kromelleboog, gesticht in 1313 en in de 17 di eeuw 
in burgerwoningen veranderd 8 ), 

Poorten werden vooral uitgehangen in de straat, die er heen leidde. 
Men vindt ze gewoonlijk aan tabakswinkels en herbergen, en wij achten 't 
onnoodig er voorbeelden van op te geven. Maar ook poorten van ver 
afgelegen steden werden somtijds uitgehangen. Nog ziet men te Ainster- 



') Vgl. Van Wun op Wagenaar Deel XI, biz. 109; Verh. Van H Zeeuwsch Genoot- 
schap der Wetensch. Deel XI ; Te Water, Inhuldiging van Willem V als Erfheer 
van VUsstngen, biz. 52. 

3 ) Medegedeeld door den Heer P. Goeree. 

*) Zie over hen Wagenaar Vad. Hist. Deel IX, biz. 6 i*u 7. 

4 ) Medegedeeld door den Heer Smits van Nieuwerkerk. Vgl. Baler, biz. 193, 195. 
% ) •) Baler, biz. 196. 



Digitized by 



Google 



300 AFBEF.LDINGEN VAN GFBOUWEN. 

dam (in de Spuislraat naast het Postkantoor) in een nieuwen gevel een 
ouden steen, waarop een Stadspoort met twee torens is afgebeeld en 
daaronder: die port van liwbvrch. 

De Torens die uithingen zijn ontelbaar; wij bepalen ons tot Sen voor- 
beeld. Op den Fluweelenburgwal vond men in de 17* eeuw In de Muy- 
sen-toren. Ieder kent dien toren, vroeger zoo schilderachtig aan den voet 
van 't Niederwald in den Rijn gelegen, doch die thans schier niet meer 
opgemerkt wordt, nu een lomp en log «tationsgebouw cum annexis daar 
vlak tegenover de halve rivier ingenomen en het geheele gezicht bedorven 
heeft; en ieder kent ook uit Murray of Baedeker de legende van Bisschop 
Hatto en de verschillende lezingen aangaande den naamsoorsprong van 
dien toren ; doch, hoe die te Amsterdam op den Fluweelenburgwal kwam, 
vertellen Murray en Baedeker niet — en wij zullen 't ook niet zeggen, 
omdat wij 't even min weten als zij. 

Geen stad, hoe klein ook, die in de middeleeuwen, en tot op 't einde 
der 16 4e eeuw, niet haar Schuttersgilden had, en dus ook een Doe I, 
Doele of Do el en ('t woord komt met drieerlei spelling en in driee'rlei 
geslacht voor) waar de Schutters zich vereenigden en oefenden, waar zij 
schoten en praatten, en — wat er hier en overal bij behoorde — aten 
en dronken. Het kasteleinschap in die Doelens was dan ook een winst- 
gevend baantje en bleef dit ook na de opheffing der Schuttersgilden, toen 
die Doelens in logementen veranderden, en, even als de Rechthuizen 
op de dorpen, werden in de steden de Doelens alsde voornaamste loge- 
menten geacht. Toen Huygens in 1660 met zijn vrienden en vriendinnen 
een uitstapje naar Rotterdam maakte, was bij hun aankomst aldaar hun 
eerste weg naar de Doelen, om bij den dikken kastelein Swaenenborgh een 
middagmaal te bestellen: 

Van 't Veer trock 't Leger, op zijn voetjens, na de Doelen; 
Daer 't Vrouw-volck, hoofd voor hoofd, xijn meeslerlick gevoelen 
Van Snoeck en Baersen sprack ; maer Baersen, Baersen, Heer 
Wat waren 't Baersen ! 

En daarna volgde een wandeling door de stad, die vrij lang duurde, 

Eer yeraand hopen moght dat m' in den Doel belcnde. 

In 't ende raeckte m' er, en aen den ronden Disch, 

Daer 't vreeslick afliep met den hooghgemelten Visch. 

De honger was zoo scberp van kijcken en van praten, 

Dat het de Baers ontgold tot op de leste grate n. 

En 't is geloofelick dat dicke Swaenenborgh 

Stond met zijn Huysvrouwtje en hy keeck niet sonder sorgh, 



l ) Balbn, biz. 196. 



Digitized by 



Google 



AFBEELDINGEN VAN GEBOUWEN. 301 

Dat het bij dat geslick sijn tinnewerck moght gelden l ). 

Men sagh 't oock aen 't gelagh, dat by soo ruympjens stelden, 

Dat daer wat meerder scheen gegeten als geschaft. 

En de Doelens behielden den voorrang, totdat de vooruitgang der tijden 
ze — hoewel nog lang niet overal — door nog voomamer logementen 
overvleugelen deed. 

Op een gevelsteen te Dordrecht, wijk C n°. 1179, leest men: Heelhaaks- 
doel 1730. De St. Kristoffels- of Heelhaaks-Doelen stond tot in 't laatst 
der 16 de eeuw in 't Steeg-over-sloot. De heelhaaks, waarmeS de schutters 
van dit gild waren gewapend, waren dubbele bussen, zoo genoemd in tegen- 
stelling der halfhaaks of handbussen. Op een gedeelte van H erf van dezen 
Doelen is in 1657 de aanzienlijke huizing Doelesteyn gebouwd door den 
Tresorier Kornelis Vaans 2 ). 

Ook Bruggen dienden in ons waterrijk land meermalen tot uithang- 
teekens. In de vorige eeuw was de Steene Brug een druk bezochte her- 
berg aan den Buiten-Amstel (Utrechtsche zijde). Boven de deur stond een 
uithangbord, waarop een brug met drie bogen geschilderd was, over welke 
een jager zijn paard dreef. Nog voor eenige jaren zag men een dergelijk 
bord met gelijk onderschrift boven een kroeg in een kelder daaromtrent, 
die den titel der verdwenen herberg had overgenomen. 

Ook de Steenen Molen werd uitgehangen aan herbergen, die in de buurt 
van zulk een molen werden opgericht. Trouwens Molens en Molen- 
tjes, zonder adjektief, hingen en hangen nog overal in menigte uit. Onder 
de gekleurde was vooral de Roo Molen in trek ; in de Kalverstraat hing hij 
in 1656 aan een R. K. Kerk uit. De Gouden Windmolen, die nog in de 
Groote Staat te Maastricht op een gevelsteen te zien is, was in de vorige 
eeuw de herberg, waar, eer zij nog een eigen herberg hadden, de Gede- 
puteerden van Hunne Hoogmogenden logeerden, als zij om de twee jaren 
in die stad kwamen om de hangende geschillen af te doen. Volgens het 
zeggen van oude lieden hebben in dien Windmolen achtereenvolgens Vol- 
taire en Cagliostro gelogeerd 8 ). 

Te Dordrecht in de Nieuwstraat staat op 't uithangbord van een krui- 
denierswinkeltje een Molen en een zeilend scheepje geschilderd, met dit rijm : 

Ik laat alle winden waaijen, 
En alle molens draaijen, 
En alle waters vloeijen, 
En ieder zich met het zijne bemoeijen. 
Gedidd mierwint (dies. 



1 ) Hij was bang, dat de gasten zijn tinnen borden mee" zouden opeten. 

2 ) Balen, Wz. 671. 

s ) Medegedeeld door den Heer Van der Noordaa. 



Digitized by 



Google 



302 



AFBEELDINGEN VAN GEBOUWEN. 



'* Molentje aan den Amstel was in 't laatst derl7 de en in 't begin der 
18 de eeuw een zeer vermakelyke herberg aan den Omval, druk bezocht 
door de zeiljachten: 

Heugt u nog van oude dagen, 

Toen uw Bestevafcr 
Hier in Admiraalschap zeilde, 

Wieglend op de baar? 
Hoe ze aan Y Molentje daar ginder 

Landden met hun vloot, 
En, bij baars en vollen beker, 

't Hart volop genoot? 

Eindelijk had menig huis zijn eigen afbeelding tot uithangteeken. Op 
uithangborden van herbergen was dat weleer menigmaal het geval onder 

den titel van Rustwat. Wij 
voegen hierbij de afbeelding 
van zulk een Rustwat van 
1597, die, in steen gehou- 
wen, te Rotterdam aan den 
Schiedamschen dijk bewaard 
gebleven is *). De rij knot- 
wilgen op den voorgrond ver- 
beeldt aan den dijk te staan; ter 
eener zijde komt een wagen 
aangereden, ter andere een 
speelman de gasten wat ver- 
vrolijken *). Zulk een Rustwat 
hangt ook nog uit bij Hulst, en aan de herberg te St. Amands bij Ant- 
werpen; op het bord der laatste zitten twee kaartspelers aan een tafeltje 
en een derde kijkt er naar. 

Ook aan bijzondere woningen vindt men nog gevelsteenen, die er de af- 
beelding van vertoonen. Een gevelsteen te Utrecht van 1614 getuigt nog, 
hoe tevreden destijds de bouwheer over zijn huis was T want het onderschrift 




INIH- K 



') Medegedeeld door den Heer Schutze van Houten. In 7 Ned. Mag. 1864, biz. 821, 
vindt men de afbeelding van een Rustwat aan den Hoogen Maasdijk, een kwartier gaans 
van Rotterdam, die daar genoemd wordt een »voormalige herberg nog van den grafelij- 
ken tijd", dat uit een niet genoemd jaartal schijnt te moeten blijken. De houtsnede geeft 
ons een eenvoudig boercnhuis, met wat kippen, maar niets bijzonders, te zien. De naam 
Rustwat was dan ook zoo bijzonder niet, maar kwam overal voor. 

2 ) In een Drama van den Heer Peypers, dat, terwijl wij dit Rchrijven (najaar 1867) te 
Rotterdam wordt opgevoerd en den twist met de Spanjaarden in April 1572 tot onder- 
werp heeft, speelt niet alleen het elders door ons besproken huis In Jhtizend Vreezen, 
maar ook de hrrberg hi den Rust unit een rol. 



Digitized by 



Google 



AFBFELDINOEN VAN OEBOUWEN. 303 

luidt: het Schoon hays l ). Te Amsterdam zagen wij verscheiden voorbeel- 
den van dien aard; wy noemen er slechts twee. In de Vinkenstraat ziet 
men op een gevelsteen: de Twee Nieuwe huysen en herkent ze terstond, 
want zij staan er nog in dezelfde gedaante als toen zij voor derd'halve 
eeuw nieuw waren. En in de .Korte-Leidschedwarsstraat vertoont een 
gevelsteen van 1667 almede het huis zelf, doch beladen met een groot 
kruis en daaronder: Elck huys sijn kruys. 

De Steenen Kamer of Steenkamer komt nog op verscheiden plaatsen*voor. 
De naam is oud en dagteekent uit den tijd, toen ten platten lande de 
meeste woningen nog van hout waren en een steenen huis een zeldzaam- 
heid was. Even als nu nog in de steden, die in Noord-Amerika uit den 
grond rijzen, de Kerk, de School en de Herberg de eerste steenen gebou- 
wen zijn, zoo was het (met uitzondering der tweede) ook bij ons op de 
dorpen, en vandaar vindt men de benaming doorgaans aan een herberg. 
Enkele malen komt voor steenen een ander adjektief voor, b. v. bij Ree- 
nen, de Blaauwe Kamer. 

Ook andere dee 1 en van gebouwen werden uitgehangen, vooral poortjes. 
De Rode Poort komt voor op een gevelsteen van 1739 in de Stokstraat te 
Maastricht '); de Vergulde Poort (reeds in de 15 de eeuw bekend) aan loge- 
menten te Utrecht en te Turnhout en bovendien op gevelsteenen in meer 
dan eene stad ; en de Poort van mijns Heeren Herberge s ) in de Voorstraat 
te Dordrecht. 

Het makeh van een Wenteltrap was weleer een timmermans proef- 
stuk voor 't meesterschap ; daarom hing de Wenteltrap meermalen bij een 
timmerman uit. 't Was in den Wenteltrap te 'sGravenhage op de Lange- 
gracht, dat in 1672 de kinderen van Jan de Witt, ten dage van den 
nioord, aan dezen gepleegd, gebracht werden bij de Doopsgezinde gezusters 
Koster, wellicht timmermansdochters, om vervolgens, 's anderendaags, in 
stilte naar Amsterdam vervoerd te worden. 

Het Hekje of In 't Hekje hing mede zeer dikwyls uit. 't Was oorspron- 
kelijk een ijzeren hekje voor den stoep van 't huis geplaatst, wat in de 
16 de en nog in de 17 de eeuw voor een bijzonder cieraad gold, waarom de 
afbeelding van zulk een Hekje op een bord werd geschilderd 4 ). In 't 
Vlaamsch noemde men 't een Veken *) en van daar heeft te Antwer- 
pen nog de Vekenstraat haar naam. 



•) A'. Utr. Courant 1867, n°. 502. s ) Mede^edeeld door Jhr. V. de Stuers. 

- 1 ) Mijns Heeren herberg werd ook Leeuwenburg ^cnoemd, vermoedelijk naar H grafe- 
lijk wapen. Ralen, biz. 73. 4 ) Zulk een uithangbordje met een hekje daarop ge- 

schilderd hing nog voor een dozijn jaren in de Elandsatraat. s ) Vgl. Kiuaen. 



Digitized by 



Google 



VIERDE HOOFDSTUK. 

H O V E N EN HUIZEN. 



Wij voegen deze in een afzonderlijk hoofdstuk bijeen, omdat vooreerst, 
de beteekenis van huis en hof in een vloeit, en ten andere, deze uit- 
hangteekens gewoonlijk slechts namen, geen afbeeldingen zijn; al achten 
wij 't vrij . zeker, dat die namen voor een groot deel vroeger de onder- 
schriften van afgebeelde gebouwen zijn geweest, immers enkele zijn 't nog. 
Verreweg het meerendeel der Hoven en Huizen komt aan herbergen voor. 



I. 

Geen Hof komt in ons land zoo veelvuldig voor als H Hof van Holland. 
Reeds in 't begin van de i6** eeuw hing 't uit aan een voorname herberg 
op den Dam. Voorts vindt men het in alle Hollandsche steden, tot zelfe 
in Muiden en Naarden, en op vele dorpen ; maar ook buiten 't oude Graaf- 
schap, b. v. te Bergen op Zoom en te Eindhoven, ja zelfs buiten 's lands, 
waar men Hollandsche reizigers verwacht. Op die plaatsen in Holland 
echter, waar vroeger een afzonderlijke Heer regeerde, vindt men een an- 
der Hof; zoo te Vianen hrt Hof van Brederode, te Monster het Hof van 
l'olanen l ). 

Ook y t Hof van Parijs en H Hof van Brnssel kwamen vroeger, misschien 
nog wel hier of daar, voor : 't eerste tot aanloksel voor de Franschen, die 
hier heenstroomden ; 't laatste om de levendige handelsbetrekkingen tus- 
schen Holland en Brabant; ja 'thing hier nog uit lang nadat het niet meer 
bestond, immers die stichting van Jan II werd in 1734 door Brand 
vernield. 

't Hof van Parijs hing o. a. uit bij een kle^remaker te Breda, die d&ar- 
mede wilde aanduiden, dat hij naar de Fransche mode werkte: 



') Red. Stad- en Dorpbeschrijrer. 



Digitized by 



Google 



HOVEN EN HIT I ZEN. U05 

In 't Koninklijke Hof en Lustplaats van Parijs, 
Maakt men & la mode kleeren na iedereen zijn eys; 
Doch zo de mensch nu ping als eersl in Adams tijen, 
Wierd ik soldaat en had den droinmel van het snijen. 

Te Amsterdam in de Elandsstraat droeg tot voor een tiental jaren een 
smerige gang, die op een pleintje uitliep, den naam van *t Hof van Parijs: 
't had, volgens de overlevering, dien naam van een uithangbord, dat daar 
in de 17 de eeuw voor den ingang pronkte, om een herberg voor Fransehe 
vluchtelingen aan te duiden. Maar in onze dagen was % wat v66r ander- 
halve eeuw Jan van Belle het Fransehe Pad noemde, »een berucht die- 
vennest." 

Het Hof van Brussel hing vroeger meest aan herbergen uit, maar, nu 
ruim 40 jaar geleden, ook aan een wafelhuis op den Heiligeweg, met dit 

rijmpje : 

In 't Hof van Brussel gaat men rusten. 
En eten wafelen met lusten. 

En nu men met lusten overal Beiersch bier drinkt, is 7 Hof van 
Beieren in de mode gekomen. 

U Hof van Arkel en 7 Hof van Meurs 7 beiden te Arnhem in de 15 de 
eeuw l ) hadden vermoedelijk eens een Heer van Arkel en een Graaf van 
Meurs gehuisvest. 

H Hof van Vrieslant hing te Leeuwarden over de Kasteleinij uit, en de 
Canselaary van Vriesland staat gehouwen op een gevelsteen op den Nieu- 
wendijk bij de Vrouwensteeg te Amsterdam; thans alleen met letters; 
doch ongetwijfeld stond hier vroeger een afbeelding in den gevel van die 
Kanselarij, het grootste en schoonste antieke gebouw van Friesland, de 
vroegere zetel van 't Hof van dit gewest — in 1824 tot een gevangenhuis 
ingericht! — Nu vergadert het Hof dier Provincie in een soort van an- 
tieken witgepleisterden tempel in modemen timmermans-bouwstijl, dien 
men niet genaken kan zonder gevaar te loopen van om te waaien, en 
binnen welken men vergaat van de tocht. 

Omstreeks 1700 kookte, te Amsterdam op 't Rok-in, een Geldersche kok 
in H Hof van Aarnem voor Geldersche reizigers een Geldersche pot; en drie 
eeuwen vroeger hing te Antwerpen in de Zirkstraat H Hof van Antwerpen 
uit, ongetwyfeld het oude Hof der Hertogen van Neder-Lotharingen, uit het 
Huis van Ardenne. Aan dat oude Hof, dat toen nog in wezen, althans in 
herinnering was, had vermoedelijk ook de Hofstraat haar naam ontleend *). 

Het Keizershof is nog steeds het deftigste logement in den Haag, waar 
de Leden der Eerste Kamer logeeren; ook elders vindt men dien naam, 
zoo aan manufaktuurwinkels als aan herbergen; in onzen tijd is ook het 



') G. van Hasselt, Arnh. Ovdh., Deel III, biz. 80, 89. 
2 ) Antwerpen, biz. 29. 

It. 20 



Digitized by 



Google 



306 HOVEN EN HUIZEN. 

Kmingshof daarnevens gekomen. Het Schuttershof, dat te Haarlem in de 
17 dc eeuw uithing, was een andere naam voor »de Doelen" '). 



II. 

Namen van Heerenhuizen — werkelyk bestaande of ingebeelde — hingen 
meest aan herbergen uit; evenwel ook aan burgerwoningen, en zelfe aan 
drukkerijen. Te Antwerpen »binnen die Camerpoorte" hing 't Huys van 
Delft uit, in 't welk Henrick Eckert van Homberch, in 1498: »Dat Vader- 
boeck dat in den latijne is ghehieten Vitas patrii" — in 1503: »D leven 
ons liefs heeren Jhesu Christi" met houtsneden — en in 1512: »Den Wijn- 
gaert van Sinte Franciscus" uitgaf. En de drukkerij van Hans van Roe- 
mundt of Romundt was in 't begin der 16** eeuw in 't Huys van Wach- 
tendonck, dat »op die Lombaerden veste" stond. 

In den Nederlandschen Stad- en Dorpbeschrijver vinden wij — te Pijn- 
akker: het Huis ter Lucht, dat ook elders voorkwam, te Maasland: het 
Huis ter Hecht, te Loosduinen: het Huis te Halfwege, te Duivendrecbt : 
h£t Huis de Hoop 2 ), te Diemerbrug : het Huis te Rust, te Wassenaar : het 
Huis den Deyl, te Rhoon: het Huis te Rhoon — als herbergen genoemd. 
't Huis te Bijweg en H Huis te Rust leest men voor hofsteden onder Ben- 
nebroek. H Huis ter Hart tusschen Amsterdam en Haarlem was reeds in 
't begin der 16 de eeuw en zeker al vroeger bekend en voerde een hert 
in den gevel, als voormalig jachthuis van de Heeren van Polanen. Ja 
volgens Domselaer zou daar zelfs eens een hert gevangen z\jn — vermoe- 
delijk was het arme dier verdwaald, en vond het tusschen Y en Spiering- 
meer geen uitweg. — 't Huis in H Veld vindt men b\j Heteren, en te Hoorn, 
op een gevelsteen, H Huis te Staveren 3 ). Nog in onzen tijd was 7 Huis 
ter Vraag een buitenplaats aan den Sloterweg, die reeds v66r 1650 be- 
stond; en toen las men voor een boerdery, die er nevens gelegen was, 
dit zonderling opschrift: 

* Kees Komenaal brengt altijt zijn gras aan de Regulierspoort en hij melkt zijn koeyen, 
Daarom moet Trijn Jurriaans met haar karremelk altijt naar stee roeyen. 

Zij hadden alzoo H werk verdeeld en 't beiden druk: *t was daar naar 
't oude spreekwoord : »help vrouw ! help man ! help al wie helpen kan," — 
en z\j wilden 't wel weten. Maar toch lost dat de vraag niet op naar den 
oorsprong van dien naam het Huis ter Vraag? — Een overlevering ver- 
haalt, dat, toen Amsterdam nog Spaansch was, een spion der Geuzen, die 



1 ) »Schi)Uershoven ofle Doelens," schrijft Domselaer, Boek IV, biz. 208. 

2 ) Vergl. Doel I, biz. 152, en Dcel II, biz. 8. 
') Zi<- Nuhofp Bijdr. Deri IV, biz. 173. 



Digitized by 



Google 



HOVF.N EN HUI7.F.N. tt07 

een aanslag op de stad in den zin hadden, hier naar den weg kwam 
vragen — wat achterdocht wekte en het ontwerp verijdelde. 

'/ Huis ten Halve vindt men bij Veere, bij Vugt, bij Hoeven, em. Wil 't 
zeggen, dat het maar voor de helft aan den bewoner behoorde? dat het 
maar half was afgebouwd? of, dat het den eigenaar maar half voldeed, en 
hij 't nog eens zoo groot wenschte? zegge 't wie 't kan. 

Te Amsterdam stond op de Brouwersgracht bij de Keizersgraeht 't Huys 
d' Popta, en denzelfden naam leest men nog voor een pakhuis op de Brou- 
wersgracht bij de Driehoekstraat ; de bouwheer was de koopman Hendrik 
Jacobsz. Popta ! ), kort voor *t midden der 47 de eeuw. 't Noemen van een 
huis naar zijn eigen geslachtnaam was destijds zeer gebruikelijk. Op ge- 
lijke wijze had men, op den Fluweelenburgwal, 't Huys Oosterwijck, waar 
in 1 704 de koopman Jacob van Oosterwijck woonde, en het Huis Beaumont 
te Dordrecht *) naar een geslacht van dien naam, dat reeds in de 45* e 
eeuw te dier stede bloeide. Ook y t Huys te Boede, dat nog te Amsterdam 
op de Heerengracht bij de Romeinsarmssteeg boven in een gevel te lezen 
staat, heet wellicht zoo naar den stichter. 

J t Huis te Bot stond in 't midden der 47 de eeuw buiten de St. Antonies- 
poort *). 't Huis in y t Bos hing te Rotterdam aan een kroeg uit, in den 
Patriotschen tijd, en men ziet het afgebeeld op een schilderij van Ch. Ro- 
chussen in de historische galerij van den Heer De Vos, voorstellende Kaat 
Mossel, die de vrijkorporisten uitlacht. Op 't bord staat in een ovaaltje 
een huis tusschen twee boomen; ter we£rskanten: vry-wyn en daaronder: 
*t huis in 't bos. En te Amsterdam was het Huis in J t Bosch een »lief- 
hebberij-komedie" in de Weesperkerkstraat, die in 1844 afbrandde 4 ). 

y t Hooger- en Lagerhuis, dat zich te Londen zoo grootsch aan den Teems 
verheft en zoo vele millioenen gekost heeft, hebben wij ook te Amster- 
dam nog gekend — als een aansprekerskroeg. 



III. 

Namen, ontleend aan 't bedrijf en samengesteld met huis, vindt men 
in menigte. Thans is *t woord Verkoophuis in zwang — waarschijnlijk om 



1 ) Hendrik Jacobsz. Popta was te Leeuwarden geborcn, en in 1636 te Amsterdam pe- 
liuwd met Jannetje Comelis; en bun zoon Hendrik trouwde in 't voorjaar van 1674 met 
Anna ter Gouw. Deze Popta's waren dissenters, vermoedelijk Doopsgezinden ; maar een 
andere tak der familie was tot de heersobende kerk overgegaao en biertoe beboorde 
Mr. Jacob Popta, die in 1676 Schepen te Amsterdam was. — Volgens mededeeling van 
wijlen Mr. W. J. C. van Hasselt. Vergl. Antohides, Gedichten (3 dc druk) Ueel II, bl. 10'^. 

2) Balen, biz. 71. 3 ) Vgl. Ueel I, biz. 81. 

4 ) Van der Vuver, Beschr. r. Amst , Deel IV. biz. 340. 



20 # 



Digitized by 



Google 



308 HOVEN EN TUHZEN. 

dat het tevens alles en niets zegt. Vroeger hadden zulke samenstel- 
lingen althans een beteekenis. In H Baaihuis kon men om baai te recht: 
in 't Kinderhuis om kindergoed, HMoffenhuis was een bontwinkel; '( Wa- 
felhuisy 9 t Bankethuis, '* Spekhuis, H Garenhuis leverden op wat de naam 
aanduidde. Op een bord waar 't laatste uithing las men, voor wie nog 
twijfelde : 

* Hier in H Wit Garenhuis verkoopt men garen om te naaijen, 

Tot speldewerken is 't meA goet, en ook om kousen van te braaijen. 

Wat het Huts van Ovetvloed betreft, dat in de vorige eeuw wel bij 
kruideniers, komenijhouders en uitdragers uithing, 't was een prozaische 
modernizeering van den ouden Hoorn van Overvloed, die op het uithang- 
bord en beau desordre alles te zien gaf wat binnen te koop was: — maar 
'/ Huts van Overvloed vorderde enkel letters, geen schilderij. 

In 1704 hing op de Prinsengracht 't Goude Leerhuys uit : te Dordrecht 
vindt men nog op een gevelsteen in wyk D n°. 699 het Onde Gildehuys, 
in de Voorstraat het Cramershuis en aan de Tolbrug het Kuipershuis. In 
de nabijheid der ligplaats van schepen leest men ook doorgaans voor deze 
of gene herberg : Schippershuis, soms zelfs vindt men dien titel aan deftige 
logementen. 

Wij wezen reeds meer dan eens op den tegenzin, dien onze natie heeft, 
ergens »op een droogje te zitten." Daarom ten onzent koffiekamers in de 
schouwburgen en in de vergaderplaatsen der Staten-Generaal : daarom 
kapelletjes rondom de kerken en de stadhuizen, en daarom ook van 
ouds op de dorpen, het Rechthuis en de herberg in £6n lokaal vereenigd. 
Schout en Schepenen moesten van tijd tot tijd de keel toch eens smeeren 
en de boeren zouden niet hebben willen trouwen of ter te-rechtzitting 
verschijnen, waar ze geen borrel konnen krijgen. Zoo was dan, weleer 
op alle, in 't begin dezer eeuw op de meeste, en nog op vele dorpen, het 
Bechthuis de voornaamste herberg. 

Het Tolhuis kwam insgelijks veel voor; want de tolgaarder wilde gaarne 
aan wie tol betaalde nog wat extraas verdienen. Twee tolhuizen zijn 
vooral bekend: dat tegen over Amsterdam, waar omstreeks 1770 een 
mooie koepel of »tuynhuys" werd gebouwd, omdat het druk bezocht werd 
om »'t schoon gesigt van 't Ye," — en dat aan den Rijn, vermaard in 's Lands 
historie, zoo omdat zich Prins Maurits er in 1598 en 1599 door wakkere 
daden onderscheidde, als omdat Lodewijk XIV er in 1672 door zijn groot- 
heid aan den oever vastgeklonken zat, iminers volgens Boileau. Op som- 
mige plaatsen bleef de naam van een opgeheven tol op het uithangbord 
der herberg voortleven, als: de Oude Tol te Voorburg, te Tedinger- 
broek, enz. l ). 



») Ned. Stad- en Dorpbeschr. 



Digitized by 



Google 



110VKN EN HUIZEN. 309 

Nog talrijker dan het Tolhuis, komt het Veerhuis voor, maar H is onnoodig 
er over uit te weiden *). 

Eindelyk behoort tot de huis-namen nog die van Koffijhuis, een naam, 
die met alle bedenkehjke adjektieven, vooral aan natien of steden ont- 
leend, wordt opgesmukt. Zelfs in Limburg, onder de gemeente Maas- 
bracht, nabij den Roermonder straatweg, treft men het Amsterdamsche Kof- 
fijhuis aan, en de Nederlander, die met de boot naar Londen is gegaan, 
en, na uit den beestenstal, die aan Catherine-Docks voor bureau der 
douanen doorgaat, te zijn verlost, den Tower omrijdt, is zeer verbaasd, op 
het eerste bord, 't welk zijn oogen treft, te lezen : het Noord-Hollandsche 
Koffijhuis. 

Nu ten slotte de go u den en gekleurde Huizen. Die in goud zijn 
hier te lande zeldzaam; toch vermeidt Starter een Gouden Huis in eene 
zyner kluchten, »de Advocaat en de Boer." Maar al wie te Parijs geweest 
is kent la Maison Doree," dat haar naam met dubbel recht draagt, dewyl het 
van buiten verguld is, en niemand er ooit ging eten, die er niet een of meer 
goudstukken zitten Het. — Wat gekleurde huizen betreft, die kan men 
hier meer vinden : 't Swarte Huis was een herberg aan den Amstel, waar 
verkoopingen van vee gehouden werden, b. v., den 12 den Mei 1688, »een 
partij sware Schoonsse ossen; eerst uit zee (van Schonen) aangekomen." 
7 Blaanwhuys stond op de Heerengracht bij de Hartenstraat, en, wat 
verder op dezelfde gracht, had men H Kleyn Blauhuys, beiden in H begin 
der 17** eeuw gebouwd. Te Dordrecht in de Wijnstraat heeft men de 
Blaauwe Gevel; elders Groene en Roode huizen, bruine winkels, enz. 8 ). 



*) Vgl. Decl I, biz. 129. a ) Vcrgl. Dccl I, biz. 90. 



Digitized by 



Google 



VIJFDE HOOFDSTUK 

ZICHT EN EN LUST EN. 



vTeene streek in ons Vaderland, of zij heeft haar buitenplaatsen en boer- 
derijen, optrekjes en herbergen, wier namen op zicht en lust uitgaan. 
Waren zij vroeger doorgaans opgeluisterd door de afbeelding van 't geen 
men zag of waarin de lust gevonden werd, tegenwoordig zijn 't meestal 
slechts namen, en indien zich, voor zoo verre de zicht en betreft, bet 
bog van den voorbijganger van de juistheid der naamgeving kan over- 
tuigen, zijn verbeelding dient zich die voor te stellen, wat de 1 us ten 
aangaat. 

Vooreerst komen alle groote en kleine rivieren van ons land met zicht 
voor; wij behoeven ze niet op te tellen. Voorts tallooze malen Ruimzicht, 
waar 't oog over uitgestrekte weilanden, op hei- of watervlakten dwaalt. 
Schoonzicht begin t wat al te gemeen te worden en wordt door de Belle- 
vue's en Belvedwe's verdrongen. Hoevele Land-, Veld-, Zee-, Meer-, Vaart-, 
Dijk-, Bosch-, Duin-, Hei-, Stad- en Poortzichten er wel zijn, behalve nog 
de Bosch- en Vaart-. Land- en Stad-, Vee- en Veld-, Vee- en Vaart-, Land- 
en Dijk- en dergelijke dubbele zichten meer, hebben wij niet geteld. In 
de laatste jaren zijn er Spoor-, Spoorweg- en Land- en Spoorzichten bijge- 
komen. Ook aan Over-, Door-, Booni- en Torenzichten ontbreekt het niet, 
en van Brug zicht is reeds gesproken *), zelfs Straatzicht vonden wij op 
Voorne, en Neng zicht in Gooiland. 

In Noordholland lazen wij Geestzigt, niet omdat er Geesten te zien zijn, 
maar omdat men er rechtuit op het dorp Uitgeest kijkt. Iemand te Zuid- 
Beijerland keek uit zijn koepel recht oostwaarts en noemde zijn landhoeve 
Oostzicht, een ander, die zuidwaarts opzag, Zuidzicht, een derde, die meer 
dan Zuid en Oost wou zien, Meerderzigt. Bij Vlissingen vindt men Fortzigt, 
omdat men er het fort De Ruyter ziet, — op Wieringen Kaapzigt, omdat 
men er 't uitzicht op den Waterkaap heeft. Te Langeruigeweide in Zuid- 



') Zie Deel I, biz \5i. 



Digitized by 



Google 



ZICHTEN EN LUSTEN. 



311 



holland heeft men een Domzigt, wat natuurlijk den Dom van Utrecht geldt, 
en een optrekje aan den Buiten-Amstei bij Amsterdam heet Slotzigt, om- 
dat men er van de bovenkamer het Muiderslot in 't oog kan krijgen. 
Zeilzigt komt aan 't Noordhollandsch kanaal bij Alkmaar voor en Kooizigt 
op Voorne, om H riante uitzicht op een eendekooi. 

Toen nog de Zuiderzee wat levendiger aanzien had dan tegenwoordig, 
en met gansche vlooten van Oostinje-, Straat-, Noords-, Oostzee- en Mos 
kovievaarders en tallooze pleizierjachten bedekt was, toen vond men aan 
den Diemerdijk ook een Pampuszigt voor de Amsterdamsche wandelaars, 
die een zeeluchtje scheppen en zich in 't afwisselend schouwspel der zei- 
lende schepen wilden verlustigen. 

De Lust en zijn van allerlei aard; maar 't eerst willen wij Lommerlust 
noemen, het buitentje bij Beverwijk, beroemd door 't verblijf van Wolff 
en Deken, die er Sara Burgerhart en Willem Leevend hebben geschreven. 

Andermaal verschijnen ons de namen van rivieren en meren (de droog- 
gemaakte niet uitgesloten) in verbinding met lust. Voorts honderden 

Jachtlusten, niet zeiden met 

een jager, die juist een haas 
schiet; en nogmaals honder- 
den Vischlusten, meestal met 
een hengelaartje, als hierne- 
vens, dat buiten Gouda aan de 
Gouwe uithing l ); — ook wel 
Jacht- en Vischlust. Doch dit 
zijn (met Zeemanslust, datzeld- 
zaam buiten, maar gemeenlijk 
in de stad, boven een kroeg 
verschijnt) de eenige, die nog 
met afbeeldingen voorkomen, 
de overige zijn slechts namen. 
Bouw lust vonden wij ontelbare 
malen, soms vermeerderd tot Bouw- en Veelust, Bouw- en Weilusl, Bouw- 
en Vlaslust (te Groote Lindt), ook Landbouwlust (op Schouwen bij Zonne- 
mare), en Landmanslust (op Zuidbeveland bij 'sHeerenhoek). Al de Fee-, 
Kweek-, Bosch-, Boom-, Land-, Tuin-, Zomer-, Mei- y Duin-, Plant-, Werk-, 
Vreden-, Rust-, Zee-, Meer-, Buiten-, Binnen- en Hoogerlusten op te tellen 
lust ons niet, w\j willen slechts nog enkele andere voorbeelden noemen. 

In de Haarlemmermeer lazen wij Marialust. De vraag deed zich voor, 
of Maria lust in die bouwhoeve, of de bouwer lust in Maria had? Om 
zoodanige dubbelzinnigheid te vermijden, schreef een ander, aan de tegen- 




') Medegedeeld door den Heor W. H J. van Kempen. 



Digitized by 



Google 



312 ZICHTEN EN LUSTKN. 

overgestelde zijde van den polder: Maria's lust. Ook andere samenstel- 
lingen kunnen dubbelzinnig schijnen. Als gij Gooilust voor een herberg 
leest, wil dat niet zeggen, dat de waard lust heeft, u de deur uit te 
goo i en, maar integendeel, dat hij u uitnoodigt, zes weken bij hem te 
Bussem te logeeren. Vindt gij bij Maarsen Kooilust, dan is dat geen lust 
om te kooi te gaan, maar lust in de eendevangst. GruUerslust bij Pur- 
merend is niet dubbelzinnig, maar een sprekende naam voor H optrekje 
van een grutter; wat echter bij Vugt Notenlust beteekent is minder 
duidelijk; woont er iemand, die graag een nootje kraakt? woorit er een 
komponist*? of een kommentator '? of is H een samentrekking van Nood en 
Lust en 't devies van iemand, die, half gedwongen, zijn heil in de. afzon- 
dering zoekt? — Even zoo is 't met Waslust — in de vorige eeuw een 
buitenplaats aan den Amstel. Doelde dat op de lust van den Heer Coman, 
die er woonde, om zich te wasschen? op die, welke zijn vrouw schepte 
in 't opmaken van dewasch; of was Coman een w a s fabrikant ; of be- 
teekende 't, dat hij lust vond in 't wassen der plan ten; of dat de lust 
zelf hier altijd waste? of was was hier een imperfectum? de navolgende 
verzen van een tydgenoot van Feitama: 

Waslust! schoon gezigt! 
Heer Coman kan gerust bier zijnen adem haien. 
Gij meugt op hem, en hij op uwe schoon he id pralenl 

leeren ons niets. 

Het tegenovergestelde van lust is verdriet. Ook verdrieten wer- 
den uitgehangen ; vooreerst negatief : Niemandsverdriet, wat zooveel zeggen 
wilde als »ieders lust"; en te Gent: Zondoi- Verdriet, 't geen men, ruiin 
dertig jaar geleden, aldaar voor een bierkroeg las: 

In hel Kelderken sonder verdriet 
Van dage voor geld en morgen voor niet ') 

Maar ook pozitief: hel Vrouwen-verdriet — voor de Bier- en Wijnhui- 
zen, waar de mannen hun vermaak vonden en lieten »het wijf t'huis zit- 
ten kijken", als Bernagie zegt. En 

Dat zijn geen Snijjers-jongens moet je weeten, 

Maar wel fatsoenlijke lui, ja van de treflelijkste, die 'r Vrouwen vergecten, 
En wat nood was het, kwamen ze noch t'huis op behoorlijke tijd; 
Maar neen, als men verliest is het te groote spijtj 
Dan gaat het: geef revengie, geef revengie ! ik moet mijn scha weer in zien (e haalen s ). 

Voor een bierhuis in de Slijkstraat las men: 

* In het Drukkers-welvaren en het Vrouwen-Verdriet, 
Verkoopt men alderhande goet bier, van daag voor gelt, en morgen voor niet. 



') De Potter, biz. 79. s ) De Hutvclijken Sfaat, vierde Toonoel. 



Digitized by 



Google 



ZICHTEN EN LUSTEN. 318 

Te Rotterdam bij de Groote Kerk hing, bij een koopman in ragebollen 
en glazewasschers, het Spinneverdriet uit: 

* In het Spinneverdriel, 
flier maukl men schuijers, borstels en glasewassers van swijnevceren. 
Die stuiven niet. 

Dit zegt ThomasvaSr ook : 

'k Schenk haar een bed met varkensvefcrrn. 
Wei hoc! wat 's dat? Wei lach je, nar? 
H Js maklijk ; want het stuifl niet var. 

Bij koperslagers hing somwijlen een bord uit, met koperen pannen en 
ander keukengerei beschilderd, en daaronder: het Maagdetiverdriet, omdat 
de meiden het land aan al dat schuren hadden. 



Digitized by 



Google 



ZESDE HOOFDSTUK. 



DITHANGTEEKEiNS IN BETREKK1NG TOT DE NAM EN DER STRATEN. 



Heeds uit menig opgegeven voorbeeld is 't den lezer gebleken, hoe 
talrijk de namen van straten en stegen zijn, aan uithangteekens ontleend; 
ja; in die namen leeft nog dikwijls de herinnering van uithangteekens, die 
reeds voor eeuwen verdwenen zijn. Toch moesten wij aan dit onderwerp 
een afzonderlijk hoofdstuk wijden, maar mogen zeer kort zijn, en behoe- 
ven alleen op te merken, dat hier twee gevallen te onderscheiden zijn : de 
straat is genoemd naar het uithangteeken, of het uithangleeken is geko- 
zen naar den naam der straat. Enkele voorbeelden mogen ter ophelde- 
ring voldoende zijn. 

Te Rotterdam zijn de Witteleeuwensteeg en de Tweeleeuwensteeg bei- 
den dus genoemd naar de gevelsteenen, waarvan de afbeeldingen hier- 
nevens gaan. Te Utrecht draagt de Eikenboomensteeg haar naam naar den 





Eikenboom, die nog op een gevelsteen aan den ingang zijn kruin verheft. 
Te 's Gravenhage heeft men een Hamerslopje, genoemd naar den Hamer 
van 1685, dien men nog boven het poortje kan zien afgebeeld. Te Alk- 



Digitized by 



Google 



UITHANUTEEKENS IN BETREKKING TOT DE NAMEN DER STRATEN. 315 

maar is de Kitsteeg genoemd naar de Kit, die aan 't hoekhuis uithing, en 
de Schapensteeg naar een houten Schaap, dat op een stok aan den hoek 
der Zijdelstraat uitstak "■). Te Dordrecht heet het Torenstraatje naar den 
Rooden Tor en, die in de 17 de eeuw uithing aan 'thuis, 't welk gebouwd was 
op de plaats, waar vroeger die Toren had gestaan *). 

Somtijds schetst ons zulk een gevelsteen tevens den vroegeren toestand 
eener straat. Zoo b. v. de Stal int Nu Lant (»de Stal in 't Nieuwe Land"), 
in de Zandstraat te Amsterdam. Het is een stal, op een ledigen zand- 
grond, en de steen vertoont ons den toestand, zoo als die was bij 't aan- 
leggen dier straat, op 't einde der 16 d * eeuw, toen daar *t moeras met 
zand werd aangehoogd om vervolgens betimmerd te worden. 

Dikwijls werd de keus van een uithangteeken bepaald door den naam 
der straat 3 ). Zoo hing George Carter, een winkelier te Londen, St, AU 
baan uit, om geen andere reden, dan dat hij in St. Alban's-street woonde, 
ofschoon die straat naar den Hertog van dien naan heet* en met den Hei- 
lige niets te maken heeft. Zoo kwam te 'sGravenhage in de Nieuwe-mol- 
straat iemand in 1714 op de gedachte, een gevelsteen te laten maken 
met eenige mollen op een bergje en dien Mollenberch te doopen; en 
hing een tabaksverkooper in de Kasuarisstraat den Kasuaris uit. Zoo 
liet weleer een tapper te Amsterdam op het Rusland een jager onder een 
boom gezeten op zijn bord schilderen en zette er onder: het Rust land; 
terwijl een kaas- en boterkooper op den hoek van de Botermarkt en de 
Halvemaanssteeg (oostzijde) een bijna levensgroot Rijnlandsch boertje een 
zitplaats gaf boven op zijn luifel. Zoo kwam de gevelsteen met den Keizer 
in de Keizersstraat, een met den Oranjeboom in de Oranjestraat, een met 
den Beer tegen een boom leunende, (nu verdwenen) in de Beerenstraat, 
en een geschilderde Hazendans in de Hazenstraat te hangen. Opmerkelijk 
is het groot getal Eenhorefis, die men in den omtrek van de Eenhoorns- 
sluis kan vinden, zoowel op de Korte-Prinsengracht als langs den Haar- 
lemmerdijk, in steen en in hout gebeiteld, geschilderd en geschreven, voor 
en op de gevels en zelfs aan kelders, — § *t is zeldzaam een zoo groot 
aantal uithangteekens aan den naam eener sluis ontleend te zien. 



! ) Kronijk van Alkm., biz. m. *) Batav. lltustr., biz. 88. 3 ) Vergl. Deel I, biz. 75. 



Digitized by 



Google 



Z E V E N D E B O E K. 

D E NATUUR. 



EERSTE HOOFDSTIJK. 

HEMELLICHTEN EN LUCHTVERSCHIJNSELEN. 



bur les cheniins des grands villes et champs 
Ne Irouverez de douze maisons Vune, 
Qui tfait enseigne dhm soleU ou d?une hint, 
Tons vendant vin, chacun en son quarter. 

zingt reeds in de 16** eeuw de Fransche dichter D6sir6 Arthus l ). 
Zon en Maan dagteekenen als uithangteekens nog uit den tijd onzer 
heidensche voorouders, en in die oudheid ligt misschien de verklaring 
hunner talrijkheid. Even zoo is 't met de Ster gelegen, en moge b. v. 
de Ster van Bethlehem een Kristelijk karakier dragen, toch is de oorsprong 
der Ster als uithangteeken voor-kristelijk en geworteld in het heidensch 
bijgeloof, dat ook in de middeleeirwen in voile kracht bleef: 

Gods schickinge, ick beken't, 
Is stercker dan de mensch of sijn geboorteslarre, 

zegt Vosmeer, als hij bij Gijsbreght de vrome ziel wil uithangen. J a, dat 
geloof aan den invloed van de ster, onder welke hij geboren is, op 's men- 
schen lot, deed tot zelfs op onzen tijd de planeetlezerij voortduren. En 
zoo woonden eeuwen lang duizenden gaame in de Ster; want de mensch 
is van nature geneigd tot dwaasheid en bggeloof. 

Zon, Maan en Ster komen voor aan alle mogelijke instellingen; men 



') In zijn Loyaidtt Consciencleuse des Taverniers. Vgl. verdcr, over dc Oudheid 
dezer uithangteekens, hetgeen wij Deel I, biz. 22 hebben gezegd. 



Digitized by 



Google 



HEMELMCIITEN EN l.UCHTVERSCHTJNSELEN Ml 

zag of ziet ze aan kerken en kroegen, aan brouwerijen en schaftkelders 
aan hofjes en bordeelen. Te Amsterdam kent men een Zan, die afwisse- 
lend geweest is brouwerij, kerk, Nut van H Algemeen, en nu lokaal voor 
publieke verkoopingen is. In 't jaar 1784 had de Zan adigt bij het Raad- 
huys van Amstels Tyrus" een bijzonderen luister, door zeker grappigvoor- 
val, dat tot platen en rijmen, ja tot kluchtspelen, brieven en gedenk- 
schriften aanleiding gaf, en waarbij de lakenkooper in de Zan, zekere 
»Engelsche Marie", die hem in 't kostuum van een Amerikaansch kapitein 
bezoeken kwam, en de vrouw van den lakenkooper de hoofdpersonen waren. 
De rijmen, die men onder de Zonnen las, waren daarom niet altijd 
even schitterend; het navolgende kwam bij een goudlee>maker te Meche- 
len voor: 

* Hier in de Son, die rijst en daalt des avonds ne6r, 
Verkoopt en maakt men heel goet gout en aulverle£r. 

Somwijlen komt de Zon tusschen handelsartikelen voor, die 't beroep 
van den winkelier aanduiden : zoo staat b. v. op het Damrak bij de Nieu- 
webrng de San, tusschen tabaksvat en knaster, als het uithangteeken van 
een voormaligen tabakswinkel. 

De adjektieven, waar de Zon mee* voorkomt, zijn doorgaans de op- 
gaande, de rijzende en de vergulde. 

De Vergulde Zan was in 1759 een herberg te Delft, waar vier Leidsche 
studenten, die te Delft ongeregeldheden gepleegd hadden, onder bewaking 
van stadsboden, gegijzeld werden. De Witte Zon (zeldzaam) hing te Leeu- 
warden uit bij de Duco-Martenaas-pijp, aan een logement. De Margenzon 
is niet ongewoon bij neringen, waar vroeg opstaan te pas komt. De 
Avondzon hebben wij nergens aangetroffen; maar zeer populair was in 
ons vaderland van ouds de Oranje Zan; wij vonden die o. a. nog in de 
Vrouwepolder op Walcheren. 

De Drie Zonnen was een brouwerij te Delft in de 17 de eeuw. 

Zan en Maan zag men ook vereenigd. Voor zeker slecht huis las men, 
onder die gekombineerde voorstelling, deze dwaasheid: 

* Dit is de Zon, en dat is de Maan, 
Zalig zijn ze, die met de Zon omgaan. 

Het oude spreekwoord zegt: als de maan vol is schijnt ze overal; maar 
op de uithangteekens is zij op verre na niet overal vol, waarom ook 
Hudibras (in 't gedicht van dien naam) aan Sidrofel vraagt : 

Wat is de reden toch, dat op een uithangbord, 

De Maan altijd maar half, nooit v o 1 geschilderd wordt ? 

Wij antwoorden: 



Digitized by 



Google 



MX 



HEMELLICHTEN EN LUCHTVERSCHUNSELEN. 



De wapenkunst kan u de redcn, 
Van dit verschijnsel straks ontleden: 

Het is de heraldieke maan, 

Die gij op 't uithangbord ziet slaan. 

Toch komt de Maan ook weleens vol voor, b. v. te Maagdeburg: 

Die Harfe t6nt, die Cymbel klingt, 
Im Vollen M&nd man Lieder singt '). 

Sinds eeuwen zag men hier te iande de Maan aan logementen uithan- 
gen, maar die zelden van den eersten, zelfs niet van den derden rang 
waren; want »slapen in 't logement de Maan" had even min een gunstige 
beteekenis als, in 't Fransch, *ctre loge a la belle Etoile." — Ben Johnson 
klopte eens bij avond aan de deur der Halve Maan in Aldersgatestreet ; 
doch hem werd niet opengedaan. Toen wandelde hij naar de Zon in Long 
Lane en schreef, onder 't drinken van een glas Spaanschen wijn, dit epigram : 

Sinds mij die lompe Halve Maan, 

Den toegang weigren kon, 
Ontvangt zij ook mijn geld niet nicer. 

En 'k breng het in de Zon. 

De Maan komt ook verguld en wit voor. Te Utrecht op de Lyn- 
rnarkt ziet men nog op een gevelsteen: in de Vergulde Maen 2 ) en voor 
een snuifwinkel in de Plantaadje te Amsterdam las men weleer: 

* In de Witie Halve Maan 
Vorkoopt men snuiftabak voor die met sinkings zijn belaan. 

De Drie Halve Manen was een Delftsche 
brouwerij in de 17 de eeuw, en deGekroonde 
Maan hebben wij reeds tezien gegeven s ). 
Op een luifel aan den Hoorn op Tessel 
zag men de Maan in haar verschillende 
schijngestalten aldus: 



\^ H1ER.TCHYNTDEMAAN 
R£) HIER I SHY PLAAN 
^ ENHIBRlNTAFf.AAN 




Maan en Sterren kwamen somtijds in vereeniging voor. Ten voor- 
beelde diene bovenstaande gevelsteen, die te Rotterdam in de Hoogstraat 
staat. En het uithangbord van een herber"g tusschen Rijp en Graft heeft 
aan de eene zijde de Halve Maan met het alom bekende: 

] ) Mmlegedeeld door den Hocm* A. H. Broens, Predikant te Drift. 
: ) A Utr. Covrant 1867. n c . 502. 3 ) Deel I, biz. 75. 



Digitized by 



Google 



HEMELLICHTKN EN LUCHTVERSCHIJNSELEN. 



319 



Zoo gij zijt vermoeil van 't gaan, 
Rust wat in de Halve Maan. 

En op de andere zijde de Zeven Sterren met deze variant : 

Is de reis u al te ver, 

Rust wat in de Zevenster *). 

En van dergelijke uitnoodigingen zouden wij nog vele voorbeelden kun- 
nen optellen. 

Bijna even ontelbaar als aan het uitspansel zijn de Sterren op de 
uithangborden, nu eens gevariSerd als het Sterretje, de Drie Sterren of de 
Zevenster, dan als de Morgen- of de Noordster. Ook g e k 1 e u r d komt de Ster 
voor, niet alleen de Witte en Blaauwe, maar zelfs de Zwarle, welke laatste 
men nog boven een poortje van 1613 in de Geertesteeg te Utrecht ziet 2 ). 
Te Rotterdam vond men aan een katoenwinkel de Star, met dit bijschrift : 

* Hier in de Star verkoopt men allerlei katoen, 

Al is de Man niet t' huis de Vrou kan 't ook wel doen. 

Somtijds vindt men de Ster met 
een spreuk, waarvan men den zin 
dan raden mag, b. v. in de Regu- 
liersdwarsstraat te Amsterdam op 
bijgaanden gevelsteen. 

De Zevenster verscheen vroeger 
meermalen in een cirkel, en de 
Sterren geplaatst 1, 2, 1, 2, 1. Zoo 
ziet men ze nog te Delft op de Groote 
Markt, het tweede huis van de Hoofd- 
wacht, op een gevelsteen van 1615. 

Ook in Engeland komt dit uithangteeken voor; de schrij vers van de History 
of Signboards erkennen daarin a masonic emblem 3 ), en wij zijn het met hen 
eens. Doch ook aan andere uithangteekens, en vooral op oude steenen, zijn 
somtijds vrijmetselaarssymbolen te herkennen, zonder dat wij, voor 'talge- 
meen schrijvende, het noodig hebben geacht, die opzettelijk aan te wijzen. 

De Morgenster was, als uithangteeken van avroeg bij de hand", de kon- 
kurrent van de Morgenzon, en de Noordster was alom te vinden, 
o. a. stond zij in 't midden der 17 d * eeuw op den geveltop van het tweede 
huis in de Kalverstraat, van de Gasthuisstraat af geteld, en lager las men 
op den gevelsteen: de Noordt Star. Met het Kompas vereenigd hing de 
Noordstar uit aan een zeemanskroeg, met dit nauticum: 

* Als 't kompas is verloren 
Is de Noordstar uitverkoren. 

') Medegedeeld door den Heer J. Blaauw te Rijp. Die uitnoodiging om wat te rus- 
ten heeft ook aan menige kroeg haar naam gegeven. Zie biz. 302. 
2 ) A'. Utr. Covrant 1867, n°. 501. 3 ) p. 500. 




Digitized by 



Google 



320 HEMELMCIITEN EN LUCIITVERSCHIJNSEI.EN. 

Van de Vyerige Colom hebben wij reeds vroeger gesproken ; ook van den 
Regenbojog *). Deze laatste kwam mede in het heraldieke drietal voor. 
In de Geertesteeg te Utrecht leest men nog boven een poortje : De inganck 
van de 3 regenbooge 1657, denkelijk een voormalige ververij. 

De Morgenstond komt veelvuldig op de bordjes van kroegen en kelders 
voor, die vroeg open zijn om den werkman zijn raorgenslokje te ver- 
schaffen; even zoo de Dageraad, ja zelfs de Vroege Dageraad. Hij stond 
op het bord van een Doesburger geschilderd, niet dit dichterlijk bijschrift : 

* Dit 's in den Dagcraet, die ons nu komt verschijnen, 
En doet al 't nachtgezicht door hare glans verdwijnen. 
Ik wensch dat ik gezont die weer zie ondergaan, 
Om morgen met den dag met haar we&r op te staan. 

De Vier Winden zag men vooral uithangen aan hoekhuizen, die op alle 
winden stonden. Zij worden afgebeeld door vier gevleugelde koppen met 
bolle wangen, die, uil de vier hoeken van *t bord of den steen, een lucht- 
stroom naar 't middelpunt blazen ; zoodat het geheel den vorm van een Bour- 
gondisch kruis heeft. Men vindt ze alom: te Haarlem op den hoek van 
de Groote-Houtstraat en *t Verwulft ; te Amsterdam op een gevelsteen van 
1608 aan 't End van de wereld; te Straatsburg op een uithangbord. 

Eindelijk de Donder en Bliksem. Wij hebben er reeds een voorbeeld van 
ontmoet in het Derde hoofdstuk van het Vierde boek: de lucht doet wondre 8 ). 
En een wijnkooper in de rue St. Jacques te Parijs had voor eenige jaren 
een uithangbord, waarop een lucht vol onwee'rswolken geschilderd was, 
met de stad Tonnerre in 't verschiet, en daaronder: Aux vignes de Ton- 
nerre 3 ). 



») Zie Deel I, biz. 50 en Dn»l 11, biz. 51. 2 ) Deel II, biz. 96. 

3 ) Dk Potter, biz. 76. 



Digitized by 



Google 



TWEEDE HOOFDSTUK. 

VIERVOETIGE DIEREN. 



YY ellicht maakt deze of gene, als hij den titel van dit hoofdstuk leest, 
de aanmerking, dat wij, met onze »viervoetige dieren," geheel niet op de 
hoogte van de zoologische wetenschap zijn ; wij zouden aan zoo iemand 
wederkeerig toevoegen, dat hij niet op de hoogte is van ons onderwerp. 
Wij behandelen geen zoologie, raaar uithangteekens, en wij maken geen 
wetenschappelijke verdeeling, maar eene, die bij ons onderwerp past. 

De dieren van alle soort zijn — reeds onze Eerste Afdeeling heeft bet 
aangetoond — van ouds als uithangteekens verschenen, en wel talloos, 
wat door 't veelvuldig voorkomen van dieren- als familienamen bewezen 
wordt. De meeste afbeeldingen van dieren zijn oorspronkelijk aanduidin- 
gen van 't bedrijf dergenen, die ze uithingen; — andere voorstellingen, 
b. v. van een blinden ezel of een dan send half, een ezel te paard, enz., 
dankten hun oorsprong aan luim en spotzucht; terwijl de opgemerkte bij- 
zonderheid, dat de Leeuw, de Wolf, de Vos, de Beer en de Ha an 
de oudste en algemeenste zijn, het vermoeden opwekt, dat deze aan den 
beroeraden dieren-epos, »Reineken de Vos," zijn ontleend. 

En nu de diergaarde eens doorloopen, zonder ons, langer dan noodig 
is, bij elken viervoet op te houden. 

Den Leeuw hebben wij reeds behandeld als heraldieke figuur, in welke 
hoedanigheid hij zich 't meeste vertoont. Natuurlijke leeuwen komen 
echter ook voor: wij hebben er eenige bladzijden vroeger een paar laten 
kijken, die wandelende waren voorgesteld. De ligqende Leeuw treft men 
aan voor een tabakswinkel te Groningen. 

De Tijger, aan Bacchus gewijd, kwam eigenaardig voor aan menige 
tapperij. Een andere tabakswinkel, mede te Groningen, prijkt met den 
Bonteit Tijger. Het Tijgervel hangt bij bontwerkers uit. 

De Deer kwam voor op uithangborden en gevelsteenen. De Zwarte Beer 
is een logement te Maastricht en de Witte Beer pronkt te Leeuwarden 
aan een winkel, de Nieiiiee Beer te Rotterdam wijk 44 n°. 447 op een ge- 
II. 24 



Digitized by 



Google 



322 VIERVOKTIGE DIEREN. 

velsteen; en de Roode Beer hing voorheen te Utrecht bij een komenijhou- 
der, die ongelwijfeld uit Engeland herkomstig was, als wij uit de taal 
opmaken, waarin het bijschrift was geschreven : 

* Dit is in de Ro6 Beer, 
Hier verkoopt men kaarsen en smeer, 

En ook goeje gengebier (gingebeer, gemberbier,) 
En Bier-azijn of 't Wijn-azijn wier. (tvere, ware). 
Ja opk te zelfder stee, 
Verkoopt men klare mee 1 . 

Dp Klimmende Beer (niet in heraldischen zin, maar zeer natuurlyk af- 
gebeeld) komt voor op een Haagschen gevelsteen in den zijmuur van het 
huis op den hoek van 't Spui en de Amsterdamsche-veerkaai. De steen is 
halfrond en moet weleer in een boog van een zestiende-eeuwschen gevel 
gestaan hebben. 

Men kent de anekdote van den »Beer aan het touw," door Hermanus 
Asschenberg berijmd. Een winkelier wilde een beer op zijn uithangbord 
geschilderd hebben, die met een touw aan een paal gebonden lag. »'t Moet 
aan een ketting zijn," zei de schilder. — »Ik wil een touw," zei de win- 
kelier. — »De beer vreet het touw door," zei de schilder. — *Die beer 
kan niet vreten," zei de winkelier. — De schilder moest toegeven; maar 
hij wilde toch gelijk hebben, en schilderde den paal en het touw met 
olieverf en den beer met waterverf. Bij de eerste onweersbui regende de 
beer weg. »Zie je nou well" zei de schilder: 

Het touw is losgerukt door dien verwoeden beer, 
Nu is hij naar de maan; gij ziet hem nimmer we£r. 

De winkelier liet nu den beer aan een ketting schilderen en had met 
Nieuwjaar een dubbelen Beer aan den schilder te betalen. 

J t Beerennest vindt men bij Horsen in Gelderland. 

Behalve bij de koekebakkers l ) hangt de Olifant ook aan herbergen uiU 
b. v. te Soeterwoude en te Hoogeveen. Te Leiden was weleer een brou- 
werlj de Olifant en in dienzelfden Olifant was in het laatst der vorige 
eeuw de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde gevestigd. Op den 
17 dM1 Mei 1397 brandde heel Bergen op Zoom af, op twee huizen na, de 
Olifant en de Draak, waarop toen dit gedicht werd gemaakt: 

In het soetste van de Moye, 

Was tot Bergen groot geschreye, 
'l Verbrandde alle stocke on slaecke, 
liehalve den Olifant en den Draevke. 



') Zie Deel I, biz. 114. 



Digitized by 



Google 



vikrvoetk;k dieren. 



323 



Waar een tarn me Olifant wordt voorgesteld, heeft hij een toren op 
zijn rug: zoo vertoont ons Delftshaven er een op een gevelsteen. 








v 


^JirB^^ 


i 


r^J^drii 


1 




dc 


>,Wi\U Olipliant 



Aan een tabakswinkel op den Buitenkant tusschen do Bantammerstraat 
en de Kraansluis hing in de vorige eeuw de Witte Oliphant uit; op den 
rug van Hbeest zat een moriaan, die rookte uit een pijp met eendopje! ! ) 

Minder dan de Olifant komt de Kameel voor; toch zien wij nog cT Ka- 
meel op een gevelsteen op den Fluweelenburgwal te Amsterdam, en hing, 
in de 46** eeuw, de Guide Kameel in de Warmoesstraat uit. 

Hoe de Aap van ouds voor tabakswinkels prijkte is reeds gezegd *). 
In de Anjeliersstraat had zulk een winkel, op 't uithangbord, aan de eene 
zijde een Aap, aan de andere een Uil, beiden met een pijp in den bek, en 
daardhder dit rijmpje: 

* Sijt gij met weelde of wee belaan, 
Denk dat die beide als rook vergaan. 

Op de deur van een tabakswinkel te Hoorn stond het Aapje met de kraag 
geschilderd, en dit vers daaronder, dat ook op de tabakszakjes stond: 

* Gij burgers en boeren, en wilt niet voorbijgaan, 

Want hier vint gij den oprecbten welriekenden Nicoxiaan, 

Die alle flegmatieke bumeuren doet opdroogen, 

Sij is goet voor een druipende neus en loopende oogen. 

Komt maar in, vrienden, hier bebje bagendevell, 

Een pijp vooraf voor niet, en veel voor je gelt. 

Sij zelje deurwarmen van agteren en van voren, 

En kruipen door je neusgat en beide jou ooren. 

Hebje wat van doen, volg dit briefje maar, en vraag 

Na Joris Muishond, in Y Aapje met de kraag. 



') Uit de verzameling van den Heer Mr. W. B. S. Boeles, te Assen. 
') Zie Deel I. biz. 118. 



21 • 



Digitized by 



Google 



324 



VIERVOETIGE D1ERF.N. 




WiJi^XLlAfiM — J 



Wie weet of 't niet van dien winkel was, dat de later zoo beroemde 
Aapjessnuif zyn oorsprong nam. 

De Gouden Aap hangt nog aan twee logementen te Brugge uit. De Slij- 
pende Aap hing in 't begin der 18 de eeuw bij een slij per op den Haarlem - 
merdijk bij de Eenboornssluis ; dus zicb zelven als een aap voor te stellen 
was een aardigheid, die al op middeleeuwsche zegels voorkomt. 

Op de Lindengracht 
vindt men een zeven- 
tiende-eeuwschen ge- 
velsteen met apen aan 
't spinnewiel, waarvan 
wij de af beelding hier- 
nevens voegen. Nieuw 
was het denkbeeld ech- 
ter niet; reeds in 1460 
hing te Gent Werre- 
garen uit, waar nog 
't Werregaren-straatje 
naar heet. Te 'sGravenhage is een straat, die zeker ook naar een voor- 
malig uithangbord Apendans heet; de voorstelling op dat bord zal wel zijn 
geweest als die in Cats »Sinne- en Minnebeelden", n°. XLII. 

Ieder weet, hoe een Parijsche linnenkooper uit het begin dezer eeuw 
zich een vrij onbetamelijke woordspeling had veroorloofd, door een aap 
met manchetten en jabot' op zijn uithangbord te schilderen, 't geen dan 
singe en batiste (Saint-Jean-Baptiste) verbeelden moest. Maar minder be- 
kend — natuurlijk omdat het te Amsterdam en niet te Parijs voorviel, — 
is het gebeurde met een levenden aap, die bij een der talrijke kledrmakers 
in de Langestraat *) tot uithangteeken diende. Het beest kreeg alle drie 
maanden een nieuw rokje en een nieuw broekje aan, zoodat het voor een 
levende modeplaat gold en ieders aandacht trok. Maar het kon zijn apen- 
natuur niet afleggen en deed den buren vrij wat overlast, vooral een 
schoenlapper, die tegenover den snijer in een pothuis zat. Deze man 
toch vond dikwijls, als bij na 't schaft-uur in zijn atelier terugkeerde, al 
zijn oude schoenen en muilen, zijn lapjes le£r en pikdraden, enz., door 
elka&r geworpen. 't Was de aap, die afgeneusd had, hoe Baas Pikdraad 
de hand door een open ruitje stak en zoo den grendel van de deur schoof 
en binnenging, en hij was slim genoeg om 't hem na te doen en dan in 
't pothuis, bij afwezigheid van den lapper, den baas — of liever den beest — 
te spelen. j)Wacht!" zei eindelijk Baas Pikdraad tot zich zelven, »ik zal je 
dat eens voor al afleeren en, toen het schaft-uur we£r naderde, nam hy zijn 



: ) Dat die straat vol lieden van dat vak was is reeds pezegd Deel I, biz. 2*6. 



Digitized by 



Google 



V1ERV0ET1GE DIEREN. 325 

snijines, sleep het op een steen, streek zich een keer of wat met het scherp 
langs den hals, lei het ne£r en vertrok. — Bij zijn tei-ugkomst vond hij 
den armen Sim, die ook deze manoeuvre had willen naapen, doch de zaak 
te ernstig had opgevat, met afgesneden hals in het pothuis liggen. 

In de 17* 6 eeuw was de Amsterdamsche Civet beroemd, en vooral in 
Spanje zeer gezocht. Een gezelschap kooplieden te Amsterdam had octrooi 
van de Staten om Civet-katten te houden. Bij deze kooplieden hing de 
Civet-kat uit; maar ook een winkelier in parfumeriSn pronkte er mee, 
met dit bijschrift : 

" Dit is in de Civet-hat, gelijk gij kunt aanschouwen, 

Maar komt hier binnen, hier zijn parfuimen voor mannen en vrouwcn. 

Maar reeds in 4663 werd geklaagd over 't vervalschen van de Civet, 
waarvan, als gew6onlijk, de schuld geweten werd aan »die van de Joodse 
Natie." De Engelsche Civet begon de Amsterdamsche te verdringen, en 
in de 18 de eeuw was die nering hier reeds geheel verdwenen. Toch zullen 
sommige lezers zich »'t Beestenspel" hier wel herinneren: »Zay komt 
»uit Leeg Indien, waar die lekkere oteuren van taan komen; aber 't heeft 
»op ier nog keen efekt kehad, want zay schtinke infaam ; ich krijg ter self 
»kopfschmers van als ik ter lang an ruik." 

De gewone voorstelling van de Vos is: wegloopende met een witte gans 
in den bek. H Meest wordt hij betiteld als de Rod Vos; een tabaksverkoo- 
per in de Nieuwstraat had echter de Zwarte Vos uithangen. Dat de Vos 
als geslachtnaam gansch niet zeldzaam is, is ongetwijfeld aan 't veelvuldig 
voorkomen van den Vos als uithangteeken te danken, Zoo heeft b. v. nog 
de tabaksverkooper Jan Vos te Assen een Vos uithangen *). Een levens- 
groot en mooi exemplaar van een Vos, die een haan verscheurt, staat 
voor den gevel van een onaanzienlijk huis in de Oude-zijds-armsteeg. De 
Vliegende Vos staat op gevelsteenen op 't Cingel en-op den Blaauwburg- 
wal; en het Vosje hangt op tal van plaatsen uit. 

De Vossesteert was in 1468 een brouwerij te Leuven. H Vossennest komt 
op de Veluwe bij Nijkerk voor. 

Van den Wolf vermelden wij, dat hij in der tijd in de Warmoesstraat 
bij Vondels zwager Hans de Wolff uithing, en dat men den Ouwen Wilden 
Wolf nog in een gevelsteen in de Wolvenstraat vinden kan. De Oude Wulf 
hing in 1366 te Gent uit; de Hongerige Wolf placht vroeger in de oos- 
telijke gewesten van ons land dikwijls aan boereherbergen uit te hangen 
en men vindt dien nog bij Wedde en bij Ommen. 

'/ Wild Zwijn — een oud en edel wild — kwam zeldzamer als uithang- 
teeken voor, dan men vermoeden zou; want 't liet zich vertegenwoordigen 
door zijn kop, waarover zoo aanstonds. Eerst moeten wij vertellen, hoe 



') Medegeduld door den Heer Mr. W. B. S. Boeles, te Assen. 



Digitized by 



Google 



•T26 VIHltVOKTIC.E IlIERKN. 

een tapper te Gouda 't beesi liad uithangen met een bril op den neus; 
dat dit een persiflage was op den pachter van den wijnaccijns, bleek uil 
het bijgevoegde rijm: 

# In het Swarte gebrilde Sw\jn, 

Verkoopt men aldcrhande wijn. 
k Zal 't Varken voor spion gebruiken, 
Die met zijn bril wel ziet na *t sluiken. 

Het Zwijnshoofd komt nog tegenwoordig aan tal van logementen voor. 
Jacobus Scheltema ') wil, dat het afkomstig zijn zou van Hendrik van 
Brederode en wel uit den tijd van 1560 — 6G, toen het uitgehangen werd 
als vereenigingsleus der misnoegden tegen Granvelle. Zijn verklaring is 
echter niet aannemelijk, want vooreerst dwaalt hij, dooi het Zwijnshoofd 
te vereenzelvigen met het S child van Vianen, en dit laatste voor een 
uithangbord te houden, — t was een koperen legpenning: — ten andere 
was het Zwijnshoofd, geplaatst boven twee kruislings Hggende vlaramende 
stokken, als devies der Brederoden veel ouder dan Hendrik, want Jonker 
Frans voerde het reeds met de spreuk : ardent desir, — en eindelijk was het 
als uithangteeken reeds lang en overal bekend. Wie heeft Shakspere *) 
gelezen en kent het Zwijnshoofd in Eastcheap niet, waar Prins Hendrik, 
Sir John Falstaff en hun makkers verkeerden? Uit echte stukken blijkt, 
dat dit Zwijnshoofd reeds tijdens de regeering van Richard II, in het laatst 
der 14* 6 eeuw, bestond. — 't Zwijnshoofd is zoo oud als het jachtvermaak. 
Als de edeling met zijn stoet van 't vermoeiende najagen van herten en 
zwijnen terugkeerde, wat kon hem dan welkomer zijn dan een goede 
maaltijd, en welk geschikter en uitlokkender uithangbord kon de waard 
dan uithangen dan den Zwijnskop? En ook later, toen adeldom en wilde 
zwijnen reeds tot het verledene behoorden, bleef dat uithangbord toch zijn 
oude beteekenis beho'uden; want de Zwijnskop bleef in eere en zelfs 

De trouwc koraparanl van elk promoliefeesl *). 

En men vindt hem niet alleen aan herbergen uithangen, inaar ook by 
koks, als b. v, op de Leidschestraat. 

Van gelijken oorsprong als de voorstelling van het Zwijn, doch oneindig 
talrijker en in grooter verscheidenheid is die van het Hert. Men vindt. 
het in alle kleuren: maar voornamelijk het Witte, dat in Engeland, en 
het Roode, dat hier te lande het meest voorkoint. Het Witte Hert is 
doorgaans vercierd met een gouden halsketen, en de oorsprong dier figuur 
klimt tot de hoogste oudheid op. Aristoteles vertelt van zulk een hert, 
dat door Diomedes aan Diana was toegewijd, en duizend jaar later door 



! ) Zie Deel I, biz. M7. 5 ) First en Second Part of Henry Ifie Fifth. 

J ) Acad. Idyllen. VIII, 



Digitized by 



Google 



VIERVOF.TIGE DIEREN. 327 

Agathokles, koning van Sicilian, werd gedood *). Volgens Plinius was het 
Alexander de Groote, die een Wit Hert, dat hij gevangen had, met een 
gouden halsketen vercierde *). Overleveringen van dezen aard waren zeer 
geschikt > om de verbeeldingskracht der middeleeuwsche schrijvers op te 
wekken. Zij stelden Julius Cezar in de plaats van Alexander en brachten 
de fabel over naar de westersche streken, ten gevolge waarvan thans on- 
derscheiden landen op de eer bogen, het Witte Hert met den gouden 
halsband te hebben voortgebracht. Een zoodanig Hert was, naar men be- 
weerde, in 't woud van Windsor gevangen, een ander op de meente van 
Rothwell Haigh in Yorkshire, een derde bij Senlis in Frankryk, en een 
vierde bij Maagdeburg — welk laatste door Karlemanje zou gedood zijn. 
Volgens anderen weer had deze keizer een Wit Hert in de wouden van 
Holstein gevangen en het, als van zelf spreekt, met een gouden halsband 
voorzien. Meer dan drie eeuwen later, in 1172, werd dat dier gedood 
door Hendrik den Leeuw, als men dit nog lezen kan in een Latijnsch 
opschrift aan den muur der hoofdkerk te Lubeck. Het Witte Hert met 
den Gouden Halsband was het geliefkoosd zinnebeeld van Richard II, 
Koning van Engeland. Toen hij in 1390 op Smithfield een prachtig tor- 
nooi gaf, ter gelegenheid, dat hij eenige Heeren (waaronder Willem van 
Oostervant, later Willem VI van Holland) tot Ridders van den Kouseband 
had gestagen, droegen alien, die van 's Konings huis waren, een livrei : 
hun rokken, wapens, schilden en paardedekken, waren geborduurd met 
witte herten, die gouden halsbanden droegen, waar gouden ketens bij 
nederhingen. 

Het Groene Hert hing uit aan het buitenverblijf van zekeren Van Erpe- 
kom (of Erpecum) te Amsterdam, wiens weduwe en dochter Tanneken 
daar nog woonden in 1665, toen de dochter overfeed. Op den begrafe- 
nispenning ziet men op v de eene zijde Tanneken met een waaier in de 
hand op de buitenplaats wandelen, en op de keerzijde leest men een vers 
van Vondel, dat dus eindigt: 

.Uw verraaeck was 't Groene hart, 
Nu ontbeert het u met smart '). 

Wellicht zijn de Vijf Groene Herten, dat zoo vele pakhuizen zijn op de 
Brouwersgracht over de Willemsstraat, nog gebouwd door den vader van 
Tanneken en woonde hij ook in y t Groene Hert. 't Was in die dagen niet 
ongewoon, dat de koopman aan zijn buitenplaats en zijn pakhuizen 't zelfde 
uithangteeken gaf als aan zijn woning prijkte. 

H Blaauwe Hert komt nog aan een houtzaagmolen by Amsterdam voor. 

y t Gekrootide Hert was o. a. een brouwerij te Delft in de 17 de eeuw. 



») Histor. Lib. IX, cap. VI. *) Hislor. Sat. Lib. VIII, cap II. 
3 ) Leven an Werken, Oeel X, bU. f86 en Peel XU biz. 257. 



Digitized by 



Google 



328 



V1ERV0ETIGE D1ERF.N. 



Maai' aan herbergen zijn van ouds de dorst ige en drinkende Herten 
ontelbaar. Zie hier een paar rijmen, daarop betrekkelijk : 
Te Enkhuizen voor een luifel: In 7 Dors tig Hert: 

' Dil Hert dat sinagt van dorst door 'I jagen been en weor, 
Maar ach ! dc mensch is kocl en dorst niet na deu Heer. 

Te Leiden, op een uithangbord: In 7 Drinkend Hert: 

* Gelijk een hert, van jagen moe, lust te drinken water rein, 

Alzo verkoopt men hier, tot versterking van de mage, loebak, bier en bratidewijn. 

7 Vliegend Hert hangt nog uit aan *t voornaamste logement te Naarden ; 
dat vliegen was zeker een zinspeling op de snelbeid der postpaarden, 
want vroeger was hier de paardeposterij gevestigd. 

9 1 Vluchtetid Hert zagen wij geschilderd op een bordje aan den weg tus- 
schen Hilversum en Laren; een Hert, door een hond vervolgd, en daar- 
onder : 

Wie had dit ooit gedagt, dat ik als weeduvrou, 
Hier in dil vluglend hart een borrel tappen zou ? 

En, om niet meer verscheidenheden te noemen, voegen wij hier nog 
slechts bij het Oude Hert van Domine Vrolikhert (wiens vader gewoond 
had in 7 Vrolik Hert, dat natuurlijk een speling was met de dubbele 

beteekenis van hart of hert). 
Wij zien het op een gevelsteen 
van 1624 te Vlissingen aan den 
hoek der Hellebaardiersstraat, 
en wij geven erhier de afbeel- 
ding van. Gezegde Dv Vrolik- 
hert was de schrijver van den 
»Vlissingschen Kerkheinel," en 
de Vlissingsche predikanten 
hadden, blijkens de rekeningen 
hunner verteringen, hun aard- 
schen hemel in die herberg. Had er een nieuwe Dominee gepreekt, er 
was na de pre£k een partijtje bij Tanneken in 7 Hart. Die Tanneken — 
wie weet? misschien een grootmoeder der Amsterdamsche — was kaste- 
leines in dat huis in de dagen van Leicester en het huis veel ouder dan 
de steen, die van een latere verbouwing dagteekent. 7 Was in de 16 de 
eeuw de voornaamste herberg van Vlissingen, en in 1580 werd daar 
zelfs, »door een gezworen exploiteur van den Hove, »de Stad en Heerlijk- 
heit van Vlissingen geveylt en opgeroepen." 

De Hertekap en de Hertshoorn hingen ineermalen, zoo bij drogisten, als 
aan herbergen en brouwerijen uit. 

Dp Wilde Hee zien wij nog op een gevelsteen op de Brouwersgracht bij 
de Keizersgracht. 



DE 


tis m 


H3 


TJHO^V 


DE 


^e& 




HKK1*1* 




"N. 




y tssi* 




i ^jjttwl 


JK^ 




4B 




^u»^ 







Digitized by 



Google 



VIERVOETIGE PIEREN. 



329 



De Antilope, hier ie iande niet bekend, hing vroeger te Oxford uit aan 
een heiberg, waar zekere Frank Hil kastelein was, die niet kon nalaten 
te gapen als hij 't een adder zag doen. Eens hadden de studenten hem 
al zijn eenden ontstolen en ging hij naar den Onder-kanselier om er over 
te klagen. Doch tpen hij zijn aanklacht zou uitbrengen stond een der stu- 
denten achter den Onder-kanselier en deed een schrikkelijken mond open. 
Nu kon de arme Frank geen woord uitbrengen en deed niets dan gapen, 
zoo dat de man van 't gezag dacht, dat hij gek of dronken was en hem 
de. deur liet uitzetten , ). 

De (of net) Haas behoort aan herbergen en bij koks te huis. Een 
dezer laatsten had er dit rijm bij: 

' Een haas loopt snel. 
Gcspekt en gebraden smaakt ze wel, 
Daar weet niemant beter als ik van, 
Want ik verdien er mijn geld an, 
En ik beb er de slik van. 

't Beest heeft dus drie geslachten : volgens de schoolineesters M, volgens 
de jagers 0, volgens de koks V. 't Is gelukkig niet alleen in de spel- 
ling, dat de eenparigheid ontbreekt. 

De Koolhaas kwam vroeger meermalen voor, en meer dan een famielje 
heeft er haar naam van; en de Gouden Haas is een logement te Elburg. 
De Hazendans hing nog voor een goede veertig jaar in de Hazenstraat 




uit, mooi geschilderd als *t hierboven staat. *t "Was een tegenhanger van 
den Haagschen Apendans en viel bijzonder in den smaak der Amsterdam- 
mers; immers men had er nog een op Oostenburg, op de onderdeur van 
een komenij geschilderd, en een anderen op den Kadijk, en nog hangt er 
een, oud en verweerd, in de Tweede-goudsbloemsdwarsstraat. Evenwel 



') Hint, of Signb. p. 1 10. 



Digitized by 



Google 



330 VIKRVOETIOK DIKRKN. 

kent men dien ook elders, b. v. te Oud-Vroenhoven bij Maastricht. — Ook 
de Hazenjacht komt als uithangteeken voor. 

'tDiminutief ontbreekt ook hier niet, en 'tHaasje is een van ouds ver- 
inaard logement aan het Damrak. 

7 Konijn kwam te Amsterdam op een luifel voor, met deze wysgeerige 
toepassing : 

* 't Konijn loopt in de duynen en leeft gelijk na wensch, 
Het kruipl voort in zijn holletje, vernecrat het cenig mensch; 
Maar de menschen weten hedendaags me6 wel holletjes te zoeken. 
Hier verkoopt men, tot ieders gerijf, alderhande geplamuurde doeken. 

Zeldzamer dan 't Haas komt het Konijn alleen voor; maar daarentegen, 
voor de kroegen aan den duinkant, des te meer Konijnsbergen, waar men 
een duin — alias »een hoop zand" geschilderd ziet — met twee ofdriegras- 
zooden of helmsprieten en een troep konijnen, deels zittende, deels uit 
hun holletje kijkende, er om heen. Ook bij de steden zag men vroeger 
wel een Konijneberg buiten de poort, als de kastelein er tot vermaak der 
bezoekers zoo'n bergje met konijnen in zijn tuin op nahield. 

Een andere wroeter in de aarde is de Mol: deze placht zelfs dikwijLs 
uit te hangen en komt nog vaak op gevelsteenen voor. Te Dordrecht in 
de Grootekerksbuurt zag men de Mol met dit rijm: 

' Tot flodts lof, prijs, eer en faam, 
Heeft dit Huys naar den Mol sijn naam. 
Ouderdom wordt seer begeerd, 
Maar als bij komt is die onweerd. 

Even als de Mol komt ook de Otter dikwijls voor als geslachtnaam 
en als uithangteeken. Te St. Gilles bij Dendermonde hangt aan een her- 
berg- Dm Otter uit, en wel ten gevolge van het aandoenlijke voorval, dat wij 
verhalen gaan. Vddr honderd jaren was een Italiaan, Tornaco genaamd, 
kommandant van Dendermonde en onderscheidde zich door twee eigen- 
schappen, 1°. dat hij zeer streng was, 2°. dat hij graag visch at, vooral 
bliek ; — »een rare sraaak !" zal men zeggen ; maar de legende luidt zoo. 
't Was hem daarom zeer lief, dat de vestinggracht vol bliek zat, en hij 
behield als kommandant het vischrecht in die gracht uitsluitend aan zich, 
ja benoemde zelfs een man om die visscherij te bewaken en te bedienen. 
Toch kreeg hij weinig bliek te smullen, want er was niet te vangen; de 
Otters kwamen 's nachts, zei zijn oppasser, en aten den visch op. Daar 
had Tornaco het zyne niet van; hij ging eens stilletjes een nachtronde 
doen en zag toen wie de Otter was, die den visch stal : — 't was de 
oppasser zelf. De kommandant barstte uit in een krachtigen Italiaanschen 
vloek, dien Satan beter verstaat dan Hollandsche vloeken en ook dadelyk 
vervulde, door den visscher in een Otter te veranderen. Deze merkte dat 
niet eens, maar nam, van schrik op 't zien van zijn kapitein, dadelyk de 
vlucht en holde op zijn vier pooten, naar St. Gilles, waar hij dood ne£rviel. 



Digitized by 



Google 



VlERVOF/niiK DIEREN. 



331 



juist voor de herberg, waar hij de gestolen visch verkocht had en waar 
sedert, ter herinnering van die gebeurtenis, de Otter uithangt. 

De vischdief brengt ons van zelf tot nog lastiger dieven, de Rotten 
en Muizen. Van de eerstgenoemden had een Hollandsche boer er drie 
op zijn wagenkrat laten schilderen met deze toespraak, tot de recensenten 
gericht : 

* Dese wagen beb ik doen maken, 
d' Een sal 't prijsen, d' ander laken, 
Maav die dc wagen niet is naar sijn sin, 
Die blaast dese Rolten van agtcren in. 

Te Mendonck in Vlaanderen hangt aan een herberg de Zwarte Hatte 
uit. Op t uithangbord ziet men een Rot geschilderd, aan een paal ge- 
bonden, die naar een ham springt zonder er bij te kunnen komen : en 

daaronder : 

De ratle zal de besp niet ineer opeten ; 
Want zij ligt gebonden aen een keten. 

Niet meer — de rot had het dus vroeger gedaan en inoest daarom 
nu de straf van Tantalus lijden. 

Te Eecke bij Gent, een waterrijk oord, staat ook een Rot op H uit- 
hangbord, en vroeger las men daaronder: In de Waterratte; maar toen 
in 1829 en 1830 de Vlamingen petitien indienden om de invoering van 
de Fransche taal te verkrijgen, begreep de waard die beweging te moeten 
volgen en schreef op zijn bord o ra de to. 

Dat bezorgde hem natuurlijk ontzettend veel Fransche klanten! 

't Was zeker vrij dwaas; maar waarom Hollanders rat schrijven, anders 
dan om op kat te rijmen (als Van AJphen in zijn kindergedichtjes), is ons 
een raadsel. Wie heeft ooit tot zijn meisje gezeid: »je bint een lief ratje.' 




Digitized by 



Google 



332 VIERV0ET1GE D1EREN. 

De Muis vei-scheen eenvoudig als de Mays of H Muyskeii; maar ook in 
den val (gevelsteen in de Spuistraat bij de Molsteeg), en in den Wijngaard 
(gevelsteen op den Achterburgwal bij de Kreupelsteeg). 

Te Vynckt in Vlaanderen vindt men: in het Muyzmhol; maar gewoner 
fs: de Muizenvreugd, — de muizen dansende rondom een val, waarin de 
kat gevangen is, en Vondel zinspeelt er op in zijn »Roskam ,> : 

Maer nu is 'l Muysevreughd, de kat si l in de val. 

't Uitbangbord komt nog aan menige tapperij voor, te Alkmaar in de 
Heerenstraat, en te Amsterdam in de St. Luciensteeg als op de voorgaande 
bladzijde. 

Db Gouden Muizenval komt te Utrecht voor in Langendijks »Weder- 

zijdsch Huwlijksbedrog", en mocht ook wel weder eens op een zijscherm 
van den schouwburg te zien komen. 

En nu onze last- en huisdieren, en, in de eerste plaats, de Paarden. 

Die vinden wij vooreerst aan herbergen, wat vooral natuurlijk was in 
een t'yd, toen men meest te paard reisde ; voorts bij stalhouders, hoefsmids 
en paardekoopers, en eindelijk bij partikulieren, die om deze of gene reden 
een paard uithingen. Men vindt ze in alle kleuren, ook vergulde — 
alleen groene niet. Klaas van den Bosch, die in 1535 uit Amsterdam 
vluchtte om de Herdooperij, woonde in y t Iioo Paert — wat echter ook 
een »aftuit" kan geweest zijn. 

Een hoefsmid te Schagen had het Witte Paard op zijn luifel en daar- 
onder : 

In 't Witte Paard worden de paarden haar hoeven met ijser beslagen, 

Dat men de menschen dat me& kon doen, zij hoefden dan geen schoenen te dragon. 

In een stad in Warwickshire in Engeland, waar vier goede herbergen 
waren, zette een snaak er een vijfde bij op, waar hij 'J Witte Paard uit- 
hing, met dit rijm: 

Net Witte Paard maakt reeds den Beef beducht, 
Het jaagt aldra den Engel op de vlucht, 

't Zal spoedig ook het Schip doen zinken, 

En de drie Roemers ledig drinken. 

De profetie werd vervuld; geen der vier kon het tegen hem uithouden, 
en hij werd, zegt de overlevering, de stamvader van een rijke famielje. 

Te St. Polten, in Oostenrijk, vond men, lang geleden — het jaartal staat 
niet aangeteekend — achter de kerk, een herberg het Zwarte Paard, van 
welke het spreekwoord »de Waarheid vindt geen herberg ,, in de wereld 
is gekomen. De kastelein had een langen neus en kromme beenen, zijn 
vrouw maar. 6en oog, dat nog wel scheel zag, en de Schout van St. Pol- 
ten, die alle avonden zijn kan wijn in 't Zwarte Paard kwam drinken, 
was een klein ventje met een groolen bochel. Nu gebeurde % dat op een 



Digitized by 



Google 



VTERVOKTIOR DIERKN. 'AW 

dorp, dat eenige uren verder gelegen was, een echtpaar, welgestelde land- 
lieden, hun zoon Heintje hadden uitgezonden om op zijn ambacht te rei- 
zen. Behalve een stok, een pak kleeren en een goedgevulde beurs, had- 
den zij hem, als van zelf spreekt, een honderd zedelessen medegegeven. 
»Wacht u vooral," had vader gezegd, »voor het liegen; spreek altijd de 
waarheid, zoo komje 't best door de wereld." En Heintje had beloofd, 
die vermaning getrouw steeds te volgen. 

Zijn weg leidde hem over St. Polten, en daar besloot hij zijn eerste 
nachtverblijf te houden. Hij vraagt naar een goede herberg en men wijst 
hem naar 't Zwarte Paard. De waardin stond juist voor de deur toen hij 
aankwam, en dat gaf hem aanleiding al dadelijk een bewijs te geven, hoe 
hij 't vaderlijke voorschrift ter harte nam. »Goeden avond, mijn scheele 
eenoogige Vrouw Waardinne," begon hij met een vriendelijken groet; maar 
de Vrouw Waardinne nam 't n i e t vriendelijk op, stoof in huis en riep 
haar man. Toen Heintje dezen zag, riep hij op nieuw: »Goeden avond, 
Heer Waard met je langen neus en je kromme beenen!" Woedend Hep 
de Waard terug en haalde den Schout, die bij zijn kan zat. De kleine 
bultenaar kwam met een grimmig gelaat op Heintje af, die nog altijd op 
stoep Stond, en dreigde hem te slaan. »Ach, lief leelijk bocheltje!" riep 
Heintje, die alleen 's mans uiterlijke zag, zonder zijn qualiteit te kennen, 
»sla me toch met;" maar nu regende 't knuppelolie op zijn rug, waarna 
hij door den diender naar den toren gebracht, daar de trap afgesmeten en 
in een keldergat opgesloten werd. Toen hij den volgenden morgen we£r 
uit zijn kerker verlost en met een paar schoppen tot afscheid het dorp 
uitgejaagd was, had hij ook heilig voorgenomen, nimmer meer de waar- 
heid te spreken en luide verkondigde hij overal, »hoe die geen her- 
berg vindt." 

't Blaauwe Paard hing voorheen te Rotterdam bij een stalhouder uit, 
met dit rijm: 

* In 't Blaauwe paart 

Zeer wijt vermaart 

Zoo ieder mag aanschouwen. 

Hier huurt men paarden, chesen en carossen, goedertieren van aard, 

Daar ieder op kan rijden en wezen niet vervaard, 

H Zij Burgers, Heercn of Juffrouwen. 

Maar niet alleen bij dien Rotterdammer, die zulke goedertieren karossen 
te huur had, ook te Amsterdam hing 't Blaauwe Paard uit; w'y lazen 't nog 
voor een kroeg in de Willemsstraat, en dit, zoowel als 't oude, hooge huis, 
dat er tegenover staat — een opeenstapeling van verdiepingen, wat in 't 
Amsterdamsch een fort heette — herinnerde ons de dagen van voorheen, 
toen 't Oude France padt nog in voile tier en 't Blaauwe Paard een 
berucht huis was; toen de achtkante boer (als de sage meldt) over de 



Digitized by 



Google 



334 VIERVOKTIOF. DIERF.N. 

Goudsbloemsgracht sprong, en de dienaars van den Schout, die hem op de 
hielen waren, maar geen lust hadden om hem na te springen, uitlachte. 
Bruine en Bonte Paarden vindt men 't meest. Te Haarlem op de 
Botermarkt staat nog een paard gebeiteld op een gevelsteen, met het on- 
derschrift: in het Bruine Peerd; terwyl op een strook gelen steen over de 
geheele breedte van het huis dit rijm gebeiteld staat: 
Ik wou dat ik een peerd kon gekrijgen, dat yderprees, en van veracbten mocht swijgen ! ). 

Voorts vindt men aan logementen : de Koppelpaarden, het Postpaard ; 
te Amsterdam in de Kerkstraat op een gevelsteen het Hantpaart, een man, 
die een paard bij den toom leidt; te Groningen : het Tijgerpaard, het Oude 
Tijgerpaard en het Getijgerde Paard — alle drie logementen. De Schimmel 
hing van ouds op meer dan eene plaats uit en heeft zijn naam aan meer 
dan een familie gegeven. 

'/ Zieke Paard hangt tusschen Haps en Rykevoort in Noordbrabant aan 
den Nieuwen Hapschendyk uit. Ongetwijfeld woonde daar vroeger een 
waard, die tevens hoefsmid en veearts was, en wie weet hoe vele boeren, 
zelfs van verre plaatsen, naar hem toekwamen om hun zieke paarden 
door hem te laten genezen. 

't Vergulde Paertshooft hing in de \6** eeuw bij een goudsmid uit, in 
de Molensteeg te Amsterdam; en nog is de Paardekop (in Engeland een 
geheel Paard) opgetuigd, een zadelmakers-uithangteeken. Tot een geheel 
ander einde dient de paardekop, die nog op sommige plaatsen door bij- 
geloovige boeren boven de staldeur wordt gehangen — te weten om de 
nachtmerrie af te weren; — een gebruik welks oorsprong tot de dagen 
van den Wodansdienst opklimt. 

Bij Franeker vindt men de Drie Paardestaarten : — of daar ooit een 
»Bassa van 3 paardestaarten" gelogeerd heeft is ons niet gebleken. 

Den Ezel vonden wij niet dan met adjektieven: den Gulden Ezel te 
, Dordrecht aan de Lommerdsbrug; den Blenden Esele reeds in 1451 te 
Gent; te Amsterdam den Blinden Ezel voor 300 jaren aan een zeepzie- 
derij op het Water (welk beestje er nog tot 1865 op een gevelsteen 
pronkte, terwijl men den naam nog op een gangdeur daarnaast leest); te 
Antwerpen voorheen bij de »Cordewagenkrudersbrugge" en nog te Vlis- 
singen in de Kortenoordstraat *). 

De Gelaarsde Ezel — oorspronkelijk een schoenmakers-uithangbord — 
hing ook aan winkels uit; als te Leiden, met: 

* In den gelaarsden Ezel seer kloek, 

Verkoopt men toebak, brandewijn en knapkoek. 

Den EzeT te peerde hing te Antwerpen op 't Vingerlinck uit 3 ). Den 



') Medegedeeld door den Heer Majoor der cavallerio H. ilH Campo ^en. Camp 
- fiiarorscher 1867, biz. Ii7. •'») Antwerpen, biz. ^60. 



Digitized by 



Google 



VIERVOETIGE DIEREN. 335 

Ezel op den rechterstoel »met veel dieren rontom hem" kwam op het krat 
van een boerewagen voor, met dit vers: 

* Den Ezel is bier op den regterstoel gezeten, 
Hij heeft een groot gehoor, behoort ook veel te we ten. 
De dieren rontom hem ontzien het lompe heest, 
Omdat een iedereen zijn grove stemme vreest. 

Les beaux esprits se rencontrent. Vondel laat Willebord vertellen, hoe 

de Reus 

Egmond met zijn klock en grove stem vervaerde. 

Misschien ook had hij de poSzy van den boer, of had de boer, toen hij 
zijn schout dus persifleerde, Vondels »Gijsbreght" gelezen. 

Vane raye (een zebra of onager) hing in de 17 de eeuw te Parys uit, bij 
Pierre Costar. 

En nu de Runderen. Hoewel de Stier of Bui hier niet minder 
dan in Engeland een hoofdpersonaadje voor de veehouders is, komt hij 
hier als uithangteeken nergens, daar schier overal voor; en omgekeerd 
vindt men daar zelden een Os. 

Hier was de Os of het Osje in de eerste plaats een slagers-uithang- 
teeken, maar kwam ook, soms Gekroofid, aan verscheiden brouwerijen 
voor. De Bonte Os op den Nieuwe-zijds-achterburgwal was in 1656 een 
R. K. kerk. 

Wij vonden op een uithangbord het navolgende adres vermeld: 

' Dit is in den Bonten Os, 

De oudste zoon van Maarten Pos. 

En op een ander een toepassing, die de bewoner, een Hagenaar, op 
zich zelven maakte; doch die ons niet veel licht geeft: 

* Den Os weyd daar het groen is, 

Den Man woond daar hij van doen is. 

A.an een herberg tusschen Haarlem en Leiden las men deze omschrij- 
ving eener kompagnieschap. 

* Hier in den Os wonen twee waarden, dat 's een zwier, 
De een verkoopt den wijn, d'ander borrel en bier. 

Den Weelderigen Os vond men aan den Schevelingschen weg, en daar- 

onder : 

* Den Os in 't velt seer lustig leeft, 
En na zijn dood ons voedsel geeft. 

De Gouden Os was in de 17 de eeuw een groot huis te Dordrecht, dat 
vrouwe Katharine van Beverwijk toebehoorde '). 



') Balk*, biz. 70. 



Digitized by 



Google 



336 VlRUVOFTlOF. dierfn. 

De Gelaarsde Os hing bij een schoen maker uit, met deze opheldering: 

* Den os geeft den schoenmaker H leer, daar hij schocnen van maakt om te verslijten, 
Ik hob den os weer met leer tot daok geLaarst en gespoort doen conterfijten. 

Op gevelsteenen vindt men nog dikwijls den Gilde Os l ), en te Amster- 
dam op de Noordermarkt aan den hoek der Prinsengracht de Deensehe Os 
(een zeer dikke). Ook de Leggende (sic) Os komt meermalen voor. 

Dat de Ossekop bij leSrkoopers hangt hebben wij reeds gezegd; nu geven 
wij het rijmpje, dat bij een hunner voorkwam: 

* Ik draag hoornen, dat iedereen 't ziet, 
Maar menig dragen hoornen en weten 't niet. 

Een slagersmof, aan wien men gezegd had, dat kop in 't Hollandsch 
niet fatsoenlijk luidde, vroeg aan een juffrouw, die vleesch noodig had: 
»blieft de madam kedient fan 'n Ossenkesicht?" Ook de koekbak- 
ker, die v66r een paar eeuwen de Utrechtsche theerandjes uitvond, had 
waarscmjnlijk hetzelfde vernomen, en daarom luidde zijn uithangbord het 
Ossenhoofd. Ieder kent de voornoemde theerandjes en 't papier met roode 
figuren en letters, waar ze in gewikkeld worden. Op 't papier van 'smans 
opvolgers zagen wij den Ossekop tusschen de letters G en V R ; boven aan 
den naam »W. Hopman", en lager, de 12 roode vierkantjes, die theerand- 
jes verbeelden. Voorts de vermelding, dat de drie koekebakkers »Willem 
Hopman, Gerrit van Rijn en Willem Arnoldus van Ryn" woonden in de 
Schoutensteeg in het Ossenhoofd te Utrecht. En eindelijk dit alles opge- 
luisterd met dit gedicht: 

Neemt ze voor de vermaarde soorten niet aan, 
Of daar meet een merk van H Ossenhoofd hij gnan, 

Daarom hebt geen abuis, 
Om te komen van de Neu aan de linkarhand het eerste huis '). 

De Ossehuid hing soms bij een schoenmaker 
uit met een gekroonde elst er boven ; men vindt 
er nog een voorbeeld van op een gevelsteen in 

de St. Annenstraat. En by een vervaardiger van dobbelsteenen en andere 

beenen voorwerpen las men: 

* In de Gekroonde Os$ebeenen, 

Verkoopt men tabaksdoozen en dobbelsteenen. 

Koeien komen talloos voor: roode, witte en bonte. Van de laatste 
hebben zelfs beroemde mannen hun naam ontleend. 




') Zie J. ter Gouw, de Gildm, biz. 18, 19. 

2 ) Medegedeeld door den Heer Mr. W. B. S. Boeles, w Aasen. 



Digitized by 



Google 



VIERVOETIGE DIEREN. 



337 




Van een Rotterdamsche 
Bonte Koe ,aan den Goud- 
schen weg n°. 767 geven 
w\j hier de afbeelding. 

De Bonte Koe vindt men 
nog ontelhare malen, op 
een houten bordje ge- 
schilderd, bij melkslijters 
uithangen. 

Voor een gangetje in de 
Jordaan las men onder 
de afbeelding van een koe: 

* Koeytje, bewaar je hoofje wel ; de slagers komen aan, 
Hier achter in dit slopje verkoopt men Melk en Zaan. 

En een Saardammer houtkooper, die in zijn houttuin zijn melkkoe 
hoopte te vinden, hing ook dat beest uit, met een mooi rijm: 

" Dees Houttuin hoort Jan Ysbrants toe, 
Sijn toenaam is de Mellekkoe, 
Puik van branthout, sparren en planken, 
Die van mij koopt zal 't hem bedanken. 

De Vette Koe vinden wij bij Zuidhorn in Groningen. 

Een zonderlinge adreskaart op een uithangbord is de volgende : 

' In de Zwarte Koe met den Witten Staart, 
Woont Pieter Vuilbaart. 

Maar zulke zonderlingheden werden opzettelijk uitgevonden om de aan- 
dacht te trekken, wat toch het hoofddoel der uithangborden was : — even 
als men nu in de courant, advertentien het onderst boven laat drukken. 

De Gelaarsde Koe hing te Amsterdam' in de Warmoesstraat uit, met: 

* Zie deze koe heeft laarzen aan, 

Was t nog een bul dan kon het gaan. 

Vergulde Koeien vonden we alleen op een boerewagen in Noordholland ; 
maar de boer begreep zelf, dat het zoo niet behoorde; want hij schreef 
er onder: 

Ziet eens achter dezen wagen, 
Twee koeijen in het goud beslagen; 

Maar als men all eg wel beziet, 

Verdient de koe dat goud toch niet. 
Want zie, dat is ook alles mis, * 
Omdat het niet natuurlijk is '). 



1 ) Medegedeeld door den Heer J. Blaauw. 
II. 



M 



Digitized by 



Google 



338 



VIERVOETIGE DIEREN. 



y t Kalfje aan den Amstel is alom bekend, en heeft aan 't Kleine Loop- 
veld den naam van Kalfjeslaan gegeven. 

Op de Achtergracht tegenover de Veemarkt is onlangs we£r een nieuw 
Kalfje gekoraen, met het opschrifl: 

In het Kalfje 
Verkoopt men een heel en een halfje, 

Koud en warm, 

Voor rijk en arm, 

Voor groot en klijn, 
Wie er maar van gediend wil zijn. 

Een levensgroot Kalf vindt men in de Warmoesstraat bij de Gulde- 
handssteeg op een gevelsteen: Gildekalven vindt men ook nog hier 
en daar, natuurlijk acbtergelaten door slagers, die er gewoond hebben. 

Te Amsterdam had een slager zich zelven op zijn uithangbord laten 
schilderen, staande met een glas wijn in de hand, tusschen twee Kalfjes, 
en daaronder — wat voor die beestjes, zoo ze 't begrepen hadden, heel 
tergend zou zijn geweest : 

Zijt verblijt, 
So lang g' er aijt '). 

Het Kalf komt bont, verguld, vliegend of dansend voor, doch 
in 't laatste geval moeten zij met hun tweeSn zijn. — Het Vlygende Kalf 
(van 1633) kan men in de Spuistraat bij de Lijnbaanssteeg vinden. — De 

Kalverdans hing uit bij T. Reeskamp, 
op de Oudegracht bij de Jacobi- 
brugte Utrecht — een konkurrent van 
de straks genoemde theerandjes-bak- 
kers. Zijn dansende kalveren waren 
even rood als 't Ossehoofd en zijn 
rijm niet minder mooi: 

De Kalverdans van ouds genoemd, 
In 't lekker bakken zeer geroemd, 
Verkoopt Theerandjes zoo 't behoort 
En van het allerbeste soort, 
Bij Reeskamp is de voorraad klaar, 
Dus, vrienden, koopt en eet ze maar. 

Het Schaap komt, volgens de Engelschen, nimmer als uithangteeken 
voor; wel hier te lande. In 1656 was '/ Schaap een R. K. kerk in de 
Uilenburgerstraat en er prijkt nog een mooi exemplaar van op den hoek 




l ) Hist, of Signb. p. 187. 



Digitized by 



Google 



VIERVOETIflK D1EREN. 339 

der Prinsengracht en Spiegelgracht. Ook te Leeuwarden had men er een 
aan een tabakswinkel in de Peperstraat, met deze regels: 

* Schaapjen goet, 

Slaat bier ten toon; 
Geeft u in ovenrloet, 

Goe Tabak en Pijpen schoon, 
Oranje-appels en Limoenen excellent, 
In de Peperstraat is H Schaap bekent. 

H Blaauwe Schaap — wellicht een zinspeling op de blaauwe sajet — hing 
vroeger op verscheiden plaatsen uit, o. a. te Amsterdam bij 't Leidsche- 
kerkhof, met dit zonderlinge r\jm: 

* 't Schaap staat op zijn klaauwen, 

Ala 't wel groent dan zal 't wel blaauwen. 

J t Bevers-Schaap was in de 17* eeuw een aanzienlijk huis te Dordrecht 
en aldus genoemd naar de Beverens, aan wie 't behoorde ! ). 

Geestig was de voorstelling, die in onze jeugd in de Sparenwouder- 
straat te Haarlem te zien was op een uithangbord. Aan de eene zijde, 
Schapen in de wei en daaronder: 

Dees Schaapjes loopen in de wei; 
Maar ze weten niets van de andere zij. 

Aan de andere zijde, Schapen die geslacht werden, en daaronder: 

Dees Schapen hebben veel verdriet; 
Maar dat weten die andere Schaapjes niet. 

Achter op een voermanswagen vond men mede een voorstelling van gra- 
zende schapen, zonder tragisch element, maar met een materialisme, dat 
zelfs onzen dagen eer zou aandoen: 

* Deze Schapen loopen in bet groen. 

Deze voerman rijt daar hij heeft te doen. 
Al hadje Salomons wijsheit en Samsons kracht, 
Hebje geen gelt, je word niet geagt. 

De Ram komt zelden voor. De schilder Jan van der Eem woonde in 
1705 in de Vijzelstraat, »daer de Rammekens uythangen," en hat Ramshoofd 
vond men in de Wiegstraat te Antwerpen. 

Meer dan vader en moeder te zamen komt hel Lam voor. Eene der 
brouwerijen van dien naam, op 't Gingel over den Garnalendoelen, heeft 
haar naam aan een Doopsgezinde kerk gegeven. 

*t Werd somtyds eenvoudig als een schaap voorgesteld; maar meestal 



') Bales, biz. 12. 

22* 



Digitized by 



Google 



340 VtERVOETIGE DIEREN. 

als een Agnus Dei, dat het ook eigentlijk was. Onder Zuilen aan den 
straatweg vindt men het Gekroonde Lam, en in 1646 hing bij den boek- 
verkooper Gerrit Jansz. in de Anjeliersstraat, het Overijselsche Lam uit. — 
Ook' Lam met jes had en heeft men nog bij menigte als uithangteekens 
van sajet-en garenwinkels, en menkent de Lammertjeszalf l ) en Lam- 
rnersche kruiden. — Bij een Rotterdamschen bleeker hing, met toespe- 
ling op zijn groen bleekveld, het Lammetje groen uit. 

' In 't Lammetje groen, 
Wilt u wat spo£n, 
Om te bleeken koen ; 
Want ik neb gelt van doen. 

Van zulk een uithangteeken ontleende vermoedelijk ook de Lamgroens- 
buurt te 'sGravenhage haren naam. 

De Bok hing te Amsterdam aan verscheidene looierijen uit: de Bok, de 
Swarte Bok, de Bonte Bok, enz. Ook op gevelsteenen van burgerwoningen 
leest men meermalen d y Bock. 

Sedert men het Bok bier heeft, en een Bokhalle in de Plantaadje, 
hangt aan deze laatste de Bok uit, die springend is voorgesteld, met de 
voorpooten een schild vasthoudende, dat met een bierkan beladen is. 

Op den Zeedijk hangt een uithangbord, waarop een Bok geschilderd is, 
die aan een biervat ruikt, en daaronder: Bok-ale. 

In de Streek (tusschen Hoorn en Enkhuizen) hing de Bok uit aan een 
mosterthuis : 

* Hier in de Bok kan men de beste mostert malen, 
Men zal ze u brengen, die 't te var is om te halen. 

Een Leidenaar, die een Bok had uithangen, verwisselde dien tegen een 
Blaauwen Hooni en koos dit motto: 

* Grruckt is wech de Bock, 
Wilt u daaraan niet stooren, 

Ik wacht mijn eeuwig g'lok 
En heil in den Blaauw Horen. 

Welk verband die man zag tusschen zijn eeuwig geluk en zijn uithang- 
bord is ons niet duidelijk. Doch wij willen nog een paar andere bokke- 
rijmen mededeelen, die tevens als raadseltjes kunnen dienen. 't Eerste 
stond voor een houtkoopers-luifel aan de Zaan: 

* Met bokken wint de tim merman zijn broot, 
In Noorwegen slaan ze de bokken om de vellen doot, 
Te Enkhuizen verkoopl men de bokken vrij wat duur, 
En als men ze bier om niet geeft kijken de inenschen nog zuur. 



«) Zie Deel I, biz. 172. 



Digitized by 



Google 



VIERVOETIGE DIERKN. 



341 



Dit rijm was intusschen niet dan een variante op een oorspronkelyk 
»quickje" van Roemer Visscher, H welk de houtkooper op zijn beroep 
had toegepast door er den timmerman en Noorwegen in te brengen. De 
echte lezing, zoo als zlj voorkomt in de »Brabbelinghe" van gezegden 
schrijver ! ), luidt aldus : 

De Thuyn-man wint met moeyelyck Bocken sijn brood t, 

Om 't vel te verkoopen slaet de Boer de Bocken doot, 

De geroockte Bocken (bokking) verkoopen die van Enckhuysen drier: 

En als Mieuwes een Bocken (stomp) om niet krijght, soo siet hy suer. 

Opmerkelijk is % dat men bij Engelberts Gerrits alwe£r een andere 
lezing van dit bokkenrijm vindt 3 ). Dit bewijst zijn populariteit ; want even 
als het oudtijds ging met de sagen en legenden, die in den mond des volks 
onophoudelijk veranderden, zoo ging H ook met versjes en liedjes. 

Aan een looierij op de Looiersgracht te Amsterdam had men de Twee 
Stootende Bokken, en daaronder: 

* Weinige Bokken willen met Bokken Bokken gerijven. 
Mnar of Bokken Bokken stooten zoo zullen Bokken Bokken blijven. 

De Geit vindt men op een bordje waar geitemelk verkocht wordt; ze 
komt an'ders bij ons weinig voor. In Antwerpen vond men vroeger de Gonden 
Geyte, de Blauw Geyte 3 ). Horace Wal- 
pole had te Parijs een dansende Geit, (la 
Chevre qui danse) gezien en nog zietmen 
een gewapende geit (Goat in armour) te 
Bristol, en op den Fulham Road onder 
Londen, een Gelaarsde Geit, (Goat in boots). 
Het huis, waar deze laatste voorkwam, 
heette in 1663 alleen de Geit en men heeft 
gevraagd, wie dat dier de laarzen had 
aangetrokken. Een vernuftig schrijver, 
onlangs overleden 4 ) gaf er een Hollan- 
der de schuld van, die een Merkuur had 
uitgehangen met het onderschrift: der 
Goden bode, waarvan de Engelschen the Goat in boots hadden gefabri- 
ceerd. 't Is aardig gevonden en wij kunnen ons alleen verwonderen, dat 
Engelschen *t nog hebben willen we^rleggen. De Geit heeft haar laarzen 
gekregen even als de Koe, de Ezel en de Kat die gekregen hebben. 

't V ark en hangt natuurlijk bij spekslagers uit. Bij een Arnsterdamschen 
las men: 




•) Het Seste Schock n°. 49. *) Schoonh. uU de Nederl. Dichters, Decl I, biz. 5. 
3 ) Antw. } biz. 107. 4 ) T. C. Ciioom!r. A Walk from London to Mham, i860. 



Digitized by 



Google 



342 VIERV0ET1GE DIEREN. 

* Mijn voorhuis is vol spek, 
En H Varken voor de denr. 
Menig Jonkcr is een gek ; 
Menig Varken een sinjeur. 

Bij een Zeeuwschen spekslager : 

' Zo lang het Varken is op gtal, 
Zo baat het Varken niet metal, 
Maar als h gekeelt is heefl men spek. 
En zo zal 't gaan met ieder vrek. 

Bij een ander, die, om uit te drukken dat hij g e z o n d e Varkens slachtte, 
een Varken had laten uitschilderen, dat door de zon beschenen werd: 

* Dit Varken is gezont en 't schijnt het wil wel eten; 
God zal in eeuwigheit de zijne niet vergeten. 

De laatste (hier of daar gestolen) regel slaat ook net als een tang op 
dat Varken. 

't Geleerde Varken kwam vooral zeer dikwijls voor, doorgaans eenvoudig 
een geslacht Varken, dat aan de le£r hing; maar somtijds ook met een 
toespeling, die van ouds den klercken (wat juist rijmde op ve.rcken) 
gold : een Varken, met de achterpooten op een leeY staande, en met de 
voorpooten een boek vasthoudende ; — op die wijze. heeft het langen tijd 
uitgehangen in de Koningsstraat te Amsterdam. 

Andere spekslagers hadden J t Varken sonder hooft; men vindt er nog 
voorbeelden van op een geschilderd bord op den Haarlemmerdijk en op 
twee gevelsteenen in de Zanddwarsstraat. 

De Drie Zwarte Varkens hangen nog uit bij een spekslager in de Oude- 
brugssteeg. 

Maar ook bij anderen dan bij spekslagers hingen Varkens uit: zoo o. a. 
bij een Walschen schilder, — waarom, wist hij zelf niet; maar hij toonde 
zijn kunst door het te vergulden en hij schreef er onder : 

' Hier woon Jean Conee, 

Een schildre rare, ziet, 
Hij schildre dat hem jou gebiet. 
Et sy Oven, Tuinen en Kerken, 
Ba ! dit is in de Vergulden Verken. 

Het Vliegende Varken hing in 't laatst der 16 de eeuw bij een Regent van 
't Burgerweeshuis uit, en nog in deze eeuw aan een kroeg op den hoek 
der Weteringstraat en Baangracht. 

Bij Breda woonde een herbergier, wiens vrouw scheel keek, en die drie 
Varkens op zijn bord had laten schilderen met deze uitnoodiging: 

' In de Drie scheele Varkens, wie duyvel sou 'l versinnen ! 
Wie 't Vierde wil zien, die komt maar binnen. 



Digitized by 



Google 



VIERVOETIGE DJEREN. 



343 




Een andere waard, te Dordrecht in den Augustijnenkamp, had een zeer 
dikke vrouw, en vertoonde nu twee vette Varkens op zijn bord, met: 

In de drie vette varkens, zonder zinnen, 
Twee hier buiten, en een hier binnen l ). 

Wie van de twee waarden het plagi- 
aat begaan had kunnen wij niet uit- 
maken. 

In vele Fransche steden vindt men 
de Spinnende Zeug (la Truie qui file). 
De Legende schrijft den oorsprong dezer 
vreemde voorstelling toe aan 't ge- 
beurde met zekere jonkvrouw, die, toen 
haar eer in gevaar was, de kuische 
heldinnen van Ovidius navolgde en bad 
om in een zeug veranderd te worden : alleen dezen wensch er bijvoegende, 
dat zij haar spinnewiel behouden mocht. 

Het Varken komt, in Engeland, even als de Geit, gewapend (in ar- 
mour) voor en de benaming wordt er door 't gemeen op de scherpschutterij 
toegepast. 

Ook de enkele pooten van 't beest hingen bij een spekslager uit, met 
dit zonderling bijschrift: 

* Maria ging Jozef begroeten. 
Dit is in de Gehroonde Varkensvceten. 

Misschien heette de spekslager Jozef en zijn vrouw Maria. 

In Overijsel vindt men zelfs den Staart van 't Varken en ook zijn Hok. 
Te Uselmuiden, ter we^rszijden van den straatweg naar Zwol, liggen drie 
hofsteden in een driehoek, Zwijnsstaart, Zwijnshok en Zwijnsleger! 

»De Hond", zegt Pater Abraham van S l . Klara, »is onder de schepse- 
len Gods niet het minst", en als de trouwste medgezel van den mensch 
was hij dan ook zijn plaats onder de uithangteekens wel waardig. Wij 
vinden hem zonder en met bijvoegsel, zwart, wit en bont, doch zel- 
den of nooit verguld. 

De Wackere Hondt hing uit in de Kalverstraat bij Jacobus Hondius, die 
er naar heette. Bij dezen verscheen in 1611 aPontanus Rerum et urbis 
Amstelodamensium historia Sub cane vigilant i" en in 1614 de Neder- 
duitsche vertaling van dat werck »in de Calverstraet in den W acker en H<mt. u 
Zijn opvolger Hendrik Hondius woonde in 1633 op den Dam en gaf in dat 
jaar den Atlas van Mercator uit mm den Waecksamen Hondt" Toen kon 
men dat vigilante dier tusschen de Beurs en de Kromelleboogsteeg 



') Medegedeeld door den Heer Sraits van Nieuwerkerk. 



Digitized by 



Google 



344 VIERVOETIGE DIEREN. 

zien zitten met den globe en sfeer voor zich, op een vry groot uitsteeksel 
voor 't midden van den gevel, waarop te lezen stond: de Wackere Houdt; 
en boven op den top van 't huis was een sfeer geplaatst tusschen twee 
zittende Honden. In H laatst dier eeuw woonde er onze vriend Jeroen 
Jeroense, en nog tegenwoordig staat aan 'tzelfde huis de Wackere Hondt 
op een gevelsteen, doch nu zonder globe of sfeer. 

De dorstige Hond hing in de 17* eeuw aan een tabakskroeg uit, met 
dit rijm: 

' In den dorstigen Hond 

Verkoopt men Toebak bij 't loot of 't pont, 

Die 't wel gebruikt, dien is 't gegont. 

Een Haagsche tijdgenoot van dezen had op zijn bord een hond, die 
beentjes kluifde, laten schilderen, en deze erotische toepassing er bijgevoegd: 

* Die kluift het been 
Moet zijn alleen. 
De hond en wil geen makker lijen. 
Zoo ook de minnaar die gaat vrijen. 

Te Battlebridge in Engeland had men in 1668 de Dattsende Honden op 
een uithangbord; en Rouaan had weleer een Lachenden Hond (Le Chien 
qui rit). Jammer, dat daar geen fotografie meer van te krijgen was; maar 
't beest is lang verdwenen, en zelfe de straat die naar hem heette is ook 
al vernoemd en heet thans Du Guay Trouin. 

Van den Hond in de Pot is reeds gesproken l ), maar in Engeland kent 
men ook den Hond in J t Wambuis, die reeds voor eeuwen uithing en 't 
nog hier en daar doet Dr. Johnson bewees aan dat uithangbord zelfs de 
eer, er een metaphora aan te ontleenen: sprekende van een opgewarmde 
grap, zeide hij lachende: »'t is de oude hond in een nieuw wambuis 3 ). 

Den Waterhond en den Engelschen Dog hebben wij reeds genoemd *), 
maar onder de verschillende bijzondere soorten van honden is er geen die 
meer voorkomt dan de Windhond of Haze wind, als jachtsy mbool. Le 
Grand Levrier is nog de voornaamste herberg te Maastricht. 

Te Dordrecht was voor een iintwinkei een Windhond geschilderd, die 
over een lint sprong, en opdat men 't goed weten zou stond er onder: 

* Den Hazewini 
Springt over 't lint. 

»Wat lijkt het meest op een kat k ?" Natuurlijk een kater, en daarom 
werd by de voorstelling van het dier er altijd bij gezet of men Mijn Heer 
of de Juifrouw bedoelde. Beiden toch kwamen van ouds dikwijls voor: 



') Zie hierboven, biz. 24. ») Hist, qf Signb., p. 443. 

') Zie Dcel I, biz. 32 en 47. 



Digitized by 



Google 



VtERVOETIGE DIEREN. 345 

naar den Kater heeten de Katersstegen en -straten; naar de Kat inenige 
famielje. 

De Kat hing al zeer vroeg aan herbergen uit, 't welk blijki uit hetgeen 
wij bij Van Hasselt lezen '), hoe te Arnhem in 1533 zekere Gijsbert Mess 
beschuldigd werd een tinnen kan weggemoffeld te hebben, die Wendel, 
de waardin uit de Kat, hem uit de mouw gehaald had; en hoe, toen de 
zaak voor Schepenen kwam, Wendel zich had laten bepraten, om te ver- 
klaren, »dat sy Gysbert Mess die canne nyet uytter mouwe genoemen 
had", welk verhaal het bewijs oplevert, dat de spreekwyze »hij heeft ze 
in de mouw" niet van gisteren is, en tevens, dat een vrouw zich toen ook 
al vrij licht bepraten Het. 

De Kat wordt veelal voorgesteld met een muis in den bek 2 ) en zoo vindt 
men haar reeds op een Romeinsch mozaiek te Oranje, le Chat de Bar- 
riere 3 ). Trouwens muizen was van ouds haar ambacht. Maar de Kat 
houdt ook wel van vogels en vooral van vischjes. 

Wat hart wordt door geen goud verlokt? 
Wat huiskat door geen visch? 

vraagt Bilderdijk; en daarom was ook aan den Zandhoek, waar voorheen 
niets dan vischkoopers woonden, tusschen de afbeeldingen van allerlei vis- 
schen, als de Dot, de Salm, de Snoek, enz., ook de Kat aangebracht, die 
men er nog voor den gevel kan zien uitgehouwen. 

Kat en Kater kwamen ook gekleurd en verguld voor. De Bonte Kal 
placht een bontwerkers-uithangteeken te zijn; de Boode Kat hebben wij 
vroeger reeds ontmoet 4 ) en den Vergulden Kater vinden wij nog op een ge- 
velsteen van 1664 op de Leidschegracht bij de Korte-Leidschedwarsstraat ; 
een Kater, met de muis tusschen de klaauwen en daaronder: 

In die Vergulde Cater 
in die nieu stat. 

De Goudeti Kat hangt nog uit aan een huis op de Brol te Leeuwarden, 
waar weieer de apteekerij langen tijd is uitgeoefend door de familie Cat- 
huis, welker zondagsche naam echter Catsius luidde, en waaruit o. a. 
de beroemde Leuvensche professor Arnoldus Catsius is voortgesproten *). 

De Cypersche Kat kwam vroeger veel voor; doch schijnt thans uit de 
mode te zijn geraakt; wij vinden haar nog op den hoek van de Keizers- 
gracht en Leliegracht als d y Oude Siepersche Kat uithangen. 

Volgens den Schrijver van het »Staats-examen" fl ) zou Poes de vocativns 



>) Arnh. Ovdhedcn, Det-1 1, biz. 263 Vgl. Deel J, biz. 47, 48. 

*) Aitzema, Saken van Staet en Oorlogh, XXXIV, biz. 912. 

') Gaspamn, p. 122; Bastet, p. 288. 4 ) Zie Deel J, biz. 249. 

*) Eekhof, Leeuwarden, Deel Jl, biz. <I9. 6 ) Holland. Jaarg. 1851, biz. I9«. 



Digitized by 



Google 



346 VIERVOETIGE DIEREN. 

van Kat zijn; men vond haar echter in nominativo op het onderschrifl 
van een uithangbord: De Slapende Poes wider de hoenders. Zoo'n Poes of 
Kat, die ineengerold ligt te slapen, terwyl allerlei vogeltjes er om heen 
trippelen, was vroeger een voorstelling, die nog al in den smaak viel. 

De Kat komt met allerlei voor- en bijvoegselen en in allerlei toestanden 
voor. De Damende Kater was (ook al weer voorheen) een zeer gewild 
uithangbord: er was een jongen op geschilderd, die op de viool speelde, 
en de Kater danste er bij. Wellicht is de spreekwijze: a't is een danse- 
kater" er van afkomstig. Zoo kende men in de 17* eeuw te Londen de 
Kat met dm Vedel als een uithangbord van speelhuizen '). Kaatsende, 
preekende en visschende Katten hingen te Parijs uit: le Chat qui 
pelote, le Chat qui preche, la Chatte qui peche. Te Londen had men de 
Twee niezende Katten (the Two sneesing 'Cats) welke laatste afbeelding zeker 
even kunstig moet zyn geweest lis die van den Lachenden Hond. 

Een Kat zonder nagels is een specialiteit, die men in onze dagen 
niet meer aantreft, doch die vroeger zeer gewaardeerd werd. Te Leerdam 
hing ze uit met dit rijmpje: 

* In de Kat sonder nagelen. Dat is een van de goejen, 
Maar die hier binnen woont, die laat haar nagels groeijen. 

H Schijnt, dat de huisvrouw niet wilde worden aangezien voor een katje, 
dat men zonder handschoenen kon aanpakken. 

De gebochelde Katten (les Chats bossus) ook een varieteit, zag men voor 
twintig jaren te Rijssel in de Rue Sec-Arembault. 

De Kat in den Wijngaard is een fraai basrelief, dat tevens de tapperij 
met vaten en flesschen voorstelt, op den hoek der Lindengracht en Tweede- 
goudsbloemsdwarsstraat. Men ziet het ook nog geschilderd boven een kroeg 
te Sloterdijk en elders. De beteekenis was oorspronkelijk : »de Vrouw 
in 't Wijnhuis." 

De Kat in het Had of de Kat in de Mating was de voorstelling van een 
molenrad, dat verondersteld werd te draaien, terwijl een Kat tusschen de 
spaken zat. Ten platten lande had men de Kat in y t Vat, een zinspeling 
op 't katjesknuppelen, vroeger een zeer algemeen vermaak bij de boeren, 
dat nog niet geheel uit de mode is, doch waaraan wij onderstellen, dat 
de Maatschappij tot Bescherming der Dieren eerlang een eind zal maken. 



') Zic Urol 1, biz. H8 



Digitized by 



Google 



DERDE HOOFDSTUK. 



V O G E L S. 



VVij %e\en de prioriteit aan den Zwaan; want die komt als uithang- 
teeken alleen meer voor dan aUe andere vogels te zamen. 

Volgens Jacobus Scheltema dagteekeni de oorsprong van den Zwaan als 
uithangteeken van de dagen der hervorming, omdat hij als zinnebeeld 
van Luther werd vertoond aan zulke herbergen, waar Lutheranen zich 
vereenigden l ). Een Navorscher bragt hier tegen in, dat de Zwaan even 
zeer gevonden wordt op de uithangborden in de dorpen der Meiery van 
den Bosch, awaar de Lutherschen nooit een vereenigingsteeken noodig 
hadden." Dit laatste zou dien Navorscher zwaar vallen te bewijzen; in 
de eerste helft en het midden der 46^ eeuw was de toestand geheel an- 
ders dan later en tegenwoordig. Men denke slechts aan de dagen, toen 
te Antwerpen, te Gent, en in zoovele andere plaatsen Lutherschen en 
Hervormingsgezinden den baas speelden, die er thans niet dan bij uitzon- 
dering te vinden zijn, en in de Meierij zullen zij toen even goed zijn 
geweest als elders in Brabant. — Doch al gaat het argument van den Na- 
vorscher niet op, wij kunnen daarom evenmin het gevoelen van Scheltema 
aannemen. Wei worden in de plakkaten en keuren van dien tijd werkelijk 
de herbergen als vereenigingspunten der Lutheranen genoemd; doch 
nergens blijkt, dat aan die herbergen de Zwaan uithing, immers in dat 
geval zou daarop, als op een herkenningsteeken, in die keuren en plak- 
katen wel gewezen zijn. Er is alzoo geen bewijs voorhanden, dat de Zwaan 
als uithangteeken hier te lande een Luthersche partijleus was. — Boven- 
dien is 't de vraag, of dat symbool van Luther toen reeds zoo bekend 
en algemeen was als 't later geworden is? Maar zeker is 't, dat de 
Zwaan al lang voor de dagen van Luther, immers reeds in de 15* eeuw, 
uithing 3 ); en zoo het Lutherdom in de twee vorige eeuwen het reeds 



1 ) Gesch. en Lett. Mengelw. IV. D. II. st. biz. 246, en Navorscher II, biz. 312. 

2 ) Zie Dee! I, biz. 40. 



Digitized by 



Google 



348 VOGELS. 

bestaande aantal Zwanen nog met eenige vermeerderd heeft, toch was het 
uii geheel andere oorzaken, dat »het vrohjke waterdier" ') zoo algemeen 
was. — Vooreerst, omdat het zulk een vrolijk waterdier is, dat met zijn 
langen hals een bijzondere geschiktheid heeft, diep in 't nat te duiken, een 
rechte nathals, en alzoo 't beste symbool, dat men aan een drinkhuis 
wenschen kon. En die verklaring is niet nieuw. Niet slechts de Patriot- 
sche bakker van 1787 *) zeide: 

Een tapper bangt een Zwaan, die zich met kop en vlerkcn 
Graag in het nat verbergt ; 

maar reeds in de 17 de eeuw schreef een poeet op een glas in een herberg 
waar de Zwaan uithing: 

" De Swaen voert ieder kroeg, zo wel in dorp als stad. 
Omdat hij altijt graeg is met de bek in 't nat. 

Ten andere, was de Zwaan een edele vogel, die in de middeleeuwen in 
de burg wa lien der kasteelen, vervolgens ook in die der steden, onderhou- 
den werd. De bewaarders der Zwanen, die daartoe van wege den Heer 
of de Stad werden aangesteld, hielden herberg en natuurlijk hingen zij 
de Zwaan uit; — en evenzeer geschiedde dit later, daar, waar een kaste- 
lein er tot vermaak der bezoekers Zwanen op nahield. 

Ten derde werkten hier en daar plaatselijke oorzaken mede om dat 
uithangteeken te doen kiezen. Waterland b. v. voert den Zwaan in 't 
wapen en zoo kwam die van zelf in de Waterlandsche dorpen voor de 
herbergen te hangen ; — en evenzoo geschiedde zulks in die streken, waar 
de sage van den Zwaneridder populair was. 

Een vierde reden is wellicht daarin te zoeken, dat Zwaan tje vroe- 
ger een zeer geliefkoosde vrouwenaam was, ja als synoniem voor amooi 
meisje" gebezigd werd: 

Datter weer een nuwt kaertje of Stcaentjen is gekomen. 
Yewers in een kutje, daer hy hem by vergeet, 

lezen wij in Brederoos ))Moortje, ,, — en Hooft geeft ook den naam van 
Zwaantje aan de onbekende schoone, die hij »'t vertrek des Heeren 
Laurens Read" laat beschreien. 't Zwaantje op het uithangbord kan dus 
in menig geval de mooie herbergierster zelve hebben aangeduid : — en een 
mooie herbergierster was ten alien tijde een aanbeveling voor de herberg. 
En die naam Zwaantje, waaruit was hij, als meisjesnaam, ontstaan? — 
Wel waarschijnlijk uit de lieftallige Zwanemaagden; in de Duitsche 
overleveringen bekend en die weder ontleend zijn aan de Valkyrien, de 
maagden in Walhalla, die niet enkel vliegen konnen, maar ook zwemmen, 
en zich dan in de gedaante van blanke Zwanen op stroomen en meren 



l ) Zie den bekenden Hei in Vondels .Nouh. }1 3 ) Zic Deel 1, biz. 151. 



Digitized by 



Google 



VOGELS. 349 

vermeidden ; — waarom het ook bij onze heidensche voorouders een 
groote zonde was een Zwaan te dooden en zoo bij geval een Valkyrie te 
treffen: — ja zelfs lang na dat men van geen Valkyrien meer afwist, 
bleef die onschenbaarheid der Zwanen gehandhaafd en strafte men den 
moord, aan een Zwaan gepleegd, .zelfs hier en daar even streng als een 
menschenmoord. In die sagen der Germaansche mythologie zien wij een 
vijfde, en wellicht de oudste reden der verschijning van den Zwaan als 
uiihangteeken. 

De merkwaardigste herberg, waar de Zwaan uithing, was het oudste 
huis van den Haag, veel ouder zelfs dan 't Hof, door den Roomsch- 
koning Willem gebouwd. Vermoedelijk was 't oorspronkelijk 's Graven 
jachthuis en herberg, en ging % na de stichting van 't Hof, in an- 
dere handen over, 't Huis heeft, afwisselend, ook andere namen ge- 
dragen: in 1459 St. Joris, in 1525 de Draak, en 't wastoen nog het 
gewone logies voor Vorsten en aanzienlijke reizigers. Later werd het 
huis bewoond door Hippolytus van Persijn, Raad in den Hove van Hol- 
land, later achtereenvolgens Voorzitter van 't Hof van Friesland en van 
dat van Utrecht. 'sMans zoon, Jan van Persijn, verkocht het huis aan 
Hendrik Michielsz, vroeger kastelein in de Pauw, en in den verkoopbrief 
wordt het wederom de Zwaan geheeten. 't Was in deze herberg, dat op 
Zondag, den 6 dan Mei 1649, de beruchte Izaak Doreslaar, als afgezant van 
Cromwell, was afgestapt en op den 12*** daaraanvolgende, des avonds te 
tien uren, met eenige gastvrienden aan tafel zittende, door gemaskerde per- 
sonen overvallen en vermoord werd. In 1697 werd het gebouw, dat toen 
de Oude Zwaan heette, afgebroken en twee huizen op het erf gebouwd , ). 

De adjektieven, waarmede de Zwaan voorkomt, zijn hoofdzakelijk de 
Witte en de Vergulde of Gouden. 

In de Vergulde Zwaan te Amersfoort hidden Pieter van Houten en 
Richard Saab vergaderingen, waaruit oproerige bewegingen ontstonden, die 
beiden op den 3*** October 1703 met den hals moesten boeten. 

De Gepluimde Zwaan hing vroeger uit aan een kroeg te Leiden: 

* * In de gepluimde Swan 
Is goet logys voor de reizende man. 

De naam de Groote Zwaan, te Dordrecht, duidde niet zoo zeer de grootte 
van den vogel aan, als die van 't huis, waar in de 17 de eeuw het kan- 
toor van het Postmeesterschap gehouden werd 2 ). 

De Twee Zwanen en de Drie Zwanen zijn beiden herbergen te Zaandam. 

In Duitschland kent men de .Zwaan ook, b. v. te Maagdeburg: 

Wer gut logiren will und kann 
Der gehe in den Weissen Schwan 3 ). 



l ) La Haye par un habitant, Tom. II, p. 3. 3 ) Balen, biz. 72. 

3 ) Medegedeeld door den Heer A. H. Broens, predikant te Delft. 



Digitized by 



Google 




.'*50 VOGELS. 

Op Engelsche uithangborden kent men ook 
den Zwaan met twee halzen. J t Is een heral- 
dieke figuur, van gelyken aard als de leeuw 
met twee staarten. Bij ons hebben wij die 
Gguur niet gevonden, die te Londen al in de 
16** eeuw bestond, en waar ook, later, Taylor 
de Waterpoeet nog van spreekt. Voor ruim 
anderhalve eeuw was de Zwaan met twee 

halzen een zeer bekende voermansherberg in Ladlane Cheapside, waar in 

zeker jachtgedicht op gezinspeeld wordt: 

Als eens in 't zaal de jager zit 
Kent hij geen vrees, maar jaagt naar 't wit, 
Of hij een nek voor 't breken droeg, 
Gelijk de Zwaan voor Lad-laan's kroeg l ). 

Even als in de Heraldiek komt ook de hals van den Zwaan als uithang- 
teeken afzonderlijk voor. V Swaenshals was eeti brouwery te Delft in de 
18 de eeuw. 

Het Zwaanskuiken hing uit tusschen Gorkum en Vianen aan 't Zede- 
rikskanaal, waar de Zwaanskuikensbrug den naam van ontleend heeft. De 
Zwanenburgen zijn in ons Vaderland niet te tellen; alleen noemen 
wij, als variant, Zwaantjeshof, dat in de gemeente Echt in Limburg wel 
twee maal voorkomt. 

De Haan, als uithangteeken, geeft den Zwaan in ouderdom niets toe, 
en hoe talrijk hij van ouds voorkwam, kan de menigte de Hanen bewyzen, 
die men in aile Adresboeken vinden zal. Reeds bij de Romeinen en ook 
bij onze Germaansche voorouders troffen wij hem aan 9 ) en in de Kristen- 
wereld is hij met een mystiek waas omgeven. Zeker heeft intusschen 
hier te lande de Haan zijn populariteit voor geen klein deel te danken aan 
't beroemde Haneboek — van welk boek wij hier de geschiedenis gaarne 
zouden mededeeien, indien dit hoofdstuk, en bij gevolge ons boek, er niet te 
lang door werd, — en even zeker zal de oorsprong van dien Haan in 't Ha- 
neboek wel geen andere zijn dan het uithangbord van een zestiende-eeuw- 
schen schoolboekdrukker s ), zoo dat er, van dien tijd af, een onafscheideiijk 
verband tusschen het lager onderwijs en den Haan heeft bestaan: wat de 
teekenaar, die de »Vermakelijke Spraakkunst" illustreerde, dan ook te recht 



') Hist of Signb.y p. 217. 

2 ) Zie Deel J, biz. 15, 16 en 25, en vgl. biz. 291. 

*) Met het begin der 1 7 de eenw was het Haneboek reeda alom verspreid. Ketel drukle 
het toen te Groningen (Gerhart Ketel 160S en zijn weduwe 1607) NavorscherXU. biz. 306. 
Zie over U Haneboek ook den Geillustreerden Almanak van 1864, biz. 154—157, waar 
men \ ook uitgeteekend vindt. 



Digitized by 



Google 



VOGKLS. 



354 



begrepen heeft, toen hij den Haan als Hulponderwijzer voor 't zwarte 
bord plaatste. 

De Haan korat meest als de Roode, somtijds ook als de Witie en 
de Blaauwe voor. 

Een vrome Kathechizeermatres, die op den Achterburgwal in de Roode 
Haan woonde, deed op haar luifel schrijven: 

* Mary Gerrits, in de Ro6 Haan, 
Die zayt: Gods woord moet boven aan staan. 

En een winkelier in de Bloemstraat, die 't zelfde uithangbord had: 

* Doe de Haan begost te kraaijen, 
Toen begon Petrus te schraaijen l ). 

en aan de andere zyde: 

* De Haan die kraait niet bij geval: 
Vraagt Petrus, die 't u zeggen zal. 

De Witte Haan staat op de Achtergracht bij 't Weesperplein op den 
nok van 't dak. 

Nog pronkt de Dlauwe Haan op een gevelsteen in de St. Nikolaasstraat ; 
en naar een anderen Blaauwen Haan, die op de Pijpenmarkt uithing, draagt 
nog de Blaauwehaanssteeg haar naam. 't Zij aan een van deze, 't zij we£r 
aan een anderen Blaauwen Haan, 
ontleende ook Johannes Blaauwen- 
haan, die in 1650, tijdens den aanslag 
op Amsterdam, tot Kapitein der 
Waardgelders werd aangesteld, zijn 
toenaam. Ook op de Pijpenmarkt 
hing de Stoute Haan uit, en elders 
te Amsterdam (bij een schoenmaker) 
de Gelaarsde Haan, waarvan wij de 
afbeelding geven, en weeY elders 
met een bijbelsche toepassing: 

* Dit is in de GeJaarede Haan. 
Christ us is naar 't kruys gegaan 
Met een doornekroon op 't hooft: 
Hij slacht Thomas, die 't niet gelooft. 

Onder een Kraaienden Haan leest men veelal: iff den Vroegen Morgen. 

De derde in het drietal Vogels, dat ten onzent vooral in aanmerking 
kwam, is de Ojevaar — Odebaar, Adebaar of Eiber — de geluk- 
brenger, aan wien 't volksgeloof van ouds bijzondere deugden toeschreef. 




^*&& 



H EEFT I iAEMbn: aett 



') Opmerkelijk is het verschil, dat hier in acht genomen is tusschen doe en toen, »>on 
onderscheid, dat men voor 50 jaar nog vrij algemeen gevoelde, doch dat de taalbescha- 
vers geheel hebben weggeschaafd. Doe werd gebezigd voor U Fransche lorsque, en toen 
voor alors. Volgens Prof. Brill is toen ontstaan uit te doc met de paragogiscbe n. 



Digitized by 



Google 



352 



VOGF.LS. 



s\ 




en van wien zoo vele dichterlijke sagen weten te spreken. Den jongen Oje- 
vaar, die den ouden op den rug droeg en voedde — zinnebeeldige voor- 
stelling der ouderliefde — vond men niet alleen in emblematische gedichten, 

maar ook op uithangborden der 16** 
eeuw, als b. v. bij de Nutiussen te 
Antwerpen, terug. Nog vroeger, in de 
15 de eeuw, zag men den Odevare reeds 
aan een Leuvensche brouwerij, en 
waarscbijnUjk in dezelfde houding af- 
gebeeld, als waarin hy later hier te 
lande altijd voorkwam, staande op £en 
poot, en de andere opgetrokken, even 
als de levende Ojevaar, die — gelijk 
dit te Bern met de beeren 't geval 
is — nog voortdurend in den Haag 
wordt onderhouden; wat te edelmoediger van de Hagenaars is, omdat hij 
geenszins, gelijk de Bernsche beeren, een aanzienlijk kapitaal bezit, waar- 
van de stad de renten trekt. 

De vermaardste Ojevaar te Amsterdam was die op de St. Antoniesbre£- 
straat, waarvan men nog in onzen jongen tijd zong: 

Kom dan me£ in 't Ojevaartje; 

Daar is alles heel briljant: 
Zestien stuivers maar het paarlje 

En dan zijn wij uit den brand. 

Het glas bran de wij n kostte er n.l. acbt stuivers. Maar vooral in de 
vorige eeuw was het etablissement, als musico (als cafe chantant, zou 
men nu zeggen) zeer in bloei. Als in dien tijd een Amsterdamsch 
naaistertje vertelde, hoe zij met een vrindinnetje 's Zondags eens een 
wandelingetje naar de Bloemmarkt ging doen, dan was het slot : a Wij 
bereikten dikwijls ons oogmerk, met ieder een Geleigeest op te doen, 
met wie wij in het Groene Woud en van daar na het Joodenquartier, by 
Voder Bagchus of den Ojevaar tot laat in den avond ons buitengemeen 
diverteerden" *). 

Juist in dezelfde houding als de Ojevaar verschijnt de Kraanvogel; 
doch met dit kenmerkend verschil, dat de Kraan in den opgetrokken poot 
altijd een keisteen vasthoudt. Nog voor weinige jaren stond zulk een 
vogel (die thans, als uithangteeken, vrij zeldzaam geworden is) op een 
gevelsteen te Leeuwarden in de Breestraat, met dit onderschrift : 

Aldus moet men waken 
In de Kranenwacht »). 



') Utr. Almanack 17 76. 
uitbing is ons onbekond. 



- Het Groene Woud was in de Zandstraat; waar Voder Bagchus 
2 ) Medegedeeld door den Heer J. S. Spoelstra, te Leeuwarden. 



Digitized by 



Google 



VOGELS. 



:*53 



Het devies van den Kraanvogel was van ouds Vigilia et labore; want 
hij was het symbool der waakzaamheid. Nog hangt de Kraanvogel aan 
den Amstel uit, op de grens tusschen Utrecht en Zuid-Holland. 

De Lepelaar, kenbaar aan zijn lepelvormigen snavel, komt nog wel 
op gevelsteenen voor. 

Ook de Reiger hing aan herbergen uit, o. a. te Diemen. 

De Arend hing aan brouwerijen en burgerwoningen uit, en in 1656 
ook aan een R. K. kerk te Amsterdam op de Heerengracht. Te Antwer- 
pen in de Sauciesstraat heeft zelfs een oude juffrouw een Arend uithan- 
gen met dit beloovend bijschrift: 

In den Arend bij wed u we Klampers, 

verkoopt alle soorien van pamade, belast zicb met boodscbappen te doen, 

geeft les in de guitare en verkoopt taf voor de eksteroogen *). 

De Struisvogel staat nog op een aantal gevelsteenen uitgehouwen. 
't Is altijd de heraldieke, 
met het hoefijzer in den 
bek. De hier afgebeelde 
is te vinden in de Ba- 
tavierstraat bij de Oos- 
terschekaai. Ook bij 
den boekverkooper Tij- 
men Houthaak op de 
Kolk, die onderschei- 
dene werken van Von- 
del uitgaf, hing de Vogel 
Strttis uit; en te Leiden, aan een tabakswinkel, gekroond, met dit rijm: 

* In de Gekroonde Vogelstruis verkoopt men goe Tabak, 
Voor groot en klein tot ieder zijn gemak. 
Van daag voor geldt en morgen om niet, 
Naar dat het mij in mijn hooft schiet. 

De Pellikaan is mede altijd de heraldieke 2 ). Als zinnebeeld der 
liefde komt hij voor op onderscheidene zegels van Hervormde kerken; op 
dat van Appingadam met het bijschrift: Jesus Christus Pellicanus nosier. 
Op luifels en uithangborden werd hij in gelijke beteekenis opgenomen, 
als uit het navolgende opschrift blijkt, dat men te Utrecht huiten de 
Weerdpoort las: 

* Glori en vrede soet, 

Hebben de Engelen gezongen. 
Uit reine liefde met zijn bloel 

Spijst de PeUicaan zijn jongen. 




') De Potihr, biz. !•»!. 
11. 



2 ) Vgl. Deel I, biz. 31. 



23 



Digitized by 



Google 



354 vor.FJ.s. 

Nog dikwijls wordt de Pellikaan op gevelsteenen of in het beeldhouw- 
werk boven liefdadige hofjes aangetroffen. 

Over de Valk, als uithangteeken van herbergen, vooral in de nabijheid 
van 't jachtveld, maar ook in de steden, hebben wij reeds vroeger ge- 
sproken *). Hij komt in alle kleuren voor, graauw, groen, wit, zwart, 
enz. Op een ouden gevelsteen te 's Gravenhage, op den boek van 't Har- 
togsstraatje staat : de Vergulde Gripend. Valck ; — een Valk, die een 
vogel grijpt. 

Het tegenbeeld van' den Valk is de Uil. In den Uil te Montfoort at 
Huygens op zijn speelreis in Juni 1628: 

Montfoort was al te na ; daer rusten wy te noon, 

En hadden met een Uyl of met een waard te doen 2 ). 

» 
Een Uil, als nachtvogel, kon een gepast uithangteeken geacht wor- 

den voor plaatsen, waar nachtverblijf te bekomen was; doch werd 

bij voorkeur uitgebangen door een waard, die pretensie maakte een 

rechte Uil, d. i. »een grappemaker," te zijn. 

Somtijds ook werd hij door partikulieren op den luifel geschilderd, 't zij 

om den voorbijganger een kompliment te maken, 't zij om een satyrieke 

gedachte uit te drukken. — Zoo had een Amsterdammer op de Gelder- 

derschekaai er een op een kruk voor zijn luifel gezet, en ieder, die dan 

opkeek om te zien wat er uithing, las deze begroeting: 

* Hoe staat gij dus zoo stijf en ziet ? 
Gij zijt mijn broer, kent gij mij niet? 
Servltettr mon /rare. 

Een Dortenaar daarentegen — in de Voorstraat — had een Uil met een 
bril op, die, met een brandende kaars naast zich, in den bijbel las, en 
daaronder stond : 

* Wat baat mij kaars en bril, 
Als ik niet zien en wil ? 

De Raven waren bij onze Heidensche voorouders de Wodansvogels, die 
rondvlogen om alles te bespieden wat in de wereld gebeurde en dit aari 
den God te boodschappen. Om het onheil te bezweren, dat men van dien 
vogel vreesde, plaatste men diens beeltenis voor zijn woning of onderhield 
er een levende op zijn erf. Als een gevolg van dat bijgeloof komt nog de 
Raaf wel hier en daar op een gevelsteen voor. Ook de Indische Haaf 
moet op een uithangbord hebben gestaan; althans in de 17 de eeuw komen 
personen met dien toenaam voor. Gerrit Jacobsz. Indischeraven was in 
1639 schutter onder 't vaandel van Roelof Bicker, en een Maria Indische- 
raven trouwde in 1607 met. den makelaar Klaas "Wagenaar. 



') Zip DppI I, Wz. !*?"». -) KorenNoemen, biz. 60b\ 



Digitized by 



Google 



VOOKI.S. 000 

Spelde de Raaf onheil, de Kraai werd bij onze voorouders en wordt 
nog in Engeland als een geluksvogel beschouwd '); daarom hingen Kraaien 
00k zeer veel uit. Wil men een voorbeeld van een kraaien-epigram ? 
wij nemen 't uit Schoonhoven van een koeken-bakster *): 

* In de Kraay. 
De Kraay die vliegt om aas te zoeken, 
Daarom bak ik hier 00k boekende koeken. 

Reeds in 4394 hing de Papegaai uit aan een papiermolen in Gelder- 
land 3 ). Ook de vermaarde Amsterdamsche Burgemeester Joost Buyck 
woonde in de Papegay, en nog is die vogel *t uithangteeken eener R. K. 
kerk in de Kalverstraat. Dat hij aan tal van] herbergen uithing laat 
zicb uit het vroeger alom in zwang zijnde Papeg]aai-schieten voldoende 
verklaren. 

De Paauw wordt, even als in de heraldiek, op twee wijzen afge- 
beeld: met ne£rgeslagen staart, waarvan men nog een fraai exemplaar 
kan zien op een gevelsteen in de Warmoesstraat bij de Guldehandssteeg, — 
of met opgezetten staart, d. i. pronkende, waarbij een Dokkumer het 
volgende rijm voor zijn luifel had: 

* Gelijk een Paauw groen, geel en blaauw opsteekt zijn vefcren, 
Zoo gaan ook alle kaale en schraale straatloopers braveeren. 

Weinig plaatsen, die geen herberg de Paauw hadden: enkele malen 
hing de Paauwin uit. Te Amsterdam was weleer de Paauwentuin ver- 
maard. H Was een fraaie lusthof aan den Amstel, met hoog geboomte 
en nog hooger toren, van waar men een schoon uitzicht genoot. Boven 
den ingang stond een net geschilderd bord met Paauwen. Die tuin, lan- 
gen tijd een veelbezocht uitspanningsoord der deftige burgerij, was in 
onzen tijd reeds in verval en werd eindelijk gesloopt. 

In de Paauw te Dordrecht hield Prins Willem III den SO*" 1 Juli 1672 
het middagmaal, toen hij, op 't drijven der Oranjegezinde burgerij, door 
de Regeering tot een bezoek in de stad genoodigd was en »met een groote 
toeloop en juychtoon des volks, onder H afbranden en lossen der hand- en 
donderbussen, eerbiedelyk ingehaald, ontfangen, en met voile plechtelikheyd 
bewellekomt werd." En 't was in dezelfde herberg, dat de Prins, almede 
ten gevolge van de dringende begeerte der burgerij, door de aldaar ver- 
gaderde, »Vroedschappen, Goede Luyderi van Achte, en Ministers der stad 
Dordrecht" tot Stadhouder verklaard werd 4 ). 



l ) Vergelijk Holland, jaarg. 1865, biz. 141—147. 

5 ) Wei te onderschciden van een koekebakster. Deze laatste bakt koek on zou zich 
zeer geaffronteerd achton, indien men haar, rael de nienwe woordenlijst, voor een koe- 
ken-baksler hield. 

3 ) Van Hassri.t, Arrth. Ovdh. Deel IV, biz. !?36. 4 ) Half.n, biz. 891. 

<2T 



Digitized by 



Google 



35(i 



VOGELS. 



In 't eerste vierdedeel dezer eeuw was te Leiden de Paauw het be- 
roemdste koffiehuis, waar de studenten vergaderden, en de kastelein, Du 
Vieux, een braaf man, die hun graag een ruim krediet verleende, mits zij 
vlijtig studeerden. Hij wist wel, dat dan alles later te recht kwam, en 
voer er wel bij. 

De Paradijsvogel was vroeeer ook nog al in trek, en bekend als 
koffiehuis in de Kalverstraat. In de Arke Noach's (1799 n p . 38) zegt een 
oude heer tegen een fatje van 15 of 16 jaren; »zo gij roken wilt, rook te 
huis, en zo gij een kop chocolade wilt drinken, doet dat in den Paradijs- 
vogel, daar zult gij meer kinderen van uwe jaren vinden." 

Den Kalkoen en gewoonlijk den haan, met opgezetten staart, ziet 
men nog wel op gevelsteenen : ook op uithangborden kwam hij voor, en 
evenzoo Ganzen en Eendvogels. De Gans was als St. Maartensgans 
een treflijk uithangteeken voor wildverkoopers en koks: om de pennen, 
die hij leverde, kon hij 't ook aan winkels van schrijf- en kantoorbehoeften 
zijn; en het altijd Nieuw en Vermakelijk Ganzebord had aan zijn naam een 
zelden overtroffen populariteit gegeven. Geen wonder dus dat hij meermalen 
voorkwam. Dominee Petrus Leupenius woonde in 1651 op de Prinsen- 
gracht over de Noordermarkt in' de Witte Gans: de Goedkoope Gans is op 
de Joden-breestraat te vinden: en de Gelaarsde Gans is geschilderd op 't 
uithangbord van een schoenmaker te Montplaisir in Frankrijk, met het 

bijschrift : 

A V (He boUte, 
Prenez tnes bottes, laissez man oie. 

Een Gans, met een miter op den rug, kwam vroeger niet zelden voor: 




57 



^~—Z *3»JBftS6 



IX DKN OUWK &AH5KNRYJBR 

V Kli KOO PTHKN BOU l -m KAAS SN KYJKR . 



') Ualex, l»lz. SSI. 



Digitized by 



Google 



VOGKLS. 357 

hij schijnt thans van de uithangborden geheel verdwenen, hoewel zyn titel 
van Ganzerijder nog in de volkstaal als spolnaam voortleeft. 

Op de Prinsengracht bij de Reestraat ziet men op een gevelsteen een 
Eend met zeven jongen in 't riet. 't Is niet mogelijk na te gaan, of er 
een toespeling, en, zoo ja, welke, in die figuren verborgen ligt. Niet 
ongewoon daar-en-tegen is de woordspeling met End, gelijk de vogel 
doorgaans in jagerstaal geheeten wordt. Te Dordrecht vindt men nog 
een gevelsteen, waarop een Eendvogel is voorgesteld, gespannen voor 
een slede, waarop een zware last is geladen en daaronder: het lastig/i 
EndL Een tweede eend speelt voor sleeper en houdt de leidsels *). Het 
straatje, waarin dat huis gelegen is, heeft dan ook den naam gekregen 
van de Lastig-end-steeg. 

De Eend kwam ook verkleind voor: b\j Vugt in Noordbrabant heeft 
men het Eendje. 

De Hen, het uithangteeken der eierhuizen *), kwam ook bij boekver- 
koopers voor, zeker in tegenstelling van den Haan. De Zwarte Hen, 
tegenover de NieuweKerk, is als schoolboekwinkel lang vermaardgeweest; 
de Witte Hen was in de 17* eeuw het uithangteeken van den Antwerp- 
schen boekverkooper Hendrik Thieullier, en de Vette Hin in 1581 dat van 
den Delftschen Cornells Jansz. Nog hangt, maar niet aan een boekwinkel, 
de Vette Hen bij Raalte, en de Kip bij Hummeloo uit. In de Oude Vette 
Hen is een bakkerij in de Driehoekjes te 'sGravenhage ■). 

De Duif verscheen in tweefirlei gedaante: met uitgespreide vleugels, 
als 't symbool van den H. Geest, zoo als men dat nog op.verscheidene 
plaatsen kan zien 4 ); — of als Vrededuifje, met den olijftak in den 
bek. — De Duivenvlucht vindt men aan de Leidsche vaart, bij Oegslgeest. 

De Twee Tortelduiven was in 1656 een I\. K. Kerk op den Zeedijk. 

De Tureluur hangt te Bunnik uit. } t Tureluurshuisje vonden wij te Waar- 
der in Zuidholland; J t Veldhoen bij Baanbrug en y t Veldhoentje bij Elst. 

De Koekkoek komt voor bij Almen, te Hoevelaken, bij Ruurloo, te Rui- 
nerwold, enz. De Usvogel o. a. aan een kalkoven onder Zuilen, zeker om 
den gloed te bekoelen. 

Zoo gewoon de M erel is in de wapens, zoo zeldzaam is die op de uit- 
hangborden. Toch stond op den wagen van een boer buiten Haarlem de 
Merel geschilderd, met dit rijmpje er by : 

De Merel vliegt door 't veld staag met gezwinde vlerken, 
Zoo gaat de huisinan ook gcstaag te velde werkon. 



') Medegedeeld door den Hcer A. A. Grondhout, te Dordrecht. Vgl. hiervoor bl%. 33. 
3 ) Zie Deel 1, biz. 133. 

3 ) Medegedeeld door deii Heer M. H. Pli. van den Bergh, U' 'a Gravenhago. 

4 ) Zie hiervoor biz. 106. 



Digitized by 



Google 



358 VOGFLS. 

De Merel doet hot oni zijn jongen uit te broen (?) 
De boor om met Gods hulp zijn huisgezin to vo£n '). 

Het vinken was van oudsher in Holland ecn liefhebberij, waarvoor men 
zelfs vacantie gaf aan de Hoogeschool '), en de Amsterdam mers noemen 
nog ieder vogel een avinkie". Geen wonder, dat de herbergen talrijk 
waren, waar de Vink uithing. De meest beroemde is nog het Koffiehuis 
aan den Rijn, by Leiden. Ook op gevelsteenen komt de Vink voor, b. v. te 
Amsterdam op de Leidschestraat, wel drie naast elkander. 

Op dezelfde straat vond men in de 17 d * eeuw (wat men er nu niet meer 
behoefl te zoeken) een tuin, waarin men 'szomers altijd een nachtegaal 
kon hooren, en boven de deur las men: 

* Terwijl de wijn bier 't hart verbetigt, 
Voltoit dc Nachtcgael de vreugt. 
Dies is onder de schaduw van niijn linden 
Vermaek en lckkernij te vinden. 

Ook aan deftige huizen hing de Nachtegaal uit, als in 1677 aan dat van 
den Oud-raad Johan de Jong te Dordrecht 3 ). 

Nachtegalen zingen maar eens in 't jaar en laten zich moeilijk in een 
kooi bewaren. Kanarievogels daarentegen zijn gemakkelijk in 't leven 
te behouden en neurien 't heele jaar door. Geen wonder dan ook, dat zij 
in vele herbergen er op nagehouden werden en aan sommige uithingen. 
Nog ziet men op den hoek der Dommersstraat en Haarlemmer-houttuinen, 
boven de deur eener tapperij, een bord, dat zijn beste dagen gehad heeft, 
maar toch nog de blijken draagt, een goed schilderstuk geweest te zijn. 
't Vertoont een boschrijk landschap: in 't zwaar geboomte op den voor- 
grond dartelen de kanarievogels. 

Dikwijls ook hing aan zulke herbergen dc Vogclezang uit, dat van ouds 
een geliefkoosde naam was, die in Holland een historische vermaardheid 
heeft, maar overigens in alle gewesten, zelfs in Drenthe, voorkomt. Ja, 
ook buitenslands, o. a. te Maagdeburg, blijkens 't al meer aangehaalde 
Magdeburg im Sommer: 

Wo Vogelsang, da athrnet in Wonne der Natur, 

Da ist von alien Sorgen der Erdc kcine Spur! 

Es nennt der Magdeburger den Vogelsang darum 

Mit seinem schonen Parke ein Erd-Elysium; 

Denn selig kann man werden von Licbe und von Bier 

Und Beides ist zu find en in vol I em Maasse bier 4 ). 

Ue Vogclemngk vindt men nog op een gevelsteen te Dordrecht; — ook 



') Medegedeeld door den Heer H. Braun. ' 2 ) Lcrcn van Mr. C. v. Lmnep, bW. .S-^. 
3 ) IJ.\i.K>, lil/.. 70. ') Medegedeeld door den Heer Broens, Predikant te Delft. 



Digitized by 



Google 




D R l K \^T^ ' 7f# ( IAAN TJ Itf 

BRAXBKWYK 



VOGKLS. X>0 

onder de slikken van de Biesbosch, waar men eerder Vogelgekrijsch 
verwachten zou, vindt men een Vogelezang. 

Van Kemphanen krioelt 
net in Holland en in meer 
drassige gewesten van ons rijk. 
Geen wonder dan ook, dat zij 
op vele plaatsen werden uitge- 
hangen; doorgaans twee, om 
een paar dappere strijders voor 
te stellen, of in 't heraldieke 
getal van drie. 

Niet de Mees is het uit- 
hangteeken van een beroemde wafelkraam, maar zijn nicht, en die Nich I 
van Mees heeft al voor een half dozijn geslachten wafelen gebakken. Het 
opschrift was oorspronkelijk een hatelijkheid. Zekere Mees was rijk ge- 
worden en liet de dochter van zijn eenigen in koinmervolle omstandighe- 
den overleden broeder gebrek lijden. De meid had een wakkeren kop en 
was niet bang om een publiek schandaaltje te verwekken : zij zette een 
wafelkraam op, tegenover de deur van haar hardvochtigen oom, en boven 
den luifel daarvan: de Nicht van Mees. De stoute handeling had den ge- 
wenschten uitslag en tal van klanten kwamen de wafels eten, die de nicht 
van den gierigaard bakte. Of zij trouwde en de kraam aan kinderen dan 
wel aan kollateralen naliet vermeldt de legende niet; maar zeker is % dat 
de naam, waaronder de kraam was opgericht, in waarde werd gehouden 
en wellicht zal blijven bestaan zoo lang er nichten, mezen en wafelen op 
de wereld gevonden worden. 

Ook aan een naam zijn de Drie Mezen haar naam verschuldigd, die, blij- 
kens een keurig tabaksplaatje, door Vinkeles in koper gesneden, uithingen 
bij den tabakskooper Hendrik Meysenheim op den Vijgendam. 

De Leeuwrik is lang een beroemd logement te Haarlem geweest; — de 
Ekster stond te Utrecht op een gevelsteen l ) en hing uit bij T. van Exter 
te Hoorn 2 ). De Kievit hangt uit bij Someren in Noord-brabant, en de 
Drie Kievittm hingen in 't begin dezer eeuw uit aan een komenij op Oos- 
tenburg, misschien om de kievitseieren, die er te krijgen waren en waar 
de Oostenburgers, toen 't eiland zijn goede dagen had, veel van hielden. 

De Mosch — die vroeger (en ook nog in woordeboeken en bij school - 
meesters) Musch heette, maar sedert, eerst de Griffier van dien naarn, 
en later zijn vrouw en zijn dochter, hem in diskrediet brachten, altijd 
Mosch wordt genoemd — komt zelden op uithangborden voor. Toch von- 



') iV. Ulr. Courant 1867, n°. 501. 

2 ) Medegcdeeld door den Heer Mr. W. B. S. B(K«les, tc Asson. 



Digitized by 



Google 



360 \ or. els. 

den wij hem, en nog wel drievoudig, op dat eener waschvrouw uit de 
il* 9 eeuw, die er tevens een bureau de mariage op nahield: 

* In de drie Mossen, sy singen als lijslers. 

Men wa'scht 'er om gelt, 

Men stijfi 'er en bestelt 

Ook aan mekaar, 

So voor als naar, 

Hupse vrijers en mooie vrijsters. 

Vogelnesten van allerlei soort kwamen onder de uithangteekens voor, 
en worden nog gevonden; 't meest Ojevaars- en Kraaienesten; ook '/ Zwa- 
lumiest meermalen. '/ Kievitsnesl hangl aan H Zwarte Water uit, onder 
Zwartsluis, en 7 Hanenesl by Buren. 



Digitized by 



Google 



VIERDE HOOFDSTUK. 

V1SSCHEN, SCHAALDIEKEN EN SO HELP EN. 



Ilier verdient de Walvisch den voorrang, niet enkel om zijn grootte, 
maar omdat hij zoo ialrijk op de uithangteekens wordt vertegenwoordigd : 
herinnering van den voormaligen bloei der visscherij, toen nog onze zee- 
lieden op de kusten van Groenland en Spitsbergen goudmijnen vonden, 
toen de Amsterdammers jaarlijks een vloot van anderhalf a derd'halfhon- 
derd schepen, ter walvischvangst uitgerust, op 'tY zagen paradeeren, en 
Smeerenburg een Amsterdamsche kolonie in de Uszee was l ). 

't Was in de 16 de eeuw, wellicht reeds vroeger, althans ook later nog, 
gebmikelijk, een walvischbeen, rib of kaak, met ijzeren kettingen ten toon 
te hangen aan stadhuizen, kasteelen, torens en andere groote gebouwen. 
Zulk een walvischbeen hing tot aan den brand van 1652 voor de Vier- 
schaar te Amsterdam, te pronken, en op 't stadhuis te Haarlem bewaart 
men een walvischkaak, door Jan Huygen van Linschoten me^gebracht *). 
Nog in 1816 hing aan een der torens van 't slot Develstein in den Zwijn- 
drechtschen waard aan een ketting een walvischrib, die gezegd werd van 
de 14 de eeuw te dagteekenen 3 ). Ook voor een pakhuis in de Haarlemmer- 
houttuinen schijnt zulk een walvischbeen gehangen te hebben; immers 
ziet men er nog een gevelsteen, waarop het been, aan een ketting hangende, 
is uitgehouwen met het bijschrift: 

Het WaXvisbeen 
Is nu stecn. 

Na den Walvisch spant de Ha ring de kroon, en wat zijn gewicht voor 
de visscherij aangaat, overtrof hij dien nog verre. 



x ) Zie over Smeerenburg J. ter Golw, Naleung op mijtie Amstelodamiana, biz. 
111 en 1 15. 
*) Aardbol, Deel 111, biz. 86. 
3 ) Sciiotel. Gesch. Letter- en Oudh. uitsp., biz. 93. 



Digitized by 



Google 



:Ui2 



V1SSC1IKN, SCIiAALIHERKN KN SCHKLPKN. 




\)v Koning ran de Ilaring staat op een gevelsteen van 150 w 2 te Delits- 

haveu uitgehouwen, hierne- 
vens afgebeeld. 

Aan een optelling van al 
de Haringcn, Pekelharingeit, 
Vergulde en Gekroonde Ha~ 
ringcn, Drie Haringeti, Vier 
Haringen, enz., die aan 
scheepstiinmerwerven, brou- 
werijen, winkels en koop- 
manshuizen uithingen, zullen 
wij niet beginnen; wij be- 
palen ons tot een tweetal. 

Te Enkhuizen hing in de 17 d * eeuw bij een haringkooper de Gekroonde 
Haring uit met een Latijnsch monorijm en dubbelrijm tevens. Men moet 
zich daarover niet verwonderen ; de kennis van 't Latijn was toen vrij 
algemeenei' dan tegenwoordig. Toen kenden velen zeer goed Latijn, zon- 
der een akademischen graad te bezitten; — tegenwoordig bezitten velen 
een akademischen graad, maar verstaan zij nu alien het volgende? 

Halec sal solum .- crassum blancum grave latum, 
lilted dor solum scissum perventrificatum, 
/lute caput ablatum sic pellibus excor latum, 
Intus mundatum, crttdum vel igne crematum. 
Mi saepe datum, dum transis nocte cubatum, 
Hoc thyriacum valet aiUidotum pretiatum. 
Quod parol optatum, potamen largis luatum, 
bans de mane ratum, gullur rebibende paralum, 
Huuslu postratum reparat, madidatque palatum. 
Et caput, et pectus, desiccat phlegmatisalum, 
Dans urinatum cito max, deinde cacatum, 
Dirigit, rnslatum. cibum penetrat, veteratum. 
Hoc medicinatum Laurens fert verification. 

Bij een woordelijke vertaling zou de aardigheid verloren gaan. Voor 
onzc lezeressen, die geen latijn behoeven te verstaan, zeggen wij alleen, 
dat de haringkooper uitlegt, hoe een haring bij ongesteldheid meer helpt 
dan alle medicijnen, en besluit: 

Ook de oudste en hardste stol* moet voor dit midde) buigen : 
De deugd van dit recept kan Laurens u getuigen. 

Die Laurens was natuurlijk de koopman zelf. 

Op de Gedempte Oudegracht te Haarlem staan voor een huis drie go- 
velsteenen ; op den middelsten een Zalm, en daaronder in de Gulden Salm, 
op ieder van de beide kleinere een Earing. Dwars over den gevel leest men : 



Digitized by 



Google 



V1SSC.IIKN, SCHAAMKKRKN KN SUllKU'KN. 



:m 



Al is de Salm ecu goede vis, de llaring spant de kroun gewis '). 

Orider do honderden Zalraen, die er uithingeu, noenien wij alleen de 
Leckerkerckse Salm, op de Boerenvischmarkt le Amsterdam, omdat hij 
ons leert, waar toen de beste zalm van daan kwam. 

De Dolfijn is altijd zeer in achting geweest: 

Cet animal est fort ami 
De notre espdce: en s<m hisloire 
Plrne le dil, il faut le croire *). 



En Pater Abraham van St. Clara 
vergeleek zelfs de advokaten bij de 
DoIGjnen ; »want," zeide hij, agelijk 
deze visch de menschen op zijn rug 
neemt en uit de gevaren der zee 
redt, zoo helpen de goede en knappe 
advokaten ook menigeen uit groote 
gevaren." De nevensstaande moge al 
zijn makkers vertegenwoordigen : 
't is een Rotterdamsche gevelsteen 
op het Spinhuiswater ; — en als een 
pendant van hem plaatsen wij een 



■PHMTrr 




VAKSTEEN: 
BKmOVTOP CODT 
VREEST HEM ALLEE K 
HBBT 0HYCEE1SCMAGHT 
fiE VJE L ? LT GO DTI) EKRACHT 




mTi 



dim 



Delftshavensche, met een Sleur. 
De Bruin visch gold bij 
anze voorouders en nog tot in 
de 16 de eeuw voor een lekker- 
nij en kwam dus ook als uit- 
hangteeken voor. 'tis vreemd, 
dat bij de vermeerderde kon- 
sumptie van visch en vermeer- 
derden uitvoer naar Engeland, 
men 't niet beproeft, hem weer 
aan de markt te brengen. — 
Bij een zoutkooper hing dv 
Bruinvisch uit met deze uit- 



noodiging: 



* Kom in de Bruinviscb ora pekel en zout, 
Want hier van beids is voor jonk en out. 
Men zai u gerijf doen elk met gemak, 
Pekel met de maat en zout bij de zak. 
Hier is pekel te koop, elk zijn gerijf, 
Gij zuit hier vinden een vriendelijk man en een geriefelijk wijf. 



l ) Medegedeeld door den Heer H. del Campo gen. Camp, Majoor der Gavallerie. 
-) De la Fontaine, Le sing el le dauphin. 



Digitized by 



Google 



3(H 



VISSCHEN, SCHAALDIEREN EN SCHELPEN. 



Meer kon men waarlijk niet verlangen. 

Zoowel van den Bruinvisch als van tal van andere visschen, als: Ka~ 
beljaauw, Schelvisch, Slokvisch, Rondvisch, Leng, Karper, Bol, Stioek, Boars, 
Voren, Zeelt, enz., kan men nog tal van exemplaren vinden, die de na- 
luurKjke uithangteekens waren van vischverkoopers of van hen, die, als de 
zoutkooper van zoo even, eenig beroep dreven, dat tot de visscherij in be- 
trekking stond. Ook aan scheepstimmerwerven, aan brouwerijen, die voor 
schepen brouwden, aan herbergen of winkels, die door visschers bezocht 
werden, hingen visschen uit. En talrijk komen, vooral in de streken waar 
veel te hengelen valt, de Baarzen voor : zoo b. v. hangen aan den weg 
van Gouda naar Waddinksveen de Oude Baars en de Nieuwe Baars tegen 
over elkander uit, en de Braadaal aan de Waal tegenover Brakel. 

De Visschen op de gevelsteenen [verschillen hierin van de »heusselijke," 





dat ze niet in, maar op het water zwemmen, als uit de twee boven- 
staande voorbeelden blijken kan. De kleinste steen is uit een zeer ouden 
gevel te Maassluis: de andere is de Oude Schellevis in de Reguliersdwars- 
straat te Amsterdam. 

In welke wateren Snoek zondei- 
graat gevangen wordt weten wij 
_-.=r = r=.--T=r-===^rrr^ -— -. _^--===™=^] niet : men dient cllt na te vragen 
i'XOEK ZOMDER C RAAT J op den hoek der Snoekstraat te 

's Gravenhage, waar het bordje 

uitsteekt ! ). 

En niet minder kurieus is het 

(op de volgende bladzyde afge- 

beelde) uithangbord in de ge- 
ffllOl daante eener Schar, dat te Zwijn- 

aerde (een dorp in de nabijheid 

van Gent) uithangt bij een voerman, scheerder, haai-snijde!' en vischkooper. 

En nu nog de Visschen in 't algemeen. Op een boerewagen in H laatst 

der vorige eeuw stond achterop een boer geschilderd, die, met zijn zoon 





') Medegedeeld door den Heer M. H. Ph. van den Bergh, te 's Gravenhage. 



Digitized by 



Google 



VISSCHEN, SCHAALDIERF.N EN SCUELPEN. 



:mk 





.<£>"' IN DB 

CaVOOTE'SCl 

BY 

C:VAND\MMB 
EN ZY7M CEZ ELL.1 

"^ K OFMAK IN ST0KV1S <> ' 



"<& 



aan de hand, aan 't strand stond naar de visschen te kijken, en daaronder : 

ftroote vissen, kleine vissen. 

Kleine vissen H meest. 
De groote eten de kleine op, 

Zo is H altijt geweest. 

En op een uithangbord boven een haring- en zoutevischwinkel in de 
Jordaan las men onder eenige zwemmende visschen: 

De vissies in de zee, 
Die leven van mekander, 

Zoo doen de mensen raee, 
Den een leeft van den ander. 

In de Fransche woordeboeken van vroegeren tijd vindt men de Kreeft 
aangeduid als een petit poissan rouge qui marche a reculon$> waarop alleen 
valt aan te merken, dat de Kreeft 1°. geen visch is, 2°. niet rood is ! ) en 
3°. niet achteruitloopt. Met dat gezag der Fransche woordeboeken voor 
ons hadden wij ten minste vrijheid om de kreeften en andere schaal- 
dieren met de visschen in eene en dezelfde rubriek op te nemen. — 
Dp Kreeft nu was bekend als het huis, waar Roemer Visscher op 't Cingel 
benoorden de Jan-Roodenpoortstoren gewoond heeft, eer hij naar den 
Zeedijk verhuisde. Te 'sGravenhage in de kroonlijst van een huis in 't 
Noordeinde en ook elders wordt de Kreeft nog gevonden. De Verqulde 
Krab is nog een ververij te*Amsterdam op de Brouwersgracht. 

Een vischkooper te Dokkum had een Garnaal op zijn uithangbord laten 
schilderen en daaronder had een poeet — wellicht Hilarides — de navol- 
gende verzen geleverd: 



') Maar gij dacht dan aan de Kreeft, en 

Hoe ze ztvart ziet als ze leeft en 
Rood ziet als zij ligl in 't graf, 
scbrijft Wilhelmina in de Gedichten van den Schoolmeester. 



Digitized by 



Google 



:m 



VISSCHFN, SCTfAALHIFREN F.N SCHFLPF.N. 



Men singt van vloo en Juys bij 't ongediert te tellen. 
Gamaat verdient raeer lof voor voedsel en voor nut, 
't Is Dockums welvaart, want die daer gemeente stut, 
Bij 't nut van oesters en ansjovis ver te stellen. 




De e s t e r is ons zelden voor- 
gekomen; te Londen hangt die 
op Drurylane aan een oesterhuis 
en nog wel flu it end uit — the 
Whistling Oyster. 

Maar, zoo niet de Oester, wel 
de Schelp was hier als uit- 
hangteeken zeer gemeen. De 
Schulp, naar welke de Schulp- 
brug haar naam heeft, was in 
de vorige eeuw een mooie plei- 
ziertuin aan den Amstel: 



De Schulp en zijne brug, beroemd door 't overvaren, 
En 't weemlen hecn en weer van duizend wandelaren, 

zong een weinig bekend Amsterdamsch poeet, die G. Tijsens heette. 

Op de Keizersgracht by de Leidschestraat had men de Witte Schulpen 
en do Roode Schulpen, pakhuizen, die in het voorjaar van 1852 zijn inge- 
stort, en op welker plaats thans een kerk staat. De Drie Schulpen was 
een brouwerij op de Prinsengracht bij het Huiszittenhuis. Voorts komen 
nog de St. Jacobsschelp, de St. Michielsschelp, enz. als uithangteekens voor. 

De Parel hing weleer dikwyls uit. Nog vindt men b. v. de Blaauwe 
Parol op de St. Antonies-bre&straat, waar nu een koperslager woont, die 
gezegde Parel echter heeft overgenomen van een juwelier, die er vroe- 
ger woonde; — en in de 17 de eeuw was de Parel een brouwerij op Wit- 
tenburg, die toen ieders bewondering gaande maakte — zoo geweldig groot, 
zei Filips von Zesen, ja zoo prachtig en met zulke sterke muren, dat men 
die eer voor een kasteel dan voor een brouwerij zou aanzien. Omtrent 
het zelfde zegt men thans van de nieuwe Beiersch-bier-brouwerij aan de 
Weesperzijde, en niemand kijkt die prachtige Parel van Reynst en Groo- 
tenhuys meer aan. 



Digitized by 



Google 



VIJFDE HOOFDSTUK. 

AMFIBlfcN, KRUIPENDE DIEREN, INSEKTEN EN DENKBEELDIGE DIEREN. 



De Krokodil hing in de eerste helft der 17 de eeuw uit te Amsterdam 
aan de woning van Dr. Karel Lenertsz, die door Vondel in zijn »Rommel- 
pot" wordt betiteld als »Oogentroost" : 

Oogentroost die huylde tranen; 
Was het niet een sotte gril 
Van die malle Crocodil? 

Gemelde Doctor werd, met eenige andere woelgeesten, wegens oproe- 
righeid, den 5 den Januari 1629 vastgezet en vervolgens gebannen. 

De Slange was een Delftsche brouwerij in de 17 de eeuw, en H Vergnlde 
Serpent een herberg te Amsterdam. In Brederoos »Spaanschen Brabander" 
vraagt Joosje: 

Waar waarje? Tot moer Joosten? of tot moer Huygcn? of tot Meyns 
Met de Vlack? of in de Kodderij? of in 't Vergulde Serpent? 

waarop Jasper antwoordt: 

My dunckt, datje al de herbergen van 't Langt schier kenl ! 

Te Dordrecht ziet men nog "t Serpent op een gevelsteen, wijk A n°. 54. 

Gonstantijn Huygens gaf aan een snijder Schildpad en Slak tot uit- 

hangbord : 

Een Snijder vraeghde mij wal hij best in zijn schild hadd\ 

DaermeC dan H uythangbcrd 

Oock wat verheerlickt werd? 
Een Slack, sei 'ck, en een Schildpadd'. 
Treckt gh' u die schoenen aen, de schuld en is niet mijn: 
Dn Schildpadd' en de Slack beduyden t'nwer eeren, 
Dat ghij gemackelick' en niet te wijde kieeren 
En niet te nauw' en snijdt als Slack en Schildpadd' zijn. 
De Snijder was te vrecn en ick was uyt de pijn l ). 

') SnvhltchL XX Boek, n°. 13. 



Digitized by 



Google 



368 AMFIBIEN, KRUIPENDE DIEREN, 

De Schildpad was geen verzierd, maar een werkelijk voorkomend uit- 
hangteeken, als b. v. bij den boekverkooper Claude Jordan te Leiden, die 
in 't laatst der 17 de eeuw een maandelijksche Kronijk uitgaf, onder den 
titel: Histoire abregee de I Europe, die veel vertier had. 

De Kikvorsch hangt te Hoevelaken, te Maarn, aan de Lage Zwaluwe, 
en op rnenige plaats uit ! ). Volgens The History of Signboards is de Gou- 
den Kikker de voornaamste herberg op H eiland Tessel : — dat moge vroe- 
ger zoo geweest zijn, en werkelijk kennen wij wel op Tessel een Notaris 
Kikkert, en hebben ook een Admiraal Kikkert gekend en talrijke knappe 
lieden raeer van dien naam, zoodat het vroeger bestaan van zoodanig 
uithangteeken aldaar zeer waarschijnlyk is, doch tegenwoordig kennen 
wij het daar niet meer. Maar dat de Kikkers, die — altijd volgens het 
Engelsche boek — hier even talrijk zijn als de Hollanders, nog steeds in 
den smaak vallen, bewees onlangs een bontwinkel op den Nieuwendijk, 
waar wij niet minder dan acht opgezette Kikkers zagen; 3 daarvan bil- 
lardden, 2 speelden kaart en 1 zat de krant te lezen, terwijl de 2 anderen 
duelleerden. 

De Zijdeworin hing uit aan winkels, waar zijden stoften verkocht wer- 
den, en, in 1656, aan een R. K. Kerk in de Kalverstraat. 

Het Kameleoti past wel aan een ververij ; wij vonden het te Leiden, met: 

* Ik zal u dienaar zijn als gij inij hcbt van doen, 
Mijn verf maakt alle kleur en slacht de Chamelioen. 

De Bijekorf, met de daaromheen zwermende bijen, vinden wij niet 
alleen bij de- koekebakkers 2 ), maar ook elders, o. a. te Rotterdam aan 
een kantwinkel op den Schiedamschen dijk, met dit vers: 

" In de Bykorf verkoopt men kant, 

Geen beter in r t Lant, 

Voor geld contant 

Strak in de hant. 

Die man had gelijk: 't spaarde hem bankroetjes, en de moeite van 't 
rekeningen schrijven. 

Te Groningen buiten de A-poort ziet men een vergulde Bijekorl' alge- 
beeld met het opschrift De Byekoer en het onderschrilt, in slecht 

Friesch : 

In 't hus de Byekoer 
Der bakt men Grinserkoeke, 

Mar troch de goede waer 
Mat men de minscen loeke. 

el. i.: »in 't huis de Bijekorf, daar bakt men Groningerkoek ; maar door 
de goede waar moet men de menschen lokken." 't Uithangbord is boven- 



') Vei-gelijk Deel I. biz. 330. ^) Zi«» D^el I, biz. IN, 308. 



Digitized by 



Google 



INSEKTEN EN DENKBEELDIGE DIEREN. ^9 

dien een zeldzaamheid, want zelfs in de provincie Friesland is de Friesche 
taal van de uithangborden zoo goed als verdwenen *). 

De Hommel hangt bij Utrecht aan den Ouden Rijn en bij Amhem uit. 
De Heidekrekel komt in Noordbrabant voor aan den weg van Veldhoven 
naar Knegsel. 

De Spin vindt men op een hek aan den Rijswykschen weg met deze, 
niet nieuwe, zedeles : 

De Spin die spint haar net 
Ora vliegen in te vangen, 
De groote vliegen door, 
De kleintjes blijven hangen *). 

De Vlieg hebben wij all een in 't vijftal gevonden 3 ); majtr de Yloo 
aan den straatweg van Lochem naar Zutfen, en de Platluis zoowel onder 
Ossendrecht op de Belgische grens, als te Caaskerke in Vlaanderen. 

Van de denkbeeldige dieren hebben wij sommige reeds bij de heral- 
dieke figuren besproken. Hier behandelen wij nog: den Eenhoorn, 
den Draak, den Fenix, het Zeepaard, den Salamander en den 
Basiliskus. 

De Eenhoorn hing aan verscheidene brouwerijen uit en komt nog op 
steenen of gebeeldhouwd aan tal van gevels voor. Meestal is het eenvou- 
dig de Eenhoorn; somtijds de Vergulde Eenhoorn, gelijk men hem, in de 
Kalverstraat bij den Dam, boven op den hijschbalk zag staan, waar hij niet 
weinig blonk, als de zon er op scheen ; — een enkele maal ook den Stverten 
Eenhoorn, een brouwerij te Delft in de 17 de eeuw; — de gewone kleur is 
echter wit. Ook aan herbergen hing de Eenhoorn uit, o. a. aan eene te 
Edam, waar in 1787 het aVaderlandsch Genootschap" vergaderde, dat in 
Mei van 't zelfde jaar, ten gevolge van een oploop der Oranjegezinden, 
ontbonden werd. 

Ten aanzien van den Eenhoorn bestaan gelyksoortige verhalen als die, 
welke wij reeds aangaande het Witte Hert hebben medegedeeld, en hij 
wordt somtijds op gelijke wijze met een gouden halsband en keten afge- 
beeld. Tusschen de wijze, waarop men de twee dieren ving, was echter 
een groot verschil: het Hert werd gejaagd en geschoten, doch den Een- 
hoorn kon men (naar luid der oude verhalen) niet vangen, dan door een 
jonge maagd te doen nederzitten op de plek, waar het dier gewoon was 
te komen grazen. Zoodra had de Eenhoorn haar niet gezien of hij kwam 
op haar af, lei den kop op haar schoot en viel in slaap, en dan werd het 
arme dier door haar aan de jagers overgeleverd, even als Simson door 
Delila aan de Filistijnen. Vondel schildert dit in de schoone verzen, die 
hij, in zijn »Adam in Ballingschap", Belial tot Eva zeggen laat : 



*) Medegedeeld door den Heer Johan Winkler, le Leeuwarden. 

2 ) <• » Mevrouw van Buuren, iv Naardcn. 3 ) Zie Deel I, biz. 47. 

II. 24 



Digitized by 



Google 



370 AMFIBIEN, KRUIPENDE DIEREN, 

Het zou den wilde Eenhoren lusten 

In uwen zuivren maagdeschoot, 
Noch van geen hant gerept, te r us ten, 

Gaeft ghy uw aenschijn voor hem bloot. 
Die snelvoet geeft zich niet gevangen 

Dan aen een maeght en smilt en schreit 
Als hy u ziet, van groot verlangen, 

Om zulck een schoone, hem ontzett. 
Zo prickelt rain zijn maeghdedriften. 
Zijn horen kan venijnen schiften. 

Die fabel van den Eenhoorn, die zijn hoofd in den schoot eener maagd 
legt, gaf aanleiding, dat de eerste Kristenen hem tot het zinnebeeld van 
Kristus kozen, en daartoe droegen ook de plaatsen in het Oude Testa- 
ment bij, waarin van een hoorn gesproken werd en die typisch op den 
toekomstigen Verlosser werden toegepast. De Hoorn, die » venijnen schiften 
kari", werd evenzeer het zinnebeeld van het overwinnen en te niet doen der 
zonde door den Messias. De vroegste boekdrukkers, die meest godvruch- 
tige werken drukten, kofzen gaarne uithangteekens, die een godsdienstige 
beteekenis hadden, als Bijbel, Missael, Engelenburq, enz. en ook den Een- 
hoorn. Willem Vorsterman te Antwerpen »in die Gammerstrate, in den 

Gulden Eenhoren". in 1528, is er een 
voorbeeld van. En nog 100 jaar later 
had een boekverkooper in Keulen het 
nevensstaande uithangen. 

Een Londensche boekverkooper in 
't begin der 17** eeuw had den Een- 
hoorn en den BijbeL 

Diezelfde kracht, aan den Hoorn 
toegekend, gaf aanleiding, dat de Een- 
hoorn ook door apothekers en che- 
misten werd uitgehangen. »De hoorn 
van den Eenhoorn," zegt Albertus de Groote, »zou, naar sommigen be- 
weeren, beginnen te zweeten in de nabijheid van vergift, en daarom op 
den disch van aanzienlyken gebracht en tot heften van messen gebezigd 
worden, welke laatsten, in de tafel gestoken, de aanwezigheid van venijn 
verraadden; de waarheid hiervan is intusschen niet voldoende bewezen." 
Wat het ook moge geweest zijn, dat voor den hoorn van den Eenhoorn 
verkocht werd — vermoedelijk die van den narwal — het gold aanzienlijke 
prijzen. In de schatkamers der Vorsten en der kloosters werden zulke 
hoornen als iets buitengemeen kostbaars bewaard; onder de krooncie- 
raden van Engeland was er een, die op tienduizend pond werd geschat, 
en te Rome was er een verkocht voor 90,000 kroonen. De Mariakerk te 
Utrecht had er zelfs drie, die aan haar door Keizer Hendrik V waren 




Digitized by 



Google 



INSEKTEN EN DENKBEELDICxE DIKREN. 



374 



geschonken, en het werd als iets wonders aangemerkt, dat er op de brui- 
loft van Karel den Stoute zeven bij elkander waren te zien geweest *). 

De groote waarde dier hoornen was oorzaak, dat ook goudsmids, althans 
in Engeland, zich den Eenhoorn tot. uithangteeken kozen. In zeker En- 
gelsch dagboek wordt verhaald, hoe op 1 Mei 1561 de zoon van meester 
Godderik den goudsmid zich voor zyn vaders winkel verhing en wel »aan 
het uithangbord met den Eenhoorn" 

Te Maastricht in de Brugstraat n°. 1050 komt op een gevelsteen van 
1762 een Eenhoorn in een landschap voor, met het onderschrift In het 
Eenhoorn *). Waarschijniijk nam men hier — en ook elders — het onzij- 
dige geslacht, omdat men er dier bij verstond, terwijl men het mannelyk 
bezigde als men den hoorn zelven bedoelde. 

De Draak is een zeer oud symbool. 't Was reeds bij de oude Ger- 
manen een veldteeken en in de middeleeuwen deelde hij met St. Joris 
naam en faam. Wij hebben hierboven 3 ) gezien, hoe het oudste huis in 
den Haag afwisselend beide namen droeg, natuurlijk omdat beiden, de 
Ridder en de Draak, op het uithangbord voorkwamen. Dat de Draak ook 
als cieraad aan verscheiden kasteelen voorkwam, bewijzen de namen Dra- 
kenstein, Drakenborg, enz. 

Als uithangteeken komt hij thans 
zelden meer voor; vroeger meer- 
malen. Toen in 1397 Bergen op 
Zoom afbrandde, was den Draecke 
een van de twee huizen, die staan 
bleven 4 ). De Drake te Dordrecht was 
in 1677 het eigendom van Sofia van 
Beveren. En aan dat huis op de 
Tesselschekaai te Amsterdam, waar 
't Erasmusbeeldje in den gevel stond $ ), 
hing, in 't begin der 18** eeuw, toen 
't een herberg was, de Vergulde Draak | 
uit; terw\jl terzelfder tijd (1714) Teun »e Draak. 

Andriesz abaes-kladschilder in de Batavierstraet" dm Groenen Draak had 
uithangen. In Engeland vindtmen nog vele Draken, meest groene; maar 
ook roode en zeldzaam witte. 

Te Maastricht in de Groote Staat n°. 1818 ziet men twee Draken, met 
de koppen naar elkander gekeerd, en daaronder: In het DraakonveM,H69 6 ). 

De Fenix kon worden uitgehangen door iemand, die zich als een 
Feniks (d. i. als eenig in zijn soort) wilde aankondigen. Op een gevel- 




! ) Zio over dit onderworp Van Hrussen en Van Run, Bisdmn van Utrecht DeH 
biz. 231 en de aant. 8. 2) «) Medegedeeld door Jhr. V. de Stuers. 

3 ) Zie biz. 3^9. -•) Zie biz. 322. ^) Zie Deel I, biz. 2M. 

24 # 



Digitized by 



Google 



m 



AMFT1UKN, Kntlll'MWK niKRKR, 



Bteotl *e Dordrecht wijk H n*. 60, aiet mai r/c PoftJ Nnunur, en cfc F^itx 
is nog een logeinent tc Leeuwarden. Mnar dikwijl* had de Fenix als 
nithanftfeeken rijti bestuan aan een brand le daiiken. Fitter Luytjes van 
tier Menlen en zyn brooder lieten in t nmld<»u der vori^e eeuw te Leeu- 
wartien een tweernaal verbranden runmnlwi utfhwl van nieen herbouwen. 
Cffl phalxfen ff tnen het navnlgende vnur ; 

Heat tie Feriii uit <Je kolun 

En des VnUors asscta* *e£r, 
So doeA iHik (feel [i ion we mnlrn, 

Tw**r vmtond lit-* vmir wriwr, 6tH 

En joo ift dan noli in omen lijrt met oneigenaavdi£ de Fenix het bla- 
*oen van meer dan cene brandwaarhorgmaatschappij. 

r t Z * * p ;i a r d komt meest 
up do nithungborden van zee- 
manskroegen voor. 7 V^r- 
</nM* Srcjwrrd 1656 vindt 
men Tiafr op een gevelsteen 
te l>i>kkum *). 

In *t btigtb der 16 de eeuw 
[ting aan een boekwinkel te 
Bflttftd tk Zee-Ridder uit; 
ma&r daar unj hem nimmer 
gezien hobbem, kunnen wij 
niet zeggen, of 't een Rid- 
der op een fegepaard, dan wel 
de befcCTtdq Meerman was. 
Den Salamander heb- 
Immi wij raedfl in bet ftersie Deel a ) aangeduid als eigenaardig by de Che- 
miflioa, Op de Oude-sehatie by de Koningsbrug te Amsterdam zagen wij 
tfifti Salamamkr op een mooien gevelsteen. 

hen Basil iskn§ hehheu wij bier te. lande als nithangteeken niet gevon- 
den; doeh in Ike Ififlory nf Siijnbmnte wordt hij vcnueld als het uithang- 
teeken van een plaata van openbare vermakelijkheden le Highbury in 't 
begin der 17 de eeuw, en hij behoort dus ook in Engeland reeds tot de antiqui- 
teiten. In het Bestiarium y een oude natuurlijke historie der dieren, wordt 
zijn geboorte dus verhaald. Als de Haan zeven jaren oud is, groeit er een ei 
in zijn lichaam. Zoodra hij dit bemerkt, wordt hij benaauwd en angstig en 
zoekt een heimelijke plaats op, waar hij het ei kan leggen. Hij krabt een 




1 ) Eekhoff, Leeuwarden, biz. 437. 

*) Medegedeeld door den Heer Burgemeost« r van Dokkiun. 



J ) Zie. biz. 108. 



Digitized by 



Google 



INSERTEN KN DENKUEELDIGE DIEREN. 373 

kuillje in den grond en loop! er tienmaal daags been, telkens hopende het 
ei kwijt te zullen raken. Dan riekt de Pad het venijn, dat de Haan bij zich 
draagt en legt zich op de loer. Pas heeft nu de Haan het ei gelegd en zich 
verwijderd, of de Pad gaat er op zitten broejen. En als de tijd verstreken is, 
komt er een dier uit het ei, dat kop, hals, borst en pooten als een Haan, 
doch voor 't overige het lichaam van een Slang heeft en dit is de Basiliskus. 
Dat werkelijk de Hanen hun fatsoen zoo verre te kort deden, dat zij eieren 
legden, wil men bewijzen uit een proces, tegen een hunner in 1474 te 
Bazel gevoerd, en waarvan het gevolg was, dat hij overtuigd werd, en 
veroordeeld om, met zijn ei, als een toovenaar verbrand te worden, wat 
met evenveel plechtigheid geschiedde als waarme£ men 't een ketter zou 
gedaan hebben. Anderen echter beweeren, dat die Bazelingen gebazeld 
hebben en een kraaiende kip voor een haan hebben aangezien. Nog heden 
ten dage heeft de landman een afkeer van een kraaiende kip en meent, 
dat die onheil op zijn erf brengt '). Maar de lezers der Jobsiade zullen 
nu beter begrijpen, waarom de boeren van Ohnewitz zoo ontsticht waren, 
toen de kandidaat Jobs, in het Haneboek, op het titelblad een ei nevens 
den Haan plaatste. 

Wie weet of de Basiliskus niet bedoeld werd door het ongekende wan- 
schepsel, dat aan een bierhuis te Leiden uithing: 

• In H vngeborm Mon&terdier 
Verkoopt men goet vier guldens bier. 

Hoe jammer, dat alleen het rijm en niet de afbeelding is bewaard ge- 
bleven; 't zou een prachtige stof voor een historisch-physisch-medisch- 
chirurgische dissertatie hebben gegeven, de herkomst, aard en soort van 
dat ongeboren dier en zijne verhouding tot het vier-guldens-bier te onder- 
zoeken. 



] ) Een Pcrzisch spreekwoord lttidt : *als de hen wil kraaien gclijk de haan, inoct mrn 
haar de keel afsnijdcn.'* Verhanddingen van 1. Lubliuk. de jonge, Deel I, biz. 2 70 



Digitized by 



Google 



ZESDE HO.OFDSTUK. 

PLANTED 



ijven als de geslachlnamen, die aan dieren, kunnen die, welke aan 
pi an ten ontleend zijn, aanwyzen, welke boo men, bloemen of vru eli- 
te n 't meest werden uitgehangen. Ook hier was de keus veeltijds willekeu- 
rig ; somtijds echter merkt men er een zinspeling in op, op beroep of handel 
of op den naam der bewoners. Ook waren zy niet zelden de uitdrukking 
van godsdienstige, en, voor zooveel de Oranjeboom en de Oranje- 
appels aangaat, ook van politieke gevoelens. Ten aanzien der boomen 
bestond nog een andere aanleiding, t. w. het werkelijk bestaan van zulk 
een boom voor 't huis waar hij uitgehangen werd. 



• De Oranjeboom verdient in de eerste plaats genoemd, zoowel om 
zijn menigvuldigheid als uithangteeken, als om de beteekenis, die er aan 
gehecht werd. Reeds Vondel had gezongen in zijn x>Oranje-mayIied" : 

hoe saligh is 't te duycken, 
Onder den Oranjeboom l ), 

en een menigte van kasteleins, komenyhouders, grutters, burgers en boe- 
ren waren 't met hem eens. Wij kunnen aan geen optelling zelfs begin- 
nen ; maar ten blijke, dat het niet altijd partijzuchtige rijmpjes waren, die 
er bij te lezen stonden, deelen wij er een mede, dat te Rotterdam aan de 
Rotte voor een luifel onder d 1 Oranjeboom stond : 

* Daar Neering groeit, 
En Liefde blocit. 
En Vreeze Godts onitrent is, 



l ) Leven en Werkcn, Deel II, biz. 562. 



Digitized by 



Google 



PLAN TEN. 375 

Daar is Voorspoet, 
In overvioet, 
Want Godt het fondamciil is. 

Dat was zoo kalm en bezadigd mogelijk. Op de k ratten der boere- 
wagens waren de uitdrukkingen doorgaans het levendigst gekleurd. In 
de jeugd van Prins Willem III had een boer een Oranjeboom op zijn 
wagen doen schilderen tusschen een gescheurden tak en een geknakt riet, 
en daaronder het duizendmaal herhaalde: 

' Al scheurt de tak, al buigt het riet. 
Nochtans en treurt Oranje niet. 

Maar toen de Prins tot Stadhouder verheven was, veranderde hij schil- 
derwerk en rijm: 

• Weleer stond hier d' Oranjeboom alleen op geplant. 
En daaronder gesteld : Viva Oranje, Prins van ons Land ! 
Maar toen onze Heeren Staten dat loffelijk werk volbrochten, 
Heb ik, Alien Kreliszen, die met lelifin en rozen doorvlochten. 

Met de lelien en rozen werd zeker op Frankrijk en Engeland gedoeld, 
tegen wier geweld de Prins het land verdedigde. 

Natuurlijk werd in 1795 aan al die Oranjeboomen de oorlog verklaard 
en moesten zij voor andere figuren plaats maken. Evenwel weerde men ze 
niet geheel. Te Leeuwarden stond er een boven een uitgebouwden in- 
gang van de Groote kerk, en toen, binnen in de kerk, alles weggebroken 
werd, wat adellijke titels of 't Stadhouderlijk gezag in herinnering bren- 
gen kon, ontsnapte die boom voor de kerk aan de opmerkzaamheid 
der vemielers en bleef gespaard. Een andere Oranjeboom ontsnapte mede 
aan 't gevaar, die op nederiger plaats uithing, t. w. aan een kroeg te 
Blokzijl: — en hoe druk die kroeg bezocht werd door de Fransche sol- 
daten, die er in 1811 ten getale van 200 in bezetting lagen, niet een, die 
er erg in had, of zelfs vermoedde, dat zoo'n groen plakkaat met Oranje 
plekken iets beteekenen kon. 

Bij de herstelling van 't Huis van Oranje in 1813 zag men te Winde- 
weer in de provincie Groningen aan de herberg een uithangbord, op welks 
eene zijde een Oranjeboom geschilderd was, met eenige mannen daaroni- 
heen, met schoppen gewapend, en een op den voorgrond, die 't woord 

voerde : 

Gij dona en dwaas geslacht, wilt gij dees boom uitroeijen? 
Die is van God geplant en blijft daar eeuwig (?) groeijen. 
Ei, werpt dc schoppen weg; het graven kan niet ha ten, 
Gij moet d? Oranjeboom met rust en vrede laten. 

Deze uitboezeming achtte de kastelein aan zijne politieke gevoelens ver- 
schuldigd; — maar op de keerzijde mocht hij zijn zaak wel aanbevelen, 
en daarom schreef hij er: 



Digitized by 



Google 



376 



PLANTEN. 



Komt vrimdiMi, kmiil in liuis* rn «vt rn drinkt nuM malm. 
De waard vrrlangt naar geld, de brouwer naar de vutcn *). 

Ook de Wijnstok hing veel uit; doch deze uit een godsdienstig beginsel. 
als het zinnebeeld van Kristus. Als zoodanig komt hij ook voor op zegels 
van Hervormde kcrkcn, met het bijschrift: Chrislits vera vilis el nos pal- 
miles. 

Roomen, van wier gewas spijzen of dranken vervaardigd worden, han- 
gen doorgaans uit bij hen, die gemelde produkten verkoopen. Zoo hangt 
de Cacaoboom uit aan den chokolaadwinkel, de Theeboom bij den theekoo- 
per, enz. 

Uilen in de boomen geschilderd met het ondei*schrift (TUylleboome was 
een uithangbord, dat vroeger zeer in den smaak viel en nog aan enkele 
boeTeherbergen voorkomt; terwijl ook een lange gracht in den Haag er 
haar — wel niet officieSlen maar gebmikelijken — naam van draagt. 

Een fraaien Noleboom vinden wij op den Schiedamschen Dijk te Rotter- 




dam boven een poortje, dat naar een molen brengt. 

In verschillende herbergen op dorpen, waar de liozeboom uithangt, vertelt 
men u dat die boom vroeger voor of naast het huis had gestaan. Op een 
dorp by Kortrijk had de herberg weleer een Rozeboom voor de deur, die 
beroemd was om zijn ouderdom en zijn schoonheid, en de herberg heette 
naar hem de Oude Uozelaar. Eindelijk stierf de boom en toen liet de 
waard hem op zijn bord schilderen, maar hij moest er, volgens de mode, 
een Fransch opschrift bij hebben : — en nu leest men er onder : au Vieitx 
liotjier a ). 

Meer nog dan de Rozeboom koint de Lindeboom voor, een boom. 



') Mcdr^edecld door den Hoer J. H. Blouw, le Zuidbroek. 
3 ) De Pottkr. biz. 136. 



Digitized by 



Google 



PLANTEN. 377 

die in ons vaderland even als in Duitsehland oudtijds voor heilig gehouden 
werd *). Menige stad voerde den grooten Lindeboom, die haar inarktveld 
vercierde of voor 't Raadhuis pronkte, op zegel en wapenschild, en inenig 
Edelman bezaaide zijn schild of vercierde zijn helmteeken met lindeblaren. 
Voor oude Lindeboomen vooral had men eerbied : feesten en plechtig- 
heden, bruiloften vooral, werden onder 't lommer van zijn kruin gevierd. 
De oude Germanen spraken recht onder een ouden Lindeboom; daarom 
stond er doorgaans voor de dorpsrechthuizen (tevens herbergen) een Lin- 
deboom, en men vindt ze er nog wel. 

Te Eemnes heeft men de herberg de Lindeboom, en voor de deur staat 
een prachtige Lindeboom, waarvan men zegt, dat hij nu anderhalve eeuw 
oud is: ook te Biaricura en elders doet zich hetzelfde geval voor 8 ). Die 
boomen zijn echter nog maar jongelingen in vergelijking van den Linde- 
boom op het burgplein te Neurenburg, die, zoo de overlevering niet liegt, 
door Kunegonde van Luxemburg, de gemalin van Keizer Hendrik II ge- 
plant is en dus maar eventjes een goede achthonderd jaar telt. 

Somtijds vindt men de Lindeboomen in 't meervoudig getal, als op 
Zuidbeveland aan den 's Gravepolderschen weg de herberg de Vier Lindeti. 
Ook schreef de kastelein wel : Onder de Linden, b. v. : 

* Dit is onder de digte Linden, 
Die 't glaasje zoekt, die zal H haast vinden. 

Dat Onder de Linden was oudtijds in de erotische poezy geliefd, 
als in 't volgende liedje : 

Onder de Linden, 
Uptie weide, 
Waer ons tweer bedde was, 
Daer moocbdi vinden, 
Scone beide, 
Ghebroken blocmen ende gras. 

Kn, behalve in zoo inenig ander, ook in het beroenide lied: Uvl daghel 

in deii Oosten: 

Waer wout ghi mi dan voeren, 

Stout ridder, wel gbemoet? — 

Ai onder die linden groene, 

Mijn lief, mijn waertste goet ! 

Wilgeboomen kunnen in ons land evenmin ontbreken; op Sehouwen 
bij Oudendijke vindt men aan een herberg de Drie Wilgen. 

Een verzameling van Eikeboomen vondt men te Antwerpen in de 
Eykestrate: Stronck-eyck, Xieuw-eyck, Cleyne Eyckenbosch, Groene Eycke, 



') Mr. L. Ph. C. van den Bergh. Sederl. Volksoverl. en Godenleer, biz. 79. 

2 ) Zie over den Lindeboom op de Brnl te Leeuwarden : Kekiiokf, Deel II, biz. 10 en t!9. 



Digitized by 



Google 



378 



PLANTEN. 




Verdrooghile Eyrke, Opyuamlc Eycke en Cromme Eycke ! ). Ken Eikeboom 
met de beeltenis van Karel II tusschen de takken is in Engeland zeer 
populair en hangt nog aan tal van winkels en bierhuizen uit onder den 

titel van the Royal Oak (»de ko- 
ninkbjke Eik"). De figuur heeft een 
historischen oorsprong. Na den slag 
van Worchester in 1654 had Karel, op 
wiens hoofd het Parlement duizend 
pond gezet had, zich verscholen in 
een bosch, in welks midden een 
jachihuis stond, Boscobel genaamd, 
waar hij zich 's nachts onthield, maar 
over dag in een hollen eikeboom, 
die van daar sedert dien tijd de Ko- 
ninkhjke genoemd werd. Toen Karel 
we£r op den Engelschen troon her- 
steld was, pronkte the Royal Oak ook 
op den spiegel van een Engelsch 
oorlogschip. — De figuur werd hier te lande eenigszins nagevolgd, door 
den Oranjeboom met het borstbeeld van den Prins te vercieren; hoe- 
wel, zoo verre bekend is, nooit een Prins van Oranje in Karels geval, 
en in een hollen Oranjeboom verscholen geweest is. 

De Eikeboom komt hier niet zelden onder den thans min gebruikelijken 
naam van Akerboom voor, gewoonlijk met het varken er bij, dat zich aan 
de akers vergast : men kan o. a. er een vinden in de St. Nikolaasstraat. Som- 
mige boomen nemen den uitgang aar aan, als de Rozelaar, en zoo heeft 
men ook den Appelaar, waarvan de Utrechtsche courantier Broer Appe- 
laer in 1685 zijn naam ontleende *); en in de aVlaamsche Tijding" van 
19 Mei 1867 leest men nog: »Guil. Jacobs, herbergier in den Notelaer aan 
Brusselbaan te Volsem onder St. Pieters Leeuw." 
Ook de Meiboom, vrolijker gedachtenisse, 
werd niet vergeten. De bijgaande hangt uit aan 
een brouwerij te Vlissingen, die op 't einde der 
16 ,te eeuw gesticht is door Joost Buisson, den 
zoon van een Fransch uitgewekene, en nog in 
wezen is *). 

In den Keirsseboom voor »in den Kerseboom" 
leest men op een gevelsteen van 1 752 te Wyck 
bij Maastricht 4 ). 

Ook als naamspeling komen boomen voor: 
zoo b. v. op de vier pakhuizen van Pels op de 

') Antwerpen. biz. 76. 2 ). Zie biz. 252. J ) Medegcd. door den Hr. P. Gocre< 
4 ) Medegedeeld door Jonklir. V. dc Stucrs. 




Digitized by 



Google 



PLANTEN. :T79 

Keizersgracht bij de Leklsch&traat, waarvan de namen Paftnbomn, Eike- 
boom, Lindeboom, Sparreboom, in <ie voorletters des bouwheere naam tenig- 
geven, of liever teruggaven; want de beide middelste z'rjn verdwenen* 

Ook zonder aanduiding der soort komen Boomen met allerlei adjektie- 
ven voor, als b. v. de Hooge Boom (gemeenlijk met een klein huisje naast 
den boom, ora de hoogte te doen uitkomen) de Twee Opgaande Ifoomen 
(waar twee jongelui een zaak begonnen); ooik de Grome Boom; zum Grunen 
Baum is een logement te Tapio-bicske in Hongarije, waar in de eerste 
jaren dezer eeuw de vader van den beken<}en Ludwig Kossutli kastelein 
was ! ). J a, te Westwoud vindt men voor een herberg de leven Grome 
Boomen. By Bunnik vonden wij den Gaauwdieven Boom, — een soort, zelfs 
bij De Beucker niet bekend — doch, volgens de overlevering, de boom, 
waar men gaauwdieven aan ophing. 

Ook met spreuken komen Boomen voor: als op den Zeedijk tegenover 
de Molensteeg een, met het opschrift D. HULSE, en ter wederz'yden : 

't Tijdlijk vergaaL 
't Ecwig bostaat. 

Natuurlijk komen de Boomen ook als Boompjes voor, dat daarom niet 
bewijst dat % zy niet volwassen waren; want de volkstaal vond ten alien 
lijde bij ons behagen in diminmtieven. Te Maastricht in de Snieestraat 
n°. 2939 heeft men het Lavriw Boomken *) en, mede op een gevelsteen, 
te 'sGravenhage in de Vliersteeg: dic^lynde-boem-kens, 1651. Te Amster- 
dam op de Nieuwmarkt staat voor een tapper^ : van ouds de Boompjes; — 
en in de Reguliersdwarsstraat bij de Schapensteeg : van ouds onder de 
Boompjes. — Er stonden weleer daar een aantal boompjes voor de deur, 
welk plantsoen nog afkomstig was uit dien tijd, toen daar de stadswallen 
langs liepen en de herberg dus aan de schans gelegen was. 



II. 

Geheele Bosschen zelfs werden uitgehangen. "L Groenewnml was in de 
Zandstraat in de vorige eeuw een huis van openbaar vermaak, waar alles 
lust en leven was, doch dat, voor een half dozijn jaren, heeft plaats moe- 
ten maken voor een Tusschenschool, waar natuurlijk geen minder leven is. 
y t Eikenboseh hing aan de Delftsche vaart te Rotterdam uit met dit rympje : 

* In 't Eekcnbosch men u onlfout, 
Vcrkoopt men alderhande Eekenhout. 

Het Schakerbosch, dat vermaarde woud, 't welk men beweert, dat voor 



») flandelsbiad 14 Ore. 1867. 2 ) MedcgedeeJd door Jhr. V. do Stuers. 



Digitized by 



Google 



380 



PLANTEN. 



18 eeuwen geheel Zuidholland bedekte, hangt nog, als antiquarische herin- 
nering, aan een herberg te Voorschoten uit *). Het Gooyerbosch, dat eens 
300 morgen besloeg, maar reeds in de dagen van Hooft verdwenen was, 
hing in de 16 de eeuw te Amsterdam op 't Oudekerksplein uit; — het Ha- 
gedoornbosch leest meh nog boven een musico in de Pieter-Jacobsstraat. 

De wijnkooper Bogaert woonde voor honderd jaren op den hoek van de 
Boomdwarsstraat in de Bogaert, en tal van namen, van Boomgaard of 
Bogerd afgeleid, getuigen van vrij wat huizen, waar die uithingen. 

Bij bakkers stond en staat nog hier en daar een basrelief boven de deur 
of een steen in den gevel met: in H Koorenlandt (Bickersstraat) of de 
Tarweakker (Groeneburgwal 1665). De Korenakker hangt doorgaans daar 
uit, waar koren-brandewijn (gelijk de jenever bij de Schiedammer sto- 
kers in hun adressen aan de Kamers geheeten wordt) te koop is. — Ook 
Tuinen — behalve de heraldieke, waarvan vroeger gesproken is — 
liingen uit: b. v. aan een herberg te Rotterdam de Rijstuin, waarop het 
volgende rijmpje gemaakt werd: 

* In de Rijstuin, wilt het weten, 
Komen vcel droncke lickcrs en poeeten *). 

Te Auisterdarn, in de Plantaadje, had men nu anderhalve eeuw geleden, 
het Sluyvers Tuyntje, en nog vindt men buiten de Muiderpoort, DHooitUuin. 



III. 






"Ir/P^""' : T\, H* 1 ^TTTtfl HTTT^Wi WTjTII 

Jal ^ iuii'i» KUitL Liiit^- ■■■' .a t.J^. j;y u[ 







' . ^ .HilibL " ■ " 



Een volledige Flora is op de uit- 
hangteekens te verzamelen; wij zul- 
len er slechts enkele bloempjes van 
plukken. 

De Roos is meestal deheraldieke, 
b. v. op den Haarlemmerdijk aan 
twee huizen naast elkander : de Witte 
Roos en de Provens Roos. De Guide 
Roos was in 't begin der 18*' eeuw 
het uithangteeken van den boekver- 
kooper Willem Linnigvan Koppenol 
op den Vijgendam. 

Ook in 't heraldieke drietal komen 
de Rozen voor, o. a. te Maastricht in 



l ) Ned Stad- m Dorpbeschr. 

-) Waarscliijiilijk uithangbordpoecten. Een hunner althans uiaakte dit rijin TOor 
den waard, om 't voor den luifel tc zetten : 

* Hier woont een man, hij wou varen met Jan Becrcwous, 
Maar hij blecf V huis omdat hij het hield met de kous. 



Digitized by 



Google 



PLANTFN. 



381 



de Brusselschestraat, met dit bijschrift : eXCVssae aLbae rosaeDICaVIMV — 
wat het jaartal 1777 aangeeft. 

Natuurlijke rozen komen echter ook voor, o. a. de Roode Roos b\j een 
apteeker in de Wagenstraat te 'sGravenhage; en vroeger ook te Arnhem, 
aan een etablisserneat Mont Athos, met dit onderschrift : 

De Roos U eene schoone blom, 
Wie binnenkomt is wellekom. 

De Lelie, 't zij ze als de Wittei de Blaauwe, de Guide of de 

Gekroonde voork omt, is altijd de 

heraldieke. Waar men de dry lelyen 

vindt, is dit doorgaans aan 't wapen 

van Frankrijk toe te schrijven. 
De Tulp daar-en-tegen heeft als 

uithangteeken geen heraldieke, maar 

een historische beteekenis. Zij hing 

ten tijde van den Tulpenhandel aan 

herbergen uit, waar Gollegien van Flo- 

risten, anders gezegd handelaars in 

tulpen, »haer kamer" hadden, waar 

zij hun koopmanschap dreven, hetzij 

»met de schijven ofte borden," hetzij »in 't Ootje." En van de bedriegerij, 

die daarbij plaats vond, is nog het spreekwoord herkomstig aiemand in 't 

Ootje nemen." Later, na den val van die hoog opgedreven windnegotie, 

zag men op vele uithangborden den naam van Tulp verdwijnen voor 

dien van Zottebol, en, waar vroeger had gestaan in de dry Tuhpe+boHen, 

las men toen: in de dry SoUebollen. Toch lachten de herbergiers in hun 

vuist ; terw'yl duizenden bij die zot- 
tebollerij hun geld verkwist had- 
den, waren zij er 't best bij ge- 
varen; want de Floristen hadden 
in die herbergen niet weinig ge- 
smuld en vooraV gedronken, »den- 
kende dat de bloemen niet wel 
zouden opkomen, zoo ze niet ter 
deeg begoten werden." 

De Drie Tulpen, waarvan 
wij de afbeelding hiernevens voe- 




1« Lelie. 




De kastelein had het namelijk eens in 't hoofd gckregen om een zcetocht te maken, 
maar zich bedacht, een vrouw genomen en een kroeg opgezet. 

Beerewouts was de naam eener aanzienlijke familie te Amsterdam: Frederik Beerewouts 
was Kapitein van een vendel sch utters en schodnzoon van Burgemeester van de Poll. 
Jan Beerewouts schijnt een Zeekapitein geweest te zijn. 



Digitized by 



Google 



:m 



PLAN TEN. 



gen, komen ie Hoorn voor op den ge.velsteen, waarvan wij in het Eerste 
Deel, bl. 271, gesproken hebben. 

H Viooltje hing uit in de Waisegasse- of Weezestraat te Keulen, aan 
't buis waar Vondel geboren werd. Hy zinspeelt daar meermalen op in 
zyn gedicbten, o. a. in zijn aOiijftack aen Gustaef Adolf" J ). 

Een heymelijcke treck 
Verleyt het hart na mijn geboortstad Keulen. 
Daer heb ick 't eerst ora honigh uytgevlogen 

Omtrent den blonden Rhijn, 

Beplant met Rliijnsen wijn. 
En als een bie tiolendau gesogen. 

De Goudsbloem (in Engeland onder den 
naam Marygold bekend), was in de middel- 
eeuwen 't zinnebeeld der H. Maagd, en een 
geliefkoosd uithangteeken. Het nevensgaande 
bing in Fteetstreet te Londen nog in 1670 uit. 
Twee bloeiende Aloees zijn het uitbangteeken 
van een winkel op den Nieuwendyk. 

De Korenbloemen kwamen ook nu en dan 

voor, en iemand, die op den hoek van den Klo- 

veniersburgwal en de Zandstraat woonde, maakte 

er een soort van hieroglyfisch schrift van. Op 

den gevelsteen ziet men zeven Korenbloemen 

geplaatst % 3, 2; daar tusschen D K — B N (De KorenBloemeN). Wel-\ 

licht waren D. K. en B. N. de naamcijfers van hem en zijn vrouw en had- 

den zij te zamen zeven kinderen. 

Over de K r a n s e n , als uithangteekens van wijnhuizen, iiebben wij reeds 
overvloedig gesproken *). De kransen met een bijvoeging, die 't naeest 
voorkomen, zijn de Rozekrans en de Gulden Krans. De Gulden 
Krans kan men nog te Dordrecht in de Wijnstraat zien; de Rozekrans 
te Amsterdam op verscheiden gevelsteenen (Riddersstraat, Oude-turfmarkt, 
enz.) In 1734, tijdens den Hyacintenhandel, was de Rozekrans het uithang- 
teeken van een kroeg te Haarlem, waar die handel gedreven werd. Dan 
ook bij anderen dan wijntappers, 't zij door overerving, 't zij om andere 
redenen, hingen die kransen uit: zoo in de 16 de eeuw de Gulden Cram* 
bij een hoedemaker op den Oudezijds-achterburgwal bij de Oudekerkssteeg, 
en in de 17* las men boven de deur eener kerkbewaarster der Menniste 

kerk in den Haag: 

* Dit is in de Rozekrans, 

Hier woont Trijn Anne Jans, 

Wilt het wel onthouen, 

Zij verkoopt Tepclzalf voor jonge vrouwen. 




l ) Leren en YVerhen, Deel III, biz. M8. 



2 ) Zie Deel I, biz. 13, 63. 3b". 



Digitized by 



Google 



PLANTF.N. 383 



IV. 



De Appel, reeds van 't Paradijs af de vertegenwoordiger van alle boom- 
vruchten, kwam dus ook ten onzent, als overal, 't meeste als uithangtee- 
ken voor, dikwijls met een stichtelijke toepassing, als b. v. op den hoek 
van 't Fransche Pad: 

* De Appeleri worden afgeplukt, 

De eene mensch den anderen verdrukt, 
Maar God, die nimmermeer gaei slapen, 
Kent wel de Bo k ken uit de Sehapen. 

Te Antwerpen bad men een Appelstraat; intusschen vond men er op 
de uithangteekens geen enkelen Appel, maar wel de GooU de Deesen- 
Ajnin en de Raap *), de laatste verguld en met dit bijschrift: 

' Hier in de Goude Raep plaisant, 
Vcrkoopt men fijne en valsche kant. 

Rap en waren bij onze voorouders zeer in acbting. De Consul M. Curius 
Dentatus bad Rapen gegeten, en onze voorouders hadden te veel eerbied 
voor de klassieke oudheid, dan dat ze de aardvruchten, waar zulk een be- 
roemd man zicb mee voedde, niet in eere zouden bouden. »Rapen is een 
edel kruid," zeiden zij, en zij hingen Rapen uit. Voor den gevel van een 
deflig huis uit het begin der 17^ eeuw, .op den Oudezijds-achterburgwal 
tusscben den Niezel en de Oudekennissteeg, staat nog een groote Gekroonde 
Raap — een aandenken aan de familie van dien naam, waarvan, zoowel 
als van 't Rapenhofje, alreeds gesproken is *). 

De Drie Rapen hing te Amsterdam in de Beurssteeg, by den boekver- 
kooper Pieter Arents, ook onder den toenaam van Scbrijver bekend. Deze, 
op 1°. Februari 1616 in 't boekverkoopersgild te Haarlem aangenomen, 
had aldaar in de Kleine-Houtstraat gewoond en er huisvesting gegeven 
aan Dirk Rafelsz Camphuyzen, op wiens lijf een prijs gesteld was. Vree- 
zende, deswege gevat te zullen worden, was hij op 1 Mei 1617 met Camp- 
huyzen naar Norden in Oostfriesland geweken. Van daar te Amsterdam 
gekomen, vestigde hij zich eerst in de Warmoesstraat, vervolgens in de 
Beurssteeg. Zijn zoon en naamgenoot, en vervolgens diens schoonzoon 
Kornelis van der Sijs, bleven de zaak in de Drie Haapen voortzetten 3 ). 

Maar ook om een andere reden was de Raap als uithangteeken zeer 
gewild, n. 1. omdat hij aanleiding gaf tot woordspelingen. Zoo las men 
onder een afbeelding van drie Rapen dikwijls: 



l ) Antuwpen, biz. 30. *) Zie biz. 41 



') AMUWpen, D1Z. 30. a ) LIC DIZ. 41. 

3 ) Hit hot Gildeboek te Haarlem medegededd in den Kederl. Spectator 1867, biz. 138 
i I5. r ,. 



en 155 



Digitized by 



Google 




384 PLANTF.N. 

Rapen is een zeldzaam kruid, 
leder is op rapen uit, 

een rijm, dat met verschillende varian- 
ten voorkwam. — Een ander voorbeeld 
levert de hiernevens afgebeelde gevel- 
steen, die op den Verversdijk te Delft 
voor een huis staat. Bij de mededeeling 
daarvan opperde de Heer Archivaris Sou- 
tendam de gissing, dat voor Geeckeyck 
zou moeten gelezen worden gecke ick, zoo 
dat de steen een rebus zou voorstellen: 
onder de rapen gek ik; en hij herinnerde 
ons het devies der Delftscbe Rederijkers: 
Wij rapen geneugt, waarbij 't woord rapen ook door twee rapen was 
voorgesteld. De gissing komt ons hoogst aanneraelijk voor: en wellicht 
woonde in 14137, in dat huis, de kamer-nar der Rederijkers. 

Dat de Oranjeappel niet vergeten werd spreekt van zelf — nog altijd 
hangt hij te Amsterdam uit aan 't Weeshuis der Doopsgezinden. De Gra- 
naatappel zag men in de Wolvenstraat aan een katoenwinkel en wij deelen 
het rijmpje mede, dat voor den gevel stond en een duidelijke omschrijving 
biedt van wat er al in zoo'n zeventiende-eeuwschen winkel te koop was: 

* In de Granaatflppel verkoopt men: 
Allerlei zoort van gedrukt catoen, 
Bij stuk of el na ider heefl van doen; 

Ook Voeringlinnen. Bombazijn, 
• En wat u meer kan dienstig zijn. 
Des komt maar vrij in huis als vriend, 
En koopt van 't gene dat u dient. 
Men verkoopt ook mede Japansche Dekens en Rokken *), 
Kinder-Samaren, Jurken en Borstrokken. 

Druivetrossen, witte, blaauwe, muskadelkleurige en ver- 
gulde, h an gen op tallooze plaatsen in letterlijken zin uit, vooral aan 
hoekhuizen, onder den hoek, die boven den ingang uitspringt, en kondigen 
een tapperij aan. Op de Bloemgracht bij de Baangracht vindt men een 
gebouw, welks frontespies geheel overdekt is met groote blaauwe Druive- 
trossen en groene Wijngaardbladen, — en dat is natuurlijk een wijnkooperij. 

Een Zutfenaar liet een Meloeti voor zijn luifel schilderen en maakte er 
de volgende toepassing bij: 

* Gelijck een goet Meloon zeer qualick is te vinden, 
Zo gaet het hedendaags in 't kiezen van de vrinden, 



') Zie over de .Japansche Rokken", J. t. G. ftalezkng op mijne Amstehxiamtnna, 
biz. 88. 



Digitized by 



Google 



PI, AN TEN. 385 

Van vijftig qualik een daar mangel t dit of dat, 

En zelden trouwe vrient of daar schorl altijt wat •). 

Een warmoezenier bij Gouda had voor U hek van zijn buis de Drie Ita- 
dijzm, en daaronder een vers gemaakt, waarvan de vinding inderdaad 
verrassend is: 

* Ik woon in de Drie Radijzen, 
En Adam en Eva in den Paradijzen. 
Zelden aten zij stokvis, maar heel veel warmoes, kropsla en radijzen, 
Hier vindje allerhande aardgewas om menschen meA te spijzen. 

Te Wijck tegenover Maastricht pronkt in de Rechtstraat een gevel met 
een vergulden Wortel, en, opdat niemand het voor iets anders zou aan- 
zien, staat er onder: Dit huys is ghenaemt in de Guide Wortel. Men moet 
hierbij in aanmerking nemen dat die van "Wijck van ouds, even als die van 
Hoom in Noordholland, den bijnaam hadden van Wortelboeren. 

De Drie Bramen is een bekend uithangteeken van bierbrouwerijen en 
azijnmakerijen. 

De Eikel hing ook dikwijls uit; men ziet daarvan nog een exemplaar 
op 'tDamrak aan den hoek der Kapelsteeg, met het onderschrift: n' akkr. 



V. 

Aan een tabakswinkel op den Haarlemmerdijk hing de Oranjespruit uit : 

' Dit is in d'Oranje spruit, 
En daar haalt men heel goed kniit, 
Korat in en gaat niet voorbij, 
Maar proeft en koopt het vrij. 

Toen er twee takken van 't Huis van Nassau in ons land bloeiden, was 
er wel eens een weinig naijver, althans bij de Friezen, die hun Stadhou- 
der even hoog geschat wilden hebben als dien der andere Gewesten. Dit 
gaf aan een Fries, die hier een tabakswinkel opzette, en wel in de Gra- 
venstraat, waar, wegens de ligplaats der Friesche schepen in het Damrak, 
veel van zijn landgenooten kwamen, aanleiding om, tegenover de Haar- 
lemmerdijksche Oranjespruit, een Friesche spruit uit te hangen, waarbij 
hij 't versje van zijn konkurrent eenigermate uitbreidde: 



') Les amis de ce temps qu'on vante, 

Ont la nature du melon: 
II faut en essayer cinquanle, 
Avant d-en trouver un de bon, 

zegt een Fransch dichter: wij weten niet, wie van beiden, hij of de Zutfenaar, op d<* 
eer der vinding aanspraak maken kan ; doch wij veronderstellen, geen van beiden. 
H. 05 



Digitized by 



Google 



386 PLANTCN. 

Wel kaineraei. 
Wat raet> 
t Is bier peon deeg, 
Mijn pijnje is nit en mijn doos is le«*p. 

Gaan we na de Frieschc Sprvit, 
Daar is goede brandewijn en Varinis kruil. 

Ei gaan we niet voorbij, 
Maar «»erst proeven en dan koopen wij. 

Koolverkoopers zijn er altijd geweest en dus kwam er ook Kool 
op de uithangborden, en wel voomamelijk d* Bloemkool, die wij o. a. aan 
den straatweg van Breda op Bergen-op-Zoom vonden, in de nabyheid zoo 
wel van de eene als van de andere stad. 

De Tabaksplant werd van lieverlede een zeer gewoon uithangteeken 
voor tabakswinkels : 't VI as kwam voor aan linnenwinkels, en meer be- 
paald : het Gebraakt Vlas, het Gehekeld Vlas, het Alkmaarder Vlas, hel 
Brabantsch Vlas, enz. Hen nip aan touwwinkels: hot Bos Hennip H het 
Ouwaters-Hennip, welke soort de beste werd geacht. Korenschoven bij 
grutters; o. a. aan een voorname grutterij op 't Kle£rveer, in de vorige 
eeuw, de 3 Schoore. 

'/ Meerblat, dat de gedaante heeft van een menschenhart en ook in de 
heraldiek veel voorkomt, was in 1656 het uithangteeken van een R. K. 
kerk te Amsterdam op 't Gingel tusschen de Lynbaans- en Korsjespoorts- 
steegen. 

't Klaverblad was zeer populair. — »AUe goede dingen bestaan in 
drieen," was 't oude gezegde, en het Klaverblad was de natuurlyke voor- 
stelling van dat denkbeeld: 

Drie giaasjes zijn drie teugen. 
I>rie is een Klaverblad, 

zong men nog in onze jonge dagen, en talloos zijn de verzen, vooral bij 
drinkliedjes, waarin dat Klaverblad gevormd wordt. En bij de drie blaad- 
jes moet dan ook nog het steel tje komen, als o. a. blijkt nit hetgeen 
in 't »Moortje" van Bredero een jonkman vertelt van de pret, die hij op 
den Doelen gehad heeft: 

Het was bigel sucken kelck met nuwc Spaense muskadel 

Ick roock, ick proefde, ick dronckse, o mijn het smnackte so wel, 

Dan wast met een beniste boorijo, en dan met een rondeellje, 

Dan de saute van de malres, dan een klaverblaadje met een steeltje, 

Dan konfloribus, enz. 

Op gevelsteenen, luifels en uithangborden, vindt men het Klaverblad niet 
enkel groen, maar in alle kleuren. Het Gulden Klaverblad hing weleer 
uit aan de herberg, waar nu de Haringbu-is uithangt, aan het klaphek op 
den Zandvoortschen straatweg in den Aardenhout. Als men er de herberg 
binnentreedt, leest men het volgende vers op een bord aan den wand: 



Digitized by 



Google 



PLANTEN. 387 

GEDENKTEEKEN VAN DEN HERTOG VAN LANGEVELD. 

A Is men zestien bonderd acbt en twintig scbreven, 

Was den Heitog van Langeveld in 't fleur van zijn leven, 

Kwam in den Anrdenhout in 'I Gulden Klavcrblad, 

Heefl een maaltijt gedaan van twee uren, en at 

Dees nabeschreven spijs, zoo ons de waard vertelde, 

Die hem de spij9 en drank met eigen hand besteldo. 

Acht ponden roggebrood en vier tarwebollen fijn, 

Tien pond zoetemelkskaas en haring een dozijn. 

Ook liet hij metterhaast nog door bet keelgat snappen, 

Van H goet acht guldens bier omtrent de veertien flappen '). 

De waard rekend' 't gelag: hier wel ter deeg op let, 

! t Beliep de gulden vier en nog vijf stuivers net. 

Die hertoglijke maaltijd luidt anders dan wat Jerolimo by Bredero zegt: 

Een ajuyncken, een ciepelken, een sneeken broot en twee vijgben, 
Dat 's een Heeren kost. 

Maar wie was nu die Hertog van Langeveld, waar Loosjes, die in zijn 
»Hollandsche Arkadia" 't gedicht ook opneemt, niet anders van weet te 
zeggen, dan dat hij »een schrokkige kaerel" was — en waar latere histo- 
ric, die de herberg bezochten, zich vruchteloos den kop over hebben 
gebroken? — Vermoedelijk niemand anders dan Hendrik II van Orleans, 
Hertog van Longueville. In 1595 geboren, kon hij werkelijk in 1628 ge- 
zegd worden »in *t fleur van zyn leven" te zijn. Al vindt men bij kro- 
nijkschrijvers niet geboekt, dat Longueville Nederland bezocht heeft, hun 
stilzw'ygen bewijst niets. Zij hebben evenmin de reis geboekt, die de Her- 
tog van Rohan in 1599 door onze provincie*n heeft gedaan, en ons zou 
daar ook niets van bekend zijn, als de Hertog niet zelf een dagboek ge- 
houden en een hoogst bevallig verhaal van zijn reis geschreven had. In 
de dagen van Maurits en Frederik Hendrik waren bezoeken van Fransche 
Edelen, ja van Prinsen van Koninklijken bloede zelfs, menigvuldig. Boven- 
dien was er in 1627 en 1628 groote spanning aan 't Fransche hof tus- 
schen Richelieu en den hoogen Adel, zoodat er voor Longueville goede 
redenen konnen bestaan om zich voor een tijd te verwijderen. 't Is voorts 
bekend, dat, zoo later zyn vrouw, de beroemde Hertogin, de ziel was der 
zoogenaamde Fronde, hij zelf een onbeduidend wezen, en, wat hier 't meest 
afdoet, een rechte smulpaap was — waarop men o. a. de Trois mousque- 
taires kan naslaan. Dat men eindelijk in den Aardenhout van Longue- 
ville Langeveld maakte, kan niemand bevreemden, althans niet hen, die 
weten, hoe algemeen die laatste naam daar in de bnurt is. 

'I Gekroonde Klaverblad kwam ook dikwijls voor. Op een gevelsteen uit 
net begin der 17 de eeuw op de Brouwersgracht bij H Gingel houden twee 



') »Karitieii. v die men Flappen of Flapkannen noemde. 



25* 



Digitized by 



Google 



.188 PLANTCN. 

leeuwen de Amsterdamsche Keizerskroon boven het klaverblad. — Meer- 
malen ook komen de Drie Klaverbladen voor. 

De rol, die 't Stroo als uithangteeken te vervullen heeft, bebben wy 
reeds vroeger beschreven '). Wij voegen er nog twee opmerkingen bij. 
De eerste is, dat op sommige plaatsen, o. a. te Kleef, aan huizen, die ge- 
repareerd worden, een stok wordt uitgestoken, waar een bosje stroo aan 
hangt, en zulks ten einde de voorbygangers te waarscbuwen 2 ). De 
andere, dat, even als alles wat uithing in hout werd nagebootst, zoo ook, 
aan rijtuigen of meubelen, die te koop gesteld zijn, het bosje stroo wordt 
afgebeeld door een stuk hout, dat gespleten en gekruld is. 



») Zie Deel I, biz. 136— 142. 

2 ) Op gelijke wijze hangt men te Parijs een houten kruis uit. 

U) je trmtve une croix de funeste pre'sage. 
zcgt reeds Boilbad in zijn satyre van les Embarras de Paiis. 



Digitized by 



Google 



ZEVENDE HOOFDSTUK. 

D E L F S T O F F E N. 



IJe uilhangteekens, die Delfstoffen vertegenwoordigen, zijn, op wei- 
nige uitzonderingen na, aan beroep of handel ontleend. 

De Metal en worden meest door Bergen vertegenwoordigd, of door 
M ij n e n. 

In de St. Annendwarsstraat hing de Goudberg uit. In die straat vond 
men 't Goudsmidsgildehuis. Natuurlijk woonde de Gildeknecht er dichtbij 
en deed, als de meeste Gildeknechts, een kroeg, zoo tot bevordering van 
't gezellig verkeer onder de Gildebroeders, als tot bestelbuis voor de knechts, 
en daarenboven tot wachtkamer voor al wie Dinsdags of Vrijdags wat te 
doen had op »het Comptoir." 't Uitbangbord van zulk een Goudsrnids- 
gildekroeg kon niet anders dan de Goudberg zijn. 

De Zilverberg, de Zilverpronk, de Tinberg, het Pronktin, de Koperbwg, 
de Uzerberg, hingen uit bij hen, die uit zoodanige metalen handelsartike- 
len vervaardigden of ze verkochten. Den Silverbergh vindt men nog op 
een gevelsteen van 1638 te Utrecht. Den Koperen Berg hing in 1667 uit 
bij den koopman Gerrit Feyga op de Heerengracht. 

Somtijds ook vervangt de mijn den berg en zoo heeft men de Oude 
Loodmijti, de IJzermijn, enz. ; ook de IJserstaven. 

Bij handelaars in of bewerkers van edele gesteenten hing het Juweel 
zelf of de Berg uit. Nog ziet men op een gevelsteen op 't Rok-in: de 
Itouwe Diamanty en op den Buitenkant: de Safierberg. Van den Diamant 
zijn verscheidene Diamantssteegen en Diamantsgangen afkomstig, zelfs is 
er een, waar men dien niet zoeken zou — in den Diiivelshoek. Zeker 
heeft daar de Diamant uitgehangen aan een kroeg, waar de Diamantslijpers 
bijeen kwamen, die daar weleer gewoond moeten hebben; imrners heeft 
nog een andere gang, weinige schreden verder, hun naam bewaard. Er 
zal tegen 't midden der 17** eeuw hier, aan de zijde der Reguliersdwars- 
straat, een diamantslijperij hebben gestaan, welke tak van nijverheid reeds 



Digitized by 



Google 



390 DELFSTOFFEN. 

in dieu tijtl bloeide te Amsterdam: — en van daar ook, bij tegeiislelling, 
de iiaaui van grove-diamantslijper voor astraatslijper." 

Steenkoopers hingen de Martneren Steenrotz uit; — ook den Sleenbergh y 
welke men beiden nog op zeventiende-eeuwsche gevelsteenen bewaard 
vindt, de eerste op de Reguliersgracht bij de Prinsengracht, en den tweeden 
op de Joden-bre^straat. In de Eerste-laurierdwarsstraat ziet men op een 
gevelsteen van 1641 twee Bergen afgebeeld met het onderschrift; : de 2 
Kruutbargen, waarschijnlijk woonde daar een kruit- en vuurwerkmaker. 

In den Krijtbergh — op 't Gingel — was reeds in 1656 een R. K. kerk. 

Een echt-Hollandsche delfstof is de Turf. De Lichte Turf venneldt de 
Ned. Stad- en Dorpbeschrijver als het uithangteeken van een herberg te 
Voorburg; — de Veenhooj) en de Nieuwe Veen/ioop hangen aan herbergen 
uit aan de Smilde, waarbij men moet opmerken dat hier gespeeld wordt 
met de dubbele beteekenis van 't woord hoop. Voor 't overige komt de 
Turf op borderi dikwijls voor in de gedaante van een opgestapelde mand, 
met het onderschrift de Turfmand, aan zulke kroegen, waar turfdragers 
verkeeren. 

Aan een wijnhuis te Batavia hing in de voorgaande eeuw het Holland- 
sche Kooltje uit en men verhaalt daarvan de volgende geschiedenis. Een 
schip voer naar OostindiSn en elk van de maats had het een of ander 
me^genomen, dat hij daar ginds met winst hoopte te verkoopen. Een was 
er echter, die zijn kist met turf had volgestopt. De anderen lachten hem 
harteltjk uit; aan wien zou hij zijn turf slijten in dat warme land? Jan 
iiet ze lachen; maar te Batavia gekomen, nam hij zijn ontslag en zette 
een wijnhuis op, dat het bovengenoemde opschrift kreeg, terwijl hij aan- 
kondigde, dat ieder bij hem zijn pijp aan een echt Hollandsch kooltje kon 
komen opsteken. Men rookte toen nog geen cigaren en wie pijpen rookt 
kent het genot, dat er bestaat, wanneer men, na zich beholpen te hebben 
met plaggen of houtskool (steenkool was toen nog niet in gebruik) of 
fidibussen, wedr eens een zuiver doorbrande turfkool tot dat einde beko- 
men kan l ). Geen wonder dus dat de man toeloop kreeg — ook van de 
deftigste Onder- en Opperkooplieden. En toen eenmaal de kist ledig en 
de turf op was, was 't huis wel beklant en de waard in bonis. 

Sommige uithangteekens dezer soort hebben betrekking tot plaatse- 
lijke bijzonderheden. Zoo hangt aan de herberg te Rokanje de Steenrots 
uit 2 ). De eenige merkwaardigheid, welke dat dorp bezit, en waarom het 



') Toon ik. in 1829, van Brussi'l koinendc, waar moil altijd aan con vlammetje opslak. 
u^ VVillomsdori) in do herberg was, hield een hoor werktuigolijk nog een brandenden 
/.wavolstok aan de lango pijp. Zijn biiuruian blios dion uit on bood hem 't konifoor 
aan. met de woorden : -.stock uu op aan eon Uollaiidscli kooltje, wij zijn nict mocr in 
Hiabanl. :: J t (i 

') .Vff/ Slttd- en Duipbvschi iivcr. 



Digitized by 



Google 



DKLFSTOFFEN. 301 

somlijds door vreeindcliiigen bozocht wordt, is de Waul, een water dal 
veel koolstofzure kalk inhoudt en daardoor de eigenschap bezit, hetgeen 
men er inwerpt te versteenen. 

Een tabaks-, koflie- en theewinkel te Utrecht op de Oudegraeht noeiut 
zich naar den Gesloten Steen; dat is een steenklomp, die, aan den hoek 
eener steeg, met een ijzeren ketting aan 't huis is vastgesloten ; welk 
sluiten, volgens de overlevering, voor de rust der burgers noodzakelijk 
was, vermits anders de Duivel en zyu maat hem alle nachten gebruikten 
om er easHie rae^ te spelen: 't geen zulk een rumoer maakte, dat nie- 
mand, zelfs de Bisschop, een oog kon toedoen, zoodat deze laatste bevel had 
doen geven, den steen vast te leggen en den Duivel te noodzaken, ergens 
anders zijn vermaak te gaan zoeken. 

De Hoeksteen eindelijk, die boven een gang in de Looiersstraat uithangt, 
heeft een godsdienstige beteekenis. 't Is een groote steen, waarop een 
schrijfpen is uitgehouwen, met het jaartal 1786, en daaronder de Hoecksteeii. 
Wie aan den steen in dat jaar dien vorm gegeven heeft is ons onbekend. 
V66r 1760 was de Hoeksteen een hofje der Doopsgezinden, en de aloude 
vorm van den Hoeksteen, die sedert de dagen der Kerkhervorming een 
symbool van Hervormde Gemeenten is geweest, was deze: een driekante 
steen, op elke zijde met een V gemerkt, waarvan de beteekenis was: eyo 
mm Via, Veritas, Vita, (»ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven"). 
Vermoedelijk zal v66r 1786 deze steen ook wet een zoodanige geweest zijn. 

De Hoeksteen plagt vroeger ook wel tot uithangteeketi van hoekhuizen 
gekozen te worden; men leest den naam nog aan 't hoekhuis van den 
Binneukant en de Bantaimnprstraat. 



Digitized by 



Google 



ACHTSTE BOEK:/ 

OPSCHRIFTEN ZONDEK BEELD- OF SCHILDERWERK. 



EERSTE HOOFDSTUK. 

ENKELE NAMEN. 



Al leveren enkele nanien zeer weinig slot* tot beschouwing, toch 
mogen wij ze niet stilzwijgend voorbygaan, dewijl zij toch ook tot uit- 
hangteekens dienen en, in onzen tijd vooral, zeer talryk zijn. In oudere 
gevels staan zy in steen gehouwen; voor builenplaatsen uit de vorige eeuw 
dikwijls in cierlijk krulwerk aan H ijzeren hek; voor de hedendaagsche 
winkels, fabrieken, koffiehuizen, herbergen, boerenhofsteden, enz., door- 
gaans alleen met de verfkwast op een houten bord of op den muur ge- 
schreven, en dan meestal, omdat het hedendaagsch geslacht niet bijster 
scherp ziet, met letters, die zoo groot mogelijk zijn. 

Vele van die namen, en bepaald die op steen gehouwen en in den gevel 
gemetseld zyn, doch ook geschrevene, zijn de rempla^anten van vroegere 
a l*be el din gen, die bij herbouwing of herstelling verworpen werden. In 
de Korte-Leidschedwarsstraat leest men op een gevelsteen: Lasarus en de 
reyke man. Anno 1773. De oude gevelsteen met de beeldjes is hier blijk- 
baar bij een herbouwing, die in H aangeduide jaar plaats had, door eeu 
steen met letters vervangen. Enkele malen evenwel heeft men bij 'tplaat- 
sen van zulk een lettersteen de figuur toch bewaard en alleen verplaatst. 
Zoo leest men op de Keizersgracht bij de Brouwersgracht op een gevel- 
steen enkel: de Botitc Vos; doch ontwaart bij nadere beschouwing, dat 
de Vos zelf ook nog aanwezig is: hij is naar 't dak geklommen en gluurt 
over den gevelrand naar beneden. 

De Plaats Iloyaal komt, als opschrift van herbergen, enz., dikwijls voor. 
Reeds was dit in de 17 de eeuw het geval; doch toen zal er wel een af- 



Digitized by 



Google 



ENKELE NAMEN. 393 

beelding boven geprijkt hebben. Die Plaats Royaal tocb was de Place Uoyale 
te Parijs, een groot vierkant plein, van zuilegangen omringd, dat in 1610 
was aangelegd op de plaats van H Hotel des Tourelles en destijds voor 
H scboonste plein van Europa werd gehouden. 

Andere namen bewaren de herinnering van 't gebouw, dat weleer op 
de plek stond, of gezegd werd er gestaan te hebben: zoo b. v. het op- 
sch rift : d* Oude Doelen in de Oude-Doelenstraat, het steer. tje met de woor- 
den CATVISERS KLOSTER in de Karthuizersstraat, 'topschrift: het Oude 
Stadhuis, dat weleer in de Kapelsteeg gevonden werd. 

De vroegere gedaante van een gebouw wordt soras ook bewaard in den 
naam, die tot uithangteeken dient. '/ Loosje is een likeurstokerij, sinds 
lang wijdvermaard, doch de naam schijnt aan te duiden, hoe die uit 
kleine beginselen ontstond en de eerste oprichter zijn zaak in een nede- 
rige loods begon. 

De nabijheid van een voornaam gebouw gaf meermalen aan een tap- 
perij of bierhuis aanleiding tot naams-usurpatie. Zoo was het Am st el- 
Hotel pas verrezen, of men las den naam op het bord eener tapperij op 
den hoek van den Amstel en Utrechtschedwarsstraat. 

Een onnoemlijk getal namen heeft zijn oorsprong van de lokaliteit. Van- 
daar de Brakke Grand in de Nes, een naam die al eeuwen oud is: van- 
daar zoo veel Welgelegens en Bellevnes. Ook : Nabij Buiten, Even Buiten 
(te Oud-Beijerland), Om en Bij (by Alkmaar), Vlak Over (teHof van Delft), 
Uit en y t Huts, enz. In de nabijheid van dorpen vindt men dikwijls Bij- 
dorp. Voorts: Al te Ver (Schermer), Al te Naauw (bij Fransum in Gro- 
ningen), Wat Afgelegen (bij Schermerhom) , Ongelegen (op Walcheren, 
bij Veere), Lucht en Veld (in Haskerland). In de nabijheid van groote 
steden, bij voorkeur aan herbergen, de Eenhonderd Roe\ de Tweehonderd 
(of »meer") Roe, — wat den wandelaar in staat stelde, de lengte zijner 
wandeling naauwkeurig te bepalen. — Van daar ook zoo vele namen met 
rneer samengesteld, en aan hofsteden gegeven, die in de buurt van eenig 
meer gelegen waren, als: Meerhuizen, Meerlust, Meerzicht, Meer en Berg, 
Meerhoeven, Meeroogst, Hoogermeer, Overmeer, Oostermeer, Middelmeer, Eind- 
meer, Welmeer; — en ook andere, van nieuwere vorming en getuigende van 
i\en hedendaagschen smaak voor klinkklank, b. v. Flevoratna in Gooiland, 
een naam, die op cierlijke wijze te kennen moet geven, dat men vandaar 
de Zuiderzee kan zien, — wat juist zoo'n groote zeldzaamheid niet is. 

Namen om opgang te maken ontbreken niet. Oudere van dezen aard 
waren, voor winkels: de Allemansgading, de Hagendeveld; thans klinkt dat : 

de Bazaar, Centraal-Kleedingmagazijn, en vooral Specialiteit van Ook 

de Konkurretit is in onze dagen een geliefdkoosd winkel-opschrift. — In 
de vorige eeuw had een koffiehuis in den Haag, waar in 1781 Keizer 
Jozef II logeerde, den bluffenden naam aangenomen van het Parlement van 
Engeland. 



Digitized by 



Google 



•194 ENKELE NAMEN. 

De naain Heercnhroeg voor een kofiiehuis zon in ons Nederduitseh zeker 
al heel ploerterig klinken, maar in 't Hoogduitsch wordt dat heel mooi 
gevonden, b. v. te Maagdeburg : 

Roniantisch an der Elbe da Hegt der Herrenkrug ; 

Den Sonntags sehr bevolkert das Dampfschiff Zug uni Zug, 

Die reizenden Alleecn, der grosse, schdne Wald, 

Dies beut in Sommerszeiten den licbsten Aufenthalt ; 

Der Wirth und die Bedienung sind sebr Con Ian t und lein, 

Kami wohl zuin Amusiren noch raehr geboten sein? l ) 

Andere namen daar-en-tegen getuigen van een beminneltjke nederig- 
heid. Zoo b. v. Bagatelle, dat aan tal van buitentjes voorkomt, Nederig 
op Walcheren, bij Domburg, Good Genoeg, enz. 

Het welbehagen in eenzaamheid en rust deed we£r andere namen kie- 
zen, als: de Eenzame (mede bij Domburg): La Solitude, Ma lietraile — die 
op vele plaatsen voorkomen : Bon Hepos (mede op Walcheren) ; Vreugde 
en Rust (te Voorburg): Vrtiwel (in de Haarlemmermeer) ; maar gebrek 
aan rust deed honderden inalen te voorschijn komen Zelden liust. 

Menigeen, die een huis liet bouwen of een buitenplaats aanleggen, gaf 
daaraan den naam van plaatsen, waarop hij handel dreef. Allerlei namen 
van landen en steden komen hierbij voor. Op de Keizersgracht bij de 
Muidergracht vindt men aan drie gevels naast elkander: Spanhola, Curacao 
en Portorieo, wat doet denken aan een Portugeesehen Jood uit de vorige 
eeuw, die op de West handelde. Ook aan hofjes werden zulke namen 
gegeven. Jacob Stoflels, een koopman in *t midden der 17 de eeuw, was 
rijk geworden door den handel op Venetian en noemde daarom een hofje, 
dat hij in de Elandsstraat liet bouwen, Venetia. 

Andere namen werden ontleend aan scheepvaart en visscherij. Aan de 
herberg op den hoek van den Binnenkant en de Kalkmarkt leest men de 
IS'oordsche HoutvlooU 't geen ons den tijd voor den geest roept, toen An- 
tonides zong: 

Hier zeill de houtvloot aen met hondert zwaere schepeiu 
Die in den school van t Y de Noorlsche bosschen slcpen : 
Matroos, gemoedigt door zijn vvinsl, begroet alree 
Zijn jonge vrou, die t' luiis gesmoort in harlewee. 
Den Hemel smeekt, dat hij zoo lang de wilde baeren 
In toom hou, tot het schip komt voor de paelen inaeren. 
En Volkert, liaerc min waerderende uit haer trou, 
Zijn spaerpot uitschudde in den school van zijne vrou. 

Ken holstede te Baarland draagt den naam van de I'arclvLsscheiij* die 
ons den bloeitijd der Oostindische Compagnie herinnert, toen 



') K. \V. (i. Hkmme. Magdeburg *m Summer. 



Digitized by 



Google 



ENKELE NAMEN. 395 

llt'i vruehlUam' Cochin, daer ami "gewenscuU' Ma\. 
Gedurig 't veil vereert met liacre hloeiiilievivy, 
En looilapijien, 

nog zijn schatting aan den Nederlander opbracht, en van daar >ieen rijke 
scliat van paerlen" werd 

aeiijjreviMTt. 
Waervan de schoonste zijn geregen en gesnoert. 
Om zich te spieglen in den boe/em der Mevrouwen, 
En met het Ievend sneeu van 's Jofl'ers liant te Irouwen. 

Menig vroegere werkplaats, thans ^een werkplaats nieer, draagt er nog 
den naam van in den gevel. Op een grooten steen in de Warmoesstraat 
bij de Oudebrugssteeg leest men de Weverij, nog herkomstig uit den tijd, 
toen te Amsterdam een Weversgild bloeide. 

Het Wenschen, Hopen, Streven, enz. was een milde bron voor 
naamgeving: de Hoop, de Vlijt, de Gunst, de Goede Verwachting, de Onder- 
neming 7 Zorg en Vlijt (Haarlemmermeer), Dank en Hoop (aid.), Vlijl en 
Zegen (Zevenhoven), Vrede en Welvaart (Wijde Wormer), de Spaarzaam- 
heid y de Folharding, de Voorzorg, de Verbetering, de Nieuwe Aanleg, enz. 

Anderen drukten hun genoeglijke gewaarwordmgen uit, natuurlijk bij 
voorkeur aan optrekjes en buitentjes: Mijn Zin y Mijn Lust, Mijn Genoegen* 
Otts Genoegen, Wei te Freden y Zorgvliet, bij honderden: JSa de Lust (Koc- 
kengen), '/ Verlangen (onder Mijdrecht), Vreugderijk (aan den IJsel tegen- 
over Zalk), Vrede best (Wijde Wormer), Frijheid-Blijheid (in de vorige 
eeuw de buitenplaats van Permenter in de Diemermeer), Mon plaisir (op 
Schouwen), Mes delices (te Baarn, waar de bekkesnijers uit den omtrek 
altijd vroegen, welk mes daar toch uithing). 

Sommige naamgevingen doelen op levensbijzonderheden, waar de voor- 
byganger, als hij 't opschrift leest, naar gissen mag. Zoo : Betwiste Bust 
(op Tessel), JSooit Gedacht en JSiet Ferwacht (zeev menigvuldig); Ongedachl 
(Bommel in Zuidbolland), Blijde Komst (aldaar), Toeval (Purmer), Treuren- 
burg (St. Laurens op Walcheren), dat aan een verlies doet denken, tijdens 
't bouwen der hofstede door den bouwheer geleden; Waarborg, welkeV 
weten wij niet (bij Waarder in Zuidholland), Lang Verzwegen (in de vorige 
eeuw, aan den Amstel), Kort Beraad (op Schouwen), Burenstam (in de 
Wijde Wormer). 

Wie een vreemde vrouw getrouwd had, gal wel eens aan zijn nieuwe 
woning of hofstede den naam van haar geboorteplaats om haar 't genoe- 
gen te verschaffen zich we£r in Schotland of Drafna, in Florence of Parijs 
te bevinden. lets dergelijks deed Lammorael van Egmond reeds, toen hij 
in 1557 eenige schorren en gorzen liet bedijken, en dat nieuwe land, ten 
genoege van Sabine van Beyeren, zijn vrouw, Beyer land noemde. 

Vrouwenamen met een of ander woord samengesteld vallen nog steeds 



Digitized by 



Google 



396 ENKF.LK NAMKN. 

in den smaak: b. v. ie Oosterbeek, Alula's liof; of men loope de Haar- 
lemmermeer door, waar men niets ouds vindt : Betsyhof, Allegonda's Hoeve y 
Wilhelmina's Hoeve, enz. 

Namen van voorname lieden, vooral van regeerende Vorsten, worden 
dikwijls tot uithangteekens gekozen. Maar ook de eigen naain van een 
gewezen kastelein werd al van ouds uitgehangen, wanneer 't huis eens 
onder dien naam befcend was. Zoo is te Amsterdam in de Nes, van 
opvolger tot opvolger, de naam van Toontje, die der stichteresse, blijven 
staan, tot hij voor eenige jaren verdwenen is; en dat die naam door geheel 
Europa beroemd was, kan uit de volgende anecdote blijken. Wijlen Jhr. Mr. 
Dirk Alewijn, dien ouderen van dagen zich nog herinneren zullen als een 
man van fijne beschaving en smaak, zich voor 50 jaren geleden te Rome 
bevindende en aldaar bij prachtigen maneschijn by een groot feest tegen- 
woordig zijnde, waar hij, van de herinneringen der oudheid vervuld, 
van 't Vatikaan at* zijn gedachten over de Cezarsstad liet dwalen, werd plot- 
selings door zijn buurman gestoord, die de vraag in 't Hoogduitsch tot hem 
richtte, waar hij van daan was. 

»Aus Holland." 

5>Aus Holland? Vielleicht aus Amsterdam?" 

»Ach ja." 

»So! denn kennen Sie Thoontjen?" 

Alewijn gevoelde grooten lust, den vrager »van de tinne des tempels" 
naar beneden te smijten. 

En niet verre van Toontje had men Trtti de Die, en wat verder B Untie 
Dirk, en nog heeft men Aallje, alien lang dood en begraven. Maar de 
Duitscher op H Vatikaan had zoo groot ongeujk niet; want: 

Roemt Roomen, prijst Parijs, kraeyt Catros heerlickheit 

en die van Weenen en Berlijn er bij, dan was toch Amsterdam de eenige 
stad in " de wereld, waar, op elk uur van de nacht, een fatsoenlijk man, 
zonder buitengewone geldverteering, wat te eten en te drinken kon bekomen. 

Ook vele Hotels en koffiehuizen zijn alleen onder .de namen hunner 
cigenaars bekend; zoo H Hotel Ratter, te Zurich, en 't Hotel Motinet te 
Vevay ; zoo '/ Hotel Meurice te Parijs, Mivart en Morfoifs Hotel te Lon- 
den, de Hotels Fnhri en Paulez in den Haag en H Cafe Roscamm te Am- 
sterdam. Ook andere elablissementen ; in de Nieuwstraat lezen wij : Maga- 
zijn van Itrandsloffen, de jonge meijer, en daarbij den naam van den 
eigenaar: C. Meijer. 

Sommige namen schijnen oorspronkelijk spotnamen geweest te zijn, als: 
de kritip-in (bij Kamerik en bij Hummeloo); Vuil Wamtnes (in Oud-Vroen- 
hoven aan den straatweg op Hasselt); de Kottde Herbert), bij Wolfhees, 
pen naam, die toch evenmin als de vorige, een aanbeveling is voor een 
logement. Bij Nieuwolda in Groningen vindt men Kop~af, — of daar eeu 



Digitized by 



Google 



KNKFXK NAMEN. 397 

moordgeschiedenis was voorgevallen dan of er de Goed* Vrouw uithing, is 
ons onbekend, — Pas-op vindt men by Hummeloo. 

Te Brugge in de Peperstraat leest men: Hnis voor Omfioogkijkers ! ). 

Eenige namen zijn, zonder beeld, toch zinnebeeldig, b. v. Zeeooft, een 
buitentje aan den Haarlemmerweg, vermoedelijk gesticht door iemand, die 
zyn geld met nee banket" alias sharing", gewonnen had. 

Samenstellingen met rust, daal, veld, hof, burg, stein, oord, rode, ko- 
men in menigte voor. Die met rust hebben meest betrekking tot het 
beroep, b. v. Zeerust (1688) op de Keizersgracht bij de Vijzelstraat; Post- 
rust, in de vorige eeuw een buitenplaats aan den Haarlemmerweg, aan 
den Postmeester Van Duyst behoorende. De overige: 1°. tot bloemen en 
booraen, als : Rozendaal, Bozenhof, Rozenburg, Tnlpenburg, Lommerhof, Plnk- 
hof, Karsenhof, Ipenburg, Boekestein, Ipenrode, Berkenrode, Groenmdaal, 
Elzenoord; — 2°. tot den naam: Trompenburg, Pingelenbnrg, Hoofdenburg, 
Bassenhof (buitenplaatsen van Tromp, Van Pingelen, Hooft en 
De Bas); — 3°. tot de lokaliteit: Berg en Daal, Amstelburg, Zuiderburg* 
Meereveld, Sehoonoord, Vredenoord, enz. 

Voeg nu by de reeds genoemde nog een eindelooze lyst van namen, lan- 
ger en bonter dan die van de ziekten, die voor het Malz-Extrakt de vlag 
strijken ; namen van alle beteekenis : de Jonge Jan en de Oude Walvis, Nim- 
merdor en lmmei % groen, de Slokop en Neer lands bessengaard; — Bybelsche 
en My thologische : Pniel (bij Naarden) en Apollo; — in alle talen (b. v. 
Socka Brenti aan den Heerenweg onder Heemstede — wat wij niet beter 
weten te vertalen dan met »Rustwat") ja misschien vindt men ze tot 
in 't Sanskrietsch en Middelnederlandsch toe. Een pakhuis op de Ververs- 
gracht heet Voorwaarts, mogelijk nog een herinnering van Augustus 1831. 

Bierhalle is tegenwoordig een geliefkoosde naam voor bierhuizen en dito 
kelders; maar onlangs kwam er de Drinkhalle nevens, die mogelijk ook 
wel opgang zal maken. Men leest dit op \ koepeltje bij de Nieuwe-Stads- 
herbergsbrug, dat v66r ruim vyf jaren tot een »publikatie-huisje" ge- 
bouwd, maar, door een lotwisseling, in Holland niet ongewoon, in een 
drinkwinkeltje veranderd is. 

'/ Paradijs komt herhaaldelijk voor; de Nadorst nog voor menige kroeg, 
o. a. bij Hoorn en by Adorp in Groningerland. Iemand, die een zeldza- 
men naam begeerde, en er geen vinden kon, die hem zeldzaam genoeg 
voorkwam, schreef ten leste op *t hek van zijn tuin eenvoudig H woord 
Zeldzaam (bij Utrecht); — en hoe niet iedereen op rozengeur gesteld 
is bewijst de naam van Koelucht, aan een hofstede bij Zalk aan den IJsel 
gegeven. 

De opschriften in de riet- of pannedaken van boerehuizen, steenbakke- 



') Dp. Pottrr. \At. II A. Verp Deol I, biz. 70. 



Digitized by 



Google 



398 ENKKLK NAMEN. 

rijen, looierijen, enz. behelzen in kolossale letters den naam der boere- 
plaats of fabriek, doch zijn, wat den inhoud betreft, vrij gelijk aan de 
reeds genoemde en even veelsoortig, b. v.: Bouwlnst, Goed Fortuin, hel 
Zwarte Paard, enz. Maar nog veelsoortiger zyn de scheepsnamen. Die 
der schepen van 's Lands vloot zyn heden ten dage ontleend, 1°. aan *t 
Koninklijk Huis; 2°. aan de naamroilen onzer zeehelden; 3°. aan de mytho- 
logie en den Griekschen heldentijd. De Nederlandsche koopvaardij vloot 
verschaft de rykste verscheidenheid en bontete afwisseling. De Staatwaad 
Gouverncur X ligt tusschen twee lieve jonge juffrouwen, die benepen wor- 
den door een Cykloop en een Kandanghauer. De groote schepen vertoonen 
nog doorgaans de weelde van een gebeeldhouwd uithangteeken aan den 
voorsteven, terwijl de kleine binnenvaarders zich met enkele namen in 
gouden letter op voor- of achterboeg vergenoegen. Vrouwenamen spelen 
op die schepen de hoofdrol. De reden daarvan wordt verklaard in een 
rijm, dat een zeilend poeet op den balk van zijn schip zette: 

* Waar dat ik zeil 

Of waar ik peil 

In 'I klare nat, 

De schipper mint zijn liefsle schat. 

En hoe een schipper ook behoefte gevoelt aan een wederhelft, blykt 
daaruit, dat we eens een Groninger schip zagen, dat de Tookomende Vrouw 
gedoopt was; — dat de schipper een vrouw moest hebben stond paalvast 
by hem; hij wist nog maar niet wie 't zijn zou. 

Ook zinspelingen op levensbijzonderheden komen onder de scheepsnamen 
voor. Troosl voor moedcrloos is de naam van een vaartuig van Wilder- 
vank. Zinnebeetdige scheepsnamen zijn soms zeer sprekend, als de Trek- 
voqpI van Delfzyl, de Zcrploeg van Wildervank. 

In Antwerpen vindt men een Twaelf-maenden-straet, die haar naam 
ontleent van de namen der Maanden, die voor twaalf huizen te lezen ston- 
den 1 ). Te Amsterdam heeft men wel geen Twaalf-maandengracht, maar 
toch wel een Achtergracht bij de Twaalf Maanden, zijnde even zoovele 
pakhuizen, die elk naar een maand heeten, terwijl het dertiende de Zou 
heet, als de vader van 't gezin. 

Omtrent die pakhuizen bestaat een legende, die schier vergeten is en 
die wij dus aan de vergetelheid willen ontrukken. 

Eer die pakhuizen daar stonden, d. i. nu juist 200 jaar geleden, had 
daar een schuitevoerder zijn schuiten aan den wal liggen. Maar elken 
morgen als hij er bij kwam vond hij ze van haar plaats en door elkander 
gehaald. Dit verveelde hem, en ofschoon die plek destijds nog zeer stil en 
eenzaam was, en zijn buren hem verzekerden, dat het er 'snachts niet pluis 



') Antwei'iicn, biz. 81. 



Digitized by 



Google 



EN K ELK NAMEN. 399 

was, hij wilde weten, wat er met zijn schuiten gebeurde en besloot eens 
stilletjes op de loer te gaan iiggen. Op de plaats, waar nu de pakhuizen 
staan, was toen een timmerwerf met een houtloods. Zoodra de nacht ge- 
vallen was, sloop hij moedig de werf op en verborg zich in de loods, waar 
hij door een reet het oog op z'yn schuiten had. Tot de klokke twaalf 
bleef alles stil ; maar toen bespeurde hy op eens een tooverachtig licht en 
deed zich omtrent hetzelfde schouwspel voor hem op, dat Kasper Larifari 
in »'t Vrouwtje van den Donau ' trof. Hij zag een heele troep meisjes in 
luchtig wit gewaad; 't waren de spooknimfen, niet van den Donau, maar 
van den Amstel, die z'yn schuiten gingen losmaken, om daarmede op de 
rivier te spelevaren. 't Hart van den schuitevoerder begon te kloppen als 
een hamer; maar, eensklaps moed grijpende, springt hij uit zijn hinderlaag 
en op de schoone Elvinnen toe. 't Bekwam hem beter dan Kasper, want, 
verre van hem te betooveren, namen zij verschrikt de vlucht. Eene echter 
kreeg hy nog te pakken by den slip van haar kleed en sloot die zoo ste- 
vig in z'yn armen, dat de arme spooknimf niet wist wat zij maar belooven 
zou om weer los te komen. Een schuit vol goudkorrels was 't rantsoen, 
5>maar voort betalen," zei de welberaden Amsterdammer, »want ik zie je 
toch nooit we£rom." En op 't zelfde oogenblik zag de man zijn schuit 
boordevol en was de Elvin uit z'yn ontsloten armen verdwenen. 

Voor dien verkregen schat kocht de man de werf en bouwde de dertien 
pakhuizen. Dit, zegt men, is de laatste verschijning der spooknimfen aan 
den Amstel geweest. Trouwens, 't is vrij natuurlijk, dat zij zich nu niet 
meer vertoonen: dat was goed in een tijd, toen, als de wacht tien uren 
riep, ieder zijn vuur inrekende, de kaars snoot en in zijn kooi kroop : — 
maar thans ligt men er te middernacht nog niet in en zijn er altijd men- 
sohen op straat. 

Ten slotte nog de opmerking, rtat de hedendaagsche gewoonte om voor 
winkels, herbergen, enz. slechts een naam te schrijven, ten gevolge heeft, 
dat die namen zeer onbestendig en afwisselend z'yn. Wij lazen aan menigen 
gevel, binnen een kort tijdsverloop, bij herhaalde verwisseling van bewoner, 
telkens we^r wat anders. In vroeger tijd, toen de uithangteekens niet 
alleen netjes op bord en luifel geschilderd, maar ook in hout en steen 
gebeiteld werden, waren zij veel bestendiger en leefden soms eeuwen. 
Trouwens, spoedige verwisselingen behooren op elk gebied tot het ken- 
merkende van onzen t'yd, en 'tis dus volkomen natuurlijk, dat wy die ook 
bij de uithangteekens waarnemen. 



Digitized by 



Google 



TWEEDE HOOFDSTUK. 

SPREUKEN EN RUMEN. 



JJe spreuken, die voor de luifels stonden, zijn natuurlijfc met de luifels 
verdwenen, doch er zijn er nog genoeg overgebleven op hekken en gevel- 
steenen; terwijl ze, zoo wel aan gevels als aan boerehofsteden en schepen 
zelfs nog niet geheel uit den smaak zijn. 

Dat deze spreuken en rijinpjes, niet als Opschriften, maar inderdaad als 
Uithangteekens te beschouwen zyn, bewyzen de spreekwijzen : 

Hij woont in 't Is niet anders, 
of: 5> y> » Na lijden komt verblijden, 
of: op de Heerengracht naast Mijn glas loopt ras, 
of: naast Tecum habita. 

De talen, waarin wij die spreuken gesteld vinden, zijn, behalve onze 
eigen moedertaal, de Latijnsche en Hebreeuwsche ; — op die in de twee 
laatste zullen wij onze lezers niet onthalen, niet uit een onbeleefd vermoe- 
den, dat zy die niet verstaan zouden; doch ons boek wordt al dik genoeg. 
Een enkele maal komt een Fransch * rijm voor, b. v. Nulle science 
sans diligence, te Haarlem, een herinnering van den zeventiende-eeuw- 
schen schoolmeester Jean de la Chambre. Sommige spreuken komen zeer 
dikwijls voor, wat bewijst dat zij algemeen in den smaak vielen ; andere 
vinden wij niet dan een enkele maal, als de uitdrukking der gedachte van 
een bijzonder individu. 

Tot die, welke men overal vindt, op gevelsteenen,en borden, op hekken 
en deuren, behoort in de eerste plaats: y t Is niet anders, Een voorbeeld 
van een mooien steen met die woorden uit het begin der 17** eeuw kan 
men nog vinden op den Zeedijk bij de Kolksluis; en een ander van 1733 
in de Koningsstraat; — doch buiten langs de wegen leest men 't honderd 
malen, en 't heeft daar al menigeen tot troost verstrekt. Wanneer een ge- 
zelschap Amsterdammers (in den tijd toen niemand nog van stoombooten 
of pleiziertreinen droomde) eens naar Sloten was geweest en op 't Haar- 
lem mermeer gevaren en gehengeld had, en dan op de terugwandeling door 
een onweersbui overvallen werd, terwijl men '/ Dronhemanshuisje reeds 



Digitized by 



Google 



SPREUKEN EN RUMEN. 401 

ver achter den rug en J l Huis ter Vraag nog by lange na niet in 't vizier 
had, en den mannen de rand van den hoed regende, terwijl de vrouwen 
met de japon over 't hoofd liepen en »geen droogen draad meer aan 't lijf 
hadden," en alien morden en jammerden, — viel daar hun oog onverwacht 
op het groene hek van een weiland, waarop met witte letters 't Is niet 
anders te lezen stond, en op eens maakte een schaterlach zich van 't natte 
troepje meester, en de verloren opgeruimdheid was teruggekeerd. 

Een andere spreuk, die men dikwijls aantreft, is : Na lijden komt ver- 
blijden. Reeds in 1574, tijdens het beleg van Leiden, had men er dit rijmpje 
bij gemaakt: 

Quam door Lijden geen Verblijden, 

So was Lijden groot verdriet ; 

Maer door Lijden komt Verblijden, 

Daerom acbt ik Lijden niet 1 ). 

Op het venster van een herberg tusschen Wageningen en de Grebbe 
leest men de zelfde spreuk, en daaromtrent is ons het volgende medege- 
deeld *). Bij de doorbraak op 5 Maart 1855 werd het huisje, dat hier 
vroeger stond, door het ijs vernield en de bewoner in armoede gedompeld. 
Toen hij zich tot de Kommissie wendde en om onderstand vroeg, ontving 
hij den raad, maar op de deur van zijn noodschuurtje te schrijven : Na 
lijden komt verblijden. De man deed het en vond de spreuk bewaarheid; 
en daarom leest men die nog aan 't herbouwde huis. 

•Vele dier spreuken hebben betrekking tot den arbeid en de welvaart der 
nering. Klein van begin schreef een Drentenaar onder Ruinen en hoopte 
natuurlijk, dat zijn klein begin groot zou worden. Wie weet nog hoe? schreef 
een boer in de Wijde "Wormer en verzweeg de rest, die dus ieder naar 
eigen verkiezing mocht aanvullen. Zijn buurman wou toonen, hoe druk 
hij 't had, en schreef: Wij loopen de ding en na, en een derde, die zeggen 
wilde, »of jij 't niet weet, en of jij loopt, 't komt al op 't zelfde nedr," 
schreef zeer lakoniek: Alles gelijk. 

Een Haarlemmermeerder leeft Op hoop van zegen, en een ander, die zijn 
meening nog duidelijker wou zeggen, Op hoop van beter. Onvermoeid vooruit, 
zegt een derde, en daartoe is 't noodig, volgens een vierde, Alles op zijn 
tijd te doen, en, zegt een vijfde, 't Oog omhoog. Maar een zesde valt er 
zeer materialistisch tusschen met zijn Pas op de kleintjes. 

't Oude Delfische Ken a zelven wordt ook onnoemelijke malen den voor- 
bij ganger voorgehouden, en soms levert een buurman daarvan een tegen- 
hanger in 't oud-Hollandsche Yder gek heefl zijn gebrek. Ook de spreuken : 
Als God met ons is, wie zal tegen ons zijn? — Vrede zij met u. — Liefde 
is H fondament. — Bid tn Werk, en meer dergelijke, komen op verschil- 



l ) Bizot, Med. Hist . biz. ?4\ a ) Door den Heer Mr. J. A. M. Haack, te Wageningen. 
II. 26 



Digitized by 



Google 



402 SPREUKEN EN RUMEN. 

lende plaatsen voor. Niet altijd zomer staat, voor wie dat niet weten 
mocht, bij Middelburg te lezen ; Vrede gee ft zegen op Schouwen ; AUoos 
dankbaar by Overmeer aan de Vecht; Al beter te Alfen; Altijd zorg bij 
Diemerbrug; Doe wel en zie niet oro, te Schermfer; Geduld overwint bij 
Schermerhom ; Oog in al bij Utrecht aan den Rijn, enz. 't Oude Hoop doet 
leven komt nog op menig winkeluithangbord en op menigen scheepsboeg 
voor. Elk weird hem (»elk weert zich, elk doet zijn best") komt in Vlaan- 
deren meermalen voor, en even zoo: Minst moeyens best l ). 

Te Emden staan nog vele echt oud-Hollandsche huizen met fraaie uit- 
hangborden en opschriften: dat deze laatste echter niet alien even ver- 
staanbaar zijn, blijkt uit het volgende, dat in een achterstraat boven 
een gebeeldhouwd poortje van hoogen ouderdom staat: 

Elckseupsichsulve. 

Uit deze letters, die alien aaneen geschreven zijn, moet men lezen: 

«Elk zie op zich zelven." 2 ) 

Het oude : Van daag voor geld, morgen voor niet komt in 't oneindige voor, 
ook, als wij gezien hebben, in rijmen ingevlochten ; en buiten ? s lands kent 
men 't insgelijks, en talrijk zijn ook daar de waarschuwingen, tot slechte 
betalers gericht. In Engeland luidt het : Betaal van daag, en morgen zal ik 
borgen; of er staat een graftombe op 't uithangbord geschilderd met het 
opschrift: Gewijd aan de nagedachtmis van goed vertrouwen, dat hard 
streed met bedrog en sneuvelde onder Generaal slechte betaling. In 
Frankrijk is V. Krediet is door de slechte betalers vermoord. In Italian ziet 
men, onder een Haan : Wanneer dit Haantje kraait, zal ik krediet verlee- 
nen. Ja by de Sinezen huldigt men een gelijke leer en leest men, voor 
elken winkel, in dik vergulde letters op zwart verlakte borden, nevens het 
bedrijf van den koopman, opmerkingen als de navolgende: 

Babbelen en lang zitten zijn twee dingen, die 't afdoen van zaken belemmeren. 
Vroeger ondervinding heeft voorzichtigheid geleerd en hier wordt niet geborgd. 
Goede waren en matige prijzen; want de handel draait als een rad. 
Onze vorige klanten hebben ons een les gelaten: hier geeft men geen krediet. 

En de laatste waarschuwing vond men reeds bij de Ouden. Te Pompeji 
las men : Erne ot habebis ; dat is, in Hollandsch rijm : 

Kom vrij halen ; 
Maar beialen i 

Want dikwijls werd de spreuk, die men aan luifel of gevel wilde uit- 
hangen, in den vorm van een rljmpje gegoten. Die rijmlustigheid onzer 



') De Pottkr, hi/. 108, IN/,, IHh". 3 ) Mf«J«^(;d«'«'ld door den Heer J. Winkler. 



Digitized by 



Google 



SPREUKEN EN RUMEN. 



403 



natie is bekend, en nog ontvangt men er telkens de bewijzen van wanneer 
er giften na watersnood of bij andere groote rampen verstrekt worden. 

Maar nog meer dan onder de spreuken zijn er onder de rijmpjes altijd 
vele geweest, die tot in H oneindige herhaald werden, om de eenvoudige 
reden, dat vroeger zoowel als thans het papegaaien-ras onder de menschen 
zeer talrijk was. Zie hier een tiental van die papegaairijmen : 



Oost west, 


Mijn lot 


Zelden tijd, 


T huis best. 


Weet God. 


Zonder strijd. 


Aan Gods zegen 


De mensch wikt 


Niets bij geval, 


Is 't al gelegen. 


En God beschikt. 


God doet het al 



Gods segen behouwen, 
Heeft mij doen bouwen. 

De segen komt van Godt, 
De gunst van goede menschen. 
Den hemel tot ons lot, 
Wie sou er niet na wenschen ? 



Wie tegen regt en rede strijt, 
Raakt veeltijts gelt en eere quijt. 

Seght niemant uw gesint, 
Of uwer siels gedenken, 
Die heden is uw vrint, 
Die kan u morgen krenken. 



Het oude ruit hora staat, al sedert meer dan twee eeuwen, verduitscht 
op een pakhuisdeur op de Heerengracht bij de Brouwersgracht, en moge- 
l'yk nog op veel meer plaatsen: 

Mijn glas 

Loopt ras. 

En in de Goudsbloemsstraat heet net: 

Met iver en vlijt 
Passeert onse tijt. 

Te Rotterdam op den Binnenweg: 



TeynstEnDobt 

T'GebNIaMoET 



Terwijl een Maassluiser wat over geduld filosofeerde : 

Die lijd En siet Doet strijt Te niet. 

De Latijnsche spreuken, die op onze gevels het talrijkst voorkomen, zijn : 
Soli Deo Gloria en St Deus pro nobis, quis contra nos. Het Hollandsche 
Ken u zelven komt te 's Gravenhage in de Pastoorswarande op een steen 
van 1615 in 't Latijn voor als Nosce te ipsum, met de bijvoeging: Patimtie 
verwint Lijden ; terwijl Onderzoek u zelven op de Heerengracht te Amster- 
dam teruggegeven wordt door Tecum habita. Ook Nulla certa domns, 
Ora et labora, Pax intrantibits en Favente Deo, komen meermalen voor. 



26* 



Digitized by 



Google 



DERDE HOOFDSTUK. 

AAKDIGHEDEN. 



IVontrasten, woordspelingen en andere aardigheden of dwaasheden, zijn 
ons in den loop onzer beschouwingen reeds in menigte voorgekomen, 

Mais ce champ ne se pent tellement moissonner, 
Que les dernier s venus rty Irouvent a glaner. 

En, dewijl wij, (als La Fontaine zegt) naar den aanleg van ons werk, aan 
deze soort van uithangteekens een afzonderlijk hoofdsluk moeten wijden, 
geven wij hier nog eenige proefjes, zoodanig gekozen, dat men ze in hnn 
verschillende nuances kan leeren kennen. 

I. 

Wij hebben reeds opgemerkt, hoe Jan van Galen aan een wafeltjeshuis 
en Koning David bij een besteedster werden uitgehangen. Andere kontras- 
ten zijn niet in de uitgehangen figuren maar in de omschrijving der nering 
zelve gelegen. Ook daarvan hebben wij reeds voorbeelden ontmoet, o. a. 
zeker Lemmersch opschrift: Hier verkoopt men koffy en kousen ! ), — dat 
tegelijk een bewijs oplevert hoe de zucht tot alliteratie, die vroeger, ja reeds 
in de vroegste eeuwen, het Duitsche vers beheerschte, nog niet verdwe- 
nen is; dat: Koopt — Koffij — Kousen, zou een vers van 't Hildebrands- 
lied tot cieraad hebben gestrekt. — Doch tot andere. 

Op den weg van Brugge naar Bloemendaal leest men op een bordje: 

Hier scheert men. 

Mijn zoon is No tar is. 

Hier zet men lavementen. 

En te Glercken, een Vlaamsch dorp: 

Bij Cies Verdru. 
Fran sch brood en horlogien 



') Zip Dool I, biz. 156. 



Digitized by 



Google 



aardighkdb;n. 405 

Te Brugge, op de Kaai achter 'tStadhuis: 

Hier fabrikeert men 
Amcrikaenschen tabak van Amsterdam. 

terwijl men te Amsterdam hier en daar op een uithangbord onder een 
schoen en laars te lezen krijgt: EiGExgemaakl werk van Tilburg. 

In Mei 1810 kwam Napoleon met Maria Louize te Gent en werd er 
plechtig ingehaald. Aan triomfbogen was er natuurlijk geen gebrek, maar 
aan het kleine Vleeschhuis badden de slagers een opschrift geplaatst, dat 
goed gemeend was, doch den Keizer niet beviel: 

Les petite touchers de Gand, 

& 

Napoleon le Grand. 

De vinding was van den geleerden Gornelissen; maar 't werd spoedig 
weggenomen; — de Keizer wilde niet le grand boucher heeten ! ). 

11. 

Onder de Engelsche woordspelingen is deze zeker eene der aardigste. 
In Fishstreet-Hill te Londen zette iemand, die Farr (averre") heette, een 
tabakswinkel op en scbreef op zijn uithangbord : The best tobacco by Farr 
(»de beste tabak bij Farr," of: »verreweg de beste tabak.") Die aardig- 
heid bezorgde hem een aantal klanten, waaronder, die vroeger bij zijn 
overbuurman kwamen. Deze wist echter raad en liet op zijn bord zetten : 
Far better tobacco than the best tobacco by Farr, (»beter tabak dan de beste 
bij Farr"); en de zet werd zoo goed gevonden, dat zijn klanten tot hem 
terugkeerden. Dat de anecdote waar is, wordt bevestigd door tabaks- 
briefjes, die nog in 't Britsch Museum, in de zoogenaamde Bank's Collection, 
bewaard worden. 

Met de Fransche woordspelingen op uithangborden zou men een boek- 
deel kunnen vullen. Ten bewijze dat zij niet van gisteren bestaan, deelen 
wij er eene mede uit de 15 de eeuw. De lijfarts van Lodewijk XI heette 
Goytier. Van welk karakter die Koning was leert ons de geschiedenis. 
Coytier viel bij hem in ongenade en Hep gevaar zijn hoofd te verliezen; 
maar de slimme geneesheer was tevens astroloog, en, wetende wat gevaar 
hem bedreigde, gaf hij den bijgeloovigen despoot te kennen, hoe hij uit de 
sterren gelezen had, dat de Koning drie dagen na hem (Goytier) zou ster- 
ven. Dit deed Lodewijk besluiten, het leven van Goytier te sparen niet 
alleen, maar zoolang mogelijk te rekken, en hij gaf hem een goed pen- 
sioen. Coytier ging daarvan te Parijs leven en plaatste in den gevel van 
zijn huis een abrikozeboom met het bijschrift : a FAbricotier (Coytier a Fabri). 



{ ) De Potter, biz. 115, 116, 164. 



Digitized by 



Google 



-4W AAHDIGHEDEN. 

Onder de restauratie had men voor sommige gaarkeukens te Parijs op 
't uithangbord een os, als een juflrouw naar den laatsten smaak gekleed, 
en daaronder : Boeuf a la mode. Nu gebeurde 't, dat een deftig gekleede, 
doch zwaarlijvige burgervrouw een magazijn uitkwam op 't oogenhlik, dat 
twee juffertjes van de lichte soort het binnentraden. »Zeg eens, Pelagic," 
zei de eene, haar gezeliin met den elboog aanstootende, »daar gaat Boeuf 
a la mode van tafel." — »Ja," zei de dikke Mevrouw: »en 't wild komt 
in de plaats." 

Maar onze Hollanders zyn in nun woordspelingen soms niet minder ge- 
lukkig geweest: bij die met den Geleerden Man, het Geleerde Varketi, enz. 
voegen wij nog het navolgende puntdicht op den predikant Lantsman: 

* De grootste predikant der Haagsche predikanten. 

En van de minste niet, die tegen het gevoel 

Der Remonstranten zich liet booren in den stoc), 
Heeft onlangs zelf aanvaard de leer der Remonslranlen. 

Dit baart zeer veel gebaar bij die het niet verstaan. 
En des te meerder noch, dewijl de Consistorie, 
Schoon haar de waarheid bleek zeer kiaar van dees historic, 

Hem laat in zijn beroep, ja, keurt dit wel gedaan, 
Om dies wil, dat de leer der Remonstrantsche kerken, 

Den Hemel nader quam dan 'sLeeraars eigen leer; 

Doch die 't rechtzinnig vat vcrwondert zich niet zeer; 
Hij nam de langste leer omdat hij H hoogst liet werken. 

De man had namelyk een reparatie boven aan zijn huis gehad en den 
ladder der nabijgelegen Remonstrantsche kerk geleend, omdat zijn eigen 
te kort was. 

De veenkolonie Kielwinneweer, een uur bezuiden de gemeente Hooge- 
zand gelegen, is haar naam aan een woordspeling verschuldigd. Ten tijde 
dat de Groningers daar een vaart groeven tot afvoer van het veen, 
ontstond er een twist met de Drenters, die den voortgang zochten te 
beletten. De zaak werd echter geschikt en het graven hervat, waaiop de 
Groningers zeiden: »wij winnen weer," of »de kiel wint weer." Het 
eerste huis, dat er te staan kwam, was natuurlijk een herberg, en op het 
uithangbord las men : 

Dit huis in 't veen gebouwd, dat staat niet in Sapmeer, 
Daarom wordt dit genormd de Nieuwe Winncwefr. 
Die inij de ncring gunt, dien wil ik graag beminnen, 
Wat ik verloren heb zoek ik hicr weer te winnen '). 

Te Leeuwarden aan den hoek van de Torenstraat bij de Vrouwenpoort 
las men boven een gangetje: het Leven is em doorgang 8 ). 



J ) Medegedeeld door den Hcer J. H. Blouw te Zuidbroek. 
3 ) •» >» * J. S. Spools Ira te Leeuwarden. 



Digitized by 



Google 



AARDIGHEDEN. 



407 



Een buitenplaats in Zuidholland, die Spruitenburg heette, werd, nadat 
zij door een apteeker gekocht was, nooit anders dan Spuitenburg genoemd ; 
een andere, die Buitenrust' heette, werd te koop aangeslagen; doch door 
een ongelukkige drukfout kwam er een I in plaats van de i op het aan- 
plakhiljet te staan, wat te onaangenamer voor den eigenaar was, omdat 
hij juist van een bult voorzien was, en 't niet weten wou. 



in. 



I 



X 




WIE ^KEEREKf 
DE "JAM? DESHEEREN 



«-v/ Voor een tapperij aan den 

~X/ weg tusschen Leiden en War- 
mond vindt men een aardig- 
heid, zoo geestig als men die 
voor een tapperij kan verlan- 
gen, daar de kan boven de 
hand staat en H geheel evenwel 
een stichtelijken zin heeft '). 




Als tegenhanger geven wij H volgende tinne- 
gieters-uithangbordje, dat een vr\j kabbalistisch 
voorkomen heeft 2 ), zoodat het aan de geleer- 
den stof tot diepzinnige beschouwingen had 
kunnen geven, indien de tinnegieter er niet 
zelf de verklaring had onder geschreven, waar- 
uit bleek, dat het zoo eenvoudig was als het 
ei van Columbus: 

Dat gaat op, en dat gaat neer, 

Dat gaat heen, en dat gaat weer, 

Dat is recht, en dat is kroni, 

Dat gaat heen, en dat weerom. 

Er zijn rneer dingen, waar een diepe zin in schijnt te steken en die, 
als men ze doorschouwt, even onbeduidend blijken te zijn als boven- 
staand rebus. 

Andere zijn met cijfers samengesteld. Voor een luifel te Lekkerkerk 
las men, onder een afbeelding van Adam en Eva in 't Paradijs: 

't A A. 10. is. 11. 8. zoekt. die. 20. 

De verklaring vond men, als men de cijfers in 't Fransch las : dix, mze, 
huit, vingt; en, voor de dubbele A: paar A, — en dan stond er: 

't Paradis is ons: wie 't zoekt, die vindt. 



') Medegedeeld door den Heer M. H. Pb. van den Bergh te 's Gravenhage. 
2 ) * » » • P*, zonder opgave van plaats. 



Digitized by 



Google 



408 AAftDlGHEDEN. 

Te Wognum leest men voor een boerenhofstede : 

Mensch UUUUUUUU Godl. 
(0 Mensch acht Uwen God) '). 



IV. 

By een tabaksverkooper te Haarlem in de Groote-Houtslraat las men 
bet navolgende Raadsel op het uitbangbord: 

* Hij is onschuldig ende vrij 

Van Swarle konst of Tooverij, 
Van Moort of Diefte of ander Scbant. 

Waarom dan sulcke wreede straf, 

Te werden in een steenen graf 
Tot pulver en tot asch verbrant? 

Het antwoord was: Toebak. 

Te Leeu warden aan den Stompen Toren staat op een steen een Appel- 
boom uitgebouwen; aan een tak hangt een schild, waarop een verkeerde 
wereld, met dit onderschrift: 

Anno 1570 
Is 't niet verdrietich? 8 ) 

Wat was verdrietig? Dat Adam en Eva van dien boom gesnoept had- 
den? Of dat de wereld zoo verkeerd was? — Wij laten 't aan de be- 
slissing van filozofen en filantropen of zij in die 300 jaren een haar beter 
geworden is. 

Zoo mocht bet ook wel een raadsel beeten, als de reiziger in Italien, 
voor een paarbonderd jaren, op de deur van een berberg las est, en als 
hij verder kwam est en alweer est. Dan begreep hij er niets van, voordat 
het hem werd uitgelegd, en wij willen 't onzen lezers ook uitleggen. 
Zeker prelaat, die zeer op goeden wijn gesteld was, had de gewoonte, wan- 
neer hij zijn pastorale bezoeken ging afleggen, een zijner dienaars vooruit 
te zenden, die in elke herberg den wijn proeven moest en, waar hij dien 
goed bevond, op de deur schreef: est (»'tis"); en dan wist de prelaat als 
hij daar langs kwam, dat hij gerust kon afstappen en een goede teug be- 
komen. Niets was natuurlijker, dan dat de waarden aan den koerier de 
moeite uitwonnen en zelve est op de deur schreven : — een gewoonte, die 
later van lieverlede haar beteekenis we£r verloor. Toen nu onze geeste- 
lijke Heer wat te lang en te veel van 't lekkere nat geproefd had en stierf, 
schreef zijn dienaar op zijn graf: 



') Medcgcdeeld door den Hccr Handelaar, te Hoorn. 

8 ) • • • » J. S. Spoelslra, te Leeuwarden. 



Digitized by 



Google 



AARD1GHEDEN. 409 

Est, est, est! Propter nimium est 
Dominus metis mortuus est. 

waarvan de vrije vertaling luidt: 

Al te veel est, steeds van het best. 
Was mijn meesters dood op bet lest. 

Op de Doodkislenmakersgracht te Amsterdam staat een gevelsteentje, 
waarop men leest: Nait als nu en van dusent niet een, Dit steentje is uit 
het begin der 17 d< eeuw en zinspeelt vermoedelijk op den bloei van Am- 
sterdam. Men zal 't dan dus moeten aanvullen, om den zin verstaanbaar 
te maken: 

Amsterdam heeft nooit zoo gebloeid als nu, en van duizend steden is niet eene aan 
dcze stad gelijk. 

Op het Droogbak vindt men een gevelsteen, waarop niets anders te lezen 
staat dan Paas-avent. Waarschijnlijk was dit een herinnering van den 
dag, waarop het huis voltooid, en, naar oud gebruik, met een vrolijke 
partij was ingewijd. Maar 't kon ook wel den naam van den eigenaar ver- 
beelden: immers zoo goetl als men in den Aardenhout van Longueville 
»Langeveld" maakte, kon een Amsterdamsche steenhouwer van Passavant 
»Paas-avent" maken. 

Op de Heefengracht bij de Oude-spiegelstraat zegt een steen : Gee ft wat 
tijt. En als men op de Keizersgracht bij de Spiegelstraat voor een huis 
leest: In 't derde vredejaar, geeft dit den wandelaar eenige stof tot over- 
denking, hoe hij dit jaar berekenen moet. 

Bij een Sinees te Batavia leest men op een bord: 

Baas-Zeilschoenmaker. 

In Holland kent men zeilschepen en zeilschuiten — zelfs een 
z e i 1 w a g e n ; doch men weet er nog van geen zeilschoenen, en 
men is geneigd te vragen, of hier ook te denken valt aan geperfekti- 
oneerde waterschoenen, waar men mee naar 't Hemelsche Rijk zeilt. 
De zaak is echter eenvoudig: de man maakt schoenen van zeildoek 
en die azeildoeksche schoenen" noemt hij, kortheidshalve, zeilschoenen l ). 



V. 

Een welgesjelde boer, doch die niet lezen of schrijven kon, had te Am- 
sterdam een nieuwen wagen besteid en toen die klaar was moest hij er 



') Mcdegedeold door den Heer J. F. Eyzcndoorcn. le Batavia. 



Digitized by 



Google 



410 AAIUJIGHEDEN. 

ook een rym op iiebben. Hy kuierde naar een poeet en deze schreef op 

een papiertje: 

Plat van neus en acheef van beck, 
Altijd droncken, altijd geek, 
Onbequaem om zorgh te dragen, 
Is de voerman van dees wagen. 

De boer was recht in zijn schik, ging met zijn papiertje naar een schil- 
der, die het vers op het krat schilderde, en reed, met zijn mooien wagen 
en zijn signalement, triomfant naar huis. 

Dat de legende de grap aan Vondel toeschiijft is natuurlijk. H Is met 
Vondel gegaan als in onie dagen met Talleyrand. Even als alle kwink- 
slagen, die in de laatste tachtig jaren uitgekraamd werden, op rekening 
van dezen gesteld zijn, even zoo heeft men aan Vondel alle rijmen toege- 
schreven, waar de overlevering geen maker voor wist aan te w\jzen. Een 
anecdote en een gezegde hebben altijd meer zout, wanneer men er een 
naam aan vast kan hechten, en hoe beroemder die naam is hoe beter. 

Toch mogen wij hier in 't voorbygaan herinneren, dat Vondel volstrekt 
geen grappenmaker was, en dat de bovenstaande vertelling van onderschei- 
den boeren wordt verteld en het tooneel der handeling mede verschillend 
wordt opgegeven *). Misschien heeft men meer dan een dommen boer 
met hetzelfde rijm beet genomen. 

Hetzelfde is 't geval met een ander rijm, dat een boer, die zijn vrouw 
in haar zondagspak op z\jn wagen had doen schilderen, aan een poeet 
kwam vragen om 't er ter harer eere onder te plaatsen. Toen de dichter 
niet terstond antwoordde, maar aan H nadenken ging, dacht de boer, dat 
de ander hem niet verstaan had en vroeg herhaaldelijk : »Versteje me 
wel?" — De poeet gaf hem hierop het volgende, dat de boer, niet kun- 
nende lezen, onder zijn vrouws beeltenis Het stellen: 

Verstcjeme wel? is 't eenig woord, 
Dat m' uit den vent zen bakkes hoort, 
Het wijf is mooi en blank van vel, 
Maar speult de h . . . — verstejeme wel? 

Ook dit heell men aan Vondel toegeschreven ; veeleer center zou men 
Huygens voor den maker mogen houden; immers er komt onder zyn sqel- 
dichten werkelijk een voor, dat er op zinspeelt *). 

Op het Spui te 's Gravenhage las men boven de deur van een korsettemaker: 

Hier maakt en repareert men 

Dames en kinderen 
Corchetten met en zonder naad 
En zet men ringetjes in dezelve 3 ). 



) Te Naai-den werd het ons van een Blarikummer boer verteld. 
a ) XVl de Boek n°. 100. 3 ) Meeged. door den HeerM. H. Ph. v. d. Bergh, teu Gravenhage 



Digitized by 



Google 



AAKDIGHEDKN. 441 

Te Rousselaere in Vlaanderen ieest men aan een klein huisje: 

Hier vcrjongt men mease hen, 
Bij Raveschot Anna, 
Kleermaker. 

Niemand zal begrijpen hoe een boerensnijder zich beroemen kan de 
menschen door een nieuw buis jonger te maken; maar <ie zaak wordt 
opgehelderd door een scheermes, dat boven dit opschrifl geschilderd 
slaat. Raveschot is kleermaker, en zijn vrouw Anna scheert de lui, gelijk 
dit op meer plaatsen gebruikehjk is. 

Te 's Hertogenbosch op de deur van een baardscheerder : 

Verkoop en inkoop van menschen hair 
In alle kleuren 1 ). 

En de Nederlandsche Spectator ') las op 't besteedstersbordje van de 
weduwe Philips in de Muiderstraat te Amsterdam: 

zet ook Lava Mente. 

Boven het pothuis van een zeventiende-eeuwschen pantoflelmaker las 
men : 

Mijn vrou en ik hebben sarncn iwee bochels, 
Maar ncrgens vindjc sulcke stercke pantoflels. 

't Is niet zoo zeer om die twee bochels, dat wij 't rijm aanhalen, als om 
dat het op nieuw bewijst, hoe naauw ch en f aan elkander verwant zyn, 
zoO) dat ze zelfs op elkander rijmden, even ais men ook onverschillig 
verkocht en verkoft, gracht en graft, achter en after, brulocht en brulofl 8 ) 
schreef, omdat men 't gel\jkluidend uitsprak. En nog heden zijn het *hecht 
van een mes" en het j>heft van een mes" beiden in gebruik. 

Op een uithangbord voor een herberg tusschen Arnhem en Zutfen stond 
een berg geschilderd, waar boven rook of wolken, en daaronder het woord 
Moskou. Ieder ging op de andere zijde kijken, maar vond er dezelfde 
voorstelling. »Waar," vroegen zij dan aan den waard, »waar leit Moskou 
nu?" — »Wel!" was l t antwoord, »dat leit achter den berg. ,, 

Voor een herberg tusschen Nijmegen en Grave placht een steen in den 
gevel te staan met de woorden : Wie weet of het waar is. Die steen is er 
niet meer; maar de woorden staan nog in de gelagkamer op een plankje, 
tegen een balk gespijkerd. Die herberg was van ouds een retidez-vous 
voor de jagers, en wanneer deze hier hun jacht-avonturen zaten op te 
snijen, waaronder niet weinig bonken liepen, en de spreker den kastelein 



') De Pottei\, biz. 118 en 124. ') 1867 biz. 5. 

3 ) »De brulocht, dair onse Heerc van water wijn maicic.' : A de Rovere, Kron. 
Hist. Gen. XXII. bl. 28. 



Digitized by 



Google 



412 AARD10HKDF.N. 

tot getuige riep met de vraag: »Harmen is 'tniet waai?" dan hield Har- 
men zich neutraal, als *t past aan een verstandigen waard, en zei : »Wie 
weet of het waar is?" waarvan de herberg den naain kreeg, die eerlang 
in den gevel kwam te staan. — En nog heden, als de kastelein in 't 
zelfde geval komt van iets te moeten bevestigen, vergenoegt hij zich met, 
van achter zijn toonbank, de oogen op het plankje te slaan, waar Har- 
mens advies nog geschreven staat. 



VI. 

Wij willen dit hoofdstuk met een paar kakografien besluiten, en kiezen 
er een uit het Noorden en een uit het Zuiden. Een zeventiende'-eeuwsch 
uithangbord te Leeirwarden: 

* Hir makt en vcrku 
ptmen velr. han 
deware. waar. vande kunsi 
zoekende. een 
ige. zeer. nette 
modelties, hir kan 
vinden. 

Een hedendaagscli Vlaamsch, te Brugge in de Peperstraat : 

Hier verkoop 

men cenive 

raen 5 cenli 

men den 

druepel 

en bier aen 

8 centen 
de kanne '), 

Ceniver aen 5 centimcn den druepel wil zeggen : »genever a 5 centimes 
het glaasje." Toen, voor een halve eeuw, de Brusselaars den smaak voor 
den Hollandschen jenever hadden weggekregen, was 'taltijd: »'n druppel- 
ken Ollands, zulle?" 



! ) 1)e Potter, biz. 116. 



Digitized by 



Google 



LAATSTE HOOFDSTUK. 

VRAAGTEEKENS EN OPMERK1NGEN. 



I. 



Wa 



anneer men van een uithangteeken alleen den naam vindt en de 
afbeelding niet gezien heeft, kan het somtijds wel eens raadselachtig zijn, 
wat men er door te verstaan heeft. 

Juffrouw Suzanna Massa — die familie, vermoedelijk een zuster, was van 
dien Izaak Massa, van Haarlem, die zich in 't laatste gedeelte der 17 de 
eeuw zeer verdienstelijk gemaakt heeft, zoo wel ten opzichte van den nan- 
del op Rusland als van de geografie van dat land — woonde in 1627 »te 
Haarlem bij de Markl in de Houtstraat, in 't Gekroonde Binnenwerck l )." 

Wat hebben wij hierdoor te verstaan ? Een oud vestingwerk k ? — of een 
binnenwerk voor een kan ten muts? — Of dat van een horologie of ander 
mechaniek samenstel? — 't Laatste kwam ons 't eerst voor den geest, 
omdat wij ons daarbij Meester Jochem uit het Oude Doolhof herinnerden 
en 't rijmpje onder zijn afbeelding : 

Jochemus sit en speelt hier vast, 
Verecheiden deuntjes bij de last; 
Zijn hand en, oogen en zijn hood, 
Bewegen dat men 't naeuw gelooft, 
Mel sulck een kunst en aardigheit, 
Doch 't Meestera werck van binnen leyd. 

Het maken van zulke kunstwerken was juist in den tijd, waarin Juf- 
frouw Massa leefde, zeer in trek, en 't is wel mogelijk, dat zij bij iemand 
inwoonde, die daarmee* de kost verdiende. 

Onder de zeventiende-eeuwsche herbergen te Leeuwarden kwam ons 
ook de Oxide en Nieuwe Slingerij voor. Wat beteekende die naam? Was 
de slingery een soort van spel? — Stond Slinger met )>schommel" gelijk? — 
Of had men er een doolhof met slingerpaadjes? 



1 ) Dr. A. van drr Linde. Isaac Massa, biz. 3. 



Digitized by 



Google 



414 



VRAAGTEEKENS EN OPMERK1NGF.N. 



Te Delft vonden wij 't Cottduyt aan een brouwerij '): die naam scheen 
ons vrij duidelijk. De waterleiding toch was bij een brouwerij volkomen 
op haar plaats, beter dan de waterfontein bij den wijnkooper. Pas echier 
hadden wij 't laten drukken, of ons oog viel op een plaats in Roemer Vis- 
schers, »Sinne-poppen," die ons leert, dat wij dit woord niet op zijn Hol- 
landsch maar op zijn Delftsch verstaan moeten. Hij spreekt daar van leen 
koperen instrument, hetwelk tot Delft een conduyt en voort overal in 
Hollandt een kraen genaemt wordt" *). Wie drommel had ook kunnen 
droomen, dat de Delvenaars zoo eigenzinnig waren, om een aparten naam 
te willen hebben voor een ding, dat alle andere Hollanders »een koperen 
kraan" noemen ? 



II. 



In het omgekeerde geval, wanneer men wel de afbeelding voor zich 
heeft, maar het bijschrift geheel of gedeelteiijk ontbreekt, kan het uithang- 
bord soms evenzeer duister en raadselachtig zijn. 

De hiemevens vertoonde gevelsteen is 
een der oudste van Amsterdam : hij staat 
op de Tesselschekaai aan den hoek van 't 
Damrak en is van 1558. Wie stellen die 
twee personen voor, met dat Kupidootje 
naasthen? Wij weten 'tniet; maargis- 
sen, dat het een figuurnjke voorstelling 
is van 'toude spreekwoord: aoudmalgaat 
boven al." Immers de >oudemans-vry- 
agie" is al van de vroegste tijden afeen 
voorwerp van bespotting geweest, — een 
dwaasheid, waarvan reeds Grieksche 
poSeten een verklaring gezocht hebben, 
die ons vertelden, hoe Kupido en de Dood eens toevallig hun intrek ge- 
nomen hadden in dezelfde herberg, waar de Schutter uithing, en hoe 
's morgens de Dood bij vergissing Kupidoos pijlkoker op zijn wervelko- 
lom s ) had gehangen en daarmeS afgemarcheerd was. Sommigen zeggen, 
dat Kupido, die altyd vol malle streken zit, de pijlen opzettelijk verruild 
had, om den Dood en de ouwe-mannetjes eens beet te nemen; — maar 




') Zie biz. 288. *) Eerete Schock, n°. 48. 

3 ) Voor onze lezeressen, die dit woord misschien niet veretaan, zij hier gezegd, dat 
het de benaming is, die de gdoerdcn heden ten dage geven aan 't geen men vroeger 
gemecnlijk »ruggegraat" heette. Niet dat wij 't moderne woord zooveel mooier vinden ; 
maar wij willen toch toonen, dat wij met onzen tijd voornit gaan en op de hoogte zijn 
van de wetenschap. 



Digitized by 



Google 



VRAAGTEEKENS KN OPltfERKINGEN. 415 

Vondel, die 'talthans even goed weten kon als de Grieksche poSeten, ver- 
zekert ons, dai het zonder erg geschied is: 

Onwetende nam d' een des anderen geschut. 

En zoo is het dan gekomen, dat men somtijds ziet, hoe 

den ouden Stock, vrijt om zijns herten lief. 

Gals vertelt het geval ook in zyn aRhodope," en geeft er nog een liedje 
bij, dat niet kwalijk als onderschrift van bovenstaanden steen zou passen: 

Wat magh den droogert overgaan ? 

Wat maalt hem in de sinnen ? 
Sijn jeugt en vreugt die heeft gedaan, 

En noch soo wil hij minnen. 

Van geheel anderen aard is een uithangteeken in de Bloemstraat bij 
de Baangracht, waarop een Zwaan in 't midden, ter eener zijde een Engel 
met de bazuin, ter andere een Man met een driekanten hoed en een boek 
in de hand — doch zonder onderschrift. Wellicht heeft daar v66r honderd 
jaren een Luthersche Dominee gewoond. 

Maar omtrent de oonderlinge figuur, hier- 
nevens afgebeeld, en die voorkomt in de 
Westerstraat in een gevel van 1663 weten wy 
zelfs niet te gissen. Er heeft blijkbaar vroe- 
ger meer op dien steen gestaan, dat afge- 
hakt is. 

Meermalen is op oude gevelsteenen het 
onderschrift zoodanig afgesleten of met de 
verfkwast overgesmeerd, dat het gteheel on- 
leesbaar, en daardoor tevens de eigentlijke beteekenis der voorstelling 
is verloren gegaan. Op de St. Antonies-bre£straat bij de sluis staat nog 
een gevelsteen uit het laatst der 16 de eeuw, waarop een Soldaat is afge- 
beeld, die een Burger zijn opperkleed ontneemt. Daaronder heeft een 
tweeregelig versje gestaan, dat ongetwijfeld heel pikant is geweest, doch 
waarvan alleen de laatste woorden leesbaar zijn: en laat hem gaan. Aan 
't huis daarnaast vindt men een even ouden gevelsteen, waarop een Raap, 
drijvende op de zee, een Fontein en een Zon zijn uitgehouwen ; maar geen 
mensch begrijpt, wat dat beteekent, want van het tweeregelig versje, dat 
ook hier onder stond, er niets meer te lezen. 

Meermalen vindt men gevelsteenen aan achterhuizen, waar zy vermoe- 
delijk van een andere plaats zijn heengebracht. Op de binnenpla'ats van een 
huis op den Nieuwendijk bij den Dam (H. 238) ziet men boven een venster 
een zeer fraaien steen van wit marmer ingemetseld. Hij stelt een schip- 
breuk voor, met een groot aantal beeldjes, doch is zonder byschrift, zoodat 




Digitized by 



Google 



416 



VRAAGTEEKENS EN OPMERKINGEN. 



men niet weten kan, op welke gebeurtenis gedoeld wordt. De oude brieven 
van H huis kunnen daaromtrent geen inlichting geven, omdat ze niet meer 
voorhanden zijn l ), en men moet zich te vrede houden met het vermoe- 
den, dat een voormalige bewoner van dit huis schipbreuk geleden en ter 
gedachtenis zijner redding dien steen heeft doen maken. 

in. 

Toch gebeurt het ook bij wijlen, dat men zoowel de afbeelding als het 
bijschrift kent en des-niet-te-min moet vragen: quid est? 

In de Kalverstraat, aan het hoekhuis der Taksteeg, zien wij een ouden 
gevelsteen, waarop een antieke stadspoort is uitgehouwen, met een herder 
op den voorgrond. Het onderechrift luidt: In Jacobs poort. Natuurlijk is 
die herder de Aartsvader Jacob en die poort de stad Haran. Maar daar- 
mee* is nog de vraag niet beantwoord, wat die Jacobspoort dMr eigentlyk 
beteekent. 

Er is te Amsterdam nooit een Jacobspoort geweest; de poort, die in de 
15 de en nog in de eerste jaren der 46 de eeuw stond waar nu de Osjesluis is, 
heette de Binwycker- of de Regulierspoort. De Rotterdamschepoort te Delft 
heette oudtijds de St. Jacobspoort, en nu zou men kunnen gissen, dat een 
Delvenaar, die vroeger in de nabijheid van die poort gewoond had, en zich 
te Amsterdam was komen nederzetten, dien gevelsteen ter herinnering aan 
zijn vroegere woonplaats had uitgehangen; doch die gissing zou niet op- 
gaan, want wij hebben hier geen St. Jacob, maar den Aartsvader. Moge- 
lijk had een ander Jacobs ladder uithangen en verkoos daarom zijn buur- 
man Jacobs poort — en ligt hierin de eenvoudige verklaring van fi- 
guur en bijschrift. 

In de Rapenburgerstraat vindt men een grooten gevelsteen, waarvan wij 
de afbeelding hier plaatsen. Het opschrift in den bovenrand is echter 




TWYJCEILNIETCAAYDAAR <gEWJjT«WMR 0EUR 



') Mcdegedeeld door den Hoer E. Meijer, te Amsterdam. 



Digitized by 



Google 



VRAAGTEEKENS EN OPMERKINGEN. 417 

door den etser niet goed gelezen; er staat: de Heere heeft ons ntimte ge- 
geven 1718. Dit opschrift maakt het hoogstwaarschijnlijk, dat een Jood den 
steen heeft doen maken; maar waarom hij den Twijfelaar uithing, en wat 
hij met zijn vermaning op den onderrand eigentlijk meende, is ons niet 
duidelijk. 

Blijkens een tabaksbriefje, dat ons onder 't oog is gekomen, moet aan 
een tabakswinkel te Oude Pekel-A uithangen of uitgehangen hebben het 
borstbeeld van Jan op 7 Holt. Zeker een heel beroemd man in die 
landstreek; maar op 't gevaar af, dat alle Westwoldingerlanders zich ver- 
bazen over onze onwetendheid en ons toeroepen: »h£! ken jelui hem 
niet?" belijden wij, dien Jan niet te kennen. 



IV. 

Zijn er onder de menschen ongeluksvogels, die zich nergens kunnen ver- 
toonen, of zij moeten er een vedr laten, men vindt die ook onder de uit- 
hangteekens: 't een wordt door de verfkwast getempteerd; 't ander is de 
dupe van steenhouwer en letterzetter en kan nimmer zijn onderschrift in 
zijn geheel vertoonen. 

Dit laatste is het geval geweest met dien Groninger kop, dien wij in 
ons Eerste Deel biz. 274 en 275 besproken hebben. Rabenhaupt heeft 
gezegd: ick kick noch in 9 t jat. Maar de steenhouwer, wien 't werk was 
opgedragen, keek niet goed; hij had zijn ruimte zoo kwalijk afgemeten, 
dat hy voor 't laatste woord geen plaats meer had en zoo kwam er on- 
der den kop te staan: ick kick noch in y t. »De rest weten de Gronin- 
gers wel," dacht de man, en 't was ook zoo, want de strait, waar de 
steen op den hoek staat, hebben zij tot heden nooit anders genoemd dan 
de Kiekintjatstraat. 

Maar ook anderen dan de Groningers moesten het opschrift leeren ken- 
nen, en wel door middel van ons boek. Het werd ons toegezonden pre- 
cies zoo als 't er staat. Doch wat gebeurt er"? Hoe 't gebeurd is, weten 
wij niet; want wie weet ooit, hoe drukfouten in de wereld komen? — 
w \j zeggen alleen, wat er gebeurd is: 

Een c veranderde in een e, 
Ch verkleedde zich als g, 
De I is op de loop gegaan. 
't Gevolg was, dat er kwam te staan: 
Ick hiek nog in. 

Wat heeft dat ongelukkige opschrift ons een knorren doen beloopen ! 
Uit heel het Oude Friesland tusschen Flie en Eems is men ons met brie- 
ven komen bombardeeren, om ons te vertellen, dat onze lezing niet deugde, 
II. 27 



Digitized by 



Google 



418 VRAAGTEEKENS EN OPMERKTNGEN. 

en Rabenhaupt had minder last van Bommen-Berend en zijn hanneken- 
maaiers dan wij van de kitteloorige Friezen en Groningers. En zoo wij 
nu opentlijk met een poenitet voor den dag komen, is 't minder om ons 
te verschoonen, dat wij een opschrift, dat toch al verminkt was, nog meer 
hebben laten bederven, dan wel om den geachten inzender, die 't ons be- 
hoorlijk en duidelijk gezonden had, van alle schuld in deze vrij te waren. 

De verfkwast kan ook soms de uithangteekens aardig beet nemen. 

Op biz. 262 van dit Deel hebben wij de afbeelding van de Gouwe Wagen 
gegeven, en menigeen zal zich bij 't zien daarvan dadelijk den staatsie- 
wagen van koningin Semiramis uit het Oude Doolhof herinnerd hebben. 
Doch wat is er, sedert onze teekenaar zijn werk verrichtte, gebeurd? De 
steen is nieuw opgeschilderd en de verfkwast heeft een wonder gedaan. 
Koningin Semiramis is herschapen in een ouden heer : — niemand kan haar 
in die vermomming meer herkennen, wel den wagen, waarin die Haar- 
lemmerdijker uit de vorige eeuw thans een vrij dwaas figuur maakt. Wij 
mogen ons nu te meer verheugen, de afbeelding gegeven, en daardoor 
den oorspronkelijken vorm bewaard te hebben. 

Doch 't zijn niet alleen de Friezen en Groningers, die ons brieven schre- 
ven. Ook uit den Haag zijn ons verwijten toegekomen, hoezeer van tegen- 
overgestelden aard. Immers daar klaagt men, dat wij de lieden naar 
de Plaats sturen om een Zoensteen te zoeken ! ), die er niet meer aan- 
wezig is. De langbeenige drieheek van witte keien, vlak over het Groene 
Zoodje, zoo schrijft men, in het midden van wiens onderste zijde de be- 
wuste blaauwe steen gevonden werd met zeven kerven, zinspelende op de 
zeven houwen of steken, waarmede Aleid van Poelgeest zou zijn vermoord, 
is weggenomen toen de plaats op nieuw geplaveid werd. Wij zeggen al 
we£r peccarimus; doch wij verwijzen tevens naar onze noot op biz. 245 
van het Eerste Deel, waarin reeds gezegd is, dat wij ons niet telken reize 
overal in persoon kunnen gaan overtuigen of hetgeen wij vroeger ergens 
zagen er nog steeds aanwezig is. 

x>De Nederlandsche Spectator" s ) meent den Dortschen haarsnijder, van 
wien in het Tweede Deel op biz. 68 is gesproken, op een domme vergis- 
sing betrapt te hebben. »De man had het volkomen mis; de Prins droeg 
geen pruik," zegt de Spectator; maar hij heeft het uithangbord niet goed 
gespekteerd. De Dortenaar zei niet, dat de Prins een pruik droeg; maar 
dat hij 't verdrinken gunde aan alle pruikdragers. 

De Heer Mr. A. de Vries te Amsterdam deelde ons dezer dagen mede, 
dat 9 t Gekroont Laken, op biz. 186 genoemd, weleer een lakenververij, en 
de gevelsteen, op biz. 157 afgebeeld, de Reuk is geweest, gelijk uit de 
brieven dier huizen blijkt. — Zeker had die juffer in de Vijzelstraat, toen 



') D«vl I, hi/.. 3. r i8. -) I8t>8, biz. 101. 



Digitized by 



Google 



VIUAGTEEKENS EN OPMERKINC.EN. 419 

ze nog de Reuk was, ook een bloempje in de hand, waar ze aan rook. 
Daar zij haar bloempje nu schijnt verloren te hebben, en 't bijschrift, zoo 
't er immer was, ook al verdwenen is, zoo kan H ons niet verwonderen, 
dat zelfs geen Wis- en Natuurkundige haar meer herkennen kon voor 
't geen ze weleer was. 't Had ons van veel nut kunnen zijn, indien ieder, 
wiens huis nog met een gevelsteen versierd is, vroeger, toen wij zulks 
opentlijk gevraagd hebben, zijn brieven eens had willen inzien en ons 
mededeelen wat daar te lezen staat. 

Ook andere Amsterdammers hebben ons geschreven en ons gevraagd, 
of alleen Joost en niet zijlieden mochten weten, waar Merkurius gebleven 
was '). Wei zeker; maar wij vertelden H niet, omdat wij ons schaamdeifc 
over de behandeling, den ouden vermaarden God des handels, die meer 
dan anderhalve eeuw trouw op zijn post had gestaan, zoo onverdiend bij 
't sloopen van zijn oude akoopslot" aangedaan. Men heeft hem namelijk 
het teeken zijner waardigheid, den slangestaf, uit de hand gerukt en hem, 
dus gedegradeerd, naar den Stadstimmertuin gebannen. Gezegde staf intus- 
schen werd op 't Stadhuis in de Rariteitskamer bezorgd, waar hij nog te 
zien is voor ieder, die hem zien wil 2 ). 

En eer nu anderen 't ons vragen, zullen wij zelf zeggen, dat wij ver- 
geten hebben, op biz. 430 van het Tweede Deel bij Gats en Huygens ook 
Roemer Visscher te noemen; — immers deze geeft ook in zijn »Sinne- 
poppen, het Derde Schock" N°. 56, de afbeelding van een stoof, en noemt 
die : Mignon des Dames, er bijvoegende : x>een stoof met vyer daer in is een 
bemindt juweel by onse Hollandtsche Vrouwen." 

Doch wij willen er tevens bijvoegen, in antwoord op alle vragen, die 
nog zouden kunnen gedaan worden, dat wij onmogelijk alles konnen zeg- 
gen wat wij hadden kunnen zeggen; bij een onderwerp als 't onze komt 
allerlei te pas. Hadden wij van alle gebouwen willen gewagen, die bij 't 
behandelen van uithangteekens in verschillende plaatsen ter sprake hadden 
kunnen komen, en daarvan alle wetenswaardige bijzonderheden opsom- 
men, ons boek zou een algemeene plaatsbeschrijving zijn geworden. Had- 
den wij alle gebeurtenissen vermeld, over alle personen uitgeweid, alle go- 
dichten en oude rijmpjes, dictionnaires en brieven aangehaald, die te pas 
konnen gebracht worden, — gelijk b. v. de Nederlandsche Spectator dit 
ten aanzien van de fiacres begeerde 3 ) — wij weten niet, wat ons boek 
dan wel zou geworden zijn; maar achtten 't best, ook iets voor de »na- 
lezers" over te laten. Bij H behandelen van een onderwerp als 't onze 
moet men zich grenzen stellen, ook wat den omvang van 't werk betreft, 
en zeker is % dat ons werk onmatig zou zijn uitgedijd, indien wij alles 
hadden willen zeggen, wat wij hadden kunnen zeggen. 



•) Deel I, biz. 318. *) Catalogiis, biz. 27, N°. 22. s ) 1868, biz. 1G1. 

27* 



Digitized by 



Google 



420 



VRAAOTEEKENS EN OPMERKINGEN. 







fv~~\ 7 



Ten slotte nog een 
J :itl»eelding en een op- 
tnerking. Hiervoor op 
biz. 380 hebben wij dm 
Hogaert genoemd. Wij 
ontvingen daar nog een 
afbeelding van uit Alk- 
nuiar l ), genomen naar 
Mft gevelsteen aan de 
Hitsevaart, waar een 
kompleete boomgaard, 
met den bogerman en 
zijn knecbt, den hond 
i ii de pomp, op uit- 
6 ^aouwen is, en die 
bovendien uit een tijd is, waaruit wij verscheidene vermaarde mannen 
kennen, die geslachtnamen voerden, aan zoodanige uithangteekens ont- 
leend; zoo als den Amsterdamscben schepen Jan Willemsz. Bogaard, den 
Haagschen predikant Joannes Tlitenbogaard, den Voorzitter der Dortsche 
Synode Joan Bogerman, enz. 

Onder 't afdrukkeh der bladen zagen wij alwe^r uithangteekens, ook 
geschiiderde uithangborden, verdwijnen; elders onderschriften verandering 
ondergaan. Maar ook zagen wij er een aantal nieuwe te voorschijn komen, 
o. a. werd in de Amstelstraat, onder den titel: Amsterdamsche Kladdera- 
datschy dezelfde potsierlijke Hans-Michels kop op een bord geschilderd, die 
ook op 't blaadje van dien naam prijkt; en op de Waal bij de Kraansluis 
verscheen een mooie Neptunus op zijn zeekaros, met zijn we£rhelft naast 
zich en zijn zwemmende trompetter en trawanten om zich heen. Het kan 
onze meening niet zijn, van zoodanige mutatien een lijstje te geven ; 't zou 
toch morgen alwe^r onvoltallig zijn. Alleen willen wij opmerken, dat bet 
schijnt, als begint de zin voor figuurlijke uithangteekens en geschiiderde 
borden weer aan te wakkeren; wij merkten daarvan een aantal bewijzen 
op, natuurlijk met genoegen; al zijn wij niet verwaand genoeg om te be- 
weren, dat de uitgave van ons boek daartoe iets heeft bijgedragen. 

En nemen wij met deze opmerking tevens afscheid van onze lezers, het 
zal slechts voor zeer kort zijn, daar wij hen weldra in het Boek der 
Opschriften weder hopen toe te spreken. 



•) Van den Heer Mr. G. Tan Leeuwen. 



Digitized by 



Google 



REGISTER 



DER 



UITHANGTEEKENS, 

IN DIT WERK VERMELD. 



Het Romeinsche cijfer wijst het Deel, het Arabische de bladzijde aan. 
De woorden, waarachter geen Romeinsch cijfer het Arabische voorafgaat, 
in het Eerste Deel te zoeken. 



A A 10 is 11: 8 zoekt die 20, II. 407. 
ABC, II. 254. 
A E I O U, II. 254. 
A VAbricotieTy II. 405. 
„ la Normande, 182. 
„ sur anse, II. 254. 
Aaltje, II. 396. 
Aan Gods zegen enz., II. 403. 
Aangenaam Vrede, II. 13. 
Aankomst der Spoor, II. 296. 
Aanzien doet gedenken, 133: II. 31. 
Aap, 180, 293. 
Aapje met de kraag, II. 823. 
Aarde Pot, II. 238. 
Aartsengel Michael, 292. 
Aballino, 327. 
Abels Offerandc, II. 49. 
Abraham 's Offering, II 52. 
Abrahams Offerande, 71: II. 51, 52, 82. 
Absalon, II. 67. 
Achilles, 199. 200. 
Acht Kikkers, II. 368. 
Achtergaal, 163. 
Adam en Eva, 77. 
Adams Wapen, 362. 
Admiraal Tromp, 229, 230, 232. 

„ van Gent, 232. 

„ „ Wassenaer-Opdam, 233: 

Adolf van Nassau, 209. 
Afgehakte Rechtrrhand, II. 277. 
Agnus l)ei } II 129, 340. 
Aigle a" Or, 392. 
Ajuin, II. 382. 
Aker, II. 385. 
Akerboom', II. 378. 



Akkerman, 40, II. 166. 
Al beter, II. 402. 
Al niet, II. 35, 86. 
Al te naauw, II. 393. 
„ „ ver, II. 393. 
Alchimist, II. 158. 
Alida's Hof, II. 396. 
Alkmaarder Vlas, II. 386. 
Alkmaarsch Linnen, II. 186. 
Alle zegen komt van boven, II. 31. 
Allegonda's Hoeve, II. 396. 
Allcmansgading, II. 393. 
Alles gelijk, II. 401. 

„ op zyn tijd, enz., II. 401. 
Almanak, II. 251. 
Als gy uw werk hebt gedaan, enz., 273. 

„ God met ons is, enz. % II. 401. 
Alte Fritz, 247. 
Altijd zorg, II. 402. 
Altoo8 dankbaar, II. 402. 
Alverberg, II. 288. 
Amersfoort, II. 269. 
Amstelbmg, II. 397. 
Amstelgod, 320. 
Amstel-Hotel, II. 393. 
Amstelnimf, 320. 
Amstelstroom, II. 284. 
Amsterdams Welvaren, II. 267. 
Amsterdamschc Bibliotheek, II. 250. 

„ Kladderadatsch, II. 420. 

„ Koeketer, 286. 

„ Koffijhuis, II. 309. 

Ane raye\ II 335. 
Ange t II. 96. 
Anijsvat, 125. 



Digitized by 



Google 



4*22 



REGISTER. 



Anker, 18, 48, 77, 377: II. 271, 272. 
Ankerige, 79. 

Aona van Denemarken, 241. 
Antilope, II. 329. 
Autwerpsche Kroeg, 77. 
Aniter, 39. 
Apelles, 201. 
Apendans, II. 324. 
Apollo, 321 : II. 397. 
Appel, 82 : II. 383. 
Appelaar, II. 378. 
Appelboom, II. 208. 
Arbre de Jesse, II. 64. 
Arenberg, II. 288. 
Arend, 281: II. 124, 353. 
„ met het kind, 76. 
Arendspoot, 393 
Arion, 319. 

Arke Noachs, 75: II. 49, 50, 51. 
Arm (met een Stok- of Rondvisch) 119. 
Armozijn, II. 186. 
Arnhem aan den Ryn, II. 281. 
Arnhemsche Veerman, II, 296. 
Mala, 338. 
Atlas, 323. 

Au Juste Prix, II. 80. 
.„ Signe de h Croix, II. 128. 
Australian, II. 284. 

B, 78: II. 254. 

Baaien Hemd, II. 221. 

Baaihuis, II. 308. 

Baanbrug, II. 282. 

Baardze, 40. 

Baars, 48, 78, 79: II. 364. 

Babbclen en lang zitten, enz., II. 402. 

Babylonien, II. 60. 

Bacchus, 315, 317. 

„ op 't Vat, 315. 
Bagatelle, II. 394. 
Bakkerij, II. 180. 
Balance, II. 199. 
Balans, II. 197, 199. 
Baleine, 150. 
Balie, II. 236. 
Balk in 't Oog, II. 90. 
Bankcthuis, II. 308. 
Baptist's Head, II. 77. 
Barbe d'Or, II. 174. 
Barbers Pole, 409. 
Barend van Galen. 244. 
Bark, II. 266. 
Barque de Caron, 322. 
Barmhartige Samaritaan, II. 88. 
Bas, 48. 

„ Tan Amsterdam, II. 256. 
Basiliscus, II. 372. 
Basscnhof, II. 397. 
Basterdpijp, 408. 
Bataaf, II. 159. 
Bataille de Solferino, 98. 
Batavia, II. 283. 
Bazaar, II. 393. 
Bedrukte Boer, II. 161. 
Beeldsnijder, 170. 
Becmstcr Varken, 115. 
Beer, 95, 108; II. 315, 321, 322. 



Beer en Bacchus, 153. 

„ „ Burg, 172: II. 293. 

„ „ Dolfijn, 76. 

„ met de Egge, 76. 

„ „ den Hoed op, 14. 

„ „ „ knoestigen Stok, 76, 386. 
Beerekop, 77. 
Beerenest, II. 322. 
Begonnen Werk, II. 188. 
Beieren, II. 285. 
Bekeering van Paulus, II. 81. 
Bekkens, 105, 113, 122. 
Beklagelijke Dwang, II. 14. 
Bel, 401 : II. 259. 
Beleg van Leiden, 266. 
Belle Alliance, 284. 

„ Occasion, 97. 

„ Vue, II. 893. 
Belle Zwaan, 156. 
Bell Savage bin, 76. 
Benjamins Zak, II. 56. 
BeniBte koek, II. 229. 
Berg, II. 57. 

„ Calvarien, II. 80, 285. 

„ Sinai, II. 57. 

„ Tabor, II. 80, 285. 

„ en Daal, II. 397. 
Bergerac, II. 283. 
Berggeest, 338. 
Berghuis, IL 43. 
Berkenrode, II. 397. 
Bernalenburg, II. 294. 
Beschimmelde Laars, II. 220. 
Beschuitton, II. 190. 
Beslagen Bijbel, II. 244. 
Beste Man, II 152. 

„ Vaatje, II. 188 

„ Werk, II. 183. 
Bctaal van daag, enz., II 402. 
Bethlehem, II. 74. 
Betsyhof, II. 396. 
Bettertoird, II. 277. 
Betwiste Rust, II. 395. 
Beugel, 78. 
Bcukelaar, 288. 
Beuling, II. 228. 
Beurs, 262, 281 : II. 296. 

„ van Amsterdam, II. 297. 
Beurtman op Amersfoort, II. 269. 
Beverenburg, II. 293. 
Bevers-schaap, II. 339. 
Bid en Werk, II. 401. 
Bierdragers, 16. 
Bier- en Broodpot, 169. 
Biere de Mars, 99. 
Bierhalle, II. 397. 
Biestkens Bijbel, II. 245. 

Testament, II. 246 
Bijbel, II. 242, 243, 247. 

„ en Duif, II. 247. 
„ Kroon, II. 247. 
„ Lam, II. 247. 
„ Paauw, II. 247. 
„ Sleutel, II. 247. 
„ Zon, II. 247. 

„ „ Zwaan, 153. 

„ , Kroon eu Konstitutie, II. 247. 



Digitized by 



Google 



REGISTER. 



423 



Bijbel na de laatste cor recti e, II. 243. 

„ . , Septer en Kroon, II. 247. 
Bydorp, II. 893. 
Byekoer, II. 868. 
Byekorf, 114, 808: II. 368. 
Byl, 79: II. 179, 205. 
Bijtebaauw, II. 101. 
Bileams Ezel, II. 61. 
Bilhamer, 170. 
Biron, 248. 
Bishop, II. 125. 
Bithop's Head, II. 125. 
BiBschop, 114, 170. 
Bisschops Vonte, II. 129. 
Blaaa met Boonen, II. 219. 
Blaasbalg, II. 210, 240. 
Blaauw Boezelaar, 408: II. 309. 
„ Hais, 90; II. 309. 
„ Jan, 281. 
Blaauwbrug, II. 296. 
Blaauwe Bijbel, II 246. 

Broek, II. 199, 219. 

Burg, II. 291. 

Engel, II. 97. 

Geit, II. 841. 
„ Gevel, II. 809. 

Haan, II. 351. 

Hand, II. 171. 

Helm, 386. 

Hert, n. 327. 
„ Hoorn, II. 340. 

Hulk, II. 269. 
„ Kamer, II. 803. 

Klomp, II. 221. 

Kous, II. 220. 
„ Kroon, 881. 

Kruis, II. 128. 
„ Leeuw, 391. 

Lelie, II. 381. 

Paard, 47: II. 333. 

Parel, II. 366. 

Paruik, II. 217. 

Ruiter, II. 143. 

Schaap, II. 339. 

Wereld, II. 4. 
Blaauwkuip, II. 199. 
Blaauwpot, II. 238. 
Blanche Marguerite, 176. 
Blarikom, II. 282. 
Blazende Bakker, II. 135. 
Bleekmand, 274. 
Blenden Esele, II. 334. 
Blyde Boodsehap, II. 74. 

„ Komst, II. 395. 
Blijenburg, n. 288. 
Blijt hier Opyuenc regccrt, 363. 
Blikkcn Doos, II. 236. 
Blinde Bedelaar, 337. 
„ Dirk, II. 396. 
„ Ezel, 88; II. 834. 
„ Wereld, 48; II. 5. 
Bloemkool, II. 386. 
Blok, 170, 171. 
Blonde Paruik, II. 217. 
Blouw Moezel, II. 260. 
Blue Bible, II. 247. 
Bocht van Guinee, II. 284. 



Boek- en Bijbelwinkel, II. 182. 
Boekanier, II. 136, 181. 
Boekestein, II. 397. 
Boekwinkel, II. 250. 
Boer, II. 153. 

„ in de Eierkorf, II. 161. 

„ „ „ Kan, II. 161. 

„ tan Westzanen, II. 142. 
Boerenhol, 94. 

Boertje van Scbagen, II. 142. 
Boeuf a la mode, 97: II. 406. 
Bogaard, II. 380, 420. 
Bok, 48: II. 340, 345. 
Bok-ale, II. 340. 
Bokken, U. 340, 341. 
Boksbier, II. 840. 
Bokshalle, II. 340. 
Bolleachbk, II. 126. 
Bom, n. 273. 
Bon Buveur, II. 152. 
Bonne Foi, II. 9. 

„ Fontaine, II. 288. 

„ VolontS, 150. 
Bonte Bok, II. 340. 

„ Drukker, II. 136. 

„ Hertog, 239. 

„ Kat, 61 : II. 345. 

„ Koe, 169, 268: II 249, 337. 

„ Luit, II. 260. 

„ Mantel, 48: II. 218. 

„ Mof, n. 221. 

„ Os, II. 835. 

„ Paard, 181. 

„ Tyger, II. 821. 

„ Vos, II. 892. 
Boom, 40. 

Roomgaard, 48: II. 380, 420. 
Boomkweeker, II. 166. 
Boompjes, II. 879. 
Bootsman, II. 144. 
Borgne qui prend, II. 159. 
Borgoe Cnuys, 400. 
Borgonje, II. 280. 
Borstelwerk, II. 236. 
Bos Hennip, II. 386. 
„ Lint, n. 191. 
„ Schoenen, 220. 
„ Wit Garen, II. 191. 
Bowcher Toren, II. 298. 
„ Veerhuis, 129. 
Bot, II. 364. 
Boterton, II. 190. 
Botienter, II. 166. 
Botte pleine de malice, II. 20. 
Botte royaal, II. 221. 
Bottervat, 218. 
Bouwkunst, II. 17. 
Bouwlust, II. 811, 397. 
Bouwman, II. 158. 
Braadaal, II. 364. 
Brabantsche Warandc, II 298. 
Brakke Grond, II. 393. 
Brandende Lamp, II. 239. 
Brant pype vt, 134. 
Braspot, II. 288. 
Bredasche Metselaar, II. 297 
Bredero, 170. 



Digitized by 



Google 



424 



REGISTER. 



Breedc Hoed, II. 215. 

Breedrandhoed, II. 215. 

Breero, II. 292. 

Brcipot, II. 238. 

Bremer Tuin, 404. 

Briel, 48. 

Brievepost, II. 265. 

Bril, 39, 48, 78, 300. 

Broeders met den hoed op, 15. 

Brug van Londen, 154: II. 297. 

Brugzicht, 152, 226. 

Bruid op de trappen, II. 166. 

Bruiloft te Cana, II. 78. 

„ van Canaan, 162. 
Bruine Kruis, 398. 

„ Paard, 131, 158, 182: II. 334. 
Bruinvisch, II. 863. 
Buenos Ayrcs, II. 283. 
Builkist, 47. 
Buis, 78: II. 268. 
Buitenrust, II. 407. 
Buona Moglie, II. 20. 
Burg, 401 : II. 290, 294. 
Burgemeester Huydecoper, 233. 
Busschieter, II. 143. 
Bussenschut, II. 273. 
Byernse Tossane Oxhooft, II. 189. 

C. Huygens Werken, II. 250. 
Cacaoboom, 118: II. 376. 
Cafe Cardinal, 281. 

„ C/ianiant, 280. 

„ dt la Bourse, 281. 

„ du Font Royal, 281. 

„ du Theatre, 281. 

„ italien, 277. 

„ Molilre, 281. 

„ Frocope, 281. 

„ Roscamm, 396. 

„ Theatre, 280. 
Californicn, 98: II. 284. 
Calvin us, 216. 
Cambrinus, 316. 

Canselarij van Vricslaud, II. 305. 
Cardinal, II. 125. 
Carotte a" Or, 384. 
Casimirus, 243. 
Cater, 170. 
Ce has pold, 163. 
Celeskest, II. 77. 
Ccntaurus, 293. 

Ccntranl-klceding-magazijn, II. 393. 
Cizar, 204. 

Chapeau rouge, II. 215. 
Chariot dt Boix/e-di/r, 11. 262. 
Chat de Barrihe, II. 345. 

„ qui ptche, II. 346. 

„ „ pelote, II. 346. 

„ „ preche, II. 346. 
Chats lossus, 11. 346. 
Cherchemidi, II. 34. 
Chevre qui danse, II. 341. 
Chien qui rit, II. 341. 
Chimere, 150. 
Christelijn-Spiegel, 170. 
Cicero, 205, 234. 
Ci-devant jevne horntne, 97. 



Civet-kat, II. 325. 

Cleyne Eyckenbosch, II. 877. 

Coffe en Te. 134. 

Colosseum, II. 297. 

Columbus,. 211. 

Coman, II. 138. 

Compte de Vlaendre, 239. 

Comte Ory, 176. 

Conduyt, 79 : II. 288, 414. 

Confijte-koek, II. 229. 

Coq deplume, 150. 

Cormandelsche katoenbalcn, II. 185. 

Cour imperiale, 161. 

Courant, II. 252. 

Couronne a" epines, II. 80. 

Couronnement de la Hosier e, 176. 

Cramershuis, II 308. 

Cricket-spelers, 178. 

Croix de Bourgogne, 400. 

Cromwell, 61, 249. 

Crown-Tavern, 381. 

Cupid, 321. 

Cupido, 822. 

Curacao, II. 394. 

Cybele, 318. 

Cygne et Soldat, 336. 

Cykloop, II. 392. 

Cypersche kat, 11 345. 

Dagelyksch Brood, II. 225. 
Dageraad, II. 320. 
Dambord, 52, 53. 
Dame Blanche, 97. 
Dandie Dimmont, 338. 
Daniel, II. 71. 
Dank en Hoop, II. 395. 
Dankbaarheid, II. 11, 42. 
Dansendc Hondcn, II. 344. 

„ Kater, II. 346. 
Dat gaat op en dat gaat ncer, enz., II. 407- 
David, II. 67. 

„ en Goliath, II. 65. 
„ „ Jonathan, II. 65. 
Dc Licfde, 234. 

„ mensch mikt enz., II. 403. 

„ zegen komt van God, enz., II. 403. 
Deensche Admiraal, 249. 

„ Os, II. 336. 
Degen, II 274. ' 
Dekker, II. 136. 
Delft, 48. 
Dclftsche Bijbcl, II. 245. 

„ Tuinpot, II. 238. 
Dcmokrict, 201. 
Devcntcr, 47, 48. 
Dcventerkoek, II, 229. 
Viable, II. 99. 
Liable boiteiu:, II. 99. 
Diamant, II. 389. 
Diamantring, 78; II. 222. 
Die de schocn past, enz., II. 34. 
Diemer Toren, II. 295. 
Dieii (TJmour, 322. 
Dioskorides, 201. 
Disscl, 79. 
Disseltje, II. 197. 
Distilleerketel, II. 199. 



Digitized by 



Google 



REGISTER. 



425 



Dit is in Beerenburg, II. 76. 
„ „ „ de oude Goyer van Naarden, 58. 
„ „ „ Vollenhove, 58. 
Dobbel Vierslag, 94. 
Dobbelstecn, II. 279. 
Doctor Syntax, 338. 
Doe wcl en zie niet om, II. 402. 
Doelen, II. 300. 
Dolfijn, II. 363. 
Dolle Hertog te Paard, 242. 
Dom van Kenlen, II. 295. 

„ „ Utrecht, II. 297. 
Domzicht, II. 311. 
Don Quicfiotte, 151. 
Donderbos, II. 273. 
Donderkloot, II. 273, 274. 
Doodshoofd, 48: II. 12. 
Doornik, 46 : II. 282. 
Dorp Besoyen, 74: II. 282. 

„ van Sloten, 70. 
Dorre Boom, 263, 373. 
Dorstige Hart, 125: II. 84, 328. 
Hond, II. 344. 
„ Jager, II. 155. 
„ Pleiaden, 338. 
Dortsche Bijbel, II. 245. 

„ Maagd, 402. 
Draak, II. 349, 871. 
Drakenveld, II. 371. 
Drekveger, II. 236. 
Drie Admiralcn, 409. 

„ Akcren, 78. 

„ Ankers, II. 271. 

„ Aschtonnen, II. 190. 

„ Baarsjes, 26, 168. 

, Beurzen, 261, 262. 

„ Bijbels en Drie Inktkokcrs, II. 247. 

„ Bloeyende Korenaren, 88. 

„ Blokken, II. 199. 

„ Botjes, 273. 

„ Botterikken, 177. 

„ Brabanders, II. 150. 

„ Bramen, II. 385. 

„ Brooden, 352. 

„ Dreggen, II. 212. 

„ Dukatons, II. 193. 

„ Edcle Kikvorschen, 330. 

„ Kugelen, 48; II. 95, 98. 

„ Estrikken, 47. 

„ Flcsehjes, II. 234. 

„ Gloeyende Ovens, II. 135. 

„ Craauwc Nieuwe Schoenen, II. 220. 

„ Halve Manen, 79: II. 318. 

„ Hameren, 79. 

„ Haringen, 78: II. 362. 

„ Hoeden, II. 214. 

'„ Hoefijzers, 78: II 211. 

„ Huizen, II. 231. 

,, Jonge Italiaanders, II. 147. 

„ Jongelingen in den Vnrigcn Oven, II. 72. 

,, Kannen, II. 231. 

„ Kazen, Jl. 227. 

„ Kievitten, II 359. 

,, Klaverbladen, II. 388. 

„ Klokken, 78: II. 259. 

„ Koningen, 47: II. 76. 

w Koperen Potten, 48: IJ. 238. 



Drie Kranen, 77. 
„ Kroonen, 78, 382. 
„ Kruikjes, II. 231. 
„ Kruisen, 23, 398. 
„ Leerkunsten, II. 17. 
„ Lelien, 52, 53 : II. 381. 
„ Marylanders, II. 146. 
„ Matrozen, II. 158. 
„ Mezen, II. 359. 
„ Monniken, II. 127. 
„ Mossen, II. 860. 
„ Nonnen, II. 127. 
„ Oostindievaarders, II. 150, 284. 
„ Paardestaarten, II. 334. 
„ Pellikanen, 23. 
„ Prinseknoopen, II. 221. 

Pruisische Kisten, II. 191. 
„ Iladijzen, II. 385. 
„ Rapen, II. 383. 
w Regenbogen, II. 320. 

Risten Uien, 278. 
'' Roemers, II. 233, 332. 
" Roggebrooden, II. 226. 
Rotten, II. 331. 
Scheie Varkens, II. 342. 
]] Schilden, 3S8. 

Schoven, II. 386. 
" Simbellen, 78: II. 222. 
" Slaven, II. 146. 
^ Snellekens, II. 232. 
" Sottebollen, II. 381. 
Spaarpotten, II. 195. 
" Sterren, 78: II. 319. 
" Strijkijzers, II. 236. 
]] Testen, II. 130, 241. 
" Tonnetjes, II. 190. 
Truweelen, 78. 
Talpebollen, II. 381. 
" Turven, 365. 
" Vaten, 76, 78. 
" Vcrguldc Boren, II. 199. 

Vette Varkens, II. 342. 
" Vyzels, II. 239. 

Vischkorven, II. 208. 
" Wcbben, II. 186. 
" Wilgen, II. 377. 

Zandloopers, II. 241. 
" Zeildragers, II. 184. 
n Zonnen, 79 : II. 317. 
w Zwanen, 152: II. 349 
%y Zwarte Varkens, II. 342. 
m Zwemniende Eendjcs, 375. 
l)rieho ek » II. 255. 
Dricraaster, 291, 275. 
Drinkendc Baas. II. 152. 
Hert, II. 328. 
Drinkhalle, II. 397. 
Dronkemanshnisjc, II. 400. 
Druivetrossen, II. 384. 
Drnkkerij, II. 177. 
Dry Hespkcns, II. 228. 
Dubbelc Adelaar, 392. 

Anker, 78: II. 272. 
Arend, 31 : II. 292. 
Beugel, 78. 

Hellebaard, 78: II. 274. 
Kruis, 49, 78, 79, 399. 



Digitized by 



Google 



426 



KKGlSTKlt. 



Dubbele Kruis, achtcr de Kerk, 78. 

„ Passer, 78. 

„ Sleutel, 78. 

„ Vuisthamer, 78. 
Worst, II. 228. 
Duif, 59, 83; II. 357. 
Duifje, 293. 
Duitsche Bijbel, II. 245. 

„ Vaandrager, II. 143. 
Duivcl, 40 : II. 100. 

„ en Houthakker, 11. 100. 

„ „ St. Danstan, II. 99. 
Duivelshuis, II. 99. 
Duivelskop, II. 100. 
Duivenvlucht, II. 357. 
Duren, II. 34. 
Dux Gelriae, 211. 

Eben Haezcr, II. 83. 

Eekeloo, 363. 

Eeu elk zijn zin, II. 33. 

Eend, II. 357. 

Eendje, II. 357. 

Eendracht, 391. 

Eenhonderd Roe, II. 393. 

Eenhoorn, 79: II. 315, 369, 371. 

„ en Bybel, II. 870. 
Eenzaam, II. 394. 
Eerste Aanleg, 129. 

„ Stuiver, 129: 11. 193. 
Eeuwigc Vrede, II. 13. 
Eeuwigheid, 94: II. 93. 
Egge, 77: n. 203. 
Egvpte, II. 60. 
Eierkorf, II. 210. 
Eikcboom, II. 314, 379. 
Eikel, 293: II. 385. 
Eikenbosch, II. 879. 
Eikenkroon, 405. 
Eiland Malta, II. 281. 

„ Ter Schelling, II. 281. 
„ Wieringen, 71 : II 281. 
Eindmeer, II. 393. 
Ekster, 178: II. 359. 
Elias, 73, 75; II. 69. 
Elk heeft zyn kruis, II. 30 j 303. 

„ Spiegel hem, II. 41. 

„ weird hem, II. 402. 

„ zie op zich zelven, II. 402. 
Elzcnoord, II. 397. 
Erne el habebis, II. 402. 
Emmaus, II 81. 
Enaksbeen, II. 173. 
End draagt de last, II. 32. 

„ van de wereld, II. 93. 
Enfants d'Edouard, 97. 
Engel, 76 : II. 74, 95, 96, 98, 332 

„ Gabriel, 81: II. 291, 371. 
Engelsche Dog, 47: II. 344. 
„ Tonnetje, 404. 
Tuin, 404. 
Enkhuizer Maagd, 402. 
Erasmus, 70, 171, 214. 

„ van Rotterdam, 215. 
Escu de France, 870. 

,, „ Sable, 388. 
Eskulaap, 321. 



Est, II. 408. 
Envele Schatck, II. 101. 
Even buiten, II. 393. 
Ezel in den Molen, 16. 

„ op den Rechterstoel, II. 335. 

„ te paard, II. 834. 

Faam, 22, 323. 

Faeton, 325. 

Fakkel, II. 211. 

Farao, II. 59. 

Fa-sol, 48. 

Favente Deo, II. 403. 

Felpe Stoel, II. 207. 

Femme sans tele, II. 20. 

Fenix, n. 372. 

Fidele Berger, II. 91. 

Filips, II. 213. 

Fille mal gardSe, 175. 

First house in England, 129. 

Flapkan, 78: II. 231. 

Flesch, 401. 

Flevorama, II. 893. 

Flora, 822, 828. 

Floris de Vijfde, 206. 

Fluit, II. 233. 

Fontansen, II. 221. 

Fontein, 48, 50, 77: II. 228. 

Fort Samson, II. 64. 

Forte Bonne, 22. 

Fortuin, 81, 170, 293: II. 1, 2, 3, 33. 

Fortune, 150. 

Fortzicht, II. 810. 

Frankfortcr Zuurkoolvat, II. 187- 

Franschbrood en Horologies, II. 404. 

Frauschc Bijbel, II. 246. 

„ Branderij, II. 178, 179. 
Koffijhms, 277, 280. 

„ Schild, 81. 

„ Sleeper, II. 265. 

„ Tuin, 404. 
Friesche Schans, II. 275. 

Spruit, 85: II. 385, 386. 
Frissche Dronk, II. 2£9. 

Roemer, 339 : II. 233. 
Fuik, 47, 48, 169. 

Gaauwdievenboom, II. 379. 
Galg, II. 267. 
Galgehaizeken, II. 276. 
Galgeveld, II. 276. 
Gans, 55: II 356. 
Ganzerijder, II. 856. 
Gaper, 94, 105, 106, 107. 
Garde civiek, II. 143, 160. 
Garenhui8, II. 308. 
Garenman, II. 137. 
Garenvat, 99, 119: 11. 187. 
Garnaal, II. 365. 
Gebloemde Os, 94. 
Geborduurde Handschoen, II. 219. 
Gcbraakte Vlas, II. 386. 
Gebraden Haan, 114. 
Gebrilde Hond, 55. 
Gedraaide Touwwerk, II. 271. 
Geduld overwint, enz., II. 402. 
Gednldige Job, n. 57. 



Digitized by 



Google 



KKGISTF.R. 



427 



Gccft wat tyd, enz. t II. 400. 
Geele Hand, II. 171. 
Geelvinck, 169. 
Geestzicht, II. 310. 
Gegeven Brood, II. 226. 
Gehckeld Vlas, II. 386. 
Gehelmde Beer, 14. 
Gehoowen Beeld, II. 249. 
Geit, 16, 77: II. 341. 
Geitenberg, II. 288. 
Gckeperd Lint, II. 191. 
Gekerde Keyser, 212. 
Gekonfijte Peer, II. 228. 
Gekroonde Allemansgading, II. 194. 
Bel, II. 254. 
„ Bijbel, II. 244. 

Bijl, II. 173. 
„ Binneuwerck, II. 413. 

„ Bleekery, II. 180. 

Bot, 82. 
Burg, II. 291. 
„ E, II. 254. 

E. S., II. 254. 

„ Eendracht, II. 13. 

G, II. 254. 

H, II. 254. 

„ Haring, II. 362. 

Hart, II. 174. 
„ Herderin, II. 161. 

Hert, II. 327. 
Hoed, II. 215. 
„ Hollantse Coffyhuis, 383. 

„ Hoofdzweer, 109. 

„ Hoop, n 7. 

Huzaar, II. 143. 
„ Jaaglijn, II. 208. 

„ Juchtleeren Bijbel, II. 244. 

„ Kaartwinkel, II. 182. 

„ Keizcrslaars, II. 220. 

Kies, II. 174. 
Klaverblad, II. 387. 
,, Kompas, II. 208. 

„ Kopenhageo, II. 286. 

„ Krakeling, II. 227- 

Laken, 186: II. 418. 
Lam, II. 340. 
Lelie, II 381. 
„ Lootsman, II. 156. 

„ Luipert, 392. 

„ Maan, 75: II. 318. 

„ Oestcrhuis, 383. 

Oost- en Westindisch Worstvat, 91. 
„ Os, II. 835. 

„ Ossebeenen, II. 836. 

„ Papier, II 249. 

„ Passer, II. 11. 

Raep, 384: II. 41, 383. 
„ Schaapherder, II. 160. 

„ Scharlaken, 70. 

Stang, II. 208. 
„ Stapel knoopen, II. 187. 

„ Stokvisch, 119. 

Trompet, 119: II. 258. 
„ Varkensvoeten, II. 343. 

Vijzel, II. 211. 
Vlies, 253. 
Vogelstruis, II. 353. 



Gekroonde Vrouw zonder hoofd, II. 212. 
„ Waarheid, II 11. 

„ Wapen van Holland, 371. 

5, II. 255. 
7, II. 254. 
27, II. 254. 
43, II. 254 
Gekruiste Sleutels, 49. 
Gelaarsde Bok, 178. 
„ Ezcl, II. 334. 

„ Gans, II. 356. 

Haan, II. 351. 
„ Kat, 832. 

Koe, 82; II. 337. 
„ Os, II. 336. 

Gelardecrde Vogelpoot, 393. 
Geldboom, II. 16. 
Geldersche Blom, 398. 
Geldhuis, II. 195. 
Geldkist, II 195. 
Geleerde, II. 137. 

„ Boer, II. 164. 
„ Man, II. 164. 
„ Varken, 115: II. 164, 342 
Gelykzijdige Driehoek, II. 255. 
Geloof, II. 7. 

„ , Hoop en Liefde, 75: II. 6, 7. 
Generaal Laudon, 252. 

„ Suwarow, 252. 
Gepluimde Zwaan, II. 849. 
Gepryseerde Linnen, II. 186. 
Geraamte, 308. 
Gerard van Velsen, 209. 
Gerechtigheid, 289. 
Gereedschap spant de Kroon, II. 205 
Gereformeerdc Bijbel, II. 245. 

„ Catechismus, II. 249. 

Gcsloten Steen, II. 391. 
Gesneden Becld, II. 149 
Gcsteven Halsneusdock, 11. 218. 
Gestiktc Lijf, II. 57. 
Getijgerde Paard, II. 334. 
Getrokken Kerkkroon, II 130. 
Getrouwe Herder, II. 160. 
Getwynd Garen, II. 191. 
Geuze Duivel, 55. 
Gcweld, II. 14. 

Gewijd aan de nagedachtcnis, enz,, II. 4(»2. 
Gezegend Brood, 113: II 79, 226. 
Gezonde Apotheek, 113. 

„ Varken, II. 342 
Gezoudmakendc Pil, II. 277. 
Gierstbaal, II. 185, 186 
Gilde Os, II. 336. 
Glazemakers Winkel, II. 181. 
Glazewagen, II. 263. 
Globe, II. 253. 
Gloeiende Oven, II 203. 
Qoal in armour, II. 341. 

„ „ boots, II. 341. 
Gochsche Kar, II 264. 
God bekwaam, 94 

„ beware den Lamlinan, II 30. 
Godsdienst, 289. 

Gods zegen behouwen, enz , 403. 
Godt regiert al, 289. 
Goe Vrouw, II. 20, 21. 



Digitized by 



Google 



i2S 



REGISTER. 



Goed Fortuin, II. 397. 
„ genocg, II. 394. 
„ Logics, 129. 
Goede Dronk, II. 280. 
„ Herder, II. 90, 160. 
„ Hoop, II. 7. 
„ Kan, 48: II. 231. 
„ Verwachting, II. 395. 
„ Waren en uiatigc prijzcn, enz., II. 402 
Goedkoope Gans, II. 356. 
Golden Crown, 380. 
Goliath's Head, II. 65. 
Goltzius, 235. 
Good Woman, II. 20. 
Gooier Bosch, II. 380. 
Gooilust, II 312. 
Gooische Boer, II. 142. 
Gorinchem, II 282. 
Gortmolen, II. 182. 
Gortton, II. 190. 
Gortzak, II. 191. 
Goudbalans, II. 199. 
Goudberg, II. 389. 
Goudboom, II. 117. 
Gouden Aap, II. 324. 

Arm, II. 170 

B, II. 254. 

Baard, II. 174. 

Bal, II. 198. 

Beeld, II. 149. 

Beker, 377: II. 233. 

Beurs, II. 195. 

Boor, II 199. 

Brandemmer, II. 241. 

Engel, II. 97. 

Geit, II. 341. 

Haan, 405. 

Haas, II 329. 

Hamer, II. 201. 

Hoofd, 47: II. 168. 

Hnis, II 309. 

Kamp, II. 223. 

Kat, II. 345. 

Kctcn, II. 223. 

Ketting, ]00: II. 222, 223. 

Kieken, 252. 

Kikker, II. 368. 

Klok, II. 259. 

Knoop, II. 221, ?22. 

Koctswagcn, II. 263. 

Kop, 377: II. 233. 

Kroon, 381. 

Leerhuis, II. 308. 

Lceuw, 23, 227, 390. 

Kruis, II. 128. 

Muizenval. II. 332. 

Nobel, II. 193. 

Os, II. 335. 

Plum, 163. 

Poort, 262. 

Read, 40: II. 41, 193. 

Rijder, II. 194. 

Ring, II. 222. 

Roomer, II. 233 

Saucijs, II. 194. 

Smocsceer, II. 194. 

Vlieg, 253. 



Gouden Voet, II. 173. 

Wagcn, II. 262, 418. 
Windmolen, II. 301. 
Zaal, II. 297. 
Goudsbloem, 94: II. 382. 
Goudsche Melkmeid, II. 153. 
Goyer, II. 141. 
Graadboog, II. 200. 
Graaf van Eraden, 237. 
„ „ Holland, 208. 
„ „ Meura, 238. 
„ „ Starrenberg, 287. 
„ „ Vlaanderen, 239. 
Graafman, II. 158. 
Graauwe Paard, 131. 
Granaatappel, 82; II. 384. 
Grand I. Vert, II. 254. 

„ Passepartout, II. 194. 
Grand St. Antoine, II. 103. 
Grasmaaier, II. 160. 
Grave Maurits, 220. 
Grenadier, II. 143. 
Griekscbe A, 79; II. 254. 
Griffoen, 894. 
Grysc Hinckst, 163. 
Grijze Ezel, 252. 
Groene Berg, II. 283. 

Blaasbalg, II. 240. 
„ Boom, II. 379. 

Draak, 76; II. 374. 
Eik, II. 377. 

Gekroonde Driestal, II. ~'37. 
Hekel, II. 207. 
Helm, 386. 
Hert, II. 327. 
Huis, 90. 
Jager, II. 143. 
Kaars. II. 286. 
Laars, II. 221. 
Laken, II. 186 
Leest. II. 202. 
Ruiter, II. 143. 
Veld, 169. 
Woud, II. 153. 
5, II. 255. 
Grocnendaal, II. 397. 
Groeuewoud, II. 376. 
Groenland, II. 283 
Groninger Koekverkoopcr, II. 150. 
„ Konsenwinkel, II 181. 
Toren, II. 295. 
Groot Almanje, II. 285. 
„ Ganzensprl, II. 279. 

Hcnegouwen, II. 285. 
„• Kantoorboek, II. 250. 
„ Keizershof, 154. 
„ Kruisenburg, II. 293. 
Groote Bijbel, II. 243. 
„ Christoffel, II. 115. 
Dommekracht, II. 200. 
Doratoren, II. 296. 
„ Dorst, II. 230. 
„ Gekroonde Drukkcrij, II. 178 
„ Grosse Caisse, 156. 
„ HeywegheU II. 264. 
„ Kcizer8kroon, 380. 
w Klok, 78; II. 259. 



Digitized by 



Google 



REGISTER. 



■1*29 



Groote Klomp, II. 221. 

„ Koning van Frankrijk, 240. 

„ Kraan, II. 209. 

„ Melkmout, II. 202. 

„ . Mogol, 241. 

„ Oorloge, II. 12. 

„ Roemer, II. 283. 

„ Schild van Frankrijk, 154. 

„ Theebos, 118. 

„ Vaart, 129. 

„ Visscherij, II. 177. 

„ Zaar van Moskovieu, 245. 

„ Zwaan, II. 349. 
Grootenburg, II. 293. 
Grootendorst, 149. 
Grootvingerliug, II. 222. 
GrUnen Baum t II. 379. 
Grutmolen, II. 182. 
Grutterslust, II. 312. 
Guarde van Zjju Hoogheid. II. 143. 
Guide A. B. C, II. 254. 

„ Berg, II. 229. 

„ Bijbel, II. 243. 

„ Ezel, II. 334. 

„ Hand, 39, 47, 82: II. 170. 

„ Hoofd, II. 168, 160. 

„ Kameel, II. 323. 

„ Klaverblad, II. 386. 

„ Kraag, II. 208. 

„ Krans, II. 382. 

„ Hoorn, II. 258. 

„ Landskroon, 381. 

„ Leeuw, 390. 

„ Lelie, II. 380. 

„ Meelbaal, II. 186. 

„ Missaal, II. 249. 

„ Paard, 46. 

„ Raap, II. 383. 

„ Roos, II. 380. 

„ Syrooppot, II. 289. 

„ Vlies, 52, 53, 58, 77, 253, 405. 

„ Wereld, II. 4. 

„ Wortel, II. 385. 

„ Zalm, II. 363. 
Guust, II. 395. % 

Gustaaf Adolf, 242. 
Gwy van Warwick, 337. 

Haagschc Kvantwinkel, II. 181. 
Parapluwinkel, II. 1S2. 
„ Postwagen, II. 262. 
„ Wapen, 373, 374. 
Haal in Waterland, II. 287. 
Haan, 16, 39, 47, 172: II. 316, 350. 
Haantje, 291, 293. 
Haas, II. 329. 
Haasje, 82; II. 330. 
Hadrianus Junius, 213. 
Hagedoornbosch, II. 380. 
Hagendeveld, II. 393. 

„ van stoelen, II. 237. 

Halfmaan, II. 318. 
Halletjesberg, II. 229. 
Halve Bos wortelen, 278. 
„ Kanon, II. 275. 
„ Maan, 49, 77, 79; II 318. 
„ „ met dc Kroon, 79, 384. 



Ham, 79: II. 228. 

Hamburg, 47. 

Hamer, II 170, 201, 210, 211, 314. 

„ met de Kroon, 79. 
Hamcrtje, 78. 
Hameter, II. 156. 
Hand, 78; II. 170. 

„ en Aangezicht, II. 173. 

„ „ Bal, II. 173. 

„ „ Bijbel, II. 173. 

,, „ Oor, II. 178. 

„ „ Ster, II. 173. 

„ in Hand, II. 9. 

„ met eeu Schaar, 112. 

„ van Levden, II. 171, 172. 
Handboog, 78 ': II. 274. 
Handel, II. 176. 

„ van Commercie, 163. 
Handelaars, II. 138. 
Handpaard, II. 334. 
Handschoen, II. 210. 
Hanenest, II. 860. 
Hansop, II. 279. 
Hapken, II. 274. 
Hardebol, 170. 
Harcn Knoop, II. 221. 
Haring, 40, 48, 293: II 363. 
Haringbuis, II. 266, 386. 
Haringkroon, 119. 
Haringpakkerstoren, II. 296. 
Haspel, 79. 

Haverzak, II. 190, 191- 
Hazendans, II. 313, 329. 
Hazenjacht, II. 330. 
Hazewind, 76. 

Hebreeuwsche Bijbel, II. 246. 
Heelhaaksdoel, II. 301. 
Heidekrekel, II. 369. 
Heidelberger Vat, 83: II 1*7. 
Heilige Drievuldigheid, II. 105. 
Geest, II. 106, 107. 
Graf, II. 81. 

„ Lam, 76 

„ Land, II. 60. 

,, Maagd, II. 117. 
Heiligewegspoort, II. #97- 
Hek. 79. 
Hekje, II. 203. 
Hektor, 200. 
Hrl, II. 93, 94, 95. 
Helder, II. 286. 
Heldere dronk, II. 229. 
Hellebaard, 78: II. 274- 
Helm, 23, 36, 47, 76, 385. 
Hemel, II. 93, 94, 95. 
Hemclrijk, II. 94. 
Hemeltje, II. 93, 94. 

Hendrik Casimir, Graaf van Vriesland, 225. 
„ de Keyscr, 235. 
„ van Bredcrode, 216. 
„ Darnley, 241. 
Hengelaar, II. 155. 
Hennepbaal, II. 185. 
Herakliet, 201. 
Herder, II. 160. 
Herderin, II. 160. 
Herfst, II. 15. 



Digitized by 



Google 



430 



REGISTER. 



Herkulcs, 76, 323. 
Herrenkrug, II. 393. 
Herstelder, 284. 
Hcrstelling, 284. 
Hert, 47: II. 326. 

„ met de Kroon, 78. 
Hertekop, II. 328. 
Hertog van Brandenburg, 238. 
„ „ Lotharingen, 239. 
„ „ Marlborough, 252. 
Hcrtshoorn, 77, 108; II. 328. 
Hier maakt en reparcert men, enz. f II. 412. 
„ „ „ verkoopt men, enz., II. 412. 
„ scheert men, enz , II. 404 
„ vcrjongt men menschen, II. 411. 
Hij is onschuldig ende vrij, enz., II. 40b. 
Hillebrant, 329. 
Hippokrates, 200, 321. 
Historie van T. Livius, II. 250. 
Historieschrijvcr, II. 149. 
Hitland, II. 283. 
Hoed, 113: II. 213, 214, 216. 
Hoefijzer, 78, 170: II. 210, 211, 212. 
Hoekstecn, II. 391. 
Hof van Antwerpcn, II. 305. 
„ „ Arkel. II. 305. 
. „ „ Arnhem, II. 305. 
„ „ Beicren, II. 305. 
„ „ Brederode, II. 304. 
„ „ Brussel, II. 304, 305. 
„ „ Holland, 45 ; II. 304. 
„ „ Meurs, II. 305. 
„ „ Parijs, II. 304, 305. 
„ „ Polanen, II. 304. 
„ „ Vriesknd, II. 305. 
Hog in armour ', II. 343. 
Holland, II. 285. 

„ op zijn smalst, 98. 
Hollander, 154. 
Hollandsche Daalder, II. 194. 
„ Damper, II. 147. 

Hocdemakerij, II. 179. 
Kooltje, U. 390. 
„ Leeuw, 390. 

Maagd, 275. 
„ Tuin, 66,* 403, 404. 

Hommel, n. 369. 
Hond, 76: II. 343. 
„ en Haas, 153 
„ in de Pot, II. 24. 
„ in 't Wambuis, II. 344. 
Hongerige Wolf, II. 325. 
Honigkoek, II. 229. 
Hoofd vol Muizenesten, II. 109. 
Hoofdenburg, II. 397. 
Hoofdzweer, 109: II. 140. 
Hoogduitsche Bijbel, 11. 246. 
Hooge Berg, II. 42. 

„ Boom, II. 379. 
Hooger- en Lagcrhuis, II. 30?. 
Hoogermcer, II. 393. 
Hoop, II. 7, 395. 

„ doet leven, II. 402. 
„ op zwarten Walvisch, 341. 
„ van beternis, II. 39. 
„ Vredc, II. 38. 
Hoorn, n. 257, 258. 



Hoorn van Overvloed, II. 308. 
Hoorntje van Oranje, 368. 
Hoppezak, 47: II. 190. 
Horens, 76. 
Hotel Bauer, II. 396. 

„ Fuhri, II. 396. 

„ Menrice, II. 396. 

„ Monnet, II. 396. 

,, Paulez, II. 396. 
Houten Aangezicht, II. 170. 
„ Beeld, II. 149. 

„ Wambuis, H. 219. 
Houtkliever, II. 137. 
Houtzager, 178. 
Hovenier, 94. 
Hugo Grotius, 234. 
Hujdekoopcr, II. 137. 
Huis Beaumont, II. 307. 

„ Blankestein, II. 292. 

„ Bloomberg, II. 294. 

„ Fluitestein, II. 292. 

„ Oostenrijk. II. 307. 

„ Ringenburg, II. 294. 

„ d' Popta, II. 307. 

„ de Ham, II. 228. 

„ „ Hoop, II. 306. 

„ den Devi, II. 306. 

„ in 't Bosch, n. 307. 

., „ „ Veld, II. 806. 

„ te Benthcm, II. 291. 

„ „ Bijweg, II 306. 

„ „ Boede, n. 307. 

„ „ Bot, 81 ; II. 307. 

„ „ Halfwege, II. 306. 

„ „ Hoop, 152. 

„ „ Rhoon, II. 306. 

„ „ Rust, II. 306. 

„ „ Staveren, II. 306. 

„ ten Halve, II. 307. 

„ ter Hart, II. 306. 

„ „ Hecht, II. 306- 

„ „ Lucht, II. 306. 

., „ Noot, II. 44. 

;; „ Vraag, II. 306, 401. 

„ van de Hammen, II. 228. 

„ „ Delft, 41 ; II. 306. 

„ „ Nassau, II. 292. 

„ „ Omhoogkijkers, II. 390. 

„ „ Overvloed, II. 308. 

„ „ Wacbtendonk, II. 306. 
Huisboek, II. 251. 
Huisduinen, II. 2S6. 
Huisduinsche Visschers, 70. 
Hul, U. 217. 
Hulk, 46; II. 269. 
Hut van Oom Tom, 338. 
Hygieia, 201, 321. 

Jaagschuitje, II. 270. 
Jacht, II. 154, 155. 
Jachtlust, II. 311. 
Jacob van Campen, 235. 
Jacob's Well, II. 79, 80. 
Jacobs le£r, II. 54. 

„ poort, II. 410. 
Jacobus de eerste, 241. 
„ de tweede, 244. 



Digitized by 



Google 



RFGISTRR. 



431 



Jagcr, II. 154, 155. 
Jan Aberdaan, 94. 

op »t Holt, II. 417. 
van der Sluis, II. 48. 
„ Galen, 229. 
„ Renesse, 209. 
Vyf Vliegen, 357. 
Janneman, 337, 338. 
Id on rajeunit t 97. 
Ick kick noch in 't, 274: II. 417. 
Ieder zijn zin, II 33. 
Iederecn ziet men zuchten, II. 37. 
Jefta, II. 62. 

Iemand en Niemand en Niemendal, 328. 
Jeroboam, II. 69. 
Jeruzalem, II. 60. 
Jernzalcms Cruys, 400. 
Usbreker, II. 271. 
Usvogel, II. 357. 
Uzerberg, II. 389. 
Uzeren Hand, II. 170. 

„ Man, 282. 

„ Pot, II. 238. 
Ik hoop op Vredc, II. 38. 
„ leer nog, II. 36, 164, 202. 
„ verlang uaar vrede, II. 38. 
Ikarus, 325. 

Image notre dame, II. 80. 
Immergroen, II 397. 
In de Prumboom, 58. 
„ Duizend Vreezen, 264; II. 86, 87, 8S. 
„ Honderdduizend Vreezen, II. 86. 
„ Trien Goe Bier, II. 141. 
Indiaan, II. 146, 147. 
Indische Raaf, II. 354. 
lngelegde Messen, II. 234. 
Insula Dei, 297. 

In 't Derde Vrcdejaar, 275; II. 409. 
Joannes de Dooper, II. 76. 
„ op Patmos, II. 81. 
Job op den Mesthoop, 267; II. 50. 
Joconde, 176. 
Johnson, 235. 

Jonas in den Walvisch, II. 71. 
Jonge Bakker, II. 135. 

„ JBarend, 73. 

„ Bremer Hopman, II. 158. 

„ Fenix, II 372. 

„ Glaskramcr, II. 136. 

„ Goudsbloem, 75. 

„ Graaf van Buren, 227. 

„ „ „ Hollaud, 208. 

„ Handelaars, II. 138. 

„ Herder, 81. 

„ Hertog, 211. 

„ Jan, II. 397. 

„ Koning van Spanje, 240 

„ Koopman, II. 138. 

„ Lootsman, II. 158. 

„ Prins, 152, 225, 226. 

„ Romein, 127. 

„ Ruiter, II. 143. 

„ Tobias, II. 73. 

„ Tromp, 282. 

„ Visscher, II. 165. 

„ Zaaier, II. 89. 
Jovial Dutchman, 128. 



Jozef, II. 75. 

Jozef in de Put, II. 55. 

Jozua, II. 61, 146. 

Ipenburg, II. 397. 

Ipenrode, II. 397. 

Is cen deun om er op tc komen ft), II. 37. 

Is niet anders ft), II. 400. 

Italiaan, II. 147. 

Italiaansche Bijbel, II. 246. 

Juchtestoel, II. 237. 

Juffersdas, II. 218. 

Juffersknif, II. 217. 

Juno, 320. 

Jupiter. 318. 

Izaak, II. 83. 

„ Jacob zegenende, II. 54. 

Kaap de Goede Hoop, II. 284. 
Kaapzicht, II. 310. 
Kaarsemaker, II. 136. 
Kaart, II. 279. 
Kaartwinkel, II. 182. 
Kaas en Brood, II. 227. 
Kaashandel, II. 176. 
Kaashandelarij, II. 180. 
Kaasslede, II. 201. 
Kabeljauw, II. 364. 
Kabeltonw, II. 271- 
Kain en Abel, II. 49. 
Kalf, 26, 48, 71, 168: II. 338. 

„ in den Ketel, II. 200. 
Kalfje, II. 338. 
Kalkoen, 47: II. 356. 
Kalveren, II. 338. 
Kameel, II. 323. 
Kameleon, II. 368. 
Kamijnpop, 113. 
Kamizool, II. 219. 
Kampen, II. 287. 
Kan, 40. 

Kanarievogel, II. 358. 
Kanasser, II. 191. 
Kandanghauer, II. 398. 
Kandelaar, 48, 79 : II. 210, 240. 
Kaneelkoek, II. 229. 
Kanon, 49; II. 273. 
Kant a la mode, II. 221. 
„ Kantoor-Inkvat, 50: II. 250. 
Kapel van Krommelleboog, II. 29U. 
Karabijn, n. 274. 
Kardinaal, II. 124, 125. 
Kardinaalshoed, 49; II. 125. 
Kardoes, II. 273. 
Karel de twaalfde, 246. 
Karel hou de lantaarn, 386. 
Karkas, II. 217. 
Karper, II. 364. 
Karseboom, 152, 281. 
Karsenhof, II. 397. 
Karthuizcrsklnoster, 355, 350. 
Kasseeuwke, 163. 
Kassierke, 163. 
Kasteel, 49, 76. 

„ van Antwerpen, II. 107, 291. 

„ „ Limburg, II. 291. 

„ „ Nieuwenhnis, II. 291. 

„ „ Vlieuburg, II. 294. 



Digitized by 



Google 



432 



REGISTER. 



Kastemakerswerk, II. 183. 

Kasuaris, II. 315. 

Kat, 47, 48, 76, 159, 160, 169: II. 345. 

„ en Muis, 153, 155. 

„ „ Uil, 158, 159. 

„ in de Maling, II. 346. 

„ „ „ Wijngaard, II. 346. . 

„ „ 't Rad, 148. II. 346. 



»» » »» 



Vat, II. 346. 



„ met de Vedel, 148: II. 346. 

„ zonder nagelen, II. 346. 
Kater, 46: II. 345. 
Katje vangt de Muis, 94 
Katoenbaal, II. 185. 
Katoenboom, 118. 
Katten, 23. 
Kattenberg, II. 288. 
Kazen, II. 227. 
Keienberg, II. 288. 
Kcizer, 39, 46, 211: II. 315. 

„ binnen Diest, 212. 

„ van Rome, 204. 

„ Jozef de tweede, 247. 
Karcl, 52, 211. 

„ Napoleon, 247. 
Keizerryk, 357. 
Keizershocd, II. 215. 
Keizerskroon, 79, 154, 380: II. 249. 
Keldcr Gods, II. 81. 
Kemphaan, II. 359. 
Ken u zelvcn, II. 401. 
Kerk, II. 128. 

„ van Diemen, II. 295. 
Kerkbijbel, II. 244. 
Kerkstoof, II. 1:0. 
Ketel, II. 199. 
Ketelhaak, II 197. 
Keukenblik, 11. 230. 
Keulen, II. 281. 
Kenlsche Dom, II. 297. 
Ruiter, II. 143. 
Waag, II. 296. 
Keurvorst van Brandenburg, 238. 

„ „ Keulen, 239. 

Kits, II 174. 
Kievitsnest, II. 360. 
Kikvorsch, II. 368. 
Kind van den Moriaau. II. 145. 
Kinderen Israels, II. 60. 
Kinderhuis, II. 308. 
Kindjeshaven, 355. 
King Arthur's Round Table, 333. 
Kip, II. 857. 
Kit, 78; II. 232, 315. 
Klaauw, 78, 393. 
Klap-Coote, 163. 
Klaverblad, 78; II. 386. 
KleSrcn maken den man, II. 34. 
Kleermand, 274. 
Klein Almanje, II. 285. 

„ Blaauwhuia, II. 309. 

„ Jeruzalem, II. 76, 285. 

„ Kruisenberg, II. 293. 

„ Noorwegen, II. 285. 

„ Payenburg, II. 294. 

„ van begin, II. 401. 
Kleine Mclkmout, II. 202. 



Kleine Oorloge, II. 12. 
„ St. Peter, II. 119. 
„ Visscherij, II. 177. 
Klimmende Beer, II. 322 
Klok, 49, 76: II. 259. 
„ en Leeuw, 153. 
„ met de Kroon, 78, 384; II. 259. 
Klokhuis, II. 181. 
Klomp, II. 221. 
Kloppenburg, II. 293. 
Kluw, 119. 
Knaster, 378. 
Knolpot, II. 238. 
Knoop, II. 221. 
Koddebek, II. 215. 
Koddigc Draaier, II. 162. 
Koe, II. 293. 

„ met Laarzen, 82. 
Koek, 48. 

Koekebakker, II. 136. 
Koeketer, II. 156. 
Koekkoek, II. 357. 
Koelucht, II. 397. 
Koerier, II. 265. 
Koesveld, 48. 
Koetswagen, II. 263. 
Koevoet, II. 207. 
Koffiebaal, II. 185. 
Koffiebaaltjes, 118. 
Kofnehuis, 281 : II 309. 
Koffiepot, II. 238. 
Koffievat, II. 187- 
Koggeschip, 292, 373. 
Kolksche Koek, II. 229. 
Komenij, 116. 
Konijn, II. 330. 
Konijneberg, II. 330. 
Konijnsberg, II. 330. 
Koning, 52, 239. 

„ Assuerus, II. 72. 

David, 81: II. 66, 67, 137. 
Hendriks Hoofd. 76. 
„ Nebukadnezar, II. 71. 
„ van Bobeme, 242. 
„ „ Denemarken. 240. 

„ „ den Haring, II. 362. 

„ Engeland, 223, 240. 
„ Frankrijk, 243. 
„ Holland, 227. 
„ Polen, 241. 
„ Portugal, 239. 
„ Spanje, 240. 
„ Zweden, 154, 240. 
Koningin van Sehcba, II. 68. 
Koninginnenhoofd, 76. 
Konings-Eik, 178. 

„ Hoed, II. 215. 
„ Hof, II. 306. 
„ Hoofd. 76, 77. 
„ Loo, II. 297. 

Wapen, 76. 
„ Zwaard, II. 274. 
Koninklijke Bijbel, II. 244. 
Konkurrent, II. 393. 
Kontante Penningen, II. 194. 
Konyngin, 163. 
Kooilust, II. 312. 



Digitized by 



Google 



REGISTER. 



433 



Kooizicht, II. 310. 
Kooklepel, II. 238. 
Kool, II. 383. 

„ en Appelen, 273. 
Koolhaas, II. 329. 
Koophandel, II. 176. 
Koopman, II 138. 
Kop, 49, 78: II. 233. 
Kop-af, n. 396. 
„ en Gat, II. 162. 
„ „ Schotel, n. 234. 
Kopenhagen, II. 286. 
Koperberg, II. 389. 
Koperen Berg, II. 389. 
„ Kandelaar, II. 286. 
„ Strykijzer, II. 236. 
„ Trom, II. 259. 
Wereld, II. 4. 
Kopennolen, II. 182. 
Koppelpaarden, II. 834. 
Koren-akker, n. 380. 

en Veldzicht, n. 310. 

„ harp, II. 202. 

„ huis van Egypte, II. 56. 

„ land, II. 380. 

„ maat, n. 20. 

^ meter, II 136. 

„ schaal, n. 201. 

„ zak, n. 191. 
Kort Beraad, II. 395. 
Koude winter, 74: II. 15. 

„ Herberg, H. 396. 
Koulikan, 241. 
Kous, U. 31, 220. 
Kouseband, 76, 77. 
Kraai, n. 355. 
Kraaiende Haan, II. 851. 
Kraaienest, II. 360. 
Kraamstoel, n. 237. 
Kraan, 49. 

Kraantje-lek, n. 280. 
Kraanvogel, II. 352. 
Krakeling, 877 : II. 227. 
Krakkeelmes, 116. 
Kranenwacht, II. 352. 
Krans, 25, 63, 86, 87. 
Eravat, II. 218. 
Krediet is dood, II. 402. 
Kreeft, II. 365. 
Krijgsman, II. 156. 
Krijtberg, II. 390. 
Krispijn, 829; II. 113. 
Kristallyne Spiegel, II. 240. 
Kristus, II. 77. 
Krokodil, n. 367. 
Kromhont, 47; II. 41. 
Kroon, 76, 79, 146, 380, 389. 

„ en Burg, II. 291. 

„ „ Hasp, 884. 

„ in de rouw, 147, 286. 
Eruidkoek, II. 229. 
Krnip-in, II. 896. 
Kmis, 18, 22, 293, 397; II. 81. 
Kniisdraging, 58; II. 80. 
Knriskapel, II. 299. 
Eruisyaarders, 255. 
Eroiwagen, II. 210. 

II. 



Krniwagenmaker, II. 136. 
Knil der Leenwen, 48; II. 71. 
Euipenbnrg, II. 293. 
Kuipershuis, II. 308. 
Euische Jozef, II. 55. 
Eunstboek, II. 250. 
Enpido, 14. 
Eurassier, II. 143. 
Eurketrekker, 179. 
Ewa Vrouw, n. 24. 

Laars, 113; II. 220. 
Laarsje, 78; II. 220. 
Laatste Aanleg, 129. 

„ Stuiver, 129; n. 193. 
Ladder Jacobs, II. 54. 
Lady of the Lake, 338. 
Lam, II. 389. 

„ Gods, II. 104. 

„ en Vlag, H. 104. 
Lammerdnin, II. 287. 
Lammerenberg, II. 288. 
Lammert Melisz., 217. 
Lammetje, 172. 
Lammetje Groen, II. 840. 
Lamuien, II. 282. 
Land Gozen, II. 285. 

„ van Belofte, II. 60. 

„ „ Nevele, 314. 
Landbonw, n. 176, 177. 
Landgraaf van Hessen, 238. 
Landschap Drente, II. 285. 
Landmeter, 46, 170; II. 186. 
Lands Welvaren, 152; II. 40. 
Landskroon, 881. 
Lang gewacht, II. 264. 

„ verzwegen, II. 895. 
Langendyk, n. 282. 
Lansknecht, 9; II. 148. 
Lantaren, II. 208. 
Last house in England, 129. 
Lastig Endt, II. 357. 
Laurens Coster, 210. 
Laurierboom, II. 379. 
Lazarns en de Rijke Man, II. 90, 392. 
Leeren Emmer, II. 241. 
Leest, 113. 
Leeuw,»[27, 176; H. 821. 

„ in den Tuin, 291. 
Leenwenburg, II. 803. 
Leeawrik, II. 359. 
Leggende Hen, 133. 
Leggende Ob, II. 836. 
Lekkerbek, H. 156. 
Lekkere Baas, II. 140. 

„ Bakker, 113. 

„ Waard, II. 140. 
Lekkerkerksche Zalm, 273; II. 368. 
Lelie, 89, 76, 83. 

„ onder de doornen; II. 85, 246. 
Leng, II. 864. 
Lente, II. 15. 
Leopold, 247, 248. 
Lepel, II. 285. 
Lepelaar, II. 858. 
Levende Parnik, II. 217. 
Ley den Ontset, 266. 

28 



Digitized by 



Google 



434 



REGISTER. 



Leydse Boekbinder, II. 136. 
Liber tas, II. 13. 
Licht der Zeevaart, II. 249. 
Lichte Turf, II. 390. 
Liefde, II. 8. 

„ is 't fondament, II. 190, 401. 
Lier van Apollo, 94, 821. 
Lie*veldsche Bijbel, 82; II. 244. 
Liggende Lceuw, II. 321. 
Lindeboom, 227; II. 16, 17, 377, 379. 
Linnenkast, II. 191. 
Little John, 337. 
Lodewijk de Vecrtiende, 244. 
Logement van Meurs, 82. 
Lokomotief, 293. 
Lonimerhof, II. 397. 
Lomnierlust, II. 311. 
Loo, II. 297. 
Loodsje, 172: II. 293. 
Loopschans, II. 275. 
Loosduinen, II. 282. 
Lootsman, II. 156. 
Loreley, 326, 338. 
Loth en zijne dochters, II. 54. 
Louis le Juste, 243. 
Lucas van Leiden, 235. 
Lucht en Veld, II. 393. 
Ludovicus Justus, 248. 
Lugt te koop, 135, 413. 
Luipert, 892. 

Luit, II. 260. t 

Lust (namen samengesteld met), II. 311. 
Lutherschc Bijbel, II. 245. 
„ Dorainee, II. 415. 

Ma Retraite, II. 894. 
Maagd, II. 74. 

„ van Gent, 402. 
Maagdenhoofd, 76. 
Maagdenverdriet, II. 313. 
Maan, II. 32, 318. 
Maasstroom, II. 284. 
Magna Charta, 256. 
Maison doree, II. 309. 
Male Fortune, II. 3. 
Man, II. 144. 
Man in de Maan, II. 20. 
Man in the Moon, II. 20. 
Man met euvel bezwoard, 177- 

„ „ toebakspijpen, II. 167. 

„ onder den beer, 840. 
Mandemaker, II. 136. 
Mannctje, II. 220. 
Manpad, 255. 
Manshand boven, 345. 
Mantel, II. &18. 
Marechal de Turenne, 251. 
Maria Groetenisse, II. 75. 

„ met het kind, II. 75. 

„ Stuart, 241. 

„ 'slust, n. 312. 
Marialust, II. 311. 
Marienburg, II. 293. 
Marmeren Steenrots, II. 390. 
Marsgen, 47. 
Marquis Spinola. 248. 
Mars, 318. 



Marsch dat been, II. 175. 
Martelaars-boek, II. 149. 

-hoofd, 243. 
Marigold, II. 882. 
Mast zonder spint, II. 271. 
Mauvaise Alliance t 150. 
Meebaal, II. 185. 
Mcelbaal, II. 185. 

„ -zak, II. 191. 
Mcer-en-Berg, II. 893. 
Meerblad, II. 386. 
Meerderzicht, II. 310. 
Mcereveld, II. 397. 
Meerhoeve, II. 893. 
Meerlust, II. 393. 

Meerman, 81, 292, 298, 394, 395, 896. 
Meermin, 31, 76, 394, 395, 396, 397. 
Meeroogst, II. 393. 
Meerschuitje, II. 271. 
Meerzicht, II. 393. 
Meiboom, II. 378. 
Meid in de traliemand, II. 162. 
Mcierij, II. 180. 
Mejuffers-pinjoor, II. 221. 
Melkboer, II. 153. 
Melkkan, II. 231. 
Melkkoe, II. 837. 
Melkkop, II. 231. 
Melkmeid, II. 141, 153, 154. 
Mclkmeisjc, II. 153. 
MelUap, II. 232. 
Meloen, II. 384. 
Melpomenfl, 321. 
Mercl, II. 357. 
Mcrkurius. 318. 
Merwcdc, II. 284. 
Mes helices, II. 395. 
Messen, II. 276. 
Met ijver en vlijt, II. 403. 
Metalen Pot, 78: II. 238. 
Metsclaars Welvaren, 283. 
Meulenberg, II. 288. 
Middelmeer, II. 393. 
Mijn Genoegen, II. 395. 

„ Glas loopt ras, II. 403. 

„ Lust, II. 395. 
Mijn Vrou en ik, enz., II. 411. 

„ Zin, II. 395. 
Mijter, 76, 77. 

„ en Duif, II. 125. 
„ „ Roos, II. 125. 
„ Sleutels, II. 125. 
Milton, 235. 
Min, II. 141. 
Minerva, 820. 
Minnaars-pruik, II. 217. 
Minst moeijens best, II. 402. 
Misverstand, II. 164. 
MivarVs Hotel, II. 396. 
Moffenhuis, II. 308. 
Mol, 36, 46: II. 330. 
Molcn, 77: II. 301. 
Molenstoen, II. 165, 203, 210. 
Molentje, 118: II. 302. 
Mollenberg, II. 315. 
Mon Plaisir, II. 395. 

„ Repos, II. 394. 



Digitized by 



Google 



REGISTER. 



435 



Mpnd, 77: H. 174. 
Monnik, 40. » 

Monnikendammcr Toren, II. 258. 
Montelbaan, 383. 
Monument op den Dam, II. 297. 
Moor, 83. 

Morat the Great, 277. 
Morgendrank, II. 229. 
Morgenater, II. 319. 
Morgenatond, II. 44, 320. 
Morgenzon, II. 317. 
Moriaan, II. 145, 146. 
Moriaaushoofd, 168: II. 145, 169. 
Moriaantjes, 100: II. 145. 
Morley* Hotel, II. 396. 
Mortier, II. 210. 
Moach, II. 359. 
Moaselman, II. 138. 
Moataardman, II. 138. 
Moataardpot, II. 235. 
Mostaardzaad, II. 90. 
Mozes en Aaron, II. 58. 

„ in het biezekistje, II. 57. 

„ met de steenen tafelen, II. 58. 

„ op den berg Sinai, II. 58. 
Muilezeldrijver, 175. 
Muiltromp, 78. 
Muis, 159, 160: II. 332. 

„ in den Wijngaard, II. 332. 

„ „ den Val, II. 332. 
Muisken, II. 332. 
Maizenhol, II. 832. 
Muizenvreugd, II. 832. 
Muizetoren, II. 300. 
Munnikje, II. 126. 
Munt, 281. 
Muskettier, II. 143. 
Muziekboek, II. 250. 

N. Visschers Atlas, n. 253. 
Na de lost, II. 395. 

„ den brand van Delft, 51, 261. 

„ lyden komt verblijden, II. 400. 
Naaimachine, II. 203. 
Naarderwapen, 372. 
Nabij buiten, 272; II. 393. 
Nabotbs Wijngaard, II. 69, 70. 
Nachtegaal, II. 358. 
Nachtwerkers, II. 138. 
Nadorst, II. 230, 397. 
Nap, 87. 

Napolitaansche Paard, 392. 
Ne Jupiter guidem omnibus, 289. 
Nederig, II. 394. 

Nederlandflche Lutherache Bijbel, II. 245. 
Neerlands Bcaaengaard, II. 397. 
Negenmanneken, II. 193. 
Neger, II. 146. 
Nengzicht, II. 310. 
Neptunus, 293, 318, 819: II. 420. 
Neurenbnrg, 47, 119: II. 283. 
Nona, II. 39, 174. 
Nicht van Mees, II. 359. 
Niemandsvcrdriet, II. 312. 
Niemandsvriend, 35. 
Niet altijd zomer, II. 402. 

„ verwaclit, II. 395. 



Nieta bij geval, em., II. 402. 
„ zonder arbeid, II. 31. 
„ „ zegen, II. 31. 

Nieuw Amerafoort, II. 286. 
„ Bethlehem, 59: II. 74. 
„ Eik, II. 377. 
Nieuwe Aanleg, II. 395. 
„ Baars, II. 3(54. 
„ Beer, II. 321. 
„ Bijbel, II. 243. 
„ Diakena Weesbuia, II. 297. 
„ Diep, II. 286. 

Drukkerij, II. 178. 
„ Hoed, II. 213, 214. 
Kroon, 381. 

Kunst- en boekdrukkerij, II. 178. 
Liesveldsche Bijbel, II. 245. 
„ Looierij, II. 178. 
„ Staten-Bijbel, II. 244. 
„ Tabaksvat, II. 187. 
Teatament, II. 246. 
„ Veenhoop, II. 390. 
„ Verbond, II. 246. 
„ Werk, II. 183. 
„ Winneweer, II. 406. 
„ Zeeman, II. 138. 
Niger Pullus, 23, 191, 360, 365. 
Nimmerdor, II. 397. 
Nobele Zeevaart, 129. 
Nobody, II. 162. 
Noces de Vulcain, 98. 
Norn d* JSsus, II. 118. 
Non, II. 127. 
Nooit ala nu, II. 409. 
„ bedrogen, II. 202. 
„ gedacht, II. 270, 395. 
„ volmaakt, II. 32. 
Noord-Hollandscbe KofRjhuis, II. H09. 
Noordsche Houtvloot, II. 394 
Noordatar, II. 319. 

„ en kompas, II. 319. 

Noordzee, II. 284. 
Nosce te ipsum, II. 403. 
Noteboom, II. 376. 
Noteboomen tafelatoel, II. 236. 
Notelaar, II. 378. 
Notenluat, II. 312. 
Notre Lame, II. 117, 122. 
Nulla ceiia domm, II 403. 

O Men8ch vuuuuvui. Cod, II. 40S. 

O ra de lo, II. 331. 

Odevaar, II. 352. 

Ofen, 275. 

Ojevaar, 78: II. 351, 352. 

Ojevaaraneat, II. 360, 

Olde St. Jacob, II. 108. 

Oldenhoof, II. 295. 

Oliepot, II. 238. 

Olifant, 113, 392: II. 322. 

„ en Draak, II. 322. 
Olifantaanuit, II. 39. 
Olyfboom, 154. 
Om en Bij, 272: II. 393. 
Omgekeerde Pot, II. 196. 
Onder de Linden, II. 377. 

„ „ Itapen gek ik, II. 384. 

28* 



Digitized by 



Google 



436 



REGISTER. 



Onderneming, II. 395. 
Ongeboren Monsterdier, II. 373. 
Ongedacht, II. 395. 
Ongegunde Brok, II. 227. 
Ongelegen, II. 393. 
Ongepapt Linnen, II. 186. 
Onklaar Anker, II. 272. 
Onvermoeid Vooruit, II. 401. 
Onvolmaakte Schip, 152: II. 269. 

Toren, n. 295. 
Onze vorige klanten, enz. t II. 402. 
Onzekere Tyt, II. 12. 
Oog in 't Zeil, 56: IL 88. 

„ Omhoog, 401. 
Oorlogschip, 76, 291 : n. 267. 
Oost West, t' huis beat, II. 403. 
Oostenryk, II. 285. 
Oostenneer, II. 393. 
Oostindische Hengelaar, II. 156. 
„ Huis, II. 284. 

Kerk, II. 128. 
Oostzee, II. 284. 
Oostzicht, II. 310. 
Op Hoop van beter, II. 401. 

„ „ „ Zegen, II. 401. 
Opgaande Eik, II. 378. 
Opgemaakte Hoed, II. 215. 
Opinion der menschen, enz.> II. 4. 
Opmeer, 867. 
Opperliefde, 94. 
Ora et labor a, II. 403. 
Oranjeboom, 814: II, 315, 374, 375. 
Oranje Spruit, II. 385. 

„ Tuintje, 149. 

„ Zaal, II. 297. 

„ Zon, II. 317. 
Orfeus, 321. 
Orgel, II. 260. 
Oa, 71, 78: n. 335. 
Osje, II. 187, 335. 
Oasekop, 76, 77, 113. 
Ossehoofd, II. 336. 
Oasehuid, II. 836. 
Otter, 48: II. 330. 
Oud Gckroond Kopenhagen, II. 286. 

„ Zaandam, 287. 
Oude Baara, II. 364. 

„ Befaamde Berg, 154. 

„ Berg Calvarien, II. 80. 

„ Cnracaosche Jacht, II. 268. 

,, Damater Garenwinkel, II. 182. 

„ Doelen, II. 893. 

„ Geloof, II. 7. 

„ Gildehuia, II. 80S. 

„ Graaf van Holland, 208. 

„ Goyer van Naarden, II. 141. 

„ Herder, 15, 16. 

„ Hert, H. 328. 

„ Hertog, 211. 

„ Hoefyzer, II. 212. 

„ Jozef, II. 56. 

„ Karman, II. 264. 

„ Keizerahof, 211. 

„ Kroon, 381. 

„ Lantaren, II. 208. 

„ Mans kroeg, 76. 

„ Prina, 161, 152, 218, 225, 226. 



Onde Prine van Oranje, 154, 225. 

„ „ Willem, 219. 

„ Roemer, II. 283. 

„ Romein, 127. 

„ Roode Haan, 168. 

„ Rozelaar, II. 376. 

„ Samson, II. 63. 

„ Schans, II. 275. 

„ Scbellevis, II. 364. 

„ Sieperscbe Kat, II. 345. 

„ SUdhuis, 188: n. 296, 893. 

„ Tijgerpaard, II. 334. 

„ Tobias, II. 27. 

„ Tol, n. 308. 

„ Veer, n. 217. 

„ Vette Hen, II. 357. 

„ Visscher, II. 165. 

„ Vlotschuit, 162. 

„ Walvis, n. 397. 

„ Wapen van Holland, 408. 

„ Wilde Wolf, n. 323. 

„ Wolf, IL 325. 

„ Zaaier, n. 89. 

„ Zwaan, H. 349. 

„ Zwarte Kruis, 398. 

„ Zwyger, 219. 
Our Lady, II. 117. 
Out Vergult Kalf, 71, 154. 
Ouwaters Hennip, II. 386. 
Oven, II. 203. 
Overyselsch Lam, II. 340. 
Overmeer, II. 393. 
Ovis inter lupos, II. 88. 

P, n. 264. 
p 291. 

Paard, 76, 78, 168, 293: II. 832. 
„ in de Grutmolen, 118. 

n „ » Wie «> "• 26 ' 26 « 

Paardekop, 76: II. 324. 

Paardenburg, II. 298. 

Paardje, 79. 

Paas-avent, II. 409. 

Paaschkaars, II. 130. 

Pauw, 40, 48, 78, 287: II. 349. 

Pauwin, II. 355. 

Pad, n. 39. 

Pagie, II. 166. 

Palais a" Industrie, 98. 

Paleis van Volksvlijt, 182: II. 297. 

Palestina, II. 60. 

Pallas, 820. 

Palmboom, 100: II. 379. 

Paltsgraaf, 259. 

Painpuszicht, II. 311. 

Panier dOr, II. 208. 

Papegaai, 46, 78, 292: II. 355. 

Papenaas, II. 228. 

Paradijs, 47: II. 48, 94, 397. 

Paradysvogel, II. 356. 

Parapluiegasthuis, II. 225. 

Parapluiemaker, II. 136. 

Parel, H. 366. 

Parelvisscherij, II. 394. 

Parijs, 48, 366 : II. 175. 

Parlcment van £ngeland, II. 398. 



Digitized by 



Google 



REGISTER. 



437 



Pas-Cacrt, II. 258. 
Pas op, II. 896. 
„ „ de kleintjes, II. 401. 
F (usage des Cour titans, 150. 
Passer, 78: II. 205, 208, 209. 
Pater Peters, 250. 
Paternoster, II. 129. 
Patersvaatje, II. 188. 
Patientie vcrwint lijden, II. 406. 
Patriot, 95. 
Paus, 289: H. 125. 

„ Adriaan, 122. 
Paushoofd, 76. 
Pavilion francais, 161, 408. 
Pax, II. 12. 

Pax intrantibus, II. 408. 
Peche miraculeuse, II. 79. 
Pegazus, 821. 
Pekelharing, II. 862. 
Pelgrim, II. 127. 
Pellikaan, 81, 54, 88: II. 858. 
Penneret, 408. 
Pereboom, 39, 357. 
Pers, II. 203, 210. 
Persiaan, II. 148. 
Petit David, II. 65. 

„ Liable, II. 99. 

„ Bunker que, 175. 
Petite CendrUlon, 327. 
Peynst en Doet, enz., II. 408. 
Pickwick, 338. 
Pictura, II. 17. 
Pierlala, 330. 
Pierre Percee, II. 28. 
Piet-Hein, 227. 
Pieter en Paulus, II. 120. 
Pyl, 82, 292: II 274. 
Pijnstillend Halssnoer, II. 277. 
Pilier Vert, 108. 
Pinas, II. 26. 

Pingelenburg, II. 293, 307. 
Pinten, 86. 
Pistool, II. 274. 
Plaats Royaal, 154: II. 892. 
Plat ran nens, enz., II. 410. 
Ploeg, 76: II. 203. 
Ploegende Landman, II. 227. 
Ploegkapel, II. 299. 
Pluim, II. 217. 
Pluimen, 887. 
Plakhof, II. 397. 
Point (TAlengon, II. 221. 

„ de Venise, II. 221. 
Pokhontschijf, II. 271. 
Polityke Kok, II. 136. 
Polsbroek, II. 286. 
Polyfeem, 317. 
Pomp, 112: II. 288. 
Pompemaker, 94. 
Poolsche Kamay, II. 271. 
„ Kozak, II. 144. 
Poort van mijns Heercn Herberg, II. 303. 
Pop, II. 279. 
Pope, 235. 

Pope's Head, II. 126. 
Porceleinen Pot, II. 238. 
Portobello, 177, 281. 



Portorico, II. 894. 
Postboorn, 293, 401 : II. 257, 258. 
Postpaard, II. 384. 
Postrust, II. 897. 
Postwagen, II. 261, 263. 
Pot, 47: II. 287, 238. 
„ met de Kroon, 78, 384: II. 239. 
„ van Egypte, 74. 
Potasvat, II. 187. 
Preekboom, 262. 
Preekstoel, 48: II. 130. 
PrSsidence, 98. 
Pniel, II. 397. 
Prince-quartier, 271. 

„ stal, 272. 
Prins, 40, 217, 218, 225. 

„ Eugenius, 252. 

„ Kardinaal, II. 125. 

„ Maurits, €19. 

„ Rogier, 835. 

„ te paard, 225. 

„ ter jacht, 226. 

„ van Denemarken, 240. 

„ „ Friesland. 236. 
„ Luik, 289. 
„ Oranje, 45, 218, 224, 225. 

„ „ WaUis, 240. 

„ „ „ Pluimen, 287. 

„ Willem I, 218, 219. 
Prinsen Veldmaat, II. 206. 

„ Wapen, 76, 867. 
Proefslot, 112. 
Profeet, 98, 828. * 
Pronktin, II, 389. 
ProphSte, 97. 
Pruimeboom, 162. 
Pruyse Post, II. 265. 
Psalmboek, II. 249. . 
Puissant Fin, II. 288. 
Puits a" Amour, II. 28. 
Pnrmerland, 31. 286. 
Putje, 50: H. 288. 

Quatre Saisons, II. 15. 

„ Vents, 150. 
Queen Elisabeth, 198. 

„ of Bohemia, 242. 
Quelle bosse, II. 44. 
Quvila, 165. 
Quiet Woman, II. 20. 
Quincampoix, 149, 277. 
Qwinzenjermaker, 165. 

Raadhnis van Hamburg, II. 295. 
„ „ Keulen, II. 295. 

„ Weiel, II. 295. 
Raaf, II. 854. 
Raap, II. 41, 888, 884. 
Rachel, II. 85. 
Rammekens, II. 839. 
Ramshoofd, II. 888. 
Rat van Avouturen, 154: II. 3. 
Ratbergen, II. 42. 
Razende Passant, II. 151. 
Reael, 48: II. 41. 
Rebbe, 94. 
Recht door zee, II. 270. 



Digitized by 



Google 



438 



RF.G1STER. 



Rcchthuis, II. 276, 308. 
Ree van Teasel, II. 284. 
Heckalf, 48. 
Regulierswaag, II. 296. 
Reiger, II. 353. 
Heine des Fleurs, 322. 
Reixende Man, 130: II. 151. 
Rembrandt, 235, 286: II. 166. 
Respice finem, 304: II. 32. 
Resurrection, II. 81. 
Reuk, II. 15, 418. 
Reunion des dons en/ants, 97. 
Reus, II. 165. 
Reusselberg, II. 288. 
Ridder met de Zwaau, 336. 

„ St. Joris, 111. 
Rijnenburg, II. 293. 
Rijnstroom, II. 84. 
Rijstbaal, II. 185. • 

Rijstebrijberg, II. 228. 
Rijstuin, II. 380. 
Rijzende Hoop, II. 7. 
Ring, II. 222. 

„ in 't Diep, 331. 
Rinse Anijsvat, 188. 

„ Roemer, II. 233. 

„ Wijnvat, 125. 
Rodin Hood, 337. 
Robinson Crusoe, 338. 
Rob Roy, 338. 
Roede, II. 204. 
Roeland, 334. 

„ van Bremen, 3*4. 
Roem van Ambachts-^elvaren, II. 
Roemer, 125: II. 233. 
Roermond, II. 33. 
Roger Bontemps, 98. 
Rogge, 47. 
Roitelct, 151. 
Rome, II. 285. 
Romein, 127: II. 286. 
Romeinsch keizershoofd, II. 169. 
Romenijboot, 47: II. 189. 
Romerborg, II. 294. 
Ronde Hoed, II. 215. 

„ Paruik. II. 217. 
Rondviscb, 69: II. 170, 364. 
Rod Bel, 78. 

„ Hand, II. 171. 

„ Kruis, 48. 

„ Laars, 8. 

„ Leeuw, 52, 53, 78, 388. 

„ Meulen, 47. 

„ Olvmolen, II. 182. 

„ Paard, II. 332. 

„ Vos, II. 325. 

„ Wagen, 48. 
Rood, Wit en Blaauw, 409. 
Roode Anker, II. 272. 

„ Beer, II. 322. 

„ Burg, II. 291, 293. 

„ Galei, II. 272. 

„ Haan, 168: II. 351. 

„ Hamcr, 70: II. 170. 

„ Hel, II. 94. 

„ Hert, 23. 

„ Hoed, II. 215. 



Roode Hoedje, II. 215. 

„ Hongaarsche Zadelboom, II. 206. 

„ Hoorn, II. 258. 

„ Huis, 90. 

„ Kat, 249; II. 345. 

„ Klomp, II. 221. 

„ Koning, 239. 

„ Kous, II. 220. 

„ Kruis, 47, 48, 77, 169. 

„ Leeuw, 28, 76, 77, 79, 388, 390, 391. 

„ Meer, II. 59. 

„ Poort, II. 803. 

„ Roos, II. 381. 

„ Schild, 171, 388. 

„ Schulpen, II. 366. 

„ Toren, II. 315 
Rookende Amerikaan, II. 146. 
„ Boer, II. 154. 

Moor, 100, 118: II. 146. 
Pool, II. 146. 
„ Zeeman, II. 154. 
Roomolen, II. 301. 
Roomtuin, II. 380. 
Roos, 23, 52, 54, 79, 387: II. 380, 381. 

„ en Doom, II. 112. 
Roosen Hoeyken, II. 129 
Rooster, 79: II. 198. 
Roothaan, 169. 
Rosbel, II. 222. 
Roskam, 79: II. 204. 
Rosmolen, II. 182. 
Rouwe Diamant, II. 389. 
Rouwmantel, 120. 
Rozeboom, 83: II. 367. 
Rozehoed, II. 129. 
Rozekrans, 100: II. 382. 
Rozenburg, II. 397. 
Rozendaal, II. 397. 
Rozenhof, II. 397. 
Rozenobel, II. 193. 
Rozijnekorf, II. 191. 
Rudolf Agricola, 210. 
Ruimzicht, II. 310. 
Ruine van Brederode, II. 292. 
Ruit, 78, 402. 
Rvit koia, II. 403. 
Ruiter, II. 142, 148. 
Ruste van Leopold, 285. 
Rustenburg, II. 294. 
Rustende Jager, 100, 117: II. 155. 
„ Korendrager, II. 151. 

Schutter, II. 159. 
„ Waagdrager, II. 151. 
Rustland, II. 315. 
Ruststocl, II. 237. 
Rustwat, II. 802. 
Ruth, II. 64. 
Ruysdael, 235. 
Ruytenburch, 47. 

Sacrifice d' ' Abraham t 150: II. 53. 
Sael, 48. 

Safierberg, II. 389. 
Sagrijne Bijbel, II. 244. 
Saint Esprit, II. 80. 
Salamander, 108: II 372. 
Salomo, II. 68. 



Digitized by 



Google 



REGISTER. 



439 



Salutatic, 76, 147, 149 : II. 74. 

Samaritaan, II. 79. 

Samson and the Lion, II. 63. 

Sasscndaalder, II. 193. 

Saturnus, 317. 

Sce?ola, 203. 

Schaaf, II. 205. 

Schaap, 48, 71 : II. 315, 338. 

Schaapherder, II. 160 

Schaar, 78, 112, 377. II. 205. 

Schaarslyper, II. 137. 

Schaats, II. 205. 

Schaerken, 154. 

Schakerbosch, II. 379. 

Schapen, II. 339. 

Schar, II. 864. 

Scharbiervat, II. 188. 

Scheepje, 119. 

„ vau Petrus, II. 81: II. 270. 
Schecpken, 94. 
Schcepskraan, II. 209. 
Scheepspomp, II. 271. 
Scheepstimmerman, II. 136. 
Scheepvaart, II. 177. 
Scheermes, Kam en Bekken, 122 
Schecrstoel, II. 237. 
Schelpachotel, II. 235. 
Schelvisch, II. 364. 
Schenkkan, 79: II. 231. 
Schepcl, 357. 
Scherpeuburg, II. 292. 
Schild, 48, 79, 388. 
Schilderywinkel, II. 182. 
Schildpad, II. 308. 

en Slak, II. 307. 
Schildpaddeu koffer, II. 236. 
Schiller, 285. 
Schimmel, II. 334. 
Schip, 18, 76, 293 : II. 267, 332. 

„ Argo, 253. 

„ Bantam, 11. 267. 

„ Beeckvliet, II. 267. 

„ de Parel, II. 267. 

„ van Dam i ate, 254. 
Schippershuis, II. 138, 308. 
Schoen, II. 205. 
Schocnmakers Welvaren, 878. 
Schol, 48. 

„ en Braje, 111. 
Schommvnkel, 94. 
School, 109. 
Schoon Hnis, II. 303. 
Schoondcr Be eld, II. 149. 
Schoonoord, II. 397. 
Schotenburg, II. 294. 
Schoudermantel, II. 219. 
Schrief-boeck, II. 250. 
Schryf-boek, II. 250, 251. 
Schrijvende Hand, 46: II. 171, 172. 
Schnd de beurs, 26, 168: II. 196. 
Schuitjen, 48. 
Schulp, II. 366. 
Schulpvisscher, II. 152. 
Schutter, 99: II. 143. 

„ Tambocr, II. 148. 
Schutters Doclen, 82. 
„ Hof, II. 306. 



Scraycrhouck, 258. 

Sculpture, 11 17. 

Sebastopol, 163: II. 28*. 

Seght niemant uw gcsint, II. 103. 

Seueka, 205. 

Serpent, II. 367. 

Sfcer, II. 253. 

Shakspere, 235. 

Si Deus pro nobis, 11. 403. 

Silent Woman, II. 20. 

Siuibel, 78: II. 222. 

Simson, 11. 62. 

Singe en batiste, II. 76, 324 

Sinterklaaa, 83, 114, 273: 1J. IKS. 

Sir John l'alstaff, 96. 

Sirene, 326. 

Slaapbollen, 108. 

Slager, II. 136. 

Slang, 49, 78: II. 367. 

Slapende Poes, II. 346. 

Slaven met den wijuzak, 16. 

Sleutel, 47,48, 79: II. 1U7. 

Slijpende Aap, II. 324. 

Slok-op, II. 397. 

Slot te Muiden, 11. 2 ( J2. 

„ van Egniond, II. 291. 
Slotzicht, 11. 811. 
Smak, 40, 154: II. 268, 269. 
Smakelijk Vinnezoen, II. 228. 
Suiaksken, 94. 
Smirna, II. 283. 
Sniirnasch Rozijnval, II. 187. 
Smokscheer, 100, II 240. 
Sneekcr YVapcn, 170, 374. 
Snel, II. 282. 
Snijdcrs Naald, II. 203. 
Snoek, II 345, 364. 

„ zonder graat, II. 364. 
Snockje, 82. 
Snuifmoleu, II. 182. 
Snnit van den Zuagvisch, 108. 
Socka Brenti, II. 897. 
Soctenburg, II. 293. 
Soldaat en Bur-er, 147: II. 74. 415. 
Soli Deo Gloria, II. 403. 
Solitude, II 394. 
Sonnambule, 97. 
Sonneur de St. Paul, 97. 
Sont, II. 28 i. 

Souterrain d'Jrtevelde, 358. 
Souverain t 211. 
Spaaasche Stoel, II. 237. 

Vloot, 271. 
„ Wijn-pyp, II. 189. 

Zee, II. 283. 
Spaarzaamlieid, II. 11, 395. 
Spade, 79: II. 205. 
Spanhola, II. 394. 
Spanjaard, II. 158. 
Spanje, 46: II. 76, 285. 
Specialiteit van, enz., II. 393. 
Speelkaart, II. 279. 
Spek en Ham, II. 228. 
Spekhuis, II. 308. 
Spiegel, 48: II. 107, 2 10. 
Spiesmaker, II. 136 
Spykerboor, 26, 79: II. 199. 



Digitized by 



Google 



440 



REGISTER. 



Spijkeryat, II. 187. 
Spin, II. 869. 
Spinnende Zeug, II. 848. 
Spinnenverdriet, II. 818. 
Spinnewiel, II. 207. 
Spinster, II. 141. 
Spinverjager, II. 286. 
Spitsbergen, II. 283. 
Sprokkelbeursje, II. 195. 
Spruitenburg, II. 407. 
St. Albaan, II. 102, 105, 315. 

„ Andries, 47: II. 102. 

„ Antonie, 154, 298, 310: II. 108. 

„ Arnont, II. 103. 

„ Barbers Toren, II. 104. 

„ Blasius, II. 104. 

„ Cecilia, II. 104. 

„ Clemens, II. 104. 

„ Cuthbert, II. 104. 

„ Dominikus, II. 105. 

„ Dnnstan, 76: II. 99. 

„ Edmnnd, II. 105. 

„ Elooi, II. 105. 

„ Ewoud, II. 106. 

„ Fiacre, II. 106. 

„ George, II. 109. 

, r Gillis Hospitaal, n. 107. 

„ Hieronymus, II. 107. 

„ Hubert, II. 107. 

„ Hugoos gebeente, II. 107. 

„ Jakob, n. 107, 108. 

„ Jakobs Schelp, II. 366. 

,. Jan de Dooper, 88: II. 76. 

,. Jean Baptist*, II. 77. 324. 

„ Job, IL 109. 

„ Joris,179,292,310: II. 109,112,115,871. 

„ Jozef, 38: II. 75. 

„ Joliaan, II. 112, 118. 

„ Katharina, II. 112. 

„ Katharinaas Bad, 148. 

„ Krispyn en Krispiniaan, II. 112, 113. 

„ Kristoffel, II. 113, 115. 

„ Laurens, II. 115, 116. 

„ Lev^jn, II. 116. 

„ Lukas, 810, 377: II. 116. 

„ Maarten, II. 117, 118. 

„ Michael, II, 95, 96. 

„ Michiel, 310: II. 96, 98. 

„ Michiels Schelp, II. 366. 

„ Nikolaas, II. 118. 

„ Patrick, II. 119. 

„ Peter, II. 119. 

„ Pieter, II. 119, 120, 122. 

„ Pieters Schip, II. 269, 270. 

„ Vlotschnit, 162. 
„ Quentyn, n. 120. 
„ Sebastiaan, 810. 
„ Severus, II. 120. 
„ Teunis, II. 108. 
„ Tron, n. 120. 
„ Tmien, II. 120. 
„ ITrbanus, II. 121. 
„ Ursel, II. 121. 
„ Vechter, II. 121. 
„ Victor, II. 121. 
„ Willebrord, II. 121. 
„ Yvo, 156. 



Staatsraad Gouverneur, II. 898. 
Stad Amersfoort, II. 286. 
„ Amsterdam, II. 287. 
„ Benthem, II. 281. 
„ Bergerac, II. 288. 
„ Bordeaux, II. 283. 
„ Edam, II. 281. 
„ IJsselstein, 71, 154. 
„ Limburg, II. 283. 
„ Lyon, II. 283, 286, 288. 
„ Marseille, II. 283. 
„ Meurs, H. 42, 283. 
„ Purmerend, II. 288. 
„ Remon, 100. 
„ Sedan, n. 288. 
„ Sluis, II. 281. 
„ van Rochel, II. 282. 
„ Venriers, II. 283. 
„ Zutfen, II. 281. 
Stadhuis van Franeker, II, 295. 

„ „ Hoorn, II. 295. 

Stal in *t Nn Lant, II. 815. 
Stalen Naald, II. 203. 
Stam Jesse, II. 64. 
Stampkuip, II. 205. 
Stand?astige Oranje Jager, II. 155. 
Standvastigheid, II. 7. 
Stapel Kazen, 273. 
„ Koffie, II. 187. 
„ Kurk, n. 187. 
„ Linnen, II. 187. 
„ Was, II. 187. 
Star and Garter, 405. 
Staten Bybel, II. 243. 
Staversche \eerman, II. 268. 
Stede-Boeck, II. 250. 
Sternberg, II. 390. 
Steenen Berg, II. 116. 
„ Brug, II. 301. 
„ Molen, II. 801. 
„ Uilenborden, II. 279. 
Steenrots, II. 390. 
Ster, 40, 49, 75, 77, 78, 94: II. 816. 

„ van Bethlehem, II. 816. 
Sterke Hoed, II. 214, 215. 

„ Schoen, n. 220. 
Sterretjje, II. 319. 
Stenr, II. 363. 
Styfselton, II. 190. 
Stijsel te koop, 188. 
Stokvisch, II. 368. 
Stormhoed, II. 351. 
Stoute Haan, II. 851. 
Straatzicht, II. 310. 
Stronkeik, II. 377. 
Stroo, II. 888. 
Strooppot, II. 289. 
Struisvogel, 31: U. 858. 
Stuiver, n. 192. 
Stuivers Tuintje, II. 880. 
Stuk Linnen, II. 186. 
Stukvat, II. 188. 
Stuurman, n. 156, 251. 
Stuunnans Gereedschap, II. 271. 
Suikerbrooden, 118. 
Suikermolen, II. 182. 
Suiker?at, II. 187. 



Digitized by 



Google 



REGISTER. 



441 



Sukkelaar, II. 162. 
Sultanes Coffeehouse, 277. 
Sumatra, II. 284. 
Suzanna, II. 72. 
Srych Wtrecht, 267. 
Swardt Oliehnia, 78, 90. 
Swartenhont, 169, 170. 
Swicht Utrecht, 257, 268. 

Tabakaplant, II. 886. 

Tabakaplanter, II. 147. 

Tabakarol, II. 191. 

Tabakavat, II. 187. 

Tabbaard, II. 218. 

Tabitha, II. 81. 

Table Roland, 338. 

Tafel-Ronde, 833. 

Talbot, 76. 

Tarn *o Shanter, 888. 

Tamboer, II. 143. 

Tamme, II. 43. 

Tanncken in 't Hart, II. 328. 

Tarweakker, II. 880. 

Taaache, II. 195. 

Tecum Habita, II. 400, 408. 

Tcempa, II. 210. 

Teerkwaat, II. 205. 

Tete de Mori, II. 12. 

„ Dieu, II. 77. 

„ Noire, II. 99. 
Thalia, 321. 

The best tobacco by Farr, II. 405. 
Theeboom, II. 876. 
Theofraatua, 201. 
Three Spies, II. 60. 
Tien Geboden, II. 83. 
Tiende Penning, 262. 
Tijd. 317. 

Tyd zal 't leeren, II. 34. 
Tydverdrjjf, II. 16. 
Tijgerpaard, II. 334. 
Tijgervel, II. 821. 
Tilburg, n. 281. 
Tinberg, II. 889. 
Tinnen Kan, II. 281. 
„ Pot, II. 238. 

„ Schotel, II. 235. 
„ Stang, 115. 
Toekomende Vrouw, II. 898. 
Toelast, 125 : II. 189. 
Toetaateen, II. 205. 
Toeval, II. 895. 
Toilette de Psyche*, 822. 
Toison de Cachemire, 176. 
Tolhuia, II. 888. 
Tombeau de Napoleon, 99. 
Tonbreker, II. 149. 
Tonneboeier, II. 268. 
Tonnetje, II. 190. 
Toontje, II. 396. 
Topperahoedje, II. 215. 
Toren, 61. 

„ ran Amerafoort, II. 295. 

„ „ Babel, 38: II. 51. 
Torenwachter, II. 161. 
Tour de Malakof, 98, 166. 

„ „ Nesles, 98. 



Traliemand, II. 286. 
Trasmolen, II. 182. 
Traveller. II. 151. 
Traveller** Rest, II. 151. 
Trechter, 78. 
Trekvogel, II. 398. 
Treurenburg, II. 395. 
Trinity II. 80, 105. 
Trio de Malice, II. 24. 
Tritoo, 112, 319. 
Troefkaart, II. 279. 
Troffel, 377 : H. 206. 
Troje, 254. 
Trois Cornets, II. 141. 

„ Grdces, 322. 

„ Mousquetaires, 97. 

„ Sultanes, 176. 
Trommelalager, II. 148. 
Trompenburg, II. 298, 897. 
Trompetter, II 143, 148. 
Trooat voor moederloos, II. 898. 
Tronw, 69: II. 9. 
Tronwvingerling, II. 222. 
Trni de Bie, II. 396. 
Truie qui file, II. 848. 
Truweel, 78: II. 206. 

„ met de Kroon, 78. 
Truydeman en zijn wyf, 212. 
Tullys Head, 205. 
Tulpenborg, II. 397. 
Tureluur, II. 357. 
Tureluurahuisje, II. 357. 
Turf en Hout, 135. 
Turfmand, II. 390. 
Turfachip, II. 270. 

„ van Breda, 267. 
Turfvulster, II. 141. 
Turkache Boer, II. 160. 
„ Keizer, 239, 277. 
Slaaf, 343. 
Turkakop, 176. 
Twaalf Maanden, 898. 
Twee Bijlen, 78. 

„ Bloeiende Aloees, II. 382. 

„ Boe?en, 292. 

„ Flesschen, U. 234. 

„ Gebroeders, 88. 

„ Gekruiste Busaen, II. 274. 

„ Kampvechters, 17. 

„ Klimmende Leenwen, 392. 
. „ Kruitbergen, II. 390. 

„ Kuipera, II. 134. 

„ Leeuwen, n. 314. 

„ Leeuwtjea, 374. 

„ Levantache Coflfybalen, II. 185. 

„ Nieuwe Huizen, II. 803. 

„ Opgaande Boomen, II. 367. 

„ Oranje Sluiera, II. 218. 

„ Paarden, 122. 

„ Pelgrima, II. 127. 

„ Pylen, 78: II. 274. 

„ Piuten, 123. 

„ Rapen, 48 : II. 884. 

„ Ringen, 79: II. 222. 

„ Rookera, II. 147. 

„ Scharen, II. 86. 

„ Sottebollen, U. 828. 



Digitized by 



Google 



442 



REGISTER. 



Twee Stootende Bokkeu, II. 341. 

„ TonDetjes, II. 190. 

„ Tortelduiven, II. 357. 

„ Vaatjes, 123. 

„ Zwaarden, 79: II. 274. 

„ Zwancn, II. 349. 
Tweehonderd Roe, II. 393. 
Twyfelaar, II. 416, 417. 
Twijnwiel, II. 207. 
Two Dutchmen, 128. 
„ Sneezing Cats, II. 346 
„ Spies, II. 60. 

Uil, 84, 160: II 354. 
Uileboomen, II. 376. 
Uit en t'huis, II. 393. 
Uiterse Schietschuit, II. 270. 
Uiterstc Stuiver, II. 193. 
Undine, 326. 
Utrecht, II. 282. 
Uurwerk, II. 236. 

Vaantje, 8, 292. 
Vache, 154. 

Vader Bacchus, II. 352. 
Vaderland, II. 285. 
Vagcvuur, 39: II. 98, 94. 
Valk, 83: II. 354. 
Van daag voor geld, enz n II. 402. 
Van Dijck, 236. 

Van Ouds de Boompjes, II. 379. 
„ „ „ Schutter, 99. 
„ „ het Bruine Paard, 158. 
„ „ onder de Boompjes, II. 379. 
Varken, 94, 153: II. 342. 

„ zonder Hoofd, II. 342. 
Vat, II. 188. 
Fanpeur, 157. 
Vechters-boogaert, 357. 
Veehandel, II. 176 
Veerenzak, II 190. 
Veerhuis, 129: II. 309. 
Veldhoen, II. 357. 
Veldmaat, II. 206. 
Velt, 169. 
Venetia, II. ?94. 
Venusberg, II. 288. 
Verbetering, II. 395. 
Vercierde pijp, 69. 
Verciersterskaatje, 221. 
Verdroogde Eik, II. 898. 
Verdwaalde Maagd, 829. 
Verftonnetje, 119. 
Vergulde A. B. C, II. 254. 

>, „ bordje, II. 254. 

„ Anker, II. 272. 

Arm, 70: II. 170. 
,, „ met den Hamer, 115. 

„ „ „ het Zwaard, 115. 

„ Bekken, 170. 
Bijbel, II. 243. 
Blok, II. 211, 252. 
„ Brandcwijnketel, II. 210. 
Buis, 48 : II. 268. 
Chronijk, II. 250. 
„ Cordewagen, II. 263. 
Draak, 70: II. 371. 



Vergulde lJrukkerij, II. 178. 
„ Eenhoorn, II. 369. 

Grijpende Valk, II. 354. 
Haring II. 362. 
„ Helm, 368. 

Hoofd, II. 168. 
„ Hoogduitsche Bijbel, II. 246. 
„ Hooiwagen, II. 264. 
„ Japannees, II. 160. • 
Kar, II. 264. 
Kerkbijbel, II. 244. 
Knoop, II. 221. 
Koeien, II. 337. * 

„ Koffiemolen, II. 201. 
„ Kompas, II. 208. 
„ Kop, 79, 320. 
Krab, II. 365. 
Kroon, 232. 
„ Kruis, 399. 
„ Luthcrsche Bijbel, II 246. 
„ Maan, II. 318. 

Olifant, 114. 
„ Paardshoofd, 11. 334. 
Passer, 46: II. 209. 
Pers, 50: II. 203. 
Plet, II 203. 
Poort, II. 303. 
„ Pot, 48. 

Rad, H. 208. 
„ Roemer, 125. 

Rondas, II. 274. 
Schild, 888. 
Schoen, II. 220. 
„ Schrijfboek, II. 250. 
„ Serpent, II. 366. 

Staten-Bijbel, II. 244. 
Testament, II. 246. 
„ Troffel, 8. 

Trompct, 119: II. 258. 
Voet, 79: II. 177. 
Wagen, 130: II. 262, 263. 
„ Zeepaard, II. 372. 
Zeepketel, II. 199. 
Zon, II. 817. 
Verjaagde Geus, 56. 
Verkeerde Pot, II. 196. 

Wereld, 79 : II. 5, 408. 
Verkoophuis, II. 807, 
Verlaugen, II. 395. 
Verlaogend Hert, 108. 
Verloren Arbeid, 169: II. 14. 

„ Zoon, II. 90. 
Vermakelyke Dobbelaar, II. 165. 
Vcrmoeide Jager, II. 155. 
Verroeste spaai, II. 205. 
Verrotte Kamizooltje, II, 219. 
Verst^ je me we), II. 410. 
Vert de G aland, 94. 

„ Soufflet, II. 240. 
Vette Hen, II. 357. 
„ Koe, II. 337. 
„ Varken, 115. 
Vier Elementen, II, 136. 
„ Evangelisten, 75, 247: II. 77, 78. 
„ Gekroonde Evangelisteu, II. 78. 
„ Haringen, II, 862. 
„ Hcemskinderen, 332. 



Digitized by 



Google 



REGISTER. 



4W 



Vier Jaargelijden, II. L5. 

„ Kaarten, 115. 

„ Kroonen, S83. 

„ Linden, II. 377. 

„ Roggebrooden, II. 226. 

„ Staten, II. 163. 

„ Winden, II. 320. 
Vierhoek, II. 255. 
Vierschaar, II. 276. 
Vieux Royier, II. 376. 
Vigilate Deo Confident**, 289, 291. 
Vignes de Tonnerre, II. 320 
Vijf Gerstebrooden, 79. 

„ Groene Herten, II. 327. 

„ Hamers, II. 207. 

„ Prinsen, 823. 

„ Riugen, 170: II. 222. 

„ Vliegen, 47. 169. 

„ Zinnen, 75: II. 14. 
Vijfhoek, II. 255. 
Vijgeneter, II. 156. 
Ville de Lyon. II. 286. 
Vink, 48: II. 358. 
Vinkenburg, II. 381. 
Virgilius, 205. 
Visch, 78. 

Vischkooper, II. 138. 
Vischkorf, II. 208. 
Vischlust, II. 311. 
Vischpaan, II. 208. 
Visscher, II. 42, 152, 157, 105. 
Visscherij, II. 177. 
Vlaanderen, II. 280. 
Vlag, 119, 406, 410. 
Vlak over, II. 393. 
Vlammend Zwaard, II. 49. 
Vlasvat, 47: II. 187. 
Vleeschpotten van Egypte, II. 60. 
Vlieg, II. 369. 
Vliegende Hert, II 15, 828. 
Kalf, II. 338. 
„ Paard, 321. 
„ Varken, 48: II. 342. 
Vos, II. 323. 
Vlijt, II. 395. 

„ en Zegen, It. 395. 
Vloo, II. 869. 

Vlucht naar Egypte, 28, 75: II. 76. 
Vluchtende Hert. II. 328. 
Voazeur, II. 151. 
V.O.C., 291. 

Voddeinolen, 132: II. 141. 
Vodde t'koop, II. 142. 
Voedzaam Brood, II. 226. 
Vocrnian, II. 136. 
Voetangel, 35. 
Vogel, 49. 

„ Phoenix, II. 372. 

„ Struis, II. 353. 
Vogelaar. 83: II. 138. 
Vogelaar in 't Hart, II. 138. 
Vogelezang, 94: II. 858. 
Vogelpoot, 893. 

Volendammer Visscher, II. 152. 
Volewijk, 108. 
Volharding, II. 895. 
Voile Hand, II. 171. 



Vdlen Mond, II. 318. 
Vollenhove, II. 287. 
Volmaakte Kleed, II. 219. 

„ Schoen, II. 220. 

Vondel, 236. 
Voorwaarts, II. 397. 
Voorzorg, II. 395. 
Voren, II. 364. 
Vos, 55: II. 325. 
„ die de passie predkt, 331. 
„ en Druiven, 381. 
„ „ Zcven Sterren, 153. 
Vosjc, 281: II. 325. 
Vossenest, II. 325. 
Vossesteert, II. 825. 
Vouwstoel, II. 237. 
Vrede, II. 12. 

„ en Welvaart, II. 395. 

„ geeft Zegen, II. 402. 

„ is myn doelwit, II. 13. 

„ zij met u, II. 401. 
Vredebest, II. 395. 
Vrededuifje, 275: II. 51. 
Vredejaar, 282. 
Vredenburg, II. 283. 
Vredeoord, II. 397. 
Vreeburg, II. 291. 
Vreeland, II. 282. 
Vreugde en Rust, II. 394. 
Vreugderijk, II. 395. 
Vriendschap, II. 10. 

„ van Arnhem, II. 10. 

Vries, II. 142. 
Vriesche Bocf, II. 142. 
Vrij wel, II. 394. 
Vrij wijn, 123. 
Vrijheid, II. 18. 

„ Blijheid, II. 895. 
Vroego Dageraad, II. 320, 

„ Morgcn, 129. 
Vroeger Ondervinding heeft enz., II. 402. 
Vrolijk Hert, II. 328. 
Vrolijke Jager, II. 155. 

„ Schuitevoerder, 845. 
Snaak, II. 152. 
Vrouw Cornelia. II. 167. 
Vrouwestoel, II. 237. 
Vrouwenverdriet, II. 312. 
Vrouwken by de Put, II. 79. 
Vrouwtje van den Donau, 326. 
„ Sloterdyk, 839. 
Vuil Wammes, II. 369. 
Vulkanus, 316, 317. 
Vurigc Kolom, 50. 

„ Salamander, 82. 

W, II. 254. 
Waag, II. 296. 
Waaier, II. 197. 
Waakzame Hond, II. 343. 
Waalsche Land, II. 286. 

„ Melkmeid, II. 153. 
Waarborg, II. 395. 
Wafelhuis, II. 308. 
WageWerhuurerij, 11. 263. 
Wakkere Hond, 11. 253, 343, 344. 
Walhalle, II. 297 



Digitized by 



Google 



444 



REGISTER. 



Wallenburg, II. 293. 
Walvisch, II. 71, 361. 
Walvischbecn, II. 301. 
Wambuis, II. 219. 
Wan, II. 208. 
Wandelaar, II. 152. 

Wanneer dit haantje kraait enz., 11. 402 
Wapen van Aalsmetr, 375. 
„ „ Amerika, 370. 

„ „ Assendelft, 892. 

„ Delft, 374. 
„ „ Dokkum, 273. 
„ „ Doornik, 874. 

„ „ Drente, 371. 

„ „ Emden, 152. 

„ „ Emmerik, 375. 

„ Engeland, 371. 

„ Frieslaud, 871. 

„ Leiden, 378, 374. 
„ „ Londen, 871. 

„ Hall, 874. 
„ „ Holland, 79, 151. 

„ „ Hunsingo, 871. 

„ „ Molquerum, 876. 

„ „ Oudenaarde, 373 

„ Portugal, 370. 

„ Rijp, 376. 

„ Seelant, 371. 

„ Spanje, 79, 870. 

„ Ter Schelling, 371. 

„ Tessel, 371. 

„ Zwol, 876. 
Warande, II. 298. 
Wargaren, II. 324. 
Warme Hand, II. 171. 
Waslust, II. 821. 
Water en Vuur, 134. 
Waterhond, II. 844. 
Waterlandsche Boer, II. 153. 
Waterratte, II. 881. 
Weary Traveller, II. 151. 
Webbe Linnen, IL 186. 
Weegschaal; II. 209. 
Weelderige Os. II. 835. 
Weenende David, II. 66. 
Weesper Varken, 115. 
Weiman, II. 154, 155. 
Weissen Schtcan, II. 349. 
Welgezinde, 178. 
Welkom t'huis, 129. 
Wellekom Vrede, II. 18. 
Welmeer, II. 393. 
Welna, 272. 
Weltevreden, II. 395. 
Welvaart, 129. 
Welvaren, II. 39. 
Weuteltrap, II. 303. 
Wereld, 81, 78, 248 : 11. 4, 5. 

„ vol druks, II. 4. 
Wereldbol, 77. 
Wereldkaart, II. 253. 
Werkende Smid, II. 185. 
Werregaren, II. 324. 
Westerkerk, II. 295. 
Westfaalsche Ham, II. 228. 
Westlandsche Boer, II. 158. 
WeUteen, II. 42. 



Wevery, II. 395. 
Whistling Oyster, II 866. 
Wie kan keeren, enz , II. 407. 
„ weet of het waar is, II. 411. 
„ „ nog hoeP II. 401. 
Wieg, II. 240. 
Wieltje, 100. 
Wieringen, II. 286. 

Wij loopeu de dingen na, em., II. 401. 
Wyk by Duurstede, II. 281. 

„ tot Maastricht, II. 281. 
Wyker Gortmolen, II. 182. 
Wynflnit, II. 238. 
vYijugaardsche Bekken, II. 288. 
Wyukan, U. 281. 
Wijnkoopers Kapel, II. 299. 
Wynpers, 47= II. 208. 
Wijnstok, II. 90, 876. 
Wynvat, II 187, 188. 
Wilde Boer, II. 48. 

„ Jager, 388. 

„ Ree, II. 328. 

„ Zwyn, II. 825. 
Wildeman, 47: II. 148. 
Wildschut, II 154. 
Wilhelm van Oranje, 221. 
Wilhelmina'8 Hoeve, II. 896. 
Willem Tell, 328. 
William and Mary, 228. 
Windhond, n. 844. 
Winkeltje, II. 181. 
Winter, II. 15. 
Wisselaar, H. 137. 
Wit Garenhuis, II. 308. 

„ Kruis, II. 127. 
Witte Bel, II. 222. 
Witte Cornelisx de With, 232. 
Witte Engel, II. 97. 

„ Fortuin, II. 8. 

„ Haan, II. 361. 

„ Halve Maan. II. 318. 

„ Hen, II. 867. 

„ Hert, 76: II. 826. 
Hoorn, 78. 

„ Klaverblad, 79. 

„ Kous, II. 220. 

„ Kroon, 381. 

„ Kruis, 77. 

„ Leeuw, 78, 178, 890: II. 814. 

„ Lelie, 78: II. 381. 

„ Olifant, 114: II. 323. 

„ Paard, 76, 181 : II. 332. 

„ Paruik, n. 217. 

„ Paskaart, II. 253. 

„ Pers, II. 203. 

„ Roos, 79: II. 380. 

„ Ruiter, II. 142. 

„ Schrijfboek, II. 251. 

„ Schulpen, II. 366. 

„ Spaarpot, II. 196. 

„ Valk, 46, 118. 

„ Voet, II. 173. 

„ Zwaan, 17, 83. 
Witvoet, n. 173. 
Wolf, 65 : II. 826. 

„ in 't Schaapskleed, 880. 
Wolfskling, II. 274. 



Digitized by 



Google 



REGISTER. 



445 



Worstelaar door de Wereld, II. 5. 

Yder gek heeft zijn gebrek, II. 401. 
Ygod, 820. 

Zaadzaaier, II. 89. 
Zaaier, II. 89. 
Zaag, n. 205. 
Zaanstroom, 183 : H. 284. 
Zadelboom, II. 206. 
Zalm, II. 845. 
Zandlooper, 373. 
Zarasijnshoofd, II. 169. 
Zeeft, II. 208. 
Zeelyst, II. 253. 
Zeemanslust, II. 811. 
Zeemansrnst, II. 267. 
Zeepaard, 31. 
Zeepketel, II. 199. 
Zeeploeg, IL 398. 
Zeeprovizie, II. 154. 
Zeeuw8che Marktschip, II. 268. 

„ Schip, 99. 
Zeevaart. 129. 
Zegeu des Heeren, II. 228. 
Zeilzicht, II. 311. 
Zelden Rust, II. 394. 
Zeldzaam, II. 397. 
Zes Kruiken, EL 231. 
Zeshoek, II. 255. 
Zet ook Lava Mente, II. 411. 
Zeren Groene Boomen, II. 379. 

„ Kerken van Rome, II. 297. 

„ Keurvorsten, 288. 

„ Korenbloemen, II. 882. 

„ Planeten, 76. 

„ Provincien, 76: II. 285, 286. 

„ Sterren, II. 319. 

„ Vette Jaren van Egypte, 76. 

„ Wijze Maagden, II. 89. 

„ Zwaben, II. 28. 
Zevenster, EL 319. 

Zicht (Namen samengesteld met), II. 310. 
Zieke Paard, n. 884. 
Ziet op het slot, H. 32. 
Zjjbaal,' II. 185. 
Zijden Knoop, II. 221. 

„ Kons, II 220. 
Zijdeworm, II. 368. 

Zyne Roomsch Keizerlyke Majesteit, 238. 
Zilverberg, II. 389. 
Zilveren Hoorn, 875. 
„ Kan, II. 281. 
„ Reael, 47: II. 198. 
Zilverpronk, II. 389. 
Zinkroer, 100 : H. 274. 
Zinnebeeld, II. 17. 
Zoete Inval, 120: II. 16. 
Zoilns, 202. 



I Zomer, II. 15. _ _ 

1 Zon, 22, 77, 83: II. 82, 174,817,318,898. 
„ en Maan, n. 317. 
„ , Maan en Ster, 75. 
Zelden tyd zonder strijd, II. 403. 
Zonder Verdriet, II. 812. 
Zonnew^jzer, 50. 
Zorg en Vlyt, n. 895. 
Zorgvliet, 395. 
Zotje, II. 162. 
Zoutbak,%II. 191. 
Zontmaat, 95. 
Zoutsteen, II. 53. 
Znidzicht, II. 310. 
Zum Gertenfatch, II. 43. 
Zuurkoolvat, II. 187. 
Zwaan, 40, 49, 147, 293 : II. 347, 348, 349. 

„ met twee halzen, II. 350. 
Zwaansbals, 79: II. 850. 
Zwaanskniken, II. 360. 
Zwaantje, 79, 125. 
Zwaantjeshof, II. 850. 
Zwaard, 48, 79, 100: II. 274. 
Zwaluwnest, II. 360. 
Zwanenburg, 290: II. 294. 
Zwarte Anker, II. 272. 

„ Beer, II. 321. 

„ Bok, H. 840. 

„ Eenhoorn, 78 : n. 869. 

„ Gebrilde Zwijn, II. 325. 

„ Hand, II. 171. 

„ Hen, II. 357. 

„ Hoorn, II. 258. 

„ Hnis, II. 809. 

„ Kan, n. 231. 

„ Kip, 23, 365. 

„ Klaas, n. 119. 

„ Klok, 76. tt oow 

„ Koe met den Witten Staart, II. 337. 

„ Kons, n. 220. 

„ Kruis, II. 127. 

,, Eniken, 23. 

., Leenw, 890, 891. 

„ Monnik, n. 127. 

„ Olifant, 114. 

„ Paard, 181: n. 832, 897. 

„ Prins, II. 148. 

„ Ratte, n. 331. 

„ Ruiter, n. 148. 

„ Schoen, II. 220. 

„ Stier, 76. 

,, Vos, II. 325. 
Zwartaenborg, II. 298. 
Zwijger, 219. 
Zw^jnshok, II. 843. 
Zwijnshoofd, 125, 147: II. 326, 
Zwynsleger, II. 843. 
Zwijnsstaart, II. 343. 
Zwitserscbe Kantons, 118. 



"f LAUSAMNCy 1 



VCG 



Digitized by 



Google 



DRUKFOUTEN. 



Biz. 63, reg. 4, moet zijn : Simson 300 vossen aan malkander bond. 
86, in de noot is uitgevallen: Deel I. 
112 „ „ „ „ „ : 8 ). 

119, reg. 5, voors telling raoet zijn: volksvoorstelling. 
141, ,,13, achter eersle is 't woordje is uitgevallen. 
153, ,, 6, is aan 't slot van den zin het woord uUhing uitgevallen. 
170, ,, 9, op 't einde staat bet punt een regel te laag. 
171 r ,,22, vol moet zijn druk. 

177, ., 9, achter Visscherij in plaats van het korama: is. 
186, ,,17, drie moet zijn twee. 
186, ,, 18, lees : *t Gekroont Laken. 
232, ,, 7, v. o. voor moet zijn door. 
238, ,, 10, is een g uitgevallen. 
243, ,, 13, is moet zijn toas. 

283, ,, 14, Langstraat moet zijn Langestraat. 

284, ,, 10, uithangen ,, ., nitfungen. 
325, ,, 20, de „ ,, den. 
333, ,, 24, dorp ,, ,, stadje. 
415, ,, 6,v. o. er ., ,, is. 



De Heer P. Goeree, te Vlissingen, verzoekt ons te vermelden, dat de teekeningen 
door hem ingezonden, vervaardigd zijn door den Heer J. H. V. Biemens. Ambtenaar 
bij de Marine. 



Digitized by 



Google 



Digitized by 



Google 



Digitized by 



Google 



Digitized by VjOOQIC 



Digitized by 



Google 



Digitized by 



Google